TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED
TUSSEN KROMMERIJN EN LEK |
||||||||||
2e ioargong nr. 2 juni 1968
Redoktie-commissie: A. Graafhuis, Utrecht; P.M. Heijmink
Liesert, Schalkwijk; L.M.J. de Keijzer, Houten; G.M.Staal, Odijk; P.H. de Winter, Bunnik; Mej. A. Wijnen, Bunnik. Redaktie-adres:
|
||||||||||
P.M. Heijmink Liesert, Jhr. Ramweg 45, Schalkwijk.
Eindredaktie:
A. Graafhuis, Utrecht.
Inhoud van dit blad;
1. Het wapen van de ridderhofstod Beverweerd W.v. I.
2. Johannesde Kruijf, 1885-1966 F.H.C. Weijtens
3. De ontginning van de polder Vuijlcop I W. Thoomes
4. Inwoners van het thans tot de gemeente Redaktie
Houten behorende gerecht
van Schonauwen anno 1808 |
||||||||||
Lidmaatschap: ƒ 10,— per jaar
Postrekening nr. 214585 t.n.v. Raiffeisenbank Houten, t.g.v.
rekening Historische Kring.
|
||||||||||
Het wapen van de ridderhofstad Beverweerd.
Het slot Beverweerd werd in de z.g. eerste lijst van rid-
derhofsteden van 27 oktober 1536 door de drie leden der Staten van den lande van Utrecht (geestelijkheid, ridderschap en ste- den) als ridderhofstad erkend. In het geheel waren er 63 van zulke ridderhofsteden in het Nedersticht. De vereisten voor zo'n erkenning waren de volgende. Het gebouw moest een adellijk huis zijn, d.w.z. dat het meer dan mensenheugenis (langer dan een eeuw) bewoond was geweest door leden van één of meer adellijke geslachten. Daarnaast moest het huis in verdedigbare toestand verkeren. Immers het diende voorzien te zijn van een ophaalbrug, hetgeen impliceert, dat het door wa- ter was omgeven. Ook nam men aan, dat zo'n huis meerdere to- rens had. Dit volgt uit het feit, dat de oppervlakte van het jachtrecht, dat aan het huis werd toegekend, werd berekend vanuit het middelpunt van de hoofdtoren ervan. Het bezit van een ridderhofstad bracht verschillende voorrechten met zich mee. In de eerste plaats zij genoemd de vrijdom van bepaalde belastingen (accijnzen), verder het reeds gememoreerde jacht- recht met een straal van 200 roeden. Op dit gebied had de kasteelheer een exclusief recht van jacht onverschillig of de gronden, welke binnen deze cirkel waren gelegen, hem al of niet toebehoorden. Ook kon de bezitter van een ridderhofstad, mits hij van adel was, worden beschreven of opgenomen in de Stichtse ridderschap. Het was gewoonte, dat men aan de ridderhofsteden wa-
pens toekende al werden ze niet van overheidswege verleend. De hoofdbewoners voerden deze wapens of namen ze op in hun familiewapens. In het algemeen volgde men hierbij deze ge- dragslijn: men nam daarvoor de familiewapens van de oudstbe- kende kasteelheren. Beverweerd had.als wapen drie zilveren zuilen in blauw. Dit wapen is o.a. te zien in de grote hal van het kasteel. Deze figuratie wijst in de richting van het geslacht Van Zuyien. Bezien wij nu de eerstbekende acte van belening met het slot Beverweerd van 27 augustus 1296, dan blijkt, dat |
||||
-2-
de bisschop van Utrecht Willem II na het overlijden van vrouwe
Hildegundis, echtgenote van heer Sweder van Beverweerd, Nico- laas van den Velde met Beverweerd beleende. Deze Sweder was een telg uit het geslacht Van Zuyien. Hijzelf had feitelijk niets te maken met dit leen, want zijn vrouw Hildegundis was met het slot beleend geweest. Zijn naam "van Beverweerd" was in feite niet anders dan een aanduiding van zijn domicilie. Doch in ieder geval kan hij worden beschouwd als de oudstbekende kasteelheer. We kunnen ons nu afvragen: was genoemde Van den Velde
mogelijk ook een Van Zuyien? Om deze vraag te kunnen beant- woorden moeten we een oorkonde van 6 mei 1307 consulteren. In dit stuk stond Gherard van den Velde, zoon van reeds genoem- de Claes, aan de bisschop van Utrecht af zijn rechten op het huis Beverweerd ca. De zegels van het origineel zijn verloren gegaan. Doch door een gelukkige omstandigheid kunnen we het gezochte zegel achterhalen. Van Buchel maakte een afschrift van de oor- konde van 1307 en hierbij tekende hij de in zijn tijd nog aanwe- zige zegels over. Het zegel van Van de Velde bevatte een Andries- kruis. Dit feit is van belang, omdat hieruit blijkt, dat de Van de Velde's geen Van Zuyien's waren. Nadere beschouwingen over wapens van ridderhofsteden in
het algemeen zijn te vinden bij: E. J. Thomassen ö Thuessink van der Hoop, De wapens der voormalige heerlijkheden, Maandbl. De Nederlandsche Leeuw, 1920, 38e jaargang, kol. 128/137 naar aanleiding van een publicatie van de Utrechtse archivaris S. Muller Fz. in de Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, XLI, tweede deel, 1918, 's-Gravenhage, 1918, p. 244/249. W.v.l.
