-ocr page 1-
r
TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
6e jaargang                               nr.2                                   juni 1972
Redaktie-kommissie:
A. Graafhuis (eindredacteur), L.M.J. de Keijzer, Houten,
mevrouw G. Schipper-De Nie, Schalkwijk, G.M.Staal, Odijk
Redaktie-adres:
A. Graafhuis, p/a Gemeentelijk Archief, Alex.Numan kade 199,
Utrecht, tel. 030-71 18 14.
Inhoud van dit blad:
1.   Burger in Utrecht (excursie 13 juni a.s.)                                            ,
2.   De Zeisteroever in de middeleeuwen I. D.R.Klootwijk.                  v
3.   Toen en nu........Foto's G.M. Staal.
4.   Speciaal voor U.........Mevrouw G.Schipper-De Nie.
5.   De middeleeuwse steenoven in 't Goy bij Houten.
(aanvulling). A. Graafhuis.
Lidmaatschap: ƒ 15,- per jaar.
Postrekening nr. 21 45 85 t.n.v. de Raiffeisenbank te Houten
t.g.v. de rekening van de Historische Kring "Tussen Rijn en Lek".
-ocr page 2-
"Burger in Utrecht"
Opening van de tentoonstelling "Burger in Utrecht" op 15 mei j.l.
Naar aanleiding van het feit dat keizer Hendrik V op
2 juni 1122 de enige jaren tevoren door bisschop Godebald
aan de burgers van Utrecht verleende privileges erkende is
tot het einde van de maand juni in het gebouw van het Ge-
meentelijk Archief aan de Alex. Numankade in Utrecht een
zeer interessante tentoonstelling ingericht. Die gebeurtenis
in 1122 maakte Utrecht tot een van de oudste steden van ons
land. Het werd de sfrad waar men sedert dat jaar bezig was
met de omwalling - ter betere bescherming van het in hoofd-
zaak geestelijke centrum en de daaromheen levende burgers . . .
en óók een stad, die zich sedertdien acht en een halve eeuw
ontwikkelde tot de kern van het gewest Midden-Utrecht, dat
in wording is.
1
-ocr page 3-
De expositie wil een indruk geven van de positie van
de burger in die lange periode en mondt uit in afbeeldingen
van de buitenparlementaire acties, die vandaag de dag de
nodige aandacht van de bestuurders vragen.
Tussen 1122 en 1972 is er zóveel gebeurd, dat met de
rechten en plichten van de burger in verband te brengen is,
dat de ruimte van de tentoonstellingszaal te klein bleek.
Daarom is er een keuze gedaan - goed overdacht en zo goed
mogelijk toegelicht - en voor elke eeuw. Het is alles bijeen
een tentoonstelling geworden waarin U als burger van 1972 de
situatie van de stedeling van vroeger herkent. Ik behoef U
niet te vertellen, dat de strijd tussen bisschop en stad vaak
in alle hevigheid losbrandde en ook, dat de gilden eigenlijk
als bevoorrechte gezelschappen te beschouwen waren en alleen
daarom hun grote invloed konden doen gelden op de gang
van zaken. De burger- of liever de ingezetene - kwam er nog
helemaal niet aan te pas. Het heeft In ons land - dus ook
in Utrecht - lang geduurd voor daarin verandering kwam.
En van deze veranderingen, die zich mede door oproerige
bewegingen, bezettingen en revoluties konden ontwikkelen,
geeft de expositie een zo getrouw mogelijk beeld. Namens
de gemeente-archivaris van Utrecht nodig ik U gaarne tot
een bezoek uit. Voor onze vereniging is gedacht aan de
avond van 13 juni a.s. om 20.00 uur. Ik hoop, dat deze
periodiek tijdig zal verschijnen. Zo niet, dan krijgt U stellig
nog een persoonlijke uitnodiging.
A. Graafhuis
-ocr page 4-
De Zeisteroever in de Middeleeuwen
Poging tot een nadere plaatsbepaling van dit gebied
De naam "Zeisteroever", soms geschreven als Zeisterscore
of Zeisterschoer komt in Middeleeuwse bronnen talrijke malen
voor. We vonden hem voor de eerste keer in 1236, toen in een
charter van het kapittel van 5t-Jan te Utrecht gesproken werd
over: "duodecim jugera sita in Seisterover". 1). Maar de naam
is waarschijnlijk ouder, aangezien de plaatsnaam Zeist al in de
eerste helft van de 9e eeuw bekend was.
De samenstelling met -oever duidt op een strook land,
begeleid door een waterloop van enige omvang. Dat kan in deze
omgeving alleen de Rijn of een tak ervan zijn, In talrijke akten
omtrent de Zeisteroever wordt trouwens gesproken over de
"Oever Rijn." Men zoekt de naam Zeisteroever tevergeefs op
onze moderne kaarten, maar men neemt gewoonlijk aan dat er
in de Middeleeuwen een gebied mee bedoeld werd dat zich,
ten Noorden van de tegenwoordige Kromme Rijn, uitstrekte van
Rijnauwen tot de Tolakkerlaan.
