TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED
TUSSEN KROMME RIJN EN LEK |
||||||||
Ie jaargang nr. 4 december 1967
Redaktie-commissie; A. Graafhuis, Utrecht; P.M, Heijmink
Llesert, Schalkwijk; L.M.J. de Keijzer, Houten; G.M.Staal, Odijk; P.H. de Winter, Bunnik; Mej. A. Wijnen, Bunnik. Redakti e-adres:
|
||||||||
P.M. Heijmink Liesert, Jhr. Ramweg 45, Schalkwijk.
Eindredaktie;
A. Graafhuis, Utrecht.
Inhoud van dit blad:
Bestuursmededel ing
Van de redaktie Recreatie "Rijn- en Lekoevers", A. Graafhuis en F.A.Groen.
Nogmaals "Scherpenborch", mr. P.H. Domste "Cammingha" te Bunnik (III), W. Stooker
De oude school van Bunnik, Redaktie Oude bewoningssporen te Odijk, Th.G. van Di^k. Lidmaatschap; ƒ 10,— per jaar
Postrekening nr. 214585 t.n.v. Raiffeisenbank Houten, t.g.v.
rekening Historische Kring.
|
||||||||
BESTUURSMEDEDELING.
Met veel genoegen zal men zich de avond van 2 novem-
ber jl. herinneren, toen de heer J.Th.M. Oostendorp uit Haler voor onze kring sprak over het onderwerp: "Scholen en school meesters in Oud-Bunnik". De serie lezingen wordt deze winter vervolgd. De heer
L.M.J. de Keijzer te Houten heeft een behandeling van "De Kerk van Houten" toegezegd; voorts zullen prof. dr. W, van Iterzon te Zeist en mevrouw E.P. Polak-de Booy te Biltfioven voor het voetlicht treden. Het Bestuur.
|
|||||||
VAN DEREDAKTIE.
Het zou de commissie zeer veel genoegen doen copie
te ontvangen voor de komende nummers. Meer schrijvers en schrijfsters dan tot nu toe kunnen in ons blad hun histo- rische bijdragen publiceren. Hartelijk dank voor Uw mede- werking. De Redaktie.
|
|||||||
RECREATIESCHAP "RIJN EN LEKOEVERS"
In het Utrechtsch Nieuwsblad van 18 oktober 1967 is
een artikel opgenomen naar aanleiding van een telegram van het bestuur van het district Utrecht van de Katholieke Werkgemeenschap Jongeren aan de gemeentebesturen van Amerongen, Houten, Lopik, Rhenen, Vreeswijk, Wijk bij Duurstede en I Jsselstein. In het telegram wordt de vraag ge- steld in hoeverre jongeren inspraak hebben bij de totstand- koming van het recreatieschap "Rijn en Lekoevers". De erva- |
|||||||
-2-
ring - zo wordt gemeld - heeft geleerd, dat in het vergelijk-
bare plassenschap "Loosdrecht" de ^dfieke belangen van de jongeren te weinig aandacht krijgen. Eenzelfde vraag van andere strekking kunnen wij stel-
len: in hoeverre kan onze kring, die zich in breed verband bezig houdt met de bewonings- en ontwikkelingsgeschiedenis van het Kromme-Rijngebied, een bijdrage leveren tot het wel- slagen van de doelstellingen van het recreatieschap in oprich- ting. Recreatie is, zeker in de huidige maatschappij, voor de
mens noodzakelijk. Hij wordt door de dagelijkse beslomme- ringen nog zodanig in beslag genomen, dat hij steeds nieuwe energie behoeft om zijn werk weer te kunnen opvatten. Om dat te bereiken moet hij zich recreëren. Het recreatieschap wil hem daartoe de gelegenheid geven en regels vaststellen voor de oevergebieden van de Rijn en de Lek in de provincie Utrecht. In het "schap" is naast de reeds genoemde gemeen- ten daarom ook het Provinciaal Bestuur vertegenwoordigd, dat door een aantal deskundigen wordt bijgestaan. In gezamenlijk overleg wordt een plan ontworpen, dat
voorziet in de bestemming van terreinen voor kampeerdoel- einden en de aanleg van voorzieningen voor de watersport- beoefening. Maatregelen zullen worden getroffen teneinde het verkeer van en in de te vormen recreatiegebieden op te vangen en te regelen. Veel aandacht zal ook besteed wor- den aan de verzorging van het landschap. In kringen, die zich bezighouden met de geschiedenis
wordt weleens de vrees geuit, dat door al die aan te brengen voorzieningen zoveel waardevols uit vroeger eeuwen verloren gaat. Men is nogal eens geneigd om wanneer er incidenteel iets mis gaat de indruk te wekken, dat er niets goed gaat. Daarvoor behoeft men in Utrecht echter niet bang te zijn. Wel worden er soms ondoordachte dingen gedaan, omdat de ontwerpers van bestemmings- of recreatieplannen onvoldoen- de gelhformeerd zijn over de situatie ter plaatse. Maar daar |
||||
co
|
|||
-4-
daar is door een goede organisatie vooröf wel wat aan te doen.
