TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK 13e jaargang nr. 4 december 1979
Redaktie-kommissie:
A. Graafhuis, Utrecht, L.M.J. de Keijzer, Houten, F. Maar-
schalkerv/eerd (eindredakteur), mevr. G. de Nie (wnd. eindred.), G.M. Staal, Odijk. 7 Redaktie-adres:
Molenpad 3 te Schalkwijk, tel. 03409 - 1580.
Sekretaris der vereniging:
Mevr. T. Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist, tel. 03404 - 20627
Inhoud van dit blad:
Nieuwjoarswensch, redaktie
Een Romeinse kruikscherf, door L.M.J. de Keijzer
Het klopje van graf nr. 46, redaktie
Katholieke kerken in Bunnik I, door F. Maarschalkerweerd
Kantonnaal Museum in Wijk bij Duurstede, redaktie
Capita Selecta uit de geschiedenis van het Sticht, redaktie
Lidmaatschap: ƒ 25,— per jaar. Studenten en scholieren
ƒ 12,50 per jaar. Postrekening van de penningmeester nr. 21 45 85 t.n.v. de
Rabobank te Houten t.g.v. de rekening van de Historische Kring "Tussen Rijn en Lek", nr. 32.98.07.498 |
||||
NIEUW JAARSWENSCH
Wat soort van Vis men brengt en welke Schepen varen,
Het rijtuyg dat bevragt de Passagiers en Waaren,
Soo meede 't geen voor nieuws ook aangecomen is,
't Verloorne en de Vond, wy roepen uyt gewis;
En met dees Nieuwen-Jaar u allen zeegen wenschen,
Leefd altoos vergenoegd, in vree met d'Eeven menschen:
Opdat het u welgaa in dees vernieuwde tyd.
En gy dan reeden hebt, met recht te zyn verblyd.
Nieuwjaarslied van de 'U Ed.
Dienaars De Roepers der Stad Nymegen' 1 januari 1774 |
||||||
De heidense Germanen vierden de overgang van het oude naar
het nieuwe jaar met een feestperiode van de zg. Twaalf Nachten. Na de kerstening zette de Kerk Kerstdag aan het begin hiervan en Driekoningen aan het einde; in het midden viel de Romeinse Nieuwjaarsdag 1 januari. Zoals
bij de overgang van ieder jaargetijde doofden de Germanen alle vuren en ontstaken nieuwe door hout op hout te wrijven. Hier- door ontstonden de hier en daar nog gebruikelijke Kerst- en Nieuwjaarsvuren. Omdat men geloofde dat de geesten der doden, die de levenden ten goede of ten kwade konden beinvloeden, in de Twaalf Nachten terug op aarde kwamen, probeerde men om hen met geraas te verjagen. Daarom worden er met Nieuwjaar nu nog schoten gelost, hoorns geblazen en kerkklokken geluid. Het offer dat aan deze geesten werd gedaan werd door de Germanen ver- volgens zelf opgegeten, hoe meer hoe beter, en het werden dus 'smu la vonden'. Cadeautjes geven hoorde ook bij Nieuwjaar: in Engeland en Duitsland werd dit op den duur met de Kerstdag ver- bonden (die toen ook de eerste dag van het Nieuwe Jaar kon zijn |
||||||
in de zg. Kerststijl), in Frankrijk met 1 januari, in Italië met
Driekoningen, en in Nederland met Sint Nicolaas. Het uitdelen van 'wensen' op 1 januari zal dus wel op het Romeinse gebruik teruggaan. Vroeger gebeurde dat o.a. door middel van een lied zoals het hierbovenstaande gezongen door de verschillende gilden en verenigingen in de steden, die er een tegengeschenk voor ont- vingen . In de achttiende en negentiende eeuwen schreven kinderen wel
Nieuwjaarsbrieven aan hun ouders of familie: een berijmde Nieuw- jaarswens versierd met zelfgetekende plaatsjes en bloemen. Deze zijn soms nog tussen oude familie papieren te vinden. (Uit: C.C. van der Graft, Nederlandse Volksgebruiken bij Hoog-
tijdagen, Amsterdam 1947, biz. 7-11; en J.M. Fuchs en W.J. Simons, Shell Journaal van Nederlandse Folklore, zonder plaats of jaar, bIz. 23.) |
||||
Een romeinse kruikscherf met een applicatie.
