TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK 7e jaargang nr. 2/3 augustus 1973
Redakti e-kommissie
A. Graafhuis (eindredakteur), L.M.J.Je Keijzer,Houten ,
mevrouw G. Schipper-De Nie, Schalkwijk, G.M. Staal, Odijk. Redaktie-adres;
A, Graafhuis, p/a Gemeentelijk Archief, Alex. Numankade 199,
Utrecht, tel. 030-71 18 14. Inhoud van dit blad;
1 . Mededelingen van het bestuur
2. Katholieke ommegangen in Odijk in 1793 door dr. C. Dekker
3. Zeist en Zeisteroever, reactie van drs. H.J.M. Thiadens
4. Tentoonstellingen, aankondigingen door A. Graafhuis
Dom - Utrecht: Restauratie middeleeuwse kerken
Buurkerk- Utrecht: Utrecht en Oranje 1898-1948-1973 (opening 5 september a.s.)
Gemeentelijk Archief-Utrecht; Kerkelijke archieven (opening 14 september
a.s.)
Jan David Zocher (opening c.1 november a.s, 5. De boomgaard "De Galg" aan de Middelweg, hoek Euvenpad
te Wijk bij Duurstede door H.W.M.I. Kits Nieuwenkamp 6. Aanwinsten in de bibliotheek door mevr. G. Schipper- de Nie
Lidmaatschap: ƒ. 15,— per jaar. Postrekening van de penningmeester nr. 21 45 85 t.n.v. de
Raiffeisenbank te Houten t.g.v. de rekening van de Historische Kring "Tussen Rijn en Lek". |
||||
Mededelingen van het bestuur
De laatste lezing van het seizoen ^972/72, die wij op 5 juni
ji. hadden gepland, is om praktische redenen verschoven naar het nieuwe seizoen. Dr. Van der Poel, landbouwhistoricus te Wageningen, zal nu
op maandag, 22 oktober a.s., te ftywrofe^spreken over de land- bouwgeschiedenis van onze streek in de laatste eeuw. |
||||||||
Het programma van het komende seizoen bevat daarnaast de
traditionele openingsavond, begin september in+raSeiï'en een excursie op vrijdag, 21 september naar de aardewerkverzameling van de heer Van Beuningen te Langbroek. Voorts zal drs. T. Hoekstra, archeoloog van de stad Utrecht,
optreden, |
||||||||
Contacten zijn gelegd met een uitgesproken deskundige op
het terrein van het Nederlandse Woonhuis (de heer Zantkuyl te Amsterdam) en een kenner van de Nederlandse Boerenwagen. Gepland is een excursie naar het Betuwse Buren, waar onder
meer het boerenwagenmuseum bezocht zal worden. Nadere mededelingen zullen U op de gebruikelijke wijze be-
reiken . |
||||||||
KATHOLIEKE OMMEGANGEN IN ODIJK INtWg/^-S
De verhouding tussen katholiek en protestant in Odijk in de
periode tussen ca. 1600 en 1950 onderscheidde zich In zoverre van die in het overige Kromme Rijngebied, dat de partijen er minder fel tegenover elkaar stonden. Dat was al zo op het eind van de 16e eeuw toen pastoor Evert Aolbertsz. en koster-school- meester Jochum Jansz. een positie kozen min of meer tussen de beide richtingen in en dat bleef ook later zo, toen de hervormde leer bezit had genomen van de oude katholieke parochiekerk. Een faktor van belang daarbij is dat Odijk verstoken bleef van een katholieke tegenkerk zodat de contrareformatorische fel- heid althans binnen de grenzen van het dorp niet van een kansel kon worden verkondigd. Dat is één kant van de zaak. Het zou mooi zijn ook te kunnen aantonen dat de calvinistische predi- king in Odijk irenischer was dan elders, maar dat Is niet mogelijk, We moeten ons tevreden stellen met een indruk en die tendeert in de richting van de veronderstelling dat de Odijkse predikanten zich op zijn minst na verloop van tijd bij de bestaande situatie hebben neergelegd, zo zij die niet zelf hebben helpen bevorde- ren. Een vreedzame samenleving dus, waarop ik in mijn boekje "Odijk van parochie tot parochie", Hilversum 1964, en In la- tere artikelen en lezingen niet nagelaten heb met enige chauvi- nistische trots de aandacht te vestigen. Verdraagzaamheid staat in onze tijd immers hoog genoteerd en
het is aardig te konstateren dat deze deugd in de dorpsgemeen- schap waartoe men behoort al eeuwenlang met sukses in praktijk werd gebracht. Ik was dan ook verbaasd - het woord teleurge- steld past minder bij een historicus - toen Ik onlangs stuitte op een aantal onder ede afgelegde verklaringen van protestantse Odijkenaars over ongeoorloofd optrednn van hun katholieke dorpsgenoten. En dat nog wel in 1793, twee jaar voordat de revolutie van 1795 de katholieken de lang verbeide volledige vrijheid van godsdienst bracht. |
||||
De stukken betreffen getuigenverhoren, afgenomen in de
zomer van 1793 door het Hof van Utrecht, het hoogste rechts- kollege in de provincie, van een negental Odijkenaars over ommegangen van Odijkse katholieken naar het hervormde kerkhof. De getuigen zijn de navolgende personen: Johan Frederik Pfannebecker, bedienaar des goddel ijken woords in de hervormde gemeente te Odijk, Elizabeth van der Linden, zijn echtgenote, Pieter van Eek, huisman (boer), Jannigje de Heus, zijn echtgenote. Klaas van Velpen, huisman, Maria de Roolj, zijn echtgenote. Elsje Drijver, dienstmeid bij ds. Pfannebecker, Klaas Lam, schoolmeester, en Rijk Takken, smid. Het getuigenis van ds. Pfannebecker is het uitvoerigst, de andere getuigen verklaren zich grotendeels konform, vullen hier en daar iets aan, en zijn over het algemeen veel