Tussen Rijn en Lek
Tijdschrift voor de geschiedenis van het gebied
Tussen Kromme Rijn en Lek
|
||||||||||||
24e Jaargang - Nummer 1 - maart 1990
|
||||||||||||
Inhoud van dit nummer:
Jaarverslag van de secretaris over 1989 1
Jaarverslag van de penningmeester over 1989 5
Jaarverslag van de archeologische werkgroep over 1989 6
|
||||||||||||
De buurtschap Pothuizen onder Schalkwijk. 7
Oudheidskamer Vreeswijk, een bezoekje waard. 28
Een overlijdensbericht uit 1707. 32 |
||||||||||||
H.M. Pothuizen
J. Eenders H. Reinders |
||||||||||||
Redactie-commissie: R.J. Butterman, Wijk bij Duurstede;
Y.M. Donkersloot-de Vrij, Odijk; L.M.J. de Keyzer, Houten; H. Reinders, Bunnik; J.E. Toussaint Raven, Odijk; O.J.Wttewaall,'tGoy. Ereieden: A. Graafliuis, Utrecht en G. de Nie, Schalkwijk.
Eindredactie en redactie-adres:
Burgweg 4, 3984 LK Odijk, tel. 03405-62019.
Secretariaat van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek': R.J
Butterman, Waalsteen 28, 3961 XB Wijk bij Duurstede, tel. 03435-73570.
Lidmaatschap van de vereniging, tevens abonnement op dit tijdschrift:
ƒ 30,- per jaar (studenten en scholieren: ƒ 15,-), over te maken op rekening- nummer 32.98.07.498. ten name van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek' bij de Rabobank te Houten (postrekening van de bank: 214585). |
||||||||||||
/vi oc^ /^/s'
|
|||||||||||||||||
Jaarverslag van de secretaris over 1989
|
|||||||||||||||||
Verslag van de algemene ledenvergadering op 31 januari 1989. * '^ë^'
1. Opening. De voorzitter, de heer L.M.J. de Keyzer, opent de vergade-
ring en heet de aanwezigen welkom. Volgens de gewoonte geeft hij in het kort een overzicht hoe het met de vereniging gaat. Eind 1988 waren ^; er 285 leden; ten opzichte van een jaar eerder is het aantal dus gelijk ge-
'^ bleven. Ook dit jaar was er een goede opkomst bij lezingen en excursies. 2. Verslag van de kascommissie. Deze commissie bestond voor het jaar
1988 uit mevr. v.d. Grind en mevr. Barsselaar. Na inzage in de stukken te hebben gehad verklaarden dezen, dat het financieel beheer in orde was. 3. Verkiezing bestuursleden. De heren P.S.A. de Wit en R..F. Butter-
man zijn aftredend en herkiesbaar. Omdat er geen namen van tegen- * kandidaten zijn ingediend, worden beiden voor een termijn herbe-
' noemd. Er blijft in het bestuur nog steeds een vacature van één persoon. |
|||||||||||||||||
4. Rondvraag.
5. Sluiting. De voorzitter dankt de leden voor het vertrouwen dat zij in
het bestuur stellen. Hij bedankt ook de leden van de redactie van ons periodiek voor hun inzet en de leden die in hun woonplaats vrijwillig de |
|||||||||||||||||
-■i
|
|||||||||||||||||
convocaties en periodieken bezorgen. ' ihj«> .«ij ■ ws(*«i»t«3sj »« -m^ms^^
Het bestuur bestond per 1 januari 1989 uit de volgende personen:
|
|||||||||||||||||
Voorzitter
Vice-voorzitter en penningmeester
Eerste secretaris 'T Xweede secretaris Leden ' ^
|
L.M.J. de Keijzer.
P.S.A. de Wit.
R.J. Butterman.
M. Huys-Oostveen.
H.M.J. Rossner, C. van Schaik.
|
||||||||||||||||
Het bestuur vergaderde in 1989 vijf maal. ■''-'' *' " i^nvmiAmt
De redactie van het periodiek onderging in 1989 geen wijzigingen.
|
|||||||||||||||||
'^
|
|||||
Op 31 januari hield dr. C. Vernooy in Cothen een lezing over de materie be-
handeld in zijn dissertatie: Boerengezinnen in beweging. Het functio- neren van katholieke boerengezinnen uit het Kromme Rijngebied in de periode 1930-1985. ' ^^ , De lezing was een groot succes, al waren er door omstandigheden niet meer
dan 30 bezoekers. Vernooy's studie beslaat het gebied waarop onze vereni- ging zich richt en het was daarom fantastisch om te horen hoeveel eigens van (de boeren van) deze streek door de heer Vernooy is beschreven. Hij heeft zich geconcentreerd op drie punten: de toekomst van de kinderen; de invloeden van buiten en de levensbeschouwing. De gegevens zijn vooral aflcomstig van 135 gesprekken (volgens de spreker meer dan genoeg, omdat de boeren door het hele Kromme Rijngebied veel gemeenschappelijks hebben). In dit gebied was men vrij conservatief: mechanisatie en onder- wijs in de landbouw kwamen relatief laat op gang. Na 1970 veranderde er veel. Het katholieke geloof kwam minder centraal te staan, men ging meer vrije tijd buitenshuis doorbrengen en huwelijken werden vaker buiten het eigen milieu gesloten. Tenslotte had de heer Vernooy enkele suggesties voor onderwerpen waar-
aan ook door onze historische kring meer aandacht kan worden besteed, namelijk de geschiedenis van de landarbeiders, het verdwijnen van het dialect, de grondeigendom en de hervorming, het Kromme Rijngebied tijdens de tiendaagse veldtocht en het verzet tijdens de tweede wereldoor- log. Op 9 maart hielden O.J. Wttewaal! -lid van de redactie van ons periodiek-
en drs. J. Smits in Houten een lezing over de monumenten in die gemeente en de ontstaansgeschiedenis van de verschillende kernen. Hun gehoor bestond uit 104 personen, waaraan zij uiteenzetten, hoe zij bij de monu- menteninventarisatie te werk waren gegaan. Na de ambtelijke "klapper" die de monumenten in Houten inventariseert en in verschillende categorieën onderbrengt is het boek Houten, ontstaan en groei verschenen. Momen- teel wordt gewerkt aan een volgend deel, waarin de geschiedenis van de vele individuele monumenten wordt beschreven. De sprekers gaven een overzicht van de hoofdlijnen van de geschiedenis van Houten, die begon |
|||||
voor de aanvang van de jaartelling en eindigde bij de uitbreidingsplannen
van de jaren '70 en '80 van deze eeuw. De grote excursie op 20 mei voerde dit jaar naar Breda en Mechelen. Met
45 deelnemers werd eerst een interessante stadswandeling door Breda gemaakt, waarbij onder andere het kasteel en het begijnhof werden be- zocht. In Mechelen werden de S. Romboutskathedraal en het museum Hof van Busleijden bezichtigd, die beide meer dan de moeite waard bleken. Ook werd een stadswandeling gemaakt. Enkele leden zouden de voorkeur gege- ven hebben aan een minder vol programma zodat de onderdelen uitvoeriger konden worden toegelicht. Met deze opmerking zal bij volgende excursies rekening worden gehouden. Een stadswandeling door IJsselstein werd gehouden op 16 september. Er
waren 40 deelnemers, die IJsselstein ervoeren als een stad waar veel histo- risch interessante zaken zijn te zien. Bezocht werden het stadhuis, de over- gebleven toren van het kasteel en de onlangs gerestaureerde molen De Windotter. Daarnaast werd de grote of S. Nicolaaskerk bezichtigd. Deze kerk heeft een aantal bouwkundig interessante aspecten, waaronder de toren in renaissance-stijl. Daarnaast waren er de indrukwekkende middel- eeuwse grafmonumenten van de heren en vrouwen van IJsselstein. De S. Nicolaasbasiliek van Tepe heeft een zeer fraai interieur met daarin ook het beeldje van Onze Lieve Vrouwe van Eiteren'. De toelichting over deze kerk was ook van een hoog gehalte. ■n-'iil) (it^m>i:yji i'Uolh tpoT .j'ibO
Op 19 oktober hield mevr. drs. L.I. Kooistra voor 40 aanwezigen een lezing over voedsel en voedselproductie in de Romeinse tijd. Hoewel er wel enige literatuur over dit onderwerp uit die tijd is, moet kennis over eetgewoonten -zeker in de Lage Landen- van archeologisch onderzoek komen. De spreek- ster gaf daarom een overzicht van wat er bij opgravingen in bijvoorbeeld Houten, Wijk bij Duurstede en Voerendaal in afvalputten uit die tijd is |
||||||
1. Zie hierover het artikel van K. Westerink in ons periodiek van septem-
ber 1987. |
||||||
gevonden: zaden, pitten, graten en beenderen van vissen, vogels en vee.
