-ocr page 1-
BULLETIN UITGEGEVEN DOOR DE VAN DE POLL STICHTING
V±:^
♦  Tollen langs de wegen van Zeist
De Mac Adamweg (7)
♦  Geen knoop meer aan m'n hroek..,
♦  De Breul vóór 50 jaar geleden
1^
IGEÉlfKNOOPMEER-'-
|lÉI\ARppaginaJ^ # t,
-ocr page 2-
Seijst
Bulletin ter bevordering
van de kennis
van de geschiedenis van Zeist
De Mac Adamweg, Leo Visser
Tollen langs de wegen van Zeist (7)
De Breul, Robbert Roosenboom
Recensie van het 'De Zeister Broedergemeente'
Geen Knoop meer aan m'n broek, Jacky van den Dikkenberg
Het Kamp van Zeist bezongen (2)
Het Van de Poll-archief, C. Pieterse
Lezing Van de Poll-kamer
Woelderink-lezing, B. Woelderink
Lezing Van de Poll-kamer
3.
8.
18.
22.
26.
ISSN 1383-2867
VtTscl üjnt 4 maal per jaar; 27e jrg., september
IQ*-)?, nummer 3. Drukwerk: Drukkerij
Cn\:goi1us. Vormgeving en lay-out: Frédérik
Knys, Fréphitophe Prod. Zeist
REDACTIECOMMISSIE
]. Muitman, voorzitter
J.A. \'an den Dikkenberg, hoofdredacteur
F. Ruys, vormgever, A. Bal, M. Roeder, N.
Vlak
en M. Wortmann
REDACTIEADRES
Nepveulaan 87, 3705 LC Zeist. Aanmeldingen
van nieuwe donateurs of adreswijzigingen
kunnen enkel schriftelijk worden gemeld via
onderstaand postadres.
POSTADRES VAN DE POLL-STICHTING
Postbus 342, 3700 AH Zeist. Giro 384 03 83
En verder...
De berichten uit de Van de Poll Kamer,
de actuele ledenstand, excursies en de
activiteitenagenda voor de komende maanden.
BEZOEKADRES DOCUMENTATIECENTRUM
Slot Zeist, Zinzendorflaan 1. Telefoon (030)
692 17 04. Geopend op dinsdag van 10.00 -
12.00 uur en iedere eerste zaterdag van de
maand van 14.00 - 16.00 uur.
-ocr page 3-
TOLLEN LANGS DE WEGEN VAN ZEIST (7), LEO VISSER
Seijst
M
De Mac
weg
Bij koninklijk besluit van 1 3 iikto-
ber 1838, nr . 110 werd aan de as-
sociatie gevormd door Jan Elias
Huydecoper, ambachtsheer van Zeist en
anderen, vergunning verleend tot bestra-
ting volgens bewerking van Mac Adam
van de weg, leidende van het dorp Zeist
met twee armen uitkomende op de grote
weg van Utrecht naar Arnhem en op de
straatweg naar Woudenberg tot de grote
weg van Utrecht naar Amersfoort bij het
Huis ter Heide. De associatie werd ge-
machtigd tot het openen van een geld-
lening van ƒ1 5.000,- en het oprichten
van een tol in Nieuw Zeist, voor of aan
de begraafplaats zonodig met een hulp-
^m-r'-^^^A
•'\#'V '';/<,?*^''|^--
/■'
De korenmolen "De Hoop" met de tol-
boom op de hoek Voorheuvel-Jagerlaan,
gezien vanaf de Bergweg, ca. 1860.
COLLECTIE VAN DE POLL STICHTING
-ocr page 4-
TOLLEN LANGS DE WEGEN VAN ZEIST (7), LEO VISSER
boom bij het landgoed Zandbergen "zul-
lende de bijwegen welker strekking aan de
dienst van dien tol mogten nadeelig zijn, met
over leg van de belendende
eigenaren en onder
goedkeuring van den provinciale autoriteit,
kunnen worden afgesloten,"
In een volgend artikel was de bepaling
opgenomen, dat bij gebruik van de hulp-
boom een bewijs moest worden afgege-
ven waardoor men de tweede boom kos-
teloos kon passeren. Uit de omschrijving
van de vergunning blijkt, dat het gaat om
de verbinding van de Utrechtseweg met
de Amersfoortseweg. Daarbij moeten we
denken aan de huidige Montaubanstraat
(die overigens wat oostelijker op de
Utrechtseweg uitmondde), aan de Voor-
heuvel, de Bergweg en de
Montaubanstraat. De andere arm kwam
vanaf de huidige Slotlaan via de Hoge-
weg naar de Voorheuvel. De
Woudenberseweg was toen betrekkelijk
nieuw en het gedeelte van de Slotlaan
vanaf het begin van de huidige
Woudenbergseweg tot aan de Ie Dorps-
straat werd toen ook Woudenbergseweg
genoemd. De aanduiding "Nieuw Zeist"
wijst er op dat er in die tijd een nieuw
centrum verrees m
de omgeving van
M
TOL-TARirp
'»- MAC-aIum" St^tï^r '' fit': m n, nO; op
UI! ziJM umir het Um TEli llËim
de Voorheuvel/
Bergweg.
         De
naam Mac Adam-
weg herinnert
ons aan John
Loudon Mac
Adam,
          een
Voor «Uc |,« Hmderlw^t of fi»,|
Voor„lkKarf,Scha„p„(V„rk™
» 0.01'
~ o,oi
., 0,60
. <),oa
. (>,nr,
0,07'
Schots wegen-
bouwer, naar
wie een weg-
verharding is ge-
noemd, be-
staande uit een
of meer lagen
steenslag, inge-wassen met leemzand of
gepenetreerd met asfalt. Het bij bovenge-
noemd koninklijk besluit toegestane tol-
tarief is hiernaast afgedrukt.
De tolheffing op de Mac Adamweg
heeft in de loop der jaren heel wat pen-
nen in beweging gebracht. De eerste
grote problemen ontstonden toen aan
het eind van 1850 bij de tolverpachting
Antonie Klomp, wonende halverwege de
Voorheuvel, voor een hoger bedrag in-
schreef dan de vorige pachter Cornelis
van Ee, die tegenover de graafplaats
woonde. Het gevolg daarvan was, dat de
tol verplaatst werd naar het huis van
Klomp. Hiertegen kwamen de noorde-
lijke Voorheuvelbewoners in opstand
omdat ze nu achter de tol kwamen te
wonen.
Tegelijkertijd speelde er nog een an-
dere zaak. Bij brief van 31 januari 1851
schreven burgemeester en wethouders
-ocr page 5-
TOLLEN LANGS DE WEGEN VAN ZEIST (7), LEO VISSER
aan de heren commissarissen van de
Mac Adamweg naar het Huis ter Heide,
dat het gemeentebestuur veelvulciige
klachten ontving over de plaatsing van de
tolboom op de Hogeweg bij de bewaar-
school en zij verzochten de heren deze
onwettig geplaatste boom te laten
amoveren.
In een brief aan de gedeputeerde sta-
ten van Utrecht van 10 maart 1851 gin-
gen de heren commissarissen op beide
zaken in. Over de tolboom bij de Hoge-
weg schreven zij:
"Het gemeentebestuur heeft ons verder ver-
zocht een tolboom te laten amoveren die wij
sedert jaren hadden geplaatst op den zijarm
van onzen weg, uitkomende op den straatweg
naar Woudenberg,
ter wering, alleen des Za-
terdags van de vreemde boeren uit die streek,
welke om den hobbeligen straatweg door het
dorp te mijden, onzen weg onvergolden met
zware boerenwagens bereden. Wij hebben aan
dat verzoek oogenblikkelijk gehoor gegeven,
ofschoon juist daardoor dat gedeelte des wegs,
tot schade der deelhebbers, bedorven wordt."
Daarmee was dat probleem opgelost.
Tot terugplaatsing van de tolboom waren
zij niet bereid. Ze werden daarin gesterkt
door een uitspraak van de kantonrechter
te Wijk bij Duurstede van II februari
1851. Daarbij werd molenaar Gerard
Cornelis van Altena in het ongelijk ge-
steld, toen hij Antonie Klomp ervan be-
schuldigde, ten onrechte TYi cent tol te
heffen voor zijn wagen beladen met meel
en bespannen met 1 paard na verplaat-
sing van de tolboom. De kantonrechter
hield zich aan de letter van de vergun-
ning, dat de tolboom moest staan voor
de begraafplaats en niet er achter en
daarrmee was de kous af Een gedeelte
van de argumentatie voor de tolheffing
is wel de moeite waard uit het zes bladzij-
den tellende verweerschrift over te ne-
men:
"Waarop komt toch het hoofdbezwaar neder!
Hierop, dat sommige
ingezetenen die vroeger
de weg tolvrij bereden, nu voor
het gebruik tol
moeten betalen. De tol (beweert men) is een
last voor die hem
betalen moeten, en naar
mate hij, na zijne verplaatsing, meer lieden on-
derschept dan vroeger, is die last
grooter. Mijne
Heeren, wij gewn dit bezwaar volmondig toe,
en wie zou
het tegendeel beweren'? Elke beta-
ling is lastig,
betaling van belasting is lastig (de
naam bewijst het), betaling van huishuur is
lastig. Begrijpt niet iedereen, dat wanneer men
van eens anders huis het genot heeft gehad,
men dan ook de huishuur moet betalen? Dat
wanneer men van den Staat de voordeden
eener welgeordende maatschappij geniet men
dan ook aan den Staat schot en lot moet vol-
doen! En spreekt
het dan niet even zoo van
zelf, dat wie over een straatweg rijdt, en daar-
van het gemak
geniet, en den meerderen spoed
en de mindere slijtage van zijn rijtuig en zijne
trekdieren, daarvoor iets te betalen aan hen,
wier kapitaal dien
straatu^eg hebben daar-
gesteld.'"'
