-ocr page 1-
TUSSEN RIJN EN Li
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
nr. 1
maart 1973
laargang
^edaktie-kommissie
A. Graafhuis (eindredacteur), L.M.J. de Keijzer, Houten,
mevrouw G.Schipper-De Nie, Schalkwijk, G.M.Staal, Odijk.
Redaktie-adres:
A. Graafhuis, p/a Gemeentelijk Archief, Alex. Numankade 199,
Utrecht, tel. 030-71 18 14.
Inhoud van dit blad:
1.   Mededelingen van het bestuur
2.   "Stad en dorp in het gebied tussen Rijn en Lek" door
F.A. Groen.
3.   Foto-tentoonstelling "Kom us kijken" in het Gemeentelijk
Archief te Utrecht tot 6 april door A. Groafhuis
4.   Het huis "Rustenburg" te Schalkwijk door
P.M. Heymink Liesert
5.   Signalement door mevr. G.Schipper-de Nie
Lidmaatschap: ƒ 15,— per jaar.
Postrekening nr. 21 45 85 t.n.v. de Raiffeisenbank te Houten
t.g.v. de rekening van de Historische Kring "Tussen Rijn en
Lek".
-ocr page 2-
Mededelingen
Op 29 maart a.s.zal de heer K. Sierksma te Muiderberg
een lezing met dia's houden onder de titel: "Met vlag en
wapen". Hij stelt zich voor de problematiek aan de orde te
stellen, waarmee de beoefenaren van de heraldiek te maken
krijgen. De lezing zal gehouden worden in het restaurant:
"Het Wapen van Schalkwijk" te Schalkwijk. Aanvang 20.00 uur.
Het bestuur wil alvast de aandacht van de leden vestigen
op de voordracht over "Romeinse munten", die eind april
door drs. J.P.A, van der Vin (verbonden aan het Koninklijk
Kabinet van Munten, Penningen en Gesneden Stenen te
's-Gravenhage) gehouden zal worden in de consistoriekamer
te Odijk.
Eind mei zal dr. J.M. G. van der Poel van de Land-
bouwhogeschool te Wageningen in 't Goy spreken over
"de ontwikkelingen in de landbouw in de 19e eeuw".
Van beide lezingen kunnen de exacte data nog niet
worden vermeld.
Het Bestuur
-ocr page 3-
Stad en dorp in het gebied tussen Rijn en Lek
Het bewoningspatroon, dat zich in de loop der eeuv/en in
ons werkgebied heeft gevormd, kenmerkte zich tot even na
de tv/eede v/ereldoorlog, ruimtelijk bezien, voornamelijk door
een min of meer statisch agrarisch karakter. De vestiging
en het vertrek van personen was nagenoeg in evenwicht,
hetgeen weinig aanleiding gaf tot ingrijpende veranderingen
in het bestaande stads- en dorpsbeeld.
Eerst in de zestigerjaren is hierin duidelijk verandering
gekomen. In de gemeente Bunnik werd toen reeds regelmatig
gewerkt aan de uitbreiding van de binnen de gemeente ge-
legen dorpen. In een latere periode gebeurde hetzelfde - o.a.
met steun van de provinciale overheid - in Wijk bij Duurstede.
De dorpskernen in de gemeente Houten werden op kleinere
schaal uitgebreid.
Tengevolge van de toename van de welvaart en de daar-
mede gepaard gaande noodzakelijke drang naar vernieuwing
en uitbreiding van het winkelapparaat, het bankwezen en
in sommige opzichten ook de bedrijfsvestigingen, zien we
ingrijpende en dorpsbeeldbedervende elementen binnendringen.
Onherstelbare verminkingen zijn op vele plaatsen aan te
wijzen.
Teneinde verder verval tegen te gaan en nog aanwezige
fraaie kernen zoveel mogelijk te beschermen, zijn in de
in 1961 van kracht geworden Monumentenwet regels opge-
nomen tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorps-
gezicht. In de periode hierop volgend zijn tot op heden in
ons werkgebied slechts de dorpen Werkhoven en Cothen
tot beschermd dorpsgezicht aangewezen terwijl voor Wijk
bij Duurstede een beschermd stadsgezicht in voorbereiding
is.