voor- zichtiger. Ds. Pfannebecker legt op 28 augustus de volgende verklaring af: "Dat ik getuige 's avonds voor St. Jan laatst- leden ( 23 juni 1793) om den streek van neegen uure voorbij mijn huis te Odijk zag passeeren eene grote quantiteit mans en vrouwspersonen, waaronder ook enige kinderen, zoals ik aan dezelve stemmen heb vermeend te kunnen ontdekken, maar dat het te duister was om zulke te kunnen onderscheiden; dat deze troup naar gissing 150 menschen sterk was, en dat zij al biddende den publieken weg passeerden en wel zoo hard op, dat men duidelijk hen kon verstaan, gelijk ik ook dikwijls heb horen roepen: Heilige Maria, moeder Gods, en voorts het gebed zelve, dog waarvan ik den inhoud niet onthouden heb; dat ik vervolgens die troep menschen 'z avonds om den streek van elf uuren weder op een distantie van mijn huis af voor het kerkhof gehoord heb en dat zij toen omtrent 10 minuten naar gissing daar verbleven zijn al continueel biddende, maar dat ik ze toen niet gezien heb; dat ik getuige toen die troep het eerst voorbij mijn huis kwam, ook wel gezien heb dat er een manspersoon vooruit ging, die ook het eerst begon te bidden en dan voorts door de andere troep daarin gevolgd wierdt,dog dat ik niet onderscheiden heb kunnen zien wie die persoon was; |
||||
dat ik getuige vervolgens 's avonds voor Maria hemelvaartsdag
daaraanvolgende (14aug.l793) om den streek van negen uure, wederom een troep menschen, zo mans als vrouwen en kinderen, voorbij mijn huis op de publieke weg heb zien passeeren, dog welke merkelijk minder was als de voorgaande reis; dat zij toen een man en vrouw tot voorgangers en voorbidders hadden; dat ik die voorbidders toen weder openlijk heb horen bidden, immer in woorden van de volgende substantie: Wees gegroet heilige Maria, moeder Gods, gij zijt vol van gratie, gezegend zijt gij boven alle vrouwen, gezegend is de vrucht uwes buyks Jesus, waarop dan de menigte veele woorden sprak, dog waarvan ik niet anders kon verstaan als de woorden Van nu tot in der eeuwigheid, amen.'; dat ik ge- tuige niet hebbe kunnen onderscheiden wie die voorbidders geweest zijn, maar dat onze meid. Elsje Drijver, ons gezegd heeft, dat zij, die beter de menschen kent in die quartieren als wij, meende dat tot voorbidster was Kee Wevers; maar dat ik ze niet weder gezien heb voor 's avonds om den streek van elf uuren, wanneer ik zag dat ze bij het kerkhof bleven staan en dat ze in mijn oog klijner wierden, maar dat ik door de distan- tie van de plaats en de duisternis niet heb kunnen onderschei- den of zij geknield hebben dan wel of zij met hunne armen ge- legen hebben op den muur, die aldaar rondsom het kerkhof is; dat zij in deze positie naar gissing een minuut of tien gebleven zijn en dat ik die voorbidders en de gemeente in voege voors- zeid gedurende al dien tijd heb horen bidden, waarop ik ze vervolgens weder heb zien heenen gaan; dat ik getuige niemand van hun allen, zo die eerste reis als de tweede in die troepen ge- weest zijn, gekend heb." De domineesvrouw, Ellzabeth Pfannebecker-Van der Linden,
brengt geen nieuwe gegevens naar voren. Pieter van Eek geeft een kleine aanvulling: "Dat ik getuige niets gezien of aan- gehoord hebbe van de processien, die de Roomsgeschinden bij ons 's avonds voor St, Jan en Maria hemelvaart respectivelijk, gelijk men mij gezegd heeft, zouden gehouden hebben, als alleen, dat ik getuige 's avonds voor St. Jan laatstleden gezien heb dat om den streek van acht uuren a half negen een groote quantiteit mans en vrouwen zich vergaderen voor het rechthuis |
||||
van Odijk, maar dat ik er te ver vandaan was om te kunnen
onderscheiden wie er al bij waren; dat ik zedert gehoord heb, zonder dat ik mij herinneren kan van wie, dat er dien avond tot voorgangers en voorbidders geweest zijn Manus van der Linden en Henk de zoon van Simons de kleermaker, dat de eerste thans woont bij zijn vader Gijs van der Linden te Odijk, maar dat Henk thans woont bij den kleermaker Willem Bijer te Werkhoven". Klaas van Velpen bevond zich op de avond voor St. Jan
ten huize van ds. Pfannebecker, dus kan hij diens getuigenis beamen; ten aanzien van de avond voor Maria hemelvaart zegt hij o.a.: "dat ik getuige voorts 's avonds voor Maria hemelvaart daaraan gezien heb dat er om den streek van acht uuren a half negen eene grote troep menschen vergaderden voor het recht- huis tegenover mijn huis, en dat zij vervolgens gegaan zijn naar het kerkhof al biddende Roomse gebeden; dat zij vervolgens langs het kerkhof gaande onder den aldaar staande lindeboom en langs den muur van het kerkhof hebben geknield en gebeden zonder dat ik onthouden heb wat zij al gebeden hebben; dat ik getuige te bed liggende hen weder voorbij mijn huis heb horen komen en dat zij toen zo hard op baden dat ik er van wakker wierd". Elsje Drijver, die de voorbidster herkende zegt daar- over:"dat ik bij de tweede optocht 's avonds voor Maria hemel- vaartsdag uit de stem heb vermeend te kunnen onderscheiden dat Cornelia van Toor, door de wandeling Kee Wevers genaamd en wonende op haar zelve te Odijk, er bij geweest is en wel dat zij de voorgangster en voorbidster geweest is, gelijk ik bij ons wel heb horen zeggen dat ze altoos, zo dikwijls als er op- tochten waren, als voorgangster en voorbidster gediend heeft". De verklaringen van Klaas Lam en Rijk Takken zijn op 24
