TUSSEN RIJN EN L£K
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED TUSSEN KROMAAE RIJN EN LEK 12e jaargang nr. 1 maart 1978
Redaktie-kommissie:
A. Groafhuis (eindredakteur), L.M.J. de Keizer, Houten,
mevr. drs. G. de Nie, Schalkwijk, G.M. Staal, Odijk. Redaktie-adres:
|
||||||||
A. Groafhuis, p/a Gemeentelijke Archiefdienst, Alex.Numankade
199, Utrecht, Utrecht, tel. 030 - 711814. Sekretoris der vereniging;
mevr. T. Springer-Stom, Platolaan 10, Zeist, tel. 03404-20627.
Inhoud van dit blad:
|
||||||||
1. Jaarverslag 1977 door H. Tromp.
2. Baron van Wijkerslooth en het katholieke onderwijs door
mevrouw drs. G. de Nie. Lidmaatschap: ƒ 20,- per jaar. Studenten en scholieren
ƒ 10,- per jaar. Postrekening van de penningmeester nr. 21 45 85 t.n.v. de
Rabobank te Houten t.g.v. de rekening van de Historische, Kring "Tussen Rijn en Lek", nr. 32.98.07,498. |
||||||||
^t. 6^:/&S,
|
|||||||
HISTORISCHE KRING "TUSSEN RIJN EN LEK"
Kort Jaarverslag over 1977 I. Ledenbestand
|
|||||||
In het jaar 1977 is het ledenbestand uitgebreid van 203 tot
223 leden. Deze aanwas is niet alleen te danken aan het toetreden van leden uit "nieuwe" plaatsen als Wijk bij Duurstede en Cothen, maar ook van belangstellenden van buiten de streek. II. Het Bestuur
Het bestuur werd in 1977 gevormd door:
Voorzitter: dr. C. Dekker Vice-voorzitter: L.M.J. de Keijzer Secretaris: L. Rouppe van der Voort Penningmeester: T. de Wit Leden: de dames De Nie, Zwart en Springer en de heren
Lemaire en Tromp. Aan het begin van dit jaar vond een grote verschuiving in
het bestuur plaats; na jarenlange medewerking bedankten als bestuursleden mevrouw Zwart en de heer Lemaire; later in het jaar verliet ook de secretaris, de heer Rouppe van der Voort het bestuur om een zeer mooie benoeming tot archivaris van de gemeente Gemert te aanvaarden. In de plaats van Mevrouw Zwart en de heer Lemaire werden Mevrouw Springer en de heer Tromp gekozen, terwijl naarstig gezocht werd naar een oplossing m.b.t. het vrijgekomen secretariaat. Dit werd zolang, zo goed en zo kwaad als het ging, in onderling overleg verzorgd. Mevrouw Springer te Zeist is sedert 1 januari 1978 onze nieuwe secretaris. Tot bestuurslid per 1 januari 1978 werd voorts benoemd mevrouw C.J.van der Grind-van Hengsten te Houten. |
|||||||
Activiteiten in 1977
In januari hield Dr. Renaud, lector in de kasteelkunde
te Utrecht, een interessante causerie met lichtbeelden over de middeleeuwse kastelen in het gebied van de Langbroeker- wetering en de Kromme Rijn; duidelijk kwam naar voren, hoezeer het gebied van Langbroek samenhangt met het ge- bied, die de Historische Kring bestrijkt. Dr. Renaud legde in zijn lezing vooral de nadruk op het kasteel als statussymbool. in maart luisterde een groot aantal leden geboeid naar de
voordracht "Recht en Slecht in de middeleeuwen" van ons medelid (hoofdredacteur van het periodiek) de heer A. Graafhuis. Hij vertelde ons tal van bijzonderheden over "schuld en boete" in de late middeleeuwen en de zestiende eeuw. Vooral de sociale achtergronden kwamen aan de orde en het bleek dat juist deze niet zelden tot misdadigheid aanleiding gaven. Door zijn onderzoekingen op het Utrechtse stadsarchief v/erd het nut van de paleografie, het bestuderen van oud schrift in groepsverband, nog eens bevestigd. April stond in het teken van de Nederlandse tegel. Met veel verve gaf de heer Bolwerk, conservator van het tegel- museum "It Noflikstè" te Otterloo ons een uitgebreide in- leiding tot de geschiedenis van de vaderlandse tegel van de oudste tijden tot heden. Kinderspelen en bijbelspreuken, viertjes en achten kwamen allemaal ter sprake, hetzij in de lezing zelf, hetzij in de pauze waarin de heer Bolwerk enkele meegebrachte tegels besprak. In juni vond er een excursie plaats naar het kasteel-museum
"Sypesteyn" te Loosdrecht en naar de 's-Gravelandse buiten- plaatsen. In het museum te Loosdrecht werden de kostbare antiquiteiten, die de stichter van "Sypesteyn" verzamelde, bezichtigd. Een belangrijke plaats hieronder neemt de col- lectie z.g. Loosdrechtse porcelein in. In 's-Graveland volgde daarna een wandeling over het landgoed "Schoepen Burgh" van de Vereeniging tot behoud van Natuurmonumenten. |
||||
Na de zomermaanden en de vacantie-periode leidde
de heer Rouppe van der Voort in september een rondwande- ling door Wijk bij Duurstede, waarbij hij de leden van de Kring op vele kleine bijzonderheden van de eeuwenoude stad v/ees. Ook werd de gerestaureerde toren beklommen en be- zichtigd; onder het beieren der klokken werd tenslotte de heer Van der Voort uitgeluid als secretaris van de Historische Kring. Het laatste evenement dat geboden werd, was de lezing "Het vuur in de loop der eeuwen" in november. Hierin besprak ons medelid, de heer Nico Lagerwey uit Werkhoven, op levendige wijze het wel en wee, dat het vuur in de loop der tijden in het leven van de mens teweeg- bracht. Hij liet zijn lezing vergezeld gaan van prachtige dia's, die alle "hete hangijzers" uit de geschiedenis van het vuur aanschouwelijk maakten. IV. Het periodiek
