-ocr page 1-
Tussen Rijn en Lek
Tijdschrift voor de geschiedenis van het gebied
Tussen Kromme Rijn en Lek
juni 1990
24e Jaargang
Nummer 2
Inhoud van dit nummer:
E. Muller:
De eerste kadasterlandmeters
in het Kromme Rijngebied
1
C.D.P. Ruckert:
Heeft U een watertoren te koop?
9
R.J. Butterman:
Boomsoorten langs wegen in het 17de
eeuwse Wijk bij Duurstede
26
A.A.B, van Bemmel:
Varia in familie-archief van Bemmel
28
recensie:
E.A. Canneman
Kastelen aan de Langbroekerwetering
31
Redactie-commissie: R.J. Butterman, Wijk bij Duurstede;
Y.M. Donkersloot-de Vrij, Odijk; L.M.J. de Keyzer, Houten;
H. Reinders. Bunnik; J.R. Toussaint Raven, Odijk; O.J. Wttewaall, 't Goy.
Krcleden: A. Graafhuis, Utrecht en G. de Nie, Schalkwijk.
Eindredactie eo redactie-adres: Burgweg 4, 3984 LK Odijk, tel. 03405-62019.
Secretariaat van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek':
R.J. Butterman, Waalsteen 28, 3961 XB Wijk bij Duurstede, tel. 03435-73570.
Lidmaatschap van de vereniging, tevens abonnement op dit tijdschrift:
ƒ 30 per jaar (studenten en scholieren: ƒ 15), over te maken op rekeningnummer
32.98.07.498. ten name van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek' bij de Rabobank te
Houten (postrekening van de bank: 214585).
-ocr page 2-
/^ OcJt ^b€
De eerste kadasterlandmeters
in het Kromme Rijngebied
Ook voor het gebied tussen Rijn en Lek is met ingang van 1 oktober 1832
het Kadaster, net als in ons hele land - met uitzondering van Limburg -
ingevoerd. Zo'n datum klinkt zo messcherp, alsof er daarvoor nog niets
was, en alsof na die datum het van een leien dakje liep. Maar zo was het
natuurlijk niet, al zijn er mij van het Kromme Rijngebied geen spectacu-
laire bijzonderheden bekend; of het moest zijn dat, landelijk gezien, dit
gebied eerst in een vrij laat stadium is aangepakt, namelijk tussen 1827 en
1829, terwijl men elders direct na de aansluiting van ons land bij Frankrijk,
in 1811, om zo te zeggen met vallen en opstaan begonnen was.
Voordat de Fransen ons hun systeem oplegden, was er onder 'Koning'
Lodewijk Napoleon een Hollandse variant voor een kadaster ontwikkeld,
die geen genade kon vinden in de ogen van de Fransen. Het werk werd
gestopt en men begon opnieuw, veelal met andere landmeters, die nogal
eens Franse namen droegen. Beide systemen waren vrij primitief opgezet,
en geen van beide kan de toets van de landmeetkundige kritiek doorstaan,
als men ze beziet in het kader van toenmalige kennis en kunde. Maar het
doel was ook slechts een praktische en redelijke basis te verschaffen voor
de heffing van de verponding of grondbelasting.
Van dit 'Hollandse' kadaster is in het Kromme Rijngebied als een soort
hommage-avant-la-lettre voor de oudheidkundigen, die er thans wonen -
alleen van Odijk een kaart vervaardigd'. Er waren van delen van het ge-
bied rond Odijk ook wel eerder kaarten gemaakt, maar nergens kan men
constateren, dat die oudere kaarten een rol gespeeld hebben bij het ver-
vaardigen van nieuwe kaarten. Men mat alles opnieuw; en zelfs de grond-
slag of de basis van waaruit elke kaart is opgemeten en geconstrueerd, is
telkens verschillend. Men was ook niet gewoon om de gegevens voor zo'n
grondslag te bewaren en te beschermen. Daarom was het waarschijnlijk
ook maar beter om weer opnieuw te beginnen.
1. Rijksarchief in Utrecht (RAU), TA 136.2-(IV.2)-kast 40/52
-ocr page 3-
Boven en rechts: Onderschrift van de kaart van het 'Hollandse' kadaster van Odijk uit
1810, met de handtekeningen van de landmeter A.A. Holster en de verificateur G. Beest.
Rijksarchief in Utrecht, TA. 136.2-(IV.2)
De grondgedachte bij het 'Hollandse' kadaster was trouwens ook, dat de
kaarten na 15 jaar verouderd zouden zijn en dat er dan opnieuw gemeten
zou moeten worden. Het idee dat ook een kaart bijgehouden zou kunnen
worden, telkens als er een verandering was geconstateerd, moest nog
geboren worden^
In 1813 verlieten de Fransen ons land en in die verwarde tijd werd ook de
opmeting voor het Kadaster stopgezet. Eerst in 1817 werd het nuttig ge-
vonden er mee door te gaan, zij het met enkele wijzigingen en verbeterin-
gen. Het ging echter in een traag tempo en al spoedig kwam men tot de
conclusie, dat als de plaatselijke situatie veranderd was, er herzieningen
2. A. Scheffer, 'Het "Hollandse" Kadaster', in Nederlands Geodetisch
Tijdschrift,
1977 nr. 7, p. 17-26, en in Nederlands Archievenblad
1978 nr. 82, p. 25-40.
-ocr page 4-
Rechleronderschrift van de kaart van de vorige pagina.
nodig waren'.
Zo sukkelde men voort tot men in 1826 haast begon te krijgen; in 1829
moest alles geklaard zijn, hetgeen niet lukte. Het werd uiteindelijk, zoals
reeds vermeld, 1832. Het Kromme Rijngebied behoorde weliswaar niet bij
de delen van ons land, die het allerlaatste klaar kwamen, maar mogelijk
heeft men voorrang gegeven aan die gebieden, waar voor het 'Hollandse'
Kadaster al kaarten vervaardigd waren. Het volgende lijstje geeft een
overzicht van het gereedkomen van de kadastrale kaarten in ons gebied*.
E. Muller, 'Kadastrale plans vóór 1832' in Nederlands Geodetisch
Tijdschrift,
1981/5 p. 178-182.
Deze gegevens zijn afkomstig van vermeldingen op de verzamelkaar-
ten, die bewaard worden in de Topografische Atlas op het RAU, al-
waar ze met latere kadastrale kaarten overzichtelijk geordend zijn
door de heer H. de Lanoy Meijer.
-ocr page 5-
Gemeente
'Hollandse' kadaster
'Franstalige' kadaster
Definitieve kadaster
(1806-1811)
(1811-181.'?)
(ca. 1816-1832)
jaar & landmeter
jaar & landmeter
jaar & landmeter
Runnik
1829.1. Vesters
Cothen
1829 J.B. van Zijlmans
Houten
1828 J.B. van Zijlmans
Langbroek
1828 A. Slits
Odijk
1810 A.A. Holster
1829 J. Vesters
Oud Wulven
1827 J. Vesters
Schalkwijk
1828 J.B. van Zijlmans
Schonauwen
1828 J.B. van Zijlmans
Sterkenburg
1828 A. Slits
Werkhoven
1828 J.B. van Zijlmans
Wijk bij
1828 A, Slits
Duurstede
Zuilen'
1810 J.B. van /.ijlmans
t812C.D. Vaillant
1819 geen naam
1831 J. Vesters
'Zuilen is ter vergelijking toegevoegd. Het betreft een gemeente
waar men reeds in de Franse tijd met de metingen was begonnen.
