-ocr page 1-
- '
-
MAANDBLAD
oud' utrecht
Vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis
der geschiedenis van de stad en de provincie Utrecht
Achtenveertigste jaargang 1975
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
Uitgave van de vereniging
-ocr page 2-
Utrechtse
klokkenmakers
Omtrent beide uurwerkmakers nu kan ik uit aan-
tekeningen in mijn bezit, aangevuld met de resul-
taten van recent archief-onderzoek, het volgende
mededelen.
Vooraf een kleine verbetering aangaande de juiste
schrijfwijze van de op de wijzerplaat van bovenge-
noemde tafelklok voorkomende naam van de maker.
Bij navraag bleek namelijk, dat deze niet ,,J. Lan-
genrik", doch - zoals werd vermoed - ,,J. Langerak"
luidt.
Deze J. Langerak (ook wel Langerack, Langeraeck,
zelfs Langeraad geschreven) nu is zonder twijfel
identiek met de op 16 juli 1721 in de Dom ge-
doopte Jochem, als zoon uit het in 1711 gesloten
huwelijk van „Nicolaas Langerack en Geertruid van
der Weyde wede. van Frederik Timmerman wonen-
de te Nimwegen."                                                 ^-
Toevallig trof ik onlangs in het Maandblad van
1966 (blz. 79) een verzoek om inlichtingen aan
over de klokkenmaker ,,J. Langenrik, Utrecht",
wiens naam in fraaie letters vermeld staat op de
wijzerplaat van een 18eeeuwse tafelklok metmaan-
stand en datum in particulier bezit. Het Klokken-
museum te Utrecht had over de maker geen ge-
gevens kunnen verstrekken. Een in het gemeente-
archief ingesteld „voorlopig onderzoek" had even-
min iets opgeleverd.
Deze voor zover mij bekend nog steeds onbeant-
woord gebleven vraag bracht mij er op, dat hier
te lande omstreeks 1960 een dergelijk verzoek
over een andere klokkenmaker circuleerde van
iemand uit High Point in North Carolina. Ook deze
was in het bezit van een oude eveneens in Utrecht
vervaardigde klok met de naam van de maker
„David Granot" *) gegraveerd op de wijzerplaat.
Zijn schrijven gericht aan de „Chamber of Com-
merce" te Utrecht werd doorgezonden naar het
Klokkenmuseum, dat het - zo werd mij althans
medegedeeld - op zijn beurt doorzond naar de
Economische voorlichtingsdienst te 's-Gravenhage.
Via de directie van het Rijksmuseum te Amsterdam
belandde het vervolgens op het toenmalige departe-
ment van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
dat beter geïnformeerd 's mans schrijven uiteinde-
lijk om bericht en raad toezond aan de voor be-
antwoording er van aangewezen instantie nl. het
Utrechtse gemeente-archief. Doch ook het gemeen-
te-archief bleek niet in de staat ook maar een
enkel gegeven over de maker aan het licht te kun-
nen brengen.
BIJ DE NIEUWE VOORPLAAT
Op de omslag zal dit jaar de pomp op de
Mariaplaats prijken, zoals die met een ge-
zellig straattafereel in 1859 is uitgebeeld op
een chromolitho (steendruk in kleuren) van
P. W. van de Weijer (W16-I880) (G.A.U.,
Top. Atlas, Vz. nr. 58 2e ex.). Volgens een
bericht in de Utrechtsche Courant van 7
juli 1834 zou zijn drukkerij-uitgeverij-boek-
winkel toen geopend zijn in de buurt van de
Weerdpoort. Gaf zijn bedrijf aanvankelijk
litho's van anderen uit (Utr. Courant,
6-7-
1835), later moet hij ook zelf het steen-
drukken beoefend hebben.
Iedereen weet dat er nu geen pomp staat
op de Mariaplaats. Hij is in september 1931
verwijderd, maar gelukkig bewaard geble-
ven. We mogen de hoop koesteren hem op
het eind van 1975 weer echt op zijn oude
plek te kunnen zien. Dit herstel is namelijk
een van de gemeentelijke projecten voor dit
monumentenjaar, voor de verwezenlijking
waarvan de
L/ons Club Utrecht een finan-
ciële bijdrage zal leveren.
L. v. T.
*) In een volgend artikel komt de auteur, G.
Brinkhuis hierop terug.
48e jaargang - nummer 1 - jan. 1975
Vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis
der geschiedenis van de stad en de provincie Utrecht
oudutrecht
MAANDBLAD
Voorzitter:
Secretaris:
Penningmeester:
Administratie:
Redactie:
A. H. R. Hoogezand, Zandpad 87, Breukelen, tel. (03462) 23 62.
drs. H. L. Ph. Leeuwenberg, p/a Rijksarchief, Alexander Numankade 201, Utrecht,
tel. (030) 71 00 44.
D. A. Belderbos, Kromme Nieuwegracht 19, Utrecht, tel. (030) 31 23 18.
Contributie: ƒ30,—, gironr. 575520.
mevr. M. Uittenbogaard-van Terwisga, Titus Brandsmalaan 17, Vleuten, tel. (03407) 19 86.
G. J. Röhner, p/a Alexander Numankade 199, Utrecht, tel. (030) 71 18 14, actualiteit.
H. Sneijder, Oasedreef 2, Utrecht, tel. (030) 61 60 91, eindredactie.
Mej. drs. L van Tongerloo, Euterpedreef 52, Utrecht, tel. (030) 33 23 15 (werk), historie.
Oasedreef 2.
Redactieadres:
-ocr page 3-
De vader Nicolaas Langerack, van beroep ,,garen-
twinder", was een zoon van Nicolaas Gerritsz. Lan-
gerack „cleermaecker van Heusden" die in het na-
jaar van 1666 als burger van Utrecht werd inge-
schreven.
Al vroeg moest Jochem zijn ouders missen. Kort
na zijn geboorte stierf zijn moeder, zijn vader, die
inmiddels was hertrouwd, in 1724. Het echtpaar liet
twee kinderen na, nl. Arien oud 9 jaren en Jochem,
de latere klokkenmaker, oud 3 jaren. Daar de
vader was overleden „zonder.....zijn voornoemde
twee kinderen iets ter wereld tot hun onderhoud
na te laten" werden beide kinderen op verzoek
van de stiefmoeder in nov. 1724 in het Gerefor-
meerd Burgerweeshuis opgenomen.1)
In 1753 - op 14-jarige leeftijd dus - werd Jochem
door Regenten van het Weeshuis als leerjongen
besteed bij de in de Schoutenstraat wonende
„horlogemaker" Willem van Dadelbeek, aanvan-
kelijk tegen een weekloon - voor het Weeshuis
wel te verstaan - van drie stuivers „boven vrij
gereetschap, schootsvel, leerkindsgeld ende den
daelder jaerlijcx." 2)
Pasen 1744 verliet hij „met uijtset en kleeding" het
Weeshuis.3) Ruim twee jaren later - op 13 dec.
1746 - werd hij na een leertijd van elf jaren als
meester van het Smedengilde, tot welk gilde de
uurwerkmakers van ouds behoorden, ingeschre-
ven.4) Hij verkreeg hierdoor de bevoegdheid zijn
ambacht zelfstandig uit te oefenen.
Betrekkelijk kort daarop (mei 1747) trad hij in het
huwelijk met Regina Prette en nog in hetzelfde jaar
vinden we hem als Mr. Horlogemaker vermeld in
een perceel aan de oostzijde van de Choorstraat
bij de Maartensbrug.5)
Vermoedelijk ter verkrijging van een betere werk-
gelegenheid verhuisde hij drie jaren later naar een
perceel aan de zuidzijde van de Minrebroeder-
straat, dat op 15 mei 1750 aan hem in eigendom
werd overgedragen.
Bekwaam vakman
Blijkbaar is hij een bekwaam vak- en zakenman
geweest, die gaandeweg een welgesteld man is
geworden. In betrekkelijk korte tijd namelijk wist
hij zich de eigendom te verwerven van verschillen-
de percelen in de binnenstad. Ook belegde hij gel-
den onder hypothecair verband.6) Zelfs kon „Mon-
sieur Jochem Langerak, burger en Mr. Horlogema-
ker alhier" zich in 1761 de aankoop veroorloven
van „sekere Hoff off Plaisier thuyn met een steene
speelhuys .... voorzien van diverse fijne vrugbo-
De hierbij afgebeelde tafelklok van lo-
chem Langerak dateert uit de tweede
helft van de 18e eeuw.
Over dit fraaie werkstuk was de eige-
naar nog
zo vriendelijk de volgende
bijzonderheden te verstrekken. De klok
is - inclusief de koperen handgreep -
53,5 cm hoog, breed 30 cm. De kast is
van eikehout, gefineerd met perehout
(zwart). Het uurwerk loopt 8 dagen; het
slagwerk, dat kan worden afgezet, heeft
een lage en hoge toon voor resp. de
hele en halve uren. De maanstand is -
evenals de omlijsting van maanstand en
wijzerplaat - geschilderd. De achterzijde
van het binnenwerk is over het volle op-
pervlak fraai gegraveerd.
-ocr page 4-
men..... gelegen..... tussen de twee steegen
ter noordzijde van de Nagtegaalsteeg." 7)
In 1765 verhuisde hij andermaal, thans naar een
door hem in hetzelfde jaar aangekocht perceel aan
de zuidzijde van de Mariaplaats tussen Springweg
en Boterstraat (thans nr. 52), waar hij zijn bedrijf
nog jarenlang voortzette.
Na de dood van zijn vrouw (30 april 1804) hield hij
de zaak nog enkele jaren gaande. In 1809 echter
deed hij de zaak aan kant, verkocht zijn huis aan
de Mariaplaats8) en trok zich terug in zijn reeds
sedert 1763 in eigendom toebehorend deftig huis
aan de westzijde van de Plompetorengracht (thans
nr. 22).') Hij overleed daar op 16 augustus 1813
in de leeftijd van ruim 92 jaren.
G. Brinkhuis
') Een en ander is ontleend aan het verzoek van
de stiefmoeder berustende in een verzameling stuk-
ken betreffende de openeming van weeskinderen.
(Archief v. h. Geref. Burgerweeshuis nr. 721).
2)     Lijsten v. besteding v. weeskinderen, (idem
nr. 769).
3)     Register v. ingenomen weeskinderen, (idem
nr. 723).
4)     Rekening v. h. Smedengilde. 1746/47. (Archief
v. h. Eloyengasthuis nr. A85).
5)     Manuaal v. d. Liberale gif te van 1748. Wijk
Zwarte knechten. (Cat. v. h. Arch. der stad, 2e afd.
nr. 2048).
6)     Registers van transp. en plechten der stad.
7)     Reg. v. transp. en plechten v. h. gerecht Witte-
vrouwen. 25 nov. 1761 fol. 107 vs.
8)     Notaris C. J. Heylidy. 12 juli 1809 fol. 451.
') W. Eldering-Niemeyer, De huizen aan de west-
zijde van de Plompetorengracht en hun bewoners
van 1552- ±1800. fol. 60.
CONTRIBUTIE
Door de laatste ledenvergadering is de contributie
voor het jaar 1975 vastgesteld op ƒ30,—.
In dit Maandblad is een accept-girokaart ingesloten.
Wilt u wel controleren of uw naam en adres juist
zijn ingevuld? Eventuele correcties kunt u met de
pen aanbrengen; ze zullen in de administratie ver-
werkt worden. Wilt u zelf uw postrekeningnummer
invullen en de kaart ondertekenen? Vriendelijk
dankl
In bedoelde ledenvergadering kwamen, in verband
met de sterke stijging van de contributie, enige
suggesties naar voren waaromtrent het bestuur
zich nog beraadt. Voor dit jaar is daar evenwel
weinig meer aan te doen. In de huidige constellatie
gaat uw contributie voor bijna 900p aan kosten
voor Maandblad en Jaarboek. En als u dan be-
denkt dat papier en porti voorop gaan bij de prijs-
verhogingen, dan begrijpt u dat we dit geld hard
nodig zullen hebben. Maar nogmaals: uw opmer-
kingen zijn niet aan dovemansoren gezegd! We
zullen op dit punt nader terug komen.
D. A. Belderbos,
penningmeester
Tentoonstelling munten
In mei 1972 werd bij graafwerkzaamheden voor de
nieuwbouw van de Willem Arntsz Stichting aan de
Lange Nieuwstraat te Utrecht een vondst gedaan
van 295 zilveren en 7 gouden munten, die tijdens
het beleg van Utrecht in de nazomer van 1483 in
de grond gestopt moeten zijn. Voor een nadere
beschrijving kan verwezen worden naar het arti-
kel door dr. H. Enno van Gelder in het Maandblad
van Oud-Utrecht, oktober 1972, pag. 73 en 74.
De munten zijn door het Koninklijk Kabinet van
Munten, Penningen en Gesneden Stenen te 's-Gra-
venhage gereinigd en gedetermineerd. Na taxatie
is de schat door de vinders verkocht aan de Wil-
lem Arntsz Stichting, die als eigenaar van de
grond nu volledig eigenaar van de muntvondst is.
Het Centraal Museum heeft de munten van deze
stichting in langdurig bruikleen ontvangen. Deze
aanwinst zal een maandlang in de hal van het
museum te bezichtigen zijn.
Op de avond van de opening, dinsdag 21 januari
om kwart over acht, zal dr. H. Enno van Gelder,
directeur van het Koninklijk Kabinet van Munten,
Penningen en Gesneden Stenen te 's-Gravenhage
de tentoonstelling inleiden.
Dr. J. E. A. L. Struick, Gemeentearchivaris, zal op
dinsdag 28 januari om 20.15 uur een lezing hou-
den: „1483 Utrecht belegerd".
De tentoonstelling blijft geopend tot en met 23 fe-
bruari 1975.
Centraal Museum
Uitbreiding redactie
Reeds lang wilden wij graag meer aandacht beste-
den aan actuele gebeurtenissen. We hadden er
jamer genoeg onvoldoende tijd voor. Daarom doet
het ons genoegen u te kunnen meedelen dat de
heer G. J. Röhner, wel bekend als tweede secre-
taris van onze vereniging, tot de redactie is toe-
getreden om in het bijzonder deze taak op zich te
nemen. Als medewerker van het Gemeentelijk
Archief is hij het beste geïnformeerd over de stad
Utrecht. Voor actualiteiten uit de provincie zal hij
veel meer op tips van anderen aangewezen zijn.
Komt u in uw woonplaats dingen tegen die voor
mensen elders interessant kunnen zijn - gevallen
van restauratie of (dreigende) afbraak, herdenking
van historische gebeurtenissen e.d. -, denkt u er
dan eens aan die aan hem door te geven?
De redactie
-ocr page 5-
Honderd jaar geleden
werd
„baas Flentge" geboren
Op 20 december viel de honderdste geboortedag
te herdenken van een der markante persoonlijk-
heden, die onafscheidbaar verbonden waren aan
de grote herstelling van de domtoren in het begin
van deze eeuw, „baas Flentge". Als jong steen-
houwer werkte hij nog mee aan de laatste fase
van de kloostergang-restauratie onder de grote
Cuypers. Van hem weet ik, dat in de oorspronke-
lijke stukken van het raam met de touwen glas-
sponningen zaten en in de stijlen niet. Na de
kloostergang nam Cuypers hem mee naar de her-
bouw van het kasteel te Haarzuilens, en reeds in
1902, het eerste jaar van de domtorenwerken,
komt Flentge daar op de loonlijst voor (24 et. p.u.).
In 1904 volgde zijn vaste aanstelling als onderbaas
en korte tijd daarna werd hij de uitvoerder bij de
herstellingswerken, een functie welke hij tot de
officiële oplevering van het werk op 23 januari
1929 bekleedde.
Uit de mond van Flentge weet ik, dat Cuypers bij
herhaling tegen de steenhouwers zei: Jullie maken
je werk te schabloonachtig, het leeft niet genoeg.
Waar staat zo'n interessante en onbekende trek
van Cuypers, wie men juist de kilheid van zijn
steenbewerking verwijt?
Generatie
Flentge was een typische exponent van Cuypers
en zijn restauratieprincipes. Tot de kenmerken van
zijn generatie, opgroeiend in de bloeitijd van de
neo-gotiek, behoort het zoeken naar een maat-
systeem en een moduul, welke aan het begin van
de 19e eeuw als grondslag voor het toen aan de
orde zijnde neo-klassicisme werd verondersteld.
Flentge heeft zijn leven lang gezocht naar een
mathematisch stelsel, waarop de gotiek zou be-
rusten. Hij ontkende, als kind van zijn tijd, ver-
schil tussen vroege en late gotiek.
Zijn enorme en consciëntieuze tekeningen, gelega-
teerd aan en bewaard in het Kunsthistorisch
Instituut van de Rijksuniversiteit te Utrecht maken,
voor wie de uitleg ervan niet kent, de indruk het
werk te zijn van een bezetene. En toch heeft
Flentge ontdekkingen gedaan ten aanzien van
moduul en meetkunstige wetmatigheid, zoals deze
aan de dom en de grote Franse kathedralen moet
hebben gegolden. Zijn belangrijkste vondst is wel,
dat bij de Dom niet van de grote of kleine
Utrechtse voet is gebruik gemaakt, maar van de
Franse koningsvoet (0,32484 m).
Met Flentge bezocht ik in 1937 Chartres en Amiens.
De maten, die hij in Chartres zocht strookten
precies met zijn theoretische maat 19,50 m zijnde
15 eenheden van 1,30 m (4 x 32'/2 cm). In Amiens
wilde de proef op de som maar niet lukken. Hij
heeft niet meer mogen beleven dat de sleutel voor
de meetkundige grondslag in Amiens toch gezocht
moest worden bij de „pied du roy". Flentge zocht
naar omtreksmaten en in Amiens zijn het de hart-
maten, zoals uit een zeer exact door prof. ir. N.
Luning Prak verricht onderzoek is gebleken *).
Hemels Jeruzalem
Flentges opzet van zijn systeem berustte op zijn
gedachtengang, dat de middeleeuwse kathedraal
het hemels Jeruzalem wilde verbeelden en daarom
ontworpen moest zijn op een stramien naar het
lohannes Flentge (1874- 1974).
stelsel van Ptolemaeus met 9 hemelsferen zoals
ook Dante het heelal aanschouwt. „Onthoud dat
Dante is overleden in het jaar dat met de dom-
toren werd begonnen" - aldus begon de allereerste
les van Flentge aan mij. Zijn these is even intel-
4
-ocr page 6-
ligent als origineel, maar in de door Flentge ge-
geven versie te maniakaal en in zijn algemeenheid
niet houdbaar.
Aan Flentge dank ik enkele overleveringen uit de
domkerkrestauratie van ± 1888 zowel als van het
werk op de toren uit 1917, berichten die neer-
kwamen op tijdens de herstelling aan het licht
getreden reconstructiefouten, vergissingen welke
in de notulen van de restauratiecommissie niet zijn
vastgelegd, maar niettemin door mij alsnog na
meer dan een halve eeuw zijn geverifieerd.
Flentge was een vakman met een heldere kop en
een wijsgerige en artistieke inslag, maar bovenal
voor mij een van de meest sympathieke mensen
die ik in mijn leven heb ontmoet.
Th. Haakma Wagenaar
*) Niels Luning Prak, ,,Measurements of Amiens
Cathedral" in: ,Journal of the Society of archi-
tectural historians", 25 (1966) no. 3.
0ilbeurs
In deze nieuwe rubriek stelt de redactie de
lezers van het maandblad in de gelegenheid
hun wensen tot ruil tot uitdrukking te bren-
gen.
Vergeet u niet duidelijk naam, adres en
eventueel telefoonnummer te vermelden. De
redactie publiceert slechts, dus eventuele
ruiltransacties kunt u onderling regelen. De
heer
G. Smilda bijt de spits af.
AANGEBODEN: Utrecht in woord en beeld
29-3-29/30 jrg.; Kopergravures en ansichten
van stad, provincie en land; Broers: Histo-
rische wandelingen; William Kuijk: Utrecht-
se notities; Rijnsoever: St. Maarten in de
Tolsteeg; Rient/es: Kerspel lutphaas; Graadt
van Roggen: Een Utrechtse sleutelroman;
Alberts en jkvr. van Winter: Nederland voor
100 jaar.
GEVRAAGD: Soortgelijks van stad en pro-
vincie en v. d. Aa: Aardrijkskundig woorden-
boek van Nederland.
U kunt contact opnemen met de heer G.
Smilda, Wolter Heukelslaan 58, Utrecht,
tel. 516076.
Aanvulling Kroniek 1973
Ondanks de grootst mogelijke zorgvuldigheid,
waarmede de jaarkroniek voor het jaarboekje wordt
samengesteld is er in de Kroniek 1973 toch nog
een belangrijk feit vergeten te vermelden. Op 14
december 1973 nl. kreeg de heer Chr. Leeflang,
boekverkoper hier ter stede, uit handen van burge-
meester Van Tuyll de zilveren stadsmedaille uitge-
reikt, wegens zijn verdiensten voor de stad op cul-
tureel gebied.
Historische reek*
in oprichting
In dit nummer vindt u een folder, waarop ik extra
uw aandacht wil vestigen. U zult erin lezen dat de
Provinciale Staten van Utrecht dit jaar hun 600ste
verjaardag willen vieren. Ter gelegenheid daarvan
laten zij een qua inhoud en illustraties fraai boek-
werk verschijnen, waarop u nu kunt intekenen.
Zoals nog zal blijken, hoop ik dat velen die kans
zullen benutten.
Hier wil ik echter wat meer over de achtergronden
en bedoelingen van deze uitgave onthullen dan
de folder kan doen. Al ruim een jaar geleden op-
perde ik in het bestuur het idee, of Utrecht niet
eens het voorbeeld van verschillende andere pro-
vincies zou kunnen volgen, d.w.z. of onze provin-
cie niet ook een reeks behoorde te hebben waar-
in met enige regelmaat historische studies van
wetenschappelijk niveau en grotere omvang dan de
Jaarboekartikelen zouden kunnen verschijnen. Hier-
bij dacht ik allereerst aan dissertaties, maar ook
aan andere studies over historische onderwerpen
(in de ruimste zin) uit het (Neder)Sticht.
Het idee viel in goede aarde
Maar informaties naar opzet en ervaringen van de
EXCURSIES IN 1975
Hierbij een indruk van wat het programma
voor 1975 biedt. In het februarinummer ho-
pen we met een concreter overzicht te
kunnen komen. De voorjaarslezing heeft als
thema Stadsontwikkeling en stedeschoon.
Met
„De Utrechtse Molen" vieren we het
75-jarig bestaan met een molentocht op 14
juni. In het kader van M
75 bezoeken we
Wijk bij Duurstede.
Verder staan een bezichtiging van kasteel
Heemstede en een stadswandeling langs
restauratiepanden op het programma. Ook
de herstelde Domtoren met klokkenspel krij-
gen onze aandacht. Eind 1975 springt de
„Oudegracht in de bocht", maar eerst nog
even de ontwikkeling van Gasthuisbed tot
bejaardenflat, een tentoonstelling in het
Gemeentelijk Archief (van februari tot april).
-ocr page 7-
bestaande reeksen had best een hele tijd kunnen
sudderen, als niet in het voorjaar ons bestuurslid
Uittenbogaard de vraag van het provinciebestuur
had overgebracht, of Oud-Utrecht kans zag om een
herdenkingsbundel voor de Staten te verzorgen
voor mei 1975. We beseften dat de voorbereidings-
tijd uitermate kort was. Maar we zeiden ja, om
hiermee tegelijk de reeks te kunnen laten begin-
nen - Stichtse Studies noemden we hem toen
nog. Financieel hadden we er de moed voor omdat
de provincie deze bundel uiteraard subsidieerde
en het fonds, dat onze vereniging reeds een paar
keer heeft geholpen, weer een bijdrage had toege-
zegd juist om de reeks op gang te helpen.
Stichting
Als historici werden H. Leeuwenberg en ik tot re-
dactie gebombardeerd, terwijl de voorlichtings-
ambtenaar W. Alings onze contactfiguur met de
provincie was. Met haast werden auteurs aange-
zocht en gelukkig nog gevonden ook. Pas daarna
konden we er aan denken om met de andere histo-
rische verenigingen in de provincie te overleggen
over de oprichting van een stichting, die voortaan
de reeks onder haar hoede zal nemen. De zin
daarvan is, dat geen van de deelnemende vereni-
gingen dan financieel risico loopt bij de publika-
ties: baten en lasten zijn voor rekening van de
stichting, terwijl de boeken zichzelf zullen moeten
bekostigen uit intekening en subsidies.
Als ik de drie plenaire bijeenkomsten goed heb
beluisterd, dan is er geen enkele vereniging tegen
het plan. Daadwerkelijk meedoen zal symbolisch
gedemonstreerd kunren worden door een tientje
in het stichtingskapitaal te storten, maar effectiever
door leden voor het stichtingsbestuur en de twee
werkcommissies - redactie en financiën/werving -
beschikbaar te stellen. Deze kleine werkgroepen
zijn al in een voorlopige samenstelling hard aan
het werk gegaan, waarbij enthousiastelingen uit de
Stichts-Hollandse Historische Vereniging en de
Stichting Tussen Vecht en Eem geweldig mee-
draaien.
Dank zij de inzet van zovelen zal de stichting in
februari officieel opgericht kunnen worden. Dat
onder haar auspiciën de Stichtse Historische
Reeks met zijn eerste èn vele volgende delen een
succes mag worden, is mijn publieke nieuwjaars-
wens!
L, v. T.
Vreemde straatnamen in De Bilt (III)
Laantje van Toon van Scherpenzeel
Wie vroeger, dat wil zeggen in voor-Uithofse tijden,
tegenover ,,'t Kalfje" de Oostbroekselaan was op-
gegaan, kreeg driemaal de gelegenheid rechts af
te slaan. Eerst het Zwartewegje, waarmee men,
toen de rondweg er nog niet was, op de Rem-
brandtkade uitkwam; vervolgens, tegenover het
fort aan de Hoofddijk, de Militaireweg die de Oost-
broekselaan met de Weg naar Rhijnauwen verbond,
en tenslotte, wanneer men de bocht om was en
het fort juist voorbij, een landelijk weggetje dat de
familiaire naam droeg van „Laantje van Toon van
Scherpenzeel". Tenminste, zo werd het genoemd.
Officieel had het geen naam en de enige woning
die er aan lag, de boerderij „De Uithof" van ge-
noemde Van Scherpenzeel, was genummerd Hoofd-
dijk 45a. (Hoofddijk is de officiële naam voor de
Oostbroekselaan).
Het Laantje van Toon van Scherpenzeel bestond
uit twee gedeelten, een Biltse helft, van de Oost-
broekselaan tot de boerderij, waar de weg een ba-
jonetknik maakte om met een bruggetje de Bis-
schopswetering - de gemeentegrens tussen De Bilt
en Zeist - over te steken, en een stuk in Zeist dat
uitmondde en dit nog doet op de weg Rijnsoever.
Dit Zeister gedeelte loopt langs de mooie brede
gracht van het fort Rhijnauwen. Bij de laatste wij-
ziging van de grenzen tussen Utrecht en de rand-
gemeenten die met 1 januari 1954 in werking trad,
werd het laantje in kwestie ineens belangrijk. De
Oostbroekselaan en de Biltse helft van het Laan-
tje van Toon van Scherpenzeel zijn toen nl. de
nieuwe grens gaan vormen tussen Utrecht en De
Bilt. Zo komt het dat we die buitonissige naam
zien paraderen in officiële gedrukte stukken als de
Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp van
1951, in het Voorlopig Verslag van de Tweede Ka-
mer en in de Memorie van Antwoord van minister
Beel, wat op de Biltonaar een wat koddige indruk
maakt.
Het laantje had overigens al eerder in zijn be-
staan aanleiding gegeven tot algemene belangstel-
ling. Het was indertijd bijzonder in trek bij Utrech-
-ocr page 8-
ters op vrijersvoeten wat bij bepaalde categorieën
Biltenaren grote ergernis en verontwaardiging op-
wekte. Nadat voorstellen tot beteugeling van anti-
revolutionaire zijde en van boeren uit de omgeving
aanvankelijk hadden schipbreuk geleden, werd in
1924 een bepaling in de algemene politieverorde-
ning opgenomen waarbij het verboden werd in ge-,
zelschap van iemand van andere kunne te zitten
of te liggen op of aan een openbare weg gelegen
ten zuiden van de Utrechtseweg. Toen enkele
maanden later het artikel nog eens aan de orde
kwam naar aanleiding van bezwaren van Gedepu-
teerde Staten, betoogde het raadslid Vlek dat De
Bilt zich de risée van het hele land had gemaakt,
dat in de Haagsche Post een prent was versche-
nen waarop een oude opoe en haar kleinzoon door
de politie werden weggejaagd en dat de bepaling
maar weer gauw moest worden ingetrokken. Maar
de gemeenteraad dacht er anders over en voegde
aan het artikel de clausule toe, dat het verbod niet
van toepassing was op personen die met elkander
gehuwd waren of elkaar in de eerste of tweede
graad van bloedverwantschap of zwagerschap be-
stonden. Borden met dit hele verhaal erop hebben
jaren lang bij de toegangen van het Laantje van
Toon van Scherpenzeel pal gestaan voor orde en
zedelijkheid. Het beruchte artikel is pas in 1960
komen te vervallen.
Schamele rest
Het zgn. Transitorium I, een van de eerste gebou-
wen van het Universiteitscentrum, is in 1962 dwars
over 't Laantje van Toon van Scherpenzeel geplaatst
zodat het met zijn ene helft in Utrecht en met zijn
andere in De Bilt staat. Vóór het gebouw is de
Heidelberglaan aangelegd en erachter de Leuven-
laan. Door deze en nog andere uitgevoerde werken
zoals een groot parkeerterrein is er van ons laan-
tje op Bilts gebied nog maar een schamel restje
overgebleven en ook dat zal binnen afzienbare tijd
wel worden opgeruimd.
Tot slot nog iets over Toon van Scherpenzeel zelf.
Aan wie precies het weggetje in kwestie zijn naam
nu eigenlijk heeft ontleend is moeilijk uit te maken.
De boerderij „De Uithof" werd in 1840 al bewoond
door een Anthony van Scherpenzeel en zijn gezin.
Ook diens zoon Anthony Jan Helmert en kleinzoon
Teunis bewoonden de boerderij. Laatstgenoemde
heeft haar in 1961 verlaten toen de veterinaire fa-
culteit erover moest beschikken. Overigens, een
goede Biltenaar die een boodschap had voor die
verre uithoek, zei niet „Ik moet naar Van Scher-
penzeel" of „Ik moet naar De Uithof", maar „Ik
moet naar de Rus". Die zegswijze dateerde van
anderhalve eeuw her. Toen jhr. mr. Jan Balthazar
Strick van Linschoten heer van Rhijnauwen de
enige zoon uit zijn tweede huwelijk, Jan Carel
Wendel, voor de dienst in Napoleon's leger zou
moeten afstaan, met de tocht naar Rusland in het
vooruitzicht, heeft hij een van zijn pachters bereid
gevonden als remplagant die militaire verplichting
over te nemen. Volgens een onlangs overleden na-
zaat Strick zou dit een overgrootvader van ge-
noemde Teunis van Scherpenzeel zijn geweest en
wel Helmert van Scherpenzeel, die in 1822 te Odijk
op 55-jarige leeftijd is overleden. Bij de invoering
van het bevolkingsregister in 1840 woonde Hel-
mert's weduwe op „De Uithof" in De Bilt met het
gezin van haar zoon Anthony die in 1840 te Odijk
was geboren. Het is van overlevering bekend hoe
iedere bezoeker van „De Uithof" werd onthaald
op de meest realistische en weerzinwekkende ver-
halen over de belevenissen die vader Helmert op
zijn tocht naar Rusland had meegemaakt. De bij-
naam de Rus, die blijkbaar van Helmert op diens
zoon was overgegaan en van Odijk naar De Bilt,
is telkens op een volgende generatie vererfd-weer
eens een sprekend staaltje van plattelandsconser-
vatisme-tot en met Teunis die in 1961 „De Uithof"
heeft verlaten. Van Jan Carel Wendel Strick van
Linschoten kan nog worden vermeld, dat hij wél
in 1813 deel heeft uitgemaakt van Napoleons garde
d'honneur en als zodanig de slag bij Leipzig heeft
meebeleefd. Hij is in 1850 op Rhijnauwen overle-
den, 59 jaar oud.
P. H. Damsté
Naschrift
Een wet tot wijziging van de grens tussen Utrecht,
De Bilt, Bunnik en Zeist heeft het gehele Universi-
teitscentrum binnen Utrechts grenzen gebracht.
Hierdoor vormt het Laantje van Toon van
Scherpenzeel, of wat daar nog van over is, met
ingang van 1 januari 1975 dan ook geen grens
meer tussen Utrecht en De Bilt.
Verongelukte jaarboeken
Het kan bijna niet anders of er is met sommige
jaarboeken wat misgegaan. Sommige leden heb-
ben al ontdekt dat hun exemplaar verkeerd was
ingebonden en hebben dat tegen een goed exem-
plaar ingeruild. Wil ieder die dat nog niet gedaan
heeft zijn exemplaar goed controleren op moge-
lijke ongelukken in het afdrukken en inbinden?
Graag zo spoedig mogelijk inruilen bij of terugzen-
den aan de heer Röhner, Gemeentelijk Archief,
Alexander Numankade 199 te Utrecht.
De bezorging door eigen leden valt allerminst on-
der deze ongelukjes te rekenen, integendeel! Aan
allen die zich daarvoor hebben ingezet wordt har-
telijke dank gericht!
-ocr page 9-
Utrechts lantaarnconsoles
Nog onlangs publiceerden wij een juichende recensie over het boekje Reliëfs in Blauw, een
overzicht van ongeveer zestig lantaarnconsoles langs de Utrechtse grachten, van de hand van
de heren A. Graafhuis en C. A. Baart de la Faille en van foto's voorzien door de heer A. G.
Ubaghs en het Gemeentelijk Archief. Al kort na verschijnen bleek het boekje uitverkocht! Hier
blijkt wel uit, dat de belangstelling voor de merendeels prachtige kunstwerkjes die onze grachten
sieren groeiende is.
Vandaar, dat wij met ingang van dit nummer een maandelijkse serie starten van foto's, welwillend
ter inzage gegeven door de heer Ubaghs, van enkele juwelen van kraagstenen die niet in boven-
genoemd boekje voorkomen. In dit eerste nummer van de nieuwe jaargang: De bekering van
Paulus.
f. . .) „Maar toen hij op zijn reis Damascus na-
derde, bliksemde eensklaps een licht uit de
hemel om hem heen. Hij viel op de grond, en
hoorde een stem, die hem
ze/de; Saul, Saul,
Deze wonderschone console van beeldhouwer
Cornelis Groeneveld is geplaatst voor het pand
Nieuwegracht
25, zo dicht mogelijk bij de plaats
waar eens de Paulus-abdij heeft gestaan. (Zo-
als bekend de plaats waar nu de gerechts-
gebouwen staan in de Hamburgerstraat). De
Paulus-abdij stamde waarschijnlijk van 1054. Na
de hervorming werd zij gesloten en in 1580 ge-
plunderd. In 1596 werd een deel ervan ver-
bouwd en in gebruik genomen als provinciaal
gerechtshof.
Merkwaardig is, dat geen straatnaam in de di-
recte omgeving meer doet denken aan de ge-
noemde abdij. Wel echter de naam van een der
oudste bruggen over de in de 14e eeuw ge-
graven Nieuwegracht: de Paulusbrug, de brug
die de Herenstraat met de Hamburgerstraat
verbindt.
De bekering van Paulus
waarom vervolgt ge Mij? Hij sprak: Wie zijt Gij,
Heer? En de stem: Ik ben Jezus, dien ge ver-
volgt; het valt u hard terug te slaan tegen de
prikkel. Sidderend van angst zeide hij: Heer,
wat wilt Gij dat ik doe? En de Heer zeide tot
hem: Sta op en ga naar de stad; daar zal men
u zeggen, wat ge moet doen". (. . .)
Aldus vertellen ons de Handelingen 9 : 1-11,
Beeldhouwer:
C. Groeneveld.
Geplaatst: Nieuwe-
gracht
25.
Foto: A. G. Ubaghs
-ocr page 10-
„We zijn nog steeds bezij
met de Dom"
Tijdens de opening van de tentoonstelling „De Dom
in puin" in het Centraal Museum op 1 augustus
1974 kon de oprichting worden aangekondigd van
de „Stichting Onderzoek Herstel Domkerk Utrecht".
Naar aanleiding van dat feit zijn er reeds talrijke
reacties verschenen. Die in gedrukte vorm waren
voor het merendeel sterk afwijzend '), mondeling
waren er ook onderscheidene positieve reacties.
Ter wille van de duidelijkheid van de discussie stel
ik het op prijs, de rede waarin de aankondiging
plaatsvond, alsnog in het Maandblad van Oud-
Utrecht te publiceren:
„De Dom in puin - zo heet deze tentoonstelling.
Toch was er heel wat méér puin, driehonderd jaar
geleden op deze dag, zo in 't begin van de avond.
En ook over dat „andere puin" zult u straks aller-
lei informatie vinden. Maar ook toen stond de Dom
centraal, evenals nu op de tentoonstelling. Terecht,
want gebouwen als Domkerken waren - en zijn -
topprestaties, balancerend op de uiterste grens
van het mogelijke. Gedurende de „eerste ronde"
van de grote kathedralen, globaal van 1140 tot
1240 (voordien waren het de abdijkerken, die de
toon aangaven), was de bereidheid tot samenspel
groot genoeg om onderscheidene van deze top-
stukken - ondanks onvoorstelbare technische,
financiële en organisatorische moeilijkheden - tot
een goed eind te brengen.
Bij de „tweede ronde" ging het doorgaans wat
moeizamer. In 1242 begint men in Doornik met een
grandioze koorpartij met 4 torens rond de kruising,
maar nooit wordt het romaanse schip vernieuwd.
In 1247 start Frankrijks hoogste kathedraal: Beau-
vais, één verhaal van instortingen en nieuwe
pogingen. Een bijpassend schip komt er nooit, nog
steeds staat er het minuscule preromaanse schipje.
Keulen, 1248. Van de grootse opzet komen slechts
het koor en een zijbeuk gereed, met een toren-
stomp die met zijn middeleeuwse bouwkraan tot in
de 19e eeuw het silhouet beheerst. Dan vindt men
bouwtekeningen terug en wordt het gebouw vol-
tooid.
Geen gek figuur
Utrecht - eerste steen 1254 - slaat tussen dit alles
geen gek figuur. Al duurt 't 300 jaar, het gebouw
komt verder dan vele van zijn broers (of zusters).
Alleen 't constructieve systeem, dat de ruimtelijke
vorm in evenwicht had moeten houden bij 'n storm
als die van 300 jaar terug, mankeerde. Ook bijv.
de 90 jaar later begonnen Praagse St.-Vitus krijgt
pas in de 19e eeuw zijn schip.
Wel opvallend is ondertussen, dat deze „tweede
ronde" een familie vormt. Er zijn zoveel punten
van verwantschap, dat het duidelijk is dat een
groot deel van Europa - op 'n bepaald niveau - een
éénheid vormde, een eenheid zoals die nu mis-
schien bestaat op het vlak van de ontwikkeling van
kernenergiecentrales. Bij de resultaten van deze
beide voorbeelden van samenspel is er sprake van
„uitstraling" - waarbij gezegd kan worden dat er
rond die van de eerste groep nooit moeilijkheden
waren, deze droeg geen kiem van levensbedreiging
in zich. Integendeel, deze straling kon een bloei
veroorzaken, die de bron evenaarde. Voor velen is
bijv. de Bossche St.-Jan mooier dan de Dom, hij
is compleet en rijker van detail. Maar hij is een
februari 1975
oud-utrecht
48e jaargang
Veeniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis
der geschiedenis van de stad en de provincie Utrecht
MAANDBLAD
Voorzitter:
Secretaris:
Penningmeester:
Administratie:
Redactie:
A. H. R. Hoogezand, Zandpad 87, Breukelen, tel. (03462) 23 62.
drs H L Ph Leeuwenberg, p/a Rijksarchief, Alexander Numankade 201, Utrecht,
tel. (030) 71 00 44.
D. A. Belderbos, Kromme Nieuwegracht 19, Utrecht, tel. (030) 31 23 18.
Contributie: Minimum: ƒ30,—, gironr. 575520.
mevr. M. Uittenbogaard-van Terwisga, Titus Brandsmalaan 17, Vleuten, tel. (03407) 19 86.
G. J. Róhner, p/a AlexBnder Numankade 199, Utrecht, tel. (030) 71 18 14, actualiteit.
H. Sneijder, Oasedreef 2, Utrecht, tel. (030) 61 60 91, eindredactie.
Mej. drs. L. van Tongerloo, Euterpedreef 52, Utrecht, tel. (030) 33 23 15 (werk), historie.
Oasedreef 2.
Redactieadres:
-ocr page 11-
produkt van die uitstraling - is zónder de familie
der Domkerken ondenkbaar - is regionaal en niet
Europees en daardoor toch van een andere „orde".
Hoeveel mooie stadskerken we ook hebben - de
Dom blijft een eenling, het enige lid van de échte
kathedralenfamilie binnen onze grenzen.
Maar al nam en neemt die Dom dan zulk een be-
langrijke plaats in, is dat een reden om de ramp,
die dit produkt van mensenhanden trof, te her-
denken? Zoiets is toch niet gebruikelijk. Alleen al
op bouwkundig gebied zouden we een kalender
van herdenkingen kunnen opstellen! Voor twéé
zou ik nog wel willen pleiten:
Allereerst voor die van de Venetiaanse bom, die
in 1687 in het, toen Turkse, Parthenon het daar
opgeslagen kruit deed ontploffen. Een merkwaardig
actuele gebeurtenis, nu Cyprus aantoont, dat de
wrijving Azië/Europa in 't oostelijk deel van de
Middellandse Zee nog steeds explosieve gevolgen
kan hebben.
Ten tweede voor de herdenking van de moedwil-
lige sloop in 1809 e.v. van de geweldige abdijkerk
van Cluny. Een moeizaam karwei, zelfs in 'n tijd,
die over handleidingen voor het opblazen van niet
te grote gotische kerken beschikte. De achtergrond
was al even actueel: het zich afzetten van één
politieke visie tegenover een andere - al gebeurde
het formeel onder 't mom van zonder omlopen
koeien naar de markt te kunnen brengen.
Bezig
Met de slachtoffers van deze twee grootste ram-
pen uit de geschiedenis van de Europese bouw-
kunst is men, op een of andere manier, nog stééds
bezig. „Herdenken" doen we iets ook eigenlijk
alleen, wanneer we daar nog mee bezig zijn, wan-
neer er een voor ons actueel aspect aan zit. De
organisatoren van deze tentoonstelling moeten dat
ook in de stormschade van de Dom hebben gezien.
Ongetwijfeld heeft men zich - al is daarvan uit
archiefonderzoek niets gebleken - destijds al afge-
vraagd of deze als onherstelbaar moest worden
beschouwd en er zijn nóg altijd mensen, die dat
doen. Twaalf jaar terug voorspelde ik daarom in
„Oud-Utrecht", dat het schip er wel weer eens
zou komen; later wijdde ik er nog een proefschrift-
stelling aan. Ik stelde dit niet als stormlopende
initiatiefnemer, daar mis ik de talenten voor - ik
ben nu eenmaal meer „waarnemer dan door-
douwer" -, maar vanuit de visie dat er voor projec-
ten, afgestemd op andere dan berekenbare econo-
mische belangen, ook weer een tijd zou komen.
Het was toen nog het „plan-Feuchtinger" waarover
gediscussieerd werd, waarin elke straat in „Per-
sonenkraftwageneinheiten pro Stunde" was vast-
gelegd, en er een soort 8-baansweg over 't Dom-
plein moest komen om deze pkw te kunnen
verwerken. De huidige zienswijze, waarbij ik met
name ook wethouder Zeevalking, ambtshalve de
laatste jaren 't meest bij „auto en binnenstad"
betrokken, noem, toont aan wat er in 12 jaar kan
veranderen!
Ik stel het erg op prijs om deze tentoonstelling te
mogen openen, want het is de best denkbare ge-
legenheid om een mededeling te doen, die de
„actualiteit" aantoont: enkele uren geleden is er
een „Stichting Onderzoek Herstel Domkerk
Utrecht" opgericht! Let wel: géén Stichting Herstel
Domkerk, maar een stichting Onderzoek Herstel
Domkerk. Een aantal mensen vond, dat het maar
eens uit moest zijn met vaagheden als „wat zou 't
mooi zijn als het schip er weer was" en dood-
doeners als: „het is natuurlijk onzin, dat dat ooit
zou kunnen".
Zij hebben het doel, alle aspecten eens goed uit-
gewerkt op 'n rijtje te zetten: landelijke, stedelijke,
kerkelijke (nog 15 jaar geleden ving ik naar aan-
leiding van subsidiëring van kerkrestauraties op:
„ik heb gehoord, de „monumenten" zijn er voor
iedereen, zelfs voor de katholieken" - ook wat dat
betreft is er in korte tijd veel engheid verdwenen),
organisatorische, financiële (eenmalige en blijven-
de!), architectonische en technische. Dan beschik-
ken we bij de verdere discussies over dit fas-
cinerende onderwerp tenminste over een goed-
gedocumenteerd en goed-doorwrocht basisstuk!
Risico
Voor wat het architectonische aspect betreft, kun-
nen we merkwaardigerwijze allerlei kanten op,
alleen net niet die van het exact herbouwen van
wat er 300 jaar geleden op dit tijdstip nog stond -
dat zou immers 't risico van herhaling met zich
meebrengen! Men kan, als éne uiterste, maken-
wat-had-moeten-komen, zie Haakma Wagenaars
grandioze tekening, waarin tientallen jaren van
studie zijn verwerkt, men kan aan de andere kant
ook volstaan met een heel abstracte ruimtelijke
suggestie 2). Alles is beter dan niets. Ik ga daar
nu niet verder op in.
Waar ik ook niet nader op inga, is op dat „andere
puin" en op de „inzenders", Saftleven in de eerste
plaats, Kipp met zijn fenomenale doctoraalscriptie
over deze kunstenaar, Haakma Wagenaar met zijn
AGENDA
Door het uitvallen van een der deelnemers
aan de voordracht Stadsvernieuwing en
Stedeschoon is dit programmapunt ver-
schoven naar het najaar.
13 maart: 20.00 uur, Kunsthistorisch Insti-
tuut, Drift
25, Utrecht: Dia-lezing door de
heer B. Belonje, waterbouwkundige, over
Utrechtse molens.
10
-ocr page 12-
Zo tekende Pieter
Saenredam de
dwarsarm van de
Domkerk.
reconstructie en zijn hier te koop zijnde boeiende
„momentopnamen", en de vele anderen. Met een
woord van bewondering voor de staf van 't museum
en die van 't archief, die in samenspel de tentoon-
stelling hebben opgezet, wil ik deze graag voor
geopend verklaren, in de hoop dat hij velen be-
wust zal maken voor het feit, dat we met de Dom
nog steeds bezig zijn!"
