SEIJST
|
||||||
Bulletin uitgegeven door de Van de Poll-Stichting
|
||||||
BIBLIOTHEEK öEg
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
|
||||||
DE PAALTJES VAN DE LAAN VAN BEEK EN ROYEN
Op foto's uit het begin van deze eeuw kunnen wij zien, dat de
Laan van Beek en Royen bij de toegangen was eifgezet met hardste- nen palen en uitsluitend bestemd was voor voetgangers. Voor een goed begrip zij vermeld, dat deze palen geplaatst waren voor de hoofdweg en niet voor de parallelweg, waaraan de huizen zijn gelegen. Deze parallelweg was al in 1883 verhard. Wanneer werden die palen geplaatst en wanneer zijn ze verdwenen? Deze vragen waren aanleiding tot dit artikel. De Laan van Beek en Royen werd in het begin van de 18e eeuw
aangelegd. Het was in oorsprong niets anders dan een zichtas op het huis Beek en Royen. Stichter van Beek en Royen was Hendrik Verbeek, burgemeester van Utrecht en lid van het regentenpatri- ciaat. Vanaf 1730 breidde hij zijn bezittingen uit, voornamelijk ter weerszijden van die zichtlaan. In 1771 besloeg het landgoed ruim 300 ha. Het werd toen opgemeten door landmeter H. van Cooten, die een fraaie overzichtskaeirt vervaardigde, waarop lanen, bomen en kommen zijn aangegeven. De kaart is zelfs met enkele waterverf- schilderingen versierd. De Van de Poll-Stichting is in het bezit van deze fraaie kaart, die hierbij is afgebeeld. Daaruit blijkt, dat de Laan van Beek en Royen oorspronkelijk doorliep tot aan het huidi- ge kruispimt Woudenbergseweg/Krakelingweg. Voor verkeer naar het huis was deze gezichtslaan uiteraard niet nodig. Voor dat doel was er de Dorpsstraat. Uit die tijd stammen de paaltjes dan ook niet. De verkeersfunctie van de Laan van Beek en Royen werd actueel bij de aanleg van de Woudenbergseweg in 1830 en bij de afisluiting van de zogenaamde Kippenlaan (de brede beukenlaan op het land- goed Hoog Beek en Royen tussen de Driebergseweg en de Arn- hemse Bovenweg). Op 21 juli 1825 kocht de Amsterdamse notabele Albert Voombergh
aan de Driebergseweg twee percelen grond, waarop hij naai een ontwerp van J.P. 2k)cher in 1826/1827 een eenvoudig herenhuis liet bouwen, dat hij Hoog Beek en Royen noemde. Het huis is later aanmerkelijk uitgebreid onder andere door de Utrechtse architect |
||||
to
|
||||
Kaart van Beek en Royen. H. van Cooten, 1771 (Van de Poll-Stichting)
|
||||
N.J. Kamperdijk.
Op 30 januari 1830 werd Voombergh eigenaar van het bos van
Beek en Royen, dat met de Kippenlaan aan zijn eigendom grensde. Het grondgebied van Hoog Beek en Royen werd toen doorsneden door een stuk openbare weg, omschreven in het 'Reglement op de politie der wegen en wateren in de gemeente Zeyst' van 4 januari 1826 onder nr. 14 als: 'De weg, beginnende aan de Ouden Amhem- schen weg (Arnhemse Bovenweg, L.V.) door de zoogenaamde Kippen- laan, loopende tusschen Beek- en Royen en het goed van den Heer Albert Voombergh, dwars over den Driebergschen Straatweg - vervolgens tusschen Beek en Roijen en het goed van Vrouwe de Wed. Jacob van Laer, over de brug der Evangelische Broedergemeente tot op den weg onder No. 10 vermeld.' In de vergadering van de gemeenteraad van 19 mei 1830 was een
brief aan de orde van Albert Voombergh van 6 april 1830, gericht aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht, luidende als volgt: 'Geeft te kennen Albert Voombergh, wonende te Amsterdam, dat hij, vertoner, eigenaar is van diverse gronden onder de Gemeente van Zeijst, tot welken ook behoort de zoogenaamde ISppenlaan, bekend bij het Regle- ment op de wegen van Zeijst, als gemeenteweg sub no. 14. Dat hij onlangs door aankoop mede-eigenaar geworden zijnde van het geheele bosch van Beek- en Royen, daar achter gelegen, vermeent te mogen vaststellen, dat het doel dezer weg geheel is komen te vervallen, en alzoo bij dezen eefbiediglijk verzoekt, dat het UedAchü). behagen moge, hem toe te staan, de voormelde Laan af te sluiten, en aan zijne belendende Buitenplaats te trekken. Dat hij, vertooner, ten overvloede meent te mogen aanmerken, dat zo
er al in de nabijheid van die ISppenlaan, om hem onbekende redenen, eene gemeenschap tusschen de zoogenaamde (thans schier overal on- bruikbare) oude Amhemsche weg (Arnhemse Bovenweg, L.V.) en de Straatweg naar Driebergen werd noodig geoordeeld, dezelve in geenen deele ontbreekt, als kunnende de steeg langs de molen (Molenweg, L.V.) en die langs de huizen van Nieuw Zeijst (Nooitgedacht, L.V.) in denzelfde richting loopende, altijd goed bereden worden; terwijl de schoone Laan van Beek en Royen, welke de ingezetenen van Zeijst, ter |
|||||
3
|
|||||
gelegenheid van het aanleggen der straatweg naar Woudenberg, verlangd
hebben, dat niet tot rijweg werd gebezigd, voor de wandelaars geopend blijft.' De gemeenteraad besloot gimstig op het verzoek te adviseren. In
het besluit staat: '[...] dat de zoogenaamde Kippenlaan, zijnde een ge- deelte van den Gemeenteweg nr. 14, mag worden vernietigd, mits daar- voor in de plaats als Gemeenteweg kome, de Beek- en Royenselaan, van den Straatweg van Zeijst (2e Dorpsstraat, L.V.) tot den nieuw aan te leggen straatweg op Woudenberg onder bepaling dat het Ge- meentebestuur zich de bevoegdheid voorbehoudt, dezelve Beek- en Royenselaan te verklaren als alleen te sebruiken van voetsansers.' Het gemeentebestuur maakte van die bevoegdheid gebruik en bij het gereedkomen van de Woudenbergseweg in december 1830 zullen daar ongetwijfeld de paaltjes zijn geplaatst. Vanaf de Krakelingweg ging het verkeer vanuit Woudenberg via de
'schone Laan van Beek en Royen', maar ter hoogte van het huidige hertenkamp boog de Woudenbergseweg ïif naar de Slotlaan om zo via het Rond en de Ie Dorpsstraat aan te sluiten op de Utrechtse- weg. Dat was het begin van de paaltjes. En nu het eind.
Het begon in 1907. In de raadsvergadering van 3 september werd een verzoek behandeld van de gebroeders Uitman tot wijziging van de verordening op de straatpoHtie, in die zin, dat de aan de Juffer- straat gelegen werkplaats van adressanten toegankelijk zou blijven voor motorvoertuigen. In verband met dat verzoek stelde de heer J. Blooker voor, zo mogehjk de Jufferstraat te verbreden en '[...] die straat over het eerste gedeelte van de Laan van Beek en Royen in ver- binding te brengen met de 2e Dorpsstraat.' Op het voorstel van de heer Blooker werd niet ingegaan. Het verzoek van de gebroeders Uitman ging om advies naar de commissie voor de strafverordenin- gen en daarmee was de zaak voorlopig van de baan. Op 17 november 1910 was er in de gemeenteraad een verzoek aan de orde van bewoners van de Jufferstraat met het daarbij gevoegde voorstel van burgemeester en wethouders om de Jufferstraat te ver- |
||||
t/l
|
||||
Laan van Beek en Royen gezien van de Dorpsstraat, circa 1900 (Gemeentearchief Zeist)
|
||||
breden en het gedeelte van de Laan van Beek en Royen tussen de
2e Dorpsstraat en de Jufferstraat te rioleren en te bestraten. Zoals uit het hierna volgende gedeelte van de raadsnotulen blijkt, had de heer jhr.mr. F. van de Poll, bewoner van Beek en Royen wel enige bedenkingen: 'De heer Van de Poll heeft bij de stukken niet een tee- kening gevonden, waaruit zou kunnen blijken op welke wijze de straat- weg door het gedeelte Laan van Beek en Royen zal worden aangelegd. Spreker vraagt hoe breed de bestrating zal worden, of trottoirs worden aangebracht, of een rioleering wordt gelegd en op welke wijze het ver- dere gedeelte van den weg voor rijtuigen zal worden (gesloten. De voorzitter antwoordt, dat wel riolering wordt aangebracht, dat de bestrating 5 M breed zal zijn en dat de afsluiting voorloopig zal ge- schieden door verplaatsing der palen, welke thans aan den ingang der laan staan. Later zal, volgens Spreker, misschien de geheele weg voor het rijverkeer worden opengesteld, waartoe de gemeente volkomen be- voegd is. De weg kan echter niet worden verhard zonder vergunning van de eigenares, Jonkvr. Van Loon, die bedoelde vergunning evenwel niet heeft willen verieenen, zoodat het een zandweg zou moeten blijven. De heer Van de Poll, hoewel de openstelling van de laan als rijweg voor hem persoonlijk niet aangenaam is, zal voor het voorstel stem- men, omdat hij dit acht in het gemeentebelang inzonderheid in het be- lang van de bewoners van de Jufferstraat. Ligt het echter in de bedoe- ling ook het verder gedeelte in den tegenwoordigen toestand te laten berijden, dan acht Spreker dat niet in het gemeentebelang en zou hij moeten tegenstemmen. Door die openstelling zou een der mooiste pun- ten van de gemeente worden vernield. Door de karresporen zou de weg als wandelpad niet meer kunnen worden gebruikt. De voorzitter zegt, dat over de openstelling van het verdere gedeelte der laan de Raad zou hébben te beslissen. Voorlopig zal dat gedeelte met paaltjes worden afgesloten.' En daarmee was het probleem voorlopig opgelost.
Naar aanleiding van een vraag van het raadslid ds. L. Adriaanse, wat de voorzitter bedoelde met de bevoegdheid om de weg open te stellen, deelde wethouder C. Guldensteeden Egeling mede, dat bur- gemeester en wethouders in 1830 gebruik gemaakt hadden van de |
||||
bevoegdheid de Laan van Beek en Royen af te sluiten en dat zij
dus nog steeds de bevoegdheid hadden de toen geplaatste palen weer op te ruimen. Na enige discussie over de vraag of bij door- trekking van de Laan van Beek en Royen het verkeer in de 2e Dorpsstraat al dan niet zou worden ontlast, werd het voorstel van burgemeester en wethouders met 11 stemmen tegen 1, die van mr. G.G.W. Romondt Vis, aangenomen. Op 1 oktober 1914 hield de gemeenteraad zich weer bezig met de
Laan van Beek en Royen. Nu niet vanwege het zeer drukke ver- keer, maar vanwege de werkloosheid. In het voorstel van biu-gemees- ter en wethouders van 25 september 1914 stond, dat de heersende werkloosheid hen noopte in ruime mate tot werkverschaffing over te gaan. Er waren 70 arbeiders werkzaam aan het verbeteren van we- gen, het aanleggen van rijwielpaden en het schoonmaken van sloten, maar die werkzaamheden waren zo goed als afgelopen en daarom werd uitgezien naar grotere projecten. Daarbij was hun aandacht gevraagd voor het aanleggen van een rijweg door de Laan van Beek en Royen van de Woudenbergseweg tot aan de Jufferstraat. Daar- voor was evenwel toestemming nodig van de mede-eigenaressen van de grond, nameUjk die vïm de buitenplaatsen Pavia en Hoog Beek en Royen. Beide eigenaressen waren bereid de toestemming te ver- lenen, waarbij de eigenaresse van het gedeelte tussen de 2e Hoge- weg en de Jufferstraat (jonkvr. H.C. van Loon, L.V.) zich vooral had laten leiden door het motief, dat het aanleggen van deze weg mede als middel van werkverschaffing was te beschouwen. Burge- meester en wethouders wezen er in het voorstel op, dat zij afweken van de regel dat geen wegen werden aangelegd op particuliere grond, maar dat de eigenaressen geen belang hadden bij deze aan- leg, terwijl met deze nieuwe verbinding tussen de 2e Dorpsstraat en de Woudenbergseweg het algemeen verkeersbelang zou worden ge- baat. Ook wezen zij erop, dat bewust niet gekozen was voor een straatweg - die op veel kortere tijd gereed zou kimnen zijn - maar voor een puinweg, omdat de aanleg daarvan aan vijftig arbeiders ruim drie maanden werk zou verschaffen. Het voorstel maakte vele tongen los. |
||||
Raadslid G. van den Brink stelde voor de rijweg langs de huizen
tot voetpad aan te wijzen en de paaltjes daar aan beide sdjden van de weg te plaatsen, omdat er anders twee rijwegen naast elkaar zouden ontstaan. Dat plan ging niet door, omdat dan de rijtuigen, de groentekarren en de melkstellen niet meer vlak bij de huizen konden komen. Jhr.nir. F. van de Poll opende het offensief met het verzoek het
voorstel te splitsen, zodat over het aanbrengen van een rijweg in het gedeelte tussen de Woudenbergseweg en de 2e Hogeweg en het ge- deelte tussen de 2e Hogeweg en de Jufferstraat afzonderlijk zou kunnen worden gestemd. Hij had weliswaar bezwaar tegen het ver- harden van beide gedeelten, maar omdat zijn bezwaren voor de 2 delen van verschillende aard waren, achtte hij splitsing noodzakeüjk. Het is duideUjk, dat zijn bezwaren tegen het verharden van het ge- deelte tussen de 2e Hogeweg en de Jufferstraat het grootste waren. Hij achtte daar een grindweg overbodig, omdat er langs de huizen van de Laan van Beek en Royen al een dergelijke weg was. Verder bood het middengedeelte van de Laan van Beek en Royen een aan- gename, rustige wandeling, terwijl de bewoners er zowel bij de dag als bij de avond vaak zaten en het dus meer een soort paik was dan wel een weg. Hij geloofde niet dat het verkeer in de 2e Dorps- straat er door zou worden ontlast en zijn eindconclusie was, dat het aanleggen van een rijweg de vernieling vem een fraai gedeelte van 2^ist tot gevolg zou hebben. Het raadslid jhr. L.M. Schuurbeque Boeye vond het wel een aardig,
ouderwets idee om in de Laan van Beek en Royen thee te drinken en croquet te spelen, zoals door de bewoners van die laan ge- schiedde, maar dit waren persoonlijke belangen, waaraan men het algemeen belang niet mocht opofferen, aldus spreker. Die mededeling schoot de heer Van de Poll duideUjk in het ver- keerde keelgat. Nadat hij zijn vrees had geuit dat tal van auto's vanuit Woudenberg in woeste vaart de Laan van Beek en Royen zouden doorrijden en vervolgens rechtsom de 2e Dorpsstraat zouden ingaan, wees hij er met nadruk op dat hij geen enkel persoonüjk belang bij handhaving van de bestaande toestand had. Hij liet |
||||
Laan van Beek en Royen gezien vanaf de Dorpsstraat. Rechts het park van Hoog Beek en Royen, circa 1900
(Gemeentearchief Zeist) |
||||
daarom de aanduiding van de heer Boeye voor wat het was. Na
enig gehakketak over de vraag of er al dan niet geïnsmueerd was, werd er tot gesplitste stemming overgegaan. Het voorstel tot het aanleggen van een rijweg in het gedeelte van de Laan van Beek en Royen vanaf de Woudenbergseweg tot de 2e Hogeweg werd aange- nomen met 12 stemmen tegen 2, die vem de heren Van de Poll en Bendien. Het voorstel tot het maken van een rijweg tussen de 2e Hogeweg en de Jufferstraat werd verworpen met 8 tegen 6 stem- men. Jhr. Van de Poll had de zaak goed mgeschat met zijn voorstel om de stemming te spUtsen. Maar het was van korte duur. In de volgende raadsvergadering van 19 november 1914 kwam er een verzoek aan de orde van Joh. Uitman en 25 anderen, allen eigenaren of bewoners van de Laan van Beek en Royen om alsnog te besluiten ook het Ie gedeelte van de Laan van Beek en Royen te rioleren en te verharden. Burgemeester en wethouders stelden voor het verzoek voor kennisgeving aan te nemen maar dat lukte niet. Het raadsHd J. van den Brink stelde voor het verzoek in te willigen. Hij werd daarbij gesteimd door de raadsleden A.G. van Melsen en jhr. L.M. Schuurbeque Boeye. Hierop zeiden de raadsle- den J. Fakkeldij en DJ. van Nieuwenhuizen, dat zij de mdruk had- den dat de bewoners van de Laan van Beek en Royen geen behoef- te hadden aan de nieuwe rijweg, maar nu dat wel zo bleek te zijn, wilden zij het voorstel van Van den Brink graag ondersteunen. De heer Van de Poll zei, dat hij, gehoord de vorige sprekers, be- greep, dat tot de aanleg van de rijweg zou worden besloten. Hij wees er nog op, dat men dat overigens niet behoefde te doen, wan- neer het om een betere waterafvoer zou gaan. Daarvoor zou alleen maar een riool behoeven te worden gelegd. Het mocht niet baten. Het voorstel van Van den Brink werd in stemming gebracht en aan- genomen met 11 stemmen tegen 2, die van de heren Van de Poll en Romondt Vis. Toen kon worden begoimen met de verharding van de weg en was de weg vrijgemaakt voor het opruimen van de hardstenen palen. L. Visser
10 |
||||
Bronnen
- Archief van de gemeente Zeist
- Archief vjin notaris G. van Steijn van Hensbroek; RA.U.
- Archief van notaris G.H. Stevens; Gemeentearchief Utrecht
- Mr.dr. V.A.M. van der Burg, Het huis 'Hoog en Beek en Royen'
te Zeist. Seijst. Nr. 2 (1991) p. 31-37 - J. Meerdink, 'Beek en Royen'. Seijst. Nr. 4 (1980) p. 73-92; m. 1
(1981) p. 3-18 HET ZEISTER ZENDINGSGENOOTSCHAP
1793-1993
Dit jaar viert het Zeister Zendingsgenootschap (ZZG), de zendings-
organisatie van de Nederlandse Broedergemeente, haar tweehonderd- jarig bestaan. Deze Zeister organisatie heeft in de loop van haar bestaan vanuit Zeist ondersteuning voor het zendingswerk van de Broedergemeente gegeven en vele medewerkers zijn in de loop van twee eeuwen door de zorg van het ZZG naar overzeese gebieden gereisd. In een land als Suriname is "Zeist", dankzij het zendings- genootschap, een begrip. De oprichting
Op 28 mei 1793 om 10 uur kwamen in de kleine zaal van het zus-
terhuis te Zeist 34 broeders bijeen om de statuten te ondertekenen van de 'Broedersodëteit ter Uitbreiding des Evangelium onder de Heidenen'. Al vijf dagen eerder, op 23 mei, hadden zij hier verga- derd en had predikant Christian David Rothe hun de tekst van de statuten voorgelezen en ieder vervolgens tot 28 mei bedenktijd gege- ven. Nadat bijna alle broeders (slechts één besloot geen lid te wor- den) de statuten hadden ondertekend, was daarmee de oprichting van wat nu het Zeister Zendingsgenootschap heet, een feit. Met de oprichting van de zendingssociëteit was een Izmggekoesterde
wens van de Nederlandse Broedergemeenteleden in vervulling ge- |
||||
gaan. De steun aan de zending en het helpen van op doorreis zijn-
de zendeUngen waren van oudsher belangrijke taken van de Neder- landse Herrnhutters. De komst van de Broedergemeente naar dit land staat in direct verband met het zendingswerk: toen de Herrn- hutter August Gottlieb Spangenberg in december 1734 te Amster- dam onderhandelingen voerde over het sturen van zendelingen-ko- lonisten naar Suriname kwam hij in aanraking met personen die de kern van de Nederlandse Broedergemeente zouden vormen. De doopsgezinde predikant Joannes Deknatel verklaarde zich meteen bereid zendelingen onderdak te verschaffen en hun behulpzaam te zijn met het regelen van de overtocht. Ook andere Amsterdammers zetten zich hiervoor in en him werk bundelden ze in het Collegium de propaganda fide. In 1738 of 1739 duikt de naam van dit geor- ganiseerd zendingscollege voor het eerst op, waarvan behalve Dek- natel ook Jacob SchelHnger, broer van de latere Zeister slotheer, deel uitmaakte. Onder verschillende benjuningen bleef deze vereni- ging op papier tot 1772 bestaan, maar sinds 1750 werd het stil rond haar.^ Inmiddels was Zeist het centrum voor het werk van de Broederge-
meente in Nederland geworden. Zendelingen op reis tussen overzee- se zendingsgebieden en de Europese gemeenten reisden via Zeist, vanwaar de overtocht geregeld werd en waar ze van alle inspannin- gen op adem konden komen, vooraleer de tocht werd voortgezet. Dit praktische werk, dat voorheen door de Amsterdamse zendings- sodêteit werd verricht, was nu door de Zeister Broedergemeente overgenomen. Een andere reden voor het sluimerende bestaan van het genootschap kunnen de conflicten geweest zijn, die in deze jaren bestonden ten aanzien van de financiering van de bouw van de Zeister gemeente. De vermogende broeders, die ongerust waren over het beheer van de door hen verstrekte gelden, waren voor een groot gedeelte dezelfde als de leden van de Amsterdamse sociëteit. Maar ook de Engelse en Amerikaanse zusterorganisaties waren in- middels opgeheven en het kan ajn dat de Broedergemeente in deze periode weinig belang hechtte aan deze vorm van steunwerving. Herhaaldelijk guigen echter stemmen op om de oude sociëteit nieuw 12
|
||||
JJ .'■s5Sf?assiisr^'ï-i,-»'■»>!«-»" ' /.-.-.*.„ -- i',, ,'. 's-^^^ ^nAmmam^s^jsi
|
|||||
leven in te blazen. Pas in 1792 werden serieuze pogingen onderno-
men. In 1788 was het Amerikaanse zendingsgenootschap in Bethle- hem heropgericht en in 1792 had de Broedergemeente de zending aan de ICaap, toen nog onder het gezag van de Nederlandse VOC, wederom ter hand genomen. Deze gebeurtenissen waren in Zeist aanleiding om weer aan de stichting van een Nederlands hulpge- nootschap te denken. De broeders Erich von Ranzau, archivaris, en Christizm David Rothe, predikant, kregen uit Herrnhut de opdracht ontwerp-statuten op te stellen en broeders uit te kiezen, die voor Udmaatschap in aanmerking kwamen. Op 23 mei 1793 werden de uitgekozen broeders in kennis gesteld
van de statuten. Na een bedenktijd van vijf dagen kwamen zij we- derom in de kleine zaal bijeen, om de statuten te ondertekenen, waarna de zendingssodëteit haar werk begon. Doel
Het doel van de sodëteit was het werven van stetm voor het zen-
dingswerk van de Broedergemeente. Men omschreef het aldus: 'Ons hoofdoogmerk is eigenlijk, dat wij den Missionarissen in de Coloniën, den Verëenigde Nederlanden toebehoorende, de behulp- zaame hand bieden, en voor him zorgen'.^ Ieder lid moest regelma- tig 'zijn penningjen bij ... dragen tot de Liefde-gaven, die op zeke- re bepaalde tijden in de Broeder-Gemeenten ... gegeeven worden'. Het sodëteitsbestuur (de 'commissie') beheerde deze gelden en wat verder aan 'geschenken, maakingen of erfiiissen' binnenkwam. Leden van de sodëteit waren allen lid van de Broedergemeente; personen die geen lid van de Broedergemeente waren, konden als honorair lid zonder stem worden opgenomen. De steunwerving en informatievoorziening buiten eigen kring be-
schouwde men van het be^ af als zeer belangrijk. Al jaren lang werden onder de Nederlandse vrienden handgeschreven zendingsver- slagen rondgestuurd. Ook door middel van gedrukte publikaties pro- beerde men belangsteUing te wekken voor het Herrnhutter zendings- 13
|
|||||
h
|
||||||||||||||
m
|
||||||||||||||
o
ja
|
||||||||||||||
3
|
||||||||||||||
u
|
||||||||||||||
ca
> o
o '■ïï
ti
■o
|
||||||||||||||
I
|
||||||||||||||
u
o u
Q
|
||||||||||||||
M
|
||||||||||||||
werk. Een geslaagd voorbeeld hiervan was de Nederlandse vertaling
van de geschiedenis van de zending op Groenland door David Cranz, die in 1767 verscheen en dertien jaar later een tweede druk beleefde.^ In 1798 waagde de sodëteit ach aan de uitgave van een eigen tijdschrift: Berichten van de zendingen der Evangelische Broeder- gemeente onder de heidenen, dat men bij de Amsterdamse boekver- koper Johannes Weppelman, honorair lid van de sodëteit, liet druk- ken. Van dit blad verschenen slechts zes jaargangen; in 1803 staakte men de publikatie. Het pubUdtaire werk nam men in 1820 weer op met de Berichten wegens de zendingen der Broedergemeente, dat een maal per jaar verscheen en de verslagen van de jaarvergaderingen van de zendingssodëteit bevatte. Met ingang van 1935 probeerde men weer meer leven in het tijdschrift te brengen: de titel werd gewijzigd in Berigten uit de Heidenwereld, dat voortaan een aantal malen per jaar verscheen.^ In 1929 wijzigde men de titel in Ons Su- riname; tegenwoordig heet de Zeister zendingsperiodiek Suriname- Zending. De Broedergemeente zag de zending als een aan haar toevertrouwd
werk dat wel in naam van de Broedergemeente geschiedde, maar dat nooit tot doel had de uitbreiding van een bepaald kerkgenoot- schap. Het doel was het 'werven van zielen voor het Lam', de uit- breiding van de Kerk van Christus, en dat beschouwden zij als de verantwoordelijkheid van alle christenen. Daarom zocht de Broeder- gemeente steun voor het zendingswerk ook buiten eigen kring, om zo met vereende krachten het evangelie te verkondigen. Uit haar midden kozen de sodëteitsleden een bestuur, dat de dage-
lijkse werkzaamheden moest verrichten. De samenstelling van het eerste bestuur, dat op de middag van de oprichtingsdag werd geko- zen, weerspiegelt het internationale karakter van de Broedergemeen- te. Behalve broeders van Duitse en Nederlandse origine, maakten ook een Letse, Zwitserse, Zweedse en een Deense broeder hiervan deel uit. |
|||||
m
|
|||||
Taak
De taak van de Zeister zendingssociëteit was, zoals gezegd, het
steunen van het zendingswerk van de Broedergemeente. Het was geen zelfstandig genootschap dat zelf medewerkers uitzond, zen- dingsposten stichtte of besUssingen nam ten aanzien van het werk ter plaatse. Deze verantwoordelijkheden bleven voorbehouden aan de zendingsdirectie in Duitsland, meestal in Herrnhut gevestigd. Zeist was een hulpgenootschap, dat als belangrijkste taak de fonds- werving in Nederland en het beheer over deze gelden had. De zen- dehngen op hun posten moesten worden voorzien van produkten die ze daar niet konden kopen of zich van hun schamel inkomen niet konden veroorloven. Zo stuurde de sodëteit in 1794 30 pond rook- tabak en 30 pond snuiftabak naar de zendelingen aan de Kaap. De zorg voor de door Zeist trekkende zendeHngen kon in de eer-
ste jaren van het bestaan van het genootschap nauwelijks uitgeoe- fend worden, aangezien de zendelingen door de politieke situatie hier te lande en de oorlogen van die tijd niet via Nederland, maar via Denemarken moesten reizen. Later kon deze taak wel opgeno- men worden. De appartementen in het kerkgebouw aan weerszijden van de zaal waren als Missionslogls voor de zendelingen bestemd. In zijn werkzaamheden richtte het genootschap zich in eerste instan-
tie op het zendingswerk in gebieden die onder Nederlands bestuur vielen. Bij de oprichting waren dat de Kaapkolonie, Suriname en Barbice. Aanvankelijk lag de nadruk vooral op zuidelijk Afrika, maar nadat deze kolonie in 1795 door de Engelsen was ingenomen viel de zending aldaar onder de verantwoordelijkheid van de Engel- se zendingssodëteit. Sindsdien was Suriname het belangrijkste aan- dachtsgebied. Grotere zelfstandigheid
In 1928 onderging het zendingsgenootschap belangrijke verande-
ringen. Van hulpgenootschap werd zij tot een zelfstandige organi- m.