Over deze Vaillant is mij verder niets bekend. De andere landmeters
kwamen alle uit Brabant en zij hielden daar ook hun thuishaven, met
uitzondering van Vesters, die (althans in 1832) in Utrecht woonde. Veel is
over de omstandigheden, waaronder zij werkten, en over de techniek, die
zij toepasten, niet bekend, maar gelukkig is wel de volledige ambtelijke
correspondentie inzake het kadaster uit die periode bewaard gebleven'.
Als alles goed en normaal verloopt is een dergelijk ambtelijk archiefstuk
oersaai. Maar zodra van de regels wordt afgeweken of als er verschillen
van inzicht optreden, wordt het interessant. En nu was Slits een persoon-
lijkheid, die zijn directe chef, de ingenieur-Verificateur van het Kadaster
in de provincie Utrecht, P. van den Bosch, nogal eens voor problemen
stelde. Deze laatste was geen sterke figuur, en hij deed vaak zijn beklag bij
zijn superieur, de Gouverneur van de Koning in de provincie Utrecht.
Dank zij de ruzies die ontstonden is over Slits in tegenstelling tot de ande-
5. RAU, Archief van de Provincie,nr. 8805-B (29 delen) 1826-1844.
-ocr page 6-
re landmeters, nogal wat te vertellen. Hieruit, en ook uit andere bronnen",
komen enkele gegevens naar voren over de arbeidsomstandigheden.
Adam Slits was op 24 augustus 1783 te Beek en Donk geboren. Ver-
moedelijk heeft hij meegelopen en geholpen bij het werk van een ervaren
landmeter en zo het vak geleerd. In 1808 is hij zelf ook landmeter. In 1809
heeft hij metingen uitgevoerd voor een Maatboek van Dinxperlo' en in
1810 werkte hij voor het 'Hollandse' kadaster. In verband met de gewijzig-
de omstandigheden werd hij ontslagen en kort daarop weer in dienst geno-
men voor de opmetingen volgens de Franse regels voor ons huidige kadas-
ter. Zo heeft hij in Drunen gemeten. Later in 1817 werd hij in Noord-
Holland te werk gesteld en in februari 1818 in Utrecht'. Inmiddels was hij
getrouwd met Francina van der Poel en had hij drie kinderen gekregen,
geboren in 1811, 1812 en 1816. Het gezin bleef in Bakel wonen. Vaak zal
Slits zijn vrouw en kinderen niet bezocht hebben, want een enkele reis van
Utrecht naar Bakel of omgekeerd duurde toch al gauw een volle dag of
meer, want het oversteken van de grote rivieren zal wel tijdrovend zijn
geweest.
Zoiets moest natuurlijk tot moeilijkheden aanleiding geven, al blijkt
daar lange tijd niets van uit de bovengenoemde correspondentie. Tot op 24
september 1824 Slits' vrouw op 40-jarige leeftijd overleed. Hoe het verder
ging met de kinderen is niet bekend. Wel valt het op dat de produktie van
Slits, die in 1823 en 1824 nogal laag was, in 1825 weer op het oude niveau
terug was. In 1826 kreeg hij echter moeilijkheden met zijn chef, die aan de
Gouverneur rapport uitbracht en op 5 januari 1827 Slits 'disobediëntie'
oftewel ongehoorzaamheid verweet. De gouverneur suste het een beetje;
hij scheen zijn klantjes te kennen en tekende er bij aan; "schijnt met den
Ingr-Verificateur niet te kunnen harmoniëren". Een half jaar later was het
weer raak; er bleven wrijfpunten en dat ging zo door. In 1828 werd de stijl
van de correspondentie grimmiger, hetgeen wel in verband zal hebben
gestaan met de grote aandrang om het Kadaster zo snel mogelijk te vol-
6.    Inlichtingen van ir. A. Scheffer te Tilburg, van het Streekarchivariaat
"Peelland" te Deurne en van het Rijksarchief in Noord-Holland te
Haarlem, Archief van het Provinciaal Bestuur, 1814-1850.
7.    E. Muller en K. Zandvliet, Admissies als landmeter in Nederland voor
1811. Alphen aan den Rijn, 1987.
8.    ibidem.
-ocr page 7-
/
Een gedeelte van het kadastrale minuutplan van het dorp Houten.
J
-ocr page 8-
tooien. De problemen met Slits sleepten zich voort. Hij is eind 1828 met
zijn zoon, die hem hielp bij de metingen, voor de Kerstdagen naar huis
gegaan. Op 3 januari 1829 meldde de ingenieur-verificateur aan de Gou-
verneur, dat Slits met zijn zoon "de vier achter(een)volgende Heiligenda-
gen een kleine uitstap huiswaarts meende te doen en van daar tot op heden
niet zijnde geretourneerd". De gouverneur reageerde hier niet op.
Na nog meer moeilijkheden, wordt Slits tenslotte op 14 januari 1830
met zijn zoon naar Makkum in Friesland gestuurd. Hij had echter de me-
tingsresultaten van Maarn nog niet ingeleverd en de ingenieur-verifica-
teur wilde deze controleren, waarbij hij opmerkte dat het "een zeer uitvoe-
rig daardoor langdurige verificatie vereischende" zaak zal worden. Dat
was een reden te meer voor Slits om er zelf bij te willen zijn en hij vroeg
daarom uitstel "tot dat het ijs uit het water (is) en de stoomboot weder
vaart, als wanneer ik het traject van Haarlingen op Utrecht in een dag en
een nagt kan afleggen". Hier werd negatief op beslist en toen hij vervol-
gens de stukken direct moest overdragen, verklaarde hij dat de plans in
Rijsenburg gehaald konden worden, "alwaar dezelfde door mij in het al-
daar zijnde logement zijn vervaardigd geworden". Natuurlijk constateerde
de ingenieur-verificateur "grove misslagen" in de metingsstukken, die
'weinig of niet beter zijn te achten, ais die welke vroeger zoo onvolkomen
onder het Fransch bestuur ... zijn vervaardigd geworden". Van Zijlmans
moest ze op kosten van Slits verbeteren en op 15 mei 1830 is de verificatie
van Maarn voltooid.
Slits en zoon werden in juni 1830 naar Gelderland overgeplaatst. Bij de
invoering van het Kadaster in 1832 werd eerst alle personeel ontslagen, en
vervolgens werden voor de bijhouding van de kaarten en registers enkele
landmeters weer, volgens een ander beloningsstelsel, in dienst genomen.
Maar Slits was daar ondanks zijn verzoek niet bij. Wel kreeg hij een admi-
nistratieve baan bij de Bewaring van het Kadaster te Helmond. Hij is later
nog "schoolonderwijzer" geweest. In 1854 verhuisde hij naar Aarle Rixtel,
waar hij op 4 september 1858 overleed.
Met de vervaardiging van kaarten was het Kadaster nog niet klaar. Er
moesten registers' worden aangelegd en de waarde van de grond en de
9. Deze kaarten en registers kunnen nuttige informatie verschaffen bij
historisch onderzoek. Het valt buiten het kader van dit artikel om daar
-ocr page 9-
8
gebouwen moest getaxeerd ( = geschat) worden. Dit laatste gebeurde
onder leiding van een speciale functionaris: de inspecteur van het Kadas-
ter. Het resultaat moest vervolgens in registers verwerkt worden.
De invoering van het aldus voltooide Kadaster leverde echter zoveel
bezwaren op over de hoogte van de nieuwe belasting, dat deze gefaseerd
ingevoerd moest worden. Over de bijhouding van de kaarten en de regis-
ters had men nog maar nauv^elijks nagedacht. De daarvoor gestelde regels
moesten diverse malen bijgesteld worden, maar er werden in de loop van
anderhalve eeuw zoveel verbeteringen aangebracht, dat het Kadaster
thans tot een moderne dienst is uitgegroeid. De huidige landmeter met
zijn automatische apparatuur is niet te vergelijken met de landmeter die
omstreeks 1828 de eerste metingen, ver van zijn gezin uitvoerde, en die
onder primitieve omstandigheden zijn kaarten vervaardigde.
