-ocr page 1-
TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
14e jaargang                        nummer 3                        september 1980
Redactie-com missie
A. Graafhuis, Utrecht; L.M.J. de Keijzer, Houten; F. Maarschalker-
weerd. Wijk bij Duurstede (eind-redacteur); Mw. G. de Nie,
Schalkwijk.
Redactie-adres (kopij wordt gaarne ingewacht)
Londiniumdreef 55, Wijk bij Duurstede.
Secretariaat van de Historische Kring "Tussen Rijn en Leli"
Mw. T. Springer-Stam, Piatolaan 10, Zeist, tel 03404-20627.
Inhoud van dit nummer
De R.K. kerkgebouwen te Houten na 1798, door L.M.J. de Keijzer.
Hindersteyn in 1856, door H.M.J. Tromp.
Toen en Nu: de Kroonbrug in Tuil en 't Waal.
Nederlandse Historiën, een bespreking.
Lidmaatschap der vereniging, tevens abonnement op dit tijdschrift:
ƒ 25,— per jaar, studenten en scholieren ƒ 12,50 per jaar, over te ma-
ken op rekening nr. 32.98.07.498, t.n.v. de historische Kring "Tussen
Rijn en Lek", Rabobank te Houten (postrek. nr. 214585).
I
-ocr page 2-
-1-
De R.K, kerkgebouwen te Houten na 1798.
Toen in 1^78"door de nieuwe grondwet vrijheid van godsdienst en
de scheiding van kerk en staat een feit werd, hadden de Rooms-
Katholieken van Houten al meer dan 200 jaar — sinds het verbod op de
uitoefening van deze goedsdienst in 1580 - geen eigen kerkgebouw
meer bezeten. Een van hun eerste wensen was toen dan ook om in deze
situatie verandering te brengen.
Onder leiding van de nieuw-gekozen kerkmeesters en gecommit-
teerde - Hermanus van Oostrom, Jan Aartsen van Schalk, Dirk den
Goey, Hendrik Schreuder en Dorus Wennekes (1) ~ werden handteke-
ningen verzameld om hun ledental vast te stellen. In voornoemde
grondwet werd namelijk bepaald dat de godsdienstige groepering met
de meeste leden aanspraak kon maken op het bestaande kerkgebouw.
Begrijpelijkerwijs kon deze regeling niet aangenaam zijn voor de Her-
vormden, die het oude kerkgebouw aan het Plein als hun eigen, recht-
matig bezit waren geen beschouwen. Volgens de katholieken was het le-
dental der Hervormden 295, tegen een eigen ledental van 381. (2)Zelf
schijnen de Hervormden geen duidelijkheid te hebben verschaft om-
trent hun ledental, hetgeen hun minderheidspositie welUcht bevestigt.
Alhoewel de katholieke kerkmeesters de steun van de Schout van Hou-
ten, P. van Engelen, kregen in hun poging de oude kerk weer in bezit te
krijgen, is dit toch door het verzet van de tegenpartij uiteindelijk niet
gelukt.
Om de katholieken het verlies van hun oorspronkelijke kerkge-
bouw te vergoeden hebben de Hervormden echter wel mee gedaan met
het inzamelen van geld dat de eerstgenoemden in staat zou stellen door
aankoop tot een eigen, ander, kerkgebouw te komen (3). Van deze gel-
den kochten de kerkmeesters een boerderij met een boomgaard, groot
50 roeden (± 700 m2), die Barend Scholtus, gehuwd met Johanna van
Schalkwijk, van het kapittel van St. Jan te Utrecht in erfpacht hield,
van hem voor ƒ 500,—. De erfpacht werd afgekocht van het kapittel
voor ƒ 160,—, en hiermee werd de boerderij het vrije eigendom van het
R.K. kerkbestuur.
-ocr page 3-
De hofstede was aan de oostzijde begrensd door bezittingen van het
Convent van Oudwijk te Utrecht, aan de westzijde door grond toebe-
horende aan de oude kerk op het Plein, noordwaarts door de Vlierweg
en zuidwaarts door de Loerikseweg.
De pacht bewijzen die bij de koop aan de kerkmeesters werden
overhandigd gaan terug tot 30 maart 1627. (5) Toen droeg de deken van
het kapittel, wegens het overleden van Jan Sweersen, de erfpacht van
deze hofstede met één hond (d.i. 50 roeden) land — eigendom dus van
het kapittel — over op Teuntgen Jans, dochter van Jan Sweersen. De
erfpacht bestond toen uit een oude gouden "Vrankrijkse schild" en
twee "goede pachtcapoene" (kippen) jaarlijks, te betalen op het feest
van St. Maarten (11 november). Toen Teuntgen Jans stierfin 1687 ging
de erfpacht op 22 augustus over op Jan Willemszoon van Rossum, tim-
merman te Houten. Tweeënvijftig jaar later, op 14 maart 1739, gaf
Hannes Willemszoon van Rossum de erfpacht terug aan het kapittel en
ging deze op 11 april over op Willem Schimmel. Het is niet bekend hoe
lang deze laatste de erfpacht in bezit heeft gehad. Op 18 februari 1783
verscheen Anna Blommen, weduwe van Arie Reumst, voor het kapittel
en stelde de erfpacht van de hofstede in handen van het kapittel met het
verzoek deze op te dragen aan Barend Scholtus. Wanneer Arie van
Reumst de erfpacht had overgenomen wordt niet vermeld. Wel weten
wij dat hij meester-schoenmaker was en in 1757 ouderling van de N.H.
kerk op het Plein te houten.
Na de aankoop van de boerderij ging er op 9 juli 1798 een brief uit
naar de Aartspriester, als hoofd van het Nederlandse zendingsgebied,
waarin de kerkmeesters mededeelden af te zullen zien van verdere aan-
spraken op de kerk op het Plein en zelf voor een kerkgebouw te zullen
zorgen. (6) Namens hun 381 leden verzochten zij de Aartspriester om
een pastoor voor hun nieuwe kerk, en dit werd Antonius van Rossum.
