TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
|
||||||||||||
15e jaargang
|
nr. 2
|
augustus 1981.
|
||||||||||
Redaktie-kommissie:
|
||||||||||||
A. Graafhuis, Utrecht, L.M.J. de Keijzer, Houten, F. Maarschalker-
weerd (eindredakteur), O. Uyttewaal, 't Goy. Redaktie-adres:
Londiniumdreef 55, Wijk bij Duurstede, 03435-4710.
Sekretaris der vereniging: Mevr. T. Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist, tel. 03404-20627.
Inhoud van dit blad: 1. Schalkwijk anno 1908. Ingezonden door mevr. G. de Nie.
2. Schalkwijk Toen en Nu.
3. Verslag van een kadastraal en historisch onderzoek naar pan- eï
steenovens in het Kromme Rijngebied. L.H. Landzaat. Lidmaatschap: ƒ 25,— per jaar. Studenten en scholieren
ƒ 12,50 per jaar. Postrekening van de penningmeester nr. 21 45 85 t.n.v. de Rabobank te
Houten t.g.v. de rekening van de Historische Kring "Tussen Rijn en Lek", nr. 32.98.07.498. |
||||||||||||
Tï od é^fs:
|
|||||||||
Schalkwijk anno 1908:
openbaarheid van het bestuur of sensatie-journalistiek?
|
|||||||||
Het onderstaande bericht is afkomstig van de voorpagina van Het
Nieuws voor IJsselstein, Jutphaas, Vreeswijk, Tuil en 't Waal en Schalkwijk, 28e jaargang, no. 199, Zaterdag 12 december 1908. (collec- tie W. van der Louw, Tuil en 't Waal). |
|||||||||
"Schalkwijk, 11 December. Aan het Utrechtsche Dagblad ontleenen
wij het hier onderstaande verslag van de heden alhier gehouden ge- meenteraadszitting. Wij nemen het ongewijzigd over, ofschoon wij er aanvankelijk
over gedacht hebben, met het oog op mogelijk gevoeligheden van som- mige lezers, verschillende daarin voorkomende krasse uitdrukkingen te verzachten of te ontmaskeren. Zulks bleek echter afgezien nog van de mogelijkheid, dat het beeld dat deze vergadering bood, onzuiver zou worden gemaakt, een onbegonnen werk en bovendien: bedoelde uitin- gen blijven voor rekening dergenen, die ze hebben uitgesproken. Het blad schrijft dan:
~ Wij hebben vandaag het genoegen gehad een vergadering van
den gemeenteraad van Schalkwijk te mogen bijwonen. Vermoedelijk is de raadszitting daar heden voor het eerst door een verslaggever medege- maakt; en wij kunnen niet anders zeggen dan dat het de moeite dubbel en dwars heeft beloond. Men zal wel eens hebben gehoord van de be- roemd geworden zittingen van den Sittardschen Gemeenteraad; die ver- gaderingen, waarvan in de bladen doorgaans een uitvoerig overzicht verschijnt vanwege de ongehoorde debatten die daar tusschen de leden plegen te worden gevoerd, die vergaderingen, waarvan dus iedere kran- telezer wel eens iets heeft vernomen of gelezen, — ze zijn heilig, vergele- ken met wat wij vandaag in den Raad van Schalkwijk hebben beleefd. Het is ons gebleken dat de naam "Klein Turkije" waarmede sommigen het land van Schalkwijk betitelen, niet ten onrechte wordt gedragen. Wij hadden horen verluiden dat het vandaag in den raad dezer gemeen- te wel eens ongegeneerd zou kunnen toegaan en spoorden er daarom |
|||||||||
vanmorgen naar toe; de leden, 7 in getal, hadden op de pers blijkbaar
niet gerekend, want onze komst bracht eenige verwondering teweeg bij het achtbare college. Öe burgemeester, de heer Kleinschmidt, was juist bezig voorlezing te
doen van een missive van Gedeputeerde Staten waarin aan den Raad werd kennis gegeven dat de begroting voor 1909 niet kon worden goed- gekeurd, omdat de verhoogingen voor onderwijzers niet onder de uit- gaven voor het onderwijs waren opgenomen; de Raad had, ondanks de voorschriften omtrent het wettelijk minimum en de bepalingen van de jongste wetswijziging, meer bekend onder de t(itel) " wet van Rink", de tractementsvermeerderingen voor het personeel der lagere school met souvereine minachting geweigerd en gedecreteerd dat die volstrekt niet noodzakelijk waren. Volgde mitsdien een weigering van Gedepu- teerden om die begroting goed te keuren. Daar begon de zitting mee, een niets beduidend preludium van wat er na dien nog moest komen. Aan de orde kwam het onderzoek naar de geloofsbrieven van het nieuw gekozen Schalkwijksche raadslid Vernooijen. De burgemeester verzocht aan een door drie leden gevormde commissie zich met dat on- derzoek te willen bezighouden, hetzij in de raadszaal, als we