-ocr page 1-
TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
16e jaargang                                nummer 3                                september 1982
Redactie-commissie
M. Bijleveld-Scholts, Schalkwijk; A. Graafhuis, Utrecht;
L.M.J. de Keijzer, Houten; G. de Nie, Schalkwijk (eind-
redactie); O. Wttewaal, 't Goy.
Redactie-adres
Moienpad 3, 3998 KE Schalkwijk, tel 03409-1580.
Inhoud van dit nummer
1.     De Ridderhofstad Hindersteyn (II), door E.A. Geijtenbeek
2.     G.J.C.A. Smilda (1907-1982)
3.     Wie heeft of schrijft iets voor ons periodiek?
4.     De inwoners van Odijk en Werkhoven in de eerste helft van de 19e eeuw,
door Yvonne Ramakers en Henny Lammers
Secretariaat van de Historisclte Kring 'Tussen Rijn en Lel('
T. Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist. tel. 03404-20627.
Lidmaatschap der vereniging, tevens abonnement op dit tijdschrift? ƒ 25,—
per jaar (studenten en scholieren: ƒ 12,50), over te maken op rekening nr.
32.98.07.498.
t.n.v. de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek', Rabobank te Houten
(postrek.nr. 214585).
\
-ocr page 2-
1^,oci; 6^ér
-1
De Ridderhofstad Hindersteyn (II)
Het eerste deel van dit artikel verscheen in het
juninummer van 1982.
(In 1911 worden alle goederen in Langbroek van de
familie Van Brienen - waaronder ook de ridderhofstad
Zuilenburg - in het openbaar verkocht op een veiling.)
Mr.J.B.L.C.C.Baron de Wijkerslooth de Weerdesteyn,
Heer van Schalkwijk en Weerdesteyn, wordt de koper
van Hindersteyn. Hij was getrouwd met J.M.T.A.I.Barones
van Wijnbergen.
De veiling geschiedde in 53 percelen. Perceel 26 is
de volgende koop:
De Ridderhofstad 'Hindersteyn' bestaande uit een
hecht en sterk gebouwd Heerenhuis, inrijpoort, koets-
huis en paardenstal, tuinmanswoning met aangebouwde
schuur, orangerie, bloemenkas met verwarmingstoestel,
stenen broeibakken, twee druivenkassen, schutting bezet
met vruchtdragende perzikbomen, moestuin, fruithof,
wandelpark met zwaar opgaand geboomte bestaande uit
waardevolle Eike-, lepe-. Kastanje-, Linde- en Beuke-
boomen en ander loof- en naaldhout, strekkende van
perceel 19, de hofstede van Hindersteyn, 20 en 21
noordoostwaarts op tot en met de Langbroekerdijk.
Dan volgt er een opsomming van de grootte van het
huis.
Het Heerenhuis bevat:
beneden: ruime hal, met marmeren vloer, twee kamers,
bergplaats, poetskamer, keuken met welwater, pomp,
bijkeuken met perspomp, kelder met afsluiting en
kolenhok.
eerste verdieping: groote eetkamer met fraaie eiken-
houten betimmering, monumentale eikenhouten schoor-
steen, benevens vier grote en kleinere kamers waarvan
één met brandkluis, provisiekamer.
tweede verdieping: zes kamers, badkamer, zolder met
twee vertrekken.
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-3
De kamers zijn merendeels fraai geplafoneerd, voor-
zien van marmeren schoorsteenmantels, met vele muur-
kasten, ruime portalen, aisances en andere gemakken.
De paardestal biedt stalling aan zes paarden en
bevat bovendien een box voor twee paarden; bij het
koetshuis, waarin ruimte voor 8 rijtuigen, bevindt
zich een tuigkamer voorts hooizolder en koetsierswoning.
Dit alles werd verkocht voor f.14.900,-, terwijl de
boerderij van Hindersteyn - met 5 ha grond - f.7.600,-
opbrengt. De hele veiling van de 197 ha bracht
f.255.000,- op.
Na de aankoop zal er wel het één en ander zijn schoon-
gemaakt en gerepareerd, want het kasteel had rond de
eeuwwisseling als hooiopslagplaats gediend. Op foto's
uit ± 1911 zien we dan ook een kaal Hindersteyn, ontdaan
van de klimop.
Aan de achterkant blijkt op twee meter afstand van
het huis een muur met kantelen te staan. Op de foto uit
1891 is deze ook al aanwezig. Wat hiervan het nut is
geweest, is nog onduidelijk. De familie De Wijkerslooth
woonde 's winters op de Karel van Bylandtlaan te Den Haag.
's Zomers kwamen zij voor zes weken naar Hindersteyn met
hun negen kinderen. Het huis was in die tijd sober
ingericht. Bij mooi weer vertoefde de familie in het
prieeltje naast het kasteel en voor de kinderen was er
een mini-croquetveld achter in het park aangelegd, dat
bereikbaar was door middel van een slingerend pad door
het bos.
In de huisjes die tegen de poort aan waren gebouwd
woonde het personeel, dat in de grienden en het bos
werkte. In het baashuis woonde de baas en deze hield
schriftelijk contact met de eigenaar over de inkomsten
en de uitgaven.
In 1936 overlijdt Baron de Wijkerslooth en krijgt zijn
Hindersteyn oostzijde, 1891.
Gemaakt door mevr.Manger Cats-Evelink, in eigendom
van mevr.A.Feith te Heelsum.
-ocr page 5-
zoon Mr.K.L.C.M.I.Baron de Wijkerslooth de Weerdesteyn
Hindersteyn als zijn erfdeel. In 1940 overlijdt ook de
oude Baronesse de Wijkerslooth.
Het huis was voor vooroorlogse begrippen toch wel wat
ouderwets en de nieuwe bewoner laat in 1939 vernieuwin-
gen aanbrengen in de vorm van centrale verwarming,
stromend water, vaste wastafels, electriciteit. Ook
werden twee badkamers in gebruik genomen.
De muur die vlak achter het huis liep werd ook
afgebroken. Enkele deuren werden toegevoegd en aan de
westkant van het huis werd een rozeperk aangelegd waar
men vanuit het huis een aardige kijk op had.
In 1940, als de oorlog uitbreekt, wordt het pas
opgeknapte huis van september tot mei 1940 als kantine
voor Nederlandse officieren gebruikt, terwijl van
november 1944 tot juli 1945 de fraters van de St.Joseph
Kweekschool uit Zeist erin gehuisvest waren; zij waren
eerst op kasteel Lunenburg ondergebracht maar moesten
door het bombardement aldaar een ander onderdak zoeken.
Hindersteyn heeft verder niet geleden van oorlogs-
handelingen.
Na de oorlog begint Baron de Wijkerslooth met de
exploitatie van een fruitbedrijf op het landgoed. In
1949 trouwt hij dan op 48-jarige leeftijd met
E.R.M.Barones van Hövell van Wezeveld tot Westerflier.
Op het kasteel werden hun drie kinderen geboren; de
familie bewoonde het huis het gehele jaar door.
Teneinde de fruitteelt aan te passen aan de moderne
technieken liet baron De Wijkerslooth in 1960 een grote
koelcel met sorteerruimte bouwen op de plaats van de
oude oranjerie en druivenkassen. Met de afbraakstenen
van de oranjerie werd een kistenloods gebouwd en het
baashuis vergroot. Ook werd ten behoeve van de aan- en
afvoer van het fruit een tweede oprijlaan aangelegd die
beplant werd met eikebomen. De andere oprijlaan leidde
namelijk onder de poort door, wat natuurlijk onpractisch
was voor de hoge vrachtwagens.