Ten behoeve van de verbreding van de Rijksweg 12 Utrecht-
Arnhem werden in 1977 graafwerkzaamheden verricht ter plaatse van het voormalige romeinse fort Vechten. De afgegraven grond werd afgevoerd en op enige afstand, ter hoogte van het viaduct over de Mereveldseweg, gestort. Deze grond bevatte een grote hoeveelheid romeins amteriaal, afkomstig van het voornoemde fort Vechten, zoals aardewerk, ijzer, brons en leer. Het gehele jaar 1977 en ook nog daarna is door amateur- archeologen het grondstort doorzocht en werd veel romeinse archeologica verzameld. Opmerkelijk is daarbij de goede kwaliteit van het vondstmateriaal
als ijzer en leer. Een groot deel van de grond is namelijk uitge- graven uit een oude Rijnarm, die vroeger langs het romeinse fort stroomde, en de haven die behoorde bij het romeinse fort. De bodem bestond uit een laag veen, ontstaan door vergane planten- resten, die oxydatie en rotting tegen ging en aldus conserverend werkte. Een bijzondere vondst is een applicatie op een wandscherf, af-
komstig van de schouder van een gladwandige, witte, aardewerk kruik. Het betreft hier een uit de hand gevormd figuurtje, 5 cm. lang
en 5,5 cm. breed, gevormd van dezelfde klei als de kruikscherf. Een moeilijk te omschrijven figuurtje; zo op het eerste gezicht een schildpad, maar het kan ook anders worden gezien. Het lijfje en het kopje vormen één geheel, dat wil zeggen het kopje is uit het zelfde kluitje klei getrokken en gevormd, (zie foto 1) De vier pootjes zijn er met rolletje klei tegenaan gedrukt. Door deze handeling zijn de vingerafdrukken nog duidelijk zicht- baar. Daarna is het figuurtje op de schouder van de kruik gedrukt, waarbij men op de breuk van de scherf kan zien, dat de hechting in het midden beter is geweest dan op de uiteinden van de pootjes, (zie foto 2). |
||||
- 4
|
||||
vooraanzicht.
|
||||
- 5
|
||||||
achterkant.
Moet deze applicatie gezien worden als een versiering? Ik meen
van niet; gezien alle andere versieringen op romeins aardewerk is het figuurtje te grof. Mogelijk zou het een telwerk geweest kunnen zijn, waarbij de pottenbakker bij elke honderdste gedraai- de kruik een figuurtje plakte. Het is ook niet uitgesloten dat het zo maar een grapje van de pottenbakker is geweest. |
||||||
L.M.J. de Keijzer.
|
||||||
- 6 -
Capita Selecta uit de geschiedenis van het Sticht.
De Stichtse Culturele Raad organiseert in maart 1980 op 4 dins-
dagavonden, in samenwerking met de Utrechtse Volksuniversiteit, een lezingenserie over de geschiedenis van het Sticht. 4 maart - periode tot 1000
mw. dr. M. van Winter, wetenschappelijk mede-
werker R.U. Utrecht 11 maart - 11e, 12e, 13e eeuw
dr. C. Dekker, rijksarchivaris in de provincie Utrecht
18 maart - 14e en 15e eeuw
dr. S.B.J. Zilverberg, wetenschappelijk hoofdmede-
werker G.U. Amsterdam 25 maart - 16e en 17e eeuw
drs. H. Leeuwenberg, wetenschappelijk archief-
medewerker Rijksarchief Utrecht. Plaats : Volksuniversiteit, Nieuwegracht 41, Utrecht
Tijd : 20.00 uur
Deelnemersprijs: ƒ 16,— voor 4 avonden
In verband met de grootte van de zaal kunnen 100 personen aan
de serie deelnemen. Leden van Historische Kringen in de provincie Utrecht kunnen
zich opgeven bij de Stichtse Culturele Raad voor de deelnemers- prijs over te maken op giro 17 39 31 of rekeningnummer 21.84.69.136 van de Amrobank in Utrecht t.n.v. Stichtse Cul- turele Raad, Mariaplaats 51 Utrecht, onder vermelding van kur- sus geschiedenis 1980. De ontvangst van het verschuldigde bedrag betekent inschrijving
voor de kursus. Mocht de kursus reeds volgeboekt zijn, dan krijgt U daarvan
bericht en wordt het geld teruggestort. |
||||
Het klopje van graf nummer A6.
