TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK 9e jaargang nr. 4 november 1975
Redaktie-kommissie:
A. Graafhuis (eindredacteur), L.M.J. de Keijzer, Houten,
mevrouwt G. Schipper-de Nie, Schalkwijk, G.M. Staal, Odijk. Redaktie-adres:
|
|||||||||
A. Graafhuis, p/a Gemeentelijk Archief, Alex. Numankade
199, Utrecht, tel. 030 - 71 18 14. Inhoud van dit blad:
|
|||||||||
I
|
|||||||||
1. Heer van Schalkwijk en Bisschop van Curium door G. Schipper-de Nie.
2. Verboden vergaderingen in het Krommerijngebied
3. Archeologen aan het werk in Zuid-Holland G.S. - de N.
4. Monumenten jaar 1975 Red, A.G.
Lidmaatschap; ƒ 15,- per jaar
Postrekening van de penningmeester nr 21 45 85 t.n.v. de
Raiffeisenbank te Houten t.g.v. de rekening van de Historische Kring "Tussen Rijn en Lek". |
|||||||||
Heer van Schalkwijk en Bisschop van Curium.
Op het kerkhof van de R.K. Kerk te Schalkwijk staat een
kruisvormige grafkapel uit de vorige eeuw met dit opschrift: "Grafstede Familie van Wijkerslooth van Weerdestijn en
Schalkwijk" Onder deze kapel ligt begraven een illustere nakomeling van
de familie Ram van Schalkwijk,die, alhoewel hij naar mij be- kend is nooit hier geeft gewoond, hier zijn rustplaats heeft gekozen. Cornelis Lodewijk Baron van Wijkerslooth was de zoon van
Mr. Jacobus Baron van Wijkerslooth van Weerdestijn en Anna Catharina Baronesse Ram van Schalkwijk, en werd geboren te Haarlem op 25 Mei 1786. Zijn eerste onderwijs genoot hij thuis van twee uitgeweken Franse priesters. Later heeft hij letteren en wijsbegeerte gestudeerd in het Munsterse en twee jaren rechten te Brussel. Men zal zich herinneren dat in deze tijd de Katho- lieke Kerk en dus ook het Katholieke onderwijs in Nederland niet officieel was erkend of gelijkgesteld met de andere gezindten. Het zou tot 1853 duren voordat de officiële hiërarchie in dit land werd hersteld. Nederland was dus tijdens het leven van Baron van Wijkerslooth, een missiegebied. In 1807 kwam hij, met de bedoeling zich tot priester te laten opleiden, op het seminarie te Warmond, en de wijding volgde op 25 Juni 1811 te Paderborn. Daarna werd hij eerst assistent-hoogleraar en later, in 1816, hoogleraar in de theologie te Warmond, wat hij bleef tot 1833, toen hij tot Bisschop van Curium werd gewijd. Zijn goede contacten met Koning Willem I blijken uit het feit dat de koning door zijn bemiddeling het seminarie begunstigde. |
||||
Mgr.C.L.baron de Wijkerslooth-de Weerdesteijn.
Bisschop van Curium i.p.i. Naar een schilderij van Ch. van Beveren(1809 Coll .A.B.M.Schilderijen B 337. |
|||||
1850)uit1836.
|
|||||
In 1817 heeft Baron van Wijkerslooth, samen met twee anderen,
het klein-seminarie Hageveld bij Velzen gesticht,dat bestemd was om voorbereidend onderwijs te geven aan de toekomstige priesterschap van Holland en Zeeland. Ten behoeve van het voorbereidend onderwijs aan Katholieke jongeren die later een andere studie zouden kiezen stichtte hij in 1831 het Sint Willibrordus-college te Katwijk aan de Rijn. Naast het onder- wijs genoot ook de missie zijn levendige belangstelling. Vanaf 1823 heeft hij de missie in Suriname gesteund in financieel en organisatorisch opzicht, waarna bij een decreet van 1827 hij door Rome werd aangesteld tot procurator der Hollandse missie in West-lndie. Op 7 Februari 1832 benoemde Paus Gregorius XVI hem tot
Bisschop van Curium (op Cyprus) in partibus infidelium waar op dat moment geen officiële vertegenwoordiger van de kerk kon zetelen. De bedoeling was dat Mgr. van Wijkerslooth als zo- danig in dit gebied toch de functie van een inheemse wij- bisschop zou kunnen vervullen. Het duurde nog ruim een jaar echter voordat de koninklijke goedkeuring hiervoor kwam, en de wijding geschiedde op 15 September 1833 te Munster. Als de enige bisschop in de Hollandse missie heeft hij aan duizenden het vormsel toegediend, 72 kerken geconsacreerd en in zijn huiskapel op Duinzigt te Oegstgeest, waar hij tot zijn dood toe is blijven wonen, heeft hij vele priester- en andere wijdingen verleend. Warmond en Hageveld bleven zijn milddadigheid ondervinden. In 1844 werd hem ook nog bij decreet de tijde- lijke belangen van de missie in Oost Indië opgedragen. Zijn huis bestemde hij om na zijn dood een kweekschool te worden voor missionarissen in Oost- en West-Indië, maar dit is nog niet verwerkelijkt geworden. In 1840 werd hij door Koning Willem II tot Commandeur der Orde van de Nederlandse Leeuw |
||||
benoemd, en twee jaar later tot lid van de commissie die
zich bezighield met de bezwaren tegen de wet op het lager onderwijs van 1806, waarin hij bijdroeg tot het uiteindelijke opnemen van vrijheid van onderwijs in de Grondwet van 1848. Tenslotte zij nog vermeld dat Mgr. van Wijkerslooth twee maal naar Rome ging, in 1840 en 1847, en bij die gelegenheden respectievelijk de onderscheidingen ontving van Huisprelaat en Assistent-bisschop bij de Pauselijke Troon en van Commandeur in de orde van St. Gregorius. Hij overleed op 10 November op Duinzigt te Oegstgeest, op ruim 65-jarige leeftijd. ') Mgr. van Wijkerslooth, wiens biografie nog geschreven
