TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK |
||||||||||||||||
nr. 3/4
|
||||||||||||||||
12e jaargang
Redaktie-kommissie: |
||||||||||||||||
november 1978
|
||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||
A. Graafhuis (eindredakteur), L.M.J. de Keizer, Houten,
mevr. cks. G. de Nie, Schalkwijk, G.M. Staal, Odijk. Redakt ie-adres:
|
||||||||||||||||
A. Graafhuis, p/a Gemeentelijke Archiefdienst, Alex. Numan-
kode 199, Utrecht, tel. 030 - 711814. Sekretaris der vereniging;
mevr. T. Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist, tel. 03404-20627.
Inhoud van dit blad:
|
||||||||||||||||
1. De oude kerkweg tussen Zeist en Bunnik (1) door
ds. P. Kuijper 2. "Dolreberchs Hofstede" door D.R. Klootwijk
3. Wie Weet Waarom ? door F.H. Landzaat, namens de
Archeologische Werkgroep Schalkwijk Lidmaatschap; ƒ 20,- per jaar. Studenten en scholieren
ƒ 10,- per jaar. Postrekening van de penningmeester nr. 21 45 85t.n.v. de
Rabobank te Houten t.g.v. de rekening van de Historische Kring "Tussen Rijn en Lek", nr. 32.98.07.498. |
||||||||||||||||
De oude kerkweg tussen Zeist en Bunnik (1)
door Ds. P. Kuijper Enkele opmerkingen vooraf. In dit artikel duid ik de twee delen
van de Bronnen voor de Geschiedenis van Zeist aan met Brn. Zst. I, resp. il; ons boek over de Oude Kerk te Zeist met O.K.Z.; een artikel ver D.R. Klootwijk in Tussen Rijn en Lek van juni/juli 1977 over de voormalige hoeve De Preekstoel en de voormalige buitenplaats Schoonoord met KI. I; en het artikel van dezelfde in ditzelfde tijdschrift van nov./dec. als KI. II; voorts gebruik ik hier gemakshalve voor de toponymen de manier, waarop men deze tegenwoordig zou schrijven; en de op oude kaarten en in oude stukken vaak onzuiver aangegeven windrich- tingen (bijv. west i.p.v. noordwest) corrigeer ik naar de juistere aanduiding. |
||||||
In het nummer van "Tussen Rijn en Lek" van nov./dec. 1977
(lle jrg., nr. 4) heeft D.R. Klootwijk te Bunnik een uitgebreid artikel gewijd aan hetgeen hij in deel I van het, in eerste in- stantie op naam van wijlen de heer H.J. van Eekeren staande-, en voorts dóór en vanwege de Van de Poll-stichting te Zeist door mij aangevulde en voltooide boek "De Oude Kerk te Zeist", op biz. 27 tot 30 had gelezen over de kerkweg, die er in oude tijden tussen Zeist en Bunnik is geweest. De heer KI. verklaarde in zijn bedoelde artikel met zoveel woorden, dat hij in de voor- stelling van zaken, welke dienaangaande in het boek wordt ge- geven "nogal teleurgesteld" was. Daar ik in de totstandkoming van het boek mede mijn aandeel heb gehad, acht ik het op mijn weg liggen, de heer KI. enig weerwoord te geven. Ik ben de redactie van dit tijdschrift dankbaar, dat zij mij daartoe in de gelegenheid stelt. |
||||||
-2-
Voorop gesteld zij, dat het bepaald niet in mijn bedoeling ligt,
om op ölles, wat de heer KI. in zijn artikel naar voren heeft gebracht, in te gaan, omdat dit, zeker nu, en op zo korte ter- mijn, een veel te omvangrijk werk zou zijn. Maar er springt in zijn artikel wèl duidelijk één nogal centraal punt naar voren, waarover ik hier graag één en ander onder de aandacht wil brengen, vooral om daarmede te bereiken, een verkeerde indruk, die het bewuste artikel bij de lezers aangaande het gehalte van het boek zou kunnen hebben gewekt, weg te nemen. Daaraan is mij nl. wel veel gelegen. De heer KI. is het er wel mee eens (KI. II, biz. 1), dat het
gebied van het oude Bunnik, vóórdat daar ter plaatse omstreeks 1200 de afzonderlijke parochie Bunnik gelVistitueerd werd, tot de (oer)parochie Zeist heeft behoord; ik heb dit aangetoond in O.K.Z., I bIz. 13, 14. Men moet hierbij echter wel bedenken, dat in die vroege tijd onder Bunnik nog niet is te verstaan het gebied, zoals het in Idtere tijd ook Vechten omvatte, want pa- rochiaal heeft Vechten vanouds, eerst onder de Buurkerk (aan- vcrkelijk de enige parochiekerk van de stad Utrecht), en na de splitsing daarvan onder de Klaaskerk aldaar behoord (O.K.Z., I bIz. 14)-Maar Bunnik zélf is, totdat daar een eigen parochie ontstond, een buurschap binr>en de parochie Zeist geweest. Derhalve moet er in diezelfde tijd de één of andere kerkweg zijn geweest, waarlangs de in- en onder Bunnik wonende pa- rochianen naar Zeist hebben kunnen gaan, om daar hun kerke- lijke plichten waar te nemen. En nu heb ik gemeend een bepódide weg als deze oude kerkweg
tussen Bunnik en Zeist te kunnen aanwijzen, t.w. een weg, die, van Bunnik uit, althans voor een aanmerkelijk gedeelte, in latere bescheiden, behalve onder öndere namen, óók onder de naam Groeneweg voorkomt. De heer KI. echter is van oordeel dat de bedoelde Groeneweg nooit een verbinding tussen Bunnik en Zeist kan zijn geweest, en hij beroept zich daarvoor |
|||||
/
|
|||||
-3-
|
||||||||||||
(uitsluitend) op een bepaald gegeven op een kaart van de land-
meter Cornelis van Berck uit 1571 betreffende een toenmalig landbezit van het kapittel van St. Pieter (te Utrecht) (R.A. Utr., Arch. St. Pieter, nr. 555); van de bedoelde kaart is in 1957 een prachtige fotografische reproductie gepubliceerd in Br. Zeist I, naast biz. 48. De heer KI. schreef trouwens al eerder één en ander over dezelfde kv/estie en over dezelfde kaart als die ons hier bezighouden (KI. I). Bij beide artikelen is een af- beelding van de kaart van 1571 gevoegd (KI. I bIz. 18, minder duidelijk, en KI. II bIz. 4, duidelijker); bij het verhaal, dat thans wordt aangeboden vindt men een getekend excerpt van de- zelfde kaart (pi. 1), met twee foutieve oriënteringen en met de juiste oriëntering erbij (zie het bijschrift bij pi. 1). Laten wij nu eerst deze kaart wat nader bezien, en trachten de bedoelde juiste oriëntering voor de lezers waar te maken. |
||||||||||||
\yitOutf«.4ICLO0^-TËK
|
||||||||||||
CD
|
||||||||||||
SLIKKEN6UK»
|
||||||||||||
bu^q.- V^t-^t ,,r^y
|
||||||||||||
'^'"'■•"11-
|
||||||||||||
pi. 1.