september afgelegd en betreffen een latere gebeurtenis. Klaas Lam: " dat ik getuige op den avond van zaterdag den 7 septem- ber 1793 tusschen negen en tien uuren gezien heb, dat er een troep Roomsgezinden, naar gissing een stuk of dertig, in een omgang waren en dat zij in den steeg bij Rijk Takken de smit, op hunne knien vielen en hardop openlijk Roomsche gebeden baden; |
||||
dat er voorgangers en voorbidders van waren Pieter Vonk, zijnde
een daggelder en woonachtig te Odijk, en Cornelia van Toor, zijnde eene weduwe mede woonachtig te Odijk; dat deze per- sonen die troep vooruit gingen en dat zij ook het eerst op de knien vielen en ook dien troep voorbaden". Rijk Takken be- vestigt dit getuigenis. Tot zover de officiële stukken, die door de getuigen met
hun handtekening zijn bekrachtigd. Waar gaat het hier om? Het is duidelijk dat het een onschuldige uiting van katholieke devotie is, die nochtans, als plaatsvindende op de openbare weg, door de calvinistische overheid overal in de republiek der Verenigde Provinciën verboden was. In de 18e eeuw trad men er echter allang niet meer zo streng tegen op als in de 17e . Op het eind van de 18e eeuw, vlak voor de ineenstorting van het oud regiem, was zulk een ge- rechtelijk optreden zelfs een zeldzaam curiosum geworden. Uit het getuigenis van Elsje Drijver blijkt dat dergelijke omme- gangen in Odijk gewoon waren en dat Kee Wevers daarbij steeds als voorbidster van de partij was. Uit bewaarde be- scheiden vernemen we over vroegere ommegangen niets, waar- om er nu dan plotseling een rechtszaak van gemaakt? Het lijdt geen twijfel dat ds. Pfannebecker hiervan de drijvende kracht is. Hij was als pas afgestudeerd predikant nog maar net in Odijk als zijn eerste gemeente bevestigd en blijkbaar bijzonder ijverig. Van zijn katholieke dorpsgenoten kende hij nog praktisch nie- mand. Als wij ons niet vergissen heeft hij de andere getuigen min of meer tegen hun zin naar het Utrechtse gerechtshof mee- gesleept. De 20-jarige Elsje, afkomstig uit Werkhoven, had blijkbaar spontaan een naam genoemd en moest dit nu onder ede herhalen. Van Veipen, schepen van Odijk en dit jaar ad- ministrerend kerkmeester, moest wel mee omdat hij op een van de bewuste avonden toevallig bij de dominee op bezoek was. Klaas Lam, schoolmeester -koster-voorzanger-klokluider-graf- delver dankte een groot deel van zijn materiële bestaan aan een goede verstandhouding met de predikant. |
||||
-r-' "------
|
||||||||
OHJK JSOdj'sz
|
||||||||
De smidse van Takken vanaf de Meent.
Tekening door Johannes de Kruif. 1953, Foto: Rijksarchief Utrecht.
|
||||||||
Rijk Takken zal als protestantse dorpssmid in een samenleving
die voor een grote meerderheid uit katholieken bestond, zeker niet zo spontaan zijn clientèle bij de Utrechtse Instanties zijn gaan zwart maken, maar aangezien de smidse reeds eeuwen- lang eigendom was van de diakonie, kon hij een verzoek van de predikant toch ook niet zonder meer negeren. Hij was trouwens dit jaar zelf diaken. Heel Odijk, van de Odijkerbrug tot de Houtense weg, telde
in die tijd circa 300 inwoners. Het is totaal ondenkbaar, dat niet iedereen wist wie er aan de ommegangen meededen. Voor- al toen de nieuwe dominee er een rechtszaak van ging maken, moet dit het gesprek van de dag zijn geweest. Desondanks zijn de getuigen zeer terughoudend, noemen zij bijna geen namen en voegen zij maar zeer weinig aan de verklaring van ds. Pfannbecker toe. En het Is merkwaardig dat zelfs deze, als hij daags voor het afleggen van zijn getuigenis in Rhenen op de klassikale vergadering aanwezig is, daar niet over de Odijkse gebeurtenissen rept, als vreesde bij kritische opmerkingen van zijn oudere kollega's. Hoe het ook zij, de aktie In Utrecht heeft geen sukses. De zaak wordt ter onderzoek opgedragen aan de raadsheer mr. G. Munniks, maar vervolgens dfwel geseponeerd ofwel door de revolutie In januari 1795 achter- haald. Nu de gebeurtenissen zelf. Het betreft geen processies in
die zin dat het heilig sakrament werd omgedragen en zij vonden evenmin plaats ter verering van speciale heiligen. Het waren eenvoudige ommegangen door de dorpskom met als hoogtepunt het uitspreken van gebeden op het kerkhof. Om de anders- denkende dorpsgenoten en de overheid niet al te zeer te pro- voceren vonden ze 's avonds plaats en wel op de vooravonden van belangrijke heilige dagen, In de zomer van 1793: St. Jan, Maria ten hemelopneming en Maria geboorte. De verzameling vond plaats op de Meent voor de dorpsherberg annex ge- rechtshuis, waar thans het restaurant "Het wapen van Odijk" zich bevindt. |
||||
Vandaar naar het kerkhof is nog geen honderd meter, maar