Verder vertelde zij over aanverwante zaken als landbouw en handel in voedsel in de Romeinse periode. Op 28 oktober hield de secretaris van onze historische kring, de heer
R.J. Butterman, in Wijk bij Duurstede een lezing over het onderwerp: "Wijk bij Duurstede tussen het verdwijnen van Dorestad en de stichting van de stad". Het gehoor bestond uit 71 personen. Over de geschiedenis van Dore- stad is al vrij veel geschreven; hetzelfde geldt voor de bloeiperiode van de stad Wijk bij Duurstede in de 15de en 16de eeuw, toen de bisschoppen aan de macht waren. Over de tussenliggende eeuwen is echter betrekkelijk weinig bekend. Toch werden in die periode de voorwaarden gevormd voor de stichting van de stad Wijk in het jaar 1300. Op het fysieke vlak gebeurde het volgende: Rijn en Lek werden bedijkt, de Kromme Rijn afgedamd en de woeste gronden in de parochie ontgonnen. Daarmee kwamen de grenzen van de parochie vast te liggen. Het versnipperde overheidsgezag kwam in handen van twee heren, waarbij de afgedamde Kromme Rijn de grens vormde. Op het Wijkse grondgebied kwamen twee vroonhoven tot stand: één van de abdij van Deutz (de Nederhof, waar aanvankelijk de heren van Abcoude moeten hebben gewoond) en één van de proost van Oudmunster (juist ten noordwesten van de stad, in de omgeving van de Zandweg). Er was in de 12de eeuw al weer enige handelsactiviteit, wat blijkt uit het feit dat de meier van de abdij van Deutz toen ook als marktrechter werd ver- meld. De bezittingen van de abdij werden in 1256 verkocht aan de graaf van Gelre. Toen diens leenman Gijsbert van Abcoude Wijk in het jaar 1300 stadsrechten verleende, waren het de afgedamde Kromme Rijn en de vroonhof van de Domproost, die de grenzen van het te ommuren gebied bepaalden. r/»^;ii*iïT-oA.!, .na,e"-'i4.. yl:M-:';u:j ^j.., ,■'•,,•.,•-:,, r,,....: -; ■■'■■.: ■■■■'■■
i ' 5- '=^ R.J. Butterman, secretaris.
|
||||
-•«bsaqMiaav. sfcttwiï»!?! *»o
|
||||
Jaarverslag van de penningmeester over 1989
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
,ê ii.h ni 4
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.-, -J'-'i,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•■>fnt..- f'.^-'J wilt/ i •■■ihiu
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
h I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P.S.A. de Wit,
penningmeester. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jaarverslag
van de archeologische werkgroep over 1989 In 1988 kwam de werkgroep op 34 zaterdagen bijeen. Op acht zaterdagen
werd een aantal vondsten van de opgraving op Zorgvliet in 1988 beschre- ven. Drie zaterdagen werden besteed aan het zoeken naar archeologisch materiaal op geploegd land. Op 23 zaterdagen werd met hetzelfde doel op terreinen Waar graafwerk werd verricht ten behoeve van de nieuwbouw in Houten, onderzoek verricht. De vele vondsten, waaronder potscherven, zijn met vermelding van de
vindplaatsen overgedragen aan de provinciaal archeoloog, drs. W.J. van Tent. Bij dit graafwerk is een belangrijke vondst gedaan aan de Standerd- molen, waar een waterput en een afvalkuil werden gevonden uit het eind van de tweede, begin derde eeuw. In de afvalkuil werd een groot aantal inheemse en Romeinse potscherven gevonden. De waterput was gevuld met Romeinse bouwmaterialen, onder andere tufsteen, dakpan fragmenten en -wat heel bijzonder was- brokken wandschilderingen met strepen in de kleuren rood, groen en zwart op een witte achtergrond. De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek vond deze vondst belangrijk genoeg om ter plaatse een opgraving te doen. Het resultaat was dat op korte af- stand van de waterput funderingen werden gevonden van een Romeins gebouw, vermoedelijk een voorraadschuur. En ook daarbij werden grote brokken wandschildering gevonden, zodat het vermoeden bestaat dat niet ver van de vindplaats een stenen gebouw heeft gestaan, gedekt met dakpan- nen en van binnen versierd met wandschilderingen. Zo'n woning was het hoofdgebouw van een landbouwcomplex in de Romeinse periode (12 voor Chr. - 400 na Chr.). In dat hoofdgebouw woonde de eigenaar of de beheer- der van dat complex. Het gehele landbouwcomplex noemde men toen een villa, maar de naam villa is voor de archeoloog ook een begrip geworden voor het hoofdgebouw. Kort samengevat: een belangrijke vondst. Tot slot wil ik alle medewerkers van de werkgroep heel hartelijk bedanken
voor de prettige samenwerking en de grote inzet bij onze werkzaamheden. / L.M.J. deKeijzer.
|
||||
De buurtschap Pothuizen
|
|||||
De buurtschap Pothuizen (ook wel de Pothoek genoemd') ligt in Schalkwijk
en strekt zich uit aan weerszijden van het eind van de Schalkwijkse wetering bij de Heul langs de Lekdijk, vanaf het Veerhuis tegenover Culemborg in het zuiden tot aan het noordelijkste puntje van de Lekbocht tegenover Redichem ofwel tot aan de EersbiP, Volgens van der Aa stonden er in 1854 tien huizen waarin 140 mensen
woonden'. De auteur* is geïnteresseerd in de geschiedenis van de buurtschap omdat
hij zelf Pothuizen heet, zijn voorouders ook inderdaad uit Pothuizen kwa- men' en hij zelf gehuwd is met een meisje dat geboren is aan de Pothuizer- weg. |
|||||
1. Na 1800 is er van "Pothuizen" als geografische aanduiding vrijwel geen
sprake meer, doch nog slechts van de Pothoek en van de Pothuizerwe- tering. Alleen als een oudgediende als Dirk de Ridder in 1808 een akte laat opmaken (RAU, Dorpsgerechten nr. 1823 [Schalkwijk], 1808 augus- tus 12), worden de oude namen nog gebruikt en ook op het hierna afge- beelde kaartfragment uit 1885 en latere topografische kaarten uit onze ^ eeuw komen we Pothuizen nog tegen. Tegenwoordig staan op de topo-
grafische kaart echter de toponiemen 'Pothoek' en 'Pothuizerweg' aan- gegeven. ,' 2. C. Dekker, Het Kromme Rijngebied in de Middeleeuwen, Stichtse
Historische Reeks 9, Zutphen, 1983, p. 590. 3. A.J. van der Aa, Beknopt Aardrijkskundig woordenboek der
Nederlanden,1854. 4. De auteur dankt M.S.F. Kemp te 's-Gravenhage voor het doorlezen van
de genealogie en H. Reinders te Bunnik voor de bewerking. 5. M.S.F. Kemp, "Genealogisch onderzoek voor 1600" in Spiegel
Historiael, 1986, nr. 11. De familienaam en de naam van de buurtschap waren in 1720 nog "(van) Pothuysen". aïfi um, |
|||||
Detail van de chromo-topografische kaart van het Koninkrijk
der Nederlanden (blad 486, verkend in 1885). De dikke lijn geeft de grens aan van Pothuizen |
||||
J
|
||||
Herkomst van de naam Pothuizen
|
||||||
De naam Pothuizen kan vele oorsprongen hebben:
1. Aanbouwtje. Een pothuis in deze betekenis is een typische stadsterm.
Het is een laag huisje, half boven en half onder de grond gebouwd en er is enige verwantschap met de potstallen die tot in deze eeuw op de zandgron- den voorkwamen. Pothuizen waren evenwel lastige belemmeringen voor de straatruimten, vooral bij vermeerderd verkeer op marktdagen voor wagens en huiflcarren'. Stadsbesturen gaven dan ook nog wel eens opdracht om ze te laten verwijderen, zoals in Amersfoort in 1658'. 2. Bierhuis (angelsaksisch). Er waren er vroeger drie: LANDLUST bij de
veerpont naar Culemborg; DE NADORST aan de scheidingsweg tussen Schalkwijk (Pothuizen) en Honswijk en ST. PIETER aan de Heul. 3. Een verhoging in het landschap waarop een huis stond werd pot of
puit genoemd. De huizen erop zijn de puit- of pothuizen. 4. Pottenbakkershuizen. Er zijn in de bodem diverse malen scherven ge-
vonden die er misschien op zouden kunnen wijzen dat hier sprake zou kunnen zijn van pottenbakkerijen. 5. Uphusen was een kerkelijke nederzetting die rond 850 genoemd wordt.
De Nederzetting is niet nader gelokaliseerd'. |
||||||
6. W.J. Hofdijk, Geschiedenis des Nederlandschen volks, deel I,
hoofdstuk VI, 1866. 7. Stadsarchief Amersfoort, Resolutiën van de Raad, 1658 juli 26,1658 juli
26, 1662 oktober 13 en 1678 juli 22 en 1708, juni 20. Zie ook maandblad Oud-Utrecht 1969, nr 2 (febr) en 4 (april) over "Pothuizen" in Utrecht. 8. P.A. Hendrikx, De Benedendelta van Rijn en Maas. Landschap en
bewoning van de romeinse tijd tot ca. 1000, Amsterdam, 1983. |
||||||
10
|
||||||||||||
Oudste geschiedenis
|
||||||||||||
Opgravingen van de archeologische werkgroep Schalkwijk onder leiding
van F.H. Landzaat hebben aangetoond dat er al in de (late) ijzertijd bewo- ning in Pothuizen moet zijn geweest'. Er is zowel inheems als Romeins importaardewerk aangetroffen, doorlopend van de late ijzertijd tot ca. 200 na Chr. Uit de hoeveelheid van de gevonden scherven en de aanwezigheid van slakken van smeltprocessen met tin, zink en ijzer kan worden afgeleid dat er van een heel bijzondere nederzetting sprake was. |
||||||||||||
Sestertius van Trajanus. Op de keerzijde Pax.
|
||||||||||||
Munt gevonden in Pothuizen.
|
||||||||||||
Over de vroeg-middeleeuwse geschiedenis van Pothuizen is niets bekend.
Na de bedijking van de Lek, die in de 9dc eeuw begon, ontwikkelde zich de nederzetting Tuil en 't Waal, Deze was via de Uitweg dwars door het nog niet ontgonnen Schalkwijkerbroek verbonden met de Houtense stroom- rug*°. Het tussenliggende gebied bestaat uit oeverwallen waarop verspreide bewoning voorkwam en vooral uit moerassen. |
||||||||||||
9. Zie: W.J. van Tent in: Archeologische kroniek van de Provincie
Utrecht,19SH.
10.Dekker, Kromme Rijngebied, p. 36. |
||||||||||||
J
|
||||||||||||
11
|
||||||||
Ook in Pothuizen zal enige bewoning zijn geweest, maar daarvan is niets
bekend. Dit gebied werd door de graven van Goye (of 't Goy) voor de bisschop van Utrecht bestuurd. In deze tijd moet de Pothuizerwetering zijn gegraven in het kader van de ontginningen. Vrij zeker is dat al voor 1122 de Lekoever met een ondiepe strookverkaveling en een achterwatergang, hier genoemd de Pothuizerwetering, is ontgonnen. Pothuizen wordt veronder- steld een oeverontginning van 't Goy te zijn. Een deel van het land is door de Lek opgeslokt, (waarschijnlijk) rond het jaar 1122. |
||||||||
1122 I
1122 was voor de hele Kromme Rijnstreek een belangrijk jaar. De Kromme
Rijn werd in Wijk bij Duurstede afgedamd zodat de hoofdstroom, die zich toch al naar de Lek aan het verleggen was, voortaan via de Lek en niet langer via de Kromme Rijn ging. In die tijd begon men met de aanleg van de Vaartse Rijn tussen Vreeswijk en Utrecht. Nu was het ook mogelijk om Schalkwijk te ontginnen. Het water stroomde van de Pothuizerwetering via de Schalkwijkse wetering naar de Vaartse Rijn. Daarna begonnen de groot- scheepse ontginningen. Sinds de 13de eeuw komen we af en toe ver- meldingen van Pothuizen tegen, zowel in transporten van onroerend goed als bij gelegenheid van overstromingen en dijkherstel. Vooral dat laatste was nogal eens nodig, want regelmatig waren er grote overstromingen. Herstel kostte veel geld en plaatselijke benamingen herinneren daar nog aan zoals Costverloren" in het noordwesten van Pothuizen. |
||||||||
11. Dekker, Kromme Rijngebied, p. 249 n. 6.
|
||||||||
12
Lage rechtsmacht
|
|||||||||||||
Wilhelmus de Upgoye (de graaf van Goye) nam in 1122 aan een opstand
tegen keizer Hendrik V deel en werd daarop door de keizer uit zijn ambt ontzet'^. De grafelijke bevoegdheden werden toen overgedragen aan de proosten van de kapittels. |
|||||||||||||
I
Rechtsmacht over Pothuysen.
|
|||||||||||||
Archief bisschoppen van Utrecht.