In 1963 werden het kasteel en het poortgebouw op de
lijst van beschermde monumenten geplaatst.
Met de opbrengst van het fruitbedrijf liep het door
-ocr page 6-
-5-
de lage rendementen niet zoals baron De Wijkerslooth
het zou willen. Het landgoed raakte min of meer in
verval en dit werd bespoedigd toen de baron door ziekte
geveld werd. Plannen om van het poortgebouw een fruit-
loods te maken waren hierdoor gelukkig van de baan. De
drie arbeidershuisjes tegen de poort werden van over-
heidswege onbewoonbaar verklaard. Het baashuis was in-
middels gedegradeerd tot schuur.
In 1970 kwam de familie tot de conclusie dat het
familiebezit op deze manier niet in stand gehouden kon
worden en werd begonnen met de bouw van een klassiek
aandoend huis onder architectuur van baron Van Asbeck.
Het kasteel met bijgebouwen en 65 ha grond werd te
koop aangeboden via een rentmeesterskantoor. Aangezien
landgoederen tegenwoordig nu niet bepaald lucratieve
investeringsobjecten zijn en de opstallen bovendien
in slechte staat verkeerden, stonden de kopers niet
bepaald op de stoep te dringen.
Particuliere bewoning was voor Hindersteyn te ver-
kiezen boven huisvesting van een of ander bedrijf. In
1972 kocht de heer A.F.Geytenbeek het huis met opstal-
len en 5 ha grond. De rest van het landgoed was al
eerder aangekocht door de heer H.J.E.van Beuningen.
Al vanaf het eerste begin is de familie begonnen
met het ter hand nemen van de gebouwen op het terrein.
Eerst werd een garage tot theehuis verbouwd, zodat van
daaruit een aanvang kon worden gemaakt met de restau-
ratie van het poortgebouw. Dit complex, bestaande uit
poort, koetshuis en drie arbeidershuisjes, werd ver-
anderd tot één woning, waarbij één huisje werd gesloopt.
Deze verbouwing heeft anderhalf jaar geduurd. In 1974
kwam hier een echtpaar wonen dat een oogje in het zeil
hield. Aan de oprijlaan werd een smeedijzeren hek
geplaatst. De grachten die in tachtig jaar niet meer
waren uitgebaggerd kregen een beurt. In 1975 werd het
baashuis onder handen genomen, wat toen niet meer dan
een krot was. Het neogotische uiterlijk werd zoveel
mogelijk hersteld.
In 1976 bleek het noodzakelijk om een aanvang te
maken met het herstellen van het dak van de donjon. Na
de droge zomer van 1976 bleek dit zo lek als een mandje.
-ocr page 7-
-ocr page 8-
- 7
De donjon kwam in de steigers te staan. Het hele dak
werd vernieuwd, inclusief de schoorsteen met windvaan.
Na drie jaar konden in het voorjaar van 1980 de steigers
worden verwijderd. Helaas niet voor al te lang, want in
de donjon bleek de gevreesde huiszwam (Serula lacrimans)
te huizen. Deze zwam tast hout aan met een hoog
vochtigheidsgehalte. Door verscheidene oorzaken is de
vochtigheidsgraad in de donjon te hoog opgelopen, waar-
door al het vernieuwde houtwerk door de zwam wordt
aangetast. Inmiddels is de steiger weer opgezet en
worden maatregelen getroffen om de zwamvorming tegen
te gaan. Al met al betekent dit een ernstige ver-
traging voor de restauratie van de rest van het huis.
In ieder geval is het de bedoeling dat na de restau-
ratie van het huis dit weer in volle luister bewoond
zal worden. Maar voordat dit het geval is, zullen er
nog wel enkele jaren verstrijken.
Beschrijving van het hedendaagse Hindersteyn
Het centrum van Hindersteyn is de oude donjon
(een Franse uitdrukking voor toren van een motte
kasteel of hoofdtoren van een kasteel). Het grondplan
van zo'n toren is meestal 8/10 x 10/12 meter met een
dikte van de muren van 120 cm tot 150 cm.
Hindersteyn heeft een grondplan met een afmeting
van 9,50 x 8,90, dus nagenoeg vierkant. De hoogte tot
aan de dakgoot bedraagt 12,75 meter. De totale hoogte
tot en met het windvaantje is 22,50 meter.
De donjon is opgebouwd uit kloostermoppen. Oor-
spronkelijk werd tufsteen gebruikt, maar door de grote
afstand waarover het vervoerd moest worden was het een
kostbaar materiaal en zocht men naar een methode om
aan goedkopere bouwstenen te komen. Monnikken die be-
trokken waren bij de bouw van kerken en kloosters in
het noorden en westen van Nederland vonden een manier
Hindersteyn achterzijde, 1891.
Gemaakt door mevr.Manger Cats-Evelink, in eigendom
van mevr.A.Feith te Heelsum.
-ocr page 9-
-8-
om uit klei stenen te bakken, precies zoals de Romei-
nen dat gedaan hadden en zoals dat nog voortleefde in
Lombardije. Zij bakten stenen van hetzelfde formaat
- ongeveer 35 x 17 x 9 cm - als de tufsteen uit de
laatste periode van de aanvoer ervan, tot rond 1200.
Muren van deze steen werden opgetrokken op de
kistwerk-manier. Binnen en buiten werd een dunne muur
gemetseld, ter dikte van 20 cm. Af en toe werd in de
steenlaag een steen met de lange zijde naar het
inwendige van de muur aangebracht. Dit om verband te
krijgen met de massa. De ruimte tussen binnen- en
buitenmuur werd volgestort met een mengsel van grove
kalkspecie en beschikbaar steenmateriaal zoals grind,
brokjes tuf of ijzerroer.
Het dak van de donjon is gedekt met Duitse leien; bij
de laatste restauratie zijn deze vervangen door Franse
leien. De schoorsteen, opgemetseld uit waalformaat steen-
tjes, heeft een smeedijzeren bekroning met vergulde
koperen bol en wapenvaan, met het wapen van de ridder-
hofstad.
De toren loopt naar boven smaller toe.^ De trapgevel
heeft een breedte van 6 meter met een hoogte van 17 meter.
Als bekroning fungeert een in steen uitgehouwen alliantie-
wapen, dat met bladgoud bedekt is. Als baksteen is ge-
bruikt een gangbare handvormsteen met gesneden voegen.
Het torentje met de kantelen heeft een breedte van
3,75 meter. Als dakbedekking is door de vorige eigenaar
overvloedig gebruik gemaakt van asfaltpapier.
De kozijnen hadden als kleur crème en de ramen, deuren
en zonneblinden groen. Er zijn zowel openslaande ramen,
welke nog dateren uit 1847, als schuiframen, die uit
latere perioden stammen.
Het interieur
Als eenvoudig buitenhuis heeft Hindersteyn nooit een
allure gekend zoals wij die vinden in de huizen van de
Amsterdamse kooplieden aan de Vecht. Het interieur is dan
ook sober.
Bij het betreden van de hal valt direct de grote
eikehouten trap op en een grote toogdeur met fraai smeed-
-ocr page 10-
Hindersteyn 1911.
Collectie De Wijkerslooth de VVeerdesteyn,
Nederlangbroek
ijzeren beslag. Achter de muur bevindt zich één van de
muurtrappen. Helaas is deze trap halverwege dichtgemet-
seld, doch het ligt in de bedoeling deze weer te herstel-
len. Deze trappen door de muur vormden vroeger de enige
verbinding tussen de verdiepingen.