Er zijn nl. in het gebied nogal wat belangrijke objecten, die in het recreatieplan zullen moeten worden betrokken om hun historische waarde, zoals oude boerderijen, nederzettingen uit de romeinse tijd, het dorp Tuil en Twaal, het voormalige Honswijk en vele andere plekjes van folklorische waarde. Onderzoek dit en breng de gegevens zo spoedig mogelijk bij- een moet ons devies zijn. Er is bij hen, die zich met het plan bezig houden, beslist belangstelling voor deze zaken. Vele dingen zijn uiteraard reeds bekend, doch vooral bijzonderhe- den over de typisch streekgebonden objecten, die alleen bij de bewoners bekend zijn, ontbreken nog. En het zijn deze objecten, die door ons geregistreerd zouden kunnen worden. De verkregen gegevens kunnen aan het betreffende gemeente- bestuur en aan het College van Gedeputeerde Staten gezon- den worden, die er zorg voor kunnen dragen, dat ze op de daarvoor bestemde plaats ter verwerking belanden. Het lijkt ons, dat op deze wijze door de kring een waar-
devolle bijdrage geleverd kan worden aan de totstandkoming van een recreatiegebied langs de oevers van Rijn en Lek, waarin de organen goed functioneren. Niet alles kan behouden blijven, maar er kan, zeker in dit stadium, nog met veel reke- ning gehouden worden. In dit verband verwijzen wij naar het boekje, door Gedeputeerde Staten van Utrecht gepubliceerd, "Oog op Utrechts Toekomst", waarin een voorstel tot het cre- ëren van diverse woon-, werk- en recreatiegebieden in het Utrechtse areaal ter discussie gesteld wordt. A, Graafhuis en F.A. Groen.
