-ocr page 1-
TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
16e jaargang
nummer 4
december 1982
Redactie-commissie
M. Bijleveld-Scholts, Schalkwijk; A. Graafhuis, Utrecht;
L.M.J. de Keyzer, Houten; G. de Nie, Schalkwijk (eind-
redactie); O.Wttewaal, 't Goy.
Redactie-adres
Molenpad 3, 3998 KE Schalkwijk, tel. 03409-1580.
Inhoud van dit jubileumnummer;
1. 15 jaar Historische Kring: terugblik op het begin,
door C. Dekker
2. Tussen Rijn en Lek in grootmoeders tijd: tien dorps-
gezichten
3. 'De Leemkolk' 1350-1800, door M.S.F. Kemp
Secretariaat van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek'
T.Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist. tel. 03404-20627.
Lidmaatschap der vereniging, tevens abonnement op dit
tijdschrift: f.25,- per jaar (studenten en scholieren:
f. 12,50), over te maken op rekening nr. 32.98.07.498.
t.n.v. de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek',
Rabobank te Houten (postrekening nr. 214585).
-ocr page 2-
-1
Terugblik op het begin
De historische kring Tussen Rijn en Lek is al lang niet
meer de jongste der verenigingen, die zich de bestudering
van één of ander geografisch onderdeel van de provincie
Utrecht ten doel stellen, maar met oude, eerbiedwaardige
gezelschappen als Flehite, Nifterlake en Oud-Utrecht
kunnen wij ons niet meten. Hun verleden van oudheidminnende
sociëteiten, waarvan de meeste zich respekterende leden
deel uitmaakten van de happy few, was al achterhaald in
de tijd, waarin Tussen Rijn en Lek van de grond kwam. Het
dient overigens erkend, dat de oude verenigingen zich maar
langzaam aan de moderne tijd hebben aangepast en in de
jaren '60 was dit proces van aanpassing zeker nog niet
voltooid. De mentaliteit van bedoelde verenigingen heeft
een rol gespeeld bij de totstandkoming van Tussen Rijn en
Lek. De liefhebbers van de streekgeschiedenis, die ook
in het Kromme Rijngebied te vinden waren, bestonden deels
uit autochtonen, vooral leden van boerenfamilies, deels
uit nieuw ingekomenen, en beide kategorieën voelden zich
niet op hun gemak in de traditionele verenigingen. Niet
qua mentaliteit en ook niet qua arbeidsterrein. Want ook
al bestreken Flehite en Oud-Utrecht beide in theorie
mede het Kromme Rijngebied, in de praktijk waren deze
verenigingen toentertijd toch hoofdzakelijk Amersfoortse
resp. Utrechtse aangelegenheden. Belangstelling voor het
Kromme Rijngebied trof men er nauwelijks aan. Zo althans
werd het in het Kromme Rijngebied zelf ervaren.
Het mobiliseren en kanaliseren van de historische
belangstelling in de gemeente Bunnik was het doel van
een circulaire, die de heer Jan Oostendorp, destijds
wethouder van die gemeente, op 15 maart 1966 deed uitgaan
aan 16 personen en die tot resultaat had dat op 29 maart
in de raadzaal van het gemeentehuis de historische
kring werd opgericht door 9 geïnteresseerden uit Bunnik,
5 uit Odijk, 1 uit Werkhoven en 2 uit Utrecht. Tot
bestuursleden werden gekozen: ondergetekende als voor-
-ocr page 3-
zitter, de heer Van Wiggen (Bunnik) als sekretaris, de
heer De Wit (Odijk) als penningmeester, de heer Legemaat
(Werkhoven) en mevrouw Van Ginneke (Bunnik) als leden
zonder speciale funktie. Op 25 mei 1966 trad de kring
voor het eerst naar buiten met een lezing in het kasteel
Beverweerd, die meteen grote belangstelling trok. Van
groter gewicht was echter het bestuursbesluit om het
geografisch gebied van de in opzet Bunnikse kring uit te
breiden over de rest van het Kromme Rijngebied en dank
zij twee uitstekende kontaktpersonen, de heer De Keijzer
te Houten en de heer Heijmink Liesert te Schalkwijk,
slaagde de kring daarin voor wat het westelijk deel van
het Kromme Rijngebied betrof. Uitbreiding over Wijk,
Cothen en Langbroek liet nog geruime tijd op zich wach-
ten. Bij Koninklijk Besluit van 7 februari 1967, nr.51,
werd de historische kring Tussen Rijn en Lek, gevestigd
te Bunnik, als rechtspersoon erkend, nadat pas kort
tevoren de naam officieel was vastgesteld.
Het doel dat de heer Oostendorp als oprichter van de
kring voor ogen stond was tweeledig: bevordering van de
kennis van het verleden van het Kromme Rijngebied en
stimulering van de belangstelling van de inwoners van
dit gebied voor de historie in het algemeen. De kring
is dit uitgangspunt steeds trouw gebleven. Hoewel enkele
beroepshistorici in de loop van de tijd hun krachten aan
de doelstelling van de kring hebben gewijd, was dit
aantal zo gering, dat zij niet de boventoon voerden. Er
was van meet af aan ruimte voor ieder lid om een werk-
zaam aandeel te hebben in het werk van de kring. Het
duurde even voor het bestuur de juiste formule had
gevonden, die voor de volgende jaren maatgevend en
suksesvol zou blijken. Er is geprobeerd een aantal
werkgroepen op te richten, maar behalve op één terrein
sloeg dit niet aan en het bestuur heeft zich daarbij
moeten neerleggen. De werkgroep die levensvatbaar
bleek, betrof de archeologie en groeide uit tot een
club van enthousiaste amateurs, niet in het minst door
de bezielende leiding van de heer De Keijzer. Vooral
door het sukses van de opgraving van een exemplarische
steenoven in 't Goy wist de groep al gauw goede kon-
takten op te bouwen met de beroeps-archeologen en werd
-ocr page 4-
-3-
zij bij diverse aangelegenheden ingeschakeld of te hulp
geroepen. Ook medewerking aan tentoonstellingen met een
historisch karakter heeft de kring van het begin af aan
niet geschuwd - die bij de opening van de O.L. school
te Odijk in 1966 was de eerste - , maar door het ont-
breken van materiaal uit eigen bezit en het afhankelijk
zijn van anderen, kende deze taak van aktiviteit sterke
beperkingen. Ook excursies werden al vroeg georganiseerd,
sommige met groot sukses, zoals die bij kaarslicht naar
het vervallen kasteel Heemstede in 1970, waaraan 106
personen deelnamen. Maar de grote kracht van de kring
bleek te schuilen in de door haar georganiseerde lezingen,
die werden gehouden door sprekers van de bovenste plank.
Lang heeft het bestuur geaarzeld of de kring ook een
periodiek zou gaan uitgeven. Belangstelling zou er
zeker voor zijn, maar men had geen hoge verwachtingen
met betrekking tot het schrijverspotentieel. In 1967
kwam inderdaad het eerste nummer van Tussen Rijn en Lek
uit en het in principe vier maal 's jaars verschijnende
blad bleek al gauw in een behoefte te voorzien. Het
presenteerde zich pretentieloos als een kontaktblad met
historische onderwerpen over het gebied van de kring,
zonder al te hoge eisen te stellen aan het wetenschap-
pelijk gehalte. Dank zij de vakkundige leiding van de
redaktie door de heer Graafhuis, die bleek te kunnen
roeien net de weinige riemen die hij had, werd het een
door de leden gewaardeerd orgaan.
De verlangens van het eerste bestuur waren bescheiden.
Het ledental van thans - te weten 227 - had het niet in
zijn stoutste gedachten, maar wel een herkomst van de
leden uit alle sociale lagen van de bevolking. Mede dank
zij een lage kontributie, waarvan de besteding al vanaf
de oprichting scherp wordt bewaakt door dezelfde penning-
meester, kan iedere belangstellende lid zijn. Velen zijn
alleen passief lid, lezen het blad, wonen lezingen bij.
of nemen deel aan excursies, die overigens de laatste
jaren een grootsere vorm hebben aangenomen. De leden, die
aktief bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstel-
ling, zijn verre in de minderheid; maar dat is een ver-
schijnsel dat ook bij de zusterverenigingen wordt aan-
getroffen. Men zal daarin moeten berusten, al is het te
-ocr page 5-
-4-
hopen dat de numerieke verhouding tussen aktieven en
passieven zich in de toekomst enigszins ten gunste van
de eerste zal wijzigen. Misschien zullen daarbij nieuwe
vormen van aktiviteit een plaats moeten krijgen. Mogelijk
zal ook het gesloten karakter, dat de archeologische werk-
groep inmiddels in de praktijk is gaan kenmerken, moeten
worden opengebroken. Welke initiatieven er echter ook
genomen worden, de formule die de oprichter voor ogen had,
lijkt nog steeds bruikbaar. Een woord van erkentelijkheid
aan de vroegere en huidige redaktieleden van het perio-'
diek is - nu het blad dit jaar 15 jaar bestaat - zeker
op zijn plaats. Zij hebben in grote mate meegewerkt om
het verleden van het Kromme Rijngebied dichter bij de
belangstellenden te brengen, geheel konform de doelstel-
ling. Ik hoop dat het blad nog lang kan blijven voort-
bestaan.
C. Dekker
-ocr page 6-
TULL EN 'T WAAL: Gezicht op de Kroonbrug. Ca.1930,
R.A.Utrecht, Top.Atlas, los deel.
-ocr page 7-
6-
SCHALKWIJK: Dorpsgezicht bij de Brink. Turfschip van
Eibers e met op de voorgrond het boothuis van kolen-
handelaar Van Galen, met rechts het brandspuithuisje.
Ca.1920. Collectie W.v.d.Heuvel, Schalkwijk.
-ocr page 8-
7-
HOUTEN; Gezicht op de toren van de N.H. kerk vanaf
de Vlierweg, ter hoogte van de huidige Prins Claus-
straat. De boerderij rechts op de voorgrond heeft
plaats gemaakt voor de NMB. Ca.1920.
Collectie L.M.J. de Keyzer, Houten.
-ocr page 9-
8-
'T GOY: Gezicht op café 'de Eng'. Ca.1910.
Collectie L.M.J. de Keyzer, Houten.
-ocr page 10-
9-
BUNNIK: Stationsweg, met op de achtergrond de spoorweg-
overgang Utrecht-Arnhem. Links op de foto het voormalig
station, met aan de overzijde het wachthuisje. Het braak-
liggende terrein is thans Houthandel Van Dam. ca.1920.
R.A.Utrecht, Top.Atlas Nr.128 IV 434.
-ocr page 11-
10
o
OPIJK; De Steeg, thans de Boomgaardweg, gezien vanaf
het huidige kruispunt met de Wethouder Hollaan in de
richting van de Meent. Links het tegenwoordige pand
Boomgaardweg nr.8, helemaal rechts nr.11, midden
achter nr.3, tegenwoordig Bloemsierkunst 'Annemiek'.
De twee woningen tussenin hebben plaatsgemaakt voor
nieuwbouw. Ca.1905.
R.A.Utrecht, Top.Atlas Nr.128 IX 71.
-ocr page 12-
11
WERKHOVEN: Herenstraat met gezicht naar de Brink.
Ca.1920.
R.A.Utrecht, Top.Atlas nr.128 XI 114.
-ocr page 13-
-12
LANGBROEK: Gezicht op kasteel Sterkenburg. Ca. 1920,
Collectie L.M.J. de Keyzer, Houten.
-ocr page 14-
13-
COTHEN: Het Ambachtspad met links het tegenwoordige
pand nr.12-14, rechts de Meent en op de achtergrond
de N.H. kerk. Ca.1920.
R.A.Utrecht, Top.Atlas nr.128 V 499.
-ocr page 15-
14-
WIJK BIJ DUURSTEDE: Gezicht op de Veldpoortstraat,
met op de achtergrond de toren van de N.H. kerk.
Ca.1930.
R.A.Utrecht, Top.Atlas nr.128 II 347.
-ocr page 16-
-15-
DE LEEMKOLK
Eigenaren en gebruikers van zeven hoeven land
onder Weriihoven 1350 - 1800
1. Inleiding
Toen mij ruim een jaar geleden verzocht werd een
artikel te schrijven voor het jubileumnummer van
'Tussen Rijn en Lek' wilde ik van de mogelijkheid
gebruik maken om aan de hand van een voorbeeld aan te
tonen, dat familienamen in het Krommerijngebied niet
zelden ontleend zijn aan oude tot zeer oude perceels-
of boerderijnamen. Dergelijke familienamen komen in
dit gebied veelvuldig voor en materiaal was betrekkelijk
voldoende voorhanden: van Schaik en van Oostrum, van
Dalenoord en van Scherpenburg, Blankesteijn, Nelle-
steijn, Dorresteijn - het is maar een kleine greep uit
een ware overvloed. Gezien de eisen van beperking die
aan een dergelijk artikel gesteld moeten worden, vielen
de families van Schaik en van Oostrum voorshands af van-
wege de enorme hoeveelheid materiaal. In andere gevallen
waren er wel aardige gegevens, maar toch net weer te
weinig. Daarom werd in een vroeg stadium gekozen voor de
familie Van de Leemkolk welke haar naam ontleent aan een
gebied waar de Rijn tussen Utrecht en Wijk bij Duurstede
om zo te zeggen het 'kromst' is, daar waar deze rivier
met een grote lus Cothen uitstroomt en Werkhoven in.
Het betrof hier een in de 16e en 17e eeuw betrekkelijk
kleine familie, waarvan de leden in verschillende takken
zich omstreeks 1650 'van de Leemkolk' gingen noemen en
die alle terug te voeren waren op één stamvader,
Adriaan Dirckx, die al in 1500 land geheten de Leemkolk
bebouwde. Het enige wat nog moest gebeuren, was het
verhaal wat aankleden en enkele gegevens over de Leem-
kolk zelf bijeen zoeken. De neerslag van dat onderzoek
-ocr page 17-
16
(op afstand, en dus voorlopig) is in dit artikel ver-
werkt. Het bleek allemaal toch niet zo overzichtelijk
en beperkt als ik aanvankelijk dacht. Ja, ik rolde van
de ene Leemkolk in de ander! Een wat oudere topografische
kaart vermeldt: de Leemkolk, Steenbakkerij de Leemkolk,
het Wed en de Lage Leemkolk; op de nieuwe staat: Oude
Leemkolk, Nieuwe Leemkolk en Lage Leemkolk. Op zijn
minst zou ik toch moeten zien uit te vinden op welke
Leemkolk de gelijknamige familie 'geboerd' had. Dat is
uiteindelijk gelukt. Inmiddels bleken er niet alleen
verschillende hoeven land Leemkolk te heten, maar werd
er ook gestuit op verschillende families Van de Leemkolk,
welke onderling waarschijnlijk niet verwant zijn! Al met
al werd de voorbereiding van wat een 'eenvoudig' artikel-
tje had moeten worden een boeiend gebeuren. Ik hoop dat
het verslag van de naspeuringen met evenveel plezier
door de bewoners van het Krommerijngebied wordt gelezen
als waarmee dat onderzoek door mij is verricht. Het land
de Leemkolk, in de lus van de Kromme Rijn, ligt er nog
altijd, evenals enkele boerderijen. Moge deze verkenning
van het verleden er toe bijdragen dat we ons inzetten
voor het behoud van het landschap nu!