Ir. E. Muller,
(gepensioneerd hoofd-ingenieur van het Kadaster in Utrecht), Bunnik.
De watertoren en de nabijgelegen Oude Kromme Rijn. Foto: Otto Wttewaall
nader op in te gaan. meer gegevens zijn te vinden in de Kadastergids
van F. Keverlingh Buisman en E. Muller, "s-Gravenhage, 1979 (Een
uitgave van de Rijksarchiefdienst).
-ocr page 10-
Heeft U een watertoren te koop?
De watertoren van Werkhoven: van bedrijfsfunctie naar woonfunctie
Samenvatting
In dit artikel geeft de auteur in hoofdlijnen aan hoe de drinkwaterleiding
in het zuidelijke deel van de provincie Utrecht in de dertiger jaren tot
ontwikkeling komt. Hij gaat in op de plaats van een watertoren in een
drinkwaterleidingsysteem. Hij beschrijft een aantal zaken van de bouw
van de toren van Werkhoven waarbij blijkt, dat er lokale bouwmensen aan
te pas zijn gekomen. Er is een verband tussen de toren van Werkhoven en
die van Lopik. Tevens is er een relatie met de watertoren van Mijdrecht.
Na ruim 50 dienstjaren is de watertoren van Werkhoven zoals zoveel
andere watertorens in Nederland, buiten gebruik gesteld. Dit kan door
een gewijzigde bedrijfsvoering bij de waterleidingbedrijven onder meer
door winning binnen een kleiner verzorgingsgebied en lokale pompstati-
ons. De toren van Werkhoven wordt echter, mede gelet op de cultuur-
historische waarde, niet afgebroken. De auteur beschrijft tenslotte de
verkoop van de toren aan een particulier met als bestemming woondoel-
einden.
Inleiding
Water tapt U zo uit de kraan. U rekent er op, dat u er over kunt beschik-
ken, dag en nacht, jaar in, jaar uit. Water is een primaire levensbehoefte,
voor zowel mens als dier en plant. Maar dan moet het water wel aan be-
paalde kwaliteitseisen voldoen.
U vertrouwt er dus blindelings op, dat uw drinkwaterleidingbedrijf die
kwaliteit en dus gezond water levert. U kunt vandaag de dag niet zelf in
water gaan voorzien zoals men dat vroeger deed. U kunt niet meer letter-
lijk naar de pomp lopen, naar uw eigen waterton gaan, desnoods als u dat
allemaal teveel moeite is, water gaan scheppen uit bijvoorbeeld de Krom-
me Rijn als u daar vlak bij zou wonen.
Hoeveel water u per dag verbruikt, merk u een beetje als u met tent of
caravan op een camping staat. Alleen al voor het koken, afwassen en wat
kleren wassen moet er vele keren per dag naar de kraan gelopen worden.
Tel daar nog bij het toiletbezoek en het douchen. Zo ongeveer dezelfde
-ocr page 11-
10
hoeveelheid water die u op die camping uit de kraan haalt, brengt u later
weer als afvalwater naar de stortput van het riool. En ook al zit het water
een tijdje in ons lichaam, op gezette tijden moet u het toch even gaan
wegbrengen op het toilet.
Schoon en vuil water moeten vooral niet met elkaar vermengd worden. En
toch gebeurde dat vroeger vaak. Het lozen van faecaliën in de grachten
van Utrecht en andere grote steden is bekend. Maar de geschiedenis leert
ons dan de harde feiten. Vervuild water vormt een bedreiging voor de
volksgezondheid. De meeste cholera-epidemieën hebben, ook nog in het
begin van deze eeuw, die omvang kunnen krijgen doordat de bevolking via
het water werd besmet.
Menig drinkwaterleidingbedrijf is dan ook tot stand gekomen, doordat
artsen in steden en op het platteland de overheid wezen op dat voortdu-
rende ziektegevaar voor jong en oud als er niet gezorgd zou worden voor
betrouwbaar water, aangeleverd via een veilig leidingsysteem. Maar te-
vens moest er voor gezorgd worden, dat er een goed en gescheiden riole-
ringsysteem voor het vuile water bij werd aangelegd.
Gezond water: in de eerste plaats te danken aan artsen die soms lang op
hun gelijk hebben moeten wachten. Een van de oorzaken hiervan in de
niet-stedelijke gebieden was, dat kleinere gemeenten moeilijk de aan die
systemen verbonden lasten konden dragen en genoodzaakt waren om tot
samenwerking te komen. Veel overleg en overreding waren nodig. Maar
ook de bevolking had het er moeilijk mee. Waarom water kopen als je het
gratis uit eigen regenton, uit de sloot, vaart of put kon halen? Zo is bekend
dat iemand in Zuid-Holland wel de aansluitkraan in zijn keuken liet mon-
teren, maar er meteen een kastje om heen timmerde. Gedurende meer dan
25 jaar betaalde die persoon de verschuldigde vaste kosten, maar ... ver-
bruikte geen druppel leidingwater!
Zoals bij alle ontwikkelingen is het wennen. Leidingwater werd dood
water genoemd, in tegenstelling tot het "levende" water uit ton, put of
sloot. Dal het levende water al veel dood en verderf had gezaaid werd niet
erkend. Dat een stad als Utrecht al in 1883 drinkwater had, was geen
reden om op het platteland ook met zo'n stadse manier van doen aan te
komen. Melkbussen spoelde men het best aan de slootkant op een houten
of soms stenen spoeltrap. Weerstand alom, mede door het feit dat de
twintiger en dertiger jaren, waar we nu over spreken, voor velen geen
vette jaren waren en elke (halve) cent een aanslag op de beurs was. Om tot
-ocr page 12-
11
een rendabele exploitatie van een waterleidingbedrijf te komen moet men
kunnen leveren aan minimaal een bepaalde hoeveelheid afnemers en die
waren in de steden natuurlijk eerder en dichter bij elkaar te vinden dan op
het platteland. De verslechtering van het oppervlaktewater in de dorpen
en kleinere gemeente bracht gemeenten op de gedachte om dan toch maar
samen een drinkwaterleidingbedrijf te starten.
Een goed functionerende drinkwatervoorziening is, historisch gezien,
mede te danken aan artsen, die - zoals gezegd - gezondheid en water met
elkaar in verband brachten. Maar het is ook dank zij bestuurderen, die -
soms tegen de stroom in - aan die oproepen van artsen gehoor gaven. En
ook dank zij technici, die adviezen gaven, zoals prof. ir. Chr. K. Visser,
hoogleraar in Delft, dat deed aan het provinciale bestuur van Utrecht.
Ontwikkeling watervoorziening Zoid-Utrecht
De ontwikkeling van een drinkwatervoorziening voor het zuidelijke ge-
deelte van de provincie Utrecht kwam in het begin van de jaren dertig op
provinciaal niveau aan de orde, omdat in dit gebied niet (meer) in behoor-
lijk drinkwater kon worden voorzien. Veel steden en ook enkele niet-
stedelijke gebieden hadden in die tijd al waterleiding, zoals bijvoorbeeld
Amsterdam sedert 1853, Den Helder vanaf 1856 met de eerste voor de
drinkwatervoorziening in Nederland gebouwde watertoren en, zoals ge-
noemd, Utrecht in 1883. De ontwikkeling van de drinkwaterleiding was
rond 1930 in Nederland op zijn hoogtepunt. Omstreeks die tijd waren al
150 watertorens in bedrijf.