|
|||||||||||||||||
(Uit: Grafregister met eigenaars 1751-1752-1803 van de
Hervormde kerk te Bunnik. Algemeen Rijksarchief Utrecht),
|
|||||||||||||||||
No. 46
Waar in begraven zijn |
|||||||||||||||||
1.
|
|||||||||||||||||
1751 D. Heer Hendrikus van den Bogaard ), in
Den 9en December Leven Rooms-Priester te Bunnik.
|
|||||||||||||||||
1753
17en Augustus
1761
1 en September
|
|||||||||||||||||
Mejuffrouv^ de Wed. e. van Krimpen, Moeder
van de Heer Jacobus van Krimpen ^), Rooms- Priester te Bunnik. Eva Spruit, zijnde een Klopje 3)^ gewoond
hebbende op Rhijanuwen. |
|||||||||||||||||
1) Deze was pastoor te Bunnik van 1717 tot aan zijn dood in
1751 . Toen hem in 1736 de statie Laren werd aangeboden, wees hij dit af, omdat hij liever in Bunnik bleef. 2) De opvolger van van den Bogaard was Jac. van Krimpen,
pastoor te Bunnik van 1751 tot 1762. In dit laatste jaar werd hij benoemd te Amersfoort, wat de nodige moeilijkheden heeft opgeleverd met het stadsbestuur van deze plaats. 3) In de 17-de en 18-de eeuw komen er zogenaamde 'Kloppen"
voor. Dit zijn ongehuwde vrouwen die zonder in het klooster te treden een godsdienstig leven leiden en die zorgen voor de priesters, de kerkruimten en het katechismusonderwijs. Ook wordt deze benaming gebruikt voor vrome vrouwen, kwezels. |
|||||||||||||||||
- 8 -
Aantekeningen over de bouw van Katholieke Kerken te Bunnik.
I 1718-1900. Tot de Hervorming vonden de katholieke kerkdiensten in Bunnik
plaats in de kerk aan de Langstraat, welke waarschijnlijk dateert uit de 12-de eeuw. Toen er in 1580 verbodsbepalingen werden uitgevaardigd op de katholieke eredienst, moesten de katholieken hun kerken afstaan aan de hervormden. Desondanks heeft het katholicisme zich in de Kromme Rijnstreek weten te handhaven, hoewel de situatie inprovisatie vereiste; kasteelheren en boeren boden aan rondtrekkenen priesters gelegenheid om de sakramenten te bedienen 1 . Rond het midden van de 17-de eeuw trad er een stabilisatie op,
toende priesters zich in de dorpen vestigden, zodat er vaste staties konden ontstaan. De statie Bunnik - omvattende Bunnik, Vechten, Amelisweerd, Rhijnauwen, Odijk, Werkhoven, Rijsenburg, Driebergen, Zeist en een gedeelte van het huidige Soesterberg - werd bediend vanuit de vaste schuilkerk binnen kasteel Rijnauwen 2. In de jaren 1685, 1809 en 1842 werd het ambtsgebied van de Bunnikse pastoor kleiner door de bouw van kerken in respectievelijk Werkhoven 3, Rijsenburg en Zeist. Het hieruit voortvloeiende ver- lies van inkomsten werd in het geval van Rijsenburg enigszins ver- goed: "De heer Oosthuysen van Rijsenburg. Deze gaf eene obligatie om de kerk of pastoor schadeloos te stellen, voor de oprigting der kerk te Rijzenburg". 4 "Een ellendig laag kerkgebouw" 1718-1845.