2. Naam en plaats
Het is nauwelijks voor te stellen dat de huidige
Kromme Rijn vóór de 11e eeuw een belangrijke scheepvaart-
route is geweest. Dekker (1) heeft aangetoond hoe na het
afdammen van de Rijn bij Wijk bij Duurstede er een zekere
stabilisatie optrad in het beddingspatroon van de
Kromme Rijn, dat tot dan toe vrij grillig moet zijn
geweest. Dit moet tegen het einde van de 11e eeuw
gebeurd zijn en voordien zal er van vaste bebouwing
en bewoning van land in de onmiddellijke omgeving
weinig sprake zijn geweest. Toen echter de rivier in
wat rustiger banen was geleid, moet met de bewerking
van het vruchtbare land aan de oevers een begin zijn
gemaakt. Iets eerder of tegelijkertijd met het ont-
sluiten van de achtergelegen moeras- of broeklanden
werden ook de vele uiterwaarden in bezit of gebruik
-ocr page 18-
-17
genomen, vooral vanwege de vruchtbare kleigronden
die nu niet meer elk moment onder water kwamen te
staan. Wie op de kaart de stroom van de rivier van
Wijk naar Utrecht volgt, ontdekt de Noorderweerd, de
Stenisweerd, de Bloemenweerd, de Osseweerd, Bever-
weerd, Amelisweerd en Maarschalkerweerd. Al deze
weerden zijn stuk voor stuk tot (soms ver) in de
middeleeuwen terug te vinden en eigenlijk hoort in
dit rijtje ook de Leemkolk thuis. De bodemkaart van
het Krommerijngebied (2) geeft voor de Leemkolk te
zien: ten dele bruine zware klei (waar de steen-
bakkerij gevestigd was!), maar merendeels: kalk-
houdende grond, bestaande uit zware zavel (=klei met
60%-80% zand) en lichte klei (net als overigens de
hierboven genoemde (uiter)waarden). Aangezien leem
bestaat uit zand met wat kalk en klei, lijkt hiermee
het eerste deel van de naam Leemkolk verklaard. Het
woordje 'kolk', put of diepte, schijnt etymologisch
verwant te zijn met 'kuil', dat holte of uitholling
betekent, maar ook: welving. Misschien duidt 'kolk'
in Leemkolk dan ook op de grote slinger (meander)
die de rivier hier maakt. De grens tussen de gerechten
Cothen en Werkhoven liep min of meer dwars door de
Leemkolk langs het huidige Molenspoor; westwaarts
strekte zich de gemeente Werkhoven uit, oostwaarts de
gemeente Cothen met de Ossewaard, in het noorden lagen
Sterkenburg en Hardenbroek, in het zuidwesten liggen
Pappelenbuurt en Tuurdijk. Het is mij niet duidelijk
geworden waarom voor de grens tussen Cothen en Werk-
hoven niet de natuurlijke loop van de Rijn werd geno-
men. Men hield ook de hand aan die grens: op de kaart
(afbeelding 3) is duidelijk te zien hoe de boerderij
de Leemkolk, BI, in het Cothense deel ligt. Men vindt
de bewoner Adriaen Dirckx in de omslagen voor het
huisgeld uit 1517 en 1525 dan ook onder Cothen (3)
vermeld. Men ziet op de kaart ook dat de typische
ontginningspercelering die zo karakteristiek is voor
Langbroek, Hardenbroek en Sterkenburg, op de Leemkolk
ontbreekt. In de ~>nmiddellijke nabijheid van de Leem-
kolk ligt het kasueel Hardenbroek en iets verder weg
-ocr page 19-
18
Afb. 1.: Kasteel Hardenbroek. Tekening naar R.Roghman
doot L.P. Serrurier, Ca.1730.
Topografische Atlas Rijks Archief Utrecht, inv.nr.
Muller 1455.
kasteel Sterkenburg (afbeelding 1 en 2). Beide kaste-
len en hun bewoners zullen in de vroegste geschiedenis
van de Leemkolk een belangrijke rol hebben gespeeld,
al is daar weinig konkreets over bekend. De Leemkolk
vormt een aaneengesloten complex bouwlanden van
minstens zeven hoeven land (=112 morgen, ruim 95
hectare) die elk - soms in paren van twee - in leen
werden gehouden door de Bisschop van Utrecht. Bij de
vroegste vermelding spreekt ridder Gijsbert van Ster-
kenburg nog van 'minen twe hoeven lants gelegen tot
Leemcolc', maar als de administratie van de lenen van
de bisschop begint (1394) is de heer van Sterkenburg
nog leenheer van één hoeve en onder de leenmannen
zoekt men de namen Hardenbroek en Sterkenburg ver-
geefs. Aan het eind van de 18e eeuw evenwel is de
-ocr page 20-
19
situatie radicaal gewijzigd: de heer van Hardenbroek
heeft vier van de zeven hoeven in bezit, de heer van
Sterkenburg de overige drie!
Tot slot wijs ik nog op het maart 1982 verschenen
artikel 'Een Romeins grafmonument te Werkhoven?' in
Tussen Rijn en Lek en met name op het kaartje van het
waarschijnlijke vondstgebied (blz.52). De vondsten
zijn wellicht in de onmiddellijke nabijheid van de
Leemkolk gedaan en wijzen in de richting van bewoning
al in de romeinse tijd.
3. Vroegste vermelding en eigendomsverhoudingen
De vroegste vermelding van de Leemkolk vond ik in
Afb. 2.: Kasteel Sterkenburg, Kopergravure door
I. van Vianen met adres van C. Specht, 1697-1701.
Topografische Atlas Rijks Archief Utrecht, inv.nr.
Muller 1120-6.
-ocr page 21-
-20-
1357, toen heer Gijsbert van Sterkenburg, ridder, aan
heer Gijsbert van Hardenbroek, ridder, 12 pond en 10
schelling jaarlijks erfelijk gaf, uit zijn twee hoeven
land gelegen te Leemkolk (4). Daarna komen we de Leem-
kolk weer tegen in de oudste lijst der leenmannen van
het Sticht, daterend van ca. 1382 (5). Hier vinden we
beleend: Wouter Koevoet Wouterss met twee hoeven 'op
Leemcolke to Werkonden' en heer Gijsbert van Sterken-
burg met één hoeve 'op Leemcolc'. Verder houdt heer
Splinter van Loenersloot 'dat dagelix gherechte van
Leemcolke'. Dit laatste is interessant. Het betekent
immers dat de lage rechtsmacht - bestaande uit be-
rechting van de kleine 'dagelijkse' strafbare feiten -
voor wat betreft de Leemkolk in aparte handen was en
wel als leen van de bisschop. De leenman kon óf zelf
de rechtsmacht uitoefenen óf daartoe een schout aan-
stellen. Er zijn in het Krommerijngebied meerdere van
zulke miniatuur-gerechten of -heerlijkheden bekend:
Dekker beschreef het goed 'ter Hulle' onder Bunnik (6).
De Monté Ver Loren, in zijn 'Rechterlijke organisatie
in het gebied van den Krommen Rijn' (7), noemt de
Leemkolk onder Werkhoven niet. Het is twijfelachtig of
deze rechtsmacht in de 15e eeuw nog apart van Werkhoven
is uitgeoefend; misschien was dit in de 14e en 15e eeuw
anders, maar dat laat zich door gebrek aan bronnen niet
aantonen. In 1406 (8) werd Elsbeen van Loenersloot be-
leend door de Bisschop met drie hoeven land 'up Leemkolke
mit gericht, tyns en teenden' onder vermelding dat Zweder
van Oudaan op zijn beurt weer één van de vele hoeven in
leen houdt van Elsbeen. Deze Elsbeen, gehuwd met heer
Willem van Ysendoorn, was de dochter van heer Splinter en
zag zich door financiële moeilijkheden genoodzaakt veel
van haar leengoederen te vervreemden (9). Mogelijk om
die reden wordt al in 1408 Gijsbert Claess van Raephorst
Afb. 3.: Kaart van het gebied 'de Leemkolk' en de
Ossewaard in Werkhoven en Cothen (de nummers A 1,
A 2, B 1, B 2 en C korresponderen met de bespreking
van de hoeven op Leemkolk in hoofdstuk 4; de plaats
van de boerderijen is met • aangegeven).
-ocr page 22-
21-
-ocr page 23-
-22-
beleend met 'twe hoeven lants mit all horen toebehoren
gelegen in den kerspel van Werkenden op Leemkolcke
tusschen lande Ghijsberts van Hardenbroec ende Johans
van Wolfrem, aen die een syde tot Langebroec waert ende
andie ander syde Sweder van Oudaen'. Van het dagelijks
gerecht van de Leemkolk is vanaf die tijd niet expliciet
sprake meer, terwijl ook de hoeve die Sweder van Oudaen
van Elsbeen hield in de bisschoppelijke leenregisters
niet meer voorkomt. De geschiedenis van deze laatste
hoeve is overigens uit allerlei bronnen wel te recon-
strueren. Zoals hieronder zal blijken, maakte hij tot
in de 18e eeuw deel uit van het leenhof Loenersloot.
Er is overigens nóg een hoeve leengoed die niet in de
registers van de bisschop voorkomt en dat is de hoeve
geheten 'de helft van het goed Leemkolk'. Deze was
leenroerig aan Sterkenburg en volgens het leenregister
van dat huis ook aldaar gelegen (10).
Als de geregelde administratie van de lenen van de
bisschop rond 1400 begint, vinden wij daarin 5 hoeven
op de Leemkolk: één hoeve is leenroerig aan Loener-
sloot en één aan Sterkenburg, zodat het gehele complex
zeven hoeven moet hebben omvat. Het is een aantrekke-
lijke gedachte dat 'de Leemkolk' oorspronkelijk één
ongescheiden bezit is geweest van de bisschop, maar
dat zijn leenheerschap problemen opriep, vooral voor
de wereldlijke heren die op een steenworp afstand hun
versterkingen bewoonden. Voor de eenheid van dit bezit
pleit dat er sprake is van 'dagelijks gerecht' en van
het konsekwent vasthouden aan de benaming Leemkolk
voor alle zeven hoeven. Bovendien is de Leemkolk wat
grootte en vruchtbaarheid betreft goed vergelijkbaar
met bv. Maarschalkerweerd (112 morgen), Oud Amelis-
weerd (129 morgen), Scherpenborch (94 morgen) en de
Ossewaard
(ca. 100 morgen). Het verschil is dat deze
complexen in handen kwamen van kapittelkerken of
kloosters (resp. tweemaal Oud Munster, Vrouwenklooster
en Dom), terwijl de Leemkolk door de bisschop in leen
werd uitgegeven aan verschillende personen, waardoor
een zekere versnippering optrad. Overigens zal bestu-
dering van de opeenvolgende beleningen soms een hiaat
-ocr page 24-
-23-
van vele jaren te zien geven, waaruit moge blijken
dat leengoederen langzaam maar zeker als eigendom
werden beschouwd. Het 'bezit' van de bisschop en later
van de Staten van Utrecht werd een formele zaak en
blijkens de stand van zaken rond 1800 hebben de
'wereldlijke heren die op een steenworp afstand hun
versterkingen bewoonden' uiteindelijk aan het langste
eind getrokken...
Tenslotte nog één vermelding van vóór 1400. In het
oudste Judiciaal van de bisschop (11) komt op een los
vel, daterend van ca. 1398, de volgende inschrijving
voor:
'Johan van Oemeren is gheeyghent tot behoef heren
Louysen van der Empel aen alle ghoets dat Elyaes
Stultinc ende ziin broeders hebben op Leemkolc inden
gherechte van Werconden ende an Ixvi capoenen die
Elyaes ende ziin broeders voerscreven sculdich ziin
van verscenen pacht van den lande op Leemcolc' etc.
Na alle geestelijke en wereldlijke heren die in
relatie tot de Leemkolk genoemd moesten worden, einde-
lijk een paar 'gewone' mensen: Elyaes Stultinc en zijn
broers. Zij behoren tot de oudste ons bekende bewoners
van de Leemkolk; zij boerden blijkens het bovenstaande
niet altijd even gelukkig, maar nadat Elias Stulting
(waarschijnlijk dezelfde als bovenstaande) in 1416
in het bezit was gekomen van het grootste deel van
2 hoeven op Leemkolk, zouden beide hoeven tot 1663 in
bezit van zijn nakomelingen blijven.
4» De zeven hoeven op Leemkolk
Het is een gelukkige omstandigheid, dat de landerijen
behorend tot het goed de Leemkolk voor het merendeel
bestonden uit leengoed van de bisschop van Utrecht. De
administratie van deze leengoederen is in de vorm van
leenregisters bewaard gebleven sedert 1394 in een on-
onderbroken reeks tot de opheffing van het leenstelsel
aan het eind van de 18e eeuw. Van het rechterlijk archief
van Werkhoven, waaronder de Leemkolk ressorteerde, is
van vóór 1811 nagenoeg niets bewaard gebleven. Voor
-ocr page 25-
-24-
kennis van Werkhovense geslachten en verhoudingen is men
dus geheel en al op secundaire bronnen aangewezen. Leen-
registers alsmede de administratie van kerkelijke goede-
ren nemen in die bronnen een voorname plaats in.
Er is al op gewezen dat bezitters van leengoederen
zich in de loop der tijden meer en meer als eigenaar
gingen voelen en gedragen. Deze ontwikkeling was feite-
lijk aan het begin van de 15e eeuw al merkbaar en werd
door een aantal factoren in de hand gewerkt. Men betaalde
geen jaarlijkse pacht, huur of thins, doch slechts een
bepaald bedrag wanneer het leen van de ene persoon
op de ander overging; er waren bepaalde regels volgens
welke lenen vererfden en men kon een leen ook verkopen
mits de nieuwe leenman zich maar bij de leenheer meld-
de. Van de oorspronkelijke opzet was weinig meer over.
Aanvankelijk immers was de relatie leenheer-leenman
gekenmerkt door een wederzijdse afhankelijkheid. De
leenheer gaf goederen in leen aan mensen die zich
daarvoor verplichtten hem - de leenheer - bij te staan
in geval van nood met manschappen, wapens of andere
diensten. Omgekeerd stonden de leenmannen op hun beurt
onder een zekere bescherming van de kant van de leenheer.
Bij overgang van een leen (vererving, verkoop) moest de
nieuwe 'eigenaar' "hulde en manschap" doen aan de leen-
heer door het betalen van een zgn. 'heergewaad'. Zo'n
heergewade was oorspronkelijk een krijgsuitrusting voor
de heer of diens dienaren, later werd dat bijvoorbeeld
een rode sperwer,
één of meer kapoenen of andere dieren
en vruchten van het land. Wanneer het doen van hulde en
manschap werd verzuimd, ontstond een soort eigendoms-
vacuum waarbij de leenheer het land aan zich kon trek-
ken en zijn leenman van het goed vervallen verklaren.
De leenheer kon echter bij zo'n 'verzuimd' leen ook
zijn hand over z'n hart strijken en alsnog tot belening
overgaan. Dat laatste gebeurde bv. in 1605 door de heer
van Sterkenburg ten aanzien van Henrick van Baecx, wiens
vader Maximiliaan nooit beleend was geweest vanwege
moeilijkheden met de leenheer (zie onder, A2). Van de
twee hoeven van de familie Stulting is tussen 1672 en
1769 geen belening ingeschreven (zie onder, C); in het
-ocr page 26-
25-
laatste jaar wordt Aagje Hop beleend onder vermelding
van 'met versuym'.
In de 15e en 16e eeuw zijn veel leenmannen in het
Krommerijngebied leden van adellijke families of van
patriciërsgeslachten uit Utrecht. Zij woonden veelal
niet op de door hen in leen gehouden landerijen, maar
verhuurden of verpachtten ze. Zo is het ook bij de
Leemkolk geweest: leenman waren o.a. leden van de
families Van Raaphorst en Van Baeckx, bewoners van de
hoeven waren anderen: autochtone boeren die het land
bewerkten (12). Een uitzondering wordt gevormd door
de familie Stulting, waarvan de leden én leenman én
gebruiker waren en die bovendien openbare functies
in het dorpsleven te Werkhoven vervulden. Zo was
Eelghis Stultinck aan het begin van de 16e eeuw
schout van Werkhoven (zie hoofdstuk 5).
Onderstaand nu de lotgevallen van de verschillende
hoeven op de Leemkolk zoals deze uit de leenregisters
gereconstrueerd konden worden. De lenen van de bis-
schop over de periode 1394-1581 zijn voor wat de
Leemkolk betreft alle te vinden in het 'Repertorium
op de Stichtse Leenprotocollen' van de hand van
A.Johanna Maris. Ik geef ze hier verkort en zonder
verdere bronvermelding weer. Voor de periode 1581-1795
heb ik uitsluitend gebruik gemaakt van repertoria op
de jongere leenregisters (13) en van sommige met name
genoemde andere bronnen. De zo verkregen gegevens
vergelijk ik aan het eind telkens met gegevens uit een
heel andere bron: de 15e-, 16e- en 17e-eeuwse belas-
tingkohieren over Werkhoven. Daar vindt men immers
naast de eigenaren van alle percelen land ook de ge-
bruikers (veelal) vermeld. Voor Werkhoven zijn lijsten
beschikbaar uit 1470, 1536, 1600 en 1685 (14); die van
1434/6 is geschonden.
A. Twee hoeven leengoed (één van de bisschop en één
van Sterkenburg) samen 32 morgen geheten het goed
de Leemkolk
-ocr page 27-
-26-
ws.
1357 Gijsbert van Sterkenburg, ridder, geeft 12 pond
10 schellingen jaarlijks uit zijn twee hoeven
land gelegen tot Leemkolk
1, het leen van de Bisschop (Maris nr.453), omschreven
als:
'een hoeve lants gelegen op Leemkolc inden kerspel
van Werconden' (1400)
'een hove lants geheiten die Leemkollic' (1437)
'die helffte van de guede geheiten die Leemkolck
gelegen in den kerspel van Warcoudë^ (1503)
.... Eerst van Steenre (na Gijsbert van Sterkenburg,
ca. 1382?)