|
||||
't Huys tot Beverweerd. Uit: De Ridder-matige Huysen en
Gesichten in de Provincie van Utrecht, Getekent en in 't Licht gebracht voor C Specht tot Utrecht. A^ 1698. (Prentverzameling Rijksarchief Utrecht, nr. 1120. |
||||
-4-
Johonnes de Kruijf 1885 - 1966. leder verzamelaar krijgt wel eens de kans geboden zijn col-
lectie met een aanwinst van bijzonder formaat te verrijken. Zo was het Rijksarchief in Utrecht in het late najaar 1967 in de gele- genheid zijn prentenverzameling genaamd "de topografische atlas" uit te breiden met een tweehonderdtal schilderstukken, aquarellen en tekeningen van topografische aard, afkomstig van de in 1966 overleden kunstenaar Johannes de Kruijf. Deze was op 22 decem- ber 1885 te Bunnik geboren, als zoon van Karel de Kruijf, land- arbeider, en Johanna de Kruijf die, voor zover bekend, niet aan elkander verwant waren. Beiden stamden uit in Odijk en Houten inheemse families. De vader stierf kort na de geboorte van Johannes, zodat het
gezin in armoedige omstandigheden kwam te verkeren. De kleine Johan, die een bijzonder intelligente jongen bleek te zijn, moest naar de ambachtschool te Utrecht worden gezonden om het schil- dervak te leren. Op zijn vijftiende jaar werkte hij als schilders- knecht in Zeist, maar daar werd hij opgemerkt door mensen die zich voor hem gingen interesseren. Dit had ten gevolge dat hij, op zijn zestiende, naar de
Academie voor beeldende kunsten in 's-Gravenhage werd gezon- den, waar hij drie jaren verbleef en zich bekwaamde in hand- en lijntekenen en boetseren. Na het behalen van zijn diploma's werkte De Kruijf gedurende enige jaren als assistent bij professor Gips in Delft tot hij in 1911 werd benoemd tot leraar-tekenen aan het Nederlands Lyceum in 's-Gravenhage. Enige jaren later volgt zijn benoeming tot leraar in bouw-
kunde en perspectief aan dezelfde Haagse academie, waar hij zijn opleiding had ontvangen. In het jaar 1929 trad hij in het huwelijk met Maria Augusta Willeumier, geboortig van Amsterdam uit een van Génevè afkomstige familie van musici. Zij hadden elkaar ontmoet bij de examencommissie lager en middelbaar tekenen waarin beide jarenlang zitting hadden. Maria Willeumier was niet alleen vaardig met pen en penseel maar ook een begaafde borduurwerkster. Zij woonden in Den Haag, maar een deel van |
||||
Johannes de Kruijf, zelfportret.
