-ocr page 1-
Joodse begraafplaatsen te Wijk bij Duurstede II'
Victor Brilleman*
In het decembernummer van dit tijdschrift uit 1992 kwam ondermeer de oudste
joodse begraafplaats Langs de Wal te Wijk bij Duurstede aan de orde. Over deze
begraafplaats, die tot 1829 in gebruik was, blijven de gegevens tot dusver schaars.
In verband met de opheffing van de joodse gemeente te Wijk in 1923 werd een
jaar later het eigendomsrecht van de oude begraafplaats overgeschreven op naam
van de Nederlandsch Israëlitische Gemeente (NIG) Utrecht^. Dit blijkt onder-
meer uit oorlogscorrespondentie van 1944, die de biu-gemeester van Wijk voerde
met Hans Werner Muller Lehning, 'commissaris voor niet commercieele
Vereenigingen en Stichtingen te 's-Gravenhage''. In deze briefwisseling verzocht
NSB-burgemeester Van der Beke Callenfels de overdracht aan de burgerlijke
gemeente van het kadastraal onder sectienummer B 792 beschreven p>erceel. Juri-
disch zou zo'n transactie in vredestijd niet mogelijk geweest zijn; het perceel was
immers eigendom van de NIG Utrecht!
Het Wijkse verzoek om de begraafplaats de bestemming van plantsoen te geven
werd gemotiveerd met frasen als: '...de oude begraafplaats had eigenlijk geen zin
meer..... twee oude grafzerken met daarop niet-leesbare opschriften....het gaf een
verwaarloosde indruk....'.*. Na toestemming van de commissaris werd de over-
name nog in hetzelfde jaar een feit. Waarschijnlijk heeft het einde van de oorlog
helpen voorkomen, dat blijvende schade aan de begraafplaats werd aangericht.'
Drs. R.V. Brilleman is historicus te Amsterdam
1.   Het eerste artikel over joodse begraafplaatsen in Wijk bij Duurstede verscheen in Tussen Rijn
en Lek
26 (1992) 4, p. 28-37.
2.   Abusievelijk werd in het vorige artikel op blz.32 vermeld dat de oude begraafplaats in 1924 aan de
burgerUjke gemeente Wijk bij Duurstede zou zijn verkocht. In 1935 stelde W. van Laar, afgevaar-
digde van de NIG Utrecht bi) de Permanente Comnussie tot Algemene Zaken (PC) een onderzoek
in naar de mogeUjkheid de joodse begraafplaatsen van Vianen en Wijk in eigendom van het NIK te
verwerven. Het bestuur van de PC oordeelde in deze dat geen stappen zonder medeweten van het
Kerkbestuur te Utrecht konden worden gedaan. Zie: Verslag Handelingen PC tot
Algemene Zaken NIK
juni 1935-juni 1936, p. 11-12, aanwezig op het Gemeente-archief te
Amsterdam.
3.   Gemeentearchief Wijk bij Duurstede (Arch. WbD.) 1852-1970, ongelnventariseerd.
4. Ibidem.
5.   Briefwisseling 2 en 7 oktober 1958 tussen B & W van Wijk en ministerie van Financien, Commis-
sariaat voor Oorlogsschade; Arch. WbD. 1852-1970, ongeünventariseerd.
^BIBLIOTHESC DER
^RUKSUNIVERSITEIT
« ÜTRiGHT
1
-ocr page 2-
lussen 1946 en 1951 vond correspondentie plaats tussen B & W van Wijk bij
Duiu^tede en de NIG Utrecht over het onderhoud van beide te Wijk aanwezige
joodse begraafplaatsen. Uit deze brieven blijkt dat de biu^erlijke gemeente
bereid gevonden was tegen een jaarlijke vergoeding van f. 50,- het onderhoud op
zich te nemen. Met name de verzorging van de oudste joodse begraafplaats liet
in die jaren te wensen over, getuige een brief van penningmeester K. Andriesse
en secretaris J. van Gelder namens het Kerkbestuur der NIG Utrecht.*
Vandaag de dag zijn beide joodse begraafplaatsen aan de zorg van de gemeente
Wijk bij Duurstede toevertrouwd. Officieel behoort de grond van de begraaf-
plaats Langs de Wal nog steeds toe aan de NIG Utrecht. Een consulent van het
Nederlandsch Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) bezoekt jaarlijks de in ons land
aanwezige joodse rustplaatsen en brengt rapport uit over de staat van onderhoud.
Bij de laatste inspectie van beide Wijkse begraafplaatsen in juni 1993 werd de
toestand bevredigend bevonden.
Nu er al enige malen gesproken is over beide begraafplaatsen, ligt het voor de
hand de focus te richten op de tweede joodse rustplaats, die onderdeel uitmaakt
van de Algemene begraafplaats.
Discussie over het begraven io of buiten de kerk.
Vanaf het midden van de 18de eeuw kwam de discussie los over het begraven in
de kerkgebouwen. Abraham Perrenot promoveerde in 1748 op dit onderwerp. In
zijn dissertatie nam hij stelling tegen het begraven in de kerk. Willem Anthonie
Ockerse, predikant, pamflettenschrijver en 'karakterkimdige', woonde tussen
1784 en 1795 te Wijk bij Duurstede.'' In 1792 hield hij in de kerk van deze
plaats een redevoering onder de titel: 'Het begraven der dooden buiten de kerk
en stads poorten aangeprezen in eene leerrede, naar aanleiding van Ps. XXXIV.
21A'. Nog hetzelfde jaar liet Ockerse zijn rede te Utrecht drukken. Het werkje
is tegenwoordig in diverse universiteitsbibliotheken in ons land ter inzage.
Voor het Wijkse publiek zette Ockerse de begraafgewoonten van Grieken,
Romeinen en joden uiteen en legde ondermeer de standpunten uit van verlichte
tijdgenoten. In zijn rede kwam ook de toestand in Amsterdam in 1655 ter
sprake, een paar jaar na het woeden van de pest met voorbeelden van besmetting
onstaan door gebrek aan hygiëne rond het 'Cathuiser Kerkhof. In Wijk werd -
zoals elders in ons land en in Europa - het aanlegen van een begraafplaats
6.   Brief dd 21-11-1950 van NIG Utrecht gericht aan <le chef-opzichter der gemeente Wijk bij
Duurstede, Arch. WbD. 1852-1970, ongeinventariseerd.
7.  J. Stouten, Willem Anthonie Ockerse (1760-1826) leven en werk. Amster-
dam/Maarssen 1982, p. 84-85.
-ocr page 3-
buiten de stadspoorten onderwerp van discussie'.
Pas na de Franse Tijd werden er van overheidswege in Nederland nieuwe
maatregelen uitgevaardigd met betrekking tot het begraven'. In de provincie
Utrecht besloten Gedeputeerde Staten op 25 augustus 1827'°, dat met ingang
van 1 januari 1829 het begraven van lijken in kerken, kapellen en bedeplaatsen
niet langer toegestaan was en dat in plaatsen met een inwonertal van meer dan
duizend zielen een Algemene begraafplaats op een afstand van 35 of 40 el van de
bebouwde kom diende te worden aangelegd". Voor Wijk bij Duurstede bete-
kende dit de aanleg van een nieuwe, algemene begraafplaats aan de Steenstraat of
Trekweg. Deze buiten de Veldpoort gelegen rustplaats werd op 1 januari 1829 in
gebruik genomen.
De Algemene begraafplaats aan de Steenstraat
Op 3 oktober 1828 verkocht Frans Nicolaas van Bern, burgemeester van Zeist,
als gemachtigde van de te Utrecht woonachtige Maria Anna van Goudoever,
weduwe van rentmeester IJsbrand de Koek, een stuk bouwland aan de Steen-
straat van n roeden en dertien ellen aan de gemeente Wijk bij Duurstede.'^ De
verkoopprijs bedroeg 1500 gulden. Eerder had de gemeente zonder succes aan
Gedeputeerde Staten een subsidie van f. 1000,- \ f. 1050,- ter financiering van
'eenè algemeene begraafplaats' gevraagd." Daarop leende de te Wijk wonende
loodgieter Willem Heijmeriks, een van de kerkmeesten van de Rooms-Katholie-
ke gemeente, de burgerlijke gemeente een bedrag van duizend gulden.'*
Hel stuk land waarop de begraafplaats werd aangelegd was evenwel groter. Uit
een passage voorafgaand aan het 'Reglement op de Algemeene Begraafplaats' uit
1828 zijn we geïnformeerd over de aankoop van nog een perceel land van 14
roeden en 75 ellen. Dit tweede stuk land werd nog voor het einde van 1828 door
8.       Voor een cultureel- en mentaliteitshistoriscli overzicht met betrekking tot de dood en het
begraven in Europa: PL Ariès, Western Attitudes towards Death. The John Hopkins
University Press, 1974. Met betrekking tot begraafplaatsen in de regio van het Kromme-
Rijngebied verwijs ik naar het themanummer Tussen Rijn en Lek 26 (1992) nr. 4.
9.       H. Reinders, Begraven in het verleden in: Tussen Rijn en Lek 26 (1992) 4, p. 6.
10.     Provinciaal Blad no. 57.
11.     Arch. WbD. 1811-1851, no. 273. Zie ook: A. Hailema, De stichting van het Patriottenkerkhof te
Kerk-Avezaat onder Tiel 1786-mei 1936. Bijdrage tot de kennis der Nederlandsche funenJia in:
Historia, Maandschrift voor Geschiedenis (1936), p. 194-202.
12.     Arch. WbD. 1811-1851, nr. 272, akte dd 3-10-1828.
13.     Arch. WbD. 1811-1851, nr. 272. Bri<^ dd 26-7-1827 van Gedeputeerde Staten van Utrecht aan
B & W van Wijk bij Duurstede.
14.     Arch. WbD. 1811-1851, nr. 112, obUgatie dd 3-10-1828.
-ocr page 4-
stadshoofdonderwijzer Gerhardus de
rOrme (zelf raadslid te Wijk van
1812-1816) aan de gemeente ver-
kocht.'*
Godschalk Hijmans en de joodse
gemeente
Het is niet bekend hoe de 'kehil-
la'öoodse gemeente) van Wijk gerea-
geerd heeft op de aanleg van een joods
gedeelte op de Algemene begraaf-
plaats. Maar met de ingebruikname
van de grotere joodse begraafplaats
mag worden aangenomen dat de oude
daarmee als gesloten werd beschouwd.
