-ocr page 1-
TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED
TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
Ie jaargang
maart 1967
nr. 1
Redaktie-commissie : A.Graafhuis, Utrecht; P.M.Heijmink
Liesert, Schalkwijk ; L. M. J.de Keijzer, Houten; G.M.Staal,
Odijk; P. H.de Winter, Bunnik; Mej. A. Wijnen, Bunnik.
Redaktie-adres:
P.M. Heijmink Liesert, Jhr. Ramweg 45, Schalkwijk.
Eindredaktie :
A.Graafhuis, Utrecht.
Inhoud van dit blad :
Ten geleide, dr. M.P.van Buijtenen, rijksarchivaris in de
provincie Utrecht.
De omslag van ons blad, A.Graafhuis.
Van de doden niets dan......kwaads.
Schonauwen,         P.M.Heijmink Liesert en L.M.J.de Keijzer.
De hofstede "Scherpenborch", mr. P. H.Damsté.
Lidmaatschap : ƒ 10. — per jaar
Postrekening nr. 214585 t.n.v. Raiffeisenbank Houten, t.g.v.
rekening Historische Kring.
-ocr page 2-
/fj^'^//^       TEN GELEIDE.
Wie gemeend heeft, dat de merkwaardige opleving van
de belangstelling allerwegen voor de geschiedenis van plaats
en gewest, welke de Tweede Wereldoorlog als bijverschijnsel
te zien gaf, slechts een vlucht uit de benarde omstandigheden
van die jaren was, heeft zich schromelijk vergist. Zodra de
grenzen weer zouden opengaan, zo dacht men, en de vóór de
oorlog pas ontbrande reislust weer zou oplaaien, zou het snel
gedaan zijn met deze uit de nood geboren liefhebberij, slechts
gekruid met een vleugje romantiek, gedoemd om snel te ver-
vluchtigen. Grenzen gingen inderdaad open, een verenigd
Europa werd wenkend perspectief, de ruimtevaart maakte lich-
telijk duizelig, maar de "regio" ging voor velen open als een
land, dat goeddeels nog ontdekt moest worden. Opvallend is
dat de beoefening van de streekgeschiedenis niet in handen
kwam van inheemsen, generatie na generatie er getogen, maar
dat minstens zo sterk nieuwkomers ermede bleken behept. Wat
fascineert ligt niet zozeer in de mogelijkheden om via lucht-
kartering met infra-rood opnamen de oude lopen van Rijn en
Lek te herkennen, oude nederzettingen met het blote oog van
hemelhoog te kunnen terugzien, laat staan dat men zich geroe-
pen zou voelen tot kwalijke "heemschutterij". Veeleer blijkt
er een neiging op te komen om te ervaren wie men zelf is, hoe
alle ontwikkeling verloopt, nu een bonte veelheid van verre
en andere groeperingen en leefmilieus in het blikveld komen.
Spontaan, en gelukkig niet te laat, vonden velen de
waarde van wat Huizingo omschreef als "het historisch besef-
fen, een zeer gewichtig element, dat nog het best valt aan te
duiden met het woord historische sensatie, een historisch con-
tact. Dit niet geheel herleidbare contact met het verleden is
een ingaan in een sfeer, het is een der vele vormen van buiten
zichzelf treden, van het beleven van waarheid, die den mensch
gegeven zijn. "
Wanneer nu, hetgeen op zovele plaatsen al gebeurt, ge-
schiedbeoefenaren van beroep en amateurs, ware liefhebbers
-ocr page 3-
gelijk het begrip aanduidt, samenwerken, dan krijgen beiden
toch het volle pond. Immers, het was opnieuw Huizinga die de
amateur-historicus een volwaardige plaats toewees bij de ge-
schiedbeoefening. Samen moeten zij in hun persoon de gave
ontwikkelen - de uitspraak is van een Amerikaans historicus -
om twee zaken te zien, het kleine feit en "the universe behind
it".
Wij twijfelen er geen ogenblik aan dat de kring van ama-
teur-historici tussen Rijn en Lek, die aan het werk is getogen,
onvermoede perspectieven zullen zien, dat zij een terrein ont-
dekt hebben, waar het jagen nooit vermoeit.
dr. M.P.van Buijtenen
Rijksarchivaris in Utrecht.
DE OMSLAG VAN ONS BLAD.
Natuurlijk is Uw aandacht direct al getrokken door de
omslag van ons blad. Daarom leek het ons van belang U iets
over de kartografie in het algemeen te vertellen en met name
de herkomst van de gereproduceerde kaart bekend te maken.