daar in Schalkwijk van mogen spreken, hetzij in een aangrenzend vertrek. Maar daar hadden de heren geen trek in. En hiermede begon de pret. Eenige raadsleden waren van oordeel dat de plaats gehad hebbende ver- kiezing voor een lid van den raad ongeldig moest worden verklaard, omdat de ambtenaar ter secretarie aan kiezers die ter stembus opkwa- men, in den gang van het gemeentehuis had gezegd: "Je moet je stem uitbrengen op Vernooijen". Men meende dat dit bezwaar tegen de gel- digheid der verkiezing niet was ter kennis gebracht van Gedeputeerden, anders hadden die nooit de stemming kunnen goedkeuren. De burge- meester ontkende pertinent, dat de secretarie-ambtenaar zich aan het hem ten laste gelegde had schuldig gemaakt. De Raad had bovendien deze quaestie niet te verbinden aan de goedkeuring der geloofsbrieven; want tusschen beide zaken bestond niet het minste verband. Het was trouwens hoogst zonderling, dat de Raad met deze verwijten kwam aandragen. Wat toch is er gebeurd? De fortwachter kwam op het ge- meentehuis om te stemmen en gekscherender wijze aan den bewusten ambtenaar: "Nou, zeg, op wien moet ik stemmen?" De ambtenaar |
||||
-3
|
|||||
antwoordde daarop: "Als je dat aan mij vraagt, zeg ik: Stem maar op
Vernooijen". Iets anders is er niet voorgevallen. Maar als de Raad daar nu zoo'n
bombarie over maakt, wat zegt hij dan wel van het feit, dat een andere gemeente-ambtenaar, het hoofd der school, advertenties in de bladen zet om den kiezers een anderen candidaat aan te bevelen? En wat zegt de Raad dan wel van het feit, dat een der leden van het stembureau, ook lid van den Raad, den kiezers die stemmen komen, met een pot- lood den candidaat aanwijst, waarop zij hun stem hebben uit te bren- gen. Als dit alles de goedkeuring van den Raad wegdraagt, dan mist hij het recht om een aanmerking te maken op een ambtenaar, die niets an- ders doet dan met een der ingezetenen over de verkiezing te praten. Dat is het burgerschapsrecht van dien man. Ik heb dit geval nooit ernstig opgenomen, maar nu er zoo'n spectakel over wordt gemaakt, zullen we er nader op ingaan. Een raadslid: "Allemaal smoesjes van jou, voorzitter, jij hebt hier
de boel in de war gestuurd, en nu tracht je met een lollig praatje het weer te redden, neen man, we weten te goed wat er gebeurd is, het doet er allemaal niets toe, wat je hier kletst." De burgemeester blijft onverstoorbaar kalm en trekt aan het schel-
koord. Verschijnt de gemeenteveldwachter. De burgemeester: "Heb je gehoord dat van Swets (de bewuste
secretarie-ambtenaar) op den dag der verkiezing in de gang heeft geroe- pen, (op) wie de kiezers moesten stemmen?" De veldwachter: "Niets niemendal gehoord, mijnheer de burge-
meester." De burgemeester tot den Raad: "Hebben jullie 't gehoord?" Er
schreeuwen drie of vier raadsleden door elkaar, om te beweren dat ze maling hebben aan den veldwachter. Een roept er: "Maar wat zeg je me nou? Ik kan godorie bewijzen
dat van Swets de menschen de trap heeft opgeleid naar de secretarie. Neen man, ik heb getuigen en wat jij hier nu wil beweren is larie. Niks méér." Een ander: "Wij laten ons zoo maar niet in de loeren leggen, 't Is
gewoonweg een schande wat hier is gebeurd." De burgemeester (altoos even bedaard en kalm); "Dat zijn alle-
maal zaken die buiten de eigenlijke quaestie om gaan. |
|||||
-4
|
|||||
De beschuldiging luidt: dat van Swets de menschen in de gang heeft
toegeroepen op wie ze moesten stemmen. Dat nu is onwaar gebleken. Als er nog andere dingen waren gebeurd, dan had men dat aan mij moeten zeggen, dan had ik het kunnen onderzoeken. Het raadslid Mil- tenburg, wien ik om nadere inlichtingen vroeg, antwoordde mij op hoogst onbeschoften toon: "Dat gaat je geen bliksem aan." Ik begrijp zeer goed dat men mij in deze vergadring door een verrassing in moei- lijkheden heeft willen brengen, en daarom zo geheimzinnig was. Maar dan heeft men aan mij toch den verkeerde." De veldwachter: "En ik zeg, dat ik er een eed op wil doen, niets
gehoord te hebben hier in den gang. Ik ben er den heelen dag geweest en ik had 't dus moeten hooren." Een stem: "Hoe is het Gods mogelijk, dat te zeggen! 't Is verdom-
me toch gehoord! Een raadslid: "En ik zeg dan maar, dat het gewoonweg een schan-