uit het getuigenis van Klaas Lam weten we dat de stoet niet linea recta naar het kerkhof ging maar via een omweg, waar- bij de deelnemers in de steeg bij Rijk Takken op hun knieën vielen en daar baden. Nu stond de smidse van Takken op de hoek van de Meent en de Boomgaardweg - hij is pas kort na 1953 afgebroken- en de steeg waar de stoet knielde is dus het begin van de Boomgaardweg. Aangezien de Wethouder Hol laan van recente datum is, moet de ommegang dus via de Boomgaardweg en het Zand en vandaar over de Zeisterweg weer naar de Meent en het kerkhof hebben plaatsgevonden. Het kerkhof was protestants. Dat wil zeggen het was eigen-
dom van de hervormde kerk, maar alle overleden Odijkenaars werden er begraven, tenzij ze zoveel geld hadden dat ze een graf in de kerk konden betalen. Maar èn protestant ên katho- liek vond zonder onderscheid de laatste rustplaats in of rond de hervormde kerk en dit verklaart de bedevaarten van het katholieke volksdeel naar het kerkhof: hun naaste verwanten lagen er begraven. Het aantal deelnemers aan de ommgang op 23 juni wordt door
ds. Pfannebecker op 150 geschat. Omdat toentertijd de katho- lieke bevolking van Odijk zo'n 250 zielen moeten hebben uit- gemaakt zou dat betekenen dat, met aftrek van de kleine kinderen, heel katholiek Odijk op de been was. Het geschatte aantal deelnemers van 30 op 7 september steekt daar nogal bij af. Het kan zijn dat men in september, na de door ds. Pfannebecker ondernomen stappen, een ingrijpen van de over- heid vreesde en dat daardoor de opkomst veel kleiner was, maar aan de andere kant lijkt het getal voor juni sterk over- dreven. Als het een zaak van heel katholiek Odijk was ge- weest, zou men de toenmalige verhoudingen op het platteland in aanmerking nemende, andere leiders hebben verwacht: de rijke boeren, die bij toerbeurt in de katholieke statie Bunnik als kerkmeester optraden en daat het Odijkse deel van de katholieke gemeenschap representeerden. |
|||||
10
|
|||||
Dit was niet het geval, de ommegang stond onder leiding van
mensen uit de minvermogende klasse. Helaas kunnen we weinig gegevens over hen achterhalen. Kee
Wevers, in 1793 een alleenstaande weduwe van 69 jaar,heette eigenlijk Cornelia Witkamp. Zij was gehuwd geweest met Gijsbert van Toor. Uit dat huwelijk werden drie kinderen in de katholieke statie
Bunnik gedoopt, resp. in 1749, 1764 en 1766. Vermoedelijk heeft het echtpaar tussen 1749 en 1764 elders gewoond. Gijs- bert van Toor overleed in 1783 en werd op 20 juni van dat jaar op het hervormde kerkhof van Odijk begraven, pro Deo, hetgeen betekende, dat hij onvermogend was en dat de be- grafeniskosten voor rekening van de hervormde kerk kwamen. Cornelia overleed te Odijk op 29 september 1813 op 89-jarige leeftijd. Op 2 okt. daaraanvolgend werd zij op hetzelfde kerk- hof begraven. Hoe zij aan de bijnaam Kee Wevers kwam, is niet duidelijk. Een fweede voorbidder bij de ommegangen was Pieter Vonk, op 4 mei 1762 katholiek gehuwd met Cornelia Hazenberg. Tussen 1763 en 1777 werden 12 kinderen uit dit echtpaar katholiek gedoopt, waarvan er verscheidene jong stierven en werden begraven op het Odijkse kerkhof. Pieter Vonks vrouw werd op 10 sept. 1788 in de hervormde kerk be- graven in een huurgraf, met gebruik van het beste doodskleed en onder klokgelui. Als daggelder kon Vonk dit blijkbaar be- talen. Herhaaldelijk verrichte hij voor het jaar 1793 werk- zaamheden voor de hervormde kerk zoals het schoonhouden van greppels en snoeien van bomen en heggen langs de Odijker- steeg (Zeisterweg) en hij pachtte zelfs een stuk land van de kerk. Hij overleed op 2 maart 1807. Nog twee namen van de deelnemers aan de ommegang zijn ons verder bekend, Hendrik, de zoon van Simon Simons, kleermaker, en Hermanus van der Linden. Eerstgenoemde was niet in Odijk geboren en al weer vertrokken naar Werkhoven ten tijde van de verhoren, en Hermanus van der Linden, katholiek gedoopt te Bunnik op 15 juli 1757, verdwijnt na de gebeurtenissen in 1793, waaraan hij als 36-jarige deelnam, uit ons gezichtsveld. |
||||
In het licht der geschiedenis, zelfs van de kleine platte-
landsgemeenschap Odijk, Is het incident van de zomer van 1793, een onbetekend voorval. Het heeft de verhoudingen ter plaatse niet belhvloed. In Werkhoven maken de katho- lieken zich tijdens de revolutie in 1795 tijdelijk met ge- veeld meester van het protestantse kerkgebouw, in Bunnik trachten zij enkele jaren later op legale wijze de kerk te naasten, in Odijk blijft alles rustig. Ds. Pafannebecker verlaat het dorp al In 1797, Rijk Takken behoudt zijn gro- tendeels katholieke klantenkring, Pieter Vonk blijft pachter van de protestantse kerk en meester Klaas zal nog tot 1843 de katholieke en hervormde kinderen van Odijk onderwijzen en door zijn langdurige werkzaamheid een stempel op de volgende generatie drukken. C. Dekker
Bronnent
R A Utrecht, recht, arch., hof van Utr., nr.92-44,
fa 713-721
aldaar, hervormde gem. Odijk, nrs. 52, 130
aldaar, classis Rhenen-Wijk, nr. 10
aldaar, verz. doop- en trouwboeken, nrs. 85, 97, 360
|
||||||
12
|
||||||
tk.
