-ocr page 1-
TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
16e jaargang                      nummer 2 juni 1982
Redactie-commissie
M.Bijleveld-Scholts, Schalkwijk; A.Graafhuis, Utrecht;
L.M.J.de Keijzer, Houten; G.de Nie, Schalkwijk (eind-
redactie); O.Wttewaal, 't Goy.
Redactie-adres
Molenpad 3, 3998 KE Schalkwijk, tel.03409-1580.
Inhoud van dit nummer
Een terra sigillata-scherf met een terechtstelling uit
Vechten, door C.A.Kalee
Gemeentehuizen van Houten in verleden en heden, door
de Afdeling Voorlichting van de Gemeente Houten
De Ridderhofstad Hindersteyn (I), door E.A.Geijtenbeek
Secretariaat van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek'
T.Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist. tel.03404-20627.
Lidmaatschap der vereniging, tevens abonnement op dit
tijdschrift: f.25,- per jaar (studenten en scholieren:
f. 12,50), over te maken op rekeningnr. 32.98.07.498.
t.n.v. de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek',
Rabobank te Houten (postrek.nr.214585).
-ocr page 2-
-1- 7^ oei ^^^r
Een terra sigillata-scherf met een terechtstelling uit vechten
In de verzameling van de heer L.M.J.de Keijzer te
Houten bevindt zich een fragment van een halfbol-
vormige terra sigillata-kom (type Dragendorff 37) , waar-
op een terechtstelling is afgebeeld, (figuur 1).
De scherf is in 1977 door de heer De Keijzer gevonden
in grond nabij het viaduct over de Mereveldseweg. Deze
grond, afkomstig uit het cunet voor een verbreding van
Rijksweg 12, t.h.v. fort Vechten, heeft in de loop van
1977-1980 talrijke vondsten uit de Romeinse tijd
opgeleverd.^
De kom heeft een lage onversierde rand. Het versierde
deel begint met een eierlijst; aan de daarop volgende
parelrand hangen krullen. De afgebeelde terechtstelling
heeft betrekking op de veroordeling 'ad bestias'.
Slachtoffers die tot deze straf veroordeeld waren, werden
in het amfitheater voor de wilde dieren geworpen. De ver-
oordeelde is hier gebonden en wordt door een figuur met
een 'tang'3 de arena ingedreven, waar hij besprongen
fig.1.: Vechten. Schaal 1 : 2, Tekening C.A.Kalee.
-ocr page 3-
wordt door een beer. Achter deze beer loopt een man met
een zweep, kennelijk om het dier in de goede richting te
drijven. Onder de beer is een klein dier, mogelijk een
panter, weergegeven. De versiering wordt afgesloten
door een rand van bladeren.^
De versieringsmotieven op de scherf wijzen er op dat
de kom omstreeks de jaren 120-150 na Chr. vervaardigd is
in een werkplaats in de stad Trier (Augusta Treverorum).
Terechtstellingen zoals er op de scherf uit Vechten
een is afgebeeld, vonden plaats in het amfitheater. Tot
deze straf werden zowel mannen als vrouwen veroordeeld.
De gestraften bestonden voornamelijk uit lieden van
nederige komaf.
De stakkers werden bij het aanbreken van de dag de
arena ingedreven of -gereden, nog voordat de eigenlijke
gladiatorenspelen begonnen. Uit de ondergrondse gewelven
fig.2.: Detail van een mozaïek uit El Djem ('Sollertiana
Domus'). Naar Dunbabin, pl.XXI,51.
-ocr page 4-
fig.3.: Kom, vervaardigd in Trier. Schaal 1 : 2.
Naar Huld-Zetsche, decoratie A 48.
werden wilde dieren (beren, leeuwen, panters, tijgers
e.a.) losgelaten, die de veroordeelden verscheurden zonder
dat zij - ongewapend en veelal nog gebonden ook - daartegen
iets konden doen.
Deze slachtingen zijn talloze malen afgebeeld. Een enkele
maal op mozaïeken, o.a. in El Djem (figuur 2) en Zliten,
Noord-Afrika^; veelvuldiger echter op kommen van terra
sigillata. Deze terechtstellingen komen vooral voor op
kommen die vervaardigd zijn in de terra sigillata-fabrieken
van Blickweiler, Trier (figuur 3) en Rheinzabern bij
Speijer (figuur 4 en 5). Kennelijk spraken deze bloedige
taferelen sterk tot de verbeelding van de makers en kopers.
Terechtstellingen die zij waarschijnlijk ook zelf konden
gaan zien in de theaters van o.a. Trier, Arles en Nimes.
De makers van de terra sigillata-vormschotels hebben de
terechtstellingen zeer verschillend uitgebeeld. De slacht-
offers staan of liggen op de grond terwijl zij besprongen
worden of reeds zijn aangevallen door een wild dier; een
-ocr page 5-
enkele maal staat het slachtoffer op een platform, gebonden
aan een paal, en zien we de wilde dieren over dat platform
rennen of springen.
Deze vorm van terechtstelling werd gedurende de 1e-4e
eeuw in het Romeinse rijk voltrokken. Toen het Christen-
dom in de 4e eeuw steeds meer veld won, begon men in te
zien dat aan deze schandelijke praktijken een halt moest
worden toegeroepen. Het was tenslotte Constantinus (Con-
stantijn de Grote) die in 326 bepaalde, dat veroordelingen
fig.4.: Kom, vervaardigd in Rheinzabern, gevonden in
Butzbach, Duitsland. Schaal 1:2. Naar G.Muller
'Das Lagerdorf des Kastells Butzbach', 1968. PI.64,
nr.1847.
-ocr page 6-
fig.5.: Kom, vervaardigd in Rheinzabern. Schaal 1 : 2.
Naar H.Rieken 'Die Bilderschüsseln der römischen
Töpfer von Rheinzabern'. 1948. PI.74, nr.1.
'ad bestias' veranderd dienden te worden in dwangarbeid.
Of de slachtoffers hiermede zoveel beter af waren, valt
te bezien.
C.A.Kalee
Noten
1. Zie C.A.Kalee 'Terra sigillata' in Tussen Rijn en
Lek. Tijdschrift voor de geschiedenis van het gebied
tussen Kromme Rijn en Lek. 11, 1977, nr.4.
2. Zie o.a. C.A.Kalee 'Romeinse vondsten in Vechten
1977-1980' in Westerheem XXIX, 1980, p.265-282.
3. De 'tang' is oorspronkelijk als een karretje
bedoeld; hierop wijst het wieltje onder de 'tang'. Dat
-ocr page 7-
de gevangenen inderdaad vastgebonden op een tweewielig
wagentje de arena ingereden werden is te zien op een
mozaïek in Zliten (bij Leptis Magna in Noord-Afrika).
Zie K.M.D.Dunbabin The mosaics of Roman North Africa.
Oxford 1978, pi.XX.
4. I.Huld-Zetsche'Trierer Reliefsigillata, Werkstatt
I.' Bonn, 1972. In Materialien zur römisch-germanischen
Keramik
, Heft 9. Man met zweep type M 36; gevangene
M 56; man met 'tang' M 43a; beer Til; kleine panter
(onder de beer) T 9; eierlijst E 3b met parelrand O 74
eronder; krul O 33a; afsluitende bladrand O 44.
5. Zie K.M.D.Dunbabin The mosaics of Roman North
Africa, Oxford 1978: pi.XX (Zliten), p.XXI, 50-51 (El
Djem). Zie voor 51 hier figuur 2.
