|
||||||||||
|
------------
|
|||||||||
|
||||||||||
|
BESCHRYVING
DER STAD
UTRECHT,
Behelzende derzeher Opkom/l, en voornaam-
Jle Lotgevallen,
Mitsgaders de opvolging der Bijffcboppeu
tot het einde der twaalfde eeuwe.
Benevens eene verhandeling over de vyf Colle»
giale Kerken, voornamelyk, die van
S. Marten en S. Salvator,
Uitgegeven door
MR. VALENTYN JAN BLONDEEL.
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
Met Platen.
|
|||||||||
|
||||||||||
|
![]() |
|
||||||||
|
||||||||||
|
Te U T R ECHT,
By HERMANNUS BESSELING*
Boekverkoper.
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
|||||||||
|
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
VOORREDE
DES
UITGEVERS.
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
JE noodzaaklykheid der His-
jg' D g torikennis is zo menigmaa- �Q�DCSP len aangetoont, en zo alge- meen aangenomen, dat ik het on- nodig achte dezelve thans den L�ze- ren aan te pryzen; wanneer men hier byvoegt het genoegen, 't geen men befpeurt in het ontdekken van zaken, welke voor onze tyden ge- beurt zyn, zal men te recht van die boeken, welke ons de voorige ge- ichiedeniiTen onder het oog bren- gen , mogen zeggen, dat zy het nutte met het vermaaklyke paaren; en gelyk die beide hoedanigheden zo ten opzichte van het werk zelf |
|
|||||||
|
* naar
|
||||||||
|
|||||||||
|
||||
|
l! VOORREDE
naar mate het wetenswaardige zaken
behelft, als ten opzichte der l�ze- ren naar mate der by zondere betrek- kinge -tot het Land, welks gebeurte- nif�en verhaalt worden, vermeerde- ren, volgt 'er uit, dat het aller- noodzaaklykft niet alleen, maar oqk alleraangenaamst is, de gebeurtenis- i�n van dat Land te leeren kennen, in het welk wy niet alleen woonen, maar zelfs van Ouders tot Voorou- ders afkomftig zyn.
Hiervan fchynen onze Landge-
noten ook zo wel overtuigt te zyn, dat rnen enkel behoeft na te gaan de gretigheid, waarmede niet al- ken voorname werken, de Oud- heden en GebeurteniiTen onzes Lands aangaande, maar ook zelfs geringe boekjens uit onzekere verhaalen er� dagelykfche nieuwspapieren opge- ftelt, gekocht worden, welke men,
't zy
|
|
||
|
||||
|
||||
|
VOORREDE. ui
*t zy oni het weinig belang, 't geen
'er in te vinden is, 't zy om de on- zekerheid, zo niet onwaarheid der zaken, die 'er in vermeldt zyn, by nader onderzoek naauwlyks waardig vindt gelezen te worden, en de zo- danige maken wel het grootfte getal uit, want wie weet niet, aan hoe weinigen het gegeven is de alleroud- fte gebeurteninen en gewoonten van een land na te fpeuren, en wel voor- naamlyk van ons Nederland, van welks eerfte tyden zo weinige voet- ftappen overig zyn , dat zelfs de grootfte mannen, als Juftus Lipfius, Pontus Heuterus, Scriverius en an- deren , zich over de duifterheid, ver- wardheid en onzekerheid van 's Lands oudheden hebben moeten be- klagen, en waarvan de Heer Mr. Gerrit van Loon 'm zyn geleerd Voorbericht op de Aloude Holland- * 2 fche |
|
||
|
||||
|
||||
|
iv VOORREDE.
fthe Hiftori ons de redenen hiftori-
icher wyze voorgeftelt oplevert, al- waar meA ook, als mede m de voor- reede van de Vaderlandfche Hiftori onlangs uitgekomen, zien kan, wat moeite en arbeid zodanig een, die de Oudheden van ons Land wil doorgronden, hefteden moet om de- zelve in een helder daglicht te ftel- len, en hoe hy, na zich eerft ge- red te hebben uit eene duifterheid door het gebrek van Schry veren, na- derhand zich overftelpt vindt met zo veele levens der Heiligen, derzel- ver werken, en verhandelingen van Kerkvergaderingen , die te zamen wel honderd der grootfte boekdeelen uitmaken, behalven alle de verza- melingen; van oude ftukken, van de zevende tot de veertiende eeu toe, door geleerde mannen in Duitfch- land, Vrankryk en Nederland in 't
licht
|
|
||
|
||||
|
||||
|
VOORREDE. v
licht gegeven, die by den anderen
ook wel een dergelyk getal van het grootfte foort zullen uitleveren, om niet eens van kleiner werken tefpre- ken, noch van de moeite, die men heeft om te onderzoeken, of niet hier of daar iets fchuile, 't geen het licht nog niet gezien heeft: boven dit alles enbehalven de moeite, die men zich moet getrooften om zo veele groote werken, en talloze door den ouderdom byna vergaane ge- fchriften door te zoeken, waartoe het geduld van zeer weinigen zich uitftrekt , zyn het die alle nog niet, welke dezen arbeid, hoe las- tig ook, niet zouden ontzien, die daarom in ftaat zyn eene gefchiede-? nis of befchryving, welke den toets van alle foort van Lezeren uitftaan kan, te leveren. Neen, want in- dien de luft om te willen naarvor- * 3 fchen |
|
||
|
||||
|
||||
|
vi V O O R R E D E.
fchen, en de gelegenheid om zulks
te kunnen doen, niet gepaart is met een gezond oordeel, zal niemand, hoe ook belezen, recht in ftaat zyn om het waare van het valfche te onderfcheiden, 't geen echter nood- zaaklyk in een' Hiftorifchryver verei- fcht wordt j doch waaromtrent ik my niet langer op zal houden, zo min als met het befchryven der ove- rige hoedanigheden van , en de merktekenen, waar aan men een Hiftorifchryver beproeven moet: ik oordeel den geenen, die zich een juift denkbeeld van een echt Hiftorifchryver vormen wil, geen be- ter dienft te kunnen doen, dan hem te wyzen naar de voorrede van den WelEd. Geftr. Heer Mr. C. W. Vonck Richter en oud Burgermeefter der Stad Nymegen,. voor de Befcbryving der Stad Doesburg van den Heer A-
dam
|
|
||
|
||||
|
||||
|
VOORREDE. vu
dam Huygen, die ons daar en bo-
ven herinnert, op hoe geringe belo-? ning een Hiftorifchryver gewoone- lyk hopen mag, in tegenftelling vaii zyn gedanen arbeid en het gevaar, dat hy loopt van een martelaar der waarheid te zullen worden , zo hy in zaken, waar over gefchil is, zich niet weet te fchikken naar den zin van fommigen.
Onaangezien dit alles hebben ech-
ter verfcheide voorname mannen, zo in de voorgaande als tegenwoordige eeu, zich de moeite gegeven om of de oude Hiftori van ons Land in 't algemeen, of het een of ander by-^ zonder ftuk daarvan op teheldcrenj en men heeft verfcheidene befchry- vingen niet alleen der voornaamfte fteden van ons Nederland, maar ook van veele geringe plaatfen in het zelve, in het licht zien komen, nochtans is ^er * 4 nie-
k
|
|
||
|
||||
|
||||
|
vin VOORREDE,
niemand geweeft, die zich, zo veel
in 't algemeen bekend is, toegel�gt heeft om ons eene volkomene be- fchryving van Utrecht zedert ^es- zelfs oorfprong tot op deze tyden toe te geven, ik laat ft aan eene aan- eengefchakelde gefchiedenis van het gantfche Sticht mede te deelen , daar echter niemand ontkennen zal, dat onze ftad met recht onder de oudfte en voorfiaamfte fteden van het Ver- eenigd Nederland verdient geftelt te worden, daar dezelve van zo veele eeuwen met geeftlyke en wereldlyke rfiacht heeft mogen pronken, daar zo veele aanzienlyke geflachten zieh altoos hebben onthouden, en zo veele geleerde mannen het licht in hebben gezien, of der waar t heen ge- vloeid zyn: over dit gebrek hebben alle liefhebbers der gefchiedeniiren en oudheden van oris land geftadig |
|
||
|
||||
|
||||
|
VOORREDE. ix
geklaagt, in 't byzonder heeft de
Heer Mr. J. de Riemer m de ISoor- rede voor zyne Befchryvmg van 's Gravenhage de nalatigheid der Stichtenaren .zynen lezeren te bin- nen gebracht, en de Heer L. Smits in zyne Schatkamer der Nederland- fche Oudheden heeft het algemeen verlangen om Utrecht befchreven te zien niet onaardig in eenige verzen te kennen gegeven, 't Is wel waar, Joannes de Beka en Wilhelmus He- da hebben ons eene Hiftori der Bis- fchoppen van Utrecht nagelaten, en 'er zyn verfcheidene Kronyken van Utrecht handelende, zo in de Analefla Veteris Aevi door Matthaeus uitgegeven, als mif�chien noch elders ongedrukt: ten minden de Heer van Loon maakt in; de Naamlyft der Schryveren, wier getuigenilTen hy tot beveftiging zyner,Aloude Holland- * j Iche |
|
||
|
||||
|
||||
|
x VOORREDE.
, fche Hiftori gebruikt heeft, gewag
van een Chromcon Anonymi de Tra- jeBo M. S. onder hem beruftende, doch voor eerft is 'er niet ahyd op Schryvers van die tyden ftaat temaken, gelyk zulks uit de verhalen, die men hier en daar in hunne werken vindt, en tegen het zekere der Hiftorien en Tydrekeningen aangaan, opgemaakt kan worden; ten anderen leveren alle die werken te zamen noch niet eene volkomene befchryving, of aaneen- gefchakeldegefchiedenis van Utrecht uit, veel minder moet men die noch zoeken by de zulken, welke of U^ trecht maar van ter zyde hebben aangeroert, of alleen byzondere ftuk- ken tot opheldering van de oudhe- den dezer Stad «n Provincie by den anderen verzameld hebben, van wel- ken allen ik eerft voornemens ben ge- weeft hier eene lyft in te voegen en
*. C C-L l
|
|
||
|
||||
|
||||
|
VOORREDE. si
een kort verflag hunner werken te
geven j doch om dit werkje niet lan- ger op te houden en zorg te dragen tiat de voorrede niet tot de grootte van het werk zelve aangroeje, ben ik hier van afgegaan, oordelende zulks vry beter by eene andere gelegenheid te zullen kunnen doen, in eene ver- handeling over Schryvers, welke ee- nige zaken Utrecht aangaande op- opheldert hebben.
Dit gebrek nu van eene Utrccht-
fche Hiftori en het algemeen verlan- gen naar de zelve, waar van ik zo even gefproken heb, heeft den Schry- ver van dit tegenwoordig werkje aan-'- gefpoort om alles, wat tot eene Be- fchryving van Utrecht konde die- nen, by een te verzamelen, en daar by te voegen, 't geen hy 'er reeds van bezat , zo als hy zelf te kennen geeft in de voorrede} die hy gedacht
hadt
|
|
||
|
||||
|
||||
|
xii VOORREDE.
hadt voor dit werkje te plaatfen, doch
welke ik om eenige redenen liefft ach- tergelaten heb, behelzende dezelve hoofdzaakelyk een verflag des Schry- vers aangaande zyn.werk, dat hy namelyk de verhalen der byzondere Schryvers omtrent Utrecht naaukeu- rig onderzocht hadde, ten einde die van veele daarin vermengde verdicht- i�len te zuiveren, en de waarheid aan het licht te brengen,zonder echter aan iemand te willen opdringen, dat hy die overal getroffen hebbe j hyfchynt ook wel voorzien te hebben, dat het veelen vreemd zoude voorkomen ee- ne Befchryving dezer Stad, in een zo klein beftek gedrukt te zien, en waarlyk die maar het minfte denk- beeld van de uitgeftrektheid dezes Bisdoms, van 't geen over de aloud- heid en' gelegenheid dezer Stad, ja van den loop des Rhyns by dezelve
te
|
|
||
|
||||
|
||||
|
VOORREDE. xni
te zeggen valt, zal zich voorftellen
van dit alles niet dan eene gebrekki-
fe, ten minftenflaauw� fchetste vin-
en ; doch het is des Schryvers voor- nemen niet geweeft om dit geringe werk voor eene volkomene Befchry- ving enHiftori van het Utrechtfche Bisdom te willen doen doorgaan, maar alleen om den oorfprong des zelven, en voornamelyk dezer Stad daarin te onderzoeken, niet tegen- ftaande hy ftoffe genoeg tot een gro- ter beftek voor nanden hadt, doch hy wilde liever eerft het oordeel van den Lezer over dit kleine werk af- wachten , en zo lang onbekend bly ven eer hy tot eene uitvoerigere befchry- ving overging.
Het heeft echter onzen Schryver
niet mogen gebeuren , dat hy de vruchten van zynen arbeid in 't licht heeft zien komen, en het oordeel
van
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
xiv VOORREDE.
van't gemeen over't zelve kunnen
koren,alzo my verzekert is, dathy reeds voor ecnigejaaren overleden zyn- de deszelfs erfgenamen dit werk aan een derden en die weder den drukker dezes verkocht hebben, welke voorne- mens zynde het zelve ter drukpers op te leggen, my het eerfte blad, 't geen reeds.van de grootfle drukfeilen gezui- vert was, in zyn' boekwinkel zien liet, doch waarin ik iets befpeurde 't welk myin't lezen tegenftond,'t zy zulks aan den ftyl des Schryvers of aan het gebruik van eenige ongewone fpreek- \vyzen, waarin .hy zich byzonder fcheen behaagt te hebben, moet toe- gefchreven worden, 't geen ik dan ook den Drukker te kennen gaf, en bemerken deed, die my daarop ver- zocht niet alleen dat blad, maar het gantfche werk naar te zien en naar myn goedvinden met het zelve
te
|
|
|||
|
|||||
|
|
||||
|
|||||
|
|||||||
|
VOORREDE. xv
te handelen, uitwerpende, het geen
my niet mocht behagen,en bydoen- de, indjen ik daartoe iets by de hand mochte hebben: hoe ongaarn ik dit in het eerft ook op my nam, als zyn- de het werkvan een ander, waarin ik zo veel vryheid niet zoude durven ge- bruiken, heb ik echter overwegen- de, dat het door koop in eigendom aan den gemelden Drukker was over- gegaan, die derhalven daar mede naar zyn welgevallen konde hande- len, my daar toe laten overhalen, al- leen nochtans met voornemen om het by enkele en kleine veranderingen in den ftyl, en het uitfchrappen van eeni- gc ongewone fpreekwyzen en onno- dige herhalingen, die ik onder an- deren daar ook in befpeurt had, te la- ten beruften, en niets van het myne daar by te voegen, in welken geval ik daar aan niet veel werk zoude gehad |
|
|||||
|
|||||||
|
|
|
heb-
|
||||
|
|||||||
|
|||||||
|
||||
|
xvi VOORREDE.
hebben j en zelfs de moeite van het
opftellen dezer Voorrede kunnen fpa- ren; doch vermits, naar mate jk ver- der in het werk kwam, ook onder- vond, dat'er meer in te doen was, en dat ik my.zelf niet veel op mynen Schryver konde vertrouwen, hoe zeer hy ook in zyne voorrede betuigt hadt alles naaukeurig onderzocht en ge- toetft te hebben, heb ik het, nodig ge- oordeelt hier een byzqnder, verilag te doen, van al 't geen ik het gantjfche werk door gedaan hebbe, en v,er- mits zulks gevoeglykft van Hoofd- ftuk tot Hoofdftuk gefchieden kan, zal ik daarin ook die orde houden. . "Wat dan het eerfte betreft, ik heb daarin wel geene .groote verande- ringen gemaakt, om dat het zelve eensdeels reeds gezet, en anderdeels gelyk ik gezegt heb het myn voor- nemen in den beginne niet was,
veel
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
V O O R R E D E.
|
||||
|
|||||
|
veel werk daaraan te kofte te leg-
gen j echter heb ik de plaatferr, welke tiaar oit hetLatyn in 't Nedefduitfch vertaalt gevonden worden , te- gen het oorfpronkelyke nagezien, �en daar zy inhethandfchriftnaar de woorden des Latynfchen Schryvers byna niet geleken, heb ik dezelve naar den letter vertaalt,
In het tweede ben ik nog op de-
zelfde wyze voortgegaan, met dat onderfcheid, dat ik de vryheid ge- nomen heb om den ftyl des Schryvers , daar dezelve my nrct aanftondt , te veranderen , de zaken echter , zo als die daar gevonden wierden, getrou- welyk voorftellende : 'boven al heb ik , gelyk in het eerfte Hoofdftuk , zorg gedragen , dat 5 wanneer ik iets van een ander fchry ver bygebracht vond , ik onderzocht heb , of daar- in' wel met de vercifchte aaaukenrig-
* * hcid
|
|
|||
|
|||||
|
|||||||
|
xvm V,p---Q R Kt E D E.
|
||||||
|
|||||||
|
te werk gegaan, wanneer
ik y^4s rede had om my ®y$r deaScpryver te beklagen, als bei** benctev wat te veel ;v.ryheid aan zich genomen in het bybiengen van plaat- i^n.uitv^irderen, en, oJjTchoon het 3er wel nietraltoos even zeer op aan komt , geeft het nochthans te kennen ? 4at men of zyne eigene oogen niet ge- bruikt, of te los daarover heen gelopen heeft: deze fout is den Schryvcr niet alleen eigen geweer^, in de Latynfche en vertaalde plaatfen, maar zelfs in de Nederduitiche , die hy maar had behoeven uit te fchryven.
In het derde- Hoofdftuk heb ik
reeds wat meer werk gevonden, door %$ ontdekken. , van meermis- ^v^joor, eeril h^,dt de Schryver ,.fqmtyds , vergenoegt om een
en in 't al-
te |
|
|||||
|
|||||||
|
|
|
|||||
|
|||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
blonderen t��feryver f& W�t�ca ,
welke zulks verdedigde ,� irl�^^engc- ralk heb ik in��ftentyd my de moei- te gegeven ornt�h minften eehen �p te zoeken ,' by wien ik zulks vond , en den zelven aantewyzen. Ten ande- ren heb ik gemerkt, dat nu en dan welplaat��n uit een3 Schryver aange* haait wierden, ai&i^f het deszelfs ei- gene woorden waren , daar rnen ech- ter een weinig oplettende y klaar ziet, dat dezelve �nkel' uit een* ander bygebracht worden , fchoon hier ��k fomtyds wel niets aan'g�legen ig, dunkt my echter het voorzichrigfte en ttaaukeurigft�^yyn'viz�ilks' ftever te kennen te geven. Ten derden heeft ^Schryver zeer zeldetf #ifrf |
|
||||||
|
|
|
|
|||||
lezer ten gemak gedaan/' �at hi* de
plaatl�n der Schfy veren met aanwy- zing van B�tk!l�fe0/l*o�rt!�tik by- , integ�ritel, f�^nt hy ge- ** 2 dacht |
||||||||
|
||||||||
|
||||||||
|
xx;< V O a II RE D K
|
|||||||
|
||||||||
|
gefloeg te
Ne 'noemen/ 1 ik |
|
||||||
|
||||||||
|
licht , watjfnoeite het my derhalve ge«
koft foebb� kulks na te gaan, v��r- namely k' Wanneer }'�r?-�J^e¥ ' werken van eerf en den zelfden Schry ver wa- ren ; dus vond ik ten einde van het verhaal van den Kanonik van Stou^ t enburg 'j "Aangaande de opkomft van JJtreeht V Uadz. 5 1. letterlyk dit volgend^: !f**>En dat dezen Kano- � : nik ! 0 dien tyd -gekeft heeft , � blykc �tt reeti; ^d�� brief door � d��:H��^; Anth. Mattheus byge- � bracht!y alwaar hy op 't jaar ,, �z^ im-d geboekt". Zo eenc tloiftere aanxvyzing zoude �iiy mis- fchieri^ri�^e Werken van Matthaetts hebben doen doorzoeken , eer ik aa*n zyne ^�i�'fsfo�iftf�h�-* -Schry vers gef iii^eri'-��y'met te biflk * * nen |
|
||||||
|
||||||||
|
|
|||||||
|
||||||
|
VOORREDE. XXT
|
|||||
|
||||||
|
nen gekomen was de
\vidke het gedacht iv.a-n op de Amersfoojrtfche had hadt : hier; door zouc[e^*£t wel kunnen gebeuren, dat de lezec op deze of geene: plaats eene;niet al te naaukeurige aanhaling vondt, ver-» oorzaakt , wanneer my of de ty4t ont- brak om h�t aangehaald? bp,ek te doorzoeken , ,of ik het,, zelve niet by de hand had: ik heb ook in dit Hoofdftuk wederom : een blyk ge- zien, dat.de Schryver van cUt werk wel iets fchynt gelezen te; hebben, en bybrengt, 't geen daar juift zo �wet gevonden wordt j dus ftondt 'er in het handfehrift > dat Jan- van der Does m styne Hollandfqhe Jaar- boeken bekende , dat Wihenburg, "Wildrecht, Wilnjs- eft rn^r .andere plaatfen wel |
|
||||
|
||||||
|
�ion : 'i ** 3 van
|
|||||
|
||||||
|
||||||
|
«B VOO R R E D E
|
|||||
|
||||||
|
�toen m groote
de, B�flehen waren^ da.ar,jeckf$r de, gemelde Heer Jut hefc
ik daar. ui$ 'bl&dfr*: ^45, aangeh^al*
heb j 't geen ik metr zooveel te. f�eets recht van onzen Sdiiyver ontdekksj om d^vty vZelf |.uift in dit Hoofde ftuk bezig M,, .niet verfcheidene fou- ten vaa andere geleefde lieden aan te wyz^fl jji>i�n ;>marlyk ,men moet verwotideffc^aafi, j%watoneer meafcier ziet, hoe de beroettlde Ant. Mafr- thaeus,;9p de eene plaats anderen berifptj^v^i^.-vrfijmengen van U^ trecht, ,en-Maaftricljt, en op eene andere dezelfde fout begaat ,� ja wan- neer menden Hoef zodanig ziet wanjce^njft�irGliein tw^e gevoelens, gejiyjc higrffgjQtofjrit liwordt, of tia-
fn Utrecht eeti
|
|
||||
|
||||||
|
** fcllei'
|
|||||
|
||||||
|
|||||||
|
�
t
VOaRHRWDE. xxnr
|
|
|||||
|
|||||||
|
m
tegeng^ftelde verdedigt , kati men
niet tyel miftaft^^ of men zal hier e*sdaar 'de waarheid treffen J en dit
j
beteftigt my te meer in het getui-
geft^�flti^elk^�teer Mr. ^Krasper Burman /« zyn TrajeBum �ru/ttmn van den gemelden Matthae�a geeft, da�-thy! namelyk ieer naarftig y en werkzaam was, maar dat hy veel minder geleerdheid en verft and be- zat, dan zyn Vader.
Doch om weder tot den Schryvet
van dit werkje trk�mei�j�ft'�etf^�l* vetthet recht t� d��tt]'^t"geen hy my toefchynt te verdienen, mo�t ik zeggefc ', dat ik �iey t^�lle^S'�f het grootfte gedeelte der tez�r�n zullen , byssonder in dit Heofdftuk zak�* |
|
|||||
|
|||||||
|
-hrlSl ** 4 wa-
|
||||||
|
|||||||
|
|||||
|
xxiv V O 0 R R E D; E.
waren/}-:'ja:waar men. ;mifTchien> rtkt
qens-hc^j/jged^cht heeft ,M�k rw�rfcrbrt ter1 nyaQX tegenwoordig- biet odcdce-r leta-^ -ridf hy;,in alles i de waarheid ges trorTenVikebbe,; dka niet 5 waarom ik ook,�f vaakert ,v dim iets, 't :{peririfi^ gefchii was, behelsden, akooa :fa£C gevoden s des Schryvers � zelfs;, 10 veel mos;elyk way, met behoudipff
ii ir � i � i
van .dfeszelrs eigene woorden, der»
Lezeren voorgeftelt heby zonder iets vanbjetrmyn'edaarby te doen, 't geen anders hier en daar gefchiedde. Voor- namelyk in, de .volgende Hoofd- ftukkeia: als; by voorbeeld in het vier- de^ t daar ik.byna tot alles, wat;van de betekenis der woorden Gdflram, Burgus^ Pagm, f�i�a\,- l/tcus ge- zegc wordt^. de bewyzen heb moe- ten opzoeken, en in verfcheidene arrd«rfel zaleen- detgeringe naaukeurig- fadd dieis Sf�fer;y!verfijte:geiaoetkQrn,en; .:'!� |
|
|||
|
|||||
|
i
|
||||
|
|||||
|
||||||
|
V OHGHRTK E D E
�aJJ vomd/Hknmf>aeei! ccerl�genfj-
|
|
||||
|
||||||
|
Schr^YeiK»na ij�c aanhalen
der woocdea uit het (Toneel rigr Ne- derlanden , dar zelve f derleggen, als ;nietb Q Beka eevondmjwbftte
O � «-^
itiet, dien Kanonik te doen .zeggen,
*rg�en niet by hem, maar by Heda, ea wel op twee byzondere - plaatfect
te vinden wflfei'ri JJ' o^ no
Ik oordeele;den:Lezerennuen dan
zulks te kennen te moeten geven. qm.
^_'T *
de vryheid, 'die ik met af, en by -
doen in dit werk gebruikt heb ,-* te verfchonen, en denzelven- tei overtui- gen yda�het allernoodzaaklykA^was, <$#t ?er eenige veranderingen via; ^e^aakt wierdeayd eer hetHJa' ' k�ttde komenLu LTJ t n^bc -^riW'a�i)het 55qJgeiidef/vyf�le ftuk, aangaande den naam:
** 5 U-
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
xxvi V O'O'ft'fi? & D H.
Utrecht, betreft, 'daarin heb ik niets
va&n Kd|fl^ Seh*yii4ivJ *�tergentf men1 j maar her-�etofe 'iai�engeftelt, t& Het geen- ik5 d*ar omti-etit onder ;myne aaftteke�irigen bezat ,� en wat aangaat de namen ULTRAJECT�Men U* TRIGESIUM; 't geen tan dezelve ge- zegt wordt, heb ik getrokken oit zeker handfehrift, over den ooripr�ng dei ftad Utrecht handelende, wel eer d�ot den H��ggeleerdeti Heer Arnoldu$ Drakehb�fchv in de openbare leien aarf zyt�e Toehoor deren medegedeelt; In het zesde H�ofdftuk heb ik wel het beftek des Schryvers gevolgt; om namelyk de gevallen deze ftad overgekomen niet met alle derzelvet omftandlgheden, maar alleen fchets- gewyz�tyoor te-ftdl�n � nochtans heb ik hi�tf wederom e�nige verkiezing in dt�el^e moe��tt' '^�>eh, en gr�te vetm�&l�t�<M®ia.ti&�-> <J�s heb ik, ;be-
hal-
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
VOOR RE D E. XXVH
|
||||
|
|||||
|
halven verfcheidene
en. .onzekere vertellingen, aang&and� diefftallen van. Kerkgoedereri en voorzieggingenY^jGeeftelykenij twee geheek brieven achtergelaten, wel- kernift Heda vertpalt>waren , ea waar-
*
van,d&een behelft de gifte van fcotjia-
rius aan Hungerus -van het Kloofter Sint Odiiienberg , >de ander wa$:4ic vanden -Biflchop Balderik , behclze�- de zyne verbeceringen aan dez^;ftad. gedaan ; welke, b,dde ik geoordeelt het> hier wel uit te kunnen blyven^ en hec genoeg te zyn , als ik aantoon- dej wat het hoofdzaaklyke van derzel- vegf inhoud was, g-elyk ik zulks om- trent 4^a, eerften^/^s, i-i i* gedaan hefe3;jdaar ook nog eene g�ot^, iout dife, ^ feet handfchriift was , onvoor- ziens ingeilope^jis, en welke ik fta- derhandnby eecfe Ojaaukeurigcj.ov�er- ziening ontdekt l^^y^i^^jia^n-
de,
|
|
|||
|
|||||
|
|||||
|
V O O R RED E.
|
||||
|
|||||
|
f Mo�fter Berg gezegt
, ritt Mafeifc§jet�! die ftad aan de ^elegen te; zyn, daar noch- tans het een en ander van dit ge- ftelde uvalfch is : de oorzaak hiervan isi.^ederom in tae kwade verta- ling des briefs van ]Lotharius,door den Schryyer gedaan y te zoeken , men v^dt daarin by Heda bladz. ,$7. de- ze woorden: m pago Mafo,fuper itV�um.Rurae , monaflenum m ho- »$rs-fan$i Pet�� conftru&um , quod Berg.nunctiPatttr 7 ad praefatam fe- rn y fith omm 'mtegr�- De Schryver nu nog hebbende, dat het woord qudtyds wel voor eene ftad wierdt , heeft het zelve zo vertaalt ,- en- derhalve oiti de gelykluidendheid ger�eent, dat Pagii$ Af^^-zekerlyk Mafeik was. J^^yi3^reer4i«is^gelyJk ik gezegt heb,
Ma-
|
|
|||
|
|||||
|
|||||
|
VO�RKE0E. xxrx
|
||||
|
|||||
|
Mafetk niet aa�i
j��aari beneden Maastri�lM aan db Im- ker* ty�&der Maze gelegen , dienvoU gens kan het gemelde Kloofter^ welk gezegt wordt gebotiwt te zyn *, in Pago MafofuferfluviumRurae^<^ niet bin- nen die ftad gewecft zyn. Ten anderen j wordt ons de gelegenheid van dat Kloofter door van B�chel m zyne aan- tekeningen op Beka bla'dz. 19, als zynd� niet ver van Roer monde, en dus aan de rechterzyde van de Maas aangewezen; ook vindt men 'm Breviario ultraje&*- no VllLMaji LeB. 9. cujus (Wiro* nis) corpus mtraciilts clarum fepul- tum efl inmonteS.PetrijuxtaRurae- mundam^ welke plaats dezelve is met Si � Odiienberg of Sint Odilienberg,. :^Wat nu aanbelangt de gelegenheid van Pagus Mafus'y 'daar het» zdve Kloofter in s;eftelt word�B�SeO^is
rj f
bekend j dat by d^ nadere verdeling
der
|
|
|||
|
|||||
|
|||||
|
xxx V O O R R �D E.
|
||||
|
|||||
|
�n van 'Kpfer Lod�wyfe ,;i
deszelfs zonen, Lothar�os en J �� rivier d� Maas van haren �ttg tot aan zee gefrelt wierdt d�''gr�ftgfcheiding te zullen zyn: van Je beide aanftaande ryken, en dat Lothar�us , a'ls de oadf�e van Js Kei- zers zonen de keuze zullende doen, voor zich genomen heeft, dl wat ten Ooften, en aan de rechter zyde vaa- die 'rivier gelegen was, blyven^ de het overige aan deszelfs brcreder ten deel. zie Nithardus de dtf] enfioni- bus fihorum Ladov. P n Lib. I. en Afironomi vit a Lttetov, P n ad A. 838. beide by du Chefne \n wtletf. Scriptt. �oaettw, Hift. Franc. Torn: H: de eerfte pag. 3^3. ;de tvv^eede f ag. '$ 1 6. Deze Jandftreek nu aan wederzyde van <ie Maas , ten minften beneden jMaaftrioht , is ecitydsMafau genp�ri�t en in MefM^'&tp&rto^etr :f�w�r�v�
on-
|
|
|||
|
|||||
|
|||||
|
O �Q&&-&ZM5. xxxi
|
||||
|
|||||
|
9n4erfcheiden
mt £e$brief b
JD0$4t. C. Zl.
ling der Lande;
zoon van Lodewyk den ;Godvruch- tigen, tuilchen Karel en Lodewyk,, zonen van den gemelden Keizer, en waar by ieder zo veel van dat Mafau wordt toegefcheiden, als aan deszelfs zyde legt- Dit ze.tw vindt men ook wel Tagm Mofar^rum, Mofavus en Mafus > gelyk »in 'den brief van Lotharius, waarvaa wy handelen, genoemt, 't welk volgens de betekenis van dat woord, zo als in het vyfde Hoofdftuk aangetoont is, in "'t Nederduitfch door Maasland rnoet vertaald worden , met welken naam men het daarom ook door den Heer van Loon, int eene Landkaart gevoegt m het IL Ded der>tAk^ Hdlandfche Hktwi Ma4z*-&tfaan &t -rro lin- |
|
|||
|
|||||
|
||||
|
xxxn V O O R.R E D E.
linker, ayde der Mafe geplaatft ziet,
en g�lyk het volgens den verdeelings brief :bysMiraetis aan de.rechter zyde van di« rivier, aan welke dit Kl�ofter gelegen is^ookgenoemt moet worden : zodat op de hier voorgemelde bladz. in. �geftelt moeft geweeft zyn: � Het Kl�ofter Berg, dicht by de � Roer in Maafland gelegen. Het zelve aan deKanoniken der Utrecht- (che ?K^rk overgegeven zynde, is
.t7 \J J *
eene Collegiale kerk geworden, en
op die,;i plaats gebleven; tot het jaar 1361 , wanneer dezelve met toe- ftemming van HiCrtog Reinoud van Qelder, en Jan, van VernenburgBis- �chop van Utrecht, benevens het Kapittel aldaar, op verzoek harer Kanooiken, naar Roermond is ver- plaatft, op ;4ie voorwaarde, dat de begeying der Pi-ooft4ye, des niette- genftaaade aan den. BifTchop, van *** Utrecht |
|
||
|
||||
|
|||||
|
VOORREDE,
|
||||
|
|||||
|
tJ/treeht zoude Wyven, en de gift
�d��r Lotharius aan de Utite�fetffche JKerk gedaan , haare volle > kracht �behouden. Zie de brieve» deze verplaatsing betreffende 'm Atih SS. Mem. Maji torn. //. p. 317. Ik .heb my hier wat langer opgehouden, �en dezen uitftap moeten doen , eens- deels om my zelven wegens de be-
fane fout te verfchonen , ander-
eels tot opheldering des briefs van Lotharius.
Ik zal daarom niets melden van
de veranderingen , die verder in dit Hoofdftuk vereifcht wierdeft , als ook niet van de vermeerderingen, die ik in plaats van de achtergelate- ne brieven hierin gevoegt heb,' op dat het werk door myn toedoen niet zoude verkleint worden -j het zy ge- noeg dien aangaande te zeggen , dat in het handfchrift byna geen een' * * * chry- |
|
|||
|
|||||
|
||||||
|
xxxiv VOORREDE.
Schryver tqr beveiliging van het
verhaalde was bygebracht; en hier mede 'zal ik tot het zevende Hoofd- ftuk overgaan , in 't welk ik ook weder overvloedige {toffe gevonden heb, om den Schryver-van achteloosheid te befchuldigen , en waaruit ik be- fluiten *moet, dat hy of verfcheidene plaatl�n^ welke hy uit anderen aan- haalt >, zelf niet ingezien, of de taal , in welke die gefchreven wa- ren , niet genoeg verftaan heeft , daarenboven waren veele onder de- zelve zodanig bygebracht , dat hun- ne verhalen niet in een' aaneenge- jfchakelden zin, maar. afgebroken, �n als uittrekfels geftelt waren j en een, opmerkend Lezer zal > gelyk ik niet twyfel, daar nog wel nu
en dan de vo^tftappen van kunnen
111 ' ' ' i i
ontdekken ^ 't geeri my onmogelyk
was ten �cenemaal te verhoeden , ten
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||||
|
V O O R R E D E. xxxv
zy; ik het gantfche werk vari voren
tot achter hadde herfchr^'^^n waarlyk ik weet niet, of ik dan niet/beter eedaan, en minder moei- te zoude gehad hebben.
In het achtfte Hoofdftuk, heb ik
behalven de gew�one veranderingen in den Iryl van het handfchrift, het nazien der, aangehaalde Schry- veren , het aaawyzen van de plaatfen in dezelve, en het uitwerpen van onnodige; herhalingen, eene lyft van de Advokaten der Utrechtfche Ker- ke, welke in het handfchi�ft ftohdt, achtergelaten, om dat dezelvewoor- delyk uit Matthaeus, , nag�fehreven was , oordeelende ,/ dewyl ik daar niet$nieuws in vor|dt:^dat het genoeg zoude zyn, den Lezer aarit;e --j^ � waar di� te viittid$l1%ras ,� A gen heb ik jd�fM^ft^^ieT C9� _ Utrecht volgeris%�%�riaf�l�ift hiet |
|
||||
|
*** 2 n
|
|
||||
|
|
|||||
|
||||||
|
|||||||||
|
xxxvi V O O R k E D E
|
||||||||
|
|||||||||
|
in geia|,bm dat dezelve metdrc
van ,aeh laatftg^ho^jnden Schryver verfchilde, doch vermits ik hier we-
� , *
der geene andere �vafteleinen vond,
dan welke by Matthaeus onder de Graven yermeldt ftaan, heb ik de- zelve daarom ook niet opgegetelrj Wat nu de fout betreft, die de ge- melde Heer begaat, als hy Gerla- cus tot Graaf van Utrecht ftelt, ten tyde, dat Lufcus die waardig- heid nog bekleedde, en 't welk te recht door onzen Schryver opge- merkt is, gelyk, uit vergelyking van 't geen' op bladz. 149. en 153. gevonden wordt, blykt;ik heb dien |
|
|||||||
|
|||||||||
|
![]() |
|
|||||||
|
|||||||||
|
Matthaeus meent, dat Gerlacus graaf
van 'Utrecht g�w��ft is, niet verre te zoeken zoude zyn: dit zeide ik ,
�;t1"�t'JY}«>^y �^«,,-f *yr J^\*t \A *
om dat de fout zekerlyk ontftaan is uit
-? * \ V -
eene
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
|||||||||
|
V O O a R E D E. xxxvii
eene verkeerde lezing van den brief
door hem zei ven Ltb. //. de Nobilit. fag. j i j. bygebracht,- daarin wor- den onder and#re^ als .getuigen ge- noemt , Theoder'$Qi4� .Qaftellanus , fra- ter cjus Gerlagus , Coines Lufcus , wan- neer nu Matthaeus achter den naam Gerlagus het woord Cojnes zonder zinfcheiding gelezen heeft, is het geen wonder, dat hy dien ook tot Graaf ftelt, en of fchoon in den by hem gedrukten brief zelfs de zin- fcheiding achter den naam Gerla- gus geftelt is , en hy daardoor Co- mes Lufcus gelezen moeft hebben , blykt het echter , dat hy zulks niet gedaan heeft ., om. dat hy Lufcus ten eenemaal van de door hem by ge- brachte lyft der Graven, en Kafte- leinenvan Utrecht./;^, jzd. gela- |
|
|||||||
|
|||||||||
|
ten heeft. vs
|
,
r het negende
* r -P f l
-
|
|
||||||
|
|||||||||
|
|
||||||||
-n->--> 3
v
|
|
||||||||
|
|||||||||
|
||||
|
V O O R R E D E.
|
|||
|
||||
|
/aanbelangt ,- de Schryver
had-t -ia het handfchrift belooft- de levensbefchryvingea der BUlphop- pep.,t� zullen geven, om dat hy 'er eenige, .zaken in wilde voegen» die by anderen niet gevonden worden $ 't geen ik echter niet heb kunnen verneemen, maar wel dat hy het Ba- tavia >Sacra, of de Befchryving van het ,, Utrechtfche Bisdom veeltyds woordelyk nagefchreven , en veel e latynfche brieven , . en graffchriften de .Biifchoppen rakende in 't Neder- duitfch vertaalt hadt , derhalve ben ik; in ; dit Hoofdftuk, fchoon daar- van reeds de tytel , behelzende wat in(het zelve zoude verhandeld wor- den, ter drukperffe gezet was, ten eenemaal van het ontwerp desSchry- ver^.^ van myne vorige wyze , m
hetf l S�Ee»r �> dn il jjt�Widei�ngen ge-
haudei|itj^gegaajfiti(oordeelcnde;y dat |
|||
|
||||
|
|||||||
|
V O O R RE DE. xxxrr
|
||||||
|
|||||||
|
liet zeer ten onpas zoude
de reeds befchreven� levens der Bis-
|
|
|||||
|
|||||||
|
fchoppen , hier weder met fayn£ de-
zelfde woorden gedrukt t� zien :
ik bekenne, dat men daarin nog
wel met veel nut iets zoude kun-
nen uitvoeren tot opheldering der
gefchiedeniffen , door in dezelve het
ware van het valfche te onderfchei-
den , voornamelyk wanneer men
verfcheidene levensbefchry vingen van
een' en den zelfden Biflchop, met
tegen elkander ftrydende verhalen
doormengt vindt , 't geen niet
zelden gebeurt , en waarvan de
Kardinaal Auguftinus Valerius in
vita Carol't Borromei pr'mc. geene on-
waarfchynlyke redenen opgeeft : doch
om die tegen ft rydigheden' met elkan-
der te vergely ken, en te onderzoeken ,
op welken levensbefchryver , men het
beft ftaat mag maken , wordt een
*** 4 gantfch
|
|
|||||
|
|||||||
|
|||||
|
XL VOORREDE.
|
||||
|
|||||
|
gantf�fc
�i&ht, en kan niet wel in
eent, "a^Adit tegenwoordige is-, ver4 wacht 'worden j daarom heb ik zorgvuldig dat g��n hier zoeken te myden , 't welk men behatven by Beka en Heda , zo in het Bara>- Tri� Sacfa als elders Tan de levens der Biffchoppen gedrukt vond�j en dewyl ik gemerkt had, dat 'er tot nog toe by alle Schryvers in de Lyfteri, in welke zy de aamen <kr Utrechtfche Kei'kv oogden opgeven , en de jaren van hoonde regering, en overlydeh bepaikn , grote mis�agen gevonden^ wierden , heb ik my toe- gekgt om de tydrekening dien aan- gaande te verbeteren- , en eene- op- volgings lyft? d�rzelven tot het einde der twaalfde eeuwe, waartoe dit w#pk zich bepaalt , z^o naaukenrig , als hef i�y d��nlyk w^s, in oi'de te < bren- |
|
|||
|
|||||
|
|||||
|
VOORREDE. XL*
|
||||
|
|||||
|
brengen j hier toe hebben my. $e wer-
kdt, van verfcheidene Schavers* 4i� in ieders handen^ zyn,Vzelft� veel aanleiding gegeven , als brengende meeftentyds de keomerkea ^Wa/hua- Be eigene , of het najfchfyven van een anders feilen met zich j doch aan een' anderen kant heb ik zeer veel licht gekregen uit de ,- A�a SartBoritm met <le geleerde aanmerkingen, en verhandelingen van de Heezen Bol- landus en zyne navolgerea over de- zelve, voor zo verre die gedrukt, en 4e levens van eenige Biffchoppen daarin te vinden waren. Miflfchien zal dit verfcheidene Lezers voorkomen onnodigen arbeid; te zyn, en veelen zullen oordeelen> dat het -?er niet op aankome, of- wy.de juifte tyd- perken van de r�g�ering, en dood der Biffchoppen^gfja dfe nalsen der- zelver weten �. -of/toet *��� doch ik ??al �rtoid *** J rny |
|
|||
|
|||||
|
||||
|
XLII VOORREDE.
|
|||
|
||||
|
r�iy dien aangaande niet w
OBtfcfaiialdigen met aan te tonen, hoe 'veel aut de tydrekening toe- brengt tot het zekere van de His- tori, of hoe men de waarheid van eenige verhaald wordende zake» toetfen kan aan detyden, in wel* k& dezelve gezegt worden gebeurt,te zyn , zulks is . overvloedig aange-^ toont, door de meeften der genen, welke zich toegelegt hebben, om
fantfche werken over de Tydreken-
unde in 't licht te geven, en de Oudheid zelve is reeds daarvan over- tuigt geweeft,- ik zal, om by ons Utrecht te blyven,het geen ik hier- in gedaan heb, alleen verdedigen met het voorbeeld van den Hoog- leeraaif' ;; Arnoldus Drakenborch , welke zich zo veel moeite gegeven heeft $ om ons m bet Aankan g f el op\tk Merkelyke Oudheden van Ne- der- |
|
||
|
||||
|
||||||
|
|
|||||
|
||||||
|
V O O R R E DE. xL�it
|
|||||
|
||||||
|
eene naaukeurige iyft der
Pro©fften , en Dekens van d& vyf Kerken van Utrecht, en derzelver keftyden tegen eene andere door den Heer Hoynck van Papendrecht m Analettis Be/gids Torn. IJL Part. /. uitgegeven , mede te deelen ; ik gelo- ve,dat dit derhalve met zo veel te meer recht mag en moet gefchied�n van de Hoofden, welke dit Bisdom beftiert hebben -y fchoon ik my hierom in dit Hoofdftuk weinig , of niet bedient heb van het werk des Schryvers, heb ik echter de gefchillen Willi- brord betreffende , verhandelt , zo om dat ik die in het handfchrift gevonden had, als dewyl dezelve ook nog tot opheldering van eenige andere mik-r ken in de Hiftori van ons -'land kun- nen dienen j want al het gefchilvo£ 'er een Rhynmond te Katwyk ge- weeft zy of niet, ^oude^ee�s ^oor
al
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
XLIV V O O R R E D E.
al uitgemaakt fcyn , wanneer het
beflift was, dat Willibrord in de zevende eeuwe aan dat dorp gelande, en van daar dan Rhyn naar U- trecht opgevaren was ; doch ik heb my zo in dit als andere ver- fchilpunten, welke in dit Hoofdftuk gevonden worden, niet gebonden aan het gevoelen des Schryvers, 't geen ik daarom liefft te kennen geve; om dat ik; de gelchillen in de andere Hoofdftukken voorkomende altyd naar deszelfs meening voorgeftelt, en deze volgens myne gedachten be- handelt heb, waarom ik ook hier en daar van hem verfchille; dusfteltde Schryver Willibrords eerfte aankomft in deze landen op het jaar 694, en wel dat die te Weftkappele zoude geweeft zy�; hy wil ook niet, dat twee malen naar Rome eWelyk verfchil ik van |
|
||
|
||||
|
||||
|
VOO R R� D �. XLT
van hem in het jaar van het over-
lyden dezes BirTchops, ateW�r�jridt hetzelve door den Schryver �ptftt jaar 744. geftelt, daar ik me�fte re- denen gehad te hebben om het vyf jaren te vervroegen � in 't vervolg de andere Biffchoppen betreffende, heb ik nog veel minder iets uit het handfchrin: overgenomen,maar alleen eenige bewysredenen om den opvol- ger van Willibrord in het Bisdom van Utrecht aan te wyzen gebruikt, en de myne verder daar by gevoegt; voor het overige heeft hynaOreg�- rras, welken hy ook niet onder de Biflchoppen van utrecht ftelt, de geworie lyften nagev�lgt, fch�ori hy niet vreemd is van Egihard�s of Eginhardus onder dezelve t� rekenen, daarentegen hadthy Ludgerus over- geflagen , en gelyk de me�ften, onderfcheid gernaakt t�sfcrfenOdil-
bal-
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
XLVI VOO R R E DE.
|
||||
|
|||||
|
Egrlboidus , latenwe dan
^�lcmarus'op Bald�rictis volgen -, na welker*- BiiTchop juift zo zeef geen verfchil meer is,, wie opgevolgt zy, als wel over den tyd, wan- neer de' nieuwe Biflchop aan het beftier gekomen zy , of opgehouden hebbe te regeeren ,- en daafmede heeft zich de Schryver niet fterk bemoeit. -Dit was het geen ik over de veranderingen door my in dit Hoofd/tuk gedaan, te zeggen had, waar door het zo veel van deszelfs voorigen inhoud afwykt , dat het geheel niet voldoet aan den tytel voor het begin daarvan bladz. 174. volgens het Handfchrift geftelt, en door rhy dus gelaten , om dat ik , wanneer dit H�ofdftuk begonnen is te drukken , gantfch niet voornemens was'," -het werk! des Schryvers ten eenemaal te laten varen ,- oerhalven
zou-
|
|
|||
|
|||||
|
|||||
|
V OOR RE D E. XLVII
|
||||
|
|||||
|
zoude na het rnal<.em van ,
anderingen in fjjaats va
daar, tegenwoordig ; ftaat
lyker kunnen geftelt worden -.'Die-
nende tot opheldering van eenige
fefchillen de Biffchoppen van Utrecht
etreffende , als mede tot herftel- Itng van de tydkrekemng en de op~ volgmg derzelven , van Willibrord tot Diderik II, toe , gelyk ik ook in de tafel der Hooftftukken ach- ter deze Voorrede gezet heb.
In het tiende en laatfte Hoofd-?
ftuk heb ik weder als in de acht eerflen gehandelt , den wezendlyken zin des Schryvers in zyn geheel latende, vooral daar hy eenige zaak waarover,, verfcheidene gevoelens zyn , behandelde , ljt geen 'er derhalve bladz. 287. en volgende, aangaande het verfchil tufifchen ,de Kanoniken
' . .�3-1B7 1133^1 'J!
; .. '�
|
|
|||
|
|||||
|
|||||||
|
javm VOORREDE.
van S. Martens, en Sal vators kar*
ken, over de ondheid en voorrang derstelven gezegt wordt; is volgens het oordeel, en met de bewysre- denen des Schryvers voorgefteltj voor het overige heb ik hier en daar in dit Hoofdftuk, gelyk ik ook te voren wel gedaan heb, eenige aan- tekeningen , op het geen 'er ver- handeld wierdt , bygevoegt, zon- der dat ik daar echter mede te kennen wil geven, dat 'er op die plaatfen alleen dienden gemaakt te worden, als zynde van het te- gendeel deszelven te zeer over- tuigt.
. Dus meene ik een genoegfaam
verflag aangaande het geen ik in dit werk verricht heb, gedaan te hebben, zonder te weten , wie de Schryver daarvan was, waarom ik |
|
|||||
|
|||||||
|
. . .
|
|
ook
|
||||
|
|
|
|||||
|
|||||||
|
||||
|
VOOR R EDE. XLIX
ook hier en daar met zo veel te meer
vryheid myn oordeel over den zel- ven gezegt / en de veranderingen gemaakt heb. Ik zoude »dic werk zekerlyk meer hebben kunnen uit- breiden , indien ik over verfcheide- ne voorkomende zaken daarby had willen voegen, 't geen ik daarover aangetekent had; doch , gelyk te vo- ren reeds gezegt is, heb ik in den beginne niet gedacht om zo veel arbeids aan een anders ontwerp te hefteden, ten anderen heeft alles, terwyl het werk zelf gedrukt wierdt, moeten gekhieden, waardoor ook op fommige plaatfen eenige mifflagen zo tegen d« Nederduitfche taal, als het onderfcheid der gedachten van zelf- ftandigc woorden ingeflopen zyn, en men veel licht niet altoos eene en dezelfde wyze van fpelling ont- * * * * dek- |
|
||
|
||||
|
|||||||
|
e- VOORREDE.
dekken zal ; eindelyk was ik by
my zelven noch niet verzekert, dat ik al het geen over verfcheidene za- ken konde en behoorde gezegt te worden, nagezien en overdacht had; weshalven zulks mii�chien by eene andere gelegenheid beter te pas komen zal. |
|
|||||
|
|||||||
|
|
|
|||||
|
|||||||
|
TA-
|
||||||
|
|||||||
|
||||
|
II
TAFEL
.
�
DER
HOOFDSTUKKEN.
I. Van de onzekerheid der eerfte beginfelen onzer
Vaderlandfcbf Steden, en van de oude grens- fcheiding, en gelegenheid der Stad Utrecht.
bladz. i
IL Het begin, eerfte bouwheeren, en oude bena-
ming der Stad Utrecht, zo als die tot noch toe ly onze Paderlandfcbe Schryvers geboekt ftaan, waar by onderzocht wordt, of deze verhalen op vafte bewyzen gegrondt zyn. 12
III. Van het Kafteel Miltenburg, me het zelve
gefticht, waar het gelegen heef't, en ofSer meer dan een Kafteel Miltenburg geiveeft is.
34
IV. Wanneer Utrecht tot eene Stad gemaakt, en
met muuren omringt is. 77
V. Van den naam der Stad Utrecht.
P/.fBehelzende een kort verhaal der rampen, en
ongevallen , welke deze Stad telkens, tot om- trent het einde der twaalfde eeuwe, heeft moe- ten uitftaan. 105
VII. Beftaande in een kort onderzoek, wanneer het
**** 2 H. |
|
||
|
||||
|
|||||||||
|
tn LYST DER HOOFDSTUKKEN.
H. Evangelium hier omtrent het eer/i aan de
Friezen verkondigt is. 123
VUL Vervattende een voorbericht op de Siffchoppen
van Utrecht, wegens derzelver Rykdommen, Macht en Rechtsgebied, zo in 't Kerklyke als JVereldlyke. 134
- : . -
IX. Dienende tot opheldering van eenige gefchillen
de Biffchoppen van Ut,"cbt betreffende, als mede tot herjlelling van de tydrekening, en de opvolging derzelven van Wtilibrord tot Di- derik II. toe. 174.
� . * *
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
X. hervattende ecne Bcfchryving der Kerken ,
doch voornamelyk die van S. Marlen^ en S. Salvator'. 27 1
' � ' : v ' ' ..... �' � -
.
Lyft der Prentverbeeldingen.
Francorum Primae fedes. Bladz. 5
.
De Stad Utrecht in den jare 690. volgens eene af-
tekening beruftende terkamere van de Ed. Mog.
Heeren Staten 's Lands van Utrecht. 77
S. Hartens Kerk. .' . . .
.
Dezelve in, 't klein rnet het Biffchops Hof.
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
", �
|
|
|||||||
|
BE-
|
||||||||
|
|||||||||
|
|||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||
|
Bladz. t.
B E SC H R YV ING
'D "E K- STAD'
;� ' ', ;.:���� , l - �� �.��'. .;
UTRECH
|
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||
|
I.
|
|
||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||
V AH de , onzekerheid der e��
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||
|
gtnfelenon&erV'aderlaiidfche ,
den^ en de van de oude grens- ' ftbv�d�nge en gelegenheid |
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||
|
S T A D
UTRE G H T;
|
|
||||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||
|
![]() |
Et hoe groten nevel van Onzeker-
duifternis de eerfte be^int�* faeid we*
! len onzer Vaderlaadrckfto ^liw
den bedekt, zyn, is een ie-onzer va- |
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||
|
,
|
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||
|
noegzaam bekend ,' en hoc men tot gry-
�zer ouderdom'-' «pklimt , hoc mtn meer duifterheid vindt. Doch zOo men de
A zaak
|
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||
|
||||||
|
~
,
a BESCHRYVING
zaak met een bezadigd gemocdbefchouwt,
zal ons zulks niet vreemd voorkomen 5 want hete; is j wereldkundig ,_ hoe wei- nig fchriften van onze vobrouderen des- wegen overig zyn, ja van dat tydperk worden'er in't geheel geene gevonden, of ze zyn zeer vcelc eeuwen l aater opgefteld.; zo dat het niet te verwonderen is, dat men deswegens in dusdanige onzeker- heid is. En wat zonden onze voorou- ders ons hier omtrent ,doch nagelaten hebben? dewyl het zeker is, dat de eer- fte beginfclen der mcefte ftcden maar uit enige weinige hutten of huisjes van arme visfchers of landlieden beftaan hebben, ja enige eeuwen daarna noch in eenen seringen en flechtenftaat gewceftzyn, dus niervan niet te fchryven viel, en men te vergeefs naar den eerften bouwheer of ftichter zocht. Bezie maar de befchry ving van Dordrecht, Haarlem, Leiden, Am- .ftcjrdamj enz, cride gy zult bevinden dat men al na het jaar duizenden laater tre- den moet,«er wy goed en vaft'bewys vin- den , hoe wel het zeker is dat deze plaat- zcn eerder in wezen geweeft zyn , maar van zo een kleinen gering, begrip, dat men : : er op goed bewys eerder niet veel van kan zeggen;, en .het niet te,verwonderen is, dac de beginfels van Utrecht ook achter het floers der oudheid fchui- Icn.
Ver-
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT. j
Verfcheide Schry vers dit ongeval mer-^eele
kende, hebben echter op he,t ecne of anr^j^ dere fchemerlicht deze fwarigheid zoeken door tot weg te ruimen, zich meer vermetende toverdigt- kunnen doen dan hen mogelyk was. Men^e^_en floeg derhalvcn alle wegen in, en men leen?" de het oor aan alle vertellingen, ja oudwyfr iche praatjes; al wat men maar hier of daar gefchreven vondf, ftelde .men voor goe,- de munt te boek, en dus doende in plaats van het fobere fchemerlicht te var-» fterken of op te helderen, ging men het zelve door veele verdichtfeien geheel ver- duifteren. 't Geen nu de SchtyVers aanpor- de om dusdanige vreemde en. onbeken? *",' de verhalen te boeken, was degretigheit der lezeren die niet zulke opgetooide prul- len byzondcr in hun fchik waren; want dat van verre gehaald wordt is gemeenlyk aangenaam.
. Men zag dan wel, dat onder �azc eigc
landzaten of Batavieren geene vafte of be- kende Stichtets en Bouwhecrente vinden waren, des men goed vondteenige vreem- den by het hoofd te grypcn. De een hadt zin in een Romein, de ander in een Noor- man, Wilt of Slaaf; 't was genoeg als hy maar een beroemd en machtig man wasgo- wecft,. en vooral zoo in de benaming maar enigegelykenis te,vinden was,dien men dan aanltonds tot (lichter van deze
of gene ftad te boek ftelde. Hier
A 2 van, |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||||||
|
TUT
|
|||||||
|
||||||||
|
4 .BESC��RYVING
yan zyn veele voorbeelden in de befchry-
vingen derftsd�n.te zien, welken hetmy l�et lust hier verder optehalen, te meer om dat die vcrmaaklyke vertellingen by lie- den van kennis reeds genoegzaam buiten .2, geloof baarheit zyn geraakt. Echter zul - Jen wy den lezer voor oogen ftellen wat ons deswegens omtrent de Stad Utrecht verhaald wordt; -doch eer ik hier toe trede «al ik iets wegens de oude grensfchei- ding en gel�geHhe�E dezer Stad laaten voorgaan.
oude - � �e geleerde Heer ffago de Groot in zyn
grens- keurig werkje van de Catavifche Repu-
r"-LaJ J i** ff _ . ~r
|
|
||||||
|
||||||||
|
> iprck^nde van de hcerfchzucht der
Franken , en dat zy geen bezit van ons Bata- Vien, altoos niet beneden Utrecht , hebben
fehadt, fchryft hier op aldus : 't -welke eenige
ouden (te weten Utrecht) ge-weeft te zyn t'afichfU van hetryk der Franken, Auftra~ fien genoemd. L. Smits in zyne Schatka- mer bladz. 360. en f r. Halma in zyntoo- neel der Nederlanden fchryven al om- trent op dezelve wyze ; maar vermits zy geen tydperk bepalen, zoo zal deze grens- icheiding veele lezers zwarigheid baren, en ik zie niet dat ditbewaarheitkan wor- den voor omtrent den jaare >�oo. De Ooft Frankenwaaren over den Rhyn ge- zeten , ftrekfcende zich aan de cene zydc naar Duitfland uit, en aan deze zyde Ipron- |
|
||||||
|
||||||||
|
gen
|
|||||||
|
||||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. f
gen zy niet wydcr dan tofc&uisburg of Fos-
la Drufiana "toe, .waaraan onmiddelyk de groote Vriezen volgden, zoo als ons de geleerde Heer en Meefter O/hier van Vrede, een man in 's Lands Oudheden zeer wel ervaren, in eene landkaart aanwyft. Nu is er tuikhen Utrecht enDuisburg al wat grote tuilchcnwydtc om alleen tot cenc grensscheiding te dienen. £ n, dat het bezit der Ooft Franken aan deze zyde niet wyder fprong onitrentdenjaare4<jo. QH zelfs las- ter, kan by Sigmius de Occi&nt, ImpJi�. 12. nagezien worden, waar hy getuigt, dat Koning Clodius op het kaftcel Duisburg zyn Hof hieldt, hoe hy in den jaare 427. een inval in het tweede Belgium deedt, en ;dc Stad Kameryk en Atrecht innam, doch het jaar daaraan wierdtzyft Jeger geilagen , en hy weder over den Rhyn gedreven.
Maar als men de voorgemelde grens-
fcheiding van de Groot en anderen btcngt tot die tydcn,dat Koning Dagobcit L in den jaere 641. of gelyk andere (tellen645. de Vriezen en Nederfal�enoverwon, U- trecht innam, en een goed gedeelte vaa Batavie onder zyne heerfghappy bracht f zouden dezelve een nader oog van waarheid krygen, want gejyk het Goud. fcheKronykjc.biadz. jy.alsroede een.on- bekcnd Sehryver, in het 9, deel der Ana,- ledUvan A, Matthetts uitgegeven ± fchryft, kreeg. zei& een gedeelte vaa Vriefland A3 of |
|
||
|
||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
$ BESCHRYVING
of Batavie den naam van Ooft Vrankryk,1
hoewel de overwinning der Franken niet lang ftand hieldt,cn de Vriezen weder mee- ftcrs van Utrecht \vierden;zoo dat de bepa- ling der grensfcheidingc door die Heren gefteldja zelfs in't geheel niet al te zeker is. Wat nu de oude gelegenheid of het hcid�der eerfte begin der Stad Utrecht belangt, daar Stad u- komt ons ook al eenig verichil in voor. trecht. Voorecrft, zoo wy Utrecht in zyn eerfte begin bctchou wen, wanneer het maar uit enige weinige huizen of hutten bertondt, en flechts een veer of overtocht over den Middel-Rhyn was, fchyncn er op beide de boorden van dezen Rhyn enige huizen ge- ftaan te hebben, en dus wordt ook Traje- flus, dat is veer of o ver tocht in eene kaart by den Heer Menl'o Alt ing verbeeldt: maar indien wy ons oog liaan op de (lichting van het kafteel Wiltenburg, 'tgeeneigcntlyk derechte oorfpibng dezer ftad is, zoo was Utrecht maar aan eene zyde van denRyn gelegen, en dus wordtVetMTrajei�um\]\ eene kaart by dengemclden Menfo Alting geplaatft. Heda in zync gcfchicdfchrif- ten der Biffchoppen van Utrecht bladz. 5. is mede van gevoelen dat de ecrftcwoon- plaatfen op beide de boorden van den Rhyn gelegen hebben,enftcunt op zeke- ren brief van den Biflchop Balderik des jaars 934 waar in deze woorden ftaan: Zoo hebbe ik dan met bulpe van hem, die niet den u�twendie�n ferfoon-, maar bet hart
aan
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. j
aanziet, een brug over de gr aft doen
leggen., de ft ad met poorten. voorzienf. en een muur met fchanfjen tegen de aan~, vallen der wanden doen opbouwen. De gemelde Heda meent, dat deze brug �vet den Rhyn gelegen heeft, maar, de Heer Aarnout Buchel is in zync aanmerking bladz. 89. van gevoelen, dat deze brug de tegenwoordige St. Maartens brug is, welke ook de brug van 't kaftcel of burg- brug, en de Straat die over dezelve na St. Marie Kerk loopt, oudtyds de svoor- ftraat en voorburg is genoemd gewceft. Deze brug lag of wierdt dan eigentlvk over de oude graft gelegt, welke graft zyn begin uic den Rhyn nemende in de .Rivier de Vecht liep, en waaraan door Heda, zoo het ichynt, den naam.van Rhyn gegeven wordt, om dat zy een arm. of aflei- ding uit den Rhyn was. Maar als wy den Rhyn zelve, gelyk hy loopt, befchouwen, dan komt dit bewys van Heda niet zeer te pas. want het is zeker, dat ten tyde van den Biilchop Balderik de Stad Utrecht maat op ecne zydevan den Middel-Rhyn lag. Z. Hortenfius in het begin van zyne \Jr ^rechtiche gefchiedeniiren geeft de Stad U- trecht weder cene andere plaatfe fchry- vende aldus', de Stad Utrecht is aan den mond van den Rhyn Dp den oever gelegen: maar hierover wordt hy door denSchry- ver der kanttekeningen op zyne gefchicdr A 4 fchrif- |
|
||
|
||||
|
||||||
|
8: BESCHRYVING
fchriften niet deze woorden berispt:
Hortenfius vtrgift Zich , dewyl z,y omtrent
tien dttiz-end (ik denk , dat hy roeden meent) If�» den ouden Rhynmom geleden il 5 hier doetnietstoe , 't geen van Kyntkens haven t' of :&oo andere fchryven Rynken-i haven; ge&egt wordt ; ik cntkenne niet �dat de Stad ten .haven en tolhuis gehadt heeft , tnaa't demond'vanden Rhyn is, daar die Rivier zxch in zeeftort. De kantte- kenaar hadt voor zoo ver gclyk te- gen te fpreken, dat Utrecht niet aan den-ouden Rhynmond gelegen was , maar hy fchynt watte voorbarig, en begrypt Hortenftus niet wel, indien hy maar ee- liige regels verder wel hadt ingefien, hy zoude, deszelts 'mecning beter vcr- ftaan hebben j dewyl hy daar aldus ichryfr: Daar &y ft nog duidelyke tekenen overig, dat @te Rhyn) een v-ermaarden mond by de Stad het -ft gemaakt , om de koopman* |
|
||||
|
langs dezelve in en uit te voe-
ren- , hy maakt op gene van beide plaat- fen 'van «enen totcle» Rhynmond gewag, *naat tiet alken op een haven , die uit de oude graft, welke toen den naam van Rhyn lehynt gevoert te hebben , ftad- �waard inliep; £n of de Rivkr de Vecht, *4ielangsdeftadhier inden Middel -Rhyn liep , nicrwclden naarri van Rhyn ja Mid- �del-;Rhyn toekomt y zoude al veel over te pleiten vallen*'; de geleerde Heer Hen- f ;:t drik |
|
||||
|
|
|||||
|
||||||
|
||||
|
�DER STAD UTRECHT. 9
drik van Ryn heeft in zyne aantekenin-
gen op Batavia Sacra 1. deel bJadz. �i. qavolgende, daar alverfcheide bedenkin- gen van geboekt.; hoewel andere me< nen, dat de Vecht door de oude graft la- ter in dcnRhyngelcid is,doch de bcwy- zen zyn zeer iwak.
De gedenktekenen, waar door Horten-
flus en anderen, bewyzen, dat de Rhyn oudtyds met een Haven rtadwaard inge- loopen heeft, zyn meer als eea � voor ecrft brengen zy de tolpoort by, welke dezen naam van het onrtangen der tollen, gekregen heeft, en zy beweercn., dat de Haven by deze poort ten Zuiden in of aan de ftad liep, doch dit bewys zoude op zich zelvcn genomen wat fwafc zyn, en maar dienen om te tonen, dat de ichepen uit den Rhyn naar de Vecht, of uit de Vecht naar deaRhyn varende hier den tol betalen moeftcn, en zou ook zoo wel van waarcnof koopmanfchappen, die te land ingebracht wierden, konnen ver- ftaan worden als van de fchepcn, nictte- gcnftaande het zeker is, dat de oude Ha^ . ven hier in den Rhyn quam. Van den tol fprckende moet ik hier kortlyk aan- merken, dat de tollenaars oudtyds zyn gcweeft aanzienlyke perzoonen ; want men vindtzc dikwyls als getuigen in de Bi�choplyke brieven vermeldt. In ccn brief van JBisfchop Godebald des jaars A 5 ii2<5. |
|
||
|
||||
|
||||
|
ia B�SCHRYVING
1126. ftaat GerardAc tollenaar a!s getui-
gen vermeld, en in een brief van Biflchop Andreas des jaars, 1131. wordt hy weder gevonden: in een brief van kcizcrKoenrcia- dm des jaars 1145. ftaat Albertte. tollenaar als getuigen geboekt, en zoo zou men 'er veele konnen aanwyzen.
Maar de plaats Rynkens haven of by
verbaftering Kynkens ba-ven levert een vry goed bewysuit; deze haven zoude oud- tyds gelopen hebben, daar nu de kerken vanSt. Jan en St. Jacob ftaan: uit de ou- de overolyfzelcn van fcheepstuig als roe- ren van Ichepen, oude fcheepsplanken, ftukken van kabeltouwen enz. die by het omhalen van den grond hier en daar on- der de fondamenten van oude huizen gevonden zyn, blykt het klaar, dat hier legging van ichepcn, of zelfs �cheepstim- merwerven gewecft zyn: 't is ook zeker dat het gedeelte der ftad, daar St. Maartens Kerk ftaat veel hooger is dan de andere zyde, ja Hortenfius begroot het wel op 12. cubiten,'waaruitzommigen befluiten dat de fchepen oudtyds hier als tegens ccnc hoogc kade gelegen hebben. Omtrent den jaare 1560. ftondt aan de noordzyde van St.Maartens kerk een bouwvallig Huis, den Deken Ludolf toekomende, welke het zelve, uit vreze van ongelukken by inftor � ten, liet afbreken, en er een nieuw zet- ten j den grond, hier ook byzonder hoog |
|
||
|
||||
|
|||||||||
|
DER STAD UTRECHT. t*
zyndc, liet hy veel verlagen, by welk
geval men inden grond vondt een fchuit of boot geladen met oude potten eri aft- der aardcnwerk, waar over vele verwon- derd ftonden: uit deze bewyzen houden het verfcheide lieden van oordeel voor ze- ker , dat oudtyds uit de oude graft of Rhy n een Haven in de ftad geloopen heeft.
Ook zoude men uit verfcheide oude
brieven konncn bewyzen, dat de Stad Utrecht oudtyds aan of op den Rhy n gele- gen heeft, do'chdewyl het eene zaak bui- ten gefchil is, zal ik maar alleen deze woorden uit de Gift-brief van den Fran- ichen Koning Pipyn desjaars 752. te vin- den by Heda pag. 34. by brengen,in we�- ke hy wegens zekere gifte aan St. Maar- tcns Kerk beveftigt dezelve dusbefchryft: welke gefticht is tn de plaats (ftad) Traje- |
|
|||||||
|
|||||||||
|
ct urn op de r wier den Rhy n.
|
![]() |
|
||||||
|
|||||||||
|
r «f�W
;�'�> � - .
!
� ""
... ,..'...'..
. � .
'
i �
H. HOOH>
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
||||||||||||
|
H. HOOFDSTUK.
Hef begin, eerfte bouwheeren, e ft
oude benaming der Stad 'Utrecht, &oo als die tot nochtoe bij onze Vadertandfche Schrijvers geboekt ftaan, ivaar bij onderzocht wordt, of deze verhalen op va/Ie b e wij- |
|
||||||||||
|
||||||||||||
|
zen gegrond zijn.
|
|
|
|
||||||||
|
|
|
||||||||||
|
||||||||||||
|
� , . .v'... v; ;!,
D At Utrecht eenc der oudfte ftedcn
van Batavie is, denk ik niet dat by luiden van kennis tegenfpraak zal ly- den,maar wordt genoegzaam voorzeker gehouden. Doch wanneer deze aloude ftad een begin genomen heeft, of wie de eerfte grondlegger derzelvcr geweeft is, daarin verfch�len onze Schryvers veel van eikanderen, en het rechte bewys fchynt hun te ontbreken. Verfcheide defti - ge mannen, als7tf# van der�eck, W�llem Heda, Aarnom Buchel hi zyne aanteke- ningen oyei: beide getnelde fchryvers, Menfo Alting y de Hoogleeraar Antb. Mat- tbeusy Hugo van Heuffen, Hendrik van Rhyn, en veele anderen hebben met een onvermoeiden arbeid in het onderzoeken van een overgroot getal oude hand-
fchrif-
|
|
||||||||||
|
||||||||||||
|
|
|
||||||||||
|
||||||||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT, 13
fehriften en charters veele moeite aan-
gewend om deze duifternis bp te helde- ren j doch Wat vlyd zy ook hefteed heb' ben', het rechte befcheit blyft noch te zoeken, hoexvel deze brave mannen ons al een groot licht hier omtrent by ge- zet hebben, met het welk ik feo�-vecl my doenlyk is deze zaak opnieuw e�n$ 2ai riafporen, en zien hoe ver wy in de �udh�it konnen indringen, is 't niet hl ons'vermogende zaak zeker te {tellen j ik verbeelde my echter zeer naa 'aan het waare bericht te zullen relk�r^, en zal vooral deze voortreffelyke oude ftad vaneen goed getal verdichtlels, welke hier omtrent tot noch toe ftand gehouden hel> zen trachten te zuiveren, op dat met 'er tyd des te gemaklyker de waarheid eens mag te voorfchyn komen.
Onder de Vaderlandfchc fchryvers,
welke ons ecnig bericht wegens het be- gin en den Bouwheer dezer ftad in hun- aer stad �ne ; ichriften nagelaten hebben , ver- Utrecht dient Jan<�<in der Beek, Kanonik te U-by onze trecht, welke omtrent den jaare 1 de levens en daden der Biflchoppen van Utrecht befchreven heeft, wel de eerfte plaats. Deze ftelt in de voorreden van zyn werk bladz. 3. zekeren Romein Antonius genoemd tot eerftcn bouwheer, fchry vende, dat inde zware vervolgingen van Keizer Nero veele aanzienlyke He- ren |
|
||
|
||||
|
||||||
|
14 BESCHRYVING
ren omgebracht of gebannen wordende,
twee voorname mannen ia ballingfchap gezpnden wierden, te weten Granius en Antwtius, zynde de ecrfte raadsheer en de twedc: Gemeensman. Granius met een deel volks Vrankryk doortrekkende kwam in Ardenne,alwaar hy de ftad Aqua � granum, nu Aken genoemd, ftichtede. Antottius trok door Duitichland en cnk-^ram i n Holland aan, daar hy op den oever vsan den Rhyn ecne fterkte ofkaftecl» bouwde, welke langen tyd ter gedach- tenis zyncs naams Antonia gcnocind is, tot dat dezelve door de Wilten of Sla- ven verweeft wierdt, welke naderhand terzclverpiaatze weder een kafteel bouw» den, en -naar hunne benaming Wiiten- burg noemden. JStka vermeldt ons het jaar niet, maar een oud Ncdcrduitfch vertaler van zyn bock, die in de U u-echt- Iche Bibliotneek gclchreven �, bewaakt wordt, ftelt zulks in het jaar onzes He- i'cn LX V. voorgevallen te zyn. ZOQ dit verhaal nu op goed bcwys ruftcde, had- defi wy den bouwheer en ook het ja^r der llichtinge : maar de geleerde Heer Ar- nout Bitchel in zyne aantekeningen bladz. �. houdt, het gecne hier van Antonius verhaald wordt voor eenc fabel, cu jro. men van krankzinnige lieden , vemiits niet een geloofwaardig fchryver van dien tyd daar cenig gewag van maakt. _g^
ka
|
|
||||
|
.
|
|
||||
|
||||||
|
||||||
|
||||
|
DER, STAD UTRECHT. i J
ka is, vervolgt hy, zoo veel my bekend
is, de ecrfte die van ecne Vcfting op den oever van den Rhy n door ecnen Antonius gebouwd gewag maakt, 't welk veel meer dan twaalf honderd jaaren onbc- v kend was geweeft.
... Van gelykemuntis hetftichtcn der ftad
Aken door Granius, gelyk men, indien, liet nodig .was zeer wel zoude-konnea bewyzen, zoo dat dit in't geheel eene zaak buiten de waarheid is, maar de rechte ilichters onbekend, zynde, hebben eni- gen , gelyk reeds gezegd is, de.zen of genen vreemdeling maar blindelings op het een of ander verhaal by het hootU ge/vat, en vele hebben vermaak in dusdanige ver- halen gevonden.
Willem Heda insgelyks Kanonik te U-
trecht, komt in zyne Gefchiedichriftcn der Bisfchoppen van Utrecht bladz. 10. �ook wel met ecnen Antonius voor den dag, naar wien deze ftad den naam An- utrecht tonia zou gekregen hebben, maar van zou eerft dien verbannen Antonius wil hy nietden na�tn hooren fpreeken, als zynde cene zaak�"g"_to" zonder eenig; bcwys, en . hy hadt wel V0erc gelyk dat hy geen banneling tot ftichter hebben. van deze voortreflfelyke ftad wilde aanne- men , hy oordeelt waarlchynelyker te 'zyn , dat Trajcffum (Utrecht) al onder Julius Cdfaris begonnen, en naarA/. An- tonius, welke Julius C«far in alle zyne
op-
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
i6 B ES C H RY V IN G
optochten in Vrankryk vcrzeld heeft,
zynde met 0-��awadc zuftcr van juliusCac- laf gefrouwd, en hebbende eenige fte* den van zynen naam in Vrankryk gc- fticht, Antonia genoemd is. Maar wy geloven liever, ichryft hy verder, dat de- ze ftad onder de kaftclcn, door Drufus Qcrmanicus langs den Rhyn gebouwd, moet gerekend worden, en naar des- zelfs hulsvrouw Antmia, of naar Anto- nia, de huisvrouw van L. Domttius en dochter van Oftavia de zuster van Julius Cfcfar, of naar Antonia de moeder van Claudius, zoon van Drufus Germanicus, haren naam Antonia gekregen heeft, ge- lyk van Agrippwa Colonia Agrippina, Fofla Drufiana van Drufus, Jt kalleel 't Hic van Flavius, broeder van Arminius, |
|
|||
|
|||||
|
Op hoe lofife fchroeven dit verhaal vanfi^
tforulV, blykt overvloedig uit deszelfs cige �woorden, en iemand zoude voorbedacht willen mifleid zyn, die aan zulkel�fle gis- fingcn zyn zegel wilde hangen, wel zien- de ",'dat <vllcs zonder grond of eenig bewys is, waarom ook Arnout Bachel op die plaats deze aantekening maakt: Dat hy wel doet met de fabel van dien Romein- fchen Balling Antonius te verwerpen-, maar dat zyn nieuw bygebracht gevoe - len alzoo ongegrond en ongeloof baar is als het voorgaande, en by geen een
oud
|
|
|||
|
|||||
|
|||||
|
DER. STAD �TRECHf. v)
oud �f geloof baar fchryvefc gevondctf
wordt.
De gemelde Willem Ffeda, met do»
ze; oudheid niet te vreden geeft bladz. .ri. eene andere noch veel lofl�rc giffing op, willende, dat deze Stad1 veet ouder, en lang voor de tyden van lu- lius Cxfar van enige heidenfehe Barba- ren , door welken hy miflchien de Wilten ^ waarvan wy hier na zullen fpreken, ver- ftaat, gebouwd is, hiertoe fchynt hem de -reiskaart, 'die op den naam van Kei- zer AmohiriuS 'in 't licht is, gebragt te hebben; want hy tracht zyri gevoelen met deze redeneringe te veftigen. In- dien deze ttad door eenen Antonius bal* Jing onder Keizer Nero gebouwt was, zoude dezelve ten tyde van Keizer Anto- tiiws,-die maar omtrent LXX.- jaaren na Keizer Nero geheerfcht heeft, ih dien ftaat niet geweeft zyn om een plaats in de rciskaarte van zo groten Keizer te verdienen, derhalven befluit hy, dat deze ftad veel ouder moet zyn.. Dus ziet men, dat /wanneer iemand, zich eens aan lofl�giflingen overgeeft, hy licht alles aan- grypt, wat er-maar voor handen komt. De Heer Aatnout Bucbcl in Zyne aante- keningen op xiie plaats bekent wel, dat Trajei��nt op de gemelde kaart uit- gedrukt ftaat, doch wil het noch voor geenc vaftc waarheid aannemen, dat
B oa-
|
|
|||
|
|||||
|
,
|
||||
|
|||||
|
||||
|
onze. ftad,op dies; tyd al i» wezeji zou?
de zyn g�weeft, en hiervan geeft hy de- ze redap,-/dat 'er op. dif: kaart meer pjaati�a riekend ftaan, welke .ten tyde van Ant9»inu$ noch niet in wezen, of altoos onder,; die be,fta-rninge met pelend Tsaren ^ by vooi;b«,eJ4 Kpnftan- tiriopole�ij '^yrelfcdknnaafn.cerft-laag na ge.melden .K^^zer gekregen heeft, i by �c hcrbouwiuge onder K,onftant-yn den Groten,, \^at deze tegenwerpingc be- laogt , .dezelve was , ZQ liet my toe- ^:hyntr wel te beantwoorden ; want, fchoon d�c- ftad toen bekend was onder den naani yaa Byz>antium, zy was echter al laag voor .'sKeizers Antonimts tyden in wezen eeweeft, maar dewyl; deze ftsi fry de Kerbonwingc onder Konftarityit 4en Groten toen naar hem eene nieu- we benarnH]ge kreeg, geraakte de oude ^laara twiten, gebruik/, waaroni dqzelve op deze kaart naderhandook.zal achter- gelaten , en de nieuwe in de plaats ge- ijeld wezen 5 meer dergelyke. voprbeelt den zoude men in, boeken en kaarten jn oyervloedi konnen aacwyzen. Maat dewyl hctbewys, 't geen Heda uit de reis- kaart van Anfonirws trekt, isyns bedun- kens van geen kragt is, ja, de minfte fchyn van waarheit niet heeft, is het niet no- dig daat meejj wootden oyer te maken,
/ � vil
\J-
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD �TRECHf. i$
en hierin heeft h'y-, zo veel my bekent
is, geene navolgers gehadt, dan alleen Hor- /<?»/?«* }dte'er en igeimaak in ichynt te heb- ben , en meent, dat of fchoon dcz�tlad weE �crft onder de regering van JMtts C&far d��r den Drieman Antoniu!,\\a.M de meefte waariehynlykheid, gefticht is, de plaats ech- ter toen al om d�szelfs gelegenheid door den koophandel vermaard zal zyn ge weeft.
Het gevoelen van Beka wegens dien
Roomfchen Banneling Anionms heeft veel meer navolgers gevonden, want Aarnout Sucbel maakt gewag Van een ge- Ichrcven kr�nykje van omtrent het jaar MCGCC /t welk met hetveirhail van. Be- ka nie�ft overeenkomt. Antb. Matth<sus brengt ook een onbekend S�hryverby ia het IX. deel zyner Analedten, welke ook, zo het fchynt in het begin der vyftiende ecu gelecft heeft, deze verhaalt ook omtrent het zelve, maar de uitgever te- kent dikmaals hier en daar op de kant aan fabels , en verdigtjels, enz. 'ijD'� Ka�melyter Monik Jan Gerbrandsz, tiar> Lcideti in zyn Chfon. Belg Hamcortitts t Fftrmerius, Kfmpius, erf 'dttg�iykeff fchryven hier onitrent rrialkatieferen iri naa)!', geeneil van allen het minfte bcwys tan hun zeggen gevende, zo�dat n�t t'enc- maal op Jfi�^/verhaal fchyht te rusten.
Van alie:d�zeiaatftgenoem�erjrkan^>--
nout Sttcbtt-hst riaarichry ven van clkandc'
B 2 ren
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
a© BESCHRYVING
ren noch. pverftappen, maar verwondert
zich, dat" een Janus Voufa, A. Juniusy en. Lambertus Hortenfiui daartoe geko- men zyn, om de dromen van dar ver- dichte Antonia met hunne pennen noch te helpen verweren. Laat 'er zegt hy, een M. Antonius, laten 'er honderd Ro- wieinfchc Antoniusfen geweeftzyn, wat kan men daar uit bcfluiten ? volgt daar- uit, dat zy hier ftedcn en kafteelen heb- ben gebouwt ? Dat zy dezen naar hunnen naam hebben genoemt ? en dat dit de ftad of het kaftcel is, 't geen volgens hun zeggen daarna door de Wilten ver- woest en ten laafften door de Franken TrajecJumgQnotmd is? niets minder dan dit 5 want men by geen echt fchry ver, die binnen de duizend jaren na dien tyd ge- leefd heeft, hiervan enig berigt vindt, maarhy meent, dat enigen tot deze dwa- ling zyn gebracht, doordien op zeke- ren Akker, dicht by de ftad gelegen, zo met graven als met ploegen enige penningen der Antonineit .gevonden zyn, waaruit zy bcfloten hebben, dat Keizer Autoninus of Antonius Stichter van deze ftad isgeweeft. Veele licht-" gelovigen hebben dit gretig aangeno- men, en aan de nakomelingen ach- tergelaten : hy doelt hier derhalven op degenen, die Keizer Antoninus tot Stich- ter te boek fteilen, waarvan al me- de |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. st
de liet minfte bewys - niet gevonden
wordt.
Matthysvan der Houven in zyn Hand'
veft kronyk II. deel bladz. 88. ducht ons nocheenen nieuwen Antonius op, welke een Romeinfch Ridder gcweeft, en deze ftad Antonia in den jaare CXX1X. zoude gcfticht hebben, waardoor M. Antonius, en de gebannen Roorafche gemeensman onder Keizer Nero weder beide verwor- pen worden, fchoon op geen vafter grond, dan zy cerft tot ftichters waren aange- nomen.