|
||||||
Zeist en Zeisteroever
Kort geleden las ik het artikel van D.R. Klootwijk: "De
Zeisteroever in de Middeleeuwen" ( juni 1972, nr. 2). Bij zijn poging tot een nadere plaatsbepaling van dit gebied kwam de schrijver tot de conclusie, dat dit gebied zich uit- strekte tussen de Kerkhoogte te Zeist en Rijnauwen. De Zeisteroever ligt noordelijk van de huidige Kromme Rijn tussen Rhijnauwen en de Tolakkerlaan en wordt verder naar het noord-oosten begrensd door een voormalige Rijnarm (een onderdeel hiervan vormt de "Kouwenhovense v-etering"). De naam "Zeisteroever", soms geschreven als Zeisterscore of Zeisterschoer kwam hij voor de eerste keer tegen in 1236 (Seisterover). Klootwijk wijst erop, dat de naam waarschijn- lijk ouder is aangezien de plaatsnaam Zeist al in de eerste helft van de 9de eeuw bekend was. In het Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandse Plaats-
namen van Dr. J, de Vries ( aula 85 p. 197) vindt men bij Zeist het volgende: "Sedert 838 steeds Seist gespeld. .Men kan vergelijken de westfaalse naam Seeste, die in 1129 Segesten heette. Het Is stoutmoedig, om deze laatste vorm met de venetische plaatsnaam Segesta te verbinden en dan verder op grond van de uitgang- este aan een il lyrische naam te denken. Maar duister is de naam zeker". Het is algemeen bekend, dat het nogal eens voorkomt, dat de naam van een water plaatsnaam wordt, waarna het water enige tijd onbenoemd blijft. Passen wij dit hier toe dan krijgen wij de volgende hypothese:
De nu verlande Rijntak langs Zeist ( zie kaartje juni 1972, nr.2 pag 6) droeg eens de naam Seist. Deze naam ging over op de nederzetting en op de in cultuur gebrachte gronden langs dit water. De Rijntak verlandde, waarbij andere namen gingen optreden. Zo past de naam " Kouwenhovense wetering" zeer wel bij een rationeel afwateringspatroon.Deze hypothese zal wel moeilijk te bewijzen zijn, omdat in de bronnen over het 9e eeuwse Seist het water langs de nederzetting onbenoemd dan wel een andere naam heeft aangenomen. Mogelijk kunnen etymologen in "Seist" een waternaam ontdekken. Drs.H. J .M.Thiadens.
|
||||
TENTOONSTELLINGEN
1 . Restauratie Middeleeuwse kerken In de Domkerk is een kleine maar zeer overzichtelijke ten-
toonstelling ingericht van 56 foto's, die de bezoeker iets laten zien van de vijf Utrechtse middeleeuv/se kerken, die in het bezit zijn van de Hervormde gemeente, te weten de Buurkerk, de Nicolaikerk, de Domkerk, de Jacobikerk en de Janskerk. Tentoongesteld zijn zowel oude prenten van de verschillende gebouwen, als zeer instructieve beelden van de restauratie- werkzaamheden. Met name de vernuftige wijze waarop door het aanbrengen van een enorme noodkop het werk aan de daken verricht is, is op de foto's duidelijk zichtbaar. Een eenvoudig stencil maakt de bezoeker, die meer wil weten, wegwijs in de afbeeldingen. Terwijl degene, die alleen maar even rond wil lopen, getroffen wordt door het mooie fotowerk. In de tentoonstellingsruimte kan men ook kennis nemen van de bijzonder goed verzorgde restauratiebulletins, die verstrekt worden aan een ieder, die voor minstens ƒ.25,— per jaar zich aan wil melden als donateur. De daardoor ter beschikking komende gelden worden gesfort in het restauratie- fonds . De Domkerk is als regel geopend van dinsdag tot en met
zaterdagmiddag van 2 -4 uur. De toegang is vrij. 2. "Utrecht en Oranje"
1898 - 1948 - 1973 Buurkerk Utrecht
5-26 september 1973 De expositie wordt gehouden ter gelegenheid van het zilveren
regeringsjubileum van koningin Juliana en voorbereid door het Centraal Museum,het Universiteitsmuseum, het Utrechts Oranje Comité en het Gemeentelijk Archief te Utrecht. |
||||||
14
|
||||||
titr
|
||||||
3. Kerkelijke archieven
In het Gemeentelijk Archief te Utrecht zal in de loop van
de maand september een tentoonstelling worden gehouden van materiaal uit de archieven van de Doopsgezinde, de Evange- lisch-Lutherse en de Remonstrants-Gereformeerde gemeenten te Utrecht. De aanleiding van deze expositie is het gereed- komen van de archief-inventarissen van deze 3 Utrechtse ge- meenten, die in de 17e eeuw ontstonden. 4. Jan David Zocher
Na deze expositie zal - eveneens in het Gemeentelijk
