-ocr page 1-
TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED
TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
3e jaargang                      nr. 2                                    juni 1969
Redaktie-commissie:
A. Graafhuis, Utrecht; P. M. Heymink Liesert, Schalkwijk;
L. M. J. de Keyzer, Houten; J. Th. M. Oostendorp, Bunnik;
G. M. Staal. Odijk; W. Thoomes, Houten.
Redaktie -ad res:
P. M. Heymink Liesert, Jhr. Ramweg 45, Schalkwijk.
Eindredaktie:
A. Graafhuis, Utrecht.
Inhoud van dit blad:
1.   "Gods Werkhof" te Werkhoven. A. Graafhuis
2.   De excursie naar opgravingen te Wijk bij Duurstede.
Th. G. van Dijk
3.   De Hervormde Kerk van Schalkwijk. W. Thoomes
4.   Toen en Nu. IV. Schalkwijk - Het Dorp. G. M. Staal
5.   Het vervoer in de oudheid. Th. G. van Dijk
6.   Ligt een Romeins graf aan de Achterdijk?
Th. G. van Dijk
7.   Wie maakt de beste foto. A. G.
Lidmaatschap: ƒ 10, - per jaar
Postrekening nr. 214585t. n. v. Raiffeisenbank Houten,
t. g. V. rekening Historische Kring.
Wilt U - voor zover nodig - Uw contributie zo spoedig
mogelijk betalen? Gaarne dank.
VOOR FOTOWEDSTRIJD
ZIE PAGINA 16
-ocr page 2-
"GODS WERKHOF" TE WERKHOVEN
Op de avond voor Koninginnedag stond een 3-tal zusters
Augustinessen gereed om de belangstellende leden van
onze kring te ontvangen in hun klooster aan de Hollende
Wagenweg. Het was voor velen een belevenis om voor het
eerst of bij vernieuwing kennis te maken met een groep
mondiale augustinessen, waarvan zuster Elisabeth met
een ontwapenende openheid allerlei bijzonderheden ver-
telde. Wij wisten natuurlijk al, dat het kloosterleven, zo-
als de zusters dat in Werkhoven leiden, tot ver in de his-
torie teruggaat.
Onbekend was voor de meesten van ons, dat de paters
Augustijnen in 1938 opnieuw zijn gestart de zusters-au-
gustinessen te organiseren, dat in 1946 in Maarssen werd
begonnen en dat in januari 1960 het klooster in Werkhoven
in gebruik genomen kon worden.
Zuster Elisabeth ging in haar toelichting uit van de grond-
gedachte, dat de zusters, als contemplatieven levend in
een gemeenschap, dienstbaar willen zijn aan kerk en we-
reld. "Wij hebben ontdekt in ons leverv dat er iemand is,
die altijd nog groter, sterker, liefdevoller is dan wij zijn
en daarvoor méér dan wie of wat ook onze aandacht ver-
dient. Wij noemen die Iemand God en hebben Hem als
norm voor ons leven aanvaard, zoals Christus ons dat
heeft voorgeleefd. Deze ervaring noemen wij het religieuse
aspect van ons menselijk bestaan, dat - in ons geval - onze
hele persoon opeist". Op zichzelf zou deze wijze van leven
helemaal niets bijzonders moeten zijn. Ieder Christen is
tot het voldoen aan de eisen, die dit leven stelt, in staat.
Wij verschillen echter in zoverre van andere mensen, dat
wij ons aangesloten hebben bij een bepaalde groep, waar-
in allen dezelfde gerichtheid hebben en daaraan meer dan
gewone aandacht besteden.
Door ons gebedsleven bijv. proberen wij iedere keer op-
nieuw God centraal te stellen, en doordat wij dit in ge-
meenschap doen, zijn wij een hulp en stimulans voor el-
kaar om hieraan trouw te blijven. Vanuit deze achtergrond
moeten wij het menselijk bestaan onder kritiek stellen".
De afzondering van een contemplatief klooster, het feit,
dat wij achteraf wonen, staat in dienst van een zinvolle
stilte, die deze kritische instelling inderdaad mogelijk
maakt.
