TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK |
|||||||||||||
juni/juli 1971
|
|||||||||||||
nr, 2
|
|||||||||||||
5e jaargang
|
|||||||||||||
Redaktie-commissie;
A. Graafhuis, Utrecht; P,M, Heijmink Liesert, Schalkwijk;
L,M,J, de Keyzer, Houten; J,Th,M,Oostendorp, Bunnik; G,M. Staal, Odijk; W. Thoomes, Houten. Redaktie-adres:
|
|||||||||||||
P.M, Heijmink Liesert, Jhr, Ramweg 45, Schalkwijk
|
|||||||||||||
Eindredaktie:
|
|||||||||||||
A. Graafhuis, Utrecht.
Inhoud van dit blad;
1, A. Graafhuis: Bij het 5-jarig bestaan van onze vereniging.
2, Dr, C, Dekker: De kerk in het midden. Protestant en katholiek
tussen Rijn en Lek in de 16e en 17e eeuw. Lidmaatschap: ƒ 10,- per jaar
Postrekening nr. 214585 t.n.v. Raiffeisenbank Houten,
t.g.v. rekening Historische Kring. |
|||||||||||||
Bij het 5-jarig bestaan van onze vereniging
De leden, die op 18 mei jl. in het kasteel "Beverweerd"
de eerste lustrumviering van onze vereniging bijwoonden^ zullen hiervan geen spijt hebben gehad. Allereerst omdat bij die ge- legenheid nog eens duidelijk is komen vast te staan, dat "Tussen Rijn en Lek" niet zo maar toevallig werd opgericht, maar een historische vereniging is, die zich in de juiste richting ont- wikkelt en een groot aantal actieve leden telt. Aan alle leden werd gratis een prachtig uitgevoerde kalender gezonden en ook op de avond in "Beverweerd" behoefde niemand onkosten te maken. De grote belangstelling voor de lustrumvergadering was
dunkt mij mede te verklaren door de inhoud van het programma. Het is voor de redactie een groot genoegen de gehele toe- spraak van dr. C.Dekker te kunnen aanbieden. De wijze, waarop de voorzitter zijn verhaal bracht, was voortreffelijk. Ik hoop, dat ook niet-aanwezige leden en andere geïnteresseerden de tekst zullen lezen. Voor de ledenvergaderingen zal dit nl. al- leen maar gunstige gevolgen hebben. A.Graafhuis
|
||||
De kerk in het midden
protestant en katholiek tussen Rijn en Lek in de I6e en 17e eeuw |
||||||
Het exposé, dat ik onder deze dubbelzinnige titel zal
geven, - meneer de vice-voorzitter, dames en heren - ,zal niet bestaan uit een lopend verhaal in chronologische volgorde van de dramatische gebeurtenissen, die geleid hebben tot de religieuze ommekeer in onze streken. De ommekeer, U weet het, die de alleen zaligmakende katholieke kerk in het zand deed bijten en de verdrukte Calvinisten op het fluwelen kus- sen bracht. Het samenstellen van zulk een verhaal zou trouwens voor de Kromme Rijnstreek nauwelijks mogelijk zijn. Wat hier gebeurde was steeds een gevolg of een terugslag van de gebeurtenissen elders, de ware toedracht is niet altijd even duidelijk en onze kennis is lakuneus, omdat de bronnen schaars zijn. Hoe de geweldige religieuze beweging, die de Reformatie
heet en die de Westerse kerk op zijn grondvesten deed wanke- len, het achtergebleven gebied van de Kromme Rijn bereikte, zullen wij nagaan door een schijnwerper te richten op vier gebeurtenissen in de periode van ca. 1550 tot 1650. Vier ge- beurtenissen, die de evolutie niet hebben bepaald, doch wel duidelijk illustreren. De eerste van de vier gebeurtenissen, die wij met onze schijnwerper zullen belichten, valt in 1564, de tweede in 1593, de derde in 1619 en de laatste in 1651. Het jaar 1564 was voor de Kromme Rijnstreek een jaar
zoals alle andere. Een jaar van hard werken voor de land- bouwende bevolking, met zo nu en dan een aangename onder- breking vanwege de kermis, die in de meeste dorpen, op ver- schillende tijden, plaats vond. En dan het feest in Odijk, laat ik dat niet vergeten. De 100 inwoners, die dit dorp toen had. |
||||||
hadden hun nieuwe pastoor ingehaald .' Heer Evert Aelbertsz.,
opvolger van wijlen heer Willem Blom. En hoewel heer Evert in de Hervorming van de Kromme Rijnstreek nog een exemplarische rol zou spelen, in 1564 was daarvan nog niets merkbaar en voor- lopig hebben wij geen aandacht voor Odijk en zijn nieuwe pas- toor. Wij gaan een kijkje nemen op de Achterdijk, die met zijn verlengde, de Trechtweg, toendertijd de enige verbindingsweg te land was tussen Utrecht en Wijk bij Duurstede. Het is de 27e augustus 1564 in de vooravond. De arbeiders zijn nog bezig met het binnenhalen van de oogst, hoewel de klokken in de torens van Werkhoven, Odijk en Bunnik al hebben geklept voor de vespers. Er komt een kleine stoet aan uit de richting Wijk. Voorop te paard de stadsschout van Wijk, met het stadswapen op zijn borst, daarachter nog drie ruiters, dienaren van de schout, en achter elk van hun drie paarden een man, gebonden aan een paard, blootshoofds, barrevoets, geklonken in ijzeren handboeien. De arbeiders, die juist naar huis gaan,weten wie de geboeiden zijn; op de Werkhovense processie heeft men er al over ge- fluisterd: drie Wijkse poorters: Jan Hendriksz. van Cothen, kleer- maker. Jan Jansz., stoeldraaier, vader van 6 kinderen, en Hen- drik Hermansz., linnenwever. Achtenswaardige lieden, broeders van hun ambachtsgilde, maar beschuldigd van de misdaad van ketterij '. Wat hebben zij eigenlijk gedaan? Dank zij het kriminele
sententieregister van het hof van Utrecht weten wij het precies: Jan Hendriksz. van Cothen is met Pasen niet "te biechte ende ten Heyligen Sacremente" geweest. Het zal inkluderen dat hij überhaupt de kerk niet vaak meer bezoekt. Integendeel hij heeft twee maal een geheime vergadering te Maurik bijgewoond ten huize van een zekere Aert Dirksz. en éénmaal een dergelijke bijeenkomst te Buren, waar gelezen werd - stelt u zich de mis- daad voor - in het nieuwe testament '. Jan Jansz. en Hendrick Hermansz. hebben al twee jaar hun pasen niet meer gehouden, laatstgenoemde heeft dezelfde geheime bijeenkomsten bijgewoond als Jan Hendriksz. van Cothen, maar heeft bovendien "zeeckere quade boucxkens" gelezen, die echter door zijn vrouw uit angst |
||||
zijn verbrand. Jans Jansz. had ook een dergelijk boekje.