In het jaar 1932 kreeg het ingenieursbedrijf Mabeg' te Utrecht van de
provincie Utrecht opdracht voor een onderzoek naar de mogelijkheden
van een drinkwatervoorziening, eerst alleen voor het westelijke gedeelte
en korte tijd later ook voor het oostelijke gedeelte van het zuidelijke deel
van de provincie Utrecht. Zoals elders in landelijke gebieden ook het
geval was, luidde het advies, dat alleen gemeentelijke samenwerking kon
leiden tot een rendabele en betrouwbare openbare drinkwaterleidingvoor-
ziening. In 1934 volgde de oprichting van de Stichting Drinkwaterleiding
Zuid-Utrecht
Het verzorgingsgebied van de genoemde stichting was te onderscheiden in
Maatschappij tot Bouw en Exploitatie van Gemeentebedrijven.
-ocr page 13-
12
Zuid-Utrecht West en Zuid-Utrecht Oost
(ook wel aangeduid met Zuid/Oost). Zuid-
Utrecht West omvatte uiteindelijk - afge-
zien van latere gemeentelijke herindelin-
gen - de gemeenten Lopik, Jaarsveld, Willi-
ge-Langerak, Benschop, Hoenkoop en
Polsbroek. Dit gebied werd bediend vanuit
de watertoren te Lopik, die daarin centraal
gelegen is.
Het gebied Zuid-Utrecht Oost omvatte
uiteindelijk de gemeenten Wijk bij Duur-
stede, Bunnik, Odijk, Werkhoven, Lang-
broek, Houten, Schalkwijk, Tuil en 't Waal
en Cothen. In dit deel van het verzorgings-
gebied stond de toren van Werkhoven
centraal om water te leveren. Teven wer-
den kleine delen van de gemeenten Haast-
recht, Jutphaas, Vreeswijk en Willeskop
bediend.
De toren van Lopik, die nog in bedrijf is,
ligt 18 kilometer verwijderd van het oor-
spronkelijk enige waterwinpunt, het pomp-
station Schalkwijk/Vreeswijk. De toren
van Werkhoven staat er 12 kilometer van-
daan. Tussen het pompstation en de torens
liggen kabels voor de automatische mel-
ding ter regeling van de watervoorziening
vanuit het pompstation naar de torens en
kabels voor de telefoonverbindingen. Zo
melden de torens aan het pompstation w-
DD
Oostgevel van de watertoren te Werkhoven.
Fragment uit de bestektekening
(WMN blad nr. T-08/5, 24-6-69)
JL
CXJSTGEVEL
J
-ocr page 14-
13
anneer en nog 100 kubieke meter in het reservoir aanwezig is. De reinwa-
terpomp van het pompstation pompt dan water uit de voorraadkelder en
stuwt het water door een leiding naar de toren. De waterstand in het re-
servoir wordt via de kabels aan het pompstation gemeld. Bij de hoogst
toelaatbare stand geeft de toren een signaal, waarop de reinwaterpomp
automatisch wordt gestopt.
De stand van het water in het reservoir van de toren wordt ook aan het
pompstation gemeld, zodat men daar steeds een beeld heeft van het water-
verbruik in de betreffende regio.
In het pompstation is via een automatische regeling de voorraadkelder
gekoppeld aan de ruwwaterpomp. Als het waterniveau van de voorraad-
kelder tot een bepaald minimum is gedaald, wordt de ruwwaterpomp inge-
schakeld. Die zuigt het water uit de putten die men in de grond heeft
gemaakt en perst het door filters om zo de voorraadkelder te vullen. Is de
voorraad in de kelder op voldoende niveau, dan stopt de ruwwaterpomp.
Op deze manier heeft de toren van Werkhoven, tot hij werd afgekoppeld,
in het waterleidingsysteem gefunctioneerd.
Functies van watertorens
Een watertoren heeft in een drinkwaterleidingsysteem twee belangrijke
functies. De eerste functie is het leveren van voldoende en constante druk
in het gehele leidingennet naar de gebruikers; dit is een expansiefunctie,
voor het opvangen van drukschommelingen. De tweede functie is die van
buffer voor het opvangen van pieken in het waterverbruik.
Door de hoogte van het water boven de grond ontstaat vanwege de
zwaartekracht onder aan de leiding die uit het reservoir komt een druk.
Die druk is afgerond 1 atmosfeer per 10 meter waterkolom. De waterdruk,
benodigd voor een goede watervoorziening naar de kranen van de gebrui-
kers, ligt rond 3 atmosfeer. Het waterniveau in het reservoir moet derhal-
ve minstens 30 meter boven het laagste punt van het leidingnet liggen. De
meeste watertorens voor uitgestrekte plattelandsnetten zoals in Werkho-
ven, hebben hun reservoir voor de benodigde druk op een hoogte tussen
de 35 en 40 meter, soms 45 meter. In meer stedelijke gebieden geeft een
hoogte van 25 tot 30 meter al voldoende druk in het hele leidingennet, ook
bij diegenen die, zoals dat heet, aan het eind van de leiding zitten. Hogere
gebouwen kunnen hiermee niet bediend worden; zij moeten eigen voor-
zieningen hebben.
Pieken in het waterverbruik treden op als bijvoorbeeld iedereen de
-ocr page 15-
14
tuin gaat sproeien. Die extra gevraagde hoeveelheid water wordt dan
vanuit het reservoir dat als buffer dient, aan het leidingsysteem geleverd,
waarna de pompen weer de tijd hebben om het reservoir te vullen. Op
deze manier werkend, hoeven de pompen niet op een zelden voorkomende
topcapaciteit berekend te zijn. Tegenwoordig worden de torens constant
bijgevuld.
De oudst bekende watertoren in Nederland dateert van kort na 1674 en is
te vinden op het voormalige landgoed, nu paleis, Soestdijk. Deze toren
staat op de Rijksmonumentenlijst. Met de hoeveelheid water uit die toren
was Stadhouder Willem III in de gelegenheid zijn fonteinen enige tijd te
laten spuiten.
In 1839 deden de stoomlocomotieven hun intrede in ons land. Om stoom
te kunnen maken is water nodig en dat werd tijdens de rit in tanks meege-
nomen. Het bijvullen gebeurde onderweg op de stations maar in verband
met het rijschema moest dat wel vlot gebeuren. Nu was er dus vraag naar
veel water in korte tijd. Een eenvoudig pompsysteem of, later, een (drink-
)waterleiding kon dat niet leveren. Daarom plaatste men op palen van
enkele meters hoogte een vat. Men vulde dat via een kleine pomp met
water. Als de locomotief kwam, kon het vat via een dikke slag als het ware
in één keer geleegd worden. In afwachting van de komst van de volgende
locomotief kon men dan het vat weer rustig bijvullen.
Watertorens zijn ook gebouwd voor de eigen watervoorziening van bedrij-
ven en instellingen en als reservoirs voor brandbestrijding.
Voor de drinkwaterleiding werd, zoals eerder vermeld, in 1856 de eerste
toren in Den Helder gebouwd. Na een reeks van circa 250 torens wQ.rd in
Nederland de laatste watertoren in 1970 in Eindhoven gebouwd.
Diverse technische ontwikkelingen maken het de waterleidingbedrijven
thans mogelijk door een andere bedrijfsvoering pieken in het verbruik op
te vangen en voor de benodigde druk in het systeem te zorgen. In het ver-
zorgingsgebied van het Waterleidingbedrijf Midden-Nederland (WMN)
zijn op verschillende plaatsen in de buurt van groepen gebruikers putten
geslagen met een eigen pompinstallatie en drukvoorziening. Voor de
opslagfunctie gebruikt men over het algemeen geheel of half ondergronds
-ocr page 16-
15
gebouwde reinwaterbassins van veelal grotere omvang dan de "kleine" 400
m' van de watertoren. De verfijnde elektronica met al of niet via compu-
ters bestuurde regelsystemen maken dat de signaleringen en regelingen
sneller, nauwkeuriger en met kleinere apparatuur uitgevoerd kunnen
worden, waarbij de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de watervoorzie-
ning gegarandeerd blijven.