|
||||
satie met eigen verantwoordelijkheid. De situatie na de Eerste
Wereldoorlog maakte het voor de zendingsdirectie in Herrnhut steeds moeilijker om aan haar finandële verplichtingen te voldoen. Daarom kreeg het Zeister Zendingsgenootschap - sinds de statu- tenwijziging van 1898 droeg het deze naam - de finandële verant- woordelijkheid voor de Herrnhutter zending in Sxuiname. Bij deze beshssing speelde ook een rol dat men de Surinamezen-
ding van de Broedergemeente een meer Nederlands karakter wilde geven. Al jaren vonden de vrienden van de Broedergemeente dat deze te Duits was en dat de zendeUngen zich te bescheiden op- stelden, vooral tegenover de koloniale regering. Men moest daarbij constateren dat Suriname 'verhollandscht', en dat 'alles wat een Hollandsch stempel draagt ... in Suriname in trek' was. Met steun van protestants Nederland hoopte men daarom te komen tot 'een Hollandsche Herrnhutter-2^nding', waarbij Nederlandse medewer- kers in Herrnhut zouden worden opgeleid en die vervolgens door Zeist zouden worden uitgezonden.^ Het kleine ZZG nam daarmee een grote taak op zich. Sinds 1928 droeg Zeist dus de verantwoordelijkheid voor het werk
in Suriname. Alles gebeiu-de echter in nauwe samenwerking met het bestuur in Herrnhut. Over de meeste aangelegenheden werd uitvoe- rig met Herrnhut gecorrespondeerd en de eerste voorzitter van het ZZG na de taakwijziging van 1928 was Hermann Georg Steinberg, die tot die tijd deel had uitgemaakt van het Missionsdirektorium in Herrnhut. Zo was het ZZG dan wel in naam zelfstandig, het werk was onlosmakelijk verbonden met de organisatie van de wereldwijde Broederuniteit. Per 1 januari 1963 werd de Broedergemeente in Siuiname een zelf-
standige kerkprovincie, met een eigen bestum en een eigen synode. Dit betekende dat het 2LZG veel van zijn verantwoordeHjkheden aan Paramaribo moest afstoten. Sinds die tijd is de belangrijkste taak weer de fondswerving. In de periode dat de Nederlandse regering de ontwikkeHngssamenwerking met Sxiriname stopzette en alleen 17
|
||||
inddenteel humanitaire hulp verstrekte, liep een groot deel van deze
gelden via Zeist. Zeist
Aan de bevolking van Zeist ging het werk van het zendingsgenoot-
schap grotendeels ongemerkt voorbij. Toch drukte het zendingswerk van de Broedergemeente in meerdere opzichten een stempel op Zeist. Dat was vooral te merken aan verschillende hoge bezoeken. Bij de viering van het 200-jarige jubileimi van de zending in Suri- name op 18 september 1935 sprak minister-president CoHjn in de Zeister kerkzaal, waarbij hij een over\ioed aan statistische gegevens over de feestvierende gemeente uitstortte.^ Nog in 1992 brachten drie granmans, opperhoofden uit het Bosland van Suriname, een be- zoek aan Zeist. Een kleurrijk schouwspel is het jaarlijks wederkerende zendings-
feest, dat in september op het Zusterplein wordt gevierd. Oor- spronkeüjk waren de zendingsfeesten verbonden met de jaarver- gaderingen. Het eerste jaarfeest werd al op 9 juü 1794 gehouden. Het middelpunt van de zendingsdag is van oudsher een liefdemaal, waarbij tijdens een eenvoudige üturg^sche maaltijd, bestaande uit broodjes en thee, berichten uit de zending worden voorgelezen en zendelingen verslag doen van him werk, afgewisseld met het zingen van liederen. De belangstelling voor de zendingsfeesten was in het midden van de
vorige eeuw enorm. Bekende predikanten als Nicolaas Beets, Otto Heldring en Isaac da Costa stonden op de sprekersHjst. In 1860 waren er zoveel feestgangers dat tussen de kerkdiensten op het Zusterplein door, toespraken in het Zeister Bos werden gehouden. Een jaar later waren er extra treinen uit Amsterdam en Ermelo gekomen met 200 gasten, die in de tuin van het Broederhuis van eten en drinken werden voorzien. Toen in 1862 het Hefdemaal vanwege de overweldigende drukte niet gehouden kon worden en 'het stichtelijke van het feest dreigde af te gaan'^ werd naar 18
|
||||
andere vormen gezocht. Dit resulteerde in de organisatie van het
Christelijk Nationaal Zendingsfeest, waarheen sindsdien een groot deel van de belangstelling kon worden afgebogen. Tegenwoordig is het zendingsfeest uitgegroeid tot vooral een ont-
moetingsdag van de in Nederland woonachtige Surinamers, die van- uit de andere Broedergemeenten in grote getale naar Zeist komen. Een tastbare herinnering aan de missionaire betekenis van Zeist
tenslotte, is het verlengde van het achter het Zusterplein lopende Thielse laan^e, dat vanaf de Zinzendorflaan het Slotpark ingaat. Er wordt verhaald dat hier de zendelingen afscheid namen van hun verloofden en vanwege de vele hier vergoten tranen en zuchten zou dit laantje de naam Seiifzerallee hebben gekregen.* P.M. Peucker
Noten
1. Over de voorgangers van het ZZG zie W. Lütjeharms, Het
philadelphisch-oecumenisch streven der hernhutters in de Nederlan- den in de achttiende eeuw (Zeist 1935) p. 104-124; P.M. Peucker, 'Van Collegixun de Propaganda Fide tot Zendingsgenootschap: de oprichting van het ZZG' in: Suriname-zending (maart 1993) [in druk]. 2. Vastgestelde regelen der Broeder-Sociëteit in de Verëenigde Neder-
landen, ter Uiüireiding van het Evangelie onder de Heidenen ([Zeist] 1793) p. 6. 3. David Cranz, Historie van Groenland behelzende eene nauwkeurige
beschrijvinge van 's lands ligging gesteldheid, en natuurlijk zeld- zaamheden, ... en in 't bijzonder de verrichtingen der missionarissen van de Broeder-Kerk 3 dln. (Haarlem-Amsterdam 1767, T dr, Amsterdam 1779). De vertaler was Carl Jacob Beyer. 4. Aart de Groot, 'De eerste Zeister zendingsbladen' in: Documen-
tatieblad voor de Nederlandse kerkgeschiedenis van de negentiende eeuw 27 (sept. 1987) p. 20-32. 19
|
||||
5. Verslag van der vergadering van het ZZG, 30 jan 1928, in:
Berichten uit de Heidenwereld (1928) p. 17-24; ald. p. 18-19. 6. Coüjns toespraak is opgenomen in het gedenkboek: Herdenking 2
eeuwen Suriname zending 1735-1935 ([Zeist, 1935]) p. 69-72. 7. [EA. Kleinschmidt], 'Geschiedenis van het Zeister Zendingsge-
nootschap' in: Berichten uit de Heidenwereld (1918) p. 136-161; ald. p. 147. 8. Weeknieuws Evangelische Broedergemeente Zeist p. 35 (nr. 27,
1986). Toch moet ik bij deze verklaring enkele vraagtekens aantekenen. De meeste uitgezonden zendeüngen waren gehuwd. Waren aj nog ongehuwd, dan zorgde het kerkbestuur in overleg met de betroffenen voor een geschikte bruid. Aangezien de meeste zendeligen niet uit Zeist jifkomstig waren maar uit de andere, Duitse gemeenten, Ujkt het mij onwaarschijnlijk dat zij - indien dX ongehuwd - in Zeist van him bruid afscheid namen. OhfDER DE SLOPERSHAMER
In de herfst van 1992 werd het woonhuis Oude Postweg 2 in Aus-
terütz gesloopt. In 1929 legde de koster van de Hervormde Gemeente van Austerlitz
zijn functie neer. De nieuwe koster moest - zo vond de kerkeraad - dichter bij de kerk aan de Woudenbergseweg, nu het Beauforthuis, wonen. De werkzaamheden namen toe en enig toezicht op het ge- bouw was ook wenselijk. Er was echter in de directe omgeving geen woonhuis te huur. De president-kerkvoogd, mr. Joachim F. de Beaufort, die op huize
Molenbosch in Zeist woonde, stelde voor een deel van de moestuin die bij de pastorie hoorde, te bestemmen als bouwgrond voor een nieuwe kosterswoning. De kerkvoogdij nam dat voorstel over, maar bezat geen middelen om een nieuw huis te bouwen. Vier jaar later bijvoorbeeld was er geen geld om elektridteit in de kerk aan te leggen. Natuurlijk wist De Beaufort dat ook wel, vandaar dat hij vervolgens
aanbood het huis op zijn kosten te laten bouwen. Niemand kon daar bezwaar tegen maken. 20 ■
|
||||
2f
|
|||
Burgemeester en wethouders verleenden op 30 juli 1929 de bouw-
vergunning aan de gebroeders Jacob en Willem van Ginkel, aanne- mers in Austerlitz. Bij de woning zou een pomp worden geslagen van een 'koperen buis met tinvoering en aansluiting op de tweede wel'. De bouwkosten werden geraamd op ƒ 3.400, =. Aardig is het dan te lezen dat er in 1967 een uitbreiding met een W.C. en douchecel plaatsvond voor ƒ 2.600, = . De woning kreeg het nummer Oude Postweg 2 en werd betrokken
door de nieuwe koster Adrianus F.G. van Hardeveld. De huur bedroeg ƒ 1,50 per week; zijn kosterssalaris ƒ 100, = per jaar. Na 43 jaar legde Van Hardeveld in 1974 zijn functie neer en verliet de woning. De volgende en tevens laatste bewoners waren Dick en Truus van
Veenendaal-Janssen. Het komt niet vaak voor, dat een woning slechts twee families
onderdak heeft geboden en daarna wordt afgebroken. Het ter plaatse nieuw te bouwen pand wordt gerekend aan de Ds. M. Barendrechtweg te staan. Daarmee heeft Austerlitz aan de Oude Postweg géén huisnummer 2 meer: het blijft een apart dorpje. R. Loenen
Bronnen
- Archief van de Hervormde Gemeente AusterUtz; Gemeentearchief
Zeist - B.W.T.-archief, dossier Oude Postweg 2; Gemeentearchief Zeist
BRONNEN VOOR DE GESCHIEDENIS VAN ZEIST
In 1957 verscheen het eerste deel van de Bronnen voor de geschie-
denis van Zeist. Het tweede deel volgde in 1964 en in 1980 ver- scheen de eerste aflevering van deel drie. Sedertdien is er gewerkt aan de tweede aflevering van het derde deel. |
|||||
22
|
|||||
Voor de voltooiing van de tweede aflevering heeft de stichting het
vorig jaar de historicus dr. P. Peucker in dienst genomen. Het bestuur van het Anjerfonds Utrecht heeft besloten een subsidie van ƒ 6.000,= toe te kennen voor het uitgeven van deze aflevering. Het stichtingsbestuur is het Anjerfonds zeer erkenteUjk voor de financiële steun voor deze culturele activiteit. 150 JAAR BCATHOLIEK ZEIST
Op 11 januari van dit jaar hield mr.dr. VA.M. van der Burg voor
de Van de Poll-Stichting een lezing over 150 jaar parochieleven in Zeist. De tekst van deze lezing is opgenomen in de artikelenbundel die verscheen ter gelegenheid van de tentoonstelling '150 Jaar katholiek Zeist' in de Vleugelgederie van Slot Zeist van 30 januari tot en met 10 februari. In deze bundel zijn verder twee artikelen opgenomen van Th.G.P.M. Ruijs, handelend over het kathoUeke verenigingsleven en over het onderwijs in de laatste Jinderhalve eeuw. Deze uitgave is te koop voor slechts 5,- gid. AGENDA
22 april : lezing van de heer G. v.d. Berg over de stad
Dordrecht
8 mei : dagexcursie naar Dordrecht medio augustus : middagexcursie naar kasteel Groeneveld te Baarn
oktober : middagexcursie naar Woudenberg of kasteel Ameroligen
oktober : lezing van Erik Geytenbeek over oranjerieën, [N.B. De spreker is de auteur van het boek
Oranjerieën in Nederland, Alphen a.d. Rijn 1991]
NIEUWE CONTRIBUANTEN
Stand begin februari 1993: |
|||||
23
|
|||||
- aanmeldingen: 25
- opzeggingen/overleden: 10
- aantal contribuanten: 777
Als nieuwe contribuanten hebben zich in het laatste kwartaal
aangemeld: 868 de heer mr. G. Kroeb, Laan van Rijnwijk 1
869 de heer R.M. Kuipers, Doorn
870 de heer en mevr. A. en R. Rienks-Laser, Laan van Rijnwijk 1
871 de heer M. Ie Roy, Prinses Margrieüaan 86
872 de heer mr. LA.M. Speet, Comeniuslaan 107
873 mevrouw H. Rozinga, Walkartweg 20
874 Woningbouwvereni^ng De Seyster Veste, Zeisteroever 1
875 de heer H.W. Allewelt, Meent 46
876 de heer H. van Dijken, Dr. Ramaerlaan 17
877 de heer W. van der Burgt, Minckelerslaan 19
878 de heer ir. A. van Helden, Van Renesselaan 74
879 de heer H.W.K. Kaspersen, Ernst Casimirlaan 70
880 de heer H. van Lingen, Nijenheim 1229
881 de heer JJ. Gabel, Brugakker 6333
882 de heer dr. A.P. van Goudoever, Roemer Visscherlaan 42
883 de heer H.G. Slotboom, Montaubanstraat 54
884 mevrouw D. Jacobi-de Jong, Jagerlaan 22a
885 de heer B. v.d. Puttelaar, Graaf Janlaan 59
886 de heer mr. J.C. Heijning, Arnhemse Bovenweg 12, flat 81
887 mevrouw Chr.M. Koenraads, Blikkenburgerlaan 79
888 de heer J. Pothoven, Antonlaan 428
889 de heer J.C. de Geus, Graaf Janlaan 1
890 de heer Ai. Wilhehn, Hezer Enghweg 90
891 de heer FJ. van Zwaai, Baarnseweg 41b
892 de heer E.P. van Leeuwen, Platolaan 18
Hartelijk welkom.
|
|||||
24
|
|||||
VAN STERREBOS TOT KOPPELGEBffiD
In de jaren vijftig begon men plannen te maken voor de vernieu-
wing van het centrum van Z«ist. Om tot de gewenste stadsvernieu- wing te komen, stelde de gemeenteraad in 1979 de Structmu-schets Zeist-Centrum vast, waarin de randvoorwaarden zijn vastgelegd. In de Structuurschets wordt ervan uitgegaan dat de globale historisch gegroeide hoofdlijnen gehandhaafd büjven. Wel worden enkele ingrijpende en structurele wijzi^ngen verwerkt. Zo moeten de winkelstraten in het centrum beter op elkaar aansluiten. Door de ontwikkeling van het zogenaamde Koppelgebied moet dit worden bereikt. De plannen worden gefaseerd uitgevoerd. Het Koppelgebied wordt omsloten door de Slotlaan, Ie Hogeweg, Voorheuvel en Weeshuislaan. In het kader van de ontwikkeling van het Koppelgebied zal een
rechtstreekse verbinding tussen de Weeshuislaan en de Ie Hogeweg tot stand komen, in het ambtelijk verkeer intussen Roosweg ge- noemd naar de voormalige garage Roos aan de Ie Hogeweg. Voor 1850 kwamen de Torenlaan en de Antonlaan uit op de Ie
Hogeweg. Beide lanen lagen oorspronkeUjk in een der sterrebossen die WUlem Adriaan rijksgraaf van Nassau-Odijk liet aanleggen. In tegenstelling tot de tuinen bij kasteel Heemstede, die aangelegd werden tussen 1680 en 1695, wordt van de uit dezelfde periode daterende tuinen en bossen van Slot Zeist geen plattegrond gegeven op de Nieuwe kaart van den Lande van Utrecht van de landmeter Bemard de Roy uit 1696. Deze kaart heeft tot halverwege de 19e - eeuw als de standaardkaart van de provinde Utrecht gegolden. De Slotlaan, vermeld als de Nieuwe Laan, begint pas bij de Hogeweg. De Slotlaan staat ook slechts met stippellijnen ingetekend, zoals bijvoorbeeld ook het Houtense Sant Padt, terwijl wegen vrijwel overal door dubbele lijnen ajn aangegeven. Op de vogelvluchtkaart van Stoopendaal uit circa 1718 wordt deze
situatie wel weergegeven. Bij een vogelvlucht valt het accent bij uitstek op de illusoire weergave: het ging er meer om de grootsheid 25
|
||||
en rijkdom van de eigenaar dan de werkelijkheid weer te geven.