-ocr page 4-
In aanmerking nemend, dat er in het gebied tussen Rijn en
Lek, ten oosten van het Amsterdam Rijnkanaal naast Cothen,
Werkhoven en Wijk bij Duurstede de volgende dorpen en
nederzettingen nog aanwezig zijn: Bunnik, Odijk, Schalkwijk,
Tuil en 't Waal, Houten, Vechten, 't Goy, het middeleeuwse
Goy, de Dwarsdijk, Honswijk, Loerik, Oud Wulven, Heem-
stede en de Molendijk, dan is de omvang van de bescherming
maar magertjes en is er momenteel veel waardevols aan de
incidentele beslissingen van de bestuurders, architecten en
de commercie prijsgegeven, waarvan de resultaten duidelijk
zijn waar te nemen.
Alvorens in te gaan op de gevolgen, die de verwoestende
uitwerking van de toenemende welvaart op de cultuur-
historische waarden in ons gebied heeft gehad, vraag ik Uw
aandacht voor de wijze waarop men tot de aanwijzing van
een beschermd stads- of dorpsgezicht komt en welke wette-
lijke procedure deze moet doorlopen om rechtskracht te ver-
kri jgen.
In een nota van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
wordt kort en bondig de gang van zaken over deze materie
uiteengezet welke U hierna met toestemming van de Rijks-
dienst ter bestudering wordt voorgelegd.
Stads- en dorpsgezichten ingevolge de monumentenwet
1. Het begrip stads- en dorpsgezicht in de Monumentenwet.
De AAonumentenwet van 1961 regelt, naast de vaststel-
ling van een register van beschermde monumenten, de aan-
wijzing van z.g. beschermde stads- en dorpsgezichten door
de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
in samenwerking met de Minister van Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening (artikel 20 van de Monumentenwet).
-ocr page 5-
De Monumentenwet omschrijft het begrip "stads- en dorpsge-
zicht" als "groepen van onroerende zaken, hieronder begrepen
bomen, wegen, straten, pleinen en bruggen, grachten, vaarten,
sloten en andere wateren, welke met een of meer tot de groep
behorende monumenten een beeld vormen, dat van algemeen
belang is wegens de schoonheid of het karakter van het geheel"
(artikel 1, sub e).
In tegenstelling tot de "bouwkundige" monumenten, de indi-
viduele gebouwen, kan men bij de stads- en dorpsgezichten
spreken van "stedebouwkundige" monumenten, waarbij de na-
druk valt op de situering van de gebouwen, de relatie tussen
deze gebouwen onderling, of - wat ruimer omschreven - op
het historische plan van aanleg, zoals dit zich in het verleden
heeft ontwikkeld en zich nog steeds ontwikkelt. Hierbij komt
het aspect van de ruimtelijke ordening naar voren.
Dit planologische aspect komt tevens tot uiting bij de aard
van de te nemen beschermende maatregelen, indien de aan-
wijzing tot "stads- of dorpsgezicht" haar beslag heeft gekregen.
Deze maatregelen vinden hun wettelijke basis niet in de
AAonumentenwet doch in de Wet op de Ruimtelijke Ordening
(onder meer artikel 37, lid 5) en in de Woningwet (onder
meer artikel 50, lid 5). In het 5e lid van artikel 37 wordt
de gemeente de plicht opgelegd ter bescherming van een
stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan voor te bereiden
en vast te stellen, dan wel te herzien. Dit bestemmingsplan
doorloopt de in de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor
alle bestemmingsplannen voorgeschreven procedure, met dien
verstande dat een bestemmingsplan met betrekking tot een
stads- of dorpsgezicht, alvorens door Gedeputeerde Staten
te worden goedgekeurd, ter advies wordt gezonden aan de
Monumenten raad.
