TUSSEN RIJN EN LE
rjDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK |
||||||||||||||||
augustus 1974
|
||||||||||||||||
8e jaargang
|
nr. 3
|
|||||||||||||||
Redakti e-kommissie:
|
||||||||||||||||
A. Graafhuis (eindredacteur), L.M.J. de Keijzer, Houten,
mevrouw G. Schipper-De Nie, Schalkv/ijk, G.M. Staal, Odijk. [
Redakti e-adres:
|
||||||||||||||||
A. Graafhuis, p/a Gemeentelijk Archief, Alex. Numankade 199,
Utrecht, tel. 030- 71 18 14. Inhoud van dit blad:
|
||||||||||||||||
Het "schrickelik tempeest" van 1674 tussen
Rijn en Lek ............................. door A. Graafhuis
|
||||||||||||||||
Lidmaatschap: ƒ 15,— per jaar
Postrekening van de penningmeester nr. 21 45 85 t.n.v. de
Raiffeisenbank te Houten t.g.v. de rekening van de Historische Kring "Tussen Rijn en Lek". |
||||||||||||||||
Het "schrickelik tempeest" van 1674
tussen Rijn en Lek |
||||||||
II
|
||||||||
en men sagh de Dorpen rontom als in
lichten Vlam staen: sedert heeft men gesien dat meest alle de Toorens van de Dorpen wegh zijn, of Stompen geworden, of gants tot niet, gelijck als die van Vleuten, Jutphaes, Houten en meer andere: het gesaeyde in dese Provincie is meest alle ter neder geworpen: in somma een miserabele Slagh" Deze passage werd overgenomen uit de "Oprechte Haerlemse Sater-
daegse Courant" van 4 augustus 1674 en heeft betrekking op de "stomi" die enkele dagen tevoren (op de avond van 1 augustus) over West-Europa raasde. In feite was het een "koufront", dat met hevige donder en bliksem, windstoten en hagel gepaard ging. Het begon in Frankrijk ten zuiden van Parijs - in de provincies Gastinois, Brie en Becjpfce. Overal waar het natuurgeweld passeer- de werd grote schade aan gebouwen en gewassen toegebracht, op veel plaatsen vielen zelfs doden. Om een indruk van de omvang van de "storm" te krijgen moet men zich voorstellen, dat het di- rect al ging om een gebied, dat 25 mijlen lang en 7 mijlen breed was. Via België stormde de wind op onze streken af en teisterde met name de stad Utrecht en omgeving, o.a. De Bilt, Bunnik, Houten, Jutfaas, Odijk, Vleuten en Usselstein. Omdat in de pu- blicaties rond de a.s. tentoonstelling in het Centraal Museum op de schade rond de stad Utrecht nauwelijks kon worden ingegaan en er bovendien in Vleuten geen gegevens werden ontdekt, volgen hieronder enige bijzonderheden, die tijdens het onderzoek van de paleografische werkgroep werden gevonden: |
||||||||
Benschop: Allereerst blijkt het "kercken-leydack" beschadigd
te zijn. Schoolmeester Johannes Nordanus levert namelijk nieuwe leien, die zijn "affgewaeyt". Voor de reparatie van de school wordt eveneens door de schoolmeester gezorgd. Het rieten dak heeft blijk- baar schade opgelopen. Het werk wordt uitgevoerd door Andries Heyndrixe,
door timmerman Arjen van Haeften, die ook het herstel van de banken in de kerk voor zijn rekening neemt, en door "decker" Frederick Aardte, die "latten en teenen" voor het schoolhuis aandraagt. Claesgie Koek, "glasemaeckster" tot IJsselstein, repareert de "kercke glaasen". Abigaël van den Bergh, herbergierster aan de Benschopper kerk, heeft tenslotte tot taak de lei- dekker Herbert Joosten Houwekingh uit Schoonhoven te verzorgen tijdens "het visiteren van de kercke". ') De Bilt: De molen van Meijndert Jansz. van Milden is door
