TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK |
|||||||||||||||
nr. 2/3
|
|||||||||||||||
mei 1976
|
|||||||||||||||
10e jaargang
|
|||||||||||||||
Redaktie-commissie;
A. Graafhuis (eindredakteur), L.M.J.de Keijzer, Houten,
mevr. drs. G.Schipper-de Nie, Schalkwijk, G.M.Staal, Odijk. Redaktie-adres:
|
|||||||||||||||
A. Graafhuis, p/a Gemeentelijke Archiefdienst, Alex.Numan-
kade 199, Utrecht, tel. 030-71 18 14. Sekretaris der vereniging;
L.C.J.M. Rouppe van der Voort, Jacob van Ruisdaelstraat 28,
Wijk bij Duurstede, tel. (van 9-17 uur 03435-2444, toestel 14). Inhoud van dit blad:
|
|||||||||||||||
De grafkapel van de familie van Wijkerslooth van Weerdestijn
te Schalkwijk door mevr. drs. G. Schipper-de Nie. Lidmaatschap; ƒ 20, - per jaar. Studenten en scholieren ƒ 10,-
per jaar. Postrekening van de penningmeester nr. 21 45 85 t.n.v. de
Raiffeisenbank te Houten t.g.v. de rekening van de Historische Kring "Tussen Rijn en Lek". |
|||||||||||||||
Gezicht op de ingang van de kapel
|
|||
De grafkapel van de familie van Wijkerslooth van Weerde-
Stijn te Schalkwijk |
|||||||
In de grafkapel, die in 1864 op het kerkhof naast de Rooms
Katholieke kerk te Schalkwijk gebouwd werd, ligt de bis- schop van Curium begraven. De kapel heeft de vorm van een symmetrisch kruis, waarvan de armen 7 meter lang en breed zijn. Het gebouw is opgetrokken in baksteen, met hard- en zandstenen lijsten en decoraties, en neo-gotisch in stijl. De vier dak-armen zijn bedekt met ronde lei- stenen plaatjes; op de west-, noord- en oost-dakpunten staan zandstenen hogels(ornamenten). Op het dakpunt bo- ven de (zuidelijke) ingang bevindt zich een zandstenen kruis. In de West-, Noord- en Oostgevels zijn drie grote ramen, meesterlijk uitgevoerd in gekleurd glas en lood, ingezet in een zandstenen puntboog met traceerwerk. Aan de noordkant leidt een hard stenen trap naar de eigen- lijke grafkelder, onder de kapel. Aan de andere kant be- staat de ingang tot de kapel uit een tweedelige van boven geronde houten deur met een hardstenen dorpel en omge- ven door een ruime gotische booglijst van zandsteen, waar- boven een grote zandstenen driepas(zie foto) met het be- kende opschrift: "Grafstede der Familie van Wijkerslooth van Weerdesteyn en Schalkwijk". 1) Na te zijn gewezen op het feit dat Mgr. van Curium
in deze kapel begraven ligt 2) ben ik me ervoor gaan interesseren, ook omdat het tevens een gebouw van esthe- tische waarde in onze streek mag worden genoemd. Tot zijn verbazing (en spijt) vond ik na vrij uitgebreid zoeken tot nog toe slechts drie gedrukte vermeldingen van de ka- pel, alle letterlijk of vrijwel letterlijk teruggaand op één van die drie: een kort berichtje in De Tijd (22 November, |
|||||||
-2-
|
|||||||
Driepas boven de ingang
|
|||||
1864, nr. 5323). Dit bericht is in zijn geheel letterlijk
overgenomen in de Kerkelijke Courant (26 November 1864, nr. 413), en dit laatste is geciteerd in A.A. van Wijk's kleine boekje Het Kerspel Schalkwijk (zonder plaats of jaartal van uitgave), hetgeen mij welwillend ter hand werd gesteld door de heer L.M.J. de Keyzer. Het krantebericht luidt als volgt: Schalkwijk 18 November. Onder een toevloed
van belangstellenden werd heden het stoffelijk overschot van den hoogwelgeboren heer F .1 .Baron van Wijckersloot van Weerdensteijn, heer van Schalkwijk, te Brussel overleden, in de juist vol- tooide grafkapel dier familie bijgezet. -3-
|
|||||
Dit schoone gebouw, door de thans over-
ledene opgerigt ter nagedachtenis van zijnen zaligen broeder, den Bisschop van Curium, wiens lijk mede daarin is overgebragt, (onderstreping van mij, G.S.) heeft den vorm van een LaHjnsch kruis, in den bouwstijl der XVI eeuw, en behoort voor- zeker tot de beste bouwwerken van den bekenden Architect van den Brink, terwijl de keurige uit- voering van het metselwerk, vooral der kruisge- welven, en de keurige bewerking der ornementatie in Trierschen steen den aannemer J. de Graaf van Alkmaar alle eer aandoen. De armen dezer ge- meente werden bij die gelegenheid ruimschoots be- dacht. Namens de geachte familie van den over- ledene werd, tot buitengewone bedeel ing geduren- de den aanstaanden winter, de som van ƒ 800 ver- strekt voor de armen der roomsch-katholieke - en ƒ 200 voor de armen der hervormde gemeente. "Den bekenden Architect van den Brink"? Uit H.P.R.