|
|||||||||||||
De dagelijkse rechtsmacht over Pothuizen zou tot 1330 aan de bisschop van
Utrecht blijven. Pothuizen was een mini-gerecht. Deze door Dekker be- dachte kwalificatie hield in dat een bepaald, soms heel klein, gebied -vaak |
|||||||||||||
12.P.M. Heijmink Liesert en L.M.J. de Keijzer, 't Goy door de eeuwen
/iee/j,1966, p. 27. |
|||||||||||||
13
|
||||||||
niet meer dan één of meer losse boerderijen- als beloning voor een bepaal-
de dienstman van de bisschop, werd onttrokken aan de rechtsmacht van de schout of de meier, zoals een gebied ook tiendvrij en tinsvrij kon zijn". Bedoeling was een zo ver mogelijk gaande vorm van eigendomsoverdracht. Een verdergaande zelfstandigheid was niet bedoeld omdat er te weinig mannen waren voor een gewoon gerecht, al was er soms wel een eigen schout. Er waren grote verschillen tussen de mini-gerechten onderling, waarbij ten aanzien van Pothuizen opviel dat het bepaalde taken zelfstandig verrichtte, zoals het ophalen en afdragen van de waterschapslasten'*. In 1330 werd het gerecht door de bisschop overgedragen aan Hubrecht
Schenk van Culemborg", echter slechts voor de duur van het leven van de bisschop. Na diens dood moet het dus weer bij de bisschop zijn terugge- keerd. Als zelfstandig mini-gerecht is Pothuizen al vroeg, zeker al vóór de 15e eeuw, verdwenen". Hoewel er uit de tienden -zoals nog zal blijken- een kerkelijke relatie met Houten lijkt te hebben bestaan, blijkt Pothuizen in praktijk sinds de 14de eeuw te ressorteren onder Schalkwijk. Als er voor het dorpsgerecht aktes moesten worden opgemaakt, gebeurde dat in Schal- kwijk. In de vorige eeuw werd Pothuizen ingedeeld bij de gemeente Schal- kwijk, die in 1962 werd samengevoegd met Houten, f |
||||||||
13.Dekker, Kromme Rijngebied, p. 569. ' ■'
14.M. van Vliet, Het Hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams, As-
sen, 1961. 15.J.W. Berkelbach van den Sprenkel, Regesten van oorkonden betref-
fende de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340, nr. 923. l(>.ï>ekkeT, Kromme Rijngebied,p. 516. ' . ■ ; v
|
||||||||
I
|
||||||||
14
Tienden
|
|||||||
De tienden waren oorspronkelijk een kerkelijke belasting, maar allengs
werden ze verkocht aan derden. Het was daarna gewoon een soort beleg- ging geworden die iedereen kon kopen. Men onderscheidde de tienden in grove (koren- of gaffeltienden), smalle (van tuinvruchten) en krijtende (op vee).In 1299,1302,1388 en 1630 zijn de grove en smalle tiend in handen van het kapittel van St. Pieter". Door het kapittel worden ze regelmatig verkocht, teruggekocht en verpacht. De krijtende tiend kwam tot in de 16de eeuw toe aan de pastoor van Hou-
ten, waaruit blijkt dat Pothuizen kerkelijk in de middeleeuwen onder Hou- ten en niet onder Schalkwijk viel". Daarna ging deze tiend over in particu- liere handen. In 1660 wordt hij door de Staten verkocht aan Andries van Wijck, burgemeester van Utrecht". In 1702 komen we de krijtende tiend tegen bij Elizabeth van Lamsweerde^", echtgenote van de Schalkwijkse predikant Gualterus de Rooy (1722-1734). Via de broers Lentfrink, resp. predikant te Vianen en Ouderkerk a/d IJssel kwam de tiend aan de familie In den Eng. Nadat Jannigje Goes, weduwe van Aert Cornclis in den Eng is overleden, wordt de krijtende tiend op oudejaarsdag 1805 op ƒ 40,- getax- eerd^. Drie jaar later wordt de tiend op ƒ 25,- geschat". Met de tiendwet van 1907 werden alle tienden met ingang van 1 januari
1909 afgeschaft. De rechthebbenden zouden een eenmalige uitkering ont- vangen en de tiendplichtigen moesten nog dertig jaar een grondrente aan het Rijk betalen. |
|||||||
17.RAU, Archief van het Kapittel van St. Pieter nr. 2933, 2935, 2939, 2940
en 1948.
18.Dekker, Kromme Rijngebied, p. 345. 19.RAU, Dorpsgerechten nr. 1819 f. 61. 20.Notaris Matthijs Lobbrecht 1707 februari 9, RAU Dorpsgerechten nr. 1820, f. 179.
21 .RAU, Dorpsgerechten nr. 1842,1805 december 31. 22.Ibidem, 1809 januari 17. |
|||||||
15
|
||||||||
De tiendcommissie stelde de omvang van het tiendblok Pothuizen vast op
25 ha, 24 a en 77 ca^'. De grenzen werden als volgt omschreven: "ten noord- oosten door den Macadamweg van Schalkwijk naar den Lekdijk; ten noordwesten door den Pothoekschendijk; ten zuidwesten door den Schei- dingsweg of grensscheiding der gemeente Tuil en 't Waal; ten zuidoosten door de rivier de Lek". |
||||||||
De belastingplichtigen waren:
Johannes Vulto, landbouwer te Schalkwijk,
Johannes Spithoven, landbouwer te Schalkwijk,
Hendrikus Oostveen te Schalkwijk,
Wilhelmus Miltenburg, vrachtrijder te Schalkwijk,
Cornelis Schouten, landbouwer te Schalkwijk,
Everardus Martinus van Wijk, landbouwer te Schalkwijk,
Gijsberta van den Brink, weduwe van Dirk de Kruyf,
Hermanus Petrus van Hazendonk, landbouwer te Tuil en 't Waal,
Arie Verhaar, landbouwer te Schalkwijk,
Theodora Spithoven te Schalkwijk,
Geertruida Bouman, weduwe van Anthonie van Mourik uit Odijk, ;, ;
Anthonie Luden te's-Gravenhage,
Jan Albertus van Dillen, timmerman te Schalkwijk en
Cornelis Spithoven, landbouwer te Schalkwijk.
Op de lijst komt het hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams niet voor,
evenmin als de erven Wentink die ca. 30 ha bezitten. |
||||||||
23.RAU, Tiendcommissies, dossier 186 V : Pothuyzen.
|
||||||||
16
|
|||||||||
Eigenaars en gebruikers van grond in Pothuizen
|
|||||||||
Het vrouwenklooster, het convent van St. Cecilia bezit in de jaren 1428/29
tien hont land in Pothuizen", volgens de blafferd van het oudschildgeld" in het jaar 1600 in gebruik bij Jan Gerrits Smits. In 1711 blijkt het vrouwen- klooster het land nog te hebben. Dan koopt Jan Hendriks in den Eng twee morgen bouwland in Pothuizen, van de heer Borchard de Vrij, hetwelk grensde aan land van George van Lamsweerde, en het land van het vrou- wenklooster. Op 30 april 1712 wordt van Mr. Johan van der Dussen twee morgen aange-
kocht tot in de Pothuizerwetering en de dwarssloot van de erfgenamen van Adriaen Willemsz^. Op 13 april 1732 wordt deze vier morgen bouwland op Pothuizen overgedragen aan zijn broer Theunis in den Eng en dan blijkt het land van het vrouwen- klooster in eigendom te zijn van de heren 'Edelen en Ridderschap van 't Land van Utrecht'. Het land van George van Lamsweerde is dan in eigendom bij zijn dochter juffrouw Elizabeth van Lamsweerde. |
|||||||||
De zoon van Jacob Spruyt, Geryt
Baers Jacobsz, wordt in 1451 ge- noemd als schout van Honswijk en in 1456 als schout van Schalkwijk. Hij is eigenaar en gebruiker van landerijen te Schalkwijk in Pothui- zen, waaronder twee morgen leen- goed van Beverweerd. Zijn broers |
|||||||||
Zegel van Jacob Sprayt, 1435.
GAU, charter 948^.
|
|||||||||
24.Gemeentearchief Utrecht, bij het stadsarchief bewaarde archieven.
Vrouwenklooster het convent van St. Cecilia nr. 937.
25. Het oudschildgeld was een soort onroerend-goedbelasting die van de 16de tot de 18de eeuw geheven werd. Het register heet "blafferd".
26.RAU, Dorpsgerechten nr. 1820, f. 125. |
|||||||||
._J
|
|||||||||
17
|
||||||
zijn heer Geryt Jacobsz, pastoor te Honswijk en Schalkwijk en Dirk van der
Weyde Jacob Spruytssoen. Hij gebruikt hetzelfde zegel als zijn vader Jacob Spruyt en zijn grootvader Dirk van der Weyde Hendrik Trantssoen. Andere gebruikers en bezitters van grond in "den gericht van Pothusen" in
de jaren 1444 en 1445 zijn: ■ een morgen, grenzend aan het land van Peter Lamberts en in gebruik bij
Peter Andriessoen. Een morgen, in gebruik bij Dirc Evertssone Uter Hove, grenzend aan het land van Hubert 's Papan kinderen en Jacob Maessone. ■ Zeven hont land, in gebruik bij Heylwich Dirc Willemsone dochter van
Pothusen, grenzend aan het land van Dirck Willemsone van Pothusen. Op 14 april 1445 wordt Johan Valckenaer, broer van Wouter en Daniel van Loenresloet, met het bovengenoemde land beleend door Johan, heer van Culemborg". ■ In het morgengeldregister" van Schalkwijk over het jaar 1470 komt een
bedrag voor, betaald voor land onder Pothuizen, onder andere de al eerder genoemde twee morgen van Beverweerd, welke belasting betaald werd door Hendrik Geryt Jacobsz, dezelfde als Hendrik Gerytsz op de Heul in de 'Taeffele van de leenen en de thinsen die gehouden werden van den huyse ende heerlycheyt van Beverweerde". Zijn zoon Jacob Hendriksz komt voor als gebruiker van 28 morgen land in Schalkwijk in de periode 1501-1511 en betaalt aldaar in 1517 drie gulden huisgeld^'. De zoon van Jacob Hendriksz, genaamd Aelbert Jacobsz, heeft in 1525 een huis in Schalkwijk en gebruikt daar in 1536 in totaal acht percelen land, samen 40 morgen, waaronder de twee morgen van Beverweerd. Hij was |
||||||
27.Rijksarchief Gelderland, archief der Heeren en graven van Culemborg,
regest R1218.
