-ocr page 1-
TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
14e jaargang                             nr. 1                            maart 1980.
Redaktie-kommissie:
A. Graafhuis, Utrecht, L.M.J. de Keijzer, Houten, F. Maarschalker-
weerd (eindredakteur), mevr. G. de Nie (wnd. eindred.), G.M. Staal,
Odijk.
Redaktie-fldres:
Molenpad 3 te Schalkwijk, tel. 03409 - 1580.
Sekretaris der vereniging:
Mevr. T. Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist, tel. 03404 - 20627
Inhoud van dit blad:
Jaarverslag van de vereniging, door T. Springer-Stam
Jaarverslag van de archeologische werkgroep, door L.M.J. de Keyzer
Jaaroverzicht van de penningmeester, door A.G. de Wit
Schalkwijk: de geschiedenis van een Stichts dorp,
een bespreking, door G. de Nie
De Utrechtse gemeenten in 1815 in vraag en antwoord:Schalkwijk, redak-
tie
Lidmaatschap:/ 25,— per jaar. Studenten en scholieren
/ 12,50 per jaar.
Postrekening van de penningmeester nr. 214585 t.n.v. de Rabobank te
Houten t.g.v. de rekening van de Historische Kring "Tussen Rijn en
Lek", nr. 32.98.07.498
-ocr page 2-
JAARVERSLAG 1979           ^
I      Ledenbestand
Het was een vruchtbaar jaar voor de vereniging; 39 nieuwe leden
meldden zich aan en slechts 5 leden hebben hun lidmaatschap
beëindigd.
De vereniging telt nu 241 leden.
II     Het bestuur
Op de jaarvergadering van 22 februari 1979 werden de heren De
Wit en Dekker beiden herkozen, de laatste niet meer als voorzitter,
maar als lid van het bestuur, dat vanaf toen als volgt werd samen-
gesteld:
H.M.J. Tromp                               - voorzitter
L. de Keyzer                                   - vice-voorzitter
Mw. T.Springer-Stam                      - Ie secretaresse
Mw. H.A.v.d.Grind-v.Hengstum - 2e secretaresse
A.G. de Wit                                   - penningmeester
C. Dekker                                      - lid
Mw. G.de Nie                                - lid
Het bestuur kwam dit jaar drie keer bijeen. De kascommissie voor
1980 werd gevormd door de heer Groen en mevrouw Toussaint
Raven. Het jaaroverzicht van de penningmeester is elders in dit pe-
riodiek te vinden.
III   Jaarvergadering
Deze bijeenkomst vond plaats op 22 februari 1979 te Odijk en had
een enigzins speciaal karakter: de voorzitter, de heer C. Dekker,
die vanaf de oprichting als zodanig de vereniging heeft geleid, trad
af. Op deze vergadering sprak hij voor de laatste maal als voorzit-
ter de aanwezigen toe en haalde hierbij herinneringen op uit "de
goede oude tijd". Bij de rondvraag werd de heer Dekker door de
vice-voorzitter, de heer L. de Keyzer, toegesproken. Deze memo-
reerde dat de heer Dekker de vereniging heeft zien groeien van 16
tot 209 leden. Ook het gevarieerde programma voor de lezingen is
voor een groot deel het werk van de afgetreden voorzitter geweest.
-ocr page 3-
-2-
Eer kist wijn werd aangeboden als dank voor het vele werk dat de
voorzitter in deze 13 jaar voor de vereniging heeft gedaan. De heer
Tromp nam het voorzitterschap over.
De kascommissie 1979, bestaande uit de heren G. Zwart en O.
Wttewaal, kon zijn goedkeuring hechten aan het beleid van de
penningmeester.
IV Verenigingsprogramma
Na de korte jaarvergadering op 22 februari 1979 te Odijk sprak
Dr. D.P. Blok over: Plaatsnemen als historische bron in het alge-
meen en speciaal voor het zuiden van de provincie Utrecht. Het
gebied tussen Rijn en Lek, aldus begon de spreker, blijkt uit de
bronnen deel te zijn van het gebied Opgoy of Opgoi, genoemd
naar een oude grafelijke versterking in 't Goy. Uit de vele interes-
sante gegevens waarmee de spreker ons liet kennismaken volgen
hier enkele grepen:
de betekenis van plaatsnemen,oorspronkelijk in alle waar-
schijnlijkheid iets concreets, werd vaak in de loop der tijd ver-
geten en de naam zelf vaak ook van klank en spelling veran-
derd in de richting van iets wat men toen wel begrijpen kon;
namen die volstrekt onbegrijpelijk zijn, zijn waarschijnlijk de
oudste.
plaatsnamen eindigend op "burg" wijzen vaak op oude Ro-
meinse versterkingen.
het eerste lid van Dorestathe heeft waarschijnlijk te maken
met "durum": sterkte; Fresiodore: sterkte der Friezen werd
(verplaatst?) misschien Fresionovic.