Het begrip "stads- en dorpsgezicht", zoals hiervoren omschreven,
plaatst de "monumentenzorg" in een groter kader, enerzijds
-ocr page 6-
ruimtelijk gezien door de bescherming van groeperingen,
waarvan ook niet-monumenten deel uitmaken, anderzijds
door het rechtsgevolg van een dergelijke aanwijzing, dat
steunt op de Wet op de Ruimtelijke Ordening en op de
Woningwet. Dit ruimere kader komt reeds naar voren bij het
voorbereiden van de voorstellen tot aanwijzing van gebieden
ex artikel 20 van de Monumentenwet.
Deze voorstellen worden namelijk voorbereid door de Rijks-
dienst voor de Monumentenzorg, in samenwerking met vertegen-
woordigers van de Rijksplanologische Dienst en de Centrale
Directie van de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid.
Voorts blijkt dit ruimere kader uit de procedure, die moet
worden gevolgd, alvorens tot aanwijzing kan worden overgegaan.
Behoudens gemeentelijke en provinciale besturen en de Monu-
mentenraad, wordt tevens het advies Ingewonnen van de Rijks-
planologische Commissie.
2. Objecten die voor bescherming ex artikel 20 van de
AAonumentenwet in aanmerking komen.
De Monumentenwet schrijft voor dat de gebieden, die
uit hoofde van artikel 20 van de Monumentenwet beschermd
kunnen worden, groepen van onroerende zaken moet betreffen,
waarvan één of meer monumenten deel uitmaken. Deze monu-
menten zullen in het algemeen bouwkundige monumenten zijn,
ofschoon ook bijv. een vestingwerk (aardwerk) als monument In
de zin van de Monumentenwet kan worden aangemerkt.
De "groepen", waarvan in de wet sprake Is, zullen dan ook
in het algemeen groepen van gebouwen betreffen. Uitdrukkelijk
wordt evenwel bij de omschrijving van het begrip "stads- en
dorpsgezicht" gesteld dat straten, wegen, bruggen, vaarten
enz., die van de historische groepering deel uitmaken, mede
in de beoogde bescherming zijn betrokken. Terecht vallen
hieronder ook de bomen, die Inderdaad In belangrijke mate
tot de schoonheid of karakteristiek van een bepaalde groep
-ocr page 7-
-ocr page 8-
van bebouwing kunnen bijdragen. In de Monumentenwet neemt
dit "organische" element (het groen) evenwel - indertijd bij
amendement aan de ontwerptekst toegevoegd - gezien de aard
van deze wet, een bijzondere plaats in.
Hoewel de omschrijving van het begrip "stads- en dorpsgezicht"
zich slechts beperkt tot "groepen van onroerende zaken" is
bij de behandeling van de wet door de Tweede en Eerste
Kamer nauwelijks ingegaan op hetgeen dergelijke groepen
zouden kunnen omvatten. In de Memorie van Toelichting bij
het Ontwerp van Wet aan de Tweede Kamer wordt slechts
gesteld, dat "het van belang is het geheel van een straat-,
plein- of grachtwand, met bomen (sic '.), bruggen en water
voor ontsiering te behouden, wanneer zulk een complex door
zijn bijzondere sfeer voor de schoonheid van stad of dorp
van belang is". Men kan veronderstellen dat hierbij is gedacht
aan karakteristieke elementen, zoals die in onze oude stads-
en dorpskernen te vinden zijn, bijv. de beroemde grachten-
gordel van Amsterdam, grachtbeelden, zoals in steden als
Leiden en Delft, marktpleinen, zoals in Haarlem en Gouda,
doch evenzeer aan een marktveid bij een oude dorpskerk, of
een groepering van boerderijen rond een brink, die met fors
geboomte is beplant.