Aan Abraham Ortelius, Willem Jansz. Blaeu en zijn zoons
Jan en Cornelis Blaeu, Gerard Mercator, Jodocus Hondius en
Johannes Janssonius heeft ons land sedert de 16e eeuw zijn blij-
vende naam op het terrein van de kartografie te danken. Zij wa-
ren het, die de atlassen produceerden, die nog heden ten dage
hun betekenis hebben en met ere worden vermeld.
Later - na het midden van de 17e eeuw - werden de Ne-
derlanders verdrongen door enkele Franse kaartenmakers, die de
uitgave van land- en zeekaarten voor zich wisten op te eisen.
Voorop ging Nicolas Sanson van Abbeville (1600-1667), wiens
werk de "franse school "-periode heeft ingeluid. Tot het einde
van de 18e eeuw hebben de Fransen hun unieke plaats weten te
-ocr page 4-
behouden. Er wordt verteld, dat Nicolas Sanson reeds op 18-
jarige leeftijd zijn eerste geografische kaart vervaardigde.
Zijn totale productie wordt op 300 kaarten geschat.
Een bijzonderheid is nog, dat de atlassen van Sanson
maar zelden in hun oorspronkelijke staat zijn teruggevonden
en dat daardoor nogal eens kaarten van anderen aan hem wor-
den toegeschreven. Het werk van Nicolas Sanson werd voort-
gezet door zijn zoons Guillaume (overl. 1703) en Adrien (overl.
1708). Zij completeerden de uitgave van de prachtige atlassen
van Europa (1648 en 1651), Azië (1652, 1653 en 1658), Afrika
(1656 en 1660) en van Amerika (1656, 1657, 1662 en 1676).
Een bekend handboek 1) vermeldt, dat zij niet zo "ornamental"
zijn als die van de Hollandse school en dat de verfraaiing zich
beperkt tot een titel cartouche voor iedere kaart, maar ook, dat
zij helder en verzorgd zijn, een genoegen voor het oog en van
een handig formaat.
Alexis Huibert Jaillot (c. 1632-1712) heeft op het werk van de
Sansons voortgebouwd. Eerst was hij beeldhouwer. Door zijn
huwelijk met de dochter van een vermaard kaartenkleurder nam
hij de geografische studie ter hand, zocht c. 1670 contact met
de jonge Sansons, voor wie hij de kaarten met de grootste zorg-
vuldigheid graveerde.
De uit 45 bladen bestaande "Atlas Nouveau", die in 1681
door Jaillot werd uitgegeven, bevat de kaart, waarvan het ge-
deelte dat onze kring het meest interesseert, tot omslag van dit
blad werd verheven. Een herdrukt exemplaar uit c. 1700 leen-
de zich het best voor reproductie 2).
Utrecht, januari 1967.                                                A.Graafhuis.
1)   R.V. Tooley, Maps and mapmakers. Londen, 2e druk, 1952.
2)   De kaart is te vinden in de Topografische verzameling van
de provincie Utrecht, nr. 51.
-ocr page 5-
VAN DE DODEN NIETS DAN.........KWAADS 1).
Addestere ende verklare v^ij addestante Arnigh Berts, we-
duv/e van Andries Janse Bos ende Kornelia Rijcks van Wouden-
bergh, verklare ten versoecke van Willem van Velpen, dat Ma-
ria van Noortdijck 2), sijnde de huysvrouwe van Jan Hendrick-
sen van Luytesijm'^), gewesen gerechtsboode van Odijck, dat
de voornoemde Maria van Noortdijck heeft geseijdt, dat men
den ouden koster^), deweicke de segels van de brieven soude
hebben gesnede, wederom uyt de kist souden holen ende de
handt of doen hacken en oen de gaIgh doen hangen. Geven hier-
van reden van wetenschap, sonder den presiesen tijt daervan te
weten. Presenteren het selve tot allen tijden met solmnele ede
te bevechtigen, waer het soude moogen sijn.
Aldus metonze eijgen handen onderteijkent op den 11 novem-
ber 1714.
(get.) anet bort.
Dit merck X is gestelt bij Kornelis
Reijcks van Woudenbergh.
1)   R.A.Utrecht. Archief Hervormde gemeente Odijk, nr. 81.
2)   Zij was een dochter van Ds. Rudolf van Noorddijk, predikant
te Odijk van 1648 tot 1693.
3)   Lees : Lu/tersheim.