Een miUtaire kaart uit 1787, Plan van het Campement by Zeyst, bevat niet voldoende details om een juist beeld te krijgen van dat bosgebied. De eerste kaart waarop de lanen duidelijk zijn aangegeven, is de
kaart van GJ. Ie Fèvre de Montigny en C. van Baarsel uit 1805: Carte du Camp d'Utrecht, commandé par Ie Général en Chef Marmont. Hierop blijkt dat alles nog in dezelfde staat is gebleven, waarin het toen meer dan een eeuw geleden was aangelegd. Ook is op deze kaart te zien dat parallel aan de Hogeweg, tussen de Torenlaan en de Krullelaan, een boslaan liep, de Zeister Dwarslaan genoemd. Op de eerste kadastrale kaart, vervaardigd voor 1832, het zogenaam-
de minuutplan, is het stuk Antonlaan txissen de Ie Hogeweg en de Zeister Dwarslaan verdwenen. Twee andere lanen die eveneens vanuit het snijpimt van de Weeshuislaan en Antonlaan uitwaaierden, staan nog wel aangegeven. De Topografische Kaart van het dorp Zeyst van IA. van der Monde uit 1827 toont eveneens alleen de Torenlaan die op de Ie Hogeweg uitkomt. Een beeld van dit gebied krijgt men door een beschrijving in de
verkoopcatalogus van Het Slot ca. uit 1818. 'Het zeer geëxtendeerde Voorbosch van Zeijst, met zwaare Sparren, Beuken en Eiken Boomen beplant, met diverse breede wel aangelegde Lanen en allées doorsne- den, in het zelve Bosch een aanzienlijk aantal Morgens, zints eenige jaren met jong Eike Stek beplant, en nog een aanzienlijk getal Morgens met wel wassend en in vollen wasdom ajnde Eike en Berke Haldiout aangelegd, voorts een wel wassend jong Sparrebosch, wijders nog een Boschwagfers Wooninge, te zomen groot 195 Morgens, tot de Jagt bij- zonder wel gelegen en daartoe afgepaald, strekkende uit de Oude Am- hemsche Weg tot aan de Gemeene Heide, belend aan de eene zijde het Bosch van Beek en Rooijen [...] en aan de andere njde de Bosschen van den Heere T.N. van Bern, en van Mejujvrouw de Wed. van Wijlen den Heere W. van Dam, voorts de Gemeene Heide, ingevolge Limietpalen daar gesteld.' |
|||||
26
|
|||||
Van het sterrebos waarin deze lanen lagen, is de Zeister burge-
meester Van Bern in 1830 eigenaar geworden. In de notariële akte van 30 januari 1830, gepasseerd voor notaris G.H. Stevens te Utrecht, staat hieromtrent vermeld: 'Het Voorbosch van Zeijst, groot plusminus een honderd en twintig bunders, beplant voor een klein ge- deelte met sparren en eikenhakhout, mits^iders overigens heidevelden met eene daghuurderswoning alles gelegen alsvoren, strekkende van de woningen des Muscovitischen heuvels (Voorheuvel, Rh), en de gron- den van den Heer kooper tot en met den halven weg aan het zoog- enaamde Mooije Laantje of de Bosschen van Beek en Rooijen, thans in eigendom behorende aan den Heer Albert Voomberpi, gaande dit perceel van den Ouden Amhemschen weg tot aan de Heide [...]. Deze Verkoop is gedaan onder de navolgende lasten, bepalingen en conditiên [...] 4e. Om toe te staan dat de Broedergemeente van Zeijst ofte hunne Successeuren in der tijde zoo veel scherp zand, als tot goed onderhoud der wegen, gelegen rondom en binnen de jonden thans nog door gemelde Broedergemeente in erfpacht gebruikt wordende, doen schieten uit het hiervoren omschreven Voorbosch van Zeijst, ter plaatse hen daartoe aan te wijzen, zonder dat gemelde Broedergemeente daar- voor iets zal verschuldigen.' Behalve het Voorbos behoorde ook het Achterbos tot de goederen
van het Slot Zeist. Nadat het Voorbos door verkoop niet meer tot het Slotcomplex behoorde - na 1830 - kwam de naam Zeisterbos in zwang. Op de kaart van H. Copijn uit 1881 met een ontwerp voor het W^ehninapark werd dit park nog aangeduid als 'Villapark in 't 2^ister Bosch'. Het hmdige Zeisterbos werd toen nog het 'Bosch van Beek en Rooijen' genoemd. Van Bern gaf in 1848 een stuk eikenbos gelegen aan de Ie Hoge-
weg, in die jaren Oude Amhemseweg of Bovenweg genoemd, met inbegrip van een gedeelte van de Torenlaan, in erfpacht aan E. van den Brink. Volgens de akte van 21 maart 1848: '[...] strekkende van voren uit genoemden weg tot achter aan de dwarslaan van het Zeijs- terbosch [...].' Dit perceel werd door de erfgenamen van Van Bern in 1852 aan deze verkocht. De gemeente Zeist kocht in 1854 deze 27
|
||||
^mm
|
|||||||||||||||
.
|
|||||||||||||||
IE H06EWES ^.^1
|
|||||||||||||||
Boven: Cart du Camp d'Utrecht (detail). GJ. Ie Fèvre en C van Baaisel, 1805
(Gemeentearchief Zeist) Onden Kaart van de gemeente Zeijst (detail). J.H. van Giessen, 1861 (Gemeentear-
chief Zeist) |
|||||||||||||||
28
|
|||||||||||||||
—I—r—
Middel laan |
|||||||||||
'€eshu»siaan | |b/ o
|
|||||||||||
8» Ij/ t^
|
|||||||||||
Boven: Schets van het dichtst bebouwde gedeelte der Gemeente Zeist (detail),
(Gemeentearchief Zeist)
Onden Oveizichtskaart Zeist (detail), 1964 (Gemeentearchief Zeist)
|
|||||||||||
1917
|
|||||||||||
29
|
|||||||||||
grond voor de bouw van de dorpsschool. Door de bouw van een
huis en de school kwam de toegang naar de Torenlaan vanaf de Ie Hogeweg te vervallen. Op de legger der wegen van 1855 was onder nummer 27 de Toren-
laan opgenomen. Volgens de omschrijving van de legger liep de To- renlaan vanaf de Ugging van de Woudenbergseweg (vanaf de Slot- laan) tot aan de Oude Woudenbergse Zandweg. Mevrouw J.A. van Bem-van Goor Hinloopen maakte in 1857 onder andere bezwaar te- gen het feit dat een gedeelte van de Zeister Dwarslaan tot de To- renlaan gerekend werd. Daarop werd de Torenlaan van de legger der wegen afgevoerd. Mevrouw Van Bern was bereid met de ge- meente een overeenkomst aan te gaan, waarbij de vrije toegang tot de school aan de Ie Hogeweg vanaf de Torenlaan werd verleend. Dit servituut is opgeheven 28 april 1864. Op de kaart uit 1853 die bij de legger der wegen behoort, heeft de kartograaf J.H. van Giessen de Antonlaan weer ingetekend vanaf de Ie Hogeweg. Op de Kaart van de gemeente Zeijst uit 1861 van dezelfde kartograaf komt hij niet meer voor, maar staat de Zieister Dwarslaan nog wel aangegeven. Deze laan staat op haar beurt niet meer op de Kaart van de Gemeente Zeist, een uitgave van J.W. Eversz., circa 1880. Van de Zeister Dwarslaan resteert thans alleen nog de Timmerman- laan. Bij raadpleging van het minuutplan is te zien dat de Emmastraat
nog niet bestond. Er üep slechts een voetpad. Het terrein aan de oostzijde van de Voorheuvel had de vorm van een geer. Aan het eind van enkele percelen op deze geer stonden in 1832 wel al huizen. Van Giessen geeft op zijn kaart van 1853 de Emmastraat aan. Tot 1898 heette deze straat trouwens Achterheuvel. Het bos gelegen tussen de Torenlaan en de Emmastraat maakte, blijkens de reeds genoemde notariële akte uit 1830, deel uit van het door Van Bern aangekochte Voorbos. Op de kaart van 1861 zijn ten noorden van de Zeister Dwarslaan
tussen de Toren- en Slotlaan geen wegen te zien. Dat gebied was toen nog dermenbos. Van Giessen heeft de in die tijd niet belangrij- 30
|
||||
ke boslanen Anten-, Weeshuis-, Middel- en Jagerlaan waarschijnlijk
daarom weggelaten. Op het minuutplan waren alleen de Middel- en Jagerlaan niet aangegeven. De Antonlaan werd tot 1895 Boslaan genoemd. Als men een plattegrond van het centrum van voor 1920 bekijkt,
valt het op dat de Weeshuislaan slechts van de Slotlaan tot aan de Torenlaan reikte; dus nog steeds de eind zeventiende eeuwse si- tuatie. Dat is een lengte van 175 meter. Wilde men van de Slotlaan naar de Emmastraat en Voorheuvel gaan, of omgekeerd, dan vorm- de de Ie Hogeweg en de Jagerlaan de kortste verbindingen. In een krantebericht in de Weekbode in 1903 wordt vermeld dat het plan bestaat de Emmastraat met de Torenlaan te verbinden. De nieuwe weg zou komen te lopen over het grondstuk van W. Gadel- laa, dat deze gekocht had van J. Greve. 'Mocht deze weg tot stand komen, dan zal dit zeker tot veler genoegen zijn, in het bijzonder voor de bewoners van de Emmastraat, Voorheuvel, Torenlaan en Antonpark. Zeer zeker zal zulks in eene sinds jaren bestaande behoefte voorden.', aldus deze krant. Het bleef echter bij een plan. Tien jaar later bood W. Gadellaa de gemeente een perceel grond, gelegen tussen de Emmastraat en de Weeshuislaan, hoek Torenlaan, te koop aan voor ƒ 15.000, = . Enkele maanden later verzochten de bewoners van het Antonpark en omgeving, met het oog op de aan- bieding van Gadellaa, een verbindingsweg tussen de Torenlaan en de Emmastraat aan te leggen. Burgemeester en wethouders waren van mening dat de gemeente alleen een verbindingsweg kon aanleg- gen, wanneer de eigenaren de benodigde grond om niet aan de ge- meente overdroegen en dat deze een bepaald bedrag in de gemeen- tekas moesten storten, om daaruit de kosten van de aanleg van de straat te betalen. De gemeenteraad besloot echter dat een onder- zoek moest worden mgesteld, waarop burgemeester en wethouders aan de Evangelische Broedergemeente verzochten het voetpad langs de bandfabriek van de firma C.W. Anton & Co. aan de Emmastraat voor de publieke dienst open te stellen. Spijtig voor het college van burgemeester en wethouders, maar de Broedergemeente wenste hier- op niet in te gaan. 31
|
||||
In 1918 werden in Zeist door notaris Huender onder andere vier
oude huizen aan de Emmastraat, genummerd 40/42, 44, 46 en 48, die eigendom waren van S.M. Gadellaa-Hoogstraten, echtgenote van de reeds verscheidene malen genoemde Gadellaa, geveild. De pan- den werden aangekocht door de broers A. en N. Jansen, die deze echter spoedig verkochten aan de gemeente Zeist. Het gemeentebe- stuiy schreef aan Gedeputeerde Staten: 'Reeds meermalen toch is de wenselijkheid gebleken van het doortrekken der Weeshuislaan naar de Emmastraat, waardoor een kortere verbinding tusschen een zeer druk bevolkt gedeelte der gemeente met den hoofdverkeersweg, de Slotlaan, zou worden verkregen, [...].' De koop werd gesloten voor ƒ 7.500, = , de helft van de vraagprijs van vijf jaren tevoren voor hetzelfde perceel. Van de Stichtsche Bouwmaatschappij te Utrecht en van de Evangelische Broedergemeente werden nog twee kleine percelen grond aan de Weeshuislaan, hoek Torenlaan, aangekocht. Het schoolgebouw aan de Ie Hogeweg had aan de achterkant een uitweg naar de Torenlaan. Bij de aankoop van de gronden voor het aanleggen van een verbindiBqgsweg tussen de Weeshuislaan en de Emmastraat, werd besloten deze te laten vervallen. Een in het uitbreidingsplan van 1909 geplande weg tussen de Torenlaan en de Ie Hogeweg kwam eveneens te vervallen. Het gemeentebestuiu* had in 1915 het plan de Weeshuislaan te ver-
beteren, dat hield in: te verbreden, te verharden en van riolering te voorzien. De breedte van de weg bedroeg ruim 7 meter. De bewo- ners aan de noordoostzijde, die veel overlast ondervonden van de slechte toestand van de weg, waren bereid een strook grond ter breedte van 1 meter daarvoor af te staan. De voorwaarden die de kerkeraad van de NJH.-g6meente stelde ten aanzien van het afstaan van een strook grond van dezelfde breedte aan de zuidwestzijde, kon het gemeentebestuur niet accepteren, waardoor het plan voorlo- pig niet werd uitgevoerd. Vier jaar later, in 1919, werd deze kwestie weer actueel. Het ge-
meentebestuur wenste de verlenging van de Weeshuislaan met 130 meter te koppelen aan de verbetering van de bestaande weg. Nu waren alle eigenaren aan weerszijden bereid aan de verbetering mee te werken, behalve J.W. BCraal, die een boekhandel dreef aan 32
|
||||
I
1
41 |
|||||||||
V)
|
|||||||||
a
•8
|
|||||||||
.S9
•a
I
o
Q |
|||||||||
33
|
|||||||||
de Slotlaan, hoek Weeshuislaan. Hij wenste de benodigde grond te
verkopen en eiste bovendien dat de conciërgewoning op het terrein van 'Irene', gelegen aan de Weeshuislaan maar genummerd Slotlaan 165, zou worden afgebroken, zodat de weg ook aan die kant over de volle lengte kon worden verbreed. Gelet op de kosten ging het gemeentebestuur daar niet op in en besloot de gemeenteraad de verbindingsweg toch aan te leggen. De nieuwe weg kreeg een breedte die varieerde van 9 è 11 meter. Omdat men bang was dat de jeugd het glas van de kassen van de tuinderij van C. Smitskamp zou kapot gooien, werd de verlengde Weeshuisla«m voorzien van een klinkerbestrating. Het werk werd uitgevoerd door K. Bameveld uit Zeist. Nadat de nieuwe verbindingsweg tussen de Emmastraat en de Wees-
huislaan/Torenlaan in 1919 gereed was gekomen, wilde het gemeen- tebestuur deze weg doortrekken tot de Voorheuvel. Via de Voor- heuvel was een betere verbinding tot stand te brengen tussen de Slotlaan en het noordelijk deel van de gemeente. Door aankoop van Voorheuvel 22 en 24 van AJ. Mens door de gemeente in 1920, was het mogehjk de Weeshuislaan met ongeveer 45 meter te verlengen. De breedte mat SYi meter. De totale lengte van de Weeshuislaan was nu ten opzichte van de oorspronkeHjke laan precies verdub- beld. Deze werkzaamheden werden in 1924 uitgevoerd door aanne- mer K. Renes te Zeist. Het Protestantse Weeshuis aan de Slotlaan werd in 1958 samen met
het Irenegebouw en de ernaast gelegen woning afgebroken. De gemeente verkreeg de eigendom van een strook grond van bijna 10 meter breedte over de volle lengte van de oorspronkelijke Weeshuis- laan. Ter verbetering van de verkeerssituatie waren in de loop der jaren al enkele perceeltjes grond grenzend aan de Weeshuislaan verworven. Na afbraak in 1967 van de Antonfabriek, de officiële naam luidde:
Eerste Nederlandse Stoom Bandweverij en -vlechterij, werd op dat terrein een parkeerterrein aangelegd, waaraan op 6 november 1978 |
||||
W I rg K E L S/
t S« g«"i-iB Qroryg 1
|
|||||||||
■ het ovaal
|
|||||||||
het dwarsblok
|
|||||||||
35
|
|||||||||
de naam Weeshuisplein gegeven werd. Voor de expeditieweg achter
het warenhuis van Vroom en Dreesmann stelde de gemeenteraad in dezelfde vergadering de naam Emmadwarsstraat vast. De uitvoering van de plannen met betrekking tot het Koppelgebied
heeft tot gevolg gehad dat de Emmastraat, de Emmadwarsstraat en het Weeshuisplein in de nieuwe bebouwing zijn verdwenen. De naam van het gedeelte van de Emmastraat dat na voltooiing van het centrumplan voor dat gebied nog resteerde, werd in 1990 gewijzigd in Voorheuvel en het nieuwe winkelcentrum werd in 1991 Emma- plein genoemd. Ter plaatse waar de Weeshuislaan op de Voorheuvel uitkwam, staat thans De Klinker, het gebouw van de muziekschool en de openbare bibUotheek. De beide straten zijn nu met elkaar verbonden door middel van een tunnel en via de Markt. R.P.M. Rhoen
Geraadpleegde bronnen en literatuur
- Archief der gemeente Zeist, 1599-1905, inv.ms, 133, 178, 53 en
729; Gemeentearchief Zeist - Ibidem 1906-1945, mv.nrs. 260, 1941 en 1960; Gemeentearchief
Zeist - Archief van het Huis Zeist, 1677-1953, inv.nr. 38; Gemeentear-
chief Zeist - Archief van de dienst Gemeentewerken, dossiemr. I 385; Ge-
meentearchief Zeist - Archief van notaris Gerardus Hendrikus Stevens, mv.nr. U324c022;
Gemeentearchief Utrecht - Jhr.dr. H.W.M. van der Wyck, De Nederlandse buitenplaats.
Aspecten van ontwikkeling, bescherming en herstel, Alphen aan den Rijn 1983 - Nieuwe Kzsrt van den Lande van Utrecht door Bemard de Roy
uit 1696. Heruitgave 1973, Alphen aan den Rijn - Weekbode voor Zeist, Driebergen en omstreken 1903, jrg. 40
(1903) 36
|
||||
VERDWENEN DUIVENTILLEN TE ZEIST
Inleiding
De belangstelling voor historische buitenplaatsen - het verband tus-
sen huis en omliggende tuin inbegrepen - heeft de laatste jaren ook geleid tot een groot aantal pubUkaties betreffende onderdelen van deze monumenten: theekoepels, oranjerieën, ijskelders en diuventil- len. De duiventil is een kwetsbaar element vanwege het materiaal dat gebruikt is en bovendien vaak niet beschreven bij boedelschei- dingen en vrijwillige of onvrijwillige verkoop van buitenplaatsen. Onze kennis omtrent Nederlandse duiventillen is sterk vergroot door het boek van H.W.M. Giezen-Nieuwenhuys en CCS. Wilmer, Nederlandse duiventillen, Zutphen 1987. Zeist wordt vermeld met de nog bestaande duiventillen van Ma Retraite aan de Utrechtseweg en Pavia aan de Laan van Beek en Royen (blz. 79-80 en 101-102). Van deze twee duiventillen bevinden ach fraaie aquarellen in het boek. Opvallend is het te constateren dat in de provincie Utrecht zich nog de meeste bestaande historische duiventillen bevinden. Er heb- ben in het verleden veel meer duiventillen gestaan, ook te Zeist. Op een tweetal verdwenen duiventillen kom ik nog terug. Het recht van duiventil
Uit de Jachtwet van 1954^" verdween de duiventil en eerst per
1 januari 1992 is met artikel 563 van het Burgerlijk Wetboek (on- roerend door bestemming) de duiventil definitief uit het Nederlands Burgerlijk Wetboek verdwenen. Het recht van duiventü was ofwel een heerlijk recht en dan bestaat het nog en kan alleen bij wet worden afgeschafte of een door de landsoverheid aan een particulier toegestaan recht om op eigen terrein een duiventil te hebben. W. van Iterson^" noemt dit recht niet bij de heerlijke rechten van de
hoge heerlijkheid Zeist. Uit de 'Verkoopconditiën' van augustus 1743 (Archief van het Huis Zeist, 1677-1953, inv.nr. 17; Gemeentearchief Zeist) bHjkt echter ook dat aan de Hjst van Van Iterson het recht 'm.
|
||||
van zwanendrift moet worden toegevoegd. De gerechterlijke trans-
portakte van 18 december 1745 (Archief van het Huis ZLeist, 1677- 1953, inv.nr. 19; Gemeentearchief Zeist) noemt het recht van duiven- til bij het Zeister Slot ('duivenvluchten') en geeft een hofstede met huizingen, duifhuis en 69^2 morgen land gelegen onder Zeist, Cat- tenbroek en Stoetwegen aan de Griffensteijnseweg, de Koppeldijk en de Zeistervaart. In de provincie Utrecht Ujkt van toepassing geweest te zijn wat Hugo de Groot üi zijn 'Inieidinge in de Hollandsche Rechts-Geleerdheid' beschreef voor de provincie Holland^' : '[...] dat niemand duif-huizen ofte duive-cotten en mag zetten, dan die mercke- lick is ghegoed' Tijdens een onderzoek van de gemeentearchivaris van Zeist naar de
geschiedenis van het sinds 1815 genoemde buiten Veelzigt naast de Oude Kerk aan de Utrechtseweg doken twee Jikten op gepasseerd voor drost en schepenen van de 'Hooge en Vrije Heerleijkheit van 2^ijst', die wijzen op het bestaan van een duiventil. In de akte van 23 maart 1737 koopt de 'Heer Pieter Magenius' van de Weeskamer te Utrecht, die optreedt voor drie onmondige weeskinderen 'Seekere huijsinge met sijn stallinge, en koetshuijs, Tuijnmanshuijs en Duijven- huijs mitsgaders een Jonge aangeleijden tuijn en boomgaard met sijn Vijver en Sterrebosch van Opgaande beukéboomen met ses mergen bouwland met Eijkewallen daar Agfer.' Bij verkoop aan Abram Bruijkers op 2 mei 1747 is sprake in de akte van 'Duijvehok'. Hieruit blijkt dat in de 18e eeuw naast het heerlijke recht van duiventil toebehorende aan de heer van 2^ist ook elders in de hoge en vrije heerlijkheid Zeist de eigenaar van een 'merckelick goet' een duiventil op zijn buiten mocht plaatsen geheel in overeenstemming met de leer van Hugo de Groot. De duiventil bij de ridderhofstad of buitenplaats was een statussym-
bool dat tevens diende ter verfraaiing van het geheel. De nog bestaande historische duiventillen te Zeist zijn van betrek-
kelijk recente datum: Ma Retraite (drca 1900) en Pavia (circa 1880). Ik ben nog twee oudere exemplaren op het spoor gekomen. 38
|
||||
39
|
|||
Een duiventil aan de Driebergseweg bij Beek en Roiien
In de veilingcatalogus van 1818 komt men bij het Zeister Slot géén
beschrijving van een duiventil tegen, daar waren inmiddels het Broe- der- en Zusterplein verrezen, waarvoor de 'duivenvluchten' hadden moeten wijken, maar wèl een bij een aanpalend huis van Beek en Roijen''": 'De Huidnge aan de Driebergsche Weg met Duiventil, geteek- end no. 69.' Of deze duiventil van hout of steen was, weten wij niet. Het is echter de enige plaats in de veilingcatalogus van 1818 waar een duiventil vermeld wordt. Een duiventil op Wulperhorst aan de Tiendweg
'Het schoone, aangename en voor de Jagt bijzonder welgelegene
Buitengoed Wulperhorst' wordt in 1829 in het openbaar verkocht. De verschenen veilingcatalogus vermeldt de duiventil van Wulper- horst als 'wildeduivenhok'^'. PJ. Lutgers geeft in zijn boek 'Gezigten in de omstreken van
Utrecht', 1869, een fraaie prent van Wulperhorst met een duiventil in combinatie met een stal of veldschuur in het weiland vóór het huis. 2^£ils bekend heeft na 1829 een vernieuwing van Wulperhorst plaatsgevonden, zodat het uitermate onwaarschijnlijk is dat het 'wildeduivenhok' uit 1829 door PJ. Lutgers in 1869 is afgebeeld. Wel mag worden aangenomen dat Wulperhorst in zeker twee fasen van ójn bestaan een duiventil bezeten heeft. mr.dr. VA.M. van der Burg
Aantekeningen
1. F.CJ. Ketelaar, Oude zakelijke rechten, diss. RU Leiden 1978,
Universitaire Pers Leiden/Zwolle 1978, blz. 3, 16, 43-44, 71, 77- 78, 118-119, 122, 178 2. A.S. de Blécourt, Kort Begrip van het Oud-Vaderlandsch Burger-
lijk Recht, 5e druk, Groningen-Batavia 1939, blz. 339-340, 347, 351 ........-------.....«..................-. 40
|
||||
3. W. van Iterson, Heerlijke rechten in het algemeen en de heerlijk-
heid Zeist in het bijzonder. Lezing 1958 (in druk verschenen bij de Van de Poll-Stichtmg) 4. Editie F. Dovring, H.F.W.D. Fischer en E.M. Meijers, Tweede
Uitgave, Universitaire Pers Leiden 1965, blz. 56 (Boek 11,4.12)
5. Memorie of gedetailleerde omschrijving eener vrijwillige en aanzien-
lijke veiling van vaste goederen gelegen onder de gemeente Zeijst [...] 1818, blz. 5 (exemplaar Archief Van de Poll-Stichting, Zeist) 6. Beschrijving van het Buitengoed 'Wulperhorst', ridderhofstad 'Blik-
kenburg' als ook onderscheidene boerenhofsteden [...] 1829, blz. 4 (exemplaar Archief Van de Poll-Stichting, 2Leist) Met dank voor de verstrekte informatie door de gemeentearchivaris
van Zeist, R.P.M. Rhoen. |
||||||
'DES MORGENS EEN KLEIN GLAASJE BRANDEWIJN ...'
