-ocr page 1-
------------
BESCHRYVING
DER STAD
UTRECHT,
Behelzende derzeher Opkom/l, en voornaam-
Jle Lotgevallen,

Mitsgaders de opvolging der Bijffcboppeu
tot het einde der twaalfde eeuwe.

Benevens eene verhandeling over de vyf Colle»
giale Kerken, voornamelyk, die van
S. Marten en S. Salvator,
Uitgegeven door
MR. VALENTYN JAN BLONDEEL.
Met Platen.
0110titel-1.jpg
Te U T R ECHT,
By HERMANNUS BESSELING*
Boekverkoper.
-ocr page 2-

VOORREDE
DES
UITGEVERS.
JE noodzaaklykheid der His-
jg' D g torikennis is zo menigmaa-
•QüDCSP len aangetoont, en zo alge-
meen aangenomen, dat ik het on-
nodig achte dezelve thans den Léze-
ren aan te pryzen; wanneer men
hier byvoegt het genoegen, 't geen
men befpeurt in het ontdekken van
zaken, welke voor onze tyden ge-
beurt zyn, zal men te recht van die
boeken, welke ons de voorige ge-
ichiedeniiTen onder het oog bren-
gen , mogen zeggen, dat zy het
nutte met het vermaaklyke paaren;
en gelyk die beide hoedanigheden
zo ten opzichte van het werk zelf

* naar
-ocr page 3-
l! VOORREDE
naar mate het wetenswaardige zaken
behelft, als ten opzichte der léze-
ren naar mate der by zondere betrek-
kinge -tot het Land, welks gebeurte-
nifïen verhaalt worden, vermeerde-
ren, volgt 'er uit, dat het aller-
noodzaaklykft niet alleen, maar oqk
alleraangenaamst is, de gebeurtenis-
ièn van dat Land te leeren kennen,
in het welk wy niet alleen woonen,
maar zelfs van Ouders tot Voorou-
ders afkomftig zyn.

Hiervan fchynen onze Landge-
noten ook zo wel overtuigt te zyn,
dat rnen enkel behoeft na te gaan
de gretigheid, waarmede niet al-
ken voorname werken, de Oud-
heden en GebeurteniiTen onzes Lands
aangaande, maar ook zelfs geringe
boekjens uit onzekere verhaalen erï
dagelykfche nieuwspapieren opge-
ftelt, gekocht worden, welke men,

't zy
-ocr page 4-
VOORREDE. ui
*t zy oni het weinig belang, 't geen
'er in te vinden is, 't zy om de on-
zekerheid, zo niet onwaarheid der
zaken, die 'er in vermeldt zyn, by
nader onderzoek naauwlyks waardig
vindt gelezen te worden, en de zo-
danige maken wel het grootfte getal
uit, want wie weet niet, aan hoe
weinigen het gegeven is de alleroud-
fte gebeurteninen en gewoonten van
een land na te fpeuren, en wel voor-
naamlyk van ons Nederland, van
welks eerfte tyden zo weinige voet-
ftappen overig zyn , dat zelfs de
grootfte mannen, als Juftus Lipfius,
Pontus Heuterus, Scriverius en an-
deren , zich over de duifterheid, ver-
wardheid en onzekerheid van 's
Lands oudheden hebben moeten be-
klagen, en waarvan de Heer Mr.
Gerrit van Loon 'm zyn geleerd
Voorbericht op de Aloude Holland-
* 2
fche
-ocr page 5-
iv VOORREDE.
fthe Hiftori ons de redenen hiftori-
icher wyze voorgeftelt oplevert, al-
waar meA ook, als mede m de voor-
reede van de Vaderlandfche Hiftori
onlangs uitgekomen, zien kan, wat
moeite en arbeid zodanig een, die
de Oudheden van ons Land wil
doorgronden, hefteden moet om de-
zelve in een helder daglicht te ftel-
len, en hoe hy, na zich eerft ge-
red te hebben uit eene duifterheid
door het gebrek van Schry veren, na-
derhand zich overftelpt vindt met
zo veele levens der Heiligen, derzel-
ver werken, en verhandelingen van
Kerkvergaderingen , die te zamen
wel honderd der grootfte boekdeelen
uitmaken, behalven alle de verza-
melingen; van oude ftukken, van de
zevende tot de veertiende eeu toe,
door geleerde mannen in Duitfch-
land, Vrankryk en Nederland in 't

licht
-ocr page 6-
VOORREDE. v
licht gegeven, die by den anderen
ook wel een dergelyk getal van het
grootfte foort zullen uitleveren, om
niet eens van kleiner werken tefpre-
ken, noch van de moeite, die men
heeft om te onderzoeken, of niet
hier of daar iets fchuile, 't geen het
licht nog niet gezien heeft: boven
dit alles enbehalven de moeite, die
men zich moet getrooften om zo
veele groote werken, en talloze door
den ouderdom byna vergaane ge-
fchriften door te zoeken, waartoe
het geduld van zeer weinigen zich
uitftrekt , zyn het die alle nog
niet, welke dezen arbeid, hoe las-
tig ook, niet zouden ontzien, die
daarom in ftaat zyn eene gefchiede-?
nis of befchryving, welke den toets
van alle foort van Lezeren uitftaan
kan, te leveren. Neen, want in-
dien de luft om te willen naarvor-
* 3
fchen
-ocr page 7-
vi V O O R R E D E.
fchen, en de gelegenheid om zulks
te kunnen doen, niet gepaart is met
een gezond oordeel, zal niemand,
hoe ook belezen, recht in ftaat zyn
om het waare van het valfche te
onderfcheiden, 't geen echter nood-
zaaklyk in een' Hiftorifchryver verei-
fcht wordt j doch waaromtrent ik
my niet langer op zal houden, zo
min als met het befchryven der ove-
rige hoedanigheden van , en de
merktekenen, waar aan men een
Hiftorifchryver beproeven moet:
ik oordeel den geenen, die zich
een juift denkbeeld van een echt
Hiftorifchryver vormen wil, geen be-
ter dienft te kunnen doen, dan hem
te wyzen naar de voorrede van den
WelEd. Geftr. Heer Mr. C. W. Vonck
Richter en oud Burgermeefter der
Stad Nymegen,. voor de Befcbryving
der Stad Doesburg
van den Heer A-

dam
-ocr page 8-
VOORREDE. vu
dam Huygen, die ons daar en bo-
ven herinnert, op hoe geringe belo-?
ning een Hiftorifchryver gewoone-
lyk hopen mag, in tegenftelling vaii
zyn gedanen arbeid en het gevaar,
dat hy loopt van een martelaar der
waarheid te zullen worden , zo hy in
zaken, waar over gefchil is, zich
niet weet te fchikken naar den zin
van fommigen.

Onaangezien dit alles hebben ech-
ter verfcheide voorname mannen, zo
in de voorgaande als tegenwoordige
eeu, zich de moeite gegeven om of
de oude Hiftori van ons Land in 't
algemeen, of het een of ander by-^
zonder ftuk daarvan op teheldcrenj
en men heeft verfcheidene befchry-
vingen niet alleen der voornaamfte
fteden van ons Nederland, maar ook
van veele geringe plaatfen in het zelve,
in het licht zien komen, nochtans is ^er
* 4
nie-
k
-ocr page 9-
vin VOORREDE,
niemand geweeft, die zich, zo veel
in 't algemeen bekend is, toegelêgt
heeft om ons eene volkomene be-
fchryving van Utrecht zedert ^es-
zelfs oorfprong tot op deze tyden
toe te geven, ik laat ft aan eene aan-
eengefchakelde gefchiedenis van het
gantfche Sticht mede te deelen , daar
echter niemand ontkennen zal, dat
onze ftad met recht onder de oudfte
en voorfiaamfte fteden van het Ver-
eenigd Nederland verdient geftelt te
worden, daar dezelve van zo veele
eeuwen met geeftlyke en wereldlyke
rfiacht heeft mogen pronken, daar
zo veele aanzienlyke geflachten zieh
altoos hebben onthouden, en zo
veele geleerde mannen het licht in
hebben gezien, of der waar t heen ge-
vloeid zyn: over dit gebrek hebben
alle liefhebbers der gefchiedeniiren
en oudheden van oris land geftadig

-ocr page 10-
VOORREDE. ix
geklaagt, in 't byzonder heeft de
Heer Mr. J. de Riemer m de ISoor-
rede voor zyne Befchryvmg van 's
Gravenhage
de nalatigheid der
Stichtenaren .zynen lezeren te bin-
nen gebracht, en de Heer L. Smits
in zyne Schatkamer der Nederland-
fche Oudheden
heeft het algemeen
verlangen om Utrecht befchreven te
zien niet onaardig in eenige verzen
te kennen gegeven, 't Is wel waar,
Joannes de Beka en Wilhelmus He-
da hebben ons eene Hiftori der Bis-
fchoppen van Utrecht nagelaten,
en 'er zyn verfcheidene Kronyken
van Utrecht handelende, zo in de
Analefla Veteris Aevi door Matthaeus
uitgegeven, als mifïchien noch elders
ongedrukt: ten minden de Heer van
Loon maakt in; de Naamlyft der
Schryveren, wier getuigenilTen hy tot
beveftiging zyner,Aloude Holland-
* j
Iche
-ocr page 11-
x VOORREDE.
, fche Hiftori gebruikt heeft, gewag
van een Chromcon Anonymi de Tra-
jeBo M. S.
onder hem beruftende,
doch voor eerft is 'er niet ahyd op
Schryvers van die tyden ftaat temaken,
gelyk zulks uit de verhalen, die men
hier en daar in hunne werken vindt, en
tegen het zekere der Hiftorien en
Tydrekeningen aangaan, opgemaakt
kan worden; ten anderen leveren alle
die werken te zamen noch niet eene
volkomene befchryving, of aaneen-
gefchakeldegefchiedenis van Utrecht
uit, veel minder moet men die noch
zoeken by de zulken, welke of U^
trecht maar van ter zyde hebben
aangeroert, of alleen byzondere ftuk-
ken tot opheldering van de oudhe-
den dezer Stad «n Provincie by den
anderen verzameld hebben, van wel-
ken allen ik eerft voornemens ben ge-
weeft hier eene lyft in te voegen en

*. C C-L l
-ocr page 12-
VOORREDE. si
een kort verflag hunner werken te
geven j doch om dit werkje niet lan-
ger op te houden en zorg te dragen
tiat de voorrede niet tot de grootte
van het werk zelve aangroeje, ben ik
hier van afgegaan, oordelende zulks
vry beter by eene andere gelegenheid
te zullen kunnen doen, in eene ver-
handeling over Schryvers, welke ee-
nige zaken Utrecht aangaande op-
opheldert hebben.

Dit gebrek nu van eene Utrccht-
fche Hiftori en het algemeen verlan-
gen naar de zelve, waar van ik zo
even gefproken heb, heeft den Schry-
ver van dit tegenwoordig werkje aan-'-
gefpoort om alles, wat tot eene Be-
fchryving van Utrecht konde die-
nen, by een te verzamelen, en daar
by te voegen, 't geen hy 'er reeds van
bezat , zo als hy zelf te kennen
geeft in de voorrede} die hy gedacht

hadt
-ocr page 13-
xii VOORREDE.
hadt voor dit werkje te plaatfen, doch
welke ik om eenige redenen liefft ach-
tergelaten heb, behelzende dezelve
hoofdzaakelyk een verflag des Schry-
vers aangaande zyn.werk, dat hy
namelyk de verhalen der byzondere
Schryvers omtrent Utrecht naaukeu-
rig onderzocht hadde, ten einde die
van veele daarin vermengde verdicht-
ièlen te zuiveren, en de waarheid aan
het licht te brengen,zonder echter aan
iemand te willen opdringen, dat hy
die overal getroffen hebbe j hyfchynt
ook wel voorzien te hebben, dat het
veelen vreemd zoude voorkomen ee-
ne Befchryving dezer Stad, in een
zo klein beftek gedrukt te zien, en
waarlyk die maar het minfte denk-
beeld van de uitgeftrektheid dezes
Bisdoms, van 't geen over de aloud-
heid en' gelegenheid dezer Stad, ja
van den loop des Rhyns by dezelve

te
-ocr page 14-
VOORREDE. xni
te zeggen valt, zal zich voorftellen
van dit alles niet dan eene gebrekki-

fe, ten minftenflaauwé fchetste vin-
en ; doch het is des Schryvers voor-
nemen niet geweeft om dit geringe
werk voor eene volkomene Befchry-
ving enHiftori van het Utrechtfche
Bisdom te willen doen doorgaan,
maar alleen om den oorfprong des
zelven, en voornamelyk dezer Stad
daarin te onderzoeken, niet tegen-
ftaande hy ftoffe genoeg tot een gro-
ter beftek voor nanden hadt, doch
hy wilde liever eerft het oordeel van
den Lezer over dit kleine werk af-
wachten , en zo lang onbekend bly ven
eer hy tot eene uitvoerigere befchry-
ving overging.

Het heeft echter onzen Schryver
niet mogen gebeuren , dat hy de
vruchten van zynen arbeid in 't licht
heeft zien komen, en het oordeel

van
-ocr page 15-
xiv VOORREDE.
van't gemeen over't zelve kunnen
koren,alzo my verzekert is, dathy
reeds voor ecnigejaaren overleden zyn-
de deszelfs erfgenamen dit werk aan
een derden en die weder den drukker
dezes verkocht hebben, welke voorne-
mens zynde het zelve ter drukpers op
te leggen, my het eerfte blad, 't geen
reeds.van de grootfle drukfeilen gezui-
vert was, in zyn' boekwinkel zien liet,
doch waarin ik iets befpeurde 't welk
myin't lezen tegenftond,'t zy zulks
aan den ftyl des Schryvers of aan het
gebruik van eenige ongewone fpreek-
\vyzen, waarin .hy zich byzonder
fcheen behaagt te hebben, moet toe-
gefchreven worden, 't geen ik dan
ook den Drukker te kennen gaf, en
bemerken deed, die my daarop ver-
zocht niet alleen dat blad, maar het
gantfche werk naar te zien en naar
myn goedvinden met het zelve

te

-ocr page 16-
VOORREDE. xv
te handelen, uitwerpende, het geen
my niet mocht behagen,en bydoen-
de, indjen ik daartoe iets by de hand
mochte hebben: hoe ongaarn ik dit
in het eerft ook op my nam, als zyn-
de het werkvan een ander, waarin ik
zo veel vryheid niet zoude durven ge-
bruiken, heb ik echter overwegen-
de, dat het door koop in eigendom
aan den gemelden Drukker was over-
gegaan, die derhalven daar mede
naar zyn welgevallen konde hande-
len, my daar toe laten overhalen, al-
leen nochtans met voornemen om het
by enkele en kleine veranderingen in
den ftyl, en het uitfchrappen van eeni-
gc ongewone fpreekwyzen en onno-
dige herhalingen, die ik onder an-
deren daar ook in befpeurt had, te la-
ten beruften, en niets van het myne
daar by te voegen, in welken geval
ik daar aan niet veel werk zoude gehad


heb-
-ocr page 17-
xvi VOORREDE.
hebben j en zelfs de moeite van het
opftellen dezer Voorrede kunnen fpa-
ren; doch vermits, naar mate jk ver-
der in het werk kwam, ook onder-
vond, dat'er meer in te doen was, en
dat ik my.zelf niet veel op mynen
Schryver konde vertrouwen, hoe zeer
hy ook in zyne voorrede betuigt hadt
alles naaukeurig onderzocht en ge-
toetft te hebben, heb ik het, nodig ge-
oordeelt hier een byzqnder, verilag te
doen, van al 't geen ik het gantjfche
werk door gedaan hebbe, en v,er-
mits zulks gevoeglykft van Hoofd-
ftuk tot Hoofdftuk gefchieden kan,
zal ik daarin ook die orde houden.
. "Wat dan het eerfte betreft, ik heb
daarin wel geene .groote verande-
ringen gemaakt, om dat het zelve
eensdeels reeds gezet, en anderdeels
gelyk ik gezegt heb het myn voor-
nemen in den beginne niet was,

veel
-ocr page 18-
V O O R R E D E.
veel werk daaraan te kofte te leg-
gen j echter heb ik de plaatferr, welke
tiaar oit hetLatyn in 't Nedefduitfch
vertaalt gevonden worden , te-
gen het oorfpronkelyke nagezien,
•en daar zy inhethandfchriftnaar de
woorden des Latynfchen Schryvers
byna niet geleken, heb ik dezelve
naar den letter vertaalt,

In het tweede ben ik nog op de-
zelfde wyze voortgegaan, met dat
onderfcheid, dat ik de vryheid ge-
nomen heb om den ftyl des Schryvers ,
daar dezelve my nrct aanftondt , te
veranderen , de zaken echter , zo als
die daar gevonden wierden, getrou-
welyk voorftellende : 'boven al heb
ik , gelyk in het eerfte Hoofdftuk ,
zorg gedragen , dat 5 wanneer ik iets
van een ander fchry ver bygebracht
vond , ik onderzocht heb , of daar-
in' wel met de vercifchte aaaukenrig-

* * hcid
-ocr page 19-
xvm V,p---Q R Kt E D E.
te werk gegaan, wanneer
ik y^4s rede had om my ®y$r
deaScpryver te beklagen, als bei**
benctev wat te veel ;v.ryheid aan zich
genomen in het bybiengen van plaat-
i^n.uitv^irderen, en, oJjTchoon het 3er
wel nietraltoos even zeer op aan komt ,
geeft het nochthans te kennen ? 4at
men of zyne eigene oogen niet ge-
bruikt, of te los daarover heen gelopen
heeft: deze fout is den Schryvcr niet
alleen eigen geweer^, in de Latynfche
en vertaalde plaatfen, maar zelfs in
de Nederduitiche , die hy maar had
behoeven uit te fchryven.

In het derde- Hoofdftuk heb ik
reeds wat meer werk gevonden,
door %$ ontdekken. , van meermis-
^v^joor, eeril h^,dt de Schryver
,.fqmtyds , vergenoegt om een

en in 't al-
te


-ocr page 20-

blonderen tëéferyver f& Wètöca ,
welke zulks verdedigde ,• irlÖ^^engc-
ralk heb ik inééftentyd my de moei-
te gegeven orntèh minften eehen óp te
zoeken ,' by wien ik zulks vond , en
den zelven aantewyzen. Ten ande-
ren heb ik gemerkt, dat nu en dan
welplaatïën uit een3 Schryver aange*
haait wierden, ai&i^f het deszelfs ei-
gene woorden waren , daar rnen ech-
ter een weinig oplettende y klaar ziet,
dat dezelve énkel' uit een* ander
bygebracht worden , fchoon hier
óók fomtyds wel niets aan'gèlegen ig,
dunkt my echter het voorzichrigfte en
ttaaukeurigfté^yyn'vizïilks' ftever te
kennen te geven. Ten derden heeft
^Schryver zeer zeldetf #ifrf

lezer ten gemak gedaan/' üat hi* de
plaatlên der Schfy veren met aanwy-
zing van Bótk!lèfe0/l*oört!Ötik by-
, integëritel, fè^nt hy ge-
** 2
dacht
-ocr page 21-
xx;< V O a II RE D K
gefloeg te
Ne 'noemen/ 1 ik

licht , watjfnoeite het my derhalve ge«
koft foebbë kulks na te gaan, vóór-
namely k' Wanneer }'ér?-öJ^e¥ ' werken
van eerf en den zelfden Schry ver wa-
ren ; dus vond ik ten einde van het
verhaal van den Kanonik van Stou^
t enburg 'j "Aangaande de opkomft van
JJtreeht V Uadz. 5 1. letterlyk dit
volgend^: !f**>En dat dezen Kano-
: nik ! 0 dien tyd -gekeft heeft ,
„ blykc ütt reeti; ^déö brief door
„ dëö:Hèé^; Anth. Mattheus byge-
„ bracht!y alwaar hy op 't jaar
,, ïz^ im-d geboekt". Zo eenc
tloiftere aanxvyzing zoude ïiiy mis-
fchieri^riè^e Werken van Matthaetts
hebben doen doorzoeken , eer ik aa*n
zyne ^öiè'fsfoèiftfëhê-* -Schry vers gef
iii^eri'-öïy'met te biflk
* *
nen

-ocr page 22-
VOORREDE. XXT
nen gekomen was de
\vidke het gedacht iv.a-n
op de Amersfoojrtfche
had hadt : hier; door zouc[e^*£t
wel kunnen gebeuren, dat de lezec
op deze of geene: plaats eene;niet al
te naaukeurige aanhaling vondt, ver-»
oorzaakt , wanneer my of de ty4t ont-
brak om hét aangehaald? bp,ek te
doorzoeken , ,of ik het,, zelve niet
by de hand had: ik heb ook in dit
Hoofdftuk wederom : een blyk ge-
zien, dat.de Schryver van cUt werk
wel iets fchynt gelezen te; hebben,
en bybrengt, 't geen daar juift zo
ïwet gevonden wordt j dus ftondt
'er in het handfehrift > dat Jan- van
der Does m styne Hollandfqhe Jaar-
boeken
bekende , dat Wihenburg,
"Wildrecht, Wilnjs- eft rn^r .andere
plaatfen
wel

•ion : 'i ** 3 van
-ocr page 23-
«B VOO R R E D E
•toen m groote
de, Böflehen waren^
da.ar,jeckf$r de, gemelde Heer Jut hefc

ik daar. ui$ 'bl&dfr*: ^45, aangeh^al*
heb j 't geen ik metr zooveel te. föeets
recht van onzen Sdiiyver ontdekksj
om d^vty vZelf |.uift in dit Hoofde
ftuk bezig M,, .niet verfcheidene fou-
ten vaa andere geleefde lieden aan
te wyz^fl jji>i€n ;>marlyk ,men moet
verwotideffc^aafi, j%watoneer meafcier
ziet, hoe de beroettlde Ant. Mafr-
thaeus,;9p de eene plaats anderen
berifptj^v^i^.-vrfijmengen van U^
trecht, ,en-Maaftricljt, en op eene
andere dezelfde fout begaat ,• ja wan-
neer menden Hoef zodanig ziet
wanjce^njftöirGliein tw^e gevoelens,
gejiyjc higrffgjQtofjrit liwordt, of tia-

fn Utrecht eeti
** fcllei'
-ocr page 24-

t
VOaRHRWDE. xxnr
m
tegeng^ftelde verdedigt , kati men
niet tyel miftaft^^ of men zal hier
e*sdaar 'de waarheid treffen J en dit

j
beteftigt my te meer in het getui-
geft^ïflti^elk^éteer Mr. ^Krasper
Burman /« zyn TrajeBum êru/ttmn
van den gemelden Matthaeöa geeft,
daÉ-thy! namelyk ieer naarftig y en
werkzaam was, maar dat hy veel
minder geleerdheid en verft and be-
zat, dan zyn Vader.

Doch om weder tot den Schryvet
van dit werkje trkömeiïjëft'éetf^èl*
vetthet recht té döétt]'^t"geen hy
my toefchynt te verdienen, moét ik
zeggefc ', dat ik öiey t^élle^S'èf het
grootfte gedeelte der tezèrén zullen ,
byssonder in dit Heofdftuk
zakö*

-hrlSl ** 4 wa-
-ocr page 25-
xxiv V O 0 R R E D; E.
waren/}-:'ja:waar men. ;mifTchien> rtkt
qens-hc^j/jged^cht heeft ,MÏk rwürfcrbrt
ter1 nyaQX tegenwoordig- biet odcdce-r
leta-^ -ridf hy;,in alles i de waarheid ges
trorTenVikebbe,; dka niet 5 waarom ik
ook,üf vaakert ,v dim iets, 't :{peririfi^
gefchii was, behelsden, akooa :fa£C
gevoden s des Schryvers • zelfs;, 10
veel mos;elyk way, met behoudipff

ii ir • i • i
van .dfeszelrs eigene woorden, der»
Lezeren voorgeftelt heby zonder iets
vanbjetrmyn'edaarby te doen, 't geen
anders hier en daar gefchiedde. Voor-
namelyk in, de .volgende Hoofd-
ftukkeia: als; by voorbeeld in het vier-
de^ t daar ik.byna tot alles, wat;van
de betekenis der woorden Gdflram,
Burgus^ Pagm, föiïa\,- l/tcus
ge-
zegc wordt^. de bewyzen heb moe-
ten opzoeken, en in verfcheidene
arrd«rfel zaleen- detgeringe naaukeurig-
fadd dieis Sf€fer;y!verfijte:geiaoetkQrn,en;
.:'!•

i
-ocr page 26-
V OHGHRTK E D E
éaJJ vomd/Hknmf>aeei! ccerlëgenfj-
Schr^YeiK»na ijèc aanhalen
der woocdea uit het (Toneel rigr Ne-
derlanden , dar zelve f
derleggen, als ;nietb Q
Beka eevondmjwbftte

O • «-^
itiet, dien Kanonik te doen .zeggen,
*rgëen niet by hem, maar by Heda,
ea wel op twee byzondere - plaatfect

te vinden wflfei'ri JJ' o^ no
Ik oordeele;den:Lezerennuen dan
zulks te kennen te moeten geven. qm.

^_'T *
de vryheid, 'die ik met af, en by -
doen in dit werk gebruikt heb ,-* te
verfchonen, en denzelven- tei overtui-
gen ydaühet allernoodzaaklykA^was,
<$#t ?er eenige veranderingen via;
^e^aakt wierdeayd eer hetHJa' '
köttde komenLu LTJ t n^bc
-^riW'aïi)het 55qJgeiidef/vyfïle
ftuk, aangaande den naam:

** 5 U-
-ocr page 27-
xxvi V O'O'ft'fi? & D H.
Utrecht, betreft, 'daarin heb ik niets
va&n Kd|fl^ Seh*yii4ivJ *ètergentf men1 j
maar her-èetofe 'iaiëengeftelt, t& Het
geen- ik5 d*ar omti-etit onder ;myne
aafttekeöirigen bezat ,• en wat aangaat
de namen ULTRAJECTüMen U*
TRIGESIUM; 't geen tan dezelve ge-
zegt wordt, heb ik getrokken oit zeker
handfehrift, over den ooripröng dei
ftad Utrecht handelende, wel eer döot
den Hóóggeleerdeti Heer Arnoldu$
Drakehböfchv in de openbare leien
aarf zytïe Toehoor deren medegedeelt;
In het zesde Hóofdftuk heb ik wel
het beftek des Schryvers gevolgt;
om namelyk de gevallen deze ftad
overgekomen niet met alle derzelvet
omftandlgheden, maar alleen fchets-
gewyzötyoor te-ftdlën • nochtans heb
ik hiëtf wederom eënige verkiezing
in dtóel^e moeèött' '^É>eh, en gróte
vetmè&lïtë<M®ia.ti&ï-> <Jüs heb ik, ;be-

hal-
-ocr page 28-
VOOR RE D E. XXVH
halven verfcheidene
en. .onzekere vertellingen, aang&andé
diefftallen van. Kerkgoedereri en
voorzieggingenY^jGeeftelykenij twee
geheek brieven achtergelaten, wel-
kernift Heda vertpalt>waren , ea waar-

*
van,d&een behelft de gifte van fcotjia-
rius aan Hungerus -van het Kloofter
Sint Odiiienberg , >de ander wa$:4ic
vanden -Biflchop Balderik , behclzeö-
de zyne verbeceringen aan dez^;ftad.
gedaan ; welke, b,dde ik geoordeelt
het> hier wel uit te kunnen blyven^
en hec genoeg te zyn , als ik aantoon-
dej wat het hoofdzaaklyke van derzel-
vegf inhoud was, g-elyk ik zulks om-
trent 4^a, eerften^/^s, i-i i* gedaan
hefe3;jdaar ook nog eene gïot^, iout
dife, ^ feet handfchriift was , onvoor-
ziens ingeilope^jis, en welke ik fta-
derhandnby eecfe Ojaaukeurigcj.ovïer-
ziening ontdekt l^^y^i^^jia^n-

de,
-ocr page 29-
V O O R RED E.
f Moöfter Berg gezegt
, ritt Mafeifc§jetó! die ftad aan de
^elegen te; zyn, daar noch-
tans het een en ander van dit ge-
ftelde uvalfch is : de oorzaak hiervan
isi.^ederom in tae kwade verta-
ling des briefs van ]Lotharius,door den
Schryyer gedaan y te zoeken , men
v^dt daarin by Heda bladz. ,$7. de-
ze woorden: m pago Mafo,fuper
itVïum.Rurae
, monaflenum m ho-
»$rs-fan$i Petïï conftru&um
, quod
Berg.nunctiPatttr 7 ad praefatam fe-
rn y fith omm 'mtegrï-
De Schryver nu nog
hebbende, dat het woord
qudtyds wel voor eene ftad
wierdt , heeft het zelve
zo vertaalt ,- en- derhalve
oiti de gelykluidendheid geröeent,
dat Pagii$ Af^^-zekerlyk Mafeik was.
J^^yi3^reer4i«is^gelyJk ik gezegt heb,

Ma-
-ocr page 30-
VOÖRKE0E. xxrx
Mafetk niet aaïi
jïïaari beneden MaastrièlM aan db Im-
ker* tyè&der Maze gelegen , dienvoU
gens kan het gemelde Kloofter^ welk
gezegt wordt gebotiwt te zyn *, in Pago
MafofuferfluviumRurae^<^
niet bin-
nen die ftad gewecft zyn. Ten anderen j
wordt ons de gelegenheid van dat
Kloofter door van Büchel m zyne aan-
tekeningen op Beka bla'dz.
19, als zyndê
niet ver van Roer monde, en dus aan de
rechterzyde van de Maas aangewezen;
ook vindt men 'm Breviario ultraje&*-
no VllLMaji LeB.
9. cujus (Wiro*
nis) corpus mtraciilts clarum fepul-
tum efl inmonteS.PetrijuxtaRurae-
mundam^
welke plaats dezelve is met
Si Odiienberg of Sint Odilienberg,.
:^Wat nu aanbelangt de gelegenheid
van Pagus Mafus'y 'daar het» zdve
Kloofter in s;eftelt wordüBöSeO^is

rj f
bekend j dat by d^ nadere verdeling
der
-ocr page 31-
xxx V O O R R ËD E.
ïn van 'Kpfer Lodéwyfe ,;i
deszelfs zonen, Lotharïos en
J êë rivier dé Maas van haren
óttg tot aan zee gefrelt wierdt
dè''grëftgfcheiding te zullen zyn: van
Je beide aanftaande ryken, en dat
Lotharèus , a'ls de oadfèe van Js Kei-
zers zonen de keuze zullende doen,
voor zich genomen heeft, dl wat
ten Ooften, en aan de rechter zyde
vaa- die 'rivier gelegen was, blyven^
de het overige aan deszelfs brcreder
ten deel. zie Nithardus de dtf] enfioni-
bus fihorum Ladov. P n Lib. I.
en
Afironomi vit a Lttetov, P n ad A. 838.
beide by du Chefne \n wtletf. Scriptt.
ïoaettw, Hift. Franc. Torn: H:
de
eerfte pag. 3^3. ;de tvv^eede f ag. '$ 1 6.
Deze Jandftreek nu aan wederzyde
van <ie Maas , ten minften beneden
jMaaftrioht , is ecitydsMafau genpëriït
en in MefM^'&tp&rto^etr :füwïrèvï

on-
-ocr page 32-
O •Q&&-&ZM5. xxxi
9n4erfcheiden
mt £e$brief b

JD0$4t. C. Zl.
ling der Lande;
zoon van Lodewyk den ;Godvruch-
tigen, tuilchen Karel en Lodewyk,,
zonen van den gemelden Keizer,
en waar by ieder zo veel van dat
Mafau wordt toegefcheiden, als aan
deszelfs zyde legt- Dit ze.tw vindt
men ook wel Tagm Mofar^rum,
Mofavus en Mafus > gelyk »in 'den
brief van Lotharius, waarvaa wy
handelen, genoemt, 't welk volgens
de betekenis van dat woord, zo als
in het vyfde Hoofdftuk aangetoont is,
in "'t Nederduitfch door Maasland
rnoet vertaald worden , met welken
naam men het daarom ook door den
Heer van Loon, int eene Landkaart
gevoegt m het IL Ded der>tAk^
Hdlandfche Hktwi Ma4z*-&tf
aan &t
-rro
lin-
-ocr page 33-
xxxn V O O R.R E D E.
linker, ayde der Mafe geplaatft ziet,
en gélyk het volgens den verdeelings
brief :bysMiraetis aan de.rechter zyde
van di« rivier, aan welke dit Klöofter
gelegen is^ookgenoemt moet worden :
zodat op de hier voorgemelde bladz.
in. ïgeftelt moeft geweeft zyn:
„ Het Klöofter Berg, dicht by de
„ Roer in Maafland gelegen. Het
zelve aan deKanoniken der Utrecht-
(che ?K^rk overgegeven zynde, is

.t7 \J J *
eene Collegiale kerk geworden, en
op die,;i plaats gebleven; tot het jaar
1361 , wanneer dezelve met toe-
ftemming van HiCrtog Reinoud van
Qelder, en Jan, van VernenburgBis-
ïchop van Utrecht, benevens het
Kapittel aldaar, op verzoek harer
Kanooiken, naar Roermond is ver-
plaatft, op ;4ie voorwaarde, dat de
begeying der Pi-ooft4ye, des niette-
genftaaade aan den. BifTchop, van
***
Utrecht
-ocr page 34-
VOORREDE,
tJ/treeht zoude Wyven, en de gift
•dóór Lotharius aan de Utiteèfetffche
JKerk gedaan , haare volle > kracht
•behouden. Zie de brieve» deze
verplaatsing betreffende 'm Atih SS.
Mem. Maji torn.
//. p. 317. Ik
.heb my hier wat langer opgehouden,
•en dezen uitftap moeten doen , eens-
deels om my zelven wegens de be-

fane fout te verfchonen , ander-
eels tot opheldering des briefs van
Lotharius.

Ik zal daarom niets melden van
de veranderingen , die verder in dit
Hoofdftuk vereifcht wierdeft , als
ook niet van de vermeerderingen,
die ik in plaats van de achtergelate-
ne brieven hierin gevoegt heb,' op
dat het werk door myn toedoen niet
zoude verkleint worden -j het zy ge-
noeg dien aangaande te zeggen , dat
in het handfchrift byna geen een'
* * *
chry-
-ocr page 35-
xxxiv VOORREDE.
Schryver tqr beveiliging van het
verhaalde was bygebracht; en hier
mede 'zal ik tot het zevende Hoofd-
ftuk overgaan , in 't welk ik ook weder
overvloedige {toffe gevonden heb,
om den Schryver-van achteloosheid
te befchuldigen , en waaruit ik be-
fluiten *moet, dat hy of verfcheidene
plaatlèn^ welke hy uit anderen aan-
haalt >, zelf niet ingezien, of de
taal , in welke die gefchreven wa-
ren , niet genoeg verftaan heeft ,
daarenboven waren veele onder de-
zelve zodanig bygebracht , dat hun-
ne verhalen niet in een' aaneenge-
jfchakelden zin, maar. afgebroken,
én als uittrekfels geftelt waren j en
een, opmerkend Lezer zal > gelyk
ik niet twyfel, daar nog wel nu

en dan de vo^tftappen van kunnen
111 ' ' '
i i
ontdekken ^ 't geeri my onmogelyk
was ten •cenemaal te verhoeden , ten

-ocr page 36-
V O O R R E D E. xxxv
zy; ik het gantfche werk vari voren
tot achter hadde herfchr^'^^n
waarlyk ik weet niet, of ik dan
niet/beter eedaan, en minder moei-
te zoude gehad hebben.

In het achtfte Hoofdftuk, heb ik
behalven de gewóone veranderingen
in den Iryl van het handfchrift,
het nazien der, aangehaalde Schry-
veren , het aaawyzen van de plaatfen
in dezelve, en het uitwerpen van
onnodige; herhalingen, eene lyft van
de Advokaten der Utrechtfche Ker-
ke, welke in het handfchiïft ftohdt,
achtergelaten, om dat dezelvewoor-
delyk uit Matthaeus, , nagèfehreven
was , oordeelende ,/ dewyl ik daar
niet$nieuws in vor|dt:^dat het genoeg
zoude zyn, den Lezer aarit;e --j^ —
waar dié te viittid$l1%ras ,• A
gen heb ik jdèfM^ft^^ieT C9„ _
Utrecht volgeris%è%ëriafèlïift hiet

*** 2 n
-ocr page 37-
xxxvi V O O R k E D E
in geia|,bm dat dezelve metdrc
van ,aeh laatftg^ho^jnden Schryver
verfchilde, doch vermits ik hier we-

ï , *
der geene andere ïvafteleinen vond,
dan welke by Matthaeus onder de
Graven yermeldt ftaan, heb ik de-
zelve daarom ook niet opgegetelrj
Wat nu de fout betreft, die de ge-
melde Heer begaat, als hy Gerla-
cus tot Graaf van Utrecht ftelt,
ten tyde, dat Lufcus die waardig-
heid nog bekleedde, en 't welk te
recht door onzen Schryver opge-
merkt is, gelyk, uit vergelyking
van 't geen' op bladz. 149. en 153.
gevonden wordt, blykt;ik heb dien

0110v036-1.jpg
Matthaeus meent, dat Gerlacus graaf
van 'Utrecht géwëéft is, niet verre
te zoeken zoude zyn: dit zeide ik ,

;t1t'JY}«>^y •^«,,-f *yr J^\*t \A *
om dat de fout zekerlyk ontftaan is uit
-? * \ V -
eene
-ocr page 38-
V O O a R E D E. xxxvii
eene verkeerde lezing van den brief
door hem zei ven Ltb. //. de Nobilit.
fag. j i j.
bygebracht,- daarin wor-
den onder and#re^ als .getuigen ge-
noemt , Theoder'$Qi4ï .Qaftellanus , fra-
ter cjus Gerlagus
, Coines Lufcus , wan-
neer nu Matthaeus achter den naam
Gerlagus het woord Cojnes zonder
zinfcheiding gelezen heeft, is het
geen wonder, dat hy dien ook tot
Graaf ftelt, en of fchoon in den by
hem gedrukten brief zelfs de zin-
fcheiding achter den naam Gerla-
gus
geftelt is , en hy daardoor Co-
mes Lufcus
gelezen moeft hebben ,
blykt het echter , dat hy zulks niet
gedaan heeft ., om. dat hy Lufcus ten
eenemaal van de door hem by ge-
brachte lyft der Graven, en Kafte-
leinenvan Utrecht./;^, jzd. gela-

ten heeft. vs
,
r het negende

* r -P f l
-
-n->--> 3
v
-ocr page 39-
V O O R R E D E.
/aanbelangt ,- de Schryver
had-t -ia het handfchrift belooft- de
levensbefchryvingea der BUlphop-
pep.,t€ zullen geven, om dat hy 'er
eenige, .zaken in wilde voegen» die
by anderen niet gevonden worden $
't geen ik echter niet heb kunnen
verneemen, maar wel dat hy het Ba-
tavia >Sacra, of de Befchryving van
het ,, Utrechtfche Bisdom veeltyds
woordelyk nagefchreven , en veel e
latynfche brieven , . en graffchriften
de .Biifchoppen rakende in 't Neder-
duitfch vertaalt hadt , derhalve ben
ik; in ; dit Hoofdftuk, fchoon daar-
van reeds de tytel , behelzende wat
in(het zelve zoude verhandeld wor-
den, ter drukperffe gezet was, ten
eenemaal van het ontwerp desSchry-
ver^.^ van myne vorige wyze , m

hetf l SÜEe»r •> dn il jjtëWideiïngen ge-
haudei|itj^gegaajfiti(oordeelcnde;y dat

-ocr page 40-
V O O R RE DE. xxxrr
liet zeer ten onpas zoude
de reeds befchrevenë levens der Bis-
fchoppen , hier weder met fayn£ de-
zelfde woorden gedrukt té zien :
ik bekenne, dat men daarin nog
wel met veel nut iets zoude kun-
nen uitvoeren tot opheldering der
gefchiedeniffen , door in dezelve het
ware van het valfche te onderfchei-
den , voornamelyk wanneer men
verfcheidene levensbefchry vingen van
een' en den zelfden Biflchop, met
tegen elkander ftrydende verhalen
doormengt vindt , 't geen niet
zelden gebeurt , en waarvan de
Kardinaal Auguftinus Valerius in
vita Carol't Borromei pr'mc. geene on-
waarfchynlyke redenen opgeeft : doch
om die tegen ft rydigheden' met elkan-
der te vergely ken, en te onderzoeken ,
op welken levensbefchryver , men het
beft ftaat mag maken , wordt een
*** 4 gantfch
-ocr page 41-
XL VOORREDE.
gantföfc
éi&ht, en kan niet wel in
eent, "a^Adit tegenwoordige is-, ver4
wacht 'worden j daarom heb ik
zorgvuldig dat géén hier zoeken te
myden , 't welk men behatven by
Beka en Heda , zo in het Bara>-
Triü Sacfa als elders Tan de levens
der Biffchoppen gedrukt vondüj
en dewyl ik gemerkt had, dat 'er tot
nog toe by alle Schryvers in de
Lyfteri, in welke zy de aamen <kr
Utrechtfche Kei'kv oogden opgeven ,
en de jaren van hoonde regering, en
overlydeh bepaikn , grote misüagen
gevonden^ wierden , heb ik my toe-
gekgt om de tydrekening dien aan-
gaande te verbeteren- , en eene- op-
volgings lyft? dérzelven tot het
einde der twaalfde eeuwe, waartoe
dit w#pk zich bepaalt , z^o naaukenrig ,
als hef iöy dóënlyk w^s, in oi'de te
<
bren-
-ocr page 42-
VOORREDE. XL*
brengen j hier toe hebben my. $e wer-
kdt, van verfcheidene Schavers* 4ië
in ieders handen^ zyn,Vzelft€ veel
aanleiding gegeven , als brengende
meeftentyds de keomerkea ^Wa/hua-
Be eigene , of het najfchfyven van een
anders feilen met zich j doch aan een'
anderen kant heb ik zeer veel licht
gekregen uit de ,- AÜa SartBoritm
met <le geleerde aanmerkingen, en
verhandelingen van de Heezen Bol-
landus en zyne navolgerea over de-
zelve, voor zo verre die gedrukt,
en 4e levens van eenige Biffchoppen
daarin te vinden waren. Miflfchien zal
dit verfcheidene Lezers voorkomen
onnodigen arbeid; te zyn, en veelen
zullen oordeelen> dat het -?er niet
op aankome, of- wy.de juifte tyd-
perken van de régêering, en dood
der Biffchoppen^gfja dfe nalsen der-
zelver weten •. -of/toet *••• doch ik ??al
•rtoid
*** J rny
-ocr page 43-
XLII VOORREDE.
rïiy dien aangaande niet w
OBtfcfaiialdigen met aan te tonen,
hoe 'veel aut de tydrekening toe-
brengt tot het zekere van de His-
tori, of hoe men de waarheid van
eenige verhaald wordende zake»
toetfen kan aan detyden, in wel*
k& dezelve gezegt worden gebeurt,te
zyn , zulks is . overvloedig aange-^
toont, door de meeften der genen,
welke zich toegelegt hebben, om

fantfche werken over de Tydreken-
unde in 't licht te geven, en de
Oudheid zelve is reeds daarvan over-
tuigt geweeft,- ik zal, om by ons
Utrecht te blyven,het geen ik hier-
in gedaan heb, alleen verdedigen
met het voorbeeld van den Hoog-
leeraaif' ;; Arnoldus Drakenborch ,
welke zich zo veel moeite gegeven
heeft $ om ons m bet Aankan g f el
op\tk Merkelyke Oudheden van Ne-
der-

-ocr page 44-

V O O R R E DE. xLïit
eene naaukeurige iyft der
Pro©fften , en Dekens van d& vyf
Kerken van Utrecht, en derzelver
keftyden tegen eene andere door
den Heer Hoynck van Papendrecht
m Analettis Be/gids Torn. IJL Part. /.
uitgegeven , mede te deelen ; ik gelo-
ve,dat dit derhalve met zo veel te meer
recht mag en moet gefchiedén van de
Hoofden, welke dit Bisdom beftiert
hebben -y fchoon ik my hierom in dit
Hoofdftuk weinig , of niet bedient
heb van het werk des Schryvers,
heb ik echter de gefchillen Willi-
brord betreffende , verhandelt , zo om
dat ik die in het handfchrift gevonden
had, als dewyl dezelve ook nog tot
opheldering van eenige andere mik-r
ken in de Hiftori van ons -'land kun-
nen dienen j want al het gefchilv
'er een Rhynmond te Katwyk ge-
weeft zy of niet, ^oude^eeüs ^oor

al
-ocr page 45-
XLIV V O O R R E D E.
al uitgemaakt fcyn , wanneer het
beflift was, dat Willibrord in de
zevende eeuwe aan dat dorp gelande,
en van daar dan Rhyn naar U-
trecht opgevaren was ; doch ik
heb my zo in dit als andere ver-
fchilpunten, welke in dit Hoofdftuk
gevonden worden, niet gebonden aan
het gevoelen des Schryvers, 't geen
ik daarom liefft te kennen geve; om
dat ik; de gelchillen in de andere
Hoofdftukken voorkomende altyd
naar deszelfs meening voorgeftelt,
en deze volgens myne gedachten be-
handelt heb, waarom ik ook hier en
daar van hem verfchille; dusfteltde
Schryver Willibrords eerfte aankomft
in deze landen op het jaar 694, en
wel dat die te Weftkappele zoude
geweeft zyü; hy wil ook niet, dat
twee malen naar Rome
eWelyk verfchil ik
van

-ocr page 46-
VOO R RÉ D Ë. XLT
van hem in het jaar van het over-
lyden dezes BirTchops, ateWörêjridt
hetzelve door den Schryver éptftt
jaar 744. geftelt, daar ik meëfte re-
denen gehad te hebben om het vyf
jaren te vervroegen • in 't vervolg
de andere Biffchoppen betreffende,
heb ik nog veel minder iets uit het
handfchrin: overgenomen,maar alleen
eenige bewysredenen om den opvol-
ger van Willibrord in het Bisdom
van Utrecht aan te wyzen gebruikt,
en de myne verder daar by gevoegt;
voor het overige heeft hynaOregö-
rras, welken hy ook niet onder de
Biflchoppen van utrecht ftelt, de
geworie lyften nagevólgt, fchóori
hy niet vreemd is van Egihardüs of
Eginhardus onder dezelve té rekenen,
daarentegen hadthy Ludgerus over-
geflagen , en gelyk de meëften,
onderfcheid gernaakt tüsfcrfenOdil-

bal-
-ocr page 47-
XLVI VOO R R E DE.
Egrlboidus , latenwe dan
^ëlcmarus'op Baldórictis volgen -, na
welker*- BiiTchop juift zo zeef geen
verfchil meer is,, wie opgevolgt
zy, als wel over den tyd, wan-
neer de' nieuwe Biflchop aan het
beftier gekomen zy , of opgehouden
hebbe te regeeren ,- en daafmede
heeft zich de Schryver niet fterk
bemoeit. -Dit was het geen ik over
de veranderingen door my in dit
Hoofd/tuk gedaan, te zeggen had,
waar door het zo veel van deszelfs
voorigen inhoud afwykt , dat het
geheel niet voldoet aan den tytel
voor het begin daarvan bladz. 174.
volgens het Handfchrift geftelt, en
door rhy dus gelaten , om dat ik ,
wanneer dit Höofdftuk begonnen is te
drukken , gantfch niet voornemens
was'," -het werk! des Schryvers ten
eenemaal te laten varen ,- oerhalven

zou-
-ocr page 48-
V OOR RE D E. XLVII
zoude na het rnal<.em van ,
anderingen in fjjaats va
daar, tegenwoordig ; ftaat
lyker kunnen geftelt worden -.'Die-
nende tot opheldering van eenige
fefchillen de Biffchoppen van Utrecht
etreffende
, als mede tot herftel-
Itng van de tydkrekemng en de op~
volgmg derzelven
, van Willibrord
tot Diderik II, toe ,
gelyk ik ook
in de tafel der Hooftftukken ach-
ter deze Voorrede gezet heb.

In het tiende en laatfte Hoofd-?
ftuk heb ik weder als in de acht
eerflen gehandelt , den wezendlyken
zin des Schryvers in zyn geheel
latende, vooral daar hy eenige zaak
waarover,, verfcheidene gevoelens
zyn , behandelde , ljt geen 'er derhalve
bladz. 287. en volgende, aangaande
het verfchil tufifchen ,de Kanoniken

' . .Ü3-1B7 1133^1 'J!
; .. '•
-ocr page 49-
javm VOORREDE.
van S. Martens, en Sal vators kar*
ken, over de ondheid en voorrang
derstelven gezegt wordt; is volgens
het oordeel, en met de bewysre-
denen des Schryvers voorgefteltj
voor het overige heb ik hier en daar
in dit Hoofdftuk, gelyk ik ook te
voren wel gedaan heb, eenige aan-
tekeningen , op het geen 'er ver-
handeld wierdt , bygevoegt, zon-
der dat ik daar echter mede te
kennen wil geven, dat 'er op die
plaatfen alleen dienden gemaakt
te worden, als zynde van het te-
gendeel deszelven te zeer over-
tuigt.

. Dus meene ik een genoegfaam
verflag aangaande het geen ik in
dit werk verricht heb, gedaan te
hebben, zonder te weten , wie de
Schryver daarvan was, waarom ik

. . .
ook
-ocr page 50-
VOOR R EDE. XLIX
ook hier en daar met zo veel te meer
vryheid myn oordeel over den zel-
ven gezegt / en de veranderingen
gemaakt heb. Ik zoude »dic werk
zekerlyk meer hebben kunnen uit-
breiden , indien ik over verfcheide-
ne voorkomende zaken daarby had
willen voegen, 't geen ik daarover
aangetekent had; doch , gelyk te vo-
ren reeds gezegt is, heb ik in den
beginne niet gedacht om zo veel
arbeids aan een anders ontwerp
te hefteden, ten anderen heeft alles,
terwyl het werk zelf gedrukt wierdt,
moeten gekhieden, waardoor ook op
fommige plaatfen eenige mifflagen zo
tegen d« Nederduitfche taal, als het
onderfcheid der gedachten van zelf-
ftandigc woorden ingeflopen zyn,
en men veel licht niet altoos eene
en dezelfde wyze van fpelling ont-
* * * *
dek-
-ocr page 51-
e- VOORREDE.
dekken zal ; eindelyk was ik by
my zelven noch niet verzekert, dat
ik al het geen over verfcheidene za-
ken konde en behoorde gezegt te
worden, nagezien en overdacht
had; weshalven zulks miiïchien
by eene andere gelegenheid beter
te pas komen zal.


TA-
-ocr page 52-
II
TAFEL
.

DER
HOOFDSTUKKEN.
I. Van de onzekerheid der eerfte beginfelen onzer
Vaderlandfcbf Steden
, en van de oude grens-
fcheiding, en gelegenheid der Stad Utrecht.

bladz. i
IL Het begin, eerfte bouwheeren, en oude bena-
ming der Stad Utrecht
, zo als die tot noch toe
ly onze Paderlandfcbe Schryvers geboekt ftaan,
waar by onderzocht wordt, of deze verhalen
op vafte bewyzen gegrondt zyn.
12
III. Van het Kafteel Miltenburg, me het zelve
gefticht, waar het gelegen heef't
, en ofSer
meer dan een Kafteel Miltenburg geiveeft is.

34
IV. Wanneer Utrecht tot eene Stad gemaakt, en
met muuren omringt is.
77
V. Van den naam der Stad Utrecht.
P/.fBehelzende een kort verhaal der rampen, en
ongevallen , welke deze Stad telkens
, tot om-
trent het einde der twaalfde eeuwe
, heeft moe-
ten uitftaan.
105
VII. Beftaande in een kort onderzoek, wanneer het
**** 2
H.
-ocr page 53-
tn LYST DER HOOFDSTUKKEN.
H. Evangelium hier omtrent het eer/i aan de
Friezen verkondigt is.
123
VUL Vervattende een voorbericht op de Siffchoppen
van Utrecht
, wegens derzelver Rykdommen,
Macht en Rechtsgebied, zo in 't Kerklyke als
JVereldlyke.
134
- : . -
IX. Dienende tot opheldering van eenige gefchillen
de Biffchoppen van Ut,"cbt betreffende
, als
mede tot herjlelling van de tydrekening, en
de opvolging derzelven van Wtilibrord tot Di-
derik II. toe.
174.
• . * *
X. hervattende ecne Bcfchryving der Kerken ,
doch voornamelyk die van S. Marlen^ en S.
Salvator'.
27 1
' • ' : v ' ' ..... •' • -
.
Lyft der Prentverbeeldingen.
Francorum Primae fedes. Bladz. 5
.
De Stad Utrecht in den jare 690. volgens eene af-

tekening beruftende terkamere van de Ed. Mog.
Heeren Staten 's Lands van Utrecht. 77
S. Hartens Kerk. .' . . .
.
Dezelve in, 't klein rnet het Biffchops Hof.
", •
BE-
-ocr page 54-
Bladz. t.
B E SC H R YV ING
'D "E K- STAD'
;• ' ', ;.:•••• , l - •• •.••'. .;
UTRECH
I.

V AH de , onzekerheid der eéï


gtnfelenon&erV'aderlaiidfche ,
den^ en de van de oude grens- '
ftbvïdïnge en gelegenheid

S T A D
UTRE G H T;
01100001-1.jpg
Et hoe groten nevel van Onzeker-
duifternis de eerfte be^intè* faeid we*

! len onzer Vaderlaadrckfto ^liw
den bedekt, zyn, is een ie-onzer va-

,
noegzaam bekend ,' en hoc men tot gry-
•zer ouderdom'-' «pklimt , hoc mtn meer
duifterheid vindt. Doch zOo men de

A zaak
-ocr page 55-
~
,
a BESCHRYVING
zaak met een bezadigd gemocdbefchouwt,
zal ons zulks niet vreemd voorkomen 5
want hete; is j wereldkundig ,_ hoe wei-
nig fchriften van onze vobrouderen des-
wegen overig zyn, ja van dat tydperk
worden'er in't geheel geene gevonden, of
ze zyn zeer vcelc eeuwen l aater opgefteld.;
zo dat het niet te verwonderen is, dat
men deswegens in dusdanige onzeker-
heid is. En wat zonden onze voorou-
ders ons hier omtrent ,doch nagelaten
hebben? dewyl het zeker is, dat de eer-
fte beginfclen der mcefte ftcden maar uit
enige weinige hutten of huisjes van arme
visfchers of landlieden beftaan hebben, ja
enige eeuwen daarna noch in eenen
seringen en flechtenftaat gewceftzyn, dus
niervan niet te fchryven viel, en men te
vergeefs naar den eerften bouwheer of
ftichter zocht. Bezie maar de befchry ving
van Dordrecht, Haarlem, Leiden, Am-
.ftcjrdamj enz, cride gy zult bevinden dat
men al na het jaar duizenden laater tre-
den moet,«er wy goed en vaft'bewys vin-
den , hoe wel het zeker is dat deze plaat-
zcn eerder in wezen geweeft zyn , maar
van zo een kleinen gering, begrip, dat men
: : er op goed bewys eerder niet veel van kan
zeggen;, en .het niet te,verwonderen is,
dac de beginfels van Utrecht ook
achter het floers der oudheid fchui-
Icn.

Ver-

-ocr page 56-
DER STAD UTRECHT. j
Verfcheide Schry vers dit ongeval mer-^eele
kende, hebben echter op he,t ecne of anr^j^
dere fchemerlicht deze fwarigheid zoeken door tot
weg te ruimen, zich meer vermetende toverdigt-
kunnen doen dan hen mogelyk was. Men^e^_en
floeg derhalvcn alle wegen in, en men leen?"
de het oor aan alle vertellingen, ja oudwyfr
iche praatjes; al wat men maar hier of daar
gefchreven vondf, ftelde .men voor goe,-
de munt te boek, en dus doende in
plaats van het fobere fchemerlicht te var-»
fterken of op te helderen, ging men het
zelve door veele verdichtfeien geheel ver-
duifteren. 't Geen nu de SchtyVers aanpor-
de om dusdanige vreemde en. onbeken? *",'
de verhalen te boeken, was degretigheit
der lezeren die niet zulke opgetooide prul-
len byzondcr in hun fchik waren; want
dat van verre gehaald wordt is gemeenlyk
aangenaam.

. Men zag dan wel, dat onder öazc eigc
landzaten of Batavieren geene vafte of be-
kende Stichtets en Bouwhecrente vinden
waren, des men goed vondteenige vreem-
den by het hoofd te grypcn. De een hadt
zin in een Romein, de ander in een Noor-
man, Wilt of Slaaf; 't was genoeg als hy
maar een beroemd en machtig man wasgo-
wecft,. en vooral zoo in de benaming
maar enigegelykenis te,vinden was,dien
men dan aanltonds tot (lichter van deze

of gene ftad te boek ftelde. Hier
A 2
van,

-ocr page 57-
TUT
4 .BESCÏÏRYVING
yan zyn veele voorbeelden in de befchry-
vingen derftsdèn.te zien, welken hetmy
lüet lust hier verder optehalen, te meer om
dat die vcrmaaklyke vertellingen by lie-
den van kennis reeds genoegzaam buiten
.2, geloof baarheit zyn geraakt. Echter zul -
Jen wy den lezer voor oogen ftellen wat
ons deswegens omtrent de Stad Utrecht
verhaald wordt; -doch eer ik hier toe trede
«al ik iets wegens de oude grensfchei-
ding en gelègeHheïE dezer Stad laaten
voorgaan.

oude - • üe geleerde Heer ffago de Groot in zyn
grens- keurig werkje van de Catavifche Repu-

r"-LaJ J i** ff _ . ~r
> iprck^nde van de hcerfchzucht der
Franken , en dat zy geen bezit van ons Bata-
Vien, altoos niet beneden Utrecht , hebben

fehadt, fchryft hier op aldus : 't -welke eenige
ouden
(te weten Utrecht) ge-weeft te zyn
t'afichfU van hetryk der Franken, Auftra~
fien genoemd. L. Smits
in zyne Schatka-
mer bladz. 360. en f r. Halma in zyntoo-
neel der Nederlanden fchryven al om-
trent op dezelve wyze ; maar vermits zy
geen tydperk bepalen, zoo zal deze grens-
icheiding veele lezers zwarigheid baren,
en ik zie niet dat ditbewaarheitkan wor-
den voor omtrent den jaare >óoo. De
Ooft Frankenwaaren over den Rhyn ge-
zeten , ftrekfcende zich aan de cene zydc
naar Duitfland uit, en aan deze zyde Ipron-

gen
-ocr page 58-
DER STAD UTRECHT. f
gen zy niet wydcr dan tofc&uisburg of Fos-
la Drufiana "toe, .waaraan onmiddelyk
de groote Vriezen volgden, zoo als ons
de geleerde Heer en Meefter O/hier van
Vrede
, een man in 's Lands Oudheden zeer
wel ervaren, in eene landkaart aanwyft. Nu
is er tuikhen Utrecht enDuisburg al wat
grote tuilchcnwydtc om alleen tot cenc
grensscheiding te dienen. £ n, dat het bezit
der Ooft Franken aan deze zyde niet wyder
fprong onitrentdenjaare4<jo. QH zelfs las-
ter, kan by Sigmius de Occi&nt, ImpJiè.
12. nagezien worden, waar hy getuigt, dat
Koning Clodius op het kaftcel Duisburg
zyn Hof hieldt, hoe hy in den jaare
427. een inval in het tweede Belgium
deedt, en ;dc Stad Kameryk en Atrecht
innam, doch het jaar daaraan wierdtzyft
Jeger geilagen , en hy weder over den
Rhyn gedreven.

Maar als men de voorgemelde grens-
fcheiding van de Groot en anderen btcngt
tot die tydcn,dat Koning Dagobcit L in
den jaere 641. of gelyk andere (tellen645.
de Vriezen en Nederfalïenoverwon, U-
trecht innam, en een goed gedeelte vaa
Batavie onder zyne heerfghappy bracht f
zouden dezelve een nader oog van
waarheid krygen, want gejyk het Goud.
fcheKronykjc.biadz. jy.alsroede een.on-
bekcnd Sehryver, in het 9, deel der Ana,-
ledUvan A, Matthetts uitgegeven ± fchryft,
kreeg. zei& een gedeelte vaa Vriefland
A3
of
-ocr page 59-

$ BESCHRYVING
of Batavie den naam van Ooft Vrankryk,1
hoewel de overwinning der Franken niet
lang ftand hieldt,cn de Vriezen weder mee-
ftcrs van Utrecht \vierden;zoo dat de bepa-
ling der grensfcheidingc door die Heren
gefteldja zelfs in't geheel niet al te zeker is.
Wat nu de oude gelegenheid of het
hcidëder eerfte begin der Stad Utrecht belangt, daar
Stad u- komt ons ook al eenig verichil in voor.
trecht. Voorecrft, zoo wy Utrecht in zyn eerfte
begin bctchou wen, wanneer het maar uit
enige weinige huizen of hutten bertondt,
en flechts een veer of overtocht over den
Middel-Rhyn was, fchyncn er op beide de
boorden van dezen Rhyn enige huizen ge-
ftaan te hebben, en dus wordt ook Traje-
flus
, dat is veer of o ver tocht in eene kaart
by den Heer Menl'o Alt ing verbeeldt: maar
indien wy ons oog liaan op de (lichting van
het kafteel Wiltenburg, 'tgeeneigcntlyk
derechte oorfpibng dezer ftad is, zoo was
Utrecht maar aan eene zyde van denRyn
gelegen, en dus wordtVetMTrajeiïum\]\
eene kaart by dengemclden Menfo Alting
geplaatft. Heda in zync gcfchicdfchrif-
ten der Biffchoppen van Utrecht bladz. 5.
is mede van gevoelen dat de ecrftcwoon-
plaatfen op beide de boorden van den
Rhyn gelegen hebben,enftcunt op zeke-
ren brief van den Biflchop Balderik des
jaars 934 waar in deze woorden ftaan:
Zoo hebbe ik dan met bulpe van hem, die niet
den uïtwendieén ferfoon-
, maar bet hart

aan
-ocr page 60-
DER STAD UTRECHT. j
aanziet, een brug over de gr aft doen
leggen., de ft ad met poorten. voorzienf.
en een muur met fchanfjen tegen de aan~,
vallen der wanden doen opbouwen.
De
gemelde Heda meent, dat deze brug övet
den Rhyn gelegen heeft, maar, de Heer
Aarnout Buchel is in zync aanmerking
bladz. 89. van gevoelen, dat deze brug
de tegenwoordige St. Maartens brug is,
welke ook de brug van 't kaftcel of burg-
brug, en de Straat die over dezelve na
St. Marie Kerk loopt, oudtyds de svoor-
ftraat en voorburg is genoemd gewceft.
Deze brug lag of wierdt dan eigentlvk
over de oude graft gelegt, welke graft
zyn begin uic den Rhyn nemende in de
.Rivier de Vecht liep, en waaraan door
Heda, zoo het ichynt, den naam.van Rhyn
gegeven wordt, om dat zy een arm. of aflei-
ding uit den Rhyn was. Maar als wy den
Rhyn zelve, gelyk hy loopt, befchouwen,
dan komt dit bewys van Heda niet zeer te
pas. want het is zeker, dat ten tyde van den
Biilchop Balderik de Stad Utrecht maat
op ecne zydevan den Middel-Rhyn lag.
Z. Hortenfius in het begin van zyne \Jr
^rechtiche gefchiedeniiren geeft de Stad U-
trecht weder cene andere plaatfe fchry-
vende aldus', de Stad Utrecht is aan den
mond van den Rhyn Dp den oever gelegen:
maar hierover wordt hy door denSchry-
ver der kanttekeningen op zyne gefchicdr
A 4
fchrif-
-ocr page 61-
8: BESCHRYVING
fchriften niet deze woorden berispt:
Hortenfius vtrgift Zich , dewyl z,y omtrent
tien dttiz-end
(ik denk , dat hy roeden
meent) Ifö» den ouden Rhynmom geleden
il
5 hier doetnietstoe , 't geen van Kyntkens
haven t' of :&oo andere fchryven Rynken-i
haven; ge&egt wordt
; ik cntkenne niet
•dat de Stad ten .haven en tolhuis gehadt
heeft , tnaa't demond'vanden Rhyn is, daar
die Rivier zxch in zeeftort.
De kantte-
kenaar hadt voor zoo ver gclyk te-
gen te fpreken, dat Utrecht niet aan
den-ouden Rhynmond gelegen was , maar
hy fchynt watte voorbarig, en begrypt
Hortenftus niet wel, indien hy maar ee-
liige regels verder wel hadt ingefien,
hy zoude, deszelts 'mecning beter vcr-
ftaan hebben j dewyl hy daar aldus
ichryfr: Daar &y ft nog duidelyke tekenen
overig, dat
@te Rhyn) een v-ermaarden mond
by de Stad het -ft gemaakt
, om de koopman*

langs dezelve in en uit te voe-
ren- ,
hy maakt op gene van beide plaat-
fen 'van «enen totcle» Rhynmond gewag,
*naat tiet alken op een haven , die uit de
oude graft, welke toen den naam van
Rhyn lehynt gevoert te hebben , ftad-
•waard inliep; £n of de Rivkr de Vecht,
*4ielangsdeftadhier inden Middel -Rhyn
liep , nicrwclden naarri van Rhyn ja Mid-
•del-;Rhyn toekomt y zoude al veel over
te pleiten vallen*'; de geleerde Heer Hen-
f ;:t
drik
-ocr page 62-
ÏDER STAD UTRECHT. 9
drik van Ryn heeft in zyne aantekenin-
gen op Batavia Sacra 1. deel bJadz. ói.
qavolgende, daar alverfcheide bedenkin-
gen van geboekt.; hoewel andere me<
nen, dat de Vecht door de oude graft la-
ter in dcnRhyngelcid is,doch de bcwy-
zen zyn zeer iwak.

De gedenktekenen, waar door Horten-
flus
en anderen, bewyzen, dat de Rhyn
oudtyds met een Haven rtadwaard inge-
loopen heeft, zyn meer als eea • voor
ecrft brengen zy de tolpoort by, welke
dezen naam van het onrtangen der tollen,
gekregen heeft, en zy beweercn., dat de
Haven by deze poort ten Zuiden in of
aan de ftad liep, doch dit bewys zoude
op zich zelvcn genomen wat fwafc zyn,
en maar dienen om te tonen, dat de
ichepen uit den Rhyn naar de Vecht, of
uit de Vecht naar deaRhyn varende hier
den tol betalen moeftcn, en zou ook zoo
wel van waarcnof koopmanfchappen, die
te land ingebracht wierden, konnen ver-
ftaan worden als van de fchepcn, nictte-
gcnftaande het zeker is, dat de oude Ha^
. ven hier in den Rhyn quam. Van den
tol fprckende moet ik hier kortlyk aan-
merken, dat de tollenaars oudtyds zyn
gcweeft aanzienlyke perzoonen ; want
men vindtzc dikwyls als getuigen in de
Biüchoplyke brieven vermeldt. In ccn
brief van JBisfchop Godebald des jaars
A 5
ii2<5.
-ocr page 63-
ia BËSCHRYVING
1126. ftaat GerardAc tollenaar a!s getui-
gen vermeld, en in een brief van Biflchop
Andreas des jaars, 1131. wordt hy weder
gevonden: in een brief van kcizcrKoenrcia-
dm
des jaars 1145. ftaat Albertte. tollenaar
als getuigen geboekt, en zoo zou men
'er veele konnen aanwyzen.

Maar de plaats Rynkens haven of by
verbaftering Kynkens ba-ven levert een vry
goed bewysuit; deze haven zoude oud-
tyds gelopen hebben, daar nu de kerken
vanSt. Jan en St. Jacob ftaan: uit de ou-
de overolyfzelcn van fcheepstuig als roe-
ren van Ichepen, oude fcheepsplanken,
ftukken van kabeltouwen enz. die by het
omhalen van den grond hier en daar on-
der de fondamenten van oude huizen
gevonden zyn, blykt het klaar, dat hier
legging van ichepcn, of zelfs ïcheepstim-
merwerven gewecft zyn: 't is ook zeker
dat het gedeelte der ftad, daar St. Maartens
Kerk ftaat veel hooger is dan de andere
zyde, ja Hortenfius begroot het wel op 12.
cubiten,'waaruitzommigen befluiten dat
de fchepen oudtyds hier als tegens ccnc
hoogc kade gelegen hebben. Omtrent den
jaare 1560. ftondt aan de noordzyde van
St.Maartens kerk een bouwvallig Huis, den
Deken Ludolf toekomende, welke het
zelve, uit vreze van ongelukken by inftor •
ten, liet afbreken, en er een nieuw zet-
ten j den grond, hier ook byzonder hoog

-ocr page 64-
DER STAD UTRECHT. t*
zyndc, liet hy veel verlagen, by welk
geval men inden grond vondt een fchuit
of boot geladen met oude potten eri aft-
der aardcnwerk, waar over vele verwon-
derd ftonden: uit deze bewyzen houden
het verfcheide lieden van oordeel voor ze-
ker , dat oudtyds uit de oude graft of Rhy n
een Haven in de ftad geloopen heeft.

Ook zoude men uit verfcheide oude
brieven konncn bewyzen, dat de Stad
Utrecht oudtyds aan of op den Rhy n gele-
gen heeft, do'chdewyl het eene zaak bui-
ten gefchil is, zal ik maar alleen deze
woorden uit de Gift-brief van den Fran-
ichen Koning Pipyn desjaars 752. te vin-
den by Heda pag. 34. by brengen,in weï-
ke hy wegens zekere gifte aan St. Maar-
tcns Kerk beveftigt dezelve dusbefchryft:
welke gefticht is tn de plaats (ftad) Traje-

ct urn op de r wier den Rhy n.
01100011-1.jpg
r «füW
;•'•> - .
!

• ""
... ,..'...'..
. • .
'
i •
H. HOOH>
-ocr page 65-
H. HOOFDSTUK.
Hef begin, eerfte bouwheeren, e ft
oude benaming der Stad 'Utrecht,
&oo als die tot nochtoe bij onze
Vadertandfche Schrijvers geboekt
ftaan
, ivaar bij onderzocht wordt,
of deze verhalen op va/Ie b e wij-

zen gegrond zijn.

• , . .v'... v; ;!,
D At Utrecht eenc der oudfte ftedcn
van Batavie is, denk ik niet dat
by luiden van kennis tegenfpraak zal ly-
den,maar wordt genoegzaam voorzeker
gehouden. Doch wanneer deze aloude
ftad een begin genomen heeft, of wie de
eerfte grondlegger derzelvcr geweeft is,
daarin verfchülen onze Schryvers veel
van eikanderen, en het rechte bewys
fchynt hun te ontbreken. Verfcheide defti -
ge mannen, als7tf# van derÈeck, Wïllem
Heda, Aarnom Buchel
hi zyne aanteke-
ningen oyei: beide getnelde fchryvers,
Menfo Alting y de Hoogleeraar Antb. Mat-
tbeusy Hugo van Heuffen, Hendrik van
Rhyn,
en veele anderen hebben met een
onvermoeiden arbeid in het onderzoeken
van een overgroot getal oude hand-

fchrif-

-ocr page 66-
DER STAD UTRECHT, 13
fehriften en charters veele moeite aan-
gewend om deze duifternis bp te helde-
ren j doch Wat vlyd zy ook hefteed heb'
ben', het rechte befcheit blyft noch te
zoeken, hoexvel deze brave mannen ons
al een groot licht hier omtrent by ge-
zet hebben, met het welk ik feoö-vecl
my doenlyk is deze zaak opnieuw eèn$
2ai riafporen, en zien hoe ver wy in de
öudhêit konnen indringen, is 't niet hl
ons'vermogende zaak zeker te {tellen j
ik verbeelde my echter zeer naa 'aan
het waare bericht te zullen relkër^, en
zal vooral deze voortreffelyke oude ftad
vaneen goed getal verdichtlels, welke hier
omtrent tot noch toe ftand gehouden hel>
zen trachten te zuiveren, op dat met
'er tyd des te gemaklyker de waarheid
eens mag te voorfchyn komen.

Onder de Vaderlandfchc fchryvers,
welke ons ecnig bericht wegens het be-
gin en den Bouwheer dezer ftad in hun- aer stad
•ne ; ichriften nagelaten hebben , ver- Utrecht
dient Jan<ü<in der Beek, Kanonik te U-by onze
trecht, welke omtrent den jaare 1
de levens en daden der Biflchoppen van
Utrecht befchreven heeft, wel de eerfte
plaats. Deze ftelt in de voorreden van
zyn werk bladz. 3. zekeren Romein
Antonius genoemd tot eerftcn bouwheer,
fchry vende, dat inde zware vervolgingen
van Keizer Nero veele aanzienlyke He-
ren

-ocr page 67-
14 BESCHRYVING
ren omgebracht of gebannen wordende,
twee voorname mannen ia ballingfchap
gezpnden wierden, te weten Granius en
Antwtius, zynde de ecrfte raadsheer en
de twedc: Gemeensman. Granius met een
deel volks Vrankryk doortrekkende
kwam in Ardenne,alwaar hy de ftad Aqua •
granum, nu Aken genoemd, ftichtede.
Antottius trok door Duitichland en
cnk-^ram i n Holland aan, daar hy op den
oever vsan den Rhyn ecne fterkte ofkaftecl»
bouwde, welke langen tyd ter gedach-
tenis zyncs naams Antonia gcnocind is,
tot dat dezelve door de Wilten of Sla-
ven verweeft wierdt, welke naderhand
terzclverpiaatze weder een kafteel bouw»
den, en -naar hunne benaming Wiiten-
burg
noemden. JStka vermeldt ons het
jaar niet, maar een oud Ncdcrduitfch
vertaler van zyn bock, die in de U u-echt-
Iche Bibliotneek gclchreven •, bewaakt
wordt, ftelt zulks in het jaar onzes He-
i'cn LX V. voorgevallen te zyn. ZOQ dit
verhaal nu op goed bcwys ruftcde, had-
defi wy den bouwheer en ook het ja^r der
llichtinge : maar de geleerde Heer Ar-
nout Bitchel
in zyne aantekeningen bladz.
ó. houdt, het gecne hier van Antonius
verhaald wordt voor eenc fabel, cu jro.
men van krankzinnige lieden , vemiits
niet een geloofwaardig fchryver van dien
tyd daar cenig gewag van maakt. _g^

ka
.
-ocr page 68-
DER, STAD UTRECHT. i J
ka is, vervolgt hy, zoo veel my bekend
is, de ecrfte die van ecne Vcfting op den
oever van den Rhy n door ecnen Antonius
gebouwd gewag maakt, 't welk veel
meer dan twaalf honderd jaaren onbc- v
kend was geweeft.

... Van gelykemuntis hetftichtcn der ftad
Aken door Granius, gelyk men, indien,
liet nodig .was zeer wel zoude-konnea
bewyzen, zoo dat dit in't geheel eene
zaak buiten de waarheid is, maar de rechte
ilichters onbekend, zynde, hebben eni-
gen , gelyk reeds gezegd is, de.zen of genen
vreemdeling maar blindelings op het een
of ander verhaal by het hootU ge/vat, en
vele hebben vermaak in dusdanige ver-
halen gevonden.

Willem Heda insgelyks Kanonik te U-
trecht, komt in zyne Gefchiedichriftcn
der Bisfchoppen van Utrecht bladz. 10.
•ook wel met ecnen Antonius voor den
dag, naar wien deze ftad den naam An- utrecht
tonia zou gekregen hebben, maar van zou eerft
dien verbannen Antonius wil hy nietden naïtn
hooren fpreeken, als zynde cene zaak™"g"_to"
zonder eenig; bcwys, en . hy hadt wel V0erc
gelyk dat hy geen banneling tot ftichter hebben.
van deze voortreflfelyke ftad wilde aanne-
men , hy oordeelt waarlchynelyker te
'zyn , dat Trajcffum (Utrecht) al onder
Julius Cdfaris begonnen, en naarA/. An-
tonius,
welke Julius C«far in alle zyne

op-
-ocr page 69-
i6 B ES C H RY V IN G
optochten in Vrankryk vcrzeld heeft,
zynde met 0-ïïawadc zuftcr van juliusCac-
laf gefrouwd, en hebbende eenige fte*
den van zynen naam in Vrankryk gc-
fticht, Antonia genoemd is. Maar wy
geloven liever, ichryft hy verder, dat de-
ze ftad onder de kaftclcn, door Drufus
Qcrmanicus
langs den Rhyn gebouwd,
moet gerekend worden, en naar des-
zelfs hulsvrouw Antmia, of naar Anto-
nia, de
huisvrouw van L. Domttius en
dochter van Oftavia de zuster van Julius
Cfcfar, of naar Antonia de moeder van
Claudius, zoon van Drufus Germanicus,
haren naam Antonia gekregen heeft, ge-
lyk van Agrippwa Colonia Agrippina,
Fofla Drufiana van Drufus, Jt kalleel 't
Hic van Flavius, broeder van Arminius,

Op hoe lofife fchroeven dit verhaal vanfi^
tforulV, blykt overvloedig uit deszelfs cige
•woorden, en iemand zoude voorbedacht
willen mifleid zyn, die aan zulkelöfle gis-
fingcn zyn zegel wilde hangen, wel zien-
de ",'dat <vllcs zonder grond of eenig bewys
is, waarom ook Arnout Bachel op die
plaats deze aantekening maakt: Dat hy
wel doet met de fabel van dien Romein-
fchen Balling Antonius te verwerpen-,
maar dat zyn nieuw bygebracht gevoe -
len alzoo ongegrond en ongeloof baar
is als het voorgaande, en by geen een

oud
-ocr page 70-
DER. STAD ÜTRECHf. v)
oud óf geloof baar fchryvefc gevondctf
wordt.

De gemelde Willem Ffeda, met do»
ze; oudheid niet te vreden geeft bladz.
.ri. eene andere noch veel loflèrc
giffing op, willende, dat deze Stad1 veet
ouder, en lang voor de tyden van lu-
lius Cxfar van enige heidenfehe Barba-
ren , door welken hy miflchien de Wilten ^
waarvan wy hier na zullen fpreken, ver-
ftaat, gebouwd is, hiertoe fchynt hem
de -reiskaart, 'die op den naam van Kei-
zer AmohiriuS 'in 't licht is, gebragt
te hebben; want hy tracht zyri gevoelen
met deze redeneringe te veftigen. In-
dien deze ttad door eenen Antonius bal*
Jing onder Keizer Nero gebouwt was,
zoude dezelve ten tyde van Keizer Anto-
tiiws,
-die maar omtrent LXX.- jaaren na
Keizer Nero geheerfcht heeft, ih dien
ftaat niet geweeft zyn om een plaats in
de rciskaarte van zo groten Keizer te
verdienen, derhalven befluit hy, dat deze
ftad veel ouder moet zyn.. Dus ziet
men, dat /wanneer iemand, zich eens aan
loflègiflingen overgeeft, hy licht alles aan-
grypt, wat er-maar voor handen komt.
De Heer Aatnout Bucbcl in Zyne aante-
keningen op xiie plaats bekent wel, dat
Trajeiïünt op de gemelde kaart uit-
gedrukt ftaat, doch wil het noch voor
geenc vaftc waarheid aannemen, dat

B oa-
,
-ocr page 71-
onze. ftad,op dies; tyd al i» wezeji zou?
de zyn géweeft, en hiervan geeft hy de-
ze redap,-/dat 'er op. dif: kaart meer
pjaatièa riekend ftaan, welke .ten tyde
van Ant9»inu$ noch niet in wezen,
of altoos onder,; die be,fta-rninge met
pelend Tsaren ^ by vooi;b«,eJ4 Kpnftan-
tiriopoleöij '^yrelfcdknnaafn.cerft-laag na
ge.melden .K^^zer gekregen heeft, i by
öc hcrbouwiuge onder K,onftant-yn den
Groten,, \^at deze tegenwerpingc be-
laogt , .dezelve was , ZQ liet my toe-
^:hyntr wel te beantwoorden ; want,
fchoon dïc- ftad toen bekend was onder
den naani yaa Byz>antium, zy was echter
al laag voor .'sKeizers Antonimts tyden in
wezen eeweeft, maar dewyl; deze ftsi
fry de Kerbonwingc onder Konftarityit
4en Groten toen naar hem eene nieu-
we benarnH]ge kreeg, geraakte de oude
^laara twiten, gebruik/, waaroni dqzelve
op deze kaart naderhandook.zal achter-
gelaten , en de nieuwe in de plaats ge-
ijeld wezen 5 meer dergelyke. voprbeelt
den zoude men in, boeken en kaarten
jn oyervloedi konnen aacwyzen. Maat
dewyl hctbewys, 't geen Heda uit de reis-
kaart van Anfonirws trekt, isyns bedun-
kens van geen kragt is, ja, de minfte fchyn
van waarheit niet heeft, is het niet no-
dig daat meejj wootden oyer te maken,

/ vil
\J-
-ocr page 72-
DER STAD ÜTRECHf. i$
en hierin heeft h'y-, zo veel my bekent
is, geene navolgers gehadt, dan alleen Hor-
/<?»/?«* }dte'er en igeimaak in ichynt te heb-
ben , en meent, dat of fchoon dczètlad weE
écrft onder de regering van JMtts C&far
dóór den Drieman Antoniu!,\\a.M de meefte
waariehynlykheid, gefticht is, de plaats ech-
ter toen al om dèszelfs gelegenheid door
den koophandel vermaard zal zyn ge weeft.

Het gevoelen van Beka wegens dien
Roomfchen Banneling Anionms heeft
veel meer navolgers gevonden, want
Aarnout Sucbel maakt gewag Van een ge-
Ichrcven krónykje van omtrent het jaar
MCGCC /t welk met hetveirhail van. Be-
ka
nieéft overeenkomt. Antb. Matth<sus
brengt ook een onbekend Sèhryverby ia
het IX. deel zyner Analedten, welke ook,
zo het fchynt in het begin der vyftiende
ecu gelecft heeft, deze verhaalt ook
omtrent het zelve, maar de uitgever te-
kent dikmaals hier en daar op de kant
aan fabels , en verdigtjels, enz. 'ijD'é
Kaïmelyter Monik Jan Gerbrandsz, tiar>
Lcideti
in zyn Chfon. Belg Hamcortitts t
Fftrmerius, Kfmpius
, erf 'dttgêiykeff
fchryven hier onitrent rrialkatieferen iri
naa)!', geeneil van allen het minfte bcwys
tan hun zeggen gevende, zoödat nét t'enc-
maal op Jfiè^/verhaal fchyht te rusten.

Van alie:dézeiaatftgenoemüerjrkan^>--
nout Sttcbtt-hst riaarichry ven van clkandc'
B 2 ren
-ocr page 73-
a© BESCHRYVING
ren noch. pverftappen, maar verwondert
zich, dat" een Janus Voufa, A. Juniusy
en. Lambertus Hortenfiui daartoe geko-
men zyn, om de dromen van dar ver-
dichte Antonia met hunne pennen noch
te helpen verweren. Laat 'er zegt hy,
een M. Antonius, laten 'er honderd Ro-
wieinfchc Antoniusfen geweeftzyn, wat
kan men daar uit bcfluiten ? volgt daar-
uit, dat zy hier ftedcn en kafteelen heb-
ben gebouwt ? Dat zy dezen naar hunnen
naam hebben genoemt ? en dat dit de
ftad of het kaftcel is, 't geen volgens
hun zeggen daarna door de Wilten ver-
woest en ten laafften door de Franken
TrajecJumgQnotmd is? niets minder dan
dit 5 want men by geen echt fchry ver, die
binnen de duizend jaren na dien tyd ge-
leefd heeft, hiervan enig berigt vindt,
maarhy meent, dat enigen tot deze dwa-
ling zyn gebracht, doordien op zeke-
ren Akker, dicht by de ftad gelegen,
zo met graven als met ploegen enige
penningen der Antonineit .gevonden
zyn, waaruit zy bcfloten hebben, dat
Keizer Autoninus of Antonius Stichter
van deze ftad isgeweeft. Veele licht-"
gelovigen hebben dit gretig aangeno-
men, en aan de nakomelingen ach-
tergelaten : hy doelt hier derhalven op
degenen, die Keizer Antoninus tot Stich-
ter te boek fteilen, waarvan al me-
de


-ocr page 74-
DER STAD UTRECHT. st
de liet minfte bewys - niet gevonden
wordt.

Matthysvan der Houven in zyn Hand'
veft kronyk II. deel bladz. 88. ducht ons
nocheenen nieuwen Antonius op, welke
een Romeinfch Ridder gcweeft, en deze
ftad Antonia in den jaare CXX1X. zoude
gcfticht hebben, waardoor M. Antonius,
en de gebannen Roorafche gemeensman
onder Keizer Nero weder beide verwor-
pen worden, fchoon op geen vafter grond,
dan zy cerft tot ftichters waren aange-
nomen.

Om deze redenen wordt zo wel h'et
een als het ander gevoelen aangaande
de (lichting dezer ftad door Antonius of
Antomnus van de geleerde en in de va-
dcrlandchc oudheden zeer ervaren nian-
mcn Menjo Alt ing , en Ant. Mattbatts,
behalvcn meer anderen in naarvolging
van B-uchelias voor een louter verdicht-
lel gehouden: En men hadt rcdenomtc
denken, dat eene zaak door Oudheid-ken-
ners lang afgekeurt, naderhand geen in-
gang meer zoude gehadt hebben , doch
de vindingen fchynen te fraai geweeft te
zyn om dezelve te laten varen; ten min-
ften heeft Fr. Halma in zyn Toneel der
Vereenigde Nederlanden op nieuws we-
deralles opgezocht, en geboekt, wat to±
derzelver verdediging te vinden, «n ber
kwaam was om die geloof te doen kiy-
B 3 -

-ocr page 75-
a* BESCHIU'VING
gen. Het zal derhalve niet ondienftig
zyn de krachtigfte bewyzen uit dit Werk
den Lezer ook kortlyk voor oogen te
(tellen, .en te onderzoeken, of die meer
vaftigheid hebben, en in (taat zyn die,
genoemde mannen te overtuigen.

Het eerft, 't geen men tot verfter-
king van dit gevoelen in het gemelde
werk vindt, is een kronykje van een
onbekend ichry ver, welken men gHt of
in het begin of in het midden der veer-
tiende eeu geleeft te hebben. De Heer
Halma brengt ons op het woord Auto-
»/'« .daar een kort verhaal uit te voor-
ichyn , en fchryft dit kronykje enigen
tyd ter leen bezeten te hebben , maar
vermits hy het weder heeft moeten mis-
fen , brengt hy er alleen ons dezen kor-
ten inhout van by.

„ Dat Autrecht , nu Utrecht , hoe
„ wel onder eene andere benoeminge,



lang voor de heilige geboorte van on-
zen Heere Jefu$ Cbri/tus geftaan heeft.