En zo gaat de brief nog enige bladzij-
den door. Maar gedeputeerde staten
dachten er anders over. Zij vroegen advies
aan de ministervan binnenlandse zaken
en deelden de heren commissarissen bij
brief van 16 april I85I mede, dat de juiste
plaats van de tolboom weliswaar niet
nauwkeurig was aangegeven, maar dat
met "voor of nabij" bedoeld was "in de
onmiddellijke omgeving" van de begraaf-
plaats. Verplaatsing van de tolboom zou
alleen mogelijk zijn na wijziging van de
vergunning en wanneer die verleend zou
-ocr page 6-
TOLLEN LANGS DE WEGEN VAN ZEIST^jT), LEO VISSEH
worden, zou daarm een vrijstelhng wor-
den opgenomen voor de gedupeerde
Zeistenaren, die nu tol moesten betalen.
Nu de tolboom dus ten onrechte was
verplaatst werden zij verplicht de tol-
gaarder op te dragen de bewoners van
Nieuw Zeijst, die achter te tol woonden,
vrijstelling van tolgeld te verlenen. Burge-
meester en wethouders hadden blijkbaar
een afschrift van de brief van gedepu-
teerde staten gekregen en waren daar zo
blij mee, dat zij op 18 april een
bekendmaking aanplakten, waarin deze
vrijstelling wereldkundig gemaakt werd.
Ik wil u de volgende zinsnede uit de brief
van 3 mei 1851 van de commissarissen
aan het college van gedebuteerde staten
niet onthouden:
"Wij kunnen echter bij deze gelegenheid on-
mogelijk ons grievend leedwezen verbergen,
dat, terwijl door U aan
ons was opgedragen,
om de bovenomschreven bevelen aan onzen
tolgaarder uit te vaardigen, aan welken last
van onzentwege met den meesten spoed is vol-
daan; burgemeester en
assesoren der gemeente
Zeijst, hebben kunnen goedvinden om bij klok-
slag eene publicatie af te kondigen en alom te
doen aanplakken waarbij
ter kennisse der be-
langhebbenden IS gebragt, dat wij zouden zijn
aangeschreven om de
ingezetenen van Zeijst
van den tol vrij te
steiien en om aan den
tolaaarder daaromtrent de noodige bevelen uit
te vaardigen."
Tegelijkertijd ging er een verzoek-
schrift naar de Koning om wijziging van
de bepaling, dat de tol in de onmiddel-
lijke omgeving van de begraafplaats
moest staan. De commissarissen maak-
ten van de gelegenheid gebruik om ver-
gunning te vragen voor een hulptolboom
bij de Ie Hogeweg voor geladen karren
en wagens (van Woudenbergse boeren,
die op zaterdag naar de Utrechtse markt
gingen en de huidige Hogeweg en
Montaubanstraat bereden).
Bij koninklijk besluit van 1 april 1852,
nr. 49 werd aan beide verzoeken voldaan,
met de aangekondigde vrijstelling voor
de Voorheuvelbewoners en vrijstelling
voor gewone rijtuigen via de Hogeweg.
Intussen hadden de commissarissen niet
stilgezeten en gezocht naar een oplossing
voor het ontbreken van een
tolgaarderswoning. Op 1 januari 1853
was het probleem opgelost.
Met ingang van die datum huurde de
commissie een woning, van een blokje
zes huizen, aan het eind van de Voor-
heuvel (Wijk D nr. 172) van bakker
Gijsbert Verdonk voor ƒ52,- per jaar met
het recht deze te verhuren aan tolgaarder.
Daarmee was de rust op de Voorheuvel
teruggekeerd.
In 1884 ontstonden er opnieuw moei-
lijkheden, toen C.N. Lapère een stuk
grond achter de huidige Jagerlaan en de
Bergweg in exploitatie bracht en ter
hoogte van de huidige joubertlaan een
uitweg maakte op de Mac Adamweg. De
commissarissen van de commissie van
administratie over de Mac Adamweg
vroegen onmiddellijk aan gedeputeerde
staten toestemming om die weg, door
hen genoemd: "een heispoor door het
Driestland" te mogen afsluiten. Het ge-
meentebestuur van Zeist steunde het
verzoek van de commissarissen. Zij schre-
ven op 24 januari 1884 o.m. aan gedepu-
teerde staten:
J) dat de heer C.N. Lapère door het aanleg-
gen van wegen over het bedoelde driestland
zich voorstelt den daar
aangelegen grond axin
eventueele kopers over te doen, om daar op
huizen te
stichten;
HHWHrafflSSSHïS
-ocr page 7-
TOLLEN LANGS DE WEGEN VAN ZEIST (7), LEO VISSER
2) dat wij, hoewel dit weinig op de eigenlijke
kwestie betrekking Iteeft, zulks hoogst twijfel-
achtig voor de welvaart en den bloei der ge-
meente achten, daar te verwachten is, dat
zich te dier plaatse meestal menschen zullen
vestigen, die tot den mingegoeden stand
behooren, welke klasse hier ruim vertegen-
woordigd is;
Ook b. en w. waren van mening, dat
ontduiking van de tol zeer ten nadele
van de betrokken aandeelhouders
moest worden geacht en zij adviseerden
dan geen goedkeuring te verlenen om
op het driestland zulke wegen toe te la-
ten, waarvan de tolheffing nadeel kon
ondervinden.
Gedeputeerde Staten waren niet erg
onder de indruk van de bezwaren. Zij
prezen de plannen van Lapère om een
vroeger onbebouwd heideveld geschikt
te maken tot bouwterr ein in de onmid-
dellijke omgeving van de bebouwde
kom van een volkrijke en welvarende ge-
meente als Zeist. Ze hadclen bovendien
van de provinciale inspecteur verno-
men, dat het bedoelde spoor, bekend
onder de naam "Witte Laan" reeds lang
op de Mac Adamweg uitmondde.
Ze weigerden toestemming tot afslui-
ting van de Witte Laan en adviseerden het
beheer en onderhoud van het gedeelte
van de Mac Aciamweg vanaf de Utrechtse-
weg tot de huiclige Joubertlaan aan de
gemeente Zeist over te dragen en de tol te
verplaatsen in noordelijke richting. Er zat
voor de commissarissen niets anders op
dan hiertoe over te gaan en Lapère toe-
stemming te geven tot aansluiting van de
verharde Witte Laan op de Mac Adam-
weg. Bij koninklijk besluit van 11 mei
1885, nr. 28 kreeg de commssie vergun-
ning tot het verplaatsen van de tolboom
naar een punt tussen cie begraafplaats en
het Huis ter Heide. Aan gedeputeerde sta-
ten werd cie bevoegciheid toegekend de
juiste plaats te bepalen. Dat gebeurde bij
besluit van 2 juli 1885. De tol kwam te
staan bij de splitsing Bergweg/Dijnselweg.
Toen in 1897 de Oude Woudenbergse
Zandweg werd verhard - waardoor het
weer mogelijk werd de tol mis te rijden -
moest de tol opnieuw verplaatst worden.
Bij koninklijk besluit van 28 oktober
1897 werd hiervoor toestemming gege-
ven. Dat was de laatste verhuizing van de
tolboom.
De diverse verplaatsingen van de tol-
boom hebben overigens niet veel invloed
op de hoogte van de tolverpachtingen.
De veelbesproken tol op de Voorheuvel
van Antonie Klomp bracht in 1851
ƒ256,- op. De verpachting voor de jaren
1856 t/m 1858 van de tol aan het eind
van de Voorheuvel wer gegund aan
Cornelis Wallenburg voor ƒ275,- boven
de huurprijs van ƒ52,- voor de
tolgaarderswoning. De tol aan de Berg-
weg, hoek Dijnselweg bracht, over de ja-
ren 1886-1891 ƒ604,- per jaar op. Pach-
ter was Jan Schrijvers, die in een van J.
van der Ven gehuurde woning zijn
tolgaardersberoep uitoefende. In de jaren
1897-1903 was de pachtsom ƒ404,-.
Pachter was J. Spaans, die zelf een
tolhuis(je) plaatste op de hoek van de
Bergweg/Oude Woudenbergse Zand-
weg.
De opbrengst liep enigszins op, toen
de tarieven bij koninklijk besluit van 22
augustus 1903 werden gewijzigd.
Voordien waren mechanisch voortbe-
wogen voertuigen vrijgesteld. Nu werd
-ocr page 8-
'DE BREUL' IN ZEIST (1), ROBBERT ROOSENBOOM
het tarief voor een door mechanische
kracht voortbewogen rijtuig f 0,10 en
voor een motor rijwiel f 0,02'/z. De com-
missarissen hadden vc^orgesteld voor een
motorfiets f 0,05 te heffen, maar dat was
blijkbaar te hoog in vergelijking met een
auto. De pachtsom werd verhoogd tot
ƒ460,- per jaar. Voor de periocie van 1
december 1907 tot 30 november 1908 op
f 550,- per jaar. Toen was ook het einde
gekomen voor deze tol. De Weekbocle
voor Zeist van 7 november 1908 wijdde
er de volgende regel aan:
"Tengevolge van het door de raad dezer
gemeente (d.d. 30-1-1908 L.V.) genomen be-
sluit tot overname van den Mac Adamweg
van Zeist naar het Huis ter Heide zal den tol
aldaar met 1 december e.k. worden opgehe-
ven."
Behalve de tolgaarder heeft er ver-
moedelijk niemand om getreurd.