|
||||||||||||
Excerpt van de tekening van C. van Berck uit 1571, met v.l.n.r.:
1) de onjuiste windroos van tekenaar Van Berck zelf; 2) de even- eens onjuiste windroos van de heer Klootwijk; en 3) de juiste wind- roos, naar o.m. de tekening van J. van Diepenem (zie pi. 3), en bevestigd door locaal onderzoek. L
|
||||||||||||
-4-
Op de bewuste kaart is al direct, boverwan links, het voor-
malige huis (kasteel) Blikkenburg aangegeven, met het oude poortgebouwtje er vóór; en uiteraard is Blikkenburg op de kaart weleen oriënteringspunt bij uitstek voor de kaart in haar gehéél. We weten immers, dat de oude ridderh of stede Blikkenburg, tot haar ondergang in 1672, dicht achter het tegenwoordige (19e eeuwse) buiten van dezelfde naam, heeft gestaan, en wel op het terrein van het boerderijtje, dat daar juist in de korte knik in de Blikkenburgerlaan staat (Kastelenboek van Utrecht, 4e druk, biz. 27, 28); ik heb mij in vroeger jaren, toen ik ambts- halve nogal eens op dat boerderijtje moest wezen, de plaats van het oude huis Blikkenburg door de toenmalige bewoner van het boerderijtje laten aanwijzen, en van hem vernomen, dat hij eigenhandig naar de fundamenten van het oude kasteeltje had gegraven, en wel met succes. Op de kaart van 1571 nu zien we vóór het huis en poortgebouwtje van Blikkenburg een weg, van rechts komende, maar (op de kaart) niet verder naar links dóórgetekend. En nu wil ik met U, beginnende bij het poortje van Blikkenburg en met de kaart van 1571 vóór ons, een fictieve wandeling gaan maken, die ons op 5 verschillende weg-gedeelten zal brengen, welke telkens met een haakse hoek, tezamen dus 4 haakse hoeken, in elkaar overgaan (zie pin. 1, 2). Wij slaan dan bij Blikkenburg eerst het, op de kaart naar rechts
getekende, eerste weg-gedeelte in, dat op de kaart niet met een fKiam vermeld wordt, maar dat ons tussen de Blikkenburger- gronden door, al spoedig bij het einde van het Blikkenburger- gebied brengt, en daar, met een (eerste) haakse hoek (voor de wandelaar naar rechts) in het tweede weg-gedeelte overgaat, en bij dit tweede gedeelte wordt dan wèl de naam vermeld; dit gedeelte blijkt daar de Blikkenburgersteeg (nu - laan) te zijn geweest; en nu de zaken zó staan, mogen we, dunkt ons, gerust aannemen, dat ook het éérste weg-gedeelte van onze wandeling Blikkenburgersteeg heeft geheten, vooreerst al omdat |
||||
EU
|
|||||||||||||
Ko«k
|
|||||||||||||
K
|
|||||||||||||
tt^Ur'.Wu
|
|||||||||||||
hoek
|
|||||||||||||
<S» o f n «■ vtf««I
|
|||||||||||||
J« wv«j - g«ct«<IL«.
|
|||||||||||||
hoftk
|
|||||||||||||
hotü
|
|||||||||||||
S' vv«j - 5,d,t/ét
|
|||||||||||||
PI 2.
détail van de voorgaande kaart (pi. 1) van C. van Berck uit 1571,
bevattende het door ons genoemd "Wegencomplexje" . |
|||||||||||||
-6-
het huis (knsteel) Blikkenburg juist aan dat éérste gedeelte
heeft gestaan, en voorts ook omdat dat eerste gedeelte bij de eerste haakse hoek, blijkens de kaart van 1571, géén andere voortzetting heeft gehad dan alleen het twééde weg-gedeelte, waarvan we nu zéker weten, dat döt Blikkenburgersteeg heette. Dit twééde weg-gedeelte van onze wandeling werd, in de tijd dat de kaart getekend werd, gef I ankeerd door het gebied van Blikkenburg (voor de wandelaar rechts) en het gebied van de heren van St. Pieter (voor de wandelaar links), totdat het, ook alweer hddks, uitkwam op een weg, die (voor de wandelaar) van links kwam en naar rechts doorliep (men kan dit uiteraard ook andersom zeggen), en die op onze kaart één en andermaal als de Groeneweg aangeduid wordt. We vervolgen dan nu onze wandeling, door de Groeneweg rechtsom in te slaan (de tweede haakse hoek en het derde weg-gedeelte), en nadat we dit ge- deelte van de Groeneweg dan een eindweegs hebben gevolgd, blijkt het zich niet anders voort te zetten dan, alweer met een haakse hoek (de derde), en nu naar links, in het vierde weg- gedeelte van onze wandeling, bij welk gedeelte weer géén naam staat, en ook dit gedeelte heeft, nd enige afstand, weer géén andere voortzetting dan, nogmaals via een haakse hoek (de vierde), en nu rechtsom, een vijfde weg-gedeelte, op de kaart weer anoniem, en voor slechts een heel klein stukje getekend, omdat we hier aon de (linder) rand van de kaart zijn beland. Mogelijk zal men zich bij het lezen van het voorgaande afge-
vraagd hebben, waarom ik de richtingen van de verschillende weg-gedeelten e.d. telkens met "links" of "rechts" op de kaart, of met "links" of "rechts" voor de wandelaar, heb aangegeven, i.p.v. dat ik, zoals immers te doen gebruikelijk is, de namen van de windrichtingen vermeldde. Maar ik heb dat met opzet gedaan, en wel omdat het vaststellen van de windrichtingen, die bij de kaart van 1571 behoren, juist hèt essentiële geschilpunt met de heer KI. is, een geschilpunt, dat we éérst tot een op- lossing zullen moeten proberen te brengen, voordat wij beiden |
||||
!1
|
|||||
-7-
de kaart op dezelfde wijze vóór ons zullen nemen en er op
dezelfde wijze onze conclusies uit zullen trekken. De beste manier om de wérkelijke windrichtingen op de kaart vast te stellen is, natuurlijk, dat we daartoe het "landschap op de kaart" trachten te localiseren in het "landschap in het écht", want van een "landschap in het écht" kunnen we de windrich- tingen uiteraard met behulp van elke goed-gebriënteerde moderne kaart van Zeist vaststellen, en dan is de kwestie van de wind- richtingen op de kódrt uiteraard tegelijk opgelost. Nu, als we dan in de "werkelijkheid" onder Zeist op zoek gaan naar wat de kaart van 1571 in tekening laat zien, dan treffen we het in elk geval wèl, dat het terrein-beeld op de kaart (zoals we hebben gezien) wel een vrij uitzonderlijk, ja we zouden zelf durven zeg- gen: een haast uniek beeld vertoont: dat opvallende samenstel en samenspel van die vijf strak-rechte wegen en van die vier haakse-rechte hoeken, die zo gemakkelijk herkenbaar zijn, wan- neer we het in z'n geheel, of al was het maar ten dele, "ergens" onder Zeist terug zouden kunnen vinden. En ik ben van mening, dat dit laatste inderdaad mogelijk is. Dan nemen we ook nö Blikkenburg maar weer als uitgangspunt.