de is. De burgemeester heeft door z'n praatjes de heele gemeente in oproer gebracht. Ik zeg nog eens, alsdat het een groote, een héél groote schande is voor Schalkwijk. Iedereen praat erover." Een ander l/d {te\ens wethouder).- "We zijn nou toch aan de gang
en dan moet ik jou, burgemeester, eens vierkant in 't gezicht zeggen, dat jij allervuilste praatjes rondstrooit. Je vertelt me daar aan de men- schen op den dijk, dat ik geldelijke voordeeltjes heb van de gemeente, 't Is God geklaagd. Bedoel je daarmee de ƒ 5.000,— die ik uit de ge- meentekas heb geleend, met één dag opzeggens? God beter 't - man, daar heb ik nog niet zooveel aan verdiend. En wou jij me dan zeggen dat ik er voordeeltjes aan heb gehaald? Hoe krijg je het in je hoofd, 't Is de gemeenste lastertaal die er ooit is gehoord. God zal je bewaren, ik zou met geld van de gemeente me hebben verrijkt! Met geld dat je leent met één dag opzeggens is om de bliksem niets te verdienen. Wil ik jou eens wat zeggen, burgemeester? Je moest je scha- men die dingen uit te strooien. (De spreker windt zich al meer en meer op). En dat voor een man als de voorzitter! Bah, hoor je het, bah! 'k Heb er godorie nog geld op toe moeten geven! En dan weten zelfs de schooljongens je te vertellen, dat je met geld uit de gemeentekas winst maakt. |
|||||
5-
|
|||||
Dat ik er 6 "Vb mee verdien en aan de gemeente maar 3 (<^o) betaal! Geen
rooie cent heb ik er mee verdiend. Dat doe je nou nog in het voordeel van de gemeente en dan wil zoo'n burgemeester vuile praat er van rondstrooien. Je kunt je centen terug krijgen, hoor man. Onthoudt het, 31 December kom ik met het geld en geef jij me de stukken terug. Afge- lopen. Ik verdom het, om langer dat geld onder me te houden. Wat een vuile lastertaal is me dat. En dat van de voorzitter!" De burgemeester (de bedaardheid zelf)' Trekt weer aan het schel-
koord. Verschijnt van Swets, de ambtenaar van de secretarie. De man trilt van woede, zoodat het hekje dat de groene tafel en tribune scheidt, heen en weder schudt. Van Swets antwoordt op de desbetreffende vraag des voorzitters,
niets tegen de kiezers op den stemdag te hebben gezegd. Dan opeens buldert de man tegen de Raad: " 't Is een schandaal, wat hier door Vul- to (de wethouder) is gedaan. Hij heeft me verweten dat ik secretariege- heimen verklap. Dat was nog niet genoeg. Toen moest mijn gods- dienstig leven er worden bijgehaald, dat heeft men uitgeplozen, maar omdat er niets op me was te zeggen, heeft men z'n toevlucht genomen tot allerlei gemeene laagheden. Ik tart den heelen Raad één ding op te noemen dat me kan worden verweten." Een der raadsleden: " 'k Heb met die praatjes geen bliksem te ma-
ken. We kennen jou, zeg, neen, maar ...." Van Swets: "En ik ken jou en jullie allemaal."
Wethouder Vulto: "En jou kent heel Schalkwijk."
En weer een ander: "Ga nou gauw heen, we weten immers alle-
maal wie je bent." Veldwachter en Van Swets gaan heen.
Een raadslid: "Wat hebben we nou toch aan zulke praatjes? We
hebben immers getuigen!" Een ander: "Die is goed zeg, de veldwachter zegt niks gehoord te
hebben, maar van Swets zal in den gang niet zoo hebben geschreeuwd als hij liier deed." Aan den anderen kant: "Neen, daar zullen ze plezier van hebben,
we komen met getuigen, hoor. En wat heb je dan te zeggen, burge- meester?" |
|||||
Een buurman: "O zoo, burgemeester; dat gedonder in de gemeen-
te moet nu maar eens ophouden." Een ander: "Ja zeker, 't is gewoonweg een schande, méér dan een
schande." De burgemeester: "Wat willen nu de heren. De geloofsbrieven
goed- of afkeuren? Ze hebben het maar voor het zeggen." Geroep: "Laten we ze afkeuren. Dan kunnen we de zaak eens op
z'n kop zetten." Een ander: " 't Is je een geschiedenis. Gedeputeerden hebben van
den rommel natuurlijk niets geweten." Een der/eden: "Weet je wat, voorzitter, schrijf jij maar aan Gede-
puteerden dat we 't niet doen. Dan ken je er meteen bijzetten en waarom niet." De voorzitter: "Wanneer de Raad de geloofsbrieven niet goed-
keurt, komt de zaak van zelf bij Gedeputeerden." Een stem: "Ik hou me aan die Gedeputeerden. Wat die willen, wil
ik óók." De voorzitter: "Als de heren dan nu maar stemmen willen."