Inderdaad behoorde dit gebied tot de Zeisteroever. Dat die
zich uitstrekte tot bij Rijnauwen blijkt uit het Manuaal van het
morgengeld in het Overkwartier van Utrecht uit 1470. Daar wordt
als bezit van de Abdij Oostbroek onder het hoofd "Seijsterover"
vermeld: Item dese zes mergen staen betaelt in Melisweert ende
heet bezuitten lont ende leyt gemeen mit Renouwen". 2).
De zuid- en de Noordgrens van bovengenoemd gebied wor-
den in de oorkonden meestal aangegeven door waterlopen, die
we onder meerdere namen leren kennen. Zo vinden we in een
staat van jaarlijkse inkomsten en uitgaven van de Abdij Oost-
broek uit 1580: "vier margen landts leggende op Zeysteroever,
streckende uuyt den Crommen Rijn tot in Biscops weteringe toe."3).
En vrij zeker zijn het dezelfde wateren die we tegenkomen in
een charter van de Abdij van St-Paulus te Utrecht, gedateerd
29 febr.1512, waar we lezen: "die rechte helfte van acht mergen
lants gelegen op Zeyster over..........opstreckende uyten
-ocr page 5-
Oever Rijn na den Ontlantschen weteringhe."4). Ontlantsche
wijst op de toestand van het land ter plaatse, het is slecht land.
Bovengenoemd gebied, dat het Westelijk deel van het
thans opgeheven Waterschap van de Bisschopswetering vormde,
lag in de Middeleeuwen geheel in: "perrochia de Seyst. "5).
Vreemd doet het aan, dat een gebied met de naam
Zeisteroever zo ver van Zeist zelf zou liggen. Men zou ver-
wachten dat dit gebied direct bij de woonplaats Zeist begon.
Uit het aanwezige bronnenmateriaal blijkt dat dit laatste inder-
daad het geval was. We zullen verderop duidelijk pogen te
maken dat de naam Zeisteroever in het verleden ook gebruikt
werd voor het gebied vanaf de Talakkerlaan tot aan de Kerk-
hoogte van Zeist. En daarna trachten om de Rijntak die langs
dit gedeelte van de Zeisteroever liep, en nu verdwenen is,
voorzichtig te reconstrueren in zijn vroegere loop.
Dat het hierboven besproken gebied tussen Rijnauwen en
de Tolakkerlaan niet de gehele middeleeuwse Zeisteroever kon
zijn blijkt al uit de grootte ervan. Dit gebied meet maar ruim
200 morgen, terwijl als grootte van de Zeisteroever in de
Middeleeuwen steeds 302 morgen genoemd wordt. 6). Hierbij
dient men te bedenken dat dit "goede mergen" zijn. Het on-
land is hier dus niet bij inbegrepen. Dat dit wel op de
Zeisteroever voorkwam kan blijken uit een charter uit 1394
waarin gesproken wordt over: "een stucke lands........
op Zeijsterover........daer in dat onlant onse lieve Here
van Utrecht boven noest gehelant is", en uit.....posten voor
nieuw aangemaakt land in het Manuaal voor het Oudschildgeld
van 1600. Als we daarenboven de Cameraar van de Lekdijk
voor dit gebied horen klagen over "die meenichte van den
gheestlichen, edelen ende anderen, die overhoeven ende
achtergehouden oft'e verzwegen morgenthalen hebben", dan
menen we de werkelijke grootte van de Zeisteroever te mogen
stellen op een kleine 400 morgen. Aardig vergelijkingsmateriaal
verschaft ons het naast de Zeisteroever gelegen gebied Stoet-
wegen, waarvoor dezelfde omstandigheden golden. Terwijl dit
-ocr page 6-
steeds vermeld wordt als zijnde 570 morgen groot, blijkt de
werkelijke grootte 100 morgen meer te bedragen.
Uit het bovenstaande volgt dat we, naast het boven
besproken gedeelte elders nog een deel van de Zeisteroever
moeten zien te vinden.
Daarop wijst ook een stuk in het Gemeentearchief van
Utrecht. Het betreft een rekening uit 1427.7). De stad beleeft
dan een hevige strijd om de bisschopszetel tussen Rudolf van
Diepholt en Sweder van Kuilenburg. Als de eerste de strijd
wint maakt hij zijn tegenstander het leven zuur door de familie-
burcht van diens geslacht te gaan belegeren. In de genoemde
rekening maakt de stad Utrecht melding van kosten gemaakt
voor de aanleg van een "blochuus" bij de stad Kuilenburg en
voor reizen in dit verband gedaan. We lezen daar:
"Dit is de reise tot Seisteroever doe men de sceep wagende
die men na der Eem voerde"
"De pynres van der oever eynde". Hier volgen de namen
van een aantal mannen en de betaalde vergoeding. Daarna:
"Van derselver reise van Seisteroever".
"Pynris van der neder eynde "Hier volgt een lijst met
een even groot aantal andere namen en hun vergoeding.