Om deze redenen wordt zo wel h'et
een als het ander gevoelen aangaande de (lichting dezer ftad door Antonius of Antomnus van de geleerde en in de va- dcrlandchc oudheden zeer ervaren nian- mcn Menjo Alt ing , en Ant. Mattbatts, behalvcn meer anderen in naarvolging van B-uchelias voor een louter verdicht- lel gehouden: En men hadt rcdenomtc denken, dat eene zaak door Oudheid-ken- ners lang afgekeurt, naderhand geen in- gang meer zoude gehadt hebben , doch de vindingen fchynen te fraai geweeft te zyn om dezelve te laten varen; ten min- ften heeft Fr. Halma in zyn Toneel der Vereenigde Nederlanden op nieuws we- deralles opgezocht, en geboekt, wat to± derzelver verdediging te vinden, «n ber kwaam was om die geloof te doen kiy- B 3 - |
|
||
|
||||
|
||||||||||
|
a* BESCHIU'VING
gen. Het zal derhalve niet ondienftig
zyn de krachtigfte bewyzen uit dit Werk den Lezer ook kortlyk voor oogen te (tellen, .en te onderzoeken, of die meer vaftigheid hebben, en in (taat zyn die, genoemde mannen te overtuigen.
Het eerft, 't geen men tot verfter-
king van dit gevoelen in het gemelde werk vindt, is een kronykje van een onbekend ichry ver, welken men gHt of in het begin of in het midden der veer- tiende eeu geleeft te hebben. De Heer Halma brengt ons op het woord Auto- »/'« .daar een kort verhaal uit te voor- ichyn , en fchryft dit kronykje enigen tyd ter leen bezeten te hebben , maar vermits hy het weder heeft moeten mis- fen , brengt hy er alleen ons dezen kor- ten inhout van by.
� Dat Autrecht , nu Utrecht , hoe
� wel onder eene andere benoeminge, |
|
||||||||
|
||||||||||
|
�
� |
|
lang voor de heilige geboorte van on-
zen Heere Jefu$ Cbri/tus geftaan heeft.
|
|
||||||
|
||||||||||
|
,^ 'Dat de2e Plaats omtrent , of ten tyde
� van, Keizer Nero den naam van Anto- � ttia becjuam ; doch in ouder Schriften � vindt n^en, datzedien naam kreeg van � Antonids, een der grootfte vrienden ,, van Jftiius C<ejar, kort voor Chriftus � tyden, dat ze toen alreeds met veften � omvangen was. Datze , toen Keizer �.., ;.' IQ � An-
� '
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
|||||||
|
STAD UTRECrtf.
|
||||||
|
|||||||
|
7," Antmtus de Godvruchtige deze landen,
,, doorreisde, al v��r eengroot deel j aa- ,,, ren cen-e goede handelplaats der Bata- ,f vieren wal,, wegens de wel gclegentheid � aandenRhyn ,"en de nabyheid der Zee: � Maar Matze naderhand aan cene zeet � Barbariiche 'Natie geraakt, en zeer ver- � woeft gewonden was: Dat Keizer Aw- � tonim Pias deze Naatie verdreef, en � toen deze Veftc niet eerft bouwde:, � maar herbouwde, en in plaats van � A N TONI A, hernoemde ANTO" � N IN A.
Dit is het oudfte bewys, 't geen de
fchryvervanhct Toneel der Nederlanden \vcet by te brengen,maar vermits, gelyk by zelve ichryft , geen jaargetal by het kronykje te vinden was, zoude het wel van later tydendanvan het jaarMCCCL'. konnen zyn , te meer, om dat, des- zelfs- verhaal met Efka, met het Krony- kje , daar A. Suchel van gewaagt, als me- de met den onbekenden fchryvcr by Ant. Matth&us meeft overeenkomt i doch het meldt niet wie Utreehtgefticht heeft, of op wat tyd het gebottwtis, he� wordt wel gezegd lang voor Kristus geboorte'geftaan te hebben, maar onder eeneand�re benoeminge,zelrs zoude het Voor Kriftus tyden al met vetkn omvan- gen zyn geweeft; doch waar uit kan zulks blyken? Alle verdere verhalen, dat zy B 4 van |
|
|||||
|
|||||||
|
|
|
|||||
|
||||||||||||
|
»4 BESCHRYVING
van eenen Antonius onder, Keizer Ne-
ro den naam van Antot�a gekregen jzoud� hebben: Dat ook dezeftad tentyde van Keizer Antonius Pius al eene goe- de handelplaats was, en naderhand door cene barbaaiiche naatie verwoeft zynde door den gemelden Keizer is herbouwt, en naar hem in plaats van Antouia An-, tonina genoemd is, fchynen met de vo- rige fchryvers overeenkoomen , gelyk wy, van Wiltenburg te handelen hebben- de, noch nader zien zullen; ja wanneer van het bemuren enz. dezer rtad, zal ge- fproken worden, zal het uit goed Be- wys blyken, dat de Schryvcr van het To- neel der Nederlanden dit Kronykje,. 't geen hy hier zelve bybrqngt, grootlyks Xegenlpreekt, en het bemuren dezer ftad ecrft op het jaar CCXXX. en op andere -plaatl�n veel later ftelt. Wat het over- winnen der barbaren door Keizer Anto- nimis Pms, en het herbouwen van Utrecht |
|
||||||||||
|
![]() |
|
||||||||||
|
belangt; daarvan is geen woord by eenig
§oed of oud Schry ver te vinden, fchoon
e Romeinen anders zo zorgvuldig wa- ren hunne overwinningen te boekteftel- len, weshalyen dit Kronykie ons al me- |
|||||||||||
|
||||||||||||
|
|
|
||||||||||
de het minfte vaft bewys niet opleverThans,komen wy aan de KronykPafciculusTemporumvan Jan Veldenaen dus zakken wy in oude bcwyzen
af. Peze;meldt bladz. 244. ook v^n die |
i.
of
f i,
:iiw
|
|
||||||||||
|
||||||||||||
|
Hoorn
|
|||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||
|
DER STAD UTRECHT. 25:
Roomfchen banneling Antonius, welke.
in het land der wilde Ncderiafl�n ko- mende LX V. jaren na Kriftus geboorte een Kaftecl aan den Rhyn zoude-gedicht, en naar zich zelven Antonia genoemd- hebben; welk verhaal met Beka ten Cne- maal overeenkomende waarfchynlyk uit den zelven getrokken zal zyn. Vcrdcrs; ichryft hy van de verweeft ingc dezes' Kafteels door de Slaven en 'Wjlten, die in deSzelfs plaats Wiltenburg geboviwd heb- ben , en van de overwinningen dbo'r Kei- zer ralentiniaan^'opdie. woeftc volkeren i« den' jare CCCLXXXVil. behaald � waarin hun Wiltenburg zo vernield" werdf, dat zy het herbouwen mo�ften.
Hier van fchryfto�k Melis Stok f, doch
ftelt zulks in' de inleiding, zyrier Ryni- kronyk onder Keizers/f ntin�aan I. in het jaar CCCLXVI. 't geen beter met de �waarheid overeenkomt. Zodat wy niet het minftebewys by Veldendar vinden, 't welk de ftichting of benoeming van An^ toni a meer beveiligt, dan de te voren by- gcbrachte verhalen.
Vervolgens neemt men zyri toevlucht
tot enige lafynfche veerzeh, welke voor dezen op een bord tegen een pylaar in 't koor der D�mkerk� te lezen gehangen hebben, doch dit bord is by het invallen der kerke in het jaar MDCLXXIV. weg ge- raakt, zynde'er echter verfcheidc afichrir- |
|
||||||
|
||||||||
|
\i
|
|
B 5 ten
|
|
||||
|
||||||||
|
||||||||
|
||||||
|
ad BESCHRYVING
ten van overig, hier mede menen enigen',,'
dat de zaak ten enemaal bewezen wordt } maar het zlve weegt even licht als ds vorigen; Guicciardin in zyne befchry* yinge der Nederlanden geett het ons dos in 't Latynop:
i
Circum quaque fluens Hollandia gurglte |
|
||||
|
||||||
|
C�ng�tiir Oceaniflumtriibitsquc Maris,
�» qua cum muris terbs Antonina nove�'
m
Tempore Neronh ddificafa. fuit,
Hanc devaftavit f er a fiamtna gens , & i�t-
dem
Caflrttm Viltorium conditur' indenovum
�urri�us ex celfis, quod adhuc plebs Abrodi-
torum
Funditus evertetts, d ir uit usque folum,
Uwc Trajeftenfe caftrui�i, cum moenibu$
�ttis
Conditur afrancis Chriflic�lis , fed idem
Vulgus Danorum confregit butno tenustom-
ncs
Cum Cler o cives infimttl enfe necans.
Venique Baldricus prtful nova moettia.
ftruxit ,
£>tt& modo fubftftunt auxiliante Deo.
Sic Hotlandenfi terra veraciter omni Trajei�tttn conjlat urbi capitalis adhttct
':�;.;
By
|
|
||||
|
||||||
|
||||||||||
|
STAD UTRECHT. t?
^ Halma op liet woord Afrton�na vindt
men dezelfde veerzen, doch de lezing ia yef fcheide kopycn verich�knde , heeft hy zulks op de kant aangetekcnt.
De Latyniche yccizen zyn door J. f r.
Cortgeen van ter Goude in zyn Stichts kronykje bladz. 9. in 't Nederduitlch overgebragt, volgens deze vertaling. ' � : ' " ' ."
�^ollan�t �riftig toor�t omringt aan a��f, w*
ben
j�etbcn �l)i?nfl?oom-/ ooh �Jcrano en bi;
^ee .baten. . ,
^n �etoriRc bfe f�ab ^fint�nina in ,&et?cmt�
ti'�cn
3^ct nicrito� nntttn orfwntot t�, ai^ �'Jji-
f�aricn bcrfslaar'crt.-
. 5©ie Ji�abcii pnbe toccebie
bicnatfn/
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
�afeett.
een nimtoe S�ucrtj tjcc J�iltenqm tsic |
|
||||||||
|
||||||||||
|
�anben te beluareu.
.Tikt 5?ootc �oo0e fleche �Egoocnc^ en .�^urcn
pefon�eert.
J�aac baac na fean be m?o�to n ij ge�cffju*
. . 'i,
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
�QP3 ro gjaot ;
ban bc f janfien tot
bienfl beftfftt/ |
|
||||||||
|
||||||||||
|
||||||||
|
28 BES^CHRYVING
|
|||||||
|
||||||||
|
Die ©ccrnn toerttielbt �jcb&cn tot bre
anrbcn bloot.
en toaetltlpft iweflctibcel met Oen
ftoacc�cge�oot/ |
|||||||
|
||||||||
|
«Die Ibtab iuccr ommuur t tegen brc
mnftoat :
ccn �)ooftftab bc^
Do�rai �Jaarachti. noc�) tcjjcntooocDigftet |
|
||||||
|
||||||||
|
Hier heeft de lezer den inhoud de-
zer veerzen, welke by zommige lieden zeer hpog geacht, ja geoordeelt worden genoeg te zyn om de ftichting door An- tonius en den naam van Antonia goed te maken , maar , die op dezelve let , zal 'er geen een woord bewys meer in vinden dan reeds bygebracht is, en waadchyn- lyk zynze uit de fchnften van die Ichry- vercn getrokken. Die met dezelve voor den dag komen , moeften ons eerft den ouderdom aanwyzen , en tonen dat die veerzen de tyden van Beka overtrof- fen, dan zouden zy den geleerden Aar- nout Bucbel overtuigen, dat £ e ka deeer- ftenietis geweeft, die van het ftichten van eene Veftingop den oever van den Rhyn door eenen Romeinfchen banneling An- toniits gelchreven, of ook van den naam
An-
|
|
||||||
|
||||||||
|
|||||
|
DER STAD UTRECHT. 29
'Antoma geweten heeft, 't geen die voor-
ftanders niet machtig zyn te doen, waar- door men deze veerzen geen hoger ouder- dom dan van het jaar MCCCC. en zulks op zyn beft kan toefchryven, ik laat ftaan, dat die tot een bewys, van 't geen �n de eerfte eeu voorgevallen zoude zyn, zouden konnen dienen. De gemelde Aarnout Buchel, Menfo Alt ing, Anth* Matih<eus, enz. zullen hiervan ook zeker- lyk wel kennis gehadt hebben, vermitszy alles zo naarftiglyk hebben opgezocht, doch zy wachten zich wel daarvan ge- bruik te maken, ja Veldenaar} die het zo druk met dien ftichter heeft, bedient er zig ook niet van, het is derhalven zeer waartchynlyk, dat die veerzen by zynen tyd noch niet in wezen geweeft zyn.
Hoc zwak voor het overige in het ge-
heel de bewyzcn zyn, die men uit bor- den, veerzen of opfchriften, by de ruimte in kerken en kloofters van Roomich- gezinde landen, gelyk het toen hier ook was, te vinden, haalt, is een ieder pvcr genoeg bekend, en (leunen dezelve ineeft op lofle vcrhaalen zonder grond. Men zou de voorftanders dezer veerzen eens konnen vragen, als men hen het bord met deszelfs opfchrift, en de twee kopere bekkens te Loosduinen hangen- de tot bewys der wonderlykc kinderba- ring |
|
|||
|
|||||
|
_
|
||||
|
|||||
|
||||
|
ring v&tt- jj�j, kinderen \vitdc bybren»
gen, o£"%y ctaaf wel get�of aan zou- de» geven, en dit bewy* genoeg achten? ik houd� rtfy verzekert-, en; heb hetzelve bevondeHy ^fctf zy , indieA lie* teil min- ften ll�d�t� *vm ��n b�k-v^aaiixjorctecl zyn, h�t fti�t ^ullcH aarrnemen; eft my ant- �woorden,: ;dat dit bord er� die bekkens eeuwen -daarnW cfoor den �fenen of ande- ren, dieliktfbeter wift, opgehangen zyn, en da�'cMYiet een oud tchryv<2rv�«'di�n tyif gewag van gcnioakt heeft.- �.M-aar�rii niet bulte�- St. &iaatrten's- ker-k ze4v� te treden; rrseri \veot, h'^e a! van ouds de Kanonike�t' van St./SalVaters kerk fegeiis-dk va» St/ Maa�tehs'oVer den oudcrdonv1 erf voor- rang himwei- "kerken getw�� h�MJeti; rilt heeft voor dezen ecnl^�i^-by een for�ir in St. Maartenskerkgvhangcn,op't\vclk' gefchrcv�n ftondt, dat St.Maartens kerk. de ecrffgcft�chte kerk wasj maai? dit fee^ wys vond t by de Kanoni'ken van Sr7. Sa^' vator geen 'ingang5, welke zeiden, dat dit bord door iemand niet beter weten- de; e&v�or h'et gevoelen van St. Ma�r- teris kefrk �ng�nohien , aldaar geplaatft was, do�tidat het iri geenen1 dteefc tot een
to�d be^vy^ ditfttfe.- �)ie van'St. Maai'tens
ej'k^urrden'hier ook- niet hart op drin- gen, ge|yk ik breder hiervan op die kerk te handeien zal hebben, en het opfchrifc zehre bj'brengeh. Ik zcmcfe een- groot |
|
||
|
||||
|
||||
|
DEB. STAD'UTRECHT. &
Jgetat van dusdanige borden en opfchriften,
die door zucht voor een gevoelen, of voor het verhaal van dezen of genen ichryver buiten waarheid bevonden zyn, by den anderen konnen halen; doch heeft geen van allen eenige1 geloofbaarheid op zich zelven, maar moeten door goede bewy- zeia beveftigt worden, die aan deze veer- zcn ontbreeken, ^en welke in tegendeel, gelyk getoond is, door de befte kenners verworpen worden. ,t\
Hierna, komt men met de Oude HoZ-
landfche Krony.k voor den dag, en om den; lezer een groten indruk van den zelven te geven, moet het de eerfte druk zyn,om dat in dievandeniareMDCXX, enige verandering gemaakt is, even of de eerfte daarom de befte was j .wannceK men die inziet, komt het weder op ee* ne& Roomfchen banneling onder Kei- zer, Nero uit,' Antdnius tian- der Colum- w�n of van'^Zw/tf» dk deze ftad of kafteel LXV. jaren na Kriftus geboODte-gefticht zofade hcbbep, gelyk wy ook te voren by den veutaler v&nBeka door Mattb&us in het V. Deel zyner Analedcn uitgcge^ SCQ, eni \yfVetdenaar gezien hebben, zo dafi'dk het'.Ycelncht uit deeze Kronyki geliaalt heeft yofzy, allen het,uit denzelf* dea oorfpronk gekregen hebben^ Deze Antonius zoude ook ftichter zyn Van hec -flot \&.Anboltt 't geen volgens het fchryi
ven
|
|
||
|
||||
|
||||
|
fa BESCHRYVING
ven der gemelde kronyk Zalen genoemd
placht te worden, van dezen Antonius van der Colummen zoude ook hetade- lyke geflacht van Zuilen in 't Sticht van Utrecht afkomftig zyn, 'r welk dan ze- kerlyk met recht voor het oudftc dezer landen gehouden zoude mogen wor- den , doch het is, dunkt my, beter dien ftani eenige jaren ouderdoms te bene- men, dan dcszelfs opkomftzo onzeker re ftellen, als het verhaal der gemelde Kronyk in deze gehele gcichiedenis voor- komen doet.
TeuJaatlten brengt de Schryver van het
Toneel der Nederlanden tot bewys van het zelfde gevoelen by, het opfchrift? van een Triomfboog in den jaare MDLXXXVI. by het inhalen van Robert Dudly, Grave van Leicefter tcUtrecbt opgericht,'t welk met deze woorden begon: FOELICIBUSAN* TON I NI Pil IMPERATOR1S-, URBS TRAJECT: CONDITA AUSP1CHS, Dat is: DeftadUtrecht onder de gelukkige rege- ringc van. Antoninus Pias gef�icht. Hier worden M. Antonius, en Antonius de gebannen Gemeensman beide wederom verworpen j rechtdraads ftrydende tegen het vernaal vanhet Kronykje waarvan Ha!' ma ge waagt, volgens 't �wt\k.Ant<minii$Pi- tfs de ftad niet getticht, maar dezelve, door de barbaren; \"erwoeft zynde, herbouwt heeft; .want zy had langen tyd voor Kri-
ftus
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT. $5 (
(lus geboorte in wezen, en met veften
omvangen gcwecft.
ik verbeelde my de krachtigfte" bewy-
zen, die tot ftaving der gewaande oude (lichting, en benoeming der Stad Utrecht gevonden worden , bygebracht te heb- ben , doch ik moet bekennen, dat my geen een voorgekomen is, 't welk op goede gcdcnkftukken of gctuigenifl�n van ge- loofwaardige Schry veren ruft, worden- de dezelve ook alle by die genen, wel- ke weten, wattotbewys ccner gefchiede- nifl�behoort, niet hoger dan verdkhtfe-- Icn gehouden.
Allecnlyk moet ik hier byvoegcn, dat
of fchoon al ontwyfclbaar bewezen, wicrdt, dat de Romeinen, op,.wat tydt' men ook ftellen mag, hier ter plaatfe, zynde, de ecnc of andere fterkte tegen de aanvallen, der vyanden of eenige. fchuuren tot lyfs of voorraadsberging opgeworpen hadden, het 'er nog zeer ver" van. daan is, om daar uit, en van dien tyd aart met goed gevolg den oor- iprong dezer tegenwoordige ftad af te lei- den ; even zo min als men met recht ee- ne thans afgetloken, bewalde en met fchielyk opgeflagen wachthuizen voor- ziene legerplaats voorde begin felen van eene ftad,welke eenige honderd jaren hie^ na op die plaats of ten naaften by op dezel- ve gcfticht wierdt, zoude mogen houden'. C UU |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||||||
|
g* BESCHRYVING
UI. HOOFDSTUK.
. , , i ,
� � * � - ~» ,- ....
Van het KafteelWdtenburgy wie
het zelve geftickt, waar het
gelegen heeft 3 en of'er meer
dan een Kafleel IVilten-
burg geweeft is.
|
|
||||||
|
|
|||||||
|
||||||||
|
||||||||
|
HEtzoudemiflchien gevpeglyker ge-
fchenen hebben, dat ik in het on- derzoek wesens het begin en ftichr tinge der Ihd Utrecht voortging, te meer, om dat ik de (lichters, welke tot noch toe daar voor gehouden zyn, ver- worpen hebbe , waardoor het myn plicht wierdtom te zien, of er wegens anderen nader en vafter bewys te vinden was; maar vemlits ik voor zeker houde, dat «ren de opkomft dezer ftad van de ftich- ti-ng des kafteels Wiltenburg af moet lei- den, dunkt het my beter eerft deszelfs be- gin na te fporen, en dan zo veer te ge- maklyker dat der itad daaruit aan te to- nen.
Ik ontkenne niet, integendeel fta ik toe,
<latby het y�er of overtocht over alhier c
. ' fJ
|
|
||||||
|
||||||||
|
� '* -
|
|||||||
|
||||||||
|
|||||||||
|
|
||||||||
|
|||||||||
|
DER STAD UTRECHT.
men, dewyl de naarn onzer Stad
jectum of Overtocht van dat veer afkom- ftig is, aan die woningen met veel fchyn, van reden de eerftebeginfelen van Utrecht zoude konnen tocfchryven : maar ver- mits een weinig verder blyken zal,dat men, by het bouwen van het Kafteel Wilten- burg , te gelyk het veer of overtocht, en dus het begin dezer ftad iets verder landwaard ingebracht heeft, dunkt het my eene genoegzame reden, om dat zelve Kafteel voor Utrechts allernaaften oorlprong t? houden5 te meer, om dat 'er andere voor- beelden zyn, dat burchten of kaftcelen voor het begin van zommigefteden gere- kcnt worden, fchoon'erte voren reeds wel eenige huisjens geftaan mochten hebben.
In het voorgaande Hoofdftuk hebben van dea
wy gezien, hoc onzeker onze SchryvcrsBouw- zyn wegens den Bouwheer der Stad U"-g^� trecht} thans zullen wy bevinden, dat hetvanC>ter wegens Wiltenburg niet beter gefteld is. Kafteel Ik zal weder een aanvang maken metwilten- den Kanonik Johan va» der Beek, dezeburg' ichryft in de voorreden van zyne gelchicd- fchriften der Biffchoppen van Utrecht bladz. 4. Dat de GepideiItali�, de Ala- mi Auftrie, de Sarmaten Pa^wonie, de Wandalen Africa, de.G(rf6w-Katalonie, de Avari en Hunnen V rankryk, de SlA- vev, die qok Wilt en genoqoid wierden, hot C 2 §ant- |
|
|||||||
|
|||||||||
|
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
||||
|
30 BESCHRYVING
gantfch tegenwoordig Holland afgelopen
hebben. Dat dit woeft volk der Witten, na de vernieling der Stad Antonina een fterk kafteel gebouwt, en naar hunnen naam Wiltenourg genoemd hebben:maar die Schryver meldt ons geen jaar, wan- neer dit gefchiedt zoude zyn, doch de Oude Hollandfcbe Kronyk II. verdeel. i<). Hoofdft. durft verder gaan, en bepaalt die inneming der ftad Antonina door de Slaven en Wtlten �p het jaar CLXXXVI. na Kriftus >geboorte, verfchillende dus drie jaren met derriefcbe Schryvers, wel- ke het, volgens van 'Buchel in zyne aan- merk, op va» der B eek bladz. 6. op het jaar CLXXXIII. ftcllen; en dus zoude dcltad Antonina of Antonia omtrent 120. jaa- ren in wezen gcweeft zyn. Indien en de Heer vander Beek en de Kronyk bcwyzcn van hun voorgeven bygebracht hadden, zouden wy aangaande de Bouwheeren en de tyd derftichtinge van Wiltenburgz&ct zyn, doch dezelve ontbreken hun beide niet minder, dan te voren in hun ver- haal van de bouwinge van Antonina; 't is waar, zy hebben hier zoo vele tegcn- Iprekers niet als wel wegens dien Room- ichen banneling onder Keizer Nero, ja Aarnout Ettehel in zyn aantek. op van der £eek bladz. 7. en Antonius Matth&as de �SIobilit. Lib.'II. p. i<5o. fchynen beide wel tot het gevoelen,'t geen de Wiltentot
Stich-
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
DE* STAD UTRECHT. 37
Stichterjs.van Wiltenburg ftelt, ovcrtehel-
len, .doch de eerfte durft geen jaar te be- palen , en de twede komt ons voor reeds op de volgende bladzyde te twyfelcn, en niet zonder redcn-iintegendcc� is het te ver- wonderen , dat dcze'twee geleerde Heren, welke altyd, eer zyeene zaak voor waar fchynen. aan te nemen, naar goede be- wyzen zoeken, en die by gebrek van de- zelve van de hand wyzen, hier zo licht- gclovig zyn, dat zy zonder byftand van eenigen Schryve^ diens tyds, de Slaven otWilten, die in het hart van Duitfeh- land gezeten waren, ja welke nooit, zo veel my blykt, onzen Batavilchen bodeni betreden, veel min hier alles afgeloopejp. en vernield hebben, tot Stichters van het kafteel Wiltenburg ftcllen.
Om deze onzekerheid kant de Heer De
.Alting in zyne NotitiaGerm. inf. P. i op de woorden Wiltaburgum en W�tla y zich met veel recht hier tcgeos aan, �nstichrer» wil gccne vertclfels'aangaande de Wiltenvm Wi!- aanneemen, veel minftellen, dat zy lie/tenburs kafteel Wiltenburg gedicht zouden he ben. Hy bekent hierin grote, man- nen tegen te hebben �, maar 'hy houdt zich verzekert, dat zy gecnc echte bewg- zen konnen bybrengcn, die hun gevoe- len nopens cenen inval der Wilt en fteun- fel bybrengen. Daarenboven fchynt hem de zaak genoegzaam onmogclyk; C J waiit |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
38 BESCHRYVING
yant, indien dat volk uit Slawnie en///p-
rie naar ons Battwie hadt willen komen, Zouden zy midden door de JtfAtf» hebben moeten trekken, welkers inwooners altyd �nze allergetroufte bondgenoten geweeft zyn, die dusdanigcn doortocht niet geduld zouden hebben. En het zoude hen aan geen macht ontbroken hebben om die te beletten, dewyl zy tot de tyden van Ka- rel den Groten, altyd fterk en ontzaglyk geweeft zyn. Eindelyk kan Alt ing ^bok niet begrypen, op wat tyd zulks zoude voorgevallen zyn, want vermits de Ro- meinen hier de poften zo aan den Rhyn, en Maas,ah aan hetzeeftrand bezet had- den , en de Batavieren getrouwe bond- genoten der Romeinen waren, is het niet gelooflyk, dat de Wilt en hier eenen inval zouden hebben durven ondernemen. Willen zy die na het vertrek der Romei- nen ftellen, daar door zal de zaak niet waarfchynlyker worden, vermits de Vrit- Kcft met de Saxen Vereenigt toen zeer ontzaglyk waren, en daarby vervalt dan ook hunne ty'drekcning. De gemelde fchryver gebruikt nog" meer bcwyzen, welke de naaukeurige lezer by hem kan opflaan, wy hebben geoordeelt de door ons bygebrachte genoeg te wezen 5 maar hoe rechtmatig ons dezelve ook mogen fchynen, trachten echter ecnige Schryvers zo niet het zeggen van Altiitg om ver te
wer-
|
|
||
|
||||
|
||||||||
|
STAD UTRECHT. 39
\verpcn, ten m i nftcnzyne zwarigheid op
te loflen, en brengen Alberttts Krant- &ius, die een geleerd werk van de Wan- dalen tut gegeven heeft., by : dezelve fchryft Lib. I. c. \. en 6.uitSaxo Grammati* cus en anderen, dat de Wandalen een en het S�eltdc volk zyn met dcS�avcn, dat zy onder Keizer Valentiniaan I. zich aan den Rhyn nedergezet hebbende fterkten geb�uwt hebben, en in het 25. en volgende Hoofd- ftuk, dat zy met hunne bezittingen aan. den Rhyn niet te vreden zynde, d�e rivier ten getale van drie honderd duizend naar Calli'� overgetrokkcn, en met deszel�s inwoonderen dikxvyls �aags geweeft; zyn- de , zelfs tot in Spanje doorgedrongen zyn. Doch ik kan niet zien, dat dit het fctiry- ven van den Heer^/f/#g omverwerpt. La- ten de Wandalen en Slarvtn al voor ccn volk genomen worden, laten zy aan deri Rhyn poft gevat hebben; dit is niet ge- tzegt, dat zy zulks hier aan den Nedcr- Rhyn gedaan hebben, en vermits zy over den Rhyn in Pravkryk, en van daar in Spanje drongen, daaruit blykt genoeg, dat zy zich veel hoger op aan die riyiet neder gezet hadden; want wat zoude het niet eene byna ondoenlyke rcize geween zyn, met zo veel volk eerft uit'Du�tfch- land hier aan den Neder - Rhyn te komtn, en dan naar frankryk en Spai�j� te trck- � raaarbovei�dien wy behoeven ons �n, |
|
||||||
|
||||||||
|
|
�
|
|
|
||||
|
C 4
|
|||||||
|
||||||||
|
||||||
|
40 BESCHRYVING
het niinftc niet te ontruften, want dezer
f ocht zoude al na het jaar DCC» voorgeval- len zyi^, eii dejrhaiven is het buiten ichyn van.'^aarheid, dat, al waren zy toen hier .geweelt, J07/£#Zwg van hun gedichtzo,u- 4e zy/V?� vermits het opdien tyd al omtrent .vyf hbiiderd jaren in wezen gewc�eft, en twee of drie verwoeftingcn uitgeftaan ijioet hebben.
j Maar by den Heer Ant. Matth<eu$ in
Ket IX. deel zyner Analcfta worden ons juit 4er� te .voren aangchaalden onbeken- den Schry ver andere Slaven en Wilten opgedaan, welke de Stad Antonia ver- xvoeft,' en het Kafteel Wiltcnburg ge- bouwd zouden hebben. Die Schryver verhaalt in het begin zyns werks, dat ons Sa t avis oudtyds ooor een wreed volk, welk ruim DCCCC. jaren voor Kriftus geboorte uit Albion n�.Britanie verdre- ven was, waar.om zy Slaven wierden genoemd, bezeten is gcweeftj dat dit volk met de Vriefen en Neder Saxen Jhuwelyken aanging, en zo, zeer verme- nigvuldigde, dat een gedeelte r&axZuid' Holland trok, en, vermits het land hen iioch te klein viel, een gedeelte zich naar Neder'- Gelderland, daar zy Wilten ge- noemd wierden', begaf, deze trokken lan- gen tyd daarna, wanneer de Stad Anto- nia CXXI. jaren geftaan hadt, byeen, vervvocileden dezelve., en bouwden.tes
zel-
' |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
STAD UTRECHT. 4»
Eelver plaatfe het � Kafteel Wiltenburg.
Hier zyn de Stevenen Wilt en geen vreemd volk meer, vermits zy toena� omtrent de duizend jaarenin dit land gewoont zouden hebben Doch de uitgever merkt meer dan eens op dien fchryver aan, dat, het geen hy voorbrengt, fabels en verdicht- l�ls zyn. Zo doet ook de Heer Schryver in zynen Toetfteen op het Oud Goudtch Kronyk je rakende de Slaven enWilten^ Zelfs waaffchouwt hy in de kantteke- ning op bladz n. van niet Ijchtgclovig te zyn, en zich niet te floten aan beuze- lingen, die in het begin van het Kronyks- ken verhaalt worden; behalven, dat men. er z^ken in vindt rechtdraads ftrydendc met het geen in de Hiftorien zeker is., welke ons daarom met veel reden aan het overige doen twyfelen., u
Dewyf nu dusdanige vertellingen geen,
geloof verdienen, fchynt- het, dat onze �chry vers iets vanSlavett cnWiltcn gehoort en niet geweten hebbende daar mede te recht te geraken, zich tot fabelen enver- clichtfelen begeven hebben, en ieder van hen zal dezelve opgeftcld hebben naar de befte waa,richynlykheid der zaak, niet zo zeer ter kwader trouwe, als wel om er zich szelven en de nakomelingtchap in deze duiftcrnis.eenig licht by te zetten. Het zoude evenwel voorzichtiger geweeftzyn fcl C J . . de |
|
||
|
||||
|
||||
|
4» BESCHRYVING
de zaken zo ftellig niet gefchreven, elf
geen gevolgen zo ongegrond getrok- ken te hebben uit de plaatfen van andere Schryveren, gelyk wy zien gedaan te worden uit het verhaal van den EerWaaE- digen Beda, een Engelfch Schryver, die omtrent het jaar DCC. gekeft heeft, om te bewyzen, dat het Kafteel Wtltcn- burg door de Wtltc* gefticht zoude zyn j deze ichryft in zyn V. boek der Kerkel. Gefchied. van Engel. 12. Hoofdft. �Pepyn � heeft hem (Willebrord) tot eenen � Bifchoplyken ftoel gefchonken zyn � doorluchtig Kafteel, 't welk onder den � ouden naam van dat volkWiltenburg, }, dat is de fladder Wilten, en'indcGau* � lifchc taal Trajeflum genoemd v/ierdt". Hierop fteunen onze �chryvers, die de Wiltcn tot ftichters van het Kafteel Wil' tenburg maken, fchoon zulks geenfints uit Bedaas woorden volgt. Want al wierdt de ftad, door Pepy» aan Willebrord gefchon- ken , noch met den ouden naam van Wil- tenburg genoemd, het is noch geen blyk, dat dezelve door de Wilten gefticht was, Beka evenwel, en die hem hier in gevolgd zyn, trekken'er, hoewel ongegrond, dat 'gevolg uit: Maar hun al eens toegeftaan zyndc, dat dit Kafteeldoor de Wilt en of Wilden gefticht was, en van hen zyne be- namingc bckoomen hadt, zie ik noch de minfte reden niet om die in Duitfch-
land
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER. STAD UTRECHT. 43
land of onder de Wandalen te gaan zoe-
ken, want 'er zyn genoegzame bewy- zenby de hand, dat de Vrie&en, Zeeu~ �wen en Vlamingen oudtyds de naam van Wilde» gehadt hebben ; d� onbekende Schryver door Ant. Matthmus uitgege- ven maakt van onze eigene natie Wil- denen Barbaren, Paulitius Biflchop van JVb/tf, welke in hetlaatft der vierde en be- gin der vyfde eeu geleefd heeft, in zynen U, Brief aan Vitricitts Biflchop van Rouan wegens het verkondigen van net H. Evan- gelie aan de Marine», noemt dezelve bar- baren en ftruikrovers; door^de Morenen nu worden gemeenlyk de Vlamingen en Zeeuwen verftaan. En om tot onze eige inlandfchc Schryveren te komen, K/aas Kolytt, een Egmondermonik, de oudfte, dien wy hebben, fchryvende van den overtocht der Engelfaxen naar Britanic, noemt de Vrie&en wei duidelyk Wilde Vriezen, in zyn Rymkronyk X 138. en volg: . .
3tl bfe <J5open Sctc
«tot 51 toatt ti �fcflbe
�^acbc geMopt «a topcb beclfefen
asiltcnborc�) &ab6enbe|jeijm
«Bnbesunt otoec Hbe setjeticn.
� - ',**
Deze overtocht is volgens den Eerwaar-
den |
|
||
|
||||
|
||||||||
|
44 BESCHRYVING
den Beda I. B. jf. Hoofdft. in den jaare
CCCCX.LIX voorgevallen, hoewel an- deren dien iets vroeger ftellen ; en dit is, zo ve«l my bekend is, het eerfte bericht, 't geen by cefi inlandfch fchry ver , die om- � / ? trcnt het jaar DCC./gefchreven heeft, van Wiltenburg gevonden , en daar onze eigene natie duidelyk Wilde Vriezen ge- noemd wordt. Melis Stoke , die hem in oudheid volgt, en by alle kenners der oudheden hooggeacht wordt, voert dezel- ve taal; want van den Marteldood des Piiffchops Bonifacius in de voorreden vaa zyn Rymkronyk fchry vende zegt :
:,
Cc SDofi�igen baar gnomen �«n aan
<£5ie onbchcnbc toilbe ©tiejcn. |
|
||||||
|
||||||||
|
Willem Procurator , een fchryver van
"^ de j?^aaWde ecu door Matthaus in het IV. Deel zyner Analcdtcn uitgegeven op .Graaf Aarnout noenit hun beeftach- tige Vriezen. Jan Veldenaar in zyn Kronyk bladz. 245. fpreekt ook al van Wilde Nederj'aflen , een kwaad en on- vreedcn Heidenfch volk , welke Neerfajjen de tegenwoordige Vriezen zyn : war�n de Vriezeri^zyt onder onze Batavieren op dien tyd begrepen wierden, toen zo be- kend met den naam van Wilden, wat re- den hebben wy dan, zo wy Witten of Wilden tot Stichters van Wiltenburg wil len
(tel-
|
|
||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
||||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 45
ftellen om die uit Duitfchlatid te halen?
't Is waar, zommigen zullen tuiTchen
Wilten en Wilde» onderfcheid maken,
gelyk Vddemar ook doet, maar ik zie
niet, dat zulks nodig, veel min gegrond
is. Want daar onze Schryvers 'er het
woord Vriezen byvoegen, is het geen
wonder, dat wy Wilde en geen hitte
vinden,cn als men het woord W il dot Wilt
op zich zelven neemt, zie - ik niet dat
het zwarigheid baart 5 want het is zeker
dat het woord WiLT afkomftig is van.
Wild dat is i�'oest, enz. En de geleerde
Heet* Jan iian der Does, in het VI. D. der
Hollandfche jaarboeken mede voor de
(richting door de Witten pleitende, en'dic
niet vreemd is van te ('tellen,dat Wilten-
burg, Wildrecbt, \Wilnis, oude vcrbiyf-
plaatlcn van voJkplantingen der Wilten
zyn, moet nochtans bekennen, dat
WILT by ons wilde dieren (die in grote
menichtctoen hier in de Boflchen waren,)
en alles, wat wild is ? betekent, ja dat het
ibmtyds voor woelt genomen wordt. Dit
alles wel opgemerkt hebbende, dunkt my,
dat wy geruftclyk onze eigene Vriezen ot*
Batavieren tot dichters van het Kaileel
/f iltenburg mogen houden.
Adriaan Schrieck een man, die
met een onvermoeiden arbeid de be- tekeningen der oude woorden heeft opgezocht, ftcrkt noch al meer ons ge-
voe«
|
|
||
|
||||
|
|||||||||
|
BESCHRYVING
voelen , als hy in het XXIfte Boek var�
het begin der eerfte volkeren bladz. 504. fchryft : � Wilti zyn WILDEN, Silves- � tres, om dat voor het maken van der |
|
|||||||
|
|||||||||
|
�
|
|
Stad (te weten Utrecht) de platfe lach
|
|
|||||
|
� teghens eenen wilden bofch. Dat Be-
� da fcght , dat die Stad van den WILDEN � ghenaemtwas bydcnGa/tenTrajeffitm, � dat en is niet te leghgen , dat WILTEN � bcduydt Trajcflum, ghelyck fommige � vremdeJyck d walende hebben ghemeent, � maar dat die felve ftadt ook ghenaamt � wierdt T RECHT van den D�ER- � TRECK over den Rhyri'. Hier uit ziet nien , dat Wilti en Wilden voor een volk ge- houden worden , en van een wildBofch de- ze benoeminge gekregen zouden hebben.
De Eerwaarde Heer Hugo van Hett/en
Paftoor der Roomfch Katholyken te Lei- den, bezat eenLatynfch gefchrift vanden jaare MCCXC. door eenen Kanonik Rudolf van Stoxtenburg getrokken uit het oude gedenkboek (liber memorialis) van St. Maartenskerk; gemelde Heerwas voornemens het zelve met meer andere oude gedenkftukken tot een derde deel van zyn werk HiftoriaEpifcopatuttmFcede- rati �elgii aan 't licht te geven , waarom hy het reeds ten deele uit gefchre- ven hadt, en alleen vergunt heeft 'er een kort verhaal uit te trekken; maar die geleerde man wietdt weinig tyds daar na
door
|
||||||||
|
|||||||||
|
||||
|
STAD UTRECHT. 47
door cen� ziekte overvallen, die hem
uit het leven wegnam, en ons van den gehelen inhoud van dat gefchrift ontzet heeft, waarom wy ons voor tegenwoor- dig met dit verhaal moeten vergenoe- gen.
� Uit de oude gedenkftukken onzer
� Kerke bly kt, datdceer�e beginzelcn � dezer Stad beftaan hebben uit vyfhui- � zcn of hutten op den boord van den � Rhyny welke door eenige landbou- � wcrs, jagers,en een Veerman bewoond � wierden; want het is zeker dat vaa � onbcdenkelyke tyden, en voor de gc- � boorte van onzen Zaligmaker alhier, � een veer of .overtocht over den Rhyn � geweeft is. Maar vermits deze huis- � jcns des winters by hoogwater dik- � wils overliepen, ja wcgfpodden, ea � de reizigers van hunne goederen ont^ ,, bloot wierden, zo heeft een Vorftder ,,, Vriezen* omtrent het jaar CC. om de- � ze onheilen te voorkomen, de in-. � w�onders te befchcrmen, en zyne jagt � aldaar te verbeteren, maar een weinig � meer landwaard in aan den arm des � Rhyns een ftcrk Kaftecl doen bouwen, � roet zware dikke flecnc muuren, � waarop hyeene goede wacht van krygjr � knechten leidc, en zyncn groot ^agt- � meefter tot Overften ftcldc benevens � eenige andere wildvorften, dk hunne
, woon-
|
|
||
|
||||
|
|||||||||||||||||||||
|
48 .BESCHiR'YVIN-G
� wooriplaatf�n hierin ook hadden. Ja-
� gers, bouwlieden en meer anderen» 3J kwamen kort daaraan hunne wo- � ningen by dit Kaftecl oprichten om des � te gerufter onder deszelfs befcher- � ming te wonen, zo dat men goed � vondt rondom eenegraft te graven, en � den omtrek met zware boomen, tak- � ken, en aarde te omwallen, welke � omwalling het eerfte beginfel dezer � ftad ge weeft is. M aar met 'ertydveet � meer inwoonders en huizen komende, |
|
|||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
2»
3> |
|
wierdt het begrip vergroot, de wallen
afgebroken, en men omgordde de ftad |
|
|||||||||||||||||
|
met dikke ftecne muuren, 't welke
omtrent den jaare CCCC. fchynt ge- (chied te zyn.
� Waarom het Kafteel en ook de
|
|
|||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
n
|
|
ftad de naam van Wiltenburg gege-
|
|
|||||||||||||||||
|
ven is, daarvan vindt men geen vaftc
~, blyken , maar zo men uit de oude � aantekeningen befpeurt, is zulks ge- � ichiedt, om dat het de burgt der wild- � vangers .was, en het is zeker, dat de � familie der opperjagtmeefters de naam � van Wlltenburg aangenomen hebben, |
||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
J»
|
|
want dus vindt men omtrent het jaar
|
|
|||||||||||||||||
|
D C. eenen opper jagtmeefter Goiris
� van Wiltenburg vermeldt, welk ge- � (lacht by verloop van tyden in het zui- � der gedeelte van Holland een Kafteel � gebouwt heeft, ook Miltenburg go-
� noemd
|
||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||||||||
|
'
|
||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
UEB.-STAD UTRECHT.
� nocmd, welk Kafteelen gcflacht noch.
� in wezen is".
�_D�"f«Vfc«* en Saffen zich van tyd
|
|
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
3>
|
|
tot tyd'lai�f zeer fterk makende, daar
|
|
||||||||||||||||||
|
by zeer r�ofachtig en. onruftig zyhde ,
vielen dikwyis met grote macht in de landen der naburen, de O�ft-Franken vooral m�cftcn vecltyds hun roven en |
|||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
11
|
|
branden ondervinden, zelfs ontzagen
|
|
||||||||||||||||||
|
zy. de Roomlche krygsrhachten niet,
waarom zeker Keizer Valentiniaan omtrent het jaar CCCLXVHI. hen met |
|
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
�
|
|
een machtig leger tegehtrok, op de
|
|
||||||||||||||||||
� vlucht iloeg en hunnen gantfcnen buit
^ afnam, de ftad en het kafteel Wtlten- � burg veroverde, en hen te rug dreef, � ja onder zyn gebied bracht. .Doch de � Vriez,e» en Saffen een machtig leger in � het volgende jaar byeen gezamelt heb- � bende, wicrdt het keizerlyk leger ge- � noodzaakt weder te rug te trekken,en � men maakte een vcrdtag ; wanaeer � de Vriezen de ftad en het kafteel hcr- � ftelden, en verfterktcn: dit fehynt wel � de eerfte ramp, die deze ftad en � het � kafteel geleden hebben.
� Maar omtrent het jaar DC. bcgon-
,, nen de Vrie&cn de O�ft-Franken we- ,, der met roven en branden aan te tas- |
|
|||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
�>i
|
|
ten , waarom Koning Dagobert hen
|
|||||||||||||||||||
|
� ei�gen tyd daarna met een talryk k-
� ger overviel, Jf#/f#£#r£verwocfte, ca D � iiun |
|
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
i
�
__________________________ |
|
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
|||||||||
|
& SESCHRYVIN�
�hun enige landen afnam, doch die
� overwinningen duurden ook niet lang, � niettegenftaande deze Vorft, op den ,; grond van het Kafteel reeds een Kris- � ten kerk ter eerc van den H. Apoftcl � Thomas hadt laten ftichten; want de � Vriezen, een dapper en on verzaagt volk, � trokken hunne magt byeen, en deden ^ de Rhyn-Franken weder wyken, ver- � nielden de nieuwgebouwde Kerk, en. � herbouwden het Kafteel benevens de � ftad, alles in enen beteren ftaat van |
|
|||||||
|
|||||||||
|
�
|
|
.: tegen weer brengende, zodat de Vorft
|
||||||
|
|||||||||
� der Vriezen hier veeltyds zyn hof
� houden en zynen zetel plaatfen kwam. �Maar Hartog Pipyn in den jaare � DCXCiy. de Vriezen ovcrwinnen- � de , nam hun de ftad en het ka- � fteel Wiltenburg met vele landen af, � zedert, \yelken tyd de Heidenfche Frie- ,-, zen hier geen vaft bezit weder gekre- .,, gen hebben; maar is kort daarop door .,, den H. Willebrordus en zyne mede- � gezellen het H.Evangejiie verkondigt, � en zyn de hardkoppige Vriezen tot .,, Kriftus bekeert, toen, begon men te � Utrecht kerken te bouwen, en het � Kafteel Wiltenburg wierdt door den � gemelden Vorft Pipyn tot eenen Bis- � fchoplyken zetel aan den H. Biflchop � Willebrordus gefchoioken. Omtrent tt dien tyd vermeerderd? de ftad door ve- i':* ?, lc: |
|
||||||||
|
|||||||||
|
.
|
||||||||
|
|||||||||
|
|||||
|
5* BESCHRYVTNG
� ftelt, alles in cenen goeden ftaat van
� tegenwecr gebracht, een brug over j, den arm van den Rhyngdegt, en met j, fterktens voorzien, op dat de landlie- 3i den aan de overzyde wonende by � overval eqnevrye vlucht tot de ftad zou- � den hebben. Onder den zelfden 'Bis- � fchop zyn de huizen aan de andere zy- � de des Rhyns ftaande ook met mu- � ren omringt, en aan de ftad gefloten, � <en men heeft daarna tot dienft der .,, inwoon eren de heerlyke kerk van de � allerheiligfte Maagd en Moeder Gods � Maria gctimmert, en dus is dit gedeel- � ten met er tyd ook hecrlyk volbouwt. � Doch volgens andere brieven isdeom- � muring dezer zyde later voorgevallen, s, en omtrent den tyd der ftichtinge van � Mariaas kerk.
; Dus ver is dit kort verhaal uit het oude
handfchrift van den gemelden Kanonik getrokken, maar de Heer van Hcusfen wilde toen ter tyd niet toeftaan hetzel- ve geheel te vertalen, om het werk, dat hy meende uit te geven, niet te benadee- len, thans zyn wy door de dood van dien Schryver tot noch toe beroofd van het overige diens ouden gcfchrifrs van gemel- den Kanonik, welke in het laattte der dertiende eeuw gekeft heeft, gelyk blykt :iiit een brief jdoor den Heer Ant. Mat-
aangehaalt in zyne Amersf, Schry.
bladz. ip. � (�. De;
|
|
|||
|
|||||
|
__
|
||||
|
|||||
|
||||
|
OER'STAD UITRECHT. |J
Dewyl dit verhaal met de te voren by-
gebrachte veel verfchilt, is het nodig^ dat \vy, voor en al eer wy het aannemen, on- derzoeken ? of het zelve door goede bewy- zen bewaarheid wor'dt. Wat dan di� vyf huizen aan.h�t veer, of den overtocht belangt daarvan vindt men by ande- rea �w�f .geen duidelyk bericht, maar her wordt echter by alle kenners voorzeker gehouden, dat oudtyds, hier een veer �f overtocht �ver den Rhyn gc- weeft is, h�t zal d�rhalvCn op het getal dier vyf huizen niet aankomen, doch is 'er cca veer^eweert, heeft 'er noodzake- lyk ecne woning geweeft, voor die het zelve waarnamen : en wat aangaat het herftellen van het Kafteel^/^»/^r^door de Friezen ? hunne ftroperyen ppdeOoft- Franken, ja op het lloomfche gebied zelve, de nederlaag der Vrie&en onder Keizer Fate&tiKiaan, daarvan vinden wy l>y 'Melis Stokc, een Schryver, die voor geloofwaardig te boek ftaat, en niet licht gewraakt zal worden, genoegzaam be- richt in de inleidinge van zyne Rym- krony^:
. �
95oeficn \yatt it aetoagen /
't Eant �ene�cn jSpemasen/, �cbec^affcn biet/ ��^ �ie (�tqeiti terfdjiet
P 3 Sart
|
|
||
|
||||
|
||||||||||
|
f4 BESCHRYVING
|
|||||||||
|
||||||||||
|
-» ©au brr IBafdn nen�e tan ben
- -;- «Die gjcljelt toJaS bat ftVf� - eti�e 38�fooi^ f�balt hi:bie0* ©eft tijEcftetabe min no.mpCyf;. ^an tdtet'iauccE of teC '' |
|
||||||||
|
3Dfe f�c^cit .ban 0dnftri fdtie
©ntfa^e'n' ttienk�) mcrf Of t Stamt*.
m�c to^�et ©olc c« : 'flarc.f��ant/, .
�ie q'uaet te foc&cn toaccn. i(
quaracn f� met ^carni . , ' ., 'r . �>m�at �oemfclje �vc te ccanReji/.j
bet�cci�ni Die opa - biarfjcn» :
|
|||||||||
|
||||||||||
|
||||||||||
|
©at *t ®�lc menic-�j jaec in fat;
jfta �u$ ^eeten gljebooin'^ffe S^jie �ianbeet jarc feftiij eli f�ff�- 3©oct ��ewfcc Ba�riuirtiaan/ 45oet �$«|l{fn �aa^ �jf f�aftfec tuafn. : S n f�nm Wbhi toatren fi |
|
||||||||
|
||||||||||
|
.
(Ce ncOeten tife ��omfrije fleiue�t;
35aat Begfticfe op een belt 5F)fc ftepfft/ cn�e �jan �mi au ffcepcrnbe meiifcf) tnaii/ 't nrbet lant neben Den ��ftlc. toan �ji boert met fice pfne �jjaec aant bat nodf) ?ece 1^ baf�/ fettec in fommifl[)en gaf�/ gjj�felD�n enbr bluoiigljm �icneu bet; ��ocinfr�je ton0f)cn ; |
|
||||||||
|
||||||||||
|
||||||
|
STAD �T�U3CH?. 5}
�,, nl�f�en fi ben jege �er�iefen.
«Die .f�ebec - £>agfcn �jeteit nu ©?fefen.
Uit dit verhaal van Melis Stoke wordt
een goed gedeelte van het fchfyven van den gcmeldcn Kanonik beveftigt 5 dat na- melyk de Neerfafi�n Wilttnbttrg reeds voor de tyden van Keizer Valentiniaai^ als hunne Hoofdftad bezeten hebben, waaruit het voor zeker genoeg mag ge- houden w�rden, dat zy ook ftichters ge- weeft zyn? ten minften zo lang ons van anderen niets beter blykt.
De verhalen van de uitvallen op do
Ooft-Franken, en het Roomfche ryk ko- men ook met elkandereri oVer eenj wat verder de overwinninge van' Ko- ning Dagoberl betreft , daar van vindt men goed bewys in de Rymkronyk van Klaas Kolyn, die omtrent den j are MCLXX. gcfchrcven, en gelyk hy zel- ve getuygt zyneKronyk uit de oude C har» ters der Abdye van �gmond getrokken heeft, f. 220. |
|
||||
|
||||||
|
tef�jcet
O;i!�c br�t ie bccUcfen
«Denflacf) mitten SSartutoa�ben t <3abcU;at Jr^ifSfii ( �c�jnl�e 3tanijer al^ 3pn glabp / Htm �jwft afmft�n. Drbf �ii floten D 4 |
|
||||
|
||||||
|
||||||
|
BESCHRYVING
om 't ftepue |
|
||||
|
||||||
|
«n fierltc rfdjten. .,
J). iC�aiTM^ op ti tcicFiten;
~ . �_-,�'.>�.'�' 'V. -''-- f r- ' .«c,Y ij
Welk verhaal met dat van den Kano-
nik weder wei overeenkomt. Voorts dat .dit -kerkje kort daar. aan- ^ ja on- der Koning Dagobert al weder is vernielt gcwecft , dunkt my duidclyk te blyken uit een brief van BilTchop -Bonifacms aan Paus Stephamt!; te vinden by Bcka bladz., 15. endc XCVii. onder zyne brieven door Serrarius uitgegeven. . . y, Hy (de � Aartsbiilchop vanKeulen) geeft voor,dat r, het Kaftecl Utrecht met de vermeide ker- � ke door Vqgobert , voor dezen Koning � der Flanken, op deze voorwaarde aan � het l-sc-uifghe Bisdom gcichonkcn is � enz", t>4t ook de Vriejche Koningen op dezen burgt hun Hof gehouden heb- ben, en hier de zetel van het Vriesfche jryki was, wordt bevertigt door het fchry- ven van Theofridus Abt van �ptcrnach, welke omtrent den jaare MLXX, het leven van den H. Bif�chop Willebrordut - befchrcvcn heeft, en in zyn 8. Hoofdftuk den burgt te Utrecht den Zetel <van bet Vnctfche ryk. noemt.
Van de overwinninge van den Vorft
Pipyn , zyn overvloedige blyken, onder an- deren fchryft 'er Melis Stoke in de inlci- «lingc van zyae R)'mkronyk aldus van :
l�ant
|
|
||||
|
||||||
|
|||||||
|
STAP, UTRECHT.
|
||||||
|
|||||||
|
ban ^ctf�e�le geboren
fe 't ftoectt ban XKanhctic �aoec�/, $i .fja�- oj�og�en � gfcnoeci) Sfcgen �qboube 4&o�£ Want/ , 3Dfc l)crtog[) �ws ban Dtfcflanbt / . , ;�>o bat l)i ne bcrtuan met eren 9|n 't gncatimtton on^ peeren; &eg �jon�ctt tuegcnti�b en�e �ircc.
r �� \ -�--..- l � . , ,
*,�,-. i - ' -
Van1 den overval der Noormannen en
het vernielen van Utrecht onder den Bis- fchop Saldericitsvindt men goed befcheid, �n een brief van den zei vexa Biflchop, by Heda bladz. 7J. gelyk ook, hoe hy de ;ftad, kerken, veften, enz. weder op ge- bouwt heeft ; zie daarliet verhaal van den JUnonik Stoutenburg met de getuigenis- Ten van geloofwaardige Schryveren over- eenkomende. Waarom wy o.p; goede gronden die (lichting door de-Antoniu/ett , en Duitfchc Wilt en van de. hand wyzen.
Doch die van een ander gevoelen zyn ,
hebben niets onverzocht gelaten , en brengen tot bcwy s van het hunne noch.by .Sigebertus Ge mablaccnfis , welke omtrent het jaar MCC. gekeft heeft. Deze pp het jaar DGXCVil. van den H, Biflchop JVillebrordus ichryvcnde , laat zig aldus .horen : � Willebrordus door Paus Sergius � den bynaam Clemens verkregen heb- � bende en om onder de Vriezen te pre^ � difecn tot Biflchop gewydtzynde, heeft
D 5 » zr
|
|
|||||
|
|||||||
|
|
|
|||||
|
||||
|
53
�
� zynen Bifichoplyken zetel geplaatst
� te Vultaburh, 't welk riu �y�ltrajcflun* � genoemd wordt uit den naam vaa � het volk der Puiten '� en uit Trajeftum � zarh�n gefteld, dat zo veel te zeggen � is als de ftad der Vulte». � Want Tra- � je��um wordt in de Gaulifche taal voor � eenjftad genomen. Doch die Schryvcr komt te laat by om zonder nader bewys gelooft te worden; daarenboven kan ik niet bcgrypen, hoe men hier Vultaburch en Vi�tfn vindt, ten zyby misfchryvirig , want )�*�n by alle oude Schryveren Wil- tenbnrg\<�&.. Ook fchynt Sigebert} even gelyk anderen , Eeda -flagefchreven te hebben, gdykTheofridmAbt van Epter- nach \�b.W�ld>rordus fchryvende, zulks zelve d�iddy� te kennen geeft in deze �woorden vaft 2yn 8. Hoofdftuk: " Wil" " brordus door Fans Sergius van Romen " als kerkvoogd gezonden zynde, wicrdt " van den doorluchtigen Vorft Pipyn -met " grote blydfchap en eer ontfangen, en ° van hem befchonken met zyn dooi> " luchtig Kaft�el om 'er den Biflchoply- " ken Zetel te plaatfen INB) 't welk " naar het verhaal van �eaa van ouds ia " de barbaarfche taal Wiltenbttrg, maar * in de Gaalifche taal Traje�ium go- " noemd wi�rdt". Hier uit blykt genoeg dat me-n Seda [maar nagevolgd heeft, en het waarfchynlyk is, dat de plaats van |
|
||
|
||||
|
||||||
|
STAD UTRECHT. $
Sigtbfrttts, die noch omtrent de honderd
jaren jongeris dan Tfe<w/nWwj,van de zelf- de foort zal wezen, alleeneen weinig verfchikt.
Maar de Heer Abt. Malthlias In de
Voorreden van zyri boek de Jttrf Gladii, tracht met nadef b�wys vOOrdt WiltcntK, pleiten, en brerigtycen oudfehryv�r by, <iie omtrent den jare DGCCXXXIV. de Kfonyfc van Fontanelle gefchreven heeft, door deh geleerden Heer LUC as d'Achery *om' S'foicilegii aaji't licht gegeven, by \fKti dit verhaal ftaat in 't 3. H�ofdft.
� Als Koning Rarel van eenige aan-
'� brengers vcrffaan hadt, dat Raganfri-
�^ tkfs met het padrd van Wando gevlucht
�was, heeft hy bevolen, dat men hem
f,- -van het b�ft�ur des kloofttrs afzetten
?, en in ballihg�ciiab^ brengen z�nde op
� het kafteel Trajff�ttin (Treehtfche Ka-
� fteel) 't Wdlk. volgend den'ouden naam
� dier volken Viltabarg., dat-is? de ftad
� der Wilt en- genoemd wierdt, maar nu
�j^in de Fraafehe taal Trafoflttm enz.
,y £n vervolgt hfm 't 11. H�ofdft. Dezelve
� Wando was mede noch in ballir "**
j j- te Tr�cht (in 9raj�&$) in het kk
� den H. Belyder vanKriftas &t. J
-,, en in't ia. H�ofdft. Wc^f
� -dienftige man Wbndo toen h^mct vet- ,-, lof, en door bevel vandcnd�orluehti- |
|
||||
|
||||||
|
�
�
|
|
||||
|
||||||
|
||||||||
|
6o
|
|||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
f*»-.
|
|
c70(//w#/)alwaarhy in
|
|||||
|
zonden was, weder te rug jfcwam, heeft
3> hy de aldaar bewaardwordende reli- � quicn van den H. Belyder St. -Servaas ,i met zig genomen". : . Ik gelov.e, dat en de Schryver der kronyk en'.,de Heer Mattb&us in,den naam Trajcftuw verdwaalt zyn ge weeft, want het blykt duidclyk, dat, dit verhaaLop Trajeclum ad Mofam, Maas- tricht en niet op Trafccium ad Rhe»um> 'Utrecht paft. \yant op de eerfte plaats �s al van ouds het klooftcr of de Abdy van St. ^ri/�^geweeftjen Monaft^riuoi genoemd, in dezelve wierden ook,de Reliquien van St. Servaas bewaard. Maarte TJtrefbt is op 4ieu, tyd noch kerk1 noch kloofter van St., Scrvaas gewecft^ want deAbdy van ^,,iy#r/y^voorge/eft- lyke nonnen te Utrecht is cerft onitrpnt het jaar MCC. gefticht. Ja het is .zifter, jat op den tyd, van wdken de/Kronyk meldt j, rnoch niet een klo�Aer te Utrecht was, zelfs vindt men geen vaft bewys,dat St. Martens kerk t��n al volbouwt, is geweeft^ dewyl men buiten tvvyfel dpor dien Doorluchtigen Vorft Piyyn <ya& Herftal, Opperftaatsman of Hofmeqfter van het huis van Ooftvrankryk moetver- ftaan, welkein den jaare DCCX1V. vol- gens de befte fchryvers overleden is, en gelyk wy op St, Martens kerk zullen dl aan* |
|
||||||
|
||||||||
|
||||||||
|
DER STAD UTRECHf. 5i
aantoonen zou deze kerkeerft in het jaar
DGGXVII1. volbouwt zyn geweeft: 't geen 'er byftaat , � 't welke volgens � den ouden naam dier volken Vtlta- � burg , dat is de ftad der Witten, gc- � noemd wierdt", blykt -duidelyk ge- noeg al mede nageichreve woorden uit den mecrgemelden Seda te wezen, gelyk wy Van Theofridus Abt van Ep- ternach en Sigebertus Gemblacenfis ook met grote reden menen. Deze Schry- ver zal dit verhaal op een Trajee- tum vermeldt gezien hebben en vor- ders bevindende, dat Beda fchryft, dat die ftad in de Gaulifche taal Traje��um ge- noemd wierdt, zulks 'er bygevoegd heb- ben om het op Utrecht te paffen , daar hy zich in bedriegt.
Dusdanige .mittafting is dezen Schry-
ver niet alleen overgekomen, maar men vindt verfcheidc voorbeelden , voor al van buitenlandfche Schryvcren , die hier- in ook ftruikelen, want dus wordt by fommigen den H, Amandus BiHchop van Iraieftttm, te weten ad Mofam, Maas- tricbt geboekt voor Biflchop |
|
||||||
|
ad Rhenttm. Zelfs brengt de Heer
Ant. Matthttts in zyn boek de Nobili- tatc lib. II. pag. i �i. hier verfcheide voor- beelden van by, waarom ik my verwon- der, dat hy geen naauwer acht op het verhaal van desen Schryver genomen
heeft.,
|
|
||||||
|
||||||||
|
||||||||
|
__
|
|||||||
|
____
|
|||||||
|
||||||||
|
|||||
|
PESCHRYVING
|
||||
|
|||||
|
heeft £n: om noch nader te tonen, dat
het kloofter van St. Servaas. cene Abdy te Afaa/tricht en-niet te Utrecht gelegen was , hebben wy maar een brief van Kar el den Eenvoi^digen des jaars DCCCCXIX!. naar te zien, in welken duidelyk ftaat de Abdy van St. Servaas op de Rivier de Maas., w een plaats Trajettttm genoemd, gelegen. Ja deze Abdy vindt men in ou- der brieven ook wel met de naam vaa Trajecia benoemd; want in een brief van Keizer^r»»//«i des jaars DCCCLXXXIX. ftaat, d at hy aan den Aar tsbiffchop vanTrier de Abdy ichonk, welke Trecht (Trajefla) genoemd wordt. In een j brief van Ko- ning Zuendiboldus des zelven jaars van die zelfde Abdye fprekende , ftaat ook weder , wclke Trecht (Trajec�a) genoemd wordt : het blykt derhalven duidelyk uit deze bewyzen en brieven , dat de ei- gcntlyke naam der Abdy wel was van St. Servaas,mwr dat zy ook dikwyls Trecht of Trajeffa .gcwocandt wierdt, naar den naam der ftad daarin zy gelegen was.
Ik zoude van deze ftorre thans af kon-
nen ftappen. en op de door my by ge- brachte bewyzen mogen beftuiten , dat onze eigene landzaten ftichters van Wil- tenburg zvn gewceft, en dat het geen uit oude (tukken voor de vreemde Witten ichynt te pleiten, alzo ongegrond is, als de ftichtjng door ecaeu Antotiitts en de naam van Antonw. Ech-, |
|
|||
|
|||||
|
|||||||||||
|
STAD UTRECHT.
. .Echter moet ik jaoch eene zwarigheid
oploflen, my door een liefhebber onzer Yaderlandfche Oudheden, v-oor/het ou- de Antwia en het ftichten, -yaft W�t�n- bwrg door de Wilten ingenomen, bygc- bracht uit de FJandveft kronyk yanMati/y/s <vcw der Hoet/ftt., alwaar hy in het twe- de deel bladz. 87. dit volgende fchryft: , Anno 186. nae Chriftus geboorte D E �SLAVEN ende de WILT E N in � Zttidthollandt ende des lands vanPUT- � TEN hare machten t'zamenbren-' ghende, hebben daer mede ANTONI- |
|
|||||||||
|
|||||||||||
|
�
|
|
N AM (o£tcUtrecht)oip de middelrtrpojn
|
||||||||
|
|||||||||||
|
77 des RbytK gelegl>en,. ftormeiaderhancl
M bekracnticht, daer benetfens ook ver- v moort al wat zy levendighda^r pinnen � vonden, Dit ghedaen zynde, deden � zy de Poorten, Stormtoren?ende Ves- ^ ten op haer manier opbouwen�>, en- a de naer haer Wiltwhtirgh noemen. M Maer alfo fy te wrecdelyok regeerden, � heeft naederhandt den l\,ey$F'(i/e?tti- � nianus omtrent 't jaar 364, njct al- v leen de Bolwcrcken ende Poqrtqn van v Wilt�nbtygb ghelyck ter aarden ghe- � flecht maar ook de ghehcqle njatie dec � WlLTEN uytgeroeyt,
Hoe bondig dit fchryven voor het an-
dere gevoelen fchynt, bewyft het Xiiet rne;er, als eenig der te vore#, bygcb^ach- tcn, zynde het zelve gehaaltuit de oude
Hol-
|
|
|||||||||
|
|||||||||||
|
|
|
|||||||||
|
|||||||||||
|
||||
|
<54 BESCHRYVING
Hollandfche Kronyk van Jan -van Lei-
den en andere Schryveren van dien tyd.' Daarenboven zyn deze Wilten en Slaven volgens dien Schryver geen Vreerndeiin- gen, maar onze eigene natie gewceft, hun bezit in Zttidboliand en het lai|d vaa Putten hebbende, derhalven ftrekt hetzel- ve weder tot een be\vys,dat onze landza- ten t�en bekend onder den naam van Vrie&en voor ftichters van Wiltenburg te houden zyn; ook komt het jaar derftich- ting van JF//taw£#rgmethetfchryvenvan den te voren aangehaald en kanonik al rede- lyk overeen, ftellende die dezelve omtrent het jaar CC. en va» der Hoeve op het jaar CLXXXV1.'t geen niet veel verfchilt. Hy taft echter «ekerlyk daar in mis, dat Keizer Falentiniaan in den jaare CCCLXIV. de gehcele natie der Wilten uitgeroeit heeft, want voor cerft was hy indat jaar noch geen Keizer, en ten anderen heb ik te voren getoont, hoe dat den Vriezen, by dezen ichryver Wil- ten genoemd de �ad en het fcalteel eerft in den jaare DCXCIV. door Fipyn van Hcrftal voor goed afhandig is gemaakt, daar zy het onder Keizer ral�niiniaan ,cn onder Koning Dagobert wel eens kwyt zyn geraakt, maar nebben zy noch telkens hunne fchade weder herhaalt waar het Nu zullen wy voortgaan met het onderzoeken, waar eigcntlyk het oude
ka-
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
STAD UTRECHT. £5
kafteel Wiltenbwg eig�ntlyk gelegen
heeft, vermits daarin onze Schryvcrsoofc burg oud- verfchillende zyn. Menfo Altinginzy*' ne kaart, welke hy noemt de Scfchryvwg: 'va» Vriejland omtrent de te rttgkomft der' Franken, en mede te vinden is m het eerfte deel van het Tooneel der Nederlanden bladz. 114. plaatst Utrecht aan de eene, Wil- tenbarg aan de andere zyde vanden Rhyn boven Fethna, en de Heer Halma, fchry- ver van het gemelde Tooneel brengt 'et op het woord WiltaburgumdCTJC. betchry* ving uit Alting van by: � Wiltenbttrg is � een kafteel op den linker oever van den � Rhyn, in het landt van Utrecht, ruim � een gemeenc duitfche myl boven de � ftad van dien naam (Trajeftum^ Het � is een en dezelve plaats met Fethna of }) fechta, zyndc een naby gelegene Hof- � ftadt (Villa] waarvan de naam noch hce- � den ten dage met Wiltenbttrg gemeen ,. is", enz. Deze befchryving komt met de (telling in de aangehaalde kaart niet over een; want in dezelve worden Wiltenburg en Fethna wel duidelyk^lstweebyzondc- rc kalleelen, waar in hy-de waarheid ge- troffen, heeft, onderfcneiden -, doch ik geloof, dat hy miftaft, wanneer hy Wil' tenburg dus van Utrecht affcheidt, ver- mits ikdenke in ftaat te zyn om aan te tonen,dat Wiltenburg oudtyds binnen de ttad Utrecht gelegen heeft. Ant. Mat- E tbws |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||||||||
|
<5� BESCHRYVINKJ
tk*ttf in het; IX. ;dcel 'zyner Ahalefta
bladz. aUp. in de aantek. maakt van Tra- jei�ttt» en Wittenburg .ook twee onder fcheidene plaatlen , hoewel datze dikwyls, zegt hy, om vderzelver naby gelegenheid voor eene genomen worden. Het een is tegenwoordig eene vermaarde ftad. Het ander heeft voor dezen by het dorp Vesh- ten, aan den Rhjn, een half uur van de ftad t/mrfo,gelcgea. Maar ieder zal zich moeten verwonderen , hoe wankelbaar deze anders grondige i O�dheids kenner hier in zyn gevoelen is, want in zyn IL IJoek de Nobilkate I.Hoofdft. bladz. r�i. daar hy twyffelt of Utrecht zynen naam yan den overtoeht der Vult en, of yan het oude veer, 't geen hy beideonbeflift laat, gekregea heeft, voegt hy Jcr deze klaare woorden by: ,, Het is nodig, dat men � acht geve, dat Vultenburg of W�ten- |
|
||||||||
|
||||||||||
|
�
� 7, � � |
|
bwg hier het zelfde is met Trajeftum.
Andere zoeken het buiten de ftad by het �&ty Vechten en verder. Maar,§er lyk het blykt, telt onrechten > Fethna, heeft Oudtyds gtkgen, daar nu Vtch- |
|
||||||
|
||||||||||
|
� ten- is» waar over de brief van Kttrel
� Martel kan na§czien worden", 't welk duidelyk zyn vorig fchoyveh tegen- if>reckt,6ft i overhoop werpt. 43y gelegen- heid dat -hier gewag gemaakt wordt fan cenen brief yan Karel Martel, zal het niet ondienftig wezen dieauitJ^z aan
den
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
||||||||
|
DER STAD UTRECHT. 67
|
|||||||
|
||||||||
|
den lezer voor ogen
uit ten vollen blaken zal, dat
en fethna .twee byzondere paatfen wa-
ren, dezelve luidt aldus; , f .
� -Daa��m fchenken w^vaG. dezen te-
� genwoordigen dag af, doorxlil gefchrift ,, onzer uitterftc wille, en be&eercn, dat � eeuvviglyk gegeven zal bly venu, name-
lyk aan 'tklooftcr (St.
|
|
||||||
|
|
|
|
|||||
|
� geen binnen de muren van H: Kaifteel
� Utrecht gebouwt en gelegen is, daar
� de ApoftolifjChe man,- onze Heer en
� Vader ia CkKil&x&WiUi�rDfidus Aartsbis-
� fchop i, aaar dtn kloofterlyken regd van
� eenen heiligen ommegang, als herder
� hetbowindiiecft, alles wat inhetKaileel
,� Utrecht zelve tot �nze Vorftelyke ichat-
� kift behoort, met alle.het by gelegene
� en toebehorende, zo binnen als buiten
� de muren, benevens de plaats ot
� het Ka�cel Fethna genoemd, gelegen
� in het dor^ Intcrlaco^.^iQt alle hare
� gerechtigheid en vaftjgheden , geiyk
� ook alle bylcggende en toebehorende
� zaken, welke of tot de .plaats en het
� ^afteel Fethna, of tot het Ypargerioem-
� deKaftccl Utrecht, fchyftetirtoe tcko-
� menoftcbeh�orcn. .'.. .' '�cgeyen te
� Herftal, op den eerfteriJannary, in't twc �
� de jaar der .Regeringe'yan den Do�r-
� luchtigcn,H��ren\<&vu\%,The�doricus.
De brief is in zyn geheel by W. Heda
E 2 in
|
|||||||
|
||||||||
|
||||||
|
S8 BESCHRVVINO
|
|||||
|
||||||
|
in het leven van den Biflchop
dus bladz, 28. te lezen. Enige ftcllen het jaargetal op DCCXXII. Maar A. Bucbel in zyne aantekeningen over de- zen brief ftelt het DCCXXVIII. omdat K ar d Martel dezen Thtodorictu eerft in den jare DCCXXV1. tot Koning ver- klaart heeft, enden brief in het tweede jaar zyner regeringc getekent is.
Tot verder bewys, dat het Kafteel U-
trecht een en het zelfde is met Wiltenburg, kan men ten overvloede hier noch by voegen de getuigenisl�n van twee onzer oudfte Nederlandfche Schryveren, te we- ten Klaas Kolyn en Melis Stokt. De cerfte, van de reeds gemelde overwin- ning van Koning Dagobert fchryvende, vervolgt X 223,
�
JDi�tcnbot�lj Dc�e �i f�owtt
<Cn ont 'c tjfnbrn biet bcfiocen 3^ebe ec cni fierfte tif�)tcn San §>. (Cfioma^ op t� tricfjteit
Nu is het buiten gefchil, dat deze St.
Thomas kerk binnen deoudeftadU"/wfo geftaan heeft, ja , was, zo men wil , opden grond t van het vernield Kafteel Wiltcn- tttrg g^cbouwt.
Melis £tok�dc overkomst van den H.
|
|
||||
|
||||||
|
n
- i � , *
|
|
||||
|
||||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT. tf?
In.de inleidinge van zyne Rym kronyk
aldus:
,
��� : .T.," :� �
qimm t'Ut?ec�)t
j)iet te bq«n.
Welke woorden weder zo klaar zyn;
datzc zonder geweld niet verdraait kon- ncn worden. Wat kan zekerder zyndan dcgifte van den Vorft P�pyn, waar by hy zyn doorluchtig Kafteel aan den H. Bis- fchop Witlibrordus fchonk,ofn'er zynen Bificnoplyken Zetel te plaatfen, welk Kaftcel volgens getuigenis van Eeda noch met den ouden naam dier volkeren Wil- tenburg genoemd wierdt. Heeft Wi�i- brordus zynen Biffchoplykein Zetel in dit aan hem gcfchonken Kafteel gepjaatst, zo hebben wy maar te zien, waar de Biflchoplyke Zetel van den beginne af geweeft is, waar hy de eerfte Biflchoply- ke kerk gcfticht heeft, waar alle de eer- fte Biflchoppen hun Biflchoplyk, Hof ge- houden hebben, en men zal bevinden, dat zulks binnen Utrecht, en nooit te yecbten ge weeft is. Wy willen geenbc- wyzen trekken uit het khryven van den Abt Tbeofridu$ of4 Monnik, Stg&ertus, fchoon die het zelfde -getuigen", maar ik ga dezelve w.el bedacht yoprbyb qm dat ik, gelyk ik hier voor gezegt; jfcb, vatjt- �elle dat zy Beda naargeichreven hebben. £3 ' Kiet- |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
70 BE S C H'R Y VING
Niett�genftaandehetjZO my toefchynt,
fenoeg blykt, dat het oude Kafteel Wilt en-
ttrg ten onrecht onder het dorp Vechten geplaatflr en gezocht wordt, zyn echter fommige ;Sehryvers met eenige pennin- gen van de Antoninen, en andere weini- ge oudhedeh � �p . ziekeren akker ortdcr Vechten g�vorideri, zo ingenomen, datr het k�fte, wat het ook mag, zy daareerx Wiltenbttrg wilkn zoeken; ja zelfs heb- ben zy die-plaats den naam van Wilten- burg gegeveri: De zo veel malen gemel- de Ant, Mattb£ttf,dicop de aangehaalde plaats van zyn boek de-Nob�itate getuigt, eri bewyfty'dat W�ltenburg&ti het zcltae is met Utrecht �fTrajettum, is ook met dat verzonken. W'iltenburg'.onder Vechten verlegeh, doch om zich te redden heeft hy goed ge,v�hden twee kafteelen Wiltett- burg dicht by den anderen gelegen te voor* fchyn te brengen, waar.door hy de zwa- righeM.ttieent ontkomen te zyn, doch geraakt dus doende naar on?e gedachten te verder van het rechte pad verdwaald, of feh�oh-lijr zyn voorgeven met redely- ke otide brieven tracht vast te maaken. Hy iehryftdan in de voorreden van zyn i*>ek"'& "jure Gladii volgens onze verta- ling deze woorden: � Hkr vak niet lan- � ger te twyffelen. Daar zyn'er, weet ik, � die Wtltenburg\tt\ Utretht onderfchei- � den i om dat er noch tegenwoordig
, ecu
|
|
||
|
||||
|
||||||||||||||||
|
DER, STAD UI&ECHT. TI .
.Wi�tetoktrg, bfeit�n;.i($o.ftad oo(J:?
waart,;, «kar ! nu het1 ��rjt ferhtet» 15, |
|
||||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
�
|
|
gevonden wordt, van 't welke ook $aj-
|
|||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
,. 4wwts Prxjoft van, ft. Maf ie in eerierj.
�brief van het iaar, MCLXIX. gewag � maakt", Wy zuilea hier. dsa brief , ,ZK> ver hy.cot bcwys djfint,bYertaa& lasen volgen.; m\ iccn .:;.:'_.. v jrj;';ir-:. : .... ,, Ik Rvldmuyit idoor iGodrgcnade Prooft ^ van onaedieve Vrouwe kerke, makc � aan alle gelovigen zo tegenwoordige �als ,tocKomende bekent, dat 4e t^en- � dcn.m.lfKiltert�urg, welke flerwtai�ntts � van^ir^c, als ook de tienden in Le$if$, � welke Ge tatd zoon van Frawbertus ,yn\j. � my en van myne voorzaten, hebben te � leen gehouden , totgdbruik dexbro�ie.- � ren in dezelve ke�kc.fdea/Hccre di^;- � nendc, zyn aangewaftclien ; Waarora � de. voorgenoemde mannen zonder aan � gezoete te. wezen, uit eigebewegiti- � ge tor ons gekomen zyn, -enz. Hiq: op'fchryft verder de Heer Mattbxus; � Doch om welke reden deze plaats bui- |
|
||||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
w
|
|
ten de ftad dien zelfden naam gekregen
|
|||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
heeft , blykt ons niet ; maar zonder twyf �
|
|||||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
r>
|
|
tel, omdat hia eertyds ecne hoeve,, of
|
|||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
� zoo men liever wil eeae wooning van
9, een doorluchtig man onder de Witiw ,9) gewee� zal zyn. Ende dit is beide gp- M noegzaam zeker, te weteu, dat al|aar � voor deaen een,e Kidda-inatigc Hoe-.
E 4 � vc
|
|
||||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
||||
|
7* BESGHRYVING
,, ve geweeft is, en dat deszelfs Heren, Hc-
� ren van Wiltenburg genoemd Zyn. Ik � heb noch eenen onuitgegeven brief van i, het jaar MCCLXXX. welke zulksdui- ,, delyk aantoont". Het is nodig, dat wy ,om de zaak in haar geheel te befchou- wen, den brief, -voor zo veel 'er het be wys uit getrokken wordt, naar het latyn by Mattk&us hierweder vertaalt, inlaflchen, op dat wy mogen zien, waar het geheim fchuile*
�-"� -,y Wy Sweder van Wiltenburg, Rid-
� der, enz. Vermits de zaken. die niet � by gefchrift Worden opgefteld, door � verloop van tyd, uitdegeheugenifleder � menfchcn geraken, ten zy dezelve door � het geen gcfchreven is worden ver- ,; fterfct. Op dat dan de tegenwoordige �weten, en de toekomende verftaan � mogen, dat wy zoo veel van ons land, � als waarvan jaarlyks 6. ponden plc- � gen ontfangen te worden , verkocht � hebben aan onzen beminden Priefter � Willem Eole kapellaan op Wiltenburg^ � den houder dezes voor zekere Ibmme � gelds, ons door den genoemden tfil- � Urn betaalt, van welk land hy jaarlyks � niet meer zal trekken dan vier pon- � den, en 't geengelegen is \n\Wercunde, � tuffchen het land der Heren van St. � Jans kerke aan d'eene zyde, en tus- � fchen het land van Hendrik clotinghe
� aan
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 7?
"� aan d'anderc zyde. By de overgifte is
� tegenwoordig gewecft myne moeder ,, vrouwe van Wiltenburg, : Hendrik � Splinter, en Hendrik van Wede mynen � vriend. Enopdat dit bovenftaandevaft � en van waarde btyve, hebben wy de* � zen tegenwoordigen brief met ons ze- � gel, en met het zegel van den Kom- j, mandeur van St. Katharyne, als pok van � den Kommandeur van den Duitfchen � huize, en' van myne moeder, vrouwe � van Wiltenburg voornoemd, bezegeld, � en aan den gemeLien Willtm overge* � geven. Gedaan in 't jaar onzes Heren � MCCLXXXVIII. den <5. dag voor St. � ViStor. --r-
Op welken brief onze Schryver.van zya
eerfte gevoelen, by 't welk hy een voor- naam man onder de Wilten bezitter .van dit vwzteWiltenbttrgftelt gcwceft te zyn, afgaande ,deze aanmerking maakt: � Mis- � fchien zal dit kafteel Wtltenbttrg niet � van de Wilten gebouwt, maar van de- � zelve vernield zyn, want het blykt ge- ,. noeg, uit de zo zilvere als kopere ^ penningen, die daar in groten getale ,;, gevonden zyn, dat het van de Esmei- � nen opgebouwt is, enz. Van weikp penningen hy hierop een kort verhaal laat volgen. W at het vinden der zelver be- langt , zulks raakt dit Wiltenburg ni�t, en toegeftaan zynde,dat het zo was. zoude dat E S be- |
|
||
|
||||
|
||||
|
74 B.ESCHRYVING �
bewys zeer zwak zyn� Maar hoe is het
te begrypen, dat een zo geleerd man hier kan zeggen, dat' de Wtlten dit kas- teel Wiltenburg zouden om verre gewor- pen hebben, daar men uit den even-te voren aangehaalde» briefLduidelyk'ziet, dat het in denjare MCCLXXXVI�Vnocli �n wezen, en Willem Bole toen kapel- laan^p dit kasteel was, j azelfs is het volgens een brief , ook door Matth<eus in hetzclfr de boek IX.Hoofdft. bladz. n 8. uitgegeven in't jaar MCCCXXXVUJ. 't geen omtrent 50. jaren later is noda in wezen geweeft^en heeft tot den jare M1VCXXI. gedaan, wanneer het by het inbreeken van den groten Zuidhollandfchen waard, waarin het gelegen was, met zo vecle andere dor- pen en floten zal weggefpoelt zyn, dies 'er de minfte fchyn van waarheid niet is, dat dit WiltenburgonAsx Vechten zoudcge- legen hebben. Om hier van, klaar be- wys te hebben, en de duidelyke legplaats te vinden,heeft men den brief, waar van zo even gewag gemaakt is, allecnlyk in te zien, dezelve begint dus:
� Wy Deken en het Kapittel van St.