Leo Visser
BRONNEN
Gemeentearchief Zeist: Archief van de com-
missie van administratie over de Mac Adam-
weg van Zeist naar Huis te Heide, 1838-
1908. Weekbode voor Zeist, Driebergen en
omstrel<en, 1908
De geschiedenis van
^De BreuF (l)
De katholieke kastelentocht
-ocr page 9-
'OE BREUL' IN ZEIST (1), ROBBERT ROOSENBOOM
Het landgoed De Breul
Een van de eerste vermeldingen van
De Breul is gedateerd 15 april 1413. Van
een van de wegen die het landgoed om-
geven, de Arnhemse Bovenweg, weten
we echter dat deze al in de Romeinse tijd
bestond. De Driehergseweg, aan de an-
dere kant, komt in de Middeleeuwen al
voor, zij het onder de naam Seijsterweg.
De dubbele bomenrij, een beukenlaan,
die de Driehergseweg van het landgoed
scheidt, is mede hierom in 1991 als be-
schermd natuurgezicht tot monument
verklaard.
In het genoemde jaar 1413 gaf Jan
van Egmond, Heer van IJsselstein, het
gerecht De Breul in leen aan zijn
bastaardbroer Willem. Het was toen een
van de gerechten in de middeleeuwse
parochie Zeist of maakte deel uit van het
gerecht Weerdorp. Enige aanliggende
gerechten waren Scherpweide (in het
noordwesten), Stoetwegen (in het wes-
ten) en Vierhoeven (in het zuidwesten).
Het gerecht Weerdorp moet gesitueerd
worden aan de Odijkerweg, ongeveer op
de plaats van het huidige station Drie-
bergen-Zeist. Waarschijnlijk is het ont-
Wie rijdend over de Driehergseweg of de Arnhemse
Bovenweg ter hoogte van 'De Breul' zijn ogen wel
eens de kost gegeven heeft, heeft de grote horden
kunnen zien: het afgelopen schooljaar (1996-1997) heeft de
Katholieke Scholengemeenschap De Breul haar vijftigarig
bestaan in Zeist gevierd. De toevoeging 'in Zeist' is essentieel,
want de school zelf bestond al lang toen zij zich in Zeist
vestigde. En zoals vele Zeistenaren waarschijnlijk weten, geldt
dit in feite niet alleen voor de school, maar ook voor de
benaming 'De Breul', die ook van ver vóór 1946 dateert als
benaming voor het landgoed, waarop de school zich in dat
jaar vestigde.
Slechte de combinatie van school en landgoed
kan aanspraak maken op de jeugdige leeftijd van vijftig jaar,
en zelfs dat staat ter discussie, zoals ik verderop in deze
bijdrage zcd laten zien.
De vraag naar de voorgeschiedenis van De Breul is dus
een tweeledige vraag: wat valt er te vertellen over het landgoed
waarop de school zich in 1946 vestigde, en wat valt er te
vertellen over de schoolvan-vóór'1946? In het eerste deel van
deze bijdrage wil ik hierop een antwoord geven; in
het tweede
deel ga ik in op de eerste decennia van
het Zeister bestaan
van De Breul.
                                                   , "
-ocr page 10-
'DE BREUL' IN ZEIST (1), ROBBERT ROOSENBOOM
stjuiji doordat Rudolf van Overdevecht
in 1209 vier boerenhoeven aan de abdij
Marienweerd overdroeg. Vermeldingen
van morgengeldopgaven uit 1458 en
Krommerijngeld uit 1533 geven aan ciat
de omvang van het gebied van Weerdorp
zeventig morgen bedraagt, waarmee het
naar alle waarschijnlijkheid al groter was
dan de oppervlakte van de in 1209 over-
gedragen vier hoeven. Aangezien de hoe-
veelheid grond die men in één morgen
kon ploegen (de grondslag van deze
oppervlaktemaat), per streek en per tijd
verschilde, is deze omvang moeilijk om te
rekenen. Gaat men uit van ongeveer
vijfentachtighonderd vierkante meter, de
Rijnlandse morgen, dan omvatte Weer-
dorp dus zo'n zestig hectare.
In de tijd van Jan van Egmond was
De Breul rechtskundig gezien een
ambachtsheerlijkheid op zichzelf Dat is
het lange tijd gebleven, slechts de schrijf-
wijze veranderde in de loop der eeuwen.
Het is beurtelings Broyel, Breudell,
Breundel, Bruekel, Broedel, Bruel,
Bruedel en Bruijell genoemd, en ten
slotte vanaf het midden van de negen-
tiende eeuw clefinitief De Breul. De
naam is verbonden met de oorspronke-
lijke aard van het land, dat deel uit-
maakte van laaggelegen, vochtige (hier en
daar zelfs moerassige) gebieden, waarop
vanwege de begroeiing met gras of hout-
gewas vooral vee gehouden werd. Zo'n
gebied heette broek, broekland, maat-
land of madeland. Als ambachts-
heerlijklieid had het zijn eigen ambachts-
heer, aan wie de lagere rechtmacht tciege-
kend was. De hogere rechtsmacht was in
de middeleeuwen uiteraard in handen
van de bisschop van Utrecht.
In de zeventiende eeuw omvatte het
gebied twee grote hofsteden: de Grote
Breul aan de Odijkersteeg met de om-
vangvan 58 morgen en ten noordwesten
daarvan de Nieuwe Breul met een om-
vang van 33 morgen. Met de ontginning
van de woeste grond aan de overkant van
de Driebergseweg, op het huidige terrein
van De Breul, is in de loop der volgende
eeuwen de oppervlakte vergroot. Het is
niet precies duidelijk wie de rechten op
die grond kon doen gelden; wel is er een
gerechtelijke uitspraak uit 1599 naar aan-
leiding van een proces dat in Utrecht
cfiencie, over het recht om plaggen te ste-
KATWIJK'S EERECODE
tujftnsn Hm*m
Op^sM godMitnttige. hir«ct»rv«(ie nn (HatfJK*
■•««i'e. KATWIIK
l'i-vir '^ar,.
KwitLtv.
D« HUWJlw tt'tth p'namr
hm d«l .«n K«*>< ,fflm»rii i* nA- rwga iT.ai*80
(ichulf 1* «xmsT. to( wn in«n
H »6rw«n vovi flt m«BHth»pc!;, jtra» m»nf«n.
v(/i kirtltttr ^ wi»n mtr liAn
QP iM K»iii in ndsi-iind k-jwoi ^1l.»^wn en dis
bakHww
In (iBii ii;i< ^u*i vhI bdkW 'a: ua<.ii i« brtngtn
ArtieW.i.n
H.( AMI dil éa «'OaW « ót *•!
'eileio •(•^Yljksr moM •w h«i begin o( «rnnr
Ch iiv«n« m titauMXti dA>ram
lUtftn dit Mtnal iovh: mountijk i#
(i)U lOfg «n -jv»; »»n Ui"
-wweiHUiJh»
D-ilU.idBiii M'<^< <'*'< eiBsI uc
□«aren wurdt tiij csginoinir' n M»
tiud.».
Wuiua-fHJesgeinïinïthiip Wvlin-f.ooi ii mtx
Tucht
H<i omTl^néii: hW gaiag «n
tiachti Mn nHm. hot it a«n l«u«. ctn (t«v?M, h«l
y*haarzttun{ •((« •«! lU )*(i*ia
duidt MO dï fweti «on orïe gB-nï'ficfiïp. ti»
«!>ar Aatiin hatt k:«»i1 iiin dl t>c:^te Ksiwtjitdr
»""""•'
msM anUiiAtan an tot blotl iisman
Uut.u.Fid9a b«««lMni wwlwiUCK v^tioijwen'.
WtutwUailn.
Hy 1* Bffaci-t an atraff m
v*ftrouw«n tUMctwn de tongci* c'i<lMi<no.
vertrouwen ooic it-ttcftan öe jongens en ««jKian,
iBiifjaaBteilIna v«n •ntntct^^
OIHiaK.
QD'lafï vr^andan. «{«r «tnije badfi»Un{| h*i u hou
InwWiliald.
H>j tttxi ooavSiwuWn t>ov«n tStf
m lie! iCBvBn nt»r huo ld»»»! te hoiat-.
en icgi ttfn !«. 0%, a^sd
Uulua-flda* )t d* <«gul* aura*, é» s^ond^ag of
li^dlMh.
(•ever de ïie* ^ar. t>e; Kaiwi)i«6 iavsn
Diarotn >i^ iutaf» KM^>*r. ii:« het n«l tijn
Biondwot ven de Miitu»-ni)»»fl«iat«n!icK>ip ico
af«tQït*fl fm^ang.
atipE i^Mi^Ei^ !e ^n^rt^auöw Dal iï n^t op d«
K<uHshd({.
^j karuTïerkl ztdi in lEjn qa^^t
M»t« BfiDt» s*n olicht nw»* aen a-o^eeil', Dio
atAfBÓWi üoot tan i'tuTi'y^,
b*uia*tó*r< loon «n dow «*"
vtn ca «nhlB t(»'vmjV«r, wterdoo- fti; jisSi .liiJjd
GOrrtK^tioKI <n tpti itn iDart
i»l< oi'df' de vaunOM ondirtct^iilt.
De erecode was niet zo zeer een graad-
meter voor capaciteiten, maar meer voor
de wil en doorzettingsvermogen van de
leerling. Wie met meer talenten begaafd
was, had dan ool< een grotere plicht.
ken op het terrein tussen de
Driebergseweg, toen de Seysterstate, en
de Arnhemse Bovenweg. De uitspraak
luidde dat alleen de mensen van de aan-
grenzende hoeven dat recht hadden.
-ocr page 11-
Seijst^
I997.|li
'DE BREUL' IN ZEIST (1), ROBBERT ROOSENBOOM
Aan het einde van de achttiende en
het begin van de negentiende eeuw ont-
stond bij welgestelde stedelingen de
trend om de inmiddels drukke steden te
verlaten en zich te vestigen in de natuur;
het kan bijna niet romantischen Het ge-
bied bij Zeist leende zich hier goed voor
en daardoor verschenen langs de
Driebergseweg verscheidene buitenplaat-
sen. De trek van de gegoeden der burge-
rij naar de provincie kennen we vanuit
Multatuli's Max Havelaar, waarin in het
eerste hoofdstuk Batavus Droogstoppel,
makelaar in koffie te Amsterdam, over
zijn zoon zegt: 'als Frits knap opgroeit om
later in mijne plaats te komen als ik naar
Driebergen ga,- dan ben ik tevreclen'.