Verschillende leden roepen: "Ik ben er vlak tegen."
Anderen: "Nooit goedkeuren, kan je begrijpen."
De voorzitter: "Dan mag ik dus wel zeggen dat bij acclamatie
besloten is de notulen niel goed te keuren?" Een der leden (tot zijn collega).' "Nou, wat jij dan?"
De aangesprokene: " 't Is mij om het even."
De eerste: "Neen, waarachtig niet, je zult ja zeggen of neen."
De tweede: "Nou, als ik dan tocli wat zeggen moet, laat me dan
maar zeggen: keur ze goed." Er wordt derhalve met op 1 na algemene stemmen besloten de ge-
loofsbrieven niet goed te keuren. De voorzitter: "De heeren moeten dan zelf maar weten wat er van
komt." Een der leden: "Wat er van komt? Toch al licht wat beters dan jij
wil." Een ander: "Niks geen smoesjes hoor, 't is patent dat de boel niet
is goedgekeurd. Nou nog mooier: wat er van komt ..." |
||||
*«i
|
|||
-8
|
|||||
Z'n buurman: "Wees nou maar stil, je zult eens zien wat er ge-
beurd." Een raadslid: "Zie zoo, nou hebben we nog iets anders. Daar zul-
len we 't ook eens effentjes over hebben. Met welk recht mag Van Swets aan vreemden vertellen, welke raadsleden er moeten aftreden? Daar moet ik nou eens een regelrecht antwoord op hebben. Want dat het 'ie gedaan, neen, beslist gedaan." De burgemeester: "Maar man, dat is immers publiek?"
De vrager: "Wat publiek? Hoe publiek?"
De burgemeester: "Dat kan je lezen in de eerste de beste
almanak." De vrager: "Is dat waar?"
De burgemeester: "Als je 't wilt lezen, zal ik de Utrechtsche alma-
nak even laten komen." De vrager: "Neen, dat is 't goed. Dan heb ik niks gezegd. Laat
maar." Een ander raadslid: "En toch is het geweest om ons te donderen."
De burgemeester glimlacht even.
Een der leden: "Ja, lach maar. Maar 't zal uit zijn met die schande
voor Schalkwijk, 't Is je godöme een boel hier in de gemeente." Wethouder Vulto: "Maar om nog eens even terug te komen op dat
geld, burgemeester, ik herhaal het, ik verdom het, om het langer te hebben. Je krijgt het terug hoor, wat denk je wel met die lasterpraat? Ik heb jou goddank niet noodig hoor, en nog veel minder dat geld van de gemeente, waar ik geen bliksem mee heb verdiend. Die praatjes van jou aangaande mij, zijn nog gemeener dan de valschte duvel. Alles, alles krijg je 31 December terug. Onthoudt den dag maar. Maar ik zal 't er niet bij laten zitten ...." Een ander: "Om den donder niet, er zijn nog rechters."
De voorzitter: "Dan constateer ik dus dat het geld 31 December
weer disponibel komt. Hoe willen de heeren het dan beleggen?" Een stem: "Als 't maar veilig gebeurt."
Een ander: "En als er maar borgen zijn."
De voorzitter: "Dan zou ik willen voorstellen het te beleggen bij de
Nutsspaarbank te Utrecht." |
|||||
9-
|
|||||
Een raadslid: "Dat zou je wel willen. En wie zijn dan de borgen?"
De voorzitter: "Dat is een heel soliede bank."
Een der leden: "Soliede? Soliede? Geen enkele bank is soliede.
Aan alle kanten om je heen springen ze, in Amsterdam heb ik gehoord, dan weer in Arnhem, ook al in Eindhoven, 'k Mo(et) er niks niemendal van hebben. Borgen -- en ander niet." Wethouder Vulto: "Maar nog eens wat anders. Dat huurcontract
van je huis, burgemeester, hoe zit dat nu? Ik hoor je hebt 't voor 6 jaar gehuurd met een jaar opzeggens. Maar ik heb nooit iets van de verlen- ging van dien huur gehoord. Vertel me eens, hoe gaat dat nu?" De burgemeester trekt aan het schellekoord. Verschijnt Van
Swets. Krijgt de opdracht huurcontract van de secretarie te halen. Wordt bezorgd. Burgemeester leest voor dat zijn huis voor een termijn van 15 jaar is gehuurd, met conditie van opzegging van 1 jaar. Wethouder Vulto: "Wat zeg je me daar? 15 jaar? Onmogelijk.
