TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK 13e jaargang nr. 3 oktober 1979
Redaktie-kommissie: ^
A. Graafhuis, Utrecht, L.M.J. de Keijzer, Houten, F. Maar-
schalkerweerd (eindredakteur), mevr. drs.G. de Nie, Schalk- wijk, G.M. Staal, Odijk. Redaktie-adres:
|
||||||||
Molenpad 3 te Schalkwijk, tel. 03409 - 1580.
Sekretaris der vereniging;
Mevr. T. Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist, tel. 03404-20627
Inhoud van dit blad: f
|
||||||||
1. "De Brinkbrug" te Schalkwijk, door F.H. Landzaat
2. De Vikarie van Bloemestein, door C. Dekker
3. "Kijk op kastelen", redaktie
4. Mededelingen van de redaktie ,, ?
5. Rectificatie ^v?
Lidmoatschap; ƒ 20,- per jaar. Studenten en scholieren ƒ 10,-
per jaar. Postrekening van de penningmeester nr. 21 45 85 t.n.v. de
Rabobank te Houten t.g.v. de rekening van de Historische Kring "Tussen Rijn en Lek", nr. 32.98.07.498 |
||||||||
"De Brinkbrug" te Schalkwijk.
Na ongeveer vijf jaar praten is het thans zover: er zal een
nieuwe brug bij de Brink te Schalkwijk komen ! In het voorlich- tingsboekje, dat enkele jaren geleden werd uitgegeven door de gemeente Houten, werd er reeds melding van gemaakt. Dat het nog zo lang zou duren was blijkbaar niet voorzien. Er zal een nieuwe brug komen die beslist meer bij het karakter van de omgeving past. De brug zal een vernieuwing ondergaan en wordt wederom een brug met ijzeren leuningen. Wederom, want ver vöör de 2e Wereldoorlog bezat Schalkwijk een prachtige brug met ijzeren leuningen zoals wij die kunnen zien aan de grachten van Utrecht. Namens de Archeologische Werkgroep van Schalkwijk ben ik per
kano door de Schalkwijkse Wetering gevaren en heb ik de brug, voor dat die gesloopt werd, grondig bekeken. Naast de gebruike- lijke baksteen vond ik een ingemetselde steen met inscriptie, die als volgt luidt: DE EERSTE STEEN GELEGD
DOOR
JUSTUS HENDRIK JOHANNES HOOFT VAN HUISDUINEN DEN 25 MEI 1849 Met genoemde datum kon ik vaststellen hoe oud deze brug moet
zijn. Echter twee vragen kwamen bij mij op: hoe was het vöör 1849 en
wie was Justus Hendrik Johannes Hooft van Huisduinen ? Justus Hendrik Johannes is helaas maar 10 jaar oud geworden,
maar hij verrichte iets op 25 mei 1849 waar wij nu nog de herin- neringen van terug kunnen vinden in de vorm van deze steen in gemelde brug. |
||||
-2-
Hij was het zoontje van de toenmalige burgemeester Aloysius
J.E. Hooft van Huisduinen. In gedachten zien wij dit parmantig mannetje met de troffel in de hand knoeien met cement. Luid applaus van de omstanders en de brug kan betreden worden ! Om de andere vraag enigszins te kunnen beantwoorden was het de
moeite waard een bezoek te brengen aan het Rijks-Archief afd. Prentenverzameling, waar ik op een vriendelijke wijze werd ge- holpen door het doolhof van plattegronden, prenten, afbeeldingen en wat nog meer zij. Bij het bestuderen van een plattegrond in het Bezittingenboek van
Oud-Munster biz. 94/95 R.A.U. 933 gedateerd 1620 bleek mij, dat zich toen reeds een brug voor de toenmalige Brink bevond. Ik neem aan dat deze brug van hout gemaakt was. Helaas is dat niet duidelijk waar te nemen. Een andere prent van Schalkwijk laat de hedendaagse Provincialeweg zien. Links bevindt zich een stevige stenen brug waarin een steen met de datum 1626. In de verte zien we de (houten ?) brug voor de Brink liggen. De brug uit 1626 is in 1888 vervangen door een nieuwe. Ook die datum, gehouwen in steen, is nog terug te vinden. Een fraaie getekende prent van de Brink en de Herv. Kerk laat nu duidelijk zien hoe de brug er uit zag vöör 1849. |
||||||
Tekening in O. I.-inkt naar
Pronk door L.P. Serrurier. R.A.U., topogr. atlas nr. 949 |
||||||
Een platte lage brug met leuningen met daar achter in alle rust
de Brink zelf. Keren wij terug naar onze eeuw dan zien wij de Brink zoals velen hem nog herinneren uit hun jeugdjaren. Over de brug zien we de smidse en daar achter het vertrouwde beeld van de Hervormde Kerk. |
||||||||
Foto van de Brink te
Schalkwijk uit het begin van deze eeuw. |
||||||||
Ik hoop van harte dat dit laatste beeld weer tot in lengte der
dogen zal terugkomen. F.H. Landzaat
(met dank aan dhr o L. de Keijzer),
|
||||||||
DE VIKARIE VAN BLOEMESTEIN
In de middeleeuwen kende men verschillende soorten kapellen.
