TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK |
|||||||||||||||
december 1 972
|
|||||||||||||||
nr, 4
|
|||||||||||||||
6è jaargang
|
|||||||||||||||
Redaktïe-kommïssie
A. Graafhuis'(eindredacteur), LM.J. de Keijzer, Houten,
mevrouw G.Schipper-De Nie, Schalkwijk, G.M. Staal, Odijk. Red akt ie-adres:
|
|||||||||||||||
A. Graafhuis, p/a Gemeentelijk Archief, Alex. Numankade 199,
Utrecht, tel. 030-71 18 14. Inhoud van dit blad:
|
|||||||||||||||
1. Rondgang door de oude binnenstad van Wijk (bij Duurstede)
2. De Middeleeuwse steenoven in 't Goy bij Houten
3. Literatuursignalement
4. "Geef Utrecht de vijf.................."
Lidmaatschap:/. 15,— per jaar.
Postrekeningnr. 21 45 85 t.n.v. de Raiffeisenbank te Houten
t.g.v. de rekening van de Historische Kring "Tussen Rijn en Lek". |
|||||||||||||||
Rondgang door de oude binnenstod van Wijk (bij Duurstede)
In het onderstaand overzicht wil ik u nog eens voeren
langs de weg, die ik de op donderdagavond 25 mei j.l. aan- wezige leden van de Historische Kring heb gewezen langs de vele aardige hoekjes in Wijk bij Duurstede. Sommige van die plaatsen bestaan nog. De meeste echter zijn verdwenen en al of niet vervangen door andere. Ik toonde u eerst een portret van de heer Hendrik Hijmans;
de schrijver van het boekje Wijk bij Duurstede, dat in 1951 bij de uitgeverij Nijgh & Van Ditmar in Den Haag verscheen. Hij gaf de gemeente al hetgeen hij over deze stad in de loop der jaren had verzameld op 19 maart j.l. in bruikleen. Daartoe behoren ook alle gegevens, die nodig bleken voor de totstand- koming van het bovengenoemde boekje. Vervolgens toonde ik u een tweetal oude plattegronden
van Wijk bij Duurstede, die als uitgangspunt dienden voor een een toer rond en door de stad. Een vergelijking van de kaart van Jacob van Deventer uit 1565 met een moderne kaart (rnet daarop een ontwerp-bestemmingsplan voor de binnenstad)gaf een treffend beeld van overeenstemming in het straten patroon. Dit is overigens niet hetzelfde als het straatbeeld, want dat heeft sinds 1565 veel wijzigingen ondergaan. Ik leidde u via de heerbaan van Wijk bij Duurstede
(de Steenstraat) naar de plaats, waar eertijds de kapel van het H. Kruis stond (V.D, 18), Thans ligt daar de in 1828 aangelegde algemene begraafplaats. Op het r.k,-gedeelte daarvan bouwde men in 1849 een kapel met een zgn. altare fsrivilegiatum. Van daaruit liepen wij de oude heerbaan verder af om
"De Gouden Leeuw" te bereiken. Dit restaurant was eertijds een herberg of logement. In 1851 werd ter plaatse het logement "De Snoek" afgebroken om plaats te maken voor een voor die tijd groots opgezet nieuw logement met poardenstalling. Ernaast bestond reeds lang een smidse, o.m. om de paarden van nieuwe hoef ijzers te kunnen voorzien. 1
|
||||
é^-^5'- ■
|
|||||||
Toen in de vorige eeuw nog poortgeld geheven werd, ver-
zocht de logementhouder het gemeentebestuur om ontheffing van het poortgeld voor hen, die vanuit de oude binnenstad 's avonds een "neutje" kwamen drinken. Helaas, geen resultaat I Het gemeentebestuur wees het verzoek van de hand en zorgde daardoor voor een duur drankje voor hen, die binnen de muren van het oude Wijk woonden. Vanaf dit logement bereikten wij de Veldpoortbrug, waar
de in 1871 afgebroken Veldpoort (V.D. 1) stond. Het gemeente- bestuur besloot op initiatief van één van haar prominente notabelen, de heer B.G. van Heyst, het bouwwerk - een te zware onder houd spost op de begroting - te verwijderen. De Veldpoort was het begin van onze omgang rond de
stad, die wij maakten volgens de wijzers van het uurwerk. Eerst de Smeetoren (V.D. 2) die in 1802 verdween, het Rijn- poortje (V.D. 3) in 1832, de Nonnen- (V.D.4), Joppen - (V.D.5) en de Wildemanstoren (V.D. 6) die met de daartussen liggende wallen tot aan de Leuterpoort (V.D. 7) in 1823 verdwenen. Op de Leuterpoort, die er gelukkig nog is, staat de in 1659 gebouwde schors- of runmolen "Rijn en Lek". Vandaar af be- staan nog de wallen. Zij vormen de verbinding tussen de Rijn- en de Lekdijk als een de dijk compenserende waterkering. In deze walmuur ontdekten wij "de Waterpoort" (V.D, 8) die toegang geeft tot het haventerrein. Nabij het aansluttpunt aan de Lekdijk stond de "Vrouwepoort" (V.D.9), genoemd naar O.L Vrouw, zoals dat in andere steden ook gebeurde, b.v. in Bergen op Zoom. Nabij de Vrouwepoort stond eertijds de echte "Molen van Ruysdael" (V.D.l 0). De fundamenten daarvan vormen gelukkig een beschermd monument, al zijn zij niet onmiddellijk vertoonbaar. De molenromp van de eens zo trotse oliemolen werd in 1835 afgebroken, nadat het gemeentebestuur in 1817 al vergunning had verleend tot de amovering. De toenmalige eigenaar, de heer van Wijk, kreeg tegen de dertiger jaren van de vorige eeuw vele malen te horen, dat |
||||
hij de door verwering afkomende steenbrokken en puin moest
opruimen. Deze rommel plaatsjes zijn overigens ook nu nog niet vreemd aan Wijk bij Duurstede. Op vele plaatsen kan men achter huizen nog verzamelingen van oud Ijzer, stenen e.d, aantreffen. Deze stapels rommel kunnen soms een gezellige op- smuk geven aan bepcwlde plekjes. Tussen de romp van de Molen van Ruysdael en de oude
Israëlitische begraafplaats aan de Singel ligt het gehele kasteel- terrein. Van de bouwval werden in de loop der tijden nogal wat materialen gebruikt om de stadswallen te herstellen. Op het einde van de 1 7e eeuw o.m. werden daartoe 175.800 stenen schoongebikt, getuige een terzake opgemaakt bestek. Bij de Israëlische begraafplaats stond ook een toren
(V.D.12), die in 1 81 7 onder de slopershamer viel. Rest ons de omwalling van de stad tussen de laatstgenoem-