Dat moet 6 wezen. Wanneer is dat contract geschreven?" De burgemeester: "Tien jaar geleden."
Wethouder Vulto: "Door wie is 't geteekend?"
De burgemeester: "Ook door den wethouder Vulto."
Wethouder Vulto: "Dan heb je er zeker nadien in veranderd."
De burgemeester (doodsbedaard).- "Pardon, dat is nooit
gebeurd." Een der leden: "Ik blijf maar zeggen, alsdat het een schande is,
méér dan een schande, alles wat er in de gemeente onder jouw burge- meesterschap is gebeurd." Een buurman: " 'k Zou m'n ontslag maar vragen, burgemeester,
als ik jou was." Een ander: "Dat zou 'k zeker maar doen."
Een stem: " 't Is het beste dat zo iemand maar z'n biezen pakt."
Wethouder Vulto: "Heengaan is het beste, iemand die zulke praat-
jes rondstrooit ...." Een ander: "Zeker, dat is een schande voor Schalkwijk."
Wethouder Vulto: "Maar om op het geld terug te komen, hoe
moet dat nu voortaan belegd worden?" |
|||||
- 10-
|
||||||||
Een der leden: "Donders jammer, 't was nou net zo goed
belegen." Een ander: "Houdt het maar, Vulto."
Wethouder Vulto: "Ik had een goede gedachte, hoe met het geld te
doen. Als we 't nou eens .... neen, 'k ben ook eigenlijk bedonderd, dat ik er me nog mee bemoei, 'k wil er ook eigenlijk geen bliksem meer mee te maken hebben. Allah, weg met dat geld. 'k Zeg niks meer. Als je goed wil doen, krijg je nog lasterpraat van den voorzitter, 'k Wil er geen mieter meer van hooren. Uit er mee. Voor goed." Een buurman: "Maar hoe dan? Er is zoo weinig veiligs tegenwoor-
dig." Een der leden: "Vulto, laat 't maar bij jou."
Wethouder Vulto: "Nou, goed dan. Ik zal 't weer houden. Maar
dan alleen op voorwaarde: met een half jaar opzeggens van weerskan- ten." De burgemeester: "Heeft nog een der leden iets voor deze verga-
dering?" Een lid: "Ja, waar we het straks al even over hebben gehad. Over
dat salaris van Van Swets. Dat moet maar ingehouden worden. Wat een gekheid om zoo'n ambtenaar langer in dienst te hebben." Een ander: "Ja, dat vind ik óók, dat salaris moeten we maar in-
houden." Een buurman: "Laten we 't maar laten loopen. Als hij beterschap
beloofd, kan hij blijven, laten we 't nog eens aanzien." Aldus besloten. De vergadering is afgelopen. Burgemeester gaat
heen: "Goedendag heeren." Men ziet - Schalkwijk gaat de roem van Sittard overtreffen."
|
||||||||
\
|
||||||||
(Gecollationeerd met het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad,
jrg. 112, Vrijdag 11 December, blz. 2.) Ingezonden door mevrouw G. de Nie.
|
||||||||
Brink 2-4. Schalkwijk anno 1927; voorheen café "de Gouden Leeuw", waarin de gemeenteraad
placht te vergaderen. (Coll. W. van den Heuvel, Schalkwijk). |
||||
s>
|
|||||
Brink 2-4. Schalkwijk anno 1965 (Coll. W. van den Heuvel,
Schalkwijk). |
|||||
- 13
|
||||||||
Verslag van een kadastraal- en historisch onderzoek naar pan- en steen-
ovens in het Kromme Rijngebied. |
||||||||
De eerste steenovens en hun benamingen
|
||||||||
De vroegste ovens waren de niet bemuurde veld- of buitovens.
Hollestelle (1) noemt deze loegen-, wind-, of lozeovens. Men stapelde
zo'n veldoven eenvoudig op uit groene, d.w.z. ongebak-
ken, stenen met daarin uitspa- ringen voor de stook-en rook- kanalen. Dit ty- pe oven is ge- heel aan de wind bloot- gesteld. De warmteuit-
straling is erg groot en er ont- staan veel on- bruikbare ste- nen. Daar er echter bij grote- re ovens een kleiner verlies is neemt men de veldoven nooit Paardenkracht in de steenoven. Foto tussen 1930 kleiner dan
en 1940 genomen bij steenoven van Arl<el. 100.000 stenen.