Van bezwaren bij de leden of bestuur-
ders van de joodse gemeente inzake
het begraven aan de Steenstraat is
niets bekend. Op 4 september 1828
behoorden de leden van het Kerkbe-
stuur der Israëlitische Gemeente tot
de mede-ondertekenaars van het regle-
ment op de Algemene begraaf-
De grafsteen van Godschalk Hijmans
(no. 2).
                       Foto auteur, 1991.
plaats."
In een brief van 12 januari 1829 aan B
& W van Wijk gericht bevestigde Godschalk Hijmans (1786-1859) in zijn functie
als manhig-opzigter der Nederlandsch-Israelitische Ringsynagoge (bestuurder van
de joodse gemeente) de gesprekken, die de burgerlijke gemeente met de drie
kerkbesturen had gevoerd. Uit de genoemde brief blijkt verder, dat de hoofdaf-
deling voor de Israëliten gelegen is 'agter die voor de Protestanten, bij het
inkomen van het ijzeren hek, ter regter zijde gelegen*. Gezien het feit dat
Hijmans in zijn schrijven twee sleutels noemt, 'eene voor de hoofdingang tot de
voorn. Algemene begraafplaats en den andre voor de hoofd afdeling voor de
belijders der Israëlitische godsdienst bestemd', mogen wij afleiden dat er een
15.     Arch. WbD. 1811-1851, nr. 273.
16.     Ibidem. Voor het Kerkbestuur tekenden G. Hijmans en J(acobus) Salomon. Een derde handteke-
nii^ was helaas onleesbaar.
-ocr page 5-
afgesloten toegangshek om de joodse
begraafplaats moet hebben gestaan.'''
Op 23-2-1834 - een dag na het overlij-
den van zijn moeder Roosje
Godschalk Hijmans (1755-1834) -
maakte Godschalk Hijmans als eerste
van de mogelijkheid gebruik voor
haar een graf te kopen voor de som
van dertig gulden op de hoofd-afde-
ling voor de Israëliten." Op dit ge-
deelte zijn in totaal slechts vijf koop-
graven bekend.
indeling volgens de
begraafregisters
Twee begraafregisters uit de 19e eeuw
zijn bewaard gebleven: het 'Register
van de graven op de Algemeene be-
graafplaats aan de Steenstraat 1829-
1875' " en het 'Suppletie register op
de Algemeene begraafplaats der Stad
Wijk bij Duurstede 1876'.^° Samen
geven de registers de volgende afdelin-
gen van de begraafplaats weer:
^^Ém'"
De grafsteen van Wendelina Hijmans
(no. 6),
                       Foto auteur, 1991.
Hoofdafdeling voor de Protestan-
ten met de indeling: Ie vak: eigen of gekochte graven; 2e en 3e vak: huur-
graven; 4e vak: a) graven voor onvermogenden en b) afgezonderd gedeelte.
Hoofdafdeling voor de Rooms-Katholieken, welke indeling nagenoeg met
die van de protestanten overeenkomt. Aleen heet vak 4 b het ongewijde
gedeelte.
Hoofdafdeling voor de Israëliten met de indeling: Ie vak: eigen of gekochte
graven; 2e vak: huurgraven; 3e vak: graven voor onvermogenden. In het
suppletie-register van 1876 (bijgehouden tot mei 1888) zijn zowel het tweede
en derde vak ruimten voor huurgraven geworden. Het 4e vak, bestemd voor
I
UI
17.     Arch WbD. 1811-1851, nr. 272.
18.     Arch. WbD. 1811-1851, nr. 274.
19.     Arch. WbD. 1811-1851, nr. 275.
20.     Arch. WbD. 1852-1970, ongeihventariseerd.
-ocr page 6-
de onvermogenden, blijkt over deze periode niet bijgehouden. Mogelijk is in
dit vak in het geheel niet begraven.
De overledenen
Volgens de 'Rekening en verantwoording van ontvang en uitgave door Mr.
Johannes Hermanus Noordbeek (1759-1835), wethouder en gedelegeerd ambte-
naar voor den Bm^elijken Stand der stad Wijk bij Duiuïtede ende Algemene
begraafplaats.....', werden in 1829 74 personen begraven. ^' Van hen waren 71
te Wijk overleden, 2 in Amerongen en 1 te Cothen. Onder deze overledenen
bevonden zich twee joden: Manus van Bon, te Cothen overleden en Joseph van
Aalten. Joseph, een zoon van Nehemia Jacobs van Aalten en Maria Donker-
voort, was de eerste die op de nieuwe joodse begraafplaats ter aarde werd
besteld.
Bezien we de beide begraafregisters, dan blijkt dat op de hoofdafdeling voor de
Israëliten de volgende personen zijn begraven:
leeftijd
vak kosten
4 jaar
3
0,75"
70 jaar
3
nihil
67 par
2
6,50
58 jaar
2
6,50
4 jaar
3
0,75
7 mnd.
2
n.b.ö
15 jaar
2
6,50
78 )aar
1
n.b.
2 jaar
2
n.b.
93 jaar
2
6,50
3 mnd.
2
4,-
10 mnd.
2
6,-
13 jaar
2
10,~
n.b.
3
n.b.
85 jaar
2
14,-
n.b.
2
n.b.
10 jaar
3
6,-
22 laar
4
0,75
2 )aar
2
6,-
27 jaar
2
14,-
36 jaar
3
23
jaar      datum              naam
1829      20-11              Joseph van Aalten
1829         1-12              Manus van Bon
1831         19-9              Joseph Abraham Polak
1831         21-9              Judith Jacobs Tobicx
1831         28-9              Jet van Aalten
1832         31-7              Abraham H(e)iinum
1833         2-12              Susanna Hijmans
1834         24-2 G Roosje Hijmans
1834         17-6              Jacobus Salomon
1835         22-5              Abigael Nathan
1835 14-12 Samuel Salomon
1837        28- 8              Elisabeth Salomon
1838       23-12              Marianna Goudsmit
1839        31- 1              Juda Mozes^*
1840       26-12              Sara Koopmans
1840
          6-6              ? Salomons
1847
        21-1               Mozes Zalm
1847
        23-4              Jetje Dniidkers
1847         11-6              Jetje Salomon
1848         14-3              Hendrik Hijmans
1849         14-8              Johanna Frijda
21.     Arch. WbD. 1811-1851, nr. 277: 1829-1850.
22.     Bij een bedrag van f. 0,75 werden alleen de kosten van de doodgraver in rekening gebracht.
23.     n.b » niet bekend.
24.     Niet te Wijk overleden.
25.     Na 1848 zijn er geen verdere opgaven van de begraa&osten voorhanden.
-ocr page 7-
1849
14-8
Judith Goudsmit
3 jaar
3
1849
14-8
Jannetje Goudsmit
6 jaar
3
1849
18-10
Rebecca Goudsmit
3 mnd.
3
1850
22-3
Debora Gam
n.b.
2
1852
10-5
Judith Mozes"
n.b.
3
1856
6-5
doodgeb. kind van J. Jacobson
2
1856
24-9
Judith V. Adelsbergen
n.b.
2
1858
31-8
doodgeb. dochter van Meijer v
Adelsbergen
2
1859
29-12
G Godschalk Hijmans
73 )aar
1
1862
3-9
Sophia Jacobson
5 mnd.
2
1863
16-9
Mozes Jacob Goudsmit
71 jaar
2
1864
20-1
Meijer Jacobson
5 dagen
2
1865
14-8
[G] Jacobus Salomon
75 (aar
2
1865
16-10
Johanna Salomon
64 jaar
2
1866
28-6
Catharina Jacobson
6 weken
2
1866
13-7
Hendrica Gans^
31 jaar
2
1866
13-7
Rosetta v.d. Meusen
3 mnd.
2
1867
9-4
G Claudina van Lissa
32 |aar
2
1867
6-12
Rosetta Salomon
2 mnd.
2
1868
26-4
Joseph Salomon
30 )aar
2
1868
18-5
Bet)e Salomon
1 1/2 dag
2
1868
26-2
Jonas Hartog Goudsmit
3 )aar
2
1869
12-11
Betje Jacobs
71 jaar
1
1870
23-8
Levi Hertog Frijda
28 d^^en
2
1872
25-3
G Judik Salomon
84 jaar
2
1873
6-3
Leentje Frijda
3 mnd.
2
1874
8-7
Mozes Salom van Straten
8 mnd.
2
1875
16-4
Jozef Simons
84 jaar
2
1876
10-4
Jozef Salomon
1 maand
2
1876
25-5
Mej. Koch^
77 jaar
2
1880
26-4
Levi Frijda
4 mnd.
2
1881
10-1
Naatje van Saxen
77 jaar
3
1884
1-6
G Gijsbertha Hijmans
89 jaar
1
1884
1-6
Hartog Vorst"
n.b.
1
1886
31-10
Betje Schooning
40
3
1888
14-5
Anna de Vnes
15
3
Van deze 57 overledenen ontbreken thans de grafstenen, behalve bij diegenen,
voor wiens naam een 'G' grafsteen) staat.
Uit een losse notitie dd. 30-7-1964 op het gemeentearchief in Wijk bij Duurstede
26.     Niet te WbD. overleden.
27.     Hendrica Gans is op dezelfde dag met haar dochtertje Rosetta van den Meusen begraven.
28.     Mej. Koch - Bemardüna Bacharach, geboren +. 1^^ t< Lippstadt in Pruisen, echtgenote van
Isaac Koch en dochter van Perits Bacharach en Hanna Bacharach), overleden WbD. 24-5-1876
(akte 25-5-1876, no.33).
29.     Zijn naam ontbreekt in de Overlijdensregisters van de Burgerhjke Stand WbD. 1881-1887.
-ocr page 8-
aanwezig, bleek dat in dat jaar een voorman de grafsteen van Jacobus Salomon
geboren 18-10-5550 (1790), overleden 12-8-5625 (1865) in gebroken toestand -
vermoedelijk door ouderdom veroorzaakt - had aangetroffen. Deze zerk is
inmiddels niet meer op de begraafplaats aanwezig. Wanneer en hoe de andere
stenen verdwenen zijn, valt niet meer te achterhalen.
