-ocr page 1-
TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
nr. 1                                  maart 1972
6e jaarga
Redaktie-kommissie:
A. Graafhuis (eindredacteur), LM.J. de Keijzer, Houten,
mevrouwt G, Schipper-De Nie, Schalkwijk, G.M. Staal, Odijk
Redaktie-adres:
A. Graafhuis, p/a Gemeentelijk Archief, Alex. Numankade 199,
Utrecht, tel. 030 - 71 18 14
Inhoud van dit blad:
1.      Mededelingen van het bestuur.
2.      L.M.J. de Keijzer, Verslag van de aktiviteiten rond het 10-jarig
bestaan van de Archeologische Werkgemeenschap
voor Nederland (Afdeling Utrecht).
3.      Mevr. B.E. Buys-De Geus, Aankondigingen van tentoonstellingen.
4.      L.M,J, de Keijzer en P.M. Heijmink Liesert, De middeleeuwse
steenoven in 't Goy bij Houten
5.     Mevr.drs.E.P,Polak-De Booy, De leerlingen van Hendrick Claeszn.
van Velpen. Met lijst van leerlingen van de
dorpsschool te Odijk in de winter van 1660/61
Lidmaatschap; ƒ15,- per jaar
Postrekening nr. 21 45 85 t.n.v. de Raiffeisenbank te Houten,
t.g.v. de rekening van de Historische Kring "Tussen Rijn en Lek".
-ocr page 2-
A^dedelingen van het bestuur              '/          r /^/k
In de loop van het jaar 1971 ontstond in het bestuur een
vakature door het vertrek van mevr. P.L.M.Zuidwijk-Schfflving
naar Raalte, terwijl de heer P.M.Heijmink Liesert om persoon-
lijke redenen meende zijn bestuurslidmaatschap en daarmee het
sekretariaat van onze kring te moeten neerleggen. In de huis-
houdelijke vergadering van 10 januari j.l. werden in deze
vakante plaatsen gekozen mevr. drs. G.Schipper-De Nie te
Schalkwijk en de heer drs. H.A.Lemaire te Odijk. Het bestuur
dankt de afgetreden leden nogmaals voor hetgeen zij voor de
kring hebben gedaan, inzonderheid de heer Heijmink Liesert,
die het sekretariaat op voorbeeldige wijze heeft bekleed.
Als erkentelijkheid heeft het bestuur hem een set dia's van oude
kaarten en prenten van Schalkwijk aangeboden.
De taken in het bestuur zijn thans als volgt verdeeld:
dr.C.Dekker, Odijk, voorz., LM.J. de Keyzer, Houten, vice-
voorz., drs, H.A.|jemaire, Odijk, sekretaris, A.G. de Wit, Odijk,
penningmr. Mevr.B.E, Buys-De Geus, Bunnik, zal zonodig de
sekretaris assisteren en mevr. P.M.Zwart-De Vries, Bunnik, zo-
nodig de penningmr. Mevr. drs. G.Schipper-De Nie, Schalkwijk,
zal de publiciteit verzorgen en een bibliotheek en documen-
tatiecentrum trachten op te bouwen. Het adres van het sekreta-
riaat is: Hendrik van Hoomelaan 1, Odijk.
Op de vergadering van 10 jan. I.l. werd met algemene stemmen
een voorstel van het bestuur aanvaard om de kontributie te
verhogen van ƒ 10,- tot ƒ 15,- per lid per jaar. U gelieve
dit bedrag te storten op girorekening 21 45 85 t.n.v. de Raiffeisen-
bank. Houten t.g.v. de Historische Kring,
De leden van de redactiekommissie van de periodiek zijn op
de omslag vermeld.
leder die literatuur bezit over het gebied van onze kring
of de omgeving daarvan, en dit zou willen afstaan t.b.v. de
kring wordt verzocht zich in verbinding te stellen met
mevr. Schipper, Molenpad 3 Schalkwijk tel. 03409-580.
1
-ocr page 3-
Ook prenten, oude foto's, gemeentelijke of kerkelijke rappor-
ten en brochures, waterschapskeuren e.d. zijn erg welkom.
De volgende bijeenkomst van de kring zal plaats vinden te
't Goy op 13 april a.s. waar de heer CL. ten Cate een
lezing zal houden over "Het varken in de archeologie".