Archief te Utrecht - een tentoonstelling worden gehouden, ge- wijd aan de ontwerpen van de Haarlemse architekt, J.D.Zocher jr. voor de veranderingen van stadswallen in plantsoenen. Hierbij wordt uitgegaan van de vier steden, waar Zocher zijn ideeën voor "wandelingen" heeft kunnen verwezenlijken, n.l. Utrecht, Haarlem, Amersfoort en Wijk bij Duurstede. |
||||
DE BOOMGAARD "DE GALG" AAN DE MIDDELWEG,HOEK
|
|||||||||
EUVENPAD TE WIJK bij DUURSTEDE,
|
|||||||||
Wijk bij Duurstede was eertijds een zogenaamde hoge i
heerlijkheid, wat betekende, dat de heer het recht had over
leven en dood. De ter dood veroordeelden, voor zover zij tot de strop gevonnist werden, werden opgehangen aan de galg, welke meestal stond op het galgeveld binnen het rechtsgebied van de heerlijkheid, veelal even buiten de bebouwde kom. Dit was ook het geval te Wijk bij Duurstede, waar naar alle
waarschijnlijkheid Zweder I van Abcoude,de vermoedelijke stichter van het kasteel Duurstede in de tweede helft van de 13e eeuw het halsrecht uitoefende. Opvallend was, dat de galg dikwijls stond op een kleine
verhevenheid, het zogenaamde galgenbergje. Of dat te Wijk bij Duurstede ook het geval was, valt bezwaarlijk meer uit te maken en evenmin of de plaats oorspronkelijk in de reuk stond van een oude voorchristelijke heidense heilige plaats. Immers, het is toch bekend, dat in vele gevallen de galg werd geplaatst op een heilige heidense plaats en in geval die niet gekerstend werd door de bouw van een kapel of kerk, integen- deel een plaats der verdoemden, verdorvenen werd, waar misdadigers ter dood werden gebracht. - Zo is het bekend, dat het "galge- bergje" bij Amersfoort oorspronkelijk een oude heilige heidense plaats moet zijn geweest, welke ongekerstend moest verdwijnen en tot de plaats van de verdoemden werd. De plaats der gerichten, de ter dood veroordeelden, de verdoemden. De gehangenen mochten dan ook niet in de kerk begraven worden,
zelfs niet aan de noordkant van de kerk, de plaats voor de arme luiden, doch zij werden aan de voet van de galg of in het bergje begraven, meestal na geruime tijd te kijk gehangen te hebben, tot afschrik van de bevolking. Vandaar dat zo'n galge- bergje ook wel in de volksmond "schedelberg" 1) werd genoemd naar het meer of minder aantal schedels dat daar in gevonden werd |
|||||||||
16
|
|||||||||
1) Mede mogelijk naar analogie van de calvarieberg,voormalige
|
|||||||||
<0
■o
0)
|
||||||||
3
D O
|
||||||||
M
-y |
||||||||
J3
_0)
O
O) 0)
O |
||||||||
gezichtsplaats, thans binnen Jeruzalem.
van hen die daar volgens hedendaagse begrippen soms voor
een naar verhouding niet evenredig vergrijp werden ter dood gebracht. Inderdaad, in een ver verleden werden maar al te dikwijls andere normen van menselijkheid aangelegd dan tegenwoordig bij de rechtspleging. De plaats waar vroeger de galg stond aan de Middelweg
hoek Euvenpad Is thans een boomgaard toebehorende aan de heer A.C, van den Heiligenberg, op zich zelf ook een merk- waardige naam, welke echter niets uitstaande heeft met de naam van de boomgaard "de Galg", als mogelijk vroegere heilige plaats. Meer waarschijnlijk moet de oorsprong van die naam gezocht worden in de buurtschap Heiligenberg on- der Leusden, vanwaar de Lunterse Beek de Heiligenberger Beek genoemd wordt. Iets anders is dat met het Euvenpad, op het eerste gezicht
een zonderlinge en onbegrijpelijke naam, welke echter toch geheel in het kader past. Wat toch hebben wij in dat euven te zien? Het is hier
weer een samengaan van oud-saksisch en oud-nederfrankisch in dit gemengde gebied. Euven staat in verband met euvel en "uvil" enz., dat slecht,
verdorven, kwaad betekent. Vergelijk euveldaad = misdaad en de oude vorm "evelen" = iemand kwaad doen. Men sprak ook van de "evelschalc", dat is een middelnederlands woord voor de duivel. Het is duidelijk, met het eeuwenoude min of meer verbasterde
woord Euvenpad hebben we met het pad van de "slechterikken", de ter dood veroordeelde misdadigers " tot den koorde",de gehangenen tot de strop te doen. Het Euvenpad was het pad dat hen die euveldaden bedreven tot de strop te doen. Het Euvenpad was het pad dat hen die euveldaden bedreven tot de galg, de strop leidde. H.W.M.J.KITS NIEUWENKAMP.