"� Afartaas kerk te Utreaht, doen te we- � ten aan allen, die dezen tegenwoordi- � gen brief zullen zien of horen lezen, � dat wy aan Gerard gezegd van Wedt, � verhuurt hebben eene hoeve lands, be- � horende aan onze kerke, die gelegen
�is
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 75
� is in Wede, bczyden Wiltenburg,
� van de. boven zydc tuflcheri de lan- � den van Gos'wytt zoon van Margareta- � enz. Gegeven in 't jaar omes Heren � MCCCXXXVIIU op.'t fctft van den 3, H. Laurens martelaar. -. . ^
De brief ftaat in 't geheel tcf gcmelder
plaatfe, dit is genoeg tot onsbewys,ikge- lovc, dat het nu klaar gen�egblykt, waar dit kafteel Wiltenburg gelegen heeft, namelyk bezyden de Kerk ia het dorp/ Wede ,'t \velkin den grotert-ZuidhollandH fchen waard begrepen is- ge*te�ft; 'ook* blykt het uit den bygebtacmen'brief vatY 't )aarMCCLXXXVHI. dat de verkochte landen van Wiltenburg daar omtrent ge- legen zyn geweeft in den Ambaehtc van Wercunde. Weshalven de voorftanders van dat oude kafteel, 't geen onder Vecb> ten gelegen heeft y in plaats van te" iltenburg daar met meer recht Fethna zullen plaat- zen, waarvan, zo het mytoefchynt, dat dorp dien naam zal gekregen hebben, daar het te voren, geiyk uit deii aan- gehaalden brief van Karel Martel blykt, Interlaco genoemd wicrdt: maar of dit Tefbna door de Romeinen gefticht is, laat ik een ander onderzoeken-, 'zynde zulks buiten myn beftek, doch het bewys der gevondene penningen komt my veel te zwak voor.
Uit het geen, wy hier laatst met oude
brie-
|
|
||
|
||||
|
||||
|
7<5 BESCHRYVING
brieven bewezen hebben, wordt ook na-
der beveftigt, het voorafgegane verhaal van den Kanonik Rudolfvan Stoutcnburg, hoe dat namelyk het gedacht der opper- jachtmecfteren?F//ta>2i#>g genoemd in het Zuider gedeelte van Holland een kafteel Miltenburg gebouwt heeft. Doch van den tyd der (lichtinge is geen blyk ove- rig, maar zal het zelve naar alle waar- fchynelykheid omtrent het begin der elf- de eeuwe al in wezen geweeft zyn. Wy ftaan derhal ven gaarne toe, dat 'er pudtyds twee kafteelen Wiltenburg genoemd ge- weeft zyn, maar oordeelen , dat 'er te vergeefs een onder Vechten gezocht wordt, dat ook het laatfte in oudheid by het eerfte, 't geen het zelfde met Utrecht �s, niet kan komen, ia zelfs zal het eer- fte al vernietigt geweeft zyn, eer het twee- de begonnen is geworden.
Dus meene ik den lezer wegens het
oude kafteel Wiltenburg eensdeels een genoegzaam bericht gegeven, en 't geen ik geftelt hebbe uit goede ftukken be- wezen , anderdeels aangctoont te heb- ben, hoe men op lofle giflingente werk gaande vecltyds in plaats van de waarheid opteheldercn, dezelve in 't tegendeel verduiftert, en zich zelven in eene zo- danige verwarring brengt, dat men 'er niet uit weet te geraken, zonder zich hier of daar tegen te fpreken,
IV,
|
|
||
|
||||
|
|||||||||
|
DER STAD UTRECHT. 77
'
vu.. ..'�.�' -
IV. HOOFDSTUK.
.
Wanneer Utrecht tot een Stad
gemaakt, en met muu-
ren omringt is.
ZYn 'er ons in de voorgaande Hoofd-
ftukken veele duiftere en moeyely- ke zaken voorgekomen, en heb- ben wy dezelve, zo veel doenlyk was, opgeheldert; in dit tegenwoordige ko- men ons weder verfcheide zaken voor, van welke geen meerder geheugen, noch klaarder voetftappen overig zy n,hct zal der- halven geene mindere moeite koften om acliter de waarheid te komen, en kunnen wy dezelve niet in't geheel ontdekken, wy vleien ons echter naar by te zullen komen,
Eene der grootfte zwarigheden, die Wanneer
iiier voorkomen, is het groot verlchil,�trechl: dat men by de l'chryvers vindt omtrent !£�*" |
|
|||||||
|
|||||||||
|
het begin van Utrecht en wanneer het raaakt
|
|
en
|
||||||
|
tot een ftad verheven as. Zommigen, ommuurt
gelyk wy reeds gezien hebben, ftellen'5- zulks al lang voor de tyden van Ja/ias C&jar gefchiedt te wezen, ja dat het toen ter tyd al met vetten of wallen omringt zoude geweeft zyn. Anderen integendeel aanmerkende, dat Utrecht in de Voritely-
ke
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
||||||||
|
78 EESCHRYVING
kc brieven tot de negende en tiende eeuw
toe niet den naam van Burgus, Caftdlum of rttta vermeldt ftaat, beflaiten daar uit, dat het toen noch geen ftad kan .ge- weeft zyn. Ik zal dan eerft onderzoe- ken , of uit de benoemingen van Bur- gus, Caftellum, enz. volgt, fat Utrecht daarom op dien tyd noch-geen ftad ge- weeft is, en dan, of Utrecht niet al voor die tyden ook den naam van (Crvitas) flad ge- dragen heeft.
Wat dan zodanige brieven, gelyk on-
der anderen een van den Biffchop Ealde- ricus van het jaar DCCCCXXX1V. by Heda bladz. 75. te vinden,en gegeven is op den Eurg Utrecht, (in caftroTrajedenfi) belangt Jkomt my het bewys daar uit veel te zwak voor om te bcfluiten,. dat Utrecht toen geen ftad zoude gewecftzyns want indien men een brief bybragt,go:ekent op den burg Leiden, op den burg Gent, op 't kafteei Antwerpeu, enz. zoude daar uit wei volgen, dat Leiden, Gent, Ant- werpen toen . geen fteden waren ? geen- zins. Maar wil of betekenen op den burg te Leiden, op het kafteei van Gent van Antwerpen enz. of moet verftaan wor- den in zo eenc ftad gegeven te zyn. Want wat het ccrfte belangt, kaftcelcn, jakerken en kloofters, wierden oudtydszeer dikwiJs met den naam der ftad, waar binnen zy
*
|
|
||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 1$
gelegen waren, genoemd, en is zulks te
voren van de Abdye van St. Servaas te >Wd!rf/?wA/duidelykbcwczen,en aangaan- de het andere zoude men zulks in brie- ven konnen aantonen, maar blykt ge- noeg uit denzelfden brief van gemelden Biflchop, door deze woorden: Zo heb � ik danmethulpe van hem y die niet den ,» uitwendigen perfoon, maar het hart aan- � ziet,eenbruggeoverde graft doen leg- � gen, de ftad met poorten doen voorzien, � enz". Hier noemt de Biflchop duidelyk Utrecht -eene ftaxi, weshalven detekening. van dien brief niet meer wil zeggen dan in onzen Burgt, dat'is, inonsBi�choplyk Hof te Utrecht. Heda in 't ieven, van den H- T�ffidasspWillibrwdM bladz.27.fchryft: van de kerk gelegen in het kafteel Ant- werpen* SigebcrttK op het jaar MVT. noemt het kafteel Valencyn gelegen in 't Markgraaffchap van frankryk en Lot- teringen: en :op het jaar MVII. zegt hy, Keizer Hendrik, heeft de burgt Gent aangetaft, waar door zekedyk niet de blote burgten of kafteelen, maar de (le- den zelfs worden verftaan. Gelyk aau- gaaiide het fchryven van Sigebertus^ .Lifftus getuigt in zyne befchryvingc der �adl&trvew L. Boek/. Hoofdft. brengen- de zelfs uit Sigebertm by, hoe dat Hertog Oiwf'dioor den Keizer naar Brabandgz.- zonden wierdt om het kafteel Love&(Ca-
ftrum
|
|
||
|
||||
|
||||
|
*� �ESCHRYVING
ftrumLovaniuwi) K belegeren,dat is,zegt
hy, deflad Loven.
Verre zy dan, dat men uit hetbybren-
gen van dat woord om Utrechts rang van oudheid onder andere ftcdente benemen, befluiten zou, dat het op dien tyd, als het Cajlrum is genoemd, geen ftad maar alleen een kafteel zouw gcvveeft zyn. Wat liet woord Burgus of Burgt belangt, is het zeker, dat by de oude Ichry veren de- zenaam even als de vorige aan een ftad ge- geven wordt j want Otfridusin zyn IV. Boek 9. Hoofdft. de woorden van 'tEuan- gelium, itein civitatem, vertalende, fchryft � ar et in thie burg in, en geeft een goed bc- wys, dat men door het woord buret toen eene ftad verftondt, waarvan ook de Heer Ant. Matthxtts in zyn boek de No- bilitate lib. JI. cap. i. vertchcide bewy- zen bybrengt.
£n al wicrdt het zelfs met het woord
Villa, dat nu eigcntlyk maar een dorp ja hoef zoude betekenen, geboekt gevon- den, zo moet rnen weder acht flaan, in welke betekenifle dit woord by de ou- de ichry vers en in de oude brieven geno- men wordt, te weten voor eene ftadj want Karel de Kale in een brief des jaars DCCCLXIV. te vinden byMiraus Donat piar. cap. 19. noemt Keulen wei duidelyk rtlla. Nu is het zeker, dat op dien tyd Keulen reeds ecnc aanzienelyke ftad
was.
* W
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT. B t
.was. 'Graaf Florh y. noemt omtrent
den jare MCCLXXX. deltad Leidien m* la, en by Willem Procurator op het jaar MCXXXII.kan menzien,hoede woorden Villa. en-Urfo door den anderen gebruikt zyn, zo dat men daaruit vcrkeerdelyk zou beQuiten, dat deze ftedenopdientyd maar dorpen of opene vlekken moeten ge weeft zyn; ja het woord f�lla wcrdt aei&wel aan eenc gehele landftreek ge- geven , gelyk Menfo Alt ing op het woord Jeftent VUI& aantoont. Ja dus wordt het woord PaguSj'i geen men nu maar voor een Dorp neemt, wel in oude brieven voor ecne garitichc provincie genomen ,� en men vindt zcer;dikwils Pagus Flandren- fo, Pagm Bratttsbantiae o�^Brachbaten/ls vermeldt, als onder anderen by 'Mir/iits, inDonat.Belg.Lib.I.cap. 14. cn-iy. wa,ar door zekcrlyk de Provinci�n van Vlaan- deren en Brabattd worden, veiftaan. Ver- gelyk hier mede Ltpfrusmzynt Befchry -vingivan Leuven 1.Boek 13. Hoofdft.Ook wordt door liet woord Pa0S wel eene ftad j a aanzicnelyke ftad verftaan; want Ka- rel de Kale in den even te voren aange- haalden brief van den jare DCCCLX'iV. noemt Gent en Kamer j k, Pagus G andenfis, Pagus Cameracenfis , dat ;is;dc. jftad Gent en Cameryk. Eindelyk mo�t ik hier ter meerder overtuiging noch by brengen, hoe zelfs het woord Victts, gelyk ons Utrecht E in |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||||||||||
|
82 BESCHRYVING
in een brief van Pipyn by Heda bladz.jtf.
ook genoemd wordt, voor een ftad placht genomen te worden, gelyk blyktuiteen brief van het jaar DCCCLXX. by Mi- r*us in Donat. Belg. Lib. I.cap. p. daar gefproken wordt van een kloofter ,'tgeen *# wco Gandenj� gebouwt was. Maar wat kunnen wy beter getuigenis hebben dan dat van den Geleerden Mabillon, een man in oudheidkunde zo ervaren, dat hy op goed recht met de ervarenfte om den voorrang t wiften kan, dezelve ichry ft in zyn doorwrocht werk de Re Diplom. Lib. II. cap. 7. � Onder de Franfchc � koningen van de Meroveefche en Ca- � rolivgi/cheftamme is het woord Pagus � zelden, ja by na nooit in brieven, voor een Wyk of Dorp gebruikt, maar voor |
|
||||||||||
|
*�>
|
|
|
|||||||||
|
eenefgrote ftad, en het daarom liggende
land, als mede voor een landichap of ftreek, ook werdt het woord caftrum |
|
||||||||||
|
3)
|
|
|
|||||||||
� niet gebruikt voor een kafteel of flot
�� van eenig edelman, maar voor eene ver- � fterkte ftad enz". Derhalven moeten wy, dewyl de kracht der woorden van't gebruik derzelver af hangt, wanneer wy die in oude fchryvers of brieven vinden, omzichtignafporen, welke hunne beteke- nis op dien tyd geweeft zy.
Thans zullen wy overgaan tot het on-
derzoek, of"Utrecht niet al Voorde tiende en negende eeuw den naam van ftad ge- |
|
|||||||||||
|
||||||||||||
|
||||
|
DBR STAD UTRECHT. 83
dragen heeft, tegen het gevoelen van
fommigen, en onder anderen'-Van den Schryver van het Utrechtfche Bisdom bladz. 2, menende, dat zy cerft onder Keizer Otto den Groten dus zoude hebben beginnen1 genoemd te worden. Voor cerft vinden wy by Heda in 't leven van Bonifacias bladz. 35. een brief van den Franfchen Koning Pipyn, in wel- ken Utrecht wel duidelyk een ftad ge- noemd wordt, als hy fchryft: Apofto- Heus vir, & in Cbrifto Pater, Somfocius urbis Tr�je��enfis Epifcoptts. Dat is; de A$oftolifcbe man en vader in -Krtftusy JBoftifacius Biffcbop der ftad Utrecht. 't Is waar Men-jo Alt ing ^ Arnout Buchel en meer anderen, houden dezen brief ver- dacht , en meencn, dat 'er veel bygevoegt is, de wyl het zeker is, dat Bonifacias nooit eigen biflcloop vznUtrecht geweeft is, ge- lykhier na zal aangetoont worden. Maar dewyl dan deze briefin geichil is, zoude ik, zo ik geene klacrdere en meer zekere bewyzennadt,op dcnzelven de zaak �n 'c geheel niet durven beoordeekiv. Ma.ar Willibaldus, tydgenoot van Bonifatius, zegt duidelyJc in deszelfs levensbefchry- vinge 11. Hoofdftuk dat hy izyn med-
fezel Coebaneus of Eo�anus tot Biflchop
eeft aangefteld over de friezen, (in m- be, qux vocatur Trecht,) in de ftad, die Tretht genoemd wordt. De oude Schry- F 2 vee |
|
||
|
||||
|
||||
|
84 BESCHRYVING
ver Otblonus gebruikt In het leven vanden
zelfden Montfacius II. Boek 27. Hoofdft. bynadezelfde woorden, zodat 'ergeen twyffelingoverigblyft. Luidgertts,diehet leven ys^Gregorius befchreven, en onder Keizer Karel den Groten geleett heeft, noemt in het 10. Hoofdft. Utrecht niet alken een ftad-, maar zelfs (antiquamCi- vitatcrri) ecne oude ftad, en Wyk te Duur- ftede'-. alleen ficus , daar nochtans deze plaats eeuwen te voren ook al eene ftad, �a,beroemde ftad was geweeft, waardoor, 't geen te v�ren gezegt is, namelyk, dat het woord Vicus wel aan vermaarde fteden �s gegeven geweest, beveftigt wordt. In een brief van Keizer Karel den Groten by A�monius de Geftis Francor. Lib. V. cap. TL. wordt gefproken van zekeren doortocht door eenige fteden, civitates genoemd, en onder dczclvcnUtrecbt me- de als eene ftad gevonden, zoo dat 'er overvloedige voetftappen overig zyn^ dat Utrecht veel eer den naam van ftad
fedragen heeft, als fommigen menen,
n wat kan ons fterker bewys geven dan het fchryven van den Eerwaardigen Be- da, waaruit duidelyk blyk't, dat Utrecht al lang voor den jare DCC. ecij Had go- \vceft is, want hy noemt het in klare woor- den (oppidum Wiltarum) de ftad der Wiltcnt is uit die woorden by de Schryvers een
mis*
|
|
||
|
||||
|
||||
|
D�R STAD UTRECHT. 85
fnisv�rftand over de ftichtefs ingcflopcn,'
zul-ks kan hieraan geen nadeel doen.
Uit het fchryven van Theofridus Abt
vanEpternach, in het 8. Ho�fdft.van het leven van Willibrordus, dat Utrecht of Wilt�nbttrg de zetel van- het Vriefche ryk ten tyde van dien Bifichop was, blyktook genoegzaam,'dat het toen wel eenc goede geveste ftad moet zyn geweeft; want die beroemde oorlogshelden, en die den vyand zoo dikwils op den hals kregen, zullen hunnen zetel in geen open vlek of enkel kafteel gehouden hebben. En uit den brief van Karel Martel ten dele hier voren bygebracht, dunkt het my ook te volgen, dat Utrecht toen al met muren orntuint was; want daar ftaat, " intra mut�s in. Caftelto 7>^<?<;?o",datis,
binnen de muren van het Utrechtfche
" kafteel", waar door hier zekerlyk de muren der ftad en niet van het kafteel moeten vcrftaan worden; want binnen, deze muurcn ftondt te dien tyde al St. Martens en Salvat�rs kerk, als mede het kerkje van het H. Kritis, alle de wo- ningen der Geestelyken , enz. zoo dat hier zekerlyk van ftads en niet van kas^ tcels muren gefproken wordt.
Ta dat Utrecht op dien tyd al eenvolk-
ryke ftad moet geweeft zyn, dunkt my
daar ook genoegzaam uit te blykcn,
dat WillibrordtK omtrent den jare
� 3 DCC.
|
|
||
|
||||
|
||||
|
86 B.ESCHR YV-ING
DCC. alhier reeds drie kerken gedicht
heeft, namelyk die van het H. Kruis,den. Dom of St. Martens, en St. Salvators Kerk, waar van de twee laatften zulke heerlyke en grote kerkgevaarten zyn ge- - weeft, daarby van zo een talryk genood- fchap van Kanoniken voorzien, dat men genoodzaakt"wordt te befluiten, dat deze i�ad reeds op dien tyd volkryk moet geweeftzyn, want drie zodanige Kerken tegenwoordig noch wel voor eene goede en bevolkte ftad genoeg zouden zyn. Ook zal men zulke heerlyke gebouwen in geen open vlek gezet hebben, daar het fnode heidendom daaglyks gelegen- heid zoude gehad hebben om deze ge- bouwen te overvallen, maar zo eene plaats is waarfchynlyk reeds te voren met anuuren of wallen omvangen geweest, of ten minften ter zelver tyd geworden. Zo men den Schry ver van het Tooneel der Nederlanden op het woord UTRECHT, of liever die genen, uit welke hy zyn verhaal getrokken heeft, mocht geloven, was het al ten tyde der Romeinen, indien niet in de gedaante van een bemuurde.ftad (want men gelooft niet,fchryft hy,dat'er in Batavie en gantfch Germanie of Duitfch- 7<2»rfbinnen CC. jaren naChristus geboor- te, zodanige eene geweest is) ten min- ften met vcrfcheide Caftra, legerplaat- fcn en blokhuizen, tegen, den geduri-
gea
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT, «7
gen inval hunner vyanden gefterkt en
voorzien geweest, zo wel ter befcher- mingc hunner krygsmagten,alsterkrygs- en lyftochts voorzieningen en behoeftens opgebouwt. Enhy beroept zich hierom- trent eensdeels op de oude historifchry vers» Maar hy,ofdie fchryvcrs,brengentot bewys van hun voorgeven niet eenen ouden histo- rifchry ver by: anderdeels trekken zy een gevolg, en wel het fterkfte uit de onder- aardtche en uitgegraven overblyffels; de- wyl niet alleen op vele plaatzen binnen de ftad wel eer, als ook naderhand tus- fchen den Dom en het kerkhof van St. Piet er zo vele zyn gevonden, dat men 'er geloof aan geven moet. En inzon- derheid zoeken zy zulks te bewyzen. uit de oude fundamenten en reliquien der Ro- meinen op Wiltenburg boven, en elders be- neden Utrecht, gevonden. * Maar is het dan zo zeker, dat alles wat van eenig zwaar gebouw hier of daar in den grond, gevonden wordt, een werk of kafteel der Romeinen geweest moet zyn, en zouden die oude beroemde Batavieren niet dan een deel hutten en fchuuren voor zich gcbouwt hebben ? Waarom doch die grote kleinachtinge voor on- ze voorvaderen ? Zo vele oude kerken, kloosters , en kaftelen geven integen- deel genoeg te kennen, dat zy machtig genoeg geweest zyn aanzicnlyke gcbou- F 4 wen, |
|
||
|
||||
|
||||
|
88 SESCHRYVING
.wen, die voor gcene Roomfche Kaften
Icn behoefden te wyken, op te richten. Doch het is een goede en algemene toe- vlucht van onze Ichryveren, (lichtingen of rampen, in het onzekere de Romeinen of Noormannen toe te fchryven. En "wat noch meer dat zelfde bewys, uit het vinden van Romeinfche penningen, pot- ten, fcherven, en wat meer is getrok- ken , belangt, het zelve dunkt my boven dien te zwak te wezen om de Romeinen hier op tot (lichters te (lellen. Dewyl men weet, wat een groot getal van lief- hebbers 'er hedendaags zyn, die aanzien- lyke verzamelingen van dusdanige pen- ningen en oude zeldzaamheden bezitten, indien nu de huizen van deze oud- h�idminnaars eens door vuur of zwaard vernield wierden, en in harepuinhoopcn bleven rusten, tot dat men op die plaat- icn na tang verloop van tyd weder een huis willende zetten, by het roeren der gronden deze penningen enz, kwam te vinden, zoude daar uit wel een goed bc- wys te trekken zyn, dat het cznRomcinfch gebouw geweeft was? Men ziet hoe dat de vloeren van verfcheiden huizen dikwils met Zweedfche of Italiaanfche ftenen gedekt zyn, zoude in zulken geval wel volgen, dat het door een Zweed of Ita^ liaan is gebouwt geweeft? geenfins. Ik fpreek niet tegen, dat de Romeinen hier
toen
|
|
||
|
||||
|
||||
|
STAD UTRECHT. 89
toen ook wel huisgehouden hebben^
maar het heeft nader bewys van noden,- dat zy over al fterktens, en Kartelen ge- bouwt hebben,het is ook wel zeker,dat wanneer de Romeinen door de Batavie- ren ten land uitgedreven wierden, hier een goed getal van hunne munt, huisraad, enz. overgebleven is , welke overblyflels by deaanzienlykfte dezer lan- den gebergt en bewaard zullen zyn ge- weeft , en by de verwoefting van hun Kafteel onder de puinhopen begraven ge- worden. Zyn 'er derhalven onder Vech- ten dusdanige overblyffels gevonden, men heeft goed bewys, dat aldaar een Kafteel geftaan heeft, maar het blykt daarom niet, door wicn het gebouwtis, daar worden binnen de ftad ook zodani- ge Romeinfcbe penningen en ovcrblyficls van een zwaar gebouw gevonden, waar om kunnen die niet van het oude Kafteel Wiltenburg zyn, daar die pfirtningen ecrtyds zyn bewaard geworden.
Dit gevoelen van dien Schryver, dat
namelyk in ons Batavie, enz. binnen CC� jaren na Kriftus geboorte geene bemuur- de ftad zoude geweeft zyn, fteuntopeen plaats van Cornelius Tacitus, welke van de zeden der Duitfchen in 't i<5. Hoofdft. ?egt. �"Het is bekend genoeg, dat de � Duitfche volken geene ftcdect bewo- ^ ncn,. zelfs geene woningen aaneikan- F J � dcc |
|
||
|
||||
|
||||||
|
5>o BESCHRYVING
|
|||||
|
||||||
|
� der vaft rnaken, zy bouwen hier ca
� daar van den anderen af, naardat hun � een bron, of veld of bofch aanftaat. � ,Zy maken geen wyken op onze wyzc � uit zamengevoegdeenaan een fluitende � gebouwen: maar elk maakt om zyn huis � eene ruimte,'t zy tot een belchutfel te- � gen de ongevallen van brand, 't zy � uit onkunde van bouwen; zy gebrui- � ken zelfsgeen metfelwerk of gebakken � fteenen". Maar eensdeels,'is het wel zo zeker, dat onder deze Germanen onze Batavieren begrepen worden? an- derdeels komt dit niet overeen met het geen hy op het woord ANTONINAuit een kronyk bygebracht heeft, volgens 't welk deze ftaet al voor Kriftus geboorte met verten omvangen was: het een en ander vereifcht verder onderzoek, waartoe wy overgaande het gemelde Tooneel der Nederlanden zullen volgen, vermits de Schryver daarin alles by een gezochr heeft, 't geen hier omtrent te vinden is. Hyipreekt dan op het woord UTRECHT van eene bemuringe dezer ftad, welke omtrent den jare CCXXX. gefchiedtzou- de zyn, 't geen, fchoon zonder bewys opgegeven^ rcdelyk wel overeen zoude komen met het verhaal van den te voren bygebraghten Kanonik van Stoutenburg, wiens fchryven doorgaans op goede groiv den fchynt gevcftigt te wezen. Van dit
ge-
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
STAD UTRECHT. 91
gevoelen verfchilt wederom veel,'t geen
men in het zelfde Toneel der Neder- landen op het woord TR.AJECTUM VET U S in deze woorden vindt: " Deze � ftad nu, heeft, volgens 't verhaal van � Beka,- haar begin .van Wilfridus, een � Fries , Biffchop van Nortbttmberlandf �die naar Romen, trekkende, en mis- � fchien in friejland aangelandt zynde, � zyne Landtfli�den , omtrent het jaar �679. naar de gemeenc tydrekenin- � ge, allereerft het licht van het H, � Euangelie pntftoken heeft; als Aldegi- � -Jltts, een Vorft van een zeer zachtzin- � nigen aardt, Hertog of Koning der Frie- � z*en was, enz. Ik verwondere my, dat hy hier Beka tot zynen zegsman bybrengr, vermits deze fchry ver hiervan niet het min- fte gewag maakt. Heda verhaalt wel in't le- ven �vxn.Willibrordus bladz. 2 5. dat die met elf medegezellen naar Priejlapdis gezon- denom het H. fiuangelie aansk Vrie&en en Saxen te vekondigen, dat zulks inden j are DCLXXXV1I. maar niet DCUCX1X, reeds door Wilfridus, en na hem noch door Wigbertus begonnen was, doch dat zy geen van beiden de verharde Vriezen tot Kriftus hadden konnen bekeeren. Maar He da zegt zo min als Beka, dat 17- trecht door Wiljndus tot een ftad zoude gemaakt zyn, noch ook dathy naar Rome» gereift is, of een .fries van geboorte was:
Som-
|
|
||||
|
||||||
|
|||||
|
*2
Sommigen menen wel, * dat Wilfridus de
eerfte geweeft is, die het Euangelium^aan de frtez,en verkondigt heeft, maar Heda beweert, bladz. 19. dat Utrecht al voor de tyden vanKoningDagobert een Bis- dom geweeft �s,' en dat de gemelde Ko- ning aldaar omtrent den jareiDCXXXXI. St. Thomas kerkje gefticht 'heeft. Dev- halven zullen 'er ook predikers geweeft zyn.
Het gemelde Tooneel der Nederlanden
voegt'er dit noch by: � Maar nadat Alde- � gtfttts overleden was, heeft Radbodust � zyn opvolger, een wreedt en godtloos � menfch, volgens 't verhaal van Mar- � eellinus, aanftondts afgebroken ai wat � Wilfridus gebouwt hadde, zelfs ook de ., Kapel te Trajectum ter eeren van St. � Thomas gefticht. Want aldus hebben ,, zy genoemt een klein kerkje, waarin � weinige inwoonders van een gering � Dorpje hunnen godsdienft pleegden. � Tot dezen tydt toe zyn derhalven by de- � zen Burgt TRAjECTUMn\<x, dan zeer � weinige woningen van Chriftenen ge- ,^ weeft; welker getal Witberttts door zyn � gedurig prediken in twee jaaren tydts ,, te vergeefs getracht heeft te vermeer- deren", enz.
Wie ziet niet, dat dit weder met het
vorige verhaal ftrydt, want om van de ommuring voor Jtt�im Ctfars tyden
niet
|
|
|||
|
|||||
|
/
|
||||
|
|||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 93
niet eens te fprekcn, zo g�lykt ditook
zelfs niet naar die in den j are CCXXX. zoude gefchiedt zyn, AcwyVUfrecht na omtrent het jaar DCLXXIX. noch maar een gering dorpje wals, �beftaande uit weinige woningen Van kriftenen; hier me- de vervalt ook genoeg de ftichting door Wtifridmj behalven dat mea bygeen eeti oud of geloof baar Schryver vermeldt vindt, dat deze Wilfridus ooit fcerken of huizen te t�trtcht heeft gefticht of laten nichten, ik laat ftaan, dat hy het tot ee- ne ftad zoude gemaakt hebben. Het gaat � ook zo vast niet, dat het Koning Raabfut geweeft zoude zyn, die ditSt, 7#<«#<tt kerk- je omver heeft doen werpen-, en ik heb te voren -uit; een brief van den ff. Sa- nifacius aan den Paus Stephantts-getoont, dat het zeer waarichynfyk is, dat dit jcerkjebyKoning Dago�ertstydcn al;reeds door de wo�fte Heidenen getloopt was, zo dat. zulks niet wel by Radbouds tyden
fcfchietkan wezen; want de Schryvers,
ie het langfte beftier aan Koning Dago~ bert tpefchryvcn, ftellen zyn dood op 't jaar DCXLYI. en Tilletui ftelt hem overleden te zyn den 29. Januarydesjaars DCXLV. ja fommigen ftellen zulks noch twee, en anderen zelfs op zeven ja- ren vroeger, waar van Mez,eray Hiftpire de Prance torn. \. pag. 237. en P. DaaielHiA. <lc Francetoai. i. pag 293. kan nagezien
wor-
|
|
||
|
||||
|
||||||||
|
94 BESCHRYV�NG
worden. Radkant daar en tegen zou in
den jare DCCXVIH, overleden zyn, waar door het niet waarfchynlyk is, dat hy by Dagoberts tyden reeds den troon beklommen heeft.
Maar de" gemelde Schryver , van
het To�neelder Nederlanden, rnifTchicn wel ziende r dat die ftichting van Wil- fridus geen grond hadt, flapt eens flaags tot het jaar DCCCCXXXIV. over, en fchryft op het woord Trajeftum dit vol- gende. � Maar de ftr�opende Nvorman- � nen hebben alle deze magten rykdom, � die genoeg was om een groote ftadt � teftichten, een en andermaal weg gc- � rooft, den Bu�chop met.de zynentot � den bedelzak gebragt, enden Burgt � zelfs met een groot gedeelte van � Frieflapd lang in hun gewelt gehou- � den". Het welk de roden is gewecft, .� dat dit TRAJECTUM den naam en � titel van Burgt noch niet afgelegt � heeft, dan wanneer Henricus Auceps � Keizer was , gelyk zulks getuigt een � brief van Biflchop Baldcrich, die kort � te voren leermeefter geweeft Is van � dezoonen van Keizer Hertrik , gefchre- � ven ia het jaar 934. in den burat te |
|
||||||
|
||||||||
|
�
� � � |
|
TRAJECTUM (i» GASTRO TRA-
J£C1 �NSI) van welken burgt hy ein- delyk , nadat de geweldenaars verdre- ven waren, en hy tot de gerufte bc- |
|
||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 9f
� zlttingc van S. Martens Eigendom
� weer gckeert was, een ST ADT gemaakt � heeft, met graften, bruggen,muuren, � en poorten, tegen de aanvallen der � vyanden wel voorzien en gefterkt: en � daar en boven dekerken van St. Mar- � ten en St* Salvator , zo goedt hy � konde, herftelt".
Dit is de laatfte iprong, welke die fchry-
ver wegens het bemuren der ftad Utrecht
doet, maar wederom zonder de minftc
fchyn van waarheid, wantin de woorden
van den aangehaalden brief van Balderi-
cus, waarop gezien wordt, en welke wy
reeds te voren meer dan eenmaal byge-
brachthebben;, vindt men geen teken,
waaruit blykt, dat hy de ftad eerft ge-
fticht, of de plaats tot een ftad gemaakt
heeft, maaralleen, dat hy ze nevens de
verwoefte kerken herfteld heeft: die dea
brief inziet,zal bevinden, dat 'er op een
en dezelfde wyze van het herftdkn dec
ftad als der kerken gefproken wordt, nu
is het zeker, dat 'er voor l&fichop Balde-
r/ibtydenkerkengeweeft zyn; hy noemt
fectookzelve een itad, en ik heb reeds zeer
klaar uit de oude fchryvers getoont, dat
Utrecht al voor Willibrordus tyden een
�ftad, ja oude ftad gewceft is.
Dus vinden wy ons, door het geen ia
het Tponcd der Nederlanden by een ge* a®cht is,oier Uet minde uit de onzekerheid,
waar
|
|
||
|
||||
|
||||
|
9« BESCHRYVING
waarin wy aangaande het bemuren de-
zer ftad waren, gebracht, alieenlyk heb- ben wy gezien, dat de tydftippen, welke hy daarvan ftelt, of tegen de waarheid ftrydcri,of zeer onzeker en zonder eenig bewys zyn, gelyk wy hiervan ook by geen een oud en geloof baar fchry ver ee- nig vaft tydperk bepaald vinden. Wy mo�ten derhal ven op de waarfchynlykheid giflende te werk gaan, en bereid zyn ons overtegcven aan die ons beter zal weten aante wyzen. Ik voor my houde het met het verhaal van denKanonik Rttdolfvan Stott- tenburg hier te voren bygebracht, waar in hy aangaande den voortgang dezer ftad aldus zegt: �Jagers, bouwlieden -en � meer anderen kwamen kort daaraan � hunne woningen by dltkafteel (Witten- � burg) oprichten om des te gerufter onder � deszelfs befchermingte wonen, zo dat � men goed vondt rondom eene gracht te � graven, en den omtrek met zware � bomen, takken en aarde' te omwallen > � (te weten omtrent den jare CC;) maar � met ertyd veel meer iawoonders en � huizen komende, wierdt het begrip �vergroot, de wallen afgebroken, en � men omgordde de ftad met dikke ftee' � nc muurcn, 't welke omtrent den jarc � CCCC. fchynt gefchiedt te zyn.
En zo-de Schryver van het meerge-
melde Tooncel ergens ccnig bcwys gc-
von-
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT. jtf
Vonden hadt, dat Biflchop Baldarictts
cene nieuwe ftad , < muren , poorten,- enz. hadt gefticht, meene ik dit verftaan te moeten worden van de zyde, die over de oude graft legt, waarvan ook de ge- melde Kanonik gewag maakt in deze woorden: � Heeft een brug gelegt ovef ^ den arm van den Rbyn, en met fterk- j, tcns voorzien, op dat de landlieden � aan de overzyde wonende, by over- � val eene vrye vlucht tot de ftad zouden � hebben. Onder den zelfden Biflchop � zyn de huizen aan de andere zyde � des Rhyns ftaande ook niet muren om- � ringt, en aan de ftad gefloten ., ... ,,, Doch volgens andere brieven is de onir � muring dezer zyde later voorgevallen, ,, en omtrent den tydder ftichtinge van � Mariaas kerk"» , ;
De reden waarom ik liever het gevoe-
len van dezen Kanonik dan van anderen daarvan verfchillendc omhelst heb, is, dewyl ik deszelfs verhaal met onze oud- fte Schryvers wel overeenkomende heb gevonden, voor zo veel het in de- zei ven kondc naargegaan worden, boven dien getuigt hy het zelve uit het oud ge* denk-boek van St. Martens kerke ge- trokken te hebben, weshalven 'er ook genoegzame redenen zyn, om 'er op te mogen vertrouwen, en den tydt door hem bepaald voor den naaften te G hou* |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
|||||||||
|
98 BESCHRYVING
houden, op welken men de ommuring
dezer ftad mag ftellen. |
|
|||||||
|
|||||||||
|
V. HOOFDSTUK.
Van den naam der Stad
Utrecht. |
|
|||||||
|
|||||||||
|
f � � , t : � f � '
- .
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
WY hebben te voren gezien, dat fom-
niige Schry vers den oudften naam dezer ftad ftellen geweeft te zyn Antonia of Antonina naar der zelver ftichter Antonius of Antoninus, doch de- wyl wy de onzekerheid van die opge- worpen (lichters in het twcde Hoofd- ftuk hebben aangetoont, oordeelen wy, dat de naam, welken zy van dezelven zoude ontfangcn hebben,ook van zelfs vervalt; waarom wy tot de andere bekende en zekere namen onzer ftad zullen over- gaan.
De bewyzen uit £cda, Klaas Kolynzti
Melis Stoke, die ons te voren hebben ge- dicnt om aan te tonen, dat deze ftad ee- ne en dezelfde is met het kafteel Wilten- b»rg, komen ons thans wederom te pas, om daar uit te zien, dat zydien naam gedragen heeft, maar het is zeer onzeker te bepalen, .hoc lang zy dus naar het ka-
ftccl
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. &
�lecl -genoemd is, en wanneer zy den
naam van Utrecht begonnen heeft te voe- ren. Uit de goorden van Beda blykt klaar,, dat zy ten zynen tydc > in het laatst der z�- vdnde eeuwe, onder beide narhtn bekend was,!namelyk by de landzat�n onder dien van Wilttnburg, en by de Gaulen onder dien-vanTrajeftum, en dus zal het'zeker* lyk al eeriigen tyd te voren ge weeft zyn; doch ccn recht tydftip daar van te bepalen is onmogelyk, want uit de woorden vari Klaas Kolya, als hy van de overwinning ge der frt�je» door Dagobcrt �chryvend� zegt:
�r. . ;.:-:,;; ' ��il
aBiltcnborcft bcbe �i (�oceti
«on oni 't fjepbcn �ift bcftotctt 5^fbe '^c ecu fcecftc rictjtm
©a» J». ��)oma§s op K ttic�jten:
-r: '. ; �: ..T�" ,^V.v.^.
kan rnen niet bcfluiteh, � dat het ten ty-
de vanDago�ert reeds frcchto£Tricht^ noernd �s -y fchodn het tegendeel ook nergens uit bewezen kan'worden. Hep- �chynt niqer zfekcr, wanneer het opge- houden heeft Wiltenbttrg genoemd te wor- sden, -want na Beda heb ik alleen Luid- gerat gevonden, uit wiens fchryven ia het 14. Hoofdft. van '� leven -van G r ego- n«^blykt>datdezeftad ten zynen tydc noch den naam van Wiltabttrg gedragen heeft j deze nu is geftorven in het jaar; � H - Ga DCCCIX. |
|
||
|
||||
|
|||||
|
BESCHRYVING
|
||||
|
|||||
|
DCCCIX. zie de Aft. SS. Ord.
Sec. IP, in het leven van Lttidgtrtts. Tbeo-
fridw zelf in het leven van Willibrordtts
8. Hoofdft. van het kafteel , door Prpy»
aan Wil�brord gefchonken, fprekende,
moet reeds zeggen, dat het � naar 't ver-
� 'haal van Seda van ouds in de Barbaar-
� fche taal Wiltenburg genoemd wierdt".
Zodat men bcfliaiten mag, dat dienaam
met het einde der achtue of begin der
liegende qeu we in onbruik geraakt , en de-
ze ilad, voocts altyd met de namen Tra-
jeftum, Trecht^ enz. genoemd is gewor-
den, welk woord cene overvaart , of over-
tocht , volgens het gemene gevoelen , be-
tekent , en daarom ook aan plaatzen by
zulk een' overtocht gelegen, gegeven is,
of fchoon Sigeberttts Geminiacenfis op het
jaar DCLXXXXVII zegt , dat de naam
dezer ftad Vultrajettum zo veel wil zeg-
gen als de ftad der Puiten, waar uit zou-
de volgen , dat Trajcflum of Drwht cene
ftad betekent, waarom ook Kilianus in
zyn Woordenboek het woort Drecht
door Oppidum vertaalt, beroepende zich
pp Haar. Juniw^ doch die de Hiftvr. Ba*
tav. biadz. 127. van dien geleerden maa
naarziet, zal bevinden, dat hy zelf aaa
dat gevoelen twyffelt,, want, na liet by-
brengcn der voorgemcldejWQorden van
Sigcbertits , zegt hy ;njet.!te; weten,1 hoc
rer dezelve ipet-dc waArlasid: overeenk<>-
|
|
|||
|
|||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT, taf
men. Ik'geloof ook niet, dat men voor-
beelden zoude vinden, daar hetLatynfchc woord* Trajeftits of Trajeclum, waarvan ons Duitfche T r echt, Tricht en Drecht af- komftigis, eeneftad betekent, integen- deel zyn 'er vecfcheide plaatfen,aan welken deze naam gegeven is, zonder dat zy ftedea waren. Dus legt 'er in het graaffchap Bu- ren aan de Linge^ een dorp, 'r welk om den ouden gemaklyken overtocht over' die rivier daar ter plaatfe Tricht genoemd? is, zie hier van ook Tuinmatu Hakkel bladz. 382. en Ten Kate in zync aenlei' dinge tot het verhevene der Nederduit; Sprake II. D., bladz; 162. zeggende, dac �ons oude poftpolitivum (achterzetfel) � Dregt Trajcflus agter vele oude plaats � fen is gebruikt geweeft, alwaar bekende � overvaerten lagen, als DORDREGTca. � zyn overilaande ZWTN - DREGT: men kart 'er by voegen Papendre cht, Moordrec htf Haasdrecht, alle dorpen. Doch dezelfde Junius {zeg� bladz. 246. � Ik geloof, dat' ,, het woord Drecht by onze voorouders � het zelfde heeft betekent, als Forum � by de oude en zuiver fprekcnde Laty- � nen". Maar deszelfs geloof overreedt' my niet om toe te ftemmen, dat Drecht een oorfpronklyk Nederduitfch woord is, 't geen dan zoude moeten volgen j dewyl net van Traje��um aftrammende betekcnifle, niet heeft: dat de plaat- G 3 fen. |
|
||
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVI'NG
Icn, welke dit achterzetfel in hunnen naam
hebben, goede marktplaatfen zyn, is niet te verwonderen, om dat by die veren al- les overgevoertmoetende worden, goede gelegenheid is om te kopen en te verko- pen, zo dat ik liever geloof, datdieplaat- fcn goede marktplaatfen zyn geworden,, om dat 'er ecu overtrek of overvaart was, dan dat zy den naam Drecht gekregen hebben, 'Om dat het voorname markt- plaatfen waren. �
"�in de alleroudftc brieven en Schryvers
vindt racn.dc ftad enkel Trajeflum ge- noemd. Doch in fommigc latere wordt 'er foetus byj^cvoegt, by voorbeeld, in de Bcrtiniaanfche Jaarboeken op het jaar DCCCLV. in een' brief by Heda bladz, 41. in ccnen anderen bladz, 4f. en op ontelbare plaatfen meer. Misichien is het dus genoemd, om datby vervolg van tyden het getal der veeren om over den Rhyn te trekken vermeerderende, men dit als het cerft bekende van andere Ja- tere hier door zoude konnen' onderfdiciT den. Even zo is het met den naam Tra- jeclum Inferius gelegen, dewyl men daar door deze ftad van Maaftricht, 't welk in tegenftclling Trajecium Superitts genoemd wordt, kan onderkennen, in welke twee plaatfen dikwyls door onkunde of oriop- lettenhcid gedwaalt, ende de eenc voor de andere genomen wordt, als zy beide
me;
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 103
met den enkelen naam Traje��um uitge-
drukt ftaan, waarvan wy reeds een voor- beeld op bladz, 60. gezien hebben, en ycrfcheide anderen by te brengen zouden zyn; De twee laatstgenoemde ftedcn wor- den anders ook gemaklyk onderfcheiden, door de byvoeging der rivieren, Rhyn of JMaas, naarby welke zy gelegen zyn, en wordt dan deze Trajeclttm ad Rhenum, de andere Trajeffum ad Mofam gc- noemt.
Wat den naam Ultraje��um aangaat,
daar omtrent is men niet van een gevoe- len j Hadr. Junius op de even te voren aangehaalde plaatfe zegt, dat 'er.fbmmigen zyn, welke denzclven van Ulpttts Traja- nus , die ten tydc van Keizer Domittaaits het opzicht over Gcrmame hadt, aflei- den , en deze ftad ccrft Ulptrajeclum, na- derhand om de gemaklyker uitfpraak de P. w egge worpen zynde, Ultrajfcium ge- noemd is. Anderen fchynen Sigeberttts Geminiacenfn te volgen, en willen, dat de ooripronkelyke naam Yiltrajeffium of Vultra]eEtum zy, uit welken daarna de twede letter achtergelaten zynde, de te- genwoordige Latyniche naam overgeble- ven zoude "zyn. Het is echter waarichyn- lyker, dat de woorden Ultrajeftunt en "Utrecht van~ eenen en den relfiicn af- komft, en uit de woorden Aid, Old of n Irajeclum^Trecbt of J richt te za- G 4 xnca- |
|
||
|
||||
|
|||||
|
104 BESCHRYVINC
incngefteld zyn, waarvan' ih de oudftc
tyden onze ftad Oltrecbt of Ontrecht, en naderhand �rn de zachtheid der Neder ^ duitfche uitfpraak te gemoet te komen., Utrecht genoemd zal \vezen, en hiervan Vltraje.cJ.um afftammen; ook fchynt de latynfche naam Trajetlum foetus, waar van te voren gehandelt is, dit te begun- ftigen, dewyl-die en Outrecht of Utrecht beide het oude veer betekenen.
Eindelyk wordt aan deze ftad noch de
naam Utricefmm en Utrice/�ma, welke by Ammianus Marceilinus in het XVI II, Boek voorkomt, door fommigen toege* eigent, en het heeft aan geen onderzoe- kers ontbroken, waar van deze naam af- komftig, en hoe op Utrecht toegepast mag zyn; Hadr. Jttnius in zy nc bef chryving van JSatavie bladz!. 128. helt daartoe over,dat hy meent,dat hier dewinterkwartierenzyn gevveeft voor' het vyf en dertigftc legioen fier Romeinen, en daarna deze plaats ee- noemd zy V. TRIC. LEG. STAT., of quinta tricefiwa legionis ftati-va, waar uiE het lompe gemeen Ut r ie, lezende, den tev genwoordigcn naam Utricht of Utrecht gevormt hebbe. Doch hy moet zelf be- Jcennen aan zyne mening te twyffelen, en durft niets voor zeker opgeven. En bo- ven dien is het zeer in gefchil, of door \Jtricefium niet veel eer Maaftricbt, dan ons Utrecht verftaan moet wprden. Mey-
ev
|
|
|||
|
|||||
|
|
||||
|
|||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT. 105
rr in zync Jaarboeken van, Vlaanderen
zegt op het jaar DCXXX1I1. � Amandus �wordt tot BiiFchop over de Tangere» 5, gekozen, wiens Biflchoppelyke Zetel ,, toen Tricbt (Traje��am) was, het welk }, de ouden Utricejium genoemd hebben.
-": � � ' '" '' ' l '. '.".
VI. HOOFDSTUK.
|
|
||||
|
||||||
|
Behelpende een kort verhaal der
'� rampen en ongevallen, welke : 1 deze Stad telkens tot omtrent het einde der twaalfde ceiwe heeft moeten mtftaan.--'�'
� , > �.':"�� ,"J � � tsf/i
7» " \' ..'��' . ' ". ''- v -
DE oorfpronk van deze Stad en van
der zclvcr naam, zo veel volgens dit . beftek doenlyk was, naar gefpeurt hebbende, zullen wy overgaan tot het befchouwen der voornaamfte Utrechtfcba lotgevallen, welke even als het overige die Stad aangaande in de allereerftety'den zeer onbekendzyn, waarom wy hiermee de liever wat latei" zullen beginnen,dan ons ophouden met, zoniet valfche,ten minflea onzekere .verfellingep, welke fomn^ige G 5 Schry- |
|
||||
|
||||||
|
|
||||
|
|||||
|
10(5 BE SCHRYVINO
Schryvcrs ons'getracht hebben op te drin-
gen, aisdarj1. ishet overwinnen der ftad^#- toniva- door de S!a ven en Witten, de oor- log, die zy hierom tegcns de Katte» zon- den, gcvoert hebben enz. welken wy,aisop geen bcwys van fchryvereh diens tyds ueunende, aan derzelver uitvinders over- laten.
De eerfte oorlogsramp, waar van men
in de inleidinge der Rymkronykvan^fif- �is Stoke leeft, en welke naar waarfchyn- lykheid deze ftad getroffen heeft, is on- der den Keizer Valentiniaan voorgevallen.! Deze de N�derfa/en te water en te land aantaftertde, overwinnende, ende onder het bedwang, van cenig krygsvolk zetten- de, zal buiten twyffcl zich vooral van de Hoofdftad van dat volk, toen noch Wil- tenburg genoemd, meefter gemaakt, en dezelve met goede bezetting voorzien hebben, gelyk zulks in het gedenkboek van St. Martens kerk Ichynt aangetekcnt geweeft te zyn, ten minften vindt men het in het verhaal vandenKanonikvan Stott- tenburg, 't geen daar uk getrokken is, op het jaar CCCLXVlII.geftelt, zie boven bladz. 49. Doch de Nederjaffen, een Iterk en machtig volk zynde, en zich in het daaraan volgende j aar fterkby een ver- zamelt hebbende, hebben, volgens het ge- melde verhaal, den Keizer genoodzaakt zyn leger te rug te toepen, en een ver- drag |
|
|||
|
|||||
|
|||||||
|
DER STAD UTRECHT. 107
dragmet hen aan. te gaan; waarop zy de
Stad niet alleen herftelt, maar ook in een' beteren ftaat van tegen weer gebracht heb- ben.
Hierna zyn ons weder de lotgevallen der
ftad gedurende tachtig achtereenvolgende jaren onbekend, tot op den oorlog van, de Nederfaflen met de friefen, in wel- ken de cerften te kort fchietendc Wilt en- burg moeften verlaten, en over den Rby» trekken,'t geeft KlaasKolyn in zynRym- Kronyk orntr.ent den overtocht; -der, En- gelfaxcn naar Britannie flelt voorgevallen,' te wezen, welke, gelyk wy op bladz. 44, gezien hebben, volgens Beda in het jaar 449. gefchiedt is. ., ,
De Vrie&en thans in het bezit van Wil-
ttnburg -zyndc, en zich met hunne over- winningen niet vergenoegende, begonden ook de Ooft franken aan te taftcn,,- en Dagobert, door zynen vader Lothartus over dcizclvc tot Koning aangcftcldzyn- de, trekt over den Rbyn de Vriez>eny die hunnen overftcn fiertvld aan het hoofd hadden, te gemoed, en levert hun flag, in welken hy door een houw een gedeel- te van zyn helm en hjair verliezende ^ het zelve met een bode aan zyncn vadertoer zondt, en hem om hulpe verzocht. P.e- ze met het by de hand zynde vplk is, ZQ fchielyk hy kondc, aangerukt, heeft zynen zoon dermaten onderfteunt, dat de Frie- zen |
|
|||||
|
|||||||
|
'
|
||||||
|
|||||||
|
|
|
|||||
|
|||||||
|
|||||||||
|
io8
|
||||||||
|
|||||||||
|
gcfiagen zynde genoodzaakt ware»
te vluchten, en Bertold door den ouden Koning Lotharius vervolgt en gedood wierdt , welke des verflagenens hoofd > ten zekeren teken van overwinning , aen zy- nen zoon , en de Franken getoond heb- bende, met zyn leger terug trok, waarna "Dagobert deze overwinningen voortzet' tende, en 'Saxen of yrieflttnd verder in- trekkende i daar zulke verwoeftingen aanrichtte ^ dat hy 'er niemand, welfce langer was 'dan zyiv zwaart, 't geen hy toen by zich haat, in 't leven fpaar- de. Aimoti.'Lib IV. de reb/Gert. Franc. cap. 1 8. en volgens Klaes Kolyn jr. 220. Wil- /f^�or^verwoefttcja zelfs daar ter plaatfc cene kerk ter eere van St. Thomas liet ftichten , doch hoe hy met de ftadgehaft- deld , en of hy dezelve weder heeft laten opbouwen, is onbekend, eenige willen wel, dat hy 'er eene nieuwe ftad, of teti minften katteel , heeft doen maken , en het ielve Trafettum noemen, doch daar van �s g��n beWys, zo min als van den tyd, dat het iii de handen der Franken ge weeft is; want het is zeker, dat ze het zelve weder hebben moeten ver laten, dewyl Pi- |
|
|||||||
|
|||||||||
|
.
ryk1 genoodzaakt is geworden
waarfchynlyk weder om derzelver oiir�- ftigheid ,inhet jaarDGLXXXXIV. en vol- gende tt' beoorlogen, doch van het daar»
by
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
|
|
|||||||
|
||||
|
DER STAD WRECHT. 109
ley voorgevallene vindt itlen geen be-
richt, dit is echter zeker, dat de Vriezen een goed gedeelte van hun land verloren, «i ook deze ftad in handen der franken kwam, dewyl dezelve, gelyk uit Beda, blykt, kort daaraan door Pipy»azn.Wini- foWgeichonken is, om 'er zynen Bis- fchqplykcn zetel in te plaatfcn, die daar- pp in dezelve kerken liet ftichten, en de Heidenen tot hetKriften geloof zocht te brengen, en het is zeer waarkhynlyk, dat by ook door zyn begunftiger onder- fteunt zal zyn geweeft, dewyl hy.zo ge- ruft by den Koning Radbout durfde ver- fchynen, en hem het Kriftendom voor prediken- volgens Alcui». in het leven van Wittibror3S.-.Hoc>£d&, of fchoon de- ze in zyn 13. Hoofdft. de gift aan Willi- brord door Karel Martel zoon van Pipytt ftelt gedaan te wezen, en de Vriezen ook eer ft door hem na de dood zynes vaders 't ondergebracht te zyn, dochwy hebben meer reden om Beda tegeloven, dewyl het uit overvloedige bewyzen, door den Schryver der Vaderl, Hift. 1. Deel bladz. 359. by gebracht, zeker is, dat Pipy» de yrie&ev overwonnen en zynsbaar ge- maakt heeft. �
Doch na deszelfs dood heeft Rad-
txtut wederom m'qtnagelaten de Franke» aan te tasten, 't geen hem ook in zo ver- re gelukte, dat hy het leger van Karel
ten
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
iio BESCHRVVINO
ten dele verfloeg, en zekerlykzyn� o-
verwinningen, zo ver hy konde, heeft voortgezet, doch, of hier in onze ftadt haar deel gehad heeft, is niet zeker. De Schryver van het Batav. Sacra I. Deel bladz. aio. meent, dat zyde woede van Radbout mede heeft moeten bezuren, ja anderen trekken het zelfs zo ver, dathy de tem- pels of kerken toen gefticht weder om ver geworpen heeft, doch zonder eenigert
f rond, integendeel is het waarfchynly-
er, dat Wiltenburg toen vry gebleven is. Voor eerft, dewyl de overwinningen van Radboud veel hoger aan den Jf�ywwaren, gelyk blykt uit de Kronyk van fontanel- le j. Hoofdft. by &Achery Torn. III. fpi- cilegii. Ten twcden, moet door die grote tuflchenwydte het leger van den Vriefchert Koning zo verdeeld en zwak gcweeft zyn,dat het niet licht cene onderneming tegen deze ftad zoude bcftaan hebben, want daar nu reeds verfcheide Kriftenen in waren, welke niets van de genade van Radboud te wachten hadden, e"n daarom zich moediglyk zouden geweert hebben. Daarenboven hebben zyne overwinnin- gen niet lang geduurt, want in het jaar DCCXV1I. is hy door Karel Martel gc- flagen, zo dat ny te korten tydt zoude gehad hebben om zyne overwinningen zo ver uit te breiden.
e, en ccn verdrag
met |
|
|||
|
|||||
|
|
||||
|
|||||||||||
|
DER STAD UTRECHT. n i
»ict Kar�l Martel aangegaan hebbende,
hadden de Kriftenen in deze landen van dien kant wel ruft gekregen, en voorna- melyk door de nederlaag der Vrie&e won- der Poppo, doch in het begin der negen- de eeuwe hebben de Noormannen deze ftad beginnen aan te taften; fchoon men noch al in de eerfte tydenniet byzonders vindt van de fchade, welke Utrecht zoude geleden hebben, is het echter wel denke- lyk, dat daarzy in het jaar DCCCX.by- na het gantfchc landt met zulk een groot getal van twee hondert fchepen van drie kanten aantaftteden en de Vriefen drie maal verfloegen, gelyk ons Klaas Koljn f. 253. verhaalt, deze ftad ook ; hunne woede niet zal ontgaan hebben, evenzo min, als inde jaren DCCCXXXIV. en twee volgende, wanneer zy Wyk teDuur- fltde tot verfcheide reizen verwoefteden, zo als de Bertiniaanfche Jaarboeken ge- tuigen, en op deze invallen der Noor- wannen ziet buiten allen twyffel Klaas J�olyn, als hy, van die des j aars DCGCX. gefproken hebbende, vs. 29$. |
|
|||||||||
|
|||||||||||
zegt.-
|
|
![]() |
|
||||||||
|
|||||||||||
|
tot anbrrc
Di Moten Qioete |
|
|||||||||
|
|||||||||||
|
't Welk door den geleerden Heer Gf~
r*r^flȣM# in zyne aantekening op die
plaats
|
|
|||||||||
|
|||||||||||
|
||||
|
na -BESCHRYVING
plaats uit de Fuldenfcr en Bertiniaanichc
Jaarboeken op de jaren DCCCXXXXV. en de twee volgende wordt toegepaft.
Doch van de rampen, deze ftad in het
jaar DCCCLVI. en volgaide overgeko- men, waarvan de gemelde Rymkronyk fchryver in het 297. vs. gewaagt, heeft men omftandiger bericht, en behalvenop andere plaatfen leeft men indeBertimaan- fchejaarboeken en in die vanTrithemittsop die jaren, dat de Noormannen en Decnen met eene grootc vloot in Holland aange- landt zyhde, eerft de inwoonersvanWjk te Vuurftede wrcdelyk omgebracht heb- bende, de ftad'tot den grond vernielden, cnde daarna binnen Utrecht komende, hebben zy met eenc gclyke woede de gcefteiykheid en burgers vermoordt, en de ftad byna ganfchelyk vernield. Han- ger-tts derzelver Biflchop is ter naauwer nood met ecnige weinigeG�cftelykcn ont- komen, en heeft zyncn toevlucht byden Koning Lothariustc Pruum gezocht, wel- ke vernomen hebbende, hoe St. Manem kerk door de overgrote woede der Bar- baren byna verdelgt en te niet gebracht was, en de Kanoniken derzelver, dieniet omgekomen waren, hier en daar ver- fpreid waren, hem het kloofter in Ma- /eik aan de Roer gelegen, en Berg ge- noemd , tot ecne eeuwige bezittinge ter hunner vcrtroostinge gcichonken,volgens
den
|
|
||
|
||||
|
||||
|
»m STAD UTRECHT» u*
den giftbrief van het jaar DCCCLVIII.
bytieda in het leven van Hangerus bladz. *7. .Desnietfegcnftaande meent de ge- leerde Bucbel iirzyne, aantekeningen op Eeka bladz. 29,, ca op Heda bladz. 26 r. dat de Noormannen omtrent het jaar DCCCLV L deze landen niet overvallen hebben, maar ftelt zulks veel vroeger, om dat in de jaarboeken van Pithtus op 't jaar DCCCLVIII. flaat, dat de Noor- mannen, na dat zy ontrent twintig ja- ren lang in Vrankryk geroofd en gebrand hadden, in 't jaar DCCCL1V naar hun land zyn gekecit, en dat de Noorman* jRoruc, die te Dtturftedemst toeftemming des Keizers Stadhouder was, .In 't )aar DCCCLV1I. .met een vloot naar Dene- marken vertrokken was. Eenigen zyn hem ook gevolgt, zelfs de BollandiftenivL de levensbcfchryvingen der Heiligen op den 8. Mey zeggen, dat men niet leeft, dat de. Noormannen iets in het jaar pCGCLVlll; ondernomen hebben, dat dienvolgens de dood van Jeroen Pricfter te Noortwy k, welke door Beka cnHeda in dien tyd geftelt wordt omgekomen te zyn, vroeger oflater moet voorgevallen we- zen. Doch uit Albertus Staden/is op het jaar DCCCLVIII. blyktduidelyk, dat friesland omtrent dien tydt onder de al- vernielende .wapenen der Noormannen heeft moeten bukken, en al ftelt hy zulks H twe$ |
|
||
|
||||
|
|||||
|
|
||||
|
|||||
|
BESCttRYVING
twee jir�ivlater, ziet men echter, datzy
toot hier,rneefler waren, want hyzegt ook, dat zy in denaren DGCCL1I. ea volgende hunne geweldenaryen reeds be- gonnen; hadden. Paarby wordt door de Eraarifchi gefchiedfchryvers verhaalt, geT
-byi-J^z^r�/ op die jaren te zien is,
-Kar.d de Kale inde janenDCCCLVI.
volg. met zyn leger aan de Loire ge-
ftaan heeft om de I)eaen het hoofd te bie- den, - De.' Jkoiniaanfchc jaarboeken y (hekken ook tot een goed bewys, dewyi' �aar uit.bly&t^ dat de Noormannen, die- tter� gednreiide: twee of drie jaren Fries-' fcad ovealrompxrlt en verwoeft hadden, garjjtfda ^Vr^akcykiu het jaarDCCCLVI. eia DCCGLV1U afgelopen. hebben, in wndk bat�t'zy ook hetgantfche eiland dcc Batavieren verovert en al het omlig- gende laind a^eftroopt hebben. Einde- l^ik £pre«ktde.ichryver van de daden der Koormannen'Ophet jaar DCCCLV. enz. mede op-dezd&te wyze, en verhaalt, dat de N�brmaaiaen de Koopftad Dutatfte- de, onatrent 'dat jaiar geweldiger hand bemachtigt,-en het gantfche eiland ��r Batawkrm«ict de omliggende landen tef>l<jKad�rt hebben, datzy vervolgens ia het jaar DCCCLIX. w-edtfEOmopg�lyke manier huistiehouden hebben; en wat is kiaarerda»de bricfivanii<?ft&tfr/«i, waar ' votcn' g«fpr«kei� i& ' > WeshaJvea
a - i het
|
|
|||
|
|||||
|
||||
|
DER STAD UT&ECHT. tif
het bewyidoor Buehelmt Albert�f Staden*
/igetrOKken, alleen verfta^ari moet \vordert van zekere benden der NoormanW�njde* wyl zy uit verfchtide nati�n beft�iief�n, en onder vcrfcheide hoofden verdeelt W�- tent waar door het dikwyls gebeurde, dat de eene bende naaulyks w-eg zyn^ de, de andere Weder aankwam; DU is ook de rede, dat men niet recht: zeggen kan, wannecr'ckze ftad^Van de overval' len der Noormannen is Vry gcweeft,'�f Wanneer zy dezelve heeft moeten onder- vinden Hef ichynt rdat de Schry vers �ick vergenoegt hebben de vo�rnaamftea«¥-ft tekenen, Want men z«dert de laatftg�- mcldo tetW��ftlng niets 'byz�Sd�rs vindt gedu�end� het overige dor heiende eeuw e voorgevaHeri te wezen, 'l�iww. Corners by �ccard. toni. �. Corp.-Hift�r. fchryft alleen op het jaar DCCCLXXIX. dat de Denen Utre ct?t zouden vcfw�eft hcbbcr�. Of nu om die verwoeftingen, welkte de ftadt hadt ondergaan, de Biflthopjbcn Odilbatdus en Egilboldtu recd'frhuhncnj&is' Ichoplyken zetel naar Deventer ovcrgc* bracht hebben, zo ak Zekere Legenda fchryver en G er ar dm Mtfeator, Vanwei-f ken Vutobar in zyfl Ketkl, en Wer�ldl. Dev. bladz. 226 gewdagt, willen, is on- zeker, doch uit* do Sehryv�rs door den zelvcn �p d� aangehaalde plaats byge- bracht j blykt het klaar, fat-RadbiHti om H a den |
|
||
|
||||
|
||||||||||
|
B�SCHRYVING
|
|||||||||
|
||||||||||
|
den flechten tocftand dezer ftad zich-tc
Devt&ter heeft opgehouden, naar wiens dood Btfldrik Bi�cnop geworden zynde , zo zeer in de gunft der Keizeren Henrik en Otto ftondt , dat door het op zyn ver- zoek hcrwaart .gezonden krygsvolk de vyanden,, welker macht reeds eenigfms aarihet dalen was, ten lande wierden uit- gedreven, en hy in ecnc bevredigde bezit- ting gcftelt \verdt, volgens Heda bladzij. Bovendien is hy ook door den laatftenry- kt�ly.-k begiftigt geworden ; hoedanig nu Efllderik deze" ftad gevonden heeft, kan �jwen -nagaan uit deszelfs brief door Heda ter:gemelder plaatfe bygcbracht, waaruit pok teffens blykt , dat zyne verbete- ringen aan de ftad en kerken' in het jaar DCCGCXXXiy. voltooit waren , ende- wyl hy dezelve ,in het achtfte j aarv van zyn Bisdom volgens de Nederlandfche kro- nyfc begonnen heeft, is hy 'er omtrent zes of zeven j aren mede bezig ge weeft.
Dus is deze ftad, na dat zy gedurende
ruim honderd jaren aan vericheide over- vallen der Noormannen hadt bloot ge- ftelt gcweeft , eindelyk in ruft geriakt , en heeft dezelve, zo hetfchynt, gedu- rende de biffchoplyke regering van Bal* drik en zyne drie naafte opvolgeren moe gen genieten, «Joch in 't jaar MX. zynde Noormannen met negentig lange fche- pen de Lek komen opvaren , waarora
men
|
|
||||||||
|
|
|||||||||
|
||||||||||
|
||||||||||
|
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. n?
men eene menigte ruitery eit voetvolk by
den anderen verzamelt endezelvenbene> vcns een klein getal fchepen langs den oever gefchaart hebbende, den ivyand te gcmoet zag. De Vorften der vyanden. zulk eengroot getal vernomen hebbende waren verbaalt,en wierpen hunne ankers in-het-midden der rivier om op de vol- gende te wachten. By den anderen ge- komen zynde, en beraadflaagd hebben- de mistrouwden zy zich zclven* om in veerwil der onzen door±e kunnen va- en, weshalvcn zy gezanten .zonden om e verzoeken, dat men hen door deze anden wilde laten doortrekken, dat zy liet voornemens waren eenig ongelyk of noedwillighcid in hunnen doortocht te iocn;welken htm daar :op toegcftaan zynde, tcbben zy dien dag niets uitgevoert. Doch vanncer des anderendaags de eerften 'ooruitgctrokken \varen, en den Rhy» jereikt hadden,zynde onze met fchepea mdcr een groot gefchrceuw; op de ach- crhocdc der vyanden, gevallen, 't welk 'an de anderen gehoord zynde, zyn die unne medgezellcn te hulp toegefchoten, i hebben eenig gewapend volk langs de ri � er geftelt, waardoor zy de onzen belet- den hunne landgenoten te hulp komen, ^anneer nu den volgenden morgen aan . onzen, die in de ichepen waren, eea Ifch gerucht toegekomen was, datee- H 3 ni: |
|
||
|
||||
|
|||||
|
ti8 KESCHRYVING
|
||||
|
|||||
|
nig� ruieers met de Vyanden flaags waren
geweeft, en-hreeds eenige fchepen vero- wcrt waren > hebben zy zich. ook zonder uitftel of beraad tot dein flag begeven, en de lucht m�t hun gefchreeuw ver- vullende zynzyzonder hoofd, zonder or- clc,�m her ichielyktl op den vyand aan- gevallen. Deze hen vernomen hebben- de, heeft zkh by malkander gehouden, en is hun te gcmoet getrokken; de on- zen bemerkende, dat de vyand met vol- le macht op hen aankwam hebben hun- ne fchepen verlaten, en zich op de vlucht begeven, welke door de vyanden vervolgt geworden zynde^ zyn 'er van de zelvezo vcclc gcfneuvelt, als de vyanden hebben; konnert inhalen:;:::': �. �" Wanneer men te Utrecht van den aan- komft der vyanden onderricht was ge- worden, fecert men, .al wat.by de hav ven opgebouwt was, in brand geftoken, op dat liet den vyandvan geen nutzoudej zyn in de belegering van het kafted. 'T welk de. vyanden vernemende, heb- be'n zy betuigt, dat het hun leed,was, dat de Utrcchtfchen zich zelvcn zo veel ongemak hadden aangedaan, dat zy geen kwaad � tegens die plaats in-; den zin hftat�en, maar verzochten ter j^erachr tingc van hunnen godsdienft in de ftadt gelaten te worden, waarop deftedelin- gen faun ftandvastig hebben gcantwoordr,
dat
|
|
|||
|
|||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT,
�at zy aan gewapenden die vryheid niet
konden vergunnen. En oflchoon de verovering hun gemaklyk zouder hebben gevallen, zyn zy echter uit eerbied voor de plaats en, derzelver Biflchop afgetrok- ken, zonder eenigc fehadeaan de ftad ge- daan te hebben, volgens Alfertus de di» verf, temp. Lib. I. c; 9. & lo.by Eccar&. Toni. i. Corp. Hiftor. Deze �advervolgctts van de overvallenderNoormanricn bevryd blyvende, geraakte in de volgende ceu- we in nieuwe onluften; want Otto Graaf van Benthem en Zwager van Diderik VI. Graaf van Holland was in het jaat MCXXXVIII.-'mct een deel volles in-t landtchap D�enihe gevallen, 't welk hy met roven en plunderen zeer verwoestte"; waartoe het gezag,'t 'gecnde�trechtfchc Billchoppen in dat land fchap '< en»Gro'm%- gen oetendcn, aanleiding 'gegeven hadt-, zie de VaderL. Hi(t. IL Deel-bfadz. H/s�. De Biflchop niet konnendc dulden, dat zync landen dus verdorven wierden > en ongdyk zwakker zynde .danOtto > i-dept ccncn,Httgo,} bygenaamd^f� Boter, uit het adelyk gctlacht van Arkelte. hulp. Deze trekfi met een goed gedeelte' ruitcrye' te- een den Graaf,van Benthem te veld, die dooE des Biffchoips troepen by He�t�sheiftt of Omersheim iri ecnflag met veel verlies van s t> raven'volk overwonnen, zelt' ;gevangen, en naar Utrecht in ecnehcu- H 4 'fctic |
|
||
|
||||
|
||||||
|
i2o BESCHRYVING
'
fche bewaringe gebracht werd., Graaf
Diderik VI. hier over zeer verftoort, rukt al zyn volk by een en belegert Utrecht zeer naauw, zo dat de Biflchop geen hoop meer zag om zich te redden, wcshalven, toen hy vernam, dat men de ftad zoude beftormen, daagt hy de vyanden ten flag (�it, en men komt overeen wegens de plaats en dag, welke gekomen zynde be- veelt de Biflchop alle de burgers ih de Wapenen te wezen, en verdeelt ze op de toorens, en wallen, gebiedende, dat nie- mand ter poorten mochte uitgaan. Hy zelf trekt met alle de geeftlykcn in plech- tige kleedingen uit de ftad den vyand te gemoet, welke denkende dat 'er een ge- wapend leger aankwam,zich totdenf�ag gereed maakte, doch de Biflchop, met zyn open boek gereed om uit het zelve denbanaanden'Graafcn de Hollanders voor te kezen, zo zy naar geen vrede wilden luiftercn, aannaderende ver- wekte eene grote verbaaftheid in het leger van den Graaf, 't welk het vrcedfaam oogmerk des Bifichopsvernemende' zich over deszelfs ftandvafti°; gemoed verwon- derde 5 de Graaf zelf kwam tot inkeer, wierp zyne wapenen af, en verzocht den Biflchop het gebruik van zyn gceft- lyk zwcerdt te ftaken, die hem daar op ten teken van verzoening omhelsde, en
den
l. |
|
||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||||
|
|||||||
|
|
|
|||||
|
|||||||
|
STAD UTRECHT. 121
|
||||||
|
|||||||
|
«Jen Graaf van Bentham uit zyne gevan-
genifie ontfloeg/ ziet hier van Beka en
Heda in 't leven van dien B�flcliop: dus
geraakte jdeze �adiuit een zeer naby zynde
gevaar, alleen voor de vrees bevryd, maar
zy heeft daar en tegen in deze zelfde ecu-
we vcrfcheide malen de ongelukken van
zwaren brand , waar d��r zy telkens voor
een groot gedeelte vernield wierdt , moe-
ten ondergaan., want in 't jaar MCXXXI.
is 't Biflchops Hof, de Hoofd Kerk van St.
Manen, de kerk vaii St. Bonjfacius en
.die. van St. Marie, afgebrand 5 hier Van
gewagen de Grote l�ronyk van Neder-
land , i Anjelmus van. Gewblours op hetge-
meldejaar,. Paar nu zo veele kerken door
het vuur verflonden wierden , kan men
liehtlyk naargaan , hoe het met de. huizen
zal geftaan hebben: van eenen tweden
brand meldt Willem Procurator op het
jaar MCXLVIII , welke in de Cbr�».
Heg. S. Panthal. by Eccardtom. I. Corp.
Hillor. op het j aar M CL. gefteldt wordt^in
dezen .zouden de oude K.erk van £t. Mar*
ten door Biifdiop Adelbold gebouwd, met
die van St. Paul, St. Jan aen Doper, ; tn
St. Piet er verbrand wezen; vermits nu
St. Pieters kerk ook op den naam van -St.
Paul isingewydt, en daarom wel <#..&>-
t er s QftPauls kerk genoemd wordt, zal
«en hier,door het onderfcheiden dier twee
H J
|
|
|||||
|
|||||||
|
||||||
|
"BESCHRYVIN�
i.
kerken door de eene de AbaTykerk van
St. Paul moeten verftaan; de onge- noemde Schryver by Mattb^ in het IX. Deel der Anai: voegt hier. ook de kerk van het H. Kruis by. r .
Noch fpreekt Heda bladz. 173. op't jaat
MCLXX. van een zwaar onweer, en over- ftroming, welke zich tot de:poorten der ftad uitftrekte, en alles :fcheen te zullen wcgfpoefcn, waarna noch -in het zelfde jaar een groot gedeelte derftad weder dooi- denbrand vernield^werdt, Willem Procu- rator ichrytt wel op het jaar MCLXXiil. dat in het zelve op den 22. July St. Afar- ^»5kerkingewyd is, doch hy melt hier geene rede van; in de aantekeningen pp den twedcn druk wordt deze inwyi- ing b�tr�kkclyk gemaakt tot den brand van 't jaar MCXXXXVI�. Maar de bo- vengemelde ongenoemde Schryver by Mattb<eits meldt ;duidelyk van dezen brand, en dat door dezelve Sr. Martem kerke mede gelchondcn is geworden. Eindelyk:fchryft Wtllem Procurator op 't jaar MCLXXVii. van cenen vierden zwaren brand , waarby vele zo man- nen als vrouwen'cl�ndig omgekomen zyn.
Deze zyn de voornaamfte en bekende
ongevallen, die de ftad zedert haar op- komft tot byna het einde der twaalfdc- ccuwc getroffcnhebbcn, waarby noch ve- le |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
|
|
||||||||||||
|
||||||||||||||
|
|2J
|
|||||||||||||
|
||||||||||||||
|
10 ; mindere te voegen gouden #y n y; d
wy laten zulks, voor .een gr�t�r :beftek over.
Juli ? �/ "�� ' : .r-
|
|
||||||||||||
|
||||||||||||||
|
, '
|
|||||||||||||
|
||||||||||||||
|
V. HOOFDSTUK,
|
|||||||||||||
|
||||||||||||||
|
.
Beftaande m een- kort onderzoek ,
-wanneer het H. �uang�lium
bier omtrent het eer ft aan �
' T f' ' ' ' ' 7 ;� ':
, de rnezen verkondigt ;s.
a: " . . . � ��-�:.'
E Er ik tot >de Biflchorypch van
Utrecht , van welken Willibr�rMs voorde eeiftcby de meeftc Schryvers gehouden wordt , overga, zal het niet oridieriffi wezen vooraf te onderzoe- |
|
||||||||||||
|
||||||||||||||
|
ken , of en hodinw ,voor hcnr het H.
Eu�nge�ura'^aafji de 'Friezen verkondigt is gewecft. Hcffthynt of by na alle nati�n , zelfs de ouden , d��r re,2;toten y ver en zucht tot hunnen 'godsdienft ae- 'dreven, denzelvcn ecncn groten ouder- dom ' 'getfachr hebben by te '�zetten', ; en daarom hierin, ook niet ontzien htb- beh'..zicn te 'begeven tot vcrfieringen , dus 'is door yerfcheid�n Van �n- �' Schryvers ar- byeen
*:. / .�.'7
|
|
||||||||||||
|
||||||||||||||
|
i �
|
|||||||||||||
|
||||||||||||||
|
||||
|
�4 �ESCHRYVING
geraapt, wat 'er te vinden was, om de
verfcondiginge van het H. Euangeliumiu deze landen, zo veel het mooglyk was, te vervroegen, onder welken, gelyk het bekend is, Martinus Hamconitts, en Pe- trus Furmerius, in hunne Friesfche gc- fchiedfchriften wel de voornaamftenzyri, willende, dat het H. Euangeliurn in de ccrfte ecu door cenen Egiftus alhier verkondigt gewceft is. Deze Egiftus zoude een der 72. Diicipelen van Kriftus gc- wceft, en door den Apoftel Petrus om- trent het jaar LX. na des Heilands ge- boorte "naar deze landen gezonden zyn. Doch vermits deze Schryvers hier om- trent het minfte bewys. niet hebben, wordt hun gevoelen met reden--tegen- gefprokcn en verworpen. , ,
jakob van Oudenhoven, in zyne befchry-
ving van Zuidholland b�adz. 426. en, vol- gende tracht te bcwyzen, dat het verkondi- gen van het Kriften geloof aan de Friefen voor ffiillibrordus hier te lande gefchied is, brengende ten dien einde denBiflchop en Martelaar Irentusby, welkelib.I. adverfus ha:rcf. dus fchryft: � De kerken die in 3> Duitfland geplant zyn, geloven noch le- � ren anders niet, noch die in Spanje, _,, noch die in 'Celie, noch die in 't Oos � ten, noch die in �gipte, noch die in � Lybic, npch die in het midden van � de wereld zyrigelegen". Door de Cel-
tea
|
|
||
|
||||
|
�
|
||||
|
|||||
|
O�R; STAD UTRECHT.
ten vetftaat hy de Gau�oizte»,_ en onder
dezelven wil hy de Friefenof Batavieren ook begrepen hebben, gelyk hy zulks uit Tacittts, en Julim C&far zoekt te be- wyzen; doch het fchynt wat ver gezocht te wezen, dcwyl het zeker is, dat.indic eeu de gemelde natie niet het minftc gebied over ons Eatavie gehad heeft , veel min wy onder de Celten ofGattloizettbQ' grepen waren. Vervolgens brengt hy noch eenige plaatfen uit Tertullianus, Hiereny-' mus, fbeodoretus > Clernens Alexandrintt$t e^z.. voor den dag, doch deze zyn noch veel zwakker om daaruit te bewyzen,dat in hunne tyden het Euangeliurn hier reeds ingang gevonden hadt. .Doch hy meent zyn gevoelen fterk genoeg te, kunnen ftayen met een plaats van den Biffchop Hilarius, die in; de vierde eeu gelecftneeft, waar uithy deze woorden bybrengt:- �. Hilarius, een Dienaar van � Jefus KriftuSjWenfcht de Heeren, endc � kriftelyke broederen, ende mede .Bis- � .fchoppen, den Biffehoppen der Provin- � cie van het eerfte en tweede Du,itfchland, �en .van het eerfte en tweede Belgium^ � enz,. .. zaligheit. Of fchoon dit den' Heer Oudenhoven zo klaar toefchynt, dat hem dunkt, dat'er niets naakter of dui- �elyker kan gezegt worden, kan men echter zo licht niet aannemen , dat
hie;
|
|
|||
|
|||||
|
||||
|
Hier tiet-oude friejland of Batavie tqefl:
mede onder het eerft� of t wetde Duits- landof B�lgium begrepen is geweeft,' want''indien men let Op de verdeeling der Gallifcbc provinci�n in de handVejV Kronyk van M. -vonder Hoeve V. b�ek: bladz. 120. en 121. ziet men, dat de naafle fteden van die provinci�n, by dTt land 'ge-legen, waren Tr/V/-', Keulen, Ton- geren: of fch�on tto�& nu toeftondt, dat die fteden alvroeg het licht des E�ah- gCliums ontfangen^bebben^ gelyk dclys-' ten hunner Bitehoppen zulks genoeg aan-- wyzci�, volgt noclitans 'riicr, dat op dien; tyd do Ktiftclyke G�dsdi�nft hier ook &l ingevocrt zoude' zyri.'' 'Zelfs;Brabaftdj: Vlaaitd��eti^ ja" rtlwt�hieii Zeel eind-ook,- indien mcri d�c( landenT'�'hder deM0rift&it begrypt, zyn vro.�g�r -dan ' FHc/!anti-"th Battivie \$rt Krifte^yk� leeraars- VOorz'ieri; g�weeft �' gelyk blykt uit- Patdtnlts '�t�- ichop vah Nota, welke in zyneft 26. brief in het jaar CCCLXXXXVI. aan ritri* f/wBiflchcfp Vaitf Tife*»^^ aldus fchryft:, � � De afgelegene y�Hc-e'n in het land der � :Monncri-\ aan 't �ieerftc de'�l dt� we- � reMs, 't" geen van- 'de--wVi�fte- z�ebaa- � ren aangerand wordt ,� zich verbfydcn- � de ovcr'iiet licht, dat huu door Uwe � HeiHgheid' is toegebracht1 geworcfeifij* �' hebben hun-ne Verftokce harten'afge1-» J, ttgt, en daar te voren bolchcn, en
5, ftran-
|
|
||
|
||||
|
||||
|
BER STAD UTRECHT. 127
� ftranden door; woefte menfchen. en
,, firuikrovers bewoond wierden, en, ,;� voor den vreemdeling onveilig warcn^ ,j maken nu de heilige vergaderingen � fleden, dorpen, eilanden en bofchen �. door kerken- en kl�ofters beroemd. - Dus hebben wy wel bewys van de om- Eggende provinci�n, maar van Friejlatod vindt men geen gewag gemaakt, hoe wei het nietonwaarfchyneiyk is, dat die Lee- raren, zo naby zynde,gecne gelegenheid zullen verzuimd hebben, om het woord' van het H. Euangelium verder uit te brei- den, fchoon het miflchien door de hard- nekkige heideniche Friezen in zyn be- gin zal verworpen zyn. geworden.
De Heer :<Antt Matthaus. Lib. II.
de: Nbbilitate Cap. f. meent 'dat Wil- librordus ook ,rfe;eerfte niet ge weeft is, die het Euangclium aan. de Friejen ver- kondigt heeft, maar dat voor hem noch is geweeft Etygitts, ten nydc van Klotaris, 'l�dgoberttti en Klodovftts II. En dit komt vootzo ver wel overeen met het fchr-y ven van Meierus, dat namclyk E&gitts in het jaar DCLXXXXIV. de Vlamingen in het Kriftcn geloof onderwezen heeft:. het le- yen en dadeavan dezen krui^ezant ftaan ia het-1. Deel van. het Nederduitich Ba- tavia Sacra bladz. i- en volgende uit «e�oofwaardige ftufckcn aangetekent, en by. wordt \7aa- «Uea Schryvci iticdd voor
een
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
BESCHRYVING
cent verkondiger van het Euangeliuta
aan de Fnez*n gehouden , hoewel hy, zo het fchynt , hier weinig vrucht heeft konnen doen. De gemelde Mal tb f M toont ons noch uit den ouden fchryver Audotnus, di� het leven vznEttgiits bc- fchrcven heeft , aan , hoe hy na de dood van Koning Klotaris , in de hoogfte gunft van dcszclfe zoon Dagobctt l die toen in het bewind van het ry £ tradt,ftondt,jazync gemeenzame omgang met dezen Vorft, baarde hem by veele Hovelingen eencn grooten haat. Zo dat het my al zeer waarfchynlyk voorkomt, dat dezen Eli- gttts, na dat Vagobert de Friezen gefla- gen, Wiltcnburg hen af handig gemaakt, en aldaar een Kerkje van St. Thomas ge- fticht hadt, .de bekecring� der Heidenen aldaar zal ondernomcn'nebben , gelyk zyn levens tyd zulks wel ka.nlyden,want zyn dood wordt door J-Pagt op het jaar DCLV1II. geftelt. Doch hier tegcnszullen andere inbrengen, dat dit Kerkje en het onderhorige door Koning Dagobert aan den jBiflchop van #<?»/«? gefchonken was; om de Heidenen het Euangclium te ver- kQndigeni. maar hier op zoude men kon- ncn antwoorden, 'dat het niet zeker is, o£ dit door Koning Dagobcrt I. of den tweden gedaan is.