-ocr page 4-
10 jaar Archeologische Werkgemeenschap
afdeling Utrecht
Op 18 december 1971 herdacht de A.W.M, voor Nederland
(afdo Utrecht) haar 10-jarig bestaan. Zij vierde dit met een
tentoonstelling en een serie lezingen in het Centraal Museum
te Utrecht. De prettige samenwerking tussen A.W.N, en onze
historische kring was aanleiding om ook ons uit te nodigen
tot deelname aan de gelegenheids-expositie. Er zijn toen 2
vitrines ingericht, waarin werd getracht een indruk van ons
werk en dat van de A.W.N, te geven„ Voor een gedeelte
bestond de inzending uit historische kaarten, oude koopakten
van landerijen, luchtfoto's en oppervlakte-vondsten, met o.a.
romeinse en inheemse scherven en een collectie spinsteentjes.
Hierrrede werd aangetoond, dat het door archiefonderzoek,
terreinverkenning en het verzamelen van oppervlakte-vondsten,
mogelijk is een kaart samen te stellen met daarop nauwkeurig
vermeld de archeologische vindplaatsen in het Krommerijn-
gebied.
In de lezingenserie hield mevrouw M. de Bruin-Pauw een
voordracht met demonstratie over het restaureren van gevonden
scherven. Ondergetekende gaf een toelichting op de bouw-
geschiedenis van de Kerk van Houten.
De tentoonstelling werd gehouden van 18 december 1971 -
8 januari 1972 en trok een ongekend groot aantal bezoekers.
De A.W.N, kan dan ook met trots spreken van een zeer ge-
slaagde herdenking.
Houten, 14-2-1972                                          LM.J. de Keijzer
-ocr page 5-
Tentoonstellingen
In het Zeister Slot wordt van 26 februari tot 10 april de
tentoonstelling "Keramiek 72" gehouden. Behalve heden-
daagse keramiek zal er ook antiek aardewerk en porselein
te bezichtigen zijn. Eén zaal op de expositie geeft een his-
torische overzicht van hetgeen er op het gebied van keramiek
in de loop der eeuwen vervaardigd is. De expositie is dagelijks
geopend van 10 - 12 en 14 17 uur. Za. en Zo. van 14-
1 7 uur.
In het Museum "Flehite", Westsingei te Amersfoort is tot 10
april nog de tentoonstelling "De Apotheek door de eeuwen heen'
te bezichtigen. Het museum is dagelijks geopend van lO - 12
en van 14-17 uur. Zo. van 14-17 uur. 's Maandags is het
Museum gesloten.
-ocr page 6-
De middeleeuwse steenoven in 't Goy bij Houten.
Aanleiding tot een archeologisch onderzoek, dat een
middeleeuwse steenoven in 't Goy bij Houten opleverde,
was een mededeling van de familie Adolfse, Wickenburghse-
weg 34, dat op haar terrein (kadastraal bekend gemeente
Houten, sektie C. nummers 1055 en 1064-gedeeltelijk) fun-
deringsresten waren aangetroffen welke bij de aanleg van
een tuin wel eens beschadigd zouden kunnen worden.
Na een onderzoek ter plaatse door de provinciaal
archeoloog, de heer W.J. van Tent, stemde deze er in toe,
dat de archeologische werkgroep van de historische kring
"Tussen Rijn en Lek" een nader onderzoek zou verrichten.
Dit onderzoek vond plaats vanaf augustus 1970 tot het
voorjaar van 1971.
Door middel van een prikstaaf was het mogelijk de
onder het maaiveld aanwezige funderingen te omlijnen.
Na aldus de grootte van de werkput te hebben bepaald kon
het gedeelte, bestemd voor het grondprofiel, worden uitgezet
en het graafwerk beginnen.
Naarmate het werk vorderde werd het duidelijk, dat
een gedeelte van een middeleeuwse steenoven werd uitge-
graven, welke veel overeenkomst vertoonde met die welke
door de heer H. Halbertsma bij Deersum in de buurt van
Sneek was opgegraven (1). Bij deze wijze van steenbokken
wordt van een "veldoven" gesproken.
De afmetingen van de oven in 't Goy bedroegen,
tussen de kolommen gemeten, 4,65 meter in de breedte en
9.91 meter in de lengte. Aan de korte zijde was een ope-
ning voor het in- en uitladen van de oven. Aan de beide
lange zijden waren acht stookopeningen, waarvan de kolom-
men nog met vijf lagen boven de ovenvloer aanwezig waren.
Tijdens het gebruik van de oven waren de kolommen door
bogen onderling verbonden met daarboven de opgaande oven-
muren.