28. Het register van een soort grondbelasting. 29.Kemp, zie hierboven, noot 5. ; '?S |
||||||
18
|
||||||
gehuwd met Margriet Jacobsdr van Rossum en blijkt vóór 1552 te zijn
overleden. Zij is dan hertrouwd met Cornelus de Reur jr. De zoon van Aelbert Jacobs, Jacob Aelberts, neemt zijn moeders naam aan, Van Rossum. Een van de percelen die Aalbert Jacobsz in 1536 heeft is twee morgen eigen goed, welke in 1600 in eigendom en gebruik zijn bij Jacob Aelbertsz van Rossum. Hij is vermoedelijk ook dezelfde die met zijn vrouw Hendrikje Gijsbertsdr te Honswijk in 1612 genoemd wordt in het rechterlijk archief van Everdingen'". In diverse akten is sprake van naastgelegen land van Jan Adriaens v.d.
Vaert. De ontvanger van het oudschildgeld over het jaar 1600 spreekt over de erfgenamen van Adriaen Thonis aan de Vaart als eigenaar en gebruiker van land te Schalkwijk. Dit betreft onder andere land dat eerst in gebruik was bij Jan van Rossum. Jan Adriaens was burgemeester van Vreeswijk en gehuwd met Wilhemken de Banck. In 1622 is hij overleden. Zijn weduwe blijft de zaken behartigen, geholpen door haar zwager Cornelis Adriaens, eveneens burgemeester van Vreeswijk, genoemd in de periode 1623 tot 20 oktober 1668, toen hij overleed. Hij heeft dan in- middels de achternaam "van Pothuysen" aangenomen. Bij de N.H. kerk te Vreeswijk is nog een avondmaalsbeker aanwezig met de navolgende inscriptie in schuinschrift: Wilhemken de Banck weduwe van Johan van Pothuisen Bur-
gemr tot Vreeswijk heeft dezes beker aan kerck aldaer gemaeckt bij Testament opden XIII octo MDCLI (1651). Hierop is ook het wapen van Van Pothuysen gegraveerd: een keper waarin een vis, vergezeld van 3 plompebladeren (2,1). Op 30 april 1656 is de weduwe overleden en wordt Cornelis Adriaens
eigenaar van de twee morgen land in Pothuizen. Na zijn overlijden wor- den door zijn schoonzoon Anthonie van Diemen, houtkoper en oud- burgemeester van Vreeswijk, als gemachtigde van de erfgenamen voor schout en schepenen van Schalkwijk op 27 juni 1671 de twee morgens |
||||||
30. Ibidem.
|
||||||
^^
|
||||||
19
|
||||||||||||||||
overgedragen aan Splinterus
van Pothuysen", dominee te Eemnes, later Naarden, Schagen, Hilversum en Nij- megen, alwaar hij overleed op 7 september 1702 en be- graven werd in de St. Steven- skerk. Hij schreef het boek Sleutel der kennis en is een zoon uit het tweede hu- welijk van Cornelis Adriaens van Pothuysen en Agathe Splintersdr van Schayck. |
||||||||||||||||
jC.7\Pct^ui^n.
|
Namens Splinterus van Pot-
huysen, wonende te Nijme- gen, wordt op 2 augustus |
|||||||||||||||
1688 de twee morgen land in
Pothuizen verkocht aan de |
||||||||||||||||
Wapen H. v. Polhuijsen, 1674: een keper
waarin een vis, vergezeld van 3plompe- bladeren (2, ]). (GAU, leeszaal 1, wandkaart)
|
kinderen en erfgenamen van
de heer Johan van Dussen, in leven schout te Rhenen, die erfgenaam zijn van de heer |
|||||||||||||||
Jacob van Dussen, in leven
(oud-) burgemeester der stad Utrecht'\ En zoals we aan het begin van dit hoofdstuk hebben gelezen, worden op 30 april 1712 door een van de twee (klein) kinderen, Johan van Dussen, advocaat aan het hof van Utrecht, de twee morgens verkocht aan Jan Hendriks in den Eng". |
||||||||||||||||
31. RAU, Dorpsgerechten nr. 1819, f. 142.
32.RAU, Dorpsgerechten nr. 1819, f. 187. 33.Ibidem,nr.l820, f.125. |
||||||||||||||||
20
|
|||||||
Bebouwing in en om Pothuizen
De hofstede Uitvlugt komt het meest in de stukken en op kaarten voor.
De naam is overgaan van een huis staande op zeven morgen naar een huis staande op twee morgen leenroerig van Huis Beverweerd. Het huis op de twee morgen, nu bewoond door de familie van Bennekom staat op de Pot- huizerweg 19. Vermoedelijk was het huis in 1525 eigendom van Aelbert Jacobsz. Op de blaffaard van het oudschildgeld over 1600 komt als eigenaar en gebruiker Cornelis Adriaens Scheer voor. Van hem zal de hofstede op zijn zoon Heyndrik Cornelisz Scheer zijn vererfd. In 1633 is hij overleden en wordt de boerderij door de voogden over zijn minderjarige dochter ver- kocht aan Gerrit Berents en diens vrouw Maria Hendrixkdr.'*. Tot aan de dood van Maria gaat het met dit echtpaar goed. Gerrit wordt tussen 1614 en 1641 regelmatig genoemd als schepen van Schalkwijk en hij kon zijn bezit tot ruim vijftien morgen uitbreiden. Op de boerderij laat hij een 'duyfliuys' plaatsen, een statussymbool. Als zijn vrouw is overleden moet hij blijkbaar zijn kinderen uitkopen en neemt daarvoor in 1642 hypotheek op. Om die weer te kunnen aflossen moet hij solliciteren naar de functie van dijkmees- ter", maar hij kan het toch niet bolwerken. In 1647 verkoopt hij de boerderij aan Johan Schade'*, kanunnik ten Dom, die hem als pachter laat blijven. In 1652 wordt Andries van Wijck, oud-burgemeester van Utrecht, de nieuwe eigenaar'', die de boerderij weer doorverkoopt aan Ariaen de Reus, schout van Schalkwijk. Na zijn overlijden nemen de erven ƒ4300,- hypotheek op bij Floris Borre van Amerongen, commandeur van het Duitse Huis, maar ook deze hypotheek brengt de eigenaars in moeilijkheden. Via de weduwe van Ariaen de Reus komt de boerderij aan zoon Johan de Reus, die zijn vader in het schoutambt van Schalkwijk is opgevolgd. Als Johan in 1687 overlijdt, is de hypotheek er de oorzaak van dat men afstand moet doen van het onroe- rend goed aan de weduwe van de hypotheekverstrekker. Overgedragen wordt in totaal negen morgen, de al eerder genoemde zeven morgen plus twee morgen die leenroerig zijn aan huis Beverweerd. Een van de schepe- |
|||||||
34.RAU, Dorpsgerechten 1818,1633 oktober 15.