De deel van de boerderij werd binnen korte tijd tot kerk ingericht, en
het woongedeelte tot pastorie. Op 1 november 1^7» werd het geheel in
gebruik genomen en de kerk toegewijd aan de Moeder Gods.
Om ons onbekende redenen vertrok Pastoor van Rossum echter
kort na de inwijding van de kerk naar elders. (7) In zijn plaats kwam
een Capucijner pater, Laetus.
-ocr page 4-
Deze was geboren in 1746 te Hasselt (België) en werd tot priester gewijd
in 1777 in het klooster van zijn orde te Maastricht. In de hoedanigheid
van waarnemer heeft Pater Laetus met Pasen weer kinderen tot de
eerste Communie aangenomen. In het najaar van 1799 vertrok hij en
werd Gerardus van Heerden als pastoor naar Houten gezonden. Hij
stond bekend als een zeer vroom man, maar zijn gezondheid was zwak.
Hij overleed op 11 juli 1807 en werd begraven in het zich in de N.H.
kerk bevindende familie-graf van J.H. Mosch, Heer van Heemstede,
met wie hij zeer bevriend was. (8) Ook de andere katholieke families
waren hun leden op het vroeger katholieke, nu N.H., kerkhof blijven
begraven aangezien er nog geen nieuwe eigen begraafplaats was.
Pastoor H.D. de Wit, geboren te Schalkwijk, werd vervolgens be-
noemd in Houten en bekleedde het ambt van 1807 tot 1816.
Uit deze periode is een overzicht van de inkomsten en uitgaven van
de kerk bewaard gebleven: (9)
inkomsten
uitgaven
1811
ƒ 780,-
ƒ 780,-
1812
ƒ617,-
ƒ 576,-
1813
ƒ 680,—
ƒ660,-
Het tractement van de pastoor bedroeg ƒ 300,— per jaar.
In 1816 verliet Pastoor de Wit de Statie van Houten en Pastoor A.
Geesink werd benoemd in zijn plaats. Deze heeft met grote financiële
moeilijkheden te kampen gehad. Dit blijkt uit een brief van 26 maart
1821 van de Schout van Houten aan de Gedeputeerde Staten van
Utrecht waarin hij verzoekt om een bijdrage in de kosten van reparaties
aan de kerk en de pastorie te Houten. (10) Vroeger, toen staat en kerk
nog niet gescheiden waren, was dit een gebruikelijke gang van zaken ge-
weest. In 1821 was die tijd reeds lang voorbij maar men greep, nood-
gedwongen, weer terug op de oude regeling. De brief maakt duidelijk
waarom: "De kerk heeft geen enkele bron van inkomsten en heeft nog
een schuld van ƒ 2.600,—". Hier wordt gedoeld op het feit dat alle goe-
deren die vroeger aan de katholieke kerk toebehoorden om o.a. in het
onderhoud daarvan en in dat van de pastoor te voorzien met het oude
kerkgebouw mee naar de N.H. gemeente over waren gegaan.
-ocr page 5-
De katholieke kerk moest nu maar zien rond te komen van de contribu-
ties van haar leden. Dit waren er inmiddels wel 650 geworden, maar 5/6
daarvan waren onvermogend.
De Schout heeft toen aan de meester-timmerlieden A. Estoppey en
A. van Hultstein opdracht gegeven om namens het Gerecht van Houten
een raming te maken van de kosten van de nodige reparaties. Deze kwa-
men neer op ƒ 180,— voor de pastorie en ƒ 435,— voor de kerk. Of de
gemeente inderdaad toestemming heeft gekregen om in deze kosten bij
te dragen is echter uit de bewaard gebleven stukken niet meer af te lei-
den. Dat de reparaties verricht zijn blijkt uit de rekeningen hiervoor die
kennelijk betaald zijn, door wie dan ook.
In 1825 vertrok Pastoor Geesink naar Hoogland en werd als vijfde
pastoor benoemd W. van Oostrom. Deze werd geboren in Utrecht en
was vóór zijn benoeming te Houten pastoor in Vreeswijk. Vanaf deze
tijd werd, o.a. door de verbetering van landbouw-methoden, de agrari-
sche produktie verhoogd en het lot der boeren beter. De kerk kwam ge-
leidelijk ook uit haar benarde financiële positie.