Het periodiek, dat drie keer uitkwam, waarvan één maal
met een dubbel nummer, bood weer verschillende interessante artikelen betreffende de streek en de grensgebieden. Ook dit jaar is de redactie gevoerd door de heer Graafhuis, onder wiens hoede tevens de afwerking tot stand kwam. V. Jaarverslag van de Archeologische werkgroep
In het begin van het jaar heeft de werkgroep het in 1976
begonnen onderzoek in de toren van de Ned.Herv. Kerk te Houten voortgezet en afgerond. Als belangrijkste vondst kan worden vermeld de stookplaats
waar in 1676 het brons voor de torenklok werd gegoten. Ook zijn funderingen gevonden van een toren van voor 1540. Veel inheemse scherven uit het begin van de jaartelling be- vestigen dat op de plaats waar de kerk werd gebouwd al een vroege bewoning is geweest. |
||||
-4-
|
|||||||
In april zijn deze werkzaamheden gereedgekomen en normaal
zou toen ook het terreinonderzoek weer zijn begonnen, ware het niet dat bij de aanleg van wegen - niet ver van het romeinse fort Vechten - grondwerkzaamheden werden verricht - in verband met de aanleg van een weg. De uitkomende grond werd kompleet met het romeir«e materiaal niet ver door vandaan gestort als keerwand voor een dijklichaam van een nieuwe wegaansluiting. Een waar paradijs voor een amateur archeoloog: honderden
m3 grond zijn deze zomer verzet en veel vondsten zoals romeinse scherven en gebruikvoorwerpen werden geborgen. In totaal hebben naast de werkgroep nog wel 20 personen
gegraven en vondsten verzameld. Dank aan de opzichters van de Rijkswaterstaat die dit oogluikend hebben toegestaan. Cor Kalee, verbonden aan het Archeologisch instituut
heeft op zich genomen alle vondsten te registreren en te beschrijven. Thans zijn deze werkzaamheden zover gevorderd dat graven niet veel zin meer heeft. Wij keren weer terug op het terreinonderzoek en volgen de graafwerkzaamheden bij de woningbouw in Houten op de voet. VI. Tot slot wil het bestuur de leden van de historische Kring
van harte danken voor de belang$telling, die steeds betoond wordt, hetzij door het bezoek aan de lezingen, hetzij door medewerking aan periodiek, de archeologische werkgroep of anderszins. Ook in 1978 houden wij ons graag aanbevolen voor Uw ideeën. Leersum, 17 januari 1978
De secretaris-ad-interim,
H. Tromp
|
|||||||
-5-
Baron van Wijkerslooth en het katholieke onderwijs.
Cornelius Ludovicus Baron van Wijkerslooth van Weerde-
stijn. Heer van Schalkwijk (1786-1851), is een van de grond- leggers van het bijzonder onderwijs in Noordwest-Neder land. Eigentijdse gedrukte berichten en latere studiën over de kerk, het onderwijs, of personen uit zijn omgeving - zijn biografie is nog steeds niet geschreven - maken het mogelijk iets, al is het niet veel, te weten te komen over zijn persoon en over hetgeen hij tot stand heeft gebracht in de toenmalige moeilijke situatie. 1) Er zijn ongetwijfeld veel brieven van hem o.a. in de regeringsarchieven in Den Haag; zijn uitgebreide corres- pondentie met zijn grote vriend, de bisschop van Luik, bevindt zich in het Luikse archief. Deze bewerkelijke informatie- bronnen heb ik, in verband met de t)eperkte opzet van dit artikel, aan een volgende onderzoeker overgelaten. Het Seminarie te Warmond.
|
|||||
Vanaf 1811 was Baron van Wijkerslooth docent, en vanaf
1816 hoogleraar, aan het Seminarie te Warmond. Dit was een van de twee seminaries of kweekscholen voor geestelijken (de andere bevond zich te 's Heerenberg) die "de Hollandse Zending" in het begin van de 19e eeuw bezat. Noord-Neder- land of "De Hollandse Zending", zoals het toen heette, was in die tijd, vanuit Rome gezien, officieel nog missie-gebied: volledige erkenning van de kerk en herstel van de bisschops- zetels vond pas in 1853 plaats. Juist terwijl de katholieke kerk hier nog, ook van regeringswege, tegenwerking moest ondervinden heeft Baron van Wijkerslooth zijn activiteiten op onderwijs-gebied, die de kerk en haar personeel zou sterken, ontplooid. Klein-seminaries, waar jongere kwekelingen hun voorbe-
reidende studies volbrachten en hun roeping tot het priester- schap beproefden, wraren er in het Hollandse missie-gebied nog |
|||||
niet. Ook de 14-jarige Baron van Wijkerslooth had zich hier-
voor naar het buitenland moeten begeven, en wel naar het internaat "Wilkinghege", kort daarop verplaatst naar Borgh, bij Munster. Deze school werd geleid door 3 uitgeweken Franse priesters, en men merkt dan ook dat, zoals het toen trouwens gebruikelijk was in adellijke kringen, de Franse taal levenslang zijn voorkeur heeft genoten in het spreken en schrijven. Als leerling te Warmond schijnt hij tot de besten te hebben