Wódr dat huis (kasteel) Blikkenburg gestaan heeft, is (zoals we al zeiden) geen vraag, omdat bekend is, dat het tegenwoordige huis Blikkenburg nog altijd nagenoeg op dezelfde plaats staat, als waar eens het oude kasteel heeft gestaan. En ergens, in een bepddide richting van Blikkenburg uit, zal (wat ik nu maar noemen zal) het "wegencomplexje", dat wij hierv66r besproken ena.h.w. "bewandeld" hebben, toch moeten zijn geweest, en zal het, het- zij ten hele, hetzij ten dele, wellicht nbg aanwezig- en te her- kennen zijn. Maar de vraag is: in welke richting zou dat, van Blikkenburg uit gezien, het geval kunnen zijn ? We willen dat nu nagaan (zie pi. 2). |
|||||
-8-
Om die vraag te beantwoorden, lette men allereerst op de
Blikkenburgersteeg, welke naam (zoals gezegd) op de kaart van 1571 vermeld wordt bij het hiervóór genoemde twééde weg-gedeel- te (tussen de eerste en de tweede haakse hoek) van onze "wande- ling" . Ik merkte al op, dat, en ook waarbm, het aan dat tweede - voorafgaande éérste (op de kaart zonder naam voorkomende) weg- gedeelte, dat op de kaart, oppervlakkig gezien, vóór het huis Blikkenburg schijnt te beginnen, ongetwijfeld óók Blikkenburger- steeg zal hebben geheten, en daar voeg ik dan nö aan toe, dat de tekenaar. Van Berck, op de originele tekening van 1571, door z'n arceer- en schaduwwerk duidelijk heeft laten uitkomen, dat het eerste weg-gedeelte van het "wegencomplexje" in werkelijk- heid helemaal niet pas vóór het huis Blikkenburg-, maar verder terCig begon; maar Van Berck zal het bij het huis Blikkenburg niet verder (naar links) voortgezet hebben^ eenvoudig omdat dat buiten de belangen van zijn opdrachtgevers (de heren van St. Pieter) lag. En m.i. mag worden aangenomen, dat het éérste gedeelte van de Blikkenburgersteeg, dat op de kaart van 1571 dus slechts van het huis Blikkenburg af getekend staat, vanouds, ja stellig al sinds het voormalige kasteel Blikkenburg gebouwd werd, bij de Drie- bergseweg is begonnen, juist zoals het nö met de Blikkenburger- laan óók nog altijd het geval is. En stellig zal de Blikkenburger- steeg, zolang ze bestaat, ook wel altijd hetzelfde tracé hebben gehad als de tegenwoordige Blikkenburgerlaan nu nog heeft, en dus (afgezien van de al genoemde kleine, zich direct herstellende, dubbele knik vlakbij de oude boerderij Blikkenburg) van de Drie- bergseweg tot de eerste haakse hoek van de kaart van 1571, al- tijd noordoost-zuidwest hebben gelopen, zoals dat op elke moderne kaart van Zeist t.a.v. de Blikkenburgerldón is te zien. En nbg meer zekerheid, dat wij het hier bij het rechte eind heb-
ben, krijgen wij, wanneer we, met onze nu verworven visie, ook het verdere beeld van de kaart van 1571 bezien. Want wanneer het eerste gedeelte van de Blikkenburgersteeg (vóór het huis |
||||
-9-
Blikkenburg langs) noordoost-zuidwest liep, dan lag het gebied
van ons merkwaardige "wegencomplexje", van het huis Blikkenburg af gezien, in z'n geheel genomen, hddks daarop, en dus in hoofd- zaak in noordwestelijke richting-, en ... juist in die richtirig treft men (v/at, van Blikkenburg afgezien, in géén der andere richtingen het geval is 1) öök in de locale situatie, tot vandaag toe, dergelijke rechte wegen en haakse hoeken aan. Wel is er, wat ook wel te verwachten was, in de 4 eeuwen, die er sinds 1517 (het jaar waarin Van Berck de tekening maakte) zijn verlopen, in ons "wegencomplexje" één en ander veranderd; ik denk daarbij met name aan de bouw van het nieuwe Slot van Zeist en aan de aanleg van het daarbij behorende Slotpark en van de achter- gezichtslaan van het Slot (nu de Koelaan), alles een goede eeuw na 1571, nl. in 1677 en volgende jaren. Het grondperceel van het nieuwe Slot-complex bestond in hoofdzaak uit het voormalige pastorieland van Zeist, waarvan de zuidwestelijke grens altijd gevormd was geweest door het, door ons hiervóór genoemde vierde weg-gedeelte op de kaart van 1571, en ten zuidwesten dóórvan had vóór de Slot-aanleg de Cockaertshoeve gelegen, maar sinds het Slotpark werd aangelegd, was er een rechthoekige strook grond van de voormalige Cockaertshoeve bij dat Slotpark gevoegd, teneinde dit laatste wat verder in zuidwestelijke richting te kunnen uitbreiden dan alleen het voormalige pastorieland mogelijk zou hebben gemaakt (zie O.K.Z., III biz. 285-289 en pi. 104). Dit alles nu had t.a.v. ons "wegencomplexje" op de kaart van
1571 verschillende gevolgen. Wij noemen het volgende: 1. de Groeneweg eindigde bij de tweede haakse hoek op de kaart van 1571, omdat het voormalige vervolg van die weg (het derde weg-gedeelte op de kaart) in het Slotpark opging en zonder meer verdween; 2. het op de kaart van 1571 anoniem voorkomende vFerde weg-gedeelte, dat de zuidwestelijke begrenzing van het voormalige pastorieland was geweest, ging eveneens geheel in het Slotpark op, en verdween dus mede, als publieke weg, van de kaart; 3. er moest toen dus, ter vervanging van de niet meer |
|||||
L..
