TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
16e jaargang nummer 2 juni 1982
Redactie-commissie
M.Bijleveld-Scholts, Schalkwijk; A.Graafhuis, Utrecht;
L.M.J.de Keijzer, Houten; G.de Nie, Schalkwijk (eind- redactie); O.Wttewaal, 't Goy. Redactie-adres
Molenpad 3, 3998 KE Schalkwijk, tel.03409-1580.
Inhoud van dit nummer
Een terra sigillata-scherf met een terechtstelling uit
Vechten, door C.A.Kalee Gemeentehuizen van Houten in verleden en heden, door
de Afdeling Voorlichting van de Gemeente Houten De Ridderhofstad Hindersteyn (I), door E.A.Geijtenbeek
|
|||||
Secretariaat van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek'
T.Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist. tel.03404-20627. Lidmaatschap der vereniging, tevens abonnement op dit
tijdschrift: f.25,- per jaar (studenten en scholieren: f. 12,50), over te maken op rekeningnr. 32.98.07.498. t.n.v. de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek', Rabobank te Houten (postrek.nr.214585). |
|||||
-1- 7^ oei ^^^r
Een terra sigillata-scherf met een terechtstelling uit vechten
|
||||||
In de verzameling van de heer L.M.J.de Keijzer te
Houten bevindt zich een fragment van een halfbol- vormige terra sigillata-kom (type Dragendorff 37) , waar- op een terechtstelling is afgebeeld, (figuur 1). De scherf is in 1977 door de heer De Keijzer gevonden
in grond nabij het viaduct over de Mereveldseweg. Deze grond, afkomstig uit het cunet voor een verbreding van Rijksweg 12, t.h.v. fort Vechten, heeft in de loop van 1977-1980 talrijke vondsten uit de Romeinse tijd opgeleverd.^ De kom heeft een lage onversierde rand. Het versierde
deel begint met een eierlijst; aan de daarop volgende parelrand hangen krullen. De afgebeelde terechtstelling heeft betrekking op de veroordeling 'ad bestias'. Slachtoffers die tot deze straf veroordeeld waren, werden in het amfitheater voor de wilde dieren geworpen. De ver- oordeelde is hier gebonden en wordt door een figuur met een 'tang'3 de arena ingedreven, waar hij besprongen |
||||||
fig.1.: Vechten. Schaal 1 : 2, Tekening C.A.Kalee.
|
||||||
wordt door een beer. Achter deze beer loopt een man met
een zweep, kennelijk om het dier in de goede richting te drijven. Onder de beer is een klein dier, mogelijk een panter, weergegeven. De versiering wordt afgesloten door een rand van bladeren.^ De versieringsmotieven op de scherf wijzen er op dat
de kom omstreeks de jaren 120-150 na Chr. vervaardigd is in een werkplaats in de stad Trier (Augusta Treverorum). Terechtstellingen zoals er op de scherf uit Vechten
een is afgebeeld, vonden plaats in het amfitheater. Tot deze straf werden zowel mannen als vrouwen veroordeeld. De gestraften bestonden voornamelijk uit lieden van nederige komaf. De stakkers werden bij het aanbreken van de dag de
arena ingedreven of -gereden, nog voordat de eigenlijke gladiatorenspelen begonnen. Uit de ondergrondse gewelven |
||||||
fig.2.: Detail van een mozaïek uit El Djem ('Sollertiana
Domus'). Naar Dunbabin, pl.XXI,51. |
||||||
fig.3.: Kom, vervaardigd in Trier. Schaal 1 : 2.
Naar Huld-Zetsche, decoratie A 48. werden wilde dieren (beren, leeuwen, panters, tijgers
e.a.) losgelaten, die de veroordeelden verscheurden zonder dat zij - ongewapend en veelal nog gebonden ook - daartegen iets konden doen. Deze slachtingen zijn talloze malen afgebeeld. Een enkele
maal op mozaïeken, o.a. in El Djem (figuur 2) en Zliten, Noord-Afrika^; veelvuldiger echter op kommen van terra sigillata. Deze terechtstellingen komen vooral voor op kommen die vervaardigd zijn in de terra sigillata-fabrieken van Blickweiler, Trier (figuur 3) en Rheinzabern bij Speijer (figuur 4 en 5). Kennelijk spraken deze bloedige taferelen sterk tot de verbeelding van de makers en kopers. Terechtstellingen die zij waarschijnlijk ook zelf konden gaan zien in de theaters van o.a. Trier, Arles en Nimes. |
|||||
De makers van de terra sigillata-vormschotels hebben de
terechtstellingen zeer verschillend uitgebeeld. De slacht- offers staan of liggen op de grond terwijl zij besprongen worden of reeds zijn aangevallen door een wild dier; een |
|||||
enkele maal staat het slachtoffer op een platform, gebonden
aan een paal, en zien we de wilde dieren over dat platform rennen of springen. Deze vorm van terechtstelling werd gedurende de 1e-4e
eeuw in het Romeinse rijk voltrokken. Toen het Christen- dom in de 4e eeuw steeds meer veld won, begon men in te zien dat aan deze schandelijke praktijken een halt moest worden toegeroepen. Het was tenslotte Constantinus (Con- stantijn de Grote) die in 326 bepaalde, dat veroordelingen |
||||
fig.4.: Kom, vervaardigd in Rheinzabern, gevonden in
Butzbach, Duitsland. Schaal 1:2. Naar G.Muller
'Das Lagerdorf des Kastells Butzbach', 1968. PI.64, nr.1847. |
||||
fig.5.: Kom, vervaardigd in Rheinzabern. Schaal 1 : 2.
Naar H.Rieken 'Die Bilderschüsseln der römischen
Töpfer von Rheinzabern'. 1948. PI.74, nr.1. 'ad bestias' veranderd dienden te worden in dwangarbeid.