Kostenverdeling en doodgraversinstmcties
De ambtenaar van de burgerlijke stand stelde jaarlijks voor de drie kerkelijke
gezindten de totale kosten voor het begraven vast. De plaatselijke overheid nam
hierbij de helft van alle begraafkosten voor de algemene begraafplaats voor haar
rekening. De andere helft werd aan de drie kerkgenootschappen naar gebruikers-
frequentie doorberekend. De joodse gemeente werd aldus voor nooit meer aange-
slagen dan de helft van de begraafkosten, die voortvloeiden uit het overlijden
van haar leden. Tussen 1831 en 1850 betaalde de joodse gemeente van Wijk een
bedrag van ruim f. 45,- begraafkosten aan de ambtenaar'". Daarnaast diende
voor ieder lijk, dat op de afdeling der minvermogenden een laatste rustplaats
kreeg, f 0,75 aan de doodgraver te worden afgestaan, dit volgens de instruktie
voor de doodgravers op de Algemene begraafplaats uit 1828".
Artikel 7 van deze instruktie luidt:
'De Doodgravers zullen te samen het volgende loon voor begrafenissen van
overledenen genieten.
Voor iedere begraving in het Ie vak der Protestanten, Roomsch-Katholieken en
Israëliten.................f 3,-
Voor iedere begraving in het 2e vak der voormeld..f 2,50
En voor iedere begraving in het derde vak der Protestanten en Roomsch-
Katholieken...............f 2,-
Echter zal het loon voor kinderen, beneden de zes jaren oud, slechts de helft van
het bovenstaande bedragen. Voor begravingen in de vakken voor Onvermogen-
den zullen de Doodgravers voor ieder lijk, zonder onderscheid van ouderdom,
vijf en zeventig cents genieten, welke hiui door den ambtenaar der Burgerlijken
Stand zullen worden uitbetaald. De begravingen van Onvermogenden zullen
door de Doodgravers niet mogen worden verrigt, dan nadat hun van dit onver-
mogen zal gebleken zijn door een certificaat, afgegeven door den Burgemeester
dezer stad...'.
30.     ArcL WbD. 1811-1851, nr. 277.
31.     Arch. WbD. 1811-1851, nr. 279.
-ocr page 9-
Ontbrekend in de begraafregisters
Hoewel akten van hun overlijden bij de Burgerlijke Stand van Wijk zijn opge-
maakt, komen de namen van onderstaande tien joodse personen niet in het
begraafregister van de Algemene begraafplaats van Wijk bij Duurstede voor:
1.   Elisabeth Salomon * ± 1840 WbD., t 5-6-1842 (akte 6-6-1842, no. 30), dochter van Catharina
Frankenhuizen en Jacobus Salomon.
2.   Hendrina MuUer * ± 1839 te Groningen, f WbD. 3a7-1842 (akte 1-8-1842, no. 38), dochter van
Mozes Muller en Betje de Leeuw.
3.   Jonas Goudsmit • WbD. 1842, t WbD. 28-1-1843 (akte 30-1-1843, no. 9), zoon van Mozes Jacob
Goudsmit, vieeschhouwer en Johanna Salomon.
4.   Ahda Salomon • WbD. 1844, f WbD. 16-4-1846 (akte 16-4-1846, no. 16), dochter van Catharina
Frankenhuizen en Jacobus Salomon.
5.   Adriana Sahn » n.b. ± 1824, t WbD. 30-12-1846 (akte 30-12-1846, no. 69), dochter van Izaac Sahn
(overleden) en Roosje Salomon, koopvrouw.
6.   Elizabeth Roos * WbD. +. 1791, t Rotterdam 27-10-1849, echtgenote van Joseph Simons, dochter
van Hartog Mozes Roos en Engeltje Wolf.
7.   Jacob Mozes Goudsmit * WbD. +. 1819, f 30-10-1849 te Utrecht (extract uit Register van Overlij-
den Utrecht 27-10-1849, akte overgenomen te WbD. 23-3-1850, no. 15), vieeschhouwer en
weduwnaar van Johanna Frijda, zoon van Mozes Goudsmit en Johanna Salomon.
8.   Eva van Adelsbergen • WbD. 1857, f WbD. 22-10-1857 (akte 23-10^1857, no. 61), dochter van
Hartog van Adelsbergen, vieeschhouwer en Daatje van Adelsbergen.
9.  Juda Mozes Simons • Amsterdam ± 1779, t WbD.3-1-1859 (akte 4-1-1859, no. 2) koopman en
echtgenoot van Judic Salomons, zoon van Mozes Josef Simons en Kaatje Simon Francfoort. Zijn
zoon [?] Jacob Jacobson, schilder [volgens akte] en Johannes Phihppens de Ronde, arbeider doen
aangifte van overlijden.
10. Jansje Blok * i 1851 te Meerkerk (ZH), t 20-6-1870 te Meerkerk (Z-H), (extract uit Register van
Overlijden Meerkerk 7-10-1849, akte overgenomen te WbD. 8-7-1870, no. 46), echtgenote van
Samuel Salomon, koopman, dochter van Hijman Mozes Blok, koopman en Rebekka van Praag-
Sigaar.
Het ontbreken van deze namen kan slechts op twee zaken duiden:
A)    Het begraafregister is onvolledig, maar de personen zijn wel degelijk te
Wijk begraven.
B)     Deze personen zijn niet in het register opgenomen, omdat ze elders begra-
ven zijn.'^
Na 1888 overleden onder andere te Wijk bij Duurstede:
1. Rebecca Frijda • x 1808 te Veenendaal, t WbD. 27-2-1894 (akte 29-1-1894, no. 10), ongehuwd
dochter van Hartog Frijda en Esther van Crefeld. Hartog Levi Frijda, koopman en neef van de
overledene en Comelis Albertus Groen, ambtenaar ter secretarie doen aai^ifte. Mogelijk is zij te
Veenendaal begraven.
32. Ook het boek van J. Becker, Besneden en begraven..... Vijf eeuwen joden in Tiel
en het Gelders rivierengebied, Tiel 1992 kon hierover geen uitsluitsel geven.
-ocr page 10-
Joseph de Vries » 22-3-1904 WbD., t WbD.
23-3-1904 (akte 24-4-1904, do. 15), zoon van
Eduard de Vries, koopman en Esther Menas-
sen. Joseph Abraham de Vnes, winkelier en
grootvader van Joseph en Comelis Albertus
Groen, ambtenaar ter secretarie doen aangif-
te.
Salomon Jacobs • 27-10-1824 WbD., t WbD.
12-1-1905, (akte 12-1-1905, no. 9), zonder be-
roep, weduwnaar van Dirkje Vermeulen,
Antje van Wijk, Elizabeth van Alphen en
Maria van Zetten. Salomon Jacobs was de
zoon van Nehemia Jacobs (van Aalten) en
Maria Donkervoort. Hij was overgegaan tot
de NH-kerk, zodat we er zeker van kunnen
zijn, dat hi) niet op de joodse begraafplaats
ligt begraven. ComeUs Johannes van Ingen,
hjkbezorger en Comelis Boonzaatjer, chef
eener sigarenfabriek doen aangifte.
/
•pr
; ^'JJ :ia:j Wit 'yJ V
Vanaf mei 1888 is het Suppletie-regis-
ter van de Algemene Begraafplaats
voor de joodse afdeling niet verder
bijgehouden. Voor zover thans be-
kend zijn geen latere begraafregisters
De grafsteen van Joseph de Vries (no. 10).
Foto auteur, 1991.
bewaard gebleven. De enige bron die
ons daarom rest is het kijken naar de
nog aanwezige grafstenen op de be-
graafplaats.
Van de 15 zerken dateren er negen uit de periode ni 1888.
Huidige indeling yan de joodse begraafplaats
Onderstaande schematische indeling van het joodse gedeelte van de Algemene
begraafplaats aan de Steenstraat geeft globaal de ligging weer van de nog aanwezi-
ge grafstenen.
10
-ocr page 11-
7 8
14
13
15
10 11
12
Verulingen en aanvullingen
Hierna volgt 2»wel de vertaling van de Hebreeuwse tekst (afgekort HV)"
alsmede de Nederlandse tekst (afgekort: N'ï) zoals die op de zerken staan.
Beide teksten zijn telkens aangevuld met informatie, verkregen uit akten van
overlijden en gegevens, die uit andere bronnen zijn vergaard (afgekort: AV =
aanvulling).
De oudste steen (no. 1) dateert uit 1834, de jongste (no. 9) is de omgevallen steen
uit 1918. De nummering in bovenstaande schematische indeling correspondeert
met de onderstaande nummers.
1. (HV): En het stof keert weer tot de aarde zoals het is / en de geest keert terug tot God die haar
gaf / hier ligt / de edele vrouw Roosie dochter van de heer / Getschlik Schwelm moge hij rusten
in het paradijs / de vrouw van de heer Cbaim Schwelm moge zijn ziel gebonden zijn in de bimdel
des levens / zij ging naar de hemel / op de heilige sjabbat 13 Adar I / en werd ten grave gedtagen
op de maandag 15e er op / 5594 van de schepping /[ + een niet opgehelderde a&orting ]
(NT): Het stoffeUjke keert in de aarde / en de ziel keert tot God Pred. 12:7 / hier nut / de edele
Roosie / Godschalk Hymans / weduwe Hyman Hymans / obüt 13 Adar Rison 5594 / (22 feb.
1834) / haar stoffeUjk deel eindigde / toen zy 78 jaren bereikt had / zalig rust zy tot de wederher-
leevmg.
[obiit: hij/ zij is gestorven (Latijn); deze term is vrij ongebruikehjk op een joodse begraai^laatsj.
(AV): Roosje Hijmans: • te Rhenen 1755, f WbD. 22-2-1834 (akte 23-2-1834, no. 18), dochter van:
Godschalk Hijmans (* 1730 Veenendaal, koopman te Rheoen en aldaar f 17-2-1784, begraven te
Wageningen) en Belia Gotfried (f 1758). Godschalk Hijmans, koopman in manufacturen (zoon
van Roosje) en bode Gijsbert van Waveren doen aangifte van overUjden.