Aan de aanleg van tuinen en aan
bebossing werci veel aandacht besteed
Men wilde bovendien het lanclschap zo
'natuurlijk' mogelijk laten lijken. Je zou
ook kunnen zeggen: men onttJekte dat
de natuur een tuin was. Op de oude ak-
kers werden bossen geplant; daarnaast
werden parken aangelegd met exotische,
vaak oosterse bomen. Wat dit betreft is
De Breul uniek: men vindt er prachtige
exemplaren. Deze zijn geplant door J.D.
Zocher jr. Deze tuinarchitect kreeg in de
jaren dertig van de vorige eeuw van mr.
Jan Kol (1989-1848), sinds 1832 eigenaar
van het landgoed, de opdracht om rond
het huis een tuin in landschapsstijl aan
te leggen. Hij ontwierp onder andere de
lange, slingerende vijver en liet hierover
de brug aanleggen die een imitatie van
een Romeins aquaduct is. De tuin is
tachtig jaar later gerestaureercJ door tuin-
architect LA. Springer. Hij verving de in
slechte staat verkerende beplanting; het
ontwerp van Zocher werd intact gelaten.
Het huis dat nu nog zo goed te zien
is vanaf de Driebergseweg, werd kort
voor 1840 gebouwd. Toen bezat de
ambachtsheerlijkheid dertien huizen en
zeventig inwoners. Het landgoed bleef in
eerste instantie nog in handen van de
familie Kol. Jan Kol jr. liet er de Kleine
Breul bouwen en zo werd het landgoed
in tweeën gedeeld. Vervolgens kwam het
in het bezit van jonkheer F. van den
Bosch (1846-1882), van mevrouw de
weduwe L. Dorrepaal-Manuel (1885-
1886), van R Vercruijsse (1886-1913),
van R Reineke (1913-1918) en ten slotte
van S.RD. May uit Amsterdam. Deze
Speciaal voor het gymnasium gaf Kat-
wijl< De Breul een schoolagenda voor de
leerlingen uit. Dit exemplaar staat op
naam van Vincent A.IVl. van der Burg.
-ocr page 12-
Seijst
199f-lll
'DE BREUL' IN ZEIST (1), ROBBERT ROOSENBOOM
liogcr on^lcrwijs \'aak niet goed aan.
Desondanks diende zich bij hcRipe-
ning van deze onderwijsinstellingen in
1830 een groot aantal stutienten aan,
oni.lcr wie tlus t)ok jongens lHc zich niet
LJirccr tot het geestelijk ambt vi)eklen
aangetrokken. Eén van deze instellingen
was het seminarie te Warinoni.1, waar
Cornelius LLidovicus baron van
Wijkerslooth van Schalkwijk hoogleraar
was. Van Wijkerskxidi (Haarlem, 25 mei
1786) was in 1811 tot priester gewijd en
had in 1817 mede het seminarie
'Hageveld' te Velzen opgericht. Waar-
schijnlijk geïnspireerd door het grote aan-
tal studenten dat zich aanbood, maar
vooral door de staatkundige veranderin-
gen aangemoedigd heeft hij op 7 novem-
ber 1830, feestdag van Sint Willibrorci,
het besluit genomen tot oprichting van
een onderwijsinstituut waar jongens van
goede katholieke huize voorbereid zou-
den worden op een universitaire studie
en waar zij tevens een godsdienstige vor-
ming zouden krijgen.
Voor de school moest een geschikt
huis met een groot omliggend terrein
gevonden worden. Het werd het huis van
laatste liet in 1927 het huis vergroten en
restaureren door architect J.W. Hanrath.
Deze landhuisspecialist is verant-
woordelijkvoor het huidige aanzien. De
joodse bankier May pleegde zelfmoord in
de Tweede Wereldoorlog. Zijn erfgena-
men verkochten het landgoecl na de oor-
log aan de Sint-Willebrordusstichting,
waarmee het in handen kwam van de
paters leraren van de jezuïetenorde die er
in 1946 hun uit het Zuid-Limburgse
Gulpen afkomstige gymnasium met in-
ternaat vestigtlen, dat toen in den lande
bekencl stond als het aloude 'Katwijk'.
Het gymneisium van de jezuïeten
Toen de paters jezuïeten in 1946 naar
De Breul trokken om daar leiding te ge-
ven aan een gymnasium met internaat
voor jongens, had dit instituut. Huize
Katwijk, al zo vele vestigingsoorden ge-
kend dat men van het eincle van een
kastelentocht sprak. Dat het instituut
eerst bijna honderd jaar op één plek ge-
vestigd geweest was, scheen men even
vergeten te zijn. De verhuizingen hadden
zich in de laatste twintig jaren geconcen-
treerd. Het geestelijke fundament werd
echter in 1831 en de jaren daarna gelegd.
En volgens getuigenissen van leerlingen
en leraren heeft dat, eenmaal gelegd, bij
geen enkele verhuizing nog noemens-
waardig gewankeld. Het leggen van hot
fundament had destijds evenwel veel voe-
ten in de aarde...
Bij Koninklijk Besluit werd op 27
mei 1830 het oprichten van sciiolen voor
bijzonder onderwijs weer vrijgegeven,
nadat deze vrijheid vijfjaar lang opgehe-
ven was. In feite werd hiermee een eerder
Koninklijk Besluit in ere hersteld: in
1815 was immers de vrijheid gegeven tot
het oprichten van scholen voor het voor-
bereidend hoger onderwijs. Seminaries
en Latijnse scholen, die in 1825 tot slui-
ting werden verplicht, werden in 1830
weer geopend. Het ontbrak de katholie-
ken echter aan een internaat waar jon-
gens van de gegoede burgerij een brede
middelbare opleiding konden volgen
met aansluiting op universiteit of athe-
neum. Sommige seminaries dienden
ook wel als opleiding voor jongens zon-
der geestelijke roeping, maar deze situa-
tie was niet ideaal. De bestaande semina-
ries en Latijnse scholen sloten op verder
-ocr page 13-
'DE BREUl' IN ZEIST (1), ROBBERT ROOSENBOOM
de familie Van Wassenaer, gelegen op de
hcerlijkheiil 'het Zand' in Katwijk aan
den Rijn. Het protestantse gemeentebe-
stiuir, dat autorisatie voor vestiging \'an
een onderwijsinrichting moest \'erlenen,
was geen voorstanLler van vesti-
ging van een katholieke
onderwijsinrichting in de ge-
meente, maar dankzij het
curatorium \'an de school ga-
ven Burgemeester en Assesso-
ren der gemeente Katwijk op
15 april 1831 toch hun
toestemming.
Van Wijkerslooth zette
zich vervolgens aan de werving
van zowel leerlingen als leraren.
Twee theologanten van het
Warmonde seminarie steklen
zich beschikbaar. Zij betrokken
het huis drie dagen na sluiting van de
koop, op> 7 juni 1831. Op die ciag kwa-
men ook cie eerste twee leerlingen aan.
Toen de zomervakantie aanbrak, waren
er zes leerlingen aangemeld. Van
Wijkerslooth zette zijn werving van leer-
lingen en leraren voort en na de zomer-
vakantie kon hij vijfentwintig leerlingen
al een breed scala van vakken bieclen.
Naast hun lestaak kregen de leraren
zo veel mogelijk de overige taken van
bestuur en leiding toebedeeld, zoals de
leiding\an het huis, de economisclvhuis-
en snel een lerarencorps had weten te
vormen, kenmerkten zich de eerste zes
jaren, waarin het aantal leerlingen steeg
van vijfentwintig naar zevenenvijftig,
door een voortdurende strijd om dit
compleet te houden. Theolo-
ganten, in de meeste gevallen
van het seminarie te Warmond,
vertrokken na hun wijding tot
priester vaak weer. Het tweede
schooljaar steeg het leerlingen-
aantal tot veertig, mede dt:)ordat
naast het gymnasiaal onderwijs
ook handelsonderwijs aangebo-
den werd. Dit gebeurde op ver-
zoek van ouders wier zonen la-
ter in de handel hun werk wil-
den zoeken. Bij deze studie
werci vooral de nadruk gelegd
op de moderne vreemde talen
en uiteraard het vak handelskennis.
Met een personeelsbezetting van vijf
a zes leerkrachten - twee priesters en een
theologant, bijgestaan door twee a drie
leken - wercien bij de toeneming van het
aantal leerlingen vooral de surveillance-
taken als belastend ervaren. Voor het
eerst werd nu een beroep op cie jezuïeten-
houdelijke zaken en de begeleiciing van
cie leerlingen buiten de schooluren. Aan
discipline, 'orde en tucht', hechtte men
grote waarde. Deze surveillancetaken
zouden naast de lestaak al snel een te
grote belasting gaan vormen.
Hoewel Van Wijkerslooth voor het
eerste volledige schooljaar vrij moeiteloos
-ocr page 14-
'DE BREUL' IN ZEIST (1), ROBBERT ROOSENBOOM
manieren om de toekt)mst van het insti-
tuut veilig te stellen. Bij de jezuïeten, een
sociëteit die van oudsher bercjcmd was
om zijn onderwijsinstituten, meende hij
kans van slagen te hebben.