behoord. Er wordt van zijn 'eenvoudige omgang', welke zich in niets van dien van anderen onderscheidde' getuigd - dit niet- tegenstaande het feit dat zijn vader ervoor gezorgd had dat hij daar zijn eigen apartement had, in tegenstelling tot de andere studenten. In 1811, tegen het einde van zijn studie, was hij mede-ondertekenaar van een brief van 34 Warmondse studenten aan de aartspriester van Holland en Zeeland. Alhoewel op zich- zelf van geen enkel belang, geeft deze brief toch wel een levendige kijk op zijn leven als student aldaar: 2) (Gedateerd 9 April 1811) "Het zal Uweleerw. onge-
twijfeld onbewust zijn, dat wij hier belast zijn met een keukenmeid (Francisca), die in alles onrein en morsig is. Wij verschrikken als wij het vuile mensch voor oogen krijgen; dagelijks vindt men een of ander vuil in 't eten; dikwijls is het zoo gereed gemaakt, dat niemand er iets van kan gebruiken. Over een weinig tijds zijn wij be- gonnen met de ingemaakte spijzen, de welke vervuld zijn met beesten: dit eten duurt tot de maand Juni of Juli. Alle middagen krijgen wij soep; dezelve bestaat uit water en gort; het vet, dat daar in is, is meerendeels van hier en daar afgeschraapt, hetwelk daarin wordt geworpen. Dit zouden wij zoo zeker niet weten, indien de knegts ons dit alles niet zelf verhaalden. Wij moeten hier ook bijvoegen, dat de soep van vlees gekookt wordt en dan |
||||
NIEUWE BOUW, 1821
|
|||||||
I
■VI
I |
|||||||
Het seminarie te Armond in 1821
Foto-archief gemeente Warmond. |
|||||||
voor 3 ö 4 dagen achtereen. Hiervan hebben wij den
gepasseerden zomer blijken gehad; dezelve werd een en ander maal op tafel gebragt zoo bedorven, dat het ondragelijk was voor ons te hebben, zoodat wij eenparig dezelve lieten wegnemen. Langen tijd zijn wij met stinkende boter Ofjgescheept geweest: zoodat wij genood- zaakt waren droog brood te eten; daarna is dezelve gemengd met goede boter, dus voor het tegenwoordige iets beter .... Over de indrukken die hij als hoogleraar heeft achterge-
laten heb ik slechts weinig kunnen vinden. Hij schijnt zich in het begin zo ernstig op zijn taak te hebben geworpen, dat een periode van overspannenheid er wel op volgen moest, 2a) Zijn bereid vaardigheid om te spreken leidde ertoe dat hij niet alleen de pastoren in de omgeving graag in hun taak verving, maar "ook in het bedienen van zieken, in arme stulpen, te hulp kwam" 3). Anderen wisten echter van hem te vertellen dat zijn stem zacht en zwak v/as, zodat zijn leerlingen hem op de achterste banken in de leeszaal nauwelijks konden verstaan. Hart voor zijn studenten had hij zeker: zelfs toen hij niet meer doceerde omdat zijn bisschoppelijke taken daar geen tijd meer voor lieten, ontving hij studenten en andere, ook niet-katholieke gasten aan zijn tafel. Zijn belangstelling bleef niet beperkt tot het Seminarie. Een collega aldaar merkte eens op dat hij "een goed hoogleraar gevreest (zou) zijn indien zoovele bezig- heden hem niet van de studie hadden afgehouden" 4) Welke 'andere bezigheden' had Professor van Wijkerslooth ?
Vermoedelijk had hij uitgebreide contacten buiten het semirwrie en met hofkringen, iets dat hem later ten goede kwam toen hij de bemiddeling met de regering omtrent de materiële belangen van de overzeese missies op zich nam. Het staat vast dat door zijn bemiddeling een aantal kerksieraden die voordien tot de koninklijke kapel van Koning Lodewijk Napoleon in het paleis |
||||
-9-
|
|||||
op de Dam hadden behoord, door Koning Willem I aan het
seminarie Warmond werden geschonken. Hierbij hoorden ook boeken die de Franse vorst bij zijn kerkbezoek had gebruikt. Daarnaast besteede hij na 1815 veel aandacht en ook
veel van zijn vermogen aan de zorg voor het katholieke voor- bereidend hoger onderwijsden vanaf 1823 ook voor de over- zeese missie. Na zijn bisschopswijding in 1833 bleef hij wel in de buurt wonen - hij kocht het buiten "Duinzigt" bij Oegstgeest in 1834 en liet er een passende residentie op bouwen - maar had geen tijd meer voor theologische colleges. Warmond bleef echter zijn milddadigheid, evenals die van zijn familie en vrienden ondervinden. Hij had in 1821 de eerste steen gelegd voor een belangrijke verbouwing van het seminarie, in 1843 deed hij hetzelfde voor een nieuwe kapel. Al deze geldelijke steun echter, zijn toezicht op
"Hageveld" (het klein-seminarie dat hij in 1817 stichtte en straks ter sprake komt) en zijn langdurig verblijf als hoogleraar te Warmond, schijnen er - vergefelijkerwijs - toe geleid te hebben dat hij er toe neigde, 'tot ergernis van sommigen', om van 'zijn' seminaries te spreken, waarin naar zijn mening, geen leraar of hoogleraar mocht worden aangesteld, zonder zijn oor- deel gehoord en zonder zijn goedkeuring ontvangen te hebben .5) Hierin mogen we in ieder geval wel een aanduiding zien van zijn aanhoudende zorg en aandacht voor deze instellingen, in al hun aspecten. Het Klein-seminarie Hageveld.