|
|||||
-10-
bestaande darde en vierde weg-gedeelten op de oöde kaart, een
nieuwe verbinding komen tussen het tweede en vijfde weg-gedeelte-, d.w.z. tussen de voormalige tweede en vierde haakse hoek-, of nog anders: tussen het punt waar de Blikkenburgersteeg bij de Groeneweg uitkwam, èn het punt waar de Waterigeweg tevoren aan het einde van het naastgelegen pastorieland, haaks in de weg tussen het voormalige pastorieland en de voormalige Cockaertshoeve was overgegaan. Eigenlijk moesten dus de tweede en de vierde haakse hoeken worden verplaatst; en 4. daartoe werd nu a) de Blikkenburgersteeg van de Groeneweg tot de nieuw aangelegde Koelaan dóórgetrokken, terwijl b) de Waterigeweg recht-door in zuidwestelijke richting werd verlengd, en vervolgens, na een haakse hoek in zuidoostelijke richting, eveneens, maar dan van de tegenovergestelde kant als de Blikkenburgersteeg, tot de Koelaan werd doorgetrokken; de Blikkenburgersteeg, uit het zuidoosten komende, en de Waterigeweg, nu van z'n verplaatste haakse hoek af, uit het noodoosten komende, ontmoetten elkaar sindsdien op hetzelfde punt van de Koelaan, zodat ze, hoewel met twee ver- schillende namen benoemd, in de practijk toch (zij het door de passage van de Koelaan onderbroken) één weg zijn gaan vormen, en in feite eigenlijk ook nö nog zijn (zie pi. 5). En toch kunnen we, de nu genoemde 17e eeuwse wijzigingen ten
spijt, nog altijd in loco constateren, dat de situatie van het "wegencomplexje" op de kaart van 1571 wel degelijk in de situatie van de werkelijkheid van vandaag te herkennen is. Het eerste en tweede en goeddeels ook het vijfde weg-gedeelte van 1571 zijn geheel bij het oude gebleven, en van het derde en vierde weg- gedeelte is bekend, waar ze eenmaal gelegen hebben en hóe en waarom ze verdwenen zijn. - En voorts is er, als Iflótste bevestiging van de juistheid van de gevonden richting vön en 6p de kaart van 1571, de op de rechterhelft ervan voorkomende (hier anonieme) weg, vrijwel haaks op de Groeneweg en (op de kaart) rechts van het grondgebied van St. Pieter; ook deze weg past bij de gevonden |
||||
-11-
oriëntering, want in het geheel van de kaart gezien, moet dit
wel de tegenwoordige Tiendweg zijn, die in de tijd dat de Koe- laan er nog niet was, bij de Groeneweg begon en vandaar het gebied van het gerecht Stoetwegen inliep; en ... het is van groot belang, op te merken, dat de kaart uitwijst, dat op hetzelfde punt, waar de tegenwoordige Tiendweg toen van de Groeneweg aftakte, de Groeneweg zélf haar loop naar het zuidwesten, dus richting Bunnik 1, voortzette (vgl. pi. 1). Concluderend kan thans wel gezegd worden, dat op de kaart van
1571 (afgezien van de genoemde wijziging uit de tijd van de aan- leg van het Slot-complex) toch vrijwel alles, wat deze kaart ons te zien geeft, in de vrije natuur ter plaatse zomaar terug te vinden is. En zoals het eerste gedeelte van de Blikken burgersteeg (nu -laan) altijd noordoost-zuidwest heeft gelopen, en zoals de Waterigeweg (het vijfde weg-gedeelte van ons "wegencomplexje) óók altijd diezelfde richting heeft gehad-, zo kön het niet anders, dan dat de (in mijn betoog tot nu toe nog steeds wat mysterieus gebleven Groeneweg, die op de kaart zowel met het eerste ge- deelte van de Blikkenburgersteeg als ook met de Waterigeweg parallel is getekend, dus ook diezelfde richting, noordoost-zuid- west, moet hebben gehad. - En ik wil er hier wel graag nog eens met nadruk op wijzen, dat ik tot deze conclusie kon komen, door uitsluitend de kaart van 1571, en geen ander archiefstuk, te gebruiken, maar er alleen een moderne kaart van Zeist bij te raadplegen, en er de gevonden situatie ter plaatse bij in ogen- schouw te nemen. Meer niet. Het was voldoende, om de plaats en de richting van de Groeneweg ontwijfelbaar vast te stellen. Intussen staat er wel degelijk mêêr documentatie tot mijn beschik-
king, waarmee ik mijn nu gevonden conclusie alsnog kan verge- lijken en verifiëren-, maar ik had er een reden voor, om dat meerdere materiaal voorlopig nog even achter de hand te houden, en mij tot nu toe alleen met die éne kaart van 1571 bezig te |
||||
-12-
houden. De kv/estie is nl. déze, dat de heer KI., die (zoals
gezegd) een öndere kijk op de plaats en de richting van de Groeneweg heeft, in zijn pleidooi voor die andere kijk (voor zo- ver ik heb kunnen nagaan) eveneens uitsluitend van de kaart van 1571 gebruik heeft gemaakt, terwijl ik zélf, in mijn beschouwing en beschrijving van de kerkweg tussen Zeist en Bunnik (O.K.Z., I, biz. 28) 66k niet méér desbetreffend koortwerk naar voren heb ge- bracht dan alleen de genoemde kaart, hoewel ik dat wél had kCinnen doen (zie hierna), en daar zou de heer KI. zich dan in zijn artikel mogelijk bij hebben kunnen aansluiten. Eén en onder gaf mij, nu achteraf, wel het gevoel, dat de documentfltie bij onze beschouwing en beschrijving van de onderhavige kwestie er wat stiefmoederlijk is afgekomen. Had ik daarbij ook een hierna te bespreken kaart uit 1645 (zie pi. 3) vermeld, en zou de heer KI. daar dan ook kennis van hebben genomen, dan zou hij wellicht de fout, die hij al in KI. I (bIz. 23, zie ook pi. 4) gemaakt had, bij zijn voorbereiding van KI. II al hebben ontdekt, en in KI. II ook hebben hersteld, Maar... als "hadden" komt, is "hebben" te laat, en tenslotte is niemand, wat dergelijke zaken betreft, ver- plicht om van öl het door hem overhoop gehaalde materiaal melding te maken (dot betreft dus mijzelf). Maar evenmin als de heer KI. mij zal verwijten, dat ik de bedoelde kaart van 1645, waar men z6maar de oplossing van de richting-kwestie (van de kaart van 1571) van af kon lezen, niet in mijn boek heb vermeld-, evenmin zal ik hèm verwijten, dat hij niet zelf in het Rijks Archief te Utrecht is gaan naspeuren, of er in de kaarten-verzamel ing, waar- over men door beschikt, mogelijk nog méér oude kaarten betref- fende hetzelfde gebied bewaard zijn gebleven, dan alleen die ven 1571. Wel, dit zij dan zo, maar nu hebben we hierv66r, naar ik meen,
voldoende duidelijk gemaakt, dot de heer KI., ook zonder van de kaart van 1645 kennis te hebben genomen, van de kaart van 1571 zélf al had kunnen afleiden, dat zijn visie op de windrich- tingen van die kaart onmogelijk juist kon zijn. En eerlijk gezegd: |
|||||
J
|
|||||
■13-
|
||||||||
ii-,it-i—<.h
|
||||||||
mm////////m/m/m//mm/m
|
||||||||
, A? /6^5
|
||||||||
PI 3.