De oven was gebouwd van ongebakken stenen, met een
afmeting van 29/29^ x I3i/14 x 7/7\ centimeter, welke,
tijdens het gebruik van de oven, met de inhoud zijn mee-
gebakken. Hierdoor waren de stenen aan de binnenzijde van
-ocr page 7-
de ovenmuur en de kolommen tot sinterens toe gebakken,
terwijl de naar de buitenzijde gekeerde zijde van de stenen
maar ten dele v/as verhard, /^juffrouw dr, J. Hollestelle,
die ook de opgraving in 't Goy heeft bezocht, schrijft (2),
dat deze manier van ovenbouv/ geen uitzondering was, maar
wel bezwaarlijk, omdat de nog niet doorbakken stenen van
de ovenmuren in het begin de grote druk niet konden weer-
staan. Dit is ook te zien bij de oven in 't Goy, waar, bij
een reparatie, de ovenmuur aan de noordzijde met één stook-
gang is teruggeplaatst, zodat de oven het laatst met zeven
stookopeningen heeft gewerkt. Op de rechter helft tekent
nog duidelijk de vuurbaan op de ovenvloer, terwijl aan de
linker zijde een overhoekse steunbeer ter versteviging is aan-
gebracht. Aan de zuidzijde heeft men toen ook uit voorzorg
op de beide hoeken een steunbeer geplaatst. Getuige de
specieresten op de stenen waren de drie steunberen en de
vulling van de kolommen aan de westkant gemaakt van stenen
welke van een afbraak afkomstig waren. Ook de afmeting
verschilt met die van de oven, namelijk 30/31/31^ x 14/15/
iSi X T/Zi/S centimeter. Voor de bouw van de oven was
geen kalkmortel gebruikt, doch de stenen waren met klei op
elkaar gemetseld. De ovenvloer was samengesteld uit een
laag op zijn kant geplaatste stenen. Op de tekening van de
doorsnede van de oven is te zien dat door de grote hitte de
grondlagen onder de vloer plaatselijk tot 40 centimeter zijn
verhard. Over het vloeroppervlak tekenen zich tussen de ko-
lommen zeven blauwgroen gesinterde banen van de stook-
gangen af. Deze stookgangen werden, bij het inladen van de
droge vormelingen, tot een zekere hoogte uitgespaard en met
brandstof (turf of hout) gevuld. Het vuur kon naar behoefte
worden geregeld door de openingen tussen de kolommen
met klei of stenen af te sluiten of te openen.
Op ongeveer 15 centimeter onder het maaiveld bevond
zich, over een groot deel binnen de ovenmuren, een laag
half gebakken stenen op zijn kant geplaatst, waarvan een
gedeelte in tekening is gebracht. Omdat het vormen en
drogen van de nog te bakken stenen in de open lucht plaats-
vond moest men de oven tijdens de wintermaanden sluiten.
Na het laatste baksel van het seizoen heeft men de oven
-ocr page 8-
grondig schoongemaakt, omdat sporen van as of houtskool op
de ovenvloer niet meer werden aangetroffen. Na het schoon-
maken heeft men de stenen uit de bovenlaag en die welke
door de hitte van het vuur niet voldoende waren doorbakken
verzameld en binnen in de oven geplaatst met het doel ze
in het voorjaar weer te gebruiken, om bijvoorbeeld de oven
af te dekken. Waarom de oven het daaropvolgend jaar niet
meer in gebruik werd genomen is niet bekend, maar wij mo-
gen aannemen, dat in de steenoven, welke het eigendom van
de heer van Goye was, voldoende stenen waren gebakken
om zijn kasteel weer op te bouwen.
Wij zijn nu gekomen op het punt te vertellen waarom
er in 't Goy een steenoven is geweest en willen in samen-
hang hiermee eerst in het kort de geschiedenis van de bak-
steen verhalen, teneinde u een beter inzicht te geven.
Het gebruik van baksteen is al eeuwen oud. Vondsten
hebben aangetoond, dat de Romeinen het gebruik van de
baksteen hebben "ingevoerd", nadat zij het weer van andere
volken hebben overgenomen. Uit verschillende opgravingen in
het Midden-Oosten gedaan mag worden gekonkludeerd dat
het bakken van stenen voor bouwdoeleinden vermoedelijk het
eerst werd toegepast in Mesopotamiff, Ongeveer vijf eeuwen
vóór Christus moet men hiermee zijn begonnen. Het waren
stenen welke in de natuur werden gebakken, dat wil zeggen,
waren ontstaan door het drogen van gevormde kleiklompen in
de felle zonnestralen. Gebakken stenen -waarbij dus vuur
is gebruikt - dateren van ongeveer 3200 jaar vóór Christus,
uit welke tijd gebakken stenen zijn gevonden. Na het ver-
trek van de Romeinen uit ons land is het verwerken van bak-
steen in ongebruik geraakt tot de vroege middeleeuwen.