-ocr page 8-
-7-
Gemeentehuizen van Houten in verleden en heden
Stad en platteland
Honderden jaren is er, ook juridisch gezien, een
onderscheid geweest tussen stad en platteland.
De bijzondere positie van een plaats met stads-
rechten tegenover het platteland kwam dan ook tot uit-
drukking in haar stadhuis. De plattelandsgebieden,
zoals in onze streek de ambachtsheerlijkheden of ook
gerechten genoemd, brachten het meestal niet verder dan
een eenvoudig rechthuis.
De juridische gelijkstelling van stad en platteland
stamt uit de Franse tijd. In 1798 werden op grond van het
principe 'gelijkheid voor de wet' de gerechten opgeheven.
Hoewel er na de bevrijding van de Franse overheersing
in 1813 stemmen opgingen om de gelijkstelling van stad en
platteland ongedaan te maken, werd deze juist bevestigd
door de Gemeentewet in 1851. Men gaat er nu wel eens aan
voorbij dat deze gelijkstelling één van de hoofddoeleinden
van die wet was.
Gerechtshuizen
Als gevolg van de inlijving van de Nederlandse gewesten
bij het Franse keizerrijk werd de bestuurlijke organisatie
op Franse leest geschoeid. De rechtspraak werd toen aan de
plaatselijke besturen onttrokken om centraal geregeld te
worden in een nationale, rechterlijke macht. Voor de be-
stuurlijke organisatie kwamen toen de gemeenteraden, zonder
rechterlijke bevoegdheid. De gemeentelijke indeling bleef
voorlopig gelijk aan die van de oude gerechten. In de
jaren na de inlijving bij Frankrijk werden gemeenten samen-
gevoegd, gesplitst en weer samengevoegd. De namen van voor-
malige gerechten leven nu nog voort in die gerechten wel-
ke het nooit verder hebben gebracht dan buurschappen of
gehuchten, zoals bijvoorbeeld Heemstede, Honswijk, Oud
Wulven, Schonauwen, Waijen en Wulven, naast de huidige
dorpen 't Goy, Schalkwijk en Tuil en 't Waal.
-ocr page 9-
-8-
Door deze ontwikkeling verloor in de eerste helft
van de vorige eeuw een aantal rechthuizen binnen de
grenzen van onze tegenwoordige gemeente zijn funktie.
Bekend zijn bijvoorbeeld het rechtshuis van Wulven,
waarvan de fraaie wapensteen de gevel siert van de
boerderij Wulfsedijk 10, het rechthuis van Heemstede
in de naam 'Hoeve 't Rechthuis' aan de Heemsteedse-
weg 6 en het rechthuis van Schalkwijk dat deel uitmaak-
te van de herberg 'De Prins', thans Brink 2-4. Door het
gerecht van Houten en 't Goy, zoals de volledige naam
luidde, werd eeuwenlang gebruik gemaakt van de herberg
'De Roskam', het tegenwoordige hotel-café-restaurant
van die naam aan het Plein. Dit blijkt niet alleen uit
het archief van dit gerecht, maar ook uit de huurover-
eenkomst van 1 mei 1812, toen Anthony Lagerweij, als
'maire' (burgemeester) van Houten, van Gerrit van
Echtelt, kastelein in de herberg 'De Roskam', een
kamer huurde 'welke vanouds is geweest de vergader-
kamer van schout en gerecht van Houten'.
Gemeentehuis op het Plein
De administratie van plattelandsgemeenten was in de
eerste helft van de vorige eeuw nog zó eenvoudig, dat
die vaak bij de gemeentesecretaris thuis plaats kon
hebben. Dit leverde nog geen volledige dagtaak op,
zodat de secretaris als regel tevens burgemeester was.
In de gemeente Schalkwijk werd deze dubbelfunctie in
1916 gesplitst; Houten moest daarvoor nog een jaar
wachten.
De raadsvergaderingen werden aanvankelijk gehouden
in één van de dorpscafé's, als regel in dezelfde
welke ook als rechthuis dienst had gedaan. Dit bracht
waarschijnlijk een maximum aan openbaarheid en in-
spraak mee van de andere cafébezoekers. Om nu rust en
orde tijdens de vergaderingen te waarborgen werd een
vaste ruimte in het café gehuurd, meestal de 'opkamer'
(de kamer boven de kelder).
Tot in de eerste helft van de 19e eeuw waren de
werkzaamheden voor een kleine gemeente in een verarmd,
agrarisch Nederland zonder industrie en zonder wel-
-ocr page 10-
Het gemeentehuis op het Plein.
Prentbriefkaart, ± 1905. Topografische Atlas
van de gemeente Houten.
-ocr page 11-
10
Het gemeentehuis op het Plein tijdens de verbouwing
in 1917. Topografische Atlas van de gemeente Houten.
Het gemeentehuis op het Plein tijdens de sloop in
1957. Topografische Atlas van de gemeente Houten.
-ocr page 12-
-11-
vaart, uiterst beperkt. Ons land bleef nog lange tijd
economisch, cultureel en politiek achter bij andere
Europese landen. Pas in de tweede helft van de vorige
eeuw volgde, mede door de industrialisatie, een op-
leving. De invloed van de overheid op het maatschappe-
lijk gebeuren werd sinds die tijd groter, hetgeen tot
een toename leidde van allerlei taken, zowel in omvang
als wat inhoud betreft. Voor de lokale overheid kwam
sinds die tijd ook de bouw van gemeentehuizen op het
platteland op gang. Zo werd in de gemeente Houten in
1875 het eerste gemeentehuis gebouwd en wel op de
Brink (tegenwoordig Plein geheten). Dit gebouw stond
tegenover de N.H.kerk, aan de noordzijde van het
tegenwoordige parkeergedeelte. De eerste steen werd
op 19 oktober 1875 gelegd door burgemeester Samuel
van Raven. Het gebouw had aanvankelijk alleen een
beganegrond-verdieping met daarboven een zolder met
een schuin dak. Door de toename van de werkzaamheden
werd het gemeentehuis in de loop der jaren te klein.
In 1917 werd, door het optakelen van het dak, op het
bestaande gedeelte een verdieping gebouwd. Deze uit-
breiding kostte toen f.6.981,65. Het werk werd uitge-
voerd door aannemer J.C.Schenkel te Jutphaas. Hij was
namelijk de laagste inschrijver en kon dat ook zijn
omdat door hem, als enige inschrijver, de constructie
van het optakelen van het dak werd toegepast.
Bij een luchtaanval op de kom van het dorp Houten
op 28 november 1944 werd de achter het gemeentehuis
staande openbare lagere school ''t Groentje' verwoest.
Het gemeentehuis liep ernstige schade op, maar kon
hersteld worden. Doordat de gemeente de beschikking
kon krijgen over een gedeelte van 'Huize De Grund'
werd het gemeentehuis vrijgemaakt voor het onder-
brengen van de openbare lagere school. Dit duurde tot
het gereedkomen in 1956 van een nieuw schoolgebouw aan
de Prins Bernhardweg. Daarnaast heeft het gemeentehuis
ook nog dienst gedaan als politiepost. Van 1 september
1939 tot 19 mei 1947 was er ook de Distributiedienst
in ondergebracht en heeft het bovendien nog gediend als
woning. Dit duurde tot 4 december 1956 toen de laatste
-ocr page 13-
-12-
bewoner het pand moest verlaten omdat het gesloopt
ging worden in verband met de reconstructie van het
Plein, waar onder meer een parkeerplaats werd aange-
legd. In het begin van 1957 werd voor een bedrag van
f.3.326,- tot sloop overgegaan door de Fa.Gebrs.de Rooij
uit Wijk bij Duurstede.
