BULLETIN UITGEGEVEN DOOR DE VAN DE POLL STICHTING
|
|||||||||
K±:^
|
|||||||||
♦ Cholera in Zeist
In de schaduw van de verschrikking ♦ Een Zeister freule aan het hof
♦ ^De BreuV in Zeist (2)
|
|||||||||
1^
o
|
|||||||||
Seijst
|
|||||||||||||||
Bulletin ter bevordering
van de kennis
van de geschiedenis van Zeist
ISSN 13S3-2867
Verschijnt 4 maal per jaar; 27e jrg., december
1997, nummer 4- Drukwerk: Drukkerij Gregorius. Vormgeving en lay-out: Frédérik Ruys, Fréphitophe Prod. Zeist REDACTIECOMMISSIE
J. Fluitman, \'oorzitter
J.A. van den Dikkenberg, hoofdredacteur F. Ruys, vormgever, A. Bal, M. Roeder, N. Vlak en M. Wortmann REDACTIEADRES
Nepveulaan 87, 3705 LC Zcii>t. Aanmeldingen
van nieuwe donateurs of adreswijzigingen kunnen enkel schriftelijk worden gemeld via onderstaand postadres. |
|||||||||||||||
Cholera in Zeist, in de schaduw van de verschrikking
Professor P.D. 't Hart
De Breul in Zeist (2), Robbert Roosenboom
De beginjaren in Zeist Zeist in de ANS, Jacky van den Dikkenberg
Het Zeistse in de 'Algemene Nederlandse Spraakkunst'
Een Zeister freule aan het hof, K. Veenland
Aankondiging tentoonstelling |
|||||||||||||||
3.
18. 24.
25. |
|||||||||||||||
m^'
|
|||||||||||||||
En verder...
De berichten uit de Van de Poll Kamer,
en de actuele ledenstand |
|||||||||||||||
POSTADRES VAN DE POLL-STICHTING
Postbus 342, 3700 AH Zeist. Giro 384 03 83
BEZOEKADRES DOCUMENTATIECENTRUM
Slot Zeist, Zinzendorflaan 1. Telefoon (030)
692 17 04. Geopend op dinsdag van 10.00 - 12.00 uur en iedere eerste zaterdag van de maand van 14.00 - 16.00 uur. |
|||||||||||||||
Seijst
|
||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, P.D. 'T HART
|
||||||||||
1997-IV
|
||||||||||
Cholera in Zeist
In de schaduw van de verschrikking
|
||||||||||
Naar aanleiding van zijn lezing op 1 december
over 'Cholera in Zeist', schreef prof. dr. Piet 't Hart dit artikel over de verschrikkingen die deze ziekte voor Zeist betekende, 't Hart, bijzonder hoogleraar 'Utrechtse sudies', deed het onderzoek met medewerking van Leo Visser. ^ Miasmatisch of contagieus
Nog niet eens zo lang geleden was
het slecht gesteld met de hy- giëne in Nederiand. Tot de jaren vijftig van onze eeuw hadden de meeste huizen bijvoorbeeld geen douche of bad- |
||||||||||
Seijst
1997-IV
|
|||||||||||||||
cjmmiij\si-jH^^^
|
|||||||||||||||
'^
|
|||||||||||||||
:n[.\ATRi':f,ii':i..i-::%
|
|||||||||||||||
kamer. Gelukkig
waren er open- bare badhuizen, maar daar ging je hooguit eenmaal per week heen. Toch vonden de hogergeplaatsten al in de acht- tiende eeuw dat nette mensen geen duidelijke lijfgeur moch- ten hebben. In de loop van de vorige eeuw werd steeds duidelijker dat gebrek aan hy- giëne ook on- gezond was. Daaraan heb- ben epide- mieën van be- smettelijke ziekten bijge- dragen. De geleerden |
|||||||||||||||
konden de echte veroorzakers niet vin-
den en hielden daaRMn vast aan de oude opvattingen dat zulke ziekten miasmatisch of contagieus waren. Bij miasmatische ziekten zou de smet-
stof ontstaan in stank en bedorven lucht. In de Oudheid geloofde Hippocrates daar al in. V;indaar dat in het klassieke Athene grote vuren werden gestookt tijdens pestepidemieën. Op die manier probeerde men de lucht te ztii- veren. En hoewel de meeste geleerclen ervan overtuigd waren dat zulke reinigingsvtiren geen zin hadden, lieten veel mensen er ook tijdens de cholera- epiclemie van 1866 nog brancien. De gedachte dat stank weleens gevaar-
lijk kon zijn, had omstreeks 1750 nieuwe aandacht gekregen. Geleerden onder- zochten sec^ertdien de samenstelling van de lucht. Men las in de kranten dat in en door stank de ergste dingen konden gebeuren. Bijvoorbeeld als 'nacht- werkers' omkwamen bij hun geurige ar- beid: het uitscheppen van beerputten. In de steden had men bepaald dat dit alleen in de kleine uurtjes mocht gebeu- ren, omdat de stank te erg was om er |
|||||||||||||||
TKtiFN !)E
c s: o Xj IE] :e^ -<fi.-
De gp7.ondlicui5c<:iiiroi'-sw lieefv gemeend bij het
naderen der cho\era de \\.lj;ende raadgevingen te moeten vei-spreiden. overtuigd als zij is, dat er veei gedaan kan worden om de epidemie te voorkomen of ten minste hare uitbreiding tegen te gaan. Zorgt voor de reinheid in en om nwc woning.
Verwijdert alles wat aanleiding kan geven lot bederf.
I.3at uwe woning dikwijls luchten.
I^at uwe muren op nieuw witten. Verwijdert zoo ver mogelijk van uwe huizen var- kenshokken en mestvaalten; brengt de mest op hel land oi bedekt de meslplut-ren roet plaggen of zand. I^at thans uwe beerputten ledigen, voordal de
cholera zich hier vertoont; dan is het toch beter ie te laten zooals ze zijn. Drinkt alleen goed water; uit de gemeentepompen
kunt Gij het zuiver verkrijgen. Ook uw waschwater en het water waarmede uwe spijzen gevrasschen en bereid worden, moet volkomen zuiver zijn. — Twijfelt Gij aan de reinheid van het water, dat niet uil de publieke pompen komt, laat hel dan minstens een kwartier goed doorkoken. Gebi-uikt uwe spijzen zoo mogelijk gekookt; rauwe
spij7.en. zooals salade, komkommers, vruchten moeten vermeden worden, evenals alle spijzen die in gewone lijden diarrhee kunnen veroorzaken, zooals mosselen, garnalen enz
De melk mag niet anders dan gekookt gebruikt
wonien.
Ten slotte: Ijal U niet meeslepen door overdreven
angst. I,eeft matig, begaat geen uitspattingen noch in eten. noch m drinken, en Gij hebt gedaan wat in Vw vermogen is om den gevreesden vijand het hoofd te bieden.
DK GK7.0NDHE1DSC0MM1SS1K.
Zeist, Sept. 1S92.