"de leste swaere stomi omgewaijt". Zijn weduwe
krijgt toestemming van de Staten van Utrecht tot herbouw "tott belett van de wind, met eenige plantagie". 2) Bunnik: In de rekeningen van de Hervormde gemeente 3)
komen enkele posten voor, waaruit grote schade aan
kerk en toren blijkt. Er is zelfs sprake van de "ruwi- ne" van de kerk. Pas in 1681 - als Herman Bracke gereed is met het verven van kerk en predikants- woning, "roos ende knopen" van de lichtkronen zijn gerefxjreerd en verguld en ook de nieuwe balken en de "solder op 't choor" zijn geschilderd - is het herstel van de kerk voltooid. De toren wordt |
||||
"opgemaeckt" door de timmerman Pauwlis Claesz.,
nadat loodgieter Dirck van Esch, leidekker Comelis de Munnick en "verver" Roelof Servaes gereed zijn en ook de weerhaan vervangen en opnieuw verguld is. Houten: Er is een bestek bewaard gebleven tot het "repareren
ende opbouwen van de toren en de kerk tot Hou-
ten" 4) en van het uurwerk ^) van respectievelijk 11 juni en 20 december 1678. In het eerste stuk gaat het om de aanbesteding van de opbouw van kerk en toren, een karwei dat in 21 artikelen wordt omschreven en dat Rochus de Ridder voor ƒ 1.130,- wel wil uitvoeren: Besteck ende conditie waarnaar dat
|
||||||
de heeren en schouten, behoorende
onder het gebiet van Houten etc, van meyninge sijn te besteeden het repareren ende opbouwen van den toom en kerck tot Houten. ^) 1.
In den eersten sol den aannemer moeten maacken
een taaffelment, swaar 10 en 12 duym, met over- loeven op malcander, daar op te stellen 8 stijlen van 8 en 10 duym, met 8 kerbeels van 10 en 12 duym, met pinnen en gaaten in malcanderen. 2.
Het tweede taaffelment met 4 ba leken, swaar 10
en 12 duym, daar in te wercken 4 blockeels van 7 en 10 duym, daar om te wercken 8 buytenplaaten |
||||||
COMPARITIE
Van de-5
G EE REDEN
van VLEUTEN.
€ ^e-ecföeii ban 't J^arfpel
Dan mimttt too^OenairnocD enoe ixm De
laetOete^reDetrocfitte compacmentn Oen Capittel-ttnpre fian€>aDntnnaei; tmttttf^ g^aearDastiöen 5"'liunq ié75.naet;noensi tentmen^ ten op mm» Dan Sent / enOe secontinoeett te tooien bp De p^eftnten / tDcgensi De reparatie Dan oen £ooni/ ttem Dan De mam l^npGnge aen De i^eeni / alQneOe Dan De €>naecbel aen Oe l^aec eoo^n-molen. Seggêt voort.
|
||||||
^/v> /n-*i
|
||||||
BekendmaWmg vcx>r de ge—erfden \^ar\ Vleuten 1 <S75. Arc^hï^f k'/-»»-»;*■♦*.! %*«« /^.
|
||||||
swaar 7 en 1 O duym. Item noch 8 binneplaaten van
6 en 7 duym, daar in te wercken 20 kespen, swaar 5 en 6 duym, en die wel vast in malcanderen te wercken, de buytenplaat schuyns aff te wercken, omdat hij meteen sal dienen tot een reegel. 3.
Daar op te stellen 8 eycke toorenstijlen, swaar
12 en 9 duym, met een ster, daar de lootvloer op compt te leggen, swaar 7 en 9 duym, en stucken daar op gevoert en bequaam om aff te waateren, met kerbeels onder in de ster, swaar 7 en 9 duym, d'bovenste ster van gelijcke swaarte en met ker- beels op de ster te setten, een maackelaar, 10 duym dick viercant hout, in de maackelaar te wercken 8 steeckschooren, met kerbeels ende 8 plaaten van 4 en 6 duym, en leggen op hoecken van de cap. 4.
Dit coveltje te decken met goede greyne deelen,
met een lijst om het coveltje van eyckenhout en 8 boogen, mede van goet eyckenhout.
5.