Gemeentehuis 'De Grund'
Als nieuw gemeentehuis werd dus het perceel
Utrechtseweg 8 in gebruik genomen, dat wil zeggen het
beganegrondgedeelte. De eerste en de zolderverdieping
hebben tot 16 december 1953 nog als ambtswoning gediend
(eerst nog voor de burgemeester en daarna voor de gemeen-
tesecretaris) .
Burgemeester Jacob Waller had dit pand in 1877 (eerste-
steenlegging op 1 september) als woning laten bouwen en
hieraan de naam gegeven van 'Huize De Grund'.
Samenvoeging gemeenten
Met ingang van 1 januari 1962 vond de samenvoeging
plaats van de gemeenten Houten, Schalkwijk en Tuil en 't
Waal tot de gemeente Houten. Dit betekende ook de huis-
vesting van de bestuurlijke organisatie en het ambtelijk
apparaat van de nieuwgevormde gemeente in het gemeentehuis
van Houten. Eén van de gevolgen van deze samenvoeging was
dat de gemeenteraad werd uitgebreid van 11 naar 13 leden.
Het ambtelijk apparaat van de voormalige gemeente Houten
van 5 man sterk werd toen uitgebreid met de 3 nog over-
gebleven ambtenaren van de gemeenschappelijke secretarie
van Schalkwijk en Tuil en 't Waal. Daarnaast was in het
gemeentehuis ook nog ondergebracht de uit 3 man bestaande
Gemeentewerken (toen nog Technische Dienst geheten). De
huisvesting was op deze - al was het maar een geringe -
uitbreiding niet berekend. Het is er echter de eerste jaren
ook niet van gekomen om tot uitbreiding van de ruimte over
te gaan.
-ocr page 14-
-13-
Gemeentehuizen van Schalkwijk en Tuil en 't Waal
Het gerecht Schalkwijk maakte voor zijn vergaderingen
gebruik van een ruimte in herberg 'De Prins'. De gemeente
Schalkwijk gebruikte dit pand aanvankelijk ook. Sinds het
begin van de twintiger jaren van de vorige eeuw werd de
opkamer gehuurd van het café 'Dorpszicht'. De gehuurde
ruimte droeg de naam van 'raadkamer'. Dit perceel is in
1950 gesloopt, nadat achter het café-woonhuis het hotel-
café-restaurant 'Het Wapen van Schalkwijk' (Provinciale-
weg 1) was gebouwd.
Op 27 november 1891 besloot de gemeenteraad om, voor
de duur van twaalf jaar, het huis 'Rustenburg' voor f.200,-
per jaar te huren van Gerardus de Bie, teneinde dit te
bestemmen tot gerechtshuis. Dit huren geschiedde na
jarenlange plannen van burgemeester Julianus P.Kleinschmit
Het huis 'Rustenburg' te Schalkwijk.
Aquarel, toegeschreven aan K.Haman, ± 1895.
Topografische Atlas van de gemeente Houten.
-ocr page 15-
-14
om een gemeentehuis te bouwen, in tegenstelling tot de
meerderheid van de raad, die een uitbreiding van de raad-
kamer voorstond. Schalkwijks eerste gemeentehuis werd op
24 juni 1892 in gebruik genomen. Dit pand werd 18 jaar als
gemeentehuis gebruikt. Daarna kreeg 'Het Trappenhuis',
zoals het in de volksmond werd genoemd, de bestemming van
woning, tot het in april 1972 ten prooi viel aan de
slopershamer.
Vanaf 1 mei 1910 werd de gemeentesecretarie gevestigd
in het perceel Jhr.Ramweg 5-6, dat de gemeente in 1871 als
woning had laten bouwen ter ondersteuning van haar poging
een huisarts voor Schalkwijk aan te trekken. Dit huis had
oorspronkelijk alleen maar een beganegrond-verdieping met
een laag schuin dak. Op 22 maart 1923 besloot de gemeente-
raad tot de bouw van een bovenverdieping en het geheel af
te dekken met een plat dak. Het werk werd voor f.7.295,-
ondershands gegund aan de Fa.Gebrs.van der Ven uit
Jhr.Ramweg 5-6 te Schalkwijk.
Aquarel, toegeschreven aan K.Haman, ± 1895.
Topografische Atlas van de gemeente Houten.
-ocr page 16-
-15-
Schalkwijk. Tot de opheffing van de gemeente bleef dit
gemeentehuis in gebruik. Daarna werd de hulpsecretarie er
in ondergebracht, ook maar tot 1 januari 1975 toen de
hulpsecretarie werd opgeheven en vele werkzaamheden daar-
van werden ondergebracht bij het hulppostkantoor te
Schalkwijk.
De gemeente Schalkwijk had officieel sinds 1 januari
1935 met de gemeente Tuil en 't Waal een in Schalkwijk
gevestigde gemeenschappelijke secretarie. Vóór die tijd
bestond er wel een gemeenschappelijke secretarie, maar
een officiële regeling ontbrak daarvoor.
Voor raadsvergaderingen, het voltrekken van huwelijken
en zo meer werd in Tuil en 't Waal nagenoeg altijd gebruik
gemaakt van een kamer in de woning welke vanouds bij de
Biesbossche korenmolen behoorde (thans perceel Lange
Uitweg 70), zij het met een onderbreking van een aantal
jaren toen gebruik werd gemaakt van het perceel Waalseweg
5, destijds de ambtswoning van het hoofd van de Michaël-
school.
Eerste uitbreiding gemeentehuis 'De Grund'
Na de samenvoeging en de verdere uitbreiding van de
gemeentelijke taakstelling groeide het ambtelijke apparaat
aan het einde van de zestiger jaren zodanig uit, dat
omgezien moest worden naar andere huisvesting. Bij de toen
heersende onzekerheid over het aanwijzen van Houten als
groeikern werd het tenslotte beter geacht het bestaande
gemeentehuis uit te breiden in plaats van het huisvesten
van verschillende onderdelen elders in het dorp Houten.
Sinds die tijd kreeg ook de inspraak en openbaarheid in
Houten gestalte. Dit vond zijn weerslag in de instelling
van commissies en een eerste aanzet tot het beleggen van
inspraak- en voorlichtingsbijeenkomsten. Daarom werd in het
najaar van 1969 en het voorjaar van 1970 een (niet ver-
plaatsbaar) semi-permanent kantoorgebouw geplaatst achter
het bestaande gemeentehuis. Beide gedeelten werden door
een zogenaamde 'droogloop' met elkaar verbonden. Voor de
bouw werd een krediet uitgetrokken van f.134.000,- en
voor de inrichting met onder andere een telefooninstallatie
f.65.000,-. Het naar 18 personen uitgegroeide ambtelijke
-ocr page 17-
-16-
apparaat kreeg in het gehele complex een ruime behuizing.
Na enkele jaren groeide het apparaat verder uit, zodat
als noodoplossing het Bureau Bevolking van 28 september
1973 tot 1 januari 1975 werd ondergebracht in een lokaal
van een noodschool aan het einde van de Koningin Emmaweg.
Tweede uitbreiding gemeentehuis 'De Grund'
Het serai-permanente gedeelte van het gemeentehuis
onderging in 1974 een aanzienlijke uitbreiding toen het
er naar uitzag dat Houten inderdaad tot groeikern zou
Gemeentehuis 'De Grund'.
Prentbriefkaart, 1907. Topografische Atlas van de
gemeente Houten.