|
||||||||
14
|
|||||
Men kiest voor het opzetten van de oven een droge plaats, liefst wat
hoog gelegen, wat de afwatering ten gunste komt. Om aan de oven een vaste stand te geven wordt het terrein naar binnen toe enigszins hol be- werkt. De opbouw vindt bij voorkeur plaats op een laag stenen van een vroeger baksel. Al in de middeleeuwen maakte men vaak "bemuurde" ovens. De-
ze waren meestal rechthoekig met in één der lange zijden onderin een rij stookgaten of monden. In een latere periode maakte men stookgaten in twee tegenover elkaar liggende zijden. In een van de korte zijde was een grote opening voor het vullen en legen van de oven. Tijdens het bakken werd deze opening tijdelijk gedicht. In het begin der zeventiger jaren werd in 't Goy de grondslag van een dergelijke oven aangetroffen met het formaat 4,65 x 9,91 meter (2). De ringoven
De ringoven is in de 2-de helft van de 19-de eeuw in Duitsland ontwik-
keld uit de veldoven door Friedrich Hoffman, die in 1858 op zijn ont- werp patent verwierf. Zijn uitgangspunt was het ten nutte aanwenden van de grote hoeveelheid warmte, die bij het bestaande systeem van de veldoven door afkoeling verloren ging. Zijn bedoeling was derhalve om de warmte van de gebakken stenen over te brengen naar de ongebakken stenen en dan steeds verder, zodat er een kontinu proces zou ontstaan. Dit leidde dus tot een cirkelvormig proces. Uit overwegingen van doel- matigheid veranderde de beschikbare ruimte in een ovaalvormig gemet- selde tunnel (3). Pas omstreeks 1900 zouden de ringovens in ons land een grote vlucht nemen. In 1948 waren er 182 ringovens, 77 vlamovens, 33 veldovens en 15 andere ovens in Nederland. De vlamoven of de overslaande vlamoven
De overslaande vlamoven bestaat uit een komplex van aaneengesloten
afzonderlijke kamers en verschilt in principe in één opzicht met de rin- goven en wel hierin, dat de steenkool en thans de oHe in iedere kamer afzonderlijk een vuurhaard veroorzaakt. |
|||||
15 -
|
|||||||
Deze vuurhaard bevindt zich aan de lange zijde van de kamer. De
brandstof komt niet in aanraking met de steen. De oven bestaat uit twee rijen naast elkaar gebouwde en door muren gescheiden kamers, die elk 10.000 tot 35.000 stenen kunnen bevatten. Het proces is konti- nu. De vlamoven kwam rond 1900 in gebruik. Een paar fraaie exem-
plaren van vlamovens zijn nog te zien bij de stuw bij Hagestein, n.1. de Ossenwaard, en bij Wijk bij Duurstede bijvoorbeeld De Roodvoet. Het vormen en bakken
|
|||||||
Het met de hand vormen van de pannen. Foto tussen 1930 en 1940 ge-
nomen bij steenoven van Arkel. |
|||||||
- 16
|
|||||
De steenbakkers verwerkten de klei zoals deze ter plaatse werd gevon-
den en mengden er geen andere grondstoffen door. De gebakken stenen werden verdeeld in kleurige, miskleurige, harde en zachte. De klei werd in het najaar ontgraven en bleef gedurende de winter
ingekuild liggen om uit te vriezen. Dan liet men er water doortrekken totdat de klei de vereiste vochtigheid had om vervolgens met schoppen of blote voeten gekneed te worden. Aldus bereid werd telkens een bal klei door de vormer in de vorm geslagen, waarna hij het overtollige af- streek met een strijkbout of met een zgn. plaam. (Een plaam is een werktuig bestaande uit een in een boog gespannen ijzerdraad). De vorm bestond uit een houten raam zonder bodem. Om te beletten, dat de steen aan de vorm kleefde, werd die met fijn zand bestrooid of nat ge- maakt. De gevormde stenen werden door een of meer helpers, de zgn. afdragers, op een droogplaats plat neergelegd. Zodra ze de nodige ste- vigheid bezaten werden ze op hun kant gezet, wat genoemd werd het "rechten" of "snijden". Na enige tijd werden ze op hagen of onder drooghutten opgestapeld, wat "opzetten" genoemd werd. Het "afdra- gen", "opsnijden" en "opzetten" was meestal het werk van vrouwen en kinderen. Door rietmatten beschermde men de gevormde stenen zo goed als dat ging tegen de regen. Wanneer de stenen winddroog waren werden ze met kruiwagens over kruiplanken naar de oven gebracht om daarin opgestapeld en gebakken te worden. Hierin kwam later enige verbetering via mechanisatie; lorries en locomotiefjes deden het zware werk. Het is niet geheel duidelijk wat voor een soort steenovens bij de
dorpen Houten en Werkhoven stonden. Die te Werkhoven was zeker geen ringoven daar in 1878 vermeld wordt: "eene steen- en pannenfa- briek bestaande uit twee open steenovens" - m.a.w. twee bemuurde veldovens - "ieder met tien monden en annex turfloodsen, haaghuizen, gebouw met stoommachine van 4 PK en een grote ijzeren steenvorm- machine met 2 persen." (4) In het navolgende zullen de steenovens "De Koppel" te Houten en "De
Leemkolk" te Werkhoven behandeld worden. |
|||||
- 17-
|
|||||||
De steenfabriek "De Koppel" te Houten (5)
Als op zaterdag 28 november 1896 in het veilinglokaal Achter St.
