-ocr page 1-
TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED
TUSSEN KROMMERIJN EN LEK
2e jaargang                         nr. 3                                september 1968
Redakti —commissie: A. Graafhuis, Utrecht; P.M. Heijmink
I Liesert, Schalkwijk; L.M.J. de Kei zer. Houten; G. M. Staal,
Odijk; P.H. de Winter, Bunnik; Mej. A. Wijnen, Bunnik.
Redaktle-adres:
P.M. Heijmink Liesert, Jhr. Ramweg 45, Schalkwijk.
Eindredaktie:
A. Graafhuis, Utrecht.
Inhoud van dit blad:
1.   Mededelingen van de redaktle
2.   Ridderhofstad "Schalkwijk". P.M. Heijmink Liesert en
L.M.J. de Keijzer
I 3. Eed voor den Schout en Secretaris van Schonauwen.
18e eeuw. Red.
4.   Toen en nu.l. de Brink te Houten. Foto's G. M. Staal, Odijk
5.   Werkhoven na de Belgische Opstand van 18.30.A. Graafhuis.
6.   Formulier van den Eed als Schepen van Schonauwen. 18e
_ eeuw. Red.
Lidmaatschap: f. 10,— per jaar
Postrekening nr. 214585 t.n.v. Raiffeisenbank Houten, t.g.v.
rekening Historische Kring.
Wilt U - voor zover nodig - Uw contributie zo spoedig mogelijk
betalen? Gaarne dank
'i
-ocr page 2-
Mededeling van de eindredactie
De verhuizing van het Gemeentelijk Archief van Utrecht
naar een nieuw gebouw is voltooid. "Tussen Rijn en Lek"
(2e jaargang, nr. 3) verschijnt daardoor aan de late kant,
waarvoor mijn verontschuldigingen.
AG.
Wist U, dat de leeszalen van het Gemeentelijk Archief van
Utrecht, Alexander Numankade 199, op maandag 16 septem-
ber jl. weer voor hét publiek zijn opengesteld?
Wist U, dat de archiefwet 1962 in werking getreden is?
Wist U, dat 2 leden van de redactie hebben meegewerkt aan
een artikel, waarin een aantal facetten van de stad Utrecht
vóór 300 jaar zullen worden behandeld, en dat in het jaar-
boekje van "Oud-Utrecht" 1968 wordt gepubliceerd?
u
AG.                          B
-ocr page 3-
-2-
Ridderhofstad "Schalkwijk".
In het dorp Schalkwijk stond, tussen de Schalkwijkse- en Blok-
hovensewetering, de ridderhofstad Schalkwijk.
Ons is niet bekend wanneer dit huis werd gesticht.
Het tijdstip moet liggen tussen ongeveer het jaar 1120, toen
het gebied van Schalkwijk werd ontgonnen, en 1250, het jaar
waarin Arnold van Schalkwijk, ridder, zijn huis Schalkwijk
opdraagt aan graaf Otto van Gelre, om het van hem in leen te
ontvangen,
i Toen in 1304 Jan van Renesse, tijdens een oorlog tussen Holland
en Vlaanderen, uit Utrecht vluchtte, verdronk hij met tal van
andere edelen, onder wie Hendrik en Bertold van Schalkwijk,
in de Lek. Het kasteel Schalkwijk werd toen geheel met de
grond gelijkgemaakt. Naderhand werd het weer herbouwd.
Jon van Amstel beleende op 12 juni 1321 Arnold van Schalk-
wijk met het huis te Schalkwijk en vier morgen land, waarmee
zijn vader, heer Arnold van Schalkwijk, door Jans vader ook
beleend was geweest.
Weer later, omstreeks het jaar 1400, is de ridderhofstad weer
een allodiale bezitting en gedurende meer dan een eeuw in
het bezit van het geslacht van Jutphaas (van Blokhoven).
Dirk van Jutphaas van Blokhoven was bezitter van het huis toen
het, op 27 oktober 1536, door de staten van Utrecht als "rid-
derhofstad" werd erkend.
Hierna zijn de gebroeders Willem en Amelis van Zuyien van
Nievelt, Anthony de Ridder van Groenestein, mr. Jan van de
Haar, Jhr. Jan van Abcoude van Meerten en Jhr. Philips
Doubleth achtereenvolgens eigenaar van het huis.