De begane grond bevat een aantal eenvoudige vertrekken,
waaronder een royale keuken en een kelder die even onder
het maaiveld ligt. Deze is voorzien van een tonggewelf.
-ocr page 11-
10-
Bij het opgaan van de hoofdtrap komen we in een
gestucte gang met lage olijfgroene lambrizeringen. Op
deze verdieping bevinden zich de hoofdvertrekken: een
salon, een eetkamer, bibliotheek, herenkamer (die ook
wel als eetkamer wordt vermeld). In dit vertrek, dat in
de donjon is gesitueerd, bevindt zich een fraaie neo-
renaissance betimmering met een monumentale schoor-
steenpartij. Het behang is een imitatie van goudleer-
behang in zwart en goud. Voor de ramen zijn blinden
aangebracht met koperen hang- en sluitwerk.
Ter weerszijden van de schoorsteen in de heerekamer
bevinden zich twee deuren waarvan er één niet open kan
en die alleen aangebracht is voor de symmetrie. In een
hoek van de kamer is een geheime deur naar de trap
Hindersteyn 1963.
Foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist.
-ocr page 12-
-11
door de muur. Deze leidt naar de tweede verdieping
waar zich de slaapkamers bevinden - zes in getal - en
een badkamer.
De kleuren van de verf in het huis zijn nog origi-
neel; hoewel ze in onze ogen niet bijster mooi zijn,
zal toch voorzichtigheid betracht moeten worden bij een
eventuele nieuwe verfbeurt.
De vloeren bestaan op deze verdieping uit brede
grenen vloerdelen die donker rood gekleurd zijn. In de
kamers in de donjon op deze verdieping waren imitatie-
stucplafonds aangebracht, die in werkelijkheid uit ge-
wit zeildoek bleken te bestaan. Daaronder kwam een oud
balkenplafond tevoorschijn.
De trap naar de zolder leidt ook door de muur maar
is ditmaal van hout. Op de zolder van de donjon waren
voorheen twee kamertjes met bedsteden. Hier sliepen de
dienstbodes. In verband met de restauratie van de kap-
constructie moesten de kamertjes gesloopt worden.
Door middel van een overloopje kwam men op de zolder
van het aangebouwde huis. Deze verbinding is bij de
restauratie achterwege gelaten. Vanaf het dak heeft men
een mooi uitzicht op het omringende landschap en met
name de Utrechtse Heuvelrug.
Het park en de tuin
Zoals al eerder vermeld was Hindersteyn een sober
buitenhuis. Een tuin van betekenis is nooit aanwezig
geweest.
Het aanwezige terrein binnen de gracht werd voor-
namelijk geëxploiteerd als griend en ook voor hakhout
en fruitteelt, met daarnaast een moestuin en een
eenvoudige oranjerie. Het terrein binnen de buitenste
gracht omvat ongeveer 23.000 m^. De toegang tot dit
terrein wordt verschaft door middel van een dam in
de gracht en een poort. Dit is altijd de enige toe-
gang geweest. Op het omgrachte terrein bevindt zich
een eilandje met daarop het huis. In de 17e en 18e
eeuw zorgde een brug voor de toegang tot het huis.
Bij de verbouwing in 1847 is een gedeelte van de gracht
voor het huis gedempt en is de brug komen te vervallen.
-ocr page 13-
-12-
Een kaarf^ van Hindersteyn uit 1856 geeft ons een
inzicht in het landgoed. Boven aan de tekening vinden
we het kasteel en daaronder het bijbehorende landgoed.
Het terrein vóór het huis werd gebruikt als boom-
gaard en achter het huis bevond zich bouwland, terwijl
een ander gedeelte als weiland was ingericht. Het baas-
huis staat hier al getekend, maar van andere opstallen
is geen sprake.
De litho van P.J.Lutgers uit 1869 toont ons een ver-
zorgd park met een serpentine-achtige vijver. Op de
oever zijn ronde bloemperken aangebracht. Hier en daar
staan kuipplanten opgesteld. Achter het huis staat een
rij eikebomen, met daarachter sparrebomen. Deze sparre-
bomen vinden we ook in groten getale op foto's uit 1891.
De oprijlaan naar het poortgebouw wordt gevormd door
sparren, voor de donjon staan ze en in groepjes in
het park. Er zijn dan juist nieuwe kastanjebomen aan-
geplant. Het lijkt er dus op dat de hoofdvorm van het
huidige park is ontstaan rond 1890. Een rode beuk
lijkt op deze foto al wel een jaar of 25 oud en zou
door graaf Van Zuylen van Nyevelt geplant kunnen zijn.
Tegen de inkijk vanuit het huis naar de arbeiders-
woninkjes is een haag van sparren gevormd. In 1972
waren deze tot enorme hoogte uitgegroeid en dreigden
ze de prachtige rode beuk in de verdrukking te brengen.
Ze zijn dan ook gekapt.
De tuin aan de achterkant van het huis toont ons
een indeling met beukehagen. De grond werd hier pro-
ductief gebruikt. Achter het huis staan vier grote
eikebomen, waarvan er thans nog twee bestaan. De mid-
delste twee zijn rond 1900 omgehakt, omwille van het
licht. De begrenzing van het voorterrein met de
achterplaats wordt gevormd door een rij kastanje-
bomen, die van dezelfde leeftijd zijn als die vóór
in het park. De grote boom voor de donjon blijkt
in 1911 verdwenen te zijn.
De familie De Wijkerslooth heeft ook nog het
een en ander geplant; men heeft onder meer de
sparrenlaan vervangen door eiken en iepen, waar-
van de laatste gedeeltelijk geveld zijn door de
iep-ziekte.
-ocr page 14-
-13
De volgende boomsoorten zijn thans nog op
Hindersteyn te vinden: rode beuk, groene beuk,
kastanje, eik, es, els, plantaan, esdoorn, iep,
tulpeboom, linde, acacia, wilg, spar, noteboom,
hazelaar, perzikboom, abrikozen-, peren-, appel-
en pruimenbomen.
In 1939 is door de fa.Haalboom uit Driebergen
terzijde van het kasteel een klassiek rozentuintje
aangelegd, wat thans geheel overwoekerd en nage-
noeg verdwenen is.
Door het park voor het huis slingeren zich
enkele paden van grind. Op twintig meter achter
het huis bevindt zich een beukenhaag met ervoor
een grindpad. Achter deze haag had baron De Wijker-
slooth een proeftuin van verschillende soorten
fruitbomen. In 1971 zijn deze omgehakt; thans is
het een grasveld.
Omdat de huidige bewoners zich in eerste instantie
geconcentreerd hebben op de bebouwing, heeft de tuin
weinig aandacht gekregen. In de loop der jaren is
wat nieuwe aanplant aangebracht, o.a. eiken, linden,
esdoorns en rhodondenderon. Rond het poortgebouw is
een eenvoudige landelijke tuin met buxus, leilinden
en oude rozen aangelegd. Thans is begonnen met de
bouw van een oranjerie en plannen voor een slange-
muur zijn al in een vergevorderd stadium.
E.A.Geijtenbeek
Noten
1. Opmetingen verricht door Th.Wit in 1978.
2. Kaart van de Ridderhofstad Hindersteyn door
J.L.Bernhardi, 1856. Centrale Bibliotheek Landbouw-
hogeschool Wageningen, speciale collecties, nr.