In 181j werd het Koninklijk Besluit betreffende het Hoger
Onderwijs vastgesteld (2 Augustus, nr. 14), dat de gelegenheid bood om bijzondere (confessionele) Latijnse scholen op te richten. In overleg met het kerkelijk bestuur besloten in het begin van 1816 Cornelius Richardus Antonius van Bommel, Leidenaar van |
|||||
-10-
|
|||||
geboorte, en Professor van Wijkerslooth om een klein-seminarie
te stichten. Van Bommel zou er de eerste 'Regent' (leider) worden. Hij had, evenals de er iets later bij betrokken derde stichter, de Rotterdammer Wilhelmus Franciscus van Niel, en Prof. van Wijkerslooth, te Borgh gestudeerd. Het waren dus studievrienden, weliswaar met enig leeftijdsverschil, allen geïnspireerd echter door het voorbeeld van hun gemeenschappelijke opleiding, waar- over Mgr. van Wijkerslooth zich zijn hele leven telkens, tot de dog vóór zijn dood, dankbaar heeft uitgelaten. Een van de eerste problemen rond de oprichting en instand-
houding van het klein-seminarie was het nodige kapitaal te vinden, leder van de stichters was echter bereid een gedeelte van zijn persoonlijk vermogen beschikbaar te stellen. De aarts- priester van Holland en Zeeland deed daarnaast bij circulaire een beroep op de milddadigheid van de geestelijken en gelovigen van Holland, Zeeland en West-Friesland, om door vrijwillige giften een fonds te stichten tot onderhoud van het "klein-seminarie het welk de zorgende Voorzienigheid door den ijver van eenige brave en belangelooze Priesters heeft daargesteld." 6) Eerst werd er een niet nader genoemd landhuis bij Rijsenburg, in het Utrechtse gehuurd. In het voorjaar van 1817 echter, kochten de stichters voor 17.000 gulden van de familie Elias de 'Lustplaetze Haegenvelt'. Dit uitgestrekte buiten lag bij Driehuizen, gemeente Velsen, ongeveer een uur (zoals men toen placht te zeggen) boven Haarlem. De naam schijnt ontleend te zijn aan "de vele fraai geschoren beukenhagen die èn het voorplein èn den bloem- en moestuin èn de boomgaard omgaven" .7) Het hele was versierd door vaas-vormige ornamenten. Op 2 Mei 1817 kwam de eerste leerling uit 's-Gravenhage
daar aan; begin Juni de tweede en begin Juli de derde. Op 1 Oktober, toen de nieuwe cursus begon, waren er nog zeven of acht bij gekomen. Uit de circulaire van de aartspriester blijkt dat "Hageveld" opgericht werd als een onderafdeling van het |
|||||
-11-
|
|||||||
"Hageveld" als seminarie (1817-1849).
Foto naar schilderij van mgr. M.A.van Zanten.
(Gemeente-archief Velzen)
|
|||||||
seminarie Warmond, dat het met dit één geheel uitmaakte en
onderworpen was aan hetzelfde bestuur. Van Bommel echter had de dagelijkse leiding, en volgens een oud-leerling was "de geest, die er heerschte . . .die van een gelukkig huisgezin, waarvan President van Bommel de liefderijkste vader was, en de studenten de onderdanigste kinderen vraren. De President was dikwijls als een van ons. Hij speelde met ons op het voorplein . . . ." 8) |
|||||||
-12-
|
|||||
Met het onderwijs zag men zich gesteld voor een moeilijke
taak. Ten eerste kwamen er vele leerlingen van zeer uiteen- lopende leeftijd en zeer verschillend niveau zich aanmelden - jongens die bij gebrek aan een klein-seminarie hun studie al onder particuliere leiding waren begonnen. Ten tweede was er dringend gebrek aan onderwijzend personeel. In die tijd waren er in de"Hollandse Zending" nauwelijks genoeg priesters voor de behoeften van de parochies. Er werd daarom besloten, dat aan- staande priesters, kwekelingen van het groot-seminarie, mede- helpers van Van Bommel konden worden. Het is niet mijn bedoeling om uitgebreid in te gaan op
de politieke situatie van deze periode, noch op de vele onderhandelingen met de regering toen en later, of op de onder- linge kibbelarijen die in deze tijd overal, ook binnen de kerk, opvallend vaak voorkomen. In grote lijnen kon men zeggen dat Koning Willem ! en zijn regering een uitgebreid toezicht op alle kerkelijke zaken wilden, waardoor de kerk dus geen onaf- hankelijke koers zou kunnen of mogen varen. Vandaar dat er vanaf het begin wantrouwen bestond tegen het verschijnsel "klein-seminarie", omdat dit een opleiding gaf aan aanstaande priesters die niet door de staat te controleren was. Prof.van Wijkerslooth zag dit al gauw, en stelde in 1819 voor om (persoonlijk?) de regering hierover tot gunstiger gedachten te brengen. De Aartspriester vond echter dat deze zaak beter docx de paus zelf met de regering kon worden opgenomen. Niettegenstaande de onderhandelingen die inderdaad plaats-
vonden, kwam in Juni 1825 toch het gevreesde Koninklijk Besluit: dat niemand zonder de uitdrukkelijke vergunning van het Ministerie van Binnenlandsr Zaken een Latijnse school op mocht richten en dat alle scholen zonder vergunning meteen moesten sluiten. Aan de Universiteit van Leuven moest een priester-opleiding komen, onder de naam "Collegium Philosophicum" dat door de regering werd bestuurd en de hoogleraren door de |