-ocr page 18-
-17-
worden aangewezen en het Globaal Bestemmingsplan Houten
op 26 juni 1974 door de gemeenteraad werd vastgesteld.
Voor de toekomstige uitgroei van Houten werd een begin
gemaakt met het op sterkte brengen van het ambtelijke
apparaat. Dit groeide uit naar 29 personen per 1 januari
1975.
Voor de uitbreiding en inrichting werd een bedrag
uitgetrokken van totaal f.291.400,-. Na interne verhuizing
en de terugkeer van het Bureau Bevolking kon met ingang
van het jaar 1975 een ruimere behuizing in gebruik
worden genomen.
Derde uitbreiding gemeentehuis 'De Grund'
Bij het verschijnen in ontwerp van de Verstedelijkings-
nota in 1976 was Houten opgevoerd als groeikern. Deze nota
werd op 30 mei 1978 door de Tweede Kamer aangenomen en Houten
werd hierdoor officieel groeikern. Toen deze aanwijzing
eenmaal zeker was werd het gemeentelijke apparaat gelei-
delijk uitgebreid en wel naar 39 personen per 1 juli 1978.
Met ingang van 5 september van dat jaar werd het aantal wet-
houders gebracht van 2 naar 3. Door dit alles ontstond op-
nieuw ruimtegebrek. Daarom werd in het begin van 1978 een
noodgebouwtje naast het gemeentehuis geplaatst en werd de
afdeling Sociale Zaken daarin gehuisvest. Aan eenmalige
kosten was een bedrag nodig van f.18.650,-; de maandelijkse
huur bedroeg f.2.125,-.
Vierde uitbreiding gemeentehuis 'De Grund'
Bij een verdere groei van de gemeentelijke organisatie
bleek opnieuw een toenemend gebrek aan vergader- en werk-
ruimten. Een vierde uitbreiding van het gemeentehuis werd
verkregen door een forse aanbouw van verplaatsbare semi-
permanente onderdelen tot één geheel. Het werk werd uitge-
voerd in het najaar van 1978 en het voorjaar van 1979. Het
geheel vergde een bedrag van f.1.100.000,-. Na een
volledige interne verhuizing kon het bestuur en de uit
54 personen bestaande ambtelijke organisatie in april
1979 het vergrote gemeentehuis in gebruik nemen.
-ocr page 19-
- 18-
Naar een nieuw gemeentehuis
Door het steeds maar in semi-permanente vorm uitbreiden
van het gemeentehuis bleek bij een verdere uitgroei van de
ambtelijke organisatie de tijdelijkheid van het onderkomen.
Daarom werd besloten om in het zuidoostelijke deel van het
centrumgebied van het Globaal Bestemmingsplan Houten een
nieuw kantoorgebouw te laten bouwen, zij het dat dit ook
weer een tijdelijk karakter heeft, al biedt het wel plaats
aan de 84 ambtenaren die de organisatie in oktober 1981
telde.
Een definitief gemeentehuis is gepland in het toekomstige
Centrum van het Globaal Bestemmingsplan Houten, ten westen
van het nieuwe station.
Het tijdelijke gemeentehuis aan de Standerdmolen
In juni 1979 werden zeven projectontwikkelaars uitge-
nodigd om een schetsontwerp in te dienen voor een kantoor-
complex met een bruto-vloeroppervlakte van ongeveer 5.000 m^.
Hieraan werd een prijsvraag verbonden. De gemeente zou van
het gehele complex, voor het onderbrengen van de bestuur-
lijke organisatie en het ambtelijk apparaat, ongeveer
3.500 m^ huren voor minimaal 5 en maximaal 10 jaar. Het
kantoorgebouw van ca. 1.500 m^ kan de eigenaresse aan
derden verhuren. Het gehele complex moest worden gesitueerd
aan de Odijkseweg, tegenover de Coöperatie.
In december 1979 koos de gemeenteraad de inzending van
Van Wijnen Vastgoed B.V. te Dordrecht uit als winnend ont-
werp. Van Wijnen had voor het ontwerp het Architectenbureau
Hoogstad-Weeber-Schulze-van Tilburg te Rotterdam ingeschakeld.
Nadat het schetsontwerp verder was uitgewerkt tot een
besteksklaar plan, kon op 1 juni 1980 de bouwvergunning door
de gemeente worden verleend. Op 26 juni 1980 sloeg de toen-
malige gemeentesecretaris G.van Malkenhorst de eerste paal.
De bouw en inrichting verliep zo voorspoedig dat het
gemeentebestuur en de ambtelijke organisatie het gebouw
al op 28 september 1981 konden betrekken.
Houten, oktober 1981
Afdeling Voorlichting
Gemeente Houten.
-ocr page 20-
- 19
De ridderhofstad Hindersteyn (I)
De Ridderhofstad Hindersteyn is gelegen in het zuid-
oosten van de provincie Utrecht, in de gemeente Langbroek.
Door dit landelijke dorp stroomt de Langbroeker Wetering,
gegraven rond 124 0 ter ontginning van dit gebied. Rond
1300 verrezen er versterkte huizen in de vorm van woon-
torens. Bij het zien van een zo groot aantal verdedigings-
torens komt al gauw de gedachte op dat we hier te maken
hebben met een soort verdedigingslinie van de Bisschop
van Utrecht tegen de Hertog van Gelre.
Bestudering van de machtsverhoudingen in de Middel-
eeuwen leert ons dat verschillende landsheren, zowel de
Graaf van Holland als de Hertog van Gelre, zwaarwegende
belangen hadden, waarbij zij zich gesteund zagen door de
verschillende kasteelheren. Ook de Stichtse goederen
waren niet in één hand, maar blijken bij nader onderzoek
verdeeld te zijn tussen de Bisschop en de kapittels, die
soms op gespannen voet met elkaar verkeerden.
Het lijkt erop dat de woontorens gebouwd zijn zonder
toestemming van een of andere landsheer. Zij kunnen dus
beschouwd worden als een resultaat van een combinatie van
aanzien, macht en middelen, die bepaalde personen op een
gegeven moment in hun gemeenschap bezaten. Naast toe-
vluchtsoord in tijden van nood, dienden de donjons ook als
statussymbool. In de loop der eeuwen, toen het op het
platteland rustiger was geworden, werden de oorspronke-
lijke alleenstaande woontorens uitgebreid met woon-
vleugels, torens en andere aanbouwselen, welke stijlen
vertonen uit de 17e, 18e en 19e eeuw.
Hindersteyn en zijn bewoners in de loop der eeuwen
Het preciese jaartal van de stichting van Hindersteyn
is niet bekend, maar het moet omstreeks 1300 zijn gesticht
door een Hinder van Wulven uit het geslacht van Wulven.
Zijn naam Hinder (= van Hendrik), vermeerderd met 'steyn',
wat 'stenen hoofdgebouw' betekent, vormt de naam Hinder-
steyn.
-ocr page 21-
-20-
Volgens sommigen is het eigenlijk Hindesteyn, omdat
het helmteken van het wapen een hinde voorstelt. Weer
anderen zeggen dat het een stenen gebouw is om te hinde-
ren, een hindersteyn dus.
De Van Wulvens waren geen onbekenden in deze streek.
Zij hebben ook kasteel Hardenbroek gesticht in 1260 en
enkele decennia later kasteel Sterkenburg, allebei langs
de Wetering gelegen. Dit is te zien doordat Hindersteyn,
Hardenbroek en Sterkenburg - samen met nog een zestal
andere kastelen in het Utrechtse - allemaal hetzelfde
wapen voeren, nl. golvend gedwarsbalkt. De kleuren ver-
schillen van kasteel tot kasteel. Zo zijn er combinaties
van rood met goud of zilver, blauw met goud of zilver,
al of niet beladen met bezanten. Hindersteyn springt
daaruit met afwijkende kleuren van sabel (=zwart) en
zilver.