Tekening naar de kaart van J. van Diepenem uit 1645. De gear-
ceerd aangegeven gronden behoorden aan het kapittel van St. Pieter te Utrecht. De naam Groeneweg komt hier twee keer op Zeister- en één keer op Bunniks gebied voor. |
||||||||
-14-
het bevreemdt mij eigenlijk in hoge mate, dat de heer KI. dit
niet bemerkt heeft, want hij heeft bepaald een zeer uitgebreide kennis van de geografie van onze landstreek, en ik heb daar oprecht respect voor ! Maar hij heeft zich (dunkt mij) te snel in zijn eenmaal aangenomen opvatting (KI. I) vastgebeten; hij is er in elk geval in KI. II niet op teruggekomen, integendeel 1 Overigens had ik in mijn boek (O.K.Z., I, biz. 28) en in de daarbij be- horende noot 53 op bIz. 82, wèl verwezen naar 2 stukken uit het archief van het huis Wulperhorst uit de jaren 1692 en 1695 (Arch. Van de Poll-stichting. Slot Zeist), waarin als de noord (west)elijke begrenzing van het gebied van Wulperhorst (men weet toch waar dat ligt !) genoemd wordt: de Groeneweg of Kerkweg. We krijgen uit de wijze, waarop de heer KI. deze dubbele benaming van de betreffende weg in zijn artikel vermeldt (KI. II, blz.3), niet de in- druk, dat hij de betreffende stukken zelf ook heeft geraadpleegd, vooral omdat hij op de daarin voorkomende vermelding van de Groeneweg als "kerkweg" verder helemaal niet ingaat, zoals hij eveneens niet rept over, wat het ons te zeggen heeft, dat de Groeneweg of Kerkweg ten noordwesten van Wulperhorst liep, wat immers nbg weer een bewijs is, dat onze mening over de localisatie en de richting van de Groeneweg inderdaad juist is, en tevens een blijk, dat de Groeneweg, na de aftakking van de Tiendweg nog verder in zuidwestelijke richting doorliep dan we hiervóór al opgemerkt hadden. En wéér moeten ik zeggen: ik acht hetzeer wel mogelijk, dat de heer KI., hödde hij van de beide stukken van Wulpwrhorst kennis genomen, ven zijn afwijkende kijk op de richting van de Groeneweg, in KI. II zou zijn terug- gekomen . En dan zou het in dit artikel geschreven weerwoord ook niet nodig zijn geweest. Maar laten we nu op de kwestie van de richting van de kaart
van 1571 in het algemeen, en op die van de daarop voorkomende Groeneweg in het bijzonder, nog even terugkomen, en deze nog wat nader bezien. Men zal, het voorgaande gelezen hebbende, wel bemerkt hebben, dat we één en andermaal met zekere nadruk |
||||
■15-
|
|||||
gezegd hebben, dat het voor mij, uitsluitend op grond van de
kaart van 1571, een vaststaande zaak is, dat deze kaart (van links naar recht), en dat dus ook de Groeneweg op de kaart, noord- oost-zuidwest georiënteerd dienen te worden, en eigenlijk valt daar- over, gezien de werkelijkheid ter plaatse niet meer te discussiëren. - Het is daarom wel merkwaardig, dat de tekenaar Van Berck zélf bij de windroos, die hij op de kaart aanbracht, de windstreken, in vergelijking met hetgeen ter plaatse constateerbaar was (en nog is), juist tegenovergesteld aangaf; Van Berck's windroos noemt nl. "noord" wat in werkelijkheid "zuid" is (en andersom) en zij noemt "oost" wat in werkelijkheid "west" is (en andersom). En tot overmaat van ramp voegde Van Berck daar op de kaart ook nog een bijschrift aan toe, waarin hij dezelfde kardinale richtingsfout als hij bij de windroos maakte, nog eens herhaalde, want ook in dat bijschrift wordt, wat in werkelijkheid "zuidoost" is, als "(west-)noordwest", en wat in werkelijkheid "noordwest" is, als "(oost-)zuidoost" aange- geven I (zie pi. 1). Wanneer de door Van Berck aangegeven wind- richtingen juist zouden zijn, dan zou het hiervóór besproken "wegen- complexje" niet ten noordwesten- maar ten zuidoosten van het huis Blikkenburg, dus niet in de richting van de Waterigeweg, maar in de richting van de Bunsinglaan hebben gelegen, in welke richting we geen enkel spoor van het door mij genoemde "wegencomplexje" aantreffen, en dan zou de Groeneweg niet in zuidwestelijke richting (naar Bunnik) hebben gelopen, maar in noordoostelijke richting ergens haaks op de Driebergseweg zijn uitgekomen; maar van een dergelijke situatie is in het landschap acr die kant van Blikkenburg ook weer geen enkele aanduiding terug te vinden. Hoe het nu te verklaren is, dat Van Berck hier zo vergaloppeerd
heeft, is niet uit te maken; het kan natuurlijk een gewone mense- lijke onnauwkeurigheid of slordigheid zijn geweest, die echter bij een vakman als hij was, toch geen pas gaf; het is ook mogelijk, dat hij de schets voor deze kaart wel in loco heeft vervaardigd, maar dat hij bij de uitwerking van die schets in zijn werkkamer de windrichtingen niet meer zo goed voor de geest had, en met een falend geheugen heeft ingevuld wat hem op dat moment het |
|||||
-16-
beste voorkwam. Zoiets lijkt mij in onze tijd van precisie, bijna
onvoorstelbaar, maar we behoeven er voor de verleden tijd toch niet öl te zeer van op te kijken; althans, ter zake bevoegden heb- ben mij meermalen verzekerd-, en ik heb zelf ook nogal eens er- varen, dat zulke abuizen in de oude kartografie niet zeldzaam zijn. Daarom is het ook zaak, om dergelijke oude kaarten eerst terdege op hun betrouwbaarheid te testen, aleer men er deducties uit maakt en conclusies uit trekt. Vandaar dat vanwege de Van de Poll- stichting indertijd (in 1957), bij het opnemen van de eerder genoem- de fotografische reproductie van de kaart van 1571 in de "Bronnen voor de Geschiedenis van Zeist" deel I, in het daarbij gevoegde onderschrift de opmerking is geplaatst: "N.B. De namen van de windstreken zijn verwisseld"; wij zetten dit er indertijd uiteraard bij ter voorkoming van moeilijkheden voor de gebruikers van de kaart. En ook de heer KI. is de mening toegedaan, dat de wind- richtingen op de kaart van 1571 verkeerd zijn ingevuld (KI. I, biz. 34). Echter, de opvatting van de heer KI. zélf is in feite slechts een
correctie-ten-hölve in vergelijking met de richtingsfout van Van Berck. De heer KI. vereenzelvigt nl. de Blikkenburger wetering op de kaart van 1571 met de (nog altijd bestaande) Blikkenburger vflört, d.i. de laatste voortzetting in zuidoostelijke richting van de Biltse- en de Zeister vaart, die tot even voorbij de Bunsinglaan doorgaat. Wel weet ik niet helemaal zeker, of de Blikkenburger vaart haar latere watervolume en bevaarbaarheid toen al had; ik vermoed van wèl, juist omdat zij mede als voedingsvaart van grotere waterwerken (rond Blikkenburg en verderop) moest dienen; maar zo niet, dan moet er toch al wel een waterloop van meer bescheiden omvang ter zelfder plaatse zijn geweest, een voor- ganger van de vaart; en al weten we wel, dat de woorden "vaart" en "wetering" gewoon door elkaar werden gebruikt, zodat er uit het voorkomen van het éne of van het öndere woord niets hoege- naamd is af te leiden; maar ik noem hier de Blikkenburger vaart (of de voorganger daarvan) toch maar "vaart", en de Blikkenburger |