In 1838 verzocht hij de pnwinciaal
voor het eerst om het gymnasium over te
nemen. Vanuit het curatorium kwam
orde gedaan om een pater voor de sur-
veillance beschikbaar te stellen. In eerste
instantie kon noch de provinciaal van de
Belgische provincie der jezuïeten te Brus-
sel noch de generale overste van de orde
te Rome aan dit verzoek voldoen, maar
in 1837 verscheen de eerste jezuïet op
Katwijk. Voor de buitenwereld en de
leerlingen werd geheim gehouden dat
deze versterking een jezuïet was. De re-
den voor deze geheimhouding ligt in het
feit dat de jezuïeten bij velen niet geliefd
waren. De paters waren een gezocht doel-
wit van antikatholieke sentimenten. De
Sociëteit van Jezus was door de eeuwen
heen voortdurend aanleiding voor
tegenstrijcJige gevoelens geweest. Vooral
voor niet-katholieken hadden haar leden
iets raadselachtigs. Angstige onzekerheid
over hun onvoorspelbare gedrag, wrevel
over gemakshalve bij voorbaat aan hen
toegeschreven listige praktijken en hei-
melijke jaloezie vanwege hun onverdro
ten ijver en sterk organisatietalent lagen
aan deze gevoelens ten gn)ndslag.
Van Wijkerslotith begreep dat met
de komst van deze ene pater jezuïet de
bestaanszekerheid van het instituut nog
niet verzekerd was, en zocht verder naar
Aan de katholieke jongens en meisjes-
school 'Rozenstraat' werd, evenals op
Katwijk de Breul, godsdienstexamens af-
gegeven.
-ocr page 15-
'DE BREUL' IN ZEIST (1), ROBBERT ROOSENBOOM
historici genoten op het college de zonen
van een groot deel van de katholieke aris-
tocratie en 'haute bourgeoisie' hun on-
derwijs en opvoeding. Ongeveer de helft
van de leerlingen behoorde tot het Ne-
derlandse patriciaat of de Nederlandse
adel. Het kostgeld was hoog. Ook aan de
beroepen of ambten die de ex-leerlingen
van Katwijk gingen uitoefenen, is hun
sociale status af te lezen. Zij werden veelal
arts, advocaat, notaris, koopman of in-
dustrieel. Tevens waren er oud-leerlingen
die carrière maakten in de politiek.
Zonder de geschiedschrijving geweld
aan te doen kan men stellen dat Katwijk
in de jaren tot 1928 een bloeiend be-
staan kende onder leiding van vele paters
rectoren, van wie er verscheidene een
aantal jaren na hun vertrek op Katwijk
terugkeerden om er een tweede rectoraat
op zich te nemen. Eén van hen, pater
Rudolf van Oppenraaij, was van mening
dat het college van Katwijk naar Den
Haag moest worden overgebracht, om
aldaar naast het internaat ook een groot
externaat te verwezenlijken. Het plan
veranderde diverse malen. Intussen werd
in 1916 in Den Haag een nieuwe
ken. Het lerarencorps bestond nu
hoofdzakelijk uit jezuïeten, hoewel de
lekenleraren erin vertegenwoordigd ble-
ven. In de eerste jaren vermeed men het
echter nog zorgvuldig om het instituut
een jezuïetencollege te noemen. Voor
Katwijk was er nu evenwel een periode
aangebroken waarin het voortbestaan
van het gymnasium verzekerd was, door-
dat dit niet meer van enkele personen
afhankelijk was, maar cf e verantwoorde-
lijkheid ervoor bij de gehele Socififiëteit
berustte. Het opvoedings- en
onderwijssysteem van de Orde kon nu
ook op Katwijk beproefd worden.
Op het terrein van het instituut von-
den in de loop der jaren vele verbouwin-
gen en uitbreiclingen plaats. Zo werd in
de winter van 1851 ook een nieuw ge-
bouw in gebruik genomen dat de naam
Mutua Fides kreeg, waarmee een begrip
zijn intrede in de geschiedenis van de
school deed dat tot ver in de volgende
eeuw in het vaandel geschreven zou blij-
ven worden en dat nog steeds op een van
de gevels van het huidige schoolgebouw
te Zeist prijkt.
Katwijk was een eliteschool. Volgens
nog wel verzet tegen een definitieve
verbintenis van de jezuïeten aan het gym-
nasium. Door de jezuïetenvrees die er
heerste bij zowel overheid als een groot
deel van de bevolking, was men bang
zich het ongenoegen van de regering op
de hals te halen en het gymnasium in
diskrediet te brengen. Na verloop van
enige tijd kwam Van Wijkerslooth met
cie provinciaal der jezuïeten overeen dat
een overgang gewenst was en dat geleide-
lijkheid daarbij de voorkeur had. Dit
hield onder meer in dat vrijgekomen
leraarsplaatsen geleidelijk door jezuïeten
zouden worden ingenomen. Men
hoopte door deze geleidelijke overgang
niet al te veel onrust teweeg te brengen,
maar zag tegelijkertijd in dat dit de enige
manier was om het voortbestaan van
Katwijk te verzekeren. De Sociëteit zou
in staat zijn tot volledige overname zodra
zij over voldoende ordeleden beschikte
om het lerarencorps van het college te
bemannen. Dit gebeurde in 1842.
Met deze overdracht werd een be-
langrijke periode in het bestaan van het
gymnasium afgesloten. De seculiere
priesters hadden zich geheel teruggetrok-
-ocr page 16-
Seijst
1997-111
'DE BREUL' IN ZEIST (1), ROBBERT ROOSENBOOM
jezuïetencollege opgericht; het St.-
AloysiuscoUege. Uiteindelijk zou Huize
Katwijk het internaatsgedeelte van dit
college vormen en in die hoedanigheid
zou het zijn naam kunnen behouden. In
deze verhoudingen bleef Huize Katwijk
voortbestaan totdat het eerste oorlogsjaar
hierin verandering bracht.
Toen op 10 mei 1940 de oorlog uit-
brak, werd het AloysiuscoUege door een
zevenhonderd soldaten van de Neder-
landse luchtmacht ingenomen. Huize
Katwijk ontkwam aan deze inkwartiering
doordat het als veldhospitaal werd aange-
wezen. Maar er waren slechts enkele
maanden van volgende schooljaar ver-
streken toen de situatie voor de bewoners
van Huize Katwijk opnieuw dreigend
werd. Door bemiddeling van de burge-
meester van Noordwijk, J. van de Mortel,
een zeer verknochte oud-leerling van
Katwijk, werd het jachtslot Leeuwen-
horst te Noordwijkerhout, eigendom van
jonkheer J.H. Gevers van Kethel en Spa-
land en mevrouw A. Gevers-van Weide-
ren baronesse Rengers, ter beschikking
van het internaat gesteld. Op 4 december
werd Huize Katwijk te Den Haag
opgevorderd door de Nederlandse
recherche. Spoedig werden de ouders in
een circulaire op de hoogte gesteld van
de plannen voor de nabije toekomst. De
drie laagste klassen zouden naar kasteel
Leeuwenhorst overgaan, terwijl de ho-
gere klassen en de HBS een onderdak in
Wassenaar zouden vinden, vanwaar zij de
lessen in Den Haag konden volgen.
Anderhalfjaar lang kon het schooi-
en internaatsleven in Noordwijkerhout
vrij ongestoord zijn doorgang vinden. De
oorlog was de enige schaduw, maar daar
merkten de paters en jongens niet veel
van. De Duitsers maakten echter in 1942
plannen om de gehele kuststrook tot een
verdedigingswal te maken en nog op 25
november van dat jaar ontving men op
Leeuwenhorst het bericht dat de bezetter
besloten had ter wille van deze kustver-
dediging ook het kasteel met de grond
gelijk te maken. Het bosterrein zou door
een kale vlakte met brede anti-tank-
grachten worden vervangen. Noordwijk
moest evacueren. Ontruiming was dus
geboden en voor de zoveelste maal moest
pater Wessels gaan reizen, zoeken en vra-
gen.
                         , ■
Een nieuw onderdak voor Huize
Katwijk was minder snel gevonden dan
de vorige keer. Na weken van inspanning
kon directeur Wessels op 15 deceniher
1942 telefonisch vanuit Gulpen melden
dat hij daar graaf de Marchant et
d Ansembourg bereid gevonden had om
het college in zijn kasteel Neubourg gast-
vrijheid te verlenen.
Op 4 februari 1943 was Neubourg
gereed om zijn nieuwe bewoners te ont-
vangen. De leerlingen zaten graag thuis,
maar wachtend op een oproep tot terug-
keer en daarbij niet wetend in wat voor
huis hadden de meesten toch wel naar
het einde van de vakantie verlangd. De
onrust die in Noordwijkerhout onder de
leerlingen was ontstaan, kon snel bezwo-
ren worden. Ook het volgende school-
jaar, 1943-1944, verliep vrij rustig. In dit
jaar moet Huize Katwijk zich niet langer
gespleten gevoeld hebben, aangezien er
zich geen afdeling van hogere klassen
meer in Wassenaar en Den Haag be-
vond. Huize Katwijk had nu voor het
eerst zijn eigen examenklas.
Ten gevc:)lge van de invasie werd tij-
dens de zomervakantie van 1944 de toe-
3
-ocr page 17-
^Seijst
1997-111
'DE BREUL' IN ZEIST (1), ROBBERT ROOSENBOOM
stand in Limburg zo onzeker dat op 28
augustus een circulaire aan de ouders
verzonden werd met de mededeling dat
de verwachte terugkomst van de leerlin-
gen voorlopig uitgesteld was. Op 2 sep-
tember volgde inkwartiering van ruim
honderd Duitsers en twee dagen later
moest het huis ontruimd worden. De
paters vonden onderdak bij bevriende
geestelijken en burgers. Weer twee dagen
laterwerd Gulpen gebombardeerd. Op 8
september trokken de Duitsers zich te-
rug, maar de paters hadden zich nog
geen dag op Neubourg geïnstalleerd of
een nieuwe inkwartiering dreigde, deze
keer van de militaire politie. Zij stond
echter toe dat de paters de bovenverdie-
ping behielden.