Terwijl met "oever eynde" vrij zeker het bekende deel
van de Zeisteroever ten N. van de tegenwoordige Kromme Rijn
bedoeld wordt slaat "neder eynde" duidelijk op een stuk van
de Zeisteroever, waar reeds in 1427 geen belangrijk water meer
langs stroomde.
In welke richting moeten we, uitgaande van de Tolakker-
laan, dat ontbrekende stuk van de Zeisteroever nu gaan zoeken?
Een aanwijzing verschaft ons de lijst van in leen gegeven
goederen van de Abdij van St-Paulus te Utrecht. (+ 1320) 8).
Daarin wordt vermeld:
"Dit sijn die goede die de van Lochorst van den goedshuse
van Sente Pouwels houden........ende Zeysterover alsoe
vele als uut Heze roert".
-ocr page 7-
Bodetnktindig kaartje van Zeint met diverse r^uorvialigr Rijn-
armini. Men ziet hivrup o.a. de Brugakker, de Zeisterbntg v.n de
Hrcrstvcg.
N.B. De "oude" Blikken-
burg lag dichter
bij het Slot.
UJaterige weg
Bilikkenburgerlaan
Kouwenhovense wetering
Vlnkenbuurt
Tolakkerlaan
6. "Kibbruggerwech"
-ocr page 8-
De naam Heze komen we vaak tegen in Middeleeuwse
oorkonden. Het was een vrij uitgestrekt gebied van zand,
veen en wildernis, in hoofdzaak gelegen ten O. van de
tegenwoordige Utrechtse en ten N. van de Amersfoortse weg.
Op oude topografische kaarten komt de naam nog voor tussen
Maartensdijk en Soest.
Zeisteroever "alsoe vele als uut Heze roert" wijst ons
dus bij het zoeken naar het ontbrekende stuk Zeisteroever
in de richting van de zondige Utrechtse heuvelrug. Dat doen
ook de lotgevallen van een klein stuk land dat we vele
malen tegenkwamen en dat, na een gebruik van enkele
eeuwen, in verloop van korte tijd onbruikbaar geworden
blijkt te zijn. Over dit stuk land vinden we in de Blaffard
van de ontvangsten der Domeinen op 1556:
"Gerrjt van Groenenberch van Hoecxlandt, is genoempt
Haex virdel, leyt op t' Ouver..........thins 4cl.
"Maar reeds in 1564 staat er:
"Gherit van Groenenborch van Haecxlandt, t' weick
mit sandt is bestoven ende desolaet,..........ergo
hier nyet. " 9).
Een zo snel onbruikbaar worden kan alleen verklaard
worden als dit land vlak bij grote hoeveelheden stuifzand lag.
"Haex virdel, op t'Ouver" zal vrij zeker gelegen hebben
in de buurt van de zandgronden van de Heuvelrug.
Uit het voorgaande volgt dat een deel van de Zeister-
oever lag ten N. van de tegenwoordige Kromme Rijn en
dat het andere gedeelte gezocht moet worden in de richting
van de Heuvelrug.
We zullen nu eerst proberen om, uitgaande van Tolakker-
laan, de globale ligging van het gezochte stuk Zeisteroever
aan te geven aan de hand van enkele voste punten.
Bij de bespreking van de begeleidende Rijntak zal don een
poging gedaan worden om het betrokken gebied nader te
begrenzen.
-ocr page 9-
Het eerste vaste punt verschaft ons het Archief van
de Kleine Kamer van het Kapittel van St.Pieter te Utrecht.
Drie eeuwen lang vermelden de rekeningen van deze Kleine
Kamer de pacht van een stuk land op Zeisteroever, groot een
morgen.
Uit de lange rij gegevens betreffende dit stuk land
zullen we er twee uitlichten. Met behulp van deze twee
is het mogelijk de ligging van dit land volkomen nauwkeurig
aan te geven. Het ligt er vandaag nog net zo als in de
Middeleeuwen.
In de rekeningen over 1495 e.v. wordt vermeld dat
Willem van Backerweerde een gouden Reynaldus gulden
betaalt voor de erfpacht van een stuk land op Zeisteroever.10).
Dit land had Willem van Backerweerde in erfpacht ge-
kregen bij akte van 26 februari 1480. 11), Prachtig duidelijk
geeft die akte de ligging van het land aan. We citeren
het begin ervan:
"Wij decken ende capitell der kercken Sint Peters
t' Utrecht doen kondt ende kenlick allen luden, dat wij in
enen ewygen erffpacht gegeven ende gegeven hebben,
gunnen ende geven mit desen onssen brieve den eerbaeren
heren Willem van Baekerweerde, onsen mede capittelaer
canoniek, onssen kercken voirs erve houdende enen mergen
landts, soe groet ende cleyne hij gelegen is in den kerspell
van Zeyst, streckende oestwaerts mit enen hoeck van den
lande voirs. aen enen heerwech geheyten Brughacker, noirt-
waerts aen den heerwech die van desen Brughackerwegh voirs.
westwaerts op loopt tot Utrecht waert, geheyten Koutijs, ende
voirt aen die westzijde den heerwech geheyten Kibbruggerwech
die zuytwaerts op loopt, ende aen die zuytzijde van desen
lande langes aen streckende Kouwenhovenre weteringe.