4)   Hiermee wordt bedoeld Peter Claesz. van Velpen, koster-
schoolmeester te Odijk.
-ocr page 6-
"SCHONAUWEN"
In de gemeente Houten staat, aan de Houtense wetering,
tussen de dorpen Houten en Schalkwijk, een toren met aanbouw,
het enige overblijfsel van de ridderhofstad "Schonauwen".
De alleroudste geschiedenis van het huis ligt vrijwel in
het duister gehuld.
Volgens overlevering heette het vroeger "het huis te
Weteringe", naar het water waaraan het lag.
Jan van Bosichem moet het huis in de 13e eeuw verbouwd
hebben. In die tijd vond wellicht ook de naamsverandering
plaats, want op 28 augustus 1305 werd Dirk van Bosichem be-
leend met het "huis Schonauwen". Zijn zoon Hubrecht volgde
hem in 1312 op. Via diens dochter dementia, gehuwd met Heer
Johan van Heukelom van Leyenberg, kwam het huls in 1358 in
het bezit van hun zoon Heer Otto van Leyenberg. Deze noem-
de zich vanaf die tijd naar de naam van het huis. Daar hij,voor
zover bekend, kinderloos overleed werd Otto opgevolgd door
Jon van Leyenberg, zoon van Otto's broeder Hubrecht. Ook de-
ze nam de naam "Schonauwen" aan. Na zijn dood kwam het
huis tenslotte aan zijn tweede echtgenote Petronella Sloyers.
Omdat haar dochter Aleid tegen haar wil met Rudolf van Baarn
trouwde, vermaakte zij het goed aan de uit haar tweede huwe-
lijk geboren zoon Willem van Zuyien van Nyevelt. Ook deze
overleed kinderloos, waarna "Schonauwen" toch in het bezit
kwam van het geslacht van Baarn en wel aan Roelof, zoon van
genoemde Rudolf en Aleid van Schonauwen.
Joost van Baarn was bezitter van het huis toen het in het
jaar 1536 door de staten van Utrecht als "ridderhofstad" werd
erkend.
Door huwelijk kwam het goed in 1629 in het bezit van
Rudolf Raitz von Frentz en in 1631 aan Johan van Renesse van
der Aa. In 1662 werd Schonauwen, eveneens door huwelijk, het
bezit van Jacob van Wassenaar, heer van Obdam en luitenant-
admiraal van Holland en West-Friesland. Na hem kwam het
achtereenvolgens in het bezit van de geslachten van Reede van
-ocr page 7-
Renswoude, van Hardenbroek, van Lokhorst en Ploos van Amstel.
Nicolaas van Bronkhorst, die er in 1721 mee werd beleend,
kreeg in 1727 van de staten van het kwartier van Nijmegen ver-
gunning huis en ombachtsheerlijkheid te splitsen.
Mr. Adriaan Wittert, heer van Hoogland, kocht in 1727
"Schonauwen" als lasthebber van de fransman Jean Baptiste
Desessarts. No diens dood kwam het huis op naam van zijn zoon
Everard Bonifocius Wittert, eveneens ten behoeve van deze
fransman. Sedert de ruim 30 jaren dat "Schonauwen" op naam
stond van de Witterts deed het kasteel dienst als woning voor
een groep fransen, grotendeels kartuizers, die wegens hun wei-
gering de pauselijke bul "Unigenitus" aan te nemen, hun vader-
land moesten ontvluchten en in ons land gastvrijheid en bescher-
ming zochten. Toen in 1758 deze gemeenschap bijna was uitge-
storven werd "Schonauwen" verkocht aan Gerloch Theodoor ba-
ron van der Capellen.
In 1812 kwam het huis, na steeds meer in verval te zijn
geraakt, aan Hendrik Ravee en hierna aan Mr. Hendrik Bernhard
Nieuwenhuys. Deze overleed in 1890 en vermaakte het goed
aan de nederlands hervormde gemeente te Houten. Er volgde
echter een proces tussen zijn erfgenamen en de hervormde ge-
meente over dit legaat. No een getroffen schikking kreeg de
kerkelijke gemeente de landerijen en de erfgenamen het gedeel-
te waar het enige restant van het kasteel, een toren, op stond,
alsmede de daarbij staande en door Nieuwenhuys gebouwde
boerderij. Nog in 1891 verkochten de erfgenamen hun aandeel
aan D. G. Bingham.
Dr. W. F. Wassink kocht in 1939 "Schonauwen", restaureer-
de de toren en voorzag deze van een aanbouw.