Op 1 juli 1810 zag koning Lodewijk Napoleon, broer van de Franse
keizer, zich genoodzaakt afstand te doen van de Nederlandse troon. Voornaamste reden was wel, dat hij zich te eigenmachtig had opge- steld naar de smaak van zijn broer. Op 10 juli werd Holland inge- Hjfd bij Frankrijk. Dit had allerlei Franse troepen bewe^ngen in Holland tot gevolg'-. De landdrost van het departement Utrecht, J.H. van Lynden, be-
richtte daarop aan onder andere de schout van het gerecht Zeist, in verband met het doortrekken van 'Fransche KeizerUjke Troupens', deze behoorlijk te legeren en hen huisvesting te verlenen. Er werd precies voorgeschreven wat de burgers aan de ingekwartierde mili- tairen dienden voor te schotelen: '[...] het voedzel, het welk de Soldaat, dagelijks, moet ontfangen, in de navolgende artikelen bestaan, Des Morgens acht Oneen Brood met Boter of Kaas, en een klein Glaasje Brandewijn of Genever. Des Middags Soup, Vleesch, Groenten en een halve pot Bier. En des Avonds hetzelfde.' Dat zag er dus goed uit voor de soldaten! Maar niet voor de bur- 41
|
||||||
gers, die aan zo'n maaltijd gemiddeld zelf nauwelijks toekwamen. De
landdrost ging dan ook in overleg met de maarschalk de hertog van Reggio en kwam met hem nader overeen, dat '[...] de Troupes zich moeten tevreden houden met dat Voedzel, met het geen de Ingezetenen gewoon zijn hun zélve dagelijks te voeden.' Maar kenneUjk was datgene wat de burgers zelf nuttigden, bij nader
inzien onvoldoende voor de miHtairen, want al op 31 juli zag de landdrost J.H. van Lynden, zich genoodzaakt om namens de minis- ter van oorlog een nadere instructie naar Zeist te sturen. De Franse troepen hadden zich, als ze bij burgers ingekwartierd waren, '[...] te vergenoegen met 1 Ration Jenever of een zestiende Pint. 24 Oneen Brood. 2 Oneen Peulvruchten. 8 Oneen Vleesch, en 1 Kan Bier. Moeten het Vleesch en de Peulvruchten dagelijks gekookt gegeven worden.' Hetzelfde moest aan ingekwartierde Hollandse soldaten verstrekt
worden. Maar omdat dezen meer verdienden, moest iedere soldaat of onderofficier hiervoor twee stuivers per dag betalen^'. Ook van de militairen, die in 1804/1805 in AusterHtz gelegerd wa- ren, is bekend, dat ze bij het ontbijt een borreltje kregen. Uit mijn diensttijd, zo'n 150 jaar later, kan ik mij dat niet herinneren! R. Loenen
Bronnen
1. Archief der gemeente Zeist, 1599-1905, inv.nr. 2, Gemeentear-
chief Zeist
2. Kroniek van Nederland, Amsterdam 1987
|
|||||
JAARVERSLAG OVER 1992
In 1992 vergaderde de raad van beheer op 24 maart, terwijl het
dageUjks bestuur zes maal bijeenkwam en wel op 21 januari, 6 februari, 10 maart, 26 mei, 18 augustus en 27 oktober. Er kwamen in de samenstelling van de raad van beheer en het 42
|
|||||
dagelijks bestuur geen wijziggen. Medio vorig jaar ontving u als
bijlage bij ons bulletin Seijst een volledige opsomming van onder andere bestuurs- en commissieleden en van de medewerkers/sters. Laatstbedoeld medewerkersbestand bleef gelukkig volledig actief en werd nog uitgebreid met mevrouw Ineke Vlasman. Wel enige mutaties vonden plaats in de commissies. Zo hebben mevrouw drs. J.C. Mollen-Hengeveld en de heer L. Visser bedankt voor de historische en publikatiecommissie. Hun plaats wordt ingenomen door mevrouw CL. Peucker-Martin en onze medewerker de heer drs. M.MA. Roeder. Mevrouw drs. S. Bottinga beëindigde haar werk voor de tentoonstellingscommissie. De heer H. Wels trad om gezondheidsredenen uit de redactiecommissie van Seijst en werd daarin opgevolgd door de heer L. Visser. Ook beëindigde Wels enige administratieve werkzaamheden. Gelukkig blijven de uit de commissies getreden dames en heren wel op vele andere gebieden voor ons werkzaam. Van de resultaten van het werk van de redactiecommissie Seijst
heeft u kennis kunnen nemen. Ons bulletin verscheen ook in 1992 weder vier maal, goed gevuld met interessante kopij. Voor de activi- teiten van de overige commissies, te weten de archiefcommissie, de historische en publikatiecommissie, de lezingen- en excursiecommissie alsmede de tentoonstellingscommissie, verwijzen wij u naar de desbetreffende verslagen. De regionale pers - met name het Utrechts Nieuwsblad en De
Nieuwsbode - heeft weer meerdere malen positief over het werk van onze stichting geschreven. Zo'n stukje "free publidty" wordt door ons uiteraard erg op prijs gesteld. De samenwerking met de gemeente -vooral met het Slotbeheer- was
erg goed. Het gebruik van de Zilverzaal is nu tot ieders genoegen geregeld. Gaat u toch vooral eens kijken naar onze vitrines! Dankbaar blijven wij natuurlijk voor de gemeentelijke subsidie
edsook voor de bijdragen van u, onze contribuanten. In ons blad 'Seijst' zullen wij u regelmatig op de hoogte büjven houden van ons 43
|
||||
begunstigersgetal. Ons devies is: 'Op naar de duizend'.
Tot slot danken wij allen die in enig opzicht hebben bijgedragen aan het doel van onze Van de Poll-Stichting: 'Het bevorderen en verbreiden van de kennis omtrent de geschiedenis van het dorp Zeist en wat daarmede verband houdt, alsmede het aankweken van belangstelling daarvoor in ruime kring.' IX). Heyning, secretaris
|
||||||
VERSLAG VAN HET ARCHIEFWERK IN 1992
Het archief boekte goede resultaten dit jaar. De achterstand bij het
bewerken van de persberichten is praktisch verdwenen. Er kwamen bovendien enkele opbergkasten bij. De bibüotheek is thans herzien en bijgewerkt, waardoor in 1993 een
nieuwe catalogus kan verschijnen. Hopeüjk vinden wij tijd nu ook de bibUografie van Zeist aan te vullen. Voor de iconografische atlas blijven oude en nieuwe portretten van
Zeistenaren zeer welkom. Voor onze historische verzameling en bibliotheek ontvingen wij
verschillende voorwerpen en boeken. Veel dank aan hen, die ons dit materiaal uit eigen bezit schonken. Het wordt ook gebruikt als tentoonstellingsstukken in de vitrines in de Zolverzaal van het Slot, waarvoor het publiek veel interesse heeft. Aan de correctie en aanvulling van de ontwerp-inventaris van
penningen, munten en zegels kon door de samensteller ir. B. van Wijk in dit verslagjaar maar beperkte tijd worden besteed. Toch werd het doel bereikt om voor de jaarwisseling de volledige inventa- ris in een eerste uitgetypte versie gereed te maken. Daar het aantal leden uitbreidt, neemt dientengevolge het aantal te geven inlichtingen toe. Het bedroeg voor 1992 ± 300. < Voor de excursies was grote belangstelling. Op 21 mei de dagexcur-
sie naar Bergen op Zoom (met prachtig weer), op 15 augustus een middagexcursie naar kasteel Sypesteia in Nieuw-Loosdrecht en op 26 |
||||||
september een wandeling over het landgoed Heidestein.
De vereniging De Terebinth organiseerde op 4 april een excursie
naar de Oude Begraafplaats aan de Bergweg te Zeist, waaraan ook
de leden van de Van de Poll-Stichting konden deelnemen.
Op 28 april sprak drs. H.L.P. Leeuwenberg, adjimct-rijksarchivaris in
de provincie Utrecht, over de Evangelische Broedergemeente en op
23 oktober hield de heer C.E.G. ten Houte de Lange een lezing
met als onderwerp: genealogie en heraldiek.
Voorts dient vermeld te worden de open dag van onze stichting in
de Van de PoU-kamer in het Slot tijdens de Open Monumentendag op 12 september. Oud en jong gaven in grote getale acte de pré- sence. Door de heer H. Wels werden onder andere op scholen, in bejaar-
denhuizen en voor verenigingen dia- en filmvoorstellingen gegeven over oud-Zeist. De belangstelling hiervoor is groot. Veel dank aan de heer Wels. Op 17 augustus hadden de heer Rhoen en ondergetekende een
bespreking met leden van de Stichting Publicaties Oud-Utrecht over de kadastrale atlas van de provincie Utrecht. De heer Bardet en ik waren op 9 september namens de stichting
aanwezig in Utrecht op een bijeenkomst van de Stichting Stichtse Historische Reeks over de voorbereiding van het overrichtswerk 'Geschiedenis van de provincie Utrecht'. Vermelden wil ik dat in 1992 de gehele ledenadministratie op het
archief is ondergebracht. Het verschaft veel werk aan onze mede- werkers mw. Metz en de heren Bardet en Visser. Het is te hopen dat in de toekomst een andere oplossing hiervoor wordt gevonden. Rest mij aan de medewerkers die iedere dinsdagmorgen aanwezig
zijn in het Slot heel harteUjk dank te zeggen voor het vele werk dat zij verrichten. Zaj doen dit met grote betrokkenheid en aandacht, in een goede sfeer. Verheugd zijn wij dat de heer Roeder zich dit jaar 45
|
||||
weer bij ons heeft gevoegd. Mw. I. Vlasman nam vanaf oktober aan
ons werk deel, maar zal dat door verhuizing naar Amsterdam in april 1993 tot onze spijt weer moeten beëindigen. In 1992 waren onze medewerkers de dames Heyning, Van de Berg, Metz en Vlasman en de heren Bardet, Roeder, Stokmans, Tijtgat en Van Wijk. Bijzondere dank aan de heer Scharten, die de kranteknipsels ver-
zorgt, en de heren Visser en Rhoen, die ons steeds terzijde staan. De goede samenwerking met het Slotbeheer en de Zeister Kxxnst- stichting wordt zeer gewaardeerd. Het allerbeste voor het archief van de Van de Poll-Stichting in
1993. drs. J.C. Mollen-Hengeveld
|
||||||||||||||||||
JAARREKENING 1992
|
||||||||||||||||||
Ontvangsten
Saldo
Contributies
Restitutie portokosten
Rente
Verkoop 4-ladenkast
Subsidie gemeente Zeist
|
||||||||||||||||||
ƒ37,20
ƒ 17.691,00 ƒ67,80
ƒ 395,52 ƒ50,00
ƒ 12.400,00 |
Lezingen, vergaderingen ƒ 1.877,65
Administratiekosten ƒ 7.394,73
Abonnementen ƒ 205,00
Assurantie en belastingen ƒ 2.063,70
Huur kamer Slot ƒ 6351,07
Huur congreszaal ƒ 3.591,00
Bijdrage Gilde ƒ 100,00
Drukkosten buUetin 'Seijst' ƒ 6.109,57
Storting in fonds publ./archief ƒ 1.500,00
Idem in fonds exposities/films ƒ 1.000,00
Saldo ƒ248,80
|
|||||||||||||||||
ƒ30.641,52 Totaal
|
ƒ30.641,52
|
|||||||||||||||||
Totaal
|
||||||||||||||||||
De rekening over 1992 vertoont wederom een hoger bedrag aan
contributie-ontvangsten dan was begroot (ƒ 15.000; dus ƒ 2.691 |
||||||||||||||||||
m6
|
||||||||||||||||||
meer). De inspanningen van de stichting en met name van een
kleine groep vrijwillige medewerksters en medewerkers om het aantal contribuanten te doen toenemen, hebben succes. De administratiekosten zijn echter ook hoger uitgevallen, dan was begroot. De hogere kosten en de hogere inkomsten hielden elkaar evenwel in evenwicht. Aan de fondsen voor publikaties/archief en exposities/film kon echter aanmerkeUjk minder worden toegevoegd, dan was begroot (totaal ƒ 6350; werkelijk toegevoegd ƒ 2.500). Hiertegenover staat dat de fondsen door inkomsten uit activiteiten op peU konden worden gehouden. De voorgenomen activiteiten en uitgave van het laatste deel 'Bronnen voor de geschiedenis van Zeist' kimnen derhalve daaruit worden gerealiseerd. Voor de uitgave van het zojuist genoemde boek moest de stichting een beroep doen op de historicus dr, P. Peucker alhier, die aanvul- lend onderzoek heeft verricht en het manuscript voor de drukker gereed zal maken. De kosten die hiermede verband houden, waren geheel onvoorzien. De Van de Poll-Stichting heeft de De Monté VerLoren Stichting bereid gevonden finandeel bij te dragen en van het Anjerfonds is een subsidie verkregen, waarvoor wij beide instel- lingen zeer dankbaar zijn. De gemeente Zeist werd ook om een extra subsidie gevraagd, maar daaromtrent is in het verslagjaar nog geen beslissing genomen. Ook dit jaar een bijzonder woord van dank aan de heer L. \^er,
die de boeken heeft bijgehouden en aan alle anderen, die meege- werkt hebben de ledenadministratie bij te houden. C.E.G. ten Houte de Lange, penningmeester
|
||||||
AGENDA
Op donderdag 19 augustus een middagexcursie (van 14.00 - 18.00
uur) met de bus naar kasteel Groeneveld in Baam. Zaterdag 25 september een middagexcursie (van 14.00 - 18.00 uur)
47
|
||||||
met de bus naar Huis Doom te Doorn; eventueel wordt er ook een
bezoek gebracht aan de N.H. kerk aldaar. Donderdagavond 21 oktober om 20.00 uur een lezing met dia's van
Erik Geytenbeek over oranjerieën. De spreker is de auteur van het boek Oranjerieën in Nederiand, Alphen a.d. Rijn 1991. |
|||||
NIEUWE CONTRIBUANTEN
Stand begin mei
- aanmeldingen: 17
- opzeggingen/overleden: 3
- aantal contribuanten: 791
Het is verheugend elk kwartaal weer namen van nieuwe contri-
buanten te kunnen publiceren. Hieruit mag geconcludeerd worden dat er een groeiende belangstelling bestaat voor de historie van
Zeist. 893 De heer D. van Nimwegen, Couwenhoven 3314
894 De heer A.M. Groenewegen, Laan van Vollenhove 2233
895 Fam. B. Aartsen, Bilderdijklaan 13
896 De heer AA.F. van Dorrestein, Fazantenplein 37
897 De heer J. Scherrenberg, SloÜaan 191A
898 De heer J.W. Boessenkool, Nijenheim 6041
899 De heer W.C. van Es, Couwenhoven 4406
900 De heer HJ.M. de Valk, Prins Hendriklaan 12
901 De heer W.H. van Beek, Laan van Vollenhove 1671
902 De heer G. van Dijk, Eikenlaan 13
903 De heer J.G.L, de Vries, Guido Gezellelaan 22
904 De heer OJ. Crommelin, Utrecht
905 De heer mr. M.L 't Hooft, Waterigeweg 12A
906 Duetz Kleding B.V,, Postbus 187
907 De heer W.Chr.M. Kortlandt, Arnhemse Bovenweg 2
908 De heer K. de Boer, Comeniuslaan 5
909 De heer J.W. Lagerweij, Jan Ligthartplein 31
48
|
|||||
DE OUDE BEGRAAFPLAATS AAN DE BERGWEG
Op 7 januari 1828 diende het gemeentebestuur van Zeist bij de
koning een verzoekschrift in, waarbij verzocht werd ontheffing te verlenen van het KoninMijk besluit van 24 mei 1825, nummer 162, op grond waarvan het verboden werd in plaatsen met meer dan duizend inwoners na 1 januari 1829 de doden te begraven op kerk- hoven of begraai^laatsen gelegen binnen de bebouwde kom. In Zeist werden de doden in die tijd begraven op het kerkhof van de her- vormde kerk aan de Dorpsstraat. Ook werden er overleden Zeiste- naren begraven in de naburige plaatsen Bimnik, Odijk, Rijsenburg, Soest, Utrecht en in de Vuurse. Na een jaar wachten ontving het gemeentebestuur eind januari 1829 de afwijzende beschikking van de administrateur van Binnenlandse Zaken van 15 januari, nummer 25, op zijn rekest. Albert Voombergh, die hiervoor benaderd was, wenste geen grond
aan de Donkerelaan (thans Slotlaan, Rh.) aan de gemeente te ver- kopen voor de aanleg van een nieuwe begraafplaats. Hij motiveerde dit onder andere als volgt: '[...] en de nabuurschap van graven, voor wandelaars ende voorbijgangers altijd eenen droevigen indruk geven- de.' Hij adviseerde verder uit het centrum een begraafplaats aan te leggen. J.R. Burlage, administrateur van de heerlijkheid Zeist die toebehoor-
de aan de Evangelisch-Lutherse Gemeente te Berbice in Guyana, antwoordde aan de gemeente dat met het oog op waardeverminde- ring van de resterende bezittingen bij een eventuele verkoop van de heerUjkheid Zeist, verkoop van een stuk grond niet mogelijk was. Het gemeentebestuur kocht daarop op 8 april 1829 van Frans Nico- laas van Bern, de toenmalige burgemeester, een stuk sparrenbos aan de Bergweg, groot 85 Nederlandse roeden, voor ƒ 600,-. Volgens de Oorspronkeüjk Aanwijzende Tafel van het kadaster in 1832 bedroeg de oppervlakte 74 roeden. Voor de uitbreiding van de begraafplaats schonk zijn weduwe,
Jacoba Anna van Bern-van Goor Hinloopen, in 1878 enkele stuk- |
|||||
49
|
|||||
ken grond met een oppervlakte van bijna 64 are, gelegen achter- en
aan de rechterzijde van de begraafplaats. Voor de bomen die op deze grond stonden, moest wel ƒ 400,- worden betaald. Van het oudste gedeelte van de begraafplaats bestaat geen platte-
grond. Toch is die situatie aan de hand van verschillende gegevens te reconstrueren. In 1829 ontving het gemeentebestuur ontheffing van de verplichting
om een muur om de begraa:^laats te bouwen. Wel moest een sloot om de begraafplaats heen worden gegraven. Deze sloot is in zijn totaliteit weergegeven op een kaart waarop de in 1878 geschonken grond is aangegeven. Op een situatietekening uit 1938 is deze sloot nog gedeeltelijk aanwezig. Kadastraal vormt het in 1829 gekochte stuk grond ook nog steeds
een apart perceel. Uit het 'Register van den Nieuwe Begraafplaats', hiermee wordt be-
doeld de huidige Oude Begraafplaats, kennen wij de toenmalige vakindeling van de graven. Zo weten wij dat vak A gereserveerd was voor de aanleg van zestig grafkelders. Voorts waren er de vakken B (oud) tot en met H. Op de tegenover elkaar liggende vakken C en D, respectievelijk E en F, was ruimte voor veertig en tachtig graven. Op een plattegrond uit 1937 is deze grafindeling nog duidelijk weergegeven. Wij mogen hieruit concluderen dat de middellaan, die loopt vanaf
het poortgebouw tot aan het eind van vak A, de oude begraafplaats precies in tweeën deelde. Elke helft werd weer in drieën gedeeld door twee paden. De begraai^laats was in zijn oorspronkelijke vorm dus formeel van aanleg. Het poortgebouw was oorspronkelijk de doodgraverswoning en
opbergruimte van gereedschappen. De aanleg van de begraafplaats en de bouw van het poortgebouw
werd in 1829 uitgevoerd door Jan Vermeulen uit Zeist. Blijkens de gemeenterekening hebben de kosten van de aanleg ƒ 3.558,56 |
|||||
50
|
|||||
bedragen.