Op 13 september bereikten de Ame-
rikanen Gulpen. In de dagen ciaarna
volgde men nauwkeurig de bevrijding
van de omringende en verder gelegen
steden en dorpen. Nieuwe massa's bevrij-
ders kwamen in Gulpen, en op Neu-
bourg, aan. Op 21 februari 1945 keerden
er zes vijfdeklassers terug en twee dagen
later begonnen voor deze klas de lessen
weer. De eerste lessen van het schooljaar
Meer vermeldenswaardigheden vindt men in
liet jubileumboek van De Breul (254 pagina's,
200 illustraties, A4-formaat, driekleurendruk),
dat te bestellen is door overmaking van
ƒ42,50 (ƒ35,- + ƒ7,50 verzendkosten) op
postgiro nr. 64.81.15 t.n.v. SKVO De Breul te
Zeist, o.v.v. 'jubileumboek'.
1944-1945 voor de gehele school vonden
plaats op 20 maart 1945. De
eindexamenvoorbereiding voor de
zesdeklassers was hierdoor behoorlijk in
het gedrang gekomen. Bij Koninklijk
Besluit werd echter geregeld dat alle eind-
examenkandidaten van 1945 het di-
ploma kregen.
Er waren intussen moeilijkheden
gerezen met de eigenaar van Neubourg
en in juli werd de huur opgezegd voor
oktober, maar de graaf en de gravin ble-
ken er al vrij snel begrip voor te hebben
dat de school ondanks verwoede pogin-
gen op zo'n korte termijn onmogelijk
een ander huis kon vinden. Uiteindelijk
heeft het gehele schooljaar 1945-1946
zich nog in Gulpen afgespeeld, waar de
leiding heimelijk ook op gehoopt had.
Voor pater Wessels stond dit jaar in het
teken van de zoektochten naar een nieuw
terrein, waarvan hij nu eens welgemoed
dan weer moedeloos terugkeerde. Op 18
mei 1946 keerde hij echter terug met het
bericht dat men de gelukkige bezitter was
geworden van 'Huize De Breul in Drie-
bergen'.
Robbert Rossenboom
BRONNEN
-  Ronald Biijdenstein, Zeist, groei en bouw;
Utreciitseweg-Driebergseweg;          een
inventarisatie van waardevolle gebouwen en
gebieden.
Zeist, 1984.
-  Robbert Roosenboom (red.). Vernieuwing
in traditie; De Breul: vijftig jaar onderwijs in
Zeist (1946-1996).
Zeist, 1996.
- W.A. Sormani, "De Breul" 40 jaar in Zeist..!
Zeist, 1986.                                             .
r
-ocr page 18-
Seijst
1997-111
HET KAMP VAN ZEIST BEZONGEN (2), JACKY V.D. DIKKENBERG
Geen
knoop
meer
aan
m^n
broek
Toen ik in het juni-nummer he
richtte «ver het lied "Kamp van
Zeist", waarop in West-Friesland
nog steeds gedanst wordt, wist ik zeker
dat er andere tekstA'arianten moesten
hebben bestaan.
Volksliecleren worden namelijk mon-
deling overgeleverd en bij die overleve-
ring gaat er wel eens wat mis. Men ver-
staat een woord verkeerd, men vergeet
een regel en verzint er zelf wat bij.
De heer Meerdink vertelde mij on-
langs dat hij het lied als kind, nu zo'n
vijfenzeventig jaar geleden, meermalen
heeft horen zingen en ook de heer Visser
wist dat ook veertig jaar nadien het lied
in Zeist nog algemeen bekend was. De
tekst die hij zich herinnerde, staat ook in
zijn boek HET DORP ZEIST:
Geen cent meer in je zak,
geen knoop meer aan je broek,
Dat zal zo heel lang niet meer climiiren.
Strijdt broeders tol het laatste,
Want we gaan naar de Kamp van Zeist, faldera.
Strijdt broeders tot Itet laatste,
Want u'e gatin ntiar de Kamp van Zeist.
.en andere ongemakken
-ocr page 19-
Seijst
1997-111
HET KAMP VAN ZEIST BEZONGEN (2)
Vcr,L;eli]kr men tlcze
rcksr mor ilc notatie in het
iuni-miiiiiner, tlan x-allen
\ele xariaties op: de
oiiKlraaiinf,' in de eerste
reuel bij\-oorbeeld, maar
de herekenis is lierzeltdc.
De tekst ,t:aat teni^u op
'Een nieuw lieel op de Vro
lijke Kamp hij Seijst', dat
minstens tu'ee eeuwen
olrI mciet zijn en dat ook
hekend is onderde inti-ige-
rende titel 'Het kottielinis
hij Zeist' {zie ajhceldingen
rechts).
Het Kamp van Zeist was
in de eerste plaats een
oefenkamp. Het lied zt)U
dan ook het afsluiten van
de soldatcnloophaan he-
zingen. Men trok naar het
kamp van Zeist om de laat-
ste fji"ote oefeningen te
draaien, waarna men
afzwaaide. L. Verhoeff no-
teerde een andere versie:
(2)
AiK«ii dan lieve Meisjes! iioiuit maat goede moed) ,-_
lltt ïiil niet peuwijr (lijjren:
                       J '*
Kuiiit M(>if-ji'S; v(Ki( hir !iiF\is(,
En wij nemen van u üf.vc^hfcid, tru !« la,
Komt Meigjcs! onss.
Ik z«i: Wül liftvc Piot! «n h-jj turh .ruc'! i i'rrliic!,) ,.
Het z,i! niet e.nnvifi; «luren;
                        ;
Od) , niijn lieve .Sariije!
En wij fraan naar de Kaïrij.' van Ncim, tra hi la.
Och, Ulijn liev« Naatje! enz.
tieen ufvld meer in ons zal» 5 wij «aan op ons gemak) ..
Kt>ns vrolijk dift'-iceren ,
                             )
Komt, Hiooitcr.s! voor hH la^iist.
ün iioiiilt maar jjoeHcn nmed , tra la Ia,
Konit, iSiotders! enz.
Ko'-'i vroiïjii nu vosjmit, ahiifirK si^üuk »'ij bij tin) ,.'
\'i ij iioorpn al koninianrleerfcn, (!j(Oiuii,)
Komt Broeders! voor h"t jjatst,
Wij 7.ijn in lie Knnip van tfuiüt, tra la lu,
ivoiut, Broeilcrs ! enz.
%
W5 paan nn naar «Ie strijd, met onze Majesteit 1 ) / •,
En brave Olïi«ieren,
                                    )
Koint, HraeilprKl vixir h?l laatst«
Wij gaan naar de Kamp van Seist, tra la la,
Komt, Ufoedcrs I enz.
y^'lj jra.-*n wéér verlieusd , o ja ! met volle vreugd ,1 ..
Al naar onze lieve Meisjes,
                       )
Komt, Broeders! voor bel laatst,
Wjj nemen van de iiieid afscheid, tra la In,
Kuaif, Hrocders! vour bet iuafst,
■W ij nemen van elkaar afscheid,
.......II |.MHlt5®;@|@èlW!3'!.M5.^i
r. K.\ NlfcüW LÏEO
*                        OP DÜ
Jrolyke KJMP h§ MIST,
i«m» Brueaersl aRemaal. wf *tl« ««» N! elkaar^
£a het i»l niet lan^ metr iumm,
■CoBit Broe<lcri! «lten»B«I, »f «§» BO Wj elkaèf,
En liet i«l niet laftg mmt imtm-,'
K0iiit BwRie»! vtmt hel titattt,
En wil Kaan na« ^e Kam^ ma Sem, uj» k la»
Kamt Mtmiem! v«or kef laatit,
En v«| gM» naar de K»»p vw Scjjie.
wMwt-x'mmf'H'i
-ocr page 20-
Seijst
1997-111
HET KAMP VAN ZEIST BEZONGEN (2), JACKY V.D. DIKKENBERG
Kamp-lied
Wijze: Het holLindsch hart vergeet, enz-
Hoon
numnen Koort de trom en de trompetter,
't k geen alarm maar 't is gewoon apel,
Wij zullen nu een
Vredes-lcamJ) betrekken.
Prins Frederik voert over oas hevel.
Als veldnviarschalk zoo braaf in deugd en zeden,
Wordt hij bemind van iedereen geëerd;
Gij weet toch hoe
prins Frederik beeft gestreden
Dus mannen voorwaarts als hij Icommandeert.
Op wapenbroeders laat ons /linie marclieren
En trekken voorwaarts naar het Kamp hij Zeist.
Een goed soldaat moet toch ook eens kamperen,
't Is Willem lil ons koning die het eischt.
Wij mogen daar ons pligt niet in verzaken,
Komt grijpt de wapens stevig in de band,
Want komt 't gevaar om dierbre grond genaken
Dan strijden wij voor 't mje Nederland.
En zijn wij daar dan vrolijk aangekomen,
Vermoeid der marscb en ook wat vol met stof.
De orders
bebt gij spoedig dan vernomen.
Hier is uw tent en poets de wapens af.
En dan gezwind als Nederlands soldaten.
Met spons en borstel litstig aan den strijd,
Terwijl een ander nog eens wat komt praten
Van 't garnizoen en van zijn lieve meid.
Nog informeler is de onderstaande va-
riatie op de laatste regel: Schijt, broeders, in
je laarzen, want we gaan nu naar het Kamp
van Zeist, nondeju!
Tot slot geef ik hier bij wijze van cu-
riosa twee liederen uit de tweede helft
van de vorige eeuw, waarin het kamp van
Zeist wordt genoemd. Ik betwijfel of ze
veel werden gezongen. Ze zijn vooral een
uiting van het "vaderlandsche gevoel" dat
we in de poëzie van deze tijd zo vaak vin-
den. Toch vinden we vooral in het eerste
lied, dat ongeveer in 1870 is gemaakt,
enige "realistische" beschrijvingen van
het kaïnpleven. De bijbehorende melo-
die heb ik niet gevonden.