33. De auteur is Drs. Jelka Kroger, hebraïca te Amsterdam zeer erkentelijk voor haar hulp bij de
vertaling van de Hebreeuwse grafteksten van de beide joodse begraafplaatsen te Wijk bij
Duurstede. I>oor de auteur zijn een paar wijzigingen bij de vertaling aangebracht; bij hem berust
dan ook de eindverantwoording.
11
-ocr page 12-
2.    (HV): Hier ligt verborgen / de ongehuwde man / de heer Eliakum Getschlik / die geboren is uit
Roosie / hij is overleden op woensdag 2 Tewet en begraven op de vrijdag er op (de dag van de
vooravond van sjabbat) / 620 volgens de verkorte jaartelling.
(NT): Hier rust Godschalk Hijmans / overleden 28 december 1859 / in den ouderdom van 73
jaren.
(AV): Godschalk Hijmans: • te Alkmaar 1786, t WbD. 28-12-1859 (akte 28-12-1859, no. 73), zoon
van Roosje Hijmans (zie no.1) en Hijman Hijmans (* Tiel 28-9-1756, t waarschijnlijk Tiel 1793).
Willem Abraham Adriaan Huygens, secretaris en Isaac Godschalk Hijmans, koopman en neef van
Godschalk doen aangifte van overüjden.
3.    (HV): Hier is begraven / de ongehuwde mevrouw nameUjk / de dochter van de weledele heer
Ghaim Hijmans / en de naam van de moeder was Reische / ze is gestorven op 90-)ange leeftijd /
de nacht van de eerste dag van Sjawoeoth" / en ze is begraven op Esro Hag 8 Siwan / 644
volgens de verkorte jaartelling / moge haar ziet gebonden zijn in de bundel des levens.
(NT): Hier rust mejufvrouw / Gi)sbertha Hijmans / dochter van Hijman en Roosje Godschalk
Hijmans / geboren 10 december 1794 / overleden 29 mei 1884.
(AV): Gijsbertha Hijmans: * WbD. 10-12-1794, f WbD. 29-5-1884 (akte 30-5-1884, no. 33.) Joseph
Abraham de Vries, winkelier en Hartog Vorst, grondeigenaar en neef van de overledene doen
aangifte van overhjden.
4.    (HV): Hier ligt verborgen / een aanzienhjke en lieflijke vrouw / mevrouw Klaerche Lissa / de
vrouw van de heer Jitschak / Hijmans / ze is geboren 15 Tammoez 594 volgens de verkorte
jaartelling / en is gestorven op 2 Nissan 627 volgens de verkorte jaarulling / moge haar ziel
gebonden zijn in de bundel des levens.
(NT): Claudina van Lissa / echtgenoot van I.G. Hijmans / geboren 22 juh 5594 / overleden 7
aprU 5627.
(AV): Claudina van Lissa: • Middelburg 22-7-1834, f WbD. 7-4-1867 (akte 8-4-1867, no. 25). Zij
was de dochter van Victor van Lissa, heel- en verloskundige te Middelburg en van Carolina
Lansberg. Jan Jozef Alexander Verbeek, apotheker en Anthonius Sartis Cornehus Marianus van
Waveren, klerk ter secretarie doen aangifte van overlijden.
5.    (HV): Hier ligt begraven Jitschak Godschalk / Hijmans geboren op dinsdag / 5 Kislew 583 en hij
is overleden / op 17 Sjewat 653 volgens de verkorte jaartelling.
(NT): Hier rust Izaak Godschalk Hijmans / geboren 19 november 1822 / overleden 3 februari
1893.
(AV): Izaak Godschalk Hijmans: * WbD. 19-11-1822, en t 3-2-1893 te WbD. (akte 3-2-1893, no.
7), zoon van Godschalk Isaac Hijmans (* 30-4-1787 te Rhenen, t te Amsterdam 15-12-1861) en
Betje Hijmans, zie no. 8). Willem van der Hoeven, gemeentegeneesheer en Cornelis Albertus
Groen, ambtenaar ter secretarie doen aangifte van overhjden.
Na het vroegtijdig overlijden van Claudina (zie 4.) Wtrouwde Izaak te Middelburg met haar
jongere zuster: Eveline Rosette van Lissa (* 17-11-1845 te Middelburg, t 's-Gravenhage 6-8-1915).
34. Sjawoeoet of Wekenfeest, feest gevierd ter herinnering aan de We^eving op de'Berg Sinai.
Bovendien is het een landbouwfeest dat het begin van de zomeroogst in Israël gedenkt. Het heet
ook Chag Habikkoeriem: Feest van het Offer van de Eerstelingen.
12
-ocr page 13-
(HV): Hier ligt verborgen / [HJGaima Hij-
mans / dochter van Getschlik letsek / en de
naam van haar moeder was Bilah / ze is
gestorven op zondag 2 Ijar 658 volgens de
verkorte jaartelling / moge haar ziel gebon-
den zijn in de bundel des levens.
(NT): Hier nist / het stoffeUjk overschot
van mejuffrouw / Wendelina Hi)mans /
geboren 6 februari 1813 / overleden te Wijk
bij Duurstede / 24 april 1898 / ZJI.H.A.
[- Zahg Rust Hare Asse]
(AV): Wendelina Hijmans: * te GoriiKhem
6-2-1813, t WbD. 24-4-1898 (akte 25-4-1898,
no. 35). Zij was de ongehuwde dochter van
Godschalk Isaac Hijmans en Betje Hijmans,
zie no's. 5 en 8). Joseph Abraham de Vries,
winkelier en Cornelis Albertus Groen, amb-
tenaar ter secretarie doen aangifte van over-
h|den.
:'**«^
(HV): Hier ligt verborgen / een goede en
rechtschapen vrouw / mevrouw Gitele
dochter van Josef / de weduwe van de heer
/ Jitschak Jacobson / zij ging uit tot het
eeuwige leven op de heihge sjabbat / 13
Adar II " en werd begraven / op de maan-
De grafsteen van Betje Hijmans (no. 8).
Foto auteur, 1991.
dag de 15e daarop 632 van de verkorte
jaartelling / moge haar ziel gebonden zijn in
de bundel des levens.
(NT): Hier rust / Judith Salomons / Wed.
I. Jacobson / overl. 23 maart 5632.
(AV): Judith Salomons: » ± 1788 te Haaksbergen, f Wbd. 23-3-1872 (akte 23-3-1872, no. 26),
dochter van Joseph Salomon en Sara Koopman. Judith was weduwe van zowel Isaac Jacobson als
later van Juda Moses Simons.
Arend Groen, cipier en Thomas Bijdebeeke, gemeenteveldwachter doen aangifte van overhjden.
(HV): Hier ligt verborgen / Bilah wed. van Getschlik / Hijmans / dochter van Chaim Hijmans /
en de naam van haar moeder van Reische / ze is gestorven op de tweede nieuwe maandsdag Adar
II '* 635 [ foutieve datum: hier had moeten staan 7 Av 635 ] van de verkorte jaartelling / moge
haar ziel gebonden zijn in de bundel des levens.
(NT): Hier rust / het stoffelijk overschot / van Betje Hijmans, / geb. Hijmans, / geboren 25
35.  Aan de joodse kalender wordt in een schrikkeljaar een dertiende maand toegevoegd. Er zijn dan
twee maanden met de naam Adar: Adar I en Adar IL Poeriem of Loten-feest (14 Adar) valt tijdens
een schrikkeljaar in Adar II. Adar 'valt' in de maanden februari-maart.
36.  Zie de vorige noot.
13
-ocr page 14-
maart 1790 / overleden 8 augustus 1875. / ZJl.H.A.
(AV): Elisabeth Hijmans: • 25-3-1790 WbD., t WbD. 8-8-1875 (akte 9-8-1875, no. 54), dochter van
Roosje Godschalk Hijmans (zie no. 1) en Hijman Hijmans (zie no. 2)
Jacob Jacobson, huisschilder en Thomas Bijdebeeke, gemeenteveldwachter doen aangifte van
overlijden.
9.    (HV): Vanwege de slechte staat van deze grafsteen - omgevallen, gebroken en bemost - is dit deel
van de tekst niet leesbaar.
(NT): [gedeeltelijk leesbaar] Hier r(ust] / [Sa]ra de Vries / [geb.] De Roo{l] / [overleden] 3 Ijar
/1[5?] april 5678/ [in den oudejrdom van 81 jaar.
(AV): Sara de Rooij: • ± 1837 te Utrecht, t Utrecht 15-4-1918 (akten: Utrecht d.d. 20-4-1918 en
WbD 22-4-1918, no. 17, laatste is uittreksel uit Register der Acten van Overhjden der Gemeente
Utrecht), dochter van Eliazar Hijman de Rooij en van Sara Libman Levij Wijnberg. Bi) haar
overhjden was Sara de Rooi) weduwe van Joseph Abraham de Vries (zie 10).
10.  (HV): Hier hgt begraven / de weledelgestrenge heer / die de weg der volmaakten bewandelde / de
heer Josef zoon van de heer Abraham / hij was vele jaren / hoofd van de gemeenschap hier in
onze gemeente / en de naam van zi)n moeder was Rivka / hi) is gestorven op 2 Marchesjwan /
676 van de verkorte jaartelling / moge zijn ziel gebonden zijn in de bundel des levens.
(NT): Hier rust / Jozeph de Vries / overleden 2 Marchesjwan 5676 / 10 october/ in den
ouderdom van 78 jaar.
(AV): Joseph de Vries: » 24-2-1837 te Amersfoort, t WbD. 10-10-1915 (akte ll-iai915, no. 38),
winkelier te WbD. en echtgenoot van Sara de Rooij (zie no. 9), zoon van Abraham Levie de
Vries en Rebecca Swelheim. Hartog de Vries, koopman te Amsterdam en zoon van Joseph en
Ellis Comelis Jan Willem van Bekkum, ambtenaar ter secretarie doen aangifte van overhjden. '
11.  (HV): Hier Ugt verborgen / Jente weduwe van Jona / van Straten / die geboren is uit (de vrouw)
Brendele / moge haar ziel gebonden zijn in de bimdel des levens.
(NT): Jenneke van der Sluijs / Wed. Jonas van Straten / geb: 19 Adar 5597 / 24 februari 1837 /
overl: 21 Adar 5674 / 18 maart 1914.