In aansluiting hierop verwijs ik graag nog naar
mijn stukje in het decembernummer van Heem-
schut (p. 165). Inmiddels zijn de cijfers bekend
geworden betreffende de w.w. uitkeringen in de
bouwnijverheid: 212 miljoen in 1973, 371 miljoen
in 1974, ofwel elk jaar zeker 50 x het bedrag dat
zinnig in 'n jaar aan een project als het ter dis-
dussie staande verwerkt zou kunnen worden. Dit
is natuurlijk niet helemaal eerlijk: behalve een
arbeidsloonpost is er een materiaalpost (deze
echter is toch ook weer voor een deel tot arbeids-
loon terug te voeren). Maar de omvang van de
bedragen bewijst het gestelde, dat de gemeen-
schap als geheel bedragen van de hier aan de
orde zijnde grootte uiteindelijk vrij moeiteloos
blijkt te kunnen opbrengen.
Tot slot ook hier het eind van mijn stukje in Heem-
schut: ondertussen heeft het spel met deze ge-
dachte zeker al mede een gunstige invloed gehad
op het plan om het Domplein autovrij te maken
en het weer „vorm" te geven!
C. L. Temminck Groll
kan me echter uitzonderingsgevallen voorstellen
en er zijn onderscheidene praktijksituaties aan te
wijzen, waarin men het gereconstrueerde niet graag
meer zou missen!
2) Er staat in het museum van „Monuments Histo-
riques" in Parijs een groot model van de reeds
genoemde abdijkerk te Cluny, bestaande uit de
contouren van de werkelijke bouwmassa's en
ruimtes, dat aantoont met welke relatief bescheiden
middelen al een ruimtelijke suggestie kan worden
bereikt.
Tentoonstelling
Op 13 februari is in het Gemeentelijk Archief te
Utrecht een expositie geopend, die gewijd is aan
de huisvesting van bejaarden. De titel van de
tentoonstelling „Van Gasthuisbed tot Verzorgings-
flat" laat duidelijk zien, dat het de bedoeling ge-
weest is om de ontwikkeling van de zorg voor de
oud geworden mens in de samenleving door de
eeuwen heen op de voet te volgen.
Aanleiding tot het houden van de expositie is het
feit, dat 75 jaar geleden in de stad Utrecht het
armenhuis aan de Doelenstraat voor de huisvesting
van bejaarden geschikt werd gemaakt. De ge-
meentelijke zorg voor de huisvesting van bejaar-
den heeft daarna met name in de stad Utrecht een
hoge vlucht genomen, zó zelfs dat de ontwikke-
lingen de aandacht van vele deskundigen tot ver
over onze grenzen trokken.
De tentoonstelling zal duren t/m 19 april. Ze is op
werkdagen geopend van 10.00 tot 16.00 uur en
') Uiteraard ben ik in het algemeen evenzeer
tegen het terugbrengen van wat verdwenen is. Ik
11
-ocr page 13-
's zaterdags van 9.00 tot 12.00 uur. De toegang is
gratis. Er is een goed gedocumenteerde catalogus
verkrijgbaar.
In het kader van de tentoonstelling zullen enkele
lezingen worden gehouden, waarover in de plaatse-
lijke pers nog nadere mededelingen volgen.
Maria de la Falle, Jean Ie Grand, Rachel Montier
en Henriette Courcelles. En ten slotte, dat zijn
jongste zoon Pieter - over wie hierna meer - in
1744 huwde met Catharina du Croy (ook Ducroy).
Al deze Frans klinkende namen nu in aanmerking
genomen lijkt het zeer aannemelijk, dat de her-
komst van de familie Grenat in Frankrijk gezocht
moet worden. Is deze onderstelling juist dan is
het vrijwel zeker, dat deze familie tot de groep
Franse vluchtelingen behoorde, die na de her-
roeping van het Edict van Nantes (1685) naar
Nederland uitweken en die volgens prof. Zumthor
„het oude horlogemakersambacht in de Neder-
landen tot een ware industrie verhieven en de
grondslag legden voor de latere instrumenten-
fabricage" 2).
Over Daniel's werk is niets vermeld gevonden. Hij
overleed op 29 januari 1743 aan de Voorstraat en
werd in de Jacobikerk begraven.
Weinig succes
Veel succes in zaken schijnt hij evenwel niet te
hebben gehad. Want niet alleen liet hij bij zijn
overlijden een huurschuld achter van f 195,—3),
maar ook kan dit worden afgeleid uit een door zijn
gezamenlijke kinderen (twee zonen en vier doch-
ters) twee maanden na zijn dood gepasseerde
notariële akte, waarbij drie van hen na rijp beraad
te kennen gaven de door hun ouders nagelaten
boedel „te repudiëren en zigh int bestier of genot
derzelve niet in te laten". De drie overige com-
paranten - onder wie zijn beide zonen David en
Pieter - verklaarden zich daarop bereid tegen
overdracht aan hen van „alle de meubilen, con-
tante penningen, horologien, actiën en crediten des
boedels nietwes uytgezonderd" de door hun ouders
nagelaten schulden over te nemen 4).
Daniel's oudste zoon, David Grenat, over wie
inlichtingen werden gevraagd, werd 13 juni 1706
als David Nicolaus in de Jacobikerk gedoopt. Hij
was een leerling van zijn vader en werd op 16
september 1743 in het Smedengilde „verheervaert"
als horlogemaker5). Op 6 oktober 1746 trad hij in
de Dom in het huwelijk met Gijsberta de Goyer.
Verder is van hem nog bekend, dat hij in 1746 en
1752 leerjongens in dienst nam en dat hij in 1753
„voor 't verswijgen van een leerknegt" door het
gilde werd beboet met f 6,— en 6 stuivers6). Uit
het verzwijgen van zo'n klein bedrag voor een
leerling (ƒ 1,— en 10 stuivers) zou men kunnen
opmaken, dat ook hij nogal onfortuinlijk gewerkt
heeft. Voorts doet de inschrijving van het over-
lijden op 24 september 1770 van zijn echtgenote
als „Gijsberta de Goyer huisvrouw van N. N.
Grenat op 't Geertenkerkhof verder onbekent"
vermoeden dat hij van zijn vrouw gescheiden
leefde.
Naar de inschrijving van zijn verscheiden is in de
Utrechtse overlijdensregister tevergeefs gezocht.
In het kader van de tentoonstelling ,,Van gasthuis-
bed tot verzorgingsflat", zullen op enkele donder-
dagavonden in de studiezaal van het Gemeentelijk
Archief, Alexander Numankade 199, de volgende
lezingen worden gehouden:
20 februari: ,,Voor God en de regenten", bejaar-
denhuisvesting in vroeger tijd, door A. Graafhuis,
adjunct-gemeentearchivaris.
6 maart: „De bejaarde is een zelfstandig mens",
door B. M. van Rij, arts, hoofd van de afdeling
geriatrie van de G.G. en G.D.
20 maart: ,,Geborgen of opgeborgen", door L. 1,
Terlien, directeur van het verzorgingstehuis Titus
Brandsma.
3 april: ,,Niemand woont alleen", door W. A. H. W.
M. lanssen, directeur van de Gem. Bouw- en
Woningdienst.
Aanvang steeds om 20.00 uur.
Utrechtse
klokkenmakers (2)
David Granot (ook wel Granat, Grenat of Grenard
geschreven) stamde vermoedelijk van een uit
Frankrijk herkomstige familie van uurwerkmakers.
De vader, Daniel Grenard, trad op 4 mei 1698 in
de Dom in het huwelijk met Geertruy van Bree.
Hij woonde toen aan de Voorstraat. Eerst in 1713
werd hij als „oorlogiemaker" lid van het Smeden-
gilde met de aantekening „heeft op hand gegeven
drie gulden hoewel hij geen burgenrecht en
heeft" ').
Wat zijn vermoedelijke afkomst uit Frankrijk be-
treft verdient het opmerking, dat bij zijn huwelijk
in 1698 o.a. als getuige optrad „Joffrou Pinassou,
nicht des bruidegoms", die in hetzelfde jaar (7 nov.
1698) in de Waalse kerk als „Anna Pinasseau"
huwde met David Marmié. Voorts liet de moeder
van de bruidegom - zeer waarschijnlijk de op 11
december 1721 aan de Voorstraat overleden
„Judith Legrand wede van Daniel Granad" - weten,
dat zij haar zoon „aan zijn liberteit laat". Wijders
is het opmerkelijk, dat vier van zijn kinderen in de
Waalse kerk werden gedoopt en dat daarbij als
doopheffer of -hefster optraden o.a. Nicolas de
Quesne, Judith Ie Grand veuve Daniel Grenat,
12
-ocr page 14-
in het Stadskinderhuis opgenomen'). Van zijn
weduwe is na 1763 geen spoor meer te ontdek-
ken. (Slot)
G. Brinkhuis
1)    Rek. v. h. Smedengilde. 1712/13.
2)    Paul Zumthor, Het dagelijks leven in de gouden
eeuw. Dl. II, blz. 94 (Prisma-boeken 1962).
3)    Notaris Wern. v. Vloten. 8 mei 1744 nr. 119.
4)    Notaris lurriaan van Lanckom. 26 maart 1743
nr. 76.
5)    Rek. v. h. Smedengilde. 1743/44. Van ..verheer-
gewaden", hetgeen inhield dat de oudste zoon van
een overleden gildebroeder voor een klein bedrag
het gilde van zijn vader kon winnen. Vgl. Muller,
Schetsen uit de middeleeuwen. Dl. I (Amsterdam
1900), blz. 125.
6)    Idem 1746/47, 1752/53 en 1753/54.
7)    Idem 1745/46.
8)    Manuaal v. d. Liberale gifte. 1748. Wijk Zwarte
knechten nr. 63.
') Rekesten aan de Vroedschap houdende ver-
zoeken om opname van kinderen in het Ambachts-
kinderhuis. (Cat. Arch. der stad. 2e afd. nr. 1857).
In het Maandblad van januari wijdde de heer
Brinkhuis een artikel aan de Utrechtse klokken-
maker 1. Langerak.
Daniel's tweede zoon, Pieter Grenat, werd 22 april
1715 in de Waalse kerk gedoopt. Ook hij ontving
zijn eerste onderricht in het uurwerkmakers-
ambacht van zijn vader. Hij huwde op 25 mei 1744
in de Jacobikerk met Catharina Ducroy en won
vervolgens op 10 december 1745 als „orlogie-
maker" het gilde der Smeden 7).
Tegenslag
Hij heeft zonder twijfel met veel tegenslag te
kampen gehad. Van zijn talrijk kroost - ik vond
tien kinderen van hem vermeld - stierven er niet
minder dan negen op jeugdige leeftijd. Maar ook
in zakelijk opzicht ging het niet naar wens.
Woonde hij aanvankelijk enige jaren als zelfstandig
horlogiemaker aan de Zadelstraat8), uit de doop-
akten van zijn kinderen kan worden opgemaakt,
dat hij zich al spoedig genoodzaakt zag naar het
Zakkendragerssteegje te verhuizen. Via het (onbe-
kende) Robijnspoortje kwam hij ten slotte terecht
in het Drakenburgsteegje.
Hij overleed in zeer behoeftige omstandigheden op
14 juli 1763, na'atende zijn vrouw en een onmon-
dige dochter en werd gratis in de Buurkerk be-
graven. Zijn 17-jarige dochter werd in verband met
haar „deplorabele en armoedige staat" op verzoek
van haar „naaste vrienden" op 29 augustus 1763
UTRECHTS ONBESTORVEN VERLEDEN VII
of in een smaakvol uniform. De zangeres droeg
'n japon die daarbij aansloot.
Hoe geheel anders is dit bij de tegenwoordige
amusementsorkestjes waarvan de musici gekleed
in borstrok en pyjamabroek zo'n hels geraas
produceren, dat de zangeres daar niet bovenuit
kan komen en om toch te laten zien dat zij een
werkzaam aandeel in 't geheel heeft maar wat
staat te dribbelen.
't Is dan ook geen wonder dat de werkende jon-
geren de huidige cultuur duf en saai vinden, zoals
een onderzoek door een Noord-Hollandse project-
groep aan het licht heeft gebracht.
De belangstelling voor de optredende orkestjes
was altijd groot in Ruteck's restaurant aan de
Potterstraat. Daar werd niet alleen goede ver-
strooiings-muziek ten gehore gebracht, maar
bovendien was de prijszetting van de verkrijgbare
consumptie aantrekkelijk ook voor heel veel wer-
kende jongeren. Door de sluiting op 31 januari
1965 van dit restaurant ging als 't ware tevens een
soort cultureel centrum voor Utrecht verloren.
W. F. van Schaverbeke
Er hing de juiste sfeer voor jonge mensen die iets
met elkaar hadden te bespreken. Het was een
toevluchtsoord voor de door het winkelen ver-
moeid zijnde dames om even bij te komen met 'n
kop koffie en een plakje cake. En zakenmensen
kwamen er binnen voor besprekingen. Door het
geroezemoes van stemmen, het zachte gerinkel
van serviesgoed en een mengeling van restaurant-
Ruteck's restaurant
geuren, was het er altijd gezellig. Deze gezellig-
heid werd 's middags en 's avonds nog verhoogd
door een optredend orkestje, dat zijn violen liet
klagen en juichen in samenwerking met de andere
strijk-, tokkel- en blaasinstrumenten en niet te ver-
geten de zangeres. Nu is een orkest niet alleen
iets om naar te luisteren; het is eveneens iets om
naar te kijken want het oog wil ook wel wat heb-
ben heeft wijlen Godfried Bomans eens zeer juist
opgemerkt.
De musici waren dan ook altijd gekleed in smoking
-ocr page 15-
Zo maar een foto
van
zo maar een boom
Iemand stopte in mijn bus „zo maar een foto"
onder de titel: ,,De kromme oude op de Kromme
Nieuwe"(-gracht). Welbedankt, onbekende, ik ben
er blij mee; je hebt er oog voor! U ook?
Deze „kromme oude" is een wonderlijk gegroeide
es, die inderdaad heel typerend is voor dit stukje
gracht. Essen zijn overigens in onze stad niet zo
talrijk, in tegenstelling tot bijvoorbeeld iepen of
olmen, die deze maand gaan bloeien. Let u daar
eens op: u vindt vast de vele rose-rode bloeme-
tjes op de kale takken. Dan weet u gelijk zeker
dat het tóch weer voorjaar zal worden.
Naast iepen vindt u in de binnenstad veel kastan-
jes, linden, platanen, esdoorns, e.d., die alle
waardige leeftijden kunnen bereiken. Zij bepalen
in belangrijke mate mede het aangezicht van de
stad, maar staan helaas niet op de Monumenten-
lijst.
Verkeer
Als verkeer en binnenstad elkaar niet verdragen,
dan geldt dat net zo sterk voor de boombeplan-
tingen in de binnensteden. In december werd
gemeld, dat de gemeente rekening hield met een
strenge winter en 5000 ton wegenzout voorhanden
had. Daarmee worden verkeersroutes openge-
houden. Maar daarmee wordt ook een zware aan-
val gedaan op de beplantingen langs die routes.
Gelukkig is het winterseizoen, althans wat dit be-
treft mild. Maar bomen gaan, mits goed verzorgd,
langer mee. . . Het is een jaarlijks terugkerend
probleem.
Vroeger werd er gestrooid met zand. De ijs- en
sneeuwlagen bleven dan liggen en werden alleen
stroef gemaakt. Na de dooi nam de bodem het
zand op, wat geen schade deed en in veel ge-
vallen zelfs gunstig werkte. Door het strooien met
zout echter, smelten sneeuw en ijs. De wegen
worden zeer goed berijdbaar, maar het zoute water
dringt diep in de bodem door: tot de wortels van
de planten en bomen. Hopelijk zijn de gemeente-
mensen zich wèl bewust van dit gevolg van hun
overigens nuttige werk. Overdaad schaadt ook hier.
In de buurt van planten zou eigenlijk helemaal niet
gestrooid moeten worden met zout.
Verjonging
Behalve het ontzien en verzorgen van het oude
bestand aan bomen, moet er aandacht zijn voor de
Deze es staat tussen de nrs. 25 en 21 aan de
Kromme Nieuwe Gracht.
verjonging. Er sneuvelen veel oude bomen, die
geofferd worden aan het verkeer en de stads-
reconstructies (ze worden nog wel eens op specta-
culaire wijze herplantl), maar ook door gas en
wegenzout, terwijl ze last but not least gelukkig
ook nog een natuurlijke dood kunnen sterven.
De Gemeentelijke Plantsoenendienst, die hier goed
oog voor heeft, plant vrij veel jonge bomen aan,
maar mijns inziens nog veel te weinig. Eigenlijk
zouden alle beschikbare ruimten ter verbetering
van de leefbaarheid een passende boombeplanting
moeten krijgen. Ik denk daarbij aan het uitdijende
voetgangersgebied in de binnenstad, aan de wer-
ven, aan speel- en leefstraten, aan pleinen en
pleintjes. Waarom wordt het Voorclarenburg niet
ingeplant, de Lange Jansstraat, de Breedstraat en
het Predikherenkerkhof? om zo maar eens een paar
voorbeelden te noemen. Het antwoord is natuurlijk:
het verkeer, dat ook vraagt om wegenzout. Maar
we waren het er met z'n allen zo langzamerhand
toch wel over eens, dat het verkeer in toenemende
mate rekening zal moeten gaan houden met de
binnensteden. En dus ook met de daarin behorende
bomen!
Als de aanval de beste verdediging is, vind ik, dat
14
-ocr page 16-
de Plantsoenendienst best eens in de aanval mag
gaan. Ze mogen voor mij gerust eens een boom
planten op een plek, waar het verkeer er terdege
rekening mee moet houden. Als men ten aanzien
van nieuwbouwwijken tot de conclusie is gekomen,
dat de beplanting goeddeels klaar zou moeten zijn
voordat de bouw start, dan zou je dat in binnen-
steden kunnen vertalen door nu reeds boom-
beplantingen aan te brengen op plaatsen, die daar
later om zullen vragen. Dat kan dan nu al een
positieve bijdrage leveren aan het terugdringen
van het verkeer.
Ons nageslacht zal er ons dankbaar voor zijn!
D. A. Belderbos
dus makkelijk hebben kunnen overrompelen.
De vondsten zijn nog steeds gering en weinig
opvallend. Elk boerendorp had wel zijn weef-
getouwen en andere vormen van lichte huis-
industrie, zodat voorwerpen uit die sfeer niets
zeggen over grootscheepse nijverheid. Het zijn
alleen de aardewerkvondsten en munten die wijzen
op handelsrelaties met het Middenrijngebied,
Engeland en Frankrijk. De reeds beschreven paal-
constructies zijn verder de belangrijkste aanwijzing
dat de boerennederzetting Dorestad óók een
handelsplaats was. Onderzoek in zuidelijke richting,
langs de oude Rijnbedding, zou dit allicht nog over-
tuigender kunnen aantonen, maar dat wordt door
de aanwezige bebouwing onmogelijk gemaakt.
L. v. T.
Dorestad
Zeven Steegjes
W. A. van Es, Die neuen Dorestad-Grabungen
1967-1972, in: Vor- und Frühformen der euro-
pëischen Stadt im Mittelalter, I (Göttingen, 1973)
202-217. Ook verschenen als R.O.B.-Over dr ukken
nr.
56.
De leider van de opgravingscampagne bij Wijk bij
Duurstede heeft vorig jaar een tweede voorlopig
rapport gepubliceerd over de resultaten van vijf
jaar speuren naar onze „handelsmetropool" uit de
Karolingische tijd. Hadden de eerste jaren vooral
de grote omvang en het agrarisch karakter van de
nederzetting aan het licht gebracht, in 1972 is
bovendien duidelijk geworden hoe de bewoners
zich ingespannen hebben om in contact te blijven
met het transportmiddel: de rivier.
Vanaf de Hoogstraat zijn oostwaarts in een oude
Rijnbedding paalconstructies gevonden, die de
fundering gevormd moeten hebben van smalle aan-
legkaden (of vlonders over drassig oeverland -
deze interpretatie is later ontwikkeld en be-
schreven in Westerheem, 23 (1974) 92). Deze con-
structies zijn telkens verlengd, wat erop wijst dat
de (Kromme) Rijn zich voortdurend in oostelijke
richting verplaatst heeft.
In dezelfde tijd, of misschien al eerder, heeft de
Rijn ook langs de westkant van Dorestad ge-
stroomd. Op de westelijke oever van deze Rijnloop
is een laat-Romeinse nederzetting gevonden, die
ook in de 7e eeuw bewoond moet zijn geweest.
Misschien is dit het Dorestad waar de Merovin-
gische muntmeester Madelinus gewerkt heeft.
Op een van de begraafplaatsen van het 8e-eeuwse
Dorestad heeft men nu ook de sporen van een
houten kerkje van 8 bij 15 meter gevonden, waar-
buiten vermoedelijk een doopbekken en een
klokkestoel gestaan hebben. Tot nu toe is nog
geen enkele aanwijzing gevonden dat Dorestad op
de een of andere manier omheind was. De Noor-
mannen moeten deze nederzetting in de 9e eeuw
Isn de Kleijn, Gewoon maar dood; verhalen uit de
Zeven Steegjes. Utrecht, 1974.
65 bladzijtjes, 300
exx., m. ill. f 6,90.
Uitgeverij Vava heeft zich alweer op de boeken-
markt gemeld. Dit keer is het produkt een een-
voudig uitgevoerd werkje met verhalen over de
bewoners van de Zeven Steegjes. De schrijver
groeide zelf in dat Utrechtse buurtje op en schreef
er in de oorlog een roman over. Daaruit zijn nu
vier fragmenten herdrukt, aangevuld met een vijfde
schets.
Voor wie ook niet weet waar de Zeven Steegjes
te vinden zijn geef ik door wat ik van de heer
Smilda leerde: het zijn de zeven kleine, deels
doodlopende straatjes tussen de Geertekerk,
Pelmolenweg en de Oude Gracht, dus de beide
Rozendaalen, de Moutstraat enz., die na 1850 in
een vroegere tuin zijn aangelegd.
Reactie
Naar aanleiding van het artikel ,,De Driekoningen-
kapel aan de Brigittenstraat", voorkomende in het
maartnummer van het maandblad, waarin ook
sprake is van het gasthuis van de Broederschap
,,St. Maria in Vinea" aan de Nieuwegracht, vestig
ik er de aandacht op dat de aan de Nieuwegracht
no. 58 gelegen R.K. Huishoudschool destijds een
nieuw schoolgebouw in de tuin van dat perceel,
thans genummerd Nieuwe Kamp 11, heeft gebouwd
en daaraan de naam heeft gegeven van „Maria in
den Wijngaard", aldus een herinnering bewarend
aan genoemd gasthuis dat voorheen op die grond
stond.
Een fraaie gevelsteen boven de ingang van het
gebouw Nieuwe Kamp 11 wijst hierop.
Mr. 1. A. M. Koch
15
-ocr page 17-
Utrechts lantaarnconsoles
De Bakkerbrug heeft in het verleden een grote
rol gespeeld. In de achttiende eeuw werd hier
zuivel, fruit en peulvruchten aangeboden. Begin
negentiende eeuw kwam hier de pottenmarkt
die zich zo uitbreidde dat zij zelfs de Oude-
gracht in beslag nam tussen Bakker- en Bezem-
brug.
Sinds Bakkerstraat en Bakkerbrug behoren tot
Utrechts vermaarde voetgangersgebied lijkt het
erop. dat die marktfunctie weer enigszins terug-
keert. Men vindt er een bloemenkraam, vaak
een stand met politieke pamfletten en boek-
werkjes en ook werd juist daar enige maanden
geleden het boekje Reliëfs in Blauw voor het
publiek, ten doop gehouden.
Hoe Bakkerstraat en Bakkerbrug aan hun
naam zijn gekomen, staat niet vast. Was het
een hommage aan een daar in de buurt ge-
vestigd zijnde ,,warme bakker", zoals er ook
nu nog enkele in onze stad een straatnaam
verdienen! Of danken zij hun naam aan Gijs-
brecht de Backer, de stichter van het Barbara-
en Laurentiusgasthuis, gelegen bij de stads-
kraan (bij de Bezembrug)? Men dient hierbij te
bedenken, dat reeds voor de stichting van deze
tehuizen de namen Backerstege en Backerbrugh
bekend waren.
Beide panden werden in 1836 verkocht aan de
heer Sinkel voor f 24.000,—, die er zijn manu-
facturenwinkel bouwde. Het gebouw werd toen
bekend als het eerste grote warenhuis in ons
land en om de ,,beelden van Sinkel"; in 1896
werd het pand gekocht door Vlaer en Kol.
Hoe het met de naam ook zij, men houdt het er
De deegtrapper
maar op, dat in de buurt van de huidige Bakker-
straat een huis gestaan heeft dat bewoond werd
door een familie Zijl of Van Zijl en dat later
onder de naam Backershuys, Backershofstede
of Backerstein in handen kwam van het ge-
slacht De Backer.
Er is grote kans, dat genoemde Gijsbrecht tot
deze familie behoord heeft, zodat beide moge-
lijkheden aanwezig blijven.
Beeldhouwer C. Groeneveld heeft met veel
gevoel voor de sfeer van eeuwen her een
alledaags tafereel weten neer te zetten. Men
ziet links de deegtrapper, die zich in evenwicht
houdt met behulp van op juiste hoogte aan-
gebrachte ringen en rechts de bakker die zijn
deeg in de oven schuift.
Beeldhouwer:
C. Groeneveld.
Geplaatst:
Oudegracht 137.
Foto: A. G. Ubaghs
16
-ocr page 18-
Financieel jaarverslag over 1974
ontvangen contributies": vorig jaar nog ƒ 16.200,—,
thans slechts ƒ1.500,—. Dit valt te verklaren uit
het feit, dat de giro-acceptkaarten voor de con-
tributie over 1974 reeds eind 1973 werden toege-
stuurd, waardoor in 1973 reeds veel betalingen
werden ontvangen voor 1974. Thans werden de
kaarten eerst in het Maandblad van januari 1975
toegezonden: In 1974 ontvingen we daardoor
slechts van enige leden spontane contributiebe-
taling voor 1975, meestal nog ƒ25,—, terwijl in
november 1974 werd besloten de contributie voor
1975 te stellen op ƒ30,—!
Op de komende voorjaarsvergadering zal u de hier-
na afgedrukte ontwerp-jaarrekening over 1974 ter
goedkeuring worden aangeboden, waarop ik u hier-
bij graag bij voorbaat enige toelichtingen verstrek.
De balanspositie is duidelijk verbe-
terd: het verenigingskapitaal, per 31
december 1973 groot                                ƒ10.271,35
kon worden versterkt met het voor-
delige saldo van de baten- en lasten-
rekening over 1974 ad                              ,, 8.563,76
en komt daardoor per ultimo 1974 op ƒ18.835,11
Opmerkelijk is de afname van de post „Vooruit- Het liquiditeitsbeeld was:
per
31 dec. '73
per
31 dec. '74
ƒ49.200— ƒ50.500 —
Aanwezige geldmiddelen
waarin begrepen aan
vooruitontvangen contri-
buties
Blijft
waaruit te betalen was
aan drukkosten en ove-
rige lopende nota's
Resteert aan liquiditeit
die te zamen met de
kortlopende vorderingen
en de voorraden
het verenigingskapitaal
vormt
EXCURSIE
19 april: stadswandeling
langs gerestaureerde en
te restaureren panden in
do binnenstad o.l.v de heer
A. Verlaan van de Gem.
Dienst van Openbare Wer-
ken.
Vertrek om 14 00 uur vanaf het Pieters-
kerkhof.
De wandeling is om 16.00 uur af-
gelopen. In verband met het karakter van
de wandeling is de maximale grootte van
de groep vastgesteld op 25 personen. Per
lid is één introducé toegestaan. Bij ge-
bleken grotere belangstelling zal de excur-
Gie in de zomermaanden worden herhaald.
Zie daarvoor in volgende nummers. Kaar-
ten tot 10 april bij De Discus, Minrebroeder-
straat 25, a ƒ2,—. Bestellingen per giro op
nr. 575520 t.n.v. Vereniging Oud-Utrecht
met f 0,50 extra voor de toezending der
kaartjes. Op maandagen is De Discus ge-
sloten tot 13.30 uur.
1.500,— „16.200 —
ƒ 47.700— ƒ 34.300 —
„ 35.300,— „ 27.200 —
f
12.400 —
f
7.100 —
5.600 —
2.200,—
''
800 —
1.000,—
f
18.800 —
f
10.300
Het relatief hoge bedrag aan geldmiddelen is voor
wat het daartoe beschikbare deel betreft steeds
zodanig belegd geweest bij onze bankier, dat dit
steeds optimaal rente droeg. Bij de hoge rente-
stand in 1974 leverde dit een fikse rentebate op!
De resultatenrekening over 1974 vertoont een po-
sitief saldo van ƒ8.500,—, dat wel bevredigend
lijkt, maar toch eigenlijk niet is! Dit komt, omdat
we in 1974 wederom een gift mochten ontvangen
48e jaargang - nummer 3 - maart 1975
Vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis
üer geschiedenis van de stad en de provincie Utrecht
oudutrecht
MAANDBLAD
Voorzitter:
Secretaris:
Penningmeester:
Administratie:
Redactie:
A. H. R. Hoogezaod, Zandpad 87, Breukelen, tel. (03462) 23 62.
drs. H. L. Ph. Leeuwenberg, p/a Rijksarchief, Alexander Numankade 201, Utrecht,
tel. (030) 71 00 44.
D. A. Belderbos, Kromme Nieuwegracht 19, Utrecht, tel. (030) 3123 18.
Contributie: Minimum: ƒ30,—, gironr. 575520.
mevr. M. Uittenbogaard-van Terwisga, Titus Brandsmalaan 17, Vleuten, tel. (03407) 19 86.
G. J. Röhner, p/a Alexander Numankade 199, Utrecht, tel. (030) 71 18 14, actualiteit.
H. Sneijder, Oasedreef 2, Utrecht, tel. (030) 61 60 91. eindredactie.
Mej. drs. L van Tongerloo, Euterpedreef 52, Utrecht, tel. (030) 33 23 15 (werk), historie.
Oasedreef 2.
Redactieadres:
17
-ocr page 19-
Vereniging Oud-Utrecht
ONTWERP-JAARREKENING OVER 1974
Balans per 31 december 1974
31 dec. 74 3/ dec. '73
van ƒ 10.000,—, afkomstig van een Stichting, die
weliswaar onbekend wenst te blijven, maar naar
welke niettemin onze bijzondere dankzegging uit-
gaat. Zonder deze bijdrage zou onze resultaten-
rekening echter een tekort hebben vertoond van
bijna ƒ1.500,—. De oorzaak daarvan is niet te
vinden in de batenkant: integendeel! Met uitzonde-
ring van de excursies - die duidelijk te hoog wa-
ren begroot en bovendien door een paar tegen-
vallers maar nauwelijks kostendekkend uit de bus
komen - vertonen vrijwel alle baten aanzienlijke
overschotten t.o.v. de begroting.
Het euvel zit duidelijk in de lasten, waar de scher-
pe stijging van de drukkosten (met name van de
papierprijzen) en van de portokosten ons parten
heeft gespeeld, doch waar bovendien de post
„Overige activiteiten" de emmer heeft doen over-
lopen. In deze post is nl. begrepen het resul-
taat van de tentoonstelling „Kaartmakers van het
Sticht", die we in het najaar van 1974 hielden
en waar we een tekort op moesten noteren van
ƒ2.500,—. De oorzaak daarvan lag voornamelijk
in de te late aflevering van het drukwerk (de
tentoonstellingscatalogi en de kaartmappen) waar-
door de publiciteitsmedia niet tijdig kon worden
geïnformeerd en waardoor het tentoonstellingsbe-
zoek te laat op gang kwam.
In de „Overige lasten" tenslotte zijn - behalve
wat nagekomen lasten uit oude jaren - ook begre-
pen de kosten, verbonden aan de recente wijziging
van de statuten van onze vereniging.
BEZIT
Geldmiddelen
ƒ49.199,02
ƒ 50.472,84
Kortlopende vorderingen
„ 5.648,85
„ 2.217,02
Voorraad litho's Wm.
Kuyk
„ 800 —
,, 1.000,—
Voorraad jaarboeken en
maandbladen
1 —
1 —
Voorraad kaartmappen
en cat.
1 —
—,—
ƒ 55.649,87
ƒ 53.690,86
SCHULD
Nog te betalen wegens:
— drukkosten jaarboek
ƒ 25.960,92
„21.691,47
— drukkosten maandblad
„ 3.126,39
„ 4.061,95
— overige kosten
„ 6.222,45
„ 1.464,59
Vooruitontvangen
contributies
„ 1.505 —
„16.201,50
ƒ36.814,76
ƒ43.419,51
VERMOGEN
Positief kapitaalsaldo
ƒ18.835,11
ƒ10.271,35
ONTWERP-JAARREKENING OVER 1974
Resultatenrekening o f er 1974
1974
Begroting
Begroting
Uitkomst
1975
f 37.381,26
f 37.500 —
f 46.500,—
,, 4.360 —
„ 4.100 —
,, 5.000,—
,, 1.025,—
_____
„ 1.000 —
898,75
,, 500 —
„ 1.000,—
28,66
„ 800 —
__i__
,, 3.272,03
„ 100 —
„ 2.500 —
,. 10.482,41
„ 300 —
„ 300 —
ƒ 57.448,11
ƒ 43.300,—
ƒ 56.300 —
f 24.704,22
ƒ22.100 —
ƒ 30.350 —
,, 17.130,33
„16.550 —
„18.900 —
,, 2.970,90
„ 700 —
„ 1.700,—
,, 3.204,31
„ 3.450 —
„ 4.850,—
874,59
„ 500 —
„ 500 —
f 48.884,35
ƒ 43.300 —
ƒ 56.300 —
BATEN
Contributies
Advertenties maandblad
Opbrengst verkopen:
—  litho's Wm. Kuyk
—  jaarboeken en maandbladen
Batig saldo excursies
Rentebaten
Donaties, subsidies, giften
LASTEN
Jaarboek
Maandblad
Overige activiteiten
Beheerskosten
Overige lasten
BATIG SALDO
Positief resultaat 1974
f 8.563,76
f -.-
f -,-
18
-ocr page 20-
6.   Verkiezing bestuursleden. Periodiek aftredend
zijn mevr. E. L. S. Offringa-Boom, mevr. J.
C.
longbloed-Gerritsen, mevr. B. E. Buys-de Geus
en de heren P. H. Kylstra, W. Uittenbogaard
en G. J. Röhner. Allen stellen zich herkiesbaar.
Tegenkandidaten kunnen schriftelijk worden
gesteld uiterlijk vóór 20 april bij de secretaris.
7.   Excursies.
8.   Monumentenjaar 1975. Een voorstel tot een
bijdrage.
9.   Rondvraag.
10. Sluiting.
Om ca. 20.30 uur zal dan de aangekondigde le-
zing van de heer P. H. Kylstra plaatsvinden.
Al met al kunnen we constateren, dat onze vereni-
ging met 1974 in financieel opzicht een jaar heeft
afgesloten dat een behoorlijk positief resultaat ver-
toonde, waardoor het kapitaalsaldo aanzienlijk werd
versterkt. Dit zal ons goed te pas komen wanneer
in de nabije toekomst het eerste deel van de
Stichtse Historische Reeks („Van Standen tot Sta-
ten") zal verschijnen, waarvan onze vereniging
naast de provincie Utrecht initiatiefneemster is,
maar waaraan voor ons de financiële consequentie
is verbonden te zorgen voor voldoende werkkapi-
taal in de vorm van een geldlening, omtrent welker
condities het overleg nog gaande is. Dit is moge-
lijk geworden - behalve door de inzet van het
gehele bestuur en de actieve belangstelling van
zo vele leden - door de generositeit van een on-
bekend Fonds, dat wij, het zij nogmaals gezegd,
daarvoor zeer dankbaar zijn.
D. A. Belderbos
penningmeester
VERSLAG KASCOMMISSIE
De kascommissie, voor het jaar 1974 bestaande
uit de leden mr. J. W. C. van Campen, mr. W. Chr.
Groen en de heer A. J. Lisman verklaart hiermee
de ontwerp-jaarrekening van de vereniging over
1974 met het daarbij behorende jaarverslag te heb-
ben onderzocht en akkoord bevonden.
De kascommissie
Nieuwe statuten aangenomen
Tijdens de najaarsledenvergadering op 14 novem-
ber 1974, welke wegens tijdgebrek werd onder-
broken en daarna voortgezet op 23 januari j.l.,
werden de concept-statuten besproken en - zij het
op enkele plaatsen gewijzigd - aangenomen.
De wat ons betreft definitieve tekst is vervolgens
opgezonden naar het ministerie van Justitie in
Den Haag, ter verkrijging van de vereiste konink-
lijke goedkeuring. Zodra deze is ontvangen zal
ten overstaan van notaris F. H. Ebell de akte wor-
den gepasseerd, houdende wijziging der statuten.
De dag waarop dat gebeurt treden zij in werking.
Thans wordt de wijziging van het huishoudelijk
reglement van de vereniging voorbereid.
Ons bestuur is alle leden die op de vergadering
aanwezig waren zeer erkentelijk voor hun bijdra-
gen aan de discussie
A. H. R. Hoogezand,
voorzitter
Algemene
voorjaarsledenvergadering
Het bestuur van de vereniging Oud-Utrecht no-
digt de leden uit tot het bijwonen van een algeme-
ne ledenvergadering op woensdag 23 april a.s.
te 19.30 uur in het Instituut voor Muziekweten-
schap, Drift 21 te Utrecht.
Na het huishoudelijk gedeelte van de vergade-
ring zal om ongeveer 20.30 uur door dr. P. H. Kyl-
stra, lid van het bestuur, een lezing worden ge-
houden over „Honderd jaar leuteren langs de lijn".
De agendapunten van de vergadering zijn de vol-
gende:
7. Opening.
2.   Notulen van de ledenvergadering van 14 no-
vember 1974, voortgezet 23 januari
1975.
3.   Ingekomen stukken en mededelingen.
4.   Jaarverslag van de secretaris over 1974.
5.   Rekening en verantwoording van de penning-
meester met verslag van de kascommissie
(mr. J.
W. C. van Campen, mr. W. C. Groen,
de heer A. J. Lisman).
Ruilbeurs
Na drie prettige ruiltransacties door de vo-
rige beurs nog
AANGEBODEN:
Tijdschrift van Utrecht 1848 en 1852;
De Geer: Dom van Utrecht 1861;
Tengbergen: Liefdadige Instellingen te
Utrecht;
v. d. Pas: 100 jaar Kromstaf.
Verder gravures en ansichten van stad, pro-
vincie en hele land
GEVRAAGD: Alles over stad en provincie.
Gibo Smilda W. Heukelslaan 58, Utrecht,
tel. 030-51 60 76.
19
-ocr page 21-
Restauraties in 1974 in de provincie
uitgevoerd met extra gelden die na de stormram-
pen van 1972 en 1973 beschikbaar werden gesteld.
In Eemnes brandde de boerderij Meentweg 19 ge-
heel uit. Gelukkig kon voor dit noodgeval nog
hulp worden geboden en kan de boederij in oude
staat hersteld worden.
In Amersfoort werd de restauratie van de pandjes
Lieve Vrouwestraat 4-10 voltooid. Het in deze huis-
jes nog voor een groot deel aanwezige houtskelet
kon worden gereconstrueerd, waarbij nog zeer veel
van het oorspronkelijke werk kon worden behou-
den.
Bij de Kamp werd een deel van de stadsmuur her-
Het is onvermijdelijk om een verslag over restau-
raties in deze tijd te schrijven zonder de moei-
lijke financële toestand te noemen.
Door de subsidiestop kunnen steeds minder res-
tauraties beginnen en de gevolgen hiervan zijn
niet op korte termijn te voorspellen.
Zeker is dat door het niet tijdig beginnen van en-
kele urgente restauraties de omvang van de uit
te voeren werkzaamheden zal worden vergroot,
terwijl het er ook niet naar uitziet dat de prijzen
van de materialen en de lonen spoedig tot stil-
stand zullen komen.
Het is voor ieder duidelijk dat door het niet be-
Hef Marktplein te Wijk bij Duurstede, waarvan de
bomen zwaar geteisterd waren door de stormen,
opnieuw beplant en bestraat (foto Dick Versteeg,
Wijk bij Duurstede).
schikbaar komen van de nodige gelden een steeds
groter aantal monumenten geheel verloren dreigt
te gaan.
Ondanks de beperkte middelen die thans beschik-
baar zijn kon in het jaar 1974 een begin worden
gemaakt met ± 60 restauraties.
Een belangrijk deel hiervan wordt ingenomen door
de restauraties van de rieten daken van boerde-
rijen,
die ook in het Utrechtse landschap zo'n
belangrijke plaats innemen.
Een aantal van deze werkzaamheden kan worden
steld. Het is te verwachten dat de werkzaamheden
nog voortgezet zullen worden.
Met de restauratie van de panden Nieuwstraat 10,
Muurhuizen 199 en Bloemendaalscstraat 24 werd
begonnen, evenals van het pand Breestraat 76, dat
zal worden gebruikt als uitbreiding van het Mu-
seum Flehite. Bij de gereedgekomen werken in
Amersfoort moeten nog genoemd worden Breostraat
72 en 't Hof 72.
In Abcoude en Overlangbrook zijn de spitsen van
de torens hersteld.
In Linschoten kon worden gestart met de restau-
ratie van het koor van de hervormde kerk. Helaas
bleek onder de pleisterlaag nog maar weinig van
het oorspronkelijke werk aanwezig te zijn.
Met de ingebruikneming van het nieuwe stadskan-
20
-ocr page 22-
hier de restauraties van de Nicolai en Jacobikerk
in Utrecht, de Grote Kerk in Wijk bij Duurstede,
en de kastelen: „Renswoude" en de „Heemste-
de" bij Houten. Ook voor deze werken was niet
voldoende geld beschikbaar, de restauratie van
„de Heemstede" moest zelfs na het herstel van
het dak voorlopig worden gestaakt.
In Wijk bij Duurstede werd de markt nieuw be-
straat. Ook zijn daar nieuwe bomen geplant om-
dat de oude na de stormramp niet behouden kon-
den worden.
Al zijn de resultaten van de restauratie-activitei-
ten over 1974 niet zo spectaculair, over wat ge-
reed is gekomen kunnen we ons toch verheugen.
Hoewel voor 1975 geen extra gelden beschikbaar
komen is het te verwachten dat door de samen-
werking met het ministerie van Volkshuisvesting
in de woonhuissector wat meer activiteit kan
wo'den ontplooid.
C. J. Bardet
toor in IJsselstein kwam het oude stadhuis leeg
te staan. De bouwkundige toestand hiervan bleek
zo slecht dat de gemeente besloot direct met de
restauratie te beginnen. Eind december kon de
windvaan op de herstelde toren worden geplaatst.
In Oudewater werd begonnen met de restauratie
van het pand Havenstraat 6.
In Vreeland met het pand Duinkerken 5, in Baam-
brugge
met het pand Brugstraat 1-3 en in Maars-
sen
met de panden Lange Gracht 13, 43 en 47. De
reeds enige jaren durende restauratie van het huis
Jaarsveld
kwam vrijwel gereed.
De witte huisjes aan het Kerkpad te Bunnik wer-
den onder handen genomen. Helaas is hier van
de oorspronkelijke indeling van het interieur wei-
nig gespaard gebleven.
Door beperkte financiële middelen kon de restau-
ratie van de Hamtoren te Vleuten nog niet wor-
den voltooid.
Van de grote, langer lopende werken noemen we
Restauraties in 1974 in de stad
Van de Dienst van Openbare Werken Utrecht,
afdeling gebouwen en monumenten, ontvingen wij
een opgave van de onder toezicht van deze dienst
uitgevoerde restauraties in 1974 en van restaura-
ties, waarmee in 1974 werd aangevangen.
Voltooide restauraties in 1974:
Achter St. Pieter 18 (schouw)
Ambachtstraat 2
Choorstraat 34-36 (achtergevel)
Kintgenshaven 1
Kromme Nieuwegracht 7
Kromme Nieuwogracht 64-66
Lichte Gaard 3
Loeff Berchmakerstraat 38
Nieuwegiacht 20 (kap) (zie foto)
Nicuwegracht 159
Oudegracht 88 (kappen en gevels)
Oudegracht 327 (kap)
Pr,no Hendriklaan 50 (Rietveldhuis; 1ste fase) *)
Werfbouelvard, Oude Gracht tussen Vie- en
Cezembrug
Werfmuren Oude Gracht 350, 352, 314,360, 366,
368, 370; Nieuwe Gracht 119, 121, 123
Werftrap Nieuwe Gracht 121
Restauraties, waarmee in 1974 werd aangevangen: r
Op 7 maart 1975 is overleden de heer
ir. J. D. M. Bardet, oud-voorzitter en ere-
lid van onze vereniging. In ons volgende
nummer zullen wij uitvoerig terugkomen op
de grote verdiensten die de heer Bardet
voor de Vereniging Oud-Utrecht had.
21
-ocr page 23-
bouw van het kasteel Vredenburg. Tot dan toe wa-
ren de Carmelieten aan de Lange Nieuwstraat ge-
vestigd. De heren van St.-Jan troffen de gebouwen
aan in niet voltooide staat, maar in hoeverre ze
niet af waren is niet erg duidelijk. In ieder geval
zetten ze het werk voort. Verder is er nog een
periode van bouwactiviteit geweest na 1561, toen
Hendrick Berck balijer was.
Op verscheidene punten in het Convent en in het
Brouwhuis aan de Nieuwe Gracht treffen we dui-
delijk onaffe funderingen aan of abrupte verande-
ringen in de voortzetting van bepaalde muren,
Catharijne Convent
Reconstructie Domplein
Drift 19 (2de fase)
Jeruzalemstraat 8-10 (1ste fase)
Lange Nieuwstraat 53-55 (achterbouw)
Kapelweg 13 (2de fase)
Kromme Nieuwegracht 24
Oudegracht 175
Oudegracht 329 (kap)
Predikherenstraat 7
Werfmuren
Foto: Gemeentelijke Film- en Fotodienst.
*) Tot en met 4 mei wordt er in het Centraal
Museum een tentoonstelling gehouden onder de
titel
,,50 jaar Rietveld Schröder Huis".
Het
Catharijne Convent
Zoals bekend wordt het Catharijne Convent aan
de Lange Nieuwstraat gerestaureerd om onderdak
te kunnen bieden aan het Rijksmuseum voor Reli-
gieuze Kunst. Bovendien wordt het pard Nieuwe
Gracht 63 bij het Museum getrokken. Daarmee
wordt een „historische" situatie hersteld: dit huis,
waarin de brouwerij van de Johanniters (die het
Convent bewoonden) gevestigd was, werd op 22
april 1635 door Peter Wttenbogaerdt namens de
Staten van Utrecht verkocht aan Frederick Ma-
thijsz. van Lobbrec!it. Het keert dus nu weer naar
het „moedergebouw" terug.