-ocr page 3-
''Mi^iê'mf'r' ^iir-!^m-
Gedeelte voorgevel met hoofdingang van de priorij
"Gods Werkhof" te Werkhoven              Foto Ad Kon, de Bilt
"Wij, die hier zijn ingetreden" zo vervolgde zuster
Elisabeth -"kiezen heel bewust voor een gemeenschaps-
leven, waarin wij allereerst religieus willen zijn en waar-
in wij onze krachten binnen de groep in dienst stellen van
kerk en wereld. Ons gemeenschapsleven heeft de vorm
van het leven volgens de 3 geloften, nl van celibaat, van
gemeenschap van goederen en van gehoor geven aan el-
kaar". Van nature wil ieder mens zich ontplooien en ont-
wikkelen. Hij sticht een gezin, verwerft eigendommen en
is vrij daarbij naar zijn persoonlijke stem te luisteren.
"Zonder deze mogelijkheden te ontkennen, willen wij de
geloften belijden, dat de laatste zin van ons bestaan toch
niet zonder meer in deze mogelijkheden tot creativiteit
te vinden is".
"Ik geloof", aldus zuster Elisabeth "dat ikzelf het celibaat
beleef vanuit de grondgedachte, dat ik me voor alle mensen
-ocr page 4-
zou willen inzetten, wie er ook op mijn weg komt, dat ik
daarvoor vrij wil zijn. dat ik alle mensen gelukkig zou
willen maken, terwijl ik weet, dat ieders geluk alleen in
zijn diepste eigen zijn te vinden is, waar ik als mens niet
bij kan komen".
Zuster Elisabeth vertelde tenslotte iets over de wijze waar-
op de Augustinessen zich dienstbaar willen maken.
In het klooster zijn allereerst 2 secretariaten gevestigd,
vervolgens is er gelegenheid tot het ontvangen van groepen
of privé-gasten, waardoor een diepgaande discussie met
andersdenkenden mogelijk is. Een van de zusters maakt
ontwerpen voor affiches en wandkleden. De kleden zelf
worden door enkele andere zusters gemaakt en zijn bestemd
voor scholen en kerken (ook niet Rooms-Katholieke). En
tenslotte is men kortgeleden met een pottenbakkerij be-
gonnen. Door al deze activiteiten krijgt het klooster tot in
wijde omtrek bekendheid en is met name ook de sociale
betekenis van de zusters Augustinessen in Werkhoven vei-
lig gesteld.
Na het gebruik van een kopje koffie werd een rondgang door
het gebouw gemaakt. In de mooie kapel worden dagelijks
diensten gehouden. De getoonde collecties wijzen op een
grote activiteit van de 17 zusters tellende groep. Aan de
discussie werd door velen deelgenomen.
Terecht sprak de voorzitter van onze kring een woord van
bijzondere dank voor de gastvrije ontvangst.
Allen, die er waren, hadden een bijzondere avond beleefd,
die men zich met groot genoegen zal blijven herinneren.
A. Graafhuis
DE EXCURSIE NAAR OPGRAVINGEN
TE WIJK BIJ DUURSTEDE
Op 3 mei j. 1. kon de Historische Kring "Tussen Rijn en Lek'
zich aansluiten bij de door de Archeologische Werkgemeen-
schap Nederland, ter gelegenheid van hun in Utrecht ge-
houden jaarvergadering, georganiseerde excursie naar de
-ocr page 5-
opgravingen te Wijk bij Duurstede. Op het opgravingster-
rein gaf Prof. dr. W. A. van Es. directeur van de Rijks-
dienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amers-
foort een uiteenzetting van het reeds bijna twee jaar duren-
de opgravingswerk te Wijk bij Duurstede, waar op het ter-
rein "De Heul" geleidelijk de geschiedenis van het oude
Dorestad wordt blootgelegd. In de 8e en 9e eeuw was
Dorestad de grootste handelsstad van West-Europa. Gelegen
aan de belangrijke verkeersader de Rijn was Dorestad aan-
merkelijk groter dan Parijs in die tijd. De stad bestond uit
een groot aantal woningen van 20 tot 30 meter lengte en
8 tot 10 meter breedte. Bij deze woningen was meestal een
hooischelf gebouwd. Ter gelegenheid van deze excursie wa-
ren de platte gronden van de huizen in de opgravingsvlakken
door rode en witte linten aangegeven en de hooischelven
door geel lint. Door het gebruik van rood en wit lint was
het elkaar overlappen van twee plattegronden duidelijk zicht-
baar. Gedacht wordt aan boerderijen, hoewel de indeling
van de huizen resp, de stalling van het vee niet meer zicht-
baar is. Alles ligt betrekkelijk vlak onder het bodemopper-
vlak. De geregelde bebouwing van de gronden heeft uiteraard
I I
          veel interessante sporten vernietigd. Zo blijft het een open
vraag in hoeverre deze ruimten gediend hebben als opslag-
' I
plaats voor handelsgoederen.