Te hebben ende te gebruycken jaerlicx ende alle jaer
voir enen goeden gouden Reynaldus gulden."
-ocr page 10-
KOPPELBRUG
of voormalige
iZElSTER
-^-^^ BRUG
^^^
>
f430
D^ BRUGAKKER^
GEMEENTE ZEIST
-439
Sectie Q
Nr5.i6z2,430.438,430 » 440
•^
'W
W
^\
Vmkenouurt"
De Brugakker, toestand in 1960.
-ocr page 11-
Dit stuk land ligt aan het eind van de Grote Laan te
Bunnik. Het is de punt van het landgoed de Nienhof, ka-
dastraal Sectie A, no. 19 en daarvan de n.helft. De be-
grenzingen, genoemd in bovenstaande akte, zijn allen nog
aanwezig en duidelijk herkenbaar in het terrein. De liging
van de Brugokkerweg is indertijd bepaald door Prof.van Iterson.
12). De weg liep van de Koppelbrug te Zeist naar de Vinken-
buurt. Het betrokken stuk land lag met de oosthoek bij de
Vinkenbuurt tegen de Brugokkerweg aan. De "heerwech die
westwaerts op loopt tot Utrecht waert, geheyten Koutijs" is
de weg langs de Rijnsoever. Aan de westzijde van het land
lag "de heerwech geheyten Kibbruggerwech". Dat is de tegen-
woordige Grote Laan, Op de interessante naam van deze oude
weg hopen we later terug te komen.
Voorlopig trekt het water aan de zuidzijde van het land,
"Kouwenhovenre weteringe" op de eerste plaats onze aandacht.
Langs het stuk land lijkt dit water nu een kaarsrechte, diep-
gelegen, gegraven sloot. Naar het O., richting Zeist sluit
daar een smal, maar duidelijk natuurlijk water op aan. Dit-
zelfde is het geval aan de andere zijde van de Grote Laan
waar een eveneens natuurlijk water westwaarts voor de ver-
binding met de tegenwoordige Kromme Rijn zorgt. Dit geheel
vormt "Kouwenhovenre weteringe", waarvan het middendeel,
indertijd dichtgeslibd een aantal jaren geleden weer is uirge-
graven tot genoemde diepe sloot. Dit ter afwatering van de
tegenwoordige Hakswetering. Deze "Kouwenhovenre weteringe"
vormde hier de Zuidgrens van de Zeisteroever.
We komen later op dit water terug, want het is een gedeelte
van de verdwenen Rijntak.
Uit de geschetste situatie valt af te leiden dat het stuk
land aan de andere zijde, de Westzijde van de Grote Laan
dus gelegen tussen Kromme Rijn, Grote Loon en de uit mon-
ding van "Kouwenhovenre weteringe", eveneens tot de Zeister-
oever behoorde. We hebben hier dan de aansluiting van het
bekende stuk Zeisteroever met het gezochte deel van dit gebied.
10
-ocr page 12-
In vroeger tijd liep de parochiegrens van Zeist geheel langs
de besproken wetering in dit gebied. Nu behoort het stuk
land van de Kleine Kamer tot de Gemeente Bunnik.
De grens van deze gemeente springt daar nu, anders dan
vroeger, als een driehoek naar het N.
Het tweede vaste punt voor de bepaling van de ligging
van de Zeisteroever wordt ons verschaft door de oorkonden
omtrent de Bisschopshoeve te Zeist. Deze hofstede diende als
administratief centrum voor een groot gebied. Hier konden
de bewoners van dat gebied hun verplichtingen in geld en
natura die ze tegenover de Bisschop hadden nakomen.
Bewoners van 't Goy en Bunnik, van Maarsen en
Breukelen, van Maam, Leusden en Rhenen en talrijke andere
dorpen betaalden hier hun tijns of pacht, hun strooielgeld als
vergoeding voor het verlof stalstrooisel uit 's bisschops wil-
dernis te mogen steken, hun varkens en zandhamelen als ver-
goeding voor het weiderecht in die wildernis.
De Utrechtse Bisschop had in Zeist maar één hoeve die
als Bisschopshof wordt aangeduid. Dit valt op te maken uit
een schenking van een oppervlakte veen door bisschop Guy
in 1308 aan het Vrouwenklooster te De Bilt, waarbij de
nonnen verplicht werden tot een jaarlijkse betaling: "in onsen
hof tot Zeyst. "13). En ook uit een charter uit 1453 waarbij
de Bisschop van Utrecht aan Gerit van Zuyien van Blieken-
borch verpacht: "ene hove landts gehieten des Bisschops hove,
gelegen in den Kerspell van Seyst."14)
De nauwkeurige ligging van deze hof, blijkt uit een
charter van 1443, waarbij de Bisschop verpacht: "den hof tot
Zeyst aen den Brenck. "15). Deze Brenck lag toentertijd waar
hij nu nog ligt, zoals ons duidelijk wordt uit een pachtover-
eenkomst van een stuk land: "aen den Brinck beneden de
Croosterwech naistgelant."l 6).