De eenvoudigste vorm was het wegkapelletje, slechts bedoeld om een beeld te herbergen met hoogstens ruimte voor een paar kaarsen en meestal teruggaand op een nog primitiever stadium: een houten wegkruis. Daarnaast had men kapellen, die ruimer waren en ge- lovigen konden bevatten, met één of zelfs meer altaren, waarop een kapelaan missen las volgens de bepalingen van degene, die het altaar gesticht had. De kapelaans hadden niets met de ziel- zorg te maken en waren geen onderpastoor, zoals later in de rooms-katholieke kerk het geval werd. Zij werden niet betaald uit het kerkegoed of het pastoorsgoed van de parochiekerk, maar leefden van de opbrengst van hun vikarie, d.w.z. van de goe- deren, die bij de stichting van de mis waren geschonken. Tegen- over het genot van die goederen stond de verplichting van het lezen tot missen voor het zieleheil van de stichter. Vele kape- laans probeerden meer dan één vikarie in bezit te krijgen, want hun inkomsten waren meestal karig. Als hun dit lukte reisden zij rond van het ene dorp naar het andere. Zoals uit de naam al blijkt deed een kapelaan dienst in een ka-
pel, maar dat kon best een ruimte aan de zijkant van een kerk zijn. De meeste vikarieën werden gesticht bij bijaltaren in de parochiekerken. Daarnaast had men dan de kapellen als vrij staande gebouwtjes, meestal in woonkernen van kleinere omvang. De dienst beperkte zich er in de regel tot stille missen, er wer- den geen hoogmissen gecelebreerd, geen dopen bediend, geen huwelijken gesloten, er was geen kerkhof aan verbonden en geen zielzorg. Al deze parochiale rechten bezat de parochiekerk en wanneer men een kapel tot parochiekerk wilde verheffen, werd er van de zijde van de kerkelijke overheid in Utrecht nauwkeurig op gelet dat de gelovigen door het verstrekken van een dubbele dotatie konden instaan voor het onderhoud van het kerkgebouw en het levensonderhoud van een pastoor. |
||||
-5-
De meeste parochiekerken zijn uit zulke kapellen ontstaan en
belangrijke kapellen hadden soms naar analogie van de kerk- meesters een kollege van kapelmeesters voor de materiële organi- satie. Soms was dit het eindstadium van de ontwikkeling en bleef de verheffing tot parochiekerk uit. Voorbeelden van zulke kapel- len met kapelmeesters en een redelijk aantal goederen zijn in het Kromme Rijngebied de kapellen te Dwarsdijk en te Sterkenburg, waar de bewoningskern toch te klein bleek voor een parochie stichting. Deze en andere kapellen zijn na de Hervorming lang- zaam te niet gegaan. De hervormden hadden in het Kromme Rijn- gebied al moeite genoeg hun kerken vol te krijgen, zodat de ka- pellen er overbodig waren. Een kapel, die het niet eens tot aan de Hervorming heeft kunnen
uithouden, is de kapel van Bloemestein in de parochie Honswijk geweest. In de geschiedschrijving is deze kapel praktisch onbe- kend gebleven, zoals trouwens het woonkerntje Bloemestein zelf. Het bevatte het kasteel Bloemestein, de hofstede van die naam en enkele huizen van geringer aanzien. Thans is alleen de hofstede nog over. Het voormalige kasteel dateerde zeker uit de 13e eeuw, want in de vroege 14e eeuw ontmoeten wij reeds een familie, die er haar naam aan ontleende. Zweder van Bloemestein komt voor het eerst in 1313 in de bronnen voor . De vermeldingen van de kapel, die bij het kasteel werd gesticht, zijn uiterst spaarzaam, doch er is een tekst, die ons het een en ander over de opheffing en de lotgevallen van de in de kapel gevestigde vikarie mee- deelt en ook terugblikt in de geschiedenis. Het is een memoran- dum bedoeld voor Gerrit van Culemborg, heer van Culemborg als zodanig ook heer van Honswijk ^. De tekst is onvoltooid, waar- schijnlijk zowel aan het eind als in het begin, want het relaas vangt aan met item. De tekst is bovendien ongedateerd, maar kan gesteld worden op het derde kwart van de 15e eeuw, vermoedelijk de jaren '60. De opsteller ervan is bijna zeker de priester Gerrit Jacobsz., die ook in het stuk - in de derde persoon - voorkomt. De stijl is tamelijk onbeholpen. |