|
||||
-5-
NOGMAALS "SCHERPENBORCH" In het eerste nummer van dit Tijdschrift hebben wij aan-
dacht gevraagd voor de hofstede "Scherpenborch" nabij Odijk, in vroeger tijd een bezitting van het convent van Vrouwen- klooster te De Bilt. Wij hebben daarbij geciteerd hoe de ligging van "Scherpenborch" in de rekening van Vrouwenklooster over het jaar 1606/'07 werd aangegeven en wat Philips Jansz jaar- lijks aan pocht en toepachten had te betalen. Wil men weten van wanneer "Scherpenborch" als pacht-
boerderij van Vrouwenklooster dateert en wanneer die pacht- verhouding tot een eind is gekomen, dan is de laatste vraag gemakkelijker te beantwoorden dan de eerste. De oudst bewaar- de rekening van Vrouwenklooster is van 1594/'95 *) en daaruit blijkt dat het toen lopende contract, op naam van de moeder van bovengenoemde Philips Jansz, in 1590 was aangegaan. Het staat er als volgt: Odijck
Van Anthonia Jan Philipsz weduwe die gebruyct het hoff
Scherpenborch, VI jaren lanck geduyrende, ingaende Petri a° XC, die boven die naebescr. weijtpacht ende andere toe- pachten jaerl. oic geeft XXX mudden gersten, daervoor sij betaelende es .......... L gd. (Wie geltiteresseerd is in economische geschiedenis kan
dus noteren dat 30 mud gerst uit Odijk-Werkhoven in 1594 f. 50,- waard was). Maar of er vóór 1590 ook al een pachtover- eenkomst bestond is in het archief van Vrouwenklooster niet te vinden. Tot het eind van de 18e eeuw is "Scherpenborch" een
pachtboerderij van Vrouwenkboster gebleven, waarbij be- dacht moet worden dat sinds de Hervorming alle bezittingen van de vijf Utrechtse zgn. Jufferenconventen onder beheer *) Rijksarchief Utrecht,Archieven Kleine Kapitt. en Kloosters,
nr. 1144. |
||||
-6-
stonden van de Ridderschap, Op 12 Juli 1797 - we leven dan
onder de nieuwe orde van de Bataafsche Republiek - besloot het Provintiaal Bestuur "ingevolge de authorisotie van het Volk deser Provintie" een aantal hofsteden en landerijen, "toegehoord hebbende aan de voorheen zich noemende Ridder- schap", successievelijk openbaar te verkopen. Zo vonden op verscheidene dagen in de tweede helft van 1797 publieke vei- lingen plaats, waarvan de opbrengsten door Mr. Jan Jacob Kol, de rentmeester van St. Servaas, Mariendaal, Wittevrouwen en Vrouwenklooster, in een Extra Ordinaris Rekening **) wer- den verantwoord. Op 28 October 1797 werd "Scherpenborch" geveild. Het resultaat staat als volgt beschreven: Onder Werkhoven en Stoetwegen
Ontfangen van Joost van de Geer eene somme van
f. 12.040,- als daarvoor gekogt hebbende een Hofstede ge- naamd Scherpenburg, of ook wel de Hofstede Over den Boom, met 86 mergen 101 roeden, zoo Boomgaard, bouw als Weij- landen, onder Werkhoven maar verongeldende voor 54 en onder Stoetwegen voor 15 mergen, in huure gebruijkt bij Dirk van der Wel en voornoemde Joost van de Geer met reserve van den Thiend welke de Verkopers zig voorbehouden hebben f. 12.040,-
en tot Rondsoen ö eene stuiver per gulden " 602,- f. 12.é42,-
P.H. Damsté.
**) Rijksarchief Utrecht, Archieven Kleine Kopitt. en
Kloosters, nr. 1116. |
||||
-7-
CAMMINGHA TE BUNNIK (III). Beschrijving van het gebouw.
Het oudste gedeelte zal zeker aan het einde van de 14e
eeuw als versterkt huis gebouwd zijn. Aan de ene zijde had het de Kromme Rijn als verdedigingsgracht, aan de overige zij- den waren grachten gegraven. De ingang met de brug zal aan de noordzijde gelegen hebben. Het oudste nu nog aanwezige gedeelte heeft in platte grond de volgende afmetingen: in lengterichting noord-zuid 10,30 M, in de breedte 7.30 m. Uittandingen aan de buitenmuur en in die wand aanwezige deuropeningen op de begane grond zowel als op de verdieping wijzen erop, dat het gebouw aan de noordzijde vroeger groter is geweest. Bovendien is tijdens de restauratie gebleken, dat de fundering enkele meters naar het noorden doorloopt. De deur die toegang geeft tot het gebouw aan de zijde van de Kromme Rijn en het venster in de zuidgevel zijn later aangebracht. In de noordgevel moet een toegang tot de onderverdieping geweest zijn die in later tijd was dichtgemetseld. De dorpelhoogte lag ongeveer 60 cM boven de vloer van de onderverdieping. Aan de zijde van de overkluisde ruimte is deze toegang weer zicht^ baar gemaakt. De toegang tot de ten noorden van het oudste gedeelte gelegen
aanbouw is thans mogelijk door een ingebroken toegang, waar- voor een trapje met drie optreden. De onderverdieping is in 4 ruimten verdeeld door 3 muraal-
bogen waartussen een overwelving met troggewelfjes. In de zuidoosthoek vinden we de plaats van een schouw met in de zuidwand een klein nisje voor plaatsing van verlichting. Juist boven de ingang, aan de oostzijde, zijn in het gewelf 2 houten door brand zwaar verkoolde balken gevonden met een lengte van ongeveer 1.20 M. Waarschijnlijk is hier een opening in het gewelf geweest, die in later tijd geen dienst meer deed en daarom is dichtgemetseld, waarbij de balkjes zijn blijven zitten. In de buitenmuren, oost, zuid en west, waren |
||||
Woonkamer van huize "Cammingha
|
|||||
Foto G.Th. Delemorre. 1967
|
|||||
Onderverdieping van het huis
(privé-kantoor van de eigenaar) |
|||||
Foto G.Th. Delemarre. 1967
|
|||||
-10-
een zestal venstertjes. Oorspronkelijk waren dit schietspleten.