Op verzoek van gedeputeerde staten stelden burgemeester en
assessoren op 20 maart 1829 de tarieven vast voor het begraven op de nog aan te leggen begraa^laats. Er werd een indeling gemaakt in vier klassen ('vakken'): koopgraven, twee soorten huurgraven en graven voor onvermogenden. Volgens deze verordening zouden alleen in de eerste klasse grafkelders gemaakt mogen worden, gra&nonmnenten opgericht en grafstenen geplaatst. In hetzelfde jaar nog werden door gedeputeerde staten in een circulaire van 21 augustus regels gegeven voor het berekenen van de tarieven, om zo meer imiformiteit te krijgen. Zij bevalen uitdrukke- üjk aan enkele klassen vast te stellen. 'DU breng/t de billijkheid mede, uit hoofde van het verschil van stand en gegoedheid in de maatschap- pij.', aldus G.S. In een grote plattelandsgemeente kon men, nog steeds volgens G.S., onderscheid maken in: 'vermogenden, gegoede middelstand, mindergegoeden en onvermogenden'. Ter voldoening aan deze circulaire werd op 26 september van dat jaar een nieuwe gemeentelijke verordening regelende de graftarieven en begrafenisrechten vastgesteld. Aan de hand van de gegevens van de laatste vijftien jaar werd uitgegaan van vijftig Ujken per jaar. Het inwonertal bedroeg 2282. Het hebben van een koopgraf, ook wel eigen graf genoemd, bete-
kent niet, althans meestal, dat men eigenaar is van de ondergrond; dat blijft de eigenaar van de begraa^laats. Het houdt in dat men, zoals in de Begrafeniswet van 1869 werd bepaald, 'het uitsluitend reg^ om lijken in een bepaald g/raf te doen begaven' bezit. Een zakelijk recht dat enigszins is te vergelijken met het recht van opstal of met erfpacht. Curieus is dat meer dan de helft van de grondruimte in vak A, dat
bestemd was voor grafkelders, tussen 1859 en 1889 opgekocht werd door Gerrit en Herman Meerdink. Gerrit Meerdink legde van 1859 tot 1864 achttien grafkelders aan en Herman Meerdink tussen 1867- |
|||||
51
|
|||||
52
|
|||
1889 twintig kelders. De grafkelders werden daarna door hen ver-
kocht. Tot 1829 hadden de Zeister katholieken hun doden meestal in
naburige plaatsen begraven. Dit feit was door het gemeentebestuur ook aangevoerd als argument om het kerkhof bij de hervormde kerk aan de Dorpsstraat te kimnen behouden. Na de aanleg van de begraafplaats aan de Bergweg bestelden de
kathoUeken hun doden zowel in Zeist als in Bimnik ter aarde. Tussen 1830 en 1837 werden er in 2^ist 60 begraven en 48 in Bunnik. De r.-k. begraa^laats in Bunnik was in 1823 zonder toestemming
van de overheid aangelegd. Zij was bestemd voor de kathoüeke inwoners van Bunnik, Odijk en Zeist. In 1837 werd op Soesterberg een r.-k. parochie opgericht met een
eigen begraafplaats, waarvoor door de koning toestemming was verleend. In 1838 werd Barbina Hurst, ook wel Paulina Horst genoemd, hier als eerste Zeistenaar begraven. Voor het elders begraven was men aan het gemeentebestuur van
Zeist ƒ 10,- belasting verschuldigd. Voor het begraven van een over- ledene op het parochiekerkhof in Bunnik, die geen ingezetene was, moest aan die gemeente ƒ 8,- belasting worden betaald. Voor kinderen gold half tarief. Omdat de Zeister kathoUeken tot de parochie van Bimnik ofwel van Soesterberg behoorden, werd in 1840 deze heffing voor de Zeister katholieken door gedeputeerde staten bij besluit van 8 augustus afgeschaft. De pastoor en het r.-k. kerk- bestuur van Bunnik hadden in 1838 erop gewezen dat de Evangeli- sche Broedergemeente ook een eigen begraafplaats bezat. Het aantal overleden Zeister katholieken dat sindsdien in Bunnik of Soesterberg begraven werd, nam toe, hetgeen voor de gemeente een financiële tegenvaller was. In de periode 1838-1843 werden nog "slechts" 34 kathoHeken in Zeist begraven. Na 1840 Hepen de opbrengsten van de retributies van de begraai^laats dan ook aan- zienlijk terug. Het gemeentebestuiu- was de memng toegedaan, dat de regering in |
|||||
53
|
|||||
1829 zijn verzoek tot behoud van het kerkhof bij de dorpskerk had
afgewezen op grond van het feit dat zij ervan uitging dat het katho- Heke bevolkingsdeel zijn doden in Zeist zou begraven. Om die reden had de gemeente bij de aanleg van de begraafplaats schijn- baar een vak gereserveerd voor de kathoUeken, dat door hen zou kimnen worden afgesloten en gewijd. Welk vak wordt niet vermeld; mogeUjk vak B (oud), waar ruimte was voor veertig graven, maar waar de eerste vijftien jaeu' niemand op werd begraven. Na de stichting van een r.-k. parochie in Zeist in 1842, zag de
burgemeester in 1843 zijn kans schoon, of in zijn eigen woorden: 'Ik heb echter met mijne weigering tot afgifte van eene permissie tot uitvoer gewacht tot zich daartoe eene geschikte gelegenheid opdeed [...].' Burgemeester Van Bern suggereert in een brief aan de gouverneiu' van de koning, dat op de kathoUeken een bepaalde druk wordt uitgeoefend om hun doden op een kathoUeke begraafplaats te begraven. Volgens hem had Cors Smorenburg verklaard: 'Ik wilde deze vrouw wel weder alhier begraven doch ik mag niet.' Op 24 december 1843 waren zijn vrouw Helena Smorenburg-Teunissen en zijn zoontje Albertus overleden. Smorenburg vroeg toestemming hen op Soesterberg te begraven, maar de burgemeester weigerde deze te verlenen. Naar zijn mening was door de oprichting van een Zeister parochie het besluit van G.S. xiit 1840 vervallen en dat voor het elders begraven weer retributie geheven mocht worden. Hij kreeg echter nul op zijn rekest. De eerste overledene die op de nieuwe begraa^laats begraven
werd, was Pieter Stoop (Bodegraven 1792-Z^ist 1830) op 18 januari 1830 (graf C 1). Zijn griif, gedekt met een zerk, is nog steeds
aanwezig. Men komt er ook de graven tegen van nationaal bekende figuren
uit die tijd, zoals generaal Ralph Dundas baron Tindal (Deventer 1773-Zeist 1834) (graf A 48) en de Utrechtse hoogleraar Gabriël van Oordt (Rotterdam 1757-Rotterdam 1836) (graf A 51). Van Oordt had deze grafruimte in 1831 gekocht. De begrafenis van |
|||||
54
|
|||||
professor Van Oordt had met veel staatsie plaats. De lijkstoet werd
gevormd door de lijkkoets en negen volgkoetsen, hetgeen een ongekend groot aantal was. Trouwens over elke koets werd begra- fenisrecht geheven. Tot nu toe werd aangenomen dat F.N. Van Bern (Wijk bij Duurste-
de 1786-Zeist 1851) bij zijn afscheid als burgemeester vem de ge- meente Zeist in 1850 als cadeau van het gemeentebestuur de dubbele grafkelder A 59-60 had ontvangen. Onderzoek heeft echter aangetoond dat dit niet juist is. BUjkens de gemeenterekening van 1850 heeft Van Bern deze dubbe-
le grafkelder voor het geldende tarief van ƒ 60,- gekocht. De gemeenteraad beschikte in zijn vergadering op 18 november 1850 alleen gunstig op het verzoek van de oud-burgemeester om aan hem grond voor een dubbele grafkelder af te staan. Het zou ook een vreemde zaak zijn geweest hem bijna een jaar na zijn vertrek nog een afscheidscadeau aan te bieden. Van Bern is ook niet in deze grafkelder bijgezet. Hij was nameUjk
sinds 1831 eigenaar van de dubbele grafkelder A 52-53, waarin behalve hij en zijn tweede echtgenote, J.A. van Bern-van Goor Hinloopen (Beemster 1796-Zeist 1880), ook Wijnanda Anna van Dam (Zeist 1757-Zeist 1831), Willem ter Plecht, ook geschreven Terplegt, (Velp 1764-Zeist 1850) en Clara Elisabeth van Dam-van Goor Hinloopen, overleden te Utrecht in 1876, begraven liggen. In de in 1850 azmgekochte grafkelder werd in 1883 de in Utrecht op 77-jarige leeftijd overleden Christina Johanna Bergsma-Cazius begra- ven. In 1879 en 1880 werd een uitbreiding gerealiseerd op een gedeelte
van de in 1878 verkregen grond. Deze uitbreiding had plaats op het terrein gelegen tussen de bestaande begraa^laats en de Van Ree- nenweg. Hierdoor verloor de begraa^laats haar oorspronkeUjke rechthoekige vorm. De werkzaamheden bestonden vooral uit het ophogen van het terrein en het graven van een nieuwe sloot om het gehele terrein heen. De twee paden op de rechter helft werden |
|||||
.55
|
|||||
doorgetrokken naar het nieuwe gedeelte. De begraa^laats bleef
hierdoor haar strakke vorm in aanleg behouden.
Voor het grootste deel werden de werken uitgevoerd door G. van
Doorn uit Austerlitz.
In deze twee jaren gaf de gemeente voor uitbreiding en onderhoud
van de begraafplaats ƒ 2.185,67 uit. Ter vergehjking: van 1871 tot en
met 1878 gaf de gemeente gemiddeld ƒ 86,55 voor het onderhoud
uit.
In verband met de uitbreiding van de begraafplaats werden op 5
januari 1880 in het logement De Zwaan vier percelen sparrebomen
in een openbare verkoop voor ƒ 624,- verkocht.
Omdat in 1890 op de bestaande begraafplaats bijna geen ruimte
meer beschikbaar was, had het college van burgemeester en wethou- ders aan tuinarchitect H. Copijn in Groenekan gevraagd een plan te ontwerpen voor het nog beschikbare terreiu aan de achterzijde. Men had zich tot Copijn gewend, omdat deze in de provincie reeds meerdere begraafplaatsen had aangelegd. In de toelichtiag op het plan schrijft Copijn: 'Bij het ontwerpen van
het plan tot uitbreiding der begraafplaats, is ernaar gestreefd, een goed geheel te verkrijgen, waarvan alle deelen gemakkelijk bereikbaar zijn. Ofschoon er, door den grafkelder te vermijden, die op 't einde der middellaan ligt, en die te omgaan, (grafkelder A15a-b, Rh) zoo als op de teekening is aangegeven, een vrij goede verbinding wordt ge- vormd met het nieuwe deel der begraafplaats, is daarom die toegang toch niet zoo, als die met het oog op de groote ruimte op het achter- deel aanwezig, wenschelijk is. Om deze reden is een nieuwe toegangs- weg ontworpen aan den buitenkant der begraafplaats, door demping van de aldaar aanwezige sloot. Hierdoor worden drie zaken bereikt: 1. De toegang tot het achterste deel van het terrein wordt door een ruime vier meter breede laan gevormd. 2. De zéér onzuivere sloot verdwijnt aan de dorps- en achterzijde geheel en in het overblijvend deel worden geen stoffen geloosd. 3. De grafruimten op de bestaande begraafplaats worden met een 4 meter breede strook verboot. Het nieuwe deel der begraafplaats wordt aangelegd met dubbele grafrijen, aan welker boven |
|||||
56
|
|||||
ï3
|
|||||
Ge'meentea?'hr "^i^-*'^ ^^^ gedeeltelijk verdwenen) op een marmeren zerk, 1992 (foto René Eijsink, ZwoUe/
|
|||||
eind beplanting wordt aangebragt, waardoor zich dat deel zéér bijzonder
leenen zal voor graven der eerste klasse, door zerken of monumenten gedekt. [...] De bestaande hagen worden zooveel mogelijk behouden.' Op verzoek van een uit de raad benoemde commissie kwam Copijn met een tweede plan. Deze commissie adviseerde de raad: 'Te- genover deze vergrooting staat dat de aanleg van het nieuwe gedeelte der begraafplaats volgens Plan no. 1, een aanmerkelijk verlies van beschikbare ruimte, door de vele paden welke in het plan zijn opgeno- men, veroorzaakt, terwijl de voordeelen van Plan no. 2 zijn: 1. het groote verschil in kosten; 2. het behoud der sloot als afscheiding; 3. meerdere beschikbare ruimte voor graven door de wijze van aanleg.' De kosten van het eerste plan werden begroot op ƒ 3.500,- en van het tweede op ƒ 1.064,-. De raad besloot het advies van de commis- sie over te nemen. Bij de uitvoering van dit plan kwam vak B (oud) op het oudste gedeelte van de begraa^laats, waar nog geen graven waren aangelegd, te vervallen. Uit de gemeenterekening van 1890 blijkt dat in dat jaar ƒ 1.329,43
werd uitgegeven voor de xiitbreiding en het onderhoud van de begraai^laats. De gebroeders Copijn ontvingen ƒ 653,70 voor het maken van het plan en het leveren van plantsoen. Het werk werd door de gemeente in eigen beheer uitgevoerd om tijdens de winter werk te kunnen verschaffen aan Zeister arbeiders. De laatste uitbreiding is uitgevoerd in de landschapsstijl. Op 26 november 1917 werd de Nieuwe Begraafplaats aan de Wou-
denbergseweg in gebruik genomen. Vanaf dat tijdstip kon aan de Bergweg alleen nog begraven worden in de voor onbepaalde tijd uitgegeven eigen graven. In 1965 had bijvoorbeeld nog één bijzetting plaats. Met ingang van 1 december 1965 werd deze begraafplaats gesloten verklaard. R.P.M. Rhoen
Bronnen
- Archief der gemeente Zeist, 1599-1905, inv.nrs. 101, 102, 104, 108,
|
|||||
m
|
|||||
133, 150, 159, 161, 164, 165, 168, 242, 299, 300, 302, 303, 347,
34S, 349, 368, 432, 521, 533 en 729; Gemeentearchief Zeist Provinciaalblad van Utrecht, nr. 57, 25 augustus 1827, nr. 34, 6 maart 1829 en nr. 98, 21 augustus 1829. |
|||||||
EEN GEHAVENDE BLADZUDE UIT HET ZEISTER
GESCHIEDENISBOEK DE GRAFMONUMENTEN OP DE OUDE BEGRAAFPLAATS
Inleiding
De oude begraafplaats in Zeist is op 7 december 1987 door de
gemeenteraad als geheel geplaatst op de gemeentelijke monumenten- lijst. De bescherming omvat het gehele terrein met zijn karakteristie- ke structuur, inclusief het poortgebouw en de op het terrein aanwe- zige grafmonumenten. In dit artikel wil ik enige aandacht besteden aan de laatstgenoemde categorie. Een begraafylaats ontleent zijn historische waarde immers in belang-
rijke mate aem de daarop aanwezige grafimonumenten. Niet alleen zijn deze veelal van cultuurhistorisch belang vanwege de stijlopvattin- gen ca het vakmanschap dat eraan ten grondslag ligt, maar ook is een stuk van de lokale historie hieraan letterlijk afleesbaar. Met elkaar vormen de grafmonumenten een lezenswaardige bladzijde uit het geschiedenisboek van Zeist. Algemene indruk
Een van de eerste dingen die opvalt als men de begraafplaats
betreedt, is dat het beeld vrijwel geheel wordt beheerst door het geboomte. De grafmonumenten spelen in het beeld geen rol van betekenis. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door de overvloedige hoeveelheid groen, anderzijds doordat een belangrijk deel van de grafinonumenten (op de algemene graven) is verwijderd, terwijl de |
|||||||
59
|
|||||||
resterende monumenten in het algemeen nauwelijks de aandacht
trekken. Dit brengt mij dadelijk bij een ander opvcdlend kenmerk, nameüjk
de soberheid, die het gros van de grafmonumenten kenmerkt. Een groot deel van de graven, ook van de welgestelde famihes, is afgedekt met een eenvoudige üggende grafsteen (zerk). De staande grafstenen (steles) zijn duidelijk in de minderheid, terwijl bijzondere grafinommienten slechts sporadisch voorkomen. Waarom op deze begraafplaats de zerk als grafmomunent zo vaak is toegepast is niet duidelijk. Weliswaar waren de rechten die moesten worden betaald voor een staand grafteken in steen of metaal aan- zienüjk hoger dan die voor een Hggende steen (in 1829 bedroegen deze rechten 10 resp. 4 gulden), maar met name voor de aanzienlij- ke famihes kan dit nauweüjks een doorslaggevende factor zijn geweest, zeker als men let op de forse bedragen, die vaak werden geïnvesteerd in de begrafenis. Van enig voorschrift, dat beperkingen oplegde aan de vorm van de grafmonumenten is ook niets bekend. Nu komt het op begraafplaatsen meer voor, dat een bepaald type grafmonument duideUjk de boventoon voert. Plaatsehjke gewoonten of een beperkt aanbod bij de plaatsehjke leverancier(s) kunnen hierbij een rol spelen. Het verdient aanbeveling op dit pimt eens een nader onderzoek in te stellen, wa£U"bij verschillende begraaf- plaatsen, waar het genoemde verschijnsel zich voordoet, met elkaar worden vergeleken. Een aantal van de belangrijkste grafmonumenten zal ik hieronder
nader bespreken. In de derde plaats valt op, dat veel grafmonumenten in slechte staat
verkeren, hetgeen overigens een meer voorkomend verschijnsel is op oude begraa^laatsen. De belangrijkste oorzaak van het verval is, behalve de gebruikehjke verwerings- en verzjikkingsverschijnselen, de extensieve vorm V£m beheer, die kennehjk reeds jaren wordt toege- past op de begroeiing. Met name het snoeien van op en naast de graven geplante struiken en het tijdig verwijderen van zaaüingen is |
|||||
m-.
|
|||||
van groot belang om schade aan de grafmonumenten te voorkomen.
Als men de natuur teveel haar gang laat gaan ontstaan weliswaar de meest schilderachtige situaties, maar voor de conditie van een grafinonument is het funest wanneer een zaailing de kans krijgt om uit te groeien tot een flinke boom, die met zijn wortelgestel het monument volledig ondermijnt en ontwricht. Een ander "aardig" voorbeeld van een resultaat waar het achterwege
bhjven van snoeiwerk toe kan leiden is graf C 13. Rond de zerk die dit graf afdekt is ooit een haa^e van taxusstruikjes geplant. De struikjes van toen zijn inmiddels verwilderd en metershoog uitge- groeid, zodat er nu een compleet taxusbosje staat, waaronder met enige moeite nog de zerk is te ontdekken. In bijzonder slechte conditie verkeert het grafmonument op graf E
20. De hoge kolom is geheel door groen overwoekerd. De hardste- nen platen zijn aan alle kanten gescheurd en gebroken. De vrijwel onleesbaar geworden tekstplaat ligt op een naburig graf. Een aantal marmeren zerken gaat schuil onder een zinken afdek-
king. Vroeger waren deze afdekkingen bedoeld om alleen gedurende het winterseizoen de kwetsbare monumenten tegen weersinvloeden te beschermen. Nu doen ze al vele jaren dienst als permanente bescherming. Voor
de conditie van het marmer is dit gunstig. Veel zinken kappen verkeren thans echter in een dermate bedenkeüjke staat, dat men ze maar beter rustig kan laten liggen. Een nader onderzoek V£m de vaak fraai geornamenteerde zerken,
die onder de zinken kappen schuil gaan, zou evenwel de moeite waard zijn. Enkele grafmonumenten nader bekeken
Gn^ van jhr. E.W.N. de Pesters (A15a-b)
Een van de meest opvallende grafrnonumenten staat op het familie-
graf van jhr. Ernest Willem Nicolaas de Pesters, ritmeester der |
|||||
61
|
|||||
otÈJUJ
|
|||||||||||
RENVOOI
De in de artikelen genoemde grafhummers
zijn op deze plattegrond aangegeven door ■ met daarbij een volgnummer. ----- " = E 9
|
|||||||||||
--'»~ ^ty^. ^' /f*f
|
|||||||||||
.aaU. 3ohaaL hol
|
|||||||||||
Oüole ALoemeene Deoraa
|
|||||||||||
OO.
|
|||||||||||
huzaren (1840-1878). Dit graf is gesitueerd aan het einde van het
middenpad en zou dus meteen in het oog moeten vallen zodra men de begraa^laats betreedt, weire het niet, dat het monument vrijwel geheel is overwoekerd door klimop. Het graf is afgedekt met een hardstenen zerk, waarop de namen
van de begravenen zijn vermeld. Aan het hoofdeinde staat een postament, dat een afgebroken zuil draagt. De afgebroken zuil is een veel gebruikt symbool, dat wijst op het afgebroken leven. Op deze begraafplaats komt het echter maar één keer voor. Aan de voorzijde van de schacht van het postament is een reli- efplaat met het familiewapen aangebracht. Het geheel wordt omgeven door een smeedijzeren hekwerk. Voor zover waar te nemen verkeert het grafinonument nog in redeUjke staat, maar de klimop zal zeker niet bevorderlijk zijn voor de conditie van het natuursteen. Gntf van A. Voomber^ (A 31-32)
Een ander opvallend grafmonument is dat van Albert Voombergh
(1793-1851). Dit familiegraf bevindt zich aan de zuidzijde van vak A. Evenals de andere graven in dit vak is het een gemetseld graf, dat
twee gra^laatsen beslaat. Een hardstenen zerk dekt het graf af. Aan het hoofdeinde staat een dubbele hardstenen stele (uit één stuk!), waarop de namen van de begravenen zijn aangegeven. De beide helften hebben de vorm van een gothische spitsboog. In de top van de spitsbogen zijn twee marmeren grafsymbolen aange- bracht, namelijk een vlinder en een krans. De smalle kolom, die de spitsbogen scheidt, wordt bekroond door een marmeren kruis. Waar de overige gemetselde graven alleen maar zijn voorzien van een eenvoudige zerk, valt het rijzige monument van Voombergh des te meer op. Graf van Anna SikJdn^ (E 81)
Op het graf, waarin ook jkvr. Ottelina Cornelia Sikkinghe (1886-
1918) is bijgezet, is een hardstenen postament geplaatst met daarop |
||||
64
|
||||
een marmeren urn met een doek. Ook dit elders veel toegepaste
doodssymbool komt op deze begraafplaats slechts eenmaal voor. Op de schacht van het postament is een ovale tekstplaat aange- bracht met de inscriptie "Hier rust onze üeveHng/ANNA/1883-1887". Hieronder staat in drie concentrische halve cirkels de bijbeltekst: "De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd". Zowel de um als de tekstplaat zijn fraaie voorbeelden van gedegen
steenhouwerswerk. Gntf van WJ. Oele-Leendertz (G 104)
Het enige graf, dat is voorzien van een monument in de vorm van
een seircofaag, is dat van Wilhelmina Johanna Oele-Leendertz (1881-
1913).
Het eenvoudige monument is uitgevoerd in hardsteen.
Kruissymbolen
Het kruis is ongetwijfeld het meest bekende doodssymbool. Behalve
op het reeds genoemde graf van Voombergh komt het nog diverse malen voor, zowel in staande als in Uggende uitvoering. Grote staande kruisen zijn onder meer te vinden op de graven van de familie Crommelin (O 9-10) en van jhr. Van Bevervoorden tot Oldenmeule (O 18-19-20). Het eerstgenoemde kruis is uitgevoerd in hardsteen, het andere in marmer. Op het graf E 9 van Agnes von Heimburg (1851-1895) staat een
klein kruis op een postament. Dit monument is merkwaardigerwijs aan het voeteneinde van het graf geplaatst met de tekst naar het hoofdeinde gekeerd. De reden hiervoor is wellicht, dat aan de zijde van het voeteneinde geen loopruimte aanwezig is. Overigens is dit graf er slecht aïm toe. Hekwerken
Graven, die worden omgeven door smeedijzeren of gietijzeren
hekwerken komen op oude begraafplaatsen veelvuldig voor. Op de Zeister begraafplaats zijn ze relatief dun gezaaid, hoewel er diverse |
|||||
65
|
|||||
Het monument op graf E 20 verkeert in zeer slechte staat, 1992 (foto René
Eijsink, Zwolle/Gemeentearchief Zeist). |
|||||
ês
|
|||||
aanwijzingen zijn, dat er in het verleden meer hebben gestaan, die
waarschijnlijk wegens him slechte staat zijn opgeruimd. Onder de nog aanwezige hekwerken zijn diverse fraaie staaltjes van vormgeving en vakmanschap aan te wijzen. Temidden van de door- gaans in klassieke stijlen uitgevoerde hekwerken vormt dat op het graf van de familie Pijper (N 1) een uitzondering. De vormgeving van dit hekwerk, met vanuit de hoekpimten uitstralende lijnen, verraadt de invloed van de Art Nouveau. Het hekwerk verkeert in matige tot slechte staat. Op de zerk, die het graf afdekt staat onder andere de opmerkelijke
tekst: "De schelp ligt hier/de parel is bij God". Een gehavende bladzgde ...
Zoals ik in de inleiding reeds schreef, vormen de grafmonumenten
met elkaar een lezenswaardige bladzijde uit het geschiedenisboek van Zeist. Een bladzijde die vertelt over standsverschillen, familiere- laties, kindersterfte, godsdienstige opvattingen en vele andere zaken. Maar ook een bladzijde die nogal gehavend is en die langzamer- hand voor ons, maar vooral voor latere generaties, onleesbaar dreigt te worden. Met het oog op het behoud van de grafmonumenten is herbezinning
op het beheer, zowel van de monumenten zelf als van de beplan- ting, dringend noodzakelijk. Veel schade is reeds ontstaan, maar veel schade kan nog worden voorkomen door een wijze van beheer, die nadrukkelijk is gericht op de instandhouding van de grafinonu- menten en daarmee op het leesbaar houden van deze belangwekken- de bladzijde uit het Zeister geschiedenisboek. ir. H. van den Top
|
|||||
67
|
|||||
RALPH DUNDAS TINDAL (1773-1834)
EEN HEER MET ONGEWONE VERDIENSTEN BEGRAVEN IN ZEIST
Een genealoog heeft azirdigheid in toevalstreffers. Deze opening in
een artikel over een stukje Zeister historie gebruik ik als kapstok om eens de aandacht te vestigen op een voor de kennis van de Zeister historie ongebruikelijke bron: de genealogie. Als lid van de Nederlands-Schotse Genealogische en Culturele
Vereniging krijg ik het mededelingenblad thuisgestuurd. Onze mededonateur mevrouw A.C. Metz, eveneens Ud van dezelfde vereniging, maakte mij attent op een artikel vzm J. Vaisier met als titel 'Tindal'. Het handelt over Schotse militairen in Nederlandse dienst en hun nakomelingen. Halverwege de 18e eeuw was een zekere James Tindal sergeant bij
het 2e regiment van de Schotse brigade in dienst van de Verenigde Nederlanden. Hij overüjdt in of na 1782. Zijn kleinzoon Ralph Dundas Tindal overüjdt in Zeist op 4 augustus 1834. Op zo een moment is het aardig na te gaan wie deze Ralph Dundas was en wat hij in Zeist had te zoeken. Een speurtocht gaat van start.