er zijn namen bestaande uit twee woorden en namen bestaan-
de uit een wortel met een achtervoegsel; deze laatste zijn de
oudste. Voorbeelden: Amerongen, Houten, Bunnik, Loerik,
Odic, Werkconde; ik en ie wijzen misschien op iets Keltisch
dat iacum werd: inghem of ichem (Germaans) zou nooit op c
of k gaan eindigen. Hem namen zijn in de vroegere middel-
eeuwen ontstaan en hiervan zijn er vele in Teisterbant (Bra-
bant) -ook archeologisch - bewaard gebleven. De enige in Op-
goy die bewaard zijn gebleven zijn Oostrum en Westrum; ver-
dwenen namen in Opgoy (alleen nog bekend uit de bronnen)
zijn
Hasehem, Lanthem, en Torrehem. (Doorn?).
-ocr page 4-
-3-
Prof. dr. H. van der Linden hield op 27 maart een lezing in 't Goy
over:
Waterschappen in verleden en heden. Uit de inhoud:
voordat de waterschappen ontstonden behielp men zich door
het bedreigde gebied door dijkjes te beschermen.
De schaarse bewoning van Nederland in de vroege Middeleeu-
wen bevond zich op stroomruggen en natuurlijk hoger gelegen
gebieden: deze waren allen meters hoger dan ze nu zijn. Be-
halve met natuurlijke erosie heeft dit o.a. te maken met in-
klinking door afwatering, later.
met de bevolkingstoename in de 11 - 13e eeuw begon men
land op het water te winnen door inpolderingen, en drainage
en ontginning van het nieuwe gebied. In deze zelfde periode
werd de Zuiderzee (Almere) groter, ten koste van het land, en
waren er weleens vloeden en overstromingen die bepaalde ge-
bieden blijvend onder water zetten. Meer uitgebreide en geor-
ganiseerde zorg voor afwatering en wateroverlast was de taak
van de plaatselijke rechtskringen, soms behartigd door specia-
le afdelingen daarvan: de waterschappen,
in deze tijd ontstonden de groot-waterschappen, soms door de
landsheer ingesteld, soms verenigingen van buren en belang-
hebbenden, die door de landsheer erkend werden, voorzien
van een vertegenwoordiger van het landsheerlij k gezag en het
recht niet alleen om keuren (reglementen) te maken maar ook
om overtreders hiervan te berechten en straffen,
de waterwindmolen, die rond de 15e eeuw in gebruik kwam,
betekende een grote verbetering in het regelen van de wa-
terstand.
in de 16e en 17e eeuw werden natuurlijke meren, alsmede
plassen ontstaan door veenafgravingen, drooggemalen.
in 1841 werd de gerechtelijke bevoegdheid aan de waterschap-
pen ontnomen.
in de afgelopen jaren vindt er een proces van concentratie
plaats: in plaats van 2700 waterschappen heeft Nederland er
nu nog maar 400, welk getal nog kleiner zou moeten worden.
Een primeur was onze eerste lezing in Langbroek op 26 april door
de voorzitter, drs. H.M.J. Tromp over Kastelen aan de Kromme
Rijn en de Langbroekerwetering.
We hoorden dat het gebied tus-
sen Rijn en Lek rijk voorzien is van kastelen met een middeleeuw-
se oorsprong. Binnen een betrekkelijk klein gebied stonden en
staan er vele die uit een ronde of vierkante toren ontstonden.
-ocr page 5-
Het meest duidelijke voorbeeld hiervan is het kortgeleden gerestau-
reerde "Lunenburg" aan de Langbroekerwetering. Hier is de mid-
deleeuwse woontoren in haar oorspronkelijke staat hersteld. Het
bijbehorende woonhuis werd naar een afbeelding van haar 17e
eeuwse voorganger opnieuw gereconstrueerd. Een ander voorbeeld
van een woontoren is "Vuylcoop" in Schalkwijk.
In de loop der tijd is de oorspronkelijke functie van versterkt huis
bij de meeste kastelen verdwenen omdat daar geen noodzaak meer
voor was.
Aangepast aan de behoeften van andere tijden werden ze steeds
meer buitenplaats, dus woonhuis buiten de stad. Bij vele nog
bestaande huizen en kastelen is het middeleeuwse gedeelte onder de
vele latere verbouwingen en veranderingen van buitenaf niet meer
goed zichtbaar. Voorbeelden van oorspronkelijke middeleeuwse
kastelen zijn: Schonauwen, Beverweerd, Sterkenburg, Walenburg,
en Duurstede.
De dagexcursie op zaterdag 26 mei ging dit jaar naar Maastricht,
een oorspronkelijk Romeinse stad gelegen aan de samenvloeiing
van Jeker en Maas, aan de voet van de St. Pietersberg. Met haar
vele fraaie gevels, kerken en andere monumentale gebouwen is
Maastricht stedebouwkundig één der mooiste steden van Neder-
land.