Eén ervan is bewaard gebleven en afgesloten door een stuk ven- sterglas. Of de toegang tot de onderverdieping uit de vroegste tijd dateert is niet met zekerheid te zeggen. Boven de hiervoor beschreven ruimte vindt men een woon-
vertrek met een oppervlakte van ongeveer 9x6 M., bereikbaar vanuit een tijdens een verbouwing (waarschijnlijk in de 18e eeuw) gemaakt trappenhuis. De tegenwoordige ingang tot het woonvertrek is niet de oor-
spronkelijke. Dóórvan zijn tijdens de restauratie resten terug- gevonden ongeveer op de zelfde plaats, maar dan ongeveer 50 cM naar het zuiden. In de noordwand werd een aftekening van een schouw vastgesteld en werden 2 balkgaten aangetrof- fen, welke de hoogte aangeven, waarop destijds de overkap- ping van de schouw heeft gerust. In de zuidwesthoek was een "camera privata" gebouwd, dot nu weggebroken is. Daarbij kwam in de westgevel een nisje te voorschijn (hoog 76 cM., breed 40 cM, de onderkant 1.60 M boven de vloer). Het was afgedekt door een spitsboogvormig gewelf je. Omdat het toilet op deze plaats niet gehandhaafd kon worden is de ruimte on- dieper gemaakt en voor kast ingericht, waardoor het mogelijk was, dat het nisje zichtbaar in de woonkamer behouden kon blijven. Na het afbikken der wanden kwam er verder aan het licht, dat
er in de wesfwond aan de noordzijde eenveister geweest was op de eerste zowel als op de 2e verdieping, welke in grootte overeen kwamen met de vensters in de overige buitenwanden. Deze zijn thans weer aangebracht. In de zuidwesthoek van de woonkamer ontdekte men, dat de
opgang naar de 1ste verdieping daar ter plaatse gestaan moet hebben. Het zal een gemetselde trap geweest zijn, waarvan de treden in de zuid-en westwand duidelijk in aanzet terug te vin- den zijn. De vloer (waarschijnlijk 18e eeuws) was van brede grenen vloerdelen op spijkerribben. Deze is thans vervangen door geglazuurde plavuizen. De schouw werd in aangepaste |
||||||
-11-
vormgeving aangebracht.