(AV): Jenneke van der Sluijs: » 24-2-1837 te Driel, f WbD. 18-3-1914 (akte 19-3-1914, no. 16),
weduwe van Jonas Salomon van Straten (zie 12), en dochter van Mozes van der Sliujs en Elisabeth
Godschalk. Joseph Abraham de Vries (zie 10), winkeher en Frans van Bekkum, gemeentebode
doen aangifte van overlijden.
12.  (HV): Hier ligt begraven / Jona zoon van Jitschak / van Straten / die geboren is uit (de vrouw)
Michele / moge zijn ziel gebonden zijn in de bundel des levens.
(NT): Jonas Salomon / van Straten, / Geb: 10 Tammoez 5596 / 25 jum 1836 / Overl: 23 Ijar
5669 / 14 mei 1909.
(AV): Jonas Salomon van Straten: • te Beesd 25-6-1836, t WbD. 14-5-1909 (akte 14-5-1909, no. 31),
echtgenoot van Jenneke van der Sluis (zie no. 11), zoon van Salomon Mozes van Straten en
Mijntje van Bhjdestein. Joseph Abraham de Vries (zie 10), winkeher en Ellis Comehs Jan Willem
37. Naar aanleiding van zijn overhjden verschenen artikelen in zowel het Nieuw Israelietisch
Weekblad (NIW 15-10-1915, p. 5-6) als in het Centraal Blad voor Israeüeten in Nederland (CB 15-
10-1915, p. 3.)
14
-ocr page 15-
van Bekkum, ambtenaar ter secretarie doen aangifte van overUjden.
13.  (HV): Hier ligt begraven / een vroom en
rechtvaardig man / Natan zoon van Josef /
en de naam van de moeder was
.......[onleesbaar]/ hij is gestorven op
woensdag 3 Adar / 652 / moge zijn ziel
gebonden zijn in de bundel des levens.
(NT): Hier rust / Nathan Engelsman,/ Geb:
19 Sjewat 5620 / Overl. 3 Adar 5652.
(AV): Nathan Engelsman: » 12-2-1860 te
Kockengen, t 2-3-1892 te WbD. (akte 2-3-
1892, no. 16), echtgenoot van Judith Frijda
en zoon van de in Woerden wonende win-
kelier Jozef Nathan Engelsman en Schoontje
Hartog Bakker. Joseph Abraham de Vries
(zie 10), winkelier en Johannes Bos, gemeen-
teveldwachter doen aangifte van overUjden.
14.  (HV): Hier ligt begraven / een volmaakt en
rechtschapen man godvrezend / Samuel
zoon van de heer Jitschak haCohen / hi) is
gestorven op maand;^ de vooravond van
Pesach / en hij is begraven op ....dag
....Pesach / m het jaar 652 van de verkorte
jaartelling / moge zijn ziel gebonden zijn in
de bundel des levens.
(NT): Hier rust / Samuel Cohen / geboren
De grafsteen van Hartog Levie Frijda
(no. 15).
                        Foto auteur, 1991.
te Veenendaal / overleden den 11 april 1892
/ in de ouderdom van 64 jaren / te Wijk bij
Duurstede.
(AV): Samuel Cohen: * +, 1828 Veenendaal (U), f WbD. 11-4-1892 (akte 11-4-1892, no. 23),
ongehuwde zoon van Izaük Machiel Cohen en Joosje Cohen. Hartog Levie Frijda (zie 15), neef
van de overledene en Joseph Abraham de Vries (zie 10), beiden winkeliers doen aangifte van over-
lijden. Op de grafsteen van Samuel Cohen " bevinden zich zegende handen met gespreide
vingers. Zij vormen bet symbool van de bogepriester, de cohén. I>e afstammelii^en van deze
tempelpriesters, de Kohamem (Hebreeuwse meervoudsvorm van Cohen) spreken in de synagoge
de pnesterzegen uit, naar een tekst uit Numeri 6: 24-26.
15. (HV): Een goede naam is beter dan goede olie (Pred. 7:1) / hier ligt begraven / een volmaakt en
rechtvaardig en godvrezend man / de heer Zwi / de zoon van de heer Jefaud' Frijda / en de naam
van zijn moeder was Lea / hij is overleden op de heilige Sjabbat 27 Sjewat / 661 volgens de
verkorte telling / moge zijn ziel gebonden zijn in de bundel des levens.
38. Zie detailfoto van de grafsteen in; Tussen Rijn en Lek 26 (1992) 4, p. 37.
15
-ocr page 16-
(NT): Hier rust / Hartog Levie / Frijda / [tekst door klimop overwoekerd] [overi:] 27 Schwewat
5661 / 16 februari / H.R.I.V. [- Hij ruste in vrede]
(AV): Hertog Levie Frijda, » ± 1841 te Veenendaal, t WbD. 16-2-1901 (akte 16-2-1901, no. 7),
koopman, echtgenoot van Esther Rosenback, zoon van Levi Frijda en Leentje Cohen. Joseph
Abraham de Vries (zie 10), winkeüer en Daniël Frederik Johannes van Walsem, gemeentesecretaris
doen aangifte van overUjden.
Na 1918 zijn er in Wijk bij Duurstede geen joodse begrafenissen meer bekend.
Het aantal leden van de joodse gemeente was in de voorgaande jaren al sterk
teruggelopen. De opheffing van de joodse gemeente te Wijk bij Duurstede in
1923 betekende tevens dat er niet langer van de begraafplaats aan de Steenstraat
gebruik werd gemaakt. De zeventien overgebleven stenen op de begraafplaatsen
aan de Steenstraat en Langs de Wal vormen heden ten dage versteende getuigen
van een 70 jaar geleden verdwenen joodse gemeenschap. Helaas dienen we te
constateren dat de kwaliteit van de meeste zerken de laatste jaren sterk achteruit
is gegaan.
16
-ocr page 17-
Oude rivierlopen rond het Fort te Vechten.
Henk Berendsen en Simon Wynia*
Oud onderzoek
In de jaren 1867-1870 werden op de Houtense vlakte bij Vechten ingrijpende
bouwwerkzaamheden uitgevoerd. Het Nederlandse leger liet daar een fort
aanleggen als onderdeel van de 'Nieuwe Hollandse Waterlinie', in dit geval ter
bescherming van de stad Utrecht.
Het terrein 'De Btirg' bij het dorp Vechten was allang bekend als vindplaats van
Romeinse oudheden. Men vermoedde dat de Romeinen hier in het begin van
onze jaartelling een 'sterkte' hadden aangelegd ter beteugeling van de Friezen.
Ongeveer een jaar na de aanvang van de bouwwerkzaamheden sloeg het Rijks-
museum van Oudheden alarm: er gaat van alles verloren, valt er niet wat aan te
doen. Veel ministerieel heen en weer geschrijf had tenslotte tot resultaat dat de
kapitein der Genie G.Z.P. Marcella te Vechten belast werd met het toezicht op
de oudheden. Resultaat: scheepsladingen vondsten werden naar Leiden getrans-
porteerd, alles keurig voorzien van lijsten waarop aantallen en soort vermeld
staan. Afsluitend stuurde Marcella nog een situatieplan van het onderzochte
terrein (Fig. 1). Daarbij vermeldde hij een opgegraven 'riviertak' en een 'over-
togt' (brug). Marcella kon een en ander niet verklaren: de opgegraven 'rivier'
(herkend aan 'lagen vrij grove grint') was 3^4 maal zo breed als de bestaande
Kromme Rijn, en zijn bodem lag circa 0,5 m hoger dan deze rivier ter hoogte
van Vechten. Naar de beschreven 'brug' liep geen weg, hetgeen Marcella vreemd
vond: 'Zou het dan ook niet kunnen zijn, dat de rivier reeds niet meer bestond
in den tijd van de Romeinen'.
Het zou tot in de jaren twintig van deze eeuw duren eer er enig inzicht kwam
in de inrichting van het terrein in de Romeinse tijd. Het zou te ver voeren dit
hier allemaal te verhalen: op De Burg heeft een aantal Romeinse forten gelegen,
daterend van de eente eeuw na Christus tot laat in de derde eeuw'.
* Dr. H.J.A. Berendsen, fysisch-geograaf, Faculteit Rtumtelijke Wetenschappen, Heidelberglaan 2,
3508 TC Utrecht.
Drs. S.L. Wynia, archeoloog, Archeologisch Instituut Vrije Universiteit, De Boelelaan 1105, 1081
HV Anister<lam
1. Polak en Wynia (1991),
17
-ocr page 18-
Acht«rdi|k
^/
riartd^k
A = brug
a = schip
f " paalwerk
B = grafstenen
b = goot
g - grindweg
C = bedding
c = tufstenen weg
h " vloer van
D = kring waarbinnen gegraven
d = duiker
spaanders
is bij het bouwen van het
e = put
i - put
huidige fort
j " muurwerk
Ten oosten van deze forten zijn ook veel sporen aangetroffen, die als haven,
kaden, aanlegsteigers, maar ook wel als caissons, gebruikt bij landaanwinning,
verklaard zijn.
Nog weer oostelijker 7X)uden dan sporen van de bij een Romeins fort horende
burgerlijke nederzetting aangetroffen zijn. Veel is hier nog onzeker, en zal dat
voorlopig ook wel zo blijven: alleen grootschalig onderzxjek zou hier wellicht
uitkomst kimnen brengen.
18
-ocr page 19-
Recent onderzoek
Een van de problemen die de rivier van Marcella opwerpt is, dat hij dwars door
de, ten oosten van het fort, aangetroffen sporen loopt. Het lijkt onlogisch dat de
Romeinen hun burgerlijke nederzetting aan weerszijden van een riviertak zouden
hebben aangelegd. Een brug zou dan, zo niet noodzakelijk, toch wel erg prak-
tisch zijn. De brug van Marcella? Waarschijnlijk niet: die kan het beste verklaard
worden als één van de - later ook op het terrein aangetroffen - boven al vermel-
de, caissons.