Het Genealogisch Repertorium geeft een overzicht van de Hteratuur
over de familie Tindal. De naam blijkt voor te komen in het Neder- lands Adelsboek. De Tindals zijn van Schotse afkomst. De zekere stamreeks begint met bovengenoemde James Tindal, miütair in een Schotse brigade in Staatse dienst, vermeld van 1732 (te Steenbergen) tot 1782. Rzilph Dundas blijkt bij koninklijk besluit van 16 september 1815 te
zijn verheven m de Nederlandse adelstand met de titel van baron bij eerstgeboorte. Reeds bij besluit van keizer Napoleon I, d.d. 12 april 1813 werd hij verheven tot Baron de l'Empire. De laatste manlijke Tindal is de op 11 juni 1943 te Hilversimi overleden George August baron Tindal, adjimct-secretïiris van de |
|||||
68
|
|||||
Nederlandse Radio Omroep. Voor de andere famiüeleden verwijs ik
naar het Adelsboek. Twee Tindals springen er echter nog uit, die toch een opmerkehjke
rol hebben gespeeld in de Nederlandse geschiedenis: Willem Frede- rik Tindal, zoon van Ralph Dimdas, waarvan wordt beweerd, dat zijn ongevraagd en oneervol ontslag als officier en daarop ook als kamerheer te maken had met zijn üefde voor koningin Sophie. En Henry Tindal, kleinzoon van Ralph Dundas, onder andere stichter van het dagblad De Telegraaf, uitstekend beschreven in het boek van de heer dr. HJ. Scheffer, Henry Tindal. Een ongewoon heer met ongewone besognes, Bussum 1976. Het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek is een volgende
bron m de speurtocht naar Ralph Dundas. Hij bHjkt een lange staat van dienst op zijn naam te hebben staan op het miUtaire vlak in poütiek zeer roerige tijden. De periode 1785-1815 kenmerkt zich door grote onrust in de machtsverhoudingen in Europa: revolutie in Frankrijk, opkomst en ondergang van Napoleon, veldtocht naar Ruslaind met veel Nederlandse deelnemers, de restauratie. Hij heeft achtereenvolgens gediend in het leger van de Repubüek der Verenigde Provinciën, het Bataafse Leger, het keizerhjke Franse leger en tenslotte in het Nederlandse leger van koning Willem I. Met name in het keizerlijke Franse leger heeft hij zodanige presta- ties geleverd, dat naast onderscheidingen hem een verheffing tot baron van het keizerrijk te beurt viel. Ook een aan hem gewijde necrologie in het 18e deel van de Spectateur Militaire (1835) getuigt van gewaardeerde verrichtingen. Koolemans Beijnen, de schrijver van de biografie, verhaalt verder nog van de moeizame terugkeer van Tindal in de Nederlandse dienst. Niemand minder dan Leopold graaf van Limburg Stirum stelt Ralph Dundas voor als een man 'wiens politieke gevoelens altoos het tegenovergestelde zijn geweest van die van een rechtgeaarde Nederlander en die in de ongelukkige tijden, die wij beleefd hébben, door daden en gesprekken, die nog zo versch in het geheugen liggen, een afkeer te hebben van U Koninklijke Hoog |
|||||
69
|
|||||
70
|
|||
heid en zijn vaderland.' Hij is toch opgenomen in het leger van
Willem I. Na 1815 worden hem nog verscheidene hoge militaire betrekkingen opgedragen met als hoogtepimt op 10 november 1828: commanderend generaal in het Ie Groot Militaire Commando (hoofdkwartier Utrecht), met bevordering tot generaal der infanterie, de hoogste miütaire rang, die in Nederland werd verleend. 'Nog tijdens de waarneming van deze betrekking is hij op zijn buitenverblijf te Zeist in 1834 overleden.' Deze laatste zin in het artikel in het biografisch woordenboek doet
vermoeden dat Tindal enige bezittingen in Zeist moet hebben gehad. Ralph Dimdas is overleden 'op het buitengoed Rijnwijk, numero vijf van den Breul' volgens de aangifte bij de ambtenaar van de burger- lijke stand. Uit het kadaster van de gemeente Zeist bhjkt echter dat Jan Kol de eigenaar was van het huis Rijnwijk. In 1802 verkreeg Evarhard Kol (1753-1824) Rijnwijk. Daarna kwam het in handen van zijn zoon Jan Kol (1789-1848). Tindal kan weUicht huurder zijn geweest van huis Rijnwijk. Zo wordt in 1849 jonker Frangois van den Bosch genoemd als wonend op huize Rijnwijk onder Zeist. Feit is dat Rijnwijk in die tijd verhuurd werd, zoals blijkt uit een adver- tentie in de Utrechtse krant van 1829. Voor wie meer wil weten over huis Rijnwijk verwijs ik naar het
artikel in de Nieuwe Zeister Coiu-ant van 3 september 1977: 'Rijn- wijk in de 18e eeuw* van mr.dr. V.A.M. van der Burg. De aangifte van het overlijden werd verricht door Henricus Roijen,
luitenant-kolonel uit Utrecht en Rudolph Antonie Wijnen, kapitein- adjudant, eveneens uit Utrecht. 7a] verklaarden dat op 4 augustus 1834 's avonds om 11 uiu* in de gemeente Zeist op het buitengoed Rijnwijk, numero vijf van den Breul, Zijne Excellentie Ralph Dun- das baron Tindal was overleden. Het overlijden werd door de burgemeester van 2^ist zo belangrijk
gevonden, dat hij nog op dezelfde dag van de aangifte de gouver- neur des konings, mr. L. van Toulon hiervan berichtte. Ralph Dundas is begraven op de begraafplaats Bergweg in Zeist in |
|||||
71
|
|||||
het vak A no. 48. De fraai bewerkte grafsteen is aldaar nog te
vinden. In de gemeenterekening van 1834 wordt verantwoording afgelegd van de kosten van de begrafenis; er is geopend, er is gesloten, een lijkkoets en drie volgkoetsen zijn gebruikt. Genealogie, het onderzoek naar voorouders is een tijdrovende maeir
interessante bezigheid. Het lost veel vragen op, maar roept ook altijd weer nieuwe op. Voor wie meer wil weten over genealogie ben ik gaarne bereid inlichtingen te geven. drs. R.R. Walles
Geraadpleegde bronnen en literatuur
- Archief der gemeente Zeist, 1599-1905, inv.ms. 302, 352, 533 en
684; Gemeentearchief Zeist TINDAL
- The Caledonian Society, 1992, 16e jaargang no. 3, p. 49-50
- Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel V, Leiden
1921 - De Nederlandse Adel. Besluiten en Wapenbeschrijvingen, 's-Graven-
hage 1989 - Nederlands Adelsboek, meerdere jaargangen
- Dr. HJ. Scheffer, Henry Tindal. Een ongewoon heer met onge-
wone besognes, Bussum 1976 RUNWUK
- Achter de Koeburg stond een huis. Zeister Nieuwsbode 14 maart
1952 - Rijnwijck, toevluchtsoord voor jansenisten. Utrechts Nieuwsblad 17
september 1953 - Mr.dr. VA.M. van der Burg, Rijnwijk in de 18e eeuw. Nieuwe
Zeister Courant 3 september 1977 - L. Visser, Het Dorp Zeist, Zeist 1980, p. 20-21
GENEALOGIE - Centraal Bureau voor Genealogie: Genealogisch Repertorium, deel
1, 2 en 3, 's-Gravenhage 1972, 1986, 1990 |
|||||
72
|
|||||
"GRAFBEZOEK TE ZEISr
O! Zeist! gij zoudt mij dierbaar wezen,
Belangrijk blijven voor mijn ziel, Al waart g' in niets ook uitgelezen, Er niets in u dat mij beviel. Want naar de rustplaats van de dooden. Wat al te eenvoudig uitgedoscht. Blijft gjj mij met gedachten nooden, Want wie er dierb[a]re offers boden. Het mijne heeft ook mijn hart gekost. Ddór aan de heikant stil gelegen.
En ver genoeg van weelde en pracht. Dóór ligf aan stille en doodsche wegen, Die plaats, die al wat leeft, eens wacht. Geen lieflijk lommer leidt er henen. Geen wandelplaats, die vriend'lijk noodt; Maar 't laat nog stiller hen beweenen. Die dóór ons wachten op 't hereenen Als offers van denzelfden dood. 'k Wil 't daarom niet in Zeist misprijzen
Als al te ffvote eenvoudigheid, Dat het geen gntfplaats aan kan wijzen, Die bei voor keuze en smake pleit, 't Was moog'lijk wel te regt bezonnen. Dat m' aan die stee geen sieraad schonk; Het waar" een werk toch onbegonnen, Dat, van al die op weelde zonnen, De ff-qfplaats nog van weelde blonk. Dit zijn de eerste drie coupletten van een tweeëntwintig coupletten
tellend gedicht van een anonieme dichter (R. te U.). Het gedicht werd gepubliceerd in de Weekbode voor Zeist, Driebergen en |
|||||
73
|
|||||
omstreken van 11 februari 1871. Dit gedicht was een vervolg op het
gedicht 'Herinnering aan Zeist', bestaande uit tweeëndertig couplet- ten, gepubliceerd in dezelfde krant van 21 januari 1871. In een bijschrift verklaart de anonymus uitdrukkeUjk geen dichter te zijn. Toch geven de eerste drie coupletten van het gedicht 'Grafbe- zoek te 2Leist' ons op een dichterUjke manier een beeld van de ligging aan de rand van het dorp en de strakke inrichting van de Oude Begraafplaats aan de Bergweg. R.P.M. Rhoen
ONDER DE SLOPERSHAMER
PEUTA-FLAT IN DEN DOtX)ER
In juni 1993 velde de slopershamer de PeUta-flat aan de Dolderse-
weg 123 in Den Dolder.
Op deze plek üet in 1902 de zeepfabrikant Chr. Pleines een villa
bouwen. De famiüe Pleines bleef hier wonen tot 1918. Nadat in de
oorlogsjaren de Duitse bezetters him intrek in het pand hadden
genomen, werd het in 1948 gekocht door de stichting Pelita te 's-
Gravenhage. De stichting gebruikte de villa ter huisvesting van
oorlogsslachtoffers uit Nederlands-Indië.
In 1962 kreeg de stichting Peüta vergunning om ter plaatse een
woongebouw op te richten. De oude villa moest hiervoor wijken.
Het nieuwe flatgebouw, dat 56 woningen omvatte in drie en vier
bouwlagen, werd uitgevoerd in de voor de periode rond 1960
kenmerkende "recht-toe-recht-aan" baksteenarchitectuur, zonder enige
ornamentiek. De bouwtekening vermeldt niet wie de architect is
geweest.
Waar zijn voorganger het 60 jaar uithield, moest de Pehta-flat reeds
na 30 jaar het hoofd in de schoot leggen om plaats te maken voor
de bouw van een nieuw wooncomplex voor ouderen en kleine
gezinnen.
ir. H. van den Top
'74, ■'" |
||||
De Pelita-flat aan de Dolderseweg, 1977 (Gemeentearchief Zeist).
|
|||||
1^
|
|||||
AGENDA
Zaterdag 25 september een middagexcursie (van 14.00 - 18.00 uur)
met de bus naar Huis Doorn te Doorn; eventueel wordt er ook een bezoek gebracht aan de N.H. kerk aldaar. Donderdagavond 21 oktober om 20.00 uur in Slot Zeist een lezing
van Erik Geytenbeek over oranjerieën. De spreker is de auteur van het boek Oranjerieën in Nederland, Alphen a.d. Rijn 1991. NIEUWE CONTRIBUANTEN
Stand begin augustus
- aanmeldingen: 16
- opzeggingen/overleden: 10
- aantal contribuanten: 797
910 Mw. S.W.P. Brink-van Brouwershaven, Pr. Marijkelaan 25-1
911 De heer A.M. Bouma, Oranje Nassauplein 14
912 Mw. A.D. Brugman-Evers, Griffensteijnselaan 75
913 Z. Zandee, Wilhelminalaan 55
914 Mw. LA. Jensen, Bothalaan 67
915 De heer E. van Tellingen, Slotlaan 187
916 Mw. CM. Beukema, Arnhemse Bovenweg 6 fl. 13
917 De heer dr. A. Vrij, Aristoteleslaan 45
918 Mw. M.Th. Bijman-Beemster, Dr. Schaepmanlaan 69
919 A. Geurtsen, Nepveulaan 42
920 Mw. R. Bolderdijk, Van Reenenweg 11
921 De heer C.GJ. de Rijk, Frederik Hendriklaan 42
922 Mw. M.L. Brandhoff-den Hartog Jager, Driebergen-Rijsenburg
923 Mw. E.J. Nijenhuis, Oranje Nassaulaan 7 fl. 24
924 Mw. J. de Leers, PetroneUa van Seystplaats 12
925 Mw. Cl. Dieten-Hettema, PetroneUa van Seystplaats 4
Opgave nieuwe contribuanten: Postbus 342, 3700 AH Zeist
|
||||
76
|
||||
DE GESCHIEDENIS VAN DE USVERENIGING ZEIST
De winter van 1890/91 weis de koudste sinds 1854/55 en het zou tot
1940 duren voordat er weer zo'n strenge winter heerste. Eind no- vember viel de vorst in en kon men al spoedig schaatsen. In Zeist werd meestal geschaatst op de Slotvijver, de Biltse en Zeister Grift, de Bükkenburgervaart en op de sloten, die hierop uitkomen. Op deze wateren werden door particulieren vaak ijsbanen aangelegd en door hen onderhouden. Voor het gebruik van de Slotvijver had men toestemming nodig van de eigenaar van het Slot; sinds 1867 de familie Labouchère. De toestand op de particuliere ijsbanen kon nogal wanordelijk zijn. In de Weekbode voor Zeist, Driebergen e.o. van 20 december 1890
staat een advertentie van het voorlopig bestuur van de Zeister IJsclub, waarin alle schaatsliefhebbers werden opgeroepen voor een vergadering op 22 december in het logement De Zwaan aan de Ie Dorpsstraat, thans hotel-café-restaurant Victoria, om te komen tot de oprichting van een ijsclub. Enkele Zeistenaren hadden hiertoe het initiatief genomen en er was een voorlopig bestuur gevormd, be- staande uit de heren Ekdom, Van der Haar, Kroon, Meerdink en Westerink. Op de oprichtingsvergadering waren 38 personen aanwe- zig. De nieuwe club kreeg de naam: IJsvereniging Zeist. Tot be- stuursleden werden benoemd: J.J. Walland, voorzitter, H.M. van der Mersch, 2e voorzitter, jhr. F. van de Poll, Ie secreteuis, mr. J.D. van Ewijck, 2e secretaris, jhr. G.E. de Geer, penningmeester, G. van der Haar, commissaris en J.J. baron Mackay, conunissaris. Het nieuwe bestuur stelde een reglement op dat door de algemene vergadering op 27 december werd aangenomen. De nieuwe vereni- ging stel de zich ten doel: het aanleggen en onderhouden van openbare ijsbanen, het verschaffen van werk aan werklozen en het organiseren van wedstrijden. Omdat men niet kon beschikken over de Slotvijver, werd op de Schipperssloot, de sloot langs de Wateri- geweg, de eerste baan van de ijsclub aangelegd. Op 5 januari 1891 startte ze haar activiteiten. In de tussenliggende periode had men |
|||||
77
|
|||||
het benodigde geld bijeengebracht ter dekking van te maken kosten.
Het publiek moest aan de nieuwe situatie wennen. De animo om lid te worden van de nieuwe ijsclub was echter best groot: 163 gewone leden en 27 donateurs. Op 23 janucU'i viel de dooi in en daarmee was het schaatsseizoen 1890/91 voorbij. Er bestond nog een IJsvereniging in Zeist: De Schaats. Ook deze
werd in 1890 opgericht, maar wel iets eerder dan de IJsvereniging Zeist. Het bestuur bestond uit J. Fakkeldij, voorzitter, die in 1894 werd opgevolgd door A. Meerdink; secretaris J. van Dijk; peiming- meester R. Muller, die na een jaar werd opgevolgd door W. Wol- leswinkel. In de eerste jaren bedroeg het aantal leden ruim zeventig.
In de vergadering van de IJsvereniging Zeist op 27 december ver- klaarde Fakkeldij dat men de nieuwe vereniging beschouwd had als een demonstratie tegen De Schaats, maar dat nu geconcludeerd kon worden dat deze vereniging een ander doel had, en riep hij op tot samenwerking. Veel leden van De Schaats traden daarop toe tot de IJsvereniging Zeist. Het eerste ijsfeest organiseerde De Schaats op 19 december 1890
op de Slotvijver. Usfeesten in latere jaren werden op de vijver van Schoonoord gegeven. Op 10 januari 1901 werd in hotel Du Croix aan de Utrechtseweg
een algemene ledenvergadering gehouden. Het enige agendapunt luidde: 'Al of niet voortbestaan der Vereeniging'. Gebrek aan belangstelling van de zijde van de werkende leden was hiervan de oorzaak. De vergadering besloot tot opheffing van de vereniging. Ter afsluiting van het bestaan van de ijsveremging De Schaats werden op maandag 14 januari op de Blikkenburgervaart wed- strijden hardrijden verreden, die bij de volwassenen gewonnen werd door W.J. van Bruggen en bij de jongens van 13 tot en met 16 jaar door Aalt Aalten. In het volgende schaatsseizoen had de ijsclub als enige vergunning
gekregen van mr. C.B. Labouchère tot het gebruiken van de Slotvij- |
|||||
78
|
|||||
ver. Tevens werden door haar banen aangelegd op de Grift en de
Blikkenburgervaart. De eerste wedstrijd kon pas georganiseerd worden op 1 februari
1895: ringrijden voor dïunes en heren. Voor niet-leden werd op 4 februari d.o.v. een wedstrijd hardrijden gehouden. In 1897 werd een demontabele restauratietent aangeschaft, waaraan later een veranda werd aangebouwd. Nu kon tenminste op de ijstent de vlag gehesen worden ten teken dat er geschaatst kon worden. Op 16 januari 1901 werd een avondfeest gehouden. De Slotvijver was feeëriek verUcht met 5.000 lichtjes en honderden lampions. Het feest werd opgeluisterd met orgelmuziek door Lautenslagers. De algemene vergadering weigerde op 23 oktober 1907 de rekening over 1906/07 goed te keuren in verband met een verschil van mening met het bestuur over een subsidie voor een arrefeest. In de volgende vergadering op 2 november werd de jaarrekening alsnog goedgekeurd. Op 28 mei 1911 overleed de voorzitter jhr.mr. G.C.D. Huydecoper,
jonker Gijs genoemd. 19 Jaar had hij deze functie bekleed. Hij was Wallzmd in 1892 opgevolgd als voorzitter, toen deze uit Zeist ver- trok. Tot nieuwe voorzitter werd mr. W.H.J. Blanckenhagen geko- zen. Door lozing van de riolering op de Grift en vervuiling van de
Slotvijver, was het ijs van slechte kwaliteit. Met H. Plomp werden 'm 1914 besprekingen gevoerd over de aanleg van een afgesloten ijs baan op een terrein achter het Natte Bos aan de Blikkenburger- laan. Door het ontbreken van financiële gegevens, gingen de plannen echter niet door. Op 2 februari 1919 had een treurig ongeval plaats op de Slotvijver
aan de kant van de Waterigeweg, waarbij Jan Frangois Emo, 27 jaar, en Adriane Petronella ten Ham, 23 jaar, om het leven kwa- men. Dit ongeval had consequenties voor de ijsclub. In hotel Park- oord aan de Slotlaan werd op 19 februari een vergadering gehou- den door schaatsliefhebbers, die een nieuwe ijsclub wilden oprich- ten. De bijeenkomst was belegd door de heren Elhorst, Kluft en |
|||||
79
|
|||||
Duimelaar. Men wilde een vaste ijsbaan aanleggen op ondergelopen
land. Op een kunstbaan zou men eerder in de gelegenheid zijn tot schaatsen en een ongeluk zoals dat zich had voorgedaan op de Slotvijver, was dan niet meer mogelijk. Door aansluiting van de ijsclub bij de Nederlandse Schaatsenrijdersbond, zou men in Zeist belangrijke schaatswedstrijden kunnen organiseren. Men besloot dat een deputatie, bestaande uit de initiatiefiiemers en de heren Aalfs, Van Riezen en Van Wijk, met de IJsvereniging Zeist zou gaan praten. Dit had tot gevolg dat de oprichting van een nieuwe ijsclub niet doorging, maar wel dat een commissie, bestaande uit leden van de IJsvereniging Zeist en niet-leden, met een voorstel kwamen. Dit voorstel werd goedgekeurd in de buitegenwone algemene vergade- ring op 16 juni en op de buitengewone algemene vergadering van 3 september kon worden medegedeeld dat de voor de totstandkoming benodigde gelden bijeen waren gebracht. Van jhr. H.M. Huydecoper van het landgoed Wulperhorst kon men een 3,5 ha. groot terrein aan de Blikkenburgerlaan huren. In de buitengewone algemene ver- gadering op 29 oktober werden de nieuwe statuten en het huishou- dehjk reglement vastgesteld. De ijsclub had door dit alles een ander karakter gekregen. Met de aanleg van de nieuwe ijsbaan, die een afmeting had van 250 bij 90 meter, begon men op 8 september en op 29 november was het werk klaar. Op 27 november 's middags om 2.30 uur kon men de inlaat in de Blikkenburgervaart openzetten. Daar de heer Blanckenhagen bereid was 5.000 gld. te lenen tegen een lage rente, kon het oude 'ijspaleis' vervangen worden door een nieuwe restauratietent. De officiële opening vond een ']aai later op 17 december plaats. Teleurgesteld constateert de secretaris in zijn jaarverslag over
1918/19 dat de vereniging bijkans 29 jaar getracht had werkzaam te zijn in het belang van allen, die in Zeist de schaatssport wüden beoefenen en dat het bestuur en de baanconmiissarissen alles in het werk gesteld hadden om voor het grote pubhek werkzaam te zijn. Van de zijde van het pubhek werd noch feitehjk, noch financieel, de nodige medewerking verleend. De vereniging werd ook te demo- cratisch gevonden; nota bene in een tijd waar men de mond vol |
|||||
80
|
|||||
had over democratiseren. Ter verwezenlijking van het bepaalde in
artikel 1 van het reglement, had de vereniging ook altijd veel geld uitgegeven aan werklozen, die aangetrokken werden als baanveger. Aan hen werd in het eerste jaar van het bestaan van de vereniging ruim 170 gld. uitbetaald. Het batig saldo over dat jaar bedroeg 103,34/2 gld. Door de (K.)N.S.B. werden aan de IJsvereniging Zeist in de loop
der jaren een aantal bondswedstrijden om nationale en provinciale kampioenschappen toegewezen. De vereniging organiseerde uiter- aard nog meer plaatselijke wedstrijden. |
||||||||
Mw. JJ. van Wijngaarden en mw. De Boer-Blaaubocr tijdens de kampioenschap-
pen schoonrijden voor dames van de K.N.S.B. op 7 januari 1924 te Zeist (Uit: Het leven/Gemeentearchief Zeist). |
||||||||
De heer Blanckenhagen trad in 1922 af als voorzitter. Hij werd
opgevolgd door jhr. CA. de Pesters. Na bediuiken door jhr. de Pesters, werd hij in 1928 wederom tot voorzitter gekozen. Tot 1938 |
||||||||
81
|
||||||||
De juiyleden G. Couvée, jhr. de Pesters en D. Obreen bij de kampioenschappen
schoonrijden voor dames van de KN.S.B. op 7 januari 1924 te 21eist (Uit: Het leven/Gemeentearchief Zeist) . |
||||||
bekleedde hij deze functie en werd in dat jaar opgevolgd door ir.
A.F.C. de Pont.
In het seizoen 1928/29 werd een schaatsenreperatietent gebouwd, die
verhuurd werd aan E. Nijenhuis. Op het voorterrein aan de Blik-
kenburgerlaan werd een parkeerterrein voor auto's en een stedling
voor fietsen aangelegd.
In hetzelfde seizoen moest het bestuur voor de eerste keer in het
bestaan van de vereniging besluiten tot het ontruimen van de baan.
Het waren vooral de internisten van het internaat van het Christelijk
Lyceum aan de Krakelingweg, die door het rijden aan lange sUerten
de overige schaatsers in gevaar brachten.