||||
-6-
|
||||||||
De bedoeling van het memorandum is de heer van Culemborg
onder ogen te brengen dat het verstandig is de vikarie van Bloemestein op te heffen en de inkomsten daarvan aan te wen- den ter versteviging van de materiële basis van een vikarie in de parochiekerk van Honswijk, waarvan de priester Gerrit Jacobsz., hoogstwaarschijnlijk kapelaan is. Wij zullen het memorandum op de voet volgen -de integrale tekst wordt als bijlage afgedrukt - en de gegevens hier en daar aanvullen en verduidelijken door bronnenmateriaal van elders. |
||||||||
^ j^
|
||||||||
De kerk te Honswijk. Gezicht op het geruineerde gebouw uit het
Noorden. Kopergravure naor J. de Beyer door H. Spilman. R.A.U., topogr. atlas nr. 782. |
||||||||
-7-
De tekst begint met de mededeling dat enkele inwoners van
Honswijk, te weten Hendrik Trant, Dirk van der Weide en Mechteld, echtgenote van Herman Coevoet, een vikarie van drie gelezen missen per week gesticht hadden in de parochie- kerk van Honswijk. "In voertiden" had dit plaats gevonden, het- geen niet noodzakelijkerwijs lang geleden behoeft gebeurd te zijn. Het meest waarschijnlijk is een datering in het tweede kwart van de 15e eeuw. Welisv/aar komt Hendrik Trant al in 1402 voor 3 - samen met zijn broer Gerrit Trant en hun vader Hen- drik Jansz. -, maar Herman Coevoet wordt pas in 1427 voor het eerst vermeld ^ en Dirk van der Weide in 1435 ^. Voor Hendrik Trant is een datering van de vikariestichting in het tweede kwart van de 15e eeuw zeker niet te laat, want hij komt in 1451 nog voor als schepen van Honswijk . Herman Coevoet leeft nog in 1475 en is dan 77 jaar oud, zodat hij rond 1398 geboren moet zijn . Collator van de vikarie in de Honswijkse kerk was de heer van Culemborg. Hij had dus het recht een priester ter be- noeming als kapelaan voor te dragen bij de kerkelijke overheid in Utrecht. Daarnaast was er, zo zegt het memorandum, binnen de parochie
Honswijk een kapel aan de Lekdijk bij de Bloemesteine Nieuwe weg, gesticht door ridder Jan van Bloemestein, die in de bron- nen voorkomt tussen 1346 en 1363 °. Jan van Bloemestein zal zeker de eerste collator van de vikarie in de kapel geweest zijn en na hem zullen andere leden van zijn geslacht dit voorrecht hebben gehad. Zij hebben het oorspronkelijke stichtingsgoed, dat Jan van Bloemestein in het midden van de 14e eeuw voor de ka- pel bestemd had, aangevuld met minstens één schenking. In 1385 gaven de ridder Zweder van Bloemestein en zijn broer Hendrik aan de kapel een jaarlijkse rente van zes porwl uit vier morgen land in Kanenbroek onder Schalkwijk °. In 1416 droeg de bas- taard Gijsbert van Culemborg twee morgen land in Zijderveld aan de overzijde van de Lek over "tot behoef der paepliker provende der capellen van Blomensteyn" 10. |
||||
-8-
|
||||||||||||
Zeker op het eind van de 14e eeuw was de kollatie van de kapel