-ocr page 21-
. Seijst
1997-11!
HET KAMP VAN ZEIST BEZONGEN (2), JACKY V.D. DIKKENBERG
De avond valt de taptoe is geblazen,
En ieder krijgsman gaat dan naar zijn tent,
Na vizitatie houd
men op met razen.
De lichten uit dat is van ouds bekend,
Men slaapt gerust steeds op lange veeren.
Wel niet zoo zacht als in lift garnizoen.
Maar in het veld moet men toch iets
ontberen,
De prim van oranje wil dat ook u/el doen.
De duistre nacht van 't zvtare floers omgeven
Is dra voorbij de morgen die breekt aan.
Het sein wordt ons door 't morgenscKot gegeven,
Dat wij aan 't strootjes rapen moeten gaon.
Is ckt gedaan dan schielijk omgehangen.
Grijpt het geweer, uw ransel en de hoed.
Sergeant der week zegt dan naar zijn verlangen:
Komt mannen, hangt uw tas en ransel goed.
En dan geeft acht nuiar spoedig opmarcheren,
Het hoofd recht op 't commando is er uit.
Wij doen ons best om goed te defileren.
Want anders krijgt men toertjes bij de schuit
Maar neen wij willen hier ons pligt
betrachten.
Opdat de exercitie goed mag gaan,
En skat de trom wij laten ons niet wachten
Met Willem 3 ?;ullen wij ten strijde gaan.
En nu tot slot een neerlandsch lied gedongen.
De Iconing leve en ook het oranje-huis.
Het bloeije lang en blijve ongeschonden
Van dwingelandij en ooic van vreemd gespuis.
Ons neerlandsch bloed stroomt ons vrij door de ade-
ren, Dan blijft 't gevoel wij hebhen ons
verpand
En mogt de vijand onverwacht ons naderen
Dan strijden wij voor vorst en vaderland.
Van het volgende lied geef ik alleen de
eerste en de laatste (achtste) strofe.
Troostlied voor de minnaressen der
miliciens van 1856 en 1857.
Zoetlief wilt u maar opbeuren,
Over drie maandjes, komen wij weer.
Komt maar vroolijk, zonder treuren.
Het is toch voor de laatste keer.
Wij houden ons constant,
En reiken elkaar de hand,
Wij dienen altijd voor ons vaderland.
Hier hebt gij duidelijk het bewijs.
Wij gaan nu weer naar de kamp van Zeist.
Adieu, adieu dan, zielsvriendinnen!
Houdt u goed, wij moeten gaan,
Denkt altoos, dat wij u beminnen;
Wij hooren reeds de trommel slaan.
}a wij zijn bereid. Voor die korte tijd,
Voor
het laatst nemen wij afscheid:
Dat is duidelijk het bewijs,
Wij gaan weer naar de kamp van Zeist.
De weggelaten tekst laat zich makkelijk
racien: de beeltnis van het meisje dat
oprijst voor het geestesoog van cie wak-
kere soldaat, die ook als hij 's nachts
moet wachtlopen zijn plicht kent, helpt
hem niet te verzakeri en Oranjes vlag
wapperend te houden, enz. enz. Wij zijn
nog niet uitgezongen, er komt nog meer.
Jacky van den Dikkenberg.
BRONNEN
HET STRAATLIED; een bundel schoons his-
torie-, liefde- en oubollige liederen, dl.1, verz.
en ingel. door D. Wouters en Dr. J. Moor-
man. Amsterdam, 1933. p. 105-106 en
111-112. VerhoefT, L., SOLDATENFOLKLORE.
Militair-historische bijdragen van de sectie
Krijgsgeschiedenis, dl.2. z.p., z.j. [± 1977]
p. 243-244. Visser, L., HET DORP ZEIST
Zeist, 1980. p. 4. Met dank aan het Neder-
lands Volksliedarchief, Martin Kuijlenburg en
Leo Visser
-ocr page 22-
VERSLAG LEZING VAN DE POLL-STICHTING 20-6-1997, C. PIETERSE
Bijzondere collecties nader belicht
Het Zeister Historisch Genootsctiap organiseerde op 20 juni j.l. in
de Willem Pijperzaal van Figi te Zeist een bijeenkomst over het
verschijnsel particuliere archieven. Het programma omvatte twee
onderdelen. Mevrouw dr. W.Chr. Pieterse, directeur van het
Amsterdamse Gemeentearchief overhandigde de in haar instituut
samengestelde inventaris van de persoonlijke archieven van de
Zeisterse tak van de familie Van de Poll aan onze voorzitter. Zij
sprak daarbij een korte rede uit. De inventahsatie was een
opdracht van de Van de Poll Stichting die met subsidie van het
Phns Bernardfonds kon worden uitgevoerd.
Zoals bekend heeft de Zeister familie Van de Poll, met name door
de rol diejkvr. Frederika Louisa Henriëtte en jkvr. Louise Pauline
hebben vervuld bij de opvoeding van respectievelijk koningin
Wilhelmina en phnses Juliana, nauwe contacten gehad met het
Koninklijk Huis. In het tweede deel van de middag hield drs. B.
Woeldehnk, directeur van het Koninklijk Huisarchief en voormalig
lid van de Raad van Beheer van de Van de Poll Stichting, een
voordracht over 'De aandacht voor particuliere archieven in de
19e eeuw en het ontstaan van het Koninklijk Huisarchief.'
Voor hen die niet bij deze middag aanwezig konden zijn, drukken
we de rede van mevrouw Pieterse integraal af en geven we van de
voordracht van de heer Woelderink een samenvatting.
jaar, waarin hij en zijn kleine broertje per dag
bijJwuden welke vogeltjes zij gevangen hebben.
Een brief van een zoon aan zijn moeder
waarin hij zijn geluk niet op kan, omdat de
vader van de vrouw die hij zo begeert, hem
haar hand heeft
gegeven. Een zelfportret van
een man die met zijn vrouw in een buitenhuis
aan het musiceren is. De weeklachten van een
vader na
het overlijden van zijn zoon op jonge
leeftijd. Een foto van enkele sjiek geklede he-
ren en een vrouw in een lange rok, zonder enig
ander hulpmiddel dan een touw op weg naar
de top van de Matterhorn. Dat zijn de docu-
menten die je alleen in een familiearchief zult
aantreffen.
Deze voorbeelden illustreren onmiddellijk
dat de waarde van familiearchieven is. Er zijn
weinig stukken die zo'n direct inzicht geven in
het leven van onze voorouders, en in hun ge-
voelens en hun gedachten, als familiepapieren.
Als historische bron zijn de familiearchieven
lange tijd een onderschatte categorie geweest.
Pas in de laatste decennia hebben de zoge-
naamde egodocumenten de aandacht weten
In de aankondiging van deze bijeen
komst las ik dat ik, alvorens de inven-
taris van het archief van de familie Van
de Poll dat te Zeist berust aan de voorzitter
van het Zeister Historisch Genootschap aan
te bieden, een toelichtende voordracht zal hou-
den. Ik hoop dat deze aankondiging niet te
veel verwachtingen bij u heeft gewekt, want
het enige dat ik wil doen, is proberen in enkele
minuten een beeld te schetsen van het archief
van de familie Van de Poll.
Een zakboekje van een kind van dertien
-ocr page 23-
VERSLAG LEZING VAN DE POLL-STICHTING 20-6-1997, C. PIETERSE
leving in de hoogste kringen van het Neder-
land van de late negentiende eeuw. Dat dankt
het archief aan het feit dat de verschillende
leden van de familie Van de Poll bijzonder
intensief met elkaar correspondeerden. Op het
eerste gezicht lijkt de inhoud soms zelfs tri-
viaal, maar hier bedriegt de schijn. Deze brie-
ven
stammen uit een tijd zonder telefoon. De
dingen waarvoor U nu even Uw moeder of
Uw dochter belt, werden toen nog geschreven,
dag in, dag uit. In deze brieven is daardoor het
leven van alledag van een gezin uit de top van
de samenleving bijna meedogenloos geregis-
treerd, alsof er vijftig jaar lang een video-
camera op het gezin gericht was.
Maar alleen opschrijven is niet genoeg. Het
moet ook bewaard worden en, vooral, be-
waard willen worden. En hierin muntten de
freules Van de Poll uit. Elke brief elk dagboek,
ja zowat elk snippertje papier werd bewaard.
En ook als er een broer of een zuster stierf,
werden zijn papieren niet weggegooid, maar
juist verzameld in een grote kist om behouden
te blijven. Daarom beschikken we nu niet
alleen over brieven maar ook over allerlei
andere stukken. Dat vogeldagboekje van die
twee kleine jongens bijvoorbeeld dat ik net
noemde.
Loco-burgemeester Den Heijer in Figi's Willem Pijperzaal wordt geflankeerd door mevrouw
dr. W.C.H. Pietersen (directeur van het gemeentearchief Amsterdam) en dr. B. Woelderink
(directeur van het Koninklijk Huisarchief). Den Heijer nam eerder die dag de uitgave van
de inventarisatie in ontvangst.
nader onderzoek een beetje oppervlakkig blif
ken te zijn. Maar soms laat een familiearchief
een onverwacht fel licht schijnen op
het verle-
den. Soms geeft een familiearchief een schat
aan
gegevens prijs, die ons in staat stellen ons
een zeer gedetailleerd en betrouwbaar beeld te
vormen van iemands leven, lang geleden.
Het
archief van de familie Van de Poll is zo'n ar-
chief En de voorheelden die ik zojuist
noemcie
komen dan ook alle uit dit archief.