1400 Herman van Steenre na dode van zijn vader Eerst
1437 Frederik van Steenre na dode van zijn vader Herman
1463 Adelyse Frederiksdr. van Steenre, gehuwd met
Claes Vyge
1483 Margriet Claadr Vyge, dan gehuwd met Henrick van
Baecx
1518 Francisca Valckener, gehuwd met Henrick van Baecxen
1559 Henrick van Baecx, na dode van zijn moeder Francisca
1599 Maximiliaan van Naecx na dode van Henrick zijn vader
1620 Jhr. Frederick van Baexen na dode van Jhr. Henrick
zijn vader die leenvolger was van Jhr. Maximiliaan
zijn vader
1738 Jhr. Wynand Jan van Renesse, heer van Zuyleveld, na
dode van Jhr. Frederik van Baexen zijn overgroot-
vaders broeder zaliger, met verzuim
1762 Jhr. Reynoud Abraham van Renesse heer van ter
Aa, na overlijden in ingevolge testament van
Jhr. Wijnand Jan van Renesse zijn broer
1777 Jhr. Diderik Jacob baron van Reede, na over-
lijden van Jhr. Reinoud Abraham van Renesse,
zijn oom
1781 Mr. Jan André van Westrenen na opdracht van Jhr.
Diderik Jacob baron van Reede
1791 Mr. Jan Jacob van Westrenen, heer van Sterkenburg,
na overlijden van zijn vader Mr. Jan André
-ocr page 28-
27
1794 heer Arnoud Jan van Westrenen na overlijden van
zijn vader, bij scheiding
2. het leen van Sterkenburg (15), omschreven als:
'een hoeve in Sterkenburg, Oost mijn gerecht van
Sterkenburg, Zuid Jfr Francisca Valckeners erfg.
met een hoeve leen van de heer van Utrecht (= dus A1),
West de Rijn, Noord een gemeenen wech' (1559)
'een hoeve uyt de hofstede genaempt Leemkolck int
gerecht Werckhoven' (1693)
(1495) Henrick van Baexen als gehuwd Margarete
Vygen (16)
.... Francisca Valckeners
1559 Henrick van Baeckx, na dode van zijn moeder Francisca
1592 dezelfde belast deze hoeve met f.2600,- tbv. Gelis
Daemss. van Schayck, brouwer te Utrecht
1605  Jhr. Henrick van Baeckx, oudste zoon van Jhr. Maximi-
liaan zaliger zoals zijn grootvader Henric in 1559
ontving. Maximiliaan was niet beleend 'overmits ver-
scheyden onbehoorlicken zaecken die gepasseerd waren
tusschen den voorss. Jo: Henrick van Baeckxen zijnen
vader' en de leenheer
1606  Jhr. Jacob van Baecx, onmondig, na dode van Jhr.
Henrick zijn vader; hij krijgt 1648 octrooi om
testamentair over de hoeve te beschikken
1663 Jhr. Henrick Frederick van Baecx, na overlijden
van zijn vader Jacob; onmondig, met zijn moeder
Vrouwe Adriana van Aesswijn weduwe van voor-
noemde Jacob
1697 heer Wynandt van Renesse, heer tot Wulph als
voogd van zijn innocente zwager Maximiliaan van
Baexen
1712 Maximiliaan Jacob van Renesse, heer van ter Aa,
oudste zoon van Vrouwe Johanna Maria van Baexen,
vrouwe van Holthuys, na overlijden van Jhr.
Maximiliaan haar broeder, 'na remissie van het
verzuim' (belening geschiedt t.b.v. zijn moeder)
-ocr page 29-
-28-
Het leenregister van Sterkenburg beslaat de jaren 1538
tot 1714 zodat latere beleningen niet gevonden kunnen
worden. Wellicht is in het notarieel archief van de
stad Utrecht meer te vinden (het transport van Van
Reede op Van Westrenen liep via notaris Koppen te
Utrecht, 19/2 1781). Uit de beide reeksen beleningen
blijkt wel dat beide hoeven, tezamen vormend 'het goed
de Leemkolk' waarschijnlijk gedurende vier eeuwen in
één familie zijn geweest. Op de kaart (afb.3) is te zien
dat zij precies de grens vormen van het gerecht Sterken-
burg, naar de Kromme Rijn toe. Het zijn dus ongetwijfeld
de twee hoeven waarvan Gijsbert van Sterkenburg in 1357
zei 'mijn twe hoeven lants gelegen tot Leemcolc'. In de
registers van Oudschildgeld en Morgengeld worden zij ook
altijd samen genoemd:
1470 Johanna Frederickxweduwe
van Steenre 32 morgen bruikt Jan de Ruese ten-
halven; solvit (=betaalt)
Johanna 16 m en Jan de
Ruese 16 m
1536 Juffrou van Baeckx
32 morgen                                  gebruikt zelf
1600 Jhr. Maximiliaan
van Baeckx 32 morgen gebruikt Adriaen Daemen
1685 de heer van Oudenpoll
32 morgen                                  gebruikt Thomas van Rijn
Bij dit goed dat thans dus de 'lage Leemkolk' heet, is
in de opeenvolgende gebruikers (nog) geen samenhangende
lijn te ontdekken. Leden van de families De Reus en Van
Rijn komen overigens sedert de tweede helft van de 14e
eeuw in Odijk en Werkhoven regelmatig voor.
B. Drie hoeven leengoed op Leemkolk (in 1406 van de
bisschop; 1408 twee van de bisschop, één van Loener-
sloot)
-ocr page 30-
29-
ws.ca.
1382 'her Splinter van Loenresloot hout dat dagelix
gherechte van Leemcolke' (geen aantal hoeven
genoemd)
1406 Elsbeen van Loenersloot 'up Leemkolke drie
hoeven lants mit gericht, tyns ende teenden,
dair Zweder van Oudaen voirt een hoeve aff
helt'
1. het leen van de bisschop (Maris nr.454), omschre-
ven als:
'twe hoeven lants mit all horen toebehoeren gelegen
inden kerspel van Werkonden op Leemkolcke tusschen
lande Ghyssberts van Hardenbroec ende an die
ander syde Sweder van Oudaen' (1408)
1408 Gijsbert Claesz van Raaphorst na opdracht door
Elsbeen van Loenersloot, vrouwe van Ysendoorn,
met heer Willem van Ysendoorn haar echtgenoot
1434 Johan van Raaphorst, na opdracht door zijn
vader Gijsbert
1460 Folpert van Raaphorst, na dode van zijn vader
Johan
1467 Johan van Raaphorst, onmondig, na dode van zijn
vader Folpert; voor hem doet 'hulde' Jonge
Werner Kraen zijn neef
1531 Gerrit van Raephorst, na dode van zijn vader
Johan
1552 Cornelis van Raaphorst na opdracht door zijn
vader Gerrit
1558 Josina van Raaphorst na dode haars vaders Cornelis
1585 Jfr. Elisabeth van Raaphorst, weduwe van Jhr.
Willem van Camons na overlijden van Jfr. Josina
haar zuster
1611 Jhr. Adriaan van Camons na overlijden van zijn
moeder jfr. El.
1659 Jhr. Willem Adriaan van Camons na dode van Jhr.
Adriaan zijn grootvader
1671 Jhr. Johan Jurriaan van Bronkhorst uit naam van
zijn vrouw Christina Cornelia van Camont, na
-ocr page 31-
-30-
overlijden van haar broeder Jhr. Willem Adriaan
van Camont. Het goed wordt dezelfde dag belast
met f.4000,- t.b.v. Anthonis van Voorst.
1685 Marten van Voorst na opdracht van de kinderen en
erfg. van Anthonis Gijsbertss van Sterkenburg
(verschrijving voor Van Voorst?)
1700 Gielis Gerard de Stier, heer van Nyeland als getr.
Isabella Christina van Voorst, bij scheiding uit
de boedel van heer Johan Jurriaan van Bronkhorst
1723 Vrouwe Isabella Christina van Voorst wed. van
heer Gillis Gerard de Stier, waarna dezelfde dag
opdracht voor heer Arnoud Leonard de Theux
1725 13/8 laatste leenbrief geroyeerd
1725 19/19 de heer Frederik Willem van Diest na opdracht
van Vrouwe Isabella voornoemd
1728 de heer Hendrik van Lit de Jeude ten behoeve van
de erven van de heer Fred. Willem van Diest
1763 Herman Frederik Richard Lijnslager, als naaste
fidei-commissaire erfgenaam van Vrouwe Anna
Juliana van Diest, in leven Vrouwe van den huyse
van Doorn, douarière wijlen heer Arend Carel baron
van Hamersteyn; uyt cragt van testament (23/4 1718)
van heer Frederik Willem van Diest en Vrouwe Anna
van Goor in leven echtelieden opden huyse van Doorn
gepasseerd
1796 Mr. Jacob Adriaan van den Heuvel in qualiteit als
erfgenaam onder beneficie van inventaris van Herman
Frederik Richard Lijnslager
1808 mei 30 (17) voor het gerecht van Cothen transpor-
teren de kinderen en erven van zaliger Mr. Jacob
Adriaan van den Heuvel en Henrietta Adriana
Wttewaall op heer Gijsbert Carel Duco van Har-
denbroek heer van Hardenbroek de hofstede genaamd
de Leemkolk gelegen te Cothen, groot 6 morgen str.
van land van de heer can Ha tot land van de heer
van Sterkenburg, Oost DOM, West Mr. Aarnoud Jan
van Westrenen met nog 32 morgen bouw- en weiland
gelegen onder Werkhoven
, tesamen voor f.18.000,-
-ocr page 32-
-31-
Ook deze beide hoeven worden in de 15e- en 16e-eeuwse
belastingkohieren telkens samen vermeld. De zes morgen
in Cothen welke in 1808 met de twee hoeven worden ver-
kocht aan de heer van Hardenbroek, horen vanouds bij
déze boerderij de Leemkolk; op de kaart is te zien dat
hier het huis stond. De posten betreffende 6 morgen in
de kohieren van Cothen zijn de jaren door geheel gelijk
aan die over de 32 morgen in Werkhoven, zodat het beeld
wordt:
1434/6 Gijsbert van Raaphorst
6 morgen in Co
1470 Jan van Raaphorst
6 Co en 32 Wh
bet. Erst Jansz ellic
5 cromstert
bet. Jan Eerstenss 32
en 6 st
Adriaan Dirckx gebruikt
2 hoeven in Werkhoven
en 6 morgen in Cothen
1501/11
1536 Jan van Raaphorst
2 hoeven in Wh;
Gerrit van Raephorst
6 morgen in Cothen
1600 Wed. van Adriaan de
Wael
2 hoeven in Wh en
Jfr van Raaphorst
Vianen
6 morgen te Cothen
1685 de heer van Vueren
(= Voorst?) 32 mor-
gen te Wh en dhr
Camonts 6 morgen
te Cothen
in beide gevallen
gebruikt Adriaan Dirx
gebruikt in beide
gevallen Dirck Eelgisz/
Ellesz
te Cothen
gebruikt Jan Cornelisz
Holl
geen gebruiker genoemd
Men zie voor de verwantschap van de opeenvolgende
gebruikers sedert 1500: hoofdstuk 5, de familie van
de Leemkolk. Dit is dus de boerderij de Leemkolk en de
-ocr page 33-
-32
gelijknamige familie waartoe ik had gedacht mij te
kunnen beperken.
ad 4.B.I.
Na afsluiting van het artikel werd tijdens de vacantie-
periode nog één belangrijke ontdekking en aanvulling
gedaan in het Archief van de Heren en Graven van Culem-
borg (inv.nr.1787 fol 64 verso e.v.) alwaar de huwelijkse
voorwaarden staan beschreven van Johan van Raaphorst en
juffrouw Maergriet, natuurlijke zuster tot Culemborch
d.d. 27 oktober 1482.
Johan geeft 'Inden yrsten den Leemkolck gelegen tot
Koeten den nu ter tyt bruyct Henric van Waelenburch
jairlicx voir tsestich alde francr.scilde ende een oirt
vijfendetwintich cappoen, een scepel witter ende een
scepel grauwer erwitten, des Paisschens een lam ende
voirt een ton appellen' en nog andere goederen-
We kennen dus nu een gebruiker tussen Jan Eernstenss
en Adriaen Dirckx alsmede de 15e-eeuwse pachtvoorwaarden
betreffende dit goed 'de Leemkolck'.
2. het leen behorend onder het huis Loenersloot,
groot 1 hoeve, omschreven als:
'een hoeve (uit) drie hoeven up Leemkolke' (1406)
'een hoeve in Werconden op die Leemkolck' (1450)
tweemaal 'een halve hoeve genaamd de Leemkolk'(1620)
'de Hofsté van Ouds genaemd de Leemkolck' (1722, zie
afbeelding 4)
Ook bij dit leen hoorden vanouds enkele andere stukken
land die samen met deze hoeve een redelijke (boeren)
bedrijfsvoering mogelijk maakten: enkele stroken land
in het (latere) gerecht Hardenbroek, waarvan één pre-
cies op de grens met Sterkenburg langs de Zuwe. De 12
morgen, bij de verkoop in 1650 in de Vijfentwintig
hoeven (= Hardenbroek) gelegen, waren erfpacht van
Oud Munster en voorts waren er nog 2 morgen eigen goed
(één van de hoekjes bij de punt?)
Bij gebreke van vroege leenregisters van het Huis
-ocr page 34-
-33-
Loenersloot is de lijst van opeenvolgende eigenaren en
gebruikers geheel gereconstrueerd met behulp van ver-
schillende bronnen, met inbegrip van de belasting-
kohieren. Voor de genealogische samenhang van de
gebruikers van deze hofstede tot ca. 1630 wordt ver-
wezen naar hoofdstuk 5.
1406 Zweder van Oudaen houdt een hoeve van Elsbeen van
Loenersloot (18)
1429 Dirc van Oudaen na opdracht van Zweder van Oudaan
zijn oom (19)
1434/6 Roeloff Henrickx gebruikt 12 morgen van Oud
Munster in Langbroek
1443 Vrederic van Drakenborch als getr. Jfr Cornelia
Dirck van Houdaensdr (20)
1450 Aernst van Drakenborch een hoeve 'in Werconden
op die Leemkolck' na dode van Dirc van Oudaen
zijn oudevader (21)
1463 Vrederick van Drakenborch (met lijftocht voor
vrouw Jfr. Margriet) na opdracht door Erst van
Drakenborch zijn broeder (22)
1470 Roeloff Henrickx gebruikt 12 m te Langbroek van
Oudmunster en 16 morgen te Werkhoven van Frede-
rick van Drakenborch
1473 heer Evert Zoudenbalch, proost van SServaas (voor
wie hulde doet Gerrit Zoudenbalch zijn broer om-
dat hij geestelijke is) na opdracht door Vrede-
rick van Drakenborch (23)
1484 Gerrit van Haerlem Claess na opdracht door her
Evert Zoudenbalch, kanunnik en thesaurier van de
Dom (24)
.... Geerloff van Meaux van Vorsselair (zie onder
1536!)
1493 Korstken Roeloffs te Werkhoven verklaart schuldig
te wezen Geerloff van Meaux van Vorsselair
1501/1511 Korsgen Roeloffs gebruikt 16 morgen te Werk-
hoven en 12 morgen te Langbroek
1504 Jfr Agniet Geerlofsdr van Vorsselaer, vrouw van
Jan van Derthesen, 1/2 hoeve. Jfr Ermgaert Geer-
lof sdr van Vorsselaer, vrouw van Jan van Vliet,
-ocr page 35-
-34-
1/2 hoeve, na opdracht door hun vader Geerlof
van Vorsselaer (25)
1536 Huybert van Vliet en Daniël van Derthesen (N.B.
hun vaders waren elk met een dochter van Geer-
lof f van Meaux van Vorsselair gehuwd! (26)) samen
eigenaar van 16 morgen te Werkhoven. Gebruiker:
Cornelis Corsgenss die in Langbroek 12 morgen
erfpacht gebruikt
1600 de dochter van Jfr van Vliet eigenares van 8
morgen, andere helft eigendom van Eerst Jansz,
die de hele hoeve gebruikt, evenals 12 morgen
erfpacht van Oudmunster. (Erst Jansz is zoon van
Jan Cornelis Corsgenss, zie hoofdstuk 5)
1618 Eernst Jansz transporteert de leenweer van 8
morgen gen. de Leemkolk te Werkhoven op heer
Philips Jolijns (27); de laatste wordt 1620
beleend met de andere 8 morgen 'in cracht van
brieve van decreet' (28)
1625 Eernst Jansz wonend te Werkhoven machtigt iemand
in verband met huercedul van heer Philips Jo-
lijns kanunnik SPieter van 36 morgen land, nl.