al in handen van de heer van Vianen gekomen, want deze be- leende er in 1393 Hubrecht van Ossenstein mee ^ ^ . De belening zal een tijdelijk karakter gehad hebben, want de schrijver van ons relaas noemt in het derde kwart van de 15e eeuw de heer van Vianen weer als collator. Echter, de kapel zelf bestond toen als gebouw al niet meer, want het relaas zegt dat zij "placht te staen", in de verleden tijd. Lange tijd was er maar één mis per week ge- lezen, ten tijde van het relaas ging de "Bloemesteynsche misse" bijna te niet en werd nog slechts zelden gedaan. Blijkbaar is de vikarie, na het verdwijnen van de kapel als gebouw, overgebracht naar de parochiekerk van Honswijk, maar de aangestelde kapelaan Jan van Velde verwaarloosde zijn taak en kwam zijn verplichtingen niet na, terwijl hij toch nog inkomsten had. Die inkomsten trok hij uit land in Honswijk, Schalkwijk en 't Waal, waaruit blijkt dat de twee morgen in Zijderveld na 1416 weer verkocht of geruild moeten zijn. |
||||||||||||
fff #-^ w^m,
|
||||||||||||
Si^jWé:
|
||||||||||||
Detail van een kaart door
J. van Diepenem betreffen- de de hofstede Ter Weide in 't Waal. G.A.U., ar- chief fundatie Ruijsch B.A.I nr. 686. |
||||||||||||
mmf
|
||||||||||||
-9-
De jongere vikarie, gesticht door Hendrik Trant, Dirk van der
Weide en de vrouw van Herman Coevoet, in de kerk van Hons- wijk, floreerde beter. Er werd "veel dienst"gedaan, maar de in- komsten waren te klein voor een kapelaan om van te leven. Hoewel het niet expliciet gezegd wordt, mag men uit het me- morandum opmaken, dat omstreeks 1480 de priester Gerrit Jacobsz. kapelaan van de vikarie was. Gerrit was een broer van één der stichters. Dirk van der Weide. Beiden waren ze geboren in de woonkern Bloemestein en zonen van Jacob Spruyt. Dirk van der Weide is de eerste, die met deze familienaam voorkomt - later de familie Verwey -, en de naam suggereert verband met de hof- stede Ter Weide te 't Waal. Waarschijnlijk is Jacob Spruyt uit Bloemestein verhuisd naar Ter Weide, want in 1435 treedt hij op als schout in 't Waal '2. Hij zegelt dan met hetzelfde wapen dat de familie Van der Weide alias Verwey later zal voeren: een keper met drie baarzen. De priester Gerrit Jacobsz. had als ge- boren Honswijkenoor blijkbaar hort voor zijn vikarie en het is be- grijpelijk dat hij, waar hij de grootste moeite had de eindjes aan elkaar te knopen, met lede ogen zag dat zijn kol lego van de voormalige Bloemesteinse kapel inkomsten trok zonder er nauwelijks iets voor te doen. De schuld daarvan was echter te zoeken bij de collator, de heer van Vianen, die de dienst in de kapel van Bloemestein had laten verslonzen en niet op de plichtsverzaking door zijn kapelaan lette. De priester Gerrit Jacobsz. en zijn broer Dirk van der Weide vatten het plan op om de goederen van de kapel van Bloemestein te kombineren met die van de vikarie in de Honswijkse kerk en voortaan één kapelaan te laten dienst doen. De heer van Culemborg, collator van de florerende vikarie, zou daar weinig bezwaar tegen kunnen maken, maar de heer van Vianen, collator van de Bloemesteinse kapel, moest overreed wor- den met het plan in te stemmen. Nu hadden, zegt het memorandum, de priester en zijn broer het
geluk dat zij bij de heer van Vianen gezien waren, zodat hun missie naar het kasteel van Vianen niet bij voorbaat op onwil |
||||
-10-
zou behoeven te stuiten. Bovendien had zich vroeger in Honswijk