|
|||||||||||||||
Seijst^
1997-IV
|
||||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, P.D. 'T HART
|
||||||||||||
leren. Zorg voor de volksgezondheid was
dus vanouds een zaak die men niet over- liet aan particuliere initiatieven. Maatregelen
Overheidsmaatregelen waren alleen al
nodig om te voorkomen dat een ziekte uit de achterbuurten oversloeg naar de welgestelden. Aan het nut van ingrijpen behoefde men niet te twijfelen. De ziek- ten waren immers altijd weer verdwenen en natuurlijk dacht men dan dat het was te danken aan Gods zegen, de maatrege- len van overheid en particulieren en aan de zorg van de medici. Er was in de loop van de eeuwen een
pakket maatregelen ontstaan waarmee men besmettelijke ziekten probeerde te voorkomen of te lijf ging. In de steeden waren dokters die het handwerk van de praktische behandeling hooghartig over- lieten aan chirurgijns, barbiers of heel- ineesters: acierlaten, bloedzuigers plaat- sen, wonden dichtnaaien enz. was bene- den hun geleerde waardigheid. Iedereen had ook wel een paar huismiddeltjes om zelf het lichaam een handje te helpen. Buiten de steden trof men nauwelijks
|
||||||||||||
omwonenelen overdag aan bloot te stel-
len. Aanhangers van de leer van het
miasma waarschuwden tijdens epide- mieën dat men voorzichtig moest zijn en bijvoorbeeld de grachten niet moest uit- baggeren, geen graven ruimen e.d. Maar de smetstof kon ook ontstaan door at- mosferische oorzaken, zoals forse on- weersbuien. En ze kcMi via de lucht of het water worden verspreid. Ook was het mogelijk dat ze zich aan goederen hechtte en zo over de wereld trok. Als er een miasmatische ziekte heer-
ste, was het dus in de eerste plaats van belang alle ongewenste geuren te verclrij- ven. Dat betekende: straten extra schoonmaken, mest- en vuilnishopen verwijderen, zorgen dat de huizen goed werden gelucht en geboend, geen mest uitrijden over de landerijen. Sinds 1800 gebruikte men chloorkalk om de lucht te zuiveren. Degenen die dachten dat ziekten
contagieus waren, beweerden dat de smetstof ontstond in het lichaam van een gezond mens. Daarna kon ze zich verspreiden via de adem, het zweet, de |
poriën. Om verspreiding te voorkomen,
moest de contagieuze zieke worclen geï- soleerd. Maar dat kon natuurlijk nooit voor honderd procent, want de dokter en de geestelijke mocht je niet wegstu- ren. Ook familieleden en verzorgers lie- pen in en uit. Het kind van een zieke kon de smetstof op school verspreiden of als het bij de bakker een brood kc:)cht. Als er geruchten gingen dat ergens
een epidemische ziekte heerste, probeer- den de overheden het aangetaste gebied te isoleren, bijvoorbeeld door te verbie- den dat de postkoets er stopte. Maar zulke ciuarantainemaatregelen werclen op grote schaal ontdoken, zeker waar economische belangen in het geding waren. Als er eenmaal een besmettelijke
ziekte heerste, namen de overheden en de medici in het algemeen maatregelen die zowel tegen miasmatische als tegen contagieuze smetstof waren gericht. De handel in tweedehands kleding werd ver- boden. In vroeger tijden droegen medici een masker waarin geurige kruicien het miasma eronder hielclen. En men pro- beerde patiënten zoveel mogelijk te iso- |
|||||||||||
Seijst
1997-IV
|
||||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, P.D. 'T HART
|
||||||||||||
dokters aan. Daar waren de zieken over-
geleverd aan de barbier en in veel dor- pen ontbrak zelfs zo'n deskundige. Dan dokterde men zelf of vertrouwde men op een kwakzalver of kruidenvrouwtje in de buurt. Achteraf kunnen wij vaststel- len dat in veel gevallen de middelen van de echte geneeskundigen nauwelijks be- ter waren dan de smeerseltjes en drank- jes die een kwakzalver verkocht. Pas na 1850 hebben mannen als Pasteur en Koch ontdekt dat ziekten veroorzaakt konden worden door microscopisch kleine organismen. Voordien was daar ook over nagedacht, maar waren de be- langrijkste vragen onbeantwoord geble- ven. Een onbekende ziekte
Omstreeks 1830 schreven de kranten
dat er in India een ernstige ingewandsziekte heerste waar velen aan stierven, de Cholera Asiatica. Ook in Nederlandsch Oost-Indië vielen doden. Men vroeg zich bezorgd af of het de Zwarte Dood uit de Middeleeuwen was, die toen 100.000-den slachtoffers had gemaakt. |
In 1830 werd de Aziatische Braakloop
in Rusland geconstateerd. Vandaar drong ze dankzij oorlogshandelingen Polen binnen. Een driedubbel cordon langs de grens van Pruisen hielp niet, want op een gegeven ogenblik heerste de ziekte in Berlijn. Engeland werd getrof- fen en in 1832 Frankrijk. Uit Parijs be- reikten huiveringwekkende verhalen Ne- derland. Het Parijse volk beschuldigde de welgestelden ervan dat zij de drinkwaterputten hadden vergiftigd. Hoe moest men anders verklaren dat er geen slachtoffers vielen in de rijkere buurten? Daarom liep elke vreemdeling die iets verdachts deed, het risico te wor- den gelyncht. Een kroeghouder wiens wijn anders smaakte dan gewoonlijk, moest voor zijn leven vrezen. Intussen sloop de cholera België bin-
nen. In Nederland vreesde men dat ze vandaar zou binnenvallen omdat er in verband met de oorlog tegen de Belgen veel militairen in Brabant waren gele- gerd. Maar in juni 1832 kwam het be- richt dat een aantal Scheveningse vissers van zee terug was gekomen en aan cho lera bleek te lijden. |
Uit de liand gelopen?
Direct gingen artsen uit diverse steden
daarheen om te zien hoe de ziekte ver- liep en of er behandelingen waren die effect hadden. De patiënten waren dus in de best denkbare handen want de crème van Neêrlands medici stond rondom hun bed en hield alles in de gaten. Desondanks stierven ze en breidde de ziekte zich snel uit over het hele land. Er is gediscussieerd over de vraag of God die vissers wilde straffen omdat zij bijzonder ernstig gezondigd hadden. Maar de grootste aandacht ging vanaf het begin uit naar methoden om verspreiding te verhinderen en zieken te behandelen. Velen dachten dat cholera een veel
voorkomende ziekte was die om de een of andere reden uit de hand liep. Ieder- een had weleens last van ingewandsklachten, bijvoorbeeld na het eten van onrijp fruit of bedorven vis. Men zei dan dat de zieke leed aan het boord of de cholera nestras. Reizigers die Rotterdam aandeden, kregen daar dank- zij het slechte drinkwater De Rotterdam- mer, ook wel plastisch kanonkoorts ge- |
||||||||||
3
|
||||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, P.D. 'T HART
|
|||||||||
een boekje waarin alle wetenschappelijke
kennis van dat moment is samengevat. Het bood met zijn goede adviezen een voor die tijd perfecte handleiding voor de strijd tegen de cholera. Het maakte in elk geval duidelijk dat iedereen op elk detail moest letten. Zo was het verstandig als de dokter een stukje sinaasappelschil in de mond deed bij zijn visites en na afloop schone kleren aantrok en zijn handen grondig waste. De frisse geur van de schil zou (miasmatische) smetstof geen kans geven en hij zou de ziekte niet van het ene huis het andere binnendragen. In de praktijk waren natuurlijk niet alle regels uitvoerbaar, omdat de dokters het veel te druk kregen. De mening overheerste dat cholera een
miasmatische ziekte was. Maar ze spotte met de gangbare theorieën en ver- spreidde zich stroomopwaarts of tegen de wind in. En hoe was het mogelijk dat ze uitbrak aan boord van schepen die allang buitengaats waren? Algemeene bepalingen
De Minister van Binnenlandse Zaken
droeg de Gouverneurs van de Provincie |
[de voorlopers van de Commissaris van
de Koning(in)] op om aan de hand van dit rapport maatregelen voor te berei- den. In oktober 1831 stuurde de Utrechtse
Gouverneur ad interim, G.C.C.J. van Lynden, aan de gemeentebesturen de Algemeene bepalingen en raadgevingen, hij het onverhoopt ontstaan van de cholera, in de Provincie Utrecht op te volgen. Artikel 1 luidde: 'Er zal in de Hoofdplaats der Pro- vincie eene Hoofd-commissie bestaan, belast met het opperbestuur en de ver- zorging van den Aziatischen braakloop of Cholera, wanneer onverhoopt deze ziekte tot de Provincie mogt doordrin- gen. Deze Commissie zal het centraal punt zijn, van waaruit, zoo veel moge- lijk, voorziening en hulp, onder Gods ze- gen, gezonden zal worden, en tot het- welk elke aanvrage terugkeeren zal. Zij zal steeds met ons in gemeenschap of correspondentie zijn'. De provincie werd verdeeld in 30 dis-
tricten. District 1 was de stad Utrecht. Zeist
vormde samen met 'Rijzenburg' en Drie- bergen het derde district. |
||||||||
noemd. De symptomen leken op die
van cholera: braken en diarree. Medici schreven opiumhoudende drankjes en kruidenthee voor. Ook konden zij met braak- en laxeermiddelen het lichaam een handje helpen de giftige stoffen af te stoten. Het was dus zaak om zodra men iets verdachts opmerkte - zoals ver- meerderde builisontlasting - direct naar de dokter te gaan. De waarschuwingen hielpen want de
dokters kregen het druk toen de cho- lera in Nederland was uitgebroken. Als zij iemand met rommelingen in de in- gewanden behandelden en hij kreeg geen cholera, wist iedereen zeker dat die behandeling dus geschikt was om de gruwelijke ziekte te voorkomen of in een vroeg stadium te genezen. Een belangrijk rapport
De regering in Den Haag had intussen
niet stilgezeten. Ze had in 1831 een commissie van deskundigen naar ge- troffen plaatsen in Duitsland gestuurd. De heren moesten daar alles onderzoe- ken wat met de ziekte samenhing en daarover rapporteren. Hun verslag is |
|||||||||
Seijst,,
1997-IV