Prentverzamelina Riiksarchief Utrechte |
||||
-6-
de vacanties werd steeds in Bunnik doorgebracht, waarvan een
indrukwekkend aantal voorstellingen van gezichten in de streek van de Kromme Rijn getuigenis afleggen. Na zijn pensionering, in 1951 vestigde het echtpaar zich in het zo geliefde Bunnik, waar De Kruijf een vriendelijk landhuis aan de Provinciale weg had laten bouwen. Nog een tiental jaren zette hij zijn schilder- en tekenwerk voort tot hij op 26 juni 1966 overleed. In 1964 bracht de Haagse etsdrukker Joh. D. Scherft,
oud-vriend van de De Kruijfs, ons met hen in contact. Het Rijks- archief in Utrecht had begrijpelijkerwijze veel belangstelling voor De Kruijfs werken, die bijna alle van topografische bete- kenis waren. Van enige bereidheid tot verkoop bleek echter geen sprake te zijn, er werd zelfs niets getoond ! Het echtpaar werkte voor eigen genoegen en met uitzondering van een enkel stuk, als geschenk bestemd voor familieleden of vrienden, ging alles in portefeuille. Pas na de dood van De Kruijf, toen zijn weduwe zich in Lunteren ging vestigen en het huis te Bunnik ontruimd moest worden, kwam hierin verandering. De familie, genood- zaakt om een bestemming te vinden voor het grote aantal schil- derijen en tekeningen, deed het voorstel de verzameling in ge- deelten te koop aan te bieden. De bejaarde mevrouw De Kruijf stond aanvankelijk zeer
afwijzend ten opzichte van deze plannen. De mogelijkheid echter dat een niet onbelangrijk gedeelte
der stukken naar een openbare verzameling zou kunnen gaan, leek haar wel aantrekkelijk toe. Zij gaf uiteindelijk haar toe- stemming, maar het Rijksarchief zou als eerste een keuze mogen maken. Bovendien zouden de door deze instelling te betalen prijzen zodanig moeten zijn, dat een ruime keuze zou kunnen worden gemaakt. Zo is het dan ook gegaan. Voordat op 2 decem- ber van verleden jaar in huize Cammingha de eerste verkoopten- toonstelling werd geopend waren door het Rijksarchief 49 oliever- ven, 26 aquarellen en 138 potlood- en pentekeningen uit de na- latenschap van Johannes de Kruijf aangekocht. Een tiental ervan is van de hand van zijn weduwe, die aanspraak mag maken op |
||||
-7-
onze erkentelijkheid voor de royale wijze waarop zij een en
ander heeft willen regelen. De door het Rijksarchief aangekochte werken zijn van
uiteenlopende artistieke kwaliteit, er zijn schetsen bij, vele meer uitgewerkte studies, alsmede fraaie aquarellen en schil- derstukken. Voor onze verzameling is op de eerste plaats de topografische waarde van de afbeeldingen belangrijk die alle betrekking hebben op een gebied dat thans aan ingrijpende veranderingen onderhevig is. Het leeuwendeel van de aanwinst betreft gezichten in
de vroegere gemeenten Bunnik en Odijk, terwijl enige andere gemeenten door een of meer afbeeldingen vertegenwoordigd zijn. Bunnik: Ned. Herv. Kerk en kerkhuizen, cathechisatiegebouw;
vroegere R.K. Kerk en gezichten op de schouderman- tel aan de Kromme Rijn; gemeentehuis; pomp op de Brink; gezichten in de Langstraat; Molen; Keuestein; Raaphof; schuren van Schröder; viskaar; kersenboom- gaarden; poort alg. begraafplaats; Amelisweerd; Cammingha; Rhijnauwen; gezichten in Vechten; aan- leg rijksweg-12 etc. Doorn: pomp hofstede jachtrust.
Driebergen: R. K. Kerk te Rijsenburg en ridderhofstad.
Houten: wapensteen rechthuis Wulven.
Langbroek: Molenstein.
Odijk: Ned. Herv. Kerk; rechthuis; hofsteden langs de Kromme
Rijn; hofstede Mijntje van Ettikhoven; Odijkerbrug; Kersenboomgaard met krommerijnder etc. Rhenen: St. Cuneratoren .
Soesterberg: hofstede.
|
||||
-8-
Wijk bij Duurstede: Ned. Herv. Kerk, molen etc.
Zeist: slot; Wuiperhorst etc. De studiezaal van het Rijksarchief, Drift 27 te Utrecht is
dagelijks van 9.00 - 17.00 uur ('s zaterdags van 9.00 - 12.30 uur) voor het publiek toegankelijk. Stukken uit de diverse archieven en collecties kunnen daar
kosteloos worden geraadpleegd. Tenslotte zij hier nog vermeld dat het gemeentebestuur vat
Bunnik, dat de nagedachtenis van Johannes de Kruijf reeds eerde door een straat naar hem te vernoemen, eveneens een aantal werken uit zijn nalatenschap heeft aangekocht. F.H.C. Weijtens.
|
||||
-9-
De ontginning van de polder Vuyicop.