N^&tgfiu is in de^e landen sekor
men Wiljridus, Biilghop va* J<v* in En- |
|
||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT, tap
geland; deze vbrfchil over eenige zaken
met Koning Egfridus krygendc, en veel overlaft van hem lydende, beriep zich Op den Apoftolifcnen ftoel; weshalvenhy in 't jaar DCLXXVII1. eene reis Kaar Rome. om zync zaak aldaar voor den Paus te be- pleiten aannam , icheep- zyndc is hy door het opfteken van e�nen ftesken weften wind op de kuften van Friejland gedreven; daar hy door die woefte rtien- ichen,en door hunnen Koning Aldeijlus, met: alle tekenen van eer en vriendiehap onthaalt zynd�, Kriftus aan dezclven ver- kondigt heeft/-en wel met.aodanigen vrucht, dat hy verfcheide onder hen door zyne prediking uit hun bygeioof getrokken heeft. Zo dat de verkon- diging van 't Euangelium, 't welke na- derhand door den Biflchop Willtbrord voltrokken is, daar ter plaatfc allereerft door hem begonnen is geweeft, en vol- gens Beda V. Boek. 20. Hoofdft. heeft hy den gantfchen winter met het nieuw be- keerde volk genoeglyk doprgebragt.
Doch vermids Wilfridus voorgenomen
hadt, zyne zaak te Rome af te doen,
heeft hy in de volgende lente,naar het fchry-
ven van Wilh* Malntesbur. de Geft. Pon-
itif. Anglic 1. 3. zyne reis wederom aan-
fenpmen,en is eerft gekomen by Dago-
trt H. Koning der O verrhynfehe franken, diehem het Bisdom van Straatsburg op- I droeg, |
|
||
|
||||
|
|||||||
|
dr��c-, '#p> <dai>hy in deszelft landen
|
||||||
|
|||||||
|
'p Biffch�p, meer genegen zyn-
di ^�ttt-eiftde «yne� zaak t� zien, en naar zyn eigen -'Bisdomte kee- e- aanbiedingen van Koning &'; Sommigen voegen hierby , .aan* -d^en Koning-* verhaak heeft wachten , dk ny in 't bekeeren aen ih friejland gedaan hadt, en aari liem; verzocht zott�e hebben deze qw�we K��ftenen door zy-nc gunlkte be- ichennen Ne� aan te kweken; op welk v-eraoek 'Zy^ jfnenen , dat deza Dagobert deti-r; Koning Aldgis�ur» verkregen tti Iflv�cht een fekfe te mogen n rot gdbraik der * nieuwe gclovi-
fcn. D�didit is, gelyk' Kien ziet , maar
ene .gi�Wng^daar geen bewys van is, en , vol'geiis her geen \?y te v«ien-yit Klaas Kolyn. geki�n hebbett> taeft 'Koning ®a- gobert , die de f riffen vetfloeg en dezcl- wn Utvicht tfftant , deze ke�fcv&tt St. The- mas. geftiehtv t�et door fecde, maar na ee'ne overwiftnifige do�ruk wapenen ,'die .op &otifa0agobirt den Eerften,en niet |
|
|||||
|
|||||||
|
Wilfidw fchyntdc
n deae iandch � cenlgen tyd ft� geftaaii te hebben , want zo veel mc� bf eeflig��'g��l�n fchtyver vin- , Is '«tift to d«Stt46at« �CtX^XX.
doot
|
|
|||||
|
|||||||
|
||||
|
DEK STAD UTRECHT.
door ecnen yj&brechf\,: 'of Wic&crt � uit
Ebgeland daar, weder die.faalad aangefla- gen. Deze Isagejaareji;baken; zy�x'Vader- land in Ierland gewoond, en -aldaar een kluizenaars leven geleidt hebbende, is na- derhand f chceb gegaan, en i��friejlandzzn- gelandzyndc,' -heeft hy.iiec Kaiftenvgeloof twee! jaren lang aan dat tojklje� 'San � Koning '\Radbaitt verkondigt; E)o'ch' $ arbeid en mpeke, is^by dk^Nvoeftc hoor4ers zonder cenige Vrodfef daarom ,is Jiy weder gefceert asadr'epiaSft van zyne pcllegrinnaadje,"O«vfeynle�^<�ri door te brengen, volgens #<i& V. Boek , 10. HooEdfl:. �; i " .,' ; :
Doch-of deze leerken'«iet den
van Billcliop- bekleed Kyn'^gevf eeft V:' niet zeker: Willem HMt&bl&dz. 15.'" vaa gevoelen, ;dat Utrecht al voor de ty- den.-vartK.onjMg DtgoAert-t. tot een Bis- doai-lvcriicvijn gcvveeft is, en zyne Bis- fcliappea'ien; geeftlyke-goederen getiadt heeft, welke door Kroning Klotaris en Tbeodobertus aan dezelven gefclionken waren, nodi voegt hy '%vty)4a&&&ebert, zoon van'Koning Dago�ert/dit i-isdorrt aan zekeren 'Biflctvop K�i�ech�Hi gegeven heeft, zalk»�bevetttgende niet een ge- loof waa�digen oiackti :fcferyver Conraatts Mt vawikfcrg>*,ren��rdeelt,dat ztilks no�dzadkiyfc van ons Utrecht, moet ver- daan woc�dn ' v-:rrokscrindclyftender 12 Bis- |
|
||
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVING
Biflchoppen van Tongeren, of Maaftrich�
geen van dien naam gevonden wordt, daarentegen meent A. van Suchel in zyne aantekening op die plaats, dat op dit fchryyen van Heda niet veel ftaat te ma- ken is, voor eerft, om dat by andere Schryvers niets van dezen Biflchop ge- meld wordt; ten anderen, om dat de .Schryver, daar Heda zich op beroept, j�ift ook in andere zaken, waarvan hy ter zelverplaatle fpreekt, tegen het zeke- re der gefchiedeniflcn aangaat, het welk zekerlyk redenen zyn, die de zaak wel twyffelachtig, doch niet ten enemaal on- waar maken; want 'er zyn verfcheide za- ken waar, fchoon dezelve maarby cencn Schryver zyn aangetekent, die toegang tot echte ftukken gehadt heeft, en ande- re wederom, die door een groot getal van Schryvers verhaald worden,vinden noch verdienen echter geen geloof. Ook kan een Schryver wel in een gedeelte van zyn verhaal mifl�n, daar hy in het ander waarheid �preekt.
Maar eene grotere zwarigheit fchynt hier
in te zyn, of de Koningen Klotarius, en Tbcodoberttis toen wel eenig recht of macht gehadt hebben,om in eene plaats, die onder het Friesfche Ryk behoorde, een Bisdom op te richten, ten zy .men wil- de zeggen, dat het maar een tytel voerend Bisdom was gewceft, -en deze Konin- gen |
|
||
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
, DER STAD UTRECHT,
gen uit zucht tot den Kriftelyken Gods-
dienft, of ten minfteuiteendergclykvoor- wendfel, iemand met eenige inkomften voorzien om de heidenen te bekee- ren, tot Biflchop van Utrecht aangeftelt hebben. KocfiTehynt het te fluiten, dat Sigebert zoon Van' Dag�bert dit Bisdom aan Konocbius zoude geichonken hebben, vermits zyn vader de kerk van St. Tho' mas aan den Aartsbiflchop van Keulen hadt overgegeven, doch hier tegen zou- de men konnen zeggen, dat het verkiezen van een' Biflchop by den Koning geble- ven was, en de bcveftiging alleen aan den Aartsbiflchop v^nKcuIe», als den Mctro- politaan, toekwam.
Het zy zo het wil, alle de bygebrag-
te bewyzen op zyn beft genomen, ge- ven niet meer te kennen, dan dat door dezen of genen Iceraar de verkondiging van het Euangelium hier te lande voor Willibrordus tyden wel kan onderno- men zyn geweeft , maar dat het door de hardkoppigc Friezen tegen gegaan wordende, geen voortgang neeft kon- nen maken, zo dat waarfchynlyk ons geheel Batavie en Friefland ten tyde van WilHbrordui zeer weinig daar van geweten heeft, en hy deeerfte is, van wien het zeker blykt, dat de voortzetting van den. Kriftelyken Godsdienft met y ver onderno- men en ingcvoert is geworden, fchoon na l $ hem |
|
||||
|
||||||
|
|||
|
heta noch! verfcheidchei. hianblevcn om
denzelven hebben mo�ton laten,, n?w
�. �>.�'� '. ri ba&SSK ; . !-'' /> vil
- . k fj yj ; �>>, IXK, l . �;�/.'
j'":.' " ' 'J'.'~ ' i r'j','\'.�\\'-'- 01 (,�."'
V�II !HOOFfeSTUK?
� �*��*�!.� A.JLVXvyjL A^^JJL V/^V^-.^.
ff*v ! 7 '«hstfe' .-:«'; -i-
Vervattende een voorbericht, op
~' de EijTcboppen van Utrecht,
» ../ , jt ^L
r wegens derzelver Rijkdom-
men, Macht, en Rechtsge- bied, -zout't Kerkfake als
rir ' ; ,/ , <
Werelalyke* .
��": id: � "{d ' -.''r r '..A jjK o-^ ' s
D At deBiffch�ppen van �?r^c^ ry-
,ke en machtige kerkprelatcn, ja Votften g�w;e�ft zyn, blyktuitver- f�Hdd� bewyzen, doch aangaande hunne bfezittiiig�n, als mede bnitrent de lande- ^�ri �n g'o�d�rcn, welke.zo !door de Franfcne 'Koningen als door de Keizers aan dezclv�h g�fckonk�ri z/n, ftaat aantc- tn�fk�ri, ct^t alle deze lattden etj goede- ren hun ingeeft vollen �n volk�meri ei- gciidom .zjti.�pgcdtageh:' '£)c Overheid s5o wiel'ais.nerf volle, ^dgt Ant. M�f-tb/tus de N�bilitat�lib.ILca�. ia.'.w�fdt'byhun r�cht onverkort''gfeiateh. ''-D�' �C�t�ngen �fr Ke�tets 'gtiveii hiet' mcef ;/;'cri rkbnd'�n-
ook
|
||
|
|||
|
||||
|
DER STAD UT&EQH�.
|
|||
|
||||
ook ni�ti�ieef gewn^daft 't
behoorde j te- weten hst
zo bepaald en onbepaald als het
't geen eigen was. aan ds
fchatkamer,. Dus �iet m£n, dat .
Martel aaa'de. kc�k yati Utuwkt gegevea
beeft, alwauu Wrefht e,n jfaf&s^>tot.d.e$
Vorften fehatkift .behoorde, -in, dsn brief
by H<da bladz, V�. otta lii. gaf van gely-
ke aan St. Marlens kerk ondef .Ansfri*
dus de ftad Bomtle met al wat /er: toe
behoorde , voor zo ver het z-yjj Opper-
gebicd onderworpen was, , by dm .zelf-
den Schryver bladz. pj, Doch «alkf
tenderyen en goederen , die. iu «erie.vo) kor
mene bczittinge gegeven werden , behoor-
den aan de kerk , en niet aaiv dert iBiftchop,
hy hadt 'ec alleen het Oppergebiad over,
de eigendom was voor ;de ko«k. Die
zaken, welke voor des Biflchops tafel ge-
ichonken waren, en waarvan de Biffchop
de inkomften trok; koadeby ni�tzpader
verlof der Kanoniken bezwacen, zie den
brief by< MattbtifS de Nobil., p. 3,61.
over de anderp gegeveno goederen was
hunne macht niet minder bepaaJc, iedjer
moeft by zyne rechtem onvicrkow en onr
yermindert bly ven, z,o als �y die te' vpjen
bezeten hadc . � Hy vermogt.'iait vkfaclat
yan die begifjtingc , en op. eigen gcaag^ajs
't hem behefde geeac weiddi'yke.w:«t-
Kn tnak�i,: ,ge©�ic oorlogen aaovangcu ,
I 4 gcc-
|
|
|||
|
||||
|
||||
|
i3<5 �ESCHRYVING
teene vrede fluiten ,enz. Hier in hadden
c Prooften, Dekens, en Kapittelen ook iets te zeggen. Hoe bepaalt zy echter mogen geweeft zyn, waren zy nochtans grote, en machtige Heren, ja gclyk Ae- »eas Sylvius de Statu Europae fubFred.IH. cap. 28. getuigt, konden zy in tyd van oorlog een leger van veertig duizend man- nen te veld brengen; en het is zeker,dat zy zulks meer aan eens gedaan heb- ben, het zelfde zegt ook Boxborn in zyn Toneel van Holland, 3. Hoofdft. daar hy tot een bewys van den rykdom der U- trechtfche Kerk den ouden blaffert van de goederen derzelver by brengt. Dit is ook eendeels geen wonder, ver- mits het den Biffchop niet veel behoefde te koftcn met zulk een machtig leger te-
fcns den vyand op te trekken; dewylde
urgery, en Leenmannen, die veel in getal en zelven machtig waren met een deel volks gehouden zyn geweeft, opei- gen koften den kryg te volgen; doch aan de andere zyde heeft dit voor niet dienen zyne bepalingen, en uitleggin- gen van noden. De Burgers mocften voor niet ten oorlog gaan, maar nietal- tyd, noch in alle gevallen,noch overal, ook niet tot het einde van den oorlog toe. Uit de brieven der Biffchoppen Henrik I. en Guieto van Henegouwen , by Heda bladz. 2ip.enby Manb*ns de IXobil. lib.
II.
|
|
||
|
||||
|
||||
|
TJER. STAD UTRECHT. 137
II. cap. 14. kan gezien worden, dat de
Burgers niet gehouden waren, den Bis- fchop buiten de ftads muren ten oorlog by te ftaan. En de gemelde -Biflchoppen bekennen opentlyk,dat de Burgers, noch van rechts wege, noch uit eenige ge- woonte verbonden waren het Bi�chop- lyk leger verder te volgen, 't Welk echter dus ook niet moet vcrftaan wor- den, als of de Burgers nooit gehouden waren buiten de ftad te trekken, 'tzyora den vyand wedcrftand te bieden, 't zy om rovers, en te zamengerottc landlopers te verdryven, het tegendeel blykt uit een befcheid van het jaar MCCCCXLV1I. en ccnc ordonnantie van het jaar MCCCLXXXVII. by Mattbtus de No- bil. lib. 11. cap. ij. volgens welken ie- der burger gereed moeft ftaan om op het bevel van den Overften gewapend uit de ftad te trekken, om het vreemd volk, 't welk men Dravantcn noemde, te we- derftaan. Die zich daar in onwillig toon- de, zoude voor den tydt van vyf jaren de ftad moeten verlaten, en boven dien cene boete betalen : meer diergelykc wetten zy n 'er gemaakt, waarby de burgers genoodzaakt wierden zich by overval of gerucht van vyanden of andere noodza- kclykheden gewapend buiten de ftad te laten vinden, zynde by dezelve ook de beurten .gefchikt, op welke ieder Gild I 5 mocft |
|
||
|
||||
|
||||
|
138 BESCHR/YVJN�
moeft uittrekken, als medeile tekenen,
wanneer de-gantfche Burgcry zulks doen moert r waarby dan nog gevocgt zyn de. ftraffen der'onvCilligen. Doch ditraakto den Bi�chop zo zeer niet, maar eer den Raad der ftad en de Burgery zctvcjnochtans hebben de, burgers den Biflehop dikwylj genoeg ten oorlog gevolgt, waarvan de voorbeelden in de levens der Biflchop- pen te vinden zyn. Dit was evenwel een foort van een' vry willigen dienft 5 en daarvoor werden zy van tydt tottydt met verfcheidcn voorrechten beloont. Ook werdt hun de buit, dien. zy op den vyand zouden halen, ten niinfte voor een groot gedeelte., toegelegt, om ze door hoop van gewin tot het optrekken aan te moedigen. Indien zy een vyand ge- vangen kregen , en de Biflchop zelf niet in 't leger was, hadden zy recht op de helft van 't losgeld-; doch zo de gev vangen maar : twintig oude Ichilderi waardig was, dan was hc* gehele losgeld voor den burger. Was de Biflchop zelf of de Ovcrheidder ftad in het leger, dau hadt een burger vooreen-Ridder, dica hy krygsgcvangen gemaakt liadt, hon- derd, vooreen man van wapenen vyf- tig j voor een huisman ticn_oude fch�den, zclS werdertde vreemdelingen, die zich diapperinden oorlog gekweten hadden, doen aan welken geen ibidy;, gegeven ^ werdt, |
|
||
|
||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT. 139
wcrdt, met het ftads burgerfchap begiftigt,
't welk men toen eene grote zaak re- kende, zie de Ordonnantie van het j aar MCCCCLXXXVII.by Mattb&us&t No- bil. lib. 11. cap. 14. doch om de fchaars- heid van geld was het getal der gcner , Welke van1 c bezoldingen trokken, gering. Eindelyk wanneer de nood zeer groot was, fpanden de vyf kollcgiale kerken, en de ftad met de Biflchpppcnaan,waar door dcrzelver macht zeer ontzaglyk, werdt, en zy een talryk leger te veld brengen konden, zo dat zy zelfs aan mach- tige Vorften het hoofd durfden bieden, gclyk dikwyls gebleken is, en vele Bis- ichoppen waren beter afgericht om het zwaard dan den harders ftaf te voeren: eenigen hebben zelfs hun leven in 't harnas gelaten.
Doch hier in zyn de tydcn te ondcrfchei-
den, want de ccrfte Biflchoppcn van U- trecht hebben meer dan CCC. jaren zich buiten allen oorlog gehouden: Adclbold de XIX. Biffchop is de eerftc, dien men keft zichten oorlog gewapend te hebben, -toen hy omtrent het jaar MXVIIl.:over eettigc landen, Viicheryen ,enjachtrech- - ten in iZ«/^c//<2»^tegcns GraafD/^�-^ III. het zwaard trok,'t welk hem zeer Jcwalyk -bekwam, enaffnveie duizenden het Ic- ,vc koftte. ' .
Tot dien"tyd toe was de Utrcchrfchc
IL"" -j kerk |
|
||||
|
||||||
|
||||
|
140 BE SCHRY VIN G
kerk door niemand in hare rechten of goe-
deren verkort gewceftjenalskkongelovi-' ge Friezen of Noormannen dezelve ai fcha- <tc aandeden, werdt zjdoor het zwaardt van Godsdienftige Vorften verdedigt. Het was den Biflchoppcn genoeg, het uiter- lyk geweld door heilige vermaningen of kerklyke ftraffcn af te weeren, of door ccne kloekmoedige lydzaamheit te ver- breken. Ziet de Schryver van het Bata- via Saera I. Deel bladz. 637.
Zelfs bemoeiden zich de eerfte Biflchop-
pen, die door Keizers, Koningen, en andere vermogende lieden met vele goe- deren bcfchonken waren, gelyk uit de brieven b y vcrlcheide Schry vers kan ge- zien worden, niet met wereldlyke zaken, maar hunne betrachting was het Bisfchop- lyk ampt wel waar te nemen; doch ver-1* mits de geichonkenc goederen echter niet behoorden verwaariooft te worden, en over de zelve wel een goed opziener diende te wezen, hebben zy van net be- gin af, hier toe aangefteld een Advokaat of fchermheer, wiens plicht was de goe- deren der kerke te beftieren en op dcr- zclver inkomftcn te pafl�n: deze wor- den by de Schry vers met verfcheide be- namingen vermeld, als Vice Domini, On- der-Heren, of's Heren plaats bekleeden- de, Trotc��orcs, fchermheren , Vitricif �iefvaders, enz. waarvaa Matthws in . . zyn |
|
||
|
||||
|
||||
|
vm STAD UTRECHT. 141
zyn bock de'Nobil. lib. II. cap. 29. kan
nagezien worden. Hun amptisal van ouds zeer aanzienlyk geweeft, en vcel- tyds door machtige Heren bekleedt ge- worden, ja Keizers, en Koningen, heb- ben zich nkt benadeeld gevonden, den naam daarvan te voeren, hoewel zy het zelden inperzbon waarnamen,maar lieten het door een Onder- Advokaat bedienen, echter zagenzy doorgaans noch al naauw toe, dat op alles behoorlyk acht gegeven wierdt, en by noodd ringende gelegen- heden toonden zy hunne macht, en heb- ben dikwils de overtreders met het zwaard geftraft. De inzichten, uit welke dit ampt van zulke hoge ftaats perfoonen wierdt aangenomen, waren dikwyls v�rfchillen- de j enigenhebben zich hier toe laten gc- �bruiken uiteene oprechte gencgenheit tot het welvaren van den Godsdicnft, en de kerk, en orn dcrzelvcr goederen wel te bewaren zonder enige voordeelen van dezelven te trekken, integendeel vermeerderden zy die fomtyds door mil- de giften. Maar ook anderen met.zoda- nigen godsdienftigcn yver niet bezield, en ziende, dat de Geeftlyken zelve met de inkomften op eene flcchte wyzc begon- den te handelen, maakten, dat zy ook ryklyk mede deelden, waar toe hun hoge ftaat, en gezag haaft middelen uit- vondt, waardoor men dikwyls ondervon- -r. den |
|
||
|
||||
|
|
||||
|
|||||
|
den heeft, dat zodanige Adv�katenzeer
fchadclyk voor Kerken en Abdyen ge- weeft zyn. De Onder-Adv�katen, dat is j die voor dusdanige groten het ampt bet bedienden, van gclyke bemerkende het gedrag hunner mcctteren, droegen ook gemeenly-k zorg, dat hun deel niet verlor ren ging, waarom zy wel te recht 'Vi- trici^ fticfvaders, zyn genoemd geweeft^ eenigen fprongen met de kerklyke #oe* deren om, of ze op den vyand teerden; zo dat vooral de Onder- Adv�katen -dik' wyls doop de wetten der Vorften en ban- Aen der "Pauzen mocftcn beteugeld wor- den. Maar vermits de nieeftc Vorften zelve zeer flecht daar mede leefden, had- den zy doorgaans de handen ruim, en men liet "er zich weinig aan gelegen leg- gen, of deze of geene metpapiere zwaar- den daaf wat tegen fchermde: tot een vooi&ecld van het flordig gedrag der- Adv�katcn omtrent de geeftlykS goederen ftrekt ons de Abdy van £g* «w^,"gelyfc uit de Jaarboeken derzel- ver'te zien is. De macht dezer Ad- vokat�rt i»vas ectitcr «iet overal even groot;-op fbmmige plaatzcn voerden zy-'het awaard of halstccht, ©p gen ftf^kfe» zy z�lven'het jvonniso genen, die-de kctkiyfee goederen den te kort gedaan, maar op andere moc- ftcn zy zodanige pc�foncii voor den rech- ter |
|
|||
|
|||||
|
||||
|
DE*:STA� UTRECHT.
tet �mbicdiin:, 'en van he*rt-��n Vonnis
verzoeken, ��: Oudtyds hebben zy ook wel het''recht g-thjtdt om de landeryert en goe- de*en der kerken op eigen gezag te ver* kuren en te vetpachten, maar naderhand werdt hunne macht hieria -ingebondeA, en zy vermochten zulks ruetf te doen*, dan ftict kennis' der kerkprcletert, en van. hunnea kant hadden zy w«derona<tatge- 2«ig, dat de t�ferkprclateh; buiten hunne tQeftcmminge ook geehc goederen moch- teh vervre��id'en �t" vermilen y noch die door brafl�ryiea of «ndere^ririoidJgc za- ken verkwi�en; want de» koopb'rievcn, en iwnrcedalleft, fti�eften door hen ook ondertekent worden.
Wat nu eigetitiyk de Advokatcrt der
Utrcchtfche kerk belangt, derzelv�r macht was al zeer-groot; t?ant gelyk^i�» Sttchel op Jt l�ven-van -dea-�ifloiopv wit- li�rordus aantekeht, en ty-flrtla bladE. §C. te zien 4S-, hielden zy eu'rtett'de ftad hct^hooge it�ditsgebied, $a/waren rech- halszikea-over dkgeftcn^ wclkedic gens misdaad aan kerkly ke'gocdfc- begaan verdient feaddett, ca zy wer4on door de Bificti�ppcn ftrenglyk^geiaftonnfc: goederen de� k��ken te btfc^��fti�». -uit oen brief van Keizer Kcr&tk ft. des jaars MG�C. by H^bladz.pp. blykt,<Jat hy ,4en Bisfchop' j/foiftUtti toeftondt, ,, dat ^g�ea ondesdaah der tetls&wa.Urreffof, 't
}) zy
|
|
||
|
||||
|
||||
|
H4 BESCHRYVI'NG
�,zy flaaf of vryman, voor de vierfchaar
� van ecnigen keizerlyken landvoogd, of � rechter beroepen mocht worden, maar � dat dezelve te recht zoude (taan voor � den Advokaat der kerke van Utrecht", Waaruit genoegzaam blykt,dat deze Ad- vokatcn toen een groot gezag, en macht gehadt hebben, te meer oni dat het recht van deze kerk zeer uitgebreid was.
Doch Ant. Matth*u$t die in vele ge-
vallen toont op de zyde der Biflchop- pen te zyn, wil den Advokaten der U- trechtfchc kerk zo veel macht niet toc- fchryven, maar eigent alles den Biflchop toe, 't welk in zekeren zin waar is, om dat dit recht aan dcnzelven,oorfprong- lyk toebehoorde. Maar de Advokaten door den Biflchop aangcfteld zynde, werdt hun deze macht overgegeven , en zy bekleedden dezelve in zyncn naam, waar van zy Vice Domini, of plaats bekledende Heren genoemd wor- den. Die van dezelve een nader be- richt begeert, kan zulks by MattbttK de Nobil. lib, II. cap. 29. 30. en 31, wyd- loping genoeg vinden. By den wel- ken ook eene lyft is van eenige Advoka- ten der kerke van Utrecht van Wtllibror- dtts tyden af, tot omtrent den jarc MCC.
Na welken tyd weinig of geen gewag
van de Advokaten der �trcchtfche kerk
meer
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
DER STAD UTRECHT. 145
meer gevonden wordt, of dit ampt
toen vernietigt, of onder eenen ande- ren naam bediend is geworden , blykt niet. Doch de Heer Matthpus is ter gemelder plaatfe van gevoelen, dat de. naam van Advokaat omtrent dien tyd buiten gebruik geraakt is, en de Comit�s, Graven, en Cajidlani van Utrecht in de plaats gekomen zyn. Maar ik twyfcl, of dit wel aanneemlyk is, want uit de lyft der Graven en Caftellani, door hem zelf bygebracht, blykt duidelyk anders, daar hy van het jaar ML. tot MCLXX. dezel- ven optelt, in welken tyd men ook vindt, dat de Advokaten noch in-wezen gcweeft zyn, en dezenpoft bediend hebben, doch na het jaar MCLXXX. vindt men geen Advokaten meer vermeldt, ook fchynen de Graven van Utrecht na dien tyd bui- ten gebruik geraakt te zyn. Maar zou- de het niet eenigen fchyn van waarheid hebben,als men ttelde, dat de Maarfchal- ken, is 't niet in 't geheel;:altoos voor het meefte gedeelte dat ampt naderhand waargenomen hebben? dezelve wierden ook door den Biflchop aangefteld , en waren mede bewaarders van zyne goede- ten, en rechten buiten de ftad: dit ge- voelen fchynt ook Matthxus in zyn boek de J ure Gladii cap. 23. te beveftigen, fchry- vendc,�dat de Advokaten gefteld waren � om de goedetgfl der kerke te bewa- K � ren, |
|
|||
|
|||||
|
.
|
||||
|
|||||
|
|||||
|
I4<5 BESCHRYVING
}i ren, de misdoenders te verhoorcn
� en te ftraffen, byzonderlyk, toen de � Maarfchalken noch niet aangefteld � waren , maar na dat deze door de � Biflchoppen aangefteld zyn, is de 7> machten naam der Advokaten allengs- � kens buiten gebruik geraakt, fchoon � alle ^derzelver macht niet op de � Maarfchalken overgegaan is". Wat hun gezag binnen de ftad belangt, het is niet "onwaarichynlyk , dat zulks na* derhand aan de Burggraven is opgedra- gen , en door dezelven geoeffend ge weeft.
De Biffchop nu, en de kerk in 't al-
gemeen hadt niet alleen Advokaten, maar de andere Kanonikale kerken fchy- nen ook de haren gehadt te hebben; want van Bucbel in een brief aan J. J: Pontaan by Matthxtts in SyiL �pift.CXXVl. eenigeoude gedenkftukken van Gelderland optellende, vermeldt op't jaar MCV1II. Gerard Hertog van Gelder, Advokaat van St. Marie kerke tcUtr echt. Hendrik Hertog van Gelder Advokaat der zelver kerke in 't jaar MCLVI. Otte Hertog van Gelder, fchynt in 't jaar MCCXXVI. ook Advokaat dezer kerke te zyn ge weeft. Uit welke Vorftlyke na- men men onder anderen de waardig* heid van dit ampt kan afmeten.
Doch gelyk het uit oude brieven toe-
fchynt, hebben de Prooftea, Dekens, en
Ka-
|
|
|||
|
|||||
|
----------------------____.____
|
||||
|
|||||
|
||||
|
STAt) UTRECHT. 147
Kapittelen, by vervolg van tyden, zelven
wat uaa�W�r beginnenachtte geven,en het geen van te voren aan de Ad vokaten over- gelaten was, voot het grootfte gedeelte in perioon waar te nemen, daarby de Bis- fchoppenvan tyd tottydineerooflogs ge- zind w�rdeflde, en byna gedurig met de- zen , of genen in verfenil zyhde, leeden de kerk�lyke goederen tot onderfteuning van dien twift groten aanftoot, waarom men ��k veele brieven- vindt, by welken de macht der Bififehoppen ingebonden wordt, zodat men zoude mogen bcflui- ten, dat de oude Biflchoppen yry mece macht, en in 't geeftlyke, en in 't we- reldlyk� gehadt hebben, dan hunne na- volgers.
Behalven deeze Advokaten, wierden
oudtyds door de Biflchoppen tot het be- ftuur, of-wereld lyk oppcrgcbied binnen de ftad aangefteld zekere Graven, die men Graven der ftad Utrecht noemde; maar wanneer dezelve een begin genomen hebben j Tcan niet ontwyfclbaar bewe- zen worden, hoewel zy waarichyn- lyk in de achtfte eeu reeds in wezen
feweeft zyh; want na dat Pipy» van Her*
al het Kafteel Utrecht, en Karel Martel al wat binnen de muren der ftad Utrecht begrepen was', en buiten dezelve tot de ftad behoorde, aan den Billchop Wlli* brord gefchonken hadt, zal deze ivcrk- K a voogc |
|
||
|
||||
|
|||
|
148 BESCHRYVING
voogt buiten twyfel een Graaf, Rich-
ter , of hoe men dien noemen wil, ter beftieringe, of bewaringe der ftad aan- gefteld hebben: men vindt ze echter in de opene brieven voor het jaar ML. zo veel gebleken is,niet vermeldt,doch by Heda bladz. 81. ineen brief van Otto L des jaars DCCCCXXXVII. by wel- ken hy de munt.in de ftad Utrecht aan Bii�chop Ealdrictti fchonk, vindt men deze woorden: � En dat geen Graaf, of � eenige andere rechtende macht vryheid �.hebbe, om eenigen tol of iets anders � uit die munt te eifichcn". Door wel- ken Graaf wel waarfchynlyk die van 17- trecbt moet yerftaan worden, want 'er geene reden is om dit op eenen anderen toe te paffen.
De Graven nu, waar van men cenig
gewag vindt,zyn deze:
Robbert vermeldt in een brief van 't jaar
ML. by Heda bladz. 110.
Willem wordt op 't jaar MCVIII. by
den zelfden bladz. 147. gevonden, deze wordt ook by Matthtttsdc, Nobil. bladz. 526. doch zonder jaargetal genoemt. . Diderik, wordt ter gezegder plaatfcby Matthats op 't jaar MCXXIX. gefteldt, doch by Heda bladz. 156. vindt men hem in een brief van Riflchop Godebaldus, van het jaar MCXXVI.
Mattbats fielt op het jaac MCLXIV.
v noch
|
||
|
|||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT.
noch eenen Diderik, dezelve zal naai:
allen fchyn wederom gcvolgt zyn op Godfrtcd Graaf van Utrecht in �eh brief van Biffchop Avdreas van Kuyk vermeldt by Heda blada. 162.
Henrik van Kujk, Graaf van -Utrecht',
wordt gevonden in een brief van Biflfch�p Godefridus omtrent het jaar MCLXX. :by Heda bladz. 174. Aarnout Buchel tekent zoby-jtabz als Heda op den Biffchop An- dreas aan, dat de Heren van-Kuyk'm het begin den tytel van Graaf alleen maat hebben gevoert als Graven vaaUtrccht, en niet naar het land van Kuyk, dewyl dat toen noch tot geen Graaffehap verhe- ven was, maar dat zy langen tydt het Borggraaffchap,en Graaffehap van U"/ recht bezeten hadden, welk recht hun einde- lyk betwift geworden zynde. hebben zy het zelve aan Otto II. Biflchop van U- trtcht in het jaar MCCXX. overgegeven, doch bchalven dezen Henrik vindt men echter geene andere Heeren van Knik als Graven van Utrecht vermeldt.
LtfSctfs, Graaf van Utrecht, vermeldt op
"t jaar MCLXXII. in een brief van den zelt- den Biflchop by Matb&us de Nobil. p. J2 J.
Noch wordt van MatthttM ter gemel-
der plaatfe bladz. ja<5. eene Graaf Gerla- CM geftcldt op het jaar MCLXXII. doch hierin'heeft hy zich naar allen fchyn be- drogen , want op dien tyd was i»^w noch K 3 Graaf |
|
||
|
||||
|
|||||
|
BE S C HRY V IN-G
Graaf, gelyk uit den laatftaangehaalden
briefte zien is, Gerlacus was in het jaar MCLXXVI. kafteiein van Utrecht, bly- kende .zulks uit een brief dppr den zelf- den Schryver by gebracht in zyn boek de jure Gladii bladz. 361. na dezen tydt wor- den 'er geeneGrdven gevonden.
Behal ven deze Graven in de rtad U trecht
fchynen de Biflchoppen tot beftuur hun- ner andere goederen, en landen buiten de ftad ook zekere Graven aangcfteld te hebben, dewyl men onder den Biffchop Adelbold eenen Diderik Bavo, Graaf van Bodegraven, en Zwammerdam, vermeldt vindt by Heda bladz. 107. en voor hem hadden zekerlyk reeds andere Graven het beftuar gehadt. In eenen brief van Kei- zer Frederik des jaars MCLXVI. by den welken hy als middelaar tuflchen Godfri- dus Biffchop van Utrecht, en Graaf Flo- ris III. van Holland het verfchil wegens de bezittinge \zn.0oftvriejland uitspreekt, wordt onder anderen bepaalt, dat ieder van zynen kant een' Graaf zal aanfteilen, om voor hem het beftuur en rechtsgebied aldaar waar te nemen, boven welken Graaf de beide partyen nocheene� Advo- kaat zoude kiezen.
Eindely k worden, behalven de Advoka-
ten, en GravenvanUtrecht, van de welken gehandeld is, noch Kafteleinen, of Slot- voogden dooide oude BuTchoppenaange-
ftek
|
|
|||
|
|||||
|
__
|
||||
|
|||||
|
|
||||
|
|||||
|
DER STAD UTRECHT. 151
ftelt gevonden, welke naam, offchoon te-
genwoordig zeer gemeen, oudtydszeer aanzienlyk was. Bucelinus in G allo Plan* Aria bladz. 493. zegt, dat daar onder eerft begrepen, wierden , dewelke met eene bezem nge van krygsknechten op eenflot ot' kameel het bevel hadden, om het zei- ven tegens den vyand te verdedigen. Dat ook ibmmigen wel Kafteleinen wierden genoemd, welke een kafteel ter leen be- zaten , gelyk uit de boeken, die van de leenen en leenmannen handelen, blykt,
Clatt.de fauchef cap. 6. khryft, dat de
genen, die eertyds Kafteleinen genoemd wierden, in adel en in waardigheid naaft aan de Baanderheeren quamen, om dat zy het recht hadden van Slotvoogden.
In de aantekeningen op de Donationes
Bclgict van Aub. Mir&»$ Hb. II. cap. 78. vindt men,datdeNederlandfehe,-Franfche, en Duitfche vermaarde fteden hare Kafte- leinen hadden, welke nu by de Franfchc Fiscomtes, of Vicomtes, en by de Duit- fcheri Burggraven genoemd worden, dat deze Ondergraven, of Burggraven het bewind over eenige fterkte, of Kafteel, het opzigt over 's lands gevangen huis, of kerker, en eene byzondere plaats haddeh om hunne rechtbank te fpannen; worden- de eene wydloopigelyftbygebrachtvandc plaati�u, welke Kafteleinen gchadt heb- K 4 ben, |
|
|||
|
|||||
|
||||||
|
JBESCHRYVING
bent, waaruit blykt, dat dit ampt meeft
door aanzienlyke Edellieden bekleedt is geweeft.
Wat aangaat het fpannen der rechtbank
door de Kafteleinen , of Burggraven te Utrecht* meentMattbaus de jure Gladii bladz. 380. en;volg. dat zulksoudtyds op 't Hof j of in het huis naderhand de Drie Varkens genoemd, gefchiedt is ten welken, einde de Burggraaf zynen Schout en Schepenen, ja zelfs eenen Stadhou- der hadt, blykende uit de aldaar byge- brachte overdrachts brieven, zo dat hier tegengefproken wordt, het geen dezelf- de Schryver in zyn boek de Nobil. lib» II. cap. 3. hadt gezegt, dat namelyk de Graven, en Kafteleinen, niet dan den bloten tytel bezaten. Op wat tydt deze Kafteleinen, en Burggraven te Utrecht aan- gefteldt zyn, is wederom niet zeker te zeg- gen, doehaowy op het fchryven vanden Kanonik van Stoutenburgfa&t mogen ma- ken, is na het ftichten van het Kafteei Wiltenburg door een Vorft der Triefen, op het zelve een hoop krygsvolk onder het bevel van zynen Opperjagermeefter gelegt, welke men dan ook voor den $lotvoogd , of Kaftelein zoude mogen nemen.
Wat verder het recht, de macht, en
de bezittingen dezer Kafteleinen, naderj hand Burggraven genoemd,betreft,daar- van |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
DER STA� UTRECHT,
van zoude men zeer wydlopig kon-
nen handelen , doch wy zullen voor het tegenwoordige hier in niet tre- den, maar ons vergenoegen den le- zer te wyzen naarde aangehaalde plaat- i�n van MatthMts : alleen dient hier noch aangemerkt te worden, dat het in gefchil is, of de Graven, vatt� "dewelke te voren gehandeld is, de zelfde zyn geweeft, welke ook Kaftelcinen ge- noemd worden ,-gelyk Mattbtm gevoelt, waarom ook en de Kafteleinen of Burg- graven , en de Graven zelve door hem in cene lyft geplaatft worden, doch hier te- gen fchynt het ons toe te ftrydCn, dat men te gelyk vindt, en Graaf, en Kafte- leinin den meergemeld en brief vanden Biflchop Godfricd by Matthws de Nobil. bladz. 325. weshalven hun ampt ook ze- ker ly k zal verfchilt hebben, en de lyften der Graven en Burggraven van eikan- deren moeten afgcfcheiden worden, en Cer/actts, Welke naar allen fchyn zyn broeder Diderik isopgeyolgt, zal op die der Kafteleinen gefteldt dienen te worden: mogelykis de reden, vfaziomMatthAtts an- ders gevoelt heeft, niet verre te zoeken. . Thans zullen wy overgaan tot het on- derzoek naar de macht der Biflchoppen in het aanftellen van de Overheia der ftad: buiten twyfel zullen de ecrfte Bis- ichoppcn hierjn meer dan hunne na- K 5 vol- |
|
||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
||||||
|
i*4 BESCHHYVING-
volgers te Zeggen gehad hebben, doch
hoe veel, en wanneer' zulks .verminderd is,,-valt niet Jicht te zeggen* van de la- teren weet men, dat denzelven niets daarvan dan allccu het vervallen van het Schoutsarnpt is overgebleven, welke aanftellingzy ook tot den laatften toe be- houden hebben. Burgemeefteren, Ra- den, Schepenen, enz. werden door den Raadzelven en het volk, niet door den Bifichop, verkozen, geUs indien ie- mand hiertoe door den Biflchop voorge- fteld was geworden, wierdt hy om die reden voorbygegaan. Die e^nig ampt by den Biflchop bekleedde, of onder deszelrs boezem vrienden, en raadslieden gere- kend werdt, hadt geen kans om aan de regering der ftad te geraken. Zyne macht in het aanftellen van een Schout was zelfs ingebonden en bepaalt; indien de verkiezinge,of aanftellinge door kuipery was te weeg gebracht, en het Schouts* ampt door geld verkregen, kon zulk een Schout van het volk afgewezen worden: ia al ging alles zuiver toe, was hy ech- ter gehouden een burger der ftad daartoe te nemen volgens de bewyzen door Matthaus in zyn boek deNobil. lib. II. cap. 13. uit de oude ftadsbricven byge- bracht. Doch de Biflchop hadt het recht om de, door den Raad en het volk aangcfteidc Schepenen te be�edigen.
Wat
|
|
||||
|
||||||
|
v
'\ |
|
||||
|
||||||
|
|||||
|
DER. STAD UTRECHT,
� Wat vervolgenshet recht der Biflchop-
pen in het ftraffen der misdadigen be- langt: uit het kamcrboek (liber catne- rae) der Utrechtfchc kerk, en het oude wetboek der ftad blykt, dat de Biflchop , uit kracht van zyn ampt, de macht heeft gehadt om dieven , ftruik- rovers, wetbrekers, fchoffeerders, verlei- ders , en fchakers van maagden en vrou- wen , de genen, die de tydelyke goede- ren des Biflchops naar zich trokken, die iemand, zonder daar toe gemachtigt te zyn, vingen �f gevangen hielden, brand- ftichters, opbreekers der kerken, en an- dere misdadigers, in zulke gevallen, dewel- ke ondaet genoemd worden, te doen ftraf- fen , zonder naar aanklachte van eenigerl rechter te wachten 5 echter niet naar zyn ei- gen goeddunken; maar volgenshet vonnis van de amptenareri des lands (minifteria- Jes terra�) welke ten dien einde moeften beroepen worden; doch de andere mis- daden , dewelke niet onder ondaet gere- kent worden, gclyk een enkele manflag, welke vechtenderhand onder dcbeampte» was voorgevallen, mocht hy buiten aan<- klachte van iemand niet ftraffen; maar over de geringen , welke huisluide» genoemd wierden, kon hy uit kracht van zyn ampt ftraffe oefenen, al ware het, dat'er gee- ne klachten ingebracht wierden : alles nochtans volgens het vonnis der ge- zeg- |
|
|||
|
|||||
|
_
|
||||
|
|||||
|
||||
|
tjtf BESCHRYVING
zegde Ampttenaaren, en niet naar ei-
gen goeddunken. Ziet A. van Buchel in zyne aantekening op Hedct bladz. 238. Een geeftlyk perfoon mocht hy niet met <k dood ftraffen, ten zy overtuigt en gc- vonnift door den Deken en het Kapittel, waaronder hy behoorde $ de wereldlyke pcrf�nen moeften ook door hunne ei- gene rechters geoordcelt worden, volgens een gefchriftvan het jaar MCCCL1V* by Mattfaits de Jure Gladii bladz. 36. Dit hoge rechtsgebied des'Biffchops, zo be- paald en vry als het was,wicrdtbegrepen tuffchen dtGrebbeby Rheenen en tuffehcn Bodegraven, welke plaatlen de twee uic- terften van zyn wereldlyk grondgebied waren, gclyk blykt uit een brief van den Biflchop Jan van Bronkhorft in de aante- kening opHeda bladz. 234.
Om dat nu de Biffchoppen zo zeer in
hunne macht ingebonden wierden , was 'er veeltyds tuffchen hen en de AzdUtrcche weinig eendracht, enzy hielden hunvcr- blyf meeft buiten de ftad, 't zy op 't land 't zy te Duurftcde; wilde de Biuchop in de ftad Utrecht komen, ftondt hem zulks voor zyn perzoon vry, maar hy moeft van te voren voor zyn gevolg eenfchriftlyk ge- leide van de ftad verzoeken, en opgeven, wien , en hoe veelen hy met zich wilde inbrengen, en voor welken tydtj doch watineer hieronder perfoonen waren, die |
|
||
|
||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
DEtt STAD UTRECHT.
(
by de ftad verdacht, of het getal tegroot
was, werdt hem zulks geweigcrt; vaa welk een en ander de voorbeelden by Matth&m de Nobil. II. cap. 13. te vinden zyn. Men was hierin zo oplettende, opdat de ftad Utrecht niet verrast, of in hare rechten verkort zoude worden.
Hier (laat noch aan te mcrkcn,dat de Bis-
fch�ppen van Utrecht oudtyds leenman- nen van't Keizerryk, en Ryksvorftengc- weeft zyn, of fchoon men hier van by onze Schryvers weinig gewag vindt, blykt zulks echter, bchalven uit andere ftukken, onwederiprekelyk uit eenen. brief van Keizer FrederiklII. \yjMattbxut in zyn boek de Nobilitatc lib. U. cap. 44. om die reden was 't ook, dat Konradus Bis* fchop van Utrecht, Hendrik W. zynen koning noemde, zoo als in Apologia Henrici IV. apuet Freb. te zien is. Doch hy was een vrye en geen dienftfchuldige vafal; daarom noemt zich Ansfridus al- ken door Gods genade Bi�chop van U- trecht. fin cindelyk uit dezen hoof- de benepen partyen zich van des Bis- ichops vonnis op de vierichaar des Kei- zers.
Hoe het verder met de verkiezingedec
Biffchoppen toeging, en wat reent de Geeftlykheit daarin nadt, als mede wat de plechtigheden van het huldigen der Bis- iclioppcn, en den Eed, dien zy dan moes- ten |
|
||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
|
||||
|
|||||
|
i58 BESCHRYVING
ten doen, belangt, daarvan wordt in de
voorberichten van het Batavta Sacra I. deel blad. ii4.envolg.wydloopiggeipro- fproken, ajleenlyk zal men hier uit het laatft aangenaaide hoofdftuk vanAfatthttes byvoegen, het onderzoek 't geen om- trent den nieuwen Biflchop volgens de inftelling der Utrechttche kerke gedaan werdt, en hier in bcftondt: of hy voor- zichtig van gedrag, of hy raadzaam, bej zadigt van zeden, en kuilch van leven was, of hy fbber was, en zorg droeg voor zyne zaaken, of hy nederig, fpraak- zaam, barmhartig en geleerd was, of hy wel onderwezen was in de wet des Hee- ren, en vlug genoeg om den zin der H. Schrift te begrypen, of hy gcoeffend was in de kerklykc keringen, en voor al of hy de punten des gelooft met eenvoudi- ge woorden voorftelde, dat is, ofhywel valtfteldc, dat de Vader, de Zoon en de H. Geeft een en dezelfde God was, en vooreen gewifl� zaak hicldt, dat de gan- fcheGodheit in de H. Drie�enheid'bc- ftondt , cenwezig , even; zeltsftandig, eeuwig, en almachtig-r$et elkander, dat dienvolgens ieder perzoon in de Drie�en- heid volkomen God was, en de driepcr- Ibnen een en dezelfde God waren; of hy geloofde, dat de Godlykemenfchwor- ding niet was gefchiedt in den Vader, noch inden H,Geeft, maar in den Zoon
al-
|
|
|||
|
|||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
STAD UTRECHT. 159
/^
alleen, zo dat de-geen, dewelke in de
Godheid d^Zoon was,vian God den Vader, naar de mewkhheid, was geworden de Zoon van eene vrouwe ,zynde een waar- achtig God naar zynen Vader, en waar- achtig m�nfch naar zyne moeder, dathy eene men&helyke, en redelyke ziele heeft geha.dff-.cn daar by een .lichaam, uit het lichaam van zyne moeder: dathy twee natuuren hadt, de Godlyke, en de menfchelyke, zynde echter maar een per- Zoon > een Zoon. een Heer; en dat hy, benevens den Vader en den Hk Geeft, de fchepper en maker van alle fchepzelen was Dat hy waarlyk naar,het vleesch hadt geleden, en eencn waarachtigen dood naar het lichaam was geftorven: dat hy verrezen was door eene wareopftandinge zyns lichaams, en door een waarachtige vereeniging van zyne ziele � met hetzel- \e lichaam, en dat hy aldus zal komen oordcelen levende en dooden. Ver- der moeft hy ondervraagt worden, of hy wel geloofde, dat het oude Teftamentj beftaande uit de Wet en de Profeeten, en het nieuwe., Teftament, dat is, de Schriften der Apoftelen, door ingeving van eencn en den zelfden God waren ge- fchreven, Dat de duyvei niet door noot- zaaklykheid van zynen ftaat, maar door zyne vrye wil verdorven is geworden, of hy ook niet voor zeker hicldt, dat wy
in
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
i<5o BESCHRYVING
in dit vleefch, 't welk wy nu dragen, en
in geen ander zullen opftaan, en dat 'ei een algemeen oordeel te wachten was, in 't welk ieder, voor 't geen hy in zyn lichaam gedaan hadt, gcftraft of beloond zal worden: of hy het huwlyk niet af- keurt, enden tweeden trouw niet ver- oordeelt , of hy het nuttigen van vleefch niet beftraft: of hy wel m kerklyke ge- sneenfchap met boetvaardige zondaren» die met de kerke verzoent zyn, wil le- ven, of hy wel gelooft,dat allezonden, zo wel erfflyke, als die wy zelve met ei- gene wille bedreven hebben, in den Doop vergeven worden. En eyndclyk, of volgens zyn gevoelen iemand zalig kan worden buiten de Katholyke kerk. Naar welk alles ondervraagt zynde, en wel onderrecht bevonden wordende, mocht hy tot BifTchop ingewydt wor- den.
Dit was noch een gebruik der oude
kerk, want die in de hiftoricn derzclvec kundig zyn, weten, hoe de BUTchoppen van de eerfte tyden omtrent hun leven, gedrag, en geloof onderzocht wierden,
felyk byMoriaus de Ordinationibus lib.l.
an gezien worden.
Wat de macht der Biflchoppen in 't
Geeftlyke belangt, dezelve was zo wel als die in t wereldfche bepaalt,en de mindere Gceftlykheid fchcen fointyds meer dan
de
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT.
de Bifichop te zeggen te hebben. Ant*
Mattheits de Nobilitate lib. III, Cap. i. zegt, dat hy niets konde doen in weer- wil van de Geeftly kheid, maar dat het inte- gendeel aan dezelve vryftondt alles te doen, zelfs tegen den zin van den Biflchopj dat de BiUchop voor de Geeftly kheid ont- boden zynde daar moeft verfchynen, en van de Geeftly kheid beteugelt konde wor- den , maar dat hy niet bevoegd was om een Kanonik, or Vikaris, die een preben- de bczac, zelfs niemand, die onder debe- fcherminge der Geeftelykheid was, voor zich te ontbieden, of recht hadtom hen te ftraffen.
't Is waar, volgens �ene oude inftellin-
ge waren de Biflchoppengehouden, wan- neer zy door den Deken in gewichtige zaken voor het kapittel beroepen wier- den aldaar te verfchynen, en in een brief van den Bifichop Conradus des jaars MLXXXV1IL ziet men, hoc het vaft gcftelt was,dat de grooteDeken, als 't hem oorbaar fcjieen, en de nood het vereiflchte, den Bifichop met de Aartsdiakenen en de ker- ken zoo van de ftadalsvanhet Sticht van Utrecht, voor het kapittel mocht ontbie- den , en de ontbodene gehouden waren te verfchynen; dit wordt by Mattb&n$ lib. II. cap. 39. noch met eenige oude brieven der kerke beveiligt, en hadt by- zonderlyk plaats, wanneer iemand eeni- 3- ge. |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVING
ge klachten tegens den Biffchop in te brert:
gen hadt, ofdathy eenige rechtsvorde- ring van hem verzocht.
Maar echter blykt hier noch niet uit,
datdeBiflchop gene macht gehadthebbe, om de Gecftlykhcid te beteugelen, gc- lyk Matthtus zoekt te bewyzen. De Geeu- lykheid hadt reeds meer dan eens Ihier- over met de Biffchoppen in verfchil ge- weeft:, en wilde onder zyne beftraffingcn. niet ftaan; welke zaakeindelyk zoo hoog liep, dat dezelve naar Rome voor, den Pauflyken rechtbank getrokken, en aldaar bepleit wierdt. Ieder trok zyne ftrcng tot groote verbitteringe der ge- moederen, en niet zonder ontftichtingc van den gemeenen man, zeer fterk. De Prelaten, en Kanoniken der vyf kerken, hielden by een gefchrift van het jaar MCCCLXIV. 'c welk by Matthtus de Nobil. lib. UI. cap. i. te vinden is, (laan- de, dat zy uit den inhoud van den eed der Biflchoppcn, (welke mede by den zelfden fchryver lib. II. cap. 45. gelezen kan worden) en uit de aloude gewoon- tens en huishouding der Utrechtfche ker- ken' gezien hadden. Eerft dat de Biffchop verplicht was den gewonen eed af te leggen, en dat onder denzelven ook begrepen moeft worden, zelfs 't geen niet uitgedrukt was, maar volgens de �ichikking ,v4a 't recta $&& toj feonde sc*
trok
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT.
trokken worden ; dat ook de Biflchop
geene Synodale wetten mocht mak en zon- der voorafgaande overweging en toeltem- ming des algemenen Kapittels; dat alle onderzoek,de flrafFe, de hcrvonr.ingdec zeden en gebreken van alleperfonen,zo van de genen, die in cenige waardigheid geftelt waren,als die eene Kanoniksdyof Vikary bezaten, mitsgaders allen anderen aan de Dekens en Kapittelen der vyf ker- ken toekwam, zonder eenige rechtma- tige tcgcnfpraak des Billchops, zelfs zon- der zynen raad, tocftemminge of mede- ftcmminge van noden te hebben. Dat de Biffchop door den Domdcken of deszclfs Vikaris tot een algemeen Kapit- tel ontboden zynde, daar gehouden was te verfchyncn,, en ieder, die recht van hem vorderde, na de bycenrocpinge der Pre- laten en Kapittelen der vier andere ker- ken, te wille zyn; dat ingevalle de bis- fchop driemaal ontboden zyndc verzuim» de de bovenftaande twee punten of een van beiden zonder cenig wettig belet, �waar van hy blyk moeit geven, te vol- brengen , dan zoude het Kapittel den Biflchop daarover by dcszelfs Ovcrftcn na- rnclyk den Paus of den Aartsbiilchopvan Keulen kunnen aanklagen en recht ver- zoeken : in 't vonnifien en ftraffen van leekcn moeft hy zelfs den raad der on- ns 's lands gebruik ho- L 2 ren, |
|
||
|
||||
|
||||
|
i64 BESCHRYVING
ren. Hy vermocht geeneKafteelen, land-
goederen.noch tydelyke rechtsbannca ver- panden, noch voor eenige j aren of gedu- rende zyn leven te leen uitgeven zonder toeftemminge der kerken, ook aan nie- mand het voorrecht toeftaan, om van geen kerkelyke perfonen gedagvaard of in rech- ten vervolgt te kunnen worden; dat de kerken en derzelver perfonen van het betalen der tollen en ongelden vry wa- ren: dat de Prelaten, Kanoniken, koor- tezcllen, en die verder tot de gemelde erken behoorden, door den Binchop niet mochten genoodzaakt worden om hun Verblyf te houden op eene andere plaats van zyn Bisdom, daar zy noch een ker- kelyk ampt bezaten, of voor hunne af- wezendheid geld te geven. Dat de Bis- fchop in der tyd op zulke plechtige dagen, als het van ouds gebruiklyk was gcweeft aan de Prelaten en Kanoniken der vyf kerken een maaltydmoeft geven, of hun de daar voor gewoonlyk verfchuldigdc penningen betalen. Dat de Officiaal van Utrecht van de kerken en derzelver per- fonen geen geld voor het zegel mocht nemen. Dat een Kaftelein op het flot te �iepenem aangefteld zynde, dezelve eerft zyn eed voor net kapittel moeft afleggen. Dat de Biflchop van de 'fcholiercn, koor- gezellen, of bezitters van kerkelyke pro- ven, die in de vyf kerken gcwyd wier- den, |
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT, ity
den, niets voor hunne brieven mocht
afvorderen. Dat geen Prelaatof Kanonik der genoemde kerken zich aan een levend pcrt�on door brieven of eeden tot nadeel van zyne kerke kon verbinden, en ie- mand zulks gedaan hebbende zoude voor altyd in het toekomende van zyne ftem in het Kapittel verfteken wezen, ja des- wegens vermoeden op iemand vallende, kon hy van zyn Kapittel of van deszelfs grootfte gedeelte, of ook van de gehecle Utrcchtfche kerk verplicht worden zich daarvan met ecnen plechtigen eed te zui- veren. De officieren, en Raadshceren, of die levery droegen, 't zy van den Bis* fchop, 't zy van iemand anders, moeiten uit het Kapittel gaan, als 'er over het ampt, of de perfoon des Biffchops, of van een ander gehandeld wierdt. Dat eindelyk de Bi�chop verplicht was de kerke, en kcrkelykc perfoncn benevens hunne goe- deren in de gerechtigheden en vrydom- mcn, welke zy van oudsgenoten hadden, te handhaven. En vermits het te laftig zoude vallen, indien alle de Prelaten en Kanoniken alle vergaderingen en onder- handelingen tot afdoening der gemelde zaken moeftenbywonen, benoemden en machtigden zy daartoe by den zelfden brict een Kanonik uit ieder Kapittel met belofte van goedkeuring van derzelver handelingen en fchadeloosftelling van 't L 3 geen |
|
||
|
||||
|
||||
|
t66 BESCHRYVING
geen zy by gelegenheid van het bovea-
uaandc mochten lyden.
in dit gefchrift wordt het recht der De-
kens en kapittelen zeer vergroot en de macht derBi�choppen naauw bepaalt,doch ons ontbreekt datgccn, het welk vandezy- de des Bislchops hier tegen ingebracht isge- wordcn,cn ongetwyffcld toe rtaving van de Biflchoplyke macht gcftrekt zal hebben. Dit weet men, dat in het jaar MCCCLXV. tusfchcn den Billchop Jan van Fer~ nenburg en de GedUykcn een verdrag is aangegaan, waarby partyen te kennen gaven, hoc tuflchen den voorgaanden Biflfchop Jan van Arkel aan de ecne, en de Prelaten en Kapittelen der vyf kerken aandeandcrczydc, ecnc grote tweedracht was gerezen, om dat de gemelde Bis- fchop van zynen kant zo uithef recht als ecnc oude gewoonte , en de Prelaten met de kapittelen van de hunne insgclyks uit eenc goedgekeurde, van onheugbarc tyden afonverbrekelyk onderhouden, en wettig verjaarde gewoonte, ftaande hiel- den, ieder voor zich zelvcn alleen en in 't byzondcr gcrechtigt te zyn gewccft, om de Kanonikcn, Vikarilen, en de perfoonen, die in vaftcn dienlt van de gemelde kerken waren, te bezoeken, ei> de vcreeringen, dewelke uit hoofden van zulke bezoeken opgebracht modten worden, te ontfangcn 5 om de zeden dier
per-
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 167
perfonen en der voornoemde kerken te
hervormen en te verbeteren; om de ge- melde lieden en derzelver ongebonden- heden, vergrypingen en misdaden ampts halven, naar de maat en hoedanigheid van de misdaad te ftraffcn, en kerkelykc vonnii�cn tegens hen in 't werk te ftcl- len; om dezelven geldboeten op te Icg-
fenj eindelyk om van alle zaken zoo
urgcrlykc als ftraffchuldige, welke tus- fchen hen voorvielen, of die tegen hen, of tegen de bedienden, en huisgenoten van de gemelde Prelaten, en Kapittelen, of genoodfchappen der gemelde kerken, ondernomen waren , of ondernomen mochten worden, ook naar de form der rechten, kennis te nemen, zelfs om de zaak als wettige rechters en onmiddelyk zonder door een ander voorgekomen te mogen worden, behoudens het gezag van den Apoltolifchen ftocl, te horen, te onderzoeken, uit te wyzen, en een vol- flagcnjahet hoogde rechtsgebied, om- trent de gemelde pcrfoonen, in de voor- noemde zaakcn te oefenen.
Dat, dewy l over deze zo tegen elkander
ftrydende eiflchen, een gefchil voor den Apoftolilchen ttocl gerezen was, en onafgedaan bleef, de gemelde BifTchop en Prelaten, overwegende, dat zodanige twe- dracht fchade, lallen, koften, en onge- ruuheid gewoon was voort te brengen, L 4 ge- |
|
||
|
||||
|
||||
|
i�8 BESCHRYVING
gcwenlcht hadden een bekwaam middel
daartegen uit te vinden, en ten dien ein- de niet elkander over een gekomen wa- ren, om het bewufte gefchil voor den tydt van dertig jaren in dien ftaat telaten, als het toen was, onder voorwaarde, dat gedurende deze opfchorf��nge partyen niets tot des anders nadeel zouden onder- nemen , en iets gedaan zyndc, krachteloos en vangener waarde wezen zoude. Daar- enboven beloofde de Bifichop de Prelaten, Kapittelen, GenoodIchappen, Kanoni- ken, Vikariflen, enz. der gemelde ker- ken in hunne vrydommen, voorrech- ten, gerechtigheden, en gewoonten, die zy tot noch toe gchadt en wettig beze- ren hadden, naar zyne kennis en vermo- gen voor te ftaan en te befchermen; de- zelve voor hen in 't toekomende onge- Ichondcn te bewaren, niemand van hen- lieden, tegen zyne rechten en gewoon- ten in het minfte te beledigen, noch in perfoonen of goederen te kwellen, 't zy met hen of ie mand van de hunne te van- gen, of jgcvangen tedoen zetten, en gc- kerkert te houden,die niet alvorens wet« tig van de opgctichte misdaad ofte onge- bondenheid overtuygt was, en men op ce- ne rechtmatige wyze geoordeeld hadt, dat de uitfporigheid der zaakc en hoedanig- heid des misdaads zulks vereifchte. Vcr- ders, dat de Biflchop gemelde Prelaten,
en
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 169
en Kapittelen of iemand van dezelvcri
in geenerly wyzeonbehoorlykzoude ver- drukken, of door anderen laten verdruk- ken ; maar integendeel hen handelen als een goedertieren Vader, en in hunne rech- ten, gewoonten, rechtsplegingen, voor- rechten, envrydommen, in welker be- zittinge de voorgemelde Dekens, en de Kapittelen der voornoemde kerken, ie- der voor 't geen de zyne aanging, zedcrt onheugclykcn tydt, gcweeft waren, en bevonden wierden gcweeft te zyn, naar zyne kennifle en vermogen te handha- ven , en voor te ftaan.
Dit verdrag was zekerlyk voordecligcr
voor de Geeftlykheid dan voor den Bis- ichop, doch het geeft geen bewys van het recht, 't welk de Prelaten en Kapit- telen voorgaven te hebben -, de Bifichop zoude hen handhaven in de rechten, die zy van oudsgenoten hadden,maar ditwas juift de zwarigheid, en de grond van het gantfchegcfchil. Het ichyntzclfsuitditvcr- drag, dat de Gecftlykheid het niet heeft dur- ven wagen om een vonnis van den Apofto- lifchen ftoelovcr hareeiflchen af te wach- ten ; want ditgcfchil was in het begin van 't jaarMCCCLXIV. tegen denBiflchop Jan <van Arkel begonnen, welke zyn recht in alles tegen de kollegiale kerken ftaan- de hieldt, zo dat hy zelfs voor het alge- meen kapittel ontboden zynde?, daar niet L J ver- |
|
||
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVING
vcrfcheen dan na het uitgeven eener ver-
klaringe, dat hy uit goede wille, en niet uit verbintenis verfcheen ; maar zyn opvolger Jan van Vernenburg was volgens alle getuigenis een zeer zachtzinnig en vreedzaam man, en hadt daarenboven noch zeer veele vyanden,zo dat het raad- iaamll voor hem" was wat toe te geven ; dit wiftcn de Prelaten en Kapittclen,zy had- den derhalven, indien zy goed vertrouwen op hunne zaak gefteld hadden, nooit bete- re gelegenheid kunnen voorzien om een gunftiger vonnis te verwachten dan in dien tydt, dat zy een Biftchop hadden, die toegevende van inborft was, en zulks noch meer om byzondere redenen moeft wezen; maar zy fchynen daar liever af ie hebben willen zien, en by een verdrag zo veel te bedingen, als zy konden; doch hoe veel zy daar mede gewon- nen hebben, en hoc verre de Biffchop- pcn zich aan dit verdrag of andere bepa- lingen geftoort hebben, kan uit de levens en daden der Utrechtfche Bis- fchoppcn blyken; ja deze zelfde Jan van Fernenburg , hoe veel hy ook be- looft en hoe naauw hy zich verbon- den fchynt te hebben, heeft, wanneer hy te Goor door zyne vyanden gevangen was
fenomen, ca zeftien duizend oudefchil-
en tot losgeld moeft geven, de penningen daartoe vaa ecnigc Utrechtfche Hceren
op-
|
|
||
|
||||
|
||||
|
OBR STAD UTRECHT, i/lt
«pgenomen,en verpandde daarvoor,vol-
gens Heda in deszelfs leven, de goederen van de kerke gelegen aan den Tflcl met het flot f 'o�lenh�, t'welk doen immers vol- ftrckt met de rechten der kerke (treedt. Het zoude de r halve zeer mocyclyk,en dan noch mifichien onzeker te bepalen zyn, hoe de macht der Biflchoppen, en die der Prelaten en Kapittelen volgens rechten tegen elkander overftondt, dc- \vyl men uit de handelingen, die ons bc � kend zyn, gevolgen willende trekken, dan den een dan den anderen meerdere macht zoude moeten toefchryven, wy zullen derhalvcn thans hier nictverdcc intreden, maar overgaan tot de onder- horigheid der Bisfchoppen van Utreeht,vol- gens welke zy onder den Aartsbiffchop van Keulen alsMetropolitaan geftaan hebben, 't welk na den dood van Wilhbrordas een begin fchynt genomen te hebben, want Paus Zachanas ftelt de kerk van Keulen. reeds tot cene Metropolkane ,cn ichenkt dezelve aan Bonifacius in een brief, wel- ke de honderd acht en dertigfte in order is onder de Brieven van Bsntj'acius 5 doch dezelfde Paus is hier naderhand wederom van afgegaan,heeftMcntstot eeneHoofd- kerk gemaakt, over dez;elve Bonifacius tot Aartsbiflchop geftelt, en Tongeren, Keulen, Worms, Spier s en Utrecht daar- aan onderworpen, volgens deszelfs brief
aan
|
|
||
|
||||
|
|||
|
.BESCHRYVING
aan Bonifacius ,te vinden by SerrariusUb.
III. Rer. Mogunt. en by^W/rrf/wNot.Eccl. Belg. c. 7. en elders. Doch korten tydt daar na heeft de volgende Biflchop van Keulen zich weder de Aartsbiflchoplyke macht over Utrecht aangematigt, waar over Bonifacius aan Paus Stephanus III. zich in een brief beklaagt; het blykt noch- tans niet, of de Paus hier �p geant- woord heeft, doch volgens den Schry- ver van Les delices des Paisbas torn. II.p. 380. zoude de Biflchop van Keulen in 't ongclyk geftelt zyn gcweeft. Het fchynt echter, dat de kerk van Utrecht, welke door gedurige ftroperyen uytgeput en ver- armt was, de Metropolitaanlche waar- digheid niet heeft konnen behouden; maar allengskens onder de kerk van Keu- len, die bloeyende en welvarende was, moeten buigen. Doch op wat tyd kan men met gcene volkome zekerheid zeg- gen, men ziet dat Baldricits, die om- trent het jaar DCCCXVIII. B�Tchopvan Utrecht is geworden, door den Aarts- biflchop van Keulen bcvettigt en gcwyd is geweeft en hem voor zynen Metro- politaan erkend heeft, ja Alfridtts in het le- ven van den H. Ludeerus Cap. 2. N. i<5. ichryft, dat de Biflchop Albricus de Bis- fchoplyke inwyingcn van dien Biflchop in de ftad Keulen ontfangen heeft, zo datdcB�Tchop van Keulen ai omtrent het
jaar
|
||
|
|||
|
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
STAD UTRECHT. 173
|
||||||||
|
|||||||||
|
jaar DCCLXXX. Mctropolitaan der ker-
ke van Utrecht moet gewceft zyn. En na Willibrordus tot Frederik Schenk toe, dat is tot het jaar MDLXI. heeft de kerk vanU/mfojgeenen Aartsbiuchopgehadt, maar eerft onder Bonifacius Aartsbiflchop van Ment s , vervolgens onder de Aartsbis- fchoppen vwKeale» geftaan, welke dezelve nu en dan vry laftig vielen , zoo dat hun de B�Tchoppen en kerken van Utrecht ge- zamcnderhand ipmwylen wederftand geboden hebben, waarvan de voorbeel- den in de gefchiedenifl.cn en oude hand- f�iriften te vinden zyn. in 't algemeen fchynt dit Bisdom zo met binnen als buitenlandfche gcichillcn uicctkntydgc- worftclt te hebben. |
|
|||||||
|
|||||||||
|
![]() |
|
|||||||
|
|||||||||
|
||||
|
«74 BESCHR.YVIN�
IX. HOOFDSTUK.
Behelzende een�ge z,aken, de leven f
en daden der fytrechtfche Bis-
fihoppen -van JVillibrordut
af tot 'D�derik II. toe,
aangaande.
NA dat r�ftbrecbt of Wicbert om:
trcnt het jaar DCLXXXX.in/>/*� Jland was aangekomen om het H. Euangelie aan de heidenen te verkondi- gen, is hy na vruchtloozcn arbeit vaa twee jaren weder naar zyn vaderland gc- keerr.Doch is deze zaak zeer bevordert, door den oorlog, welke kort hier aan fipya van Her ft al, Opperftaatsman des Konings van Tfrankryk, Radboud ten. Ko- ning ot Vorft der Friezen aandecdt, waarin hy denzclven door de wapenen de ftad U' trecht, en een goed gedeelte van Frif- jlandy waar onuer het tegenwoordige Hollandtozn. ook begrepen werdt, afnam, zo dat Radbout de vlucht nemen, en ee- nc fchuilplaats in Ooftfritfl&nd zoeken mocft. De Abt Egbert deze blyde tyding horende , was aanftonds bezorgt om ee- nigc bekwame mannen byeen te zame- len, en aan de overwonnene Friezen pn- dg: bcichetft�i^e vaii dcu Verft Pipyn |
|
||
|
||||
|
||||
|
STAD UTRECHT. 17$
het Euangelium te' laten verkondigen.'
Hy koos dan volgens de meefte Schry- vcrs hier toe twaalf geleerde en Godvre- zende mannen uit, waarover hy Willi- �rordus tot overften en leitsmah ftcldc. Deze was geboortig uit Northumberland en van Saxifcbe alkomft. Zeker onbe- kend Schryver,door Mattbttus in het IX. deel zyner Anale&a in 't licht gegeven, fchryft bladz. 5. dat hy van Engiflus Ko- ning der Ncderfafl�n afkomftig was, �welke met zynen! broeder Horfus omtrent het jaar CCCCXVI. of volgens Beda \. B, 15. Hoofdft. in het jaar CCCCXLIX. op verzoek van den Engelfchen Koning Wur- tigernus uit Saxen of friesland met eeni- ge fchepen en volk tot deszelfs hulp naar Engeland* overgeftoken zoude zyn. Wat de opvoeding en jeugd van Willibrordtts betreft, daar van kan men by die genen, die deszelfs leven van ftuk tot ftuk befchrevcn hebben, genoegzaam vinden: wy zullen tot de komft van Willibrordut en zyne medegezellen uit Engeland ia Friejland overgaan j deze wordt by veelen,en onder anderen by Beka, Heda, als mede by den Schryyer door Mattb&HS uitgegeven, op het jaar DCLXXXX. geftelt, doch waarop men zoude konncn aanmerken, dat Beda die in den zelfden tyd met Wittibrordus gc-
leeft
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
I76 BESCHRYVING
keft heeft, inzyn V. B. u. Hoofdft.
van hem fchryft, dat hy met zyne gezel- len in Friejland gekomen , en zich by P/'- wWHcttovan/^n/tfvervoethcbben- |
|
||||
|
||||||
|
dc , met blydfchap ontfangen is , en dat die
Vorft , dewyl hy kort te voren het aan deze zyde van den Rhyn leggende Friejland vermeefterd hadt, hen daar naar toe ge- zonden heeft om te prediken : deze over- winning nu van Radboud door Pipy» is ecrft in het jaar DCLXXXXIV. voorge- vallen, volgens het getuigenis van Sigf- bertus, en zelfs van Heda^ doch Beka ftelt ze een jaar vroeger. Met de twee ecrftc komt ook over een Melis Stoke in zyne Rymkronyk. |
|
||||
|
||||||
|
3Bant $nppnn ban
�Dir 't fbrect ban lD?.v.5hcctc Dcorrlj l?i gab orlogfycn gljfnorc�j fjf 3?)cn �oboubc Oob� biant ©ie ^ertog bja� ban ®;frf!ant ^>o bat jfjf ne brr�jan met eren gn 't fncarnatfon on^ peeren &s$ �onDert tnegfntfs�) en biete.
Na welken tyd hy verder zegt , dat
Willibrord door Pifjn is gezonden om de Heidenen te bekeeren j men zoude zulks noch uit meer Schryvcrs kun- nen bcwyzcn, doch wy zullen ons vcr- |
|
||||
|
||||||
|
|
|
|||||||||
|
|||||||||||
|
STAD UTRECHT. 177
|
||||||||||
|
|||||||||||
|
noegen, met het geen Klaas Kolytt
n de zending van Willibrord en des- Ifs komfte in het 381. vf. van zync ymkronyk fchryft; |
|
|||||||||
|
|||||||||||
|
ban
43fpicUct ban §>int l
<&f ®�PPljn/ alfe !)�
Sant in �areneg ong
&r £ (jon�cjt en negontfeg tofrje
' -
Welk tegenftrydig fchynende verhaal
er Schry veren zeer wel overeentebrengeri s, met teftellen; dat Willibrord twee rei- gen uit Engeland herwaarts gedaan heeft, ;elyk zulks, uit het geenby goede Schry- ers gevonden wordt, aftenemen is: Want |
|
|||||||||
|
|||||||||||
|
w/V#w,inhet leven \M\Willibrord, I.B.p.
ioofdft. dathy nietgevreeft heeft by Rad*
oud den Koning der Friefen te gaan,
velke hem ook wel zachtzinnig ontfing,
och zich niet wilde bekecren , waarom
'�llibrord, ziende hier niets te kunnen
itvocren, zich naar de Decnen begeven
eeft, om onder dezelve hetEuangclium
� prediken. Eensdeels fchynt hier uit te
olgcn ,dat Willibrord deze reis onderno-
nen heeft, zonder verzekering der bc-
chcrminge van Pipyn , derhalvcn voor des-
rclfs over winning op Radboud; anderdeels
«lykt het nergens uit, dat deze Biflchop,
M «a
|
|
|||||||||
|
|||||||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
BESCHRYVING
na dat hy door Pipyn gezonden, isgewceft
om de Friefe» te Iceren, zich wederom naar de Deenen begeven heeft; hy moet daarom voor dien tydt noch eens verzocht hebben gehadt,wat hy by deFncfenkon- dc uitvoeren. Daarenboven meldt Heda in het leven,van Willibrord uitdrukkeiyk van dcszelfstwce reizen herwaart gedaan, de cenenamelyk in het jaarDCLXXXX. wanneer Radboud noch in het bezit vanU- treckt was, de twcdc vier jaren daarna, toen die Koning der Frieftn door Pipyn- uit het aan deze zydedes Rbyns leggende fnejlattd Verdreven was.
Geen kleiner verfchil is 'er over de
plaats, waar dees eerftc Aartsbiflchopvan Utrecht, toen hy herwaart kwam om aan de Friezen het Kriften geloof te predi- ken, geland zy. E enigen ftellcn, dat zulks te Katwyk gefchiedt zy, onder wel- ken Matthtwdc Nobil. lib. II. c.^.Pars in zync Kativykfcbc Oudheden. §. 2. en andere, beroepende zich op Alcuinu^ daar hy in het 6. Hoofdft. van het leven van Willibrord zegt. Vir Dei cwn focus na.'uiga'vit, donec profper o eurfft ad oftia Rhetti Fluminis vela depofuit,. ibiyte opta- ta telluris ftattone refocillatifunt, & mox ad Caftellum Trajc�ium, qttod i» ipfa fluminis ripa fitum efl,pcrvenerunt. �Dat � deze man Gods met zyne reisgenoten � tot aan den mond des Rhynf is gevaren
en
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
DER STAD UTRECHT. 179
� en daar de zeilen geftreken heeft, dat
� zy door deze aangename landing vcr- ;,, kvviktj en kort daaraan te Utrecht, 't ,, geen op den oever van die rivier ligt , � gekomen zyn". Ik heb geen meer bewys voor dat gevoelen zien by- brengcn, noch zelf kunnen .ontdek- ken.
Ryckiusin. zync aantekeningen op Ta-
citus Gclchied. IV. b. 1 5. Hoofdft. zegt, dat fommige menen , dat hy te Egmond zoudegeland zyn 5 van dit gevoelen isCor- nelius Aurelius Lib. H. Batav. miflchien op dat zelve bewys. -�* �
Anderen getuigen, dat Willibrord eerft
te Weftkappele aangekomen is , onder wel- ke zyn KI. Kolyn inzyheRymkronykvH 38". >�� '
1
CnttellDfsfta�iIe f)p bont .
«�fn (�o�fe i�o�in a.inbrbcit na Fjcp�enfe jetnen
s Stoke in zync inleiding'.
Cot U3f|�cappdfn/ Dat l |
|
||||||
|
||||||||
|
Eindelyk vindt men in h�t f. Hoofdft.
van 't leven van Willibrord door Theofri- dus befchrcven, dat hy het ecrft inde ha- ven van Gravelinge ecnc zeeftadt , en van daar te Utrecht is gekomen.
Deze zo verfchillcnde gevoelens zyn
M a cch- |
|
||||||
|
||||||||
|
||||
|
i8o BESCHRYVING
echter noch wel met elkander over een
te brengen, als men ftelt, dat Wtllibrord de ecrfte reizc, wanneer hy met zync reisgezellen uit Engeland herwaart over- ftak, te Katwyk of Egmond, en voorde t wede keer hier naar toe komende, te Weft- Ttappele gelandt is. Doch hier mede zul- len die genen, welke (taande houden, dat 'er nooit een Rhynmond tcKatwyk^c- weeft is, niet te vreden zyn, en te min- der, daar het bewys voor de Landing te Katwyk ofte Egmondzccs duiftcris. Dit is zeker, dat het niet kan ontkent wor- den , dat Willibrord aan de Zecttfche kuft felandt is; de bcwyzen daarvan zyn te laar. 't Is waar Theofridus verfchilt we- derom van KI. Kolyn en Melis Stoke, doch zy blyven alle drie in cene ftreek, en het is niet onmogelyk noch onwaar- fchynlyk, dat Willibrord het ecrft met zyn fchip is gekomen aan de Vlaamfche kuft, want de plaats daar thans de ftad Gravelinge gebouwd is, heeft van oude tyden den naam van Willibrords veld ge- dragen; zckorlyk om dat hy daar of ge- landt is, of gepredikt heeft (i), hier van
daan
O) Hoe deze naam van Gravelingt by Tbeofndus
ge vonden wordt, heb ik niet te recht kunnen be- grypen, want deze Schryver wordt gemeenlyk ee- fteM geftorven te zyn in het jaar MCX. ziet Ou- dim Cemmmtarius de Stript. Eed. antij. tem. z.p. 949. |
|
||
|
||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
DE* STAD UTRECHT. 181
daan kan hy licht tot aan Wel�kappcle de
kuft langs gezeik zyn, 't welk miffchien, alleen maar door Kolyn en Stoke is ge- noemt, om dat dit de eerfte plaats der Friefen was, daar hy kwam.
Een derde verfchil Willibrord rakende
is over de tyd van deszelfs rcize naar Ro- men, en zyne inwyinge tot Biflchop door Sergitts. Volgens A. va» Buchel in zync Aantek. op Beka ftelt Marianus, die op 't jaar DCLXXXXIV- Herm. Contra£lus drie jaren vroeger, Sigebert van Gent- blours op DCLXXXXV1I. Maar zouden dezen wederom niet ten naaftcn by ovet een te brengen zyn, wanneer men met Beda V. B. 12. Hoofdft. aan Willibrord t gclyk hy tweemaal uit Engeland hier is gekomen, zo ook twee reizen naar Ro~ men toe fchreef ? dat by de ccrfte zyn oog- merk alleen gewceft is, om van PausJVr-
jfittt
*
en Fuppens Bibl. Belg. p. 1130. de ftad Gravelitt'
p,e daarentegen is ecrft in het jaar MCLX. door Tbiery van Elfniien gebouwt, op het veld van den H. Willibrord, en ctrftgenoemt de nieuwe have, en, namaals Gravslinge, volgens de Kronykvan yiarmde- ren op dat jaar: dtze naam is derhalve naar alle waar- fchynlykheid byTbeafridus door eene latere hand inge- voegt,of men moeit ttellen, dat het jaargetal .van de �ichting van Giavelin^e miffchreven was, namelyk ii�o. in plaats van 1106. doch de met elkande- ren overe�nftemming vanSanderus, Mare bant, Guic* ciurdin enz. laat zulks niet toe te denken. |
|
||||
|
||||||
|
||||
|
i8z BESCHRYVING
gius verlof te erlangen in deze landen te
prediken, en daartoe met dcszclfs zegen afgezonden te worden; dat hy de twedc ondernomen heeft, na dat hy ccnigen tydt hier gewerkt hadt, om door de aan- beveling van I'ipyn by den zelfden Paus de Biflchoplyke of Aarrsbifichoplyke waardigheid te verzoeken, gelyk hy die ook verkregen, en den naam Clemens ontfangen heeft.
Noch wordt 'er onder de Schryversgc-
twift, over den tydt van deszclfs afikr- ven, want volgens van Buchel in zync Aantek. op Beka biadz. 13. wordt hy by Molanus in de lyft der Nedcrl. Heiligen geftelt overleden te zyn in het jaar DCCXXXVi. waarmede Meycr in zyne jaarboeken van Vlaanderen en anderen overcenftemmcn. Ubbo Emmius in het IV. boek van zync Gcfchied. fchryft, dat hy cerft in hctjaar DCCXXXXV. geftor- vcn zoude zyn. Theofridus Abt van Ep- ternach in het leven van dezen Aartsbis- fchop bcpaaltzyn dood opDCCXXXIX. \vaarmcdeook Mir&us in zyne Jaarboe- ken en and eren overeenkomen. En is de- ze rtclling ook het beft met goede gc- tuigcnilTcn te ftcrken. Want Willibrord is volgens Alcuinus in deszclfs levens bc- fchryving j. Hoofdft. in zyn drieendertig- fte jaar naar Friejland overgeftokcn, en dit zyne ecrfte reizc zynde, kan en moet
de-
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
-------------------------
|
||||
|
|||||
|
DHR STAD UTRECHT. 183.
dezelve op ;t jaar DCLXXXX. geftclt'
worden; hier heeft hy in het geheel volgens den mccrmaalcn aangehaaldcn brief van Bontfacius aan Paus Stephanus vyftig jaren gepredikt, en is naar het fchry vea van Alcuinus in zyn II. B. 24. Hoofdft. na dat hy ruim een en tachtig jaren bereikt hadt, gcftorven, zodat de- ze tydrekening met de ftel�ng van Theo- fridus zeer wel overeenkoomt Boven dien is het te denken, dat de laatftgenocm- dc Schryvcr in zync Abdyc, welke door Wtllibrord zelf gcfticht was, daar ook wel ccnig bericht van hem zal gevonden heb- ben, zo het ergens te vinden was.
Wy zouden hier noch anderegcfch�-
len , den dag van zyn ovcrlyden, en de plaats van zync begraving betreffende kun- nen laten volgen, doch de kleine aange- ] egenheid van het eerfte, als niet tot de tyd- rekening of opheldering der lands gc- fchicdenis kunnende by brengen, en de on- vcrfch�ligheid van het twede, laten niet toe, dezelven in dit kort beftek te plaatzcn. Wcshalven wy hier omtrent zo als aan- gaande het gehele leven van dezen Aarts- bi�chop den Lezer wyzen naar de Bcfchry- vers van 't zelve, als naar Beda in zyn V. B, il. en 12. Hoofdft. Alcuinus, Theofri- dus Abt van Epternacb, Sekat Heda, den Schryvcr van het £ata<via Sacra, en an- deren.