12 morgen in Langbroek bij Sterkenburg en 24
morgen in Werkhoven onder den Ossenweert,
genaempt den Leemkolck
(29)
1630 Philips Kermans beleend met tweemaal een halve
hoeve door Loenersloot, krachtens testament van
heer Ph. Jolijns (het hele goed samen 36 morgen
groot 'also die Cors Janss in hure heeft'(30)
1643 Mr. Johan Lap van Waveren beleend als voogd van
Jfr. Emmerentiana Karmans, in cracht van testa-
ment van Philips Karmans (31)
1647 Thonis Jan Thymenss huurt van Jfr. Emmerentiana
Karmans 36 morgen als voren, voor jaarlijks 328
gulden (32)
1650 Kwitantie van ontvangen 40e penning van: twee
halve hoeven leengoed van Loenersloot genaamd
de Leemkolk en 6 morgen eigen goed te Werkhoven
en 12 morgen in Nederlangbroek in 25 hoeven,
bij Sterkenburg ook eigen goed, gekocht door
Jhr. Andries van Panhuys van Jfr. Emmerantiana
-ocr page 36-
-35-
Karremans voor f.3737,- en 10 stuivers (33)
1683 Jfr. Elisabeth van Panhuys enige dochter van
Jhr. Johan Andries van Panhuys zaliger, beleend
door Loenersloot (34)
1685 Andries van Panhuys' erfgenamen eigenaren van
16 morgen in Werkhoven, gebruiker Volkert Vol-
kertsz
; Elisabeth van Panhuys eigenares van 12
morgen in Hardenbroek (geen gebruiker genoemd)
1708 Johan Frederik Mamuchet van Houdringe als
oudste neef en successeur van Jfr. Elisabeth
van Panhuys, ontvangt de leenweer van 1/2 hoeve
te Werkhoven genaamd de Leemkolk, waarvan de
andere helft ook van Loenersloot gehouden
wordt (35)
1721 Johan Frederik Mamuchet van Houdringe, enige
zoon van de voorgaande, na overlijden van zijn
vader (36) idem. Voor deze gelegenheid werd
ongetwijfeld de kaart getekend welke gedateerd
is 1722 en thans berust op kasteel Hardenbroek
(zie afb.4)
Afb. 4.: 'Caarte vande Hofsté van ouds genaemd de
Leemkolck. 1722'. Topografische Atlas Rijks Archief
Utrecht, Archief Van Hardenbroek, Negatiefnr. VA 2990.
If 4f,ti(f ^tftuy .ri(/.i/^.^« ("rttJ (/< tt<f(mr é^r>L4f M^rlrj^^n£^
-ocr page 37-
-36-
1742 Jan Jacob van Westrenen als gehuwd Johanna
Catharina Mamuchet van Houdringe, beleend met
tweemaal een halve hoeve, vanouds genaamd de
Leemkolk (37)
1771 Mr. Jan André van Westrenen, heer van Sterken-
burg, belaand met tweemaal een halve hoeve als
voren (38)
Zo bezat bij het  uitgaan van de 18e eeuw de heer van
Sterkenburg niet  alleen de van zijn kasteel uit gezien
dichtstbijzijnde  hoeve de Leemkolk, maar ook de verst
afgelegene!
C. Twee hoeven leengoed op Leemkolk (van de bisschop,
Maris nr.455), omschreven als:
' Twe hoeven lants gelegen tot Werkonde up Lemkolc
dair baven naest gelant sijn heer Splinter van
Loenresloot ende heer Gijsbert van Hardenbroec
ende beneden heren Gijsberts erfgenamen van
Sterkenborgh
' (1394)
'twee hoeven lants inden kerspel van Werconden ende
geheiten is die Leemkolck, daer boven naest gelant
sijn Gijsbert van Hardenbroec ende beneden Herman
van Steenre
' (1434)
ws.ca.
1382 Wouter Koevoet Wouterss twee hoeven op Leemkolcke
tot Werkenden, boven en beneden als 1394, met de
toevoeging 'aen dat overste ende die Hoeftwetering
ende dat nederste ende die Vaert
'. Erboven staat
met andere hand 'her Jan van Rinensteyne ridder',
en in de kant "Item adhuc plus in anterioribus".
'item Wouter Koevoet Wouterssoen blijft mijns
heren ledige man ter tyt toe dat her Jan van Rinen-
steyne mijnen here enen man set, die van mijnen
here houde 8 oude schilden sjaers' "vacat"
Na de eerste belening in 1394 wordt het goed aanvankelijk
gesplitst in verschillende percelen: één hoeve gaat in
1407 naar Johan de Witte Andriess en na diens dood over
-ocr page 38-
-37-
op Willem de Witte Andriess; een halve hoeve komt in 1412
op de gelijknamige zoon van de leenman van 1394. In de
loop van 1415-1416 komt Elias Stulting in bezit van al
deze percelen, uitgezonderd 4 morgen genomen uit de eerst-
af gescheiden hoeve, waarmee Elias' dochter Hillegunt wordt
beleend. Deze was gehuwd met Wouter van Catwijck en in
1435 gaat het na haar dood over op haar dochter Aleyd van
Catwijck; tenslotte komt ook deze 4 morgen weer bij
de familie Stulting wanneer Johan Eelghisz Stultinck
er in 1518 mee wordt beleend na dode van zijn 'moei'
(zij was een nicht van zijn vader) Aleit Woutersdr.
van Catwijck en wel onder voorwaarde dat deze belening
ongeldig zal zijn indien er iemand, die 'naerder queme
in den bloede' tot het leengoed gerechtigd mocht zijn.
Afgezien van de splitsingen begin 15e eeuw, ziet het
beeld er als volgt uit:
1394 Johan van Wolferen (twee hoeven)
1415/1416 Elias Stulting ontving resp. 1/2 hoeve na
opdracht van Johan van Wolferen, 1/2 hoeve na
opdracht van Jonge Jan Sculting die als 'Johan
van Wolferen de jonge' er in 1412 mee was be-
leend en 12 morgen na opdracht van Willam de
Witte (zie boven)
1426 en 1434 Elias Stulting (ook Sculting) opnieuw
beleend met twee hoeven min 4 morgen
1451 Derck Elys Scultingeszoon beleend, met uitz.
van 4 morgen als voren
1470 Elys Sculting na dode zijns vaders Deric met
uitzondering als voren                                                     
1475 Elys Sculting lijftocht zijn vrouw Egeten
Deric Vossendr met 14 oude schilden sjaars in
dit goed en doet in 1486 opdracht van 10 oude
schilden sjaars uit twee hoeven geheten die
Leemkolk ten behoeve van Geerloff van Meus
van Vorsseler
1518 Johan Elys Schultingszoon na dode zijns vaders
(twee hoeven)
1533 Elgis Janss Stultinck na dode zijns vaders. Deze
-ocr page 39-
-38-
lijftocht zijn vrouw Anna Ghijsbert Janssdr in
één van de twee hoeven in 1546 en vervolgens
lijftocht hij in 1553 zijn (tweede) echtgenote
Cornelia Aart Vereerasdr in vier morgen geheten
den Leemkolck, terwijl hij tevens bepaalt dat
't kind bij deze vrouw na zijn dood één van
beide hoeven zal erven en wel 'een manshoeft
voor een vrouwenhoeft'
Zo vindt dan ook even een splitsing plaats na de dood
van Eelghis Jansz Stultinck: de oudste zonen van
'beide bedden' worden elk met één hoeve beleend:
1583 Jan Eelgisz Stulting 1583 Aert Eelgisz
na dode van zijn vader, Stulting na dode
een hoeve
                                         van zijn vader,
een hoeve
1604 Jan Cornelisz Stulting 1586 Cornelis Eelgisz
na opdracht van Jan Eel- Stulting na opdracht
gisz Stulting zijn oom, van Aert Eelghisz
een hoeve
                                          Stulting, een hoeve
1632 Reyer Adriaensz, na op- 1615 Reyer Adriaensz als
dracht van Jan Cornelisz gehuwd Anna Cornelis
Stulting, een hoeve
                      Eelghis Stultings-
dochter, een hoeve
1659 Reyer Adriaensz en zijn vrouw Anna Cornelis Eelgis-
dr Stulting nemen een plecht van f.2500,- op deze
twee hoeven t.b.v. Mr. Dirck de Goyer
1663  Mr. Dirck de Goyer Dirckss na opdracht van Reyer
Adriaensz c.s. twee hoeven
1664  Mr. Rombout Mode als gehuwd Catharina de Goyer, na
overlijden van haar vader Mr. Dirck de Goyer, be-
leend met twee hoeven
1672 Dirk Mode na overlijden van Mr. Rombout Mode zijn
vader beleend met 'twee hoeven samen nu 36 mor-
gen gelegen aan de Grommen Rijn West de Grommen
Rijn, Oost erven van de heer van Hardenbroek en
Zuid de erfgenamen van de heer Camond'
-ocr page 40-
-39-
1769 Aagje Hop weduwe en enige erfgename van Gerrit
Meerman, met versuym
1769 Jan Adolph baron van Hardenbroek heer van Ha. na
opdracht van Aagje Hop
1791 Jhr. Gijsbert Carel Duco baron van Hardenbroek na
overlijden van zijn vader. Hij doet in 1796 alsdan
meerderjarig, vernieuwing van de leeneed.
De belastingkohieren geven het volgende beeld:
1470 Elys Stultinck 32 morgen, betaalt zelf
1501 en 1511 Eelghis Dirckx aangeslagen voor o.a.
2 hoeven
1536 Hendrickge Jan Eelgis' weduwe bruikt 43 morgen
'heerlijk' goed (= leen) toekomend haar zoon
1600 Jan Eliss eigenaar en bruiker van 1 hoeve en
4 morgen heerlijk goed, bruiker van 1 hoeve van
zijn broer Cornelis Ellis + nog 11 morgen
1685 eigenaar heer N.Meerman (zie boven 1769!), ge-
bruiker de weduwe van Elias Reyersz van twee
hoeven.
Voor het genealogisch verband zie hoofdstuk 5.
5. Drie families op de Leemkolk
In het vorige hoofdstuk ontdekten we dat er waarschijn-
lijk vier boerderijen deel uit hebben gemaakt van het
complex landerijen genaamd de Leemkolk: A, 1 en 2 -
samen 32 morgen, misschien niet lange tijd door één
familie continu bewoond en bebouwd; B 1, waarop de
familie woonde die zich later Van de Leemkolk zou
noemen; B 2, de ene hoeve van het huis Loenersloot
welke samen met ander land tussen ca. 1470 en 1630
ogenschijnlijk door leden van een en dezelfde familie
bebouwd werd en C, enkele honderden jaren in bezit en
gebruik bij de familie Stulting en tenslotte, na ca.
1600, in gebruik bij een telg van de familie Van de
Leemkolk (via een huwelijk met een dochter Stulting!).
Uit dit alles spreekt een zekere honkvastheid.
-ocr page 41-
-40-
Huwelijkspartners werden niet altijd ver gezocht en
niet zelden werd men er 'beter' van. Zo zien we halver-
wege de 17e eeuw drie leden van het geslacht Van de
Leemkolk twee Leemkolk-boerderijen pachten en zowaar
ook het grote complex bouwlanden van de Domproest in
Cothen geheten de Ossewaard, samen zo'n 150 morgen
land, praktisch aan elkaar gelegen. Hoe de lotgevallen
van deze familie(s) vanaf het eind van de 17e eeuw zijn
geweest, is door mij niet onderzocht maar zou interes-
sant zijn om na te gaan.
Ik wil nu pogen een aantal gebruikers van Leemkolk-
boerderijen in genealogisch verband te zetten tot ca.
1650/1700. Voor de geïnteresseerde onderzoeker moet het
mogelijk zijn om vanuit het heden daarop aan te sluiten.
Voor wat de jongste generaties betreft is dankbaar ge-
bruik gemaakt van gegevens door de heer A.Pastoors te
Utrecht verzameld.
A. Van de Leemkolk
I. ADRIAEN DIRCKX, geboren ca. 1470, overleden na
1544 (39) tr.NN (misschien een dochter van Elys Stulting
op de Leemkolk gezien de naam van hun zoon: Eelghis)
gebruikt 1501-1536 twee hoeven in Werkhoven en 6 mor-
gen in Cothen alles van de familie Van Raephorst (40).
Zijn huis/boerderij stond waarschijnlijk in Cothen,
daar betaalt Adriaan Dirckx in 1517 tenminste 3 gulden
huisgeld en in 1525 wordt hij aldaar aangeslagen voor
1 1/4 huis (41). De zes morgen in Cothen was thinsland
van de Dom (42) geheten 'dat groenjoure' of 'groenen-
jover' op de oudste thinslijst van 1499 staat Adriaans
naam naast geschreven. Interessant is een vermelding in
1520 (43): Adriaen Maess te Bunnik, Gerrit Gijsbertss
te Werkhoven, Dirck Adriaensz te Cothen en Gerrit
Gijsbertss te Overlangbroek verklaren schuldig te wezen
Jan van Raephorst 16 Rynse gulden en 50 goudgulden
'behoudelick dat Jan van Raephorst heur geven zeil alle
die heeste op die Leemkolck wesende te mogen verkopen
+ twee morgen weyts'. Misschien is deze Dirck Adriaensz
een vroeg gestorven oudste zoon van Adriaen Dirckx. Van
-ocr page 42-
-41-
hem zijn twee zonen bekend:
Eelghis Adriaensz, volgt II A
Adriaen Ardiaensz, volgt II B
II A EELGHIS ADRIAENSZ, geboren ca. 1520, testeert
1610 (44) en is overleden vóór 13/2 1613 (45) tr. Anna
Lambertsdr. van Bemmel, dochter van Lambert Goesenss
van Bemmel en van Margriet Jan Marcelisdr (de Roy).
Jelis Adriaensz komt voor op de thinslijst van de Dom
uit 1552 betreffende het land in Cothen van Van Raep-
horst (46); hij is met zijn vrouw getuige bij de huwe-
lijkse voorwaarden van zijn zoon Adriaen en koopt een
erf thinsgoed van de Domeinen te Cothen (47) • Met zijn
broer Adriaen opponeert hij enkele malen tegen de decre-
tale verkoop van goederen afkomstig van de 'failliete'
Willem de Ridder van Lunenburg van wie zij kennelijk
geld kregen (48). Hij en zijn vrouw pachten 2 1/2 morgen
land onder Wijk bij Duurstede van de Calanders (49) en
worden tot 1612 in rekeningen genoemd als wonende te
Cothen. Blijkens akte van 1611 was hij in 1587 arbiter
bij het magescheid van de kinderen van Jan Dircx de
Cruyff en Joostgen Jacob Ghysbertsdr (50). Drie zonen
bekend:
Adriaen Eelghisz volgt III A
Dirck Eelghisz en Dirck Eelghisz volgen III B en III C
II B ADRIAEN ADRIAENSZ; getuige bij de huwelijkse
voorwaarden van zijn neef Adriaen Eelghisz in 1580 (51);
met broer Eelghis crediteur van Willem de Ridder van
Lunenburg in 1582, alsdan wonende te Werkhoven. Mis-
schien identiek met Arien Ariensz die 1578 als gehuwd
met de weduwe van Jan Cornelisz 22 morgen van de Dom
pacht in Nijendijk genaamd Zeldenrijck off Casper-
gauw (52) (zie ook afbeelding 3). Verder van hem niets
bekend.
III A ADRIAEN EELGHISZ geboren ca. 1550, tr. 1580
Aertge Reyersdr. Vinck (erf)dochter van Reyer Aertsz
Vinck, bouwman op de Osseweerd te Cothen en diens
tweede vrouw Marrichgen (53); als oudste zoon in tes-
-ocr page 43-
42
Afb. 5.: Kaart van de Ossewaard onder Cothen, 1596.
Topografische Atlas Rijks Archief Utrecht, DOM 1801a.
tament van zijn vader vermeld in 1620 (54). Sedert 1580
boer op de Osseweerd te Cothen (ca. 100 morgen van de
Domproost (55) (afbeelding 5). Volgens verklaringen in
het onder te noemen proces dat zijn zoon Willem met de
Domproost had over de opstallen op dit land, van dato
12/11 1631 (56) heeft hij 40 jaar daarvoor een nieuwe
boomgaard bepoot en doen planten waar wel 14/15 bomen
stonden en liet hij 20 jaar terug het 'vervallen
schaepschot' vervangen door opnieuw een schuur te tim-
meren. Hij is overleden vóór 1622, wanneer zijn weduwe
wordt genoemd (57). Interessant is de aanhef van de
akte van huwelijkse voorwaarden (58):
" In manieren ende voorwaerden hiernaer beschreven
sijn door tusschenspreecken van heer Johan Geritsz van
Hoochblocklant, pastoor tot Coothen, Eelgis Adryaens-
soon met Anna Lambertsdochter sijne huijsfrouwe,
Adryaen Adryaenssoon, Jan de Cruyff, Eelgis Jansz ter
Eenre, ende Merrichgien weduwe van za: Reyer Vinck,
Cornelis Cornelissoon, Huych Adryaenssoon, Jan van
-ocr page 44-
-43-
Schayck ende Dirck Roeloffsz den Ouden ter anderen
syden vergaedert in den echten staet Adryaen Eelgissen
ende Aertgien zal; Reyer Vinckendochter; des geeft
Eelgis Adryaensz in rechte houwelycxe voorwaarden ende
medegaven met Adryaen Eelgissoon sijn soon, eens de
somme van ses hondert ende vijfftich Carolus gulden in
gereeeden gelde.." etc. (volgen bepalingen bij binnens-
jaars overlijden zonder 'echte geboorte' te hebben na-
gelaten en Adriaans verplichtingen t.a.v. zijn broeders
en zusters na overlijden van zijn ouders) "Waer jegens
Merrichgien weduwe van zaliger Reyer Vinck geeft in
rechter houwelycxe voorwaerden ende medegaven met Aert-
gen haer dochter seecker huys, hoff, bouhuyssen, wagen,
ploech, alle peerden, hoornbeesten, schaepen ende ver-
ekens alsoo sij die selffde nue ter tijt is besittende
mitsgaeders het coorn tgeene sij te velde gebrocht
heeft oock meede all het coorn ende saeyt dat inde
bergen ende schuer nue ter tijt leggende is..." etc.