In tegenstelling tot de bewoning van de hogere gronden in het
Krommerijngebied, die zeker reeds in de Romeinse tijd een be- duidende omvang had, is die in het lage land van Schalkwijk en Tuil en 't Waal eerst van betrekkelijk jonge datum (al worden ook daar sporadisch enkele resten van oudere bewoning aangetroffen). De ontginning van deze gronden werd nl. eerst kort na 1100 systematisch ter hand genomen. Tot dan toe was het overgrote deel van het gebied tussen de Lek en de stroomrug, waarop 't Goij en Houten liggen, een moerassige wildernis gebleven. Het gebied bestaat grotendeels uit komgronden: tussen de rivier- beddingen gelegen gronden, die eeuwenlang met moerasbossen begroeid waren en die eerst na het treffen van maatregelen tot ontwatering, dat wil zeggen door het graven van weteringen en sloten, voor agrarisch gebruik geschikt gemaakt konden worden. Het gebied werd in enkele gedeelten opengelegd. De wijze
van ontginning is nog duidelijk uit het landschap, en dus nog duidelijker uit topografische kaarten van het gebied, af te lezen. Vast staat dat in die tijd de Schalkwijksewetering is gegraven. Merkwaardig is daarbij dat in het centrale deel van de ontgin- ning, dat is ten oosten van de Uitweg, een aantal sloten deze wetering passeren zonder merkbaar van richting te veranderen, terwijl in de westelijke en oostelijke gedeelten de richting van de verkaveling ter hoogte van deze watergang verspringt. Ken- nelijk is de ontginning in het midden begonnen en heeft men de wetering eerst gegraven toen men tot openlegging van de ter weerszijden daarvan gelegen gronden overging. Tot het westelijke gedeelte behoren de gronden die thans
deel uitmaken van de huidige polder Vuyicop. De grenzen van dit gebied worden gevormd door de Houtensewetering, de Uit- weg en de Schalkwijksewetering. Het is duidelijk een restont-ontginning: het zijn de res-
terende veengronden, die na de ontginning van de ten oosten en ten zuiden daarvan gelegen gronden waren overgebleven. De beschikkingsmacht over de niet in cultuur gebrachte
|
||||
-10-
gronden berustte als regel bij de landsheer, dat was in deze
streek ten tijde van de ontginning de bisschop van Utrecht. De landsheer op zijn beurt beleende een deel van zijn rechten veel- al weer aan de lagere adel, of, nu hier een bisschop als landsheer optrad, aan de geestelijkheid. Tot deze belening behoorde altijd het recht tot "vercoop" (dat is het recht om het gebied ter ont- ginning uit te geven) en veelal ook de rechten om het ambacht te bedienen (dat wil zeggen er het schoutambt uit te oefenen) en tienden te heffen. In 1134 nu beschikte bisschop Andreas van Utrecht ten be-
hoeve van de kort daarvoor gestichte abdij Mariönweerd o.m. over de tienden van een nieuw, niet lang tevoren ontgonnen ge- bied ter grootte van 45 hoeven in Beneden-Tuil. Het in deze akte bedoelde gebied is ongetwijfeld dat van de huidige polder Vuylcop geweest: het getal van 45 hoeven komt men eveneens - als omvang van het
gerecht Scoenauwen - tegen in de oudste, vermoedelijk 13de eeuwse Nederstichtse hoefslaglijst inzake het onderhoud van de noordelijke Lekdijk. Deze zelfde omvang wordt ook vermeld in latere Rekeningen van het Hoogheemraadschap van de Lekdijk Bovendams (waarin het gebied afwisselend Schoonauwen en Vuylcop heet). Literatuur:
Dr. T. Vink, De Lekstreek
Dr. H. van der Linden, De cope. 1956.
Dr. M. van Vliet, Het Hoogheemraadschap van de Lekdijk
Bovendams. 1961.
|
||||
-11-
INWONERS VAN HET THANS TOT DE GEMEENTE HOUTEN
BEHORENDE GERECHT VAN SCHONAUWEN ANNO 1808. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-12-
namen: |
||||||||||
m
|
||||||||||
De vrouw van Jacob Hol (zie onder gereformeerden)
Gerrit Weerdenburgh Jan Peek, bouwman (+ 2 dienstboden) Jan Sturkenboom, bouwman Gijs van Rossum, bouwman (+ 3 dienstboden) Aart Oosterom, tiendenaar (+ 2 dienstboden) Comelis de Goeij (+ 2 dienstboden) Pieter de Goeij, bouwman (+ 4 dienstboden) Pieter van den Berg, bouwman (+ 3 dienstboden) Hannes van Oosterom, bouwman (+ 3 dienstboden) Comelis de Groot, bouwman (+ 3 dienstboden) Marcel is Bongers, koopman (+ 1 dienstbode ) Pieter Weyman, bouwman (+ 1 dienstbode ) Barend Spliet Jan van der Wel Jan Winkel, dagloner Bovengenoemden zijn r.k. en houden hun godsdienst-
oefening in Houten. (Bron Archief voormalige gemeente Schonauwen II1-7 en 8)
|
||||||||||
1
4 7
4 5
5 4
4 3
3 1,
5 2
5 3
6 5
4 5
7 4
5 4
4 3 1 2 |
||||||||||
210
|
||||||||||