Rosenberg's De 19de-eeuwse kerkelijke bouwkunst in Neder- land (s' Gravenhage 1972) de volgende gegevens over hem. Hier wordt H.J. van den Brink (1816 - 1883) genoemd een "toonaangevend architect in de tijd rond het herstel der bis- schoppelijke hiërarchie (en een) typische vertegenwoordiger van de 'stucadoorsgotiek' v66r Cuypers" (p. 93). Hij werkte eerst in de neo-classicistische, later zowel in de gotische als romaanse stijl. In 1861 begon hij met de restauratie van de laat-gotische Catharijnekerk te Utrecht, die tot metro- politaankerk van het nieuwe aartsbisdom was verheven (p.33). Hij bouwde ook het neo-gotische kasteel Stoutenburg bij Amersfoort (1861 - 1864), de eerste Badkapel te Scheveningen, en verder gebouwen in Amsterdam en den Haag, alsmede |
|||||
-4-
|
|||||
woonhuizen en villa's elders. In 1865 werd hij benoemd
tot lid der Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten (p. 94). Waarom juist de neo-gotische stijl? Rosenberg zegt alleen
(p. 13): "Is er in de periode van het Waterstaatstoezicht (d.w.z. regeringstoezicht) op de kerkenbouw nauwelijks verschil in hoofdvorm tussen protestantse en katholieke bedehuizen, na het herstel der bisschopszetels wordt de neogotiek - in de veertiger jaren hier en daar voor protestantse kerken toegepast - een bij uitstek Roomse aangelegenheid. Gedurende meer dan een halve eeuw blijft de neogotiek in de katholieke kerkelijke architec- tuur domineren, terwijl de protestanten zich van alle mo- gelijke stijlen bedienen (en onderling ook hun geloofs- geschillen hebben, i.t.t. de katholieken), maar slechts sporadisch van de gotiek." Een katholieke terugblik op de trotse eenheid der volle middeleeuwen ? Een sterk vermoeden dat er in de pastorie te Schalk-
wijk zich weleens een archief(je) en aantekeningen van vroeger zouden kunnen bevinden omtrent de kapel leidde tot een bezoek aldaar. Er bleek slechts één stuk aanwe- zig te zijn, een gebonden cahier van quarto formaat waar- in allerlei aantekeningen door vroegere pastoors waren gedaan. 3) Al gauw vond Ik wat hiervoor uiteindelijk het enige bericht bleek te zijn (p. 5): Op den 5den Aug. 1863 verkocht het R.C.
kerkbestuur te Schalkwijk nadat tevoren behoor- lijk aanvraag daartoe was gedaan, aan den Heer Evert Kronenburg als Zaakgelastigde van den HoogWelGeboren Heer Franc. Johannes Baron van Wijkerslooth van Weerdensteijn en Schalk- wijk 56 (vierkante) Ellen grond voor ƒ 1200 om op dat gedeelte eene kapel met grafkelder te bouwen. Onder voorwaarden: dat de gebouwde -5-
|
||||
De wapens Van Wijkerslooth en De la Tremouille boven de deur
kapel als een bijzonder eigendom van den principael zal gehouden worden. Zij zal staan onder toezicht van den tijdelijken pastoor; geen lijken die volgens de wetten der R.C. kerk niet op gewijde aarde mogen begraven worden zullen hier worden bijgezet. De kapel zal alleen strekken tot godsdienstige doeleinden. |
||||||
Komen we terug naar de kapel zelf, dan zien we
boven de deur, in de booglijst, twee wapenschilden in zandsteen afgebeeld. Links (heraldisch: rechts), dat van een adelaar met gespreide vleugels op een gespikkelde achtergrond (de heraldische arcering voor goud). Dit is het wapen geweest van de katholieke tak van het geslacht van Wijkerslooth, 4) waartoe de hier besproken familie behoort. Het wapen werd later uitsluitend gevoerd door de in België voortlevende tak, de familie van Wijker- slooth van Royestein.5) Ik veronderstel echter dat hier een ouder familiewapen bedoeld zal zijn. 6) De familie- |
||||||
tak van Wijkerslooth van Weerdesteijn heeft een eigen
wapen, dat een samenstelling is van dit oude met het wapen van de familie Ram van Schalkwijk. 7) Waarom dit niet en het andere wel op de gevel voorkomt beken ik niet te weten. Ter verduidelijking: Cornelius Gasparus van Wijkerslooth (1713 - 1761) had drie zonen. De oudste CorneliusGerardus Josephus, erfde de titel van zijn moeder en werd heer van Grevenmachern. Zijn tak stierf uit In 1832. De jongste zoon, Franciscus Johannes NIcolaas, werd heer van Royesteln. De middelste zoon, Henricus Jacobus (1752 - 1808), wethouder te Haarlem, trouwde aldaar in 1785 met Anna Catharina Maria Ram van Schalkwijk, vrouwe van Schalkwijk, Weerdestijn, Sandellngen, Ouden Rijn en Heycop (1760 - 1828). Hieruit sproot de tak van Wijkerslooth van Weerdestijn en Schalkwijk. Hun oudste zoon was Cornelius Ludovicus, baron van Wijkerslooth, heer van Schalkwijk en Weerdestijn, bisschop van Curium i.p.I. (1786 - 1851); hun tweede zoon Franciscus Joannes, baron van Wijkerslooth van Weerdestijn, heer van Schalk- wijk en Olllgnles, (1792 - 1864), zette het geslacht voort. 8) Deze laatste trouwde In 1843 te Parijs met Charlotte
Antoinette Amélie Zéphyrine Princesse de la Tremouille et de Thouars (1825 - 1879). 9) Het wapen dat rechts (heraldisch: links) op de gevel voorkomt moet, in ieder geval gedeeltelijk, van haar zijn. 'Gedeeltelijk' omdat, ten eerste, het een zeer samengesteld wapen is waarvan alleen het hartschild als het wapen van de la Tremoul'lle wordt vermeld; 10) ten tweede omdat het, net zoals het eigenlijke wapen van de tak van Wijkerslooth van Weerde- stijn, een combinatie met dat van haar echtgenoot's familie zou kunnen zijn. Dit ook omdat onder belde wapens het volgende onderschrift prijkt: de Wijkerslooth de la Tremouille. Laten we eens kijken hoe het wapen als geheel eruit ziet. |
||||
Het ovale schild is gevierendeeld. Op 1 en 4 komen voor