,^ 'Dat de2e Plaats omtrent , of ten tyde
„ van, Keizer Nero den naam van Anto-
„ ttia
becjuam ; doch in ouder Schriften
„ vindt n^en, datzedien naam kreeg van
Antonids, een der grootfte vrienden
,, van Jftiius C<ejar, kort voor Chriftus
„ tyden, dat ze toen alreeds met veften
„ omvangen was. Datze , toen Keizer
•.., ;.' IQ
„ An-
• '
-ocr page 76-
STAD UTRECrtf.
7," Antmtus de Godvruchtige deze landen,
,, doorreisde, al vóór eengroot deel j aa-
,,, ren cen-e goede handelplaats der Bata-
,f vieren wal,, wegens de wel gclegentheid
„ aandenRhyn ,"en de nabyheid der Zee:
„ Maar Matze naderhand aan cene zeet
„ Barbariiche 'Natie geraakt, en zeer ver-
„ woeft gewonden was: Dat Keizer Aw-
tonim Pias deze Naatie verdreef, en
„ toen deze Veftc niet eerft bouwde:,
„ maar herbouwde, en in plaats van
„ A N TONI A, hernoemde ANTO"
„ N IN A.

Dit is het oudfte bewys, 't geen de
fchryvervanhct Toneel der Nederlanden
\vcet by te brengen,maar vermits, gelyk
by zelve ichryft , geen jaargetal by het
kronykje te vinden was, zoude het wel
van later tydendanvan het jaarMCCCL'.
konnen zyn , te meer, om dat, des-
zelfs- verhaal met Efka, met het Krony-
kje , daar A. Suchel van gewaagt, als me-
de met den onbekenden fchryvcr by
Ant. Matth&us meeft overeenkomt i
doch het meldt niet wie Utreehtgefticht
heeft, of op wat tyd het gebottwtis, heÉ
wordt wel gezegd lang voor Kristus
geboorte'geftaan te hebben, maar onder
eeneandère benoeminge,zelrs zoude het
Voor Kriftus tyden al met vetkn omvan-
gen zyn geweeft; doch waar uit kan zulks
blyken? Alle verdere verhalen, dat zy
B 4
van

-ocr page 77-
»4 BESCHRYVING
van eenen Antonius onder, Keizer Ne-
ro den naam van Antotüa gekregen
jzoudè hebben: Dat ook dezeftad tentyde
van Keizer Antonius Pius al eene goe-
de handelplaats was, en naderhand door
cene barbaaiiche naatie verwoeft zynde
door den gemelden Keizer is herbouwt,
en naar hem in plaats van Antouia An-,
tonina
genoemd is, fchynen met de vo-
rige fchryvers overeenkoomen , gelyk
wy, van Wiltenburg te handelen hebben-
de, noch nader zien zullen; ja wanneer
van het bemuren enz. dezer rtad, zal ge-
fproken worden, zal het uit goed Be-
wys blyken, dat de Schryvcr van het To-
neel der Nederlanden dit Kronykje,. 't
geen hy hier zelve bybrqngt, grootlyks
Xegenlpreekt, en het bemuren dezer ftad
ecrft op het jaar CCXXX. en op andere
-plaatlèn veel later ftelt. Wat het over-
winnen der barbaren door Keizer Anto-
nimis Pms,
en het herbouwen van Utrecht

01100024-1.jpg
belangt; daarvan is geen woord by eenig
§oed of oud Schry ver te vinden, fchoon
e Romeinen anders zo zorgvuldig wa-
ren hunne overwinningen te boekteftel-
len, weshalyen dit Kronykie ons al me-

de het minfte vaft bewys niet opleverThans,komen wy aan de KronykPafciculusTemporumvan Jan Veldenaen dus zakken wy in oude bcwyzen
af. Peze;meldt bladz. 244. ook v^n die

i.
of

f i,
:iiw
Hoorn
-ocr page 78-
DER STAD UTRECHT. 25:
Roomfchen banneling Antonius, welke.
in het land der wilde Ncderiaflèn ko-
mende LX V. jaren na Kriftus geboorte
een Kaftecl aan den Rhyn zoude-gedicht,
en naar zich zelven Antonia genoemd-
hebben; welk verhaal met Beka ten Cne-
maal overeenkomende waarfchynlyk uit
den zelven getrokken zal zyn. Vcrdcrs;
ichryft hy van de verweeft ingc dezes'
Kafteels door de Slaven en 'Wjlten, die in
deSzelfs plaats Wiltenburg geboviwd heb-
ben , en van de overwinningen dbo'r Kei-
zer ralentiniaan^'opdie. woeftc volkeren
i« den' jare CCCLXXXVil. behaald „
waarin hun Wiltenburg zo vernield" werdf,
dat zy het herbouwen moéften.

Hier van fchryftoök Melis Stok f, doch
ftelt zulks in' de inleiding, zyrier Ryni-
kronyk onder Keizers/f ntinïaan I. in het
jaar CCCLXVI. 't geen beter met de
•waarheid overeenkomt. Zodat wy niet
het minftebewys by Veldendar vinden, 't
welk de ftichting of benoeming van An^
toni a
meer beveiligt, dan de te voren by-
gcbrachte verhalen.

Vervolgens neemt men zyri toevlucht
tot enige lafynfche veerzeh, welke voor
dezen op een bord tegen een pylaar in 't
koor der Dómkerkè te lezen gehangen
hebben, doch dit bord is by het invallen der
kerke in het jaar MDCLXXIV. weg ge-
raakt, zynde'er echter verfcheidc afichrir-

\i
B 5 ten
-ocr page 79-
ad BESCHRYVING
ten van overig, hier mede menen enigen',,'
dat de zaak ten enemaal bewezen wordt }
maar het zlve weegt even licht als ds
vorigen; Guicciardin in zyne befchry*
yinge der Nederlanden geett het ons dos
in 't Latynop:

i
Circum quaque fluens Hollandia gurglte

Cïngïtiir Oceaniflumtriibitsquc Maris,
ï» qua cum muris terbs Antonina noveï'

m
Tempore Neronh ddificafa. fuit,
Hanc devaftavit f er a fiamtna gens
, & ièt-

dem
Caflrttm Viltorium conditur' indenovum
ïurrièus ex celfis, quod adhuc plebs Abrodi-

torum
Funditus evertetts, d ir uit usque folum,
Uwc Trajeftenfe caftruiïi, cum moenibu$

üttis
Conditur afrancis Chriflicólis , fed idem
Vulgus Danorum confregit butno tenustom-

ncs
Cum Cler o cives infimttl enfe necans.
Venique Baldricus prtful nova moettia.

ftruxit ,
£>tt& modo fubftftunt auxiliante Deo.
Sic Hotlandenfi terra veraciter omni
Trajeiïtttn conjlat urbi capitalis adhttct

':•;.;
By
-ocr page 80-
STAD UTRECHT. t?
^ Halma op liet woord Afrtonïna vindt
men dezelfde veerzen, doch de lezing ia
yef fcheide kopycn verichüknde , heeft
hy zulks op de kant aangetekcnt.

De Latyniche yccizen zyn door J. f r.
Cortgeen
van ter Goude in zyn Stichts
kronykje bladz. 9. in 't Nederduitlch
overgebragt, volgens deze vertaling.
' •
: ' " ' ."
ü^ollanöt öriftig tooröt omringt aan aïïf, w*
ben
jüetbcn öl)i?nfl?oom-/ ooh €Jcrano en bi;

^ee .baten. . ,
^n öetoriRc bfe fïab ^fintönina in ,&et?cmtè

ti'öcn
3^ct nicritoè nntttn orfwntot té, ai^ ö'Jji-

fïaricn bcrfslaar'crt.-
. 5©ie Jiïabcii pnbe toccebie

bicnatfn/
ïafeett.
een nimtoe Söucrtj tjcc JÖiltenqm tsic

ïanben te beluareu.
.Tikt 5?ootc öoo0e fleche üEgoocnc^ en .ï^urcn

pefonöeert.
Jüaac baac na fean be m?oöto n ij geöcffju*

. . 'i,
ÖQP3 ro gjaot ;
ban bc f janfien tot
bienfl beftfftt/

-ocr page 81-
28 BES^CHRYVING
Die ©ccrnn toerttielbt ïjcb&cn tot bre
anrbcn bloot.

en toaetltlpft iweflctibcel met Oen
ftoaccöcgeöoot/

«Die Ibtab iuccr ommuur t tegen brc
mnftoat
:
ccn ï)ooftftab bc^
Doürai üJaarachti.
nocï) tcjjcntooocDigftet

Hier heeft de lezer den inhoud de-
zer veerzen, welke by zommige lieden
zeer hpog geacht, ja geoordeelt worden
genoeg te zyn om de ftichting door An-
tonius
en den naam van Antonia goed te
maken , maar , die op dezelve let , zal 'er
geen een woord bewys meer in vinden
dan reeds bygebracht is, en waadchyn-
lyk zynze uit de fchnften van die Ichry-
vercn getrokken. Die met dezelve voor
den dag komen , moeften ons eerft
den ouderdom aanwyzen , en tonen dat
die veerzen de tyden van Beka overtrof-
fen, dan zouden zy den geleerden Aar-
nout Bucbel
overtuigen, dat £ e ka deeer-
ftenietis geweeft, die van het ftichten van
eene Veftingop den oever van den Rhyn
door eenen Romeinfchen banneling An-
toniits
gelchreven, of ook van den naam

An-
-ocr page 82-
DER STAD UTRECHT. 29
'Antoma geweten heeft, 't geen die voor-
ftanders niet machtig zyn te doen, waar-
door men deze veerzen geen hoger ouder-
dom dan van het jaar MCCCC. en zulks
op zyn beft kan toefchryven, ik laat
ftaan, dat die tot een bewys, van 't geen
ïn de eerfte eeu voorgevallen zoude zyn,
zouden konnen dienen. De gemelde
Aarnout Buchel, Menfo Alt ing, Anth*
Matih<eus,
enz. zullen hiervan ook zeker-
lyk wel kennis gehadt hebben, vermitszy
alles zo naarftiglyk hebben opgezocht,
doch zy wachten zich wel daarvan ge-
bruik te maken, ja Veldenaar} die het
zo druk met dien ftichter heeft, bedient
er zig ook niet van, het is derhalven
zeer waartchynlyk, dat die veerzen by
zynen tyd noch niet in wezen geweeft
zyn.

Hoc zwak voor het overige in het ge-
heel de bewyzcn zyn, die men uit bor-
den, veerzen of opfchriften, by de ruimte
in kerken en kloofters van Roomich-
gezinde landen, gelyk het toen hier
ook was, te vinden, haalt, is een ieder
pvcr genoeg bekend, en (leunen dezelve
ineeft op lofle vcrhaalen zonder grond.
Men zou de voorftanders dezer veerzen
eens konnen vragen, als men hen het
bord met deszelfs opfchrift, en de twee
kopere bekkens te Loosduinen hangen-
de tot bewys der wonderlykc kinderba-
ring

_
-ocr page 83-
ring v&tt- jjöj, kinderen \vitdc bybren»
gen, o£"%y ctaaf wel getóof aan zou-
de» geven, en dit bewy* genoeg achten?
ik houdë rtfy verzekert-, en; heb hetzelve
bevondeHy ^fctf zy , indieA lie* teil min-
ften llëdétó *vm één bék-v^aaiixjorctecl zyn,
hét ftiët ^ullcH aarrnemen; eft my ant-
•woorden,: ;dat dit bord erï die bekkens
eeuwen -daarnW cfoor den éfenen of ande-
ren, dieliktfbeter wift, opgehangen zyn,
en daÉ'cMYiet een oud tchryv<2rvé«'dién tyif
gewag van gcnioakt heeft.- •.M-aarórii niet
bulteö- St. &iaatrten's- ker-k ze4vé te treden;
rrseri \veot, h'^e a! van ouds de Kanonikeït'
van St./SalVaters kerk fegeiis-dk va» St/
Maaïtehs'oVer den oudcrdonv1 erf voor-
rang himwei- "kerken getwïï höMJeti; rilt
heeft voor dezen ecnl^öi^-by een foréir
in St. Maartenskerkgvhangcn,op't\vclk'
gefchrcvën ftondt, dat St.Maartens kerk.
de ecrffgcftïchte kerk wasj maai? dit fee^
wys vond t by de Kanoni'ken van Sr7. Sa^'
vator geen 'ingang5, welke zeiden, dat
dit bord door iemand niet beter weten-
de; e&vóor h'et gevoelen van St. Maér-
teris kefrk ïngënohien , aldaar geplaatft
was, doètidat het iri geenen1 dteefc tot een

toéd be^vy^ ditfttfe.- É)ie van'St. Maai'tens
ej'k^urrden'hier ook- niet hart op drin-
gen, ge|yk ik breder hiervan op die kerk
te handeien zal hebben, en het opfchrifc
zehre bj'brengeh. Ik zcmcfe een- groot

-ocr page 84-
DEB. STAD'UTRECHT. &
Jgetat van dusdanige borden en opfchriften,
die door zucht voor een gevoelen, of voor
het verhaal van dezen of genen ichryver
buiten waarheid bevonden zyn, by den
anderen konnen halen; doch heeft geen
van allen eenige1 geloofbaarheid op zich
zelven, maar moeten door goede bewy-
zeia beveftigt worden, die aan deze veer-
zcn ontbreeken, ^en welke in tegendeel,
gelyk getoond is, door de befte kenners
verworpen worden.
,t\
Hierna, komt men met de Oude HoZ-
landfche Krony.k
voor den dag, en om
den; lezer een groten indruk van den
zelven te geven, moet het de eerfte druk
zyn,om dat in dievandeniareMDCXX,
enige verandering gemaakt is, even of
de eerfte daarom de befte was j .wannceK
men die inziet, komt het weder op ee*
ne& Roomfchen banneling onder Kei-
zer, Nero uit,' Antdnius tian- der Colum-
wèn
of van'^Zw/tf» dk deze ftad of kafteel
LXV. jaren na Kriftus geboODte-gefticht
zofade hcbbep, gelyk wy ook te voren
by den veutaler v&nBeka door Mattb&us
in het V. Deel zyner Analedcn uitgcge^
SCQ, eni \yfVetdenaar gezien hebben, zo
dafi'dk het'.Ycelncht uit deeze Kronyki
geliaalt heeft yofzy, allen het,uit denzelf*
dea oorfpronk gekregen hebben^ Deze
Antonius zoude ook ftichter zyn Van hec
-flot \&.Anboltt 't geen volgens het fchryi

ven
-ocr page 85-
fa BESCHRYVING
ven der gemelde kronyk Zalen genoemd
placht te worden, van dezen Antonius
van der Colummen zoude ook hetade-
lyke geflacht van Zuilen in 't Sticht van
Utrecht afkomftig zyn, 'r welk dan ze-
kerlyk met recht voor het oudftc dezer
landen gehouden zoude mogen wor-
den , doch het is, dunkt my, beter dien
ftani eenige jaren ouderdoms te bene-
men, dan dcszelfs opkomftzo onzeker
re ftellen, als het verhaal der gemelde
Kronyk in deze gehele gcichiedenis voor-
komen doet.

TeuJaatlten brengt de Schryver van het
Toneel der Nederlanden tot bewys van het
zelfde gevoelen by, het opfchrift? van een
Triomfboog in den jaare MDLXXXVI.
by het inhalen van Robert Dudly, Grave van
Leicefter tcUtrecbt opgericht,'t welk met
deze woorden begon: FOELICIBUSAN*
TON I NI Pil IMPERATOR1S-, URBS
TRAJECT: CONDITA AUSP1CHS,
Dat
is: DeftadUtrecht onder de gelukkige rege-
ringc van. Antoninus Pias gefïicht.
Hier
worden M. Antonius, en Antonius de
gebannen Gemeensman beide wederom
verworpen j rechtdraads ftrydende tegen
het vernaal vanhet Kronykje waarvan Ha!'
ma
ge waagt, volgens 't •wt\k.Ant<minii$Pi-
tfs
de ftad niet getticht, maar dezelve, door
de barbaren; \"erwoeft zynde, herbouwt
heeft; .want zy had langen tyd voor Kri-

ftus
-ocr page 86-
DER STAD UTRECHT. $5 (
(lus geboorte in wezen, en met veften
omvangen gcwecft.

ik verbeelde my de krachtigfte" bewy-
zen, die tot ftaving der gewaande oude
(lichting, en benoeming der Stad Utrecht
gevonden worden , bygebracht te heb-
ben , doch ik moet bekennen, dat my geen
een voorgekomen is, 't welk op goede
gcdcnkftukken of gctuigeniflèn van ge-
loofwaardige Schry veren ruft, worden-
de dezelve ook alle by die genen, wel-
ke weten, wattotbewys ccner gefchiede-
niflèbehoort, niet hoger dan verdkhtfe--
Icn gehouden.

Allecnlyk moet ik hier byvoegcn, dat
of fchoon al ontwyfclbaar bewezen,
wicrdt, dat de Romeinen, op,.wat tydt'
men ook ftellen mag, hier ter plaatfe,
zynde, de ecnc of andere fterkte tegen
de aanvallen, der vyanden of eenige.
fchuuren tot lyfs of voorraadsberging
opgeworpen hadden, het 'er nog zeer
ver" van. daan is, om daar uit, en van
dien tyd aart met goed gevolg den oor-
iprong dezer tegenwoordige ftad af te lei-
den ; even zo min als men met recht ee-
ne thans afgetloken, bewalde en met
fchielyk opgeflagen wachthuizen voor-
ziene legerplaats voorde begin felen van
eene ftad,welke eenige honderd jaren hie^
na op die plaats of ten naaften by op dezel-
ve gcfticht wierdt, zoude mogen houden'.
C
UU

-ocr page 87-
g* BESCHRYVING
UI. HOOFDSTUK.
. , , i ,
• • * • - ~» ,- ....
Van het KafteelWdtenburgy wie
het zelve geftickt, waar het
gelegen heeft 3 en of'er meer
dan een Kafleel IVilten-
burg geweeft is.

HEtzoudemiflchien gevpeglyker ge-
fchenen hebben, dat ik in het on-
derzoek wesens het begin en ftichr
tinge der Ihd Utrecht voortging, te
meer, om dat ik de (lichters, welke tot
noch toe daar voor gehouden zyn, ver-
worpen hebbe , waardoor het myn
plicht wierdtom te zien, of er wegens
anderen nader en vafter bewys te vinden
was; maar vemlits ik voor zeker houde, dat
«ren de opkomft dezer ftad van de ftich-
ti-ng des kafteels Wiltenburg af moet lei-
den, dunkt het my beter eerft deszelfs be-
gin na te fporen, en dan zo veer te ge-
maklyker dat der itad daaruit aan te to-
nen.

Ik ontkenne niet, integendeel fta ik toe,
<latby het yéer of overtocht over
alhier c

. ' fJ
• '* -
-ocr page 88-

DER STAD UTRECHT.
men, dewyl de naarn onzer Stad
jectum of Overtocht van dat veer afkom-
ftig is, aan die woningen met veel fchyn,
van reden de eerftebeginfelen van Utrecht
zoude konnen tocfchryven : maar ver-
mits een weinig verder blyken zal,dat men,
by het bouwen van het Kafteel Wilten-
burg
, te gelyk het veer of overtocht, en dus
het begin dezer ftad iets verder landwaard
ingebracht heeft, dunkt het my eene
genoegzame reden, om dat zelve Kafteel
voor Utrechts allernaaften oorlprong t?
houden5 te meer, om dat 'er andere voor-
beelden zyn, dat burchten of kaftcelen
voor het begin van zommigefteden gere-
kcnt worden, fchoon'erte voren reeds
wel eenige huisjens geftaan mochten
hebben.

In het voorgaande Hoofdftuk hebben van dea
wy gezien, hoc onzeker onze SchryvcrsBouw-
zyn wegens den Bouwheer der Stad U"-g^™
trecht} thans zullen wy bevinden, dat hetvanC>ter
wegens Wiltenburg niet beter gefteld is. Kafteel
Ik zal weder een aanvang maken metwilten-
den Kanonik Johan va» der Beek, dezeburg'
ichryft in de voorreden van zyne gelchicd-
fchriften der Biffchoppen van Utrecht
bladz. 4. Dat de GepideiItalië, de Ala-
mi
Auftrie, de Sarmaten Pa^wonie, de
Wandalen Africa, de.G(rf6w-Katalonie,
de Avari en Hunnen V rankryk, de SlA-
vev,
die qok Wilt en genoqoid wierden, hot
C 2
§ant-


-ocr page 89-
30 BESCHRYVING
gantfch tegenwoordig Holland afgelopen
hebben. Dat dit woeft volk der Witten,
na de vernieling der Stad Antonina een
fterk kafteel gebouwt, en naar hunnen
naam Wiltenourg genoemd hebben:maar
die Schryver meldt ons geen jaar, wan-
neer dit gefchiedt zoude zyn, doch de
Oude Hollandfcbe Kronyk II. verdeel. i<).
Hoofdft. durft verder gaan, en bepaalt
die inneming der ftad Antonina door de
Slaven en Wtlten óp het jaar CLXXXVI.
na Kriftus >geboorte, verfchillende dus
drie jaren met derriefcbe Schryvers, wel-
ke het, volgens van 'Buchel in zyne aan-
merk, op va» der B eek bladz. 6. op het jaar
CLXXXIII. ftcllen; en dus zoude dcltad
Antonina of Antonia omtrent 120. jaa-
ren in wezen gcweeft zyn. Indien en de
Heer vander Beek en de Kronyk bcwyzcn
van hun voorgeven bygebracht hadden,
zouden wy aangaande de Bouwheeren en
de tyd derftichtinge van Wiltenburgz&ct
zyn, doch dezelve ontbreken hun beide
niet minder, dan te voren in hun ver-
haal van de bouwinge van Antonina; 't is
waar, zy hebben hier zoo vele tegcn-
Iprekers niet als wel wegens dien Room-
ichen banneling onder Keizer Nero, ja
Aarnout Ettehel in zyn aantek. op van der
£eek bladz. 7. en Antonius Matth&as de
ÏSIobilit. Lib.'II. p. i<5o. fchynen beide
wel tot het gevoelen,'t geen de Wiltentot

Stich-
-ocr page 90-
DE* STAD UTRECHT. 37
Stichterjs.van Wiltenburg ftelt, ovcrtehel-
len, .doch de eerfte durft geen jaar te be-
palen , en de twede komt ons voor reeds
op de volgende bladzyde te twyfelcn, en
niet zonder redcn-iintegendccï is het te ver-
wonderen , dat dcze'twee geleerde Heren,
welke altyd, eer zyeene zaak voor waar
fchynen. aan te nemen, naar goede be-
wyzen zoeken, en die by gebrek van de-
zelve van de hand wyzen, hier zo licht-
gclovig zyn, dat zy zonder byftand van
eenigen Schryve^ diens tyds, de Slaven
otWilten,
die in het hart van Duitfeh-
land
gezeten waren, ja welke nooit, zo
veel my blykt, onzen Batavilchen bodeni
betreden, veel min hier alles afgeloopejp.
en vernield hebben, tot Stichters van het
kafteel Wiltenburg ftcllen.

Om deze onzekerheid kant de Heer De
.Alting in zyne NotitiaGerm. inf. P. i
op de woorden Wiltaburgum en Wïtla y
zich met veel recht hier tcgeos aan, ènstichrer»
wil gccne vertclfels'aangaande de Wiltenvm Wi!-
aanneemen, veel minftellen, dat zy lie/tenburs
kafteel Wiltenburg gedicht zouden he
ben. Hy bekent hierin grote, man-
nen tegen te hebben •, maar 'hy houdt
zich verzekert, dat zy gecnc echte bewg-
zen konnen bybrengcn, die hun gevoe-
len nopens cenen inval der Wilt en fteun-
fel bybrengen. Daarenboven fchynt
hem de zaak genoegzaam onmogclyk;
C J
waiit

-ocr page 91-
38 BESCHRYVING
yant, indien dat volk uit Slawnie en///p-
rie naar ons Battwie hadt willen komen,
Zouden zy midden door de JtfAtf» hebben
moeten trekken, welkers inwooners altyd
ónze allergetroufte bondgenoten geweeft
zyn, die dusdanigcn doortocht niet geduld
zouden hebben. En het zoude hen aan
geen macht ontbroken hebben om die te
beletten, dewyl zy tot de tyden van Ka-
rel
den Groten, altyd fterk en ontzaglyk
geweeft zyn. Eindelyk kan Alt ing ^bok
niet begrypen, op wat tyd zulks zoude
voorgevallen zyn, want vermits de Ro-
meinen
hier de poften zo aan den Rhyn,
en Maas,ah aan hetzeeftrand bezet had-
den , en de Batavieren getrouwe bond-
genoten der Romeinen waren, is het niet
gelooflyk, dat de Wilt en hier eenen inval
zouden hebben durven ondernemen.
Willen zy die na het vertrek der Romei-
nen ftellen, daar door zal de zaak niet
waarfchynlyker worden, vermits de Vrit-
Kcft
met de Saxen Vereenigt toen zeer
ontzaglyk waren, en daarby vervalt dan
ook hunne ty'drekcning. De gemelde
fchryver gebruikt nog" meer bcwyzen,
welke de naaukeurige lezer by hem kan
opflaan, wy hebben geoordeelt de door
ons bygebrachte genoeg te wezen 5 maar
hoe rechtmatig ons dezelve ook mogen
fchynen, trachten echter ecnige Schryvers
zo niet het zeggen van Altiitg om ver te

wer-
-ocr page 92-
STAD UTRECHT. 39
\verpcn, ten m i nftcnzyne zwarigheid op
te loflen, en brengen Alberttts Krant-
&ius
, die een geleerd werk van de Wan-
dalen
tut gegeven heeft., by : dezelve
fchryft Lib. I. c. \. en 6.uitSaxo Grammati*
cus
en anderen, dat de Wandalen een en het
Süeltdc volk zyn met dcSïavcn, dat zy onder
Keizer Valentiniaan I. zich aan den Rhyn
nedergezet hebbende fterkten geböuwt
hebben, en in het 25. en volgende Hoofd-
ftuk, dat zy met hunne bezittingen aan.
den Rhyn niet te vreden zynde, dïe rivier
ten getale van drie honderd duizend naar
Calli'é overgetrokkcn, en met deszelïs
inwoonderen dikxvyls üaags geweeft; zyn-
de , zelfs tot in Spanje doorgedrongen zyn.
Doch ik kan niet zien, dat dit het fctiry-
ven van den Heer^/f/#g omverwerpt. La-
ten de Wandalen en Slarvtn al voor ccn
volk genomen worden, laten zy aan deri
Rhyn poft gevat hebben; dit is niet ge-
tzegt, dat zy zulks hier aan den Nedcr-
Rhyn gedaan hebben, en vermits zy over
den Rhyn in Pravkryk, en van daar in
Spanje drongen, daaruit blykt genoeg,
dat zy zich veel hoger op aan die riyiet
neder gezet hadden; want wat zoude het
niet eene byna ondoenlyke rcize geween
zyn, met zo veel volk eerft uit'Duïtfch-
land
hier aan den Neder - Rhyn te komtn,
en dan naar frankryk en Spaiïjè te trck-
ï raaarboveiïdien wy behoeven ons ïn,


C 4
-ocr page 93-
40 BESCHRYVING
het niinftc niet te ontruften, want dezer
f ocht zoude al na het jaar DCC» voorgeval-
len zyi^, eii dejrhaiven is het buiten ichyn
van.'^aarheid, dat, al waren zy toen hier
.geweelt, J07/£#Zwg van hun gedichtzo,u-
4e zy/V?• vermits het opdien tyd al omtrent
.vyf hbiiderd jaren in wezen gewc„eft, en
twee of drie verwoeftingcn uitgeftaan
ijioet hebben.

j Maar by den Heer Ant. Matth<eu$ in
Ket IX. deel zyner Analcfta worden ons
juit 4erï te .voren aangchaalden onbeken-
den Schry ver andere Slaven en Wilten
opgedaan, welke de Stad Antonia ver-
xvoeft,' en het Kafteel Wiltcnburg ge-
bouwd zouden hebben. Die Schryver
verhaalt in het begin zyns werks, dat ons
Sa t avis oudtyds ooor een wreed volk,
welk ruim DCCCC. jaren voor Kriftus
geboorte uit Albion nü.Britanie verdre-
ven was, waar.om zy Slaven wierden
genoemd, bezeten is gcweeftj dat dit
volk met de Vriefen en Neder Saxen
Jhuwelyken aanging, en zo, zeer verme-
nigvuldigde, dat een gedeelte r&axZuid'
Holland
trok, en, vermits het land hen
iioch te klein viel, een gedeelte zich naar
Neder'- Gelderland, daar zy Wilten ge-
noemd wierden', begaf, deze trokken lan-
gen tyd daarna, wanneer de Stad Anto-
nia
CXXI. jaren geftaan hadt, byeen,
vervvocileden dezelve., en bouwden.tes

zel-
'


-ocr page 94-
STAD UTRECHT. 4»
Eelver plaatfe het • Kafteel Wiltenburg.
Hier zyn de Stevenen Wilt en geen vreemd
volk meer, vermits zy toenaï omtrent de
duizend jaarenin dit land gewoont zouden
hebben Doch de uitgever merkt meer
dan eens op dien fchryver aan, dat, het
geen hy voorbrengt, fabels en verdicht-
lèls zyn. Zo doet ook de Heer Schryver
in zynen Toetfteen op het Oud Goudtch
Kronyk je rakende de Slaven enWilten^
Zelfs waaffchouwt hy in de kantteke-
ning op bladz n. van niet Ijchtgclovig
te zyn, en zich niet te floten aan beuze-
lingen, die in het begin van het Kronyks-
ken verhaalt worden; behalven, dat men.
er z^ken in vindt rechtdraads ftrydendc
met het geen in de Hiftorien zeker is.,
welke ons daarom met veel reden aan
het overige doen twyfelen.,
u
Dewyf nu dusdanige vertellingen geen,
geloof verdienen, fchynt- het, dat onze
Üchry vers iets vanSlavett cnWiltcn gehoort
en niet geweten hebbende daar mede te
recht te geraken, zich tot fabelen enver-
clichtfelen begeven hebben, en ieder van
hen zal dezelve opgeftcld hebben naar de
befte waa,richynlykheid der zaak, niet zo
zeer ter kwader trouwe, als wel om er zich
szelven en de nakomelingtchap in deze
duiftcrnis.eenig licht by te zetten. Het
zoude evenwel voorzichtiger geweeftzyn
fcl
C J . . de
-ocr page 95-
4» BESCHRYVING
de zaken zo ftellig niet gefchreven, elf
geen gevolgen zo ongegrond getrok-
ken te hebben uit de plaatfen van andere
Schryveren, gelyk wy zien gedaan te
worden uit het verhaal van den EerWaaE-
digen Beda, een Engelfch Schryver, die
omtrent het jaar DCC. gekeft heeft,
om te bewyzen, dat het Kafteel Wtltcn-
burg
door de Wtltc* gefticht zoude zyn j
deze ichryft in zyn V. boek der Kerkel.
Gefchied. van Engel. 12. Hoofdft. „Pepyn
„ heeft hem (Willebrord) tot eenen
„ Bifchoplyken ftoel gefchonken zyn
„ doorluchtig Kafteel, 't welk onder den
ouden naam van dat volkWiltenburg,
}, dat is de fladder Wilten, en'indcGau*
„ lifchc taal Trajeflum genoemd v/ierdt".
Hierop fteunen onze üchryvers, die de
Wiltcn tot ftichters van het Kafteel Wil'
tenburg
maken, fchoon zulks geenfints uit
Bedaas woorden volgt. Want al wierdt de
ftad, door Pepy» aan Willebrord gefchon-
ken , noch met den ouden naam van Wil-
tenburg
genoemd, het is noch geen blyk,
dat dezelve door de Wilten gefticht was,
Beka evenwel, en die hem hier in gevolgd
zyn, trekken'er, hoewel ongegrond, dat
'gevolg uit: Maar hun al eens toegeftaan
zyndc, dat dit Kafteeldoor de Wilt en of
Wilden gefticht was, en van hen zyne be-
namingc bckoomen hadt, zie ik noch
de minfte reden niet om die in Duitfch-

land
-ocr page 96-
DER. STAD UTRECHT. 43
land of onder de Wandalen te gaan zoe-
ken, want 'er zyn genoegzame bewy-
zenby de hand, dat de Vrie&en, Zeeu~
•wen
en Vlamingen oudtyds de naam van
Wilde» gehadt hebben ; dé onbekende
Schryver door Ant. Matthmus uitgege-
ven maakt van onze eigene natie Wil-
denen Barbaren, Paulitius
Biflchop van
JVb/tf, welke in hetlaatft der vierde en be-
gin der vyfde eeu geleefd heeft, in zynen
U, Brief aan Vitricitts Biflchop van Rouan
wegens het verkondigen van net H. Evan-
gelie aan de Marine», noemt dezelve bar-
baren en ftruikrovers; door^de Morenen
nu worden gemeenlyk de Vlamingen en
Zeeuwen verftaan. En om tot onze eige
inlandfchc Schryveren te komen, K/aas
Kolytt,
een Egmondermonik, de oudfte,
dien wy hebben, fchryvende van den
overtocht der Engelfaxen naar Britanic,
noemt de Vrie&en wei duidelyk Wilde
Vriezen,
in zyn Rymkronyk X 138. en
volg:
. .

3tl bfe <J5open Sctc
«tot 51 toatt ti ïfcflbe
ï^acbc geMopt «a topcb beclfefen
asiltcnborcï) &ab6enbe|jeijm
«Bnbesunt otoec Hbe setjeticn.
• - ',**
Deze overtocht is volgens den Eerwaar-
den

-ocr page 97-
44 BESCHRYVING
den Beda I. B. jf. Hoofdft. in den jaare
CCCCX.LIX voorgevallen, hoewel an-
deren dien iets vroeger ftellen ; en dit is,
zo ve«l my bekend is, het eerfte bericht,
't geen by cefi inlandfch fchry ver , die om-
• / ? trcnt het jaar DCC./gefchreven heeft,
van Wiltenburg gevonden , en daar onze
eigene natie duidelyk Wilde Vriezen ge-
noemd wordt. Melis Stoke , die hem in
oudheid volgt, en by alle kenners der
oudheden hooggeacht wordt, voert dezel-
ve taal; want van den Marteldood des
Piiffchops Bonifacius in de voorreden vaa
zyn Rymkronyk fchry vende zegt :

:,
Cc SDofiüigen baar gnomen ö«n aan
<£5ie onbchcnbc toilbe ©tiejcn.

Willem Procurator , een fchryver van
"^ de j?^aaWde ecu door Matthaus in het
IV. Deel zyner Analcdtcn uitgegeven
op .Graaf Aarnout noenit hun beeftach-
tige Vriezen. Jan Veldenaar
in zyn
Kronyk bladz. 245. fpreekt ook al van
Wilde Nederj'aflen , een kwaad en on-
vreedcn Heidenfch volk , welke Neerfajjen
de tegenwoordige Vriezen zyn : warón de
Vriezeri^zyt onder onze Batavieren op
dien tyd begrepen wierden, toen zo be-
kend met den naam van Wilden, wat re-
den hebben wy dan, zo wy Witten of
Wilden tot Stichters van Wiltenburg wil len

(tel-

-ocr page 98-
DER STAD UTRECHT. 45
ftellen om die uit Duitfchlatid te halen?
't Is waar, zommigen zullen tuiTchen
Wilten en Wilde» onderfcheid maken,
gelyk Vddemar ook doet, maar ik zie
niet, dat zulks nodig, veel min gegrond
is. Want daar onze Schryvers 'er het
woord Vriezen byvoegen, is het geen
wonder, dat wy Wilde en geen hitte
vinden,cn als men het woord W il dot Wilt
op zich zelven neemt, zie - ik niet dat
het zwarigheid baart 5 want het is zeker
dat het woord WiLT afkomftig is van.
Wild dat is iï'oest, enz. En de geleerde
Heet* Jan iian der Does, in het VI. D. der
Hollandfche jaarboeken mede voor de
(richting door de Witten pleitende, en'dic
niet vreemd is van te ('tellen,dat Wilten-
burg, Wildrecbt, \Wilnis, oude vcrbiyf-
plaatlcn van voJkplantingen der Wilten
zyn, moet nochtans bekennen, dat
WILT by ons wilde dieren (die in grote
menichtctoen hier in de Boflchen waren,)
en alles, wat wild is ? betekent, ja dat het
ibmtyds voor woelt genomen wordt. Dit
alles wel opgemerkt hebbende, dunkt my,
dat wy geruftclyk onze eigene Vriezen ot*
Batavieren tot dichters van het Kaileel
/f iltenburg mogen houden.
Adriaan Schrieck een man, die
met een onvermoeiden arbeid de be-
tekeningen der oude woorden heeft
opgezocht, ftcrkt noch al meer ons ge-

voe«
-ocr page 99-
BESCHRYVING
voelen , als hy in het XXIfte Boek varï
het begin der eerfte volkeren bladz. 504.
fchryft : „ Wilti zyn WILDEN, Silves-
tres, om dat voor het maken van der


Stad (te weten Utrecht) de platfe lach

„ teghens eenen wilden bofch. Dat Be-
„ da fcght , dat die Stad van den WILDEN
„ ghenaemtwas bydcnGa/tenTrajeffitm,
„ dat en is niet te leghgen , dat WILTEN
„ bcduydt Trajcflum, ghelyck fommige
„ vremdeJyck d walende hebben ghemeent,
„ maar dat die felve ftadt ook ghenaamt
„ wierdt T RECHT van den DÜER-
„ TRECK over den Rhyri'. Hier uit ziet
nien , dat Wilti en Wilden voor een volk ge-
houden worden , en van een wildBofch de-
ze benoeminge gekregen zouden hebben.

De Eerwaarde Heer Hugo van Hett/en
Paftoor der Roomfch Katholyken te Lei-
den,
bezat eenLatynfch gefchrift vanden
jaare MCCXC. door eenen Kanonik
Rudolf van Stoxtenburg getrokken uit
het oude gedenkboek (liber memorialis)
van St. Maartenskerk; gemelde Heerwas
voornemens het zelve met meer andere
oude gedenkftukken tot een derde deel
van zyn werk HiftoriaEpifcopatuttmFcede-
rati èelgii
aan 't licht te geven , waarom
hy het reeds ten deele uit gefchre-
ven hadt, en alleen vergunt heeft 'er
een kort verhaal uit te trekken; maar die
geleerde man wietdt weinig tyds daar na

door
-ocr page 100-
STAD UTRECHT. 47
door cenë ziekte overvallen, die hem
uit het leven wegnam, en ons van den
gehelen inhoud van dat gefchrift ontzet
heeft, waarom wy ons voor tegenwoor-
dig met dit verhaal moeten vergenoe-
gen.

„ Uit de oude gedenkftukken onzer
„ Kerke bly kt, datdceerüe beginzelcn
„ dezer Stad beftaan hebben uit vyfhui-
„ zcn of hutten op den boord van den
Rhyny welke door eenige landbou-
„ wcrs, jagers,en een Veerman bewoond
„ wierden; want het is zeker dat vaa
„ onbcdenkelyke tyden, en voor de gc-
„ boorte van onzen Zaligmaker alhier,
„ een veer of .overtocht over den Rhyn
„ geweeft is. Maar vermits deze huis-
„ jcns des winters by hoogwater dik-
„ wils overliepen, ja wcgfpodden, ea
„ de reizigers van hunne goederen ont^
,, bloot wierden, zo heeft een Vorftder
,,, Vriezen* omtrent het jaar CC. om de-
„ ze onheilen te voorkomen, de in-.
„ wöonders te befchcrmen, en zyne jagt
„ aldaar te verbeteren, maar een weinig
„ meer landwaard in aan den arm des
Rhyns een ftcrk Kaftecl doen bouwen,
„ roet zware dikke flecnc muuren,
waarop hyeene goede wacht van krygjr
„ knechten leidc, en zyncn groot ^agt-
„ meefter tot Overften ftcldc benevens
„ eenige andere wildvorften, dk hunne

, woon-
-ocr page 101-
48 .BESCHiR'YVIN-G
„ wooriplaatfèn hierin ook hadden. Ja-
„ gers, bouwlieden en meer anderen»
3J kwamen kort daaraan hunne wo-
„ ningen by dit Kaftecl oprichten om des
„ te gerufter onder deszelfs befcher-
„ ming te wonen, zo dat men goed
„ vondt rondom eenegraft te graven, en
„ den omtrek met zware boomen, tak-
„ ken, en aarde te omwallen, welke
„ omwalling het eerfte beginfel dezer
„ ftad ge weeft is. M aar met 'ertydveet
„ meer inwoonders en huizen komende,


3>

wierdt het begrip vergroot, de wallen
afgebroken, en men omgordde de ftad

met dikke ftecne muuren, 't welke
omtrent den jaare CCCC. fchynt ge-
(chied te zyn.

„ Waarom het Kafteel en ook de

n
ftad de naam van Wiltenburg gege-

ven is, daarvan vindt men geen vaftc
~, blyken , maar zo men uit de oude
„ aantekeningen befpeurt, is zulks ge-
„ ichiedt, om dat het de burgt der wild-
„ vangers .was, en het is zeker, dat de
„ familie der opperjagtmeefters de naam
„ van Wlltenburg aangenomen hebben,


want dus vindt men omtrent het jaar

D C. eenen opper jagtmeefter Goiris
van Wiltenburg vermeldt, welk ge-
„ (lacht by verloop van tyden in het zui-
„ der gedeelte van Holland een Kafteel
„ gebouwt heeft, ook Miltenburg go-

„ noemd

'
-ocr page 102-
UEB.-STAD UTRECHT.
„ nocmd, welk Kafteelen gcflacht noch.
„ in wezen is".

„_Dë"f«Vfc«* en Saffen zich van tyd

3>
tot tyd'laiöf zeer fterk makende, daar

by zeer róofachtig en. onruftig zyhde ,
vielen dikwyis met grote macht in de
landen der naburen, de Oöft-Franken
vooral mócftcn vecltyds hun roven en

11
branden ondervinden, zelfs ontzagen

zy. de Roomlche krygsrhachten niet,
waarom zeker Keizer Valentiniaan
omtrent het jaar CCCLXVHI. hen met


een machtig leger tegehtrok, op de

„ vlucht iloeg en hunnen gantfcnen buit
^ afnam, de ftad en het kafteel Wtlten-
burg veroverde, en hen te rug dreef,
„ ja onder zyn gebied bracht. .Doch de
Vriez,e» en Saffen een machtig leger in
„ het volgende jaar byeen gezamelt heb-
„ bende, wicrdt het keizerlyk leger ge-
„ noodzaakt weder te rug te trekken,en
„ men maakte een vcrdtag ; wanaeer
„ de Vriezen de ftad en het kafteel hcr-
„ ftelden, en verfterktcn: dit fehynt wel
„ de eerfte ramp, die deze ftad en • het
„ kafteel geleden hebben.

„ Maar omtrent het jaar DC. bcgon-
,, nen de Vrie&cn de Oöft-Franken we-
,, der met roven en branden aan te tas-

•>i
ten , waarom Koning Dagobert hen

„ eiügen tyd daarna met een talryk k-
„ ger overviel, Jf#/f#£#r£verwocfte, ca
D
„ iiun
i

__________________________

-ocr page 103-
& SESCHRYVINÖ
„hun enige landen afnam, doch die
„ overwinningen duurden ook niet lang,
„ niettegenftaande deze Vorft, op den
,; grond van het Kafteel reeds een Kris-
„ ten kerk ter eerc van den H. Apoftcl
Thomas hadt laten ftichten; want de
Vriezen, een dapper en on verzaagt volk,
„ trokken hunne magt byeen, en deden
^ de Rhyn-Franken weder wyken, ver-
„ nielden de nieuwgebouwde Kerk, en.
„ herbouwden het Kafteel benevens de
„ ftad, alles in enen beteren ftaat van


.: tegen weer brengende, zodat de Vorft

„ der Vriezen hier veeltyds zyn hof
„ houden en zynen zetel plaatfen kwam.
„Maar Hartog Pipyn in den jaare
„ DCXCiy. de Vriezen ovcrwinnen-
„ de , nam hun de ftad en het ka-
„ fteel Wiltenburg met vele landen af,
„ zedert, \yelken tyd de Heidenfche Frie-
,-, zen hier geen vaft bezit weder gekre-
.,, gen hebben; maar is kort daarop door
.,, den H. Willebrordus en zyne mede-
„ gezellen het H.Evangejiie verkondigt,
„ en zyn de hardkoppige Vriezen tot
.,, Kriftus bekeert, toen, begon men te
Utrecht kerken te bouwen, en het
„ Kafteel Wiltenburg wierdt door den
„ gemelden Vorft Pipyn tot eenen Bis-
„ fchoplyken zetel aan den H. Biflchop
Willebrordus gefchoioken. Omtrent
tt dien tyd vermeerderd? de ftad door ve-
i':*
?, lc:
.
-ocr page 104-
5* BESCHRYVTNG
„ ftelt, alles in cenen goeden ftaat van
„ tegenwecr gebracht, een brug over
j, den arm van den Rhyngdegt, en met
j, fterktens voorzien, op dat de landlie-
3i den aan de overzyde wonende by
„ overval eqnevrye vlucht tot de ftad zou-
„ den hebben. Onder den zelfden 'Bis-
„ fchop zyn de huizen aan de andere zy-
„ de des Rhyns ftaande ook met mu-
„ ren omringt, en aan de ftad gefloten,
„ <en men heeft daarna tot dienft der
.,, inwoon eren de heerlyke kerk van de
„ allerheiligfte Maagd en Moeder Gods
„ Maria gctimmert, en dus is dit gedeel-
„ ten met er tyd ook hecrlyk volbouwt.
„ Doch volgens andere brieven isdeom-
„ muring dezer zyde later voorgevallen,
s, en omtrent den tyd der ftichtinge van
„ Mariaas kerk.

; Dus ver is dit kort verhaal uit het oude
handfchrift van den gemelden Kanonik
getrokken, maar de Heer van Hcusfen
wilde toen ter tyd niet toeftaan hetzel-
ve geheel te vertalen, om het werk, dat
hy meende uit te geven, niet te benadee-
len, thans zyn wy door de dood van dien
Schryver tot noch toe beroofd van het
overige diens ouden gcfchrifrs van gemel-
den Kanonik, welke in het laattte der
dertiende eeuw gekeft heeft, gelyk blykt
:iiit een brief jdoor den Heer Ant. Mat-

aangehaalt in zyne Amersf, Schry.
bladz. ip. „ (•. De;
__
-ocr page 105-
OER'STAD UITRECHT. |J
Dewyl dit verhaal met de te voren by-
gebrachte veel verfchilt, is het nodig^ dat
\vy, voor en al eer wy het aannemen, on-
derzoeken ? of het zelve door goede bewy-
zen bewaarheid wor'dt. Wat dan dié vyf
huizen aan.hét veer, of den overtocht
belangt daarvan vindt men by ande-
rea „wóf .geen duidelyk bericht, maar
her wordt echter by alle kenners
voorzeker gehouden, dat oudtyds, hier
een veer óf overtocht óver den Rhyn gc-
weeft is, hét zal dérhalvCn op het getal
dier vyf huizen niet aankomen, doch is
'er cca veer^eweert, heeft 'er noodzake-
lyk ecne woning geweeft, voor die het
zelve waarnamen : en wat aangaat het
herftellen van het Kafteel^/^»/^r^door
de Friezen ? hunne ftroperyen ppdeOoft-
Franken, ja op het lloomfche gebied
zelve, de nederlaag der Vrie&en onder
Keizer Fate&tiKiaan, daarvan vinden wy
l>y 'Melis Stokc, een Schryver, die voor
geloofwaardig te boek ftaat, en niet licht
gewraakt zal worden, genoegzaam be-
richt in de inleidinge van zyne Rym-
krony^:

. •
95oeficn \yatt it aetoagen /
't Eant üeneöcn jSpemasen/,
ücbec^affcn biet/
öï^ öie (ïtqeiti terfdjiet

P 3 Sart
-ocr page 106-
f4 BESCHRYVING
-» ©au brr IBafdn nenöe tan ben
- -;- «Die gjcljelt toJaS bat ftVfï - etiöe
38ïfooi^ fïbalt hi:bie0*
©eft tijEcftetabe min no.mpCyf;.
^an tdtet'iauccE of teC ''

3Dfe fóc^cit .ban 0dnftri fdtie
©ntfa^e'n' ttienkï) mcrf Of t Stamt*.

méc to^éet ©olc c« : 'flarc.fóöant/, .
öie q'uaet te foc&cn toaccn. i(
quaracn fï met ^carni . , ' ., 'r .
€>möat öoemfclje ïvc te ccanReji/.j

betöcciöni Die opa - biarfjcn» :
©at *t ®ölc menic-ïj jaec in fat;
jfta öu$ ^eeten gljebooin'^ffe
S^jie ïianbeet jarc feftiij eli féffé-
3©oct ïïewfcc Baïriuirtiaan/
45oet ï$«|l{fn üaa^ ïjf füaftfec tuafn.
: S n fïnm Wbhi toatren fi

.
(Ce ncOeten tife öóomfrije fleiueït;
35aat Begfticfe op een belt
5F)fc ftepfft/ cnöe üjan ömi au
ffcepcrnbe meiifcf) tnaii/
't nrbet lant neben Den ïïftlc.
toan ïji boert met fice pfne
Üjjaec aant bat nodf) ?ece 1^ bafï/
fettec in fommifl[)en gafï/
gjjÜfelDèn enbr bluoiigljm
öicneu bet; ïïocinfrïje ton0f)cn ;

-ocr page 107-
STAD ÜTÊU3CH?. 5}
—,, nlöfïen fi ben jege üerïiefen.
«Die .föebec - £>agfcn ïjeteit nu ©?fefen.

Uit dit verhaal van Melis Stoke wordt
een goed gedeelte van het fchfyven van
den gcmeldcn Kanonik beveftigt 5 dat na-
melyk de Neerfafièn Wilttnbttrg reeds
voor de tyden van Keizer Valentiniaai^
als hunne Hoofdftad bezeten hebben,
waaruit het voor zeker genoeg mag ge-
houden wórden, dat zy ook ftichters ge-
weeft zyn? ten minften zo lang ons van
anderen niets beter blykt.

De verhalen van de uitvallen op do
Ooft-Franken, en het Roomfche ryk ko-
men ook met elkandereri oVer eenj
wat verder de overwinninge van' Ko-
ning Dagoberl betreft , daar van vindt
men goed bewys in de Rymkronyk van
Klaas Kolyn, die omtrent den j are
MCLXX. gcfchrcven, en gelyk hy zel-
ve getuygt zyneKronyk uit de oude C har»
ters der Abdye van Égmond getrokken
heeft, f. 220.

tefïjcet
O;i!öc bröt ie bccUcfen
«Denflacf) mitten SSartutoaïben t
<3abcU;at Jr^ifSfii ( ücïjnlöe
3tanijer al^ 3pn glabp / Htm
ïjwft afmftén.
Drbf ïii floten
D 4

-ocr page 108-
BESCHRYVING
om 't ftepue

«n fierltc rfdjten. .,
J). iCüaiTM^ op ti tcicFiten;

~ . •_-,•'.>•.'•' 'V. -''-- f r- ' .«c,Y ij
Welk verhaal met dat van den Kano-
nik weder wei overeenkomt. Voorts
dat .dit -kerkje kort daar. aan- ^ ja on-
der Koning Dagobert al weder is vernielt
gcwecft , dunkt my duidclyk te blyken
uit een brief van BilTchop -Bonifacms aan
Paus Stephamt!; te vinden by Bcka bladz.,
15. endc XCVii. onder zyne brieven
door Serrarius uitgegeven. . . y, Hy (de
„ Aartsbiilchop vanKeulen) geeft voor,dat
r, het Kaftecl Utrecht met de vermeide ker-
ke door Vqgobert , voor dezen Koning
„ der Flanken, op deze voorwaarde aan
„ het l-sc-uifghe Bisdom gcichonkcn is
„ enz", t>4t ook de Vriejche Koningen
op dezen burgt hun Hof gehouden heb-
ben, en hier de zetel van het Vriesfche
jryki was, wordt bevertigt door het fchry-
ven van Theofridus Abt van üptcrnach,
welke omtrent den jaare MLXX, het
leven van den H. Bifïchop Willebrordut -
befchrcvcn heeft, en in zyn 8. Hoofdftuk
den burgt te Utrecht den Zetel <van bet
Vnctfche ryk.
noemt.

Van de overwinninge van den Vorft
Pipyn , zyn overvloedige blyken, onder an-
deren fchryft 'er Melis Stoke in de inlci-
«lingc van zyae R)'mkronyk aldus van :

lüant
-ocr page 109-
STAP, UTRECHT.
ban ^ctfïeïle geboren
fe 't ftoectt ban XKanhctic öaoecö/,
$i .fjaö- ojïogöen • gfcnoeci)
Sfcgen Öqboube 4&oö£ Want/ ,
3Dfc l)crtog[) üws ban Dtfcflanbt /
. , ;ê>o bat l)i ne bcrtuan met eren
9|n 't gncatimtton on^ peeren;
&eg ïjonöctt tuegcntiöb enöe üircc.

r •• \ -•--..- l • . , ,
*,•,-. i - ' -
Van1 den overval der Noormannen en
het vernielen van Utrecht onder den Bis-
fchop Saldericitsvindt men goed befcheid,
ïn een brief van den zei vexa Biflchop, by
Heda bladz. 7J. gelyk ook, hoe hy de
;ftad, kerken, veften, enz. weder op ge-
bouwt heeft ; zie daarliet verhaal van den
JUnonik Stoutenburg met de getuigenis-
Ten van geloofwaardige Schryveren over-
eenkomende. Waarom wy o.p; goede
gronden die (lichting door de-Antoniu/ett ,
en Duitfchc Wilt en van de. hand wyzen.

Doch die van een ander gevoelen zyn ,
hebben niets onverzocht gelaten , en
brengen tot bcwy s van het hunne noch.by
.Sigebertus Ge mablaccnfis , welke omtrent
het jaar MCC. gekeft heeft. Deze pp
het jaar DGXCVil. van den H, Biflchop
JVillebrordus ichryvcnde , laat zig aldus
.horen : „ Willebrordus door Paus Sergius
„ den bynaam Clemens verkregen heb-
„ bende en om onder de Vriezen te pre^
„ difecn tot Biflchop gewydtzynde, heeft

D 5 » zr

-ocr page 110-
53

„ zynen Bifichoplyken zetel geplaatst
„ te Vultaburh, 't welk riu •yültrajcflun*
„ genoemd wordt uit den naam vaa
„ het volk der Puiten '• en uit Trajeftum
„ zarhén gefteld, dat zo veel te zeggen
„ is als de ftad der Vulte». • Want Tra-
jeïïum wordt in de Gaulifche taal voor
„ eenjftad genomen. Doch die Schryvcr
komt te laat by om zonder nader bewys
gelooft te worden; daarenboven kan ik
niet bcgrypen, hoe men hier Vultaburch
en Viütfn vindt, ten zyby misfchryvirig ,
want )ö*Èn by alle oude Schryveren Wil-
tenbnrg\<ü&..
Ook fchynt Sigebert} even
gelyk anderen , Eeda -flagefchreven te
hebben, gdykTheofridmAbt van Epter-
nach \üb.Wüld>rordus fchryvende, zulks
zelve düiddyü te kennen geeft in deze
•woorden vaft 2yn 8. Hoofdftuk: " Wil"
" brordus
door Fans Sergius van Romen
" als kerkvoogd gezonden zynde, wicrdt
" van den doorluchtigen Vorft Pipyn -met
" grote blydfchap en eer ontfangen, en
° van hem befchonken met zyn dooi>
" luchtig Kaftéel om 'er den Biflchoply-
" ken Zetel te plaatfen INB) 't welk
" naar het verhaal van Üeaa van ouds ia
" de barbaarfche taal Wiltenbttrg, maar
* in de Gaalifche taal Trajeëium go-
" noemd wiérdt". Hier uit blykt genoeg
dat me-n Seda [maar nagevolgd heeft,
en het waarfchynlyk is, dat de plaats van

-ocr page 111-
STAD UTRECHT. $
Sigtbfrttts, die noch omtrent de honderd
jaren jongeris dan Tfe<w/nWwj,van de zelf-
de foort zal wezen, alleeneen weinig
verfchikt.

Maar de Heer Abt. Malthlias In de
Voorreden van zyri boek de Jttrf Gladii,
tracht met nadef béwys vOOrdt WiltcntK,
pleiten, en brerigtycen oudfehryvér by,
<iie omtrent den jare DGCCXXXIV. de
Kfonyfc van Fontanelle gefchreven heeft,
door deh geleerden Heer LUC as d'Achery
*om' S'foicilegii
aaji't licht gegeven, by
\fKti dit verhaal ftaat in 't 3. Hóofdft.

„ Als Koning Rarel van eenige aan-
'„ brengers vcrffaan hadt, dat Raganfri-
•^ tkfs met het padrd van Wando gevlucht
„was, heeft hy bevolen, dat men hem
f,- -van het bëftüur des kloofttrs afzetten
?, en in ballihgïciiab^ brengen zónde op
„ het kafteel Trajffïttin (Treehtfche Ka-
„ fteel) 't Wdlk. volgend den'ouden naam
„ dier volken Viltabarg., dat-is? de ftad
„ der Wilt en- genoemd wierdt, maar nu
•j^in de Fraafehe taal Trafoflttm enz.
,y £n vervolgt hfm 't 11. Hóofdft. Dezelve
Wando was mede noch in ballir "**
j j- te Trècht (in 9rajé&$) in het kk
„ den H. Belyder vanKriftas &t. J
-,, en in't ia. Hóofdft. Wc^f
„ -dienftige man Wbndo toen h^mct vet-
,-, lof, en door bevel vandcndóorluehti-



-ocr page 112-
6o
f*»-.
c70(//w#/)alwaarhy in

zonden was, weder te rug jfcwam, heeft
3> hy de aldaar bewaardwordende reli-
„ quicn van den H. Belyder St. -Servaas
,i met zig genomen". :
. Ik gelov.e, dat en de Schryver der
kronyk en'.,de Heer Mattb&us in,den
naam Trajcftuw verdwaalt zyn ge weeft,
want het blykt duidclyk, dat, dit
verhaaLop Trajeclum ad Mofam, Maas-
tricht
en niet op Trafccium ad Rhe»um>
'Utrecht
paft. \yant op de eerfte plaats
ïs al van ouds het klooftcr of de Abdy
van St. ^ri/ö^geweeftjen Monaft^riuoi
genoemd, in dezelve wierden ook,de
Reliquien van St. Servaas bewaard.
Maarte TJtrefbt is op 4ieu, tyd noch kerk1
noch kloofter van St., Scrvaas gewecft^
want deAbdy van ^,,iy#r/y^voorge/eft-
lyke nonnen te Utrecht is cerft onitrpnt
het jaar MCC. gefticht. Ja het is .zifter,
jat op den tyd, van wdken de/Kronyk
meldt j, rnoch niet een kloöAer te Utrecht
was, zelfs vindt men geen vaft bewys,dat
St. Martens kerk tóén al volbouwt, is
geweeft^ dewyl men buiten tvvyfel dpor
dien Doorluchtigen Vorft Piyyn <ya&
Herftal,
Opperftaatsman of Hofmeqfter
van het huis van Ooftvrankryk moetver-
ftaan, welkein den jaare DCCX1V. vol-
gens de befte fchryvers overleden is, en
gelyk wy op St, Martens kerk zullen
dl
aan*
-ocr page 113-
DER STAD UTRECHf. 5i
aantoonen zou deze kerkeerft in het jaar
DGGXVII1. volbouwt zyn geweeft: 't
geen 'er byftaat , „ 't welke volgens
„ den ouden naam dier volken Vtlta-
burg , dat is de ftad der Witten, gc-
„ noemd wierdt", blykt -duidelyk ge-
noeg al mede nageichreve woorden
uit den mecrgemelden Seda te wezen,
gelyk wy Van Theofridus Abt van Ep-
ternach en Sigebertus Gemblacenfis ook
met grote reden menen. Deze Schry-
ver zal dit verhaal op een Trajee-
tum
vermeldt gezien hebben en vor-
ders bevindende, dat Beda fchryft, dat die
ftad in de Gaulifche taal Trajeïïum ge-
noemd wierdt, zulks 'er bygevoegd heb-
ben om het op Utrecht te paffen , daar
hy zich in bedriegt.

Dusdanige .mittafting is dezen Schry-
ver niet alleen overgekomen, maar men
vindt verfcheidc voorbeelden , voor al
van buitenlandfche Schryvcren , die hier-
in ook ftruikelen, want dus wordt by
fommigen den H, Amandus BiHchop van
Iraieftttm, te weten ad Mofam, Maas-
tricbt
geboekt voor Biflchop

ad Rhenttm. Zelfs brengt de Heer
Ant. Matthttts in zyn boek de Nobili-
tatc lib. II. pag. i ói. hier verfcheide voor-
beelden van by, waarom ik my verwon-
der, dat hy geen naauwer acht op het
verhaal van desen Schryver genomen

heeft.,
__
____
-ocr page 114-
PESCHRYVING
heeft £n: om noch nader te tonen, dat
het kloofter van St. Servaas. cene Abdy
te Afaa/tricht en-niet te Utrecht gelegen
was , hebben wy maar een brief van Kar el
den Eenvoi^digen des jaars DCCCCXIX!.
naar te zien, in welken duidelyk ftaat
de Abdy van St. Servaas op de Rivier de
Maas., w een plaats Trajettttm genoemd,
gelegen. Ja deze Abdy vindt men in ou-
der brieven ook wel met de naam vaa
Trajecia benoemd; want in een brief van
Keizer^r»»//«i des jaars DCCCLXXXIX.
ftaat, d at hy aan den Aar tsbiffchop vanTrier
de Abdy ichonk, welke Trecht (Trajefla)
genoemd wordt. In een j brief van Ko-
ning Zuendiboldus des zelven jaars van
die zelfde Abdye fprekende , ftaat ook
weder , wclke Trecht (Trajecïa) genoemd
wordt : het blykt derhalven duidelyk
uit deze bewyzen en brieven , dat de ei-
gcntlyke naam der Abdy wel was van St.
Servaas,mwr
dat zy ook dikwyls Trecht
of Trajeffa .gcwocandt wierdt, naar den
naam der ftad daarin zy gelegen was.

Ik zoude van deze ftorre thans af kon-
nen ftappen. en op de door my by ge-
brachte bewyzen mogen beftuiten , dat
onze eigene landzaten ftichters van Wil-
tenburg
zvn gewceft, en dat het geen uit
oude (tukken voor de vreemde Witten
ichynt te pleiten, alzo ongegrond is,
als de ftichtjng door ecaeu Antotiitts en
de naam van Antonw.
Ech-,
-ocr page 115-
STAD UTRECHT.
. .Echter moet ik jaoch eene zwarigheid
oploflen, my door een liefhebber onzer
Yaderlandfche Oudheden, v-oor/het ou-
de Antwia en het ftichten, -yaft WÜtên-
bwrg
door de Wilten ingenomen, bygc-
bracht uit de FJandveft kronyk yanMati/y/s
<vcw der Hoet/ftt.,
alwaar hy in het twe-
de deel bladz. 87. dit volgende fchryft:
, Anno 186. nae Chriftus geboorte D E
„SLAVEN ende de WILT E N in
Zttidthollandt ende des lands vanPUT-
„ TEN hare machten t'zamenbren-'
ghende, hebben daer mede ANTONI-


N AM (o£tcUtrecht)oip de middelrtrpojn

77 des RbytK gelegl>en,. ftormeiaderhancl
M bekracnticht, daer benetfens ook ver-
v moort al wat zy levendighda^r pinnen
„ vonden, Dit ghedaen zynde, deden
„ zy de Poorten, Stormtoren?ende Ves-
^ ten op haer manier opbouwen•>, en-
a de naer haer Wiltwhtirgh noemen.
M Maer alfo fy te wrecdelyok regeerden,
„ heeft naederhandt den l\,ey$F'(i/e?tti-
nianus omtrent 't jaar 364, njct al-
v leen de Bolwcrcken ende Poqrtqn van
v Wilténbtygb ghelyck ter aarden ghe-
ö flecht maar ook de ghehcqle njatie dec
„ WlLTEN uytgeroeyt,

Hoe bondig dit fchryven voor het an-
dere gevoelen fchynt, bewyft het Xiiet
rne;er, als eenig der te vore#, bygcb^ach-
tcn, zynde het zelve gehaaltuit de oude

Hol-

-ocr page 116-
<54 BESCHRYVING
Hollandfche Kronyk van Jan -van Lei-
den
en andere Schryveren van dien tyd.'
Daarenboven zyn deze Wilten en Slaven
volgens dien Schryver geen Vreerndeiin-
gen, maar onze eigene natie gewceft,
hun bezit in Zttidboliand en het lai|d vaa
Putten hebbende, derhalven ftrekt hetzel-
ve weder tot een be\vys,dat onze landza-
ten tóen bekend onder den naam van
Vrie&en voor ftichters van Wiltenburg te
houden zyn; ook komt het jaar derftich-
ting van JF//taw£#rgmethetfchryvenvan
den te voren aangehaald en kanonik al rede-
lyk overeen, ftellende die dezelve omtrent
het jaar CC. en va» der Hoeve op het
jaar CLXXXV1.'t geen niet veel verfchilt.
Hy taft echter «ekerlyk daar in mis,
dat Keizer Falentiniaan in den jaare
CCCLXIV. de gehcele natie der Wilten
uitgeroeit heeft, want voor cerft was
hy indat jaar noch geen Keizer, en ten
anderen heb ik te voren getoont, hoe
dat den Vriezen, by dezen ichryver Wil-
ten
genoemd de öad en het fcalteel eerft
in den jaare DCXCIV. door Fipyn van
Hcrftal voor goed afhandig is gemaakt,
daar zy het onder Keizer ralèniiniaan ,cn
onder Koning Dagobert wel eens kwyt
zyn geraakt, maar nebben zy noch telkens
hunne fchade weder herhaalt
waar het Nu zullen wy voortgaan met het
onderzoeken, waar eigcntlyk het oude

ka-
-ocr page 117-
STAD UTRECHT. £5
kafteel Wiltenbwg eigëntlyk gelegen
heeft, vermits daarin onze Schryvcrsoofc burg oud-
verfchillende zyn. Menfo Altinginzy*'
ne kaart, welke hy noemt de Scfchryvwg:
'va» Vriejland omtrent de te rttgkomft der'
Franken,
en mede te vinden is m het eerfte
deel van het Tooneel der Nederlanden
bladz. 114. plaatst Utrecht aan de eene, Wil-
tenbarg
aan de andere zyde vanden Rhyn
boven Fethna, en de Heer Halma, fchry-
ver van het gemelde Tooneel brengt 'et
op het woord WiltaburgumdCTJC. betchry*
ving uit Alting van by: „ Wiltenbttrg is
„ een kafteel op den linker oever van den
Rhyn, in het landt van Utrecht, ruim
„ een gemeenc duitfche myl boven de
„ ftad van dien naam (Trajeftum^ Het
„ is een en dezelve plaats met Fethna of
}) fechta, zyndc een naby gelegene Hof-
ftadt (Villa] waarvan de naam noch hce-
„ den ten dage met Wiltenbttrg gemeen
,. is", enz. Deze befchryving komt met
de (telling in de aangehaalde kaart niet over
een; want in dezelve worden Wiltenburg
en Fethna
wel duidelyk^lstweebyzondc-
rc kalleelen, waar in hy-de waarheid ge-
troffen, heeft, onderfcneiden -, doch ik
geloof, dat hy miftaft, wanneer hy Wil'
tenburg
dus van Utrecht affcheidt, ver-
mits ikdenke in ftaat te zyn om aan te
tonen,dat Wiltenburg oudtyds binnen de
ttad Utrecht gelegen heeft. Ant. Mat-
E
tbws

-ocr page 118-
<5Ö BESCHRYVINKJ
tk*ttf in het; IX. ;dcel 'zyner Ahalefta
bladz. aUp. in de aantek. maakt van Tra-
jeiïttt»
en Wittenburg .ook twee onder
fcheidene plaatlen , hoewel datze dikwyls,
zegt hy, om vderzelver naby gelegenheid
voor eene genomen worden. Het een
is tegenwoordig eene vermaarde ftad. Het
ander heeft voor dezen by het dorp Vesh-
ten,
aan den Rhjn, een half uur van de
ftad t/mrfo,gelcgea. Maar ieder zal zich
moeten verwonderen , hoe wankelbaar
deze anders grondige i Oüdheids kenner
hier in zyn gevoelen is, want in zyn IL
IJoek de Nobilkate I.Hoofdft. bladz. rói.
daar hy twyffelt of Utrecht zynen naam
yan den overtoeht der Vult en, of yan het
oude veer, 't geen hy beideonbeflift laat,
gekregea heeft, voegt hy Jcr deze klaare
woorden by: ,, Het is nodig, dat men
„ acht geve, dat Vultenburg of Wüten-



7,


bwg hier het zelfde is met Trajeftum.
Andere zoeken het buiten de ftad by
het ó&ty Vechten en verder. Maar,§er
lyk het blykt, telt onrechten > Fethna,
heeft Oudtyds gtkgen, daar nu Vtch-

ten- is» waar over de brief van Kttrel
„ Martel
kan na§czien worden", 't welk
duidelyk zyn vorig fchoyveh tegen-
if>reckt,6ft i overhoop werpt. 43y gelegen-
heid dat -hier gewag gemaakt wordt fan
cenen brief yan Karel Martel, zal het
niet ondienftig wezen dieauitJ^z aan

den
-ocr page 119-
DER STAD UTRECHT. 67
den lezer voor ogen
uit ten vollen blaken zal, dat
en fethna .twee byzondere paatfen wa-
ren, dezelve luidt aldus; , f .
„ -Daaïöm fchenken w^vaG. dezen te-
„ genwoordigen dag af, doorxlil gefchrift
,, onzer uitterftc wille, en be&eercn, dat
„ eeuvviglyk gegeven zal bly venu, name-

lyk aan 'tklooftcr (St.
„ geen binnen de muren van H: Kaifteel
Utrecht gebouwt en gelegen is, daar
„ de ApoftolifjChe man,- onze Heer en
„ Vader ia CkKil&x&WiUièrDfidus Aartsbis-
„ fchop i, aaar dtn kloofterlyken regd van
„ eenen heiligen ommegang, als herder
„ hetbowindiiecft, alles wat inhetKaileel
,„ Utrecht zelve tot ónze Vorftelyke ichat-
„ kift behoort, met alle.het by gelegene
„ en toebehorende, zo binnen als buiten
„ de muren, benevens de plaats ot
„ het KaÜcel Fethna genoemd, gelegen
„ in het dor^ Intcrlaco^.^iQt alle hare
„ gerechtigheid en vaftjgheden , geiyk
„ ook alle bylcggende en toebehorende
„ zaken, welke of tot de .plaats en het
„ ^afteel Fethna, of tot het Ypargerioem-
„ deKaftccl Utrecht, fchyftetirtoe tcko-
„ menoftcbehöorcn. .'.. .' 'ócgeyen te
Herftal, op den eerfteriJannary, in't twc •
„ de jaar der .Regeringe'yan den Doör-
„ luchtigcn,Hèêren\<&vu\%,Theódoricus.
De brief is in zyn geheel by W. Heda
E 2 in
-ocr page 120-
S8 BESCHRVVINO
in het leven van den Biflchop
dus bladz, 28. te lezen. Enige ftcllen
het jaargetal op DCCXXII. Maar A.
Bucbel
in zyne aantekeningen over de-
zen brief ftelt het DCCXXVIII. omdat
K ar d Martel dezen Thtodorictu eerft in
den jare DCCXXV1. tot Koning ver-
klaart heeft, enden brief in het tweede
jaar zyner regeringc getekent is.

Tot verder bewys, dat het Kafteel U-
trecht
een en het zelfde is met Wiltenburg,
kan men ten overvloede hier noch by
voegen de getuigenislèn van twee onzer
oudfte Nederlandfche Schryveren, te we-
ten Klaas Kolyn en Melis Stokt. De
cerfte, van de reeds gemelde overwin-
ning van Koning Dagobert fchryvende,
vervolgt X 223,


JDiïtcnbotïlj Dcöe öi fïowtt
<Cn ont 'c tjfnbrn biet bcfiocen
3^ebe ec cni fierfte tifï)tcn
San §>. (Cfioma^ op tï tricfjteit

Nu is het buiten gefchil, dat deze St.
Thomas kerk binnen deoudeftadU"/wfo
geftaan heeft, ja , was, zo men wil , opden
grond t van het vernield Kafteel Wiltcn-
tttrg
g^cbouwt.

Melis £tokédc overkomst van den H.
n
- i — , *
-ocr page 121-
DER STAD UTRECHT. tf?
In.de inleidinge van zyne Rym kronyk
aldus:
,
••• : .T.," :• •
qimm t'Ut?ecï)t
j)iet te bq«n.

Welke woorden weder zo klaar zyn;
datzc zonder geweld niet verdraait kon-
ncn worden. Wat kan zekerder zyndan
dcgifte van den Vorft Pïpyn, waar by
hy zyn doorluchtig Kafteel aan den H. Bis-
fchop Witlibrordus fchonk,ofn'er zynen
Bificnoplyken Zetel te plaatfen, welk
Kaftcel volgens getuigenis van Eeda noch
met den ouden naam dier volkeren Wil-
tenburg
genoemd wierdt. Heeft WiÜi-
brordus
zynen Biffchoplykein Zetel in dit
aan hem gcfchonken Kafteel gepjaatst,
zo hebben wy maar te zien, waar de
Biflchoplyke Zetel van den beginne af
geweeft is, waar hy de eerfte Biflchoply-
ke kerk gcfticht heeft, waar alle de eer-
fte Biflchoppen hun Biflchoplyk, Hof ge-
houden hebben, en men zal bevinden,
dat zulks binnen Utrecht, en nooit te
yecbten ge weeft is. Wy willen geenbc-
wyzen trekken uit het khryven van den
Abt Tbeofridu$ of4 Monnik, Stg&ertus,
fchoon die het zelfde -getuigen", maar ik
ga dezelve w.el bedacht yoprbyb qm dat
ik, gelyk ik hier voor gezegt; jfcb, vatjt-
üelle dat zy Beda naargeichreven hebben.
£3
' Kiet-

-ocr page 122-
70 BE S C H'R Y VING
NiettègenftaandehetjZO my toefchynt,
fenoeg blykt, dat het oude Kafteel Wilt en-
ttrg
ten onrecht onder het dorp Vechten
geplaatflr en gezocht wordt, zyn echter
fommige ;Sehryvers met eenige pennin-
gen van de Antoninen, en andere weini-
ge oudhedeh óp . ziekeren akker ortdcr
Vechten gévorideri, zo ingenomen, datr
het kófte, wat het ook mag, zy daareerx
Wiltenbttrg wilkn zoeken; ja zelfs heb-
ben zy die-plaats den naam van Wilten-
burg
gegeveri: De zo veel malen gemel-
de Ant, Mattb£ttf,dicop de aangehaalde
plaats van zyn boek de-Nobüitate getuigt,
eri bewyfty'dat Wïltenburg&ti het zcltae
is met Utrecht öfTrajettum, is ook met
dat verzonken. W'iltenburg'.onder Vechten
verlegeh, doch om zich te redden heeft
hy goed ge,vöhden twee kafteelen Wiltett-
burg
dicht by den anderen gelegen te voor*
fchyn te brengen, waar.door hy de zwa-
righeM.ttieent ontkomen te zyn, doch
geraakt dus doende naar on?e gedachten
te verder van het rechte pad verdwaald,
of fehöoh-lijr zyn voorgeven met redely-
ke otide brieven tracht vast te maaken.
Hy iehryftdan in de voorreden van zyn
i*>ek"'& "jure Gladii volgens onze verta-
ling deze woorden: „ Hkr vak niet lan-
„ ger te twyffelen. Daar zyn'er, weet ik,
„ die Wtltenburg\tt\ Utretht onderfchei-
„ den i om dat er noch tegenwoordig

, ecu
-ocr page 123-
DER, STAD UI&ECHT. TI .
.Wiïtetoktrg, bfeit€n;.i($o.ftad oo(J:?
waart,;, «kar ! nu het1 ëórjt ferhtet» 15,


gevonden wordt, van 't welke ook $aj-

,. 4wwts Prxjoft van, ft. Maf ie in eerierj.
„brief van het iaar, MCLXIX. gewag
„ maakt", Wy zuilea hier. dsa brief , ,ZK>
ver hy.cot bcwys djfint,bYertaa& lasen
volgen.; m\ iccn .:;.:'_.. v jrj;';ir-:. : ....
,, Ik Rvldmuyit idoor iGodrgcnade Prooft
^ van onaedieve Vrouwe kerke, makc
„ aan alle gelovigen zo tegenwoordige
„als ,tocKomende bekent, dat 4e t^en-
dcn.m.lfKiltertèurg, welke flerwtaiïntts
„ van^ir^c, als ook de tienden in Le$if$,
„ welke Ge tatd zoon van Frawbertus ,yn\j.
„ my en van myne voorzaten, hebben te
„ leen gehouden , totgdbruik dexbroöie.-
„ ren in dezelve keükc.fdea/Hccre di^;-
„ nendc, zyn aangewaftclien ; Waarora
„ de. voorgenoemde mannen zonder aan
„ gezoete te. wezen, uit eigebewegiti-
„ ge tor ons gekomen zyn, -enz. Hiq:
op'fchryft verder de Heer Mattbxus;
Doch om welke reden deze plaats bui-

w
ten de ftad dien zelfden naam gekregen

heeft , blykt ons niet ; maar zonder twyf •

r>
tel, omdat hia eertyds ecne hoeve,, of

„ zoo men liever wil eeae wooning van
9, een doorluchtig man onder de Witiw
,9)
geweeö zal zyn. Ende dit is beide gp-
M noegzaam zeker, te weteu, dat al|aar
„ voor deaen een,e Kidda-inatigc Hoe-.

E 4 „ vc
-ocr page 124-
7* BESGHRYVING
,, ve geweeft is, en dat deszelfs Heren, Hc-
„ ren van Wiltenburg genoemd Zyn. Ik
heb noch eenen onuitgegeven brief van
i, het jaar MCCLXXX. welke zulksdui-
,, delyk aantoont". Het is nodig, dat
wy ,om de zaak in haar geheel te befchou-
wen, den brief, -voor zo veel 'er het be wys
uit getrokken wordt, naar het latyn by
Mattk&us hierweder vertaalt, inlaflchen,
op dat wy mogen zien, waar het geheim
fchuile*

•-"• -,y Wy Sweder van Wiltenburg, Rid-
„ der, enz. Vermits de zaken. die niet
„ by gefchrift Worden opgefteld, door
„ verloop van tyd, uitdegeheugenifleder
„ menfchcn geraken, ten zy dezelve door
„ het geen gcfchreven is worden ver-
,; fterfct. Op dat dan de tegenwoordige
„weten, en de toekomende verftaan
„ mogen, dat wy zoo veel van ons land,
„ als waarvan jaarlyks 6. ponden plc-
„ gen ontfangen te worden , verkocht
„ hebben aan onzen beminden Priefter
Willem Eole kapellaan op Wiltenburg^
„ den houder dezes voor zekere Ibmme
„ gelds, ons door den genoemden tfil-
„ Urn
betaalt, van welk land hy jaarlyks
„ niet meer zal trekken dan vier pon-
„ den, en 't geengelegen is \n\Wercunde,
„ tuffchen het land der Heren van St.
„ Jans kerke aan d'eene zyde, en tus-
„ fchen het land van Hendrik clotinghe

„ aan
-ocr page 125-
DER STAD UTRECHT. 7?
"„ aan d'anderc zyde. By de overgifte is
„ tegenwoordig gewecft myne moeder
,, vrouwe van Wiltenburg, : Hendrik
Splinter, en Hendrik van Wede mynen
„ vriend. Enopdat dit bovenftaandevaft
„ en van waarde btyve, hebben wy de*
„ zen tegenwoordigen brief met ons ze-
„ gel, en met het zegel van den Kom-
j, mandeur van St. Katharyne, als pok van
„ den Kommandeur van den Duitfchen
„ huize, en' van myne moeder, vrouwe
„ van Wiltenburg voornoemd, bezegeld,
„ en aan den gemeLien Willtm overge*
„ geven. Gedaan in 't jaar onzes Heren
„ MCCLXXXVIII. den <5. dag voor St.
„ ViStor.
--r-
Op welken brief onze Schryver.van zya
eerfte gevoelen, by 't welk hy een voor-
naam man onder de Wilten bezitter .van
dit vwzteWiltenbttrgftelt gcwceft te zyn,
afgaande ,deze aanmerking maakt: „ Mis-
„ fchien zal dit kafteel Wtltenbttrg niet
„ van de Wilten gebouwt, maar van de-
„ zelve vernield zyn, want het blykt ge-
,. noeg, uit de zo zilvere als kopere
^ penningen, die daar in groten getale
,;, gevonden zyn, dat het van de Esmei-
nen opgebouwt is, enz. Van weikp
penningen hy hierop een kort verhaal laat
volgen. W at het vinden der zelver be-
langt , zulks raakt dit Wiltenburg niét, en
toegeftaan zynde,dat het zo was. zoude dat
E S
be-
-ocr page 126-
74 B.ESCHRYVING •
bewys zeer zwak zyn„ Maar hoe is het
te begrypen, dat een zo geleerd man
hier kan zeggen, dat' de Wtlten dit kas-
teel Wiltenburg zouden om verre gewor-
pen hebben, daar men uit den even-te
voren aangehaalde» briefLduidelyk'ziet,
dat het in denjare MCCLXXXVIÜVnocli
ïn wezen, en Willem Bole toen kapel-
laan^p dit kasteel was, j azelfs is het volgens
een brief , ook door Matth<eus in hetzclfr
de boek IX.Hoofdft. bladz. n 8. uitgegeven
in't jaar MCCCXXXVUJ. 't geen omtrent
50. jaren later is noda in wezen geweeft^en
heeft tot den jare M1VCXXI. gedaan,
wanneer het by het inbreeken van den
groten Zuidhollandfchen waard, waarin
het gelegen was, met zo vecle andere dor-
pen en floten zal weggefpoelt zyn, dies
'er de minfte fchyn van waarheid niet is,
dat dit WiltenburgonAsx Vechten zoudcge-
legen hebben. Om hier van, klaar be-
wys te hebben, en de duidelyke legplaats
te vinden,heeft men den brief, waar van
zo even gewag gemaakt is, allecnlyk in
te zien, dezelve begint dus:

„ Wy Deken en het Kapittel van St.
"„ Afartaas kerk te Utreaht, doen te we-
„ ten aan allen, die dezen tegenwoordi-
„ gen brief zullen zien of horen lezen,
„ dat wy aan Gerard gezegd van Wedt,
verhuurt hebben eene hoeve lands, be-
„ horende aan onze kerke, die gelegen

„is
-ocr page 127-
DER STAD UTRECHT. 75
„ is in Wede, bczyden Wiltenburg,
„ van de. boven zydc tuflcheri de lan-
den van Gos'wytt zoon van Margareta-
„ enz. Gegeven in 't jaar omes Heren
„ MCCCXXXVIIU op.'t fctft van den
3, H. Laurens martelaar.
-. . ^
De brief ftaat in 't geheel tcf gcmelder
plaatfe, dit is genoeg tot onsbewys,ikge-
lovc, dat het nu klaar genóegblykt, waar
dit kafteel Wiltenburg gelegen heeft,
namelyk bezyden de Kerk ia het dorp/
Wede ,'t \velkin den grotert-ZuidhollandH
fchen waard begrepen is- ge*teèft; 'ook*
blykt het uit den bygebtacmen'brief vatY
't )aarMCCLXXXVHI. dat de verkochte
landen van Wiltenburg daar omtrent ge-
legen zyn geweeft in den Ambaehtc van
Wercunde. Weshalven de voorftanders
van dat oude kafteel, 't geen onder Vecb>
ten
gelegen heeft y in plaats van te" iltenburg
daar met meer recht Fethna zullen plaat-
zen, waarvan, zo het mytoefchynt, dat
dorp dien naam zal gekregen hebben,
daar het te voren, geiyk uit deii aan-
gehaalden brief van Karel Martel blykt,
Interlaco genoemd wicrdt: maar of dit
Tefbna door de Romeinen gefticht is, laat
ik een ander onderzoeken-, 'zynde zulks
buiten myn beftek, doch het bewys der
gevondene penningen komt my veel te
zwak voor.

Uit het geen, wy hier laatst met oude
brie-
-ocr page 128-
7<5 BESCHRYVING
brieven bewezen hebben, wordt ook na-
der beveftigt, het voorafgegane verhaal
van den Kanonik Rudolfvan Stoutcnburg,
hoe dat namelyk het gedacht der opper-
jachtmecfteren?F//ta>2i#>g genoemd in het
Zuider gedeelte van Holland een kafteel
Miltenburg gebouwt heeft. Doch van
den tyd der (lichtinge is geen blyk ove-
rig, maar zal het zelve naar alle waar-
fchynelykheid omtrent het begin der elf-
de eeuwe al in wezen geweeft zyn. Wy
ftaan derhal ven gaarne toe, dat 'er pudtyds
twee kafteelen Wiltenburg genoemd ge-
weeft zyn, maar oordeelen , dat 'er te
vergeefs een onder Vechten gezocht
wordt, dat ook het laatfte in oudheid by
het eerfte, 't geen het zelfde met Utrecht
ïs, niet kan komen, ia zelfs zal het eer-
fte al vernietigt geweeft zyn, eer het twee-
de begonnen is geworden.

Dus meene ik den lezer wegens het
oude kafteel Wiltenburg eensdeels een
genoegzaam bericht gegeven, en 't geen
ik geftelt hebbe uit goede ftukken be-
wezen , anderdeels aangctoont te heb-
ben, hoe men op lofle giflingente werk
gaande vecltyds in plaats van de waarheid
opteheldercn, dezelve in 't tegendeel
verduiftert, en zich zelven in eene zo-
danige verwarring brengt, dat men 'er
niet uit weet te geraken, zonder zich hier
of daar tegen te fpreken,

IV,
-ocr page 129-
DER STAD UTRECHT. 77
'
vu.. ..'•.•' -
IV. HOOFDSTUK.
.
Wanneer Utrecht tot een Stad
gemaakt, en met muu-
ren omringt is.
ZYn 'er ons in de voorgaande Hoofd-
ftukken veele duiftere en moeyely-
ke zaken voorgekomen, en heb-
ben wy dezelve, zo veel doenlyk was,
opgeheldert; in dit tegenwoordige ko-
men ons weder verfcheide zaken voor,
van welke geen meerder geheugen, noch
klaarder voetftappen overig zy n,hct zal der-
halven geene mindere moeite koften om
acliter de waarheid te komen, en kunnen
wy dezelve niet in't geheel ontdekken, wy
vleien ons echter naar by te zullen komen,

Eene der grootfte zwarigheden, die Wanneer
iiier voorkomen, is het groot verlchil,ütrechl:
dat men by de l'chryvers vindt omtrent !£ƒ*"

het begin van Utrecht en wanneer het raaakt

en
tot een ftad verheven as. Zommigen, ommuurt
gelyk wy reeds gezien hebben, ftellen'5-
zulks al lang voor de tyden van Ja/ias
C&jar
gefchiedt te wezen, ja dat het toen
ter tyd al met vetten of wallen omringt
zoude geweeft zyn. Anderen integendeel
aanmerkende, dat Utrecht in de Voritely-

ke
-ocr page 130-
78 EESCHRYVING
kc brieven tot de negende en tiende eeuw
toe niet den naam van Burgus, Caftdlum
of rttta vermeldt ftaat, beflaiten daar
uit, dat het toen noch geen ftad kan .ge-
weeft zyn. Ik zal dan eerft onderzoe-
ken , of uit de benoemingen van Bur-
gus, Caftellum,
enz. volgt, fat Utrecht
daarom op dien tyd noch-geen ftad ge-
weeft is, en dan, of Utrecht niet al voor die
tyden ook den naam van (Crvitas) flad ge-
dragen heeft.