Of de slachtoffers hiermede zoveel beter af waren, valt te bezien. C.A.Kalee
|
||||||
Noten
|
||||||
1. Zie C.A.Kalee 'Terra sigillata' in Tussen Rijn en
Lek. Tijdschrift voor de geschiedenis van het gebied tussen Kromme Rijn en Lek. 11, 1977, nr.4. 2. Zie o.a. C.A.Kalee 'Romeinse vondsten in Vechten
1977-1980' in Westerheem XXIX, 1980, p.265-282. 3. De 'tang' is oorspronkelijk als een karretje
bedoeld; hierop wijst het wieltje onder de 'tang'. Dat |
||||||
de gevangenen inderdaad vastgebonden op een tweewielig
wagentje de arena ingereden werden is te zien op een mozaïek in Zliten (bij Leptis Magna in Noord-Afrika). Zie K.M.D.Dunbabin The mosaics of Roman North Africa. Oxford 1978, pi.XX. 4. I.Huld-Zetsche'Trierer Reliefsigillata, Werkstatt
I.' Bonn, 1972. In Materialien zur römisch-germanischen Keramik, Heft 9. Man met zweep type M 36; gevangene M 56; man met 'tang' M 43a; beer Til; kleine panter
(onder de beer) T 9; eierlijst E 3b met parelrand O 74 eronder; krul O 33a; afsluitende bladrand O 44. 5. Zie K.M.D.Dunbabin The mosaics of Roman North
Africa, Oxford 1978: pi.XX (Zliten), p.XXI, 50-51 (El Djem). Zie voor 51 hier figuur 2. |
||||
-7-
Gemeentehuizen van Houten in verleden en heden Stad en platteland
Honderden jaren is er, ook juridisch gezien, een
onderscheid geweest tussen stad en platteland. De bijzondere positie van een plaats met stads-
rechten tegenover het platteland kwam dan ook tot uit- drukking in haar stadhuis. De plattelandsgebieden, zoals in onze streek de ambachtsheerlijkheden of ook gerechten genoemd, brachten het meestal niet verder dan een eenvoudig rechthuis. De juridische gelijkstelling van stad en platteland
stamt uit de Franse tijd. In 1798 werden op grond van het principe 'gelijkheid voor de wet' de gerechten opgeheven. Hoewel er na de bevrijding van de Franse overheersing in 1813 stemmen opgingen om de gelijkstelling van stad en platteland ongedaan te maken, werd deze juist bevestigd door de Gemeentewet in 1851. Men gaat er nu wel eens aan voorbij dat deze gelijkstelling één van de hoofddoeleinden van die wet was. Gerechtshuizen
Als gevolg van de inlijving van de Nederlandse gewesten
bij het Franse keizerrijk werd de bestuurlijke organisatie op Franse leest geschoeid. De rechtspraak werd toen aan de plaatselijke besturen onttrokken om centraal geregeld te worden in een nationale, rechterlijke macht. Voor de be- stuurlijke organisatie kwamen toen de gemeenteraden, zonder rechterlijke bevoegdheid. De gemeentelijke indeling bleef voorlopig gelijk aan die van de oude gerechten. In de jaren na de inlijving bij Frankrijk werden gemeenten samen- gevoegd, gesplitst en weer samengevoegd. De namen van voor- malige gerechten leven nu nog voort in die gerechten wel- ke het nooit verder hebben gebracht dan buurschappen of gehuchten, zoals bijvoorbeeld Heemstede, Honswijk, Oud Wulven, Schonauwen, Waijen en Wulven, naast de huidige dorpen 't Goy, Schalkwijk en Tuil en 't Waal. |
|||
-8-
Door deze ontwikkeling verloor in de eerste helft
van de vorige eeuw een aantal rechthuizen binnen de grenzen van onze tegenwoordige gemeente zijn funktie. Bekend zijn bijvoorbeeld het rechtshuis van Wulven, waarvan de fraaie wapensteen de gevel siert van de boerderij Wulfsedijk 10, het rechthuis van Heemstede in de naam 'Hoeve 't Rechthuis' aan de Heemsteedse- weg 6 en het rechthuis van Schalkwijk dat deel uitmaak- te van de herberg 'De Prins', thans Brink 2-4. Door het gerecht van Houten en 't Goy, zoals de volledige naam luidde, werd eeuwenlang gebruik gemaakt van de herberg 'De Roskam', het tegenwoordige hotel-café-restaurant van die naam aan het Plein. Dit blijkt niet alleen uit het archief van dit gerecht, maar ook uit de huurover- eenkomst van 1 mei 1812, toen Anthony Lagerweij, als 'maire' (burgemeester) van Houten, van Gerrit van Echtelt, kastelein in de herberg 'De Roskam', een kamer huurde 'welke vanouds is geweest de vergader- kamer van schout en gerecht van Houten'. Gemeentehuis op het Plein
De administratie van plattelandsgemeenten was in de
eerste helft van de vorige eeuw nog zó eenvoudig, dat die vaak bij de gemeentesecretaris thuis plaats kon hebben. Dit leverde nog geen volledige dagtaak op, zodat de secretaris als regel tevens burgemeester was. In de gemeente Schalkwijk werd deze dubbelfunctie in 1916 gesplitst; Houten moest daarvoor nog een jaar wachten. De raadsvergaderingen werden aanvankelijk gehouden
in één van de dorpscafé's, als regel in dezelfde welke ook als rechthuis dienst had gedaan. Dit bracht waarschijnlijk een maximum aan openbaarheid en in- spraak mee van de andere cafébezoekers. Om nu rust en orde tijdens de vergaderingen te waarborgen werd een vaste ruimte in het café gehuurd, meestal de 'opkamer' (de kamer boven de kelder). Tot in de eerste helft van de 19e eeuw waren de
werkzaamheden voor een kleine gemeente in een verarmd, agrarisch Nederland zonder industrie en zonder wel- |
||||
Het gemeentehuis op het Plein.
Prentbriefkaart, ± 1905. Topografische Atlas
van de gemeente Houten.
|
||||
10
|
|||||||
Het gemeentehuis op het Plein tijdens de verbouwing
in 1917. Topografische Atlas van de gemeente Houten. |
|||||||
Het gemeentehuis op het Plein tijdens de sloop in
1957. Topografische Atlas van de gemeente Houten. |
|||||||
-11-
vaart, uiterst beperkt. Ons land bleef nog lange tijd
economisch, cultureel en politiek achter bij andere Europese landen. Pas in de tweede helft van de vorige eeuw volgde, mede door de industrialisatie, een op- leving. De invloed van de overheid op het maatschappe- lijk gebeuren werd sinds die tijd groter, hetgeen tot een toename leidde van allerlei taken, zowel in omvang als wat inhoud betreft. Voor de lokale overheid kwam sinds die tijd ook de bouw van gemeentehuizen op het platteland op gang. Zo werd in de gemeente Houten in 1875 het eerste gemeentehuis gebouwd en wel op de Brink (tegenwoordig Plein geheten). Dit gebouw stond tegenover de N.H.kerk, aan de noordzijde van het tegenwoordige parkeergedeelte. De eerste steen werd op 19 oktober 1875 gelegd door burgemeester Samuel van Raven. Het gebouw had aanvankelijk alleen een beganegrond-verdieping met daarboven een zolder met een schuin dak. Door de toename van de werkzaamheden werd het gemeentehuis in de loop der jaren te klein. In 1917 werd, door het optakelen van het dak, op het bestaande gedeelte een verdieping gebouwd. Deze uit- breiding kostte toen f.6.981,65. Het werk werd uitge- voerd door aannemer J.C.Schenkel te Jutphaas. Hij was namelijk de laagste inschrijver en kon dat ook zijn omdat door hem, als enige inschrijver, de constructie van het optakelen van het dak werd toegepast. Bij een luchtaanval op de kom van het dorp Houten