drie leliën, 2 en 1; in 4 is dit in het schildhart vergezeld van een verkorte schuinstaak. Deze twee wapens, als we alvast een blik naar binnen werpen op de kleuren waarin het wapen in het noorderraam herhaald wordt, zijn die van de geslachten de Bourbon en de Bourbon, Princes de Condé. 1 U De leliën zijn daar afgebeeld als goud op een blauw veld, en de schuinstaak is rood. Aangezien ik echter heb gevon- den (Rolland VI, pi. XXVI) dat het wapen van Thouors (welke titel in haar naam voorkomt) bestaat uit blauwe leliën op een goud veld met een zwaard ingezet in de linkerbovenhoek en het voor de hand ligt dat dit in haar wapen vertegenwoordigd zou zijn, rijzen bij mij twijfels omtrent de juistheid van de kleuren die hier zijn aangegeven. De delen 2 en 3 zijn zelf schuin gevierendeeld: boven en onder gepaald, links en rechts bevindt zich een adelaar. Heeft dit alles iets met Schalkwijk of van Wijkerslooth te maken ? Het wapen van Weerdestijn is volstrekt anders Ha); Schalkwijk's wapen is gedwarsbalkt, rood en zilver. '^) De adelaar zou toch van het van Wijkersloothse wapen kunnen komen ? Maar na een blik naar binnen, naar het noorderraam blijkt dit niet het geval te zijn. De van Wijkersloothse adelaars zijn rood, grijs (hetgeen moet zijn blauw) getongd en genageld op een goud veld; deze zijn goud, rood getongd en genageld (met een soort zilveren kroontje?) op een zilver veld. Deze laatste komen voor in de wapens van slechts twee geslachten, dat van Sax (DenerTKirkten) en van Pavanelli |
||||||||
Het wapen De la Tremouille
|
||||||||
(Padu). 13)
|
||||||||
-8-
|
||||||||
De palen, die in het raam rood en goud blijken te zijn,
komen als zodanig voor in vele wapens, o.a. in dat van de geslachten van Amboise, en Beaumont. ' v Bij afwe- zigheid van naslagwerken over de Franse adel is het echter niet mogelijk om deze verbanden uit te zoeken. Het is trouwens, voor ons doel hier, ook niet van essen- tieel belang. Blijft over ter beschrijving het kleine wapenschild
in het hart van het grote samengestelde: het eigenlijke wapen van de la Tremoullle. Het is gedrieëndeeld door een rode keper; er bevinden zich grijze adelaars 2 en 1 op een goud veld. Wat hier wel vermeld moet worden - in verband met de vragen die open blijven omtrent dit hele samengestelde wapen, alsmede in verband met een schijnbare vergissing in kleur en vorm die in een nog te bespreken raam te zien is - is dat in het wapen van de La TremouHle zoals het afgebeeld wordt in Rolland, '^' de adelaren niet grijs maar blauw zijn, op een goud veld. Het lijkt mij echter waarschijnlijk dat dit grijs, dat (nog net te onderscheiden) in de van Wijkersloothse ade- laarstongen en nagels blauw voor moet stellen, hier dat- zelfde doet. Later komen we dit grijs (dat op zichzelf geen heraldische kleur is, en dus iets anders voor moet stellen) nogmaals tegen, waar blauw bedoeld moet zijn. Als alle verdere kleuren en vormen accuraat zijn (wat m.i. niet zeker is), dan zal dit wapen dat van de Princesse de la TremouMIe alleen zijn, en het onderschrift 'de Wijkerslooth de la Tremoutile' op het samen voorko- men van de twee wapens slaan. Zij worden vastgehouden aan weerszijden door twee aanziende leeuwen. Bovenop prijkt een ridderhelm met een kroon met negen parels; het hadden er, als teken van de status van baron, slechts zeven moeten zijn. '°' |
|||||
-9-
|
|||||
Binnen getreden in de kapel, onderscheidt men in
de lichte schemer neo-gotische kruisribgewelven waar- schijnlijk van zandsteen opgevuld met baksteen. Zij steunen op grijs gesausde stucco pilaren, met zandstenen blad- en bloemkapitelen. De pilaren rusten op achthoekige hardstenen voetstukken die zich aansluiten bij een gelijk- soortige plint rondom de kapel. De muren zijn gestuca- doord en licht geel gesausd. '7) De vloer bestaat uit te- gels van 16i bij lói cm, waarvan er telkens vier samen een dessin vormen. Dit is een gele dubbele cirkel waarin vier centrifugale grijswitte leliën op een bruin fond. Het midden van het dessin is weer een kleine gele ge- vulde cirkel. Buiten de grote cirkel op de tegelhoeken vier gele centripetale leliën op een zwart fond. Over deze tegels is mij verder niets bekend. De binnenlengte van voordeur naar noorderraam is 675 cm, dat van wester- naar oosterraam hetzelfde. Het altaar onder het noorderraam is waarschijnlijk
zandsteen, crème gesausd, met drie porfyren pilaartjes, met zandstenen bladkapiteeltjes, aan de voorkant. Tussen deze bevinden zich twee gotische boogjes waarin ieder een tak met bladeren en arabesken en twee beige-gele korenbloem-achtige knoppen boven elkaar. De verdere kleuren van dit geheel zijn lichtblauw, oud-rose, goud, groen-blauw, en groen. Hieronder, in de boogjes: links de in goud geschilderde letter Alpha, rechts de Omega.'"' Het achterstuk bovenop het altaar vertoont in het midden een schildering in goud van (waarschijnlijk) een ciborium (of kelk), maar er is nauwelijks meer iets van te onder- scheiden. Aan weerszijden zijn er beter bewaarde ara- besken in dezelfde kleuren als onderaan. In het altaar- blad bevindt zich in het midden een altaarsteen, in dit geval een ingezet marmeren plaatje (30 bij 35 cm) met |
|||||
-10-
|
|||||
vijf kleine gelijk-armige (Latijnse) kruisen te weten één
in het midden en één in iedere hoek. Over eventuele relieken die zich hieronder zouden kunnen bevinden ben ik nog niets tegengekomen. Bovenop het altaar staan links en rechts twee be-
schilderde heiligenbeelden, die naar later bleek hier niets te maken hebben, maar mij wel op het spoor brachten van twee wit-marmeren beelden in de kerk naast de kapel. Deze zijn van de H. Cornelius en de H. Anna, de pa- troonheiligen '") van eerdergenoemde Corneli(u)s van Wijkerslooth en zijn vrouw Anna Maria Catharina Ram van Schalkwijk. Zij bevinden zich boven op een zwart marmeren dubbele sarcofaag met grafschriften ter nage- dachtenis van deze laatste en van Cornelius Ludovicus, Mgr. van Curium. In het Registrum Memoriale vond ik in de rubriek 'Bewijsstukken' over deze beelden het volgende: (p. 89) 3° Een testament van ZDHW Mong"" v.