Wat dan zodanige brieven, gelyk on-
der anderen een van den Biffchop Ealde-
ricus
van het jaar DCCCCXXX1V. by
Heda bladz. 75. te vinden,en gegeven is
op den Eurg Utrecht, (in caftroTrajedenfi)
belangt Jkomt my het bewys daar uit veel te
zwak voor om te bcfluiten,. dat Utrecht
toen geen ftad zoude gewecftzyns want
indien men een brief bybragt,go:ekent
op den burg Leiden, op den burg Gent,
op 't kafteei Antwerpeu, enz. zoude daar
uit wei volgen, dat Leiden, Gent, Ant-
werpen
toen . geen fteden waren ? geen-
zins. Maar wil of betekenen op den
burg te Leiden, op het kafteei van Gent
van Antwerpen enz. of moet verftaan wor-
den in zo eenc ftad gegeven te zyn. Want
wat het ccrfte belangt, kaftcelcn, jakerken
en kloofters, wierden oudtydszeer dikwiJs
met den naam der ftad, waar binnen zy

*


-ocr page 131-
DER STAD UTRECHT. 1$
gelegen waren, genoemd, en is zulks te
voren van de Abdye van St. Servaas te
>Wd!rf/?wA/duidelykbcwczen,en aangaan-
de het andere zoude men zulks in brie-
ven konnen aantonen, maar blykt ge-
noeg uit denzelfden brief van gemelden
Biflchop, door deze woorden: Zo heb
„ ik danmethulpe van hem y die niet den
,» uitwendigen perfoon, maar het hart aan-
„ ziet,eenbruggeoverde graft doen leg-
„ gen, de ftad met poorten doen voorzien,
„ enz". Hier noemt de Biflchop duidelyk
Utrecht -eene ftaxi, weshalven detekening.
van dien brief niet meer wil zeggen dan
in onzen Burgt, dat'is, inonsBiüchoplyk
Hof te Utrecht. Heda in 't ieven, van den
H- TüffidasspWillibrwdM bladz.27.fchryft:
van de kerk gelegen in het kafteel Ant-
werpen* SigebcrttK
op het jaar MVT.
noemt het kafteel Valencyn gelegen in
't Markgraaffchap van frankryk en Lot-
teringen:
en :op het jaar MVII. zegt
hy, Keizer Hendrik, heeft de burgt Gent
aangetaft, waar door zekedyk niet de
blote burgten of kafteelen, maar de (le-
den zelfs worden verftaan. Gelyk aau-
gaaiide het fchryven van Sigebertus^
.Lifftus
getuigt in zyne befchryvingc der
üadl&trvew L. Boek/. Hoofdft. brengen-
de zelfs uit Sigebertm by, hoe dat Hertog
Oiwf'dioor den Keizer naar Brabandgz.-
zonden wierdt om het kafteel Love&(Ca-

ftrum
-ocr page 132-
*ö ËESCHRYVING
ftrumLovaniuwi) K belegeren,dat is,zegt
hy, deflad Loven.

Verre zy dan, dat men uit hetbybren-
gen van dat woord om Utrechts rang van
oudheid onder andere ftcdente benemen,
befluiten zou, dat het op dien tyd, als
het Cajlrum is genoemd, geen ftad maar
alleen een kafteel zouw gcvveeft zyn. Wat
liet woord Burgus of Burgt belangt, is
het zeker, dat by de oude Ichry veren de-
zenaam even als de vorige aan een ftad ge-
geven wordt j want Otfridusin zyn IV.
Boek 9. Hoofdft. de woorden van 'tEuan-
gelium, itein civitatem, vertalende, fchryft
ƒ ar et in thie burg in, en geeft een goed bc-
wys, dat men door het woord buret
toen eene ftad verftondt, waarvan ook de
Heer Ant. Matthxtts in zyn boek de No-
bilitate lib. JI. cap. i. vertchcide bewy-
zen bybrengt.

£n al wicrdt het zelfs met het woord
Villa, dat nu eigcntlyk maar een dorp
ja hoef zoude betekenen, geboekt gevon-
den, zo moet rnen weder acht flaan, in
welke betekenifle dit woord by de ou-
de ichry vers en in de oude brieven geno-
men wordt, te weten voor eene ftadj
want Karel de Kale in een brief des
jaars DCCCLXIV. te vinden byMiraus
Donat piar. cap. 19. noemt Keulen wei
duidelyk rtlla. Nu is het zeker, dat op dien
tyd Keulen reeds ecnc aanzienelyke ftad

was.
* W
-ocr page 133-
DER STAD UTRECHT. B t
.was. 'Graaf Florh y. noemt omtrent
den jare MCCLXXX. deltad Leidien m*
la,
en by Willem Procurator op het jaar
MCXXXII.kan menzien,hoede woorden
Villa. en-Urfo door den anderen gebruikt
zyn, zo dat men daaruit vcrkeerdelyk
zou beQuiten, dat deze ftedenopdientyd
maar dorpen of opene vlekken moeten
ge weeft zyn; ja het woord fölla wcrdt
aei&wel aan eenc gehele landftreek ge-
geven , gelyk Menfo Alt ing op het woord
Jeftent VUI& aantoont. Ja dus wordt het
woord PaguSj'i geen men nu maar voor een
Dorp neemt, wel in oude brieven voor
ecne garitichc provincie genomen ,• en
men vindt zcer;dikwils Pagus Flandren-
fo, Pagm Bratttsbantiae oï^Brachbaten/ls
vermeldt, als onder anderen by 'Mir/iits,
inDonat.Belg.Lib.I.cap. 14. cn-iy. wa,ar
door zekcrlyk de Provinciën van Vlaan-
deren
en Brabattd worden, veiftaan. Ver-
gelyk hier mede Ltpfrusmzynt Befchry
-vingivan Leuven 1.Boek 13. Hoofdft.Ook
wordt door liet woord Pa0S wel eene
ftad j a aanzicnelyke ftad verftaan; want Ka-
rel
de Kale in den even te voren aange-
haalden brief van den jare DCCCLX'iV.
noemt Gent en Kamer j k, Pagus G andenfis,
Pagus Cameracenfis ,
dat ;is;dc. jftad Gent
en Cameryk. Eindelyk moét ik hier ter
meerder overtuiging noch by brengen, hoe
zelfs het woord Victts, gelyk ons Utrecht
E
in

-ocr page 134-
82 BESCHRYVING
in een brief van Pipyn by Heda bladz.jtf.
ook genoemd wordt, voor een ftad placht
genomen te worden, gelyk blyktuiteen
brief van het jaar DCCCLXX. by Mi-
r*us
in Donat. Belg. Lib. I.cap. p. daar
gefproken wordt van een kloofter ,'tgeen
*# wco Gandenjï gebouwt was. Maar wat
kunnen wy beter getuigenis hebben dan
dat van den Geleerden Mabillon, een
man in oudheidkunde zo ervaren, dat
hy op goed recht met de ervarenfte om
den voorrang t wiften kan, dezelve ichry ft
in zyn doorwrocht werk de Re Diplom.
Lib. II. cap. 7. „ Onder de Franfchc
„ koningen van de Meroveefche en Ca-
rolivgi/cheftamme is het woord Pagus
„ zelden, ja by na nooit in brieven, voor
een Wyk of Dorp gebruikt, maar voor

*•>
eenefgrote ftad, en het daarom liggende
land, als mede voor een landichap of
ftreek, ook werdt het woord caftrum

3)
„ niet gebruikt voor een kafteel of flot
„• van eenig edelman, maar voor eene ver-
„ fterkte ftad enz". Derhalven moeten
wy, dewyl de kracht der woorden van't
gebruik derzelver af hangt, wanneer wy
die in oude fchryvers of brieven vinden,
omzichtignafporen, welke hunne beteke-
nis op dien tyd geweeft zy.

Thans zullen wy overgaan tot het on-
derzoek, of"Utrecht niet al Voorde tiende
en negende eeuw den naam van ftad ge-

-ocr page 135-
DBR STAD UTRECHT. 83
dragen heeft, tegen het gevoelen van
fommigen, en onder anderen'-Van den
Schryver van het Utrechtfche Bisdom
bladz. 2, menende, dat zy cerft onder
Keizer Otto den Groten dus zoude hebben
beginnen1 genoemd te worden. Voor
cerft vinden wy by Heda in 't leven van
Bonifacias bladz. 35. een brief van
den Franfchen Koning Pipyn, in wel-
ken Utrecht wel duidelyk een ftad ge-
noemd wordt, als hy fchryft: Apofto-
Heus vir, & in Cbrifto Pater, Somfocius
urbis Trójeïïenfis Epifcoptts.
Dat is; de
A$oftolifcbe man en vader in -Krtftusy
JBoftifacius Biffcbop der ftad Utrecht.
't Is
waar Men-jo Alt ing ^ Arnout Buchel en
meer anderen, houden dezen brief ver-
dacht , en meencn, dat 'er veel bygevoegt
is, de wyl het zeker is, dat Bonifacias nooit
eigen biflcloop vznUtrecht geweeft is, ge-
lykhier na zal aangetoont worden. Maar
dewyl dan deze briefin geichil is, zoude
ik, zo ik geene klacrdere en meer zekere
bewyzennadt,op dcnzelven de zaak ïn 'c
geheel niet durven beoordeekiv. Ma.ar
Willibaldus, tydgenoot van Bonifatius,
zegt duidelyJc in deszelfs levensbefchry-
vinge 11. Hoofdftuk dat hy izyn med-

fezel Coebaneus of Eoèanus tot Biflchop
eeft aangefteld over de friezen, (in m-
be, qux vocatur Trecht,) in de ftad, die
Tretht genoemd wordt. De oude Schry-
F 2
vee
-ocr page 136-
84 BESCHRYVING
ver Otblonus gebruikt In het leven vanden
zelfden Montfacius II. Boek 27. Hoofdft.
bynadezelfde woorden, zodat 'ergeen
twyffelingoverigblyft. Luidgertts,diehet
leven ys^Gregorius befchreven, en onder
Keizer Karel den Groten geleett heeft,
noemt in het 10. Hoofdft. Utrecht niet
alken een ftad-, maar zelfs (antiquamCi-
vitatcrri) ecne oude ftad, en Wyk te Duur-
ftede'-.
alleen ficus , daar nochtans deze
plaats eeuwen te voren ook al eene ftad,
ïa,beroemde ftad was geweeft, waardoor,
't geen te véren gezegt is, namelyk, dat
het woord Vicus wel aan vermaarde fteden
ïs gegeven geweest, beveftigt wordt. In
een brief van Keizer Karel den Groten
by Aïmonius de Geftis Francor. Lib. V.
cap. TL. wordt gefproken van zekeren
doortocht door eenige fteden, civitates
genoemd, en onder dczclvcnUtrecbt me-
de als eene ftad gevonden, zoo dat 'er
overvloedige voetftappen overig zyn^
dat Utrecht veel eer den naam van ftad

fedragen heeft, als fommigen menen,
n wat kan ons fterker bewys geven dan
het fchryven van den Eerwaardigen Be-
da,
waaruit duidelyk blyk't, dat Utrecht
al lang voor den jare DCC. ecij Had go-
\vceft is, want hy noemt het in klare woor-
den (oppidum Wiltarum) de ftad der Wiltcnt
is uit die woorden by de Schryvers een

mis*
-ocr page 137-
DÏR STAD UTRECHT. 85
fnisvèrftand over de ftichtefs ingcflopcn,'
zul-ks kan hieraan geen nadeel doen.

Uit het fchryven van Theofridus Abt
vanEpternach, in het 8. Hoöfdft.van het
leven van Willibrordus, dat Utrecht of
Wiltènbttrg de zetel van- het Vriefche ryk
ten tyde van dien Bifichop was, blyktook
genoegzaam,'dat het toen wel eenc goede
geveste ftad moet zyn geweeft; want die
beroemde oorlogshelden, en die den
vyand zoo dikwils op den hals kregen,
zullen hunnen zetel in geen open vlek
of enkel kafteel gehouden hebben. En
uit den brief van Karel Martel ten dele
hier voren bygebracht, dunkt het my
ook te volgen, dat Utrecht toen al met
muren orntuint was; want daar ftaat,
" intra mutös in. Caftelto 7>^<?<;?o",datis,

binnen de muren van het Utrechtfche
"
kafteel", waar door hier zekerlyk de
muren der ftad en niet van het kafteel
moeten vcrftaan worden; want binnen,
deze muurcn ftondt te dien tyde al St.
Martens
en Salvatörs kerk, als mede het
kerkje van het H. Kritis, alle de wo-
ningen der Geestelyken , enz. zoo dat
hier zekerlyk van ftads en niet van kas^
tcels muren gefproken wordt.

Ta dat Utrecht op dien tyd al eenvolk-
ryke ftad moet geweeft zyn, dunkt my
daar ook genoegzaam uit te blykcn,
dat WillibrordtK omtrent den jare
ï 3 DCC.
-ocr page 138-
86 B.ESCHR YV-ING
DCC. alhier reeds drie kerken gedicht
heeft, namelyk die van het H. Kruis,den.
Dom
of St. Martens, en St. Salvators
Kerk, waar van de twee laatften zulke
heerlyke en grote kerkgevaarten zyn ge- -
weeft, daarby van zo een talryk genood-
fchap van Kanoniken voorzien, dat men
genoodzaakt"wordt te befluiten, dat deze
iïad reeds op dien tyd volkryk moet
geweeftzyn, want drie zodanige Kerken
tegenwoordig noch wel voor eene goede
en bevolkte ftad genoeg zouden zyn.
Ook zal men zulke heerlyke gebouwen
in geen open vlek gezet hebben, daar
het fnode heidendom daaglyks gelegen-
heid zoude gehad hebben om deze ge-
bouwen te overvallen, maar zo eene
plaats is waarfchynlyk reeds te voren met
anuuren of wallen omvangen geweest, of
ten minften ter zelver tyd geworden.
Zo men den Schry ver van het Tooneel der
Nederlanden op het woord UTRECHT,
of liever die genen, uit welke hy zyn
verhaal getrokken heeft, mocht geloven,
was het al ten tyde der Romeinen, indien
niet in de gedaante van een bemuurde.ftad
(want men gelooft niet,fchryft hy,dat'er in
Batavie en gantfch Germanie of Duitfch-
7<2»rfbinnen CC. jaren naChristus geboor-
te, zodanige eene geweest is) ten min-
ften met vcrfcheide Caftra, legerplaat-
fcn en blokhuizen, tegen, den geduri-

gea
-ocr page 139-
DER STAD UTRECHT, «7
gen inval hunner vyanden gefterkt en
voorzien geweest, zo wel ter befcher-
mingc hunner krygsmagten,alsterkrygs-
en lyftochts voorzieningen en behoeftens
opgebouwt. Enhy beroept zich hierom-
trent eensdeels op de oude historifchry vers»
Maar hy,ofdie fchryvcrs,brengentot bewys
van hun voorgeven niet eenen ouden histo-
rifchry ver by: anderdeels trekken zy een
gevolg, en wel het fterkfte uit de onder-
aardtche en uitgegraven overblyffels; de-
wyl niet alleen op vele plaatzen binnen
de ftad wel eer, als ook naderhand tus-
fchen den Dom en het kerkhof van St.
Piet er
zo vele zyn gevonden, dat men
'er geloof aan geven moet. En inzon-
derheid zoeken zy zulks te bewyzen. uit de
oude fundamenten en reliquien der Ro-
meinen
op Wiltenburg boven, en elders be-
neden Utrecht, gevonden. * Maar is het
dan zo zeker, dat alles wat van eenig
zwaar gebouw hier of daar in den grond,
gevonden wordt, een werk of kafteel
der Romeinen geweest moet zyn, en
zouden die oude beroemde Batavieren
niet dan een deel hutten en fchuuren
voor zich gcbouwt hebben ? Waarom
doch die grote kleinachtinge voor on-
ze voorvaderen ? Zo vele oude kerken,
kloosters , en kaftelen geven integen-
deel genoeg te kennen, dat zy machtig
genoeg geweest zyn aanzicnlyke gcbou-
F 4
wen,
-ocr page 140-
88 SESCHRYVING
.wen, die voor gcene Roomfche Kaften
Icn behoefden te wyken, op te richten.
Doch het is een goede en algemene toe-
vlucht van onze Ichryveren, (lichtingen
of rampen, in het onzekere de Romeinen
of Noormannen
toe te fchryven. En
"wat noch meer dat zelfde bewys, uit het
vinden van Romeinfche penningen, pot-
ten, fcherven, en wat meer is getrok-
ken , belangt, het zelve dunkt my boven
dien te zwak te wezen om de Romeinen
hier op tot (lichters te (lellen. Dewyl
men weet, wat een groot getal van lief-
hebbers 'er hedendaags zyn, die aanzien-
lyke verzamelingen van dusdanige pen-
ningen en oude zeldzaamheden bezitten,
indien nu de huizen van deze oud-
hèidminnaars eens door vuur of zwaard
vernield wierden, en in harepuinhoopcn
bleven rusten, tot dat men op die plaat-
icn na tang verloop van tyd weder
een huis willende zetten, by het roeren
der gronden deze penningen enz, kwam
te vinden, zoude daar uit wel een goed bc-
wys te trekken zyn, dat het cznRomcinfch
gebouw geweeft was? Men ziet hoe dat
de vloeren van verfcheiden huizen dikwils
met Zweedfche of Italiaanfche ftenen
gedekt zyn, zoude in zulken geval wel
volgen, dat het door een Zweed of Ita^
liaan is gebouwt geweeft? geenfins. Ik
fpreek niet tegen, dat de Romeinen hier

toen
-ocr page 141-
STAD UTRECHT. 89
toen ook wel huisgehouden hebben^
maar het heeft nader bewys van noden,-
dat zy over al fterktens, en Kartelen ge-
bouwt hebben,het is ook wel zeker,dat
wanneer de Romeinen door de Batavie-
ren
ten land uitgedreven wierden, hier
een goed getal van hunne munt,
huisraad, enz. overgebleven is , welke
overblyflels by deaanzienlykfte dezer lan-
den gebergt en bewaard zullen zyn ge-
weeft , en by de verwoefting van hun
Kafteel onder de puinhopen begraven ge-
worden. Zyn 'er derhalven onder Vech-
ten
dusdanige overblyffels gevonden,
men heeft goed bewys, dat aldaar een
Kafteel geftaan heeft, maar het blykt
daarom niet, door wicn het gebouwtis,
daar worden binnen de ftad ook zodani-
ge Romeinfcbe penningen en ovcrblyficls
van een zwaar gebouw gevonden, waar
om kunnen die niet van het oude Kafteel
Wiltenburg zyn, daar die pfirtningen
ecrtyds zyn bewaard geworden.

Dit gevoelen van dien Schryver, dat
namelyk in ons Batavie, enz. binnen CC„
jaren na Kriftus geboorte geene bemuur-
de ftad zoude geweeft zyn, fteuntopeen
plaats van Cornelius Tacitus, welke van de
zeden der Duitfchen in 't i<5. Hoofdft.
?egt. „"Het is bekend genoeg, dat de
Duitfche volken geene ftcdect bewo-
^ ncn,. zelfs geene woningen aaneikan-
F J
„ dcc
-ocr page 142-
5>o BESCHRYVING
„ der vaft rnaken, zy bouwen hier ca
„ daar van den anderen af, naardat hun
„ een bron, of veld of bofch aanftaat.
„ ,Zy maken geen wyken op onze wyzc
„ uit zamengevoegdeenaan een fluitende
„ gebouwen: maar elk maakt om zyn huis
„ eene ruimte,'t zy tot een belchutfel te-
„ gen de ongevallen van brand, 't zy
„ uit onkunde van bouwen; zy gebrui-
„ ken zelfsgeen metfelwerk of gebakken
„ fteenen". Maar eensdeels,'is het wel
zo zeker, dat onder deze Germanen
onze Batavieren begrepen worden? an-
derdeels komt dit niet overeen met het
geen hy op het woord ANTONINAuit
een kronyk bygebracht heeft, volgens 't
welk deze ftaet al voor Kriftus geboorte
met verten omvangen was: het een en
ander vereifcht verder onderzoek, waartoe
wy overgaande het gemelde Tooneel der
Nederlanden zullen volgen, vermits de
Schryver daarin alles by een gezochr
heeft, 't geen hier omtrent te vinden is.
Hyipreekt dan op het woord UTRECHT
van eene bemuringe dezer ftad, welke
omtrent den jare CCXXX. gefchiedtzou-
de zyn, 't geen, fchoon zonder bewys
opgegeven^ rcdelyk wel overeen zoude
komen met het verhaal van den te voren
bygebraghten Kanonik van Stoutenburg,
wiens fchryven doorgaans op goede groiv
den fchynt gevcftigt te wezen. Van dit

ge-

-ocr page 143-

STAD UTRECHT. 91
gevoelen verfchilt wederom veel,'t geen
men in het zelfde Toneel der Neder-
landen op het woord TR.AJECTUM
VET U S in deze woorden vindt: " Deze
„ ftad nu, heeft, volgens 't verhaal van
Beka,- haar begin .van Wilfridus, een
„ Fries , Biffchop van Nortbttmberlandf
„die naar Romen, trekkende, en mis-
„ fchien in friejland aangelandt zynde,
„ zyne Landtfliëden , omtrent het jaar
„679. naar de gemeenc tydrekenin-
„ ge, allereerft het licht van het H,
„ Euangelie pntftoken heeft; als Aldegi-
-Jltts, een Vorft van een zeer zachtzin-
„ nigen aardt, Hertog of Koning der Frie-
„ z*en
was, enz. Ik verwondere my, dat
hy hier Beka tot zynen zegsman bybrengr,
vermits deze fchry ver hiervan niet het min-
fte gewag maakt. Heda verhaalt wel in't le-
ven •vxn.Willibrordus bladz. 2 5. dat die met
elf medegezellen naar Priejlapdis gezon-
denom het H. fiuangelie aansk Vrie&en en
Saxen te vekondigen, dat zulks inden j are
DCLXXXV1I. maar niet DCUCX1X,
reeds door Wilfridus, en na hem noch
door Wigbertus begonnen was, doch dat
zy geen van beiden de verharde Vriezen
tot Kriftus hadden konnen bekeeren.
Maar He da zegt zo min als Beka, dat 17-
trecht door Wiljndus tot een ftad zoude
gemaakt zyn, noch ook dathy naar Rome»
gereift is, of een .fries van geboorte was:

Som-
-ocr page 144-
*2
Sommigen menen wel, * dat Wilfridus de
eerfte geweeft is, die het Euangelium^aan
de frtez,en verkondigt heeft, maar Heda
beweert, bladz. 19. dat Utrecht al voor
de tyden vanKoningDagobert een Bis-
dom geweeft ïs,' en dat de gemelde Ko-
ning aldaar omtrent den jareiDCXXXXI.
St. Thomas kerkje gefticht 'heeft. Dev-
halven zullen 'er ook predikers geweeft
zyn.

Het gemelde Tooneel der Nederlanden
voegt'er dit noch by: „ Maar nadat Alde-
gtfttts overleden was, heeft Radbodust
„ zyn opvolger, een wreedt en godtloos
„ menfch, volgens 't verhaal van Mar-
eellinus, aanftondts afgebroken ai wat
Wilfridus gebouwt hadde, zelfs ook de
., Kapel te Trajectum ter eeren van St.
Thomas gefticht. Want aldus hebben
,, zy genoemt een klein kerkje, waarin
„ weinige inwoonders van een gering
„ Dorpje hunnen godsdienft pleegden.
„ Tot dezen tydt toe zyn derhalven by de-
„ zen Burgt TRAjECTUMn\<x, dan zeer
„ weinige woningen van Chriftenen ge-
,^ weeft; welker getal Witberttts door zyn
„ gedurig prediken in twee jaaren tydts
,, te vergeefs getracht heeft te vermeer-
deren", enz.

Wie ziet niet, dat dit weder met het
vorige verhaal ftrydt, want om van
de ommuring voor Jttïim Ctfars tyden

niet
/
-ocr page 145-
DER STAD UTRECHT. 93
niet eens te fprekcn, zo gèlykt ditook
zelfs niet naar die in den j are CCXXX.
zoude gefchiedt zyn, AcwyVUfrecht na
omtrent het jaar DCLXXIX. noch maar
een gering dorpje wals, ïbeftaande uit
weinige woningen Van kriftenen; hier me-
de vervalt ook genoeg de ftichting door
Wtifridmj behalven dat mea bygeen eeti
oud of geloof baar Schryver vermeldt
vindt, dat deze Wilfridus ooit fcerken of
huizen te tïtrtcht heeft gefticht of laten
nichten, ik laat ftaan, dat hy het tot ee-
ne ftad zoude gemaakt hebben. Het gaat •
ook zo vast niet, dat het Koning Raabfut
geweeft zoude zyn, die ditSt, 7#<«#<tt kerk-
je omver heeft doen werpen-, en ik heb
te voren -uit; een brief van den ff. Sa-
nifacius
aan den Paus Stephantts-getoont,
dat het zeer waarichynfyk is, dat dit
jcerkjebyKoning Dagoèertstydcn al;reeds
door de woèfte Heidenen getloopt was,
zo dat. zulks niet wel by Radbouds tyden

fcfchietkan wezen; want de Schryvers,
ie het langfte beftier aan Koning Dago~
bert
tpefchryvcn, ftellen zyn dood op 't
jaar DCXLYI. en Tilletui ftelt hem
overleden te zyn den 29. Januarydesjaars
DCXLV. ja fommigen ftellen zulks
noch twee, en anderen zelfs op zeven ja-
ren vroeger, waar van Mez,eray Hiftpire de
Prance torn. \. pag. 237. en P. DaaielHiA.
<lc Francetoai. i. pag 293. kan nagezien

wor-
-ocr page 146-
94 BESCHRYVïNG
worden. Radkant daar en tegen zou in
den jare DCCXVIH, overleden zyn,
waar door het niet waarfchynlyk is, dat
hy by Dagoberts tyden reeds den troon
beklommen heeft.

Maar de" gemelde Schryver , van
het Toöneelder Nederlanden, rnifTchicn
wel ziende r dat die ftichting van Wil-
fridus
geen grond hadt, flapt eens flaags
tot het jaar DCCCCXXXIV. over, en
fchryft op het woord Trajeftum dit vol-
gende. „ Maar de ftröopende Nvorman-
nen hebben alle deze magten rykdom,
„ die genoeg was om een groote ftadt
„ teftichten, een en andermaal weg gc-
„ rooft, den Buïchop met.de zynentot
„ den bedelzak gebragt, enden Burgt
„ zelfs met een groot gedeelte van
Frieflapd lang in hun gewelt gehou-
„ den". Het welk de roden is gewecft,
.„ dat dit TRAJECTUM den naam en
„ titel van Burgt noch niet afgelegt
„ heeft, dan wanneer Henricus Auceps
„ Keizer was , gelyk zulks getuigt een
„ brief van Biflchop Baldcrich, die kort
„ te voren leermeefter geweeft Is van
„ dezoonen van Keizer Hertrik , gefchre-
„ ven ia het jaar 934. in den burat te





TRAJECTUM (i» GASTRO TRA-
J£C1 ËNSI) van welken burgt hy ein-
delyk , nadat de geweldenaars verdre-
ven waren, en hy tot de gerufte bc-

-ocr page 147-
DER STAD UTRECHT. 9f
„ zlttingc van S. Martens Eigendom
„ weer gckeert was, een ST ADT gemaakt
„ heeft, met graften, bruggen,muuren,
„ en poorten, tegen de aanvallen der
„ vyanden wel voorzien en gefterkt: en
„ daar en boven dekerken van St. Mar-
ten en St* Salvator , zo goedt hy
„ konde, herftelt".

Dit is de laatfte iprong, welke die fchry-
ver wegens het bemuren der ftad Utrecht
doet, maar wederom zonder de minftc
fchyn van waarheid, wantin de woorden
van den aangehaalden brief van Balderi-
cus, waarop gezien wordt, en welke wy
reeds te voren meer dan eenmaal byge-
brachthebben;, vindt men geen teken,
waaruit blykt, dat hy de ftad eerft ge-
fticht, of de plaats tot een ftad gemaakt
heeft, maaralleen, dat hy ze nevens de
verwoefte kerken herfteld heeft: die dea
brief inziet,zal bevinden, dat 'er op een
en dezelfde wyze van het herftdkn dec
ftad als der kerken gefproken wordt, nu
is het zeker, dat 'er voor l&fichop Balde-
r/ibtydenkerkengeweeft zyn; hy noemt
fectookzelve een itad, en ik heb reeds zeer
klaar uit de oude fchryvers getoont, dat
Utrecht al voor Willibrordus tyden een
•ftad, ja oude ftad gewceft is.
Dus vinden wy ons, door het geen ia
het Tponcd der Nederlanden by een ge*
a®cht is,oier Uet minde uit de onzekerheid,

waar
-ocr page 148-
9« BESCHRYVING
waarin wy aangaande het bemuren de-
zer ftad waren, gebracht, alieenlyk heb-
ben wy gezien, dat de tydftippen, welke
hy daarvan ftelt, of tegen de waarheid
ftrydcri,of zeer onzeker en zonder eenig
bewys zyn, gelyk wy hiervan ook by
geen een oud en geloof baar fchry ver ee-
nig vaft tydperk bepaald vinden. Wy
moéten derhal ven op de waarfchynlykheid
giflende te werk gaan, en bereid zyn ons
overtegcven aan die ons beter zal weten
aante wyzen. Ik voor my houde het met het
verhaal van denKanonik Rttdolfvan Stott-
tenburg
hier te voren bygebracht, waar
in hy aangaande den voortgang dezer
ftad aldus zegt: „Jagers, bouwlieden -en
„ meer anderen kwamen kort daaraan
„ hunne woningen by dltkafteel (Witten-
„ burg)
oprichten om des te gerufter onder
„ deszelfs befchermingte wonen, zo dat
„ men goed vondt rondom eene gracht te
„ graven, en den omtrek met zware
„ bomen, takken en aarde' te omwallen >
„ (te weten omtrent den jare CC;) maar
„ met ertyd veel meer iawoonders en
„ huizen komende, wierdt het begrip
„vergroot, de wallen afgebroken, en
„ men omgordde de ftad met dikke ftee'
„ nc muurcn, 't welke omtrent den jarc
„ CCCC. fchynt gefchiedt te zyn.

En zo-de Schryver van het meerge-
melde Tooncel ergens ccnig bcwys gc-

von-
-ocr page 149-
DER STAD UTRECHT. jtf
Vonden hadt, dat Biflchop Baldarictts
cene nieuwe ftad , < muren , poorten,-
enz. hadt gefticht, meene ik dit verftaan
te moeten worden van de zyde, die over
de oude graft legt, waarvan ook de ge-
melde Kanonik gewag maakt in deze
woorden: „ Heeft een brug gelegt ovef
^ den arm van den Rbyn, en met fterk-
j, tcns voorzien, op dat de landlieden
„ aan de overzyde wonende, by over-
„ val eene vrye vlucht tot de ftad zouden
„ hebben. Onder den zelfden Biflchop
„ zyn de huizen aan de andere zyde
„ des Rhyns ftaande ook niet muren om-
„ ringt, en aan de ftad gefloten ., ...
,,, Doch volgens andere brieven is de onir
„ muring dezer zyde later voorgevallen,
,, en omtrent den tydder ftichtinge van
„ Mariaas kerk"»
, ;
De reden waarom ik liever het gevoe-
len van dezen Kanonik dan van anderen
daarvan verfchillendc omhelst heb, is,
dewyl ik deszelfs verhaal met onze oud-
fte Schryvers wel overeenkomende
heb gevonden, voor zo veel het in de-
zei ven kondc naargegaan worden, boven
dien getuigt hy het zelve uit het oud ge*
denk-boek van St. Martens kerke ge-
trokken te hebben, weshalven 'er ook
genoegzame redenen zyn, om 'er
op te mogen vertrouwen, en den tydt
door hem bepaald voor den naaften te
G
hou*

-ocr page 150-
98 BESCHRYVING
houden, op welken men de ommuring
dezer ftad mag ftellen.

V. HOOFDSTUK.
Van den naam der Stad
Utrecht.

f • • , t : • f • '
- .
WY hebben te voren gezien, dat fom-
niige Schry vers den oudften naam
dezer ftad ftellen geweeft te zyn
Antonia of Antonina naar der zelver
ftichter Antonius of Antoninus, doch de-
wyl wy de onzekerheid van die opge-
worpen (lichters in het twcde Hoofd-
ftuk hebben aangetoont, oordeelen wy, dat
de naam, welken zy van dezelven zoude
ontfangcn hebben,ook van zelfs vervalt;
waarom wy tot de andere bekende en
zekere namen onzer ftad zullen over-
gaan.

De bewyzen uit £cda, Klaas Kolynzti
Melis Stoke,
die ons te voren hebben ge-
dicnt om aan te tonen, dat deze ftad ee-
ne en dezelfde is met het kafteel Wilten-
b»rg,
komen ons thans wederom te pas,
om daar uit te zien, dat zydien naam
gedragen heeft, maar het is zeer onzeker
te bepalen, .hoc lang zy dus naar het ka-

ftccl
-ocr page 151-
DER STAD UTRECHT. &
ïlecl -genoemd is, en wanneer zy den
naam van Utrecht begonnen heeft te voe-
ren. Uit de goorden van Beda blykt klaar,,
dat zy ten zynen tydc > in het laatst der zé-
vdnde eeuwe, onder beide narhtn bekend
was,!namelyk by de landzatén onder dien
van Wilttnburg, en by de Gaulen onder
dien-vanTrajeftum, en dus zal het'zeker*
lyk al eeriigen tyd te voren ge weeft zyn;
doch ccn recht tydftip daar van te bepalen
is onmogelyk, want uit de woorden vari
Klaas Kolya, als hy van de overwinning
ge der frtéje» door Dagobcrt ïchryvendè
zegt:

•r. . ;.:-:,;; ' ïïil
aBiltcnborcft bcbe öi (ïoceti
«on oni 't fjepbcn öift bcftotctt
5^fbe '^c ecu fcecftc rictjtm

©a» J». €ï)oma§s op K tticïjten:
-r: '. ; •: ..T„" ,^V.v.^.
kan rnen niet bcfluiteh, • dat het ten ty-
de vanDagoèert reeds frcchto£Tricht^
noernd ïs -y fchodn het tegendeel ook
nergens uit bewezen kan'worden. Hep-
ïchynt niqer zfekcr, wanneer het opge-
houden heeft Wiltenbttrg genoemd te wor-
sden, -want na Beda heb ik alleen Luid-
gerat
gevonden, uit wiens fchryven ia
het 14. Hoofdft. van 'ü leven -van G r ego-
n«^blykt>datdezeftad ten zynen tydc
noch den naam van Wiltabttrg gedragen
heeft j deze nu is geftorven in het jaar;
• H -
Ga DCCCIX.
-ocr page 152-
BESCHRYVING
DCCCIX. zie de Aft. SS. Ord.
Sec. IP, in het leven van Lttidgtrtts. Tbeo-
fridw zelf in het leven van Willibrordtts
8. Hoofdft. van het kafteel , door Prpy»
aan WilÜbrord gefchonken, fprekende,
moet reeds zeggen, dat het „ naar 't ver-
„ 'haal van Seda van ouds in de Barbaar-
„ fche taal Wiltenburg genoemd wierdt".
Zodat men bcfliaiten mag, dat dienaam
met het einde der achtue of begin der
liegende qeu we in onbruik geraakt , en de-
ze ilad, voocts altyd met de namen Tra-
jeftum, Trecht^ enz. genoemd is gewor-
den, welk woord cene overvaart , of over-
tocht , volgens het gemene gevoelen , be-
tekent , en daarom ook aan plaatzen by
zulk een' overtocht gelegen, gegeven is,
of fchoon Sigeberttts Geminiacenfis op het
jaar DCLXXXXVII zegt , dat de naam
dezer ftad Vultrajettum zo veel wil zeg-
gen als de ftad der Puiten, waar uit zou-
de volgen , dat Trajcflum of Drwht cene
ftad betekent, waarom ook Kilianus in
zyn Woordenboek het woort Drecht
door Oppidum vertaalt, beroepende zich
pp Haar. Juniw^ doch die de Hiftvr. Ba*
tav. biadz. 127. van dien geleerden maa
naarziet, zal bevinden, dat hy zelf aaa
dat gevoelen twyffelt,, want, na liet by-
brengcn der voorgemcldejWQorden van
Sigcbertits , zegt hy ;njet.!te; weten,1 hoc
rer dezelve ipet-dc waArlasid: overeenk<>-
-ocr page 153-
DER STAD UTRECHT, taf
men. Ik'geloof ook niet, dat men voor-
beelden zoude vinden, daar hetLatynfchc
woord* Trajeftits of Trajeclum, waarvan
ons Duitfche T r echt, Tricht en Drecht af-
komftigis, eeneftad betekent, integen-
deel zyn 'er vecfcheide plaatfen,aan welken
deze naam gegeven is, zonder dat zy ftedea
waren. Dus legt 'er in het graaffchap Bu-
ren aan de Linge^ een dorp, 'r welk om
den ouden gemaklyken overtocht over'
die rivier daar ter plaatfe Tricht genoemd?
is, zie hier van ook Tuinmatu Hakkel
bladz. 382. en Ten Kate in zync aenlei'
dinge tot het verhevene der Nederduit;
Sprake II. D., bladz; 162. zeggende, dac
„ons oude poftpolitivum (achterzetfel)
„ Dregt Trajcflus agter vele oude plaats
„ fen is gebruikt geweeft, alwaar bekende
„ overvaerten lagen, als DORDREGTca.
„ zyn overilaande ZWTN - DREGT: men
kart 'er by voegen Papendre cht, Moordrec htf
Haasdrecht
, alle dorpen. Doch dezelfde
Junius {zegü bladz. 246. „ Ik geloof, dat'
,, het woord Drecht by onze voorouders
„ het zelfde heeft betekent, als Forum
„ by de oude en zuiver fprekcnde Laty-
„ nen". Maar deszelfs geloof overreedt'
my niet om toe te ftemmen, dat Drecht
een oorfpronklyk Nederduitfch woord
is, 't geen dan zoude moeten volgen j
dewyl net van Trajeïïum aftrammende
betekcnifle, niet heeft: dat de plaat-
G 3
fen.
-ocr page 154-
BESCHRYVI'NG
Icn, welke dit achterzetfel in hunnen naam
hebben, goede marktplaatfen zyn, is niet
te verwonderen, om dat by die veren al-
les overgevoertmoetende worden, goede
gelegenheid is om te kopen en te verko-
pen, zo dat ik liever geloof, datdieplaat-
fcn goede marktplaatfen zyn geworden,,
om dat 'er ecu overtrek of overvaart was,
dan dat zy den naam Drecht gekregen
hebben, 'Om dat het voorname markt-
plaatfen waren. •

"•in de alleroudftc brieven en Schryvers
vindt racn.dc ftad enkel Trajeflum ge-
noemd. Doch in fommigc latere wordt
'er foetus byj^cvoegt, by voorbeeld, in de
Bcrtiniaanfche Jaarboeken op het jaar
DCCCLV. in een' brief by Heda bladz,
41. in ccnen anderen bladz, 4f. en op
ontelbare plaatfen meer. Misichien is
het dus genoemd, om datby vervolg van
tyden het getal der veeren om over den
Rhyn te trekken vermeerderende, men
dit als het cerft bekende van andere Ja-
tere hier door zoude konnen' onderfdiciT
den. Even zo is het met den naam Tra-
jeclum Inferius
gelegen, dewyl men daar
door deze ftad van Maaftricht, 't welk in
tegenftclling Trajecium Superitts genoemd
wordt, kan onderkennen, in welke twee
plaatfen dikwyls door onkunde of oriop-
lettenhcid gedwaalt, ende de eenc voor
de andere genomen wordt, als zy beide

me;
-ocr page 155-
DER STAD UTRECHT. 103
met den enkelen naam Trajeïïum uitge-
drukt ftaan, waarvan wy reeds een voor-
beeld op bladz, 60. gezien hebben, en
ycrfcheide anderen by te brengen zouden
zyn; De twee laatstgenoemde ftedcn wor-
den anders ook gemaklyk onderfcheiden,
door de byvoeging der rivieren, Rhyn of
JMaas, naarby welke zy gelegen zyn, en
wordt dan deze Trajeclttm ad Rhenum,
de andere Trajeffum ad Mofam gc-
noemt.

Wat den naam Ultrajeïïum aangaat,
daar omtrent is men niet van een gevoe-
len j Hadr. Junius op de even te voren
aangehaalde plaatfe zegt, dat 'er.fbmmigen
zyn, welke denzclven van Ulpttts Traja-
nus ,
die ten tydc van Keizer Domittaaits
het opzicht over Gcrmame hadt, aflei-
den , en deze ftad ccrft Ulptrajeclum, na-
derhand om de gemaklyker uitfpraak de
P. w egge worpen zynde, Ultrajfcium ge-
noemd is. Anderen fchynen Sigeberttts
Geminiacenfn
te volgen, en willen, dat
de ooripronkelyke naam Yiltrajeffium of
Vultra]eEtum zy, uit welken daarna de
twede letter achtergelaten zynde, de te-
genwoordige Latyniche naam overgeble-
ven zoude "zyn. Het is echter waarichyn-
lyker, dat de woorden Ultrajeftunt en
"Utrecht van~ eenen en den relfiicn af-
komft, en uit de woorden Aid, Old of
n Irajeclum^Trecbt of J richt te za-
G 4
xnca-
-ocr page 156-
104 BESCHRYVINC
incngefteld zyn, waarvan' ih de oudftc
tyden onze ftad Oltrecbt of Ontrecht, en
naderhand órn de zachtheid der Neder ^
duitfche uitfpraak te gemoet te komen.,
Utrecht genoemd zal \vezen, en hiervan
Vltraje.cJ.um afftammen; ook fchynt de
latynfche naam Trajetlum foetus, waar
van te voren gehandelt is, dit te begun-
ftigen, dewyl-die en Outrecht of Utrecht
beide het oude veer betekenen.

Eindelyk wordt aan deze ftad noch de
naam Utricefmm en Utrice/ïma, welke by
Ammianus Marceilinus in het XVI II,
Boek voorkomt, door fommigen toege*
eigent, en het heeft aan geen onderzoe-
kers ontbroken, waar van deze naam af-
komftig, en hoe op Utrecht toegepast mag
zyn; Hadr. Jttnius in zy nc bef chryving van
JSatavie bladz!. 128. helt daartoe over,dat hy
meent,dat hier dewinterkwartierenzyn
gevveeft voor' het vyf en dertigftc legioen
fier Romeinen, en daarna deze plaats ee-
noemd zy V. TRIC. LEG. STAT., of
quinta tricefiwa legionis ftati-va, waar uiE
het lompe gemeen Ut r ie, lezende, den tev
genwoordigcn naam Utricht of Utrecht
gevormt hebbe. Doch hy moet zelf be-
Jcennen aan zyne mening te twyffelen, en
durft niets voor zeker opgeven. En bo-
ven dien is het zeer in gefchil, of door
\Jtricefium niet veel eer Maaftricbt, dan
ons Utrecht verftaan moet wprden. Mey-

ev

-ocr page 157-
DER STAD UTRECHT. 105
rr in zync Jaarboeken van, Vlaanderen
zegt op het jaar DCXXX1I1. „ Amandus
„wordt tot BiiFchop over de Tangere»
5, gekozen, wiens Biflchoppelyke Zetel
,, toen Tricbt (Trajeïïam) was, het welk
}, de ouden Utricejium genoemd hebben.

-": • • ' '" '' ' l '. '.".
VI. HOOFDSTUK.
Behelpende een kort verhaal der
'• rampen en ongevallen
, welke :
1 deze Stad telkens tot omtrent
het einde der twaalfde
ceiwe heeft moeten
mtftaan.--'•'

• , > •.':"•• ,"J• tsf/i
7» " \' ..'••' . ' ". ''- v -
DE oorfpronk van deze Stad en van
der zclvcr naam, zo veel volgens dit
. beftek doenlyk was, naar gefpeurt
hebbende, zullen wy overgaan tot het
befchouwen der voornaamfte Utrechtfcba
lotgevallen, welke even als het overige
die Stad aangaande in de allereerftety'den
zeer onbekendzyn, waarom wy hiermee
de liever wat latei" zullen beginnen,dan ons
ophouden met, zoniet valfche,ten minflea
onzekere .verfellingep, welke fomn^ige
G 5
Schry-
-ocr page 158-

10(5 BE SCHRYVINO
Schryvcrs ons'getracht hebben op te drin-
gen, aisdarj1. ishet overwinnen der ftad^#-
toniva- door de S!a ven en Witten, de oor-
log, die zy hierom tegcns de Katte» zon-
den,
gcvoert hebben enz. welken wy,aisop
geen bcwys van fchryvereh diens tyds
ueunende, aan derzelver uitvinders over-
laten.

De eerfte oorlogsramp, waar van men
in de inleidinge der Rymkronykvan^fif-
ïis Stoke leeft, en welke naar waarfchyn-
lykheid deze ftad getroffen heeft, is on-
der den Keizer Valentiniaan voorgevallen.!
Deze de Néderfa/en te water en te land
aantaftertde, overwinnende, ende onder
het bedwang, van cenig krygsvolk zetten-
de, zal buiten twyffcl zich vooral van de
Hoofdftad van dat volk, toen noch Wil-
tenburg
genoemd, meefter gemaakt, en
dezelve met goede bezetting voorzien
hebben, gelyk zulks in het gedenkboek
van St. Martens kerk Ichynt aangetekcnt
geweeft te zyn, ten minften vindt men het
in het verhaal vandenKanonikvan Stott-
tenburg,
't geen daar uk getrokken is, op
het jaar CCCLXVlII.geftelt, zie boven
bladz. 49. Doch de Nederjaffen, een
Iterk en machtig volk zynde, en zich in
het daaraan volgende j aar fterkby een ver-
zamelt hebbende, hebben, volgens het ge-
melde verhaal, den Keizer genoodzaakt
zyn leger te rug te toepen, en een ver-
drag

-ocr page 159-
DER STAD UTRECHT. 107
dragmet hen aan. te gaan; waarop zy de
Stad niet alleen herftelt, maar ook in een'
beteren ftaat van tegen weer gebracht heb-
ben.

Hierna zyn ons weder de lotgevallen der
ftad gedurende tachtig achtereenvolgende
jaren onbekend, tot op den oorlog van,
de Nederfaflen met de friefen, in wel-
ken de cerften te kort fchietendc Wilt en-
burg
moeften verlaten, en over den Rby»
trekken,'t geeft KlaasKolyn in zynRym-
Kronyk orntr.ent den overtocht; -der, En-
gelfaxcn naar Britannie flelt voorgevallen,'
te wezen, welke, gelyk wy op bladz.
44, gezien hebben, volgens Beda in het
jaar 449. gefchiedt is.
., ,
De Vrie&en thans in het bezit van Wil-
ttnburg
-zyndc, en zich met hunne over-
winningen niet vergenoegende, begonden
ook de Ooft franken aan te taftcn,,- en
Dagobert, door zynen vader Lothartus
over dcizclvc tot Koning aangcftcldzyn-
de, trekt over den Rbyn de Vriez>eny die
hunnen overftcn fiertvld aan het hoofd
hadden, te gemoed, en levert hun flag,
in welken hy door een houw een gedeel-
te van zyn helm en hjair verliezende ^ het
zelve met een bode aan zyncn vadertoer
zondt, en hem om hulpe verzocht. P.e-
ze met het by de hand zynde vplk is, ZQ
fchielyk hy kondc, aangerukt, heeft zynen
zoon dermaten onderfteunt, dat de Frie-
zen

'

-ocr page 160-
io8
gcfiagen zynde genoodzaakt ware»
te vluchten, en Bertold door den ouden
Koning Lotharius vervolgt en gedood
wierdt , welke des verflagenens hoofd > ten
zekeren teken van overwinning , aen zy-
nen zoon , en de Franken getoond heb-
bende, met zyn leger terug trok, waarna
"Dagobert deze overwinningen voortzet'
tende, en 'Saxen of yrieflttnd verder in-
trekkende i daar zulke verwoeftingen
aanrichtte ^ dat hy 'er niemand, welfce
langer was 'dan zyiv zwaart, 't geen
hy toen by zich haat, in 't leven fpaar-
de. Aimoti.'Lib IV. de reb/Gert. Franc.
cap. 1 8. en volgens Klaes Kolyn jr. 220. Wil-
/f^èor^verwoefttcja zelfs daar ter plaatfc
cene kerk ter eere van St. Thomas liet
ftichten , doch hoe hy met de ftadgehaft-
deld , en of hy dezelve weder heeft laten
opbouwen, is onbekend, eenige willen
wel, dat hy 'er eene nieuwe ftad, of teti
minften katteel , heeft doen maken , en het
ielve Trafettum noemen, doch daar van
ïs géén beWys, zo min als van den tyd,
dat het iii de handen der Franken ge weeft
is; want het is zeker, dat ze het zelve
weder hebben moeten ver laten, dewyl Pi-

.
ryk1 genoodzaakt is geworden
waarfchynlyk weder om derzelver oiirü-
ftigheid ,inhet jaarDGLXXXXIV. en vol-
gende tt' beoorlogen, doch van het daar»

by

-ocr page 161-
DER STAD WRECHT. 109
ley voorgevallene vindt itlen geen be-
richt, dit is echter zeker, dat de Vriezen
een goed gedeelte van hun land verloren,
«i ook deze ftad in handen der franken
kwam, dewyl dezelve, gelyk uit Beda,
blykt, kort daaraan door Pipy»azn.Wini-
foWgeichonken is, om 'er zynen Bis-
fchqplykcn zetel in te plaatfcn, die daar-
pp in dezelve kerken liet ftichten, en de
Heidenen tot hetKriften geloof zocht te
brengen, en het is zeer waarkhynlyk,
dat by ook door zyn begunftiger onder-
fteunt zal zyn geweeft, dewyl hy.zo ge-
ruft by den Koning Radbout durfde ver-
fchynen, en hem het Kriftendom voor
prediken- volgens Alcui». in het leven
van Wittibror3S.-.Hoc>£d&, of fchoon de-
ze in zyn 13. Hoofdft. de gift aan Willi-
brord
door Karel Martel zoon van Pipytt
ftelt gedaan te wezen, en de Vriezen ook
eer ft door hem na de dood zynes vaders
't ondergebracht te zyn, dochwy hebben
meer reden om Beda tegeloven, dewyl
het uit overvloedige bewyzen, door den
Schryver der Vaderl, Hift. 1. Deel bladz.
359. by gebracht, zeker is, dat Pipy» de
yrie&ev overwonnen en zynsbaar ge-
maakt heeft. •

Doch na deszelfs dood heeft Rad-
txtut
wederom m'qtnagelaten de Franke»
aan te tasten, 't geen hem ook in zo ver-
re gelukte, dat hy het leger van Karel

ten
-ocr page 162-
iio BESCHRVVINO
ten dele verfloeg, en zekerlykzynè o-
verwinningen, zo ver hy konde, heeft
voortgezet, doch, of hier in onze ftadt
haar deel gehad heeft, is niet zeker. De
Schryver van het Batav. Sacra I. Deel bladz.
aio. meent, dat zyde woede van Radbout
mede heeft moeten bezuren, ja anderen
trekken het zelfs zo ver, dathy de tem-
pels of kerken toen gefticht weder om
ver geworpen heeft, doch zonder eenigert

f rond, integendeel is het waarfchynly-
er, dat Wiltenburg toen vry gebleven is.
Voor eerft, dewyl de overwinningen van
Radboud veel hoger aan den Jféywwaren,
gelyk blykt uit de Kronyk van fontanel-
le
j. Hoofdft. by &Achery Torn. III. fpi-
cilegii. Ten twcden, moet door die grote
tuflchenwydte het leger van den Vriefchert
Koning zo verdeeld en zwak gcweeft
zyn,dat het niet licht cene onderneming
tegen deze ftad zoude bcftaan hebben,
want daar nu reeds verfcheide Kriftenen
in waren, welke niets van de genade van
Radboud te wachten hadden, e"n daarom
zich moediglyk zouden geweert hebben.
Daarenboven hebben zyne overwinnin-
gen niet lang geduurt, want in het jaar
DCCXV1I. is hy door Karel Martel gc-
flagen, zo dat ny te korten tydt zoude
gehad hebben om zyne overwinningen
zo ver uit te breiden.

e, en ccn verdrag
met


-ocr page 163-
DER STAD UTRECHT. n i
»ict Karél Martel aangegaan hebbende,
hadden de Kriftenen in deze landen van
dien kant wel ruft gekregen, en voorna-
melyk door de nederlaag der Vrie&e won-
der Poppo, doch in het begin der negen-
de eeuwe hebben de Noormannen deze
ftad beginnen aan te taften; fchoon men
noch al in de eerfte tydenniet byzonders
vindt van de fchade, welke Utrecht zoude
geleden hebben, is het echter wel denke-
lyk, dat daarzy in het jaar DCCCX.by-
na het gantfchc landt met zulk een groot
getal van twee hondert fchepen van drie
kanten aantaftteden en de Vriefen drie
maal verfloegen, gelyk ons Klaas Koljn
f.
253. verhaalt, deze ftad ook ; hunne
woede niet zal ontgaan hebben, evenzo
min, als inde jaren DCCCXXXIV. en
twee volgende, wanneer zy Wyk teDuur-
fltde
tot verfcheide reizen verwoefteden,
zo als de Bertiniaanfche Jaarboeken ge-
tuigen, en op deze invallen der Noor-
wannen
ziet buiten allen twyffel Klaas
Jüolyn
, als hy, van die des j aars
DCGCX. gefproken hebbende, vs. 29$.

zegt.-
01100111-1.jpg
tot anbrrc
Di Moten Qioete

't Welk door den geleerden Heer Gf~
r*r^flȣM# in zyne aantekening op die

plaats
-ocr page 164-
na -BESCHRYVING
plaats uit de Fuldenfcr en Bertiniaanichc
Jaarboeken op de jaren DCCCXXXXV.
en de twee volgende wordt toegepaft.

Doch van de rampen, deze ftad in het
jaar DCCCLVI. en volgaide overgeko-
men, waarvan de gemelde Rymkronyk
fchryver in het 297. vs. gewaagt, heeft
men omftandiger bericht, en behalvenop
andere plaatfen leeft men indeBertimaan-
fchejaarboeken en in die vanTrithemittsop
die jaren, dat de Noormannen en Decnen
met eene grootc vloot in Holland aange-
landt zyhde, eerft de inwoonersvanWjk
te Vuurftede
wrcdelyk omgebracht heb-
bende, de ftad'tot den grond vernielden,
cnde daarna binnen Utrecht komende,
hebben zy met eenc gclyke woede de
gcefteiykheid en burgers vermoordt, en
de ftad byna ganfchelyk vernield. Han-
ger-tts
derzelver Biflchop is ter naauwer
nood met ecnige weinigeGècftelykcn ont-
komen, en heeft zyncn toevlucht byden
Koning Lothariustc Pruum gezocht, wel-
ke vernomen hebbende, hoe St. Manem
kerk door de overgrote woede der Bar-
baren byna verdelgt en te niet gebracht
was, en de Kanoniken derzelver, dieniet
omgekomen waren, hier en daar ver-
fpreid waren, hem het kloofter in Ma-
/eik
aan de Roer gelegen, en Berg ge-
noemd , tot ecne eeuwige bezittinge ter
hunner vcrtroostinge gcichonken,volgens

den
-ocr page 165-
»m STAD UTRECHT» u*
den giftbrief van het jaar DCCCLVIII.
bytieda in het leven van Hangerus bladz.
*7. .Desnietfegcnftaande meent de ge-
leerde Bucbel iirzyne, aantekeningen op
Eeka bladz. 29,, ca op Heda bladz. 26 r.
dat de Noormannen omtrent het jaar
DCCCLV L deze landen niet overvallen
hebben, maar ftelt zulks veel vroeger,
om dat in de jaarboeken van Pithtus op
't jaar DCCCLVIII. flaat, dat de Noor-
mannen, na dat zy ontrent twintig ja-
ren lang in Vrankryk geroofd en gebrand
hadden, in 't jaar DCCCL1V naar hun
land zyn gekecit, en dat de Noorman*
jRoruc, die te Dtturftedemst toeftemming
des Keizers Stadhouder was, .In 't )aar
DCCCLV1I. .met een vloot naar Dene-
marken vertrokken was. Eenigen zyn
hem ook gevolgt, zelfs de BollandiftenivL
de levensbcfchryvingen der Heiligen op
den 8. Mey zeggen, dat men niet leeft,
dat de. Noormannen iets in het jaar
pCGCLVlll; ondernomen hebben, dat
dienvolgens de dood van Jeroen Pricfter
te Noortwy k, welke door Beka cnHeda in
dien tyd geftelt wordt omgekomen te zyn,
vroeger oflater moet voorgevallen we-
zen. Doch uit Albertus Staden/is op het
jaar DCCCLVIII. blyktduidelyk, dat
friesland omtrent dien tydt onder de al-
vernielende .wapenen der Noormannen
heeft moeten bukken, en al ftelt hy zulks
H
twe$
-ocr page 166-

BESCttRYVING
twee jirèivlater, ziet men echter, datzy
toot hier,rneefler waren, want hyzegt
ook, dat zy in denaren DGCCL1I. ea
volgende hunne geweldenaryen reeds be-
gonnen; hadden. Paarby wordt door de
Eraarifchi gefchiedfchryvers verhaalt, geT

-byi-J^z^rö/ op die jaren te zien is,
-Kar.d de Kale inde janenDCCCLVI.
volg. met zyn leger aan de Loire ge-
ftaan heeft om de I)eaen het hoofd te bie-
den, - De.' Jkoiniaanfchc jaarboeken y
(hekken ook tot een goed bewys, dewyi'
éaar uit.bly&t^ dat de Noormannen, die-
tterö gednreiide: twee of drie jaren Fries-'
fcad ovealrompxrlt en verwoeft hadden,
garjjtfda ^Vr^akcykiu het jaarDCCCLVI.
eia DCCGLV1U afgelopen. hebben, in
wndk batöt'zy ook hetgantfche eiland
dcc Batavieren verovert en al het omlig-
gende laind a^eftroopt hebben. Einde-
l^ik £pre«ktde.ichryver van de daden der
Koormannen'Ophet jaar DCCCLV. enz.
mede op-dezd&te wyze, en verhaalt, dat
de Nöbrmaaiaen de Koopftad Dutatfte-
de,
onatrent 'dat jaiar geweldiger hand
bemachtigt,-en het gantfche eiland
éér Batawkrm«ict de omliggende landen
tef>l<jKadèrt hebben, datzy vervolgens ia
het jaar DCCCLIX. w-edtfEOmopgélyke
manier huistiehouden hebben; en wat is
kiaarerda»de bricfivanii<?ft&tfr/«i, waar
' votcn' g«fpr«keiï i& ' > WeshaJvea

a - i het
-ocr page 167-
DER STAD UT&ECHT. tif
het bewyidoor Buehelmt Albertüf Staden*
/igetrOKken, alleen verfta^ari moet \vordert
van zekere benden der NoormanWënjde*
wyl zy uit verfchtide natiën beftöiiefën, en
onder vcrfcheide hoofden verdeelt Wö-
tent waar door het dikwyls gebeurde,
dat de eene bende naaulyks w-eg zyn^
de, de andere Weder aankwam; DU is
ook de rede, dat men niet recht: zeggen
kan, wannecr'ckze ftad^Van de overval'
len der Noormannen is Vry gcweeft,'öf
Wanneer zy dezelve heeft moeten onder-
vinden Hef ichynt rdat de Schry vers üick
vergenoegt hebben de voörnaamftea«¥-ft
tekenen, Want men z«dert de laatftgë-
mcldo tetWöÊftlng niets 'byzöSdèrs vindt
geduïendé het overige dor heiende eeuw e
voorgevaHeri te wezen, 'lïiww. Corners
by Éccard. toni. ü. Corp.-Hiftör. fchryft
alleen op het jaar DCCCLXXIX. dat de
Denen Utre ct?t zouden vcfwóeft hcbbcrï.
Of nu om die verwoeftingen, welkte
de ftadt hadt ondergaan, de Biflthopjbcn
Odilbatdus en Egilboldtu recd'frhuhncnj&is'
Ichoplyken zetel naar Deventer ovcrgc*
bracht hebben, zo ak Zekere Legenda
fchryver
en G er ar dm Mtfeator, Vanwei-f
ken Vutobar in zyfl Ketkl, en Weréldl.
Dev. bladz. 226 gewdagt, willen, is on-
zeker, doch uit* do Sehryvërs door den
zelvcn óp dé aangehaalde plaats byge-
bracht j blykt het klaar, fat-RadbiHti om
H a
den
-ocr page 168-
BËSCHRYVING
den flechten tocftand dezer ftad zich-tc
Devt&ter heeft opgehouden, naar wiens
dood Btfldrik BiÜcnop geworden zynde ,
zo zeer in de gunft der Keizeren Henrik
en Otto ftondt , dat door het op zyn ver-
zoek hcrwaart .gezonden krygsvolk de
vyanden,, welker macht reeds eenigfms
aarihet dalen was, ten lande wierden uit-
gedreven, en hy in ecnc bevredigde bezit-
ting gcftelt \verdt, volgens Heda bladzij.
Bovendien is hy ook door den laatftenry-
ktëly.-k begiftigt geworden ; hoedanig nu
Efllderik deze" ftad gevonden heeft, kan
•jwen -nagaan uit deszelfs brief door Heda
ter:gemelder plaatfe bygcbracht, waaruit
pok teffens blykt , dat zyne verbete-
ringen aan de ftad en kerken' in het jaar
DCCGCXXXiy. voltooit waren , ende-
wyl hy dezelve ,in het achtfte j aarv van zyn
Bisdom volgens de Nederlandfche kro-
nyfc begonnen heeft, is hy 'er omtrent
zes of zeven j aren mede bezig ge weeft.

Dus is deze ftad, na dat zy gedurende
ruim honderd jaren aan vericheide over-
vallen der Noormannen hadt bloot ge-
ftelt gcweeft , eindelyk in ruft geriakt ,
en heeft dezelve, zo hetfchynt, gedu-
rende de biffchoplyke regering van Bal*
drik
en zyne drie naafte opvolgeren moe
gen genieten, «Joch in 't jaar MX. zynde
Noormannen met negentig lange fche-
pen de Lek komen opvaren , waarora

men



-ocr page 169-
DER STAD UTRECHT. n?
men eene menigte ruitery eit voetvolk by
den anderen verzamelt endezelvenbene>
vcns een klein getal fchepen langs den
oever gefchaart hebbende, den ivyand te
gcmoet zag. De Vorften der vyanden.
zulk eengroot getal vernomen hebbende
waren verbaalt,en wierpen hunne ankers
in-het-midden der rivier om op de vol-
gende te wachten. By den anderen ge-
komen zynde, en beraadflaagd hebben-
de mistrouwden zy zich zclven* om in
veerwil der onzen door±e kunnen va-
en, weshalvcn zy gezanten .zonden om
e verzoeken, dat men hen door deze
anden wilde laten doortrekken, dat zy
liet voornemens waren eenig ongelyk of
noedwillighcid in hunnen doortocht te
iocn;welken htm daar :op toegcftaan zynde,
tcbben zy dien dag niets uitgevoert. Doch
vanncer des anderendaags de eerften
'ooruitgctrokken \varen, en den Rhy»
jereikt hadden,zynde onze met fchepea
mdcr een groot gefchrceuw; op de ach-
crhocdc der vyanden, gevallen, 't welk
'an de anderen gehoord zynde, zyn die
unne medgezellcn te hulp toegefchoten,
i hebben eenig gewapend volk langs de ri •
er geftelt, waardoor zy de onzen belet-
den hunne landgenoten te hulp komen,
^anneer nu den volgenden morgen aan
. onzen, die in de ichepen waren, eea
Ifch gerucht toegekomen was, datee-
H 3
ni:
-ocr page 170-
ti8 KESCHRYVING
nigè ruieers met de Vyanden flaags waren
geweeft, en-hreeds eenige fchepen vero-
wcrt waren > hebben zy zich. ook zonder
uitftel of beraad tot dein flag begeven,
en de lucht mét hun gefchreeuw ver-
vullende zynzyzonder hoofd, zonder or-
clc,öm her ichielyktl op den vyand aan-
gevallen. Deze hen vernomen hebben-
de, heeft zkh by malkander gehouden,
en is hun te gcmoet getrokken; de on-
zen bemerkende, dat de vyand met vol-
le macht op hen aankwam hebben hun-
ne fchepen verlaten, en zich op de vlucht
begeven, welke door de vyanden vervolgt
geworden zynde^ zyn 'er van de zelvezo
vcclc gcfneuvelt, als de vyanden hebben;
konnert inhalen:;:::': •.
•"
Wanneer men te Utrecht van den aan-
komft der vyanden onderricht was ge-
worden, fecert men, .al wat.by de hav
ven opgebouwt was, in brand geftoken,
op dat liet den vyandvan geen nutzoudej
zyn in de belegering van het kafted.
'T welk de. vyanden vernemende, heb-
be'n zy betuigt, dat het hun leed,was,
dat de Utrcchtfchen zich zelvcn zo veel
ongemak hadden aangedaan, dat zy geen
kwaad • tegens die plaats in-; den zin
hftatóen, maar verzochten ter j^erachr
tingc van hunnen godsdienft in de ftadt
gelaten te worden, waarop deftedelin-
gen faun ftandvastig hebben gcantwoordr,

dat
-ocr page 171-
DER STAD UTRECHT,
ëat zy aan gewapenden die vryheid niet
konden vergunnen. En oflchoon de
verovering hun gemaklyk zouder hebben
gevallen, zyn zy echter uit eerbied voor
de plaats en, derzelver Biflchop afgetrok-
ken, zonder eenigc fehadeaan de ftad ge-
daan te hebben, volgens Alfertus de di»
verf, temp. Lib. I. c; 9. & lo.by Eccar&.
Toni. i. Corp. Hiftor. Deze öadvervolgctts
van de overvallenderNoormanricn bevryd
blyvende, geraakte in de volgende ceu-
we in nieuwe onluften; want Otto Graaf
van Benthem en Zwager van Diderik VI.
Graaf van Holland was in het jaat
MCXXXVIII.-'mct een deel volles in-t
landtchap Dïenihe gevallen, 't welk hy
met roven en plunderen zeer verwoestte";
waartoe het gezag,'t 'gecndeÜtrechtfchc
Billchoppen in dat land fchap '< en»Gro'm%-
gen
oetendcn, aanleiding 'gegeven hadt-,
zie de VaderL. Hi(t. IL Deel-bfadz. H/sÜ.
De Biflchop niet konnendc dulden, dat
zync landen dus verdorven wierden > en
ongdyk zwakker zynde .danOtto > i-dept
ccncn,Httgo,} bygenaamd^fó Boter, uit het
adelyk gctlacht van Arkelte. hulp. Deze
trekfi met een goed gedeelte' ruitcrye' te-
een den Graaf,van Benthem te veld, die
dooE des Biffchoips troepen by Heètósheiftt
of Omersheim iri ecnflag met veel verlies
van s t> raven'volk overwonnen, zelt'
;gevangen, en naar Utrecht in ecnehcu-
H 4
'fctic
-ocr page 172-
i2o BESCHRYVING
'
fche bewaringe gebracht werd., Graaf
Diderik VI. hier over zeer verftoort, rukt
al zyn volk by een en belegert Utrecht
zeer naauw, zo dat de Biflchop geen hoop
meer zag om zich te redden, wcshalven,
toen hy vernam, dat men de ftad zoude
beftormen, daagt hy de vyanden ten flag
(üit, en men komt overeen wegens de
plaats en dag, welke gekomen zynde be-
veelt de Biflchop alle de burgers ih de
Wapenen te wezen, en verdeelt ze op de
toorens, en wallen, gebiedende, dat nie-
mand ter poorten mochte uitgaan. Hy
zelf trekt met alle de geeftlykcn in plech-
tige kleedingen uit de ftad den vyand te
gemoet, welke denkende dat 'er een ge-
wapend leger aankwam,zich totdenfïag
gereed maakte, doch de Biflchop, met
zyn open boek gereed om uit het zelve
denbanaanden'Graafcn de Hollanders
voor te kezen, zo zy naar geen vrede
wilden luiftercn, aannaderende ver-
wekte eene grote verbaaftheid in het leger
van den Graaf, 't welk het vrcedfaam
oogmerk des Bifichopsvernemende' zich
over deszelfs ftandvafti°; gemoed verwon-
derde 5 de Graaf zelf kwam tot inkeer,
wierp zyne wapenen af, en verzocht
den Biflchop het gebruik van zyn gceft-
lyk zwcerdt te ftaken, die hem daar op
ten teken van verzoening omhelsde, en

den
l.


-ocr page 173-

STAD UTRECHT. 121
«Jen Graaf van Bentham uit zyne gevan-
genifie ontfloeg/ ziet hier van Beka en
Heda in 't leven van dien Bïflcliop: dus
geraakte jdeze öadiuit een zeer naby zynde
gevaar, alleen voor de vrees bevryd, maar
zy heeft daar en tegen in deze zelfde ecu-
we vcrfcheide malen de ongelukken van
zwaren brand , waar dóór zy telkens voor
een groot gedeelte vernield wierdt , moe-
ten ondergaan., want in 't jaar MCXXXI.
is 't Biflchops Hof, de Hoofd Kerk van St.
Manen, de kerk vaii St. Bonjfacius en
.die. van St. Marie, afgebrand 5 hier Van
gewagen de Grote lïronyk van Neder-
land , i Anjelmus van. Gewblours op hetge-
meldejaar,. Paar nu zo veele kerken door
het vuur verflonden wierden , kan men
liehtlyk naargaan , hoe het met de. huizen
zal geftaan hebben: van eenen tweden
brand meldt Willem Procurator op het
jaar MCXLVIII , welke in de Cbrö».
Heg. S. Panthal. by Eccardtom. I. Corp.
Hillor. op het j aar M CL. gefteldt wordt^in
dezen .zouden de oude K.erk van £t. Mar*
ten door Biifdiop Adelbold gebouwd, met
die van St. Paul, St. Jan aen Doper, ; tn
St. Piet er verbrand wezen; vermits nu
St. Pieters kerk ook op den naam van -St.
Paul isingewydt, en daarom wel <#..&>-
t er s QftPauls kerk genoemd wordt, zal
«en hier,door het onderfcheiden dier twee
H J
-ocr page 174-
"BESCHRYVINö
i.
kerken door de eene de AbaTykerk van
St. Paul moeten verftaan; de onge-
noemde Schryver by Mattb^ in het IX.
Deel der Anai: voegt hier. ook de kerk
van het H. Kruis by. r .

Noch fpreekt Heda bladz. 173. op't jaat
MCLXX. van een zwaar onweer, en over-
ftroming, welke zich tot de:poorten der
ftad uitftrekte, en alles :fcheen te zullen
wcgfpoefcn, waarna noch -in het zelfde
jaar een groot gedeelte derftad weder dooi-
denbrand vernield^werdt, Willem Procu-
rator
ichrytt wel op het jaar MCLXXiil.
dat in het zelve op den 22. July St. Afar-
^»5kerkingewyd is, doch hy melt hier
geene rede van; in de aantekeningen
pp den twedcn druk wordt deze inwyi-
ing bétrèkkclyk gemaakt tot den brand
van 't jaar MCXXXXVIÜ. Maar de bo-
vengemelde ongenoemde Schryver by
Mattb<eits meldt ;duidelyk van dezen
brand, en dat door dezelve Sr. Martem
kerke mede gelchondcn is geworden.
Eindelyk:fchryft Wtllem Procurator op
't jaar MCLXXVii. van cenen vierden
zwaren brand , waarby vele zo man-
nen als vrouwen'clèndig omgekomen
zyn.

Deze zyn de voornaamfte en bekende
ongevallen, die de ftad zedert haar op-
komft tot byna het einde der twaalfdc-
ccuwc getroffcnhebbcn, waarby noch ve-
le


-ocr page 175-

|2J
10 ; mindere te voegen gouden #y n y; d
wy laten zulks, voor .een grótör :beftek
over.

Juli ? •/ "•• ' : .r-
, '
V. HOOFDSTUK,
.
Beftaande m een- kort onderzoek ,

-wanneer het H. Êuangélium
bier omtrent het eer ft aan •

' T f' ' ' ' ' 7 ;• ':
, de rnezen verkondigt ;s.
a: " . . . • ••-•:.'
E Er ik tot >de Biflchorypch van
Utrecht , van welken WillibrórMs
voorde eeiftcby de meeftc Schryvers
gehouden wordt , overga, zal het niet
oridieriffi wezen vooraf te onderzoe-

ken , of en hodinw ,voor hcnr het H.
Euöngeüura'^aafji de 'Friezen verkondigt
is gewecft. Hcffthynt of by na alle
natiën , zelfs de ouden , dóór re,2;toten y ver
en zucht tot hunnen 'godsdienft ae-
'dreven, denzelvcn ecncn groten ouder-
dom ' 'getfachr hebben by te '•zetten', ; en
daarom hierin, ook niet ontzien htb-
beh'..zicn te 'begeven tot vcrfieringen ,
dus 'is door yerfcheidén Van ön-
é' Schryvers ar- byeen

*:. / .•.'7
i
-ocr page 176-
Ü4 ÊESCHRYVING
geraapt, wat 'er te vinden was, om de
verfcondiginge van het H. Euangeliumiu
deze landen, zo veel het mooglyk was, te
vervroegen, onder welken, gelyk het
bekend is, Martinus Hamconitts, en Pe-
trus Furmerius,
in hunne Friesfche gc-
fchiedfchriften wel de voornaamftenzyri,
willende, dat het H. Euangeliurn in de
ccrfte ecu door cenen Egiftus alhier
verkondigt gewceft is. Deze Egiftus zoude
een der 72. Diicipelen van Kriftus gc-
wceft, en door den Apoftel Petrus om-
trent het jaar LX. na des Heilands ge-
boorte "naar deze landen gezonden zyn.
Doch vermits deze Schryvers hier om-
trent het minfte bewys. niet hebben,
wordt hun gevoelen met reden--tegen-
gefprokcn en verworpen.
, ,
jakob van Oudenhoven, in zyne befchry-
ving van Zuidholland bïadz. 426. en, vol-
gende tracht te bcwyzen, dat het verkondi-
gen van het Kriften geloof aan de Friefen
voor ffiillibrordus hier te lande gefchied is,
brengende ten dien einde denBiflchop en
Martelaar Irentusby, welkelib.I. adverfus
ha:rcf. dus fchryft: „ De kerken die in
3> Duitfland geplant zyn, geloven noch le-
„ ren anders niet, noch die in Spanje,
_,, noch die in 'Celie, noch die in 't Oos
„ ten, noch die in Égipte, noch die in
„ Lybic, npch die in het midden van
de wereld zyrigelegen". Door de Cel-

tea
-ocr page 177-

OÏR; STAD UTRECHT.
ten vetftaat hy de Gauïoizte»,_ en onder
dezelven wil hy de Friefenof Batavieren
ook begrepen hebben, gelyk hy zulks
uit Tacittts, en Julim C&far zoekt te be-
wyzen; doch het fchynt wat ver gezocht
te wezen, dcwyl het zeker is, dat.indic
eeu de gemelde natie niet het minftc gebied
over ons Eatavie gehad heeft , veel
min wy onder de Celten ofGattloizettbQ'
grepen waren. Vervolgens brengt hy noch
eenige plaatfen uit Tertullianus, Hiereny-'
mus, fbeodoretus > Clernens Alexandrintt$t
e^z.. voor den dag, doch deze zyn noch
veel zwakker om daaruit te bewyzen,dat
in hunne tyden het Euangeliurn hier
reeds ingang gevonden hadt. .Doch
hy meent zyn gevoelen fterk genoeg te,
kunnen ftayen met een plaats van den
Biffchop Hilarius, die in; de vierde eeu
gelecftneeft, waar uithy deze woorden
bybrengt:- „. Hilarius, een Dienaar van
„ Jefus KriftuSjWenfcht de Heeren, endc
„ kriftelyke broederen, ende mede .Bis-
„ .fchoppen, den Biffehoppen der Provin-
„ cie van het eerfte en tweede Du,itfchland,
„en .van het eerfte en tweede Belgium^
enz,. .. zaligheit. Of fchoon dit den'
Heer Oudenhoven zo klaar toefchynt, dat
hem dunkt, dat'er niets naakter of dui-
ëelyker kan gezegt worden, kan men
echter zo licht niet aannemen , dat

hie;
-ocr page 178-
Hier tiet-oude friejland of Batavie tqefl:
mede onder het eerfté of t wetde Duits-
landof Bélgium begrepen is geweeft,'
want''indien men let Op de verdeeling
der Gallifcbc provinciën in de handVejV
Kronyk van M. -vonder Hoeve V. böek:
bladz. 120. en 121. ziet men, dat de
naafle fteden van die provinciën, by dTt
land 'ge-legen, waren Tr/V/-', Keulen, Ton-
geren:
of fchóon ttoë& nu toeftondt,
dat die fteden alvroeg het licht des Eüah-
gCliums ontfangen^bebben^ gelyk dclys-'
ten hunner Bitehoppen zulks genoeg aan--
wyzciï, volgt noclitans 'riicr, dat op dien;
tyd do Ktiftclyke Gédsdiénft hier ook &l
ingevocrt zoude' zyri.'' 'Zelfs;Brabaftdj:
Vlaaitdëïeti^
ja" rtlwtóhieii Zeel eind-ook,-
indien mcri dïc( landenT'ö'hder deM0rift&it
begrypt, zyn vro.ègèr -dan ' FHc/!anti-"th
Battivie \$rt
Krifte^yké leeraars- VOorz'ieri;
géweeft •' gelyk blykt uit- Patdtnlts 'Ötó-
ichop vah Nota, welke in zyneft 26. brief
in het jaar CCCLXXXXVI. aan ritri*
f/wBiflchcfp Vaitf Tife*»^^ aldus fchryft:,
• „ De afgelegene yöHc-e'n in het land der
:Monncri-\ aan 't üieerftc de'él dtó we-
„ reMs, 't" geen van- 'de--wVièfte- zêebaa-
„ ren aangerand wordt ,• zich verbfydcn-
„ de ovcr'iiet licht, dat huu door Uwe
„ HeiHgheid' is toegebracht1 geworcfeifij*
„' hebben hun-ne Verftokce harten'afge1
J, ttgt, en daar te voren bolchcn, en

5, ftran-
-ocr page 179-
BER STAD UTRECHT. 127
„ ftranden door; woefte menfchen. en
,, firuikrovers bewoond wierden, en,
,;• voor den vreemdeling onveilig warcn^
,j maken nu de heilige vergaderingen
„ fleden, dorpen, eilanden en bofchen
„. door kerken- en klöofters beroemd.
- Dus hebben wy wel bewys van de om-
Eggende provinciën, maar van Friejlatod
vindt men geen gewag gemaakt, hoe wei
het nietonwaarfchyneiyk is, dat die Lee-
raren, zo naby zynde,gecne gelegenheid
zullen verzuimd hebben, om het woord'
van het H. Euangelium verder uit te brei-
den, fchoon het miflchien door de hard-
nekkige heideniche Friezen in zyn be-
gin zal verworpen zyn. geworden.

De Heer :<Antt Matthaus. Lib. II.
de: Nbbilitate Cap. f. meent 'dat Wil-
librordus
ook ,rfe;eerfte niet ge weeft is,
die het Euangclium aan. de Friejen ver-
kondigt heeft, maar dat voor hem noch is
geweeft Etygitts, ten nydc van Klotaris,
'lïdgoberttti
en Klodovftts II. En dit komt
vootzo ver wel overeen met het fchr-y ven
van Meierus, dat namclyk E&gitts in het
jaar DCLXXXXIV. de Vlamingen in het
Kriftcn geloof onderwezen heeft:. het le-
yen en dadeavan dezen krui^ezant ftaan
ia het-1. Deel van. het Nederduitich Ba-
tavia Sacra
bladz. i- en volgende uit
«eïoofwaardige ftufckcn aangetekent, en
by. wordt \7aa- «Uea Schryvci iticdd voor

een
-ocr page 180-
BESCHRYVING
cent verkondiger van het Euangeliuta
aan de Fnez*n gehouden , hoewel hy, zo
het fchynt , hier weinig vrucht heeft
konnen doen. De gemelde Mal tb f M
toont ons noch uit den ouden fchryver
Audotnus, dié het leven vznEttgiits bc-
fchrcven heeft , aan , hoe hy na de dood
van Koning Klotaris , in de hoogfte gunft
van dcszclfe zoon Dagobctt l die toen in
het bewind van het ry £ tradt,ftondt,jazync
gemeenzame omgang met dezen Vorft,
baarde hem by veele Hovelingen eencn
grooten haat. Zo dat het my al zeer
waarfchynlyk voorkomt, dat dezen Eli-
gttts,
na dat Vagobert de Friezen gefla-
gen, Wiltcnburg hen af handig gemaakt,
en aldaar een Kerkje van St. Thomas ge-
fticht hadt, .de bekecringé der Heidenen
aldaar zal ondernomcn'nebben , gelyk
zyn levens tyd zulks wel ka.nlyden,want
zyn dood wordt door J-Pagt op het jaar
DCLV1II. geftelt. Doch hier tegcnszullen
andere inbrengen, dat dit Kerkje en het
onderhorige door Koning Dagobert aan
den jBiflchop van #<?»/«? gefchonken was;
om de Heidenen het Euangclium te ver-
kQndigeni. maar hier op zoude men kon-
ncn antwoorden, 'dat het niet zeker is,
o£ dit door Koning Dagobcrt I. of den
tweden gedaan is.

N^&tgfiu is in de^e landen sekor
men Wiljridus, Biilghop va* J<v* in En-


-ocr page 181-
DER STAD UTRECHT, tap
geland; deze vbrfchil over eenige zaken
met Koning Egfridus krygendc, en veel
overlaft van hem lydende, beriep zich Op
den Apoftolifcnen ftoel; weshalvenhy in
't jaar DCLXXVII1. eene reis Kaar Rome.
om zync zaak aldaar voor den Paus te be-
pleiten aannam , icheep- zyndc is hy
door het opfteken van eènen ftesken
weften wind op de kuften van Friejland
gedreven; daar hy door die woefte rtien-
ichen,en door hunnen Koning Aldeijlus,
met: alle tekenen van eer en vriendiehap
onthaalt zyndé, Kriftus aan dezclven ver-
kondigt heeft/-en wel met.aodanigen
vrucht, dat hy verfcheide onder hen
door zyne prediking uit hun bygeioof
getrokken heeft. Zo dat de verkon-
diging van 't Euangelium, 't welke na-
derhand door den Biflchop Willtbrord
voltrokken is, daar ter plaatfc allereerft
door hem begonnen is geweeft, en vol-
gens Beda V. Boek. 20. Hoofdft. heeft hy
den gantfchen winter met het nieuw be-
keerde volk genoeglyk doprgebragt.

Doch vermids Wilfridus voorgenomen
hadt, zyne zaak te Rome af te doen,
heeft hy in de volgende lente,naar het fchry-
ven van Wilh* Malntesbur. de Geft. Pon-
itif. Anglic 1. 3. zyne reis wederom aan-
fenpmen,en is eerft gekomen by Dago-
trt H.
Koning der O verrhynfehe franken,
diehem het Bisdom van Straatsburg op-
I
droeg,
-ocr page 182-
dröéc-, '#p> <dai>hy in deszelft landen
'p Biffchóp, meer genegen zyn-
di ^éttt-eiftde «yneï zaak té zien, en
naar zyn eigen -'Bisdomte kee-
e- aanbiedingen van Koning
&'; Sommigen voegen hierby ,
.aan* -d^en Koning-* verhaak heeft
wachten , dk ny in 't bekeeren
aen ih friejland gedaan hadt,
en aari liem; verzocht zottóe hebben deze
qwüwe Kïïftenen door zy-nc gunlkte be-
ichennen Neé aan te kweken; op welk
v-eraoek 'Zy^ jfnenen , dat deza Dagobert
deti-r; Koning Aldgisïur» verkregen
tti Iflvïcht een fekfe te mogen
n rot gdbraik der * nieuwe gclovi-

fcn. Dödidit is, gelyk' Kien ziet , maar
ene .gièWng^daar geen bewys van is, en ,
vol'geiis her geen \?y te v«ien-yit Klaas
Kolyn.
gekién hebbett> taeft 'Koning ®a-
gobert
, die de f riffen vetfloeg en dezcl-
wn Utvicht tfftant , deze keÊfcv&tt St. The-
mas.
geftiehtv tóet door fecde, maar na
ee'ne overwiftnifige doöruk wapenen ,'die
.op &otifa0agobirt den Eerften,en niet

Wilfidw fchyntdc
n deae iandch
• cenlgen tyd ftü geftaaii te hebben , want zo
veel mcü bf eefligèö'göölön fchtyver vin-
, Is '«tift to d«Stt46at« öCtX^XX.

doot
-ocr page 183-
DEK STAD UTRECHT.
door ecnen yj&brechf\,: 'of Wic&crt • uit
Ebgeland daar, weder die.faalad aangefla-
gen. Deze Isagejaareji;baken; zyïx'Vader-
land in Ierland gewoond, en -aldaar een
kluizenaars leven geleidt hebbende, is na-
derhand f chceb gegaan, en iïïfriejlandzzn-
gelandzyndc,' -heeft hy.iiec Kaiftenvgeloof
twee! jaren lang aan dat tojkljeö 'San Ö
Koning '\Radbaitt verkondigt; E)o'ch' $
arbeid en mpeke, is^by dk^Nvoeftc
hoor4ers zonder cenige Vrodfef
daarom ,is Jiy weder gefceert asadr'epiaSft
van zyne pcllegrinnaadje,"O«vfeynle€^<ïri
door te brengen, volgens #<i& V. Boek
, 10. HooEdfl:. •; i " .,' ; :

Doch-of deze leerken'«iet den
van Billcliop- bekleed Kyn'^gevf eeft V:'
niet zeker: Willem HMt&bl&dz. 15.'"
vaa gevoelen, ;dat Utrecht al voor de ty-
den.-vartK.onjMg DtgoAert-t. tot een Bis-
doai-lvcriicvijn gcvveeft is, en zyne Bis-
fcliappea'ien; geeftlyke-goederen getiadt
heeft, welke door Kroning Klotaris en
Tbeodobertus aan dezelven gefclionken
waren, nodi voegt hy '%vty)4a&&&ebert,
zoon van'Koning Dagoèert/dit i-isdorrt
aan zekeren 'Biflctvop KóiïechÏHi gegeven
heeft, zalkȕbevetttgende niet een ge-
loof waaïdigen oiackti :fcferyver Conraatts
Mt vawikfcrg
>*,renóórdeelt,dat ztilks
noödzadkiyfc van ons Utrecht, moet ver-
daan wocödn ' v-:rrokscrindclyftender
12
Bis-
-ocr page 184-
BESCHRYVING
Biflchoppen van Tongeren, of Maaftrichï
geen van dien naam gevonden wordt,
daarentegen meent A. van Suchel in zyne
aantekening op die plaats, dat op dit
fchryyen van Heda niet veel ftaat te ma-
ken is, voor eerft, om dat by andere
Schryvers niets van dezen Biflchop ge-
meld wordt; ten anderen, om dat de
.Schryver, daar Heda zich op beroept,
jüift ook in andere zaken, waarvan hy
ter zelverplaatle fpreekt, tegen het zeke-
re der gefchiedeniflcn aangaat, het welk
zekerlyk redenen zyn, die de zaak wel
twyffelachtig, doch niet ten enemaal on-
waar maken; want 'er zyn verfcheide za-
ken waar, fchoon dezelve maarby cencn
Schryver zyn aangetekent, die toegang
tot echte ftukken gehadt heeft, en ande-
re wederom, die door een groot getal van
Schryvers verhaald worden,vinden noch
verdienen echter geen geloof. Ook kan
een Schryver wel in een gedeelte van zyn
verhaal miflèn, daar hy in het ander
waarheid ïpreekt.