een affaire afgespeeld, waarmee zij op het geweten van de heer van Vianen konden werken en oude lieden uit de streek lieten niet na hen hierop te wijzen. Het was een episode uit de zg. Arkelse oorlog omstreeks 1417 en sommigen van de raadgevers van de afgevaardigden naar Vianen hadden de gebeurtenissen bewust meegemaakt, zoals Jacob Spruyt, hun vader, die al in 1401 als bezitter van land in Honswijk voorkomt '>^, de gebroeders Jan en Huge de Heelt, die in 1420 voorkomen bij een overdracht van grond aan de weg van Bloemestein '^ en Aart Stultink, die om- streeks 1424 een stuk land in Honswijk in leen hield van de heer van Culemborg '^. Het was dan ook een zaak geweest, die de Honswijkenaren jaren lang gesprekstof gegeven zal hebben. De onderzaten van de heer van Vianen waren in de Arkelse oorlog de Lek overgestoken naar Honswijk en hadden 22 of 23 gegoede Honswijkse ingezetenen meegenomen om aan hun zijde aan de oor- log deel te nemen. Maar omdat dezen zich eerst niet zomaar had- den laten vangen en naar de kerk gevlucht waren, had de bende uit Vionen zich niet ontzien deze gewijde plaats te schenden. Door de ramen heen hadden zij zelfs een man op het OLV-altaar doodgeschoten en vervolgens de kerk in brand gestoken. Tenslotte hadden ze nog een schatting geëist bovendien. Weliswaar had de heer van Vianen na de vrede honderd oude schilden betaald als schadevergoeding voor de herbouw van de kerk, maar daar waren de Honswijkse parochianen lang niet mee uitgekomen. De konse- kratie alleen al had vijftig oude schilden gekost en bovendien hadden zij drie jaar zonder kerk gezeten. Nu, 50 jaar na dato, vond men dat de heer van Vianen best nog wat had goed te maken jegens Honswijk. De priester en Dirk van der Weide togen dus naar Vianen om de
heer het gedrag van zijn voorouders nog eens onder de neus te wrijven. Deze was niet gepikeerd, want hij stond hen te woord "myteenen bliden aensichte" Hij was zelfs onder de indruk en "om der onderwisinge wille" stemde hij in met het plan de vikarieën |
||||
-11-
te kombineren. Hij had echter êên voorwaarde. Hij en de heer
van Culemborg zouden om beurten collator zijn en een kapelaan aanwijzen, maar de heer van Vianen zou het eerst aan de beurt moeten zijn. De opsteller van het memorandum oefent een lichte druk uit op de heer van Culemborg nu ook gauw ja te zeggen, want het gaat tenslotte om zijn eigen heerlijkheid Honswijk en de kans bestaat dat de heer van Vianen op het idee komt om de vikarie van de voormalige kapel van Bloemestein, met de daaraan verbonden inkomsten,dan maar over te brengen naar de parochie- kerk van Vianen. Met deze dreiging eindigt het memorandum en daarmee onze bron van wetenschap. Niet helemaal echter. Uit een bericht van een eeuw later kunnen wij de afloop rekonstrueren, In juli 1570 vond er vanuit Utrecht een visitatie plaats van de kerk van Honswijk naar aanleiding van de ongeregeldheden daar in verband met de godsdiensttwisten 'O. Eén van de ondervraag- den is de priester Jan Jacobsz. Louys, kapelaan van het OLV- altaar. Hij bedient, zegt hij, een vikarie van vijf missen per week, waaruit hij 49 florijnen aan inkomsten heeft. Het kollatie- recht van de vikarie behoort aan de heer van Culemborg en aan de heer van Vianen, maar zodanig dat de eerste twee maal achtereen een kandidaat voordraagt en vervolgens de tweede éénmaal. Het voorstel van de heer van Vianen na de opheffing van de Bloemesteinse mis om beurtelings voor te dragen is blijk- baar door de heer van Culemborg overgenomen met de amendering dat hij twee beurten zou krijgen tegen de heer van Vianen één. Overigens is het twijfelachtig dat de vikarie in 1570 nog zo floreerde als ten tijde van Gerrit Jacobsz. (Spruyt), want de kerkmeester van Honswijk deelde de visitatoren mee, dat hij ab- soluut niet weet of de kapelaan dienst doet zoals het behoorde, alleen 'clat die vicarius wel een kanne biers mede drinckt". C. Dekker
|
||||
-12-
1. P.W.A. Immink en A,J. Maris, Registrum Guidonis,
Utrecht 1969, biz. 101. 2. RA Arnhem, hh. Culemborg, nr. 1787 (cartularium ƒ °157^,
158. 3. RA Utrecht, Oudmunster, nr. 1292.