Drie van de vier in deze ruimte aanwezige deuren met de fraaie
gesmede gehengen en sluitingen zijn gebleven; de vierde - toegang gevende tot de keuken - is bijgemaakt. De moer- en kinderbintjes die deze ruimte overdekken zijn
van grenenhout en in hoofdzaak gebleven. De daarop rustende vloer, bijna geheel bestaande uitdelen van popuiierenhout, was aangetast door houtworm en had bovendien door de jarenlange inwatering veel geleden, zodat deze geheel vernieuwd moest worden. De toegang van het gebouw bevindt zich in de noordgevel
van de uitbouw. In het portaal staat een eenvoudige blank grenenhouten spiltrap
zonder buitenbomen en met bijzonder aardige eenvoudige balustra- den. Het betimmeren van de onderzijde van de trap en de scheidings-
wanden van de vier boven elkaar liggende vertrekjes van het trapportaal geschiedde met dunne eiken geprofileerde deeltjes. De vier boven elkaar liggende vertrekjes, waarvan één met bed- stede bezaten oorspronkelijk in de zuidwesthoek een uitbouwtje, waarschijnlijk voor wasgelegenheid. De aanzetten van de weggebroken muren en toegangen zijn, zo-
als zij werden aangetroffen, in de gevel gelaten. Op de tweede verdieping van het oudste gedeelte zijn twee slaapkamers. Boven deze ruimten een zolder. De begane grond heeft thans een aardig portaal en een
kantoorruimte. De verdieping kreeg een woon- en slaapkamer, keukentje, W.C. met doucheruimte, en over het geheel een zol- der. Van het hoofdgebouw zijn de badkamer, W.C.'s, enz. onder- gebracht in de uitbouw ten westen van het oudste gedeelte. De zich in deze uitbouw bevindende ruimten zijn alle bereikbaar vanuit het trapportaal. De verschillende bouwperioden zijn door middel van de gebruik-
te baksteen goed te onderscheiden. De woning ten noorden van het oudste gedeelte is 19e eeuws. |
||||
-12-
de ruimten ten westen dateren uit de 18e eeuw.
Het gebouw verkeerde in een zeer zorgelijke toestand en is nu
weer een aantrekkelijk en solide geheel geworden. Door zijn
afmetingen en indeling is het voor onze tijd goed bewoonbaar.
Helaas was het vanwege de hoge kosten niet moge! i jk een
onderzoek in te stellen naar de juiste ligging van de grachten
van dit eens versterkte huis.
De toegang tot het kasteel moet bereikbaar geweest zijn over
een verhoogde brug uitkomende bij de gevonden ingang in
de westgevel van de woonkamer.
|
|||||||||
I
|
|||||||||
! W. Stooker.
|
|||||||||
De oude school van Bunnik.
|
|||||||||
In de schriftelijke opgave van de 2e schoolopziener van
het 2e District in het Departement Utrecht*, ingeleverd ter ge- wone vergadering van de Commissie van Onderwijs van 12 april 1809, komen enkele interessante bijzonderheden voor over de school van Meester Tulp van Nie te Bunnik, die 2 dagen tevo- ren gelhspecteerd was. Des winters - zo wordt verteld - heeft hij gewoonlijk 40 tot 50 leerlingen, maar "zodra de landbouw bezigheid begint te verschaffen, loopt de school bijna tot niet, waardoor er nu en dan ook maar 7 gevonden wierden en wel die gezegt wierden in het lezen en spellen het minst gevorderd te zijn." Tulp van Nie had geen rang, gedroeg zich behoorlijk, maar muntte in "kunde" niet uit. Over het onderwijs schrijft de inspecteur: "De leerwijze des meesters schijnt geheel die strek- king te hebben, dat alles werktuigel i jk redelijk wel gedaan worde." Het gevolg was, dat de kinderen theoretisch wel het een en ander wisten, maar hun kennis niet in de practijk wisten te gebruiken. Taalkennis ontbrak geheel. En tot slot: "het schoolvertrek is goed, doch was even gelijk de kinderen, en de meester zelve, niet zeer rein". Redaktie.