Maar eene grotere zwarigheit fchynt hier
in te zyn, of de Koningen Klotarius, en
Tbcodoberttis toen wel eenig recht of
macht gehadt hebben,om in eene plaats,
die onder het Friesfche Ryk behoorde, een
Bisdom op te richten, ten zy .men wil-
de zeggen, dat het maar een tytel voerend
Bisdom was gewceft, -en deze Konin-
gen

-ocr page 185-

, DER STAD UTRECHT,
gen uit zucht tot den Kriftelyken Gods-
dienft, of ten minfteuiteendergclykvoor-
wendfel, iemand met eenige inkomften
voorzien om de heidenen te bekee-
ren, tot Biflchop van Utrecht aangeftelt
hebben. KocfiTehynt het te fluiten, dat
Sigebert zoon Van' Dagöbert dit Bisdom
aan Konocbius zoude geichonken hebben,
vermits zyn vader de kerk van St. Tho'
mas
aan den Aartsbiflchop van Keulen
hadt overgegeven, doch hier tegen zou-
de men konnen zeggen, dat het verkiezen
van een' Biflchop by den Koning geble-
ven was, en de bcveftiging alleen aan den
Aartsbiflchop v^nKcuIe», als den Mctro-
politaan, toekwam.

Het zy zo het wil, alle de bygebrag-
te bewyzen op zyn beft genomen, ge-
ven niet meer te kennen, dan dat door
dezen of genen Iceraar de verkondiging
van het Euangelium hier te lande voor
Willibrordus tyden wel kan onderno-
men zyn geweeft , maar dat het door
de hardkoppigc Friezen tegen gegaan
wordende, geen voortgang neeft kon-
nen maken, zo dat waarfchynlyk ons
geheel Batavie en Friefland ten tyde van
WilHbrordui zeer weinig daar van geweten
heeft, en hy deeerfte is, van wien het
zeker blykt, dat de voortzetting van den.
Kriftelyken Godsdienft met y ver onderno-
men en ingcvoert is geworden, fchoon na
l $
hem
-ocr page 186-
heta noch! verfcheidchei. hianblevcn om
denzelven hebben moöton laten,, n?w

•. •>.•'• '. ri ba&SSK ; . !-'' /> vil
- . k fj yj ; •>>, IXK, l . •;•/.'
j'":.' " ' 'J'.'~ ' i r'j','\'.ï\\'-'- 01 (,•."'
VÏII !HOOFfeSTUK?
• •*••*•!.• A.JLVXvyjL A^^JJL V/^V^-.^.
ff*v ! 7 '«hstfe' .-:«'; -i-
Vervattende een voorbericht, op
~' de EijTcboppen van Utrecht,
» ../ , jt ^L
r wegens derzelver Rijkdom-
men, Macht, en Rechtsge-
bied, -zout't Kerkfake als

rir ' ; ,/ , <
Werelalyke* .
••": id: • "{d ' -.''r r '..A jjK o-^ ' s
D At deBiffchóppen van ü?r^c^ ry-
,ke en machtige kerkprelatcn, ja
Votften gëw;eëft zyn, blyktuitver-
féHddè bewyzen, doch aangaande hunne
bfezittiiigén, als mede bnitrent de lande-
^ëri én g'oédërcn, welke.zo !door de
Franfcne 'Koningen als door de Keizers
aan dezclvéh gëfckonkëri z/n, ftaat aantc-
tnéfkéri, ct^t alle deze lattden etj goede-
ren hun ingeeft vollen én volkómeri ei-
gciidom .zjti.öpgcdtageh:' '£)c Overheid
s5o wiel'ais.nerf volle, ^dgt Ant. Müf-tb/tus
de Nöbilitatélib.ILcaó. ia.'.wèfdt'byhun
rècht onverkort''gfeiateh. ''-Dé' ÏCótóngen
éfr Keütets 'gtiveii hiet' mcef ;/;'cri rkbnd'èn-

ook
-ocr page 187-
DER STAD UT&EQHÏ.
ook niétiöieef gewn^daft 't
behoorde j te- weten hst
zo bepaald en onbepaald als het
't geen eigen was. aan ds
fchatkamer,. Dus ïiet m£n, dat .
Martel aaa'de. kcïk yati Utuwkt gegevea
beeft, alwauu Wrefht e,n jfaf&s^>tot.d.e$
Vorften fehatkift .behoorde, -in, dsn brief
by H<da bladz, Vó. otta lii. gaf van gely-
ke aan St. Marlens kerk ondef .Ansfri*
dus de ftad Bomtle met al wat /er: toe
behoorde , voor zo ver het z-yjj Opper-
gebicd onderworpen was, , by dm .zelf-
den Schryver bladz. pj, Doch «alkf
tenderyen en goederen , die. iu «erie.vo) kor
mene bczittinge gegeven werden , behoor-
den aan de kerk , en niet aaiv dert iBiftchop,
hy hadt 'ec alleen het Oppergebiad over,
de eigendom was voor ;de ko«k. Die
zaken, welke voor des Biflchops tafel ge-
ichonken waren, en waarvan de Biffchop
de inkomften trok; koadeby niètzpader
verlof der Kanoniken bezwacen, zie den
brief by< MattbtifS de Nobil., p. 3,61.
over de anderp gegeveno goederen was
hunne macht niet minder bepaaJc, iedjer
moeft by zyne rechtem onvicrkow en onr
yermindert bly ven, z,o als üy die te' vpjen
bezeten hadc . • Hy vermogt.'iait vkfaclat
yan die begifjtingc , en op. eigen gcaag^ajs
't hem behefde geeac weiddi'yke.w:«t-
Kn tnaköi,: ,ge©ïic oorlogen aaovangcu ,
I 4 gcc-
-ocr page 188-
i3<5 ÊESCHRYVING
teene vrede fluiten ,enz. Hier in hadden
c Prooften, Dekens, en Kapittelen ook
iets te zeggen. Hoe bepaalt zy echter
mogen geweeft zyn, waren zy nochtans
grote, en machtige Heren, ja gclyk Ae-
»eas Sylvius de
Statu Europae fubFred.IH.
cap. 28. getuigt, konden zy in tyd van
oorlog een leger van veertig duizend man-
nen te veld brengen; en het is zeker,dat
zy zulks meer aan eens gedaan heb-
ben, het zelfde zegt ook Boxborn in zyn
Toneel van Holland, 3. Hoofdft. daar hy
tot een bewys van den rykdom der U-
trechtfche Kerk den ouden blaffert van
de goederen derzelver by brengt. Dit
is ook eendeels geen wonder, ver-
mits het den Biffchop niet veel behoefde
te koftcn met zulk een machtig leger te-

fcns den vyand op te trekken; dewylde
urgery, en Leenmannen, die veel in
getal en zelven machtig waren met een
deel volks gehouden zyn geweeft, opei-
gen koften den kryg te volgen; doch
aan de andere zyde heeft dit voor niet
dienen zyne bepalingen, en uitleggin-
gen van noden. De Burgers mocften
voor niet ten oorlog gaan, maar nietal-
tyd, noch in alle gevallen,noch overal,
ook niet tot het einde van den oorlog toe.
Uit de brieven der Biffchoppen Henrik I.
en Guieto van Henegouwen , by Heda
bladz. 2ip.enby Manb*ns de IXobil. lib.

II.
-ocr page 189-
TJER. STAD UTRECHT. 137
II. cap. 14. kan gezien worden, dat de
Burgers niet gehouden waren, den Bis-
fchop buiten de ftads muren ten oorlog
by te ftaan. En de gemelde -Biflchoppen
bekennen opentlyk,dat de Burgers, noch
van rechts wege, noch uit eenige ge-
woonte verbonden waren het Biüchop-
lyk leger verder te volgen, 't Welk
echter dus ook niet moet vcrftaan wor-
den, als of de Burgers nooit gehouden
waren buiten de ftad te trekken, 'tzyora
den vyand wedcrftand te bieden, 't zy om
rovers, en te zamengerottc landlopers te
verdryven, het tegendeel blykt uit een
befcheid van het jaar MCCCCXLV1I.
en ccnc ordonnantie van het jaar
MCCCLXXXVII. by Mattbtus de No-
bil. lib. 11. cap. ij. volgens welken ie-
der burger gereed moeft ftaan om op het
bevel van den Overften gewapend uit de
ftad te trekken, om het vreemd volk,
't welk men Dravantcn noemde, te we-
derftaan. Die zich daar in onwillig toon-
de, zoude voor den tydt van vyf jaren
de ftad moeten verlaten, en boven dien
cene boete betalen : meer diergelykc
wetten zy n 'er gemaakt, waarby de burgers
genoodzaakt wierden zich by overval of
gerucht van vyanden of andere noodza-
kclykheden gewapend buiten de ftad
te laten vinden, zynde by dezelve ook
de beurten .gefchikt, op welke ieder Gild
I 5
mocft
-ocr page 190-
138 BESCHR/YVJNÖ
moeft uittrekken, als medeile tekenen,
wanneer de-gantfche Burgcry zulks doen
moert r waarby dan nog gevocgt zyn de.
ftraffen der'onvCilligen. Doch ditraakto
den Biöchop zo zeer niet, maar eer den
Raad der ftad en de Burgery zctvcjnochtans
hebben de, burgers den Biflehop dikwylj
genoeg ten oorlog gevolgt, waarvan de
voorbeelden in de levens der Biflchop-
pen te vinden zyn. Dit was evenwel
een foort van een' vry willigen dienft 5 en
daarvoor werden zy van tydt tottydt met
verfcheidcn voorrechten beloont. Ook
werdt hun de buit, dien. zy op den
vyand zouden halen, ten niinfte voor een
groot gedeelte., toegelegt, om ze door
hoop van gewin tot het optrekken aan
te moedigen. Indien zy een vyand ge-
vangen kregen , en de Biflchop zelf
niet in 't leger was, hadden zy recht op
de helft van 't losgeld-; doch zo de gev
vangen maar : twintig oude Ichilderi
waardig was, dan was hc* gehele losgeld
voor den burger. Was de Biflchop zelf
of de Ovcrheidder ftad in het leger, dau
hadt een burger vooreen-Ridder, dica
hy krygsgcvangen gemaakt liadt, hon-
derd, vooreen man van wapenen vyf-
tig j voor een huisman ticn_oude fchüden,
zclS werdertde vreemdelingen, die zich
diapperinden oorlog gekweten hadden,
doen aan welken geen ibidy;, gegeven
^
werdt,
-ocr page 191-

DER STAD UTRECHT. 139
wcrdt, met het ftads burgerfchap begiftigt,
't welk men toen eene grote zaak re-
kende, zie de Ordonnantie van het j aar
MCCCCLXXXVII.by Mattb&us&t No-
bil. lib. 11. cap. 14. doch om de fchaars-
heid van geld was het getal der gcner ,
Welke van1 c bezoldingen trokken, gering.
Eindelyk wanneer de nood zeer groot
was, fpanden de vyf kollcgiale kerken,
en de ftad met de Biflchpppcnaan,waar
door dcrzelver macht zeer ontzaglyk,
werdt, en zy een talryk leger te veld
brengen konden, zo dat zy zelfs aan mach-
tige Vorften het hoofd durfden bieden,
gclyk dikwyls gebleken is, en vele Bis-
ichoppen waren beter afgericht om het
zwaard dan den harders ftaf te voeren:
eenigen hebben zelfs hun leven in 't
harnas gelaten.

Doch hier in zyn de tydcn te ondcrfchei-
den, want de ccrfte Biflchoppcn van U-
trecht
hebben meer dan CCC. jaren zich
buiten allen oorlog gehouden: Adclbold
de XIX. Biffchop is de eerftc, dien men
keft zichten oorlog gewapend te hebben,
-toen hy omtrent het jaar MXVIIl.:over
eettigc landen, Viicheryen ,enjachtrech-
- ten in iZ«/^c//<2»^tegcns GraafD/^ö-^ III.
het zwaard trok,'t welk hem zeer Jcwalyk
-bekwam, enaffnveie duizenden het Ic-
,vc koftte.
' .
Tot dien"tyd toe was de Utrcchrfchc
IL"" -j
kerk
-ocr page 192-
140 BE SCHRY VIN G
kerk door niemand in hare rechten of goe-
deren verkort gewceftjenalskkongelovi-'
ge Friezen of Noormannen dezelve ai fcha-
<tc aandeden, werdt zjdoor het zwaardt
van Godsdienftige Vorften verdedigt. Het
was den Biflchoppcn genoeg, het uiter-
lyk geweld door heilige vermaningen of
kerklyke ftraffcn af te weeren, of door
ccne kloekmoedige lydzaamheit te ver-
breken. Ziet de Schryver van het Bata-
via Saera
I. Deel bladz. 637.

Zelfs bemoeiden zich de eerfte Biflchop-
pen, die door Keizers, Koningen, en
andere vermogende lieden met vele goe-
deren bcfchonken waren, gelyk uit de
brieven b y vcrlcheide Schry vers kan ge-
zien worden, niet met wereldlyke zaken,
maar hunne betrachting was het Bisfchop-
lyk ampt wel waar te nemen; doch ver-1*
mits de geichonkenc goederen echter niet
behoorden verwaariooft te worden, en
over de zelve wel een goed opziener
diende te wezen, hebben zy van net be-
gin af, hier toe aangefteld een Advokaat
of fchermheer, wiens plicht was de goe-
deren der kerke te beftieren en op dcr-
zclver inkomftcn te paflèn: deze wor-
den by de Schry vers met verfcheide be-
namingen vermeld, als Vice Domini, On-
der-Heren, of's Heren plaats bekleeden-
de, Trotcïïorcs, fchermheren , Vitricif
üiefvaders, enz. waarvaa Matthws in
. .
zyn
-ocr page 193-
vm STAD UTRECHT. 141
zyn bock de'Nobil. lib. II. cap. 29. kan
nagezien worden. Hun amptisal van
ouds zeer aanzienlyk geweeft, en vcel-
tyds door machtige Heren bekleedt ge-
worden, ja Keizers, en Koningen, heb-
ben zich nkt benadeeld gevonden, den
naam daarvan te voeren, hoewel zy het
zelden inperzbon waarnamen,maar lieten
het door een Onder- Advokaat bedienen,
echter zagenzy doorgaans noch al naauw
toe, dat op alles behoorlyk acht gegeven
wierdt, en by noodd ringende gelegen-
heden toonden zy hunne macht, en heb-
ben dikwils de overtreders met het zwaard
geftraft. De inzichten, uit welke dit ampt
van zulke hoge ftaats perfoonen wierdt
aangenomen, waren dikwyls vérfchillen-
de j enigenhebben zich hier toe laten gc-
•bruiken uiteene oprechte gencgenheit tot
het welvaren van den Godsdicnft, en de
kerk, en orn dcrzelvcr goederen wel
te bewaren zonder enige voordeelen
van dezelven te trekken, integendeel
vermeerderden zy die fomtyds door mil-
de giften. Maar ook anderen met.zoda-
nigen godsdienftigcn yver niet bezield,
en ziende, dat de Geeftlyken zelve met de
inkomften op eene flcchte wyzc begon-
den te handelen, maakten, dat zy ook
ryklyk mede deelden, waar toe hun
hoge ftaat, en gezag haaft middelen uit-
vondt, waardoor men dikwyls ondervon-
-r.
den
-ocr page 194-

den heeft, dat zodanige Advókatenzeer
fchadclyk voor Kerken en Abdyen ge-
weeft zyn. De Onder-Advókaten, dat is j
die voor dusdanige groten het ampt bet
bedienden, van gclyke bemerkende het
gedrag hunner mcctteren, droegen ook
gemeenly-k zorg, dat hun deel niet verlor
ren ging, waarom zy wel te recht 'Vi-
trici^
fticfvaders, zyn genoemd geweeft^
eenigen fprongen met de kerklyke #oe*
deren om, of ze op den vyand teerden;
zo dat vooral de Onder- Advókaten -dik'
wyls doop de wetten der Vorften en ban-
Aen der "Pauzen mocftcn beteugeld wor-
den. Maar vermits de nieeftc Vorften
zelve zeer flecht daar mede leefden, had-
den zy doorgaans de handen ruim, en
men liet "er zich weinig aan gelegen leg-
gen, of deze of geene metpapiere zwaar-
den daaf wat tegen fchermde: tot
een vooi&ecld van het flordig gedrag
der- Advökatcn omtrent de geeftlykS
goederen ftrekt ons de Abdy van £g*
«w^,"gelyfc uit de Jaarboeken derzel-
ver'te zien is. De macht dezer Ad-
vokatórt i»vas ectitcr «iet overal even
groot;-op fbmmige plaatzcn voerden
zy-'het awaard of halstccht, ©p
gen ftf^kfe» zy zélven'het jvonniso
genen, die-de kctkiyfee goederen
den te kort gedaan, maar op andere moc-
ftcn zy zodanige pcïfoncii voor den rech-
ter

-ocr page 195-
DE*:STAÖ UTRECHT.
tet èmbicdiin:, 'en van he*rt-één Vonnis
verzoeken, ••: Oudtyds hebben zy ook wel
het''recht g-thjtdt om de landeryert en goe-
de*en der kerken op eigen gezag te ver*
kuren en te vetpachten, maar naderhand
werdt hunne macht hieria -ingebondeA,
en zy vermochten zulks ruetf te doen*, dan
ftict kennis' der kerkprcletert, en van.
hunnea kant hadden zy w«derona<tatge-
2«ig, dat de tüferkprclateh; buiten hunne
tQeftcmminge ook geehc goederen moch-
teh vervreéöid'en öt" vermilen y noch die
door braflèryiea of «ndere^ririoidJgc za-
ken verkwiöen; want de» koopb'rievcn,
en iwnrcedalleft, ftiöeften door hen ook
ondertekent worden.

Wat nu eigetitiyk de Advokatcrt der
Utrcchtfche kerk belangt, derzelvér
macht was al zeer-groot; t?ant gelyk^iï»
Sttchel op Jt léven-van -dea-Èifloiopv wit-
lièrordus
aantekeht, en ty-flrtla bladE.
§C. te zien 4S-, hielden zy eu'rtett'de ftad
hct^hooge itóditsgebied, $a/waren rech-
halszikea-over dkgeftcn^ wclkedic
gens misdaad aan kerkly ke'gocdfc-
begaan verdient feaddett, ca zy wer4on
door de Bifictiöppcn ftrenglyk^geiaftonnfc:
goederen deï kéïken te btfc^éïftiè». -uit
oen brief van Keizer Kcr&tk ft. des jaars
MG€C. by H^bladz.pp. blykt,<Jat hy
,4en Bisfchop' j/foiftUtti toeftondt, ,, dat
^gêea ondesdaah der tetls&wa.Urreffof, 't

}) zy
-ocr page 196-
H4 BESCHRYVI'NG
„,zy flaaf of vryman, voor de vierfchaar
„ van ecnigen keizerlyken landvoogd, of
„ rechter beroepen mocht worden, maar
„ dat dezelve te recht zoude (taan voor
„ den Advokaat der kerke van Utrecht",
Waaruit genoegzaam blykt,dat deze Ad-
vokatcn toen een groot gezag, en macht
gehadt hebben, te meer oni dat het recht
van deze kerk zeer uitgebreid was.

Doch Ant. Matth*u$t die in vele ge-
vallen toont op de zyde der Biflchop-
pen te zyn, wil den Advokaten der U-
trechtfchc kerk zo veel macht niet toc-
fchryven, maar eigent alles den Biflchop
toe, 't welk in zekeren zin waar is, om
dat dit recht aan dcnzelven,oorfprong-
lyk toebehoorde. Maar de Advokaten
door den Biflchop aangcfteld zynde,
werdt hun deze macht overgegeven ,
en zy bekleedden dezelve in zyncn
naam, waar van zy Vice Domini, of
plaats bekledende Heren genoemd wor-
den. Die van dezelve een nader be-
richt begeert, kan zulks by MattbttK
de Nobil. lib, II. cap. 29. 30. en 31, wyd-
loping genoeg vinden. By den wel-
ken ook eene lyft is van eenige Advoka-
ten der kerke van Utrecht van Wtllibror-
dtts
tyden af, tot omtrent den jarc
MCC.

Na welken tyd weinig of geen gewag
van de Advokaten der Ütrcchtfche kerk

meer
-ocr page 197-
DER STAD UTRECHT. 145
meer gevonden wordt, of dit ampt
toen vernietigt, of onder eenen ande-
ren naam bediend is geworden , blykt
niet. Doch de Heer Matthpus is ter
gemelder plaatfe van gevoelen, dat de.
naam van Advokaat omtrent dien tyd
buiten gebruik geraakt is, en de Comités,
Graven,
en Cajidlani van Utrecht in de
plaats gekomen zyn. Maar ik twyfcl, of
dit wel aanneemlyk is, want uit de lyft
der Graven en Caftellani, door hem zelf
bygebracht, blykt duidelyk anders, daar
hy van het jaar ML. tot MCLXX. dezel-
ven optelt, in welken tyd men ook vindt,
dat de Advokaten noch in-wezen gcweeft
zyn, en dezenpoft bediend hebben, doch
na het jaar MCLXXX. vindt men geen
Advokaten meer vermeldt, ook fchynen
de Graven van Utrecht na dien tyd bui-
ten gebruik geraakt te zyn. Maar zou-
de het niet eenigen fchyn van waarheid
hebben,als men ttelde, dat de Maarfchal-
ken, is 't niet in 't geheel;:altoos voor
het meefte gedeelte dat ampt naderhand
waargenomen hebben? dezelve wierden
ook door den Biflchop aangefteld , en
waren mede bewaarders van zyne goede-
ten, en rechten buiten de ftad: dit ge-
voelen fchynt ook Matthxus in zyn boek
de J ure Gladii cap. 23. te beveftigen, fchry-
vendc,„dat de Advokaten gefteld waren
„ om de goedetgfl der kerke te bewa-
K
„ ren,
.
-ocr page 198-
I4<5 BESCHRYVING
}i ren, de misdoenders te verhoorcn
„ en te ftraffen, byzonderlyk, toen de
„ Maarfchalken noch niet aangefteld
„ waren , maar na dat deze door de
„ Biflchoppen aangefteld zyn, is de
7> machten naam der Advokaten allengs-
„ kens buiten gebruik geraakt, fchoon
„ alle ^derzelver macht niet op de
„ Maarfchalken overgegaan is". Wat hun
gezag binnen de ftad belangt, het is
niet "onwaarichynlyk , dat zulks na*
derhand aan de Burggraven is opgedra-
gen , en door dezelven geoeffend ge weeft.

De Biffchop nu, en de kerk in 't al-
gemeen hadt niet alleen Advokaten,
maar de andere Kanonikale kerken fchy-
nen ook de haren gehadt te hebben;
want van Bucbel in een brief aan
J. J: Pontaan by Matthxtts in SyiL
Épift.CXXVl. eenigeoude gedenkftukken
van Gelderland optellende, vermeldt op't
jaar MCV1II. Gerard Hertog van Gelder,
Advokaat van St. Marie kerke tcUtr echt.
Hendrik
Hertog van Gelder Advokaat der
zelver kerke in 't jaar MCLVI. Otte
Hertog van Gelder, fchynt in 't jaar
MCCXXVI. ook Advokaat dezer kerke
te zyn ge weeft. Uit welke Vorftlyke na-
men men onder anderen de waardig*
heid van dit ampt kan afmeten.

Doch gelyk het uit oude brieven toe-
fchynt, hebben de Prooftea, Dekens, en

Ka-
----------------------____.____
-ocr page 199-
STAt) UTRECHT. 147
Kapittelen, by vervolg van tyden, zelven
wat uaaüWêr beginnenachtte geven,en het
geen van te voren aan de Ad vokaten over-
gelaten was, voot het grootfte gedeelte
in perioon waar te nemen, daarby de Bis-
fchoppenvan tyd tottydineerooflogs ge-
zind wórdeflde, en byna gedurig met de-
zen , of genen in verfenil zyhde, leeden de
kerkèlyke goederen tot onderfteuning van
dien twift groten aanftoot, waarom men
óók veele brieven- vindt, by welken de
macht der Bififehoppen ingebonden
wordt, zodat men zoude mogen bcflui-
ten, dat de oude Biflchoppen yry mece
macht, en in 't geeftlyke, en in 't we-
reldlyké gehadt hebben, dan hunne na-
volgers.

Behalven deeze Advokaten, wierden
oudtyds door de Biflchoppen tot het be-
ftuur, of-wereld lyk oppcrgcbied binnen
de ftad aangefteld zekere Graven, die men
Graven der ftad Utrecht noemde; maar
wanneer dezelve een begin genomen
hebben j Tcan niet ontwyfclbaar bewe-
zen worden, hoewel zy waarichyn-
lyk in de achtfte eeu reeds in wezen

feweeft zyh; want na dat Pipy» van Her*
al
het Kafteel Utrecht, en Karel Martel
al wat binnen de muren der ftad Utrecht
begrepen was', en buiten dezelve tot de
ftad behoorde, aan den Billchop Wlli*
brord
gefchonken hadt, zal deze ivcrk-
K a
voogc
-ocr page 200-
148 BESCHRYVING
voogt buiten twyfel een Graaf, Rich-
ter , of hoe men dien noemen wil, ter
beftieringe, of bewaringe der ftad aan-
gefteld hebben: men vindt ze echter in
de opene brieven voor het jaar ML.
zo veel gebleken is,niet vermeldt,doch
by Heda bladz. 81. ineen brief van Otto
L
des jaars DCCCCXXXVII. by wel-
ken hy de munt.in de ftad Utrecht aan
Biiïchop Ealdrictti fchonk, vindt men
deze woorden: „ En dat geen Graaf, of
„ eenige andere rechtende macht vryheid
„.hebbe, om eenigen tol of iets anders
„ uit die munt te eifichcn". Door wel-
ken Graaf wel waarfchynlyk die van 17-
trecbt moet yerftaan worden, want 'er
geene reden is om dit op eenen anderen
toe te paffen.

De Graven nu, waar van men cenig
gewag vindt,zyn deze:

Robbert vermeldt in een brief van 't jaar
ML. by Heda bladz. 110.

Willem wordt op 't jaar MCVIII. by
den zelfden bladz. 147. gevonden, deze
wordt ook by Matthtttsdc, Nobil. bladz.
526. doch zonder jaargetal genoemt.
. Diderik, wordt ter gezegder plaatfcby
Matthats op 't jaar MCXXIX. gefteldt,
doch by Heda bladz. 156. vindt men hem
in een brief van Riflchop Godebaldus,
van het jaar MCXXVI.

Mattbats fielt op het jaac MCLXIV.
v noch
-ocr page 201-
DER STAD UTRECHT.
noch eenen Diderik, dezelve zal naai:
allen fchyn wederom gcvolgt zyn
op Godfrtcd Graaf van Utrecht in éeh
brief van Biffchop Avdreas van Kuyk
vermeldt by Heda blada. 162.

Henrik van Kujk, Graaf van -Utrecht',
wordt gevonden in een brief van Biflfchöp
Godefridus omtrent het jaar MCLXX. :by
Heda bladz. 174. Aarnout Buchel tekent
zoby-jtabz als Heda op den Biffchop An-
dreas
aan, dat de Heren van-Kuyk'm het
begin den tytel van Graaf alleen maat
hebben gevoert als Graven vaaUtrccht,
en niet naar het land van Kuyk, dewyl
dat toen noch tot geen Graaffehap verhe-
ven was, maar dat zy langen tydt het
Borggraaffchap,en Graaffehap van U"/ recht
bezeten hadden, welk recht hun einde-
lyk betwift geworden zynde. hebben zy
het zelve aan Otto II. Biflchop van U-
trtcht
in het jaar MCCXX. overgegeven,
doch bchalven dezen Henrik vindt men
echter geene andere Heeren van Knik als
Graven van Utrecht vermeldt.

LtfSctfs, Graaf van Utrecht, vermeldt op
"t jaar MCLXXII. in een brief van den zelt-
den Biflchop by Matb&us de Nobil. p. J2 J.

Noch wordt van MatthttM ter gemel-
der plaatfe bladz. ja<5. eene Graaf Gerla-
CM
geftcldt op het jaar MCLXXII. doch
hierin'heeft hy zich naar allen fchyn be-
drogen , want op dien tyd was i»^w noch
K 3
Graaf
-ocr page 202-
BE S C HRY V IN-G
Graaf, gelyk uit den laatftaangehaalden
briefte zien is, Gerlacus was in het jaar
MCLXXVI. kafteiein van Utrecht, bly-
kende .zulks uit een brief dppr den zelf-
den Schryver by gebracht in zyn boek de
jure Gladii bladz. 361. na dezen tydt wor-
den 'er geeneGrdven gevonden.

Behal ven deze Graven in de rtad U trecht
fchynen de Biflchoppen tot beftuur hun-
ner andere goederen, en landen buiten
de ftad ook zekere Graven aangcfteld te
hebben, dewyl men onder den Biffchop
Adelbold eenen Diderik Bavo, Graaf van
Bodegraven, en Zwammerdam, vermeldt
vindt by Heda bladz. 107. en voor hem
hadden zekerlyk reeds andere Graven het
beftuar gehadt. In eenen brief van Kei-
zer Frederik des jaars MCLXVI. by den
welken hy als middelaar tuflchen Godfri-
dus
Biffchop van Utrecht, en Graaf Flo-
ris III.
van Holland het verfchil wegens
de bezittinge \zn.0oftvriejland uitspreekt,
wordt onder anderen bepaalt, dat ieder
van zynen kant een' Graaf zal aanfteilen,
om voor hem het beftuur en rechtsgebied
aldaar waar te nemen, boven welken
Graaf de beide partyen nocheeneü Advo-
kaat zoude kiezen.

Eindely k worden, behalven de Advoka-
ten, en GravenvanUtrecht, van de welken
gehandeld is, noch Kafteleinen, of Slot-
voogden dooide oude BuTchoppenaange-

ftek
__
-ocr page 203-

DER STAD UTRECHT. 151
ftelt gevonden, welke naam, offchoon te-
genwoordig zeer gemeen, oudtydszeer
aanzienlyk was. Bucelinus in G allo Plan*
Aria
bladz. 493. zegt, dat daar onder eerft
begrepen, wierden , dewelke met eene
bezem nge van krygsknechten op eenflot
ot' kameel het bevel hadden, om het zei-
ven tegens den vyand te verdedigen. Dat
ook ibmmigen wel Kafteleinen wierden
genoemd, welke een kafteel ter leen be-
zaten , gelyk uit de boeken, die van
de leenen en leenmannen handelen,
blykt,

Clatt.de fauchef cap. 6. khryft, dat de
genen, die eertyds Kafteleinen genoemd
wierden, in adel en in waardigheid naaft
aan de Baanderheeren quamen, om dat
zy het recht hadden van Slotvoogden.

In de aantekeningen op de Donationes
Bclgict
van Aub. Mir&»$ Hb. II. cap. 78.
vindt men,datdeNederlandfehe,-Franfche,
en Duitfche vermaarde fteden hare Kafte-
leinen hadden, welke nu by de Franfchc
Fiscomtes, of Vicomtes, en by de Duit-
fcheri Burggraven genoemd worden, dat
deze Ondergraven, of Burggraven het
bewind over eenige fterkte, of Kafteel,
het opzigt over 's lands gevangen huis, of
kerker, en eene byzondere plaats haddeh
om hunne rechtbank te fpannen; worden-
de eene wydloopigelyftbygebrachtvandc
plaatièu, welke Kafteleinen gchadt heb-
K 4
ben,
-ocr page 204-
JBESCHRYVING
bent, waaruit blykt, dat dit ampt meeft
door aanzienlyke Edellieden bekleedt is
geweeft.

Wat aangaat het fpannen der rechtbank
door de Kafteleinen , of Burggraven te
Utrecht* meentMattbaus de jure Gladii
bladz. 380. en;volg. dat zulksoudtyds op
't Hof j of in het huis naderhand de
Drie Varkens genoemd, gefchiedt is ten
welken, einde de Burggraaf zynen Schout
en Schepenen, ja zelfs eenen Stadhou-
der hadt, blykende uit de aldaar byge-
brachte overdrachts brieven, zo dat hier
tegengefproken wordt, het geen dezelf-
de Schryver in zyn boek de Nobil. lib»
II. cap. 3. hadt gezegt, dat namelyk de
Graven, en Kafteleinen, niet dan den
bloten tytel bezaten. Op wat tydt deze
Kafteleinen, en Burggraven te Utrecht aan-
gefteldt zyn, is wederom niet zeker te zeg-
gen, doehaowy op het fchryven vanden
Kanonik van Stoutenburgfa&t mogen ma-
ken, is na het ftichten van het Kafteei
Wiltenburg door een Vorft der Triefen,
op het zelve een hoop krygsvolk onder
het bevel van zynen Opperjagermeefter
gelegt, welke men dan ook voor den
$lotvoogd , of Kaftelein zoude mogen
nemen.

Wat verder het recht, de macht, en
de bezittingen dezer Kafteleinen, naderj
hand Burggraven genoemd,betreft,daar-
van


-ocr page 205-

DER STAÖ UTRECHT,
van zoude men zeer wydlopig kon-
nen handelen , doch wy zullen voor
het tegenwoordige hier in niet tre-
den, maar ons vergenoegen den le-
zer te wyzen naarde aangehaalde plaat-
ièn van MatthMts : alleen dient hier
noch aangemerkt te worden, dat het in
gefchil is, of de Graven, vatt• "dewelke
te voren gehandeld is, de zelfde zyn
geweeft, welke ook Kaftelcinen ge-
noemd worden ,-gelyk Mattbtm gevoelt,
waarom ook en de Kafteleinen of Burg-
graven , en de Graven zelve door hem in
cene lyft geplaatft worden, doch hier te-
gen fchynt het ons toe te ftrydCn, dat
men te gelyk vindt, en Graaf, en Kafte-
leinin den meergemeld en brief vanden
Biflchop Godfricd by Matthws de Nobil.
bladz. 325. weshalven hun ampt ook ze-
ker ly k zal verfchilt hebben, en de lyften
der Graven en Burggraven van eikan-
deren moeten afgcfcheiden worden, en
Cer/actts, Welke naar allen fchyn zyn
broeder Diderik isopgeyolgt, zal op die
der Kafteleinen gefteldt dienen te worden:
mogelykis de reden, vfaziomMatthAtts an-
ders gevoelt heeft, niet verre te zoeken.
. Thans zullen wy overgaan tot het on-
derzoek naar de macht der Biflchoppen
in het aanftellen van de Overheia der
ftad: buiten twyfel zullen de ecrfte Bis-
ichoppcn hierjn meer dan hunne na-
K 5
vol-

-ocr page 206-
i*4 BESCHHYVING-
volgers te Zeggen gehad hebben, doch
hoe veel, en wanneer' zulks .verminderd
is,,-valt niet Jicht te zeggen* van de la-
teren weet men, dat denzelven niets
daarvan dan allccu het vervallen van het
Schoutsarnpt is overgebleven, welke
aanftellingzy ook tot den laatften toe be-
houden hebben. Burgemeefteren, Ra-
den, Schepenen, enz. werden door
den Raadzelven en het volk, niet door
den Bifichop, verkozen, geUs indien ie-
mand hiertoe door den Biflchop voorge-
fteld was geworden, wierdt hy om die
reden voorbygegaan. Die e^nig ampt by
den Biflchop bekleedde, of onder deszelrs
boezem vrienden, en raadslieden gere-
kend werdt, hadt geen kans om aan de
regering der ftad te geraken. Zyne macht
in het aanftellen van een Schout was
zelfs ingebonden en bepaalt; indien de
verkiezinge,of aanftellinge door kuipery
was te weeg gebracht, en het Schouts*
ampt door geld verkregen, kon zulk een
Schout van het volk afgewezen worden:
ia al ging alles zuiver toe, was hy ech-
ter gehouden een burger der ftad daartoe
te nemen volgens de bewyzen door
Matthaus in zyn boek deNobil. lib. II.
cap. 13. uit de oude ftadsbricven byge-
bracht. Doch de Biflchop hadt het
recht om de, door den Raad en het volk
aangcfteidc Schepenen te beëedigen.

Wat
v
'\

-ocr page 207-
DER. STAD UTRECHT,
• Wat vervolgenshet recht der Biflchop-
pen in het ftraffen der misdadigen be-
langt: uit het kamcrboek (liber catne-
rae)
der Utrechtfchc kerk, en het
oude wetboek der ftad blykt, dat de
Biflchop , uit kracht van zyn ampt, de
macht heeft gehadt om dieven , ftruik-
rovers, wetbrekers, fchoffeerders, verlei-
ders , en fchakers van maagden en vrou-
wen , de genen, die de tydelyke goede-
ren des Biflchops naar zich trokken, die
iemand, zonder daar toe gemachtigt te
zyn, vingen óf gevangen hielden, brand-
ftichters, opbreekers der kerken, en an-
dere misdadigers, in zulke gevallen, dewel-
ke ondaet genoemd worden, te doen ftraf-
fen , zonder naar aanklachte van eenigerl
rechter te wachten 5 echter niet naar zyn ei-
gen goeddunken; maar volgenshet vonnis
van de amptenareri des lands (minifteria-
Jes terraé)
welke ten dien einde moeften
beroepen worden; doch de andere mis-
daden , dewelke niet onder ondaet gere-
kent worden, gclyk een enkele manflag,
welke vechtenderhand onder dcbeampte»
was voorgevallen, mocht hy buiten aan<-
klachte van iemand niet ftraffen; maar over
de geringen , welke huisluide» genoemd
wierden, kon hy uit kracht van zyn ampt
ftraffe oefenen, al ware het, dat'er gee-
ne klachten ingebracht wierden : alles
nochtans volgens het vonnis der ge-
zeg-

_
-ocr page 208-
tjtf BESCHRYVING
zegde Ampttenaaren, en niet naar ei-
gen goeddunken. Ziet A. van Buchel in
zyne aantekening op Hedct bladz. 238.
Een geeftlyk perfoon mocht hy niet met
<k dood ftraffen, ten zy overtuigt en gc-
vonnift door den Deken en het Kapittel,
waaronder hy behoorde $ de wereldlyke
pcrfönen moeften ook door hunne ei-
gene rechters geoordcelt worden, volgens
een gefchriftvan het jaar MCCCL1V* by
Mattfaits de Jure Gladii bladz. 36. Dit
hoge rechtsgebied des'Biffchops, zo be-
paald en vry als het was,wicrdtbegrepen
tuffchen dtGrebbeby Rheenen en tuffehcn
Bodegraven, welke plaatlen de twee uic-
terften van zyn wereldlyk grondgebied
waren, gclyk blykt uit een brief van den
Biflchop Jan van Bronkhorft in de aante-
kening opHeda bladz. 234.

Om dat nu de Biffchoppen zo zeer in
hunne macht ingebonden wierden , was
'er veeltyds tuffchen hen en de AzdUtrcche
weinig eendracht, enzy hielden hunvcr-
blyf meeft buiten de ftad, 't zy op 't land
't zy te Duurftcde; wilde de Biuchop in de
ftad Utrecht komen, ftondt hem zulks voor
zyn perzoon vry, maar hy moeft van te
voren voor zyn gevolg eenfchriftlyk ge-
leide van de ftad verzoeken, en opgeven,
wien , en hoe veelen hy met zich wilde
inbrengen, en voor welken tydtj doch
watineer hieronder perfoonen waren, die

-ocr page 209-

DEtt STAD UTRECHT.
(
by de ftad verdacht, of het getal tegroot
was, werdt hem zulks geweigcrt; vaa
welk een en ander de voorbeelden by
Matth&m de Nobil. II. cap. 13. te vinden
zyn. Men was hierin zo oplettende,
opdat de ftad Utrecht niet verrast, of in
hare rechten verkort zoude worden.

Hier (laat noch aan te mcrkcn,dat de Bis-
fchöppen van Utrecht oudtyds leenman-
nen van't Keizerryk, en Ryksvorftengc-
weeft zyn, of fchoon men hier van by
onze Schryvers weinig gewag vindt,
blykt zulks echter, bchalven uit andere
ftukken, onwederiprekelyk uit eenen.
brief van Keizer FrederiklII. \yjMattbxut
in zyn boek de Nobilitatc lib. U. cap. 44.
om die reden was 't ook, dat Konradus Bis*
fchop van Utrecht, Hendrik W. zynen
koning noemde, zoo als in Apologia
Henrici IV. apuet Freb.
te zien is. Doch
hy was een vrye en geen dienftfchuldige
vafal; daarom noemt zich Ansfridus al-
ken door Gods genade Biüchop van U-
trecht.
fin cindelyk uit dezen hoof-
de benepen partyen zich van des Bis-
ichops vonnis op de vierichaar des Kei-
zers.

Hoe het verder met de verkiezingedec
Biffchoppen toeging, en wat reent de
Geeftlykheit daarin nadt, als mede wat
de plechtigheden van het huldigen der Bis-
iclioppcn, en den Eed, dien zy dan moes-
ten


-ocr page 210-

i58 BESCHRYVING
ten doen, belangt, daarvan wordt in de
voorberichten van het Batavta Sacra I.
deel blad. ii4.envolg.wydloopiggeipro-
fproken, ajleenlyk zal men hier uit het
laatft aangenaaide hoofdftuk vanAfatthttes
byvoegen, het onderzoek 't geen om-
trent den nieuwen Biflchop volgens de
inftelling der Utrechttche kerke gedaan
werdt, en hier in bcftondt: of hy voor-
zichtig van gedrag, of hy raadzaam, bej
zadigt van zeden, en kuilch van leven
was, of hy fbber was, en zorg droeg
voor zyne zaaken, of hy nederig, fpraak-
zaam, barmhartig en geleerd was, of hy
wel onderwezen was in de wet des Hee-
ren, en vlug genoeg om den zin der H.
Schrift te begrypen, of hy gcoeffend was
in de kerklykc keringen, en voor al of
hy de punten des gelooft met eenvoudi-
ge woorden voorftelde, dat is, ofhywel
valtfteldc, dat de Vader, de Zoon en de
H. Geeft een en dezelfde God was, en
vooreen gewiflë zaak hicldt, dat de gan-
fcheGodheit in de H. Drieëenheid'bc-
ftondt , cenwezig , even; zeltsftandig,
eeuwig, en almachtig-r$et elkander, dat
dienvolgens ieder perzoon in de Drieëen-
heid volkomen God was, en de driepcr-
Ibnen een en dezelfde God waren; of
hy geloofde, dat de Godlykemenfchwor-
ding niet was gefchiedt in den Vader,
noch inden H,Geeft, maar in den Zoon

al-
-ocr page 211-

STAD UTRECHT. 159
/^
alleen, zo dat de-geen, dewelke in de
Godheid d^Zoon was,vian God den Vader,
naar de mewkhheid, was geworden de
Zoon van eene vrouwe ,zynde een waar-
achtig God naar zynen Vader, en waar-
achtig ménfch naar zyne moeder, dathy
eene men&helyke, en redelyke ziele
heeft geha.dff-.cn daar by een .lichaam,
uit het lichaam van zyne moeder: dathy
twee natuuren hadt, de Godlyke, en de
menfchelyke, zynde echter maar een per-
Zoon > een Zoon. een Heer; en dat hy,
benevens den Vader en den Hk Geeft, de
fchepper en maker van alle fchepzelen
was Dat hy waarlyk naar,het vleesch
hadt geleden, en eencn waarachtigen dood
naar het lichaam was geftorven: dat hy
verrezen was door eene wareopftandinge
zyns lichaams, en door een waarachtige
vereeniging van zyne ziele • met hetzel-
\e lichaam, en dat hy aldus zal komen
oordcelen levende en dooden. Ver-
der moeft hy ondervraagt worden, of hy
wel geloofde, dat het oude Teftamentj
beftaande uit de Wet en de Profeeten,
en het nieuwe., Teftament, dat is, de
Schriften der Apoftelen, door ingeving
van eencn en den zelfden God waren ge-
fchreven, Dat de duyvei niet door noot-
zaaklykheid van zynen ftaat, maar door
zyne vrye wil verdorven is geworden, of
hy ook niet voor zeker hicldt, dat wy

in
-ocr page 212-
i<5o BESCHRYVING
in dit vleefch, 't welk wy nu dragen, en
in geen ander zullen opftaan, en dat 'ei
een algemeen oordeel te wachten was,
in 't welk ieder, voor 't geen hy in zyn
lichaam gedaan hadt, gcftraft of beloond
zal worden: of hy het huwlyk niet af-
keurt, enden tweeden trouw niet ver-
oordeelt , of hy het nuttigen van vleefch
niet beftraft: of hy wel m kerklyke ge-
sneenfchap met boetvaardige zondaren»
die met de kerke verzoent zyn, wil le-
ven, of hy wel gelooft,dat allezonden,
zo wel erfflyke, als die wy zelve met ei-
gene wille bedreven hebben, in den Doop
vergeven worden. En eyndclyk, of
volgens zyn gevoelen iemand zalig
kan worden buiten de Katholyke kerk.
Naar welk alles ondervraagt zynde, en
wel onderrecht bevonden wordende,
mocht hy tot BifTchop ingewydt wor-
den.

Dit was noch een gebruik der oude
kerk, want die in de hiftoricn derzclvec
kundig zyn, weten, hoe de BUTchoppen
van de eerfte tyden omtrent hun leven,
gedrag, en geloof onderzocht wierden,

felyk byMoriaus de Ordinationibus lib.l.
an gezien worden.

Wat de macht der Biflchoppen in 't
Geeftlyke belangt, dezelve was zo wel als
die in t wereldfche bepaalt,en de mindere
Gceftlykheid fchcen fointyds meer dan

de
-ocr page 213-
DER STAD UTRECHT.
de Bifichop te zeggen te hebben. Ant*
Mattheits
de Nobilitate lib. III, Cap. i.
zegt, dat hy niets konde doen in weer-
wil van de Geeftly kheid, maar dat het inte-
gendeel aan dezelve vryftondt alles te
doen, zelfs tegen den zin van den Biflchopj
dat de BiUchop voor de Geeftly kheid ont-
boden zynde daar moeft verfchynen, en
van de Geeftly kheid beteugelt konde wor-
den , maar dat hy niet bevoegd was om
een Kanonik, or Vikaris, die een preben-
de bczac, zelfs niemand, die onder debe-
fcherminge der Geeftelykheid was, voor
zich te ontbieden, of recht hadtom hen
te ftraffen.

't Is waar, volgens èene oude inftellin-
ge waren de Biflchoppengehouden, wan-
neer zy door den Deken in gewichtige
zaken voor het kapittel beroepen wier-
den aldaar te verfchynen, en in een brief
van den Bifichop Conradus des jaars
MLXXXV1IL ziet men, hoc het vaft gcftelt
was,dat de grooteDeken, als 't hem oorbaar
fcjieen, en de nood het vereiflchte, den
Bifichop met de Aartsdiakenen en de ker-
ken zoo van de ftadalsvanhet Sticht van
Utrecht, voor het kapittel mocht ontbie-
den , en de ontbodene gehouden waren
te verfchynen; dit wordt by Mattb&n$
lib. II. cap. 39. noch met eenige oude
brieven der kerke beveiligt, en hadt by-
zonderlyk plaats, wanneer iemand eeni-
3-
ge.

-ocr page 214-
BESCHRYVING
ge klachten tegens den Biffchop in te brert:
gen hadt, ofdathy eenige rechtsvorde-
ring van hem verzocht.

Maar echter blykt hier noch niet uit,
datdeBiflchop gene macht gehadthebbe,
om de Gecftlykhcid te beteugelen, gc-
lyk Matthtus zoekt te bewyzen. De Geeu-
lykheid hadt reeds meer dan eens Ihier-
over met de Biffchoppen in verfchil ge-
weeft:, en wilde onder zyne beftraffingcn.
niet ftaan; welke zaakeindelyk zoo hoog
liep, dat dezelve naar Rome voor,
den Pauflyken rechtbank getrokken, en
aldaar bepleit wierdt. Ieder trok zyne
ftrcng tot groote verbitteringe der ge-
moederen, en niet zonder ontftichtingc
van den gemeenen man, zeer fterk. De
Prelaten, en Kanoniken der vyf kerken,
hielden by een gefchrift van het jaar
MCCCLXIV. 'c welk by Matthtus de
Nobil. lib. UI. cap. i. te vinden is, (laan-
de, dat zy uit den inhoud van den eed
der Biflchoppcn, (welke mede by den
zelfden fchryver lib. II. cap. 45. gelezen
kan worden) en uit de aloude gewoon-
tens en huishouding der Utrechtfche ker-
ken' gezien hadden. Eerft dat de Biffchop
verplicht was den gewonen eed af
te leggen, en dat onder denzelven ook
begrepen moeft worden, zelfs 't geen
niet uitgedrukt was, maar volgens de
•ichikking ,v4a 't recta $&& toj feonde sc*

trok
-ocr page 215-
DER STAD UTRECHT.
trokken worden ; dat ook de Biflchop
geene Synodale wetten mocht mak en zon-
der voorafgaande overweging en toeltem-
ming des algemenen Kapittels; dat alle
onderzoek,de flrafFe, de hcrvonr.ingdec
zeden en gebreken van alleperfonen,zo
van de genen, die in cenige waardigheid
geftelt waren,als die eene Kanoniksdyof
Vikary bezaten, mitsgaders allen anderen
aan de Dekens en Kapittelen der vyf ker-
ken toekwam, zonder eenige rechtma-
tige tcgcnfpraak des Billchops, zelfs zon-
der zynen raad, tocftemminge of mede-
ftcmminge van noden te hebben. Dat
de Biffchop door den Domdcken of
deszclfs Vikaris tot een algemeen Kapit-
tel ontboden zynde, daar gehouden was
te verfchyncn,, en ieder, die recht van hem
vorderde, na de bycenrocpinge der Pre-
laten en Kapittelen der vier andere ker-
ken, te wille zyn; dat ingevalle de bis-
fchop driemaal ontboden zyndc verzuim»
de de bovenftaande twee punten of een
van beiden zonder cenig wettig belet,
•waar van hy blyk moeit geven, te vol-
brengen , dan zoude het Kapittel den
Biflchop daarover by dcszelfs Ovcrftcn na-
rnclyk den Paus of den Aartsbiilchopvan
Keulen kunnen aanklagen en recht ver-
zoeken : in 't vonnifien en ftraffen van
leekcn moeft hy zelfs den raad der on-
ns 's lands gebruik ho-
L 2
ren,
-ocr page 216-
i64 BESCHRYVING
ren. Hy vermocht geeneKafteelen, land-
goederen.noch tydelyke rechtsbannca ver-
panden, noch voor eenige j aren of gedu-
rende zyn leven te leen uitgeven zonder
toeftemminge der kerken, ook aan nie-
mand het voorrecht toeftaan, om van geen
kerkelyke perfonen gedagvaard of in rech-
ten vervolgt te kunnen worden; dat de
kerken en derzelver perfonen van het
betalen der tollen en ongelden vry wa-
ren: dat de Prelaten, Kanoniken, koor-
tezcllen, en die verder tot de gemelde
erken behoorden, door den Binchop niet
mochten genoodzaakt worden om hun
Verblyf te houden op eene andere plaats
van zyn Bisdom, daar zy noch een ker-
kelyk ampt bezaten, of voor hunne af-
wezendheid geld te geven. Dat de Bis-
fchop in der tyd op zulke plechtige dagen,
als het van ouds gebruiklyk was gcweeft
aan de Prelaten en Kanoniken der vyf
kerken een maaltydmoeft geven, of hun
de daar voor gewoonlyk verfchuldigdc
penningen betalen. Dat de Officiaal van
Utrecht van de kerken en derzelver per-
fonen geen geld voor het zegel mocht
nemen. Dat een Kaftelein op het flot te
Üiepenem aangefteld zynde, dezelve eerft
zyn eed voor net kapittel moeft afleggen.
Dat de Biflchop van de 'fcholiercn, koor-
gezellen, of bezitters van kerkelyke pro-
ven, die in de vyf kerken gcwyd wier-
den,

-ocr page 217-
DER STAD UTRECHT, ity
den, niets voor hunne brieven mocht
afvorderen. Dat geen Prelaatof Kanonik
der genoemde kerken zich aan een levend
pcrtöon door brieven of eeden tot nadeel
van zyne kerke kon verbinden, en ie-
mand zulks gedaan hebbende zoude voor
altyd in het toekomende van zyne ftem
in het Kapittel verfteken wezen, ja des-
wegens vermoeden op iemand vallende,
kon hy van zyn Kapittel of van deszelfs
grootfte gedeelte, of ook van de gehecle
Utrcchtfche kerk verplicht worden zich
daarvan met ecnen plechtigen eed te zui-
veren. De officieren, en Raadshceren,
of die levery droegen, 't zy van den Bis*
fchop, 't zy van iemand anders, moeiten uit
het Kapittel gaan, als 'er over het ampt,
of de perfoon des Biffchops, of van een
ander gehandeld wierdt. Dat eindelyk
de BiÜchop verplicht was de kerke, en
kcrkelykc perfoncn benevens hunne goe-
deren in de gerechtigheden en vrydom-
mcn, welke zy van oudsgenoten hadden,
te handhaven. En vermits het te laftig
zoude vallen, indien alle de Prelaten en
Kanoniken alle vergaderingen en onder-
handelingen tot afdoening der gemelde
zaken moeftenbywonen, benoemden en
machtigden zy daartoe by den zelfden
brict een Kanonik uit ieder Kapittel met
belofte van goedkeuring van derzelver
handelingen en fchadeloosftelling van 't
L 3
geen
-ocr page 218-
t66 BESCHRYVING
geen zy by gelegenheid van het bovea-
uaandc mochten lyden.

in dit gefchrift wordt het recht der De-
kens en kapittelen zeer vergroot en de
macht derBiÜchoppen naauw bepaalt,doch
ons ontbreekt datgccn, het welk vandezy-
de des Bislchops hier tegen ingebracht isge-
wordcn,cn ongetwyffcld toe rtaving van de
Biflchoplyke macht gcftrekt zal hebben.
Dit weet men, dat in het jaar MCCCLXV.
tusfchcn den Billchop Jan van Fer~
nenburg
en de GedUykcn een verdrag is
aangegaan, waarby partyen te kennen
gaven, hoc tuflchen den voorgaanden
Biflfchop Jan van Arkel aan de ecne, en
de Prelaten en Kapittelen der vyf kerken
aandeandcrczydc, ecnc grote tweedracht
was gerezen, om dat de gemelde Bis-
fchop van zynen kant zo uithef recht als
ecnc oude gewoonte , en de Prelaten
met de kapittelen van de hunne insgclyks
uit eenc goedgekeurde, van onheugbarc
tyden afonverbrekelyk onderhouden, en
wettig verjaarde gewoonte, ftaande hiel-
den, ieder voor zich zelvcn alleen en in
't byzondcr gcrechtigt te zyn gewccft,
om de Kanonikcn, Vikarilen, en de
perfoonen, die in vaftcn dienlt van de
gemelde kerken waren, te bezoeken, ei>
de vcreeringen, dewelke uit hoofden van
zulke bezoeken opgebracht modten
worden, te ontfangcn 5 om de zeden dier

per-
-ocr page 219-
DER STAD UTRECHT. 167
perfonen en der voornoemde kerken te
hervormen en te verbeteren; om de ge-
melde lieden en derzelver ongebonden-
heden, vergrypingen en misdaden ampts
halven, naar de maat en hoedanigheid
van de misdaad te ftraffcn, en kerkelykc
vonniiïcn tegens hen in 't werk te ftcl-
len; om dezelven geldboeten op te Icg-

fenj eindelyk om van alle zaken zoo
urgcrlykc als ftraffchuldige, welke tus-
fchen hen voorvielen, of die tegen hen,
of tegen de bedienden, en huisgenoten
van de gemelde Prelaten, en Kapittelen,
of genoodfchappen der gemelde kerken,
ondernomen waren , of ondernomen
mochten worden, ook naar de form der
rechten, kennis te nemen, zelfs om de
zaak als wettige rechters en onmiddelyk
zonder door een ander voorgekomen te
mogen worden, behoudens het gezag
van den Apoltolifchen ftocl, te horen, te
onderzoeken, uit te wyzen, en een vol-
flagcnjahet hoogde rechtsgebied, om-
trent de gemelde pcrfoonen, in de voor-
noemde zaakcn te oefenen.

Dat, dewy l over deze zo tegen elkander
ftrydende eiflchen, een gefchil voor
den Apoftolilchen ttocl gerezen was, en
onafgedaan bleef, de gemelde BifTchop en
Prelaten, overwegende, dat zodanige twe-
dracht fchade, lallen, koften, en onge-
ruuheid gewoon was voort te brengen,
L 4
ge-
-ocr page 220-
iö8 BESCHRYVING
gcwenlcht hadden een bekwaam middel
daartegen uit te vinden, en ten dien ein-
de niet elkander over een gekomen wa-
ren, om het bewufte gefchil voor den
tydt van dertig jaren in dien ftaat telaten,
als het toen was, onder voorwaarde, dat
gedurende deze opfchorfïïnge partyen
niets tot des anders nadeel zouden onder-
nemen , en iets gedaan zyndc, krachteloos
en vangener waarde wezen zoude. Daar-
enboven beloofde de Bifichop de Prelaten,
Kapittelen, GenoodIchappen, Kanoni-
ken, Vikariflen, enz. der gemelde ker-
ken in hunne vrydommen, voorrech-
ten, gerechtigheden, en gewoonten, die
zy tot noch toe gchadt en wettig beze-
ren hadden, naar zyne kennis en vermo-
gen voor te ftaan en te befchermen; de-
zelve voor hen in 't toekomende onge-
Ichondcn te bewaren, niemand van hen-
lieden, tegen zyne rechten en gewoon-
ten in het minfte te beledigen, noch in
perfoonen of goederen te kwellen, 't zy
met hen of ie mand van de hunne te van-
gen, of jgcvangen tedoen zetten, en gc-
kerkert te houden,die niet alvorens wet«
tig van de opgctichte misdaad ofte onge-
bondenheid overtuygt was, en men op ce-
ne rechtmatige wyze geoordeeld hadt, dat
de uitfporigheid der zaakc en hoedanig-
heid des misdaads zulks vereifchte. Vcr-
ders, dat de Biflchop gemelde Prelaten,

en
-ocr page 221-
DER STAD UTRECHT. 169
en Kapittelen of iemand van dezelvcri
in geenerly wyzeonbehoorlykzoude ver-
drukken, of door anderen laten verdruk-
ken ; maar integendeel hen handelen als
een goedertieren Vader, en in hunne rech-
ten, gewoonten, rechtsplegingen, voor-
rechten, envrydommen, in welker be-
zittinge de voorgemelde Dekens, en de
Kapittelen der voornoemde kerken, ie-
der voor 't geen de zyne aanging, zedcrt
onheugclykcn tydt, gcweeft waren, en
bevonden wierden gcweeft te zyn, naar
zyne kennifle en vermogen te handha-
ven , en voor te ftaan.

Dit verdrag was zekerlyk voordecligcr
voor de Geeftlykheid dan voor den Bis-
ichop, doch het geeft geen bewys van
het recht, 't welk de Prelaten en Kapit-
telen voorgaven te hebben -, de Bifichop
zoude hen handhaven in de rechten, die
zy van oudsgenoten hadden,maar ditwas
juift de zwarigheid, en de grond van het
gantfchegcfchil. Het ichyntzclfsuitditvcr-
drag, dat de Gecftlykheid het niet heeft dur-
ven wagen om een vonnis van den Apofto-
lifchen ftoelovcr hareeiflchen af te wach-
ten ; want ditgcfchil was in het begin van 't
jaarMCCCLXIV. tegen denBiflchop Jan
<van Arkel
begonnen, welke zyn recht
in alles tegen de kollegiale kerken ftaan-
de hieldt, zo dat hy zelfs voor het alge-
meen kapittel ontboden zynde?, daar niet
L J
ver-
-ocr page 222-
BESCHRYVING
vcrfcheen dan na het uitgeven eener ver-
klaringe, dat hy uit goede wille, en niet
uit verbintenis verfcheen ; maar zyn
opvolger Jan van Vernenburg was volgens
alle getuigenis een zeer zachtzinnig en
vreedzaam man, en hadt daarenboven
noch zeer veele vyanden,zo dat het raad-
iaamll voor hem" was wat toe te geven ;
dit wiftcn de Prelaten en Kapittclen,zy had-
den derhalven, indien zy goed vertrouwen
op hunne zaak gefteld hadden, nooit bete-
re gelegenheid kunnen voorzien om een
gunftiger vonnis te verwachten dan in
dien tydt, dat zy een Biftchop hadden,
die toegevende van inborft was, en zulks
noch meer om byzondere redenen moeft
wezen; maar zy fchynen daar liever af
ie hebben willen zien, en by een verdrag
zo veel te bedingen, als zy konden;
doch hoe veel zy daar mede gewon-
nen hebben, en hoc verre de Biffchop-
pcn zich aan dit verdrag of andere bepa-
lingen geftoort hebben, kan uit de
levens en daden der Utrechtfche Bis-
fchoppcn blyken; ja deze zelfde Jan
van Fernenburg
, hoe veel hy ook be-
looft en hoe naauw hy zich verbon-
den fchynt te hebben, heeft, wanneer hy te
Goor door zyne vyanden gevangen was

fenomen, ca zeftien duizend oudefchil-
en tot losgeld moeft geven, de penningen
daartoe vaa ecnigc Utrechtfche Hceren

op-
-ocr page 223-
OBR STAD UTRECHT, i/lt
«pgenomen,en verpandde daarvoor,vol-
gens Heda in deszelfs leven, de goederen
van de kerke gelegen aan den Tflcl met
het flot f 'oïlenhó, t'welk doen immers vol-
ftrckt met de rechten der kerke (treedt.
Het zoude de r halve zeer mocyclyk,en
dan noch mifichien onzeker te bepalen
zyn, hoe de macht der Biflchoppen, en
die der Prelaten en Kapittelen volgens
rechten tegen elkander overftondt, dc-
\vyl men uit de handelingen, die ons bc •
kend zyn, gevolgen willende trekken,
dan den een dan den anderen meerdere
macht zoude moeten toefchryven, wy
zullen derhalvcn thans hier nictverdcc
intreden, maar overgaan tot de onder-
horigheid der Bisfchoppen van Utreeht,vol-
gens welke zy onder den Aartsbiffchop van
Keulen alsMetropolitaan geftaan hebben,
't welk na den dood van Wilhbrordas een
begin fchynt genomen te hebben, want
Paus Zachanas ftelt de kerk van Keulen.
reeds tot cene Metropolkane ,cn ichenkt
dezelve aan Bonifacius in een brief, wel-
ke de honderd acht en dertigfte in order
is onder de Brieven van Bsntj'acius 5 doch
dezelfde Paus is hier naderhand wederom
van afgegaan,heeftMcntstot eeneHoofd-
kerk gemaakt, over dez;elve Bonifacius
tot Aartsbiflchop geftelt, en Tongeren,
Keulen
, Worms, Spier s en Utrecht daar-
aan onderworpen, volgens deszelfs brief

aan
-ocr page 224-
.BESCHRYVING
aan Bonifacius ,te vinden by SerrariusUb.
III. Rer. Mogunt. en by^W/rrf/wNot.Eccl.
Belg. c. 7. en elders. Doch korten tydt
daar na heeft de volgende Biflchop van
Keulen zich weder de Aartsbiflchoplyke
macht over Utrecht aangematigt, waar
over Bonifacius aan Paus Stephanus III.
zich in een brief beklaagt; het blykt noch-
tans niet, of de Paus hier óp geant-
woord heeft, doch volgens den Schry-
ver van Les delices des Paisbas torn. II.p.
380. zoude de Biflchop van Keulen in 't
ongclyk geftelt zyn gcweeft. Het fchynt
echter, dat de kerk van Utrecht, welke
door gedurige ftroperyen uytgeput en ver-
armt was, de Metropolitaanlche waar-
digheid niet heeft konnen behouden;
maar allengskens onder de kerk van Keu-
len,
die bloeyende en welvarende was,
moeten buigen. Doch op wat tyd kan
men met gcene volkome zekerheid zeg-
gen, men ziet dat Baldricits, die om-
trent het jaar DCCCXVIII. BüTchopvan
Utrecht is geworden, door den Aarts-
biflchop van Keulen bcvettigt en gcwyd
is geweeft en hem voor zynen Metro-
politaan erkend heeft, ja Alfridtts in het le-
ven van den H. Ludeerus Cap. 2. N. i<5.
ichryft, dat de Biflchop Albricus de Bis-
fchoplyke inwyingcn van dien Biflchop
in de ftad Keulen ontfangen heeft, zo
datdcBüTchop van Keulen ai omtrent het

jaar
-ocr page 225-

STAD UTRECHT. 173
jaar DCCLXXX. Mctropolitaan der ker-
ke van Utrecht moet gewceft zyn. En
na Willibrordus tot Frederik Schenk toe,
dat is tot het jaar MDLXI. heeft de kerk
vanU/mfojgeenen Aartsbiuchopgehadt,
maar eerft onder Bonifacius Aartsbiflchop
van Ment s , vervolgens onder de Aartsbis-
fchoppen vwKeale» geftaan, welke dezelve
nu en dan vry laftig vielen , zoo dat hun de
BüTchoppen en kerken van Utrecht ge-
zamcnderhand ipmwylen wederftand
geboden hebben, waarvan de voorbeel-
den in de gefchiedenifl.cn en oude hand-
fóiriften te vinden zyn. in 't algemeen
fchynt dit Bisdom zo met binnen als
buitenlandfche gcichillcn uicctkntydgc-
worftclt te hebben.

01100173-1.jpg
-ocr page 226-
«74 BESCHR.YVINÖ
IX. HOOFDSTUK.
Behelzende eenïge z,aken, de leven f
en daden der fytrechtfche Bis-
fihoppen -van JVillibrordut
af tot 'Dïderik II. toe,
aangaande.
NA dat rïftbrecbt of Wicbert om:
trcnt het jaar DCLXXXX.in/>/*•
Jland was aangekomen om het H.
Euangelie aan de heidenen te verkondi-
gen, is hy na vruchtloozcn arbeit vaa
twee jaren weder naar zyn vaderland gc-
keerr.Doch is deze zaak zeer bevordert,
door den oorlog, welke kort hier aan
fipya van Her ft al, Opperftaatsman des
Konings van Tfrankryk, Radboud ten. Ko-
ning ot Vorft der Friezen aandecdt, waarin
hy denzclven door de wapenen de ftad U'
trecht,
en een goed gedeelte van Frif-
jlandy
waar onuer het tegenwoordige
Hollandtozn. ook begrepen werdt, afnam,
zo dat Radbout de vlucht nemen, en ee-
nc fchuilplaats in Ooftfritfl&nd zoeken
mocft. De Abt Egbert deze blyde tyding
horende , was aanftonds bezorgt om ee-
nigc bekwame mannen byeen te zame-
len, en aan de overwonnene Friezen pn-
dg: bcichetftüi^e vaii dcu Verft Pipyn

-ocr page 227-
STAD UTRECHT. 17$
het Euangelium te' laten verkondigen.'
Hy koos dan volgens de meefte Schry-
vcrs hier toe twaalf geleerde en Godvre-
zende mannen uit, waarover hy Willi-
ürordus
tot overften en leitsmah ftcldc.
Deze was geboortig uit Northumberland
en van Saxifcbe alkomft. Zeker onbe-
kend Schryver,door Mattbttus in het IX.
deel zyner Anale&a in 't licht gegeven,
fchryft bladz. 5. dat hy van Engiflus Ko-
ning der Ncderfaflèn afkomftig was,
•welke met zynen! broeder Horfus omtrent
het jaar CCCCXVI. of volgens Beda \. B,
15. Hoofdft. in het jaar CCCCXLIX. op
verzoek van den Engelfchen Koning Wur-
tigernus
uit Saxen of friesland met eeni-
ge fchepen en volk tot deszelfs hulp naar
Engeland* overgeftoken zoude zyn. Wat
de opvoeding en jeugd van Willibrordtts
betreft, daar van kan men by die genen,
die deszelfs leven van ftuk tot ftuk
befchrevcn hebben, genoegzaam vinden:
wy zullen tot de komft van Willibrordut
en zyne medegezellen uit Engeland ia
Friejland overgaan j deze wordt by
veelen,en onder anderen by Beka,
Heda
, als mede by den Schryyer
door Mattb&HS uitgegeven, op het jaar
DCLXXXX. geftelt, doch waarop men
zoude konncn aanmerken, dat Beda die
in den zelfden tyd met Wittibrordus gc-

leeft
-ocr page 228-
I76 BESCHRYVING
keft heeft, inzyn V. B. u. Hoofdft.
van hem fchryft, dat hy met zyne gezel-
len in Friejland gekomen , en zich by P/'-
wWHcttovan/^n/tfvervoethcbben-

dc , met blydfchap ontfangen is , en dat die
Vorft , dewyl hy kort te voren het aan deze
zyde van den Rhyn leggende Friejland
vermeefterd hadt, hen daar naar toe ge-
zonden heeft om te prediken : deze over-
winning nu van Radboud door Pipy» is
ecrft in het jaar DCLXXXXIV. voorge-
vallen, volgens het getuigenis van Sigf-
bertus,
en zelfs van Heda^ doch Beka ftelt ze
een jaar vroeger. Met de twee ecrftc
komt ook over een Melis Stoke in zyne
Rymkronyk.

3Bant $nppnn ban
ïDir 't fbrect ban lD?.v.5hcctc Dcorrlj
l?i gab orlogfycn gljfnorcïj
fjf 3?)cn öoboubc Oobö biant
©ie ^ertog bjaé ban ®;frf!ant
^>o bat jfjf ne brrüjan met eren
gn 't fncarnatfon on^ peeren
&s$ ÖonDert tnegfntfsï) en biete.

Na welken tyd hy verder zegt , dat
Willibrord door Pifjn is gezonden om
de Heidenen te bekeeren j men zoude
zulks noch uit meer Schryvcrs kun-
nen bcwyzcn, doch wy zullen ons vcr-

-ocr page 229-

STAD UTRECHT. 177
noegen, met het geen Klaas Kolytt
n de zending van Willibrord en des-
Ifs komfte in het 381. vf. van zync
ymkronyk fchryft;

ban
43fpicUct ban §>int l
<&f ®ïPPljn/ alfe !)•
Sant in öareneg ong
&r £ (jonöcjt en negontfeg tofrje
' -
Welk tegenftrydig fchynende verhaal
er Schry veren zeer wel overeentebrengeri
s, met teftellen; dat Willibrord twee rei-
gen uit Engeland herwaarts gedaan heeft,
;elyk zulks, uit het geenby goede Schry-
ers gevonden wordt, aftenemen is: Want

w/V#w,inhet leven \M\Willibrord, I.B.p.
ioofdft. dathy nietgevreeft heeft by Rad*
oud den Koning der Friefen te gaan,
velke hem ook wel zachtzinnig ontfing,
och zich niet wilde bekecren , waarom
'ïllibrord, ziende hier niets te kunnen
itvocren, zich naar de Decnen begeven
eeft, om onder dezelve hetEuangclium
• prediken. Eensdeels fchynt hier uit te
olgcn ,dat Willibrord deze reis onderno-
nen heeft, zonder verzekering der bc-
chcrminge van Pipyn , derhalvcn voor des-
rclfs over winning op Radboud; anderdeels
«lykt het nergens uit, dat deze Biflchop,
M «a
-ocr page 230-

BESCHRYVING
na dat hy door Pipyn gezonden, isgewceft
om de Friefe» te Iceren, zich wederom
naar de Deenen begeven heeft; hy moet
daarom voor dien tydt noch eens verzocht
hebben gehadt,wat hy by deFncfenkon-
dc uitvoeren. Daarenboven meldt Heda
in het leven,van Willibrord uitdrukkeiyk
van dcszelfstwce reizen herwaart gedaan,
de cenenamelyk in het jaarDCLXXXX.
wanneer Radboud noch in het bezit vanU-
treckt was, de twcdc vier jaren daarna,
toen die Koning der Frieftn door Pipyn-
uit het aan deze zydedes Rbyns leggende
fnejlattd Verdreven was.

Geen kleiner verfchil is 'er over de
plaats, waar dees eerftc Aartsbiflchopvan
Utrecht, toen hy herwaart kwam om aan
de Friezen het Kriften geloof te predi-
ken, geland zy. E enigen ftellcn, dat
zulks te Katwyk gefchiedt zy, onder wel-
ken Matthtwdc Nobil. lib. II. c.^.Pars
in zync Kativykfcbc Oudheden. §. 2. en
andere, beroepende zich op Alcuinu^
daar hy in het 6. Hoofdft. van het leven
van Willibrord zegt. Vir Dei cwn focus
na.'uiga'vit, donec profper o eurfft ad oftia
Rhetti Fluminis vela depofuit,. ibiyte opta-
ta telluris ftattone refocillatifunt
, & mox
ad Caftellum Trajcëium
, qttod i» ipfa
fluminis ripa fitum efl,pcrvenerunt.
„Dat
„ deze man Gods met zyne reisgenoten
„ tot aan den mond des Rhynf is gevaren

en
-ocr page 231-

DER STAD UTRECHT. 179
„ en daar de zeilen geftreken heeft, dat
„ zy door deze aangename landing vcr-
;,, kvviktj en kort daaraan te Utrecht, 't
,, geen op den oever van die rivier ligt ,
„ gekomen zyn". Ik heb geen meer
bewys voor dat gevoelen zien by-
brengcn, noch zelf kunnen .ontdek-
ken.

Ryckiusin. zync aantekeningen op Ta-
citus
Gclchied. IV. b. 1 5. Hoofdft. zegt,
dat fommige menen , dat hy te Egmond
zoudegeland zyn 5 van dit gevoelen isCor-
nelius Aurelius
Lib. H. Batav. miflchien
op dat zelve bewys. -•* •

Anderen getuigen, dat Willibrord eerft
te Weftkappele aangekomen is , onder wel-
ke zyn KI. Kolyn inzyheRymkronykvH
38".
>•• '
1
CnttellDfsftaïiIe f)p bont .
«öfn (Öoöfe iüoöin a.inbrbcit
na Fjcpöenfe jetnen

s Stoke in zync inleiding'.
Cot U3f|ïcappdfn/ Dat l

Eindelyk vindt men in hét f. Hoofdft.
van 't leven van Willibrord door Theofri-
dus
befchrcven, dat hy het ecrft inde ha-
ven van Gravelinge ecnc zeeftadt , en van
daar te Utrecht is gekomen.

Deze zo verfchillcnde gevoelens zyn
M a
cch-
-ocr page 232-
i8o BESCHRYVING
echter noch wel met elkander over een
te brengen, als men ftelt, dat Wtllibrord
de ecrfte reizc, wanneer hy met zync
reisgezellen uit Engeland herwaart over-
ftak, te Katwyk of Egmond, en voorde
t wede keer hier naar toe komende, te Weft-
Ttappele
gelandt is. Doch hier mede zul-
len die genen, welke (taande houden,
dat 'er nooit een Rhynmond tcKatwyk^c-
weeft is, niet te vreden zyn, en te min-
der, daar het bewys voor de Landing te
Katwyk ofte Egmondzccs duiftcris. Dit
is zeker, dat het niet kan ontkent wor-
den , dat Willibrord aan de Zecttfche kuft
felandt is; de bcwyzen daarvan zyn te
laar. 't Is waar Theofridus verfchilt we-
derom van KI. Kolyn en Melis Stoke,
doch zy blyven alle drie in cene ftreek,
en het is niet onmogelyk noch onwaar-
fchynlyk, dat Willibrord het ecrft met
zyn fchip is gekomen aan de Vlaamfche
kuft, want de plaats daar thans de ftad
Gravelinge gebouwd is, heeft van oude
tyden den naam van Willibrords veld ge-
dragen; zckorlyk om dat hy daar of ge-
landt is, of gepredikt heeft (i), hier van

daan
O) Hoe deze naam van Gravelingt by Tbeofndus
ge vonden wordt, heb ik niet te recht kunnen be-
grypen, want deze Schryver wordt gemeenlyk ee-
fteM geftorven te zyn in het jaar MCX. ziet Ou-
dim Cemmmtarius de Stript. Eed. antij.
tem. z.p. 949.

-ocr page 233-

DE* STAD UTRECHT. 181
daan kan hy licht tot aan Welïkappcle de
kuft langs gezeik zyn, 't welk miffchien,
alleen maar door Kolyn en Stoke is ge-
noemt, om dat dit de eerfte plaats der
Friefen was, daar hy kwam.

Een derde verfchil Willibrord rakende
is over de tyd van deszelfs rcize naar Ro-
men,
en zyne inwyinge tot Biflchop door
Sergitts. Volgens A. va» Buchel in zync
Aantek. op Beka ftelt Marianus, die op
't jaar DCLXXXXIV- Herm. Contra£lus
drie jaren vroeger, Sigebert van Gent-
blours
op DCLXXXXV1I. Maar zouden
dezen wederom niet ten naaftcn by ovet
een te brengen zyn, wanneer men met
Beda V. B. 12. Hoofdft. aan Willibrord t
gclyk hy tweemaal uit Engeland hier is
gekomen, zo ook twee reizen naar Ro~
men
toe fchreef ? dat by de ccrfte zyn oog-
merk alleen gewceft is, om van PausJVr-

jfittt
*
en Fuppens Bibl. Belg. p. 1130. de ftad Gravelitt'
p,e
daarentegen is ecrft in het jaar MCLX. door
Tbiery van Elfniien gebouwt, op het veld van den
H. Willibrord, en ctrftgenoemt de nieuwe have, en,
namaals Gravslinge, volgens de Kronykvan yiarmde-
ren
op dat jaar: dtze naam is derhalve naar alle waar-
fchynlykheid byTbeafridus door eene latere hand inge-
voegt,of men moeit ttellen, dat het jaargetal .van de
üichting van Giavelin^e miffchreven was, namelyk
iióo. in plaats van 1106. doch de met elkande-
ren overeènftemming vanSanderus, Mare bant, Guic*
ciurdin
enz. laat zulks niet toe te denken.

-ocr page 234-
i8z BESCHRYVING
gius verlof te erlangen in deze landen te
prediken, en daartoe met dcszclfs zegen
afgezonden te worden; dat hy de twedc
ondernomen heeft, na dat hy ccnigen
tydt hier gewerkt hadt, om door de aan-
beveling van I'ipyn by den zelfden Paus
de Biflchoplyke of Aarrsbifichoplyke
waardigheid te verzoeken, gelyk hy die
ook verkregen, en den naam Clemens
ontfangen heeft.

Noch wordt 'er onder de Schryversgc-
twift, over den tydt van deszclfs afikr-
ven, want volgens van Buchel in zync
Aantek. op Beka biadz. 13. wordt hy by
Molanus in de lyft der Nedcrl. Heiligen
geftelt overleden te zyn in het jaar
DCCXXXVi. waarmede Meycr in zyne
jaarboeken van Vlaanderen en anderen
overcenftemmcn. Ubbo Emmius in het
IV. boek van zync Gcfchied. fchryft, dat
hy cerft in hctjaar DCCXXXXV. geftor-
vcn zoude zyn. Theofridus Abt van Ep-
ternach
in het leven van dezen Aartsbis-
fchop bcpaaltzyn dood opDCCXXXIX.
\vaarmcdeook Mir&us in zyne Jaarboe-
ken en and eren overeenkomen. En is de-
ze rtclling ook het beft met goede gc-
tuigcnilTcn te ftcrken. Want Willibrord
is volgens Alcuinus in deszclfs levens bc-
fchryving j. Hoofdft. in zyn drieendertig-
fte jaar naar Friejland overgeftokcn, en
dit zyne ecrfte reizc zynde, kan en moet

de-
-ocr page 235-
-------------------------
DHR STAD UTRECHT. 183.
dezelve op ;t jaar DCLXXXX. geftclt'
worden; hier heeft hy in het geheel
volgens den mccrmaalcn aangehaaldcn
brief van Bontfacius aan Paus Stephanus
vyftig jaren gepredikt, en is naar het
fchry vea van Alcuinus in zyn II. B. 24.
Hoofdft. na dat hy ruim een en tachtig
jaren bereikt hadt, gcftorven, zodat de-
ze tydrekening met de ftelüng van Theo-
fridus
zeer wel overeenkoomt Boven
dien is het te denken, dat de laatftgenocm-
dc Schryvcr in zync Abdyc, welke door
Wtllibrord zelf gcfticht was, daar ook wel
ccnig bericht van hem zal gevonden heb-
ben, zo het ergens te vinden was.

Wy zouden hier noch anderegcfchü-
len , den dag van zyn ovcrlyden, en de
plaats van zync begraving betreffende kun-
nen laten volgen, doch de kleine aange-
] egenheid van het eerfte, als niet tot de tyd-
rekening of opheldering der lands gc-
fchicdenis kunnende by brengen, en de on-
vcrfchüligheid van het twede, laten niet
toe, dezelven in dit kort beftek te plaatzcn.
Wcshalven wy hier omtrent zo als aan-
gaande het gehele leven van dezen Aarts-
biüchop den Lezer wyzen naar de Bcfchry-
vers van 't zelve, als naar Beda in zyn V.
B, il. en 12. Hoofdft. Alcuinus, Theofri-
dus
Abt van Epternacb, Sekat Heda, den
Schryvcr van het £ata<via Sacra, en an-
deren.

M 4 Na
-ocr page 236-
i$4 BESCHRYVING
Na Willibrord wordt Bonifacitts door
Sekay Hcdayja» Gerbrandz, van Leiden,
R. Snoy
, Hamconiust Barlandm,£\\ meer
anderen, tot opvolger in dit Aartsbisdom
geftelt. Doch latere Schryvers, als Bos-
fchaarts, Mabillo»
enz. houden ftaandc,
dat Somfaeius nooit aan Willibrord als
wezentlykc Aartsbiflchop van Utrecht
opgcvolgt zy, of daar zyncn vaften zetel
gehadt nebbe; enzekcriyk fchynen deze
door de echte ftukken en oudftc Schry-
vers gefterkt te worden. Doch zy zyn
het weder met elkander niet eens, wie
dan die plaats bekleed heeft. Want 'er
worden niet min dan vier perfbncn daar-
toe opgegeven, waarvan ieder zynevoor-
ftandcrs heeft. Wy zullen eerft trachten
te tonen, dat Bonifacim geen navolger
van Willibrord ge weeft is, en vervolgens
onderzoeken, aan wien die rang toekomt.

Voor ecrft dan zegt Boni f a dus in een
te voren meermalen aangchaaldcn brief
aan Paus Stepbanus :Willibrorda$in Caflel-
lot quoddiciturTrajecium, praedicans us-
que ad debilem fenectutem permanfit
, &
]ïbi\coëpifcopurn adminijlerium implendum
fubftituit crfnitis longacvac vitae diebut
i» face migravit ad Dominum. Princeps
autem francorum Carolomannus commen-
davit mihi fedem il lam ad conjlituendum
Epifcopum; quod & feci.
Willibrord is
„ in den burgt Utrecht genocrat, tot in

-ocr page 237-

DER STAD UTRECHT. tSf
£ zyncn zwakken ouderdom blyvcnprc-
„ diken, een Hulp-Biflchop by zich ftcl-
^ lende om den dienft waar te nemen, en
„ is na het einde van een lang leven
„ naar den Heer verhuift. Waarop Kar'
„ lorna»
de Vorft der Franke», my dien
„ ftoel heeft aanbevolen om daar een
„ Biflchop aan te ftellen, gelyk ik ge-
„ daah heb". Waar uit het klaar blykt,
dtt^Bontfacius toen al in eene waardig-
heid was, die de Aartsbiflchoplykcyan 17-
trecht overtrof,als mede, dat hydie niet
voor zich zclvcn verkozen, maar een an-
der daarmede voorzien heeft.

Ten tweden fchryft Annalifta Saxo op
het jaarDCCXXXXl.£o temporeBonifacius
•vir SanEiijJïmus
, apraefulefedis Apo/tolicac
JMogontiacae civitati Metropoli Germani-
cae Archicpifcopus ordinatus eft. „
Dat
„ ten dien tydc de zeer heilige man Ba-
n nif'acius
door het hoofd van den Apo-
„ ftolifchcn ftoel tot Aartsbiffchop over
^ Ments een hoofdftad van Dttitjcbland
„ is aangeftelt". Hier zyn nu maar twee
jaren tuflchen den dood van Willibrordtn.
deze aanftelling, in welken tuflchen tydt
Bonifacius Biflchop van Uirecht zoude
moeten geweeft zyn, het welk nietwaar-
fchynlyk is; boven dien vindt men in
de Legende van Bonifacius 17. Hoofdft.
aangchaalt in de Vaderl. Hift. I. Deel
bladz. 385. dat hy door Karcl Martel in
M J
'tjaat
-ocr page 238-
i8<5 BESCHRYVING
't jaar DCCXXXVII. met het Bisdom
van Ments reeds beichonken zoude zyn.
Biflchop nu van Ments geworden zyndc
konde hy het andere Bisdom niet ver-
krygen, wordende in dien tydt den regel,
dat een perfoon geen twee Bisdommen
mocht bezitten, ftiptelyk onderhouden,
en is zulks zo veel te meer van Bonifa-
ciustc
denken', welke zo zeer dcih acht-
ncming van de regels der kerke, en goe-
de tucht arbeidde, gelyk men uit zync
brieven, en ten dien einde gehoudenc
kerkvcrgaderingen kan afnemen.