De periode van de schuilkerken werd voor Bunnik in 1718 afge-
sloten met de bouw van een kerk in het gehucht Schoudermantel. Over de bouw van de kerk is niets bekend. Voor de periode vanaf 1819 zijn wel gegevens voorhanden en wel doordat toen een subsi- dieregeling van kracht werd voor herstel- en verbouwwerkzaamheden aan roomskatholieke kerken. |
||||
De administratieve neerslag hiervan is voor een groot deel bewaard
gebleven. Op de missive van de Directeur-Generaal voor de R.C. Eeredienst
aangaande deze subsidieregeling reageerde de aartspriester G. van Nooy met een opsomming van gegevens over de toestand waarin de onder hem resorterende kerken zich bevonden. De opgave voor Bunnik, waarschijnlijk opgesteld door de toenmalige pastoor J.L. Banens luidt als volgt: "Bunnik heeft een ellendig laag kerkgebouw, eerder lijkende
na een boerenachterhuis als na een kerk, is zeer laag en be- dompt, de kleine glasroampjes met cosijnen en vensters zijn geheel vergaan, en er moeten dus nieuwe raamde ingezet, de muuren verhoogd en 't dak opgewonden worden, 't welk ten minste wel 10 of 12.CXX) Gl. zal bedragen; de zielen 1500, waaronder veele armen en onvermogenden."5 Op 16 mei 1821 omschreef pastoor Banens de mankementen aan de kerk als volgt: ".......dak zakte op veele plaatsen (,) men kon in de kerk
niet meer zien te lesen ter oorzake der verweerde glasen, de
vloer die in de kerk was bestond in stukken en brokken van plavuysen. Deuren en vensters waren zeer gebrekkelljk....."6
De gebreken werden zo goed en zo kwaad als het ging hersteld,
maar de behoefte aan een beter en groter kerkgebouw bleef. De Barbarakerk aan de Schoudermantel, 1845-1940
Wanneer de plannen voor een nieuwe kerk vastere vormen aannemen
is niet bekend. In de korrespondentie van de aartspriester wordt er op 3 februari voor het eerst melding van gemaakt. ' Het ontwerp voor de kerk is afkomstig van W.J. Vogelpoel, archi- tekt te Utrecht. Het gebouw werd opgetrokken in de zogenaamde stukadoorsgotiek. Het werd een eenvoudige, éénbeukige kerk met kruisribgewelven, rustende op kolonettenbundels. |
||||
- 10 -
Binnen- en buitenafmetingen waren gering.
Nadat er een noodkerk je was gebouwd, verrees de kerk op de-
zelfde plaats als de oude. De bouw werd openbaar aanbesteed en gegund aan P. Kusters, die ingeschreven had voor een bedrag van ƒ. 12.700, —. De bouw werd gefinancieerd uit leningen en schen- kingen. Gasman weet te melden, dat in 1845 door de parochianen ƒ. 6.016,— bijeen gebracht werd, welk bedrag in 1846 en 1847 uitgroeiden tot/. 13.750,--. 8 Reeds op 29 oktober 1845 kon Mgr. Van Wijkersloot het gebouw
inwijden. 9 Om een idee te krijgen van de kapaciteit die de kerk moest
hebben volgen hier enkele gegevens uit het memoriaalboek: "1861 . Gedoopt 38 wettige kinderen en een onwettig kind-