op 28 november 1944 werd de achter het gemeentehuis staande openbare lagere school ''t Groentje' verwoest. Het gemeentehuis liep ernstige schade op, maar kon hersteld worden. Doordat de gemeente de beschikking kon krijgen over een gedeelte van 'Huize De Grund' werd het gemeentehuis vrijgemaakt voor het onder- brengen van de openbare lagere school. Dit duurde tot het gereedkomen in 1956 van een nieuw schoolgebouw aan de Prins Bernhardweg. Daarnaast heeft het gemeentehuis ook nog dienst gedaan als politiepost. Van 1 september 1939 tot 19 mei 1947 was er ook de Distributiedienst in ondergebracht en heeft het bovendien nog gediend als woning. Dit duurde tot 4 december 1956 toen de laatste |
||||
-12-
bewoner het pand moest verlaten omdat het gesloopt
ging worden in verband met de reconstructie van het Plein, waar onder meer een parkeerplaats werd aange- legd. In het begin van 1957 werd voor een bedrag van f.3.326,- tot sloop overgegaan door de Fa.Gebrs.de Rooij uit Wijk bij Duurstede. |
||||||||
Gemeentehuis 'De Grund'
|
||||||||
Als nieuw gemeentehuis werd dus het perceel
Utrechtseweg 8 in gebruik genomen, dat wil zeggen het beganegrondgedeelte. De eerste en de zolderverdieping hebben tot 16 december 1953 nog als ambtswoning gediend (eerst nog voor de burgemeester en daarna voor de gemeen- tesecretaris) . Burgemeester Jacob Waller had dit pand in 1877 (eerste-
steenlegging op 1 september) als woning laten bouwen en hieraan de naam gegeven van 'Huize De Grund'. |
||||||||
Samenvoeging gemeenten
Met ingang van 1 januari 1962 vond de samenvoeging
plaats van de gemeenten Houten, Schalkwijk en Tuil en 't Waal tot de gemeente Houten. Dit betekende ook de huis- vesting van de bestuurlijke organisatie en het ambtelijk apparaat van de nieuwgevormde gemeente in het gemeentehuis van Houten. Eén van de gevolgen van deze samenvoeging was dat de gemeenteraad werd uitgebreid van 11 naar 13 leden. Het ambtelijk apparaat van de voormalige gemeente Houten van 5 man sterk werd toen uitgebreid met de 3 nog over- gebleven ambtenaren van de gemeenschappelijke secretarie van Schalkwijk en Tuil en 't Waal. Daarnaast was in het gemeentehuis ook nog ondergebracht de uit 3 man bestaande Gemeentewerken (toen nog Technische Dienst geheten). De huisvesting was op deze - al was het maar een geringe - uitbreiding niet berekend. Het is er echter de eerste jaren ook niet van gekomen om tot uitbreiding van de ruimte over te gaan. |
||||||||
-13-
Gemeentehuizen van Schalkwijk en Tuil en 't Waal
Het gerecht Schalkwijk maakte voor zijn vergaderingen
gebruik van een ruimte in herberg 'De Prins'. De gemeente Schalkwijk gebruikte dit pand aanvankelijk ook. Sinds het begin van de twintiger jaren van de vorige eeuw werd de opkamer gehuurd van het café 'Dorpszicht'. De gehuurde ruimte droeg de naam van 'raadkamer'. Dit perceel is in 1950 gesloopt, nadat achter het café-woonhuis het hotel- café-restaurant 'Het Wapen van Schalkwijk' (Provinciale- weg 1) was gebouwd. Op 27 november 1891 besloot de gemeenteraad om, voor
de duur van twaalf jaar, het huis 'Rustenburg' voor f.200,- per jaar te huren van Gerardus de Bie, teneinde dit te bestemmen tot gerechtshuis. Dit huren geschiedde na jarenlange plannen van burgemeester Julianus P.Kleinschmit |
|||||
Het huis 'Rustenburg' te Schalkwijk.
Aquarel, toegeschreven aan K.Haman, ± 1895. Topografische Atlas van de gemeente Houten. |
|||||
-14
|
||||||
om een gemeentehuis te bouwen, in tegenstelling tot de
meerderheid van de raad, die een uitbreiding van de raad- kamer voorstond. Schalkwijks eerste gemeentehuis werd op 24 juni 1892 in gebruik genomen. Dit pand werd 18 jaar als gemeentehuis gebruikt. Daarna kreeg 'Het Trappenhuis', zoals het in de volksmond werd genoemd, de bestemming van woning, tot het in april 1972 ten prooi viel aan de slopershamer. Vanaf 1 mei 1910 werd de gemeentesecretarie gevestigd
in het perceel Jhr.Ramweg 5-6, dat de gemeente in 1871 als woning had laten bouwen ter ondersteuning van haar poging een huisarts voor Schalkwijk aan te trekken. Dit huis had oorspronkelijk alleen maar een beganegrond-verdieping met een laag schuin dak. Op 22 maart 1923 besloot de gemeente- raad tot de bouw van een bovenverdieping en het geheel af te dekken met een plat dak. Het werk werd voor f.7.295,- ondershands gegund aan de Fa.Gebrs.van der Ven uit |
||||||
Jhr.Ramweg 5-6 te Schalkwijk.
Aquarel, toegeschreven aan K.Haman, ± 1895.
Topografische Atlas van de gemeente Houten.
|
||||||
-15-
Schalkwijk. Tot de opheffing van de gemeente bleef dit
gemeentehuis in gebruik. Daarna werd de hulpsecretarie er in ondergebracht, ook maar tot 1 januari 1975 toen de hulpsecretarie werd opgeheven en vele werkzaamheden daar- van werden ondergebracht bij het hulppostkantoor te Schalkwijk. De gemeente Schalkwijk had officieel sinds 1 januari
1935 met de gemeente Tuil en 't Waal een in Schalkwijk gevestigde gemeenschappelijke secretarie. Vóór die tijd bestond er wel een gemeenschappelijke secretarie, maar een officiële regeling ontbrak daarvoor. Voor raadsvergaderingen, het voltrekken van huwelijken
en zo meer werd in Tuil en 't Waal nagenoeg altijd gebruik gemaakt van een kamer in de woning welke vanouds bij de Biesbossche korenmolen behoorde (thans perceel Lange Uitweg 70), zij het met een onderbreking van een aantal jaren toen gebruik werd gemaakt van het perceel Waalseweg 5, destijds de ambtswoning van het hoofd van de Michaël- school. Eerste uitbreiding gemeentehuis 'De Grund'
Na de samenvoeging en de verdere uitbreiding van de
gemeentelijke taakstelling groeide het ambtelijke apparaat aan het einde van de zestiger jaren zodanig uit, dat omgezien moest worden naar andere huisvesting. Bij de toen heersende onzekerheid over het aanwijzen van Houten als groeikern werd het tenslotte beter geacht het bestaande gemeentehuis uit te breiden in plaats van het huisvesten van verschillende onderdelen elders in het dorp Houten. Sinds die tijd kreeg ook de inspraak en openbaarheid in Houten gestalte. Dit vond zijn weerslag in de instelling van commissies en een eerste aanzet tot het beleggen van inspraak- en voorlichtingsbijeenkomsten. Daarom werd in het najaar van 1969 en het voorjaar van 1970 een (niet ver- plaatsbaar) semi-permanent kantoorgebouw geplaatst achter het bestaande gemeentehuis. Beide gedeelten werden door een zogenaamde 'droogloop' met elkaar verbonden. Voor de bouw werd een krediet uitgetrokken van f.134.000,- en voor de inrichting met onder andere een telefooninstallatie f.65.000,-. Het naar 18 personen uitgegroeide ambtelijke |
|||
-16-
apparaat kreeg in het gehele complex een ruime behuizing.