de toren en de Veldpoort. In dit stuk bevonden zich nogal wat bastions. Eerst de toren "Kostverloren" (V.D. 13), de belang- rijkste uit dit omwallingsdeel; dan de toren achter Teunis Jocobsen (V.D. tussen 13 en 14), de toren achter Van Brienen (V.D. 14) en die achter Van der Meeren. (V.D. tussen 14 en 1) Over dit enorm wallencomplex ontstond met Koning Willem II een uitgebreide correspondentie, waarbij de Koning zeer duide- lijk van zijn afkeuring tot het voornemen om tot afbraak over te gaan, liet blijken. Zelfs een verbod in deze heeft niet mogen baten. Men wist het in Wijk beter, zodat in 1845 van de wallen nagenoeg niets meer over was. Slechts een klein stukje op het zgn. "Walletje" bleef tot ca. 1930 staan. Toen verdween ook dat. Hiermee zijn wij de omtrek van de stad rond en dus weer
terug bij de Veldpoort. Twee personen hebben getracht de gedachte aan dit onge-
lofelijk mooie bouwwerk levendig te houden. De heer Van Rheden, die foto's maakte van de buiten- en binnenzijde van de poort en de heer J.F. Croockewit, bekend kroniekschrijver, met name van Wijk, die in 1870 een schilderij aan de gemeente aanbood. Zelfs de aan het gemeentebestuur geschonken foto's verdwenen via de commissie voor oudheidkundige zaken te |
||||
Leiden in de verzameling van de huidige Rijksdienst voor Monu-
mentenzorg. Fen algehele uitverkoop is er niets bij ! Na de rondgang langs de vestingwerken trokken wij de
stad in, waarbij wij eerst nog een blik wierpen over de rechter rail ing van de Veldpoortbrug. Daar kan men nog steeds een fun- deringsrestant van de Veldpoort (B.S. l)zien, in de zomer ver- sierd met bloemen. Het lijkt wel een jaarlijks eerbewijs voor een reeds lang geleden overledene. Over de brug kwamen wij in de Veldpoortstraat, waar wij de achterzijde van logement "Het Rode Hert "(B.S. 2) bewonderden. In april 1934 moest het wijken voor wat in latere jaren het herenmodemagazijn van Van Eek is geworden. Tegenover dit kledingmagazijn treffen wij de voormalige Wijkse sigarenfabriek. (B.S. 3) aan. Tot voor kort prijkte aan de gevel een "gevelsteen". Toen deze onlangs werd verwijderd, bleek het een uit 1658 daterende haardplaat te zijn met de afbeelding van een ruiter te paard, die in de literatuur over haardplaten meestal wordt aangeduid als de Prins van Oranje. Boze tongen vertelden destijds, dat de gevelsteen "de vlucht van de H. Familie naar Egypte" voorstelde en dat de gevelsteen was aangebracht als herinnering aan de heimelijke vlucht van de bedrijfsleider van de sigarenfabriek die er t met "de buit" naar Amerika was vandoor gegaan. Tegen de sigarenfabriek stond vroeger nog juist in de Achter-
straat een stadspomp, zoals er trouwens vele in Wijk bij Duur- stede zijn geweest, want ook aan de nog enige binnen de stads- wallen bewaard gebleven boerderij. Achterstraat 1 8 (B.S.4), was een dergelijke pomp aangebracht. Toen echter in het eerste kwart van deze eeuw de waterleidingbedrijven de watervoorziening ook in Wijk bij Duurstede ter hand gingen nemen en terecht of ten onrechte het uit die pompen afkomstige water afkeurden, ver- dwenen ook deze zo charmante plaatselijke voorzieningen. De boerderij aan de Achterstraat staat er nog. Wij hopen op daadwerkelijk herstel; een restauratieplan is in bewerking; het wachten is op de middelen 1 Het is te hopen dat deze zo schil- derachtige boerderij met zijn pitoreske binnenplaats je bewaard |
||||
zal blijven, want naast de boerderij werd danig gebroken.
In 1966 verdwenen de naastliggende huizen met de oude poort (B.S. 5 en afb 1 ), die naar de toren Kostverloren leidde. Nu ligt er het Kostverlorenpad, dat de doorbraak vormt naar de nieuwe uitleg. Tegenover de oude poort werd in 1969 het pand Maleborduurstraat 2 (B.S. 6) afgebroken; een huisje zon- der grote pretenties maar bijzonder speels in deze ouJe buurt. Het is te hopen, dat de daar nog aanwezige monumenten en overige het straatbeeld bepalende gebouwen en gebouwtjes be- waard blijven. Zo herinnerde ik u aan de l6e eeuwse panden Maleborduurstraat 7 en 9. (B.S. 7) Wij liepen het A/Valeborduurstraatje uit in de richting van
de Markt. Op de hoek links is het gebouw, waar tot in het begin van deze eeuw de lommerd (B.S. 8) was gevestigd. Hoewel zijn voorgevel duidelijke negentiende eeuwse trekken vertoont, verraadt de achterzijde een hogere ouderdom. De bijnaam van "Lommerdstraatje" voor de Maleborduurstraat laat zich dus licht verraden. Wat op de lommerd al niet aan panden werd ingeleverd is onbeschrijfelijk. De lijsten in het gemeentelijk archief vermelden horloges, jassen, broeken, tot zelfs beddegoed toe. Niet ingeloste panden werden publiek verkocht. Op de Markt keken wij behalve naar de lommerd (nr.ll)
ook naar de monumenten 12 (B.S. 9), l3 (B.S. 10), 14(8.5.11) 15 en 16. Nr. 12 (B.S. 9) is vroeger de herberg "De Groene Jager" geweest, genoemd naar het in de 1 8e eeuw in het Sticht gevormde provinciale korps van de burgerwacht "De Groene Jagers". Op nr. 14 troffen wij "De Nederhoff",(8.5.11) een 1 6e eeuws huis, zoals de omliggende, met een 1 Be eeuws aanzien. In dit huis speelde zich een deel af van de ge- schiedenis "De laatste Ansman", geschreven door Aart Romein, Wij gingen de poort op nr. 15 (B.S. 12-13) binnen, waar
wij ons bevonden bij Tellegen en Pels, waar sinds 1738 oor- spronkelijk een jeneverstokerij was gevestigd; de IngredièViten zijn er nog steeds te zien. De binnenplaats ademt een middel- eeuwse sfeer uit. Geen mens verwacht deze serene stilte, waar |
||||
slechts een merel of lijster haar blije lied zingt.