Als leen was de ridderhofstad afhankelijk van het grafelijk
huis van Culemborg.
Het kasteel was een - in de 16e eeuw nog verder uitge-
breid -aanzienlijk bouwwerk, gelegen binnen een gracht. Aan
de oostzijde stonden een poortgebouw en bijgebouwen, die door
een stenen brug van drie bogen over de dworsgracht met het
kasteel waren verbonden.
-ocr page 8-
3 OO
O O
=f c
o n>
00
TT
(D
3
3*
(O
3*
O
3
TT
Q.
O
O
3
Q
Q
-1
P
-O
8
3
TT
-ocr page 9-
8
De toren, die er thans nog staat, heeft een buitenwerkse
doorsnede van ruim 5,5 m, met muren tot 1,3 m dik. Boven het
beganegrondvertrek - gedekt door een gewelf - bevinden zich
nog drie verdiepingen, die door een spiltrap met elkaar zijn ver-
bonden. De trap bevindt zich in een ongeveer driehoekig bouw-
werk, dot ongeveer 2 m boven de borstwering uitsteekt. Een aan-
bouw van twee verdiepingen, met een gekanteelde rand sluit bij
de toren aan. De toren is 13,5 m hoog.
Het wapen van de ridderhofstad is: In goud drie rode
schuinbalken met een gouden vrijkwartier beladen met drie ro-
P.M.Heijmink Liesert en L.M.J.de Keijzer.
Gen. en Herald. BI. II, pag. 351-377; lil, pag. 582-584.
A.J.v.d.Aa,Aardrijkskundig woordenboek, 1772.
Tegenw. staat der Ver. Nederl. ,dl. 12.
Ned. Leeuw, div. jaargangen.
Prof. B.A. van Kleef, De kartuizers in Holland.
DE HOFSTEDE "SCHERPENBORCH"
Bij het doorlezen van oude kloosterrekeningen bleek mij,
dat de nabij Odijk gelegen hofstede "Scherpenborch"invroeger
eeuwen een bezitting was van "Vrouwenklooster", een inde 12e
eeuw gesticht Benedictijner convent voor adellijke dames. Omdat
de hofstede onder dezelfde of nagenoeg dezelfde naam nog bestaat,
meende ik, dat er bij de bewoners van het Tweestromenland voor die
oude vermelding nog wel belangstelling zou zijn. Voor een goed be-
grip van de tekst moet ik dan enkele gegevens over het klooster laten
voorqfgaan.
Vrouwenklooster is gesticht op of zeer nabij het terrein
waarop nu het K.N.M.I. te De Bilt is gevestigd. Oorspronke-
lijk ondergeschikt aan het nabij gelegen mannenklooster "Oost-
broek", werd het in de tweede helft van de 14e eeuw zelfstan-
dig onder een eigen abdis. Omstreeks 1580 zijn de kloosterge-
bouwen verwoest, maar de bezittingen bleven aanvankelijk bij-
een en kwamen onderbeheer van de Ridderschap. De joffers zet-
ten ten getale van 10 ö 15 de samenleving voort in een huis op
de Plompetorengracht, waar zij ook hun gemeenschappelijke
-ocr page 10-
maaltijden hadden. Hieraan kwam op 1 April 1606 een einde.
Van toen af ontvingen de joffers een "alimentatie" van ƒ 200, -
per jaar, die voor de "gemeene tafel" in de plaats kwam. ')
De pacht van een stuk land of boerderij kon zijn een geldsom
of goederen in nature, bijv. zoveel mud rogge. Ook was de
pacht dikwijls een combinatie van beiden - zoals bij Scherpen-
borch - , in welk geval men wel sprak van pacht en toepacht.
Wellicht ten overvloede mag hier verder nog worden vermeld,
dat een morgen of mergen ongeveer 8500 m2 was en een hoeve,
toentertijd ook een oppervlakte-maat, meestal 16 morgen.
De rentmeester van Vrouwenklooster, meestal rendant ge-
noemd, die elk jaar verantwoording moest doen van zijn ontvang-
sten en uitgaven, begon zijn rekening altijd met het hoofdstuk
"Ontfanck van Lantpachten" en het is onder dit hoofdstuk dat
we de talrijke hofsteden tegenkomen die Vrouwenklooster in
pacht had uitgegeven, meestal telkens voor zes jaar.
"Scherpenborch" lag weliswaar vlak bij Odijk, maar
hoorde onder Werkhoven en dit bracht de rentmeester blijkbaar
zo in de war, dat hij de ontvangen pacht het ene jaar onder
"Odijck", het andere jaar onder "Werckhoven" verantwoordde.