In de elfde en twaalfde eeuw raakte het stenen bakken weer
in zwang. De naam kloostermoppen, welke in de twaalfde en
dertiende eeuw veel gebruikt werd voor de in die tijd ge-
baiikte baksteen, duidt er op, dat het de kloosterorden waren
die het gebruik er van hebben bevorderd. In de veertiende
eeuw was het gebruik van baksteen in Holland en Utrecht
vrij algemeen. Naast de ovens van de kloosterorden en de
stadsovens waren er ook steenbakkerijen welke in handen
waren van grondeigenaren, terwijl er ook edelmannen waren
7
-ocr page 9-
Detail van de Steenoven vanuit de Zuidkant gezien.
die zelf over een oven beschikten. De bouw van een kasteel
werd een werk van jaren toen in het midden van de veer-
tiende eeuw de toepassing van het vuurgeschut muren van soms
meters dikte noodzakelijk maakte. Een steenoven was daarbij
vaak onmisbaar,.
Een uitgebreid archiefonderzoek heeft aangetoond dat
ook voor de heer van Goye een steenoven een onmisbaar
element was in de herbouw van zijn kasteel.
Oudtijds stond in 't Goy een kasteel, het huis ten Goye
genaamd, daterend uit zeer oude tijden. Veel is van dit bouw-
werk niet bekend, ook geen afbeelding, omdat pas in de
vijftiende eeuw het illustreren van onder andere boeken wat
algemener begon te worden. In het midden van de dertiende
eeuw verneemt men pas iets uit oorkonden over dit slot.
Vóór die tijd was het huis ten Goye een allodiaal bezit,
dat wil zeggen, het was het eigen grondbezit van een edel-
man, waarover de landsheer geen zeggenschap had, in tegen-
stelling tot het leengoed (3). Overgangen van allodiale eigen-
8
-ocr page 10-
dommen waren strikte familie-aangelegenheden, welke in de
oudste tijden mondeling werden afgehandeld. Het bestaan van
dit kasteel moet dus door archiefbronnen worden aangetoond.
Uit deze bronnen en uit de latere geschiedschrijving is duide-
lijk geworden dat het huis ten Goye een sterk slot geweest
moet zijn. Het was door zijn bouw en strategische ligging
van grote militaire waarde (4), In tegenstelling tot zijn om-
geving stond het op een overstromingsvrij gedeelte in het
vroeger nog onbedijkte krommerijngebied. Het kasteel was
met torens versterkt en omgeven door een dubbele gracht met
aarden wallen. Oostelijk was de nederzetting van de horigen
gelegen, welke thans nog wordt aangeduid als het "oude Goyse
Dorp". Een aantal oorkonden uit de 13e eeuw maken melding
van het huis ten Goye. Zo vond er in 1295 grondoverdracht
plaats in de "camenaden", dat wil zeggen in de grote zaal
van het kasteel (5). De van Goye's bleven zich door de tijden
heen verzetten tegen de utrechtse bisschoppen, die zij in hun
streven naar wereldlijke macht en het behoud daarvan bleven
aanzien als degenen, die hun macht en aanzien in onze streek
hadden ontnomen. In Ghisebrecht Uten Goye vlamde het ver-
zet weer op, want toen bisschop Guy van Avesnes rond het
jaar 1315 in Frankrijk verbleef werd het huis ten Goye het
middelpunt van waaruit Ghisebrecht probeerde de aan zijn
geslacht van ouds toebehorende leengebieden, welke door
koninklijke schenkingen aan de kerk van Utrecht waren ge-
komen, terug te vorderen. Bij zijn terugkeer heeft de bisschop
de heer van Goye overwonnen en werd het huis ten Goye
belegerd en ingenomen. Het kasteel werd echter weer heroverd
toen de bisschop in 1317 overleed (6).
Op 29 maart 1333 droeg de zoon van Ghisebrecht Uten
Goye, Ghijsbrecht genaamd, zijn huis ten Goye op aan graaf
Willem lil van Holland om het van hem weer in erfleen te
krijgen (7).