|
|||||
18
|
|||||
AANWINSTEN IN DE BIBLIOTHEEK
In het afgelopen jaar is onze verzameling door schenking
aangegroeid met een vrij groot aantal boeken. De krappe financiële situatie van onze Kring stond geen aanschaffing toe. Getracht zal worden een overzicht te geven van datgene wat binnengekomen is, met hier en daar een kanttekening over de inhoud. Een aanvulling op ons rapportenbestand werd uitgegeven
door de Provinciale Planologische Dienst. Het betreft o.a. de behoefte aan winkels in het uitbreidingsplan te
Driebergen (1959)
de vorming van randgemeenten om Utrecht (1954)
de speelgelegenheid voor de jeugd in Amersfoort (1958)
de planologische grondslagen voor de stichting van een
streekziekenhuis Z-O Veluwe en Z-O Utrecht (zonder
jaartal) en
de ontwikkeling van Eem en Eemmeer recreatie (1963),
Verder waren er sociaal-geografische studies van Haarzuilens
(1949), Bunschoten (1948), Hoogland (1949), Soest (1951), Baorn (1954), een sociografische onderzoeken naar de ont- wikkelingsmogelijkheden in de gemeente Bunnik, (1964) en Werkhoven (1963), door M.Peet. Eveneens door de P.P.D. werd een rapport over de ruimtelijke
ontwikkeling van de hele provincie Utrecht tot het jaar 2000 uitgegeven (1967). Op een begeleidend kaartje bleken toen nog Schalkwijk en Tuil en 't Waal voor verstedelijking; bestemd te zijn; Houten mocht blijven zoals het was.' Meer recent is het derde deelrapport van de Kring Midden-Utrecht, opgesteld door J.K.M, te Boekhorst; "Tussen Heuvelrug en Kromme Rijn" (Wageningen, 1971), dat ons gebied in strikte zin niet behandelt. Er zijn diverse andere rapporten: De woningmarkt in Midden-Utrecht 1970-1976, Rapport
nr. 123 uitgegeven door het Economisch-technologisch Instituut voor Utrecht, 1972. - Utrecht, provincie in gewesten. Nota opgesteld door Ge-
deputeerde Staten ter voorbereiding van een concept-struc- tuurschets voor de bestuurlijke indeling van de provincie 1972. |
||||
Een Jaarverslag van de Stichting Ontwikkeling en
Sanering van het Midden- en Kleinbedrijf^ 1970 Geen S-8, ook Uw belang. Uitgegeven door de ge- zamel ijke werkgroepen Stichting Milieuzorg Zeist^ Milieucomité Bunnik^ Werkgroep Milieubeheer Doorn. Werkgroep s-8 Driebergen^ 1972 Jaarverslag (1970) van het Utrechts Monumenten Fonds, waarin o.a. een lijst van de door het fonds beheerde panden in de binnenstad top de Oude en Nieuwe Gracht (ieder twee, veertien op de Springwe),en een toelichting op de redenen voor de aankoop van twee huizen respectievelijk aan de Twijnstraat en de Oude Kamp. De restauratie van 't Hoogt stond toen op hun programma,
Men kan begunstiger worden van deze stichting door een minimum contributie van ƒ. 2,50 per jaar of ƒ.100,- ineens te storten op postrek.nr. 427215. Overzicht van provinciale, regionale en lokale histo- rische verenigingen in Nederland, uitgegeven door het Sociaal-wetenschappelijk informatie- en documentatie- centrum van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, 1972. Een speciaal verslag is dat van W.J.van Tent; Verslag van de
Provinciaal Archeoloog van Utrecht over de jaren 1970-1971. Hierin worden zijn eigen vondsten genoemd maar ook die van anderen, aan hem gemeld. Omdat ik niet weet of al onze leden de vondsten in ons gebied kennen volgt hier een lijstje: Bunnlk- - Een knuppelweg (dot Is een wegdek van hakhout,
"knuppels", in de breedte gelegd) uit de 17/18e eeuw (?), onder het oppervlak van de Burgweg. Vinder en melder: L.M.J. de Keyzer. |
|||||
20
|
|||||
Cothen-
- Romeinse munt uit de 4e eeuw n. Chr., veel aardewerk
scherven uit Romeinse tijd en later, gevonden op de oude woongrond "De Dom" ten zuiden van Cothen. Vinders en melders: Ad van Bemmel en Kees Vernooy, Cothen. - Minstens 74 meter lange greppel en enige andere in-
gravingen, mogelijk verband houdend met de Romeinse rijksgrens, "de Limes", waarin veel aardewerkscherven uit de 2e en 3e eeuw n Chr. Vinder: Ke -s Vernooy. Houten-
- Middeleeuwse steenover bij het kasteelterrein in
't Goy. (L.M.J. de Keyzer) - Verguld bronzen ridderbroche (Ie helft 14e eeuw),
en een 13e eeuws muntje, gevonden op het zelfde kasteel terrein. Vinderen melder: Mevr. P.M.Zwart- de Vries. Bunnik. - Romeins en 6e en 7e eeuws aardewerk scherven, bronzen
voorwerpen (ca. 1200, en 16/17e eeuw), gevonden op het bekende nederzettingsterrein ten zuiden van het buurtschap Loerik. Vinder en melder: L.M.J.de Keyzer. - Nederzettingssporen en vondsten uit de Romeinse tijd,
gevonden bij de aanleg van een oprit naar de nieuwe Schalkwijkse verkeersbrug over het Amsterdam-Rijn kanaal. Vinder en melder: L.M.J. de Keyzer. In onze collectie Is ook opgenomen de In een eerder nummer
van dit blad genoemde Bibliografie van het Historlsch-Boerderij- Onderzoek, samengesteld door B. Wander (Arnhem 1971). Een aantal kleine boekjes gepubliceerd tijdens en vlak na de
oorlog geven aan dat er nog verrassende speciale soorten onder- zoekgebieden zijn. In de serie Nederlandse Namenkunde pu- bliceerde K. SierksmaPe traditie der voornamen; een populalr- wetenschappelijke studie op grond van enquête-materiaal (Naarden 1946). |
||||