Hij is maar éénmaal in Maurik gev/eest, maar naar een zéér geheime vergadering "waer eenige disputatien gehouden v/aren off men die jonge kinderkens behoorden te doopen off nyet". Kennelijk een bijeenkomst van doopsgezinden. De schout had zijn plicht gedaan. Een zo openlijk zondigen tegen de plakaten kon niet in Wijk zelf berecht worden, vandaar de spektakulaire tocht over de Achterdijk regelrecht naar het kasteel Vreden- burg, de strafgevangenis van Utrecht. Hoe liep dit verder af? Wel, niet ongunstig. Na een half
jaar gevangenschap werden de Wijkenaren in de gelegenheid gesteld hun dwalingen te herroepen, hetgeen ze direct deden. De tekst van hun betekenis is bewaard: lek Jan Hendricksz. van Cothen belije ende bekenne dat ick
getwijffelt hebbe aan dat H. weerdige sacrament des autaers, aen dat H. ampt der missen, aan die aenbedinge ende eer, die men den sancten ende die sanctinnen Gods doet, ende versaeck ende abjureer dees voorgenoemde heresieën als godlose dwalinge wesende tegen dat oprecht Christelijck gelove, be- lovende mitsdeesen mij voertaen te dragen in alles zo een goed Christenmensche ende een gehoorzaam kind der Heiliger Catholijcker Roomscher Kercke schuldig es te doene, Soe heipe mij God ende alle zijne heiligen. De bekentenissen werden opgestuurd naar de centrale regering
te Brussel en begin maart 1565 kwamen er bij het Hof van Utrecht drie oorkonden binnen, gesteld op naam van koning Filipsllen voorzien van zijn groot zegel in rode was, waarbij aan de drie Wijks poorters gratie werd verleend op de volgende voorwaarde: Zij moeten in het openbaar eerst te Utrecht, daar- na op de markt te Wijk onder aanroeping van Gods naam hun dwalingen herroepen, als straf moeten zij iedere zondag en iedere verplichte heilige dag gedurende een jaar de hoogmis en de predikatie in de kerk van S. Jan Baptist te Wijk bij- wonen, nö dat jaar moeten zij dienaangaande een certificaat van de pastoor aan het Hof van Utrecht overhandigen. |
||||
-i
|
||||||
^^%IK-^V
|
||||||
"Het huis te Schaickwijck". Tekening zonder
naam. (C. 1650)
Topografische atlas Rijksarchief Utrecht, nr. L1119
|
||||||
Dames en heren, verder weten wij over deze zaak niets
af. In een tijd waarin elders in de Nederlanden, vooral in Vlaanderen, Brabant en Holland, duizenden kennis namen van de Calvinistische leer, blijven de Kromme Rijnders gezags- en leergetrouw. Over het peil waarop hun kerkelijk en geestelijk leven stond zijn we niet ingelicht. Dat men " het iedere zon- dag naar de kerk gaan" als gerechtelijke straf kon hanteren, spreekt overigens boekdelen over de kerkgang in het algemeen. Waren er Calvinisten? Op het platteland hebben wij er geen bewijzen voor. De drie Wijkse gevangenen kan men nauwelijks zo noemen, maar een andere Wijkenaar was het zeker. Dirk Cornelisz., van beroep eveneens linnenwever, bezocht in 1565 en 1566 bijna dagelijks de Calvinistische geheime bijeenkomsten en predikaties. Op 25 augustus 1566 toen de beeldenstorm Utrecht bereikte, ging hij ijlings naar de stad en deed mee in de Buurkerk, waar hij o.a. een altaar omver trok. In tegenstelling met zijn plaatsgenoten weigerde Dirk Cornelisz, zijn nieuw geloof af te zweren. Hij werd veroor- deeld tot de doodstraf, te voltrekken door het koord, "anderen ten exemple". Bij alle narigheid, die de Calvinisten in het vervolg van ons exposé de katholieken nog zullen aandoen, dienen wij wel te bedenken: De Kromme Rijnstreek heeft maar één martelaar voortgebracht en dat was een Protestant 1 Het opdringend Protestantisme in de Nederlanden was,
zelfs door doodstraffen niet te stuiten. Politieke gebeurtenissen gaven tenslotte de doorslag dat in 1580 ook in Utrecht de katholieke kerk plaats moest maken voor de Calvinistische. Wij nemen nu opnieuw de Achterdijk in het vizier, maar nu op een tijdstip na deze ingrijpende maatregel. Het was een wonderlijk gezelschap, dat op de 3e juli
1593 uit de stad Utrecht het platteland optrok, U ziet ze daar I Op de smalle en onverharde, maar nog niet zo lang geleden van kuilen geëffende en aangeharkte Achterdijk, rijdt een statige karos, bespannen met vier paarden en daarin, met de sabel op zij, de zwierige edelman Frederik van Zuilen van Nijeveld, de stadspatricier Henrick Buth en de strak voor |
||||
zich uitkijkende dienaren des Goddelijken Woords Johannes
Gerobulus en Gerardus Blockhoven. Niet de eersten de besten 1 Vooral dominee Gerobulus niet. Als vurig Calvinist was hij in het verleden door de katholieke overheid vervolgd, had hij overal in de Nederlanden gevangen gezeten, was hij balling geweest te Emden, en lid van de vroegste synoden. In december 1578 was hij aan het hoofd van een troep Walcherse Calvinisten het praktisch homogeen katholieke Zuid-Beveland binnengeval- len, had er de beelden in de kerken doen breken en de altaren laten omgooien en, staande tussen het puin van de van hun sokkel gevallen heiligen in de grote Sint Maria Magdalenakerk te Goes, Zuid-Beveland voor het protestantisme opgeëist. Dat was in 1578 '. Nu, in 1593 was hij predikant in Utrecht