Deze Bisschopshof aan de Brenk lag op Zeisteroever.
Dit blijkt uit de restantlijst van het morgengeld over 1440
en het Manuaal van het morgengeld over 1470, die beiden
Vervolg pagina 14.
11
-ocr page 13-
■.-l-^
V
Stadsomroeper te Wijk bij Duurstede 1968. Functie thans
opgeheven. foto: G.M. Staal - Odijk.
-ocr page 14-
De oude kosterij te Odijk foto: G.M. Staal - Odijk.
-ocr page 15-
onder het hoofd "Zeysteroever" vermelden: "Item here Jan
van Rijnesse des bisscops hoeve." 17).
Dat de Bisschop inderdaad op Zeisteroever een hoeve
in bezit had wordt bevestigd door een lijst van leenmannen
van het Sticht. Daar wordt in 1382 vermeld dat Jkvr.Mechtelt
Emontsdr. van Brakel van de Bisschop "een hoeve lants,
gheleghen op Seysteroever" in leen houdt, "daert convent van
Oestbroec boven noest ghelant is ende beneden een hoeve
lants, die her Jan van Renesse van den ghestichte in pacht
hout".l 8).
Deze oude Bisschopshof op de Zeisteroever zal waar-
schijnlijk dicht bij de Rijn gelegen hebben. Dit ten bate van
het transport van de vele goederen die in vroeger tijd in
natura op de hof werden ingeleverd en waar de Bisschop met
zijn huishouding in Utrecht zo'n behoefte aan had.
We hebben tot nu toe ontdekt dat de Zeisteroever zich
uitstrekte van Rijnauwen tot aan de Brenk. Nu willen we nog
pogen aan te tonen dat de Zeisteroever doorliep tot bij de
Kerkhoogte van Zeist. Daarvoor gaan we aandacht besteden
aan de naam Scorrenbosch.
Het voorste deel van de naam Scorrenbosch, soms ge-
schreven als score of schoere, komt ook voor in de naam
Zeisterscore. Het betekent oever en Scorrenbosch duidt dus
aan "bos op de oever" of "oeverbos". Waarbij we bij het
woord bos moeten denken aan de middeleeuwse betekenis van
riet- of griendvegetatie.
Om de ligging van dit middeleeuwse Scorrenbosch te
leren kennen moeten we ons verdiepen in de situatie in het
gebied dat omgrensd werd door de beide Dorpsstraten, de
Blikkenburgerlaan en de Waterige Weg.
Direct langs de Dorpsstraten en aan beide zijden ervan
strekte zich toentertijd het goed "de Zei sterstraat" uit, onge-
veer vanaf de Molenweg tot bij de Zeister Kerk. 19),
Ten W. daarvan lag het riddergoed "de Blikkenburg", dot
zich vanaf de Blikkenburgerlaan uitstrekte in de richting van
het Zeister Slot, ongeveer op de plaats waar de gemeente
Zeist de laatste nieuwe sportvelden aanlegt. Over dit Blikken-
14
-ocr page 16-
burg zegt een oorkonde uit 1368:
"Item her Vrederic van Zulen dat hus ende hofstede
gheheyten Blikenborch mit 20 mergen lands, alsoe als die
ghelegen sijn in heren Peters ghericht Uten Hamme (=Stoet-
wegen), daer die nonnen van Vrouwencloester boven noest
ghelant sijn en die papelic provende tot Zeijst ende Scorren-
bosch beneden". 20).
Bovenbedoeld land van het Vrouwenklooster lag bij het
Lyceum Schoonoord. 21). De "papelic provende tot Zeijst ende
Scorrenbosch" lagen aan de andere kant van de Blikkenburg,
in de buurt van de Waterige Weg dus.
De ligging van de "papelic provende", de goederen be-
horende tot de pastorie van Zeist, is nauwkeurig bekend.
We lezen in een register uit 1580:
"In den eersten tot die voorn pastorie zijn 21 mergen
landts, d'een helfte veenich oft morassisch weylondt, d'ander
helfte hooch saver eerdich zaetlandt, tsamen aen malcanderen
aen een stuck, leggende in Zeyst, met den oosteynde streckende
aen Joncher Bartholomeus van de Waels landt, (= de Zeister-
straat) ende met den westeynde streckende aen den ouden zal.
Jan Herbertsz hoeve, (= Cockerdshoeve)-------------------------zuyd-
waerts streckende bij lancx die Voecht van Rijnevelts landen^
(= de Blikkenburg)------------------ende noortwaerts bij lancx der
Waterigen Wech".22). Dit pastorie land lag rondom het tegen-
woordige Slot. 23).
Dat "zal. Jan Herbertsz.hoeve" of Cockerds hoeve ten W.
van de pastoriegoederen lag blijkt ook uit een oorkonde van
1438, waar we lezen:
"Jacob van Zulen van Bliekenborch gheeft over Gherit
van Zulen sijn brueder, 14 mergen landts gheheten Kockarts
hoeve, daer oestwerdts noest ghelant is die papelike provende
tot Zeyst. "24).