4. K. Heeringa, Rekeningen van het bisdom Utrecht, 1378-1573,
I, Utrecht 1926, bIz. 293. 5. Gem.arch. Utrecht, BA I, nr. 948.
6. RA Arnhem, hh. Culemborg, nr. 7900.
7. Ibidem, nr. 6489.
8. Ibidem, nr. 3 (1346 juli 19) en nr. 4(1363 sept. 2).
9. RA Utrecht, dom, nr. 4240.
10. RA Arnhem, hh. Culemborg, nr. 6494.
11. ARA Den Haag, leenhof Vianen, nr. 6 /°47^.
12. Gem.arch. Utrecht, BA I, nr. 948.
13. RA Utrecht, S. Pieter, nr. 1099.
14. Gem.arch. Culemborg, stad, nr. 1411 (37).
15. RA Arnhem, hh. Culemborg, nr. 4772 /°98^.
16. F.A.L. van Rappard en S. Muller Fz., Verslagen van
kerkvisitatiën in het bisdom Utrecht uit de 16e eeuw, Amsterdam 1911, bIz. 199-203, 205, 206. |
||||
-13-
BIJLAGE Van der beneficie tot Honswijck Item dat Henrick Trant, Dirck van der Weide ende Mechtelt,
Herman Coevoets wijff was, hebben in voertiden gesticht een vicarie in der kercken tot Honswijck van drieën missen ter weke, daer die renthen jaerlix off weerdich sijn negendenhalven ouden- schilt off dairomtrent vrijs geltz, uutgenomen heren scattinge. Daer off moet gaen wijn, broet ende kersen, die men op dien altair tot dien missen behoeff, dair Gerit, here tot Culenborch, collatoir off is te geven als sij versterf ende verschijnen sal te geven. Item heer Jan Bloemesteyn, ridder wileneer in langen verleden tiden gesticht heeft in Honswijck een cappelle, die te staen plach aen den Leckendijck bij den Bloemenstenschen nijen weech, dair niet meer dan één misse ter weeke lange tijt toe gestaen en heeft, ende dair die renthen jaerlix aff weerdich sijn omtrent zeven audtschilde vrijs geltz, uutgenomen heren scattinge. Weicke renthen gelegen sijn in Honswick enden in Scaickwick ende int Waell, daer Reynolt, here tot Brederoede up deze tijt collatoer ende a) ghifter aff is, als sij verschijnen sal! te geven ende een wijl tijts geweest heeft nae uutwijsinghe der presentatie, die heer Jan van Velde, besitter der seIver cappelrien in dezer tijt, heeft laten zien ende lesen heer Gerit Jacops. Ende alzoe heer Gerit voirgenoempt ende Dirck van der Weide, gebroders, geboeren zijn van Blomensteijn ende sij redelicke weel gesien sijn ende gehoer hebben bi den heere van Brederoede ende mede dat die Bloemensteynsche misse bijnae te niet gaet ende selden gedaen weert. Ende dat die vicarie voirsz., dair Gherit, heer tot Culenborch, collatoer off is, dat die veel dienst heeft ende luttel renthen, alsoe dat daer gheen priester up leven en mach, ende dair oeck well bijwijlen bij onweder ende bij groten water ende bij quaden wegen gebreck in valt, dattie missen nyet volcomelick gedaen en werden, ende te sorgen is dat om lanck noch meere gebreke in vallen mochten. Soe hebben heer Gherit ende Dirck |
||||
-14-
voirsz. uut warochtigen gehoer dat hem Jacop Spruyt, hoer vader.