Omstreeks 1315 is Hindersteyn in het bezit van Heer
Willem Suermont. Zijn zoon noemt zich afwisselend Suer-
mont van Hindersteyn of gewoon Van Hindersteyn. Het
huis gaat over van vader op zoon, totdat in 1463 Berent
Grauwert ermee wordt beleend door Bisschop David van
Bourgondië. Deze Berent Grauwert was Schepen van
Utrecht in 1426, ouderman van de Bijlhouwers. In 1443
werd hij voor een jaar verbannen en zelfs werden er
400 Beyersche guldens op zijn lijf gezet.
Zijn zoon Berent Grauwert wordt in 1484 na de dood
van zijn vader met het huis beleend. Hij huwde met
Geertruyd van der Eem. In 1536 wordt er een lijst van
erkende ridderhofsteden opgesteld. Wat was er namelijk
aan de hand?
De bisschop gaf lenen uit aan een Heer die op zijn
beurt weer een deel beleende aan zijn onderdanen, die
hem de eed van trouw moesten afleggen. Om nu te zorgen
dat de eed van trouw werd afgelegd bediende de Heer
zich van allerlei lokkertjes, zoals bepaalde privi-
leges, een gedeeltelijke vrijstelling van belasting en
deelname aan 's lands bestuur. In tijden van oorlog
moesten de ridderhofsteden helpen met de verdediging
van de heerlijkheid. Daartoe waren ze uitgerust met
zware muren, grachten en ophaalbruggen.
-ocr page 22-
-21-
De privileges werkten onverminderd door, ook toen het
buskruit uitgevonden was en de verdedigingstorens hun
militaire betekenis hadden verloren. De Staat besloot om
een lijst van erkende ridderhofsteden aan te leggen, die
eerst in 1535/36 en later in 1538 uitgebreid werd tot
63 namen, waarna de lijst als gesloten werd beschouwd.
Alhoewel er versterkte huizen waren die nog probeerden er
later bij te komen, lukte dit toch niet; de kring van ge-
privilegieerden wenste zich niet uit te breiden.
Bij het opstellen van de lijst van erkende ridderhof-
steden in 1536 stond Hindersteyn er niet bij. Geertruid
van der Eem schreef een protestbrief^ aan de Staten van
het Sticht met de inhoud: dat de woning van haar zoon
(inmiddels was deze Heer van Hindersteyn) te Neerlang-
broek immer voor riddermatigheid gegolden had. '... Een
Ritterwoninge heeft genoemt Hindersteyn gelege in den
dorpe Nederlangbroek, mit opgetoge voorpoorte en dubbele
gragten omgrave, daer van zij en haare voorvaders posses-
soirs derzelven huyste altijd (als andere Eedele en
Ritterhofstede) van alle xatingen en contributie vrij en
ex- empt en van Rittermatige Luiden geacht en gehouden
geweest zijn.' De brief heeft blijkbaar geholpen, want
op 15 februari 1538 werd Hindersteyn toch alsnog op de
lijst van erkende ridderhofsteden geplaatst.
Berent Grauwert liet geen kinderen na en het goed
ging over op zijn zuster. Jonkvrouwe Bernarda Grauwert.
Zij was getrouwd met Anthonius van Zuylen van Nyevelt
tot 's Heeraartsbergen. Het echtpaar had twee zonen:
I.  Frederik van Zuylen van Nyevelt;
II. Beernt van Zuylen van Nyevelt, Heer van Otter-
spoorbroek. Hij huwde Mechteld van der Maeth. Hier-
uit sproten:
I.  Anthonius van Zuylen van Nyevelt;
II. Cornelia van Zuylen van Nyevelt, die in 1608
Evert van der Marsche huwde. Uit dit huwelijk sproot
Bitter van der Marsche.
Frederik van Zuylen van Nyevelt werd in opdracht van
zijn moeder Bernarda in 1577 met Hindersteyn beleend, maar
hij overlijdt te Neerlangbroek op Hindersteyn, 11 mei
1597, zonder kinderen na te laten. Er komen geen erf-
-ocr page 23-
22
^ *
T3 -
,
!-l 4J
0) 43
01 o
C CU
ÖO 1-1
•H JJ
(0 Ö
<U
ÖO C
C CO
O >
... jj
c^ x:
•^ o
■.— -r-l
r- 4-1
• to
M M
C 0)
Tl
U d)
Xi Z
o
<u u
1
M 0)
i
U SC
f
3 -
• 4-1
< -H
• 3
O
o:
u-I
4-1
\D
U3 ^
, ▼—
nj C
1
r-l ■^^
'O
4-1
' C
<; M
i O
>-l
0) o
j:
c
o c
>^
co •!-(
<u
•r-l
U
>4-l ÜO
tn
Cfl C
u
H tH
Q)
00 C
T)
O 0)
c
IX ^
• f-(
o 0)
p:
H 4-i
■M ,jD
-ocr page 24-
-23-
genamen opdagen en voorlopig wordt er een curator benoemd.
Pas in 1626 komt als erfgenaam opduiken Jonker Bitter
van der Marsche. In deze tijd moet het poortje gebouwd
zijn, blijkens een sluitsteen in de poort van Hindersteyn.
Wel aardig is om te vermelden dat in deze tijd overal bij
de versterkte huizen van dergelijke gebouwtjes verrezen.
Het eerste exemplaar verscheen op Huis Groenesteyn in 1617;
het is thans nog aanwezig en werd gebouwd over de Lang-
broekerwetering. In 1628 volgt het poortje van kasteel
Sterkenburg dat in de 19e eeuw weer is gesloopt. In 1642
dat van Weerdesteyn en in 1647 dus dat van Hindersteyn.
Ook de huizen Lunenburg, Walenburg en Rijsenburg veschik-
ten over zo'n toegangspoort.
Jonker Bitter van der Marsche laat één dochter na: Anna
Cornelia, die trouwt met Jonkheer Adolf van Oostrum. Ten
tijde van deze Anna Cornelia van Oostrum is er een afbeel-
ding bekend welke tevens de vroegst bekende is die er van
Hindersteyn bestaat. We zien op deze voorstelling het huis
vanuit het noorden. Naast de woontoren is rechts een stenen
woonhuis aangebouwd, dat waarschijnlijk een houten voor-
ganger had. Vermoedelijk zal deze aanbouw uit dezelfde
tijd dateren als het poortje, dus ±1647. De ingang wordt
gevormd door een toogdeur die bereikbaar is door middel
van een houten brug. Ter weerszijden van de deur zijn
twee kruisvensters aangebracht. Links en rechts is een deel
van de voorburcht te zien evenals een duiventil, wat wijst
op de aanwezigheid van het recht om duiven te houden.
Het dak van de woontoren wordt gevormd door een zadeldak
met twee windvanen, zoals dat thans nog te zien is op
kasteel Lunenburg. Resten van een borstwering zijn nog aan-
wezig, hoewel ze enigszins gehavend zijn. Duidelijk is te
zien dat er van pracht en praal geen sprake is.