Wijkerslooth Heer van Schalkwijk: "Ik benoem voor zoveel noodig, het RC Kerkbestuur te Schalkwijk tot Collator of Patroon der Vicarie, waarvan ik de goederen aan de RC Kerk van Schalkwijk heb besproken, teneinde na het over- lijden van den door mij benoemde vicaris, ten allen tijde het recht van Patroon of Collator uit te oefenen en te doen lezen de H. Diensten bij mijn testament bedoeld . . . ." Bedoeld is het volgende (p. 27): <
In 1851 legateerde ZDHW Mong"^ v. Curium aan
de Re Kerk te Schalkwijk, vrij van recht van successies de onverdeelde helft van 13 bunder 7 roeden 90 Ellen Bouw en Weiland, gelegen onder Schalkwijk, Sect. B N° 136 etc. |
|||||
■11-
|
|||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Welke goederen afkomstig
zijn van eene vicarie ge- fundeerd op St.Barbara's altaar om in perpetuum H . Missen voor de rust zijner ziel te laten lezen. In April 1863 is een gedeelte van
dit land aan de Nederlandse staat verkocht voor het aanleggen van de spoorweg (p. 87). Over het vicarie (dat al veel langer moet hebben bestaan) verder niets. Mgr.van Curium gaat in zijn
testament (p. 89) verder: "... Ten koste van den
erfgenamen moeten in de kerk van Schalkwijk ge- plaatst worden twee marme- ren beelden van de H.Anna |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en van den H. Cornelius.
Op de feestdagen dier heiligen zal eene plechtige H. Dienst gedaan worden, met uitdeeling telkens van 100 tarwe brooden aan de behoeftigen dier gemeente, ter keuze van den tijdelijke Pastoor. Voor het doen dier H. Diensten en uitdeling lega- teer ik aan de RC Kerk van Schalkwijk de som van ƒ 1200,--" Jammer genoeg schijnt er, om de een of andere onvermelde
reden van deze diensten en jaarlijkse uitdelingen minder gerealiseerd te zijn dan wat de vrome bisschop zich had voorgesteld. Op dezelfde bladzijde van deze aantekeningen van bewijsstukken staat er: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■12-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nog berust hier eene oplossing van den twijfel
betreffende het lezen van H. Missen op de feestdagen van den H. Cornelius en van de H. Anna en het uitdelen van 100 tarwebrooden. De geestelijke overheid (Mgr. Schaepman, ver- meld in hetzelfde context op p. 27) besliste dot, na de plaatsing der beelden, nog eenmaal H. Missen zouden gelezen, nog eenmaal 100 tarwe brooden zouden uitgedeeld worden. Dit laatste zal wel hebben plaatsgevonden in het jaar 1861, waarin, volgens het grafschrift op de sarcofaag de beelden geplaatst zijn door zijn broer Franciscus Johannes. En dan gaat de aantekening onafgebroken verder:
In 1879 gaf de baron van Wijkerslooth de
Weerdestein ƒ 500, — om ten eeuwige dage op 13 Nov. en op den 21sten Dec. een H. Mis te lezen voor den Vader en Moeder van ZDHW. 13 November en 21 December zijn echter niet de feest-
dagen van de HH. Anna en Cornelius. Wat het wel zijn: de sterfdata van Franciscus Joannes van Wijker- slooth en van de Princesse de la Tremouflle, 20) de ouders van de schenker: Corneille Charles Auguste baron de Wijkerslooth de Weerdesteyn, heer van Schalk- wijk en Weerdesteyn, burgemeester van Ollignies (Henegouwen). ^'> Op p. 27 van het Registrum vinden we een iets andere versie. Na de vermelding van het vervallen verklaard zijn van de missen en broden ter gelegenheid van de 'sterfdag'(en) van de vader en moe- der van Mgr. van Curium, begint de volgende aan- tekening: |
|||||
-13-
|
|||||
Het raam, voorstellende Christus Verrijzenis
5 Daarom legateerde de Baron v. Wijkerslooth 24 Dec. 1879 bij gelegenheid der uitvaart zijner moeder aan het Re Kerkbestuur te Schalkwijk de som van ƒ 500, - om ten eeuwige dage in die Parochie 's jaars op den 13de Nov. en 21 Dec. voor wijlen zijn vader en moeder eene H. Mis te lezen die door Mongr. Schaepman is bepaald op ƒ 6,—. Het gebruik van het woord 'daarom' op deze plaats schept op zijn minst verwarring. De genoemde data in beide aantekeningen geven echter de doorslag: het zijn niet de ouders van Mgr. van Curium die herdacht moesten worden, maar zijn broer en diens vrouw. De beelden, vervaardigd door Jos Tuerlincx in 1857 en 1861, 21a) staan intussen rustig in het westertransept van de even- -14-
|
||||
eens neo-gotische kruisbasiliek
van Alfred Tepe, 2lb) jg parochie-kerk van Schalkwijk. Naar ik vernomen heb, komt
er zelden iemand de kapel binnen. Maar dat binnentreden is meer dan de moeite waard, al was het alleen om de prachtige ramen te bekijken. ^^ Het midden (noor- der) raam is het grootste: het is |