drie huwelijken ingezegend- gestorven 20 personen- aange- nomen 14 kinderen- paaschcommunicanten 706- H.Communieen 4300. 10 Hoewel het verslag in "De Godsdienstvriend" anders doet vermoeden, was de kerk klein en sober. In het voorjaar van 1885 richtte het kerkbestuur dan ook een verzoek aan de aartsbisschop om een machtiging voor de bouw van een dieper en hoger priesterkoor, een sacristie en een kerkkamer. In de kerkvergadering van 4 mei 1885 deelde de pastoor, J. van Dijk mee, dat de machtiging ver- kregen was. 11 Het werd een sierlijk geheel, ontworpen door L.C. Hezenmons, bekend van de restauratie van de St. Jan te Den Bosch tussen 1863 en 1909. 12 Op 21 mei werd het kontrakt met de aannemer opgesteld. W. Kok uit Rijsenburg nam op zich om het oude priesterkoor af te breken en een nieuwe te bouwen, als- mede een sacristie en kerkkamer voor f. 7.199,—. Het werk, dat begin juni werd aangevangen, was reeds eind novem- ber voltooid. Het verhoogde priesterkoor had een groot raamopper- vlak, wat de lichtval in de kerk en daardoor ook de ruimtewerking ten goede kwam. Het aantal zitplaatsen kan bovendien met 100 worden uitgebreid tot 500. Dit aantal werd in 1909 nog met 40 extra plaatsen uitgebreid. |
||||
11 -
|
|||||
Gezicht op de kosterswoning van de R.K. kerk te Bunnik vanaf
de Kromme Rijn gezien. Op de achtergrond de kerk. Potloodtekening door Johonnes de Kruijf + 1935 (R.A. Utrecht, Top. Atl., coll. de Kruijf no. 20) |
|||||
12
|
||||||||
Het interieur
|
||||||||
Zo sober als de kerk aanvankelijk van buiten was, zo sober zal
ze ook van binnen geweest zijn. Een gedeelte van het interieur van de in 1845 gebouwde kerk was afkomstig uit de oude kerk. Het altaar was echter nieuw en werd geschonken door een paro- chiaan, evenals de eikehouten kommuniebank, de koperen kronen en de altaarstukken. ^3 Het in 1845 geschonken altaar werd bij de verbouwing in 1885
vervangen door een stenen altaar met hardstenen trappen en een ijzeren tabernakel. Bovendien kwam er aon weerszijden van het hoofdaltaar een bijaltaartje, de een gewijd aan Maria en de ander aan Jozef. Eén en ander werd ontworpen door H. van der Geld, die als beeldhouwer werkzaam was op het atelier van de architekt Hezemans. |
||||||||
Het interieur van de Barbarakerk.
(Part. coll.) |
||||||||
- 13 -
Speciale vermelding verdient de in 1907 vervaardigde preekstoel,
die in 1940 in een advertentie samen met het altaar en de kom- muniebank te koop v/erd aangeboden. Voor ƒ. 300,— werd de preekstoel verkocht aan de St. Sebastianusparochie te Herpen, al- waar hij nog steeds in de kerk staat. Een beeldhouwer uit Den Bosch, m.i. opnieuw van der Geld, beeldde op de kuip van de preekstoel de vier evangelisten uit, met hun symbolen. Op het klankbord treffen we vier beeldjes aan, te weten Thomas van Aquino, Alphonsus, Franciscus van Sales en Bernardus van Clairvaux, en op de onderkant van het klankbord een geestesduif. |
|||||
F. AAaarschalkerweerd.
|
|||||
- 14 -
1. C. Dekker, Het begon met Vechten, 1976, biz. 61
2. idem.