De Nederlandse watertoren heeft zijn langste tijd gehad. Voor zover
torens nog in gebruik zijn voor de watervoorziening hebben ze in de eerste
plaats een expansiefunctie en slechts ten dele een bufferfunctie.
Signalement van de watertoren in Werkhoven
De toren in Werkhoven is, evenals die van Lopik, in opdracht van de Stich-
ting Drinkwaterleiding Zuid-Utrecht ontworpen en gebouwd door het
Ingenieursbureau Mabeg te Utrecht. De naam Mabeg is met veel waterto-
rens verbonden. Voor zover viel na te gaan is ir. .1. Gerber uit Bussum
indertijd de ontwerper geweest.
De toren ligt in de gemeente Bunnik aan de Wa-
tertorenweg en is kadastraal bekend als Gemeen-
te Werkhoven, sectie C nr. 564. Het bouwjaar is
1937. Het terrein heeft een oppervlakte van
0,1490 ha (14 are, 90 ca).
De doorsnede van de toren meet 10,50 x 10,50
meter. De top van het dak ligt op 43 meter boven
de grond. Kenmerkend voor het signalement is
het vierkante uiterlijk. Wiskundig gezien is die
vorm het omgeschreven vierkant van de buitencir-
kel van het reservoir.
Hij heeft een dubbel, cirkelvormig betonnen
reservoir met een inhoud van 360 m'. De onder-
kant van het vat ligt op circa 28 meter boven de
grond. De hoogste waterstand in het vat ligt op
circa 35 meter. Het reservoir heeft een hoogte, zo
u wilt diepte, van circa 7 meter en een grootste
diameter van ruim 9 meter.
Midden in dit reservoir is een cirkelvormige wand
Overzicht verstrekt
door ingenieursbureau
Mabeg van door hen
ontworpen en gebouw-
de watertorens:
1928 Breukelen
1934 Den Bommel
1938 Doetinchem
1923 Hardinxveld
1915 Hazerswoude
1910 Heinenoord
1929 Klaaswaal
19.36 I,opik
1937 Mijdrecht
1925 Sassenheim
1941 Sommelsdijk
1925 Utrecht
1928 Wassenaar
1937 Werkhoven
1926 Winterswijk
1952 Zandvoort
1928 Zoetermeer
-ocr page 17-
16
gebouwd met een diameter van
ruim 6 meter. Hierdoor ontstaan er
als het ware twee reservoirs in één,
namelijk een binnenreservoir en
daarom heen als een ring een bui-
tenreservoir. Cirkelvormige reser-
voirs zijn aantrekkelijk, zowel in
constructietechnische zin als voor
wat betreft het materiaalverbruik.
Een dubbel reservoir zoals hier is
plezierig bij het onderhoud. Een
van de twee reservoirs kan men in-
specteren en bijvoorbeeld reinigen,
zonder dat de gehele capaciteit van
de toren buiten werking is.
Doorsnede van het reservoir van de waterto-
ren te Werkhoven. Fragment uit de bestekte-
kening. (WMN blad nr. T-08/5. 24-6-69)
De toren in Lopik, ook ontworpen
door de heer Gerber, heeft even-
eens een rond, dubbel waterreservoir. Precies daar omheen heeft men het
buitenwerk gemaakt, zodat deze toren een rond uiterlijk heeft. In dit
verband moet een derde ontwerp van de heer Gerber worden genoemd: de
watertoren van Mijdrecht. In deze toren is de driehoek verwerkt, namelijk
in de dak- en geveiconstructie. Vermeldenswaard is dat de toren in Mijd-
recht ter hoogte van de lekvloer aan de buitenzijde een deur met balkon-
netje heeft, zoals dat oorspronkelijk ook bij de watertoren in Werkhoven
aanwezig is geweest.
Tussen 1964 en 1967 is de kapconstructie van de Werkhovense toren ge-
wijzigd om het nestelen van kraaien en andere vogels tegen te gaan. De
mensen in de omgeving hadden namelijk van die dieren de nodige over-
last. Zo klaagde men over het lawaai dat die vogels maakten en de schade
die zij aan de gewassen en in boomgaarden veroorzaakten.
In 1969 heeft de toren van Werkhoven een grote onderhoudsbeurt
gekregen. De gemetselde buitenwand is bij die gelegenheid bespoten met
een soort deklaag van Surfakote in de kleur betongrijs. Het dak is toen
voorzien van sneldekpannen. Eerst dacht men aan blauwe pannen, maar in
november 1969 is die kleur in overleg met de gemeente gewijzigd in rood.
-ocr page 18-
17
Van links naar rechts de torens te Mijdrecht, Werkhoven en I.opik.
Foto's ter beschikking gesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhy-
giëne (RIVM) te Bilthoven.
In de monumenteninventarisatie van het Bureau Monumentenzorg van de
Provinciale Planologische Dienst Utrecht (inventarisatie 21 juni 1985:
categorie 1) is de toren als volgt omschreven: Een vierkante, wit ge-
schilderde watertoren met laag rood pannen tentdak, gelegen aan de
Watertorenweg, temidden van weilanden, direct omgeven door een klein
stukje bossage. Vlak onder het dak heeft de toren aan elke zijde twee hoge
smalle ramen. Andere ramen of openingen in de gevel zijn dichtgemet-
seld. Het metselwerk is uitgevoerd in baksteen in staand verband.
Bouw van de toren
De watertoren in Werkhoven is gebouwd door de Betonijzerbouw Maat-
schappij Roeien en Heine uit Nijmegen. Van deze toren zijn dus ontwer-
per en uitvoerder bekend, dit in tegenstelling tot andere torens en gebou-
wen met een zekere historische waarde, waarvan deze gegevens niet altijd
meer te achterhalen zijn. Een andere bijzonderheid is, dat ik voor dit
artikel uit het familiebezit van mevrouw J.M. van Wijk-Maton uit Cothen
kon beschikken over twee foto's, gemaakt tijdens de bouw van deze toren.
Aan de hand van haar mondelinge informatie is de volgende, meer streek-
-ocr page 19-
18
Bouwers van de toren op de steiger (1937). Foto ter beschikking gesteld door mevr. J.M.
van Wijk-Maton te C^othen.
gebonden passage van dit artikel opgebouwd. Mevrouw van Wijk-Maton is
namelijk een dochter van Cees Maton, één van de mensen die bij de bouw
betrokken is geweest.
Het met.selen van de toren van Werkhoven lijkt een familiezaak geweest te
zijn, als men zo naar de namen en de familierelaties van de mensen op
beide foto's kijkt. Op de eerste foto staat als tweede van links, met hoed,
de bouwer/metselaar Henk van den Linden uit Utrecht. Geheel rechts
staat als opperman zijn zwager Cees Maton uit Jutphaas op de steiger.
Op de tweede foto staat, tweede van rechts. Hannes van den Linden, uit
Jutphaas, sjouwerman en een broer van Henk. Henk zelf was getrouwd
met Anna van Wijk. Deze had een zuster Marie, die getrouwd was met Jan
van den Boogaard. Deze Jan, zwager dus van de bouwer, was afkomstig uit
Cothen en wij zien hem op dezelfde foto, tweede van links (zittend). Zijn
functie is niet bekend. Op deze foto komt ook Cees Maton weer voor
(geheel rechts). Tot zover de lijn van broers en zusters, zwagers en
-ocr page 20-
19
Bouwers aan de voel van de toren (1937). Foto ter beschikking gesteld door mevr. J.M.
van Wijk-Maton te Cothen.
schoonzusters.