Op het dack te maacken 8 hoeckepers van 7 en 11
duym, het een eynt met een pin in de toomstijlen ende het ander eynt met een pin in de ster, tusschen eicke twee hoeckepers wel vast geslooten op eicke regel 4 capribben van 4 en 5 duym, daar de deelen op gespijckert worden, en noch 8 kerbeels van 7 en 9 duym, met noch 8 kerbeels van gelijcke swaarte
aan den toom, mitsgaders 16 regels om den toom |
||||
van 5 en 8 duym, en dit alles te maacken volgens
teeckeningen ende besteck. Den aennemer sal gehouden sijn de clock in het
toorntje te brengen ende behoorlijck in te hangen, dat de selve naer behooren can luyden. 6.
Den toorn te becleede met greyne deelen sonder
eenich spynt en wel vast gespijckert ende de lootsolder mede te leggen van de selffde slach van de lee. 7.
De kerck te repareren aan de eene sij te ver-
nieuwen en te maacken om met pannen te decken en onder eick eynt van de ba leken een eycke sleutel te brengen, 5 duym dick, 5j voet lanck, en een nieuwe plaat buyten te leggen van 4 en 8 duym en van binnen een van 4 en 6 duym, met kespen aan malcander vast gemaackt. 8.
De ander sij die blijven staan sal op de selffde
manier met plaaten te versien. 9.
Op dese baicken de plaaten wel vast te maacken,
en off de eynden vergaan waaren dan stucken daar aan te maacken, d'lenghte van de kerck is ontrent 80 voet en de wijtte 35 voet, en op deze baicken |
||||
te stellen 7 capgebynten van 7 en 10 duym, de
stijlen en bynten met kerbeels, daar op te leggen de wurmpten van 5 en 7 duym aan eicke sij van de capstijll een wintbant onder op de gront, met pinnen en gaaten in malcanderen gewerckt. 10.
Het tweede capgebynt, sv/aar 5 en 7 duym, met
een v^urmpte van 4 en 6 duym, noch een naait in de midden met scheerspanden daar onder en het oude doek wat te versien en te stijven, 11.
Op dit werck sooveel greyne ribben als aan de
ander sij masten staan, en dan sooveel dubbelde latten om de pannen op te leggen, swaerderibben van 4 en 5 duym van eene lenghte. 12.
Het oude werck te stutten en te schooren, totdat
men de meuren weder sal hebben opgemetselt. 13.
Dit werck te maacken van goet eycken- ofte
greynenhout. 14.
Den aannemer sal alle de spijckers, daartoe van
noode sijnde, groot en cleyn, moeten leveren, uytgenoomen het ander iserwerck. |
||||
15.
Alle het steygerwerck, tot het voorseide werck
van noode sijnde, sal den aannemer gehouden wesen daartoe te leveren, uytgesondert van de metselaar en leydecker. 16.
Dit werck te stellen op sijn eygen costen, soo
van touwen en blocken, winden, capstanden ende voorts alle 't geene daartoe van noode soude mogen wesen. 17.
De heeren aanbestaoders sullen het goet laaten
rijden met waagens van 't waater tot de kerck toe t'haarencosten, uytgenoomen de schippers haar vracht. 18.
Het oude hout dat goet is te verwercken en dot
voor greynehout weer aff te trecken ende bij de voet en duymen te reeckenen tot proffijt van de kerck. 19.
Dit werck te betaalen in drie termijnen ofte
payen, alse daarvan 't eene dardendeel op de hant, het tweede dardendeel als het werck over de helft is, ende de rest als het volmaackt is. |
||||
Gezicht op de kerk te Jutphaos in 1646. Gewassen tekening in O. I.inkt,
(door L.P. Serrurier, t 1730).
Rijksarchief Utrecht. Top. Atlas Inv.nr. 797.
|
||||||
20.
Den aennemer sal gehouden zijn 't oude v/erck,
soo van de capellen als van d'ander zijde, aff te breken ende de materialen dat bequaam is, ten behoeff van de kerck te laten, 21.