01-401-01, Zie Tussen Rijn en Lek, jrg.14 nr.3,
september 1980.
-ocr page 15-
-14
Literatuurlijst (heeft tevens betrekking op
het eerste deel van dit artikel in het juni-
nummer van 1982)
Ir.J.D.M.Bardet Kastelenboek Provincie
Utrecht
(1975).
E.J.Demoed In een lieflijk landschap (1974)
F.W.van Gulick Nederlandse kastelen en
landhuizen
(1960)
J.Ho fman Algemeen Nederlandsch Familie
Blad
, 1901, jrg.12, blz.133-136 en jrg.14
blz. 81-84.
M.W.Juriaanse De Nederlandse Ministers van
Buitenlandse Zaken
(1974)
P.J.Lutgers Gezigten en Omstreken van de
provincie Utrecht (1869)
H.Tromp Kastelen langs de Wetering, deel I (1968).
Mr.J.H.de Vey Mestdagh Nederlandsche Leeuw,
80e jrg. 1963, blz.241-256^
Jhr.Mr.E.B.F.F.Wittert van Hoogland Bijdrage tot de
geschiedenis der Utrechtse Ridderhofsteden
.
-ocr page 16-
-15-
G.J.C.A. Smilda (1907-1982)
Op 8 april j.1. verloren wij een van onze trouwste en
meest opmerkelijke leden, de heer G.Smilda te Utrecht. Hij
kwam vrijwel altijd op onze excursies en lezingen in de
Kromme Rijnstreek dorpen. Ik herinner me een herfstige
avond in Houten, ongeveer tien jaar geleden, dat ik hem na
de lezing zijn nog natte regenpak weer zag aantrekken om
- welgemoed als altijd - terug naar Utrecht te fietsen;
hij moet toen al ruim in de zestig zijn geweest.
Zoals velen bekend zal zijn van een artikel in het
Utrechts Nieuwsblad (4 april 1981, blz.27) en van een In
Memoriam onlangs in de juni-aflevering van het Maandblad
Oud Utrecht verschenen (alwaar ook biografische gegevens),
heeft de heer Smilda tot 1972 het bekende curiositeiten-
en boekwinkeltje 'Curio' gehad, op de Voorstraat. De naam,
afgeleid van het Latijnse woord voor onderzoekend, oplet-
tend en zorgvuldig zijn, typeert ook zijn andere activi-
teiten: vol belangstelling voor alles en iedereen in het
Utrechtse. Deze belangstelling heeft de heer Smilda sinds
1968 door regelmatig onderzoek op het Gemeente Archief
omgezet in het tot stand doen komen van een belangrijke
nalatenschap voor toekomstige onderzoekers: een register
van alle Utrechtse straatnamen met hun beknopte historie.
Het werd bedoeld als een vervolg op de in 1844-46
verschenen stadsbeschrijving van N. van der Monde, en de
historische gegevens zijn door de heer Smilda gevonden
in de Utrechtse kranten vanaf 1840, maar ook in de notulen
van het College van Burgemeester en Wethouders, van de
Raad en van de Fabricage Commissie sinds die tijd. Oor-
spronkelijk kwam alle informatie terecht op handgeschreven
fiches in een lange plantenbak. Door het veelvuldig raad-
plegen van deze affiches door derden - iets dat hij
zelf tijdens zijn aanwezigheid op de leeszaal kon
constateren - raakten deze echter beduimeld en door
elkaar. Vanuit het Archief werd dus besloten regel-
matig enige tijd beschikbaar te stellen om dit
register een meer duurzame vorm te geven. Sinds
ongeveer tien jaar heeft de bibliothecaresse Mej.
-ocr page 17-
-16-
H.Schoonhoven samen met de heer Smilda eerst de
gegevens geordend en ze daarna getikt. Er staan nu
31 bruine ringbanden als alfabetische klapper,
lopend tot en met de letter M; het werk zal worden
voortgezet en zal naar verwachting ongeveer 60
banden gaan beslaan. Intussen blijft ook het nog
niet getikte gedeelte op aanvraag voor onderzoekers
raadpleegbaar, evenals een tweede plantenbak met
door de heer Smilda geschreven fiches, bevattende
een niet minder opmerkelijk register van alle
Utrechtse instellingen, huisnamen, fundaties,
kloosters en zelfs bekende personen vanaf het
midden van de vorige eeuw.
Tijdens deze noeste arbeid vergat de heer Smilda
toch zijn vrienden en bekenden niet: wanneer hij
iets tegenkwam dat voor hun onderzoek nuttig zou
kunnen zijn, gaf hij dat door. Ook ik kreeg jaren
geleden na een lezing van onze Kring eens een
stukje papier van hem, waarop in een wat beverig
handschrift een verwijzing naar een krantenbericht
over de grafkapel van de familie van Wijkerslooth,
waarover ik toen voor het periodiek een onderzoekje
deed. Meer recentelijk belde hij mij eens op - naar
aanleiding van een foto in het periodiek van de
Kroonbrug in Tuil en 't Waal die aan het afbrokkelen
is - dat hij er een eigen dia van had uit 1963, en
dat hij toen duidelijk een datum had zien staan bij
de inscriptie, die hij toen ook genoteerd had. Bij uit-
vergroting van de foto was deze echter helaas ook met
een vergrootglas nog niet te onderscheiden. Een van de
redactieleden zet nu een onderzoek naar het vermoede-
lijke jaartal voort, via het archief. Deze dia blijkt
er een te zijn van een omvangrijke collectie die de
heer Smilda maakte van met verdwijning bedreigde
objecten in en om Utrecht. Hij schijnt ook een ver-
zameling van ruim 5000 oude Utrechtse ansichtkaarten
te hebben opgebouwd. Waar deze nu gebleven zijn heb ik
helaas echter niet kunnen achterhalen.
Wij vergeten de heer Smilda niet. Hij was een
beminnelijk mens.
Namens de redactie,
G. de Nie
-ocr page 18-
-17-
Wie heeft of schrijft iets voor ons periodiek
Welkom zijn: oude ansichtkaarten en/of foto's van
tegenwoordig veranderde of niet meer bestaande huizen
of plekjes in uw gemeente, die dreigen binnenkort
voorgoed te verdwijnen, een oud krantebericht over
een merkwaardige gebeurtenis (alles wordt overgefoto-
grafeerd of gefotocopieerd en geretourneerd); berichten
over op handen zijnde restauraties, optekeningen van
vroeger, e.d.
Van de ondernemingsgezinden die er de tijd voor
hebben of willen maken, ontvangt de redactie graag een
stukje eigen onderzoek naar het verleden van de familie,
het huis, het bedrijf, de kerk, de dorpspomp, kortom:
van alles wat er maar een geschiedenis heeft. Aan de-
genen voor wie het onderzoek of het schrijven een te
hoge drempel lijkt, zal de redactie gaarne enige
begeleiding geven.
Redactie
-ocr page 19-
-18-
De inwoners van Odijk en Werkhoven in de eerste helft van de 19e eeuw
In het kader van een doktoraal-werkgroep sociaal-
ekonomische geschiedenis aan de RU Utrecht hebben we
in 1981 een onderzoek gedaan naar de ekonomische en
sociale ontwikkeling over de periode 1820-1920 van
de dorpen Odijk en Werkhoven, gelegen in het Kromme-
rijngebied.