Wie zijn de mensen geweest die in deze moeilijke eerste jaren de
katholieke kerk in Houten financieel en anderzins hebben gesteund? In
het parochie-archief is een lijst bewaard gebleven met de namen van de-
genen die in 1798 de Aartspriester om een pastoor verzochten, met ver-
melding van het aantal f>ersonen in hun gezin: (II)
Dirk de Goey
12
perso(o)n(en)
Hermanus van Oostrom
9
M
Jan Aarts van Schaik
12
l>
Dorus Wennekes
4
t
Gerrit van Disselsteegen
4
Jan Dalderop
5
>
Hendrik Schreuder
6
»
Hendrik Wimmen
9
»
Cornelis van Weerdenburg
3
»
Pieter Gradel
3
>
Barend Scholtus
8
>
-ocr page 6-
Jan Cornelis van Rhijn
7
Jan Verwey
6
Paulus Lansing
2
Jan Sturkenboom
12
Antoni Baars
6
Jan van Schalk
7
Jan Janse van Rijn
5
Arle van Schalk
10
Janus van Rijn
10
Steven Scheer
6
Johannes de Haar
7
H. Elbertse
8
Jan Leemkolk
3
Jan Vroonhof
3
G. van Dijk
2
Johannes Schrijvershof
7
Willem Veldhuljsen
11
Nicolaas van der Schouw
12
Evert van Rossum
4
Pleter van Eeywljk
6
Dirk Visser
9
Willem van den Berg
8
Jan Lindeman
5
Frederik Wljndouw
5
Barend Miggels
5
Willem de Goey
7
Jan Rees
3
Willem Ebskamp
14
H. van Wijk
8
Gerrlt van den Berg
7
Jan van den Berg
10
Jan van Rooien
10
Ant van den Hoek
6
H. van Schalk
12
Jannegie van Schalk
1
Wed.van Gerrit v.d. Wel
1
-ocr page 7-
-6-
Frederika Perdoel
Wed.van Wijnand v.d.Wel
Bert Sturkenboom
Dorus Peeterse
Peter Jansen
Hendrik de Kruyf
Geijs Swanink
Gerrit Weerdenburg
Jan Roskam
Dorus van Schaik
Hendrik van den Berg
Evert Pouw
Johannes Vermeulen
IJsbrand van der Wielen
Barend Spliet
Willem van Haaren
Jan van Soest
Jan Winkel
3
1
12
2
1
4
6
2
8
3
1
1
6
2
1
3
4
1
Ook in 1798 werd een aantekening gemaakt van hen die het stoe-
lengeld in de kerk hadden betaald. Daarin komen, naast de hierboven
genoemden, ook nog de volgende personen voor:
Hermanus van Schaik
Jan van Schaik
Jan Frederik van Schaik
Johannes van der Worp
Bastiaan de Bont
Jan Peek
Arie van Rossum
Wouter Hoveling
Toon Uyterwaal
Egbert Uyterwaal
Frederik Bouwman
Hendrik Markus
-ocr page 8-
-7-
Het mag misschien wel opvallend genoemd worden dat, om welke re-
den dan ook, nog maar enkelen van de vermelde namen thans nog in
Houten voorkomen.
Als gevolg van de grotere welstand was de katholieke kerk van
Houten in staat om in de jaren na 1825 het grootste gedeelte van haar
schulden af te lossen.
Toen Pastoor van Oostrom in 1829 vertrok kon zijn opvolger. Pastoor
Cornelis Voorhout, de bouw van een torentje op de schuurkerk aan-
besteden. (12) In de rekeningen van de bouw vinden wij dat het timmer-
werk werd verricht door W. de Graaf, meester-timmerman te Houten,
voor de som van ƒ 250,—. Door de firma Schaap te Utrecht werd het
torentje afgedekt met 42 pond licht Engels bladkoper, voor een bedrag
van ƒ 84,—. Door dezelfde firma werd ook een net torenklokje gele-
verd met een klepel, 89 pond zwaar, voor ƒ 178,—. Voor de koperen
haan op de spits werd ƒ 7,50 betaald. H. Pastoors, meester-smid te
Houten, leverde het ijzerwerk. Hij maakte het kruis voor de toren, een
hamer op de klok (voor het uurwerk), en de klokkestoel, om de klok in
te hangen, voor een totaalbedrag van ƒ 29,—.
In 1829 werd ook de aanleg van een eigen begraafplaats aan-
besteed. Tot die tijd had men, noodgedwongen, gebruik gemaakt van
de begraafplaats rond de N.H. kerk op het Plein, die voor de katholie-
ken gevoelsmatig toch nog steeds de oude katholieke kerk was. Toen er
in 1828 echter geen ruimte meer was om te begraven veranderde deze
zienswijze en liet het gemeentebestuur van Houten de algemene be-
graafplaats aan de Vlierweg aanleggen. Dit was voor de katholieken de
aanleiding om tot een eigen begraafplaats te komen (13); hun doden
konden toch niet in ongewijde grond worden begraven. Men koos hier-
voor een gedeelte van het terrein rond de schuurkerk dat ook thans nog
als begraafplaats in gebruik is. De boeren stelden het zand op hun land,
dat nodig was om het terrein op te hogen, gratis beschikbaar, en de
knechten en dagloners laadden het en egaliseerden het op de nieuwe
plaats.
-ocr page 9-
Op 2 juli 1833 werd de begraafplaats plechtig ingezegend. Ter gelegen-
heid daarvan hield J.G. Wennekendonk, een bekend redenaar en
pastoor te Schoonhoven, een redevoering waarin hij de Houtenaren
prees om hun inzet.
Deze inzet zal zeker ook in belangrijke mate zijn gestimuleerd en
gedeeld door Pastoor Voorhout, tijdens wiens ambtsperiode dit alles
tot stand kwam. Hij verliet Houten na dertien jaar, in het voorjaar van
1843, en werd benoemd te Cabouw, waar hij echter binnen korte tijd
overleed. Als zevende pastoor werd in 1843 benoemd Willem Hendri-
cus Josephus Robert, een geboren Utrechtenaar en een welgesteld man,
die tijdens zijn pastoraat vele schenkingen aan de kerk in Houten heeft
gedaan. Al direct na zijn komst liet hij op zijn kosten de pastorie ver-
groten en de kerk van binnen opnieuw bepleisteren en diverse reparaties
verrichten, (afb. I).
I-
H M
f
ra
aasMaaaa^j^
/^^■rv'' '■■ yé.J..'z:/,„M^,.y„... K„'!.,^..r- ,<.^.- •-> '-.,y
■::^- 7. ^i
Afb.1. Tekening van de tot kerk verbouwde boerderij te Houten op 28
februari 1843. Parochie-archief R.K. Kerk te Houten, Rijksarchief
Utrecht.
-ocr page 10-
In de jaren 1844-45 werd door de pastoor aan de kerk ten geschenke ge-
geven: een geheel nieuw orgel, gemaakt door de firma Maarschalker-
weerd te Utrecht, een communiebank, een tabernakel, en beelden van
Maria en van St. Aloysius vervaardigd door de beeldhouwer P. George
te Utrecht, die in deze periode ook het beeld van St. Jozef en het kruis
op de begraafplaats maakte.