||||
-17-
wetering op de kaart toch maar "wetering", zodat we die beide
wateren gemakkelijk uit elkaar kunnen houden. Op de kaart van 1571 nu loopt de Groeneweg evenwijdig met de Blikkenburger wetering, en als gevolg van zijn identificatie van de Blikken- burger wetering met de Blikkenburger vaart concludeert de heer KI. dan, dat de Groeneweg dus, evenals de Blikkenburger vaart, óók noordwest-zuidoost moet hebben gelopen (zie pl.1). Ik meen echter dat de heer KI. hier nu juist de kemfout van zijn betoog tegen een in zijn ogen door mij gemaakte fout maakt. Immers, Ik heb hiervóór uiteengezet, dat de noordoost-zuidwest richting van de Groeneweg, op allerlei steekhoudende gronden, onomstotelijk vaststaat, zodat de Blikkenburger wetering, waarmee de Groene- weg op de kaart parallel loopt, eenvoudig niet met de Blikken- burger vaart met haar noordwest-zuid oost richting vereenzelvigd kön en mèg worden ! 1 De oplossing van deze puzzie is overigens zeer eenvoudig, want
uiteraard moet men bij de bouw van kasteel Blikkenburg daar ter plaatse de nodige grachten e.d. hebben aangelegd (op een afbeel- ding van Blikkenburg, getekend door R. Roghman, ca. 1640, zien we een vrij brede kasteelgracht rondom het adellijke huis; Kastelen van Utrecht, 4e druk, biz. 28), en trouwens, ook om andere redenen waren er bij een dergelijk versterkt huis verbin- dingen te water nodig. En wóór zou men anders en gemakkelijker dat water vandaan gehaald hebben, dan uit de zo nabij gelegen Blikkenburger vaart 1 - En wat op de kaart van 1571 de Blikken- burger wetering genoemd wordt, dat zal en kön niets anders zijn geweest dan een loodrecht op de Blikkenburger vaart gegraven, daarvan afgetakte waterloop, die dus noordoost-zuidwest liep; het eerste stuk van deze wetering staat wel net niet op de kaart van 1571, maar daarna k ijgen we haar dan toch ter hoogte van kasteel Blikkenburg in het vizier; daar heeft zij de grachten van het kasteel gevoed, en vandaar zien we haar op de kaart eerst naar de eerste haakse hoek van de Blikkenburgersteeg, en dan |
||||
-18-
mèt die steeg mee die hoek bmgaan, maar dan niet (zoals de
steeg) tot aan de Groeneweg, maar zij verliet al iets eerder de Blikkenburgersteeg, knikte bm, de landen van St. Pieter binnen, trok dit gebied over de volle lengte door, en passeerde ten zuid- westen van dit gebied ook de Tiendweg, daarbij vrijwel steeds de richting noordoost-zuidwest volgende (zie pin. 3,5); en ook aan de overkant van de Tiendweg liep haar weg nog weer verder in dezelfde richting, waar zij, in later tijd, ook de buitenplaats Wulperhorst van water heeft voorzien, en ik heb zelfs op meerdere geraadpleegde kaarten sterk de indruk gekregen, dat deze Blikken- burger wetering al van de aanvang van haar bestaan af als ver- binding tussen de Blikkenburger "vaart" en in ieder geval de Hackwetering, en waarschijnlijk ook zelfs met de Kromme Rijn is geweest. Ik ben onlangs expres nog eens naor Zeist gegaan om daar in dit gebied van de Groeneweg en van wat ik dan nu maar gemakshalve de Blikkenburger wetering zal blijven noemen, wat rond te neuzen, en ik ben wel tot de overtuiging gekomen, dat bij een verdere analyse van de diverse waterlopen in deze om- geving (er zijn er heel wat 1) wel zeer waarschijnlijk de exacte loop van de gezochte wetering van de kaart van 1571 rKiuwkeurig zal kunnen worden vastgesteld. Het is dus nu duidelijk, dat de heer KI. door zijn, door tal van
feiten weersproken identificatie van de Blikkenburger wetering (van de kaart) met de Blikkenburger vaart (in de werkelijkheid), de kaart van 1571 een kwörtslag heeft gedraaid, ten gevolge waar- van alles, wat hij dienaangaande in z'n beide artikelen schreef, en alle conclusies, die hij er uit trok, en niet het minst ook het topografische schetsje, dat hij van zijn opvattingen maakte (KI. I, biz. 23; bij dit artikel pi. 4), zonder meer fictief en foutief zijn geworden. De localisering van het oude huis Blikkenburg (Kl.l, bIz. 17) en van het hiervoor genoemde "wegencomplexje", en dus ook van de Groenewqg , van het land van St. Pieter, en bovendien ook van de voormalige hoeve De Preekstoel, en dus ook van de |
||||
-19-
|
||||||||||||||||||||||
AfpViems* Boven^
|
||||||||||||||||||||||
D>-i«becqse -
|
||||||||||||||||||||||
Preekstoel /
|
||||||||||||||||||||||
1=3
O |
||||||||||||||||||||||
I I
I I I I |
||||||||||||||||||||||
Blikklnb. W.tti-.nj
|
||||||||||||||||||||||
=^
|
||||||||||||||||||||||
De G
|
||||||||||||||||||||||
«-oBne we c
|
||||||||||||||||||||||
Pl.4.
|
||||||||||||||||||||||
Tekening naar de schets van de heer Klootwijk betreffende de
situatie, wanneer zijn oriëntering de juiste zou zijn; vgl. pi. 5, |
||||||||||||||||||||||
-20-
voormalige Ijuitenplaats Schoonoord, die later op het terrein van
de Preekstoel is verrezen, en dus ook van het Lyceum, dan nö terzelfder plaatse staat, en waar de heer KI. als leraar aan ver- bonden is-, het zou allemaal, wanneer we de oriëntering, die de heer KI. van de kaart van 1571 geeft, volgen, ergens anders ge- zocht moeten worden dan waar het in werkelijkheid te vinden is. Het "v^gencomplexje" met de 5 weg-gedeelten en met de 4 haakse hoeken zou, met de visie van de heer KI. op de kaart, niet in noordwestelijke- maar in zuidwestelijke richting van Blikkenburg moeten worden gezocht, d.w.z in de richting van Bunnik; de Groeneweg of Kerkweg zou in de richting van Driebergen gelopen moeten hebben, terwijl de kerkweg uit en naar Driebergen toch al- tijd de gewone Driebergseweg is geweest; en deze laatste weg pro- jecteert de heer KI. pal langs de noordoostkant van het grondge- bied van St. Pieter, waar echter de kaart van 1571 geen vleugje van een aanleiding toe geeft; voorts zouden, met de opvatting van de heer KL, ook de Molenweg en de plaats van de Preekstoel (dus van Schoonoord en van het genoemde Lyceum) op een vol- komen onwerkelijke plaats t.o.v. de kaart komen te staan, zodat ook de mening van de heer KI., dat zijn school midden op het (op de kaart) bovenste gedeelte van het voormalige land van St. Pieter zou staan (en wij hebben wel enigszins de indruk, dat de heer KI. voor die localisering van z'n school nogal geporteerd is), maar ... in het licht van alle hiervóór aangevoerde- en hier- nd alsnog aan te voeren argumenten, zal hij daar toch een keer op terug moeten komen (zie pin. 4, 5). Eigenlijk komt het er op neer, dat de heer KI. al maar door aan het proberen is, om de werkelijkheid naar zijn interpretatie van de kaart te modelleren, hetgeen natuurlijk niet kön; wat wèl kan, dat is: de kaart naar de werkelijkheid modelleren, en dat is zelfs heel erg gemakkelijk en in een wip gebeurd: men draaie de kaart slechts een kwartslag om, en don klopt ineens alles 1 |
||||