en op 3 juli hobbelde hij over de Achterdijk als lid van de visitatiekommissie van de kerken ten platten lande. Dat die kommissie door de hoogmogende heren Staten van Utrecht was ingesteld, was grotendeels zijn werk geweest. Zeker, de heren Staten waren in naam, soms zelfs in feite, min of meer Calvinist en de rooms-katholieke eredienst was bij plakaot van 1 juni 1580 voor geheel Utrecht afgeschaft en verboden, maar op het platteland had men zich aan dit verbod niet veel gelegen laten liggen. Aan ds. Gerobulus lag dat niet, hij had bij de Staten genoeg aan de bel getrokken, en wij laten zijn eerwaarde nu zelf aan het woord: Het is het meerderdeel van uwe E.E. bekent, met wat
sachtmoedigheyt, bericht, eere ende lijdtsaemheyt dat wij uwer E.E. onderdanige ende dienstplichtige, door wettelijcke bestel- linge verordent om de hoede ende wacht te houden over de kudde Christi alhier in dese stadt hem vergadert door 't Evan- gelium, gesocht hebben de selve uwe E.E. te bewegen, om eens ordre te stellen, tot behoorlijkcke ende eenparige bedieninge der kercken ten platten lande onder uwer E.E. jurisdictie geseten. Maar niet tegenstaende dat wij ons in desen dele, met so eene getrouwicheyt ende onverdrietsaemheyt tegen uwe E.E. gequeten hebben inden Heere, het en is nogthans (eylacie) dit stuk geen- sins also ofte ter herte genomen, ofte dadelijck bevordert, als 't van den genen te verwachten was, weicken de Heere door sijne |
||||
naerder kennisse begenadigd ende verlicht heeft.
Temeer verhoopen ende vertrouv/en v/ij, dat wij de vrucht
van dit onse oude versoeck verwerven ende genieten sullen, omdat de stoet des lants tegenwoordeli jck sulx meer vereyschet als oyt te voren. Als wesende op eenighe plaetsen geheel onversien met noodige dienaers, elders met suicke vele beset, de weicke, wanneer behoorlijcke acht daer op genomen wirde, geensins voor de suicke bestaen en souden gelijck se gehouden werden. En boven desen, om dat in verscheyden plaetsen, noch botte, ongeleerde, onvernuftige Papen geleden ende opgehouden werden, tot veler menschen onheyl ende eenen groten bloem over dit land in alle de genabuerde omliggende provintien, in de weicke des Heeren noem hierom dogelijx gelastert wert. Waer uyt ook dit noch verner ontstaet, dat de schadelijcke jesuyten ende andere Paepsche gesinden lanx soo meer in- breecken ende quaet doen. Wilt dan, wilt don (o E,E, en vermogende Heeren), bidden
wij in den naeme en door de eerlijckheyt ende liefde onses Heeren Jesu Christi, de reformatie in desen iterativelijck ende so dikwils te voren versocht, eens met eenen ijver ende tot bewijs van uwer E.E. geneychtheyt tot den dienst ende de eere Godts, behoorlijck behertigen ende suicks metter doet betonen. Opdat wij door na-laticheyt ende slappicheyt in dese hoge saecke des Heeren toorn over ons niet en verwecken, gedachtich sijnde dot verschrikkelijck is also te vallen in de handen des levendigen Godts. Moer wilt veelmeer des Heeren werck voor allen anderen dingen getrouwelijk doende, hem veroorsoecken, om sijne genade over ons te continueren, ende uwer E.E. lof ende prijs bij allen nacomelingen in den segen te bewaren, ten eynde deselve ten jonxten dage voor den Richter-stoel onses Heeren Jesu Christi, hare herten ende hoofden verheffende, mogen verschijnen tot beërvinge der heerlijckheyt die ons hiernomaels als eene gewisse bij-loge (gelijck d'Apostel spreeckt) toebereyt is ende sekerlijck be- waert wert. |
||||
Aldus gedaen in onse vergaderinge desen 13e Martii in 't
jaar der uterste lanckmoedigheyt Godts. " En nu was het dan zover '. De kommissie had tot taak ver-
slag uit te brengen over de kerkelijke toestand in de platte- landsdorpen, onder andere in die, welke waren gelegen tussen Rijn en Lek I Een slappe opdracht, vond ds. Gerobulus. Hij zou veel liever zijn opgetreden zoals 15 jaar geleden in Goes, maar nu had hij geen militante Calvinistische Gideons- bende bij zich, slechts drie fatsoenlijke heren, die niet geneigd waren tot buitenparlementaire aktie. Inmiddels was de karos de Brink van Werkhoven opgereden
en terwijl de koetsier zijn kruik bier dronk in "t Sittende hert", stapten de heren de romaanse kerk binnen, die ze in een redelijk onderhouden toestand aantroffen, "behalve dat se nog niet geheel gezuiverd en is van de relequien van 't pausdom", maar de twee Werkhovense kerkmeesters, die al een hele tijd zenuwachtig op de heren hadden zitten wachten, beloofden onmiddellijk die rommel op te ruimen. Een dominee was er niet. Hoe kon het ook, er was waarschijnlijk in heel Werkhoven geen enkele pro- testant ',, maar de pastoor Gillis Pietersz. van Heumen was een heel geschikte man. De kommissie vond dat hij gerust kon blijven, maar hij moest dan natuurlijk wel dominee worden. Een klein examentje en de zaak zou geregeld zijn. Verheugd dat de pas- toor beloofd had daaraan te willen meewerken, vertrokken de heren over de oude Trechtweg naar Cothen, want Werkhoven was verder niet interessant meer. Dat dé Werkhovense H.Geest- meester nog geklaagd had dat hij jaarlijks maar 20 gulden en 14^ stuiver had om de armen mee te bedelen en dat die armen bijgevolg wel lagen te kreperen, was iets dat de kommissie thuis wel'es zou bestuderen. Erger was dat in de kerk van Cothen "d'outaeren, het sakramentshuis ende de beelden nog vast stonden, mits gaders verscheyden zo afgodische ende super- stitieuse, zo oock onschriftuermatige geschreven spreuken"] |
||||
En dat was geen wonder want de oude pastoor Jan Gerritse,