Het bevat onder meer een lijst van de voornaamste Friese,Neder-
saksische en Nederfrankische namen, waarvan de jongensnamen Heimijn, Mikelis en Yuw, en de meisjesnamen Didv^i mij onbe- kend en welluidend leken. Van A. Hallema, Bijnamen of het Alias als persoons- en
naamonderscheiding (Naarden 1946), en scheld-, schimp- en spotnamen voorheen en thans (Naarden 1946). In het laatste werkje behandelt de auteur het ontstaan van bijnamen van vorsten en partijnamen uit scheldnamen. De Kabeljauwen zijn b.v. ge- noemd naar de lichtblauwe schubben van de Beierse wapenschild van graaf Willem V (biz. 22). De scheldnamen van Friese dorpen voor elkaar hebben aanleiding gegeven tot allerlei volksover- leveringen in deze gebieden aldus de auteur. Ook de andere provincies komen aan bod, Utrecht ( blz.46): Apeluiders (Ape- luiders van IJsselstein, Berenschieters van Benschop. Eventuele Platneuzen voor Schalkwijkers kon ik niet vinden. Laat - middel- eeuwse scheldnamen in het algemeen zijn rubrieksgewijs onder- gebracht volgens de manieren waarop ze ontstaan, b.v. door lichamelijke of geestelijke gebreken, partij, beroep, misdaad, handhaving van veiligheid en orde, dieren of planten, en "volks- humeur" (bIz. 60 e.v.). "Moutvlyegh" is drinkebroer, "vuyie katijf" is schobbejak, en "nachtraef" is schelm, voor degenen die het weten willen (bIz. 59). Van de serie Bibliotheek voor Geslachts- en Wapenkunde,
onder redactie van C. Pama, kregen we, van dezelfde auteur. Ons familiewapen (nr. 15; Naarden 1943), en Het volkskarakter in de heraldiek (nr. 7; Naarden 1943). Ook H.L. Kruimel, Stam- boomonderzoek in de praktijk (nr. 6; Naarden zonder jaartal). Het cursusboek van G . van der Helde, Graven naar het ver-
leden. Archeologie van de Lage Landen van IJstijd tot Middel- eeuwen (Utrecht 1972), kreeg een slechte beoordeling door G.J. Verwers in het blad van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland, "Westerheem", omdat er veel en slordig zou zijn overgeschreven uit een aantal verouderde algemene werken op dit gebied. |
|||||
22
|
|||||
Desalniettemin kan het misschien voor de niet-speciallst een
inleiding en overzicht zijn. De inventaris van het archief der gemeente Wijk bij Duurstede,
1811-1851, opgesteld door L.C.J.M. Rouppe van der Voort (Wijk bij Duurstede, 1972) en door deze aan onze bibliotheek geschonken, is een soort werk dat bij uitstek voor onze leden nuttig kan zijn. Het geeft een zaaksgewijs geordend overzicht van de in het
archief aanwezige stukken die bijna alle de gemeente en haar activiteiten betreffen voor de jaren 1811 tot 1851. (Een inventaris van het materiaal vóór 1811 werd destijds ge- maakt door R. Fruin, maar Is niet In ons bezit). Er zijn ver- schillende bijlagen: persoonslijsten (zonder jaartal) van arm- lastige personen, van de Inwonende leden van de nationale militie (soms met jaartal), en van de stadsschutters. Verder zijn er tabellen van raadsleden, wethouders en burgemeesters In deze periode, met vermelding van hun geboorte- en sterfjaar en - plaats, beroep, godsdienst en de ambtsjaren. Men ziet zeer uit- eenlopende beroepen en zelfs een buitenlander, een Zwitser, geboren In GraubUnden, Horace de Georgy, die opeenvolgend "malre" (burgemeester) en raadslid was in de periode 1812-1818. Tenslotte zijn er twee klappers^ één op de persoonsnamen voor- komende In de inventaris zelf (dus niet die in de bijlagen), en één zeer uitgebreide trefwoorden-klapper op de zaken. Zeer verschillend van karakter en populair-toeristisch van
opzet Is het Shell Journaal van Nederlandse Folklore, van J.M. Fuchs en W.J. Simons (Haarlem-Wateringen 1971). Het is een aaneenrijging van volkse evenementen en gebruiken over ons land en loopt chronologisch vanaf 1 januari het kalender- jaar door. Door het gebrek aan rubrieken of maar enige andere verdeling (behalve chronologische hoofdstukken) binnen de tekst, maakt het een enigszins onverteerbare indruk, maar achterin vonden we gelukkig een register op de voorkomende plaatsnamen en een op de aard van het evenement of gebruik. Over onze streek helaas niets; toegeschreven aan Utrecht (stad of provincie) echter wel twee recepten: |
||||
Kruudmoes - aan in water gekookte gort toevoegen
rookworst, rozijnen, kervel, kruize- munt, karnemelk, en eventueel mager spek (geen hoeveelheden genoemd). Ongeveer twee uur koken en warm op- eten met stroop. "Een eenpansgerecht voor een volledige maaltijd". Vijfschaft - stampot van winterwortels, uien, bruine
bonen, appelen, en aardappelen. |
||||||||||
Tenslotte een oproep aan onze lezers: in het archief van ons
blad ontbreekt één nummer - van de tweede jaargang (1968), nr. 1 . Zo er iemand mocht zijn die onze lacune zou willen vullen dan zouden wij daar zeer dankbaar voor zijn. |
||||||||||
Eveneens gezocht: iemand met bibliotheektechnische ervaring,
wonende liefst te Odijk, die t.z.t. de technisch-administratieve kanten van onze bibliotheek-verzameling wil gaan verzorgen, inlichtingen en opgeven bij G. Schipper - de Nie, tel.03409/ 580, 's avonds. G.S.
|
||||||||||
24
|
||||||||||
)Aüf4/i
|
||||||||||