In 1634 werd Jhr. Adriaan Ram, heer van Tuil en 't Waal, door
koop eigenaar van de ridderhofstad. In 1647 werd hij tevens
beleend met de ambachtsheeriijkheid van Schalkwijk. Bij von-
nis van 29 juli 1651 werd Jhr. Ram uit het utrechtse verbannen
omdat hij, ondanks het verbod gesteld in plakkaten, in zijn
kasteel, door zijn huispriester, toch heilige missen liet cele-
breren voor de bevolking èn omdat de maarschalk van 't Sticht,
L
-ocr page 4-
-3-
Johan Strick heer van LInschoten, de toegang tot zijn huis was
gev^eigerd. Het vonnis hield onder meer in, dat de toren van het
kasteel tot de grond toe moest worden afgebroken en de
ophaalbrug moest worden weggenomen. Op kosten
van Jhr. Ram moest een vaste brug of een dam worden gelegd.
De verdere bepalingen van het vonnis waren voor Jhr. Ram reden
om te besluiten zijn bezitting van de hand te doen. De nieuwe
eigenaar was Jhr. Frederik van Renesse van Elderen. Na diens
kinderloos overlijden werd Jhr. Gerlach van der Capellen, in
1667, door koop van de erfgenamen van Jhr. van Renesse van
Elderen, eigenaar van de ridderhofstad. Sedertdien bleef het
goed meer dan een eeuw in het bezit van het geslacht van der
Capellen.
In 1774 kocht Gerard Arnoud baron Toets van Amerongen het
goed. Frederik de Ridder kocht de ridderhofstad in 1813 van
Franj;ois E.C. P. baron Toets van Amerongen. Het kasteel was
in die tijd al onbewoonbaar of zodanig in verval geraakt of
zelfs al gesloopt, want de Ridder woonde in een huis staande
bij de Slotbrug, tegenwoordig genaamd de Stenenbrug. De
erfgenamen van de Ridder verkochten het goed in 1885 aan
Gijsbert Corel Duco d'Aumale baron van Hardenbroek, die het
in 1898 aan Johonnes Theodorus Dorrestein verkocht, in wiens
geslacht het thans nog is.
Het kasteel is, naar wordt aangenomen, in de tweede helft van
de 18e eeuw gesloopt. Niets is er meer over. Slechts de ver-
tekeningen in het land geven nog aan waar het eens stond en
waar de grachten gelegen waren.
Tekeningen uit de eerste helft van de 18e eeuw en eerder geven
een complex van bouwwerken te zien, opgetrokken in verschil-
lende fasen, van twee tot vier verdiepingen. Geheel vrij van
dot alles stond een vierkante hoektoren, doch met ringmuren
aan het kasteel verbonden. Het geheel was omgrocht en door
een vaste brug verbonden naar de Slotlaan, welke naar het dorp
Schalkwijk liep.
-ocr page 5-
WiMt- iri*^friftrTait
Ridderhofstad Schalkwijk.
foto van een tekening in O. I. inkt naar C. Pronk
door L. P. Serrurier uit de achttiende eeuw.
-ocr page 6-
-5-
Het wapen van de ridderhofstod is: Van rood, beladen met
drie zilveren dwarsbalken.
P.M Hei|mink Liesert en L.M. J. de Keijzer.
Oorkondenboek Sticht Utrecht, dl. III, nr. 1215.
Inv. nr. 1787, fol. 109, en regest, nr. 51a archief der heren
en graven van Culemborg: door mr. A. P. van Schilfgaarde.
Jhr. mr. E. Wittert van Hoogland - Bijdr. tot de gesch. der
Utr. ridderhofsteden en heerlijkheden.
Tegenw. staat der Ver. Nederl. , dl. 12.
G. Hilhorst - Het kerspel Schalkwijk.
Eed voor den Schout en Secretaris van Schonauwen. *)
Dat zweer ik, dat ik den Ambags-Heer van Schonauwen, als
Ambags-Heere; gehouw en getrouw zal weezen, dat ik de
Schout, gadermeester en Secretaris Ampten van voorsz. gerech-
te trouw en Eerlijk zal bedienen, regeren en bewaren, dat ik
zonder gunst of wangunst, Justietie doen, en administreren zal,
ende mij voorts in allen opzigt zal gedragen als een goed, en
getrouw Schout, gadermeester en Secretaris schuldig is te doen,
alsmede in qte. als Secretaris van alle voorvallende zaken, ge-
trouwelijk te zullen notuleren, registreren en bewaren, alles in
conformite van de Plecaten en Ordonnantien op de Schout, ga-
dermeester, en Secrets. Ampten ten platte Landen reedts geema-
neerd of nog te Emaneeren.