|||||||||||
- . V1 'm ^ 991 !<« f •%.■ ' ii i
|
|||||||||||
Het wapen van Cornelius
Ludovicus van Wijkerslooth, bisschop van Curlum |
|||||||||||
twee meter breed en naar schatting drie tot drie-en-een-
halve meter hoog. In het midden een hoog-gotisch ge- boogd-paneel, aan weerszijden een iets minder hoog. Links en rechts boven twee driepassen met gestileerde bladeren in voornamelijk blauw en rood, en in het midden daarboven een vierpas waarin een afbeelding van God de Vader met een tiara waarop zich leliën bevinden. Hij maakt een zegenend gebaar met zijn rechter hand; in de linker houdt hij als symbool van zijn wereldheer- schappij een wereldappel. De drie grote panelen ver- tonen samen een fraaie voorstelling van de verrijzenis van Christus. Hij heeft een rood kleed aan en houdt een kruisstaf met een banier in zijn hand. De soldaten slapen nog of worden verrast wakker. Niet alleen de lijnen en kleuren zijn mooi, maar ook de gezichten van alle personen zijn delicaat getekend. Onder de drie panelen bevinden zich de afbeel-
dingen van drie wapenschilden. Links dat van Mgr.van Curium, duidelijk herkenbaar alleen al vanwege de bisschopshoed met kwasten die zich boven en om het wapen bevinden. Eigenlijk - en ik vind het alweer jammer het te moeten zeggen - is hier een aartsbisschop- pelijke hoed afgebeeld, met vier kwasten meer dan de bisschoppelijke. 23) y/g weten echter dat Mgr.van Curium |
|||||||||||
■15-
|
|||||||||||
alleen de titel van bisschop heeft gedragen. Misschien
heeft zijn huisprelaatschap bij de paus hem het recht gegeven op deze hoed,of het kan een eventuele vergissing van de glazenier zijn geweest. Zijn wapen, dat in de literatuur als het eigenlijke van de familie van Wijkerslooth van Weerdestijn wordt aangegeven, is ge- vierendeeld: 1 en 4 in goud een rode adelaar grijs (blauw)getongd en genageld; 2 en 3 in rood een zilveren ramskop. Daarboven, tussen mijter en hoed, een gouden kroon met negen parels, wat ons alweer voor problemen stelt. Zoals we hebben gezien is dit een gravenkroon 24) en was een baronnenkroon hier op haar plaats geweest. Heeft de glazenier zich alweer vergist? De schildhouders zijn wel juist afgebeeld: twee omziende rode leeuwen, blauw getongd en genageld, staande op een gouden con- sole. Zijn wapenspreuk, de enige in deze kapel, luidt: Demissa ca pit superna respicit, hetgeen men vrij zou kun- nen vertalen met: "hij zorgt voor de behoeftigen en houdt het goddelijke steeds in het oog." 41) Middenonder ziet men in een vierpas, een zilveren
ridderhelm, van opzij, met een wrong van blauw en zil- ver eromheen. Daaronder een wapenschild: drie zilveren bemmels 2 en 1 op een blauw veld. "Dit is het oor- spronkelijke wapen gevoerd door de oudst bekende van Wij kers loot hen in de 14e
en 15e eeuw in Neerlang- broek en Cothen en door het Utrechtsche protes- tantsche Reggeringsgesacht," aldus E.B.F.F. Wittert van Hoogland.
25)
Bij Wijk bij Duurstede zou
in ieder geval in 1350 een |
||||||||||
Het cxjde familiewapen
Van Wijkerslooth |
oude ridderhofstad, Wijker-
slooth, gelegen hebben |
|||||||||
waaraan de familie
haar naam zou hebben ~16- |
||||||||||
ontleend; eerst behoorde het aan het geslacht Proeys,
later aan het geslacht van ZijII, dat later de naam van Wijkerslooth zou hebben aangenomen.
26)
Ze bleven in
Cothen en Neerlangbroek gevestigd, en zijn later ook naar de stad Utrecht getrokken en er in de regering geko- men, echter hun bezittingen in Neerlangbroek steeds behoudende.
27)
Rechtsonder bevindt zich een rode wapenmantal
(het teken van de prinselijke v/aardigheid) met her- melijn gevoerd en met goud gebiesd, opgebonden door
een gouden koord. Bovenop een gouden kroon met leliën en parelbogen, waar middenin een kruis. Binnen deze wapenmantel staan twee in het wit gehulde engelen op een wolk; zij houden een wapen vast dat, zoals wij reeds zagen, identiek is aan het rechtse op de gevel. Dit is het wapen van de Princesse de La Tremout1le,dat wij hierboven al uitvoerig onder de loupe namen. Het westerraam is anderhalve meter breed; iets
smaller dus maar wei even hoog als het noorderraam. Het bestaat uit twee gotisch geboogde panelen, waar- boven alleen een vierpas. Onderaan zijn twee wapen- schilden afgebeeld. Helemaal onderaan, in kleine zwarte letters - een signatuur ! Gelukkig maar, want nergens anders was er iets te vinden over wie de ramen gemaakt had. Het luidt: J.B. Capronnier Bruxellensis fecit 1883.