-21-
|
||||||
Pl. 5
|
||||||
Schets, naar verschillende kaarten samengesteld, betreffende de
situatie, zcxals wij die in dit artikel gesteld hebben; vgl. pi. 4. De streepjes-lijnen geven de, sinds de Slot-aanleg 1677, v. ge- wijzigde toestand aan. |
||||||
-22-
Het is, dunkt mij, alles bij elkaar, wel een heel merkwaardig
geval, want onze controverse heeft ergens een bijna komisch karakter. Ik heb het echt niet zo bedoeld, en we kunnen het 't best maar een toevallige samenloop van omstandigheden noemen, maar, zonder in een wellis-nietis-sfeer te vervallen, moet ik nu eigenlijk diverse terechtwijzingen, die de heer KI. mij, omdat ik volgens hèm de windroos een kwartslag vooruit gedraaid zou hebben, in z'n tweede artikel deed toekomen, juist andersom aan hèm, om- dat hij volgens mij de windroos een kwartslag terug gedraaid heeft, doen toekomen. Als hij schrijft (KI. II, biz. 3): "Helaas dröóit hij (de schrijver van de desbetreffende passage in mijn boek (I, bIz. 28) de kaart (van 1571) 90 graden", en even verder: "Deze vergissing doet in feite het hele verdere betoog van de schrijver (t.w. over de daar aangesneden kwestie) in het water vallen" -, dan zou ik ditzelfde nu aan hèm kunnen toeschrijven, want niet mijn vergis- sing doet in feite mijn hele betoog-, maar zijn vergissing doet in feite (althans wat dit betreft) zijn hele verdere betoog in het water vallen ! Ik moet zeggen: ik heb het er wel wat moeilijk mee, om dit zo zwart op wit te zetten. Men taxere het dan ook alleen ob- jectief, want subjectief is het allemaal: sans rancune 1 Het gaat mij alleen om de juiste oplossing van een zich aan ons voordoend probleem(pje?). ik ga er nu de, ai enkele keren terloops genoemde twééde kaart
van de ons interesserende landstreek bij halen, t.w. een kaart van 1645, die, in vergelijking met de kaart van 1571, een nog directer-, een nog duidelijker bewijsstuk is, dat de Groeneweg inderdaad de oude kerkweg tussen Zeist en Bunnik is geweest. Deze kaart is, evenals die van 1571, getekend in opdracht van het (in- middels bij de reformatie geseculariseerde) kapittel van St.Pieter, door de landmeter J. van Diepenem (zie pi. 3); ze wordt laewaard in het archief van St. Pieter (R.A. Utr.), nr. 425: kaartboek van St. Pieter, nr. 18. Op deze, voor ons onderwerp ook weer heel belangrijke tekening zien we allereerst, en weer links bovenaan. |
||||
-23-
het huis Blikkenburg, met rechts daarvan het hele grondgebied van
St. Pieter, zij het op beduidend kleinere schaal dan we het hier- vóór op de kaart van Van Berck uit 1571 hadden aangetroffen; en wij houden ons er van overtuigd, dat één blik van de heer KI. op déze kaart hem zal doen erkennen, dat de werkelijkheid anders was en is dan hij het zichzelf en zijn lezers had voorgesteld. Ook hier vinden we weer het "wegencomplexje", dat we op de kaart van 1571 hebben leren kennen. Wat dat "wegencomplexje" betreft, valt het mij op, dat de maten van sommige der weg- gedeelten nogal vrij aanzienlijk verschillen van die op de oudere kaart, van Van Berck. Ik heb niet de moeite genomen, om na te gaan, wie van beide tekenaars in dat opzicht het best uit de bus is gekomen; op beide tekeningen betreft het een (vanuit de eigen- lijke opdracht aan de tekenaar gezien) min of meer bijkomstige randvulling, en ik heb méér kaarten gezien, die in dat opzicht in rxauwkeurigheid tekortschoten. We zien hier voorts, dat de kaart van Van Diepenem van veel wijdere omvang en van veel verdere strekking is dan die van Van Berck, want zowel naar de rechter- kant (naar het zuidwesten) als naar de onderkant van de kaart (naar het noordwesten) zien we in grote trekken, hoe het land van St. Pieter t.o.v. de grotere omgeving gesitueerd was. De Groene- weg zien we hier naar het zuidwesten veel verder dóórgetekend dan op de kaart van 1571; we zien hem hier zelfs de grens met Bunnik overschrijden, waarover hierna meer, maar waar we hier toch graag al bij voorbaat de opmerking bij willen maken, dat de naam Groeneweg op deze kaart van 1645 niet alleen twee keer bij het Zeister gedeelte van de weg wordt vermeld, maar verderop óók bij het Bunnikse gedeelte nog een keer staat geschreven, het- geen er o.i. wel op zal wijzen, dat de naam Groeneweg al da- teert uit de tijd, dat Bunnik nog onder de parochie Zeist ressor- teerde, dus vóór 1200, waarover hierna óók meer. -Al met al is de kaart van Van Diepenem uit 1645 een proef op de som, die ons duidelijk maakt, dat we ons in de exegese van de kaart van Van Berck uit 1571 niet hebben vergist. En ik zou er wat voor óver hebben, wanneer ook de heer KI. het hier mee eens zou zijn. |
||||
-24-
|
||||||
want dan was de kwestie van die verdraaide windrozen tenminste
de wereld uit. Al moet ik daaraan toevoegen, dat er ook overigens nog wel één en ander bij valt op te merken. Maar daarover meer in een tweede artikel over dezelfde materie. |
||||||
(Wordt vervolgd)
|
||||||
-25-
"Dolreberchs hofstede". De naam van deze nu verdv^enen hofstede uit de Middeleeuv/en
komen we voor de eerste maal tegen in het jaar 1388. Waarschijn- lijk was de hofstede ouder want omstreeks 1240 ontmoeten we Bernard de Dolre, ministeriaal van de Bisschop van Utrecht, enkele keren als getuige bij oorkonden die de Bisschop uitvaardigde. Her geslacht de Dolre was blijkbaar in goeden doen. Behalve de bovengenoemde hoeve, groot 36 morgen, bezat het ook elders goederen. In 1355 sprak Jonker Otto van Loer tenminste over: "alsulc goet als ie cofte tieghen Beerndt van Dolre, gheleghen in der Noede". 1). De ligging van "Dolreberchs hofstede" menen we te kunnen bepalen
aan de hand van de volgende charters: 1.19 maart 1388.
"Item her Johan van Rijnesse, ridder, heft opgedragen 4 morgen
eyghens lands, dye gelegen sijn in Cattenbroyck in den kerspel van Seyst, alsoe hi dye daer hadde liggende mit sijnen kin- deren onderdeilt in 8 morgen, daer sijnen kinderen dye helft of toebehort, opstreckende van Dolreberchs hofstede aen den Werswech in Cattenbroec, daer boven noest gelant is her Jan ende sijne kindere vorscreven ende beneden dye nonnen van Vrouwen cl oester" . 2). 2. Johan van Rijnesse, heer van Rijnauwen, had blijkbaar ruzie met
zijn drie zoons. Deze twist werd op 8 februari 1406 beslecht door bemiddeling van o.a. Willem van Abcoude en Vrederic van Draken- borch, die aan de vader het huis Rijnauwen toekenden. Omtrent de zoons kunnen we in het, helaas sterk beschadigde, charter lezen: "Voert zei hem her Johan voerseyt gheven drie morghen lants in Bunnycker gherechte leggende, streckende van Dolreberch.... Voert zei hem her Johan gheven zes ende dertich morghen lants, gheleghen beneden Zeyst, mit eenre hoffstede geheten Dolreberch, des is achte morgen erfpacht van den........ende |
||||
-26-
zes morghen leengoet van den bisschop van Utrecht.