Na enkele jaren groeide het apparaat verder uit, zodat als noodoplossing het Bureau Bevolking van 28 september 1973 tot 1 januari 1975 werd ondergebracht in een lokaal van een noodschool aan het einde van de Koningin Emmaweg. Tweede uitbreiding gemeentehuis 'De Grund'
|
||||||||
Het serai-permanente gedeelte van het gemeentehuis
onderging in 1974 een aanzienlijke uitbreiding toen het er naar uitzag dat Houten inderdaad tot groeikern zou |
||||||||
Gemeentehuis 'De Grund'.
Prentbriefkaart, 1907. Topografische Atlas van de
gemeente Houten.
|
||||||||
-17-
worden aangewezen en het Globaal Bestemmingsplan Houten
op 26 juni 1974 door de gemeenteraad werd vastgesteld. Voor de toekomstige uitgroei van Houten werd een begin gemaakt met het op sterkte brengen van het ambtelijke apparaat. Dit groeide uit naar 29 personen per 1 januari 1975. Voor de uitbreiding en inrichting werd een bedrag
uitgetrokken van totaal f.291.400,-. Na interne verhuizing en de terugkeer van het Bureau Bevolking kon met ingang van het jaar 1975 een ruimere behuizing in gebruik worden genomen. Derde uitbreiding gemeentehuis 'De Grund'
Bij het verschijnen in ontwerp van de Verstedelijkings-
nota in 1976 was Houten opgevoerd als groeikern. Deze nota werd op 30 mei 1978 door de Tweede Kamer aangenomen en Houten werd hierdoor officieel groeikern. Toen deze aanwijzing eenmaal zeker was werd het gemeentelijke apparaat gelei- delijk uitgebreid en wel naar 39 personen per 1 juli 1978. Met ingang van 5 september van dat jaar werd het aantal wet- houders gebracht van 2 naar 3. Door dit alles ontstond op- nieuw ruimtegebrek. Daarom werd in het begin van 1978 een noodgebouwtje naast het gemeentehuis geplaatst en werd de afdeling Sociale Zaken daarin gehuisvest. Aan eenmalige kosten was een bedrag nodig van f.18.650,-; de maandelijkse huur bedroeg f.2.125,-. Vierde uitbreiding gemeentehuis 'De Grund'
Bij een verdere groei van de gemeentelijke organisatie
bleek opnieuw een toenemend gebrek aan vergader- en werk- ruimten. Een vierde uitbreiding van het gemeentehuis werd verkregen door een forse aanbouw van verplaatsbare semi- permanente onderdelen tot één geheel. Het werk werd uitge- voerd in het najaar van 1978 en het voorjaar van 1979. Het geheel vergde een bedrag van f.1.100.000,-. Na een volledige interne verhuizing kon het bestuur en de uit 54 personen bestaande ambtelijke organisatie in april 1979 het vergrote gemeentehuis in gebruik nemen. |
|||
- 18-
Naar een nieuw gemeentehuis
Door het steeds maar in semi-permanente vorm uitbreiden
van het gemeentehuis bleek bij een verdere uitgroei van de ambtelijke organisatie de tijdelijkheid van het onderkomen. Daarom werd besloten om in het zuidoostelijke deel van het centrumgebied van het Globaal Bestemmingsplan Houten een nieuw kantoorgebouw te laten bouwen, zij het dat dit ook weer een tijdelijk karakter heeft, al biedt het wel plaats aan de 84 ambtenaren die de organisatie in oktober 1981 telde. Een definitief gemeentehuis is gepland in het toekomstige
Centrum van het Globaal Bestemmingsplan Houten, ten westen van het nieuwe station. Het tijdelijke gemeentehuis aan de Standerdmolen
In juni 1979 werden zeven projectontwikkelaars uitge-
nodigd om een schetsontwerp in te dienen voor een kantoor- complex met een bruto-vloeroppervlakte van ongeveer 5.000 m^. Hieraan werd een prijsvraag verbonden. De gemeente zou van het gehele complex, voor het onderbrengen van de bestuur- lijke organisatie en het ambtelijk apparaat, ongeveer 3.500 m^ huren voor minimaal 5 en maximaal 10 jaar. Het kantoorgebouw van ca. 1.500 m^ kan de eigenaresse aan derden verhuren. Het gehele complex moest worden gesitueerd aan de Odijkseweg, tegenover de Coöperatie. In december 1979 koos de gemeenteraad de inzending van
Van Wijnen Vastgoed B.V. te Dordrecht uit als winnend ont- werp. Van Wijnen had voor het ontwerp het Architectenbureau Hoogstad-Weeber-Schulze-van Tilburg te Rotterdam ingeschakeld. Nadat het schetsontwerp verder was uitgewerkt tot een
besteksklaar plan, kon op 1 juni 1980 de bouwvergunning door de gemeente worden verleend. Op 26 juni 1980 sloeg de toen- malige gemeentesecretaris G.van Malkenhorst de eerste paal. De bouw en inrichting verliep zo voorspoedig dat het
gemeentebestuur en de ambtelijke organisatie het gebouw al op 28 september 1981 konden betrekken. Houten, oktober 1981
Afdeling Voorlichting Gemeente Houten. |
|||
- 19
De ridderhofstad Hindersteyn (I) |
|||||
De Ridderhofstad Hindersteyn is gelegen in het zuid-
oosten van de provincie Utrecht, in de gemeente Langbroek. Door dit landelijke dorp stroomt de Langbroeker Wetering, gegraven rond 124 0 ter ontginning van dit gebied. Rond 1300 verrezen er versterkte huizen in de vorm van woon- torens. Bij het zien van een zo groot aantal verdedigings- torens komt al gauw de gedachte op dat we hier te maken hebben met een soort verdedigingslinie van de Bisschop van Utrecht tegen de Hertog van Gelre. Bestudering van de machtsverhoudingen in de Middel-
eeuwen leert ons dat verschillende landsheren, zowel de Graaf van Holland als de Hertog van Gelre, zwaarwegende belangen hadden, waarbij zij zich gesteund zagen door de verschillende kasteelheren. Ook de Stichtse goederen waren niet in één hand, maar blijken bij nader onderzoek verdeeld te zijn tussen de Bisschop en de kapittels, die soms op gespannen voet met elkaar verkeerden. Het lijkt erop dat de woontorens gebouwd zijn zonder
toestemming van een of andere landsheer. Zij kunnen dus beschouwd worden als een resultaat van een combinatie van aanzien, macht en middelen, die bepaalde personen op een gegeven moment in hun gemeenschap bezaten. Naast toe- vluchtsoord in tijden van nood, dienden de donjons ook als statussymbool. In de loop der eeuwen, toen het op het platteland rustiger was geworden, werden de oorspronke- lijke alleenstaande woontorens uitgebreid met woon- vleugels, torens en andere aanbouwselen, welke stijlen vertonen uit de 17e, 18e en 19e eeuw. Hindersteyn en zijn bewoners in de loop der eeuwen
Het preciese jaartal van de stichting van Hindersteyn
is niet bekend, maar het moet omstreeks 1300 zijn gesticht door een Hinder van Wulven uit het geslacht van Wulven. Zijn naam Hinder (= van Hendrik), vermeerderd met 'steyn', wat 'stenen hoofdgebouw' betekent, vormt de naam Hinder- steyn. |
|||||
-20-
Volgens sommigen is het eigenlijk Hindesteyn, omdat
het helmteken van het wapen een hinde voorstelt. Weer anderen zeggen dat het een stenen gebouw is om te hinde- ren, een hindersteyn dus. De Van Wulvens waren geen onbekenden in deze streek.