Uit het bovenstaande blijkt dat het pastorielond langs de
Waterige Weg lag en aan de ene kant door Cockerdshoeve en
aan de andere kant door Scorrenbosch begrensd werd. Aange-
zien eerstgenoemde hoeve aan de westkant lag moet
Scorrenbosch ten O. van het pastorielond gezocht worden.
15
-ocr page 17-
Dat betekent dus tussen het Slot en de Kerk, langs de Waterige
Weg. Zoals we hieronder hopen aan te tonen is de "helfte
veenich oft morassisch weylandt "dat deel uitmaakte van de
pastoriegoederen vrijwel zeker het restant van de Rijntak langs
de Zeisteroever. Scorrenbosch heeft dan aan de rechterzijde
van die rivierloop gelegen en vormde hier het begin van het
gebied van de Zeisteroever.
Dit zou betekenen dat het goed "de Zeisterstraat" bij de
Kerkhoogte direct overging in het gebied van "de Zeisteroever",
In dit verband mogen we erop wijzen dat de situatie voor de
Zeister Kerk vroeger geheel anders was dan nu. De weg liep
achter de Kerk om en voor de Kerk moet toentertijd een
moerassige streek met groendbegroeiing geweest zijn. Op de
kaart van Cristiaan sGrooten (1560) valt daar trouwens nog een
restant van een water te bespeuren. 25).
D.R. Klootwijk
16
-ocr page 18-
Bronnen.
Aangezien vrijwel alle gebruikte bronnen te vinden zijn
in de voortreffelijke uitgave van de v.d. Pollstichting "Bronnen
voor de Geschiedenis van Zeist" wordt in hoofdzaak daarnaar
verwezen. De aanduiding zal zijn: B.Z., gevolgd door een deel
en bladzijde.
1.   B.Z., dl.l. blz.20. Het betreft hier dus 12 morgen (+10 ha)
gelegen op Zeisteroever.
2.   B.Z., dl.l. biz. 289.
3.     " dl.2 bIz. 165.
4.     " dl.l bIz. 406.
5.   Mr.S. Muller. Hzn. in Kerk. Indeling omstreeks 1550.
Bisdom Utrecht. Toelichting bij de Geschiedkundige Atlas
van Ned.vergist zich hier bij de omschrijving van Bunnic
en Zeist.
6.   B.Z., dl.2 bIz. 17. en 37.
7.   B.Z., dl.l bIz. 183.
8.                " " 487.
9.   B.Z., dl.2 bIz. 90 en 120.
10.   B.Z., dl.l bIz. 356.
11.                " " 324.
12.   Lezing v.d. Poll-stichting. 26 april 1960. In druk verschenen.
T3. B.Z., dl. 1 bIz. 28.
14.              "            " 233.
15.              "            " 222.
16.   B.Z., dl.2 bIz. 110.
17.   B.Z., dl.l bIz. 217 en 288.
18.   B.Z., " bIz. 96.
19.   Lezing v.d. Pollstichting. 20 mei 1953. Dr.J.Ph.de Monte
verLoren. In druk verschenen.
20.   B.Z., dl.l bIz. 63.
21.   Kaart Com.v.Berck Inv.arch.Kap.van St.Pieter te U. no. 555.
22.   B.Z., dl.2 bIz. 171.
23.   zie 19.
24.   B.Z. dl.l bIz. 211.
25.   Kaart Christians Grooten. Zie B.Z. dl. 1 afl.4.
17
-ocr page 19-
Speciaal voor U
1. Boekbesprekingen:
"De Utrechtse gemeenten in T815 in vraag en antwoord"
bevat de letterlijke tekst van een serie ingevulde vragenlijsten
die op verzoek van het toenmalige Departement van Oorlog
door de burgemeesters waren ingezonden, en welke zijn bewaard
gebleven in het provinciaal archief. De antwoorden bevatten
unieke gegevens omtrent de plaatselijke situaties en vragen om
nader historisch onderzoek. De uitgave werd verzorgd door le-
den van de provinciale griffie in samenwerking met de heer
J.G.M. Boon, en bevat tevens per gemeente verkleine repro-
ducties van 1 8de eeuwse kopergravures. Na de tekst en een
beknopte samenvatting van de gegevens, volgt een bloemlezing
uit de jaargang 1815 van de Utrechtsche en de Haarlemsche
Courant, die de gebeurtenissen, groot en klein, in dit jaar
vanuit contemporain gezichtspunt weergeven.
Alhoewel de vragen uit militair oogpunt zijn gesteld,
leveren zij een hoeveelheid sociaal-economische feiten -
tegenwoordig juist onderwerp van uitgebreid onderzoek - zoals
het aantal inwoners, woonhuizen, buitenplaatsen, boeren- en
arbeiderswoningen, in te kwartieren manschappen, fabrieken,
ambachtslieden, wagens met een en twee paarden, slachtvee,
molens, soorten granen en andere produkten, houtgewassen en
delfstoffen, de opbrengst van koren en hooi, aantal en begaan-
baarheid van wegen.