Enige van deze ,relatief van beperkte omvang zijnde, ele-
menten kunnen evenwel tezamen een groter gebied vormen
dat een historische stads- of dorpskern grotendeels of zelfs
geheel kan omvatten. Bij een relatief klein aantal steden en
dorpen in ons land Is de oude kern voorts niet alleen qua straten-
plan en bebouwing historisch gezien van groot belang, doch is
ook de situering van deze kern in zijn omgeving, met andere
woorden de ligging van de stad of het dorp in het landschap,
van grote waarde. Deze zienswijze leidt tot de wens in deze
gevallen de te beschermen gebieden niet te beperken tot de
eigenlijke grens van de kernbebouwing doch een strook wan
het "buitengebied" hierbij op te nemen, zoals bijv. bij stadjes
-ocr page 9-
/ il
-ocr page 10-
als EIburg, Buren en Willemstad. Deze "stroken zullen even-
wel, ook bij deze, in het totale kader van de bescherming
van stads- en dorpsgezichten uitzonderlijke voorbeelden, be-
perkt van afmeting zijn. In het kader van de Monumentenwet
behoort de bescherming van een stad of dorp, in de zin van
bescherming van de aanblik van ver af, niet tot de mogelijk-
heden. In het algemeen kan men stellen dat het "stads- of
dorpsgezicht" bezien wordt "van binnen uit" en niet "van
buiten af".
3. De aard van de bescherming.
De meergenoemde bescherming ex artikel 20 van de
Monumentenwet houdt geen algehele bevriezing in van het
beschermde object. Het zou inderdaad eenvoudig zijn op te
merken, dat na een daartoe strekkende aanwijzing alles zou
moeten blijven zoals het is. Dat is zeker niet de bedoeling
van de wetgever geweest. De Memorie van Toelichting op de
Monumentenwet stelt hierover: "Het ligt geenszins in de be-
doeling dergelijke stads- en dorpsgezichten door de bescherming
te "bevriezen" in de toestand waarin zij zich bevinden.
Het streven moet er op gericht zijn dat wenselijke en nood-
zakelijke veranderingen slechts geschieden op zodanige wijze
dat het aspect van het geheel geen of althans zo weinig
mogelijk schade lijdt".
Op een iets andere wijze zou men kunnen stellen dat
men dient te streven naar het behoud van karakteristieke,
d.w.z. eigensoortige - uit het verleden overgeleverde -
groeperingen van bebouwing met de daartoe behorende wegen,
waterlopen, beplantingen enz., opdat deze groeperingen een
waardevol onderdeel blijven vormen van een aan de eisen
van de huidige tijd beantwoordende ruimtelijke structuur.
Het is hierbij tevens mogelijk, dat in een dergelijke vernieuwde
structuur deze elementen aan waarde kunnen winnen, bijv.
door nieuwe bestemmingen van gebouwen (al dan niet be-
schemide monumenten) door het weer voor de voetgangers
14
zie vervolg op pag.
-ocr page 11-
10
-ocr page 12-
Foto-tentoonstelling "Kom-us-kijken"
In het gebouw van het Gemeentelijk Archief (Alexander
Numankade 199) wordt van 7 maart - 6 april a.s. een ten-
toonstelling gehouden van foto's, die gemaakt werden door
de Foto- en Filmdienst van de stad Utrecht.
De expositie is daarom zo opmerkelijk, omdat aan de
hand van de foto's (in alle formaten aanwezig) de veranderingen
in de Bisschopsstad te zien zijn. Bovendien krijgt men een
indruk wat er in Utrecht zoal gebeurt.
"Kom-us-kijken" is eigenlijk een uitnodiging aan de
burgerij van stad en omgeving en aan ieder, die op de een
of andere wijze van Utrecht houdt. En die uitnodiging heeft
zin, omdat er niet zoveel stad- en landgenoten op de hoogte
zijn van alle mooie en minder mooie situaties en ontwikkelingen.
Wilt U een paar voorbeelden? U kunt op de expositie
o.a. zien, dat in Utrecht het Uitvoerend Comité van de
Wereldraad van Kerken vergaderde, dat Mies Bouwman er
haar show "Een van de Acht" presenteert, dat het plein
Vredenburg danig verandert, dat "Hoog-Catharijne" zich aan-
dient, dot er gedemonstreerd werd, dat de nieuwe stadion-
verlichting het doet, dat "Overvecht" bij avond het oog
boeit, dat de singels worden gedempt, en dat beeldhouwwerken
en plastieken de plantsoenen en pleinen versieren. Het kan
ook anders gezegd worden: "Kom-us-kijken" toont, dat Utrecht
werkt, bouwt, breekt, begraaft, "verkeert", vaart, slacht,
bewaart, "schoont", verpaupert, wroet, verandert, vernieuwt
enz. enz.