Na 23 jaar onvermoeibaar werkzaam te zijn geweest - een periode
waarin Houten door het herstel van de hiërarchie op 4 april 1855 ook
weer de status van parochie kreeg - vertrok Pastoor Robert in 1866 en
ging in Harmeien wonen, van waaruit hij nog het ambt van deken van
Montfoort vervulde. (14) Bij zijn vertrek deed hij nog vele schenkingen
aan de kerk van Houten van goederen een land dat hij tijdens zijn
pastoraat had aangekocht. (15)
Een van de belangrijkste was een huis en percelen land die grensden aan
de schuurkerk en pastorie. De grond was door hem als tuin aangelegd
en met sier- en vruchtbomen beplant, en een deel was gereserveerd om
- indien nodig ~ de begraafplaats te kunnen vergroten. Het overgrote
deel van het huidige kerkterrein is in feite door hem aangekocht en ge-
schonken.
Op 15 maart 1866 werd Pastoor Robert opgevolgd door Hermanus
Hendricus Bergman, geboren in 1813 te Lemmer en op 12 maart 1840
tot priester gewijd. Voor zijn benoeming te Houten was hij pastoor te
Heerenveen. Bij zijn komst te Houten zal hij misschien niet hebben ver-
moed welk een belangrijke rol hij als bouw-pastoor zou gaan vervullen.
-ocr page 11-
-10-
Afb.2. Eerste schets ontwerp voor de R.K. Kerk te Houten door Alfred
Tepe 1883. Parochie-archief, Zeitschrift für christliche Kunst 1893, nr.
2, biz. 56 e.v.
Immers nog kort daarvoor was de schuurkerk zodanig verbouwd dat
deze als een volwaardig kerkgebouw werd beschouwd. Maar de tijden
veranderden snel en de welvaart steeg, ook op het platteland. Hoe kon
men beter zijn dankbaarheid hiervoor aan God betonen dan door een
bijdrage te leveren aan de kerk? In de vergaderingen van het kerk- en
armbestuur kwam de wens om tot een monumentaal kerkgebouw en
pastorie te komen ook steeds sterker naar voren. In oktober 1882 werd
eindelijk definitief besloten dat, indien er voldoende financiële midde-
len konden worden gevonden, men een nieuwe kerk en pastorie zal
bouwen. (16)
Aan de architect Alfred Tepe werd opdracht gegeven het kerkter-
rein op te meten en om een ontwerp voor een nieuwe kerk te maken.
Het terrein, dat destijds door Pastoor Robert aan de kerk was geschon-
ken, lag ten oosten van de schuurkerk.
-ocr page 12-
■11-
In januari 1883 kwam architect Tepe naar Houten om in de vergadering
van het kerk- en armbestuur met een ontwerptekening aan te geven wat
zijn plannen waren. In een Duits tijdschrift voor christelijke kunst (17)
heeft Tepe later een beschrijving en een afbeelding gegeven van zijn
ontwerp voor de Houtense kerk (afb. 2) en een weergave van het
gesprek dat hij naar aanleiding hiervan met de Houtense pastoor Berg-
man voerde.
"Weet U, Mijnheer Pastoor," aldus Tepe, "dat het ontwerp voor
uw kerk mij hoofdpijn heeft bezorgd? U heeft ƒ 70.000,— ingezameld,
en daar kunt U een prachtige en waardige kerk voor bouwen, maar - U
wenst ook nog een mooie toren."
"Ja," zei Pastoor Bergman, "U moet de toren op de Brink (d.i.
Plein) als voorbeeld nemen".
"Als U er een wilt bouwen die die ouwe jongen op de Brink eniger-
mate het water kan aanrijken (aanreiken)," antwoordt Tepe, "en zoals
ik die op mijn schetstekening heb geplaatst, dan moet U zo diep in de
buidel tasten dat er voor de kerk niet genoeg over blijft. Maar ook het
omgekeerde is voor U niet prettig. Als we een imposante kerk willen
bouwen dan moet U, Mijnheer Pastoor, genoegen nemen met een heel
bescheiden toren, die dan wel eens smal stadspersoon naast een breed-
geschouderd plattelandsmens zou kunnen zijn".
Afb.3. Bouwtekening voor de R.K. Kerk te Houten door Alfred Tepe.
1884. Parochie-archief, idem.
-ocr page 13-
-12-
"Maar hoe zou U mij daar dan in voorlichten?" vroeg de pastoor.
"Wel, heel eenvoudig." antwoordde Tepe, "We plaatsen de toren
niet vóór de kerk, maar er boven op. Daar verdienen wij de hele onder-
bouw mee. Wij plaatsen hem op de vier pilaren voorin het middenschip
van de kerk. Op de vierzijdige onderbouw kan de toren achthoekig
worden opgebouwd. Hierdoor krijgt hij een eigen karakter en wordt hij
niet de rivaal van zijn middeleeuwse kameraad." (afb. 3)
Het gesprek ging daarna verder over de bouw van de pastorie en de
indeling daarvan. De plafonds moesten op de gebruikelijke Nederland-
se wijze met moer- en kinderbalken worden uitgevoerd. Verder werd
bepaald dat in de schouw van de voorkamer een kalkstenen fries, die
men "in de gemeente" had aangetroffen, moest worden aangebracht.
De fries heeft drie medaillons, voorstellende van links naar rechts: een
bisschop, Maria met het Kind, en St. Franciscus. Het is in laat-gotische
stijl uitgevoerd en dateert waarschijnlijk van omstreeks 1600.