35.RAU, Archief van de Lekdijk Bovendams, nr 277. 36.RAU, Dorpsgerechten 1819, f. 33. 37.Ibidem, f. a. |
|||||||
21
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen, aanwezig bij het trans-
port, is Teunis Gerritsz van Pothuysen". De zeven mor- gen verdwijnen dan een tijdje naar de achtergrond, de twee morgen zijn goed te volgen. Zestien jaar later komen we weer een vermelding tegen als de eigenaresse, Anne EHsabeth Borre van Ame- rongen, de twee morgen nalaat aan haar zuster Johan- na. Er is sprake van twee morgen boomgaard, leenroe- rig aan Beverweerd, met daarop een kleine hofstede. Johanna was gehuwd met Joost Taets van Amerongen. Zij laat de hofstede in 1719 niet na aan haar man, al zal die het later toch via-via wel erven, maar aan haar neef Coenraad Borre van Ame- rongen van Bergesteyn. Bij diens overlijden in 1722 erft zijn echtgenote Josina Taets van Amerongen het. Als curi- osum blijkt dat ene Adriaen van Pothuysen" ƒ40,- is be- taald voor het leveren van |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^^rr''
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.<->.4
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- J-W*.'
|
/?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
il-.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"S^' 'i" *■***" ^^ ' i»-'>--A'.<*ê_, £ „", „,,~ .'_ ,v,(»•.•.. i.!
_r~yi.»^ «r-\1^4'tv«<-V*-rV (»>»V^»vt.« ,..15-».. ..« ty«
«>-*««-_ «»'• vkv.j ;i.^£, .^,v«(4,t *j !, j ,,nis« , N«>i>i;
i>.« "?3 oJSkhj^ 'f^<H»« "...*vv.«,» ciii,.; .'«.M». . |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vermelding van Teunis Gerritsz van Pot-
huijsen, schepen van Schalkwijk, 1687. RAU, Rechterlijke Archieven
nr. 1302-1 f. 18Ir (oud) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38.Ibidein, f.181. Zie afoeelding.
39.Dit is de kleinzoon van de eerder genoemde burgemeester Cornelis
Adriaens van Pothuysen. , ■ - |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22
|
|||||||
Bebouwing in en om Pothuizen
stenen voor het schapenhok van het huis Natewisch*". Twee jaar later is ook
zij overleden en erft haar vader, Joost Taets van Amerongen de kleine hofstede. Met zijn dood in 1735 komt de hofstede aan Frederik Batavorus Taets van Amerongen, die zijn vader maar enkele maanden overleeft. Er moet dan een vererving in zijlijn plaatsvinden, waarvoor het huis getaxeerd wordt op ƒ 500,-*: geen groots bezit. In 1738 komt de boerderij onder de hamer. De omschrijving luidt: "Een huysinge, Hofstede, Bak en Duyfhuys, met omtrent 16 morgen weiland en twee morgen boomgaard, staande en gelegen in Pothuyzen, onder gerecht van Schalkwijk"'\ Koper worden de erven van George van Lamsweerde. Eén van die erven is Elizabeth van Lamsweerde, die ook al de krijtende
tiend bezit. Bij de boedelscheiding worden hofstede en land toegewezen aan George Alexander Lentfrink. Deze familie blijft tot 1873 in het bezit van de hofstede en breidt het bezit nog verder uit. In 1798 koopt C.J.A. Lentfrink vijf morgen (waarvan twee morgen bouwland en een halve mor- gen elzenbos) in de Pothoek ( = Pothuizen), strekkende uit de Pothoekse ( = Pothuizer) wetering tot aan het land van Appelhof" van het provinciaal bestuur. In 1808 is J.A. Lentfrink eigenaar van de hofstede en in 1832 (in- stelling kadaster) komen we Johannes Lentfrink te Haarlem tegen als grootste landeigenaar. In 1873 verkopen de erven van de weduwe Lent- frink-Koolhaas te Doetinchem aan E.G. Wentink, dijkmeester van de Lek- dijk Bovendams te Schalkwijk: "Ten eerste een boerenhofstedc (Uitvlugt), liggende in Pothuyzen, bestaande uit een huis en erf, verder gebouwen en tuinen, benevens bos, boomgaarden, wei en bouwlanden. Ten tweede een huis en erf ('t oude huis), met tuin, boomgaard, bos, bouw en weilanden, rijswaarden en water, eveneens liggende in Pothuyzen"". De oppervlakte is 29 ha, 77 a en 27 ca en de koopsom bedroeg ƒ 30.600,-. Onder de 'verdere |
|||||||
40.RAU, familiearchief Taets van Amerongen, nr 117.
4 . RAU, Dorpsgerechten 1841,1736 december 13. 42.RAU, Dorpsgerechten 1820,1738 december 23. 43.RAU, Dorpsgerechten 1822,1798 mei 30. 44.Notaris G.H. van de Broek te Utrecht, 15-11-1873. Kadaster Utrecht,
kantoor Amersfoort, register van overschrijving deel 25 nummer 244. |
|||||||
23
|
|||||
gebouwen' wordt waarschijnlijk het huis bedoeld dat volgens het kadaster
in 1887 is gesloopt. Het Oude Huis nabij de scheidingsweg werd in 1894
gesloopt. Alleen de naam op een hek herinnert er nog aan. Na de dood van
Wentink worden de landerijen in 1916 in gedeelten geveild. Adrianus Uy-
terwaal, landbouwer te Schalkwijk, koopt de hofstede De Uitvlugt en laat
hem in 1919/20 herbouwen. In 1935 vindt een nieuwe boedelscheiding
plaats en wordt A.Jzn Uyterwaal, veehouder, de nieuwe eigenaar. Deze
verkoopt De Uitvlugt met 2 ha, 27 a en 40 ca voor ƒ 29.550,- aan J.J. van
Bennekom. Zijn erven, G. & A. van Bennekom zijn heden eigenaar. Op de
boerderij staat een vis, een teken dat ook in het wapen 'Van Pothuysen'
voorkomt.
Na Gerrit Berentsz, waarvan de kinderen zich ook "van Pothuijsen" zijn
gaan noemen en die de stamvader van de auteur is, zijn de gebruikers:
1663 (7 morgen) Barent Gerritsz. ;
1687 en 1695 (2 & 7 morgen) idem. '
1703 (2 morgen + huis) Gerrit Vermeent.
-1724 (2 morgen + huis) Antoni de Wit.
1724-1736 (2 morgen + huis) Jacob van der Veer.
1736- (2 morgen + huis) Ernst van Cothen.
1916-1935 (29 ha + huis) Adrianus Uyterwaal.
1936- (2 ha + huis) Johannes Jacobus van Bennekom.
-heden (2 ha-^ huis) Gerardus van Bennekom
Buitentje Bagatelle, later het Dijkhuis. De familie Borre van Ameron-
gen bezat nog een tweede hofstede op Pothuizen, gelegen oostwaarts aan de andere zijde van de macadamweg van Schalkwijk naar de Lekdijk en de Souwendijk, dus op de plaats waar nu het Dijkhuis staat. We komen als eigenaar van dit huis begin 16de eeuw de familie de Reus tegen en daarna de familie Borre van Amerongen. In 1720 wordt een huis aan de Heul met zes a zeven morgen boomgaard en bouwland getaxeerd op ƒ 2.500,-" en vier jaar later op ƒ 1.800,-. In 1736 kopen broer en zus Jacomijntje en Frans van Pothuyzen de hofstede met zeven morgen op Pothuizen met een zware hy- |
|||||
45.RAU, Dorpsgerechten 1838.
|
|||||
24
|
|||||||
De Heulin het begin van deze eeuw. Links de molen.
Verzameling W. van den Heuvel, Schalkwijk.
potheek erop. Als ze achter komen met betalen moeten ze "huyzinge, hof-
stede, bepotinge en beplanting" met zeven morgen boomgaard en weilan- den overdragen aan hun geldschieter, Marcus Bonnet, gewezen kameraar van de Lekdijk Bovendams. Via Hendrik Tukker (overl. 1805) en de erven Goes komt het huis in 1816 aan Johannes Spithoven. Het wordt omschreven als "Een Huis met omtrent een half morgen Tuin en Boomgaard (: lang vijf en twintig roeden, en breed elf roeden :) gelegen in de Gemeente van Schalkwijk, aan de Heul, strekkende uit den Zouwendijk langs de Kerk- weg...."**. In 1820 wordt het huis gekocht door Andries Snoek"'. |
|||||||
46.RAU, Lekdijk Bovendams, nr. 332.