Ten derde merkt Bo/chaarts in zyne
honderd en vyftigite verhandeling over
de ecrftc Apoftelen van het oude Friesland
aan, dat Bonifacius na WillibrordsAood zel-
den of nooit te Utrecht gewecft is, zulks
uit Serarius en Mirtus aantonende; wel-
ke, langdurige afwezcndheid insgelyks te-
gen de kerken orde ftrecdt; ook zoude
de ftaat van het Utrcchtfchc Bisdom,
daar zo vcele zaken te doen waren, zulks
niet toegelaten hebben.

Om deze twee laatftc zwarigheden
wegtenemen, (lelt Ant. Pagi Torn. III.
Critic. §. 10. ii. p. 297. dat Bonifacius
eerft in het jaar DCCL1II. na het Aarts-
bisdom van Ments aan Lullus afgeftaan
te hebben, dat van Utrecht aangenomen
heeft, 't welkzedertde dood van Willi-

-ocr page 239-
--------------------------
STAD UTRECHT. 187
brordus Om de hardnekkigheid en wcer-
ftand der Friefen tegen het Kriften ge-
loof veertien jaren hadt opengeftaanj
doch dit is mede niet te denken; want
Bonifacius aan Paus Zacharias in een"
brief by Othlonus in het leven van dien
Aartsbifichop II. Boek I. Hoofdft.. ver-
zocht hebbende, om, volgens belofte van
Gregorius III. in tegenwoordigheid van
dezen Paus gedaan, met deszclfs toeftem-
ming, wegens zynen ouderdom en li-
chaams zwakhcid,ecn' bekwaam man over
de kerk van Ment s te mogen ftellen, is
van dien Paus in een van 't jaar
DCCXXXXVIII. brief by denzelven
Schry ver II, boek p. Hoofdft. geraden Om
dien zetel doch niet te willen verlaten;
waarom het niet waarfchynlyk is, dathy
zelfs noch enige jaren daarna een ander
Bisdom zal aanvaardt hebben; integen-
deel heeft hy alles aangcwendt om van
zynen arbeid verlicht te worden, gclyk
hy eindely k zulks van den Paus verkregen
heeft, het zelve verdcrs door voorfpraak
van fulradu^ Abt vznSt.Denys, ook by den
Franjchen Koning Pipyn verzoekende,
die hem dit mede inwilligde, waarvoor hy
dien Koning in een' brief, w elke de hon-
derd vierde onder de brieven van Bonifa-
cius
is, daar voor dank zegt, en hem een
eeuwig loon in den hemel wenfcht,
om dat hy de goedheid hadt gehadt, van

zyn
-ocr page 240-

188 .BESCHRYVING
zyn verzoek tocteftaan ,en hem in zynen
hogen ouderdom en zwakheid te troo-
ften. Wie kan nu met \Pagi noch den-
ken, dat hy naderhand Bifichop van U-
trecht
verkozen zoude hebben te zyn,
wiens poft, wegensde hardnekkige en me-
nigvuldige heidenen, ruim zo zwaar als
die van den Aartsbiffchop van Ment s was?
Hy zoude daarenboven met recht gefche-
ncn hebben den fpot te dryven en met
den Paus en met den Koning. Deze re-
denen komen my zwaar genoeg voor,
om Bonifacius niet onder de Biffchoppen
van Utrecht, dat is, onder de zodanigen,
welker hoofdzetel en gewoon verbiyf
te Utrecht was, te ftellen.

Laat ons nu verder zien, wat die ge-
ne, welke van een ander gevoelen zyn,
tot ftavving daarvan bybrengen. Voor
eerft beroepen zy zich op een' onbeken-
den, die het leven van EonifaciusbefchK-
yen heeft, en door de Bollandiften in 't
licht gegeven is, deze zegt, inhettwede
Hoofdft. „ Dat, na dat de H. Bonifacius veel
„ tyds den Hecre te Ment s gedient hadt,
„ hem door den Heiligen Geeft, die hem
„ alles gewoon was te openbaren, de dood
„ van den Aartsbiflchop Willibrordus be-
„ kend is gemaakt, en hy daarop aanftonds
„ langs de rivier den Rhyn te icheep naar
Utre e ht gevaren zoude zyn". Ten ande-
ren

-ocr page 241-
STAD UTRECHT. 189
ren brengen zy een tweeden onbekenden
Schryver, insgelyks door de Bollandiften
uitgegeven, by, welke inzynzcsdeHoofdft.
zegt. „ Dat Bonifacius na Wtllibrords
„ dood langen tyd in dat zelve Bisdom
„ is gebleven, het voedfel des Goddely-
„ ken woords aan het wrede Friefchc volk
„ vriendelyk uitdelende, en de gronden
„ des geloots, welke Wilübrord begon-
„ nen hadt te leggen, verfterkende".
Wat het bewys uit den cerften Schryver
gehaalt betreft, ik kan niet zien, dat men
zich veel moeite behoeft te geven om
zulks te wederleggen, vermits 'er niets
meer uitgetrokken kan worden, dan dat
Bonifacius na den dood van Willibrerd
naar Utrecht is getrokken, maar daaruit
blykt niet, dat hy tot Bilïchop in Willi-
brords
plaats is aangeftelt, noch van den
Paus nochvznCaroIomamus, men kan 'er
zelfs niet uit aantonen, dat hy 'er enigen
Priefterlyken of Bifichoplykcn dienft ge-
daan heeft; maar boven dien, is Bonifactus,
volgens 't geen Bo/chaarts ter boven aan-
gehaalde plaatfe uit Serarius en Miraeus
aangetekent heeft, in 't jaar DCCXXXIX.
in 't welk Willibrord geftorven is, bezig
geweeft om als Aartsbiflchop, en Gezant
van den Apoftolifchen ftoel Beyeren in
vier Bisdommen te verdeelen;welkwerk
hy niet verlaten zal hebben zonder ordec
of verlof van Rome daar toe te hebben;

't welk
-ocr page 242-
190 BESCHRYVINQ
't welk ruim zo zeker is als de voorgegc-
vene openbaring, op welke die reis zou-
de ondernomen zyn.

De twedc plaats komt nader by en zou-
de ten minften tonen, dat Bonifacius na
den dood van » illibrord deszelfs werk
verricht hadt ? doch ik make geen zwa-
righeid om het getuigenis van dezen
Schryvcr ten eenemaale te wraken; want,
wanneer men met hetuithembygebrach-
te vcrgclykt, 't geenhy zelf in zyn vyfde
Hoofdft. zegt, dat namelyk Bonifacius
den dood van Willibrord verftaan hebben-
de tcrftond deBiflchoppen en verdereGeeft-
lykheid by elkander zoude geroepen, en
met derzelver toeftemming zich een op*
volger in het Aartsbisdom van Ment s ver-
kozen hebben, waarop hy naar Utrecht
tcvaren zoude zyn, dan zal men bevinden,
at 'er op dien Schryver geen ftaatte ma-
ken is; want, naar deszelfs voorgeven,
heeft Bonifactus zyn Aartsbisdom van
Ments verlaten na den dood van Willi-
brordtts:,
kon hy dit nu op eigen gezag
doen? hadt hy hier geen' Paus in te ken-
nen? is niet te voren uit een echten brief
van Bonifacius aan Paus Stephanus des-
zelfs verzoek, om van den l aft des Bisdom s
ontflagen te worden, aangetooiit, en uit
eenen anderen des Paufl'en weigerend
antwoort, in 't jaar zeven honderd acht
en veertig gegevea, bygebraclic ? Hy moet

«Un
-ocr page 243-

DÏR STAD UTRECHT. 191
dan toen, ja zelfs noch cenigen tyd daar-
na Aartsbiflchop gebleven zyn. Hoe kan
hy dan na den dood van ttillibrordKe&t
dcnftoel van Mem s verlaten hebben? Of
moet men iïillibrord omtrent het jaar
zeven honderd en vyftigftellen geftorvm
te zyn? en zal het v,prcn gegeven bewys,
dat Bonifacius na zyn' afftand van het
Aartsbisdom van Ments waarfchynlyfc
geen ander zal noch kan gezocht heb-
ben , van gcener waarde wezen ?

Eenderde bewys zoekt men te halen uk
een brief van den Koning Pipyn des j aars
zeven honderd twee en vyftig.waarindc
giften van Pipytt van Herjial, Kar el Mar-
tel
en Carolomannui aan de kerk van U-
t r echt
bevefligt worden, en over dezelve
Bonifacius den Aartsbiflchop het opzicht
toevertrouwt wordt. Indien men hier
uit wil befluiten, dat hy plaats bekleden-
de Aartsbiflchop van Utrecht gcweeft is,
moet men wederom ftcllcn, dat hy of
zulks geworden zy na afftand van't Aarts-
bisdom van Ment s, of twee Aartsbisdom-
men te gclyk gehadt hebbc, ik geloove,
dat,het even onaannccmlyk is, welk van
beiden men ook kieze. Is het niet veel
waarfchynlyker, (de echtheid des bricfs,
die anders in twyfel getrokken wordt, eens
ondcrftelt zynde) dat aan Bmifacius het
opzicht der goederen toevertrouwt, en
hy in een'anderen brief, mede van Pijy»

en
-ocr page 244-

ipz BESCHRYVING
en in't zelve jaar gegeven, opzkner der
kerke van St. Mar t en gcnoemt wordt,
om dat hy als Aartsbisschop van Ments
naden dood van Willibrord het befticr en
de befchikking der Utrechtfche kerke
hadt ? de zelve was hem reeds door Caro-
lomannus
gegeven, zelfs om daar een Bis-
fchop aan te ftellen." Pipy» beveftigt dit
te gclyk met de giften door zyne voor-
zaten gedaan. Ik oordeelederhalvcn,dat
ook alle andere plaatzen,waar Bonifacittt
als Aartsbiflehop, Biflchop of opziener
der Kerke van Utrecht, na den dood van
Willibrord voorkomt, op deze w yze moe-
ten verftaan worden, en ik meene, dat
de bygcbrachte bewyzen zulks genoeg
aan de hand geven. Wil men dezelve
niet aanneemen,dan moet men tenmin-
ften van de andere zyde klaarder aantonen,
dat hy door Carolomannus gelaft zyndc
een Biflchop in Willibrords plaats aan te
ftellen, zich zei ven daarmede voorzien
heeft, en dat de uitdrukking van Bonifa-
«#*zelven,inzyn brief zanZacharias, daar
hy zegt zulks gedaan te hebben, zo eenc
vertaling en zin lyden kan. Tentwcden,
dat hy ten tyde van Willibrords overly-
den niet alreeds Biflchop van Ments is
ge weeft, en zulks niet kunnende doen dan
ten minften dat hy of het zelve voor 17-
treebt verlaten, of twee Bisdommen te
gclyk bezeten heeft? En eindelyk of hem

plaats
-ocr page 245-
DER STAD UTRECHT. 193
plaats bekledende Bisfchop van Utrecht
zynde, vrygeftaan zoude hebben om zo
dikwyls en zo langen tydt uit zyn Bis-
dom afwezende te zyn, als Serarius en
Mir&us bcwyzcn , dat hy geweeft is, of
anders de ongegrondheid van het voorge-
ven dier twee Schry veren, uit betere be-
wyzcn aan te tonen.

Hier mede zullen wy dit gefchil laten
beruften, Bonifacius voor als noch niet
onder de Biflchoppen van Utrecht (lel-
lende. Maar dan doet zich weder eenc
rricuwe zwarigheid op, wie doch door
Bonifacius inWittibrorasphatstotBiiTchop
van Utrecht aangeftcld zy, en worden
door de verfchillende Schryvers niet min
dan drie, of zo men wil, vier daar toe
genoemd, Edanus namelyk, of Dadanns9
Adulphus^Eobanus^Coebanus
en Grego-
rias,
van welke ieder zyne voorftanders
heeft.

CharlesleCointe in Annal.Eccles.Pran-
corum. op het jaar DCCXXXX11. num.
45. meent, dat Dadanus, van wien inde
kerkvergaderinge van Duitjchland, door
Bonifacius in het laatftgcnocmde jaar ge-
houden , gewag gemaakt wordt, ten. eer-
ften na den dood van Willibrord door dem
zelfden Bonifacius, volgens den laft hem
door Carolomannus gegeven, tot Biflchop
van Utrecht aangefteldt zy; zyn gevoe-
len daar alleen op grondende, dat ge-
N
mei-
-ocr page 246-

194 BESCHRYVING
melde kerkvcrgadering bcftaan heeft uit
de Biflchoppen zo wel van Neder als
Hoog-Duitfchland, voor zo ver het on-
der de macht van de Koningen der Fran-
ken was, en dat aan dien Dadanus geen'
anderen Biflchoplyken ftoel kan toege-
ïchreven worden dan Utrecht. Doch wie
ziet niet, dat dit ecne al te lofle gifiïng
is, en dat Dadanus wel een van de Bis-
fchoppen van Duitftkland aan gene zyde
van den Rbyrt, welke Regionarit genoemt
worden, en in die kerkvcrgadering ook
tegenwoordig waren, gcweeft kan zyn,
zo als de geleerde Pagï'Iom. III. Critic.
pag. 297. aanmerkt, en waarom wy ook
geen grond genoeg vinden den zelvcn
tot opvolger van Willibrord te boek te
zetten.

Henfchenius, en Papebroek in Ad. SS.
torn. 1. menlisjunii pag. 455. en Molanus
in Naral. SS. Belg, pag. 122. geven ons ee-
nznAdulfas tot opvolger van Willibrord^^
brengende tot ftaving van hun gevoelen
by, dat gemelde Adulfus in het leven van
den H. Botulfus torn. 111. Att. SS.
Ord. Bcned. $. 3. uitdrukkelyk gezegt
wordt, tot de hoogfte waardigheid in de
kerke van Utrecht ingcwydt te zyn, en
dezelve met de vcreifchte naarftigheid
waargenomen te hebben. Hier tegen
merkt Mabillon in zyne aantek. voor
het leven

-ocr page 247-
STAD UTRECHT. -195
telyk aan, dat Adttlfus nog voor Willi-
brord
geleefd heeft, en het dus niet waar -
fchynlyk is, dat hy dcszelfs opvolger ge-
weeft zy: dit kaatzen Molanus en Hen-
fchenius
op de gezegde plaatlen wel af,
zo als by den Schryver van het Eatavia
Sacra L
D. pag, 200, en 201. aangchaalt
is, maar wie het gezegde van Mabillon
wat verder.ondcrzoekt, en het leven van
Botitlfus nader inziet, zal bevinden, dat
Adulftis Willibrords opvolger onmogelyk
gewecft kan zyn; want daar uit blykt,
dat Botulftts niet zyn' broeder uit Enge-
land,
daar het kritkn geloof nog niet
zo zeer verbreid was, naar Saxen
gezonden zyn, om zich in het zelve te
laten onderwyzen, (i) dat zy beide na
zich naarftig gcoeffend te hebben het
gecftlyk gewaad aangenomen hebben,
kerende Botulftts weder naar zyn Vader-
landt , daar hy nog eenigen tydt in een
kloofter leefde, cu vervolgens van den
Koning Adelmond verlof en plaats .kreeg
om zelf een Kloofter te bouwen, waar-
van

(O Dus meldt de levensbefcbryver, maar zulks
is mede niet waarfchynlyk, ^elyk Mabillon ook
aanmerkt, om dat het oude Saxen rotn nog niet
met het Euangelie Ficht begunftigt was,' maar zal
hier voorzeker Fr.mfcryfc in de plaats moeten ge-
field worden, verfcheidene Engelfchen hunne kin-
ren, zo wel de dochceren als de zonen,ter onder-
wystocn daar naar toe zendende, volgens Bida\ü>,
1IJ. hift. Eccl. gent. Argl, c 8.
N 2

-ocr page 248-
ip<5 BESCHRYVING
van hy, volgens goede bewy fen, in het jaar
DCLIV. degrondflagengclegt heeft, zy n-
dc toen zeker ly k reeds van eenen manncly-
ken ouderdom, gelyk ook by gevolg At ui-
fus,
want die was deoudlk van beiden j
wanneer wy nu van dit jaar afrekenen tot
op den dood vanWillibrord,welken wy met
de vroegften ophctjaarDCCXXXIX. ge-
ftelt hebben, zullen 'er niet minder dan
LXXXV. jaren verlopen wezen, zo dat
Atttlfus ruim honderd jaren zoude be-
reikt gehadt hebben, eer hy tot Biflchop
van Utrecht in Willibrords plaatfe kan ge-
zegt worden verkozen te zyn, 't welk
naar onze gedachten wel ónder de on-
•waarfchynlyke zo niet onmogelyke zaken
mag geftelt worden; indien men derhal-
ven eenig bewys uit dezen Schry ver ha-
len wilde, zoude het zelve eer dienen
voor het gevoelen dier genen, welke ftaan-
de houden, dat Utrecht reeds voor de ty-
den van Willibrord tot een Bisdom ver-
heven geweeft is, 't welk wy hier niet
nader zullen onderzoeken.

Thans zullen wy naargaan, of'er eenig
meerder en beter bewys te vinden fs
voor Eobanui als opvolger van Willibrord:
cerftlyk heeft deze voor zich de mogelyk-
heid , als zynde hy een tydgenoot van
Bonifacius geweeft; 't welk wy onno-
dig achten te bewyzen, met net geen
Molantts van hem bybrengt uit een gety-

boek
-ocr page 249-

DE* STAD^UTRECHT. 197
boek der Utrechtfche kerke, waarin hy
te gelyk met Bonifacius en zyne gezellen
den marteldood wordt gezcgt ondergaan
te hebben, zullendezyn leeftyd van zelfs
nader blijken, uit de woorden van Willi-
baldus
in het leven van Bonifacius XI.
Hoofdft. §. 3 j. die hem deszelfs medcge-
zcl noemt, en van wien hy duidelyktot
Biflchop van Utrecht wordt gefteldt ver-
kozen te zyn; quem (Coëbaneum) ad
fubveniendum fuae fenilis aetatis debilita-
//, Frefonibus injunclo Epifcopo, i» urbe
quae vocatur TRECH
J"(Bonitacius) fubro-
gavit.
Op welk getuigenis, fchoonmaar
van cenen Schryver, ik geen zwarigheid
make om door dien Biflchop, welken
Bonifacius zelve, in zyn' meermalen aan-
gchaalden brief aan Paus Stephauus, zegt
door laft van Carolomannus te Utrecht aan-
gefteltte hebben, dezen zelfden Eobanus
of Coebaneus te verftaan, dewyl deze Wil-
iibaldus
een medetydgenoot vmiBonifacius
zelven geweeft is,oftenminftenzecr kort
na hem gekeft heeft, en door geen'ander,
die ten zelven tyd geleeft heeft, en daar
door een gelyk geloof verdient, tegcnge-
fproken of twyfelachtig gemaakt wordt;
want ofvrclOthlonas in het leven van Boni-
facius
I. B. 38. Hoofdft. fchryft, dat
Gregorius door Bonifacius tot Bififchop o-
ycr Utrechtaangefteltis, kan zulks,dunkt
my, het zeggen van Willibaldus niet
los maken, hebbende Othlonus eerft
N
in

-ocr page 250-
198 BESCH&YVING
in het begin der twaalfde ecuwe ge-
leeft, gelyk uit zyne eigene voorreden
voor het leven van Sowfachts blykt, en.
is dcrhalvcn met den eerften niet gelyk
te Itellcn , boven dien zal veel licht
in het vervolg blykcn ,dat Gregorius nooit
tot Bitlehop van Utrecht ,gewydt gewceft
is; wy houden derhalven, dezen Eobanus
voorden tweeden plaats bekledcndenBis-
tchop van Utrecht, door Bonifacius, als
Aartsbiflchop van Ment s, en met het op-
perbeftier der Kerke v&nUtreebt doorOz-
rolomannus bclaft zyndc, daartoe aange-
flcld; maar hier valt nog aantcmcrken,
dat de zeer geleerde J?og« in zyncoordccl-
kundige aanmerkingen op de jaarboeken
Van Baronias III. D. bladz, zy/.hctfchr.y-
ven van BanifaeiustenPaus Stephanuson-
zes bedunkens tracht te verdraajcn, de-
wyl hy, nicttcgcnftaande de klare woor-
den van Bonifacius zclvcn, dat hy name-
lyk een BiiTchop in Willibrords plaats aan-
gclteld heeft, ftaande houdt zulks echter
niet gefchiedt te wezen; het is immers
niet te denken, dat Bonifacius cene zo
klare onwaarheid aan den Paus, voor wien
de achting in clictyden zo groot was, als
cenc lang afipedanc saak zal ovcrgeichrc-
ven hebben, w/ kunnen dcrhalvende-
ze zo zeer gedwongeneonderftelling niet
omhelzen, welke ook alleen door dea'
geleerden Schryver bedacht fchynt, om

van
-ocr page 251-
DER STAD UTRECHT.
van zyn eens aangenomen gevoelen niet
te willen afgaan.

l hans zuilen wy weder tot Eobanus kee-
ren; van welken wy dejuifteaanftcllingsr
tydt niet weten want het is niet wel te
bepalen, hoe langte voren hy doorSomfa-
cius
is aangcftclt gewceft/eer deze zyn brief
aan Paus Stephanus , waarin, hy daarvan
meldt, gclchrcven heeft; wy zyn ook
ten ecnemaale onkundig in de gclchicdcr
nis en de handelingen van dezen Bifichop;
alleen blykt uit Willtbaldus in het leven
van Bontfaeitts XXXV. Hoofdft. dat hy
met Bonifacius , na dat deze het Aarts-
bisdom van Ments wegens zyncn ouder-
dom afgedaan hadt, en zyne bcdieninge
met het bckceren en dopen der Heidenen
befluiten wilde, naar Vriefland getrok-
ken, en aldaar met denzelven en ceni-
gc anderen Kriftcncn , zoo leeraars als lee-
kcn , omgebracht is ; hier mede ikmmen
vcricheidene Mariyro/ogia,doc>ï Henfche-
nius
in zync voorreden" voor de Levcnsbe-
Ichryvingen van Bonifacius in Acl. SS.
torn. i. mens. juniiby gebracht , overeen ;
welke daarenboven ook te kennen ge-
ven, dat het lichaam van Eobanus eerft
naar Utrecht , van daar naar ~F uiden, en.
cindelyk naar Erj'urdt zoude gebracht
wezea.

De Schiyyers zyn het echter onder el-
kanderen niet eens , wanneer deze mar-
N 4 tel-
-ocr page 252-
apo BESCHRYVING
tcldood van Bonifacius, Eóbanus en der
zelver gezellen voorgevallen zy: Henfche-
nius
en Pagiop de meermalen aangehaal-
de plaatfen ftellen benevens anderen de-
zelve op het jaar zeven honderd vyf en
vyftig, zich bedienende van de eigene
woorden van Willibaldus'm het leven van
Bonifacius XXXIX. Hoofdft. daarentegen
wordt dezelve een jaar vroeger gefteltdoor
Sigeberttts van Gemblours, de Fuldenfer
Jaarboeken
en anderen, met welken ook
Mabillon in zyn aanhangfel op het leven
van Bonifacius torn. IV. Aft. SS. Ord.
Bened. pag. 89. fchynt overeen te komen,
het gering verfchil fpaart ons den arbeid
om zulks thans verder naar te gaan, en in
dit kort beftek te plaatfen 5 boven dien
wanneer wy zulke klare woorden van
Schryveren, alsdeze hier zyn vn^Willibal-
dus,
in twyfel trekken, en men dan uit ver-
fcheidene tydftippen, reizen, kcrkvergade-
ringen en brieven den leeftyd cnfterfdag
van den een ofden ancier wil en moet op-
maken, wordt zulks zeer onzeker, en
is niet wel op ccn enkel jaar te bepa-
len.

Ofïchoonwy nu wel Bonifacius uit den
rang der plaatsbekledende Biflchoppcn
van Utrecht geftelt hebben, hebben wy
niet kunnen ontkennen ,dat hy,als Aarts-
biflchop van Ment s, Metropolitaan der U-
trechtfchc kerke was, en dienvolgens het

op-
-ocr page 253-
DER STAD UTRECHT. 201
oppcrbeftier over dezelve hadt: hebbende
ook veel tot het bckeeren van Heidenen in
deze landen toegebracht, en zich door
zy nen marteldood eenen groten rocrft ver-
wekt heeft , het is dcrhalven geen wonder,
dat zovele Schryvers om het eerft getracht
hebben deszelfs gedachtenis by de nako-
tnelingfchap in geheugen te houden door
het opttellen van deszelfs leven; wy oor-
deelen het daarom ook niet oneigen,dat
het zelve onder die der andere Biflchop-
pen van Utrecht geplaatft worde 5 gelyk
zulks wydlopig door den Schry ver van het
Satavia Sacra gedaan is, die daarin vol-
gens zyn eigen getuigenis Mabillon in
zyne Jaarboeken der Ëenedi£tyn*n byna
woordelyk gevolgt heeft, 't welk .daar-
enboven in de Duitfche vertaling van dat
werk met Aantekeningen van den Heer
van Rhyn verrykt is: voor het overige
worden deszelfs oude en bekende le-
vens befchryvers Willibatdus en Othlontts,
by Mabillon torn. IV. SS. Ord. Bened.

tevonden 5 flaande het eerfte mede in Aft:
S. door de Bollandiften uitgegeven,
by welken men daar en boven nog vindt
eene levensbeichryving uit een oud hand-
fchrift van Saïvators kerk te Utrecht,
welkers opfteller in de voorreden zegt,
dat Bonifacius niet lang voor zyne tyde n
gekeft heeft; als mede eenc andere,
N 5
wel-
-ocr page 254-
203 BESCHRYVING
welke uit verfchcidene handfchriften
fchynt te zamen geftclt , om nu niet te
melden van Beka , Heda en anderen, die
zich van de bovenftaandcn hebben moe-
ten bedienen, en eenegantfchelyft uitma-
ken ; wy zujlen ons derhalvcn thans niet
ophouden met het herhalen van zyn
leven en daden, maar ons vervorderen
om te onderzoeken , wie na den dood
van Eobanus het oppcrbeftier der kerke
van Utrecht gchadt hebbe.

Gregorius wordt van verfcheidene
Schryvers, zls£tkatHeéta,Jaft Gerbrands
•van Leiden
en de meefte lat eren als der-
den BilTchop van Utrecht geplaatft, ande-
ren dagt en tegen fchryven hem alleen
het opzicht der Utrecntfche kerke toe,
en ontzeggen hem de Biflchoplyke waar-
digheid,of liever deinwydingc daartoe, on-
der welken Mabillon in zyne voorreden
voor het leven van Gregorius dootLttdgerus
befchreven,de.ö0/AW//?«? op den i.Maart,
voor het leven van Suidberttts, en nog
eenige weinigen : de redenen van hunne

twytelinge zyn daar opgegrond;
gerus in het leven van Gregorius §20 hem
zynen Abt en leermeefter noemt, en dat
Altfridus in het leven van Ludgeras uit-
drukkelyk zegt, dat Gregorius nooit tot
Biflchop was ingewydt, maar altijd inden
rang van Prieftcr gebleven is j desniette-

gen-
-ocr page 255-
DER STAD UTRECHT. 203
gcnftaande heeft de Eerwaarde Joannes
Stilt ing
, in de levens der heiligen van
den 25, Auguftus V. Deel bladz. 240. in
zyne voorreden voor het leven van Gre-
gorius
, het eerfte gevoelen met nieuwe be-
wysrcdenen getracht teftcrken, en zelfs uit
den te voren dikwyls aangehaaldcn brief
van Bonifacius aan Paus Stephanus tebc-
wyzen, dat door den Biflchop, welken
Bonifacius te Utrecht in de plaats van Wil-
librord
zegt aangeftelt te hebben, dezen
zelfden Gregorius moet verdaan worden,
ftellende hem dus tot den tweeden
plaatsbeklceden Biflchop van Utrecht: \vy
zullen deze vcrlchillende. gevoelens, en
voornaamlykhet laatftc, wat nader onder-
zoeken, vermits dit ookhct nieuwftcis,
't geen over de opvolging der JJtrecht-
fche Biflchoppcn in 't licht is uitgegeven.
De zeer geleerde Schryver bclïuit dan,
dat "uit het Ichryven van Bonifatim ontc-
genzcegelyk volgt.dat dezelve geen plaats-
beklcdendc Biflchop van Utrecht gewor-
den is, maar dat hy met het opperbefticr
dier kerke belaft zynde, dezelve met eencn
nieuwen voorzien heeft, wiens bevefti-
ging hy alleen van den Paus verzocht,
als meenende den zelven uit hoofde van
het bevel, hem door Carolomannus gege-
ven , met goed recht aangeftelt te hebben:
deze redeneering is, gefyk te voren ook
reeds getoont is, zo gegrond, dat ik niet

-ocr page 256-

204 BESCHRYVING
geloof, dat daar tegen iets wezendlyks
kan 'ingebracht worden j doch of hier
verder uit voortvloeit, dat door dien Bis-
fchop noodzakelyk Grcgorius moet ver-
ftaan worden, is ecne twedevraag: de
Eerwaarde Vader brengt voor eerft tot
ftaving van zyn gevoelen by, dat in het
derde leven van Bowfaciu$'mA&. SS. torn.
I. Menf. Junii. pag. 482. num. 6. gezegt
wordt: Sanïïus ver o Bonifacius, ut pru-
dens difpenfator, quem conftituit Dominus
fitper familiamjuam, procurans gregis com-
mijffi providentiam, ne nullo paflore protc-
gente, poft e jus difceffum^ lupi r af aces in-
vaderent ovilc pominicum, beatum Gre-
gorium . . . ejusdemTrajeïïenfisEcclcfiae
fedi praefecit paftorem. ., De Heilige Bo-
„ nifacius heeft als een voorzichtig huis-
„ bezorger , welken de Heere over zyn
„ huis aangefteldt heeft, zelfs tegen het
„ toekomende voor de kudde, die aan
„ hem toevertrouwt was, zorg gedra-
„ gen; en, op dat geen grypende wol-
„ ven op des Heeren fchaapftal zouden
., aanvallen, den zaligen Gregorius tot
„ herder over die zelve Utrechtfche kerk
„ aangeftelt". Ik zie niet, hoc hier uit
bewezen wordt, het geen men belooft
heeft j al leen ly k zou hier blyken, 't geen
door niemand tegengefprokcn wordt, dat
Gregorius na den dood van Bonifaciits en
vervolgens ook van Eobattus het leeraars
ampt

-ocr page 257-
DER STAD UTRECHT. 205
ampt in de kerk van Utrecht bekleedt
heeft; en integendeel zoude uit de zelf-
de aangehaalde plaats veel bewys te trek-
ken zyn , voor de aanftclling van Eoba-
ft»s
tot Biffchop, als mede voor het ge-
voelen dier genen, welke ontkennen,
dat Gregorius ooit Biffchop van Utrecht
geweeft is; want wy hebben te voren uit
Wilhbaldus, die ten tyde van Bonifadus,
ten minftenvan £»//»*, Aarobiffchop van
Me»tst den opvolger van Bonifadus, ge-
leeft heeft, met klare .woorden aange-
toont, dat Eobanus tot Biffchop van Utrecht
aangeftelt is, en dat dit zeggen nooit
twyffelbaar gemaakt,veel minder tegen-
fproken is door eenig Schryvervangely-
ken ouderdom; wanneer wy nu daarmede
de woorden,door den geleerden Stilting
bygebracht, vergelyken, zoude men ge-
voeglyk, dunkt my, dus kunnen redenee-
ren; Eobantts was weidoor Boni/acties tot
Bisichop vanUtrfcht aangeltelt, en hadt dus
die kerk eenen opzichter; doch heeft Bo-
nifadus
uit goede voorzorge, om dat het
welwezen en de ordre van dezelve niet
miffchien van het leven van dezen ee-
nen zoude afhangen, een' tweeden daar
by gevoegt; maar vermits het tegen de
oude wetten der kerke, welke »*.o»ifadus
altyd zo heilig in acht genomen heeft,
ftreedt, en dat het daarenboven by den
achtften Regel der kerkvergadcring van

Ni-
-ocr page 258-
205 BESCHRYVING
Niceé'n verboden was, dat 'er in '
en de zelve ftadt twee Biflchoppen
den wezen, heeft hy aan Gregorius
tytel van Biflchop niet kunnen ge\
dewyl Eobanus dien lang te voren gel:
hadt: Ik zoude nooit de woorden
dezen levensbefchryver van Bonifa
ten myncn voordecle gebruikt hebb
om dat het onzeker is, wie dezelve
weeft zy, en wanneer hy gekeft heb
doch wanneer 'er zich een ander van
dienen wil, oordeele ik het zelve re
te hebben. Het tweede bewys van c
Eerwaarden Stiltmg fteunt op het z
gen van Othlontts, dat Gregorius
Biflchop te Trecht aangeftelt zoude z]
maar dit zelfde zegt hy ook van Eoban
en is daarenboven het getuigenis van
thlonus veel minder dan dat van Willib.
dus.
Tenderden brengt de geleerde \
der nog eene plaats by uit den onbekc
den levensbe(chryver van Bonifacius, t'
zegt j dat na deszclfs dood, de gedtly
heid van Utrecht benevens hunnen B
fchop, (waar door hy met Henfchem
Gregorius
verftaar) hef heilige lyk tot zie
genomen hebben; en befluif daaruit, d
Gregorius derhalvcn reeds voorden dor
van Bonifacius tot Biflchop van Utree
aangcfteld was;tnaar behalven,datmen \v
gens de onbekendheid van den Schryv
wiet bepalen kan, hoe veel geloof hy vc

dien
-ocr page 259-

DER STAD UTRECHT. 207
dient; maakt hy zich zelven verdacht,
om dat hy Gregorius hier Biflchop en te
voren Herder of Leeraar der Utrechtiche
kerk noemt, tenzy men wilde zeggen,
dat deze levensbefchryver Gregorius op ds
laatfte plaats met den grootften tytel ver-
eert, om dat hy ipreekt van zaken na den,
dood van Bontfacius en Eobantts, wan-
neer zekerlyk Gregorius de eerfte in de
Utrcchtfche kerk was. Ten vierden zie
ik een gefchreven leven van Gregorius by-
gebracht, daar deze woorden gelezen,
worden: c urn Sanftus Bonifacius diemfibi-
praefciviflet immirtere ex tr f mum, beatum
Gregorium, Ecclefia Trajeftenfi praefecit
Epifcopum. "
Na dat Bonifacius voor-
„ zien hadt , dat zyn einde naderde,
„ heeft hy den zaligen Gregorius tot bis-
„ ichop van Utrecht aangefteld": maac
hier doet zich weder de meermalen geda-
ne vraag op; waar, van wien, en hoe
oud is dat handfchrift,en hoe veel geloof
verdient het zelve? daarenboven zoude
hier uit volgen, dat Gregorius eerft op het
laatft van 't leven van Ronifacius tot Bis-
fchop van Utrecht aangeftclt, en derhal-
ven de ftoel dier kerke zo lang na den
dood van Willibrord ledig zoude geweeft
zyn, gclyk Pagi op het jaar DCCLV. §
11 meent, doch dit gevoelen wordt door
den Heer Siltingzclven. tegengefproken,
in zyne voorafgaande aantekeningen op

het

-ocr page 260-
ao8 BESCHRYVING
het leven van Grcgoritts § 385 en is
naar myne gedachten zelfs onbeftaanbaar
met de woorden des briefs van Bomfacius,
dcwyl hy daarin niet zegt, een Biflchop
te Utrecht aangeftelt te hebben, om dat
hy voorzien hadt,dat zyn einde naderde,
maar om dat hem zulks gclaft was door
den Koning Carolomannus-^ indien men
echter eenig geloof aan dezen Schryver
geven, en eene aanftelling door Bonifa-
cifts
op het laatft van zyn leven vaft ftel-
len wilde; zoude men hier wederom
kunnen zeggen, dat hy Eobanm uit laft
van Carolomanntts in de plaats, van Willi-
brord
tot Biflchop aangefteld, en op 't
laatft van zyn leven Gregoritts uit voor-
zorg met den tytel van Herder of Leeraar
daar by gevoegt hadt. De andere be-
wyzen, door den eerwaarden Stiltingby-
gebracht, dienen volgens deszelfs eigen
getuigenis niet om de zaak des gefchils
te beuiflèn, maar alleen om zyn gevoe-
len meer waarfchynlyk- te maken; de-
wyl nu dehoofrdedenen, zo ik meene,
genoegfaam wcderlegtzyn,zal ik de min-
dere veilig kunnen laten beruften; en
overgaan om te zien, of Grcgorius ten
minftennadendood van KonifacittscnEo-
banus
geen Biflchop van Utrecht geweeft
zy: wy hebben te voren reeds gezien,
wat die genen, welke zulks ontkennen,
bybrengen, en zekerlyk vindt men ner-
gens

-ocr page 261-

Êfifc STAD UTRECHT. 209
gcns bewys,dathytot Biffchopingewydc
zy, offchoon het genoegfaam blykt, dat
hy het beftier der Utrechtfche kerke, ja
de macht en het rechtsgebied van eenen
Biffchop gehadt hebbe; want voor eerft
zegt Littagerus indeszelfs leven §. (14. dat
hy van Paus Stephanus en den Koning
Pippy» te Utrecht gezonden zynde om
daar het volk te onderwyzen als harder
en leeraar, eenen Alubertus tot zynen wy-
biffchop en medehelper heeft genomen j
dit wordt ook herhaalt door Altfridus in
het leven van Liudgerus II, Hoofdft. §. 9.
by Mabillonm Act. SS. Ord.Bened.torn»
V. het welk hy onmogelyk zoude heb-
ben kunnen doen, indien hy zelf niet de
ecrfte in de kerk van l///wfo ge weeft wasj
daarenboven wordt hy op meer dan eenc
plaats gezegt over de Utrechtfche kerke
gefteldgeweefttezyninplaats vaneen Bis-
fchop: doch de reden waarom hy tot geen
wezendlyken Biflchop is aangefteldt, of
ingewydt, is naar alle waarfchynlykheid
geweeft,om dat het verfchil wegens net op-
perbcftier der Utrechtfche kerke tüffchen
de Aartsbiffchoppen van Keulen en van
Ment s door den Paus nog niet beflift zal
zyn geweeft, en is miflchien Gregoriut
om geen van beiden, tcrwyl de zaaJc on-
derzocht wierdt, te benadeclen, door den
Pauszelven naar Utrecht gezonden, ge-
lyk in deszelfs leven gemeldt wordt.

O De-

-ocr page 262-
aio BESGHRYVING
Dewyl nu niemand gedurende het le-
ven van Gregorius kan gezegt worden Bis-
ichop van Utrecht geweeft te zyn, en 'er
een zekere rang van opvolging ouder de
hoofden dier kerke dient plaats te heb-
ben, make ik geen zwarigheid om teftel-
len, dat Gregorius de derde plaatfelykc
opzichter van dezelve, fchoon met ce-
nen anderen tytcl, geweeft is; wy gaan
deszelfs levensbefchry ving, als niet tot ons
oogmerk dienende, voorby, dezelve wordt
onder anderen gevonden in het Batcwia
Sacra l.
DeeL bladz. 452. en volg. alleen
dient hier opgemerkt, dat 'er wederom
verfchil is over het jaar van deszelfs af-
fterven: het zekerft fchynen die te gaan,
welke het op 't jaar zevenhonderd fes en
zeventig ftellen, dewyl dezelve een brief
van Kar el den Grot'en, dieby Heda in het
leven van Albricus te vinden is, waar in
de Utrcchtfche Kerk door den gemelden
Koning grootlyks begiftigt wordt, voor
zich hebben, dezelve is gefehreven den
zevenden van ]uniusin het negende jaar
van£0>-é>/jregecringe,datisDCGLXXVII
na Chriftus geboorte, en daarin wordt
Albricus reeds beftierder dier Kerke ge-
noemdt; dewyl nu Gregorius op den zeven-
den Auguftus geftorven is, moet zulks
zekerlyk des voorgaanden j aars geweeft
zyn: zie den geleerden Stilting in zyne
Voorafgaande Aanmerk, op het leven van

Gre-
-ocr page 263-
STAD UTRECHT, au
Greeorius § $2. Volgens ee'n uittrekfcl
uit het gedenkboek van S. Saiv£iórsi<.ak
by Matth&us Analcct. Tom.'ll,f>ag. 29.
is hy ongctwyfelt in dezelve begraven.

Wanneer, en hoe het gefchil over het
öpperbeftier der kerke van Utrecht nis*
fchen de Aartsbiflchoppen van Ments en
van Keulen door den Paus beflift zy, is
niet wel te bepalen, doch zulks «al ze-
kerlyk ten voordecle van den laatftcn ge-
daan zyn, en waarfchynlyk nog by het
leven van Grcgorius, ten minften heeft
\Albricus na deszelfs dood te Keulen
Biflchoplyke waardigheid ontfangen,
volgens het fchryven van Altfridus in vi;
ta Liudgeri lib. i. n. ij. ap. Mabill. in
Aft. SS. Ord. Bened. torn. IV. (i) men
vindt van dezen Biflchop geen andere le-
vensbefchry vers, dan B e ka en Heda-,dod\
de Bolandijïen, in de lyft der Heiligen

van
(i) Heda zegt in het leven van dezen Albricus, dat
hy etrft Biflchop van Utrecht .naderhand van Keulen
geworden is, waarop van Bwbelaantekent, niet te
weten, van v/aar Heda dit üehaalc heeft, dewyl 'er
op dien tyd geen Keuljcb Biflchop, Albricus genoemd,
by eenig Schtyver ge vonden v/ordt, doch naarwaar-
fchynlykheid heeft Uidi deze woorden van Altfri-
dus : " Albricus
in colonia civitate accepit gradum
„ Epifcopale.ni" opgevat, als of die wilden beduiden,
dat hy Biflchpp van Keulen ge worden was, daar de-
zelve niet anders te kennen geven, dan dat hy te
" 'i tot Biflchop yan Utrecht inge.wydt is.

Oa

-ocr page 264-
BESCHRYVING
van den 21. Auguftus, beloven ons van
hem te zullen handelen op den 14. No-
vember\,
pp welken hy OOK by Molanus
en anderen gefteldt wordt. Hy fchynt
zeer in de gunft van Karel den Groten ge-
ftaan te hebben, want, behalven de gifte
van Liesdttine in den boven aangehaalder!
brief by Heda, is hy door den gemelden
Koning nog begunftigt met een derde
gedeelte van den buit, welke de genen,
die door Albricus naar Friejland gezon-
den waren, gemaakt hadden, en waar
van Karel de twee andere deelen voor
zich genomen hadt, volgens het getui-
genis van Altfridus in het leven van Liud-
gerus:
wanneer hy geftorven zy, blykt
niet zeker; naar het fchryven van Heda
zoude Bcka zyn dood op het jaar
DCCLXXXIV. gefteldt hebben, doch
daarvan is geen de minfte blyk by dien
Schryver te vinden; de Gróte Nederland-
fche Kronyk meldt, dat hy in het jaar
zeven honderd negen en zeventig aan het
Bisdom zoude gekomen zyn, en het zel-
ve vier jaren bekleedt hebben, dus zou-
de hy in DCCLXXXIU. geltorven we-
zen; maar dewyl uit den bygebrachten
brief van Karel blykt, dat hy in 't jaarzeven
honderd zeven en zeventig reeds over|de
Utrechtfche kerke gcfteld geweeftis, kan
men daar niet veel ftaat opmaken; het
naaft, dat wy kunaen zeggen, is, dat hy

VOO!
_____________
-ocr page 265-
DER STAD UTRECHT. 213
voor het jaar zeven honderd vyf en tag-
tig' moet geftorven wezen, omdat Alfri-
dus
in vita Ludgeri lib. i. n. 18. fchryfr,
dat hy gedurende den opftand van
Witikind Hertog der Saxen van deze
wereld verhuift is; Witikind nu heeft zich
in 't begin van het laatftgemelde jaar aan
Karel onderworpen, en den Kriftelyken
Godsdienft aangenomen: zie de Aantek.
van BucheL op Beka in het leven van
Theodard. en den Schryver der Vaderl.
Hift. I, D. bladz. 430. '

Van den opvolger van dezen Albricus
vindt men ook weinig, of niets by de
Schryvers aangetekcnt; hy wordt zeer
verfcheiden, doch gemcenlyk Theodar-
dus
genoemt, hy is ongetwyfeld dezel-
ve, welke in het leven van Ludgerus Lib.
i. n. 15, onderden naam van Jhiadbracht
voorkonit, en gezcgt wordt reeds by het
leven van Albricus naar de verdeeïingc
door dien Biflchop gemaakt, drie maan,-
den in het jaar den dienft in de Kerk van
Utrecht waargenomen te hebben j van
den tyds zyns overlyden vindt men vol-
ftrekt geen be w ys ;£#»»/#.? fchryft, dat
hy in het jaar zeven honderd negentig
zoude geftorven zyn, doch in de lyft der
Bitrchoppen van Sufridus verfchilt het niet
minder dan tien jaren, wordende deszelfs
opvolger op 't jaar achthonderdgeplaatft,
het geen overeenkomt met de grote Nc-
O 3
der-

-ocr page 266-
214 BESGHRYVING
dcrlandfche Kronyk, welke meldt, dat
hy den Biflehoplyken ftoel vyftien jaren
zoude bezeten hebben; Eokkenberg daar-
entegen komt het naaft met Emmites over
een, gevende hem niet meer dan les jaa-
ren: zie BttcbeL in zyne Aantek. op Be-
ka
in het leven van Theodardus.

Van Harmakarus, deszclfs opvolger in
het Bisdom van Utrecht, vindt men, ge-
lyk Beka reeds heeft moeten bekennen,
niets aangctckent. Dit is miflchicn de
reden, waarom de Schryvers zo aanmer-
kelyk vcrfchillen in den tyd van zyn
beftier over deze kerke; Snoy en Boeken-
berg
bepalen het op zeven en twintig jaa-
ren, Heda zegt ook zulks ergens gelezen
te hebben, doch is voor zich zelven lie-
ver van gevoelen, dat hy maar zeventien-
jaren gezeten heeft; anderen geven hem
volgens den Schryvcr van Batavia Sacra
L D. bladz. 491. vyftien, en eyndelyk
wordt zync rcgecrmg in het oude ge-
denkboek van Salvators kerk getteldtop
dertien jaren, volgens een uittrckfel van
't zelve in Batavia Sacra I. D. bladz.49^.
doch vermits Rixfridus aldaar gezegt wordt
zyne rcgceringe met het jaar acht hon-
derd en fes begonnen te hebben, zoude
men om dit geringe verfchil over een te
brengen moeten en mogen ftellen, dat
'er in dat gemelde gedenkboek eene
fchryffout ingcflopen, en 13 in plaats

van
-ocr page 267-
DER STAD UTRECHT. 215
van 15 gefchreven is j zo als in oude hand-
fchriften ontelbare reizen gebeurt is, en
welke geringe miftaftingcn dagelyks kun-
nen voorvallen; dit aangenomen zyndc,
wordt het fchryven van Emmius, die het
fterfjaar van Theodardus op zeven hon-
derd en negentig fteldt, beveftigt.

Rixfridus, die zo even gcnoemt is,
wordt tot opvolger van Harmakarus ge-
fteldt; van deszelfs verrichtingen vindt
men even weinig als van dicdcr twee Vori-
ge Biflchoppen aangetekent; en dit is mis-
ichicn wederom de reden van het aanmer-
kclykverfchil der latere Schry veren over
dentydzyner Biflchoplyke regeeringe; wy
hebben gezien, dat het begin van dezel-
ve in het gedenkboek van St. Salvators
Kerk gefteld was op het jaar achthonderd
en fes,daarentegen plaatft Suffridus in.zy-
ne lyft der BifTchoppen van Utrecht hem
juift ccnen twintig jaren later j doch, dcwy l
hy geen bewys voor zyn fchryven bij-
brengt , geloven wy, dat 'er veel meer
reden is om by het ecrfte te blijven: het
is niet minder onzeker, hoe lang dezel-
ve geduurt heeft; uit de aantek. van Ba-
chelius,
op het leven van dezen BiÜchop
door Beka, blykt, dat hem van fommi-
gen negen, van anderen elf, dan wede-
rom fes, en van een vierde twintig ja-
ren gegeven worden; de kortheid van dit
werk verbiedt ons hier verder intetreden,
04
en
.
-ocr page 268-
ai6 BESCHRYVING
en aantetonen, hoe miflchien fommige
van die Schry veren zich zei ven tegenfpre-
ken, of ten minften zonder eenig, of
in weerwil van goed bewys, flechts iet
naar welgevallen ter neder ftellen; on-
dertufichcn, indien de dagtekening des
briefs van Keizer Lode-wyk, zo als die by
Heda gedrukt, en uit denzelven by Mi-
nus
op Dipl. torn. i. pag. 96. overge-
nomen is, zeker ware, zoude het blyken,
dat hy ten minften nog in het jaar acht
honderd vier en twintig gekeft had, ver-
mits de gemelde brief daar geftelt wordt
gegeven te zyn den ifl Maart in het elf-
de j aar der regeeringe van Lodewyk, de
achtfte Indiftie; de gemelde Keizer nu
heeft zyne regeering begonnen na den
doodzynes vaders Kar el den Groten, die
den achten twintigften Januarius van het
jaar acht honderd en veertien is ingeval-
len; maar gelyk Buchelim aantekent, de
gemelde dagtekening verfchilt in andere
affchriften des briefs, en wordt geftelt op
den achtienden Maart van het tweede
jaar derregceriage van Lodfvyk,de acht-
fte Indidie, 't geen met het jaar achthon-
derd en vyftien overeenkomt: wie be-
hoeft zich dan nog te verwonderen over
de verfchillen der fchryveren in de tyd-
rckening, wanneer zelfs de echte ftuk-
ken, welke tot opheldering van dezelve
zoudenkonnen dienen, op verre naniet

met
-ocr page 269-
DER STAD UTRECHT. 217
met elkander oyereenftemmen ? Heda
heeft niet meer uit dien brief willen be-
wyzen, dan dat Rixfridtts nog in het j aar
acht honderd en vyftien gelceft heeft,
zo als uit deszelfs woorden duidelyk bkkt;
het is echter niet gezegt, dat hy^IBfcii
in dat jaar geftorven is, voor zo vceWns
tot nog! toe gebleken is, Ichynt 'er niets
dien aangaande met zekerheid te bepalen
te zyn.

fredericus, die na hem den Bifichoply-
kenftoel beklommen heeft, is meer be-
kend by de Schryvers dan zyne drie naa-
fte voorgangeren; doch om de onzeker-
heid van het fterfjaar van Rixfridus weten
wy niet, wanneer zulks gefchicdt zy, Ie
Cointe\\\
Annal. Eccles. Franc, torn VIII.
pag. zó.ftelt het op het jaar acht honderd les
en twintig; wat daar ook van zy, het is ten
minden klaarblykelyk, dat hy twee jaren
later reeds Biflchop was, dewyl hy als zoda-
nig vermeldt ftaat,in de ondertekening van
cenen giftbrief van den zevenden Februa-
rius des jaars achthonderd acht en twin-
tig , by den Schry ver van't Batav. Sacra in
het leven van Fredericus. Schoon 'er
nu tuflchen. ditlaatftgcnoemdcjaarenden
dood van Eoni/aciits ruim zeventig jaren
verlopcazyn, wil echter Gulielmus Mat-
meiburienfis
lib, l, de gcft. Pontif. Angl
dezerf achtftcn Biflchop voor*
O 5
een
-ocr page 270-

2i8 BESCHRYVING
een leerling van Bonifacitts doen door-
gaan, waar by Nicolaus Harpsfeldin. Hi-
ftor. Ecclefiaft. Anglic. Sequli IX. cap. i$.
nog voegt, dat hy volgens het zeggen
vanJpmmigen de reisgenoot van Bonifa-
ci^ÉptRome
gcweeft is, hetichijntons
toSKtdeze Schryvers, of niet geweten
hebben, van welke tyden zyfchreven,
of niet gelet hebben op het verfchil, 't
welktufichen die beiden is, want zy ma-
ken Fredericus een mafi van honderd ja-
ren, zo niet ouder, eer men onderftel-
len mag, dat hy BUTchop geworden is:
hoe onwaarfchynlyk zulks nu is, bedient
zich desniettegenftaande wederom een
ander van het voorgeven dezer twee
Schry veren om zvn gevoelen omtrent ee-
ne andere zaak vaft te maken, zonder
mede te letten, hoe los de grond is, daar
hy op bouwt. Volgens het gemeen ge-
voelen is deze Billcliop in het jaar acht
honderd acht en dertig om 't leven ge-
bracht , alleen verichilt de zeer geleerde
Mabillon hier in van zich zelven, want
in Annal. Bened. lib. XXX. num. jozegt
hy, dat Fredericus in het vierendertigftc
jaar van de negende eeuwe omgebracht is,
doch op het jaar DCCCXXXVI1I. ftelt
hy zulks in dit laatfte geichiedt te zyn,
en wederom in Aft. SS. Ord. Bcned. iec.
IV. Parte 2. pag. 41. beveftigt hy zyn eer-
fte gevoelen. Zo ziet men, gelyk de

Eer-

-ocr page 271-
DER STAD UTRECHT. 219
Eerwaarde Vader Cttper in Comment
praev. ad vitam S. F reder. num. 17.111
Aft. SS. Mens Jul. torn. IV. pag. 457. by
gelegenheid van dit fchryven van Mabil-
Ion
te recht aanmerkt, dat zelfs de aller-
geleerdfte door de veelheid der zaken,
waarmede zy beflommerd zyn, zich nu
en dan vergiffen; doch het is onze plicht,
wanneer het blykt, dat zulks niet ter
kwader trouwe gefchied is, dit van die
grootc mannen in te ichikken, en der-
zelver midaftingen met eene vereifchtc
gematigheid, zo veel wy kunnen, te
recht te brengen. Doch laat ons weder
tot jFra/mV/wkeeren :men is het gantfch
niet eens ontrent de reden, waarom hy
om 't leven gebracht zy; de meeden en
oudften als Be ka, Heda, de fchryver van
zyn leven by de Bollandiften, Gulielmtts
Malmesburienfis
en anderen verhalen een-
parig , dat hy Keizer Lodewyk den God-
vruchtigen over zyn huwelyk met Ju-
dith
dochter van den Hertog van Beye-
ren
berifpt, en vermaant had zyn huwe-
lyk met deze vrouwe te verbreken, on-
der bedreiging van den Kerkelyken ban
tegens den Keizer te zullen uitfpreken,
indien zulks niet gefchiede; de Keize-
rin dit verdaan heboende zoude den Bis-
fchop op alle wyzen aan hare zyde heb-
ben zoeken te krygen; doch ziende, dat
zy vergeeffche moeite deedt, hadtzy ein-
de-

-ocr page 272-
220 BESCHRYVING
delyk het bcfluit genomen om zich van
hem te ontdoen, ten dien einde twee
dienaars uitzendende, die hem om't le-
ven moeften brengen, gelyk zy zulksge-
daan hadden, zo als hy kwam van zy-
nen dienft te verrichten.

Dit gevoelen hadt ook eerft Baronius
m
Annot. ad Martyrolog. Roman um in
¥ reder, omhelft, doch hy is in zijne jaar-
boekenophet jaar DCCCXXXVIIl.num.
3. daar van afgegaan, en houdt daar die
reden van zyn dood verdicht, om dat 'er by
geen een oud Schryver gewag van gemaakt
wordj:; Le Cointe in Annal. Eccles. Fran-
cor. op het laaftgemelde jaar num. 4<5.
meent, dat de gemelde oorzaak van
Frederiks dood door iemand van latere
tijden in het leven van dien Biflchop ten
eenemaal ingelafcht is; de EerwaardeCu-
per
in zyne aantek. op het leven van Fre-
dericus
num 27. brengt eene reden van
de latere Franfche Schry veren by, waar-
mede zy de voorgegcvene bloedt chande ,
die door het huwelyk van Keizer Lode-
•wyk
met Judith zoude begaan zyn, ver-
dacht zoeken temaken: zy zeggen, dat
men in alle de belchuldigingen der zo-
nen van Lodeivyks eerfte huwelijk tegen
hunne ftiefmocder niets van zodanige
bloedfchande gerept vindt; 't zy men
leeft, 't geen door de begunftigers der party
van Lotharius in voordeel van eenige

Fran-
-ocr page 273-

DER STAD UTRECHT. 221
Franfche Biflchopen dier tyden, welke
grote vyanden van Lodewyk en Jttdith
waren, in 't licht gekomen is, of de
Ichriften, waarinde afzetting van deage-
jnelden Keizer befchreven wordt, door-
zoekt; in die alle komtLodewyk welvoor
als een twiflzuchtig menfch, en als een
onrechtvaardig vader in het verdeelen
van zijpe rijken onder zijne zonen, hy
wordt befchuldigt zyn rijk kwalijk en
flof beftiert te hebben, een verachter van
oude gewoontens en van den Kriftely-
ken Godsdienft te zyn; Judith wordt
ook yan overfpel en andere euveldaden
verdacht gehouden; maar van de bloed-
fchande wordt niet gefprokcn, dezelve
zoude evenwel Lotharitts en zyne aan-
hangeren zeer wel gedient hebben, om
hun oogmerk te bereiken en het huwe-
lyk des Keizers te breken: de gemelde
Heer Cuper vindt aan de eene zyde de re-i
deneering dier Schryveren zo gegrondt,
dat hy geen middel ziet om dezelve op te
lofien, maar betuigt aan de andere kant
niet te weten, hoe die verfchrikkelykc
befchuldiging tegen de Keizerin, te 17-
t r echt en op andere plaatfen, zo algemeen
geworden is, en waarlyk men wordt
door het tegenftrydig fchryven fbmtijds
zodanig in twyfel gebracht, dat men
niet weet,welk gevoelen men omhelzen
zal, voornaamlyk als men twee tydge-


-ocr page 274-
222 BESCHRYVING
noten zo verfchillcnde van eikanderen
vindt, dat het getuigenis van den eenen
onbefiaanbaar is, met dat van den ande-
ren , gelijk in dit geval, daat men, in het
verdedigings fchrift van Agobardtts Metro-
politaan van Lions, door hem zei ven be-
Ichreven, de Keizerin ziet afgefchilderd als
eene hèerfchzuchtige en onbcfchaanade
vrou, en in tegendeel haar de groorfte lof,
die ooit aan eene vrou kan gegeven wor-
den keft, toegefchreven, door een man
van zo goeden naam, als Rabanus Maurus,
die in zyn voorreden voor de boeken van
Judith en Eflher by Mabillon in Aft. SS.
Ord. Bened. fee. IV. partc 2. pag. 42.
dus aan haar fchrijft: " Hrabanus eert
,, knecht der knechten Gods wenfcht
„ aan de uitverkozene vrouwe, welke
.,, om de verdienfte van hare grote god-
„ vrucht van allen geccrdt en gelieft
„ moet worden, de Keizerinne Judith de
„ eeuwige zaligheid door Chriftus". Ver-
volgens pryft hij haar, als zijnde naar de
les van Chriftus gewoon niet alleen hare
vrienden maar ook hare vijanden goed te
doen, en dezelve daar door aan zich te
verbinden, om kort te zyn, hy roemt
haar verftand en hare pogingen om de
vrouwen, van welke de Heilige Schrift
gewaagt in deugd en goede werken naar
te volgen. Na dit getuigenis van zulkea
groten man CA Aartsbiitchop \z\\Mcnts^

dur-
-ocr page 275-

DER STAD UTRECHT. 223
durve ik de geheugenis der Keizerin niet
langer bezwaren met dien laller, dat zy
bevel tot den moord van Biflchop f rede-
rik
zoude gegeven hebben; ik zoude by-
na tot gantfch andere gedachten over-
gaan, doch zal «dezelve tot eene nadere
gelegenheid bewaren; ik heb my reeds
te Jang met dezen Biflchop opgehouden;
waarom ik ook thans niet zal onderne-
men de gedachtenis van onzen landge-
noot Bucbelitti tegen de befchuldigingen
zo vanden Schryver van 't Batavïa Sa-
era
in het leven van Frederikus, als van
den Eerwaarden Cuper in zyne vooraf-
gaande aanmerk, op het leven van dien
Biflchop num. lö. te verdedigen, of lie-
ver dezelve met eikanderen te verzoe-
nen , maar tot den opvolger van Frederik
overgaan.

Het blykt genoegfaam eenparig, dat
de Utrechtfche gceftlykheid met elkan-
dcren in gefchil was, wien zy tot hun-
nen Biflchop zoude verkiezen, tot dat
de party voor den Domprooft Craft het
overhaalde, en men aan denzelven de
Biflchoplykc waardigheid opdroeg, die
hy echter wegens den zwaren la(t, daar
dezelve mede verzelt ging, weigerde aan
te nemen, waar door de kerke zonder
hoofd bleef, zie Beka en Heda in het le-
X'en van Alfricus en het leven van Odal-
fus
in Aft. SS. Mens. Jun, torn. n. pag.

504-

-ocr page 276-
224 BESCHRYVING
594. doch dezelve Schryvcrs yerfchillcn
zeer veel van den anderen, wie eindclyk, na
bevrediging van de partyen doortoedoen
van Odulfus}totEiffchop verkozenis gewor-
den ;by de twee ccrften wordt Alfncus de
broeder van F reder ik gcnoemt, doch op
de laatfte plaats wordt Hungerus gezegt
daartoe aangeftelt te wezen; niemand
van de latere Ichryvers geeft ons hier
cenig licht in, van f/<?«^# zelfs in Sata-via
Sacra
op Alfritus laat het onderzoek
daarvan aan anderen over, dit is waarlyk
het gemaklykft; doch het hadt dien
Schryvcr niet veel moeite gekoft , om
deze onzekerheid weg te nemen, en te
bcwyzen, dat Alfricus onmiddelyk zy-
nen broeder gevolgt zy, dewyl hy zich
zclvcn reeds Bifichop der Utrechtfche
kerke noemt in een brief by Joan. a Lei-
dis,
in Chron. Belg. Lib. V. cap. 1j. ge-
fchreven den drientwintigften Maart in
het vyf en twintigfte jaar der rcgeeringc
van Keizer Lodewyk , 't welk met het
jaar acht honderd negen en dertig der
gcmecne tydrckening over eenkomt, en
is dit dus maar ruim een half jaar na den
dood van zynen broeder Frederik, in
welken tuflchen tydt het niet waarfchyn-
lyk is, dat 'er een ander Bifichop geweeft
zy; ook zal het hierna blyken, dat Hun-
gerus
eerft na Ludgerus den Biffchoply-
kcn ftocl beklommen heefr.

Hoc
-ocr page 277-
DER STAD UTRECHT. 22j
Hoe lang nu deze Alfricus den Biffchop-
lykcn zetel bekleedt heeft, blykt nergens;
Heda zegt twaalf; Reinier Snay Lib. IV.
Rer. Batav. zeven jaren; inde lyft der Bis-
fchoppen van Suffridus Petri ftaat hy op
negentien of feftien jaren; doch alleszon-
der eenig bewys; een weinig verder zal
'er gelegenheid zyn om onze gedachten
dien aangaande met een woord te mel-
den. De invallen en vcrwoeltingcn der
Noormannen, in die tyden aan dit Bisdom
te beurt gevallen, fchyncn ons toedeoor-
zaak te zyn van de verfchillendheid der
fchryveren, die byna op elk ftuk voor-
komt , gelyk men dezelve ook wederom
ziet omtrent den opvolger van Alfricus.

Beka en de meefte, zo niet alle Schry-
vers, benoemen daartoe Ludgerus, doch
Heda alleen laat Egibardus of Eginhardus
eerft voorafgaan; en brengt ten dien einde
tot bewys by een brief van den Keizer Lo-
tharius
, waarin de kerk van Utrecht met
vcrtchcidc vryhedcn begunftigt wordt;
des niettegenüaande willen ecnige late-
ren hem nog niet voor wezcndlyken Bis-
fchop van Utre c ht aannemen. Bokkenberg
ichryft, dat Eginbardus zich het Utrecht-
fche Bisdom miflchicn ten onrechte aan
matigt volgens van Heuffen in Bat. Sacr.
op Egibardus* welke laatfte voor zich
zelven van gevoelen is, dat hy alleen de
Abdy van Utrecht bedient zal hebben, of
P
dat
-ocr page 278-
526 BESCHRYVING
dat, deBifièhop overleden of verdreven
Zynde, hy die Kerk zo lang zal waarge-
nomen , en de gemelde gifte van Lotha-
fitts
verkregen hebben,™ De Hecrftf»
Rhyn'm zyne Aantek. op die plaatsfchynt
den brief des Keizers naaukeurig genoeg
ingezien te hebben, echter durft hy zyne
gedachten daar over niet geven, en oor-
deelt, dat de ftilzwygendheid van Be ka
een fterk bewystegen Egihardus is; doch
ten zy men aantoon e, dat de brieften eenc-
maal verdicht is, vinde ik daar de minfte
zwarigheid in, dewyl hetnietontnogelyk
is,dat dezelve vootBeka verborgen, en door
fff da ontdekt gewecft is, gclyk men mecr-
maalen in latere fchryvers goede en ech-
te ftukken vindt, waarvan vroeger en zich
niet hebben kunnen bedienen. Voor het
overige zyn de bewyzen uit den brief re-
dclyk fterk,voor eerft wordt hy genoemt
Egihardus veteris Trajecti Eccleftae voca-
tus Epifcopus,
dit is ongetwyfeld van U-
trecht
te vcrftaan; doch eenigen vinden
daarin zwarigheid, dat 'er vocatus Epifco-
ftts
ftaat, maar gely k de Heer van Rbyn ter
gemelder plaatfe aanmerkt, vindt men de
woorden aiflHs,vocatits}dïkwyls genoeg ge-
voegt by ware Abten, Graven en anderen:
ten tweeden wordt hy gezegt door God zel-
ve over die kerk gefteldt te zyn, (cm iffe
Egihardus autore Deo practft}:
dan wordt
hy nog eens Biflchop, dan kerkvoogd der

ge-
-ocr page 279-
DER Sf AD ÜtHËGHfr.
gemelde Kerke (Prtteftil fraeditfaé Ectk*
flut]
genöémt: eö elnctèlyk Worden de vf jr*
heden gegeven aan hem en gyrïé ftavotge-
fe~n, wannéér hynu hier irï aiVezendheid
van een BifiTéhóp deszelfs poft maar hadt
Waargenomen, kónden de latere Ut recht-
fche Biffchoppeft iyne1 ttazatcn niet ge*
fcöemd worden. Ik rïiake derhalve geeft
zwarigheid om dezen E$ihard»$ onderde
Bisfchóppên van Utrecht te plaatlen,
doch wy vinden, zekerlijk rnede door du
onluftcn dier tyden, geen bericht, wanneer
hy Biflchop geworden is t óf hoe1 lang hy
die waardigheid bekleedt heeft; uit den
iïiecrgemelden brief kan men alleen op-
maken, in welk jaar hy géregeert heeft; de-
zelve is gegeven door Lotharius}dcn eenen-
twintigtkn Maart van het fesentwintigfte
jaar zyner regeeringe van #«//£, en hef
fesde van Vrankryk, het zelve nu was bc^
gonnen in de maarid van Jiinius des jaars
acht honderd vyf en veertig; hier uit kart
men ook wel giflèn, doch niet Vaft be*
palen, hoe lang Alfritm gekeft heeft j
het fchynt, dat die genen het naaft by*
komen, die hem zeven jaren , gelykWy
gezien hebben , tóefchryven, volgens
aerzclver rekening moet hy in het laatll
gemelde jaar gcftorven zyn, en E^ihar-
dtts
kan eenigG maanden voor het geven
des briefs Biffchop geworden zyn; maat
ik kaa niet nalaten hier ecne byzou-
P 2
deic
-ocr page 280-
BESCHRYVING
dcre fout in het werk van Heda te ont-
dekken; daar,nicttegenftaandehy dezen
brief zelf bybrengt, en te voren den dood
van Frederik op het Jaar acht honderd
acht en dertig gefteld hadt, nog aan Al-
fricus
eenc regeering van twaalf jaren
wordt toegefcnreven ; het zoude echter
de fchuldt van een nafchryver konnen
tyn, en in het eigen handfchrift vanHe-
aa
kan wel VII geftaan hebben, waaruit
naderhand XII. gemaakt is, welke ver-
andering van V in X licht in fchry ven
kan voorvallen, en die men ontelbare
reizen in oude nafchriften vindt, doch
het kan ook wel door eene neuswyze
verbetering, die hier niet te pas kwam,
gefchiedt zyn, om namelyk Seka en He-
da
met eikanderen over een te brengen,
daar 5^0 noodzakelyk twaalf jaren aan
Alfrictts moeft geven, om dat hy Egtbar-
dus
uitlaat, en miflchien geen bewysvan
cenen anderen Biflchop voor het jaar
acht honderd en vyftig hadt. Wat de
miftaftingen omtrent de perfbon van de-
zen Biffchop belangt, daarvan hope ik
by cene andere gelegenheid te fpreken.
Het is nog niet gedaan met de gcfchil-
len tuflchen de Schryvers over den rang
der BuTchoppen, want hoewel Ludgerw
by de oudften omtrent dezen tyd onder
dezelven gefteld wordt, kan zulks echter
by fommigcn geen ingang vinden 5 on-
der

-ocr page 281-

DER STAD UTRECHT.
der dezelven is voornamelijk deHeervan
HeuJJen in Bat. Sacr. voor het leven van
Ludgerus, daar hy J G. van Leiden, R.
Snooy
, H. Barland en G. van Nimwegcn
belchuldigt de misflagen van Beka ea
Heda blindlings nagevolgt tehebben, en
verwondert zich, dat Buchelius de drie
grove misflagen, die in het kort verhaal
van Heda,volgenszyn zeggen,gevonden
worden, over 't hoofd gezien neeft, en
daarenboven getuigt, den brief der gifte^
waarvan Heda gewaagt, onder zyne ou-
de papieren te hebben, en dat dezelve ook
?:heel ftaat in de gedrukte Kronyk van
an Gerbrandfe\ maar ik gelove, dat 'er
meer reden is om zich te verwonderen
over hctfchryven van den Heer van Heus»
fen
zclven, welke Buchelius niettegenftaan-
de zyne opentlyke verzekering van dien
brief machtig te zyn, en na gedane aan-
wyzing, waar dezelve te vinden is, nocti
fchynt" verdacht te houden; ik durveniet
denken, dat de vcrfchillende Godsdienft
Van Bucbelius hem zo weinig geloof heeft
doen verdienen; in allen gevalle het te
zekerlykdefchult van den anderen Schry-
ver, die de moeite maar hadt behoeven
te nemen om de Kronyk van Joan "ja»
Leiden
op te flaan, daar hy Lib. V. cap.
26. den brief, waarvan-B«^//wgewaagf,
hoewel gebrekkelyk zoude gevonden
hebben, dezelve is naderhand uit een be-
P
ter
-ocr page 282-
3ESCHRY VING
ter handfchrift onder meer andere brie-
•y gn uitgegeven door den.hooggeleerden
jieer Am, Drake.vborcb in het Aanhangs.
<pp de Kjerkej. Oudh.van Nederl.'bladz.
$ §7. daarin noemt LuAgew zich zelven
Bific,hop dgr Utreehtfche .kerke, (Trajee-
tenfe Rcslefie Epifwpus]
j'.pp welk bewys
jk. geruftlyk Lïdgtms tot navolger van
fgtharjtfs durve ttellen; wat de drie zo-
genoemde jniisflagen in het leven van Lud*
gtrus
door Hedn begaan aanbelangt, de»
sjelve bcftian volgens den Heer van Hef-
fen
daarimeerft, dat het volgens het getuige*
pis v,a.n.fJwfcbtttws,. Mabillo», Baillet,
fagi
en van Alfridits, ontegenzeggelyk
waar is, dat LttdgcrM ecrfte Biffchopvan
JMunftcr geweeft is, gelyk y, Gerbrandfe
lib. IV. cgp. 17. vlak uit ggzegt hadr,
fen tyeden, dat hy maar een ja.ar zoq.
4e- gszeten hebben , daar Lxdgertts het
bisdom van Munfter langer bedient heeft,
je weten volgens de rekening van Pagi
van 't. jaar acht honderd en twee tot zyn
4ood in 't jaar acht honderd en negen:
(en d,erden, dat Ludgerus volgens Heda in
SglvatQrs kerk te Utrecht zoude begraven
$yn, daar hy volgens Alfridvi te Werden
in zijne Abdy gebracht is. Maar ik gelor
.ve, dat Heda hier wat te licht befchuldigt
.wordt, 't welk zijnen, oorfprong daar uit
;h.oeft,aatdefchrijver van^4/. Sa era niet
©nderfctieidt tuffchen Litigerus J^ÜTchop.

van
-ocr page 283-
DER STAD UTRECHT. 231
van Munftcr, en Lustgerut Biflchop van 17-
trecbt , daar echter iemand van eene
middelmatige oplettendheid die twee niet
licht met,den anderen zal verwarren,
want de eerfte getuigt in het leven van
Gregorius num. 14. dat hy Sonifacius grys
van ouderdom zynde gekendt heeft, de-
ze is nu, gelyk wy te voren gezien heb-
ben even na het midden dec achtfte eeu-
wc omgebracht; wanneer wy derhalve
maar ftellen, dat Ludgertts, toen hy Bo-
nifacius
zag, tuffchende vyf en tien ja-
ren oud was, moet hy juift in het midden
der negende eeuwe, van welke wy han-
<iclen, over de honderd jaren oud ge-
weeft zyn, op welke jaren het niet waar-
fchynlyk is, dat hy een nieuw Bisdom
zal aanvaart hebben; dit zoude genoeg
ter wederlegging zyn, al witten wy niet,
dat L»d?erm Biflchop van Mttnftervn. 't
jaar achthonderd en negen geftorven was j
maar onze Schryver komt daar zelve
mede voor den dag; hoe licht"was het
derhalve te zien gewecft, dat Heda van
cenen anderen Ludgerus moet fprekea,
daar hy met de Utccchtfche Biffchoppen,
tot het midden der negende eeuwe gc-
vordert was,5 en waar is doch de onmoge-
iykhcid, dat 'er een andere Lftdgerus
Biflchop van Mustfter en een andere van
Utrecht geweeft is;dat de e£nhiea:,deaa-
der daar begraven is; en dat cindclyk de
v
P 4 een
-ocr page 284-
BESCHRYVING
een lang, de andere kort geregeerd heeft?
ten zy men buiten eenige aanncemlyk-
heid wilde (lellen, dat de naam met den
ecrften in 't graf gedaan was: vof nu, ge-
Jyk Heda zegt, Ludgerus de Biflfchop van
Utre c Ernaar een jaar. geregeert heeft, is
wederom cenc andere vraag; het is ze-
ker , dat het Bisdom niet lang van hem
beftiert is ge worden, want Beka zegt ook
dat hy de kerk maar eenigcn tydt-gerc-
geert heeft; doch de grote Nederland fche
Kronyk geeft hem acht jaren, en Reinier
Snooy
lib IV. fchryft, dat hy in het elfde
jaar van zync Biflchoplijke waardigheid is
geftorven; maar die Schry vers maken het
wat te lang, 't welk naar alle waarfchyn-
heid daarvandaan komt, om dat onder an-
dere de laatftgenoemde Schry ver, na dat hy
aan Alfridus maar zeven jaren gegeven
hadt, Egihardus overflaat, en echter de-
ze opcnltaandc jaren op de eene ofde an-
dere wyze moeten gevonden worden ;
miflchien zal 'er onder den volgenden
Biffchop gelegenheid wezen, om de re-
geering van dezen een weinig nader,
doch niet zeker, te bepalen.

Wanneer 'er van Alfridus gehandeld
is, heeft men reeds uit het leven van O-
dulf'us'gezien, dat Hungeras daar gezegt
wierdt in plaats van Frederik tot Bitlchop
verkozente wezen ; doch, om redenen
ter gezegder plaatfe bygebracht, heb ik
tot
-ocr page 285-
DER STAD UTRECHT. 23j
tot dat gevoelen niet konnen overgaan,
ik gelove veel eer, dat 'er in het levea
van Od«//itf eenefout is ingeflopen, en Al-
fricus
in plaats van Hungerus moet gele-
zen worden, om dat daar juift ook van
den laatften getuigt wordt, dat hy mis-
maakt van perfoon was, 't geen door
Heda van den eerften gezegt wordt j ik
houdc my ten minften verzekert, dat 'er
geen bewys te vinden is, 't welk opwe-
gen kan tegen den eigenhandigen brief
van Aljricus, welke te voren aangchaalt
is, waaruit zoude blyken, dat Hungerus
een vroeger rang onder de Bifichoppen
verdiende. De Schryver van Bata-
via Sacra
in het leven van Hungerus
zoekt, naar het fchynt, de bewyzen, zo
uit het leven van Odulfus, als uit dien
brief getrokken, met elkander over een te
brengen, door te ftcllen, dat Hungerus
na den dood van Irederik Biffchop ge-
worden zynde, mogelykzyn Bisdom aan
Alfricus algeftaan heeft, en, wederom
een nazaat van Alfricus geworden isj
doch zulks is even gegrond, als het ge-
voelen van fommigcn, die hem volgens
Heda in het geheel niet onder de Biffchop-
pen ftellen, welk laatfte opently k tegen ge-
iproken wordt door twee brieven, ten
tyde van Hungerus Biflchop van Utrecht
gegeven, de eene namelyk vanLotharius
met de overgifte van het kloofter van ^
P 5
Odi-
-ocr page 286-
BESCHRYVINQ
Odilia, en de andere vunLodewyk, den
zoon vzn.Lode'wyk dea Goehr»cbtigeff,be-
treffende de bcveftiging van devryheden,
door den laatften aan de kerk van U-
trecbt
verleent, welke beide by Heda te
vinden zyn, als mede de laatüe by Mi-
r*us
in Donat. Belg. lib. II. cap. 13. Op.
Dipl. torn. i. p. 501. deze bewyzen zyn
al te fterk om nog te blyven twyfelcn,
ja de Schryver van Satavia Sacra, die
zo veel zwarigheid heeft gemaakt om-
trent de brieven onder Alfrietts, Egihar-
dtts
en Luégerus, betuigt hier, dat al was
'er geen ander blyk dan de brief van Lv
iharius,
hy het voorzeker en vaft houdt,
dat Huttgerus hier Biflchop geweeft is.
Het bly kt uit dezelve echter niet, van en
tot welken tydt hy die waardigheid be-
kleedt nebbe; de brief van Lvtharius is
gegeven in het derde jaar zyner regeerin-
ge, de lesde indi&ie, wanneer \vy dit
nu van den Koning Lrtharias verltaan,
komt het overeen met het jaar achthon-
derd acht en Vyftig, dergemeene tydrc-
kening, hebbende de gemelde Koning
zyne regecring in't jaar acht honderd vyf
en vyftig begonnen, volgens de f uiden-
ftr
jaarboeken en anderen, doch zo wy
het van den Keizer van dien naam met
fommigen opvatten, moet het derde j aar
van dezes regeeringe vyftien jaren vroe-
ger gefteldt worden j welk gevoelen my

ech-
-ocr page 287-
EER STAD UTRECHT. 235
echter niet waarfchyrilyk voorkomt, om
dat, gelyk te voren bewezen is, Htmgg'
rits
toen nog geen Biffchop was, en daar-
enboven de voornaamftc verwocftingen
door de Noormannen cci&'m en na het jaar
achthonderd vyf en veertig voorgevallen
zyn;het verfchilder Schryveren iszekerlyk
daaruit ontftaan, dat juift het derde jaar
zo wel van den Keizer Lotharituy als
van den Koning van dien naam getekend
ftaat met de fcsdc indiftie; wy houden
ons derhalven by het eerfte gevoelen j en
is Httngertts volgens het zelve voorzeker
in het jaar acht honderd acht en vyftig
Biffchop geweeft, maar het is ook wel
te denken, dat hy zulks eenige jaren
vroeger zal geworden zyn; wantgciyk
in het fesde Hoofdftuk uit Albertus Sta-
dens.
is bygebracht, hebben de Noorman-
rten,
hunne ftroperyen reeds in het jaar
acht honderd twee en vyftig begonnen,
en met de uiterfte wreedheid voortgezet,
nu is het niet waarfchynlyk, dat de on-
gewapende en dus weerloze Geeftlykheid
het laatfte zal afgewacht hebben, neen
maar dat zy fcich by tyds weg begeven.,
en een verblyf geaocht beeft, de een
hier, de ander elders, gelyk uit den brief,
waarvan wy handelen, te zien isj hier
uit volgt verder, dat, wanneer de Bis-
fchopiV^rwjg^cldtwoïdtgeftorven te
zy n,toen deGccitly keu zo veripreid w ar en,

zy
-ocr page 288-
23<5 BESCHRYVING
zy niet wel mogelyk cencn nieuwen Bis-
fchop zouden hebben konnen verkiezen,
waarom het ons aanneemlykft voorkomt
te ftellen, dat Hitngeras al voor de inval-
len der Noormannen van die jaren,en dus-
voor het jaar acht honderd twee en vyf-
tig, wanneer Utrecht nog in ruft was, tot
Bifichop verkozen is geweeft, dit komt
methetfchryvenvanH^, als hyLudgerus
maareen jaar toelegt, ook na genoeg over-
een j die echter wederom inait zelfde le-
ven van Hungerus eene aanmerkelykc
fout begaat,fchryvende, dat het dezelfde
Lot bartas geweeft is, die in het Pruimer
Kloofter woonde, en die Sint Odilienberg
aan Hungerus gefchonkcn heeft; want,
hoe men dit ook opvatte, ftrydt het te-
gen de waarheid, dewyl Lotharius de
vader in het derde jaar zyner regeeringe,
't geen in het flot van den giftbrief ftaat',
het kloofterleven noch niet aanvaardt
hadt, en Lotharius de zoon is nooit
Keizer geweeft, heeft ook boven dien
zich in geen Kloofter begeven gehadt.
Omtrent den brief van Lodewyk valt
niet minder aantemerken; dezelve ftaat
by Heda gegeven te zyn den achtienden
Mey in het een en twintigfte jaar der re-
geeringe van Lodewyk Koning van Ooft
Fratkrykde
tweede indi&ie (Datum Xff.
Cal. Junii AnnoXXI. Domini & Serenis-
(imi Regis Lodovici in Oriëntale Francia

re-
-ocr page 289-
DER STAD UTRECHT. 237
regnante Indittione fccunda) y en van 50-
chel in zyne Aantek. zegt ook dus in de
handfchriften van Htda gevonden te heb-
ben, doch het jaar der regeering vangc-
melden Koning komt met het getal der
Indiüie niet overeen, vallende het eerfte
in op het jaar acht honderd een en fcs-
tig, waar by de negende Indidie zoude
behoren; zo dat noodwendig in een van
beide de cyffergetallen eene fout fchui-
len moet, welke men in het onzekere
zoude zoeken, indien dezelve zich niet
ontdekte by Mir&us op de te voren
aangehaalde plaats, daar deze zelfde
brief gevonden, en gezegt wordt ge-
geven te zyn in het negen-en twin-
tigfte jaar der regeeringe van Lode-
wyk
, de twcde Indidie, welke beide ge-
tallen met den anderen overeenkomen,
en dus zoude de zwarigheid weggenomen
zyn, maar dan doet 'er zich weder ecne
andere op, want volgens de laatfte reke-
ning moctHttngerus noch in het jaar acht
honderd negen en feftig, in het welk
de vrijheden voor de Utrechtfche Kerk
aan hem als Biflchop gedaan worden ,
gekeft hebben, en in-tegendeel wordt
hy by Heda reeds op den eerften ]anua-
rius van het jaar acht honderd fes en fes-
tiggefteldt overleden te zyn: gelijk van
Buchel mede zegt gevonden te hebben,
op de lyft der Biffcnoppen van Salvators

Kerk,
-
-ocr page 290-
238 BESCHRYVING
Kerk, en andere plaatfcn, doch desniet-
tegcnftaande verbeelde ik mij, dat'er meer
reden is om zich aan het jaargetal des
briefs, zo als dezelve door Mirtus is uit-
gegeven, te houdenj voor eerft om dat
het bewijs uit zodanigen brief, welke
men van geen onechtheid kan befchul-
digen, het fterkfte is, dat bijgebracht
kan worden j en miflchien heeft al het
tegengeftelde eenen en denzelfden oor-
fprong, namelijk eene enkele miflchrij-
ving in het fterfjaar van Hungertts-, wel-
ke naderhand door anderen gevolgt is;
daarenboven ben ik niet vreemd van te
denken, dat Heda den dood vaxiHungerus
hier of daar op het jaar acht honderd fes
en feftig gefteldt, en den brief drie jaren
daarna gefchreven vindende, dezen laat-
ftennanet cerfte zal verfchikt hebben,
ten minften zijn 'er ftaaltjes genoeg uit
hem bij te brengen, die dergelijk achter-
denken fterken; eindelykheb ik nog de-
ze reden voor den brief by MirAM, dar,
wanneer men zich daar aanhoudt, men
heel gemakkclyk eene opening van elf
jaren kan invullen , welken gaatfchen
tydt anders volgens den zelfden Heda de
Biffchops ftoel in deze negende eeuwe
moet ledig geftaan hebben; waarvan ik
onder den navolger van Httngerm zal
handelen.
Deze is gcwedt OdilbaUw^ en wordt

-ocr page 291-
STAD UTRECHT. 339
van ccnigen, waar onder Heda, gezegt
drieentwintig, van anderen drie of vier
en dertig jaren, op den Bilfchoplyken ftoel
gezeten te hebben; alle komen zy daar
in overeen, dat hy ten minften in het
jaar acht honderd acht en negentig noch
gekeft hebbe, doch Heda en Beka met
de meeften bepalen zyn dood op den
tienden December van het jaar negen-
honderd, zo dat die gene, welke hem
de langfte regecringe toe fchryven, zulks
fchynen gedaan te hebben om den tydt,
welke door de korfte rekening open ge-
laten wordt, goed te maken, maar het
fchryven van de zulken ftrydt volgens
Heda tegen oude gedcnkftukken, die hy
echter niet aan de hand geeft; het is even-
wel niet nodig,om zonder eenig bewys
en in weerwil van ander, al was het wat
zwak, de rcgeering van dezen Biflchop
langer te maken; want wanneer wy de
tekening des bricfs tyMirausaannemen,
en in tegendeel maar ftcllcn, dat het
fterrjaar van Hungerus op cene plaats,
waaraan miflchien alle de anderen haren
oorfprong verfchuldigt zyn, verkeerdc-
lyk op het jaar DCCCLXVI. in plaats
van op DCCCLXXV1. geichreven is, en
men daar drie-entwintig jaren by doet,
zal men zeer na aan den dood van Odilbal-
dtts
komen; want wat de overfchictcnde
maanden belangt, dezelve kunnen in zo

eene

-ocr page 292-
240 BESCHRYVING
ecne duiftere tydrekening zo naauwkeu-
rig niet bepaalt worden; zy moeten ze-
kcrlyk ten deele geftelt worden tuffchen
den dood van den cenen, en de verkie-
zing van den anderen Bifichop, ten dec-
le moeten zy ook gevocgt worden by de
jaren der rcgeeringe van den laatften.
Met het begin der tiende eeuwe wordt
ons door Beka en Heda Egilboldas tot
Biflchop van Utrecht en opvolger van O-
dilbaldu$
opgegeven, en gczegt zeer kor-
ten tydt geregeert te hebben, waarin zy
echter met eikanderen niet overeenftem-
men, de eerfte fchryft hem maar eenige
maanden toe, doch de laatfte geeft hem
twee volle jaren; dit verfchil is zo groot
niet, of het zoude noch al overeenge-
bracht kunnen worden , door te ftel-
len, dat Beka fpreekt van den tydt, dat
hy wezendlyk dit Bisdom beftiert mag
hebben , en dat Heda rekent van den
dood van Odilbaldus tot op den tyd,
wanneer Radbodus over deze kerk gefteld
is; hy wordt van fommigen zelfs geheel
€n al uit de Lyft der Biffchoppen van 17-
trecbt uitgelaten, waartoe zyne korte re-
geeringe, of liever de overeenkomft van
zynen naam met die van zynen voorzaat
veel aanleiding zal gegeven hebben, en
fchoon men miflchien tegenwoordig
twee zodanige namen niet met den an-
deren zoude verwarren, heeft men genoeg

bly-
_______________
-ocr page 293-
DER STAD UTRECHT. 34*
blyken,dat zulks door de Schryvcrs van
vroegere tyden in veel meer onderfchei-
dene pcrfonen gedaan is: laat men maar
eens zien, hoeverfchülende die vanTfoo-
dardus, Harmacartts, en Bernulphus ge-
fchreven worden, zelfs wordt deze Egil-
boldus
in het leven van Radbodus num. 4.
by Mabillon Sec. V. Bened. Egilberttts
genocmt; en die de twee brieven van
Zuentiboldus onder dezen en den vorigen
BUTchop inziet, zal vinden, dat en de
naam des Konings en die van den Nota-
ris, welke dezelve ondertekent heeft, in
beiden niet op cenc wyze gefchreven
worden; ik twyfcle derhalve zeer, of men
van deze twee Biffchoppen Qdilbaldus en
Egilboldtts niet maar eenen maken moet;
zulks fchynt ook reeds het gevoelen ge-
weeft te zyn van den Heer van Rbyn in
zync aanteken, op Batavia Sacra achter
het leven van Radbodus, die ons echter
gecne verdere redenen bybrcngt; ik zal
daarom de moeite nemen zulks wat na-
der te onderzoeken: \vat dan vooreerft
den brief van Zuentiboldus ten tyde van
Eylbodus gegeven, en door van Buchel
onder zyne Aantek. op Heda geplaatft,
aanbelangt, dezelve levert niet het min-
fte bewys uit, dat de laatftgenoemde Bis-
fchop een ander gewceft is, dan de geen,
die ook Odilbatdus by Seka en Heda ge-
noemt wordt, maar veel eer fterkt de-


-ocr page 294-
34» ÊÉSCHRYVING
zelve myne twyfeling; want, als men
het zeggen dier twee Schryveren toeftaat,
dat namelyk Odilbaldus tot op het laatft van
het jaar negenhonderd gekeft heeft, en Bis-
fchop van Utrecht geweeft is,kan de gemel-
de vrybrief van Zuentiboldus niet gegeven
zyn onder eenen navolger van den iaatft-
genoemden Kerkvoogd, dewyl die Ko-
ning reeds ia het gemelde jaar den der-
tienden van Oogftmaand, in een flag te-
gen zync eigene onderdanen, die zichby
Lodeivyk gevoegt hadden , was omgeko-
men,gelykde gefchiedenis van Zuentilbol-
dus
door Heda onder Odilbaldus byge-
bracht, aantoont; zo dat het zeker is,dat
de gemelde Schryver den Biflchop ££/'/&»ƒ-
dus van den vorigen onderscheidende,
en hem dus eerft na het jaar negcnhoiv
derd plaatfende, zich zelven al te on-
voorzichtig tegenfpreekt, wanneer hy
nog van den zelven fchryft,dat hy in gro-
te gunft van Zuentiboldus geweeft is, en
de vrygeeving eener dienftbare van hem
verworven heeft, ziende daarmede op
den te voren aangehaalden, en door w»
£uchel uitgegevenen brief: boven dien
blykt nog al verder uit den zelfden Heda ,
dat de twee namen, waar over gefchilis,
op eenen en denzelvcn Biflchop toegc-
paft moeten wordcn,als men het leven van
den volgenden Biflchop Radbodus inziet,
daar die Schryver niet alleen de» gemel-

dcn
-ocr page 295-
DER STAD UTRECHT. 245
den Kerkvoogd nog ftcltbyhet leven van
Zaentiboldus en Karel verfcheidc welda-
den ontfangen te hebben, maar daar en
boven, na het optellen der gefchriften
van Radbodus, een ftuk uit een kronyk-
je door den zelven te zamen geftcid by-
brengt, waarin die Bilïchop zegt, fotZuen*
tiboldus
in het jaar negenhonderd omge-
bracht, en hy Radbodus eenige dagen te
voren onder de dienaren der kerke van
Utrecht opgefchreven is (i); uit welk ge-
tuigenis blykt, voor eerft, dat Odilbaldus
vroeger moet geftorven zyn, dan Heda
ons opgeeft, want of fchoon men in
andere gevallen zoude konncn zeggen,
dat zulks niet noodzakelyk volgde, de-
wyl Radbodus nog by het leven van zyn
voorganger om deszelfs zwakheid of af-
rtand tot IMchop kon verkozen zyn,
heeft zulks hier geen plaats, om dat de
Schryver van het leven van Radbodus, die
maar kort na hem geleeft heeft, en dus
meer geloof dan Heda verdient, getuigtt
dat hy in de plaatsvan een afgeftorvenen
Biflchop gcttelt is; zie liet leven van Rad-
bodus
by Mabillon Sec. V. Bened. p. 28. ten
tweeden kan men 'er nog met zekerheid
uit befluiten, dat 'er tuilchen Odilbaldus

en
(O Uit dit Kronykje vnn Radbolus kunnen .eenï.
geSdnyvers, door van 'Bucbel Ia zyne Aantek. hy-
cebrielHjVetbett-rt worden. '

~
-ocr page 296-

S44 BE S C H R Y VIN G
en Radbodus geen ander Biflchop geweeft
is. Het is \vaarlyk teverwonderen, niet
alleen, dztHedazo dikwyls en zo grof
miftaft, maar ook,dat van Buchel en an-
deren , die Heda zelfs gebruikt hebben
om hem fomtyds woordclyk na te fchry-
ven,zulke tcgènftrydige ftcllingen over 'c
hoofd gezien hebben, ik zal my thans
met dezelve niet langer ophouden; maar
tot den Biflchop Radbodus overgaan.