Terug op de Markt zagen wij de Kerk (B.S. 14) in haar
majestueuse glorie. De Markt is op de afbeelding nog kaal. De bomen zijn nog niet geplant. De toren is plomp. Hij kwam niet gereed. AvAogelijk ontbrak het de opdrachtgever, David van BourgondiS, aan de financiè'le middelen toen men de in 1486 aangevangen bouw wilde voltooien, want plannen voor de voltooiing waren er wel, getuige het schilderij, dat de toren in zijn volle lengte toont. Slechts iets minder dan de helft van het werk werd volbracht. Een afgeknotte dakconstructie laat zien, dat men halverwege is opgehouden met het werk. In de toren hangen vier klokken, een uit 1506, gegoten door Willem van Wouw; één uit 1515, gegoten door een zekere Willem; één uit I5l9, gegoten door Henricus de Borch en één uit 1717, gegoten door Jan Albert de Grove. De klok uit 1515 is de AAarioklok. Op de klokkenwand staan drie heiligen af- gebeeld, nl. de H. Maagd /vVaria, St. Nicolaas, de patroon van ons land en St. Jan de Doper, de patroon van de parochie. De vier klokken hebben op 19 januari 1943 geluid. De
meeste Nederlandse klokken waren toen al weggehaald en ver- smolten om in plaats van kerkdoe Ie inden, die van de oorlog te dienen. Gelukkig bleef Wijk in deze gespaard. Monumenten- architecten hebben de vijand kunnen overtuigen dat het weg- halen der klokken onherstelbare schade zou toebrengen aan de toen ook al slechte toestand van de muur en dakconstructies van de toren. De klokken hingen in een uit beton gegoten stellage en deze diende - om de klokken te kunnen lichten- geheel te worden gesloopt. Om echter het "noodzakelijke on- derhoud" te kunnen verrichten gaven de Duitse autoriteiten toestemming om de klokken ("toevallig" op 19 januari) te la- ten luiden. Op die dag schonk Prinses Juliana aan haar derde dochter Margriet het leven. Aan de voet van de kerk waren vóór de restauratie in
1966 a.h.w. verschillende gebouwtjes (B.S, 15) geplakt. Deze varie'erden van vismarkt of -afslag, tot schuur, garage en openbare retirade. De visafslag van Wijk bij Duurstede heeft |
||||
De oude poort in de Achterstraat, welke eertijds leidde
naar de toren "Kostverloren" (afgebroken in 1966). Rechts Maleborduurstraat 2 (afgebroken in 1969). (Foto Mej. A^J.A. van Dijk) |
||||
daar plaats gevonden tot 1939. De laatste afslager was de
vader van Theo Bakkers, die thans op de hoek van de Oever- straat zijn schoenwinkel heeft. De vis werd van de Fa. Muis uit Spakenburg aangevoerd. Vlak voor het raam van de burgemeesterskamer en voor
de ingang van de stadstoren stond destijds de Wilhelminalinde (B.S. 1 6). Deze is geplant bij gelegenheid van de troonbe- stijging van Koningin Wilhelmina op 13 september 1898. Op een volkomen onverwacht uur ('s zaterdags om 2 uur na de middag werd deze traditionele aanplant, die de werkkamer van de burgemeester het licht benam, in opdracht van deze vroede vader in april 1956 omgekapt. Dit kleine interessante hoekje van de WIjkse Markt, die
een tijdlang de naam van "Wilhelminaplaats" droeg, heeft nog een interessant trekje. Er staat, zoals ook aan de andere zijde van de Markt, een pomp (B.S. 17). Deze is een van de vele drinkwatervoorzieningsplaatsen van de stad. De beide pompen dateren uit 1759 en hebben de overdekte putten, die er ca. 1750 nog stonden, vervangen. Het stadhuis (B.S. 18) was het volgende gebouw, dat
tijdens onze rondwandeling de aandacht vroeg. Het werd zeer belangrijk gewijzigd in 1662, het jaartal, dat thans nog bovffi de hoofdingang staat te lezen. Voordien was er een kleiner raadhuis, doch ook met een stenen trap. Bij de verbouwing in 1662 bleven slechts kleine delen van de zijmuren staan. De diepte van het gebouw nam toe, hetgeen de oorzaak is van het feit, dat het stadhuis zo onwaarschijnlijk dicht tegen de N.H. Kerk is aangebouwd. Op het schilderij, dat de af- lossing van de wacht laat zien, -van dezelfde kant dus, als de prent van de Beyer-, ziet men het stadhuis duidelijk voor- zien van het nog steeds aanwezige kleine klokkentorentje. Een dergelijk klokkentorentje siert ook het uit 1400 daterende Bwoud- en Elis^'>5thgasthuis in de Oeverstraat, Werd het daar gebruikt voor i.<?t luiden van het Angelus of het overlijden of |
||||
uitdragen van een van zijn bewoners, het torentje van het
stadhuis had eveneens een klokje, dat op zondagmiddag te 12.00 uur werd geluid, waarna de stadhuisbode openbaar af- kondiging deed van wie er zich in de afgelopen week als teouwlustigen hadden aangemeld. In het begin van deze eeuw werd het inmiddels spoorloos verdwenen klokje daarvoor nog gebruikt. In het huis naast het stadhuis was zeer lang geleden de
herberg "De Roetzak" (B.S. 19) gevestigd. Het was daör waar Jan van Sc haf f e laar als Kabel jouws partijganger van bisschop David van Bourgondiê' onderdak zou hebben gehad. Het huis werd voor wat het vooraanzic ht betreft, laatstelijk in 1913 ver- bouwd. Als herberg heeft het reeds lang afgedaan. Het voorma- lige middeleeuwse aanzien betoverde eens Jan Frederik Oltmans, die er ca. 1840 zijn boek "De Schaapherder" liet spelen. We keken weer een huis verder en zagen "De Engel"
(B.S. 20), eertijds drinkhuis, herberg en thans café-restaurant. Gesticht in 1678 vormt het de oudste nog bestaande herberg aan de Markt. Aan de overzijde was naast een ijzerwinkel en een apotheek op nummer 3 een ander logement gevestigd, dat de naam "Het Zwaantje" (B.S. 21) droeg. Het werd opgeheven in het begin van deze eeuw. De enige overige nog resterende herberg aan de Markt is de uit 1684 daterende Keizers Ooon (B.S. 22). Van daaruit liet één van de dia's u de aflossing van de wacht van de andere kant van de Markt zien. De daarnaast getoonde afbeelding liet de Markt zien eveneens zonder bomen en wel co. 1875. Wat vooral opviel naast het ontbreken van de kastanjebomen - tot welker aanplanting m,en in oktober 1887 besloot - is de gietijzeren trap met de daarnaast staande giet- ijzeren lantarrns. In het midden van de vorige eeuw werd in de Gelderse Achterhoek en verder in het oosten van Overijssel nogal wat ijzererts oangetroffen. De kruidenierspolitiek, die ons Nederlanders kennelijk ook nu nog eigen is - men denke slechts acr de exploitatiedrift, waarmede men de gasbellen in het noor- den van ons land meent tot ontwikkeling te moeten brengen - was aanleiding tot een vlot verbruik ook van die bron van inkomsten. Vele ijzergieterijtjes hielden zich dan ook bezig met 9 |
||||
het gieten van straatlantaarns, brugleuning en e.d. Het was