Jan die Heelt, Huyghe die Heelt, Aernt Stultinxzone ende meer ander ouder buerluyden in Honswijck, die beleeft hadden den heer van Brederoede bijgebrocht ende onderwesen dat in den oirloghe tusschen Arkel ende Vyanen die van Vyanen quamen up een tijt ende beernden die kerck tot Honswijck ende vingen ende namen dair uut XXII off XXIII mannen, die heer Steven off heer Splinter van Loenresloet den heer van Arkel te dienst seynde ende dat die van Eversteyn versuymde, dat sij die luyde niet te tije over en hailde ende aldus liepen sij in die kercke ende die Vyaensche schoten doer die glaise eenen man doot up Onser Vrouwen altair eer sij die kerck aanstoken en vuerden die luyde mede tot Vyanen ende scatten hem groet goet aff, want het waeren goede huys- luyden ende goeder rijcker bouluyde kynder in den Nederstichte. Ende dat heer Henrick, heer van Vyanen, sijn oldevaider, gaff der bueren van Honswijck off hoir kerck weder te doen tymmeren hondert oudtschilde. Mer het costen den bueren van Honswijck vijftich oudtschilde die kerck te wijen. Ende dattet omtrent drie jaer was datmen dair geen dienst en dede. Ende hierom soe baden heer Gerit ende Dirck voirsz. den heere van Brederoede vriende- licke off hij weel doen woude om Godswille ende om sijnre eenre will. Ende hij ende Gherit, heer tot Culenborch, olzoe overge- dragen wouden ende maken êên beneficium van der cappelrien ende van der vicorien voirsz. ende die soude residentie houden ende die nyemant te geven, hij en waer een priester off hij worde priester bynnen jaers naedat hij die ghifte ontfangen hadde, mer hij selve, off waer hij noch geen priester, eenen cappelloen dair te setten, bynnen drie maende naedat hij die ghifte ontfagen hadde. Doer die heere van Brederoede den voirsz. heer Gherit ende Dirck up geantwoert heeft myt vriendelicke woerden ende myt eenen bliden aensichte ende seide dat hij om der onderwisinghe wille voirsz. ende om haere nerstinge vervolginghe ende om haere vriendelicke beden wille dit geern doen woude, behoudelick hem |
||||
-15-
dat hij die irste ghifte geven woude van den beneficio voirgenoempt,
want hij dat oudtse kynt waer ende dat sijn cappelrij mynste dienst hadde ende nyet voel myn renthen en hadde dan die vicarie voirsz. Ende dat dan dairnae Gerit, hier tot Culenborch, die ander 1 ghifte geven soude ende alsoe over dander reyse sij ende hoer nacomelinge te geven durende tot ewigen daighen. Dat Gherit, heer tot Culenborch, goet te doen heeft, want sijn collacy heeft drie missen ende die cappelrie niet meer dan êên misse ende die renthen sijn bijnae even goet. Ende die ghifte ende die wonynge ende die dienst soude te samen gedaen worden in synre heerlicheit ende hij en soude dair genen cost oen leggen. Ende hierom soe bidden heer Gherit ende Dirck voirsz. vriendelick den edelen ende geboertigen Gherit, heer tot Culenborch, hoeren lieven joncheren, off hij desen voirsz. saike woude laten gescien- den om Godswille updat die godsdienst mochte werde vermeerdert in sijnder heerlicheit van Honswijck ende dot sonder lang beraet, misselick off die heere van Brederoede hem oeck ander beraden mocht off onderwesen mocht worden, dat hij die misse en die renthen tot Vyanen toighe. |
|||||
a) Twee maal geschreven in het hs.