moet worden, verdient om zijn veelzijdige verdiensten uitvoerig de aandacht. Voor onze lezers leek het mij het aontrekkelijkst om allereerst in te gaan op datgene waarin het dorp Schalkwijk direct met hem te maken heeft gehad. Zijn grafkapel die eerst in 1864 gereed kwam, met haar prachtige gebrandschilderde ramen die uitgebreid aan de genealogische vertakkingen van zijn familie herinneren, zal een volgende keer aan de orde komen. Ik heb er nergens een beschrijving van kunnen vinden. Een bericht uit 1851 over zijn uitvaart hier in het dorp leek mij ook niet oninteressant. Het is mogelijk dat in de loop van dit onderzoek nog andere gegevens naar voren komen. Verder, op verzoek van een onzer streekgenoten die thans als missionaris in Suriname werkzaam is, zal worden nagegaan, voorzover dit aan de hand van contemporaine kranteberichten en bewaarde brieven mogelijk is, wat Mgr. van Wijkerslooth's rol in het bevorderen van deze missie is geweest. Een verslag over zijn uitvaart heb ik alleen kunnen vinden
in De Godsdienstvriend, een Katholiek weekblad uit die jaren. Op biz. 329 - 334 van de jaargang 1851 treft men de volgende berichten aan, die ik hier en daar enigzins ingekort weergeef. |
||||
"KUILENBURG, 17 Novemb(er). Groot is de belangstelling
geweest, die het Seminarie en zijne kweekelingen aan den dag hebben gelegd gedurende den tijd, dat de ziekte van Zijn Doorluchtige Hoogwaardigheid CORNELIUS LUDOVICUS, Bisschop van Curium i.p.i. heeft geduurd; en naouwelijks was de droevige tijding bekend van het overlijden des ge-eerden en hartelijk be- minden Prelaats, of de opregste liefde jegens de Overledene werd weder op de ondubbelzinnigste wijze getoond. Gedurende de verloopen week was reeds meermalen de H. Offerande voor de zielerust van den overledenen Prelaat opgedragen: maar de dag van heden was voor de plegtige Lijkmis bestemd. Gisterenavond waren in de Kapel van het Seminarie de Metten en Lauden van de Getijden der Overledenen gezongen; het groot Altaar, met zwart behangen, en de Catafalk, voorzien met de bisschoppelijke Insignia, wekten aller gemoederen nog meer op tot godsvrucht en liefde. Dezen morgen droeg de Zeer Eerw(aarde) Heer S. VERMEULEN, President van het Seminarie, geassisteerd door eenige andere Eerwaarde Heeren van het huis, de Lijkmis op. Groot was de godsvrucht der Studenten; de hartelijkste gebeden werden er gestort voor de rust van een Bisschop, die, gedurende zijn leven, door zijn beminnelijke hoedanigheden aller harten aan zich verbonden, en door zijn onvermoeide pogingen de eer van God en het heil der Kerk zoo uitmuntend bevorderd had . . . "... De treurmare van het overlijden van Mgr.van Curium
was treffend voor geheel Nederland; maar inzonderheid voor de plaats zijner inwoning, de gemeente Oegstgeest. Algemeen was daar de verslagenheid over het afsterven van een Prins der Kerk en edelen weldoener, over welks bezit zij te regt zich beroemen mogt, en dien zij gedurende zijne langdurige ziekte zulke warme belangstelling betoond heeft .... |
||||
"De trourklok kondigde het afsterven van Monseigneur,
tweemaal 's daags, des morgens en des namiddags, gedurende een uur, met klagende toonen den ganschen omtrek aan. In den avond van den 12. dezer is het lijk in een met zwart gedrapeerde en met de onderscheidingsteekenen zijner waardigheden versierde zaal, op een praalbed ten toon gelegd, en werd verlicht door een groot getal van waskaarsen. De Bisschop lag daar in zijne pontificale kleeding, en werd onophoudelijk door vrome bezoekers van alle gezindheden, die men wel op zes duizend mag berekenen, met den grootsten eerbied bezocht. Den volgenden dag, reeds in den vroegen ochtend, waren alle Studenten van Warmond aanwezig, om gezamenlijk voor hunnen Wijbisschop te bidden .... "De 14. zijn van den vroege ochtend af, gestadig aan twee
altaren heilige diensten voor de zielerust des Overledenen op- gedragen. Ten 10 ure werden de Laudes gezongen, en daarna had de plegtige uitvaart in de kapel plaats .... "Ten een ure is het lijk naar den lijkwagen gedragen, om
vervoerd te worden naar de plaats, door den Overledene bij zijn leven reeds voor lang gekozen en voorbereid, om eenmaal tot rustplaats voor zijn afgelegd hulsel te dienen. Op de met zwart bedekte lijkkist prijkten, zoo lang de wagen op het grondgebied van Oegstgeest was, eenige der bisschoppelijke insignia. De lijk- koets werd aanvankelijk gevolgd, behalve door de rijtuigen dergenen, die het lijk tot het graf te Schalkwijk zouden verge- zellen, door allen, die de uitvaart hadden bijgewoond, en door eene talrijk zamengevloeide menigte. Op eenigen afstand van het sterfhuis hield de togt stil, en daar namen zij, die de be- grafenis niet zouden bijwonen, van het stoffelijk overblijfsel des hoogvereerden Prelaats het laatste afscheid, daartoe door den Eerw(aarde) Heer VAN ESSEN, Secretaris van den Overledene, uitgenoodigd. |