mode kandelaars, ruitversieringen en andere gestyleerde voor- werpen te laten vervaardigen. Dit modeverschijnsel leverde Wijk bij Duurstede in 1857 de door velen verfoeide gietijzeren trap op, die echter in 1 937 weer door een hardstenen werd vervangen. Voordat we het marktplein verlieten richtten onze blikken
zich nog even naar de noordoosthosk van de Markt. Naast de Keizers Croon zagen we het huis Veldpoortstraat 2 (B.S. 23), dat in het reeds aangehaalde boek van Aart Romein "De laatste Ansman" eveneens een belangrijke rol speelde, zoals "De Neder- hoff". De romantiek rond de twee jonge mensen speelde zich daör af. Voor wie zich in de sfeer van de vorige eeuwse charme weet te verplaatsen, is dit een overduidelijke zaak. We belandden toen in de Leuterstraat. Opmerkelijk is
hier wel de kennelijk in latere jaren gemaakte doorbraak op de plaats, die men vroeger "Het Klooster" pleegde te noemen. Ook vandaag nog kenmerkt zich de Klooster Leuterstraat door een breuk, die zich aftekent bij het vroeg 1 9e of laat 1 8e eeuws herenhuis (B.S. 25 en afb. 2), waar de griffier van het Vrede- gerecht, Jacobus Engelen van Schaik woonde (1810), De voorgevel staat in het verlengde van de Plantsoensteeg en het Kerkstraatje. De Leuterstraat begon bij de voormalige sociéTeit "De Burgervrrendenkring" (B.S. 24) aan de Markt en liep tot aan het huis van de griffier van het Vredegerecht door. Opvallend Is het als men tussen de huizen van de Klooster Leuterstraat door gaat, dat zich links en rechts vanaf het boven- genoemde breekpunt alleen zeer grote gebouwen aandienen. Te beginnen rechts bij het voormalige postkantoor (B.S. 28) en de voormalige in 1826 herbouwde gemeenteschool (B.S. 27) (later in gebruik als botermarkt, thans consultatiebureau en badhuis), die op de fundamenten staan van het priesterkoor van de huidige N.H. Kerk, zien we links deels de zijgevel van het huis van bovengenoemde griffier Van Schaik, waartegen men in 1899 het St.Lambertusgesticht (B.S. 26) heeft gebouwd. Verderop de hui- dige R.K. Kerk met de pastorie; rechts weer de R.K. kleuter- school en de pakhuizen daarnaast, 10
|
||||
Klooster Leuterstraat 29, eertijds de woning van de
griffier van het vredegerecht, Jacobus Engelen van Schalk. |
|||||
n
|
|||||
De plaats waar thans de R. K. Kerk (B,S. 29-30) staat is
ook niet zonder geschiedenis. Treft men er in 1565 op de kaart van Jacob van Deventer nog het klooster van St. Maria Mada- lena (V.D. 15); dit klooster maakte vermoedelijk plaats voor het "Prinsenhuis", dat op zijn beurt rond 1811 moest wijken. Een verzoek van het gemeentebestuur in 1816 aan de koning gedaan, om van "Het Klooster", meer genaamd "Het Prinsenhuis" een excercitie- en wandelplaats te maken, vond geen genade bij Zijne Majesteit. In 1826 startte men daar met de bouw van de in 1834 gereedgekomen zg. waterstaatskerk, die na in de negen- tiger jaren van de vorige eeuw grondig te zijn verbou<vd, in 1937 ook weer verdween, om er te zelfder plaatse de huidige R.K. Kerk te kunnen oprichten. Opmerkelijk aan de waterstaats- kerk was het kleine torentje op de voorgevel van het gebouw, de de kerk de naam van "De Peperbus" bezorgde. Tegenover de R.K. Kerk heeft de Corps du Guard of Cour
du Garde gestaan. Het was de kazerneringsplaats van het garni- zoen, dat in Wijk gelegerd was. Men ziet er thans een pakhuis met groene luiken. De tijd heeft de naam van deze plaats ver- basterd. Of men wil of niet: voor sommige Wijkenaren zal "De Korte Gaard" meer zeggen dan de Franse "Cour du Garde"! (B.S. 31) Wij zijn bij dit gebouw dan juist weer aan de andere kant van het gebied, dat eertijds "Het Klooster" begrensde. De weg tussen het bovengenoemde huis van de griffier van
Schaik en de Cour du Garde werd in 1846 met keien verhard. Vanaf dat moment is de Leuterstraat een geheel geworden met "Het Klooster". Vandaar ook, dat men de straat later Klooster Leuterstraat is gaan noemen. Deze mondt nu uit op het kruis- punt Peperstraat Oeverstraat en Wildemansteeg. Een belangrijke wijziging in het straatbeeld voltrok zich op
dit kruispunt in 1 916. De aanvankelijke bebouwing strekte zich uit tot het midden van de Klooster Leuterstraat. Door het uiterst smalle straatje (B.S. 32 en afb. 3), waarvan nog oude foto's be- staan, wrong zich sedert 24 maart 1885 de op die datum feeste- lijk ingehaalde stoomtram. Dit straatje werd op de duur zo ge- vaarlijk voor het minste of geringste verkeer, dat men met een bordje voor de tram waarschuwde. Het was hoog tegen de gevel 12 |
||||
van het later(in 1916) afgebroken huis bevestigd. Met het
huis verdween toen ook de lindeboom, die voor dit huis stond. De tram heeft tot 31 maart 1 931 gereden. De rails verdwenen in 1 937. We gingen verder de Peperstraat in,waar we even onze
blik lieten gaan over nummer 44 (B.S, 33). A^rkwaardigerwljze ziet men er een deur op de bovenste verdieping, die uitkomt op de straat. Geen hekje of balustrade beschermt degene, die de deur opent en het niet aanwezige balkon zou willen be- treden. De deur vormde de toegang tot de droogzolder, waar de naastgelegen bakkerij het hout bewaarde om de brood- bakovens te stoken. Kort geleden nam de Centrale Bakkerij Stichting ook ver deze bakkerij het werk over, zodat de zol- der voor dit doel niet meer wordt gebruikt. We vervolgden onze weg tot aan de Mazijk. Ongeveer
op deze plaats stond destijds de Arkpoort. Een ernstige brand omstreeks 1450 verwoestte niet alleen de poort, doch ook de daar gedeponeerde archieven. De Mazijk is niet alleen het smalste straatje van Wijk, doch ook een van de oudste. De nieuwe stadsuitleg (binnen de wallen) strekte zich vroeger uit ten oosten van de Mazijk en het Kerkstraat je en heette "Het Oever". Als we de Mazijk binnenlopen en we onder de huizen (B.S,34) vandaan komen, is het eerste gebouw links de voormalige mandenmakerij (B.S. 35 en afb. 4). Behalve het fruit als bestaansbron boden biezen, tenen en populieren be- langrijke grondstoffen voor kleinindustrie van manden, borstels en klompen. Achter de westelijke muur van de AvAozijk ademen weer
de Middeleeuwen hun rust uit. Het is de achterzijde van de reeds besproken jeneverstokerij, Tellegen en Pels. Het gezicht op de stadstoren van daaruit zou bij iedere wandelaar het schilderstalent kunnen doen ontwaken. (B.S. 36) We liepen weer verder naar Langs de Wal. Dit eveneens
Middeleeuwse stadsdeel baart grote zorgen voor een ieder, die |
|||||
13
|
|||||
Het snxille straatje, dat vanaf de zijde van de Oeverstraat
toegang gaf tot "Het Klooster". De tram wrong zich hier tussen de huizen door, waarvoor het bordje links tegen het in 1916 afgebroken huisje. Op de hoek van de straat in henxJsmouwen Bertus Janssen. (Reproductiefoto R.v.d.V.) |
|||||
14
|
|||||
De voormalige mandenmakerij in de Mazijk.