47.M. Bijleveld en H. Reinders, "... en hetwelk hem ter verpoozing ver-
strekte" in Tussen Rijn en Lek 20 (1986) nr. 4, p. 22v. |
|||||||
25
|
|||||||
Enkele gebruikers:
■ 1690 Teunis Gerritsz van Pothuyzen, 1690 pacht ƒ 251693/4 pacht ƒ 45.
■ 1697 Gijsje Theunisdr, wed. Teunis Gerritsz van Pothuyzen te Honswijk.
■ voor 1693 tot na 1725 Barent Teunisz van Pothuyzen** x Aaltje Fransdr.
■ 1735 Jacomijntje en Frans van Pothuyzen*'.
Herberg De Nadorst. Aan de scheidingsweg Pothuizen-Honswijk, tegen
de Lekdijk aan, bouwden Jogum Cornelissen Wammus en zijn echtgenote Maygen Lambertsdr rond 1680 de herberg De Nadorst. Jogum was eigenlijk veerschipper op Culemborg en was zich inmiddels ook "van Pothuijzen" gaan noemen, zoals zijn schoonmoeder. Mr. Hendrick de Goyer, advocaat, verkoopt als gevolmachtigde tot redding
des boedels in 1695 "een morgen boomgaard, met huis, herberg en oude schure daar op staande, genaamd de Nadorst..."" aan Aert den Dijker op Redichem*". Daarna gaat het snel van hand tot hand: 1702: Cornelis Aert de Cruyf. Diens weduwe Maagje Teunisz van Oostveen hertrouwt in 1711 met Theodorus (Dirk) Cornelisz van Pothuyzen te Culemborg (RK). Nadat ze voor de tweede maal weduwe was geworden, moest Maagje in 1737 ƒ 300,- hypotheek opnemen en in 1745 transporteert ze De Nadorst aan haar zoon Cornelis van Pothuizen. Aan de gebouwen is een bakhuis toegevoegd. Nog dezelfde dag verkoopt zoon Cornelis De Nadorst aan Willem Roscamp en Cornelis van Miltenburgh. Willem Roscamp was tot 1744 bode en schutter van de gerechten Schalkwijk, Pothuizen, Blokhoven en Rietveld. In 1766 komt Willem Roscamp aan het gerecht vertellen dat De Nadorst
onbewoonbaar is'' (dat scheelde in de belastingen) maar in 1770 neemt hij toch ƒ 300,- hypotheek om De Nadorst te herbouwen. Uit een akte van bruikleen voor diverse roerende goederen kunnen we opmaken dat De |
|||||||
48.1687 genoemd als schepen. Hij is de tweede zoon van Gerrit Berentsz.
49.1708 genoemd als waakmeester; RAU, Lekdijk Bovendams, nr. 295. 50.RAU, Dorpsgerechten 1819, f. 165. 51. RAU, Dorpsgerechten nr. 1827. |
|||||||
26
|
|||||||
Nadorst op 16 november 1771 weer in bedrijf was", maar vier later blijkt
Willem Roscamp overleden. Zijn weduwe, die met zeven minderjarige kinderen achterblijft, moet De Nadorst met onder andere het weertje ver- kopen aan Aart Goes. Na diens dood erft zoon Hendrik Goes het, die het in 1787 verkoopt aan Ferdenand van den Brink. Deze moet er ƒ 800,- hypo- theek op nemen, maar slaagt er blijkbaar in om het hoofd boven water te houden, want pas in 1814 verkoopt hij de herberg aan zijn schoonzoon, de Schalkwijkse klompenmaker B.S.F. Raterman, bij wie hij tot zijn dood in 1820 blijft inwonen. Het houden van een kroeg was in die jaren bijverdien- ste. Raterman verkoopt de herberg in 1853 en sterft vijf jaar later. De nieuwe eigenaars zijn broer en zus Sibbels uit Everdingen, die het in 1859 doorverkopen aan Cornelis van Schip, landbouwer te Schalkwijk. In 1877 koopt Johannes Vulto De Nadorst. In 1880 laat hij De Nadorst afbre- ken. Op een akker iets noordelijker wordt in 1887 de boerderij gebouwd, waarin
later de families Zwambag en Vos hebben gewoond. Deze is afgebrand; op dezelfde plaats werd naderhand de boerderij van Jaap Godthelp gebouwd. |
|||||||
Hofstede de Bothol komt voor het eerst in de stukken voor in 1805 als Jan
de Bree haar erft van Jannigje Goes. Het betreft een huis met zes morgen bouw- en weiland, gelegen in de Bothol, onder de Hogedijk nabij de Heul. Door boedelscheiding gaat het in 1808 voor de helft naar Arnoldus Appel- hof en komt het via hem bij zijn zoon Hendricus Appelhof, gehuwd met Josina van Rooyen. De andere helft is inmiddels bijgekocht. Als Hendricus is overleden, hertrouwt zijn weduwe met Pieter Verhaar (huidig adres: Lekdijk 6). Evenals de eerder genoemde Jogum Cornelisz (Wammcs) van Pothuijsen was Pieter Verhaar veerschipper op Culemborg. In 1832 vermeldt het kadaster Pieter de Haar als eigenaar van de Bothol, wiens naam we later tegenkomen als Pieter Verhaar. Hij blijkt in 1819 eige- naar te zijn geworden en laat het huis in 1848 na aan Johannes Verhaar. Tussen 1848 en 1852 wordt het huis volgens het kadaster herbouwd en in |
|||||||
52.RAU, Dorpsgerechten nr. 1839.
|
|||||||
27
|
||||||||
1852 verkocht aan de Schalkwijkse landbouwer Hendrik Verhaar die het
huis in 1887 doorverkoopt aan Arie Verhaar. Zijn erven verkopen de hof- stede in 1917 aan Evert van Leur, landbouwer te Schalkwijk die de hofstede uitbreidt. In 1929 wordt Nicolaas van Zijl de nieuwe eigenaar. Zijn erven hebben het nog in eigendom. |
||||||||
Het veer Culemborg-Pothuizen
Het veer lag vroeger een mijl stroomopwaarts, bij de bocht van de zuide-
lijke Lekdijk ofwel tegenover De Nadorst. Bij de verkoop van zijn goederen te Culemborg, door Jan van Culenborch,
ridder, heer van Woudenberch, aan zijn broer Hubrecht Schenk, heer van Culenborch, op 18 juni 1341'', is in de betreffende stukken sprake van een poort "die men uut riit tot Pothusen waert". Ghisbrecht, oudste zoon tot Bueren, verkoopt zijn veerstad te Pothusen over Culenborch aan z'n neve heer Hubrecht, heer van Culenborch en van der Lecke op 6 augustus 1396**. Op de plattegrond van Culemborg van circa 1760, getekend door Jacob
Perrenot, staat "het oude veer" nog vermeld. Tegenwoordig heeft een huis ter plaatse aan de Redichemse zijde de naam Het Oude Veer. Zoelen,
Ir. H.M. Pothuizen. |
||||||||
53. Rijksarchief Gelderland, Archief van de heeren en graven van Culem-
borg nr. 3, reg. 128 en 129. 54.Ibidem reg. 386a. Ook in: P.J.W. Beltjes en P.W. Schipper, Culemborg,
beeld van een stad,\9SS,p.n. |
||||||||
28
|
||||
Oudheidskamer Vreeswijk, duikerpak.