||||
"Op den weg naar die laatste rustplaats is de lijkwagen
door eene koets gevolgd, waarin de Hoog Welgeb(oren) Heer Baron VAN WIJKERSLOOTH VAN WEERDENSTEIN, broeder des Overledenen, de Zeer Eerw(aarde) Heer VAN ESSEN, Secretaris, en de Heeren Executeuren hadden plaats genomen. Verder volg- den de bedienden van Monseigneur hunnen ontslapen Meester in koetsen, terwijl twee hunner beurtelings naast het lijk gingen. "Na gedurende den geheelen nacht doorgereden te hebben,
kwam de lijkkoets met haar geleide, ten half zes ure des morgens in de gemeente Houten aan, van waar de treurige stoet de reis naar de gemeente Schalkwijk vervolgde, op wier gebied hij ten half negen ure aankwam. "Donderdag den 13. tegen den middag was de droevige
tijding van het overlijden van Mgr.den Bisschop van Curium in de gemeente Schalkwijk ontvangen. Groot was aller verslagen- heid; men gaf het allereerst door het treurig klokkengelui daarvan berigt aan de Gemeente. Daar nu Zaturdag de uitvaart en be- grafenis reeds moest plaats hebben, was men te regt bevreesd zulks niet met de vereischte plegtigheid te kunnen verrigten; doch geestdrift en liefde der gemeenteambtenaren hebben wonderen verrigt. Eene met zwart fluweel, van boven rijk versierd met zilver galon (koordvorming weefsel),franje en kwasten, catafalk werd vervaardigd; aan den voet van het vooreinde was een uit- muntend fraai wapen van wijlen Zijn Hoogw(aardigheid), terwijl van kolom tot kolom rouwsieraden hingen. Op het altaar en in de geheel e kerk brandden waskaarsen; in een woord alles droeg de bewondering van een ieder weg. Driemaal daags tot de begrafenis werden de klokken, ook die der Gemeente, geluid. Den 15. hoorde men des morgens zeer vroeg de klok luiden der Cotholijke kerk van het naburig dorp Houten. Des morgens stonden de Geestelijken der Gemeente, de Burgemeester en het Bestuur, de Kerkmeesters en verdere notabelen en andere ge- meentenaren allen in rouwgewaad op de grenzen der Gemeente |
||||
geschaard. Alstoen begon de optogt; de Geestelijkheid voorop,
daarna de lijkkoets; naast de lijkkoets gingen de bediendenvan wijlen Monseigneur, daarop volgden de familiekoetsen; vervolgens Burgemeester, Raden, Kerkmeesters en verdere gemeentenaren. Aan de pastorij gekomen, werd het lijk door den Eerw(aarde) Heer Pastoor der Gemeente ingehaald, bijgestaan door Geestelijken, waarvan eenigen de slippen van het baarkleed, weder anderen de insignien der bisschoppelijke waardigheid droegen. In de kerk aangekomen, werd de kist in de smaakvolle catafalk geplaatst en dadelijk geopend. Nu waren allen bij de beschouwing van hun onvergetelijken Heer en Bisschop in volle droefheid; men zag menige traan rollen; bijzonder deelde in deze droefheid de Eer- waarde Heer VAN ESSEN, Secretaris van Monseigneur. "Ten 9 ure begon de plegtige uitvaartsdienst, welke verrigt
werd door den Hoogeerw(aardige) Heer J. HARTMAN, Aartspriester van Utrecht, bijgestaan door den Zeer Eerwaarden Heer F. BERGERS, Pastoor alhier, als index; als diaken W.H.A. VAN BIJLEVELD, pastoor te Maarssen; subdiaken W.H. J. ROBERT, Pastoor te Houten; ceremoniarius Ph.J.W. VAN BIJLEVELT, Kapel laan dezer Gemeente; thuriferarius (wierookdrager) H. VISLAAK, Pastoor te Everdingen; navicularius C?D Pater DE WOLF, Pastoor te Cuilenburg ceroferarii (kaarsendragers) C.A.N. VAN ROMONDT, Pastoor te Cothen en J. VAN DIJK, Kapellaan te Bunnik; terwijl de Wel Eerwaarde Hooggeleerde Heer VERMEULEN, President van het Seminarie te Cuilenburg, J. ZOON, Pastoor te Bunnik , L.Ch. VELTHUYSEN, pastoor te Wijk-bij-Duurstede, A. VAN DER MANDEN, Pastoor te Werkhoven, rondom het catafalk het lijk bewaakten. Na de H. Dienst begon de plegtige ter aarde bestelling. Aan den graf- kelder deed de Hoog Eerwaarde Heer Aartspriester eene aanspraak, waarin hij de deugden van een Overledene herinnerde. Groot was de indruk, welke deze plegtigheid op eene ontelbare menigte maakte. -- Een groot getal nam deel aan de Heilige Tafel. |
|||||
8
|
|||||
Zijn Hoogw(aardigheid) heeft zijne milddadigheid hier alle jaren
doen blijken: geen jaar ging voorbij, of hij gaf welberekende aalmoezen voor iedere gezindheid, liet voor zijn kosten eenige arme kinderen school gaan en heeft na zijnen dood de Gemeente van Schalkwijk niet vergeten I " |
||||||
') Gegevens uit o.a. De Katholiek Dl. XX, November 1851,
biz. 273-284. G.S.-de N.