"Kom-us-kijken" zal U niet teleurstellen.
De toegang is gratis.
De tentoonstelling is geopend van 10-16 uur.
's Zaterdags van 9-12 uur, 's zondags van 14-17 uur.
A. Graafhuis.
-ocr page 13-
Metamorfose bij het Centraal Station te Utrecht.
-ocr page 14-
o
0)
.SI
o
o
-^
"05
c
0)
(U
E
a>,
O
-ocr page 15-
vervolg "Stad en dorp" van pag, 9
"begaanbaar maken" van grachten en straten of door het
verwijderen van "woeker"-bebouwIng op binnenterreinen.
Met deze algemene opmerkingen ten aanzien van de
te treffen beschermende maatregelen binnen een aangewezen
stads- of dorpsgezicht dient hier te worden volstaan.
Hierbij zij opgemerkt dat, wat betreft de details van de te
nemen beschermende maatregelen, deze van geval tot geval
nader bezien moeten worden. Het gaat Immers mede om het
behoud van het eigensoortige karakter van de verschillende
historische stads- en dorpsbeelden.
Tengevolge van de lange procedure, die aan de aan-
wijzing voorafgaat (ca. 2 jaar), en tengevolge van de tijd
die de voorbereiding en het doorlopen van de in de Wet op
de Ruimtelijke Ordening voorgeschreven procedure van een
bestemmingsplan vergt (ten minste 2 tot 3 jaar), zijn er op
het ogenblik nog slechts enkele rechtsgeldige plannen ex
artikel 37 lid 5.
4. Het beschermde stads- en dorpsgezicht in ruimer verband.
Eerder werd opgemerkt dat, hoewel de omschrijving
in de Monumentenwet van het stads- en dorpsgezicht bij de
interpretatie hiervan speelruimte laat, we toch het stads- en
dorpsgezicht in de eerste plaats moeten bezien" van binnen
uit". Slechts in zeer bijzondere gevallen zullen gebieden
buiten de eigenlijke nederzetting (d.w.z. het bebouwde ge-
bied) mede In bescherming ex artikel 20 van de Monumenten-
wet betrokken kunnen worden. Dat wil niet zeggen dat de
situatie van een historische nederzetting in een ruimer verband,
gezien vanuit de monumentenzorg niet van belang zou zijn.
In dit ruimer verband kunnen ontwikkelingen plaatsvinden, die
een bescherming uit hoofde van de Monumentenwet in sterke
mate kunnen frustreren.                                         n'
\               Een voorbeeld hiervan geeft het eiland Marken, waar de
1               historische karakteristiek van de op dit eiland gelegen werven
14
-ocr page 16-
15
-ocr page 17-
(de terp-nederzettingen Kerkbuurt, Havenbuurt, Witte Werf,
Grote Werf en Rozenwerf) mede bepaald wordt door de
ligging aan of nabij het water. Het water van de voormalige
Zuiderzee was namelijk de directe oorzaak van het ontwerpen
van deze werven; de relatief geringe omvang van deze op-
hogingen heeft voorts de - zeer karakteristieke - geconcen-
treerde bebouwing op deze werven tengevolge gehad.
Mutatis mutandis geldt deze overweging voor alle historische
kernen, die zich nog geheel (bijv. Willemstad) of voor een
belangrijk deel (bijv. Zierikzee) als een totaliteit in hun
omgeving manifesteren. Hierbij geldt voor de "grotere" schaal
hetgeen reeds ten aanzien van de "kleinere" schaal is
opgemerkt, namelijk dat er naar gestreefd dient te worden,
dat deze historische kernen waardevolle onderdelen blijven
vormen in een aan de eisen van de huidige tijd beantwoor-
dende ruimtelijke structuur. Voorzover dit niet langs de weg
van de Monumentenwet kan worden bereikt, zullen andere
bestemmingsregelen hier de nodige bescherming moeten bieden.
Tot zover de Rijksdienst.