Pieter te Utrecht grondbezit gelegen te Houten van jonkheer B.R.J.A.M. Bosch van Drakenstein door notaris H.T.W. Dubois ge- veild wordt, dan zijn daar drie personen aanwezig die graag als koper in aanmerking wensen te komen. De drie gegadigden zijn Enoch van Ar- kel namens de firma Gebr. van Arkel (6), Guillaume van der Broeke, grootgrondbezitter en eigenaar van de steenbakkerij "Rijnhoven" aan de Vaartse Rijn, gelegen daar waar nu de sporthal staat aan de Jutpha- seweg tegenover "Zato". |
|||||||
Het drogen van de ongebakken steen in de haaghutten. Foto tussen
1930 en 1940 genomen bij steenoven van Arkel |
|||||||
- 18
|
|||||
Tenslotte is dhr. Temminck aanwezig uit naam van Thomas de Rijk,
grootgronbezitter en tevens bouwkundige. De laatste kreeg bij de vei- ling toegewezen het perceel bekend onder Houten, Oud-Wulven, sectie D. nr. 385 (7). Het kost Thomas de Rijk ƒ 23.000,— en is groot 12 hec- taren, 16 aren en 70 centiaren. De in Houten aanwezige klei was van uitstekende kwaliteit en dus
zeer geschikt voor het bakken van steen en dakpannen. In tegenstelling tot de twee andere gegadigden had de Rijk nog geen steenoven, hoewel hij reeds lang ideëen in deze richting had. Reeds spoedig na het gereed- komen van de nieuwe steenoven op 22 oktober 1897 trok de Rijk een vennoot aan in de persoon van S.J.H. Trooster, architekt te Zwolle. Samen richtten zij de vennootschap "De Rijk en Trooster" op en hiel- den kantoor aan de Tolsteegsingel te Utrecht. Uit de door notaris H. Fr. Dubois opgemaakte akte komen we te
weten, dat de vennootschap geldt voor het gemeenschappelijk op reke- ning fabriceren van metselstenen, dakpannen en plavuizen. De Rijk brengt zijn eerder genoemde perceel in. In 1905 komt er een einde aan de vennootschap doordat T. de
Rijk, oud geworden, zich terugtrekt uit het zakenleven. Vij jaar later sterft dhr. Trooster. Er komt een boedelverdeling op 26 november 1910 tot stand ten overstane van notaris Swane. De te verdelen goederen bestaan uit de steenfebriek "De Koppel", machinegebouwen, kantoor- gebouwen, een huis met schuur - het zgn. bazenhuis -, en acht arbei- derswoningen, alles gelegen in de gemeente Houten onder Oud-Wulven met een gezamenlijke waarde van ƒ30.900,—. Op 28 oktober 1911 wordt de steenfabriek met bijbehorende goederen verkocht aan Corne- lis Jan Kalis, aannemer te 's-Gravenhage. Met de bij het ondertekenen der koopakte aanwezige C. Versteeg en J.G. Schneijder zal Kalis een vennootschap oprichten op 1 december 1911 onder de firmanaam "Steenfabriek De Koppel voor Trooster" gevestigd te Hardinxveld (8). Versteeg naam hierbij het beheer op zich. De vennootschap werd gekre- diteerd voor ƒ 30.000,— waarvan Versteeg ƒ 20.000,— en Schneijder ƒ 10.000,— inbracht (9). |
|||||
19
|
|||||
Op 9 juni 1917 verkopen de vennoten onder het wakende oog van
notaris A.M. Imminck te Houten de voormalige steenoven en turf- loods, paardenstal en arbeiderswoningen aan de veehouder A. Hoogen- doorn te Houten. Het slopen van de steenoven geschiedde het jaar daarop. Wel bleven nog lang de acht arbeiderswoningen staan langs het Houtensepad, maar ook zij moesten verdwijnen voor de snelweg Rotterdam/Arnhem, welke geheel het voormalige steenovenkomplex heeft toegedekt. Pan- en steenoven "De Leemkolk" te Werkhoven
Op 5 oktober 1865 kocht de toenmalige burgemeester van Werk-
hoven, C.H. Ruygrok, een stuk land voor ƒ 2.000,—. Later, in 1872, kwam hij in het bezit van een stuk bouwland voor ƒ 10.000,— om daar- op een steenfabriek annex pannenfabriek op te richten. Op 20 januari 1875 werd hij opnieuw eigenaar van een stuk bouwland voor ƒ 17.000,— en wordt dan "steenfabrikant" genoemd; zijn steenfabriek is dan kennelijk al in volle gang. Het zit Ruygrok echter niet mee, want hij wordt in 1877 failliet verklaard (10). Op 20 maart 1878 maakt notaris E.P. Temminck melding van de