Zij hebben ook kasteel Hardenbroek gesticht in 1260 en enkele decennia later kasteel Sterkenburg, allebei langs de Wetering gelegen. Dit is te zien doordat Hindersteyn, Hardenbroek en Sterkenburg - samen met nog een zestal andere kastelen in het Utrechtse - allemaal hetzelfde wapen voeren, nl. golvend gedwarsbalkt. De kleuren ver- schillen van kasteel tot kasteel. Zo zijn er combinaties van rood met goud of zilver, blauw met goud of zilver, al of niet beladen met bezanten. Hindersteyn springt daaruit met afwijkende kleuren van sabel (=zwart) en zilver. Omstreeks 1315 is Hindersteyn in het bezit van Heer
Willem Suermont. Zijn zoon noemt zich afwisselend Suer- mont van Hindersteyn of gewoon Van Hindersteyn. Het huis gaat over van vader op zoon, totdat in 1463 Berent Grauwert ermee wordt beleend door Bisschop David van Bourgondië. Deze Berent Grauwert was Schepen van Utrecht in 1426, ouderman van de Bijlhouwers. In 1443 werd hij voor een jaar verbannen en zelfs werden er 400 Beyersche guldens op zijn lijf gezet. Zijn zoon Berent Grauwert wordt in 1484 na de dood
van zijn vader met het huis beleend. Hij huwde met Geertruyd van der Eem. In 1536 wordt er een lijst van erkende ridderhofsteden opgesteld. Wat was er namelijk aan de hand? De bisschop gaf lenen uit aan een Heer die op zijn
beurt weer een deel beleende aan zijn onderdanen, die hem de eed van trouw moesten afleggen. Om nu te zorgen dat de eed van trouw werd afgelegd bediende de Heer zich van allerlei lokkertjes, zoals bepaalde privi- leges, een gedeeltelijke vrijstelling van belasting en deelname aan 's lands bestuur. In tijden van oorlog moesten de ridderhofsteden helpen met de verdediging van de heerlijkheid. Daartoe waren ze uitgerust met zware muren, grachten en ophaalbruggen. |
||||
-21-
De privileges werkten onverminderd door, ook toen het
buskruit uitgevonden was en de verdedigingstorens hun militaire betekenis hadden verloren. De Staat besloot om een lijst van erkende ridderhofsteden aan te leggen, die eerst in 1535/36 en later in 1538 uitgebreid werd tot 63 namen, waarna de lijst als gesloten werd beschouwd. Alhoewel er versterkte huizen waren die nog probeerden er later bij te komen, lukte dit toch niet; de kring van ge- privilegieerden wenste zich niet uit te breiden. Bij het opstellen van de lijst van erkende ridderhof-
steden in 1536 stond Hindersteyn er niet bij. Geertruid van der Eem schreef een protestbrief^ aan de Staten van het Sticht met de inhoud: dat de woning van haar zoon (inmiddels was deze Heer van Hindersteyn) te Neerlang- broek immer voor riddermatigheid gegolden had. '... Een Ritterwoninge heeft genoemt Hindersteyn gelege in den dorpe Nederlangbroek, mit opgetoge voorpoorte en dubbele gragten omgrave, daer van zij en haare voorvaders posses- soirs derzelven huyste altijd (als andere Eedele en Ritterhofstede) van alle xatingen en contributie vrij en ex- empt en van Rittermatige Luiden geacht en gehouden geweest zijn.' De brief heeft blijkbaar geholpen, want op 15 februari 1538 werd Hindersteyn toch alsnog op de lijst van erkende ridderhofsteden geplaatst. Berent Grauwert liet geen kinderen na en het goed
ging over op zijn zuster. Jonkvrouwe Bernarda Grauwert. Zij was getrouwd met Anthonius van Zuylen van Nyevelt tot 's Heeraartsbergen. Het echtpaar had twee zonen: I. Frederik van Zuylen van Nyevelt;
II. Beernt van Zuylen van Nyevelt, Heer van Otter-
spoorbroek. Hij huwde Mechteld van der Maeth. Hier- uit sproten: I. Anthonius van Zuylen van Nyevelt;
II. Cornelia van Zuylen van Nyevelt, die in 1608
Evert van der Marsche huwde. Uit dit huwelijk sproot Bitter van der Marsche. Frederik van Zuylen van Nyevelt werd in opdracht van
zijn moeder Bernarda in 1577 met Hindersteyn beleend, maar hij overlijdt te Neerlangbroek op Hindersteyn, 11 mei 1597, zonder kinderen na te laten. Er komen geen erf- |
|||
22
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■M ,jD
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-23-
genamen opdagen en voorlopig wordt er een curator benoemd.