Dorestad was rijk, had scheepswerven en de vondsten, zo-
als een groot stuk barnsteen uit het Oostzeegebied, geven
de handelsverbindingen aan. .Van het gevonden aardewerk
is belangrijk het Badorfaardewerk met radstempelversie-
ring. Het gevonden Romeinse aardewerk is vermoedelijk
"secundair" gebruikt en als zodanig noemde dhr. van Es
de bewoners van Dorestad de eerste archeologen. IJzerslak-
ken en een smeltkroesje wijzen op metaalnijverheid.
De scheepswerven van Dorestad lagen niet aan de rivier,
maar ca. 500 meter landinwaarts. Een brede weg voor het
vervoer van de schepen leidde naar het water. Dit was een
vrij algemeen principe in die tijd.
Dorestad moet omwald geweest zijn met een houten palisa-
dering en ook de woningen (boerderijen) hadden een om-
grenzing van greppels.
-ocr page 6-
HET GRAFVELD VAN DORESTAD
Uit dezelfde tijd als de huis-plattegronden dateert ook het
gevonden grafveld. De graven op dit (tweede) grafveld lig-
gen Oost-West georiënteerd, in tegenstelling tot de voor-
Christelijke tijd, toen de oriëntering Noord-Zuid was.
Er zijn geen bijgiften gevonden en ook dit wijst naar de
8e en 9e eeuw. Vele graven zijn twee-, driemaal gebruikt,
waarbij de restanten van de eerdere begraving opzijgescho-
ven zijn en kennelijk tegen de nieuwe aangelegd. De skelet-
ten zullen worden onderzocht door het antropobiologisch
instituut te Utrecht.
De ondergang van Dorestad is, voor zover thans uit de
sporen is af te leiden, geen gevolg geweest van de verove-
ringen de Vikingen. Steeds heeft Dorestad bewezen deze
slag weer te boven te kunnen komen. Eerder moet worden
gedacht aan een verval door wijziging van de handelswegen,
die tegen het einde van de 9e eeuw moet hebben plaats gehad.
Th. G. van Dijk
-ocr page 7-
DE HERVORMDE KERK VAN SCHALKWIJK
Het is bijzonder verheugend dat begin april is aangevangen
met de restauratie van het uit de dertiende eeuw daterende
choor van de Nederlands Hervormde Kerk te Schalkwijk.
Voor kleine kerkelijke gemeenten als deze is het - ondanks
de subsidies die het Rijk, de Provincie en de Gemeente
verstrekken - altijd weer een hele opgaaf een dergelijke
restauratie te ondernemen en dat temeer nu het Rijk tegen-
woordig niet in staat is het subsidie synchroon met de uit-
voering van het werk uit te betalen - in dit geval er eerst in
1973 toe zal kunnen overgaan-.
Het werk wordt uitgevoerd onder directie van de architect
dr. ir. C. L. Temminck GroU te Utrecht, door Van der
Sluys en Van Dijk n. v. te Hardinxveld - Giessendam.
De kerk dateert in oorsprong uit de dertiende eeuw. De
toren, waarvan de onderbouw laat-romaans en de boven-
bouw laat-gotisch is, is eigendom van de gemeente Houten
en reeds gerestaureerd.
Het huidige schip is in 1803 gebouwd, nadat het oorspron-
kelijke wegens bouwvalligheid gesloopt moest worden.
De fraaie eiken preekstoel, gedateerd 1648, het zeven-
tiende eeuwse doophek en de zeventiende eeuwse banken,
lezenaars en armluchters, vele grafzerken en het uit 1754
daterende grafmonument van Balthasar de Leeuw, heer
van Schalkwijk en Tuil en 't Waal, bleven daarbij gespaard.