Uit het voorgaande blijkt, dat een voorstel tot aanwijzing
van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt voorbereid
door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in samenwerking
met de Rijksplanologische Dienst en de Centrale Directie
van de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid.
Dit voorstel wordt door de Monumentenraad, gehoord de
gemeenteraad, gedeputeerde staten en de Rijksplanologische
Commissie beoordeeld, waarna de Minister gerechtigd is over
te gaan tot de aanwijzing van een beschermd stads- of
dorpsgezicht.
De Monumentenraad houdt voor elke gemeente waarin zich
beschermde stads- of dorpsgezichten bevinden een register
aan. Dit register bevat een besluit van de Minister en een
toelichting op dit besluit.
16
-ocr page 18-
' \
17
-ocr page 19-
Het berust bij de Monumentenraad terwijl één exemplaar
bij het provinciaal bestuur aanwezig is en ter kosteloze
inzage is er tenslotte een exemplaar op de secretarie van
de gemeente voorhanden.
Nadat het besluit genomen is kan dus een ieder kennis
nemen van de omvang en de betekenis van het beschermde
gebied.
Vanaf dat moment mag er, zolang het aangewezen gebied
nog niet in een bestemmingsplan is geregeld, binnen dit
gebied geen bebouwing veranderd of opgericht worden, zonder
medeweten van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
Wanneer de procedure van het bestemmingsplan waarin het
te beschermen gebied wordt geregeld wordt ingezet, kan
krachtens artikel 24 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
een ieder, zo nodig, bezwaar maken tegen de in het be-
stemmingsplan ontworpen regels. Met andere woorden, de
inwoners van een gemeente waarin een beschermd stads- of
dorpsgezicht is aangewezen worden niet betrokken bij de
voorbereiding daarvan door een zgn. inspraakprocedure.
Een andere gang van zaken kan zijn, dat het initiatief tot
aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht uitgaat
van een gemeenteraad desnoods hiertoe aangezet door de
inwoners van de gemeente.
Het is mogelijk een verzoek daartoe te richten aan de Minister.
Dit verzoek kan vergezeld gaan van een ontwerp bestemmings-
plan waarbinnen het beschermde gebied is gelegen.
slot
Ik stel U voor het bovenstaande als een algemene inleiding
te beschouwen over de wijze waarop een beschermd stads- of
dorpsgezicht tot stand komt. In een volgende aflevering van
het tijdschrift zal, wanneer daarvoor belangstelling bestaat,
ingegaan worden op de vraag of onzerzijds een bijdrage kan
18
-ocr page 20-
worden geleverd tot de bescherming van een aantal dorps-
gezichten in onze streek, bijv. die van Bunnik, Houten,
Odijk, Oud-Wulven, Schalkwijk, Tuil en 't Waal en Vechten.
Vragen, opmerkingen en suggesties, dit onderwerp betreffende,
kunnen aan de eindredacteur (p.a. Alex. Numankade 199,
Utrecht) ter discussie worden toegezonden om zo mogelijk in
ons winterprogramma te komen tot een bespreking, geillustreerd
met dia's.
F.A. Groen.
De bijgevoegde kaartjes geven een inzicht in de omvang
van de bebouwing van een aantal dorpen in ons werkge-
bied van omstreeks 1940. Het noorden is naar bovengericht
en de schaal is 1 : 10.000.
Hoe het er nu na ruim 30 jaar uitziet moet U zelf maar
eens nagaan.
-ocr page 21-
Het huis "Rustenburg" te Schalkwijk.
Een kleine gemeente als Schalkwijk beschikte in vroeger
jaren niet over een gemeentehuis. De gemeentesekretarie was
gevestigd in een kamer van een herberg, laatstelijk in café
"Dorpszicht" (Provincialeweg 1). Hierin vergaderde de gemeente-
raad en het kollege van burgemeester en wethouders, voerde
de burgemeester-sekretaris de administratie en deed de ambte-
naar van de burgerlijke stand zijn werk. De raadkamer was
dus tevens trouwzaal. De dienstverlening in die dagen is niet
met die van tegenwoordig te vergelijken. Toch kwam dit op
het laatst van de negentiende eeuw enigszins op gang en werd
de behoefte gevoeld aan een gemeentehuis. Burgemeester
J.P. Klein-Schmitz heeft zich er voor ingezet, maar kreeg
i^e meerderheid van de gemeenteraadsleden - die liever de
raadskamer uitgebreid zagen - niet mee. Van de nood een
deugd makend wist de burgemeester tenslotte de raad te be-
wegen het huis "Rustenburg" van G. de Bie te huren. Dit
gebouw had tot dan de funktie van woning gehad. Vanaf 1871
woonde er de plaatselijke huisarts Willem Nuijens. Tot de
huur van ƒ 200,- per jaar werd op 27 november 1891 besloten.