|
||||||
Verboden vergaderingen in het Krommerijngebied.
Dr. Dekker besloot zijn interessante lustrumrede "De kerk in het
midden" (1) met het verhaal van de "paepsche stoutigheden" op 1 juni 1651 in Schalkwijk. De stormachtige loop der gebeurtenissen daar, gevolgd door de
smadelijke - zij het tijdelijke - aftocht van de Maarschalk met zijn dienaren om met versterkingen terug te komen ten einde de opstand te bedwingen, maakte dat de rechtszaak een cause célèbre werd. Al op 29 juli 1651 deed het Provinciaal Hof van Utrecht uitspraak tegen Jonker Adriaan Ram en nog in hetzelfde jaar verscheen het vonnis als pamflet bij twee verschillende drukkers; zowel Amelis van Paddenburgh, de ordinaris drukker der Staten, als de uitgevers Gijsbert van Zijll/Dirck van Ackersdijck dachten er blijkbaar wel aftrek voor te vinden. Op 29 juli 1651 werden ook gevonnist: Peter Otten anders ge-
naamd Peter de Reus (openbare geseling en acht jaar verbanning), Jacob Sweeren uit Schalkwijk (aan de kaak stelling, bijwoning der geseling van Peter Otten en drie jaar verbanning) en Ti jman Aertsz. (2) uit Tuil (bijwoning der strafpleging van beide vorige delinquenten). Op 10 november 1651 vonniste het Hof Berend van Munster (met ontdekt hoofd, gevouwen handen en gebogen knieën God en Justitie om vergiffenis bidden en drie jaar ver- banning), maar Peter Lamberts van Schalkwijk (3), zwager van Jacob Sweeren, stond - als burger der stad Utrecht - op 8 augustus 1651 terecht voor het stedelijk gerechtshof; het vonnis was er evenwel niet milder om (aan de kaak stelling en tien jaar verbanning). Dirk van der Horst, roomsch priester. Jan Jansz. de Bree en Justus Hallingh waren tijdig over de Lek ontkomen, daarom werden zij op 8 april 1652 bij verstek veroordeeld tot levenslange verbanning. Dirk van der Horst stierf in 1665 in de Gelderse Achterhoek, als pastoor van Wehl; deze plaats viel - als één van de Kleefse enclaves - buiten de rechtsmacht van onze republiek. |
||||
c
0)
s
-C
|
||||||||
c
(U
c
0)
_c
o u
c
|
||||||||
8 5
-° o
<u o
Q lil
|
||||||||
Dit Schalkwijkse geval was niet het eerste in zijn soort in het
gebied van de Krommerijn. In 1629 worden twee soortgelijke gebeurtenissen - zij het minder
dramatisch verlopen - vermeld in het archief van het Hof Pro- vinciaal van Utrecht (4). Het is een dossiertje met veertien akten uit de jaren 1629-1639, afkomstig van de Raadsheer in 't Hof, mr. Jacob Zas, die als rechter met de afhandeling der affaires was belast. Het zijn verklaringen e,d. afgelegd door procureurs en advocaten van de Maarschalk en de beschuldigden. De twee gevallen van "seeckere vergaderinghe van persoonen van de Roomsche religie tot exercitie van deselve" werden te samen behandeld, misschien omdat bij beide dezelfde priester betrokken was,en/of doordat ontdekking van de ene overtreding de andere aan het licht bracht ? De plaats van het eerste misdrijf was de boerderij het Wed aan
de Krommerijn, op de grens van Cothen en Werkhoven. De bewoner van het Wed was Reijer Adriaensz., die in april 1611 te Utrecht gehuwd was met Anna Cornelisdr. Stultingh, maar zij wordt doorgaans als Anna Gerrits vermeld; waarom weet ik niet, verwarrend is het wel. Het waren gegoede boerenlieden, uit het testament van Anna's ouders, Cornelis Eelghiss. Stultingh en Henrickgen Dirck Gijsbertsdr. van 9-1-1612 (5), blijkt dat zij bij haar huwelijk ƒ 3000,- had meegekregen, voor die tijd een zeer royale bruidschat. De Stultinghs bewoonden de dicht bij het Wed gelegen boerderij de Leemkolk; vanaf El ijs Dircxsoen Stultingh, al in 1398 vermeld en op 6-4-1415 beleend met een hoeve land op de Leemkolk te Werkhoven (6), gaat dit bezit in rechte lijn in de zesde generatie over op genoemde Cornelis Eelghiss. Stultingh. Deze was zelf op de boerderij de Coppel, even buiten Utrecht, gaan wonen (ingetrouwd bij zijn huwelijk met Henrickgen, die weduwe was van Jan Eersten van Schaijck?) en droeg de Leemkolk op 11-3-1615 over aan zijn dochter Anna. |
|||||
12
|
|||||
Nakomelingen van Reijer en Anna bewoonden de Leemkolk en