Als geen ander archief geeft het familie-
archief Van de Poll een beeld van de samen-
te trekken van de wetenschap, om een tegen-
woordig niet meer weg te denken onderdeel te
Zijn van de bronnen van vrijwel iedere histo-
ricus en socioloog. Ook de archiefwereld weet
de familiearchieven op waarde te
schatten.
Vorig jaar nog lokte de 'Dag van het familie-
archief vele onderzoekers en andere belang-
stellenden naar
het Amsterdamse gemeente-
archief. Vanzelfsprekend is niet ieder familie-
archief iets waarvoor elke historicus
likkebaardend ligt te wachten. Het is nu een-
maal zo dat sommige van deze archieven bij
-ocr page 24-
VERSLAG LEZING VAN DE POLL-STICHTING 20-6-1997, C. PIETERSE
Maar net zoah alleen opschrijven niet ge-
noeg is, zo is ook alleen bewaren niet genoeg.
Het is de verdienste van de Van de Poll-Stich-
ting, de historische
vereniging van Zeist, sinds
1970 eigenaar van het archief van de familie
Van de Poll, dat zij de waarde van dit archief
inge?:ien heeft en dat zij de consequenties daar-
uit heeft willen trekken. Zij besloot
het archief
te laten inventariseren, opdat de inhoud ervan
voor het eerst echt toegankelijk zou worden.
Dankzij de grote financiële steun die de stich-
ting mocht ondervinden van het Prins Bern-
hardfonds, bleek het mogelijk een oplossing
hiervoor te vinden.
Met Ket Gemeentearchie/
van Amsterdam werd overeengekomen dat het
familiearchief Van de Poll daar door een van
de Amsterdamse archiefmedewerkers, dhr De
Melker, beschreven en geordend zou worden.
Nu [igt dan het resultaat van deze samen-
werking tussen de van de
Poii-Stichting en het
Amsterdamse Gemeentearchief bijna voor
ons. Straks, bij de officiële aanbieding zult U
het allen kunnen aanschouwen. U begrijpt
dat ik als gemeentearchivaris al stiekem een
blik heb kunnen werpen op dit product uit
onze eigen stallen. Het is een kloek en om-
vangrijk werk geworden van meer dan 150
pagina's. De inventaris bevat een kleine
3000
nummers en is verder voorzien van al het
noodzakelijke bijwerk zoals een inleiding en
een
persoonsnamenindex. Vanaf deze plaats
spreek ik de hoop uit dat deze inventaris mag
beantwoorden aan uw
verwachtingen en ciat
zij mag leiden tot de belangstelling van het
historisch geïnteresseerde publiek dat dit ar-
chief verdient.
Het initiatief van de Van de Poll Stichting
om het archief te laten inventariseren, heeft
ertoe geleid dat het Gemeentearchief Amster-
dam niet achter wil blijven en doorgaat met
de inventarisatie van de archieven van de fa-
milie van de Poll die in Amsterdam berusten.
Mevrouw W.C.H. Pieterse overhandigt
Mr. Dr.
V.A.M, van der Burg een exem-
plaar.
wil
ÉteL ^Qli ï^^^^^^^^^l^^^^l
M
1^. ^_ 'jg ^H
■ 1^1
Dr. B. Woelderink
Maar het zal nog wel even duren voor de in-
ventarisatie daarvan is voltooid en voorlopig
is de inventaris van de archieven die zich in
Zeist bevinden, de enige die voorhanden is en
die wil ik nu aan uw voorzitter
overhandigen.
W.C.H. Pieterse
-ocr page 25-
VERSLAG LEZING VAN DE POLL-STICHTING 20-6-1997, B. WOELDERINK
deels familiearchieven. De archieven verbleven
als gevolg van de ballingschap van de Oran-
jes in de Franse Tijd in
het buitenland en
keerden pas na 1815 naar de nederlanden
terug. Koning Willem l besloot in 1825 om
toezichthouders over zijn familiearchieven te
benoemen en in 1831 om
Groen van
Prinsterer als directeur aan te
stelkn over wat
het Koninklijke Huisarchief zou worden.
Staasstukken van vóór 1815 in het bezit van
de Oranjes werden overgedragen aan
het
Rijksarchief. De door het overlijden van tal
van leden van
het oranjehuis, van koningin
Anna Palovna tot en met Willem UI 's jong-
ste zoon prins Alexander 'verweesd' geraakte
collecties en bibliotheken konden eind 19e
eeuw in
het nieuwe Koninklijke Huisrachief
worden ondergebracht.
Een zelfde bewustzijn van de waarde van
een familiearchief werd onderkend door de
familie Van de Poll. De collectie werd niet
opgedeeld
maar in zijn geheel bewaard met ah
gevolg dat de brede verzarrieling in
Amsterdam
geïnvesteerd kon worden en dat dit familie-
archief nu goed toegankelijk is gemaakt voor
verantwoord historisch onderzoek.
Drs. B. Woelderink
samenvatting A. Bal
Particuliere archieven
in de 19^ eeuw
Het hlederlandse archiefwezen laat
zich indelen in twee sectoren, deze
van de publieke archief en afkomstig
van overheidslichamen, en deze van de parti-
culiere archieven afkomstig van vereni^ngen,
kerkgenootschappen en uit de bedrijfssector.
Onder deze
laatstgenoemde categorie vallen
ook de familie- en persoonsarchieven.
Hoewel de bronnen vermelden dat er in de
18de eeuw een aantal edellieden geïnteres-
seerd waren in particuliere archieven groeide
de belangstelling voor kronieken, heraldische
of genealogische aantekeningen
slecKts !ang-
zaam, pas tegen het einde van de 19de eeuw.
Dit in
tegensteliing tot de belangstelling van
overheidsarchieven, waarvan men al vroeg de
waarde inzag.
Zo werd bijvoorbeeld al in
1802, tijdens de Franse overheersing,
het
Rijksarchief ingericht waar overheidsarchieven
een plaats vonden.
Ofschoon er volop verzameld werd was er
nog geen sprake van enige methodische aan-
pak . Geheel willekeurig en naar de persoon-
lijke voorkeur van de 'archivaris' of familiele-
den werden documenten bewaard en wegge-
gooid.
Zo bleven er slechts selecties over van
wat eens grote collecties geweest moeten zijn.
De handleiding over klassieke archivistiek van
Muller, Feith en Fruin werd in 1898 gepubli-
ceerd. Deze handleiding schonk echter nog
geen aandacht aan particuliere archieven.
Particuliere archieven die inmiddels al wel
aan verzamelende instanties overgedragen
waren raakten in meerdere gevallen over het
hele land verspreid.
Men zag nog niet de nood-
zaak van het bewaren van deze archieven op
één locatie en dus werden ze herordend op on-
derwerp,
met als gevolg: versnippering.
Het huisarchief van de Oranjes is een ver-
haal apart.
Het huisarchief bevatte oorspron-
kelijk deels staatsarchieven van voor 1815 en
-ocr page 26-
BERICHTEN UIIT DE VAN DE POLL-KAMER
Activiteiten Herfst *97
Op 5 juli 1997 overleed de heer
Raymond C.J. Tijtgat, lid van de
commissie Beheer Collecties en
Docu mentatiecen tru m.
Voor het vele werk dat hij met
groot enthousiasme voor het Zeis-
ter Historisch Genootschap heeft
verricht komt hem onze oprechte
dank toe.
Het Bestuur.
Open Monumentendag Doorwerth herhaald
De Van de Poll-kamer zal op 13 sep-
tember ttissen 11 en 16 uur geopend zijn.
Er zal een kleine expositie worden inge-
richt over 'Scholen in Zeist'.
Cholera in Zeist
Op maandagavond 1 december is
prof dr. Piet 't Hart, bijzonder hoogle-
raar 'Utrechtse studies', bereid gevonden
om een lezing te houden over het onder-
werp 'Cholera in Zeist'. Toevalligerwijze
is ook ons lid Leo Visser met dit onder-
werp bezig, hij heeft nu contact met prof
't Hart. Het belooft een boeiende avond
te worden. De lezing wordt gehouden in
Hotel Figi, in de Anne de Vrieszaal, in-
gang 2e Hogeweg. Aanvang 20 uun Toe-
gang gratis, consumpties voor eigen reke-
ning.
Aanmeldingen / adreswijzigingen:
Zeister Historisch Genootschap,
V. Postbus 342 3700 AH Zeist
De zaterdagmiddagexcursie op 11 ok-
tober a.s. is volgeboekt. In verband met
de grote belangstelling wordt deze tocht
herhaald op zaterdag 18 oktoben Even-
tuele belangstellenden kunnen zich als-
nog aanmelden bij mevrouw M. Hof-
man, tel. 692 05 61.
Algemeen
Willen diegenen die de 'Kadastrale
Atlas van Zeist uit 1832' besteld hebben
en nog niet ophaalden, dit alsnog doen?
De kosten bedragen ƒ39,50 per exem-
plaar. In de Van de Poll-kamer zijn nog
vele publicaties van onze stichting in te
zien en verkrijgbaar, o.a. het handige
boekje over de 'Straatnamen van Zeist',
leuk om cadeau te geven!
De Van de Poll-kamer in het Slot is
elke dinsdagmorgen tussen 10 en 12 uur
geopend, alsmede op de eerste zaterdag-
middag van de maand tussen 14 en 16
uur.
Nieuwe donateurs
De heer/ mevrouw J.G. van de Burgt (Zeist),
mevrouw S. de Vos-Teseling (Zeist), de heer
R.V. Robert (Zeist), de heer / mevrouw J.W.
den Engelsman (Bosch en Duin), de heer E.A.
Burgemeister (Zeist), de heer J. Blom (Bosch
en Duin), de heer/ mevrouw M.C.M, de Bruijn
(Zeist).
Stand
Oude stand (juni 1997)................814
Aanmeldingen..........................7
Opzeggingen/overleden............8
Nieuwe stand (augustus 1997)......813