Ter ere van het veertigjarig bestaan van de ijsclub in 1930 werd de
algemene vergadering van de Nederlandse Schaatsenrijdersbond in
Zeist gehouden. In het Gedenkboek van de KN.S.B. staat over deze
vergadering het volgende te lezen: 'De algemene vergadering was dit
|
||||||
82
|
||||||
jaar vastgesteld te Zeist. Hij werd aldaar gehouden in het Groot Hotel
Figi, Donkere laan 8. Ongeluksnaam, zou een bijgeloovige zeggen, want nooit was er zoo'n onaangename vergadering geweest als die in de Donkere laan. ... Deze vergadering beslaat in de annalen van den bond een zwarte bladzijde. Niet dat de vergadering zich onwaardig gedroeg maar het feit dat eenige ontevreden leden kans zagen de vergadering uren lang op te houden met de bespreking van vermeende grieven.' Het vijftigjarig bestaan van de ijsclub werd gevierd met een gekostu- meerd ijsfeest op 11 januari 1941. De houten restauratietent uit 1919 was in 1935 aan vervanging toe.
Door de uitgifte van een obligatielening van 15.000 gld. werd het geld verkregen voor de bouw van een nieuw vereningingsgebouw, met bestuurskamer, kleedkamers, ruime garderobes, buffet en keuken en w.c's. Het nieuwe gebouw werd op 21 december 1935 door de burgemeester geopend. De ijsbaan en de gebouwen hadden veel geleden van de oorlog. De
waterplanten waren een jaar niet gemaaid en tierden weelderig in het moeras. Het verenigingsgebouw was leeggeroofd en was drin- gend aan een onderhoudsbeiu-t toe. De houten brug over de sloot aan de BUkkenburgerlaan was verzaagd en opgestookt. Door schaar- ste aan materiaal, arbeidskrachten en financiële middelen konden alleen de hoogst noodzakeUjke voorzieningen getroffen worden. In de jaarverslagen van de secretaris kan men vanaf eind dertiger jaren steeds lezen dat veel werk en kosten verbonden waren aan het maaien van het riet en andere waterplanten. Op advies van de Grontmij. werd in 1958 een begin gemaakt met het bemalen van de baan om zodoende de groei van het riet tegen te gaan en werden enkele afwaterings- en dwjirsgreppels gegraven. De plantengroei werd door deze maatregelen inderdaad afgeremd, maar een ander probleem deed zich nu voor. De dam, die om de ijsbaan heen lag, werd poreus. Het water sijpelde via de vaart weg richting Bunnik. De lage waterstand in de Blikkenburgervaïirt had al menige winter de kwaliteit van het ijs in gevaar gebracht. De Nederlandse Heide- maatschappij schreef in een advies, dat zij in 1922 had uitgebracht, dat om de baan een ondoorlaatbare dijk gelegd moest worden. |
|||||
83
|
|||||
maar dat dat veel te
duur zou zijn omdat de ondergrond veengrond was. Ir. De Pont werd in
1964 opgevolgd als voorzitter door jhr. J. op ten Noort. Het verenigingsgebouw on- derging in 1965 een grote opknapbeurt. In de voorbije jaren was wel onderhoud ge- pleegd, maar door de benarde financiële posi- tie moest dat beperkt blijven tot de hoogst noodzakeUjke werkzaam- heden. Extra kosten werden elk jaar ge- maakt voor het repare- ren vjm beschadigingen als gevolg van vandaüs- me. |
|||||||||
Een Chinese pindaverkoper, januari 1933 (Gemeen-
tearchief 2^ist). |
|||||||||
De lasten van de ex-
ploitatie van de ijsbaan werden echter te zwaar voor de vereniging. Vanaf 1971 ontving de
IJsvereniging om die reden van de gemeente een jaarUjkse subsidie in de exploitatie van de ijsbaan van maximaal ƒ 1.000,-- per jaar. Ter voorbereiding van het schaatsseizoen 1973/74 ontving de ver- eniging van de Zeister Stichting voor Sport en Recreatie bovendien een éénmalige subsidie van ƒ 4.000,—. Ondanks de financiële steun van de overheid werd het steeds moeiHjker om de zaak financieel rond te krijgen en mensen te vinden die bereid waren de ijsbaan te |
|||||||||
84
|
|||||||||
laten functioneren. Te weinig
leden, misschien ook als gevolg van het feit dat sinds 1951 alleen de winters 1955/56 en 1962/63 (zeer) streng waren, en te hoge kosten voor onderhoud van de ijsbaan met het vereni- gingsgebouw, deden het be- stuur besluiten de algemene vergadering voor te stellen de vereniging na het seizoen 1973/74 op te heffen. Deze nam het besluit hiertoe op 18 december 1973. Het bestuur van de ijsvereni-
ging verzocht het gemeentebe- stuur de ijsbaan over te ne- men. Het college van burge- meester en wethouders, over- |
||||||||||
tuigt van het belang van deze
accommodatie voor de ge- |
'Please, take your seat there', 14 februari
1932 (Foto P. Ingenegeren/Gemeentearchief Zeist) |
|||||||||
meente, stelde de gemeente-
raad voor de exploitatie van de ijsbaan over te nemen van de Usvereniging Zeist, een krediet
beschikbaar te stellen van ƒ 33.000,- en de ijsbaan in beheer te geven aan de Zeister Stichting voor Sport en Recreatie. Een passa- ge uit het raadsvoorstel van 22 februari 1974, nr. 31, luidt: 'Het gaat om een recreatieve activiteit, geschikt voor jong en oud, die in onze ge- meente vrijwel alleen kan worden beoefend op meergenoemde ijsbaan. Wanneer in Zeist veel water zou zijn waarop 's winters zou kunnen worden geschaatst, zou de behoefte aan het handhaven van deze natuurijsbaan mogelijk minder dringend geweest zijn. Dit is echter niet het geval en waar het particulier initiatief niet meer in staat blijkt de voortzetting van deze activiteit te bewerkstelligen, menen wij dat het moment is aangebroken, dat de overheid dient in te springen. Naar |
||||||||||
85
|
||||||||||
onze mening staan wij voor de keuze tussen het in onze gemeente al
dan niet hebben van een ijsbaan. Indien het antwoord hierop beves- tigend luidt, dan is naar onze mening onvermijdelijk, dat de gemeente de exploitatie van de ijsbaan op zich neemt.' En het antwoord van de gemeenteraad hierop luidde op 8 april d.o.v. bevestigend. Met de Staat der Nederlanden werd in augustus 1974 een huiu-over- eenkomst gesloten voor het bijna drie hectare grote terrein behoren- de tot het landgoed Wulperhorst. Aan het complex moesten allerlei voorzieningen worden getroffen.
Om de gewenste waterstand ten behoeve van de ijsbaan te kunnen handhaven zonder dat er water afvloeide op de omliggende terrei- nen, moest een gedeelte van de kade rondom de ijsbaan worden opgehoogd. Ook aan het vroegere verenigingsgebouw moesten de nodige werkzaamheden worden verricht. In de winter van 1975/76 en van 1978/79 was het mogelijk om op
de ijsbaan aan de Bikkenburgerlaan te schaatsen. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
De ijsbaan in december 1969 (Gemeentearchief Zeist).
|
||||||||||||||||||||||
Als gevolg van brandstichting door twee zestienjarige jongens ging
op 16 maart 1981 het ijsbaangebouw verloren. Door het te loor gaan van het ijsbaangebouw, besloot het bestuur van de Zeister |
||||||||||||||||||||||
86
|
||||||||||||||||||||||
Stichtmg voor Sport en Recreatie, ook gelet op de slechte verHch-
ting van de baan, de ijsbaan tijdens het seizoen 1981/82 niet voor publiek open te stellen. De gemeenteraad besloot op 3 november 1986 dat het ijsbaangebouw niet op de oorspronkeüjke lokatie zou worden herbouwd. Hiermee kwam een eind aan bijna zeventig jaar schaatssport aan de Blikkenburgerlaan. Zoals voor honderd jaar wordt er nu vooral weer geschaatst op de
Slotvijver. R.P.M. Rhoen
(>eraadpleegde bronnen en literatuur
- Archief van de IJsvereniging Zeist, 1890-1975; Gemeentearchief
Zeist - Weekbode voor Zeist, Driebergen en omstreken, jrg. 27 (1890)-
jrg. 48 (1911) - J. Buisman, Bar en boos. Zeven eeuwen winterweer in de Lage
Landen, Baarn 1984 - G.W.A. van Laer J.Czn., Gedenkboek van den Koninklijken Neder-
landschen Schaatsenrijdersbond bij het vijftig jarig bestaan 1882- 1932, Amsterdam 1932 J.A.WOLFF (1870 - 1954)
ORGANIST, KOORLEIDER EN MUZIEKLERAAR TE ZEIST
Toen de 33-jïU-ige Amsterdammer Jan Abel WolEf op 6 mei 1904 te
Zeist zijn taken als organist en koorleider van de Evangelische Broedergemeente opvatte, was Zeist nog een dorp van beperkte omvang en vervulden de pleinen van de Evangelische Broederge- meente met de winkels in het Broederhuis, de befaamde Duitse bakkerij, de apotheek en de schoemnakerij, tot op zekere hoogte een centrumfunctie. Er bestond in dit kleine dorp wel een vrij levendig muziekleven.
Liefhebbers vonden elkaar in de afdeling Zeist van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst en in de 'Harmonie', het Koninküjke |
|||||
87
|
|||||
Zeister Harmonie Muziekgezelschap. Verder werd in de particuliere
huizen van aristocraten en burgerij veel aém muziekbeoefening gedaan. In de Broedergemeente bovenal nam het musiceren in kerkelijk ver-
band, maar ook in de gezinnen, een bijzondere plaats in. Wel was de enorme produktiviteit van de tweede helft der achttiende en het eerste gedeelte van de negentiende eeuw wat afgenomen. Aan het eind van de eeuw wist men bijvoorbeeld amper dat het archief van de gemeente schatten bevatte. Daar kwam men eerst goed achter nadat deze collectie bij het Rijksarchief in Utrecht in depot was gegeven en door de Amerikaanse musicoloog R.H. Tollefsen was geïnventariseerd. Een sinfonia voor strijkers van C.Ph.E. Bach, waarvan nog slechts één ander handschrift in een Duitse biblio- theek bekend is, en vele eerste drukken van symfonieën van Haydn bevinden zich onder andere in deze collectie, naast vele rehgieuze composities van koorwerkjes door gemeenteleden. De achttiende en de eerste helft der negentiende eeuw zijn rijk vertegenwoordigd, maar slechts een beperkt aantal van deze composities werd nog in de godsdienstoefeningen gebruikt. De voorganger van J.A. Wolff, Richard Friedrich, die naar Herrnhut verhuisde terwille van de gezondheid van zijn vrouw, nam enige van zijn composities mee. Ook wereldüjke muziek werd destijds - tot in de negentiende eeuw - uitgevoerd door het Collegium Musicum der gemeente dat voornameüjk uit leden veui het broederkoor bestond, de ongehuwde mannen, die het zogenaamde Broederhuis bevolkten. Jan Abel Wolff werd op 16 september 1870 te Amsterdam geboren.
Hij was de oudste zoon uit het tweede huweüjk van zijn vader Herman Johannes Bernhard Wolff en Abelina Debora Johanna van der Willige. De vader -was groothandelaeu" in wijn, Ud van de firma Wolff en Meijer. De laatste een in Amsterdam van de negentiende eeuw bekend amateur-stadshistoricus. Na Jan Abel werden in het gezin nog drie zoons en een dochter geboren. De zoons vertrokken naar het toenmalige Nederlands-Indië als planters of agent van de Nederlandse Handelsmaatschappij; de dochter huwde een lid van de |
||||
88
|
||||
firma Trip en Co, handelaren in scheepsvictualiën, en bleef te Am-
sterdam. Met zijn broers en zuster genoot Jan Abel een heerlijke jeugd. Het gezin was orthodox Luthers en de oudste zoon werd voor een
theologie-studie bestemd en bezocht daartoe het Barlaeus-gymna- sium. Problemen kwamen toen de oudste zoon van geen ander be- roep dan dat van musicus wilde weten. Zijn vader, koopman in hart en nieren, zoals hij het zelf uitdrukte, wilde daar niet van weten. Maar zijn gymnasiale opleiding brak hij bij het bereiken van de vijfde klas af en aan een theologiestudie kwam hij dus, ondanks zijn sterk religieuze karakter, niet toe. Het wais de muziek die hem voortdreef. Ongelukkigerwijze poogde zijn vader hem nu een oplei- ding voor het notariaat te doen volgen. Noodgedwongen gaf Jan Abel zich daarvoor gewonnen, begon een opleiding op het kantoor van een bevriend notaris en nam driemaal per week les bij een kandidaat-notaris. Hij vond het iets verschrikkeUjks 'dat dorre, geestdodende copiëren van acten, het bestuderen van een burgerlijk wetboek welker artikelen door de overduidelijkheid hunner redaktie tot de meest uiteenlopend en tegenstrijdige uitleggingen aanleiding geven' (zo schrijft de schoonvader en grootvader van twee juristen in zijn levensloop)^. Jan Wolff deed zijn best er wat van te maken, maar het was hem onmogeüjk om deze studie voort te zetten. Waar en wanneer hij maar kon zat hij aan of in een orgel. In deze moeiüjke periode had hij veel steun van zijn moeder, die zelf zeer mimkaal was en voor zijn verlangen volkomen begrip toonde. Zij was het dan ook die tenslotte bewerkte dat zijn vader, zonder daar- toe formeel toestemming te hebben gegeven, oogluikend toeliet dat hij zich verder in de miiziek ging bekwamen. Geen groter slag dan het overüjden van zijn moeder had hem kunnen treffen. Zij overleed na een zeer kortstondige ziekte aan longontsteking. Gelukkig kon hij zijn muziekstudie wel voortzetten. Aanvankelijk voortgeholpen door twee bevriende organisten, Pamei-
er en Hendriksen, werd hij na examen tot het Amsterdamse Con- servatorium toegelaten. Daar had hij in die negentiger jaren van de vorige eeuw een aantal zeer bekende Nederlandse musici tot leer- |
|||||
89
|
|||||
meester: Daniël de Lange (solfège en koorklasse), Bernard Zweers
(harmonie en contrapunt) en Jean Baptiste Charles de Pauw (orgel- en pianospel). Zangles werd gevolgd bij Van Oostveen, een leerling van Cornelie van Zanten. In 1901 deed hij eindexamen. Voor zijn vorming had hij veel te danken aan De Pauw, meermalen heeft hij mij dit verteld. De Pauw, Belg vjin geboorte, weis in Nederland een figuur in de stijl van 'Le père Franck' (als opvoe- der) in Frankrijk. Over zijn didactiek schrijft Rienk van Santen^: 'Het was dat wonderlijke leiden van De Pauw, zonder tenzij hoog nodig, in de persoonlijkheid van zijn leerling in te grijpen, dat zo buitengewoon werkte en zo breed gezien was. Hij maakte er geen chablonen van, verre van daar; zijn leerlingen werden geen De Pauw- tjes; allen hadden hun eigen karakter en ontplooiden die onder zijn stille leiding.' Een groot man was De Pauw als organist. Hij gaf des- tijds zeer bekende concerten in het Paleis voor Volksvlijt. Ongetwij- feld heeft de Franse orgelstijl op de rijke fantasie van Wolff invloed gehad. Intussen waren de jaren rond de eeuwwisseling voor de famihe
Wolff bijzonder moeilijk. In 1901 overleed de vader, die zich overi- gens met de muzikale vorming van zijn zoon had verzoend. Jan Abel woonde nog steeds thuis en zorgen en nood werden zijn deel. Dit hing vooral samen met vergeefse pogingen een plaats als orga- nist te verwerven. Hij had een behoorlijk aantal lessen, maar rasor- ganist als hij was, kon hij zonder een eigen orgel niet gelukkig worden. En ook daarin liep het hem niet mee. De familie Wolff behoorde tot de Hersteld Evangelische Lutherse Gemeente. Grootvader Wolff was daar predikant geweest en het klassisistische kerkgebouw aan de Kloveniersbiurgwal beschikte over een prachtig orgel. In de negentiger jaren van de achttiende eeuw bestemde een zekere Jan Bouman in zijn testament een zeer ruim bedrag ten behoeve van de bouw van dit orgel. Jan Bouman was een zeer gefortuneerde zeekapitein, die op een Caraibisch eiland door slavenhandel rijk geworden was''. Keimeüjk rustte op het bespelen van dit orgel geen zegen. Een lange reeks van jaren werd gekenmerkt door onenigheden tussen consistorie (kerkeraad), ge- |
||||
90
|
||||
meente en organisten. Een voortdurende stroom van kritiek over de
wijze van bespeling van het orgel. Ontstond er een vacature dan waren de moeilijkheden niet te overzien. Er werd gemtrigeerd en aan het oordeel van de jury's, die de meest geschikte kandidaat moesten uitzoeken, werd voorbij gegaan. Van 1867 tot 1897 was J.A. Gullen, kleinzoon van Bouman, organist, een zeer eigenwijs figuur, stevig geworteld in de voornaamste famiües van de Hersteld Lu- thersen en op niet al te regelmatige wijze benoemd. Na zijn ontslag heeft Wolff tijdelijk het orgel bespeeld, maar hij werd tot zijn grote teleurstelling in 1898, toen een jury uit een groot aantal sollicitanten een keuze moest maken, niet benoemd. Aangewezen werd Jan Zwart, de later zo bekende organist. Maar de bekende klachten over het orgelspel van consistorie en gemeente bleven; ook Zwart maakte aan de Kloveniersburgwal een moeilijke tijd door. Een lichtpunt in deze voor Wolff zo moeilijke tijd: we zien hem als lid van de Amsterdamse schutterij deel uitmaken van de erewacht tussen Paleis en Nieuwe Kerk bij de inhuldiging van koningia Wilhehnina in 1898. De kinderen Wolff woonden na 1901 op de Koninginneweg. Jan
Abel moest zich in die dagen, bij gebrek aan een orgel, met een piano waaraan een orgelpedaal was gekoppeld behelpen. In 1903 maakt M.G. Jordens van hem een pastelportret zittend achter de piano. Zijn lessen stelden hem evenwel nog niet in staat om met zijn verloofde Louise Guillemette Le Roy - zij was ook een Ud van de Hersteld Lutherse gemeente - in het huwelijk te treden. Dan komt evenwel plotseling een ommekeer. Onverwacht opent zich een nieuw perspectief, ter verklaring waarvan we hier een stukje famiüe- geschiedenis moeten uit een zetten. Jan Abels grootvader, ds. Johan Mijnhard Wolff, geboren in 1788,
was nog ais proponent en ongehuwd, bij de Lutherse gemeente te Zwolle beroepen. Als kerkgangers trof hij daar de familie van de azijnfabrikant Verbeek. Vader Heinrich Jan Verbeek was een kleinzoon van Jan Verbeek, een van de doopsgezinde grondleggers vzin de Broedergemeente te Zeist. Zelf was hij geen Hermhutter meer. De jonge predikant trouwde met de dochter, Agnes, uit dit |
|||||
91
|
|||||
gezin. Een van de zonen, Wilhelm, vestigde zich ook als azijnfabri-
kant te Zeist; stichtte er een groot gezin en bewoonde huize 'De Koppel' aan de Zeistervaart. Een zoon van Wilhelm, Hugo, trouwde zijn nichtje Dorothea, dochter van ds. Wolff en Agnes Verbeek. Doortje, tante van onze organist Jan Abel werd vroeg weduwe en verbleef in 1904 in het Weduwehuis. Zij was Broedergemeentelid geworden. Door het vertrek van Friedrich naar Herrnhut in het laatst genoemde jaar kwam de post van organist en cantor vacant en door deze tante werd Jan Abel op de te Zeist ontstane vacature opmerkzaam gemaakt. Toen hij in mei 1904 hier werd benoemd, na een proe^aar kreeg
hij in 1905 zijn vaste aanstelling, was Zeist hem niet geheel onbe- kend. Als kind had hij in de zomervakantie vaak gelogeerd bij zijn grootmoeder, de weduwe van ds. Wolff, die op Karpervijver 3 woonde. In 1905 trouwde hij met Louise Le Roy en betrok een woning
boven de boekhandel van Marsman aan de 2e Dorpsstraat. Mars- man, vader van de bekende dichter, werd üd van het kerkkoor van de Broedergemeente. Zeist en de Broedergemeente verschaften aan onze org£uiist, koorleider en muziekleraar een meer dan volle dag- taak. De te Amsterdam gegeven lessen waren snel vergeten, al reisde hij in de beginperiode daartoe nog wel naar Amsterdam. Kerkmuziek, we merkten het al op, vervult in de Broedergemeente een belangrijke functie. Naast de begeleiding van de gemeentezang in de zondagmorgendiensten zijn er de zangdiensten op zaterdag- avond en de zogenaamde hturgieën. Vooral de kerkehjke feestdagen vormen muzikaal een hoogtepunt. Zangdiensten en hturgieën bestaan uit een serie koralen en gezangen, die in hun gedachten een geslo- ten geheel vormen. De zangdiensten worden gebaseerd op de betrokken dagtekst en de hederen worden door de voorganger uit het gezangboek bijeen gezocht; de Hturgieën, op de zondagavonden gezongen, zijn verzameld in een hturgieboek. Ze dienen in de aan een kerkeHjk feest voorafgaande weken als een voorbereiding. Vele hebben daarnaast een meer algemeen karakter. ledere zondagavond werden de hturgieën door koormuziek gesierd en na de zangdienst |
|||||
92
|
|||||
van zaterdagavond vond dan ook aansluitend een koorrepetitie
plaats. Deze zangdienst had een eigen probleem. In tegenstelling tot de huidige situatie, waarbij verschillende gemeenteleden als voorgan- ger fungeren, zat - zeker tot de tweede wereldoorlog - de dienst- doende predikant achter de 'liturgustafel'. Hij had - daarheen geleid door het voorspel van de organist - zonder orgelbegeleiding de tekst en melodie in te zetten, waarna de organist met de gemeentezang inviel. ledere zaterdagochtend kwam de predikant daartoe naar de cantor om een en ander te oefenen. Het was voor de jonge organist een enorme belevenis uit een sober
bestaan met een beperkt aantal lessen en zonder een plaats achter een kerkorgel in de grote stad Amsterdam, over te stappen naar het kleine 'belommerde' dorp Zeist en een drukke muzikale prak- tijk. Zelf schrijft hij in zijn levensloop: 'Wat de kerkdiensten betreft zo geheel verschillend in het begin dezer eeuw van die in onze Hol- landse Protestantse kerken, stond ik hiertegenover aanvankelijk wel wat vreemd; toch gelukte het spoedig mij in de verschillende diensten in te werken.' Druk had hij het, want naast zijn kerkeUjk ambt gaf hij pianoles op
het in het Zusterhuis gevestigde meisjesinternaat en aan de leerlin- gen van de meisjesschool. Ook onder de Zeister bevoUdng vond hij zijn leerlingen. Daarnaast dirigeerde hij diverse koren. Van het Zeister Mannenkoor was hij in 1912/1913 dirigent en buiten Zeist was hij directeur v£m zangverenigingen in Doorn, Driebergen en Veenendaal. Met het orgel assisteerde hij Toonkunstuitvoeringen in de Broedergemeentekerk. Zo werd het hem dus mogelijk in 1905 te trouwen en na de ge-