De demografische ontwikkeling maakt een belangrijk
deel uit van dit onderzoek, evenals de veranderingen
in de grootte van de huishoudens. In het hiernavolgen-
de zullen we een kort overzicht geven van het bevol-
kingsverloop in de eerste helft van de 19e eeuw.
Vervolgens zal worden ingegaan op de omvang en samen-
stelling van de huishoudens. Tenslotte kunnen we nog
iets zeggen over trouwen en kinderen krijgen.
De demografische ontwikkeling'
Jaar Bev.
Gebc
orte
Sterfte
Saldo
1 jan.
abs.
P
.1000
abs. p
.1000
ODIJK
1830 3A0
11
34.0
1 1
34.0
+ 0
1840 369
15
39.2
8
20.9
+ 7
1850 412
15
36.4
5
12.1
+ 10
1860 459
14
30.5
11
24.0
+ 3
WERKHOVEN
1830 742
26
35.0
20
27.0
+ 6
1840 784
24
30.6
21
26.8
+ 3
1850 797
30
37.6
16
20.1
+ 14
1860 860
26
30.2
29
33.7
- 3
We zien in beide dorpen een bevolkingsgroei t.g.v.
een geboorte-overschot. Er werden meer mensen geboren
dan dat er stierven. De bevolkingsgroei die we hier
-ocr page 20-
-19-
aantreffen, komt overeen met de bevolkingsgroei in
heel Nederland in die periode. Deze groei verliep
niet zo gelijkmatig als uit de tabel naar voren
lijkt te komen: zo trad er in de jaren '40 een stag-
natie en zelfs terugval op van het aantal inwoners,
die zich vanaf 1850 weer herstelde. Ook landelijk is
deze demografische krisis waar te nemen.2 De historisch-
sociograaf Hofstee wijt deze krisis aan de mislukte
aardappeloogsten en de in die tijd optredende politieke
moeilijkheden.
De sterftecijfers liggen in Odijk en Werkhoven al-
tijd onder het landelijk gemiddelde.
Opvallend zijn in beide dorpen de vrij hoge migratie-
cijfers. Er is geen sprake van een konstant vertrek- of
vestigingsoverschot; de cijfers fluktueren nogal, het
ene jaar komen er méér mensen wonen dan er weg gaan,
in het andere jaar is dit net andersom. De hoge migra-
tiecijfers kunnen gedeeltelijk worden verklaard door de
tijdelijke aanwezigheid van schutters. Zo lazen we in
Immigratie Emigratie Saldo
19
-15
23
+ 6
21
- 9
23
- 4
27
-16
53
-13
22
+ 16
14
+ 14
4
29
12
19
5
40
38
28
het gemeenteverslag van 1831: 'Gedurende 1830 een ne-
gatief migratiesaldo door het vertrek van een aantal
schutters'.3
-ocr page 21-
-20
Dat de migratiecijfers niet voor honderd procent
betrouwbaar zijn, is af te leiden uit het volgende ci-
taat, geschreven door de betreffende ambtenaar in 1863:
'De bijhouding van het bevolkingsregister levert moei-
lijkheden op door het vestigen en vertrek der dienst-
boden'. Uit het bevolkingsregister kunnen we bovendien
opmaken dat het meeste inwonende personeel op de boeren-
bedrijven op jaarbasis werkte en telkens even naar het
ouderlijk huis terugkeerde.5 Deze personen werden dus
telkens weer in- en uitgeschreven, met als gevolg hoge
migratiecijfers.
Nu we hebben kunnen konstateren dat er sprake was
van een bevolkingsgroei, is de volgende vraag welke
invloed deze groei had op de omvang en struktuur van de
huishoudens.
De huishoudens
Uit een eerste onderzoek naar grootte en samen-
stelling van de huishoudens bleek dat in Odijk het aan-
tal inwoners gemiddeld per huis vóór 1859 aanzienlijk
groter was dan erna: resp. 7.4 en later 4.8.^ Deze
grote gemiddelde huishoudensomvang, die we ook in Werk-
hoven aantroffen, bracht ons tot de hypothese dat er
wellicht een ontwikkeling zou kunnen hebben plaatsge-
vonden van grote familie-huishoudens met veel inwonende
verwanten en inwonend personeel naar kleinere, 'moder-
ne' gezinnetjes (vader, moeder en kinderen). Deze uit-
gebreidde familieliuishoudens verwachtten we vooral te
vinden onder de boerenstand, omdat daar de arbeids-
kracht van élk lid van het huishouden aangewend kan
worden voor het eigen bedrijf.
Echter, extreem grote huishoudens zagen we bij een
nadere beschouwing vooral onder de niet-boerenbevolking.
Bijvoorbeeld in Werkhoven woonden in 1829 op huisnummer
58 de volgende personen:
Beroep
1 Elisabeth Rebos ongeh. winkelierster    35 jr
Maria Rebos ongeh. winkelierster    40 jr zuster
Hendrik Rebos wed. zonder                   76 jr vader
1 Evert Pauw geh. arbeider               27 jr -
-ocr page 22-
-21
Wijntje van Schaik geh.
33 jr echtgenote
5 jr zoon
zoon
zoon
zonder
zonder
zonder
zonder
zonder
Jacobus Pauw                ongeh.
Cornelis Pauw              ongeh.
Johannes Pauw              ongeh.
1 Dorothea Besseling    wed.
40 jr
Jan van Schaik            ongeh.
1 Jan Blomberg                ongeh.
Cornelis Blomberg      ongeh.
1 Jan Schippers               geh.
Antonia Engbrink        geh.
dagloner   15   jr
arbeider  40  jr
arbeider   17   jr
arbeider   46  jr
zonder       43   jr
zoon
broer
echtgenote
zoon
zoon
dochter
dochter
dochter
dochter
schoonvader
echtgenote
zoon
zoon
dochter
Jan Schippers               ongeh.
Cornelis Schippers    ongeh.
Classina Schippers    ongeh.
Maria Schippers          ongeh.
Cornelia Schippers    ongeh.
Johanna Schippers      ongeh.
zonder
zonder
zonder
zonder
zonder
zonder
5 jr
2 jr
15 jr
14 jr
7 jr
2 jr
Frans Engbrink            wed.
1 Gijsbert van Rooyen  geh.
Anna van Schaik          geh.
Gijsbert van Rooyen  ongeh.
Elbert van Rooyen      ongeh.
kleermakerSO jr
arbeider 33 jr
zonder 34 jr
2 jr
O jr
Jannetje van Rooyen ongeh. zonder 5 jr
Een totaal van 26 personen woonde weliswaar op één huis-
nummer^, maar het merkteken in de kantlijn (ook zo aan-
gegeven in de volkstelling) geeft aan dat hier sprake is
van 6 verschillende huisgezinnen. Bovendien hadden ver-
schillende huisnummers in 1861 de toevoegsels a,b,c,d
gekregen, waardoor ons vermoeden versterkt werd dat
bovenstaande personen niet één huishouden vormden. We
hebben hier echter geen bewijzen voor gevonden. Wie kan
ons hier méér over vertellen?
Het lijkt ons wel duidelijk dat dit soort samenwoning
het gevolg was van een niet geringe woningnood. Volgens
ons is dit dan ook geen voorbeeld van een uitgebreid
familiehuishouden, waar bedrijf en huishouden een pro-
duktie/konsumptie-eenheid vormde.
In het verdere onderzoek zijn we bij deze vorm van
samenwonen uitgegaan van verschillende huishoudens, in
bovenstaand geval dus 6. Dit heeft als konsekwentie dat
de eerder genoemde gemiddelde huishoudensomvang in 1829
te hoog berekend is.