|
|||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, P.D. 'T HART
|
|||||||||||
In elk district zou een districts-
commissie de strijd coördineren. Ze zou bestaan uit de burgemeester en plaatse- lijke 'Geneeskunstoefenaren'. De districtscommissies kregen de opdracht 'vooreerst alles voor te bereiden wat nut- tig en noodig zijn zal, wanneer de ziekte mogt naderen, en ten tweede, elk in zijn clistrict, behoorlijke zorg te dragen voor alles wat de administratie en de genees- kuncfige behandeling aangaat, wanneer de ziekte zich mogt openbaren.' Wereld- lijke autoriteiten en medici werden zo bijeengebracht om in nauw overleg de juiste maatregelen te kunnen nemen. Een belangrijke vraag was, wat er
moest gebeuren met huizen en buurten waar de cholera heerste. Kon en mocht de overheid die tot verboden gebied ver- klaren? 'In alle geval zal men in deze gewigtige aangelegenheid hoogst omzigtig moeten zijn' luidde artikel 5 van de Algemeene bepalingen. Om overbodig contact met de zieken
te voorkomen, moest er aan de gevel van een besmet huis 'een zeer schouwbaar bordje, waarop CHOLERA geschreven staat' worden aangebracht. Zo'n huis |
|||||||||||
moest extra worden schoongemaakt en
gelucht. Brieven en goederen uit be- smette gebieden moesten 'behoorlijk' worden gezuiverd voordat ze aan de ge- adresseerden werden overhandigd. De districten werden verdeeld in wij-
ken waar één dokter alle cholerazieken zou behandelen. Zo voorkwam men dat elke medicus van hot naar haar door zijn praktijk moest snellen om visites te ma- ken. In zijn wijk zou de dokter zijn pa- tiënten 'in een kort bestek bijeen kun- nen vinden. Dit is des te noodzakelijker daar het in deze ziekte van groot belang is, dat elke lijder met de meeste nauw- keurigheid worde waargenomen en ga- degeslagen en het geneesplan naar zijne bijzondere gesteldheid gewijzigd'. Het stuk beval de meclici aan hun er-
varingen met elkaar uit te wisselen. De districtscommissies moesten oppassers aanstellen en zorgen dat er voldoende genees- en reinigingsmiddelen beschik- baar waren. Zij moesten erop toezien dat er genoeg verplaatsbare badkuipen kwa- men en dat er forse hoeveelheden water gekookt konden worden. Er moest ook |
|||||||||||
een ruimte worden aangewezen waar
voedsel en warme dranken konden wor- den uitgereikt aan mingegoeden. Voor beht)eftigen moest er een spe-
ciaal cholerahospitaal worden ingericht. Daar konden ook dienstmeisjes worden opgenomen voor wie geen plaats was in het huis van hun heer. 'Alle menschenvrienden zouden daarin die behoeftigen kunnen doen vervoeren, waarin zij bijzonder belang stellen. Het zouden toevlugtsplaatsen kunnen wor- den voor velen, die anders, uit vooroor- deel, tegen het denkbeeld van armen-zie- kenhuizen opzien'. De districts- commissies kregen opdracht een ge- schikte ruimte te zoeken: een kazerne, een school, een weeshuis '(met verplaat- sing der weezen elders)' of desnoods een kerk. Er waren stevige 'onkostbare' krib- ben nodig. De patiënt die een eigen matras meebracht, had een zacht bed. Bij cholera was dat eigenlijk niet nodig want alle beddengoed was binnen de kortste keren doordrenkt van braaksel en ontlasting. Vandaar het advies: 'Bij hooge noodzakelijkheiti zal men met hooi of stroo, mits met dekens onder en |
|||||||||||
Seijst_
1997-IV
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, RD. 'T HART
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boven wel voorzien, een goede en
onkostbare ligging kunnen bereiden'. 'Choleralijken' mocht men niet ont-
kleden t:>f wassen, maar ze moesten zo snel mogelijk worden gekist. De districts- commissie moest erop toezien dat de kist direct goeci gesloten werd en dat de begrafenis binnen 48 uur plaatsvond. Om de smetstof echt elke kans te ont- nemen, luicicle het vt5orschrift de kist op dubbele diepte te begraven. Het was ook nodig veel chloorkalk te gebruiken, de huizen waar de ziekte heerste goed |
schoon te maken en ervoor te zorgen dat
de lijkbezorgers een glad overkleed droe- gen van 'gewast' linnen of taf. 'Men zal alles nalaten, wat eenen droevigen in- druk kan opwekken, als klokkengelui, het begraven midden op den dag, het volgen van het lijk en andere zoo- genaamcle begrafenis- en lijkplegtig- heecien.' De aanbevelingen
Laten we dit pakket aanbevelingen eens
wat nader bekijken. |
De verplichting een bordje aan de ge-
vel te bevestigen als er een besmettelijke ziekte in het pand heerste, was niet nieuw. Vooral middenstanders hadden er moeite mee omdat de klanten hun cieur voorbij zouden gaan. Ze 'vergaten' het of zetten het bordje op een piekwaar het nauwelijks zichtbaar was. Het isoleren leverde meer problemen
op. Mochten bijvoorbeeld kinderen uit een gezin waar cholera heerste, naar school of moesten zij binnen blijven en dan vrijwel zeker de ziekte oplopen? |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst van personen die door cholera-asiatica zijn aangetast in de gemeente Zeist gedurende de epidemie van
het jaar 1866: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leeftijd Herst. Overl. Aanmerkingen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naam
Fransina Barrie,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Was lijdende aan slepende ziekte
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrouw van Willem Cator
Elsje Zuijdam,
wed. van B. Kalman
Ida Pront,
wed. van T. van Ek
Elisabeth Elsje
van Schalk
Wouter van "t Klooster
Cornelis Klomp
Gerrit Geijtenbeek
Gijsb. Corn. van Sprang
Hubertus van Rijn
Jan Vermeer
Jan Verweij
Jean Francois Emo
Johannes Klomp
Gijsb. Dompzelaar
Aart van Ginkel
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Had haar zoon en schoondochter te Utr. bezocht
die beiden aan cholera zijn overleden. Haar kleinzoon te Utr. werkzaam was thuisgekomen. Vermoedelij aan cholera lijdende doch hersteld. Kleindochter van nr. 2 in hetzelfde huis Van hem waren 2 broertjes aan diarrhee gestorven.
Van Oude Rhijn ziek te huis gebracht
Schippersknecht
Van Maarssen ziek te huis gebracht
Idem
Van Utrecht ziek te huis gebracht
Van Maarssen ziek te huis gebracht
Van Langbroek ziek te huis gebracht
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Seijst
1997-lV
|
||||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, P.D. 'T HART
|
||||||||||||
De regel dat alle cholerapatiënten in
een bepaalde wijk door één dokter be- handeld zouclen worden, hing samen met de overtuiging dat de behancleling zo snel mogelijk moest worden aange- past aan verancieringen in het ziekte- beeld. Als laxeren bijvoorbeeld leek te helpen, moest de dokter in een oogwenk beoordelen of hij het proces zou afrem- men of versnellen. Daarom hebben me- ciici hun cholerapatiënten vaak tiental- len malen bezocht. Badkuipen waren nodig omdat men
dacht dat de ziekte het bloed uit de huid wegtrok naar de binnenste regionen van het lichaam. Door de patiënt in warm water te leggen, kon de circulatie zich herstellen. Dan kreeg de chirurgijn weer kans om ader te laten en zo het ver- stoorde evenwicht tussen de lichaams- vochten te herstellen. De Gouverneur adviseerde om op het platteland drink- bakken voor het vee te gebruiken. Bij het inrichten van een speciaal
cholerahospitaal was het belangrijk er- voor te zorgen dat de mensen het niet als een gewoon ziekenhuis zoucfen be- schouwen. Ziekenhuizen waren in die |
tijd liefdadige inrichtingen waar vrijwel
uitsluitend bedeelden werden verpleegd. In hun bekrompen huisjes kon dat niet, zeker als zij een chronische aandoening hadden. Welgestelden die ziek werden, lieten de dokter of een verzorger bij zich thuiskomen. Mensen wilden niet naar het zieken-
huis omclat zij daar gn)te kans liepen ziekten op te lopen. Als je er stierf ge- beurde dat op een overvolle zaal, met onverschillig personeel en zonder je fa- milie en vertrouwcie vrienden om je heen. De choleradode moest zo snel moge-
lijk worden gekist en begraven. Dat be- tekende dat er in veel gevallen geen gele- genheid was voor het gebruikelijke rouw- beklag. Zo voorkwam men dat het miasma zich verspreidde. Daarom werd de kist ook dichtgekit met pek. Maar veraf wonende familie kon geen afscheid nemen. Bovendien vreesden velen dat de begrafenis wat erg overhaast zou plaatsvinden. Stel je voor dat iemand al- leen maar schijndoocl was en toch werd begraven. De medische wetenschap was nog niet zover ontwikkeld dat de dood |
altijd met zekerheid vastgesteld kon wor-
den zolang er geen tekenen van ontbin- ding te zien waren. De gedachte dat ie- mand levend werd begraven, liecft velen in de vorige eeuw met afgrijzen vervuld. Bij cholerapatiënten die in coma geraak- ten, kon de dokter zich weleens vergis- sen ... De Gouverneur adviseerde om zo on-
opvallend mogelijk aan de slag te gaan en te voorkomen dat er een 'droevige in- ciruk' ontstond. Men was ervan over- tuigd dat angstige mensen extra vatbaar waren voor de ziekte. De cholera in Zeist
De districtscommissies gingen direct aan
de slag, onder streng toezicht van de Hoofcicommissie die onder leiding stond van de Gouverneur. Maar ze stuit- ten op tal van praktische problemen. Die waren op het plattelancl ancfers dan in de steden en in grote steden weer an- ders dan in kleinere. Laten we eens zien hoe het toeging in Zeist. hl 1832 telde de gemeente 2401 in-
woners. Het aantal groeide constant tot 7293 in 1893. |
||||||||||
^nnj
|
||||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, P.D. 'T HART
|
||||||||||||
Er kwamen ook apen uit de mouw.