|
|||||
-16-
"KIJK OP KASTELEN" De reputatie van onze voorzitter, H.M.J. Tromp, als expert op
het gebied van kastelen (velen al bekend door zijn drie deeltjes "Kastelen langs de Langbroeken Wetering" 1968 - 1972. "De buitenplaatsen van 's Grovenlond" 1975 en "Kasteel Amerongen" 1978) is nu in heel Nederland bevestigd. Onlangs verscheen van zijn hand een populariserende inleiding op het kultuurmonument kasteel in Nederland, vergezeld van prachtige kleurenfoto's. "Kijk op kastelen" behandelt de veranderende funktie van het kasteel in de middeleeuwen en daarna tot in onze tijd; eerst een verschansing, vervolgens een lusthof voor enkelen, totdat het in onze tijd steeds vaker een bestemming kreeg als museum, huis- vesting van een stichting of restaurant, waardoor velen van zijn schoonheid en sfeer kunnen genieten. Er wordt iets verteld over enkele van de meest aantrekkelijke kas-
telen in iedere provincie, geïllustreerd met prachtige foto's, welke genomen zijn in verschillende jaargetijden. Achter in het boek treft men een lijst aan van te bezichtigen kastelen en historische huizen, waarbij ook openingstijden, telefoonnummers en eventuele toegangsprijzen zijn opgenomen alsmede verdere bijzonderheden en vereenvoudigde kaartjes met een aantal kastee I toch ten. Het zou prettig geweest zijn als er ook een register opgenomen was van alle in de tekst genoemde kastelen en huizen, alhoewel de mees- ten toch wel onder de provincie te vinden zullen zijn. Het boek bevat tevens een uitgebreid verhaal over de organisatie en doelstellingen van de Rijksdienst voor Monumentenzorg en een lijstje van verenigingen en stichtingen met adressen, die zich bezig houden met kastelen. Als Historische Kring mogen we onze voorzitter van harte felici-
teren met dit boek, dat ook door zijn kleurrijken geestig taalgebruik het aangename met het leerzame verenigt. Kijk op kastelen geschreven door H.M.J. Tromp, uitgegeven door
Elsevier, 1979, prijs ƒ 32,-. Redaktie
|
||||
-17-
|
||||||
Mededelingen van de redaktie
|
||||||
De eerste twee lezingen van onze kring in het najaar zijn in-
middels gepland: - Donderdag 11 oktober spreekt de heer Bruin van het R.O.B, over
aardev^erk uit Utrecht. De lezing zal plaatsvinden in Houten. - Dinsdag 13 november spreekt de heer Zantkuyl, architect te
Amsterdam, over kleuren en verf in de ambachtelijke architec- tuur. Deze lezing zal in Cothen plaatsvinden. Enige tijd vöór de lezingen ontvangen de leden een uitnodiging
met uitgebreidere informatie. Van 13 oktober tot en met 15 december wordt in het gebouw van
de Gemeentelijke Archiefdienst te Utrecht een tentoonstelling ge- houden, getiteld "De stad ten baat......". Zorg voor en beheer van de Utrechtse archieven en verzamelingen, toegelicht
aan de hand van aanwinsten in de laatste 10 jaar. De bedoeling van de expositie is vooral gericht op de inhoud van de archieven, bibliotheken en prentenverzamelingen, welke in de periode 1969-1979 door de Utrechtse Gemeentelijke Archiefdienst werden verworven. Bovendien is - o.m. via de catalogus - ge- ^^.^ tracht duidelijk te maken hoe de archieven en verzamelingen op '" de beste wijze kunnen worden geraadpleegd en welke mogelijk- heden de bezoeker van de archiefdienst ter beschikking staan. Er wordt in het kader van de tentoonstelling een aantal speciale avondbijeenkomsten gehouden: Dinsdag 6 november 19.30 - P.J.K. van Werkhoven, het genea-
logisch onderzoek en de Utrechtse archieven en verzamelingen, - C.J. de Jong, de geschiedenis van een 300 jaar oud Utrechts bedrijf en de Utrechtse archieven en ver- zamelingen, |
||||||
-18-
Dinsdag 20 november 19.30 - drs. P.D. 't Hart, het demografisch
(of bevolkings) onderzoek en de
Utrechtse archieven en verzame- lingen, - mevr. E. van den Dool, het buurt- |
|||||||
onderzoek^ in Utrecht-Zuid en de
Utrechtse archieven en verzamelingen. Dinsdag 11 december 19.30 - dr. G.T. Haneveld, de geschiedenis van het medisch onderzoek en de
Utrechtse archieven en verzamelingen. Openingstijden: werkdagen lO-ló uur, 's Zaterdags 10-12 uur,
's Zondags gesloten. |
|||||||
Redaktie
|
|||||||
-19-
Rectificatie In het vorige nummer van "Tussen Rijn en Lek" stond onder de
foto op pagina 3 dat deze was ingestuurd door dhr. J. Pieck. Deze foto werd echter ingezonden door dhr. Merkelbach uit Lieshout. |
||||