Het choor verkeerde in zeer onderkomen staat. In de loop
der eeuwen was het belangrijk verlaagd en het restant ging
sinds mensenheugenis schuil onder pleisterlagen. Maar
onder de afbrokkelende pleister kwam de tufstenen bekle-
ding van het bakstenen bouwwerk te voorschijn. Van de
sinds lang verdwenen zijbeuken was overigens geen spoor
meer te vinden. De onbeschoten kap - die gedekt was met
onderhand zeldzaam geworden linkse pannen - lekte overal
en de zoldervloer was dan ook verrot. De hierbij afgedruk-
te prent (van de hand van Jan de Beyer en gedateerd
3 augustus 1749) geeft een beeld van de toestand van de
kerk in de achttiende eeuw.
Bij het blootleggen van de fundering zijn al verscheidene res
tanten van de vroegere toestand teruggevonden. Zo kwam
de fundering van enkele verdwenen steunberen te voorschijn
en is ook duidelijk geworden op welke plaats de zijbeuken
hebben gestaan.
6
-ocr page 8-
Kerk te Schalkwijk den 3 aug. 1749
Foto (door het Gemeentelijk Archief te Utrecht)
naar een tekening door Jan de Beyer, berustende
in de Oudheidkamer te Culemborg,
Opmerkelijk was de vondst van een grafkelder. Deze bleek
de stoffelijke resten te bevatten van enkele leden van het
geslacht Van der Capellen, heren van Houten en 't Goy.
Deze familie bezat van 17 58 tot 1812 de ridderhofstad
Schonauwen. Begraven lagen Gerlach Theodorus, overleden
12 oktober 1805, Frederika Johanna d'Yvoy, douariêre
Van der Capellen, overleden in 1812, oud 65 jaar en
.......... (onleesbaar) Daniël Cornelis, overleden in de
leeftijd van 67 jaar en 7 maanden in 180. ..
De grafkelder dateert dus uit het begin van de vorige eeuw.
Bij de aanleg ervan schijnt het choor danig te zijn "geroerd":
tot nu toe werden alleen een groot aantal natuurstenen tegels
en wat plavuizen gevonden en een zeer klein restant van een
oude vloer, waaraan nog nadere onderzoekingen moeten
worden verricht.
W. Thoomes.
-ocr page 9-
o
O)
Schalkwijk
-ocr page 10-
-ocr page 11-
HET VERVQEfi IN PE QUPHEID.
Het mag dan een na-oorlogse gewoonte zijn de "vakantie"
in het buitenland door te brengen, het gaan naar verre
landen is van het bestaan der mensen af pure noodzaak
geweest.
De jagersvolken volgden de trek van de dieren om in de
buurt van hun voedselvoorraad te kunnen blijven en af-
wisselend met de seizoenen trokken zij van zuid naar
noord en van noord naar zuid, sporen achterlatend van
hun verblijf: een verloren speerpunt, een graf met schelp-
versiering, enz. Lopende, hun hebben en houden mee-
slepend, trokken zij van woonplaats naar woonplaats, tot
het kennisnemen van andere gewoonten, het gebruik van
de landbouw enz. hen noopte tot min of meer vaste woon-
gebieden over te gaan. Maar wat heeft de mens in een
woongebied niet allemaal nodig om een menswaardig be-
staan te kunnen leiden?
Op de eerste plaats gereedschap om het land te kunnen
bewerken. Hij moet bomen kappen om huizen te kunnen
bouwen. Hij heeft klei nodig om kookpotten te kunnen ver-
vaardigen en hij zal begraafplaatsen moeten kunnen maken
om zijn doden ter aarde te bestellen. De vrouw zal zich
mooi moeten kunnen maken en de man zal zich doelmatig
moeten kunnen kleden.
Als gereedschap gebruikte men glasharde steen, die goed
te splijten is en scherpe kanten geeft. Dat is vuursteen.
Maar vuursteen, in knollen groot genoeg om beilen, mes-
sen, krabbers en speerpunten te kunnen maken, vind je
niet overal. Het komt uit de krijtafzettingen en voor-
zover de rivieren en de zee niet in vroeger tijd voor de
aanvoer hiervan hadden gezorgd moest het vuursteen ko-
men uit de mijnen te Spiennes, waar reeds in het
neolithicum een grote mijnindustrie ontstond. Aanvoer
hiervan moest door de mens zelf geschieden, halen of
laten brengen.