Een museum heeft veel kelderruimte nodig en
daarom moet er veol gegraven worden: een goede
gelegenheid om door middel van archeologisch on-
derzoek meer te weten te komen over de bouwge-
schiedenis en het gebruik van het Convent en de
daarbij behorende gebouwen. Al te veel wil ik hier
over de resultaten nog niet meedelen; ten eerste
zijn een aantal conclusies nog erg voorlopig: ze
kunnen in het licht van verder onderzoek nog
sterk gewijzigd worden; ten tweede zal in het na-
jaar in het kader van het Internationale Monumen-
tenjaar 1975 een tentoonstelling over het Catharij-
ne Convent in het Centraal Museum georganiseerd
worden. Daarin zal ook aandacht besteed worden
aan het archeologisch - bouwhistorisch onderzoek.
Opmerkelijk
Op een paar opmerkelijke verschijnselen wil ik nu
wel even ingaan. De Johanniter ridders betrekken
in 1128 het Convent als ze moeten wijken voor de
Afb. 1. De muur links van de boog eindigt in een
zgn. staande tand.
zoals uit de beide afbeeldingen blijkt. De muur
links van de boog op afbeelding I eindigt in een zo
genaamde staande tand: de manier om na een tij-
delijke stilstand een muur weer verder to bouwen.
Men heeft dat hier niet gedaan, tenminste niet op
dezelfde wijze: een dunnere fundering op spaar-
bogen is gebruikt. De kelder die zich achter de
muur links verbergt io niet doorgezet zoals aan-
vankelijk de bedoeling was, zodat met een dunnere
en „open" fundering volstaan kon worden. Verder
archief onderzoek zal hopelijk duidelijk maken of
we hier met een door Hendrick Berck gemaakte
voortzetting te maken hebben of met een aan-
bouw uit 1528.
22
-ocr page 24-
Op de tweede foto een afbeelding van een muur-
deel haaks op de voorgevel van het brouwhuis die
zich rechts bevindt. Enigszins zorgvuldig afgebro-
ken lijkt de voor de hand liggende conclusie. Even-
wel, een gesloopte muur laat sporen in de grond
achter en in het profiel tegenover het uiteinde van
het muurfragment is niets te zien wat op een uit-
braaksleuf lijkt: de grond is ongestoord. Men zal
PETITE HISTOIRE
Utrecbtsche Courant 1838 -
maandag 26 november
Utrecht 25 November
Gisteren avond omstreeks 7 ure had alhier
een geval plaats, dat in onze dagen zeld-
zaam kan genoemd worden. Een persoon
Stamrood genaamd geraakte verlief op een
dienstmeisje, wonende bij den heer Hora
Siccama, op de Kromme Nieuwe Gracht,
doch kon geen wederliefde van haar ver-
werven. Gisteren avond komt hij wederom
in huis, om haar te spreken een een' brief
te overhandigen. Het meisje blijft weiger-
achtig, waarop de verliefde zich met een
pistool voor het hoofd schiet en dood in
den gang nederstort. Vraagt men of de hal-
starrigheid van het meisje niet de oorzaak
van dit ongeluk en zij dus niet berispelijk
is? Naar wij vernemen, in geenen deele, daar
die persoon gehuwd was en van zijne vrouw
gescheiden leefde.
Pomp op de Mariaplaats
Bij de toelichting die ik in het januarinummer
gaf op de nieuwe voorplaat moet ik nog een aan-
vulling geven. Niet alleen de Lions Club Utrecht
zet zich in om herplaatsing van de pomp op de
2. Muurdeel haaks op de voorgevel van het
brouwhuis.
dus tijdens het werk van gedachten veranderd zijn
en op een andere manier zijn gaan verder bouwen.
Waarom is (nog) niet duidelijk.
Voorwerpen
Ook voorwerpen worden gevonden. Een aantal put-
ten leverde laat-middeleeuws tot 19e eeuws aarde-
werk en glas op. Vlak boven de daarnet beschre-
ven muur aan de Nieuwe Gracht werd een smeed-
ijzeren ruiterspoor aantroffen. Van oudere bewo-
ningssporen geven 12e eeuwse scherven blijk
en de reeds twee jaar geleden door de A.W.N,
afd. Utrecht, gevonden houten waterput in de pand-
hof, waaruit drie Pingdorfer tuitpotten en een kan
uit Andenne (aan de Maas in België) tevoorschijn
kwamen, eveneens uit de twaalfde eeuw. Zij zul-
len te zijner tijd als oudste getuigen de tentoon-
stelling sieren.
T. 1. Hoekstra
Foto's: Gemeentelijke Film- en Fotodienst
Mariaplaats mogelijk te maken; dit gebeurt samen
met de Sociëteit De Constructieve. Wij allen zou-
den kunnen meehelpen om hun actie te laten sla-
gen. Dat kan o.a. een heel eenvoudige manier.
Van de litho die het Maandblad omhult zijn prent-
briefkaarten gemaakt, die voor ƒ1,— te koop zijn
bij het ICU aan de Lange Jansstraat en bij het
VVV te Utrecht.
Voor verdere inlichtingen over de actie verwijs ik
naar postbus 412, Utrecht, waar ook exemplaren -
10 of 25 tegelijk - besteld kunnen worden.
L v. T.
23
-ocr page 25-
Utrechts lantaarnconsoles
Bertha werd in 1427 in Utrecht geboren als
dochter van lacob van Lichtenberch, die in 1402
kanunnik van de Dom werd en in 1410 proost
predikheren. De kluis had een raam dat uitzag
op de Vismarkt. Bovendien kon zij vanuit haar
cel kijken op het hoogaltaar en het heilig sacra-
ments-huis van de Buurkerk.
Zij bracht 57 jaar in de kluis door en stierf op
25 juni 1514, 87 jaar oud.
De juiste plaats van haar graf (zij werd na het
afbreken van het koor en de kluis onder haar
cel begraven) zou te vinden zijn onder het trot-
toir van Choorstraat 25 en 27.
Als dichteres van geestelijke lyriek genoot zij
later grote faam. Onder vele anderen heeft ook
onze Utrechtse dichter-journalist Gabriël Smit
publikaties aan haar gewijd.
Hieronder een gezang van haar hand:
Suster Bertken
van het kapittel van Sint-Pieter. Al op jeugdige
leeftijd bleek zij een vroom meisje. De invloed
van de Franciscaner monniken en in het bijzon-
der de paters Geeraard en Bernardus van
We-
sel zal daar niet vreemd aan zijn.
Zij was van plan in te treden in het klooster
Beeldhouwer:
C. Groeneveld
Geplaatst:
Zoutmarkt 42
Foto: A.
Ö. Ubaghs
Die wereld hield mij in haar gewoud (macht)
Met hare strikken menigvoud,
Mijn kracht had zij benomen;
Zij heeft mij menig leed gedaan
Eer ik haar ben ontkomen.
Ik ben die wereld afgegaan,
Haar vreugde is alzo schier gedaan,
In alzo korte dagen.
Ik en wil die edel ziele mijn
Niet langer daarin wagen.
Ik zie den engen weg bereid
Die recht tot de eeuwige vreugde leidt
Natuur wil niet versagen.
Ik wil daar vromelijk door gaan
Om Jezus te behagen.
De console is vervaardigd door beeldhouwer
C. Groeneveld en bevindt zich onder Zout-
markt 42.
Nazareth bij llsselstein, waar men leefde naar
de regels van Sint-Franciscus en waar in zwij-
gende eenzaamheid vele adellijke Utrechtse
jonkvrouwen haar leven sleten onder de hoede
van priorin moeder Margaretha. Zover is het
echter niet gekomen.
In 1457 vroeg zij toestemming aan de toenma-
lige bisschop van Utrecht David van Bourgon-
dië om zich als kluizenares te mogen laten in-
metselen in een Utrechtse kerk.
Zij verkocht haar
meeste bezittingen, betaalde
bouw en inrichting van haar kluis en stond een
gedeelte af voor haar levensonderhoud aan de
prior van het regulierenklooster aan de Oude-
gracht; de rest ging naar de armen. Haar inslui-
ting vond met enig ceremonieel plaats door de
eerwaarde ludocus, bisschop van Theopolis,
suffragaan van Utrecht en doctor in de orde der
?A
-ocr page 26-
__________
Monumenten] aar 1973
Historisch
boerderij onderzoek
EXCURSIES
steeg 21, te 7 uur. Kosten
Woensdag 21 mei: her-
haling stadswandeling o.l.v.
de heer A. Verlaan. Des
avonds van 7 tot 9 uur,
verzamelpunt Dorstige Hart-
ƒ 2,— per persoon.
Kaarten vanaf heden bij de Discus, of per
giro (zie hieronder).
Mochten wederom belangstellenden moeten
worden teleurgesteld bij voltekening, dan
zal de wandeling nogmaals worden her-
haald. Zie mei-nummer.
Het bezoek aan Kasteel Heemstede. In ver-
band met het afsluiten van de eerste
restauratiefase wordt het raadzaam geacht
ons bezoek uit te stellen tot oktober. Dan
wordt ook de toren te Bunnik in het pro-
gramma betrokken.
14 juni: Molentocht ter gelegenheid van het
121/2-jarig bestaan van de Stichting De
Utrechtse Molens. Bezichtiging van een
watermolen (Loenen), korenmolen (Wilnis)
en een wipwatermolen. Op onze tocht door
het landschap zullen verschillende molens
die dag draaien (bij gunstige wind).
Programma: 9 uur vertrek vanuit de Kruis-
straat, Utrecht. Een kopje koffie onderweg.
Koffietafel in de molen Eilinzon te Abcoude.
Terug in de Kruisstraat plm. 17 uur.
Kosten van deelname f 21,50 per persoon;
bij eigen vervoer f 16,50. Kaarten vanaf
heden bij De Discus, Minrebroederstraat 25,
Utrecht, of per giro 55 57 20 t.n.v. Vereni-
ging Oud-Utrecht, met f 0,50 extra voor
toezending der kaarten.
De Discus is 's maandags tot 13.30 uur
gesloten.
Reeds meer dan dertig jaar geleden begon S. J.
van der Molen zijn boek „Het Friesche boerenhuis
in twintig eeuwen" met de woorden: „Het aantal
oude boerderijen in Friesland neemt snel af en de
nog bestaande worden meer en meer zodanig ge-
moderniseerd, dat het oorspronkelijk karakter
grotendeels verloren gaat. Dit proces, dat na de
opkomst van het fabriekmatig zuivelbedrijf inzette,
is niet te stuiten" 1).
Deze verzuchting klinkt nog steeds door en is in
de ten dienste van het Monumentenjaar M75 door
de raad van Europese gemeenten ter discussie
gestelde nota „Monument en Samenleving" in feite
opnieuw te beluisteren. De structuurveranderingen
op het platteland en de modernisering van de
bedrijfsvoering, die nodig is om deze op verant-
woorde wijze te kunnen voortzetten, hebben dik-
wijls tot gevolg dat de architectuur van oude
boerderijen geweld wordt aangedaan. Vooral de
kleine boerderijen hebben daar veel onder te
lijden. Zij zijn meestal alleen te redden wanneer zij
bestemming krijgen die vreemd is aan de agrari-
sche sector.
Vrees
In de nota wordt geadviseerd te komen tot een
snelle documentatie van de landelijke bouwkunst,
omdat terecht gevreesd wordt, dat het aantal
boerderijen, dat in oorspronkelijke vorm kan blij-
ven bestaan zeer gering zal zijn. „Deze documen-
tatie zal behalve boerderijen en andere gebouwen
in het landelijk gebied zich mogelijk ook kunnen
uitstrekken tot zaken zoals karakteristieke ver-
48e jaargang - nummer 4 - april 1975
Vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis
der Geschiedenis van de stad en de provincie Utrecht
oudutrecht
MAANDBLAD
Voorzitter:
Secretaris:
Penningmeester:
Administratie:
Redactie:
A. H. R. Hoogezaod, Zandpad 87, Breukelen, tel. (03462) 23 62.
drs. H. L Ph. Leeuwenberg, p/a Rijksarchief, Alexander Numankade 201, Utrecht,
tel. (030) 71 00 44.
D. A. Belderbos, Kromme Nieuwegracht 19, Utrecht, tel. (030) 31 23 18.
Contributie: Minimum: f30,—, gironr. 575520.
mevr. M. Uittenbogaard-van Terwisga, Titus Brandsmalaan 17, Vleuten, tel. (03407) 19 86.
G. J. Röhner, p/a Alexander Numankade 199, Utrecht, tel. (030) 71 18 14, actualiteit.
H. Sneijder, Oasedreef 2, Utrecht, tel. (030) 61 60 91, eindredactie.
Mej. drs. L. van Tongerloo, Euterpedreef 52, Utrecht, tel. (030) 33 23 15 (werk), historie.
Oasedreef 2.
Redactieadres:
-ocr page 27-
T-huis, waarbij het woonhuis als dwarsbalk en de
schuur als de staander van de T wordt gerekend.
Ook het langhuis komt voor, waarbij de schuur in
het verlengde van het woonhuis is gebouwd. Een
andere boerderijvorm is die in de vorm van de
letter L, het zogenaamde krukhuis. Deze vorm
komt voornamelijk voor aan de bovenloop van de
Vecht en hier en daar verspreid over het hele
grondgebied van ons gewest. In deze boerderij
was een kamer gereserveerd voor de landheer,
die in de jachttijd kwam logeren. De boeren
spreken over een hoeve met „herenoptrek". Niet
kavelingsvormen (enklandschappen, esl^ndschap-
pen, hoogstamfruitteelt), aanduidingen van per-
ceelsscheidingen, wilgenrijen, historische tracé's
(hessenwegen, Romeinse wegen, holle wegen)" 2).
Dit alles heeft immers betrekking op het historisch
gegroeide beeld rond de boerderij en de daarbij
behorende bedrijfsvoering.
Gaan we op zoek naar literatuur over de boerderij
in onze provincie, dan blijkt dat er heel weinig
bestaat; in ieder geval aanzienlijk minder in ver-
gelijking met andere provincies. Naar de oorzaak
hiervan valt moeilijk te gissen. Misschien houdt
Eenvoudige boerderij van
goede verhoudingen, met
voor en achter een top-
gevel, waartussen op-
gesloten een met riet
gedekt zadeldak. Goed
geplaatste schoorstenen.
•*
het verband met de verwantschap aan boerderijen
in de aangrenzende gewesten, hoewel Hekker in
zijn boeiende verhandeling over de ontwikkeling
van de boerderijvormen in Nederland een „Halle-
huisgroep middenlangsdeeltype, Stichts T-huis" in
het Utrechtse localiseert3).
„Loshoes"
De boerderij is ontstaan uit het hallehuis, het
zogenaamde „loshoes", hetgeen een open huis is,
gevormd door een met vier wanden omsloten,
ongedeelde ruimte, waarin het boerengezin woon-
de, het vee gestald werd tijdens de winter en de
oogst kon worden opgeslagen. Naar gelang de
aard van het bedrijf - weidebouw, akkerbouw of
gemengd bedrijf - ontstonden er diverse bouw-
wijzen, die ondergebracht zijn in de zogenaamde
boerderijtypen.
De provincie Utrecht met haar centrale ligging in
het land vertoont een vrij groot aantal van deze
boerderijtypen met invloeden van Noord- en Zuid-
hollandse, Friese en Gelderse typen. Zo zien we
over het gehele gebied, verspreid veelvuldig het
zelden staat er ook nog een koetshuis bij de
boerderij, waar het rijtuig van de landheer kon
worden gestald. Als bijgebouwen komen bij een
aantal boerderijen het zogenaamde zomerhuis
voor en een boenhok boven de sloot en in som-
mige streken een bakhuis, terwijl de hooiberg
mede een belangrijke rol speelt in het karakter
van de boerderijgroep.
De bloei van de steden in de 17e en 18e eeuw
heeft de ontwikkeling van het boerenbedrijf onder
andere door de vraag naar voedsel sterk be-
invloed, hetgeen in vele gevallen ook in de archi-
tectuur tot uitdrukking kwam. Bestaande boerde-
rijen werden verbouwd tot buitenhuis en in een
architectuur opgetrokken, die onder andere voor
de Vechtstreek verwant is aan het Amsterdamse
grachtenhuis.
Industrie
Onder invloed van de opkomende industrialisatie,
die zich vooral doet gelden in de directe omgeving
van de grote steden met name Amsterdam, Utrecht
en Amersfoort, wordt het agrarisch gebied in de
26
-ocr page 28-
heden, die een snelle totstandkoming van een
documentatie van de bebouwing in het landelijk
gebied mogelijk zullen maken. Hiertoe zouden
werkgroepen samengesteld kunnen worden van
deskundige leden, die reeds van deze materie op
de hoogte zijn en bereid zijn archiefonderzoek te
doen naar de geschiedenis van daarvoor in aan-
merking komende gebouwen in hun omgeving. Ook
dient nagegaan te worden wat reeds op het gebied
van het historisch boerderijonderzoek verricht is.
Deze gegevens moeten gebundeld en verder uit-
gewerkt worden. Hierbij kan van belang zijn dat
personen en instanties nog niet gepubliceerde
informaties over de bebouwing in het landelijk
gebied voor publikat'e vrij geven.
Deze opmerkingen worden u voorgelegd in de
hoop, dat u uw reacties hieromtrent zult willen
kenbaar maken aan de redactie van dit blad. Het
is namelijk niet uitgesloten, dat een lezer van dit
artikel met soortgelijke gedachten bezig is, doch
voor zichzelf nog geen vorm heeft kunnen vinden
die nader uit te bouwen.
Doorn
                                                                  F. A. Groen
20e eeuw ontsierd door fabrieken. Ook zien we
op vele plaatsen, voornamelijk na de Tweede
Wereldoorlog, een nieuwe bedrijfsvoering ontstaan,
de zogenaamde veredelingsbedrijven of bio-
industrie. Door het gebruik van karakterloze,
fabrieksmatig vervaardigde bouwelementen wordt
langzaam maar zeker de ambachtskunst van de
boer verdrongen door de wereld van de geleide
economie en het profijtbeginsel, die in zijn ver-
schijningsvormen steriel aandoet.
Hierin kan slechts verzachting gebracht worden
indien de gebruikers van de gronden in het zoge-
naamde buitengebied van onze provincie en
degenen, die zich afvragen waar dit allemaal toe
leidt, tot een samenspraak kunnen komen.
De begrippen ,,economisch haalbaar" en „leef-
baarheid" lijken twee werelden, die met elkaar in
conflict zijn. In deze toestand verbetering te
scheppen is slechts mogelijk door beide partijen
intensief te informeren over de betekenis van dat-
gene waarmede zij bezig zijn en waardoor deze
conflictsituatie ontstaat. Het is dan misschien
mogelijk actievoerende groepen om te vormen in
werkgroepen, die met elkaar de problemen op-
lossen.
Als onderdeel voor de vorming van zo'n betere
verstandhouding kan de bovengenoemde documen-
tatie een belangrijke bijdrage leveren. Teneinde
hiertoe te komen, kan overwogen worden de his-
torische verenigingen hiervoor te activeren en
richtlijnen te geven voor het doen van werkzaam-
1)    S. J. van der Molen, Langs Frieslands oude
boerderijen, 1975.
2)    Monument en Samenleving, Maastricht, 1975.
3)    R. C. Hekker, „De ontwikkeling van de boer-
derijvormen in Nederland", in: Duizend jaar bou-
wen, II, Amsterdam, 1957.
inventarisatie van kleine monumenten in stad en
provincie, zoals gevelstenen, hekpalen, schaaps-
kooien en theekoepels; een fotowedstrijd; wande-
lingen en speurtochten voor de jeugd en een
historisch boerderij-onderzoek. Wij houden u op
de hoogte van verdere M '75-ontwikkelingen!
G. 1. R.
MONUMENTENJAAR 1975
Het Provinciaal Comité Utrecht M '75 heeft ons
onlangs een overzicht toegestuurd van de door
haar te organiseren activiteiten in het kader van
het Monumentenjaar 1975. De redactie van het
Maandblad wil graag de aandacht op een aantal
van deze activiteiten vestigen.
Zo wordt vanaf vrijdag 2 mei a.s. een tentoonstel-
ling gehouden in de - ons door de kartografie-
tentoonstelling zo bekende - gang van het Pro-
vinciehuis en in de Statenzaal. Er zal een groot
aantal foto's en prenten van monumenten ge-
ëxposeerd worden; verder o.m. bouwmaterialen,
gereedschappen en gebruiksvoorwerpen. Ook zul-
len er een dia-klankbeeld en twee films („Monu-
menten, ons een zorg" en „Wentelende wieken")
op vaste tijden vertoond worden.
Andere activiteiten die het vermelden waard zijn:
een schoolproject voor leerlingen van de twee
hoogste klassen van het basisonderwijs en de twee
laagste klassen van het voortgezet onderwijs; een
VVV - TOCHTEN
In verband met het Monumentenjaar heeft
het Utrechtse VVV het aantal mogelijkheden
om de stad te leren kennen uitgebreid.
Naast de traditionele stadswandelingen op
zondagmorgen (tussen 1 mei en 1 septem-
ber; ook op Hemelvaartsdag en de beide
Pinksterdagen), waarbij nu extra aandacht
besteed zal worden aan M 75, zullen er
verschillende bijzondere tochten georgani-
seerd worden. Voor nadere informatie wende
men zich tot het VW Utrecht, tel. 030-
314132.
27
-ocr page 29-
Bisschop Liudger te Maarsen geboren?
U.B. Collectie Bodel Nijenhuis, port. 39, 114 (kat.
nr. 27).
Swaesborch op de Florentissimi Traiectini Prin-
cipatus Typus (ca. 1675 afgedrukt) uitgegeven
door Corn. Ant. Hornhovius 1599, later aangevuld;
Leiden Un. Bibl., collectie Bodel Nijenhuis, port.
39, no. 86 en 97 (kat. nr. 23).
Houdt men in het oog dat een eng een plek is om
vee te weiden, terwijl een borg een woonhuis aan-
duidt, dan ligt het voor de hand om voor Liudgers
geboorteplaats aan Maarssen (Swaesborg) de
voorkeur te geven boven Zuilen (Sweser Eng).
Maar aangezien de historie altijd weer verras-
singen herbergt, zou ik graag eens reacties horen
van anderen die hier meer licht in kunnen ver-
schaffen.
H. Lubbers, Utrecht
Wittevrouwensingel 26
De eerste bisschop van Munster, gestorven 26
maart 809 te Billerbeck, werd volgens oude traditie
geboren in een plaatsje nabij Utrecht. Een bezit-
tingenlijst uit ca. 890 van het door Liudger ge-
stichte klooster te (Essen-)Werden vermeldt goe-
deren te Suecsnon „waar de heilige Liudger
geboren is". Zijn oomzegger Altfried, auteur van
de oudste „Vita S. Liudgeri", schrijft ca. 870:
Liudgers grootvader Wursing nam zijn persoonlijk
erfdeel uit de handen van Karel (Martel) opnieuw
in bezit en vestigde zich nabij Traiectum in een
plaats die Suahsna heet (de c of h uit te spreken
als ch, vgl. Willibraht, thiadbract etc).
Voldoende reden voor de meeste onderzoekers om
een plaats Swesen of Swaagsen te veronderstellen
en daarbij te denken aan de Sweser Eng, gelegen
tussen Maarssen en Utrecht, op de westelijke
Vechtoever nabij Zuilen. De recente Duitse ver-
taling van de Vita (Ruhrlandische Verlagsgesell-
schaft bmH, Essen, 1957) spreekt dan ook op blz.
53 van Suecsnon of Suahsna, ,,welcher Ort wahr-
scheinlich dem heutigen Zuilen an der Vecht
entspricht".
Nu de tentoonstelling „Kaartenmakers van 't
Sticht" ons gelegenheid gaf een groot aantal oude
kaarten bijeen te zien, loonde het de moeite om
naar zulk een plaats te zoeken, waar deze Sweser
Eng bij behoort en zijn naam aan ontleent. De
Sweser Eng zelf komt voor op de kaarten 18, 23,
27, 28, 30, 38, 42, 43, 44 en 46 van de kataloog.
Een plaats Swesen of Swaagsen heb ik er niet
gevonden, maar wel tot driemaal toe een Swaes-
borg, gelegen in de kom van Maarssen. Voorts
een Snaefburg te Maarssen en wel op de Nova
Tabula Dioeceseos Traiectinae = Nieuwe kaart
van de Lande van Utrecht door Bernard de Roij
(1696), in 1743 heruitgegeven door Joh. Covens
en Corn. Mortier, in 1973 in facsimilé herdrukt
door Canaletto, Alphen aan de Rijn. Het valt te
bezien of deze naam te maken heeft met Swaes-
borg. Voor het overige varieert de schrijfwijze als
volgt:
Swasenburg op de Topografische en Militaire
Kaart van het Koningrijk der Nederlanden, uitgeg.
1850-1864, blad 31, particulier bezit (kataloog
nr. 44).
Swaesborg op de Ultraiectini Dominii Tabula, ca.
1675, uitgeg. door Nicolaas Visscher (II), Leiden
Meer oude Maarssenaars
In 1972 heeft prof. Huisman zich verdiept in twee
inscripties die vroeger in de oude kerk van Maars-
sen te zien waren. Eerst hield hij opruiming onder
de spellingsvormen die bij verschillende schrijvers
voorkomen. Daarop constateerde hij dat ook de
oudste spelling waarin de teksten ons zijn over-
geleverd, taalkundig onjuist is. Zulke fouten zijn
vaker in de loop der tijden bij inscripties inge-
slopen. Zo kwam hij tot de conclusie dat er ver-
moedelijk slechts twee mensen vermeld zijn
geweest, Thidehart en Riclint, een man en een
vrouw. Uit de spelling en de vermoede lettervorm
kunnen hij en een andere schrijver die zich een
paar jaar eerder in dit raadsel verdiepte, opmaken
dat het opschrift uit de tiende eeuw stamt. Helaas
stond er niets anders op dan die twee namen. Er
valt wel te vermoeden dat Thidehart en Riclint een
echtpaar, en te gissen of zij soms de stichters van
de kerk geweest zijn. Maar het antwoord op die
vraag schuift de naamkundige aan de historici toe.
L. v. T.
1. A. Huisman, De inscriptie(s) in de oude kerk van
Maarssen, in: Naamkunde, 4 (1972) p. 36-39.
28
-ocr page 30-
In memoriam ir. J. D. M. Bardet
Op 7 maart overleed, ondanks zijn hoge leeftijd
(85 jaar) toch vrij onverwacht, onze oud-voor-
zitter en ons erelid ir. Jean Diederik Menno
Bardet. Van 1950- 1967 was hij de enthousiaste
voorzitter van „Oud Utrecht", die de vereni-
ging vertegenwoordigde bij alle evenementen
van historisch belang in de provincie (veelal op
zijn brommer - als goed spoorwegman wilde hij
nooit aan de auto!).
Hij was het, die het in 1949 genomen besluit
om „Oud Utrecht" van een vereniging voor
„Utrecht en omstreken" uit te breiden tot één
voor „stad en provincie" in feite realiseerde.
Hij kende de provincie tot in de verste uit-
hoeken, mede dank zij zijn liefde voor oude
kaarten - hij bracht een mooie verzameling
bijeen. Zijn uit oude kaarten verworven kennis
kwam ook nog recentelijk naar voren in zijn
laatste artikelen in het maandblad (1973, p. 36
en 1974 p. 94).
Ook de Utrechtse kastelen hadden zijn speciale
liefde. Ook deze waren onderwerp van een
grote collectie oude afbeeldingen. In 1963-
1966 verzorgde hij een geheel opnieuw be-
werkte 4e druk van het bekende Kastelenboek
van de provincie van J. R. Clifford Kocq van
Breugel, waarbij met name de bouwkundige
aspecten veel meer aandacht kregen dan in de
eerdere drukken. Gedurende de afgelopen
jaren heeft hij de tekst nog eens opnieuw be-
werkt en ongetwijfeld zullen vele leden in de
krant hebben gezien, dat 14 dagen na zijn
overlijden het eerste exemplaar van de juist
gereedgekomen 5e druk van dit boek in aan-
wezigheid van mevrouw Bardet - altijd zeer
betrokken bij het werk van haar man - is aan-
geboden aan de Commissaris der Koningin in
Utrecht mr. P. J. Verdam, onze ere-voorzitter.
Het is wel typerend voor hem, dat hij tot het
laatst toe bezig was met wat hem zo ter harte
ging!
Ondertussen was zijn functie als voorzitter van
„Oud Utrecht" maar één van de vele taken,
die hij - eerst naast zijn hoofdingenieurschap
bij de N.S. en vooral later na zijn pensionering
- op zich nam. Deze komen uiteraard nu elders
ter sprake. Een drietal bestuursfuncties lag
echter op gebieden, verwant aan de doelstel-
lingen van Oud Utrecht: die bij de bond Heem-
schut, bij 't Utrechts Landschap en bij het
Universiteitsmuseum en daarom willen we die
ook hier in herinnering brengen.
Terecht benoemde het bestuur ir. Bardet bij zijn
aftreden tot erelid: de vereniging heeft heel
veel aan hem te danken!
C. L. Temminck Groll
vanweg hun historisch karakter 't waard zijn be-
schermd te worden tegen mogelijk verval.
De Monumentenwacht inspecteert de gebouwen
tweemaal per jaar en voert kleine reparaties di-
rect uit.
Worden grotere gebreken geconstateerd, dan
wordt de eigenaar daarvan in kennis gesteld, op-
dat deze voorzieningen kan laten treffen door een
aannemer.
De afdeling Utrecht heeft in 1974 de beschikking
gehad over de monumentenwacht-wagen uit de
noordelijke provincies; door de aanzienlijke stij-
ging van het aantal abonnees in Friesland en Gro-
ningen en de oprichting van een afdeling Drenthe
in februari jl. kon dit niet gecontinueerd worden.
MONUMENTEN WACHT,
AFDELING UTRECHT
Op 30 januari 1974 ging de afdeling Utrecht van
de Stichting Monumentenwacht Nederland van
start, (zie Maandblad 1974, blz. 23-24) In het eer-
ste jaar van haar bestaan bereikte zij een aantal
van 33 abonnees, die in totaal 86 objecten hebben
aangemeld voor regelmatige inspectie van daken,
goten en afvoeren, als ook op aantasting door
houtworm, roest en andere schadelijke zaken.
De objecten zijn verschillend van aard: kerken,
torens, raadhuizen, boerderijen en woningen, die
29
-ocr page 31-
Dank zij een royale gift van het Prins Bernhard-
fonds, was het mogelijk een tweede wagen aan
te schaffen, die ter beschikking is gesteld van
de afdeling Utrecht, die haar samen met Noord-
Brabant, waar in maart een afdeling van start gaat,
zal exploiteren.
De inrichting van de wagen kon worden bekostigd
dank zij schenkingen door een tweetal fondsen
in de provincie.
Thans wordt een bemanning voor de wagen aange-
trokken. Dit alles is mogelijk mede dank zij subsi-
dies van Rijk en provincies, die het belang van re-
gelmatig onderhoud en controle van ons kostbaar
erfgoed zeer duidelijk inzien.
De kosten van een abonnement bedragen ƒ71,—
voor één object, ƒ125, voor twee en ƒ150,—
voor drie of meer objecten van één eigenaar. Het
abonnementsgeld moet gezien worden als „voor-
rijdkosten". De kosten van de inspectie zelf, als
ook die van de gebruikte materialen worden aan
de eigenaren doorberekend. Dank zij de overheids-
subsidies kunnen de uurlonen tot een relatief laag
bedrag beperkt blijven.
De afdeling Utrecht hoopt dat de gestage groei
van haar abonnementenbestand zich zal voortzet-
ten.
Het secretariaat is gevestigd in Utrecht: Lange
Nieuwstraat 63 telefoon 030-31 03 07.
P. E. Greven
Voor de beklagenswaardige kasteelhuisjes te Renswoude is op het nippertje redding opgedaagd.
Door een initiatief van Gedeputeerde Staten zijn zij aangewezen als restauratieobject in het kader
van het Monumentenjaar. Zulke objecten krijgen versneld subsidie, omdat zij anders nooit meer
gerestaureerd zouden hoeven te worden . . . Dit goede besluit heeft zó snel resultaat opgeleverd,
dat het eerste huisje, Dorpsstraat 26, reeds hersteld is. Het is in gebruik genomen als winkel-
woonhuis voor een schildersbedrijf.
30
-ocr page 32-
heeft om zijn familierelaties uit te leggen. Ver-
volgens is begonnen een documentatiecentrum op
te zetten, waar gegevens verzameld worden, die
bij de leden bekend zijn over geslachten en boer-
derijen, alsmede familieberichten uit Drentse kran-
ten. Verder is reeds eenmaal een excursie ge-
houden, hetgeen in de komende jaren ongetwijfeld
voortgezet zal worden.
De vereniging telt momenteel ruim 200 leden. Het
lidmaatschap ad f 25,— per jaar staat open voor
een ieder; aan instellingen zoals archieven, biblio-
theken en scholen, wordt bovendien de mogelijk-
heid geboden enkel een abonnement op Spint
Arwt'n te verkrijgen tegen gereduceerde prijs.
Drentse Genealogische
Vereniging
Postbus 243, Assen
Petite Histoire
Utrechtscbe Courant - 1839
UTRECHT den 3. December - Gisteren
avond zag men alhier eene Jufvrouw, oogen-
schijnlijk wel gekleed, de Wittevrouwen
Poort uitgaan, en, hoed en doek afgelegd
hebbende, onder een schreeuw, in het water
springen. Een der hoeren commiesen, de
koude en het gevaar trotserende, sprong haar
spoedig na, en slaagde, na vele moeite, de
wanhopige, geheel bewusteloos, te redden en
in een nabijgelegen Logement te brengen,
alwaar haar de noodige hulp is verleend.
Zomerzegels
UTRECHT den 23. December - Uit de hand
te koop: Een phantóme met twee manne-
quins, voor den prijs van ƒ 40. Nader infor-
matie onder lett. K aan het Bureau dezer
Courant.
Ook de zomerzegels kunnen dit jaar niet om M 75
heen. De serie met de bekende toeslagen bestaat
uit 4 postzegels met afbeeldingen uit Amsterdam,
Middelburg en Orvelte en een van het Hubertus-
slot op de Hoge Veluwe. Er is eveneens een stel
correspondentiekaarten uitgegeven met monumen-
ten uit alle provincies. De extra opbrengst is be-
stemd voor de gebruikelijke doeleinden. Hebt u
ze nog niet besteld of gekocht: ze zijn nog tot
en met 17 mei verkrijgbaar.
Twee jaar
Drentse genealogische
vereniging
Drente is jarenlang op genealogisch terrein een
onderontwikkeld gebied geweest. Het had geen
eigen vereniging en zelfs de landelijke Nederland-
sche Genealogische Vereniging had geen Drentse
afdeling.
In november 1972 meenden twee Assenaren P.
Brood en J. E. Ennik een eind te moeten maken
aan deze situatie. Zij richtten de Drentse Genea-
logische Vereniging op met het doel de bestudering
van de Drentse geschiedenis en van de oorsprong,
opvolging en verwantschap der geslachten in
Drente te bevorderen. Dat er behoefte aan een
genealogische vereniging bestond bleek uit het
ledental, dat binnen twee maanden tot bijna 80
opliep.
Van de activiteiten die de vereniging is gaan ont-
plooien kan ten eerste genoemd worden het orga-
niseren van lezingen, gemiddeld eens in de twee
maanden. Ten tweede de uitgave van een twee-
maandelijks tijdschrift, getiteld Spint Arwt'n, naar
een in Drente levende uitdrukking dat men wel
een spint (inhoudsmaat) arwt'n (erwten) nodig
Ruilbeurs
Uit een opgeheven bibliotheek kreeg L. van
Tongerloo een stel Maandbladen cadeau.
De volgende jaargangen en losse nummers
biedt zij aan: september-december 1962,
mei 1966, geheel 1969, 1970 en 1971, en
van 1973 de maanden januari, maart, mei
en oktober. Men schrijve of belle haar:
Euterpedreef 52, Utrecht, tel. 030-621226.
Niets in ruil gevraagd: slechts de porto-
kosten of de moeite om de bladen zelf af
te halen.
31
-ocr page 33-
Utrechts lantaarnconsoles
Voor zover men kan nagaan, dateert het slaan
van munten in de stad Utrecht van het jaar
937. Keizer Otto I verleende toen het recht van
muntslag aan bisschop Balderik.
In de tweede helft van de 14e eeuw werd het
stonden er plannen voor een vestiging tussen
de Kruisvaart en de stadsbuitensingel.
In 1911 verplaatste men de Munt naar de
Leidseweg; op de plaats van de oude Munt
kwam de ruimte vrij die nu wordt bezet door
het hoofdpostkantoor.
Beeldhouwer Groeneveld toont ons op de
console het werk van de muntslagers. De man
links slaat op een aambeeld het uit de oven
gehaalde metaal met een viakijzer plat. De man
rechts is bezig met het eigenlijke slaan van de
munten.
Zoals te zien is, ging dit met een zogenaamd
muntstempel, dat in het opnieuw verhitte metaal
geslagen werd. Zo'n ijzeren muntstempel werd
destijds uit de hand gegraveerd.
Ook werden de stempels voor beide zijden der
munten wel aan de einden van een schaarvor-
mig instrument bevestigd. Het lantaarnvoetstuk
is geplaatst achter het hoofdpostkantoor.
De Munt
bisschoppelijk munthuis gevestigd tussen de
Korte Nieuwstraat en de Oudegracht. Rond
1570, de tijd van Philips II, was het ,,Coninck-
lyke Majesteits" -muntgebouw ondergebracht
a.an het einde van de Munt- of Sacksteeg, die
San de Kromme Nieuwegracht uitkwam. De
naam Muntstraat herinnert hier nog aan.
Pas in 1647 werd het steeds groeiende bedrijf
overgebracht naar een gedeelte van het St.-
Ceciliaklooster aan de Neude. Vanaf 1840 be-
Beeldhouwer:
C. Groeneveld.
Geplaatst: achter
hoofdpostkantoor.
Foto: A. G. Ubaghs.
32
-ocr page 34-
De Dom-beiaard
Een unieke reconstructie
2.   De 33 Hemony-klokken zijn, waar nodig, aan
de kronen gerestaureerd.
3.   Daar in de gieterij bleek, dat deze klokken de
laatste 20 jaar duidelijk geleden hadden van aan-
tasting door chemische vervuiling, zijn de klokken
Het is dit jaar tien jaar geleden, dat ondergeteken-
de als stadsbeiaardier van Utrecht het gemeente-
bestuur erop attendeerde dat de grotendeels 17e-
eeuwse Dom-beiaard aan een grondige restauratie
toe was. De ijzeren klokkenstoel uit 1906 begon
op vele plaatsen roestgaten te vertonen, verschil-
lende klokken hadden beschadigingen aan de
kronen, klepels e.d.
Daar het hier ging om een wereldberoemd klok-
kenspel, waarvan 33 van de 47 klokken door de
gebroeders F. en P. Hemony in 1663 en 1664 ge-
goten waren, waren de vroede vaderen onmiddel-
lijk bereid een goed plan te laten opstellen.
In het bestuur van de Utrechtse Klokkenspel Ver-
eniging is toen het idee geboren deze kans aan te
grijpen om de oorspronkelijke bedoeling van de
Hemony's te verwezenlijken. Deze gieters waren
namelijk van mening, dat een bouwwerk als de
Utrechtse Dom een zeer zwaar klokkenspel moest
hebben. Daarom hebben zij gebruik gemaakt van
de drie grootste luiklokken uit de reeks van der-
tien, die in 1505 door Geert van Wou gegoten
waren. Deze klokken hingen echter enkele tien-
tallen meters lager dan het carillon, en waren,
vergeleken met de goed gestemde Hemony-klok-
ken, niet erg zuiver. Vast staat, dat ze tot onge-
veer 1900 aangesloten zijn geweest op het auto-
matisch kwartierspel.
Het plan
In samenwerking met de adviescommissie van de
Nederlandse Klokkenspel Vereniging is toen een
plan uitgewerkt dat nu verwezenlijkt is. Het omvat
de volgende punten:
1. De ijzeren klokkenstoel is vervangen door een
stoel van Afrikaans billinga-hout.
Voor het stemmen van de grootste twee klokken
door middel van uitvijlen - moest een speciale
installatie buiten de gieterij gebouwd worden. Dit
stemmen nam per klok enkele weken in beslag.
iets bijgestemd zodat de octaven weer zuiver zijn.
Bovendien worden ze vanaf heden behandeld
tegen deze corrosie.
                                              [>
48e jaargang
mei 1975
nummer 5
oud-utrecht
Vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis
der geschiedenis van de stad en de provincie Utrecht
MAANDBLAD
Voorzitter:
Secretaris:
Penningmeester:
Administratie:
Redactie:
A. H. R. Hoogezaed, Zandpad 87, Breukelen, tel. (03462) 23 62.
drs. H. L Ph. Leeuwenberg, p/a Rijksarchief, Alexander Numankade 201, Utrecht,
tel. (030) 71 00 44.
D. A. Belderbos, Kromme Nieuwegracht 19, Utrecht, tel. (030) 31 23 18.
Contributie: Minimum: f30,—, gironr. 575520.
mevr. M. Uittenbogaard-van Terwisga, Titus Brandsmalaan 17, Vleuten, tel. (03407) 19 86.
G. J. Röhner, p/a Alexander Numankade 199, Utrecht, tel. (030) 71 18 14, actualiteit.
H. Sneijder, Oasedreef 2, Utrecht, tel. (030) 616091, eindredactie.
Mej. drs. L. van Tongerloo, Euterpedreef 52, Utrecht, tel. (030) 62 12 26, historie.
Oasedreef 2.
Redactieadres:
33
-ocr page 35-
4.    In de gieterij van Eijsbouts te Asten zijn 17
nieuwe klokken gegoten, waaronder drie zeer
grote waardoor de beiaard een kwart naar be-
neden is uitgebreid. Dertien van deze 17 nieuw
gegoten klokken vervangen eveneens door Eijs-
bouts gegoten klokken uit 1951! Dit is een over-
tuigend bewijs hoe de gietkunst, zeker wat betreft
het inpassen in een reeks oude klokken, in een
twintigtal jaren een grote vlucht genomen heeft.
5.   De nieuwe klokken zijn nauwkeurige „kopieën"
van de Hemony-klokken, wat betreft het profiel,
de versieringen, de kronen enz. Het klankkarakter
van de Dombeiaard is op deze manier geheel
bewaard gebleven. In dit verband is het wel inte-
ressant te weten, dat de „kopieën" óók klokken
omvatten die de Hemony's zélf nooit gegoten heb-
ben. De grootste Hemony-klok is de alom bekende
„Klokke Roeland" die in Gent (gescheurd) op het
plein te kijk staat. Deze klok is ongeveer 1000
kilo lichter dan de door Eijsbouts gegoten bas-
klok. Voor de kleinste (lichtste) klokjes geldt het-
zelfde. Zes a zeven van de kleinste klokjes zijn
kleiner dan de Hemony's ze konden (durfden?)
gieten.
6.   De klepels voor het handspel en de hamers
voor het automatisch spel hebben de 17e-eeuwse
vorm gekregen en bovendien werd de door Hemony
gewenste gewichtsverhouding van klepel tot klok
hersteld.
7.    In de - eveneens nieuwe - beiaardierskamer is
een nieuw stokkenklavier geplaatst, dat via het
traditionele tuimelaarsysteem met de klepels ver-
bonden is.
8.   Op de drie nieuwe basklokken zijn randschrif-
ten aangebracht die ontworpen zijn door de in
Utrecht geboren dichter Ad den Besten.
Op de Fis-klok (plm. 7000 kg, toets G), die tevens
als uurslagklok gaat dienst doen:
Dagelijks roep ik U toe,
Dag en nacht spel ik U, hoe
laat het is, hoe ver gij zijt:
Leef en heb liet, - het is tijd!
Op de A-klok (toets Bes):
De droom van Hemony
vervult zich in ons drie:
hoor, hoe zijn beiaard klinkt!
Op de d-klok (toets es):
Geve de hemel, dat
ons lied over de stad
nog vele eeuwen zingt.
Spectaculair
De meest spectaculaire gebeurtenis tijdens dit
renovatie-proces was in 1972 het gieten van de
nieuwe 7-tons basklok ijtdens het feest rondom
het 100-jarig bestaan van de gieterij Eijsbouts.
Andere voor buitenstaanders belangwekkende ge-
beurtenissen waren het aftakelen van de klokken
in januari 1974 en het weer terugbrengen in
december, nu met de nieuwe aanwinsten. Het Dom-
plein moest dagenlang voor alle verkeer afge-
sloten worden tijdens de hijswerkzaamheden.
Een aardige anekdote is nog, dat de chauffeur die
de grootste klokken kwam brengen aan de ver-
keerde zijde de stad binnenreed, het beloofde
Als laatsten werden de grootste zes klokken af-
geleverd, 13 december 1974.
politie-escorte miste en, „op gezicht" naar de
Dom rijdend, in het voetgangersgebied vastliep,
ten slotte bij het Conservatorium terechtkwam en
vandaar door de politie langs veilige wegen Dom-
waarts geleid werd ....
En zo hangen ze dan thans weer op hun plaats,
en kan de Dom, na twee jaar gedwongen zwijgen,
zijn stem weer laten klinken.
Met Adama van Scheltema kunnen we het van
harte eens zijn als hij in zijn gedicht „Stadsklok-
ken" zingt:
Zoo breekt een lied uit eiken hoogen toren,
En slaat een band van jublende geluiden
Om ieder eenzaam hart, dat nog kan hooren;
Een krans van klokken komt me 't uur beduiden,
Daar stijgt mijn donk're ziel in lichte koren -
Daar slaat mijn hart, dat als een klok gaat luiden!
Tekst en foto's: Chris Bos
Correctie Resultatenrekening
In het maartnummer zijn de kolommen begroting
en uitkomst van de resultatenrekening 1974 ver-
wisseld. Helaas kon de correctie niet tijdig genoeg
gesignaleerd worden voor het aprilnummer en dus
voor de ledenvergadering.
34
-ocr page 36-
bouwput van de Nederlandsche Bank aan de
Waterstraat in wijk C. Hier vond men een tweetal
schepen uit de 12e eeuw, nl. een rijnaak met platte
bodem van ca. 22 meter lengte er een zgn. zee-
waardige huik van ca. 12 meter lengte. Deze
schepen worden nu in Ketelhaven geconserveerd.