Den aennemer sal gehouden zijn tot opleveringe
van dit alles te stellen suffisante borgen, die hun verbinden sullen als principalen tot volbrenginge deses. Heeft ingeset Rochus de Ridder voor elffhondert-
dartich gulden. De slach gebleven aan Rochus de Ridder voor de
voorseide somme van elffhondert dartich gulden, belove 't selve te perfecteren in drie maanden. Actum den XXVIIIen juny 1678. Borgen Comelis Comelisz. Daalenoort, Arien Ariensz., metselaar. Rochus de Ridder
Comelis van Daelenoorth Dit merck + is geteeckent bij Arien Ariensz.
metselaar. Mij present
Nic. van der Kamp
1678
|
||||
Het kapittel van de Dom wil samen met de Ge-
erfden van Houten en 't Goy het "oriogie" van de kerk te Houten aanbesteden. Voor dit werk zijn 3 bestekken ingeleverd: a. het hieronder af te drukken ongetekende
bestek met een prijsopgave van ƒ 450,- of ƒ 500,- b. het door Berend Hofsmit ondertekende bestek
zonder prijsopgave c. het bestek, dat ondertekend is door Leendert
van Neyckerken, met een prijs van ƒ 330,- waarvoor het werk gegund werd. |
|||||||
1678 Besteck van het oriogie van de
Houtense kerck. 4) 1. Voor eerst een hoeckpilaer weegt ontrent
veertich pont na gissing. 2. Noch een nieuwe post, daer, die raye in
hange, sal na gissing weegê 36 pont. 3. Noch drie nieuwe leggers sulle na gissing
wegen 60 pont. 4. Noch 2 nieuwe spille en een in het slach-
rat en een in het uerrat weegen na gissing 30 pont. 5. Noch een middelpost an stucken is weer
een stuck in te maecken. |
|||||||
n
|
|||||||
6. Noch een nieuw kruys in de krans an die
wals, daer die reepen op gaen, daer die gewichte mede opgewonde werf, sal na gis- sing weege 18 pont. 7. Noch een nieuw claprat an de wals, dat die
gewichte vast hout, sal na gisse wege 17 pont. 8. Noch een nieuwe pen in het siuytrat sal na
gissing weege 5 pont. 9. Noch een nieuw kruys in het opwenderat van
het slachwerck weecht na gissing 25 pont. 10. Noch een nieuwe spil in het jaegrat sal na
gissing weege 12 pont. 11. Noch een nieuwe wentvleugell.
12. Noch een nieuw kuiprat aen die wentvleugel.
13. Noch een spil an stucke, daer die went-
vleugel an ommedrayt als die clock slaet. 14. Noch 2 groote ooge, daer den haemer-
trecker in gaet. 15. Noch een schaeckelrat an stucken en 't
knjys an stucken sal men na behoren weer repareeren soo 't behoort. 16. Noch 2 nieuwe wijsrade met 2 ronsels die
de rade omtreckt twee voeten hoogh na gissing. 17. Noch alle de posten sijn scheef en scheel
geslagen weer na behooren recht te maecken. |
||||
18. Noch allen die rayen sijn slim en scheef
geslagen en die kruyssen weer na behoren rechf f e maecken. 19. Noch een nieuwe lichfer, die hef uer uyf-
lichf, sal na gissing weege 15 pont. 20. Noch alle de posfen, daer de gafen in
verslefen sijn, weer verbussen. 21. Noch een sfale veer an hef uerrat die de
kiinck omneer houf op 'f klapraf. 22. Noch 2 groofe cafrolle di mef ijserwerck
beslagen sijn, daer di reepen over gaen. 23. Noch verscheyde sfemerade, daermede di
weysers moefen omgedrayf werde binnen in den foren mef eenige spillen daer an. 24. Noch 2 lange spillen in den foren die mede
an die wijsers behooren. 25. Noch een nieuwe hanf buyfen aen hef wijs-
borf die 'f uer wi jst. 26. Noch 2 reepe, daer die wichfe aen hange,
sullen de kerck selver bekosfe of befale. 27. Noch 2 houfe walse, daer die reppen op
gewonden worde, sul Ie na gisse cosfen 4 gulden.