Reeds vroeg waren er lieden, die er hun beroep van
maakten met de te Spiennes gehaalde vuursteenknollen
van woonoord naar woonoord te trekken, deze knollen
onderweg te bewerken en als beilen, dissels, beitels of
wat dies meer zij in de woonoorden te verhandelen tegen
in deze gebieden gemaakte kookpotten, bekers, sierraden,
kleding enz. Zo trokken zij over onbegaanbare wegen,
10
-ocr page 12-
langs diersporen en rivieren, hun goederen dragende op
de rug of achter zich aanslepende op als slede dienende
wigvormige takken. Geleidelijk heeft dit vervoer zich
ontwikkeld door gebruik te maken van ezels, paarden en
wagens.
Het regelmatig gebruiken van dezelfde route maakte het
noodzakelijk de te begane weg te verbeteren, omwegen
rond moerassen af te snijden, rivierovergangen te ma-
ken enz. In Zuid-Engeland liggen nog steeds enkele uit de
pre-historische tijden daterende "clapperbridges" be-
staande uit niet gemetselde op elkaar gestapelde platte
stenen. Toen de Romeinen Engeland veroverden namen
zij deze oude bruggen in hun wegenstelsel op.
Van de door moerasgebieden aangelegde wegen zijn in
Europa enkele voorbeelden voorhanden o. a. in Drente
van Valthe naar Ter Apel bestaande uit vlak gehakte
stammen, in Duitsland in de buurt van Dantzig de knup-
peldam, bestaande uit vier lagen platgedisselde stammen
lengs en dwars op elkaar gestapeld. Dit deel van de barn-
steenweg lopende van Aquilea naar Elburg aan de Oost-
zee mag, op grond van de bij de weg gevonden scherven,
gedateerd worden op ca 1500 jaar voor Chr.
Omdat het met wagens moeilijk is de bergpassen over te
gaan werden in de rotsbodem gleuven voor de wielen uit-
gehakt als een soort spoorstaven. We kunnen ons voor-
stellen welke moeilijkheden er ontstonden als twee han-
delslieden met een volgeladen bespannen wagen elkaar op
hetzelfde spoor van dezelfde bergpas tegenkwamen.
Ongetwijfeld zal dit voor een van de twee minder gunstig
zijn afgelopen.
Waren het twee- of vierwielige wagens, die men in pre-
historische tijden gebruikte, wij weten het niet. Wel zijn
in het veen te Drente enkele schijfwielen gevonden met
een doorsnede van +_ 65 cm. , die vast op de as verbonden
zijn geweest en, evenals de veenwegen aldaar, uit het
tweede millennium voor Chr. zullen dateren. Wel werd een
kleimodel van een vierwielige wagen in een graf van de
bandkeramische cultuur in Hongarije gevonden. Dat bete-
kent, dat men zo ongeveer 4000 jaar voor Chr. reeds een
dergelijk soort wagen kende. Trouwens niet alleen te land
maar ook te water was er in die tijden al vervoer.
In het museum te Assen ligt de boot van Pesse, een uit-
geholde dennenstam van ca 3 m. lengte gebruikt in het
11
-ocr page 13-
mesolithicum (middensteentijd van 8000 - 3000 voor Chr. )
die volgens de C. 14-methode gedateerd moet worden op
ongeveer 6300 jaar voor Chr. Onlangs werd in Zweden een
steentijdgraf gevonden, waarin 4 skeletten in zittende
'
         houding in een kano van eikenhout.
: j         Gebruiksvoorwerpen uit graven en woonlagen uit oude tij-
I         den tonen ons de verbintenis met vergelegen culturen en
j         wijzen ons op oude handelsbetrekkingen. Barnsteen van
I I         de Oostzee was bij de Romeinen zeer geliefd, maar ook
! I         reeds bij de Minoörs van Kreta, die op hun beurt hun
I         aardewerk en edelsmeedkunst weer verhandelden in grote
I         delen van West-Europa. Zijde werd voor de Romeinen
■  i         uit China gehaald, Fafencekralen uit Egypte werden te-
I           zamen met kralen van Tin uit Zuid-Engeland en Barnsteen
I j        in een snoer aangetroffen te Exloo in Drente.