In september 1974 is men aangevangen met de
restauratie van het Catharijneconvent aan de
Lange Nieuwstraat. De stadsarcheoloog trof hier
bij zijn opgravingen o.a. een vroeg-negentiende
eeuwse keuken met drie gemetselde ovens en een
17e eeuws riool aan.
In januari 1975 zijn nog opgravingen verricht in de
Jacobikerk, ten behoeve van een onderzoek naar
de vroegere fundamenten. Bij deze werkzaam-
heden werden resten van een zijbeuk uit ca. 1300
gevonden.
Ten slotte kunt u nog foto's zien van opgravingen
aan Achter Clarenburg en van de blootlegging van
de zuidelijke grensmuur van de Paulusabdij en
van de resten van de Pauluspoort op het terrein
van het paleis van Justitie aan de Hamburger-
straat.
De expositie is gratis toegankelijk op maandag
van 13.00 tot 16.30 uur; op dinsdag, woensdag en
vrijdag van 9.00 tot 16.30 uur; op donderdag van
9.00 tot 19.00 uur.
G. ]. R.
„De stad
onder de straat"
Tot 31 mei a.s. is in het Informatie Centrum
Utrecht, Lange Jansstraat 5, een expositie te be-
zichtigen over de opgravingswerkzaamheden, die
door en onder leiding van de stadsarcheoloog,
drs. T. J. Hoekstra, in 1974 en 1975 zijn verricht.
Op deze tentoonstelling kunt u zowel foto's van
de opgravingen, vervaardigd door de Gemeente-
lijke Film- en Fotodienst, als een aantal tevoor-
schijn gekomen voorwerpen bewonderen.
In januari 1974 heeft de stadsarcheoloog opgravin-
EXCURSIES
De jubilerende Utrechtse
Molenstichting biedt onze
vereniging een filmavond
aan, voorafgaande aan de
molenexcursie. Op vrij-
dag 13 juni
zal in het ge-
bouw voor Muziekweten-
schap, Drift 21,
een film vertoond worden
over de historische ontwikkeling en tech-
nische aspecten van onze molens. Aanvang
20.00 uur. De toegang is vrij. Duur van de
film 1 y2 uur. Naar aanleiding van wensen
geuit op de algemene ledenvergadering
wordt de mogelijheid geboden, bij voldoen-
de deelname, de molenexcursie als halve-
dag-excursie te herhalen, zonder koffietafel
en met inkrimping van een programmapunt.
Gedacht wordt aan een herhaling in sep-
tember. De kosten zullen ong. ƒ9,50 bedra-
gen. Aanmelding per briefkaart bij mevr. S.
Hooykaas, Van Goyenlaan 2, Bilthoven
(liever niet telefonisch).
Een waterkan uit c. 1400, afkomstig uit de bouw-
put van de Nederlandsche Bank in Wijk C. (Foto:
Gem. Film- en Fotodienst)
gen verricht op de Van Asch van Wijckskade,
waarbij o.a. de 14e eeuwse fundamenten van de
Wolleweverstoren konden worden blootgelegd. In
de periode februari-maart van datzelfde jaar heeft
men zich beziggehouden met het terrein vóór de
parkeergarage aan de Stroosteeg. Op dit terrein
werd o.a. een waterput ontdekt, waaruit 31 vijf-
tiende-eeuwse pijpaarden beeldjes tevoorschijn
kwamen.
Vervolgens werd tot september 1974 gewerkt in de
35
-ocr page 37-
Restauratie
Dorstige Hartsteeg 21
\
Lange Nieuwstraat 53 en 55). Aan architect A. L.
Oosting werd direct opdracht gegeven een restau-
ratieplan op te stellen, dat nog voor het einde van
net jaar gereed kwam. Nadat Rijk en gemeente
goedkeuring aan het plan hadden gegeven en
subsidie hadden toegezegd, voerde het Aan-
nemersbedrijf Jurriëns de restauratie uit tussen
augustus 1974 en februari 1975. Van de toestand
direct na de voltooiing van de restauratie geeft
foto 2 een goed beeld.
Merkwaardig
Het galerijtje, dat voor de Utrechtse binnenstad
ur)iek is, was tot voor kort een vergeten stukje
Vrijwel onopgemerkt begon Het Utrechts Monu-
mentenfonds in augustus 1974 met de restauratie
van een heel verscholen liggend bouwsel: de
achterbebouwing van Lange Nieuwstraat 53. Tot
kort daarvoor had niemand zelfs meer enig belang
gezien in de steeds meer in verval rakende be-
Tekening 1: kadastraal minuutplan.
bouwing. Zomer 1973 ontdekte de heer A. Verlaan
van de afdeling Gebouwen en Monumenten van
de Dienst van Openbare Werken min of meer bij
toeval dat in dit toen al enige tijd leegstaande
complexje een houten galerijtje voorkwam. Het
galerijtje had drie ramen met de 18e-eeuwse
roedeverdeling in een voorwand van rabatdelen.
Het werd afgedekt door een lessenaardakje en
rustte op twee houten pilaren op gemetselde base-
menten. Aan beide zijden werd het geflankeerd
door schuurachtige bouwsels van 19e-eeuwse
signatuur, terwijl de pilaren waren ingebouwd in
een recent bouwsel, dat als werkplaatsje had ge-
diend en dat nog voor de aanvang van de restau-
ratie werd gesloopt. Het geheel verkeerde in zo
slechte staat dat het gemeentelijk Bouwtoezicht
overwoog afbraak te eisen. De hierbijafgedrukte
foto nr. 1 laat die slechte toestand duidelijk zien.
Door het enthousiasme van de heer Verlaan aan-
gestoken kocht het Monumentenfonds in oktober
1973 de opstallen (met de bijbehorende huizen
Foto 1: voor de restauratie ....
Oud-Utrecht dat dan ook niet in de Rijksmonumen-
tenlijst was opgenomen. Het is ook merkwaardig
dat een dergelijk bouwseltje aan een binnen-
plaatsje van maar 7x9 meter werd opgetrokken.
36
-ocr page 38-
Foto 2:
na de restauratie .. .
der Monde 4) schrijft dat deze afbraak plaatsvond
omdat de kerk buiten gebruik geraakt was. Boven-
dien steekt hij de loftrompet over de „twee rijen
fraai getimmerde huizen.....tusschen welke een
Onvermijdelijk rijst dan ook de vraag naar de
bouwer en het moment van de bouw.
Het kadastrale minuutplan van 1825 (tekening nr. 1)
geeft aan dat in deze hoek van het bouwblok
tussen Lange Nieuwstraat en Oudegracht een ge-
bouw met een „bijzondere bestemming" stond.
Rientjes ') geeft een beschrijving van deze rooms-
katholieke kerk ,,O.L. Vrouw van den H. Rozen-
krans". De (schuil)kerk moet ter plaatse tussen
1660 en 1665 in gebruik zijn genomen. In een akte
van 5 januari 1687 -) wordt het gebouw om-
schreven als „seeckere huysinge en erve daeraan
behoorende staande en gelegen alhier binnen
Utrecht aen de westzijde van de lange Nieuw-
straat, mitsgaders de aparte woningen daer annex
alsmede nog drie cameren staende in 't dorstige
Hartsteegje". De kerk was dus gelegen achter een
huis aan de Lange Nieuwstraat, dat wij als nr. 53
mogen herkennen. Op een in 1695 vervaardigde
stadsplattegrond 3) staat ter plaatse een huis ge-
tekend, dat niet als een kerkgebouw te herkennen
valt.
In hoeverre de kerk in de eeuwen daarna werd
uitgebreid is niet duidelijk: plattegronden uit later
tijd geven hier geen bijzondere bebouwing te zien.
Hoewel - of juist daarom - afbeeldingen van de
kerk ontbreken mag worden aangenomen dat het
geen opvallend gebouw was. Lange Nieuwstraat 53
bleef duidelijk samen met de kerk in gebruik:
volgens de adresboeken woonden er nog in de
eerste helft van de negentiende eeuw steeds
priesters, terwijl dat in de tweede helft niet meer
het geval was.
In 1843 werd de kerk dan ook afgebroken. Van
Tekening 2: huidige situatie.
ruime hof, van tuintjes voorzien, veel tot veraan-
genaming en bevordering der luchtigheid bij-
draagt", die „op het ruime plein", waar de kerk
stond, gebouwd waren. Deze huisjes, de zgn.
Dorstige Harthof, werden op 20 augustus 1956
door de gemeente Utrecht aangekocht. Zes van
de negen woningen waren toen reeds onbewoon-
baar verklaard. Ze werden in 1965 gesloopt om
37
-ocr page 39-
plaats te maken voor de tegenwoordige parkeer-
ruimte.
Indien men nu het hiervoorgenoemde kadastrale
minuutplan (tekening 1) en de huidige situatie
(tekening 2) met elkaar vergelijkt doet men een
ontdekking. Indien nl. het op kadastrale tekening
zwart gekleurde terrein geheel door het kerk-
gebouw in beslag werd genomen (en als men de
op de tekening ingetekende omtrekken van andere
gebouwen met de tegenwoordige toestand ver-
gelijkt, is er geen grond daaraan te twijfelen) dan
zou de kerk ook op de plaats van schuren en
galerijtje hebben gestaan. Sterker nog, de grenzen
van het kerkgebouw en het erbijbehorende terrein
komen exact overeen met die van de voormalige
Dorstige Harthof en de nu gerestaureerde be-
bouwing. Dat leidt tot de conclusie dat deze be-
bouwing na 1843 is opgetrokken, waarbij ver-
moedelijk van delen van het oude metselwerk van
de schuilkerk (m.n. aan de gang tussen Lange
Nieuwstraat 59 en 61) gebruik werd gemaakt.
Er bestaat voorts reden te vermoeden dat de
pilaren uit de kerk (als ondersteuning van een
galerij?) afkomstig zijn.
Archiefonderzoek heeft helaas geen bouwtekenin-
gen van dit werk opgeleverd. En was de bouwer
A. van Cuylenburgh, een timmerman, die in 1850
(en nog lange jaren daarna) Lange Nieuwstraat 53
bewoonde?
Tijdens de restauratie is o.l.v. stadsarcheoloog,
drs. T. J. Hoekstra onder het galerijtje, in de
zuidelijke hoek nog een beerput onderzocht. Deze
bleek - zeer merkwaardig - onder de eerste, nog
een tweede put te bevatten. In de put werden
17e- tot 19e-eeuwse aardewerkscherven aange-
troffen.
Inmiddels is niet alleen de historie van deze plek
opmerkelijk; ook de nu plaatsgevonden restauratie
is dat. Bij de uitvoering ervan is nl. uiterst con-
sequent getracht alle bestaande onderdelen te
handhaven. Het is nog vaak de gewoonte dat door
de tand des tijds aangetaste onderdelen - ook
wanneer zij uit constructief oogpunt te herstellen
zouden zijn - rigoureus worden vernieuwd. Dat
soms ook vernieuwing om estetische redenen
plaatsvindt blijft hier maar onbesproken. Bij dit
werk is maar één gevel vernieuwd, de overige
werden door inboeten hersteld. Op analoge wijze
werden ook de balklagen en kapspanten door
plaatselijk herstel behouden. Vloeren, dakbeschot,
trappen en installaties moesten nieuw worden in-
gebracht omdat zij geheel ontbraken.
Voor deze nieuwe elementen werden eenvoudige
eigentijdse materialen gebruikt zodat de kosten
van de restauratie zo beperkt mogelijk bleven. Het
oorspronkelijke karakter van de bouwsels is zo in
stand gebleven, de metamorfose van bouwvallig
naar hersteld werd niet tevens een metamorfose,
die een gerestaureerd gebouw vaak in niets meer
doet denken aan de toestand voor de restauratie.
Het Utrechts Monumentenfonds prijst zich geluk-
kig dat zij in een deel van het complex haar
kantoor heeft kunnen onderbrengen.
W. Thoomes
Foto's: Florian J. Lem
') E. 1. R/ent/es, De Roomse kerken van Utrecht.
Bibliotheek Gemeentearchief Utrecht, nr. 1993
(overdruk uit de „officiële kerklijst" 1914-1920).
2)    Gemeentearchief Utrecht, Register van transpor-
ten en plechten.
3)    Topografische Verzameling van de stad Utrecht,
nr. Ab 76.
4)    N. van der Monde, Beschrijving der stad
Utrecht, deel I, blz. 317. 1844.
Adoptie monument
In de ledenvergadering van 23 april jl. heeft het
bestuur van Oud-Utrecht een voorstel gelanceerd
waardoor de gedachte om in het kader van M '75
onze vereniging een klein monument te laten adop-
teren, wellicht eindelijk een vaste vorm kan gaan
aannemen. Een van de grote hinderpalen om de
keuze te bepalen en de plannen te realiseren bleek
tot nu toe het kostenaspect te zijn. Het plan, dat
in de ledenvergadering ter tafel is gebracht en
dat ontwikkeld werd door ons bestuurslid drs.
A. F. E. Kipp, heeft als groot voordeel dat er met
betrekkelijk geringe bedragen iets gedaan kan
worden en dat het aantal objecten vastgesteld
kan worden naar rato van de aanwezige gelden.
Geveltekens
Wat is nu de bedoeling? Zoals u ongetwijfeld weet
heeft Oud-Utrecht voor de Tweede Wereldoorlog
het idee gelanceerd tot oprichting van het
Utrechtse Monumentenfonds. Naar dit voorbeeld
wil het bestuur thans proberen te komen tot de
oprichting van een soortgelijk fonds, maar dan
een zgn. geveltekenfonds. Dit fonds zal dan parti-
culieren of instanties, die hun huisnamen weer in
oude of goede staat op hun panden willen aan-
brengen, financieel kunnen steunen. Ook gevel-
38
-ocr page 40-
van 10.00 tot 17.00 uur en op zondag van 14.00
tot 16.00 uur. Bezichtiging op avonden en week-
eind wordt aanbevolen i.v.m. toeloop van scholen
overdag. Daarna wordt ze tot 7 augustus gehuis-
vest in de Flevohof, waarna ze vanaf 15 augustus
(in verband met de schoolprojecten) te zien is in
het Zeister Slot.
L v.T.
stenen en uithangborden zouden dan weer in hun
oude luister hersteld kunnen worden. Een dergelijk
fonds - van bescheiden omvang, maar van groot
belang - heeft als voordeel dat niet slechts één
plaatselijk object wordt bereikt, maar dat deze
verenigingsactiviteit zich over zowel stad als
provincie kan uitstrekken. Uit de inmiddels ge-
legde contacten is gebleken dat wij goede hoop
mogen koesteren, dat de plannen om tot de op-
richting van een dergelijk fonds te komen, inder-
daad nog in het Monumentenjaar gerealiseerd
kunnen worden. Uiteraard is de steun van de leden
van Oud-Utrecht hierbij onontbeerlijk. Mocht u
suggesties hebben op het gebied van geveltekens,
neemt u dan contact op met de redactie van het
maandblad. Hoe u aan dit project financieel kunt
deelnemen, hopen wij u t.z.t. bekend te maken.
Werkgroep
Graag wil de redactie in dit verband nog even
terugkomen op het artikel van de heer F. A. Groen
in het aprilnummer over het historisch boerderij-
onderzoek. Zowel voor dit omvangrijke en belang-
rijke onderzoek, als voor het onderzoek en de
documentatie-werkzaamheden ten behoeve van het
geveltekenfonds willen wij een beroep doen op de
leden van onze vereniging. Als u voor één en
ander belangstelling heeft - en dat heeft u natuur-
lijk allemaal - en als lid van een werkgroepje aan
een dergelijk onderzoek mee wilt helpen, maak
dan uw reactie kenbaar aan de redactie van dit
blad.
Op deze manier kunt u uw historische interesse
op een actieve manier nieuw leven inblazen!
G. 1. R.
Pomp op de Mariaplaats
Door een bezorgde vraag van de heer C. J. Cornet
heb ik bij de afdeling gebouwen en monumenten
van de dienst van Openbare Werken geïnformeerd,
waar precies de oude pomp op de Mariaplaats
herplaatst zal worden. Dat zal niet gebeuren op
de sierbestrating voor het Conservatorium, dus
op de plek waar hij nog lange tijd na 1931 tussen
de rozenstruiken voor het oude ziekenhuis Johan-
nes de Deo gestaan heeft, maar inderdaad exact
boven zijn oude bron. Hij zal dan ook weer water
gaan geven, waarvoor als dat nodig blijkt de
waterleiding wel de taak van de eertijds befaamde
bron zal overnemen. Zijn omgeving zal dan door
de parkerende auto's niet de fraaiste zijn. Maar we
kunnen hopen dat ook dit pleintje eens onder
handen genomen kan worden zoals dat met het
Domplein gebeurd is.
L v. T.
Utrechtse Molenstichting
In dit nummer vindt u een folder over windmolens
in de provincie. Met het oog op de excursie in
juni is het wel prettig van te voren wot infor-
matie over molenkenmerken te kunnen doorlezen.
Dat het tevens een wervingsfolder voor de Stich-
ting De Utrechtse Molens is, valt daarin amper op.
Daarom wijs ik er extra op dat men voor minimaal
f 10,— mee kan helpen aan het instandhouden
van de molens in onze provincie. Het secretariaat
heeft zijn behuizing Achter St. Pieter 20, dus bij
het provinciebestuur dat indertijd het initiatief
heeft genomen tot oprichting van deze stichting,
waarin o.a. onze vereniging deel uitmaakt van het
bestuur. Het zou natuurlijk een aardig cadeau voor
de nu 12'/2-jarige zijn, haar contribuantenaantal
goed te zien groeien.
L v. 7.
.... en nog meer
over monumenten
Wie zich op de provincie Utrecht wil concen-
treren, die kan baat vinden bij de catalogus van
de provinciale monumentententoonstelling.
Er is op die tentoonstelling nog iets leuks te
koop, voor slechts vijftig centen: Het Nieuws van
Toen; Utrechtse Monumentenbode. Deze gefin-
geerde krant, o.a. voor scholen bestemd, bevat
nieuws uit vele eeuwen, opgesteld alsof het zó
van de redactietafel gerold is. Een aardig grapje,
dat kan helpen om je eens even te realiseren hoe
mensen vroeger een ramp, de groei van het aantal
bedevaartgangers, een waag als redmiddel voor
het vege lijf, de opruiming van stadspoorten en
zoveel meer gebeurtenissen en ontwikkelingen
ervaren hebben.
De tentoonstelling in het provinciehuis duurt nog
tot /1 juni en is open op werkdagen van 9.00 tot
18.00 uur en van 19.00 tot 21.00 uur, op zaterdag
Telefoon Drukkerij
Het telefoonnummer van onze drukker, Drukkerij
De Boer-Cuperus b.v., staat foutief vermeld in de
advertentie op pagina 3 omslag. Het juiste nummer
is: (030) 88 58 21.
39
-ocr page 41-
Utrechts lantaarnconsoles
Sint-Maarten - de schutspatroon van onze stad -
werd in 316 of 317 in Hongarije uit Romeinse
ouders geboren. Hij stierf op 8 november 397.
Het verhaal gaat, dat hij als Gallisch ruiter op
vijftienjarige leeftijd in Amiens de helft van zijn
mantel schonk aan een bedelaar. Al op jeug-
dige leeftijd trok hij zich als kluizenaar terug
op het eiland Gallinaria bij Genua, later te
Liguge.
St.-Maartenviering
De console van beeldhouwer Groeneveld, ge-
plaatst onder Vismarkt 23, herinnert aan de
St.-Maartensoptochten op de naamdag der
jeugdbeweging beleefde het oude gebruik nog
jarenlang een sterke opleving.
Het volksverhaal waaraan de kinderoptochten
hun bestaan te danken zouden hebben, vertelt,
dat
Sf.-Maarten op een dag aan de zeekust
kwam om het evangelie te prediken en - terug-
kerende naar huis - bemerkte, dat zijn ezel
verdwenen was. Omdat het al donker begon
te worden, ontstak men de lantaarns om beter
te kunnen zoeken naar de ezel. En hieraan
zouden de lichtjes van de optocht herinneren.
In de loop der eeuwen kozen veel parochies,
kloosters en steden St.-Maarten tot schuts-
patroon. Zo ook onze stad. De 11e november
werd groots gevierd. Alle stadsambtenaren
kregen St.-Maartenswijn uitgereikt en de armen
l Beeldhouwer:
C. Groeneveld.
Geplaatst:
Vismarkt 23.
Foto: A. G. Ubaghs
heilige (11 november). Op St.-Maartensavond
trokken groepen kinderen met lampions, ratels
en uitgesneden knolrapen door de stad, terwijl
zij o.m. het volgende lied zongen:
Sinte Maarten, de koeien hebben staarten,
Hier woont een rijke man, die wat geven kan.
Veel kan hij geven,
Lang zal hij leven.
Op 11 november 1954 werd in Utrecht de
traditie van St.-Maartensavond in ere hersteld.
Vooral door de activiteiten van de katholieke
ontvingen een penningske, 's Morgens vroeg
trokken de behoeftigen naar de Wittevrouwen-
poort om daar de gaven van de stad, de
geestelykheid en de voorname burgers in ont-
vangst te nemen. Zingend trok men langs de
huizen om brandstof bijeen te brengen voor
het St.-Maartensvuur:
Stookt vyer, maakt vyer:
Sunte Merten komt hier,
Met zijn bloote armen.
Hij wou zich geerne warmen.
40
-ocr page 42-
De nacht van 22 op 23 juni 1943
Het vliegtuig op Wittevrouwen (l)
Vele ouderen onder de lezers zullen de nacht van
22 op 23 juni 1943 niet licht vergeten. Omstreeks
half één hoorde men de eerste vliegtuigen, en
langzaam zwol het geluid aan. De Engelsen waren
weer op weg om doelen in Duitsland te bombar-
deren. Maar dat betekende dat ook de Duitse
nachtjagers op pad gingen om met vol vermogen
te proberen de Engelse vliegtuigen te achterhalen
en neer te schieten. Luchtafweerkanonnen deden
de lucht daveren van hun salvo's, waarna korte
tijd later het ,,plok-plok"-geluid van de op grote
hoogte ontploffende granaten te horen was. Veel
mensen, nog niet in slaap of weer wakker gewor-
den door het lawaai, bekroop dan ook een gevoel
van angst. Het kwam immers zo dikwijls voor, dat
een getroffen vliegtuig, in een laatste poging van
de piloot om het toestel in de lucht te houden,
zijn bommenlast liet vallen, of dat het vliegtuig
neerstortte en op huizen terechtkwam. Andere
keren sloegen de luchtafweergranaten, die weiger-
den in de lucht te ontploffen, op straat of op de
huizen terug om daar prompt wel tot ontploffing
te komen.
Vurige bol
Het moet een paar minuten voor één geweest zijn
toen een Engelse bommenwerper boven de stad
Utrecht werd aangevallen door een Duitse nacht-
jager. Hoog in de lucht klonk een kort geratel,
lichtpuntjes schoten door de nachtelijke hemel -
plotseling ontstond er in de lucht een lichtje dat
groter en groter werd en met een boog op het
centrum van Utrecht afkwam. Terwijl het monotone
gebrom van de andere overvliegende machines
gestaag doorging en de lucht daverde van de
ontploffingen, groeide de lichtvlek uit tot een
vurige bol waarvan kleinere stukken afvielen en
die ten slotte met groot geraas tussen de huizen
van de wijk Wittevrouwen verdween. Direct laai-
den daar verschillende branden op. Onmiddellijk
daarna begonnen de luchtalarmsirenes te loeien.
Wat velen gevreesd hadden was dus gebeurd. Een
grote viermotorige bommenwerper was door een
Duitse jager in brand geschoten en tijdens zijn val,
óf door het ontploffen van zijn eigen bommen
óf door de sterke krachten van de luchtweerstand,
volkomen uit elkaar gereten en in stukken en
brokken neergekomen op de huizen en in de stra-
ten en tuinen van de Wittevrouwenwijk ').
De heer A. Cocural, die destijds in Utrecht in de
Minrebroederstraat woonde, had het drama zien
gebeuren en reed de volgende dag - men mocht
') De identiteit van de nachtjager en zijn bemanning is niet
bekend. Mogelijk was het
een Messerschmidt Me-110 of
een Junkers Ju-88 van de basis Twenthe of Deelen. Voor-
zover bekend opereerden er vanaf Soesterberg geen nacht-
jagers.
EXCURSIES
Wilt u nu alvast de volgende datum in uw
agenda noteren: zaterdagmiddag 20 sep-
tember.
Wij gaan dan naar Wijk bij Duur-
stede.
Nadere mededelingen zult u aantreffen in
het augustusnummer.
48e jaargang - nummer 6 - juni 1975
Vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis
der geschiedenis van de stad en de provincie Utrecht
oudutrecht
MAANDBLAD
Voorzitter:
Secretaris:
Penningmeester:
Administratie:
Redactie:
A. H. R. Hoogezaod, Zandpad 87, Breukelen, tel. (03462) 23 62.
drs. H. L. Ph. Leeuwenberg, p/a Rijksarchief, Alexander Numankade 201, Utrecht,
tel. (030) 71 00 44.
D. A. Belderbos, Kromme Nieuwegracht 19, Utrecht, tel. (030) 31 23 18.
Contributie: Minimum: ƒ30,—, gironr. 575520.
mevr. M. Uittenbogaard-van Terwisga, Titus Brandsmalaan 17, Vleuten, tel. (03407) 19 86.
G. J. Röhner, p/a Alexander Numankade 199, Utrecht, tel. (030) 71 18 14, actualiteit.
H. Sneijder, Oasedreef 2, Utrecht, tel. (030) 61 60 91, eindredactie.
Mej. drs. L. van Tongerloo, Euterpedreef 52, Utrecht, tel. (030) 62 12 26, historie.
Oasedreef 2.
Redactieadres:
41
-ocr page 43-
Een overzicht van de
ravage achter Bouw-
straat 37. Links
op de
voorgrond een stuk
van de rechter vleugel
met de binnenste
motorgondel. Geheel
rechts is nog een
propellerblad te zien.
(GA Utrecht, HA V
43.34).
toen immers 's nachts niet op straat komen - naar
de getroffen wijk. Daar zag hij de vele wrakstuk-
ken en uitgebrande huizen en hoorde hij ook veel
verhalen. Er was een gezin, bestaande uit vader,
moeder en een zoon omgekomen, en een andere
familie had een jong kind verloren. Vijf Engelsen
waren op verschillende plaatsen dood gevonden;
een was zelfs door een dak geslagen en in een
slaapkamer dood op een bed gevonden. Een paar
bemanningsleden zouden het er, hoewel gewond,
met hun parachutes levend afgebracht hebben
maar door de Duitsers gevangen genomen zijn.
Hoe het allemaal werkelijk in elkaar zat was toen
echter moeilijk te achterhalen. Maar de herinnering
liet hem niet los; telkens weer vroeg hij zich af,
wat het voor een vliegtuig geweest was, wie erin
gezeten hadden, welke bewoners waren omge-
komen, en zo meer.
Tijdrovend
Toen in 1973 verschillende dagbladen artikelen
publiceerden over de berging door de Koninklijke
Luchtmacht van vliegtuigen die in de oorlog waren
neergestort, o.a. in Zuidelijk Flevoland en bij
Haamstede, besloot Cocural te proberen om de
gebeurtenissen in de nacht van 22 op 23 juni 1943
te Utrecht te reconstrueren. Publikatie van de
feiten dertig jaar na de gebeurtenis leek hem
interessant. Maar het verzamelen van de gegevens
bleek zó tijdrovend, dat er van publikatie in 1973
geen sprake kon zijn. Pas nu kan min of meer ge-
zegd worden dat er voldoende bekend is om daar-
toe over te gaan.
Begonnen werd met het raadplegen van het Ge-
meentearchief van Utrecht. Dit bleek alleen over
een serie foto's te beschikken, waarvan verder
niets bekend was. Ook instanties als de brand-
weer, het academisch ziekenhuis, de algemene
begraafplaats werden aangeschreven, echter met
heel weinig resultaat. Luitenant-kolonel A. P. de
Jong van de Luchtmachtvoorlichtingsdienst kon
enkele inlichtingen verstrekken.
De rneeste feitelijke gegevens bleken bij de Dienst
van Openbare Werken te berusten. Daar het aan-
tal documenten over de gebeurtenis zo gering
was, moesten er verder veel interviews gemaakt
worden met toenmalige bewoners van de wijk, van
wie een aantal inmiddels natuurlijk al verhuisd
was. zodat het speurwerk heel wat tijd vergde.
Bovendien waren de berichten, ook de rapporten,
vaak rnet elkaar in strijd, en dan was het moeilijk
om het juiste gegeven eruit te destilleren.
Eén voorbeeld daarvan: het preciese tijdstip van
het neerstorten van het vliegtuig. Officiële stuk-
ken noemen daarvoor de volgende tijden:
—   Luchtbescherming, uitkijkpost
Domtoren:             vliegtuig in brand 00.56 uur
—   Brandweer:                   brandmelding 00.58 uur
—   G.G.D.:                    tussen 00.00 en 02.00 uur
—   Hoofd Luchtbeschermingsdienst:
ontvangst bericht neergestort
vliegtuig                                             01.15 uur
—   Politie:                                               01.00 uur
Als meest aannemelijke tijd werd genomen die
door de uitkijkpost op de Domtoren gemeld werd,
daar dit een rechtstreekse waarneming was. De
overige instanties werden naar aanleiding van die
melding gewaarschuwd en hebben waarschijnlijk
het tijdstip waarop zij het bericht ontvingen in hun
rapportenboek genoteerd, zoals blijkt bij het Hoofd
van de Luchtbeschermingsdienst.
Ervaringen
Hoe hebben de bewoners de ramp ervaren? We
zullen enkele van hen dit zelf laten beschrijven.
42
-ocr page 44-
J. van Hes aan de Gildstraat 154 vertelde er
Cocural het volgende over:
,,De nacht, dat die Engelse bommenwerper is ge-
vallen, kan ik me nog precies herinneren, omdat
er die nacht zoveel gebeurd is, dat dit je je hele
verdere leven bijblijft. Wanneer het precies ge-
weest is weet ik niet meer, maar we hebben toen
hier geluk gehad. Er is toen een stuk van het
vliegtuig precies op de telefoondraden of haken
gevallen van een bovengrondse leiding, die toen
van ons huis naar de buren liep. Dit stuk is alsof
hot op een springveren matras neerkwam, weer
omhooggesprongen en over ons dak op het achter-
gedeelte van het huis van onze buren (Bladstraat
2) gevallen. We hebben wel de enorme vuurgloed
gezien toen het vliegtuig viel en de klap gehoord.
Maar het vliegtuig zelf konden we niet zien aan-
komen omdat ons zolderraam naar de andere kant
lag. De boel naast ons en achter ons stond al snel
in brand, en de omstanders en de buren vormden
een ketting om nog te redden wat er te redden
viel. In de zenuwen is toen veel stuk gegaan door
te vlug en te ruw neerzetten van de spullen die
eerst gered werden."
Oe heer en mevrouw Van Emmerik, Kapelstraat 41,
haalden deze herinneringen op:
,,/n die nacht toen het brandende vliegtuig naar
beneden viel en de omgeving fel verlichtte, was
het of alles om ons heen in brand stond. Er vielen
stukken iets verder op de huizen van de familie
De Boer op nummer 49 en er naast op nummer 47
van de familie Stravers. Mevrouw Stravers was
buiten en riep maar steeds ,,Het kind is nog boven".
We hebben een grote ladder en die hebben we er
nog heen gebracht, maar we konden er niet meer
bij omdat alles in lichterlaaie stond vanwege al die
benzine. In onze tuin stond een grote perenboom;
die was ook één en al vuur. Het was een ontzet-
tend gezicht. Later hebben we nog een vliegtuig
in brand zien vliegen, maar die ging gelukkig een
andere kant op."
De kleine Aart Stravers is inderdaad in de vlam-
men omgekomen. Ook vader en moeder De Boer
met hun 12-jarige zoon Johan zijn het slachtoffer
geworden van de brandbommen die het vliegtuig
aan boord had. In nr. 20 aan de Obrechtstraat
bezweek de oude C. G. van Heelsum op eigen-
aardige wijze: wakker geschrokken stapte hij uit
bed pardoes door het gat dat een brokstuk van
het vliegtuig door dak en vloer van de verdieping
vvaar hij lag te slapen geslagen had, en overleed
aan de gevolgen van die val. Verder heeft de ramp
drie zwaargewonden en een aantal lichtgewonden
opgeleverd. De materiële schade kan kort worden
aangeduid met de mededeling dat er 33 panden
in de wijk lichte beschadigingen vertoonden en
Zo hing de neuskoepel met mitrailleurs in de
kamer van Palmstraat 38. Duidelijk zijn ook de
banden met mitrailleurkogels zichtbaar. (GA Utrecht,
HA V 43.37).
11 huizen ofwel zwaar beschadigd of geheel uit-
gebrand waren.                             
(wordt vervolgd)
A. Cocural en L. Zwaaf jr.
Telefoon Drukkerij
Het telefoonnummer van onze drukker, Drukkerij
De Boer-Cuperus b.v., staat foutief vermeld in de
advertentie op pagina 3 omslag. Het juiste nummer
is: (030) 88 58 21.
Kuilbeurs
De heer A. 1. A. M. LISMAN, Groenekanse-
weg 54, Groenekan, probeert al jaren in het
bezit te komen van het boekje „1000 jaar
dorpsleven aan de Vecht", geschreven door
dr. v. d. Linde en uitgegeven in 1954.
Wie kan de heer Lisman hieraan helpen?
Drs. L. VAN TONGERLOO is nog blijven
zitten met maandbladen 1970-1971, die
niet zijn afgehaald. U kunt haar bellen op
19 juni tussen 19.00 en 19.30 uur.
43
-ocr page 45-
,.*.-!■;
- ■
Bf
*.:
Kerkplein Rijsenburg in 1900 (foto: Barend Kraal)
Het kerkplein van Rijsenburg
In 1973 bracht de Rijsenburgse beeldhouwer Wim
Harzing in ons Maandblad de problematiek naar
voren rond het pleintje van Rijsenburg, het enige
gerealiseerde stukje stedebouw in Nederland in de
Napoleontische tijd (pag. 66/67).
In de Stichtse Courant van 20 februari 1975 for-
muleert hij zijn suggesties nog eens opnieuw. Hoe
zeer hem deze zaak ter harte gaat, blijkt wel uit
zijn slotwoord:
,Jndien dit (plein), voor zover mogelijk, weer in
zijn oude luister zou kunnen worden teruggebracht,
zodat het gehele plein
a/s etalage gaat werken
voor daar gevestigde zaken, dan zou ik kunnen
verzuchten:
„Laat nu, o Heer, uw dienaar gaan in
vrede"."
Noodkreet
Na publikatie van dit laatste artikel schreef hij mij
een „noodkreet" die ik hieronder laat volgen en
reeds toezond aan de ministeries van C.R.M, en
V.R.O., aan de Rijksdienst voor de Monumenten-
zorg en aan het gemeentebestuur van Driebergen-
Rijsenburg, daar ik meen deze niet beter te kun-
nen steunen dan door er - indringend geformuleerd
als hij is - zo veel mogelijk bekendheid aan te
geven.                                        C. L. Temminck Groll
Zeer geachte Professor,
Ten einde raad, zou ik haast zeggen, kom ik bij u
aankloppen, want we worden van het kastje naar
de muur gestuurd, 't Gaat om Kerk en Kerkplein
van Rijsenburg.
In de Stichtse Courant 20-2 kunt u zien, wat we
a/s minimum verlangens ten aanzien van het Kerk-
plein vragen.
Wat de Kerk betreft (beschermd monument) heeft
dit tot heden geen enkel
effect gesorteerd.
Subsidie voor herstel is aangevraagd en toege-
zegd, maar tot heden nog steeds niet gerealiseerd.
Van J968 uitgesteld tot 1970, toen tot 1973 en
thans is het
1975, HET MONUMENTENJAAR! ! Nu
is er echter nog geen subsidie te bekennen. De
Kerk staat bij het leven te verrotten. Een functio-
naris van de Rijksdienst is pas nog
eens komen
inspecteren. Er werd - u/t nood - geadviseerd om
delen van de toren maar te
s/open (7) met het oog
op gevaar van afvallende stukken.
44
-ocr page 46-
Boekje open over Domorgel
M. A. Vente, Orgels en organisten van de Dom
te Utrecht van de 14e eeuw tot heden. 72 blz. +
16 blz. illustratie, f 18,50. Verkrijgbaar in de Dom
op zaterdagmiddagen, bij het Citypastoraatsbureau
Achter de Dom 1 (tel. 310403), bij een aantal
boekhandels en de fa. Wagenaar in Utrecht en bij
de uitgeverij Boeyinga te Sneek.
Op 7 juni is het Domorgel, dat net zoals het speel-
tuig in de Domtoren een paar jaar had moeten
zwijgen, weer tot klinken gekomen. Ter gelegen-
heid daarvan heeft het citypastoraat van de her-
vormde gemeente Utrecht een boekje laten ver-
schijnen, dat verzorgd is door dr, Vente, een der
adviseurs voor deze orgelrestauratie. Het bevat dan
ook de verantwoording van de restauratie, die is
uitgevoerd door de Utrechtse orgelmakers Van
Vulpen. Daaruit noem ik als opvallendste onder-
delen voor de bezoeker het herstel van de oor-
spronkelijke witte kleur van de kast, en het herstel
van de stemmencombinatie zoals die in 1831 was,
dat wil zeggen dat met 500 nieuwe pijpen 5 regis-
ters uit 1831 en 3 uit 1571 gereconstrueerd zijn.
Het hele door Jonathan en Johan Batz gebouwde
orgel bevat namelijk nog een groot gedeelte van
het instrument dat Peter Jans de Swart in 1571
gebouwd had. Een zeer uitgewerkte beschrijving
van de dispositie en het pijpwerk, die ook is op-
genomen in het boekje, zal uiteraard meer de
orgelkenner aanspreken.
Om het orgel een herhaling van de aantasting door
de heteluchtverwarming te besparen, heeft men in
de zijtorens een permanente plastic afsluiting aan-
gebracht en voor het overige gedeelte van het
orgelfront vlak achter de pijpen rolgordijnen ge-
construeerd, die 's zomers open en 's winters
gesloten zullen zijn. Een proef in de winter 1972/
73 had uitgewezen, dat dit voldoende bescherming
tegen schommelingen in temperatuur en vochtig-
heid zou geven gedurende korte verwarmings-
periodes.
Dit werkje biedt bovendien een geschiedenis van
de muziekbeoefening in de Dom (en in het voor-
bijgaan ook nog heel wat gegevens voor de andere
kerken in de stad). Met één beperking: bij gebrek
aan bewaarde muziekboeken en voldoende andere
gegevens valt er het minste te zeggen over de
muziek zelf die in deze kerk in vroeger eeuwen
heeft geklonken. Maar over de zangers - reeds
beschreven in Vente's openbare les van 1965 -, de
organisten, de opeenvolgende orgels en hun
bouwers vindt men hier een schat aan gegevens,
bijeengedragen uit archieffondsen en verspreide
vermeldingen in bronnenpublikaties en literatuur.
Tegenover de in de laatste jaren in de Dom zo
Hef fraaie empire-stucwerk van het kerkinterieur
(documentatie t.b.v. restauratieplan 1968!)
Kortom 't is om hopeloos te worden. Ie wordt van
hot naar her gestuurd en als niet ingewijde sta je
daar dan maar!
Mijn vraag aan u is nu: Kunt u ons niet eens
schrijven, welke procedure er gevolgd zou moeten
worden om schot in de toestand te krijgen. Op de
t.v. bij een interview met staatssecretaris Schaefer,
viel het woord ,,procedure-chaos". Daar zitten we
hier ook midden in. Er moet toch een manier zijn
om daar uit te geraken. Het zou een onherstelbaar
verlies betekenen indien dit unieke geval van Kerk
en bijbehorend plein, ,,aus einem Gusz" in volle
Empirestijl gebouwd, verloren zou gaan.
In Nederland vindt het zijn weerga niet, er werd
immers vrijwel niets gebouwd in de jaren rond
1810.
Er is al zoveel vernield en gesloopt, laten we dit
mooie dorpskerntje, als ENIG specimen uit die tijd,
toch trachten voor ondergang te behoeden.
Helpt u ons toch met uw raad en advies.
Wim Harzing (76)
45
-ocr page 47-
opgebloeide muziekbeoefening is het wel curieus
om te lezen, hoe juist Utrecht een der steden is
geweest die de befaamde uitsluiting van het orgel-
spel ter begeleiding van de gemeentezang het
langst heeft volgehouden. Dat de calvinisten
overigens vóór die puriteinse periode in toerbeurt
met het orgel zongen, daarvoor bieden Utrechtse
stukken de enige tot nu toe bekende aanduidingen.
Negen bijlagen bevatten bestekken en rekening-
posten voor reparaties of wijzigingen aan het
orgel, o.a. het ontwerp van de gebroeders Batz.
Een register op persoonsnamen vergemakkelijkt
de raadpleging.
Daar ik deze aankondiging schrijf aan de hand
van drukproeven kan ik niets zeggen over de
kwaliteit van de uitvoering. Wel weet ik dat het
boekje goed geïllustreerd zal zijn.
Tentoonstelling
In het najaar zullen we kans hebben om nog heel
wat meer van het werk van de orgelbouwers Batz
te leren kennen. Het Centraal Museum zal name-
lijk in samenwerking met de universiteit van 20
november af een tentoonstelling over hen houden
die tot in januari zal duren.
L v. T.
Op 21 juni open voor publiek
Woontoren Den Ham gerestaureerd
De wijze waarop ir. Bardet in zijn bewerking van
het Kastelenboek van de provincie Utrecht van
Clifford Koek van Breugel zijn beschrijving aan-
vangt van het ,,Huys ten Hamme met seven mergen
landts daer 't Huys op staet in den Ban van
Vlueten in den Proesten Gereghte van Oud-
Munster", kan niet sprekender: Wanneer men van
Utrecht naar Woerden spoort, ziet men bij Vleuten
een oude toren en een poort uit een boomgaard
oprijzen. Dit is alles wat er over is van de zeer
oude en sterke onder Vleuten liggende ridderhof-
stad Den Ham, die leenroerig was aan de grafe-
lijkheid van Holland.
Om in het Monumentenjaar 1975 extra aandacht
aan deze merkwaardige toren te besteden heeft
een bijzondere reden. Door de volharding van de
eigenaresse mevrouw mr. J. E. H. van Andel-
Royaards, de medewerking van de gemeente
Vleuten-De Meern - zowel financieel als admini-
stratief - en de financiële hulp van rijk en provincie,
is het gelukt dit jaar - na een periode van bijna
40 jaar - de restauratie te voltooien.
Op 21 juni 1975 zal de gerestaureerde toren voor
het publiek worden opengesteld.
Daarmee is een uniek stukje historie voor het
nageslacht behouden gebleven. Hoewel dit laatste
overigens nog niet eens zeker is, omdat een goede
en passende bestemming voor de toren nog niet
gevonden is. Indien de toren weer lang zonder
bestemming blijft, zal het verval snel intreden en
opnieuw restauratie moeten volgen.
Maar wellicht levert de tijdelijke openstelling na
21 juni 1975 een gegadigde op, die een passende
bestemming voor de toren gevonden heeft.
Den Ham wordt reeds in de 12e eeuw genoemd,
maar zal van oorsprong nog wel ouder zijn. Daar-
door behoort de Hamtoren tot de oudste nog in-
tact zijnde woontorens.
De oorspronkelijke (stenen) burchten zijn zeer
eenvoudig en vaak omgeven met een brede diepe
gracht. De oorsprong is meestal een hoeve die
verdedigbaar is gemaakt door deze te omheinen
met palissaden en door het aanbrengen van één
of meerdere grachten. De woontoren - en dus de
Hamtoren - diende als verblijf, woning, verdediging,
opslag van voedsel en strijdmaterialen. De onder-
ste verdieping werd gebruikt voor het opslaan
van de voorraden en was niet bereikbaar van
buitenaf. Daarboven bevond zich de woonruimte,
die bereikbaar was via een buitentrap. Daarboven
bevonden zich de slaapruimten, afgedekt met een
plat dak met kantelen.
Voorbeelden van tte woontorens zijn er in de
provincie Utrecht ruimschoots, zoals Walenburg
en Lunenburg aan de Langbroekerwetering. Uit de
woontoren ontwikkelde zich het kasteel met de
vierkante plattegrond met hoektorens.
Terug naar de Hamtoren. De forse van baksteen
opgetrokken toren spreekt duidelijk van een be-
wogen verleden. De moeten van de bedakking van
twee aansluitende vleugels van het voormalig
kasteel als littekens op de torenromp achter-
46
-ocr page 48-
De ridderhofstad Den Ham, in 1700 getekend door
A. de Haan.
(Foto: Rijksdienst voor de Monumentenzorg).
gebleven, leggen getuigenis af van vroegere
grootheid.
De huidige toren is waarschijnlijk de oorsprong
van het kasteel. De toren heeft thans een hoogte
van 27 meter tot de daklijst, waarboven nog een
dak en koepeltje van samen 7 meter komen. Oor-
spronkelijk zal de toren slechts 3 verdiepingen
hebben geteld in plaats van de huidige 6 ver-
diepingen. De muurdikte bedraagt op het maaiveld
1.80 meter.
Aan de toren werden vermoedelijk in de 16e eeuw,
woonvleugels aangebouwd van 3 verdiepingen.
Omstreeks 1870 is dit gedeelte van het kasteel
gesloopt, op de gewelven na, die een oppervla&e
hebben van 16 x 10 meter en die nog aanwezig
zijn, afgedekt met een pannedak. „De aanwezig-
heid van deze kelders, de gotische schouwen in
de toren, de warme kleur van de baksteen, daar
waar de bepleistering ontbreekt of waar het felle
rood door het verweerde wit heen is gedrongen,
de geestige bekroning van het torenlichaam en de
weerspiegeling in de brede gracht, maken dat de
Hamtoren een monument is dat waard is aan het
nageslacht overgedragen te worden". Aldus het
oordeel van de Rijkscommissie Monumentenzorg.
Ook is de toegangspoort uit 1642 gespaard ge-
bleven, waarin het wapen van de ridderhofstad (in
zilver 3 rode ruiten met in het schildhoofd een
blauwe barensteel van 3 hangers) is aangebracht.
In 1259 wordt voor het eerst een lid van de familie
Utenham genoemd. Elf generaties blijft Den Ham
in het bezit van dit geslacht. Na 1698 volgen een
paar verwante families. Pas in de 19e eeuw wordt
het huis enkele malen verkocht. Zo wordt het in
1857 eigendom van mr. Willem Jan Royaards, wiens
achterkleindochter mevr. mr. J. E. H. van Andel-
Royaards de huidige eigenaresse is.
Het verhaal van de restauratie vangt aan op 27
april 1936, toen burgemeester en wethouders van
de voormalige gemeente Vleuten aan Monumenten-
zorg een brief schreven over de slechte toestand
van de Hamtoren: „Het allernodigste is wel dit, dat
het dak hersteld wordt, waardoor verder inregenen
wordt voorkomen".