|||||
■13-
|
|||||
regering benoemd. Tevergeefs heeft Van Bommel in een per-
soonlijk onderhoud met de Koning nog geprobeerd om dit besluit te veranderen. Eerstgenoemde en mede-stichter Prof. van Wijkerslooth overlegden met de pauselijke gezant hier te lande, stelden protest-ontwerpen op, en reisden koortsachtig door het hele Koninkrijk om ervoor te zorgen dat uit alle hoeken gelijkluidende protesten naar de regering werden gestuurd. Het Departement van Binnenlandse Zaken vond het echter alle- maal "niets anders dan herhalingen van reeds vroeger geopperde bezwaren, drogredenen en ongerijmdheden". 9) De paus zelf, inmiddels ingelicht, vroeg om opheffing van het Collegium, en constateerde dat aangezien de klein-seminaries (dat te Kuilen- burg was er o.a. in 1819 bijgekomen) één geheel vormden met de groot-seminaries, ze niet gesloten mochten worden. Alle protesten en onderhandelingen bleven echter zonder het ge- wenste resultaat. Van Bommel, als katholiek van onbesproken reputatie, werd zelfs door Koning Willem als eerste dringend verzocht om de functie van Regent van het Leuvense Collegium op zich te nemen -hetgeen hij zeer beslist weigerde. "Hageveld" werd dus gesloten; de studenten verspreidden
zich. Geen van hen echter, meldde zich in Leuven. Sommigen gingen meteen naar het buitenland, anderen bleven bij hun familie en studeerden thuis verder met de hulp van een priester uit de omgeving, om daarna in het buitenland theologie te gaan studeren. Velen gingen ook naar Rome. Van Bommel bleef wonen op het nu eenzaam en verlaten "Hageveld". Drie leer- lingen, die September 1825 hun studie te "Hageveld" hadden voltooid, werden volgens het K.B. van 20 November 1825 door de regering bevolen om Warmond, waar zij hun opleiding tot priester hadden willen voortzetten, te verlaten. Door de per- soonlijke welwillendheid van Koning Willem I jegens Van Bommel werden zij daarna echter toegestaan om op "Hageveld" bij deze laatste dezelfde opleiding in de theologie en tot het priesterambt te ontvangen. |
|||||
-14-
|
|||||
Door het Koninklijk Besluit van 2 October 1829, tot stand
gekomen na allerlei onderhandelingen, ook met Rome, kon "Hageveld" uitdrukkelijk slechts als onderdeel van het seminarie Warmond weer open gaan. Omdat Van Bommel, echter, in dat- zelfde jaar Bisschop van Luik werd, was er niemand meer om het te leiden. De derde stichter. Van Niel, was kort na Van Bommel's vertrek overleden. Professor van Wijkerslooth, nu de enige eigenaar van "Hageveld", bood aan om het buiten in bruikleen aan het Aartspriesterdom van Holland en Zeeland af te staan, zodat het opnieuw als behuizing voor het klein- semirxirie zou kunnen dienen. Dit laatste gebeurde. Er werd een nieuwe Regent benoemd en de opening geschiedde op 14 Juni 1830. Eén van de vier overige leraren was H. van Essen, die na twee jaar zou vertrekken om in 1833 persoonlijk secretaris van de zojuist tot bisschop benoemde Van Wijkerslooth te worden. Er waren echter ook materiële zorgen. De gebouwen v/aren
door het leegstaan wat vervallen, en daarnaast was het aantal leerlingen (in 1834: 52, in 1835; 62) zo groot geworden, dat verbouwing dringend noodzakelijk was. Nadat Professor van Wijkerslooth tot bisschop benoemd was, bood hij aan om van zijn rechten afstand te doen ten gunste van het Aartspriesterdom van Holland en Zeeland tegen een koopprijs van ƒ 15.000,- waarvan echter slechts de helft betaald hoefde te worden. De voorwaarde werd eraan verbonden dat de schenker bij zijn leven, en na diens dood zijn familie, altijd het recht zou hebben een 'jongeling naar keuze' gratis op het seminarie te laten studeren. Het getal der leerlingen liep in 1838 op tot 80. Een student uit deze tijd schreef erover: 10)
Verwijderd van het gedruisch der grote wegen en ver-
scholen voor het oog des reizigers, leunde het in stille en rustige eenzaamheid tegen het duin, omstrengeld van honderd bekoorlijke wegen, wier stilte alleen door het gekweel der vogelen en ons gejubel werd verlevendigd. |
|||||
-15-
|
|||||
Toch trad het instituut ook naar buiten. Haar leraren hebben
in deze tijd een belangrijk aandeel gehad in de oprichting en vestiging van het invloedrijke tijdschrift "De Katholiek" . Er is zelfs beweerd dat het vooral aan de drijfkracht van de oud-Hoge velders te danken zou zijn, dat de officiële erkenning van de Roomskatholieke Kerk in 1853 tot stand kwam: zij zaten tot in het Departement voor de Roomsch-Catholijke Eeredienst. 11) In 1845 waren de gebouwen weer dermate vervallen en het