: I         Vondsten werden gedaan van handelswaar, dat door koop-
■            lieden uit angst voor rovers langs de handelsroute in de
! I        grond verstopt werd. Daarom hebben wij thans een indruk
i         van handel en vervoer in de oudheid en van de routes die
        gebruikt werden, waarvan er vele zijn, die later tot grote
' I        verkeerswegen in onze tijd zijn uitgegroeid.
i I         Uit iedere cultuur-periode is veel te vertellen over het
vervoer en de gebruikte vervoermiddelen. We zullen ons
' echter beperken tot het Romeinse tijdvak. De plaats, waar
i ! eens een der belangrijke heirwegen in Nederland lag, is
• {        via de lucht-cartografie te Venlo teruggevonden. Waren wij
destijds wat zuiniger geweest op de ons door de Romeinen
nagelaten wegen, dan had dit wegenstelsel heden nog dienst
kunnen doen.
Maar waarvoor dienden bij de Romeinen deze goede wegen?
Het waren "heir"wegen, dus in de eerste plaats wegen voor
het leger, dat niet alleen uit voetvolk en ruiters bestond
maar tevens uit materiaalwagens en lastpaarden. Boven-
dien is bekend dat met het leger ook de familieleden der
militairen van kampplaats naar kampplaats meetrokken.
Zo kwamen de legers van Spanje door Gallie naar Neder-
Germania om de Legioenen aan de Rijn af te lossen.
Maar ook de landvoogden, de procurators, trokken ieder
jaar met hun staf, familieleden en slaven naar de hun
toegewezen provincie, waarover zij dat jaar regeerden.
De Romeinen hadden daarvoor vierwielige reiswagens
(Raeda) en zelfs slaapwagens (Carruca) bespannen met
8 tot 10 paarden of muildieren. Beide wagens waren over-
12
-ocr page 14-
dekt. Voor de bagage en de slaven werden open wagens
meegenomen (Petorrita). Maar voor handels- of plezier-
reizen gebruikte men de zo veelvuldig op munten afge-
beelde Carpentum, een huifkar op 2 wielen en getrokken
door 2 muilezels (zie foto). Met deze wagens legde men
zo'n 54 km. per dag af. Deze wagens kon men huren van
pleisterplaats tot pleisterplaats en omdat voor die tijd
het reizen beslist comfortabel genoemd kan worden, werd
deze mogelijkheid van vervoer grif gebruikt.
Het was "in" belangrijke bezienswaardigheden bezocht en
gezien te hebben. Hierbij behoorden ook een aantal hoog-
gelegen punten, waar men een prachtig vergezicht had.
Het stond allemaal omschreven in de itineraria, de reis-
gidsen of reiswijzers speciaal voor dit doel vervaardigd.
Langs de wegen waren mijlpalen aangebracht met de af-
stand in romeinse mijlen naar de dichtsbijzijnde belang-
rijke plaats (Colonia). Jammer dat de herbergen niet
altijd even zuiver en de herbergiers niet altijd te ver-
trouwen waren.
13
-ocr page 15-
Natuurlijk maakten de Romeinen niet alleen gebruik van
vervoermiddelen te land. Hoewel de Romein zelf niet
erg op de zee gesteld was, bestond er een geregelde
vrachtvaart. De schepen hadden niet zuiver passagiers-
accomodatie, de vrachtschepen namen eveneens passa-
              i
giers mee. Van de apostel Paulus zegt men in Handelingen i
27 bij de schipbreuk bij Malta vers 37 "Allen tezamen
waren ze met tweehonderd zes en zeventig mensen aan
boord". Flavius spreekt zelfs van 600 man per schip.
Het waren dus grote schepen voorzien van zeilen en van
galeien voor de roeiers. In de winter voer men niet en
over het algemeen werd langs de kust van de ene plaats
naar de andere gevaren, zodat men de nacht in een haven
of baai kon doorbrengen. Ten behoeve van de scheepvaart
had de haven van Ostia zelfs een vuurtoren. Vele vondsten
in zee getuigen nog van grote vrachten, beelden, amphora,
zuilen, dakpannen enz. Veel van dit vervoer wordt ons
thans onthuld door de archeologie onder water.