In de rekening 1606/1607 2) staat het er als volgt:
Werckhoven
Van Philips Jansz, die gebruyct des Convents bouwinge ge-
naempt Scherpenborch, mit het huys ende getimmer toecom-
mende den eohvente, groot omtrent vier ende tnegentig mer-
gen landts, daervan vierdalve houve*^) gelegen sijn in den
gerechte van Werckhoven, thins ende thient vrij, Ende een
houff es gelegen in den gerechte van Stoetwegen daer vuyt
den thient toecommende es Aelbert van Leuwen, ende sijn
noest deze voors. landen gelegen Oost ende Zuytoostwerts
eensdeels Oostbroeck, eensdeels die Heere van den lande
ende eensdeels die Heere den Grommen Rijn, Noortwerteens-
deels brandolie ende eensdeels die Heere van Gendt, ses ja-
ren lanck geduyrende, ingaende Petri 4) anno XVI^ drie, het
eerste jaer om hondert gulden aen geit ende die resterende
-ocr page 11-
De hofstede "Scherpenborch". 1966. Foto door G.M.Staal te Odijk.
-ocr page 12-
11
jaren om hondert vijfftich gulden. Ende daerenboven veer-
tich mudden weijts^), tv/e mudden erreten, tv/e mudden ha-
veren, en vet lam off een daelder daervoor, drie tonnen ap-
pelen off drie gulden daervoor, ses gansen, vijftien goede
pachtcapoenen voort convent, ende ses voor mijn Vrouw").
All vrij geit ende pacht. Te betalen Victoris^) ende Kers-
avont.
Alhier over 't llle Vle jaer                                          I L gl.
Ontfangen voor de voors. weijt                                   I LX gl.
Die erreten sijn onder die Joufferen gedeylt,
daervan hier gemaict wordt                                           Memorie
Die appelen commen me Vrou en de
kelweerster, daeromme utf °)                                      Memorie
Die haver, lam ende ses capoenen commen
me Vrou toe, ergo uts                                                     Memorie
Die resterende vijftien capoenen sijn onder
die Joufferen gedeylt, ergo                                          Uts
Ontfangen voor de gansen                                             VI gl.
Wat ik hier uit de rekening heb overgenomen biedt nog wel meer
punten om over te praten dan ik er al heb uitgelicht. Commen-
taar op de wijze, waarop de rentmeester de situatie van "Scher-
penborch" heeft aangegeven, laat ik graag over aan iemand die
ter plaatse beter bekend is. Ik opteer alleen nog voor die brand-
olie. Een echte Utrechter weet, dat de Abram Dole-steeg, die
loopt van de Lange Nieuwstraat naar de Oude Gracht, direct
ten Zuiden van de Hamburgerstraat, behoort te worden uitge-
sproken als Brandoliesteeg. En wie dit niet weet uit de praktijk,
kan het leren uit Broers' "Historische Wandelingen door Utrecht"
pag.24. Abram Dole, een vrome Utrechtse burger, stichtte in
het begin van de 15e eeuw het Ursula-klooster, ook wel Abram
Dole-klooster genoemd. Uit onze rekening van 1606 blijkt nu,
dat de verbastering "brondolie" niet een grapje Is van de 19e
-ocr page 13-
T L3>^^
12
eeuw, zoals men misschien zou denken, maar een al veel ouder
spraakgebruik. Ik meen n.l. te mogen aannemen, dat in ons ge-
val met "Noortwert eensdeels brandolie" bedoeld wordt, dat
"Scherpenborch" aan de Noordzijde gedeeltelijk begrensd werd
door land, dat aan het Abram Dole-klooster in eigendom toebe-
hoorde.
Mr. P.H. Domste.
Noten
') Eerst onder de Bataafse Republiek is aan de uitkering van
deze zgn. prebenden een eind gemaakt.
^) Voor zover bewaard gebleven berusten de rekeningen van
Vrouwenklooster in het Rijksarchief te Utrecht, Catalogus
van de Archieven der Kleine Kapittelen en Kloosters, num-
mer 1144.
'') vierdalve houve wil zeggen de vierde hoeve half,dus 3^
hoeve.
4)   29 Juni.
5)  weijt = tarwe.
) Met "mijn Vrouw" of "me Vrou" wordt de abdis bedoeld.
Dat was in die tijd Walborch Bor von Amerongen.
7) 10 October.
°) uts = ut supra = als boven ; dus hier = Memorie.