Zal ze voor definitieve ondergang worden behoed?
(Foto: R.v.d.V.)
|
|||||
15
|
|||||
de stad in haar glorie wil laten. Reeds in de jaren 1966-1968
is er sprake geweest van een niets ontziende doorbraak in de richting van "De Singel"(B.S. 40 en afb. 5) en wel over de Israëlitische begraatplaats (B.S. 39) en de oude "stort"(B.S.38) heen. Een "Hoge Hoffweg", die zijn verlengde zal gaan zoe- ken in een verbrede singelweg dreigt grote schade aan de oude binnenstadstructuur en de daaromheen gelegen singelweg aan te brengen. Langs de Wal is een zorgenkind, zowel in deze richting (B.S. 37) als naar de andere kant, waar de gemeente- lijke droogschuur en werkplaats (B.S. 39a) de oude leerlooierij en later de acetyleenfabriek verving. Het was rond de laatste eeuvAvisseling de krachtbron voor de straatverlichting. Een blik op de oude prentbriefkaarten van Wijk doet dat begrijpen. Langs de Wal was voorts de bemuurde afscheiding tussen stad en kasteel, waartussen alleen de op het einde van de Munt- straat gelegen Hoenderpoort (B.S. 40a) de verbinding vormde. Vooraleer we echter de ^Auntstraat zelf insloegen, liepen
we via de Hoenderpoort het kasteelterrein op. Voor ons zagen wij de uit de 1 3e eeuw daterende Donjon (V.D. 17 en B.S. 40) die hard aan conservering toe is en rechts daarvan de uit de l5e eeuw daterende Bourgondische toren. Bisschop David van Bourgondiè' gaf opdracht tot de bouw ervan. Ik toonde u het kasteel rond 1640 in zijn glorietijd; daarnaast heb ik u ver- schillende fasen in het verval laten zien, om te besluiten met de restauratiefase van de Bourgondische toren (B.S. 42) in 1950. Twee van de kasteelheren in hun pracht en praak werden u vervolgens getoond. Bisschop David van Bourgondiè' en Philips van Bougondiê', die ook een van de opvolgers uit de Bourgon- dische vorstenfamilie uit het Sticht was, \oordat Karel V in 1528 het wereldlijk gezag overnam. Aan de buitenzijde van de kasteelgracht ligt "De Wild-
kamp" (B.S. 42) , een empire buitenhuisje met boerderij, waar- van de voorzijde als theehuis in gebruik is geweest. De witte beelden in de zwarte nissen geven de voorzijde van het huis een voornaam en vriendelijk uiterlijk. Het is de moeite waard het van kiezelkeitjes gemaakte mozaïek onder de 16
|
||||
balustrade eens te bekijken.
We verlieten door de Hoenderpoort weer het kasteelter-
rein om u een kijkje in de Muntstraat te geven. Vroeger was de tuin van het eerste huis links, "Amstelwijk" (V.D. 19 en B.S. 43), geheel ommuurd. Het stuk muur grenzende aan "Langs de Wal" werd in 1970 afgebroken, de overige delen tussen de jaren 1950 en 1960, Volgens sommige zegslieden zou huize "Amstelwijk" het geboortehuis of de woning zijn geweest van Cornelius van Wijk, een van de 19 martelaren van Gorkum. Deze bewering is echter niet juist, Cornelius van Wijk stierf in 1572, Het huis is zeker van latere datum. Het zou echter wel kunnen zijn, dat vóór "Amstelwijk" daar het geboortehuis van de heilige heeft gestaan. Zekerheid daaromtrent heb ik niet. Voor aanwijzingen terzake zou ik dan ook zeer gevoelig zijn. De naast huize "Amstelwijk" staande klokgevel (B.S,43a)
is een fraaie uitzondering op de bouw van de huizen in Wijk bij Duurstede, De klokgevel is naar de straat gekeerd, zoals dat b.v. op de Markt in 's-Hertogenbosch te zien is. De meeste huizen in Wijk hebben de dakhelling naar de straatzijde ge- keerd, zoals in Maastricht. De trapgevels staan tussen de hui- zen in en vormen een brandwerende laag. Het in 1868 gebouwde herenhuis van notaris van Heijst,
dat thans als huishoudschool (B.S.44) in gebruik is, is misschien wel het meest belangrijke pand in de Muntstraat. Het bepaalt met zijn begroeiing rondom in zeer belangrijke mate het karak- ter van deze straat. Daar tegenover liggen de statige huizen, die in 1844 verrezen (B.S. 45). De haast deze laatste huizen gelegen duplexwoningen, die een paar jaren na de oorlog 1940-1945 op de plaats van de tuinen van het huis van de no- taris verrezen, vormen daarmee wel een schrille tegenstelling. Aan het begin van de Muntstraat aan de zijde van de
Oeverstraat, liggen ook nog enkele interessante huisjes. Daartoe behoren het atelier (B.S. 47) en de woning (B.S.46) van de kunstschilder J.R. van Nijendaal. Schuin tegenover zijn woning staat het bij sommige Wijkenaren nog bekende "Soephuis" 17 |
||||
(B.S. 48), dat thans de werkplaats is van timmerman Odinot.