Deze bleek te zijn °' een vooraanstaand Belgisch glas- schilder en kunsthistoricus van Franse afkomst. Hij leefde van 1814 - 1891, en maakte een aantal glasramen voor de St.Jacobskerk in Amsterdam, voor de kapellen in de kastelen van Boechout en Ochain, voor de kerk van Ste. Goedele te Brussel, en die te Doornik. De ramen in de Ste. Goedele zijn geschonken door Franciscus Joannes |
|||||
■17-
|
|||||
Het raam, vocxstellende de opwekking van het
dochtertje van Jairus Baron van Wijkersiooth ter gelegenheid van ziin huwelijk met de Princesse de la Tremout'lle in 1843. ^'/ De voorstelling op de grote panelen is dat van de
opwekking door Jezus van het dochtertje van Jairus, het hoofd van de synagoge. De vindplaats van deze aangrij- pende scène staat aangegeven op een rol die een engel in de vierpas (boven) vasthoudt: "S(anctus) Lucas cap(itulum) viii v (ersus) 54" (Lusas 8 : 54). De wapenschilden afgebeeld eronder, met jaartallen,
zijn een raadsel en tegelijkertijd een uitdaging. Laten we eens kijken. In de linkse vierpas bevindt zich een door een gouden kruis gevierendeeld schild waarin vier maal twee zilveren gekruiste distels op een zwart veld. Eronder een banier met het jaartal: MDXXXII (1532). De rechtse vierpas bevat een goud gespikkeld schild gedrieëndeeld |
|||||
•18-
|
|||||
door een blauwe keper. Boven, links en rechts, twee
maal twee strijdbijlen, zilver van heft en rood van kop. Onderin, een rode lelie. De banier hieronder geeft aan: MDCCXLVIII (1748). Wat hiermee aan te vangen ? Na nogal wat ongericht gezoek kwam ik op het, nu schijnbaar zo voor de hand liggende idee om eens naar de wapens van de echtgenotes van de van WIjkersloothse voorvaderen te zoeken, en dat wel In verband met het jaartal van hun huwelijk. Dit bleek de sleutel te zijn tot het geheim. Het distel-wapen blijkt toe te behoren aan een geslacht van Wijck; 30) Reyer van Wij kers looth, schout van Neer langbroek trouwde in 1532 met Hendrica van Wijck. 31) 1748 Is het jaar waarin Cornelis Gasparus van Wijkerslooth trouwde met Maria Joanna Charlotta van Kuykhoven: het strijdbijlen-lelie wapen is dat van haar familie. 3i^) Dit is dus het wapen van de groot- moeder van de twee broers vertegenwoordigd in het noor- derraam. Het oosterraam heeft dezelfde afmetingen en indeling.
De grote panelen stellen de opwekking van Lazarus door Jezus voor. In de vierpas erboven alweer een engel met een rol, waarop deze keer: "S(anctus) Johannes cap(ituium) xi versus 43" (Joh. 11 : 43) Links en rechts hieronder weer vierpassen met wa-
penschilden en jaartallen die ons nogmaals voor raadsels stellen. Links een zes-puntige ster op een blauw veld, met het jaartal "MCCCLXXX" (1380) eronder. Rechts een wapenschild waarin 2 en 1 een rode lelie en in het schildhart een klauwhamer met gouden handvat en grijze (die, naar wij later merken, blauw voorstelt) kop, waar- boven een gouden leliënvormig kroontje; dit alles op een zilver veld. Het jaartal "MDCCV" (1705) staat er op de gebruikelijke wijze op een banier onder. -19-
|
||||
Om maar eerst aan te pak-
ken wat de minste problemen geeft, nu we weten hoe we deze puzzels op moeten gaan lossen; het jaartal 1705 is dat van het huwelijk van Cornelis van Wijker- slooth (1665 - 1743) met Catharina van Gessel. 33) Het leliën-en- hamer wapen (maar dan zonder het kroontje I) behoort haar fa- milie toe. 34) Ik heb nergens eenzelfde wapen kunnen vinden met kroontje. Zou dit dan weer de fantasie zijn van de glazenier of is er een andere verklaring ? Catharina van Gessel was, in ieder geval de overgrootmoe- der van de broers van het noorderraam. Maar nu, wat moeten we aan met een jaartal dat
voor deze familie in de meer recentelijk uitgegeven genealogieën al helemaal niet meer wordt benaderd 35) en in het Nederlands Adelsboek ook in de uitgave van 1918 nergens wordt genoemd ? In deze uitgave (p.426- 428) wordt vermeld dat de 'geregelde stamreeks' aanvangt met Cornelis van Wijkerslooth die 'omstreeks 1525 geboren werd'. "Zeer waarschijnlijk is hij dezelfde als Cornelis Reyersz. van Wijkerslooth, die een afstammeling in den 5den graad was van Roelof van Wijkerslooth, raad in den leenhove van Utrecht en richter te Cothen in 1444." (p. 426). Deze zelfde (?) wordt later vermeld (p.427- 428) als beleend in 1416 met 4 morgen land in de veertig- hoeven te Neerlangbroek en 3 morgen te Cothen. Gaan we nog verder terug, en bekijken we de eerste genealogie van het geslacht in het Nederlands Adelsboek van 1905 (p. 737), dan wordt in deze vroege 15e eeuw |
|||||
-20-
|
|||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het raam,voorstellende de opwekking van Lazarus
een Roelof van Wijkerslooth vermeld als ex matre van Wateringen, hetgeen betekent dat zijn moeder tot dit geslacht zou hebben behoord. Deze mededeling wordt niet verder toegelicht. Deze Roelof, verder, zou ge- storven zijn in 1430. Een vrouwelijke telg uit het ge- slacht van Wateringen die dan toch wel in de tweede helft van de veertiende eeuw met Roe lof's vader moet zijn gehuwd zou goed kunnen overeenkomen met het jaartal 1380 ! In Rolland, echter, wordt het wapen van van Wateringen afgebeeld als een acht-puntige zilveren ster op een zwart veld. "^^f Ik ging nu langs een andere weg, dat van de vorm van
het wapen, zoeken. In de Renesse's Dictionnaire des figures héraldiques vond ik 37) twee families die een zes-puntige zilveren ster op blauw voerden: van Loon (afgebeeld in Rolland IV, pi. xxxvii) uit Nijmegen,
-21-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Sigristen (Rolland V, pi. cccix) uit Wallis.