Door vererving werd ridder Ghijsbrecht van Vianen en
't Goy op 4 oktober 1352 met het kasteel beleend. Tenge-
volge van een oorlog tussen de heren van Culemborg en Vianen,
gesteund door de graaf van Holland, enerzijds en de utrechtse
bisschop Jan van Arkel met de heer van Abcoude anderzijds
-ocr page 11-
è
Ü
ir
z
z
w
s
z
u
w
Q
O
-ocr page 12-
doorsnadtt
VERKLARING
GEMEENTE HOUTEN
Opgraving ARCHEOLCxStSCHE WERKGROEP
aug/dec'^ HiSTONiSCHE KRING 'TUSSEN RUN-
EN LEK'-- ----------------------------
vindplaats 'tOoy bekt ie L I055en 1064(gedJ
schaal           l 20                 get LMJdeKeijzer
3--
• '*,' .'* Ij »t«engrui5 -
steunbervnen vU-
iingen uonkcHom^
Tien -westujd» —
door -.crh ti n--
icaq
-ocr page 13-
maakte de graaf van Holland van zijn recht gebruik om
het huis ten Goye als zijn "open huis" te beschouwen.
Het gevolg hiervan was natuurlijk dat het kasteel in deze
oorlog werd betrokken. Een totale verwoesting moet het
gevolg geweest zijn. Op 22 oktober 1355 (8) sloot de heer
van Vianen en 't Goy vrede met de tegenpartij. De bisschop
bepaalde toen, dat het huis ten Goye niet verder herbouwd
mocht worden dan noodzakelijk was om het bewoonbaar te
maken. De bisschop wilde natuurlijk voorkomen dat het weer
tot een militaire sterkte zou worden opgebouwd. Toen echter
de graaf van Holland, Willem van Beieren, op 30 juni 1356
ook vrede sloot werd hierbij bepaald, dat de bisschop en de
stad Utrecht aan Ghijsbrecht van Vianen en 't Goy 4.000
pond voor de opbouw van het huis ten Goye in zijn oor-
spronkelijke staat moesten betalen (9). Zowel de bisschop als
de stad betaalden vlot hun kapitale schuld want op 31 januari
1357 erkende Ghijsbrecht het geld ontvangen te hebben (10).
Omdat er in de direkte omgeving van 't Goy geen
steenoven was moet het verantwoord zijn geweest een steen-
oven te bouwen en het grote aantal bakstenen, dat voor de
wederopbouw van het huis ten Goye nodig was, zelf te bakken.
De grondkosten voor de bouw van deze oven vielen weg,
omdat het terrein, waarop werd gebouwd, tot het grondbezit
van de kasteelheer behoorde. Ook klei voor de stenen en
hout om de oven te stoken waren in de direkte omgeving
voldoende aanwezig. Het archiefonderzoek heeft er toe bij-
gedragen de steenoven te dateren tussen 1357 en het tijd-
stip waarop met de herbouw van het kasteel werd begonnen.
Enkele andere voorbeelden van veldovens welke werden
opgegraven, zoals een tweetal bij de stad Groningen, één
bij Deersum en twee te Erm bij Sleen in Drente, hebben be-
langrijk kunnen bijdragen tot het onderzoek naar en de
beschrijving van de steenoven in 't Goy (1 en 2).
Voor zover er nauwkeurige gegevens over de afmetingen
van ovens bekend zijn kan gesteld worden dat de steenoven
in 't Goy toch nog groter was dan de genoemde ovens.
De bakstenen daarentegen waren in 't Goy kleiner van
formaat. Uit onderzoekingen is komen vast te staan dat de
steenoven in 't Goy een kapaciteit had van ruim 10,000
12
-ocr page 14-
13
-ocr page 15-
stenen. Wanneer men nu gemiddeld vijf ovens per jaar
bakte, waarop voor onderhavige oven gerekend kan worden,
dan komt men op een jaarproduktie van ruim 50.000 stenen.
Dit aantal werd natuurlijk niet altijd gehaald omdat rekening
gehouden moest worden met het weer. Bij regenweer moest
bijna al het werk stilliggen en door regen en vocht kon het
drogen van de stenen aanmerkelijk worden vertraagd. Wanneer
men nu bij een tegenwoordige vrijstaande ééngezinswoning
25.000 tot 30,000 bakstenen nodig heeft dan is nauwelijks te
schatten hoeveel jaren de oven in 't Goy alleen al heeft
moeten werken voor de opbouw van het kasteel. Muren tot
enkele meters dik aan de voet waren in die tijd al gebruikelijk.
Het bouwen van een steenoven was een kostbare aan-
gelegenheid. Er moest bovendien een groot terrein zijn voor
een werkruimte, droogbanen, haaghutten, oven en opslag van
brandstof. De oudste steenovens behoorden daarom allemaal
toe aan grootgrondbezitters. Deze hadden dus niet alleen
geld voor de bouw doch hadden ook landerijen waarop ge-
bouwd kon worden en welke zowel de grondstof als de brand-
stof leverden. Een reden waarom steenovens in handen van
grondbezitters bleven is gelegen in het feit, dat het stenen-
bakken seizoenarbeid is.