was "noch gansch paepsch gesint ende gansch superstitieus in sijne bedienige, die oock verklaert, dat hij hem tot de Refor- matie niet en soude connen begeven ', "Daar kon de kommissie het mee doen, zelfs een examentje kon in Cothen de afstand tussen onze moeder de Heilige kerke en de ware Christelijke Gereformeerde religie niet overbruggen. Ook met de school is het in Cothen droevig gesteld. De koster houdt 's winters school, maar heeft geen lokaal en verdient 15 gulden en 2 stuivers per jaar, maar drie maal 's jaars brengen alle Cothenezen hem een brood ] Cothen komt op de urgentielijst van de kommissie, dominee Gerobulus wil er zo gauw mogelijk weg, naar Schalk- wijk, want daar moet de toestand beter zijn. Maar hem wacht nog een grote beproeving, want de karos passeert eerst het gehucht Dwarsdijk in de rimboe van grienden en drassige weiden ten zuidwesten van Cofhen gelegen. Daar staat een kapel, gewijd aan het H.Sacrament, en daarin hokt een paap: Simon van Arkel, een kapelaan "gansch ongesont in leren ende quaat van leven, daartoe bitter ende quaetspreeckende, in de wan- dellnge bekent onder den titel "Poep mutse in 't vuur". Gauw naar Schalkwijk '. Daar wordt de kerk bediend door
een soort "tussenwezen", 't Is geen pastoor en 't is geen dominee, hij preekt niet, maar leest sermoenen van een devote minderbroeder, hij weet weinig van de bijbel, maar heeft het Latijn afgeschaft. Met heel zijn vermogen, zegt hij, wil hij zich inzetten voor het examentje. Verder is het ook in Schalk- wijk maar treurig, en 't is nog wel één van de grootste parochies van de Kromme Rijn: de kerk, de pastorie, de kerke- huizen, het vikarishuis, alle verkeren ze in groot verval. De Sint Anna Broederschap heeft een desolate boedel. Ondanks dat: geen urgentiegeval. Wèl op de urgentielijst komen 't Goy en Houten. In 't Goy woont een oude frater, die zich als pastoor gedraagt en die weigert de kommissie te antwoorden behalve dat hij zal blijven bij de eed die hij eenmaal zijn bisschop heeft gezworen. En pastoor Jan Aertsz. in Houten weet |
||||
praktisch niets van de H. Schrift af, maar wil geen examen
doen, want hij heeft dat al twee keer gedaan, toen hij de tonsuur ontving en toen hij tot priester gewijd werd en dat vindt hij welletjes. En dan de toestand van het Houtense kerkgebouw, men was met de zo noodzakelijke reparatie be- gonnen, maar zat nu al met een schuld van 400 gulden. Nu was het een oude gewoonte dat iedere keer als de tienden van het Utrechtse kapittel van S. Marie te Houten werden verpacht, dat de kanunniken dan aan de burgerlijke en kerke- lijke overheid van Houten een maaltijd aanboden. Deze keer had men daar maar van afgezien om het geld dat anders aan de vreet- en zuippartij werd besteed, aan de kerk te geven. Vreet- en zuippartij, want dat was het^ - meneer de yice- voorzitter, met permissie,- als u bedenkt dat die 120 gulden, die het kostte, 6 x zoveel was als wat alle Werkhovense armen in een heel jaar samen van de bedeling kregen. Snel naar Bunnik. Eerst even afspannen bij de herberg
"De prinche" te Vechten en dan naar "het centrum van het land, dat toch landelijk is", naar Bunnik. Weer een geval voor de prioriteitenlijst. Pastoor Jan van Gouda heeft nog al- taren en andere goddeloze dingen in zijn kerk, en draagt de mis nog op, zoals op j.l. posen toen hij 't paepsche sacrament uitdeelde en enige dagen eerder wijwater verkocht. Dopen en trouwen, 't gaat allemaal op zijn paaps en inzake het befaam- de examentje houdt de pastoor zich op de vlakte. In het land der blinden is één oog koning. Voor de
kommissie woonde die koning in Odijk. Het gesprek dat de eerwaarde heren daar hadden met pastoor Evert Aelbertsz., was voor hen een verademing. Met hem konden zij een ge- sprek op niveau voeren, hij had naarstig boeken van Calvi- nistische theologen gelezen. Hij wist er wat van en het feit dat hij kinderen had, verhinderde ds. Gerobulus niet hem een eerbaar man te noemen. Dat hij in een kerk, die nog vol stond met altaren en andere attributen en ornamenten van het katholicisme, dat hij doopte en trouwde naar believen op de |
||||
katholieke of op de protestantse wijze, dat alles zag de kom-
missie voorlopig door de vingers want wie was er meer geschikt voor het examentje en de daarop volgende transformatie dan juist de Odijkse pastoor, die bovendien gemeentesekretaris was? Zeker geen urgentiegeval. Via Tuil en 't Waal, waar de kerk "gansch desolaat" ligt en de pastoor "een out, miserabel ende in 't stuck van de religie geheel onervaren man" is, trekken DE HEREN de Kromme Rijnstreek uit en komen zij op adem in Vreeswijk waar al een predikant gevestigd is, die al met 8 of 9 mensen het H. Avondmaal heeft gevierd. Overigens, de kommissie zal nog voor hete vuren komen