Een volle bus vertrok 's morgens vroeg uit Wijk bij Duurstede
via Cothen, Werkhoven, Odijk en Bunnik om al om 10 uur in
Maastricht te arriveren. Na de ontvangst op het gemeentelijk ar-
chief, waar een kop koffie werd aangeboden, werd een wandeling
door de stad gemaakt. Het stadhuis werd bezichtigd, en later, na
de lunch in het Maaspaviljoen, werd een bezoek gebracht aan de
O.L. Vrouwekerk en de St. Servaeskerk. Het uurtje vrij werd door
de meesten op een van de vele terrasjes doorgebracht.
Na het diner, weer in het Maaspaviljoen, vertrok de bus om 7 uur
zodat een ieder tijdig thuis kon zijn.
Op 11 oktober werd een lezing te Houten verzorgd door de
heer A. Bruyn, medewerker bij de Rijksdienst voor Oudheidkun-
dig Bodemonderzoek, over Middeleeuws aardewerk uit Utrecht, en
meer speciaal over het aardewerk gevonden bij een pottebakkers-
oven op de Lauwerecht uit ca. 1400. Aan de hand van schema's en
vergelijkingen met andere bekende ovens zagen we hoe vanuit het
grondplan van de oven, dat bij de opgraving gevonden was, de he-
le oven werd gereconstrueerd.
-ocr page 6-
De proef op de som bestond uit de ontdekking door de heer Bruyn
op een reis in Zuid Arabië kort geleden van een pottebakkers-oven
van precies hetzelfde type, waarin nog op middeleeuwse wijze pot-
ten werden gebakken. Zijn recontructie van de oven op de
Lauwerecht kwam praktisch overeen met deze nog in bedrijf zijnde
Arabische oven.
In de pauze kon men een aantal potten, waaronder ook die
uit de Lauwerecht, bekijken die tentoongesteld waren door ons lid
mevrouw de Bruin, die hierbij ook uitleg gaf.
Op 13 november te Cothen sprak de heer H. Zantkuyl, archi-
tect verbonden aan het gemeentelijk bureau voor monumentenzorg
van Amsterdam, over Kleur in de ambachtelijke architectuur.
Naast vorm, aldus de spreker, is kleur een van de belangrijkste
aspecten van een gebouw. Voor het uiterlijk is het materiaal van
minder belang dan de kleur. Zo kon men achter een geverfde gevel
een mengelmoes van stenen verhullen.
De kleurstoffen die men nodig had werden verkregen uit na-
tuurlijk materiaal, zoals: zwart door het roeten van een vlam, lam-
pezwart, beenderzwart; wit door het oxyderen van lood (loodwit)
of uit krijtrotsen; indigo is een Indiase plant; rood door het rasp-
sel van een Braziliaanse boom; blauw was een zeer dure kleur om-
dat het gemaakt werd van lapis lazuli; het was dan ook de kleur
van de rijken totdat in 1726 langs chemische weg blauw gemaakt
kon worden. De kleurstoffen werden gemengd met een bindmid-
del, lijm of ei. Na 1550 werd dat lijnolie, rauwe (sterk maar aan
vergeling onderhevig) gemengd met gekookte (minder vergeling
maar ook minder sterk). Ook nu nog wordt dit mengsel gebruikt.
Op de dia's werd duidelijk hoe een dunne verflaag het materi-
aal ondergeschikt kan maken aan het voorstellingsvermogen van
de mens: een huis, een kerktoren, een monumentaal gebouw kre-
gen ieder hierdoor een totaal ander aanzicht.
Het jaar 1979 werd besloten met een excursie op 15 december
naar het museum Flehile te Amersfoort dat onlangs was gerestau-
reerd en opnieuw ingericht. Voorafgaand aan de rondleiding gaf
drs. B.G.J. Elias, directeur van het museum, een korte uiteenzet-
ting over het wel en wee van het museum in de 100 jaren van zijn
bestaan. Het resultaat van de veranderingen en van de restauratie
is opvallend: de zalen zijn vergroot en de collectie is nu chronolo-
gisch opgezet; de zg. stijlkamer is verdwenen. De historische, zo-
wel als de geologische en archeologische, collectie heeft ieder zijn
eigen afdeling. Dankzij de duidelijke beschrijvingen bij de voor-
werpen een museum om ook nog eens op eigen gelegenheid te be-
zoeken.
-ocr page 7-
V Het periodiek
Het periodiek verscheen vier keer met diverse voor de streek
interessante artikelen. In de redactie kwam enige verandering: de
heer Graafhuis legde na meer dan twaalf jaar het eindredacteur-
schap neer, maar bleef wel lid van de redactie. Het bestuur vond
de heer F. Maarschalkerweerd bereid om vanaf 1 juni 1979 het
eindredacteurschap op zich te nemen. Tijdens zijn afwezigheid
voor een onderzoek in Rome van 1 november 1979 tot 1 juli 1980
wordt het eindredacteurschap door mw. de Nie waargenomen.