* Archief van de Schoolinspectie (Inventaris nr. 5) Rijksarchief
Utrecht. |
|||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i
1 I |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
U-l------- M •_ I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TU r\ - I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-14-
OUDE BEWONINGSSPOREN TE OPIJK . In september 1966 kwam de melding binnen, dat bij de
aanleg van de riolering in het uitbreidingsplan "de Meent" te Odijk oude bewoningssporen waren gevonden. Bij het direct ingestelde onderzoek bleek, dat de feitelijke bewoningslaag reeds uitgegraven was. Wanneer U over de nieuwe weg naar het voetbalveld
loopt en U blijft staan voor de zes ten zuiden daarvan ge- bouwde huizenblokken, dan staat U op de plaats waar 900 jaar geleden ook reeds mensen woonden, zij het dan in lemen hut- ten in plaats van de thans daar verrezen moderne huizen. Zij leefden op de aangeslibde oever van de(Kromme) Rijn en voor- zagen in hun levensonderhoud, gezien de vele gevonden fos- faat- en beendersporen, door landbouw en enige veeteelt. Het voor hen belangrijkste keukengerei bestond uit grijs-zwarte met de hand gevormde kogelpotten, ruw gebakken, broos en van een slikloog voorzien om de poreusheid tegen te gaan. Om te voorkomen, dat deze potten tijdens het primitieve bak- proces zouden scheuren werd de klei vermengd met kiezel- zand. Behalve deze kogelpotten, waarvan een grote hoeveel- heid scherven zijn gevonden en waarvan de rondscherven de verscheidenheid van vormen aangeven, had men ook een bakpan met steelvatting in gebruik. Het steelgedeelte van een soortge- lijke bakpan werd op een brandplek op een diepte van 60 cm. beneden het maaiveld en wat verwijderd van de bovenvermelde bewoningslaag gevonden. Het steelgedeelte van deze bakpan- nen bestaat uit een ronde schacht waarin een houten steel kan worden gestoken om de pan in het vuur te plaatsen of daaruit te nemen. In mindere mate don de kogel potten was het laat Karolingische
met rood-bruine stippen, meanders of strepen versierde steen- goed in gebruik. Van dit door pottenbakkers gemaakte aarde- werk werden verschillende scherven gevonden. Bij het laatste onderzoek in de bouwput van een ter plaatse achter de huizen |
||||
-15-
|
|||||
Pinghsdotf er-tu itpot
|
|||||
Steelvatting vah een bakpan
|
|||||
-16-
te bouwen schuur werden 3 grote fragmenten van een van dit
soort aardewerk gemaakte tuitpot in de zich in de grond afte- kenende bewoningslaag gevonden. Niet alleen de aardewerkscherven geven blijk van de voorma-
lige bewoning van dit gebied, ook andere gebruiksvoorwerpen werden gevonden, t.w. 2 benen naalden van 10 cm. lengte en taps toelopende van 65 mm bij de plaats waar het oog heeft ge- zeten tot 2 mm. bij de punt om dan uit te lopen in een korte brede punt. Verder een rond wit benen schijfje met gat, dot ge- diend zou kunnen hebben als speelschijf je of dat gebruik is bij het spinnen. Voorts een sikkelvormige slijpsteen met slijpvlak- ken aan 2 zijden en een bronzen plaatje, dat met een soort splitpennen op leer is bevestigd geweest en vermoedelijk heeft gediend als polsbeschermer bij het gebruik van pijl en boog. Naast deze gebruiksvoorwerpen bevatte de uitgegraven grond vrij veel sintels die zouden kunnen duiden op glasfabricage, ook ijzersintels werden gevonden en vermoedelijk een loodsin- tel. Het gehele project van vondsten duidt m.i. op een inten-
sieve bewoning die zelfs nog verder teruggaat dan de reeds ge- noemde 900 jaren. Er zijn nl. ook sporen gevonden van aarde- werk uit de Romeinse tijd, zij het dat deze sporen zeer gering zijn en de scherven ernstig van water hebben geleden. Echte sporen van de lemen hutten zijn helaas niet gevonden, wel echter aangebakken kleibrokken, die mogelijk van verbrande hutten afkomstig zijn. Hadden wij rustig in de ongestoorde laag kunnen graven, een deel van Odijks oudste geschiedenis was wellicht voor ons door grondsporen geopenbaard. Th.G. van Dijk.
|
||||