M 4 Na
|
|
|||
|
|||||
|
||||
|
i$4 BESCHRYVING
Na Willibrord wordt Bonifacitts door
Sekay Hcdayja» Gerbrandz, van Leiden, R. Snoy, Hamconiust Barlandm,£\\ meer anderen, tot opvolger in dit Aartsbisdom geftelt. Doch latere Schryvers, als Bos- fchaarts, Mabillo» enz. houden ftaandc, dat Somfaeius nooit aan Willibrord als wezentlykc Aartsbiflchop van Utrecht opgcvolgt zy, of daar zyncn vaften zetel gehadt nebbe; enzekcriyk fchynen deze door de echte ftukken en oudftc Schry- vers gefterkt te worden. Doch zy zyn het weder met elkander niet eens, wie dan die plaats bekleed heeft. Want 'er worden niet min dan vier perfbncn daar- toe opgegeven, waarvan ieder zynevoor- ftandcrs heeft. Wy zullen eerft trachten te tonen, dat Bonifacim geen navolger van Willibrord ge weeft is, en vervolgens onderzoeken, aan wien die rang toekomt.
Voor ecrft dan zegt Boni f a dus in een
te voren meermalen aangchaaldcn brief aan Paus Stepbanus :Willibrorda$in Caflel- lot quoddiciturTrajecium, praedicans us- que ad debilem fenectutem permanfit, & ]�bi\co�pifcopurn adminijlerium implendum fubftituit crfnitis longacvac vitae diebut i» face migravit ad Dominum. Princeps autem francorum Carolomannus commen- davit mihi fedem il lam ad conjlituendum Epifcopum; quod & feci. � Willibrord is � in den burgt Utrecht genocrat, tot in |
|
||
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT. tSf
£ zyncn zwakken ouderdom blyvcnprc-
� diken, een Hulp-Biflchop by zich ftcl- ^ lende om den dienft waar te nemen, en � is na het einde van een lang leven � naar den Heer verhuift. Waarop Kar' � lorna» de Vorft der Franke», my dien � ftoel heeft aanbevolen om daar een � Biflchop aan te ftellen, gelyk ik ge- � daah heb". Waar uit het klaar blykt, dtt^Bontfacius toen al in eene waardig- heid was, die de Aartsbiflchoplykcyan 17- trecht overtrof,als mede, dat hydie niet voor zich zclvcn verkozen, maar een an- der daarmede voorzien heeft.
Ten tweden fchryft Annalifta Saxo op
het jaarDCCXXXXl.£o temporeBonifacius �vir SanEiijJ�mus, apraefulefedis Apo/tolicac JMogontiacae civitati Metropoli Germani- cae Archicpifcopus ordinatus eft. � Dat � ten dien tydc de zeer heilige man Ba- n nif'acius door het hoofd van den Apo- � ftolifchcn ftoel tot Aartsbiffchop over ^ Ments een hoofdftad van Dttitjcbland � is aangeftelt". Hier zyn nu maar twee jaren tuflchen den dood van Willibrordtn. deze aanftelling, in welken tuflchen tydt Bonifacius Biflchop van Uirecht zoude moeten geweeft zyn, het welk nietwaar- fchynlyk is; boven dien vindt men in de Legende van Bonifacius 17. Hoofdft. aangchaalt in de Vaderl. Hift. I. Deel bladz. 385. dat hy door Karcl Martel in M J 'tjaat |
|
||||
|
||||||
|
||||
|
i8<5 BESCHRYVING
't jaar DCCXXXVII. met het Bisdom
van Ments reeds beichonken zoude zyn. Biflchop nu van Ments geworden zyndc konde hy het andere Bisdom niet ver- krygen, wordende in dien tydt den regel, dat een perfoon geen twee Bisdommen mocht bezitten, ftiptelyk onderhouden, en is zulks zo veel te meer van Bonifa- ciustc denken', welke zo zeer dcih acht- ncming van de regels der kerke, en goe- de tucht arbeidde, gelyk men uit zync brieven, en ten dien einde gehoudenc kerkvcrgaderingen kan afnemen.
Ten derde merkt Bo/chaarts in zyne
honderd en vyftigite verhandeling over de ecrftc Apoftelen van het oude Friesland aan, dat Bonifacius na WillibrordsAood zel- den of nooit te Utrecht gewecft is, zulks uit Serarius en Mirtus aantonende; wel- ke, langdurige afwezcndheid insgelyks te- gen de kerken orde ftrecdt; ook zoude de ftaat van het Utrcchtfchc Bisdom, daar zo vcele zaken te doen waren, zulks niet toegelaten hebben.
Om deze twee laatftc zwarigheden
wegtenemen, (lelt Ant. Pagi Torn. III. Critic. §. 10. ii. p. 297. dat Bonifacius eerft in het jaar DCCL1II. na het Aarts- bisdom van Ments aan Lullus afgeftaan te hebben, dat van Utrecht aangenomen heeft, 't welkzedertde dood van Willi- |
|
||
|
||||
|
|||||
|
--------------------------
|
||||
|
|||||
|
STAD UTRECHT. 187
brordus Om de hardnekkigheid en wcer-
ftand der Friefen tegen het Kriften ge- loof veertien jaren hadt opengeftaanj doch dit is mede niet te denken; want Bonifacius aan Paus Zacharias in een" brief by Othlonus in het leven van dien Aartsbifichop II. Boek I. Hoofdft.. ver- zocht hebbende, om, volgens belofte van Gregorius III. in tegenwoordigheid van dezen Paus gedaan, met deszclfs toeftem- ming, wegens zynen ouderdom en li- chaams zwakhcid,ecn' bekwaam man over de kerk van Ment s te mogen ftellen, is van dien Paus in een van 't jaar DCCXXXXVIII. brief by denzelven Schry ver II, boek p. Hoofdft. geraden Om dien zetel doch niet te willen verlaten; waarom het niet waarfchynlyk is, dathy zelfs noch enige jaren daarna een ander Bisdom zal aanvaardt hebben; integen- deel heeft hy alles aangcwendt om van zynen arbeid verlicht te worden, gclyk hy eindely k zulks van den Paus verkregen heeft, het zelve verdcrs door voorfpraak van fulradu^ Abt vznSt.Denys, ook by den Franjchen Koning Pipyn verzoekende, die hem dit mede inwilligde, waarvoor hy dien Koning in een' brief, w elke de hon- derd vierde onder de brieven van Bonifa- cius is, daar voor dank zegt, en hem een eeuwig loon in den hemel wenfcht, om dat hy de goedheid hadt gehadt, van
zyn
|
|
|||
|
|||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
188 .BESCHRYVING
zyn verzoek tocteftaan ,en hem in zynen
hogen ouderdom en zwakheid te troo- ften. Wie kan nu met \Pagi noch den- ken, dat hy naderhand Bifichop van U- trecht verkozen zoude hebben te zyn, wiens poft, wegensde hardnekkige en me- nigvuldige heidenen, ruim zo zwaar als die van den Aartsbiffchop van Ment s was? Hy zoude daarenboven met recht gefche- ncn hebben den fpot te dryven en met den Paus en met den Koning. Deze re- denen komen my zwaar genoeg voor, om Bonifacius niet onder de Biffchoppen van Utrecht, dat is, onder de zodanigen, welker hoofdzetel en gewoon verbiyf te Utrecht was, te ftellen.
Laat ons nu verder zien, wat die ge-
ne, welke van een ander gevoelen zyn, tot ftavving daarvan bybrengen. Voor eerft beroepen zy zich op een' onbeken- den, die het leven van EonifaciusbefchK- yen heeft, en door de Bollandiften in 't licht gegeven is, deze zegt, inhettwede Hoofdft. � Dat, na dat de H. Bonifacius veel � tyds den Hecre te Ment s gedient hadt, � hem door den Heiligen Geeft, die hem � alles gewoon was te openbaren, de dood � van den Aartsbiflchop Willibrordus be- � kend is gemaakt, en hy daarop aanftonds � langs de rivier den Rhyn te icheep naar � Utre e ht gevaren zoude zyn". Ten ande- ren |
|
||||
|
||||||
|
||||
|
STAD UTRECHT. 189
ren brengen zy een tweeden onbekenden
Schryver, insgelyks door de Bollandiften uitgegeven, by, welke inzynzcsdeHoofdft. zegt. � Dat Bonifacius na Wtllibrords � dood langen tyd in dat zelve Bisdom � is gebleven, het voedfel des Goddely- � ken woords aan het wrede Friefchc volk � vriendelyk uitdelende, en de gronden � des geloots, welke Wil�brord begon- � nen hadt te leggen, verfterkende". Wat het bewys uit den cerften Schryver gehaalt betreft, ik kan niet zien, dat men zich veel moeite behoeft te geven om zulks te wederleggen, vermits 'er niets meer uitgetrokken kan worden, dan dat Bonifacius na den dood van Willibrerd naar Utrecht is getrokken, maar daaruit blykt niet, dat hy tot Bil�chop in Willi- brords plaats is aangeftelt, noch van den Paus nochvznCaroIomamus, men kan 'er zelfs niet uit aantonen, dat hy 'er enigen Priefterlyken of Bifichoplykcn dienft ge- daan heeft; maar boven dien, is Bonifactus, volgens 't geen Bo/chaarts ter boven aan- gehaalde plaatfe uit Serarius en Miraeus aangetekent heeft, in 't jaar DCCXXXIX. in 't welk Willibrord geftorven is, bezig geweeft om als Aartsbiflchop, en Gezant van den Apoftolifchen ftoel Beyeren in vier Bisdommen te verdeelen;welkwerk hy niet verlaten zal hebben zonder ordec of verlof van Rome daar toe te hebben;
't welk
|
|
||
|
||||
|
||||
|
190 BESCHRYVINQ
't welk ruim zo zeker is als de voorgegc-
vene openbaring, op welke die reis zou- de ondernomen zyn.
De twedc plaats komt nader by en zou-
de ten minften tonen, dat Bonifacius na den dood van » illibrord deszelfs werk verricht hadt ? doch ik make geen zwa- righeid om het getuigenis van dezen Schryvcr ten eenemaale te wraken; want, wanneer men met hetuithembygebrach- te vcrgclykt, 't geenhy zelf in zyn vyfde Hoofdft. zegt, dat namelyk Bonifacius den dood van Willibrord verftaan hebben- de tcrftond deBiflchoppen en verdereGeeft- lykheid by elkander zoude geroepen, en met derzelver toeftemming zich een op* volger in het Aartsbisdom van Ment s ver- kozen hebben, waarop hy naar Utrecht tcvaren zoude zyn, dan zal men bevinden, at 'er op dien Schryver geen ftaatte ma- ken is; want, naar deszelfs voorgeven, heeft Bonifactus zyn Aartsbisdom van Ments verlaten na den dood van Willi- brordtts:, kon hy dit nu op eigen gezag doen? hadt hy hier geen' Paus in te ken- nen? is niet te voren uit een echten brief van Bonifacius aan Paus Stephanus des- zelfs verzoek, om van den l aft des Bisdom s ontflagen te worden, aangetooiit, en uit eenen anderen des Paufl'en weigerend antwoort, in 't jaar zeven honderd acht en veertig gegevea, bygebraclic ? Hy moet
«Un
|
|
||
|
||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
D�R STAD UTRECHT. 191
dan toen, ja zelfs noch cenigen tyd daar-
na Aartsbiflchop gebleven zyn. Hoe kan hy dan na den dood van ttillibrordKe&t dcnftoel van Mem s verlaten hebben? Of moet men i�illibrord omtrent het jaar zeven honderd en vyftigftellen geftorvm te zyn? en zal het v,prcn gegeven bewys, dat Bonifacius na zyn' afftand van het Aartsbisdom van Ments waarfchynlyfc geen ander zal noch kan gezocht heb- ben , van gcener waarde wezen ?
Eenderde bewys zoekt men te halen uk
een brief van den Koning Pipyn des j aars zeven honderd twee en vyftig.waarindc giften van Pipytt van Herjial, Kar el Mar- tel en Carolomannui aan de kerk van U- t r echt bevefligt worden, en over dezelve Bonifacius den Aartsbiflchop het opzicht toevertrouwt wordt. Indien men hier uit wil befluiten, dat hy plaats bekleden- de Aartsbiflchop van Utrecht gcweeft is, moet men wederom ftcllcn, dat hy of zulks geworden zy na afftand van't Aarts- bisdom van Ment s, of twee Aartsbisdom- men te gclyk gehadt hebbc, ik geloove, dat,het even onaannccmlyk is, welk van beiden men ook kieze. Is het niet veel waarfchynlyker, (de echtheid des bricfs, die anders in twyfel getrokken wordt, eens ondcrftelt zynde) dat aan Bmifacius het opzicht der goederen toevertrouwt, en hy in een'anderen brief, mede van Pijy»
en
|
|
||||
|
||||||
|
|||||
|
�
|
||||
|
|||||
|
ipz BESCHRYVING
en in't zelve jaar gegeven, opzkner der
kerke van St. Mar t en gcnoemt wordt, om dat hy als Aartsbisschop van Ments naden dood van Willibrord het befticr en de befchikking der Utrechtfche kerke hadt ? de zelve was hem reeds door Caro- lomannus gegeven, zelfs om daar een Bis- fchop aan te ftellen." Pipy» beveftigt dit te gclyk met de giften door zyne voor- zaten gedaan. Ik oordeelederhalvcn,dat ook alle andere plaatzen,waar Bonifacittt als Aartsbiflehop, Biflchop of opziener der Kerke van Utrecht, na den dood van Willibrord voorkomt, op deze w yze moe- ten verftaan worden, en ik meene, dat de bygcbrachte bewyzen zulks genoeg aan de hand geven. Wil men dezelve niet aanneemen,dan moet men tenmin- ften van de andere zyde klaarder aantonen, dat hy door Carolomannus gelaft zyndc een Biflchop in Willibrords plaats aan te ftellen, zich zei ven daarmede voorzien heeft, en dat de uitdrukking van Bonifa- «#*zelven,inzyn brief zanZacharias, daar hy zegt zulks gedaan te hebben, zo eenc vertaling en zin lyden kan. Tentwcden, dat hy ten tyde van Willibrords overly- den niet alreeds Biflchop van Ments is ge weeft, en zulks niet kunnende doen dan ten minften dat hy of het zelve voor 17- treebt verlaten, of twee Bisdommen te gclyk bezeten heeft? En eindelyk of hem
plaats
|
|
|||
|
|||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 193
plaats bekledende Bisfchop van Utrecht
zynde, vrygeftaan zoude hebben om zo dikwyls en zo langen tydt uit zyn Bis- dom afwezende te zyn, als Serarius en Mir&us bcwyzcn , dat hy geweeft is, of anders de ongegrondheid van het voorge- ven dier twee Schry veren, uit betere be- wyzcn aan te tonen.
Hier mede zullen wy dit gefchil laten
beruften, Bonifacius voor als noch niet onder de Biflchoppen van Utrecht (lel- lende. Maar dan doet zich weder eenc rricuwe zwarigheid op, wie doch door Bonifacius inWittibrorasphatstotBiiTchop van Utrecht aangeftcld zy, en worden door de verfchillende Schryvers niet min dan drie, of zo men wil, vier daar toe genoemd, Edanus namelyk, of Dadanns9 Adulphus^Eobanus^Coebanus en Grego- rias, van welke ieder zyne voorftanders heeft.
CharlesleCointe in Annal.Eccles.Pran-
corum. op het jaar DCCXXXX11. num. 45. meent, dat Dadanus, van wien inde kerkvergaderinge van Duitjchland, door Bonifacius in het laatftgcnocmde jaar ge- houden , gewag gemaakt wordt, ten. eer- ften na den dood van Willibrord door dem zelfden Bonifacius, volgens den laft hem door Carolomannus gegeven, tot Biflchop van Utrecht aangefteldt zy; zyn gevoe- len daar alleen op grondende, dat ge- N mei- |
|
||
|
||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
194 BESCHRYVING
melde kerkvcrgadering bcftaan heeft uit
de Biflchoppen zo wel van Neder als Hoog-Duitfchland, voor zo ver het on- der de macht van de Koningen der Fran- ken was, en dat aan dien Dadanus geen' anderen Biflchoplyken ftoel kan toege- �chreven worden dan Utrecht. Doch wie ziet niet, dat dit ecne al te lofle gifi�ng is, en dat Dadanus wel een van de Bis- fchoppen van Duitftkland aan gene zyde van den Rbyrt, welke Regionarit genoemt worden, en in die kerkvcrgadering ook tegenwoordig waren, gcweeft kan zyn, zo als de geleerde Pag�'Iom. III. Critic. pag. 297. aanmerkt, en waarom wy ook geen grond genoeg vinden den zelvcn tot opvolger van Willibrord te boek te zetten.
Henfchenius, en Papebroek in Ad. SS.
torn. 1. menlisjunii pag. 455. en Molanus in Naral. SS. Belg, pag. 122. geven ons ee- nznAdulfas tot opvolger van Willibrord^^ brengende tot ftaving van hun gevoelen by, dat gemelde Adulfus in het leven van den H. Botulfus torn. 111. Att. SS. Ord. Bcned. $. 3. uitdrukkelyk gezegt wordt, tot de hoogfte waardigheid in de kerke van Utrecht ingcwydt te zyn, en dezelve met de vcreifchte naarftigheid waargenomen te hebben. Hier tegen merkt Mabillon in zyne aantek. voor het leven |
|
||||
|
||||||
|
||||
|
STAD UTRECHT. -195
telyk aan, dat Adttlfus nog voor Willi-
brord geleefd heeft, en het dus niet waar - fchynlyk is, dat hy dcszelfs opvolger ge- weeft zy: dit kaatzen Molanus en Hen- fchenius op de gezegde plaatlen wel af, zo als by den Schryver van het Eatavia Sacra L D. pag, 200, en 201. aangchaalt is, maar wie het gezegde van Mabillon wat verder.ondcrzoekt, en het leven van Botitlfus nader inziet, zal bevinden, dat Adulftis Willibrords opvolger onmogelyk gewecft kan zyn; want daar uit blykt, dat Botulftts niet zyn' broeder uit Enge- land, daar het kritkn geloof nog niet zo zeer verbreid was, naar Saxen gezonden zyn, om zich in het zelve te laten onderwyzen, (i) dat zy beide na zich naarftig gcoeffend te hebben het gecftlyk gewaad aangenomen hebben, kerende Botulftts weder naar zyn Vader- landt , daar hy nog eenigen tydt in een kloofter leefde, cu vervolgens van den Koning Adelmond verlof en plaats .kreeg om zelf een Kloofter te bouwen, waar- van
(O Dus meldt de levensbefcbryver, maar zulks
is mede niet waarfchynlyk, ^elyk Mabillon ook aanmerkt, om dat het oude Saxen rotn nog niet met het Euangelie Ficht begunftigt was,' maar zal hier voorzeker Fr.mfcryfc in de plaats moeten ge- field worden, verfcheidene Engelfchen hunne kin- ren, zo wel de dochceren als de zonen,ter onder- wystocn daar naar toe zendende, volgens Bida\�>, 1IJ. hift. Eccl. gent. Argl, c 8. N 2 |
|
||
|
||||
|
||||
|
ip<5 BESCHRYVING
van hy, volgens goede bewy fen, in het jaar
DCLIV. degrondflagengclegt heeft, zy n- dc toen zeker ly k reeds van eenen manncly- ken ouderdom, gelyk ook by gevolg At ui- fus, want die was deoudlk van beiden j wanneer wy nu van dit jaar afrekenen tot op den dood vanWillibrord,welken wy met de vroegften ophctjaarDCCXXXIX. ge- ftelt hebben, zullen 'er niet minder dan LXXXV. jaren verlopen wezen, zo dat Atttlfus ruim honderd jaren zoude be- reikt gehadt hebben, eer hy tot Biflchop van Utrecht in Willibrords plaatfe kan ge- zegt worden verkozen te zyn, 't welk naar onze gedachten wel �nder de on- �waarfchynlyke zo niet onmogelyke zaken mag geftelt worden; indien men derhal- ven eenig bewys uit dezen Schry ver ha- len wilde, zoude het zelve eer dienen voor het gevoelen dier genen, welke ftaan- de houden, dat Utrecht reeds voor de ty- den van Willibrord tot een Bisdom ver- heven geweeft is, 't welk wy hier niet nader zullen onderzoeken.
Thans zullen wy naargaan, of'er eenig
meerder en beter bewys te vinden fs voor Eobanui als opvolger van Willibrord: cerftlyk heeft deze voor zich de mogelyk- heid , als zynde hy een tydgenoot van Bonifacius geweeft; 't welk wy onno- dig achten te bewyzen, met net geen Molantts van hem bybrengt uit een gety-
boek
|
|
||
|
||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
DE* STAD^UTRECHT. 197
boek der Utrechtfche kerke, waarin hy
te gelyk met Bonifacius en zyne gezellen den marteldood wordt gezcgt ondergaan te hebben, zullendezyn leeftyd van zelfs nader blijken, uit de woorden van Willi- baldus in het leven van Bonifacius XI. Hoofdft. §. 3 j. die hem deszelfs medcge- zcl noemt, en van wien hy duidelyktot Biflchop van Utrecht wordt gefteldt ver- kozen te zyn; quem (Co�baneum) ad fubveniendum fuae fenilis aetatis debilita- //, Frefonibus injunclo Epifcopo, i» urbe quae vocatur TRECH J"(Bonitacius) fubro- gavit. Op welk getuigenis, fchoonmaar van cenen Schryver, ik geen zwarigheid make om door dien Biflchop, welken Bonifacius zelve, in zyn' meermalen aan- gchaalden brief aan Paus Stephauus, zegt door laft van Carolomannus te Utrecht aan- gefteltte hebben, dezen zelfden Eobanus of Coebaneus te verftaan, dewyl deze Wil- iibaldus een medetydgenoot vmiBonifacius zelven geweeft is,oftenminftenzecr kort na hem gekeft heeft, en door geen'ander, die ten zelven tyd geleeft heeft, en daar door een gelyk geloof verdient, tegcnge- fproken of twyfelachtig gemaakt wordt; want ofvrclOthlonas in het leven van Boni- facius I. B. 38. Hoofdft. fchryft, dat Gregorius door Bonifacius tot Bififchop o- ycr Utrechtaangefteltis, kan zulks,dunkt my, het zeggen van Willibaldus niet los maken, hebbende Othlonus eerft N in |
|
||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
||||
|
198 BESCH&YVING
in het begin der twaalfde ecuwe ge-
leeft, gelyk uit zyne eigene voorreden voor het leven van Sowfachts blykt, en. is dcrhalvcn met den eerften niet gelyk te Itellcn , boven dien zal veel licht in het vervolg blykcn ,dat Gregorius nooit tot Bitlehop van Utrecht ,gewydt gewceft is; wy houden derhalven, dezen Eobanus voorden tweeden plaats bekledcndenBis- tchop van Utrecht, door Bonifacius, als Aartsbiflchop van Ment s, en met het op- perbeftier der Kerke v&nUtreebt doorOz- rolomannus bclaft zyndc, daartoe aange- flcld; maar hier valt nog aantcmcrken, dat de zeer geleerde J?og« in zyncoordccl- kundige aanmerkingen op de jaarboeken Van Baronias III. D. bladz, zy/.hctfchr.y- ven van BanifaeiustenPaus Stephanuson- zes bedunkens tracht te verdraajcn, de- wyl hy, nicttcgcnftaande de klare woor- den van Bonifacius zclvcn, dat hy name- lyk een BiiTchop in Willibrords plaats aan- gclteld heeft, ftaande houdt zulks echter niet gefchiedt te wezen; het is immers niet te denken, dat Bonifacius cene zo klare onwaarheid aan den Paus, voor wien de achting in clictyden zo groot was, als cenc lang afipedanc saak zal ovcrgeichrc- ven hebben, w/ kunnen dcrhalvende- ze zo zeer gedwongeneonderftelling niet omhelzen, welke ook alleen door dea' geleerden Schryver bedacht fchynt, om
van
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
DER STAD UTRECHT.
|
||||
|
|||||
|
van zyn eens aangenomen gevoelen niet
te willen afgaan.
l hans zuilen wy weder tot Eobanus kee-
ren; van welken wy dejuifteaanftcllingsr tydt niet weten want het is niet wel te bepalen, hoe langte voren hy doorSomfa- cius is aangcftclt gewceft/eer deze zyn brief aan Paus Stephanus , waarin, hy daarvan meldt, gclchrcven heeft; wy zyn ook ten ecnemaale onkundig in de gclchicdcr nis en de handelingen van dezen Bifichop; alleen blykt uit Willtbaldus in het leven van Bontfaeitts XXXV. Hoofdft. dat hy met Bonifacius , na dat deze het Aarts- bisdom van Ments wegens zyncn ouder- dom afgedaan hadt, en zyne bcdieninge met het bckceren en dopen der Heidenen befluiten wilde, naar Vriefland getrok- ken, en aldaar met denzelven en ceni- gc anderen Kriftcncn , zoo leeraars als lee- kcn , omgebracht is ; hier mede ikmmen vcricheidene Mariyro/ogia,doc>� Henfche- nius in zync voorreden" voor de Levcnsbe- Ichryvingen van Bonifacius in Acl. SS. torn. i. mens. juniiby gebracht , overeen ; welke daarenboven ook te kennen ge- ven, dat het lichaam van Eobanus eerft naar Utrecht , van daar naar ~F uiden, en. cindelyk naar Erj'urdt zoude gebracht wezea.
De Schiyyers zyn het echter onder el-
kanderen niet eens , wanneer deze mar-
N 4 tel-
|
|
|||
|
|||||
|
||||
|
apo BESCHRYVING
tcldood van Bonifacius, E�banus en der
zelver gezellen voorgevallen zy: Henfche- nius en Pagiop de meermalen aangehaal- de plaatfen ftellen benevens anderen de- zelve op het jaar zeven honderd vyf en vyftig, zich bedienende van de eigene woorden van Willibaldus'm het leven van Bonifacius XXXIX. Hoofdft. daarentegen wordt dezelve een jaar vroeger gefteltdoor Sigeberttts van Gemblours, de Fuldenfer Jaarboeken en anderen, met welken ook Mabillon in zyn aanhangfel op het leven van Bonifacius torn. IV. Aft. SS. Ord. Bened. pag. 89. fchynt overeen te komen, het gering verfchil fpaart ons den arbeid om zulks thans verder naar te gaan, en in dit kort beftek te plaatfen 5 boven dien wanneer wy zulke klare woorden van Schryveren, alsdeze hier zyn vn^Willibal- dus, in twyfel trekken, en men dan uit ver- fcheidene tydftippen, reizen, kcrkvergade- ringen en brieven den leeftyd cnfterfdag van den een ofden ancier wil en moet op- maken, wordt zulks zeer onzeker, en is niet wel op ccn enkel jaar te bepa- len.
Of�choonwy nu wel Bonifacius uit den
rang der plaatsbekledende Biflchoppcn van Utrecht geftelt hebben, hebben wy niet kunnen ontkennen ,dat hy,als Aarts- biflchop van Ment s, Metropolitaan der U- trechtfchc kerke was, en dienvolgens het
op-
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 201
oppcrbeftier over dezelve hadt: hebbende
ook veel tot het bckeeren van Heidenen in deze landen toegebracht, en zich door zy nen marteldood eenen groten rocrft ver- wekt heeft , het is dcrhalven geen wonder, dat zovele Schryvers om het eerft getracht hebben deszelfs gedachtenis by de nako- tnelingfchap in geheugen te houden door het opttellen van deszelfs leven; wy oor- deelen het daarom ook niet oneigen,dat het zelve onder die der andere Biflchop- pen van Utrecht geplaatft worde 5 gelyk zulks wydlopig door den Schry ver van het Satavia Sacra gedaan is, die daarin vol- gens zyn eigen getuigenis Mabillon in zyne Jaarboeken der �enedi£tyn*n byna woordelyk gevolgt heeft, 't welk .daar- enboven in de Duitfche vertaling van dat werk met Aantekeningen van den Heer van Rhyn verrykt is: voor het overige worden deszelfs oude en bekende le- vens befchryvers Willibatdus en Othlontts, by Mabillon torn. IV. SS. Ord. Bened.
tevonden 5 flaande het eerfte mede in Aft:
S. door de Bollandiften uitgegeven, by welken men daar en boven nog vindt eene levensbeichryving uit een oud hand- fchrift van Sa�vators kerk te Utrecht, welkers opfteller in de voorreden zegt, dat Bonifacius niet lang voor zyne tyde n gekeft heeft; als mede eenc andere, N 5 wel- |
|
||
|
||||
|
||||||
|
203 BESCHRYVING
welke uit verfchcidene handfchriften
fchynt te zamen geftclt , om nu niet te melden van Beka , Heda en anderen, die zich van de bovenftaandcn hebben moe- ten bedienen, en eenegantfchelyft uitma- ken ; wy zujlen ons derhalvcn thans niet ophouden met het herhalen van zyn leven en daden, maar ons vervorderen om te onderzoeken , wie na den dood van Eobanus het oppcrbeftier der kerke van Utrecht gchadt hebbe.
Gregorius wordt van verfcheidene
Schryvers, zls£tkatHe�ta,Jaft Gerbrands �van Leiden en de meefte lat eren als der- den BilTchop van Utrecht geplaatft, ande- ren dagt en tegen fchryven hem alleen het opzicht der Utrecntfche kerke toe, en ontzeggen hem de Biflchoplyke waar- digheid,of liever deinwydingc daartoe, on- der welken Mabillon in zyne voorreden voor het leven van Gregorius dootLttdgerus befchreven,de.�0/AW//?«? op den i.Maart, voor het leven van Suidberttts, en nog eenige weinigen : de redenen van hunne |
|
||||
|
twytelinge zyn daar opgegrond;
gerus in het leven van Gregorius §20 hem zynen Abt en leermeefter noemt, en dat Altfridus in het leven van Ludgeras uit- drukkelyk zegt, dat Gregorius nooit tot Biflchop was ingewydt, maar altijd inden rang van Prieftcr gebleven is j desniette-
gen-
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 203
gcnftaande heeft de Eerwaarde Joannes
Stilt ing, in de levens der heiligen van den 25, Auguftus V. Deel bladz. 240. in zyne voorreden voor het leven van Gre- gorius, het eerfte gevoelen met nieuwe be- wysrcdenen getracht teftcrken, en zelfs uit den te voren dikwyls aangehaaldcn brief van Bonifacius aan Paus Stephanus tebc- wyzen, dat door den Biflchop, welken Bonifacius te Utrecht in de plaats van Wil- librord zegt aangeftelt te hebben, dezen zelfden Gregorius moet verdaan worden, ftellende hem dus tot den tweeden plaatsbeklceden Biflchop van Utrecht: \vy zullen deze vcrlchillende. gevoelens, en voornaamlykhet laatftc, wat nader onder- zoeken, vermits dit ookhct nieuwftcis, 't geen over de opvolging der JJtrecht- fche Biflchoppcn in 't licht is uitgegeven. De zeer geleerde Schryver bcl�uit dan, dat "uit het Ichryven van Bonifatim ontc- genzcegelyk volgt.dat dezelve geen plaats- beklcdendc Biflchop van Utrecht gewor- den is, maar dat hy met het opperbefticr dier kerke belaft zynde, dezelve met eencn nieuwen voorzien heeft, wiens bevefti- ging hy alleen van den Paus verzocht, als meenende den zelven uit hoofde van het bevel, hem door Carolomannus gege- ven , met goed recht aangeftelt te hebben: deze redeneering is, gefyk te voren ook reeds getoont is, zo gegrond, dat ik niet |
|
||
|
||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
204 BESCHRYVING
geloof, dat daar tegen iets wezendlyks
kan 'ingebracht worden j doch of hier
verder uit voortvloeit, dat door dien Bis-
fchop noodzakelyk Grcgorius moet ver-
ftaan worden, is ecne twedevraag: de
Eerwaarde Vader brengt voor eerft tot
ftaving van zyn gevoelen by, dat in het
derde leven van Bowfaciu$'mA&. SS. torn.
I. Menf. Junii. pag. 482. num. 6. gezegt
wordt: San��us ver o Bonifacius, ut pru-
dens difpenfator, quem conftituit Dominus
fitper familiamjuam, procurans gregis com-
mijffi providentiam, ne nullo paflore protc-
gente, poft e jus difceffum^ lupi r af aces in-
vaderent ovilc pominicum, beatum Gre-
gorium . . . ejusdemTraje��enfisEcclcfiae
fedi praefecit paftorem. ., De Heilige Bo-
� nifacius heeft als een voorzichtig huis-
� bezorger , welken de Heere over zyn
� huis aangefteldt heeft, zelfs tegen het
� toekomende voor de kudde, die aan
� hem toevertrouwt was, zorg gedra-
� gen; en, op dat geen grypende wol-
� ven op des Heeren fchaapftal zouden
., aanvallen, den zaligen Gregorius tot
� herder over die zelve Utrechtfche kerk
� aangeftelt". Ik zie niet, hoc hier uit
bewezen wordt, het geen men belooft
heeft j al leen ly k zou hier blyken, 't geen
door niemand tegengefprokcn wordt, dat
Gregorius na den dood van Bonifaciits en
vervolgens ook van Eobattus het leeraars
ampt
|
|
||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 205
ampt in de kerk van Utrecht bekleedt
heeft; en integendeel zoude uit de zelf- de aangehaalde plaats veel bewys te trek- ken zyn , voor de aanftclling van Eoba- ft»s tot Biffchop, als mede voor het ge- voelen dier genen, welke ontkennen, dat Gregorius ooit Biffchop van Utrecht geweeft is; want wy hebben te voren uit Wilhbaldus, die ten tyde van Bonifadus, ten minftenvan £»//»*, Aarobiffchop van Me»tst den opvolger van Bonifadus, ge- leeft heeft, met klare .woorden aange- toont, dat Eobanus tot Biffchop van Utrecht aangeftelt is, en dat dit zeggen nooit twyffelbaar gemaakt,veel minder tegen- fproken is door eenig Schryvervangely- ken ouderdom; wanneer wy nu daarmede de woorden,door den geleerden Stilting bygebracht, vergelyken, zoude men ge- voeglyk, dunkt my, dus kunnen redenee- ren; Eobantts was weidoor Boni/acties tot Bisichop vanUtrfcht aangeltelt, en hadt dus die kerk eenen opzichter; doch heeft Bo- nifadus uit goede voorzorge, om dat het welwezen en de ordre van dezelve niet miffchien van het leven van dezen ee- nen zoude afhangen, een' tweeden daar by gevoegt; maar vermits het tegen de oude wetten der kerke, welke »*.o»ifadus altyd zo heilig in acht genomen heeft, ftreedt, en dat het daarenboven by den achtften Regel der kerkvergadcring van
Ni-
|
|
||
|
||||
|
||||
|
205 BESCHRYVING
Nice�'n verboden was, dat 'er in '
en de zelve ftadt twee Biflchoppen den wezen, heeft hy aan Gregorius tytel van Biflchop niet kunnen ge\ dewyl Eobanus dien lang te voren gel: hadt: Ik zoude nooit de woorden dezen levensbefchryver van Bonifa ten myncn voordecle gebruikt hebb om dat het onzeker is, wie dezelve weeft zy, en wanneer hy gekeft heb doch wanneer 'er zich een ander van dienen wil, oordeele ik het zelve re te hebben. Het tweede bewys van c Eerwaarden Stiltmg fteunt op het z gen van Othlontts, dat Gregorius Biflchop te Trecht aangeftelt zoude z] maar dit zelfde zegt hy ook van Eoban en is daarenboven het getuigenis van thlonus veel minder dan dat van Willib. dus. Tenderden brengt de geleerde \ der nog eene plaats by uit den onbekc den levensbe(chryver van Bonifacius, t' zegt j dat na deszclfs dood, de gedtly heid van Utrecht benevens hunnen B fchop, (waar door hy met Henfchem Gregorius verftaar) hef heilige lyk tot zie genomen hebben; en befluif daaruit, d Gregorius derhalvcn reeds voorden dor van Bonifacius tot Biflchop van Utree aangcfteld was;tnaar behalven,datmen \v gens de onbekendheid van den Schryv wiet bepalen kan, hoe veel geloof hy vc
dien
|
|
||
|
||||
|
|
|
|
|||||||
|
|
|||||||||
|
||||||||||
|
DER STAD UTRECHT. 207
dient; maakt hy zich zelven verdacht,
om dat hy Gregorius hier Biflchop en te voren Herder of Leeraar der Utrechtiche kerk noemt, tenzy men wilde zeggen, dat deze levensbefchryver Gregorius op ds laatfte plaats met den grootften tytel ver- eert, om dat hy ipreekt van zaken na den, dood van Bontfacius en Eobantts, wan- neer zekerlyk Gregorius de eerfte in de Utrcchtfche kerk was. Ten vierden zie ik een gefchreven leven van Gregorius by- gebracht, daar deze woorden gelezen, worden: c urn Sanftus Bonifacius diemfibi- praefciviflet immirtere ex tr f mum, beatum Gregorium, Ecclefia Trajeftenfi praefecit Epifcopum. " Na dat Bonifacius voor- � zien hadt , dat zyn einde naderde, � heeft hy den zaligen Gregorius tot bis- � ichop van Utrecht aangefteld": maac hier doet zich weder de meermalen geda- ne vraag op; waar, van wien, en hoe oud is dat handfchrift,en hoe veel geloof verdient het zelve? daarenboven zoude hier uit volgen, dat Gregorius eerft op het laatft van 't leven van Ronifacius tot Bis- fchop van Utrecht aangeftclt, en derhal- ven de ftoel dier kerke zo lang na den dood van Willibrord ledig zoude geweeft zyn, gclyk Pagi op het jaar DCCLV. § 11 meent, doch dit gevoelen wordt door den Heer Siltingzclven. tegengefproken, in zyne voorafgaande aantekeningen op
het
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
|
|
||||||||
|
||||
|
ao8 BESCHRYVING
het leven van Grcgoritts § 385 en is
naar myne gedachten zelfs onbeftaanbaar met de woorden des briefs van Bomfacius, dcwyl hy daarin niet zegt, een Biflchop te Utrecht aangeftelt te hebben, om dat hy voorzien hadt,dat zyn einde naderde, maar om dat hem zulks gclaft was door den Koning Carolomannus-^ indien men echter eenig geloof aan dezen Schryver geven, en eene aanftelling door Bonifa- cifts op het laatft van zyn leven vaft ftel- len wilde; zoude men hier wederom kunnen zeggen, dat hy Eobanm uit laft van Carolomanntts in de plaats, van Willi- brord tot Biflchop aangefteld, en op 't laatft van zyn leven Gregoritts uit voor- zorg met den tytel van Herder of Leeraar daar by gevoegt hadt. De andere be- wyzen, door den eerwaarden Stiltingby- gebracht, dienen volgens deszelfs eigen getuigenis niet om de zaak des gefchils te beuifl�n, maar alleen om zyn gevoe- len meer waarfchynlyk- te maken; de- wyl nu dehoofrdedenen, zo ik meene, genoegfaam wcderlegtzyn,zal ik de min- dere veilig kunnen laten beruften; en overgaan om te zien, of Grcgorius ten minftennadendood van KonifacittscnEo- banus geen Biflchop van Utrecht geweeft zy: wy hebben te voren reeds gezien, wat die genen, welke zulks ontkennen, bybrengen, en zekerlyk vindt men ner- gens |
|
||
|
||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
�fifc STAD UTRECHT. 209
gcns bewys,dathytot Biffchopingewydc
zy, offchoon het genoegfaam blykt, dat hy het beftier der Utrechtfche kerke, ja de macht en het rechtsgebied van eenen Biffchop gehadt hebbe; want voor eerft zegt Littagerus indeszelfs leven §. (14. dat hy van Paus Stephanus en den Koning Pippy» te Utrecht gezonden zynde om daar het volk te onderwyzen als harder en leeraar, eenen Alubertus tot zynen wy- biffchop en medehelper heeft genomen j dit wordt ook herhaalt door Altfridus in het leven van Liudgerus II, Hoofdft. §. 9. by Mabillonm Act. SS. Ord.Bened.torn» V. het welk hy onmogelyk zoude heb- ben kunnen doen, indien hy zelf niet de ecrfte in de kerk van l///wfo ge weeft wasj daarenboven wordt hy op meer dan eenc plaats gezegt over de Utrechtfche kerke gefteldgeweefttezyninplaats vaneen Bis- fchop: doch de reden waarom hy tot geen wezendlyken Biflchop is aangefteldt, of ingewydt, is naar alle waarfchynlykheid geweeft,om dat het verfchil wegens net op- perbcftier der Utrechtfche kerke t�ffchen de Aartsbiffchoppen van Keulen en van Ment s door den Paus nog niet beflift zal zyn geweeft, en is miflchien Gregoriut om geen van beiden, tcrwyl de zaaJc on- derzocht wierdt, te benadeclen, door den Pauszelven naar Utrecht gezonden, ge- lyk in deszelfs leven gemeldt wordt.
O De-
|
|
||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||
|
aio BESGHRYVING
Dewyl nu niemand gedurende het le-
ven van Gregorius kan gezegt worden Bis- ichop van Utrecht geweeft te zyn, en 'er een zekere rang van opvolging ouder de hoofden dier kerke dient plaats te heb- ben, make ik geen zwarigheid om teftel- len, dat Gregorius de derde plaatfelykc opzichter van dezelve, fchoon met ce- nen anderen tytcl, geweeft is; wy gaan deszelfs levensbefchry ving, als niet tot ons oogmerk dienende, voorby, dezelve wordt onder anderen gevonden in het Batcwia Sacra l. DeeL bladz. 452. en volg. alleen dient hier opgemerkt, dat 'er wederom verfchil is over het jaar van deszelfs af- fterven: het zekerft fchynen die te gaan, welke het op 't jaar zevenhonderd fes en zeventig ftellen, dewyl dezelve een brief van Kar el den Grot'en, dieby Heda in het leven van Albricus te vinden is, waar in de Utrcchtfche Kerk door den gemelden Koning grootlyks begiftigt wordt, voor zich hebben, dezelve is gefehreven den zevenden van ]uniusin het negende jaar van£0>-�>/jregecringe,datisDCGLXXVII na Chriftus geboorte, en daarin wordt Albricus reeds beftierder dier Kerke ge- noemdt; dewyl nu Gregorius op den zeven- den Auguftus geftorven is, moet zulks zekerlyk des voorgaanden j aars geweeft zyn: zie den geleerden Stilting in zyne Voorafgaande Aanmerk, op het leven van
Gre-
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
STAD UTRECHT, au
Greeorius § $2. Volgens ee'n uittrekfcl
uit het gedenkboek van S. Saiv£i�rsi<.ak by Matth&us Analcct. Tom.'ll,f>ag. 29. is hy ongctwyfelt in dezelve begraven.
Wanneer, en hoe het gefchil over het
�pperbeftier der kerke van Utrecht nis* fchen de Aartsbiflchoppen van Ments en van Keulen door den Paus beflift zy, is niet wel te bepalen, doch zulks «al ze- kerlyk ten voordecle van den laatftcn ge- daan zyn, en waarfchynlyk nog by het leven van Grcgorius, ten minften heeft \Albricus na deszelfs dood te Keulen d� Biflchoplyke waardigheid ontfangen, volgens het fchryven van Altfridus in vi; ta Liudgeri lib. i. n. ij. ap. Mabill. in Aft. SS. Ord. Bened. torn. IV. (i) men vindt van dezen Biflchop geen andere le- vensbefchry vers, dan B e ka en Heda-,dod\ de Bolandij�en, in de lyft der Heiligen
van
(i) Heda zegt in het leven van dezen Albricus, dat
hy etrft Biflchop van Utrecht .naderhand van Keulen geworden is, waarop van Bwbelaantekent, niet te weten, van v/aar Heda dit �ehaalc heeft, dewyl 'er op dien tyd geen Keuljcb Biflchop, Albricus genoemd, by eenig Schtyver ge vonden v/ordt, doch naarwaar- fchynlykheid heeft Uidi deze woorden van Altfri- dus : " Albricus in colonia civitate accepit gradum � Epifcopale.ni" opgevat, als of die wilden beduiden, dat hy Biflchpp van Keulen ge worden was, daar de- zelve niet anders te kennen geven, dan dat hy te " 'i tot Biflchop yan Utrecht inge.wydt is.
Oa
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
|||||
|
BESCHRYVING
van den 21. Auguftus, beloven ons van
hem te zullen handelen op den 14. No- vember\, pp welken hy OOK by Molanus en anderen gefteldt wordt. Hy fchynt zeer in de gunft van Karel den Groten ge- ftaan te hebben, want, behalven de gifte van Liesdttine in den boven aangehaalder! brief by Heda, is hy door den gemelden Koning nog begunftigt met een derde gedeelte van den buit, welke de genen, die door Albricus naar Friejland gezon- den waren, gemaakt hadden, en waar van Karel de twee andere deelen voor zich genomen hadt, volgens het getui- genis van Altfridus in het leven van Liud- gerus: wanneer hy geftorven zy, blykt niet zeker; naar het fchryven van Heda zoude Bcka zyn dood op het jaar DCCLXXXIV. gefteldt hebben, doch daarvan is geen de minfte blyk by dien Schryver te vinden; de Gr�te Nederland- fche Kronyk meldt, dat hy in het jaar zeven honderd negen en zeventig aan het Bisdom zoude gekomen zyn, en het zel- ve vier jaren bekleedt hebben, dus zou- de hy in DCCLXXXIU. geltorven we- zen; maar dewyl uit den bygebrachten brief van Karel blykt, dat hy in 't jaarzeven honderd zeven en zeventig reeds over|de Utrechtfche kerke gcfteld geweeftis, kan men daar niet veel ftaat opmaken; het naaft, dat wy kunaen zeggen, is, dat hy
VOO!
|
|
|||
|
|||||
|
_____________
|
||||
|
|||||
|
|||||
|
DER STAD UTRECHT. 213
voor het jaar zeven honderd vyf en tag-
tig' moet geftorven wezen, omdat Alfri- dus in vita Ludgeri lib. i. n. 18. fchryfr, dat hy gedurende den opftand van Witikind Hertog der Saxen van deze wereld verhuift is; Witikind nu heeft zich in 't begin van het laatftgemelde jaar aan Karel onderworpen, en den Kriftelyken Godsdienft aangenomen: zie de Aantek. van BucheL op Beka in het leven van Theodard. en den Schryver der Vaderl. Hift. I, D. bladz. 430. '
Van den opvolger van dezen Albricus
vindt men ook weinig, of niets by de Schryvers aangetekcnt; hy wordt zeer verfcheiden, doch gemcenlyk Theodar- dus genoemt, hy is ongetwyfeld dezel- ve, welke in het leven van Ludgerus Lib. i. n. 15, onderden naam van Jhiadbracht voorkonit, en gezcgt wordt reeds by het leven van Albricus naar de verdee�ingc door dien Biflchop gemaakt, drie maan,- den in het jaar den dienft in de Kerk van Utrecht waargenomen te hebben j van den tyds zyns overlyden vindt men vol- ftrekt geen be w ys ;£#»»/#.? fchryft, dat hy in het jaar zeven honderd negentig zoude geftorven zyn, doch in de lyft der Bitrchoppen van Sufridus verfchilt het niet minder dan tien jaren, wordende deszelfs opvolger op 't jaar achthonderdgeplaatft, het geen overeenkomt met de grote Nc- O 3 der- |
|
|||
|
|||||
|
|
||||
|
|||||
|
||||
|
214 BESGHRYVING
dcrlandfche Kronyk, welke meldt, dat
hy den Biflehoplyken ftoel vyftien jaren zoude bezeten hebben; Eokkenberg daar- entegen komt het naaft met Emmites over een, gevende hem niet meer dan les jaa- ren: zie BttcbeL in zyne Aantek. op Be- ka in het leven van Theodardus.
Van Harmakarus, deszclfs opvolger in
het Bisdom van Utrecht, vindt men, ge- lyk Beka reeds heeft moeten bekennen, niets aangctckent. Dit is miflchicn de reden, waarom de Schryvers zo aanmer- kelyk vcrfchillen in den tyd van zyn beftier over deze kerke; Snoy en Boeken- berg bepalen het op zeven en twintig jaa- ren, Heda zegt ook zulks ergens gelezen te hebben, doch is voor zich zelven lie- ver van gevoelen, dat hy maar zeventien- jaren gezeten heeft; anderen geven hem volgens den Schryvcr van Batavia Sacra L D. bladz. 491. vyftien, en eyndelyk wordt zync rcgecrmg in het oude ge- denkboek van Salvators kerk getteldtop dertien jaren, volgens een uittrckfel van 't zelve in Batavia Sacra I. D. bladz.49^. doch vermits Rixfridus aldaar gezegt wordt zyne rcgceringe met het jaar acht hon- derd en fes begonnen te hebben, zoude men om dit geringe verfchil over een te brengen moeten en mogen ftellen, dat 'er in dat gemelde gedenkboek eene fchryffout ingcflopen, en 13 in plaats
van
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
DER STAD UTRECHT. 215
van 15 gefchreven is j zo als in oude hand-
fchriften ontelbare reizen gebeurt is, en welke geringe miftaftingcn dagelyks kun- nen voorvallen; dit aangenomen zyndc, wordt het fchryven van Emmius, die het fterfjaar van Theodardus op zeven hon- derd en negentig fteldt, beveftigt.
Rixfridus, die zo even gcnoemt is,
wordt tot opvolger van Harmakarus ge- fteldt; van deszelfs verrichtingen vindt men even weinig als van dicdcr twee Vori- ge Biflchoppen aangetekent; en dit is mis- ichicn wederom de reden van het aanmer- kclykverfchil der latere Schry veren over dentydzyner Biflchoplyke regeeringe; wy hebben gezien, dat het begin van dezel- ve in het gedenkboek van St. Salvators Kerk gefteld was op het jaar achthonderd en fes,daarentegen plaatft Suffridus in.zy- ne lyft der BifTchoppen van Utrecht hem juift ccnen twintig jaren later j doch, dcwy l hy geen bewys voor zyn fchryven bij- brengt , geloven wy, dat 'er veel meer reden is om by het ecrfte te blijven: het is niet minder onzeker, hoe lang dezel- ve geduurt heeft; uit de aantek. van Ba- chelius, op het leven van dezen Bi�chop door Beka, blykt, dat hem van fommi- gen negen, van anderen elf, dan wede- rom fes, en van een vierde twintig ja- ren gegeven worden; de kortheid van dit werk verbiedt ons hier verder intetreden, 04 en |
|
|||
|
|||||
|
.
|
||||
|
|||||
|
||||
|
ai6 BESCHRYVING
en aantetonen, hoe miflchien fommige
van die Schry veren zich zei ven tegenfpre- ken, of ten minften zonder eenig, of in weerwil van goed bewys, flechts iet naar welgevallen ter neder ftellen; on- dertufichcn, indien de dagtekening des briefs van Keizer Lode-wyk, zo als die by Heda gedrukt, en uit denzelven by Mi- nus op Dipl. torn. i. pag. 96. overge- nomen is, zeker ware, zoude het blyken, dat hy ten minften nog in het jaar acht honderd vier en twintig gekeft had, ver- mits de gemelde brief daar geftelt wordt gegeven te zyn den ifl Maart in het elf- de j aar der regeeringe van Lodewyk, de achtfte Indiftie; de gemelde Keizer nu heeft zyne regeering begonnen na den doodzynes vaders Kar el den Groten, die den achten twintigften Januarius van het jaar acht honderd en veertien is ingeval- len; maar gelyk Buchelim aantekent, de gemelde dagtekening verfchilt in andere affchriften des briefs, en wordt geftelt op den achtienden Maart van het tweede jaar derregceriage van Lodfvyk,de acht- fte Indidie, 't geen met het jaar achthon- derd en vyftien overeenkomt: wie be- hoeft zich dan nog te verwonderen over de verfchillen der fchryveren in de tyd- rckening, wanneer zelfs de echte ftuk- ken, welke tot opheldering van dezelve zoudenkonnen dienen, op verre naniet
met
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 217
met elkander oyereenftemmen ? Heda
heeft niet meer uit dien brief willen be- wyzen, dan dat Rixfridtts nog in het j aar acht honderd en vyftien gelceft heeft, zo als uit deszelfs woorden duidelyk bkkt; het is echter niet gezegt, dat hy^IBfcii in dat jaar geftorven is, voor zo vceWns tot nog! toe gebleken is, Ichynt 'er niets dien aangaande met zekerheid te bepalen te zyn.
fredericus, die na hem den Bifichoply-
kenftoel beklommen heeft, is meer be- kend by de Schryvers dan zyne drie naa- fte voorgangeren; doch om de onzeker- heid van het fterfjaar van Rixfridus weten wy niet, wanneer zulks gefchicdt zy, Ie Cointe\\\ Annal. Eccles. Franc, torn VIII. pag. z�.ftelt het op het jaar acht honderd les en twintig; wat daar ook van zy, het is ten minden klaarblykelyk, dat hy twee jaren later reeds Biflchop was, dewyl hy als zoda- nig vermeldt ftaat,in de ondertekening van cenen giftbrief van den zevenden Februa- rius des jaars achthonderd acht en twin- tig , by den Schry ver van't Batav. Sacra in het leven van Fredericus. Schoon 'er nu tuflchen. ditlaatftgcnoemdcjaarenden dood van Eoni/aciits ruim zeventig jaren verlopcazyn, wil echter Gulielmus Mat- meiburienfis lib, l, de gcft. Pontif. Angl dezerf achtftcn Biflchop voor* O 5 een |
|
||
|
||||
|
|
||||||
|
|||||||
|
2i8 BESCHRYVING
een leerling van Bonifacitts doen door-
gaan, waar by Nicolaus Harpsfeldin. Hi- ftor. Ecclefiaft. Anglic. Sequli IX. cap. i$. nog voegt, dat hy volgens het zeggen vanJpmmigen de reisgenoot van Bonifa- ci^�ptRomegcweeft is, hetichijntons toSKtdeze Schryvers, of niet geweten hebben, van welke tyden zyfchreven, of niet gelet hebben op het verfchil, 't welktufichen die beiden is, want zy ma- ken Fredericus een mafi van honderd ja- ren, zo niet ouder, eer men onderftel- len mag, dat hy BUTchop geworden is: hoe onwaarfchynlyk zulks nu is, bedient zich desniettegenftaande wederom een ander van het voorgeven dezer twee Schry veren om zvn gevoelen omtrent ee- ne andere zaak vaft te maken, zonder mede te letten, hoe los de grond is, daar hy op bouwt. Volgens het gemeen ge- voelen is deze Billcliop in het jaar acht honderd acht en dertig om 't leven ge- bracht , alleen verichilt de zeer geleerde Mabillon hier in van zich zelven, want in Annal. Bened. lib. XXX. num. jozegt hy, dat Fredericus in het vierendertigftc jaar van de negende eeuwe omgebracht is, doch op het jaar DCCCXXXVI1I. ftelt hy zulks in dit laatfte geichiedt te zyn, en wederom in Aft. SS. Ord. Bcned. iec. IV. Parte 2. pag. 41. beveftigt hy zyn eer- fte gevoelen. Zo ziet men, gelyk de
Eer-
|
|
|||||
|
|||||||
|
|
|
|||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 219
Eerwaarde Vader Cttper in Comment
praev. ad vitam S. F reder. num. 17.111 Aft. SS. Mens Jul. torn. IV. pag. 457. by gelegenheid van dit fchryven van Mabil- Ion te recht aanmerkt, dat zelfs de aller- geleerdfte door de veelheid der zaken, waarmede zy beflommerd zyn, zich nu en dan vergiffen; doch het is onze plicht, wanneer het blykt, dat zulks niet ter kwader trouwe gefchied is, dit van die grootc mannen in te ichikken, en der- zelver midaftingen met eene vereifchtc gematigheid, zo veel wy kunnen, te recht te brengen. Doch laat ons weder tot jFra/mV/wkeeren :men is het gantfch niet eens ontrent de reden, waarom hy om 't leven gebracht zy; de meeden en oudften als Be ka, Heda, de fchryver van zyn leven by de Bollandiften, Gulielmtts Malmesburienfis en anderen verhalen een- parig , dat hy Keizer Lodewyk den God- vruchtigen over zyn huwelyk met Ju- dith dochter van den Hertog van Beye- ren berifpt, en vermaant had zyn huwe- lyk met deze vrouwe te verbreken, on- der bedreiging van den Kerkelyken ban tegens den Keizer te zullen uitfpreken, indien zulks niet gefchiede; de Keize- rin dit verdaan heboende zoude den Bis- fchop op alle wyzen aan hare zyde heb- ben zoeken te krygen; doch ziende, dat zy vergeeffche moeite deedt, hadtzy ein- de- |
|
||
|
||||
|
||||
|
220 BESCHRYVING
delyk het bcfluit genomen om zich van
hem te ontdoen, ten dien einde twee dienaars uitzendende, die hem om't le- ven moeften brengen, gelyk zy zulksge- daan hadden, zo als hy kwam van zy- nen dienft te verrichten.
Dit gevoelen hadt ook eerft Baronius
m Annot. ad Martyrolog. Roman um in ¥ reder, omhelft, doch hy is in zijne jaar- boekenophet jaar DCCCXXXVIIl.num. 3. daar van afgegaan, en houdt daar die reden van zyn dood verdicht, om dat 'er by geen een oud Schryver gewag van gemaakt wordj:; Le Cointe in Annal. Eccles. Fran- cor. op het laaftgemelde jaar num. 4<5. meent, dat de gemelde oorzaak van Frederiks dood door iemand van latere tijden in het leven van dien Biflchop ten eenemaal ingelafcht is; de EerwaardeCu- per in zyne aantek. op het leven van Fre- dericus num 27. brengt eene reden van de latere Franfche Schry veren by, waar- mede zy de voorgegcvene bloedt chande , die door het huwelyk van Keizer Lode- �wyk met Judith zoude begaan zyn, ver- dacht zoeken temaken: zy zeggen, dat men in alle de belchuldigingen der zo- nen van Lodeivyks eerfte huwelijk tegen hunne ftiefmocder niets van zodanige bloedfchande gerept vindt; 't zy men leeft, 't geen door de begunftigers der party van Lotharius in voordeel van eenige
Fran-
|
|
||
|
||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
DER STAD UTRECHT. 221
Franfche Biflchopen dier tyden, welke
grote vyanden van Lodewyk en Jttdith waren, in 't licht gekomen is, of de Ichriften, waarinde afzetting van deage- jnelden Keizer befchreven wordt, door- zoekt; in die alle komtLodewyk welvoor als een twiflzuchtig menfch, en als een onrechtvaardig vader in het verdeelen van zijpe rijken onder zijne zonen, hy wordt befchuldigt zyn rijk kwalijk en flof beftiert te hebben, een verachter van oude gewoontens en van den Kriftely- ken Godsdienft te zyn; Judith wordt ook yan overfpel en andere euveldaden verdacht gehouden; maar van de bloed- fchande wordt niet gefprokcn, dezelve zoude evenwel Lotharitts en zyne aan- hangeren zeer wel gedient hebben, om hun oogmerk te bereiken en het huwe- lyk des Keizers te breken: de gemelde Heer Cuper vindt aan de eene zyde de re-i deneering dier Schryveren zo gegrondt, dat hy geen middel ziet om dezelve op te lofien, maar betuigt aan de andere kant niet te weten, hoe die verfchrikkelykc befchuldiging tegen de Keizerin, te 17- t r echt en op andere plaatfen, zo algemeen geworden is, en waarlyk men wordt door het tegenftrydig fchryven fbmtijds zodanig in twyfel gebracht, dat men niet weet,welk gevoelen men omhelzen zal, voornaamlyk als men twee tydge- |
|
||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||
|
222 BESCHRYVING
noten zo verfchillcnde van eikanderen
vindt, dat het getuigenis van den eenen onbefiaanbaar is, met dat van den ande- ren , gelijk in dit geval, daat men, in het verdedigings fchrift van Agobardtts Metro- politaan van Lions, door hem zei ven be- Ichreven, de Keizerin ziet afgefchilderd als eene h�erfchzuchtige en onbcfchaanade vrou, en in tegendeel haar de groorfte lof, die ooit aan eene vrou kan gegeven wor- den keft, toegefchreven, door een man van zo goeden naam, als Rabanus Maurus, die in zyn voorreden voor de boeken van Judith en Eflher by Mabillon in Aft. SS. Ord. Bened. fee. IV. partc 2. pag. 42. dus aan haar fchrijft: " Hrabanus eert ,, knecht der knechten Gods wenfcht � aan de uitverkozene vrouwe, welke .,, om de verdienfte van hare grote god- � vrucht van allen geccrdt en gelieft � moet worden, de Keizerinne Judith de � eeuwige zaligheid door Chriftus". Ver- volgens pryft hij haar, als zijnde naar de les van Chriftus gewoon niet alleen hare vrienden maar ook hare vijanden goed te doen, en dezelve daar door aan zich te verbinden, om kort te zyn, hy roemt haar verftand en hare pogingen om de vrouwen, van welke de Heilige Schrift gewaagt in deugd en goede werken naar te volgen. Na dit getuigenis van zulkea groten man CA Aartsbiitchop \z\\Mcnts^
dur-
|
|
||
|
||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
DER STAD UTRECHT. 223
durve ik de geheugenis der Keizerin niet
langer bezwaren met dien laller, dat zy bevel tot den moord van Biflchop f rede- rik zoude gegeven hebben; ik zoude by- na tot gantfch andere gedachten over- gaan, doch zal «dezelve tot eene nadere gelegenheid bewaren; ik heb my reeds te Jang met dezen Biflchop opgehouden; waarom ik ook thans niet zal onderne- men de gedachtenis van onzen landge- noot Bucbelitti tegen de befchuldigingen zo vanden Schryver van 't Batav�a Sa- era in het leven van Frederikus, als van den Eerwaarden Cuper in zyne vooraf- gaande aanmerk, op het leven van dien Biflchop num. l�. te verdedigen, of lie- ver dezelve met eikanderen te verzoe- nen , maar tot den opvolger van Frederik overgaan.
Het blykt genoegfaam eenparig, dat
de Utrechtfche gceftlykheid met elkan- dcren in gefchil was, wien zy tot hun- nen Biflchop zoude verkiezen, tot dat de party voor den Domprooft Craft het overhaalde, en men aan denzelven de Biflchoplykc waardigheid opdroeg, die hy echter wegens den zwaren la(t, daar dezelve mede verzelt ging, weigerde aan te nemen, waar door de kerke zonder hoofd bleef, zie Beka en Heda in het le- X'en van Alfricus en het leven van Odal- fus in Aft. SS. Mens. Jun, torn. n. pag.
504-
|
|
||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
|||
|
224 BESCHRYVING
594. doch dezelve Schryvcrs yerfchillcn
zeer veel van den anderen, wie eindclyk, na bevrediging van de partyen doortoedoen van Odulfus}totEiffchop verkozenis gewor- den ;by de twee ccrften wordt Alfncus de broeder van F reder ik gcnoemt, doch op de laatfte plaats wordt Hungerus gezegt daartoe aangeftelt te wezen; niemand van de latere Ichryvers geeft ons hier cenig licht in, van f/<?«^# zelfs in Sata-via Sacra op Alfritus laat het onderzoek daarvan aan anderen over, dit is waarlyk het gemaklykft; doch het hadt dien Schryvcr niet veel moeite gekoft , om deze onzekerheid weg te nemen, en te bcwyzen, dat Alfricus onmiddelyk zy- nen broeder gevolgt zy, dewyl hy zich zclvcn reeds Bifichop der Utrechtfche kerke noemt in een brief by Joan. a Lei- dis, in Chron. Belg. Lib. V. cap. 1j. ge- fchreven den drientwintigften Maart in het vyf en twintigfte jaar der rcgeeringc van Keizer Lodewyk , 't welk met het jaar acht honderd negen en dertig der gcmecne tydrckening over eenkomt, en is dit dus maar ruim een half jaar na den dood van zynen broeder Frederik, in welken tuflchen tydt het niet waarfchyn- lyk is, dat 'er een ander Bifichop geweeft zy; ook zal het hierna blyken, dat Hun- gerus eerft na Ludgerus den Biffchoply- kcn ftocl beklommen heefr.
Hoc
|
||
|
|||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 22j
Hoe lang nu deze Alfricus den Biffchop-
lykcn zetel bekleedt heeft, blykt nergens; Heda zegt twaalf; Reinier Snay Lib. IV. Rer. Batav. zeven jaren; inde lyft der Bis- fchoppen van Suffridus Petri ftaat hy op negentien of feftien jaren; doch alleszon- der eenig bewys; een weinig verder zal 'er gelegenheid zyn om onze gedachten dien aangaande met een woord te mel- den. De invallen en vcrwoeltingcn der Noormannen, in die tyden aan dit Bisdom te beurt gevallen, fchyncn ons toedeoor- zaak te zyn van de verfchillendheid der fchryveren, die byna op elk ftuk voor- komt , gelyk men dezelve ook wederom ziet omtrent den opvolger van Alfricus.
Beka en de meefte, zo niet alle Schry-
vers, benoemen daartoe Ludgerus, doch Heda alleen laat Egibardus of Eginhardus eerft voorafgaan; en brengt ten dien einde tot bewys by een brief van den Keizer Lo- tharius, waarin de kerk van Utrecht met vcrtchcidc vryhedcn begunftigt wordt; des niettegen�aande willen ecnige late- ren hem nog niet voor wezcndlyken Bis- fchop van Utre c ht aannemen. Bokkenberg ichryft, dat Eginbardus zich het Utrecht- fche Bisdom miflchicn ten onrechte aan matigt volgens van Heuffen in Bat. Sacr. op Egibardus* welke laatfte voor zich zelven van gevoelen is, dat hy alleen de Abdy van Utrecht bedient zal hebben, of P dat |
|
||
|
||||
|
|||||
|
526 BESCHRYVING
dat, deBifi�hop overleden of verdreven
Zynde, hy die Kerk zo lang zal waarge- nomen , en de gemelde gifte van Lotha- fitts verkregen hebben,� De Hecrftf» Rhyn'm zyne Aantek. op die plaatsfchynt den brief des Keizers naaukeurig genoeg ingezien te hebben, echter durft hy zyne gedachten daar over niet geven, en oor- deelt, dat de ftilzwygendheid van Be ka een fterk bewystegen Egihardus is; doch ten zy men aantoon e, dat de brieften eenc- maal verdicht is, vinde ik daar de minfte zwarigheid in, dewyl hetnietontnogelyk is,dat dezelve vootBeka verborgen, en door fff da ontdekt gewecft is, gclyk men mecr- maalen in latere fchryvers goede en ech- te ftukken vindt, waarvan vroeger en zich niet hebben kunnen bedienen. Voor het overige zyn de bewyzen uit den brief re- dclyk fterk,voor eerft wordt hy genoemt Egihardus veteris Trajecti Eccleftae voca- tus Epifcopus, dit is ongetwyfeld van U- trecht te vcrftaan; doch eenigen vinden daarin zwarigheid, dat 'er vocatus Epifco- ftts ftaat, maar gely k de Heer van Rbyn ter gemelder plaatfe aanmerkt, vindt men de woorden aiflHs,vocatits}d�kwyls genoeg ge- voegt by ware Abten, Graven en anderen: ten tweeden wordt hy gezegt door God zel- ve over die kerk gefteldt te zyn, (cm iffe Egihardus autore Deo practft}: dan wordt hy nog eens Biflchop, dan kerkvoogd der |
|
|||
|
|||||
|
ge-
|
||||
|
|||||
|
|||
DER Sf AD �tH�GHfr.
gemelde Kerke (Prtteftil fraeditfa� Ectk*
flut] gen��mt: e� elnct�lyk Worden de vf jr* heden gegeven aan hem en gyr�� ftavotge- fe~n, wann��r hynu hier ir� aiVezendheid van een BifiT�h�p deszelfs poft maar hadt Waargenomen, k�nden de latere Ut recht- fche Biffchoppeft iyne1 ttazatcn niet ge* fc�emd worden. Ik r�iake derhalve geeft zwarigheid om dezen E$ihard»$ onderde Bisfch�pp�n van Utrecht te plaatlen, doch wy vinden, zekerlijk rnede door du onluftcn dier tyden, geen bericht, wanneer hy Biflchop geworden is t �f hoe1 lang hy die waardigheid bekleedt heeft; uit den i�iecrgemelden brief kan men alleen op- maken, in welk jaar hy g�regeert heeft; de- zelve is gegeven door Lotharius}dcn eenen- twintigtkn Maart van het fesentwintigfte jaar zyner regeeringe van #«//£, en hef fesde van Vrankryk, het zelve nu was bc^ gonnen in de maarid van Jiinius des jaars acht honderd vyf en veertig; hier uit kart men ook wel gifl�n, doch niet Vaft be* palen, hoe lang Alfritm gekeft heeft j het fchynt, dat die genen het naaft by* komen, die hem zeven jaren , gelykWy gezien hebben , t�efchryven, volgens aerzclver rekening moet hy in het laatll gemelde jaar gcftorven zyn, en E^ihar- dtts kan eenigG maanden voor het geven des briefs Biffchop geworden zyn; maat ik kaa niet nalaten hier ecne byzou- P 2 deic |
|
||
|
|||
|
||||
|
BESCHRYVING
dcre fout in het werk van Heda te ont-
dekken; daar,nicttegenftaandehy dezen brief zelf bybrengt, en te voren den dood van Frederik op het Jaar acht honderd acht en dertig gefteld hadt, nog aan Al- fricus eenc regeering van twaalf jaren wordt toegefcnreven ; het zoude echter de fchuldt van een nafchryver konnen tyn, en in het eigen handfchrift vanHe- aa kan wel VII geftaan hebben, waaruit naderhand XII. gemaakt is, welke ver- andering van V in X licht in fchry ven kan voorvallen, en die men ontelbare reizen in oude nafchriften vindt, doch het kan ook wel door eene neuswyze verbetering, die hier niet te pas kwam, gefchiedt zyn, om namelyk Seka en He- da met eikanderen over een te brengen, daar 5^0 noodzakelyk twaalf jaren aan Alfrictts moeft geven, om dat hy Egtbar- dus uitlaat, en miflchien geen bewysvan cenen anderen Biflchop voor het jaar acht honderd en vyftig hadt. Wat de miftaftingen omtrent de perfbon van de- zen Biffchop belangt, daarvan hope ik by cene andere gelegenheid te fpreken. Het is nog niet gedaan met de gcfchil- len tuflchen de Schryvers over den rang der BuTchoppen, want hoewel Ludgerw by de oudften omtrent dezen tyd onder dezelven gefteld wordt, kan zulks echter by fommigcn geen ingang vinden 5 on- der |
|
||
|
||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT.
der dezelven is voornamelijk deHeervan
HeuJJen in Bat. Sacr. voor het leven van Ludgerus, daar hy J G. van Leiden, R. Snooy, H. Barland en G. van Nimwegcn belchuldigt de misflagen van Beka ea Heda blindlings nagevolgt tehebben, en verwondert zich, dat Buchelius de drie grove misflagen, die in het kort verhaal van Heda,volgenszyn zeggen,gevonden worden, over 't hoofd gezien neeft, en daarenboven getuigt, den brief der gifte^ waarvan Heda gewaagt, onder zyne ou- de papieren te hebben, en dat dezelve ook ?:heel ftaat in de gedrukte Kronyk van an Gerbrandfe\ maar ik gelove, dat 'er meer reden is om zich te verwonderen over hctfchryven van den Heer van Heus» fen zclven, welke Buchelius niettegenftaan- de zyne opentlyke verzekering van dien brief machtig te zyn, en na gedane aan- wyzing, waar dezelve te vinden is, nocti fchynt" verdacht te houden; ik durveniet denken, dat de vcrfchillende Godsdienft Van Bucbelius hem zo weinig geloof heeft doen verdienen; in allen gevalle het te zekerlykdefchult van den anderen Schry- ver, die de moeite maar hadt behoeven te nemen om de Kronyk van Joan "ja» Leiden op te flaan, daar hy Lib. V. cap. 26. den brief, waarvan-B«^//wgewaagf, hoewel gebrekkelyk zoude gevonden hebben, dezelve is naderhand uit een be- P ter |
|
||||
|
||||||
|
||||
|
3ESCHRY VING
ter handfchrift onder meer andere brie-
�y gn uitgegeven door den.hooggeleerden jieer Am, Drake.vborcb in het Aanhangs. <pp de Kjerkej. Oudh.van Nederl.'bladz. $ §7. daarin noemt LuAgew zich zelven Bific,hop dgr Utreehtfche .kerke, (Trajee- tenfe Rcslefie Epifwpus] j'.pp welk bewys jk. geruftlyk L�dgtms tot navolger van fgtharjtfs durve ttellen; wat de drie zo- genoemde jniisflagen in het leven van Lud* gtrus door Hedn begaan aanbelangt, de» sjelve bcftian volgens den Heer van Hef- fen daarimeerft, dat het volgens het getuige* pis v,a.n.fJwfcbtttws,. Mabillo», Baillet, fagi en van Alfridits, ontegenzeggelyk waar is, dat LttdgcrM ecrfte Biffchopvan JMunftcr geweeft is, gelyk y, Gerbrandfe lib. IV. cgp. 17. vlak uit ggzegt hadr, fen tyeden, dat hy maar een ja.ar zoq. 4e- gszeten hebben , daar Lxdgertts het bisdom van Munfter langer bedient heeft, je weten volgens de rekening van Pagi van 't. jaar acht honderd en twee tot zyn 4ood in 't jaar acht honderd en negen: (en d,erden, dat Ludgerus volgens Heda in SglvatQrs kerk te Utrecht zoude begraven $yn, daar hy volgens Alfridvi te Werden in zijne Abdy gebracht is. Maar ik gelor .ve, dat Heda hier wat te licht befchuldigt .wordt, 't welk zijnen, oorfprong daar uit ;h.oeft,aatdefchrijver van^4/. Sa era niet ©nderfctieidt tuffchen Litigerus J^�Tchop.
van
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 231
van Munftcr, en Lustgerut Biflchop van 17-
trecbt , daar echter iemand van eene middelmatige oplettendheid die twee niet licht met,den anderen zal verwarren, want de eerfte getuigt in het leven van Gregorius num. 14. dat hy Sonifacius grys van ouderdom zynde gekendt heeft, de- ze is nu, gelyk wy te voren gezien heb- ben even na het midden dec achtfte eeu- wc omgebracht; wanneer wy derhalve maar ftellen, dat Ludgertts, toen hy Bo- nifacius zag, tuffchende vyf en tien ja- ren oud was, moet hy juift in het midden der negende eeuwe, van welke wy han- <iclen, over de honderd jaren oud ge- weeft zyn, op welke jaren het niet waar- fchynlyk is, dat hy een nieuw Bisdom zal aanvaart hebben; dit zoude genoeg ter wederlegging zyn, al witten wy niet, dat L»d?erm Biflchop van Mttnftervn. 't jaar achthonderd en negen geftorven was j maar onze Schryver komt daar zelve mede voor den dag; hoe licht"was het derhalve te zien gewecft, dat Heda van cenen anderen Ludgerus moet fprekea, daar hy met de Utccchtfche Biffchoppen, tot het midden der negende eeuwe gc- vordert was,5 en waar is doch de onmoge- iykhcid, dat 'er een andere Lftdgerus Biflchop van Mustfter en een andere van Utrecht geweeft is;dat de e£nhiea:,deaa- der daar begraven is; en dat cindclyk de v P 4 een |
|
||
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVING
een lang, de andere kort geregeerd heeft?
ten zy men buiten eenige aanncemlyk- heid wilde (lellen, dat de naam met den ecrften in 't graf gedaan was: vof nu, ge- Jyk Heda zegt, Ludgerus de Biflfchop van Utre c Ernaar een jaar. geregeert heeft, is wederom cenc andere vraag; het is ze- ker , dat het Bisdom niet lang van hem beftiert is ge worden, want Beka zegt ook dat hy de kerk maar eenigcn tydt-gerc- geert heeft; doch de grote Nederland fche Kronyk geeft hem acht jaren, en Reinier Snooy lib IV. fchryft, dat hy in het elfde jaar van zync Biflchoplijke waardigheid is geftorven; maar die Schry vers maken het wat te lang, 't welk naar alle waarfchyn- heid daarvandaan komt, om dat onder an- dere de laatftgenoemde Schry ver, na dat hy aan Alfridus maar zeven jaren gegeven hadt, Egihardus overflaat, en echter de- ze opcnltaandc jaren op de eene ofde an- dere wyze moeten gevonden worden ; miflchien zal 'er onder den volgenden Biffchop gelegenheid wezen, om de re- geering van dezen een weinig nader, doch niet zeker, te bepalen.