-ocr page 23-
22-
tl-ii 5+JOuOevjSST«U ►CTÜUR.
2<3rAAWdu:;ze
®
AAoJTA
1.
<i».oarre
AAlJTAL
i*<rrdo
vaMJr- TOmW-
2£C0£f£ü
H-,i*«:k-o*fcA
KjimesaJ
»M<»P*H,
iM3n&je
AfMuQi^
..
7c
uv
a*i
OÉM
At» %
>ikt G£M
OD'JK AS19_____1
^•MkiMPuoJR
.4
25 o
7 7-
3 1
Ag i
.2 75 »^ 2
-'t AlilfttiUtV
15.
iM il
^5
ai
«.6 a
-
-
•(c £*L-U>Jt«:
i.
9 ^
i8
2 0
-
-
ï MOVtV-it.D
10
16 G
^ y
A 8
^j t
<< 'lO
6 o6
5«*>jct»v^tk;uit
^
6ii
Sl
2'2
6^ 7
■1
■1
■^ fWM^^t^V tiOW
-^
(i^S
M
. 2o
32 o
•1 25
3 075
5 ÜvtCKjttJ
2
3.1
1 5
-
75 0
-
Tor>jkL
c>^
100
51
i 1
i8 1*1
vt 0.45
Si 37
28 90b
Ïi7
Cl
20 6
7^
7 '^
100
5^ O
3i 3
«7
573
31
8
/(O
01
2S
't 9
/1 6
1 't
1,5
2.^
"57"
51
as
57
06
I I ^7
1 zoca ^ oA
5 OA^ii-iVJ
W 136 107 O.B
Tor^^L
09K -«664
-la .JijjL*>Ju-A-k!
iQ
-19 1
t^
3S
Ag 5
M
^a; 96-
\H
it A<<ito<.iUi.;
'••i
^07
5 1
25
AU S
1
1
I4 u»<»A>Jte
-
-
5
-
2 ktJi/VKrltlO
11
1.75
50
*^
S3 2
1
1
3 tw^i>L^'\rt.«i«fl<;
8
«5
At
91
580
1
1
^ )>v*Arv;»*i-ui.sBf
3
il
Ai
1 3
5iO
-1
A
5 cvÊKiucao
11
11/3
3^
1 6
Li 1
TOrAAL
3A
100
51
a..
a6
.7.0
29
0.3
wrecNoucw 1864.
»7 675
1
8. soa
1
2 ims
7^   18
1
Il   05
2.
3     01
3    oa
95    0.5
328
A5 ^
A57
Aa 5
65 O
2i -^
363.
152
10 6
fi'i
3 1
2 1
20
^7
20
1 ^
2..3
'Ia ^«OO'iCXlUJtt;
-1ijAWihx.iDtk;
TXsrxAL
7i
A5
ié.
5Z
HO
16
I I

A
i7l
-ocr page 24-
-23
®
voon-
TOrOAL
rorAAL
\?0OC-
TOmAL
CAiee/tnes
layieoo
AMOUUl'6
IC0M£tJO
MVJuni*
ia>«viO
•A<JueU<i
Att X>
Ab» C»i
Abs X
Abi aE>i
Ahb y.
Abb G£>1
-t
4 4
6 375
n o.a
2 as
2 01
1
1 01
3
il 1
*< 1M
5 03
6 a7i
7 03
5
-
-1
s
2 200
2 0 z
A 100
'\ 01
^ 100 A OU
5
^ 1
-
3 7io
5 07S
■^1
-
■i S50
^ 0 7S
-1
•>
-) 50
d 05
2
^i 103
21 0.3
3
3
M
16
é
i- •»-.-• »n
^ 129 i 6 oa
-1
/i
5 tLA
13 as
9
ai 1
11 SO.5
■n. 0.2
9 15.0
12. OJ
A
as 2)
^ 300
8 10
1
^1
7 ^
9 3i3
13 05
2
2.
A ih8
^ 01
9
1^ A
^ 600
9 09
^ ^0
^ o.v
3 200
7 07
2
7 ^
^ 100
2 02
2 200
2 01
^
5 1
t 111
607
2 aji
2 O'i
1
a
36 17.5
5Ö 0.^.
7
7
16 19.8
^^3 03
11
C9M^Q
(8.9%)
9 aog
11 Oit
25 ot
1
A
2 A7
2 003
6
12, 1
32 5
3 37 i
s 37S
■1
■^ 3t.H
i> 0 5
7 09
-1
9 08
^
1
^
1
1
3
8 a
6 1
Z
5 3
25 üiS
60' 0.63
11
V.l«.o
10 275
19 O.S
19 09
1 23
3 0-07
2 II
5 O-t
2.
a
3
.(O 585
1 A 0.5
i 7^
i
3
3 275
5 278
1 0 0 t
5 OH
i
1
1
1
1
5 0.3
3
^ T 175
81 0.5;
13 l.é.
i7 0.1
"1^
(lasr.)
CBx%)
-ocr page 25-
-24-
Voor het onderzoek hebben we twee steekproefjaren
genomen, en wel:
1829, omdat in dat jaar een volkstelling werd gehouden,
en
1861, omdat in dat jaar het bevolkingsregister werd
opgemaakt.8
Om een duidelijk inzicht te krijgen in de samen-
stelling van deze huishoudens hebben we een aantal ka-
tegorieën aangebracht, en wel:
- aanwezige kinderen;
- inwonend personeel (in de tabel aangeduid met a);
- inwonende verwanten (b);
- inwonende verwanten die tevens personeel waren (e);
- kostgangers/pleegkinderen (d) .
Omdat wij verwachtten dat de grootte en samenstel-
ling van de huishoudens zou samenhangen met de wijze
van bestaan, hebben we in bijgevoegde tabel een indeling
van de huishoudens naar beroepsgroep gemaakt.
We zien dat in Odijk in 1829 er 64 huishoudens waren
met een gemiddelde grootte van 5.3. In 1861 zien we er
94 en dan is de gemiddelde grootte 5.1. Een lichte
daling dus van de gemiddelde omvang.
Ook in Werkhoven zien we deze tendens: in 1829 zijn
er 131 huishoudens (5.7) en in 1861 zijn er 171 huis-
houdens (5.2).
Als we naar de gemiddelde grootte per beroepsgroep
kijken zien we dat in beide dorpen en in beide jaren
deze bij de groep landbouwers het meest omvangrijk was.
Over het algemeen had deze groep ook de meeste kinderen.
Het gemiddeld aantal kinderen bleef in beide jaren in
beide dorpen vrijwel stabiel. Let wel: het gaat hier om
kinderen die in het huishouden op dat moment aanwezig
waren. Buitenshuis werkende of inmiddels getrouwde
kinderen vallen hier niet onder.
Het percentage huishoudens waar inwonend personeel
voorkwam daalde in de loop van de eeuw. Inwonend per-
soneel kwam het meeste voor bij landbouwers. Ook bij de
ambachtelijke beroepen, zoals schoenmaker, wagenmaker
enz. kwam - zij het in mindere mate - inwonend perso-
neel voor.
-ocr page 26-
25
Inwonende verwanten kwamen in bijna alle beroeps-
groepen voor, al waren het er nooit veel. Opvallend is
dat in Odijk het percentage inwonende verwanten in 1861
met iets meer dan 5% was gestegen, terwijl dit percen-
tage in Werkhoven gelijk bleef. Dat het vóórkomen van
inwonende verwanten niet van zeer grote betekenis was,
is ook te zien aan het aantal huishoudens waarin drie
generaties bij elkaar woonden. Dit percentage kwam
nooit boven de 10% uit.