Volgens de regels moesten er per dui- zend inwoners zes oppassers worden aan- gesteld. Het verdiende aanbeveling daar- bij zorgvuldig te werk te gaan 'opdat tot dat einde geschikte voorwerpen worden aangenomen wier prikkel cHaartoe niet al- leen uit winzucht, maar ook uit menschlievenciheid geboren wordt'. Maar in juli 1832 was dat in Zeist nog
niet gelukt 'vermits zoodanige lieden vooraf al geld zouden bedingen, en men zich tot het geven van veel te hooge prij- zen zou moeten verbinden.' Dat zou di- rect al ƒ1,50 per week gaan kosten ter- wijl er nog niets op te passen was. Als puntje bij paaltje kwam (de burgemees- ter schreef'des behoevende'), zouden er ook mensen zijn die het voor minder geld wilden doen. Bovendien hadden de Zeister geneesheren hem geadviseerd nog geen oppassers aan te stellen 'om de vrees voor de ziekte niet te vermeerde- ren'. Een ander probleem vormde de in-
richtingvan een cholerahospitaal. Vanaf het begin hebben gemeentebesturen het moeilijk gehad met de regel dat er zo'n |
||||||||||||
De 2e Dorpsstraat met één van de laatste openbare pompen. Foto uit circa 1900.
|
||||||||||||
Burgemeester Van Bern meldde in
1832 aan de Gouverneur dat hij zijn best had gedaan om aan alle aanbevelin- gen en adviezen te voldoen. Samen met prof N.C. de Fremerij, lid van de Hoofd- commissie, had hij de plaatselijke apo- theker-C.F. Kraepelien - op het Broeder- plein bezocht. Er bleken voldoende ge- nees- en reinigingsmiddelen aanwezig te zijn. Met zeepzieder P.H. Brouwer aan de Karpervijver was overeengekomen ciat deze in geval van nood voldoende heet water zou leveren. De Commissie |
||||||||||||
van Weldadigheid zou dan voedsel voor
de armen verzorgen. De burgemeester verzekerde de Gou-
verneur dat er goed toezicht was op de levenswijze van de Zeistenaren en dat de verkoop van bedorven vis en vlees, van zuur bier en onrijp fruit verboden was. 'Over het geheel is er geen gebrek aan werk. Het getal der luije Lediggangers is ook zeer gering.' En verder viel er te mel- den dat er goed toezicht werd gehouden op de zindelijkheid en de reinheid van de Dorpsstraat. |
||||||||||||
Seijst
1997-IV
|
|||||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, P.D. 'T HART
|
|||||||||||||
instelling moest komen. Het zou veel
geld kosten en iedereen wist dat de zie- ken er geen gebruik van wilden maken. Er stonden in Zeist bovendien in 1832 geen panden leeg. De burgemeester ver- zekerde de Gouverneur dat er geen re- |
den voor paniek was: zodra het nodig
zou zijn, kon er een schoolgebouw of het gemeentehuis aan de Eerste Dorpsstraat als hospitaal worden ingericht. Dan zou het ook weinig moeite kosten om cie be- nodigde kribben en ander meubilair aan |
||||||||||||
te schaffen. Daar zou 'de heer Voorstan-
der van het Broederhuis' voor zorgen. Maar zo gemakkelijk kwam de burge-
meester er niet onder uit. Er waren re- gels en daar moest iedereen zich aan houden. Dus moest Zeist, net als de an- dere gemeenten in de provincie, alles doen om de zaken op orde te brengen. Vandaar dat er in augustus 1832 negen mannen en vrouwen werden aangesteld als oppassers. Om een geschikt hospitaal te kunnen inrichten, besloot de gemeen- teraad op n augustus in te gaan op het voorstel van de burgemeester om het huis in zijn 'voorbos' als hospitaal te ge- bruiken. Voor 1500 gulden werd tegen dat huis - met spoed - een houten loods gebouwd. [Dat voorbos strekte zich ongeveer uit
over de breedte van de huidige Eerste en Tweede Hogeweg tot aan de Oude Woudenbergse Zandweg en de Krakelingeweg. Het huis stond op de plaats waar nu het winkelcentrum Bel- cour ligt.] Er was ook wel spoed geboden, want
intussen was de cholera eind juni 1832 Scheveningen binnengeslopen. De Gou- |
|||||||||||||
Het pand 2e Hogeweg / Krullelaan op 31 augustus 1898, in gebruik als sportzaal
van J. van den Brink. |
|||||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, P.D. 'T HART
|
||||||||||
1997-IV
|
||||||||||
bedrag; misschien had de vorige huur-
der het gebouwtje grondig uitgeleefd. In 1852 zijn zowel de loods als het 'boshuis' van de burgemeester gesloopt. De ziekte sloeg in Nederland toe in
1848-9,1853-1855, 1859,1866,1874 en 1892-94. In 1848 werd Zeist gespaard, maar het
volgende jaar haalde de ziekte de schade in: er werden 21 mensen ziek, waarvan er twaalf overleclen. Toch had ook toen de overheid gedaan wat ze kon. Zo liet de burgemeester op 10 juli 1849 een kennisgeving aanplakken, vooral in ver- band met de Utrechtse kermis. Bij dat jaarlijks terugkerend festijn verbrasten talloze plattelanders hun spaargeld, waarbij zij roekeloos hun gezondheid op het spel zetten. De burgemeester waar- schuwde: '1. men wachte zich voor het overma-
tig gebruik van vruchten, vooral vermijde men dezulken, die meer dan anderen het zuurbeginsel in zich bevat- ten, als: aalbessen, doornbessen, prui- men, morellen, meloenen en dergelijke; 2. die niet door gewoonte daartegen
gehard is, vermijde te vele vermoeienis- |
||||||||||
direct dr H. Snellen uit Utrecht had uit-
genodigd om zijn broer RA. Snellen - die dokter was in Zeist - te adviseren? Of was het doordat in Zeist de ziekmakende omstandigheden niet ernstig genoeg waren? Er was een inwoner van Zeist naar Utrecht gegaan waar die omstan- digheden blijkbaar wel heersten, want hij was daar ziek geworden. Misschien betrof het de Zeistenaar Hendrik ten Brumber die in augustus 1833 een paar weken in het Utrechtse cholerahospitaal heeft gelegen, waar hij langzaam van de ziekte genas. Tijdgenoten hebben wellicht ook ge-
dacht dat de ziekte hun gemeente niet trof doordat de inwoners er minder bang voor waren dan elders. Dat angst de ziekte kon veroorzaken, bleek bijvoor- beeld in Driebergen, waar een vrouw cholera had gekregen omdat er alleen maar iemand uit Utrecht in haar buurt kwam. Toen de eerste epidemie voorbij was,
werd de loods verhuurd aan W.F. Buck die er tegen ƒ120,- per jaar met zijn ge- zin woonde tot 1843. Daarna woonde J. Timmerman er voor de helft van dat |
||||||||||
verneur kon toen helemaal geen genoe-
gen meer nemen met uitvluchten waar- mee de gemeentebesturen probeerden om onder financieel onaantrekkelijke verplichtingen uit te komen en drong met extra klem aan op uitvoeringvan de voorschriften. Niet alleen de overheid zette zich in,
ook particulieren hebben geprobeerd te voorkomen dat zij ziek werden. Al was het alleen al door een extra beroep te doen op bescherming door de Voorzie- nigheid. Het 'Soephuis' deelde bossen bedstro uit en 390 liter witkalk om de woningen mee op te frissen. Maar het was tevergeefs, op 28 september 1832 openbaarde de cholera zich in Zeist. Om precies te zijn in het huis van 'dag- huurder' Anthony Carree, in 'Nieuw Zeyst'. Eerst bleek zijn zoon Willem de ziekte onder de leden te hebben, daarna werd zijn 52-jarige vrouw - Maria Carree- Uylenbroek - getroffen. Zij overleed die- zelfde dag, terwijl Willem al de volgende dag genezen werd verklaard. De epidemie van 1832-1833 was daar-
mee in Zeist voorbij. Kwam het door het snelle optreden van de burgemeester die |
||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, P.D. 'T HART
|
|||||||||
sen in de hitte des daags en ... de koelte
van de nacht... en de uitputting van het nachtwaken; 3. een ieder onthoude zich geheel het
gebruik van sterken dranken; zijn dezen altijd schadelijk, van deze ziekte heeft de ondervinding bewezen, dat onmatigen steeds aan dezelve bezwijken; 4. de zoogenaamde kermisvreugde
bevat alle dezen, en nog veel meerdere ziekte-oorzaken in zich; men onthoude zich dus vooral dit jaar van dezelve, waar in spellen, kroegen en nachthuizen door de zamenkomst van velen de lucht wordt verpest en de gevreesde ziekte zo ligt wordt voortgeplant; dat ieder zich wachte om niet, het genot najagende, den dood te vinden; 5. allen die op hunne medeburgers
invloed uitoefenen, als ouders op hun- nen kinderen, heeren en vrouwen op hunnen dienstboden, werkbazen op hunnen knechten, vooral boeren op hun werkvolk, deze allen zijn op het dringends aanbevolen dien invloed te gebruiken, opdat hunnen onderhorigen te minder schade lijden aan hunnen voorspoed en hunnen gezondheid en |
|||||||||
zodoende bewaard worden door eigen
schuld de dood in de kaken gevoerd te worden.' De volgende epidemie trof Nederland
in 1853-1855. Ze maakte in Zeist maar één slachtoffer, iemand in Huis ter Heide. De epidemie van 1866-1867 was voor
Zeist ernstiger. Op 8 mei 1866 was de eerste patiënt in de stad Utrecht gestor- ven, maar de gemeenteraad van Zeist besprak de situatie pas op 23 mei. Het ging toen over een voorstel van B. en W. om een cholerahospitaal in te richten. De raadsleden Jhr F.H. van de Poll, G.M. Liefrinck en J.N. Lund kregen op- dracht een geschikte ruimte te zoeken. Op 13 juni besloot de raad het pand op de hoek van de 2e Hogeweg en de Krul- lelaan te kopen van prof. mr S. Vissering. Het kostte ƒ4.000,-. Tien da- gen later werd veldwachter J.H. Stoffels aangesteld als toezichthouder. Samen met zijn vrouw zou hij er allerlei werk verrichten in ruil voor gratis inwoning. Het bestuur van 'het ziekenhuis'
stond onder leiding van burgemeester |
|||||||||
Jhr W.K. Huydecoper. Als regenten wer-
den aangewezen wethouder jhr mr D.D. de Pesters en de raadsleden jhr F.H. van de Poll en G.M. Liefrinck. Als deskun- digen traden op dr F.A. Snellen en apo- theker J.A.J. Guldensteeden Egeling. Men sprak af dat de apotheker na één
jaar zou aftreden en dat de benodigde geneesmiddelen afwisselend aangeschaft zouden worden bij hem en zijn collega's Kraepelien en Holm. Het was allemaal op het nippertje,
want op 11 juni had de burgemeester aan de Commissaris van de Koning ge- meld dat in een huis in de Brouwerij cholera was waargenomen. Het was Fransina Cator-Barrie, oud 56 jaar. Ze is een paar cJagen later overleden. De welgestelde Zeistenaren zagen de
ernst van de situatie in en de Algemeene Armencommissie hield een extra col- lecte om met de uitdeling van voedsel niet te hoeven wachten tot de winter. Vanaf eind juni konden mingegoede inge- zetenen er gedurende zes weken viermaal per week tegen een lage prijs soep of vaste spijs krijgen. Verder werden kleren en andere levensbehoeften uitgereikt. |
|||||||||
^Seijst i
|
|||||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, P.D. 'T HART
|
|||||||||||||
1 1997-IV
|
|||||||||||||
W. van Eek. Zijne vrouw, die water ge-
dronken had uit een huispomp, die met een varkenshok in verbinding staat, be- zweek binnen korte tijd aan de ziekte. De vereischte maatregelen tegen ver- spreiding zijn genomen. Het beddegoed enz. is verbrand, terwijl personen, die met de vrouw in aanraking zijn geweest, in het ziekenlocaal zijn opgenomen. Moge de ziekte tot dit geval beperkt blij- ven. Nogmaals geven wij dringend de raad water en melk niet anders dan ge- kookt te gebruiken.' De bede werd ver- hoord en de cholera verdween uit Zeist zonder meer slachtoffers te maken. Puur geluk?