Na een flinke opknapbeurt werd "Rustenburg" op 24 juni
1892 in gebruik genomen als gemeentehuis. Het huis droeg
zijn naam al vóór die tijd en wel omdat het van oorsprong
een renteniershuis was. Dit om de mogelijke veronderstelling
meteen de kop in te drukken dat het deze naam kreeg nadat
er de gemeentesekretarie in gevestigd werd. In die dagen was
de gemeentesekretaris nog de enige ambtenaar, die tevens
burgemeester was.
Tot 1 mei 1910 heeft de gemeente Schalkwijk dit huis
gehuurd. Vanaf die tijd werd de sekretarie gevestigd in het
pand dat tot de samenvoeging met Houten op 1 januari 1962
als zodanig heeft dienstgedaan en waarin nog de hulpsekre-
tarie gevestigd is.
20
-ocr page 22-
Nadat de gemeente "Rustenburg" had verlaten werd het
als woonruimte in gebruik genomen tot begin 1971, terwijl
de Coöp. Boerenleenbank (thans Raiffeisenbank) er van
augustus 1937 tot begin 1940 mede in gevestigd is geweest.
Toen het eenmaal leeg was gekomen meende de eigenaar
dat het huis (Provincialeweg 2) in dermate slechte staat ver-
keerde dat het niet anders dan met onverantwoorde hoge
kosten weer tot een goed bewoonbaar huis was te maken.
Hij verzocht het kollege van burgemeester en wethouders van
Houten tot sloop te mogen overgaan, hetgeen hem op 14
september 1971 werd toegestaan. Deze sloop vond in maart/
april 1972 plaats. Nadat het perceel was gesloopt bood het
de eigenaar van de daarachtergelegen boerderij (Provinciale-
weg 3) de gelegenheid een voorgevel daarin te laten maken.
Helaas verloor het dorp Schalkwijk door de sloop van het
huis "Rustenburg", dat in de volksmond de naam "het trappe-
huis" droeg, een karakteristiek gebouw, dat niet de kwalifi-
katie monument verdiende, maar toch wel waard was geweest
om behouden te blijven.
P.M. Heijmink Liesert.
Bronnen:
1.   Gemeentearchief Houten, waaronder dat van de vm.
gemeente Schalkwijk,
2.   Archief Coöp. Raiffeisenbank "Schalkwijk" te Schalkwijk.
-ocr page 23-
SIGNALEMENT
Er staat het een en ander over onze Kromme Rijn streek
in het nieuwe boek van W. A. van Es, De Romeinen in
Nederland (Bussum, 1972). Ik laat het graag aan een deskun-
dige op dit gebied over om dit veelomvattende en prachtig
geïllustreerde werk gedegen te bespreken, en wil me beperken
tot een korte indicatie van de inhoud en enkele grepen eruit
die onze streek aangaan. Dr. van Es begint met een beknopte
schets van het Romeinse keizerrijk en behandelt vervolgens
de Nederlandse landschappelijke achtergrond. Daarna komt
een uitgebreid hoofdstuk over de Romeinse buitenlandse politiek
voorzover deze Nederland raakte. Volgende hoofdstukken be-
handelen zeer uitvoerig, met voorbeelden, de militaire en
burgerlijke nederzettingen. Na een schets van wat Romanisatie
dan wel voor onze streken heeft betekend, besluit de auteur
met een bespreking van de bewijzen van Romeinse contacten buiten
de grens van het Rijk - dat wil dus zeggen contacten met alle
Nederlandse gebieden boven de Rijn.