Pas in 1626 komt als erfgenaam opduiken Jonker Bitter
van der Marsche. In deze tijd moet het poortje gebouwd zijn, blijkens een sluitsteen in de poort van Hindersteyn. Wel aardig is om te vermelden dat in deze tijd overal bij de versterkte huizen van dergelijke gebouwtjes verrezen. Het eerste exemplaar verscheen op Huis Groenesteyn in 1617; het is thans nog aanwezig en werd gebouwd over de Lang- broekerwetering. In 1628 volgt het poortje van kasteel Sterkenburg dat in de 19e eeuw weer is gesloopt. In 1642 dat van Weerdesteyn en in 1647 dus dat van Hindersteyn. Ook de huizen Lunenburg, Walenburg en Rijsenburg veschik- ten over zo'n toegangspoort. Jonker Bitter van der Marsche laat één dochter na: Anna
Cornelia, die trouwt met Jonkheer Adolf van Oostrum. Ten tijde van deze Anna Cornelia van Oostrum is er een afbeel- ding bekend welke tevens de vroegst bekende is die er van Hindersteyn bestaat. We zien op deze voorstelling het huis vanuit het noorden. Naast de woontoren is rechts een stenen woonhuis aangebouwd, dat waarschijnlijk een houten voor- ganger had. Vermoedelijk zal deze aanbouw uit dezelfde tijd dateren als het poortje, dus ±1647. De ingang wordt gevormd door een toogdeur die bereikbaar is door middel van een houten brug. Ter weerszijden van de deur zijn twee kruisvensters aangebracht. Links en rechts is een deel van de voorburcht te zien evenals een duiventil, wat wijst op de aanwezigheid van het recht om duiven te houden. Het dak van de woontoren wordt gevormd door een zadeldak
met twee windvanen, zoals dat thans nog te zien is op kasteel Lunenburg. Resten van een borstwering zijn nog aan- wezig, hoewel ze enigszins gehavend zijn. Duidelijk is te zien dat er van pracht en praal geen sprake is. De weduwe Anna Cornelia van Oostrum had nogal veel schul-
den en om deze te kunnen betalen was zij genoodzaakt om Hindersteyn in 1682 te verkopen voor 10.500 gulden aan vrouwe Mechteld van Reede van Renswoude Douariëre van Har- denbroek. Zij was dus getrouwd met Gijsbert van Harden- broek, Luitenant-Kolonel en Commandeur van Hulst, die in 1658 overleed. Zij hadden zes kinderen, van wie Gijsbert Johan in opdracht van zijn moeder in 1682 beleend wordt met |
|||
24-
|
|||
-25-
Hindersteyn. In 1699, bij het overlijden van Gijsbert,
wordt zijn zoon Heer van Hindersteyn. Deze verkocht het goed in 1713 publiekelijk. Koper werd Matthias van Roms- winkel, kannunik van het kapittel van Oud Munster, Rit- meester onder het Regiment Curassiers van de Heer Generaal Palfi ten dienste van den Keyserlijke Majesteit. Al binnen zeven jaar doet Matthias het huis over aan Mr.Daniël de Milan de Visconti, Baron des H.M.Rijk. Deze familie was zeer gefortuneerd en bezat meerdere huizen en landerijen in de Staten van Utrecht. In 1780 overlijdt de laatste telg uit dit geslacht:
Gijsbert Franco Baron de Milan de Visconti. Universeel erfgenaam wordt Jacoba Johanna Guitton, die jarenlang de steun en toeverlaat van de familie De Milan was geweest. In 1795 wordt een nichtje - Wilhelmina van Flodorp - erfgename, na het overlijden van Jacoba Johanna gravin Picot dela Mentaye geboren Guitton. Wilhelmina van Flodorp was getrouwd met Friedrich
Johan Freiherr van Derfelden von Lautell. Deze familie stamt uit Estland, waar in het graafschap Waldeck hun ridderslot Dornfelden lag. Door verbastering is dit allengs in Derfelden veranderd. Johan Friedrich kwam in 1759 naar Holland en werd geplaatst in het regiment van de Graaf van Rechteren, kreeg in 1773 een compagnie in het regiment van de erfprins van Oranje en nam in 1792 met de rang van luitenant-kolonel zijn ontslag. Eén van hun kinderen, Gijsbert Franco van Derfelden, erfde de titels en de bezittingen. Vanaf die tijd noemt Gijsbert zich Van Derfelden van Hindersteyn. Hij trouwt met Adriana Lyclema a Nyeholt, geboren te Franeker in 1785 en overleden te Snellenburg in 1840. Baron van Derfelden heeft zich in de wetenschappelij-
ke wereld een goede naam verworven door zijn grote kaart van Nederlands Indië in acht bladen met bijbehoren- de beschrijving; een zeer verdienstelijk werk voor die tijd. |
|||||
Hindersteyn circa 1730.
Tekening in O.I.inkt door C.P.Serrurier. Topografische
Atlas R.A.Utrecht, nr.1A90.
|
|||||
-26
|
|||
-27-
Na de dood van zijn vrouw verkoopt Gijsbert Franco het
kasteel aan Philip Julius baron van Zuylen van Nyevelt, in 1841. Hij is een zoon van Mr.Jacob van Zuylen van Nyevelt en Adriana Maria Cornets de Groot; Adriana is een regelrechte afstammeling van Hugo de Groot. Na de koop is er nog een correspondentie tussen
Gijsbert van Derfelden en Philip Julius. Het ging hier over een naamrol van de bezitters en over het erkende wapen van Hindersteyn. Gijsbert van Derfelden weet zich nog te herinneren dat hij van zijn vader heeft vernomen dat boven het wapen een open helm was, waaruit een hinde uitziet; de naam zou dus moeten schijnen Hindesteyn en niet Hindersteyn. In 1818 werd het wapen officieel erkend door de Hoge Raad van Adel. De komst van Philip betekent voor Hindersteyn dat
het zijn huidige neogotische aanzicht verkrijgt. Hier te lande waren gedurende de 17e en 18e eeuw bij de kerkbouw de gotische stijlkenmerken uit de construc- tuele overwegingen toch niet geheel verdwenen. Met de ontwerpen voor een paleis op Zorgvliet bij Den Haag door Koning Willem II in de jaren '30 van de vorige eeuw kwamen de gotieke vormen in de noordelijke Neder- landen tot nieuw leven. In het algemeen had de gotiek van de 18e en 19e eeuw een zuiver ornamentele functie en geen constructieve, zoals in de Middeleeuwen het geval was. Drie bescheiden voorbeelden kunnen wij in ons land
noemen, welke aan Koning Willem II zijn gotische plannen vooraf gingen. Ten eerste een anglo-gotische kapel - slechts een tuinornament - in het landschaps- park dat door J.Michael werd aangelegd in 1760, op landgoed Beeckesteyn bij Velsen. Het tweede voorbeeld is Moersbergen, een ridderhofstad in de nabijheid van de Langbroekerwetering, die op een litho uit 1828 reeds neogotische kenmerken vertoont. Ook de donjon |
|||||
Hindersteyn circa 1740.
Gezicht op het kasteel van voren en terzijde. Tekening
in O.I.inkt door H.de Winter. Topografische Atlas R.A. Utrecht, nr.1491-1. |
|||||
28
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29-
|
|||||||
Ph.J.Baron van Zuylen van Nyevelt (1785-1864);
particuliere collectie. |
|||||||
van kasteel Sandenburg te Langbroek heeft omstreeks
1740 al neogotische kenmerken. Op de Weyenburg in de Betuwe zijn eveneens gotische stucversieringen in de in 1760 tot hal verbouwde binnenplaats aan te wijzen. Deze gevallen uit de 18e eeuw zijn aarzelende stappen in de richting van de neogotiek in de 19e eeuw. Huize De Schaffelaar in Barneveld is naar een
Engels voorbeeld ontstaan in 1852. In 1835 onderging kasteel Beverweerd onder architect Kramms leiding een gedaanteverwisseling van middeleeuws slot tot een |
|||||||
-30-
bijna klassiek regelmatige burcht in neogotische stijl.