De volgende generatie treffen wij ook aan bij de bouwers. Zo brengt de
hier boven genoemde Hannes van den Linden (tweede foto, tweede van
rechts) zijn zoon Eef mee op het werk en die komt, uiterst rechts op de
grond zittend, ook op deze foto voor. Of Eef ook werkelijk bij de bouw
betrokken is geweest, is mij niet verteld. Maar deze Eef heeft een neef, die
ook Eef heet, en die is een zoon van Janus van den Linden, een broer van
Hannes. Laatstgenoemde Eef heeft als metselaar aan de toren gewerkt en
staat op beide foto's: op de eerste foto links, op de rug gezien, en op de
tweede foto als derde van links op de achterste rij.
Watertoren te koop
Het Waterleidingbedrijf Midden-Nederland laat in januari 1988 aan de
Gemeente Bunnik weten, dat men de toren in Werkhoven wil afstoten.
Gevraagd wordt of de Gemeente Bunnik belangstelling heeft om deze
toren voor de boekwaarde aan te kopen, voordat men opdracht tot bemid-
-ocr page 21-
20
deling bij verkoop aan een makelaar verstrekt.
De Gemeente Bunnik ziet geen mogelijkheid
om het object te exploiteren en gaat niet op het
aanbod in. Men is wel bereid om mee te werken
_" aan een bestemmingswijziging, omdat men de
vierkante witgeschilderde bakstenen watertoren
beschouwt als een markant in het landschap
gelegen oriëntatiepunt. Verder is men van me-
ning dat de toren, vanwege het bijzondere type,
van architectonische waarde is en in het kader
van de aanleg van het drinkwaterleidingnet van
sociaal-historische waarde is. Hiermede sluit
men aan bij de hiervoor genoemde omschrijving
__van het Bureau Monumentenzorg van de Pro-
vinciale Planologische Dienst Utrecht.
Blijkens een bericht in het Utrechts Nieuwsblad
is de toren in het voorjaar van 1988 door het
Waterleidingbedrijf Midden-Nederland voor ƒ
70.500 verkocht aan de heer Paul Jansen, ad-
junct-directeur van een middelbare school in
Amsterdam. Het verkoopbedrag ligt ƒ 3,16
onder de boekwaarde. De familie Jansen wil in
de toren gaan wonen. Maar die plannen worden
niet verwezenlijkt, want op 22 juni 1988 staat in
de Telegraaf een advertentie: BUNNIK te koop
aangeboden vierkante WATERTOREN enz.
enz.
Eind september 1988 verschijnt er weer een
advertentie, maar nu in het Utrechts Nieuws-
blad: TE KOOP Watertoren in Werkhoven,
vloeroppervlak 100 m- enz. enz. Dit trekt de
aandacht van de heer en mevrouw Smeulders,
Doorsnede van de watertoren te Werkhoven.
Fragment uit de bestektekening.
(WMN blad nr. T-08/5, 24-6-69).
-ocr page 22-
21
die op dat moment in Utrecht wonen.
Dan volgen de gebeurtenissen elkaar vrij snel op. In oktober 1988
komt een koopovereenkomst tot stand tussen de eigenaren de heren
Hoogveld en Jansen enerzijds en de heer Smeulders en mevrouw Nagte-
gaal (echtgenote van de heer Smeulders) als kopers anderzijds.
De Gemeente Bunnik laat in november 1988 aan de familie Smeulders
weten, dat het College van Burgemeester en Wethouders heeft besloten
onder een aantal voorwaarden medewerking te verlenen aan de realisering
van het bouwplan tot verbouw van de voormalige watertoren in Werkho-
ven. Een van de voorwaarden is, dat aan de watertoren zelf de bestemming
"woondoeleinden klasse Ilb" respectievelijk "voor/zijtuin" c.q. "tuin zon-
der gebouwen" zal worden toegekend.
Op 15 december 1988 sluiten de Gemeente Bunnik en de heer Smeulders
ten behoeve van het voorbereidingsbesluit een overeenkomst. De als
"woondoeleinden klasse Ilb" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd
om te worden gebruikt voor een vrijstaande woning, met de daarbij beho-
rende andere bouwwerken en andere werken. De woning moet voldoen
aan de volgende bepalingen:
a.   gerekend vanaf de begane grond mag voor woondoeleinden een maxi-
male hoogte van 13 meter worden benut;
b.   zowel de lengte als de breedte van de woning dienen beide 10,50 meter
te bedragen;
c.    de goothoogte van het bouwwerk mag niet meer en niet minder dan
39,80 meter bedragen en
d.   het bouwwerk dient te worden afgedekt met een kap, waarvan de dak-
helling ca. 30 graden bedraagt.
Eind december 1988 dient de heer Smeulders met als gemachtigde de
architect Ben van Hagen uit Utrecht een aanvraag bouwvergunning voor
kleine bouwwerken in. Op het ter inzage gelegde bouwplan worden twee
bezwaarschriften ingediend. In april 1989 worden bij besluit van het Colle-
ge van B&W van Bunnik beide bezwaarschriften ongegrond verklaard. Op
5 juni 1989 wordt de bouwvergunning verleend.
Van bedrijf sbestemming naar woonbestemming
Na het verlenen van de bouwvergunning gaan de eigenaren aan de slag.
Zoals zij zelf zeggen wordt het een meerjarenplan.
Op de begane grond zijn een entree en een garage gepland. Men gebruikt
-ocr page 23-
22
de bestaande slalen trappen om                                            'f
naar de toekomstige eerste verdie-                                            *
ping op drie meter hoogte te gaan.                                            *|
Deze verdiepingsvloer moet geheel                                            1
nieuw in de toren worden aange-                                             |
bracht. Op die verdieping komen                                             r.
een ruime badkamer met sauna,                                             I
drie slaapkamers alsmede de een-                                             1
trale verwarming en warmwater-
voorziening.
Van de eerste naar de tweede ver-
dieping loopt weer de bestaande
stalen trap. Op deze bestaande,
maar nog wel te versterken vloer
komt een hal met toilet, de keuken
4±1
en een woonkamer met een opper-
vlakte van 60 m^.
Tot zover zou men kunnen den-
ken aan welke vorm van bouwen
dan ook. Maar niets is minder waar.
Men moet wel bedenken dat een
watertoren gebouwd is ais een inhakken van het eerste raam van de slaap-
bedrijfsgeboUW met de daaraan te kamer op de eerste verdieping (voorjaar
Stellen eisen. Zo moest de construc- 1990).
tie van deze toren in vol bedrijf een f'o'" gemaakt door mevr. Smeulders-Nagte-
reservoir met water torsen, een ge- ^^^
wicht van zo rond 400.000 kg op
ruim dertig meter hoogte. De afmetingen van de kolommen zijn er dan
ook naar. En wat te denken van de isolatie? Als bedrijfsgebouw behoeft
men daar niet veel van te verwachten, maar voor woondoeleinden moet
men andere eisen stellen. Het zal voor de familie Smeulders niet te ver-
mijden zijn, om de gehele torenmantel aan de buitenzijde te gaan isoleren.
Het behouden van de oorspronkelijke staat is mooi gezegd, maar brengt
wel de nodige problemen met zich mee. In dit verband is te wijzen op de
bestrijding van het vele condens- en doorslagvocht dat eigen is aan water-
torens. Elke temperatuurwisseling is duidelijk te merken in de hoeveelhe-
den vocht die op een koude toren condenseren, want spouwmuren zijn er
niet.