28. Noch eenige clouwe, daer die posfen an
vasf mee geslofen werden, fien of 12 sfuck na gissing. |
||||
29. Noch verscheyde klijn tuych, dat veel
schrijven soude hebben, soo clouwen als speyye en scheeren, daer 't oriogie mede vast gesloten wert. 30. Noch 2 groote haecken, daer di rollen an
hange, daer di reepen over gaen. 31. Noch 2 gev/ichtsteenen, die oen het
uerwerck moeten hangen, met twe ijsere oogen daer in vast gegooten. 32. Noch een ijseren hamer met een ijsere
steel, daerin die die ure slaen sal, moet ontrent v/eegen 40 pont, daer aen een langen ketting bijna soo lang als den toom hoogh is, moeten oock aen den hamer 2 oogen sijn, daer den hamer in hangt, met een sta Ie veer, daer den hamer op rust opdat hij op de kloek niet en raeckt, noch 2 groote tuymelaeren aen die ketten in den toren, sal na gissing v/eegen samen dit ijserwerck, dat aen den hamer dependeert, 80 pont het pont 10 stuyvers met 't opstel Ie. 33. ' Noch sal den aennemer die dat uerv/erck
opstelt, in den toren voor een dagh 6 b 7 vrij slapen, eeten en drincken hebbe op die kercke koste als hij dat uerwerck op- stelt, gelijck het gebruyck is. 34.*^' Oock sal het uerwerck op de coste van de
kerck uyt en thuys gebrocht werde. |
|||||
14
|
|||||
35. Aengaende di 2 wijsborde buyten aen den
toren sullen 5i voet hoogh sijn met een lijst daer boovenop en die vergulde let- tere een voet lange, die 2 hande ver- guit en die borden sal ick op mijn eygen costen aen den toom laten brengen. 36.5) Dese 2 borden sal ick leveren voor de
somma van 85 gulden. 37. Dit voornoemde oriogie volgens besteck
sal ick weer alles na behooren maecken alles dat voornoemt is in het bestick, soo hamer met sijn toebehooren ende die wi jsborden sonder eenig buytenwerck op die oude manier met een onrust gelijck het te vooren is geweest, voor dit somma van 450 guldens. 38. Moer soo het de heeren met een slinger-
werck believen te hebben, sal het vijf- tich gulden moeten meer kosten, te weeten de somma van 500 gulden. Het bestek was niet ondertekend. Dit is wel
het geval met het andere bestek, dat naar in- houd, met uitzondering van het maken van een "slingerwerck" gelijk is aan het hierboven vernielde. De ondertekening luidt: Den aannemer sal in plaatse van 't onrust een
slingerwerck moeten maacken. |
|||||
15
|
|||||
Dit voorseide werck sall den aannemer gehou-
den sijn te maacken in vier maanden, alles op sijn eygen costen, sonder eenigh buyten- werck in reeckeninge te mogen brengen. 't Voorschreve werck, uytgenoomen de borden
met het vergulde, alsmede alle de reepen, gewichten met twee groote rollen ende twee walsen, is aangenoomen bij Leendert van Nijkercken voor de somme van driehondert dartich gulden die hem aannemer sullen wor- den voldaan volgens de andere aannemers, mits dat hij gehouden blijft 't selve werck een jaar goet te houden. Actum den XXen december 1678. |
|||||||
Leendert van Neykercken
Mij present
Nic. van der Kemp
1678
|
|||||||
16
|
|||||||
;*
|
|||||||||
[*%tj
|
|||||||||
ém
|
|||||||||
^
|
mÊÊÊÊÊÊÊÊimÊÊÊmÊmmimmmmm^maêmÊmmÉmmiJimmmÊÊmmmmm
Gezicht op de kerk te Jutphaas + 1727. Gewassen tekening in O. I, inkt (door L. P. Serrurier). Rijksarchief Utrecht .Top. Atlas Inv.nr. 804. |
||||||||
Jutfaas; De heer R. Ooyevaar wees mij op een akte van
16 augustus 1974 waarin de gevolgen van het
"tempeest" voor Jutfaas vermeld staan. Het gaat om de scheiding tussen het ruim 15 morgen land van de erfgenamen van Ni colaas de Rout en zijn vrouw Agatha aan de ene zijde en van Willem Anthonisz. van Schayck aan de andere zijde. Het land was te vinden in 't Nedereinde van Jutfaas genaamd de Mispelhoeve, "streckende uytte halve Jutphaesser Weteringe tot in de Galenslo(o)th toe . . . ." Willem van Schayck had recht op 1/12 gedeelte of 1 morgen 168 roeden. Zijn stuk land wordt aan- geduid als: "de parthije daer de omgewaijde huysinge metten boomgaert op stoet....."