IV De archeologische wericgroep
Hun activiteiten zijn uiteengezet in een eigen jaarverslag, dat
hierna volgt.
Tot slot wil het bestuur iedereen danken die door zijn medewer-
king of belangstelling de doelstelling van de Kring, het wekken van
belangstelling voor de geschiedenis van het Kromme Rijngebied,
heeft helpen bevorderen.
T. Springer-Stam
-ocr page 8-
-7-
JAARVERSLAG 1979 VAN DE ARCHEOLOGISCHE
WERKGROEP
De werkgroep heeft tien aktieve leden die in 1979 drie-en-twintig za-
terdagen bijeen zijn geweest. Elf zaterdagen werden besteed aan een on-
derzoek bij de boerderij "Overdam" in Houten. Dit onderzoek bestond
uit het verzamelen van scherven die tijdens graafwerk bij de restauratie
van de boerderij boven de grond kwamen en het determineren daarvan.
Het verslag van dit onderzoek zal in een van de komende periodieken ver-
schijnen.
Op vijf zaterdagen werden terrein-verkenningen gedaan. Hierbij
werd een tot dan toe niet bekende inheemse bewoning uit het begin van
onze jaartelling ontdekt. Deze vondst is aan de R.O.B, gemeld en daarna
geregistreerd. Op verzoek van de Provinciaal Archeoloog, de heer van
Tent, is op vijf zaterdagen graafwerk verricht op het opgravingsterrein bij
Dalenoord in Odijk, waar de R.O.B, een onderzoek heeft gedaan naar de
vroege bewoning in dit gebied.
In oktober ging de werkgroep op excursie naar het Museum voor
Oudheden in Leiden, waar de heer Peddemors op de archeologische afde-
ling een inleiding hield voor de werkgroep. In november werd door bo-
vengenoemde heer van Tent een cursus avond inheems aardewerk voor de
werkgroep verzorgd.
Gesterkt met deze kennis hopen wij dat 1980 ook voor de archeologi-
sche werkgroep een goed jaar met veel schervengeluk mag worden!
L. de Keyzer
-ocr page 9-
-8-
JAAROVERZICHT 1979 VAN DE PENNINGMEESTER
Saldo rekening-courant
per 31-12-78
Saldo Spaarrekening
per 31-12-78
Ontvangen Contributies
Ontvangen rente
Ontvangen van de
Gem. Houten subsidie
1978 7723 inwoners
/. 0,01 per inwoner
idem voor 1979
8252 inwoners
(geen subsidie gevraagd)
ƒ.  2.656,43
/.     496,62
ƒ.  3.572,50
ƒ.      61,32
275,—
545,47
171,38
2.201,46
1.241,60
239,50
213,—
212,38
211,05
1.119,30
516.48
Lezingen
Kantoorbehoeften
Zaalhuur
Periodiek
Porto
Boekenbonnen
Gift en afscheids-geschenk
Aandeel excursie Maastricht
Diversen
Saldo rekening-courant per 31-12-79
Saldo Spaarrekening
/. 77,23
/. 82,52
/. 6.946,62
ƒ. 6.946,62
Gaarne overmaking contributie 1980
(zie het saldo per 31-12-1979)
-ocr page 10-
SCHALKWIJK: DE GESCHIEDENIS VAN EEN
STICHTS DORP
Dit is vooral een boek voor de Schalkwijkers zelf. Het geeft een beeld
van de wording en ontwikkeling van het dorp vanaf de ontginning van het
gebied rond 1120-1130 tot en met de situatie van heden. Zoals de auteur in
zijn voorwoord zelf zegt, "misschien is het accent hier en daar te veel ge-
legd op hetgeen zich vooral de laatste tientallen jaren heeft voltrokken"
(p.3). Ten dele komt dit doordat er betrekkelijk weinig over Schalkwijk in
de verschillende archieven bewaard is gebleven, waardoor de geschiedenis
van vroegere eeuwen moeilijk te reconstrueren is.
Maar het is ook een bewuste keuze, omdat het dorp juist de laatste tijd
veel verandering heeft moeten ondergaan die het in "een kwetsbare posi-
tie" heeft doen belanden. Het inwonertal, en daarmee het peil der voor-
zieningen, is achteruit gegaan; indien er geen woningbouw en werkgele-
genheid naar plaatselijke behoefte gaat komen, zal het nog verder achter-
uit gaan.