Het huisje is steeds eigendom geweest van de N.H. Kerk. Van daaruit werd in het winterseizoen soep gedistribueerd aan de armen. Wie nog eens een bezoek aan dit huisje brengt, kan in het plafond van de begane grond nog het stookgat zien, waarop het fornuis was aangesloten. De Muntstraat uitlopend, kwamen we in de Oeverstraat,
waar we eerst even naar links keken. Daar staat op de hoek van de /vAuntstraat/Peperstraat het oudste te dateren huis (B.S.49) van Wijk. Twee leeuwen sieren de lijst tussen de eerste en tweede verdieping van deze woning, met in het midden een medaillon, dat het jaartal I6l3 draagt. Op deze zelfde hoek stond tot aan het jaar 1935 ook een gietijzeren stadspomp. Helaas verdween ook dit aantrekkelijke facet van het Wijkse straatbeeld. We gingen weer verder de Oeverstraat in, en wel in de
richting van de Dijkstraat. Het interessantste pand is het Ewoud en Elisabethgasthuis (B.S. 50), gesticht in 1400 door Willem, heer van Abcoude en van Duurstede, als genoegdoening voor een ernstig vergrijp. Hij stichtte er in Usselstein trouwens ook een van ongeveer dezelfde naam, nl. Ewouds gasthuis. Aan de voorzijde van het pand, dat in de loop van de tijd nogal veranderde, staat ook een van de stadspompen (B.S. 54), waarop ik al eerder wees. In 1970 werd deze pomp door de gemeente geplaatst op grond van het gasthuis. De gemeente verplichtte zich tot de instandhouding en het onderhoud van de pomp. Sinds 1970 zijn de bewoners van het gasthuis overge- gaan naar een nieuw tehuis aan de Gansfortstraat. Het oude monument is vereenzaamd achtergebleven; de gemeente kocht het, doch verkocht het door aan de familie De Vries, die de achterzijde restaureerde. Het voorste deel staat thans nog leeg en dreigt -als niet snel wordt ingegrepen -ernstig in verval te raken. Het complex is samengesteld uit verschillende delen, waarvan naast het oorspronkelijk gebouw de 19e eeuwse |
||||
18
|
||||
vleugel het meest in het oog springt. De gedachte als zou
deze vleugel er vroeger nooit geweest zijn, zelfs niet als een aangebouwde oude vleugel of schansmuur is voor mij nog een vraagpunt. De afbeeldingen van het gasthuis uit de 18e eeuw tonen echter zowel aan de linker- als aan de rechter- zijde een vrij hoge schansmuur. Vóór het gasthuis heeft ook een muur gestaan met een
poort er in. Later is deze door een hek vervangen, waarachter hoge tuja's stonden. In het begin der 20e eeuw verdwenen deze bomen. In 1970 verdwenen trouwens ook de houten beelden, die op de pilasters van het hek stonden. Op 24 maart 1885 waren beide beelden verkleed. Het was de dag, dat de tram zijn intrede deed, zoals ik u reeds eerder vertelde. Het ene beeld stelde de machinist van de tram voor en had een zweep in de hand, het andere de conducteur. Naast de beelden ver- dween in 1 970 ook het in 1 729 door Jan Albert de Grove ge- goten klokje. In 1943 werd het door de bezetter beroofd, doch keerde gelukkig terug in 1946. Beelden en klokje hebben mo- menteel een plaats in het nieuwe gasthuis aan de Gansfortstraat. Een korte blik gaf ik u binnen het gasthuis. Op de eerste
plaats de voormalige regentenkamer, waar de regentenpor- tretten hingen en verder de hal, waar we even keken naar het schilderij van de stichter en zijn vrouw, die geld schonken voor de proveniers, die het gasthuis bevolkten. We wandelden vervolgens de Oeverstraat in en recht
tegenover het gasthuis zagen we het geboortehuis van de heer Hijmans (B.S. 52),schrijver van de Wijkse stadsgeschiedenis. We liepen verder in de richting van de Dijkstraat, Bij de wal gekomen, draaiden we ons eerst om en zagen de Oeverstraat, zoals hij was in ca. 1 875, nog zonder tramrails, doch met de ouderwetse gladde kinderkopjes bestraat. Op de achtergrond zagen we "De Peperbus", die in 1937 definitief uit het Wijkse straatbeeld verdween. Het nauwe be- gin van de Klooster Leuterstraat van deze kant, was er nog. |
|||||
19
|
|||||
We draaiden ons weer naar de muur, waarvan ik u
reeds de buitenzijde liet zien. Aan de binnenkant is de muur minstens zo interessant. Op de eerste plaats zien we op de oude foto de Waterpoort (B.S. 53 en V.D. 8), zoals hij ca. 1875 te zien was. Een kleine gedenksteen is aan de linker pilaster nabij de gleuf voor de schotbalken ingemetseld. Het was de waterhoogte in april 1845, die aanleiding was tot het plaatsen van de steen. Zonder het sluiten van de Waterpoort zou de stad zeker zijn ondergelopen. Deze ge- beurtenis verklaart min of meer ook de reden, dat men het pleintje vóór de Waterpoort "Het Klokgeslag" (B.S. 52) noemt. Dbbr had men het zicht op de toename van de waterhoogte en dus daèr riep men het mansvolk door middel van een klok bijeen om bij dreigend gevaar met man en macht weerstand te bieden aan het water of om bij de dijken tegen dijkdoor- braak te waken. Eens gebeurde dit in de Wijkerweerd nabij Lekdijk 29, waar men thans nog het wiel kan zien, dat de dijkdoorbraak als lidteken achterliet. Vanaf het Klokgeslag waar we ook de Walpoort en de
daarop staande run- of schorsmolen "Rijn en Lek" (B.S.55) en de theekoepels (B.S, 56) van het "Schippershuis" (B,S,56) konden zien gingen we nog even de Lekdijk op, onder de Vrouwepoort door, die helaas ook is verdwenen. Een plaatje van een jaar of vijf terug toont ons de zo aardige huisjes Lekdijk 1 (B.S. 57) en 2 (B.S. 58). Nu zijn het, zoals op zovele plaatsen in het stadsbeeld, gaten, waar de charme aan het verkeer of misschien de waan van de dag-de ge- schiedenis zal het leren-werd opgeofferd. Boven op de Lekdijk gekomen keerden we ons halver-