In de jaren '40 werden Sterkenburg en Hindersteyn
verfraaid en uitgebreid met torens, kantelen en andere neogotische ornamenten. Van Lunteren heeft tenslotte in 1870 Sandenburg doen veranderen in een soort roomsoes.^ Omtrent het jaartal van de verbouwing van Hindersteyn
tasten wij in het duister. In de poort is wel een steentje aangebracht met de tekst 'anno 1647, renovatum 1847'. We mogen dus veronderstellen dat rond dit jaartal de neo- gotiek op Hindersteyn zijn intrede deed. Uit verschillende gegevens kunnen we opmaken dat het huis zoals wij dat heden ten dage kennen in verschillende etappes is ge- bouwd . Bekijken wij een portret^ van Philip Julius, dan zien
wij op de achtergrond een schilderij hangen van Hinder- steyn in zijn 18e-eeuwse gedaante. Maar als men goed kijkt zien we op het tentdak van de toren een grote schoorsteen met smeedijzeren bekroning. Dit is de schoorsteen zoals die voorkomt op het huidige huis. Op het klokgeveltje staat ook het alliantie-wapen van Van Zuylen van Nyevelt en zijn vrouw Frederika Maria van Bylandt. Dit portret moet dus van vóór 1847 stammen. Waarschijnlijk was Philip toen hij Hindersteyn kocht in 1840 niet van plan om het aanzien zo drastisch te wijzigen, en heeft hij de allernoodzakelijk- ste verbeteringen aangebracht, zoals de nieuwe schoorsteen. Tijdens het gebruik is hem zeker gebleken dat het huis toch niet al te practisch was, vooral ook door de gracht die rond het huis loopt. Philip heeft dit een tijdje aan- gezien en besloot tot afbraak van het 17e-eeuwse huis. In het platenboek van P.J.Lutgers uit 1869 lezen we bij
de begeleidende tekst over Hindersteyn: 'Na achtereenvol- gens in handen van verschillende familiën te zijn geweest werd het in 1841 aangekocht door den Heer Ph.J. baron van Zuylen van Nyevelt die het bouwvallig geworden huis deed afbreken doch den toren herstellen. Het later weder opge- bouwde gedeelte werd door de tegenwoordige bewoner den Graaf van Zuylen van Nyevelt oud minister van Buitenlandse zaken, aanzienlijk vergroot.' |
|||
-31-
Philip Julius heeft dus de middeleeuwse toren her-
steld, zodat alleen dit en muurwerk uit 1647 nog resten van het oude huis. De kleine kruiskozijnen die uit de 17e eeuw dateerden hadden hun beste tijd wel gehad en besloten werd om nieuwe vensters uit te hakken in de muren, die moesten zorgen voor een ruime lichtinval in de sombere donjon. In beide gevels kwamen spitsboog- vensters met ramen met kleine roedeverdeling. Korte tijd later is toen de trapgevel opgetrokken,
bestaande uit één verdieping en zolder. De situatie verschilde in zoverre van de middeleeuwse toestand, dat er nu een neogotisch huisje tegen de donjon was aangebouwd. Philip Julius heeft dus wel het principe willen handhaven van een klein huis naast een kloeke donjon. De achterzijde van het huis, die zichtbaar is op de prent uit 1740, vertoonde in die tijd een soort accolade-vormige golving; deze werd rechtgetrokken. De aanwezige oude ramen werden dichtgemetseld en ter vervanging werd ook hier een spitsboogvenster aange- bracht . De ingangpartij is niet uitgesproken monumentaal.
Een bordes, vaak onontbeerlijk voor de status van een adelijke behuizing, ontbreekt. Om de hal zo licht mogelijk te maken werd gekozen voor een groot glas- oppervlak in de vorm van drie spitsboogramen, waarvan er één als toegangsdeur fungeert. In de top van de trap- gevel werd een zogenaamd roosvenster aangebracht, dat een doorsnede heeft van ruim 125 cm. Het raam kan kantelen, zodat een vlaggestok van hieruit naar buiten kan worden gestoken. Nu het huis zo'n opfrisbeurt had gekregen, kon het
poortgebouwtje uit 1647 niet achterblijven, zodat ook dit in neogotische trant werd 'gerestaureerd'. De eigen- lijke poort werd met een verdieping verhoogd, zodat hier ruimte werd gecreëerd voor de koetsiers en ook voor de duiven; want onder de kroonlijst werden duiven- gaten aangebracht. Tegen de poort werd een koetshuis aangebouwd met
grote deuren voor het gerij en de paarden. Op de vloer lagen klinkers en een vernuftig draaiend rooster zorgde voor de luchtverversing. |
||||
-32-
Om het landgoed te beheren was een tuinbaas nodig,
die ook toezicht zou moeten houden op het overige perso- neel dat op het landgoed zijn boterham verdiende. Daartoe werd in 1851 het zogenaamde Baashuis gebouwd. De eerste steen werd gelegd door Jhr.J.A.van Hardenbroek op 31 mei 1851. Ook dit bescheiden gebouwtje kreeg neogotische elementen in de vorm van spitsboogramen; dit werd in ieder geval wel consequent doorgezet. In 1859 overlijdt Frederika Maria Barones van Zuylen
van Nyevelt op Hindersteyn. In 1864 wordt zij gevolgd door Philip Julius Baron van Zuylen van Nyevelt van Hindersteyn, Kamerheer des Konings, Oud Luitenant-Kolonel van den Staf, Ridder der Militaire Willems Orde en der Danebrogs Orde en oud lid der Provinciale Staten van Utrecht in de ouderdom van 79 jaren, zoals te lezen staat in zijn overlijdens- annonce. Het echtpaar had geen kinderen. Als erfgenaam is be-
noemd een verre neef, Philip Julius Hendrik Graaf van Zuylen van Nyevelt. Deze was in het jaar van het overlijden van zijn erflater pas 11 jaar, zodat zijn vader - Mr.Julius Philip Jacob Adriaan Graaf van Zuylen van Nyevelt - als bewindvoerder werd aangewezen. We lezen in het dagboek van laatstgenoemde: 'In december ontving ik een schrijven van den Heer van
Bylandt van Marienweerd, mij uitnodigende om mijn oom Philip - die volgens dat schrijven stervende was - te komen zien. Ik gaf hieraan gehoor maar werd zeer slecht ontvan- gen, zodat ik mij wel voornam deze proefneming niet te herhalen. Ik was echter genoodzaakt in het voorjaar van 1864 mijn reis te herhalen, toen mijn oom werkelijk gestor- ven was en ik vernam dat hij Philip Julius tot zijn uni- verseel erfgenaam had aangesteld en mij tot bewindvoerder. Ik maakte te Hindersteyn enige bestellingen om er de maanden Juli en Augustus te kunnen doorbrengen en de zaken der nalatenschap te regelen.' 5 Mr. Julius Philip Jacob Adriaan werd in 1816 in Luxem-
burg geboren als zoon van Pieter Hendrik Baron van Zuylen van Nyevelt, generaal-majoor der cavalerie en Susanne Martha van Zuylen van Nyevelt. Pieters gezondheid had een klap gehad tijdens de Napoleontische veldtochten; hij stierf toen Julius zes jaar oud was. Een zusje stierf al |
|||
-33-
jong, evenals zijn moeder, toen hij de leeftijd van 12