aantal leerlingen gestegen (150), dat er aan uitbreiding gedacht moest worden. De regering echter had deze in 1830 alleen toege- staan op voorwaarde dat het klein-seminarie daar slechts tijdelijk zou blijven, om binnen afzienbare tijd overgeplaatst te worden dichter bij Warmond, waar het één geheel mee moest worden. Nu moest er dus naar een dichterbij gelegen behuizing gezocht worden. In October kocht de Aartspriester de buitenplaats "Schoonoord", aan de vaart tussen Haarlem en Leiden bij de Voorhoutse brug. Het bevatte een herenhuis (iets méér dan wat er tegenwoordig in makelaarsadvertenties onder verstaan wordt !), met een koetshuis en een paardenstalling, bosgronden, moestuinen, de dorpsherberg aan de overkant van de vaart, vanouds genaamd 'het Regthuis', met de daaraan verbonden boerderij en weiland. De Leidse bouwmeester Th. Molkenboer werd gevraagdeen
ontwerp te maken voor het nieuwe gebouw. De Aartspriester richtte weer een circulaire tot alle gelovigen om een bijdrage te storten voor het nieuwe klein-seminarie. Mgr. van Wijkersiooth gaf weder bewijs van zijn onuitputtelijke edelmoedigheid. Ofschoon de verplaatsing van Hageveld hem, als sichter van het seminarie te Velsen, wel het minst aangenaam kon zijn, deed hij aanstonds de toezegging, de aannemingssom (ƒ118.200.-) op een klein gedeelte na, te zullen voorschieten. 10) Op 14 April 1846 legde hij dan ook de eerste steen, waarop zijn
naam staat vermeld. De nieuwbouw was in 1847 zover dat de leerlingen er hun intrek in konden nemen. Het oude "Hageveld" |
|||||
-16-
|
|||||||
werd daarna verkocht en door de nieuwe eigenaar omgezet in
een boerenbedrijf, hetgeen betekende dat alle gebouwen, op een schuur na, werden afgebroken, de oude bomen omgehakt, waterkommen gedempt, en "alles in vlak weiland veranderd". 12) Gelukkig bleek er echter nog een afbeelding te bestaan van de toestand daarvóór, die U op deze bladzijden aantreft. Op 16 november 1847 werd het nieuwe "Hageveld", zo
als het voortaan zou heten, plechtig ingewijd door dezelfde man die 40 jaar eerder ook de inzegening van de bescheiden huiskapel van het eerste "Hageveld", had bijgewoond: Mgr. van Wijker- slooth. Het eerste wat er door de toenmalige Regent (A.J. Pluym, later aartsbisschop van Thyane) aan werd gebracht was een leesbibliotheek, opdat, zoals hij het uitdrukte, "de jongelui in het vervolg hun rimram zouden thuis laten". 12) |
|||||||
Het nieuwe klein-seminarie "Hageveld" te Voorhout (1847).
Uit: W. de Mooy, Uit Voorhouts verleden, Arnhem, 1964, t.o. biz. 70 |
|||||||
-17-
|
|||||||
In Augustus 1848 kwram A^r. van Bommel uit Luik om het nieuwe
"Hageveld" te zien, zijn zegen te geven, en de eerste prijs- uitreiking daar op te luisteren. Vanzelfsprekend ging hij toen ook naar "Duinzigt", de residentie van zijn grote vriend en mede- stichter Mgr. van Wijkerslooth. We merken bij deze gelegenheid, dat er daar kennelijk regelmatig bijeenkomsten van oud-Hagevelders werden georganiseerd. Met het herstel van de Nederlandse bisdommen in 1853
werd "Hageveld", als onderdeel van Warmond, het bisschoppelijke Klein-seminarie van het diocees Haarlem. |
|||||||
Het gymnasium te Katwijk.
"Hageveld" is niet de enige stichting geweest van Prof.van
Wijkerslooth. Toen in 1830 de situatie van regeringswege weer gunstiger was, heeft hij het plan opgevat om ook een school te stichten voor katholieke jongeren die zich voor het universitaire onderwijs wilden voorbereiden. In Mei 1831 verzond hij een pro- spectus, waaruit het volgende wordt aangehaald: 13) Reeds sedert lang zochten de R.C. Ingezetenen van ons
land vruchteloos naar eene gelegenheid om hunnen kinderen, die zij voor het hoogere onderwijs wilden op- leiden, in de nabijheid der ouderlijke woning te ver- schaffen, hetgeen zij met aanmerkelijke opofferingen ge- noodzaakt waren elders te gaan zoeken. Op aanhoudend verzoek van verschillende Ouders, die de opvoeding hunner kinderen naar waarde schatten, heeft de ondergetekende, door aankoop eigenaar geworden der uitgestrekte buiten- plaats: het huis te Katwijk aan den Rhijn, in deze be- hoefte trachten te voorzien, door aldaar onder toezigt van eenige der aanzienlijke R. Catholijken een Instituut in gereedheid te brengen, waarin, behalve het vereischte aangaande het godsdienstige, onderwijs zal gegeven |
|||||||
■18-
|
|||||||
worden in de Latijnsche en Grieksche talen; Engeische,
Fransche, Hoogduitsche en Hollandsche letteren; dicht-, redekunde en wijsbegeerte; geschiedenis; meet- en aardrijkskunde, alsmede het teekenen en de muzijk. Op 7 Juni 1831 werd de school geopend met twee leer-
lingen (het aantal zou echter direkt na de vakantie tot 27 stijgen) o.l.v. de stichter zelf, bijgestaan door een priester - die in September weer vertrok - en 2 diakens. Een van hen, inmiddels tot priester gewijd, trad vanaf October op als plaatsvervanger van Prof,van Wijkerslooth en had naast zich als leraren 2 Warmondse adspirant-priesters en 2 leken. Alhoewel het aantal leerlingen steeds groeide, zag het er voor de jonge stichting slecht uit omdat er te weinig leraren waren. Alle pogingen die de stichter en leider, inmiddels tot bisschop gewijd, deed om priesters en theologie- studenten als leraren te krijgen, mislukten. In October 1836, toen een priester-leraar stierf, werd de toestand kritiek. |
|||||||
ÖYMNASIUM KATWIJK t/D. RUN. Siudinuial Middolbucx.