Deze is volgens zyn eigen fchryyen in
het jaar negenhonderd aan het Bisdom
van Utrecht gekomen, en heeft het zelve
eenige jaren bedient, maar de Schryvers
zyn het echter met eikanderen niet eens,
tot hoe lang; eenige fchryven tot negen-
honderd feftien of zeventien, zommigen
een, anderen twee jaren langer; doch de
eerften en de laatften fchynen zich een jaar
te vergiflèn, om dat hy volgens hctftand-
vaftig fchryven van allen gezegt wordt
zeventien jaren over het Bisdom van U-
trecht
gefteld geweeft te zyn, of ook wel
in het achtiende jaar zyner biflchoplykc
waardigheid overleden te zyn, 't welk op
een en hetzelfde uitkomt; zie de Schry-
vers , door van Buchel in zyne Aantck. op
Beka achter het leven van Radbodus by-
gebracht; daar alleen Bockenberg hem zes-
tien, en de grote Nederlandfche Kronyk
zeven en twintig jaren gezegt worden toe
te fchryven j de'laatfte fout kan door een

druk-
_____
-ocr page 297-
DER STAD UTRECHT. ,
drukker veroorzaakt zyn; die van Boe-
kenberg
zal veel licht daar uit ontftaari
wezen, om dat hy nevens Beka en Heda
na Odilbaldus, E^üboldus voor een jaar
tot Biiïchop van Utrecht gefield hebben-
de, en echter Radbodus in het jaar negen
honderd en zeventien of achttien overle-
den vindende, den zclven geene langere
regcering dan van fcftien jaren durft toe-
fchry ven. U it het leven van dezen Biffchop
door Beka blykt ook wederom, dat die
Schryvcr niet al te naaukeurig is, want
na dat hygezegt hadt, dat Odïïbaldttsden.
tienden December van 't jaar negenhon-
derd geftorven was, dat Egilboldus tien
maanden, en Radbodus zeventien jaren
Biflchoppen waren geweeft, ftclt hy ech-
ter den dood van den laatften op den ne-
genentwintigften November van 't jaar
negenhonderd en zeventien, welke reke-
ning niet te wel uitkomt; maar het fchry-
ven van Heda is nog meer onmogelyk,
want deze houdt ook de zelfde fterfja-
ren en dagen \M\Odilbaldust\\Radbodus,
alsmede den tydt der regeering door Be-
ka
aan den laatften toegefchreven, des-
nicttegenftaande wil hy daar nog twee
volle jaren voor het bettier \zx\Egilboldus
afnemen; hoe licht is het dan niet te zien,
dat die Schryvers zonder onderzoek te
werk gegaan hebben, en wat geloof zal
men aan dezelve in zaken van grotere
Q. 3
aan-
-ocr page 298-
BESCHRYVING
aangelegenheid, die ik thans niet wil
aanroeren, mogen geven? Over dezen
Biflchop zouden nog wel eenige zaken
aantcmcrken wezen, doch dewyl ik by het
tegenwoordig ontwerp alleen voorgeno-
men heb de tydrekcning en Jyftder Bis-
Ichoppen, zo na my mogelyk is, te her-
ftellen, zal ik het overige al mede tot
ecne volgende gelegenheid bewaren.

Na Radbodus is -ffuA/wwjfonbetwiftbaar
in het Bisdom opge volgt, en heeft het
zelve langer dan een zyner voorgangcren
of navolgeren bedient; doch men vindt
weder groot vcrfchil over den juiften tydt
van zyne rcgecring en van zyn overly-
den; volgens de Kronyk van Dithmarus,
te vinden Torn. i. Script. Rer. Brunsvic.
p. 326. en de Annalifta Saxo by Eccard
Torn. i. Corpor. Hift. Medii acvi op het
jaar DCCCCXX1X. wordt hy gezegt
tachentig of meer jaren den BiÜchoply-
kcn ftoel van Utrecht in ccnc plaats, wel-
ke Deventer genoemtwordt, bddccdtte
hebben5 doch of fchoon deze beide zeer
oude Schryvers zyn, fchyncn zy in dit
verhaal weinig geloof te verdienen; voor
cerft, om dat" het zelve Baldricus ouder
zoude maken, dan men iemand zoude
durven ftellen geworden te zyn, tentwe-
dcn,om dat door hetjuitrekken der re-
geeringe van dien Biflchop de jaren, in
welke anderen op den ftoel gezeten heb-
ben.

-ocr page 299-
DER STAD UTRECHT. 347
ben, worden weggenomen 5 ik zoude der-
halve gedacht hebben, dat'ereenefchryf-
fout ingeflopen, en rniffchien 80. voor
60. gcfchreven was, indien ik niet by
den laatften Schryver den dood van dezen
Baldricus op het jaar negen honderd vyf
en»negentig gefteldt gevonden hadt,daar
hem ook, met uitlating van ten minden
twee Biflchoppen, Ansfridus tot opvolger
gegeven wordt; dewyl dit nu tegen, alle
waarfchynlykheid en andere verhalen aan-
loopt, kan ik tot het gevoelen dier fchry-
veren niet overgaan; gelyk ook niet tot
dat van de grote Ncderlandfche Kronyk,
welke hem maar negenenveertig jaren
toefchryft, dewyl men nog brieven vindt
van 't jaar negenhonderd vyf en zeven-
tig ,by het leven van Baldricus gegeven ;
doch dit is te verbeteren, wanneer men
\vil toeftaan, dat zulks door eene fchryf-
fout, zo als van Bitchel meent, veroor-
zaakt is; ik houde het liever met die ge-
nen , welke hem eene regeering van ne-
gen en vyftig jaren toefchry ven; en dien-
volgens zyrïcn dood op het jaar negen
honderd fes of zeven en zeventig (lellen,
want hier in komen zy met den ande-
ren niet overeen ; doch dat verfchil is
niet groot, en kan ontftaan zyn uit de
verfcheide rekening omtrent den dood
van Radbodus, ja van den fterfdag dezes
lUtlchops zelven, welke door Heda in
0,4
Au-
-ocr page 300-
24» BESCHRYVING
Auguftus van 't ecne en door Be ka in Ja-
nuarius van 't daar aan volgend jaar gc-
ftelt wordt, zo dat al fchynen zy een
gantfch jaar te verfchillen, is zulks ech-
ter niet meer dan van vier of vyf maan-
den ; anderen, die hem feftig jaren fchry-
ven geregeert te hebben, zyn ook wel
met de vporgaande ovcreentebrengen,
als men ftclt, dat deze gecnc overfchie-
tendc maanden, en in tegendeel de an-
deren een begonnen voor een volkomen
jaar rekenen.

Op Baldrictts wordt door Beka, Heda
en alle anderen FolcmarusspLcgc. gevolgt
te zyn; doch de grote Neder landfcheKro-
nyk fchryft op het jaar DCCCCLXX.
van eenen Egbertus, Epifcopus Trajetten-
fis
, en zoon van Dirk II. Graaf van Hol-
land; waaruit weder een Spaanfch fchry-
vex Joan. Tamaius de Sa/azar door Bol-
Jandus
in Ad. SS. tom. n i. Febr.pag. jp5.
bygebracht, gelegenheid genomen^heeft
om.te fchryven, dat deze Egbertus eerft
Biflchop van Utrecht, of Maaftrichtyna-
derhand van Trier geworden is (eum pri-
mo Trajectenfcm ,poftea Trevirenfem Epifco-
f urn fui/e);
maar hy kan voor eerft te
Maaftricht geen Biflchop ge weeft zyn,
om dat de Biflchoplyke zetel op den
tydt, van welken wy handelen, reeds t wee
honderd en vyftig jaren te Luik geweeft
was j ten anderen wordt nergens van

een
-ocr page 301-
DER STAD UTRECHT. 249
een Utrechtfchen Biffchop Egbertus ge-
wag gemaakt; daarby is op dat jaar Bal-
dricus
nog Biffchop geweeft ; zo dat hier
miffchien eene dubbele fout in de grote
Nederlandfche Kronyk te zoeken is; de
cene , dat dezelve fchryft Egbertus Tra-

de andere, dat hy gezegt wordt zyne re-
geering met het jaar negen honderd en
zeventig begonnen te hebben, daar uit
Brouwer us in ann. Trev. lib. 10 pag. 590.
blykt , dat hy ecrft in het jaar negenhon-
derd acht en zeventig , ten minften kort
te voren , Biffchop van Trier geworden is:
of zullen wy liever ftellen, dat hy voor
dien tydt Koor-Biffchop van Baldricusgc-
weeft , en aan den zelven om zyne hoge
jaren ter onderfteuningtoegevoegt is, dat
men daarom ook niets van hem vindt ?
doch dit zoude onderzocht moeten wor-
den, wanneer men van deKoorbiffchop-
pen derUtrechtiche Kerke handelde, dc-
wyl hy onder de wezcndlyke Biflchop-
pen , daar wy thans mede bezig zyn, niet
behoort.

Behalven dezen Egbertus vinde ik tus-
fchen Baldricus en Volcmartts nog gewag
gemaakt van eenen Biffchop Popo-, naam-
lyk in het leven, van Joannes Abbas Gor-
z,ien[ï$,
die volgens de ly ft der Abten van,
datkloofter,by Bollandus aft. SS. torn III.
febr. p. 688 tot het jaar negen hon-
Q.J
derd
-ocr page 302-
B E S C H R Y V I N G
derd twee en fèftig geleeft heeft, zegt de
Schryver, cap. VI. num. 6, dat hy door
Popo, roem waardig Biüchop der Utrccht-
fche óf Deventcrlche Kerke ,cn zeerver-
maaard onder de geleerden aangezet is
om het leven van den gemelden Abt, 't
welk hy reeds by deszelfs leven begon-
nen hadt, nazynendood te volvoeren,
dat hem ook zulks de vader van Popo,
Berno
genoemd, een deftig man voor
de bezorging van ftaatszaken, geraden
hadt. Het bewys voor dezen Biffchop is,
wat fterker, dan dat uit de Nederland-
fche Kronyk, voor Egbertu^ want het
hangt hier voor eerft van geen een enkel
woord af, maar van eene gantfche om-
fchryvinge zo van de perfoon, en den
vader van dezen Biffchop, als van de Kerk,
waarover hy gefteldt was; ten tweden
wordt zulks door eentydgenoot van hem
gezegt; en eindelyk kan men deze woor-
den van dien Schryver „ Trajcftenfis feu
Dabentrienfis Ecclefut Pontifice Clarif-
„ yf7»0".niet op een Koor-Biffchop toe-
paffen ; zo dat men byna zoude zeggen,
dat hy tuffchen Baldricus en Volcmarusds,
Biffcnop moet geplaatft worden, en, dat
de korte tydt van zyn beftier oorzaak is
van de vergetenheid,die men in de Schry-
vers, welke delyften derBiffchoppen op-
gemaakt hebben, omtrent zyn Perfooia
ontmoets van welke gedachten de zeerge-

leer-

-ocr page 303-


DER STAD UTRECHT. 251
leerde Bollandu$ op de hier voren aange-
haalde plaats ook fchynt te wezen.

Thans ga ik over tot rolcmarus, die,
volgens het gevoelen van bynaallen,om-
trent dertien jaren Biflchop van Utrecht
geweeftis, doch in deszelfs ftertjaar ver-
ichillen Beka en Heda$ de eerfte ftelthcm
den elfden December van 't jaar negen
honderd negentig, overleden te zyn, de
laattte ichryft een jaar vroeger, zo dat,
wanneer men daar van aftrekt de twaalf
jaren en elf maanden, die hy gezegt wordt
gercgcert te hebben, zoude hy den elf-
den [anuary van 't jaar negen honderd ze-
ven en tachtentig aan het bisdom geko-
men zyn, drie dagen na dat Baldricus t
volgens het fchryven van Beka, geftorvèn
is. Dit ongelyk verhaal van deze Schry-
vcrcn, heeft my in de gedachten ge-
bracht, of het niet miflchien dus konde
gelegen zyn, dat Baldricus den vyfden
Auguftus van 't jaar DCCCCLXXVI.
geftbrvcn was, zo als Heda ichryft, dat
Popoy waar van wy kort te voren gchan-
dclt hebben, den achtikn J anuary van
DCCCCLXXVII. tot welken tyd Beka
het leven van Baldricus uitrekt, als Bis-
fchop ingehuld is, en die waardigheid ee-
nige maanden bekleedt heeft, dateinde-
lyk folcmarus in lanuarius van't volgen-
de jaar DCCCCLXXVI1I. den Biffehop-
Jyken ftocl beklommen heeft, en na

twaalf
-ocr page 304-
252 BESCHRYVING
twaalf jaren en elf maanden daarop ge-
zeten te hebben, den elfden December
van 't jaar negenhonderd en negentig gc-
ftorvcn is: ik geve zulks alleen op als cc-
ne aanmerking, om de verfchillende tyd-
ftippcn, die by de Schry vers aangetekend
ftaan, met den andere overeen te breng-
gen, en aan te tonen, hoc of op ieder van
dezelve iets byzonders zoude konnen
voorgevallen zyn, en Popo in den rang
der Biflchoppen gcplaatft worden.

Jk zal dit thans niet verder aanbinden,
maar enkel bewyzen, dat het ook niet
ftrydt tegen de rekening, omtrent de vol-
gende BnTchoppen gehouden, want Bal-
dcwinus,
dien men na Volcmarus gefteld
vindt, en van Beka vier jaren, vznHeda
drie en vyf maanden wordt gezegt het
bisdom beftiert te hebben, wordt by bei-
den gefchreven den achtften Mey van 't
jaar negen honderd vier en negentig over-
leden te zyn.

Na dezen volgt Ansfridus, die zo wegens
zyneafkomft, als leven en daden, zeer
beroemd gewecft is onder de Biflchop-
pen , hy heeft zyne regeering tot in het
begin der elfde ecuwe uitgerekt, doch de
Schryvers zyn het niet eens, over het jaar
van zyn ovcrlydcn, hy wordt van Beka
en Heda gezegt in 't jaar M VIII geftor-
ven te zyn, doch de laatfte vergift zich
hier weder in de jaren zyner regeeringe,

als
-ocr page 305-
DER STAD UTRECHT. 255
als hy 'er hem vyftien toeichryft, daar
tuflchen deszclfs dood en die van zynen
voorganger noch geen volkomene veer-
tien jaren in zouden paflcn; Beka heeft
hier beter opgelet, en maakt, dat de ge-
tallen met elkandercn uitkomen , door
het bepalen van dejarenzynesbeftiersop
veertien; doch zyn 'er anderen, die zo
wel zyn leven als den tydt, dien hy over
de Utrechtfchc Kerke gcfteld geweeftis,
een ot twee jaren verlengen; ditverfchil
is zo groot niet, of kan noch al daaruit
ontftaan zyn, dat de een ons den juiftcn
dag van zyn overlydcn opgeeft, een an-
der is miflchicn daardoor misleidt, dathy
ergens gevonden heeft aangetekent den
dag, waarop zyn lyk te Utrecht gebracht
is , 't welk zekcrlyk eenigc maanden
daarna gefchiedt zal zyn,om het verfchil
van de dochter van Ansfridtts, Abdifle van
het kloofter op den Heiligenberg, met die
van Utrecht; en een derde rekent moge-
lyk van dien tydt, dat Adelboldaan het
bisdom gekomen is: uit de wyze, waar-
op de meefte Kronykfchryvcren de gc-
fchiedeniflèn verhalen, blyktgenoeg,dat
men hier omtrent wat toe moet geven;
want gewoonlyk ftaat de dood van den
eenen,'t zy Vorft of Kerkvoogd, met de
opvolging van den anderen, in eenen en
den zelvcn zin, ja als waren die beideza-
kcnin het zelfde ogenblik gefchiedt; daar

ieder
-ocr page 306-
254 BESCHRYVING
ieder nochtans weet, dat 'er ten minften
tuflchen de dood van een Vorft, en de
inhuldiging van zynen opvolger, tuflchen
den fterfdag van eenen Biffchop, en de
verkiezing van eencn nieuwen, cenigen
tydt voorby loopt: wat nu grotere verfchii-
len aanbelangt, dezelve moet men op
andere wyzen trachten te recht brengen;
zoo ziet men by Heda een brief vanden
Roomfch Koning Henrik IL getekend op
het jaar MXIII. de eerfle indióïie het ccr-
fte jaar der rcgeeringc van den gemelden
Vortt, waarby hy aan den Biflchop Ans-
fridus
ver (chcide giften voorde Utrecht-
ïche Kerke beveftigt, indien mcnnuftaat
op zulk een brief konde maken, zoude
men ook het leven van dien Biflchop ge-
ruft zo veel mogen verlengen, doen de
zo even gemelde tydftippen komen met
clkandercn niet overeen, vermits de elf-
de, en niet de eerfte Indiftie, op het jaar
duizend en dertien invalt; deze brief
ichynt dcrhalven in het jaar MUI. gege-
ven te zyn, waar mede het getal van de
Indidic en der regccringe van Henrik
overeenkomt, zyndc Otto III. in het jaar
duizend en twee gcrtorvcn, en Henrik
in het laatft des zclvcn jaars tot Roomfch
Koning verklaard. Ik zal thans de verde-
re misftellingen van de Schry veren ontrent
dezen Biflchop voorbygaan, en tot des-
zelfs opvolger ovcrftappen.

De-
-ocr page 307-
DER STAD UTRECHT.
Deze was Adelboïdtts (i) en fchynt my
toe tegen of in het tiende jaar der elfde
Ceuwe aan het bisdom gekomen te we-
zen , en heeft het zelve volgens eene al-
temeene overeenftemming der oudfte
chryveren omtrent achttien jaren be-
ftiert, doch eenigc ftellen hem in het
jaar duizend zeven en twintig, anderen
een jaar later geftorvcn te wezen; Boe-
kenberg
alleen maakt 'er duizend negen
en twintig van. Onder den vorigen Bis-
fchop kan men zien, hoe zodanig een
vetfchii kan overeen gebracht worden,
de laatfte Schry ver fchynt hier echter het
mecftc geloof niet te moeten verdienen,
waarvan zich de reden onder Bernulphus
zal ontdekken.

De naam van dezen Biffchop wordt
ook zeer verfchüleude gefchreven, gelyk

te
(j) De naam van dezen Biffchop wordt zeer ver-
fcheiden gefchreven, dan eens. zo ais hy hier opge-
geven wordt, dan wederom Adallialdus, Albalilus,
Atbalbaldus, Jttbdboldus, Otbelbaldus
en ook wel O-
tbtlboldus , 't welk zekerlyk het zelve als Odilbaldus
wezen zal, en zulks bevefligt noch meer myne ge-
tlachten, dat Odilbaldus en> Egilboldus of Eylboldus,
van welken te voren gehandelt is, een en dezelve
Biffchop geweeft is, en dat des naams oorfprong
komt van Odel, Odil, Adel, £rfe/,waar van ook af-
llamt Otbilda, Odelbilda, Adtlbttda, Altida en na-
derhand Atida, v/elk alle* een en dezelve naam
is.

-ocr page 308-
BESCHRYVING
te voren met een woord gezegt is, doch
anders komen de Schry vers omtrent het
jaar en dag zynes overlydcns alle over-
een , waarvan mifichicn het graffchrift,
ter zyner gedachtenis in St. PietersKerk
gefteld gewecft, de oorzaak is 5 men
vindt zyn dood daar op den ncgentien-
den Juliusdes jaars duizend vier en vyf-
tig bepaald; nochtans komen Beka en
Heda in de jaren zyncr regccringe niet
overeen, Beka geeft hem zeven en twin-
tig, Heda acht en twintig jaren; ik ver-
wondere my over het fchryven van den
laatften, om dat hy den dood van den
voorgaandcn BiflTchop reeds een jaar la-
ter dan den ecrftcn geftelt hadt, zo dat
'er door het wederom verlengen der regce-
ringc van Bernulphus noodzaakiyk twee
jaren te kort komen, weshalven ik my
in de beide gevallen liever aan het fchry-
ven van Beka houde.

Na deu dood.van Bernttlpbus wcrdt
Wilhelmus totBilfchopvan Utreebt verko-
zen, een man, die door goed en kwaad
geruchte by de Schryvcrs heeft moeten
gaan, hy fchynt met het jaar duizend vyf
en vyftig zyne regcering begonnen te
hebben, en heeft volgens fommigen
een en twintig, volgens anderen twee en
twintig jaren op den BifTchoplyken ftocl
gezeten, en zyn dood wordt daarnaar
ook verlcheidcn op het jaar duizend vyf

en
-ocr page 309-
STAD UTRECHT. 25:7
en zeventig, of op het volgende gefteltj
zekerlyk fpruit dit verfchil weder al.ccn
daaruit, dat de een rekent tot op den dood
van Wilhelmus, een ander tot op de ver-
kiezing van zynen opvolger.

Deze was Conradtts genoemt, en moet
volgens Beka reeds in 't jaar duizend t es
en zeventig aan het Bisdom geweeltzyn/
't welk hy vierentwintig jaren volgens
den zelfden Schryver bclüerdt heeft, tot
dat hy den vyfentwintigften April van 't
jaar duizend negen en negentig ver-
moordt is geworden.

Ik kan niet nalaten om hier der oplet-
tendheid vmHeda, welke hem echter el-
ders beter te pas hadt gekomen, gedachtig
te zyn 5 hy merkt dan in het leven van Wil-
heimus
aan, dat'er omtrent detydrcke-
ning aangaande de Utrechtfchc Biflchop-
pcn zodanig een verfchil is, dat, offchoon
ny de afgertorvene Schryvers niet gaarne'
wil beledigen, hy zich echter verplicht
rekent om zich zelvcn te ontfchuldigen,
door het aantonen der misflagen van an-
deren , brengende ten dien einde by ,hoe
Beka zyne lyll der Binthoppen dezer elf-
de ceuwe opmaakt 5 namelyk , dat hy,
cerft Ansfridui in het jaar MV11I. gefteld
hebbende overleden te zyn, aan den zel-
ven Adelbold tot opvolger geeft, en de-
zen na achttien jaren het belher der kerke
gehad te hebben op den zevcaentwintig-

K ften
-ocr page 310-
BESCHRYVING
ftcn vanNovember des jaars MXX VII. zegt
gcftorven te wezen i dat daarop Sernof-
dtts
gevolgt, en na zeventien jaren Bis-
Ichop gcwecft te zyn, den negenentwin-
tigftcn van Julius in 't jaar MLIV. geftor-
ven is; dat naderhand Wilhelmus twee-en-
twintig jaren over het Bisdom gefteldge-
weeft zynde den zevcnentwingften April
van het jaar MLXXVI. van deze wereld ge-
fcheiden is, namelyk in het zelfde jaar,
waarin Gwertmctden ^«//geftorven wasj
dat eindelyk Conradus, na Wilhelmus den
Bifïchoplyken ftoel beklommen hebben-
de, daar op eenentwintig jaren gezeten
heeft, enden vierentwintigften April van
het jaar MXC1X. vermoort is geworden.
Zo dat, zegt Hcda, ten naaften by tien
jaren op de tydenderrcgecringe van deze
vier Biftchoppen te kort komen.
; Ik kan niet zeggen, welk handfchrife
van het werk van Beka door Heda ge-
bruikt is, 't geen hem gelegenheid ge-
geven heeft om deze aanmerking te ma-
ken , want die het gedrukte door Bucbe-
lius
uitgegeven, en het handfchrift, 't
welk in dezer ftads Bockery bewaart wordt,
inziet, zal lichtelyk die tien jaren, die
pvergeflagen zyn,vinden;als men name-
lyk Bernulfus in plaats van XVII. jaren
XXVII. geeft, gclyk op die twee plaat-
fen gevonden wordt; ik zal voor het te-
genwoordige niets verder omtrent de an-
dere

-ocr page 311-
r>ER STAD UTRECHT.
derc verfchillen in de jaargetallcn, zo als
die door Heda ter boven aangehaalder
plaatfeopgegeven worden,en gelykmen
die by Beka zelven vindt, melden , al-
leen hier by voegende, dat in de verta-
ling van Beka by Matthaetts aan Bernul~
fus
ook niet meer dan XVil. jaren wor-
den toegefchreyen, zo dat en Heda en
die vertaler mïfichien beide een en het
zelfde handfchrift gebezigt hebben ;doch al
ftemden daar alle handfchriften mede o-
vereen, was het echter zeer licht door het
bygevoegde fterfjaar van Bernutfus te zien
geweeft, dat'ereene fchryffout in de ftel-
lingvandejaren zyner rcgeeringe moefte
ingeflopen zyn, welke zeer licht te recht
kan gebracht worden; en in allen gevalle,
daar zoude nog zo eene grote zwarigheid
niet wezen in het overfchieten van om-
trent tien jaren, als 'er wel is, wanneer
'er te kort komen 5 want omtrent het
eerfte zoude men altyd nog eene uit-
vlucht konnen maken, en zeggen, dac
die jaren openftonden voor de tyden, die
'er verlopen waren, tufichen het amer-
ven der Biflchoppen en het aanftcllen van
derzelver opvolgeren; doch in het laatftc
geval is 'er geen middel om zich te red*
den, of een Schryver te ontfchuldigeni
met veel meer recht is derhalven Heda te
berifpen, dan te voren ten opzichte van
£fka door hem gedaan is : want die
Ra
de
-ocr page 312-
«56 BESCHRYVING
de jaren van regecringe der Biflchop-
pen in deze elfde ceu, zo als die door
Heda opgegeven worden, by den ande-
ren telt, zal bevinden, dat dezelve meer
jaren uitmaken, dan 'er in die eeu ge-
weeft zyn, al rekent men, dat de ecnc
Biffchop onmiddelyk in des anderen
plaats gekomen is.

Thans zullen \vy tot den opvolger van
Conradus overgaan 5 deze was Burchardus,
én heeft het Bisdom volgens Beka en He-
da
dertien jaren, of, gelyk van Bucbelza.\\-
tekent, volgens anderen veertien jaaren
beftiert, waarom zy ook een jaar in des-
zelfs ftcrfdag vcrfchiilen, dit is zeker, dat
Godcbaldtts ecrft in het veertiende jaar dezer
ecuwc den Biftchoplyken ftoel beklom-
men hccftjgclyk hier onder aangetoont zal
worden, en dit kan de reden wel wezen,
waarom ibmmigen het leven van Conradut
verlengen, opdat namelyk het Bisdom
doch niet zoude gezegt worden, eeni-
gcn tydt open geuaan te hebben. Wy
zouden ons hier een geruimen tydt kun*
n en ophouden, zo met het geen £eka
fchynt te ichryven van de ketterye van
dezen Bifichop, als aangaande eenen be-
roemden fcheurmakcr Tanchelwus, die
omtrent dezen tyd gekeft heeft jdoch
hier van in /t vervolg breder.

Godebaldus is, gelyk gezegt is, in het
jaar elf honderd veertien aan het Bisdom

ge-
-ocr page 313-
DER STAD UTRECHT. zSt
gekomen, volgens het zeker bewys uit
verfcheide brieven, die alle daarin over-
eenkomen, fchoon zy in andere zaken
door de fchuld der opftellcrcnofnafchry-
vercn, of miflchien door andere oorzaken
verfchillen; dus wordt het tweede jaar
zyner inwyinge tot BiÜchop in eenen
brief by MiraeusOp. Dipl. Torn. II. pag.
691. gellelt op het jaar MCXVL de ne-
gende Indi&ie, het vierde jaar in twee
brieven, door van Buchel in zync Aantek.
opHeda bygebracht, op MCXVHI. fchoon
het zelve in den eenen op de elfde, en in
den anderen op de twaalfde Indiftic zou-
de invallen, en eindelyk vindt men zyn
twaalfde jaar in twee brieven van het jaac
MCXXVL inde gemelde Aantek. van vatt
Buchel
, daar echter by den eenen de der-
de , doch by den anderen de vierde indi-
ftie gevoegt is; uit welke twee misflagen
ook twederlye gclchillen zouden konnen
ontdaan; namelyk uit de eerftc zoude
men in twyfel konnen trekken, of niet
het jaar der tydrckcninge haar het getal
der Indiólie behoorde verlchoventc wor-
den; dan zoude het vierde jaar van Go~
debaldus
eerllop het jaar elfhonderd ne-
gentien moeten gefteld worden; en uit
de laatfte zoude men kunnen vragen,of
hier ook niet het getal der IndiÊUe kon,
behouden en de tydrckcning een jaar ver-
vroegt worden, waardoor Godebaldtts in
R 3
elf-
-ocr page 314-
BESCHRYVING
elfhonderd vyf en twintig reeds in het
twaalfde jaar zyner beftieringe van dit Bis-
dom ge w eelt zoude zyn; wat het cerfte
verfchil belangt; daar is oneindig meer
reden om vaft teftellen,dat de fout in het
getal der indiftie is, dewyl de jaren der tyd-
rekeninge en der regeeringe van Godebal-
dus
met den anderen overeenftemmen (i);
doch wat het twede aangaat; daarin kan
de fout; zo wel in het getal van het jaar
als van de indi&ie fchuilen, want en een
gedeelte van het vyfentwintigfte en een
gedeelte van het daar aan volgende heb-
ben het twaalfde jaar van Goacbaldm uit-
femaakt, dus is ook in het fesentwintigftc
es zelfs dertiende jaar begonnen, gelyk
blykt uit een brief van dien Bisfchopvan
den dcrtiendenjuly, mede door van Buchel
opHeda
bladz. 55. bygebracht Eneinde-
lyk fchry ven Beka en Heda, dat hy, na vyf-
tien jaren Bülchop ge weeft te zyn, den

twaalf*
(l) Ik weet wel, dat men dikwyls twee verfchei-
de ge'allen Vïnlndiflie kan vinden by een en het zelf-
de jaar, om dat, wanneer reeds het jaar der ge-
ffieene tydrekeninge begonnen, en het getal der In-
diflie daarnaar veranderdt was, het voorgaand jaar
nog hy de Nederlanders wierdt gerekem tot aan
Panfchen van het op nieuw begonnen, doch dit kan
hier geen plaats hebben, dewyl dan Godebaldus in
het jaar MCXXVI., de vierde Indicie, niet al in het
dertiende jaar van zyne Biffchojilyke regeeringe
kon getreden zyn.

-ocr page 315-
DER STAD UTRECHT.
twaalfden November van het jaar elf
honderd achtentwintig geftorven is,
Doch van Eucbel tekent op Bcka. in het
leven van dezen Bifichop aanj dat des-
zelfs dood in zyne papieren, op elfhon-
derd zevenentwintig geftelt is, en dat
Bockenberg zync Bifichoplyke regccring
op feftien jaren rekent; in de Aanteke-
ningen van den zelfden op Heda leeft
men, dat ook Dodecbinus in het aanhang-
fel op Marianus Scotus den dood van Ge-
debaldus
een jaar vroeger ftelt, dan Beha
en Heda gedaan hebben; een weinig ver-
der zullen deze vcrichillcn wat nader on-
derzocht worden. Onder dezen Biflchop
zyn verfchcide aanmerkenswaardige_ za-
ken voorgevallen, zo die zyn perfoon
als de Utrecht fche Kerke en derzelver
Biffchoppcn betreffen, doch dewyl het
beter is dezelve niet aantcroeren , dan
maar ten dceie voor te brengen, zal ik
tot deszelfs opvolger overgaan.

Deze was Andreas van Cuyk, welke
dit Bisdom volgens Beka omtrent elf
jaren bcftiert heeft, en in het jaar elf
honderd achtendertig geftorven is; doch
Heda, by wien hy maar juift tien jaren,
wordt gezegt geregeert te hebben, fchryft,
dat men zyn dood op andere plaatlcn
een jaar later geftelt vindt; dit verfchü'is
echter niet te rekenen by de verwarring,
die men hier ontmoet in drie brievea,
R 4
door
-ocr page 316-
BESCHRYVING
door <va» Eucbel op Hcda bygebrachtj
de ecrfte ttaat gegeven zyn in het jaar
MCAAAiX. de "twede Indiftie , hcc
twaalfde jaar der Billchoplyke waardig-
heid van Andreas en het eerüe der rege-
ringe van Conradus den twcden j de twe-
de in het jaar MCXXX. de negende In-
dictie in het vierde jaardcs gemeldenBis-
.fcho|*> het zevende van Koning Lotha-
riwj
en de derde in het jaar MCXXXI.
de negende mdittie, het derde jaar van
slndreas,zn. het fesde van KaningLotha-
ritts
den twcden 5 boven dien maakt va»
titichel
nog gewag van eenen brief, door
dezen biflchop gegeven in het jaar
MCXXXiV.de twaalfde indidie,het ze-
vende jaar van zyne Biilchoplyke waar-
digheid. Ik zal de misflagcn, welke hier
fchuilcn,trachtente verbeteren,en het ftcrf-
jaar van dezen en de twee vorige Biilchop-
pen wat naaukeuriger te bepalen. Voor
ccrft biykt uit den brief van het jaar
JMCXXX1X. dat Andreas van Cuyk lan-
ger geleeft heeft, dan Beha (chryft, en
daar is geene reden om dezen brief van
miüchryvinge verdacht te houden, de-

, >vyi het getal van de indidie met het jaar
der tydrekeninge overeenkomt; ten twe-
dcn blykt daaruit, dat hy in het begin of
midden van elfhonderd acht en twintig aan
het Bisdom moet gekomen zynj dit wordt

. jiog verder beveftigtdoor den brief, waar
van
-ocr page 317-
DER STAD UTRECHT. adf
de geleerde van Buchel gewaagt, die
gegeven zoude zyn in het jaarMCXXXIV.
hetf zevende jaar van Andreas; en einde-
lyk blykt het klaar \iit den brief van
MCXXXI. want die brief is onder an-
deren gegeven in het fcsde jaar van Lo-
tbaritts IL
't welk in de maand Auguftus
van elf honderd dertig begonnen was,
Vervolgens kan men zien, dat in den
brief van MCXXX ten minften cene
fout is, dewyl het zevende jaar van den
Keizer Lotbarius en het vierde van den Bis-
ichop Andreas niet ingevallen kan zyn
op dat jaar ,'t welk in den brief gcmeldt is,
maar op zyn beft genomen in het iaatft
van elf honderd een en dertig; dit ge-
ftcld zynde, is 'er ook maar ccne ver-
andering in dien brief te maken, door het
•byvoegen vaneen enkel jaar, dan kan
het getal der Indiftie en het overige bly-
ven, zo als 'er by van Bucbel gevonden
wordt. Wat nu verder de twee vorige
Biffchoppen, de jaren van der zelver re-
geedngeendood, mitsgaders de vcrichil-
fende Hellingen van de Schryvers aanbe-
langt, daar omtrent mecnc ik, dat men
gevoegelyk dus zoude kunnen handelen:
dat men volgens het eenparig getuigenis
der Schryverenllellc, dat, Conradus in A-
prilvan het jaar M.X.CIX. vermoord zyn-
. de, Burchardus ecnige maanden daarna, of
met het begin van't volgend jaar aan hem
R 5


-ocr page 318-
J65 BESCHRYVINQ
opgcvolgtis; dit wórdt beveftigt door een
brief van het jaar MCI. onder de Aantek.
vantw» Bttcbel op Heda bladz. 145. waar-
in het twede jaar van den laatftgenoem-
den Bifichop uitgedrukt is; voorts zoude
ik wel haaft,tegen het fchry ven van Beka en
Heda aan, denken, dat hy niet in MCXII.
maareen jaarlatergeftorven is,en geen der-
tien maar veertien jaren op den Biflchop-
lyken ftoel gezeten heeft, ten zy men
gecnc zwarigheid maake om het Bisdom
ander half jaar zonder hoofd te laten;
want hier voor is bewys genoeg byge-
bracht, dat Godebaldus niet voor het mid-
den vanMCXIV. Biflchopkan geworden
zyn; wat nu verder het verf chil omtrent den
dood van den laatften aangaat, daar in dwa-
len voor zeker en Beka en Heda, dcvvyl
hy niet tot in November van het jaar
MCXXVHI. gekeft kan hebben, om dat
Andrea i toen reeds Biflchop was, zo als
men uit de brieven ten tyde zyncr rcgecrin-
gc gegeven kan opmaken; Godebaldus is
aerhalvcn ook geen yyftien jaren Bis-
fchop geweeft, maar in het veertiende
van zyn beftier en het ze venent wintig-
ftedcr twaalfde eeu we gertor ven} nog veel
minder kan het dan beftaan, dat Boeken-
èerghcm.
feftienjaren toefchryft, doch dit
komt wederom daar van daan, dat deze re-
kent van Juny MCXII, wanneer Burchar-
dm
by Beka wordt gezcgt geftorvcn te zyn,

tot
-ocr page 319-
DER STAD UTRECHT.
tot op November MCXXVIII. op welken
tyd dezelve Schryver den dood van Go-
debaldus
ftclt, waar van de onwaarfchyn-
lykhcid reeds aangetoont is. Wat nu
Andreas betreft, deze is in het begin van elf
honderd achtentwintig aan het Bisdom
gekomen , gelyk , bchalven uit de hier
voor aangehaalde brieyen, nog nader bly kt
uit eenen anderen brief van Keizer Koen-
raad
den derden by Heda bladz. 157. ge-
geven den negenden April van het laatft»
gemelde jaar, waar in Andreas reeds als
Biffchop derUtrechtiche kerke voorkomt;
voorts blykt het uit den brief door va»
Sucbel
bladz. 162. bygebracht, dat hv

teen tien jaren die waardigheid bekleedt
eeft, gelykH^fo, Bockenberg, Bar land
cneenigc (chryven, dathy ook niet in het
elfde jaar van zyn beftier, volgens ande-
ren geftorvén is; maar dat hy ten min-
ften het twaalfde begonnen hadt; het
verwondert my, dat van Buchel, die in de
Aantek. op Be ka bladz. 49. alle deze ver-
ichillende Schryvers bybrengt, geen ge-
bruik van dien brief gemaakt heeft, uit
welken wy ook, gelyk reeds gezegt is,
kunnen zien, dat hy ecrft in het jaar elf
honderd negenendertig door zynendood
plaats heeft gemaakt voor zyn opvolger
Heriberttts of Hardeberttu.

Deze kan op zyn vroegft genomen in
of na het midden van het zo even ge*

noem-

-ocr page 320-
268 BESCHRYVING
noemde jaar tot Biflchop verkozen zyn,
't welk men ook wel zo dient te ftellen,
indien het ichry ven van Beka, Heda en
anderen beftaan zal kunnen, dat hy na-
melyk in November van 't jaar elfhon-
derd en vyftig, na twaalf jaren Biflchop
der Utrcchtfchckerke geweeft te zyn, ge-
ftorven is, doch dit twaalfde jaar kan
maar naauwlyks begonnen zyn geweeft,
gelyk men uit de vcrgelyking van den
dood zynes voorgangers mag afnemen.

Hy is door Hermanus van Hoorn opge-
volgt, die niet dan na veel twcefpaltaan
het Bisdom gekomen is, en het zelve
weder in het laatft van Maart elf hon-
derd fes en vyftig door den dood ontruimt
heeft, zo dat hy maar vyf jaren die waar-
digheid kan gczegt worden bekleedt te
hebben.

Na hem is, met geen minder twift over
de verkiezing, Godefridus -van Rbenen tot
Biflchop aangcftelt, en is, volgens het fchry-
ven van Beka, in het jaar elfhonderd zeven
cnzeventig geftorven na tweeëntwintig
j aren de Utrechtfche kerkbeftiert te heb-
ben, doch Heda fteltzyn dood een jaar la-
ter, niettegcnftaande hy denzelven tyd zy-
ner Kcrkvoogdye opgeeft; dit kan rede-
Jyk wel beftaan met een brief, van wel-
ken van Bucbel gewaagt in zyne Aan-
tek. op Heda bladz. 176. waar by deze
Biflchop het Kaftecl Har/t aan de Utrecht-
fche

-ocr page 321-
BW STAD UTRECHT.
fche kerk fchenkt in het jaarMGLXXVIIL
het drie-entwintigfte zyner Bififchoplykc

feeringe, zo dat men moet denken, dat
y in dat jaar geftorven is, en dat Hedct
het begonnen jaar van zyn beftier niet
mede heeft gerekent;uit denzelfden brief
blykt verder, dat hy nog in het fterfjaar
van zyn voorzaat verkozen gewceft is

Balduinus de tweede Biffchop van dien
naam en af komftig van de Graven van
Holland is hem opgevolgt, en is volgens
het eenparig getuigenis van alle Schry-
veren achttien jaren over het Bisdom gc-
fteltgeweeft, doch zy verfchillen en in
de maand en in het jaar van zyn overly-
den; Beka fehryft, dat hy in elfhonderd
fes en negentig den twintigften April ge-
ftorven is; Hedaverhaalt, dat fommigen
zulks in November van dat jaar ftellen j
Vbbo Emmitts verlengt zyn leven tot in
het daaraan volgend j aar; ditverfchilkan
•wederom wel ontftaan zyn uit de ver-
fcheidene wyze van het berekenen der
achttien j aren zyner regeeringe, na dat
men dezelve hem of begonnen of vol-
trokken toe wil fchry ven; zo 'er echter ee-
ne rekening bepaalt moet worden, is 'er
meer reden om zich aan het fchry ven der.
oudften en meeften, dan aan dat van eenen
te houden, wanneer die geen nader be-
wys voortbrengt. Na den dood van
dezen Biflchop is 'er weder eene grote

twift


-ocr page 322-
270 BESCHRYVING
twift ontdaan over des zelfs opvolger,
cenigen verkozen Arnoldtts van Jfen-
bttrg,
anderen Dirk van Holland y zy reis-
den beiden naar Rome om de wettig-
heid hunner verkiezinge te laten beoor-
deelcn, daar deeerfte in 't begin des jaars
MCXCVIII. van den Paus beveftigt, en
gewydt werdt, doch even na zyneaan-
fteüinge ftierf, wanneer hy door zy-
nen mededinger werdt opgevolgt, die op
de reis om naar zyn Bisdom te keeren
oyerlcedt. Daarna werdt Dirk van Are tot
Biüchop verkozen nog in het zelfde jaar,
waarin zyne twee voorgangercn geftorven
waren, gelyk blykt uit den brief by He-
da
bladz. 188. in welken het vierde j aar der
volgende eeu we, als het zevende van dezen
Biflchop, voorkomt: hier zouden weder
eenige verschillenen misflagenderSchry-
veren aan te tekenen zyn, doch vermits de-
zelve de dertiende eeu, tot welke het be-
ftek van dit werk zich niet uitftrefct,
betreffen, zal ik daar ook voor het te-
genwoordige niet intreden.
, .

. "

• '

.
.
. ' _..,...

X. HOOFD-
_------------
-ocr page 323-
D» STAD UTRECHT,
X. HOOFDSTUK.
Vervattende eene Befchryvïng der
Kerken , doch voornamelyk die
•van St. Marten en St.Sal-
vator,
.

'HT^ Geen wy van de Uttechtfche Bis-
JL fchoppen , die zedert de oprech-
ting defes Bisdoms tot aan het einde der
twaalfde eeuwe de Kerk beftiert hebben,
voorgenomen hadden te zeggen, afge-
handeld zynde , zullen wy tot het on-
derzoek van den tyd der ftichtinge van
eenige gecftlyke gebouwen binnen de-
ze ftad overgaan, en wel eerft tot die
van
-
St. THOMAS Kerk.
Het fchynt buiten alle tegenfpraak te
wezen, dat deze Kerk den voorrang in
oudheid boven de andere Utrechtfche
Kerken verdient; ten minften vindt men
by geene geloofwaardige Schryvers ge-
wag, dat'er voor deze eenig gebouw, tot
verrichting van den kriftelyken Godsdienft
gefticht, geweeft is: want ofwel Heda in
zyne gefchiedcniflen der BUTchoppen
van Utrecht bladz. 19. fchryft, dat onze

ftad

-ocr page 324-
27» BESCHRYVING
ftad voor de tyden van Dagobert reeds
tot een Bisdom verheven, en van des-
zelfs vader Clotharius ,als ook van Koning
Theodobertus ,n\ct vcricheidc goederen en
voorrechten befchonkcn zoude zyn ge-
\vecft; ja offchoon hy zelfs den Bifichöp
noemt, die door Sigebert, zoon van Dago-
bert ,
in 't jaar feshonderd fes en vyftig zou-
de aangefteld zyn, vindt men echtergcc-
ne melding van enig gebouw, dat byzon-
derlyk tot verrichting van den Godsdienft
gefticht en verordent geweeft is? behat-
ven, dat, al het geen ter gezegder plaat-
fe by Heda gevonden wordt, zeer onze-
ker is en een nader onderzoek vereifchtj
doch hoe het ook zy, dit is ten minften.
zeer waarfchynlyk, dat, wanneer deKri-
ftelyke Godsdienft hier het cerft verkon-
digt is geworden, daar van te voren geen
gebouw toe befteit is geweeft, maar dac
de predikers van het zelve zulks ecnigen
tyd of in de opcne lucht of in byzondere
huizen, daar zy beft konden, hebben
moeten doen; en dat hier, zo min als op
andere plaatfen in het geheel geene ker-
ken gefticht zyn, dan na dat het Euange-
lium
hoop hadt cenige voortgangen te
maken, cnde ccncn vaftcn voet verkre-
gen fcheen te hebben, en waarin men
zich fomtyds nog wel bedrogen heeft ge-
vonden; ten zy dcrhalvcn zeer klaar wor-
de aangctoont,dat 'ereene ander e oudere

kerk

-ocr page 325-
DER STAD UTRECHT. 275
kerk ge weeft zy, zullen wy die van Sf.
Thomas
voor de cerfte houden.

De ftichting van deze kerk wordt door
onzen ouden Kronykfchryver Klaas Ko-
lyn
aan Koning Dagobert, nadat hy de
Friefen overwonnen hadt ,toegefchreven:
doch over het rechte tydperk daarvan is
men niet van een en hetzelfde gevoelen:
In de Nederduitfche navolging van het
werk van Beka en elders wordt zulks op
het jaar DCXLIi.geftelt, by anderen op
DCXLVI. en by Ja» Gerbrand&vanLei-
den
noch twee j aren later, wanneer echter
volgens het getuigenis van meeft alleSchry-
veren Koning Dagobert I. reeds overle-
den was. De Schryver van! Batavia Sacra
L deel bladz. ai. meent, dat de ftichting
van deze kerk aan Dagobert II. moet toe-
gefchrcven worden, maar dan zoude die
noch wel dertig jaaren verfchovcn moe-
ten worden, namelyk tot op het jaar fes
honderd negenenzeventig j hy grondt
zyne gedachten daar op , dat Wilfridus
Bilfchop van Jork in Engeland omtrent
dezen tydt ccne reis naar Rome willen-
de doen, door eenen fterken weften wind
op de Friefcbe kuften gedreven wierdt,
daar aanlandde , en van die toen nog
woeftc menfchen, als ook van hunnen Ko-
ning Aldgijlus, beleefdelyk ontfangen
wierdt, en by dczelvcn overwinterde, hec
Kriften geloof aan die heidenen prediken-
S
de,
-ocr page 326-
374 BESCHRYVING
de, en veele duizenden onder dezelve
bekecrcnde: dat hy in 't begin van het
laatftgemelde jaar zync reis naar Rome ver-
volgende, onder weg Koning Bagobertlf.
die voorheen door hem gehuisvc{t, en uk
dien hoofde hem zeer genegen was, be-
zocht, en dien Koning toen gebeden
zoude hebben om dooi? zyne hulpe en
voorfpraak deze nieuw bekeerde krifte-
nen te onderfteunen, die ook dicnvol'
gens by Aldgijlus zoude aangehouden en
van hem verkregen hebben, om te Utrecht.
deze kerk van St. Thomas te mogen bou-
wsn. Hoe vriendelyk deze handeling tus-
fchen die twee Vortkn ook voorkomen
mag, vindt men echter niets daarvan by
cenigc oude Schry vers vermeldt, integen-»
deel fchryft Klaas Kolyn düidelyk, dar
zulks niet by verzoek is gefchiedt, maar
dat Koning Dagobert de Friezen, door het
zwaard overwonnen hebbende, hun Wil-
tenburg
afnam,'t zelve verwoeflte, en
dat hy toen daar oni het heidenfchc volk
te bekcerende kerk van St. Thomas deedt
oprechtcn. 't Is waar, Kolyn fchryft wely
dat Aldgiftta toen het bewind over fries-
Land
hadr, doch dit ftrydt niet tegens het
gevoelen, 't geen Dagobert I. de dichting
van deze kerk toefchryft, vermits het be-
gih der regceringe van dien Friejchen
Koning zeer onzeker is; maar men ftelt
altoos vaft, dat hy in hft jaar feshonderd

Cfl

-ocr page 327-

DER STAD UTRECHT. 27$
cn-dertig,reeds geregecrt heeft, weshal-
ven het waarfchynlyker voorkomt, dat
deze (lichting aan Dagobert den Eerften, en
niet aari<&» Tweden^ moet toegefchreven,
worden.

Wie nu in deze nieuwgebouwde kerk
het Euangeliutn verkondigt heeft, is on-
zeker , ja wordt daarvan nergens een voet»
ftap gevonden ; men ziet wel uit den
brief van Bonifacittsi&n. Paus St ff anus ,dat
de Vorft der Tronken Dagobert deze
kerk aan den Biflchop van Keuhn ge-
fchonken heeft om het kriften geloof aan
dcFriexxn te verkondigen, rnaar gely k ook
uit den zelfden brief blykt , heeft hy
zulks nooit-gcdaan. Of de H. Eligitts zulks
verricht hebbc, is medeonzeker, enhiet
van is in het Vil. Hoofdftuk reeds gehan-
delt. De bekeering der Heidenen en Ket
kriften geloof heeft echter zo vecle voort-
gangen niet gemaakt, en de overwinning
vanKoning T>agobert is zo geveftigt niet a;e»
weeft, of de Friezen zyn weder mceftec
van Wiltenbttrg geworden, waar door de
Kriftelyke leer te rug gezet, en deze kerk
van de Heidenen om ver geworpen is?
welke dan ook in zyne puinhopen is biy«
ven leggen tot de tyden van Willibrordus,
gclyk hiernagetoont zal worden. Dit is
al het bericht, 't geen wy van deze eerftc
kerk van St, Thomas hebben.

. «
Sa p*
-ocr page 328-
BESCHRYVING
T>e Kerk van 't H. Kruis, wel-
ke ook den naam van St. Sal-
vator
, en van de H.
Maagd Maria droeg.

,
Na dat Willibrordus met zync mede-
gezellen in het jaar feshonderd vier-
ennegèntig door Hertog Ptpy» van Her-
ftal
naar Utrecht gezonden was om de
heidenen het Euangelium te verkondi-
gen, heeft deze kruisgezant noch in 't
zelve, of't geen waarfcnynelyker gehou-
den wordt, in 't volgend jaar eene kerk
met een doopvondt aldaar gefticht, gelyk
by Beka, Heda, en veele andere Schryvers
met zo vcele woorden vermeldt wordt.
Doch om dit zeggen met noch ouder be wys
te beveftigen, hebben wy maar te zien, wat
Theofridus Abt van Epternach daar van
•fchryft, te weten, n&ax.WilÜfyerdus?fax.
„ 'verre van den oever desRhynftrooms,
„ ter eere van 't Zaligmakend Kruis, ea
„ van de Maagd en Moeder Gods Maria,
„ een kerkje gebouwt heeft, en dat er
„ in korten tyd een groot getal van kiï-
„ ftenen vergadert zyn".

In een oud handfchrift van het jaar
MCCCL. heb ik duidclyk gevonden,dat
deze kerk St. Salvator, en zyn Kruis ge-
noemt wierdt, en dat men daar van het
begin af een groot beeld van den Zalig-

ma-
-ocr page 329-
DER STAD UTRECHT. 377
maker hangende aan een kruis in gehou-
den heeft, zo als wat verder getopnt zal
worden: over de plaats, waar deze kerk of
Kapel gedaan heeft, valt by onze Schry-
vers veel verfchil, 't geen daar zynenoor-
fpronk uit fchynt te hebben, om dat door
het opkomen van die twee heerlyke Ker-
ken, te weten van St. Marte», en van
St. Bonifacius, of nieuwe Salvaton Kerk,
deze eerfte wel in 't vergeet bock fchynt
geraakt te wezen: De befchryver van het
Bisdom van. Utrecht I. deel bladz. 4. en
5. fprcekt 'er aldus aan:

,, Maar of deze Kapelle onderfcheidcn
„ is van St. Salvators Kerke; dan of ze
„ binnen de muuren der zelve Kerke be-
„ greepen was, gelyk 'er dikwils Kapel-
„ len in grooter Kerken gebouwt wor-
„ den 5 dat laaten de gemelde Schryvers
„ onbeflift. Dit is zeker, dat'er omtrent
„ het midden der twaalfde ccuwe een
,, kapel van 't H.Kruis heeft geftaan binnen
„ de Salvators Kerk. Want als de ge-
„ melde Kapelle, in 't achtenveertigfte
„ jaardcrzelfde (twaalfde)eeuwe door den
„ brand vermeit was,is net kruis alleen,
„ 't welke daar bewaart wicrdt, ongc-
„ fchonden gebleven; zoo dat hctallccn-
„ lyk door den rook wat zwartachtig ge-
„ worden was".
Het is te verwonderen, dat die Schry-
vcr hier niet beter gelet heeft op het geen
S 3 men
-ocr page 330-
BESCHRYVIN
men in het IX Deel
Matth&tis bladz 3<5. (i) vindt 5 ai waar uit
een matig oud Schryvcr deze brand zeer
net verhaalt wordt , dan zoude hy wel ge-
zien hebben , dar deze kapel niet in Sal-
vators
Kerke geftaan hadt 5 men leeft
daar het volgende naar het latynfche ver-
taald.

„ In het jaar MCXXXXVIII, was te
Utrecht een zwaaren brand, welke niet
„ uittcbluflchcn was, zo datdcftadbyna
„ geheel verbrandde ..... De Kapcl-
„ Ie van Salvator } die by St Sa/vators
„ Kerke ftondt, en ten tyde van den //.
Willebrordus gebouwt en ingewydt is,
„ verbrandde ook met al, wat 'er in was,
„ uitgenomen het beeld van Salvator,
„ 't geen ongefchondcn gebleven is, hoc-
„ wel het kruis met de nagels, daar het
„ beeld aan hong, verbrandden, het beeld
:,, was door den brand of rook maar wat
„ zwart geworden. Daarna hebben de
„ geeftlyken met het volk in groote
„ godsdienftigheid onder het zingen van
„ godlyke lofzangen het beeld geno-
„ mai en in Salvatort kerk gebracltf,
„ alwaar het noch is".

Hier uit blykt klaar, voor eerft,dat het
Kerkje , of deze Kapel , den naam van Sal-
vatordtocg,
ten anderen dat het buiten

de
<t) Of V, Detl bladz. 328. vaa den Druk in 410.
-ocr page 331-
PER STAD UTRECHT. «79
de groote Sal-vators kerk ftondt, en deif-
halve ten onrechte door den Sdhryver van
het Utrechtfche Bisdom in Safaatorskcik.
gcplaatft wordt. Daarenboven „indien de-
ze Kapel binnen de grote kerk van Sal*
vator
gcftaan hadt, en aldaav dus ver»
brand was, zoude zekeiiyk de kerk
niet vrygebleven zyn; die echter, gc-
lyk het zeker is, op dien tyd door dea
brand niet is gefchondcngeweeft, 't geen,
gelyk uit de Kronyk van Willem Procura-
tor
blykt, voor een mirakel gehouden
wierdt. Ten derden getuigt Ladgerus in
het leven van Gregoriusy hoe dat deze
bcftierdcr der Utrechtfche Kerke, voelen-
de, dat hem de dood naderde, zich door
zync di&ipelen liet brengen in de Kapcl-
Ic van Salvator, en aldaar zyn gebed ge-
daan heeft. Nu is het zeker, dat de gro-
te Salvaton kerk nooit ecne Kapel, maar
Kanonikaale kerk gewecft is, en het is
niet te denken, dat dezelve dusby ver-
kleining genoemt zal zyn geworden. Eu
eindelyk uit een ouden brief, by Ant.
Maith&m
in zync Fund. &; fat. Eccl.
bladz. 55. aangehaald,blykt genoeg, dat
deze kapel geftaan heeft op het kerkhof
van de groote Salvators kerk, welkemis-
fchien ook wel naar deze kapel den
naam van Salvator zal aangenomen heb-
ben. Of nu na den gemelden brand de-
-ze Kapel no§ weder opgebouwt, en her-

S 4 ftelt

-ocr page 332-
*8o BESCHRYVING
ftclt is, dan of zy in haarepuinhoopenis
blyven leggen, blyktniet, doch hetlaat-
ftc is het waarfchynlykft.

De geleerde heer HendrikvanRhynin.
zyne Aantekeningen op het 1. Deel van
de hiftorie des Bisdoms vanUtrecbtbladz.
71. maakt eene zeer fraaje opmerking
wegens deze Kapel, hoofdzakelyk hier
in beftaande:

Voor eerft, dat, volgens het verhaal van
Beka en Heda, de Kapelle van 't kruis voor
de kerk van.fr. Marte»,voor die vanSat-
vator,
en voor alle andere getimmerrge-
weeft is, waar uit volgt, dat zy niet in de
kerk van St. Sal-vatorkan geftaan hebben,
ten zy men wilde ftellen, dat dezelve
daar als een muur om gebouwt was.
Ten anderen, uit de woorden van Beka
in het leven van Bowfacius, daar hy
ichryft, dat die BiflTchop binnen de ftad
Utrecht eene Kerk van Reguliere Kano-
niken (want dus oordeelt hy,dat Eccle/ta
Coenobitalium canonicorum
vertaald moet
worden) dichtpalendeaan deoorfpronke-
lyke Kapelle van Salyator, (Oratoria Sanfti
Salvatoris frimordiali -vicinam dr conti-
gttam}
gefticht heeft, en dat deze kerk
Oudmunfter pleegt genoemt te worden,
Ichynt te volgen; dat de kerk van «W. Sal-
vator
dicht by de kapelle van het Heilige
Kruis, of Salvator geftaan hebbe, dewyl
door dat oorfpronkelyke of eerfte gebe-
den

-ocr page 333-
DER STAD UTRECHT.
den huis, waar van Seka gewaagt, gecnc
andere kerk verftaan kan worden, want
noch by Be ka, noch by Heda, noch eld ers
vindt men ecnig betcheit van kerken, die
voor de grote kerk van St, Salvator ge-
fticht zouden zyn, dan de kerkvan St Tho-
7»as,dic.
van St. Marte»stzn het kerkje of de
kapel van't Heilige Kruis, de eerftekan'er
niet door verftaan worden, wantdiewas
reeds lang te voren vernielt, nog ook
de laatfte, dewyl dezelve nooit het Orato-
rium Sancïi Salvatoris
genocint is. Ten
derden, meent de Heer i'tf#.R/.>y#, dat hier
uit groot lichtte fchcppen is, tot ophel-
dering van het bekende verfchil tuflchcn
de Kanoniken van St. Maartens en St.
Salvators
kerke over het recht van eencn
nieuwen Biflchop te verkiezen, doch de
wyze, hoc die zaak te vereffenen, geeft de
gemelde Schry ver niet op: ten zy men het
wilde beoordeelen,uit het geen hy omtrent
een ander verfchil zegt, namelyk of St.
Sabvators
kerk door Willibrordus, dan wel
door Bonifacius geftichtis: waaromtrent
hy dus redeneert; dat volgens Beka,
uit welken het' verhaal der grote Kro-
nyk van Holland bladz. 31. getrokken is,
Willibrordits een kerkje of kapel ter cere
van 't H. Kruis, dicht by de plaats, daar
het kerkje van St. Thomas geftaan hadt,
gctimmcït,endaerin ookeene doopvon-
tc gefticht heeft, en naderhand ecnc groo-
85
te
-ocr page 334-
282 BESCHRYVING
te kerk St. Mart en ter eere heeft doen bou-
wen ; dat vervolgens Bonifacias degroore
kerk vxaSalvator naaft aan het oude kerkje
van $a/vator,ofhct K ruis gefticht heeft, en
dat door deze nieuwe de eerfte kerk van
Salvator vervallen en in het vergeetboek
geraakt zal zyn. Waaruit hy befluit, dat,
indien het kerkje van Salvator het zelf-
de is met* dat van 't H. Kruis, gclyk hy
meent recht te hebben om te onderftci-
len, en zeer waarfchynlyk voorkomt,
het in zekeren zin gezegt kan worden,
dat S. Salvators kerk gcbouwt is door
Willibrordus, en ouder is dan S. Marlens
kerk, om dat de nieuwe St. Salvators
kerk voor dezelve wordt gcrekcnt met
de oude, zyndc naaft en als op de plaats
van de oudegebouwt, ja als in plaats van
de oude gekomen, en den naam van de
zelve overgenomen hebbende, maar hy
voegt 'er by, dat men ook kan zeggen
aan de andere zyde, dat St. Marten$
kerk de oudftc is, en dat St. Salvators
cigentlyk door Bonifacitts gefticht is,
en in der daad eene andere kerk was,
dan de eerfte Salvator $ kerk of kapel. De-
ze redeneering is zekerlyk niet geheel en
al te verwerpen, doch het is echter niet
te denken, dat het oude kerkje van St.
Salvator
, zoo vroeg zou weggeraaktzyn,
integendeel ziet men, dat het cerftin den
jaare MCXXXXVIII. verbrandt is; ten

zy
...
-ocr page 335-
DER STAD UTRECHT. 283
zy rncn door het in 't vergcetboek raken
alleen vcrftaan wil ccne mindere achting
voor de oudeen kleine, dan voor de nieu-
we en grote kerk. Maar daarenboven
gaat het nog niet vaft, dat de groote 't.
SAlvators
Kerk door Bowifacius gefticht
is; een weinig verder zal nuflchicn met
goed bcwys aangctoont worden, dat
WiUibrordus dezelve zoo wel als de S.
Maartetts kerk gefticht heeft. Maar het
kan wel zyn, dat BontfacMS in dezelve
het Kanonnikalc Kapittel heeft opgericht,
hoe wel 'er ook geen vaftc zckcrhcit vau
gevonden wordt. Dit is het geen wy
van dit Kerkje mcdctedeclcn hebben.

St. M4RTENS Kerk.
-
.

Na dat Willibrordus in het Jaatft der ze-
vende ceuweteJïcTW door PausSergius tot
Aarts-Biflchop over de Friezen ingcwyd
was, heeft hy zy ne te rug reis kort daarop
ü_
naar dezelve aangenomen, en zich, ge- tf *
;lyk wy te voren gezien hebben, te 17-
• trecht, 't geen hem door denVorft Pipyn
tot plaatlè voor zynen Biflchoplykenftocl
gefchonkenwas, neergezet: daar het ge-
tal der nieuw bekeerde Kriftcnen door
zyuen en zyner medgezellen vlyt onder
Gods zegen mcrkclyk vermeenigvuldig-
de, zo dat deze Kerkvoogd oordeden-
do

.
-ocr page 336-
284 BESCHRYVING
de, dat het eerfte gebouwde kerkje van
St. Salvator en het H. Kruis te klein viel,
goed vondt ccnc tweede kerk te bouwen,
welke in grootheit de vorige over-
treffen zoude.

Op wat jaar nu eigentlyk dit tempel-
gebouw begonnen is, daarvan vindt men
geen e rechte befcheiden; doch vermits
Willibrordus eerft in het jaar fcshonderd ze-
ven en negentig als Biflchop te Utrecht is
weergekomen, de noodzakelykheid tot
dit prachtige gebouw nog niet zeer groot
zal geweeft zyn, en men ook ten eerden
die grote mcenigtc bouwftoffen niet by
de hand zal genadt hebben, mag men

geruft bcfluitcn, dat daar niet voor het
egin der achtfte ceuwe aan begonnen is
geworden. En gelyk van Buchel op Be-
ha
bladz. 12. litt. n, aanmerkt, is deze
kerk in het tweeëntwintigfte jaar desBis-
doms vznWillibrordus voltrokken,'t geen
naar de voornoemde rekening omtrent
het jaar zevenhonderd en negentien zou-
de geweeft zyn.

Deze kerk wordt by Beka, Heda, en
in oude giftc brieven dikwils Monafte-
rium Canonicorum Re0larium
,cen Kloo-
fter van Reguliere Kanoniken genoemt,
weshalvcn fbmmigen wel zouden mcc-
nen, dat het gcenc kerk, maar een Kloo-
ftcr geweeft is, waar in zy zich nochtans
mifichien zouden bedrogen vinden. Het

is
-ocr page 337-
DER STAD UTRECHT. 285
is zeker, dat door Monaftcrittm zoo wel
oudtyds als noch hedendaags een Kloo-
fter verftaan wierdt: want het woord
Monacbus en Monafterium zyn aan een
verknogt, het eerfte betekent den een-
zamen inwooner, het tweede de eenza-
me woonplaats, gely k zulks door 'Ant.
Mattbtiis
de nobilitate lib. II cap. 2. en
door den Heer vanRhyn in zyne Aante-
keningen op de befchryving van het Bis-
dom van Utrecht I. Deel bladz. 123. en
volg. wydloopig bewezen wordt. De Re-
guliere Canoniken waren echter geene
rechte moniken, maar vermids zy opdien
tyd, gely k de moniken, te zamcn fpyfden,
hunne goederen in 't gemeen bezaten,
en eenegcmeene wooning by hunne ker-
ken hadden, zoo worden zy dikwilsmo-
niken, en hunne kerken Kloofters ge-
noemt. Heda in het leven van Willibror-
Jus
befchry ft dezelve op de volgende wyzc.
„ Hy heeft daar Kanoniken, die een
„ gemeen en Apoftolifchleven leiden, gc-
„ plaatft. Het zyn geen moniken gc-
„ weeft, gclyk fommige meenen. . . .
,, maar Kanoniken, welke toen in alle
„ kerken van Duitfchland en Vrankryk
„ naar den regel van den Heiligen Au-
» .g»/?)'», of den zaligen Jfidorus} leefden".
Hiervandaan worden op veele plaatfcndc
oude kerken noch wel Mitnftersof Mon~
tien,
dat is, Kloofters gcnoemt.

Doch
-ocr page 338-
285 BESCHRYVING
Doch wanneer men de zaak recht in-
ziet, zyn de kerken nooit Kloofters ge-
weert, ja by de moniken zelfs niet, want
het Klooftcr is eigentlyk de plaats om de
kerk-getimmert, daar de moniken hunne
woningen hebben, maar de kerk is de
plaats, daar zy den Godsdienft verrichten,
dus het Klooftcr en de kerk van een on-
dcrfcheiden zyn.

Daarenboven vindt men deze kerk in
de oude brieven en boeken onder verfchei-
dc andere benamingen vermeldt, name-
lyk zy wordt genoemt^1/. Man'ens Kerk,
de groot e kerk, de Dom, zynde eene ver-
korting van 't Latyafch woord Domt-
nicum,
's Heeren huis, of's Heeren Tem-
pel ; waarom de Kanoniken daar na ook
Domheeren zyn gcnoemt ge weeft, nog
wordt haar wel den naam van Niemvmun-
fier
gegeven, ter onderfcheiding van •$/.
Salvators kerk, welke Oudmunfter ge~:
noemt wierdt; deze naam van Nieuw*
munfter
is eerft na den brand van den-
jarc MCXXXXVIH. opgekomen, want
vermits St. Martem kerk toen afbrand-
de, en kort daarna geheel nieuw opgehaalt
wierdt, fcheen het een gantfch nieuw
werk ten aanzien van St. Sa/vaterskcrk,
die in ftand gebleven was. Doch Ant.
Matthxus
de Fund. & fat. Eccl lib. i.
pag. 5J. komt met ecne andere reden
van de benaming van OHdmwfter voor

den
-ocr page 339-
DER STAD UTRECHT. 287
den dag, te weten , dat Satoators kerk
aan Kriftus en de Maagd Maria, welke
ouder en groter zyn, dan St. Mart en y
toegewyd is, maar dan moeft die Schry-
yer ons pok toonen, dat Salvators kerk
in de brieven voor de twaalfde ecu, ja zelfs
al eerder, Oudmunfter, en St. Maartens
kerk Nieuwmitnfter is gcnoemt geworden,
waar toe hy mifichien niet in rtaat zou-
de geweeft zyn. Boven dien is het ook
niet zeker, dat de grote Sal-vators, kerk
aan de Maagd Maria toegewyd is geweeft,
gelyk in de' verhandeling over die kerk
blyken zal.

Te voren is reeds met een woord aange-
haalt, dat 'er van ouds tuffchcn de Kano-
nikcn van St. Martcns kerk, en die van
St. Salvators kerk, wegens de oudheid
hunner kerken, groot verfchil geweeft
is, uit hoofdevaa 't welk zy aan elkande-
rcn het recht van een nieuwen BiflTchop
te verkiezen bewiftedcn, en vcrfchildcu
over de kerk, waarin Willibrord zynen
Biflchoplyken ftoel geplaatft hadt. Dit
verfchil heeft zomtyds al eenigc onhei-
len veroorzaakt tuflchen beide deze ge-
noodfchappen, en de zaak fchynt nooit
bcflift te wezen 5 het is zeer waarfchyn-
lyk, gelyk de Schryvcr van Batavia Sa-
cra
in de voorberigten bladz. 536. als een
gemeen gevoelen verhaalt, dat de Kano-
niken der beide kerken, om deze kra-

kce-
-ocr page 340-
a88 B E S C H R Y VI N G
keelen over den voorrang en over de oud-
heid op te doen houden, den naam van
Domheerengedragen hebben, en dat aan
beide de partyen het recht gegeven is, om
gezamentlyk een Biflchop te verkiezen,
hebbende naar alle gedachten de een niet
willen wyken voorden ander, ofzynezaak
aan ecnigen rechter ter bcflifling overge-
ven. Willcm BoJJchaarts in Diatr. de primis
Frifise Apoftolisdiflfert. 76. heeft inde voor-
gaande eeu dit verfchil op nieuw verhan-
delt, en is van gevoelen, dat de Sa/va-
tors
kerk de oudfte is,in welke Willibror-
das
eerft zynen Bifichoplyken ftoel ge-
plaatft heeft, zyn bewys halende uit den
te vooren dikwylsaangehaalden brief van
Bonifacius aan Paus.y/fp&zw/wgefchrevcn,
ook te vinden by Beha bladz. 15. waar
in volgens de uitgave van denzelven, zo
doorSerrariusa\sMir<eus,s,cvon.d£ii wordt;
dat Willibrord in zekere plaats, welke
Trajecïum genoemd wordt, zynen Bis-
fchoplyken zetel geplaatft, en een kerk
ter eerc van •*'/. Salvator, gebouwt heeft.

Om dat nu Bonifacius in dien briefden
Biffchoplyken ftoel met de Salvators
kerk te zamenvoegt, meent hy,dat dit
genoegzaam te kennen geeft, dat Willi-
brord
den Biflchoplyken ftoel allcrcerft
in de kerk van s t. Salvator geplaatft,
en zyn vcrblyf aldaar gehouden heeft.

Dochgcftcld zyndc, dat het gevoelen,
dat
-ocr page 341-

fctëk STAD UTRECHT.
dat Willibrordm aller eerft eenc kerk of
kapel ter ceré van Salvator en het Kruis
gefticht heeft, waar zy;is het echter niet
zeker, dat hier door de grote Salvatort
kerk moet verftaan worden: wanneer hict
voren van dat eerfte kerkje gehandelt is
geworden, is 'er aangetoont, dat zy den
naam van S. Salvator, het H. Kruis, en
van de maagd Maria gedragen heeft, dat
zy ook allereerft door Wtlïïbrordus zelf,
eer hy noch Biffchop was, gefticht is,en
hy heeft na zyne wyding zekerlyk daarin
allereerft zyne Bifichoplyke bedieningen
verricht; hierdoor wordt het ten min-
ften twyfelachtig, welke kerk van Sal*
-vator
men in dien brief van BonifaciuS
zoude moeten verftaan, de grote of de
kleine, en zoude maar oorzaak geven tot
nieuwe gefchillen; want indien men dat
recht aan de eerfte en kleine Salvators
kerk toefchrecf, zoude men kunnen vra-
gen , of dat recht na het bouwen van de
S. Marlens kerk aan haar gebleven, dan
wel aan de nieuwgebouwde overgebracht
was; ten anderen of de Kanoniken van
de oude Salvators kerk naderhand in de
nieuwe, en met hun alle de rechten van
de eerfte tot de twcde overgegaan zyn j
doch hier in zullen wy niet eens treden,
inaar het bewys uit dien brief op eene
andere wyze trachten los te maken,
De brief dan van Bortifaeius, waaruit
T
£es-
-ocr page 342-
390 BESCHRYVINQ
So/chaerts aan de kerk van 5. Salvator
het recht van ouderdom en voorrang toc-
fchryft, wordt overal niet van eenen in-
houd gevonden,,- want ofwel, gelyk de
laatftgemelde Schryver aanmerkt, de
Kardinaal Saronius dezelve uit de Vati-
kaanfche Boekerye dus heeft medegc-
deelt, en cenige anderen hem gevolgt
hebben, geven ons J. Gerbrandfz, va»
Leiden
in zyne Nederlandfche Kronyk»
en Beka in het leven van Bonifacius dien
brief zodanig op, dat het zelfde daarin
aan S. Martens kerk wordt toegefchrc-
ven, 't geen volgens de vorigen aan die
van S. Salvator zoude toekomen, en vol-

fens van Buchel in zyne aantek. op Be-
a
ftemt met den laatrtgenoemden hec
grootfte gedeelte der Schry veren overeen j
daar is derhalve» weder een onderzoek
over ieders gezag nodig; dat der eerften
wordt door den Heer Bo/cbaerts tegen
de Jaatften verdedigt, integendeel worde
het zelve by den Heer "jan Rbyn in zyne
aantek. op de voorberichten van B&t.
Sacr.
bladz. LXXXV1U. verdacht gehou-
den, voorgevende, dat 'er voor ecritm het*
Vatikaan dikwyls verfcheidene affchrif-
ten van een en 't zelfde ftukgcvondcn wor-
den , en dus zoude het wel kunnen ge-,
beuren , dat 'er ter zelver plaatfe iets
fchuilde,waar door de lezing by-Fdwge-
fiaaft wierdtj ten anderen niee,ftthy, dat

men
_______
-ocr page 343-
STAD UTRECHT»
men op d» gemelde Boekéry niet veel
ftaat maken kan, en het affchrift in dezel-
ve wel uit deze landen daarin geflopen
zyn.: daarenboven wordt de geheele brief
by fommigcnvoor verdacht gehouden, en
dus zoude er nog voorden een nogvoot
den anderen eenig bewys uit te halen
zyn ; weshalven die voor de kerk van J1»
Marte» pleiten, ons iets nadcrs voor den
dag brengen om hun gevoelen te ftaven $
en wel voor eerft, dat 'er voor deezen ec-
nige verfen te lezen zyn gewceft, welke
behelsden , dat de eerfte kerk in deze
ftadt, die van S. Thomas ge weeft, doch
door de Friefen vtrwoeft was; en dat de
eerfte kerkvoogd Clemem , dat is Willi-
brordus
, dezelve ter eerc van S. Mart e»
vernieuwt heeft: ten anderen fteuncn
zy op het fchryven van Marcellinus in
het leven van Suitbertus 13. Hpofdft.daaC
hy zegt, dat Willibrord en Suitbert te C^
t recht gekomen zynde, ten eerftcn op den
grond van de kerk van S. Thomas den A-*
poftel dicht by het kaftecl eene kerk van
reguliere Kanoniken ter eere van S. Mar-
*en
Biflchop yanTó»«> gefticht hebben,
waar in Willibrord Aartsbifichop der Frio
zen zynen Biffchoplyken zetel heeft gq-
bodcn te plaatfcn.

Deze bewyzen fchryven reeds S. Mar»
tens kerk wel eenigfints het recht toe,
doch of de voorftanders van S. Saliiators
T a kerk.
.
-ocr page 344-
BESCHRYVING
kerk daar mede te vreden zullen zyn, is
cene andere vraag 5 want voor eerft zal
het getuigenis van Marcellinus hen mis-
ichien niet echt genoeg zyn, en het ander
zullen zy als niet oud, noch zeker genoeg
van de hand wyzen; deze beide gebre-
ken kunnen echter niet toegepaft wor-
den op een brief van den Utrechtfchen
Biflchop Koenraad gegeven in het jaar
MLXXXVIILwelke,gelyk de gemeldeBis-
fchop zelf getuigt, volgens de brieven en
bevelen der voorgaande Kerkvoogden van
frederik af opgeftelt is, zo dat hy byna
van het begin der negende eeuwe zyne
bewyzen gehad heeft: of fchoon nu de-
ze brief wel naar het oorfpronklyke in
de opdracht voor de t wee fchryvers de Re-
bus Ultrajeftinis,
door den Heer Ant*
Mattheus
uitgegeven, gedrukt is, zal
nien denzelven om zynen vyezendlyken
inhoud, en de gevolgen, die 'er uit ge-
trokken worden, in't nederduitfchwoor-
delyk vertaalt hier laten volgen.

„ In den name der Heilige en onver-
„ deelde Drievuldigheid ,en van den hei-
„ ligen Belydcr Marlen, mynen roem-
„ waardigen patroon. Ik Koenraad ge-
j, ring Billchop der heilige Utrechtfche
„ kerke wil, dat aan de gantfche nako-
j, melingfchap bekend zy, dat ik door
„ de Eerwaardige in Kriftus beminde
„ mannen, den Prooft, den Deken en

» het
-ocr page 345-
DER STAD UTRECHT.
r„ het Kapittel der grote voorgemelde
„ Utrechtfche kerke verzocht zynde, in
„ het Kapittel gekomen ben, om de voor-
„ rechten eninftellingendeszelfs,doorde
„ Biflchoppen myne voorzaten aan hun
„ verleend, uitgegeven, en aangeboden,
„ op te flaan. Hebbende dan gezien en
„ onderzocht verfcheide hunner voor-
,, rechten, en inrtellingen, door myne
„ voorgangers, namelykde Heren Frcde-
., rik, Radbout, Balder ik,
en Adel bout't
„ den roemwaardigen herfteller en ftich-
„ ter hunner kerke, van de Denen ver-
„ nielt zynde, en door meer andere Bis-
„ fchoppen myne voorzaten, aan hun
„ verleend en uitgegeven, heb ik on-
„ der anderen eene inftelling met de-
„ ze woorden gevonden.

„ Op dat geene zaken, welke de hct-
„ lige voorvaders en de eerwaardige oud-
„ heid, door de ingeving van den Heili-
,, gen Geeft befloten hebbed, uit de geheu-
„ genis der nakomelingfchap uitgcwifcht
,, worden, is het billyk en betaamlyk de-
„ zelve doorichriftelykegedachteniflete
„ vereeuwigen, en zo aan de tegenwoor-
„ digen als toekomenden bekend te ma-
„ ken. Een yegelykwetedan, dat'erby
„ de eerfte ftichting der grote Utrecht-
„ fche<fcerke, een zeker getal van Kano-
„ niken, te weten van veertig benevens
„ een Prooft en Deken, bepaalt geweeft
T3
„is
-ocr page 346-
394 fcESCHRYVING
„ is; maar dat het gelovig volk by ver-
„ volg van-ty d en vermenigvuldigt, en
„ verieheide fcollegiale kerken door God-
„ delyke ingeving, en met toeftemming
„ van de voornoemde grote kerk, zo in
„ de ftad als in het ftif t van Utrecht, ge-
„ fticht en opgericht zynde, zo is nader-
„ hand door de Büichoppcn en de grote
„ kerk, zynde de (lichtersdier kerken be~
j, floten en vaftgeftelt, dat alle de voor-
„ noemde kerken aan de Moederkerk, dat
„ is de voorgemelde grote, ten eeuwigen
dage onder worpen zullen zyn, en dat tot
„ een teken van ondcrwcrpinge, zodik-
„ wils als by henecneProoftdyezal open-
„ vallen, het Kapittel, aan welk het bc-
„ geven der zelve zal mogen behoren,
„ een van de.kanoniken der gemelde
„ grotekerke totProoft zal moeten verkic-
„ zen, en genen anderen mogen nemen,
„ vermits'er geen Aardsdiakonen mogen.
„ zyn,alsonmiddelykindegroote kerk.
„ Dat ook, dewyl de Billchop het ver-
geven der Prooftdyen van Tiel, het ampt
„ van Schatmeefter, van Opperfchool-
„ voogd, van Koor-Biflchop, en enige
>} andere bedieningen, als van Elft en
„ Edelenberge, welke ook den naam van
„ Prooftdyen voeren, en kloofterlykc
,, (lichtingen genoemd worden, ter zy-
„ ner bcgevinge behouden heeft, hy de-
zelve aan .niemand zalmogen verge-

» ven
s.