Van de 41 Zeistenaren die de ziekte kre-
gen, stierven er 24. In de stad Utrecht drong de ziekte zich veel opvallender in het centrum van de belangstelling. Zeist had meer geluk. Kwam dat door-
dat er zo weinig arme mensen woonden? Cholera werd beschouwd als een typi- sche armenziekte. Maar in moeilijke tij- den vroegen zo'n 250 mensen om bede- ling. Omdat men in die tijd alleenstaan- den en gezinshoofden niet afzonderlijk |
|||||||||||||
In juni tot en met augustus 1866 telde
Zeist 1 5 patiënten, waarvan er 10 over- leden. In het 'Soephuis' in cie Maurikstraat waren in die periode 9091 porties uitgedeeld en honderden hem- den. Op 11 januari 1867 meldde de Com-
missaris dat de cholera opnieuw in Ne- derland was uitgebroken. Hij drong er op aan op de bekende maatregelen te ne- men en vooral aandacht te besteden aan de reinheid en de luchtverversing en aan de kwaliteit van het drinkwater. De burgemeester kon trots melden
dat daaraan in Zeist niets mankeerde. Mesthopen en andere onreinheden wa- ren uit de kom van de gemeente verwij- derd. Er was gezorgd voor een goede af- voer van vuil water en op een aantal pun- ten waren riolen aangelegd. Ook aan het ziekenhuis was de nodige zorg besteed. Hij concludeerde dat Zeist door de gun- stige ligging en het goede drinkwater tot dan toe voor een ernstige epidemie was gespaard. De enige inwoner bij wie in 1867 cholera was geconstateerci, genas. Het laatste choleraslachtoffer in het
negentiende eeuwse Zeist stierfin 1893. |
Ook tijdens deze epidemie - die in 1892
in Nederland was opgedoken - had het gemeentebestuur zich volop ingezet om de ziekte te voorkomen en te bestrijden. Aan 210 minvermogenden was gratis bed- stro, zeep en witkalk verstrekt; de open- bare en veel particuliere pompen waren onderzocht; straten en goten waren grontiig schoongemaakt; de schoolhoof den hadden extra ontsmettingsmidde- len gekregen en het cholerahospitaal was ingericht. Op 20 september was een choleracommissie geïnstalleerd die on- derzocht had hoe het er in huizen van armen voorstond. Het viel mee met de reinheid, maar in veel gevallen bleek een groot tekort te bestaan aan beddengoed en kleding. Daarom waren er ruim- schoots goederen uitgedeeld. Bovendien waren op grote schaal voorlichtende drukwerkjes verspreid. Afcioende was het niet, want op 28
oktober 1893 schreef de Weekbode voor Zeist, Driebergen en OmstrelcÊTi (die sedert 1 januari 1864 verscheen): 'Het eerste geval van cholera asiatica
is in deze gemeente voorgekomen in een huis achter Schaerweide, bewoond door |
||||||||||||
P"
|
|||||||||||||
Seijst
1997-IV
|
|||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, P.D. 'T HART
|
|||||||||||
telde, ging het om veel meer individuen
dan 250. En dus waren er veel meer mensen kwetsbaar door hun armoede. Hun woon- en leefomstandigheden zul- len niet beter geweest zijn dan in andere plaatsen. Was het drinkwater in Zeist schoner
dan elders? Onderzoek van de pompen bracht aan het licht dat er ook slechte waren. Nam het gemeentebestuur krach- tiger maatregelen dan elders, om te voor- komen dat de welvarende inwoners on- gerust zouden worden? Vergeleken met andere plaatsen heeft het Zeister ge- meentebestuur weinig tegengesputterd als de Gouverneur of de Commissaris van de koning verlangde dat er maatre- gelen genomen werden. Ook het feit dat de gemeenteraad al op 5 september 1871 een gezondheidscommissie benoemde, duidt erop dat de zorg voor de openbare hygiëne er meer aandacht had dan in veel andere gemeenten. En wellicht was de geldnood minder knellend dan el- ders, waar alleen het allernoodzakelijkste kon worden gedaan. Als plattelandsgemeente was Zeist ge-
lukkiger dan de steden, waar de minge- |
|||||||||||
goeden dicht opeengepakt in vervuilde
woningen leefden. Blijkbaar waren de contacten met het
nabije Utrecht niet zodanig dat de ziekte vandaar kon overslaan. Daar vielen hon- derden slachtoffers, terwijl de ziekte ook in Woerden en Amersfoort huishieki. Het betrekkelijk geringe aantal slacht-
offers verleidde het gemeentebestuur niet tot achteloosheid. De Gouverneur zag er op toe dat de regels werden nage- leefd. Maar na 1832, toen de ziekte grote onrust veroorzaakte, werd cholera lang- zamerhand de gelijke van die andere ziekten die regelmatig toesloegen, zoals pokken, dysenterie, roodvonk. De afloop
Pas nadat Robert Koch in 1883 had vast-
gesteld dat de ziekte wordt veroorzaakt door een bacterie, konden de geleerden ondubbelzinnig vaststellen of iemand cholera had. Het werd toen ook moge- lijk om gerichter maatregelen te nemen. Het duurde nog tot na de Tweede We- reldoorlog voordat men de beschikking kreeg over effectieve geneesmiddelen. Er is veel over de cholera geschreven |
in de vorige eeuw. Talloze artsen hebben
hun bevindingen gepubliceerd en tel- kens juichte er een dat hij resultaten had gebiiekt met een bepaalde methode. Maar even vaak moesten collega's die zijn voorbeeld volgden, constateren dat het toch niet hielp. De machtek)osheid van de medische stand werd dan op- nieuw zichtbaar Tijdens de epidemieën ging het leven
gewoon verder. De mensen waren niet erg onder de indruk van de vele waar- schuwingen. Zij verdrongen zich rondom de patiënten om toch maar niets van het akelige schouwspel te mis- sen. Voor de poort van het cholera- hospitaal in Utrecht dromden nieuws- gierigen samen om te zien wie er naar binnen werd gedragen op de draag- manden die als brancard werden ge- bruikt. Nadat de Engelsman Snow in 1849
had ontdekt dat de ziekte iets te maken had met het drinkwater, hebben overhe- den verdachte pcimpen afgesloten. Maar de mensen uit de buurt verbraken de afsluitingen omdat zij geen zin hadden |
||||||||||
_Seijst
|
||||||||||||
CHOLERA IN ZEIST - IN DE SCHADUW VAN DE VERSCHRIKKING, P.D. 'T HART
|
||||||||||||
i997-l¥
|
||||||||||||
een eindje te lopen voor hun drinkwa-
ter. In de k)op van de eeuw heeft de over-
heid langzamerhand haar greep op de gezondheidszorg uitgebreid. Maar in de strijd tegen de cholera kwamen nauwe- lijks principiële veranderingen. Een van de problemen was dat men de gangbare manieren om de ziekte te bestrijden niet wilde loslaten voordat met absolute ze- kerheid was vastgesteld dat een andere de juiste was. Robert Koch kon wel be- weren dat bepaalde bacteriën de ziekte veroorzaakten. Maar daarmee was nog niet verklaard waar die bacteriën van- daan kwamen. Had Max von Pettenkofer, die andere
wereldberoemde geleerde, gelijk met zijn bewering dat de ziekteverwekkers uitslui- tend konden ontstaan wanneer onder bepaalde onbekende plaatselijke om- stancligheclen rotting in de bodem ont- stond? Via het grondwater kwamen ze dan terecht in het drinkwater. Als de omstandigheden niet meewerkten, was er dus niets aan de hand. Om zijn gelijk te bewijzen, dronk hij - toen er geen cho- lera heerste in zijn woonplaats en de lo- |
||||||||||||
kale omstandigheden daar dus gunstig
waren - een forse dosis cholerabacteriën en werd niet echt ziek. Zie je wel! Zolang de geleerden het oneens waren
over van alles en nog wat, konden de overheden rustigaan doen. De arbeiders, de kleine midcienstanders, de school- meesters, zij allen hoorden misschien de goede adviezen wel. Maar om ze toe te passen, hadden zij meer geld nodig. Zo- lang zij meer dan de helft van hun inko- men moesten besteden aan primaire le- vensbehoeften, was er geen ruimte voor investeringen in hygiëne. Zo bewezen zij ongewild dat wij ons pas de luxe van be- tere overlevingskansen kunnen veroorlo- ven, als wij meer verdienen dan we no- dig hebben om in leven te blijven. P.D. 't Hart
Ik dank de he.er L. Visser die mij zijn aante-
keningen over de (bestrijding van de) cholera in Zeist ter beschikking stelde. BRONNEN
RD. 't Hart, Utrecht en de cholera 1832-
1910 (Zutphen 1990).