In verband met de scheiding zal "op de cant van
de halve sloot een poel (worden) geslagen ende een essenboom ter wederzijden soo oen de Groenewech als aen de andere zijde sal geplant worden". Voor het overige moet men afgaan op gedrukte of andere geschreven bronnen, waarvan onder IJssel- stein een voorbeeld is te vinden. Vleuten: Ook in Vleuten (De Meern) werd aan de kerk nogal
wat schade toegebracht. Het heretel kwam echter
naar alle waarschijnlijkheid maar traag op gong. Pas in de rekeningen van kerkmeesters van na 1677 6) werd een aantal posten gevonden, die mo- gelijk met de "storm" van 1674 iets hebben uit te staan: 16-4-1678 500 ponnen "aen de toom, olsoo daer
gelijck getal afgewoeyt waeren" 1 gulden 5 st. |
|||||
18
|
|||||
4-1-1679 aan de leidekker Anthoni van Giessen
voor arbeidsloon aan kerk en toren 29 gulden 6 st. idem "voor het maecken van het besteck
wegens de reparatie van 't kerckendack" 2 gulden 14 st. De toren was al eerder onder handen genomen. ')
(zie de bekendmaking bij dit artikel, A.G.) Op de uitnodiging om prijsopgave te doen wordt gereageerd door: 1) Gerrit Pijselman, timmerman en aannemer
voor ƒ170-0- 2) Adriaen Jansz. Vlas, timmerman en aannemer
van het kostershuis aan de Meern voor ƒ154-0-
De Utrechtse tegelbakker Abraham van der Schilde
(thans tegelfabriek "Westraven") levert 1200 blauwe pannen voor ƒ37-l 0-0 Abraham Roghman levert voor de kapel en het
kostershuis aan de Meem het glas voor ƒ20-0-0
Comelis van Kleef levert het lood voor
ƒ11-19-0
En tenslotte wordt aan leidekker Anthony van
Giessen voor "het decken en strijcken van de pannen op den Toorn , ƒ19-10-0 uitbetaald.
|
||||
IJsselstein: Dat de ramp ook in IJsselstein grote verwoestingen
aanrichtte kan helaas niet door eigentijdse archief- stukken worden bevestigd. Of het zouden de posten moeten zijn, die in de kerkrekening van 1673/74 8) werden aangetroffen en die heel misschien met de beschadiging van het kerkedak te maken hebben: "Noch betaelt aen den voornoemden leydecker
(Abraham) Mor 't gene hij met maken van een nieuwe loode gent aen het dack van de kerck verdient heeft, of voor de leyen, spijckers en soudeersel 't welc hij daertoe gelevert heeft, volgens specificatie en quitantie een som(m)e van ƒ12.10.-. Item betaelt aen Catharina van Lind over
leveringe (van) 195 loot tot de voorsz. goot volgens quitantie, een som(m)e van ƒ19.10.-.
Het door Gerrit Jansz. Kooch in 138 coupletten
geschreven verhaal over de "stomi", dat op de tentoonstelling in het Centraal Museum van 1/8 - 1/10/ 1974 te zien zal zijn, vemieldt on- dubbelzinnig en op rijm: 36. "de dorpen rontom buyten stee
die deelden oock van 't onheyl mee
veel torens raeckten daer al gaende van Houten, Bunnick en. noch meer ,/j ^ van Jutfaes (vi(e)l van ■ V öL''^ IJsselstein bleef oock niet staende". |
||||||
20
|
||||||
'.iê'/)/^
|
||||||
Verklaring van termen
|
|||||
Blockeels. Een blokkeel is een horizontaal verbindings-
element in de voet van een kapgedeelte.
Eycke sleutel. Een eiken sleutel is een verzwaring bij de op-
legging van een balk.
Gebynten. Een gebint is een kapspant.
Hant. Met een hand wordt een wijzer bedoeld.
Jaegrat. Een jaagrad is het derde rad van het slagwerk
en drijft de as van de windvleugel aan.
Kepers. Kepers zi|n ribben die op de snijlijnen van de
dakvlakken van de torenspits bevestigd zijn.