Het vormen van de stenen gebeurde in een houten vorm
of mal zonder bodem, waarin meerdere steenvormen naast
elkaar geplaatst werden. Voordat deze vormen met klei werden
gevuld werden deze eerst nat gemaakt en met zand bestrooid,
teneinde het aankleven van de klei tegen de zijkanten tegen
te gaan. Nadat de vormen met klei waren gevuld werden
deze met een draad of strijkbout afgestreken. Hierna werd de
mal, welke van handgrepen was voorzien, opgelicht waarna
de aldus gevormde stenen naar de droogplaats werden afge-
voerd. In de archiefrekeningen van de stad Utrecht is te vinden
dat een steenvormer zes- tot zevenduizend stenen per dag
kon vormen.
Bakstenen uit de middeleeuwen waren groter dan de nu
gangbare soorten. De afmeting van de baksteen mag ook weer
niet evenredig geacht worden met de ouderdom. De formaten
van de stenen waren aanvankelijk voor elke steenoven ver-
schillend, doch het duurde weer niet lang of er waren stads-
14
-ocr page 16-
besturen die onderling afspraken maakten om tot een standaard-
formaat te komen. De stenen werden toen ook kleiner, omdat
ze vlugger waren te maken, beter van kwaliteit bleken te
zijn, goedkoper, handzamer en beter geschikt voor dunne muren
en eenvoudige woningen.
Wanneer de steenoven in 't Goy buiten gebaiik werd
gesteld is ongeveer te stellen. Uit het archeologisch onderzoek
blijkt, dat deze aan het einde van de veertiende eeuw buiten
gebruik is geraakt, getuige de schervenvondst van een blauw-
grijze kruik met oor, welke werd aangetroffen onder de eerder
beschreven grondlaag van 15 centimeter over de laag half ge-
bakken stenen, welke zich in de oven bevond. Omschreven
scherven dateren uit het einde van de veertiende eeuw.
Het huis ten Goye werd na zijn wederopbouw niet meer
verwoest. Het werd echter voor het laatst in 1493 vermeld
en moet vóór het jaar 1540 geheel verdwenen zijn, nadat
het steeds meer en meer in verval was geraakt.
L.M.J. de Keijzer en P.M. Heijmink Liesert.
N.B. Leden van de werkgroep waren: mevrouw M.de Bruijn-
Pauw, mevrouw E,Wttewaall-Van der Velden, mevrouw
P.M. Zwart-De Vries en de heren: F.E.M.Adolfse, LM.J.de
Keijzer en O.J. Wttewaall,
Bronnen:
1.     Berichten R.O.B., jaargang 12-13, 1962-1963, blz.326-
H. Holberfsma-Een middeleeuwse steenoven bij Deersum
in Friesland.
2.     Mej.Dr. J. Hollestelle. De steenbakkerij in de Neder-
landen tot omstreeks 1560 (1961).
3.     Dr. P.G.F. Vermast - De Heeren van Goye.
4.     A.J. van der Aa - Aardrijkskundig woordenboek.
5.     Rijksarchief Utrecht- Inventaris Domkapittel nr.1 962.
6.     Rijksarchief Utrecht - Catalogus archief der staten van
Utrecht, inventarisnr. 364-IV.
7.     Algemeen rijksarchief - Hollandse leenkamer nrs. 3 en 10.
8.     Rijksarchief Utrecht - Bisschoppelijk archief inventaris-
nr. 46.
9.     Rijksarchief Utrecht - Bisschoppelijk archief inventarisnr.
455.
10. Rijksarchief Utrecht - Bisschoppelijk archief inventarisnr.
15           "^55.
-ocr page 17-
DE LEERLINGEN VAN HENDRICK CLAESEN VAN VELPEN
door E.P. Polak-de Booy
In het archief van de Nederl. Hervormde Gemeente van
Odijk bevindt zich een belangwekkend boek, dat oorspronkelijk
het eigendom was van Hendrick Claesen van Velpen. Vanaf
1657 tekende deze er in aan wat hij te goed had van zijn
klanten voor wie hij klusjes had opgeknapt, bijvoorbeeld:
bij de kerk een zinkput gemaakt; een halve dag op Rijsenburg
de pannen wat ingestoken en gestreken op de stallen; een
oven gemaakt aan het nieuwe huis; een dag aan de schoorsteen
van de dominee gewerkt. Achter in het boek hield hij bij wat
hij te vorderen had van de klanten van zijn tapnering:
van schout en gerecht bij gelegenheid van het schouwen van
ekster- en kraaiennesten, van de heer van Rijsenburg voor het
bier waar deze op trakteerde toen zijn paard beslagen werd,
en van de dominee voor de vele brandewijn die deze door
zijn dochter Maria liet halen.