-ocr page 347-
DER STAD UTRECHT.
„ ven, dan aan een Kanonik der grote
„ kerke. Doch de kerk van S. Salyator,
die te gelyk met de grote kerk gefticht en
begiftigt, en met dezelve door eene by-
zondere broederfchap verbonden is,heeft
de gewoonte een Proeft naar goedvinden
te verkiezen. Noch is befloten en
„ vaftgeftelt, dat 'er van alle kerken op
„ de hoogtyden van Paafchen, Pinxte*
„ ren, Kersmis , van S. Mart en, den
„ rocmwaardigen Patroon van Utrechtt
„ en op alle andere hoogtyden der gcmel-
„ de Mocderkerke cenige tegenwoordig
„ moeten zyoi om met de Diakens en On-
„ dcrdiakcns te helpen dienen, en den
„ kerkzang te zingen, zo als aandenBis-
„ fchoplyken ftoel toekomt. Ook is
„ bevolen, dat, wanneer het den De-
„ ken der grote kerke oorbaar dunken,
„ en de nood het vereiflchen zal, hy den
„ BiflTchop, de Aartsdiakens, en de ker-
„ kelyken zo van de ftad, als van het
„ ftift van Utrecht, welke in dien tyd
„ zyn zullen, tot het Kapittel zal mogen
„ ontbieden, en de ontbodenen gehou-
„ den zullen zyn te vcrfchynen. Voorts
„ zullen de Abten van de ftad, en van
„ het ftift in de ftad moeten zyn, doch
„ zullen niet onder de Kanoniken, noch
„ in het geftoclte der Kanoniken, maar
„ met hunne Alpen en zydc kappen ge-
„ kleed, op eene andere plaats ftaan, en
T 4
„ twee
-ocr page 348-
\
BESCHRYVING.
,,
,,

twee van hun zullen denBiflchop overal,
waar hy in het koor of in de kerk gaat,

geleiden. Deze dingen dan, welke de
]', heilige Vaders en eerwaardige oudheid
„ zo loflyk befloten en vaftgeftelt heb-
„ ben te onderhouden, zal niemand der
„ nakomelingen, van wat ftaat hy zy,
„ vermogen te breken, maarten ceuwi-
„ gen dage moeten onderhouden. En
„ zo wie enige dezer verbroken zal keb-
„ ben, die zy vervloekt.

Al het welke gezien zynde, hebben
„ Pröoft, Deken en het Kapittel my oot-
„ moediglyk gebeden, dat ik deze voor-
„ rechten en inftellingen geliefde te be-
„ veftigen. Weshalven , door hunne
„ ootmoedige gebeden bewogen , daar
j, by overwegende, dat het myne zondi-
„ ge ziele vorderlyk wezen zal by God,
indien ik de ecre der kerke, en voor-
al van die, waar over ik gefteld ben, zal
vermeerdert hebben,zo voege ik noch
uit cene byzondere gunftby de voorge-
melde voorrechten en inzettingen, en
„ bevecle, dat de kerk van de allerroem-
„ ruchtigfte Maagd Maria, onlangs door
„ my begiftigt, en door my en dezelve
,, grote kerk gefticht, in alles, zo in het be-
„ geven harcr Prooftdye aan een Kano-
,, nik der grote kerke als op hare ftatien,
„ gelyk boven gezegt is, te helpen die-
„ nen, aan dezelve Moederkerke zaion,-

„ det-
-ocr page 349-
DER STAD UTRECHT. 297
"„ derworpen zyn: alle en een yegelyk
„ der gemelde voorrechten en inzettin-
„ gen te recht door de eerwaardige man-
„ nen de Biflchoppcn, myne voorgan-,
„ gcrs thans met Chriftus levende, vaft-
„ geftelt, heb ik nodig geoordeelt in
„ Gods naam tebevcftigen, en bevefti-
„ ge die by dezen tegcnwoordigen, be,
„ veelcndc dezelve aan alle nakomelin-
„ gen onder den band des vloeks onge-
„ ichonden te bewaren. Gedaan in 't
„ Kapittel der grote kerke, in de tegen-
„ woordigheid van Myn Heer den Kei-
„ zer Hcnrik IV. en van de eerwaardige
„ mannen, Annon Aartsbiflchop van
?, Keulen, Everhard Aartsbiflchop van
Trier, Burchard Biflchop van Halber-
„ftad, Frederik
Biflchop van Munfter^
mitsgaders van de Hertogen Godfried,
Frederik, G er ar d, en van meer ande-
„ re verbondenen zo aan het Keizerryk,
„ als aan dit Bisdom. In 't jaar na Kris-
„ tus geboorte MLXXXVI11. in 'tdrie-
„ entwintigfte der regeringe van Myn
„ Heer Henrik, en in 't dertiende myns
„ Bisdoms, op den negen en twintiguen
„ Odober".

Indien den Lezer met aandacht op de-
zen brief let, en naar dcnzelven oordee-
len wil. vcrmeene ik, dat hy S. Mar-
terts
kerk den voorrang en ouderdom zal
toewyzenj dewyl zy alhier de eer/ie
T5

-ocr page 350-
298 BESCHRYVING
ftichte grote kerk en de Moederkerk ge-
noemd wordt, deswegens,alle de andere
kerken aan haar onderworpen worden,
en eindelyk,dat binnen haren omtrek den
Biflchoplyken ftoelgcplaatft was; wat ver-
der belangt 't geen duidelyk in den voor-
gaanden brief ftaat, dat de kerk van S.
Salvator
te gelykmet die van S Martcn
gedicht was, Ichynt gevoeglyk verftaan
te moeten worden, dat zulks door eencn
en denzelvcn flichtcr, namelyk Willi-
brord
gefchiedt is, want het is kwalyk te
geloven, dat hy twee zulke zware kerk-
gebouwen in een jaar begonnen zal heb-
ben.

Doch zal veellicht iemand zeggen, dat,
dcwyl deze brief van ouds reeds aan de
Kanoniken van S. Marten bekent is
geweeft, het te verwonderen is, dat zy de
Kanoniken van S. Salvators kerk daar
niet voor langen tydt mede overtuigt
hebben, of men moet denken, datzy
zo veel krachts in dezen brief niet gezien
hebben : 't is waar, dat dit cenig achter-
denken zou kunnen verwekken, maar het
is ook van de andere kant waar, dat wan-
neer een Kapittel, j a wie het ook zy, door
een oudrecht vermeent deze of geene voor-
rechten te bezitten, dezelve zo licht niet
overgegeven,maar zolang en op allewy-
zen,als't mooglyk is,verdedigt worden;
nu blykt het aan de zyde van het Kapittel

van
-ocr page 351-
DER STAD UTRECHT. 299
VinS. ïaZvatornitt, op welke gronden het
zyn vermeend recht geveftigtheeft, inte-
gendeel ziet men, dat zy den voorrang ein-
dclykaan S. Martcns kerk hebben toege-
ftaan, weshalven men ook wel eens zoude
kunnen redeneeren, dat zy zulks gedaan
hebben, om dat zy aan hunne eigene zaak
twyfelden: het fchynt echter, dat zy zich
lang met den dikwyls aangehaalden brief
van Eonifacitts verweerd hebben, en ze-
ker , zulke twee tegen elkander overge-
ilelde bewyzen maken de zaak voor de
nakomelingfchap duifter te beoordeelen,
doch vermits het in dergelyke gevallen
ccn fchryver weleensgeoorloftisecnegis-
ling te doen,zal ik myne gedachten des-
wegens ook voorftellen.

Voor eerft is het dan zeker, dat Willi-
brord,
eer hy .V. Martens of de grote Sal-
vators
kerk (lichtte, een kerkje of kapel
ter ecre van S. Salvator, van het Kruis,
en de Maagd Maria, zo als hier voor be-
wezen is, gebouwt heeft. Daarby ben ik
van gevoelen, dat hy in dit kerkje ook
een genoodichap van reguliere Kanoni-
ken zal aangcfteld hebben, zo als hydaar
na,wanneer S. -Afar/r/wkerkvoltimmert
was, in dezelve gedaan heeft. £n dit
fcheen ten uitcrftcn nodig; want Willi-
brord
bleef niet altyd te Utrecht, maar
doorreisde geheel Vriesland om Gods
woord te prediken, zo dathy het bekce-

rca
-ocr page 352-
300 BESCHRYVING
ren der heidenen, zo in als buiten de ftad,'
aan deze mannen overliet. Het getal
der nieuwe kriftenen vervolgens groot-
lyks vermeerderende, en na verloop van
twee-entwintig jaren, gelyk van Bttchel
fielt, S. Martens kerk volbouwt zyn-
de , bracht hy den Biflchoplykcn ftoel
in deze nieuwe kerk over, en fteldedaar
een genoodfchap van veertig Kanoniken
aan, wiens laft ook was het kriften ge-
loof te verkondigen j hier door verloor
het eerfte kerkje of kapel haren glans;
.maar wanneer nu de grote Salvaton kerk
voltimmert en een prachtig gebouw ge-
worden was, denk ik,dat dcKanoniken
van dit vorig kerkje in de nieuwe grote
kerk zyn overgebracht j ja ik geloof, dat
zy by dit geval den naam van haare eer-
fte kerk S. Salvator ook aan dit nieuwe .
gebouw by gezet zullen hebben, doch of
zulks tentydevan den Biflchop Willibrord
gefchiedt, of na zyn dood door Bonifa-
cius
verricht zy, kan metgeene zekerheit
gezegt worden, maar het iaatftfchyntmy
•wel het geloofwaardigfte 5 en daarom heeft
miflchien de kerk ook den naam van S.
Eottifaeius
aangenomen.

Ditonderfteltzynde,zoo als 't my zeer
waarfchynclyk voorkomt, zullen de Ka-
noniken van S. Sa/vators kerk tegensdie
van S. Marien hier op hun rechtaltydbc-
wccrd hebben,en zy waren ook in zekeren

zin
t
-ocr page 353-
OER STAD UTRECHT.
xin de oudften,hunne kerk, te wetende
eerfte kerk, of kapel, was de oudfte,
en Willibrord had in dezelve eene lange
reeks van jaren het Euangelium gepre-
dikt , den Biflchoplyken ftoel geves-
tigt, en wat dies meer is. Waren zy nu
overgebracht in eene nieuwe kerk, zy'
verftonden hare oudheit en voorrechten
daarom niet te verliezen 5 gelyk men
verfcheide dusdanige voorvallen zoude
konnen bybrengen, dat Kanonik.cn of
Moniken verplaatft zyn , maar altyd be-
weerd hebben hunne oude vergunde
voorrechten te blyven behouden, dewyl
die aan hun, en niet aan het gebouw
van hout en fteen gefchonken waren.

Indien men op deze wyze de lezing
van den brief van Bonifacius , in wel-
ke S Salvators kerk voor die van S.Mar-
ttn
geftelt wordt, verklaart, komt men
met de inzettingen, waar van in denbnet
van Biffchop Koenraad gewag gemaakt
•wordt, en met de oude fchry vers over een.
Het Ichynt maar eene misgryping , dat
men aan de grote Salvators kerk toeei-
gent, hetgeen de eerfte en oudfte kerk
of kapel van S. Salvator en het H. Kruis
toe komt. Maar vermits de glans van
deze groote kerk reeds van den beginne
af het eerfte kerkje of kapel vcrduifterde,
daar by den naam van dezelve overnam,
en naar waarfchynlykheid het genood-

fchap

-ocr page 354-
BESCHRYVINQ
fchap der KanOniken uit .'dit eerfte ker&f
je tot de grote overging, zo is miflehicn
alles op de grote toegepaft , het geene
aan 't kleine alleen toebehoorde.

Voor het overige kan nu verder de
lezer oordcelen, net Üaat ieder vry in
zulke verschillen, daar geen duidelyke be-
\vyzen van zyn, zyne gedachten te heb-
ben, en te zeggen, mits dezelve eenigc
waarfchynlykheid mede brengen, en
men die niet aan anderen met geweld
opdringen wil.

Wat vervolgens de geftalte der oude S.
Martens
kerk belangt, daar van vindt
men geen belcheid, maar het is geloof-
baar, dat zy, naar de wyze toen meeft by
alle Kriftenen gebruiklyk, als een kruis
gebouwt zal zyn gewceft; nog is het on-
zeker, of dezelve van den beginne af aan
zo groot isgeweeft, als zy zich in de laate-
re verbouwingen vertoont heeft: eenigc
meencn wel, dat zy vergroot is, nochtans
kan ik niet zien,dat zy eenig goed bcwys
voor hun gevoelen hebben. De gele-
genheid van deze kerk nu was zodanig,
dat zy als een middelpunt ftondt tuflchen
verfcheidc andere kerken, aan hare Ooft-
zyde hadt zy S. Piettrs kerk, aan de
Weftzyde die van S. Marie ,aan deZuid-
zyde werdt zy bczoomt met een gedeelte
van S. Salvaters kerk, en de Abdyc van
S, Paulus^n aan de noordzyde lag zeker

plein
-ocr page 355-
DER STAD UTRECHT. 303
plein tot eene fcheiding van haar en S. Jam
kerk. Maar deze nabygelegenhcid van,
zo veele grote gebouwen kon niet nalaten
nadcelig voor net een of ander te zyn, en
oorzaak tot gcfchillen te geven, gelyk
zulks onder anderen blykt uit een brief
van die van S. Salvators kerk, te vinden
by Mattbftts de Fatis & fundat. Eccle£

gig. 55. Waarby de eerwaarde Heeien
eken en Kapittel van S. Salvators kerke
klagen, dat net vallen van het regenwa-
ter van de daken der grote kerke, hun-
ne perzonen, en huizen zeer fchadelyk
en bcnadeclcnde was, dat het zelve noch
dagelyks door het groot getal der daken
vermeerderde en het ongemak vergroot
wicrdt, zo dat het te vrezen was, als zy
het geweld der wateren over hun kerk-'
hof en vrydom lopende niet afleidden,
dat in 't kort hun koor, graven en gant-
fche kerk, als ook alle de huizen der Ka-
noniken omtrent de kerk ftaande een
groot ongeval onderworpen zouden we-
zen, en zy in perzoon dikwils niet te voet
tot de kerk konnen komen: dat daarom
de voornoemde Heeren voor hunne kerk
en der zelvernut, zoo als zy verbonden
zyn, by tyds willende zorgen, en ver-
hoeden , dat, het geen tevoren maar uit
gunüe toegeitaau was , tot geen nood-
zakelyk gevolg, als dikwils gefchiedde,

-ocr page 356-
304 ÊESCHRYVING
getrokken wierde, overwogen hadden^
dat hun kerkhof en vryheid altyd van dus-
danigcn waterval en waterleiding vry en
onbezwaard geweeft was, en noch ten dage
zyn moeft, dat 'er ook noch eene andere
waterleiding of goot was, welke door de
fnuur van de kapel van 't H. Kruis by de
voornoemde kerke tot de fchool van de
grote kerke liep , en waar door de kerk-
hoven en de vryheden der beide kerken
onderfcheiden wierden, welke door ze-
keren meefter Kornelis over eenige jaren
uit eigene en baarblykelyke lichtvaardig-
heid , zonder toeftemming der gemelde
Heeren Deken en 't Kapittel van .S. Sal-
vator,
ten tyde van het middagmaal, ia
hun afwezen gemaakt, en eenige jaren
om de nabygelegenheid der kerken uit
liefde en niet uit een 'toebehorend recht
geduld was , dat zy derhalvcn dezelve
goot hadden doen floppen, na dat zy op
eene behoorlyke wyze de Heeren van de
grote kerke zulks hadden bekent ge-
maakt, die nochtans de gemelde opftop-
ping, hoe wel daar geen recht toe heb-
bende , weder weg hebben laten nemen,
en over die zaak buiten weten der Heeren
vanS.Salvator een Kapittel der andercker-
ken by een geroepen, ja 't geen nogflim-
mer, en ongehoortis, de Overftens der
ftad, welke maar keken zyn, tot het zelve

Ka-
-ocr page 357-
DHR STAD UTRECHT. 305
Kapittel ontboden hebben, daar echter
de leken noch van rechts wegen, noch
door ecnig gebruik gewoon zyn, of ver-
mogen , de verlchillen tuflchen de Kers-
ken en Kerklyke perfonen te behandelen:
daarentegen hebben Deken en het Kapittel
der grote Kerke in het Kapittel vergaderd
zynde voorgeftelt, hoe veel ongelyk
hun en hunne kerk door den Deken
en het Kapittel van J. Satvators kerke
in de opftoppinge der voornoemde wa-
ter leidingeaangedaan was,en verzochten
daarom, dat het Kapittel en de Overften.
daarvan kennis wilden nemen, en dat die
van S. Salvator van dusdanig geweld af-
ftand mochten doen, welk voorftel de
Overheden der Stad wel fcheen te mis-
hagen ; doch echter wilden zy zich daar-
in niet fteeken, maar de Dekens van de
drie andere kerken, meteenigen van hun-
ne Kanoniken, genegen zynde het ver-
fchil te befliflen, en de ergernis tus-
fchen beide de kerken voor te komen,
hebben de Heeren en het Kapittel van S.
Salvator
verzocht, dat de voornoemde
waterleiding tot zekeren tydt met hunne
bewilliging geopent mochte blyven, ho-
pende, dat. onderwyl door een naarftig
onderzoek van wederzyden de zaak in der
minne zoude bygelegt worden. v_
. Uit den gemelden brief blykt het ook,
dat de kapel van 't H. Kruis toen noch
V
m
-ocr page 358-
|tx5 BESCHRYVING
in wezen Was, en niet in de grote Sal-
vators
kerk, maar op of aan het kerk-
hof derzelver gelegen was ; doch ver-
mits die brief zonder jaar of dagtekening
is, kan men geen tydt daaruit bepalen.

Aangaande de naby gelegenheid van de
S. Martens en S. Salvators kerken ziet
men noch uit een brief van Biflchop 0/-
(o des jaars MCCXLII. insgelyks by ./*/*/•
ibeitus ter gemelder plaatie, pag. 54. dat
het kerkhof van S. Salvators kerk naaft
bezyden den toorn van S. Martcns kerk
gelegen was.

Behalven de genoemde kerk ftrektc
het Biflchops Hof ook zo dicht aan de S.
JMartens
kerk, dat men by het ftichten
en bouwen van den toorn in het jaar
dertienhonderd een en twintig genood-
zaakt was, iets van het Biflchops Hof af
te neemen, gelyk hier na uit een brief
getoont zal worden. Eindelyk was de
Abdye van S. Paulus ook zeer naby
deze kerk gefticht, zo dat men kan na-
gaan , dat er zeer weinig plaats tuflchcn
de opgetelde grote gebouwen overig gc-
weeft is, en dat dezelve, zo veel luifter
niet vertoonden, als zy gedaan zoudenheb
ben, wanneer zyop een'verderen afftand,
van elkander waren gebouwt geweeft.

Vermits ik weinig of niets meer, wat
deze kerk betreft, gevonden heb, zal ik
overgaan;-tot..de rampen, die dezelve

over-
- i
-ocr page 359-

OER STAD UmECtfT. 30?
Overgekomen zyn , en tot óe,
gen en wederjuwyingen , die men daar-
aan om dezelve gebeutteniflèn heeft
moeten doen. In het zesde Hooüüftuk
yan de rampen en ongevallen der ftad
(prekende, is ook al iets hier van gemelde r
maar het is thans de plaats om het zelve
wat meer pp te helderen. Het begin der
ftichtingeis, gejykgezienis, op een jaar
of twee niet zeker te bepalen , doch
fchynt tegen het einde der revende of
het begin der achtfte eeuwe geftelt -te
mogen worden 5 en de volbouwing de-
zer kerk is volgens van Sa e hel in het
jaar zevenhonderd en achttien of in
het daar aan volgend volbracht. Doch
daartegen komt in aanmerking, dat, na
het overlyden van Ptpy» va» Herftal in
Jict jaar zevenhonderd en veertien , Ko-
ning Radboud, die door Pipy»s wapenen in
't naauw gebracht was , het harnas tegens
Karel Martel aanfehoot , en gelyk te
voren ook reeds gemeldt is, in het jaar
zevenhonderd en vyftien Karel Marteh
leger geflagen heett, en alles verder af-
liep, zelfs, gelyk fommigen willen, tot
Keitlevtoc, de nieuwe Kristenen, daar hy
zeer tegen gebeten was, vervolgende,
waar zy hem maar voorkwamen 5 in de-
ze overwinningen zou hy de Steden Ui-
trecht en Dmrftede ook overweldigt, en
•J. M ar tem kerk in de eerfte fcrzclypf
V 2 on-
-ocr page 360-
BESCHRYVING
onder de voet geworpen hebben. Het is
wel waarfchynlyk, dat, zo hy Utrecht
in zyn geweld hadt gekregen , hy dit
Godshuis niet gefpaart zoude hebben,
echter worden, zo veel my bekend is,
geene oude Schry vers gevonden, die van
net vernielen van S. Martens kerke te
Utrecht omtrent dien tyd gewag, en daar
door de rekening van van Bttchel no-
pens het volbouwen onzeker maken;
Derhalven fchynt men aangaande den
voortgang van dien oorlog tuflchen Rad-
t ouden Kar el Mart el \K.
moeten zeggen,
dat de eerfte het leger des laatften wel
geflagen, en ecne grote verwoefting aan-
gericht heeft; maar om hem toe te
ichryven, dat hy Utrecht ook bemach-
tigt zoude hebben, vereifcht nader be-
wys; het is dcswegens eerder te geloven,
dat hy op de openleggende dorpen en
plaatfen zyne woede zal uitgeftort heb-
ben, en de nieuw bekeerde Kriftenen,
'toen al in een groot getal te Utrecht zyn-
den, en wel wetende, dat zy van hem
niet veel genade te verwachten hadden,
zich, zo zy beft konden, verfterkt, ver-
dedigt , en Radboud afgeflagen zullen
hebben. Dit gevoelen wordt gefterkt
door twee brieven van Karel Martel,
d'eene des j aars DCCXXVIII. d'anderc
Van DCCXXXII. beide te vinden by
Heda bladz. 28. en 30. In deneerften,

waar
-ocr page 361-
DER STAD UTRECHT. 309
waarby die Vorft aan Willebrordus fchenkt,
al wat hem zo. binnen als onder en bui-
ten de muuren van Utrecht toebehoorde»
maakt hy duidelyk gewag van S. Mar-
tetts
kerk, (i) maar hy hy meldt niet een
woord van de vernieling, welke die
kerk eenige jaren te voren zoude on-
dergaan hebben, noch van de wederop-
bouwing derzelver, daar men, ten tyde
van het geven dezes briefs,zekerlykmede
bezig zoude moeten geweeft zyn, int
tegendeel is het veel eer uit denzelven op
te maken, dat die kerk toen in eenen
volmaakten ftaat was. De tweede brie!"
behelft noch eenige gefchenken aan deze
kerk, (2) maar men vindt daarin wedcc
geen een woord, dat zy verwoeft ge»
weeft, of herbouwt geworden is, 't
geen my blyk genoeg ichynt te wezen
datzy inde verwoeftingen, door Radboud
aangevangen, niet medegedeelt heeft:
daarenboven £o»ifac?tts, die, in zynen

meer-
(1) Die den brief zelf irrzlet, zal daar 5. Maf-
tens kerk zo uitdrukkelyk niet genoemdt vinden,
als de Schryver voorgeeft, maar de gift wordt ge-
daan: ad Mmajlerium, quod eft intra mvros in Tra-
je&o caftro fuum con/lruSum
: ubi y Apoftolitut vir
D. ff in Cbrifto pater nofter Willebrordus Arckiepis-
copus fub fan8a converfationii coenobitali urdine
, cuftot
praey'e videtur.

(2) In dezen tweeden brief is mede geene uit-
drukkelyke melding van S. Martem kerk te vin-
den,

Vg
-ocr page 362-
Jiö &ESCHRYVING
brief adn Paus StefctntJs
den arbeid van Willibrordus verhalende,
ook van Hét ftichten van S. Mayteni kerke
rrteldt, maakt hier af mede geen gewag,
t 'geen hy zekerlyk niet ziou vergcteii
hebben, indien deze kerk weder ver-
woeft en al reeds voor de tweede reis
herbouwt geweeft was: doch rot la-
tere tyden overgaande ; is dezelve om-
trent het jaar achthonderd fes <n vyftig
byna geheel door de Deenen en Noor-
friannen vernielt, 20 als te voren in het
fesde Höofdftuk bladz. i i-a. uit een brief
Van den koning Lotharius aangetoorit is :
het is wel te denken, dat het toen by
déze n kt gebleven zal zyn, niaar dat die
Van<5" Salvalor , fchoon daarvan hier niet
gemelde woi'dt, in dezelve rampen mede-
gedeeit zal hebben : doch men vindt
wederom geene blyken, hoe lang deze
kerk in zyne puinhopen is blyvcn rus-
«en , en- Vvié dczelven herftelt heeft , de
Thfichop Httngerus of Httrtgartus heeft met
zyne Gcertlykheit uit zyn Bisdom moeten
vluchten, en is (i) buiten het zelve overle-
den, zo dat zulks door hem niet ver-
richt zal zyn Zyn opvolger Egilboldus
heeft maar omtrent tien maanden het

Bis-
• . . •
. A) Over het fterfjaar van Hfirgeius is bladz.
236 en volg. gefproken.

-ocr page 363-
DER STAD UTRECHT.
Bisdom bckkedt (i). Daarna volgde
totBiffchop Radbodus, onder wiens be-
ftiering de Noormannen te. ftad Utrecht
wederom overvielen, zo dat deze Kerk-
voogd genoodzaakt wierdt, om de ver*
volgingen teontwyken, zyne woonplaats
te Deventer te gaan houden, derhalve»
hebben de kerken door hem ook niet
kunnen herftelt worden,gelyk noch daar*
enboven blykt uit den brief van zy-
nen nazaat Baldricus, by Heda bladz. 75.
waar in de flechte toeftand zo van de
ftad als kerken vermeldt wordt, zynde
toen ook de kerk van S.Salvator, zowel als
die van S. Mart en, verdelgt en afgebrand,
en heeft de laatftgemelde Bisfchop beide
deze kerken, zo hy beft kondc herftelt,
doch niet, gclyk hy zelf fchryft, zo als 't
behoorde,'t welk niette verwonderen is,
wanneer mende grootheid .der gebouwen
en de omftandigtieid der tyden in aan»
merking neemt. Deze herftelling zou hy
in het jaar negenhonderd zevenentwintig
begonnen, en zeven jaren daarna al vol-
bragt hebben. Dus is het zeer waarfchyn-
lyk, dat de ftad en kerken van het jaar
achthonderd lesenvyftig tot op den tydt

van
(i) Zie den opvolger van Bungerus eh den tydt
Van deszelfs regeering in het voorgaand UoofJ-
ftuk.

V4

-ocr page 364-
jia BESCHRYVING
vanBaldricus'm cen'flechtcn ftaat gewecft
zullen zyn.

De Deenen en Noormannen gedurende
het overige der tiende eeuwe deze ftad
ongeftoort latende, is de S. Marlens kerk
in dien ftaat gebleven, waarin zy door
Baldricus gebracht was, tot dat omtrent
het jaar duizend en tien Utrecht door de
Noormannen weder aangetaft, en ver-
brand wicrdt, gelyk Heda bladz 102, en
Sigebertus va» Gemblours op dat jaar ge-
tuigen ; de geleerde van Bucbeï fchynt
wei in zyne aantek. (k k) op Heda bladz.
107 aan het zeggen dier twee Schryveren
te twyfelen, om dat hy zegt, niet te we-
ten, of wel in een ander oud Schry ver van
dezen inval der Deenen gewag gemaakt
wordt j doch de Heer van Rhyn in zync
aantek. op Bat. Sacra in het leven van
Anfridus brengt by, dat de gemelde in-
val en verwoetting door de oudeKronyk
van Melis Stoke beveftigt wordt; weshal-
ve my zeker genoeg toe(chynr,enmcene
ik, dat Billchop Adelboldus omtrent het
jaar duizend en yyftien de S. Martens
kerk geheel vernieuwt heeft > want zy in
't begin zyner regcringe verbrandt wasj
ja men wil, dat hy dezelve ook vergroot
hebbe, doch ik weet niet, dat hier goed
bewys vao te vinden is. Dewyl hy nu
in den tydt van acht jaren dit kerklyk

c-
-ocr page 365-
DER STAD UTRECHT. 313
$cbouw vernieuwde , wordt hy by vee-
ïe Schryvers voor den ttichtcr van het
zelve gehouden. By He da bladz. 109 en 11 o.
yindt men, met welk een' pracht deze kerk
in het jaar duizend drieentwintig door dien
Bifichop ingewydt is, zynde daarby tegen-
woordig de Keizer Hennk, de Biflchoppen
van Keulen, van Trier, van Ments, van
£ambergent van Regensburg, van Augs-
£«rg,van Spiers, vanTo«/,vanZ,#y£, van
Hamelburg, en van Verdun, behalven een
overgrote toeloop, zo van adelyke als ge-
meene perzoncn.

Nog is te voren in 't fesde Hoofdftuk
gemeldr, dat de grote Hollandfche Kro-
nyk, en Anfelmus van Gemblours op 't
jaar MCXXXI. van eenen groten brand
te Utrecht gewag maken, waardoor on-
der anderen ook de S. Martens kerk, en
het Bilichops hof zouden verteert zyn.
Ant. Matthxus de Fund. &Fat. Eccl. pag.
6 fchryftjdat S. Martens kerk indezeceu
wél driemaalafgebrandtzoude zyn, zien-
de daarmede op dezen laatftgemelden,
op dien van 't acht en veertigfte, en op
dien van het dricënzeventigftejaar derzel-
vc ecuwe, zo dat deeene ramp noch niet
konde vergeten zyn, of zy wierdt door
cenen anderen gevolgt: wanneer en door
wiende kerk, waarvan wy handelen, na het
ce rfte dezer drie ongelukken her ftelt zy ,heb
ik niet vermeldt gevonden, doch by een
V 5
ver-

-ocr page 366-
314 BESCHRYVING
verhaal van S. Marttns kerk des {aars
MCLXXül. waarvan nader zal gefpro-
ken worden, blykt, dat dezelve voor de
tweede reize is ingewydt geweeft door
Bruno Aartsbiffchop van Keulen, met hulp
van Alexander Biflchop van Luik, An-
dreas
Biflchop van Utrecht, enz,- Deze
Andreas zal zekerlyk Andreas van Kuik
gcweeftzyn, zo dat deze inwyding om-
trent den jare elfhonderd Zesendertig
moet voorgevallen wezen, na dat hy de
kerk herftelt zal gehad hebben.

Van den tweden brand tegen het mid-
den der twaalfde eeuwe, waardoor het
grootfte gedeelte der ftad, en deze kerk met
cenige anderen weder in een puinhoop
ge legt wierdt, is te voren in het fesde
Hoofdftuk bladz. 121 uit een onbekend
Schryver in het IX. deel der Analefta van
Artt.Matth*u$^i\ Willem Procurator mel-
ding gedaan, na welk ongeluk deze kerk
eenen geruimen tyd in haren verniel-
den ftaat gebleven fchynt te zyn: want
ik vinde geen vroeger befcheit van eene
nieuwe inwydinge,dan op 't jaar elfhon-
derd dricënzeventig by Willem Procura-
tor
op dat jaar: doch van deze plechtig-
heid, of derzelver oorzaak, wordt by Be-
ka
noch Heda gefproken, maar de
onbekende Schryver by Mattbaus maakt
'er duidelyk gewag van, en blykt de-
zelve ten klaarde uit het kort te voren

-ocr page 367-
STAD UTRECHT. 315
gemeld verhaal van S. Martens kerk, 't
welk by Matthaus de Fat. & Fundat. Ec-
clei. pag. 6. gevonden wordt, en 't geen
wy hier, zo ver het tot ons oogmerk
dient, vertaald zullen laten volgen.

„ Wy hebben bevonden, dat de grote
„ kerk van •$. Mart en te Utrecht drie-
$, maal ingewydt is. Eerft ten tyde van
„ den Biflchop Adelbold, die de ftich-
it ter van de gemelde kerke geweeft
„ is, maar welke Biflchoppen daar in
„ geholpen hebben is onbekend: dewyl
,; zulks niet befchreven wordt gevonden.
„ Ten tweeden door Heer Bruno Aartsbis-
„ ichop van Keulen, met hulp van A-
lexander Biflchop van Luik , Andreas
„ Biflchop van Utrecht, Wernerus Bisfchop
„ van Kameryk. Ten derden door Heer
Filips Aartsbiflchop van Keulen, met
„ hulpe van Godefritd Biflchop van 17-
trecht, en Rtymond Biflchop van Tp-
porie. Het Hoofd Outaar is gewydt
„ aan S. Jan den Doper en S. Thomas
den Apoftel, als mede aan S. Marten
„ den Aartsbiflchop, zo als het noch
„ door de opgevolgde inwyders is in-
„ gericht. De eerfte plaatfing is op eene
„ holle Pylaer, waar in zeer koftelyke
„ overblyffels van Heiligen beflotenzyn,
„ welke Pyler geen een der Biflchop-
„ pen,dewelke na de afbrandinge der
„ kerke daar tegenwoordig zyngeweeft,

}J
in

-ocr page 368-
3i6 BESCHRYVING
,, de tweede of derde inwydinge heeft
„ durven openen. Deze Pylaar heeft in
„ hare oppervlakte zeven holligheden,
„ met zeven kasjes voor reliquien: maar
„ welke en wier overblyflèls het zyn,
3, is onbekend, om dat zulks niet be-
„ fchreven wordt gevonden. Op deze Py-
„ Ier, en op de gemelde reliquien, is
,, een vierkantig outer geftelt, hebbende
„ maar eenen voet, onder wiens zegel
„ deze overblyffels bevat worden: die
„ van den H. Apoftel Petrus, van den
„ H. Apoftel Thomas $ van den eerften
„ Martelaar S. Stephanits, van den Mar-
„ telaar Georgius, van de Martelaren Mar-
„ cellinus
en Petrus$ van den treffely-
„ ken Heer den Aartsbiflchop Ma r t mus,
„ van den Biflchop en belyder Seve-
M rus; van de Maagd Agnes, van de
„ Maagd Lucia. Buiten den voet naar
„ het zuiden is het bloed van. S, Jan
„ den Doper in kriftal bcfloten. Naar
„ het Noorden zyn de reliquien vanden
„ H. Aartbiflchop.Atam»#.f; teweten een
„ beentje van zyn rugge graat, zynde
„ heteenigfte, 't welke de Biflchop Go-
defridus in de derde wydinge daar by
„ gevoegt heeft. Dit alles is geplaaft
„ rondom het derde outer; want inde
„ derde inwydinge zyn noch drie andere
„ outers teftens ingewyd, teweten dat
van 't H. Kruis, dat van de H. Maria,

-ocr page 369-
DER STAD UTRECHT.
r>
en dat van den H. Diony/ïus. .... Dit

„ nu is verricht den 21 July in 't jaar
„ na de menfchwordinge des Heeren
„ MCLXX1II. de VI. indidie.

Dit verhaal is noch wel langer, doch
vermits het maar optellingen van reli-
quien behclft, zie ik niet, dat het nodig
is'er meer van by te voegen. Het isaan-
merkelyk, dat dit verhaal geen gewag
maakt van de inwydinge door den H.
Willibrordtts
, noch van de inwydinge by
het herftellen door Biflchop Balderik ge-
daan. Maar miflchien na dat Biilchop ^A~
dclboudtezc.
kerk geheel vernieuwt heeft,
zal het eerfte werk reeds al in 't vergeet-
boek geraakt zyn.

Naderhand is van deze kerk door den Bis-
fchop Hendrik van yianden&c. eerfte fteen
gelegt, dezelve geheel vernieuwt, en in
dien ftand gebracht, in welken zy tot op
het laatft der vorige eeuwe geweeft is,
doch het is te verwonderen, dat men in het
leven van den gemelden Biflchop bladz.
214. leeft, dat hy, ziende, dat de grote kerk
wegens ouderdom dreigde in te ftorten,
de grondflagen van een veel prachtiger en
vafter werk gelegt heeft, daar deze kerk,
gelyk wy gezien hebben, zo kort te vo-
ren herbouwt was; het zelve geeft ons
reden om te denken, dat de herftelling
na den brand van het jaar elf honderd

acht
-ocr page 370-
Si8 BESCHRYVINO
acht en veertig niet veel moet geweeö
zyn.

De Befchryvcr van het Bisdom van U~
trecht
1. Deel bladz. 8 vergift zich, wan-
neer hy deze laatfte vernieuwing (telt op
't jaar MCCXX1V.: Hy wilt wel, en
fchryft ook zelf in het tweede Deel van
JBatavia Sa er a bladz. 194 en volg. dat
deze Henricus van Vianden na Gofewytt
•van Amftel
ecrft Biflchop geworden, en
in 't jaar twaalfhonderd zeven en lèftig
gcftorven is ,na feftien jaren den Biflchop-
iyken ftoel bekleedt te hebben, hy kan
derhalvcn niet voor het jaar twaalfhon-
derd vyftig, of het begin van 't volgend
aan het Bisdom gekomen zyn 5 zo dat die
Schryver zoude kunnen befchuldigt wor-
den , van te weinig naaukeurigheid op
de eerft aangehaalde plaats gebruikt te heb-
ben j doch dezelve is niet van ieder een
opgemerkt, ten minften de Schryver van
het Toneel der Nederlanden II. Deci
bladz. 27 j heeft deze misflag al nage-
fchreven, zo dat ik dit hier nodig achtte
te melden, en daar by te voeden, dat
het my nader aan de waarheid fchvnt,
dat dit werk in't jaar MCCL1V. begon-
nen is. De latyniche verzen, welke op
deze ftichting gemaaktzyn, tonen ook,
dat deze vernieuwing omtrent het mid-
den der dertiende ecuwc moet gefchicdt

zyn,
-ocr page 371-
DER STAD UTRECHT. 319
men vindt dezelve onder andetcn
>y van Bucbel in zyne aantek; op Seka
)ladz. 92 en in 't Nederduitfch vertaalt
n het Batav. Sacr. op de laatftaangehaal*
ieplaats.

Welk een heerlyk tempel-gebouw dit
T,ewecft zy, mag miffchien, niemand ten
ninften zeer weinigen geheugen, die het
jelve ia zynen luifter gezien hebben ,de-
yyl in 't vierenzeventigfte jaar der vo-
ige écuwe in 't begin der maand Augus-
us des avonds de gantfche buik der kerke
fan den toorn af tot het koor toe door
•en zwaren ftormwind nedcrftorttcjdoch
k ben hier reeds buiten myn voorgcno-
nen beftek en tydperk gekomen, eer ik
-chter geheel weder terug keere, moet
k hier noch iets van den Domstooren, wel-
«.e later gefticht is, byvoegen, dezelve
4$ begonnen in het jaar«*MCCCXXl. op
S. Jans en Paulus dag, gelyk in 't jaar-
gcty boek dezer kerke aangetekcnt ftaat,
met deze woorden: „ De eerften fteen
„ wierd opdcnFeeftdagvandeApoftelen
Joannes en Pattlus gekit door de Ecr-
„ waardige Mannen en Heeren Jacobus
van Outshoorne Deken , en Gysbertus
vanEverdinge, oudften Kanonik, ten
„ overftaan van verfcheide andere Kano»
„ niken, Vikarifen, Koorgezellen,enz.
„ Meefter Jan in Henegouwen geboren
„ was deecrftc aanvanger van-hetwcck."

In
-ocr page 372-
320 BESCHRYVING
-
In den jare MCCCLXXXII. wcrdt het
zelve tot zyn. volle bcflag gebracht, zo
als uit zekere verlèn blykt, welke aan
de weftzyde van den toorn te lezen ftaan:

men fdjreef coccc.xx. circen.
3£cpt men ban tnp ben ecrften fteen.
na cioccc. en ttore en
330

Ook ftaan er deze larynfche regels:
C ter, Xbisfemell: (fejlo) Pattlique
. Joannis,
Tunis adaptatur ^qua. Trajeciumdecoratttr.

Te voren is reeds gcmcldt, hoe naby
het Biiïchops Hof aan deze kerk en
tooren gelegen was, zo dat men by het
bouwen van den tooren genoodzaakt was
daar iets van af te brceken, 't welk door
den Biflchop toegettaan wierdt, doch on-
der beding en khriftelyke belofte van
den Deken en Kapittel dezer kerke aan.
den Biflchop Frederik "jan Zirk,dzt, was
't zake, dat behalven het geen toen afge-
broken wierdt , het voornoemde Hof eenig
ongeval mochte komen te lyden, zy de
fchadehier van aan hem zouden doen ver^
goeden, en gehouden zyn zulks te herftel-
len , zie den brief by Ant. Matth. de Fat. &
Fundat. Jüccle/iarum pag. 32.

In
-ocr page 373-
DER STAD UTRECHT.
In 't jaar MCCCLXXXfl.is, na het vol?
bouwen van den tooren, het kruis daarop
gezet, doch niet in het jaar MCCClI.
gelyk de grote Kronyk van Holland
ichryft, waarin zekerlyk de cyfergetal-
len miflchreven zyn, zo zlsMatthtvstes
aangehaalder plaatfe bewyft, waar men
ook de hoogte van den tooren bepaalt
ziet op driehonderd zeven en zeventig
voeten van elf duimen.

Dit nu zy genoeg omtrent de geval-
len, vernieuwingen, en herwydingen
dezer kerke: de orde zoude vereiüchen
om het gebouw ook eens van binnen
te betchouwen; maar vtrmits ons daar
weinig beticht van overig is, óf het loopt
ten eenemaal buiten myn voorgenomett
tydpcrk, kan ik daarvan ook niet veel mel-
den; het is zeker, dat deze Biffchoplykc
kerk van alles, zo outers, outer-gewaden,
gouden en fïlveren veriicrièlen , fchil-
deryen, en ftandbeelden zal voorzien
geweeft zyn, daarby ook mét aanzicn-
lyke begraafplaatfen der Biflchoppen en
andere voorname perfonen zal gepronkt
hebben, hoewel de gedurige vernielin-
gen dusdanige gedenktekenen niet meer
dan het overige ontzien hebben.

in de .S". Martem kerk zyn onder ande-
ren oudtyds twee ingewanden van Keizers
begraven; want Keizer Koenraad II. vol-
gens PanVintu en anderen ,tc Utrecht in
X
frits-
r

-ocr page 374-
322 BESCHRYVING
friesland in t jaar MXXXIX. overleden
zynde , wierden zyne ingewanden in de
Domkerke, recht voor de plaats, daar
het grote of hoge outer voor dezen gc-
ftaan heeft , begraven : waarvan^ tot eene
eeuwige gedachtenis dit graffchrift in de
vloerfteenen gefneden was.

Conrabi £ecunW 3|tiip.
1039.

De ingewanden van Keizer KoettraaA
'den Tweeden.

Keizer Hendrik V. hoewel by eenigen
zonder reden voor den IV. te boek ge-
fteld, hietótinden jare MCXXV op het
feeft van Pinxteren zyn Hof te Utrecht ,
werdt ziek , en overlecdt aldaar. Zyn
lichaam is naar Spiets gezonden en
begraven, maar zyne ingewanden wer-
den te Utrecht in de Domkerke ter aar-
de beftelt, zie Otto Frifmgenfis de Reb. &
0.000000e+000ft. Fred. Barbaroffx cap-J-
En Melis Stokc
inzyneRymkro'nykop Graaf Diderik VI.

In de Domkerk ftaan nog deze woor-
den.

, . . . .
m.i
l^nrfd Ouititi g>mp.

II2J.
....
De ingewanden van Keizer Htnfik
•t1»' Bo-
-ocr page 375-
DE* STAD UTEU5GHT.
Boven dien zyn 1a deze keckniet min»"
der dan acht en twintig Biflchoppcni, waas
van noeh cenigc graflchriftch oyücigzyfy
begraven, behtaTyent cem groot getal
Prooften, Dekens, Schatmeeftersi

pecfchoolvoogden , Kanoniken,'Cn an*
dere , zo door hunne geboorte alsbekleedr»
de ampten aanzienlyke , perfonen , doch.
het is geen tydt daar van te handelen.'
Eene byzonderheid moet ik echter hiec
noch aanmerk en /welke Henritus. Thai
borita
lib. Vilï. cap. 14. van ,hec' Hoofd
outer , 't geen ter eere van S; Martefy
irrgewydtwas ,fchryft , dat narneiyk Grarf
Willem\\. Lloomfch Koning, wanneer hjs
ten oorlog trok , aan dit outer ~zyne wa^
penen aanlchoot , eene manier rby vee*
icheide Koningen omtrent die tyden ge»
bruiklyk van de wapenen voor een outer
aan te gorden. Dit zal waarfchynlyk nog
gefchicdt zyn,eerde Dom door Biflchop
Hendrik van Vianden vernieuwt was. Q

Men zoude hier ook de outers en ka^
pellen dezer kerke , die in oude brie-
ven vermeldt ftaan , konnen byvocgenv
maar het kort begrip dezes werks raadt
my zulks voor by te gaan.

De rykdommen , welke deze kerk be-
zeten heeft, zyn aanmerkelyk geweeft,
gelyk zulks, fchoon veele door de oud-
heid in onbekendheid geraakt iy-n» ge-
noegzaam blykt uit de nog iü,.wqzen
X 2


-ocr page 376-
324 BESCHRYVING
zynde glftbriéveri van Keizers, Konin-
gen, en aanzienlyke perfonen. üyHefa
pladz. 64. 65. en 66. op den BiflTchop
Odilbaldus ftaat eene lyftder goederen,
welke S. Martcnb kerke omtrent de
tiende eeu bezat, waar uit men ziet, dat
dezelven toen reeds zeer groot waren:
'ris waar, door de menigvuldige rampen,
welke deze kerk geleden heeft, zullen de-
zelve weleenigfins vermindert zyn,maar
het ontbrak ook weder aan geene goedhar-
tige lieden, die de kerk met nieuwe bc-
giftingen voorzagen; Biflchoppen, Proos-
ten, Dekens, Kanoniken, enz. maakten
alle gewoonlyk na hun dood een eeuwig-
durend jaargetyde, waar voor zy aan de
kerk dan cenige goederen fchonkcn, zo
dat dezelve van tyd tot tyd moeden ver-
meerderen : en fchoon het niet te twyfe-
len is, of vcele derzclver zyn verduifterr,
en door het invoeren van den Hervorm-
den Godsdienft vermindert of wegge-
raakt, zyn echter de goederen en inkom-
ften dezer kerke nog meenigvuldig, en
wyd en zyd gelegen.

Nu zal ik overgaan om den lezer eenig
bericht wegens den Prooft, Dekens,
Schatmecfter'en Oppcrfchool voogd te ge-
yen, welke ampten in deze kerk zeer
aanzienlyk waren, en met den Biffchop
het beftier over 't kerklyk hadden.

By Het ftichten dezer kerke,hadtde
Bis-

-ocr page 377-
DER STAD UTRECHT.
Biftchóp Willibrord, gelyk reeds ge-
zegt is;ïn dezelve een genootfchap van
veertig. Kanonikcn opgericht, welk ge-
nootfchap naar de kerkelyke regels door
een Aartsdiaken, die teffens Prooft
was, een Deken, Schatmecfter, en een
Opperfchoolvoogd beftierd werdt, welke
het toezigt over de meefte kerklyke goe-
deren , voorrechten, en wat dies meer
was, hadden. Alle deze perfonen moes-
ten uit het lichaam der Kanoniken de-
zer S Martens kerke gekozen werden.
Ja te voren bladz. 294. blvkt uit den
orief van Biflchop Koenraad, dat wan-
neer in de andere kolicgialc kerken bin-
nen Utrecht, als die van S. P iet er, S. Jan,
ofS.Marie,ccnc
Prooftdye kwam open
te'vallen, die,aan wien het begevender-
zelver ftondt, volgens de alleroudfte in-
ftellingen der Biflchoppen,daartoeeenen
uit de Kanonikcn van deze S. Martens
kerke mocfte verkiezen, en dat alleen,
om zekere reden, hier voor in den zel-
ven brief gemeld, het Kapittel van S. Sal-
vators
Kerk hier van ontheven was. Van
gelyken hadden de Kanoniken van de
Domkerk het recht om by het open val-
len der Prooftdyen van T/iel, Edelen-
burg,Elft, Roermonde
, Weftfrieüand, Lei'
den
, en Kuilenburg, ook het recht, om tot
die aanzienlyke en teffens voordeelige
ampten verkozen te moeten worden,
X 3
waai
-ocr page 378-
326 BESCHRYV1NO
waar door ïy veel voorrecht boven de
Kanoniken der andere kerken bezaten,
en een zeer aanzienlyk genoodfchap uit-
maakten.

Maar voor al was het Prooftampt in
4eze kerk zeer hoog geacht; men vindr
denzelven den groten Prooft, Domprooiï,
Prooft van de ^roote S. Martens kerk
, enz.
genoemt. De verkiezing daarvan ftondt
aan den Deken en het Kapittel dier kerke,
zo als uit deze oude inftellinge, in de Voor-
berichten op Bat. Sacr. bladz. CXLI1. te
vinden, blykt.

„ De verkiezing van onzen Prooft,
j, behoort den Deken en het Kapittel
„ toe . . . Hy moet uit het lichaam des
„ Kapittels gekozen worden. Indien 'er
„ een Prooft mogt verkoren zyn, die
„ geen lid van 't Kapittel is, het welke
„ ongeoorloft en noch noit gebeurt is,
behoeft de Biflchop denzelven niet aan-
„ te nemen, en dat om het Aartsdiaken-
„ fchap, het welk aan niemand als aan
„ een lid van ons Kapittel mag aanbe-
„ vol en worden. En dit is aldus dooj:
„ de gewoonte vaftgefteld.

De Prooft nu gekozen zynde, was ge-
houden dezen plcchtigen eed te doen.

„ Ik N. Prooft der Utrechtfche ker-
„ ke, zwcere by H. H. Euangelien,
„ die ik met myne handen aanraak, dat
„ ik de gerechtigheden der Utrechtfche

ker-
-ocr page 379-
DER STAD UTRECHT. 127
ï, kerke en hare Vrydommén naar myn
„ vermogen zal befchermen , dat ik
„ d'eerlyke gewoonten , dewelke tot
„ noch toe in gebruik zyn geweeft,
„ zal onderhouden : dat ik de Proeven
„ der Kanoniken aan de Kanoniken zelf,
„ en aan de andere amptenaren der ker-
„ ke, aan de .welken ik het van rechts-
„ wege zal moeten doen , voor zo veel
„ ais ik 'er in te zeggen zal hebben, en
,, op den gefteldën tyd, zonder vcrmin-
„ deringe en zonder uitftel zal begeeven.
„ Als ik doojr mynen Deken en het Ka*
„ pittel naar het Kapittel zal ontboden
„ worden , zal ik daar naar toe gaan,
„ ten waar dat ik door een wettig belet-
„ zei belet mogt zyn. Ik zal de goede»
„ ren myner kerke, die zy nu heeft, en
i, voortaan noch zal bekomen , niet ver-
„ vreemden : en die vervreemdt zyn zal
„ ik, zooveel als my mogelyk zal zyn,
„ zien wederom te krygen : ik zal geen


tydelyk rechtsgebied aan iemand met

„ akkoord overgeeven of vervreemden ,
„ zonder raad en toeftemming van den
„ Deken en van myn Kapittel; en ik zal
„ daar niemand tot rechter aanftellen, die
„ fchadelyk zy aan onze kerke. Ik zal
„ den Deken en het Kapittel, mitsga-
„ ders de goederen des Kapittels, in hun-
„ ne gerechtigheden uit al myn vermo-
„ gen. handhaven: Ik zal de vazallen en
X 4
„ dicnft-
-ocr page 380-
BESCHRYVING
dicnftknechten niet op vrye voeten ftel-»


len : Ik zal de goederen van 't Prooft-

dom niet op nieuw te leen uytzetten:
„ Ik zal op de goederen van het Prooft-
„ dom of van het Kapittel, zonder al-
„ vorens raad te vragen, geen fterktens
„ opwerpen: Ik zal de goederen, die het
„ Kapittel toebchooren, voor my niet bc-
„ houden. Zo helpe my Godt en deze
„ Heilige Euangelien. Zie de zo even
aangehaalde Voorber. bladz. CXL1II.

De Prooft van deze kerk heeft oudtyds
een groot gezag en rechtsgebied ge-
hadt; want om thans zaken van min?
dere aangelegenheid voorby te gaan,
voerde hy, gelyk Heda bladz. 231. op den
BifTchop Guido fchryft, het hoge rechts-
gebied en het zweerd (i); hy hadt zyn
eigen Schout en Schepenen, welke o-
ycr het gebied der grenflcheidingen van
de kerke te recht zaten en vonnis we-
zen;

(i) De plaats uit Heda, welke hier nan^ehaalJ
is, fpreekt niet van denProort van S. Mjrtïrwkerk,
maar van dien van S. jfan, welken aangaande hy
een vonnis der Prelaten van de Utrechtfche kerke
by brengt, waarby aan den zelven alleen hetrechc
toegekent wordt om het zweert te voeren. De
Schryver is hier echter buiten fchiild , want hy
heeft, geloof ik, Hefa zelf niet ingezien , maar
zich beruft op de goede troii van den Schryver van
Bat. Sacra.in de Vgorber. bladz. CXUIf,<Jien hy,
go te zeggen woordelyk, naagefchreven heeft, ert
door wier» de eerfte fout begaan is. Wanneer hy
, ktt
-ocr page 381-
BEU STAD UTRECHT. 329
zcn ; ca fchreef als de Oppervorftcn,
door Godi genade Prooft, enz. gclyk uit
deszelfs brieven te zien is. Hy hadt
ook een byzonder recht om te zegelen,
waarvan nog verfcheide voorbeelden, ia
het boek van A. Matthtits de Nobilitate
gefneden, te zien zyn.

Doch of het recht van den Prooft van
het begin af wel zo groot gcweeft is,
zoude zeer in twyffel getrokken konnen
worden, het is zeker,dat fbmmigenvan
gedachten zyn, dat het gezag en rechts-
gebied der Frooften certyds zich zo ver
niet uitgeftrekt heeft, maar dat, na dat
de Advokaten der kerke , daar wy te
voren van gefproken hebben, buiten ge-
bruik geraakt zyn, en de Biflchoppen
in gedurigen oorlog, en daardoor nier.
in ftaat waren om alles zelf waar te nee-
men , dcProoften van tyd tot tyd in
meerder macht en aanzien hebben toe-
genomen.

De plaatfen tot het rechtsgebied des
Prooften van S. Mart en behorende, wor-
den
f

iets van de aai>7.ienlykheid en de macht van den
Prooft van S. Marteru kerk hadt willen zeggen .
behoefde hy de opdracht van Mattbteus voor de
twee ongenoemde Schryvprs over de Utrechtfche
zaken en het IX. Hoofdft. de Jure Gladii Hechti
ingezien te hebben, ik zal daar voor het tegenwoor-
dige niet intreden.

-ocr page 382-
$30 .'BESCHRYVING
den opgctelt in de Befehryving van
het Utrechtfche Bisdom L Deel. bladz.
120.

Daarenboven kwamen dezen Prooft nog
verlcheidc voorrechten toe, welke uit de
oude gcdenköukken kunnen opgehei-
dert worden, onder .anderen wordt van
des Hrooften voorraads kelder, waar uit aan
,dc Kanoniken op geftclde tyden vleeich,
wyn, en wat dies meer is, uitgedeeidt
iwierdt, gewag ges naakt, volgens een uit-
treklel uit een oud boek van de rekenka-
mer in dcBelchr. van het Utr. i.-isd. 1. D.
bladz. 114. en volg. Men zoude hier een
lyft der Prooften by kunnen voegen, doch
voor eerft heeft deSchryver van de Hilto-
rie dcsBisdomsvanUt.reehf 1. Deel. bladz.
85. en volg. dezelven geboekt, en ten
anderen treedt myn beftek maar tot het
begin der dertiende ecuwe,zodatrk daar
buiten zoude moeten gaan, of de gemel-
de lyft niet volleedig leveren (i).

Na den Prooft, zullen wy den De-
ken

(i) Naderhand is dezelve veel verbeterd door
den Heer van de Wattr gevoegt i'i het groot U-
trechtfch Plac*atb. I. D. bladz. 239. en volg. en
eindelyk allernaaukeuriglt tot het jaar 1744. door
don Hoogleer<iar Arnold Drakenborcb in het Am-
bangfil op de KsrMyke Oudbeden van Nederland
uit-
gegeven, tegen eene andere lyft, weinige jaren te
voren gedrukt onder de Analeiïa Belgica van den
Aartspriefler Jfoynck ta» Papendrecbt Torn. III.
Part. I.

-ocr page 383-
DER STAD UTRECHT. 331
fcen laten volgen, welke in macht en
gezag de Dekens der andere kerken ver-
re overtrof, en in zekeren opzichte voor
zynen eigenen Prooft niet behoefde te wy-
ken.

Voor eerft hebben wy te voren, van de
macht en het gezag der Biffchoppen fpre-
kende, gezien, hoe de Deken met het
Kapittel genoegzaam het beftier derGeeft-
lyke zaken in handen hadt, voor al
omtrent het gedrag der Kanoiiiken en
andere Geeftlyke perfonen , waarom de
Dekens ook wel Proviforeso£Opz,ienders
genoemt wierden. De Domdeken droeg
ook by uitftek den naam van Deken der
Utrechtfche kerke. Naaft den Biüchop
hadt hy de meefte bezorging over het
gantfche Sticht. Tot zekere tyden toe
vindt men, dat hy de Vergaderingen der
Staten befchrevcn heeft, in de zelve
voorzat, en de ftemmen opnam. Als
de Biflfchop niet tegenwoordig was,nam
hy deszelfs dicnft waar, gelyk hy ook al-
tyd in'tKerklykc deedt by den dood van
eencn Biffchop, wanneer hy het Kapittel
liet vergaderen om eenen Vikaris over
het Wereldlyk aan te ftellen , waar toe
vceltyds de Domdeken door de vyf Kano-
nikale kerken aangeftelt wierd: dan
was hy gemachtigt om een Schout over de
ftad aan te ftellen,en de Schepenen te beëe-
digen,die voor het afleggen van dien eed
niets
-ocr page 384-
BESCHRYVING
niets mochten uitvoeren; het zelfde
mocften ook de Maarfchalken doen.
Zulk een voorbeeld ziet men in Henrik
van Weyda
Domdcken, die door de vyf ge-
melde kerken by de verplaatfing vanBis-
fchop Jan vanArkel naar Luik tot alge-
meen Vikaris by het openftaan van den
doel aangeftelt wierdt, waarop hy Wer-
rterus van Drakenburg
toen Schout te
Utrecht voor eenen Notaris deedt ontbie-
den, hem aanzeggende, dat door de ge-
melde verplaatfirig de Biflchoplyke ftoel
open ftondt, en hy tot algemeen Vikaris
was aangefteldt, dienvolgens verbod deedt
van zyn ampt niet meer in naam vanden
vorigcn Bifichop te bedienen, waarop
de Schout verzochte-door hem De-
ken en Vikaris daar toe gclaft te mo-
gen worden om 't zelve naar zyn goed-
vinden te bedienen, 't welk hem toegc-
ftaan wierdt, mits hy hem zoude moe-
ten rekening doen van de inkomften en
vervallen van het Schoutampt ten voor-
dcele van den nieuwen Biflchop. Zie de
opdracht van Mattb*u$ voor de twee
Schryvers over de Utrcchtfche za-
ken.

Noch is te voren reeds gezien, dat de De-
ken , als 't hem goed en oorbaar dacht, de
macht hadt om het Kapittel te doen verga-
deren, den Biflchop, Prooft, en anderen
voor het zelve te ontbieden, welke volgens

de
-ocr page 385-
BZR STAD UTRECHT. 335
de oude kerklyke wetten ook gehouden
waren daar te verfchynen, gelyk zulks
duidelyk in den eed van den Bifichop en
den Domprooft gevonden wordt, en zo
zy wettig belet hadden, mochten zy twee
dagingen voorby laten gaan, maar de
derde reize moeften >zy zonder uitftcl ko-
men. Voeg hier by Mattbtus de Nobil.
Hb. II. cap. 39, De Deken was als de
mond van 't Kapittel, en daar zyn veelc
blyken, dat de Deken den BifTchop zelf
wel fcherplyk in't Kapittel heeft durven
tegen gaan, ja voor al wanneer de Bis-
fcnop fomwylen zich wat te veel gezags
in de kerklyke goederen, of omtrent
kerklyke perfonen aanmatigde. Zie de
kronyk van Joan van Leiden. XXXII. B.
18. Hoofdft. Tot het naaukeurigwaarne-
men van zyn poft, was de Deken ook
door dezen volgenden eed bepaalt.

„ Ik N. Deken, zal de rechten myner
„ kerke in haar geheel bewaren: ik zal
„ de vryhcit der verkiezingc , dewelke
„ het Bisdom van Utrecht tot nu toe ge-
^ noten en onderhouden heeft, nictver-
„ breeken of laaten verbrceken: ik zal
„ myne kerk door geene laftige beden
„ bez w aaren of laaten bezwaar en j Ik zal
„ de goederen myner kerke en haare bc-
„ zittingen, dewelke van haare voorzaa-
„ ten op my gekomen zyn, geenfins
?, vervreemden zonder den gemeenen

» raad,
-ocr page 386-
334 BESCHRYVING
„ raad, en buiten de duidelyke tocftcm-
„ ming van myne Geeftelykhcit; ik zal
„ geen oorlog aanvangen zonder den
„ raad van de zelven;ik zal gecne mach*
„ tige Heeren eenige hulpe beloven of
„ zweren tegens eenig menfch of bedie-
„ naar onzer kerke, zo lang als dezelven
„ zich naar het recht in den raad der ker-
„ ke zal willen voegen. Dit alles zal ik
„ getrouwelyk en ftandvaftelyk nako-
„ men. Zoo moet my Godt, alle zync
„ Heiligen, en het geloof der heilige
„ Euangelien helpen.

In dezen eed is verfcheide maaien wel
iets naar gelegenheid van tyden, en
zaken verandert. Zie den zelven ook in
de Voorber. op Bat. Sacr. bladz. CL.

Aangaande den rang lullenen den
Prooft en den Deken is op te merken,
dat de Prooft twee perfonen verbeeldde
namelyk de eene van Prooft, en de andere
van Aartsdiaken, na dat hy nu genomen
wordt, was hy of meer of minder dan
den Deken: gelyk zulks in cene oude vaft-
ftellingeder Domkcrkc gevonden wordr.

„ Onze Prooft is ten opzichte van zyn
„ Aartsdiakenfchap groter dan de Deken
„ in de beftieringc , maar hy is minder
„ dan den Deken ten opzichte der i'rooft-
„ dye, en daarom is hy ten opzichte der
„ Prooftdye en der zaken, die dezelve
., raken, onderhorig aan den Deken, en
- .
de
-ocr page 387-
DER STAD UTRECHT. 33$
£ de berüping van den zclven en van
,, het Kapittel. En het Dekenfchap is iiï
„ onze kerk de grootfte waardigheid na
„ den Biflfchop.

In de openbare omgangen ging de
Domprooft aan de rechter, en de Dom-
deken aan de linker zyde van den Bis-
fchop. En wanneer de Biflchop in zyn
plechtgewaad zich in de kerk plaats-
te , zat de Domprooft achter hem aan de
rechter, en den Domdeken aan de lin-
ker zyde. Vermits nu de Deken zoveel
gezag in het Kerkelyk beftier hadt, was
ieder een uit om zich in zyne gunfte te
dringen, ja de PiuTchoppen zelf wa-
ren vccltyds genoodzaakt, den Deken
door ecnige gefchenken op hunne zyde
te brengen, vcrmids zy in de meefte za-
ken gedurig de toeftemming van den De-
ken nodig hadden, en voor al in tydcn
van oorlog. De Deken fchreef mede ge-
lyk de Prooften by de genade Gods> en
hadt zyn byzonder zegel om brieven enz.
te bezegelen. Zie verder Matth&us de
Nobil. lib. II. cap. xxxix & XL.

Een lyft der gemelde Domdekensftaat in
de Befchryvinge van't Bisdom van Utrecht
I. Deel bladz. 91. enz. geboekt, waar-
om wy den lezer derwaards wyzen(i).

Onder
(i) Zie dezelve allernaankeurigfl in het Aan-
Laugfvl op de kerkelyfce Oudheden bladz. 47.

-ocr page 388-
BESCHRYVINÖ
Onder de verdere hoofdbedieningen de-
zes Kapittels wordt ook die van Schaf
meefter geftelt. Deze poft was zekerlyk
cene van de zwaarfte, want de Schat-
meefter was gehouden op de mecfte cere-
moniën der kerke te paffen, en alles te
verzorgen dat daar omtrent nodig mocht
zyn. m het jaar MDX.XIV. wierdt door
den Deken en het Kapittel de oude bevel-
brief voor den Schatmccftcr vernieuwt,
w aar in deszelfs plichten wydlopig verhaalt
worden, en vermits myns wetens dezel-
ve in 't Nederduitfch nergens geboekt is,
daarenboven op weinige plaatfên be-
richt van dit ampt gevonden wordt, zal
ik dien uit het latyn vertaald hier laten
volgen, zo als zy ons door den Heet
Afatthtus de Fund. & Fat. Eccl. bladz. 4.
in 't licht gegeven is.
„ Wy Deken en Kapittel der kerke

n
van Utrecht, wcnfchen aan alleen een

„ iegelyk die dezen brief zullen zien of
„ horen lezen de Zaligheit, en waarheid
„ der voorledene zaken te kennen. Na-
„ demaal een iegelyk gehouden is voor
„ den rechtcrftocl van den eeuwigen
„ rechter reken fchap te geven van de
hem aanbevolenc poft; zo is't, dat wy
tot lof, eer, en keerlykheid van den
almachtigen God, van zyne gezegende
en rocmrykc moeder de Maagd Maria,
„ en van den Heiligen Manen, onzen

pa-
-ocr page 389-
DER STAt) UTRECHT.
], patroon , als rhède tot Zaligheid van al-
„ Ie zielen zo levende als doden, nopen-
„ de het ampt van Schatmeeftcr in ón-
„ ze kerke Van Utrecht, welke naar mate
„ dat zy andere kerken te boven gaat, en
„ in waardigheit overtreft, ook te meec
„ in kerkgebruiken , lichten, en in aiv
„ dere kerkclyke vcrfierlcleh dient uitte
„ blinken, geoordeelt hebben te moeten
)? bevelen en vaftftcllcn, gclyk wy by de-
„ zen in Gods naam goedvinden en vaft-
„ ftellen zekere regels, om in 't vervolg
„ ten eeuwigen dage,in onze kerke on-
„ gcfchonden onderhouden te worden,
„ op de hier volgende wyze.

„ Ten cerftcn, dat de behatmeefter ia
„ der tyd wczcnde,van ftbnden aan,aan
„ 't Kapittel een regifter van alle de goa-?
„ deren, zo zekere als onzekere,tot zya
„ Schatmcefterfchap bchoorende, zaFo*
„ vcrleveren, en zulks van jaar tot jaar;
„ ook zal hy aan niemandeenigclanden,
;, bezittingen of tienden voor zekere ja-
„ ren verhuren, dan met voorweten en
„ toeftemming van den Deken en het
„ Kapittel van Utrecht, zonder cenige
„ lift, bedrog of afperfling ter gelegcn-
„ heid der bovengemelde zaken te ple-
„ gen. Van gelyke zal in de verleibric-
„ ven van leengoederen niets door hem
„ gedaan worden, dan met weten en
„ toeftemminge als voren. Ook zal hy
Y
aan
-ocr page 390-
BESCHRYVI'NG
„ aan ons kapittel eene lyft geven der
„ genen, welke thans de leengoederen
„ van het Schatmeefterfchap bezitten. En
op gelyke wyze zal ieder jaar door ge-
inagtigden van 't kapittel eene lyft ge-
maakt worden van alle kleinodien ,koft-
lykhedcn, kerkverfierfels en boeken,
„ welke van den Schatmeefter in onze
„ kerk bewaart worden.

„ Vorder, wat de Sacrifty belangt,
„ daar toe zal de Schatmeefter tweePries-
„ ters ftellen , zo hy die bekwaamlyk
„kan bekoomen , anders ten minften
„ eenen priefter, benevens een, die ee-
„ nig ampt van de kerk bedient, tot be-
„ waring en befcherminge der gemelde
„ kleinodien, koftlykneden, verfierfels,
,j boeken' en overblyffels der Heiligen.
,j Welke twee alle nachten in de Sacri-
„,fty zullen flapen, en des avonds voor
„ negen uuren in dezelve moeten 'zyn.
„ Ook zullen deze twee het toezicht heb-
„ ben over de kinderen, die in't koor die-
„ nen, en derzelver opfchik, op dat zy
„die ordentlyk dragen, en op zyn tyd
„ gewailchen worden, gelyk behoort-
,,, Als mede, zullen deze twee aangeftcl-
„ de in de Sacriftye zorg dragen, dat de
„lampen en kaarfen voor de Godlykc
,-, dicnften op de gepafte uuren voor het
„ luiden der klok ontdoken worden, en
„ byzondcr by den wintertyd moeten

J5'
e
-ocr page 391-
DER STAD UTRECHT,
„' de lampen des avonds voor vyf uuren,
„ .en des zomers voor fes uuren ontfto-
i, ken zyn. Ook moet onze kerk, zo
ty by zomer als wintertyd, rondom des
„ avonds met den klokflag van fes uu-
„ ren gefloten zyn, en des morgens we-
„ der ontfloten worden een half uur,
„ voor men de eerfte inifle zal lezen.
„ Vervolgens op het feeft van onze Lie-
„ ve Vrouwe zuivering zalide Schatmee-
„ fter zelfden Biflchop dienen, zo hy daar
„ tegenwoordig is, als ook onzen De-
„ ken, gelyk in't kamerboek onzer ker-
,, ke uitgedrukt ftaat: en aan iedere Kar
„ nonik zonder onderfcheid, 't zy hy
„ eenc prebende bezit, of naamkanonik
„ is, 't zy tegenwoordig of afwezende, zal
„ hy eene waskaars een pont wegende
„ geven, en de vikarifen, of die eenige
„ bediening hebben , en den beftierder
„ der Schoole, die onzer L. Vrouwe
„ beeld in de kerk dragen, ieder cene
„ waskaars van een half pont, als ook
„ de kinderen in 't koor, of andere die-
„ naars onzer kerke, na dat in 't gcmel-
„ de kamerboek der kerke befchreven
„ ftaat. En aan den Suffragaan , als hy
„ den Godsdicnft verricht, zal hy ecnc
„ kaars van een pont geven, welke on-
„ ze Deken gehadt zoude hebben, indien
„ hy den dienft voor den Biflchop ver-
„ richt hadt.

Y 2 ., De

-ocr page 392-
340 BESCHRYVING
„ De Schatmeeftêr zal ook de aangeftel-
„ de perfonen over de Sacrifty met geene
„ nieuwe laften bezwaren, te weten van
„ wierook, wyn, of de vruchten op 't
„ fccft vanden H, Sixtas te leveren, of
„ van eenige andere zaken, op dat hier
„ door den dienftcvan het koor niet wor-
„ de te kort gedaan.

„ Wat verder den klokluider belangt,
„ onze Schatmeeftêr '2al den klokluider
„ ieder jaar voor zyn loon geven een hal-

•>•>
•>•>

ven gouden fchild , volgens de Wet,
door ons Kapittel voor dezen den

j, i. February des jaars MCJDXXVI. dien
„ aangaande tot groot nut vaftgefteld.
„ Hier voor zal de klokluider ook zorg
„ dragen, dat het uurwerk wel geftelt
„ worde:daarby zalhy het toezicht over
„ den tooren hebben, en de deur beneden
„ altyd gefloten houden, en op de ge-
„ fteldetyden de klokken luiden of doen
„ luiden; ook zal hy alle nachten op
„ den tooren flapen; en zal aan niemand
„ toelaten op den tooren te klimmen om
„ te zien, die niet uit den fchoot onzer

n
kerke zy, ten zy met byzonder ver-

„ lof van den Schatmeeftcr of Fabryk-
„ meefter in der tyd, ook zal hy de naar
„ boven klimmende altyd byblyven tot
„ zy weder uitgaan, op dat 'er door de-
„ zelven geene ongercgeltheden of fcha-
„ de bedreven worde, en hy zal geen-

„flns
-ocr page 393-
DER STAD UTRECHT. 341
r» zins toelaten, dat de grote klok aan eenc
„ zyde geflagen worde, maar indien die
„ gene, welke bovenzyn, dezelve willen
„ horen, moeten zy hem van beide zy-
„ den, gelyk de manier is, doen aanflaan.

„ Behalven de reeds gemelde beveelen,
„ zal de toekomende Schatmeeftcrzwce-
„ ren, dat hy met den leveranfier der
„ waskaarfen gecne ovcreenkomft zal ma-
„ ken, dan in het openbaar voor het Ka-
„ pittel, 't geen daags te voren hier toe
,. by een geroepen zal worden. Welke
„ leveranfier der waskaarfcn ook zal
„ zweercn, dat hy het letumet der kaar-
„ fen van een bchoorlyke dikte zal maken
„ naar het gewicht der kaarfen, welk
„ gewicht naar bevel van het Kapit-
„ tel gefchikt zal worden. Ook dat
„ hy nieuw geel was met geene andere
„ ftofondcrmcngd leveren zal. Dan zal
„ de Schatmeefter nog zweercn, dat hy
„ geen ander afzonderlyk verdrag met
„ den voorgemclden leveranfier heeft
„ gemaakt, of maken zal; maar dat hy
„ zorg zal dragen, dat de kaarfen by den
„ kaarfemaker, volgens het beding met
„ hem door het Kapittel gemaakt, gele-
„ vert worden.

„ Verder zal hy ieder jaar omtrent
„ het feeft van S. Remigius zyne reke-
„ ning opmaken van alles, wat zyne
„ bediening raakt, zo van de vafte in-
Y 3 „kom-
-ocr page 394-
r
<
>
342 BESCHRYVING
„ komfteh als van de by vallen, gclyk ook
„ van de begevingen, die aan dezelve
„ fchatkamer behoren. Insgclyks zal hy
„ alle j aaren rekening doen wegens de ver-
„ {krielen en klcinodien voor het Ka-
„ pittel, daags te voren uitdrukkelyk
„ daar toe op den eed by een geroepen
„ zynde, volgens den inhoud van het
„ Kameiboek

„ En hy zal aan ieder lid van het Ka-
„ pittel, die van het begin tot het einde
„ by het overleveren der rekeninge tc-
„ genwoordig zal gewceft zyn een kwartje
„ van den beften Rhyntchen wyn gc-
„ ven.

„ De Schatmeefter zal op zyne koften
„ bezorgen touwen, koorden, en fmeer
„ voor de klokken volgens het kamer-
„ boek. Ook zal hy welrickcnden wie-
„ rook ,of myrrhe,engeen Accht of ftin-
„ kend uitfchot bezorgen, als mede raap-
„ of noten-olie voor de lampen. Ook
„ zullen die der Sacriftye, en die op den
,, toorcn paft met zynen medehelper van
„ gelyken van alle inkomften en verval-
,T len, zo zekere als onzekere rekening
„ doen- En zullen die der Sacriftye, en
„ die het opzicht over dcri tooren heeft
„ zweercn, dat zy meer tot nut en voor-
„ deel der kerke, dan tot voordeel van de
„ Schatkamer dienen ? gevende een ic-
,, eclyk het zy-nc. Die van de Sacriftye

„ en
-ocr page 395-
DER STAD UTRECHT.
„ en zullen niet vermogen een of meer-
„ Jongelingen, die op 't koor zingen, of
„ Iemand anders roepen, om de fleutels
„ van de Sacrifty over te geven, noch ic-
„ mand in hun plaats (lellen tot het
,> waarnemen dezer bedicninge, of het
„ behandelen der filvere vaten, of eenigc
„ verfierfels uit de Sacrifty e, of om de
„ lampen en kaarfen op te fteken, be'
„ halven op de grote Feeftdagen; wan-
„ neer in den omtrek van 't koor en der
„ kerk de kleine kaarfen aangeftokenen
„ uitgedaan moeten worden.

„ Verder hebben de Kapittel-Hcercn
„ befloten, dat in 't vervolg op den uit-
vaart, van wie het ook wezen mag,
niet geluidt zal worden, als by duide-
lyke tocftemming van den Deken en
het Kapittel, zo als dezen aangaande,
en omtrent meer andere zaaken in 't
openbaar regifter daarvan gemaakt, aan-
getekent ftaat, waarin dergclyke beve-
len zo voor die der Sacrifty, en leveran-
„ fier der waskaarfen, als voor den klok-
„ luider van onze kerk, gelyk ook de
„ goederen, jaarlykfche intereft, en vruch-
„ ten , oude gedenkftukken en verge-
„ vingen van geeftlyke bedieningen, die
„ tot de Schatkamer behoren, verzamelt,
„ befchreven en geregiftrcert ttaan, en zo
„ alsdezelve uitgcfchreven aan die van de
Sacrifty en den klokluider onzer kcr-
Y4
„ke
-ocr page 396-
344 B E SC H RY VI N G
„ kc tot een voorfchrift en onderrichting
„ in het bedienen hunner ampten, een ye-
,, gclyk in het zyne,omftandigcr ovcrge-
„ geven zyn. Tot getuigeniüe van deze
„ zake hebben wy dezen tegenwoordigen
v brief met het zegel van ons Kapittel.
,, onder aan bekrachtigt. Gegeven in 't
„ jaar ons Hccren c!3i3, vier en twintig,
,> op den »p. dag van de maand Decem-
„ bet".

•j Uit deze vaftftelHng blykt het genoeg,
dat de Schatmecfter riet toezicht over zeer
vccle zaken gehadt heeft, en vooral, wan-
neer wyons voordellen, hoe groot een
getal van klederen, goude en füvcrc
verfïerfels, boeken, overblyffels der Hei-
ligen oudtyds deze Domkerk bezeten
heeft, om nu niet t e (preken van de goe-
deren en inkomften, voor welker inza-
meling hy zorg mocft dragen, waar van
het gemelde kamerboek, en het algemeen
regilter, ons cenc omftandige onderrich-
ting zouden kunnen geven,

Schoon het niet ten klaarden blykt, of
dit ampt van het begin afin de kerk van
Utrecht plaats gehad heeft, of niet, is'er
echter reden o\n zulks te denken, want
hier voor bladz. 294 uit den brief van den
Bifichop Koenraadfas j aars duizend acht-
cntachtig hebben wy gezien, dat al lang
voor zyncn tyd de Biflchop aan zich be-
houden hadt het vergeven van het ampt

van
-ocr page 397-
DER STAD UTRECHT. 34*
van Schatmeefter en van Opperfchool-
voogd, doch de vergeving moeft aan een
Kanonik dezer kerke gedaan worden, of
dezelye was krachteloos; Nochtans vindt
men in de oude charters, zo van de Bis-
fchoppen als Kapittels, zeer weinige Schat-
meeiters, of iets dezelven aangaande ver-
meldt; ik weet niet, dat ik van S Martens
kerk een ouder gevonden heb daneenen
Dirk Bars op 't jaar twaalfhonderd zeven
en veertig.

Na den Schatmeefter zal ik den Op-
per fchoolvoogd laten volgen,wiensampt
mede zeer aanzienlyk was Hy werdt,
gclyk wy uit den nog zo even aangehaal-
den brief van den Bifichop Koearaadgezicn.
hebben, door den Biflchop uit het getal
der Kanoniken gekozen, en indien zulks
ten tyde van den BiiTchop Frederik plaats
gehadt heeft, gelyk de gemelde brief ons
te kennen geett, zyn 'er te Utrecht al met
het begin der negende eeuwe, en mis-
fchien reeds vroeger, Scholengewceftom
de jeugd te onderwyzen.

De geleerde Launoy in zyne verhande-
ling over de fcholen, welke oudtyds in het
Weften beroemt geweeft zyn (de Scholis
celebr. per Occid) 30, Hoofdft. toont ons
aan,dat de H. Bruno, Aartsbiflchop vanKeu-
/ew, zoon van Keizer Hendrik I. vier jaren
oud zynde, door zyncn vader naar Utrecht
gezonden is om onder den Biflchop Bal-
Y j
drik
-ocr page 398-
BESCHRYVING
dr ik onderwezen te worden; dat hy daar
de beginfclen der Grammatica gdccn heb-
bende, den dichter Prudentius heeft be-
ginnen te lezen, en vervolgens in Griek-
iche en Latynfche welfprekenheid uitge-
blonken heeft. Zie het leven yan den
gemelden Brano door Rogerus befchreven
4. Hoofdft. Torn. i. Scriptt. Rer.Brunsw.
a Leibnitio edit. pag. 273. (i) En onget w y f•

fcJu
(O Ik kan niet voorbygaan op de aangehaalde
plaats van den Heer Liunoy aan te merken, dat
» het my toefchynt, dat die zeer geleerde man hier
te weinig oplettenheid, indien ik het zeggen mag.
gebruikt heeft; want na dat hy het vierde Hoófd-
ftuk, uit het leven van Bruno door Rogernst xvoor-
delyk bygebracht heeft, vervolgt hy: Haecille ad
annum
MXL, quo Baldricum Brunonis praece[jtorem vo-
tnt E[iifci)pum , non quod tune fuerit Epifcopus, ctim
Brunoiiem liberales artes doceret
; fed quoii Baldncus
fuerit Epifcoftus, cum Rcitgerus vitum Brunonis compo-
JiUt. Baldrici virtus (<? fdentia jam prületn pirfê*
cerant, ut üle a Leodienjïbjis in Epifc&pnm optaretur.
Adeiboldus TrajeSaifis Epifcopus, qui res ab Henri-1
co Brunonis potre gsjlas literis manciavit, fcbelum banc
vel inftituit, vel injlitutnm a decefforibus Ansfrida
6?
aliis fovebat., quam deinceps Baldricus refecit. De
misflag in de tydrekening en hiftorikennis is al te
groot om niet in het005 telopen : Voor eerft meent
de zeer Eerwaarde Heer Launoy, dat het geen Ra-
gerus
fchryft van het zenden ?an Rnwonaar Utrecht,
op het jaar duizenden veertig te huis moer gebracht
worden, doch daar tegen ftryden verfcheidene za-
ken, als I. dat Rogems, ten tyiie van Otto I. en
U. reeds in aanzien «eweeft is, gelyk uit het ge-
melde leven op verfcheidene plaatfen blykt,zo
dat men hem ecnen-onguhboMen ouderdom, erf

m
-ocr page 399-
DER. STAD UTRECHT. 347
feld «uilen de eerfte kruisgezantcn, die
zo veele moeite en arbeit om de Hei-
denen tot het Kriften geloof te bekee-

ren.
in denzelven nog luft tot fchryven zoude moeten
toeeigenen, indiem men met den Heer Launoy
ftelt, dat de ^woorden van Ragerus op het zo
evcngemelde jaargetal behoren ; II. Uit de woor-
den, door tien Heer Lnunoy bygebracht, ziet mei),
dat hy hu fchreef, wanneer Biflchop Balderik,
welke reeds voor het tachtigfte jaar der tien-
de ceuwe overleden is, nog leefde. Men hoeve
Tiiet te denken, dat 'er een fchryf of drukfout is
in het werk van den Heer Launoy, en dat 'er in
plaats van MXL. negenhonderd en veertig ftaau
moet, want zulks gefield zynde, zoude 'er al
wederom eene misflag, fchoon niet van zo veel
jaren, wezen j want Rogerus fchryft ter gemelder
plaats : Eo tempore generofa Regum proles annos circi-
ter quatuor babens, liberalibus iiterarnm fludiis im-
luenda Baldrico Epifcopo, qui ad buc fuper ejl, Tra'
jeEtum mijfa eft.
Het ftaat dei halven maar te on-
derzoeken , op welken tydt hier de Schryver ziet.
•Na dat hy dan in het derde Hoofdftuk verhaalt
hadt, hoe de Deenen , Wandalen en Hungaren door
den Keizer Henrik overwonnen , en t'onderge-
bracht waren , Iaat hy onmiddelyk de zo even
voorgaande woorden volgen j zo dat zy hun be-
trekking moeten hebben, voor eerft vafllyk op
den tyd, wanneer Keizer Henrik L noch leefde,
en dus voor het jaar negen honderd fes en der-
tig, ten tweeen op een tyd kort na zyne over-
winninge op die volkeren, welke Sigebertus Gem-
Macenfis
fchryft eens in het jaar DCCCCXXII. en
andermaal in DCCCCXXXIV. voorgevallen te v/e-
zen; het is waarfchynlyk de eerfte, op welke Ro-
gerus
hier ziet; want behalven dat de eerfle wel
de ztkcrfte is, om dat van dezelve ook door

Luit-
-ocr page 400-
348 BESCHRYVING
ren, bcfteedden, van dep. beginne af
wel naarftig zorg gedragen hebben om
de jeugd in het lezen, Ichryven, en an-
dere

Luitprandus gewag gemaakt wordt , kan het niet
wei op de laatrte toegepaft "'orden, vermits Bru-
no
dan te weinig tyds te Utrecht zoude gev/eeft
vf\\, 0111 zulke grote voortgangen gemaakt te heb-
ben, dewyl deztlve Rogerus in 't fesde Hoofd-
flnk fchryft, dat hy na den dood van Keizer
Henrik, die in OMXXXVI. voorviel, door zynen
Broeder Otto naar het hof te rug geroepen is.
De Heer Leibnitz heeft waarfchynlyk dit werkje van
den Heer Lannoy niet gelezen , want hy zoude deze
fout anders zo wel aangecekent hebben, als hy die
van FnJJlus en Sandius omtrent dezen Rogerus ge-
dasn heeft in Introd. Toni. I. Gelieft. Scriptt. Rer.
Brunsw. De Heer Liunoy begaat nog meermisflagen
in de te voren aangehaalde v/oorden, als hy zegt,
dat AMlvM of Ansfriid Biflchoppen van Utrecht
deze fchool ingeftelt hebben, welke na hen door
Bnldtrik beftiert is, daar beide de eerftgemelde
Biflchoppen na den laetftgenoemdengeregeert heb-
ben; ik twyfele niet, of de Heer Liunoy is zeer
ervaren geweeft in de kerklyke Hiftorie van
Vrankryk, maar hy lykt het niet zeer geweeft te
zyn in de Biflchoplyke van ons Sticht, noch vande
algemeene. Men moet zekerlyk veei toegeven
aan iemand, die zulke grote boekdeelen heeft
gefchreven ; doch wie vergt iemand zo veel te
fchryven. Maar Iaat ik voortgaan tot het geen
de heer Lawoy in dat zelve Hoofdftuk van de
Utrechtfche fchole zegt: hy brengt uit Tritbemius
de Scriptoribtis ËcdefiafHcis eene plaats by, waar
uit hy ook wil aantonen, dat Biflchop Radbmt over
het fchool der Utrechtfche kerke geftelt is ge-
weeft: maar voor eerft is het getuigenis van Tri-
tbimius
wat jong, ten t weden kan ik uit de v/oor-

den
-ocr page 401-
DER STAD UTRECHT. 349
derc wetenfchappen te onderwyzen, op
dat met 'er tyd uit dezelve bekwaame
mannen mochten voortkomen; zoo dat
het ampt van Schoolvoogd miflchienhier
zoo oud is als de St. Martens kerk, ten
minden als de inftelling van derzelver Ka-
pittel. En het is zeker, dat omtrent die
tyden, ja1 vele eeuwen noch daar na, de
Geeftlyken het ampt van Schoolmeefter
bedienden, en iedere kerk hadt gemeen-

lyk
den van dien Schryver niet anders zien. dan dat
Radbout een geleerd man en liifichop ge weeft is ,
maar geenfins dat hy zich bemoeit heeft om de kin-
deren te onderwyzen; het kon niet te min wei waar
zyn, doch ik houdé niet gaarne, dat men uit de
'.'/oorden meer wil bewyzen, dan de zelve mede-
brengen. Eindeb/k rtelt de Heer.Launoy, dat Ru-
pertus
Aht va'n Duttz naderhand hier fchoolvoogd
geweeft is, zulks wederom beveftfgende met deze
Woorden van Tritbemius Rupertus AbbaS Tuiümfis.
. . . Monachus Saniïi Laurentii Trajeïïenfis propter in-
credibilem eruditioncm fuam a Frideric» Colonienji ar
tbiepifcopo inde affumtus.
Rel. Die zeer geleerde
man is bedrogen door het woord TrajeStenfis, 't
geen wel meer gebeurt is, doch aan niemand on-
vergeeflyker, dan aan den Heer Lawisy , want
even te voren hadt hy de woorden van Rupenut
in de voorreden voor zyne uitlegging over het
eerfte boek van Mofes bygebracht, waar die Abt
zelf fchryft, dat hy in het kloofter van den H.
Laurentius
by Luik groot geworden is. In de Bi-
blioth. Belg. van den Kanon ik Foppens (laat ook,
dat hy in het Ooftbroeker kloofter gewoont
heeft, doch hy brengt daar geen bcwys van
by.