Inwonende verwanten die tevens personeel waren, kwa-
men vrijwel niet voor; dat wil zeggen in zoverre dit
werd vermeld in de bevolkingsregisters. Het is echter
waarschijnlijk dat inwonende verwanten - zeker op het
boerenbedrijf - hun steentje bijdroegen.
In het begin van de eeuw kwam het nog redelijk vaak
voor dat kostgangers deel uitmaakten van het huishouden.
In 1861 was dat aantal, zeker in Odijk, drastisch ge-
daald. We hebben hier geen verklaring voor, maar het kan
zijn dat de woningnood in het begin van de eeuw en een
afname van het aantal pleegkinderen hier iets mee te
maken heeft.
Omdat we van de veronderstelling uitgingen dat
degenen die zich de grootste huishoudens konden veroor-
loven, ook wel de grootste inkomens zouden hebben, maak-
ten wij - aan de hand van de hoofdelijke omslag (een
belasting die naar draagkracht geheven werd) - een klasse-
indeling naar hoofden van huishoudens. Aan de hand daarvan
konden we zien welke mensen in het dorp de grootste in-
komens hadden.°
Het bleek dat zowel in Werkhoven als in Odijk de land-
bouwers het hoogste bedrag aan hoofdelijke omslag betaal-
den. Dit bedrag lag in Odijk tussen de f.13,- en f.25,-
en in Werkhoven tussen de f.36,25 en f.56,75 (1830). De
hoogte van het totale bedrag dat aan belastingen werd
betaald was afhankelijk van het tekort op de gemeente-
begroting. Arbeiders betaalden weinig of niets, en de
overige beroepen zaten er tussenin.
Als we ons afvragen waarom landbouwers de grootste
huishoudens hadden, dan zien we dat ze in de meeste ge-
-ocr page 27-
-26-
vallen het grootste aantal kinderen thuis hadden. Maar
dat verschil was niet spektakulair in verhouding tot
de overige beroepsgroepen. De grotere omvang werd voor
een belangrijk deel bepaald door het bij hun aanwezige
personeel. De boeren uit de hoogste inkomensklasse
hadden gemiddeld 3 personen inwonend personeel. Dit
waren meestal 2 knechten en 1 dienstbode. De minder
gegoede boeren hadden meestal 1 knecht en 1 dienstbode.
De daling van de gemiddelde huishoudensgrootte werd
in Odijk veroorzaakt door een daling van het percentage
inwonend personeel, terwijl het percentage inwonende
verwanten in mindere mate steeg. In Werkhoven was er
alleen een daling van het inwonend personeel.
In beide dorpen zien we een relatieve stijging van
het aantal arbeidersgezinnen, terwijl het aantal
boerenhuishoudens in Odijk relatief daalde en in Werk-
hoven vrijwel gelijk bleef. Bovendien zien we in
Werkhoven dat de landbouwers niet meer uitsluitend in
de hoogste inkomensklasse vielen. We vinden ze in 1861
ook in de lagere inkomensklasse. Ook hieruit is de
daling van de gemiddelde huishoudensgrootte misschien
te verklaren.
We mogen dus konkluderen dat de bevolkingsgroei een
lichte versnippering van de boerenbedrijven met zich
meebracht, en een uitbreiding van de arbeidersgezinnen.
Indien we voor arbeiders 'landarbeiders' lezen, zou
dit een verklaring zijn voor de daling van het inwo-
nend personeel. Dit zou duiden op een ontwikkeling
naar een meer moderne maatschappij, met andere arbeids-
verhoudingen en een andere mentaliteit.
Deze tendens is ook waar te nemen in de toename van
het aantal 'kerngezinnen' in de loop der eeuw. Onder
kerngezin wordt in de literatuur verstaan: een gezin
waar alleen ouders en kinderen samenwonen. Het percen-
tage kerngezinnen in Odijk steeg van 45.3 in 1829 naar
55.3 in 1861. In Werkhoven waren deze cijfers resp.
34.3 en 51.5.
De veranderende mentaliteit, die al vanaf de Franse
-ocr page 28-
27
revolutie in heel West-Europa zichtbaar werd, uitte
zich o.a. in een verminderde greep van de (dorps)ge-
meenschap op het individu bij een hechtere relatie
tussen de gezinsleden onderling.
Iets over trouwen en kinderen krijgen
In Odijk werden in onze periode 1 a 6 huwelijken
per jaar gesloten; in Werkhoven waren dat er 3 a 13.
Men trouwde over het algemeen vrij laat, zoals te
zien is in het volgende staatje.^^
Gemiddelde huwelijksleeftijd:
Odijk man vr. Werkhoven man vr.
1826-35    31.5 28.4       1826-29           31.0     28.1
1836-45     31.5 31.2       1849-53           32.8     28.1
1846-55    33.6 28.1       1856-60           32.0     30.0
1856-66     34.8 30.0
Uit onze gegevens bleek dat de huwelijksleeftijd
van boeren vóór 1846 hoger lag dan die van andere
beroepsgroepen. Na 1846 echter, trouwden arbeiders
en ambachtslui later dan boeren. We hebben het ver-
moeden dat deze stijging van de huwelijksleeftijd
van de arbeiders samenhangt met de ekonomische
krisis in de jaren '40 van de vorige eeuw. In die
tijd was het namelijk gebruikelijk dat men pas
trouwde als men verzekerd was van een bestaan.
Zelfstandige ambachtslieden en boeren trouwden als
ze een bedrijf hadden, en arbeiders als ze (vast)
werk gevonden hadden. Dit huwelijkspatroon wordt in
de literatuur het 'agrarisch-ambachtelijk huwelijks-
patroon' genoemd. Omdat men meestal de ouders in het
bedrijf opvolgde, waren bij het huwelijk een of
beide ouders al overleden. Drie-generatie-huishoudens
kwamen dan ook weinig voor.
-ocr page 29-
28
Er bestond een redelijk leeftijdsverschil tussen
de beide partners. Over het algemeen lag dit tussen de
één en vijf jaar; maar ook grotere leeftijdsverschillen
tussen man en vrouw kwamen voor. Ook was het geen zeld-
zaamheid dat een vrouw ouder was dan haar man.
Het meest gebruikelijke was dat men een partner
trouwde die uit hetzelfde dorp kwam. Als dit niet het
geval was, vond het huwelijk plaats in het dorp waar
het meisje vandaan kwam.
Er werd weinig buiten de eigen stand getrouwd: boe-
renzoons trouwden met boerendochters, arbeidersdochters
met zonen van arbeiders, enzovoort.
Om een indruk te krijgen van het aantal kinderen dat
de echtparen kregen, hebben we voor twee periodes
(Werkhoven 1825-1830 en 1850-1854; Odijk 1820-1830 en
1850-1858) alle gesloten huwelijken op kaart gezet.
Deze huwelijken hebben we gevolgd tot aan de menopauze
van de vrouw (±45 jaar). Dit leverde in totaal 55
voltooide gezinnen op. Het gemiddeld aantal kinderen
per huwelijk zien we in het volgende tabelletje:
Odijk Werkhoven Samen Aantal huwelijken
Periode I 57ï TTs 4.17 24
Periode II 3.2 5.2 4.32 31
Deze cijfers lijken wat aan de lage kant, maar wijken
toch niet al te zeer af van de cijfers voor heel Neder-
land, of die van de provincie Utrecht (resp. 4.6 en 4.7).