Blijft de rivier. Om hierover wat meer zekerheid te verkrijgen werd de hulp
ingeroepen van Utrechtse fysisch-geografen, die het gebied reeds eerder gedetail-
leerd in kaart hadden gebracht met behulp van boringen.^
Dank zij de welwillende medewerking van het Ministerie van Defensie hebben
twee studenten (W.J. de Vries en W.K. van Zijverden) in de zomer van 1991 een
onderzoek met behulp van handboor-apparatuur kunnen verrichten naar de loop
van de vroegere rivierarm. Vrijwel tegelijkertijd werden (in verband met de
aanleg van een nieuw tankstation langs de snelweg Utrecht-Arnhem) ten oosten
van de Achterdijk enkele sleuven gegraven door de Rijksdienst voor het Oud-
heidkundig Bodemonderzoek, onder leiding van Drs. W.J. van Tent. Hoewel de
opgravingen ten oosten van de Achterdijk weinig archeologische vondsten
opleverden, vormden zij een welkome bron van informatie voor het onderzoek
naar de ontwikkeling van de rivierlopen rond het Fort te Vechten.
C-14 dateringen
iMg. 2 geeft een overzicht van de bekende rivierlopen rond het Fort te Vechten
(gebaseerd op de geomorfogenetische kaart 1: 25.000 van Berendsen, 1982). De
restgeulen die op het kaartje staan aangegeven zijn overblijfselen van vroegere
rivierbeddingen, uit de tijd vóór de bedijking, toen de rivieren him loop nog vrij
konden verleggen. In enkele restgeulen zijn C-14 dateringen verricht aan de
onderkant van de (humeuze of venige) opvulling van de geulen. Dergelijke 'rest-
geul'- dateringen leveren een jaartal op, met een zekere foutenmarge (een statis-
tische onzekerheid in de datering). Belangrijker dan de foutenmarge is echter de
betekenis, die aan de dateringen moet (of mag) worden gehecht. De bovenge-
noemde restgeuldateringen geven het begintijdstip aan waarop de rivierbedding
begon te verlanden (dichtgroeien met veen); eventueel kwam er bij hoog water
nog wat klei tot bezinken. De dateringen geven dus de eindfase van de rivier
2. Berendsen (1982).
19
-ocr page 20-
1 = restgeulen
2 = Kromme Rijn
3 = stroomruggen
4 = Komafzettingen
5 = Pleistocene afzettingen
6 - geomorfogenese onbekend
I   = Werkhovense restgeul
II  = Houtense restgeul
III = Kromme Rijn restgeul
IV  = Zeister restgeul
V   = Oudwulverbroeker restgeu)
VI  »= onbekende restgeul
ligging van de (Romeinse) forten.
aan: er stroomde op dat moment eigenlijk geen water meer door de bedding.
Wel was er nog een laagte in het terrein aanwezig, waarin water bleef staan.
Schepen met een diepgang van minder dan 1 meter konden in dergelijke
restgeulen waarschijnlijk nog wel varen.
De ouderdom van enkele rivierlopen op het kaartje is nauwkeurig bekend: de
restgeul van de Houtense stroomrug (11) bijvoorbeeld is gedateerd op 2680 ± 50
BP (BP = Before Present, = vóór 1950). Op dezelfde manier is de restgeul van
de 'Zeisier Rijn'(IV) bepaald op 1655 ± 25 BP, en die van de Oudwulverbroeker
stroomrug (V) op 1915 ± 50 BP. De Zeister Rijn en de bedding van de Oudwul-
20
-ocr page 21-
verbroeker stroomrug zaten oorspronkelijk (juist vóór en mogelijk ook nog
tijdens de Romeinse tijd) waarschijnlijk aan elkaar vast. Later (waarschijnlijk
gedurende of kort na de Romeinse tijd) heeft de huidige Kromme Rijn (III) de
stroomgordel versneden; daarbij werd de huidige bedding gevormd, die de
Zeister Rijn en de Oudwulverbroeker stroomrug ten noorden van Vechten
doorsnijdt.
Restgeul VI
Ten zuiden van het Fort te Vechten staat in Fig. 2 nog een restgeul aangegeven
(VI). Deze restgeul is nader onderzocht, onder andere door het leggen van enkele
dwarsprofielen over de restgeul.
In de eerste plaats bleek uit dit onderzoek, dat restgeul VI verbonden kan
worden met een restgeul die in NW-ZO richting dwars door het fort loopt (de
'bedding' van Marcella). Uit de dwarsprofielen blijkt, dat de diepte van de
restgeul varieert van 2,5 m in het noorden tot meer dan 6 m in het zuiden, waar
de restgeul een O-W richting heeft. Onder de diepte van de restgeul wordt
verstaan: het hoogteverschil tussen het zand op de zogenaamde kronkelwaard'
aan de binnenbocht, en de zandige beddingafzettingen onderin de restgeul. Ook
bleek dat de bedding zich plaatselijk meer dan 3 m moet hebben ingesneden in
het Pleistocene dekzand, dat in het komgebied ten zuiden van Vechten op
ongeveer 2 m - NAP ligt. De opvulling van de restgeul wordt in noordelijke
richting zandiger. Dit betekent, dat we inderdaad met één meanderbocht te
maken hebben, die vanuit het noorden met sediment moet zijn opgevuld. De
vraag is vervolgens natuurlijk hoe oud deze restgeul is. Uit het feit, dat de
meander in het noorden (nabij de huidige snelweg) wordt afgesneden door de
restgeul van de Oudwulverbroeker stroomrug volgt, dat bedding VI ouder moet
zijn dan de Oudwulverbroeker stroomrug, dus ouder dan 1915 BP. Dat betekent
dus een pre-romeinse ouderdom. Ook andere methoden van (relatieve) ouder-
domsbepaling wijzen erop, dat de meander ten zuiden van het fort ouder is dan
de Oudwulverbroeker stroomrug. Zo ligt de top van de kalkrijke afzettingen in
de Oudwulverbroeker stroomrug gemiddeld 20 cm hoger dan in de meander ten
zuiden van het fort Vechten. Hoe hoger de kalkrijke afzettingen voorkomen,
hoe jonger de stroomn^ is.
Helaas is het nog niet gelukt de restgeul m.b.v. de C-14 methode te dateren,
omdat de restgeul voornamelijk is oj^evuld met klei, en voor een C-14 datering
3. Een kronkelwaard wordt opgebouwd aan de binnenbocht van een meanderende rivier, en bestaat
uit zand en grind.
21
-ocr page 22-
is organisch materiaal nodig. Wel is er een monster van plantenresten genomen,
maar dit monster bleek bij nader inzien niet geschikt te zijn om te dateren (de
kans dat de plantenresten verspoeld, d.w.z. van elders aangevoerd zijn, werd te
groot geacht). In de zomer van 1993 zal een nieuwe poging worden gewaagd om
materiaal te vinden, waarmee een goede datering kan worden verkregen.
Een tweede belangrijke conclusie die het onderzoek heeft opgeleverd is, dat de
'bedding van Marcella' niet de restgeul kan zijn, die het fort doorsnijdt van NW
naar ZO. De door Marcella beschreven grindlagen maken onderdeel uit van de
kronkelwaard, waarop het Fort te Vechten grotendeels is gebouwd. De restgeul
ligt wat verder naar het oosten dan de bedding die door Marcella werd aangege-
ven. Daardoor is het ook begrijpelijk, dat de grindlagen hoger liggen dan de
huidige bedding van de Kromme Rijn; in de kronkelwaarden kan het zand vele
meters hoger liggen dan in de feitelijke rivierbedding. Ook is vastgesteld, dat de
door Marcella beschreven 'bn^' op de kronkelwaard moet hebben gelegen.
Daardoor kan de 'brug' hoogstens gaiiend hebben om een drassige laagte over te
kimnen steken, of eventueel om de aanslibbing te bevorderen. Van een echte
brug over een actieve rivier zal zeker geen sprake zijn geweest.
Kronkelwaanlen van zeer verschillende ouderdom?
Ten oosten van het Fort te Vechten ligt het terrein lager. Hier werden dan ook
weinig of geen artefakten aangetroffen; het terrein was in de Romeinse tijd
waarschijnlijk al te nat voor bewoning. Het vermoeden bestond, dat hier een
nog oudere stroomgordel (waarschijnlijk de Houtense of de Werkhovense
stroomgordel) zou liggen. Dit vermoeden werd inderdaad bevestigd door de
rivierafzettingen die hier ontsloten werden.
Circa 325 m ten oosten van de Achterdijk is door de ROB (op circa 75 m
westelijk van de Rijsbruggerwetering) een N-2 lopende sleuf gegraven. Deze sleuf
gaf een prachtige doorsnede te zien door een zandige kronkelwaard. De zandige
rivierafzettingen waren bedekt met een donkergrijze tot zwarte, kleiige begroei-
ingshorizont (een zogenaamde laklaag), die in een groot deel van het Kromme
Rijngebied voorkomt, en die bekend staat als de Romeinse laklaag.
In de sleuf waren verschillende zandige banken, met daartussen kleine geultjes
(kronkelwaardgeulen, door de archeologen vaak ten onrechte 'beddingen'
genoemd) te zien. De restgeul van het riviersysteem was helaas niet ontsloten.
We weten echter wel, dat de res^eul vlak langs de Achterdijk moet hebben
gelegen.
In twee kronkelwaardgeultjes is een C-14 monster genomen. De C-14 datering in
de zuidelijke geul (monster genomen op 140 cm -mv) leverde een uitkomst op
van circa 2600 BP. Dit betekent, dat de geul waarschijnlijk behoort bij de
22
-ocr page 23-
Houtense stroomrug. De circa 68 m noordelijker gelegen geul, waarvan in eerste
instantie werd vermoed dat deze slechts weinig ouder zou zijn, leverde een
datering op van circa 4100 BP. Het is op dit moment nog niet duidelijk, waarom
de beide geultjes zo sterk in ouderdom verschillen. Mogelijk bevat de noorde-
lijke geul verspoeld materiaal, en moet de uitkomst van deze datering worden
verworpen. Het is echter ook mogelijk, dat de ontstaanswijze van dit gedeelte zo
complex is, dat we eerst nog meer gegevens nodig hebben om de ontstaanswijze
goed te kuimen reconstrueren. Verder onderzoek zal hierover uitsluitsel moeten
geven.
Literatuur
Berendsen, H.J.A. (1982), De genese van het landschap in het zuiden van de
provincie Utrecht
- een fysisch-geografische studie. Utrechtse Geografische Studies
25.