Het leek mij zeer onwaarschijnlijk dat een dezer families, die nergens in de van Wijkersloothse genealogieën voor- komen, bedoeld zouden zijn. Mede vanwege de reeds gesignaleerde vermoedelijke onnauwkeurigheden van de glazenier in de weergave van de wapens ging ik op zoek naar andere sterren en andere kleuren, en ontdekte dat sterren veelvuldig voorkomen. Een acht-puntige zilveren ster op een blauw veld, bijvoorbeeld, wordt gevoerd door de geslachten van Aalst (den Haag), Akersloot (Holland), Alberhe (Gelderland, Overijsel, Westfalen), Estade (Mallorca), en Roeloffs (Brabant). '^' Ook deze waren op geen enkele manier in verband te brengen met de familie van Wijkerslooth. De acht-puntige zilveren ster op zwart van van Wateringen begon mij toch wel de waarschijnlijke bedoeling te lijken toen ik in Rietstap's Wapenhoek van de Nederlandse Adel, Deel II, (Groningen 1887) het vol- gende tegenkwam (p. 290 - 291): In het baronsdiploma 25 Maart 1768 door Keizer
Leopold II aan Hendrik Jacob van Wijckerslooth van Weerdestein verleend, wordt .... melding gemaakt van een Gilbert van Wijckerslooth, zoon van Egidius, die in 1247 onder de Hollandse graaf Willem I! als krijgsman diende en als 'wel- geboren man' is aangeduid, en van een andere van Wijckerslooth, in het Sticht in 1380, die met eene van Wateringen (uit den huize van Crallngen) getrouwd was. Of het verband van het huidige geslacht met dit stuk familie-overlevering (wat het kennelijk is) wel waterdicht te bewijzen valt (ik krijg uit recentere publicaties, zoals al gezegd, de Indruk van niet), doet hier niet terzake. |
|||||
-22-
|
|||||
SlPI^Mf
|
||||||||
Het wapen Van Gessel
Het lijkt mij nu echter wel waarschijnlijk dat dit de identificatie en uitleg van het (foutief weergegeven) ster-v/apen met zijn jaartal moet zijn, al wordt het be- wuste jaartal hier niet (niet uitdrukkelijk ?) als huwelijks- datum vermeld. Het geslacht van Cralingen voert trouwens een acht-puntige rode ster op goud '^° - waar we dus ook niet verder mee komen. Misschien dat hieromtrent nog eens meer zekere gegevens gevonden zullen worden. En daarmee zijn we dan voorlopig aan het einde ge-
komen van onze speurtocht en de daaraan verbonden be- schouwingen. Naast de meedere vraagtekens die ik hier en daar uitdrukkelijk gezet heb zijn er vele die onuitge- sproken zijn gebleven, en ongetwijfeld nog meer die in de lezer zelf op zullen komen. Als deze (voor zover mij bekend, eerste) beschrijving van de kapel ertoe bij zou dragen dat deze laatste verder onderzocht en meer gewaar- deerd zou gaan worden, dan is haar doel bereikt. |
||||||||
Het wapen Van Wateringen ?
G .Schipper - de Nie _23.
|
||||||||
Noten,
|
||||||
1) Ik heb de vorm en de
spelling overgenomen die in het opschrift van de kapel voorkomen. Tegen- woordig noemt de familie zich: de Wijkerslooth de Weerdesteijn . In de vorige eeuw treft men ook varia- bele spellingen aan. 2) Het mysterie van de term
'navicularius', die in het bericht over zijn uitvaart voorkwam, is opgelost dank- zij de heren F.H .C.Weijtens, G. Smilda, A.Pastoors en L. Rouppe van der Voort, die allen zo vriendelijk waren mij te berichten dat dit een 'scheepjesdrager' is, een acolyt die het wierookvaatje, wegens de vorm 'scheepje'
genoemd, draagt, van waaruit de officiant met een lepel steeds wierookkorrels schept en in het wierook- vat deponeert ter bewieroking. Gaarne betuig ik ook hier erkentelijkheid aan de heer
Pastoors die allerlei informatie aan mij ter beschikking stelde, en speciaal aan de heer Weijtens die steeds klaar heeft gestaan om mij de weg te wijzen in de mij tot dan toe onbekende gebieden van de genealogie en heraldiek, en het voltooide manuscript ook nog eens tot in de fijne puntjes heeft willen doornemen. Alle eventuele onvolkomenheden blijven uiteraard voor mijn rekening. |
||||||
-24-
|
||||||
3) Registrum memoriale Parochiae de Schalkwijk, conscrip-
tum sub novem distinctis capitibus a me pastore P.J. ter Horst, 1886. (Handschrift, met toevoegingen van latere handen). Alle citaten zijn hier weergegeven precies zoals ze daarin voorkomen, zonder in- of aan- vullingen . 4) E.B.F,F. Wittert van Hoogland, Aanteekeningen be-
treffende Utrechtse Geslachten, III, van Wyckersloot en van Wykerslooth, Genealogische en Heraldische Bladen, III, 1908, p. 145. 5) Nederlands Adelsboek jrg. 16, 1918, p. 427.