-ocr page 24-
23
^wrypMt^'VLwasfW'
'V6^(S'/^kS
&e<3AMe tBRDUb
2°\^KDra^Aj^
Oorspronkelijk schetsplan voor het watertoren-woonhuis van architect Ben van Hagen.
Tekening ter beschikking gesteld door de familie Smeulders.
-ocr page 25-
24
Kijkt u verder naar de buitenkant, dan valt op dat alle ramen van dit
bedrijfsgebouw, uitgezonderd die onder het dak, dichtgemetseld zijn. Het
is dan ook pikdonker in de toren. Elk raam dat de architect op papier
zette, moet met kracht en vernuft uit het metselwerk van 22 centimeter
dikte gehakt worden.
De heer en mevrouw Smeulders "wonen" al in de toren, maar u be-
grijpt dat dit dan echt tussen aanhalingstekens moet staan. Zij willen al het
zware (ver)bouwwerk voor zover mogelijk zelf doen. Het verwarmings-
gedeelle, zijnde vloerverwarming en warmwatervoorziening, wordt uitge-
voerd door het installatiebedrijf Moesbergen uit Renswoude. Voor de
kunststoframen met dubbele beglazing zorgt de Utrechtse kunststof- en
timmerfabriek Groeneweg.
Het een en ander kan voor toevallige passanten niet onopgemerkt blijven.
Regelmatig worden de heer en mevrouw Smeulders vriendelijk en soms
opdringerig aangesproken over wat zij daar nu zoeken of te zoeken heb-
ben in die watertoren. Het blijft natuurlijk een indrukwekkend bouwwerk
en voor sommigen lijkt wonen daar een droom. Eén ding is duidelijk:
wonen in de top van de toren met een kilometers ver uitzicht is niet toege-
staan. Maar voordat de droom van de familie Smeulders werkelijkheid is,
zullen er al weer veel mensen bij hen langs zijn geweest, en misschien
vraagt iemand dan later in een telefoontje aan het Waterleidingbedrijf
Midden-Nederland: "Heeft u nog een watertoren te koop?"
Medewerking
Dit artikel kon niet tot stand komen zonder de medewerking van verschil-
lende mensen en organisaties. Met name wil ik onder dankzegging noe-
men: de heer en mevrouw Smeulders, Gemeente Bunnik, Waterleidingbe-
drijf Midden-Nederland, mevr. J.M. van Wijk-Maton, Henk van der Veen,
Henk Rienks en het Rijksinstituut voor volksgezondheid en Milieuhygiëne
(RIVM).
Zoetermeer,
Ing. CD.P. Ruckert.
-ocr page 26-
25
Literatuur en bronnen:
Boer, H.P.G. de (samensteller). Bescherming van watertorens in
de provincie Noord-Holland,
Provinciaal Bestuur van Noord-Hol-
land, Haarlem, 1988.
Ginkel-Meester, S. van, Bunnik, geschiedenis en architectuur,
Zeist, 1989. [Monumenten-inventarisatie provincie Utrecht 3]
Rienks, H., "Nederlandse watertorens" in Restauratievademecum
van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
1989.
Rienks, H., "Watertorens" in Industriële archeologie, 1989, nr. 31.
Rodenhuis, C, "De stichting 'Drinkwaterleiding Zuid-Utrecht'" in
Water, 14-daagsch tijdschrift voor de drinkwatervoorziening,
29 (1945), nr. 5.
Veen, H. van der. Watertorens in Nederland, Rotterdam, 1989.
Waterleidingbedrijf Midden-Nederland, Jaarverslag 1987, Utrecht.
-ocr page 27-
26
Boomsoorten langs wegen in het 17de eeuwse
Wijk bij Duurstede
In het stadsarchief van Wijk bij Duurstede over de periode 1300-181Q
geven met name de notulen van de vergaderingen van de magistraat
(stadsbestuur) informatie over de soorten bomen die langs openbare
wegen werden aangeplant. De magistraat had - al dan niet door toedoen
van het waterschapsbestuur - het oppertoezicht op het onderhoud, de
schouw en dus ook de beplanting van wegen. Hieronder volgen enkele
voorbeelden daarvan uit het tijdvak 1661-1692. Daarbij is het interessant
te constateren dat de fruitteelt zó belangrijk was, dat men zelfs kersebo-
men langs de stadsmuur plantte.
Op 23 september 1661 werd ene besluit genomen over het "opsieren" van
notebomen langs de Steenstraat en wilgen bij de kapel. Met dit laatste
woord werd waarschijnlijk het terrein van de voormalige S. Anthoniskapel
bedoeld (ter plaatse van de huidige algemene begraafplaats). Op 29 okto-
ber van dat jaar werden hagen en een besseheg langs de Hoogstraat ge-
noemd. Op 14 april 1662 werd toestemming verleend tot het kappen van
wilgen langs de Middelweg. Op 17 augustus 1663 besloten de besturen van
stad en waterschap nauwlettender te gaan toezien op het kappen van
bomen aan de zuidkant van openbare wegen. Waarom werden alleen de
bomen aan de zuidkant genoemd? Omdat de meeste wegen kleiwegen
waren - er lag zelfs geen zand op - en dus vaak modderig en vol met plas-
sen. Bomen aan de zonnige zuidkant waren een belemmering voor het
opdrogen van de wegen.
Op 21 april 1664 werd gesproken over essen en eiken langs de Singel. Op
10 mei van dat jaar werd besloten, dat de kramen voor de kermis geplaatst
moesten worden "binnen de lindebomen". Hieruit valt op te maken dat de
Markt met deze boomsoort was beplant. Op 5 november 1666 werd beslo-
ten tot de aankoop van essen, die langs de Singel zouden worden geplant.
Op 23 maart 1669 werd overeengekomen om kersebomen te planten op de
berm, die lag tussen de stadswal en stadsgracht. Zij dienden tien voet uit
de muur en anderhalve roede (ruim vijf meter) uit elkaar te worden aan-
geplant. Op 13 oktober 1679 worden linden aan de Dijk ( = Dijkstraat)
tussen de Waterpoort en Vrouwepoort vermeld. Op 17 maart 1681 kreeg
Jacob van Sandick toestemming zijn erf aan de westkant van de Arkgracht
-ocr page 28-
27
(langs de Mazijk) met essen te beplanten. Op dezelfde dag was sprake van
een voormalige enthof van de stad: werden hier stekken tot jonge bomen
gekweekt?
Op 27 februari 1682 werd besloten, de "rijs" langs de Wijkerweg publiek te
verkopen; dit waren waarschijnlijk wilgetenen die gebruik werden bij de
mandenmakerij en versterking van schoeiingen. Op 14 oktober besloot
men tot de aanplant van essen langs de Wijkerweg en elders. Het mag
vreemd lijken dat het Wijkse stadsbestuur hier een beslissing nam over
beplanting van een weg buiten zijn grondgebied, maar de weg was al in
1367 door de stad aangekocht en sindsdien door haar onderhouden. Enke-
le weken later, op 4 november, blijkt waar de jonge essebomen door de
stad werden gekocht. Zij werden aangeschaft bij de heer van Broekhuizen
(tussen Overlangbroek en Leersum) en kostten 10 gulden per 100 stuks.
Essen werden volgens besluit van 10 februari 1690 ook gepoot langs de
Singel. Dat fruitbomen van belang bleven wordt onder andere duidelijk op
15 september 1692: dan is er langs het Onze Lieve Vrouwe-pad (tussen
kasteel en Lekdijk, bij de vroegere Onze Lieve Vrouwe-kapel) sprake van
■note-, kerse- en pruimebomen.
Wijk bij Duurstede,
R.J. Butterman (gemeentearchivaris).