boorte van de oudste dochter in 1907 te verhuizen naar het grote bovenhuis van het middelste perceel aan het Broederplein, nu bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in gebruik en naar een acht- tiende eeuwse bewoner Schellingerhuis genaamd. Er braken gelukkige tijden voor hem aan. Zijn gezin breidde zich uit tot drie dochters, waarvan er twee later met leden van zijn kerkkoor trouwden. Met hart en ziel zette hij zich voor dit koor in. Geen repetitie of er werd een bijzonder koorstuk onder handen |
|||||
93
|
|||||
genomen. Om enkele te noemen: gedeelten uit Brahms' Deutsches
Requiem; uit Haydns Schöpfung; Psalm 150 van César Franck. Hij was, om het zo te zeggen, geboren en getogen in de Franse orgel- muziek (Franck, Widor) en Duitse muziek voor kerkkoor uit de negentiende eeuw. Zeer voelde hij zich aangetrokken tot de kerkelij- ke koormuziek van Albert Becker (1834 - 1899), volgens Otto Keiler^ een der belangrijkste componisten van kerkmuziek; zijn composities - hoe verweven in de romantiek ook - baseren zich vooral op Bach, wiens protestante gevoelsleven hij deelde. Te Berlijn was Becker onder meer leermeester van Jean Sibelius. Het spreekt vanzelf dat Wolff daarnaast trouw de vanouds in de Zeister Broedergemeente gebruikelijke en in de liturgieën ingevoeg- de voor koormuziek bestemde gedeelten, deed uitvoeren. Toen Friedrich de voor de zogenaamde Engelfest-liturgie (Michaelis) bestemde koorgedeelten naar Herrnhut bleek meegenomen te hebben, componeerde Wolff deze teksten opnieuw. Lang niet ge- makkelijke koormuziek, met hier en daar een sterk fugatisch karak- ter. Steeds was de Broedergemeente en dat uiteraard niet alleen in
Nederland, bekend om de fraaie koor- en orgelmuziek, die er te be- luisteren viel. Vele buitenstaanders kwamen mede om daarvan te genieten ter kerke. Dit gold ook voor de periode dat Wolff te Zeist cantor was. Met zijn kerkkoor maakt hij in 1922 een concerttournee, waarvan de opbrengst voor de 'noodlijdende' Saksische predikanten was bestemd (ook Herrnhut ligt in Saksen). In de Broedergemeente was hij vele jaren lid van de Oudsten(kerke-)raad. In de Uniteits- directie werd hij gewajirdeerd door zijn benoeming in de commissie, die het in 1927 verschenen Koraalboek voorbereidde. Hij vertoefde daartoe enige tijd in Herrnhut. In Nederland maakte hij deel uit van jury's bij zangconcoursen en te Zeist bij benoeming van orga- nisten in de Hervormde Kerk. Ook bij de orgelbouw vzm de Nieuwe Kerk aan de Slotlaan werd zijn oordeel gevraagd. Wolff was de eerste muziekleraar van de componist Willem Pijper en organiseerde in 1913 samen met hem, de bekende tekenaar C. Jetses en de kunstschilder S.J. Tevel enige kamermuziekavonden aan |
||||
94
|
||||
de Berkenlaan
IB^ Wolff was ook recensent van de plaatseUjke krant. In de Weekbode van 25 okto- ber 1905 komt voor het eerst een recensie voor, die onderte- kend is met 'W'. Zijn muziekrecen- sies van in de concertzaal Figi uitge- voerde kamer- muziek ont- braken nooit in de Zeister Courant van de twintiger en dertiger jaren. Behal- |
|||||||||
Jan Abel Wolff (1870-1954)
|
|||||||||
ve een nauw-
|
|||||||||
lettend oor en
een esthetisch muzikaal gevoel beschikte hij over een vlotte pen. Dit
brengt ons ten slotte tot de aard van zijn orgelspel en zijn karakter. Meer dan iets anders moet dit een zeer persoonlijk oordeel bUj- ven. Reeds als jongen heb ik van dit spel genoten en ben ik er door mijn fantasie in meegesleept. Het spel vfas, niet barok, maar uitgaand van een klein motief werd het naar alle kanten uitgewerkt. |
|||||||||
95
|
|||||||||
het formaat werd steeds groter, meer registers werden bijgetrokken,
op een vloeiende wijze werd van de ene toonaard naar de andere gemoduleerd en het eindigde groots, vaak met het volle werk. Geen ogenblik behoefde bedacht te worden: waar moet dat nu heen, of ik vind het gezocht, wat mager misschien. Neen, altijd was het 'aus einem Guss'. Zijn fantasie op het orgel kende geen grenzen, maar hij wist altijd maat te houden. Een organist 'pur sang'. Het kwam wel voor dat bezoekers informeerden waar ze deze muziek konden aanschaffen, terwijl het niet meer dan de fantasie van de organist betrof. Befaamd was zijn fantaseren over de melodie van Stille Nacht als voorspel op de koorzang in de Kerstnachtdienst; de melodie is overigens van Mozjirt en niet van Frans Gruber®. Bij de zangdiensten was het gebruikelijk de gezangen onderling door een tussenspel te verbinden, die tussenspelen werden steeds zorgvuldig afgestemd op de aard van het komende Ued. Uit het bovenstaande zal al iets van het karakter van Wolff zijn gebleken. Ergens was het een merkwaardig geheel vïm tegenstellingen. Zijn eirtisticiteit ging niet gepaard met een zekere slordigheid in zijn praktische leven, zo- als bij veel kunstenaars. Neen, hij v/as uitermate nauwkeurig, ook in het dageüjks leven. Zijn gevoeligheid voor indrukken - hij tekende ook niet onverdienstelijk -, zijn innige, ja bijna kinderHjke reügiosi- teit en Godsvertrouwen ging gepaard met grote mate vem impulsivi- teit. Driftig en boos kon hij soms worden om betrekkeHjk kleine zaken bij zijn koorrepetities, over onordelijkheden van de jeugd op de pleinen, zoals hij dat zag. Maar die woedeaanvallen waren gauw voorbij en hij koesterde zich als 'pater familias' in de schoot van zijn gezin en te midden van zijn vrienden en kennissenkring in en buiten de gemeente. Een goed mens en trouwe vriend geen 'Stre- ber', niet aemgelegd voor een concert-organist, maar wel een groot musicus. Zijn zilveren en ook zijn veertigjarig jubileum werden onder grote belangstelling gevierd. Laatst genoemde herdenking viel in mei 1944 een dieptepimt van ons volksbestaan. Zijn heftige aard deed zich in de oorlogsjaren duchtig gelden. Ook in de eerste wereldoorlog werd op de duldzaamheid van zijn karakter een grote wissel getrokken. Zijn ondergrond van negentiende eeuwse gezellige |
|||||
96
|
|||||
famiüebanden en een zekere rust als diepste basis van zijn bestaan,
werden daardoor echter niet beroerd. Na 42 dienstjaren legde hij op 31 augustus 1946 zijn ambt neer, maar bleef als 'hulporganist' toch nog actief. Op 6 december 1953 (2e advent) heeft hij voor het laatst op zijn orgel aan een kerkdienst wijding gegeven. Op 7 februari 1954, overleed hij na een kort ziekbed. J. Meerdink
Noten
1. Randall H. Tollefsen, Catalogue of the music collection of the
Moravian congregation at Zeist, Utrecht 1985 2. Van de leden van de Broedergemeente wordt verwacht dat zij
een levensloop schrijven, die dan bij him begrafenis wordt
voorgelezen. De achttiende en negentiende eeuwse levensbe- schrijvingen zijn in depot bij het Rijksarchief in Utrecht ge- plaatst. Autobiografieën van meer recente datimi bevinden zich in het archief te Zeist. 3. Walter Niemann en Rienk van Santen, De piano en hare compo-
nisten, p. 218, 219, 's-Gravenhage 1925 4. G. Gundermem, Op en om een Amsterdams orgel. Ons Amster-
dam. Nr. 10 (1966) p. 290-299 5. J. Meerdink, De Nederlandse inslag in de Evangelische Broeder-
gemeente te Zeist gedurende de 18e eeuw, p. 30-33, Zeist 1977 6. O.Keller, Geschichte der Musik, dl. 1, p. 427, BerUjn/Leipzig 1927
7. R.P.M.Rhoen, Willem Pijper, in: Markante Zeistenaren, p. 137,
Zeist 1991
8. Het is een andante uit het blazersdivertimento in Es (KV 240a).
W. Hildesheimer, Mozart, p. 212, Amsterdam 1972 BOEKBESPREKINGEN
In deze nieuwe rubriek behandelt de heer J.A. van den Dikkenberg
de in het afgelopen jaeu" verschenen publikaties over Zeist. De heer Van den Dikkenberg studeerde Nederlands aan de universiteit van |
|||||
97
|
|||||
.^.^JJU
|
|||||
Utrecht. De werken worden door hem kort beschreven en bespro-
ken. Het ligt in de bedoeling deze rubriek eenmaal per jaar te laten verschijnen. De redactiecommissie prijst zich gelukkig met het feit dat de heer
J.A. van den Dikkenberg bereid gevonden is deze rubriek te verzor- gen. De redactiecommissie
GESCHIEDENIS VAN DE ZEISTER POLITIE
Dit boekje met de merkwaardige titel biedt meer dan de ondertitel
doet vermoeden. Niet alleen wordt de geschiedenis van de huisves- ting gedegen beschreven, ook wordt het werk van de poUtie in een historisch kader geplaatst. Men schroomt daarbij niet om de be- schrijving in de vroege middeleeuwen te laten beginnen. Strikt genomen bestond toen natuurUjk geen poUtie, maar het levert wel sappige beschrijvingen op van de pijnbank, het radbraken en wat dies meer zij. Mooi uitgevoerd en fraai geïllustreerd. D. van Ballegooyen e.a., Saterskop of heilige Hermandad? De geschie- denis van de huisvesting van de Zeisterse politie. Zeist: Gemeentepoli- tie Zeist/District Binnensticlit van de Politie Regio Utrecht, 1993. 160 p. Prijs: ƒ 29,50. DE STREEK DIE ZICHZELF BLEEF
Dit boek is in de eerste plaats een kijkboek. Meer dan driehon-
derd foto's met authentieke teksten, voornamelijk uit de twintiger en dertiger jaren, zijn in dit boek bijeengebracht. Een groot aantal van deze foto's werd niet eerder gepubliceerd (zo luidt de aankondi- ging). Het materiaal is naar plaats gerangschikt. Aan bod komen achtereenvolgens Zeist, Austerlitz, Driebergen/Rijsenburg, Doorn, Leersum, Amerongen, Langbroek, Overlangbroek en Wijk bij Duur- stede. Helaas ontbreekt een bronvermelding en zijn alle foto's in een soort eenheidsgrijs afgedrukt, maar het boek is dan ook niet bedoeld voor historici en als (het zoveelste) bladerboek voldoet het uitstekend. |
|||||
98
|
|||||
H. Boomsma en J. Mangé, 'De Streek die zichzelf bleef. Zoals het
was. Dordrecht: History Book, 1993. 127 p. Prijs: ƒ 49,50. ANEKDOTES OVER 25 JAAR BRANDWEER IN ZEIST
In Van "Brandber tot "Pieper" wordt de geschiedenis van de 2Leister
beroepsbrandweer op luchtige toon uit de doeken gedaan. We
treffen veel verhalen aan van mensen die nu eens werkelijk voor
hetere vuren hebben gestaan. Het ons kent ons-karakter heeft
vermoedeüjk te meiken met het feit dat het hier vermoedelijk om
een interne uitgave gaat. Bevat veel zwart-wit foto's.
B. van Dgk e.a., Van 'bnmdbeT tot 'pieper'. 25 jaar Beroepsbrund-
weerdiensL Herinneringen van Ben van Dijk uit de periode 196&-1993.
S.I.: s.n., [1993]. 30 p.
NEGENTIG JAAR GESCHIEDENIS CHRI^TELUK SANATORIUM TE ZEIST
Twaalf bijdragen van dertien auteurs, afkomstig uit verschillende disciplines geven een zeer goed gedocumenteerd beeld van de geschiedenis van dit relatief kleine Sanatorium tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in de psychiatrie. De titel verwijst naar de tijd dat ziekte en zonde nog nauw met elkaar verbonden waren en de relatie psychiatrie en godsdienst leidde tot de oprichting van het Sanatorium. Een ander thema is de overheersende rol van de opeenvolgende geneesheren-directeuren. Opveillend is de kleinschalig- heid geweest en de tamelijk vroege introductie van nieuwe behande- lingsmethoden, met name de elektroshock en de nachtwake. Het gedenkboek sluit een periode als zelfstandige instelling aS. nu het Sanatorium met o.a. de Willem Amtsz Hoeve deel gaat uitma- ken van de H.C. Rümke Groep. G. Hutschemaekers en C. Hrachovec (red.), Hea- en heelmeesters.
Negentig jaar zorg voor zemiwUjders in het Otristóüjk Sanatorium te Zeist. Ngmegen: Sun, 1993. 272 p. Prys: ƒ 59,50. 150 JAAR KATHOUEK ZEIST *
Deze uitgave begeleidde de geUjknamige tentoonstelling van de Van
de Poll-Stichting die van 31 januari t/m 10 februari 1993 in de |
|||||
99
|
|||||
Vleugelgalerie van het Slot Zeist was te bezichtigen en bevat een
viertal artikelen. 'Liturgisch vaatwerk en paramenten' van R.P.M. Rhoen en W.J.
Westerhout beschrijft de modernisering in de hturgie sinds het midden van de jaren zestig en welke attributen en gebruiken daar- bij in onbruik zijn geraakt. Specifiek betrekking op de geschiedenis en emancipatie van de
katholieken in Zeist zijn: 'Kathoüek Zeist: 150 jaar parochieleven' van V.A.M. van der Burg, 'BCathoUek onderwijs in Zeist' en 'De Zeister kathoheken georgïmiseerd', beide van Th.G.P.M. Ruijs. 150 Jaar KaÜioSek Zeist. Uitgave Van de Poll-Stichting ter gelegen- heid van de tentoonstelling '150 Jaar Katholiek Zeist' van 31 januari - 10 februari 1993 in de Vleugelgalerie van Slot Zeist s.1. [Zeist]: Van de Poll-Stichting, [1993]. 38 p. Prijs: ƒ 5,00. GESCHIEDENIS VAN DE NED. HERV. KERK TE AUSTERLITZ
VoornameUjk op basis van stukken uit het archief van de Hervorm- de gemeente in Austerhtz (dat thans is overgebracht naar het gemeentearchief van Zeist) wordt uitgebreid gedocumenteerd verslag gedaan van ruim 130 jaar kerkgeschiedenis. Door de vele citaten krijgt met name het menselijke aspect van deze geschiedenis het volle pond. Voor de onderzoeker is het werk goed toegankelijk gemaakt d.m.v. uitgebreide registers en bijlagen. De strict toegepaste chronolo^e levert soms een versnipperd beeld op, met name in die fascinerende roerige beginjaren. De schrijver had welücht beter één hoofdstuk aan het conflict Wolfswinkel, één hoofdstuk aan de bedeling etc. kunnen wijden. Verder laat hij zich zo meeslepen door de materie, dat zijn commentaar soms hinderlijk subjectief wordt. Enkele schoonheidsfoutjes ontsieren deze uitgave en de foto's zijn niet mooi afgedrukt. Maar daar tegenover staan passages, die zich laten lezen als een roman en dat is tegenwoordig het grootste compliment dat men een geschiedkxmdig werk kan maken! R. Loenen, Van Heidenoord tot Hoeksteen. Geschiedenis van de Nederiands-Hervormde kerk te Austertitz. s.1. [Zeist]: Van de PoU- Süchting, 1993. 200 p. Prgs: ƒ 25,00. |
|||||
100
|
|||||
BESCHRIJVING VAN DE OUDE KERK TE ZEIST
Het betreft hier een scriptie 2e graad hbo-theologie. Voor wie
vertrouwd is met het standaardwerk De Oude Kerk te Zeist van H.J. van Eekeren (4 dln. Zeist, 1974-1978), heeft dit werk waarschijnlijk weinig nieuws te melden. De waarde van deze scriptie zit denk ik vooral in de gedetailleerde beschrijvingen van het gebouw in verle- den en heden. Ook de plaatsing van het huidige gebouw tegen de achtergrond vjm de Engelse neogotische dorpskerk is interessant, maar weinig uitgewerkt. K. Maasland, De Oude Kak van Zast, sJ.: s.n., 1993. S3 p. ONTWERP-MASTERPLAN STAATSLIEDENKWARTIER
Het Staatsüedenkwartier is een woonwijk uit de jaren vijftig die hard aan renovatie toe is. Hoewel deze studie niet zozeer over de historie, maar juist over de toekomst van deze wijk handelt, is ze toch interessant vanwege de prachtige historische foto's. Helaas worden deze wel erg sununier verantwoord ("De foto's zijn Gemeen- tearchief Zeist-Hist.top.atlas"). Ontwerp-MasterpUm Staatsliedenkwartier. Zeist: s.n., 1993. 24 p. STUDIE OVER DE VERSTEDELUKING VAN ZEIST
Ronald Scheffer beschrijft in deze doctoraalscriptie politieke geogra-
fie hoe Zeist zich kort na de tweede wereldoorlog ontwikkelde van een villa-dorp tot wat in jeirgon heet een "multi-functionele stad". Met behulp van een flink aemtal citaten uit o.a. de raadsnotulen Iaat hij overtuigend zien welke beslissende rol de plaatselijke overheid in dit proces heeft gespeeld. Voor de oorlog werden in 2^ist nauwe- lijks woningwetwoningen gebouwd, na de oorlog plaatsen met name de confessionelen de woningnood hoog op de politieke agenda. Factoren die daarbij een rol speelden, zijn de stimulerende rol van de rijksoverheid en de groei-ambitie van het dagelijks bestuur. Het bronnenmateriaal dat Scheffer bijeen heeft gebracht is indrukwek- kend van omvang. R. Scheffer, De 'Zeister omslag in woningbouw na de tweede wereld-
oorlog^, een politiek geofft^che verklaring, s.1.: s.n., [1993]. 166 p. |
|||||
101
|
|||||
JUBILEUMUITGAVE VERENIGING BOSCH EN DUIN EN OMSTREKEN
In dit in kloek formaat uitgegeven werkje worden twee nauw ver- wante geschiedenissen uiteengezet: die van de buurtschappen Bosch en Duin, Huis ter Heide en Den Dolder. Daarna volgt de geschie- denis van de plaatsehjke belangenvereniging. Het eerste gedeelte oogt degeHjk, al is de bronvermelding wel erg globaal. De zorgvul- dig uitgekozen illustraties sluiten perfect op de tekst aan. In het tweede gedeelte, dat exclusief voor de leden üjkt te zijn geschreven, is de toon populairder en worden de verrichtingen van het bestuur als ware heldendaden geboekstaafd. L. Visser, e.a., Verenigng Bosch en Duin en omstreken. 70 jaar jong
en ffoeiu s.1.: s.n., 1993. 51 p. Prys: ƒ 12,90. BLOENiLEZING MET GEDICHTEN OVER ZEIST
Goed initiatief, mooi uitgevoerd. Maar van de inhoud deugt niet
veel. Allereerst de kwahteit van de gedichten zelf. De bundel bevat te veel gedichten van goedwillende amateurs. Daarmee wordt het werkeUjk schitterende gedicht van Rutger Kopland geen recht gedaan. De keuze bevreemdt nog op een andere wijze: sommige gedichten bUjken helemaal niet over Zeist te gaan (die van Mars- man bijvoorbeeld, terwijl hij toch heus gedichten over Zeist heeft geschreven). De inleiding beschrijft twee figuren die niet in de bundel zijn vertegenwoordigd: Johan de Meester, die immers geen gedichten schreef, en Roel Houwink. De Van de PoU-Stichting krijgt een sneer omdat Houwink geen plaats heeft gekregen in Markante Zeistenaren, maar kenneüjk was geen van zijn gedichten markant genoeg om in de bloemlezing te worden opgenomen. Ouwerkerk citeert een romanfi-agment van Marsman over de Broedergemeente maar half, waardoor de lezer bewust misleid wordt (verg. het citaat op p. 11 met het volledige fragment in Jaap Goedegebuure, Op zoek naar een bezield verband. Deel 2. A'dam, 1981. p. 220-221). De inleider doet geen pogingen de tameUjk onbegrijpelijke gedichten van Kees Ouwens nader te duiden, bijv. door naar zijn roman De eenzaamheid door genot, die in Zeist speelt, te verwijzen. Tot slot verwacht ik in een verantwoording ook iets over de geraadpleegde |
|||||
102
|
|||||
bronnen te vernemen en niet slechts een opsomming van welke
rechthebbenden allemaal toestemming hebben verleend. Een gemiste
kans!
Zdst, poëtische gemeente. Bloemlezing. Ingel. door B. Ouwerkerk,
samengest door J.-P. Rosenberg en met een voorw. van R.G.
Boekhoven. Zeist: Stichting Achterland, 1993. 88 p. Prijs: ƒ 37,50.
J.A. van den Dikkenberg
BOERENERVENONDERZOEK
De Boerderijenstichting Utrecht is doende met een onderzoek naar
het 'historisch boerenerf in de provincie Utrecht. Traditionele boerenerven verdwijnen, door dorpsuitbreidingen en veranderingen in het boerenbedrijf, in snel tempo. Door dit onderzoek beoogt men een beeld te krijgen van de historische inrichting van het boerenerf, waarover vervolgens in brochure-vorm zal worden gepubHceerd. Omstreeks half maart 1994 zal het onderzoek in de regio Utrechtse Heuvehug beginnen. Aan onze stichting is gevraagd medewerking te verlenen door het
doorgeven van namen van informanten die over de imichting van boerenerven uit de eerste 30 jaar van deze eeuw kuimen worden geïnterviewd. Daarbij wordt gedacht aan mensen van 60 jaar en ouder, die op een boerderij zijn grootgebracht en/of nu nog op een oude boerderij wonen. Uw hulp gevraagd: wie kan ons één of meer personen noemen die
in het kader van dit onderzoek zouden kunnen worden 'ondervraagd'? Telefoon 03434-58181 (C.J. Bardet). Bij voorbaat d£mk. AGENDA
Op donderdag 10 februari 1994 zal de heer N. Metselaar om 20.00
uur in Slot Zeist presenteren 'Goudse Gleizen', een dia-klankbeeld over de vier eeuwen oude gebrandschilderde ramen van de St. |
|||||
103
|
|||||
Janskerk van Gouda.
Op donderdag 28 april 1994 wordt een dagexcursie georganiseerd
naar Gouda. Op het programma staat onder andere een bezoek aan de St. Janskerk, een stadswandeling en een bezoek aan het mu- seiun 'Catharina Gasthuis'. NIEUWE CONTRIBUANTEN
Stand begin november
- laatste stand: 797
- aanmeldingen: 16
- opzeggingen/overleden: 13
- aantal contribuanten: 800
926 De heer L.H.G. Veen, Van Hogendorplaan 6
927 De heer C. Schürmann, Walkartweg 8
928 De heer W.J. Wernand, Steniaweg 12
929 Mw. F. Lever-Smitskamp, Leiden
930 De heer en mw. J.F.M, de Neeve, Kroostweg 36
931 De heer W. van Wieringen, Hilversum
932 De heer A. van Rijswijk, Van Tetslaan 10
933 De heer J.G. Marks, Laan van Rijnwijk l/flat B 52
934 De heer H. Ruijssenaars, Brugakker 3122
935 De heer R.C. van der Giessen, Warande 171
936 De heer K.L.M. Quintus Bosz, Nicolaas Beetslaan 54
937 De heer A.R.D. van de Kamp, Van der Heijdenlaan 27
938 De heer J.J. Walgers, Prinses Margrietlaan 265
939 De heer ir. W.J. Velthuysen, Driebergen
940 Mw. H.N. van Wassenaer-van Hall, Laan van Bergen 1
941 Mw. M. Becker, Couwenhoven 2709
Hartelijk welkom, hopeüjk voelt u zich spoedig bij ons thuis.
Opgave nieuwe contribuanten: Postbus 342, 3700 AH Zeist |
|||||
104
|
|||||