worden al spoedig Van de Leemkolk genoemd. Het schijnt, dat Jonker Adriaen van Rossum, de Maarschalk van het Overkwartier van het Nedersticht, die op 2-5-1629 zijn aan- klacht bij het Hof indiende, de roomsgezinden in hun verboden vergaderingen niet op heterdaad betrapt heeft, maar dat hij korte tijd na het gebeurde door een verklikker werd ingelicht. Hiervoor komt dan in aanmerking zeker Dirck Dircksz. uit Werk- hoven, die op 29-5-1629 op verzoek van Maarschalk een uit- voerige verklaring aflegt: dat Anna Gerrits in 't Wed op bezoek was gekomen "kort na de
verlossinge van zijn huijsffrouw Aeffgen Joosten"; dat Anna toen verzocht had het kind nog niet te laten dopen, omdat zij binnen- kort een priester op het Wed verwachtte; dat Dirck, na gewaar- schuwd te zijn door Hendrik, het zoontje van Reijer Adriaensz., met het kind "tusschen den lesten februarij ende den eersten Martij des snachts" naar het Wed was gegaan; dat hij daar de priester had aangetroffen "sijnde een kort, jong, bruijn man met een swart baertken"; dat deze hem vroeg, waar zij getrouwd waren, waarop hij antwoordde: " tot Cothen in de kerck" (dus voor de dominee), waarop de priester verklaarde het kind alleen te kunnen dopen, als zij voor hem hertrouwden, wat Dirk beloofde; dat het kind daarna gedoopt was en door hem naar huis gebracht; dat hij daarna teruggegaan was naar het Wed, waar de priester de mis had gedaan en het sermoen gehouden, ik heb de indruk, dat die preek onze dirck niet erg geboeid heeft, maar dat hij meer rond gekeken heeft, wie er allemaal aanwezig waren, want hij verklaarde verder, dat er omtrent wel honderd mensen aanwezig waren en hij somt er \ dertig met naam en toenaam op, waarop hij plechtig en braaf besluit: "beneffens noch veel andere die daer waren, die ick niet | en kenden, ende alsoo men gehouden is de waerheijt getuijgenisse te geven, des versocht zijnde, hebbe(ik) sulcx niet connen weijgeren." Tenslotte verklaarde Dirck nog na de dienst naar huis |
|||||
13
|
|||||
Gezicht op Grunesteyn, gelegen langs de Langbroekerwetering onder
Nederlangbroek.
Tekening met potlood en zwartkrijt, c.lóóO, anoniem.
R.A. Utrecht Top .Atlas 1119.
|
||||
gegaan te zijn, maar de volgende dag, "sonnendach smorgens",
met zijn vrouw opnieuw naar het Wfd was geweest, waar zij toen hertrouwd waren in het bijzijn van Reijer Adriaensz. en zijn vrouw en enige van diens familieleden. Op 30-10-1632 herhaalde Dirck, die inmiddels naar Cothen was
verhuisd, zijn getuigenis voor het Hof; zijn vrouw deed dit op 19-11-1632, blijkbaar aan de hand van een voorgelegde vragenlijst. De volgende personen vermeldde Dirck in zijn Verklaring: Augustijn Janss uit Werkhoven met Elsijen, zijn vrouw, en Comelis, zijn broer (7); Huijbert Gerrits van Overdam en zijn huisvrouw (8); vier kinderen van Adriaen Domen (9) in 't Goy, met name Thonis, Dirck, Anneken en Maijghen; twee zonen van Comelis Maesz., beiden Comelis geheten (10); Joost, de zoon van Comelis Joosten (11); Jan Thoniss, de zoon van de schoen- maker te Werkhoven; Thonis Claessen, de snijder in Werkhoven; Doem Cornelissoon van Coppelman, uit Werkhoven, met Dirck, zijn zoons zoontje, en zijn broer, en de maagd Willemken; twee zoons Crijn Gi jsbertss (12), de een genaamd Comelis, in de wandeling Brandt, de ander zijn naam onbekend; Cornelis Goes en Thonis Cornelisz,, beide wonende op Vloock onder Werkhoven; Cornelis Gerritss (13) uit Odijk; Cornelis Meusz., de zoon van Meus Claesz. (14); Cornelis Lamberts van Bemmel en zijn zwager Cornelis Gerritss (15); Willem Arisse (16) en zijn moeder in de Osseweerd; Dirck, de zoon van Hendrïck Huijbertss; Jan Cornelisz. (17) wonende buiten de Wittevrou wen poort te Utrecht, zijnde de zoon van de Coppel, hij diende de Mis. Uit deze opsomming blijkt, dat de kerkgangers tot uit verre om- trek naar het Wed waren getrokken en dat velen door diverse familiebanden onderling verbonden waren. |
|||||
15
|
|||||
Op 20-6-1629 werden Reijer Adriaensz, Hui {bert van Overdam
en Augustijn Janss, allen met hun huisvrouw, Cornelis Cornelis Maesz. de oudste, Cornelis Crijn Gijsbertss, Doem Coppelman, Anneken en Maijghen van Dalenoort, Cornelis Gerrits van Dalenoort, Cornelis van Bemmel, Cornelis Goes , en Willem Arisse uit de Oosseweerd voor verhoor gedagvaard, omdat ze volgens de placcaten vervallen waren in boeten van ƒ 200,- voor de hoofddader Reijer Adriaensz. en van ƒ 50,- voor de andere beschuldigingen. In juni 1631 diende Reijer Adriaensz. een uitvoerig rekest in,