Wanneer 'er van Alfridus gehandeld
is, heeft men reeds uit het leven van O-
dulf'us'gezien, dat Hungeras daar gezegt
wierdt in plaats van Frederik tot Bitlchop
verkozente wezen ; doch, om redenen
ter gezegder plaatfe bygebracht, heb ik
tot
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 23j
tot dat gevoelen niet konnen overgaan,
ik gelove veel eer, dat 'er in het levea van Od«//itf eenefout is ingeflopen, en Al- fricus in plaats van Hungerus moet gele- zen worden, om dat daar juift ook van den laatften getuigt wordt, dat hy mis- maakt van perfoon was, 't geen door Heda van den eerften gezegt wordt j ik houdc my ten minften verzekert, dat 'er geen bewys te vinden is, 't welk opwe- gen kan tegen den eigenhandigen brief van Aljricus, welke te voren aangchaalt is, waaruit zoude blyken, dat Hungerus een vroeger rang onder de Bifichoppen verdiende. De Schryver van Bata- via Sacra in het leven van Hungerus zoekt, naar het fchynt, de bewyzen, zo uit het leven van Odulfus, als uit dien brief getrokken, met elkander over een te brengen, door te ftcllen, dat Hungerus na den dood van Irederik Biffchop ge- worden zynde, mogelykzyn Bisdom aan Alfricus algeftaan heeft, en, wederom een nazaat van Alfricus geworden isj doch zulks is even gegrond, als het ge- voelen van fommigcn, die hem volgens Heda in het geheel niet onder de Biffchop- pen ftellen, welk laatfte opently k tegen ge- iproken wordt door twee brieven, ten tyde van Hungerus Biflchop van Utrecht gegeven, de eene namelyk vanLotharius met de overgifte van het kloofter van ^ P 5 Odi- |
|
||
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVINQ
Odilia, en de andere vunLodewyk, den
zoon vzn.Lode'wyk dea Goehr»cbtigeff,be- treffende de bcveftiging van devryheden, door den laatften aan de kerk van U- trecbt verleent, welke beide by Heda te vinden zyn, als mede de laat�e by Mi- r*us in Donat. Belg. lib. II. cap. 13. Op. Dipl. torn. i. p. 501. deze bewyzen zyn al te fterk om nog te blyven twyfelcn, ja de Schryver van Satavia Sacra, die zo veel zwarigheid heeft gemaakt om- trent de brieven onder Alfrietts, Egihar- dtts en Lu�gerus, betuigt hier, dat al was 'er geen ander blyk dan de brief van Lv iharius, hy het voorzeker en vaft houdt, dat Huttgerus hier Biflchop geweeft is. Het bly kt uit dezelve echter niet, van en tot welken tydt hy die waardigheid be- kleedt nebbe; de brief van Lvtharius is gegeven in het derde jaar zyner regeerin- ge, de lesde indi&ie, wanneer \vy dit nu van den Koning Lrtharias verltaan, komt het overeen met het jaar achthon- derd acht en Vyftig, dergemeene tydrc- kening, hebbende de gemelde Koning zyne regecring in't jaar acht honderd vyf en vyftig begonnen, volgens de f uiden- ftr jaarboeken en anderen, doch zo wy het van den Keizer van dien naam met fommigen opvatten, moet het derde j aar van dezes regeeringe vyftien jaren vroe- ger gefteldt worden j welk gevoelen my
ech-
|
|
||
|
||||
|
||||
|
EER STAD UTRECHT. 235
echter niet waarfchyrilyk voorkomt, om
dat, gelyk te voren bewezen is, Htmgg' rits toen nog geen Biffchop was, en daar- enboven de voornaamftc verwocftingen door de Noormannen cci&'m en na het jaar achthonderd vyf en veertig voorgevallen zyn;het verfchilder Schryveren iszekerlyk daaruit ontftaan, dat juift het derde jaar zo wel van den Keizer Lotharituy als van den Koning van dien naam getekend ftaat met de fcsdc indiftie; wy houden ons derhalven by het eerfte gevoelen j en is Httngertts volgens het zelve voorzeker in het jaar acht honderd acht en vyftig Biffchop geweeft, maar het is ook wel te denken, dat hy zulks eenige jaren vroeger zal geworden zyn; wantgciyk in het fesde Hoofdftuk uit Albertus Sta- dens. is bygebracht, hebben de Noorman- rten, hunne ftroperyen reeds in het jaar acht honderd twee en vyftig begonnen, en met de uiterfte wreedheid voortgezet, nu is het niet waarfchynlyk, dat de on- gewapende en dus weerloze Geeftlykheid het laatfte zal afgewacht hebben, neen maar dat zy fcich by tyds weg begeven., en een verblyf geaocht beeft, de een hier, de ander elders, gelyk uit den brief, waarvan wy handelen, te zien isj hier uit volgt verder, dat, wanneer de Bis- fchopiV^rwjg^cldtwo�dtgeftorven te zy n,toen deGccitly keu zo veripreid w ar en,
zy
|
|
||
|
||||
|
||||
|
23<5 BESCHRYVING
zy niet wel mogelyk cencn nieuwen Bis-
fchop zouden hebben konnen verkiezen, waarom het ons aanneemlykft voorkomt te ftellen, dat Hitngeras al voor de inval- len der Noormannen van die jaren,en dus- voor het jaar acht honderd twee en vyf- tig, wanneer Utrecht nog in ruft was, tot Bifichop verkozen is geweeft, dit komt methetfchryvenvanH^, als hyLudgerus maareen jaar toelegt, ook na genoeg over- een j die echter wederom inait zelfde le- ven van Hungerus eene aanmerkelykc fout begaat,fchryvende, dat het dezelfde Lot bartas geweeft is, die in het Pruimer Kloofter woonde, en die Sint Odilienberg aan Hungerus gefchonkcn heeft; want, hoe men dit ook opvatte, ftrydt het te- gen de waarheid, dewyl Lotharius de vader in het derde jaar zyner regeeringe, 't geen in het flot van den giftbrief ftaat', het kloofterleven noch niet aanvaardt hadt, en Lotharius de zoon is nooit Keizer geweeft, heeft ook boven dien zich in geen Kloofter begeven gehadt. Omtrent den brief van Lodewyk valt niet minder aantemerken; dezelve ftaat by Heda gegeven te zyn den achtienden Mey in het een en twintigfte jaar der re- geeringe van Lodewyk Koning van Ooft Fratkrykde tweede indi&ie (Datum Xff. Cal. Junii AnnoXXI. Domini & Serenis- (imi Regis Lodovici in Ori�ntale Francia
re-
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
DER STAD UTRECHT. 237
regnante Indittione fccunda) y en van 50-
chel in zyne Aantek. zegt ook dus in de handfchriften van Htda gevonden te heb- ben, doch het jaar der regeering vangc- melden Koning komt met het getal der Indi�ie niet overeen, vallende het eerfte in op het jaar acht honderd een en fcs- tig, waar by de negende Indidie zoude behoren; zo dat noodwendig in een van beide de cyffergetallen eene fout fchui- len moet, welke men in het onzekere zoude zoeken, indien dezelve zich niet ontdekte by Mir&us op de te voren aangehaalde plaats, daar deze zelfde brief gevonden, en gezegt wordt ge- geven te zyn in het negen-en twin- tigfte jaar der regeeringe van Lode- wyk, de twcde Indidie, welke beide ge- tallen met den anderen overeenkomen, en dus zoude de zwarigheid weggenomen zyn, maar dan doet 'er zich weder ecne andere op, want volgens de laatfte reke- ning moctHttngerus noch in het jaar acht honderd negen en feftig, in het welk de vrijheden voor de Utrechtfche Kerk aan hem als Biflchop gedaan worden , gekeft hebben, en in-tegendeel wordt hy by Heda reeds op den eerften ]anua- rius van het jaar acht honderd fes en fes- tiggefteldt overleden te zyn: gelijk van Buchel mede zegt gevonden te hebben, op de lyft der Biffcnoppen van Salvators
Kerk,
|
|
|||
|
|||||
|
-
|
||||
|
|||||
|
||||
|
238 BESCHRYVING
Kerk, en andere plaatfcn, doch desniet-
tegcnftaande verbeelde ik mij, dat'er meer reden is om zich aan het jaargetal des briefs, zo als dezelve door Mirtus is uit- gegeven, te houdenj voor eerft om dat het bewijs uit zodanigen brief, welke men van geen onechtheid kan befchul- digen, het fterkfte is, dat bijgebracht kan worden j en miflchien heeft al het tegengeftelde eenen en denzelfden oor- fprong, namelijk eene enkele miflchrij- ving in het fterfjaar van Hungertts-, wel- ke naderhand door anderen gevolgt is; daarenboven ben ik niet vreemd van te denken, dat Heda den dood vaxiHungerus hier of daar op het jaar acht honderd fes en feftig gefteldt, en den brief drie jaren daarna gefchreven vindende, dezen laat- ftennanet cerfte zal verfchikt hebben, ten minften zijn 'er ftaaltjes genoeg uit hem bij te brengen, die dergelijk achter- denken fterken; eindelykheb ik nog de- ze reden voor den brief by MirAM, dar, wanneer men zich daar aanhoudt, men heel gemakkclyk eene opening van elf jaren kan invullen , welken gaatfchen tydt anders volgens den zelfden Heda de Biffchops ftoel in deze negende eeuwe moet ledig geftaan hebben; waarvan ik onder den navolger van Httngerm zal handelen. Deze is gcwedt OdilbaUw^ en wordt |
|
||
|
||||
|
||||||
|
STAD UTRECHT. 339
van ccnigen, waar onder Heda, gezegt
drieentwintig, van anderen drie of vier en dertig jaren, op den Bilfchoplyken ftoel gezeten te hebben; alle komen zy daar in overeen, dat hy ten minften in het jaar acht honderd acht en negentig noch gekeft hebbe, doch Heda en Beka met de meeften bepalen zyn dood op den tienden December van het jaar negen- honderd, zo dat die gene, welke hem de langfte regecringe toe fchryven, zulks fchynen gedaan te hebben om den tydt, welke door de korfte rekening open ge- laten wordt, goed te maken, maar het fchryven van de zulken ftrydt volgens Heda tegen oude gedcnkftukken, die hy echter niet aan de hand geeft; het is even- wel niet nodig,om zonder eenig bewys en in weerwil van ander, al was het wat zwak, de rcgeering van dezen Biflchop langer te maken; want wanneer wy de tekening des bricfs tyMirausaannemen, en in tegendeel maar ftcllcn, dat het fterrjaar van Hungerus op cene plaats, waaraan miflchien alle de anderen haren oorfprong verfchuldigt zyn, verkeerdc- lyk op het jaar DCCCLXVI. in plaats van op DCCCLXXV1. geichreven is, en men daar drie-entwintig jaren by doet, zal men zeer na aan den dood van Odilbal- dtts komen; want wat de overfchictcnde maanden belangt, dezelve kunnen in zo
eene
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
|||||
|
240 BESCHRYVING
ecne duiftere tydrekening zo naauwkeu-
rig niet bepaalt worden; zy moeten ze- kcrlyk ten deele geftelt worden tuffchen den dood van den cenen, en de verkie- zing van den anderen Bifichop, ten dec- le moeten zy ook gevocgt worden by de jaren der rcgeeringe van den laatften. Met het begin der tiende eeuwe wordt ons door Beka en Heda Egilboldas tot Biflchop van Utrecht en opvolger van O- dilbaldu$ opgegeven, en gczegt zeer kor- ten tydt geregeert te hebben, waarin zy echter met eikanderen niet overeenftem- men, de eerfte fchryft hem maar eenige maanden toe, doch de laatfte geeft hem twee volle jaren; dit verfchil is zo groot niet, of het zoude noch al overeenge- bracht kunnen worden , door te ftel- len, dat Beka fpreekt van den tydt, dat hy wezendlyk dit Bisdom beftiert mag hebben , en dat Heda rekent van den dood van Odilbaldus tot op den tyd, wanneer Radbodus over deze kerk gefteld is; hy wordt van fommigen zelfs geheel �n al uit de Lyft der Biffchoppen van 17- trecbt uitgelaten, waartoe zyne korte re- geeringe, of liever de overeenkomft van zynen naam met die van zynen voorzaat veel aanleiding zal gegeven hebben, en fchoon men miflchien tegenwoordig twee zodanige namen niet met den an- deren zoude verwarren, heeft men genoeg
bly-
|
|
|||
|
|||||
|
_______________
|
||||
|
|||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT. 34*
blyken,dat zulks door de Schryvcrs van
vroegere tyden in veel meer onderfchei- dene pcrfonen gedaan is: laat men maar eens zien, hoeverfch�lende die vanTfoo- dardus, Harmacartts, en Bernulphus ge- fchreven worden, zelfs wordt deze Egil- boldus in het leven van Radbodus num. 4. by Mabillon Sec. V. Bened. Egilberttts genocmt; en die de twee brieven van Zuentiboldus onder dezen en den vorigen BUTchop inziet, zal vinden, dat en de naam des Konings en die van den Nota- ris, welke dezelve ondertekent heeft, in beiden niet op cenc wyze gefchreven worden; ik twyfcle derhalve zeer, of men van deze twee Biffchoppen Qdilbaldus en Egilboldtts niet maar eenen maken moet; zulks fchynt ook reeds het gevoelen ge- weeft te zyn van den Heer van Rbyn in zync aanteken, op Batavia Sacra achter het leven van Radbodus, die ons echter gecne verdere redenen bybrcngt; ik zal daarom de moeite nemen zulks wat na- der te onderzoeken: \vat dan vooreerft den brief van Zuentiboldus ten tyde van Eylbodus gegeven, en door van Buchel onder zyne Aantek. op Heda geplaatft, aanbelangt, dezelve levert niet het min- fte bewys uit, dat de laatftgenoemde Bis- fchop een ander gewceft is, dan de geen, die ook Odilbatdus by Seka en Heda ge- noemt wordt, maar veel eer fterkt de- |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
34» ��SCHRYVING
zelve myne twyfeling; want, als men
het zeggen dier twee Schryveren toeftaat, dat namelyk Odilbaldus tot op het laatft van het jaar negenhonderd gekeft heeft, en Bis- fchop van Utrecht geweeft is,kan de gemel- de vrybrief van Zuentiboldus niet gegeven zyn onder eenen navolger van den iaatft- genoemden Kerkvoogd, dewyl die Ko- ning reeds ia het gemelde jaar den der- tienden van Oogftmaand, in een flag te- gen zync eigene onderdanen, die zichby Lodeivyk gevoegt hadden , was omgeko- men,gelykde gefchiedenis van Zuentilbol- dus door Heda onder Odilbaldus byge- bracht, aantoont; zo dat het zeker is,dat de gemelde Schryver den Biflchop ££/'/&»�- dus van den vorigen onderscheidende, en hem dus eerft na het jaar negcnhoiv derd plaatfende, zich zelven al te on- voorzichtig tegenfpreekt, wanneer hy nog van den zelven fchryft,dat hy in gro- te gunft van Zuentiboldus geweeft is, en de vrygeeving eener dienftbare van hem verworven heeft, ziende daarmede op den te voren aangehaalden, en door w» £uchel uitgegevenen brief: boven dien blykt nog al verder uit den zelfden Heda , dat de twee namen, waar over gefchilis, op eenen en denzelvcn Biflchop toegc- paft moeten wordcn,als men het leven van den volgenden Biflchop Radbodus inziet, daar die Schryver niet alleen de» gemel-
dcn
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
DER STAD UTRECHT. 245
den Kerkvoogd nog ftcltbyhet leven van
Zaentiboldus en Karel verfcheidc welda- den ontfangen te hebben, maar daar en boven, na het optellen der gefchriften van Radbodus, een ftuk uit een kronyk- je door den zelven te zamen geftcid by- brengt, waarin die Bil�chop zegt, fotZuen* tiboldus in het jaar negenhonderd omge- bracht, en hy Radbodus eenige dagen te voren onder de dienaren der kerke van Utrecht opgefchreven is (i); uit welk ge- tuigenis blykt, voor eerft, dat Odilbaldus vroeger moet geftorven zyn, dan Heda ons opgeeft, want of fchoon men in andere gevallen zoude konncn zeggen, dat zulks niet noodzakelyk volgde, de- wyl Radbodus nog by het leven van zyn voorganger om deszelfs zwakheid of af- rtand tot IMchop kon verkozen zyn, heeft zulks hier geen plaats, om dat de Schryver van het leven van Radbodus, die maar kort na hem geleeft heeft, en dus meer geloof dan Heda verdient, getuigtt dat hy in de plaatsvan een afgeftorvenen Biflchop gcttelt is; zie liet leven van Rad- bodus by Mabillon Sec. V. Bened. p. 28. ten tweeden kan men 'er nog met zekerheid uit befluiten, dat 'er tuilchen Odilbaldus
en
(O Uit dit Kronykje vnn Radbolus kunnen .een�.
geSdnyvers, door van 'Bucbel Ia zyne Aantek. hy- cebrielHjVetbett-rt worden. ' |
|
|||
|
|||||
|
~
|
||||
|
|||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
S44 BE S C H R Y VIN G
en Radbodus geen ander Biflchop geweeft
is. Het is \vaarlyk teverwonderen, niet alleen, dztHedazo dikwyls en zo grof miftaft, maar ook,dat van Buchel en an- deren , die Heda zelfs gebruikt hebben om hem fomtyds woordclyk na te fchry- ven,zulke tcg�nftrydige ftcllingen over 'c hoofd gezien hebben, ik zal my thans met dezelve niet langer ophouden; maar tot den Biflchop Radbodus overgaan.
Deze is volgens zyn eigen fchryyen in
het jaar negenhonderd aan het Bisdom van Utrecht gekomen, en heeft het zelve eenige jaren bedient, maar de Schryvers zyn het echter met eikanderen niet eens, tot hoe lang; eenige fchryven tot negen- honderd feftien of zeventien, zommigen een, anderen twee jaren langer; doch de eerften en de laatften fchynen zich een jaar te vergifl�n, om dat hy volgens hctftand- vaftig fchryven van allen gezegt wordt zeventien jaren over het Bisdom van U- trecht gefteld geweeft te zyn, of ook wel in het achtiende jaar zyner biflchoplykc waardigheid overleden te zyn, 't welk op een en hetzelfde uitkomt; zie de Schry- vers , door van Buchel in zyne Aantck. op Beka achter het leven van Radbodus by- gebracht; daar alleen Bockenberg hem zes- tien, en de grote Nederlandfche Kronyk zeven en twintig jaren gezegt worden toe te fchryven j de'laatfte fout kan door een
druk-
|
|
||||
|
||||||
|
_____
|
|||||
|
||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. ,
drukker veroorzaakt zyn; die van Boe-
kenberg zal veel licht daar uit ontftaari wezen, om dat hy nevens Beka en Heda na Odilbaldus, E^�boldus voor een jaar tot Bii�chop van Utrecht gefield hebben- de, en echter Radbodus in het jaar negen honderd en zeventien of achttien overle- den vindende, den zclven geene langere regcering dan van fcftien jaren durft toe- fchry ven. U it het leven van dezen Biffchop door Beka blykt ook wederom, dat die Schryvcr niet al te naaukeurig is, want na dat hygezegt hadt, dat Od��baldttsden. tienden December van 't jaar negenhon- derd geftorven was, dat Egilboldus tien maanden, en Radbodus zeventien jaren Biflchoppen waren geweeft, ftclt hy ech- ter den dood van den laatften op den ne- genentwintigften November van 't jaar negenhonderd en zeventien, welke reke- ning niet te wel uitkomt; maar het fchry- ven van Heda is nog meer onmogelyk, want deze houdt ook de zelfde fterfja- ren en dagen \M\Odilbaldust\\Radbodus, alsmede den tydt der regeering door Be- ka aan den laatften toegefchreven, des- nicttegenftaande wil hy daar nog twee volle jaren voor het bettier \zx\Egilboldus afnemen; hoe licht is het dan niet te zien, dat die Schryvers zonder onderzoek te werk gegaan hebben, en wat geloof zal men aan dezelve in zaken van grotere Q. 3 aan- |
|
||
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVING
aangelegenheid, die ik thans niet wil
aanroeren, mogen geven? Over dezen Biflchop zouden nog wel eenige zaken aantcmcrken wezen, doch dewyl ik by het tegenwoordig ontwerp alleen voorgeno- men heb de tydrekcning en Jyftder Bis- Ichoppen, zo na my mogelyk is, te her- ftellen, zal ik het overige al mede tot ecne volgende gelegenheid bewaren.
Na Radbodus is -ffuA/wwjfonbetwiftbaar
in het Bisdom opge volgt, en heeft het zelve langer dan een zyner voorgangcren of navolgeren bedient; doch men vindt weder groot vcrfchil over den juiften tydt van zyne rcgecring en van zyn overly- den; volgens de Kronyk van Dithmarus, te vinden Torn. i. Script. Rer. Brunsvic. p. 326. en de Annalifta Saxo by Eccard Torn. i. Corpor. Hift. Medii acvi op het jaar DCCCCXX1X. wordt hy gezegt tachentig of meer jaren den Bi�choply- kcn ftoel van Utrecht in ccnc plaats, wel- ke Deventer genoemtwordt, bddccdtte hebben5 doch of fchoon deze beide zeer oude Schryvers zyn, fchyncn zy in dit verhaal weinig geloof te verdienen; voor cerft, om dat" het zelve Baldricus ouder zoude maken, dan men iemand zoude durven ftellen geworden te zyn, tentwe- dcn,om dat door hetjuitrekken der re- geeringe van dien Biflchop de jaren, in welke anderen op den ftoel gezeten heb- ben. |
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 347
ben, worden weggenomen 5 ik zoude der-
halve gedacht hebben, dat'ereenefchryf- fout ingeflopen, en rniffchien 80. voor 60. gcfchreven was, indien ik niet by den laatften Schryver den dood van dezen Baldricus op het jaar negen honderd vyf en»negentig gefteldt gevonden hadt,daar hem ook, met uitlating van ten minden twee Biflchoppen, Ansfridus tot opvolger gegeven wordt; dewyl dit nu tegen, alle waarfchynlykheid en andere verhalen aan- loopt, kan ik tot het gevoelen dier fchry- veren niet overgaan; gelyk ook niet tot dat van de grote Ncderlandfche Kronyk, welke hem maar negenenveertig jaren toefchryft, dewyl men nog brieven vindt van 't jaar negenhonderd vyf en zeven- tig ,by het leven van Baldricus gegeven ; doch dit is te verbeteren, wanneer men \vil toeftaan, dat zulks door eene fchryf- fout, zo als van Bitchel meent, veroor- zaakt is; ik houde het liever met die ge- nen , welke hem eene regeering van ne- gen en vyftig jaren toefchry ven; en dien- volgens zyr�cn dood op het jaar negen honderd fes of zeven en zeventig (lellen, want hier in komen zy met den ande- ren niet overeen ; doch dat verfchil is niet groot, en kan ontftaan zyn uit de verfcheide rekening omtrent den dood van Radbodus, ja van den fterfdag dezes lUtlchops zelven, welke door Heda in 0,4 Au- |
|
||
|
||||
|
||||
|
24» BESCHRYVING
Auguftus van 't ecne en door Be ka in Ja-
nuarius van 't daar aan volgend jaar gc- ftelt wordt, zo dat al fchynen zy een gantfch jaar te verfchillen, is zulks ech- ter niet meer dan van vier of vyf maan- den ; anderen, die hem feftig jaren fchry- ven geregeert te hebben, zyn ook wel met de vporgaande ovcreentebrengen, als men ftclt, dat deze gecnc overfchie- tendc maanden, en in tegendeel de an- deren een begonnen voor een volkomen jaar rekenen.
Op Baldrictts wordt door Beka, Heda
en alle anderen FolcmarusspLcgc. gevolgt te zyn; doch de grote Neder landfcheKro- nyk fchryft op het jaar DCCCCLXX. van eenen Egbertus, Epifcopus Trajetten- fis, en zoon van Dirk II. Graaf van Hol- land; waaruit weder een Spaanfch fchry- vex Joan. Tamaius de Sa/azar door Bol- Jandus in Ad. SS. tom. n i. Febr.pag. jp5. bygebracht, gelegenheid genomen^heeft om.te fchryven, dat deze Egbertus eerft Biflchop van Utrecht, of Maaftrichtyna- derhand van Trier geworden is (eum pri- mo Trajectenfcm ,poftea Trevirenfem Epifco- f urn fui/e); maar hy kan voor eerft te Maaftricht geen Biflchop ge weeft zyn, om dat de Biflchoplyke zetel op den tydt, van welken wy handelen, reeds t wee honderd en vyftig jaren te Luik geweeft was j ten anderen wordt nergens van
een
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT. 249
een Utrechtfchen Biffchop Egbertus ge-
wag gemaakt; daarby is op dat jaar Bal- dricus nog Biffchop geweeft ; zo dat hier miffchien eene dubbele fout in de grote Nederlandfche Kronyk te zoeken is; de cene , dat dezelve fchryft Egbertus Tra- |
|
||||
|
||||||
|
de andere, dat hy gezegt wordt zyne re-
geering met het jaar negen honderd en zeventig begonnen te hebben, daar uit Brouwer us in ann. Trev. lib. 10 pag. 590. blykt , dat hy ecrft in het jaar negenhon- derd acht en zeventig , ten minften kort te voren , Biffchop van Trier geworden is: of zullen wy liever ftellen, dat hy voor dien tydt Koor-Biffchop van Baldricusgc- weeft , en aan den zelven om zyne hoge jaren ter onderfteuningtoegevoegt is, dat men daarom ook niets van hem vindt ? doch dit zoude onderzocht moeten wor- den, wanneer men van deKoorbiffchop- pen derUtrechtiche Kerke handelde, dc- wyl hy onder de wezcndlyke Biflchop- pen , daar wy thans mede bezig zyn, niet behoort.
Behalven dezen Egbertus vinde ik tus-
fchen Baldricus en Volcmartts nog gewag gemaakt van eenen Biffchop Popo-, naam- lyk in het leven, van Joannes Abbas Gor- z,ien[�$, die volgens de ly ft der Abten van, datkloofter,by Bollandus aft. SS. torn III. febr. p. 688 tot het jaar negen hon- Q.J derd |
|
||||
|
||||||
|
||||||
|
B E S C H R Y V I N G
derd twee en f�ftig geleeft heeft, zegt de
Schryver, cap. VI. num. 6, dat hy door Popo, roem waardig Bi�chop der Utrccht- fche �f Deventcrlche Kerke ,cn zeerver- maaard onder de geleerden aangezet is om het leven van den gemelden Abt, 't welk hy reeds by deszelfs leven begon- nen hadt, nazynendood te volvoeren, dat hem ook zulks de vader van Popo, Berno genoemd, een deftig man voor de bezorging van ftaatszaken, geraden hadt. Het bewys voor dezen Biffchop is, wat fterker, dan dat uit de Nederland- fche Kronyk, voor Egbertu^ want het hangt hier voor eerft van geen een enkel woord af, maar van eene gantfche om- fchryvinge zo van de perfoon, en den vader van dezen Biffchop, als van de Kerk, waarover hy gefteldt was; ten tweden wordt zulks door eentydgenoot van hem gezegt; en eindelyk kan men deze woor- den van dien Schryver � Trajcftenfis feu � Dabentrienfis Ecclefut Pontifice Clarif- � yf7»0".niet op een Koor-Biffchop toe- paffen ; zo dat men byna zoude zeggen, dat hy tuffchen Baldricus en Volcmarusds, Biffcnop moet geplaatft worden, en, dat de korte tydt van zyn beftier oorzaak is van de vergetenheid,die men in de Schry- vers, welke delyften derBiffchoppen op- gemaakt hebben, omtrent zyn Perfooia ontmoets van welke gedachten de zeerge-
leer-
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
|
|
||||
|
||||||||
|
||||||||
|
DER STAD UTRECHT. 251
leerde Bollandu$ op de hier voren aange-
haalde plaats ook fchynt te wezen.
Thans ga ik over tot rolcmarus, die,
volgens het gevoelen van bynaallen,om- trent dertien jaren Biflchop van Utrecht geweeftis, doch in deszelfs ftertjaar ver- ichillen Beka en Heda$ de eerfte ftelthcm den elfden December van 't jaar negen honderd negentig, overleden te zyn, de laattte ichryft een jaar vroeger, zo dat, wanneer men daar van aftrekt de twaalf jaren en elf maanden, die hy gezegt wordt gercgcert te hebben, zoude hy den elf- den [anuary van 't jaar negen honderd ze- ven en tachtentig aan het bisdom geko- men zyn, drie dagen na dat Baldricus t volgens het fchryven van Beka, geftorv�n is. Dit ongelyk verhaal van deze Schry- vcrcn, heeft my in de gedachten ge- bracht, of het niet miflchien dus konde gelegen zyn, dat Baldricus den vyfden Auguftus van 't jaar DCCCCLXXVI. geftbrvcn was, zo als Heda ichryft, dat Popoy waar van wy kort te voren gchan- dclt hebben, den achtikn J anuary van DCCCCLXXVII. tot welken tyd Beka het leven van Baldricus uitrekt, als Bis- fchop ingehuld is, en die waardigheid ee- nige maanden bekleedt heeft, dateinde- lyk folcmarus in lanuarius van't volgen- de jaar DCCCCLXXVI1I. den Biffehop- Jyken ftocl beklommen heeft, en na
twaalf
|
|
||||||
|
||||||||
|
||||
|
252 BESCHRYVING
twaalf jaren en elf maanden daarop ge-
zeten te hebben, den elfden December van 't jaar negenhonderd en negentig gc- ftorvcn is: ik geve zulks alleen op als cc- ne aanmerking, om de verfchillende tyd- ftippcn, die by de Schry vers aangetekend ftaan, met den andere overeen te breng- gen, en aan te tonen, hoc of op ieder van dezelve iets byzonders zoude konnen voorgevallen zyn, en Popo in den rang der Biflchoppen gcplaatft worden.
Jk zal dit thans niet verder aanbinden,
maar enkel bewyzen, dat het ook niet ftrydt tegen de rekening, omtrent de vol- gende BnTchoppen gehouden, want Bal- dcwinus, dien men na Volcmarus gefteld vindt, en van Beka vier jaren, vznHeda drie en vyf maanden wordt gezegt het bisdom beftiert te hebben, wordt by bei- den gefchreven den achtften Mey van 't jaar negen honderd vier en negentig over- leden te zyn.
Na dezen volgt Ansfridus, die zo wegens
zyneafkomft, als leven en daden, zeer beroemd gewecft is onder de Biflchop- pen , hy heeft zyne regeering tot in het begin der elfde ecuwe uitgerekt, doch de Schryvers zyn het niet eens, over het jaar van zyn ovcrlydcn, hy wordt van Beka en Heda gezegt in 't jaar M VIII geftor- ven te zyn, doch de laatfte vergift zich hier weder in de jaren zyner regeeringe,
als
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 255
als hy 'er hem vyftien toeichryft, daar
tuflchen deszclfs dood en die van zynen voorganger noch geen volkomene veer- tien jaren in zouden paflcn; Beka heeft hier beter opgelet, en maakt, dat de ge- tallen met elkandercn uitkomen , door het bepalen van dejarenzynesbeftiersop veertien; doch zyn 'er anderen, die zo wel zyn leven als den tydt, dien hy over de Utrechtfchc Kerke gcfteld geweeftis, een ot twee jaren verlengen; ditverfchil is zo groot niet, of kan noch al daaruit ontftaan zyn, dat de een ons den juiftcn dag van zyn overlydcn opgeeft, een an- der is miflchicn daardoor misleidt, dathy ergens gevonden heeft aangetekent den dag, waarop zyn lyk te Utrecht gebracht is , 't welk zekcrlyk eenigc maanden daarna gefchiedt zal zyn,om het verfchil van de dochter van Ansfridtts, Abdifle van het kloofter op den Heiligenberg, met die van Utrecht; en een derde rekent moge- lyk van dien tydt, dat Adelboldaan het bisdom gekomen is: uit de wyze, waar- op de meefte Kronykfchryvcren de gc- fchiedenifl�n verhalen, blyktgenoeg,dat men hier omtrent wat toe moet geven; want gewoonlyk ftaat de dood van den eenen,'t zy Vorft of Kerkvoogd, met de opvolging van den anderen, in eenen en den zelvcn zin, ja als waren die beideza- kcnin het zelfde ogenblik gefchiedt; daar
ieder
|
|
||
|
||||
|
||||
|
254 BESCHRYVING
ieder nochtans weet, dat 'er ten minften
tuflchen de dood van een Vorft, en de inhuldiging van zynen opvolger, tuflchen den fterfdag van eenen Biffchop, en de verkiezing van eencn nieuwen, cenigen tydt voorby loopt: wat nu grotere verfchii- len aanbelangt, dezelve moet men op andere wyzen trachten te recht brengen; zoo ziet men by Heda een brief vanden Roomfch Koning Henrik IL getekend op het jaar MXIII. de eerfle indi��ie het ccr- fte jaar der rcgeeringc van den gemelden Vortt, waarby hy aan den Biflchop Ans- fridus ver (chcide giften voorde Utrecht- �che Kerke beveftigt, indien mcnnuftaat op zulk een brief konde maken, zoude men ook het leven van dien Biflchop ge- ruft zo veel mogen verlengen, doen de zo even gemelde tydftippen komen met clkandercn niet overeen, vermits de elf- de, en niet de eerfte Indiftie, op het jaar duizend en dertien invalt; deze brief ichynt dcrhalven in het jaar MUI. gege- ven te zyn, waar mede het getal van de Indidic en der regccringe van Henrik overeenkomt, zyndc Otto III. in het jaar duizend en twee gcrtorvcn, en Henrik in het laatft des zclvcn jaars tot Roomfch Koning verklaard. Ik zal thans de verde- re misftellingen van de Schry veren ontrent dezen Biflchop voorbygaan, en tot des- zelfs opvolger ovcrftappen.
De-
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT.
Deze was Adelbo�dtts (i) en fchynt my
toe tegen of in het tiende jaar der elfde Ceuwe aan het bisdom gekomen te we- zen , en heeft het zelve volgens eene al- temeene overeenftemming der oudfte chryveren omtrent achttien jaren be- ftiert, doch eenigc ftellen hem in het jaar duizend zeven en twintig, anderen een jaar later geftorvcn te wezen; Boe- kenberg alleen maakt 'er duizend negen en twintig van. Onder den vorigen Bis- fchop kan men zien, hoe zodanig een vetfchii kan overeen gebracht worden, de laatfte Schry ver fchynt hier echter het mecftc geloof niet te moeten verdienen, waarvan zich de reden onder Bernulphus zal ontdekken.
De naam van dezen Biffchop wordt
ook zeer verfch�leude gefchreven, gelyk
te
|
|
||||
|
||||||
|
(j) De naam van dezen Biffchop wordt zeer ver-
fcheiden gefchreven, dan eens. zo ais hy hier opge- geven wordt, dan wederom Adallialdus, Albalilus, Atbalbaldus, Jttbdboldus, Otbelbaldus en ook wel O- tbtlboldus , 't welk zekerlyk het zelve als Odilbaldus wezen zal, en zulks bevefligt noch meer myne ge- tlachten, dat Odilbaldus en> Egilboldus of Eylboldus, van welken te voren gehandelt is, een en dezelve Biffchop geweeft is, en dat des naams oorfprong komt van Odel, Odil, Adel, £rfe/,waar van ook af- llamt Otbilda, Odelbilda, Adtlbttda, Altida en na- derhand Atida, v/elk alle* een en dezelve naam is. |
|
||||
|
||||||
|
||||
|
BESCHRYVING
te voren met een woord gezegt is, doch
anders komen de Schry vers omtrent het jaar en dag zynes overlydcns alle over- een , waarvan mifichicn het graffchrift, ter zyner gedachtenis in St. PietersKerk gefteld gewecft, de oorzaak is 5 men vindt zyn dood daar op den ncgentien- den Juliusdes jaars duizend vier en vyf- tig bepaald; nochtans komen Beka en Heda in de jaren zyncr regccringe niet overeen, Beka geeft hem zeven en twin- tig, Heda acht en twintig jaren; ik ver- wondere my over het fchryven van den laatften, om dat hy den dood van den voorgaandcn BiflTchop reeds een jaar la- ter dan den ecrftcn geftelt hadt, zo dat 'er door het wederom verlengen der regce- ringc van Bernulphus noodzaakiyk twee jaren te kort komen, weshalven ik my in de beide gevallen liever aan het fchry- ven van Beka houde.
Na deu dood.van Bernttlpbus wcrdt
Wilhelmus totBilfchopvan Utreebt verko- zen, een man, die door goed en kwaad geruchte by de Schryvcrs heeft moeten gaan, hy fchynt met het jaar duizend vyf en vyftig zyne regcering begonnen te hebben, en heeft volgens fommigen een en twintig, volgens anderen twee en twintig jaren op den BifTchoplyken ftocl gezeten, en zyn dood wordt daarnaar ook verlcheidcn op het jaar duizend vyf
en
|
|
||
|
||||
|
||||
|
STAD UTRECHT. 25:7
en zeventig, of op het volgende gefteltj
zekerlyk fpruit dit verfchil weder al.ccn daaruit, dat de een rekent tot op den dood van Wilhelmus, een ander tot op de ver- kiezing van zynen opvolger.
Deze was Conradtts genoemt, en moet
volgens Beka reeds in 't jaar duizend t es en zeventig aan het Bisdom geweeltzyn/ 't welk hy vierentwintig jaren volgens den zelfden Schryver bcl�erdt heeft, tot dat hy den vyfentwintigften April van 't jaar duizend negen en negentig ver- moordt is geworden.
Ik kan niet nalaten om hier der oplet-
tendheid vmHeda, welke hem echter el- ders beter te pas hadt gekomen, gedachtig te zyn 5 hy merkt dan in het leven van Wil- heimus aan, dat'er omtrent detydrcke- ning aangaande de Utrechtfchc Biflchop- pcn zodanig een verfchil is, dat, offchoon ny de afgertorvene Schryvers niet gaarne' wil beledigen, hy zich echter verplicht rekent om zich zelvcn te ontfchuldigen, door het aantonen der misflagen van an- deren , brengende ten dien einde by ,hoe Beka zyne lyll der Binthoppen dezer elf- de ceuwe opmaakt 5 namelyk , dat hy, cerft Ansfridui in het jaar MV11I. gefteld hebbende overleden te zyn, aan den zel- ven Adelbold tot opvolger geeft, en de- zen na achttien jaren het belher der kerke gehad te hebben op den zevcaentwintig-
K ften
|
|
||
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVING
ftcn vanNovember des jaars MXX VII. zegt
gcftorven te wezen i dat daarop Sernof- dtts gevolgt, en na zeventien jaren Bis- Ichop gcwecft te zyn, den negenentwin- tigftcn van Julius in 't jaar MLIV. geftor- ven is; dat naderhand Wilhelmus twee-en- twintig jaren over het Bisdom gefteldge- weeft zynde den zevcnentwingften April van het jaar MLXXVI. van deze wereld ge- fcheiden is, namelyk in het zelfde jaar, waarin Gwertmctden ^«//geftorven wasj dat eindelyk Conradus, na Wilhelmus den Bif�choplyken ftoel beklommen hebben- de, daar op eenentwintig jaren gezeten heeft, enden vierentwintigften April van het jaar MXC1X. vermoort is geworden. Zo dat, zegt Hcda, ten naaften by tien jaren op de tydenderrcgecringe van deze vier Biftchoppen te kort komen. ; Ik kan niet zeggen, welk handfchrife van het werk van Beka door Heda ge- bruikt is, 't geen hem gelegenheid ge- geven heeft om deze aanmerking te ma- ken , want die het gedrukte door Bucbe- lius uitgegeven, en het handfchrift, 't welk in dezer ftads Bockery bewaart wordt, inziet, zal lichtelyk die tien jaren, die pvergeflagen zyn,vinden;als men name- lyk Bernulfus in plaats van XVII. jaren XXVII. geeft, gclyk op die twee plaat- fen gevonden wordt; ik zal voor het te- genwoordige niets verder omtrent de an- dere |
|
||
|
||||
|
||||
|
r>ER STAD UTRECHT.
derc verfchillen in de jaargetallcn, zo als
die door Heda ter boven aangehaalder plaatfeopgegeven worden,en gelykmen die by Beka zelven vindt, melden , al- leen hier by voegende, dat in de verta- ling van Beka by Matthaetts aan Bernul~ fus ook niet meer dan XVil. jaren wor- den toegefchreyen, zo dat en Heda en die vertaler m�fichien beide een en het zelfde handfchrift gebezigt hebben ;doch al ftemden daar alle handfchriften mede o- vereen, was het echter zeer licht door het bygevoegde fterfjaar van Bernutfus te zien geweeft, dat'ereene fchryffout in de ftel- lingvandejaren zyner rcgeeringe moefte ingeflopen zyn, welke zeer licht te recht kan gebracht worden; en in allen gevalle, daar zoude nog zo eene grote zwarigheid niet wezen in het overfchieten van om- trent tien jaren, als 'er wel is, wanneer 'er te kort komen 5 want omtrent het eerfte zoude men altyd nog eene uit- vlucht konnen maken, en zeggen, dac die jaren openftonden voor de tyden, die 'er verlopen waren, tufichen het amer- ven der Biflchoppen en het aanftcllen van derzelver opvolgeren; doch in het laatftc geval is 'er geen middel om zich te red* den, of een Schryver te ontfchuldigeni met veel meer recht is derhalven Heda te berifpen, dan te voren ten opzichte van £fka door hem gedaan is : want die Ra de |
|
||
|
||||
|
|||
|
«56 BESCHRYVING
de jaren van regecringe der Biflchop-
pen in deze elfde ceu, zo als die door Heda opgegeven worden, by den ande- ren telt, zal bevinden, dat dezelve meer jaren uitmaken, dan 'er in die eeu ge- weeft zyn, al rekent men, dat de ecnc Biffchop onmiddelyk in des anderen plaats gekomen is.
Thans zullen \vy tot den opvolger van
Conradus overgaan 5 deze was Burchardus, �n heeft het Bisdom volgens Beka en He- da dertien jaren, of, gelyk van Bucbelza.\\- tekent, volgens anderen veertien jaaren beftiert, waarom zy ook een jaar in des- zelfs ftcrfdag vcrfchiilen, dit is zeker, dat Godcbaldtts ecrft in het veertiende jaar dezer ecuwc den Biftchoplyken ftoel beklom- men hccftjgclyk hier onder aangetoont zal worden, en dit kan de reden wel wezen, waarom ibmmigen het leven van Conradut verlengen, opdat namelyk het Bisdom doch niet zoude gezegt worden, eeni- gcn tydt open geuaan te hebben. Wy zouden ons hier een geruimen tydt kun* n en ophouden, zo met het geen £eka fchynt te ichryven van de ketterye van dezen Bifichop, als aangaande eenen be- roemden fcheurmakcr Tanchelwus, die omtrent dezen tyd gekeft heeft jdoch hier van in /t vervolg breder.
Godebaldus is, gelyk gezegt is, in het
jaar elf honderd veertien aan het Bisdom
ge-
|
||
|
|||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. zSt
gekomen, volgens het zeker bewys uit
verfcheide brieven, die alle daarin over- eenkomen, fchoon zy in andere zaken door de fchuld der opftellcrcnofnafchry- vercn, of miflchien door andere oorzaken verfchillen; dus wordt het tweede jaar zyner inwyinge tot Bi�chop in eenen brief by MiraeusOp. Dipl. Torn. II. pag. 691. gellelt op het jaar MCXVL de ne- gende Indi&ie, het vierde jaar in twee brieven, door van Buchel in zync Aantek. opHeda bygebracht, op MCXVHI. fchoon het zelve in den eenen op de elfde, en in den anderen op de twaalfde Indiftic zou- de invallen, en eindelyk vindt men zyn twaalfde jaar in twee brieven van het jaac MCXXVL inde gemelde Aantek. van vatt Buchel, daar echter by den eenen de der- de , doch by den anderen de vierde indi- ftie gevoegt is; uit welke twee misflagen ook twederlye gclchillen zouden konnen ontdaan; namelyk uit de eerftc zoude men in twyfel konnen trekken, of niet het jaar der tydrckcninge haar het getal der Indi�lie behoorde verlchoventc wor- den; dan zoude het vierde jaar van Go~ debaldus eerllop het jaar elfhonderd ne- gentien moeten gefteld worden; en uit de laatfte zoude men kunnen vragen,of hier ook niet het getal der Indi�Ue kon, behouden en de tydrckcning een jaar ver- vroegt worden, waardoor Godebaldtts in R 3 elf- |
|
||
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVING
elfhonderd vyf en twintig reeds in het
twaalfde jaar zyner beftieringe van dit Bis- dom ge w eelt zoude zyn; wat het cerfte verfchil belangt; daar is oneindig meer reden om vaft teftellen,dat de fout in het getal der indiftie is, dewyl de jaren der tyd- rekeninge en der regeeringe van Godebal- dus met den anderen overeenftemmen (i); doch wat het twede aangaat; daarin kan de fout; zo wel in het getal van het jaar als van de indi&ie fchuilen, want en een gedeelte van het vyfentwintigfte en een gedeelte van het daar aan volgende heb- ben het twaalfde jaar van Goacbaldm uit- femaakt, dus is ook in het fesentwintigftc es zelfs dertiende jaar begonnen, gelyk blykt uit een brief van dien Bisfchopvan den dcrtiendenjuly, mede door van Buchel opHeda bladz. 55. bygebracht Eneinde- lyk fchry ven Beka en Heda, dat hy, na vyf- tien jaren B�lchop ge weeft te zyn, den
twaalf*
(l) Ik weet wel, dat men dikwyls twee verfchei-
de ge'allen V�nlndiflie kan vinden by een en het zelf- de jaar, om dat, wanneer reeds het jaar der ge- ffieene tydrekeninge begonnen, en het getal der In- diflie daarnaar veranderdt was, het voorgaand jaar nog hy de Nederlanders wierdt gerekem tot aan Panfchen van het op nieuw begonnen, doch dit kan hier geen plaats hebben, dewyl dan Godebaldus in het jaar MCXXVI., de vierde Indicie, niet al in het dertiende jaar van zyne Biffchojilyke regeeringe kon getreden zyn. |
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT.
twaalfden November van het jaar elf
honderd achtentwintig geftorven is, Doch van Eucbel tekent op Bcka. in het leven van dezen Bifichop aanj dat des- zelfs dood in zyne papieren, op elfhon- derd zevenentwintig geftelt is, en dat Bockenberg zync Bifichoplyke regccring op feftien jaren rekent; in de Aanteke- ningen van den zelfden op Heda leeft men, dat ook Dodecbinus in het aanhang- fel op Marianus Scotus den dood van Ge- debaldus een jaar vroeger ftelt, dan Beha en Heda gedaan hebben; een weinig ver- der zullen deze vcrichillcn wat nader on- derzocht worden. Onder dezen Biflchop zyn verfchcide aanmerkenswaardige_ za- ken voorgevallen, zo die zyn perfoon als de Utrecht fche Kerke en derzelver Biffchoppcn betreffen, doch dewyl het beter is dezelve niet aantcroeren , dan maar ten dceie voor te brengen, zal ik tot deszelfs opvolger overgaan.
Deze was Andreas van Cuyk, welke
dit Bisdom volgens Beka omtrent elf jaren bcftiert heeft, en in het jaar elf honderd achtendertig geftorven is; doch Heda, by wien hy maar juift tien jaren, wordt gezegt geregeert te hebben, fchryft, dat men zyn dood op andere plaatlcn een jaar later geftelt vindt; dit verfch�'is echter niet te rekenen by de verwarring, die men hier ontmoet in drie brievea, R 4 door |
|
||
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVING
door <va» Eucbel op Hcda bygebrachtj
de ecrfte ttaat gegeven zyn in het jaar MCAAAiX. de "twede Indiftie , hcc twaalfde jaar der Billchoplyke waardig- heid van Andreas en het eer�e der rege- ringe van Conradus den twcden j de twe- de in het jaar MCXXX. de negende In- dictie in het vierde jaardcs gemeldenBis- .fcho|*> het zevende van Koning Lotha- riwj en de derde in het jaar MCXXXI. de negende mdittie, het derde jaar van slndreas,zn. het fesde van KaningLotha- ritts den twcden 5 boven dien maakt va» titichel nog gewag van eenen brief, door dezen biflchop gegeven in het jaar MCXXXiV.de twaalfde indidie,het ze- vende jaar van zyne Biilchoplyke waar- digheid. Ik zal de misflagcn, welke hier fchuilcn,trachtente verbeteren,en het ftcrf- jaar van dezen en de twee vorige Biilchop- pen wat naaukeuriger te bepalen. Voor ccrft biykt uit den brief van het jaar JMCXXX1X. dat Andreas van Cuyk lan- ger geleeft heeft, dan Beha (chryft, en daar is geene reden om dezen brief van mi�chryvinge verdacht te houden, de-
, >vyi het getal van de indidie met het jaar
der tydrekeninge overeenkomt; ten twe- dcn blykt daaruit, dat hy in het begin of midden van elfhonderd acht en twintig aan het Bisdom moet gekomen zynj dit wordt
. jiog verder beveftigtdoor den brief, waar
van
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT. adf
de geleerde van Buchel gewaagt, die
gegeven zoude zyn in het jaarMCXXXIV. hetf zevende jaar van Andreas; en einde- lyk blykt het klaar \iit den brief van MCXXXI. want die brief is onder an- deren gegeven in het fcsde jaar van Lo- tbaritts IL 't welk in de maand Auguftus van elf honderd dertig begonnen was, Vervolgens kan men zien, dat in den brief van MCXXX ten minften cene fout is, dewyl het zevende jaar van den Keizer Lotbarius en het vierde van den Bis- ichop Andreas niet ingevallen kan zyn op dat jaar ,'t welk in den brief gcmeldt is, maar op zyn beft genomen in het iaatft van elf honderd een en dertig; dit ge- ftcld zynde, is 'er ook maar ccne ver- andering in dien brief te maken, door het �byvoegen vaneen enkel jaar, dan kan het getal der Indiftie en het overige bly- ven, zo als 'er by van Bucbel gevonden wordt. Wat nu verder de twee vorige Biffchoppen, de jaren van der zelver re- geedngeendood, mitsgaders de vcrichil- fende Hellingen van de Schryvers aanbe- langt, daar omtrent mecnc ik, dat men gevoegelyk dus zoude kunnen handelen: dat men volgens het eenparig getuigenis der Schryverenllellc, dat, Conradus in A- prilvan het jaar M.X.CIX. vermoord zyn- . de, Burchardus ecnige maanden daarna, of met het begin van't volgend jaar aan hem R 5 |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||
|
J65 BESCHRYVINQ
opgcvolgtis; dit w�rdt beveftigt door een
brief van het jaar MCI. onder de Aantek. vantw» Bttcbel op Heda bladz. 145. waar- in het twede jaar van den laatftgenoem- den Bifichop uitgedrukt is; voorts zoude ik wel haaft,tegen het fchry ven van Beka en Heda aan, denken, dat hy niet in MCXII. maareen jaarlatergeftorven is,en geen der- tien maar veertien jaren op den Biflchop- lyken ftoel gezeten heeft, ten zy men gecnc zwarigheid maake om het Bisdom ander half jaar zonder hoofd te laten; want hier voor is bewys genoeg byge- bracht, dat Godebaldus niet voor het mid- den vanMCXIV. Biflchopkan geworden zyn; wat nu verder het verf chil omtrent den dood van den laatften aangaat, daar in dwa- len voor zeker en Beka en Heda, dcvvyl hy niet tot in November van het jaar MCXXVHI. gekeft kan hebben, om dat Andrea i toen reeds Biflchop was, zo als men uit de brieven ten tyde zyncr rcgecrin- gc gegeven kan opmaken; Godebaldus is aerhalvcn ook geen yyftien jaren Bis- fchop geweeft, maar in het veertiende van zyn beftier en het ze venent wintig- ftedcr twaalfde eeu we gertor ven} nog veel minder kan het dan beftaan, dat Boeken- �erghcm. feftienjaren toefchryft, doch dit komt wederom daar van daan, dat deze re- kent van Juny MCXII, wanneer Burchar- dm by Beka wordt gezcgt geftorvcn te zyn,
tot
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT.
tot op November MCXXVIII. op welken
tyd dezelve Schryver den dood van Go- debaldus ftclt, waar van de onwaarfchyn- lykhcid reeds aangetoont is. Wat nu Andreas betreft, deze is in het begin van elf honderd achtentwintig aan het Bisdom gekomen , gelyk , bchalven uit de hier voor aangehaalde brieyen, nog nader bly kt uit eenen anderen brief van Keizer Koen- raad den derden by Heda bladz. 157. ge- geven den negenden April van het laatft» gemelde jaar, waar in Andreas reeds als Biffchop derUtrechtiche kerke voorkomt; voorts blykt het uit den brief door va» Sucbel bladz. 162. bygebracht, dat hv
teen tien jaren die waardigheid bekleedt
eeft, gelykH^fo, Bockenberg, Bar land cneenigc (chryven, dathy ook niet in het elfde jaar van zyn beftier, volgens ande- ren geftorv�n is; maar dat hy ten min- ften het twaalfde begonnen hadt; het verwondert my, dat van Buchel, die in de Aantek. op Be ka bladz. 49. alle deze ver- ichillende Schryvers bybrengt, geen ge- bruik van dien brief gemaakt heeft, uit welken wy ook, gelyk reeds gezegt is, kunnen zien, dat hy ecrft in het jaar elf honderd negenendertig door zynendood plaats heeft gemaakt voor zyn opvolger Heriberttts of Hardeberttu.
Deze kan op zyn vroegft genomen in
of na het midden van het zo even ge*
noem-
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
268 BESCHRYVING
noemde jaar tot Biflchop verkozen zyn,
't welk men ook wel zo dient te ftellen, indien het ichry ven van Beka, Heda en anderen beftaan zal kunnen, dat hy na- melyk in November van 't jaar elfhon- derd en vyftig, na twaalf jaren Biflchop der Utrcchtfchckerke geweeft te zyn, ge- ftorven is, doch dit twaalfde jaar kan maar naauwlyks begonnen zyn geweeft, gelyk men uit de vcrgelyking van den dood zynes voorgangers mag afnemen.
Hy is door Hermanus van Hoorn opge-
volgt, die niet dan na veel twcefpaltaan het Bisdom gekomen is, en het zelve weder in het laatft van Maart elf hon- derd fes en vyftig door den dood ontruimt heeft, zo dat hy maar vyf jaren die waar- digheid kan gczegt worden bekleedt te hebben.
Na hem is, met geen minder twift over
de verkiezing, Godefridus -van Rbenen tot Biflchop aangcftelt, en is, volgens het fchry- ven van Beka, in het jaar elfhonderd zeven cnzeventig geftorven na twee�ntwintig j aren de Utrechtfche kerkbeftiert te heb- ben, doch Heda fteltzyn dood een jaar la- ter, niettegcnftaande hy denzelven tyd zy- ner Kcrkvoogdye opgeeft; dit kan rede- Jyk wel beftaan met een brief, van wel- ken van Bucbel gewaagt in zyne Aan- tek. op Heda bladz. 176. waar by deze Biflchop het Kaftecl Har/t aan de Utrecht- fche |
|
||
|
||||
|
||||||||
|
BW STAD UTRECHT.
fche kerk fchenkt in het jaarMGLXXVIIL
het drie-entwintigfte zyner Bififchoplykc
feeringe, zo dat men moet denken, dat
y in dat jaar geftorven is, en dat Hedct het begonnen jaar van zyn beftier niet mede heeft gerekent;uit denzelfden brief blykt verder, dat hy nog in het fterfjaar van zyn voorzaat verkozen gewceft is
Balduinus de tweede Biffchop van dien
naam en af komftig van de Graven van Holland is hem opgevolgt, en is volgens het eenparig getuigenis van alle Schry- veren achttien jaren over het Bisdom gc- fteltgeweeft, doch zy verfchillen en in de maand en in het jaar van zyn overly- den; Beka fehryft, dat hy in elfhonderd fes en negentig den twintigften April ge- ftorven is; Hedaverhaalt, dat fommigen zulks in November van dat jaar ftellen j Vbbo Emmitts verlengt zyn leven tot in het daaraan volgend j aar; ditverfchilkan �wederom wel ontftaan zyn uit de ver- fcheidene wyze van het berekenen der achttien j aren zyner regeeringe, na dat men dezelve hem of begonnen of vol- trokken toe wil fchry ven; zo 'er echter ee- ne rekening bepaalt moet worden, is 'er meer reden om zich aan het fchry ven der. oudften en meeften, dan aan dat van eenen te houden, wanneer die geen nader be- wys voortbrengt. Na den dood van dezen Biflchop is 'er weder eene grote
twift
|
|
||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||||||
|
270 BESCHRYVING
twift ontdaan over des zelfs opvolger,
cenigen verkozen Arnoldtts van Jfen- bttrg, anderen Dirk van Holland y zy reis- den beiden naar Rome om de wettig- heid hunner verkiezinge te laten beoor- deelcn, daar deeerfte in 't begin des jaars MCXCVIII. van den Paus beveftigt, en gewydt werdt, doch even na zyneaan- fte�inge ftierf, wanneer hy door zy- nen mededinger werdt opgevolgt, die op de reis om naar zyn Bisdom te keeren oyerlcedt. Daarna werdt Dirk van Are tot Bi�chop verkozen nog in het zelfde jaar, waarin zyne twee voorgangercn geftorven waren, gelyk blykt uit den brief by He- da bladz. 188. in welken het vierde j aar der volgende eeu we, als het zevende van dezen Biflchop, voorkomt: hier zouden weder eenige verschillenen misflagenderSchry- veren aan te tekenen zyn, doch vermits de- zelve de dertiende eeu, tot welke het be- ftek van dit werk zich niet uitftrefct, betreffen, zal ik daar ook voor het te- genwoordige niet intreden. , .
. "
|
|
||||||||||
|
||||||||||||
|
|
|
|
|
||||||||
|
� '
|
|||||||||||
|
||||||||||||
|
�
.
.
. ' _..,... |
|
||||||||||
|
||||||||||||
|
X. HOOFD-
|
|||||||||||
|
||||||||||||
|
_------------
|
|||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||
|
D» STAD UTRECHT,
|
|||||||||
|
||||||||||
|
X. HOOFDSTUK.
Vervattende eene Befchryv�ng der
Kerken , doch voornamelyk die
�van St. Marten en St.Sal-
vator,
.
'HT^ Geen wy van de Uttechtfche Bis-
JL fchoppen , die zedert de oprech-
ting defes Bisdoms tot aan het einde der
twaalfde eeuwe de Kerk beftiert hebben,
voorgenomen hadden te zeggen, afge-
handeld zynde , zullen wy tot het on-
derzoek van den tyd der ftichtinge van
eenige gecftlyke gebouwen binnen de-
ze ftad overgaan, en wel eerft tot die
van
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
-
|
|||||||||
|
||||||||||
|
St. THOMAS Kerk.
Het fchynt buiten alle tegenfpraak te
wezen, dat deze Kerk den voorrang in oudheid boven de andere Utrechtfche Kerken verdient; ten minften vindt men by geene geloofwaardige Schryvers ge- wag, dat'er voor deze eenig gebouw, tot verrichting van den kriftelyken Godsdienft gefticht, geweeft is: want ofwel Heda in zyne gefchiedcniflen der BUTchoppen van Utrecht bladz. 19. fchryft, dat onze
ftad
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
|||||
|
27» BESCHRYVING
ftad voor de tyden van Dagobert reeds
tot een Bisdom verheven, en van des- zelfs vader Clotharius ,als ook van Koning Theodobertus ,n\ct vcricheidc goederen en voorrechten befchonkcn zoude zyn ge- \vecft; ja offchoon hy zelfs den Bifich�p noemt, die door Sigebert, zoon van Dago- bert , in 't jaar feshonderd fes en vyftig zou- de aangefteld zyn, vindt men echtergcc- ne melding van enig gebouw, dat byzon- derlyk tot verrichting van den Godsdienft gefticht en verordent geweeft is? behat- ven, dat, al het geen ter gezegder plaat- fe by Heda gevonden wordt, zeer onze- ker is en een nader onderzoek vereifchtj doch hoe het ook zy, dit is ten minften. zeer waarfchynlyk, dat, wanneer deKri- ftelyke Godsdienft hier het cerft verkon- digt is geworden, daar van te voren geen gebouw toe befteit is geweeft, maar dac de predikers van het zelve zulks ecnigen tyd of in de opcne lucht of in byzondere huizen, daar zy beft konden, hebben moeten doen; en dat hier, zo min als op andere plaatfen in het geheel geene ker- ken gefticht zyn, dan na dat het Euange- lium hoop hadt cenige voortgangen te maken, cnde ccncn vaftcn voet verkre- gen fcheen te hebben, en waarin men zich fomtyds nog wel bedrogen heeft ge- vonden; ten zy dcrhalvcn zeer klaar wor- de aangctoont,dat 'ereene ander e oudere
kerk
|
|
|||
|
|||||
|
|
|
|||
|
|||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 275
kerk ge weeft zy, zullen wy die van Sf.
Thomas voor de cerfte houden.
De ftichting van deze kerk wordt door
onzen ouden Kronykfchryver Klaas Ko- lyn aan Koning Dagobert, nadat hy de Friefen overwonnen hadt ,toegefchreven: doch over het rechte tydperk daarvan is men niet van een en hetzelfde gevoelen: In de Nederduitfche navolging van het werk van Beka en elders wordt zulks op het jaar DCXLIi.geftelt, by anderen op DCXLVI. en by Ja» Gerbrand&vanLei- den noch twee j aren later, wanneer echter volgens het getuigenis van meeft alleSchry- veren Koning Dagobert I. reeds overle- den was. De Schryver van! Batavia Sacra L deel bladz. ai. meent, dat de ftichting van deze kerk aan Dagobert II. moet toe- gefchrcven worden, maar dan zoude die noch wel dertig jaaren verfchovcn moe- ten worden, namelyk tot op het jaar fes honderd negenenzeventig j hy grondt zyne gedachten daar op , dat Wilfridus Bilfchop van Jork in Engeland omtrent dezen tydt ccne reis naar Rome willen- de doen, door eenen fterken weften wind op de Friefcbe kuften gedreven wierdt, daar aanlandde , en van die toen nog woeftc menfchen, als ook van hunnen Ko- ning Aldgijlus, beleefdelyk ontfangen wierdt, en by dczelvcn overwinterde, hec Kriften geloof aan die heidenen prediken- S de, |
|
||
|
||||
|
||||
|
374 BESCHRYVING
de, en veele duizenden onder dezelve
bekecrcnde: dat hy in 't begin van het laatftgemelde jaar zync reis naar Rome ver- volgende, onder weg Koning Bagobertlf. die voorheen door hem gehuisvc{t, en uk dien hoofde hem zeer genegen was, be- zocht, en dien Koning toen gebeden zoude hebben om dooi? zyne hulpe en voorfpraak deze nieuw bekeerde krifte- nen te onderfteunen, die ook dicnvol' gens by Aldgijlus zoude aangehouden en van hem verkregen hebben, om te Utrecht. deze kerk van St. Thomas te mogen bou- wsn. Hoe vriendelyk deze handeling tus- fchen die twee Vortkn ook voorkomen mag, vindt men echter niets daarvan by cenigc oude Schry vers vermeldt, integen-» deel fchryft Klaas Kolyn d�idelyk, dar zulks niet by verzoek is gefchiedt, maar dat Koning Dagobert de Friezen, door het zwaard overwonnen hebbende, hun Wil- tenburg afnam,'t zelve verwoeflte, en dat hy toen daar oni het heidenfchc volk te bekcerende kerk van St. Thomas deedt oprechtcn. 't Is waar, Kolyn fchryft wely dat Aldgiftta toen het bewind over fries- Land hadr, doch dit ftrydt niet tegens het gevoelen, 't geen Dagobert I. de dichting van deze kerk toefchryft, vermits het be- gih der regceringe van dien Friejchen Koning zeer onzeker is; maar men ftelt altoos vaft, dat hy in hft jaar feshonderd
Cfl
�
|
|
||
|
||||
|
|
||||
|
|||||
|
DER STAD UTRECHT. 27$
cn-dertig,reeds geregecrt heeft, weshal-
ven het waarfchynlyker voorkomt, dat deze (lichting aan Dagobert den Eerften, en niet aari<&» Tweden^ moet toegefchreven, worden.
Wie nu in deze nieuwgebouwde kerk
het Euangeliutn verkondigt heeft, is on- zeker , ja wordt daarvan nergens een voet» ftap gevonden ; men ziet wel uit den brief van Bonifacittsi&n. Paus St ff anus ,dat de Vorft der Tronken Dagobert deze kerk aan den Biflchop van Keuhn ge- fchonken heeft om het kriften geloof aan dcFriexxn te verkondigen, rnaar gely k ook uit den zelfden brief blykt , heeft hy zulks nooit-gcdaan. Of de H. Eligitts zulks verricht hebbc, is medeonzeker, enhiet van is in het Vil. Hoofdftuk reeds gehan- delt. De bekeering der Heidenen en Ket kriften geloof heeft echter zo vecle voort- gangen niet gemaakt, en de overwinning vanKoning T>agobert is zo geveftigt niet a;e» weeft, of de Friezen zyn weder mceftec van Wiltenbttrg geworden, waar door de Kriftelyke leer te rug gezet, en deze kerk van de Heidenen om ver geworpen is? welke dan ook in zyne puinhopen is biy« ven leggen tot de tyden van Willibrordus, gclyk hiernagetoont zal worden. Dit is al het bericht, 't geen wy van deze eerftc kerk van St, Thomas hebben.
. «
Sa p*
|
|
|||
|
|||||
|
|||
|
BESCHRYVING
T>e Kerk van 't H. Kruis, wel-
ke ook den naam van St. Sal- vator , en van de H. Maagd Maria droeg.
,
Na dat Willibrordus met zync mede-
gezellen in het jaar feshonderd vier- enneg�ntig door Hertog Ptpy» van Her- ftal naar Utrecht gezonden was om de heidenen het Euangelium te verkondi- gen, heeft deze kruisgezant noch in 't zelve, of't geen waarfcnynelyker gehou- den wordt, in 't volgend jaar eene kerk met een doopvondt aldaar gefticht, gelyk by Beka, Heda, en veele andere Schryvers met zo vcele woorden vermeldt wordt. Doch om dit zeggen met noch ouder be wys te beveftigen, hebben wy maar te zien, wat Theofridus Abt van Epternach daar van �fchryft, te weten, n&ax.Wil�fyerdus?fax. � 'verre van den oever desRhynftrooms, � ter eere van 't Zaligmakend Kruis, ea � van de Maagd en Moeder Gods Maria, � een kerkje gebouwt heeft, en dat er � in korten tyd een groot getal van ki�- � ftenen vergadert zyn".
In een oud handfchrift van het jaar
MCCCL. heb ik duidclyk gevonden,dat deze kerk St. Salvator, en zyn Kruis ge- noemt wierdt, en dat men daar van het begin af een groot beeld van den Zalig-
ma-
|
||
|
|||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 377
maker hangende aan een kruis in gehou-
den heeft, zo als wat verder getopnt zal worden: over de plaats, waar deze kerk of Kapel gedaan heeft, valt by onze Schry- vers veel verfchil, 't geen daar zynenoor- fpronk uit fchynt te hebben, om dat door het opkomen van die twee heerlyke Ker- ken, te weten van St. Marte», en van St. Bonifacius, of nieuwe Salvaton Kerk, deze eerfte wel in 't vergeet bock fchynt geraakt te wezen: De befchryver van het Bisdom van. Utrecht I. deel bladz. 4. en 5. fprcekt 'er aldus aan:
,, Maar of deze Kapelle onderfcheidcn
� is van St. Salvators Kerke; dan of ze
� binnen de muuren der zelve Kerke be-
� greepen was, gelyk 'er dikwils Kapel-
� len in grooter Kerken gebouwt wor-
� den 5 dat laaten de gemelde Schryvers
� onbeflift. Dit is zeker, dat'er omtrent
� het midden der twaalfde ccuwe een
,, kapel van 't H.Kruis heeft geftaan binnen
� de Salvators Kerk. Want als de ge-
� melde Kapelle, in 't achtenveertigfte
� jaardcrzelfde (twaalfde)eeuwe door den
� brand vermeit was,is net kruis alleen,
� 't welke daar bewaart wicrdt, ongc-
� fchonden gebleven; zoo dat hctallccn-
� lyk door den rook wat zwartachtig ge-
� worden was".
Het is te verwonderen, dat die Schry-
vcr hier niet beter gelet heeft op het geen
S 3 men
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
BESCHRYVIN
|
||||
|
|||||
|
men in het IX Deel
Matth&tis bladz 3<5. (i) vindt 5 ai waar uit een matig oud Schryvcr deze brand zeer net verhaalt wordt , dan zoude hy wel ge- zien hebben , dar deze kapel niet in Sal- vators Kerke geftaan hadt 5 men leeft daar het volgende naar het latynfche ver- taald.
� In het jaar MCXXXXVIII, was te
� Utrecht een zwaaren brand, welke niet � uittcbluflchcn was, zo datdcftadbyna � geheel verbrandde ..... De Kapcl- � Ie van Salvator } die by St Sa/vators � Kerke ftondt, en ten tyde van den //. � Willebrordus gebouwt en ingewydt is, � verbrandde ook met al, wat 'er in was, � uitgenomen het beeld van Salvator, � 't geen ongefchondcn gebleven is, hoc- � wel het kruis met de nagels, daar het � beeld aan hong, verbrandden, het beeld :,, was door den brand of rook maar wat � zwart geworden. Daarna hebben de � geeftlyken met het volk in groote � godsdienftigheid onder het zingen van � godlyke lofzangen het beeld geno- � mai en in Salvatort kerk gebracltf, � alwaar het noch is".
Hier uit blykt klaar, voor eerft,dat het
Kerkje , of deze Kapel , den naam van Sal- vatordtocg, ten anderen dat het buiten
de
<t) Of V, Detl bladz. 328. vaa den Druk in 410.
|
|
|||
|
|||||
|
||||||
|
PER STAD UTRECHT. «79
de groote Sal-vators kerk ftondt, en deif-
halve ten onrechte door den Sdhryver van het Utrechtfche Bisdom in Safaatorskcik. gcplaatft wordt. Daarenboven �indien de- ze Kapel binnen de grote kerk van Sal* vator gcftaan hadt, en aldaav dus ver» brand was, zoude zekeiiyk de kerk niet vrygebleven zyn; die echter, gc- lyk het zeker is, op dien tyd door dea brand niet is gefchondcngeweeft, 't geen, gelyk uit de Kronyk van Willem Procura- tor blykt, voor een mirakel gehouden wierdt. Ten derden getuigt Ladgerus in het leven van Gregoriusy hoe dat deze bcftierdcr der Utrechtfche Kerke, voelen- de, dat hem de dood naderde, zich door zync di&ipelen liet brengen in de Kapcl- Ic van Salvator, en aldaar zyn gebed ge- daan heeft. Nu is het zeker, dat de gro- te Salvaton kerk nooit ecne Kapel, maar Kanonikaale kerk gewecft is, en het is niet te denken, dat dezelve dusby ver- kleining genoemt zal zyn geworden. Eu eindelyk uit een ouden brief, by Ant. Maith&m in zync Fund. &; fat. Eccl. bladz. 55. aangehaald,blykt genoeg, dat deze kapel geftaan heeft op het kerkhof van de groote Salvators kerk, welkemis- fchien ook wel naar deze kapel den naam van Salvator zal aangenomen heb- ben. Of nu na den gemelden brand de- -ze Kapel no§ weder opgebouwt, en her-
S 4 ftelt
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
*8o BESCHRYVING
ftclt is, dan of zy in haarepuinhoopenis
blyven leggen, blyktniet, doch hetlaat- ftc is het waarfchynlykft.
De geleerde heer HendrikvanRhynin.
zyne Aantekeningen op het 1. Deel van de hiftorie des Bisdoms vanUtrecbtbladz. 71. maakt eene zeer fraaje opmerking wegens deze Kapel, hoofdzakelyk hier in beftaande:
Voor eerft, dat, volgens het verhaal van
Beka en Heda, de Kapelle van 't kruis voor de kerk van.fr. Marte»,voor die vanSat- vator, en voor alle andere getimmerrge- weeft is, waar uit volgt, dat zy niet in de kerk van St. Sal-vatorkan geftaan hebben, ten zy men wilde ftellen, dat dezelve daar als een muur om gebouwt was. Ten anderen, uit de woorden van Beka in het leven van Bowfacius, daar hy ichryft, dat die BiflTchop binnen de ftad Utrecht eene Kerk van Reguliere Kano- niken (want dus oordeelt hy,dat Eccle/ta Coenobitalium canonicorum vertaald moet worden) dichtpalendeaan deoorfpronke- lyke Kapelle van Salyator, (Oratoria Sanfti Salvatoris frimordiali -vicinam dr conti- gttam} gefticht heeft, en dat deze kerk Oudmunfter pleegt genoemt te worden, Ichynt te volgen; dat de kerk van «W. Sal- vator dicht by de kapelle van het Heilige Kruis, of Salvator geftaan hebbe, dewyl door dat oorfpronkelyke of eerfte gebe- den |
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT.
den huis, waar van Seka gewaagt, gecnc
andere kerk verftaan kan worden, want noch by Be ka, noch by Heda, noch eld ers vindt men ecnig betcheit van kerken, die voor de grote kerk van St, Salvator ge- fticht zouden zyn, dan de kerkvan St Tho- 7»as,dic. van St. Marte»stzn het kerkje of de kapel van't Heilige Kruis, de eerftekan'er niet door verftaan worden, wantdiewas reeds lang te voren vernielt, nog ook de laatfte, dewyl dezelve nooit het Orato- rium Sanc�i Salvatoris genocint is. Ten derden, meent de Heer i'tf#.R/.>y#, dat hier uit groot lichtte fchcppen is, tot ophel- dering van het bekende verfchil tuflchcn de Kanoniken van St. Maartens en St. Salvators kerke over het recht van eencn nieuwen Biflchop te verkiezen, doch de wyze, hoc die zaak te vereffenen, geeft de gemelde Schry ver niet op: ten zy men het wilde beoordeelen,uit het geen hy omtrent een ander verfchil zegt, namelyk of St. Sabvators kerk door Willibrordus, dan wel door Bonifacius geftichtis: waaromtrent hy dus redeneert; dat volgens Beka, uit welken het' verhaal der grote Kro- nyk van Holland bladz. 31. getrokken is, Willibrordits een kerkje of kapel ter cere van 't H. Kruis, dicht by de plaats, daar het kerkje van St. Thomas geftaan hadt, gctimmc�t,endaerin ookeene doopvon- tc gefticht heeft, en naderhand ecnc groo- 85 te |
|
||
|
||||
|
|||||
|
282 BESCHRYVING
te kerk St. Mart en ter eere heeft doen bou-
wen ; dat vervolgens Bonifacias degroore kerk vxaSalvator naaft aan het oude kerkje van $a/vator,ofhct K ruis gefticht heeft, en dat door deze nieuwe de eerfte kerk van Salvator vervallen en in het vergeetboek geraakt zal zyn. Waaruit hy befluit, dat, indien het kerkje van Salvator het zelf- de is met* dat van 't H. Kruis, gclyk hy meent recht te hebben om te onderftci- len, en zeer waarfchynlyk voorkomt, het in zekeren zin gezegt kan worden, dat S. Salvators kerk gcbouwt is door Willibrordus, en ouder is dan S. Marlens kerk, om dat de nieuwe St. Salvators kerk voor dezelve wordt gcrekcnt met de oude, zyndc naaft en als op de plaats van de oudegebouwt, ja als in plaats van de oude gekomen, en den naam van de zelve overgenomen hebbende, maar hy voegt 'er by, dat men ook kan zeggen aan de andere zyde, dat St. Marten$ kerk de oudftc is, en dat St. Salvators cigentlyk door Bonifacitts gefticht is, en in der daad eene andere kerk was, dan de eerfte Salvator $ kerk of kapel. De- ze redeneering is zekerlyk niet geheel en al te verwerpen, doch het is echter niet te denken, dat het oude kerkje van St. Salvator, zoo vroeg zou weggeraaktzyn, integendeel ziet men, dat het cerftin den jaare MCXXXXVIII. verbrandt is; ten
zy
|
|
|||
|
|||||
|
...
|
||||
|
|||||
|
|||||
|
DER STAD UTRECHT. 283
zy rncn door het in 't vergcetboek raken
alleen vcrftaan wil ccne mindere achting voor de oudeen kleine, dan voor de nieu- we en grote kerk. Maar daarenboven gaat het nog niet vaft, dat de groote 't. SAlvators Kerk door Bowifacius gefticht is; een weinig verder zal nuflchicn met goed bcwys aangctoont worden, dat WiUibrordus dezelve zoo wel als de S. Maartetts kerk gefticht heeft. Maar het kan wel zyn, dat BontfacMS in dezelve het Kanonnikalc Kapittel heeft opgericht, hoe wel 'er ook geen vaftc zckcrhcit vau gevonden wordt. Dit is het geen wy van dit Kerkje mcdctedeclcn hebben.
St. M4RTENS Kerk.
-
.
Na dat Willibrordus in het Jaatft der ze-
vende ceuweteJ�cTW door PausSergius tot Aarts-Biflchop over de Friezen ingcwyd was, heeft hy zy ne te rug reis kort daarop �_
naar dezelve aangenomen, en zich, ge- tf *
;lyk wy te voren gezien hebben, te 17-
� trecht, 't geen hem door denVorft Pipyn tot plaatl� voor zynen Biflchoplykenftocl gefchonkenwas, neergezet: daar het ge- tal der nieuw bekeerde Kriftcnen door zyuen en zyner medgezellen vlyt onder Gods zegen mcrkclyk vermeenigvuldig- de, zo dat deze Kerkvoogd oordeden- do |
|
|||
|
|||||
|
.
|
||||
|
|||||
|
||||
|
284 BESCHRYVING
de, dat het eerfte gebouwde kerkje van
St. Salvator en het H. Kruis te klein viel, goed vondt ccnc tweede kerk te bouwen, welke in grootheit de vorige over- treffen zoude.
Op wat jaar nu eigentlyk dit tempel-
gebouw begonnen is, daarvan vindt men geen e rechte befcheiden; doch vermits Willibrordus eerft in het jaar fcshonderd ze- ven en negentig als Biflchop te Utrecht is weergekomen, de noodzakelykheid tot dit prachtige gebouw nog niet zeer groot zal geweeft zyn, en men ook ten eerden die grote mcenigtc bouwftoffen niet by de hand zal genadt hebben, mag men
geruft bcfluitcn, dat daar niet voor het
egin der achtfte ceuwe aan begonnen is geworden. En gelyk van Buchel op Be- ha bladz. 12. litt. n, aanmerkt, is deze kerk in het twee�ntwintigfte jaar desBis- doms vznWillibrordus voltrokken,'t geen naar de voornoemde rekening omtrent het jaar zevenhonderd en negentien zou- de geweeft zyn.
Deze kerk wordt by Beka, Heda, en
in oude giftc brieven dikwils Monafte- rium Canonicorum Re0larium ,cen Kloo- fter van Reguliere Kanoniken genoemt, weshalvcn fbmmigen wel zouden mcc- nen, dat het gcenc kerk, maar een Kloo- ftcr geweeft is, waar in zy zich nochtans mifichien zouden bedrogen vinden. Het
is
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 285
is zeker, dat door Monaftcrittm zoo wel
oudtyds als noch hedendaags een Kloo- fter verftaan wierdt: want het woord Monacbus en Monafterium zyn aan een verknogt, het eerfte betekent den een- zamen inwooner, het tweede de eenza- me woonplaats, gely k zulks door 'Ant. Mattbtiis de nobilitate lib. II cap. 2. en door den Heer vanRhyn in zyne Aante- keningen op de befchryving van het Bis- dom van Utrecht I. Deel bladz. 123. en volg. wydloopig bewezen wordt. De Re- guliere Canoniken waren echter geene rechte moniken, maar vermids zy opdien tyd, gely k de moniken, te zamcn fpyfden, hunne goederen in 't gemeen bezaten, en eenegcmeene wooning by hunne ker- ken hadden, zoo worden zy dikwilsmo- niken, en hunne kerken Kloofters ge- noemt. Heda in het leven van Willibror- Jus befchry ft dezelve op de volgende wyzc. � Hy heeft daar Kanoniken, die een � gemeen en Apoftolifchleven leiden, gc- � plaatft. Het zyn geen moniken gc- � weeft, gclyk fommige meenen. . . . ,, maar Kanoniken, welke toen in alle � kerken van Duitfchland en Vrankryk � naar den regel van den Heiligen Au- » .g»/?)'», of den zaligen Jfidorus} leefden". Hiervandaan worden op veele plaatfcndc oude kerken noch wel Mitnftersof Mon~ tien, dat is, Kloofters gcnoemt.
Doch
|
|
||
|
||||
|
||||
|
285 BESCHRYVING
Doch wanneer men de zaak recht in-
ziet, zyn de kerken nooit Kloofters ge- weert, ja by de moniken zelfs niet, want het Klooftcr is eigentlyk de plaats om de kerk-getimmert, daar de moniken hunne woningen hebben, maar de kerk is de plaats, daar zy den Godsdienft verrichten, dus het Klooftcr en de kerk van een on- dcrfcheiden zyn.
Daarenboven vindt men deze kerk in
de oude brieven en boeken onder verfchei- dc andere benamingen vermeldt, name- lyk zy wordt genoemt^1/. Man'ens Kerk, de groot e kerk, de Dom, zynde eene ver- korting van 't Latyafch woord Domt- nicum, 's Heeren huis, of's Heeren Tem- pel ; waarom de Kanoniken daar na ook Domheeren zyn gcnoemt ge weeft, nog wordt haar wel den naam van Niemvmun- fier gegeven, ter onderfcheiding van �$/. Salvators kerk, welke Oudmunfter ge~: noemt wierdt; deze naam van Nieuw* munfter is eerft na den brand van den- jarc MCXXXXVIH. opgekomen, want vermits St. Martem kerk toen afbrand- de, en kort daarna geheel nieuw opgehaalt wierdt, fcheen het een gantfch nieuw werk ten aanzien van St. Sa/vaterskcrk, die in ftand gebleven was. Doch Ant. Matthxus de Fund. & fat. Eccl lib. i. pag. 5J. komt met ecne andere reden van de benaming van OHdmwfter voor
den
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 287
den dag, te weten , dat Satoators kerk
aan Kriftus en de Maagd Maria, welke ouder en groter zyn, dan St. Mart en y toegewyd is, maar dan moeft die Schry- yer ons pok toonen, dat Salvators kerk in de brieven voor de twaalfde ecu, ja zelfs al eerder, Oudmunfter, en St. Maartens kerk Nieuwmitnfter is gcnoemt geworden, waar toe hy mifichien niet in rtaat zou- de geweeft zyn. Boven dien is het ook niet zeker, dat de grote Sal-vators, kerk aan de Maagd Maria toegewyd is geweeft, gelyk in de' verhandeling over die kerk blyken zal.
Te voren is reeds met een woord aange-
haalt, dat 'er van ouds tuffchcn de Kano- nikcn van St. Martcns kerk, en die van St. Salvators kerk, wegens de oudheid hunner kerken, groot verfchil geweeft is, uit hoofdevaa 't welk zy aan elkande- rcn het recht van een nieuwen BiflTchop te verkiezen bewiftedcn, en vcrfchildcu over de kerk, waarin Willibrord zynen Biflchoplyken ftoel geplaatft hadt. Dit verfchil heeft zomtyds al eenigc onhei- len veroorzaakt tuflchen beide deze ge- noodfchappen, en de zaak fchynt nooit bcflift te wezen 5 het is zeer waarfchyn- lyk, gelyk de Schryvcr van Batavia Sa- cra in de voorberigten bladz. 536. als een gemeen gevoelen verhaalt, dat de Kano- niken der beide kerken, om deze kra-
kce-
|
|
||
|
||||
|
|||
|
a88 B E S C H R Y VI N G
keelen over den voorrang en over de oud-
heid op te doen houden, den naam van Domheerengedragen hebben, en dat aan beide de partyen het recht gegeven is, om gezamentlyk een Biflchop te verkiezen, hebbende naar alle gedachten de een niet willen wyken voorden ander, ofzynezaak aan ecnigen rechter ter bcflifling overge- ven. Willcm BoJJchaarts in Diatr. de primis Frifise Apoftolisdiflfert. 76. heeft inde voor- gaande eeu dit verfchil op nieuw verhan- delt, en is van gevoelen, dat de Sa/va- tors kerk de oudfte is,in welke Willibror- das eerft zynen Bifichoplyken ftoel ge- plaatft heeft, zyn bewys halende uit den te vooren dikwylsaangehaalden brief van Bonifacius aan Paus.y/fp&zw/wgefchrevcn, ook te vinden by Beha bladz. 15. waar in volgens de uitgave van denzelven, zo doorSerrariusa\sMir<eus,s,cvon.d£ii wordt; dat Willibrord in zekere plaats, welke Trajec�um genoemd wordt, zynen Bis- fchoplyken zetel geplaatft, en een kerk ter eerc van �*'/. Salvator, gebouwt heeft.
Om dat nu Bonifacius in dien briefden
Biffchoplyken ftoel met de Salvators kerk te zamenvoegt, meent hy,dat dit genoegzaam te kennen geeft, dat Willi- brord den Biflchoplyken ftoel allcrcerft in de kerk van s t. Salvator geplaatft, en zyn vcrblyf aldaar gehouden heeft.
Dochgcftcld zyndc, dat het gevoelen,
dat
|
||
|
|||
|
|
|
||||
|
||||||
|
fct�k STAD UTRECHT.
dat Willibrordm aller eerft eenc kerk of
kapel ter cer� van Salvator en het Kruis gefticht heeft, waar zy;is het echter niet zeker, dat hier door de grote Salvatort kerk moet verftaan worden: wanneer hict voren van dat eerfte kerkje gehandelt is geworden, is 'er aangetoont, dat zy den naam van S. Salvator, het H. Kruis, en van de maagd Maria gedragen heeft, dat zy ook allereerft door Wtl��brordus zelf, eer hy noch Biffchop was, gefticht is,en hy heeft na zyne wyding zekerlyk daarin allereerft zyne Bifichoplyke bedieningen verricht; hierdoor wordt het ten min- ften twyfelachtig, welke kerk van Sal* -vator men in dien brief van BonifaciuS zoude moeten verftaan, de grote of de kleine, en zoude maar oorzaak geven tot nieuwe gefchillen; want indien men dat recht aan de eerfte en kleine Salvators kerk toefchrecf, zoude men kunnen vra- gen , of dat recht na het bouwen van de S. Marlens kerk aan haar gebleven, dan wel aan de nieuwgebouwde overgebracht was; ten anderen of de Kanoniken van de oude Salvators kerk naderhand in de nieuwe, en met hun alle de rechten van de eerfte tot de twcde overgegaan zyn j doch hier in zullen wy niet eens treden, inaar het bewys uit dien brief op eene andere wyze trachten los te maken, De brief dan van Bortifaeius, waaruit T £es- |
|
||||
|
||||||
|
|||||
|
390 BESCHRYVINQ
So/chaerts aan de kerk van 5. Salvator
het recht van ouderdom en voorrang toc- fchryft, wordt overal niet van eenen in- houd gevonden,,- want ofwel, gelyk de laatftgemelde Schryver aanmerkt, de Kardinaal Saronius dezelve uit de Vati- kaanfche Boekerye dus heeft medegc- deelt, en cenige anderen hem gevolgt hebben, geven ons J. Gerbrandfz, va» Leiden in zyne Nederlandfche Kronyk» en Beka in het leven van Bonifacius dien brief zodanig op, dat het zelfde daarin aan S. Martens kerk wordt toegefchrc- ven, 't geen volgens de vorigen aan die van S. Salvator zoude toekomen, en vol-
fens van Buchel in zyne aantek. op Be-
a ftemt met den laatrtgenoemden hec grootfte gedeelte der Schry veren overeen j daar is derhalve» weder een onderzoek over ieders gezag nodig; dat der eerften wordt door den Heer Bo/cbaerts tegen de Jaatften verdedigt, integendeel worde het zelve by den Heer "jan Rbyn in zyne aantek. op de voorberichten van B&t. Sacr. bladz. LXXXV1U. verdacht gehou- den, voorgevende, dat 'er voor ecritm het* Vatikaan dikwyls verfcheidene affchrif- ten van een en 't zelfde ftukgcvondcn wor- den , en dus zoude het wel kunnen ge-, beuren , dat 'er ter zelver plaatfe iets fchuilde,waar door de lezing by-Fdwge- fiaaft wierdtj ten anderen niee,ftthy, dat
men
|
|
|||
|
|||||
|
_______
|
||||
|
|||||
|
|||||
|
STAD UTRECHT»
men op d» gemelde Boek�ry niet veel
ftaat maken kan, en het affchrift in dezel- ve wel uit deze landen daarin geflopen zyn.: daarenboven wordt de geheele brief by fommigcnvoor verdacht gehouden, en dus zoude er nog voorden een nogvoot den anderen eenig bewys uit te halen zyn ; weshalven die voor de kerk van J1» Marte» pleiten, ons iets nadcrs voor den dag brengen om hun gevoelen te ftaven $ en wel voor eerft, dat 'er voor deezen ec- nige verfen te lezen zyn gewceft, welke behelsden , dat de eerfte kerk in deze ftadt, die van S. Thomas ge weeft, doch door de Friefen vtrwoeft was; en dat de eerfte kerkvoogd Clemem , dat is Willi- brordus, dezelve ter eerc van S. Mart e» vernieuwt heeft: ten anderen fteuncn zy op het fchryven van Marcellinus in het leven van Suitbertus 13. Hpofdft.daaC hy zegt, dat Willibrord en Suitbert te C^ t recht gekomen zynde, ten eerftcn op den grond van de kerk van S. Thomas den A-* poftel dicht by het kaftecl eene kerk van reguliere Kanoniken ter eere van S. Mar- *en Biflchop yanT�»«> gefticht hebben, waar in Willibrord Aartsbifichop der Frio zen zynen Biffchoplyken zetel heeft gq- bodcn te plaatfcn.
Deze bewyzen fchryven reeds S. Mar»
tens kerk wel eenigfints het recht toe,
doch of de voorftanders van S. Saliiators
T a kerk.
|
|
|||
|
|||||
|
.
|
||||
|
|||||
|
||||
|
BESCHRYVING
kerk daar mede te vreden zullen zyn, is
cene andere vraag 5 want voor eerft zal het getuigenis van Marcellinus hen mis- ichien niet echt genoeg zyn, en het ander zullen zy als niet oud, noch zeker genoeg van de hand wyzen; deze beide gebre- ken kunnen echter niet toegepaft wor- den op een brief van den Utrechtfchen Biflchop Koenraad gegeven in het jaar MLXXXVIILwelke,gelyk de gemeldeBis- fchop zelf getuigt, volgens de brieven en bevelen der voorgaande Kerkvoogden van frederik af opgeftelt is, zo dat hy byna van het begin der negende eeuwe zyne bewyzen gehad heeft: of fchoon nu de- ze brief wel naar het oorfpronklyke in de opdracht voor de t wee fchryvers de Re- bus Ultrajeftinis, door den Heer Ant* Mattheus uitgegeven, gedrukt is, zal nien denzelven om zynen vyezendlyken inhoud, en de gevolgen, die 'er uit ge- trokken worden, in't nederduitfchwoor- delyk vertaalt hier laten volgen.
� In den name der Heilige en onver-
� deelde Drievuldigheid ,en van den hei- � ligen Belydcr Marlen, mynen roem- � waardigen patroon. Ik Koenraad ge- j, ring Billchop der heilige Utrechtfche � kerke wil, dat aan de gantfche nako- j, melingfchap bekend zy, dat ik door � de Eerwaardige in Kriftus beminde � mannen, den Prooft, den Deken en
» het
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT.
r� het Kapittel der grote voorgemelde
� Utrechtfche kerke verzocht zynde, in � het Kapittel gekomen ben, om de voor- � rechten eninftellingendeszelfs,doorde � Biflchoppen myne voorzaten aan hun � verleend, uitgegeven, en aangeboden, � op te flaan. Hebbende dan gezien en � onderzocht verfcheide hunner voor- ,, rechten, en inrtellingen, door myne � voorgangers, namelykde Heren Frcde- ., rik, Radbout, Balder ik, en Adel bout't � den roemwaardigen herfteller en ftich- � ter hunner kerke, van de Denen ver- � nielt zynde, en door meer andere Bis- � fchoppen myne voorzaten, aan hun � verleend en uitgegeven, heb ik on- � der anderen eene inftelling met de- � ze woorden gevonden.