RD. 't Hart, 'Een epidemie die voorbijging.
|
||||||||||||
Cholera in Woerden.' In: Heemtijdinghen.
Orgaan van de Stichts-IHollandse Historische Vereniging 32 (1996) 1, p. 1-10. RD. 't Hart, 'Een epidemie die voorbijging. Cholera in Leusden en Stoutenburg.' In: His- torische Kring Leusden 12 (1996) 1, p. 66- 77. L Visser, 'Het Soephuis, vroeger en nu.' In:
Seyst. Bulletin uitgegeven door de Van de Pollstichting 26 (1996) 3, p. 66-77. Algemeen Rijksarchief Utrecht, Inventaris R79, Provinciaal Bestuur 1813-1920, 7467, 7468, 7469. |
||||||||||||
Seijst
1997-IV
|
||||||||||
'DE BREUL' IN ZEIST (2), ROBBERT ROOSENBOOM
|
||||||||||
Wie rijdend over de Driebergseweg of
de Arnhemse Bovenweg ter hoogte van 'De Breul' zijn ogen weleens de kost gegeven heeft, heeft de grote borden kunnen zien: het afgelopen schooljaar (1996-1997) heeft de Katholieke Scholengemeenschap De Breul haar vijfti^arig bestaan in Zeist gevierd. De toevoeging 'in Zeist' is essentieel, want de school zelf bestond al lang toen zij zich in Zeist vestigde. En zoals vele Zeistenaren waarschijnlijk weten, geldt dit in feite niet alleen voor de school, maar ook voor de benaming 'De Breul', die ook van ver vóór 1946 dateert als benaming voor het landgoed, waarop de school zich in dat jaar vestigde. Slechts de combinatie van school en landgoed kan aanspraak maken op de jeugdige leeftijd van vijftig jaar, en zelfs dat staat ter discussie, zoals ik in de vorige bijdrage (Seijst lil, pag. 8 t/m 17) heb laten zien. In dit tweede deel van deze bijdrage ga ik in op de eerste decennia van het Zeister bestaan van De Breul. |
||||||||||
De geschiedenis van
'De Breul' (2) |
||||||||||
De beginjaren te Zeist
|
||||||||||
_^Seijst
1997-IV
|
||||||||||||
'DE BREUL' IN ZEIST (2), ROBBERT ROOSENBOOM
|
||||||||||||
Hoewel de leiding van Katwijk weinig
keus had, na verscheidene gestrande po- gingen om een nieuw onderkomen te vinden, zijn er ook wel reedenen te noe- men waarom De Breul in de smaak viel. De centrale ligging in het land is wellicht de voornaamste, maar ook de uitgespro- ken idealen van Katwijks directeur sinds 1938, pater Wessels, doen hier ter zake. Pater Wessels doceerde zelf Frans en het tekent hem ten voeten uit dat hij de ge- woonte had bij een begroeting iemand bij voorkeur de linkerhand te geven, om te kunnen zeggen: 'Excusez la gauche.' Zijn ideaal was een kostschool naar het model van de Engelse colleges, met volop mogelijkheden voor activiteiten als 'canotage' en cricket. Bij zijn bezoek aan De Breul moet hij gezien hebben dat, zo ergens, hier dit ideaal bij benadering verwezenlijkt kon worden. In de kroniek van Huize Katwijk
wordt in een vrij expressionistische stijl beschreven in welke staat het huis, de bijgebouwen en de omgeving verkeer- den toen de eerste vakarbeiders op 12 augustus 1946 terugkeerden van hun va- kantie en begonnen 'hun krachten [te] |
geven aan het herstel en vercier bewoon-
baar maken van een gebouw waar het einde zou zijn gelegen van Katwijks zwerftocht.' Binnenkomen in het huis was niet
moeilijk. Ruiten of zelfs ramen had De Breul aan drie zijden niet meer. 'De wei- gemikte bommen van de Engelsen had- den daarvoor reeds gezorgd ten tijde van Christiansens [bevelhebber van de Wehrmacht in Nederland] verblijf in '43. Negen zware bomtrechters op het terrein in cie omgeving van het huis leg- den er verklaring van af De grote broei- bakramen 2.80 x 1.40 door Canadezen benut om de gaten te dichten sloten niet al te best, trouwens waren niet overal aangebracht, slechts 21. Benedenverdie- ping stikdonker, rolluiken overal neer en kapot. Voordeel, je kon de ongerechtig- heid daar achtergelaten niet zien, lucifer woei uit, zaklantaarn ontoereikenci licht voor de te beschijnen ruimten.' Het be- grip 'welgemikt' is hier ironisch ge- bruikt: de bommen van de Engelsen waren uiteraard voor het grote huis be- doeld. De smeedijzeren trapleuning lag in
|
de vijver, de wingerd groeide in het huis
naar binnen, er lagen zand en resten houtvuur op het parket. 'Moffen en Tommy's hadden bij gebrek aan centrale verwarming die in de winter niet tegen zoveel frisse lucht kan, in de kamers vuurpotten gestookt, ook zij konden blijkbaar zoveel frisse lucht niet verdra- gen in het koudere jaargetijde, vloeren verbrand, tot raamkozijnen toe en overal op de muren en plafonds vette zwarte walm, er was blijkbaar danig gestookt. Wat doe je ook in de kou!' Er waren meer achterblijfselen van
de Duitse bezetters: 'op alle deuren zutritt verboten commandierender General'. Om te voorkomen dat in hun hoofd- kwartier de plannen om naar Engeland te varen uitlekten, waren de telefooncel- len in de refter van de boshut, een bijge- bouw, driedubbel geïsoleerd. In de ref- ter waren twee grote luiken in de vloer gemaakt, waar een drijfriem doorheen gelopen had 'van de hemel weet wat voor machine die in de provisiekamer gestaan heeft.' In de waskeuken werkte alleen nog een gaskraan, waar de nacht- wacht die er in de tussentijd zijn intrek |
||||||||||
'DE BREUL' IN ZEIST (2), ROBBERT ROOSENBOOM
|
||||||||||
genomen had, een elektriciteitsbuis met
twaalf gaten op gezet had, 'toen hij daar zijn tenten ging opslaan en in zijn schapevacht het 's nachts te tochtig was'. Omdat de gasmeter waarschijnlijk nog op naam van de Canadezen stond, was deze vorm van verwarming gratis. Een verdieping hoger bood het
zelfde beeld. Flarden behang hingen daar aan de muren. 'Op de stukken die nog hielden soldatentekeningen, nu juist niet alle overgenomen uit de illus- traties van moeder de Gans.' En nog een verdieping hoger had de wind 'ruimer spel gehad, ook het grauw van de omge- ving, want geen kamer of de vaste wasta- fels kapot bij het demonteren van kra- nen en afvoerbuizen, deurkrukken ver- dwenen, scharnieren ontzet, lichtleiding zoals overal in huis afgebroken.' De bijgebouwen verkeerden in een
vergelijkbare staat. Links en rechts van het koetshuis bevonden zich de wonin- gen van koetsier en huisknecht; daarin 'staat nog een brandkast van de bezetters door de vloer heen te zakken en padde- stoelen rijden als zeepaardjes dartel op de kammen der golven van het afhan- |
||||||||||
De Boshut,
na de oorlog korte tijd het leslokaal van de derde klas. |
||||||||||
gende behang.' De hooizolder van het
koetshuis zelf is volgebouwd met hou- ten kamertjes, die bij nader onderzoek alle een dubbele vloer blijken te hebben '- ideale schuilgelegenheid voor onder- duikers want je kan er bijna rechtop zit- ten, jammerlijk verlies van ruimte in vre- destijd.' De stal bij de garage was zo ver- ouderd en vervuild 'dat misschien de paarden van het leger van Napoleon er nog gestaan hebben toen hij de pyramide van Austerlitz heeft opgewor- pen, zó lag de mest er in pyramiden op- gehoopt.' Desondanks slaagde men erin dit
|
||||||||||
onbewoonbare oord in zes tot zeven we-
ken klaar te maken voor de 156 bewo- ners die er vanaf 28 september zouden moeten huizen. Op de ochtend van hun aankomst wordt nog de laatste hand aan het perk gelegd. Maar nog niet alle klaslokalen wa-
ren klaar. Daarom besloot men de be- woners te 'verzoeken' de eerste dagen buiten te werken om het terrein van prikkeldraad te zuiveren, dit in de loop- graven en bomtrechters te gooien en deze vervolgens te dichten: voor de leer- lingen was een avontuurlijkere eerste schoolweek nauwelijks denkbaar! De |