Het boek is te verkrijgen voor ƒ 6,- bij de boekhandel
en bij de Provinciale Griffie, Achter St.Pieter 20, Utrecht.
Over gemeenten gesproken, er is bij de Europese Bibliotheek
te Zaltbommel een nieuwe uitgave verschenen van de'Gemeente
atlas van Nederland" van J. Kuyper, oorspronkelijk uitgegeven
in 1865. Deel 6 bevat kaarten van de gemeenten van de pro-
vincie Utrecht in die tijd. (Flehite, dec.l97l)
18
-ocr page 20-
Andreae, Kaarten en kaarttekenaars.
In de Spieghel Historiael (6e jrg., nr.11) van november
1971, blz.595 - 600, vonden wij een artikel van J.D.H.Harten,
"Anderhalve eeuw landschapsdynamiek in Nederland", Het ver-
gelijken van oude en nieuwe topografische kaarten toont aan dat
het landschap vaak door menselijke ingrepen belangrijk ver-
anderd is. De auteur pleit voor het behoud van unieke land-
schappen en een verantwoord landschapsplan in het geval van
noodzakelijke ruilverkaveling.
"Aro^ologie als derde dimensie in de Middeleeuwse
geschiedenis" is de titel van een causerie gegeven door
Professor J.G.N. Renaud in september 1971 voor de leden
van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland,
en gepubliceerd in hun tweemaandelijkse blad "Westerheem"
(jrg. 20, nr. 5/6, okt.-dec. 1 971, biz. 265 - 284).
De auteur beschrijft het zelt als "een pleidooi voor de middel-
eeuwse archeologie, . . . daarenboven een aanduiding van de
bijdrage die de amateur-archeoloog aan deze taak van de
archeologie zou kunnen leveren".
Voor een overzicht van recente publicaties op archeolo-
gisch gebied kan men raadplegen:
Archeologische bibliografie van Nederland, België en Luxem-
burg, O 964-) 1970, in Hel inium, jrg. 11,1 971, nr. 1,
bIz. 61 - 104.
Hieruit en van elders enkele artikelen:
"De provinciale archeoloog; zijn taak en zijn verhouding tot
de amateur archeoloog", (Westerheem, jrg. 21,
nrl, febr. 1972, bIz. 37-38), De provinciale
archeoloog voor Utrecht is Dr.W.J. van Tent, te
bereiken via de Rijksdienst voor Oudheidkundig
Bodemonderzoek (R.O.B.), Kleine Haag 2, Amers-
foort.
19
-ocr page 21-
De heer M.S. Kemp vertelt over zijn onderzoek naar
"genealogische en topografische gegevens over het Kromme-
Rijn-gebied voor 1650" in Gens Nostra, iubileum nummer,
jaargang 26 (1971), nrs. 4-5. Eventuele inlichtingen of mede-
werking van anderen die zich met onderzoekingen aangaande
deze streek bezighouden zouden hem zeer welkom zijn.
(Flehite, okt.1971)
Ter herinnering nog de bibliografische en archivistische
gegevens voor genealogisch onderzoek die de heer R.F.Vulsma
ons op 10 januari j.l. noemde. Akten betreffende burgerlijke
stand en belastingen kan men(tegen betaling) in de Gemeen-
telijke Archieven vinden, dergelijke gegevens van voor 1893
ook in de Rijksarchieven. Als een belangrijke adviserende
instantie werd genoemd het Centraal Bureau voor Genealogie
te den Haag. Stambomen van Nederlandse families (voorzover
gepubliceerd) zijn te vinden in van Beresteïjn's Genealogisch
Repertorium (1960). Binnenkort zal een heruitgave verschijnen
waarin de gegevens tot 1970 zijn verwerkt. Het is misschien
nog niet een ieder bekend dat er in de Fibula reeks, uitge-
geven onder auspiciën van de Nederlandse Jeugdbond ter
Bestudering van de Geschiedenis van Dishoeck Bussum) een
aantal beknopte, voor leken nuttige handleidingen bij het
onderzoek bestaan, en wel die van W.J. Formsmo, Gids voor
de Nederlandse archieven; A.G. van der Steur, Stambomen
en familiewapens, en van dezelfde auteur. Genealogie;
en tenslotte van J.A. de Boo, Heraldiek.
W.J. Alberts en A.G. van der Steur's Handleiding voor
de beoefening van de lokale en regionale geschiedenis, in
dezelfde Fibula-serie (ongeveer ƒ 7,90 per deeltje bij de
boekhandel), lijkt ons een prettige gids. Uit de vele andere
titels in deze serie nog enkelen: P.E. van Reyen, Middeleeuwse
kastelen; C.A. van Swighem, Afbraak of Restauratie; R.H.J.Klok,
Archeologie en monument; van der Waals, Nederland in de
Steentijd; J.J. Butler, Nederland in de Bronstijd; W.A. van Es,
Nederland in de Romeinse tijd; P.P. Blok, De Franken; en
verder J.S. Boersma, Munten in muntvondsten, en S.J.Fockema
20
-ocr page 22-
A, Date ma en R.S. Hulst, "Romeinse bewoning aan de Neder-
eindsestraat te Kesteren?" (AAededelingen van de
Historische Kring Kesteren en Omstreken, jrg.l,
1 968, nr. 2, biz. 3-4; en nr. 5, blz.3.