� Op dat geene zaken, welke de hct-
� lige voorvaders en de eerwaardige oud- � heid, door de ingeving van den Heili- ,, gen Geeft befloten hebbed, uit de geheu- � genis der nakomelingfchap uitgcwifcht ,, worden, is het billyk en betaamlyk de- � zelve doorichriftelykegedachteniflete � vereeuwigen, en zo aan de tegenwoor- � digen als toekomenden bekend te ma- � ken. Een yegelykwetedan, dat'erby � de eerfte ftichting der grote Utrecht- � fche<fcerke, een zeker getal van Kano- � niken, te weten van veertig benevens � een Prooft en Deken, bepaalt geweeft T3 �is |
|
||
|
||||
|
|||||||
|
394 fcESCHRYVING
� is; maar dat het gelovig volk by ver-
� volg van-ty d en vermenigvuldigt, en � verieheide fcollegiale kerken door God- � delyke ingeving, en met toeftemming � van de voornoemde grote kerk, zo in � de ftad als in het ftif t van Utrecht, ge- � fticht en opgericht zynde, zo is nader- � hand door de B�ichoppcn en de grote � kerk, zynde de (lichtersdier kerken be~ j, floten en vaftgeftelt, dat alle de voor- � noemde kerken aan de Moederkerk, dat � is de voorgemelde grote, ten eeuwigen � dage onder worpen zullen zyn, en dat tot � een teken van ondcrwcrpinge, zodik- � wils als by henecneProoftdyezal open- � vallen, het Kapittel, aan welk het bc- � geven der zelve zal mogen behoren, � een van de.kanoniken der gemelde � grotekerke totProoft zal moeten verkic- � zen, en genen anderen mogen nemen, � vermits'er geen Aardsdiakonen mogen. � zyn,alsonmiddelykindegroote kerk. � Dat ook, dewyl de Billchop het ver- � geven der Prooftdyen van Tiel, het ampt � van Schatmeefter, van Opperfchool- � voogd, van Koor-Biflchop, en enige >} andere bedieningen, als van Elft en � Edelenberge, welke ook den naam van � Prooftdyen voeren, en kloofterlykc ,, (lichtingen genoemd worden, ter zy- � ner bcgevinge behouden heeft, hy de- � zelve aan .niemand zalmogen verge-
» ven
|
|
|||||
|
|||||||
|
s.
|
||||||
|
|||||||
|
|
|
|||||
|
|||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT.
� ven, dan aan een Kanonik der grote
� kerke. Doch de kerk van S. Salyator, � die te gelyk met de grote kerk gefticht en � begiftigt, en met dezelve door eene by- � zondere broederfchap verbonden is,heeft � de gewoonte een Proeft naar goedvinden � te verkiezen. Noch is befloten en � vaftgeftelt, dat 'er van alle kerken op � de hoogtyden van Paafchen, Pinxte* � ren, Kersmis , van S. Mart en, den � rocmwaardigen Patroon van Utrechtt � en op alle andere hoogtyden der gcmel- � de Mocderkerke cenige tegenwoordig � moeten zyoi om met de Diakens en On- � dcrdiakcns te helpen dienen, en den � kerkzang te zingen, zo als aandenBis- � fchoplyken ftoel toekomt. Ook is � bevolen, dat, wanneer het den De- � ken der grote kerke oorbaar dunken, � en de nood het vereiflchen zal, hy den � BiflTchop, de Aartsdiakens, en de ker- � kelyken zo van de ftad, als van het � ftift van Utrecht, welke in dien tyd � zyn zullen, tot het Kapittel zal mogen � ontbieden, en de ontbodenen gehou- � den zullen zyn te vcrfchynen. Voorts � zullen de Abten van de ftad, en van � het ftift in de ftad moeten zyn, doch � zullen niet onder de Kanoniken, noch � in het geftoclte der Kanoniken, maar � met hunne Alpen en zydc kappen ge- � kleed, op eene andere plaats ftaan, en T 4 � twee |
|
||
|
||||
|
|||||||||
|
\
|
||||||||
|
|||||||||
|
BESCHRYVING.
|
||||||||
|
|||||||||
|
,,
,, |
|
twee van hun zullen denBiflchop overal,
waar hy in het koor of in de kerk gaat, |
|
|||||
|
|||||||||
|
geleiden. Deze dingen dan, welke de
]', heilige Vaders en eerwaardige oudheid � zo loflyk befloten en vaftgeftelt heb- � ben te onderhouden, zal niemand der � nakomelingen, van wat ftaat hy zy, � vermogen te breken, maarten ceuwi- � gen dage moeten onderhouden. En � zo wie enige dezer verbroken zal keb- � ben, die zy vervloekt.
Al het welke gezien zynde, hebben
� Pr�oft, Deken en het Kapittel my oot- � moediglyk gebeden, dat ik deze voor- � rechten en inftellingen geliefde te be- � veftigen. Weshalven , door hunne � ootmoedige gebeden bewogen , daar j, by overwegende, dat het myne zondi- � ge ziele vorderlyk wezen zal by God, indien ik de ecre der kerke, en voor- al van die, waar over ik gefteld ben, zal vermeerdert hebben,zo voege ik noch uit cene byzondere gunftby de voorge- melde voorrechten en inzettingen, en � bevecle, dat de kerk van de allerroem- � ruchtigfte Maagd Maria, onlangs door � my begiftigt, en door my en dezelve ,, grote kerk gefticht, in alles, zo in het be- � geven harcr Prooftdye aan een Kano- ,, nik der grote kerke als op hare ftatien, � gelyk boven gezegt is, te helpen die- � nen, aan dezelve Moederkerke zaion,-
� det-
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 297
"� derworpen zyn: alle en een yegelyk
� der gemelde voorrechten en inzettin- � gen te recht door de eerwaardige man- � nen de Biflchoppcn, myne voorgan-, � gcrs thans met Chriftus levende, vaft- � geftelt, heb ik nodig geoordeelt in � Gods naam tebevcftigen, en bevefti- � ge die by dezen tegcnwoordigen, be, � veelcndc dezelve aan alle nakomelin- � gen onder den band des vloeks onge- � ichonden te bewaren. Gedaan in 't � Kapittel der grote kerke, in de tegen- � woordigheid van Myn Heer den Kei- � zer Hcnrik IV. en van de eerwaardige � mannen, Annon Aartsbiflchop van ?, Keulen, Everhard Aartsbiflchop van � Trier, Burchard Biflchop van Halber- �ftad, Frederik Biflchop van Munfter^ � mitsgaders van de Hertogen Godfried, � Frederik, G er ar d, en van meer ande- � re verbondenen zo aan het Keizerryk, � als aan dit Bisdom. In 't jaar na Kris- � tus geboorte MLXXXVI11. in 'tdrie- � entwintigfte der regeringe van Myn � Heer Henrik, en in 't dertiende myns � Bisdoms, op den negen en twintiguen � Odober".
Indien den Lezer met aandacht op de-
zen brief let, en naar dcnzelven oordee- len wil. vcrmeene ik, dat hy S. Mar- terts kerk den voorrang en ouderdom zal toewyzenj dewyl zy alhier de eer/ie T5 |
|
||
|
||||
|
||||
|
298 BESCHRYVING
ftichte grote kerk en de Moederkerk ge-
noemd wordt, deswegens,alle de andere kerken aan haar onderworpen worden, en eindelyk,dat binnen haren omtrek den Biflchoplyken ftoelgcplaatft was; wat ver- der belangt 't geen duidelyk in den voor- gaanden brief ftaat, dat de kerk van S. Salvator te gelykmet die van S Martcn gedicht was, Ichynt gevoeglyk verftaan te moeten worden, dat zulks door eencn en denzelvcn flichtcr, namelyk Willi- brordgefchiedt is, want het is kwalyk te geloven, dat hy twee zulke zware kerk- gebouwen in een jaar begonnen zal heb- ben.
Doch zal veellicht iemand zeggen, dat,
dcwyl deze brief van ouds reeds aan de Kanoniken van S. Marten bekent is geweeft, het te verwonderen is, dat zy de Kanoniken van S. Salvators kerk daar niet voor langen tydt mede overtuigt hebben, of men moet denken, datzy zo veel krachts in dezen brief niet gezien hebben : 't is waar, dat dit cenig achter- denken zou kunnen verwekken, maar het is ook van de andere kant waar, dat wan- neer een Kapittel, j a wie het ook zy, door een oudrecht vermeent deze of geene voor- rechten te bezitten, dezelve zo licht niet overgegeven,maar zolang en op allewy- zen,als't mooglyk is,verdedigt worden; nu blykt het aan de zyde van het Kapittel
van
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 299
VinS. �aZvatornitt, op welke gronden het
zyn vermeend recht geveftigtheeft, inte- gendeel ziet men, dat zy den voorrang ein- dclykaan S. Martcns kerk hebben toege- ftaan, weshalven men ook wel eens zoude kunnen redeneeren, dat zy zulks gedaan hebben, om dat zy aan hunne eigene zaak twyfelden: het fchynt echter, dat zy zich lang met den dikwyls aangehaalden brief van Eonifacitts verweerd hebben, en ze- ker , zulke twee tegen elkander overge- ilelde bewyzen maken de zaak voor de nakomelingfchap duifter te beoordeelen, doch vermits het in dergelyke gevallen ccn fchryver weleensgeoorloftisecnegis- ling te doen,zal ik myne gedachten des- wegens ook voorftellen.
Voor eerft is het dan zeker, dat Willi-
brord, eer hy .V. Martens of de grote Sal- vators kerk (lichtte, een kerkje of kapel ter ecre van S. Salvator, van het Kruis, en de Maagd Maria, zo als hier voor be- wezen is, gebouwt heeft. Daarby ben ik van gevoelen, dat hy in dit kerkje ook een genoodichap van reguliere Kanoni- ken zal aangcfteld hebben, zo als hydaar na,wanneer S. -Afar/r/wkerkvoltimmert was, in dezelve gedaan heeft. £n dit fcheen ten uitcrftcn nodig; want Willi- brord bleef niet altyd te Utrecht, maar doorreisde geheel Vriesland om Gods woord te prediken, zo dathy het bekce-
rca
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
300 BESCHRYVING
ren der heidenen, zo in als buiten de ftad,'
aan deze mannen overliet. Het getal der nieuwe kriftenen vervolgens groot- lyks vermeerderende, en na verloop van twee-entwintig jaren, gelyk van Bttchel fielt, S. Martens kerk volbouwt zyn- de , bracht hy den Biflchoplykcn ftoel in deze nieuwe kerk over, en fteldedaar een genoodfchap van veertig Kanoniken aan, wiens laft ook was het kriften ge- loof te verkondigen j hier door verloor het eerfte kerkje of kapel haren glans; .maar wanneer nu de grote Salvaton kerk voltimmert en een prachtig gebouw ge- worden was, denk ik,dat dcKanoniken van dit vorig kerkje in de nieuwe grote kerk zyn overgebracht j ja ik geloof, dat zy by dit geval den naam van haare eer- fte kerk S. Salvator ook aan dit nieuwe . gebouw by gezet zullen hebben, doch of zulks tentydevan den Biflchop Willibrord gefchiedt, of na zyn dood door Bonifa- cius verricht zy, kan metgeene zekerheit gezegt worden, maar het iaatftfchyntmy �wel het geloofwaardigfte 5 en daarom heeft miflchien de kerk ook den naam van S. Eottifaeius aangenomen.
Ditonderfteltzynde,zoo als 't my zeer
waarfchynclyk voorkomt, zullen de Ka- noniken van S. Sa/vators kerk tegensdie van S. Marien hier op hun rechtaltydbc- wccrd hebben,en zy waren ook in zekeren
zin
|
|
|||
|
|||||
|
t
|
||||
|
|||||
|
||||||
|
OER STAD UTRECHT.
xin de oudften,hunne kerk, te wetende
eerfte kerk, of kapel, was de oudfte, en Willibrord had in dezelve eene lange reeks van jaren het Euangelium gepre- dikt , den Biflchoplyken ftoel geves- tigt, en wat dies meer is. Waren zy nu overgebracht in eene nieuwe kerk, zy' verftonden hare oudheit en voorrechten daarom niet te verliezen 5 gelyk men verfcheide dusdanige voorvallen zoude konnen bybrengen, dat Kanonik.cn of Moniken verplaatft zyn , maar altyd be- weerd hebben hunne oude vergunde voorrechten te blyven behouden, dewyl die aan hun, en niet aan het gebouw van hout en fteen gefchonken waren.
Indien men op deze wyze de lezing
van den brief van Bonifacius , in wel- ke S Salvators kerk voor die van S.Mar- ttn geftelt wordt, verklaart, komt men met de inzettingen, waar van in denbnet van Biffchop Koenraad gewag gemaakt �wordt, en met de oude fchry vers over een. Het Ichynt maar eene misgryping , dat men aan de grote Salvators kerk toeei- gent, hetgeen de eerfte en oudfte kerk of kapel van S. Salvator en het H. Kruis toe komt. Maar vermits de glans van deze groote kerk reeds van den beginne af het eerfte kerkje of kapel vcrduifterde, daar by den naam van dezelve overnam, en naar waarfchynlykheid het genood-
fchap
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVINQ
fchap der KanOniken uit .'dit eerfte ker&f
je tot de grote overging, zo is miflehicn alles op de grote toegepaft , het geene aan 't kleine alleen toebehoorde.
Voor het overige kan nu verder de
lezer oordcelen, net �aat ieder vry in zulke verschillen, daar geen duidelyke be- \vyzen van zyn, zyne gedachten te heb- ben, en te zeggen, mits dezelve eenigc waarfchynlykheid mede brengen, en men die niet aan anderen met geweld opdringen wil.
Wat vervolgens de geftalte der oude S.
Martens kerk belangt, daar van vindt men geen belcheid, maar het is geloof- baar, dat zy, naar de wyze toen meeft by alle Kriftenen gebruiklyk, als een kruis gebouwt zal zyn gewceft; nog is het on- zeker, of dezelve van den beginne af aan zo groot isgeweeft, als zy zich in de laate- re verbouwingen vertoont heeft: eenigc meencn wel, dat zy vergroot is, nochtans kan ik niet zien,dat zy eenig goed bcwys voor hun gevoelen hebben. De gele- genheid van deze kerk nu was zodanig, dat zy als een middelpunt ftondt tuflchen verfcheidc andere kerken, aan hare Ooft- zyde hadt zy S. Piettrs kerk, aan de Weftzyde die van S. Marie ,aan deZuid- zyde werdt zy bczoomt met een gedeelte van S. Salvaters kerk, en de Abdyc van S, Paulus^n aan de noordzyde lag zeker
plein
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 303
plein tot eene fcheiding van haar en S. Jam
kerk. Maar deze nabygelegenhcid van, zo veele grote gebouwen kon niet nalaten nadcelig voor net een of ander te zyn, en oorzaak tot gcfchillen te geven, gelyk zulks onder anderen blykt uit een brief van die van S. Salvators kerk, te vinden by Mattbftts de Fatis & fundat. Eccle£
gig. 55. Waarby de eerwaarde Heeien
eken en Kapittel van S. Salvators kerke klagen, dat net vallen van het regenwa- ter van de daken der grote kerke, hun- ne perzonen, en huizen zeer fchadelyk en bcnadeclcnde was, dat het zelve noch dagelyks door het groot getal der daken vermeerderde en het ongemak vergroot wicrdt, zo dat het te vrezen was, als zy het geweld der wateren over hun kerk-' hof en vrydom lopende niet afleidden, dat in 't kort hun koor, graven en gant- fche kerk, als ook alle de huizen der Ka- noniken omtrent de kerk ftaande een groot ongeval onderworpen zouden we- zen, en zy in perzoon dikwils niet te voet tot de kerk konnen komen: dat daarom de voornoemde Heeren voor hunne kerk en der zelvernut, zoo als zy verbonden zyn, by tyds willende zorgen, en ver- hoeden , dat, het geen tevoren maar uit gun�e toegeitaau was , tot geen nood- zakelyk gevolg, als dikwils gefchiedde, |
|
||
|
||||
|
||||
|
304 �ESCHRYVING
getrokken wierde, overwogen hadden^
dat hun kerkhof en vryheid altyd van dus- danigcn waterval en waterleiding vry en onbezwaard geweeft was, en noch ten dage zyn moeft, dat 'er ook noch eene andere waterleiding of goot was, welke door de fnuur van de kapel van 't H. Kruis by de voornoemde kerke tot de fchool van de grote kerke liep , en waar door de kerk- hoven en de vryheden der beide kerken onderfcheiden wierden, welke door ze- keren meefter Kornelis over eenige jaren uit eigene en baarblykelyke lichtvaardig- heid , zonder toeftemming der gemelde Heeren Deken en 't Kapittel van .S. Sal- vator, ten tyde van het middagmaal, ia hun afwezen gemaakt, en eenige jaren om de nabygelegenheid der kerken uit liefde en niet uit een 'toebehorend recht geduld was , dat zy derhalvcn dezelve goot hadden doen floppen, na dat zy op eene behoorlyke wyze de Heeren van de grote kerke zulks hadden bekent ge- maakt, die nochtans de gemelde opftop- ping, hoe wel daar geen recht toe heb- bende , weder weg hebben laten nemen, en over die zaak buiten weten der Heeren vanS.Salvator een Kapittel der andercker- ken by een geroepen, ja 't geen nogflim- mer, en ongehoortis, de Overftens der ftad, welke maar keken zyn, tot het zelve
Ka-
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DHR STAD UTRECHT. 305
Kapittel ontboden hebben, daar echter
de leken noch van rechts wegen, noch door ecnig gebruik gewoon zyn, of ver- mogen , de verlchillen tuflchen de Kers- ken en Kerklyke perfonen te behandelen: daarentegen hebben Deken en het Kapittel der grote Kerke in het Kapittel vergaderd zynde voorgeftelt, hoe veel ongelyk hun en hunne kerk door den Deken en het Kapittel van J. Satvators kerke in de opftoppinge der voornoemde wa- ter leidingeaangedaan was,en verzochten daarom, dat het Kapittel en de Overften. daarvan kennis wilden nemen, en dat die van S. Salvator van dusdanig geweld af- ftand mochten doen, welk voorftel de Overheden der Stad wel fcheen te mis- hagen ; doch echter wilden zy zich daar- in niet fteeken, maar de Dekens van de drie andere kerken, meteenigen van hun- ne Kanoniken, genegen zynde het ver- fchil te befliflen, en de ergernis tus- fchen beide de kerken voor te komen, hebben de Heeren en het Kapittel van S. Salvator verzocht, dat de voornoemde waterleiding tot zekeren tydt met hunne bewilliging geopent mochte blyven, ho- pende, dat. onderwyl door een naarftig onderzoek van wederzyden de zaak in der minne zoude bygelegt worden. v_ . Uit den gemelden brief blykt het ook, dat de kapel van 't H. Kruis toen noch V m |
|
||
|
||||
|
|||||
|
|tx5 BESCHRYVING
in wezen Was, en niet in de grote Sal-
vators kerk, maar op of aan het kerk- hof derzelver gelegen was ; doch ver- mits die brief zonder jaar of dagtekening is, kan men geen tydt daaruit bepalen.
Aangaande de naby gelegenheid van de
S. Martens en S. Salvators kerken ziet men noch uit een brief van Biflchop 0/- (o des jaars MCCXLII. insgelyks by ./*/*/� ibeitus ter gemelder plaatie, pag. 54. dat het kerkhof van S. Salvators kerk naaft bezyden den toorn van S. Martcns kerk gelegen was.
Behalven de genoemde kerk ftrektc
het Biflchops Hof ook zo dicht aan de S. JMartens kerk, dat men by het ftichten en bouwen van den toorn in het jaar dertienhonderd een en twintig genood- zaakt was, iets van het Biflchops Hof af te neemen, gelyk hier na uit een brief getoont zal worden. Eindelyk was de Abdye van S. Paulus ook zeer naby deze kerk gefticht, zo dat men kan na- gaan , dat er zeer weinig plaats tuflchcn de opgetelde grote gebouwen overig gc- weeft is, en dat dezelve, zo veel luifter niet vertoonden, als zy gedaan zoudenheb ben, wanneer zyop een'verderen afftand, van elkander waren gebouwt geweeft.
Vermits ik weinig of niets meer, wat
deze kerk betreft, gevonden heb, zal ik overgaan;-tot..de rampen, die dezelve
over-
|
|
|||
|
|||||
|
- i
|
||||
|
|||||
|
|
|
|||||
|
|||||||
|
OER STAD UmECtfT. 30?
|
||||||
|
|||||||
|
Overgekomen zyn , en tot �e,
gen en wederjuwyingen , die men daar-
aan om dezelve gebeuttenifl�n heeft
moeten doen. In het zesde Hoo��ftuk
yan de rampen en ongevallen der ftad
(prekende, is ook al iets hier van gemelde r
maar het is thans de plaats om het zelve
wat meer pp te helderen. Het begin der
ftichtingeis, gejykgezienis, op een jaar
of twee niet zeker te bepalen , doch
fchynt tegen het einde der revende of
het begin der achtfte eeuwe geftelt -te
mogen worden 5 en de volbouwing de-
zer kerk is volgens van Sa e hel in het
jaar zevenhonderd en achttien of in
het daar aan volgend volbracht. Doch
daartegen komt in aanmerking, dat, na
het overlyden van Ptpy» va» Herftal in
Jict jaar zevenhonderd en veertien , Ko-
ning Radboud, die door Pipy»s wapenen in
't naauw gebracht was , het harnas tegens
Karel Martel aanfehoot , en gelyk te
voren ook reeds gemeldt is, in het jaar
zevenhonderd en vyftien Karel Marteh
leger geflagen heett, en alles verder af-
liep, zelfs, gelyk fommigen willen, tot
Keitlevtoc, de nieuwe Kristenen, daar hy
zeer tegen gebeten was, vervolgende,
waar zy hem maar voorkwamen 5 in de-
ze overwinningen zou hy de Steden Ui-
trecht en Dmrftede ook overweldigt, en
�J. M ar tem kerk in de eerfte fcrzclypf
V 2 on-
|
|
|||||
|
|||||||
|
||||
|
BESCHRYVING
onder de voet geworpen hebben. Het is
wel waarfchynlyk, dat, zo hy Utrecht in zyn geweld hadt gekregen , hy dit Godshuis niet gefpaart zoude hebben, echter worden, zo veel my bekend is, geene oude Schry vers gevonden, die van net vernielen van S. Martens kerke te Utrecht omtrent dien tyd gewag, en daar door de rekening van van Bttchel no- pens het volbouwen onzeker maken; Derhalven fchynt men aangaande den voortgang van dien oorlog tuflchen Rad- t ouden Kar el Mart el \K. moeten zeggen, dat de eerfte het leger des laatften wel geflagen, en ecne grote verwoefting aan- gericht heeft; maar om hem toe te ichryven, dat hy Utrecht ook bemach- tigt zoude hebben, vereifcht nader be- wys; het is dcswegens eerder te geloven, dat hy op de openleggende dorpen en plaatfen zyne woede zal uitgeftort heb- ben, en de nieuw bekeerde Kriftenen, 'toen al in een groot getal te Utrecht zyn- den, en wel wetende, dat zy van hem niet veel genade te verwachten hadden, zich, zo zy beft konden, verfterkt, ver- dedigt , en Radboud afgeflagen zullen hebben. Dit gevoelen wordt gefterkt door twee brieven van Karel Martel, d'eene des j aars DCCXXVIII. d'anderc Van DCCXXXII. beide te vinden by Heda bladz. 28. en 30. In deneerften,
waar
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 309
waarby die Vorft aan Willebrordus fchenkt,
al wat hem zo. binnen als onder en bui- ten de muuren van Utrecht toebehoorde» maakt hy duidelyk gewag van S. Mar- tetts kerk, (i) maar hy hy meldt niet een woord van de vernieling, welke die kerk eenige jaren te voren zoude on- dergaan hebben, noch van de wederop- bouwing derzelver, daar men, ten tyde van het geven dezes briefs,zekerlykmede bezig zoude moeten geweeft zyn, int tegendeel is het veel eer uit denzelven op te maken, dat die kerk toen in eenen volmaakten ftaat was. De tweede brie!" behelft noch eenige gefchenken aan deze kerk, (2) maar men vindt daarin wedcc geen een woord, dat zy verwoeft ge» weeft, of herbouwt geworden is, 't geen my blyk genoeg ichynt te wezen datzy inde verwoeftingen, door Radboud aangevangen, niet medegedeelt heeft: daarenboven £o»ifac?tts, die, in zynen
meer-
(1) Die den brief zelf irrzlet, zal daar 5. Maf-
tens kerk zo uitdrukkelyk niet genoemdt vinden, als de Schryver voorgeeft, maar de gift wordt ge- daan: ad Mmajlerium, quod eft intra mvros in Tra- je&o caftro fuum con/lruSum: ubi y Apoftolitut vir D. ff in Cbrifto pater nofter Willebrordus Arckiepis- copus fub fan8a converfationii coenobitali urdine , cuftot praey'e videtur.
(2) In dezen tweeden brief is mede geene uit-
drukkelyke melding van S. Martem kerk te vin- den,
Vg
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
Ji� &ESCHRYVING
|
||||
|
|||||
|
brief adn Paus StefctntJs
den arbeid van Willibrordus verhalende, ook van H�t ftichten van S. Mayteni kerke rrteldt, maakt hier af mede geen gewag, t 'geen hy zekerlyk niet ziou vergcteii hebben, indien deze kerk weder ver- woeft en al reeds voor de tweede reis herbouwt geweeft was: doch rot la- tere tyden overgaande ; is dezelve om- trent het jaar achthonderd fes <n vyftig byna geheel door de Deenen en Noor- friannen vernielt, 20 als te voren in het fesde H�ofdftuk bladz. i i-a. uit een brief Van den koning Lotharius aangetoorit is : het is wel te denken, dat het toen by d�ze n kt gebleven zal zyn, niaar dat die Van<5" Salvalor , fchoon daarvan hier niet gemelde woi'dt, in dezelve rampen mede- gedeeit zal hebben : doch men vindt wederom geene blyken, hoe lang deze kerk in zyne puinhopen is blyvcn rus- «en , en- Vvi� dczelven herftelt heeft , de Thfichop Httngerus of Httrtgartus heeft met zyne Gcertlykheit uit zyn Bisdom moeten vluchten, en is (i) buiten het zelve overle- den, zo dat zulks door hem niet ver- richt zal zyn Zyn opvolger Egilboldus heeft maar omtrent tien maanden het
Bis-
� . . �
. A) Over het fterfjaar van Hfirgeius is bladz.
236 en volg. gefproken. |
|
|||
|
|||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT.
Bisdom bckkedt (i). Daarna volgde
totBiffchop Radbodus, onder wiens be- ftiering de Noormannen te. ftad Utrecht wederom overvielen, zo dat deze Kerk- voogd genoodzaakt wierdt, om de ver* volgingen teontwyken, zyne woonplaats te Deventer te gaan houden, derhalve» hebben de kerken door hem ook niet kunnen herftelt worden,gelyk noch daar* enboven blykt uit den brief van zy- nen nazaat Baldricus, by Heda bladz. 75. waar in de flechte toeftand zo van de ftad als kerken vermeldt wordt, zynde toen ook de kerk van S.Salvator, zowel als die van S. Mart en, verdelgt en afgebrand, en heeft de laatftgemelde Bisfchop beide deze kerken, zo hy beft kondc herftelt, doch niet, gclyk hy zelf fchryft, zo als 't behoorde,'t welk niette verwonderen is, wanneer mende grootheid .der gebouwen en de omftandigtieid der tyden in aan» merking neemt. Deze herftelling zou hy in het jaar negenhonderd zevenentwintig begonnen, en zeven jaren daarna al vol- bragt hebben. Dus is het zeer waarfchyn- lyk, dat de ftad en kerken van het jaar achthonderd lesenvyftig tot op den tydt
van
(i) Zie den opvolger van Bungerus eh den tydt
Van deszelfs regeering in het voorgaand UoofJ- ftuk.
V4
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||
|
jia BESCHRYVING
vanBaldricus'm cen'flechtcn ftaat gewecft
zullen zyn.
De Deenen en Noormannen gedurende
het overige der tiende eeuwe deze ftad ongeftoort latende, is de S. Marlens kerk in dien ftaat gebleven, waarin zy door Baldricus gebracht was, tot dat omtrent het jaar duizend en tien Utrecht door de Noormannen weder aangetaft, en ver- brand wicrdt, gelyk Heda bladz 102, en Sigebertus va» Gemblours op dat jaar ge- tuigen ; de geleerde van Bucbe� fchynt wei in zyne aantek. (k k) op Heda bladz. 107 aan het zeggen dier twee Schryveren te twyfelen, om dat hy zegt, niet te we- ten, of wel in een ander oud Schry ver van dezen inval der Deenen gewag gemaakt wordt j doch de Heer van Rhyn in zync aantek. op Bat. Sacra in het leven van Anfridus brengt by, dat de gemelde in- val en verwoetting door de oudeKronyk van Melis Stoke beveftigt wordt; weshal- ve my zeker genoeg toe(chynr,enmcene ik, dat Billchop Adelboldus omtrent het jaar duizend en yyftien de S. Martens kerk geheel vernieuwt heeft > want zy in 't begin zyner regcringe verbrandt wasj ja men wil, dat hy dezelve ook vergroot hebbe, doch ik weet niet, dat hier goed bewys vao te vinden is. Dewyl hy nu in den tydt van acht jaren dit kerklyk
c-
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
DER STAD UTRECHT. 313
$cbouw vernieuwde , wordt hy by vee-
�e Schryvers voor den ttichtcr van het zelve gehouden. By He da bladz. 109 en 11 o. yindt men, met welk een' pracht deze kerk in het jaar duizend drieentwintig door dien Bifichop ingewydt is, zynde daarby tegen- woordig de Keizer Hennk, de Biflchoppen van Keulen, van Trier, van Ments, van £ambergent van Regensburg, van Augs- £«rg,van Spiers, vanTo«/,vanZ,#y£, van Hamelburg, en van Verdun, behalven een overgrote toeloop, zo van adelyke als ge- meene perzoncn.
Nog is te voren in 't fesde Hoofdftuk
gemeldr, dat de grote Hollandfche Kro- nyk, en Anfelmus van Gemblours op 't jaar MCXXXI. van eenen groten brand te Utrecht gewag maken, waardoor on- der anderen ook de S. Martens kerk, en het Bilichops hof zouden verteert zyn. Ant. Matthxus de Fund. &Fat. Eccl. pag. 6 fchryftjdat S. Martens kerk indezeceu w�l driemaalafgebrandtzoude zyn, zien- de daarmede op dezen laatftgemelden, op dien van 't acht en veertigfte, en op dien van het dric�nzeventigftejaar derzel- vc ecuwe, zo dat deeene ramp noch niet konde vergeten zyn, of zy wierdt door cenen anderen gevolgt: wanneer en door wiende kerk, waarvan wy handelen, na het ce rfte dezer drie ongelukken her ftelt zy ,heb ik niet vermeldt gevonden, doch by een V 5 ver- |
|
|||
|
|||||
|
�
|
||||
|
|||||
|
||||
|
314 BESCHRYVING
verhaal van S. Marttns kerk des {aars
MCLXX�l. waarvan nader zal gefpro- ken worden, blykt, dat dezelve voor de tweede reize is ingewydt geweeft door Bruno Aartsbiffchop van Keulen, met hulp van Alexander Biflchop van Luik, An- dreas Biflchop van Utrecht, enz,- Deze Andreas zal zekerlyk Andreas van Kuik gcweeftzyn, zo dat deze inwyding om- trent den jare elfhonderd Zesendertig moet voorgevallen wezen, na dat hy de kerk herftelt zal gehad hebben.
Van den tweden brand tegen het mid-
den der twaalfde eeuwe, waardoor het grootfte gedeelte der ftad, en deze kerk met cenige anderen weder in een puinhoop ge legt wierdt, is te voren in het fesde Hoofdftuk bladz. 121 uit een onbekend Schryver in het IX. deel der Analefta van Artt.Matth*u$^i\ Willem Procurator mel- ding gedaan, na welk ongeluk deze kerk eenen geruimen tyd in haren verniel- den ftaat gebleven fchynt te zyn: want ik vinde geen vroeger befcheit van eene nieuwe inwydinge,dan op 't jaar elfhon- derd dric�nzeventig by Willem Procura- tor op dat jaar: doch van deze plechtig- heid, of derzelver oorzaak, wordt by Be- ka noch Heda gefproken, maar de onbekende Schryver by Mattbaus maakt 'er duidelyk gewag van, en blykt de- zelve ten klaarde uit het kort te voren |
|
||
|
||||
|
|||||||||
|
STAD UTRECHT. 315
gemeld verhaal van S. Martens kerk, 't
welk by Matthaus de Fat. & Fundat. Ec- clei. pag. 6. gevonden wordt, en 't geen wy hier, zo ver het tot ons oogmerk dient, vertaald zullen laten volgen.
� Wy hebben bevonden, dat de grote
� kerk van �$. Mart en te Utrecht drie- $, maal ingewydt is. Eerft ten tyde van � den Biflchop Adelbold, die de ftich- it ter van de gemelde kerke geweeft � is, maar welke Biflchoppen daar in � geholpen hebben is onbekend: dewyl ,; zulks niet befchreven wordt gevonden. � Ten tweeden door Heer Bruno Aartsbis- � ichop van Keulen, met hulp van A- � lexander Biflchop van Luik , Andreas � Biflchop van Utrecht, Wernerus Bisfchop � van Kameryk. Ten derden door Heer � Filips Aartsbiflchop van Keulen, met � hulpe van Godefritd Biflchop van 17- � trecht, en Rtymond Biflchop van Tp- � porie. Het Hoofd Outaar is gewydt � aan S. Jan den Doper en S. Thomas � den Apoftel, als mede aan S. Marten � den Aartsbiflchop, zo als het noch � door de opgevolgde inwyders is in- � gericht. De eerfte plaatfing is op eene � holle Pylaer, waar in zeer koftelyke � overblyffels van Heiligen beflotenzyn, � welke Pyler geen een der Biflchop- � pen,dewelke na de afbrandinge der � kerke daar tegenwoordig zyngeweeft, |
|
|||||||
|
|||||||||
|
}J
|
|
in
|
||||||
|
|||||||||
|
|||||||||
|
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
||||
|
3i6 BESCHRYVING
,, de tweede of derde inwydinge heeft
� durven openen. Deze Pylaar heeft in � hare oppervlakte zeven holligheden, � met zeven kasjes voor reliquien: maar � welke en wier overblyfl�ls het zyn, 3, is onbekend, om dat zulks niet be- � fchreven wordt gevonden. Op deze Py- � Ier, en op de gemelde reliquien, is ,, een vierkantig outer geftelt, hebbende � maar eenen voet, onder wiens zegel � deze overblyffels bevat worden: die � van den H. Apoftel Petrus, van den � H. Apoftel Thomas $ van den eerften � Martelaar S. Stephanits, van den Mar- � telaar Georgius, van de Martelaren Mar- � cellinus en Petrus$ van den treffely- � ken Heer den Aartsbiflchop Ma r t mus, � van den Biflchop en belyder Seve- M rus; van de Maagd Agnes, van de � Maagd Lucia. Buiten den voet naar � het zuiden is het bloed van. S, Jan � den Doper in kriftal bcfloten. Naar � het Noorden zyn de reliquien vanden � H. Aartbiflchop.Atam»#.f; teweten een � beentje van zyn rugge graat, zynde � heteenigfte, 't welke de Biflchop Go- � defridus in de derde wydinge daar by � gevoegt heeft. Dit alles is geplaaft � rondom het derde outer; want inde � derde inwydinge zyn noch drie andere � outers teftens ingewyd, teweten dat � van 't H. Kruis, dat van de H. Maria, |
|
||
|
||||
|
|||||||||
|
DER STAD UTRECHT.
|
||||||||
|
|||||||||
|
r>
|
|
en dat van den H. Diony/�us. .... Dit
|
|
|||||
|
|||||||||
|
� nu is verricht den 21 July in 't jaar
� na de menfchwordinge des Heeren � MCLXX1II. de VI. indidie.
Dit verhaal is noch wel langer, doch
vermits het maar optellingen van reli- quien behclft, zie ik niet, dat het nodig is'er meer van by te voegen. Het isaan- merkelyk, dat dit verhaal geen gewag maakt van de inwydinge door den H. Willibrordtts, noch van de inwydinge by het herftellen door Biflchop Balderik ge- daan. Maar miflchien na dat Biilchop ^A~ dclboudtezc. kerk geheel vernieuwt heeft, zal het eerfte werk reeds al in 't vergeet- boek geraakt zyn.
Naderhand is van deze kerk door den Bis-
fchop Hendrik van yianden&c. eerfte fteen gelegt, dezelve geheel vernieuwt, en in dien ftand gebracht, in welken zy tot op het laatft der vorige eeuwe geweeft is, doch het is te verwonderen, dat men in het leven van den gemelden Biflchop bladz. 214. leeft, dat hy, ziende, dat de grote kerk wegens ouderdom dreigde in te ftorten, de grondflagen van een veel prachtiger en vafter werk gelegt heeft, daar deze kerk, gelyk wy gezien hebben, zo kort te vo- ren herbouwt was; het zelve geeft ons reden om te denken, dat de herftelling na den brand van het jaar elf honderd
acht
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
||||
|
Si8 BESCHRYVINO
acht en veertig niet veel moet gewee�
zyn.
De Befchryvcr van het Bisdom van U~
trecht 1. Deel bladz. 8 vergift zich, wan- neer hy deze laatfte vernieuwing (telt op 't jaar MCCXX1V.: Hy wilt wel, en fchryft ook zelf in het tweede Deel van JBatavia Sa er a bladz. 194 en volg. dat deze Henricus van Vianden na Gofewytt �van Amftel ecrft Biflchop geworden, en in 't jaar twaalfhonderd zeven en l�ftig gcftorven is ,na feftien jaren den Biflchop- iyken ftoel bekleedt te hebben, hy kan derhalvcn niet voor het jaar twaalfhon- derd vyftig, of het begin van 't volgend aan het Bisdom gekomen zyn 5 zo dat die Schryver zoude kunnen befchuldigt wor- den , van te weinig naaukeurigheid op de eerft aangehaalde plaats gebruikt te heb- ben j doch dezelve is niet van ieder een opgemerkt, ten minften de Schryver van het Toneel der Nederlanden II. Deci bladz. 27 j heeft deze misflag al nage- fchreven, zo dat ik dit hier nodig achtte te melden, en daar by te voeden, dat het my nader aan de waarheid fchvnt, dat dit werk in't jaar MCCL1V. begon- nen is. De latyniche verzen, welke op deze ftichting gemaaktzyn, tonen ook, dat deze vernieuwing omtrent het mid- den der dertiende ecuwc moet gefchicdt
zyn,
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 319
men vindt dezelve onder andetcn
>y van Bucbel in zyne aantek; op Seka )ladz. 92 en in 't Nederduitfch vertaalt n het Batav. Sacr. op de laatftaangehaal* ieplaats.
Welk een heerlyk tempel-gebouw dit
T,ewecft zy, mag miffchien, niemand ten ninften zeer weinigen geheugen, die het jelve ia zynen luifter gezien hebben ,de- yyl in 't vierenzeventigfte jaar der vo- ige �cuwe in 't begin der maand Augus- us des avonds de gantfche buik der kerke fan den toorn af tot het koor toe door �en zwaren ftormwind nedcrftorttcjdoch k ben hier reeds buiten myn voorgcno- nen beftek en tydperk gekomen, eer ik -chter geheel weder terug keere, moet k hier noch iets van den Domstooren, wel- «.e later gefticht is, byvoegen, dezelve 4$ begonnen in het jaar«*MCCCXXl. op S. Jans en Paulus dag, gelyk in 't jaar- gcty boek dezer kerke aangetekcnt ftaat, met deze woorden: � De eerften fteen � wierd opdcnFeeftdagvandeApoftelen � Joannes en Pattlus gekit door de Ecr- � waardige Mannen en Heeren Jacobus � van Outshoorne Deken , en Gysbertus � vanEverdinge, oudften Kanonik, ten � overftaan van verfcheide andere Kano» � niken, Vikarifen, Koorgezellen,enz. � Meefter Jan in Henegouwen geboren � was deecrftc aanvanger van-hetwcck."
In
|
|
||
|
||||
|
|||||||||||
|
320 BESCHRYVING
-
In den jare MCCCLXXXII. wcrdt het
zelve tot zyn. volle bcflag gebracht, zo als uit zekere verl�n blykt, welke aan de weftzyde van den toorn te lezen ftaan: |
|
|||||||||
|
|||||||||||
|
men fdjreef coccc.xx. circen.
3£cpt men ban tnp ben ecrften fteen. na cioccc. en ttore en 330 |
|
|||||||||
|
|||||||||||
|
Ook ftaan er deze larynfche regels:
|
||||||||||
|
|||||||||||
|
C ter, Xbisfemell: (fejlo) Pattlique
. Joannis, Tunis adaptatur ^qua. Trajeciumdecoratttr. |
|
|||||||||
|
|||||||||||
|
Te voren is reeds gcmcldt, hoe naby
het Bii�chops Hof aan deze kerk en tooren gelegen was, zo dat men by het bouwen van den tooren genoodzaakt was daar iets van af te brceken, 't welk door den Biflchop toegettaan wierdt, doch on- der beding en khriftelyke belofte van den Deken en Kapittel dezer kerke aan. den Biflchop Frederik "jan Zirk,dzt, was 't zake, dat behalven het geen toen afge- broken wierdt , het voornoemde Hof eenig ongeval mochte komen te lyden, zy de fchadehier van aan hem zouden doen ver^ goeden, en gehouden zyn zulks te herftel- len , zie den brief by Ant. Matth. de Fat. & Fundat. J�ccle/iarum pag. 32.
In
|
|
|||||||||
|
|||||||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT.
In 't jaar MCCCLXXXfl.is, na het vol?
bouwen van den tooren, het kruis daarop gezet, doch niet in het jaar MCCClI. gelyk de grote Kronyk van Holland ichryft, waarin zekerlyk de cyfergetal- len miflchreven zyn, zo zlsMatthtvstes aangehaalder plaatfe bewyft, waar men ook de hoogte van den tooren bepaalt ziet op driehonderd zeven en zeventig voeten van elf duimen.
Dit nu zy genoeg omtrent de geval-
len, vernieuwingen, en herwydingen dezer kerke: de orde zoude verei�chen om het gebouw ook eens van binnen te betchouwen; maar vtrmits ons daar weinig beticht van overig is, �f het loopt ten eenemaal buiten myn voorgenomett tydpcrk, kan ik daarvan ook niet veel mel- den; het is zeker, dat deze Biffchoplykc kerk van alles, zo outers, outer-gewaden, gouden en f�lveren veriicri�len , fchil- deryen, en ftandbeelden zal voorzien geweeft zyn, daarby ook m�t aanzicn- lyke begraafplaatfen der Biflchoppen en andere voorname perfonen zal gepronkt hebben, hoewel de gedurige vernielin- gen dusdanige gedenktekenen niet meer dan het overige ontzien hebben.
in de .S". Martem kerk zyn onder ande-
ren oudtyds twee ingewanden van Keizers begraven; want Keizer Koenraad II. vol- gens PanVintu en anderen ,tc Utrecht in X frits-
r
�
|
|
||
|
||||
|
|||||||||
|
322 BESCHRYVING
friesland in t jaar MXXXIX. overleden
zynde , wierden zyne ingewanden in de Domkerke, recht voor de plaats, daar het grote of hoge outer voor dezen gc- ftaan heeft , begraven : waarvan^ tot eene eeuwige gedachtenis dit graffchrift in de vloerfteenen gefneden was. |
|
|||||||
|
|||||||||
|
Conrabi £ecunW 3|tiip.
1039.
De ingewanden van Keizer KoettraaA
'den Tweeden.
Keizer Hendrik V. hoewel by eenigen
zonder reden voor den IV. te boek ge- fteld, hiet�tinden jare MCXXV op het feeft van Pinxteren zyn Hof te Utrecht , werdt ziek , en overlecdt aldaar. Zyn lichaam is naar Spiets gezonden en begraven, maar zyne ingewanden wer- den te Utrecht in de Domkerke ter aar- de beftelt, zie Otto Frifmgenfis de Reb. & 0.000000e+000ft. Fred. Barbaroffx cap-J- En Melis Stokc inzyneRymkro'nykop Graaf Diderik VI.
In de Domkerk ftaan nog deze woor-
den.
�
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
, . . . .
m.i
l^nrfd Ouititi g>mp. |
|
|||||||
|
|||||||||
|
II2J.
....
De ingewanden van Keizer Htnfik V«
�t1»' Bo-
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
||||||||
|
DE* STAD UTEU5GHT.
Boven dien zyn 1a deze keckniet min»"
der dan acht en twintig Biflchoppcni, waas van noeh cenigc graflchriftch oy�cigzyfy begraven, behtaTyent cem groot getal Prooften, Dekens, Schatmeeftersi |
|
||||||
|
pecfchoolvoogden , Kanoniken,'Cn an*
dere , zo door hunne geboorte alsbekleedr» de ampten aanzienlyke , perfonen , doch. het is geen tydt daar van te handelen.' Eene byzonderheid moet ik echter hiec noch aanmerk en /welke Henritus. Thai borita lib. Vil�. cap. 14. van ,hec' Hoofd outer , 't geen ter eere van S; Martefy irrgewydtwas ,fchryft , dat narneiyk Grarf Willem\\. Lloomfch Koning, wanneer hjs ten oorlog trok , aan dit outer ~zyne wa^ penen aanlchoot , eene manier rby vee* icheide Koningen omtrent die tyden ge» bruiklyk van de wapenen voor een outer aan te gorden. Dit zal waarfchynlyk nog gefchicdt zyn,eerde Dom door Biflchop Hendrik van Vianden vernieuwt was. Q
Men zoude hier ook de outers en ka^
pellen dezer kerke , die in oude brie- ven vermeldt ftaan , konnen byvocgenv maar het kort begrip dezes werks raadt my zulks voor by te gaan.
De rykdommen , welke deze kerk be-
zeten heeft, zyn aanmerkelyk geweeft, gelyk zulks, fchoon veele door de oud- heid in onbekendheid geraakt iy-n» ge- noegzaam blykt uit de nog i�,.wqzen X 2 |
|
||||||
|
||||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
||||||
|
324 BESCHRYVING
zynde glftbri�veri van Keizers, Konin-
gen, en aanzienlyke perfonen. �yHefa pladz. 64. 65. en 66. op den BiflTchop Odilbaldus ftaat eene lyftder goederen, welke S. Martcnb kerke omtrent de tiende eeu bezat, waar uit men ziet, dat dezelven toen reeds zeer groot waren: 'ris waar, door de menigvuldige rampen, welke deze kerk geleden heeft, zullen de- zelve weleenigfins vermindert zyn,maar het ontbrak ook weder aan geene goedhar- tige lieden, die de kerk met nieuwe bc- giftingen voorzagen; Biflchoppen, Proos- ten, Dekens, Kanoniken, enz. maakten alle gewoonlyk na hun dood een eeuwig- durend jaargetyde, waar voor zy aan de kerk dan cenige goederen fchonkcn, zo dat dezelve van tyd tot tyd moeden ver- meerderen : en fchoon het niet te twyfe- len is, of vcele derzclver zyn verduifterr, en door het invoeren van den Hervorm- den Godsdienft vermindert of wegge- raakt, zyn echter de goederen en inkom- ften dezer kerke nog meenigvuldig, en wyd en zyd gelegen.
Nu zal ik overgaan om den lezer eenig
bericht wegens den Prooft, Dekens, Schatmecfter'en Oppcrfchool voogd te ge- yen, welke ampten in deze kerk zeer aanzienlyk waren, en met den Biffchop het beftier over 't kerklyk hadden.
By Het ftichten dezer kerke,hadtde
Bis-
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT.
Biftch�p Willibrord, gelyk reeds ge-
zegt is;�n dezelve een genootfchap van veertig. Kanonikcn opgericht, welk ge- nootfchap naar de kerkelyke regels door een Aartsdiaken, die teffens Prooft was, een Deken, Schatmecfter, en een Opperfchoolvoogd beftierd werdt, welke het toezigt over de meefte kerklyke goe- deren , voorrechten, en wat dies meer was, hadden. Alle deze perfonen moes- ten uit het lichaam der Kanoniken de- zer S Martens kerke gekozen werden. Ja te voren bladz. 294. blvkt uit den orief van Biflchop Koenraad, dat wan- neer in de andere kolicgialc kerken bin- nen Utrecht, als die van S. P iet er, S. Jan, ofS.Marie,ccnc Prooftdye kwam open te'vallen, die,aan wien het begevender- zelver ftondt, volgens de alleroudfte in- ftellingen der Biflchoppen,daartoeeenen uit de Kanonikcn van deze S. Martens kerke mocfte verkiezen, en dat alleen, om zekere reden, hier voor in den zel- ven brief gemeld, het Kapittel van S. Sal- vators Kerk hier van ontheven was. Van gelyken hadden de Kanoniken van de Domkerk het recht om by het open val- len der Prooftdyen van T/iel, Edelen- burg,Elft, Roermonde, Weftfrie�and, Lei' den, en Kuilenburg, ook het recht, om tot die aanzienlyke en teffens voordeelige ampten verkozen te moeten worden, X 3 waai |
|
||
|
||||
|
||||
|
326 BESCHRYV1NO
waar door �y veel voorrecht boven de
Kanoniken der andere kerken bezaten, en een zeer aanzienlyk genoodfchap uit- maakten.
Maar voor al was het Prooftampt in
4eze kerk zeer hoog geacht; men vindr denzelven den groten Prooft, Domprooi�, Prooft van de ^roote S. Martens kerk, enz. genoemt. De verkiezing daarvan ftondt aan den Deken en het Kapittel dier kerke, zo als uit deze oude inftellinge, in de Voor- berichten op Bat. Sacr. bladz. CXLI1. te vinden, blykt.
� De verkiezing van onzen Prooft,
j, behoort den Deken en het Kapittel � toe . . . Hy moet uit het lichaam des � Kapittels gekozen worden. Indien 'er � een Prooft mogt verkoren zyn, die � geen lid van 't Kapittel is, het welke � ongeoorloft en noch noit gebeurt is, � behoeft de Biflchop denzelven niet aan- � te nemen, en dat om het Aartsdiaken- � fchap, het welk aan niemand als aan � een lid van ons Kapittel mag aanbe- � vol en worden. En dit is aldus dooj: � de gewoonte vaftgefteld.
De Prooft nu gekozen zynde, was ge-
houden dezen plcchtigen eed te doen.
� Ik N. Prooft der Utrechtfche ker-
� ke, zwcere by H. H. Euangelien, � die ik met myne handen aanraak, dat � ik de gerechtigheden der Utrechtfche
ker-
|
|
||
|
||||
|
||||||||
|
DER STAD UTRECHT. 127
�, kerke en hare Vrydomm�n naar myn
� vermogen zal befchermen , dat ik � d'eerlyke gewoonten , dewelke tot � noch toe in gebruik zyn geweeft, � zal onderhouden : dat ik de Proeven � der Kanoniken aan de Kanoniken zelf, � en aan de andere amptenaren der ker- � ke, aan de .welken ik het van rechts- � wege zal moeten doen , voor zo veel � ais ik 'er in te zeggen zal hebben, en ,, op den gefteld�n tyd, zonder vcrmin- � deringe en zonder uitftel zal begeeven. � Als ik doojr mynen Deken en het Ka* � pittel naar het Kapittel zal ontboden � worden , zal ik daar naar toe gaan, � ten waar dat ik door een wettig belet- � zei belet mogt zyn. Ik zal de goede» � ren myner kerke, die zy nu heeft, en i, voortaan noch zal bekomen , niet ver- � vreemden : en die vervreemdt zyn zal � ik, zooveel als my mogelyk zal zyn, � zien wederom te krygen : ik zal geen |
|
||||||
|
||||||||
|
�
|
|
tydelyk rechtsgebied aan iemand met
|
|||||
|
||||||||
|
� akkoord overgeeven of vervreemden ,
� zonder raad en toeftemming van den � Deken en van myn Kapittel; en ik zal � daar niemand tot rechter aanftellen, die � fchadelyk zy aan onze kerke. Ik zal � den Deken en het Kapittel, mitsga- � ders de goederen des Kapittels, in hun- � ne gerechtigheden uit al myn vermo- � gen. handhaven: Ik zal de vazallen en X 4 � dicnft- |
|
||||||
|
||||||||
|
|||||||||
|
BESCHRYVING
dicnftknechten niet op vrye voeten ftel-»
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
�
|
|
len : Ik zal de goederen van 't Prooft-
|
|
|||||
|
|||||||||
|
dom niet op nieuw te leen uytzetten:
� Ik zal op de goederen van het Prooft- � dom of van het Kapittel, zonder al- � vorens raad te vragen, geen fterktens � opwerpen: Ik zal de goederen, die het � Kapittel toebchooren, voor my niet bc- � houden. Zo helpe my Godt en deze � Heilige Euangelien. Zie de zo even aangehaalde Voorber. bladz. CXL1II.
De Prooft van deze kerk heeft oudtyds
een groot gezag en rechtsgebied ge- hadt; want om thans zaken van min? dere aangelegenheid voorby te gaan, voerde hy, gelyk Heda bladz. 231. op den BifTchop Guido fchryft, het hoge rechts- gebied en het zweerd (i); hy hadt zyn eigen Schout en Schepenen, welke o- ycr het gebied der grenflcheidingen van de kerke te recht zaten en vonnis we- zen;
(i) De plaats uit Heda, welke hier nan^ehaalJ
is, fpreekt niet van denProort van S. Mjrt�rwkerk,
maar van dien van S. jfan, welken aangaande hy
een vonnis der Prelaten van de Utrechtfche kerke
by brengt, waarby aan den zelven alleen hetrechc
toegekent wordt om het zweert te voeren. De
Schryver is hier echter buiten fchiild , want hy
heeft, geloof ik, Hefa zelf niet ingezien , maar
zich beruft op de goede troii van den Schryver van
Bat. Sacra.in de Vgorber. bladz. CXUIf,<Jien hy,
go te zeggen woordelyk, naagefchreven heeft, ert
door wier» de eerfte fout begaan is. Wanneer hy
, ktt
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
||||
|
BEU STAD UTRECHT. 329
zcn ; ca fchreef als de Oppervorftcn,
door Godi genade Prooft, enz. gclyk uit deszelfs brieven te zien is. Hy hadt ook een byzonder recht om te zegelen, waarvan nog verfcheide voorbeelden, ia het boek van A. Matthtits de Nobilitate gefneden, te zien zyn.
Doch of het recht van den Prooft van
het begin af wel zo groot gcweeft is, zoude zeer in twyffel getrokken konnen worden, het is zeker,dat fbmmigenvan gedachten zyn, dat het gezag en rechts- gebied der Frooften certyds zich zo ver niet uitgeftrekt heeft, maar dat, na dat de Advokaten der kerke , daar wy te voren van gefproken hebben, buiten ge- bruik geraakt zyn, en de Biflchoppen in gedurigen oorlog, en daardoor nier. in ftaat waren om alles zelf waar te nee- men , dcProoften van tyd tot tyd in meerder macht en aanzien hebben toe- genomen.
De plaatfen tot het rechtsgebied des
Prooften van S. Mart en behorende, wor- den f
iets van de aai>7.ienlykheid en de macht van den
Prooft van S. Marteru kerk hadt willen zeggen . behoefde hy de opdracht van Mattbteus voor de twee ongenoemde Schryvprs over de Utrechtfche zaken en het IX. Hoofdft. de Jure Gladii Hechti ingezien te hebben, ik zal daar voor het tegenwoor- dige niet intreden. |
|
||
|
||||
|
||||
|
$30 .'BESCHRYVING
den opgctelt in de Befehryving van
het Utrechtfche Bisdom L Deel. bladz. 120.
Daarenboven kwamen dezen Prooft nog
verlcheidc voorrechten toe, welke uit de oude gcdenk�ukken kunnen opgehei- dert worden, onder .anderen wordt van des Hrooften voorraads kelder, waar uit aan ,dc Kanoniken op geftclde tyden vleeich, wyn, en wat dies meer is, uitgedeeidt iwierdt, gewag ges naakt, volgens een uit- treklel uit een oud boek van de rekenka- mer in dcBelchr. van het Utr. i.-isd. 1. D. bladz. 114. en volg. Men zoude hier een lyft der Prooften by kunnen voegen, doch voor eerft heeft deSchryver van de Hilto- rie dcsBisdomsvanUt.reehf 1. Deel. bladz. 85. en volg. dezelven geboekt, en ten anderen treedt myn beftek maar tot het begin der dertiende ecuwe,zodatrk daar buiten zoude moeten gaan, of de gemel- de lyft niet volleedig leveren (i).
Na den Prooft, zullen wy den De-
ken
(i) Naderhand is dezelve veel verbeterd door
den Heer van de Wattr gevoegt i'i het groot U- trechtfch Plac*atb. I. D. bladz. 239. en volg. en eindelyk allernaaukeuriglt tot het jaar 1744. door don Hoogleer<iar Arnold Drakenborcb in het Am- bangfil op de KsrMyke Oudbeden van Nederland uit- gegeven, tegen eene andere lyft, weinige jaren te voren gedrukt onder de Analei�a Belgica van den Aartspriefler Jfoynck ta» Papendrecbt Torn. III. Part. I. |
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 331
fcen laten volgen, welke in macht en
gezag de Dekens der andere kerken ver- re overtrof, en in zekeren opzichte voor zynen eigenen Prooft niet behoefde te wy- ken.
Voor eerft hebben wy te voren, van de
macht en het gezag der Biffchoppen fpre-
kende, gezien, hoe de Deken met het
Kapittel genoegzaam het beftier derGeeft-
lyke zaken in handen hadt, voor al
omtrent het gedrag der Kanoiiiken en
andere Geeftlyke perfonen , waarom de
Dekens ook wel Proviforeso£Opz,ienders
genoemt wierden. De Domdeken droeg
ook by uitftek den naam van Deken der
Utrechtfche kerke. Naaft den Bi�chop
hadt hy de meefte bezorging over het
gantfche Sticht. Tot zekere tyden toe
vindt men, dat hy de Vergaderingen der
Staten befchrevcn heeft, in de zelve
voorzat, en de ftemmen opnam. Als
de Biflfchop niet tegenwoordig was,nam
hy deszelfs dicnft waar, gelyk hy ook al-
tyd in'tKerklykc deedt by den dood van
eencn Biffchop, wanneer hy het Kapittel
liet vergaderen om eenen Vikaris over
het Wereldlyk aan te ftellen , waar toe
vceltyds de Domdeken door de vyf Kano-
nikale kerken aangeftelt wierd: dan
was hy gemachtigt om een Schout over de
ftad aan te ftellen,en de Schepenen te be�e-
digen,die voor het afleggen van dien eed
niets
|
|
||
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVING
niets mochten uitvoeren; het zelfde
mocften ook de Maarfchalken doen. Zulk een voorbeeld ziet men in Henrik van Weyda Domdcken, die door de vyf ge- melde kerken by de verplaatfing vanBis- fchop Jan vanArkel naar Luik tot alge- meen Vikaris by het openftaan van den doel aangeftelt wierdt, waarop hy Wer- rterus van Drakenburg toen Schout te Utrecht voor eenen Notaris deedt ontbie- den, hem aanzeggende, dat door de ge- melde verplaatfirig de Biflchoplyke ftoel open ftondt, en hy tot algemeen Vikaris was aangefteldt, dienvolgens verbod deedt van zyn ampt niet meer in naam vanden vorigcn Bifichop te bedienen, waarop de Schout verzochte-door hem De- ken en Vikaris daar toe gclaft te mo- gen worden om 't zelve naar zyn goed- vinden te bedienen, 't welk hem toegc- ftaan wierdt, mits hy hem zoude moe- ten rekening doen van de inkomften en vervallen van het Schoutampt ten voor- dcele van den nieuwen Biflchop. Zie de opdracht van Mattb*u$ voor de twee Schryvers over de Utrcchtfche za- ken.
Noch is te voren reeds gezien, dat de De-
ken , als 't hem goed en oorbaar dacht, de macht hadt om het Kapittel te doen verga- deren, den Biflchop, Prooft, en anderen voor het zelve te ontbieden, welke volgens
de
|
|
||
|
||||
|
||||
|
BZR STAD UTRECHT. 335
de oude kerklyke wetten ook gehouden
waren daar te verfchynen, gelyk zulks duidelyk in den eed van den Bifichop en den Domprooft gevonden wordt, en zo zy wettig belet hadden, mochten zy twee dagingen voorby laten gaan, maar de derde reize moeften >zy zonder uitftcl ko- men. Voeg hier by Mattbtus de Nobil. Hb. II. cap. 39, De Deken was als de mond van 't Kapittel, en daar zyn veelc blyken, dat de Deken den BifTchop zelf wel fcherplyk in't Kapittel heeft durven tegen gaan, ja voor al wanneer de Bis- fcnop fomwylen zich wat te veel gezags in de kerklyke goederen, of omtrent kerklyke perfonen aanmatigde. Zie de kronyk van Joan van Leiden. XXXII. B. 18. Hoofdft. Tot het naaukeurigwaarne- men van zyn poft, was de Deken ook door dezen volgenden eed bepaalt.
� Ik N. Deken, zal de rechten myner
� kerke in haar geheel bewaren: ik zal � de vryhcit der verkiezingc , dewelke � het Bisdom van Utrecht tot nu toe ge- ^ noten en onderhouden heeft, nictver- � breeken of laaten verbrceken: ik zal � myne kerk door geene laftige beden � bez w aaren of laaten bezwaar en j Ik zal � de goederen myner kerke en haare bc- � zittingen, dewelke van haare voorzaa- � ten op my gekomen zyn, geenfins ?, vervreemden zonder den gemeenen
» raad,
|
|
||
|
||||
|
||||
|
334 BESCHRYVING
� raad, en buiten de duidelyke tocftcm-
� ming van myne Geeftelykhcit; ik zal � geen oorlog aanvangen zonder den � raad van de zelven;ik zal gecne mach* � tige Heeren eenige hulpe beloven of � zweren tegens eenig menfch of bedie- � naar onzer kerke, zo lang als dezelven � zich naar het recht in den raad der ker- � ke zal willen voegen. Dit alles zal ik � getrouwelyk en ftandvaftelyk nako- � men. Zoo moet my Godt, alle zync � Heiligen, en het geloof der heilige � Euangelien helpen.
In dezen eed is verfcheide maaien wel
iets naar gelegenheid van tyden, en zaken verandert. Zie den zelven ook in de Voorber. op Bat. Sacr. bladz. CL.
Aangaande den rang lullenen den
Prooft en den Deken is op te merken, dat de Prooft twee perfonen verbeeldde namelyk de eene van Prooft, en de andere van Aartsdiaken, na dat hy nu genomen wordt, was hy of meer of minder dan den Deken: gelyk zulks in cene oude vaft- ftellingeder Domkcrkc gevonden wordr.
� Onze Prooft is ten opzichte van zyn
� Aartsdiakenfchap groter dan de Deken � in de beftieringc , maar hy is minder � dan den Deken ten opzichte der i'rooft- � dye, en daarom is hy ten opzichte der � Prooftdye en der zaken, die dezelve ., raken, onderhorig aan den Deken, en - . de |
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 33$
£ de ber�ping van den zclven en van
,, het Kapittel. En het Dekenfchap is ii� � onze kerk de grootfte waardigheid na � den Biflfchop.
In de openbare omgangen ging de
Domprooft aan de rechter, en de Dom- deken aan de linker zyde van den Bis- fchop. En wanneer de Biflchop in zyn plechtgewaad zich in de kerk plaats- te , zat de Domprooft achter hem aan de rechter, en den Domdeken aan de lin- ker zyde. Vermits nu de Deken zoveel gezag in het Kerkelyk beftier hadt, was ieder een uit om zich in zyne gunfte te dringen, ja de PiuTchoppen zelf wa- ren vccltyds genoodzaakt, den Deken door ecnige gefchenken op hunne zyde te brengen, vcrmids zy in de meefte za- ken gedurig de toeftemming van den De- ken nodig hadden, en voor al in tydcn van oorlog. De Deken fchreef mede ge- lyk de Prooften by de genade Gods> en hadt zyn byzonder zegel om brieven enz. te bezegelen. Zie verder Matth&us de Nobil. lib. II. cap. xxxix & XL.
Een lyft der gemelde Domdekensftaat in
de Befchryvinge van't Bisdom van Utrecht I. Deel bladz. 91. enz. geboekt, waar- om wy den lezer derwaards wyzen(i).
Onder
(i) Zie dezelve allernaankeurigfl in het Aan-
Laugfvl op de kerkelyfce Oudheden bladz. 47. |
|
||
|
||||
|
||||||||||
|
BESCHRYVIN�
Onder de verdere hoofdbedieningen de-
zes Kapittels wordt ook die van Schaf meefter geftelt. Deze poft was zekerlyk cene van de zwaarfte, want de Schat- meefter was gehouden op de mecfte cere- moni�n der kerke te paffen, en alles te verzorgen dat daar omtrent nodig mocht zyn. m het jaar MDX.XIV. wierdt door den Deken en het Kapittel de oude bevel- brief voor den Schatmccftcr vernieuwt, w aar in deszelfs plichten wydlopig verhaalt worden, en vermits myns wetens dezel- ve in 't Nederduitfch nergens geboekt is, daarenboven op weinige plaatf�n be- richt van dit ampt gevonden wordt, zal ik dien uit het latyn vertaald hier laten volgen, zo als zy ons door den Heet Afatthtus de Fund. & Fat. Eccl. bladz. 4. in 't licht gegeven is. � Wy Deken en Kapittel der kerke |
|
||||||||
|
||||||||||
|
n
|
|
van Utrecht, wcnfchen aan alleen een
|
|
||||||
|
||||||||||
|
� iegelyk die dezen brief zullen zien of
� horen lezen de Zaligheit, en waarheid � der voorledene zaken te kennen. Na- � demaal een iegelyk gehouden is voor � den rechtcrftocl van den eeuwigen � rechter reken fchap te geven van de hem aanbevolenc poft; zo is't, dat wy tot lof, eer, en keerlykheid van den almachtigen God, van zyne gezegende en rocmrykc moeder de Maagd Maria, � en van den Heiligen Manen, onzen
pa-
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
||||
|
DER STAt) UTRECHT.
], patroon , als rh�de tot Zaligheid van al-
� Ie zielen zo levende als doden, nopen- � de het ampt van Schatmeeftcr in �n- � ze kerke Van Utrecht, welke naar mate � dat zy andere kerken te boven gaat, en � in waardigheit overtreft, ook te meec � in kerkgebruiken , lichten, en in aiv � dere kerkclyke vcrfierlcleh dient uitte � blinken, geoordeelt hebben te moeten )? bevelen en vaftftcllcn, gclyk wy by de- � zen in Gods naam goedvinden en vaft- � ftellen zekere regels, om in 't vervolg � ten eeuwigen dage,in onze kerke on- � gcfchonden onderhouden te worden, � op de hier volgende wyze.
� Ten cerftcn, dat de behatmeefter ia
� der tyd wczcnde,van ftbnden aan,aan � 't Kapittel een regifter van alle de goa-? � deren, zo zekere als onzekere,tot zya � Schatmcefterfchap bchoorende, zaFo* � vcrleveren, en zulks van jaar tot jaar; � ook zal hy aan niemandeenigclanden, ;, bezittingen of tienden voor zekere ja- � ren verhuren, dan met voorweten en � toeftemming van den Deken en het � Kapittel van Utrecht, zonder cenige � lift, bedrog of afperfling ter gelegcn- � heid der bovengemelde zaken te ple- � gen. Van gelyke zal in de verleibric- � ven van leengoederen niets door hem � gedaan worden, dan met weten en � toeftemminge als voren. Ook zal hy Y aan |
|
||
|
||||
|
|||||||
|
BESCHRYVI'NG
� aan ons kapittel eene lyft geven der
� genen, welke thans de leengoederen � van het Schatmeefterfchap bezitten. En op gelyke wyze zal ieder jaar door ge- inagtigden van 't kapittel eene lyft ge- maakt worden van alle kleinodien ,koft- lykhedcn, kerkverfierfels en boeken, � welke van den Schatmeefter in onze � kerk bewaart worden.
� Vorder, wat de Sacrifty belangt,
� daar toe zal de Schatmeefter tweePries- � ters ftellen , zo hy die bekwaamlyk �kan bekoomen , anders ten minften � eenen priefter, benevens een, die ee- � nig ampt van de kerk bedient, tot be- � waring en befcherminge der gemelde � kleinodien, koftlykneden, verfierfels, ,j boeken' en overblyffels der Heiligen. ,j Welke twee alle nachten in de Sacri- �,fty zullen flapen, en des avonds voor � negen uuren in dezelve moeten 'zyn. � Ook zullen deze twee het toezicht heb- � ben over de kinderen, die in't koor die- � nen, en derzelver opfchik, op dat zy �die ordentlyk dragen, en op zyn tyd � gewailchen worden, gelyk behoort- ,,, Als mede, zullen deze twee aangeftcl- � de in de Sacriftye zorg dragen, dat de �lampen en kaarfen voor de Godlykc ,-, dicnften op de gepafte uuren voor het � luiden der klok ontdoken worden, en � byzondcr by den wintertyd moeten |
|
|||||
|
|||||||
|
J5'
|
|
e
|
||||
|
|||||||
|
|||||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT,
�' de lampen des avonds voor vyf uuren,
� .en des zomers voor fes uuren ontfto- i, ken zyn. Ook moet onze kerk, zo ty by zomer als wintertyd, rondom des � avonds met den klokflag van fes uu- � ren gefloten zyn, en des morgens we- � der ontfloten worden een half uur, � voor men de eerfte inifle zal lezen. � Vervolgens op het feeft van onze Lie- � ve Vrouwe zuivering zalide Schatmee- � fter zelfden Biflchop dienen, zo hy daar � tegenwoordig is, als ook onzen De- � ken, gelyk in't kamerboek onzer ker- ,, ke uitgedrukt ftaat: en aan iedere Kar � nonik zonder onderfcheid, 't zy hy � eenc prebende bezit, of naamkanonik � is, 't zy tegenwoordig of afwezende, zal � hy eene waskaars een pont wegende � geven, en de vikarifen, of die eenige � bediening hebben , en den beftierder � der Schoole, die onzer L. Vrouwe � beeld in de kerk dragen, ieder cene � waskaars van een half pont, als ook � de kinderen in 't koor, of andere die- � naars onzer kerke, na dat in 't gcmel- � de kamerboek der kerke befchreven � ftaat. En aan den Suffragaan , als hy � den Godsdicnft verricht, zal hy ecnc � kaars van een pont geven, welke on- � ze Deken gehadt zoude hebben, indien � hy den dienft voor den Biflchop ver- � richt hadt.
Y 2 ., De
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
|||||||||||||||
|
340 BESCHRYVING
� De Schatmeeft�r zal ook de aangeftel-
� de perfonen over de Sacrifty met geene � nieuwe laften bezwaren, te weten van � wierook, wyn, of de vruchten op 't � fccft vanden H, Sixtas te leveren, of � van eenige andere zaken, op dat hier � door den dienftcvan het koor niet wor- � de te kort gedaan.
� Wat verder den klokluider belangt,
� onze Schatmeeft�r '2al den klokluider � ieder jaar voor zyn loon geven een hal- |
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||||
|
�>�>
�>�> |
|
ven gouden fchild , volgens de Wet,
door ons Kapittel voor dezen den |
|
|||||||||||
|
|||||||||||||||
|
j, i. February des jaars MCJDXXVI. dien
� aangaande tot groot nut vaftgefteld. � Hier voor zal de klokluider ook zorg � dragen, dat het uurwerk wel geftelt � worde:daarby zalhy het toezicht over � den tooren hebben, en de deur beneden � altyd gefloten houden, en op de ge- � fteldetyden de klokken luiden of doen � luiden; ook zal hy alle nachten op � den tooren flapen; en zal aan niemand � toelaten op den tooren te klimmen om � te zien, die niet uit den fchoot onzer |
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||||
|
n
|
|
kerke zy, ten zy met byzonder ver-
|
||||||||||||
|
� lof van den Schatmeeftcr of Fabryk-
� meefter in der tyd, ook zal hy de naar � boven klimmende altyd byblyven tot � zy weder uitgaan, op dat 'er door de- � zelven geene ongercgeltheden of fcha- � de bedreven worde, en hy zal geen-
�flns
|
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 341
r» zins toelaten, dat de grote klok aan eenc
� zyde geflagen worde, maar indien die � gene, welke bovenzyn, dezelve willen � horen, moeten zy hem van beide zy- � den, gelyk de manier is, doen aanflaan.
� Behalven de reeds gemelde beveelen,
� zal de toekomende Schatmeeftcrzwce- � ren, dat hy met den leveranfier der � waskaarfen gecne ovcreenkomft zal ma- � ken, dan in het openbaar voor het Ka- � pittel, 't geen daags te voren hier toe ,. by een geroepen zal worden. Welke � leveranfier der waskaarfcn ook zal � zweercn, dat hy het letumet der kaar- � fen van een bchoorlyke dikte zal maken � naar het gewicht der kaarfen, welk � gewicht naar bevel van het Kapit- � tel gefchikt zal worden. Ook dat � hy nieuw geel was met geene andere � ftofondcrmcngd leveren zal. Dan zal � de Schatmeefter nog zweercn, dat hy � geen ander afzonderlyk verdrag met � den voorgemclden leveranfier heeft � gemaakt, of maken zal; maar dat hy � zorg zal dragen, dat de kaarfen by den � kaarfemaker, volgens het beding met � hem door het Kapittel gemaakt, gele- � vert worden.
� Verder zal hy ieder jaar omtrent
� het feeft van S. Remigius zyne reke-
� ning opmaken van alles, wat zyne
� bediening raakt, zo van de vafte in-
Y 3 �kom-
|
|
||
|
||||
|
r
<
>
342 BESCHRYVING
� komfteh als van de by vallen, gclyk ook
� van de begevingen, die aan dezelve � fchatkamer behoren. Insgclyks zal hy � alle j aaren rekening doen wegens de ver- � {krielen en klcinodien voor het Ka- � pittel, daags te voren uitdrukkelyk � daar toe op den eed by een geroepen � zynde, volgens den inhoud van het � Kameiboek
� En hy zal aan ieder lid van het Ka-
� pittel, die van het begin tot het einde � by het overleveren der rekeninge tc- � genwoordig zal gewceft zyn een kwartje � van den beften Rhyntchen wyn gc- � ven.
� De Schatmeefter zal op zyne koften
� bezorgen touwen, koorden, en fmeer � voor de klokken volgens het kamer- � boek. Ook zal hy welrickcnden wie- � rook ,of myrrhe,engeen Accht of ftin- � kend uitfchot bezorgen, als mede raap- � of noten-olie voor de lampen. Ook � zullen die der Sacriftye, en die op den ,, toorcn paft met zynen medehelper van � gelyken van alle inkomften en verval- ,T len, zo zekere als onzekere rekening � doen- En zullen die der Sacriftye, en � die het opzicht over dcri tooren heeft � zweercn, dat zy meer tot nut en voor- � deel der kerke, dan tot voordeel van de � Schatkamer dienen ? gevende een ic- ,, eclyk het zy-nc. Die van de Sacriftye
� en
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT.
� en zullen niet vermogen een of meer-
� Jongelingen, die op 't koor zingen, of � Iemand anders roepen, om de fleutels � van de Sacrifty over te geven, noch ic- � mand in hun plaats (lellen tot het ,> waarnemen dezer bedicninge, of het � behandelen der filvere vaten, of eenigc � verfierfels uit de Sacrifty e, of om de � lampen en kaarfen op te fteken, be' � halven op de grote Feeftdagen; wan- � neer in den omtrek van 't koor en der � kerk de kleine kaarfen aangeftokenen � uitgedaan moeten worden.
� Verder hebben de Kapittel-Hcercn
� befloten, dat in 't vervolg op den uit- vaart, van wie het ook wezen mag, niet geluidt zal worden, als by duide- lyke tocftemming van den Deken en het Kapittel, zo als dezen aangaande, en omtrent meer andere zaaken in 't openbaar regifter daarvan gemaakt, aan- getekent ftaat, waarin dergclyke beve- len zo voor die der Sacrifty, en leveran- � fier der waskaarfen, als voor den klok- � luider van onze kerk, gelyk ook de � goederen, jaarlykfche intereft, en vruch- � ten , oude gedenkftukken en verge- � vingen van geeftlyke bedieningen, die � tot de Schatkamer behoren, verzamelt, � befchreven en geregiftrcert ttaan, en zo � alsdezelve uitgcfchreven aan die van de � Sacrifty en den klokluider onzer kcr- Y4 �ke |
|
||
|
||||
|
||||
|
344 B E SC H RY VI N G
� kc tot een voorfchrift en onderrichting
� in het bedienen hunner ampten, een ye- ,, gclyk in het zyne,omftandigcr ovcrge- � geven zyn. Tot getuigeni�e van deze � zake hebben wy dezen tegenwoordigen v brief met het zegel van ons Kapittel. ,, onder aan bekrachtigt. Gegeven in 't � jaar ons Hccren c!3i3, vier en twintig, ,> op den »p. dag van de maand Decem- � bet".
�j Uit deze vaftftelHng blykt het genoeg,
dat de Schatmecfter riet toezicht over zeer vccle zaken gehadt heeft, en vooral, wan- neer wyons voordellen, hoe groot een getal van klederen, goude en f�vcrc verf�erfels, boeken, overblyffels der Hei- ligen oudtyds deze Domkerk bezeten heeft, om nu niet t e (preken van de goe- deren en inkomften, voor welker inza- meling hy zorg mocft dragen, waar van het gemelde kamerboek, en het algemeen regilter, ons cenc omftandige onderrich- ting zouden kunnen geven,
Schoon het niet ten klaarden blykt, of
dit ampt van het begin afin de kerk van Utrecht plaats gehad heeft, of niet, is'er echter reden o\n zulks te denken, want hier voor bladz. 294 uit den brief van den Bifichop Koenraadfas j aars duizend acht- cntachtig hebben wy gezien, dat al lang voor zyncn tyd de Biflchop aan zich be- houden hadt het vergeven van het ampt
van
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 34*
van Schatmeefter en van Opperfchool-
voogd, doch de vergeving moeft aan een Kanonik dezer kerke gedaan worden, of dezelye was krachteloos; Nochtans vindt men in de oude charters, zo van de Bis- fchoppen als Kapittels, zeer weinige Schat- meeiters, of iets dezelven aangaande ver- meldt; ik weet niet, dat ik van S Martens kerk een ouder gevonden heb daneenen Dirk Bars op 't jaar twaalfhonderd zeven en veertig.
Na den Schatmeefter zal ik den Op-
per fchoolvoogd laten volgen,wiensampt mede zeer aanzienlyk was Hy werdt, gclyk wy uit den nog zo even aangehaal- den brief van den Bifichop Koearaadgezicn. hebben, door den Biflchop uit het getal der Kanoniken gekozen, en indien zulks ten tyde van den BiiTchop Frederik plaats gehadt heeft, gelyk de gemelde brief ons te kennen geett, zyn 'er te Utrecht al met het begin der negende eeuwe, en mis- fchien reeds vroeger, Scholengewceftom de jeugd te onderwyzen.
De geleerde Launoy in zyne verhande-
ling over de fcholen, welke oudtyds in het Weften beroemt geweeft zyn (de Scholis celebr. per Occid) 30, Hoofdft. toont ons aan,dat de H. Bruno, Aartsbiflchop vanKeu- /ew, zoon van Keizer Hendrik I. vier jaren oud zynde, door zyncn vader naar Utrecht gezonden is om onder den Biflchop Bal- Y j drik |
|
||
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVING
dr ik onderwezen te worden; dat hy daar
de beginfclen der Grammatica gdccn heb- bende, den dichter Prudentius heeft be- ginnen te lezen, en vervolgens in Griek- iche en Latynfche welfprekenheid uitge- blonken heeft. Zie het leven yan den gemelden Brano door Rogerus befchreven 4. Hoofdft. Torn. i. Scriptt. Rer.Brunsw. a Leibnitio edit. pag. 273. (i) En onget w y f�
fcJu
(O Ik kan niet voorbygaan op de aangehaalde
plaats van den Heer Liunoy aan te merken, dat » het my toefchynt, dat die zeer geleerde man hier te weinig oplettenheid, indien ik het zeggen mag. gebruikt heeft; want na dat hy het vierde Ho�fd- ftuk, uit het leven van Bruno door Rogernst xvoor- delyk bygebracht heeft, vervolgt hy: Haecille ad annum MXL, quo Baldricum Brunonis praece[jtorem vo- tnt E[iifci)pum , non quod tune fuerit Epifcopus, ctim Brunoiiem liberales artes doceret ; fed quoii Baldncus fuerit Epifcoftus, cum Rcitgerus vitum Brunonis compo- JiUt. Baldrici virtus (<? fdentia jam pr�letn pirf�* cerant, ut �le a Leodienj�bjis in Epifc&pnm optaretur. Adeiboldus TrajeSaifis Epifcopus, qui res ab Henri-1 co Brunonis potre gsjlas literis manciavit, fcbelum banc vel inftituit, vel injlitutnm a decefforibus Ansfrida 6? aliis fovebat., quam deinceps Baldricus refecit. De misflag in de tydrekening en hiftorikennis is al te groot om niet in het005 telopen : Voor eerft meent de zeer Eerwaarde Heer Launoy, dat het geen Ra- gerus fchryft van het zenden ?an Rnwonaar Utrecht, op het jaar duizenden veertig te huis moer gebracht worden, doch daar tegen ftryden verfcheidene za- ken, als I. dat Rogems, ten tyiie van Otto I. en U. reeds in aanzien «eweeft is, gelyk uit het ge- melde leven op verfcheidene plaatfen blykt,zo dat men hem ecnen-onguhboMen ouderdom, erf
m
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER. STAD UTRECHT. 347
feld «uilen de eerfte kruisgezantcn, die
zo veele moeite en arbeit om de Hei- denen tot het Kriften geloof te bekee-
ren.
in denzelven nog luft tot fchryven zoude moeten
toeeigenen, indiem men met den Heer Launoy ftelt, dat de ^woorden van Ragerus op het zo evcngemelde jaargetal behoren ; II. Uit de woor- den, door tien Heer Lnunoy bygebracht, ziet mei), dat hy hu fchreef, wanneer Biflchop Balderik, welke reeds voor het tachtigfte jaar der tien- de ceuwe overleden is, nog leefde. Men hoeve Tiiet te denken, dat 'er een fchryf of drukfout is in het werk van den Heer Launoy, en dat 'er in plaats van MXL. negenhonderd en veertig ftaau moet, want zulks gefield zynde, zoude 'er al wederom eene misflag, fchoon niet van zo veel jaren, wezen j want Rogerus fchryft ter gemelder plaats : Eo tempore generofa Regum proles annos circi- ter quatuor babens, liberalibus iiterarnm fludiis im- luenda Baldrico Epifcopo, qui ad buc fuper ejl, Tra' jeEtum mijfa eft. Het ftaat dei halven maar te on- derzoeken , op welken tydt hier de Schryver ziet. �Na dat hy dan in het derde Hoofdftuk verhaalt hadt, hoe de Deenen , Wandalen en Hungaren door den Keizer Henrik overwonnen , en t'onderge- bracht waren , Iaat hy onmiddelyk de zo even voorgaande woorden volgen j zo dat zy hun be- trekking moeten hebben, voor eerft vafllyk op den tyd, wanneer Keizer Henrik L noch leefde, en dus voor het jaar negen honderd fes en der- tig, ten tweeen op een tyd kort na zyne over- winninge op die volkeren, welke Sigebertus Gem- Macenfis fchryft eens in het jaar DCCCCXXII. en andermaal in DCCCCXXXIV. voorgevallen te v/e- zen; het is waarfchynlyk de eerfte, op welke Ro- gerus hier ziet; want behalven dat de eerfle wel de ztkcrfte is, om dat van dezelve ook door
Luit-
|
|
||
|
||||
|
||||
|
348 BESCHRYVING
ren, bcfteedden, van dep. beginne af
wel naarftig zorg gedragen hebben om de jeugd in het lezen, Ichryven, en an- dere
Luitprandus gewag gemaakt wordt , kan het niet
wei op de laatrte toegepaft "'orden, vermits Bru- no dan te weinig tyds te Utrecht zoude gev/eeft vf\\, 0111 zulke grote voortgangen gemaakt te heb- ben, dewyl deztlve Rogerus in 't fesde Hoofd- flnk fchryft, dat hy na den dood van Keizer Henrik, die in OMXXXVI. voorviel, door zynen Broeder Otto naar het hof te rug geroepen is. De Heer Leibnitz heeft waarfchynlyk dit werkje van den Heer Lannoy niet gelezen , want hy zoude deze fout anders zo wel aangecekent hebben, als hy die van FnJJlus en Sandius omtrent dezen Rogerus ge- dasn heeft in Introd. Toni. I. Gelieft. Scriptt. Rer. Brunsw. De Heer Liunoy begaat nog meermisflagen in de te voren aangehaalde v/oorden, als hy zegt, dat AMlvM of Ansfriid Biflchoppen van Utrecht deze fchool ingeftelt hebben, welke na hen door Bnldtrik beftiert is, daar beide de eerftgemelde Biflchoppen na den laetftgenoemdengeregeert heb- ben; ik twyfele niet, of de Heer Liunoy is zeer ervaren geweeft in de kerklyke Hiftorie van Vrankryk, maar hy lykt het niet zeer geweeft te zyn in de Biflchoplyke van ons Sticht, noch vande algemeene. Men moet zekerlyk veei toegeven aan iemand, die zulke grote boekdeelen heeft gefchreven ; doch wie vergt iemand zo veel te fchryven. Maar Iaat ik voortgaan tot het geen de heer Lawoy in dat zelve Hoofdftuk van de Utrechtfche fchole zegt: hy brengt uit Tritbemius de Scriptoribtis �cdefiafHcis eene plaats by, waar uit hy ook wil aantonen, dat Biflchop Radbmt over het fchool der Utrechtfche kerke geftelt is ge- weeft: maar voor eerft is het getuigenis van Tri- tbimius wat jong, ten t weden kan ik uit de v/oor-
den
|
|
||
|
||||
|
|||||||
|
DER STAD UTRECHT. 349
derc wetenfchappen te onderwyzen, op
dat met 'er tyd uit dezelve bekwaame mannen mochten voortkomen; zoo dat het ampt van Schoolvoogd miflchienhier zoo oud is als de St. Martens kerk, ten minden als de inftelling van derzelver Ka- pittel. En het is zeker, dat omtrent die tyden, ja1 vele eeuwen noch daar na, de Geeftlyken het ampt van Schoolmeefter bedienden, en iedere kerk hadt gemeen-
lyk
|
|
|||||
|
|||||||
|
den van dien Schryver niet anders zien. dan dat
Radbout een geleerd man en liifichop ge weeft is , maar geenfins dat hy zich bemoeit heeft om de kin- deren te onderwyzen; het kon niet te min wei waar zyn, doch ik houd� niet gaarne, dat men uit de '.'/oorden meer wil bewyzen, dan de zelve mede- brengen. Eindeb/k rtelt de Heer.Launoy, dat Ru- pertus Aht va'n Duttz naderhand hier fchoolvoogd geweeft is, zulks wederom beveftfgende met deze Woorden van Tritbemius Rupertus AbbaS Tui�mfis. . . . Monachus Sani�i Laurentii Traje��enfis propter in- credibilem eruditioncm fuam a Frideric» Colonienji ar tbiepifcopo inde affumtus. Rel. Die zeer geleerde man is bedrogen door het woord TrajeStenfis, 't geen wel meer gebeurt is, doch aan niemand on- vergeeflyker, dan aan den Heer Lawisy , want even te voren hadt hy de woorden van Rupenut in de voorreden voor zyne uitlegging over het eerfte boek van Mofes bygebracht, waar die Abt zelf fchryft, dat hy in het kloofter van den H. Laurentius by Luik groot geworden is. In de Bi- blioth. Belg. van den Kanon ik Foppens (laat ook, dat hy in het Ooftbroeker kloofter gewoont heeft, doch hy brengt daar geen bcwys van by. |
|
|||||
|
|||||||
|
|
|
|||||
|
|||||||
|
||||
|
350 BESCHUYVING
lyk zyn byzonder fchool, waar de oudera
gehouden waren hunne kinderen ter on- dcrwys te zenden in die kerk, waaronder zy behoorden, of die, welke hunne Pa-» rochiekerk was. Men leerde de kinde- ren op vele plaatfen niet alleen lezen en khryven, maar men onderwees hen ook in de grondregelen des geloofs,kerkzang, en in andere wetenfchappen, waar va� wy in onze kerklyke oudheden vele voor- beelden vinden. De Latynfchetaalwierdt insgelyks op vele plaatzen geleeraart. En vermits men toen noch van gene hoge Scholen of Akademien voorzien was, wier- den de Jongelingen in verfcheide fteden in de nodige wetenfchappen onderwezen. Zie van deze fcholen de aantek. van den Heer van Rhyn op Bat. Sacr. I. D. bladz. 459. en II. D. bladz. 147.