De weduwe Anna Cornelia van Oostrum had nogal veel schul-
den en om deze te kunnen betalen was zij genoodzaakt om
Hindersteyn in 1682 te verkopen voor 10.500 gulden aan
vrouwe Mechteld van Reede van Renswoude Douariëre van Har-
denbroek. Zij was dus getrouwd met Gijsbert van Harden-
broek, Luitenant-Kolonel en Commandeur van Hulst, die in
1658 overleed. Zij hadden zes kinderen, van wie Gijsbert
Johan in opdracht van zijn moeder in 1682 beleend wordt met
-ocr page 25-
24-
-ocr page 26-
-25-
Hindersteyn. In 1699, bij het overlijden van Gijsbert,
wordt zijn zoon Heer van Hindersteyn. Deze verkocht het
goed in 1713 publiekelijk. Koper werd Matthias van Roms-
winkel, kannunik van het kapittel van Oud Munster, Rit-
meester onder het Regiment Curassiers van de Heer Generaal
Palfi ten dienste van den Keyserlijke Majesteit. Al binnen
zeven jaar doet Matthias het huis over aan Mr.Daniël de
Milan de Visconti, Baron des H.M.Rijk. Deze familie was
zeer gefortuneerd en bezat meerdere huizen en landerijen
in de Staten van Utrecht.
In 1780 overlijdt de laatste telg uit dit geslacht:
Gijsbert Franco Baron de Milan de Visconti. Universeel
erfgenaam wordt Jacoba Johanna Guitton, die jarenlang de
steun en toeverlaat van de familie De Milan was geweest.
In 1795 wordt een nichtje - Wilhelmina van Flodorp -
erfgename, na het overlijden van Jacoba Johanna gravin
Picot dela Mentaye geboren Guitton.
Wilhelmina van Flodorp was getrouwd met Friedrich
Johan Freiherr van Derfelden von Lautell. Deze familie
stamt uit Estland, waar in het graafschap Waldeck hun
ridderslot Dornfelden lag. Door verbastering is dit
allengs in Derfelden veranderd. Johan Friedrich kwam in
1759 naar Holland en werd geplaatst in het regiment van
de Graaf van Rechteren, kreeg in 1773 een compagnie in
het regiment van de erfprins van Oranje en nam in 1792
met de rang van luitenant-kolonel zijn ontslag. Eén van
hun kinderen, Gijsbert Franco van Derfelden, erfde de
titels en de bezittingen. Vanaf die tijd noemt Gijsbert
zich Van Derfelden van Hindersteyn. Hij trouwt met
Adriana Lyclema a Nyeholt, geboren te Franeker in 1785
en overleden te Snellenburg in 1840.
Baron van Derfelden heeft zich in de wetenschappelij-
ke wereld een goede naam verworven door zijn grote
kaart van Nederlands Indië in acht bladen met bijbehoren-
de beschrijving; een zeer verdienstelijk werk voor die
tijd.
Hindersteyn circa 1730.
Tekening in O.I.inkt door C.P.Serrurier. Topografische
Atlas R.A.Utrecht, nr.1A90.
-ocr page 27-
-26
-ocr page 28-
-27-
Na de dood van zijn vrouw verkoopt Gijsbert Franco het
kasteel aan Philip Julius baron van Zuylen van Nyevelt,
in 1841. Hij is een zoon van Mr.Jacob van Zuylen van
Nyevelt en Adriana Maria Cornets de Groot; Adriana is een
regelrechte afstammeling van Hugo de Groot.
Na de koop is er nog een correspondentie tussen
Gijsbert van Derfelden en Philip Julius. Het ging hier
over een naamrol van de bezitters en over het erkende
wapen van Hindersteyn. Gijsbert van Derfelden weet
zich nog te herinneren dat hij van zijn vader heeft
vernomen dat boven het wapen een open helm was, waaruit
een hinde uitziet; de naam zou dus moeten schijnen
Hindesteyn en niet Hindersteyn. In 1818 werd het wapen
officieel erkend door de Hoge Raad van Adel.
De komst van Philip betekent voor Hindersteyn dat
het zijn huidige neogotische aanzicht verkrijgt. Hier
te lande waren gedurende de 17e en 18e eeuw bij de
kerkbouw de gotische stijlkenmerken uit de construc-
tuele overwegingen toch niet geheel verdwenen. Met de
ontwerpen voor een paleis op Zorgvliet bij Den Haag
door Koning Willem II in de jaren '30 van de vorige
eeuw kwamen de gotieke vormen in de noordelijke Neder-
landen tot nieuw leven. In het algemeen had de gotiek
van de 18e en 19e eeuw een zuiver ornamentele functie
en geen constructieve, zoals in de Middeleeuwen het
geval was.
Drie bescheiden voorbeelden kunnen wij in ons land
noemen, welke aan Koning Willem II zijn gotische
plannen vooraf gingen. Ten eerste een anglo-gotische
kapel - slechts een tuinornament - in het landschaps-
park dat door J.Michael werd aangelegd in 1760, op
landgoed Beeckesteyn bij Velsen. Het tweede voorbeeld
is Moersbergen, een ridderhofstad in de nabijheid van
de Langbroekerwetering, die op een litho uit 1828
reeds neogotische kenmerken vertoont. Ook de donjon
Hindersteyn circa 1740.
Gezicht op het kasteel van voren en terzijde. Tekening
in O.I.inkt door H.de Winter. Topografische Atlas R.A.
Utrecht, nr.1491-1.
-ocr page 29-
28
vO
<f
• *^
<: •
u
tó C
<i '
ij
• 1—1
M (U
OJ >
>-. 0)
<U >,
CQ Z
0) C
X) n)
>
C
n) c
<-l 0)
I—1
>J >.
O 3
O N)
T)
C
^ n)
o
•'-i>
m
•r-(
r^
1—(
*—
C i-i
•1-1 i-l
(13
•H O
U
x: o
U
u
•H
tn »■
O
M 01
(0 ÖO
C
tfl (0
>.
> x;
<u
c
4-1
ÖO (U
CO
c >
M
•H (fl
<U
C ^1
•X)
<u o
c
^ 1
•rA
(U U]
pa
H -
-ocr page 30-
29-
Ph.J.Baron van Zuylen van Nyevelt (1785-1864);
particuliere collectie.
van kasteel Sandenburg te Langbroek heeft omstreeks
1740 al neogotische kenmerken. Op de Weyenburg in de
Betuwe zijn eveneens gotische stucversieringen in de
in 1760 tot hal verbouwde binnenplaats aan te wijzen.
Deze gevallen uit de 18e eeuw zijn aarzelende stappen
in de richting van de neogotiek in de 19e eeuw.
Huize De Schaffelaar in Barneveld is naar een
Engels voorbeeld ontstaan in 1852. In 1835 onderging
kasteel Beverweerd onder architect Kramms leiding een
gedaanteverwisseling van middeleeuws slot tot een
-ocr page 31-
-30-
bijna klassiek regelmatige burcht in neogotische stijl.
In de jaren '40 werden Sterkenburg en Hindersteyn
verfraaid en uitgebreid met torens, kantelen en andere
neogotische ornamenten. Van Lunteren heeft tenslotte in
1870 Sandenburg doen veranderen in een soort roomsoes.^
Omtrent het jaartal van de verbouwing van Hindersteyn
tasten wij in het duister. In de poort is wel een steentje
aangebracht met de tekst 'anno 1647, renovatum 1847'. We
mogen dus veronderstellen dat rond dit jaartal de neo-
gotiek op Hindersteyn zijn intrede deed. Uit verschillende
gegevens kunnen we opmaken dat het huis zoals wij dat
heden ten dage kennen in verschillende etappes is ge-
bouwd .