-ocr page 29-
28
Varia in familie-archief van Bemmel
Een familie-archief is een waardevol bezit. Ik ben in het gelukkige bezit
van het archief van een familie Van Bemmel afkomstig uit Cothen. De
stukken in dat archief hebben betrekking op de laatste 275 jaar. Naast de
in familie-archieven gebruikelijke testamenten, boedelscheidingen, koop-
en verkoopcontracten bevindt zich in bedoeld archief een aantal varia.
Varia waarvan de herkomst niet duidelijk is. Wellicht kan met uw hulp
daaromtrent meer duidelijkheid worden verschaft:
1.    Een perkamenten omslag van een boek (20 cm breed, 32 cm hoog, 1,5
cm dik). Op de omslag staat in zwarte inkt de volgende ten dele zeer
moeilijk te lezen tekst:
Transport = boeck van de verkogte Landen......der
Domeinen in den jaeren 1718, 1719, 1720, 1721.
Heeft iemand enig idee waar dit boek thuishoort? (zie ook het
volgende:)
2.    Een stukje aan de voor- en achterzijde in elk twee kolommen met
potlood beschreven kladpapier dat inkomsten vermeldt van allerlei
kerken in de provincie Utrecht. Het kan van belang zijn te weten dat
mijn overgrootvader van 1857 tot en met 1900 tiendschatter was bij het
kroondomein. Mijn belangrijkste vraag is of het stuk daarmee verband
houdt en uit welke periode het dateert.
-ocr page 30-
29
Deeke van S. Salvator
of Oudmunster
50,75
Wijk bij Duurstede S.Jan
Dooper
41
kerke 359 mor
ƒ1890
17
S.Magdalenaas
71/2 morg 65 keijser gul
12,10
vorsselaar
4,10
10 merg te Cothen
H.Kruis
ƒ33
24 mor ...
ƒ110
ƒ12
vS.elizabets
12 mor 1 huis
S.Thoms
1/6 van vier (?) 8 morg
ƒl44(?)
20,50
S.Agathaas
12 morg ...
ƒ252
ƒ125
S.Jan
54,40
huishuure erfpacht
S.Barbara
ƒ40
ƒ98
4 morg ...
Gooy de kerk
28
ƒ50
1 morg erfpach
ƒ8,80
pastory 22 morg
ƒ57,30
(?)
S.Anna 1 akker
ƒ6
ƒ436
Werkhoven
pastory 1 tiend 3 morgen
Odijk
ƒ 56,50
kerk 11 morg van hofs
ƒ49,50
pastory 13 morg 2 ak
ƒ63
koster ...
60
Inkomsten der kerken
Bunnik
7 mor en pachten                    ƒ
pastory 11 mor. de (?)
kostery 11/2
Cothen pastory 91/2 mor.
1 een tiend en                          ƒ
kostery 11/2 en
overlangbroek S.Hyacinthus
past. 23 morg.
koster......
Nederlangbroek
kerk 10 morg 2 ak een tiend
vikaris 15 morg
koster 3 hof 1 ak ...                 ƒ
Doorn
past 9 mor 1 tientje
vikary 2 kore 3 morg               ƒ
Driebergen
vikary 12 mor 9 ake (?)
Leersum S. Michael
past 81/2 morg 9 kooren
Luesden S.Atonius
1/3 tienden 5 bloken van Zeist
81/2 morg 2 akkers
-ocr page 31-
30
Houten
vikari L. Vrouw altaar
kerk 8 morg
ƒ34
20 morg.
pastory 81/2 m. 4 ake
ƒ49,80
vikary van het Gasthuis
koster 5 m
18
12 morg 1 huis
Schalkwijk S Michiel
kerk 13 m 8 m erfpach
ƒ77,75
pastory 11 m 1 tiend
48
vikary
1 halve hoeve 4 m ...
46
vikary
12...
48
Dwarsdijke
kapel ...
53,50
vikary krijtentiend
ƒ115,95
Monthoort S Jan kerk
3 ticndblok 1 hofstede
ƒ292
de koorheere
huis en hof renten
138
151 mor onderand Dorpen
vikari S.Joosten
29 morg
viakari S..Ioris
16 morg.
vikari S Maagdalena
17 morg.
vikari S. Jakobs
8 morg.
vikari S.Antonius
17 morg
vikari Zielprose (?)
191/2 morg.
Leiden,
A.A.B, van Bemmel.
(Adres bij de redactie, die voor doorzending
van reacties zal zorgdragen.)
-ocr page 32-
31
Recensie
E.A. Canneman: kastelen aan de Langbroekcrwetering
Het was in 1883 op een van zijn wandelingen door Nederland dat Ds.
Craandijk het gebied der Langbroekerwetering beschreef in de volgende
bewoordingen: "...maar nergens in ons vaderland treft men op zo korten
afstand zoo veel oude torens en overblyfselen van middeleeuwschen
bouwtrant aan, als aan de weg langs de kastelen".
Nu, ruim honderd jaar later, worden wij ons opnieuw bewust dat de Lang-
broekerwetering niet alleen uit oogpunt van landschappelijke schoonheid
maar ook uit bouwhistorisch oogpunt uniek is vanwege het veelvuldig
voorkomen van woontorens in dit gebied. Deze woontorens zijn de vroeg-
ste vertegenwoordigers van stenen huizen zoals die vooral in de 13de eeuw
en vroege 14de eeuw werden gebouwd. Sommige van deze kasteeltjes
hebben zich in hun oorspronkelijke vorm, als een alleenstaande toren op
een eiland, gehandhaafd, andere zijn in de loop der geschiedenis ver-
bouwd (aangepast aan de eisen des tijds) waardoor de oorspronkelijke
opzet in meer of mindere mate zijn herkenbaarheid verloor.
Het boek Kastelen aan de Langbroekerwetering gaat in op de oor-
spronkelijke opzet en de bouwgeschiedenis van een aantal kastelen in dit
gebied.
In afzonderlijke hoofdstukken wordt meer of minder diepgaand ingegaan
op de essentiële overeenkomsten en verschillen tussen vijf vertegenwoor-
digers van deze gebouwengroep, te weten Walenburg, Rijnestein, Lunen-
burg, Hinderstein en Weerdestein, alsmede het poortgebouw van Groene-
stein. De beschikbaarheid van gegevens uit bouwsporen, die pas bij res-
tauraties al hun geheimen prijsgeven, vormt voor de auteur de reden tot
het trekken van een aantal voorzichtige conclusies met betrekking tot zijn
onderzoek.
Desondanks is het boek zeer lezenswaardig hoewel enige kennis van bou-
wen en bouwkundige terminologie bij de lezer verondersteld wordt.
De auteur, E.A. Canneman, is als hoofdarchitekt werkzaam geweest bij de
Rijksdienst Monumentenzorg en als zodanig onder andere verantwoorde-
-ocr page 33-
32
lijk geweest voor zowel de restauratie van Walenburg in 1965/1966 als
voor de restauratie van Lunenburg in 1969/1970.
De/e restauraties boden hem de gelegenheid om een diepgaand onder-
zoek te verrichten naar de bouwgeschiedenis van deze beide woontorens.
Na zijn pensionering heeft de heer Canneman tezamen met zijn vrouw
jarenlang het huis Walenburg als huurder bewoond. De fraaie rozentuin
bij het huis, die enkele malen per jaar voor het publiek wordt opengesteld,
is door mevrouw Canneman aangelegd.
Odijk,
Peter de Wit (bouwkundig ingenieur)
r.A. C^anneman: Kastelen aan de l.angbroekerwetering. Uitgave: Canaletto, Alphen aan
de Rijn, 1989 in samenwerking met de Nederlandse T'uinenstichting, Amsterdam. 67 pp.
ISBN 90 6469 639. ƒ 30,=
J