De bedoeling van dit boek is dus niet alleen om de Schalkwijker te herin-
neren aan zijn geschiedenis als "een redelijk welvarend dorp" met een
traditie van zelfstandig (zo niet eigengereid) handelen ten opzichte van de
overheid, maar ook om hem aan te sporen zich in te zetten voor het be-
houd van het specifieke karakter van zijn gemeenschap. Sinds Schalkwijk
in 1962 in het kader van de administratieve schaalvergroting deel werd
van een samengestelde gemeente Houten, dat daarna ook nog eens tot
sterke uitgroei door de overheid werd aangewezen, voelt de Schalkwijker
zich in zijn dorpsbelangen bedreigd.
De auteur heeft vele jaren gegevens verzameld en hierover soms ook
samen met L.M.J. de Keyzer artikelen geschreven voor ons periodiek (een
overzicht in TRL 13 (1979), nr. 2, blz. 9-10). De schaarse gegevens over
vroegere eeuwen, vaak van gedetailleerde aard, die de auteur heeft weten
te vinden zijn in een duidelijk algemeen historisch kader geplaatst. In
hoofdstuk I, dat de voorgeschiedenis en dorpswording behandelt, wordt
de bodemgesteldheid van het gebied zelfs vrij uitgebreid historisch-
geologisch verklaard en toegelicht. De geomorfologische kaart hierbij is
op zich duidelijk, maar waar men de verschillende grondsoorten moet si-
tueren ten opzichte van bestaande wegen bijvoorbeeld is niet precies te
zien. De naam Schalkwijk en het geslacht van die naam worden in hoofd-
stuk II besproken. De auteur volgt de verklaring van Moerman die hem
terugvoert op de "wijk" (woonplaats) van de bisschop's "Schalk" (die-
naar), een lid van de dienstadel (oorspronkelijk onvrijen) die hier namens
de bisschop, die landsheer was, het bestuur voerde. De boeren-kolonisten
waren echter, volgens de auteur, zeer waarschijnlijk vrijen - een algemeen
patroon bij ontginningen.
-ocr page 11-
PWïVIïnE ÜTRECBT
i« .; ' -.f
*®*'®-                                                                   /7S9Bunfffrs ffOOfnu/onrrs
Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas. Atlas Kuijper, gemeente Schalkwijk, i
-ocr page 12-
PWïVIïnE ÜTRECBT
i« .; ' -.f
*®*'®-                                                                   /7S9Bunfffrs ffOOfnu/onrrs
Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas. Atlas Kuijper, gemeente Schalkwijk, i
-ocr page 13-
-12-
Vervoigens komen het landschap en het karakter van het dorp aan de
orde. Heijmink Liesert toont aan dat de oorspronkelijke harmonie tussen
mens en natuur hier na 1850 in toenemende mate is verstoord als gevolg
van de industrialisatie, de schaalvergroting en mechanisatie van de land-
bouw en de ontwikkeling van het verkeer. Ook het dorpskarakter is hier-
door sterk aangetast, wat nog verergerd werd door het feit dat tot voor
kort "in ongeordend verband" zomaar gebouwd werd (blz. 24). De au-
teur behandelt een reeks recente uitbreidingsplannen die niet uitgevoerd
bleken te kunnen worden (de achtergrondsituatie is op de kaarten niet he-
lemaal scherp genoeg te zien), totdat er in 1976 eindelijk een definitief
plan werd aangenomen om in de naaste toekomst gerealiseerd te worden,
en bestemd alleen voor woningzoekenden in of reeds verbonden met het
dorp. Waterkering en waterlozing worden in hoofdstuk IV behandeld.
Een overzichtskaart van de grenzen der genoemde polders en waterschap-
pen zou hier prettig zijn geweest. Zou eigenlijk - ook voor de rest van het
boek - een uitslaande grote overzichtskaart van de tegenwoordige situatie
achterin, waarop zo veel mogelijk vermeld staat (ook "buurten" en boer-
derijen), niet erg verduidelijkend hebben gewerkt?
St. Canisiusgesticht, aan de Lagedijk te Schalkwijk in 1927.
Collectie Hist. Kring Tussen Rijn en Lek.
-ocr page 14-
-13-
Het gebied van Schalkwijk ressorteerde tot 1528, toen het wereldlijk
gezag van de Utrechtse bisschop over werd gedragen aan de wereldlijke
overheid (toen Keizer Karel V), onder de assistent- en koorbisschop, die
het ook al had toen dit moerassig gebied nog niet ontgonnen was. De
vanouds bewoonde stroken (oeverwallen) langs de rivieren Rijn, Lek en
IJssel vielen onder de aartsdiakenaten van de Utrechtse kapittels van St.