te staan ! zo zullen zij b.v. in Eemnes een geestelijke ont- moeten, van wie zij zelf niet weten of het nou een pastoor, dan wel een predikant is, die, hoewel niet wettig getrouwd, nochtans "beladen" is met vele kinderkens, in Maartensdijk houdt zich een priester op, die vroeger in Utrecht een bordeel had gehouden en nu danspartijen organiseert, die duivels uit- werpt en toveren kan. De pastoor van Maarssen houdt een her- berg en als ds Gerobulus vraagt hoe dat te rijmen is met zijn priesterschap, zegt hij, zeg jij dan maar 'es hoe ik zonder te tappen mijn 8 kinderen moet onderhouden ', De pastoor van Vinkeveen, bijgenaamd De grote god van Vinkeveen zit dage- lijks te zuipen en heeft nog onlangs in dronkenschap de vrouw van de predikant van Waverveen verkracht. Ds. Moy, eertijds pastoor en nu predikant van Bunschoten is "een man van eene ongebonden schameloos leven, niet alleen vanwege sijne dagelijcksche ende gewonelijke dronckenschap, moer ook om de gemeyne geruchte van sijnen hoerdom". Hij is bovendien belastingpachter en knijpt in die hoedanigheid de Bunschote- naars tot de laatste cent uit en is in dodelijke vete geraakt met de schoolmeester. En aangezien de meester nog pas geleden een moord gedaan heeft, kan men nog van alles verwachten. Het is één van de vele grijze haren, die ds. Gerobulus gedu- rende de visitatiereis heeft opgelopen. Een treurige toestand op het kerkelijk erf, zo tegen het
einde van de 16e eeuw. Aan de ene kant een gedeformeerde |
|||||
12
|
|||||
Ecclesia romana, die haar priesters niet goed in de hand heeft
kunnen houden, al niet toen de hiërarchie nog funktioneerde, zeker niet meer na het wegvallen ervan. Aan de andere kant de Calvinistische kerk, die in haar plaats moet treden, maar daar door onverschilligheid en konservatisme van de bevolking maar met moeite of hoegenaamd niet in slaagt, die niet bij machte is alle pastoors onmiddellijk door predikanten te ver- vangen, die moet rekenen met baantjesjagers onder de predikan- ten en niet streng kan selekteren. Het is een Hervorming op zijn janboerefluitjes, maar de oude kerk is te vermolmd om zelfs aan die gebrekkige reformatie weerstand te bieden. Het is een spannende race: Wie zal winnen? Welk afwasmiddel zal de 16e eeuwse vuiligheid kunnen reinigen: het scherpe, uitbijtende middel van ds. Gerobulus of het zachte middel van pastoor Evert uit Odijk? Zesentwintig borden later '. 21 sept. 1619. Dames en heren,
ik nodig U uit wéér een kijkje te nemen op de Achterdijk. Daar gaat op die mooie najaarsochtend Jelis Eliasse, de school- meester van Vechten. Nee, niet in een karos, Jelis zal de af- stand van 4 uur gaans tussen Vechten en Wijk te voet moeten afleggen. Maar hij heeft wel zijn beste wambuis aan, zijn nieuwe mantel en zijn zondagse laarzen en in zijn zak heeft hij een brief van de Staten van Utrecht, een bevel om vandaag, 21 sept. 1619, in de middagzitting van de eerwaarde classis Rhenen-Wijk, in de kerkekamer van Wijk bij Duurstede te ver- schijnen om onderzocht te worden hoe hij de Vechtense kin- deren onderwijs en meer bepaald godsdienstonderwijs geeft. Dat is iets waar Jelis zich nooit zo druk om gemaakt heeft. Hij is een arme drommel en verdient net iets meer in zijn kafé dan in de school, die hij alleen 's winters houdt en om- dat hij zelf geen boeken heeft, laat hij de kinderen lezen wat de Vechtense bevolking ze meegeeft. Veel is dat niet, want de meeste mensen van Vechten kunnen niet lezen of schrijven. Hij kan dat wel en daarom is hij dan ook schoolmeester. Ja, en godsdienstonderwijs? Wat leert hij de kinderen? Hij laat ze Vaderonzen en Weesgegroeten bidden, het magnificat en |
|||||
13
|
|||||
nog zo het een en ander wat hij vroeger heeft geleerd.
Alleen jammer dat het nu in de kerk van Bunnik, waar Jelis nooit komt, allemaal zo anders is. Aan die psalmen van Datheen en de Heidelbergse katechismus kan hij niet wennen, hij gaat zo nu en dan naar een boereschuur of naar het kasteel Rijnauwen^ als een rondtrekkende pater daar een mis leest. Hij heeft meer fiducie in het oude dan in dat nieuwe. Hij zal dat die dominees daar in Wijk dan ook wel'es goed zeggen. En zijn kollega uit Odijk, die hij zo meteen zal ontmoeten, zal daar wel precies zo over denken. Bij de boerderij "het Vagevuur" staat inderdaad de oude
Jochum Jansz. uit Odijk hem al op te wachten, gezamenlijk lopen ze verder en Adriaan Jansz., de schoolmeester uit Werk- hoven sluit zich bij hen aan. In Cothen treffen ze bij de oude Cornelis Huybrechtse de Roy, de schoolmeester ter plaatse, hun kollega's uit Houten en Schalkwijk al aan met een pint bier en als ze zich moed hebben ingedronken, vertrekken ze voor de laatste etappe naar Wijk, naar de kerk van S. Jan Baptist, de- zelfde waar ruim een halve eeuw eerder Jan Hendriksz. van Cothen en zijn lotgenoten een jaar lang iedere zondag verplicht de mis moesten bijwonen. Daar zaten nu 1 1 dominees en drie ouderlingen gereed om 20 schoolmeesters te toetsen op hun ken- nis van de ware Christelijke, Gereformeerde, Contra-Remon- strantse religie. Enige achtergrondinformatie mag niet achterwege blijven
over de aanleiding, die dit merkwaardige gezelschap van school- meesters, niet alleen uit de Kromme Rijnstreek, maar ook van de heuvelrug daar in de S. Janskerk van Wijk op een rijtje zette en ze één voor één de kerkekamer binnenbracht. Die aan- leiding was niets minder dan de grote theologische strijd, die de pas gevestigde Nederduits gereformeerde kerk op zijn nog wankele grondvesten deed schudden: de twist tussen de Remon- stranten en de Contra-Remonstranten. U hebt daar ongetwijfeld ooit van gehoord en u weet dat ook de terechtstelling van Johan van Oldenbarnevelt en de grote politieke spanningen |
|||||
14
|
|||||
Het stadhuis en de kerktoren van Wijk bij Duurstede.