Ergens middenin, op folio 72, zijn een paar bladzijden die
mijn bijzondere belangstelling hebben. Met grote letters staat
daar: DIT IS HET SCHOELEN BOOECK VAN HENDRICK
CLAESEN VAN VELPEN IN DEN JAERE 1660 DEN 18 OCTOBER.
Daarop volgen de namen van zijn leerlingen met vermelding van
de hoogte van het door hen per maand te betalen schoolgeld,
en van de betaaldata.
Het spreekt eigenlijk vanzelf, dat schoolmeester vroeger
een dergelijk soort boekhouding er op nahielden. Alleen, die
aantekeningen zijn allang verdwenen, op dit boek uit Odijk na.
Dat dit boek bewaard is gebleven komt doordat het later in
handen kwam van Hendricks broer Peter. Ze waren de zoons van
Claes Peters van Velpen, secretaris, koster en schoolmeester van
Odijk, en Peter was zijn vader omstreeks 1655 in al zijn functies
opgevolgd. Blijkbaar heeft hij een tijdlang de school door zijn
broer laten waarnemen.
Op 24 juli 1664 schreef Hendrick voor het laatst iets in
zijn boek. De volgende aantekening is van de hand van zijn
broer Peter, op 28 augustus van dat jaar. Was Hendrick die
16
-ocr page 18-
zomer gestorven? We weten het niet. Peter gebruikte het boek
verder voor het optekenen van huwelijkse geboden, voor een
memorie over het Inkomen van de kosterij, een lijst van over-
ledenen e,d. Ook de volgende secretaris van Odijk bleef het
boek gebruiken, het werd zuinig bewaard en zo komt het dat
we nu nog precies weten wie er die winter van 1660/1661
school gingen, hoe lang en voor hoeveel geld.
De kinderen betaalden van vier tot negen stuiver per maand.
Het bedrag hing waarschijnlijk af van hun vorderingen, net als
in andere dorpsscholen uit die tijd, In oude verordeningen lezen
we dat het tarief voor het leren van lezen toen meestal drie
stuiver was, voor schrijfonderwijs vier stuiver. De schoolmeester
van Odijk was met zijn minimumtarief van vier stuiver dus wat
aan de dure kant, maar misschien rekenden In de praktijk die
andere meesters ook wel wat meer dan ze eigenlijk mochten.
Erg lang duurde de school niet: van half oktober tot half
februari. Dat Is wel begrijpelijk, want de meester kon in het
bouwvak meer verdienen; In zijn boek staat dat hij In 1659 wel
één gulden en twee stuiver per dag beurde, terwijl hij in die
vier maanden school alles samen slechts 57 gulden en 10 stuiver
aan schoolgeld Inde.
Ik laat hieronder de lijst van zijn leerlingen volgen.
Er zijn een paar moeilijkheden omdat meester Hendrick niet
wist dat er na ruim driehonder jaar nog belangstelling voor
die lijst zou zijn. Anders was hij wel netter geweest en had
niet zo In de namen zitten krassen, zodat vooral sommige begin
letters onleesbaar zijn geworden.
Ook Is het niet duidelijk hoe het zit met Jannighe Scheppers:
betaalde zij voor twee kinderen van Jacomaeyklaes, of heette
ze Voor(n) en moeten we die twee apart rekenen? In dat geval
zou de school 56 leerlingen hebben, anders 55.
In ieder geval is het een behoorlijk aantal voor een dorp waar
zo weinig protestanten waren als In Odijk. De gereformeerde
kerk had In 1648 niet meer dan 11 mannelijke lidmaten;
hun namen zal ik doen volgen op de lijst van de kinderen.
Er waren wel roomse bijscholen In de buurt geweest, maar juist
tussen 1658 en 1660 was men weer wat strenger tegen die
(verboden) scholen opgetreden en het kan zijn dat meester
17
-ocr page 19-
Hendrick wat leerlingen aan een of andere schoolsluiting te
danken had. Of de school de volgende jaren nog zo druk bezet
is kunnen we niet nagaan. Er staan wel wat aantekeningen in
zijn boek over ouders die in 1661 en 1662 lesgeld moesten
betalen, maar een volledige leerlingen lijst ontbreekt.
Lijst van leerlingen van de dorpsschool te Odijk, in de winter
van 1660/1661. (R.A. Utrecht, archief Ned.Herv. Gemeente
Odijk nr 151).