||||||||||
Seijst
1997-IV
|
||||||||||||
'DE BREUL' IN ZEIST (2), ROBBERT ROOSENBOOM
|
||||||||||||
Van een schoolgebouw op het land-
goed De Breul was na een jaar nog steeds geen sprake. De zes klassen ble- ven over verschillende gebouwen op het landgoed verdeeld en herwaren dus niet zozeer de leerlingen alswel de leraren die zich bij de leswisseling moesten verplaat- sen. Dat verliep niet zonder problemen. De prefect en zijn surveillanten moesten steeds, na iedere les, op vier plaatsen te- gelijk zijn en de leraren, zich van hooi- zolder naar koestal begevend, zagen min- stens vijf minuten van hun kostbare tijd verloren gaan. Meer nog dan voor de le- raren was dit voor de leiding een pro- bleem, zoals blijkt uit het Verslagboek der Lerarenvergaderingen gehouden Huize Kat- wijk, Zeist ah anno 1947-'48: Lerarenvergadering 5 Nov. 1947
Door de Rector Gymnasii worden de vol- gende punten behxindeld: 1°. De Docenten worden verzocht meer
op tijd te komen. Het is een goede gewoonte, dat de Docenten fiet l', 3', 5' uur vóór tijd in de klassen zijn, om de leerlingen te ont- vangen. De gezelligheid die tijdens het speelkwar-
|
||||||||||||
POC noemde men dat, de
PrikkeldraadOpruimingsCompagnie. Deze werkzaamheden werden afgesloten met een groot kampvuur. Daags daarna betrok de eerste klas de studiezaal, de tweede de Nachtegaal, de derde de Bos- hut, de vierde de latere lerarenkamer en bibliotheek en de vijfde en zesde hun eigen klaslokalen. In de naamgeving van sommige van deze locaties werd de her- innering aan Noordwijkerhout behou- den. De lessen vonden vaak plaats 'tus- sen hameren en bikken en zingen en fluiten der werklieden door.' Op 27 oktober werden de gebou-
wen ingewijd door de R.P. vice-provin- ciaal F. Rietra. Gedurende de winter zou de verwarming van de gebouwen een probleem, blijven, zowel wat betreft de apparatLiur, die vaak lekte of scheuren vertoonde, als wat betreft de aanvoer van de nog moeilijk verkrijgbare steenkool. Toen dit probleem in eind februari 1947 stringent werd, werden de jongens naar huis gezonden, waar zij uiteindelijk een maand konden blijven. Het was een bekend verhaal op Kat-
wijk de Breul hoe de paters tijdens alle |
||||||||||||
verbouwingsactiviteiten in de eerste na-
oorlogse jaren een schat aantroffen... In het grote huis bevond zich een grote, betonnen en hermetisch afgesloten kluis. Om deze kluis open te breken liet men een metselaar komen. Deze was een halve dag bezig om dit karwei te kla- ren. Bij ontsluiting trof men een grote hoeveelheid zilver en goud aan. Na rijp beraad besloten de paters deze kostbaar- heden, vooral tafelgerei, naar de recht- matige eigenaar te sturen: de in de Vere- nigde Staten woonachtige erfgenamen van de voormalige eigenaar van het ge- bouw, de bankier Paul May. Aan de zen- ding zou een brief (of eén telefoontje - er zijn verschillende versies van het ver- haal) voorafgaan, waarin de vinders tus- sen de regels door lieten blijken dat zij zo eerlijk geweest waren om niets achter te houden, maar dat een beloning voor deze eerlijke vinders meer dan welkom zou zijn en in deze jaren van wederop- bouw een goede bestemming zou vin- den. De chauffeur die de schat uiteinde- lijk kwam halen, had de beloning al bij zich. Als dank kregen de paters een slof sigaretten. |
||||||||||||
Seijst
1997-IV
|
|||||||||||||
'DE BREUL' IN ZEIST (2), ROBBERT ROOSENBOOM
|
|||||||||||||
tier in de Docentenkamer heerst, mag niet
zover gaan dat ze ons belet op tijd te zijn voor de volgende klas. Docenten worden ver- zocht bij het teken v.d. vóórbel op te breken. Hoezeer de vriendschap en solidariteit onder de Docenten ook gewaardeerd worden, toch zou ik willen verzoeken, dat degenen, die over een fiets beschikken, dit vehikel ge- bruiken om de nadelig grote afstand tussen de klasgroepen zo weinig tijdrovend ah mo- gelijk is af te leggen. Laten zij dan niet naast hun snelle vervoermiddel gaan lopen, om hun vriend en collega die zulk een ixKtrument niet bezit, te blijven vergezellen. Het is al erg ge- noeg, dat één zovele minuten geremd wordt. Mocht echter de vriendschap niet kunnen blij- ven voortleven zonder deze wandelingen, dan prevalere de vriendschap. Ik meen met des te meer reden te mogen
aandringen in dit punt van op-tijd-komen, daar de noodtoestand onzer schoolgebouwen ah van zelf tot een zekere onordelijkheid en gemoedelijkheid leidt. 'We verliezen toch veel tijd, wat geeft het, ah er nog een paar minu- ten bijkomen.' Ik zou het willen omdraaien: omdat vue
zoveel tijd noodgedwongen verliezen, en om- dat we zoveel ordelijkheid noodgedwongen |
i'erlie<:en, moet het ons streven zijn, door ei-
gen persoonlijke correcte howJing die nade- len voor ons zover mogelijk te neutraliseren. De school botxk geheel in de lijn van
Wessels' ideaal van een Engelse coiiege, betrekkelijk veel vrijheid; voor bijvoor- beeld uitgaan wetd gemakkelijk verlof verleend. De leerlingen waren er daarom graag. Die vrijheid was ook zichtbaar in |
de verstandhouding tussen leraren en
leerlingen, die redelijk soepel en amicaal was. De straffen waren mild; de paters probeerden toch veeleer met de leerlin- gen te praten, hen te ondersteunen en te helpen. De lekendocenten werden wel geacht meer afstand tot de jongens te bewaren dan de patets zelf. Hoewel het niet uitgesproken werd, vormde een nauw contact met de lekencollega's in de ogen van de jezuïeten een bedreiging van hun eigen streven naar hlachwuchs. Het verschil in 'status' tussen paters en lekei"ileraren trad ook aan het licht bij bijvoorbeeld rapportvergaderingen. De beslissingen die de paters hier in het be- langvan het welbevinden van de jongens soms namen, strookten niet altijd met de beslissingen die hun lekencollega's naar didactische maatstaven voorston- den. Het aantal leerlingen zou de vol-
gende jaren nog iets boven de 138 uit stijgen. In deze jaren wordt steeds het aantal van 155 als verzadigingspunt ge- noemd, precies een tiende van wat in de jaren negentig als verzadigingspunt van De Breul zou gelden. Daarbij werden |
|||||||||||
De ingang van de vestiging aan de
Rozenstraat, kort voor de sloop in 1980. "^ |
|||||||||||||
;jSeijst
1997-IV
|
||||||||||||
'DE BREUL' IN ZEIST (2), ROBBERT ROOSENBOOM
ook enkele externen toegelaten, als eer-
sten de zonen van burgemeester Kort- hals Altes van Zeist. Gedurende deze jaren wordt het
nieuwe schoolgebouw onder leidingvan de architecten Koldeweij en Mens neer- gezet, hl december 1951 gaan de eerste bomen tegen de vlakte. Op 19 januari 1952 wordt de nieuwbouw aanbesteed en kort daarna verschijnen de eerste au- to's met bouwmaterialen op het terrein. De eerste-steenlegging vindt plaats op 12 juni van dat jaar; zij wordt verricht door de provinciaal van de jezuïeten en oud- Katwijker pater Kolfschoten S.J., die een jaar later, op 8 september 1953, terug- keert voor de plechtige zegening van het nieuwe gebouw. Hoewel leerlingen en leraren op sommige momenten met heimwee terugdenken aan de charme van de primitieve klaslokalen in koestal- len en op hooizolders, is de dankbaar- heid jegens 'bouwheer' pater Bot groot. Zeker de prefect en zijn surveillanten kunnen hun rust en geluk niet op. Tot besluit
Nog steeds heette de school het 'R.K.