-ocr page 402-
350 BESCHUYVING
lyk zyn byzonder fchool, waar de oudera
gehouden waren hunne kinderen ter on-
dcrwys te zenden in die kerk, waaronder
zy behoorden, of die, welke hunne Pa-»
rochiekerk was. Men leerde de kinde-
ren op vele plaatfen niet alleen lezen en
khryven, maar men onderwees hen ook
in de grondregelen des geloofs,kerkzang,
en in andere wetenfchappen, waar vaü
wy in onze kerklyke oudheden vele voor-
beelden vinden. De Latynfchetaalwierdt
insgelyks op vele plaatzen geleeraart. En
vermits men toen noch van gene hoge
Scholen of Akademien voorzien was, wier-
den de Jongelingen in verfcheide fteden in
de nodige wetenfchappen onderwezen.
Zie van deze fcholen de aantek. van den
Heer van Rhyn op Bat. Sacr. I. D. bladz.
459. en II. D. bladz. 147.

Wat nu eigentlyk het fchool van S.
Martens
kerk belangt, het zelve wierdt
door een Opperfchoolvoogd en twee On-
dermeefters, die ook Gceftlyke waren
bcttiertjdoch het bewind quam eigentlyk
den Opperfchoolvoogd toe, en het was
deszelfs plicht om alles te bezorgen. Ver-
diende een Scholier eenige ftraffe,dcOn-
dermeefters vermochten hem niet zwaar-
der ftraffcn dan met cene roede, was de
misdaad groter, de Opperfchoolmecöer
moefthem zelfkaftyden.

Onder zync zorg ftonden ook cenigc
Jon-
-ocr page 403-
DER STAD. UTRECHT. 351
Jongelingen, welke hy, gelyk gezcgt is,
in den kerkzang onderwees, en die we-
gens de de helderheit van hunne ftemme
in de kerk gebruikt wierden om de Ka-
noniken te helpen zingen, zodanigcn
worden noch in de Koomfchgezinde
landen gevonden ^ en zyn bekend onder
den naam van Koralen of ChoraJea; deze
Jongelingen trekken ook hunne inkonv
ileii, ja worden genoegzaam onder het
gceftlyk lichaam gerekent, dragen een
byzondere kleeding enz. Voor deze Cbo-
ralen
was te Utrecht eene byzondere
plaats, waar zy van koft , drank , kle-
deren , enz. verzorgt wierden. Wat ver-
der den Opperfchoolvoogd belangt, uit
den eed,dien hy gehouden was te doen,
zal de lezer kunnen zien -, wat zyne pligt
was, en luid aidus.

„ Ik N. zweere by deze heilige Euan-
j, gelien, die ik met myn handen aan»-
,, rake, dat ik de Choralencn Schoolkin-
j, deren dezer kerke, zoo lange, ik het
„ ampt van Opperlchoolvoogd dezer
„ kerke bediene, getrouwelyk zal waar-
„ nemen, dat ik dezelven in de zeden
„ en de gebruiken der gemelde kerke1,
„ naar het bevel, dat my van Myn Heer
D, den Deken en het Kapittel fchriftlyk
„ ter hand zal geftelt worden , met alle
j, vlyt zal zorg dragen te onderwyzen.
„ Ik zal de Choralen onder ecnc goede en

„ ftrcnge
-ocr page 404-
BESCHRYVING
ftrenge tucht houden, en daaglyks ter
„ fchole doen gaan.

„ ven niet eenen penning nemen, 'tzy
„ van hunne koft of andere zaken , ook

niet van de andere School-kindcren , dan
volgens oude gewoonte gebruiklyk is
„ Ik zal in 't huis der Choralen onzer
„ voornoemde kerke geene vrouws-
„ perzonen brengen , noch by dag noch
„ by nacht, of by myn weten laten in
„ brengen om alle zonden te myden.
„ Ook zal ik , noch by genomen noch by
^ gegeven afcheit van myn Heer den De-
„ Ken , of het Kapittel , indien ik my in
de (lad. ergens anders in dezelve bedie-
„ ninge mochte begeven , eenige Chora-
„ len of fcholieren van dezelve kerke af-
„ trekken of laten aftrekken , maar zal die
>r allen , zo Choralen als fcholieren , aan
,, den nieuwen Schoolvoogd myn plaats-
n opvolger getrouwlyk aanbevelen. Al-
„ Ie deze voorfchrevene zaken, en ieder
„ daarvan in 't byzonder , zal ik oprecht-
„ lyk volbrengen. Zo moet my God en
„ alle zyne Heiligen helpen".

Vorder vindt men weinig bericht van
4". Martens School in dietyden, en, 't
geen wonder is, in de oude brieven
worden zeer weinige Schoolvoogden ver-
meldt , ik heb 'er nooit meer dan ze-
ven of acht by namen uitgedrukt gevon-
den.

Thans
-ocr page 405-
DER: STAD
, . Thansdient hier ook;wpl-kpjtlyk
.van de Kanoniken gezegt te worden, Dit
genoodfchap beftont uit veertig, perfoq-
:nen, en is van den BitTchop?f^///irör^ijQ-
eeftelt, ieder Kanonik bezat e,enePre;-
ende,of Kanoniksdy, echter van, die yeejr-
tig waren 'er maar negen en twintig j wel-
ke eene volle Prebende bezaten, de an[-
dere elf Kanoniken hadden; maar eejjp
halve. , .
'.. .V. j -,• :..; .,
Wy hebben te voren reeds aangemerkt,
hoe aanzienly k het ampt vanKanonik in <^.
Martens kerke was, doch zulksblykt on-
der anderen ook daar uit, dat de Keizers
zelve het voor eene eer rekenden Kanonik
dezer kerke te zyn; waarom'er al van ouds
eene KeizerlyJce Kanoniksdyof Prebende
geweeft is , welkers dientt door twee
Geettlyken, daar toe van den Ke;zeraan-
geftelt, waargenomen wierdt, die ook het
inkomen daarvan trokken, gel/k u|t
den brief, door He da bladz. 150 byg^-
bracht, te zien is: en het was ceie ge-
- woonte, dat verfcheide aanzienlykc ker-
ken uit voorname inzichten Keizers, Ko-
ningen, en Oppervorften tot haar gc-
noodfchap aannamen 5 want zodanige
kerk eens in nood of ongeval rakende,
was zulk een Oppervorft, als lidmaat der-
zelve r volgenszynen eed gehouden de
kerk by te fpringen, en te befchcrmen.
]a die grote Heeren gewaardigden zich

3W. Z Op
-ocr page 406-
354 BESCHRYVING
op fommige tyden wel in een Kanoniks
gewaad in de' kerke te verfchyncn, en
ónder de Kanoniken de getyden te zin-
gen, waarvan veele voorbeelden by te
brengen zouden zyn. Niet alleen
wierden die Vorften Kanoniken, maar
gelyk men in grote kerken gemeenlyk
noch een broederfchap hadt, zocht men
die voorname perfonendaarin tekrygenj
dus vindt men , dat Graaf Floris de Vet-
te
in het broederfchap van S. Marteni
kerke opgefchreven was; zie de gefchie-
deniffën der Biffchoppen door/tawbladz.
147, op welke plaats van Bucbel die ou-
de gewoonte door eenige voorbeelden
van andere kerken beveftigt.

Uit verfcheide noch overig zynde ou-
de inftelliflgen kan men zien, dat nie-
mand tot Kanonik mocht aangenomen
worden, of hy moeft in de Godgeleerd-
heid of kennis der Rechten zekeren eer-
tytel van geleerdheid bezitten, op dat het
dus de kerk aan geene bekwame perfo-
nen tot het bekleeden van voorname am-
pten, mochte ontbreken, doch iktwyfe-
le, of dit wel altoos, zo in vroegere als la-
tere tyden , in acht genomen is.

Alle die Kanoniken waren juift geenc
Pricfters, maar volgens eene oude vaft-
flellinge moeften zy altoos Diaken of
Onderdiaken zyn; doch zulks is al mede
in onbruik geraakt, na dat mcri wereldly-

kc
-ocr page 407-
DER STAD UTE^CHT.
ke perfonen osn deze «n, gcena gunftew
met eenKanoniksdy goedvöndt tebegon-
ftigen, welke dan om eeji gering looi*
een Priefter of Diaken dezen poft VOOE
hun lieten bedienen, waardoor dikwüs
veele misbruiken ontftonden,

Uit het getal der Kanonikcn wierden
ecnigen aangeftektot het waarnemen vaq
byzondere dienften, zommige hadden $L-
tyd durende, andere weder by beurten om?
gaande dienften te verrichten, waaronder
Zielpriefters, Weeklyke Priefters, ena,
vermeldt worden; doch hier van byzoa-
derlyk te willen handelen, zou ons te
wyd buiten het beftck leiden.

Alken zal ik noch zeggen, dat'er ook
zekere perfonen waren, die de eer van
Kanonik zo hoog ftelden, dat zy zich
vergenoegden met den bloten naam te
voeren, welke daarom ook Canonieibo-
mris
genocmt wierden 5 deze hadden gee-
ae prebende, geen geftoeke in het koor,
geene ftem in het Kapittel, geen Kano-
niks huis om in te wonen 5 daarentegen
waren zy ook niet gehouden de kerklyke
dienften der Kanoniken by te woner\
In de omgangen was hunne plaats achter
de Kanoniken. Zy begonnen echter met.
'er tyd zich al wat meer recht aan te ma-
tigen, zo dat de Kapittels genoodzaakt
wierden daar eene wet tegens te maken,

Behalven deze waren 'er ook Cavoxüci
Z 3 J*
-ocr page 408-
Jubilanl. Deze waren zodanige Kanoni-
kén, die vyftig" jaren Kanonik ge weeft
2yndc, é;n op'nét koor gepaft hebbende,
op eene plechtige wyze van alle dienfterï
ëntflagen wierden, en hunne inkomften
evenwel behielden.

f Tot bdtót'Van het weinige, 't geen
hief van dé'Kariónikeri gezegt is, zal ik
'er ndch!-by voegen j dat zy gehouden
waren in handen van den Deken eeneri
plechtïgen eed'te doen, zo als wy 'ereerj
van ontrent het midden der twaalfdeeeu-
we, door den; Deken -Anfelmus en het
Kapittel öpgefteld, hier 'zullen laten vol-"
gen.

„ Ik ÏSf. zWeere by Göd,: die my door
j, zyn H.- bloed -verloft heeft, en by de-
;; ze H. H. Euangelicn, die ik metmyne
hand rake, aan den Deken en hct'Ka-
j, pittel myner kerke gehoorzaamheid,
„ getrouwheid, en eenengedurigen dienft
„ te doen, zoo veel als in myne macht
„ zal zyn,..'t zy God de Heer my totho-
„ ger rocpe: en dat ik de rechten en goe-
„ de gebruiken dezer kerke zal onder-
i} houden j is't dat ik deelagtig aan de:
„ zelve wil zyn; ik zal geene de minfte
j, tweedracht tegens de gemelde kerk,
„ of iemand der broederen , hardnekkig
„ofvermetel voeren, bok zalik geene
„ zaak der kerke van mynenDeken of Ka-
„ pittel, of den Biffchop, of den Aarts-

„ di-
-ocr page 409-
DER STAD UTRECHT.
'„ diaken voor een ander beroepen, zo
lange zy my gehoor geven, gerechtlyk
„ handelen, en geen recht weigeren ;
„ ik zal geenc andere inkömften van de
„ prebende zoeken, dan 't.geen my nu
„ toege voegt is, tenzyhetgefchiedemet
^ toeftemminge en uit gifte .van dien,
„ wiens recht/zulks verniag. Ik heb voor
„ deze Kanoniksdy niets gegeven, of zal
„ 'er niets voorgeven, noch iemand voor
„ my, 't zy wetende of toeftaandc,enzo
„ iemand, daar voor iets belooft of gege-
„ ven hadde, zal ik het zelve nooit be-
„ talen. Dus helpe my Ood en alle zy-
„ ne Heiligen".

In latere tydeh is 'er een andere eed
in 't Nederduitfch opgeftelt van dezen m-
houd:

„ Ik N, zwere, dat ick van nu aan, fb
„ lange ick de Canonifye in den Dom
„ capitule fal befittcn, lp dickmaels als
„ ick door bevel van den Deken tot het
„ Capittel beroepen fal werden, fal"kö-
„ men, het profytelickfte raden, het ón-
„ profytelicke verwerpen, de gerechtig-
„ neidvandenGapitule endedesfelfsgoe-
„ derenbewaren ende befchermen,de.goe-
„ deren ende gerechtigheden niet fal ver-
„ vreemden, de vervreemden fal weder-
„ krygen na myn vermogen en wetenr
„ fchap: de verborge handelingen van
„ het Capittel, ende de fecretenvan dien
Z 3
„ niet
-ocr page 410-
BESCHAVING
^ niet en ftl openbaren aan die genen,
„ die niet Capitulair en zyn, of die, voor
,, welcke het fecreet moet biyven. So
„ waarlyk hclpe my Godt".

Doch de Eeden van alle de reeds ge-
melde ampten zyn dikwyls verandert om
opkomende of influipende abuizen, en
men droeg gedurig zoo veel zorg, als
doenlyk was, omdezelven te weeren.

S. SALVATORS
KERK,

t
Welke ook den naam van S.
Bonifacius, en Oudmun-
fter gedragen heeft.
TE voren in de befchryvinge van S.
Martens
kerke is reeds aangetoont,
dat er van ouds onder deKanoniken van
die en van deze kerk een groot verfchü
wegens de oudheid , den voorrang, en
het recht om een Bifichop te verkiezen,
plaats gehadt heeft, en nooit door een
fey beide partyen voor wettig erkent
JL echter beflift is. Doch ik heb daar, het
igccn my dien aangaande, zo uit een brief

van
-ocr page 411-
DER STAD UTRECHT.
van den P>iflchop Koenraad van het jaar
MLXXXVIII. als uit andere Schry vers en
bewysftukken, het waarfchynlykft voor-
kwam medegedeelt, en uit net byge-
brachte den rang aan S. Martens kerk
toegefchreven, en het bewys, dat fommige
voor de Salvators kerke uit een brief van
den H. Bonifacius bybrengen, zo veel ik
dachte nodig te zyn, opgeloft, houdende
het niet te min zeker, dat de S-a/vators
kerk ook door den Biffchop Willibrord^-
fticht is: maar of deze Biffchop het Ka-
nonikaal kollegie uit het gemelde eerde
Salvators kerkje in deze heeft overge-
bracht, daarvan vindt men geene zeker-
heid, en hier voor heb ik op S. Martens
kerk uit J.vanBucbt/tccds aangemerkt,
dat onze jaarboeken S. Boftifacitts voor
den (lichter van't Kapittel van S. Salvators
kerke houden , welke (lichting ik dan
houde voor de gemelde overvoeringe, en
om welke reden miflchicn deze kerk ook
den naam van S. Bonifacius met 'er tyd
zal aangenomen hebben.

Het Kapittel dier kerke bcftaat maar uit
twintig Kanoniken,doch zo het waar is,
dat de Biflchop Eernuljus de helft van dit

fcnoodfchap naar Deventer overgebracht
eeft, zo moet het voor het begin der
elfde eeuwe ook uit veertig Kanoniken
beftaan hebben, 't Is waar Lindeborn in
Hift. Episcopat Davcnt. twyfelt daar
Z 4
aan
-ocr page 412-
BESCHRYVING
aan- echter ontkent hy niet, dat zulks
gedaan is, maar wil liever, dat het zelve
door den Biflchop Radbout, die zynen
ftoel om de vervolgingen der Noorman-
nen cenigen tydte Deventer heef t gehou-
den, of door deszelfs opvolger Balderik
verricht is.

- Ik moét hier iets wegens de naamrcden
dezer kerke by voegen, en by welke gele-
genheid zy denzelven volgens het fchry ven
van zekeren Kapellaan van het Gafthuis
van S. Barbara te Utrecht zoude gekre-
gen -hebben; ik zal deszelfs verhaal uit
Ret latyn by Matthxus de Nobil. lib. II.
Cap. 49 in 't Nederduitfch laten volgen.<

„ Daar zyn menfchen, welke zo tot nieu-
„ wïgheid genegen zyn,dat ze ook hun-
,• ne rechte Patronen nier meer gedenken.
!$'„ Wanneer de H. man Bomfacius, de
n volgende Aartsbiflchop in Utrecht na
,. Willibrord hier een klooftcr ftichte,
„ heeft hy aan 't zelve den naam van de
„H. Maria gegeven. Naderhand, ik

weet niet om wat reden, miffchien
„ om de verdienften van den treffelyken
J7 Biflchop Bonifactus, die nu Martelaar
,} was geworden, heeft dezelve kerk den
„ naam beginnen te krygen van S. Boni-
j} facius
kerk.

„ Een geruimen tyd daarna is het ge-
„ beurt, dat verfcheidene plaatfen der Hei-
„ ligen, én veelekerken, benevensgro-
;, .
re
-ocr page 413-
DER STAD UTRECHT. 361
,~ te gebouwen der ftad Utrecht door de
„onvoorzichtigheid, zo als gemeent
„ wordt, eener Vrouwe zyn afgebrandt.
„ Onder dewelke de kerk, die door deu
„ voornoemden Willibrord^ den puin
,i hoop van S. Thomas kerkje, 't welk
„ ten tyde vanKoning Dagobertgzbou.v/t
„ was, met de daar nevens ftaande ka-
„ pelle van 't H. Kruis ook geweeft is;
„ blyvende nochtans het beeld van 't H.
„ Kruis
in die kapel door een wonder-
„ werk ongefchonden, het welk daar-
„ op door de Geeftelykheid, onder het
„ aanzien van al het volk met grote pi ech-
„ tigheid gebracht is naar de kerk van
„ den H. Bonifacius; want deze was on-
„ verbrandt gebleven. Waarop dan ee-
,, nige oude Godsdienftige Vrouwen, de-
,, welke eene grote eerbiedigheid voorliet
„ voornoemde kruisbeeld hadden, het
„ gemelde beeld, dat aldus uit de vlam-
„ me geredt was, byna gantfche dagen
,j, gingen bezoeken; en de gemcldckcrk,
„ naar het beeld des Zaligmakcrs,. de
kerk van den Zaligmaker (of Salva-
tor)
noemden. Wanneer nu nader-
hand de Utrechtfche Domkerk met
verfcheidene andere kerken van nieuw
opgetimmert was, is de kerk van S.
'j, Bonifacius,
om dat haar gebouw ten
„ opzichte van het nieuw gebouw dec
Z 5
„ an-

-ocr page 414-
BESCHRYVING
andere kerken veel ouder was, van de
gemene ambachtslieden door de wan-


deling Oudmunfter genoemt geweeft.

j, Van deze twee namen is deze kerk,
„ dewyl de Geeftelykheid het met de
„ Godvruchtige Matronen hieldt,in de
„ latynfche taal de kerk van S. Bonifacius
„ genoemt geworden (i), terwyl het
„ gemene volk daar tegen halfterrig
„ bleef, en de gemelde kerk in de Ne-
derduitfchc taal Oudmunfler noemde.
Het is voorwaar jammer, dat dezeder-
tige kerk, alleenlyk ter gelegenheid
van een beeld, dat in de vlamme ge-
„ weeft was, of om haar oude muur-
„ werk, de namen van hare twee Pa-
„ tronen, den eenen voor, den anderen
„ na, heeft verworpen. Hetwasraad-
„ zamer den H. Bonifacius wederom te
„ erkennen (want de naam van Maria
„ is nu gceigent door de laatfte der kol-
„ legiale kerken) dan te wankelen tus-

„ fchen
(i) Uy MiMteus ftaat: Litine ad SanBum Bf
nifacium dici invaluit ,
doch moet waarfchynlyk
ad Smiïutn Salvatortm gelezen worden ; want het
was juift waar over die Kapellann klaagde, dat
deze kerk nietmeer naar Bonifacius of Afjn'a , maar
door de Vrouwen, by welken zich de de Geeft-
lykheid voegde, met den naam van Salvator ea
door het gemeen met dien van Ondmunftergenoemd
wierdt, zo als uit dit gantfche verhaal hlykt.

-ocr page 415-
DER STAD UTRECHT. 36$
'n fchen twee niet overeenftemmen-
„ de namen van het gemeen en van
„ de Vrouwen.

Vermits verfcheidcne Leezers op dit
verhaal zouden vaft gaan, zal het der
moeite waardig zyn daarop eenige aan-
merkingen te maken, dewyl net ze-
ker is, dat 'er verfcheide mistaftingen
onderlopen. Te voren is reeds uit den
brief van den Bifichop Koenraad aange-
toont, dat deze kerk niet door Bo»ifa~
dus
gefticht is. Ten anderen moeft 'er
eerft meer blyk zyn,dat hare eerftenaam
Maria geweeft is, eer men zulks kan
aannemen, te meer daar 'er niet eene
brief van Biffchoppen , Prooften , De-
kens, enz. myns wetens gevonden
wordt, waarin aan deze kerk de naam van
Maria gegeven wordt, en vermits die
naamby de Chriftenen zo aangenaam was,
zouden zy zekerlyk dien niet verzwegen
hebben, altoos veel minder dan dien van
Bonifacius . die zo dikwils in de oude
brieven gevonden wordt, 't Is waar, de
Heer Matthtus in zyn boek de Fund. &
fat. Eccl. pag. 53. en de Nobilitate lib II.
cap. 3. is ook van gevoelen, dat zy den
naam van Maria gevoerd heeft, en tot
bewys brengt hy een giftbrief van den
Keizer Otto I. des jaars ncgenhonderd-
vier en veertig by. Hier door zoude zeker-
lykhet verhaal van den gemelden Kapel-
laan

-ocr page 416-
BES'CHRYVING
laan meer ingang krygen, echter.het.be-
wys iüt dien brief vain, Keizer Otto is'zo.
klaar niet, want hy onderfcheit wel dui-
delyk'»y. jtfartew en S,. Sal^ators kerken
van die der Maagd JWaria, derhal ven zal-
'er in den brief door die kejpk,,van Ma-^
ria
te v'erftaarizyn de; Kruiskapel, welke;
volgens het fchryven van den Abt van
Epternach Theofridus^ ook op den naam.
van. de Maagd Maria ingewydt was.
En zo lang ik geene nadere bewy^en des-
wegens? yinde, kan ik niet wel; tot een.
ander gevoelen overgaan (i).

Wat
.•••;•• • •,' ,
( i) Lk gelove niet te min, dat wie den brief
inziet en op deszelfs gezag b.eruft, tot het. ge-
voelen van den Kanellaan van' S. S/irlara Ga(i-
huis, én van den Heer Matümeüs zal overgaan ,
en den naam van Maria aan Stilvators kerk toe-
fchryven. De brief, waaar van gewag gemaakt
wordt, is te vinden by Hida bladz. 83. In den-
welven zegt Keizer Otto:NoJJe cunQos Janiïa Dei
Ecckjiie tioftrosque fiiieles amhimus, cbarij/jmum fra-
trem noftrum una cnm cbariffimo praceptore illius D» •
mina Baldrico fanttijjimz Ecclefix Trajettenjïs Epis-
copo nojlram juppticafjs Regalitatem, quod quia a Do-
mino vel genüóre haftró p. m. Henrico rege ad proefa-
tam collatus -eji Ecclefiato ibidemquefantulatiiium Eccle-
fiis S. Salvatoris nojiri
£f beatijjimi confeffbris éjus
Martini, in cujus etiam banore prtefattE prcEjulatus w-
Hs Labetur dëdicatus, ejl fuppeditatus qudsdam fiid
Regalis proprietates
£f nos jtmiliter quaefam illuc dnna-
fcmus.
't öeen kortlyk daar op uitkoifit, dat hy
van zyn Broeder Bnmo en van den Biffdiop Bal-
drik
verzocht was de godderen der Utrechtfche
kerk en der Geeftlyken van S. Salvator en S. Mar-

' • • Ml
-ocr page 417-
DER STAD XÏT-RÉCMÏ-. '36$
Wal den verderen inhoud belangt,dat
namelyk deze kerk den naam van S. Sat-
vator
zou gekregen' hebben uit het be-
zoek van eénige Godvruchtige Maf ronen
by het kruisbeeld, 't geen uit de vlammc
bewaard en in deze kerk gebracht was,
is zekerlyk misgeraft ; want de brand
daar hy op ziet j is in den jareMCXLVltk
voorgevallen •, dechalven moeft'dic naam
dan eerft omtrent dezen tydtopgefcomen
zyn, integendeel vindt men in de aller-
«udtte brieven dien naam zeer dikwyIs
j . •-. ...
. .': .'•••: vet-
. • - : . • ' • ' ••.- [.-..'•.' ub tob /. ;
ten te vermeerderen. Hierop laat r;y voJgsn :
Quorum obfccrationi pro aterna obtemferanies remitnera,-
"liime in eleemofyna fircelibnti Germani Fratris noftri
,
ttftbus fratrtmt prwmemorat/z fvrnificiatis Catbfdrtt,' in
duóbus 'Monafteriis inibi Deo famultmtium tinum inbO'
nor^JanSi Martini 4eiticatum alserurft vtroijanïï/p Dei
'óenitricii omniaivque SanSerum
6fc. Dia:: hy onj
daar aan te voldoen a'ari de broeders vah'de twee
kloofters, waar vari 't' een' ter e ereVan S1. Mar*
ten,
't ander van de 'Heilige Moeder. 'Gtds.en van
alle de Heiljgenlngewx<it v/as,de goederen , diehy
vervolgens noemt, .fchenkt. Zo dat hy kiaarblyke-
'lyk de krtk,' die hy te voren den ba'arif'Van'SaJ-
svator gegevert- liade ,* naderhand , die vah'-de Mie-
der Gotis of Maria
noemt; ik kan'•nietzieff,.idat
er voor zo veel dezen bne£ aangaat ,•'eénige
,'cle minfte'twyfeling 'Kan overblyven", of .de;?e kerk
heeft die beide nairien gevoert; Het zoude maar
•alleen aankomen om te onderzoeken , of het ge-
ituigenis uit dezen brief krachtig genoeg isijWaaruit
men dan ook zoude kunnen zien , dat de Sal-
iiators
kerk ter eeré Van alle de Heiligen inge-
wydt iï geweeft.

-ocr page 418-
3«<5 BESCHRYVING
vermeldt, ja houde die wel de oudftevan
deze kerk te zyn.

Wat de naam van Ottdmttnfler belangt,
ik heb opdenzelven zo naauwkeurig niet
gelet, en het zoudekonnen zyn, dat die
volgens zyn verhaal is opgekomen, hoe-
wel ik zonder nader bewys zulks mede
niet voor yaft zou durven opgeven.

Verfcheide Schryvers willen, dat de-
ze kerk van den beginne af tot den jare
vyftienhonderd achtenzeventig, wanneer
zy afgebroken is, in zyne oude forrne on*
gefchonden gebleven is, doch het is ze-
ker, dat deze kerk, zo wel als die van S.
Mart en t
door de woedende Noorman'
nen afgebrand is geweeft; want in den
brief van den BüTchop Baldricus des
jaars DCCCCXXX1V. hier voor in 't
6. Hoofdftuk bygebracht, vindt men,
dat deze Biüchop te Utrecht gekomen
zynde bevondt, dat dezelve plaats door
de Deenen vernield en t'eenemaal ver-
weeft was, dat daar en boven de treffe-
lyke kerk van den Patroon der Utrecht-
iche kerke,den H.Martenen, die van S.
Salvator,
verdelgt en afgebrandt waren,
waarin, vervolgens van de herftellinge,
die hy gedaan heeft, iprekende, noemt
hy de t wee zelfde kerken, die hy, zo goed
hy konde, weder opgebouwt heeft. Zo
dat het zeker genoeg is, dat dezekerk
ten fninften eens in de rampen, de ftad

over-
-ocr page 419-
DER STAD UTRECHT. 367
twergckoraen, gedeelt heeft , maar het
is niet juift te bepalen, op wat jaar die
brand is voorgevallen; de nerftelling der
ftad en kerken meent men, dat Biltchop
Baldricus in het jaar negen honderd zeven.
£n twintig begonnen, en in het zevende
daarna volgend jaar volbracht heeft. Van
verdere ongelukken, zo van brand als an-
ders deze kerk overgekomen, vindt men.
zulke zekere bewyzen niet, hoewel Anfel-
mus van Gemblwrs y
en de grote Hol-
landfche Kxonyk .op 't jaar MCXXXI.
van eenen groten brand te Utrecht khry-
ven, by welke beide deze kerken weder
met noch ecnige anderen in de ailche
zouden gelegt zyn.

Wegens de ftandplaats dezer kerk, heb
ik te voren op S. Martens kerk reeds
gefproken, en getoont, hoe beide deze
kerken, benevens de Abdy van S. Pau-
lus
,en het Biffchopshof als op eikanderen
gedrongen ftonden, ja opfommigcplaar-
ièn maar door een naau pad van een gc-
fcheiden wierden. Zy quamcn alle vier
op eene plaats uit, zo dat 'er op fommige
tydcn een groot gedrang was, en vooral
wanneer 'er omgangen gefchiedden.

Het pad tuflchen deze kerk en de Ab-
dy van S. Paulus behoorde in eigen-
dom aan de Abdy, maar in het jaar
MCCLXXXV1II. is de kerk daarvan
door Koop meefter geworden, doch on-
der

-ocr page 420-
368 BESCHRYVING
der voorwaarde van het zelve nooit te
mogen betimmeren ; maar alfyd tot een
doorgang te houden, langs dit pad rnoeft
ook de omgang gefchiedcn, gelyk mede
door 't Biflchopshof, zo als uit ditbyzon-
dere aangetekende wegens de proceflie
blykt. x "-•
'••'• •
„Op't jaar MCCCLXCIIL viel S.
Bonifacius dag op 't feeft van 't H. Sa-
„ crament, toenzyn de Prelaten enKa-
,; nonikcn der vier kerken in Salvators
„ kerke vergadert, -de tcrtien geeindigt
„ zynde, (dat is de gebeden van negen
„ uuren des; morgens} hebben zy het
„ lichaam des Heercn gedragen, gaande
„ door het Hof van den BiÏÏchop in &.
„ Martens.
kerk van de noordzyde: En
„ den orgeKpceler van S. Martens kerke
„ heeft zo lang op het orgel gefpeelt als
„ de omgang voorby ging. De proces-
„ fie keerde terug door den doorgang, 't
„ verder door het Biflchopshof tot weder
„ in de kerk. De Magiftaaat deedt her lic-
„ haam des Heerendoor den Abt van Ooft-
broek dragen, en alle de Moniken en
„ Geeftlyken vergaderden in de Buurkerk.
„ DeHeerenvan^. Mart en methunnezy-
,, de kappen hebben het lichaam desHec-
„ rca, na dat hunne mifle geeindigt was,
„ over hun kerkhof gedragen, enz."

Wat de uitwendige geftalte van deze
kerfc'belangt, daar is reeds geenbefchcit

meer
-ocr page 421-
STAD UTRECHT. 369
meer van overig; maar uit eene aanteke-
ninge wegens de intrede van Biflchop
Hendrik vanBeyeren in den jare MDXXI V.
blykt, dat het een naar de gewoonte dier
tydcn Kruiskerk iff geweeft, want d*ar
ftaat aldus:

„ Ann. 1524. des Woensdachsna Sin-
„ te Matheus dachdes heyligen Apoftels:
„ item 's anderen dages alfè s'Donderdags
„ na fynre Genaden biyde incomfte, dede
„ tyn Genaden een koftelycke maeltytvan
„ vleyfch ende vifch in de kerk van Ou-
„ demunftcr. Ende die Overfte out eri-
„ de nye mitten Cameracrs, ende Ibmmi-
„ ge van den Scepene,Rade endeDienres
„ Jaten aen de zuytzyde van 't Cruys-
„ Verck voor 't Capittelhuys an twee
„ lange tafelen". Zie Matthaus de Fat.
& Fund. p. 54.

Hier uit blykt niet alleen de gedaante
der kerk, maar ook dat het Kapittelhuis
aan de zuidzydc der zelver geplaatft was*
Wat de verdere omftandigheden, zo van
de kerk, tooren, en andere zaken be-
langt, dien aangaande heb ik niets kun-
nen vinden.

Wat verder de kerk van binnen be-
langt, het is zeker genoeg, dat dezelve
van allesnaar de Roomfche wyze deftig
voorzien is geweeft, hoewel het rechte
befcheid daar van niet meer te vinden is.
Onder anderen pronkte dezelve ook met
A a
een
-ocr page 422-
BESCHRYVING
een goed getal overblyffels der Heiligen,
en wel zodanig, dat men meende, datzy
uit dezen hootde heiliger was dan eem-
ge andere kerk dezer ttad, gelyk hier van
eelt breder bericht by Matth&u$ de Fund. &
Pat. Eccl. pag 63. en volg. kan gezien
worden, en welke brieven in Batavia
Sacra II. Deel bladz. 406. en volg. in 't
Nederduitfch vertaalt ftaan. In deze
kerk waren ook twee krochten of kel-
ders, in 't latyn Cript* genoemt,en in ie-
der ftondt altoos een outer volgens een
gewoone manier van bouwen der oude
kerken, en wierdt in dezelve den gant-
fchien nacht de Godsdienft verricht, of
ten minften gebeden, maar na dat daar
een misbruik van gemaakt en ergernis
door gegeven wierdt, is die zaak in on-
gewoonte geraakt.

In eene Ordonantie van den Deken en
het Kapittel des jaars MCCCXXVI. wc^
gens de tyden en wyze, dat de Vikarifen
gehouden waren mis te lezen, blykt, dat
op dien tyd elf of twaalf outers in deze
kerk waren, als mede verfchcide kapel-
len, waar in een outer ftondr. Dezelve
ftaat by Matth d. 1. pag. 70. en in 't Ne-
dcrduitfch in het I. Deel der Hiftorievan
't Bisdom van Utrecht bladz. 18 r. en volg.
Het is wel waarfchynelyk, dat 'er nader-
hand noch meer by gefticht zyn, hoe-
wel de bewyzen ons ontbreken.

In
-ocr page 423-
t>Ek STAD UTRECHT. 37»
In de kerk van S. Salvator waren van
ouds, behalven andere dingen, te zien
een zilvere vergulde ftaf; en een zilvere
my ter of Biflchops hoed; dewelke door
den Biflchop gebruikt wierdt, als hy- in
't bezit geftelt zoude worden.

De myter is in de ketk noch lang be-
waart, maar toen de Franfchen in den
jare MDCLXXII1. meefter van Utrecht
waren, hebben zy die by hun vertrek
medegenomen. ZieMattbtits ter aan-
gehaalder plaatfe pag. 74.

In deze kerk zyn ook een groot getal
Bifichoppen, en andere voortreffelyke
mannen begraven geweeft, de Heer Mat*
th&m
in zyn gemelde Boek pag. 68. le-
vert ons noch een graffchrift van den
Biflchop Rixfridus op,'t welke door den
Heer Hendrik van Rhyn 1. Deel van Bat.
Sacra bladz. 565. in 't Nederduitfch ver-
taalt is.

Van gelyken geeft hy ons een graf-
fchrift van den Biflchop Fredericus,\ welk
door den gemelden van Rhyn mede over-
gezet is in het zelve Boek bladz. 506.

Behalven deze twee Bifichoppen zyn
'er ten minftcn noch zeven of acht in de-
ze kerk begraven, daarby een groot ge-
tal Prooften , Dekens, Schatmeefters,
Opperfchoolvoogden, Kanoniken, enz.
Zo dat zy oudtyds met eenige aanzien-
lyke graftomben gepronkt heeft.

Aas De-

-ocr page 424-
37* BESCHRYVING
Deze kerk hadt,gelyk wy uit denvoor-
gemeldcn brief van denBiflchop Koenraad
des jaars MLXXXVlll. gezien hebben, het
voorrecht, dat zy naar haar welgevallen
een Prooft mocht verkiezen, en niet ge-
houden was een Kanonik van S. Mar-
lens
kerke daartoe te beroepen, gelyk de
drie andere collegiale kerken gehouden
waren. Het Kapittel dezer kerke placht
ook een groot gezag te hebben. Het
had binnen de ftad zelf een kerklyk en
wereldlyk rechtsgebied , zo dat zy ook
hunnen Schout en Schepenen ter uitwy-
zinge en handhaving der gerechtigheden
bezaten.

Het ampt van Prooft, Deken, Schat-
meefter en Opperfchoolvoogd was in de-
ze kerk ook zeer aanzienlyk, en voor-
treffclyke lieden hebben dikwils dezel-
ven bedient. In de Hiftorie des Bisdoms
van Utrecht II. Deel bladz. 189. wordt
ons eene lyft der Prooften en Dekens,zo
die toen bekend waren, opgegeven ,waar
by wy naderhand noch een goed getal
hebben ontdekt, maar te wydlopig hier
by te voegen. (t) Onder dezelven munt
onder anderen Paus Adriaan de fesdeuit,
die na dat hy Paus geworden was, zich

ech-
(i) Zie deze lyften verbeterd in hetAanhangfel
op de Kerklyke Oudheden bladz. 85. en bladi.

.
125.
-ocr page 425-
DER STAD UTRECHT. 373
echter noch Prooft ÏOudmunfter fUtrccbt
fchreef.

Deze twee kerken zyn dan eigentlyk
de Moederkerken der ftad Utrecht ge-
weeft, en de Biffchoppen fchynen tot
omtrent den jare MXL. zich daar mede be-
holpen te hebben, omtrent welken tyd de
Biflchop Bernulfus twee nieuwe Colle-
giale kerken heeft beginnen te ftichten,
een ter eere van S. Jan den Dooier, en
een van de Apoftels Pieter en Pattlus.

S. JANS KERK.
WY geven deze kerk den voorrang,
hoewel het onzeker is, of die
voor of na de S. Pieter's kerk gedicht is.

Dat deze kerk ter eere van Jan den
Dooper
, en niet van den Euangelift en A-
poftel, gefticht is, blykt uit het oude ze-
gel der kerke, waarop het hairen kleed
des eerftgenoemden ftaat afgebeeldt. Zie
het zelve by Matthtus de Nobilitate lib.
II. pag. 274.

Deze kerk heeft byzonderlyk onderde
befcherming van den Paus van Rome ge-
ftaan, gelyk blykt uit eenebulle van Paus
Innocentius III. van het jaar MCCXV. of
het daar aan volgend, welke in de Hifto-
rie des Bisdoms van Utrecht L Deel
A a 3
bladz.
-ocr page 426-
374 BESCHRYVING
bladz. 395. te vinden is, en waaruit men
ook ziet, hoe veele goederen deze kerk
reeds op dien tyd bezat.

Deze kerk was met een byzonder groot
kerkhof voorzien, 't welk voor by de
Vleeshal tot het Bagynhof toe liep, en
wierdt gcmeenlyk het honger-kerkhof
genoemd. By opftand der Burgerye, of
als zy met eikanderen overhoop lagen,
vergaderde het volk gewapend op het
zelve, en wilde daarvan niet fcheiden,
voor de zaken bygelegt waren. De ge-
meenten kwam op dit kerkhof ook vier-
maal's j aars by een, en men hieldt naar
de wyze dier tyden dan de gemeene
morgenfpraak, zo als noch uit oude Or-
donnantien te zien is. In 't geheel was
het grondgebied dezer kerk in de ftad
zeer groot, want ftrekte van de eenezy-
de tot aan het Wittevrouwen kloofter,
en aan de andere zyde tot aan het grond-
gebied van de S. Martens kerke.

Het Kanonikale gcnoodfchap beftondt
«it twintig Kanoniken, van welken ie-
der eene prebende bezat; de Prooft en
den Deken hadden het opzicht over dc-
zelven.

De kerk is in den brand van het jaar
MCXLV1II. meeft in de affche gelegt,
zo als hier voor in 't 6 Hoofdftuk reeds
gezegt is. Dit ongeval kwam deze kerk
in het jaar MCCLXXVl. wederom over,

op
-ocr page 427-
DER STAD UTRECHT. 377
op welken tyd het Kapittel niet machtig
genoeg zynde tot het opbouwen, men
goed vondt aflaten naar de wyze dier ty-
dcn te verleenen, waardoor eenige aan-
gemoedigt hunne aalmoefien gaven, en
dus geraakte men haaft in ftaat om de
kerk uit zyne puinhopen weder op te
rechten.

De Prooft van S. Jan hadt een byzon-
der voorrecht; want in de landen onder
zyne Prooftdy behoorende, hadt hy het
hoog , middelbaar en laag rechtsgebied.
Daarby hadt hy het recht van hetzweerd,
en om remiflie en pardon in halsftraffe-
lyke zaken te verlenen, van vrygelei-
brieven te geven, van cenig geld voor
zyne blyde inkomfte, gelyk de Vorften
doorgaans doen, te eifchen. Zie Matth„
de Fat. & Fund. Eccl. pag 128. Bin-
nen de ftad hadt de Prooft ook al eene
aanzien lyke macht, en zyn gebied ftrektcn
tot de ftadspoorten toe: hadt ook Schout
en Schepenen ter handhavinge zyner ge-
rechtigheden.

De Prooft en kerk van i1. jfa# gebruik-
te, gelyk Matth&us d. 1. pag. 130. ver-
haalt , rood was om de brieven te zege-
len; en dit meent hy voortgekomen te
fcyn, om dat de Prooft het recht van het
zweerd bezat, doch of dit vaft gaat, laat
ik aan een ander over te onderzoeken;
en men zoude verfcheidene voorbeelden
A a 4
kon-
—j- .-
-ocr page 428-
375 BESCHRYVING
konnen bybrengen van Kerken, Abdyen,
enz. die met rood was hare brieven be-
zegelden zonder dat hoogfte recht te be-
zitten.

In de gemelde Hiftoric des Bisdoms van
Utrecht l. Deel biadz. 2(58. ftaat eene lyft
der Prooften en Dekens. (i)

Nadere omftandigheden hebben wy
van deze kerk niet te melden, of lopen
te ver buiten het voorgeftelde tydperk.

S.PIETERS KERK.
>
DEze kerk is, gclyk reeds gezegt is,
mede door den Biflchop Berttulftts
gefticht, en tot een Kanonikaal genood-
ichap verheven, beftaande uit een getal
van dertig Kanoniken , waaronder de
Prooft, Deken, Schatmeeftcr en Opper-
ichoolvoogd dan ook wierden getclt.
Ook waren 'er noch omtrent zo veele
Vikarifen tot het verrichten der MifTen.
De \tewMatth<tus de Fat;. & Fund. Eccl.
pag. 11 r, en de Schryver van de Hiftorie
des Bisdoms van Utrecht I. Deel bladz.
249. telt ons tweeëntwintig outers op,

die
fi) Zie dezelve verbeterd in het Aanhangz. op de
Kerke!. Oudh, bladz. 181. en.bladz. 209.

, l
-ocr page 429-
DER STAD UTRECHT. 377
die oudtyds in deze kerk geftaan hebben;
en zo ik onderrecht ben, zyn 'er noch
drie anderen geweeft. Vermits deze
kerk zeer ryk was, pronkte dezelve met
zeer koftelyke kerkfiraden , waarvan
noch eenige overblyfzels in bewaringe
van oude gedachten zyn. In het jaar
MCCCXLV. wierdt door den Deken
en het Kapittel eene wet gemaakt, waar
by aan den Schat meefter, Kofter, of wie
het mochte zyn, die eenige zilvere vaten of
kerkfieraden in bewaringe hadt , gelair,
wierdt,van geene aan ecnige andere kerken
te mogen leenen, dan by toeftemming van
den Deken en Kapittel,aan 't welk zulks
fchriftelyk moeft vertoont worden, wat
'er te leen wierdt verzocht.

Deze kerk heeft ook verfcheide ram-
pen moeten uitftaan, en is ten minften
tweemaal afgebrandt. Eerft ten tyde van
Keizer Henrik IV. geraakte deze kerk
door achtelooshcid van deszelfs Hovelin-
gen in brand, zoo dat dit heerlyk ge-
bouw ten mceften deele door den brand
vernield wierdt, waarom de gemelde
Keizer ter wederopbouwinge zyne mil-
dadigheid toonde, gelyk uit een brief van
den jaare MLXXV. te zien is, die by
Heda in 't leven van den Biflfchop Koen-
.raad,
als ook by Ant. Matthxus de
Fund. & Fat. Eccl. pag. u.i. geboekt
ftaat. Kort daarna, te weten in den
A a 5
jaa-
-ocr page 430-
37» BESCHRYVING
jaare MGXLVIII. wierdt dit tempelge-
gebouw door den brand weder getroffen ,
gelyk te vooren reeds gezegt is, zo dat
de goederen dezer kerke zeer verminder-
den, maar in 't vervolg wierden die door
veele mildadige giften van aanzienlyke
lieden zodanig weder herftelt, dat de
kerk voor geen een van de anderen in
rykdom tewykenhadt, en zy heeft by
tyden van nood de ftad zomwylen gro-
ten onderftand gedaan. Zie Matth. 1. 1.
p. 115. Niet minder toonde deze kerk
op verfcheidene tyden ook hare liefda-
digheid aan de armen, zo als in eeni-
ge oude rekeningen voor dezen gezien
h ebbe.

In deze kerk is de (lichter derzelvcr de
Biffchop Beraulfus begraven, en zyn graf
noch in de kerk te zien, doch in liet
jaar MDCLXXV. wanneer de kerk door
een z waren ftorm zeer befchadigt was,
wierdt het geopent engeroert, en men
heeft het toen ook verplaatft ; ftaandc ter
zyner gcdagtenis noch zeker grafdicht aan
de muur gefteld.

De Aartsdiaken dezer kerke hadt on-
der zyn Geeftlyk Rechtsgebied de gant-
fche Velu we, beftaande uit veertig Pa-
rochie-kerken. (i)

(i) De Lyften der Prooften en Dekens dezer
Xerk ftaari , behalven in de Befchryving van 't U-

trecht-
-ocr page 431-
-------------
DÏR STAD UTRECHT. 579
S. M ARIA AS KERK.
DEze kerk is door den Biflchop
Koenraad, zoo als uit zynen brief
van 't jaer MLXXXVIlI. blykt, gefticht
en begiftigt, en was ook in dat jaar reeds
volmaakt. De reden van de ftichting
dezer kerk wordt ons in het 1. Deel der
Hiftorie van't Bisdom van Utrechtbladz.
21 o. verhaalt, en was deze Biflchop
Koenraad in 't jaar MLXXVI. het leger
van Keizer Henrik IV. naar Italië ge-
volgt, de Keizer voorhebbende de op-
roerige Milanczen te beteugelen, geviel
het, dat de foldaten zekere kerk van onze
L. Vrouw by de muuren der ftad Milaan
ftaande afgebrandt hebben. Eenige leg-
gen de fchuld op den Keizer, andere op
den Biflchop Koenraad, welke ook dan
om den Hemel voor deze verongelykin-

fc te voldoen , belooft heefteene nieuwe
erk te Utrecht ter eére van de H. Maagd
te zullen laten bouwen, Hy heeft het
ook volbracht, en men wil, dat deze
nieuwe kerk naar het maakzel of ge-
daante van de afgebrande opgetrokken

is.
—'
trechtfche Bisdom hlarlz. 255, en bladz. 257. ver-
beterd in het Aanhangf. op de Kerk. Oudb. bladz.
135. en bladz. 158.

-ocr page 432-
380 BESCHRYVING
is. Deze gefchicdenis ftaat in eenigc la-
tynfche verzen noch op een pylaar
in 't koor uitgedrukt. Zie dezelve by
Mattb. de Fat. & Fund. Eccl. pag. 134.

De gefchiedenis van een Friekh bouw-
meeftcr en dcszelfs zoon met den Bis-
fchop over het plaatfen van een pylaar,
waartoe niemand raad wift, dan de ge-
melde bouwmeefter,is meer bekend,dan
bewezen, het is wel zeker, dat Biffchop
Koenraad door een Fries is omgebracht,
doch Beka alleen verhaalt ons, dat men
geen raad wetende om den pylaar op den
moeraffigen grond vaft te krygen, zich een
Fries aanboodt om zulks op levens ftrafFe
te doen, maar zulkcn groten loon eifch-
te, dat de Biflchop daarvan afgefchrikt
wierdtjdie het echter door geichenken
van d en zoon te weten kwam, waarom de
gemelde bouwmeefter vertoornt zynde
den Biflchop zoude vcrmoort hebben.

Deze kerk hadt ook veel gronds in de
ftad en een rechtgebied binnen deszelfs
omtrek. Zie Matth. de Fat. & Fund.
Eccl. bladz. 136.

Biflchop Koenraad hadt in deze kerk
een kollegie van dertig Kanoniken, bui-
ten welke noch vyf en twintig Vikariflen
ten dienfte der Kapellen enoutersgeweeft
zyn, opgericht

Deze kerk is oudtyds ook zeer prachtig
geweeft, maar tegenwoordig in eeneii

flech-
-ocr page 433-

DER STAD UTRECHT. 381
flechten ftaat. In 't jaar MCDXXI.
wierdt het koor, dat door ouderdom
verviel, herbouwt en veel ruimer ge-
maakt , wanneer de graftombe van den
BiflTchop Koenraad in het zelve wierdt
overgebracht. In deze kerk zyn van
ouds drie hoornen, ieder zo gezegt wordt
van een Eenhoorn, te zien geweeft, waar
over al zware vcrfchillen gevallen zyn,
en deze zouden door Keizer Henrïk IV.
aan dezelve gefchonken zyn. In deze
kerk worden noch een goed getal oude
handfchriften, Bullen, enz. bewaard,
welk getal voor dezen veel groter ge-
weeft is.

Van het getal der outers en kapellen
vindt men het rechte befcheid niet, die
geene,daar men noch iets van weet,ftaan
in het I. Deel der Befchryv. van het Bis-
dom van Utrecht bladz. 211. en vol-
gende geboekt. Zo men op 't fchry ven
van Anfelmtts van Gemblours mocht vaft
gaan , zou deze kerk kort na zy-
ne timmeringe, te weten in 't jaar
MCXXXI. met meer andere kerken in
de aflche gelegt zyn, doch ik meene
vaftelyk, dat deze Schryver hierin door
onkunde der naam misleid is geweeft,
want het is zeker, «dat men 'er nergens
in enig oud gedenkftuk bewys van vindt.

De Jyft der Prooften en Dekens, en
verfcheide andere zaaken deze kerk ra-
ken-

-ocr page 434-
382 BESCHRYVINGenz:
könde, ftaan in^de gemelde Haftorie dei
Bisdoms van Utrecht geboekt, waarom
wy nu hiervan geen breder verhaal
zullen doen. (i)

Dus heb ik kortiyk de vyf Kanonika-
Ic kerken verhandelt, zo wyd ons tydperk
medebracht. Behalven deze waren te 17-
trecht ook vier parochikerken, als van
Maria de Mindere, ook de Buurkerk ge-
noemd, van S. Jakob, van S. Nikolaas,
en van St. Geertrtijd. Maar vermits het
rechte tydperk der ftichtinge van deze
kerken ons tot noch toe niet zeker be-
kend is, zullen wy. het hierby laten be-
ruften, als mede de Abdyen en klooftere
tot een betere gelegenheid voorby gaan.

{i)'Zie dezelve nauwkeurig verbeterd in het
Aanbangf. op de Kerkcl.Oudh. btadz. 228. en biadz.

. '•*. <
Sft! -'

E Y N D E.

01100382-1.jpg

- •
. •

-ocr page 435-
38»
REGISTER
DER
Voor naam fte Zaken
In dit Werk voorkomende.

Adellold is de eerfte BifTchop van Utrecht ge-
weeft, dïe zich ten oorlog gewapent heeft, 139.
oorlogt met Graaf Dirk III. van Holland, ibid.
wanneer aan het Bisdom gekomen is , 255.
hoe lani! hy het zelve bellierd heeft , ibid.

Adriaan VI. (.Paus) is Prooft van Oudmunfter ge-
weeft, 372.

jldulfus, of na Wtllïbrmds dood tot Biflchop van
Utrecht aangellelt is , 194.

Advokaat der kerke aangefteld, en deszelfs plicht,
140. deszelfs verfcheidene benamingen, ib. was
een aanzienlyk ampt, 141. verfchillende inzich-
ten, waarom het zelve aangenomen wierdt, ibid.
der kerke van Utrecht hadt eene grote macht,
143. wanneer hier fchynen opgehouden te heb-
ben, 145-

Albricus Biflchop van Utrecht, 211. onzeker wan-
neer "geftorven, 212.

Aldegiftus Hertog of Koning der Friezen, 91.
dlfricus Broeder van Frecferik volgt zynen broe-
der op in het Bisdom van Utrecht, 224. onzeker-
heid van den tydt zyner regeeringe, 225. wie
deszelfs opvolger ge weeft is, ib.

jindreas van Cuyk hoe lang Eiffchop geweeft, crj
wanneer gedorven, 263. misflagen der Schry-
veren in cletydrekening omtrent dezen Biffchop
en deszelfs twee voorgangeren verbetert, 264.
en volg.

D !>
-ocr page 436-
J84 REGISTER.
dnsfrUus Biflchop van Utrecht, 152. bofi lang hy
geregeert heeft, ib. wanneer.géftorVén, zj.3-

Arnoldus van Ifenburg Biffchop van Utrecht, twifl
over deszelfs aantteliing, 270. door den Pau*
bevefti^t, Ib.

AUTRECHT, zie UTRECHT.
' • .
B.
Baldricus Biflchop van Utrecht, heeft de ftad U-
trecht merkelyk verbetert, 116". hoe lang ge-
regeert heeft, en wanneer geftorven, 246. en
volg. wie deszelfs opvolger geweeft is, 248.

JSalttuimis I. hoe lang gcregeert heeft, en wanneer
geftorven, 252.

Hatdtiinus H. hoe lang aan het Bisdom geweert,
en wanneer geftorven is, 269.

Satatiie oudtyds door een wreed volk bezeten, 40.
Batavieren tot flichters van Utrecht te ftellen, 44.
en volg.

teek {Jan van der} Kanon ik te Utrecht, heeft de
levens der Biffchoppen btfchreven, 13.

£ermtlplms hoe lang Biflchop gevveeft en wan-
neer geftorven is, 250. heeft de S. Jans en S.
Pieters kerken'uefticht, 373.

Biffchoppen van Utrecht waren ryke en machtige
kerkprelaten, 134. mochten geene goederen van
de kerk bezware» of vervreemden, J35..konden
echter in tyd van oorlog een groot leger op de
tteén brengen, 130. de eerfte hebben zich bui-
ten
allen oorlog gehouden, 139. bemoeiden zich
ook niet met wereldfche zaken, 140. de latere
hebben in het aanftellen van de Overheid der
ftad niets dan het Schouts amptbehouden, 154.
hadden het recht om den Raad en Schepenen te bé-
eedigen ib. derzelver macht In het flraffen van
riiisdadigen, 155. op wat voorwaarde zy met ge-
volg binnen Utrecht mochten komen, 156. waren
' leéSMnaiihtnvari 'tKeizerrjk enRyksvorfteh.is?.
onderzoek omtrent eenen nieuwen Biflchop te
doen, 158. macht der Biflchoppen in het geeft-

•..... Jy.
< >.n J
-ocr page 437-
fc E G I S TE R. 385
lyke, i<5p. wiren gehouden voor het Kapittel te
verfchj*nen,i6i. derrelveï verfchil metde Geeft,
tykheid, 162. voorgeven der Geeftlykheid, ib.
verdrag daarover aangegaan, 166. onder welktn
Métropolitaan zy behoort hefeben, 171.

BhTohops Hof by 't bouwen van de S t. Marlens too-
ren verkleint, 306.

Bmel aan de Utreofctfche kerk gefchonken, 135.
Bonifacitts, of by wezendlyk BilFcbop van Ut-recht
geweeft is, 184. wanneer den marteldood onder-
gaan heeft, 199. procesfie op deszelfsfeeft.söS.

BroederfchapvanSt. Martenskerk, 354.
Burcbardus hoe lang Biflchop gev/eeft en wanneer
geftorven is, 260. door IJeka van kettery be.
fchuldigt, ihid.

Burgemeettèrs, wierden door het volk-verkozen, 154.
Burgers van Utrecht hoefden den Biflchop bakeft
de ftadsmuren niet ten oorlog by te ftaan, 137.
moeden evenwel in fotBHiige gevallen buiten de
Had trekken, ib.

Hurgus of Burgt betekenis van <Jit v/oord, 80..
r> .'••'•••
•^
V_-«ationici honoris, welke waren, 355.
—-----jubilarii welke waren, 356.
Caftrum, betekenis van dit woord , 78. 82»
Coibaneus zie Eobanus,

Conradus wanneer aan het Bisdom van Utrecht ge-
komen en hoe lang deszelfs beftier geweeft is ,

257-
—— heeft de kerk van S. Maria gedicht, 379.
Craft Domprooft te Utrecht tot BüTchop verkozen,

023. flaat zulks af, ib.
n
u'

Dadamis of na Willibrords dood tot Biffcbopvan
Utrecht aangeflelt is, rps.
Dekens , ook Provifores genoemt, 331.
Deken van S. Martens kerk; zie Domdeken.

B b a Dirk
-ocr page 438-
38« REGIS T E R;
Dirk van Are Biflchop van Utrecht, 270.
Dirk van Holland Biflchop van Utrecht, 270.
Domdeken ook Deken der Ütrechtfche kerke ge-
: noemt, 331. deszelfsmacht,ib. was by hetopen-
ftaan van denBiffchoplyken ftoel algemeen Vica-
ris, 332. eed van denzelven,333. rang van den-
zelven met den Proofl, 334.

Pomheeren, naam der Canoniken van S. Marien.
286.

Dom, naam van de S. Martens kerk, 286.
Doms Toren wanneer en door wien de eerftefleen
daar van gelegt is, 319. wanneer volbouwt,
320.

Doopvont door Willibrord te Utrecht gefticht,
27(5.
Duitfcbers oude woningen derzelven , 90.
Drecht, zie Trecht.

E.
E.... ,. .
janus; zie Dadanus:

£gbert zendt eenige mannen naar Friefland om te
prediken, 174.

gbertui zoon van Dirk ÏI. Graaf van Holland of
Biffchop van Utrecht, Maaftricht of Trier ge-
weeft is, 248. 249.

Egibardus of Biflchop van Utrecht geweeft is, 225.
begin en einde van deszelfs regeeringeonzeker,
227.

Egilbtidus of en wanneer Biflchop van Utrecht ge-
weeft is, 240. word ook Egilbertus genoemt,
241. tniflchien dezelve met Odillialdus, ibid. en
volg.

Egiftus of ècrfl hier te land het Euangelium ver-
kondigt heeft , 124. wie dezelve geweeft zou-
de zyn; 'ib.

Ellgita heeft dé Friefen het Euangelium verkondigt,
127;••>>;-••;. .?,• , '

Eobanus of na Willihrords dood tot Biflchop vaft U-
trecht aaügeüelt fsy 190. heeft mee JJöriifoeius

den
-
-ocr page 439-
R E G I S T Ë K. 38?
den marteldood ondergaan, 179.199. wanneer
zulks gebeurt is , 200.

Euangelium wanneer eerfl in Friesland verkondigt
is, 124. door wien, ib.

F,
-

Fredtricut Biflchop van Utrecht, 217-onzekerwan-
neer begonnen heeft te regeeren, ibid. wan-
neer om 't leven gebracht, 218. redenen daar-
van door de Schryvers bygebracht, 219. twyfe-
iingen dien aangaande, 220. en volg. wie na hem
aangeftelt is , 224.

Friefen, wilde genoemtt43. verdaan de Nederfaflen
ib. beelhchtige genoemt, 44. tot ftichters van
Wiltenburg geftelt, 45.

' ' • •
O.
,?-*
i
Geeftlyke perfonen door wie ter dood veroor-
deelt moeften worden, 150.

Geeftlyk-heid, derzelver verfchil met deBifTchoppen,
162. voorgeven der zelve dien aangaande, ibid.
verdrag daar over met deBiflchoppen aangegaan,
166.

Godebaldus\vanneer aan het Bisdom gekomen, a<5o.
verfehillen in de tydrekening omtrent dezenBis-
fchop, 261. wanneer geftorven , 263.

Goilefridtis van Rijeenen tot Hiflchop verkozen , 268.
hoe lang hy dekerk van Utrecht beftiert heeft,
en wanneer geftorven is * ibid.

Qraven van Utrecht, of in de plaats van de Advoca-
ten gekomen ,zyn, 145.

-—r—'wannéér een begin genpmen hebben, 147.
.Uatnen van eenige, 148. buiten de ftad,. 150.

Gregoritt! ofna den dood van Willibrord tot Biflchop
van Utrecht aangeftelt is-, 202. of wel ooit Bisr
fchop van Utrecht geweeft is, 208. Wanneerge-
ift^ryen, 210.
?„• fi„ ^ lu.tfcM
Gsoote,kerk, saam van S. Martens kerk,286.
Bb 3 H.
-ocr page 440-
388 R E G I S T E K.
:• ' i H.
TT
JL JLardebtrtus ,zie Hexibertus.
jfjarmakarus Biffchop v«n Utrecht 214. ty.d van des-
zelfs beltier onzeker, ibid.
Heda (Willeni) Kanonik te Utrecht heeft de ge-

fchiedeniffen der Biffchoppen befchreven 14.
grove fuut m deszelfs werk omtrent de tydre-
keninge* 228.
Hendrik V, Keizer in. S. Marlens kerk te Utrecht

begraven ,312.
Heribertus wanneer tot Biffchop verkozen , hoe

lang aan het Bisdom geweeft zy, a<58.
Hermannus van Hearn hoe lang Biffchop geweeft

en wanneer geflorven is, 268.
Hungerus wanneer Biffchop van Utrecht geworden

15,232 en volg. wanneer geftorven, 237.
J.
- ,••••.
J ons (S.) Kerk ter eere van Joannes den Doper
geflicht, 373. bezat reeds vroeg veele goede-
ren , 374. derxelver kerkhof om verfcbeidene
redenen zeer beroemt, ibid. had eengroot grond-
gebied binnen de flad, ibid. getal derzelver
Kanoniken , ibid. ongevallen van brand deze
kerk overgekomen, ibid.

Juditb gemalin van Lodewyk den Godvrucbtigen
wordt befchuidigt den Biffchop Frederik te hebban
doen vermoorden, 219. twyfclingen dienaan-
gaande , 222. en volg-

"Y
Kanonikale Kerken hadden haare Advocaten,
1,46;

Kanoniken van S. Marten hadden het recht om
tot verfcheide Prooft'iyen buiten deze ftad ver-
kozen te moeten v/orden, 325. derzelver getal
en onderfcheid, 353. waren zeer in aanzien,
ibid. vereifchtens om daar toe verkozen te

wor-

-ocr page 441-
R E O I 5 T E R. 305
worden, 354.; Eed van dezelve 356. denzcltf*
verandert, 357.
Kafteleinen derzelver amptoudtyds zeer aanzienlyk,

151. kwamen in adel er) waardigheit naaft aan
de Baanderheren , ibid, by de Franfchen en
Duitfchers hoe genoemd , ibid. hadden het op-
zicht over eene voorname plaats , ibid. plaats,
waar zy te Utrecht hunne Vierfchaar fpanden ,

152. hadden een Schout, Schepenen en Stad-
houder, ibid. derzelver begin te Utrecht onze-
ker, ibid. of dezelve geweeft zyn met de Gra-
ven, 153-

Kerk van 't H, Kruis, zie Kruis.
Klokluider van S. Martens tooreri, deszeïfs ampt
waar in beflont, 340. deczelfs jaarloon; ibid.
Koemand IL Keiger, iu S. Marteuskerkte Utrecht

begraven, 3ï2.
Krifteri geloof wanneer eerft inFriestand gepredikt

is, 124. en volg.
Kruis (,Kerk van 't H.) is voor de kerken van S.
• Marten en Salvator gebouwt gsive^fl, 27/5. door

wien geftichf, ibid. wierdt ook Salvatoigenoemt,
ibid. waar geüaan heeft, 277.
Kynkenshaven , zie Rf nkenshaven.

L.
• . , ; • /
otbarius vader en zoon voor den anderen door

L
de fchryvers genomen , 236.
Ludgerus wanneer BlfTchopvan Utrecht geworden,
is, 228. moet onderfcheiden worden van den
Biffchop van Munfter vau dien naain, 130.

• . . . , •.-••-
'' "^
MAASTRICHT en UTRECHT dikwyls voor
eikanderen genomen , 60.

Maarfchalken of niet voor een gedeelte het ampt
van Advocaat der Kerke waargenomen hebben,

145-
B b 4 Ma-
-ocr page 442-
15 G I 'S % "fe 1.
jtfarw (5.) Kerk door wlehgefticbt, 379. om welke
reden, ibid. voorval by derzelver ftichting, 381.

. ' Kapittel in dezelve, ibid. hoornen in 3e$H\fe
te zien, 3811

Martens (5.) Kerk op wat jaar door Willibrord begon-
nen , 284,307. derzelver verfcheide benamingen,
284.286. gefchil'tuffchen de Kanoniken van deze
en van S. Salvators kerk over den voorf ang en oud-
heid der beide Kerken, 287. verfchillende gevoe-
lens der fchryveren dienaangaande , 28$. en volg.
de gedaante der oude S. Martens kerke onze-
ker, 302. ftondt midden in andere kerken, ib.
gefchil met de Kanoniken van S. Salvator over
eene waterleiding, 303. wanneer het eerll vol-
bouwt , 307. of kort na de volbouwing verwöelt
is, ibid. in de negende eeuw door de Deenén
verwoeft, 310. door wien berltéld, ibid. en
Volg. wanneer weder verwoed en geheel ver-
nieuwt is geworden, 312. ongelukken vafl brand
deze kerke overgekomen, 313. inwyiögen de-
zer Kerke, 314. én volg. laatfle vernieuwing de-
zer Kerke, 317.ongeval dezer Kerke inJdè'vöbr-
fande eeu, 319. de Keizers Koenraad U. en
endiik V. in dezelve begraven, 322. heeft
veele goederen bezeten, 323. en volg. genoot-
fchap van Kanoniken in dezelve door Btflbhop
Willibrord opgerecht, 324. Amptenaren dtóe{-
ver Kerke, ibid.

Monafterium betekenisvan die woord, 285.
d tifr&ab ,
N.
JNederfaffen Wilde gfnoemt, 44.
Nïeusvmunfter, naam van S. Martens kerk, 186,
J^edpyan dien naam» ibid. .

H-ca btfft '.i^xIquifiTii?! tak.
• •
.', nssojfisy ilov tert -JOQÜ ns?... '•>b':;nijh*>ï
" Jg'ibTOJd qo • ';-n
j. 4. a- u'

-ocr page 443-
- '-£ G -I ,S T Ê R. 3pi
tf, ,?'cfo'f< rrfl &wVl
ditbdJus , wanneer Jïiflchop »an Utrecht ge-
worden is, 239. wanneer geftorven , ibid.

'
,.., ,.«,. „ ....... - . .., ...
Onder-Advocaten , wie waren 4 141. Stiefvaders
génoernt.,. ibid,
Opperfchoolvoogd, zie Schoolvoogd. >
Öud)ied£ n ,van dit land onzeker, i.
Oudmun|ler,naaravanS. Salvators kerk , 286.372.

en 366. naamsreden volgens Matthasus, 287.
•• i-
\ttti

w . i .fointyds voor eène ftad, fomtyds voor
,e^n gabtfch land genomen, 81. en 82.

.£ieterf(S7) Kerk dpor wien gefticht, 376. getal yan
derzelv.er Kanoniken, ibid. ongevallen deze
Kerke overgekomen,.377. rechtsgebied van den
Aardsdiaken dezer Kerke, 378.

Papa Biflchop.van Utrecht, 249-
Proóften, van ajle Collegiale Kerken .behalvendie
van S. Salvator.ruoeftenuit de Domheeren ge-
koze.n worden, 325. van den Dom zeer fijbog
geacht., 326. moeit uit bet Kapittel verkozen
wordeij,. ibid, was teffens Aartsdiaken, ibid.
eed van denzelven, iliid. deszelfs macht waar in
feeftaan heeft, 328. en volg, tang van dejjzel-
^ren met denDomdeken, 334. van.S. Jans ke»k,
deszelfs byzondere macht, 375.

,. JF
Rtdbodus Biffchop van Utrecht, wanneer aan
het Bisdom gekomen is, 24.4. ho? latig> hy
het zelve bedient heeft, ibid. trekt 'om 'den
flechten toeftand der Biffchoplyke ftad naar
Deventer, 115.

Raden der ftad werden door het volk verkozen ,
154. door den Biflchop beëedigt, ibid.
B b s


-ocr page 444-
-----------
392 HE G I S T E "ft.
Rhyn of oudtyds met een haven In Utrecht gelo-
pen heeft, 9.

RixfriJus Biflchop van Utrecht, 215, beginen-'elh-
de van deszelfs regeeringe onzeker, ibid.

Rynkenshave deszelfs gewezen loop, 10.
S.
S-,;... i •••
atetorj-Kapelle, zie Kerk van 'e H. Kruis.

Salvators (S.} Kerk , gefchil tufTchen de Kanoniken
van deze en van S. Marlens kerk over den voor-
rang en oudheid der beide Kerken, 287. ver-
fchillende gevoelens der Schryveren dien aan-
gaande, 289. en volg. ander gefchil met deKa-
noniken van'S. Martens kerk óver eene watef-
leiding, 303. doorwien gefticht,-359. getal der
Kanoniken van dit Kapittel , ibid. reden van
derzelver verfcheide benamingen, 360. en volg.
hetzelve nader onderzogt, 303. door de Noor-
mannen afgebrand,366. ftandplaats derzelver, 367.
iseene Kruiskerk geweeft, 369. bezat veel re-
liquien, 370. Criptae in dezelve, ibid. Cieraden
in dezelve te zien, 371. Biffchoppen in dezel-
ve begraven, ibid. mogt een Prooft naar haar
welgevallen verkiezen, 372. magt van het Ka-
pittel dezer Kerke, ibid. Amptenaren dezer Ker-
ke , ibid.

Schatmeefter, bevelbrief voor denzelven, behelZen-
de het waarnemen van zyn ampt, 336. en volg.
wannéér eerft aangeftelt onzeker, 344.

Schepenen werden oudtyds door het volk verko-
zen, 154. door den IJiffchop beëdigt, ibid.

Schooien te Utrecht zeer oud, 345. waaren by
elke kerk, 359. van S. Martens kerk hoc be-
flierdt, 350.

SchoolvoOgd uit de Kanoniken gekozen, 345.des-
zelfs 'ampt waar in beitondt, 350. eed van den-
zelven , 351.

Schout van Utrecht door den Biflchop aangefteld,
154. mocht niet op kuiperye of om geld aange-

ftcld
-ocr page 445-
REGISTER. 393
fteld worden, ibid. moeft een burger der ftad
zyn, ibid.
Slaven, waarom dus genoemd, 40.

^
T. .
• - •

tmtixhtui, beroemd fcheurmaker. 2fio.
Tbeodardus deszelfs naam verfcheidenlyfc gefchre-
ven,. 213. Blffchop van Utrecht, ibid. onzeker
hoe lang geregeert heeft, ibid.

Tbumas (S.) Kerk , de oudlle binnen Utrecht, 271.
wanneer en door wien gedicht, 27.3. wie daar
in het Euange'.ium gepredikt hebben, 375, door
de Heidenen omver geworpen , ibid.

Tollenaars oudtyds hier aanzienlyke peffonen, o.
TRAJECTUM VETUS zie UTRECBT.
Tfecht, betekenis van dit v/oord, 101.
Trieht, zie 'f recht.
Tydrekening, voorbeelden van de misflagen der
Schryveren indezelva, 257.

TT '
U.
-
UTRECHTS beginzels onzeker, i. volgens H. de
Groot 't affchutzel van Auftralen , 4. wedeilegt,
ibid. an volg. deszelfs gelegenheid, 6. en volg.
eene der oudfte fteden van Batavie, 12. ver-
fchillende gevoelens over derzelver bouwhee-
ren, 13- en volg. of oudtyds Antonia genoemt
geweed is, 14. of voor Chriftus tyden geftaan
heeft, 20. Penningen der Antoninen dieht byÜ-
trecht gevonden, ib. is haar opkomfl aan
htt kafteel Wütenburg verfchuldigt, 34. veer
over den Rhyn oudtyds by die plaats, 3.5. Ba-
tavieren tot llichters daarvan te ftellen, 44. en
volg. onder Balderik door de Noormannen ver-
weeft, 51, 57. eerfte beginfels dezer ftad, vol-
Rens een uittrekfel uit het gedenkboek van S.
Marlens kerk, 47.envo!fi. onderzoek daarvan,
55. Utrecht en Maaftricht dikwyls voor elkan-
der

-ocr page 446-
R È G I S T E
394
der genomen, 60. of deze ftad en Wiltenberg
twee onderfcheidene plaatfen zyn , 66. en volg.
verfchillende gevoelens der Sehryveren, wanneer
Utrecht tot eene ftad gemaakt en met muren om-
ringt is, 77. voor de negende eeuw eene flad ge-
Jioeint, 82,83. zetel van liet Friefcheryk ten tyde
van Willibrord, 85. of haar begin van Wilfri-
dus heeft, 91. by de Gaulen onder den naam
van Trajeftum bekend, 99. wanneer opgehou-
den heeft Wïlcenburg genoemd te worden, ibid,
Traje&um Vetus genoemt, 102. ook Traje&um
Inferius, ibid. en Trajeftum ad Rhenum, 103.
wat Ultrajeftum betekent, ibid. Utricelium ten
onrecht op deze ftad toegeëigent, 104. door Keizer
Valentiniaan vermeeftert, 106. door de Neder-
faflen herovert, ibid. door de Friefen aan de-
zelven ontweldigt, ibid. verwoeft, 108. in han-
den van Pipyn gevallen, 109. door denzelven
aan Willibrord gefchonken, ibid. door de Noor-
mannen aangetaft, ui. door dezelven tot den
grond vernield, 112. door Biffchop Baiderik
verbeterd, 116. nieuwe vrees voor de Noor-
mannen, 118. heeft verfcheidene malen «waren
brand uitgeftaan, 121. en volg. of al voor de
tyden van Dagobert tot een Bisdom verheven is
g«weeft, 131. en volg,

• • '. - V. •>
V'-i
acht (de) of den naam van Rhyn toekomt, 8»

VECHTEN, kafteel aldaar geweeft, ftJMnajliV/
Vicbbrecbt, zie Wkbm.
Vicus ook voor eene ftad genomen , Bi, £4.
Villa, wat betekent, 80. en Urbt door den ande-
ren gebruikt, gi.

Pblcmarus, hoe lang Biffchop van Utrecht geweefl
is, zsi- wanneer geftorven , ibid.

VULTABURG en VULTRAJECTUM voor Wil.
tcnburg, 58.

•shlbs >»t ca- sas i» ^a.^jlaaditsgishf >M\ '
39*? W.
-ocr page 447-
REGISTER. 395
W;' ;

Widert landt in Friesland om te prediken en de
Friefen te bekeeren, 17-en 131. predikt aan
«iezelvenenaan Koning Radboud hetChrilten ge-
loof, doch zonder vrucht, ibid.

WILDRECHT of eene oude verblyfplaats der Wil-
ten geweeft zy, 45.

Wüfridus (Biffchop) van Jork, landt door onweer
in Friesland aan, 129. wordt van Koning Aldgi-
iliis vriendlyk ontfangen , ibid. predikt het
Chriften geloof, ibid. vertrekt naar Rome, ibid.

Wilhelmus na Bernulphus tot Biflchop verkozen,
256. verfchiileu over de jaaren van deszelfs re-
geeringe en dood , ibid.

Willilnrd door Paus Sergius tot Biflchop der Frie-
fdhgefteld, 57. wordt met eenige medgezellen,
mar Friesland gezonden om te prediken, 175.
wanneer zulks gefchiedt is , ibid. waar hy ge-
landt, 178. wanneer hy naar Rome gereid
is, 181. wanneer tot Biflchop ingewydt, ibid.
wanneer geftorven . 182. andere verfchillen
dezefi JJifichoj) betreffende , 183. wie deszelfs op-
volger geweell is, ^93- fticht eene kapel ter ee-
re van 't H. Kruis, 1276, 28f. gefchil in Welke
Kerk hy zyn Biffchoplyken ftoelgeplaatftheeft,

287.
WILNIS miflchien eene oude volkplanting der
Wiken, 45.

Willen welk volk, 35. of Antonia ingenomen en
Wiltenburg gefticht hebben, 36. en volg. 153.
waar te zoeken zyn, 43.

WILTENBÜRG deszelfs gelegenheid, 6. is de op-
Hwrnfl van Utrecht geweeft, 34; deszelfs begin on-
zeker, 35. of door de Wiken gefticht is, 36. een
geflachtnaam, 48. dikwits ingenomen en hero-
vert, 49. en 50. doorPipyn den Friefen ontwel-
digt, yo. "door Pipyn aan Willibrörd gefchoti*
ken, ibid. onzeker, v/anneer weggeraakt i«;5i.
waar gelegen heeft, 65. of een en het zelfde
'v-'
met
-ocr page 448-
396 II E G I S T E R.
met Utreclit is, ibid. en volg. twee Kafteelen
van dezen naam, 70. te vergeefs wordt 'er een-
onder Vechten gezochr, 76.

D R U K F O U T E NV
dus te verbeteren.
Bladx.
regel
ftait
lee*
£Z
'4
jtuttula
AMora'n*
aï
1
jlnttnitu
AnloninH*
__
9
- . -
..,..-
»4
4
— ^— —— »•
_-

9
fchynen enz. over-
fchynt enz. over-


eenkomen
een te komen
3.6
3
zlve
zelve
£Q
9
- jittth.
JAiM
43
17
ïjabbcn
ïjabctt
44
14
zegt
fcegt hy
* ----
il
twaalfde
veertiende
II
'z*
ANTONINAM
Gcmblaceqfis
ANTONIAM
169

74
14.
MIVCXXI.
MCCCCXXI.
1 i '*
a.
naar
na
121
f
voor de vrees
met de vre«
— .
15-
Anfelimu
en Aafelmuf
11}
4
V
Vit .
'
II
de eeltte
den eerften
131
159
30
4

MCCCCLXXXVIL
Ursbsrgtrt
MCCCLXXXVII.

»f6
3
bepaald en vry
in een

bepaald of vry
in een brief van

•""-«"

brief by
by
ZOJ
'4
S
daarvoor dank tegt
plaatsbekleedea
Slltlnl
zyn voorreden

dank zege
plal.tsbekleedenden
Stiltinl
zyne voorrede



' •
• •>.-•«


-



'

X

-
,


•'-.-.

-

.
.




S
'
• _ .

-ocr page 449-
Naamlyft van enige Boeken, die gedrukt of te be-
komen zynby HERM. BESSELING.

A Igemeene tjïftorte, befchreven door een gezelfchap
JT\ van geleefde mannen in Engeland, en in 't Neder-
duits vertaald joor Wefterbaan 19 deelen met kaarten

en platen, 4, ------- ------- ------- ƒ 94 - 12 .
Hetzelfde oj> graot papier.---------------ƒ 132 - -
AnacreontisOdasGr.&Lat.curantedePauw^. ƒ 2- 4.
Idem charta maj0re.------------------------ƒ 3 - 6 .

Arbuthnotii (Caroli) tabulaantiquorum num-
moruai, menfurarum & ponderum &c. 4. ƒ $ - -
Idem charta niajore ------- ------- -------ƒ 7 - 10 -

Arifteneti epiftolae , Grsc. & Latin. curan-
te J. C. de pauw. 8. ------- ------- ƒ i . -

Arntzenii Diffettationes, 8. ------- ------- ƒ - - 16 -
Batavia Sacra a Vol. multis figurisaufta fol. ƒ 10 - -
Blafii Caryophili Opufcula de martnoribus
antiquis & Pafchalis Caryophiii Difll-rtatio

deThermisUercul. ------- ------- ƒ 2 - 10 -
Idem Charta majore.------------------------ƒ 3 - 16 -
Botton Stigmologicus Hebrao-BIiblicus cum
prsefar. Millii cum fig. 4. ------- ------- f i • -
|j Burman (Cafparï) Trajeclum eruditum, 4. ƒ 2-4-
------- ------• Utrechtfe Jaarboeken van
clevyftiende eeuw, 3 deelen 8.
Cave Hiftoria litteraria 2 vol. fol. Oxon. - ƒ 22 - .
Chóul ,(du) Relligio veterum Romanorum ,
cum fig.----------------- ------- ------- ƒ 2 - 10 -

Drahenborg Aanhangzel op de Kerkelyke
V
Oudheden met de Voorreden van H. van
Rhyn, 8. ------- ------- ------- ƒ a - 4 -
Engelgrave Lux Evangelica ciim multis fig.
2.Vol. 12. ----- ----- ----- ƒ3-.

•—:-----------' Coelum Empyreutn cum fig.
2Vol. 12. ----- ----- ----- ƒ3-.
D'EIUades Brieven, Meinorien en Ne-
gótiatien 6 deelen , 12. (hikken, 8. - ƒ 9 - 16 -
Hetzelfde op groot papier. ------- ƒ 14 • 10 -
De volgende Deelen op de Pars.
H. Hugo en Otto van Veen Godlievende
Ziel met meer dan ico. platen ,8. - ƒ 2 - 4 -

------- In 't Franfch ------- ƒ 2 - 4 •
Hiftoria Epifcopatuum Foederati Belgii,
6 Vol. 2. toni.Folio multis figurisaufta ƒ 20 -
Hoynk
-ocr page 450-
Naamlyft vart Boeken,
Hoynk van Papendrecht Iliflorie van de Ü-
trechtfe Kerk. Jol. ——• , —.—• •-------ƒ

Index Lacianeus ,' five, Lexicon Lucianciim 3 . ^
auétore C. C. R'eiczio, 4- —— —— ƒ
Idem charta majore---------------- ------- ƒ l " 4 ,-

Laugijet Verhandeling van 't vertrouwen op * IQ .
Gods bannhertighuid. 8. •------- -------• ƒ
Lardner Geloofwaardigheid der Evangelie z.
Gefchiedu-nisfen , 4deelen, 2 ftukken , 4. ƒ _
•------- —•— sde en 4de deel.------- f z ~ "
—-------------sde en 4_de deel op grootpapier, ƒ ~ *o .
Matheus (A.) de Probationibijs, 4.-------• ƒ 2 " 'S -
Moralc des Jefuites 3 Toin. 8. ------- ƒ a ' -.
Muelen (Vauder)dediemundi nata!r,2 torn. 8 -
----1- .------. ------- Toni. a. 4.-------ƒ a " Io
•------- -------• De Ortu & interitu imperii
Rpmani 12. cum fig. ------- -------• ƒ j
Otto de TEdiiibus' Culoniarum , cum fig. 8- ƒ i / "
Oudheden en Gedichten van de 7. Provin-
ciën met Aantetekeningen van H. van

Rhyn, 19 deelen, 8. met platen.------- ƒ 40 ,
Paringet Befchryvlng van de Stad Grave en
Lande Van Kuyk met aantekeningen van

Mr. P. van Alen, 2 deelen, 4.------- ƒ 4.5.
------- —'•—•-------'op groot papier, ƒ g .
RaudeAra Ubiofum, cum fig. 8. ------- f - . j. "
--------------------- charta majore - - ƒ i .
-----------------de Syna^oga magna, 8. - ƒ i .
Regies des cinq ordres plein de figurcs, 8. ƒ • - 15 ..
Sanfon Introduclion a la Geographie avec
figures, 12. -------------- :------- ƒ - - 14 .
Stele Heros Chretien, 12. -------• -------• ƒ - - ia .
Vink AipoenitateS PhilologicE, 8. ------- ƒ i - g .
Vonk (Gom. Val.) Leftiones Latino;, 8. - ƒ - - 18 .
—:-----------.-----— Specime'n criticum, 8. ƒ - - 18 -
Voorda ad Legem Falcidiam , 8. ------- ƒ 2 - 4 .
Weflelirjg Probabifia, 8. ----:—------- f i - 10 -
•------------Epillolte a J H. Venemam, 8. • ƒ - - 6 -
Wieling Oratio de Pragroatica fanftioue, 4. ƒ '. . 12.
------- Nuhes TeUium & Blondeel Dis-
flertatio Acad. de Legibus, 2 Vol. — / 2 - 8 -
Hetadfde vertaald in 't Daitfch.------ ƒ i - 4 -