wege om. Het uitzicht op de rivier in de richting Amerongen en de Kalverweide (B.S, 61 a) die zich uitstrekt tussen dijk en wal trok onze aandacht, doch het is jammer, dat men niet meer kan genieten van de bloeiende appelbomen, die in ruil voor een rooipremie de houthakker op bezoek kregen. |
|||||
20
|
|||||
Weer ging het verder in de richting van het veerhuis
(BoS. 67) waarvan burgemeester Heldewier in 1873 de eerste steen legde. In de zijgevel van dit fraaie huis, dat tot 1972 onder meer als ambtswoning voor de burgemeester diende, is nog een steen aangebracht. Deze is afkomstig van het kleine veerhuis of veerknechtswoninkje, dat er van 1695 tot 1873 gestaan heeft. Fen schilderij toonde u de situatie van vroeger. In het veerhuis is destijds een restaurant en pension gevestigd geweest. Willem Witsen o.m. had er zijn onderkomen toen hij in de jaren 1910-1912 in Wijk bij Duurstede tekende en schilderde. In beeld confronteerde ik u met de theorie over de plaats
van de échte molen van Ruysdael (B.S. 61 ). Het in het begin van mijn vertoog aangehaalde boekje van H. Hijmans bevat de complete theoretische verantwoording. Het topografisch be- wijs is te leveren: Ie. via het beroemde schilderij "De Molen", door Ruysdael, geschilderd, zoals het in het rijksmuseum te Amsterdam te zien en in vele reproducties te koop is; 2e. de panorama's van de stad uit ca. 1750 tot 1834, waarop de molen nog voor komt en 3e. de kennis van de verschillende aan- zichten van de huidige stad. Tenslotte is de plaats van de op de monumentenlijst voorkomende fundamenten van bovenge- noemde oliemoien van zeer groot belang. Een situering van de schilder ten opzichte van het geschilderde object, zoals u die in tekening zag, kan een elk genoegzaam overtuigen. Zo zagen we dan tot slot van dit onderdeel de twee riviergezichten, een mét en een zonder de molen van Ruysdael. We liepen weer terug naar de stad om ons in het Plant-
soen (B.S. 62) te gaan vermeien. Daar stroomde eertijds de Kromme Rijn, totdat het innundatiekanaal (B.S. 64) en de sluis (B.S. 63) in 1866 dit water overbodig maakten. De eerste demping vond plaats in 1921, terwijl in ca. 1930 met de laatste stukjes walmuur ook het haventje aan "Het Walletje" verdween. Ze maakten aanvankelijk plaats voor een zand- vlakte; nu zien we er parkeerplaatsen en het busstation (B.S. 65) van de W.A.B.O. De afbeeldingen van de oude en 21
|
||||
Langs de Wal 5, 7 en 9. Rechts de in 1970 afgebroken
muur. Zal dit middeleeuwse stadsgedeelte worden gered? (Foto: R.v.d.V.) |
|||||
22
|
|||||
en de nieuwe situatie vormen bij nauwkeurige beschouwing
wel een erg schrille tegenstelling, Aan het einde van het bovengenoemde inundatiekanaal
op het nieuwe kruispunt met de Kromme Rijn stond aan de Donkere Steeg (thans genaamd Prins Hendrikweg) de houtzaag- molen van Van Amerongen. Deze molen, die onder de naam "De Zonnenwijzer"(B.S. 66) bekend staat, werd gebouwd in 1801. In 1912 brandde hij af en werd niet herboLv/d. De elec- trische stroom had inmiddels de windkracht voor een aanmerke- lijk deel verdrongen. Herbouw was daarom misschien ook niet rendabel. De laatste Wijkse molen, die ik u liet zien was de mo-
len van het Wijkerbroek. Reeds in 1488 stond daar ver buiten de bebouwde kom een windmolen voor de waterbemaling.ge • Verschillende malen werd die molen in de loop der eeuwen ver- bouwd en vervangen. De laatste werd in ca. 1819 gebouwd. De bouwsom bedroeg toen in totaal ƒ 24.907,48. In 1 924 werd deze molen buiten gebruik gesteld en onttakeld en reeds vóór 1930 was de op één na laatste molen van Wijk bij Duurstede V3rdwenen. Alleen de Watermolenweg en de Molenvliet op het industrieterrein Broekweg herinneren nog aan haar bestaan. Bij de laatste dia d'e ik u liet zien, zag u het profiel van
Wijk bij Duurstede bij avond. Het lijkt wel of Wijk bij Duur- stede is gekomen aan het e rde van een roemrijk bestaan. De sanering in de oude binnenstad gedurende de laatste jaren heeft erg veel moois doen verdwijnen. Als minnaar van datgene, wat schoon is, vind ik het jammer, dat men zoveel heeft stuk ge- maakt. De eenheidskoek van de woningwetbouw en de bouw- stromen maken de aantrekkelijkheid van de steden eerder kleiner dan groter. En dat is - dacht ik - een reden temeer om te waken over wat we nog hebben. Wil men echter bestuurscolleges in deze tijd van de noodzaak tot behoud overtuigen, dan zal men goed gedocumenteerd moeten verschijnen; d.w.z. historisch- wetenschappelijk en financieel-economisch, hand in hand. |
|||||
23
|
|||||
Daarvoor is de opbouw van een veelzijdige topografische en
historische documentatie van het allergrootste belang. Het is zaak om niet alleen van de geclasseerde monumenten, doch ook en misschien zelfs meer nog van de niet-geclasseerde zo snel mogelijk alle noodzakelijke gegevens vast te leggen. Zij lopen per slot van rekening het meeste gevaar. Hiertoe be- horen niet alleen foto's en prentbriefkaarten, doch ook opme- tingen van in- en externe muur- en dakconstructies, bouv/teke- ningen, gegevens omtrent materiaalgebruik, niet alleen boven, doch -en misschien vooral-onder het straatniveau. Kelders kun- nen in deze schatten aan gegevens opleveren. Als liefhebber van de plaatselijke historie van Wijk bij
Duurstede ben ik - waar het voor mij mogelijk is binnen het kader van mijn geringe beschikbare tijd - gaarne bereid mede- werking te geven aan hen, die er mij om vragen en ik hoop, dat men ook niet zal schromen spontaan bijdragen te leveren tot uitdieping en aanvulling van de mij ontbrekende kennis terzake. O.L Vrouw Tielt, 26 juni 1972.
J.Rouppe van der Voort.