Zo Waarlijk heipe mij
God Almachtig.
*) (Eedsformule 18e eeuw)
(Archief voormalige gemeente
Schonauwen lil-4)
-ocr page 7-
Houten - Brink - '■°"^ ^® eeuwwisseling en
tegenwoordig.
Foto: G.M. Staal.
-ocr page 8-
-7-
Werkhoven na de Belgische Opstand van 1830
door A. Graafhuis.
Uit onderstaande stukken blijkt allereerst iets over de situatie
rondom de stad Utrecht, met name in Werkhoven en Odijk.
Zoals bekend wcs Werkhoven de eerste en meest revolutionnaire
"parochie" in het centrum van Nederland (1794/95). Vanzelf-
sprekend was het bijna, dat burgemeester Hermanus de Vriendf*
hierover door de gouverneur der provincie werd aangesproken.
Om de sfeer van die dagen beter te proeven, werden o.m.
enige akten (1, 2 en 3) verzameld, gelezen en getranscribeerd.
Hier volgt het resultaat;
vertrouwelijk
Nr. A 23 Januarij 1831
Utrecht den 26 Januarij 1831-
De datums het
nummer en de let-
ters dezer, bij de
aanhaling nauwkeu-
rig uit te drukken.
Door de aanspraak van den Minister van Buitenlandsche zaken,
in de zitting der tweede kamer van den 20 January 1831 heeft
de koning opening gegeven der onderhandelingen uit de Bel-
gische gebeurtenissen voortgevloeid.
Die aanspraak zal Uw E. D G. voorzeker reeds zijn of nader ken-
baar worden. Het is buiten twijfel van hoogst belang den indruk
te kennen welke de daarin ontwikkelde houding van onzen Ko-
ning en het gedrag van de Mogendheden op uwe Ingezetenen
heeft gemaakt.
*Burgemeester de Vriendt was in functie sedert 1808 en werd in
1846 (eervol) ontslagen.
-ocr page 9-
-8-
Het zal mij aangenaam zijn een omstandig rapport van Uw
E.D.G. deswege te ontvangen zoodra den inhoud der ge-
dachte aanspraak genoegzaam zal zijn verspreid terwijl ik
ook in het vervolg zoodanig rapport betrekkelijk den gang
der gebeurtenissen welke hieruit kunnen geboren worden zal
tegemoet zien.
Ik zeg een omstandig rapport, omdat de geenen welke ik tot
hiertoe omtrent den openbare geest heb ontvangen in het al-
gemeen van zoo weinige beteekenis zijn, dat ik dezelve ge- .
woonelijk moet ter zijde leggen en ze nimmer tot bouwstof-
fen voor het mijne kan bezigen.
Wanneer de openbare rust op geenerlei wijze wordt gestoord,
dan geeft dit natuurlijk aanleiding tot eene gunstige beschou-
wing, maar er kunnen in het geheim handelingen plaats grij-
pen, welke later openbare onrust scheppen, en welke dikwerf
uit verkeerde beoordelingen der daden van het Gouvernement
derzelver oorsprong ontleenen.
Een der voornaamste verpligtingen van den Magistraat die aan
het hoofd eener gemeente is geplaatst is in de tegenwoordige
omstandigheden, waakzaamheid, en alzooden indruk te ken-
nen welke de evengenoemde daden voortbrengen, hij bezit
daartoe het middel in zijne uitgebreide betrekkingen met, zoo
niet alle, althans de voornaamste zijner Ingezetenen; door dezen
te hooren, met hen vertrouwelijk te spreken, leert hij hunne
denkwijze en daardoor naar mate van de betrekkingen welke
zij in de Maatschappij bekleden ook die van andere verstaan,
zoo die denkwijze eene strekking heeft waardoor de heilzame
bedoelingen van onzen Geeerbiedigden Koning zouden worden
miskend, dan zal het van uwen pligt zijn de daarin betrokkene
personen door gepaste toespraak teregt te brengen en mij voorts
die Strekking vertrouwelijk mede te deelen opdat ik van mijnen
kant gepaste beschikking zoude kunnen nemen om den openba-
ren geest doelmatig te leiden en voorts aan het Gouvernement
die geest te doen kennen.