|
||||||||||||
Meer vermeldenswaardigheden vindt men in het
jubileumboek van De Breul (254 pagina's, 200 illustraties, A4-formaat, driekleurendruk), dat te besteilen is door overmaking van ƒ42,50 (ƒ35,- + ƒ7,50 verzendkosten) op postgiro nr. 64.81.15 t.n.v. SKVO De Breul te Zeist, o.v.v. 'jubileumboek'. |
||||||||||||
gymnasium van Huize Katwijk te Zeist',
zoals het Koninklijk Besluit van 30 juli 1947 luidde. De naam 'De Breul' was daarbij - als louter 'adres' - volstrekt on- betekenend, schreef een oud-leerling mij in 1996. Zijn stelling wordt echter enigs- zins ondergraven door het veelvuldig voorkomen in niet-officiële documenten uit die tijd van de naam 'De Breul' als benaming voor school of internaat. De 'K.S.G. De Breul' is van later datum. De Mammoetwet trad in 1968 in werking, maar de school kreeg toestemming om één jaar eerder met het Mammoet- onderwijs te beginnen. In dat schooljaar, 1967-1968, heette zij 'Katholiek Lyceum De Breul'. Er werden voor het tweede jaar meisjes toegelaten en er was voor de eerste keer naast gymnasium-1 een eer- |
||||||||||||
ste klas atheneum. Met de toetreding
van de katholieke ULO's aan de Rozen- straat en de Tulpstraat - scholen van het schooltype dat onder het regime van de Mammoetwet de mavo werd - in het daaropvolgende schooljaar was de 'Ka- tholieke Scholengemeenschap De Breul' een feit. BRONNEN
- Ronald Blijdenstein, Zeist, groei en bouw;
Utreclitseweg-Driebergseweg; een inventarisatie van waardevolie gebouwen en gebieden. Zeist, 1984. - Robbert Roosenboom (red.). Vernieuwing
in traditie; De Breul: vijftig Jaar onderwijs in Zeist (1946-1996). Zeist, 1996. - W.A. Sormani, "De Breul" 40 Jaar in Zeist..!
Zeist, 1986. |
||||||||||||
Seijst
1997-IV
|
||||||||||||
ZEIST IN DE ANS, JACKY VAN DEN DIKKENBERG
|
||||||||||||
Zeist in de ANS
|
||||||||||||
In november verscheen de lang
verwachte, volledig herziene tweede editie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst, kortweg de Ans genoemd. Dit lijvige werk, waarvan de eerste editie in 1984 uitkwam, beoogt een zo volledig mogelijke beschrijving van het hedendaags Nederlands te geven. De ANS is niet alleen descriptief,
Imaar ook normatief. Daarmee wordt bedoeld dat de auteurs niet alleen beschrijven hoe de taal zich ma- nifesteert, welke regels en verschijnselen daarbij een rol spelen, maar ook welke verschijnselen gewenst zijn en welke niet, hoe het hoort en hoe het niet hoort. |
||||||||||||
Nu is ciit bulletin niet de plaats voor
taalkundige beschouwingen. Waar ik u op wil wijzen is het volgende. De ANS geeft als bijlage een 'Lijst van
aardrijkskundige namen en afleidingen daarvan'. Deze lijst is als volgt opgebouwd:
naam - adjectief (= bijvoeglijk
naamwoord) - inwonersnaam. Het adjectief wordt vaak gevormd
door het achtervoegsel -s of -er. Bij Zeist vinden we dan ook het volgende rijtje: Zeist - Zeists, ook Zeister - Zeistenaar. Volgens het bovenstaande zou 'Zeistse
middenstand' naast 'Zeister' midden- stand correct zijn, maar ik kan mij niet herinneren ooit de eerste variant ge- hoord te hebben. Helaas zijn de auteurs ook niet helemaal duidelijk met wat ze |
||||||||||||
met het cursief gedrukte 'ook' willen uit-
drukken. Bedoelt men dat 'Zeists' meer voorkomt dat 'Zeister' of dat 'Zeists' de v(5orkeur verdient boven 'Zeister'? Spe- len misschien variaties tussen formeel en informeel taalgebruik, tussen schrijf- en spreektaal, tussen dialect en ABN een rol? Het lijkt mij aardig de hulp van de le-
zer in te roepen bij een kleinschalig fre- quentie-onderzoek. Welke vormen komt u tegen: 'Zeists', 'Zeister' of nog andere varian-
ten? Welke vorm wordt door de ge- meente en de plaatselijke pers gebruikt? Wat hoort u op straat? Onderstreep, knip uit, noteer en stuur uw bevindin- gen naar het redactie-adres (uiterste da- aim 1 februari 1998). Als er genoeg reac- ties binnen zijn, kom ik zeker op deze brandende kwestie terug. Jacky van den Dikkenberg
|
||||||||||||
f
|
||||||||||||||
Seijst
1997-IV
|
||||||||||||||
TENTOONSTELLING VAN DE POLL-STICHTING
|
||||||||||||||
Een Zeister freule aan het hof
|
||||||||||||||
'Henriëtte van de Poll, een Zeister
licule aan het hof' is de titel van de icntoonsteïling, die van 21 februari i m 4 maart 1998 te zien zal zijn ü^- 1)1 Galerie De Vleugel in Slot Zeist. Birecte aanleiding voor deze ten
toonstelling vormt de inventarisa tie van het archief van de familie Van de Poll (de Zeister tak), die in 1997 zijn beslag kreeg (zie Seijst 1997- p. 22). De tentoonstellings- i.<)mmissie maakte voor de selectie van eze tentoonstelling als eerste gebruik \'an de nieuwe inventaris. In het familiearchief nemen de
brieven van freule Henriëtte van de Poll (1853-1946), die zij tussen 1880 en 1934 bijna dagelijks schreef aan haar familie in Zeist, een belang- rijke plaats in. Henriëtte was van |
||||||||||||||
1880 tot 1934 hofdame van Koningin
Emma en van 1891 tot 1896 surintendante van de opvoeding van prin- ses Wilhelmina. De correspondentie vormt een belangrijke bron van informa- tie over het leven aan het hof. Na de dood van Koningin Emma in
1934 keerde Henriëtte van de Poll terug naar haar ouderlijk huis: Beek en Royen aan de 2e Dorpsstraat in Zeist. Op de tentoonstelling is Henriëtte de
centrale figuur temidden van haar fami- lie, de beide Koninginnen en de leden van de hofliouding. Met brieven, unieke foto's, schilderijen en objecten wordt haar lange leven in beeld gebracht. |
||||||||||||||
Galerie De Vleugel, Slot Zeist
Openingstijden: dinsdag Vm zondag van
13.00 uur tot 17.00 uur. Maandag gesloten Inlichtingen: 030 - 6955033 |
||||||||||||||
Seijst
1997-IV
|
||||||||||||||||||
BERICHTEN UIT DE VAN DE POLL-KAMER
|
||||||||||||||||||
Oproep aan onze donateurs
|
||||||||||||||||||
Adres
Aanmeldingen / adreswijzigingen:
Zeister Historisch Genootschap,
Postbus 342 3700 AH Zeist
|
||||||||||||||||||
Het is u wellicht niet ontgaan dat
het bestuur bezig is met een her- inrichting van de werkzaamheden binnen en rondom onze stichting. In verband daarmee zoeken wij twee mensen die ons kunnen helpen. In de eerste plaats hebben wij dringend
behoefte aan iemand die, bij voorkeur met beroepservaring of uit gerichte in- teresse, een Public-Relationsbeleid kan ontwikkelen. Om een sterke(re) positie op te bou-
wen, in en buiten Zeist, is een duidelij- ker image nodig. Deze taak heeft als con- sequentie dat de nieuw aan te trekken man of vrouw een plaats in het (alge- meen) bestuur krijgt. Dit bestuur verga- dert vier a vijf keer per jaar. Over tijds- beslag en -indeling kan worden overlegd. Kennis van (de geschiedenis van) Zeist is wenselijk. |
||||||||||||||||||
Tevens hopen wij iemand te vinden die
behulpzaam wil zijn bij diverse werk- zaamheden ronde de 'huishoudelijke' kant van onze organisatie. Tc denken valt daarbij aan het assiste-
ren van de bestuurssecretaris en van lIc voorzitter van de commissie Beheer Col- lecties en Documentatiecentrum. Ver- der zoekt de Lezing- en Excursie- commissie, i.v.m. het vertrek van de heer Bardet, met spoed iemand die haar gele- deren wil versterken. |
||||||||||||||||||
Nieuwe donateurs
De heer/ mevrouw [VI.E.C. Boet (Rotterdam),
de heer/mevrouw J.F. Boom (Zeist), de heer / mevrouw J.W. Modderaar (Zeist), de heer/ mevrouw R. van Pouderoyen (Zeist), ing. A. Klaassen (Zeist), de heer/mevrouw R Goed- hart (Zeist), de heer/mevrouw J.W. Kelsma (Zeist), de heer/mevrouw A. Venema (Zeist), mevrouw A.C. Schouten-Bos (Zeist), de heer/ mevrouw E. Zoll (Zeist), mevrouw R. Elting- Klok (Zeist), de heer/mevrouw J.W. van Scherpenzeel (Zeist). |
||||||||||||||||||
Voor deze functies wordt een vaste, binnen
de regels van het vrijwilligerswerk gebruil<e- lijke, onkostenvergoeding aangeboden. Ken- nis van (de geschiedenis van) Zeist is niet direct nodig. Indien u belangstelling hebt voor één van deze functies, of indien u iemand daarvoor kunt interesseren, verzoeken wij u contact op te nemen met de secretaris: Janna Verbeek-Stapensea, Vijverlaan 8, 3701 CS Zeist, tel. (030) 692 24 87 |
||||||||||||||||||
Stand
Oude stand (augustus 1997).........813
Aanmeldingen........................ 12
Opzeggingen/overleclen.......... 10
Nieuwe stand (half nov. 1997)......815
|
||||||||||||||||||