6) Wittert van Hoogland (zie boven noot 4) stelt op p.148-
149 dit, volgens de familie-over levering het wapen was van Geertruida de Walencourt die trouwde met Cornelis de Wijkerslooth (vermeld in 1562; Ned.Adelsboek 1918, p. 428; ook hier wordt uitgegaan van zijn vermoedelijke huwelijk met deze vrouw). Hij zou zijn voorvaderlijk wapen (waarover straks meer) hebben laten vallen en haar wapen hebben overgenomen. Deze praktijk schijnt in de zestiende en zeventiende eeuw vaker te zijn voorgekomen, en de reden hier kan zijn geweest: de onderscheiding tussen de protestantse en de katholieke
takken. Cornelis' protestantse broer Roelof leefde van 1506 - 1567, en zijn tak stierf uit in 1804 (Ned. Adelsboek 1918, p. 428). 7) Ned.Adelsboek 1918, p. 427.
8) Al deze genealogische gegevens zijn afkomstig uit het
Ned. Adelsboek 1918, p. 429 -430, en het Ned. Adelsboek 1953, p. 522. 9) Ned. Adelsboek 1953, p. 522.
|
|||||
-25-
|
|||||
10) V. and H.V. Rolland's lllustrations to the Armorial
Général by J.B. Rietstap, London 1967, vol, VI, pi. xlvii. 11) Idem, I, pi. ccixxxvii.
11a) Rijksarchief Utrecht, Topogr. Atlas, nr. 1119, p. 25.
De heer Weijtens maakte mij hierop attent. In Rietstap en Rolland komt het niet voor. 12) Idem, V, pl.cclii. De balken zijn dus horizontaal, niet
verticaal. 13) Th. de Renesse, Dictionnaire des figures héraldiques,
Bruxelles 1902, vol. VI, p. 93. 14) Idem, V, p. 419 - 420.
15) Rolland, VI, pi. xlvii.
16) Rietstap's, Handboek der wapenkunde, 4e geheel omge-
werkte nieuv/e uitgaaf door C. Pama, Leiden 1961, pp. 245-247.
17) De terminologie van deze en andere beschrijvingen
dank ik gedeeltelijk aan de vriendelijke adviezen van Mevr. Chr. van Hasselt-von Ronnen. 18) Openbaringen 1:8.
19) De heer Pastoors deelde mij dit mede.
20) Ned.Adelsboek 1953, p. 522.
21) Idem, p. 522 -523. Zijn enige broer overleed in 1868.
21a)J. Kalf. De katholieke kerken in Nederland Amsterdam
1906, p. 163 21b) Zie noot 40.
22) De heer Pastoors meende gelezen te hebben dat ze af-
komstig zouden zijn van een v/ereldtentoonstelling (in Parijs?) alvorens in Schalkwijk te zijn geplaatst.
Ik heb hier zelf echter tot nog toe niets over kunnen vinden. -26-
|
||||
23) Rietstap-Pama, p. 258.
24) Idem, p. 247,
25) Gen. en Her. Bladen III, 1908, p. 145. Hij noemt
ook nog een ander van Wykersloot wapen: in goud drie zwarte potten 2 en 1, elk met twee oren en drie poten. Deze tak zou uit weinige leden hebben bestaan en niet aan te sluiten zijn met de andere van Wyker- sloothen. 26) Idem, p. 147.
27) Idem, p. 148.
27a) Rietstap-Pama, pp. 241-243.
28) Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie, deel 6,
's Gravenhage z.j., p. 524. Grote Winkler Prins Encyclopedie, deel 5, Amsterdam-Brussel 1968, p. 83. 29) Dit is mij mondeling medegedeeld door wijlen de
Heer K.L.C.M.I. Baron de Wijkerslooth de Weerde- steijn in september 1975. 30) Rolland, VI, pi. cxcii.
31) Ned.Adelsboek 1918, p. 428. De meest recente
genealogie van dit geslacht in deze reeks (1953) laat de stamreeks pas omstreeks 1540 aanvangen, om- dat er voor de familieverbanden daarvóór niet vol- doende bewijzen zouden zijn. Dit doet echter niets af aan het stuk familie-overlevering als zodanig in deze ramen gepresenteerd wordt. 32) Rolland, III, pi. cccixi.
33) Ned.Adelsboek 1953, p. 519.
34) Rolland, III, pl.xl.
-27-
|
||||
35) Zie noot 31 .
36) Rolland, VI, pi. cxivii.
37) de Renesse, VI, p. 361.
38) Idem.
39) Rolland, II, pi. cxivi.
40) Alfred Tepe (1840-1920) heeft zijn opleiding in Duitsland
genoten, en werkte in de periode 1872-1884 te Utrecht. Zijn oeuvre tussen 1873 en 1905 telt 70 kerken, "uitge- voerd in baksteen en gelhspireerd op de late Nederrijnse en Westfoalse gotiek". De kerk in Schalkwijk kwam ge- reed in 1879. Eveneens van hem zijn de katholieke kerken te IJsselstein, Jutphaas, De Bilt, Everdingen en Vianen, (Rosenberg, p. 109). 41) Dit is mijn eigen vertaling. Een andere interpretatie
geeft J.C. van der Loos in zijn Vaderlandsche Kerk- geschiedenis, deel V (Amsterdam 1953), p. 157. Deze brengt de zinspreuk in verband met de adelaar van het familiewapen: "het lagere vangt hij, het hoogere beoogt hij". |
|||||||
N.B. Denkt U vooral aan de excursie op 1 juni a.s.
A.G.
|
|||||||
-28-
|
|||||||