Interessant is hetgeen door Monumentenzorg
(Kalf) wordt geantwoord in juni van dat jaar:
„Dat de toren scheef gezakt is en dat het pleister-
werk van de buitengevels afvalt, is geen bezwaar
van betekenis. Erger zijn de gevolgen van in-
watering aan de vensters en aan den voet van het
dak. Het muurwerk vertoont zware scheuren en de
verankering is niet meer voldoende, zoodat de
toren naar alle kanten afwijkingen laat zien. In-
wendig heeft hij, vooral op de drie bovenste ver-
47
-ocr page 49-
diepingen, veel van inwatering geleden, zoodat de
balklagen en vloeren zoozeer vergaan zijn, dat zij
niet meer begaanbaar zijn; enkele balken zijn zelfs
doorgebroken. Oorzaak van deze toestand is de
niet meer waterdichte dakbedekking; de construc-
tie van het dak is nog vrij goed en alleen de
verzakte bekroning met uitzichttorentje behoeft
eenige herstelling. De aangrenzende lage schuur
is zoo bouwvallig, dat het verblijf erin gevaarlijk
is geworden. Daar de overblijfselen van het kasteel
de Ham op een eiland liggen, dat niet toegankelijk
is voor onbevoegden, is het dreigend instortings-
gevaar een minder dwingend argument om tot
restauratie over te gaan, dan het feit, dat deze
dat deze kosteloos aan de gemeente in eigendom
worde overgedragen".
De heer H. W. J. Royaards blijkt niet ongenegen op
het voorstel in te gaan, hetgeen bericht wordt in
een schrijven van 8 juli 1936. Het vreemde is
echter, dat het gemeentebestuur op 29 juli aan
Monumentenzorg schrijft, dat de raad geen mede-
werking kan verlenen aan het beschikbaar stellen
van de restauratiekosten, omdat de gemeente
noodlijdend is. Voorgesteld wordt, dat het Depar-
tement van Binnenlandsche Zaken deze toren in
eigendom overneemt (!).
Aan de eigenaar deelt de gemeente mee wel ge-
negen te zijn verder te onderhandelen en vraagt
Plattegronden en
dwarsdoorsnede van
Den Ham vóór de
afbraak van de
woonvleugels rond
1870.
(Foto: Rijksdienst voor
de Monumentenzorg).
een concept-overeenkomst, die prompt op 9 sep-
tember 1936 van notaris C. J. Simons te Utrecht
wordt ontvangen.
Het overleg strandt echter wanneer op 14 septem-
ber 1937 de eigenaar overlijdt.
De erfgenamen wensen het ontwerp-contract van
overdracht van de toren als ingetrokken te be-
schouwen en met medewerking van Monumenten-
zorg zelf tot restauratie over te gaan.
Op 14 maart 1938 deelt de burgemeester van
Vleuten aan de nieuwe eigenaar, de heer W. J.
Royaards mee, dat hij uit een telefonisch onder-
houd met Monumentenzorg de indruk heeft, „dat
op de volgende Rijksbegrooting een post voor
subsidie voor de restauratie van den Hamtoren te
wachten is. De afdoening van dergelijke aange-
legenheden gaat gewoonlijk zeer langzaam. Heeft
toren, die imponeert door zijn eenzame ligging op
een breed-omwaterd terrein en door zijn forsche
afmetingen, een belangrijk overblijfsel is van een
middeleeuwsch kasteel en een factor van hooge
bekoring vormt in een overigens aan dergelijke
accenten arme omgeving".
Door Monumentenzorg wordt vervolgens aan het
gemeentebestuur de volgende suggestie gedaan:
„Mocht u hem (de eigenaar) een voorstel kunnen
doen, waardoor de herstelling (geraamd op
ƒ 8.000,—) minder bezwarend voor hem wordt dan
zou het thans het geschikte oogenblik zijn".
Bij brief van 6 juli 1936 stelt het gemeentebestuur
aan de eigenaar voor de toren in eigendom over
te nemen: „Waar zulke groote kosten aan de
restauratie verbonden zullen zijn, doen wij beleefd
een beroep op Uwe welwillendheid en wel daarin,
-ocr page 50-
kosten op f 7.500,— worden geraamd. Bij brief van
9 september neemt Monumentenzorg daarvan 60%
voor haar rekening als de gemeente en de provin-
cie ieder 20emen. Aldus wordt besloten 15
oktober 1942, waardoor een einde komt aan deze
eerste restauratiefase.
(wordt vervolgd)
J. F. K. Kits Nieuwenkamp
bestuurslid Stichting
Utrechtse Kastelen
Geraadpleegde literatuur:
1. R. Clifford Kocq van Breugel, Kastelenboek
Provincie Utrecht, herzien door 1. D. M. Bardet,
1966.
E. B. F. F. Witten van Hoogland, Utrechtse Ridder-
hofsteden, dl. II, blz. 345 e.v.
]. F. K. Kits Nieuwenkamp, Utrechtse Kastelen en
het Monumentenjaar 1975, in: Uit in Utrecht 1975,
nr. 3.
Archief gemeente Vleuten-De Meern.
OU DE WAT ER in 1575
Na de inname van Den Briel door de Watergeuzen
op 1 april 1572 koos Oudewater als eerste stad
in Zuid-Holland de zijde van de Prins. Drie jaren
later, op 7 augustus 1575, hernamen Spaanse
troepen het stadje, dat op gelijke wijze als Zutphen
en Naarden in 1572, werd uitgemoord en geplun-
derd, na een belegering van drie weken.
De militaire bedrijvigheid had veel toeschouwers
uit Utrecht en omgeving naar Oudewater gelokt,
waarvan een aantal huiswaarts keerde met een
uit soldatenhanden vrij gekocht kind. Ook volwas-
senen wisten aan de dood te ontsnappen door
betaling van een losprijs.
De stad Utrecht diende als fourageplaats, waar-
heen ook de gewonde soldaten werden gebracht.
Tevens vormden de buitgemaakte goederen aldaar
handelswaar, waarmee de Spaanse troepen hun
achterstallige soldij enigszins compenseerden.
Een Spaans garnizoen hield Oudewater ruim een
jaar bezet, waarna de wederopbouw langzaam op
gang kwam. Meerdere panden uit de periode van
herbouw zijn een sieraad geworden in het stadje.
Naast een herdenkingsdienst, wordt van half juli
tot half augustus a.s. een tentoonstelling over het
gebeurde in 1575 gehouden in het stadhuis te
Oudewater.
Ook zal een gedenkschrift verschijnen, geschreven
door de streekarchivaris van Zuid-West Utrecht
J. G. M. Boon, dat bij intekening vóór 15 juli a.s.
ongeveer ƒ 14,— gaat kosten (omvang ± 200 blz.).
Bestellingen kunnen gericht worden aan het ge-
meentebestuur van Oudewater, p/a Goudse Straat-
weg.
men echter de medewerking van Monumentenzorg
dan komt men er wel".
Hij zal niet hebben vermoed, dat het uiteindelijk
1975 zou worden!
In november 1938 adviseert Monumentenzorg (Van
Nispen tot Sevenaer) ,,den normalen weg te be-
wandelen: de eigenaar (de erven) richten een
verzoek om subsidie tot den Minister van Onder-
wijs, Kunsten en Wetenschappen, tot de Provincie
en tot de Gemeente". De gesuggereerde subsidies
bedragen respectievelijk 20, onbekend en 25%.
Dan wordt er omtrent de noodzakelijke restauratie
geruime tijd niets vernomen. Het inmiddels inge-
treden oorlogsgeweld zal daaraan wel niet vreemd
zijn geweest.
Op 19 maart 1941 wijzen burgemeester en wet-
houders van Vleuten Monumentenzorg toch weer
op de zorgelijke toestand waarin de Hamtoren zich
bevindt, een toestand die zelfs zo zorgelijk is, dat
op 3 juni 1941 een zekere M. L. Adama uit Den
Haag aan het gemeentebestuur schrijft: „Het is
ons - in 't voorbijgaan per trein - herhaaldelijk
opgevallen, hoe bedenkelijk scheef het bovenstuk
van de oude Hamtoren begint te staan. Wij
vreezen, dat hij een zwaren storm niet meer zal
kunnen verduren, wat we zouden betreuren (. . .)".
Tientje!
Om de restauratie op gang te brengen verzoekt
hij het gironummer van de gemeente bekend te
maken om daarop f 10,— (!) over te maken. Onder
vriendelijke dankzegging wordt dit aanbod door
het gemeentebestuur echter afgewezen.
Daar antwoord van Monumentenzorg achterwege
blijft schrijft het gemeentebestuur wederom op 20
april 1942. Ook deze brief blijft onbeantwoord.
De eigenaar kan echter niet meer wachten. In juni
1942 is een plan tot restauratie gereed, opgemaakt
door de aannemer I. Woudenberg te Utrecht. De
kostenraming beloopt f 2.500,—. Het plan omvat
,,de verwijdering van de bouwvallige bovenste
koepel en uitkijktorentje. Deze zullen niet opnieuw
opgebouwd worden, daar hiervoor behalve veel
nieuw materiaal ook steigerwerk van buiten ver-
eist zou zijn, wat de kosten onevenredig zou doen
stijgen, terwijl zij bovendien gemist kunnen wor-
den, zonder het uiterlijk van de toren geweld aan
te doen. Het pannendak zal worden hersteld en in
het midden met een plat zinken dak afgesloten.
Verder wordt gedacht aan herstel van de zolder-
vloeren voorzover nodig om de trappen weer be-
gaanbaar te maken, terwijl ook de ramen en gaten
in de muren weer gedicht worden".
Met deze summiere restauratie wordt in juli 1942
aangevangen. Dit plan zint Monumentenzorg ken-
nelijk niet, want op 19 augustus pleit de Rijks-
commissie voor de Monumentenzorg voor het be-
houd van het torentje, waarvan de restauratie-
49
-ocr page 51-
Utrecht en het Europese Monumentenjaar 1975
Het gemeentebestuur van Utrecht heeft in het
kader van M '75, samen met bijna 200 andere
Europese steden een inzending laten verzorgen
naar de Monumentenmanifestatie in Brugge, die
van 9 mei tot medio juni gehouden is.
De voorbereidingscommissie was unaniem van
mening dat de aandacht in het bijzonder moest
worden gevraagd voor de restauratie van de oude
werven, werfmuren en huizen langs de Utrechtse
grachten, voor het ontstaan en de ontwikkeling
van het opvallend grote voetgangersgebied in de
oude binnenstad en voor het pas gereed gekomen
herstel van de bijna unieke Dombeiaard.
Na bezichtiging van de talloze inzendingen in
Brugge kan men zonder meer stellen, dat Utrecht
met deze presentatie naar buiten goed uit de bus
is gekomen. De juistheid van deze bewering kunt
u hoogst persoonlijk controleren, omdat besloten
is om het in Brugge tentoongestelde materiaal naar
het Informatie Centrum Utrecht (I.C.U.) aan de
Lange Jansstraat over te brengen. Daar zal één en
andere - produkt van goede samenwerking tussen
enkele gemeentelijke instellingen - gedurende een
viertal weken te zien zijn.
Daarna zal alles naar de Flevohof gaan, waar even-
eens plannen worden voorbereid om de belang-
rijke zaak van de zorg voor onze monumenten in
de vorm van een grote expositie onder de aan-
dacht van de bezoekers te brengen. Utrecht zal
daar met de 12 meter grote inzending zeker geen
slecht figuur slaan.
Dus van medio juni - medio juli naar het I.C.U.
(en zegt u daar gerust wat u er van vindt) en als
u geen tijd heeft kunt u daarna nog naar de Flevo-
hof. U moet het in ieder geval gezien hebben!
A. Graafhuis
(Foto: Gem. Foto- en Filmdienst)
Nogmaals het geveltekenfonds...
hierbij niet gemist kan worden. Daarom wil het
bestuur reeds in dit prille stadium een oproep tot
u allen richten. Het ligt nl. in de bedoeling om in
de nabije toekomst één of meer werkgroepen te
formeren, die zich gaan bezighouden met een aan-
tal onderzoekjes. Als lid van zo'n werkgroep zal
men zich dan bijvoorbeeld kunnen gaan verdiepen
in: een inventarisatie van bekende en onbekende
geveltekens in stad en provincie, documentatie-
werk, literatuur- en archiefonderzoek; kortom, al
In het meinummer van het Maandblad heeft u kun-
nen lezen dat het plan bestaat om een zgn.
geveltekenfonds op te richten. Het zou wenselijk
zijn om met de uitvoering van dit idee nog in het
Monumentenjaar 1975 te beginnen.
U zult echter begrijpen dat de daadwerkelijke en
actieve steun van de leden van onze vereniging
50
-ocr page 52-
öf als u ons in staat zou willen stellen uw foto's
te reproduceren *). In voorkomende gevallen kun-
nen wij dan - beter nog dan tot nu toe - aan de
klimmende vraag naar afbeeldingen van het oude
Utrecht voldoen. Het telefoonnummer van het
archief is 030-71 18 14 (prentenverzameling).
A. Graafhuis
*) Uiteraard ontvangt u uw foto onbeschadigd terug.
het (min of meer) wetenschappelijke werk dat
uiteraard vooraf moet gaan aan een verantwoorde
plaatsing of herplaatsing van zo'n gevelteken.
Mocht uw belangstelling voor één en ander zijn
gewekt en bent u in de gelegenheid om als lid
van een werkgroep aan dit onderzoek mee te
doen, laat u het dan schriftelijk of telefonisch
weten aan G. J. Röhner, p/a Gemeentelijk Archief,
Alexander Numankade 199 te Utrecht, tel. 71 18 14.
G. 1. R.
Wat betekent
de naam Voordaan?
Toen mej. De Bouter en ik het vorig jaar, naar
aanleiding van het artikel van de heer J. Belonje,
spraken over Voordaar., rees ook de vraag wat
de naam van dat landgoed wel zou betekenen.
Zij heeft dat punt toen voorgelegd aan de direc-
teur van het Instituut voor Dialectologie, Volks-
kunde en Naamkunde te Amsterdam. Dr. D. P.
Blok heeft geantwoord, dat „voordaan" een oude
spellingsvariant is van „voortaan", zoals enkele
vermeldingen van het goed het inderdaad ook
noemen. Belangrijk is dat de betekenis destijds
veel ruimer was dan nu: het kon ook „verder,
verderop gelegen" betekenen. Zo blijkt deze be-
naming verwant aan de namen Altena (al te
dichtbij), Alteveer (nogal ver weg) en Nergena
(nergens dichtbij). We mogen er wel aan toe-
voegen dat de naam Voordaan door deze oplos-
sing begrijpelijk is geworden. Vanuit de stad ge-
zien of gerekend vanuit een andere, oudere,
woning, lag de boerderij resp. het landhuis Voor-
daan „verderop, verder weg".
L. v. 7.
Naschrift
Naar aanleiding van het artikel Adoptie Monument
in het meinummer, maakt ons lid de heer mr. P. H.
Damsté de redactie attent op het pand Ganzen-
markt 24, dat sedert het begin van de 14e eeuw
„Compostel" heeft geheten. Deze naam wordt zelfs
nog in een transportakte van 1913 gebruikt. De
heer Damsté verwijst volledigheidshalve naar zijn
artikel hierover in het Jaarboek van 1967 (blz. 33-
37) en naar Temminck Groll's boek Middeleeuwse
stenen huizen te Utrecht (blz. 40-41).
Red.
Oproep voor oude foto's
Steeds meer mensen - uit Utrecht en daarbuiten -
tonen de laatste tijd een groeiende belangstelling
voor het verleden. Het gevolg van een en ander
is, dat de vraag naar oude afbeeldingen met de
dag stijgt.
De stad Utrecht beschikt zelf over een goed voor-
ziene prentenverzameling, zodat in het algemeen
wel aan die vraag voldaan kan worden.
Maar het blijkt toch nogal eens dat de gemeente-
lijke collectie niet compleet is. Dit komt vooral
aan het licht bij het maken van tentoonstellingen
en het uitgeven van boeken waarin afbeeldingen
uit het verleden niet kunnen worden gemist.
Aan deze situatie kan natuurlijk wel wat worden
gedaan. Wanneer de leden van onze Vereniging,
of nog beter, wanneer de Utrechtse burgers eens
serieus willen nagaan of zij in hun particuliere
verzamelingen oude afbeeldingen aantreffen en in
het bevestigende geval daarvan het Utrechtse ge-
meentelijk archief op de hoogte brengen, dan is
er al heel wat gewonnen. In de praktijk is het
maar al te vaak zo, dat bij gelegenheden als ver-
huizingen de foto's van vroeger nog één keer
worden bekeken en daarna dikwijls worden weg-
gegooid. Dat de medewerkers van het archief dit
betreuren zal u duidelijk zijn.
Als u nog over oude foto's beschikt, wilt u dit dan
melden? Wij van het archief zullen u erg dankbaar
zijn, als u de foto's aan ons zou willen afstaan,
Blauwkapel
Bewoners van Blauwkapel hebben op 12 mei de
leden van de gemeenteraad een brief gezonden
waarin zij de gemeente met klem verzoeken „er
ten scherpste op toe te zien, dat aan het huidige
karakter van Blauwkapel geen enkele schade zal
worden toegebracht". Dit in verband met plannen
daar ter plaatse een horecabedrijf te vestigen.
Onze vereniging heeft zich gaarne metterdaad bij
dit verzoek aangesloten.
TOT AUGUSTUS
Met dit dubbelnummer neemt de redactie afscheid
van u tot augustus. Goede vakantie!
51
-ocr page 53-
Utrechts lantaarnconsoles
kopen. De zoon ontfutselde zijn vader het ge-
heim, namelijk om de kerk op ossehuiden te
funderen.
Toen de kerkvorst in 1099 in de kerk de mis
had gelezen en in de tuin van het Bisschopshof
de getijden bad, viel Pleberus de bisschop aan.
Hij trok zijn mes en doodde Koenraad.
De console, geplaatst onder Lichte Gaard
9,
toont de stervende bisschop met naast hem de
moordenaar Pleberus.
Op de linkerzijde van de
steen is de Mariakerk te zien. Eertijds was er
in het schip van de kerk tegen een van de
pijlers een gepolychromeerde zandstenen pilas-
ter te zien die aan deze legende herinnerde.
Er was een stier op te zien ten bewijze dat de
kerk op ossehuiden rustte. Het fragment van de
pilaster is nog heden ten dage te zien in het
Centraal Museum. Ook wordt in het museum
een schilderij van Pieter Saenredam uit 1641
bewaard, dat het interieur van de kerk voor-
stelt en waarop ook de gedenksteen te zien is.
Beeldhouwer lanot Bürgi heeft op bijzonder
klemmende wijze vorm gegeven aan het verhaal
van Bisschop Koenraads dood in 1099. Het is
het verhaal van de Utrechtse bisschop die ruzie
kreeg met de Friese architect Pleberus over de
bouw van de Mariakerk. Het plan tot stichting
Bisschop Koenraad
van de kerk was van Koenraad zelf afkomstig,
maar de verwezenlijking ervan moest hij aan
deskundigen overlaten. Zij waren het erover
eens, dat de grond te moerassig was. Pleberus
wist daar wel wat op, maar dan zou de bis-
schop flink over de brug moeten komen. Het
bedrag was echter zo hoog, dat de bisschop
naar een ander ging uitzien. Hij zag kans de
zoon van Pleberus met veel geschenken om te
Beeldhouwer:
lanot Bürgi
Geplaatst:
Lichte Gaard 9
Foto: A. G. Ubaghs
52
-ocr page 54-
Passende bestemming grootste zorg
Woontoren Den Ham gerestaureerd (2)
Monumentenzorg wederom de nodige contacten te
leggen. Voorts deelt het mee, dat de eigenaar in-
middels aan architect C. W. Royaards opdracht
heeft gegeven een restauratieplan voor dak en
koepel van de toren te maken. Het gemeente-
bestuur pleit er echter voor bij een eventueel
De oorlogsomstandigheden brachten mee, dat geen
aandacht meer bestond voor verdere restauratie
van de Hamtoren. Die belangstelling kwam pas
weer in 1953.
Op 18 augustus 1953 richt het gemeentebestuur
van Vleuten zich opnieuw tot het Rijksbureau voor
de Monumentenzorg met het verzoek tot het in-
stellen van een onderzoek „naar de toestand,
waarin de Hamtoren verkeert en waarbij wordt
aangegeven, welke maatregelen dienen te worden
getroffen om deze toren te conserveren".
De directeur van Monumentenzorg deelt op 16
oktober mee bereid te zijn een rijkssubsidie te
bepleiten en stelt voor een subsidieverzoek in te
dienen aan de hand van een restauratieplan, op
te maken door ir. J. Baron van Asbeck te Drieber-
gen (die inmiddels ook benaderd was voor een
restauratieplan voor de N.H. kerk te Vleuten) mede
in overleg met de rayonarchitect D. Verheus.
Om niet duidelijke redenen wordt de aandacht van
de Hamtoren afgetrokken. Wellicht is de vorming
van de nieuwe gemeente Vleuten-De Meern in
1954 met alle daarbij komende beslommeringen de
oorzaak daarvan.
Hoe het zij, in 1957 deelt de eigenaar van de Ham-
toren mee voornemens te zijn de toren in de toe-
komst te doen restaureren onder leiding van de
architect C. W. Royaards te Schoorl. Vooruitlopend
hierop wordt door de heren R. en P. Rombout een
restauratie verzorgd van de schouw in de toren-
kelder en van de beide toegangsdeuren.
Naar aanleiding hiervan deelt het gemeentebestuur
op 25 april 1957 aan Monumentenzorg mee, dat de
in 1953 gemaakte afspraken om niet meer bekende
redenen niet zijn doorgegaan en verzoekt het
EXCURSIES
Woensdag 20 september:
rondwandeling door Wijk bij
Duurstede, een bezoek aan
de tentoonstelling van re-
cente opgravingsvondsten
en een bezoek aan de
korenmolen met uitleg door
de laatste molenaar. De wandeling staat
onder leiding van jhr. J. J. G. Alting von
Geusau. Kaarten a ƒ 2,50 vanaf 2 septem-
ber verkrijgbaar bij De Discus, Minre-
broederstraat 25, Utrecht. (Bij bestelling
per giro - nr. 575520 - vijftig cent extra
voor toezending per post.)
Vertrek vanaf busstation Utrecht met lijn-
dienst WABO om 12.50 uur. Kosten bus-
retour ƒ 3,50, te voldoen in de bus. Eigen
vervoer is ook mogelijk: verzamelpunt in
Wijk bij Duurstede is het busstation, tijd
13.30 uur. Terug naar Utrecht: 16.55 uur.
Bij de plaatselijke VVV kan men zich voor
ƒ4,— aanschaffen: Geschiedenis van Dore-
stad en Wijk bij Duurstede. Dit boekje is
ook verkrijgbaar bij De Discus, die overigens
's maandags tot 13.30 uur gesloten is.
nummer 7
48e jaargang
augustus 1975
oudutrecht
Vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis
der geschiedenis van de stad en de provincie Utrecht
MAANDBLAD
Voorzitter:
Secretaris:
Penningmeester:
Administratie:
Redactie:
A. H. R. Hoogezasd, Zandpad 87, Breukelen, tel. (03462) 23 62.
drs. H. L. Ph. Leeuwenberg, p/a Rijksarchief, Alexander Numankade 201, Utrecht,
tel. (030) 71 00 44.
D. A. Belderbos, Kromme Nieuwegracht 19. Utrecht, tel. (030) 31 23 18.
Contributie: Minimum: ƒ30,—, gironr. 575520.
mevr. M. Uittenbogaard-van Terwisga, Titus Brandsmalaan 17, Vleuten, tel. (03407) 19 86.
G. J. Röhner, p/a Alexander Numankade 199, Utrecht, tel. (030) 71 18 14, actualiteit.
H. Sneijder, Oasedreef 2, Utrecht, tel. (030) 616091, eindredactie.
Mej. drs. L. van Tongerloo, Euterpedreef 52, Utrecht, tel. (030) 62 12 26, historie.
Oasedreef 2.
Redactieadres:
53
-ocr page 55-
definitief restauratieplan verder te gaan dan alleen
deze restauratie.
Op deze brief wordt anderhalf jaar later door het
Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Weten-
schappen positief gereageerd door goedkeuring
van het plan (geraamde kosten ƒ 47.047,—) tot
restauratie van de kap met de bekroning en de
daaronder gelegen balklaag en een rijkssubsidie
subsidie te verlenen van 25%.
De restauratie van de Hamtoren, waarvan de aan-
zet in 1953 werd gegeven en de plannen in 1957
werden uitgewerkt en in 1961 gewijzigd, kan een
aanvang nemen. Op 16 april 1963 begint de n.v.
Aannemersbedrijf v/h H. J. Jurriëns te Utrecht daad-
werkelijk met de restauratie. Ze vordert langzaam
en komt in verband met de steeds stijgende kosten
0
|
1
1
ij
De schouw vóór
restauratie. Foto:
Rijksdienst van de
Monumentenzorg.
en het vele meerwerk in 1967 weer tot stilstand.
Door het overlijden van architect Royaards als
gevolg van een noodlottig ongeval stagneren de
werkzaamheden nog langer. Het werk wordt over-
genomen door architect D. Verheus te Amsterdam,
dezelfde die in 1953 als rayonarchitect van Monu-
mentenzorg bij de voorbereiding van de restau-
ratieplannen was betrokken.
Per 1 juni 1970 worden de sinds 1967 stilgelegde
restauratiewerkzaamheden weer aangevangen.
Monumentenzorg en de overige subsidiegevers gaan
akkoord met een kostenstijging tot ƒ281.600,—.
De daarbij behorende subsidiebedragen worden
echter uitbetaald over de jaren 1972, 1973 en 1974.
Voorts wordt geadviseerd een 3e en laatste fase-
plan in te dienen.
In 1973 ontstaat een ernstige stormschade van
ongeveer f 19.000,—. Op 27 juni worden de totale
restauratiekosten vastgesteld op ƒ 358.497,— (te
vergelijken met de oorspronkelijke raming van
f 116.000,— in 1961). De subsidiebedragen wor-
den door de eigenaresse voorgefinancierd. Maar
de tijd en het werk zit de restauratie weer niet
mee. Op 3 oktober blijkt namelijk dat de uiteinde-
lijk beschikbare middelen reeds met een aanzien-
lijk bedrag zijn overschreden en de werkzaam-
heden worden onmiddellijk stopgezet, juist op het
van 50% van de subsidiabele kosten tot een
maximum van ƒ 23.500,— betaalbaar te stellen in
1961.
Hiermee start de lange fase van een hernieuwde
restauratie van de Hamtoren. De kostenraming
dateerde al uit 1957, zodat deze zeker niet meer
juist was en aanzienlijk zou worden overschreden.
In verband met de toentertijd geldende voorschrif-
ten mag echter nog steeds niet met de bouw wor-
den begonnen, omdat namelijk de vereiste „rijks-
goedkeuring" - nodig voor ieder bouwwerk - nog
niet verleend is.
Bij brief van 12 juli 1960 deelt Monumentenzorg
mede, dat het subsidiepercentage inmiddels ver-
hoogd is tot 60. Het oorspronkelijke restauratie-
plan wordt herzien: het omvat een 1e etappe met
herstel van bekapping en aanverwante werkzaam-
heden, uit te voeren in aangenomen werk door
Aannemersbedrijf Jurriëns en als 2e etappe herstel
van balklagen, vloeren, luiken, ramen, deuren enz.,
uit te voeren in regie. De totale restauratiekosten
worden geraamd op f 116.000,—. Op 11 augustus
1961 wordt van Monumentenzorg de goedkeuring
ontvangen voor beide etappes, met een subsidie-
toezegging van 60%. De provincie volgt met een
toezegging van 10 0.000000e+000n op 27 februari 1962 be-
sluit de gemeenteraad van Vleuten-De Meern een
54
-ocr page 56-
gegadigde op, die een passende bestemming voor
de toren heeft. Want dat is na de restauratie de
grootste zorg.                                                       (slot)
1. F. K. Kits Nieuwenkamp
bestuurslid Stichting Utrechtse Kastelen
Geraadpleegde literatuur:
]. R. Clifford Kocq van Breugel, Kastelenboek
Provincie Utrecht, herzien door 1. D. M. Bardet,
1966.
E. B. F. F. Wittert van Hoogland, Utrechtsche
Ridderhofsteden, dl. II, blz. 345 e.v.
1. F. K. Kits Nieuwenkamp, Utrechtse Kastelen
en het Monumenten jaar 1975, in: Uit in Utrecht,
1975, nr. 3.
Archief gemeente Vleuten-De Meern.
moment dat de restauratie nagenoeg gereed is.
Daar komt nog bij, dat Monumentenzorg op 18
oktober 1973 meedeelt geen kans te zien de eind-
fase voor sbusidie in aanmerking te laten komen.
Deze situatie is voor de gemeente Vleuten-De
Meern aanleiding bij Monumentenzorg te bemid-
delen. De gemeente acht het onverantwoord een
monument, waarin reeds voor ongeveer ƒ 360.000,—
geïnvesteerd is, onbeschermd aan weer en wind
over te laten: de toren is nog steeds niet water-
en winddicht. Aangedrongen wordt op het maken
van een zeer eenvoudige eindfase. Dit resulteert
in een bespreking op 20 maart 1974 tussen eige-
naresse, de heer Chr. J. van Dongen van Monu-
mentenzorg en de gemeente. Reeds een dag later
deelt Monumentenzorg mee:
1.   de situatie rondom de slepende restauratie van
de Hamtoren vraagt om een snelle doorbreking
van de huidige impasse;
2.   gekozen wordt voor afronding van restauratie-
plan B, waarvoor begroting en bestek gereed
gemaakt dienen te worden.
Op 1 mei 1974 wordt de telefonische mededeling
ontvangen, dat plan B (de meest eenvoudige eind-
fase) voor f 150.000,— subsidiabel is verklaard.
Op 7 juni volgt de schriftelijke bevestiging. In-
middels is bekend dat de werkelijke kosten
f 179.000,— (aanneemsom) bedragen. Ook ge-
meente en provincie verklaren zich met de afron-
ding akkoord. In augustus 1974 begint de eindfase
van de restauratie.
Met inbegrip van alle voorgaande verhogingen
hebben de subsidiabele kosten van de restauratie
van de Hamtoren in totaal f 559.299,— bedragen,
waarin door het rijk 60% (ƒ 335.579,—), door de
provincie 10% (ƒ 55.930,—) en door de gemeente
25% (f 139.825,—) is bijgedragen. De werkelijke
kosten van de restauratie zijn aanzienlijk hoger,
daar niet alle kosten subsidiabel werden geacht.
Mede in verband hiermee werden via de gemeente
Vleuten-De Meern nog enkele bijdragen ontvangen
van in de provincie Utrecht aanwezige fondsen.
Zonder deze fondsen zou het de vraag geweest
zijn of de restauratie in 1975 voltooid zou zijn.
De aanwezigheid van dergelijke fondsen is dan
ook uitermate belangrijk, hetgeen bij de restauratie
van de Hamtoren gebleken is. De mogelijkheid
van vóórfinanciering van te ontvangen subsidies
kan een voorwaarde zijn om tot een tijdige restau-
ratie over te gaan. Het initiatief van de provincie
Utrecht in het kader van de viering van het Monu-
mentenjaar 1975 om met medewerking van het
bedrijfsleven een voorschottenfonds in te stellen
dient dan ook te slagen.
Zoals reeds in de inleiding werd gesteld levert de
tijdelijke openstelling na de officiële oplevering
van de restauratiewerkzaamheden aan de eigena-
resse die op 21 juni 1975 plaatsvond hopelijk een
Geveltekens
De heer H. Janmaat uit Vinkeveen vestigt de aan-
dacht op enkele kleine maar waardevolle oudheden
in de gemeente Vinkeveen en Waverveen in het
kader van de actie Geveltekens.
Allereerst de grenspaal nabij Poeldijk nr. te Waver-
veen, grenzend aan Mijdrecht, met een eenvoudig
opschrift: UTRECHT.
Verder heeft er op de scheiding Achterbos-Waver-
veense pad-Botsholsedijk ook een grenspaal ge-
staan welke daar echter verdwenen is. Hij moet
stuk zijn, maar nog wel te achterhalen. Waverveen
is in 1819 overgegaan van Holland naar Utrecht.
Ook was op de tot landhuis verbouwde boerderij
in Achterbos 28 een topgevelsteen aanwezig welke
nu in het bezit is van timmerman-aannemer P.
Samsom, Herenweg 46, Vinkeveen. Van deze steen
is de volgende historie bekend: een adellijke of
aanzienlijke dame raakte met haar paard en rijtuig
in Achterbos van de weg af en kwam in de sloot
terecht (Vinkeveense vaart). De bewoners schoten
haar te hulp en brachten haar op het droge. Als
dank hiervoor kocht zij voor Achterbos (of een ge-
deelte hiervan) de 13e penning af.
Gezien de bedenkingen die de bewoners tegen de
13e penning hebben een goede reden om dit in een
gevelsteen te gedenken.
De heer Janmaat is bereid hiernaar archiefonder-
zoek te doen.
Ruilbeurs
Gevraagd: Gedenkboek uitgegeven bij het
eeuwfeest van de St. Vincentiusvereniging
te Utrecht in 1949, in ruil voor gravure of
ander plaatwerk betreffende stad of pro-
vincie Utrecht.
Schrijven naar: K. van Rossum, Dingostraat
58, Nijmegen.
55
-ocr page 57-
De nacht van 22 op 23 juni 1943
Het vliegtuig op Wittevrouwen (2)
laten ons eerst voorlichten door de letterlijke tekst
van het „Rapport betreffende Luchtalarm en daar-
bij plaatsgevonden vliegtuigafstorting en branden
enz. in den nacht van 22 op 23 juni 1943", dat de
Luchtbeschermingsdienst opstelde.
Zagen we de vorige keer al even, wat een schrik
en verdriet het neerstortende Engelse vliegtuig
voor de inwoners van de Wittevrouwenwijk be-
tekend moet hebben, nu zullen we nader bekijken
wat zich die juninacht daar heeft afgespeeld. We
GEMEENTE UTRECHT
N»10/ft/155        AFD.0.7J.
AAN
IIevr.de '.Ved.G.van I.:ontfoort-
van Veenendaal,
Palaistraat 38,
utrecht.
DATUM KM Nr. VAN OtT iohk
2 Bijlagen.
UTRECHT.5 Augustus
.1043.
OorlogagewelöBchaae
Palin straat 38.
TYP. AV.
De Algemeen Gemachtigde voor den ./ederopbouw en^fe Bouwnij-
verheid is bereid U een voorschot van f.520.- te verstrekken op de
door de Schade-Enquête-Commissie voor het perceel Palmstraat 38
nog vast te stellen schadebiJdrage.
Behoudens ontheffing van het bouwverbod van den Rijkacom-
missaris voor het bezette Nederlandsche gebied en goedkeuring tot
uitvoering van het herstelwerk door den dienst van tien Algemeen
Gemachtigde voor den '"ederopbouw en voor de Bouwnijverheid, zullen
de noodige gelden, naar gelang van de vordering van de werkzaamhe-
den, worden uitgekeerd. Ik verzoek U daartoe de rekening(en) van
het herstel, zoodra U deze ontvangen hebt, aan mij toe te zenden.
Voorts noodlg ik U uit U één dezer dagen tussohen 8 en 12J
of 14 en 18 uur (des Zaterdags tussohen 8 en 13.uur) te vervoegen
ten Stadbuize, ksaier 48, voor regeling van een en ander. U gelieve
alsdan mede te brengen:
Ie. het bewijs, dat U bij de Schade-EnquSte-Conimlssle aangifte
van de schade hebt gedaan;
2e. een door U onderteekende verklaring, waaruit blijkt, dat U
AriSr is; U kunt hiervoor het desbetreffende hierbijgevoegde for-
mulier bezigen;
3e. zooveel mogelijk ingevuld en onderteekend, het mede hier-
bijg'evoegde formulier "Verzoek tot verleening van financiëele fa-
ciliteiten"; de vragen 5 t/m 12 behoeven in dit geval niet te wor-
den beantwoord;
4e. een door een deskundige (architect, aannemer, e.d.) vastge-
stelde raming van de herstelkosten;
5e. aoo mogelijk, een teekening van het perceel.
De Burgemeester van Utrecht,
Afb. I. Brief uit parti-
culier bezit betreffende
schadevergoeding,
waarin o.a. overlegging
van een ariërverklaring
verlangd wordt.
(Foto Gem. Archief-
dienst Utrecht).
l.b.
56
-ocr page 58-
binnengekomen, dat vliegtuig was neergestort in
de omgeving Goedestraat-Palmstraat naar de
plaats van het ongeval vertrokken, teneinde zich
persoonlijk op de hoogte te stellen van de ge-
troffen en eventueel te treffen maatregelen.
Berichten kwamen binnen van uitgebrande wonin-
gen, n.l. de perceelen: Goedestraat 59 en
61 -
Kapelstraat 91 - Bouwstraat 3 of 4 woningen waar-
van de nrs. 37 en 39 uitgebrand.
Vervolgens zijn de meldingen binnengekomen van
het aantreffen van 1 gedoode Engelsche piloot in
de Gildstraat, 1 ander in de Bollenhofschestraat
192, waar deze in de woning op een bed was
gelegd ') en I in den tuin achter het perceel Poort-
straat 29. Van de burgerbevolking is gemeld, dat
gedood zijn een man van 79 jaar, genaamd Corn.
van Heelsum en een kind van ongeveer 4 jaar
nog niet geïdentificeerd, terwijl 3 zwaar gewonde
patiënten naar het Stads- en Acad. Ziekenhuis zijn
,,Nadat vanaf 00.45 uur verschillende berichten
omtrent het binnenvliegen van vijandelijke vlieg-
tuigen waren binnengekomen, meldde de Uitkijk-
post op de Domtoren te
00.56 uur een brandend
vliegtuig boven de stad. De Commandopost van de
Luchtbeschermingsdienst Zuilen meldde eveneens
te 00.58 uur brandend vliegtuig boven Zuilen,
terwijl terzelfder tijd de Uitkijkpost reeds wist te
melden, dat het vliegtuig in de buurt ,,Witte-
vrouwen" was neergestort. Een minuut later wist
de Uitkijkpost te melden, dat 2 parachutisten in de
lucht zweefden en werd op dit moment door de
Luft Schutz Warn Zentrale ,,Luchtalarm" gegeven
voor de stad Utrecht.
Te 1.03 uur meldde de Dompost groote brand in
de buurt Wittevrouwen, minstens 3 branden tus-
schen de Poortstraat en de Wittevrouwensingel.
Op dit moment arriveerde het Hoofd Luchtbescher-
mingsdienst in de Commandopost, waar inmiddels
reeds de noodige maatregelen en het waarschuwen
van de aangegeven instanties geschiedde.
Alle hoofden van Dienst zijn in kennis gesteld van
het signaal Luchtalarm en verzocht zich op de
Co.post Hoofd Luchtbeschermingsdienst te ver-
voegen.
Het Hfd. Lbd. is, nadat bericht te 1.15 uur was
Afb. 2. Plattegrond van de wijk Wittevrouwen,
waarop met kruisjes de punten zijn aangegeven
waar onderdelen van het vliegtuig zijn neer-
gekomen. De pijlstreep geeft de vliegrichting aan
(overgetekend t.b.v. cliché).
57
-ocr page 59-
vervoerd. Een hiervan, een vrouw, is na verbonden
te zijn weer naar huis vervoerd, de 2 andere zijn
in het ziekenhuis gebleven, hiervan is een, een
meisje, door zeer ernstige brandwonden zeer
zwaar gewond. Verschillende lichtgewonden zijn
ter plaatse geholpen.
Voor de brandbestrijding zijn verschillende posten
van de beroeps- en luchtbeschermingsbrandweer
uitgerukt, welke de diverse branden spoedig kon-
den bedwingen, hierbij gesteund door de blok-
brandweer en de vrijwillige brandweer. De na-
blussching is overgelaten aan 1 post van de lucht-
beschermingsbrandweer en aan de vrijwillige
brandweer. Verder zijn uitgerukt ploegen van
Gemeentewerken en Opruimings- en Hersteldienst,
Doktoren en Broeders van de
G.G. & G.D. met
ziekenauto's.
De z.g. burenhulp heeft goed gefunctioneerd. Een
evacuatiepost is geopend maar heeft niet be-
hoeven te werken, daar de te evacueeren per-
sonen bij buren zijn opgenomen. De vaste kernen
van de diverse takken van dienst hebben uit-
stekend werk verricht en naar wensch gefunctio-
neerd.
Deelen van het neergestorte vliegtuig zijn in ver-
schillende straten van de buurt aangetroffen en
hebben sommige deelen beschadigingen aan
woningen aangericht o.a. Bouwstraat 46 en 48.
De Luchtbeschermings-ordedienst heeft voor af-
zetting zorg gedragen en doet vervolgens dienst
voor bewaking van ontruimde perceelen. Op de
verschillende punten in de wijk waar de branden
woedden zijn posten van Commando Post Orde-
dienst 2) ingesteld, welke van daaruit in overleg
met het Hoofd Lbd. de werkzaamheden hebben
geregeld.
Buiten de gedoode Engelsche piloten is nog aan-
getroffen een gewonde vlieger, welke bij een
arts aan de Biltstraat was binnengebracht.
De Technische Kring afd. Utrecht is ook nog uit-
gerukt en heeft hulp verleend doch is vrij spoedig
weer kunnen inrukken, waardoor de regeling en
het overzicht over de werkzaamheden duidelijker
werden.
Meldingen van de feiten aan de Rijksinspectie
Luchtbescherming te Den Haag, Ordnungs Polizei,
Ortskommandant, Feldgendarmerie, Bouw- en
Woningdienst enz. zijn geschied.
Co.post Utrecht, 23 Juni 1943
Alsnog kwamen meldingen binnen van uitgebrande
woningen in de Bladstraat 2, 4 en
6, welke vooral
aan de achterzijde geheel zijn uitgebrand.
Te 1.55 uur meldde de Dompost nogmaals een
brandend vliegtuig boven de stad, hetwelk echter
is afgezwaaid en is neergestort op de grens van
de gemeentes Zuilen en Westbroek en aldaar in
het weiland is neergekomen.
Te 2.52 uur werd het signaal ,,Luchtalarm ten
einde" gegeven. Met uitzondering van de posten
direct benoodigd voor afzetting en bewaking zijn
de overige manschappen na ongeveer een kwartier
hierna ingerukt. Van Opruimings- en Hersteldienst
werd nog met de werkzaamheden doorgegaan."
Hulpverlening
Zoals uit dit rapport blijkt, kwam de hulpverlening
pas goed op gang rond kwar; over één. Toen
arriveerde de brandweer van de bijposten Abattoir,
Groenendaalstraat en Hoofdwacht, bijna gelijktijdig
met de brandploegen van de post Gerard Doustraat
en de kringen 4, 5, 6 en 7. Allen stonden onder
leiding van de majoor Priester. Vakleider K. Lande-
weer van vak IV van de Luchtbescherming dirigeer-
de direct enkele brandploegen van de Blokbrand-
weer naar een garage tussen de Bouwstraat en
de Gildstraat, omdat bekend was dat daar elf
grote tankauto's waren gestald. De garage bleek
geen direct gevaar te lopen, maar uit voorzorg
werd één ploeg in de nabijheid ervan geconsig-
neerd. Intussen bestreed de brandweer met groot
materieel de branden in de Kapelstraat, de Bouw-
straat en de Goedestraat. Enkele leden van de
familie Stravers, die in de dakgoot van hun huis
Kapelstraat 47 gevlucht waren, konden door de
brandweer gered worden; een van hen, die 13-
jarige Johanna moest met zware brandwonden naar
het ziekenhuis.
De blokploegen van de Luchtbeschermingsdienst,
te weten blok 73 (Kapelstraat), 75 (Bladstraat) en
76 (Palmstraat) maakten zich verdienstelijk door bij
de grote branden te assisteren en de kleine bran-
den die links en rechts door de brandende wrak-
stukken op straten en in tuinen oplaaiden te be-
strijden. Met name mogen hier wel genoemd
worden de hoofden van blok 73 en 75, Groen en
Rogier. Bij de ploegen ontbraken weliswaar een
aantal leden, maar bij later onderzoek bleek dat
velen van hen zelf in de narigheid zaten en daar-
om allereerst aan eigen gezin gedacht hadden.
Ondertussen voerden twee ziekenauto's van de
G.G. & G.D. de drie zwaargewonden af. Het ge-
troffen gebied werd afgezet door politie en de
ordedienst van de Luchtbescherming, terwijl de
Feldgendarmerie van de Wehrmacht de vliegtuig-
onderdelen bewaakte.
Zoals uit Van Hes' herinneringen in de vorige
aflevering al bleek, hebben bewoners van de wijk
zelf de nodige hulp verleend voordat de „ge-
organiseerde" hulp ten tonele verscheen. Door
„kettingen" te vormen probeerde men huisraad te
redden, anderen trachtten kleine branden te blus-
sen. Wel zeer verdienstelijk maakte zich J. H. vSn
Renswoude van Gildstraat 147; hij bestreed met
een lange tuinslang fel de brand in de Bladstraat,
lang voordat de brandweer arriveerde. De lezer
58
-ocr page 60-
bij de tennisbanen aan de Ezeldljk: dit duidt de
vaart van de zwaai aan waarmee het brandende
toestel omlaag is gedoken. De bestuurdersstoel
met het stuurwiel en een gedeelte van de cockpit-
vloer zijn op het trottoir voor Poortstraat 35a be-
land.
Over de piloot en zijn bemanningsleden een vol-
gende keer meer.
A. Cocural en L. Zwaaf jr.
1)  Bij navraag bij familieleden van de toenmalige bewoners,
de familie Tomassen, bleek dat dit bemanningslid dood op
bed terecht gekomen is, vermoedelijk doordat zijn para-
chute niet geheel heeft kunnen functioneren. Zo zijn er
meer onjuistheden en onvolledigheden in dit rapport, met
name t.a.v. de burgerslachtoffers en de schade in de
Kapelstraat.
2)  Van de Luchtbeschermingsdienst.
(slot volgt)
moet zich wel bewust zijn dat boven deze zwoe-
gende mensen de vliegtuigen steeds doorvlogen
en het afweergeschut heftig schoot.
De school in de Poortstraat werd als evacuatiepost
ingericht voor die gezinnen die hun huis kwijt
waren alsook voor hen die tijdelijk in verband met
instortings- en/of brandgevaar hun woning niet
konden betreden. Hiervan is echter waarschijnlijk
helemaal geen gebruik gemaakt, omdat de meeste
daklozen door familie of buren en vrienden in huis
genomen werden.
In de voormiddag van de 23e juni werden de tot
op dat moment vermiste leden van de gezinnen
de Boer en Stravers geborgen. Een Feuerkom-
mando van de Wehrmacht maakte een aantal niet
ontplofte brandbommen onschadelijk, o.a. bij de
Veeartsenijkundige Faculteit.