Het is naar dezen regel om op deze grondslag dot ik Uw E.D.G.
-ocr page 10-
-9-
verzoeke derzelver rapporten nopens den openbare geest voortaan
in te rigten en het is eerst dan, dat zij zullen beantv/oorden, aan
het doel waartoe zij strekken moeten.
De Gouverneur Adinterim der
Provincie Utrecht
(w.g.) G.C.C.J. van Lynden
van Sandenburg
Aan den Heer Burgemeester van Odijk en Werkhoven.
onderwerp                                              Werkhoven 19 February 1831.
vertrouwelijk
Ter beantwoording Uwer Hoog EdelGeb. Gestr. missive dd. 26 de,r
vorige maand A. 23 January 1831 betrekkelijk de gezindheid,
den Geest, Denk en Handelwijze der ingezetenen dezer Gemeen-
te hebben d'Eer te berichten ]— dat deze Gemeente bestaat uit
ruim 1/4 Hervormde en nagenoeg 3/4 Roomsch Catholijke inwoners.
Dat het mij vergund zij reeds van den jaare 1808 en alzoo den tijd-
vak van 22 jaren met de administratie dezer Gemeente te zijn ge-
chargeerd. En hoezeer het niet mogelijk is, dat een Politiek Amb-
tenaar in alle opzichten elk ingezetenen zijner Gemeente volko-
men en alle zijne Handelingen overeenkomstig zijnen plicht: naar
Wil en genoegen kan handelen zoo Vleije mij echter gedurende
het voormelde tijdvak, met meest alle en de Voornaamste inwoners
mijner Gemeente tenminste van mijne zijde een vertrouwelijke
eensgezindheid en nimmer portij-zuchtigen omgang hebbe gehad,
zoo als ook van hunne zijde tot aan het midden des afgeloopen
jaars 1830 niet hebben kunnen bespeuren.
Dan te zeer hebbe mij vergist gezien en de denkwijze van veele
ingezetenen mijner Gemeente, sints het ogenblik der omwenteling
in Frankrijk, 't welk algemeen en van den beginne af als ook de
Belgische oproerigheid, van hun als 't ware met eenige tegemoet-
-ocr page 11-
-10-
ziening van tevredenheid wordt beschouwd, echter gaat zulks
met onkunde gepaard, daar veele hunner zich voorstellen, dat
de Staatkundige gebeurtenissen meerendeels religeus zijn, zoo
men aan sommige gesprekken. Denk en Handelwijze ten duide-
lijkste kan ontwaren.
Hoezeer wel geen openbaare rustverstooring binnen deze Ge-
meente heeft plaats gehad, moet men echter veronderstellen dat
sommige derzelve door Militaire Magt zijn behooren gedwongen
te worden ter gehoorzaming aan Wet en Gouvernement, ten op-
zichte van hunne verplichting tot den SchutterIijken dienst ter
beveiliging van onze Voderlandschen grond en Haardstede.
Ook kan ik niet onopgemerkt voorbijgaan de ontwaring der ge-
heime kennishouding van sommige met de belangens der Provin-
ciën van Maas en Waal en Noord-Braband, 't welk mij heeft
doen besluiten om aan sommigen Reys- of Veiligheidskaarten
te weygeren, ten einde de Wederzijdsche Correspondentie zoo-
veel mogelijk te beletten en nog bovendien is het mij gebleken,
dat zekere Antonie Meesters reeds bevorens bekend als onvoeg-
zaame uitdrukkingen te hebben gedaan en niet tegenstaande uit-
drukkelijke weygering eener reyskaart, denzelven evenwel de
Gemeente heeft verlaten en zich voor eenige dagen naar Maas
en Waal heeft begeven en ook weder is terug gekomen en ten
blijke zijner kwalijke gezindheid is mij in den loop dezer week
door de Moeder van een voortvlugtig geweest zijnde schutter
(welke tans is opgekomen en zich te Amersfoort bij zijn korps
heeft aangemeld) stellig verzekerd dat haar zoon alleen op aan-
raden van gemelde A. Meesters de Gemeente had verlaten, en
zich eenigen tijd te Moock hadde opgehouden.