Foto naar een tekening door J. Bulthuis van 1783. Topografische atlas Rijksarchief Utrecht, nr. 520 |
|||||
15
|
|||||
tijdens het Twaalfjarig bestand er verband mee houden, maar
wat heeft dit te maken met het in die tijd nog nagenoeg ge- heel katholieke Kromme Rijngebied? Ik zal het u zeggen. In de eerste jaren van de 17e eeuw, zo ongeveer 15 jaar
na de visitatiereis van ds, Gerobulus was de transformatie of de vervanging van de pastoors in het Utrechtse voltooid. In alle dorpen waren nu dominees. De protestantisering van de bevolking verliep soms gunstig, zoals op de heuvelrug, soms bijzonder slecht, zoals tussen Rijn en Lek. Maar, ook al hadden zij dan praktisch geen gemeenteleden, ook al waren de kerk- meesters en de kosters - tevens schoolmeesters - veelal nog katholiek, er wören overal dominees '. En op zeker ogenblik moesten die kiezen, want de scheiding tussen de aanhangers van Arminius en die van Gomarus met betrekking tot het dogmatische leerstuk der uitverkiezing en verwerping werd ook in het Utrechtse geforceerd. Op 12 oktober 1618 werd te Utrecht een provinciale synode gehouden, die op twee plaatsen vergaderde, in de S. Katherijnekerk - de huidige kathedraal der R. Katholieken in de Lange Nieuwstraat - vergaderden de Remonstrantse dominees, in de dom de Contra-Remonstrantse. Ds. Laurentius Modeus van Wijk bij Duurstede en ds.Adolf Spizerus van Houten waren als Contra-Remonstranten in de dom, en ds, Anthonie van Hoornhove van Werkhoven, ds. Willem Rittersbach van Tuil en 't Waal en Ds. Johannes Bodecherus van Cothen als Remonstranten in de S.Katherijne. De predikant van Odijk ds. Jan Rommius, volgde de politiek van zijn voorganger pastoor Evert Aelbertsz. en nam een af- wachtende houding aan. Ds. Reinier van Oosterzee uit Bunnik deed hetzelfde. Zij bleven thuis. Maar U weet het. De strijd tussen Gommer en Armijn,
zoals Vondel ze noemde, werd van hogerhand en met politieke motieven beslist ten voordele van Gommer: EIck aenbad doen Gommers pop
En Armijn die kreeg de schop '.
Zo ook in Utrecht. In augustus 1619 vindt opnieuw een Utrechtse synode plaats, die de besluiten van de beroemde |
|||||
16
|
|||||
Nationale Synode van Dordrecht moet uitvoeren. Alleen
Contra-Remonstranten nemen eraan deel en als gasten zijn aanwezig de grote kopstukken van de Dordse synode: ds. Johannes Bogerman uit Leeuwarden, ds. Godefridus Ude- mans uit Zierikzee en ds. Jacobus Trigland uit Amsterdam. Alle Remonstrantse predikanten worden veroordeeld en uit het ambt gezet. Zonder pardon en ondanks het grote predikanten- gebrek. Er zijn echter enkele twijfelgevallen: ds. Van Ooster- zee uit Bunnik en ds. Rommius uit Odijk. Ds. van Uosterzee blijkt toch wel zo Remonstrantsgezind te zijn dat men hem meent te moeten ontslaan. Enkele jaren later wordt hij op herhaald verzoek in genade aangenomen en als Contra-Remon- strant erkend. Hij wordt dan predikant in Tuil en 't Waal. Ds. Rommius is een moeilijk geval. Hoewel hij in 1618 thuis gebleven was had hij zich wel op de hoogte laten houden en toen hij zag welke kant het uitging was hij tijdens de laatste zitting van de Synode spoorslags uit Odijk naar de dom gereden om zich een uur voor sluitingstijd nog net bij de Contra-Remonstranten te kunnen voegen. Ook dat tafereel- tje zouden we naar voren hebben kunnen halen om er de projectielamp op te zetten: een snelle ruiter vliegt over de Achterdijk: ds. Rommius op weg naar de Synode ] Op de synode van 1619 was hij vanaf de eerste dag aanwezig ge- weest en hij had de op de Synode van Dordrecht vastgestelde zg, Dordse leerregels ondertekend. Maar na twee dagen werd hem te verstaan gegeven dat hij op de Synode niet welkom was, want nu men hem moeilijk wegens Remonstrantse gezind- heid kon afzetten, maar toch niet geheel betrouwbaar vond, was er wel wat in zijn levenswandel te vinden dat een reden tot afzetting kon vormen. "Dewijle verscheyden groote ende sware dachten tegen syn leven sijn ingebracht als van licht- vaerdicheyt ende ongebondenheyt In schimpen ende lasteren, van dronckenschap ende andere vuyiicheden" kan ook hij vertrekken. Hij wordt Luthers predikant in Oost-Friesland. Dit alles was nog geen paar weken geleden geschied,
toen de schoolmeesters op han bankje in de Wijkse kerk za- ten te wachten. Vorige week de dominees gezuiverd, nu de |