Na nog enkele wijzigingen werd het ontwerp als geheel goedge-
keurd en besloten de openbare aanbesteding van de kerk op 6 mei 1884
te doen plaatsvinden. De volgende aannemersbedrijven raamden de
bouwkosten: (18)
Peter Vlasman, Bodegraven                          ƒ 77.700,—
Willem Teelen, Utrecht                                ƒ 72.400,—
Thomes Nieuwboer, Utrecht                         ƒ 70.623,—
J.H. Vos, Utrecht                                        ƒ 69.270,—
G. van Schaik, Utrecht                                ƒ 69.160,—
Jac. Augustinus van Straaten, Utrecht          / 67.355,—
Aan de firma van Straaten, de laagste inschrijver, werd uiteindelijk de
bouw van de kerk en pastorie opgedragen.
Men ging al snel aan het werk: op 2 juli 1884 werd de eerste steen
gelegd. Een document van perkament, voorzien van het zegel der paro-
chie, werd eronder verborgen. Op 21 mei 1885 werd een nieuwe klok
geconsacreerd, en toegewijd aan Maria Hemelvaart. De klok, wegende
1227 kg. en gekocht voor ƒ 2.024,— met nog ƒ 209,30 voor het bijko-
mende ijzerwerk, was een geschenk van een weldoener die onbekend
wenste te blijven.
-ocr page 14-
-13-
Op 16 augustus van hetzelfde jaar werden nog twee klokken geconsa-
creerd. Een, met een gewicht van 640 kg., kostende ƒ 1.156,— plus nog
ƒ 100,— voor het ijzerwerk, was een geschenk van Jan van Schalk,
boer op "het Hoogeland", en werd toegewijd aan St. Johannes de Do-
per. De andere woog 360 kg., kostte ƒ 594,— en ƒ 70,— voor het ijzer-
werk, was een geschenk van Hermanus van Oostrom en werd toegewijd
aan de H.H. Engelen. Op 8 oktober 1885 werd de nieuwe kerk door de
aartsbisschop Mgr. Petrus Mathias Snickers plechtig ingewijd en opge-
dragen aan O.L.V. ten Hemelopneming.
In mei 1886 werd in de vergadering van het kerk- en armbestuur
besloten de oude schuurkerk af te breken en de grond diep om te zetten
en te beplanten. (19) Tevens werd besloten een kosterswoning met een
schuur en een baarhuis aan te besteden. Door tussenkomst van de de-
ken van Montfoort bereikte in augustus 1894 het kerkbestuur een ver-
zoek van de bouwpastoor T. de Braake uit Arnhem voor de oude
preekstoel uit de schuurkerk. Daar men geen andere bestemming voor
deze preekstoel had, werd aan dit verzoek voldaan. Nadat in het voor-
jaar van 1889 het metselwerk voldoende droog en uitgewerkt was werd
aan Willem Mengelberg opdracht gegeven de polychromering in de
kerk te verzorgen. (20) Aan de firma Maarschalkerweerd, die het orgel
van de schuurkerk, dat vanwege de vochtigheid tijdelijk elders was op-
geslagen, indertijd hadden gebouwd, werd opdracht gegeven het orgel
in de nieuwe kerk te plaatsen.
Alhoewel er nadien nog vele schenkingen ter verfraaing van het in-
terieur van de kerk zijn gedaan, willen wij ons verhaal over de katholie-
ke kerkgebouwen te Houten hier voorlopig beëindigen. Grote offers
van vele parochianen hadden het mogelijk gemaakt dat deze mijlpaal in
de geschiedenis van de parochie van Houten werd bereikt.
L.M.J. de Keijzer
-ocr page 15-
-14-
Documentatie
1.  Parochie-archief Rooms-Katholieke Kerk Houten, ongeinventari-
seerd. Rijksarchief Utrecht. (Hierna aangeduid als: Parochie-
archief.) Omslag rekeningen 1798-1820. De spelling van de namen
is aan die van een gelijktijdig opgestelde lijst waarin dezelfde perso-
nen voorkomen (zie noot 2 en 11) aangepast:
Doris werd Dorus, en Schoder werd Schreuder.
2.  Parochie-archief, lijst van parochianen die om een pastoor verzoe-
ken, 1798.
3.  Parochie-archief, verklaring van niet-gebruik van de bestaande
kerk, 1798.
4.  Parochie-archief, rekeningen van de aankoop van het eerste ter-
rein, 1798.
5.  Oud-archief Rijsenburg, oud-nummer 739, nieuw-nummer 730,
Rijksarchief Utrecht.
6.  Parochie-archief, afschrift van een brief gericht aan de Aarts-
priester, 9 juli 1798.
7.  Parochie-archief, inleiding trouwboek 1843-1909 waarin aanteke-
ningen van Pastoor Robert, met een lijst van de pastoors van Hou-
ten in de periode 1798-1843.
8.  Parochie-archief, Doop-, trouw- en begraafregister 1798.
9.  Parochie-archief, rekeningen en verantwoordingen over de kerk-
bouw, 1811-13.
10. Parochie-archief, requesten aan de Gedeputeerde Staten betreffen-
de het zielental, de geldelijke toestand en enige reparaties, 1821.
-ocr page 16-
-15-
11.  Zie noot 6.
12.  Parochie-archief, rekeningen over de bouw van de toren, 1829.
13.  Parochie-archief, bewijzen van oprichting en inwijding van het
kerkhof, 1833.
14.  Parochie-archief, Notulenboek 1856-1903 van de vergaderingen
van het kerk- en armbestuur, blz. 19, 18 maart 1866.
15.  Parochie-archief, Register memoriaal, hoofdstuk II, fol. 5.
16.  Parochie-archief, Notulenboek 1856-1903, oktober 1882.
17.  Parochie-archief, Zeitschrift für christliche Kunst 1893, nr. 2, blz.
56 e.v.
18.  Parochie-archief, Notulenboek 1856-1903, aanbesteding van de
bouw van de nieuwe kerk, 6 mei 1884.
19.  Parochie-archief, Notulenboek 1856-1903, april 1886, besluit tot
openbare aanbesteding van de afbraak van de oude kerk en pasto-
rie op 4 mei 1886, en de voorbereiding van de bouw van de kosters-
woning.