De studiezaal van het gymnasium te Katwijk a/d Rijn
eind vorige eeuw (?) (Prentbriefkoartencollectie H.M.J. Tromp te Leersum) |
|||||||
-19-
|
|||||||||
Bezwijkende voor Mgr. van Wijkerslooth's verklaring dat
het gymnasium anders zou worden opgeheven, aanvaardde de kapelaan van Amersfoort, F .J • van Vree, later Haarlem's eerste bisschop, het leraarschap in Katwijk. Mgr, van Wijkerslooth had deze jonge kapelaan tijdens een kerkelijke plechtigheid in Amersfoort ontmoet, en een uiterst gunstige indruk van hem ge- kregen. Van Vree had in 1825 zijn studie te Kuilenburg moeten staken, was thuis (in Rhenoy, Gelderland) zelf verder gegaan, en in 1831 te 's Heerenberg tot priester gewijd. Hij was enige tijd kapelaan te Schalkwijk en te Naarden, en sinds 1833 in Amersfoort. 14) |
|||||||||
Ten einde raad, had Mgr. van Wijkerslooth ook hulp
gezocht bij de Jezuïeten. In Juni 1837 kwam er een pater. Het is tekenend voor de situatie in die dagen dat zijn Jezuiët- zijn alleen aan de twee andere leraren bekend was: de buiten- wacht mocht het vooral ook maar niet vermoeden. In 1838 was Van Vree hoofd van de school geworden, een positie die hij alleen wilde aanvaarden "indien Van Wijkerslooth niet gedurig meer komt kijken, maar slechts enkele keren in 't jaar." 15) |
|||||||||
GVMNASIL'M KATWIJK t/u. KUN.
Gymnasium Katwijk a/d Rijn, aan de vijver (id.)
|
|||||||||
A&n éen vijver.
|
|||||||||
-20-
|
|||||
De Oegstgeestse omgeving herinnerde zich van de bisschop,
wat dit betreft, dat hij gewoon was "als een moderne St .Maarten te paard naar Katwijk (te gaan), om te kijken hoe men opschoot met het St. Willibrorduscollege (het gymnasium werd ook wel zo genoemd) .... in latere tijd reed hij in zijne koets door het eenvoudige ijzeren hek, dat tot 1949 tegenover zijne poort bestaan heeft, de weide in en over Rijnsburg naar Katwijk, om in zee te gaan baden, ook iets, wat men nu juist niet gewend was van geestelijken." 16) In 1839 had Mgr. van Wijkerslooth er te Rome bij zijn
landgenoot pater Roolhaan, de Generaal der Jezuiëten, op aangedrongen, dat de Sociëteit van Jezus, vanwege het tekort aan seculiere leerkrachten, het gymnasium zou overnemen. De Sociëteit zou de openvallende leeraarsplaatsen bezetten, ter- wijl Van Vree, aan wie inmiddels de hele bezitting der school was overgedragen, haar vooralsnog zou blijven besturen. Bij zijn benoeming tot Regent van Warmond, verkocht Van Vree het gymnasium aan de Sociëteit, die nu ook het bestuur overnam en het tot een bloeiende inrichting maakte. Hoe onzeker, ondanks alles, de situatie van de katholieke
onderwijsinstellingen in deze jaren was blijkt uit het volgende voorval. Toen in 1848 Mgr. van Wijkerslooth de Generaal der Jezuiëten op een rijtoer nam langs het gymnasium te Katwijk en de seminaries "Hageveld" en "Warmond", om hem in het voorbijgaan de gebouwen te laten zien, werd er van een ont- vangst afgezien, omdat een bezoek van deze hoge gast de instituten in gevaar zou kunnen brengen. Katwijk bleef echter bestaan, werd later naar Zeist overgeplaatst, en heet daar nu "Katwijk-De Breul". |
|||||
-21
|
|||||||
De commissie voor het onderwijs, 1840 - 1842.
Zijn belangstelling voor het onderwijs, maar ook zijn per-
soon en waardigheid, bezorgden Mgr. van Wijkerslooth op 12 November 1840 van regeringswege een plaats in de commissie, vraaraan was opgedragen een onderzoek in te stellen naar de bezwaren tegen de onderwijswet van 1806, en voorstellen ter ver- betering daarvan te doen. In deze v/et werd de toestemming voor het oprichten van bijzondere (b.v. confessionele) lagere scholen aan de burgerlijke overheid overgelaten; en de praktijk vfos echter dat deze meestal weigerde. Een rapport van de commissie verscheen, met een afzonderlijk daarbij gevoegde nota van Mgr. van Wijkerslooth en nog verschillende opstellen van zijn hand. Het rapport, aan de Koning uitgebracht, had tot gevolg de totstandkoming van het K.B. 2 Januari 1842. Men kreeg nu toestemming zich te wenden tot de Gedeputeerde Staten, indien het gemeentebestuur weigerde. Maar aangezien de gezindheid van de G.S. ten opzichte van het bijzonder onderwijs niet veel ver- schilde van die der gemeenten, had het nu toegestane beroep niet veel meer dan theoretische waarde. De katholieken kregen dus in de praktijk geen vrijheid om lagere scholen op te richten. Om hen tegemoet te komen werd echter het Protestantse karakter aan de openbare school enigszins ontnomen - hetgeen de orthodox-protestanten, die dit juist wilden behouden, weer tegen de horen instreek. Het resultaat was dan ook dat niemand er tevreden mee was. Pas in 1848 zou de Grondwetsherziening in principe vrijheid van onderwijs brengen. Bezwaarschool, 1850.
|
|||||||
Op 17 Juni 1850 had Mgr. van Wijkerslooth bij de Oegst-
geestse raad een aanvraag voor een vergunning tot oprichting van een bewaarschool ingediend, hetgeen op 3 Juli werd toegestaan. 17) Op 12 Juli kwamen ai enige zusters in het huis bij de bisschop, die, blijkens de handtekening onder de aanvraag, al zwaar ziek was. |
|||||||
-22-
|
|||||
De bisschoppelijke residentie "Duinzigt" te Oegstgeest
(collectie mr. B.C. van Krieken, Oegstgeest) |
|||||
-23-
|
|||||||
De zusters hielden de bewaarschool en gaven in een der ver-
trekken van het poorthuis, les in "leering" en handwerken tot op 8 Mei 1953 het gebouw als wees- en oudeliedenhuis werd betrokken. De bewaarschool verhuisde en is later herhaal- delijk uitgebreid. Weeshuis.