jaar had bereikt. Hij ging rechten studeren in Utrecht en kwam daar in contact met zijn oom Philip Julius. Hij schrijft hierover in zijn dagboek: 'Mijn verhouding tot mijn oom Philip, die te Utrecht woonde, was niet aange- naam; hij was en bleef tot zijn einde een zonderling man die beurtelings met al de leden der familie in onmin leefde en met de beste bedoelingen volstrekt de kunst niet verstond om met jonge lieden om te gaan. Hij had tijdens de overheersing van Napoleon met het Fransche leger in Italië gediend en was in 1813 bij de restau- ratie krijgsgevangene te Semesuar in Hongarije. Hij nam toen onmiddellijk in ons leger dienst en verlaat na de campagne van 1815 de Willemsorde 4e klasse, vertrok daarna als majoor naar Java, was enige tijd adjudant van de Gouverneur Generaal van de Capellen en Resident van Bangoewangi en nam als Luitenant-Kolonel een eer- vol ontslag om te huwen met de eenige zuster van de Heer van Bylandt van Marienweerd.' In Julius zijn dagboek lezen we verder: 'Bij mijn
verblijf op Hindersteyn ten vorige jaren was ik erop bedacht geweest het huis bewoonbaarder te maken door er een vleugel bij te bouwen en een ander gedeelte van het huis te verhoogen. Hoewel hiermede vrij aanzienlijke kosten gepaard gingen deed ik die uitgave gaarne, zowel om er enige jaren genot van te hebben, als om het huis bij zijne meerderjarigheid in betere toestand aan Philip te kunnen overgeven dan ik het gekregen had. Wij vonden alles gereed toen wij in de loop van de
maand mei verhuisden. Juf Vinkenbos die reeds te Berlijn bij ons gekomen was vergezelde ons en het huishouden werd nog vermeerderd door een Deutsche gouverneur voor Philip, de Heer Urner. In de omgeving van Langbroek vonden wij een zeer
vriendelijk ontvangst vooral stel ik de omgang met den Heer Van Lynden van Sandenburg op prijs maar ook met de heren De Beaufort, Calckoen, d'Ablaing van Swinderen en Kneppelhout en de familie Labouchère en Van Eeghen knoopten wij aangename relatiën aan.' We lezen dus dat Graaf van Zuylen aanzienlijke kosten
maakte om Hindersteyn te verbouwen naar zijn wens, zodat |
||||
-34-
hij er met zijn gezin en personeel comfortabel de zomer-
maanden kon doorbrengen. Het huis werd uitgebreid met een soort torentje met kantelen. Aan de achterzijde werd ook een deel aangebouwd en de trapgevel werd met een verdieping verhoogd. In juni 1866, dus een jaar na het gereed komen van
Hindersteyn, wordt Julius weer Minister van Buitenlandse Zaken tot juni 1868; daarna is hij gezant in Petersburg, terwijl zijn vrouw en kinderen in Holland achterblijven. In 1894 overlijdt de graaf te Den Haag. Hindersteyn is inmiddels verkocht door zijn zoon in
1881 aan Johanna Jacoba van Haeften. Zij werd geboren te Den Haag in 1830 en huwde in 1856 met Jhr.Mr.Pieter Benjamin Johan Vegelin van Claerbergen, geboren te Leeuwarden in 1818. Hij was lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal. Uit deze tijd hebben wij een beschrijving van de hand
van de rondreizende dominee Craandijk. In zijn 'Wande- lingen door Nederland' lezen we: ' Aan de eikenlaan van Weerdesteyn grenst de beplante singel die aan drie zijden het terrein van Hindersteyn omringt, een korte sparren- laan leidt naar het poorthuis met zijn roodpannen dak en de grotendeels nieuwe nevengebouwen. Van de oude ridderhofstad is de vierkante toren eveneens met rode pannen gedekt nog overgebleven, al werd hij belangrijk gerestaureerd. Het huis verloor de brug door het dempen van de gracht en schijnt geheel of grotendeels vernieuwd, al herinnert het aan zijn vormen aan vroegere bouwstijlen. Met zijn bloementuin en de hooge populieren, die in de nabijheid oprijzen, sluit het zich als een deftige huizinge aan bij de landkastelen langs de Wetering, al staat het in omvang en luister bij anderen achter, 't Wordt zorgvuldig onderhouden en heeft een gunstige ligging door het fraaie uitzicht over uitgestrekte wei- landen en op de bosschen van Moersbergen en van het huis te Doorn in de verte. Thans wordt zij bewoond door een lid van het Friese geslacht Vegelin van Claerbergen.' De douarière Vegelin van Claerbergen was er veel aan
gelegen om Hindersteyn te verbeteren. In haar tijd werden er tegen het poortgebouw drie arbeidershuisjes gebouwd die |
|||
-35-
voorzien zijn van een mansarde dak. Het poortgebouw werd
daardoor een omvangrijk complex, alhoewel het aanzien er zeker niet op vooruit is gegaan. Het huis zoals zij dat aantrof bevond zich in de staat van 1865 toen de laatste verbouwing plaatsvond. De jonkvrouwe heeft zeker met de ruime gewoekerd, want
aan de achterkant werd het huis nog eens met een verdieping verhoogd, zodat er weer een aantal kamers bijkwamen. Om de indruk te versterken dat er veel kamers aanwezig waren werden er twee blinde ramen toegevoegd, waarop de ramen geschilderd zijn, voorzien van immer gesloten zonneblinden. In de nabijheid van de tuinmanswoning liet zij een
eenvoudige oranjerie optrekken van acht meter in het vier- kant, met twee grote dubbele openslaande deuren op het zuidoosten. De verwarming vond plaats door middel van ijzeren pijpen die onder gietijzeren roosters door de vloer liepen, en tevens dienden om de druivenkas te ver- warmen. Voor de glazen oranjeriedeuren waren luiken aan- gebracht om de ergste kou 's winters te weren. De jonk- vrouwe zal het huis waarschijnlijk alleen als zomerhuis hebben gebruikt. In 1892 wordt het goed verkocht aan de dames Damen te
Cothen. In het Algemeen Familieblad van 1901 lezen we: 'Na 1890 kwam Hindersteyn in veiling met groot gevaar
om aan den moker te worden prijs gegeven. Gelukkig werd de Heer J.Damen te Cothen de koper van het riddergoed en hield het steeds in goede staat. Na het Paasfeeste van het vorig jaar liep het gerucht dat gemelde heer Damen dit adelijk goed in koop had overgedaan of zou overdoen aan den Hoogwelgeboren Heer Arnold Nicolaas Justinus Maria Baron van Brienen van de Groote Lindt, wonende op Clingendael onder Wassenaar. Ter blijde vreugde van de goede Langbroekers werd deze mare weldra bevestigd. Met verklaarbare ingenomenheid zonden zij op de 11e april 1894 het bericht ervan rond onder het uiten van de wensch dat zij den nieuwe heer van de aloude ridderhofstad weldra in hun midden mochten zien vertoeven.' Baron van Brienen hield zijn Langbroekse goederen
echter alleen aan ter belegging en vertoefde er nooit. In 1911 worden alle goederen in Langbroek van de
|
|||
'36-
familie Van Brienen - waaronder ook de ridderhofstad
Zuilenburg - in het openbaar verkocht op een veiling. |
||||||||
E.A.Geijtenbeek
|
||||||||
(Het tweede deel van dit artikel verschijnt in
het septembernummer van dit periodiek.) |
||||||||
Noten
1. Collectie 105 Van Zuylen van Nyevelt,
inventarisno.144-151. Algemeen Rijksarchief, Den Haag. 2. H.W.M.v.d.Wijck 'De Nederlandse Buitenplaats'.
Diss., Delft 1974. 3. Collectie Van Zuylen van Nyevelt, Huis Duinrell
te Wassenaar. 4. Collectie 105 Van Zuylen van Nyevelt,
inventarisno.144-151. Algemeen Rijksarchief, Den Haag. 5. Collectie 105 Van Zuylen van Nyevelt,
inventarisno.53. Algemeen Rijksarchief, Den Haag. |
||||||||