Bekijken wij een portret^ van Philip Julius, dan zien
wij op de achtergrond een schilderij hangen van Hinder-
steyn in zijn 18e-eeuwse gedaante. Maar als men goed kijkt
zien we op het tentdak van de toren een grote schoorsteen
met smeedijzeren bekroning. Dit is de schoorsteen zoals
die voorkomt op het huidige huis. Op het klokgeveltje staat
ook het alliantie-wapen van Van Zuylen van Nyevelt en zijn
vrouw Frederika Maria van Bylandt. Dit portret moet dus
van vóór 1847 stammen. Waarschijnlijk was Philip toen hij
Hindersteyn kocht in 1840 niet van plan om het aanzien zo
drastisch te wijzigen, en heeft hij de allernoodzakelijk-
ste verbeteringen aangebracht, zoals de nieuwe schoorsteen.
Tijdens het gebruik is hem zeker gebleken dat het huis
toch niet al te practisch was, vooral ook door de gracht
die rond het huis loopt. Philip heeft dit een tijdje aan-
gezien en besloot tot afbraak van het 17e-eeuwse huis.
In het platenboek van P.J.Lutgers uit 1869 lezen we bij
de begeleidende tekst over Hindersteyn: 'Na achtereenvol-
gens in handen van verschillende familiën te zijn geweest
werd het in 1841 aangekocht door den Heer Ph.J. baron van
Zuylen van Nyevelt die het bouwvallig geworden huis deed
afbreken doch den toren herstellen. Het later weder opge-
bouwde gedeelte werd door de tegenwoordige bewoner den
Graaf van Zuylen van Nyevelt oud minister van Buitenlandse
zaken, aanzienlijk vergroot.'
-ocr page 32-
-31-
Philip Julius heeft dus de middeleeuwse toren her-
steld, zodat alleen dit en muurwerk uit 1647 nog resten
van het oude huis. De kleine kruiskozijnen die uit de
17e eeuw dateerden hadden hun beste tijd wel gehad en
besloten werd om nieuwe vensters uit te hakken in de
muren, die moesten zorgen voor een ruime lichtinval in
de sombere donjon. In beide gevels kwamen spitsboog-
vensters met ramen met kleine roedeverdeling.
Korte tijd later is toen de trapgevel opgetrokken,
bestaande uit één verdieping en zolder. De situatie
verschilde in zoverre van de middeleeuwse toestand,
dat er nu een neogotisch huisje tegen de donjon was
aangebouwd. Philip Julius heeft dus wel het principe
willen handhaven van een klein huis naast een kloeke
donjon. De achterzijde van het huis, die zichtbaar is
op de prent uit 1740, vertoonde in die tijd een soort
accolade-vormige golving; deze werd rechtgetrokken. De
aanwezige oude ramen werden dichtgemetseld en ter
vervanging werd ook hier een spitsboogvenster aange-
bracht .
De ingangpartij is niet uitgesproken monumentaal.
Een bordes, vaak onontbeerlijk voor de status van een
adelijke behuizing, ontbreekt. Om de hal zo licht
mogelijk te maken werd gekozen voor een groot glas-
oppervlak in de vorm van drie spitsboogramen, waarvan
er één als toegangsdeur fungeert. In de top van de trap-
gevel werd een zogenaamd roosvenster aangebracht, dat
een doorsnede heeft van ruim 125 cm. Het raam kan
kantelen, zodat een vlaggestok van hieruit naar buiten
kan worden gestoken.
Nu het huis zo'n opfrisbeurt had gekregen, kon het
poortgebouwtje uit 1647 niet achterblijven, zodat ook
dit in neogotische trant werd 'gerestaureerd'. De eigen-
lijke poort werd met een verdieping verhoogd, zodat
hier ruimte werd gecreëerd voor de koetsiers en ook
voor de duiven; want onder de kroonlijst werden duiven-
gaten aangebracht.
Tegen de poort werd een koetshuis aangebouwd met
grote deuren voor het gerij en de paarden. Op de vloer
lagen klinkers en een vernuftig draaiend rooster zorgde
voor de luchtverversing.
-ocr page 33-
-32-
Om het landgoed te beheren was een tuinbaas nodig,
die ook toezicht zou moeten houden op het overige perso-
neel dat op het landgoed zijn boterham verdiende. Daartoe
werd in 1851 het zogenaamde Baashuis gebouwd. De eerste
steen werd gelegd door Jhr.J.A.van Hardenbroek op 31 mei
1851. Ook dit bescheiden gebouwtje kreeg neogotische
elementen in de vorm van spitsboogramen; dit werd in ieder
geval wel consequent doorgezet.
In 1859 overlijdt Frederika Maria Barones van Zuylen
van Nyevelt op Hindersteyn. In 1864 wordt zij gevolgd door
Philip Julius Baron van Zuylen van Nyevelt van Hindersteyn,
Kamerheer des Konings, Oud Luitenant-Kolonel van den Staf,
Ridder der Militaire Willems Orde en der Danebrogs Orde en
oud lid der Provinciale Staten van Utrecht in de ouderdom
van 79 jaren, zoals te lezen staat in zijn overlijdens-
annonce.
Het echtpaar had geen kinderen. Als erfgenaam is be-
noemd een verre neef, Philip Julius Hendrik Graaf van
Zuylen van Nyevelt. Deze was in het jaar van het overlijden
van zijn erflater pas 11 jaar, zodat zijn vader - Mr.Julius
Philip Jacob Adriaan Graaf van Zuylen van Nyevelt - als
bewindvoerder werd aangewezen. We lezen in het dagboek van
laatstgenoemde:
'In december ontving ik een schrijven van den Heer van
Bylandt van Marienweerd, mij uitnodigende om mijn oom
Philip - die volgens dat schrijven stervende was - te komen
zien. Ik gaf hieraan gehoor maar werd zeer slecht ontvan-
gen, zodat ik mij wel voornam deze proefneming niet te
herhalen. Ik was echter genoodzaakt in het voorjaar van
1864 mijn reis te herhalen, toen mijn oom werkelijk gestor-
ven was en ik vernam dat hij Philip Julius tot zijn uni-
verseel erfgenaam had aangesteld en mij tot bewindvoerder.
Ik maakte te Hindersteyn enige bestellingen om er de
maanden Juli en Augustus te kunnen doorbrengen en de zaken
der nalatenschap te regelen.' 5
Mr. Julius Philip Jacob Adriaan werd in 1816 in Luxem-
burg geboren als zoon van Pieter Hendrik Baron van Zuylen
van Nyevelt, generaal-majoor der cavalerie en Susanne
Martha van Zuylen van Nyevelt. Pieters gezondheid had een
klap gehad tijdens de Napoleontische veldtochten; hij
stierf toen Julius zes jaar oud was. Een zusje stierf al
-ocr page 34-
-33-
jong, evenals zijn moeder, toen hij de leeftijd van 12
jaar had bereikt. Hij ging rechten studeren in Utrecht
en kwam daar in contact met zijn oom Philip Julius. Hij
schrijft hierover in zijn dagboek: 'Mijn verhouding tot
mijn oom Philip, die te Utrecht woonde, was niet aange-
naam; hij was en bleef tot zijn einde een zonderling man
die beurtelings met al de leden der familie in onmin
leefde en met de beste bedoelingen volstrekt de kunst
niet verstond om met jonge lieden om te gaan. Hij had
tijdens de overheersing van Napoleon met het Fransche
leger in Italië gediend en was in 1813 bij de restau-
ratie krijgsgevangene te Semesuar in Hongarije. Hij nam
toen onmiddellijk in ons leger dienst en verlaat na de
campagne van 1815 de Willemsorde 4e klasse, vertrok
daarna als majoor naar Java, was enige tijd adjudant
van de Gouverneur Generaal van de Capellen en Resident
van Bangoewangi en nam als Luitenant-Kolonel een eer-
vol ontslag om te huwen met de eenige zuster van de Heer
van Bylandt van Marienweerd.'