|
||||
29
|
|||||
Oudheidskamer Vreeswijk
Een bezoekje waard
Sinds april van het vorig jaar is in de gemeente Nieuwegein een historisch
museum gevestigd. Nu is Nicuwegein nog een erg jonge gemeente en kent nauwelijks geschiedenis, ware het niet dat binnen de gemeentegrenzen de voormalige zelfstandige dorpen Jutphaas en Vreeswijk gelegen zijn. Oud- heidskamer Vreeswijk, zoals het kleine museum heet, richt zich dan ook op de geschiedenis van het schippersdorp Vreeswijk. Niet alleen voor Nieuwegeiners zal het een hele verrassing zijn te ontdek-
ken hoe rijk de geschiedenis is van Vreeswijk, het voormalig zelfstandige dorp aan de Lek. Op een wand in het museumpje wordt verhaald, hoe Vreeswijk ontstaan is uit de oude Friese nederzetting Frisionouuic, gelegen op een kleirug aan de Lek, de zogenaamde Wierse rug. Enkele fraaie arche- ologische vondsten, uitgestald in een vitrine, illustreren dit verhaal. Andere interessante dingen, die in de oudheidskamer te zien zijn, zijn onder andere voorwerpen betreffende de geschiedenis van het zware be- roep van de beugeiaars (zandbaggeraars) en op het gebied van de water- werken in en om Vreeswijk (bij voorbeeld een duikerpak uit de dertiger jaren), de handel rond scheepvaart (een hoek is gewijd aan de tagrijns, handelaars in gebruikt scheepsmateriaal) en foto's van straatgezichten uit het begin van deze eeuw. Erg leuk is de woonkeuken uit dezelfde tijd. In een hoekje zit een kapitein
een krantje te lezen, terwijl zijn vrouw bezig is met een handwerkje. Ach- terin een nagebouwd keukcnblokje uit die tijd, gevuld met huishoudelijk ge- reedschap en materialen. Zo te zien betreft het een redelijk welvarend gezin, want de lamp hangt recht. (Bij de armere mensen hing de lamp vaak scheef om toch nog het laatste restje olie te kunnen gebruiken. "De lamp hangt scheef" was een gevleugelde uitspraak in Vreeswijk om aan te geven dat het financieel niet zo best ging). Elders wordt iets uitgebeeld over "werken in Vreeswijk". Momenteel vertelt
dit hoekje iets over de vele bakkerijen, die het dorp vroeger telde. Vele aardige voorwerpen (onder andere een miniatuur-bakkerswagen) werden ter beschikking gesteld door nakomelingen van vroeger bekende bakkers, zoals Spronk en Maarten van den End. |
|||||
30
|
||||||
Erg leuk is ook de panelenwand, waarop in het kort de geschiedenis van
bekende Vreeswijkse families wordt uitgebeeld. Dit gedeelte verandert regelmatig, waardoor verschillende families aan de beurt komen. Dit on- derdeel van de tentoonstelling is uitbesteed aan de Vreeswijkcr Frank Pouw, die zich heeft toegelegd op het stamboomonderzoek. Het is de be- doeling dat in de komende jaren een groot aantal Vreeswijkse geslachten belicht wordt. Verder is er een wand ingericht met voorwerpen uit het Vreeswijkse onder-
wijs en zijn er enkele vitrines met interessante onderwerpen. Vanuit de Oudheidskamer Vreeswijk kan een mooie wandeltocht door
Vreeswijk en omgeving gemaakt worden. Bij de balie van de Oudheidska- mer Vreeswijk is een routebeschrijving te koop. De wandeling leidt onder andere langs de inundatiesluis gelegen op het Frederiksoord die net als Fort Vreeswijk een onderdeel van de Hollandse Waterlinie is. Aan de balie zijn verder ansichtkaarten en allerlei boeken en boekjes over de geschiedenis van Vreeswijk te koop. Zo is er te koop het boekje over de geschiedenis van Vreeswijk en de stoomsleepvaart. Dit boekje werd uitge- geven ter gelegenheid van de thematentoonstelling "Geschiedenis van Vreeswijk en de stoomsleepvaart", die te zien was tussen september 1989 en januari 1990 en enkele duizenden bezoekers trok uit het gehele land. Kortom: een bezoekje aan de oudheidskamer biedt de mogelijkheid op een aardige manier iets meer te weten te komen van dit oude stukje Nieuwegein en vormt een goede uitvalbasis om Vreeswijk nader te leren kennen. Daar- om is een bezoekje aan de oudheidskamer niet alleen aan te bevelen voor een regenachtige middag. De Oudheidskamer Vreeswijk is gedurende de maanden oktober tot en met
maart te bezichtigen iedere zondagmiddag tussen 14.00 en 17.00 uur en gedurende de zomermaanden april tot en met september iedere dinsdag-, donderdag- en zondagmiddag van 14.00 - 17.00 uur. De entreeprijs bedraagt voor volwassenen ƒ1,50 en voor kinderen ƒ1,-. Houders van een museum- jaarkaart hebben gratis entree. Voor groepen zijn buiten de vastgestelde openingsuren speciale arrange-
menten mogelijk. Er kan een keuze gemaakt worden uit een combinatie van een bezoekje aan de oudheidskamer, een rondleiding door de oudheidska- |
||||||
J
|
||||||
31
|
|||||
mer onder leiding van een gids, een wandeling door het historische Vrees-
wijk en een kopje koffie met gebakje. Het programma wordt geheel aan de wensen van de groep aangepast. Oudheidskamer Vreeswijk is gevestigd op Fort Vreeswijk 2 in Nieuwegein
zuid op het einde van de Wierselaan, tel. 03402-60090. Het museum is niet toegankelijk voor rolstoelers of mensen die moeilijk ter been zijn, want er moet een trap beklommen worden. , Nieuwegein,
Jos Benders (buurtopbouwwerker). |
|||||
32
Een overlijdensbericht uit 1707
Schalkwijk, den 2H maij 1707
Hoog welgeboren H eer en Neef f
Nademaal het God Almaghtigh naer sijn onveranderlijke wille en Eeuwigh raals beliiit belieft heeft mijn seer lieve Ehgemaal den Hoogwelgeb: Heer de Heer Steven Frederik Baron van der Capel- len Heere van Schalkwijk etc: in sijn welgeb: leven comparerende wegens de Heeren Edelen en Ridderschappe ter vergaderinge van haar Ed: Mog: Heeren Stalen 's Lants van Utreght en der selver ordinaris gedeputeerde en Dijckgracff vanden Leckendijck hoven- dams door een pijnelijcke sieckte en continitele koorts gedurende een maant eijndelijck op den 25 maij des 's morgens ten twee uren lot mijn en mijner kinderen alderuijtersle droef heijl in hel 45' jaar sijns ouderdoms naer een volkomen gebruijk sijns verstant tol den eijnden toe uijl dit dal der tranen tol sigh in het Eeuwigh Koning- rijk op te nemen, en dat ik geresolveerl ben hel dode lighaam in stilte sonder eenige uijterlijke seremonie in het vaderlijckegrafl tol Schalkwijk ter aerde te besteden heb ik van mijn plight geaghl UH: Welgeb: hier van kennisse Ie geven, niet twijffelende off UH: Welgeb: sal in dese mijn en mijner kinderen overgrote droef heijl pertisiperen en over dese swaare slagh een chrislelijck gevoelen en mededogen hebben, ondertusschen God Biddende dal UH: Wel- geb: vooralle droevige en diergelijke toevallen lange wil bewaren, blijvende, U: h o og w e l g e b o o r e n oodinoedige
dinaresse en seer bedroefde nighte D:E: Booth
douajere van der Capellen tot Schalkwijk
De archeologische werkgroep is al geruime tijd be/ig met het huis Zorg-
vliet. Bij het ondersteunende archiefonderzoek kwam bovenstaande rouw- brief van de eigenaresse van Zorgvliet tevoorschijn (collectie Booth, Gc- meentearchief Utrecht). De weduwe moest er 59 van met de hand over- schrijven en verzenden. Gelukkig was het maar één zin. Bunnik, Henk Reinders.
|
||||