20.  Parochie-archief, Notulenboek 1856-1903, maart 1889, blz. 108.
-ocr page 17-
■16-
\
fiiiUDJUuncui
Kaart van de Ridderhofstad Hindersteyn door J.L. Bernhardi, 1856.
Centrale Bibliotheek Landbouwhogeschool Wageningen, Speciale Col-
lecties, nr. 01.401.01
Hindersteyn in 1856.
Korte tijd geleden kwam de inventarisatie van de z.g. Springer col-
lectie, een onderdeel van de Speciale Collecties in de Centrale Biblio-
theek der Landbouw Hogeschool te Wageningen, gereed. De inventari-
satie van deze unieke verzameling op het gebied van de geschiedenis van
de Nederlandse tuinkunst werd op uitstekende wijze uitgevoerd door
het N.D.B., het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst
te Amsterdam.
-ocr page 18-
-17-
Hierdoor kan nu iedere belangstellende een schat aan kaartmateriaal,
archivalische gegevens en gedrukte werken raadplegen die verzameld
werden door de tuinarchitect Leonard Springer (1855-1940), een zoon
van de kunstschilder Cornelis Springer. Aan de ene kant bestaat deze
verzameling uit tal van documenten, die op de werkzaamheden van
Springer zelf betrekking hebben, zoals park- en tuinontwerpen, opme-
tingen van bestaande toestanden en correspondentie, maar anderzijds
vinden wij onder de talloze nummers ook ouder materiaal dat de tui-
narchitect op veilingen of via particulieren wist te verwerven.
En vooral dat laatste kan voor de onderzoeker soms echte verras-
singen opleveren, zoals blijkt uit de hierbij afgedrukte "Kaart van de
Ridderhofstad Hinderstein met derzelver Landerijen, in eigendom be-
hoorende aan den Hoog Wel Geboren Heer Philip Julius Baron van
Zuylen van Nyevelt, gelegen in de Gemeente Nederlangbroek. Getee-
kend in 1856 op de Schaal van 1 tot 2500 Ned.e Ellen* door J.L. Bern-
hardi." (afb. 1) Dit
soort kaarten is voor het historische onderzoek van
groot belang, omdat we hier te doen hebben met een echte "moment-
opname", die dus een beeld geeft van de situatie van een terrein op een
bepaald ogenblik. In plaats van bijvoorbeeld een ontwerp, waarbij het
nog maar de vraag is of het werd uitgevoerd, geeft zo'n kaart zoveel
mogelijk exacte informatie, al blijven er voldoende raadsels over.
Als basis voor zijn kaart van Hindersteyn gebruikte Bernhardi het
Kadastraal Minuutplan, de eerste officiële kadastrale kaart die in 1832
grotendeels gereed was; om die reden neemt men meestal 1832 als jaar
van de totstandkoming, maar soms werd een bepaald gebied al enkele
jaren eerder verkend, zoals bijvoorbeeld een gedeelte van de Bilt (1823-
24). Helaas zijn zulke gegevens niet altijd meer te achterhalen.
Het was in de eerste plaats de bedoeling van Bernhardi's kaart om
een overzicht te geven van de bezittingen van de eigenaar van Hin-
dersteyn, Mr. Ph.J. baron van Zuylen van Nyevelt, die het kasteel met
bijbehorend terrein in 1841 gekocht had van G.F. baron van Derfel-
den. Links op de kaart geeft Bernhardi een opsomming van de perceels-
nummers, de soort van eigendom, en vervolgens respectievelijk van ie-
der perceel de grootte, de belastbare waarde, de polder- en dij klasten
en de belastbare waarde na aftrek der Polder- en dijklasten. (zie bijla-
ge).
*men leze: meters                                                                  _..... _
-ocr page 19-
■18-
ffin^Mim ....
Hindersteyn door P.J. Lutgers, litho uit 1866.
In*de laatste kolom staat de belastbare waarde der gebouwen. Ook deze
gegevens zijn ontleend aan het kadaster en gelden wat de belastingen
betreft per jaar.
Onder de lijst van de perceelsnummers vinden we een overzicht van de
haktijd der bossen over de jaren 1851-1855; de hoofdletters A t/m F
corresponderen met dezelfde letters op de kaart, die de bospercelen
aangeven. Zo krijgen wij een goed inzicht in de opbouw van het land-
goed met het gebruik van de grond. Hieruit blijkt dat Hindersteyn rond
1850 vooral van belang was vanwege zijn hout-opbrengst.
-ocr page 20-
19-
Waarschijnlijk moeten wij bij de bossen vooral denken aan essen en ei-
ken hakhout.
Later zou een groot deel van het terrein door boomgaarden in beslag
genomen worden; met name in de tijd van Mr. K. baron de Wij-
kerslooth de Weerdesteyn was Hindersteyn behalve om zijn griendcul-
tuur bekend om zijn fruitbomen.
De kaart van Berhardi geeft ook informatie over de bebouwing en
de aanleg daar rond omheen. Allereerst blijkt het kasteel (nr. 90) zelf
nog grotendeels omgracht te zijn. Het huis moet toen al het neo-
gotische uiterlijk hebben gehad dat wij ook van de litho van P.J. Lut-
gers uit 1866 kennen (afb. 2); waarschijnlijk liep in die tijd de gracht
nog achter het huis langs tot rechts naast het huis; met wat goede wil
kunnen wij dat laatste op de litho van Lutgers zien (vgl. de schuin aflo-
pende walkant). De poort (nr. 92) is hier in twee delen getekend, ver-
moedelijk om de doorgang aan te geven, want blijkens enkele stenen in
de muur is hij gebouwd "anno 1647" en "Renovatum anno 1847". In-
teressant is het kleine vierkante gebouwtje, linksboven de poort in de as
voor het huis getekend; bij de perceelsbeschrijving komt het niet voor.