Volgen bepalingen als: Adriaen moet alle huur van lan-
den van zijn schoonmoeder overnemen (van Dom en SJan te
Utrecht) en Merrichgien zal mogen blijven wonen bij
Adriaen en Aertge, 'sall die cost aldaer hebben' en
Adriaen en Aertge 'worden gehouden tcamertgen besijden
aen het huys met een schoorsteentgen op te maecken tot
haerlieder eygen costen'. Als Merrichgen het inwonen op
wat voor manier ook beu is, heeft zij de vrijheid te
vertrekken met behoud van een uitkering van 30 gulden
jaarlijks, haar leven lang. Na nog enkele financiële
regelingen eindigt het stuk: "Aldus gedaen ten huyse
van Merrichgen Reyers opden lesten dach february anno
xv^tachtentich ende was ondertekent Otto de Bloijs de
Treslong Steven van Haeften", blijkens de akte Dom-
heeren.
Als kinderen zijn mij (totnogtoe) bekend:
Willem Adriaensz, volgt IV AA
Reijer Adriaensz, volgt IV AB
III B DIRCK EELGHISZ, geboren ca. 1550, overleden
1579 na manslag; tr. NN als zijn weduwe genoemd in 1581.
In het testament van Eelgis Adriaensz van 1610 worden
-ocr page 45-
-44-
zijn beide kinderen REYER en DIRCK genoemd - dezen
zullen in plaats van hun overleden vader mee-delen. Ik
vermoed dat zij naar elders zijn vertrokken, ben hen
althans verder niet tegengekomen. Dirck werd op 13 mei
1579 doodgeslagen door Cornelis Ghijsbertss, de schout
van Werkhoven. Deze had op de fatale datum als schout
met enige schepenen 'ter vierschaer geseten opten Dwers-
dijck' om uitspraak te doen in een zaak tussen Balthasar
Cornelisz en Anthonis Willemsz als eisers en Dirck Eel-
gisz als verweerder. 'Ende hoorende die voorss, Dirck
die sententie (= uitspraak) te wesen tot zijnenachter-
deele, heeft (deze) de schout met eenige gebueren ofte
rechters mit seer vyleynigen woorden aengesproocken en-
de gescholden'. Schout en buren trokken daarna naar het
huis van Ernst Cornelisz om wat te drinken, alwaar Dirck
hen wist te vinden en de schout met een 'poth' gooide en
met zijn 'opsteecker' te lijf ging. De laatste verweerde
zich 'sulcx dat hij hem een steeck Godt betert in sijn
borste gegeven heeft daeraen hij terstondt nae gestroven
es tot sijnre groot leetwesen'. Op 11 september 1581
verkrijgt Cornelis Ghysbertss 'remissie' van deze dood-
slag via een criminele sententie van het Hof van Utrecht
(59). Als verwanten van Dirck treden op: Eelghis
Adriaensz en zijn weduwe.
III C DIRCK EELGHISZ, geboren ca. 1570 (was Eelgis
Adriaensz wellicht tweemaal gehuwd?); 1594 al vermeld
op de thinslijst van de Dom i.v.m. land te Cothen dat
hij van Jfr. van Raephorst gebruikt (60). Gebruikt in
1600 (61) 8 morgen land onder Hardenbroek, twee hoeven
te Werkhoven van de weduwe van Adriaen de Wael (van Vro-
nesteyn = Jfr. van Raephorst) en 6 morgen te Cothen van
Jfr. Raephorst te Vianen als 'Dirck Ellesz te Cothen'.
Hij is waarschijnlijk dezelfde als de Dirck Eelgisz,
gehuwd met Anna Cornelis Maesdr, die in 1603 door zijn
zwager mee wordt uitgekocht van de erfenis van Cornelis
Maess (van Rijn) (62). In 1613 ontvangt hij het erfge
thinsgoed van de domeinen na dode van zijn vader (63);
in 1618 koopt Dirck Eelgisz te Cothen 4 1/2 morgen land
aan de Noort onder Wijk bij Duurstede (64) en in 1626
-ocr page 46-
-45-
is hij al overleden omdat Dirck Dirckx als oudste zoon
dan het erfge thinsgoed krijgt.
Als kinderen zijn bekend:
Dirck Dirckx, volgt IV CA
Cornelis Dirck Eelgiss, volgt IV CB
IV AA WILLEM ADRIAENSZ, geboren ca. 1591 (65), huwt
voor schout en schepenen te Schalkwijk (66) 30 juli 1622
Teuntgen Cornelis Baersdr. dochter van Cornelis Baerss
en Dircge N in Schalkwijk. Woont in de Ossewaard te
Cothen op het land van de Domproost en heeft met deze
proces over het huis, althans het eigendom daarvan en
wellicht pachtschuld. Bij sententie voor het Hof van
Utrecht van 31/7 1637 moet hij 1087 gulden en 2 stuivers
als rest van pacht etc. betalen en verzoekt daarom
zijn huis als onderpand te mogen stellen (67). Is
in 1629 als'Willem Adriaensz met zijn moeder in de
Osseweerd' aanwezig bij de verboden vergadering met
een Rooms-Katholiek priester, ten huize van zijn
broer Reijer Adriaensz in Werkhoven (68). Koopt in
1650 van de erfgenamen van Gerrit Willemsz van Velpen
9 morgen genaamd 'de Brevoet' te Cothen (69) en is met
zijn vrouw vóór 1667 overleden (70). Als kinderen in
1667 genoemd:
ADRIAEN WILLEMSZ VAN DE LEEMKOLK, overleden vóór
1675, gehuwd met Ariaantje Rochus Biesersdr, overleden
na 1675; (kinderen)
CORNELIS WILLEMSZ BAERS, huurt 1666 de Ossewaard van
de Dom, tr. omstreeks 1668 Annigen Pauw (71)
NEELTJE WILLEMSDR, gehuwd vóór 1667 met Jan Thonis
van Sijll
JANNIGIE WILLEMSDR, gehuwd vóór 1667 met Jan Lucasz
AERTGEN WILLEMSDR, gedoopt als Arnolda op 15/3 1632
te Culemborg (RK doopboek) als dochter van Willem Ariens
en Teuncken Baers, geheven door Anneke Gerrits te Kooten
(= haar tante gehuwd met Reijer Adriaensz, zie onder).
Aertgen Willemsdr ondertr. gerecht Wijk bij D 27/9 1665
Antonis van Noort Adriaensz
DIRCKGE WILLEMSDR, vóór 1667 gehuwd met Dirck Ariensz
Vernoy
-ocr page 47-
-46-
MAYCKEN WILLEMSDR, gedoopt als voren als Maria 5/7 1633
(geheven Anna Gerrits, Werckhoven), in 1667 bejaarde doch-
ter
ANNIGIE WILLEMSDR, in 1667 minderjarige dochter (van
Adriaen Willemsz van de Leemkolk stammen vele nazaten
met deze naam in de 18e eeuw af)
IV AB REYER ADRIAENSZ, geboren ca. 1590, ondertrouwt
gerecht Utrecht 20/27 april 1611 als Reyer Adriaen Eel-
ghisz wonend te Cothen met Annichgen Cornelis Eelgis
Stultingsdr. wonend op de Coppel. In het testament van
Cornelis Eelgisz gen. Stultinck en diens vrouw (72)
wordt hun dochter Anna genoemd: 'Anna Cornelisdr die
genoemd wordt Anna Gerrits' welke getrouwd is met Reyer
Adriaensz te Werkhoven en die al f.3000,- huwelijksgoed
heeft gehad. In 1615 transporteert zijn schoonvader hem
1 hoeve leengoed genaamd de Leemkolk te Werkhoven, de
andere hoeve krijgt hij na opdracht van zijn zwager Jan
Cornelisz Stulting in 1632 (zie o.a. hoofdstuk A). In
1650 is Reyer Adriaensz schepen te Werkhoven (73) en in
1663 transporteert Reyer de beide hoeven de Leemkolk,
nadat ze ruim 250 jaren in bezit van de familie Stulting
of aangetrouwd waren, op Mr. Dirck de Goyer Dircksz. Te
zijnen huize werd in 1629 de verboden bijeenkomst met
een priester gehouden - hij woont dan 'int Wed' te Werk-
hoven (74). Als kinderen bekend:
ARIEN REYERSZ VAN DER LEEMKOLK
ELLIS REYERSZ VAN DER LEEMKOLK, overleden vóór 1682;
gehuwd met Gijsberta Hendriksdr van Schaik (die hertr.
Jan Joosten de Cruyff) - de Wed. van Elias Reyersz ge-
bruikt in 1685 de twee hoeven op de Leemkolk (75) (kin-
deren)
DIRCK REYERSZ VAN DER LEEMKOLK, kinderloos overleden
in 1692; ondertr. gerecht Utrecht 6/13 februari 1647
Petertgen Gysbertsdr Verwey, overleden in 1682. Huwt 2)
Maria Pietersdr Seeman, sterft na 1693
MAYKEN REYERSDR VAN DER LEEMKOLK
HENRICK REYERS (76)
IV CA DIRCK DIRCKX, krijgt 1626 erfgen thinsgoed van
-ocr page 48-
-47-
de domeinen (77) als oudste zoon en erfgenaam van Dirck
Eelgisz; wordt 1628 beleend met het halve goed te Zij 11
genaamd Mouwersbouwinge te Cothen na opdracht van Jan
Gijsbertsz van Schayck (78). In 1659 wordt Coenraet Bor
van Amerongen hiermee beleend na opdracht van Claes
Cornelisz X Grietgen Petersdr, laatst weduwe van Cor-
nelis Dirckx 'wiens voorzaten leenmannen waren' (verg.
IV CB (79)). Na het overlijden van Dirck Dirckx gaat
het erfgen thinsgoed in 1639 over op zijn broer Cornelis
Dirckx. Dirck had kennelijk geen nakomelingen.
IV CB CORNELIS DIRCKX, krijgt na overlijden van zijn
broer Dirck Dirckx in 1639 een erfgen thinsgoed van de
domeinen (80); ondertr. 24/2 1641 voor het gerecht te
Wijk bij D. als Cornelis Dirckx in de Ossewaard te
Cothen met Margaretha Peter Verweysdr, Jdr. inde Melck-
wech. Is vóór 1657 overleden wanneer Claes Cornelisz
Pijselman als getr. de weduwe van Cornelis Dirck Eelgisz
inde Osseweert het restant van een rentebrief voldoet
(81). Claes Cornelisz X Grietge Petersdr., laatste weduwe
Cornelis Dirckx, transporteert het halve goed ten Zij 11
in 1659 (zie boven); als kinderen zijn mij thans bekend:
ANNEKE CORNELISDR, sterft vóór 1691; ontvangt 1670 (82)
het erfge thinsgoed na overlijden van haar vader (Nico-
laes Peijsel is haar voogd) en transporteert het gelijk
op Cornelis van Ommeren Cornelisz. Huwt met Jan Holl in
de Osseweerd (uit hen dochter Cornelia gedoopt RK te
Wijk 20/7 1686) die als Jan Cornelisz Holl in 1685 ge-
bruiker is van de twee hoeven op Leemkolk (zie hoofdstuk
4 B 1)
MARIA CORNELISDR VAN DE LEEMKOLK huwt RK Wijk 15/1 1686
Arie Teunisz van Zwol te Werkhoven (kinderen)
GEERTRUYT CORNELISDR VAN DE LEEMKOLK huwt RK Wijk 27/6
1687 Hubert Jansz Uyttewael te Werkhoven (kinderen)
DIRCKIE CORNELISDR VAN DE LEEMKOLK, gehuwd met Cor-
nelis Gysbertsz Vernoy te Sterkenburg (waaruit een
dochter Adriana RK ged. te Wijk 16/5 1688)
Adriaen Dirckx kan zoals gezegd gehuwd zijn geweest
-ocr page 49-
-48-
met een dochter van Eelghis Stulting omdat hij zijn
vermoedelijk oudste zoon zo noemt. Zijn voorgangers op
de Leemkolk (B 1) Eerst Jansz en Jan Eerstenss resp.
vermeld 1434/6 en 1470 waren waarschijnlijk een vader
en zoon en misschien identiek met Eerst Jan Stultincss
die 1456 8 morgen erfpacht van SJan in Nederlangbroek
ontvangt (83) en Jan Eerst Stultinckss die 1475 deze
erfpacht overdraagt aan Jan Jacobsz van Velpen (84).
Met de boven vermelde vijf generaties Van de Leem-
kolk moet hier volstaan worden; het betreft dus een
vanouds gegoed en ook na de hervorming goed Rooms-
Katholiek boerengeslacht. In dit verband wijs ik op
wat Tromp (85) meedeelt bij zijn beschrijving van het
kasteel Hardenbroek, namelijk dat in 1620 de gebannen
Remonstrantse predikant uit Schoonhoven, Daniël Witsius,
op Hardenbroek heeft gepreekt. Het is wel toevallig
dat de buurman van de heer van Hardenbroek, Reyer
Adriaensz op het Wed, in 1629 een Rooms priester op
zijn erf ontving - heeft hij gedacht 'Wat de hoge heren
doen, dat doe ik ook'?
Tenslotte: de heer Pastoors vond een Volkerus Jansz
van de Leemkolk
landbouwer onder Schonauwen (overleden
ws. 1764) met nazaten, welke niet valt aan te sluiten.
In Wijk bij Duurstede huwen midden 18e eeuw drie zonen
van een Volkert, nl. Theunis, Huygh en Cornelis Volckertsz
van den Leemkolk, waarschijnlijk kinderen van Folckert
Anthonisz
welke in 1703 in Wijk bij Duurstede onder-
trouwt met Jannigie Huygendr. van Reeckum - evenmin aan
te sluiten. Zijn zij wellicht verwant aan de Volckert
Volkertsz
die in 1685 op de Leemkolk B 2 zat? Dan
zouden verschillende families hun naam aan de Leemkolk
hebben ontleend.
Zie voor de gegevens tot nu toe schema I en II.
B. Bewoners van de Leemkolk (B 2), het leen van
Loenersloot
Het lijstje gebruikers van deze hoeve met de lande-
rijen die er vanouds bijhoorden, laat de opstelling
-ocr page 50-
-49-
i-i
c
_i
t-t
^-,
OJ
ro
<u
J-l
4-i
n
o
<u
J^
X
3
• 1-*
A
O
<u
D
o
u
N
(/)
1-1
•o
u
to
tfi
JD
o
01
CU
9)
60
o
u
^
V
<u
(/)
1>
c
01
s
13
C
M
N
0)
3
c
o
c
•u
O
<:
u
•-<
•O
kJ
a>
o
*j
:>^
r.
fi
UJ
c
-J
<u
u
UJ
<u
Q
c
Z
-^
<
00 U
u
-^1
— m
Tl
KI
o
tr>
011
u ^o
<f)
lur
0 —
<u
^1
4.»
>>
3
(U
<U
t-l
• -<
(TJ
t-t
J^
u
•.-*
u
u
c
)-(
0)
u
c
S
(U
o
n
■£> l-i o J^l
r^ > •■-' CL
in . .—I o
U Z) fi üil
u l-< o O
o:
01
ac
.- 0
OJ
^t >
OJ
C
Q
o;
(NI
^1
00
(U
J3
>J w
kl
b^
[SJIW-I
v
U
QO
) u
c^
TJ
;«:
<N
4-1
Cl <U
m
c
viD
<u
<UI ^
sD
Q
E
UI »
M
"    w     0(
■O     O)     fl
e   e   >
OJ      (TJ     U
O     -J      O —
c    tn    o .^
OJ      <U      M ^
— V4 4) _ O
c w o —
^£) O C 0> •
v£)
u
■ -*
o
o •'-■
C -J
J^
^^ -o
0) o
fl
ot
ïg
nj
c
D
in
^i:^
C
5
«J
—•!
j= W
1
t/l
JD
Ol u
UJ
O
^1 41-_
„C J
CT>
l-i
Six:
(U
in
■V
u
0)1
t-i UJ
sD
Vi
k.