|
|||||||
Een paar maanden na het overlijden van de bisschop ver-
meldde de Leidsche Courant een andere Stichting die haast nergens anders genoemd wordt en die hij in zijn testament met 30.000 gulden bedacht had. In 1840 en 1845 had Mgr. van Wijkerslooth in Rome gesproken met de latere Mgr. L.H. Rutten, de grote bevorderaar van het verbeterd onderwijs aan meisjes en de stichter van de Orde van de Broeders der Onbevlekte Ontvangenis. Aan hem droeg Mgr. van Wijkerslooth de zorg op voor een weeshuis voor 12 wezen van militairen uit Nederland en haar koloniën, dat eerst in Maastricht, later in Weert, en vanaf 1901 blijvend in Roermond gevestigd was. Tenslotte nog een blik in het toenmalige sociale leven
rond het seminarie te "Warmond". 17) Vanaf 1838 woonde op Huize "Warmond" Jonckvrouwe A.W.A. van der Wyck, nicht van de Vrouwe van Warmond. Deze jonge, zeer begaafde vrouw wist haar tante, die eerst de twee eeuwen oude kapel op het eilandje achter het huis had laten afbreken, er toe te beweg^an contact met de hoogleraren van het seminarie op te nemen. Mgr. van Wijkerslooth, die toen al lang geen colleges meer gaf vanwege zijn bisschoppelijke taken, maar intensief contact met het seminarie onderhield en haar abituriënten wijdde, werd er ook vaak te dineren gevraagd. Jkvr. van der Wyck kende of leerde Latijn en hield geleerde gesprekken met haar tafelgasten. Zij trouwde en bleef ook, na het overlijden van haar tante in 1844 zelf Vrouwe van Warmond geworden, de traditie voort- zetten en omringde zich tijdens haar zomerverblijven op "Warmond" |
|||||||
-24-
|
||||||
met de hoogleraren van het seminarie. Al op 30-jarige leeftijd
echter, in 1849, overleed zij. Haar portret hing in 1930 nog bij haar kleinzoon in Hoog-Keppel; achter de lijst bevond zich een Latijns gedicht, "Angeio terrestris" (engel der aarde), na haar dood ter harer ere gemaakt - . . . , door Mgr. van Wijkerslooth. |
||||||
G. de Nie
|
||||||
-25-
Noten 1) Een overzicht van het leven van deze Heer van Schalkwijk en
Bisschop van Curium in Tussen Rijn en Lek, deel 9 (1975),
afl. 4, biz. 1 - 9
Standaardwerken over de kerkgeschiedenis van deze periode zijn:
Het Katholiek Nederland, 1813 - 1913, deel 1, 's-Gravenhage 1913 J.C. van der Loos, Vaderlandse kerkgeschiedenis, deel 5,
Amsterdam 1953 L.J . Rogier, N. de Rooy, In vrijheid herboren,
's Gravenhage 1953 Speciale studies:
J.C. van der Loos, "Geschiedenis van het Seminarie
Warmond", in Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom Haarlem, deel 48 (1932), bIz. 1 - 486 H.J.M. Taskin, "Geschiedenis van het seminarie Hageveld", in De Katholiek, deel 112 (1897), biz. 86 e.v., 223 e.v., 335 e.v., deel 113(1898), bIz. 185 e.v. C.J. Vinkesteijn, "Roomsch-Katholiek voorbereidend Hooger Onderwijs 1813 - 1913", in (reeds genoemd) Koth. Ned., bIz. 269-280 A. van Wijnbergen, "De Katholieken en het Lager Onder-
wiis'V~in Kath. Ned. bIz. 227 - 256 A.F. Manning, De betekenis van C.R.A. van Bommel voor de Noordelijke Nederlanden, Utrecht-Antwerpen 1956 G. Brom, Cornells Broere en de katholieke emancipatie, Utrecht-Antwerpen 1955 Negentiende-eeuv/se tijdschriften:
De Godsdienstvriend, Catholijke Nederlandsche Stemmen,
en De Katholiek Verdere bijzonderheden:
W.J.J.C. Bijleveld, Verscheidenheden uit de omgeving
van Leiden, Leiden 1951 |
||||
JaöZ^^
|
|||||||||
-26-
|
|||||||||
2) Geciteerd in van der Loos, Gesch. Warmond, bIz. 180-181
2a) De Katholiek, deel 20 (1851), biz. 277 3) Catholijke Nederlondsche Stemmen, deel 17(1851), bIz. 362
4) Geciteerd in van der Loos, Vad. Kerkgesch., deel 5, blz.158
5) Dezelfde, Gesch. Warmond, bIz. 540-541
6) De Godsdienstvriend, deel 1 (1818), bIz. 171
7) Taskin, bIz, 94; Manning, bIz. 21
8) Taskin, bIz. 98 - 99, citeert een brief van A.C. Quant,
de eerste leerling. Later werd 'Regent' de gebruikelijke aanduiding 9) Manning, bIz. 48
10) Geciteerd in Taskin, bIz. 367 - 368
11) Brom, bIz. 304
12) Citaat in Taskin, (Kath. 113) bIz. 186
13) Dit en het volgende uit Vinkesteijn, bIz. 272 - 274
14) van der Loos, Gesch. Warmond, bIz. 488 - 489
15) Geciteerd in Dezelfde, bIz. 491
16) Bijieveld, bIz. 109
17) Dezelfde, bIz. 116-117
|
|||||||||
li
|
|||||||||
W 4^3
|
|||||||||