Misschien gaat het hier om de duiventil, nog in 1911 bij de veiling apart
vermeld? Ook het tuinmans of -baashuis staat al op de kaart (nr. 91).
Dit dateert uit 1851 want volgens een steen met inscriptie heeft "Jonk-
heer J(ohan) A(dolO van Hardenbroek den eersten steen gelegd 31 mei
1851". De oranjerie, die later plaats moest maken voor de grote fruit-
schuur, staat nog niet op de kaart.
Men kon het huis alleen door de poort bereiken; de oprit aan de
noordzijde — nu de enige entree en afgesloten met een smeedijzeren hek
- werd volgens overlevering pas omstreeks 1960 door Mr. K. baron de
Wijkerslooth aangelegd in de plaats van een dennenlaantje dat naar een
houten bruggetje over de wetering leidde. Dat dennenlaantje zal een
onderdeel van de bescheiden aanleg in landschappelijke stijl geweest
zijn. Die aanleg moet omstreeks 1880 plaatsgevonden hebben. Hierbij
werd de gracht rond het huis gedeeltelijk dicht gegooid en gedeeltelijk
vergraven; ook zijn toen de verschillende loofbomen geplant, waaron-
der de prachtige rode beuken en de linde die nu nog het gezicht op Hin-
dersteyn vanaf de wetering bepalen.
-ocr page 21-
-20-
De kaart van Bernhardi geeft ook nog enige informatie over Weer-
desteyn en de Lunenburg. Bij het eerste kasteel, dat nog steeds uit een
losstaande woontoren bestaat, valt onmiddellijk het ingewikkelde
grachtenpatroon op. Bij de Lunenburg doen zich weer enkele onduide-
lijkheden voor. We hebben van dit huis enerzijds een groot aantal
achttiende-eeuwse afbeeldingen, waarop de losse toren staat, met de
boerderij op de voorburcht, die via een poortgebouw te bereiken is. In
deze toestand werd het huis rond 1970 weer gerestaureerd. Volgens de
literatuur is deze toren na 1860, toen Jhr. Mr. Hendrik Frans Karel van
Swinderen het goed erfde, opgenomen in een ruim landhuis, waarvan
Lutgers ook in 1866 een litho maakte. Maar op deze kaart, die al van
1856 dateert, staat duidelijk een huis met uitbouw of bordes ervoor
aangegeven. De vraag doet zich nu voor of wij hier te doen hebben met
het bekende huis, waarvan tot nu toe werd aangenomen dat het van na
1860 zou dateren, of dat er vóór die tijd nog een ander huis gestaan
heeft, waarvan de toren ook deel uitmaakte. Deze mogelijkheid moeten
wij niet uitsluiten omdat Bernhardi, die overigens vrij nauwkeurig te
werk gaat, bij de plattegrond van Lunenburg niet de uitbouw achter het
huis, waarin bij het huis van na 1860 de middeleeuwse toren verwerkt
werd, heeft getekend. Misschien kan nader onderzoek in de toekomst
nieuw licht werpen op dit probleem en verschillende andere vraagstuk-
ken, opgeworpen bij nadere bestudering van deze kaart van J.L. Bern-
hardi van Hindersteyn uit 1856.
H.M.J. Tromp
E. Geytenbeek
-ocr page 22-
-21-
de lijst op dl' Kaart van Rcrnliarüi.
kadasiralc
\(Hirl van
jtri>t>Mc van
hclaslbare
P>'
der- en
bclasihare
halasibare
mimnicrN
ciucnjiini
ieder pcreecl
w
larde van
dijklasien
waarde na
waarde der
ieder perceel
all rek der
jielxiuwen
Pivider- en
diiklasien
m
Rotm lanil
1.47.0,.
f
17,14(7)
1
.18
/
16.46
70
Bi>im- CU
Wfiland
J NI 2(1
f
?.'..'2
f 1.69
ƒ
51.5.1
1 a,-!!! (aK
hoiiMlaiHl)
:';.«i
ƒ
.^.12
ƒ
.20
/
4.92
TV
Ucilaiiil
.'5 4<)
f
9.97
/
.44
ƒ
9,5.1
m
id-
2 IV«1
f
m.45
/ 1.71
f
.16,74
m hls
V.llipsluul
lviN(.-hMalcr)
Sim
f
I.M
f
1,64
«1
HoM.h
2 8«.l(l
!
ft9,l4
ƒ 2.10
f
66,84
*2
ld
7.I17.IK1
r I69,NI
ƒ ?.66
f 164.02
»i
id
2 h7 (¥)
/
M.OS
/2.I4
r
61.94
M
ld
2.111 .10
f
h7.5l
f 2.25
f
65.26
«5
\^ eiland
1 94.20
f
14.9ft
7 1
..'?
f
11,41
Mi
id.
l.79.(«l
f
.12.22
/ 1
,41
f
.1(1.79
«7
1 aan(aK
hoimland)
14 1(1
f
6.KII
f
.27
1
6.61
Wl
Waiii lal~
hini\vlaiHl.