Achteraf bezien heeft het doelmatig optreden van
zowel de brandweer als de blokbrandweer en de
inzet van de buurtbewoners zelf de gevolgen van
de ramp tot een minimum weten te beperken.
Ariërverklaring
De materiële schade werd door de Schade-
Enquate-Commissie, een commissie die al vóór
de oorlog door het Rijk in het leven was ge-
roepen, vastgesteld op f 40.910.— voor de on-
roerende goederen. Uiteindelijk is hiervan onge-
veer 800itgekeerd binnen een tijdsverloop van
6 tot 18 maanden na het gebeurde. Triest was wel,
dat men om voor vergoeding in aanmerking te
komen een ariërverklaring, dus een bewijs van
niet-jood-zijn, moest overleggen (zie afb. 1). Over
schade aan woonraad en andere bezittingen is
helaas niets bekend, maar men mag we| aannemen
dat ook die aanzienlijk was.
De bijgaande foto (afb. 2) geeft een indruk van
de omvang van het gebied waarop de uiteen-
gespatte vliegtuigonderdelen neerkwamen. Uit de
nog bestaande documentatie en uit het speurwerk
van A. Cocural en J. van Hes laten we naast de
foto's, enkele opvallende voorbeelden volgen. De
verwoesting van de huizen 47 en 49 aan de Kapel-
straat werd veroorzaakt doordat het grootste
gedeelte van het vliegtuig, namelijk de linker-
vleugel met een motor, een stuk van de romp en
een gedeelte van het bommenruim met brand-
bommen achter en deels op deze huizen terecht
kwam. Obrechtstraat 20 raakte doordrenkt van
benzine doordat hierop een stuk vleugel met tanks
neerstortte; wonder boven wonder vloog het niet
in brand. De drie andere motoren sloegen neer
achter Biltstraat 74, midden op het plaveisel van
de Bouwstraat en op nummer 37 van die straat.
Voor Obrechtstraat 69 lag een gedeelte van het
landingsgestel op straat, terwijl het staartwiel op
een pleintje in de Bollenhofschestraat gevonden
werd en een groot gedeelte van de dubbele staart
Herinneringen uit
het eind van de 18e eeuw
Zoals misschien al uit andere informatiebron be-
kend is wordt Nagtglas' ,,Voor honderd jaren; uit
de papieren van een tijdgenoot" opnieuw ge-
publiceerd door de uitgeverij Véva.
Cornelis Johannes Nagtglas was een Utrechter die
in zijn jeugd de rumoerige tijd van Patriotten en
Fransen beleefd had en als oud man zijn herinne-
ringen daaraan opschreef. Zijn zoon Frederik
zorgde later voor publikatie van die memoires. De
tweede druk uit 1886, die door hem aangevuld
was met gegevens uit aantekeningen en brieven,
is nu gebruikt voor deze heruitgave.
Het is een uitstekend idee om zulke memoires -
een genre dat in ons land bijlange niet zo be-
oefend werd als elders - opnieuw toegankelijk te
maken. Die toegankelijkheid is door dr. A. van
Hulzen nog aanzienlijk vergemakkelijkt doordat hij
het boekje niet alleen van een voorwoord maar
ook van vele verklarende aantekeningen voorzien
heeft. De titel moest door het tijdsverloop wel
aangepast worden en luidt nu wat onbestemd
„Woelige tijden in de Bisschopsstad".
Deze uitgave is voor de lage prijs van f 10,— in
de boekhandel verkrijgbaar, maar leden van Oud-
Utrecht kunnen het werk nog voordeliger ver-
krijgen, te weten voor ƒ 8,50, als zij het bestellen
bij G. J. Röhner, p/a Gem. Archief, Alex. Numan-
kade 199, tel. 030-7118 14. Deze mogelijkheid
geldt tot 1 januari 1976.
Afgezien van het feit dat
de verenigingskas hieraan ook een voordeeltje
overhoudt, kunt u er uzelf een waardevolle, lees-
bare aanwinst mee bezorgen! Ik verklap overigens
maar vast dat de uitgever met plannen voor meer
van dit soort heruitgaven rondloopt.              L, v. T.
59
-ocr page 61-
In Vreeswijk
600 jaar Oude Sluis
Door de afdamming van de (Kromme) Rijn bij
Wijk bij Duurstede, geraakte de stad Utrecht
verstoken van een goede Rijnverbinding. De
handelsbelangen maakten een nieuwe verbin-
ding met de afgedamde rivier noodzakelijk, die
in zuidelijke richting gevonden werd. Daar
werd gemaakt. Omstreeks het midden van de
12e eeuw was Utrecht door een kanaal ver-
bonden met de IJssel nabij Oudegein, alwaar
de goederen werden overgeladen. Graaf Floris
V maakte in 1285 een einde aan deze toestand,
toen hij van de elect lan van Nassau machtiging
verkreeg de bovenmond van de llssel af te
dammen ter voorkoming van overstromingen.
Utrecht, dat wederom haar Rijnverbinding ver-
loren zag gaan, maakte met bekwame spoed
een nieuw kanaalvak van lutphaas naar Vrees-
wijk, de Nieuwe Vaart genoemd.
Het toegenomen handelsverkeer en de stimu-
lerende invloed van de Utrechtse gilden leid-
den er toe, dat men in de 14e eeuw ging
streven naar een betere rivierverbinding. Men
vond de oplossing door in de Lekdijk een
schutsluis te bouwen, een riskante onder-
neming, die in 1373 moet zijn uitgevoerd. Het
toen gemaakte sluisje moet gelegen hebben
op de plaats van de huidige Oude Sluij, die
reeds sinds jaren buiten gebruik is.
,,600 jaar Oude Sluis" zal vanaf
6 september
as. tijdens de herdenkingsweek te Vreeswijk,
thans gemeente Nieuwegein, worden gevierd,
o.a. met een historische tentoonstelling in een
verenigingsgebouw, nabij de Ned. Herv. kerk.
J. G. M. Boon
Een afbeelding uit het prentwerk van Hogen-
berg, waarop te zien is hoe de sluis van
Vreeswijk in 1585 betrokken raakte bij een
schermutseling tussen Spanjaarden en Staat-
sen. (Gem. Archiefdienst Utrecht).
stond nog de Hollandse IJssel in open ver-
binding met de Lek, waarvan dankbaar gebruik
Nogmaals
het kerkplein van Rijsenburg
Het bestuur van onze vereniging heeft, naar aan-
leiding van de noodkreet van de heer Wim Harzing
in het juninummer over het verval van kerk en
kerkplein van Rijsenburg, op 26 juni 1975 aan de
leden van de Gemeenteraad van Driebergen-
Rijsenburg een brief gestuurd waarin op een aan-
tal maatregelen wordt aangedrongen. Immers:
Oud-Utrecht heeft als een van haar doelstellingen
in de statuten opgenomen de bevordering van
„het behoud en herstel van de in de stad en de
provincie Utrecht aanwezige monumenten van ge-
schiedenis, kunst en landschap".
De suggesties, door de heer Wim Harzing gedaan,
worden in de brief met klem ondersteund.
Het is meer en meer een algemeen aanvaarde
opvatting geworden dat stedelijke kernen en
dorpspleinen door verkeerwerende maatregelen
eerder in aantrekkingskracht toenemen, dan dat
zij aan de levendigheid afbreuk doen en daardoor
de plaatselijke middenstand benadelen.
Een en ander in overweging nemende dringt het
bestuur van de vereniging Oud-Utrecht er dan ook
met kracht bij de Gemeenteraad van Driebergen-
Rijsenburg op aan om verder uitstel van restau-
ratie van het enige empire dorpskerkje uit de
napoleontische tijd in ons land te voorkomen en
G. I. R.
Septembernummer
Het septembernummer zal op het eerste gezicht on-
herkenbaar zijn als een aflevering van het maand-
blad. De inhoud zal dan zó bijzonder zijn, dat het
vertrouwde omslag letterlijk te kort schoot om die
te bergen. De redactie hoopt en vertrouwt, dat u er
veel leesplezier aan zult beleven.
60
-ocr page 62-
„Oudegracht in de bocht"
matig aanduidingen van adellijke en andere rijke
burgers. In de eeuwen daarna zijn het apothekers,
secretarissen van het gerecht of de vroedschap,
chirurgijns, artsen, advocaten en dergelijk sociaal
hoogstaande bewoners. Daarnaast komen dan
kooplieden, boekverkopers, zilversmeden, wijnver-
kopers, meubelmakers, glazeniers en meer een-
voudige ambachtslieden voor. Deze ontwikkeling
tot een sociaal eenvoudiger bevolking zet zich in
de 19e eeuw voort. En nu, anno 1975, worden de
meeste huizen voornamelijk gebruikt als winkel-
en bedrijfsruimten, waarvan de eigenaars veelal
elders in of buiten de stad wonen.
Vragen
In een uitgebreid artikel door de Utrechtse ge-
meente-archivaris dr. J. E. A. L. Struick in de ten-
toonstellingscatalogus wordt de ontwikkeling van
dit stadsdeel in economisch en politiek opzicht
vanaf de middeleeuwen tot heden toegelicht. De
verdeling van de grond in de middeleeuwen roept
nogal wat vragen op rechtshistorisch gebied op,
Wie het recht bezeten heeft de grond te verdelen
of te verkopen is niet precies na te gaan. In de
14e eeuw vinden er grondoverdrachten plaats,
Ter gelegenheid van het Monumentenjaar 1975 is
een tentoonstelling ingericht in het Gemeentelijk
Archief te Utrecht. Door middel van een groot
aantal tekeningen worden de veranderingen ge-
toond, die gedurende vele eeuwen aan de Oude-
gracht tussen de Bakkersbrug en de Stadhuisbrug
plaatsvonden. De keuze is op dit deel van de
Oudegracht gevallen, omdat het archief- en beeld-
materiaal hiervoor rijkelijk in het Archief aanwezig
is.
De bestudering van de transporten en plechten,
d.w.z. de overdrachten van en hypotheken op de
betreffende huizen, oude eigendomsbewijzen en
ander archiefmateriaal heeft vele gegevens over
bouw en ontwikkeling van de straatwanden aan
het licht gebracht. Er worden afspraken gemaakt
over gezamenlijke muren en afvoergoten. Soms
blijkt dat iemand een huis koopt, dat net een ver-
bouwing heeft ondergaan. Er zijn transportakten,
waaruit gegevens over de indeling van het huis
zijn af te lezen. Enkele panden zijn gedurende
zeer veel jaren gedeeld geweest in meerdere wo-
ningen. Dit was o.a. het geval met Groot Schoren-
berg, dat op de hoek van het Jodenrijtje lag.
Overgave
Niet alleen bouwkundige gegevens over de huizen
zijn te voorschijn gekomen, maar ook vele indica-
ties over de sociale structuur, die de samenleving
door de eeuwen vertoonde. De overgang van een
deftige straat, waar de grote verdedigbare huizen
van invloedrijke adellijke families in de middeleeu-
wen domineren, naar een winkelstraat van hoofd-
zakelijk kleine kooplieden en handwerksmensen in
de 17e en 18e eeuw is af te lezen aan de kwalifi-
caties, die bij de eigenaren in de transportakten
vermeld staan. In de 16e eeuw zien we nog regel-
EXCURSIES
Dinsdagavond 28 oktober, 20.00 uur, zal dr.
1. E. A. L. Struick in het Gemeentelijk Ar-
chief een rondleiding verzorgen op de ten-
toonstelling „Oudegracht in de bocht". Zie
voor deze expositie bovenstaand artikel van
mevr. Jordens. Adres van het archief:
Alexander Numankade 199, Utrecht.
september 1975
nummer 8
48e jaargang
oudutrecht
Vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis
der geschiedenis van de stad en de provincie Utrecht
MAANDBLAD
Voorzitter:
Secretaris:
Penningmeester:
Administratie:
Redactie:
A. H. R. Hoogezand, Zandpad 87, Breukelen, tel. (03462) 23 62.
drs. H. L. Ph. Leeuwenberg, p/a Rijksarchief, Alexander Numankade 201, Utrecht,
tel. (030) 71 00 44.
D. A. Belderbos, Kromme Nieuwegracht 19. Utrecht, tel. (030) 3123 18.
Contributie: Minimum: ƒ30,—, gironr. 575520.
mevr. M. Uittenbogaard-van Terwisga, Titus Brandsmalaan 17, Vleuten, tel. (03407) 19 86.
G. J. Röhner, p/a Alexander Numankade 199. Utrecht, tel. (030) 71 18 14. actualiteit.
H. Sneijder, Oasedreef 2, Utrecht, tel. (030) 61 60 91, eindredactie.
Mej. drs. L. van Tongerloo, Euterpedreef 52, Utrecht, tel. (030) 62 12 26, historie.
Oasedreef 2.
Redactieadres:
61
-ocr page 63-
beeld beheerst door enkele grote weerbare stenen
middeleeuwse gebouwen met daartussen houten
huizen, die in een langzaam proces „verstenen".
Vele malen heeft de vroedschap van de stad in
keuren en ordonnantie bepaald, dat er alleen met
steen gebouwd mag worden om het brandgevaar
zoveel mogelijk te beperken. Na eeuwen moeten
de houten gevels van de huizen in de 17e eeuw
vervangen worden. De tekeningen laten dan ook
gedurende anderhalve eeuw vrij volledig 17e-
eeuwse straatwanden zien met trap-, hals-, tuit- en
klokgevels. Vele panden krijgen er een verdieping
bij.
waaruit in ieder geval blijkt dat men grond in bezit
heeft.
Voor de handelslieden was het erg belangrijk om
hun bedrijf uit te kunnen oefenen op plaatsen waar
mogelijkheden voor vervoer aanwezig waren en de
Oudegracht voldeed aan deze eis. Hierin ligt mis-
schien de reden, dat de percelen langs de gracht
erg smal, maar ook heel diep zijn. De gemiddelde
breedte is 9 a 10 meter, maar de diepte van de
percelen is aan de westzijde ongeveer 81 meter en
zij worden begrensd door de Steenweg, die in de
13e eeuw als achterweg voor de hofsteden dienst
Gezicht op de Oude-
gracht vanuit het noor-
den. Ingekleurde teke-
ning door J. Versteegh,
1776.
(Foto: Gem. Archief).
deed. De later bebouwde straat kent dan ook
slechts ondiepe percelen. Hoewel de stad Utrecht
door het verzanden van de Rijn veel aan econo-
mische betekenis heeft moeten inboeten, heeft zij
in 1664 het besluit genomen de Oudegracht bij de
stadskraan te verbreden en daarvoor een bebouwd
gedeelte, de Snippenvlucht, af te breken. Deze
hoofdzakelijk houten huizen, die in de 15e eeuw
aan de grachtzijde waren ontstaan om meer woon-
en bedrijfsruimte te creëren, zijn in 1700 verdwe-
nen. Door de verbreding van de gracht, die toen
mogelijk werd, is de kom bij de Stadhuisbrug ont-
staan.
Historie
In een tweede artikel, van de hand van Annelies
Jordens, wordt de bouwhistorie van de huizen be-
licht. De groei van de straatwand, van de kleine
houten en lemen hutjes in de 12e eeuw tot de
hoge en grote 19e-eeuwse panden, die er voor het
grootste gedeelte nog staan, kan alleen aan de
hand van stijl- en archiefgegevens beschreven
worden, omdat een grootscheepse restauratie van
deze huizen helaas nog nooit ondernomen is. Tot
in het midden van de 17e eeuw wordt het straat-
In de 19e eeuw vindt dan weer een grote veran-
dering in het aanzien plaats door de verwijdering
van de 17e-eeuwse toppen. De Oudegracht gaat
er dan strak en recht uitzien door de vlakke dak-
lijsten. Huizen worden samengevoegd achter nieu-
we grote gepleisterde gevels. De 20e eeuw voegt
haar deel aan de bouwgeschiedenis van de Oude-
gracht toe door enkele nieuwe huizen, maar voor-
al door de totstandkoming van grote en rnoderne
onderpuien, die in geen enkele relatie staan tot de
oudere gedeelten daarboven.
Het catalogus gedeelte geeft bij ieder geëxpo-
seerd nummer een uitvoerige beschrijving. De ver-
anderingen, die aan de huizen hebben plaats ge-
vonden, worden hierin uitvoerig beschreven.
De tentoonstelling is te bezichtigen in het Ge-
meentelijk Archief, Alexander Numankade 199, te
Utrecht van 19 september tot en met 15 november,
op werkdagen van 10 tot 4 uur en op zaterdag van
10 tot 12 uur.
Anne//es lordens
Zie voor een bezoek onder deskundige leiding de
rubriek „Excursies".
62
-ocr page 64-
Utrechts lantaarnconsoles
Beeldhouwer:
Johannes Esenkbrink
Geplaatst:
Oudegracht 139
Foto: A. G. Ubaghs
moedige strijd en vreselijk lijden, werd haar
hulpgeroep gehoord door een Spaanse soldaat
die een touw in de kelder liet zakken om het
meisje te redden.
Op het moment dat zij het touw wilde pakken,
greep haar belager haar vast en verdween met
haar in een nabijgelegen diepe waterput.
Zij zou niet verdronken zijn, want tedere avond
hoorden de bakker en zijn vrouw het hulpgeroep
van hun dochter. Kwamen zij echter in de buurt
van de put, dan werd alles weer stil op het St.
Catharijneveld, dat later Vredenburg genoemd
werd.
In de Spaanse tijd, toen kasteel Vredenburg
bezet was, raakte een jonge officier verliefd op
een schone bakkersdochter uit de Catharijne-
(nu Willemstraat). Op een avond drong de
De Maagdenroof
Spanjaard de bakkerswinkel binnen en nam het
meisje mee. Hij voerde haar naar het kasteel
waar hij haar een jaar lang in de keldergewel-
ven verborgen hield. Het meisje weerstond de
hartstochten van de officier. Na een jaar van
Historische vereniging in Baarn
Bloeiend begin in 1975
kunstverzameling wenste, doet het nu betreuren
dat voorwerpen van belang voor de Baarnse his-
torie verloren zijn gegaan.
Ondanks een paar tentoonstellingen, waarvan een
naar aanleiding van de geboorte van prins Wil-
lem-Alexander aan de Oranjekinderen gewijd was,
bleef de belangstelling echter te laag. Weer greep
de gemeente in door tegen het einde van de ja-
ren zestig de hele zaak op te doeken. Gelukkig
werden notulen en aantekeningen van de commis-
Al sinds de jaren twintig waart in Baarn het idee
van een oudheidkamer rond. Zijn eerste verwer-
kelijking vond het in een verzameling curiositeiten,
die o.a. in het huis Holland te bezichtigen is ge-
weest. Rond 1960 kreeg het idee nieuw leven in-
geblazen door een raadslid. De gemeente stelde
een commissie in, bekostigde zaalhuur in het Nuts-
gebouw en stelde aankoopsubsidies beschikbaar.
Niet alle commissieleden bleken even actief; het
krachtige optreden van een hunner, die een echte
63
-ocr page 65-
een goede avond? Zijn er andere evenementen
die u een jonge vereniging kunt aanbevelen? Hier-
achter schuilt nog een ander idee. Zou er geen
middel te bedenken zijn om elkaar geregeld over
deze en dergelijke zaken te informeren? Anders
blijven we aangewezen op toevallige inlichtingen,
hoe plezierig die ook mogen wezen? het in-con-
tact-komen met deze nieuwe kring was zo'n toe-
valligheid.
De redactie stelt het Maandblad graag open voor
suggesties naar aanleiding van deze vragen.
L. v. T.
sie evenals de verzamelde voorwerpen (ook archi-
valia!) op de zolder van het gemeentehuis opge-
slagen. Sommige kunstobjecten werden aan musea
in bruikleen gegeven.
Het jaar 1974 betekende voor Baarn herdenking
van de komst van spoor en station, waarmee het
honderd jaar geleden het karakter van een foren-
senplaats erbij kreeg. Die herdenking gaf leden
van de voormalige oudheidkamercommissie de ani-
mo om het nog eens te proberen, maar nu met
een historische vereniging. In de krant plaatsten
zij een werkplan en nodigden belangstellenden uit
voor een bijeenkomst op 17 december. De 31 be-
zoekers reageerden allen met instemming op de
voorstellen.
En zo functioneert dit hele jaar dus al de histori-
sche kring ,,Baerne". Ook hier is voor de werk-
wijze met groepen gekozen: plaatselijke geschie-
denis uiteraard, en archeologie, die tevens de oud-
heidkamer onder hun hoede willen nemen; een
groepje zal interviews van oude bewoners afne-
men en ook andere gegevens vastleggen; een vier-
de ploegje zal zich speciaal op de jeugd richten,
allereerst door leerlingen (en hun leraren) te helpen
met schoolwerkstukken over historische onder-
werpen. Om niet in te enge beoefening van ge-
schiedenis vast te lopen, denkt men ook nog aan
een werkgroep voor algemene geschiedenis. Het
vrijwel algemene verschijnsel doet zich ook hier
voor, dat de archeologische groep, samen met Naar-
dincklant, al het meeste bereikt heeft, een publika-
tieblaadje incluis. Dat contact met het Gooi geldt
trouwens voor de hele kring: ze staat in verbin-
ding met de stichting Tussen Vecht en Eem.
Toen ik in juni enkele bestuursleden sprak, telde
de kring al 55 leden. De contributies zijn drieërlei:
ƒ20,— voor gewone leden, ƒ 10,— voor de jeugd,
ƒ30,— voor gezinnen. Naar buiten heeft men zich
gepresenteerd met verschillende lezingen, terwijl
men van de tentoonstelling in deze maand natuur-
lijk o.a. verdere groei voor het ledenaantal ver-
wacht. Die tentoonstelling zal de geschiedenis van
de Brink in beeld brengen; openingstijden 10.00 -
17.00 uur op 25 t/m 28 september in het cultureel
centrum De Speeldoos aan de Rembrandtlaan (de
schilderswijk ligt achter de r.k.-kerk aan de Kerk-
straat).
Ik vertel dit alles niet alleen als vervolg op de
beschrijving van alle historische verenigingen in
de provincie in ons Jaarboek 1973 en op het aan-
vullende nieuws in het laatste oktobernummer van
het Maandblad. „Baerne" heeft namelijk een vraag
aan ons gesteld. Ik geef die hier graag door omdat
ze tevens de samenwerking tussen al onze grote
en kleine historische clubs kan verbeteren.
Die vraag luidt: hoe bouwen we een goed pro-
gramma voor onze leden op? Wat voor lezingen
en/of sprekers bieden een redelijke garantie voor
Petite Historie
Utrechtse Provinciale en Stadscourant
UTRECHT den 22. April 1844 - Uitgevon-
den door den Heer Bressy, Doctor der Ge-
neeskundige Faculteit te Parijs SIGAREN
VOOR GEHEIME ZIEKTEN. Prijs met een
Prospectus ééne Gulden het pakje; depot bij
A. Buddingh, Tabaksverkooper op Steenweg
over de Donkerstraat, D no. 572.
UTRECHT den 20. Mei 1844 - De onderge-
tekende berigt door deze aan zijne geachte
begunstigers, dat hij reeds vóór den 24.
April II. de SIGAREN VOOR GEHEIME
ZIEKTEN bij hem niet meer worden ver-
kocht, en ware het dat de ondergeteekende
tijdig genoeg kennis had gedragen tot welk
oen verfoeijelijk kwaad zij dienden, hij had
zich zijner geschaamt, zulks wereldkundig te
maken en ze te debiteren. A. Buddingh, in
Tabak, Snuif en Sigaren, Steenweg over de
Donkerstraat.
UTRECHT 11 October 1843 - Daar reeds
sedert eenigen tijd sommigen zijn, die zich
moeite geven, om door lastertaal, zeker
meest uit wangunst voortkomende, zoo wel
de eer als mijne affaire zoeken te benadeelen,
zo maakt de ondergeteekende aan zijne Stad-
genooten, en in het bijzonder aan zijne
geëerde begunstigers bekend, dat wederom
het praatje, bij het haarsnijden, het kind van
den Heer Predikant Molster te hebben in het
oor gesneden, een leugen is, daar noch mijn
bediende, noch ik de eer hebben Z.Eerw. te
bedienen; maar de vrijheid genomen heb-
bende, Z.Eerw. hierover zelfs te vragen, be-
tuigt Z.Eerw. mij, dat zulk praatje over mij
hem speet, en dat het de knecht van den
Heer Herber, Kapper in de Korte Jansstraat
geweest was.
L. Fischer, Coiffeur, Oud Kerkhof F.71.
64
-ocr page 66-
Deze foto toont het type vliegtuig dat in juni 1943
op Wittevrouwen neerstortte: de Avro-Lancaster
B. III.
(Foto: Kon. Luchtmacht Voorlichtingsdienst).
De nacht
van 22 op 23 juni 1943
Het vliegtuig op Wittevrouwen
officer II (sergeant-majoor) J. B. S. P. H. David,
die bij de Royal Air Force dienst deden; eerst-
genoemde was de piloot-commandant van het toe-
stel, de ander de bommenrichter. Ook de Engelse
navigator, de radiotelegrafist en een van de lucht-
schutters kwamen om. Het zijn achtereenvolgens
flight-sergeant (sergeant 1e klas) J. J. Mansfield,
sergeant D. E. Williams, een 31-jarige Londenaar,
en flying officer (1e luitenant) S. Blackhurst,
22 jaar, afkomstig uit South Kensington, Londen.
Flight-sergeant A. R. Laing, een Engelsman uit
Manchester, en E. Bellis, van wie verder niets be-
kend is, hebben er destijds het leven afgebracht.
Hieronder volgt het slot van de bijdragen van de
heren Cocural en Zwaaf jr. over de dramatische
gebeurtenissen in juni 1943. De eerste twee artike-
len verschenen in de Maandbladen van juni en
augustus.
Vijf leden van de vliegtuigbemanning zijn nog in
de lucht, of bij hun val, om het leven gekomen en
enkele dagen later op de begraafplaats Soestber-
gen begraven. Hun graven, nu natuurlijk voorzien
van de bekende geallieerde stenen, zijn daar nog
steeds te vinden. Het zijn twee Canadezen, pilot-
officer (2e luitenant) G. W. Armstrong en warrant-
nummer 9
oktober 1975
48e jaargang
oudutrecht
Vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis
der geschiedenis van de stad en de provincie Utrecht
MAANDBLAD
Voorzitter:
Secretaris:
Penningmeester:
Administratie:
Redactie:
A. H. R. Hoogezand, Zandpad 87, Breukelen, tel. (03462) 23 62.
drs. H. L Ph. Leeuwenberg, p/a Rijksarchief, Aiexander Numankade 201, Utrecht,
tel. (030) 71 00 44.
D. A. Belderbos, Kromme Nieuwegracht 19. Utrecht, tel. (030) 31 23 18.
Contributie: Minimum: f30,—, gironr. 575520.
mevr. M. Ulttenbogaard-van Terwisga, Titus Brandsmalaan 17, Vleuten, tel. (03407) 19 86.
G. J. Röhner, p/a Alexander Numankade 199, Utrecht, tel. (030) 71 18 14, actualiteit.
H. Sneijder, Oasedreef 2, Utrecht, tel. (030) 61 60 91, eindredactie.
Mej. drs. L. van Tongerloo, Euterpedreef 52, Utrecht, tel. (030) 62 12 26, historie.
Oasedreef 2.
Redactieadres:
-ocr page 67-
Een van hen moet luchtschutter zijn geweest, de
ander de boordwerktuigkundige. Laing is aan zijn
parachute neergekomen in de tuin achter Tak-
straat 8, Bellis bij de Veeartsenijkundige Faculteit.
Beiden waren wel gewond, zijn ter plaatse verbon-
den, gevangengenomen en na ondervraging afge-
voerd naar een krijgsgevangenenkamp. Over hun
lot is nog niets achterhaald.
Hun vliegtuig kon dank zij de foto's van de brok-
stukken gedetermineerd worden als een Avro-
Lancaster B. III. Uit Engelse gegevens isverderge-
bleken dat het serienummer ED-928 was, dat het
gebouwd was in de fabrieken van A. V. Roe te
Chadderton en geassembleerd te Woodford in
begin 1943. Cp 2 mei 1943 was het afgeleverd
aan het 97e squadron van de Royal Air Force, dat
op dat moment zijn basis had op het vliegveld
Bourn in Cambridgeshire.
Beste bommenwerper
De Lancaster was een 4-motorige bommenwerper,
die begin 1942 ontwikkeld was uit de Avro-Man-
chester en sinds het begin van 1943 de rugge-
graat van Bomber Command vormde, de strate-
gische bommenwerpersgroep van de R.A.F. Het
is de beste bommenwerper van Engeland geweest
gedurende de hele verdere oorlog. In totaal zijn er
7377 Lancasters gebouwd. Hiervan gingen er on-
geveer 3500 verloren boven Duitsland, de bezette
gebieden en de Noordzee, terwijl er nog eens
plusminus 425 boven Engeland vielen ten gevolge
van vijandelijke beschadigingen, zodat we wel
mogen stellen dat ongeveer 53 0oor oorlogs-
handelingen verloren is gegaan.
De bemanning bestond meestal uit 7 man. Een
eenvoudige rekensom leert dus, dat met de toe-
stellen ruim 27.000 bemanningsleden verloren gin-
gen. Van hen heeft ongeveer 15 0e oorlog het-
zij in gevangenschap hetzij op onderduikadressen
overleefd; slechts enkelen wistan nog tijdens de
oorlog Engeland weer te bereiken.
Het „Utrechtse" vliegtuig, de ED-928, had vóór de
fatale nacht 54 uur gevlogen. Stellen we de ge-
middelde vluchtduur tijdens operaties op 6 uur,
inclusief enkele trainingsuren, dan zal dit toestel
ongeveer 9 aanvalsvluchten hebben uitgevoerd.
Het 97e Squadron had als codeletters OF, terwijl
ieder toestel bovendien zijn eigen codeletter voer-
de. In dit geval was het een B. Op beiden zijden
van deze Lancaster kwamen deze letters dan ook
voor, OF vóór het nationaliteitsteken, B erachter.
Het 97e Squadron was een van de eerste squadrons
die met de Lancasters werden uitgerust, al in
maart 1942. In april 1943 werd het 97e Squadron
ingedeeld bij de 8e Groep. In deze groep waren
alle zogenaamde Pathfinder Squadrons bijeen-
gebracht. De taak van deze „Padvinders" was om
vóór de hoofdmacht van de bommenwerpers uit
het juiste doel aan te vliegen op het juiste en het
doel door middel van gekleurde merkbommen te
markeren voor de hoofdmacht. Die kon dan zijr
bommen werpen op de aangegeven plaatsen. Hint
er een gesloten wolkendek, dan wierpen de Path
finders gekleurde lichtkogels aan parachutes bove<
de wolken uit.
Uiteraard werden niet alle vliegtuigen van de 8
groep als „merkers" gebruikt. Slechts een kle
gedeelte voerde die taak uit, de overigen krege
andere opdrachten. Zo waren er ook zogenaamr
„Backers up", „ondersteuners". Deze hadden t<
taak om, als de aanval enige tijd, bijvoorbeeld ee
kwartier aan de gang was, de doelen opnieuw
markeren of reeds eerder gemarkeerde gebiedt
met brandbommen te bombarderen. De later vc
gende bommenwepers wierpen hun last dan we'.
op de gemerkte of brandende gebieden.
Brandbommen
Gelet op het tijdstip waarop ons vliegtuig zie
boven Utrecht bevond, 00.56 uur, en het momei
waarop het bombardement van het doel (Mülhei
en omgeving) begon, namelijk om ongeveer 01.1!
lijkt het erop dat de ED-928 pas na kwart over één
boven het doelgebied aangekomen zou zijn en i
de kans daarom groot dat het zo'n „Backers up
taak had. Ook de vele brandbommen in Wittevroi.
wen kunnen een aanwijzing daarvoor zijn.
Zoals gezegd vormde Mülheim in het Ruhrgebie.i
met zijn omgeving het doelgebied van die nacht;
ook Oberhausen, Essen en Huls zijn toen aan
gevallen. De aanval maakte deel uit van de zoge
naamde „Battle of the Ruhr", een periode van
intensieve bombardementen op het Roergebied
begonnen met een aanval op Essen in de nacht
van 5 op 6 maart 1943, eindigende met een aanvri!
op Aken in de nacht van 13 op 14 juli van dat
zelfde jaar.
In de late avond van de 22e juni stegen van tien
lallen vliegvelden in Oost-Engeland 557 Lancaster
lïalifaxes, Stiriings en Wellingtons op naar het
opgegeven doel. Vast staat dat 58 daarvan ni-'
boven het doelgebied zijn verschenen, door ted
nische defecten teruggekeerd, door de vijand e
geschoten, of misschien ook verdwaald bov
Duitsland. Rond kwart over één gaven 12 Mc
quito's, uitgerust met een speciaal navigat
systeem (OBOE), het doel met merkbommen a;
ondersteund door 52 zware bommenwerpc.
(waartoe wellicht de ED-928 had moeten behore
Daarop bombardeerden de overige bommenw-
pers de gemerkte doelen.
Een vracht van 1643 ton bommen verwoestte c
een groot deel van het centrum van Mülheim ror
om het Hauptbahnhof. Huls was ook al overd
aangevallen door B-17's, de „vliegende forten" v
de Amerikaanse luchtmacht. Dat wil zeggen d
het het eerste geval was van de zogenaam
„round the clock"-bombardementen. Kort tevo'
66
-ocr page 68-
anden Wehrmadit-Graber-OHlzler ^4
Ssetidender Truppenleil [of
IBt—■------------------------'
Ie a) im Feltie (Kttegssdiauplatzf:
b| lm Hcimalgcbiet (Wehrkreis):
c) im Ausl
V*l-Nr.
n (Absende-Tagl:
Begrabnisorl i _
.lienieil d«s Totem
post-Nr. des Toten:
Einzelgrab Nr. __$____________
Reihengrab Nr.____._________
Lage der Grabslatle:
kanH'iadengrab
Vetmetke übex den Toteu. Oetötel dur* Feintietnwirkung |Art
der V'erwundung): '^ 't"n\iftn p^" ' :"a .;—.} aaWltiriOh
Duitse begraafvergun-
ning voor de piloot
G. W. Armstrong.
(uit het archief van de
Alg. Begraafplaatsen;
foto: Gem. Archief-
dienst Utrecht).
landi»e Airf.Arifl: i
•Arift dei Angehörigen
Unfalt. Krankheil, Selbstniord «
wüi! Ehie» bdflHHttt)_______________
&schtp8<-n laut Urteil-. _
Pas Giab ist vom WGO erfaSl utiter der Ni
b-Ugeiklzze «dl der Rod»«He tclduieral
■ geitteihen Fraoen sind möglidist Uidtenlos und g^wlüsenliaft iu bpaiitw
are, deulb Ae Sdiriit I
uppenteil und Feltiposinurnmer duilcti tusammcu angegeben weiden!
en voor deze vorm van bombardementen af-
•aken gemaakt tussen de Engelse en de Ameri-
anse luchtmachten. Hamburg zou een maand
er aan zo'n serie etmaalsaanvallen ten onder
jan.
erliezen
an de 557 gestarte toestellen zijn er 35 verloren
egaan; volgens Duitse telling - met een totaal
an 38 - 14 ten gevolge van luchtafweergeschut en
4 door nachtjagers. Van de neergeschoten 35 zijn
r liefst 22 in Nederland terecht gekomen. Vier van
3ze 22 zijn in stad en provincie Utrecht gevallen,
jmelijk, behalve het reeds beschreven vliegtuig:
-  een 4-motorige Halifax bommenwerper van het
76e Squadron achter Slot Zuilen. Hiervan is
één bemanningslid omgekomen (en ook op
Soestbergen aan de Gansstraat te Utrecht
begraven). De overige zes zijn óf krijgsgevan-
gen gemaakt óf hebben weten te ontsnappen.
-  een Halifax van het 78e Sqadron viel op een
boerderij in Renswoude. De bemanning verloor
het leven; in de boerderij vielen geen slacht-
offers.
-  een Lancaster B. III, ED-599, viel bij Maarn,
waarbij eveneens de hele bemanning omkwam.
A. Cocural en L. Zwaaf jr.
Ledenvemadenn
Het bestuur van de Vereniging Oud-Utrecht nodigt
de leden uit tot het bijwonen van de algemene
najaarsledenvergadering op woensdag 19 november
om 19.30 uur in het Gemeentearchief, Alexander
Numankade 199.
Agenda:
1.   Opening.
2.   Notulen van de algemene voorjaarsledenverga-
dering van 23 april 1975.
3.   Ingekomen stukken en mededelingen.
4.   Begroting 1976.
5.   Geveltekenfonds.
6.   Verkiezing nieuwe bestuursleden.
Wegens studieredenen zal de heer H. L. Ph.
Leeuwenberg, secretaris, zijn functie neerleg-
gen. De heer D. A. Belderbos, penningmeester,
ziet zich wegens al te grote drukte in zijn da-
gelijkse werk gedwongen een einde te maken
aan zijn penningmeesterschap. Het bestuur stelt
voor als nieuwe leden in de functie van resp.
secretaris en penningmeester de heren D. P.
Snoep en W. Uittenbogaard. Namen van even-
tuele tegenkandidaten kunnen schriftelijk wor-
den aangemeld bij het secreatriaat vóór
17 november.
7.   Excursies.
8.   Rondvraag.
9.   Sluiting.
Na afloop van het huishoudelijke gedeelte van de
vergadering en de daarop aansluitende koffiepauze
zal om ca. 20.45 uur Jkvr. dr. J. M. van Winter een
lezing houden over Utrecht aan de Rijn. Hierbij
zullen lichtbeelden van haarzelf en van de stads-
archeoloog van Utrecht drs. T. Hoekstra worden
getoond, toegelicht door de laatste.
MEMO
De excursiecommissie herinnert u nog even
aan de expositie ,,Oudegracht in de bocht".
Op dinsdagavond 28 oktober, 20.00 uur, zal
dr. 1. E. A. L. Struick een rondleiding ver-
zorgen. Adres van het archief: Alexander
Numankade 199, Utrecht.
t.'
-ocr page 69-
Bij de begroting voor 1976
Het is bijzonder verheugend, dat wij U voor 1976
een sluitende ontwerpbegroting kunnen voorleg-
gen, waarbij de contributie nu eens niet verhoogd
hoeft te worden. Dit is mogelijk geworden doordat
onze Vereniging dit jaar een belangrijk bedrag ter
beschikking heeft gekregen, ter vorming van een
,,Propagandafonds" .Deze onmisbare activiteit is
bij ons gedurende de laatste jaren ernstig in de
verdrukking geweest bij gebrek aan middelen.
Maar nu kunnen we daar iets aan gaan doen!
De voor 1975 geraamde contributie-opbrengst van
f 46.500,— (1550 leden a f30,—) zullen we ver-
moedelijk niet halen, maar voor 1976 menen we
tengevolge van de te voeren propaganda en ge-
ruggesteund door de niet-verhoogde contributie,
stellig te mogen rekenen op een aanwas tot 1700
leden, die dan de contributie-opbrengst zal doen
stijgen tot boven de halve ton: ƒ51.000,—.
Als compensatie voor de teruglopende opbrengst
van litho's, jaarboeken en maandbladen gaan we
een nieuw project „Fotokaarten van het oude
Utrecht" starten, waarvoor de voorbereidende
werkzaamheden reeds thans vrijwel voltooid zijn.
De netto-opbrengst hiervan menen we voor het
jaar 1976 veilig te kunnen ramen op ƒ2.500,—.
Gesaldeerd met de overige baten (w.o. de tenge-
volge van de rentestand teruglopende rentebaten)
zullen we rond ƒ5.000,— méér uit kunnen geven.
Met dit meerdere willen we proberen de te ver-
wacht kostenstijgingen in 1976 op te vangen. Deze
kostenstijgingen zullen enerzijds veroorzaakt wor-
den door de hogere drukkosten en porti van
Maandblad en Jaarboek, en anderzijds door de te
verhogen oplagecijfers daarvan. De meerkosten in
deze sectoren zijn benaderend geraamd op
ƒ6.000,—.
Om het exces van rond ƒ1.000,— op te vangen,
heeft het Bestuur zich voorgenomen om op de
overige uitgaven waar mogelijk bezuinigingen toe
te passen, om daarmee de begroting in evenwicht
te houden, zodat we - althans voor dit jaar - kun-
nen ontkomen aan een verhoging van de contri-
butie.
Resumerend kunnen we stellen, dat onze hoop is
gevestigd op de resultaten van de te voeren leden-
werfactie, waar een ,,Propagandacommissie" zich
mee heeft belast. Dat hieraan thans zinvol kan
worden gewerkt is mogelijk geworden door een
gift van een instelling, die anoniem wenst te blij-
ven, maar die we van harte dankbaar zijn.
D. A. Belder bos,
penningmeester
ONTWERP-BEGROTING VOOR 1976
Uitkomst
1974
BATEN
Contributies...........f37.381,26
Advertenties Maandblad..........    4.360,—
Opbrengst verkopen:
Litho's Wm. Kuyk...........    1.025,—
Jaarboeken en Maandbladen ........       898,75
Prentbriefkaarten..........,         —
Batig saldo excursies...........         28.66
Rentebaten .............    3.272,03
Donaties, subsidies, giften.........   10.482,41
f 57.448,11
LASTEN
Jaarboek............f 24.704,22
Maandblad..............17.130,33
Overige activiteiten...........2.970,90
Beheerskosten.............3.204,31
Overige lasten.............874,59
f 48.884^35
BATIG SALDO
Positief resultaat 1974.........f 8.563,76
Vaststellinq
Beqroting
1975
1976
f 46.500 —
f 51.000 —
,, 5.0O0 —
,, 5.000,—
„ 1.000,—
500 —
,. 1.000,—
750,—
,, 2.500,—
,. 2.500,—
,, 1.000,—
300,—
500,—
ƒ 56.300 —
f 61.250,—
f 30.350,—
f 33.000 —
,, 18.900,—
,, 22.000,—
,, 1.700,—
750,—
,, 4.850,—
,, 5.000,—
500,—
500,—
ƒ 56.300 —
f 61.250,—
ƒ____
f -,-
f,8
-ocr page 70-
De eerste automobiel in Utrecht
blauwe horretjes uit, schudden bedenkelijk het
hoofd en prevelden: 't is zonde, 't is zonde!
En allen tuurden het rijtuigje na, dat lustig voort-
reed, straat in, straat uit, brug op, brug af en ge-
makkelijk zwenkte in heel korte draaitjes.
Het was een Daimler-benzine-motor-rijtuig uit de
fabriek van de Daimler-motoren-Gesellschaft te
Cannstatt in Würtemberg, waarvan de vertegen-
woordigster voor Nederland is de firma Willem
Remmers en Co., Keizersgracht 409 te Amsterdam.
De rijtuigen, waarvan men natuurlijk alle typen
krijgen kan, worden vervaardigd van 3 tot 10
paardekracht. De volgende maand worden in Dren-
te van bovengenoemde firma rijtuigen van 10 paar-
dekracht in gebruik genomen.
Men kan rijden met 4 verschillende snelheden:
7, 12, 15 en 20 km per uur. De verbruikskosten
bedragen 5 cent per km en per uur, wanneer de
motor in volle werking is. Men kan een voorraad
benzine innemen, voldoende voor een rit van 400
km.
Het voertuig is volkomen zonder gevaar en kan
door middel van een voet-rem oogenblikkelijk tot
staan worden gebracht, 's Winters wordt de bodem
van het rijtuig verwarmd, zoodat men geen last van
koude voeten hebben zal. De ingenieur Daimler
heeft elf jaren op het toestel gewerkt.
Gisteren morgen heeft men ook een ritje gemaakt
met den heer Nieuwenhuis, die zich over het voer-
tuig en de werking van de motor zeer tevreden
toonde.
Hier ter stede zal eene Maatschappij tot exploita-
tie van de Daimler-benzine-motor-rijtuigen opge-
richt worden."
Dr. A. van Hulzen
,,Want wat toch ons allen
Het meest kan bevallen
Is de autosport,
Waardoor men lustig snort
Langs pleinen en stegen,
In vliegensvlugge vaart
En dan nog wel zonder paard".
In 1896 kwam de eerste automobiel in ons land;
deze was in Duitsland gekocht en werd per trein
naar Arnhem vervoerd. Daar stapte de eigenaar,
de Haagse hoffotograaf A. Zimmermans, in zijn
automobiel en maakte toen op zijn tocht naar Den
Haag de eerste autorit in ons land. Deze auto's
of motor-rijtuigen, zoals zij genoemd werden, gele-
ken nog sprekend op rijtuigen, waarvan het paard
was weggelopen; de chauffeur zat dan ook op de
bok. Als aardigheid werd verteld, dat een meisje,
dat voor het eerst een rijdende automobiel zag,
verwonderd tot haarvader riep: ,,O, papa! De paar-
den zijn op hol gegaan en nu rent het rijtuig ze
achterna! Wat leuk!"
In 1896 kocht notaris P. J. Backx uit Wieringer-
waard een automobiel; toen hij door de straten
van Amsterdam reed, trok hij daar grote belangstel-
ling. En het volgende jaar, op 19 en 20 juli 1897
reed er ook een motor-rijtuig door de straten van
Utrecht; het Utrechtsch Dagblad van woensdag
21 juli 1897 gaf er het volgende verslag van:
..Maandag en Dinsdag reed door de straten een rij-
tuigje; de voetgangers, die het zagen, bleven staan;
aan de huizen kwamen menschen kijken in de deu-
ren, achter de ruiten staken oude mannetjes en
vrouwtjes hunne gerimpelde gezichten boven de
Grote belangstelling
voor de automobiel in
de Biltstraat omstreeks
1900. (Foto: Top. atlas
Gem. Archief Utrecht).
-ocr page 71-
Flehite: p/a museum Flehite, Westsingel 50,
Amersfoort Niftarlake: vacant.
Oud-Utrecht: zie colofon.
Van de Poll-Stichting: mr. dr. H. Emmer, Graaf
lanlaan 83, Zeist.
Oud-Woudenberg: 1. van Lambalgen, Koningin Em-
mastraat 11, Woudenberg.
Stichts-Hollandse Hist. Vereniging: mevr. E. de
Leeuw-Mielard, Marius Bauerstraat 30, Woerden.
Tussen Kromme Rijn en Lek: drs. H. A. Lemaire,
Hendrik van Hoornelaan 1, Odijk.
Oud Renswoude: drs. E. I. Wolleswinkel, Dorps-
straat 67, Renswoude.
Tussen Vecht en Eem: dr. W. R. Wybrands Mar-
cussen, Rooseveltlaan 191, 1010 Amsterdam.
Hist. Kring Maarssen: D. van den Berg, Troelstra-
straat 17, Maarssen.
Hist. Kring Loosdrecht: mevr. G. Marx-van Ankum,
Acacialaan 29, Nieuw Loosdrecht.