Maarten (de Dom) en St. Marie (niet hetzelfde als Oudmunster, zoals de
auteur op blz. 12 en 37 suggereert; op blz. 97 zegt hij terecht dat Oud-
munster ook wel St. Salvator heet). Verschillende geslachten hebben de
ambachtsheerlijkheid van Schalkwijk bezeten. Er werd recht gesproken
onder voorzitterschap van een schout door de "buren", het zg. huur-
recht. Omdat hierbij kennelijk meer gedronken werd (op kosten van de
partijen) dan recht gesproken, maakten de Schalkwijkers hieraan zelf een
eind: zonder de landsheer om toestemming te vragen stelden ze het sche-
penrecht in. Deze eigengereide daad werd echter door het landsgerecht in
1488 gelegaliseerd. Schalkwijk als gemeente (1811-1962) wordt ook
besproken. Er worden lijsten gegeven van alle bekende schouten, schepe-
nen, gerechtssecretarissen, gerechtsbodes, burgemeester, wethouders en
gemeenteraadsleden.
Sprekend over de bevolking vermeldt Heijmink Liesert dat er alleen
in de achttiende en eerste helft negentiende eeuw een belangrijke influx en
vermenging met de oorspronkelijke "friese" (d.w.z. Noord-Nederlandse)
bevolking is geweest, en wel van Oost- en Zuid-Nederlanders en Westfa-
lers. Is hierover meer bekend? Men vraagt zich af hoe deze mensen hier
kwamen, welke invloed zij hadden en of zij nog in de huidige Schalkwijk-
se geslachtsnamen te herkennen zijn. Het wekt geen verbazing dat de toon
in het dorp tot in deze eeuw door de boeren werd aangegeven. Ook in reli-
gieus opzicht hebben de Schalkwijkers een zelfstandige positie ingeno-
men. Tegen de verbodsbepalingen van de overheid in hebben zij aan het
katholieke geloof vastgehouden, in de zeventiende eeuw een keer zelfs
hun geloof verdedigd door de maarschalk van Utrecht en zijn gevolg met
hooivorken en dergelijken op de vlucht te jagen. Door de bewoners van
de omliggende plaatsen werd hen dan ook de bijnaam "Turken" gegeven,
waarschijnlijk vanwege hun strijdbaarheid. Daarnaast is juist één van de
kenmerken van de Schalkwijkers, volgens Heijmink Liesert, de bereid-
heid samen voor de gemeenschap iets te realiseren. Het dorp groeide van
462 inwoners in 1632 tot 1995 inwoners in eind 1961.
De agrarische bedrijven waren oorspronkelijk akkerbouw bedrijven
die echter, doordat de bodem steeds inklonk ten gevolge van de ontwate-
ring, op den duur op veeteelt over zijn gegaan.
-ocr page 15-
-14-
Uit de percentages betreffende de beroepsbevolking blijkt dat er een dui-
delijke verschuiving in deze eeuw heeft plaatsgevonden, veroorzaakt door
schaalvergroting en mechanisering:
werkzaam in de                    1909           1960
landbouw                            57%           30%
handel, nijverheid                 15%           30%
industrie                                0%           15%
Uit de bespreking van de oorsprong en de benaming van de wegen
blijkt de Lange Uitweg de historische voortzetting te zijn van het oude
pad tussen de vanouds bewoonde Lek- en Rijnoevers (de Rijn schijnt ooit
ook eens langs Houten gelopen en daar bewoonbare oeverwallen achter-
gelaten te hebben). Ook de scholen in Schalkwijk, thans en voorheen,
worden uitvoerig behandeld. Daarna passeren nog de revue de gegevens
die bekend zijn over de vroegere en tegenwoordige gezondheidszorg,
postwezen, bank, brandweer, straatverlichting, elektriciteit, gas- (nog
steeds geen) en watervoorziening en riolering. De geüniformeerde wijk-
verpleegster op de foto op blz. 87 is echter niet Antonia van Zijl maar
Margaretha Uijttewaal.
Hoofdstuk VII dat de geschiedenis van de Schalkwijkse kerken be-
handelt is verreweg het uitvoerigste van het boek. Het geloof, met name
het katholieke geloof, heeft dan ook altijd een zeer grote rol gespeeld in
deze gemeenschap. De oorspronkelijke R.K. (nu N.H.) kerk op de Brink
dateert in zijn oudste stukken (tufstenen fragmenten) uit de dertiende
eeuw. Uit de Middeleeuwen zijn er weinig kerkelijke gegevens overgele-
verd. Na 1580 blijven verreweg de meeste inwoners, gesteund door hun
katholiek gebleven ambachtsheren, de katholieke kerk trouw, zoals blijkt
uit verslagen o.a. van kerkvisitaties. De auteur geeft allerlei details hier-
uit, onder andere dat het geloof in de eerste helft van de zestiende eeuw le-
vend werd gehouden door de bediening van rondtrekkenden, als boer, va-
rensgezel of marskamer vermomde, priesters. Door de schouten fikse be-
dragen toe te stoppen kon dit oogluikend door de overheid worden ge-
duld. Later echter kon men van schuilkerk naar een gewoon, hoewel be-
scheiden, kerkgebouw overgaan. In 1760 werd zelfs een nieuwe gebouwd.