Kerbeels. Een kerbeel is een schoor tussen een horizon-
tale balk en een daaronder staande verticale
of schuinstaande stijl. Kespen. Een kesp is een dakspoor (constructie waarop
de houten bebording van het dak gespijkerd
wordt). Claprat. Een klaprad is een palrad; het zorgt er, met
een veer en pal, voor dot het gewicht niet
terugloopt. Klinck. Een klink is een pal.
Clouwe. "Clouwe" zijn spieSn, voorsteekpennen.
Coveltje. Een kovel is een koepeltje.
Kruys. Een kruis is een samenspel van spaken (in
een rad).
|
|||||
Kuiprat. Met kuiprad zal hier mogelijk bedoeld zijn
het los op de as zittende en tijdens het
draaien gepalde deel, waaraan de wind- vleugel is bevestigd. Maackelaar. Een makelaar is een rechtopstaande stijl,
staande op de bovenste bebalking, waarom-
heen de spits wordt gebouwd. Onrust. Een onrust (foliot) is een in het horizontale
vlak heen en weer bewegende "balans".
Opwenderat. Een opwindrad dient om de gewichten op te
trekken en is ontkoppelbaar.
Post. Een post is een stijl van het uurwerk.
Raye. Met "raye" worden de raderen bedoeld.
Reegel. Een regel is hier een horizontale plank of lat.
Reepen. Repen zijn touwen.
Ronsels. Een ronsel is hier waarschijnlijk een z.g.
kooironsel, een klein tandrad (6, 8 of 10
tanden) dat een groter aandrijft. Schaeckelrat. Een schakel- of kroonrad zet bij het gaande
werk de spil in werking.
Slachrat. Een slagrad zorgt voor de uitlichting van de
slaglichter en trekt via enige verbindingen de
hamer op en laat deze vallen op de klok. Sluytrat. Een sluitrad is het tweede rad van het slagwerk;
het bepaalt het aantal slagen (telrad).
Speyye. "Speyye" zijn spieeY).
|
||||
Spille. Spillen zijn assen.
Stale veer. Een stolen veer is in dit geval een palveer.
Sternerade. Sterneraderen zijn tandwielen, steeds twee
haaks op elkaar staande, die voor de over-
btenging van het uurwerk naar de wijzers zorgen en deze laten draaien. Taaffelment. Een tafelment is een samenstel van elkaar
kruisende balken, waarop een houtconstructie
wordt opgebouwd. Uerrat. Met uurrad wordt hier waarschijnlijk het
grondrad bedoeld.
Wurmpte. Een "wurmpte" is een horizontaal draaghout
over de kapspanten.
Wijsborde. De wijsborden zijn de wijzerplaten.
Wijsrade. Met wijsrad wordt hier mogelijk de laatste
overbrenging van de uurwijzer bedoeld, wat
tevens aanduidt dat hier sprake is van een wijzerwerk met een wijzer. |
||||
Kuiprat. Met kuiprad zal hier mogelijk bedoeld zijn
het los op de as zittende en tijdens het
draaien gepalde deel, waaraan de wind- vleugel is bevestigd. Maackelaar. Een makelaar is een rechtopstaande stijl,
staande op de bovenste bebalking, waarom-
heen de spits wordt gebouwd. Onrust. Een onrust (foliot) is een in het horizontale
vlak heen en weer bewegende "balans".
Opwenderat. Een opwindrad dient om de gewichten op te
trekken en is ontkoppelbaar.
Post. Een post is een stijl van het uurwerk.
Raye. Met "raye" worden de raderen bedoeld.
Reegel. Een regel is hier een horizontale plank of lat.
Reepen. Repen zijn touwen.
Ronsels. Een ronsel is hier waarschijnlijk een z.g.
kooironsel, een klein tandrad (6, 8 of 10
tanden) dat een groter aandrijft. Schaeckelrat. Een schakel- of kroonrad zet bij het gaande
werk de spil in werking.
Slachrat. Een slagrad zorgt voor de uitlichting van de
slaglichter en trekt via enige verbindingen de
hamer op en laat deze vail en op de klok. Sluytrat. Een sluitrad is het tweede rad van het slagwerk;
het bepaalt het aantal slagen (telrad).
Speyye. "Speyye" zijn spieSn.
|
||||