||||
schoolmeesters, want de Contra-Remonstrantse, orthodox-gere-
formeerde opvatting moest winnen op alle fronten. Tot in Odijk, in 't Goy en Tuil en 't Waal toe zou men weten dat de Synode van Dordrecht gehouden was en tot in de kleinste gehuchten zou de Dordse leer geleerd worden. Maar, meneer de vice-voorzitter, wat wisten de schoolmeesters van tussen Rijn en Lek van Dordt? Wat wisten zij C/berhaupt van de Gere^ formeerde leer? De angst bekroop hen toen de vier Rhenense en de Veenendaalse schoolmeesters suksessievelijk uit de kerke- kamer terugkwamen, de één al twintig jaar belijdend lidmaat, de ander vijftien jaar, iedere zondag twee maal onder de pre- diking van Contra-remonstrantse dominees, zelfs zij hadden op hun kop gekregen dat ze alleen maar de Heidelbergse catechismus en de Nederlandse geloofbelijdenis kenden en onderwezen en niet de pas vastgestelde Dordse leerregels. Als de Kromme Rijnse schoolmeesters wat meer thuis in de H.Schrift waren geweest, zouden zij aan de tekst hebben ge- dacht: Als dit aan het groene hout geschiedt wat zal dan met Ket dorre gebeuren. Wat moesten zij beginnen, die niet eens de Catechismus en de geloofsbelijdenis kenden. Wat moest Jelis uit Vechten, die eigenlijk nog volslagen Rooms was? Weg wezen '. dacht Jelis. Gauw naar de Achterdijk, gauw naar mijn kafé in Vechten ', En in de droge domineestijl van de classikale notulen wordt aangetekend: "Jelis Eeliass., schoolmeester tot Vechten, was wel gecompareert doch zonder afscheyt nae huys verreyst". De anderen komen wèl voor de groene tafel. De classis slaagt er in dat de schoolmeesters van Werkhoven, Houten, Schalkwijk en Tuil en 't Waal ten- slotte de drie formulieren van Enigheid: dus de Heid, Kathechismus, de Ned.Geloofsbelijdenis en de Dordse leer- regels ondertekenen. Behalve de katechïsmus, waar ze wel eens in gelezen hebben, weten ze niet eens wat er in staat. Jochum Jansz. uit Odijk en Cornelis Huybrechtsz. de Roy uit Cothen tekenen niet. Zij zijn oud en in feite Rooms, ook al fungeren ze als voorzanger in de Protestantse kerk. |
|||||
18
|
|||||
De Roy slaat kruisen, brengt stervenden het H.Oliesel, opent
de Protestantse kerk op heilige dagen, opdat de katholieke er kunnen bidden. Evenals Jochum Jansz. gaat hij niet aan het avondmaal. Het meest positieve dat Jochum Jansz. over de gereformeerde religie kan zeggen is dat hij hoopt dat die strookt met Gods woord. Uiteindelijk wint de classis. De schoolmeesters, die niet
tekenen,worden ook op de volgende vergaderingen steeds weer ontboden, sommige, zoals Jelis in Vechten worden thuis bezocht door deputanten. Zij die vasthouden aan hun weige- ring moeten tenslotte plaats maken voor anderen en het school- tje van Vechten wordt gesloten. Dat wil zeggen officieel, want Jelis en later zijn zoon en zelfs zijn kleinzoon gaan klandestien door, niet kontinu maar bij tijd en wijle. Het blijft een van de vele katholieke elementen in een voor het oog protestantse samenleving. Dames en heren, het wordt tijd dat ik u bepaal bij een
laatste gebeurtenis, en ditmaal kan ik U zelfs met de meest mogelijke fantasie niet naar de Achterdijk brengen. We gaan naar Schalkwijk, zondagochtend 1 juni 1651. Het is druk in het dorp. Mannen, vrouwen, kinderen, te voet, te paard, soms in karos zoals Jan Hubrechtsz. Boers, dijkmeester van het hoogheemraadschap van de Lekdijk Bovendams, die al uit Tuil en 't Waal is komen rijden, allen gaan zij eenzelfde richting uit, behalve enkele arbeiders en een hoogst enkele boer, die een andere kant uitgaan, de Brink op, naar de kerk, waar ds. Zeger van Eek, de plaatselijke predikant hen het Woord zal bedienen, zoals hij dat iedere zondag voor een stuk of 20 mensen doet. Wij gaan de kerk van Schalkwijk niet binnen, wij volgen de anderen. Zij gaan naar het kasteel, de residentie van jonker Adriaan Ram, heer van Schalkwijk, bekend staande als een "formeel papist". Zij gaan de grote valbrug over en via de binnenplaats komen zij in de middel- eeuwse toren-zaal, waar een groot aantal ruwe banken is opgesteld, met in het midden een draagbaar altaartje, een los kruisbeeldje, een doosje met het Allerheiligste erin, alles |
|||||
19
|
|||||
"'t Dorp Cooten". Gezicht op de kerk. Kopergravure
naar D. van der Burg door I. van Hiltrop
(C. 1770).