verkoop van onroerende goederen op verzoek der schuldeisers. Deze goederen bestaan dan uit een pannenfabriek en een steenfabriek annex turfloodsen, haaghuizen, een gebouw met een stoommachine van 4 PK, een grote ijzeren steenvormmachine met twee persen, twee pano- vens, een stenen loods, twee maalvloeren en drie droogloodsen. Tenslotte is er nog een opzichterswoning geschikt tot het houden van kantoor (11). Daarnaast zijn er nog een huis met tuin en een steenoven (12) en een perceel grond, thans ingericht tot steenplaats (13). Op 27 maart 1879 koopt F.A. Bonté, woonachtig te Wijk bij
Duurstede en eigenaar van een steenfabriek te Maurik, een stuk bouw- land gelegen te Werkhoven (14) van J. Damen te Cothen. Als laatst ge- noemde in 1881 wederom een stuk bouwland verkoopt dan wordt het perceel aangeduid als liggende "aan de provinciale zandweg strekkende van de uitweg aan de steenoven". |
|||||
20
|
||||||
Hieruit kunnen we konkluderen dat ook in Werkhoven sektie C een
steenoven is gebouwd, terwijl Ruygrok zoals we gezien hebben reeds in sektie B een steenoven had staan. Bonté had een kompagnon gevonden in de aannemer J. J. Bekker,
die aanvankelijk woonachtig was te Amsterdam en later te Lent. Het kompagnonschap liep af toen F.A. Bonté overleed op 27 december 1887 te Wijk bij Duurstede. Zijn zoon nam vervolgens de zorg op zich van de firma. Uit de akte van scheiding wordt vermeld, dat de firma Bonté en Bekker de steenfabriek "De Leemkolk" aangekocht had van C.H. Ruygrok. Tevens wordt er melding gemaakt van het feit, dat de firma eigenaar is van de steenfabriek Roodvoet te Wijk bij Duurstede. Op 29 december 1896 verkopen de zoon van F.A. Bonté en J.J.
Bekker de steenfabriek "De Leemkolk" aan L. Ploeg, steenfabrikant wonende te Arnhem (15). Het geheel bestaat uit diverse gebouwen, vormvelden etc. (16). Als L. Ploeg komt te overlijden op 18 november 1922 komt er ook een einde aan de plaatselijke steenindustrie. Mede door het opraken van de klei is er geen opvolger meer, die het aandurft om voor de hoge onkosten i.v.m. het vervoer op dte draaien als de klei van elders dient te komen. De Steenovenweg te Werkhoven
In 1978 hebben B. en W. van Bunnik besloten om de herinnering
aan de genoemde industrie te bewaren door een stuk weg tussen de Jachtrustlaan en de Leemkolk de naam "Steenovenweg" te geven. De daar nog bewaard gebleven restanten van het ovenkomplex werden mij getoond door de familie Vernooy en dhr. van de Valk waarvoor mijn hartelijke dank. |
||||||
L.H. Landzaat.
|
||||||
Noten
|
|||||
1. J. Hollestelle, De steenbakkerij in de Nederlanden tot omstreeks
1560, Arnhem 1976, p. 29 2. L.M.J. de Keyzer, Middeleeuwse steenoven in 't Goy, in Spiegel
Historiael, VIII (jan. 1973), p. 45 3. G.B. Jansen, Industrialisatie en arbeidskrachten in de gemeenten
Herwen en Aerdt in de 19-de eeuw, Zevenaar 1977 4. Akte gepasseerd voor notaris E.P. Temminck te Utrecht 20-03-
1878 5. Kadastraal bekend gemeente Houten, Oud-Wulven, sektie D. nr.
467 6. Dhr. Enoch van Arkel was meesterknecht op de steenplaats "Rijn-
en Veldzigt" en op de pannebakkerij "de Heul", beide aan de Vaartserijn nabij Utrecht (Advertentie in Utr. Prov. en Sted. Dag- blad van 17-02-1868) 7. Dit nummer zou later gewijzigd worden in 467
8. Kadaster Utrecht, Register van de koop en verkopen der percelen
en eigendommen, deel 454, nr. 91 9. Idem deel 501, nr. 30
10. Bij vonnis der Arr.-Rechtbank te Utrecht d.d. 19-11-1877
11. Zie noot 4
12. Kadastraal bekend gemeente Werkhoven, sektie B, nr. 289 en 290
13. Idem nr. 286
14. Idem sektie C, nr. 315
15. Kadaster Utrecht, Register van overschrijving, deel 334, nr. 22
16. Kadastraal bekend gemeente Werkhoven, sektie B, nr. 292 t/m 302
en sektie C, nr. 358 t/m 382 |
|||||