Voert zei hy hem gheven in Cattenbroec tot Zeyst dertien morgen, also als zy gelegen zyn.........." 3). 3. We komen de hierboven genoemde "drie morghen lants in
Bunnycker gherechte" weer tegen in een oorkonde van 1 augustus 1596, maar nu met een nauwkeuriger situering: "drie delen van drie merghen lants gheleghen onder Bunninck
an den Ouver (= Zeisteroever), daer Renes van Moermont het ander vierde deel in competeert" .4). Vergelijken we bovenstaande charters dan concluderen we daaruit,
dat "Dolreberchs hofstede" blijkbaar niet in Cattenbroec gelegen was, maar wel vlak erbij; nl. direct ten noorden van Cattenbroec op de Zeisteroever. En wel daar waar het gerecht Bunnik "an den Ouver" grensde. Nu strekte het gebied van Zeist dat als de Zeisteroever beschouwd
werd zich uit vanaf Rijnouwen tot aan de Kerkhoogte van Zeist. 5). Het gerecht Bunnik grensde, aan de zijde van Cattenbroec, maar op één plaats direct aan de Zeisteroever. Die plaats vinden we in de noordelijke punt van het landgoed de Niënhof, aan de oostzijde van de Grote Laan. Bekijken we bijgevoegd schetskaartje dan zien we dat, ten oosten
van de Grote Laan, het middeleeuwse gerecht Bunnik begrensd werd door de oude Hakswetering en de Kouwenhovense wetering. Aan de overzijde van laatstgenoemde wetering log de Zeisteroever. Het land gelegen langs de Grote Laan werd begrensd door bezit
van het kapittel van St-Pieter. 6). Dat kan dus niet de "drie morghen lants in Bunnycker gherechte" uit de oorkonde van 8 februari 1406 zijn. Deze "drie morghen" moeten we ernaast zoeken, tegen de Hakswetering aan. Dat land grenst nu aan de Vinken- buurt en vroeger aan "Dolreberchs hofstede". Laatstgenoemde hof- stede heeft in de middeleeuwen dus gelegen op de plaats die tegen- woordig wordt aangeduid met de naam de Vinkenbuurt. |
||||
-27-
|
||||||||||||||||||||||||||||
—>**-
. I «I
|
||||||||||||||||||||||||||||
o
|
||||||||||||||||||||||||||||
i^
|
||||||||||||||||||||||||||||
o
|
||||||||||||||||||||||||||||
Haki^etePi-xa
|
||||||||||||||||||||||||||||
o
|
||||||||||||||||||||||||||||
^*n ^'O-'S
|
||||||||||||||||||||||||||||
u
o -e «-
I. «i > i
|
||||||||||||||||||||||||||||
^O
|
^ ^'«/r.
|
|||||||||||||||||||||||||||
'y
|
||||||||||||||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||||||||||||
-28-
De "drie morghen lants in Bunnycker gherechte" zijn er nog steeds.
Terwijl men ze nu als weiland gebruikt heeft men ze vroeger benut als bouwland. Het is duidelijk te zien dot er toen een vijf- tiental "kattenrug"akkers west-oost geperceleerd lagen, aan beide zijden begrensd door een haaks er op liggend "voorhoefd" of "anewende". De akkers werden geploegd met een rug in het midden, zodat ze naar beide zijkanten afhelden terwille van de afwatering. Had de ploeger de voor van de akker ten einde geploegd, kan keerde hij zijn ploegspan op het "voorhoefd". Dit werd dan later afzonderlijk geploegd, waarbij de ploegrichting haaks op die van de vijftien akkers lag. De hooggerugde akkers zijn nu mooi te zien in de zijkant van het
afwateringskanaal van de Zeister Grift naar de Kromme Rijn. Dit kanaal is door de noordoostelijke hoek van het akkercomplex gegra- ven. Dwars door het hele terrein loopt nog een duidelijk zichtbare
laagte, die zich voortzet in de bospartij ten zuiden van het land. Waarschijnlijk het restant van een watertje, daterend uit de periode toen dit land in cultuur gebracht werd, en dat gediend heeft voor de afwatering ervan. Aandacht verdient nog de in de oorkonde van 19 maart 1388 ge-
noemde "Werswech in Cattenbroec". Gezien de ligging van "Dolreberchs hofstede" ten opzichte van Cattenbroek moeten we deze "Werswech" of Dwarsweg zoeken in het noordelijk deel van Cattenbroek tussen de Vinkenbuurt en Zeist in. Merkwaardig is dat op de topografische kaart van 1855 de "Stoet- wegher Thientwech", vanaf de Koelaan richting Odijk lopend, wordt aangeduid als de Dwarsweg. Is het mogelijk dat er vroeger in de cope-ontginning Cattenbroec/
Stoetwegen in noord-zuid richting een Dwarsweg gelopen heeft vanaf de Zeisteroever tot aan de Odijckersteegh, dus vanaf de tegenwoordige Brugakker tot aan de Zeisterweg ? D.R. Klootwijk.
|
||||
-29-
Wie weet waarom ?
In 1977 vond een der leden van de Archeologische Werkgroep van
onze Kring bij een opgraving nabij een 17e eeuwse boerderij enkele scherven van een wit bord. De scherven waren versierd met een blauwe rand van bloemen, die aan tulpen doen denken. Het hart van het bord ontbrak eerst, maar werd gelukkig later ge- vonden. Na zorgvuldig onderzoek, eindeloos geduld, het lijmen van de gevonden delen en het opvullen van de gedeelten, welke nog ontbraken ontstond het bord, waarvan de zwartwit afbeelding dit artikel vergezelt (zie foto). De doorsnee van het bord is 22 cm. Direkt rees de vraag naar de betekenis van de letters op het
bord. De eerste conclusie was, dat het de beginletters konden zijn van de hier in deze omgeving (Schalkwijk) al eeuwen be- kende families: De Wyckerslooth-Walencourt-Van Wateringen- Weerdesteyn en mogelijk ook Wttewael. Het leek de werkgroep verstandig om een kenner van deze families
te raadplegen en wel de heer A. Pastoors. Deze was zo vriende- lijk om verschillende uittreksels van stambomen ter beschikking te stellen. Hij schreef bovendien: "Kunnen de letters op het bordje misschien bedoeld zijn als een aanduiding van een spreekwoord of gezegde, zoals er wel meer op dergelijke bordjes voorkomen en waarvan uit gemakzucht of plaatsgebrek slechts de eerste letters der woorden zijn gebruikt. Ik fantaseerde zoiets als: Ware Wijzen Weten van Weinig Wat. Omdat het bloemmotief mij aan tulpen doet denken heb ik mij afgevraagd of het bordje gedateerd mag worden uit de tijd van de tulpenrage, die omstreeks 1630/40 haar hoogtepunt bereikte". De jaren 1630/40 zijn juist te noemen, omdat er andere scherven
tussen bovengenoemde vondsten werden aangetroffen, die de werk- groep in staat stelden een zogenaamd "Brandewijnkommetje" of "Papkommetje" te maken, dat in de literatuur voorkomt als daterend uit 1630. |
||||
■^'1
|
|||||
-31-
De werkgroep - nog niet tevreden - wendde zich tot Jkvr.M.A.
de Wyckerslooth de Weerdesteyn, van wie de volgende informatie werd ontvangen: "Wij hebben witte aardenwerk borden met blauw bladmotief in de rand en in het midden een kroon met een W er onder. Borden met 5 W's, zoals U tekent, zijn ons niet bekend". De werkgroep zou graag de leden van de historische kring "Tussen
Rijn en Lek" willen vragen of zij antwoord kunnen geven op de vraag over de betekenis van de letters en het motief op het ge- vonden bord. Ook zou het van belang zijn te weten of er elders in "ons" gebied ooit andere exemplaren van dit bord gevonden zijn, Daarom ..........Wie Weet Waarom ? De Archeologische Werkgroep Schalkwijk
p/a F.H. Landzaat Wickenburghselaan 34 Schalkwijk (U). |
|||||
-32-
Bronnen. 1. Inv.Archief der Bisschoppen van Utrecht. no.159.
N .B. de "Noede" lag bij Rhenen. 2. Zie 1 . no. 270 fol. 92
3. Zie 1. no. 118.
4. Inv. fam.Archief de Pesters. no. 220.
5. D.R. Klootwijk. "De Zeisteroever inde
"Middeleeuwen". "Tussen Rijn en Lek", 6e jaargang, 1972. no. 2 en 3. 6. Inv. Archief Kapittel van St-Pieter te Utrecht no. 557.
Zie ook 5. |
||||