Hist. Kring Baerne: mevr. M. Bart-van Eekelen,
Faas Eliaslaan 47, Baarn.
Statuten
De wijzigingen in de statuten, zoals deze in de
najaarsledenvergadering zijn vastgesteld, zijn bij
K.B. van 13 juni 1975, nr. 63, Koninklijk goedge-
keurd. De nieuwe statuten zullen op 1 januari 1976
in werking treden.
G.J.R.
Gebonden maandblad?
Schrikt u niet van deze vraag, die op zichzelf
alleen maar kostenverhogend zou kunnen werken.
Het is slechts onze bedoeling om onder de leden
te peilen, of er onder hen zijn die prijs zouden
stellen op een kant en klare band voor hun
Maandblad-jaargangen. Hoeveel zo'n band zou
kosten, kunnen we nog niet zeggen, omdat dit
mede afhangt van het aantal liefhebbers voor deze
mogelijkheid. Willen zij zich met een briefkaart
tot de heer Röhner wenden (adres in colofon),
zonder zich hiermee tot iets te verplichten?
Evenementen
Van de evenementenkalender, uitgegeven
door de stichting Nationaaal Comité Monu-
mentenjaar 1975, zijn de volgende gebeur-
tenissen ons inziens zeker de moeite van
het vermelden waard.
Vrijdag 26 september t/m zaterdag 25 ok-
tober:
Amsterdam, Rijksmuseum. Internationale
tentoonstelling over de onderwerpen van
het slotcongres van het Europese monu-
mentenjaar aan de hand van inzendingen
uit de door de Raad van Europa in de aan-
gesloten landen als ,,voorbeelde" aange-
wezen plaatsen.
Dinsdag 21 oktober t/m vrijdag 24 oktober:
Amsterdam, Congrescentrum RAI. Interna-
tionaal slotcongres van het Europese mo-
numentenjaar.
Maandag 27 oktober:
Amsterdam 700. Ingebruikneming van het
gehele gerestaureerde voormalige Burger-
weeshuis, Kalverstraat 62/St. Luciensteeg,
als Amsterdams historisch museum.
Zaterdag 4 oktober t/m zondag 30 oktober:
Utrecht, Aartsbisschoppelijk Museum. Ex-
positie over het Catharijnecomplex. Ge-
schiedenis van het convent, vroegere en
huidige restauratieplannen, toekomstige
functie als monument en rijksmuseum van
de geschiedenis van het christendom hier
te lande.
Tot en met 14 november:
Utrecht, Gemeentelijk Archief. Tentoonstel-
ling „Oudegracht in de bocht" over het
grachtgedeelte tussen Stadhuisbrug en Bak-
kerbrug.
Belangstellenden kunnen de evenementen-
kalender ter inzage krijgen bij het Gemeen-
telijk Archief, Alexander Numankade 199 te
Utrecht.
G. S. R.
Herrnhutters
De intekenaren op de bundel Unitas Fratrum, vorig
jaar augustus in het Maandblad aangekondigd,
hebben hun wachten inmiddels beloond gezien
door aankomst van een kloek boekwerk, dat hun
verwachtingen zeker overtroffen zal hebben. In de
onderwerpen en de schrijvers is niets veranderd,
maar tijdens het neerschrijven hebben de auteurs
kennelijk mee willen meedelen dan hun bij de
eerste besprekingen voor ogen stond. Wie niet tot
de nu zeer bevoorrechte intekenaars behoort en
alsnog deze rijke bundel over allerlei aspecten uit
leven en denken van de Herrnhutters gemeentes
Historische verenigingen
Ons bereikte het verzoek de adressen te publice-
ren van de historische verenigingen in de omge-
ving. Uiteraard doen wij dat graag. Hier zijn de
adressen van alle secretariaten.
70
-ocr page 72-
Gelukwensen
wil verwerven, wende zich tot het Rijksarchief,
Alexander Numankade 201, Utrecht, tel. 030-
71 00 44. De prijs bedraagt nu ƒ35,—.
L v. T.
Het Utrechts Psalter
De redactie maakt er de leden graag op attent,
dat het Nederlands Klassiek Verbond afd. Utrecht
op 14 november een avond wijdt aan het Utrechts
Psalterium, een opmerkelijk geïllustreerd Noord-
frans handschrift uit de 9e eeuw dat tot de schat-
ten van de Utrechtse Universiteitsbibliotheek be-
hoort. Pater dr. J. H. A. Engelbregt, die tien jaar
geleden promoveerde op dit handschrift, zal in
het bijzonder het klassieke element in de codex
behandelen. De dia-lezing zal gehouden worden in
het Instituut voor Geschiedenis, Kromme Nieuwe
Gracht 20 te Utrecht. Inlichtingen over aanvangs-
tijd: tel. 51 59 62.
Het kerkplein van Rijsenburg
Het College van B. en W. van Driebergen-Rijsen-
burg heeft ons bestuur meegedeeld dat de brief
van Oud-Utrecht over het dreigende verval van
kerk en kerkplein van Rijsenburg (zie juni-nr. blz. 44
en augustus-nr. blz. 60) in de Gemeenteraad ter
sprake is gebracht. Het blijkt, dat voor dit be-
schermde dorpsgezicht nu een bestemmingsplan
,,Kom-Rijsenburg" is vastgesteld, dat door Gede-
puteerde Staten van Utrecht inmiddels gedeeltelijk
is goedgekeurd. Over de uitvoering van dit plan
zal nog nader overleg met de betrokken instanties
gepleegd moeten worden.
Onder meer ten behoeve van de restauratie van
kerk en kerkplein is de stichting Driebergen-Rijsen-
burg „Vroeger en Nu" in het leven geroepen.
G. J. R.
Als blijk van waardering voor verdiensten op het
terrein van monumentenbehoud heeft het Nationaal
Comité M '75 in de provincie Utrecht een drietal
onderscheidingen uitgereikt, nl. aan de heer W.
Stooker te Utrecht, aan de vereniging Flehite te
Amersfoort en aan de stichting ,,De Utrechtse
Molens' te Utrecht. Voor deze huldeblijken wil de
vereniging Oud-Utrecht graag haar gelukwensen
aanbieden.
G. 1. R.
Blauwkapel
De bewoners van Blauwkapel hebben van het
College van B. en W. van Utrecht een brief ont-
vangen, gedateerd 16 juli 1975, waarin de ver-
zekering wordt gegeven dat er van gemeentewege
nauwlettend op zal worden toegezien dat er aan
het dorpsgezicht van Blauwkapel geen afbreuk
wordt gedaan.
De gemeente Utrecht heeft deze mogelijkheid tot
toezicht o.a. door afgifte van bouwvergunningen
en - in het speciale geval van Kapelweg nr. 29 -
dank zij de bepalingen van de drank- en horeca-
wet, waardoor de gemeente regelend kan optreden.
G.1. R.
De Oude Kerk te Zeist
Deze zomer is het tweede deel verschenen over
de Oude Kerk te Zeist, een publikatie waarmee
indertijd een begin is gemaakt door H. J. van
Eekeren en die sindsdien is uitgebreid door
P. Kuijper. Vorig jaar, toen het eerste deeltje van
de reeks van vier zou verschijnen, heb ik in het
oktober-nummer van het Maandblad hierover wat
meer geschreven. Daarom volsta ik nu met de
mededeling dat dit tweede deel uitsluitend over
het romaanse kerkgebouw handelt, dat het voor
leden van de Van de Poll-Stichting ƒ 10,— kost en
dat het voor anderen in de (Zeister) boekhandel
verkrijgbaar is voor ƒ14,50.
L. v. T.
Endelhoven
Het bestuur van Oud-Utrecht heeft op 18 juli 1975
een brief geschreven aan de Gemeenteraad van
Maarssen, naar aanleiding van de afwijzing van
een voorstel van B. en W. om ƒ 25.000,— ter be-
schikking te stellen voor een restauratieplan van
het huis Endelhoven. In deze brief wordt er voor
gepleit om de mogelijkheden voor een restauratie
van Endelhoven alsnog te overwegen, omdat dit
huis een karakteristieke fase uit de ontwikkeling
van het landhuis aan de Vecht weergeeft. Van dit
eens zo populaire 17e eeuwse type huis is Endel-
hoven - uiteraard na het unieke Huis ten Bosch -
wel het beste voorbeeld.
Van de Gemeenteraad van Maarssen is tot nu toe
nog geen antwoord op deze brief ontvangen.
G. J. R.
Jaarboek 1972
Nieuwe leden willen nogal eens in het bezit komen
van Jaarboeken die vóór „hun" tijd zijn verschenen.
Met de leverantie van 1972 zit de heer Röhner
echter vast, omdat dit Jaarboek helemaal is uitver-
kocht. Als er misschien leden zijn, die aan het
Jaarboek in het algemeen of aan de bundel voor
1972 niet speciaal gehecht zijn, dan zouden zij die
wèl geïnteresseerde leden een groot genoegen
doen door hun exemplaar aan de heer Röhner
(adres in colofon) ter verdere verspreiding af te
staan.
71
-ocr page 73-
Utrechts lantaarnconsoles
Een juweel van een lantaarnvoetstuk van de
hand van beeldhouwer Groeneveld bevindt zich
onder Oudegracht 211: de basilisk. Een her-
innering aan het afschuwelijke ondier de basi-
licus, het monster uit de onderwereld, dat on-
heil en dood bracht. De bijbelboeken lesaja en
leremia vermelden ook deze koningslang. Het
de staart van een eekhoorn en de tong van een
slang, was bang zijn eigen ogen te aanschou-
wen. Deze waren namelijk zo vurig, dat ieder
die in de nabijheid kwam, verbrandde.
Ook in onze stad maakte het monster veel
slachtoffers. De console beeldt het einde van
het beest uit. Om het gevaar te bezweren was
een dappere jonge man tot in het hol van de
basilisk doorgedrongen. Hij had zich laten
blinddoeken, omdat hij anders door het vuur
van de ogen van het monster zou sterven. Het
wapen waarmee de held het ondier tegemoet
trad was slechts een plankje dat hij voor zich
hield. Juist op het moment dat het monster
de jonge man wilde verdelgen, draaide deze
het plankje om
... In de kristalheldere spiegel
zag de basilisk recht in zijn eigen vurige ogen.
Toen drong het vuur het lichaam van het ondier
binnen en verteerde het. . .
De Basilisk
middeleeuwse verhaal gaat, dat het monster was
voortgekomen uit een dooierloos ei dat door
een oude haan van zeven jaar in een mesthoop
gelegd was en uitgebroed door een slang of
schildpad. Het monster, een haan met de vleu-
gels van een draak, de snavel van een arend,
Beeldhouwer:
C. Groeneveld
Geplaatst:
Oudegracht 211
Foto: A. C. Ubaghs
-ocr page 74-
Honderd
jaar
Utrechtse
orgelbouw
Het orgel in de Domkerk, afkom-
stig uit de maquette van deze
kerk, gemaakt door F. C. E. van
Embden in 1830. (Foto Centraal
Museum)
43e jaargang
nummer 10
november 1975
oudutrecht
Vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis
der geschiedenis van de stad en de provincie Utrecht
MAANDBLAD
Voorzitter:
Secretaris:
Penningmeester:
Administratie:
Redactie:
A. H. R. Hoogezand, Zandpad 87, Breukelen, tei. (03462) 23 62.
drs. H. L. Ph. Leeuwenberg, p/a Rijksarchief, Alexander Numankade 201, Utrecht
tel. (030) 71 00 44.
D. A. Belderbos, Kromme Nieuwegracht 19, Utrecht, tel. (030) 31 23 18.
Contributie: Minimum: f 30,—, gironr. 575520.
mevr. M. Uittenbogaard-van Terwisga, Titus Brandsmalaan 17, Vleuten, tel. (03407) 19 86.
G. J. Röhner, p/a Alexander Numankade 199, Utrecht, tel. (030) 71 18 14, actualiteit
H. Sneijder, Oasedreef 2, Utrecht, tel. (030) 61 60 91, eindredactie.
MeJ. drs. L. van Tongerloo, Euterpedreef 52, Utrecht, tel. (030) 62 12 26, historie.
Oasedreef 2.
Redactieadres:
73
-ocr page 75-
Onder de titel De orgelmakers Batz; honderd jaar
Utrechtse orgelbouw wordt er in het Centraal Mu-
seum een tentoonstelling gehouden van 21 novem-
ber a.s. tot en met 18 januari 1976.
De suggestie kwam van de kant van drs. G. Oost,
organist-musicoloog en verbonden aan het Insti-
tuut voor Muziekwetenschap der Rijksuniversiteit.
Op de dag van de opening der tentoonstelling -
20 november - hoopt de heer Oost te promoveren
op het proefschrift ,,De orgelbouwers Batz, een
eeuw orgelbouw in Nederland (1739-1849)". Als
promotor zal optreden dr. M. A. Vente, verbonden
aan het Instituut voor Muziekwetenschap.
Dank zij de grote hoeveelheid verricht onderzoek,
de aantrekkelijkheid van dit typisch Utrechtse
onderwerp en de intensieve samenwerking met
de Rijksuniversiteit, met name met het Bureau
Public Relations, voorlichting en documentatie en
met het Onderwijs Media Instituut (OMI), moest
het goed mogelijk zijn de Batz-orgel-traditie in een
tentoonstelling te visualiseren.
Groots verleden
Utrecht en het Sticht bezitten een orgelverleden,
dat tot ver in de 17e eeuw van grote betekenis
voor binnen- en buitenland is geweest. Kapittel-
en parochiekerken en kloosters beschikten over
belangrijke instrumenten, die door het werk van
orgelbouwers, schrijnwerkers en schilders tot de
topstukken van de ambachtskunst gerekend kon-
den worden. Hoe weinig is hiervan overgebleven.
De 17e eeuw beleefde een kentering in do tradi-
tie. Pas in 1739 vestigde de orgelbouwer Johc
Heinrich Hartmann Batz zich in Utrecht en ki
deze caesuur doorbroken worden. Hij en de gen
raties na hem onderhielden, restaureerden •
bouwden een onafzienbare rij van orgels, kat
netsorgels en andere toetseninstrumenten, d
voor een deel nog hun functie in kerkdienst c
kerkconcert behouden hebben. Het bestand e
Batz-orgels in Utrecht, met als pronkstuk het p
gerestaureerde Domorgel, rechtvaardigt alleen
het houden van deze expositie.
Dank zij de bereidwilligheid van een aantal kei
voogdijen, stichtingen, musea, archieven en p:
ticulieren kunnen spelende voorbeelden, fragrm
ten, modellen en documenten van het werk •/
de Batzen getoond worden. Belangrijk onderd<
is ook een selectie werktekeningen uit het Ba
Wittearchief, dat bewaard wordt op het Instit
voor Muziekwetenschap te Utrecht.
Een dia-klankbeeld, met muziek op Batz-org»
gespeeld door Gert Oost en samengesteld de
het Onderwijs Media Instituut, zal technische i
muzikale aspecten van het orgel toelichten.
In het kader van de Batz-tentoonstelling zull<
lezingen met demonstraties, concerten en e' i
tocht per bus langs Batz-orgels in en om Utrecht
gehouden worden. De aankondiging hiervan i f
verschijnen op de mededelingen en affiches n(
vember en december van het Centraal Museum.
Dr. D. Snoep
Wie weet waar?
Oplossing van een oud raadsel
In november 1974 publiceerden wij een oude foto
van een pand aan een gracht onder het motto: wie
weet waar? Eén onder leden is er achter gekomen.
Hieronder haar reactie met een foto die zij zelf
maakte in ... Delft.
hoog van de toren blazen; niet vóórdat ik hot
ter plaatse gecontroleerd had.
De eerste de beste keer dat ik mijn geboot -
plaats Delft bezocht was ik gewapend met i t
bewuste Oud-Utrecht-nummer en mijn fototoest ;
et voila ... 't kón ook niet missen!
Het pand van het manufacturenzaakje bevir ;t
zich nog steeds in dezelfde staat; alleen het hc -
ten reclamebord is - jammer, maar begrijpelijk
sinds jaar en dag van de gevel verdwenen. Ze ;
de houten rakken die het zonlicht uit de kar
op de eerste etage moesten houden zitten
nog steeds aan, maar zijn tegenwoordig pern
nent gesloten, evenals de gordijnen van de ,
derkamers, omdat de huidige eigenares deze ei 5
kamers voor magazijnruimte benut en verschiet i
van de goederen wenst te voorkomen. Aan r t
Meermalen bestudeerde ik het plaatje in Oud-
Utrecht van november 1974 en liet ik allerlei
oude Utrechtse grachtgedeelten aan mijn geest
voorbijgaan. Daarbij heb ik óók even gedacht aan
de Bemuurde Weerd, maar dat bleek ter plaatse
toch niet te kloppen. Voorbij de jaarwisseling
kwam het nummer me nog een keer toevallig in
handen lopen en ik wilde het al terzijde leggen
met de verzuchting: „Ik weet 't echt niet", toen
ik 't ineens zag! Maar ik wilde nog niet direct
74
-ocr page 76-
winkeltje is noch uitwendig noch inwendig ook
maar iets veranderd. Nog steeds dezelfde romme-
lige etalagekastjes, dezelfde ouderwetse houten
toonbanken en de gehele onveranderde winkel-
opstand.
Ik weet nog de keer dat ik, als kleuter van 4 a 5
jaar (ik ben nu 66) door ons dienstmeisje meege-
nomen, voor het eerst met deze winkel kennis-
gezet, totdat zij enkele jaren terug een interne
verbouwing heeft laten uitvoeren om het winkel-
huis in een woonhuis te veranderen; alleen het
grote etalageraam is gebleven, waarschijnlijk om-
dat anders de kosten te hoog werden.
De pandjes staan te Delft aan de Verwersdijk
(oostzijde) en zijn genummerd: het manufacturen-
zaakje 138, het bovenhuis 142, het benedenhuis
144 (nr. 140 is waarschijnlijk ooit de mist inge-
gaan). De straat om de hoek is de Van der Mas-
tenstraat. Zoals u waarschijnlijk wel hebt begre-
pen ligt dit stadsgedeelte in de oude binnenstad
van Delft.
Aan de foto kunt u zien, dat het nog winter was
toen ik hem maakte. Het is de eerste opname
van een film van 36 en helaas is er pas weer
van fotograferen gekomen tijdens mijn vakantie.
Vandaar deze zeer late reactie.
w.g. Johanna G. van der Meer
Boek en blad
over monumenten
Als je eigenlijke taak is voor het Maandblad boe-
ken en artikelen te bespreken, raak je aardig met
jezelf, auteurs en overige belanghebbenden in de
knoop wanneer van deze taak zo weinig terecht
komt. Daarom heeft de redactie afgesproken dat
deze rubriek nu voorrang krijgt op andere zaken,
totdat de achterstand is ingelopen.
Ook al was de aandacht die M 75 verdiende een
van de oorzaken voor het ontstaan van deze
achterstand, toch begin ik met te wijzen op en-
kele uitgaven over monumenten.
A. G. Schulte, Nederlandse monumenten in
beeld; OverijssellGelderlandlUtrecht. Baarn,
Bosch en Keuning n.v., 1974; 223 blz., waar-
van 188 geïllustreerd, f 15,
Dit is een boekje uit een stel van vier delen, die
ter gelegenheid van het Europese Monumenten-
jaar worden uitgegeven om ons monumentenbezit
(opnieuw) te presenteren. Tekst en foto's zijn
verzorgd door medewerkers van de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg. Zoals uit de titelbe-
schrijving blijkt bestaat deze uitgave grotendeels
uit foto's, die gedeeltelijk speciaal hiervoor ge-
maakt zijn. Daardoor loopt men bij aanschaf wei-
nig kans op doublures met het Kunstreisboek
voor Nederland in beeld of Met het oog op Neder-
land, om een paar monumentenuitgaven uit de
maakte. Wèl heeft het zaakje verschillende malen
van eigenaar gewisseld. De naam die op de prent-
briefkaart van de heer Smilda voorkomt, zou
Mirano kunnen zijn; die naam is in Delft niet ge-
heel onbekend; maar zélf heb ik als achtereen-
volgende eigenaren gekend: Peterse, Witmer, en
tegenwoordig Gertruda, wier achternaam zelfs de
buurtbewoners niet wil te binnen schieten. Het
zaakje heet nu naar haar: Maison Trudy. Het is
een echt buurtwinkeltje, en het zijn in hoofdzaak
de oudere buurtbewoners die de clientèle uitma-
ken. Gertruda bewoont ook zélf het pand, maar
huist uitsluitend aan de achterzijde.
De winkel links was altijd een sigarenwinkel zo-
lang ik me kan heugen, waar in vroeger jaren
ook koffie en thee tot de normale artikelen be-
hoorden. De eigenares was de weduwe De Clou
(of misschien De Kloe); zij is de grijze dame op
de prentbriefkaart. De andere persoon zou haar
dochter kunnen zijn, die later de zaak heeft voort-
75
-ocr page 77-
laatste jaren te noemen. Bovendien vindt men bij
Schulte een overzicht van het landelijk en stede-
lijk bouwen in Nederland, weliswaar beknopt,
maar toch veel uitgebreider dan in De Roy van
Zuydewijns Met het oog op Nederland. Ook
Schuite's opzet om de gebouwen in het verband
van het maatschappelijk leven te plaatsen, vind
ik zeer te waarderen. Dat zijn voorstelling van
wat het Sticht van de bisschoppen was niet ge-
heel juist is, terwijl de mededeling dat de Utrecht-
se Janskerk haar torens bij de orkaan van 1674
verloor evenmin klopt, signaleer ik als schoon-
heidsfoutjes, waarvan andere lezers allicht weer
andere voorbeelden zullen tegenkomen.
De foto's zijn gerangschikt volgens een aantal
routes, als uitnodiging om de gebouwen zelf te
gaan bekijken. Het valt te hopen dat óók deze
publikatie velen daartoe zal brengen.
voor de beschrijving van een bepaalde kerk wat
moet zoeken naar het punt waar hij binnen een
route besproken wordt. De beschrijvingen zijn
veel uitvoeriger dan die in het Kunstreisboek of
de andere bovengenoemde boeken. De illustra-
ties sluiten telkens achter een route aan. De
inleiding moest zeer beknopt blijven, maar biedt
toch een duidelijke groepering van alle kerken
(vóór 1700) volgens stijl- en bouwkenmerken.
Naar mijn smaak is de „verklaring van enige vak-
termen" het enige onbevredigende onderdeel van
dit boekje. Hoeveel moeilijke woorden blijven
onverklaard! En waarom staan de wèl genoemde
niet alfabetisch?
Hier volgende de zakelijke gegevens van dit boek:
Meta A. Prins-Schimmel en George E. van
Leersum, Langs de oude Utrechtse kerken.
Baarn, Bosch en Keuning n.v., 1975; 159 blz.,
waarvan 98 geïllustreerd, f 12,50.
Vervolgens wijs ik op:
V/cfor de Stuers, Holland op zijn smalst, uit-
gegeven door Unieboek b.v., Bussum, 1975;
180 blz., geïllustreerd, f 14,90.
Een afbeelding van de afbraak van de Utrechtse
Mariakerk in 1814 omhult de herdruk van een be-
faamd artikel uit De Gids van 1873. Jhr. mr. Vic-
tor Eugène Louis de Stuers hekelde daarin vlijm-
scherp de ergerlijke verwaarlozing en onbekom-
merde afbraak of verkoop van de Nederlandse
monumenten. Al eerder hadden anderen en ook
hijzelf deze mentaliteit aan de kaak gesteld zon-
der dat dergelijke artikelen voldoende indruk
maakten. De dosering van „Holland op zijn
smalst" leidde wèl tot het doorbreken van een
ruimer inzicht bij de overheid. Onze huidige mo-
numentenzorg en ons museumwezen vallen in feite
terug te voeren op dit artikel.
Dat De Stuers motiveringen in sommige opzichten
tijdgebonden waren, dat hijzelf later, toen hij
grote zeggenschap gekregen had in restauratie,
nieuwbouw en musea, tot in onze - eveneens be-
perkte - ogen misplaatste beslissingen gekomen
is, ligt eigenlijk wel voor de hand. Maar het is
goed dat de heruitgave van dit klassieke artikel
toch is voorzien van dit nodige commentaar. Een
werkgroep van het Kunsthistorisch Instituut aan
de Amsterdamse universiteit heeft dat verzorgd,
niet alleen door meer illustraties en noten aan
het artikel toe te voegen, maar ook door een
inleiding met de 19e-eeuwse achtergrond in eigen
land. De uitleiding bekijkt de monumentenzorg
in de buurlanden zowel in de vorige eeuw als in
deze, en schetst tenslotte het wel en wee van on-
ze eigen monumenten na 1873.
Het boek bevat verder nog een beknopte biblio-
Onderweg
Een heel praktisch, weinig ruimte vragend hulp-
middel bij het maken van dergelijke tochten is ook
de Monumentenkaart van Nederland, uitgegeven
door de ANWB, waarvan het tekstgedeelte is
verzorgd door de schrijfster van Met het oog op
onderweg. Deze kaart bevat eigenlijk haar boek
in een notedopje, waarin verder nog boerderij-
en molentypen, literatuuropgaven en nuttige adres-
sen zijn verstouwd. Voor vijftig centen verkrijg-
baar bij de VVV's. Als u hetzelfde bedrag in post-
zegels 'oijplakt op een briefkaart aan postbus 1975
te Haarlem, krijgt u hem zelfs thuis gestuurd'
Voor de huidige tijd kan Schuite's boek niet duur
genoemd worden. Maar wie het toch nog prijzig
vindt, of wie zich op de provincie Utrecht wil
concentreren, die kan baat vinden bij het fotoboek
van de provinciale monumentententoonstelling.
Deze bevat namelijk alle Utrechtse foto's uit het
boek van Schulte met vier bladzijden tekst van
hem en nog een lijst met bouwkundige termen,
en is voor een fractie (ƒ 2,50!) van het bovenge-
noemde bedrag verkrijgbaar op de tentoonstel-
ling (tot 27 november in museum Flehite te
Amersfoort) en bij de plaatselijke VVV's.
Kerken
In eventuele boekenaanschaf is ook beperking tot
de oude kerken in onze provincie mogelijk, omdat
eindelijk - de bewerking van het materiaal heeft
de nodige tegenslagen gekend - het Utrechtse
deeltje verschenen is in de reeks De oude Ne-
derlandse kerken.
Het is samengesteld door twee leden van Oud-
Utrecht, Meta A. Prins-Schimmel en George C.
van Leersum (e is een drukfout). Zoals in deze
reeks gebruikelijk, worden de kerken besproken
op volgorde van een aantal routes. Een nadeel van
die opzet zonder plaatsnamenindex is dat men
-ocr page 78-
tenzorg, dit is als „poster" gedacht, maar dat
lijkt me dan wel een reuze saaie. Op de andere
kant is het spel ingetekend, gelukkig heel wat
fleuriger. Minimaal drie spelers maken een tocht
door Nederland, waarbij de hindernissen hun ge-
legenheid geven kennis op te doen over de histo-
rie van plaatsen en gebouwen. Boeten en andere
bijdragen moeten ze met echte centen betalen
om te begrijpen dat monumentenzorg geld kost.
De K.N.O.B. hoopt op grote verspreiding van dit
spel, met name onder de jeugd. Via de stichting
School en Bedrijf zullen alle scholen voor voort-
gezet onderwijs het dan ook kunnen betrekken.
Andere geïnteresseerden kunnen het verkrijgen
door ƒ 7,50 over te maken op giro 14 03 80 van de
K.N.O.B. te Utrecht.
L v. T.
grafie en een index op personen, plaatsen en
zaken. Op de technische afwerking valt heel wat
aan te merken: herhaaldelijk lopen regels scheef
over de bladzij of is hun onderlinge afstand onge-
lijk.
Ganzenbord
Tenslotte kreeg ik nog net op tijd voor dit over-
zicht het Hollands Monumentenspei in handen. De
Kon. Ned. Oudheidkundige Bond heeft zich door
het oude ganzenbord laten inspireren om een
andersoortige bijdrage aan het monumentenjaar
te geven. Het Projectontwikkelingsbureau Amro-
Westland/Utrecht te Amsterdam maakte de uit-
werking van dit idee mogelijk.
De ene kant van dit grote vouwblad (72 x 84)
geeft informatie over monumenten en monumen-
Een paardetram van de lijn Oosterspoor-Staats-
spoor-F. C. Dondersstraat. Foto: Gem. Archief
Utrecht, T. A. Lichte Gaard c. 1900.
De eerste paardentram in Utrecht
Op 28 december 1878 was de Stichtsche Tram-
way Maatschappij opgericht en deze maatschappij
ging een paardetram aanleggen van Utrecht naar
Zeist; omdat de Gildbrug in de Biltstraat ver-
nieuwd moest worden, werd op 28 april 1879 eerst
de lijn van het Utrechtse stationsplein naar deze
brug officieel geopend. Op 29 april 1879 stond er
het volgende verslag van in het Utrechtsch Pro-
vinciaal en Stedelijk Dagblad:
„De Stichtsche Tramway is gister plechtig ge-
opend. Ten twee ure vereenigden zich op het sta-
tion heeren kommissarissen, de directeur en de
aannemers en kwamen de genoodigden aan, waar-
onder burgemeester, wethouders en sekretaris der
stad Utrecht, de hoofdingenieur en de ingenieur
van de waterstaat en verdere autoriteiten en be-
langstellenden. In twee tramwagens, getrokken
door keurige Ardenner paarden, wier hoofdstellen
met bloemen waren versierd, ook de koetsiers
prijkten met bloemruikers, reed men tusschen een
77
-ocr page 79-
Heerlijk weder begunstigde de eenvoudige fees-
telijkheid.
Moge dat fraaie weder een goed voorteeken zijn
voor het welslagen der onderneming."
Dr. A. van Hulzen
1)  De tramwagens werden ook nog wel rijtuigen
genoemd.
2)  De Maliebaan was toen nog buiten.
3)  Later kreeg dit hotel de naam van Terminus.
rij nieuwsgierigen, die overal de straten bezet
hielden, van 't stationsplein naar de Gildbrug.
Daar steeg men uit en had gelegenheid de werk-
zaamheden aan de brug, die vernieuwd wordt, te
bezien. De terugtocht werd even gelukkig vol-
bracht, als de heenrit. De weg liep goed, de wa-
gens zijn net, geen enkele maal was er sprake
van ontsporing. Men deed den rit in 12 minuten,
van de Gildbrug naar 't Rijnspoorwegstation. Zijn
paarden en koetsiers gewend en zijn de sporen
wat glad gereden, de rit zal, zoo mogelijk, nog
gemakkelijker gaan. Zoo mogelijk, zeggen we,
want eigenlijk liep alles reeds nu even uitstekend.
De paarden zijn niet groot, maar krachtig ge-
bouwd. De rijtuigen^) zijn goed afgewerkt. Die,
waarmede de opening plaats had, zijn de Brussel-
sche. De Haarlemsche zijn nog fraaier; zij hebben
echter kompartimenten: 1e en 2e klasse. Deze rij-
tuigen met twee klassen zullen slechts op enkele
ritten van Utrecht naar Zeist en
wee versa gaan.
Verder zullen de ritten voorloopig nog slechts
6
maal per dag heen en weer naar Zeist plaats
hebben. Heden is de dienst tusschen 't stations-
plein en de Gildbrug begonnen. Voor dames en
kinderen, die in de Baan willen gaan wandelen,
zal de dienst eene zeer geschikte gelegenheid
aanbieden, om gemakkelijk van de stad de Baan te
bereiken en na de wandeling buiten2) weder naar
de stad terug te keren. Dat zal later, als de tram-
weg naar Zeist is geopend, nog gereeder middel
wezen, om de wandelingen verder uit te strekken.
Doch wij komen op de plechtige opening terug.
Na afloop van den tocht heen en terug werden de
geinviteerden door Heeren kommissarissen uitge-
noodigd naar het hotel de la Station3) te gaan,
waar de nette bovenlokalen met groen waren ver-
sierd. De burgemeester van Utrecht mr. W. R.
Boer, wenschte de maatschappij daar geluk met
den aanvang van haar werk, dat althans een deel
van den weg kon geopend worden; hij drukte de
hoop uit, dat weldra de weg naar Zeist zou wor-
den geopend, en dan het nieuwe gemeenschaps-
middel tusschen de hoofdstad van 't Sticht en
het bloeiende dorp Zeist, beide gemeenten tot
haar welzijn, te nauwer zou verbinden, en de wel-
vaart der onderneming zou verzekeren.
De voorzitter der kommissie, de burgemeester
van Zeist, jhr. W. K. Huijdecoper, dankte allen
die bijeen waren voor hunne gewaardeerde te-
genwoordigheid. Hij vertrouwde, dat de Sticht-
sche tramway dezelfde populariteit zou weten te
winnen, die dit middel van verkeer overal elders
verwierf; onbekend maakt onbemind, zegt men;
hoe meer de zaak bekend zou worden, te meer,
hij was er van overtuigd, zou men haar lief krij-
gen. Ten slotte drukte hij de hoop uit, dat de
Stichtsche tramweg den bloei van Utrecht en
van Zeist beide zou helpen bevorderen.
Geschenken
Nu de feestdagen weer in het verschiet komen,
is het voor de leden van onze vereniging wellicht
nuttig om te weten, dat nog steeds de mogelijk-
heid bestaat om een tweetal Oud-Utrecht uitga-
ven te verkrijgen. Zowel een aantal van de litho's
van William Kuik, als de Hornhovius-kaartmap, uit-
gegeven ter gelegenheid van de tentoonstelling
„Kaartmakers van 't Sticht", kunt u zich op het
Gemeentelijk Archief, Alexander Numankade 199
te Utrecht, aanschaffen. De litho's kosten nog
steeds f 12,50 per stuk, de prijs van de kaartmap
bedraagt f 10,—.
Prentbriefkaarten
Onderstaande foto en elf andere uit de overgangs-
tijd van „het stadsgezicht in tekeningen prent" naar
„het stadsgezicht als foto" willen samen karak-
teristiek beeld geven van een aantal Utrechtse
aspecten een eeuw geleden, op de grens van oud
en nieuw. Nader commentaar op de voorstellingen
De Mariaplaats naar het oosten, ca. 1780. Foto; P.
Oosterhuis (Gem, Archief Utrecht).
volgt in volgende nummers van het maandblad.
Deze kaarten zijn door Oud-Utrecht uitgegeven ter
gelegenheid van het monumentenjaar, en zullen
vanaf 1 december verkrijgbaar zijn onder andere
bij het Gemeentelijk Archief (Alexander Namanka-
de 199), het I.C.U., de V.V.V. en verschillende
boekhandels. Prijs ƒ 6,— per mapje.
78
-ocr page 80-
tot een politiek centrum, alwaar buiten-parlemen-
taire en maatschappij-kritische groepen bijeen-
komsten houden en voorbereidingen treffen voor
het houden van acties. Ook buitenlandse werk-
nemers kunnen er 'n spreekuur bezoeken voor
eventuele oplossing van hun moeilijkheden.
Wat voor mogelijkheden de activiteiten van het
centrum „De Raadskelder" in de toekomst ook
mogen bieden, gezegd kan wel worden dat de
raadskelder niet aan de oorspronkelijke doelstel-
ling heeft beantwoord.
W. F. van Schaverbeke
UTRECHTS
ONBESTORVEN
VERLEDEN VIII
Vijfenveertig jaar is ie geworden, maar veel aan-
dacht is daaraan niet besteed. Eigen schuld; want
in de loop der jaren is de raadskelder geworden
het zwarte schaap onder de bezienswaardigheden
van Utrecht.
Eerlijkheidshalve dient wel gezegd te worden, dat
de totstandkoming ook niet erg vlot verliep. Het
geven van een eventuele nieuwe bestemming aan
de lugubere bergplaatsen van kolen en aardappe-
len onder het stadhuis kwam op 29 december
1929 in de gemeenteraad aan de orde. De stem-
men staakten toen (18 tegen 18); de volgende
dag werd het voorstel aanvaard met 19 tegen 15
stemmen.
Achter de dikke muren waartegen het grachtwater
In het maandblad van oktober maakten wij melding
van een drietal onderscheidingen aan personen en
instellingen die zich op het gebied van monumen-
tenbehoud verdienstelijk hebben gemaakt in de
provincie Utrecht.
Deze lijst bleek bij lange na niet compleet. Niet
minder dan tien personen en instellingen bleken
een onderscheiding te hebben verworven. Hier-
onder volgt de volledige lijst:
de Oudheidkundige Vereniging Flehite te Amers-
foort, de Werkgroep Herstel Leefbaarheid Oude
Stadswijken te Utrecht, de Stichting De Utrechtse
Molens te Utrecht, het kerkbestuur van de Heilige
Nicolaas te IJsselstein, de kerkeraad der Waalse
Gemeente Utrecht en de heren F. A. Groen, Doorn,
N. Molendijk, Amersfoort, A. C. van Ee, Soest,
W. Stooker sr., Utrecht en J. J. C. Baron Taets van
Amerongen, Renswoude.
Nogmaals onze gelukwensen.
De raadskelder
kabbelde is daarna door gemeentewerken, onder
toezicht van de directeur ir. Holsboer en met
medewerking van de heren architect ir. Planjer,
Van Halewijn, schilder Koppens en kunstschilder
Van Anrooy, een met veel antiek ingerichte sfeer-
volle „Bierkeller" ontstaan die er wezen mocht.
Op 7 maart 1930 opende dr. J. P. Fockema Andreae
de kelder. „Ik doe dit als bovenbuur als huisheer
en ook als burgemeester", en hij schroomde daar-
bij niet de loftrompet te steken over de inrichting
van de kelder. Preludiërend over de verhouding
Domtoren-Raadskelder zei hij „onderaan de buiten-
trap, beseft ge beter dan ooit te voren, dat onze
stad belangrijk en mooi is van hoog tot laag, van
kelder tot toren".
Van stonde af aan dat de Utrechtse notabelen met
Goudse pijpen in de mond en bierpullen in de
hand de kelder inwijdden heerste er een feeste-
lijke, gezellige, amicale sfeer. Een sfeer die er
tijdens de jaarbeursdagen nog wel eens ontstond,
maar die heel, heel langzaam is verdwenen.
De „open tafel", waar voor weinig geld een be-
hoorlijke warme maaltijd werd verstrekt, trok nog
wel wat bezoek, maar de exploitant verhuisde
uiteindelijk toch naar een pand aan de Neude 29.
Ook het „R.K. Militair Tehuis" is er 'n tijdlang
onderdak geweest en thans is er onder de naam
,,De Raadskelder" het vijf jaar bestaande jonge-
ren-centrum gevestigd. Begonnen als jeugd-
sociëteit groeide deze sociëteit langzamerhand uit
Petite Histoire
Utrechtsche Provinciale en Stadscourant dd.
19-9-1849
Zaturdag avond is, naar men zegt, de Steen-
drukker P. W. van de Weijer alhier bijna het
slagtoffer van de woede van een zijner be-
dienden geworden. Zekere J. J. Mollas, boek-
houder, die zich van tijd tot tijd aan den
drank schijnt overgegeven te hebben, dien
avond zijn afscheid ontvangende, zoude v. d.
Weijer zoodanigen slag hebben toegebragt,
dat deze van zijn stoel tegen den grond
eenige trappen, waardoor hij den kinnenbak
op twee plaatsen brak. Zeker is het, dat v. d.
Weijer, om hulp roepende, in eenen gevaar-
lijken toestand werd gevonden, en thans
zorgelijk is.
gaf Mollas, zoa men zegt, hem met zijn hak
stortte. Niet spoedig kunnende opkomen,
79
-ocr page 81-
Utrechts lantaarnconsoles
Gipsen model
Beeldhouwer:
C. Groeneveld
Geplaatst:
Stadhuisbrug
Foto:
A. G. Ubaghs
Het afgebeelde vette varken houdt de herinne-
ring levend aan een heel oud typisch Utrechts
verhaal, waarvan voor het eerst in 1441 melding
wordt gemaakt.
leder jaar werd op de dag van Sint-Maarten
- 11 november - een mannetjesvarken, een vette
beer, door het Utrechtse stadsbestuur aan de
heren van het Hof van Holland aangeboden.
Onder grote belangstelling werden de stads-
boden van Utrecht bij die gelegenheid in Den
Utrecht ondervond het sturen van de hofbeer
naar Den Haag terecht als een vernedering.
Oorspronkelijk was het voor de stichtenaren
alleen maar een teken van erkentelijkheid voor
het feit, dat zij het vrijdom van bepaalde tol-
gelden hadden weten te verkrijgen.
Toen in 1604, na de slachting van het varken,
bleek, dat het vlees van slechte kwaliteit was,
werd een nieuw en beter exemplaar gezonden,
maar toen de plagerijen, die de beer te verdu-
ren had, maar niet ophielden, richtten de
Utrechters in 1612 eindelijk een klacht tot de
raadspensionaris ,,versoekende vriendelijck dat
daerinne mogt worden voorsien".
Er werd echter maar gedeeltelijk aan de wens
van de Utrechters voldaan. De beer moest aan
de paal blijven liggen, maar ring en ijzer zouden
van de paal worden verwijderd, waardoor - voor
het oog althans - de beer niet meer aan de
kaak gesteld werd.
Twee jaar later moest het verzoek worden her-
haald, omdat de Hagenaars zich niet aan de
afspraak hielden. Een van de burgemeesters
reed naar de Hofstad om over de „beer" te
onderhandelen.
Een jaar later was de jaarlijkse zending niet
meer verplicht; voortaan zou door de president
en de leden van het Hof van Holland met ,,be-
rengeld" genoegen genomen worden. Het schijnt,
dat dit geld tot in 1730 betaald werd.
De Hofbeer
Haag ontvangen. De hofbeer werd op een kar-
retje gehesen, een plechtigheid, waarmeee de
eigenlijke zegetocht was begonnen.
Op het Binnenhof aangekomen werd het dier
aan de ketting gelegd, waarna de beer - vooral
in tijden waarin de verhouding tussen Utrecht
en Den Haag minder goed was - het voorwerp
van volksvermaak in de minder gunstige zin.
In 1625 werd de verplichting tot het schenken
van het varken door Utrecht afgekocht. Voor-
taan werd steeds in november een bedrag aan
,,berengeld" naar de Hofstad overgemaakt.
Bekend is, dat prins Willem V voor zijn beers-
kop een bedrag van f 275,
in ontvangst mocht
nemen.
HO
-ocr page 82-
Utrechts Geveltekenfonds
meer mensen ongekende werelden opent, en dat
zich zeer voor werkgroepen leent. Men hoeft maar
te denken aan de enthousiaste werkgroepen
Paleografie die thans op het Gemeentelijk Archief
actief zijn!
Een aantal leden heeft zich reeds opgegeven.
maar er zijn gelukkig mogelijkheden voor veel
meer belangstellenden. Volg hun goede voorbeeld
en geef u ook op als u op één of andere wijze
mee wil doen met dit project, (liefst per brief-
kaart met vermelding van „Geveltekenfonds" en
adres, telefoon, beroep, belangstelling en moge-
lijk heden) bij het Gemeentelijk Archief, Alexander
harte welkom! Bij voldoende belangstelling kan in
suggesties, opmerkingen en gegevens zijn van
Numankade 199 te Utrecht (tel.: 7118 14). Ook
het voorjaar oen bijeenkomst worden belegd ter
kennismaking en oriëntatie, en om werkzaamheden
en mogelijkheden te bespreken.
Keizer Hendrik
Het is de bedoeling als eerste activiteit van het
Geveltekenfonds het beeld van Keizer Hendrik IV
weer op zijn plaats op de hoek van de Mariaplaats
en Mariastraat te doen terugkeren, waar het tot
1965 de herinnering levend hield aan de keizer
die in 1082 de Mariakerk stichtte. Hiernaast be-
staan plannen voor het doen schilderen van een
aantal huisnamen in stad en provincie. Over deze
Hendrik en de andere plannen in een volgend
maandblad meer.
F.K.
Op de ledenvergadering van 19 november j.l. heeft
de Vereniging Oud-Utrecht besloten tot oprichting
van een „Geveltekenfonds", een initiatief dat ver-
band houdt met het Monumentenjaar 1975. De
bedoeling hiervan is tweedelig. Ten eerste: leden
van Oud-Utrecht gelegenheid te bieden daadwer-
kelijk een eigen bijdrage te leveren aan een inte-
ressant aspect van de zorg voor monumenten in
stad en provincie. Ten tweede: het stimuleren van
aandacht voor een herstel of weer aanbrengen van
geveltekens en allerlei elementen die bijdragen
aan het persoonlijke karakter van historische pan-
den. Daarbij wordt gedacht aan gevelstenen en
beelden, geschilderde huisnamen en jaartallen op
gootlijsten, deuromlijsting of hekpalen, uithang-
borden, wapenschilden, jaartalankers, zonnewijzers
en wat dies meer zij. Daar bij dit stimuleren
behalve aan onderzoek en documentatie ook aan
financiële steun gedacht wordt, bestaat het voor-
nemen om hiertoe een aparte stichting in het leven
te roepen.
Boeiend
Belangstellende leden kunnen ieder naar vermogen
en interesse bijdragen aan dit project, hetzij als
medewerker aan documentatie en onderzoek, het-
zij financieel als begunstiger van het te stichten
fonds. Sommigen zullen zich aangetrokken voelen
door het „veldwerk", de inventarisatie in stad en
provincie, of door de fotodocumentatie. Anderen
kunnen zich uitleven in archiefonderzoek van ver-
schillende aard; boeiend werk dat voor steeds
december 1975
oudutrecht
48e jaargang
Vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis
der geschiedenis van de stad en de provincie Utrecht
MAANDBLAD
Voorzitter:
Secretaris:
Penningmeester:
Administratie:
Redactie:
A. H. R Hoogezand, Zandpad 87, Breukelen, tel. (03462) 23 62.
Dr. D. Snoep, p/a Centraal Museum, Agnietenstraat 1, Utrecht, tel. (030) 31 55 41.
D. A. Belderbos, Kromme Nieuwegracht 19, Utrecht, tel. (030) 31 23 18.
Contributie: Minimum: ƒ30,—, gironr. 575520.
mevr. M. Uittenbogaard-van Terwisga, Titus Brandsmalaan 17, Vleuten, tel. (03407) 19 86.
G. J. Röhner, p/a Alexander Numankade 199, Utrecht, tel. (030) 71 18 14, actualiteit.
H. Sneijder, Oasedreef 2, Utrecht, tel. (030) 61 60 91, eindredactie.
Mej. drs. L. van Tongerloo, Euterpedreef 52, Utrecht, tel. (030) 62 12 26, historie.
Oasedreef 2.
Redactieadres:
8!
-ocr page 83-
Een elitair ziekenfonds anno 1621
specialijck moeten accommodeeren). Blijkbaar was
dit nog niet afdoende. Men kocht er in 1606 nog
een aangrenzend huis bij. Voor de conventualen,
die tot nu toe „vrije kost" hadden genoten, werd
natuurlijk een financiële regeling getroffen. Een
vast bedrag voor alimentatie werd vastgesteld
waarbij een toeslag voor „accidentalia".