Als we naar de intervallen tussen de opeenvolgende
kinderen kijken uit een gezin, zien we dat deze variëren
van 19 tot 30 maanden. Het leeftijdsverschil tussen de
twee opeenvolgende kinderen lag dus rond de twee jaar.
Uit de literatuur blijkt dat deze intervallen niet op-
vallend kort of lang, maar gemiddeld zijn.
De eerste interval is de periode tussen de datum
waarop het huwelijk werd voltrokken en de geboorte van
het eerste kind. Als deze periode minder dan 7 maanden
omvat, is er sprake van een 'gedwongen' huwelijk. In
Werkhoven vonden we in de eerste periode vier van dit
soort huwelijken, terwijl er in totaal 33 huwelijken
-ocr page 30-
29
gesloten waren; in de tweede periode waren dat er drie
van de 29. In beide periodes betekende dit dus meer
dan 10%. In Odijk kwam er in beide periodes samen
slechts eenmaal een gedwongen huwelijk voor. Gedwongen
huwelijken kwamen nauwelijks voor bij boeren. Dit
gegeven duidt op een andere seksuele moraal bij boeren
enerzijds en (land)arbeiders en ambachtslieden ander-
zijds .
Uit het voorafgaande blijkt dat het gemiddeld aan-
tal kinderen per huwelijk aan de lage kant lag. Dit
kan worden verklaard door de vrij hoge gemiddelde
huwelijksleeftijd, de zuigelingensterfte en kinder-
sterfte, en door de vrij lange intervallen tussen de
verschillende geboortes. Dit laatste kan mogelijk
verklaard worden door het vóórkomen van miskramen en
het geven van borstvoeding (het geven van borst-
voeding kan een verminderde vruchtbaarheid van de
vrouw in die periode tot gevolg hebben). Er is geen
reden om aan te nemen dat in de door ons onderzochte
periode aan bewuste geboortenbeperking werd gedaan.
De tijd van de grotere gezinnen zou pas later
aanbreken, toen de huwelijksleeftijd daalde, de
gezondheidszorg en de zorg voor moeder en kind ver-
beterde, meer aandacht besteed werd aan hygiëne, en
toen het een algemene opvatting werd dat kinder-
rijkdom een zegen was.
Henny Lammers
Yvonne Ramakers
-ocr page 31-
-30-
Noten
1. Cijfers voor Odijk: 1830-1840 Uitgaande stukken
Odijk
, R.A.Utrecht, inv.nr. 52 en 59. 1850 e.v. Gemeen-
teverslag Odijk, R.A.Utrecht, inv.nr. 101.
Cijfers voor Werkhoven: 1830-1840 Uitgaande stukken
W'hoven
, R.A.Utrecht, inv.nr. 46 en 54. 1850 e.v.
Gemeenteverslag W'hoven, R.A.Utrecht, inv.nr. 102.
2. Hofstee, E.W., De demografische ontwikkeling van
Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw,
een historisch demografische studie, N.I.D.I. 1978,
p.190-191.
3. Uitgaande stukken Odijk, R.A.Utrecht, inv.nr. 53
(1831).
4. Gemeenteverslag Odijk, R.A.Utrecht, inv.nr. 101
(1863)^
5. Bevolkingsregister Odijk, Gem.huis Bunnik, inv.nr.
601-602 (1860-1910).
6. Volkstellingen Odijk, R.A.Utrecht, inv.nr. 616
(1830-1961).
Volkstellingen Werkhoven, R.A.Utrecht, inv.nr. 674
(1830-1961).
7. Volkstelling Werkhoven (1830).
8. Bevolkingsregister Odijk.
Bevolkingsregister W'hoven, Gem.huis Bunnik, inv.nr.
654 (1860-1889). Informatie over het inwonende personeel
kregen we via het Dienstbode-register Odijk, Gem.huis
Bunnik, inv.nr. 607, en het Dienstbode-register W'hoven,
Gem.huis Bunnik, inv.nr. 663.
9. Kohieren van de hoofdelijke omslag Odijk, R.A.
Utrecht, inv.nr. 566.
Kohieren van de hoofdelijke omslag W'hoven, R.A.Utrecht,
inv.nr. 613.
10. Geboorte- huwelijks- en overlijdensakten Odijk,
R.A.Utrecht, inv.nr. 1153, 1154, 1155.
Geboorte- huwelijks- en overlijdensakten W'hoven, R.A.
Utrecht, inv.nr. 1382, 1383.
-ocr page 32-
-31-
Lijst van geraadpleegde werken
Heins W.B., Inventaris 10, Rijksarchief Utrecht,
gemeenten Bunnik, Odijk, Werkhoven, Rijnauwen. Utrecht
1976.
Hofstee, E.W. Prof.Dr., Demografische Ontwikkeling
van Nederland in de eerste helft van de negentiende
eeuw, een historisch demografische en sociologische
studie, Ned. Interuniversitair Demografisch Instituut,
1978.
Lijst van onuitgegeven bronnen
R.A.Utrecht, Uitgaande stukken Odijk, inv.nr. 50,
53, 59, Registers van afschriften van uitgaande stukken.
R.A.Utrecht, Gemeenteverslag Odijk, inv.nr. 101,
Verslagen over de toestand der gemeente.
R.A.Utrecht, Uitgaande stukken Werkhoven, inv.nr. 46
en 54, Registers van afschriften van uitgaande stukken.
R.A.Utrecht, Gemeenteverslag Werkhoven, inv.nr. 102,
Verslagen over de toestand der gemeente.
Gemeentehuis Bunnik, Bevolkingsregister Odijk, inv.nr.
601-602, Bevolkingsregister. Hoewel dit archief is opge-
nomen in de Inventaris 10 van het R.A.Utrecht, is het
archief niet aanwezig op het Rijksarchief, maar te vinden
in de archiefkluis op het gemeentehuis van Bunnik.
Gemeentehuis Bunnik, Bevolkingsregister Werkhoven,
inv.nr. 654, Bevolkingsregister. Niet aanwezig op het
R.A. (zie hierboven).
Gemeentehuis Bunnik, Dienstboderegister Odijk, inv.
nr. 607, Dienstboderegister. Niet aanwezig op het R.A.
(zie Bevolkingsregister).
Gemeentehuis Bunnik, Dienstboderegister Werkhoven,
inv.nr. 663, Dienstboderegister. Niet aanwezig op het
R.A. (zie Bevolkingsregister).
R.A.Utrecht, Volkstellingen Odijk, inv.nr. 616,
Stukken betreffende Volkstellingen, 1830-1961.
R.A.Utrecht, Volkstellingen Werkhoven, inv.nr. 674,
Stukken betreffende Volkstellingen, 1830-1961.
R.A.Utrecht, Hoofdelijke omslag Odijk, inv.nr. 566,
-ocr page 33-
-32
Kohieren van de hoofdelijke omslag.
R.A.Utrecht, Hoofdelijke omslag Werkhoven, inv.nr.
613, Kohieren van de hoofdelijke omslag.
R.A.Utrecht, Burgelijke Stand, Odijk, inv.nr. 1153,
1154 en 1155, Geboorte- huwelijks- en overlijdensakten.
R.A.Utrecht, Burgelijke Stand Werkhoven, inv.nr.
1382, 1383, Geboorte- huwelijks- en overlijdensakten.