waarin hl j o.a. verklaarde, dat "enige sijne vijanden en quaet gunstigen den gemelte Heere Maerschaick" hadden ingelicht "ende sinistre getuijgenissen geabuseert hebben tot nadeel van hem suppliant", en dat hij deze vijanden er ook van verdacht "niet lanck te voren hem suppliant een berch met weijt aen brant gesteecken" te hebben, waardoor hem "meer als vier duijsent guldens schade gedaen was"; hij beroep zich op "die dware lasten ende ongelden tot des vaderlants dienste" die hij moest opbrengen; tenslotte verzocht hij ingelicht te worden, welke wetsartikelen hij had overtreden en wie tegen hem ver- klaringen had afgelegd. Of dit rekst gunstige gevolgen heeft gehad, was niet te achter-
halen. Het tweede geval vond plaats 's morgens tussen acht en negen uur op 4 of 16 maart 1629 (beide data worden in de akten genoemd) op de ridderhofstad Groenesteijn in Neerlan^roek, De hoofdschuldigen waren hier "de erfgenamen van Cornelis de Ridder" (18), n.l. zijn zoons, de Jonkers Gillis en Jasper de Ridder van Groenesteijn, (19) de bewoners van het kasteel. Verder werden op 20-6-1629 als mede-schuldigen gedagvaard: Herman Samuelsz. (20), en zijn vrouw, de vrouw van Adriaen van Noort en Thonis Jansz., allen wonende aan de Melkweg onder Wijk, de huisvrouw van Jan Willemse van Dam in Over- longbroek, Oth van Ommeren, Cornelis Elisz.,en Trijntgen, dochter van Ros Jansz. (21) allen wonende tot Darthuijsen. |
|||||
16
|
|||||
Op 26-6-1629 beklaagde mr. Cornelis Vosch, de advocaat van
de jonkers, zich namens hen bij het Hof wegens de vernielingen en de schade, die de substituut van de Maarschalk, Jan Geer- brantsz. met zijn dienaars bij de huiszoeking in maart 1629 op Groenesteijn hadden aangericht. Op 6-7-1632 diende genoemde advocaat een rekst in, waarin
geprotesteerd werd, dat de rechtszaak na een bestand van drie jaren nu weer opnieuw werd opgehaald, dat er van hunnentwegen op 4 (16?) maart 1629 niemand was uitgenodigd te komen en dat er zelfs "luijden van de gereformeerde religie" aanwezig waren geweest. Het Hof oordeelde echter op 15-1-1633 die bezwaren "frivool ende impertinent" en dat er geen "spolie (plundering) bij (door) Jan Gerrebrantsz. van de goederen van Gillis ofte Jasper de Ridder gecomitteert soude sijn". De verklaring van de Jonkers, dat er niemand - dus ook niet de
dienstdoende priester - was uitgenodigd, geeft me aanleiding te veronderstellen, dat die priester als tijdelijk bewoner en familielid al langer op Groenesteijn aanwezig was. Mogelijk mag deze namelijk geïdentificeerd worden met Jonker Egidius (Gillis) de Ridder van Groenesteijn, zoon van Dirck Antonisz. en Cornelia Giliisdr. van Schaijck, en zowel van vaders- als moederszijde een volle neef van de jonkers op Groenesteijn. Egidius was van omstreeks 1622 tot zijn dood in 1658 (met onder-
breking van de hierna te noemen periode van zijn verbanning) in de stad Utrecht werkzaam als pastoor in de statie Abstede. In 1628 werden er beschuldigingen tegen hem ingebracht door Simon Logier, ambtman van het Domkapittel, als gevolg waarvan hij uit de stad werd verbannen. Het ligt voor de hand, dat hij zich toen tijdelijk op het voorvaderlijk bezit bij zijn neven (en niet op Rijnesteijn (22) heeft teruggetrokken en daar (en op het Wed?) in het geheim priesterlijke functies heeft uitgeoefend. Mogelijk als gevolg van de verwikkelingen in 1629 is hij daarna haastig "uijtlandigende uijt sijn lieff voderlcndt" geworden. |
|||||
17
|
|||||
misschien bij zijn broeder Jan, die monnik was in de abdij
van Averbode in de zuidelijke Nederlanden. Nog in 1633 verdedigde zijn moeder hem krachtig bij de raad der stad - en blijkbaar met gunstig gevolg - tegen Logiers "accusatie contrarie de waerheijt, moer tot laesie (krenking, schade) van haar soone in sijn eere ende goede reputatie, mitsgaders tot laesie van sijn geheele familie ende vrunden" (23). De beide processen hadden een slepend verloop. Steeds weer worden er door advocaten van beide partijen verzoeken om co- pieën van verbalen en getuigenissen, verzoeken tot uitstel om voor het Hof te verschijnen, e.d. ingediend. Blijkens een aantekening op één der akten was het proces in 1639 nog steeds niet afgewerkt. Hoe het vonnis ten slotte luidde, is me niet bekend geworden.