h7.NI
f
16.22
f
,.'4
f
15.68
IW
H*Mm land
CM MtK'sinni
1 IH 411
1
2(I..M
f
,95
f
27..59
«1
Huis t-n Lrl
4 4(1
1
I.OA
1
1.06
ƒ 16.-
«1
1 uinniai)sMi>-
ninv! vu sciuinr
49
f
.12
f
.12
ƒ15.-
«2
Sial en 1 tl
1 «5
1
.92
f
f
.92
/ 15.-
li
K«H>inf!ai)rd
17 \(1
f
7,7»
f
,14
f
7.64
ty bis
«IC
21 7(1
f
,61
f
.61
<M
H^hiinhoseli
41 Wl
1
«..16
f
,11
f
8.0.1
4H
Hi.svh
7 .1V20
f
76.4.^
f 5,K8
f I70..57
W
ld
1 (11 40
f
72.82
./ 2.4.1
1
70.19
Haklijd der Bos.schen
A Verkocht in den Herfst van 1852 kadaster nr. 81 met 1/3 van no. 82 eene hak,
B Verkocht in den Herfst van 1854 kadaster nr. 83 en 84 eene hak,
C Verkocht in den Herfst van 1851 kadaster nr. 98 met 99 eene hak,
D Verkocht in den Herfst van 1851 kadaster nr. de helft van 83 en de helft van 84
E Verkocht in den Herfst van 1855 kadaster nr. 98 het derde deel met 1/2 99
F Verkocht in den Herfst van 1853 kadaster nr. 82 2/3 deelen
-ocr page 23-
-22-
TOEN EN NU
Een boerderijtje of pachtershoeve van het zg. Stichtse type, vermoede-
lijk uit de achttiende eeuw, zoals het er thans -vervallen- uit ziet; Waal-
seweg 53, Tuil en 't Waal. (foto G. de Nie) Hoe lang zal het er nog
staan?
1
1 •
De Kroonbrug, oorspronkelijk licl begin van een oprit naar de Lekdijk
van de voormalige ertegenover liggende boerderij "De Kroon" naast
Waalseweg 84, Tuil en 'Waal, omstreeks 1940. (prentbriefkaart, collec-
tie W.R. van de Louw)
-ocr page 24-
-23-
De Kroonbrug anno 1980. (foto G. de Nie) De inscriptie op de
hoeksteen midden onder in de oostgevel van de brug is slechts ten dele
duidelijk. Er staat:
R. V. ECK
JULI700N
Enkele jaren geleden werden in opdracht van de gemeente de
restauratie-kosten geraamd. Deze bleken i.v.m. het feit dat, zoals op
de foto te zien is, ook de fundamenten geheel vernieuwd zouden moe-
ten worden, zo hoog, dat de gemeente meende af te moeten zien van
een subsidie hiervoor. Kan men dan alleen maar lijdelijk toezien hoe
nóg een bouwsel dat de sfeer van dit landschap bepaalt steen voor steen
afbrokkelt? Er zijn mensen die vinden dat hier een mogelijkheid ligt
voor vrijwilligers uit de omgeving, geleid en gesteund door vaklieden,
om dit kleine 'monument' te restaureren en aldus te behouden voor de
toekomst.
Belangstellenden kunnen verdere inlichtingen inwinnen en/of zich op-
geven bij de heer H. Baas, tel. 03409-1446. Het behoud hangt af van
Uw hulp!
Nederlandse Historiën, populair tijdschrift voor (streek)geschiedenis;
een bespreking.
Dat de plaatselijke en regionale geschiedenis in toenemende mate
wordt beoefend, wordt bewezen door het (ons ter bespreking toegezon-
-ocr page 25-
-24-
den) tijdsehritt Nederlandse Hisloriën. dal sinds dertien jaar artikelen
uit de/c geschiedenis van overal in Nederland voor een breder publiek
brengt. De/e artikelen lijken rechtstreeks voor dit tijdschrift, dat /es
keer per jaar \erschiint, te zijn geschreven daar overname uil streek-
historische lijdschriflen -- die natuurlijk slechts een /eer beperkt pu-
bliek bereiken - nergens wordt vermeld. T(K'h /ou een dergelijke over-
name, uiteraard met toestemming en \ermelding daarvan, op /ich/elf
/eker waardevolle aspecten hebben. Men merkt nl. al le/ende in de
meestal korte artikelen over gebeurtenissen, toestanden en personen
van Iraneker lot Vlaardingen dat er veel interessants in het strikt indi-
viduele \an ieder verhaal steekt, veel dat het oog scherpt en het begrip
verbreedt, cnik \(ior de geschiedenis \an de 'eigen' mensen en i">laaisen.
Het ons toege/onden dubbelnummer (.Irg. 1.1 (1979), nr. 5-6; 60
bl/.) be\at artikelen o\cr kinderarbeid te Vlaardingen in de 19e eeuw,
\erhuuisbcpalingen \an molens m lilbuig in 1774, de .loodse gemeen-
schap te Veenendaal in de 19e eeuw, het dorji Heteren (()\er-lk'tuwe) in
1649, de v\alersnood \an 1825 in Stajihoisi, de bewoners van de
Hotniastins te Iraneker (c. 1600 1900), Icxel in het midden van de vo-
rige eeuw, de "grote Vne/ciuener" Admiraal Cierhardus Kruys, en een
langei biografisch ariikel ovei een belangrijke peisonage uit on/e i7e-
eeuwse koloniale geschiedenis, (iovert ('noll. Wanneer de bronnen pre-
cies worden aangegeven (dit \erschilt per artikel) blijken de auteurs
steeds vanuil gemeente- of faimlie-archieven te hebben gewerkt en dil Ie
hebben aangevuld met algemene en meer detaillistische lileraluur. lien
enkele keer leek het wat erg technisch; soms /ou men een wat 'ronder'
verhaal wensen: dus niet alleen de strikte gegevens maar ook, door de
vermelding van welgeko/en karakteristieken en details, de kleur van de
specifieke lijd en plaals vanwaaruil de/e gegevens ontstonden. Andere
artikelen doen dit laatste juist op uitnemende wij/e: misschien niet toe-
vallig degenen die hel meest persoonlijk stelling nemen en hun broimen
wat nnnder precies vermelden. De Scylla en C'harybdis van iedere histo-
ricus! ook hiervan, echter, kan men leren.
Men kan zich abonneren (ƒ 15,— per jaargang van /es nummers;een
accept-girokaart wordt na aanmelding toegezonden) door te schrijven
of te bellen naar de heer W. van der l,ouw, Gerberasingel 94, 2651 XZ
Berkel en Rodenrijs, lel 01891-3003.
redactie