OJI a
CU Q
<u
Ji o
-0
m
.s§
l-i
OJ
0<
o. tt
—'
u
z
U)
o ■-'
^ >
*J
0)
J-!
o:
,-1
N
o
in
w
-i
CX)
11
\C
<u
•-
UJ
yJ
c:
0)
c
(O
J^
J>£
0)
• I-t
u
o
1-4
u
?^
V4
-H
cfl
<
UJ
Q
si
t^
(NJ
V Ot X
C/J
aS -o u
I-*
O
SC
at a u
^
l-"
oo o
,—
tfl
(fli
M
t^
31
t/l
0)
0^
0^1
z
o
00
tU
till
UJ
o
u
m
CAI
<
>
c
Ol
3
P(S
CU
u
ot
o
H
t3
<:
10
ffN
CN
•f-«
a
X
m
rsi
1—H
o
UJ
v£>
0>
J
c
1-1
-1
tfl
l-l
ot
<-* Oi
0) T)
C
— in ^ 31
^ *J > Ol
U)
o;
c
• .-«
0>
IJ
0)
0)
WJ
0)
ÖO
0)
CTJ
OJ
4-1
■r^
00
^
-^
ÖO
•-^
c
1—1
c
4J
u
(J
<1>
1-t
f-l
01
c
u
M
>>
c
T3
o
OJ
rt
<u
s
c
-c
u
z
•-)
<
Q
<
■O   '-'     0)1
v£>   ^     «11
-.U   'f4     col
-  3  Oi
-ocr page 51-
50
SCHEMA U VAN DE(N) LEEMKOLK
VOLKEN N, op Lremkolk B 2?
(samenhang met B 2?)
I
VOLKEN VOLKENSZ
gebruikt 1685
Leenikolk_B_2 en
2 morgen van
Beverweert in
Werkhoven
I
HERMAN VOLKENSZVAN DE
LEEMKOLK
tr.Werkhoven geref.
1684 Neeltje Jacobsdr.
van Kesteren, weduwe
Cornelis Jansz van
Velpen. Hij gebr.als
Herman Volkensz 1685
24 morgen op Nijen-
dijk; leven nog 1721
(ANlHONIS)
(JAN)
FOLCKERT
ANTHONISZ
tr.als jongman
wonend te Wi ik
1703 aldaar
(gerecht) Jannigje
Huygensdr van
Reeckum
VOLKERUS
JANSZ VAN
DE LEEMKOLK
landbouwer
Schonouwen;
tr.Jannitje
Claesdr.van
Muijen
I
HUYG FOLKERSZ
V/\N DE LEEMKOLK
Jm.geboren Wijk
tr.aldaar 1750
Teuntje de Jong
(gerecht) jdr.
van Cothen
kinderen
Van de Lcemkolk
in Schalkwijk
TEUNIS VOLKERSS
VANDEN LEEMKOLK
Jm.van Groot-
Noordhuizen, tr.
Wijk (gerecht)
1743 Hanna van
Schaik wed.Evert
van Pelden uit
Jut faas, wonend
Beusicheni
CORNELIS FOLKERS
VAN DE LEEMKOLK
'
Jm.geboren aan de
Noord, tr.Wijk 1749
Margrita van Voorst
(gerecht) jdr.van
Dwarsdijk
van een stamreeks toe vanwege de opeenvolgende patro-
nymen die op elkaar aansluiten. Toch moet het geheel
met enig voorbehoud bekeken worden: opeenvolging van
namen én gebruik van hetzelfde land vormen zeer sterke
aanwijzingen, maar géén absoluut bewijs. Ik vond de
leden van deze familie, ook in het begin van de 17e
eeuw, nergens met de achternaam aangeduid. Wel is het
frappant dat grenzend aan deze hoeve B 2, net over de
Kromme Rijn, de Pappelenbuurt ligt waaraan een familie
Pappelendam haar naam ontleend kan hebben. De stam-
vader van dit geslacht was in 1602 schepen van Harden-
broek en heette Jan Corss van Pappelendam (86).
-ocr page 52-
-51-
I  ROELOFF HENRICKX, geb. ca. 1415; gebruikt 1434/6
12 morgen van Oud Munster onder Hardenbroek (1470 idem)
en 1470 1 hoeve van Frederick van Drakenborch te Werk-
hoven (= B 2); als kinderen bekend:
Alyd Roeloff Henrickxdr, vermeld 1516 (zie onder) en
Geertruyr Roeloff Henrickxdr; zij transporteert 1516
als Weduwe van Aernt van der Eem de vrije thinsweer van
7 morgen in Cothen (Middelveld) op haar broer Korsgen
Roeloff Henrickx, behoudens haar lijftocht hieraan en
na haar door die van haar zuster Alyd (87). Zij was de
moeder van Aernt van der Eem Aerntss welke sedert 1490
op de Ossewaard zat, later aldaar opgevolgd door Reyer
Aertss Vinck (zie hoofdstuk 5 A, III A).
II  KORSKEN ROELOFFS, geb. ca. 1460, waarschijnlijk
overleden - althans niet meer land gebruikend - vóór
1536. Betaalt in 1517 en 1525 huisgeld in Werkhoven
(resp. aangeslagen voor 2 gulden, 1 huis (88)). Verklaart
geld schuldig te zijn aan Geerloff van Meus van Vorsse-
laar in 1493 en 1495 (89); gebruikt in 1501/1511 12
morgen in Langbroek en 1 hoeve in Werkhoven. Ontvangt 1516
7 morgen int Middelveld te Cothen na opdracht van zijn
zuster Geertruyt (zie boven); als kinderen bekend:
Roeloff Corsgenss, volgt III A en
Cornelis Corsgenss, volgt III B
III A ROELOFF CORSGENSS, geboren ca. 1500, overleden na
1556; lijftocht zijn vrouw Cecilie in thinsgoed te Cothen
(90) waarna transport op Cornelis Corsgenss. Gebruikt 1536
3 1/2 morgen in Sterkenburg van Thonis van Ysendoorn; heeft
1536 7 morgen in Cothen dat Cornelis Corsgenss alsdan ge-
bruikt. De bewaarde thinslijsten van de Dom laten voor deze
7 a 8 morgen zien: 1505 8 morgen bij de Bredewech toebeho-
rend Geertruyt Aert van der Eemsmoeder; bet. Aert van der
Eem; 1552 Cornelis Corstenss 8 morgen aan de Bredewech, van
Roeloff Corstenss zijn broer (91).
Roeloff Corsgenss is bij verschillende gelegenheden
borg voor o.a. Willem Cluetinck en Cornelis Vernoy, 1545-
1555 (92). In 1544 is hij te Cothen mede nabuer 'die onse
kerkcke van Cothen onderhouden ende broeder van OLVrouwe
-ocr page 53-
-52-
altaer ende SSeverijn' (93). Mij zijn (nog) geen kinderen
van hem bekend.
III B CORNELIS CORSGENSS. geboren ca.1500/1504,
overleden kort voor 1575. Gebruikt in 1536 a) te Cothen
15 morgen van Joost van Hardenbroeck en 7 morgen van
Roeloff Corsgenss b) te Nederlangbroek/Hardenbroek 12
morgen erfpacht van Oud Munster en 6 morgen te Sterken-
burg van Thonis van Ysendoorn c) te Werkhoven 1 hoeve
van Huybert van Vliet en Daniël van Darthuysen (= de
Leemkolk, B 2). Legt 1554, oud 50 jaar verklaring af
over het getimmer op de hofstede Weresteyn daar Evert
Verhaer dan woont. Legt 1564, oud 63/4 jaar verklaring
af over de timmering van het huis op de Semel daar
Cornelia Adriaen Daemsweduwe dan in woont (94,95). Is
1557 als 'Cornelis Corsten in Werckhoven' borg van Reyer
Vinck als deze de tiende van de Ossewaard pacht (96).
Van hem is mij thans één zoon bekend:
Jan Cornelisz, volgt IV
IV JAN CORNELISZ / JAN CORNELIS CORSGENSS; pacht 1575
na overlijden van zijn vader Cornelis Corss 12 morgen in
Vijfentwintighoeven bij Sterkenburg (= later Hardenbroek)
met nog 2 morgen in Overlangbroek, van Oud Munster (erf-
pacht, 97). In de rekeningen van Oud Munster (98) wordt
bij de post 14 morgen erfpacht in Langbroek sedert 1580
'Eerst Jan Corss' genoemd, hij is dus kennelijk jong
overleden. Hij is daarom wellicht dezelfde Jan Cornelisz
wiens weduwe in 1578 al hertrouwd is met Arien Ariensz
en 22 morgen huurt van de Dom in Nijendijk, genaamd
Caspargauw (afbeelding 3, zie hoofdstuk 5, A II B!).
Ook dit laatste land wordt in 1600 gebruikt door een
Eerst Jansz (zie onder). In 1601 is er sprake van een
rentebrief gevestigd op 2 morgen in Overlangbroek, gemeen
met 2 morgen heerlijk goed van de erfgenamen van Jan Cor-
nelis Corss (99). Als kinderen bekend twee zonen:
Eerst Jansz, volgt V A
Cornelis Jansz, volgt V B
-ocr page 54-
-53-
V A EERST JANSZ, ontvangt 1596 in erfpacht van Oud
Munster 'wt sonderlinge gratie' 12 morgen bij Sterken-
burg als voren, belendend boven Frederik van Draken-
borgs navolgers, beneden land genaamd die hoge Zytwende
van Sterkenburg. Voorts wordt hij geëigend in 2 morgen
te Overlangbroek 'uyt sonderlinge gratie ende omme
redenen ons daertoe moverende' - genoemd wordt de 'oude
brief' van 1578 (100).
Heeft in 1600 12 morgen erfpacht van Oud Munster in
Hardenbroek, halve hoeve eigen in Werkhoven en dander
helft van de dochter van Jfr. van Vliet. Een Erst Janss
gebruikt in Nijendijk 12 morgen van SCatrijnenheren en
22 morgen van de Dom (Caspargauw). Eerst Jans verklaart
1615 schuldig te zijn heer Philips Jolijns f.1000,-
verzekerd op 6 morgen onder de Osseweerd, daer de Leem-
kolck westwaarts naast ligt (101); borg is zijn broer
Cornelis Jansz. Zie verder hoofdstuk 4 B 2, 1618/1625.
V B CORNELIS JANSZ, genoemd als broer van Eerst Jansz
in 1615 (zie boven), misschien identiek met Cornelis
Jansz opde Semel welke voor 1611 gehuwd is met de weduwe
van Huych Adriaenss op de Semel, Ghysbertge Jansdr. de
Cruyff (102).
(Zie voor deze gegevens: schema III)
C. Stulting
In 1247 verkrijgen de ridders van de Duitse Orde het
eigendom van 1 hoeve land op 'Hindensprunc' (nog te vin-
den als Hennesprong vlak bij Overdam in Houten op de
topografische kaart) , gelegen tussen de hoeve van Al-
bert Hornemund en Stultinc (103). De naam Stulting
behoort derhalve tot één van de oudste in het Kromme-
rijngebied; leden van dit geslacht komen reeds aan het
begin van de 14e eeuw in Werkhoven voor (104). Van
hieruit hebben zij zich reeds in de tweede helft van
de 14e eeuw verspreid door de hele streek, dan hier
-ocr page 55-
54-
rJt-^
Ir-
col N
jii *J
^1 o.
Ol o
J<l 0
BIJÉ
u-l
(UI U
(N)
011 0>
>f>
-Jl >
G, ..
i~t
O '--.
u
4J
3
3 «-
3
3 --
x:
01 Oi
oj x:
GO
01 T3
^i) .
^
— >
■~
•Ü ÖO
^
c --^
0)
^ (U
<u
00 T?
f^ C
tNI
d
• CQI
v
Ji 1
X
« ^1
O <-<|
o
W> Ol
CO
u-i
t)
J3 J^l
tn
r^
00 SI
5=
m
c
C Vl
UJ
(B (UI
O
hJ kJI
w
ffl
01
<u
T.
V
T)
«
n
Uu
3
O
N
c
-'
l^
9)
J=
-^1
tf)
tJ
a>i
3
Otl
r-ii
U C C O) .
1 tfl o» TJ
o
u (U
J
Jit >
•O
n
—1 o
c
3 j:
o
k^ ^
u
«
Xl U
n
y
m
tC3
»
I V l-i
lx) -o
\ <
■Ol
V)
1
VI
m
Ml
^1
u-
in
Ol
o
«:i
u
ei
UJ
ffl
0)1
o
u
til
a:
1
O
-Il
■y.
vn
o.
UJ
<r
o
o
(/i
u
ot.
«
n
o
0
u
'-^
^
4^ 0>l «-t U
<■■ BI
^ UI
!U a U3 3:
>. "O
O ot
3
o
,-1
<u
u.
o
■ -^
Jl
U'
tr\
tj
^J
u
o
0)
o
(0
-1
C )
u
«
u
«1
13
o
tJ
u
01
o:
*-'
u
*J
«tt
M W m )-)
i^
00
o
S» O^
0)1 *- <t
»
N
OJi o; —
■i)
[/)
t-l| U
c:
VIX TDI
l/^
rt
>l U l-l
•-)
1 f9 a>i
tni o. 0)1
(fl
tnt SI
c
e
4j| •- a^iu-i
01
Cl n niso
c
UJ
tril C V)\-^
0>
0)1 « O)'^
•o
u
-Cl--^ 1 •
a>
______ i--^ 0)1 rt
-o
^1 0) T^l U
M
o
CIQ
V
B
•J-
Uil • C J3
>
n
•*
«1 tri (0 01
0
?
•"
<■<-)> 00
'I
C 4f
ld 1-1
V
HH             o; (U
-ocr page 56-
55
dan daar land pachtend of overdragend met karakteris-
tieke voornamen als Elyaes en Dirck, zonder dat er (al)
echt verband in te brengen is. Zo huurt Elyaes Stultincs-
sone met Spronc Stultincssone in 1353 1 hoeve in Gijs-
berts gerecht van Sterkenburg (105), transporteert
Elyaes Stultinck in 1378 een hofstede leengoed van de
heer van Gaasbeek met 7 morgen in Cothen en wordt bij
een belening in het Waal in 1390 ook al een Elyaes
Stultinck genoemd (resp.106 en 107). Booth in zijn on-
volprezen 'boekjes' meldt onder 'Moerendael' (108) dat
de stamvader van de gelijknamige Utrechtse patriciërs-
familie Jacob Wilghersz, in 1434 burger van de stad werd
en in 1436 als 'Jacob Wilgher Stevenss' zegelt met een
dwarsbalk, vergezeld van 3 ringen (2,1) en noemt Steven
Stultinck 'sijn oudevader die met die van Zij 11 weeck
uyt den lande anno 1380'. Ook de Stultings die in Werk-
hoven bleven en wel op de hoeven op Leemkolk C, anders:
het Wed, zegelden met dit wapen - een afbeelding van het
zegel van Eelghis Stultinck, 1508 schout van Werkhoven
(109) gaat hierbij. De oudst bekende stamvader van het
hier te bespreken geslacht was 1434/6 geland in Lang-
broek, het Goy en Werkhoven. In Werkhoven zelfs met ver-
scheidene percelen, waaronder 'hofgoed', dat wil zeggen
goederen welke oorspronkelijk tot een hof, een 'curtis'
moeten hebben behoord. Zo'n curtis was volgens Dekker
(110) centrum van een grote landbouw-exploitatie, die
kon uitgroeien tot een centrum van bewoning: dorp.
Bunnik, Odijk en Werkhoven moeten uit dergelijke com-
plexen zijn voortgekomen.
Bij de bespreking van de familie Stulting welke
eeuwenlang in het bezit van twee hoeven op de Leemkolk
is geweest, beperk ik mij voornamelijk tot hun relatie
met dit goed, omdat het anders werkelijk teveel van
het goede wordt. Ook wil ik mij beperken tot zes gene-
raties: tot aan het moment dat de Leemkolk via de
familie Stulting in handen van Reyer Adriaensz overgaat.
In de 17e eeuw zijn de Stultings overigens nog met tal
van gegoede boerengeslachten verbonden.
-ocr page 57-
-56
t X .
Afb. 6.: Zegel van Elyaes Stultinck, landgenoot in
Langbroek, 1438 juli 20. Rijks Archief Utrecht, DOM
1832.
I ELYS STULTINC DIRCSS 1398 reeds genoemd met zijn
broeders 'op Leemkolc'; verkrijgt 1415/1416 twee hoeven
leengoed aldaar, min vier morgen (zie hoofdstuk 4 C);
zegelt in 1438 een brief betreffende land in Langbroek
(111, zie afbeelding 6), geland in het Goy, Langbroek
en Werkhoven; 1444 een der 'seggers' tussen Ghijsbert
van Hardenbroeck en Eerst van Hardenbroeck zijn oom
(112). Van hem zijn vier kinderen bekend:
Dirck Elys Stultinckss, volgt II
Gheertruyt Eelghis Stultincsdr, gehuwd met Jacob
Rutgerss de Beer welke overleden is in 1471
Hillegont Elys Stultincsdr, gehuwd met Wouter van
Catwijck waaruit een dochter Alyt van Catwijck, in 1518
door Jan Stultinck 'moei' genoemd (zie hoofdstuk 4 C
en het schema hierna)
Johan Elyss Stultinck, overleden vóór 1471 en gehuwd
met Beerte, waaruit één zoon Elys Jansz welke eveneens
vóór 1471 is overleden.