In Julius zijn dagboek lezen we verder: 'Bij mijn
verblijf op Hindersteyn ten vorige jaren was ik erop
bedacht geweest het huis bewoonbaarder te maken door er
een vleugel bij te bouwen en een ander gedeelte van het
huis te verhoogen. Hoewel hiermede vrij aanzienlijke
kosten gepaard gingen deed ik die uitgave gaarne, zowel
om er enige jaren genot van te hebben, als om het huis
bij zijne meerderjarigheid in betere toestand aan Philip
te kunnen overgeven dan ik het gekregen had.
Wij vonden alles gereed toen wij in de loop van de
maand mei verhuisden. Juf Vinkenbos die reeds te Berlijn
bij ons gekomen was vergezelde ons en het huishouden
werd nog vermeerderd door een Deutsche gouverneur voor
Philip, de Heer Urner.
In de omgeving van Langbroek vonden wij een zeer
vriendelijk ontvangst vooral stel ik de omgang met den
Heer Van Lynden van Sandenburg op prijs maar ook met de
heren De Beaufort, Calckoen, d'Ablaing van Swinderen en
Kneppelhout en de familie Labouchère en Van Eeghen
knoopten wij aangename relatiën aan.'
We lezen dus dat Graaf van Zuylen aanzienlijke kosten
maakte om Hindersteyn te verbouwen naar zijn wens, zodat
-ocr page 35-
-34-
hij er met zijn gezin en personeel comfortabel de zomer-
maanden kon doorbrengen. Het huis werd uitgebreid met
een soort torentje met kantelen. Aan de achterzijde werd
ook een deel aangebouwd en de trapgevel werd met een
verdieping verhoogd.
In juni 1866, dus een jaar na het gereed komen van
Hindersteyn, wordt Julius weer Minister van Buitenlandse
Zaken tot juni 1868; daarna is hij gezant in Petersburg,
terwijl zijn vrouw en kinderen in Holland achterblijven.
In 1894 overlijdt de graaf te Den Haag.
Hindersteyn is inmiddels verkocht door zijn zoon in
1881 aan Johanna Jacoba van Haeften. Zij werd geboren te
Den Haag in 1830 en huwde in 1856 met Jhr.Mr.Pieter
Benjamin Johan Vegelin van Claerbergen, geboren te
Leeuwarden in 1818. Hij was lid van de Tweede Kamer der
Staten Generaal.
Uit deze tijd hebben wij een beschrijving van de hand
van de rondreizende dominee Craandijk. In zijn 'Wande-
lingen door Nederland' lezen we: ' Aan de eikenlaan van
Weerdesteyn grenst de beplante singel die aan drie zijden
het terrein van Hindersteyn omringt, een korte sparren-
laan leidt naar het poorthuis met zijn roodpannen dak
en de grotendeels nieuwe nevengebouwen. Van de oude
ridderhofstad is de vierkante toren eveneens met rode
pannen gedekt nog overgebleven, al werd hij belangrijk
gerestaureerd. Het huis verloor de brug door het dempen
van de gracht en schijnt geheel of grotendeels vernieuwd,
al herinnert het aan zijn vormen aan vroegere bouwstijlen.
Met zijn bloementuin en de hooge populieren, die in de
nabijheid oprijzen, sluit het zich als een deftige
huizinge aan bij de landkastelen langs de Wetering, al
staat het in omvang en luister bij anderen achter, 't
Wordt zorgvuldig onderhouden en heeft een gunstige
ligging door het fraaie uitzicht over uitgestrekte wei-
landen en op de bosschen van Moersbergen en van het huis
te Doorn in de verte. Thans wordt zij bewoond door een
lid van het Friese geslacht Vegelin van Claerbergen.'
De douarière Vegelin van Claerbergen was er veel aan
gelegen om Hindersteyn te verbeteren. In haar tijd werden
er tegen het poortgebouw drie arbeidershuisjes gebouwd die
-ocr page 36-
-35-
voorzien zijn van een mansarde dak. Het poortgebouw werd
daardoor een omvangrijk complex, alhoewel het aanzien er
zeker niet op vooruit is gegaan. Het huis zoals zij dat
aantrof bevond zich in de staat van 1865 toen de laatste
verbouwing plaatsvond.
De jonkvrouwe heeft zeker met de ruime gewoekerd, want
aan de achterkant werd het huis nog eens met een verdieping
verhoogd, zodat er weer een aantal kamers bijkwamen. Om de
indruk te versterken dat er veel kamers aanwezig waren
werden er twee blinde ramen toegevoegd, waarop de ramen
geschilderd zijn, voorzien van immer gesloten zonneblinden.
In de nabijheid van de tuinmanswoning liet zij een
eenvoudige oranjerie optrekken van acht meter in het vier-
kant, met twee grote dubbele openslaande deuren op het
zuidoosten. De verwarming vond plaats door middel van
ijzeren pijpen die onder gietijzeren roosters door de
vloer liepen, en tevens dienden om de druivenkas te ver-
warmen. Voor de glazen oranjeriedeuren waren luiken aan-
gebracht om de ergste kou 's winters te weren. De jonk-
vrouwe zal het huis waarschijnlijk alleen als zomerhuis
hebben gebruikt.
In 1892 wordt het goed verkocht aan de dames Damen te
Cothen. In het Algemeen Familieblad van 1901 lezen we:
'Na 1890 kwam Hindersteyn in veiling met groot gevaar
om aan den moker te worden prijs gegeven. Gelukkig werd
de Heer J.Damen te Cothen de koper van het riddergoed en
hield het steeds in goede staat. Na het Paasfeeste van
het vorig jaar liep het gerucht dat gemelde heer Damen
dit adelijk goed in koop had overgedaan of zou overdoen
aan den Hoogwelgeboren Heer Arnold Nicolaas Justinus
Maria Baron van Brienen van de Groote Lindt, wonende op
Clingendael onder Wassenaar. Ter blijde vreugde van de
goede Langbroekers werd deze mare weldra bevestigd. Met
verklaarbare ingenomenheid zonden zij op de 11e april
1894 het bericht ervan rond onder het uiten van de wensch
dat zij den nieuwe heer van de aloude ridderhofstad weldra
in hun midden mochten zien vertoeven.'
Baron van Brienen hield zijn Langbroekse goederen
echter alleen aan ter belegging en vertoefde er nooit.
In 1911 worden alle goederen in Langbroek van de
-ocr page 37-
'36-
familie Van Brienen - waaronder ook de ridderhofstad
Zuilenburg - in het openbaar verkocht op een veiling.
E.A.Geijtenbeek
(Het tweede deel van dit artikel verschijnt in
het septembernummer van dit periodiek.)
Noten
1. Collectie 105 Van Zuylen van Nyevelt,
inventarisno.144-151. Algemeen Rijksarchief, Den Haag.
2. H.W.M.v.d.Wijck 'De Nederlandse Buitenplaats'.
Diss., Delft 1974.
3. Collectie Van Zuylen van Nyevelt, Huis Duinrell
te Wassenaar.
4. Collectie 105 Van Zuylen van Nyevelt,
inventarisno.144-151. Algemeen Rijksarchief, Den Haag.
5. Collectie 105 Van Zuylen van Nyevelt,
inventarisno.53. Algemeen Rijksarchief, Den Haag.