Wat nu eigentlyk het fchool van S.
Martens kerk belangt, het zelve wierdt door een Opperfchoolvoogd en twee On- dermeefters, die ook Gceftlyke waren bcttiertjdoch het bewind quam eigentlyk den Opperfchoolvoogd toe, en het was deszelfs plicht om alles te bezorgen. Ver- diende een Scholier eenige ftraffe,dcOn- dermeefters vermochten hem niet zwaar- der ftraffcn dan met cene roede, was de misdaad groter, de Opperfchoolmec�er moefthem zelfkaftyden.
Onder zync zorg ftonden ook cenigc
Jon-
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD. UTRECHT. 351
Jongelingen, welke hy, gelyk gezcgt is,
in den kerkzang onderwees, en die we- gens de de helderheit van hunne ftemme in de kerk gebruikt wierden om de Ka- noniken te helpen zingen, zodanigcn worden noch in de Koomfchgezinde landen gevonden ^ en zyn bekend onder den naam van Koralen of ChoraJea; deze Jongelingen trekken ook hunne inkonv ileii, ja worden genoegzaam onder het gceftlyk lichaam gerekent, dragen een byzondere kleeding enz. Voor deze Cbo- ralen was te Utrecht eene byzondere plaats, waar zy van koft , drank , kle- deren , enz. verzorgt wierden. Wat ver- der den Opperfchoolvoogd belangt, uit den eed,dien hy gehouden was te doen, zal de lezer kunnen zien -, wat zyne pligt was, en luid aidus.
� Ik N. zweere by deze heilige Euan-
j, gelien, die ik met myn handen aan»- ,, rake, dat ik de Choralencn Schoolkin- j, deren dezer kerke, zoo lange, ik het � ampt van Opperlchoolvoogd dezer � kerke bediene, getrouwelyk zal waar- � nemen, dat ik dezelven in de zeden � en de gebruiken der gemelde kerke1, � naar het bevel, dat my van Myn Heer D, den Deken en het Kapittel fchriftlyk � ter hand zal geftelt worden , met alle j, vlyt zal zorg dragen te onderwyzen. � Ik zal de Choralen onder ecnc goede en
� ftrcnge
|
|
||
|
||||
|
||||||||||
|
BESCHRYVING
|
|||||||||
|
||||||||||
|
ftrenge tucht houden, en daaglyks ter
� fchole doen gaan. |
|
||||||||
|
|
|||||||||
|
� ven niet eenen penning nemen, 'tzy
� van hunne koft of andere zaken , ook |
|
||||||||
|
||||||||||
|
niet van de andere School-kindcren , dan
volgens oude gewoonte gebruiklyk is � Ik zal in 't huis der Choralen onzer � voornoemde kerke geene vrouws- � perzonen brengen , noch by dag noch � by nacht, of by myn weten laten in � brengen om alle zonden te myden. � Ook zal ik , noch by genomen noch by ^ gegeven afcheit van myn Heer den De- � Ken , of het Kapittel , indien ik my in � de (lad. ergens anders in dezelve bedie- � ninge mochte begeven , eenige Chora- � len of fcholieren van dezelve kerke af- � trekken of laten aftrekken , maar zal die >r allen , zo Choralen als fcholieren , aan ,, den nieuwen Schoolvoogd myn plaats- n opvolger getrouwlyk aanbevelen. Al- � Ie deze voorfchrevene zaken, en ieder � daarvan in 't byzonder , zal ik oprecht- � lyk volbrengen. Zo moet my God en � alle zyne Heiligen helpen".
Vorder vindt men weinig bericht van
4". Martens School in dietyden, en, 't geen wonder is, in de oude brieven worden zeer weinige Schoolvoogden ver- meldt , ik heb 'er nooit meer dan ze- ven of acht by namen uitgedrukt gevon- den.
Thans
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
|||||
|
DER: STAD
|
||||
|
|||||
|
, . Thansdient hier ook;wpl-kpjtlyk
.van de Kanoniken gezegt te worden, Dit
genoodfchap beftont uit veertig, perfoq-
:nen, en is van den BitTchop?f^///ir�r^ijQ-
eeftelt, ieder Kanonik bezat e,enePre;-
ende,of Kanoniksdy, echter van, die yeejr- tig waren 'er maar negen en twintig j wel- ke eene volle Prebende bezaten, de an[- dere elf Kanoniken hadden; maar eejjp halve. , . '.. .V. j -,� :..; .,
Wy hebben te voren reeds aangemerkt,
hoe aanzienly k het ampt vanKanonik in <^. Martens kerke was, doch zulksblykt on- der anderen ook daar uit, dat de Keizers zelve het voor eene eer rekenden Kanonik dezer kerke te zyn; waarom'er al van ouds eene KeizerlyJce Kanoniksdyof Prebende geweeft is , welkers dientt door twee Geettlyken, daar toe van den Ke;zeraan- geftelt, waargenomen wierdt, die ook het inkomen daarvan trokken, gel/k u|t den brief, door He da bladz. 150 byg^- bracht, te zien is: en het was ceie ge- - woonte, dat verfcheide aanzienlykc ker- ken uit voorname inzichten Keizers, Ko- ningen, en Oppervorften tot haar gc- noodfchap aannamen 5 want zodanige kerk eens in nood of ongeval rakende, was zulk een Oppervorft, als lidmaat der- zelve r volgenszynen eed gehouden de kerk by te fpringen, en te befchcrmen. ]a die grote Heeren gewaardigden zich
3W. Z Op
|
|
|||
|
|||||
|
||||
|
354 BESCHRYVING
op fommige tyden wel in een Kanoniks
gewaad in de' kerke te verfchyncn, en �nder de Kanoniken de getyden te zin- gen, waarvan veele voorbeelden by te brengen zouden zyn. Niet alleen wierden die Vorften Kanoniken, maar gelyk men in grote kerken gemeenlyk noch een broederfchap hadt, zocht men die voorname perfonendaarin tekrygenj dus vindt men , dat Graaf Floris de Vet- te in het broederfchap van S. Marteni kerke opgefchreven was; zie de gefchie- deniff�n der Biffchoppen door/tawbladz. 147, op welke plaats van Bucbel die ou- de gewoonte door eenige voorbeelden van andere kerken beveftigt.
Uit verfcheide noch overig zynde ou-
de inftelliflgen kan men zien, dat nie- mand tot Kanonik mocht aangenomen worden, of hy moeft in de Godgeleerd- heid of kennis der Rechten zekeren eer- tytel van geleerdheid bezitten, op dat het dus de kerk aan geene bekwame perfo- nen tot het bekleeden van voorname am- pten, mochte ontbreken, doch iktwyfe- le, of dit wel altoos, zo in vroegere als la- tere tyden , in acht genomen is.
Alle die Kanoniken waren juift geenc
Pricfters, maar volgens eene oude vaft- flellinge moeften zy altoos Diaken of Onderdiaken zyn; doch zulks is al mede in onbruik geraakt, na dat mcri wereldly-
kc
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTE^CHT.
ke perfonen osn deze «n, gcena gunftew
met eenKanoniksdy goedv�ndt tebegon- ftigen, welke dan om eeji gering looi* een Priefter of Diaken dezen poft VOOE hun lieten bedienen, waardoor dikw�s veele misbruiken ontftonden,
Uit het getal der Kanonikcn wierden
ecnigen aangeftektot het waarnemen vaq byzondere dienften, zommige hadden $L- tyd durende, andere weder by beurten om? gaande dienften te verrichten, waaronder Zielpriefters, Weeklyke Priefters, ena, vermeldt worden; doch hier van byzoa- derlyk te willen handelen, zou ons te wyd buiten het beftck leiden.
Alken zal ik noch zeggen, dat'er ook
zekere perfonen waren, die de eer van Kanonik zo hoog ftelden, dat zy zich vergenoegden met den bloten naam te voeren, welke daarom ook Canonieibo- mris genocmt wierden 5 deze hadden gee- ae prebende, geen geftoeke in het koor, geene ftem in het Kapittel, geen Kano- niks huis om in te wonen 5 daarentegen waren zy ook niet gehouden de kerklyke dienften der Kanoniken by te woner\ In de omgangen was hunne plaats achter de Kanoniken. Zy begonnen echter met. 'er tyd zich al wat meer recht aan te ma- tigen, zo dat de Kapittels genoodzaakt wierden daar eene wet tegens te maken,
Behalven deze waren 'er ook Cavox�ci
Z 3 J*
|
|
||
|
||||
|
||||
|
Jubilanl. Deze waren zodanige Kanoni-
k�n, die vyftig" jaren Kanonik ge weeft 2yndc, �;n op'n�t koor gepaft hebbende, op eene plechtige wyze van alle dienfter� �ntflagen wierden, en hunne inkomften evenwel behielden.
f Tot bdt�t'Van het weinige, 't geen
hief van d�'Kari�nikeri gezegt is, zal ik 'er ndch!-by voegen j dat zy gehouden waren in handen van den Deken eeneri plecht�gen eed'te doen, zo als wy 'ereerj van ontrent het midden der twaalfdeeeu- we, door den; Deken -Anfelmus en het Kapittel �pgefteld, hier 'zullen laten vol-" gen.
� Ik �Sf. zWeere by G�d,: die my door
j, zyn H.- bloed -verloft heeft, en by de- ;; ze H. H. Euangelicn, die ik metmyne � hand rake, aan den Deken en hct'Ka- j, pittel myner kerke gehoorzaamheid, � getrouwheid, en eenengedurigen dienft � te doen, zoo veel als in myne macht � zal zyn,..'t zy God de Heer my totho- � ger rocpe: en dat ik de rechten en goe- � de gebruiken dezer kerke zal onder- i} houden j is't dat ik deelagtig aan de: � zelve wil zyn; ik zal geene de minfte j, tweedracht tegens de gemelde kerk, � of iemand der broederen , hardnekkig �ofvermetel voeren, bok zalik geene � zaak der kerke van mynenDeken of Ka- � pittel, of den Biffchop, of den Aarts-
� di-
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT.
'� diaken voor een ander beroepen, zo
� lange zy my gehoor geven, gerechtlyk � handelen, en geen recht weigeren ; � ik zal geenc andere ink�mften van de � prebende zoeken, dan 't.geen my nu � toege voegt is, tenzyhetgefchiedemet ^ toeftemminge en uit gifte .van dien, � wiens recht/zulks verniag. Ik heb voor � deze Kanoniksdy niets gegeven, of zal � 'er niets voorgeven, noch iemand voor � my, 't zy wetende of toeftaandc,enzo � iemand, daar voor iets belooft of gege- � ven hadde, zal ik het zelve nooit be- � talen. Dus helpe my Ood en alle zy- � ne Heiligen".
In latere tydeh is 'er een andere eed
in 't Nederduitfch opgeftelt van dezen m- houd:
� Ik N, zwere, dat ick van nu aan, fb
� lange ick de Canonifye in den Dom � capitule fal befittcn, lp dickmaels als � ick door bevel van den Deken tot het � Capittel beroepen fal werden, fal"k�- � men, het profytelickfte raden, het �n- � profytelicke verwerpen, de gerechtig- � neidvandenGapitule endedesfelfsgoe- � derenbewaren ende befchermen,de.goe- � deren ende gerechtigheden niet fal ver- � vreemden, de vervreemden fal weder- � krygen na myn vermogen en wetenr � fchap: de verborge handelingen van � het Capittel, ende de fecretenvan dien Z 3 � niet |
|
||
|
||||
|
||||||
|
BESCHAVING
^ niet en ftl openbaren aan die genen,
� die niet Capitulair en zyn, of die, voor ,, welcke het fecreet moet biyven. So � waarlyk hclpe my Godt".
Doch de Eeden van alle de reeds ge-
melde ampten zyn dikwyls verandert om opkomende of influipende abuizen, en men droeg gedurig zoo veel zorg, als doenlyk was, omdezelven te weeren. |
|
||||
|
||||||
|
S. SALVATORS
KERK,
t
Welke ook den naam van S.
Bonifacius, en Oudmun-
fter gedragen heeft.
TE voren in de befchryvinge van S.
Martens kerke is reeds aangetoont, dat er van ouds onder deKanoniken van die en van deze kerk een groot verfch� wegens de oudheid , den voorrang, en het recht om een Bifichop te verkiezen, plaats gehadt heeft, en nooit door een fey beide partyen voor wettig erkent JL echter beflift is. Doch ik heb daar, het igccn my dien aangaande, zo uit een brief
van
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT.
van den P>iflchop Koenraad van het jaar
MLXXXVIII. als uit andere Schry vers en bewysftukken, het waarfchynlykft voor- kwam medegedeelt, en uit net byge- brachte den rang aan S. Martens kerk toegefchreven, en het bewys, dat fommige voor de Salvators kerke uit een brief van den H. Bonifacius bybrengen, zo veel ik dachte nodig te zyn, opgeloft, houdende het niet te min zeker, dat de S-a/vators kerk ook door den Biffchop Willibrord^- fticht is: maar of deze Biffchop het Ka- nonikaal kollegie uit het gemelde eerde Salvators kerkje in deze heeft overge- bracht, daarvan vindt men geene zeker- heid, en hier voor heb ik op S. Martens kerk uit J.vanBucbt/tccds aangemerkt, dat onze jaarboeken S. Boftifacitts voor den (lichter van't Kapittel van S. Salvators kerke houden , welke (lichting ik dan houde voor de gemelde overvoeringe, en om welke reden miflchicn deze kerk ook den naam van S. Bonifacius met 'er tyd zal aangenomen hebben.
Het Kapittel dier kerke bcftaat maar uit
twintig Kanoniken,doch zo het waar is, dat de Biflchop Eernuljus de helft van dit
fcnoodfchap naar Deventer overgebracht
eeft, zo moet het voor het begin der elfde eeuwe ook uit veertig Kanoniken beftaan hebben, 't Is waar Lindeborn in Hift. Episcopat Davcnt. twyfelt daar Z 4 aan |
|
||
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVING
aan- echter ontkent hy niet, dat zulks
gedaan is, maar wil liever, dat het zelve door den Biflchop Radbout, die zynen ftoel om de vervolgingen der Noorman- nen cenigen tydte Deventer heef t gehou- den, of door deszelfs opvolger Balderik verricht is.
- Ik mo�t hier iets wegens de naamrcden
dezer kerke by voegen, en by welke gele- genheid zy denzelven volgens het fchry ven van zekeren Kapellaan van het Gafthuis van S. Barbara te Utrecht zoude gekre- gen -hebben; ik zal deszelfs verhaal uit Ret latyn by Matthxus de Nobil. lib. II. Cap. 49 in 't Nederduitfch laten volgen.<
� Daar zyn menfchen, welke zo tot nieu-
� w�gheid genegen zyn,dat ze ook hun- ,� ne rechte Patronen nier meer gedenken. !$'� Wanneer de H. man Bomfacius, de n volgende Aartsbiflchop in Utrecht na ,. Willibrord hier een klooftcr ftichte, � heeft hy aan 't zelve den naam van de �H. Maria gegeven. Naderhand, ik
weet niet om wat reden, miffchien
� om de verdienften van den treffelyken J7 Biflchop Bonifactus, die nu Martelaar ,} was geworden, heeft dezelve kerk den � naam beginnen te krygen van S. Boni- j} facius kerk.
� Een geruimen tyd daarna is het ge-
� beurt, dat verfcheidene plaatfen der Hei- � ligen, �n veelekerken, benevensgro- ;, . re |
|
||
|
||||
|
||||||
|
DER STAD UTRECHT. 361
,~ te gebouwen der ftad Utrecht door de
�onvoorzichtigheid, zo als gemeent � wordt, eener Vrouwe zyn afgebrandt. � Onder dewelke de kerk, die door deu � voornoemden Willibrord^ den puin ,i hoop van S. Thomas kerkje, 't welk � ten tyde vanKoning Dagobertgzbou.v/t � was, met de daar nevens ftaande ka- � pelle van 't H. Kruis ook geweeft is; � blyvende nochtans het beeld van 't H. � Kruis in die kapel door een wonder- � werk ongefchonden, het welk daar- � op door de Geeftelykheid, onder het � aanzien van al het volk met grote pi ech- � tigheid gebracht is naar de kerk van � den H. Bonifacius; want deze was on- � verbrandt gebleven. Waarop dan ee- ,, nige oude Godsdienftige Vrouwen, de- ,, welke eene grote eerbiedigheid voorliet � voornoemde kruisbeeld hadden, het � gemelde beeld, dat aldus uit de vlam- � me geredt was, byna gantfche dagen ,j, gingen bezoeken; en de gemcldckcrk, � naar het beeld des Zaligmakcrs,. de kerk van den Zaligmaker (of Salva- tor) noemden. Wanneer nu nader- hand de Utrechtfche Domkerk met verfcheidene andere kerken van nieuw opgetimmert was, is de kerk van S. 'j, Bonifacius, om dat haar gebouw ten � opzichte van het nieuw gebouw dec Z 5 � an- |
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
|||||||||
|
BESCHRYVING
andere kerken veel ouder was, van de
gemene ambachtslieden door de wan- |
|
|||||||
|
|||||||||
|
�
|
|
deling Oudmunfter genoemt geweeft.
|
|
|||||
|
j, Van deze twee namen is deze kerk,
� dewyl de Geeftelykheid het met de � Godvruchtige Matronen hieldt,in de � latynfche taal de kerk van S. Bonifacius � genoemt geworden (i), terwyl het � gemene volk daar tegen halfterrig � bleef, en de gemelde kerk in de Ne- derduitfchc taal Oudmunfler noemde. Het is voorwaar jammer, dat dezeder- tige kerk, alleenlyk ter gelegenheid van een beeld, dat in de vlamme ge- � weeft was, of om haar oude muur- � werk, de namen van hare twee Pa- � tronen, den eenen voor, den anderen � na, heeft verworpen. Hetwasraad- � zamer den H. Bonifacius wederom te � erkennen (want de naam van Maria � is nu gceigent door de laatfte der kol- � legiale kerken) dan te wankelen tus-
� fchen
(i) Uy MiMteus ftaat: Litine ad SanBum Bf
nifacium dici invaluit , doch moet waarfchynlyk ad Smi�utn Salvatortm gelezen worden ; want het was juift waar over die Kapellann klaagde, dat deze kerk nietmeer naar Bonifacius of Afjn'a , maar door de Vrouwen, by welken zich de de Geeft- lykheid voegde, met den naam van Salvator ea door het gemeen met dien van Ondmunftergenoemd wierdt, zo als uit dit gantfche verhaal hlykt. |
|
|||||||
|
|||||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 36$
'n fchen twee niet overeenftemmen-
� de namen van het gemeen en van � de Vrouwen.
Vermits verfcheidcne Leezers op dit
verhaal zouden vaft gaan, zal het der moeite waardig zyn daarop eenige aan- merkingen te maken, dewyl net ze- ker is, dat 'er verfcheide mistaftingen onderlopen. Te voren is reeds uit den brief van den Bifichop Koenraad aange- toont, dat deze kerk niet door Bo»ifa~ dus gefticht is. Ten anderen moeft 'er eerft meer blyk zyn,dat hare eerftenaam Maria geweeft is, eer men zulks kan aannemen, te meer daar 'er niet eene brief van Biffchoppen , Prooften , De- kens, enz. myns wetens gevonden wordt, waarin aan deze kerk de naam van Maria gegeven wordt, en vermits die naamby de Chriftenen zo aangenaam was, zouden zy zekerlyk dien niet verzwegen hebben, altoos veel minder dan dien van Bonifacius . die zo dikwils in de oude brieven gevonden wordt, 't Is waar, de Heer Matthtus in zyn boek de Fund. & fat. Eccl. pag. 53. en de Nobilitate lib II. cap. 3. is ook van gevoelen, dat zy den naam van Maria gevoerd heeft, en tot bewys brengt hy een giftbrief van den Keizer Otto I. des jaars ncgenhonderd- vier en veertig by. Hier door zoude zeker- lykhet verhaal van den gemelden Kapel- laan |
|
||
|
||||
|
||||||
|
BES'CHRYVING
laan meer ingang krygen, echter.het.be-
wys i�t dien brief vain, Keizer Otto is'zo. klaar niet, want hy onderfcheit wel dui- delyk'»y. jtfartew en S,. Sal^ators kerken van die der Maagd JWaria, derhal ven zal- 'er in den brief door die kejpk,,van Ma-^ ria te v'erftaarizyn de; Kruiskapel, welke; volgens het fchryven van den Abt van Epternach Theofridus^ ook op den naam. van. de Maagd Maria ingewydt was. En zo lang ik geene nadere bewy^en des- wegens? yinde, kan ik niet wel; tot een. ander gevoelen overgaan (i).
Wat
|
|
||||
|
||||||
|
.���;�� � �,' ,
( i) Lk gelove niet te min, dat wie den brief
inziet en op deszelfs gezag b.eruft, tot het. ge- voelen van den Kanellaan van' S. S/irlara Ga(i- huis, �n van den Heer Mat�me�s zal overgaan , en den naam van Maria aan Stilvators kerk toe- fchryven. De brief, waaar van gewag gemaakt wordt, is te vinden by Hida bladz. 83. In den- welven zegt Keizer Otto:NoJJe cunQos Jani�a Dei Ecckjiie tioftrosque fiiieles amhimus, cbarij/jmum fra- trem noftrum una cnm cbariffimo praceptore illius D» � mina Baldrico fanttijjimz Ecclefix Trajettenj�s Epis- copo nojlram juppticafjs Regalitatem, quod quia a Do- mino vel gen��re haftr� p. m. Henrico rege ad proefa- tam collatus -eji Ecclefiato ibidemquefantulatiiium Eccle- fiis S. Salvatoris nojiri £f beatijjimi confeffbris �jus Martini, in cujus etiam banore prtefattE prcEjulatus w- Hs Labetur d�dicatus, ejl fuppeditatus qudsdam fiid Regalis proprietates £f nos jtmiliter quaefam illuc dnna- fcmus. 't �een kortlyk daar op uitkoifit, dat hy van zyn Broeder Bnmo en van den Biffdiop Bal- drik verzocht was de godderen der Utrechtfche kerk en der Geeftlyken van S. Salvator en S. Mar-
' � � Ml
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
DER STAD X�T-R�CM�-. '36$
Wal den verderen inhoud belangt,dat
namelyk deze kerk den naam van S. Sat- vator zou gekregen' hebben uit het be- zoek van e�nige Godvruchtige Maf ronen by het kruisbeeld, 't geen uit de vlammc bewaard en in deze kerk gebracht was, is zekerlyk misgeraft ; want de brand daar hy op ziet j is in den jareMCXLVltk voorgevallen �, dechalven moeft'dic naam dan eerft omtrent dezen tydtopgefcomen zyn, integendeel vindt men in de aller- «udtte brieven dien naam zeer dikwyIs j . �-. ... . .': .'���: vet-
. � - : . � ' � ' ��.- [.-..'�.' ub tob /. ;
ten te vermeerderen. Hierop laat r;y voJgsn : Quorum obfccrationi pro aterna obtemferanies remitnera,- "liime in eleemofyna fircelibnti Germani Fratris noftri, ttftbus fratrtmt prwmemorat/z fvrnificiatis Catbfdrtt,' in du�bus 'Monafteriis inibi Deo famultmtium tinum inbO' nor^JanSi Martini 4eiticatum alserurft vtroijan��/p Dei '�enitricii omniaivque SanSerum 6fc. Dia:: hy onj daar aan te voldoen a'ari de broeders vah'de twee kloofters, waar vari 't' een' ter e ereVan S1. Mar* ten, 't ander van de 'Heilige Moeder. 'Gtds.en van alle de Heiljgenlngewx<it v/as,de goederen , diehy vervolgens noemt, .fchenkt. Zo dat hy kiaarblyke- 'lyk de krtk,' die hy te voren den ba'arif'Van'SaJ- svator gegevert- liade ,* naderhand , die vah'-de Mie- der Gotis of Maria noemt; ik kan'�nietzieff,.idat er voor zo veel dezen bne£ aangaat ,�'e�nige ,'cle minfte'twyfeling 'Kan overblyven", of .de;?e kerk heeft die beide nairien gevoert; Het zoude maar �alleen aankomen om te onderzoeken , of het ge- ituigenis uit dezen brief krachtig genoeg isijWaaruit men dan ook zoude kunnen zien , dat de Sal- iiators kerk ter eer� Van alle de Heiligen inge- wydt i� geweeft. |
|
||
|
||||
|
||||
|
3«<5 BESCHRYVING
vermeldt, ja houde die wel de oudftevan
deze kerk te zyn.
Wat de naam van Ottdmttnfler belangt,
ik heb opdenzelven zo naauwkeurig niet gelet, en het zoudekonnen zyn, dat die volgens zyn verhaal is opgekomen, hoe- wel ik zonder nader bewys zulks mede niet voor yaft zou durven opgeven.
Verfcheide Schryvers willen, dat de-
ze kerk van den beginne af tot den jare vyftienhonderd achtenzeventig, wanneer zy afgebroken is, in zyne oude forrne on* gefchonden gebleven is, doch het is ze- ker, dat deze kerk, zo wel als die van S. Mart en t door de woedende Noorman' nen afgebrand is geweeft; want in den brief van den B�Tchop Baldricus des jaars DCCCCXXX1V. hier voor in 't 6. Hoofdftuk bygebracht, vindt men, dat deze Bi�chop te Utrecht gekomen zynde bevondt, dat dezelve plaats door de Deenen vernield en t'eenemaal ver- weeft was, dat daar en boven de treffe- lyke kerk van den Patroon der Utrecht- iche kerke,den H.Martenen, die van S. Salvator, verdelgt en afgebrandt waren, waarin, vervolgens van de herftellinge, die hy gedaan heeft, iprekende, noemt hy de t wee zelfde kerken, die hy, zo goed hy konde, weder opgebouwt heeft. Zo dat het zeker genoeg is, dat dezekerk ten fninften eens in de rampen, de ftad
over-
|
|
||
|
||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 367
twergckoraen, gedeelt heeft , maar het
is niet juift te bepalen, op wat jaar die brand is voorgevallen; de nerftelling der ftad en kerken meent men, dat Biltchop Baldricus in het jaar negen honderd zeven. £n twintig begonnen, en in het zevende daarna volgend jaar volbracht heeft. Van verdere ongelukken, zo van brand als an- ders deze kerk overgekomen, vindt men. zulke zekere bewyzen niet, hoewel Anfel- mus van Gemblwrs y en de grote Hol- landfche Kxonyk .op 't jaar MCXXXI. van eenen groten brand te Utrecht khry- ven, by welke beide deze kerken weder met noch ecnige anderen in de ailche zouden gelegt zyn.
Wegens de ftandplaats dezer kerk, heb
ik te voren op S. Martens kerk reeds gefproken, en getoont, hoe beide deze kerken, benevens de Abdy van S. Pau- lus ,en het Biffchopshof als op eikanderen gedrongen ftonden, ja opfommigcplaar- i�n maar door een naau pad van een gc- fcheiden wierden. Zy quamcn alle vier op eene plaats uit, zo dat 'er op fommige tydcn een groot gedrang was, en vooral wanneer 'er omgangen gefchiedden.
Het pad tuflchen deze kerk en de Ab-
dy van S. Paulus behoorde in eigen- dom aan de Abdy, maar in het jaar MCCLXXXV1II. is de kerk daarvan door Koop meefter geworden, doch on- der |
|
||
|
||||
|
||||
|
368 BESCHRYVING
der voorwaarde van het zelve nooit te
mogen betimmeren ; maar alfyd tot een doorgang te houden, langs dit pad rnoeft ook de omgang gefchiedcn, gelyk mede door 't Biflchopshof, zo als uit ditbyzon- dere aangetekende wegens de proceflie blykt. x "-� '��'� �
�Op't jaar MCCCLXCIIL viel S.
� Bonifacius dag op 't feeft van 't H. Sa- � crament, toenzyn de Prelaten enKa- ,; nonikcn der vier kerken in Salvators � kerke vergadert, -de tcrtien geeindigt � zynde, (dat is de gebeden van negen � uuren des; morgens} hebben zy het � lichaam des Heercn gedragen, gaande � door het Hof van den Bi��chop in &. � Martens. kerk van de noordzyde: En � den orgeKpceler van S. Martens kerke � heeft zo lang op het orgel gefpeelt als � de omgang voorby ging. De proces- � fie keerde terug door den doorgang, 't � verder door het Biflchopshof tot weder � in de kerk. De Magiftaaat deedt her lic- � haam des Heerendoor den Abt van Ooft- � broek dragen, en alle de Moniken en � Geeftlyken vergaderden in de Buurkerk. � DeHeerenvan^. Mart en methunnezy- ,, de kappen hebben het lichaam desHec- � rca, na dat hunne mifle geeindigt was, � over hun kerkhof gedragen, enz."
Wat de uitwendige geftalte van deze
kerfc'belangt, daar is reeds geenbefchcit
meer
|
|
||
|
||||
|
||||
|
STAD UTRECHT. 369
meer van overig; maar uit eene aanteke-
ninge wegens de intrede van Biflchop Hendrik vanBeyeren in den jare MDXXI V. blykt, dat het een naar de gewoonte dier tydcn Kruiskerk iff geweeft, want d*ar ftaat aldus:
� Ann. 1524. des Woensdachsna Sin-
� te Matheus dachdes heyligen Apoftels: � item 's anderen dages alf� s'Donderdags � na fynre Genaden biyde incomfte, dede � tyn Genaden een koftelycke maeltytvan � vleyfch ende vifch in de kerk van Ou- � demunftcr. Ende die Overfte out eri- � de nye mitten Cameracrs, ende Ibmmi- � ge van den Scepene,Rade endeDienres � Jaten aen de zuytzyde van 't Cruys- � Verck voor 't Capittelhuys an twee � lange tafelen". Zie Matthaus de Fat. & Fund. p. 54.
Hier uit blykt niet alleen de gedaante
der kerk, maar ook dat het Kapittelhuis aan de zuidzydc der zelver geplaatft was* Wat de verdere omftandigheden, zo van de kerk, tooren, en andere zaken be- langt, dien aangaande heb ik niets kun- nen vinden.
Wat verder de kerk van binnen be-
langt, het is zeker genoeg, dat dezelve van allesnaar de Roomfche wyze deftig voorzien is geweeft, hoewel het rechte befcheid daar van niet meer te vinden is. Onder anderen pronkte dezelve ook met A a een |
|
||
|
||||
|
||||
|
BESCHRYVING
een goed getal overblyffels der Heiligen,
en wel zodanig, dat men meende, datzy uit dezen hootde heiliger was dan eem- ge andere kerk dezer ttad, gelyk hier van eelt breder bericht by Matth&u$ de Fund. & Pat. Eccl. pag 63. en volg. kan gezien worden, en welke brieven in Batavia Sacra II. Deel bladz. 406. en volg. in 't Nederduitfch vertaalt ftaan. In deze kerk waren ook twee krochten of kel- ders, in 't latyn Cript* genoemt,en in ie- der ftondt altoos een outer volgens een gewoone manier van bouwen der oude kerken, en wierdt in dezelve den gant- fchien nacht de Godsdienft verricht, of ten minften gebeden, maar na dat daar een misbruik van gemaakt en ergernis door gegeven wierdt, is die zaak in on- gewoonte geraakt.
In eene Ordonantie van den Deken en
het Kapittel des jaars MCCCXXVI. wc^ gens de tyden en wyze, dat de Vikarifen gehouden waren mis te lezen, blykt, dat op dien tyd elf of twaalf outers in deze kerk waren, als mede verfchcide kapel- len, waar in een outer ftondr. Dezelve ftaat by Matth d. 1. pag. 70. en in 't Ne- dcrduitfch in het I. Deel der Hiftorievan 't Bisdom van Utrecht bladz. 18 r. en volg. Het is wel waarfchynelyk, dat 'er nader- hand noch meer by gefticht zyn, hoe- wel de bewyzen ons ontbreken.
In
|
|
||
|
||||
|
||||||
|
t>Ek STAD UTRECHT. 37»
In de kerk van S. Salvator waren van
ouds, behalven andere dingen, te zien een zilvere vergulde ftaf; en een zilvere my ter of Biflchops hoed; dewelke door den Biflchop gebruikt wierdt, als hy- in 't bezit geftelt zoude worden.
De myter is in de ketk noch lang be-
waart, maar toen de Franfchen in den jare MDCLXXII1. meefter van Utrecht waren, hebben zy die by hun vertrek medegenomen. ZieMattbtits ter aan- gehaalder plaatfe pag. 74.
In deze kerk zyn ook een groot getal
Bifichoppen, en andere voortreffelyke mannen begraven geweeft, de Heer Mat* th&m in zyn gemelde Boek pag. 68. le- vert ons noch een graffchrift van den Biflchop Rixfridus op,'t welke door den Heer Hendrik van Rhyn 1. Deel van Bat. Sacra bladz. 565. in 't Nederduitfch ver- taalt is.
Van gelyken geeft hy ons een graf-
fchrift van den Biflchop Fredericus,\ welk door den gemelden van Rhyn mede over- gezet is in het zelve Boek bladz. 506.
Behalven deze twee Bifichoppen zyn
'er ten minftcn noch zeven of acht in de- ze kerk begraven, daarby een groot ge- tal Prooften , Dekens, Schatmeefters, Opperfchoolvoogden, Kanoniken, enz. Zo dat zy oudtyds met eenige aanzien- lyke graftomben gepronkt heeft.
Aas De-
|
|
||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||||
|
||||||||||
|
37* BESCHRYVING
Deze kerk hadt,gelyk wy uit denvoor-
gemeldcn brief van denBiflchop Koenraad des jaars MLXXXVlll. gezien hebben, het voorrecht, dat zy naar haar welgevallen een Prooft mocht verkiezen, en niet ge- houden was een Kanonik van S. Mar- lens kerke daartoe te beroepen, gelyk de drie andere collegiale kerken gehouden waren. Het Kapittel dezer kerke placht ook een groot gezag te hebben. Het had binnen de ftad zelf een kerklyk en wereldlyk rechtsgebied , zo dat zy ook hunnen Schout en Schepenen ter uitwy- zinge en handhaving der gerechtigheden bezaten.
Het ampt van Prooft, Deken, Schat-
meefter en Opperfchoolvoogd was in de- ze kerk ook zeer aanzienlyk, en voor- treffclyke lieden hebben dikwils dezel- ven bedient. In de Hiftorie des Bisdoms van Utrecht II. Deel bladz. 189. wordt ons eene lyft der Prooften en Dekens,zo die toen bekend waren, opgegeven ,waar by wy naderhand noch een goed getal hebben ontdekt, maar te wydlopig hier by te voegen. (t) Onder dezelven munt onder anderen Paus Adriaan de fesdeuit, die na dat hy Paus geworden was, zich
ech-
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
(i) Zie deze lyften verbeterd in hetAanhangfel
op de Kerklyke Oudheden bladz. 85. en bladi. |
|
||||||||
|
||||||||||
|
|
.
|
|
|
||||||
|
125.
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 373
echter noch Prooft �Oudmunfter fUtrccbt
fchreef.
Deze twee kerken zyn dan eigentlyk
de Moederkerken der ftad Utrecht ge- weeft, en de Biffchoppen fchynen tot omtrent den jare MXL. zich daar mede be- holpen te hebben, omtrent welken tyd de Biflchop Bernulfus twee nieuwe Colle- giale kerken heeft beginnen te ftichten, een ter eere van S. Jan den Dooier, en een van de Apoftels Pieter en Pattlus.
S. JANS KERK.
WY geven deze kerk den voorrang,
hoewel het onzeker is, of die voor of na de S. Pieter's kerk gedicht is.
Dat deze kerk ter eere van Jan den
Dooper, en niet van den Euangelift en A- poftel, gefticht is, blykt uit het oude ze- gel der kerke, waarop het hairen kleed des eerftgenoemden ftaat afgebeeldt. Zie het zelve by Matthtus de Nobilitate lib. II. pag. 274.
Deze kerk heeft byzonderlyk onderde
befcherming van den Paus van Rome ge- ftaan, gelyk blykt uit eenebulle van Paus Innocentius III. van het jaar MCCXV. of het daar aan volgend, welke in de Hifto- rie des Bisdoms van Utrecht L Deel A a 3 bladz. |
|
||
|
||||
|
||||
|
374 BESCHRYVING
bladz. 395. te vinden is, en waaruit men
ook ziet, hoe veele goederen deze kerk reeds op dien tyd bezat.
Deze kerk was met een byzonder groot
kerkhof voorzien, 't welk voor by de Vleeshal tot het Bagynhof toe liep, en wierdt gcmeenlyk het honger-kerkhof genoemd. By opftand der Burgerye, of als zy met eikanderen overhoop lagen, vergaderde het volk gewapend op het zelve, en wilde daarvan niet fcheiden, voor de zaken bygelegt waren. De ge- meenten kwam op dit kerkhof ook vier- maal's j aars by een, en men hieldt naar de wyze dier tyden dan de gemeene morgenfpraak, zo als noch uit oude Or- donnantien te zien is. In 't geheel was het grondgebied dezer kerk in de ftad zeer groot, want ftrekte van de eenezy- de tot aan het Wittevrouwen kloofter, en aan de andere zyde tot aan het grond- gebied van de S. Martens kerke.
Het Kanonikale gcnoodfchap beftondt
«it twintig Kanoniken, van welken ie- der eene prebende bezat; de Prooft en den Deken hadden het opzicht over dc- zelven.
De kerk is in den brand van het jaar
MCXLV1II. meeft in de affche gelegt, zo als hier voor in 't 6 Hoofdftuk reeds gezegt is. Dit ongeval kwam deze kerk in het jaar MCCLXXVl. wederom over,
op
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
DER STAD UTRECHT. 377
op welken tyd het Kapittel niet machtig
genoeg zynde tot het opbouwen, men goed vondt aflaten naar de wyze dier ty- dcn te verleenen, waardoor eenige aan- gemoedigt hunne aalmoefien gaven, en dus geraakte men haaft in ftaat om de kerk uit zyne puinhopen weder op te rechten.
De Prooft van S. Jan hadt een byzon-
der voorrecht; want in de landen onder zyne Prooftdy behoorende, hadt hy het hoog , middelbaar en laag rechtsgebied. Daarby hadt hy het recht van hetzweerd, en om remiflie en pardon in halsftraffe- lyke zaken te verlenen, van vrygelei- brieven te geven, van cenig geld voor zyne blyde inkomfte, gelyk de Vorften doorgaans doen, te eifchen. Zie Matth� de Fat. & Fund. Eccl. pag 128. Bin- nen de ftad hadt de Prooft ook al eene aanzien lyke macht, en zyn gebied ftrektcn tot de ftadspoorten toe: hadt ook Schout en Schepenen ter handhavinge zyner ge- rechtigheden.
De Prooft en kerk van i1. jfa# gebruik-
te, gelyk Matth&us d. 1. pag. 130. ver- haalt , rood was om de brieven te zege- len; en dit meent hy voortgekomen te fcyn, om dat de Prooft het recht van het zweerd bezat, doch of dit vaft gaat, laat ik aan een ander over te onderzoeken; en men zoude verfcheidene voorbeelden A a 4 kon- |
|
|||
|
|||||
|
�j- .-
|
||||
|
|||||
|
||||||
|
375 BESCHRYVING
konnen bybrengen van Kerken, Abdyen,
enz. die met rood was hare brieven be- zegelden zonder dat hoogfte recht te be- zitten.
In de gemelde Hiftoric des Bisdoms van
Utrecht l. Deel biadz. 2(58. ftaat eene lyft der Prooften en Dekens. (i)
Nadere omftandigheden hebben wy
van deze kerk niet te melden, of lopen te ver buiten het voorgeftelde tydperk. |
|
||||
|
||||||
|
S.PIETERS KERK.
>
DEze kerk is, gclyk reeds gezegt is,
mede door den Biflchop Berttulftts gefticht, en tot een Kanonikaal genood- ichap verheven, beftaande uit een getal van dertig Kanoniken , waaronder de Prooft, Deken, Schatmeeftcr en Opper- ichoolvoogd dan ook wierden getclt. Ook waren 'er noch omtrent zo veele Vikarifen tot het verrichten der MifTen. De \tewMatth<tus de Fat;. & Fund. Eccl. pag. 11 r, en de Schryver van de Hiftorie des Bisdoms van Utrecht I. Deel bladz. 249. telt ons twee�ntwintig outers op, �
die
fi) Zie dezelve verbeterd in het Aanhangz. op de
Kerke!. Oudh, bladz. 181. en.bladz. 209.
, l
|
|
||||
|
||||||
|
||||
|
DER STAD UTRECHT. 377
die oudtyds in deze kerk geftaan hebben;
en zo ik onderrecht ben, zyn 'er noch drie anderen geweeft. Vermits deze kerk zeer ryk was, pronkte dezelve met zeer koftelyke kerkfiraden , waarvan noch eenige overblyfzels in bewaringe van oude gedachten zyn. In het jaar MCCCXLV. wierdt door den Deken en het Kapittel eene wet gemaakt, waar by aan den Schat meefter, Kofter, of wie het mochte zyn, die eenige zilvere vaten of kerkfieraden in bewaringe hadt , gelair, wierdt,van geene aan ecnige andere kerken te mogen leenen, dan by toeftemming van den Deken en Kapittel,aan 't welk zulks fchriftelyk moeft vertoont worden, wat 'er te leen wierdt verzocht.
Deze kerk heeft ook verfcheide ram-
pen moeten uitftaan, en is ten minften tweemaal afgebrandt. Eerft ten tyde van Keizer Henrik IV. geraakte deze kerk door achtelooshcid van deszelfs Hovelin- gen in brand, zoo dat dit heerlyk ge- bouw ten mceften deele door den brand vernield wierdt, waarom de gemelde Keizer ter wederopbouwinge zyne mil- dadigheid toonde, gelyk uit een brief van den jaare MLXXV. te zien is, die by Heda in 't leven van den Biflfchop Koen- .raad, als ook by Ant. Matthxus de Fund. & Fat. Eccl. pag. u.i. geboekt ftaat. Kort daarna, te weten in den A a 5 jaa- |
|
||
|
||||
|
||||||
|
37» BESCHRYVING
jaare MGXLVIII. wierdt dit tempelge-
gebouw door den brand weder getroffen , gelyk te vooren reeds gezegt is, zo dat de goederen dezer kerke zeer verminder- den, maar in 't vervolg wierden die door veele mildadige giften van aanzienlyke lieden zodanig weder herftelt, dat de kerk voor geen een van de anderen in rykdom tewykenhadt, en zy heeft by tyden van nood de ftad zomwylen gro- ten onderftand gedaan. Zie Matth. 1. 1. p. 115. Niet minder toonde deze kerk op verfcheidene tyden ook hare liefda- digheid aan de armen, zo als in eeni- ge oude rekeningen voor dezen gezien h ebbe.
In deze kerk is de (lichter derzelvcr de
Biffchop Beraulfus begraven, en zyn graf noch in de kerk te zien, doch in liet jaar MDCLXXV. wanneer de kerk door een z waren ftorm zeer befchadigt was, wierdt het geopent engeroert, en men heeft het toen ook verplaatft ; ftaandc ter zyner gcdagtenis noch zeker grafdicht aan de muur gefteld.
De Aartsdiaken dezer kerke hadt on-
der zyn Geeftlyk Rechtsgebied de gant- fche Velu we, beftaande uit veertig Pa- rochie-kerken. (i) |
|
||||
|
||||||
|
(i) De Lyften der Prooften en Dekens dezer
Xerk ftaari , behalven in de Befchryving van 't U-
trecht-
|
|
||||
|
||||||
|
|||||
|
-------------
|
||||
|
|||||
|
D�R STAD UTRECHT. 579
S. M ARIA AS KERK.
DEze kerk is door den Biflchop
Koenraad, zoo als uit zynen brief van 't jaer MLXXXVIlI. blykt, gefticht en begiftigt, en was ook in dat jaar reeds volmaakt. De reden van de ftichting dezer kerk wordt ons in het 1. Deel der Hiftorie van't Bisdom van Utrechtbladz. 21 o. verhaalt, en was deze Biflchop Koenraad in 't jaar MLXXVI. het leger van Keizer Henrik IV. naar Itali� ge- volgt, de Keizer voorhebbende de op- roerige Milanczen te beteugelen, geviel het, dat de foldaten zekere kerk van onze L. Vrouw by de muuren der ftad Milaan ftaande afgebrandt hebben. Eenige leg- gen de fchuld op den Keizer, andere op den Biflchop Koenraad, welke ook dan om den Hemel voor deze verongelykin-
fc te voldoen , belooft heefteene nieuwe
erk te Utrecht ter e�re van de H. Maagd te zullen laten bouwen, Hy heeft het ook volbracht, en men wil, dat deze nieuwe kerk naar het maakzel of ge- daante van de afgebrande opgetrokken
is.
�'
trechtfche Bisdom hlarlz. 255, en bladz. 257. ver-
beterd in het Aanhangf. op de Kerk. Oudb. bladz. 135. en bladz. 158. |
|
|||
|
|||||
|
||||
|
380 BESCHRYVING
is. Deze gefchicdenis ftaat in eenigc la-
tynfche verzen noch op een pylaar in 't koor uitgedrukt. Zie dezelve by Mattb. de Fat. & Fund. Eccl. pag. 134.
De gefchiedenis van een Friekh bouw-
meeftcr en dcszelfs zoon met den Bis- fchop over het plaatfen van een pylaar, waartoe niemand raad wift, dan de ge- melde bouwmeefter,is meer bekend,dan bewezen, het is wel zeker, dat Biffchop Koenraad door een Fries is omgebracht, doch Beka alleen verhaalt ons, dat men geen raad wetende om den pylaar op den moeraffigen grond vaft te krygen, zich een Fries aanboodt om zulks op levens ftrafFe te doen, maar zulkcn groten loon eifch- te, dat de Biflchop daarvan afgefchrikt wierdtjdie het echter door geichenken van d en zoon te weten kwam, waarom de gemelde bouwmeefter vertoornt zynde den Biflchop zoude vcrmoort hebben.
Deze kerk hadt ook veel gronds in de
ftad en een rechtgebied binnen deszelfs omtrek. Zie Matth. de Fat. & Fund. Eccl. bladz. 136.
Biflchop Koenraad hadt in deze kerk
een kollegie van dertig Kanoniken, bui- ten welke noch vyf en twintig Vikariflen ten dienfte der Kapellen enoutersgeweeft zyn, opgericht
Deze kerk is oudtyds ook zeer prachtig
geweeft, maar tegenwoordig in eeneii
flech-
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
|
||||
|
|||||
|
DER STAD UTRECHT. 381
flechten ftaat. In 't jaar MCDXXI.
wierdt het koor, dat door ouderdom verviel, herbouwt en veel ruimer ge- maakt , wanneer de graftombe van den BiflTchop Koenraad in het zelve wierdt overgebracht. In deze kerk zyn van ouds drie hoornen, ieder zo gezegt wordt van een Eenhoorn, te zien geweeft, waar over al zware vcrfchillen gevallen zyn, en deze zouden door Keizer Henr�k IV. aan dezelve gefchonken zyn. In deze kerk worden noch een goed getal oude handfchriften, Bullen, enz. bewaard, welk getal voor dezen veel groter ge- weeft is.
Van het getal der outers en kapellen
vindt men het rechte befcheid niet, die geene,daar men noch iets van weet,ftaan in het I. Deel der Befchryv. van het Bis- dom van Utrecht bladz. 211. en vol- gende geboekt. Zo men op 't fchry ven van Anfelmtts van Gemblours mocht vaft gaan , zou deze kerk kort na zy- ne timmeringe, te weten in 't jaar MCXXXI. met meer andere kerken in de aflche gelegt zyn, doch ik meene vaftelyk, dat deze Schryver hierin door onkunde der naam misleid is geweeft, want het is zeker, «dat men 'er nergens in enig oud gedenkftuk bewys van vindt.
De Jyft der Prooften en Dekens, en
verfcheide andere zaaken deze kerk ra- ken- |
|
|||
|
|||||
|
||||||||||||||||
|
382 BESCHRYVINGenz:
k�nde, ftaan in^de gemelde Haftorie dei
Bisdoms van Utrecht geboekt, waarom wy nu hiervan geen breder verhaal zullen doen. (i)
Dus heb ik kortiyk de vyf Kanonika-
Ic kerken verhandelt, zo wyd ons tydperk medebracht. Behalven deze waren te 17- trecht ook vier parochikerken, als van Maria de Mindere, ook de Buurkerk ge- noemd, van S. Jakob, van S. Nikolaas, en van St. Geertrtijd. Maar vermits het rechte tydperk der ftichtinge van deze kerken ons tot noch toe niet zeker be- kend is, zullen wy. het hierby laten be- ruften, als mede de Abdyen en klooftere tot een betere gelegenheid voorby gaan. |
|
||||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
{i)'Zie dezelve nauwkeurig verbeterd in het
Aanbangf. op de Kerkcl.Oudh. btadz. 228. en biadz.
. '�*. <
Sft! -'
|
|||||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
|
�
|
|
|
||||||||||||
|
E Y N D E.
|
|||||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||
|
![]() |
|
||||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||
|
||||||||||||||||
- �
. � |
|
|||||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
||||||||||||||||
|
||||||
|
38»
REGISTER
DER
Voor naam fte Zaken
In dit Werk voorkomende. |
|
||||
|
||||||
|
Adellold is de eerfte BifTchop van Utrecht ge-
weeft, d�e zich ten oorlog gewapent heeft, 139. oorlogt met Graaf Dirk III. van Holland, ibid. wanneer aan het Bisdom gekomen is , 255. hoe lani! hy het zelve bellierd heeft , ibid.
Adriaan VI. (.Paus) is Prooft van Oudmunfter ge-
weeft, 372.
jldulfus, of na Wtll�brmds dood tot Biflchop van
Utrecht aangellelt is , 194.
Advokaat der kerke aangefteld, en deszelfs plicht,
140. deszelfs verfcheidene benamingen, ib. was een aanzienlyk ampt, 141. verfchillende inzich- ten, waarom het zelve aangenomen wierdt, ibid. der kerke van Utrecht hadt eene grote macht, 143. wanneer hier fchynen opgehouden te heb- ben, 145-
Albricus Biflchop van Utrecht, 211. onzeker wan-
neer "geftorven, 212.
Aldegiftus Hertog of Koning der Friezen, 91.
dlfricus Broeder van Frecferik volgt zynen broe-
der op in het Bisdom van Utrecht, 224. onzeker- heid van den tydt zyner regeeringe, 225. wie deszelfs opvolger ge weeft is, ib.
jindreas van Cuyk hoe lang Eiffchop geweeft, crj
wanneer gedorven, 263. misflagen der Schry- veren in cletydrekening omtrent dezen Biffchop en deszelfs twee voorgangeren verbetert, 264. en volg.
D !>
|
|
||||
|
||||||
|
|||
|
J84 REGISTER.
dnsfrUus Biflchop van Utrecht, 152. bofi lang hy
geregeert heeft, ib. wanneer.g�ftorV�n, zj.3-
Arnoldus van Ifenburg Biffchop van Utrecht, twifl
over deszelfs aantteliing, 270. door den Pau* bevefti^t, Ib.
AUTRECHT, zie UTRECHT.
' � .
B.
Baldricus Biflchop van Utrecht, heeft de ftad U-
trecht merkelyk verbetert, 116". hoe lang ge- regeert heeft, en wanneer geftorven, 246. en volg. wie deszelfs opvolger geweeft is, 248.
JSalttuimis I. hoe lang gcregeert heeft, en wanneer
geftorven, 252.
Hatdtiinus H. hoe lang aan het Bisdom geweert,
en wanneer geftorven is, 269.
Satatiie oudtyds door een wreed volk bezeten, 40.
Batavieren tot flichters van Utrecht te ftellen, 44.
en volg.
teek {Jan van der} Kanon ik te Utrecht, heeft de
levens der Biffchoppen btfchreven, 13.
£ermtlplms hoe lang Biflchop gevveeft en wan-
neer geftorven is, 250. heeft de S. Jans en S. Pieters kerken'uefticht, 373.
Biffchoppen van Utrecht waren ryke en machtige
kerkprelaten, 134. mochten geene goederen van de kerk bezware» of vervreemden, J35..konden echter in tyd van oorlog een groot leger op de tte�n brengen, 130. de eerfte hebben zich bui- ten allen oorlog gehouden, 139. bemoeiden zich ook niet met wereldfche zaken, 140. de latere hebben in het aanftellen van de Overheid der ftad niets dan het Schouts amptbehouden, 154. hadden het recht om den Raad en Schepenen te b�- eedigen ib. derzelver macht In het flraffen van riiisdadigen, 155. op wat voorwaarde zy met ge- volg binnen Utrecht mochten komen, 156. waren ' le�SMnaiihtnvari 'tKeizerrjk enRyksvorfteh.is?. onderzoek omtrent eenen nieuwen Biflchop te doen, 158. macht der Biflchoppen in het geeft-
�..... Jy.
< >.n J
|
||
|
|||
|
||||
|
fc E G I S TE R. 385
lyke, i<5p. wiren gehouden voor het Kapittel te
verfchj*nen,i6i. derrelve� verfchil metde Geeft, tykheid, 162. voorgeven der Geeftlykheid, ib. verdrag daarover aangegaan, 166. onder welktn M�tropolitaan zy behoort hefeben, 171.
BhTohops Hof by 't bouwen van de S t. Marlens too-
ren verkleint, 306.
Bmel aan de Utreofctfche kerk gefchonken, 135.
Bonifacitts, of by wezendlyk BilFcbop van Ut-recht
geweeft is, 184. wanneer den marteldood onder- gaan heeft, 199. procesfie op deszelfsfeeft.s�S.
BroederfchapvanSt. Martenskerk, 354.
Burcbardus hoe lang Biflchop gev/eeft en wanneer
geftorven is, 260. door IJeka van kettery be. fchuldigt, ihid.
Burgemeett�rs, wierden door het volk-verkozen, 154.
Burgers van Utrecht hoefden den Biflchop bakeft
de ftadsmuren niet ten oorlog by te ftaan, 137. moeden evenwel in fotBHiige gevallen buiten de Had trekken, ib.
Hurgus of Burgt betekenis van <Jit v/oord, 80..
r> .'��'���
�^
V_-«ationici honoris, welke waren, 355.
�-----jubilarii welke waren, 356.
Caftrum, betekenis van dit woord , 78. 82»
Coibaneus zie Eobanus,
Conradus wanneer aan het Bisdom van Utrecht ge-
komen en hoe lang deszelfs beftier geweeft is ,
257-
�� heeft de kerk van S. Maria gedicht, 379.
Craft Domprooft te Utrecht tot B�Tchop verkozen,
023. flaat zulks af, ib.
n
u'
Dadamis of na Willibrords dood tot Biffcbopvan
Utrecht aangeflelt is, rps. Dekens , ook Provifores genoemt, 331. Deken van S. Martens kerk; zie Domdeken.
B b a Dirk
|
|
||
|
||||
|
|||||
|
38« REGIS T E R;
Dirk van Are Biflchop van Utrecht, 270.
Dirk van Holland Biflchop van Utrecht, 270.
Domdeken ook Deken der �trechtfche kerke ge-
: noemt, 331. deszelfsmacht,ib. was by hetopen-
ftaan van denBiffchoplyken ftoel algemeen Vica- ris, 332. eed van denzelven,333. rang van den- zelven met den Proofl, 334.
Pomheeren, naam der Canoniken van S. Marien.
286.
Dom, naam van de S. Martens kerk, 286.
Doms Toren wanneer en door wien de eerftefleen
daar van gelegt is, 319. wanneer volbouwt, 320.
Doopvont door Willibrord te Utrecht gefticht,
27(5.
Duitfcbers oude woningen derzelven , 90.
Drecht, zie Trecht.
E.
E.... ,. .
janus; zie Dadanus:
£gbert zendt eenige mannen naar Friefland om te
prediken, 174.
gbertui zoon van Dirk �I. Graaf van Holland of
Biffchop van Utrecht, Maaftricht of Trier ge- weeft is, 248. 249.
Egibardus of Biflchop van Utrecht geweeft is, 225.
begin en einde van deszelfs regeeringeonzeker, 227.
Egilbtidus of en wanneer Biflchop van Utrecht ge-
weeft is, 240. word ook Egilbertus genoemt, 241. tniflchien dezelve met Odillialdus, ibid. en volg.
Egiftus of �crfl hier te land het Euangelium ver-
kondigt heeft , 124. wie dezelve geweeft zou- de zyn; 'ib.
Ellgita heeft d� Friefen het Euangelium verkondigt,
127;��>>;-��;. .?,� , '
Eobanus of na Willihrords dood tot Biflchop vaft U-
trecht aa�ge�elt fsy 190. heeft mee JJ�riifoeius
den
|
|
|||
|
|||||
|
-
|
||||
|
|||||
|
||||
|
R E G I S T � K. 38?
den marteldood ondergaan, 179.199. wanneer
zulks gebeurt is , 200.
Euangelium wanneer eerfl in Friesland verkondigt
is, 124. door wien, ib.
F,
-
Fredtricut Biflchop van Utrecht, 217-onzekerwan-
neer begonnen heeft te regeeren, ibid. wan- neer om 't leven gebracht, 218. redenen daar- van door de Schryvers bygebracht, 219. twyfe- iingen dien aangaande, 220. en volg. wie na hem aangeftelt is , 224.
Friefen, wilde genoemtt43. verdaan de Nederfaflen
ib. beelhchtige genoemt, 44. tot ftichters van Wiltenburg geftelt, 45.
' ' � �
O.
,?-*
i
Geeftlyke perfonen door wie ter dood veroor-
deelt moeften worden, 150.
Geeftlyk-heid, derzelver verfchil met deBifTchoppen,
162. voorgeven der zelve dien aangaande, ibid. verdrag daar over met deBiflchoppen aangegaan, 166.
Godebaldus\vanneer aan het Bisdom gekomen, a<5o.
verfehillen in de tydrekening omtrent dezenBis- fchop, 261. wanneer geftorven , 263.
Goilefridtis van Rijeenen tot Hiflchop verkozen , 268.
hoe lang hy dekerk van Utrecht beftiert heeft, en wanneer geftorven is * ibid.
Qraven van Utrecht, of in de plaats van de Advoca-
ten gekomen ,zyn, 145.
-�r�'wann��r een begin genpmen hebben, 147.
.Uatnen van eenige, 148. buiten de ftad,. 150.
Gregoritt! ofna den dood van Willibrord tot Biflchop
van Utrecht aangeftelt is-, 202. of wel ooit Bisr fchop van Utrecht geweeft is, 208. Wanneerge- ift^ryen, 210. ?�� fi� ^ lu.tfcM
Gsoote,kerk, saam van S. Martens kerk,286.
Bb 3 H.
|
|
||
|
||||
|
|||||||||
|
388 R E G I S T E K.
:� ' i H.
TT
JL JLardebtrtus ,zie Hexibertus.
jfjarmakarus Biffchop v«n Utrecht 214. ty.d van des-
zelfs beltier onzeker, ibid.
Heda (Willeni) Kanonik te Utrecht heeft de ge-
fchiedeniffen der Biffchoppen befchreven 14.
grove fuut m deszelfs werk omtrent de tydre-
keninge* 228.
Hendrik V, Keizer in. S. Marlens kerk te Utrecht
begraven ,312.
Heribertus wanneer tot Biffchop verkozen , hoe
lang aan het Bisdom geweeft zy, a<58.
Hermannus van Hearn hoe lang Biffchop geweeft
en wanneer geflorven is, 268.
Hungerus wanneer Biffchop van Utrecht geworden
15,232 en volg. wanneer geftorven, 237.
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
J.
- ,����.
J ons (S.) Kerk ter eere van Joannes den Doper
geflicht, 373. bezat reeds vroeg veele goede- ren , 374. derxelver kerkhof om verfcbeidene redenen zeer beroemt, ibid. had eengroot grond- gebied binnen de flad, ibid. getal derzelver Kanoniken , ibid. ongevallen van brand deze kerk overgekomen, ibid.
Juditb gemalin van Lodewyk den Godvrucbtigen
wordt befchuidigt den Biffchop Frederik te hebban doen vermoorden, 219. twyfclingen dienaan- gaande , 222. en volg-
"Y
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
Kanonikale Kerken hadden haare Advocaten,
1,46;
Kanoniken van S. Marten hadden het recht om
tot verfcheide Prooft'iyen buiten deze ftad ver- kozen te moeten v/orden, 325. derzelver getal en onderfcheid, 353. waren zeer in aanzien, ibid. vereifchtens om daar toe verkozen te
wor-
|
|
|||||||
|
|||||||||
|
|
|
|||||||
|
||||||||||
|
R E O I 5 T E R. 305
worden, 354.; Eed van dezelve 356. denzcltf*
verandert, 357. Kafteleinen derzelver amptoudtyds zeer aanzienlyk,
151. kwamen in adel er) waardigheit naaft aan
de Baanderheren , ibid, by de Franfchen en Duitfchers hoe genoemd , ibid. hadden het op- zicht over eene voorname plaats , ibid. plaats, waar zy te Utrecht hunne Vierfchaar fpanden ,
152. hadden een Schout, Schepenen en Stad-
houder, ibid. derzelver begin te Utrecht onze- ker, ibid. of dezelve geweeft zyn met de Gra- ven, 153-
Kerk van 't H, Kruis, zie Kruis.
Klokluider van S. Martens tooreri, desze�fs ampt
waar in beflont, 340. deczelfs jaarloon; ibid.
Koemand IL Keiger, iu S. Marteuskerkte Utrecht
begraven, 3�2.
Krifteri geloof wanneer eerft inFriestand gepredikt
is, 124. en volg.
Kruis (,Kerk van 't H.) is voor de kerken van S.
� Marten en Salvator gebouwt gsive^fl, 27/5. door
wien geftichf, ibid. wierdt ook Salvatoigenoemt,
ibid. waar ge�aan heeft, 277.
Kynkenshaven , zie Rf nkenshaven. |
|
||||||||
|
||||||||||
|
L.
� . , ; � /
otbarius vader en zoon voor den anderen door |
|
||||||||
|
L
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
de fchryvers genomen , 236.
Ludgerus wanneer BlfTchopvan Utrecht geworden, is, 228. moet onderfcheiden worden van den Biffchop van Munfter vau dien naain, 130.
� . . . , �.-��-
'' "^
MAASTRICHT en UTRECHT dikwyls voor
eikanderen genomen , 60.
Maarfchalken of niet voor een gedeelte het ampt
van Advocaat der Kerke waargenomen hebben,
145-
B b 4 Ma-
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
||||||||||
|
||||||
|
15 G I 'S % "fe 1.
jtfarw (5.) Kerk door wlehgefticbt, 379. om welke
reden, ibid. voorval by derzelver ftichting, 381.
. ' Kapittel in dezelve, ibid. hoornen in 3e$H\fe
te zien, 3811
Martens (5.) Kerk op wat jaar door Willibrord begon-
nen , 284,307. derzelver verfcheide benamingen, 284.286. gefchil'tuffchen de Kanoniken van deze en van S. Salvators kerk over den voorf ang en oud- heid der beide Kerken, 287. verfchillende gevoe- lens der fchryveren dienaangaande , 28$. en volg. de gedaante der oude S. Martens kerke onze- ker, 302. ftondt midden in andere kerken, ib. gefchil met de Kanoniken van S. Salvator over eene waterleiding, 303. wanneer het eerll vol- bouwt , 307. of kort na de volbouwing verw�elt is, ibid. in de negende eeuw door de Deen�n verwoeft, 310. door wien berlt�ld, ibid. en Volg. wanneer weder verwoed en geheel ver- nieuwt is geworden, 312. ongelukken vafl brand deze kerke overgekomen, 313. inwyi�gen de- zer Kerke, 314. �n volg. laatfle vernieuwing de- zer Kerke, 317.ongeval dezer Kerke inJd�'v�br- fande eeu, 319. de Keizers Koenraad U. en endiik V. in dezelve begraven, 322. heeft veele goederen bezeten, 323. en volg. genoot- fchap van Kanoniken in dezelve door Btflbhop Willibrord opgerecht, 324. Amptenaren dt�e{- ver Kerke, ibid.
Monafterium betekenisvan die woord, 285.
d tifr&ab ,
N.
JNederfaffen Wilde gfnoemt, 44.
N�eusvmunfter, naam van S. Martens kerk, 186, J^edpyan dien naam» ibid. .
H-ca btfft '.i^xIquifiTii?! tak.
� �
.', nssojfisy ilov tert -JOQ� ns?... '�>b':;nijh*>�
" Jg'ibTOJd qo � ';-n
j. 4. a- u'
|
|
||||
|
||||||
|
|
|
||||
|
||||||
|
||||||||||
|
- '-£ G -I ,S T � R. 3pi
tf, ,?'cfo'f< rrfl &wVl
ditbdJus , wanneer J�iflchop »an Utrecht ge-
worden is, 239. wanneer geftorven , ibid.
'
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
,.., ,.«,. � ....... - . .., ...
Onder-Advocaten , wie waren 4 141. Stiefvaders
g�noernt.,. ibid,
Opperfchoolvoogd, zie Schoolvoogd. >
�ud)ied£ n ,van dit land onzeker, i. Oudmun|ler,naaravanS. Salvators kerk , 286.372.
en 366. naamsreden volgens Matthasus, 287.
�� i-
\ttti |
|
||||||||
|
||||||||||
|
w . i .fointyds voor e�ne ftad, fomtyds voor
,e^n gabtfch land genomen, 81. en 82.
.£ieterf(S7) Kerk dpor wien gefticht, 376. getal yan
derzelv.er Kanoniken, ibid. ongevallen deze Kerke overgekomen,.377. rechtsgebied van den Aardsdiaken dezer Kerke, 378.
Papa Biflchop.van Utrecht, 249-
Pro�ften, van ajle Collegiale Kerken .behalvendie
van S. Salvator.ruoeftenuit de Domheeren ge- koze.n worden, 325. van den Dom zeer fijbog geacht., 326. moeit uit bet Kapittel verkozen wordeij,. ibid, was teffens Aartsdiaken, ibid. eed van denzelven, iliid. deszelfs macht waar in feeftaan heeft, 328. en volg, tang van dejjzel- ^ren met denDomdeken, 334. van.S. Jans ke»k, deszelfs byzondere macht, 375.
,. JF
Rtdbodus Biffchop van Utrecht, wanneer aan
het Bisdom gekomen is, 24.4. ho? latig> hy het zelve bedient heeft, ibid. trekt 'om 'den flechten toeftand der Biffchoplyke ftad naar Deventer, 115.
Raden der ftad werden door het volk verkozen ,
154. door den Biflchop be�edigt, ibid. B b s |
|
||||||||
|
||||||||||
|
|
|
||||||||
|
||||||||||
|
||||
|
-----------
|
|||
|
||||
|
392 HE G I S T E "ft.
Rhyn of oudtyds met een haven In Utrecht gelo-
pen heeft, 9.
RixfriJus Biflchop van Utrecht, 215, beginen-'elh-
de van deszelfs regeeringe onzeker, ibid.
Rynkenshave deszelfs gewezen loop, 10.
S.
S-,;... i ���
atetorj-Kapelle, zie Kerk van 'e H. Kruis.
Salvators (S.} Kerk , gefchil tufTchen de Kanoniken
van deze en van S. Marlens kerk over den voor- rang en oudheid der beide Kerken, 287. ver- fchillende gevoelens der Schryveren dien aan- gaande, 289. en volg. ander gefchil met deKa- noniken van'S. Martens kerk �ver eene watef- leiding, 303. doorwien gefticht,-359. getal der Kanoniken van dit Kapittel , ibid. reden van derzelver verfcheide benamingen, 360. en volg. hetzelve nader onderzogt, 303. door de Noor- mannen afgebrand,366. ftandplaats derzelver, 367. iseene Kruiskerk geweeft, 369. bezat veel re- liquien, 370. Criptae in dezelve, ibid. Cieraden in dezelve te zien, 371. Biffchoppen in dezel- ve begraven, ibid. mogt een Prooft naar haar welgevallen verkiezen, 372. magt van het Ka- pittel dezer Kerke, ibid. Amptenaren dezer Ker- ke , ibid.
Schatmeefter, bevelbrief voor denzelven, behelZen-
de het waarnemen van zyn ampt, 336. en volg. wann��r eerft aangeftelt onzeker, 344.
Schepenen werden oudtyds door het volk verko-
zen, 154. door den IJiffchop be�digt, ibid.
Schooien te Utrecht zeer oud, 345. waaren by
elke kerk, 359. van S. Martens kerk hoc be- flierdt, 350.
SchoolvoOgd uit de Kanoniken gekozen, 345.des-
zelfs 'ampt waar in beitondt, 350. eed van den- zelven , 351.
Schout van Utrecht door den Biflchop aangefteld,
154. mocht niet op kuiperye of om geld aange-
ftcld
|
|||
|
||||
|
||||
|
REGISTER. 393
fteld worden, ibid. moeft een burger der ftad
zyn, ibid. Slaven, waarom dus genoemd, 40.
^
T. .
� - �
tmtixhtui, beroemd fcheurmaker. 2fio.
Tbeodardus deszelfs naam verfcheidenlyfc gefchre-
ven,. 213. Blffchop van Utrecht, ibid. onzeker hoe lang geregeert heeft, ibid.
Tbumas (S.) Kerk , de oudlle binnen Utrecht, 271.
wanneer en door wien gedicht, 27.3. wie daar in het Euange'.ium gepredikt hebben, 375, door de Heidenen omver geworpen , ibid.
Tollenaars oudtyds hier aanzienlyke peffonen, o.
TRAJECTUM VETUS zie UTRECBT.
Tfecht, betekenis van dit v/oord, 101.
Trieht, zie 'f recht.
Tydrekening, voorbeelden van de misflagen der
Schryveren indezelva, 257.
TT '
U.
-
UTRECHTS beginzels onzeker, i. volgens H. de
Groot 't affchutzel van Auftralen , 4. wedeilegt, ibid. an volg. deszelfs gelegenheid, 6. en volg. eene der oudfte fteden van Batavie, 12. ver- fchillende gevoelens over derzelver bouwhee- ren, 13- en volg. of oudtyds Antonia genoemt geweed is, 14. of voor Chriftus tyden geftaan heeft, 20. Penningen der Antoninen dieht by�- trecht gevonden, ib. is haar opkomfl aan htt kafteel W�tenburg verfchuldigt, 34. veer over den Rhyn oudtyds by die plaats, 3.5. Ba- tavieren tot llichters daarvan te ftellen, 44. en volg. onder Balderik door de Noormannen ver- weeft, 51, 57. eerfte beginfels dezer ftad, vol- Rens een uittrekfel uit het gedenkboek van S. Marlens kerk, 47.envo!fi. onderzoek daarvan, 55. Utrecht en Maaftricht dikwyls voor elkan- der |
|
||
|
||||
|
||||||
|
R � G I S T E
|
|||||
|
394
|
|
||||
|
||||||
|
||||||
|
der genomen, 60. of deze ftad en Wiltenberg
twee onderfcheidene plaatfen zyn , 66. en volg. verfchillende gevoelens der Sehryveren, wanneer Utrecht tot eene ftad gemaakt en met muren om- ringt is, 77. voor de negende eeuw eene flad ge- Jioeint, 82,83. zetel van liet Friefcheryk ten tyde van Willibrord, 85. of haar begin van Wilfri- dus heeft, 91. by de Gaulen onder den naam van Trajeftum bekend, 99. wanneer opgehou- den heeft W�lcenburg genoemd te worden, ibid, Traje&um Vetus genoemt, 102. ook Traje&um Inferius, ibid. en Trajeftum ad Rhenum, 103. wat Ultrajeftum betekent, ibid. Utricelium ten onrecht op deze ftad toege�igent, 104. door Keizer Valentiniaan vermeeftert, 106. door de Neder- faflen herovert, ibid. door de Friefen aan de- zelven ontweldigt, ibid. verwoeft, 108. in han- den van Pipyn gevallen, 109. door denzelven aan Willibrord gefchonken, ibid. door de Noor- mannen aangetaft, ui. door dezelven tot den grond vernield, 112. door Biffchop Baiderik verbeterd, 116. nieuwe vrees voor de Noor- mannen, 118. heeft verfcheidene malen «waren brand uitgeftaan, 121. en volg. of al voor de tyden van Dagobert tot een Bisdom verheven is g«weeft, 131. en volg,
� � '. - V. �>
V'-i
acht (de) of den naam van Rhyn toekomt, 8»
VECHTEN, kafteel aldaar geweeft, ftJMnajliV/
Vicbbrecbt, zie Wkbm.
Vicus ook voor eene ftad genomen , Bi, £4.
Villa, wat betekent, 80. en Urbt door den ande-
ren gebruikt, gi.
Pblcmarus, hoe lang Biffchop van Utrecht geweefl
is, zsi- wanneer geftorven , ibid.
VULTABURG en VULTRAJECTUM voor Wil.
tcnburg, 58.
�shlbs >»t ca- sas i» ^a.^jlaaditsgishf >M\ '
39*? W.
|
|||||
|
||||||
|
||||||||
|
REGISTER. 395
W;' ;
|
|
||||||
|
||||||||
|
|
|
||||||
|
||||||||
|
Widert landt in Friesland om te prediken en de
Friefen te bekeeren, 17-en 131. predikt aan «iezelvenenaan Koning Radboud hetChrilten ge- loof, doch zonder vrucht, ibid.
WILDRECHT of eene oude verblyfplaats der Wil-
ten geweeft zy, 45.
W�fridus (Biffchop) van Jork, landt door onweer
in Friesland aan, 129. wordt van Koning Aldgi- iliis vriendlyk ontfangen , ibid. predikt het Chriften geloof, ibid. vertrekt naar Rome, ibid.
Wilhelmus na Bernulphus tot Biflchop verkozen,
256. verfchiileu over de jaaren van deszelfs re- geeringe en dood , ibid.
Willilnrd door Paus Sergius tot Biflchop der Frie-
fdhgefteld, 57. wordt met eenige medgezellen, mar Friesland gezonden om te prediken, 175. wanneer zulks gefchiedt is , ibid. waar hy ge- landt, 178. wanneer hy naar Rome gereid is, 181. wanneer tot Biflchop ingewydt, ibid. wanneer geftorven . 182. andere verfchillen dezefi JJifichoj) betreffende , 183. wie deszelfs op- volger geweell is, ^93- fticht eene kapel ter ee- re van 't H. Kruis, 1276, 28f. gefchil in Welke Kerk hy zyn Biffchoplyken ftoelgeplaatftheeft,
287.
WILNIS miflchien eene oude volkplanting der
Wiken, 45.
Willen welk volk, 35. of Antonia ingenomen en
Wiltenburg gefticht hebben, 36. en volg. 153. waar te zoeken zyn, 43.
WILTENB�RG deszelfs gelegenheid, 6. is de op-
Hwrnfl van Utrecht geweeft, 34; deszelfs begin on- zeker, 35. of door de Wiken gefticht is, 36. een geflachtnaam, 48. dikwits ingenomen en hero- vert, 49. en 50. doorPipyn den Friefen ontwel- digt, yo. "door Pipyn aan Willibr�rd gefchoti* ken, ibid. onzeker, v/anneer weggeraakt i«;5i. waar gelegen heeft, 65. of een en het zelfde 'v-' met |
|
||||||
|
||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
396 II E G I S T E R.
met Utreclit is, ibid. en volg. twee Kafteelen
van dezen naam, 70. te vergeefs wordt 'er een- onder Vechten gezochr, 76. |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
D R U K F O U T E NV
dus te verbeteren.
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||
|
Naamlyft van enige Boeken, die gedrukt of te be-
komen zynby HERM. BESSELING.
A Igemeene tj�ftorte, befchreven door een gezelfchap
JT\ van geleefde mannen in Engeland, en in 't Neder-
duits vertaald joor Wefterbaan 19 deelen met kaarten
en platen, 4, ------- ------- ------- � 94 - 12 .
Hetzelfde oj> graot papier.---------------� 132 - -
AnacreontisOdasGr.&Lat.curantedePauw^. � 2- 4.
Idem charta maj0re.------------------------� 3 - 6 .
Arbuthnotii (Caroli) tabulaantiquorum num-
moruai, menfurarum & ponderum &c. 4. � $ - - Idem charta niajore ------- ------- -------� 7 - 10 -
Arifteneti epiftolae , Grsc. & Latin. curan-
te J. C. de pauw. 8. ------- ------- � i . -
Arntzenii Diffettationes, 8. ------- ------- � - - 16 -
Batavia Sacra a Vol. multis figurisaufta fol. � 10 - -
Blafii Caryophili Opufcula de martnoribus
antiquis & Pafchalis Caryophiii Difll-rtatio
deThermisUercul. ------- ------- � 2 - 10 -
Idem Charta majore.------------------------� 3 - 16 -
Botton Stigmologicus Hebrao-BIiblicus cum
prsefar. Millii cum fig. 4. ------- ------- f i � -
|j Burman (Cafpar�) Trajeclum eruditum, 4. � 2-4-
------- ------� Utrechtfe Jaarboeken van
clevyftiende eeuw, 3 deelen 8.
Cave Hiftoria litteraria 2 vol. fol. Oxon. - � 22 - .
Ch�ul ,(du) Relligio veterum Romanorum ,
cum fig.----------------- ------- ------- � 2 - 10 -
Drahenborg Aanhangzel op de Kerkelyke
V Oudheden met de Voorreden van H. van
Rhyn, 8. ------- ------- ------- � a - 4 -
Engelgrave Lux Evangelica ciim multis fig.
2.Vol. 12. ----- ----- ----- �3-.
��:-----------' Coelum Empyreutn cum fig.
2Vol. 12. ----- ----- ----- �3-.
D'EIUades Brieven, Meinorien en Ne-
g�tiatien 6 deelen , 12. (hikken, 8. - � 9 - 16 -
Hetzelfde op groot papier. ------- � 14 � 10 -
De volgende Deelen op de Pars.
H. Hugo en Otto van Veen Godlievende
Ziel met meer dan ico. platen ,8. - � 2 - 4 -
Hiftoria Epifcopatuum Foederati Belgii,
6 Vol. 2. toni.Folio multis figurisaufta � 20 -
Hoynk
|
|
||
|
||||
|
||||
|
Naamlyft vart Boeken,
Hoynk van Papendrecht Iliflorie van de �-
trechtfe Kerk. Jol. ��� , �.�� �-------�
Index Lacianeus ,' five, Lexicon Lucianciim 3 . ^
au�tore C. C. R'eiczio, 4- �� �� � Idem charta majore---------------- ------- � l " 4 ,-
Laugijet Verhandeling van 't vertrouwen op * IQ .
Gods bannhertighuid. 8. �------- -------� �
Lardner Geloofwaardigheid der Evangelie � z.
Gefchiedu-nisfen , 4deelen, 2 ftukken , 4. � _
�------- ��� sde en 4de deel.------- f z ~ "
��-------------sde en 4_de deel op grootpapier, � ~ *o .
Matheus (A.) de Probationibijs, 4.-------� � 2 " 'S -
Moralc des Jefuites 3 Toin. 8. ------- � a ' -.
Muelen (Vauder)dediemundi nata!r,2 torn. 8 -
----1- .------. ------- Toni. a. 4.-------� a " Io �
�------- -------� De Ortu & interitu imperii
Rpmani 12. cum fig. ------- -------� � j
Otto de TEdiiibus' Culoniarum , cum fig. 8- � i / "
Oudheden en Gedichten van de 7. Provin-
ci�n met Aantetekeningen van H. van
Rhyn, 19 deelen, 8. met platen.------- � 40 ,
Paringet Befchryvlng van de Stad Grave en
Lande Van Kuyk met aantekeningen van
Mr. P. van Alen, 2 deelen, 4.------- � 4.5.
------- �'���-------'op groot papier, � g .
RaudeAra Ubiofum, cum fig. 8. ------- f - . j. "
--------------------- charta majore - - � i .
-----------------de Syna^oga magna, 8. - � i .
Regies des cinq ordres plein de figurcs, 8. � � - 15 ..
Sanfon Introduclion a la Geographie avec
figures, 12. -------------- :------- � - - 14 .
Stele Heros Chretien, 12. -------� -------� � - - ia .
Vink AipoenitateS PhilologicE, 8. ------- � i - g .
Vonk (Gom. Val.) Leftiones Latino;, 8. - � - - 18 .
�:-----------.-----� Specime'n criticum, 8. � - - 18 -
Voorda ad Legem Falcidiam , 8. ------- � 2 - 4 .
Weflelirjg Probabifia, 8. ----:�------- f i - 10 -
�------------Epillolte a J H. Venemam, 8. � � - - 6 -
Wieling Oratio de Pragroatica fanftioue, 4. � '. . 12.
------- Nuhes TeUium & Blondeel Dis-
flertatio Acad. de Legibus, 2 Vol. � / 2 - 8 -
Hetadfde vertaald in 't Daitfch.------ � i - 4 -
|
|
||
|
||||