-ocr page 58-
-57
Bisschop David beslist namelijk, als rechter der hof-
goederen, in het geschil tussen Elys Dirckx (= hieronder
III), Beerte Johan Elyssoonsweduwe en Gheertruut Jacob
Rutgerssoonsweduwe, dat het door Elys Johanssoen nage-
laten hofgoed op Hericwijck onder Werkhoven aan laatst-
genoemde verstorven is, aangezien zij het oudste bloed
is in de linie, waarvan het hofgoed gekomen is (betreft
2 hoeven min 5 morgen (113)).
II DIRCK ELYS STULTINCKSS, 1451 beleend met de twee
hoeven, uitgezonderd 4 morgen, overleden vóór 1470.
Verder niets over hem bekend dan één zoon:
Elys Derickx Stultinck, volgt III
Afb. 7.: Zegel van Eelghis Stultinck, schout van
Werkhoven, 1508. Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht,
BA II 168 nr.3.
-ocr page 59-
-58-
III ELYS DERICKX STULTINCK, 1470 beleend met de Leem-
kolk, vóór 1475 gehuwd met Eechte Deric Vossendr, die
als Eecht Eelgis Stultincks weduwe nog in 1522 wordt
genoemd (114). Hij sterft vóór 1518 en was 1508/9 schout
van Werkhoven (115, afbeelding 7). Gebruikt 1501/11 2
hoeven en 27 morgen (het laatste toebehorend de heer
van Utrecht, het is het bewuste hofgoed uit 1471!) te
Werkhoven; betaalt 1517 2 gulden huisgeld als 'Stultinck
dye Scout'. Van hem is één zoon bekend:
Jan Eelgisz Stultinck, volgt IV
IV JAN EELGHISZ STULTINCK, in 1518 beleend met de
Leemkolk na overlijden van zijn vader; betaalt 1525
belasting voor 2 huizen in Werkhoven (als Jan Eelghisz)
en is vóór 1533 overleden. Zijn weduwe Hendrickge komt
als Hendrickgen Jan Eelghisweduwe voor in het register
van Oudschildgeld over 1536 met 63 morgen te Werkhoven;
20 morgen is van de keizer en de rest is heerlijk goed
toekomende haar zoon. Waarschijnlijk is hij de Jan
Eelghisz te Werkhoven die als vader van Adriaen Jansz,
nedergeslagen, kwestie heeft met Cornelis Aertsz en
Henrick diens zoon die na afloop van een uit de hand
gelopen schaapscheerdersfeest te Doorn naar Scherpen-
zeel in 'Gelre' waren gevlucht, 1531 ((116); tenminste
één zoon bekend:
Eelghis Jansz Stultinck, volgt V
V EELGHIS JANSZ STULTINCK, 1533 beleend met de Leem-
kolk, overleden vóór 1583. 1574 schepen van Werkhoven
(117), Huwde driemaal: 1) Anna Ghijsbert Jansdr, vóór
1546; 2) Cornelia Aert Vereemsdr, vóór 1553 en 3) Elysa-
beth Petersdr die in 1584 zijn weduwe wordt genoemd (118).
Hij had in totaal 7 kinderen. Dit exacte gegeven danken
we aan het feit dat zijn zoon Aert Eelgisz Stulting z'n
dienstmeisje ontmaagde. In het hierop volgende proces
worden al Aert's broers en zusters genoemd alsmede andere
smakelijke gegevens (zie onder VI E):
Jan Eelghisz Stultingh, volgt VI A
Cornelis Eelghisz Stulting, volgt VI B
uit het tweede huwelijk:
-ocr page 60-
-59-
Adriaen Eelghisz Stultingh, volgt VI C
Anthonis Eelghisz Stultingh, volgt VI D
Aert Eelghisz Stultingh, volgt VI E en
Marichtgen en Anna Eelghisdrs Stultingh, beiden genoemd
in 1588
VI A JAN EELGHISZ STULTINGH, geboren ca. 1542 (119);
1583 beleend met 1 van de hoeven op Leemkolk die hij
1604 op neef Jan Cornelisz St. transporteert. Hij was
tweemaal gehuwd: 1) vóór 1588 Jannichgen Maes Gerritsdr,
waaruit 3 dochters: Anna X vóór 1606 Gerrit Aertsz te
Hagesteyn, Marichgen X vóór 1606 Jan Splintersz van
Rossum te Maurik en Elisabeth Jansdr St, 1606 vermeld (120)
Met zijn tweede vrouw Jannichgen Jansdr testeert hij als
wonend te Nederlangbroek in 1605 (121), dan worden als
zijn nakinderen genoemd: Adriaen, Eelgis, Thomas, Jantje
en Annaken.
VI B CORNELIS EELGHISZ STULTINGH, woont 1584 op de
Coppel (122) en dan gehuwd met Heynricgen Dirckxdr,
weduwe van Jan Eerstens van Schayck. Hij wordt 1586 be-
leend met 1 hoeve op de Leemkolk na opdracht door zijn
broer Aert - deze hoeve schenkt hij als huwelijksgoed
aan zijn dochter Anna bij haar huwelijk met Reyer
Adriaensz (van de Leemkolk). Zij testeren 1612 (123) en
zeggen dan 7 kinderen te hebben waarvan worden genoemd:
Anna 'genaamd Anna Gerritsdr', Jan de oudste zoon en
Gijsbert de jongste zoon. Deze Jan Cornelisz Stulting
w^s door zijn oom Jan Eelghisz dus in 1604 met de andere
hoeve beleend en draagt deze in 1632 op zijn zwager
Reyer Adriaensz over, zodat het goed dan weer in één
hand is.
VI C AÜRIAEN EELGHISZ STULTINGH, heet in 1588 bij
genoemd proces nog niet gehuwd te zijn; huurt in 1597
2 1/2 hoeve op Maarschalkerweerd van het kapittel van
Oud Munster (124).
VI D ANTHONIS EELGHISZ STULTINGH, evenmin in 1588
reeds gehuwd; trouwt 1) echter vóór 1602 met Cunera
-ocr page 61-
-60-
Frans Jansz Lachmondtsdr en 2) vóór 1608 Petertgen N.
Hij woonde buiten Tollesteeg en is 1610 al overleden
(125).
VI E AERT EELGHISZ STULTINGH, zegt 1588 21 jaar oud
te zijn - geboren ca. 1567. Wordt 1583 beleend met 1
hoeve op de Leemkolk welke hij 1586 weer overdraagt
aan zijn broer Cornelis. Defloreert 1586 Adriana Aert
Dirckxdr Vereem die als dienstmeid bij hem woonde. Zij
zegt zwanger te zijn van Aert, die f.100,- had aange-
boden te betalen en die niet 'facie ecclesie' (voor
het aangezicht van de kerk) met haar wil trouwen.
Adriana zegt dat zijn boedel wel f.8000,- waard is en
laat het er niet bij zitten. Aert verweert zich door
zijn leeftijd - 21 jaar - te vergelijken met die van
haar: zij is een 'bejaerde vrijster' van wel 32 jaar!
Het Hof veroordeelt hem tot een betaling van f.500,-
en hij hoeft niet met haar te trouwen... In 1608 wordt
hij vermeld als wonende te Cockengen... (de rechts-
zaak: 126, de vermelding Cockengen: 127)
(volgt schema IV)
6. De Leemkolk nu
De lezer zal bemerkt hebben dat in het onderzoek
hoofdzakelijk gegevens van vóór 1700 zijn verwerkt.
Alleen werden via de Repertoria van de leenregisters
vrij gemakkelijk ook de 'eigenaren' tot circa 1800
hieraan toegevoegd. Wat de gebruikers betreft is er
dus een periode van bijna 300 jaar duister gebleven
(ca. 1700 - heden). Misschien kunnen en willen anderen
zich met deze periode gaan bezighouden. Veel pacht-
kontrakten uit de 18e eeuw zullen in het uitgebreide
Notarieel Archief van de stad Utrecht te vinden zijn,
terwijl voor wat betreft de 19e eeuw het kadaster als-
mede andere bronnen de onderzoeker ten dienste staan.
Bij deze laatste hoort zeker ook als zeer belangrijk
genoemd te worden: de mondelinge overlevering - daar
-ocr page 62-
61
0> OJ
-H
u
00 >
0) Ë
4-)
C 0)
OJ
e OJ
c
0) 0
c
a>
o
j<: j=
u
H Ui
o
u
o
UJ OJ
3
o ^
u
n]   v£i     C   cX) OJ
c    00   ■>-<    in o
n)   m           — Ut
■-^      00           Xi
M      o   a
<u
m
c
(Q
zn
U
§
<u
i-i _
-■"J
u
^
UI
OJ
>-
>
^
i-J
o
"—
u:
1/1 Ui Ui C
0)
OJ
(j-i
OJ
Ut
.—1
c
00
o
^
3
4-t
4->
0
o U T3 Ui >
utco c c
3 u _l (Ni C/l
UI iJ
_| 00
I or a
I 4)1 —
UI o > vi
D Jd___Cl > ■
OU tOl
3 ■-) >l 4J
-•- x:
4J
3
tJI Ui
3
t-i
>^ 4*
y)
3
nj
—1| u
o::
U
<l V.
rt
o. OJ
o 3
TJi
(UI
0) :ïi
C
OJ t
OJ
3 uil
^
Ui
m
-^
0)
vD
^
>^
o
OJ
Jï!
ad
U-1
B
OJ
■—
^
'iS
os
o
UI W
;i4-i
jidt )-•
--I a<
Ol u
u.
JKÜ en
u
El
2;
a»i--(
I-H
OJI-w
H
^ix
^
P
4_, ...
H
0» Z
tn
Ë
c
M
TJ D
o           — U Q.
1 C
u<
-T3
c
^1 0*
tJ
0)
OJ
—•1 >
[ƒ)
3
ot o
u
e
0)
jiiix:
X)
0)
X)
eij^
k-<
tfl
0)
u<
c
Dl U
1^
C
u
T)
■H
0)1 0>
«
0>
W)
^
^13
-)
>
kj
C
OJ
r^
w C
0)
ut
4J
1-)
0> fl
T3
u>
u-
OJ
4-1
e >
0)
0)
0)
CU
Si
<i:
OJ
-o c
Ui
(/]
x:
0)
c o>
0)
>>
nJ
4-t
x
D o.
>
J=
■H
OJ
0> 0)
O
u
J3
.~^ x:
0)
(fl
OJ U
(TJ
c
Cfl
<f
^ en
CTJ
c
l-l
>.co
^
o
in
ro ■■a-
en
o
UJ
<n r^
CX)
in m
in
'-v
^-^
.«-««
C
c
^1^
*->
o
— 1 CJ
W~,
>
u:
Ot (rt
a>
u
^t
u.
0
T.
SI •-
t~i
u
s:
0)1 V)
z
H
OJI o
11
t~(
^
Ul>
u
H
1-1
J
iJ o
H
*-t u
C/5
X3
01 r^
Vl
1» -o
H
E <f
e X
UI
Ul'^
X
u
c
T) 1 -
_U
-a i-
(U _
_tvl
C M\ U
o:
C "^
>
c/l
OJ ^1 O
M
OJ o
o
0) Ol 0
a
(U
s=.
X
-- j«:i >
.—' iJ
^
O
o; St
w
tu x:
u
K-J
^ (UI ^
J3 o
<u
U
0)14-1
ffi
a>
s
bj
^ ^iU
o
o w
iTi 4(
^
r^ .
c:
§
•^ <U *J
<r u
(0
— •OW
U
*— 4J
>
T
a>
CU
o
u.
d
Ui
Oi
<b
(13
XI
-o
>
e
00
c
OJ
<u
c
o
OJ
nj
^
J=
3
hJ
4J
oo
-:!■     o    4J     OJ
in     3     m     OJ
1—                OJ    I—I
.       *   4-1     a>
rt   T3   ^'   XI
o   3
.     D   in   co
X3   x:   o   00
OJ      OJ    ^    in
Ofl   00 —   »-
00 X 1-
— . o
»n u o
n
-ocr page 63-
-62
Afb. 8.: Foto uit ca.1927 van de boerderij Molenspoor
5 (= B 1); in de deuropening de toen drie-jarige
Jac.W.Merkens. Foto welwillend ter beschikking gesteld
door Mevr.M.E.Lekkerkerker-Merkens. De foto werd
vervaardigd door de Gemeentelijke Archiefdienst
Utrecht, 28-7-1982.
ligt een groot terrein van onderzoek braak! Toen dit
artikel gereed was werd één poging ondernomen om thans
en ter plekke een der oude Leemkolk-boerderijen op te
sporen. Dit geschiedde met hulp en door bemiddeling van
de heer C.van Schaik te Utrecht, afkomstig uit Odijk.
Deze poging was succesvol in dié zin, dat één foto
voorhanden bleek van een boerderij de Leemkolk B 1,
daterend uit ongeveer 1927 (afbeelding 8) bij de
familie Lekkerkerker-Merkens, Molenspoor 5. Mevrouw
M.E.Lekkerkerker-Merkens was zo vriendelijk ons de
plaats te tonen waar de oude - in 1955/9 - afgebroken
boerderij heeft gestaan en zij gaf mij toestemming
deze enige foto van de oude Leemkolk te publiceren,
waarvoor ik haar zeer erkentelijk ben. Duidelijk is op
-ocr page 64-
-63-
de foto te zien hoe de boerderij vlak bij de Kromme
Rijn stond, in het gerecht Cothen dus (de grens liep
langs het Molenspoor). Gezien de kaart die wij ter
beschikking hadden moest dit wel Leemkolk B 1 zijn,
in 1808 in bezit gekomen van Gijsbert Carel Duco baron
van Hardenbroek. Mevrouw Lekkerkerker deelde ons mee
dat haar grootvader Jacob Merkens (geboren 1848 Buur-
malsen, overleden 1911 Cothen) de hofstede de Leemkolk
van zijn vader Willem Merkens ontving, bij zijn huwelijk
met Wijnanda van Woudenbergh in 1876. Willem Merkens had
hem kort daarvoor gekocht van... Baron van Hardenbroek.
Het hele complex, dat in de loop der jaren door vererving
is versnipperd, moet toen groot geweest zijn zo'n 40 a
42 bunder en er hoorde bij, de op onze kaart gearceerde
strook (afbeelding 3) ten oosten van het Molenspoor.
Deze strook komt in de belastingkohieren van Cothen
sinds 1434/6 voor (128) als eigendom van de familie van
Hardenbroek; het was thinsgoed van de Dom en wordt bij
mijn weten nooit beschreven als 'op Leemkolk'. Uiteinde-
lijk blijkt dit dus de achtste hoeve (in de omslagen
telkens 15 morgen) op de Leemkolk die samen met de twee
hoeven en 6 morgen (B 1) door Baron van Hardenbroek werd
verkocht aan Willem Merkens.
Graag maak ik van de gelegenheid gebruik er op te
wijzen hoe belangrijk het is oude foto's en papieren
met betrekking tot families, huizen of landerijen te
bewaren of op te sporen voor zij dreigen weggegooid
te worden. Ik zou mij kunnen voorstellen dat in dit
'jubileumjaar' van onze Historische Kring een werkgroep
wordt opgericht, die al wat er nog zwerft op zolders en
in oude dozen, inventariseert. Waar mogelijk wil ik
gaarne behulpzaam zijn de geschiedenis van percelen
en/of boerderijen vóór 1700 te reconstrueren!
Tot besluit dank ik al degenen van de Gemeentelijke
Archiefdienst Utrecht en vooral ook van het Rijks
Archief aldaar, die mij bij schaarse bezoeken vanuit
het hoge noorden altijd buitengewoon terwille zijn. Ik
noem in het bijzonder de heer Rijksarchivaris Prof.dr.
-ocr page 65-
-64-
C.Dekker en - waar het de topografische aspecten van
de Leemkolk betreft - de heer H.de Lanoy Meijer, als-
mede de fotografische diensten van genoemde archief-
instellingen.
Groningen, juli 1982
M.S.F.Kemp
Noten
Veel gebruikte afkortingen in de tekst:
ras. misschien fol. folio
ws. waarschijnlijk pag- pagina
tr. trouwt
                        jfr. juffrouw
ca. circa                          jhr. jonkheer
Gebruikte afkortingen bij bronvermeldingen:
SvU Archief van de Staten van Utrecht
HSS Inventaris Handschriften
BA Bisschoppelijk Archief
RA Rechterlijk Archief
DOM Inventaris van het Kapittel van de Dom
SMarie idem van Sint Marie
SJan idem van Sint Jan
SPieter idem van Sint Pieter
OM idem van Oud Munster
KKK idem van de kleine kapittelen en kloosters
OALeBo Oud Archief Lekdijk Bovendams
Al deze archieven berusten in het Rijks Archief
te Utrecht
GAU Gemeente Archief te Utrecht
Not. Notarieel Archief aldaar (volgens de inventaris-
nummers vóór de invoering van het nieuwe numme-
ringssysteem)
BA Inventaris van de Stads Bewaarde Archieven Ie en
Ile afdeling aldaar
NL De Nederlandsche Leeuw, maandblad van het Konink-
lijk Nederlands Genootschap voor geslacht- en
wapenkunde
-ocr page 66-
-65 -
CBG Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag
OBU Oorkonden Boek Utrecht
1. C.Dekker 'De dam bij Wijk' in Scrinium et Scriptura,
Opstellen betreffende de Nederlandse geschiedenis aan-
geboden aan Prof.dr.J.L.van der Gouw, Groningen 1980;
pag.248-266 (Ook verschenen/afgedrukt in Tussen Rijn
en Lek, november 1981.) Zie ook Dr.C.Dekker 'Het begon
met Vechten', Odijk 1976, pag.10/11.