In de Criminele Sententies van het Hof Provinciaal van Utrecht, 1622-1668 (24), vond ik wel de vonnissen uit 1651/1652 betref- fende het Schalkwijkse geval, die ik al kende uit de gedrukte uitgaven, maar jammer genoeg niet wat ik zocht: de uitspraken over de gevallen op het Wed en op Groenesteijn. Het relaas geeft ons m.i. toch wel een aardige kijk op een bepaalde episode uit de geschiedenis van het gebied tussen Rijn en Lek. Tot slot mijn hartelijke dank aan ds. M.S.F. Kemp, die indertijd mijn aandacht vestigde op het dossier van mr. Jacob Zas. A. Pastoors.
Aantekeningen.
(1). afgedrukt in "Tussen Rijn en Lek, 1971, afl. 2.
(2). waarschijnlijk Tijmen Aertssoen Ketel, pachter van woning
en weiland in TuJI, wiens erfgenamen in 1658 vermeld worden wegens achterstallige pachtgelden van hun vader, cf. Friederichs: "Das Utrechter Geschlecht de Ridder", biz. 88.89. |
|||||
18
|
|||||
(3). misschien een kleinzoon van Peter Jansz. uit Schalkwijk,
die op 27-2-1583 burger der stad Utrecht werd. (4). Rijksarchief Utrecht, nr. 252, pak 20.
(5). Gemeentelijk Archief Utrecht, nr. 188.
(6) Maris: Repertorium Stichtse Leen protocollen, nr. 455.
(7). Augustijn Janss. , zoon van Jan Augustijnsz. , huwde
mei 1615 met Elsgen Hansdr. de Roij, uit Alendorp (Vleuten). Augustijn en zijn broers Egbert en Gijsbert woonden later in Utrecht, hun kinderen voeren dan de naam Van Werkhoven. Augusti jns zoon Jan van Werkhoven trouwde in 1651 in Utrecht met Aeltgen Gijsbertsdr. Stuitingh, dochter van de jongste broer van Anna Gerrits. (8). Huijbert Gerrits van O verdam woonde in Vechten, hij
maakte 23-7-1625 huwelijkse voorwaarden met Teuntgen Cornelisdr. bij notaris Claes Verduijn te Utrecht. (9). Adriaen Domen van Dalenoort, zoon van Doem Willem
Woutersz. te Odijk, en Adriana Cornelisdr. van Overdam,
was gehuwd met 1) in 1596 Cornelia Gelisdr. en 2) Annighen Cornelisdr.; zijn dochter Anneken, geboren in 1610 uit het tweede huwelijks, huwde in of kort na 1636 met Comelis Antonisz. de Ridder, zij woonden op haar ouderlijke boerderij in 't Goy. (10). uit Werkhoven, hun achternaam was Van Rijn, een van
genoemde zoons trouwde 4-2-1647 in Vleuten met Cornelia
Jan Gerrits van Op Spijcksdr. (11). misschien een De Cruijff?
(12). mogelijk een Pouw ?
(13). Comelis Gerrits van Dalenoort de jongste, woonde op de
Wetering te Odijk, gehuwd met: Elsgen Hermansdr.; zijn vader Gerrit Dam en van van Dalenoort te Odijk was een broer van Adriaen, genoemd onder (9). |
|||||
19
|
|||||
(14). Meus (3artholomeus) Claesz. de With, woonde op de
Steenweerd in Honswijk, de eerste vrouw van bovenge-
noemde Cornelis Maesz. van Rijn, Aeltgen Gijsberts van Schaijck, was een tante van Meus, n.l. een zuster van zijn moeder Nellichgen Gijsberts van Schaijck; zoon Comelis Meusz. huwde later met Weijntje Meijndertsdr. van Griffensteijn. (15). Comelis Gerrits van Dalenoort de oudste, woonde op de
Hoek te Odijk, eveneens zoon van Gerrit Dcimen; deze Comelis huwde in 1622 met Gerrichgen Lambertsdr. van Bemmel, weduwe van Herman Jansz. de Roij. (16). Willem Arisse was de broer van Reijer Adriaensz. op het
Wed, hun moederwas Aertgen Reijersdr. (Vinck?), weduwe van Adriaen Eelghissoen. Willem Arisse huwde 30-7-1629 te Schalkwijk met Teuntgen Cornelis Baersdr., hun zoon Adriaen Willemsz. trouwde met Adriaentje Rochus Biesersdr., weduwe van Adriaen Anthonisz. de Ridder uit Schalkwijk, een broer van Comelis, genoemd bij (9), zij waren verre ochtemeven van de hiema te noemen jonkers op Groenesteijn. De kinderen van Adriaen Willemsz. en Adriaentje Bieser noemden zich ook Van de Leemkolk, hoewel ze niet woonden op de boerderij met die naam. (17). Jan Cornelis Stultingh, broer van Anna Gerrits, hij was in
1611 te Utrecht gehuwd met Willemken Aertsdr. van Wijekerslooth, dochter van Aert Gijsbertsz. en Quirina Claesdr. de Leeuw, Willemken was weduwe van Adriaen Lamberts van Nieuwenhuijsen, die buiten de Wittevrouwen- poort had gewoond. (18). Jonker Comelis Antonisz. de Ridder van Groenesteijn, over-
leden in 1618, gehuwd met Catharina Gillisdr. van Schaijck, overleden in 1637. (19). Gillis (1594-1667) en Jasper zijn beide officier geweest in
keizerlijke dienst en ongehuwd overleden. |
|||||
20
|
|||||
(20). Herman Samuels Vernooij.