Topografische atlas Rijksarchief Utrecht, nr. 721
|
|||||
20
|
|||||
provisorisch, behalve een zwaar stenen doopvont van enige
honderden jaren oud. Hoe komt dat daar? Wel, dit heeft heer Adriaan Ram uit de nu al 60 jaar lang protestantse kerk van Schalkwijk laten slopen, om in zijn privê-schuilkerk te fungeren. Een staaltje dat terecht in het hele Kromme Rijngebied geldt als een illustratief voorbeeld van "paepsche stoutigheden". Als de mensen gezeten zijn komt de sekuliere priester Dirk van der Horst binnen, een rondtrekkend geeste- lijke, die in het geheim kinderen van vermogende ouders onderwijst en zoals hier de H. Mis celebreert. In het geheim ja, maar kerkhouden in een kasteeltoren voor een paar honderd mensen, zo klandestien kan dat toch niet geweest zijn. Nee, de schout en de schepenen van Schalkwijk wisten er dan ook wel van, maar ze durfden er niet tegen optreden, zij werden immers door de ambachtsheer, die het organiseerde, benoemd. Sterker nog. Sommige schepenen zaten zelf ook in de verboden kerk. Maar de dominee dan, die zag toch ook dat al die mensen 's zondagsochtends op de been waren, terwijl hij er maar twintig terugvond in zijn verwaarloosde kerk, zonder doopvont? Jazeker en hij klaagde dan ook steen en been bij de classis en de classis deed weer stappen bij de hoge gerechts- officier van dit deel van Utrecht, en zo verschijnt dan op deze eerste juni 1651 kort nadat ds. Van Eek de tweede psalm heeft opgegeven, en priester Van der Horst toe is aan het Domine non sum dignus Johan Strick, heer van Linschoten, maarschalk van het Overkwartier met een flink aantal gerechts- dienaars voor de poort van het kasteel van Schalkwijk. In naam der wet, open de poort '. Maar de poort bleef dicht en de valbrug opgehaald. Wat kon men anders doen dan een ouderwetse middeleeuwse belegering organiseren? Met planken, ladders en touwen probeerde men over de gracht en op de muur te komen, maar daar binnen lieten de gelovigen de mis in de steek en Adriaan Ram stond in de ridderzaal ouderwetse spiesen, lansen en roeren, die daar aan de wand hingen uit te delen. Wat er toen allemaal gebeurde, nauwkeurig weten we het niet, want de verhoren van verdachten en getuigen waren later bij het proces dat volgde, uitermate verward. |
|||||
21
|
|||||
Bestormingen en uitvallen volgden elkaar op tot diep in de
middag. De schout van Schalkwijk, Johan de Reus raakte zijn degen kwijt, de substituut-prokureur van het Hof van Utrecht werd onder de voet gelopen, de gerechtsdienaar Hans van Galen werd tot drie maal toe met knuppels afgetuigd, een andere gerechtsdienaar kreeg een spies dwars door zijn hoofd, de maarschalk zelf moest vluchten. In de grote ver- warring werd de priester afgevoerd naar Honsdijk en vandaar de Lek over. Dames en heren, 70 jaar na de officiële af- schaffing van de katholieke eredienst moesten de hoogste vertegenwoordigers van de Protestantse overheid in de Kromme Rijnstreek het handhaven van de plakaten tegen de Roomsen bijna met de dood bekopen. Doch die gedenkwaardige Ie juni was nog niet ten einde. De maarschalk was naar Utrecht gestrompeld en tegen de avond trok een tot de tanden ge- wapende militaire eenheid naar Schalkwijk. En dat was net op tijd '. Een grote menigte katholieken uit de verre omgeving, bewapend met primitieve wapens en met een dodelijke haat tegen de protestanten liep te hoop en - ik citeer nu het officiële verslag van de rechtbank: marcherende ghewapent langhs den Dyck naer de kerckbrugge
van Schaickwyck, die respondeerdt op den Brinck ende de kerck, daer den Predicant met eenighe andere van de Ghere- formeerde Religie hoer woonplaets syn houdende, alwaer hoer eenighe soldaten, die ter assistentie van den /Vberschaick waeren aengekomen, gemoet wesende, sy op dieselve furieus- lyck syn aangevallen, met groot geroep van slae doodt, slae doodt; welke soldaten hoer sulcx ten weer stelden, dat de voorz. Delinquenten de vlucht genomen hebben, sulcx dat indien deselve oproerige persoonen de soldaten niet en hadden aengetroffen, de sake geschapen was sonder plonderinghe ofte bloet-stortinghe niet te sullen afloopen. Uiteindelijk won natuurlijk de overheid. Jan met de pet in
Schalkwijk kreeg strenge straffen en jonker Adriaan Ram werd voor 10 jaar uit Utrecht verbannen en van zijn overhelds- funktles vervallen verklaard. De kasteeltoren moest met de grond gelijk gemaakt worden. |
|||||
22
|
|||||
- Meneer de vice-voorzltter, dames en heren -, de tijd
waarin ik u heb verplaatst, was op vele punten verschillend van de onze. De intensiviteit, waarmee de geloofsbeleving gepaard ging, schijnt onverdacht. De protestantse linnenwevers uit Wijk in 1564 zowel als de Schalkwijkse katholieken uit 1651 hadden veel voor hun geloof over. Wij staan daar thans misschien wat vreemd tegenover, vooral ook omdat het kerke- lijk en godsdienstig aspekt van onze samenleving sterk aan belang heeft ingeboet. Toch word ik getroffen door de over- eenkomsten: ook nu grote verwarring op kerkelijk gebied, ver- dwijnen van oude waarden, een onzekere toekomst, vurige verdedigers van het oude,fervente aanhangers van het nieuwe en daartussen een grote massa, die pastoor Evert Aalbertsz. van Odijk tot hun patroon zouden kunnen kiezen, die het oude niet geheel loslaten, het nieuwe niet bij voorbaat ver- werpen, die de kat uit de boom kijken, of die zoals ds. Rommius, alweer uit Odijk, de zaken op veilige afstond gade slaan en een keus uitstellen. Als historicus geef ik een beeld van het verleden. Ik laat aan
u over er lering uit te trekken, zo u dat wilt, voor het heden, en ik mag deze lezing over een zo kerkelijk onderwerp wel besluiten met het woord van de Prediker - en waarom zou ik het niet aanhalen uit de Statenvertaling, teruggaand op de Synode van Dordrecht -: Hetgene dotter geweest is, hetzelve zolder zijn, ende
hetgene dotter gedaan Is, tzelve zolder gedoen worden, zoodot er niets nieuws en is onder de zonne. Is er eenig dïnck doervon men soude connen seggen: siet dat, 't Is nieuw ! Het Is olreede geweest in de eeuwen die voor ons geweest zijn. |
|||||
23
|
|||||