2.  'Het Kromme-Rijn landschap'. Natuur en Milieu 4,
KRP Rapport 30, 1974, bijlage 2: Bodemkaart.
3. SvU 59 en 54.
4. HSS 332 deel 3 fol.74.
5. BA 15.
6. Dr.C.Dekker 'Ter Hul en het geslacht van Zijl' in
Jaarboek Oud Utrecht 1976, pag. 97-135.
7. J.Ph.de Monté Ver Loren 'Rechterlijke Organisatie
in het gebied van den Krommen Rijn', Utrecht 1948.
Speciaal hoofdstuk IV 'De miniatuur-ambachtsheerlijk-
heden', pag.120 en volgende.
8. BA 271 fol xlv.
9. Zie 'Kastelenboek provincie Utrecht' (Utrecht 1966'^)
onder "Loenersloot", pag.147,148.
10. RA 2065.
11. BA 198 (los vel).
12. Misschien heeft jfr.Francisca van Baecx Henrick
Valkenaers weduwe haar twee hoeven op de Leemkolk
ooit zelf bebouwd: in 1536 wordt zij als eigenaresse
én gebruikster vermeld. Zij requestreert om verlaging
in de aanslag van het Oudschildgeld 1534 28/8 (SvU 130)
als wonende te Werkhoven, met kinderen en gebruikende
'twee hoeven mit een huys en mit een rontom begraven
hofstede', leengoed van de keizer.
13. RA 1869 tot en met 1872.
14. Van gegevens uit de volgende 'Manualen' is gebruik
gemaakt:
SvU 48 ca.1434/1436 (bij Werkhoven zijn enkele
bladen verdwenen, juist die waar de Leem-
kolk had moeten voorkomen) vermeldt eige-
naren en gebruikers
-ocr page 67-
-66-
SvU
49
SvU
51/5
SvU
143
SvU
971
SvU
972
1470 eigenaren en gebruikers
1501 en 1511, alleen gebruikers
1536 eigenaren en gebruikers
1600 idem
1685 idem (in dit jaar achter elkaar de
posten van 1536, 1600 en 1685 vermeld!)
Deze heffing op eigendom en/of gebruik van land
heette in de 15e eeuw 'Morgengeld' en in de 16e eeuw
'Oudschildgeld'. Het vergelijkend onderzoek van deze
registers levert, naast bestudering van andere bron-
nen, enorm veel op.
15. Huisarchief Sterkenburg No.4 (leenregister).
16. HSS 332 deel 2 fol.225/225verso (1495 S.Lamberts-
avont). Afschrift van een akte waarbij Henrick van
Baexen en Margarete Vygen, echtelieden, oorkonden
eertijds te hebben opgedragen aan Willem van Oestrura
de vrije leenweer van 'eender hoeve gemeender voer
eenre hoeve die Margriete voorss. van syne genadigen
heer van Utrecht te leen houdende is' welke hoeve leen
is van de hofstad Sterkenburg. Henrick kreeg de hoeve
terug in erfpacht van Willem, maar deze heeft hem nu
opgedragen aan de leenheer Ernst van Ysendoorn, de
'leenweer' zowel als de 'pachtinge'. Henrick van Baexen
belast het goed met 200 gulden 'daer aff wij jaerl.
te pacht geven sullen 16 guldens te betalen op S.Lamberts-
dach' - welke 200 gulden Henrick inmiddels van Ernst
heeft ontvangen.
17. RA 1280 fol.114 (1808 30/5, transportregister Cothen).
18. HSS 332 deel 2 fol.190 "Item so plach Sweder van Hou-
daen te houden van der hoffstede van Loenresloet gelijck
dat bewijselick is bij brieven her Willems van Ysendoren
ende Vrouwe Elsabe van Loensresloot een hoeve lants
bij Wercunden op de Leemcolck ende dese Sweder is ge-
storven ende quam op Dirc van Houdaen, ende Dirck is
oeck gestorven ende quam op Ernst van Draeckenborch
daer Dirck den oudevader aff was ende hij heeft dit
leen versocht aen Boudewijn van Swieten op Loenresloot
ao 1450'. HSS 357 fol 48 (1429 10/5) Sweder van Houdaen
draagt 1 hoeve te Werkhoven op de Leemkolk over op
Dirck van Houdaen. Blijkens het artikel 'Ernst Taets
-ocr page 68-
-67-
en zijn gezin' van de hand van Mr.D.Dunlop, (NL XCVII-
1980-kolom 154) was Sweder de oom van Dirck, broer van
zijn moeder en sproot hij zelf uit het geslacht van
Loenersloot.
19. Zie voetnoot 18.
20. HSS 343 deel 2 fol.111 (1443 Dinsdag na s.Jacobs-
dag) Vrederic van Draeckenborch en jfr.Cornelia Dirck
van Houdaensdr. zijn vrouw komen met Henrick van Houdaen
haar broer overeen, dat de laatste zijn lijftocht aan
1 hoeve te Werkhoven geheten die Leemkolk zal kwijt-
schelden t.b.v. zijn zuster, na de dood van hun vader
Dirck van Houdaen.
21. Archief Zoudenbalch 68 fol.clx verso (1473 2/12)
en HSS 332 deel 2 fol.212 verso.
22. Zie voetnoot 21.
23. Idem.
24. CBG Collectie 'Opstraten van der Molen' deel 3
fol.903 (vriendelijke mededeling van Dr.J.Kort, Den Haag)
en HSS 332 deel 2 fol.212 verso.
25. Familie Archief Des Tombe nr.247 (1504 10/7), Voor de
leenheer van het huis Loenersloot compareert Gerlof van
Vorsselaer die opdraagt een halve hoeve in het kerspel
van Werkhoven geheten de Leemkolk ten behoeve van zijn
dochter Jfr.Ermgaert van Vorsselaer huisvrouw van Jan van
Vliet waarmee deze beleend wordt 'tot een onversterfelic
erfleen ten Stichtsen rechte te verheergewaden met
twee outscilt' - hetzelfde geschiedt met de andere
halve hoeve welke komt op Jfr.Agniet van Vorsselaer,
huisvrouw van Johan van Derthesen onder de bepaling
dat als Danile van Derthesen een geestelijk man wordt,
deze halve hoeve zal komen op Geerlof van Derthesen,
haar andere zoon.
26. HSS Collectie Booth 'Boekjes van Booth' 747 sub
voce Meaulx van Vorsselaer. Jfr.Agnes Geerlofsdr MvV
tr.Jan van Derthesen. Jfr.Ermgardis Geerlofsdr MvV
tr.Jan van Vliet, ex quo Huybert van Vliet.
27. Archief familie Van Westrenen (serie Inventaris-
sen RAUtrecht nr.5) nr.75.
28. Zie voetnoot 27.
29. GAUNot.202 deel 1 fol.3 (1625 24/9).
-ocr page 69-
-68-
30. als 27.
31. Idem.
32. Idem.
33. Idem.
34. Idem.
35. Idem.
36. Idem.
37. Archief Huis Loenersloot nr.47 (Repertorium
Leenregister).
38. Idem.
39. RA 196l.
40. Zie noot 14.
41. Idem.
42. De volgende lijsten van de tijnzen van de Domproost
zijn voorhanden (behoudens een 14e-eeuwse):
DOM 2413 1499
DOM 695 deel 2 1505
DOM 2413 1552
DOM 696 deel 12 1594
43. GAU nr.703 (transporten en plechten/'schepenminuten')
44. GAUNot.189 a deel 8 (1610 9/5).
45. HSS 1328.
46. Zie voetnoot 42.
47. HSS 1328 (1594 14/9).
48. RA 188 deel 8 (1579 28/4) en deel 10 (okt.1582).
Civiele sententies Hof van Utrecht.
49. GAU BA Ie afdeling 171 (Calanders, 1594).
50. DOM 1765.
51. DOM 1437 pak 1.
52. DOM 1413 deel 5 fol 115 verso/169 verso (1578 12/7).
53. Reyer Aertss Vinck was Deliana Aernt Vereemsweduwe
als pachter van de Ossewaard omstreeks 1535 opgevolgd;
hij wordt 1536 al als gebruiker genoemd. Volgens RA 188
deel 7 (1577 25/5) stierf Reyer in 1570, nalatend 1 zoon
Loeff en twee dochters als voorkinderen, alsmede vier
nakinderen bij Marrichgen (waarvan Aertge er dus één
is) .
54. Zie voetnoot 44.
55. Volgens DOM 1815 (1596 6/8) ontvangt Adriaen Eelgiss
99 morgen 396 roeden Oost DOM met landen die Willem Jansz
-ocr page 70-
-69-
gebruikt. Noord deels de Crommerijn met lande dat Willem
ook gebruikt. West Crommerijn, Zuid Crommerijn met Dwars-
dijk met een geer land van de DOM die eertijds Adriaen
Adriaensz gebruikte en nu de Domdeken.
56. DOM 1815.
57. RA 233 deel 3 (1622 2/11).
58. Zie voetnoot 51.
59. RA 99 deel 4 nr.142 (Criminele sententies van het Hof
van Utrecht).
60. Zie voetnoot 42.
61. Zie voetnoot 14.
62. SMarie 1442 (1603 4/6).
63. HSS 1328 (1613 13/2).
64. RA 580 deel 8 fol 204 (1618 12/7).
65. DOM 1815. Willem Adriaenss wonende op de Osseweert
is volgens verklaring 18/5 1633 42 jaar oud. Dit inven-
tarisnummer bevat het dossier betreffende het proces
tussen Willem Adriaenss en het Domkapittel betreffende
eigendom van het huis op de Ossewaard.
66. RA 1301 deel 1 fol 91 .
67. Zie voetnoot 65.
68. Vergelijk het artikel van de heer A.Pastoors in
Tussen Rijn en Lek 9e jaargang nr.4, pag.10 e.v. De
heer Pastoors noemt hier vlak na elkaar Reyer Adriaensz
als bewoner van de boerderij Het Wed EN de Stultings die
de dicht bij het Wed gelegen boerde-
rij de Leemkolk bewoonden. Ik hoop met dit artikel te
hebben aangetoond dat deze boerderijen dus identiek zijn:
het Wed IS de boerderij op de Leemkolk welke eeuwenlang
door de Stultings is bewoond.
69. GAUNot. Notaris Nic.van Thiell (mededeling heer
Pastoors).
70. DOM 2374 (1667 17/6).
71. DOM 1413 nr.17 (1666 31/8); een 'staet van goederen'
die hij als bruidegom aanbrengt is te vinden GAUNot.
U 015C00, 1668 11/7.
72. GAUNot. 188 deel 20 fol 73 verso en volgende (1612
9/1).
73. 1650 juni 8; volgens charter enige jaren geleden in
bezit van de heer Vernooij te Werkhoven (door mij toen
-ocr page 71-
-70-
bezocht met C.van Schaik uit Odijk).
74. Zie voetnoot 68.
75. Zie voetnoot 14.
76. Alleen vermeld 1629 (voetnoot 68).
77. HSS 1328 (1626 7/11).
78. DOM 2368 deel 6 (1628 31/7).
79. DOM 2368 deel 7 (1659 13/6).
80. HSS 1328 (1639 9/11).
81. GAUNot. 202 deel 9 (sept.1657).
82. HSS 1328 (1670 18/11).
83. SJan 169 deel 5 fol xxxvi.
84. SJan 672 (1475 21/12).
85. Heimerick Tromp 'Kastelen langs de wetering' deel
II,
   pag.51.
86. GAU BA Ile afdeling 2265 B 2 fol 264 (1602 7/6).
87. DOM 2368 deel 3 fol 174 (1516 20/8).
88. Zie voetnoot 14.
89. BA 202 fol 233 (1493 12/12) en fol 383 verso.
90. DOM 2464 deel 84 en 87.
91. Zie voetnoot 42.
92. DOM 853 deel 3 en 4.
93. RA 196l (1544 5/12).
94. DOM 1 deel 16 (1554 28/6).
95. DOM I437I (1564 9/2).
96. DOM 853 deel 4.
97. OM 1254 (1575 14/10).
98. OM 489 deel 8.
99. RA 228 deel 1 (1601 15/6).
100. OM 962 deel 2 fol 416 (1596 29/10).
101. Archief Familie van Westrenen nr. (zie voetnoot 27)
14/12 1615, afschrift uit het gerechtsregister van
Werkhoven d.d. 1650 28/2.
102. RA 580 deel 7 fol 24 (1611 27/3).
103. OBU II nr.1107 (1247 13/2). Oorspronkelijk, in het
Archief van het Duitsche huis te Utrecht.
104. bv. KKK 530 fol. cviii: 1311, Willam van der Werve
pacht 'onse' (= Oostbroek) hofstede te Werkhoven 'tus-
schen Ghijsbrecht Stultingslande enerzijds ende lande
Hermans zijns neven anderzijds'. Een Lisebeth Scultinx
betaalt van hofgoederen te Werkhoven in 1328/9 7 pont
-ocr page 72-
-71-
4 scellingen (Registers en rekeningen van het Bisdom
Utrecht, Werken v.d. Hist.Genootschap te Utrecht nr.53
fol 450/1).
105. DOM 1887 (1353 13/4 'een hoeve gelegen tusschen
Meynoutshaghe en Starckenborch als Philips veren Oeden-
sone van miin in pacht had').
106. BA 109X fol.7 verso en 17,17verso.
107. SPieter 1097 fol 15.
108. HSS.
109. GAU BA Ile afdeling 1683 (1508 Za na Elis.dag).
110. Dr.C.Dekker 'Het begon met Vechten', pag.11/12.
111. DOM 1832 (20/7 1438).
112. HSS 332 deel 2 fol.149 verso (1444 Alre Heiligen
Avont). Deze 'seggers' zijn achtereenvolgens: her Johan
van Rynesse en van Rynouwen, ridder, Gysbert van Vyanen
van Rysenborch, Henric van Ryn, Gijsbert van Raephorst,
Claes die Edel en Elyas Stultinc. De dan omstreeks
70-jarige Elyas Stultinck verkeerde dus in hoge kringen
- ontleende hij deze status aan zijn niet geringe (land-)
bezit of zou zijn afkomst er nog mee te maken kunnen
hebben?
113. BA 4 fol 134, 260 verso.
114. GAU 703 (zie voetnoot 43).
115. bv. 1509 september 4, SMarie 2154.
116. RA 188 deel 1 (mert.dec. 1531).
117. GALeBo nr.57 (1574 27/1).
118. RA 188 deel 11 (1584 29/9).
119. RA 252 pak 4; Jan Eelghisz Stulting is 1598 56 jaar
oud.
120. RA 233 deel 2 (1606 1/2).
121. GAUNot. 189 a deel 10 (1605 10/9).
122. RA 233 deel 1 (1584 16/1).
123. GAUNot. 188 deel 20 fol 73 verso (= voetnoot 72).
124. OM 946 deel 4 fol 156 (1597 9/9).
125. GAU 3492 (gerecht Tolsteeg).
126. RA 188 deel 12 (1588 1/7).
127. RA 233 deel 2 (1608 3/9).
128. De kohieren van het Morgengeld en van het Oud-
schildgeld, alsmede de thinslijsten van het Dom-
kapittel geven het volgende beeld:
-ocr page 73-
-72-
Cothen:
1A34/6 Gijsbert van Hardenbroek 15 morgen
1570 Gijsbert van Hardenbroek 15 morgen
1499 Gijsbert van Hardenbroek, land aan de Rijn,
naast Jan van H.
1501 Jan van Hardenborch (sic) betaalt Gijsbert
zijn zoon, 15 morgen
1505 Jan van Hardenbroek, land aan de Rijn
1511 Jan van Hardenbroek, 15 morgen
1536 Joost van Hardenbroek 15 morgen, gebruikt
Cornelis Corss ( op B 2)
1552 Cornelis Corstenss betaalt thins van Joost
van Hardenbroeckx lant 15 morgen
1594 Weduwe van Gijsbert van Hardenbroek 15 morgen
aan de Rijn
1600 Jhr.Joachim van Hardenbroeck 15 morgen, gebruikt
zelf
1644 (DOM 2368 deel 4 fol 26) Peter van Hardenbroeck,
heer van Hardenbroeck, vraagt de thinsweer van
15 morgen belendend 'Enerzijds de Heer wech
lopende voorbij den huyse van Hardenbroeck,
Anderzijds de Grommen Rijn
' en transporteert het
gelijk op Mr.Dirck van Lommetzum advocaat te
Utrecht.
1685 'nu N.Schouten tot Weesp'
De leen- en thinsregisters van de DOM (inv.2368) zullen
ongetwijfeld dit beeld kunnen completeren.