Na 1853 werd Schalkwijk weer een parochie en in 1879 verrees haar door
Tepe ontworpen zg. "kathedraal van het Sticht", gebouwd (begrijpt
men) uitsluitend van de giften uit de parochie, een opmerkelijke prestatie.
De N.H. gemeente blijkt in Schalkwijk nooit een florerende gemeente te
zijn geweest.
^éÜB^
Tyy^^rry.^Jrm^
-ocr page 16-
-15-
Rijksarchief Utrecht.
Topografische Atlas, z.n. Grafkapel familie van Wijkerslooth van
Weerdesteijn, in Schalkwijk (gem. Houten).
-ocr page 17-
-16-
De naam van de architekt van de neo-gotische grafkapel van de huidige
ambachtsheerlijke familie Van Wijkerslooth op het R.K. kerkhof moet
van den Brink (niet Berink) zijn. De kapel was als elegant (voor een uit-
voerige beschrijving ervan zie TRL 10 (1976), nr. 2/3 blz. 1-28) en uit-
zonderlijk bouwwerk wel een plaatje waard geweest. De kerken zijn in
hun vroegere en tegenwoordige staat ruim en mooi afgebeeld.
Vier zeer korte hoofdstukken volgen over de ridderhofsteden Schalk-
wijk en Vuylcoop, de hofstad Blokhoven en het niet nader gequalificeerde
Markenburg. Op het terrein van de laatste werden resten gevonden van
een bewoning in de tweede en derde eeuw, alsmede van een in de vijftien-
de en zestiende eeuw, dit laatste moet een vierkant type middeleeuwse
burcht zijn geweest, waarschijnlijk in het bezit van een lid van het
geslacht van Goye. Het boek besluit met de staten van de bevolking in
1850 en in 1962. Het is een boek dat veel besproken zal worden in het
dorp Schalkwijk en de gemeenschapssolidariteit (zoals ook duidelijk de
bedoeling is) wellicht zal versterken. Ook daarbuiten echter verdient het
aandacht vooral voor zijn behandeling van de dorpsgeschiedenis in de
laatste paar honderd jaar. Misschien dat het niet alleen een uitgebreidere
belangstelling voor, maar ook een verder onderzoek naar historische ob-
jecten in het dorp zal .stimuleren. Voor dit doel was een lijstje met verdere
literatuur over deze omgeving, voorzover aanwezig, prettig geweest; men
kan echter ook al het een en ander in de noten vinden, natuurlijk. Echt
jammer is dat de auteur niet een (beperkt) register en een lijst van illustra-
ties en kaarten aan het boek heeft toegevoegd waardoor allerlei specifieke
zaken sneller en makkelijker terug zouden zijn te vinden. Desalniettemin
blijft dit een boek waar auteur en gemeenschap blij mee kunnen zijn.
G. de Nie.
-ocr page 18-
-17-
De Utrechtse gemeenten in 1815 in vraag en antwoord:
Schalkwijk
(Schalkwijk, Honswijk, Tuil en 't Waal)
Hierna volgt de letterlijke tekst van de antwoorden op 38 vragen (die ver-
kort zijn weergegeven) die in 1815 vanwege het toenmalige Departement
van Oorlog aan de burgemeester middels een vragenlijst werden gesteld.
Deze ingevulde lijsten zijn bewaard gebleven in het provinciaal archief.
(J.G.M. Boon in het gelijknamige boekje, uitgegeven door de Provincie
Utrecht, 1972, blz. 7. De hierna volgende gegevens over de gemeente
Schalkwijk zijn te vinden op blz. 97-99).
1.
Bevolking
1295 zielen
2.
Woonhuizen
221 woonhuizen
3.
Buitenplaatsen
Geenen
4.
Publieke gebouwen
Geenen
5.
Kerken
Drie kerken als:
meerde en eene Roomsch Catholij-
ke
6. Boeren- en arbeiderswoningen
20 groote boerenwoningen, 40
kleine dito en 164 arbeids wonin-
gen
7.     Kazernen, hospitalen
en stallingen
8.     In te kwartieren man-
schappen
Geenen
250 manschappen indier voegen
dat men plaatst in 20 huizen 6
manschappen ieder, 40 huizen van
2 manschappen en 50 van een man
ieder.
120 paarden als 8 stallingen ieder
van 6 paarden, 5 dito van 4 paar-
den, 20 dito van 2 paarden en 12
dito van 1 paard.
9. Te stallen paarden
10. 's Lands magazijnen
Geenen
-ocr page 19-
-18-
11.   Gevangenissen
12.   Beurtschepen en veer-
schuiten
Geenen
Zes beurtschuiten varende van
Schalkwijk naar Utrecht ladende
elk 3 lasten Utrechtse maat, 1)
waarvan de roef daarin zijnde met
15 manschappen kunnen belast
worden.