De Middeleeuwse steenoven in 't Goy bij Houten
In het decembernummer van de "Spiegel Hiatoriael"
zal een prachtig verzorgd artikel worden opgenomen, dat gewijd is aan het belangrijke archeologische onderzoek be- treffende de middeleeuwse steenoven in 't Goy, waarover in ons blad al eerder geschreven werd. (Zie nr. 1 van maart 1972). U wordt aangeraden dit nummer van de "Spiegel Historiael" te kopen. Het is van belang te beseffen, dat het onderzoek, dat door leden van onze vereniging verricht wordt, zeer ruime aandacht verdient en krijgt. _. A. Graafhuis
24
|
||||
LITERATUURSIGNALEMENT
H.W.M.J. Kits Nieuwenkamp over de historische achtergronden
en over het ontwerpwapen — door K. van Sigtenhorst — voor het nieuw opgerichte waterschap Kromme Rijn, hetgeen een sa- menvoeging is van o.a. de waterschappen Sterkenburg, Honswijk, Schonauwen, Uiterwaarden, het Gemeeneland van het Wijkse gerecht (opger. 1437), en het Hoogheemraadschap van de Lek- dijk Bovendams (in 1323 ingesteld door bisschop Jan van Diest), in Oud-Utrecht 45, nr. 6 (juni 1972), biz. 46-47. J.D.J. Spaan, "Terreinonderzoek in Vechten", in Westerheem XXI,
2 (1972), bIz. 60-62. Opgraving van resten van de tweede Ro- meinse nederzetting te Vechten, gedateerd van omstreeks 80 tot 200 n.C. Bij de Bataven-opstand in 69 werd de eerste neder- zetting vernield, en in 200 schijnt men een stenen castellum te hebben gebouwd. W.J. de Boone, Munten van Madelinus/Dorestat in Nederland"
laat de verspreiding van deze zevende-eeuwse munt in Neder- land zien. Hij was van gestempeld goud en geslagen te Dore- stad, en is volgens het overzichtskaartje veel gevonden in Friesland maar ook in de omgeving van Dorestad zelf en bij de riviermonden. AADderne hulpmiddelen bij het genealogisch onderzoek:
E.P. Polak-de Booy, Zorg voor het familie-archief, Bussum 1969,
C.Pama, Heraldiek en genealogie, een encyclopedisch vademe- cum, Utrecht 1969. H.L, Kruimel, Op zoek naar onze voorouders; handleiding
voor stamboomonderzoek, Den Haag 1 971. CA. Rutgers, "Aan welke heiligen wijdde men kerken?" geeft
een schets van de mogelijkheden en moeilijkheden van het zg. patroc in ia-onderzoek dat vele interessante gegevens voor de middeleeuwse kerkgeschiedenis op kan leveren. De bronnen waaruit men werkt zijn: oorkondenboeken, vIsitatieverslagen,bouw rekeningen, liturgieboeken, heiligenkalenders, berichten over 25
|
||||
het patronaat van een broederschap of gilde, beelden en
bedevaarten, doopboeken en verder het archeologisch onder- zoek. Volgens de heer Rutgers was het oude kerkje in Utrecht
vermoedelijk al gewijd aan St.Maarten, de patroon van de Frankische koningen. Het werd omstreeks 600 door een Frankische vorst gesticht en kreeg o.a. het oude Romeinse castellum Trecht als domeingoed. Na door de Friezen te zijn verwoest werd het kerkje door Willibrord in 690 her- bouwd en opnieuw aan St.Maarten gewijd, om zeker van de bescherming van het staatsgezag te zijn. De verbreiding van het patronaat van St.Maarten hangt samen met de invloed van de koningen (op hun goederen en op die van hun vazallen) en de invloed van de utrechtse bisschop en (later) het Dom- kapittel. Spieghel Historiael 7, nr. 1 (jan. 1972), biz.44-49. J.R. Clifford Kocq van Breugel, en (herzien door) J.D.M.
Bardet, Kastelenboek provincie Utrecht, Utrecht 1966, Kemink en Zn., 364 bIz., ge?1l., ƒ 7,50. LA. Quarles van Ufford, Gunterstein, een ridderhofstad aan
dë~Vecht, (Bre"ük^len 1969), M. van Kralingen,109 bIz., geill., ƒ 4,90. De auteur is de huidige bewoner. J. Tromp Heimerick, Kastelen langs de Wetering II, Zeist,
zonder jaartal. Drukkerij Kerkebosch 59 bIz., gefll. N. Plomp, Woerden 600 jaar stad, (Stichts-Hollandse Bijdragen,
13; Hollandse Studrê-h, 4), Woerden 1972, X + 150 bIz., geill.. De stad blijkt een Romeinse oorsprong te hebben. De heer Plomp besteedt de meeste aandacht aan het minst bekende tijdperk, dat van de twaalfde tot en met de vijf- tiende eeuw, G, Schipper-deNie
|
|||||
26
|
|||||
"Geef Utrecht de vijf
|
|||||
Ja, U hebt het goed gelezen: "Geef Utrecht de vijf.....
Dat wil zeggen, dat het deze keer om U persoonlijk gaat, om
Uw handdruk. In het leven van alle dag doet U dat zomaar niet. U belooft aan de ander pas iets, wanneer U daartoe de mogelijkheden hebt. Alleen ddn bent U bereid tot een afspraak, waaraan wederzijdse verplichtingen vast zitten. Ik ben er van uitgegoan, dat de 5 middeleeuwse kerken
die in Utrechts binnenstad nog om restauratie vragen Uw interesse hebben. Een stad, die zijn verleden verloochtent en onvoldoende rekening houdt met het conserveren van wat uit lang vervlogen eeuwen aan monumenten resteert, is zijn geschiedenis niet waard. En dat geldt ook voor de burgers, de inwoners ervan. Het wonen in Utrecht is niet zomaar een voor- recht, het is een unicum, omdat de stad uniek is. Ook zij, die op andere wijze aan de stad Utrecht verbonden waren (bijv. door studie, werkkring of anderszins) moeten zich dit serieus realiseren. Natuurlijk zullen er zijn, die over de vraag of de stad
Utrecht de restauratie van 5 middeleeuwse kerken moet door- zetten, vertwijfeld de schouders ophalen. Het zal hun een zorg zijn of het herstel van de onvervangbare
gebouwen gerealiseerd gaat worden of niet. Maar om die mensen gaat het natuurlijk niet. Het gad
allereerst om die anderen, die de restauratie van de 5 middel- eeuwse kerken - St. Nicolaas, de St. Jacob, de Buurkerk, de St, Jan en de Dom - toejuichen en er nog wat voor over hebben óók. Het gaat om hen, die met de plannen van de over- heid eens zijn, om dit grootse karwei te klaren en financieel mogelijk te maken. Op de eerste oproep om steun reageerden 500 belangstellenden. Zij stortten op girorekening nr.61.65.17 27
|
|||||
(ten name van de Kerkvoogdij der Nederlandse Hervormde
te Utrecht) onder vermelding: Restauratie binnenstadskerken een bedrag van ƒ 25,- (+ ƒ 5,- voor een ringband), omdat zij graag op het aanbod van de restauratiecommissie veilden ingaan, om hun - wanneer het nodig is - te laten weten hoe de stand van de restauratie is. Voor het genoemde bedrag ontvangt U op gezette tijden
niet alleen de restauratie-berichten, maar ook informatie over de geschiedenis van het unieke oude Utrechtse kerken- bezit. De eerste aflevering zal in december verschijnen. Is dat nu zo belangrijk? Heeft de restauratie-commissie
U daarvoor nodig? Jazeker, U kunt niet gemist werden. Want het gaat niet alleen om de stad of om de plaatselijk Hervormde gemeente: het gaat veel meer om een bezit, dat er nationaal en internationaal zijn mag. En daarom moet U helpen. U mag niet achterblijven.
U moet de stad de vijf geven. Dat wil zeggen: U moet het goede bovenvermelde voorbeeld volgen en 66k de wens te kennen geven om op de hoogte te blijven van de be- tekenis en het nut van de restauratie van wat de eeuwen ons nalieten in het algemeen en van de betekenis en zin van het herstel der 5 middeleeuwse Utrechtse kerken in het bijzonder. "Geef Utrecht dè vijf......"is dus niets anders dan:
Geef de stad Utrecht zijn 5 middeleeuwse kerken. Méér niet,
maar ook niet minder. Zeg tegen al Uw kennissen dat zij de restauratie-act ie in de Utrechtse binnenstad kunnen steunen. "Geef Utrecht de vijf........". Hoe dat moet heb ik
boven aangegeven. Ik hoop op een groot succes.
A. Graaf hu is
|
||||||
28
__________________ oJof^/^
|
||||||