"In 47 na Chr. kreeg de maarschalk Cnaeus Domitius
Corbulo van zijn keizer bevel om de veroveringen in het
land van de Friezen en Chauken af te breken en de militaire
steunpunten tot op de zuidelijke oever van de Rijn terug te
trekken .... Het archeologisch onderzoek heeft aangetoond
dat Corbulo uit de destijds bestaande Rijntakken de middelste
- de Oude en mogelijk ook al de Kromme Rijn - heeft uitge-
kozen. Langs deze rivier ontstond vanaf dit moment een aan-
eengesloten verdedigingslinie, het Nederlandse deel van de
Romeinse limes . . . . " (biz. 82) "Het scherm van forten langs
de grens mag dan het meest opvallende element van de limes
gevormd hebben, het verdedigingssysteem van het rijk omvatte
meer. Daar was in de eerste plaats de heerbaan die de grens-
vestigingen verbond, alsmede de wegen die deze limesweg
vastknoopten aan het achterland. Militaire politieposten be-
waakten deze verbindingswegen. Ter beveiliging van strategisch
22
-ocr page 24-
bijzonder belangrijke punten, rivierovergangen bijvoorbeeld,
werden ook in het gebied achter de grens wel castella
(versterkte legerplaatsen) aangelegd. Op deze wijze bezat
het verdedigingssysteem een zekere diepte en was de eigen-
lijke limes vast in het achterland verankerd . . . ."(blz.83).
De eigenlijke grensforten, vastgesteld door een combinatie
van archeologische en schriftelijke gegevens, zijn voor wat
betreft onze streek: (Woerden (Laurum), De Meern, Utrecht
(Trajectum)), Vechten (Fectio), en Wijk bij Duurstede
(Levefanum). Hiervan zijn Utrecht en Vechten door opgra-
vingen met volkomen zekerheid vastgesteld. (bIz. 83-84),
In Wijk bij Duurstede is sinds 1968 een opgraving aan de gang.
"Ten oosten van Wijk bij Duurstede, of eigenlijk Vechten,
zijn wij uitsluitend op min of meer gefundeerde gissingen
aangewezen. Vondsten die de aanwezigheid van castella met
stelligheid bewijzen, ontbreken .... De situatie is dusdanig
dat men vroeger wel veronderstelde dat hier weinig of geen
forten lagen, en dat de verdediging van deze grenssector aan
de Bataven was overgelaten. Dit lijkt echter, zeker in de
periode na 70 n.Chr., bijzonder onwaarschijnlijk . . . ."
Bodemvondsten b.v. te Kesteren doen een militaire neder-
zetting vermoeden. (bIz. 84-85).
Sporen van Romeinse dorpen zijn gevonden o.a. in
Kesteren-Hoge Woerd, Kesteren-dorp, Wijk bij Duurstede
en Houten. (bIz. 130). In Houten zijn de resten van een stenen
gebouw gevonden waarvan men kan vermoeden dat het een
boerderij was, maar zeker is dit niet. (blz.138). De leden
van onze archeologische werkgroep zouden hier ongetwijfeld
nog zeer veel aan toe kunnen voegen 1
Een vrucht van hun arbeid, het artikel geschreven door
ons lid de Heer L.M, J. de Keijzer, "Middeleeuwse steenoven
in
't Goy", verscheen in januari van dit jaar in het fraaie
tijdschrift Spieghel Historiael (8ste jrg., nr. 1; blz.45 - 50).
-ocr page 25-
Wij hebben ook een zeer goede herinnering aan de voordracht
met dia's van destijds.
Een bibliografie van het historisch boerderij-onderzoek,
samengesteld door ^. Wander (Arnhem 1971) kan men toege-
zonden krijgen door ƒ 8,25 te storten op giro nr. 897058 van
de Stichting Historisch Boerderij-onderzoek te Arnhem.
Het bevat, in systematische rangschikking, de titels van alle
boeken en ti jdschrift-artikelen op dit gebied verschenen tussen
1960 en 1970.
G. Schipper-de Nie.
24