13. Fabrieken
Geene
14. Ambachtslieden
7 onderscheiden soorten van am-
bachtslieden, als: 5 timmermans-
bazen, 2 wagenmakers, 3 smits, 2
bakkers, 5 kleermakers, 4 schoen-
makers.
P.S. De timmermans oeffenen ook
gelijktijdig het ambacht van metse-
laar uit.
15.   Wegens met een en twee paar-
den
16.   Slachtvee
60 wagens met twee paarden en
twee karren met een paard.
Ossen en koeyen 20, schapen 30,
varkens 50.
17. Molens
Twee wind korenmolens, waarvan
er tevens ook een van pelt.
Lengte 2 uren gaans en breedte 1
uur gaans.
De geheele gemeente wordt bedijkt
door den hogen Leckendijk waar-
van door de gemeente twee polders
ten hunnen lasten hebben, en wel
met namen de Blokhovische polder
en Biestersche polder.
Door de geheele gemeente en wel
van beider zeider van de Schalk-
wijksche wetering.
In de Schalkwijksche wetering wel-
ke uitloopt in de Vaartsche Rijn.
18.   Lengte en breedte van
de gemeente
19.   Naam polders
20. Ligging polders t.o.v. het boe-
zemwater
21. Waarin het boezemwater zich
ontlast
-ocr page 20-
-19-
Eene watermolen
22. Sluizen en watermolens
23. Hoogte waterstand in de winter Tot 2 voeten hoger des winters als
in zomertijden
Bouwland 1300 morgen 2), wei-
land of hooiland 1060 morgen en
bosschen 179 morgen
3300 mudden 3) tarwe, 180 mud-
den rogge, 360 mudden garst, 300
mudden erwten en 200 mudden
boonen.
Grienthoud, hetwelk meest ge-
bruikt wordt tot rijswerken.
Geene.
3300 mud tarwe, 180 mud rogge,
360 mud garst, 300 mud erwten,
200 mud boonen en 390 voeren
hooi. 4)
Van Schalkwijk naar Houten en
wordt omringt door wei- en bouw-
landen, alsmede van Schalkwijk
naar Culenburg, gaat over den ho-
gen Leckendijk, alsmede naar de
Vaart en ook naar Wijk bij
Duurstede, welke wegen ook over
den Leckendijk gaan; deze zijn al-
len door zand bezand en zijn ten
allen tijden bruikbaar. De ordinai-
re breedte dier wegen zijn 18 voe-
ten en afstanden zijn van Schalk-
wijk naar Houten 1 uur gaans
naar Culemburg mede 1 uur naar
Wijk bij Duurstede 2 1/4 uur en
naar de Vaart 1 uur.
De communicatie te water is op
Utrecht en wordt bediend door een
trekschuit waarvoor men een
paard steld.
24. Soorten grond
25. Soorten granen en andere pro-
ducten
26.   Soorten houtgewassen
27.   Soorten delfstoffen
28.   Opbrengst koren en hooi
29.   Wegen
30. Verbindingen te water
-ocr page 21-
-ZO-
BI. Vaardiepte waterwegen
De Schalkwijksche wetering is bij
het droogste van het jaargetey zeer
ondiep, zoodat dezelve bij de
minste vragt onvaarbaar is.
Er bestaan in deze gemeente geene
sluizen.
32. Schulhoogte waterwegen
33. Jaagpaden langs rivieren
enz.
De gehecle rivier is door een jaag-
pad voorzien, doch men is ge-
noodzaakt het trekpaard twee rei-
zen op de pleg der schuit te zetten,
om dezelve van het eene jaagpad
op het andere Ie krijgen.
Voor eerst aan de Waalschc wete-
ring, zijnde nabij de Bongenaar,
aan de Vaartsche Rijn, en ten twc-
de van den Bongenaar, om te ko-
men op het jaagpad van de Vaart-
sche Rijn, naar Utrecht, hetgeen
door de pleg der schuit verrigt
wordt, zooals alsvorens gezegd is.
Van den hogen l.ekkendijk gere-
kend op eene afstand van een half
uur in voornoemd gemeente.
In de Vaartsche Rijn
Cicene
34. Ovcrzetvcrcn
35. Doorwaadbare plaatsen
36.   Rivieren die in zee
uilmondcn
37.   Waar eb en vloed merkbaar
zijn
38.   Bekende hoogste storm-
vloeden
1) 30 hl.
(ieene
2) Vlaktemaal (zoveel land also op een morgen geploegd
kan worden).
Een Rijnlandse - is 0,8516 ha, een Cielderse is 0,318
ha en een Bildtse - is 0,92 ha. Een morgen is veelal
600 roeden, (blz. 148)
3)     1 hl.
4)     Niet in iedere streek dezelfde hoeveelheid; in
Amerongen: 1000 a 1200 pond, in Utrecht 1500 pond
(blz. 154).