De inrukking der Troupen in Maas en Waal heeft kenlijke ver-
anderingen aan de houding van veele ingezetenen dezer Ge-
meente te wege gebragt daar sommigen voor dien tijd al vrij
stuursch en ontevreden scheenen over de binnen deze Gemeente
plaats gehad hebbende Militaire bezetting, 't welk ook reeds op
den avond van Zondag den 9 January jl. eenige kleine blijken
heeft qehad, daar juist de Militaire bezetting alhier zijnde den
Luit." Adjudant mij in den avond van den 8 January pr(o)missive
-ocr page 12-
-11-
kennis gaf, dat zijn EAgeinformeerd was, dat een aantal jongelie-
den den volgende dag bij het uitgaan der R.C. Kerk een aanval op
de binnen de Gemeente gestationneerde Militairen wilde doen en
dezelve uit de Gemeente verdrijven, ter voorkoming waarvan ZED
de nodige maatregelen zoude neemen en mij verzocht dinsdag ook
in de Gemeente tegenwoordig te zijn, zoals ik mij dan ook werke-
lijk op den laaten namiddag en avond van dien dag in 't Gemeente- i
tehuys, alwaar de Hoofdwacht der Militaire bezetting gevestigd was,
mij bevond toen er eensklaps omstreeks half acht uuren des avonds
een ontzettend rumoer, gedruis, geloof en verschrikkelijk bijna
moordgeschreeuw zich te midden op het dorp verhief en op het Ge-
meentenhuys aandrong, waarin de Hoofdwacht en ook juist op dat
ogenblik de Patrouille zich tesamen bevondt en geheel duister zijn-
de, deed ik ook alle het licht zoo in de Hoofdwacht der Militaire
bezetting als Gemeentenhuys in alle vertrekken uitdoen.                          i
Waarna den veldwagter door een agterdeurtje zich naar buiten deed '
begeven om te bespeuren eene der straatschenders te verkennen,
waarop door mij de deur der Hoofdwacht werd geopend en buyten
stappende de Wacht werd uitgeroepen. Het geheele complot, naar
gissing 25 ö 30 personen, verwijderde zich daarop terstond metter-
haast, waarop de Patrouille verdubbeld werd, hebbende den Veld-
wagter eene der Rumoermakers ontdekt, welke zich in een huys be-
gaf, en die ik ogenblikkelijk door de Patrouille deed opsporen en
in 't Gemeentenhuys brengen, alwaar hij na verloop van I5 uur en ,
met veel moeyten nog een vrij groot aantal zijner medemakers op-
gaf, van welke dadelijk nog twee der voornaamsten door de Patrouille
in het Gemeentenhuys deed opkomen, welke eerst vrij wat ontevre-
den en geheel ontkennende van hunne handelwijze waren, doch            j
bij nadere overtuiging erkende kwalijk en tegens den goeden rust ,
gehandelt te hebben, welke na opgave van alle hun medemakkers f
en onder stellige belofte van nimmer iets dergelijks te zullen on-
dernemen naar hunne woningen hebbe doen terug keeren, hebbende
deze handelwijze zeer goede indruk gemaakt.
Voorts kan men niet zoo veronderstellen, dat de geest des inwoners
dezer Gemeente tegen onzen Geëerbiedigde Koning gestemd is.
-ocr page 13-
-12-
maar toch allesints haakende naar verandering, daar deze Ge-
meente als nog genoegzaam bekend van de omwenteling in
1794 mede de eerste revolutionaire was, nog blijkbaar uit de
registers van dien tijd onder mij berustende. Zoo zoude zij
ook tans niet de laatste Wezen wanneer onverhoopt in onze
Noordelijke Provinciën eenige onrust kwam te ontstaan.
Niet twijfelende of zal door deze aan Uw Hoog EdelGeb. Gestr.
intentie hebben voldaan.
De Burgemeester der Gemeente Werkhoven
(get.) De Vriendt                           w.g.
Aan Z.E. den Heere Gouverneur
der Provincie van Utrecht
Formulier van den Eed als Schepen van Schonouwen. *)
Dat zweere ik dat ik de Edele Mog. Heeren Staten 's Lands van
Utrecht, mitsgaders den Ambags Heere, en voorts ook Schout
en Gerechten getrouw zal zijn, ende dat ik in alle voorkomende
gevallen ten dienste zal wezen, het quade zal helpen weeren,
en het goede en beste van 't gerecht zal voorstaan en heIpe vor-
deren, ende dat ik zonder gunst, ofte wangunst zal tragten te
oordelen.
Zo Waarlijk heIpe mij
God Almachtig.
*) (Eedsformule 18e eeuw)
(Archief voormalige gemeente
Schonouwen III-4)