(21). Ros Jonsz. van Broeckhuijsen, gehuwd met Cornelio
Samuels Vernooij.
(22). De broeders Dirck en Cornelis Antonisz. de Ridder van |
|||||||
Groenesteijn hadden op 2-4-1601 de ridderhofstad
Rijnesteijn te Cothen gekocht, na hun dood bleef Rijnesteijn gemeenschappelijk bezit van hun beider kinderen tot de verdeling der bezittingen in 1640, toen het eigendom werd van Cornelis, de oudste broer van Egidius. Omstreeks 1629 werd Rijnesteijn bewoond door Ulrich van Cleef, die het van de eigenaren gehuurd had, cf. Wittert van Hoogland: "Bijdragen tot de geschiedenis der Utrechtse Ridderhofsteden en Heerlijkheden", in voce Rijnesteijn. (23). cf. Friederichs, bIz. 71 en Rijnsoever: "Sint Maarten in de
Tolsteeg", bir. 22. (24). Rijksarchief Utrecht, recht, arch.nr. 99-7/8.
|
|||||||
21
|
|||||||
"Archeologen werken in Zuid Holland"
Dit is de titel van een tentoonstelling die zal worden ge-
houden in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden van 20 November tot eind Februari. De organisatoren. Dr. L. Louwe Kooymans en Dr. Sarfatij,
stellen zich tot taak om in het kader van het Monumentenjaar het archeologische monument in de provincie naar voren te brengen, en tegelijkertijd het zinvolle van de beoefening van de archeologie - ook door amateurs - te demonstreren. Voor iedere periode zullen de vondsten van een recent
onderzoek te bezichtigen zijn: Mesolithicum (c. 7000 v.C.)- vondsten in de Maasvlakte
Neolithicum (3000- 1700 v.C.) -een nederzetting in de
Alblasserwaard
Brons-en Ijzertijd (1400- lOOQ 700-300)- vondsten te
Oud-Zi jderveld
Romeinse tijd - een inheemse nederzetting te Kethel
een geromaniseerde inheemse nederzetting te Rijswijk
schepen en een castellum te Zwammerdam
Frankische tijd - 7e en 8e eeuw Frankische grafvelden langs
de kust
Vroege Middeleeuwen - een 11e eeuwse nederzetting te
Rijnsburg
Hoge en late Middeleeuwen - de abdij Rijnsburg
een kasteel onder het eiland IJsselmonde
het stadskern-onderzoek te Dordrecht
In een gidsje van ongeveer 48 bladzijden, aldaar te ver-
krijgen, zullen de opgravingen worden toegelicht. G.S.-de N.
|
|||||
22
|
|||||
Monumenten jaar 1975
Voor degenen, die benieuv/d zi jn naar evenementen in Nederland
in de maand november-december volgen hier enige bijzonderheden: |
|||||||||||||||||
mogelijkheid tot bezichtiging van een aantal
monumenten (tot eind dec.) Inl. Westerkerk, Prinsengracht; tel. 020-254068
(11-16 uur) Expositie van o.m. Nederlandse postzegelont-
werpen Monumentenjaar 1975(tot eind dec. ) Zeestraat 82 (van 10-17 uur) Expositie in het gemeentemuseum, "Berlage
1856-1934" (t/m 16 november) Inl. (070-514181) Expositie in Gemeentelijk Archief "Oudegracht
in de bocht" 10-16 uur, Za. 9-12 uur (t/m 14 november). Inl. 030-711814. Expositie over Catharijneconvent, thans in
restauratie i.v.m. stichting Rijksmuseum van de geschiedenis van het Christendom hier te lande. Aartsbissch.Museum. Agnietenstraat 1 (t/m 30 nov.). Inl. 030-312561 Ingebruikneming van het gereconstrueerde
Domplein (december) Bezichtiging Ned. Hervormde Kerk.
Inl. 03486-1249, Stadhuis, Viebrug 1. Inl. 03486-2184 Provinciale manifestatie in de monumentale
hal van het stadhuis (11 t/m 23 nov.) |
|||||||||||||||||
Amsterdam:
|
|||||||||||||||||
's-Gravenhage:
|
|||||||||||||||||
Utrecht:
|
|||||||||||||||||
Oudewater:
|
|||||||||||||||||
Maastricht:
|
|||||||||||||||||
23
|
|||||||||||||||||
Epe: Expositie werkstukken van scholieren.
Gemeentehuis (17 t/, 29 nov.)
Helmond: Tentoonstelling, "Monument en Brabant"
(21 nov. t/m 3 dec)
Bom: Limburgse expositie. (25 nov. t/m 30 nov
|
|||||
24
|
|||||