Hoe goed in het Romeinse rijk het wegenstelsel; het ver-
voer en de handel was georganiseerd. Te laat beseften
wij het belang van dit erfdeel en lang, heel lang duurde
het voor Europa weer over een redelijk vervoersnet be-
schikte.
Th. G. van Dijk
LITTERATUUR:
"Reizen en trekken in de oudheid" door Prof, dr. A. Sizoo,
"Prehistorische Veenwegen" door W. van Zeist en W. A.
Gaspare, Spiegel Historiael mei 1967 2e jrg. no. 4,
"Van karavaanpad tot autoweg" door H. Schreiber,
"De ontwikkeling van de techniek" door James Kip Finch,
"Scheepvaart in de Oudheid" door Lion Gasson en
"Archeologie onder water" door Robert Silverberg.
14
-ocr page 16-
LIGT ER EEN ROMEINS GRAF AAN DE ACHTERDIJK?
Bij de verbreding van de Achterdijk in de winter van 1967/68
werden de nieuw gegraven bermsloten op archeologische
vondsten nagelopen. In de nieuwe sloot, direct rechts onder
het viaduct van de rijksweg ten zuiden van "Oud Amelis-
weerd", werd veel Romeins aardewerk en een bronzen
plaatje op pen, vermoedelijk afkomstig van een paarden-
tuig, gevonden.
Enige honderden meters verder echter werden onder een
rozentuintje in de kant van de bermsloot rechts van de Ach-
terdijk sporen gevonden, die doen vermoeden, dat hier
sprake is geweest van lijkverbranding, gepaard gaande met
een doden- of begrafenismaaltijd.
In een brandplek werden n. 1. enkele gecalcineerde stukjes
been (dus been, dat met vuur in aanraking is geweest) ge-
vonden tezamen met Terra Sigillata van door vuur aangetas-
te drinkkommetjes van het type Drachendorff 35 uit de 2e
helft van de eerste, resp. Ie helft van de 2e eeuw, voorzien
van bladversiering op de rand. Eveneens werden scherven
aangetroffen van een "amphora" (wijnkruik met 2 oren) van
zeer zacht wit aardewerk. Veel van de sporen waren door
de dragline verwoest en een aantal scherven is met veel
moeite uit de op de kant geworpen klei te voorschijn ge-
bracht. Mogelijk zal er nog eens een gelegenheid zijn de
plaats ten koste van de rozentuin verder te onderzoeken om
dan zekerheid te hebben over de misterieuze brandplek.
Th. G. van Dijk
15
-ocr page 17-
WIE MAAKT DE BESTE FOTO?
In de redaktie-vergadering van 1 mei j.1. werd besloten
onze leden de mogelijkheid te bieden eens te laten zien of
zij in staat zijn de meest interessante plekjes in het gebied
"Tussen Rijn en Lek" te fotograferen. Het leek de redaktie
het beste om dit te doen in vorm van een FOTO-WEDSTRIJD,
waaraan alle leden van onze kring (en hun gezinsleden) kun-
nen deelnemen. De zwart/wit foto's moeten 13 x 18 of
18 X 24 cm groot zijn, omdat het de bedoeling is om in het
najaar een expositie aan de wedstrijd te wijden, een gelegen-
heid waarbij tevens de namen der prijswinnaars bekend ge-
maakt zullen worden. De foto's zullen,, na beoordeeld te
zijn, worden opgenomen in de verzamelingen van de Kring.
Het gaat dus om de meest interessante plekjes in het
"Tussen Rijn en Lek"- gebied. Achterop de foto's moet
worden vermeld:
1.   de naam van de fotograaf (met adres) en
2.   een omschrijving van het gefotografeerde.
De jury bestaat uit mevr. A.J.Th. Staal-Rijkelijkhuizen
te Odijk, de heer G. Th. Delemarre te Bunnik en onderge-
tekende, die gaarne tot 1 oktober a. s. met foto's wordt
overstelpt. Hier is het adres: Gemeentelijk Archief, Alex.
Numankade 199, Utrecht.
A. Graafhuis, eindredakteur.
Ie prijs ƒ 20, -
2e prijs ƒ 15. -
3e prijs ƒ 10, -
___          n ir r^l,
•»