Van dezeIfiden, "Vondstberichten Kesteren". (Meded.v.d. Hist.
Kr.Kesteren en Omstr., jrg. 1, 1968, nr.3,
bIz. 5; jrg. 2, 1969, nr 1, bIz. 4; nr. 3-4,
bIz. 5; jrg. 3, 1970, nr.2, bIz. 7) Nederzettings-
sporen uit de Romeinse tijd.
Ch.H. Delfin, "De Romeinen in de Betuwe, langs de Rijn van
""""""""""" Wijk bij Duurstede naar Kesteren" (Meded.v.d.
Hist. Kr. Kesteren en Omstr., jrg. 1, 1 968,
nr. 2, bIz. 2.)
W.A. van Es, "Excavations at Dorestad: a Pre-Preliminary
Report. 1 967 - 1 968."
(Berichten van de R.O.B., jrg.l 9, 1969,
bIz. 183 e.v. )
CA. Kalee, "t Goy" (Nieuwsbulletin van de Koninklijke
Nederlandse Oudheidkundige Bond (K.N.O.B.),
1970, bIz. 99). Vondsten uit de Romeinse tijd.
E. A^urs,            "Een oude Rijnbedding te Dorestad." (Fibula,
12e jrg., nr.5, dec. 1971, blz.86),
W.J.van Tent, "Cothen." (Nieuwsbulletin v.d. K.N.O.B., 1970,
bIz. I5T-I52.) Bewoningssporen uit de Romeinse
tijd en vroege Middeleeuwen.
X., "Fantasie en werkelijkheid." (Flehite, tijdschrift voor ver-
leden en heden van Oost-Utrecht, jrg. 1, nr.4,
bIz. 57.) Karolingisch aardewerk uit Wijk bij
Duurstede.
X., "Opgravingen te Wijk bij Duurstede." (Maandblad voor
Oud-Utrecht, jrg. 41,1968, blz.59 - 60.)
21
-ocr page 23-
2. Tentoonstellingen
De stad Utrecht bestaat dit jaar 850 jaar gerekend
vanaf het zgn. stadsrecht van 1122) en dit wordt o.a. gevierd
door een tentoonstelling van litho's en enkele tekeningen
van het oude Utrecht door de bekende graficus en dichter
William Kuik in de Kunstzaal "de Reiger", Burgemeester
Reigerstraat 3, Utrecht, vanaf 27 mei t/m 7 juni.
(Maandblad "Oud Utrecht", 45e jrg. nr.4, april 1972.)
Voor de tentoonstelling "Burger in Utrecht" zie men
het afzonderlijke artikel in dit blad.
In Woerden, dat dit jaar 600 jaar bestaat, is het feest-
vieren op allerlei manieren al sinds maart aan de gang, maar
duurt nog voort tot minstens september. Onder vele andere
evenementen zijn er dagelijk rondvaarten door de stadsgracht
en omgeving, een tentoonstelling "Woerden Positief" over
verleden, heden en toekomst (26 mei t/m 17 juni), een
historische optocht 3 juni 04.00 uur), historische kinder-
spelen 7 juni, een Breugheliaans feest (historische kleding
verplicht) 23 juni op het kerkplein, (aanvang 18 uur), en
een gondelvaart op de Oude Rijn op 16 september (aanvang
20 uur). (Feestkalender "Woerden 600 jaar stad"). Naar aan-
leiding van de verjaardag een beknopt overzicht, "Woerden
en Utrecht in de Middeleeuwen", van N. Plomp in het
Maandblad Oud-Utrecht, jrg. 45, nr.3 (maart 1972), bIz.19-20.
22
-ocr page 24-
De middeleeuwse steenoven in 't Goy bij Houten (aanvulling)
In een van de eerste nummers van het bekende blad "Spiegel
Historiael" zal het artikel van de heer De Keyzer over de
steenoven in 't Goy worden overgenomen. Dit verheugende
bericht kwam enige tijd geleden bij mij binnen en geeft
mij aanleiding tot de opmerkingen, dat ons blad steeds meer
aandacht krijgt en daarnaast de activiteiten van onze vice-
voorzitter in meer dan één opzicht worden erkend. Bovendien
wordt in het bewuste nummer van de "Spiegel Historiael" de
aandacht van zeer velen op het bestaan van onze vereniging
gevestigd. Dit kan alleen maar positieve gevolgen hebben.
Ik grijp daarom deze gelegenheid aan om al onze leden
te vragen het doel van onze vereniging zoveel mogelijk te
bevorderen. Dit kan 1) door het inzenden van artikelen voor
ons tijdschrift. 2) door het deelnemen aan de plannen van
de werkgroepen, 3) door het winnen van leden, 4) door het
bezoeken van onze vergaderingen en de in ons blad aange-
kondigde tentoonstellingen enz. enz.
A.Graafhuis
23