Marcella, G.2.P. (1870), Brief aan C. Leemans, 30 mei 1870. Register van
ontvangen brieven 1870, nr 37, Pleyte archief Rijksmuseum van Oudheden
Leiden.
Polak, M. en S.L. Wynia (1991),' The Roman Forts at Vechten, a survey of the
Ëxcavations 1829/1989.' Oudheidkundige mededelingen uit het Rijksmuseum van
Oudheden te Leiden
71.
Vries, W.J. en W.K. van Zijverden (1991), Kartering van een restgeul bij het Fort
te Vechten.
Stageverslag onder leiding van Dr. H.J.A. Berendsen, Intern rapport
Geografisch Instituut Rijksuniversiteit Utrecht
23
-ocr page 24-
'Plattegrond der Vesting Duurstede'
Marijke Donkersloot-de Vrij"*
Een recente aanwinst van de topografisch-historische atlas van het gemeentear-
chief van Wijk bij Duurstede betreft een intrigerend kopergravure-kaartje (zie
hieronder) dat de titel draagt Plattegrond der Vesting Duurstede (schaal: 5 Rijn-
landse roeden = 3,7 cm; afmeting ca 9,5 x 13,5 cm; het noorden rechts). Naam
van de maker en het jaartal zijn daarop niet aangegeven.
Il zi i\____i
¥ort Duurstede op de Molukken (gegraveerd door F. Ottens, vermoedelijk tn 1724)
De vermelding 'Vesting Duurstede' doet onmiddellijk aan Wijk bij Duurstede
met zijn vroegere fortificatie denken, vandaar dat het kaartje aan de topografi-
sche atlas van het gemeentearchief van Wijk is toegevoegd.
* Dr. YAl. E>oiikersloot-(ie Vry is kaartlustoriciis-geograaf en redacteur van dit tijdschrift.
24
-ocr page 25-
In deze verzameHng worden afbeeldingen die betrekking hebben op de geschiede-
nis en topografie van Wijk bij Duurstede bewaard.
Er is echter iets vreemds aan de hand met het vestingkaartje, dat uit een boek
afkomstig is (het nummer XXII B rechtsboven wijst daarop). Degene die
vertrouwd is met de oude topografie van Wijk bij Duurstede kan er niets
bekends in zien wat betreft het weerg^even vestingwerk en het water er om
heen met het on-Nederlandse zeilbootje. Wat is het geval?
Het in 1991 verschenen boek van John Landwehr, VOC. A hiography ofpublicati-
ons relating to the Dutch East India Compavy 1602-1800
(uitgeverij Hes, Utrecht)
geeft de oplossing'. Het daarin besproken boek (nr 467) van Francois Valentijn
Oud en Nieuw Oost-Jyidiën - vijf delen - (Dordrecht/Amsterdam, 1724-1726)
vermeldt in deel II 'beschrijving van Amboina'(1724) het bewuste kaartje. Als
afbeelding nr 8 komt het daarin voor te zamen met andere afbeeldingen van
forten met Nederlandse namen (onder andere Beverwijk en Zeelandia) op
hetzelfde blad. De plattegrond blijkt gemaakt te zijn door Frederik Ottens. Dat
is geen bekende graveursnaam in de historische kartografie. Zijn vader, Joachim
Ottens (1663-1719), is beter bekend. Hij was de stichter van een bloeiende
uitgeverij van kaarten en atlassen in Amsterdam. We weten nu dus dat de
vesting Duurstede op de Molukken lag.
Andere naslagwerken geven meer bijzonderheden^. Het fort is in 1691 door de
landvoogd Nicolaas Schaghen gebouwd aan de zuidzijde van het eiland Saparoea
of Honimoa (zie afb. 2 ten zuiden van Ceram) op een klip aan een baai in de
nabijheid van de hoofdplaats Saparoea. Het fort had meestal een bezetting van 40
man en ook was hier de woning van de assistent-residenL Voorts waren er enige
gouvernementspakhuizen voor kruidnagelen. Op 21 januari 1837 heeft een
aardbeving er grote schade aangericht In 1919 blijkt van Fort Duurstede nog
slechts een ruïne te bestaan.
Hoewel de 'plattegrond der vesting Duurstede' geen relatie heeft met de topogra-
fie van Wijk bij Duurstede is het toch aardig te weten dat er een naamsverband
is met een vroeger fort op de Molukken. Wie zou deze naam aan het fort
gegeven hebben en waarom.?
Peter van der Krogt, die de index van het boek samenstelde, wees mij er op (men ziet maar weer
eens hoe nuttig een index kan zijn!).
Onder meer : A.J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden
(Gorinchem, 1841) en Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië onder redatoie van S.de
Graaif en D.G, Stibbe (Leiden, 1919, derde deel).
25
-ocr page 26-
Gedeelte van een kaart van zuid-oost Azië, uitgegeven door Isaak Tirion, 1736 (uit:
Hedendaa^ historie of tegenwoordige staat van alle volken). Fort Duurstede lag op
het eiland Honimoa dat op dit kaartfraffnent is aangegeven.
26
-ocr page 27-
Mijn vage vermoeden dat de naam wel eens zou kunnen zijn voortgesproten uit
bindingen van Nicolaas Schagen met Wijk bij Duurstede bleek juist^. Nicolaas
Schaghen, die op 19 april 1644 werd geboren, was de zoon van Mr Gerbrand
Schaghen, een belangrijk r^ent in het zeventiende-eeuwse Wijk. Nicolaas, die
mogelijk rechten studeerde in Utrecht - hij droeg de Mr-titel - is in Wijk zelf
bui^emeester geweest in 1672, syndicus (raadspensionaris) gedurende 1666-1673
en schepen in de periode 1671-1673. Hij moet nog in de jaren zeventig of begin
tachtig vertrokken zijn naar de Oost om daar als bestuurder zijn loopbaan voort
te zetten. Aldaar was hij ondermeer vice-president van de Raad van Justitie van
Indië, gouverneur van Malakka (1684) en gouverneur van Amboina (1690).
Nicolaas Schaghen overleed te Ambon op 5 juli 1696. Ongeveer vijf jaar daar-
voor heeft hij het door hem gebouwde fort op het eiland Honimoa dus de naam
Duurstede gegeven.
3. Met dank aan Ria van der Eerden-Vonk (gemeentearcliivaris van Wijk bij Duurstede) die me wees
op bevestigeode literatuur dienaangaande, namelijk: L.J.J.P. Cortenraede, De Wijkse regen-
ten: van timmerman tot rentenier. Een prosopografisch onderzoek naar
regenten van Wijk bij Duurstede in het tweede stadhouderloze tijdperk
(onuitgegeven doctoraal-scriptie geschiedenis RU Utrecht, 1983), daarin de bijlage 'Genealogie der
Wijkse regenten', p.24. Het zojuist postuum versebenen boek van Rob Buttennan, Het
stadsbestuur van Wijk bij Duurstede in de tweede helft van de zeventiende
eeuw (Uitgeverij Henk Reioders, Bunnik 1993) bevat ook belangrijke gegevens over de reenten-
familie Schs^ghen.
-ocr page 28-
Brood voor de armen van Cothen'
Ad van Bemmel*
Hadden Jan Gerritse Bieser en Elisabeth Rudolff Claas Rooyen dochter iets goed
te maken toen zij op 20 november 1532 verschenen voor schout en schepenen
van Wijk bij Duurstede? Dat verhaalt de geschiedenis niet. In ieder geval gaven
zij op die datum aan de toenmalige kerkmeesters van Cothen, Diederik Aartsen
Verwey en Jan van Vulf>en, voor 'eeuwiglijk en erffelijk' een 'mud goed weyds'.
Van dit tarwe moeten de kerkmeesters elk jaar goed brood laten bakken dat
vervolgens onder de armen van Cothen moet worden verdeeld.
Een mud tarwe stond in de provincie Utrecht indertijd ongeveer gelijk met 120
liter.^ De tarwe is afkomstig van drie morgen land achter een boerderij aan de
Wijkersloot te Wijk bij Duurstede, over de Oude Wetering heen waar boven de
vicarie van Wijk bij Duurstede en waar beneden de erven van Ludolff Clasen
zijn gelegen. Omdat het tarwe afkomstig is uit Wijk bij Duurstede, wordt in de
stukken steeds van 'Het Wijkse Mud Weid' gesproken.
Jan Gerritse Bieser en Elisabeth Ludolff Claas Rooyen dochter hebben hun
zaakjes goed geregeld. Elk jaar krijgen de kerkmeesters van Cothen tarwe en
laten ze er brood van bakken voor de armen van Cothen. Ongeveer 220 jaar
lang gaat dit goed. Totdat in de jaren 1752-1753 schout en schepenen van Cothen
zich er mee gaan bemoeien. Ze maken het de betrokken kerkmeester, Comelis
van Eek, onmogelijk de tarwe onder de noodlijdende armen van Cothen te
verdelen. Schout en schepenen zijn dat zelf gaan doen. Waarom is onduidelijk.
Tot eigen meerdere eer en glorie? Is hier sprake van onvrede tussen het overwe-
gend katholieke gerecht en de protestante kerk? Zijn er soms meer katholieke
armen dan protestante armen? Wie zal het zeggen.
* Dr. A.A.B. van Bemmel is sociaal-geograaf en al geruime tijd bezig met onderzoek luar de Van
Benunels en
Cothen.
1. Gebaseerd op een in mei 1974 aan mij door de heer A. van Eek te Cothen (overleden najaar 1990)
ter hand gestelde kopie van een akte in het bezit van zijn familie. De akte bevindt zich ook in het
Archief van de Hervormde gemeente Cothen onder inv.nr.26 (Rijksarchief in Utrecht).
2. ]M. Verhoeff (1982), De oude Nederlandse maten en gewichten. Amsterdam: P.J.
Meertens Institutit, p. 81.