Op de namen der leerlingen volgt eerst het te betalen bedrag,
daarna de betaaldata.
Maeria Gerrits
0.5.0
30/1 0, 27/11, 24/12,
8/1
Aeren Jochoomsz.
0.6.0
30/10, 27/11
Anthonis Aelbertsz.
0.8.0
30/1 0, 27/11, 24/12,
8/1
Drie van de weert
0.12.0
30/10, 24/11, 24/12,
8/1
Gherghen Hermans
0.6.0
30/10
Comelis Claesen van Vel pen
0.4.0
31/10, 28/11,25/12,
9/1
Hendrick Huybertsz.
0.5.0
31/10, 28/11, 25/12,
9/1
Twee van Jan Diercksz.
0.8.0
5/11
Willem opt Sant
0.6.0
5/11, 3/12, 31/12
Lijsbet opt Sant
0.4.0
6/11
De schout twee kinderen
2.0.0
7/11
Nellijghen Wevers
0.7.0
7/11, 3/1
Aeren Jacobsz.
0.8.0
8/11, 6/12,3/1
Comelis Aerissen Natten
0.6.0
"aenbestaet"
Crris(?) van Drieberghe
0.8.0
12/11
Gerrit Diercks int riet
0.7.0
12/11, 10/12,31/12
Comelis Maesen
0.8.0
13/11, 11/12,1/1
Thomas Aerts op Attevelt
0.7.0
13/11, 11/12, 1/1
Goede rt Sprongh
0.7.0
13/11, 11/12, 1/1
De smets sooen tot Bunnik
0.5.0
13/11, 11/12, 1/1
Jan Diercks int riet
0.4.0
14/11, 12/12, 10/1
Jan opten acker
0.8.0
14/11, 12/12, 9/1
Anthonie opten acker
0.5.0
14/11, 12/12, 9/1
De twee van Huybert Croll
0.8.0
12/n, 12/12,9/1
Gherrighe Smets
0.8.0
2'/ll, 10/12,31/12
18
-ocr page 20-
0.8.0
20/11
11/12, 1/1
0.5.0
20/11,
11/12,1/1
1.0.0
"aengenomen"
1.0.0
"aenbestaet"
0.8.0
22/11
31/12,3/1
0.6.0
22/11
31/12,3/1
0.6.0
23/11
14/12,4/1
0.8.0
10/12,
1/1
0.6.0
26/11,
24/12, 8/1
0.5.0
26/11,
24/12, 8/1
0.7.0
26/11,
24/12, 8/1
0.6.0
26/11,
24/12, 8/1
0.5.0
28/11,
24/12, 8/1
0.5.0
26/11,
24/12, 8/1
0.7.0
27/11,
18/12, 9/1
0.7.0
27/11,
18/12, 9/1
0.5.0
27/11,
18/12, 9/1
0.5.0
27/11,
18/12, 9/1
0.5.0
27/11,
18/12, 9/1
0.7.0
27/11,
18/12, 9/1
0.6.0
27/11,
18/12, 9/1
0.7.0
4/12,
2/1
0.7.0
13/12,
4/1
0.7.0
14/12,
8/1
Twee van Gijsbert Coenen
Fransdochter tot Bunnik
Jannighe Scheppers Voor
twee van Jacomaeyklaes
hAaerya van Sweserengh
Bertghen van Sweserengh
Claesghen Aerts Voorn
Cornelisden Raemaecker
Jannighe Coomen
Al bertghen Berends
Willem Claesen
Comelis Claesen
Claesghen Claesen
(M)eet Scheppers
Cunera op Attevelt
Cornelia op Attevelt
Anthonie op Attevelt
Aelletten op Attevelt
De smets sooen tot Bunnik
Huybertghen Snijders
Metghen opten acker
Jan over den boem
Anthonis Everts
Ghijsbert Evertsz
Lijst van mannelijke lidmaten van de gereformeerde kerk te
Odijk in 1648.
(ondertekenaren van een rekest in zake de beroeping van een
predikant, R.A. Utrecht, archief classis Rhenen Wijk inv.nr.143).
Gerrit Hermansz. Weerlandt
Barent Hubertsz
Dirk Teunissen
Barent Cornelissen van Rijn
't Merck van Comelis Jan Rijksz.
Hermen Jansen, hoefsmit tot Odijck
't merck van Jan Aelbertsz.
Corne lis Teunissen van Wijckersloot
Jan Philipsen
't merck van Willem Claessen
Claes Pietersz van Velpen, secretaris en ledemaet.
19