3. Het oudste stuk uit het parochie-archief te Bunnik betreft
deze, niet vlekkeloos verlopen, scheiding. De vindplaats van de, overigens niet geltiventariseerde, parochiestukken zal worden aangeduid met "Past. Bunnik". 4. Past. Bunnik, Memoriaalboek der parochie van de H. Barbara
te Bunnik (Mem.-boek), p. 10 5. Afgedrukt in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom
Utrecht, deel XXXIX, p. 147 6. R.A. Utrecht, gemeente Bunnik, nr. 2587
7. R.A. Utrecht, archief van de aartspriesters, Registrum
Generale Literarum Acceptarum et Expeditarum, nr. 45 ex. 8. M.J. Gasman, Parochie Bunnik, z.p. 1910, p. 35
9. Volledig verslag in: Tussen Rijn en Lek, 11-de jaarg. nr. 1
10. Past. Bunnik, Mem.-boek, p. 37
11. Past. Bunnik, Notulenboek van kerkvergaderingen 1856-1910
12. H.P.R. Rosenberg, De 19-de eeuwse bouwkunst in Nederland,
Den Haag 1972. p. 99 13. Gegevens over schenkingen ontleend aan Mem.-boek. Naam-
lijst van bijzondere weldoeners, p. 9 tot en met p. 15. Hieruit is de volgende zinsnede 't waard vermeld te worden: " Antonius van Rijn, op den 25 mei uit den militaire dienst
ontslagen, heeft Antonius van Rijn, die de veldslag bij Leipzig (oktober 1813, F.M.) heeft bijgewoond, den 25 Mei 1864 een paar zilveren Ampullen en zilver schenkblad aan de kerk geschonken." |
||||
- 15 -
Kantonnaal en Stedelijk Museum te Wijk bij Duurstede. In "Tussen Rijn en Lek" (jaargang 9, nummer 2/3) wijdde
Dhr. L.C.J.M. Rouppe van der Voort een artikel aan de ope- ning van het Kantonnaal en Stedelijk Museum te Wijk bij Duurstede. De opening van het museum vond op 20 mei 1975 plaats in aanwezigheid van de toenmalige minister van C.R.M./ van Doorn. Nu, na meer dan vier jaar, blijkt dat ook voor dit museum de
tijd niet stil is blijven staan. In de loop der jaren werden er nieuwe archeologische vondsten toegevoegd aan de verzameling, waardoor een uitbreiding van het museum noodzakelijk werd. Hiertoe werd ook de bovenzaal van het museum als expositie- ruimte ingericht. Op 27 april van dit jaar verrichte burgemeester A.C. Houtsma de feestelijke opening. De kollektie.
Het grootste gedeelte van het tentoongestelde materiaal bestaat
uit voorwerpen welke door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek gedurende de laatste twaalf jaar boven de grond zijn gebracht. Naast gegevens over de militatire en economische geschiedenis
van Dorestad, gunt de tentoonstelling ons ook een blik op het dagelijks leven vanaf de romeinse tot de laat-middeleeuwse tijd. Op de benedenverdieping treffen we onder meer een aantal voor- werpen aan uit het dagelijks leven in de 8e en 9e eeuw: glazen speelfiches, een dobbelsteen, f Ilbulae (rijk versierde mantel- spelden), haarspelden, een baard tangetje, barnstenen hangertjes, ijzeren sleutels, benen naalden, een leren schoen, kookpotten, wijnglazen etc. etc. Op de bovenverdieping treffen we verder uit de 12-de en 13-de
eeuw o.a. kannen en potten van verschillend gekleurd aardewerk aan, een steelpan uit de 16-de eeuw, kookpotten en kannen uit de 16-de en 17-de eeuw en een testje uit de 18-de eeuw. |
||||
- 16 -
Naast genoemde sier- en gebruiksvoorwerpen zijn er het opge-
graven wapentuig, het scheepsgereedschap, handwerkgereedschappen en de resten van dieren. Onvermeld mogen ook de zilveren en gouden munten niet blijven. Tot de pronkstukken van het museum behoort een romeinse helm, geschonken door de steenfabriek Roodvoet. Deze en andere vondsten van militaire voorwerpen kunnen een indicatie van de exacte ligging van het romeinse legerkamp Levefanum. Voor hen die geltiteresseerd zijn in de diskussie over de oude loop van Rijn en Lek geeft de bovenverdieping een schat aan informatie. Openingstijden en dergelijke.
Het museum is gevestigd in de Volderstraat 15-17. Het is geopend
op dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag en zaterdag van 10.00 tot 12.30 en van 13.30 tot 16.30 uur. De toegangsprijs bedraagt ƒ. 1,— voor volwassenen en ƒ. 0,50 voor kinderen tot 16 jaar. Op woensdag is de toegang gratis. In het museum is een catalogus te verkrijgen van tentoongestelde voorwerpen, verzorgd door het R.O.B. De V.V.V. te Wijk bij Duurstede is in het museum ge- vestigd en de beheerder, dhr. Lith, oppert desgewenst vele ideeën voor een bezoek aan het mooie stadje, waarbij het museum ook zeker de moeite waard zal zijn. |
||||||
Redaktie,
|
||||||
^..-,
|
||||||