Bezetting
Op 27 Januari 1598 stelden de Staten van Utrecht
een Instructie voor de vijf Jofferenconventen vast
waarin van allerlei werd geregeld 3). Wat de bezet-
ting betreft, in St. Servaas en Oudwijk - dit waren
de rijke conventen - mochten boven de Vrouw,
d.w.z. behalve de abdis, maximaal twaalf volle
provens en zes kinderprovens zijn. (Een meisje
moest minstens acht jaar oud zijn om te kunnen
worden opgenomen.)
In de andere drie conventen sullen de joffers
moeten versterven tot negen toe.
Het is niet ver-
wonderlijk dat de juffers zich van alle exercitie
van de Roomse religie moesten abstineren. Zij
hadden vrij veel bewegingsvrijheid, maar moesten
wel het grootste deel van het jaar binnen het
conventshuis verblijven. Het habijt mochten zij
blijven dragen maar zij mochten er niet de straat
mee op (ende en sullen oock in hare habijten niet
vuytwendich gaen).
Trouwen mocht maar dan
kwam prompt een eind aan de prove, tenzij de
huwende juffer vóór 1582 al in het convent was.
Ontstond door overlijden of huwelijk een vacature
dan mocht een volgens een rooster bepaald lid
van de Ridderschap de vrijgekomen prebende ver-
geven. Bij een vacature van abdis benoemde de
Ridderschap een opvolgster onder goedkeuring van
de Staten.
Voor wat Vrouwenklooster betreft kwam aan de
gemeenschappelijke huisvesting aan de Plompe-
torengracht in 1628/29 een einde. Op 7 Januari
1629 werden twee van de drie huizen openbaar
geveild 4). Met betrekking tot de andere Jufferen-
conventen zal zich een overeenkomstige gang van
zaken hebben voorgedaan. Voor Oudwijk zal dit
hierna nog blijken. De jaarlijkse prebenden bleven
echter in stand en de leden van de Ridderschap
bleven voorzien in de vervulling van opengevallen
vacatures. Eerst onder de Bataafse Republiek heeft
in 1797 het Provinciaal Bestuur aan deze instelling
een einde gemaakt. De gedupeerde juffers van de
Van de vijf adellijke Utrechtse vrouwenkloosters,
Wittevrouwen, Sint-Servaas, Oudwijk, Mariëndaal
en Vrouwenklooster, alle stammende uit de 12e
en 13e eeuw, lagen alleen de eerstgenoemde twee
in de stad. Mariëndaal lag, richting Zuilen, even
ver buiten de Catharijnepoort als Vrouwenklooster
richting De Bilt buiten de Wittevrouwenpoort. De
plaats van Oudwijk behoeft geen aanduiding. De
namen van alle vijf kloosters leven in onze tijd
nog voort. Aan Mariëndaal of Ten Dael of Dael
herinnert o.a. de Daalsedijk, aan Vrouwenklooster
het Kloosterpark in De Bilt. De Hervorming maakte
aan de kloosters als zodanig een eind en omdat
in oorlogstijd de vijand dergelijke gebouwencom-
plexen zo dicht bij de stad als legeringsmogelijk-
heid zou kunnen gebruiken, werd in of omstreeks
1585 op aandrang van de Utrechtse burgerij tot
sloping van de drie buitenkloosters overgegaan.
De „Joffers" waren voor dien naar een andere
behuizing, binnen de stad, overgeplaatst. De
kloosters St.-Servaas en Wittevrouwen konden
geen kwaad. Deze zijn dan ook nog een honderd
jaar langer blijven staan ').
Adellijke joffers
De genoemde vijf conventen waren uitsluitend
bestemd en toegankelijk voor adellijke joffers en
dit had tot gevolg dat, toen circa 1580 een eind
kwam aan het bestaan van alle kloosters, de be-
zittingen van deze vrouwenconventen niet, zoals
die van de andere kloosters onder het beheer van
de Staten kwamen, maar onder dat van de Ridder-
schap. De eerste tijd bleven de juffers van elk
convent een gemeenschappelijk huishouden drijven
waarvan de bewaard gebleven rekeningen een
beeld geven. Nadat de andere vier conventen al
ruimschoots voor 1600 aan die gemeenschappe-
lijke leefwijze een eind hadden gemaakt, volgde
het Biltse Vrouwenklooster dit voorbeeld in 1606 2).
In die zin, dat de juffers wel in hetzelfde huis
bleven wonen, maar in het vervolg ieder voor haar
eigen kost en verwarming moesten gaan zorgen.
Dit bracht ingrijpende veranderingen met zich. Aan
de twee grote huizen aan de Westzijde van de
Plompetorengracht - toen Nieuwe Gracht geheten -
waarin de juffers van Vrouwenklooster gehuisvest
waren, moest voor meer dan f 4.000,— worden
vertimmerd. (-----soe heeft men die huysinge,
cameren ende kelders des convents daertoe
-ocr page 84-
heden tegen de Calvinistische geloofsleer uiteen-
zetten. Is er sprake van een verzoek zonder meer-
en dat mogen we in het onderhavige geval toch
wel veronderstellen ook al kennen wij de tekst
van het verzoekschrift niet - dan verwacht men
eerder het woord „requestranten" of „supplian-
ten" of, als er hoog van de toren wordt geblazen,
„requiranten" dan „remonstranten".
Niettemin moet de notulist dit woord in casu in den
zin van verzoeksters hebben gebezigd. Kan het
zijn dat hij dit deed met een ondeugende bijge-
dachte, with nis tongue in nis cheek? Het staat
vast dat dr. Gillis van der Gal (ook wel Gall of
Galle), de door de Joffers uitverkoren huisarts, een
notoire Arminiaan was. Niet alleen komt hij voor
op de „Lijst van personen van Arminianisme ver-
dacht" van (waarschijnlijk) 16208), maar hij was
ook degeen die in 1629 een huis in de Lange Riet-
steeg (sinds 1950 Keizerstraat) met de bestem-
ming van schuilkerk verkocht zogenaamd aan
Johan Hermens maar in wezen, zoals later zou
blijken, aan de Remonstrantse gemeente. Johan
Hermansz Monachius trad er clandestien op als
bedienaer des goddelicken woorts inde remon-
strantsche gemeente alhier.
Tot begin 1808 heeft de Remonstrantsche Broeder-
schap er gekerkt. Toen verrees op diezelfde plaats
de hofkapel van Lodewijk Napoleon en betrokken
de Remonstranten de kapel van het gewezen
Hieronymusklooster aan de Kromme Nieuwe
Gracht9).
Fondsdokter
Dat de Ridderschap in 1621 een man als Van der
Gal als fondsdokter over de Jofferenconventen
heeft aanvaard, is wel opmerkelijk. In de jaren
onmiddellijk volgende op de Dordtsche Synode
(1618/19) was het optreden tegen de Remonstran-
ten juist het allerfelst.
Op 29 december 1618 verschijnt prins Maurits
persoonlijk in de vergadering van de Staten om
deze in het belang van de eenheid van het land
te zuiveren van ongewenste elementen. Vier leden
van de Ridderschap worden bij die gelegenheid
uit de gewestelijke regering ontslagen 10). In een
publikatie van 27 oktober 1619 gaat de vroedschap
van Utrecht nog eens fiks te keer tegen de heime-
lijke vergaderingen en de conventiculen van de
Remonstranten "). Maar de heftigste bewoordingen
treffen we aan in een plakkaat van 4 februari 1623
uitgaande van prins Maurits en de Staten van
Utrecht, tegen de seer grouwelijke ende schande-
lycke conspiratie, tegens den Staat en welvaart
van 't Land en alle goede innewoonderen van dien
gesmeer. De Arminianen zo staat in dit van harts-
tocht gloeiende stuk te lezen, hebben er blijk van
gegeven dat syluyden alle practyquen, listen ende
lagen hebben aangeleyt omme niet alleen naa
vijf conventen hebben nog wel getracht die be-
slissing opgeschort te krijgen, opdat zij gelegen-
heid zouden hebben hun oude rechten te staven 5).
Sed frustra.
Oudste reglement
Ook in 1621 traden de jofferenconventen met een
gezamenlijk verzoekschrift op voor de behartiging
van hun gemeenschappelijke belangen. Het is ge-
tekend door de vijf Vrouwen-abdissen, gericht aan
de Ridderschap en bevat het verzoek dat Dr. Gilles
van der Gal op een eerlik jaerlycx tractement
mochte werden geëmployeert ten dienste derselver
conventen.
Helaas is dit rekest zelf niet bewaard
gebleven zodat wij van de motivering verstoken
blijven, maar het besluit van de Ridderschap van
6 juli 1621, waarin gunstig op het verzoek werd
beschikt, is er nog wel. Omdat het hier, voor zover
ik weet, het oudste ziekenfonds-reglement betreft,
laat ik de beschikking in haar geheel volgen 6).
Is geappoincteert:
Die Edelen ende Ridderschappe etc, genegen
zijnde de Remonstranten om redenen hierinne ge-
roert in haer versouck te accommoderen, con-
senteren ende accepteren bij desen Dr. Gilles van
der Gal als ordinaris medicus der respective lof-
trouwenconventen binnen der stadt Utrecht; omme
hem bij alle voorvallen ende occurentien ten
dienste van de E. Vrouwen ende gemeene Jouffren
derselver in alle behoorlijke dilligentie ende ge-
trouwicheijdt te laten gebruijcken, daer ende soo
dickwils hij des zal worden gehaeldt ende versocht,
te weten soo wel buijten als binnen de Stadt, in
den lande van Utrecht. Midts dat dit maer zijn zal
bij provisie, voor den tijt van een jaer. Ende dat
d'E. Vrouwen respective voornoemt den voor-
noemden doctor voor een jaerlycx pensioen 7), ten
regarde van zijne moeyten desen aengaende te
nemen, vuyt hare E. prebenden elck zullen laeten
volghen ende genieten ses gulden ende elcke con-
ventusle loffre drij gulden s'jaars; die de respec-
tive Rentmeesters der voors. conventen aen hare
prebenden zullen moghen corten, ende den Doctor
Medicus voornoemt betaelen.
Verzoek?
Over dit merkwaardige stuk is nog wel wat te
zeggen. Zo vragen we ons af wat de zin is van
het woord „Remonstranten" in de tweede regel.
Het is natuurlijk niet zo dat de Joffers inmiddels
en bloc het Arminianisme zouden hebben om-
helsd. Wij zullen het woord hier dus moeten op-
vatten in de betekenis van „verzoeksters". Toch
zit daarin iets onbevredigends. Immers, het woord
„remonstrant" heeft vrijwel steeds een element
van vertoog, van bezwaar. Zo was ook de in 1610
bij de Staten van Holland ingediende „Remon-
strantie" waaraan de Remonstranten hun naam te
danken hebben, een vertoog waarin zij hun zwarig-
83
-ocr page 85-
bare opslag het grote huis met hof aan de Drift
O.Z. dat toebehoorde aan het convent van Oud-
wijk voor f 14.400,— plus ƒ 1.080,— rantsoen,
welke koopsom hij in twee termijnen afbetaalde 14).
Volgens Muller15) stond dit huis op de plaats van
het tegenwoordige Kunsthistorisch Instituut (Drift
25). Latere onderzoekers menen dat het huis van
Oudwijk iets noordelijker stond u).
Schamel
Het vaste salaris van ƒ 200,— per jaar was toch
blijkbaar wat schamel, want met ingang van 1
januari 1625 wordt dit op verzoek van dr. Van der
Gal verhoogd tot f 400,—. De enige notitie die wij
na dien nog in het Staten-archief over deze affaire
tegenkomen, tevens de laatste, is van 17 maart
1631: d'heren Van 's Heerenaerntsberge en Van
Brakel verclaren onnodich te sijn het tractement
aen Van der Galu).
Hoogstwaarschijnlijk houdt dit
verband met de opheffing van de gemeenschappe-
lijke samenwoningen. Boven zagen wij dat
Vrouwenklooster in 1628/29 een eind maakte aan
de collectieve huisvesting aan de Plompetoren-
gracht. De zo juist vermelde openbare veiling van
het grote huis van Oudwijk aan de Drift wijst op
eenzelfde verandering, waarbij, zo mogen wij aan-
nemen, de Joffers weer in de schoot harer familie
zijn weergekeerd.
Proces
Dr. Gillis van der Gal doet in de Utrechtse ar-
chieven nog menigmaal van zich spreken. Hij kocht
nl. in 1634 het goed Veen of Te Veen bij Blauw-
kapel van Vrouwe Anna van Essenstein douairière
Van Gent. Laatstgenoemde doet de koper twee
jaar later een proces aan, daar zij meent door hem
misleid te zijn. Voor haar des te grievender omdat
den Ed. Hoochgeleerden Mr. Gillis van der Gal,
der Medicijnen Doctor als wesende haer Ed.
Doctor ende Raidtsvriend, daer haer Ed. naest
Godt haer gesondtheyt ende andere werelijcke
affairen meest op betrouwende [was].
Zij verliest het proces, waarna haar schoonzoon
jhr. Lodewijk van Renesse en zijn broer Frederik
in 1636 het plan beramen dr. Van der Gal te kid-
nappen en aan de Spanjaarden in handen te
spelen, opdat hij zich een groot losgeld zal moeten
getroosten. Zij slagen maar gedeeltelijk. Bij de
Grebbe wordt de wagen ontdekt waarin Van der
Gal en zijn oudste zoon, gebonden en met een
prop in de mond, worden gevonden. Lodewijk van
Renesse weet te vluchten. Broer Frederik wordt
op Hazenberg gevangen gezet maar ontsnapt een
jaar later, nog wel door toedoen van de Staten-
Generaal die kennelijk met het geval in de maag
zitten.
In de Utrechtsche Jaarboekjes van 1891 en 1893
vertelt C. A. de Kruijff ons deze hele geschiedenis
tot in bijzonderheden, waarbij hij uit de talrijke
haar uyterste vermogen den staat der Kerke ende
Politie der Vereenichde Nederlanden op nieuws te
turberen en te onderste boven te werpen, nemaar
ook in een onvermydelijk bloedbat te stellen, ende
voorts door verscheyden brandstichtingen te
ruïneren en tot inden grond te verderven, sulks dat
den vyand door sulke swarigheden van binnen,
deselve Landen, Steden en plaatsen van buyten, te
beter na zynen wille en lange gepractiseerde boose
tyrannicque desseynen soude hebben konnen be-
springen, overvallen ende vermeesteren, 't welk
hem door
Godes almogende genade nu meer dan
vyftich jaren lang verhindert en belet geweest
is - - -
12).
Vijandigheid
Dergelijke taal wijst op een zo onverzoenlijke
vijandigheid, dat de Remonstranten in die dagen
alle reden hadden om niet op te vallen. Wel wer-
den na de dood van prins Maurits in 1625 de
verhoudingen wat minder gespannen. Onder het
bewind van Frederik Hendrik werd meer door de
vingers gezien en plakkaten als de zo juist ge-
citeerde blijven verder uit. Maar dit neemt de
vraag niet weg hoe het mogelijk was dat juist mid-
den in die jaren van het felste antagonisme, tussen
1618 en 1625, de Ridderschap, toch een lid van
diezelfde Staten van Utrecht, met de terecht van
Arminianisme verdachte dr. Van der Gal genoegen
heeft kunnen nemen. Bij provisie, voor den tijt van
een jaer,
maar, zoals nog blijken zal, het zijn er
waarschijnlijk tien geworden. Men heeft de af-
spraak naar het schijnt in 1622 nog een jaar stil-
zwijgend laten doorlopen, want eerst in de ver-
gadering van de Ridderschap van 25 juni 1623
komt de zaak weer aan de orde 6). Nu is het dr.
Van der Gal die wensen heeft. In zijn taak-
omschrijving wordt na voorvallen ende occurentien
op zijn verzoek ingevoegd van sieckten ende
indispositien.
Blijkbaar legden de Joffers wat veel
beslag op zijn kostbare tijd, ziek of niet ziek. Ook
vraagt Van der Gal om een andere financiële
regeling en wel in die zin dat hij liever - met terug-
werkende kracht tot 6 juli 1621 - een vast bedrag
heeft van ƒ 200,— per jaar dan wat in 1621 was
afgesproken. Het was zeker niet zo dat hij een
hoger salaris verlangde.
Omslachtig
De ziekenfondspremie voor de vijf Vrouwen was
bepaald op f 6,— en die voor de Joffers op f 3,—
per jaar. In 1621 hadden de vijf conventen te
zamen 88 Joffers '3). Van der Gal had dus recht op
in totaal ƒ 294,—. Waarschijnlijk was het hem te
omslachtig met die verschillende rentmeesters te
moeten afrekenen. Bovendien was dr. Van der Gal
een vermogend man. Hij bezat in Utrecht diverse
grote huizen, o.a. aan het Janskerkhof en aan de
Ganzenmarkt. In januari 1629 kocht hij bij open-
84
-ocr page 86-
Nieuwe editie Kastelenboek
processtukken een volkomen duidelijk verhaal
weet te construeren. Wij gaan hierop nu niet nader
in omdat die historie met ons eigen onderwerp
geen verband heeft.
Dr. Gillis van der Gal is in 1637 overleden.
P. H. Damsté
J. D. M. Bardet. Kastelenboek Provincie Utrecht.
Bussum, 1975, De Haan. 5e druk. 385 blz. m. III.
f 14,90.
Het is een goede gedachte geweest een nieuwe
editie te bezorgen van het kastelenboek van de
provincie Utrecht. De 4e druk van 1966 was al ja-
ren uitverkocht. Een zinnige zaak, dat een jongere
generatie geïnteresseerden zich niet op de hoogte
hoeft te stellen van de Utrechtse kastelen mid-
dels bibliotheek of duur antiquarisch aangeschaf-
te exemplaren.
De nieuwe druk lijkt inhoudelijk in grote mate op
de vierde behoudens het in voorwoord aangege-
vene. Ik ga daar niet op in. Het geleverde werk
is goed en voldoet aan de wensen van de gebrui-
kers.
Waar ik wat uitgebreider over spreken wil is de
uitvoering. Niet als kenner van het drukwezen,
maar als gebruiker, als fietser die op een middag
langs de Langbroekerwetering rijdt en die na af-
loop enige opmerkingen maakt en vragen stelt ten
aanzien van de praktische bruikbaarheid. Voor-
eerst is de plaatsing van de kaarten achterin het
boek een verbetering. Uitklapkaarten sneuvelen in
de regel snel.
Het papier van deze uitgave is van een goede,
stevige kwaliteit. Hoe plakkerig het wordt als je
koffie morst of als het miezert op een tocht, zal
de praktijk uitwijzen. In ieder geval was de vierde
druk wat dit betreft een forse flop.
Een vraag is hoe de kaft er na een tijdje gebruik
zal uiLzien. Nu is hij in een goede konditie en ziet
hij er aardig uit. De slappe, witplastic cover van
de vorige druk toonde lelijk maar was in de prak-
tijk handig: hij liet zich schoon vegen, kon tegen
water en gaf lekker mee.
Het gewicht van het boek is aanmerkelijk vermeer-
derd. Woog de vorige druk 4'/2 ons, deze liefst 61/2-
In je zak een niet gering gewicht, als het tenminste
zo was dat je het boek daarin zou kunnen steken.
De achterkaft mag dan spreken van een handzaam
formaat, in mijn garderobe bevindt zich één jas
waar het boek in kan. Alle andere zakken zijn te
smal. Mijn suggestie aan de drukker is dan ook
voor een volgende uitgave eerst contact op te ne-
men met de confectie-industrie ten einde op de
hoogte te zijn van de grootte van de gemiddelde
jas- en colbertzak. De huidige uitgave is 11/2 cm
te breed.
Wat me tevens een zinvolle aanvulling voorkomt
zijn een of twee pagina's met getekende wapen-
schildjes. Thans vinden we de wapens beschre-
') Rijksarchief Utrecht (R.A.U.), Catalogus van de Archieven
der Kleine Kapittelen en Kloosters (K.K.K.), Inleidingen
bij de respectievelijke vrouwenconventen.
2)  R.A.U., K.K.K. nr. 1144, Rekeningen Vrouwenklooster.
3)  R.A.U., Archief der Staten van Utrecht nr. 738.
*) Rekening Vrouwenklooster 1629i'30 fol. 1)7 en 118.
s) K.K.K. nr. 1141.
') Archief der Staten van Utrecht nr. 731-1.
7)  Het woord ..pensioen" hier gebruikt in zijn oorspronke-
lijke betekenis van jaargeld, salaris.
8Kronijk van het Historisch Genootschap, 26 (1870) 331.
9)  G. A. Evers. ,,De Schuilkerk der Remonstrantsche Ge-
meente in de Rietsteeg en hare bezitting op 't Heilig-
Leven", laarboekje van ,,Oud-Utrecht", 1933,
97.
10)  Johan van de Water, Groot Placaatboek van Utrecht, I,
194.
") Ibidem, III, 465.
12) Ibidem, I, 409.
") Elk van de vijf conventen telde meer loffers dan het in
de Instructie van 1598 voorgeschreven maximum.
») R.A.U., K.K.K. nr. 760. Rekeningen Oudwijk 1627-1630.
1!) S. Muller Fz., Oud-Utrechtsche Vertellingen (Utrecht,
1904), 106.
") Annelies Becker-lordens e.a., Drift 25 (Utrecht, 1970), 28.
") Archief der Staten van Utrecht nr. 738, blz. 143.
Voor
prentbriefkaartverzamelaars
Hoe op een onverwachte plek nieuws voor lief-
hebbers van het verleden te vinden is! Had u soms
gedacht dat er in het zendingsblad van de Ned.
Herv. kerk een adres te vinden zou zijn waar oude
prentbriefkaarten te koop worden aangeboden?
Geïnteresseerden kunnen zich opgeven bij mevr.
M. Jansen-Boas, Wormerveerstraat 52, Den Haag,
tel. 070-66 53 41. Men moet dan zo nauwkeurig
mogelijk aanduiden welke plaatsen of onderwerpen
(bijv. molens, kastelen) men verzamelt, en uit
welke periode. Ansichten van vóór 1900 krijgt zij
amper binnen, maar wel uit het begin van deze
eeuw. Na telefonische afspraak kan men kaarten
komen uitzoeken.
Om een indruk te geven van de prijzen: stads- en
dorpsgezichten van nu tot 1950 kosten 15 cent, uit
de jaren 1950-1930 minimaal 25, tussen 1930 en
1920 minstens 75 cent en die van vóór 1920 1 gul-
den of meer kosten. Kaarten met trams, zeppelins
en andere zeldzame onderwerpen zijn veel duurder.
De opbrengst van die verkopen gaat naar zen-
dingsterreinen, maar dat kon u verwachten bij de
bovengenoemde achtergrond van dit adres.
L. v. T.
85
-ocr page 87-
de achterkafttekst te brengen die ze3t „dat het
boek door een ieder gemakkelijk gebruikt kan
worden als gids bij een tocht langs Utrechts kas-
telen".
Utrecht,                                                           C. Staal
ven bij de tekst, soms biedt een gravure er een.
Maar niet iedere gebruiker is heraldisch genoeg
geschoold om te weten wat bezanten, een gouden
vrijkwartier, gegeerd en een bemmel zijn. Dit om
de „ontwikkelde leek" uit de voorrede dichter bij
Maarten Maartenshms en Zuylestein
In het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad
van 12 september 1975 wijdt Hans Redeker een
kort, maar opmerkelijk artikel aan de in het Engels
schrijvende Nederlandse litterator mr. dr. J. W. van
der Poorten Schwarz alias Maarten Maartens. De
heer Redeker noemt het door Schwarz gestichte
,,kasteelachtige" gebouw tussen Doorn en Maarn,
dat door de bouwheer „Zonheuvel" genoemd werd
en thans het Maarten Maartenshuis is, „een ge-
trouwe navolging" van huis Zuylestein bij Leersum.
Zuylestein heeft in de 16e eeuw en in het begin
van de 17e eeuw aan leden van het geslacht Van
Rheede behoord, evenals het nabij gelegen Ame-
rongen. Onder prins Frederik Hendrik en zijn na-
zaten, de Nassau's-Zuylestein, kreeg het zijn in
„Zonheuvel" weerspiegelde uiterlijk. Een der laat-
ste bewoners van het in de Tweede Wereldoorlog
verwoeste kasteel is Van der Poorten Schwarz
geweest.
Hoe kwam Schwarz aan de naam Zonheuvel? Naar
alle waarschijnlijkheid ontleende hij deze aan mr.
Jacob van Lenneps romantische werk „De Pleeg-
zoon". Dit verhaal speelt zich voor een belangrijk
deel af op het kasteel Sonheuvel van Hendrik van
Reede, heer van Sonheuvel, de pleegvader van de
vondeling Joan. Dat Van Lennep bij Sonheuvel aan
Zuylestein gedacht heeft, is mijns inziens buiten
kijf; in het elfde hoofdstuk komt de volgende
poëtische beschrijving voor: „Blakend van den
schemerenden gloed der ondergaande zon, lagen
(het dorp) Sonheuvel en de omliggende dorpen
aan den voet des heuvels, midden tusschen het
donkere groen te prijken-, trotsch en statig ver-
hieven zich de hooge kerkspits en, daarachter, de
daken van het vaderlijk slot: links af stak, in 't
verschiet, de dom van Reenen somber af tegen
het heldere zwerk, en aan de rechterzijde rezen de
torens van twintig adelijke huizen uit de donkere
bosschaadjen. Voor hem (Joan, de pleegzoon van
de heer van Sonheuvel) rolde de Rijn met effen,
stillen stroom, door vette weiden of geurige boom-
gaarden, en kaatste als een spiegel den blozenden
hemel terug". *)
Dat van der Poorten Schwarz, die zelf een tijdlang
op Zuylestein gewoond had, zijn laatste, thans ir
de Nederlandse taal geschreven, verzenbundel liet
verschijnen onder het pseudoniem Joan van den
Heuvel, wijst ons eveneens naar „De Pleegzoon"
A. lohanna Marii
''■') Mr. I. van Lennep, Romantische Werken, I.
De Pleegzoon, Rotterdam, M. Wijt & Zonen, 1856,
deel I, blz. 175. Van Lenneps ..pleegzoon" Joan
blijkt aan het einde van het tweede deel een graal
von Daun te zijn, zoon van de door de Spanjaar-
den in 1598 gedode heer Van Bruck aan de Ruhr
in het Bergische Land. Aan het romantische ver-
haal ligt een ware gebeurtenis ten grondslag. Vol-
gens dr. G. Aders werd Wirich, graaf von Daun.
heer tot Falckenstein, in 1598 door Spaanse sol-
daten vóór zijn slot Broich vermoord. Broich (bij
Mülheim a.d. Ruhr) grensde aan Styrum, een slot
en heerlijkheid van de graven van Limburg-Stirum.
Zie Die Geschichte der Grafen und Herren von
Limburg und Limburg-Styrum und ihrer Besitzun-
gen, Assen und Münster/Westf. 1968, II, 4, blz. 264
v/g., Burgen und Sitzen, 14. Bioich.
Ruilbeurs
De heer D. 1. de Coole, Montaubanstraat 4,
Zeist biedt aan:
De Bijlhouwer van Utrecht, H, J. van Lummel,
Utrecht in de 18e eeuw, A. Graafhuis,
De Provincie Utrecht, Ie stuk Gem. Utrecht,
dr. E. J. Haslinghuis,
Kopergravure plattegrond Utrecht anno 1776,
naar J. W. Raven en G. van Tuijl,
en diverse kopergravures van stad en pro-
vincie.
De heer De Coole (tel. (03404) 1 73 73)
vraagt: soortgelijks van stad en provincie.
-ocr page 88-
Protestantse
vroomheid
Petite Histoire
Utrechtsche Provinciale en Stadscourant
dd. 30-10-1848
Men schrijft ons uit Loosdrecht, ten bewijze
hoe sommige lieden nog ligtgeloovig zijn, dat
onlangs eene zwervende vrouw, na verklaard
te hebben, dat een kind, hetwelk vrij ernstig
ziek was, door hekserij in dien toestand ver-
keerde, zich heeft aangeboden om de heks
te verdrijven. Nadat men haar daartoe een
zwarte kip gegeven had en deze met de
noodige formaliteiten in olie was gekookt
geworden, schijnt het te zijn gebleken, dat de
kunstenaresse eene treffende gelijkenis had
met zekere Aagje S., door den heer officier
van justitie te Amsterdam gesignaleerd ter
zake van diefstal, en vernemen wij dat de
heer kantonregter te Loenen haar, inweerwil
harer groote begaafdheid, derwaarts onder
verzekerde bewaring heeft opgezonden, ten
einde zich als een allerdaagsch mensch voor
den regter te verantwoorden.
dd. 18-9-1848
Bij gelegenheid van den kermis aan den
Hommel, zal men eenige vermakelijkheden
daar stellen, als op Woensdag 20 September
een kat uit de ton knuppelen, 's middags
5 ure op een paal loopen, en op Zondag 24.
dito op den bijenkorf rijden en zak laten
lopen, beginnende te half vijf uur.
*
dd. 4-12-1840
Vrijdag 11. had alhier het ongeluk plaats, dat
een dienstmeisje, bij het spoelen van linnen,
in de gracht bij de Bakkerbrug in het water
viel en verdronk. Wij zullen hier niet spreken
van de onkunde van de meeste menschen om
een drenkeling te redden, maar deelen dit
ongeluk slechts mede, om de dienstboden
voorzichtigheid bij het vooroverbukken des
hoofds bij het water aan te raden.
dd. 15-3-1841
Daar iemand in onderscheidene Couranten
gezien heeft, dat er op ongehuwde mannen
van zekeren leeftijd eene bijzondere belasting
zoude komen, en hij er gaarne van wilde
bevrijd zijn, noodigt hij alle Weduwen en
ongehuwde Jufvrouwen tusschen de 36 en 40
jaren, die eenig vermogen bezitten, en zich
met een man van ruim 50 jaren in den echt
willen begeven uit.
Nu de tentoonstelling over verleden en toekomst
van het Catharijneconvent voorbij is, wil ik nog
even stilstaan bij één onderdeel van die toekomst-
plannen. Het oude klooster/gasthuis wordt immers
een rijksmuseum waarin de hele christelijke cul-
tuur van ons land gerepresenteerd zal worden.
Voor het bereiken van dat doel hebben de protes-
tanten echter een grote achterstand ten opzichte
van hun oud- en rooms-katholieke landgenoten.
Daarom - ook al heeft Defoer daarop gewezen in
de dikke bijlage over het Catharijneconvent die u
in september ontving (p. 57-58), en al kon u hier-
over ook lezen in de blauwe folder met „Toelich-
ting op de stichting van het . . . Catharijnecon-
vent", die bij de tentoonstelling verspreid werd -
daarom onderstreep ik dat aspect nog eens extra.
In de nu net één jaar oude Stichting Protestantse
Kerkelijke Kunst werken de oudste protestantse
kerkgenootschappen - doopsgezinden, luthersen,
hervormden en remonstranten - samen o.a. met het
doel om deze achterstand in te lopen en om dus,
concreet, het nieuwe religieuze museum aan voor-
werpen te helpen. En daarbij gaat het heus niet
alleen om kunstobjecten als avondmaalszilver en
schilderijen, zoals die in het laatste compartiment
op de tentoonstelling te zien waren. Juist allerlei
gewone voorwerpen die met de protestantse
vroomheidsbeleving in nauw of wijder verband
stonden en staan, worden dringend gezocht.
Ik noem maar wat voorbeelden: zondagschool-
prentjes, belijdenisplaten, wandteksten, een bundel
van Johan de Heer, psalm- en gezangboeken, een
vroege druk van Datheens psalmen; portretten
van hopen predikanten en professoren; kerk-
waaiers en kerkstoven; een zendingsbusje en een
„knikjavaan"; diaconiepenningen voor de armen;
prekenbundels enz.
Leest u het maar uitvoeriger in de eerder ge-
noemde blauwe folder, als u die van de tentoon-
stelling hebt meegenomen, of informeert u eens
bij de secretaris van de Stichting Protestantse
Kerkelijke Kunst, dr. Regn. Steensma, Eyso de
Wendtstraat 10 in Kollum (05114-18 56). Met hem
kunt u natuurlijk ook overleggen over afstand of
inbruikleengeving van dergelijke voorwerpen.
Beschikt u niet over dergelijke zaken en wilt u
toch het werk van de stichting steunen, dan kunt
u dat doen door voor minimaal f 15,— er donateur
van te worden. Steunt u liever de doeleinden van
het nieuwe museum in zijn totaliteit, geeft u zich
dan (bij het Aartsbisschoppelijk Museum, Agnieten-
straat 1, Utrecht, (030-3125 61) op als vriend
van het Catharijneconvent voor minimaal f 10,—.
87
-ocr page 89-
Utrechts lantaarnconsoles
De schutterij dateert van 1572. Op 11 augustus
van dat jaar werd de Vroedschap ontboden bij
de stadhouder Bossu. Men ontving opdracht
dat ,,zij horen burgeren ende ingesetens tellen
ende brengen zouden onder vendelen, opdat
in tijde van node ofte alarme deselve mogen
weten, zoe zij hem hebben ende waer zij hem
vynden zullen".
keurkorps. In 1702 waren alle mannen van een
bepaalde leeftijd schutter-plichtig. Velen koch-
ten zich uit.
Op de ,,Drilweide", nabij de oude gasfabriek,
oefenden de schutters onder leiding van de
drilmeester. Jaarlijks werd een wapenschouw
gegeven. In de jaren zestig van de 18e eeuw
raakten deze parades in onbruik.
Een periode van grotere betekenis dan die
rond de Franse tijd is er niet meer geweest.
In 1869 bood koning Willem II de Utrechtse
schutterij een vendel aan, dat tot het einde
van het bestaan (31 juli 1907) steeds werd
meegedragen. Het was dit vaandel, dat in 1907
op de Stadhuisbrug door de commandant van
de dienstdoende schutterij, It.-kolonel mr. A.
J. N. Bake, aan burgemeester dr. B. Reiger
werd overgedragen.
Men zou verwachten, dat dit lantaarnvoetstuk
zou zijn geplaatst in de directe omgeving van
de Doelen. Dat is niet gebeurd. Men kan dit
fraaie werk van beeldhouwer Esenbrink bewon-
deren onder Oudegracht 124.
De Schutterij
Er kwamen aanvankelijk vier - later acht - ven-
dels van elk 200 der beste en geschiktste bur-
gers van de stad in de leeftijd van 18 tot 60
jaar. Om een vlotte organisatie te waarborgen,
werd de stad op 12 augustus 1572 nog in vier
kwartieren verdeeld die elk twee vendels
telden. Deze kwartieren ontvingen (met de
vendels) namen, die voor een deel herinneren
aan de tijd van de aansluiting bij de opstand
tegen Spanje. De vendels groeiden uit tot een
Beeldhouwer:
-ocr page 90-
REGISTER MAANDBLAD 48/1975
Lijst van schrijvers
Bardet, C. J. Restauraties in de provincie in 1974
20-21
Belderbos, D. A. Zomaar een foto van zomaar een
boom                                                                     14-15
—  Financieel jaarverslag 1974                          17-19
Boon, J. G. M. In Vreeswijk „600 jaar Oude Sluis"
60
Bos, Chr. De Dom-beiaard, een unieke
reconstructie                                                        33-34
Brinkhuis, G. Utrechtse klokkenmakers 1-3, 12-13
Cocural, A. en L. Zwaafjr. Het vliegtuig op de
Wittevrouwen                                 41 -43, 56-59, 65-67
Dam, H. Het Bouwplan                                    49-54*
Damsté, P. H. Vreemde straatnamen in De Bilt (3)
6-7
—  Een elitair ziekenfonds anno 1621              82-85
—  Gevelteken (mededeling)                                   51
Defoer, H. L. M. Het Rijksmuseum het Catharijne-
convent 55-62*
Dirkse, P. Van Passantenhuis tot Rijksmuseum
30-38*
Fischer, L. Petite histoire                                       64
Graafhuis, A. Utrecht en het Europese monumen-
tenjaar                                                                       50
—  Oproep voor oude foto's                                  51
Greven, P. E. Monumentenwacht (afd. Utrecht)
29-30
Groen, F. A. Historisch boerderijonderzoek 25-27
Haakma Wagenaar, Th. Honderd jaar geleden werd
,,baas Flentge" geboren                                        4-5
Haneveld, G. T. Het Gasthuis                         15-21*
Harzing, W. Het Kerkplein te Rijsenburg, naschrift
44-45
Hoekstra, T. J. Het Catharijneconvent              22-23
—  Het Catharijneconvent, aspecten van een
onderzoek                                                          39-48*
Hoogezand, A. H. R. Nieuwe statuten aangenomen
19
Hulzen, A. v. De eerste automobiel te Utrecht 69
—  De eerste paardentram te Utrecht             77-78
Janmaat, H. Gevelteken (mededeling)                    55
Jordens, A. Oude gracht in de bocht (tentoon-
stelling) 61-62
Kipp, F. Geveltekenfonds 81
—  Het Catharijneconvent staat niet alleen 63-68*
Kits Nieuwenkamp, J. F. K. Woontoren Den Ham
gerestaureerd                                           46-49, 53-55
Koch, J. A. M. De Driekoningenkapel a. d. Brigit-
tenstraat (reactie)                                                     15
Lubbers, H. Bisschop Liudger te Maarsen
geboren?                                                                   28
Maris, A. J. Maarten Maartenshuis en Zuylestein
86
Meer, J. G. v. d. Wie weet waar? Oplossing 74-75
Röhner.G.J. Monumentenjaar 1975 (tentoonstelling)
27
—  ,,De stad onder de straat" (tentoonstelling) 35
—  Adoptie monument (geveltekens)                38-39
—  Geveltekenfonds                                                 50
—  Nogmaals het kerkplein van Rijsenburg, 60, 71
—  Endelhoven                                                          71
—  Biauwkapel                                                          71
—  M '75                                                      70, 71, 79
Schaverbeke, W. F. van. Utrechts onbestorven ver-
leden, VII Ruteck's restaurant                               13
VIII De raadskelder 79
Sneijder, H, Utrechts lantaarnconsoles 8, 16,
24, 32, 40, 52, 63, 72, 80, 88
Snoep, D. P. Honderd jaar Utrechtse orgelbouwers
(tentoonstelling)                                                  73-74
—  Johanniters in het Convent                           7-14*
Staal, C. Anderhalve eeuw uit de geschiedenis
van de Utrechtse Sint-Catharijnekerk 22-29*
—  Kastelenboek provincie Utrecht (J. D. M. Bardet),
bespreking                                                           85-86
Temminck Groll, C. L. ,,We zijn nog steeds bezig
met de Dom"                                                        9-11
—  In memoriam Ir. J. D. M. Bardet                      29
—  Het kerkplein van Rijsenburg                            44
Thoomes, W. Restauratie Dorstige Hartsteeg 21
36-38
Tongerloo, L. van. Bij de voorplaat                          1
—  Historische reeks in oprichting                       5-6
—  Pomp op de Mariaplaats                        1, 23, 39
—  ... en nog meer over monumenten                 39
—  Utrechtse Molenstichting                                   39
—  Wat betekent de naam Voordaan?                   51
—  Historische vereniging in Baarn                  63-64
—  Voor prentbriefkaartverzamelaars                     85
—  Protestantse vroomheid                                     87
—  Boekbesprekingen, zie rubriek hierna
Zwaaf jr, L. Zie: A. Cocural.
-ocr page 91-
Lijst van artikelen
(reactie J. A. M. Koch)                                            15
Zomaar een foto van zomaar een boom (D. A.
Selderbos)                                                            14-15
Oproep voor oude foto's (A. Graafhuis)                51
Herinneringen uit het eind van de 18e eeuw
(boekbespreking L. v. Tonngerloo)                        59
Honderd jaar Utrechtse orgelbouw (D. Snoep)
73-74
Munten (tentoonstelling)                                            3
Oude Gracht in de bocht (A. Jordens)             61-62
De eerste paardentram in Utrecht (A. v. Hulzen)
77-78
Pomp op de Mariaplaats (L v. Tongerloo) 1, 23, 39
He^ Utrechts Psalter (lezing)                                  71
Restauraties in 1974 in de stad                        21-22
Restauratie Dorstige Hartsteeg 21 (W. Thoomes)
36-38
De stad onder de straat (G. J. Röhner)                35
Utrechtse klokkenmakers (G, Brinkhuis) 1-3, 12-13
Utrechts lantaarnconsoles (H. Sneijder)           8, 16,
24, 32, 40, 52, 63, 72, 80, 88
Utrechts onbestorven verleden (W. F. van
Schaverbeke) VII: Ruteck's restaurant                  13
VIII: De raadskelder                                                79
Van Gasthuisbed tot bejaardenflat (tentoonstelling)
11-12
Het vliegtuig op de Wittevrouwen (A. Cocural en
L. Zwaaf jr.)                                41-43, 56-59, 65-67
Zeven steegjes (L. v. Tongerloo, bespreking) 15
Een elitair ziekenfonds anno 1621 (P. H. Damsté)
82-85
Utrecht-provincie
De historische vereniging in Baarn (L. v. Tongerloo)
63-64
Vreemde straatnamen in De Bilt (3): Laantje van
Toon van Scherpenzeel (P. H. Damsté)               6-7
Blauwkapel                                                         51, 71
Dorestad (L. v. Tongerloo, bespreking)                15
Historische verenigingen                                         70
Meer oude Maarssenaars (L. v. Tongerloo, bespr.)
28
Monumentenwacht (P. E. Greven)                      29-30
Oudewater in 1575                                                   49
Aigemeen
Historisch boerderijonderzoek (F. A. Groen) 25-27
Twee jaar Drentse genealogische vereniging 31
Het Rijksmuseum het Catharijnsconvent
(H. L. M. Dufoer)                                              55-62*
Petite histoire                                23, 31, 64, 79, 87
Voor prentbriefkaartverzamelaars (L. v. Tongerloo)
85
Protestantse vroomheid (L. v. Tongerloo)             87
Ruilbeurs                                     5, 19, 31, 43, 55, 86
Wie weet waar? Oplossing van een oud raadsel
(J. G. v. d. Meer)                                                74-75
M 75
Historisch boerderijonderzoek (F. A. Groen) 25-27
Provinciale monumentententoonstelling M 75 27,
39
Monumentenjaar 1975 (G. J. Röhner)                    27
VVV tochten                                                             27
Kasteelhuisjes Renswoude provinciaal restauratie-
object                                                                        30
Zomerzegels                                                             31
Geveltekenfonds (adoptie monumen!) 38-39,
50, 81
Geveltekens (mededelingen)                            51, 55
Utrecht en het Europese monumentenjaar
(A. Graafhuis)                                                           50
Het Catharijneconvent, monument met toekomst
1-71*
Boek en blad over monumenten (L. v. Tongerloo,
bespreking)                                                          75-77
Utrecht-stad
Het eerste automobiel in Utrecht (A. v. Hulzen) 69
Het Catharijneconvent (T. J. Hoekstra)            22-23
Het Catharijneconvent, monument met toekomst
1-71*
,.Wij zijn nog steeds bezig met de Dom"
C. L. Temminck Groll                                           9-11
De Dom-beiaard, een unieke reconstructie
(Chr. Bos)                                                            33-34
Boekje open over Domorgel (boekbespreking
L. v. Tongerloo)                                                   45-46
De Driekoningenkapel aan de Brigittenstraat,
-ocr page 92-
Provinciale monumentententoonstelling M 75
Historische reeks in oprichting                              5-6
Jaarboek                                                          5, 7, 71
Maandblad                                                                70
M '75: Geveltekenfonds 38-39, 50, 81
Prentbriefkaarten (en litho's)                                  78
Redactie                                                                      3
Statuten                                                              19, 70
Voorplaat                                                                    1
Boekbesprekingen:
door L. van Tongerloo, tenzij anders vermeld:
Die neuen Dorestad-Grabungen 1967-1972 (W. A.
van Es)                                                                      15
Gewoon maar dood; verhalen uit de Zeven Steeg-
jes (Jan de Kleijn)                                                    15
De inscripties in de oude kerk van Maarssen (J. A.
Huisman) 28
Orgels en organisten van de Dom te Utrecht van
de 14e eeuw tot heden (M. A. Vente) 45-46
Woelige tijden uit de bisschopsstad, herdr. (C. J.
Nagtglas, inl. A. v. Hulzen)                                     59
Unitas Fratrum 70-71
De Oude Kerk te Zeist, deel 2 (H. J. van Eekeren)
71
Nederlandse monumenten in beeld: Overijssel,
Gelderland, Utrecht (A. G. Schulte)                     75
Langs de oude Utrechtse kerken (M. A. Prins
Schimmel en G. C. van Leersum)                          76
Monumentenkaart van Nederland                          76
Holland op zijn smalst; heruitg. (Victor de Stuers)
76
Hollands Monumentenspel                                      77
Kastelenboek provincie Utrecht, 5e dr (J. D. M.
Bardet), door C. Staal                                        85-86
27.
39
Kasteelhuisjes Renswoude provinciaal restauratie-
object M 75                                                              30
Restauraties in de provincie in 1974 (C. J. Bardet)
20-21
Het kerkplein van Rijsenburg (C. L. Temminck
Groll, met naschrift van W. Harzing)                44-45
Het kerkplein van Rijsenburg, nogmaals
(G. J. Röhner)                                                     60, 71
Utrechts kastelenboek (C. Staal, bespreking) 85-86
Utrechtse Molenstichting (L. v. Tongerloo)           39
In Vreeswijk ,,600 jaar Oude Sluis" (J.G.M. Boon)
60
De Oude Kerk te Zeist (L. v. Tongerloo, bespr.)
71
Huizen-kastelen
Endelhoven (G. J. Röhner)                                      71
Woontoren Den Ham gerestaureerd (J. F. Kits
Nieuwenkamp)                                         46-49, 53-55
Maarten Maartenshuis en Zuylestein (A. J. Maris)
86
Kasteelhuisjes Renswoude                                      30
Wat betekent de naam Voordaan? (L. v. Tongerloo)
51
Personen
In memoriam ir. J. D. M. Bardet (C. L. Temminck
Groll)                                                                         29
Johannes Flentge: Honderd jaar geleden werd
„baas Flentge" geboren (Th. Haakma Wagenaar)
4-5
Bisschop Liudger te Maarsen geboren? (H.Lubbers)
28
Oud-Utrecht
In memoriam ir. J. D. M. Bardet (C. L. Temminck
Groll)                                                                         29
Algemene ledenvergadering                             19, 67
Bestuursmededelingen                                               3
Excursies               5, 10, 17, 25, 35, 41, 53, 62, 67
Financieel verslag en ontwerp begroting 17-19,
34, 68
*) De met * aangeduide artikelen verschenen in:
Het Catharijneconvent, monument met toekomst,
dat als afzonderlijke publikatie bij het september-
nummer van het maandblad verscheen.