28
-ocr page 29-
In elk geval laat Cornelis van Eek het er niet bij zitten. Na een aantal, blijkbaar
mislukte, 'iterative interpellatien', eist hij op 28 januari 1755 genoegdoening van
het gerecht. Helaas: hij krijgt een "dilayeerend" antwoord en ziet zich genood-
zaakt het hogerop te zoeken. Hij wendt zich tot het Hof van Utrecht door op
25 maart 1755 een zekere Johan Ketfkens een mooie brief te laten opstellen. Een
afschrift van de schenkingsakte uit 1532 wordt bijgevoegd. Het Hof werkte in
die dagen ongelooflijk snel. 2e laat door de raadordinaris, de heer Roosmale, een
rapport opstellen en besluit op 12 april 1755 in krachtige taal dat schout en
schepenen van Cothen zich niet meer met het ontvangen en uitdelen van de
tarwe voor de armen van Cothen mogen bemoeien en dit moeten overlaten aan
de kerkmeesters van Cothen.
Na ruim twee eeuwen nog steeds gerechtigheid! Op zichzelf vind ik het opval-
lend dat na zoveel jaren de wil van Jan Gerritse Bieser en Elisabeth Rudolff
Claas Rooyen dochter nog steeds wordt uitgevoerd. De hervorming is blijkbaar
geen aanleiding geweest om daarmee te stoppen. Nader onderzoek in het
kerkarchief gaf geen antwoord op de vraag tot welk jaar de armen van Cothen
gratis tarwe of brood van de kerkmeesters van de NH-kerk te Cothen hebben
ontvangen. Tenslotte was de wil "eeuwiglijk en erffelijk" bedoeld!
Rectificatie.
In mijn artikel 'Schilderkimst in Utrechts Overkwartier in de zeventiende eeuw,'
dat in het vorige nimimer van Tussen Rijn en Lek verscheen, heb ik een fout
gemaakt die rectificatie behoeft. Ik beweerde daarin namelijk dat de dekens van
het Utrechtse Sint Lucasgilde in 1638 op uitnodiging van de kamer van rhetorica
van Wijk bij Duurstede naar Wijk waren gekomen (p. 13). Ik citeerde daarvoor
de rekening van het Utrechtse St. Lucasgilde van 1638:
'Noch betaeldt tot Bastyaen van de Kemp in Wyck te Duersteeden op het
Oude Kerckhoff, hetwelck is verteerdt geworden soo nu ende dan, byde
dekens als eenige gecommiteerden, wegens het versoeck van de kamer, de
somma van 12-16-0. Ende is oock bij dese dekens quaets gevonden.''
Ik werd hierbij het slachtoffer van een interpretatiefout die wel vaker wordt
gemaakt en die te maken heeft met het feit dat de betekenis van sommige
woorden en zinsconstructies sinds de zeventiende eeuw is veranderd. In dit geval
gaat het om de zinsnede 'in Wyck te Duersteeden op het Oude Kerckhoff.' In
1. S. MuUer, 5cA>7rferi-veree/iigjngen «e £/frccA< (Utrecht 1880) p. 124.
29
-ocr page 30-
tegenstelling tot wat ik eerst dacht speelde de zaak zich af in een Utrechtse
herberg met de naam 'het Gasteel van Wijk te Duijrstadt,' gelegen aan het nog
altijd bestaande Oudkerkhof, en niet in de stad Wijk zelf. Had men dat laatste
bedoeld, dan had men geschreven 'tot' Wijk te Duurstede. De kwestie waarover
men sprak betrof de pogingen van het gilde om in Utrecht een eigen gildekamer
te krijgen.^
Sebastiaen (van) de Kemp en zijn vrouw Mechtelt Jansdr. van Esteren hadden de
aan de noordzijde van het Oudkerkhof gelegen herberg in 1636 verworven.' In
de transportakte wordt uitdrukkelijk vermeld dat 'daer uythangt 't Gasteel van
Wijk te Duijrstadt.' Dit uithangbord was nog aanwezig toen De Kemp en zijn
vrouw de herberg nog geen tien jaar later, in 1645, verkochten.^ Zijzelf woon-
den toen inmiddels in de stad Wijk bij Duurstede. En dat heb ik deze keer wel
goed gelezen.
Marten Jan Bok
Boekbespreking
Gahiers voor Lokale en Regionale Geschiedenis
Walbui^ Pers, Zutphen, 1988-1993. 64 tot 72 blz. Prijs per deeltje f 15,-.
Deel 1 Strafrecht en criminaliteit door H.A.Diederiks, S.Eaber, A.H.Huussen jr.
(1988)
Deel 2 Materiële cultuur: huisraad, kleding en hedrtjfsgereedschap door H. van
Koolbergen (1988)
Deel 3 Historische geografie: landschap en nederzetting door J.J.J.M. Beenakker
(1989)
Deel 4 Stadsgeschiedenis door P.Kooij (1989)
Deel 5 Historische demografie: bevolkings- en ge?.i7isgeschiedenis door A.J. .Schuur-
man (1991)
Deel 6 Onderwijsgeschiedenis door P.Th.E.M. Boekholl (1991)
Deel 7 Lokale bestuursgeschiedenis door J.G.N. Raadschelders (1992)
Deel 8 Vrouwengeschiedenis door M.E.Monteiro en 'Ï.N. den Hartog (1992)
Deel 9 Dorpsgeschiedenis: bewoning en bewoners door M.A.W. Gerding (1992)
2.    Idem, p. 29.                                                                                 '
3.    GA Utrecht, Stadsarchief II, 3243, register van transporten en plechten, 9 maart 1636, p. 89-90.
4.    Idem, 3 (ebniari 1645, p. 63-65.
30
-ocr page 31-
Deel 10 Fiscale bronnen: structuur en onderzoeksmogelijkheden door N.J.P.M. Bos
en R.C.J. van Maanen (1993)
Deel 11 Eliteonderzoek: rijkdom, macht en status in het verleden door M.G.J.
Duijvendak en J.J. de Jong (1993)
Deel 12 Sociale zorg door M. van Leeuwen (gepland in 1993)
De beoefening van de geschiedenis van een bepaalde streek, stad of dorp heeft de
laatste jaren een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Nog steeds neemt de
belangstelling toe en worden voortdurend nieuwe historische verenigingen
opgericht. Nadat in 1968 de eerste beknopte, maar onvolprezen, Handleiding
voor de beoefening van lokale en regionale geschiedenis
van W.J.Alberts en A.G.
van der Sleur verscheen, gevolgd door een uitgebreide en herziene uitgave in
1984 lag het in de lijn van de verwachtingen dat nieuwe gidsen, zoals de
bovengenoemde reeks, zouden verschijnen.
Een aantal specialisten op de verschillende deelterreinen hebben zich van de taak
gekweten handzame boekjes te schrijven. Ken achtkoppige, wetenschappelijke
redactie, onder voorzitterschap van prof. dr D.P. Blok, heeft toezicht gehouden
op de uitgave van de reeks. Met deze cahiers zullen niet alleen de aankomende
beroepshistorici hun voordeel kunnen doen, ook de vrijetijdshistoricus die actief
onderzoek wil doen in bibliotheek en archief, zal er zeker zijn weg in kunnen
vinden.
Het voert te ver om elk deeltje afzonderlijk te bespreken. De verschillende
thema's zijn op min of meer imiforme wijze behandeld. Allereerst wordt het
vakgebied ingeleid en wordt een overzicht gegeven van de stand van het onder-
zoek. Vervolgens komen de bronnen en onderzoeksmethodieken ter sprake. In
de meeste cahiers wordt daarna aan de hand van concrete voorbeelden getoond
hoe men een onderzoek kan aanpakken. Een praktisch hulpmiddel vormt met
name het handwijzergedeelte, waarin een overzicht wordt gegeven van de
relevante archieven (algemeen, thematisch en veelal ook per provincie gerang-
schikt). Een uitgebreide literatuurlijst en een zakenregister besluiten elk cahier.
Naar verluid zullen na het verschijnen van deel 12, dat dit jaar is gepland, geen
nieuwe cahiers meer uitkomen. Dat is jammer, want nog lang niet alle denkbare
onderwerpen zijn behandeld, zoals bijvoorbeeld historische kartografie, histori-
sche bouwkunde en industriële archeologie. Hopelijk wordt de draad toch weer
opgepakt.
De boekjes zijn in de boekhandel verkrijgbaar of te bestellen door overmaking
van f 15,- per deel op rekening van de Walburg Pers, Postbank 2069668, onder
vermelding van de titel(s).
Marijke Donkersloot - de Vrij
31
-ocr page 32-
jaargang 27
nummer 3
september
1993
Inhoud van dit nummer:
Victor Brilleman
Joodse begraafplaatsen te
bij Duurstede II
Wijk
1
Henk Berendsen en
Simon Wynia
Oude rivierlopen rond het hort te Vechten
17
Marijke Donkersloot-de
Vrij
'Plattegrond der Vesting
Duurstede'
24
Ad van Bemmel
Brood voor de armen van Cxjthen
28
Manen Jan de Bok
Rectificatie
29
Boekbespreking
Cahiers voor Lokale en
Regionale geschiedenis
30
Redactie-commissie: Y.M. I>onkersloot-de Vrij, Odijk; M.A. van der Kerden-
Vonk, Wijk bij Duurstede; L.M.J. de Kcij/cr, Houten; H. Rcindcrs, Bunnik;
O.J. Wttewaall, 't Goy.
Ereleden: A. Graafhuis, Utrecht en (j. de Nie, Schalkwijk.
Eindredactie en redactie-adres: Postbus 83, 3960 BB Wijk bij I>uurstede, tel.
03435-72444 (Mw. v.d. Eerden).
Secretariaat/Ledenadministratie Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek':
H.J.J. Steenman, Kalverhoeve 18, 3992 NZ Houten, tel. 03403-74644.
Public Relations en informatie over lezingen: mw K. van der Wiele-
Pasterkamp, Herenstraat 113, 3985 R'I" Werkhoven, lel. 03437-1274.
Lidmaatschap van de vereniging, tevens abonnement op dit tijdschrift:
ƒ 35 per jaar (studenten en scholieren: ƒ 20), over te maken op rekeningnummer
32.98.07.498. ten name van de Historische Kring "lussen Rijn en I^k' bij de
Rabobank te Houten (postrekening van de bank: 214585).
Losse nummers van dit tijdschrift: ƒ 10,- excl. portokosten.
Afbeelding omslag: Fragment van de kaart van de provincie Utrecht door Bemard de
Roij; uitgegeven bij Nicolaas Visscher, Amsterdam, 1696.
32