rs cfot dSST'
|
||||||||
De zeventiende eeuwse orgelcultuur van
Wijk bij Duurstede. Jaap den Heitog*
In hel voorjaar van 1993 gaf ik een keuzevak 'orgelmuziek in de Gouden Eeuw'
aan de Pedagogische Academie voor het Basisonderwijs (PABO) "De Driestar" te Gouda. Enkele lessen werden daarbij gegeven op het hoofdorgel van de Grote Kerk te Wijk bij Duurstede, dat nog veel zeventiende ceuws pijpwerk bevat. Ik heb de studenten verteld over de geschiedenis van dit orgel en over de organisten Gabriël en Willem Advise. Onderzoek in het stadsarchief van Wijk bij Duurste- de en het rijksarchief te Utrecht brachten veel onbekende gegevens aan het licht. In dit artikel zullen de aspecten zodanig beschreven worden dat de sociale en culturele positie van de genoemde organisten duidelijk wordt'. De stad
In de middeleeuwen beleefde Wijk bij Duurstede een grote bloei, vooral omdat
het de verblijfplaats was van de Utrechtse bisschop. Door de hervorming boette de stad aan betekenis in, om in de tweede helft van de zeventiende eeuw zelfs sterk te verarmen. Het was en bleef tot op heden een kleine provinciestad omringd door boomgaarden. Jaarlijks waren er twee paardenmarkten en één jaarmarkt, die zorgden voor de bundeling van de economische activiteiten van de stad en haar omgeving. Tamboers en pijpers (betaald door het stadsbestuiu-) maakten de kermis, gehouden tijdens de jaarmarkt, extra feestelijk. Uil de stadsrekeningen blijkt dat de overheid het openbare muziekleven nauwe- |
||||||||
J.B. den Hertog is leraar aan de PABO 'De Driestar' in Gouda en werkt aan een stude over 17de-
eeuwse Nederlandse orgelmuziek. |
||||||||
1. Eerder werd over dit orgel gepubliceerd door C. Hoogendoorn, Deum Laudate Chordis
cymbalis tibiis tympanisa et organis sonoris, historie van de orgels in de Grote Kerk te Wijk bij Duurstede, (Wijk bij Duurstede', 1981) en A.H. Vla^sma, 'Een bijdrage tot de geschiedenis van het orgel van de St. Jan Baptist te Wijk bij Duurstede' in Tussen Rijn en Lek, 4 (1989), 17-31. Met dank aan organist Wim van Breunesse voor de genoten gastvrijheid. Hij vertelde dat er plannen zijn het orgel te laten herintoneren door de firma Van Vulpen. Met dank aan mevr. drs. M.A. van der Eerden-Vonk, stadsarchivaris van Wijk bij Duurstede, voor de stimulerende opmerkingen. 1
|
||||||||
lijks actief stimuleerde^. In de kersenpluktijd begon de koster al om half vier 's
ochtends de klok te luiden voor de plukkers. Dit luiden werd beloond met twee penningen voor elke honderd pond kersen die in Wijk aan de waag kwamen. Tijdens bijzondere dagen, zoals de victorie op Maastricht en de 'blijde geboorte van een jonge prins' werd de klok eveneens geluid. Was er een feestelijke gebeurtenis, dan werden ook pektobben aangestoken. Op nieuwjaarsdag gingen de trommelslagers en de pijf>ers door de stad; op de dag dat de schutterij uittrok, traden de tamboers aan om de krijgshaftigheid van de schutters luister bij te zetten. Veelal werden deze musici gerecruteerd uit het plaatselijke garnizxjen.' Na de hervorming ontstond een gemeente van gereformeerden, onder leiding van twee predikanten; in 1686 telde men vierhonderd leden en zx)'n tweehonderd doopleden. Het aantal katholieken breidde zich vanaf 1633 sterk uit door het werk van pater Dirk Adolf van Reede. De gereformeerde kerkeraad oefende na 1680 druk uit op de magistraat om deze katholieke invloeden te beteugelen, maar dit had weinig effect*. Bouw van het Kiespenningorgel
Al waren de gereformeerden tegen het gebruik van een orgel in de kerk, vanaf
1590 groeide het aantal Nederlandse steden dat op gezette tijden orgelbespelingen liet verzorgen. Overal werden de orgels hersteld en uitgebreid en moesten de stadsorganisten deze orgels bespelen op tijden dat er veel volk in de kerk was. Ook Wijk voegde zich in de rij van orgelsteden... In 1612 besloten 'vele borgers ende ingesetenen der stede Wijck uuyt goede affectie tot de musycke' geld bij te dragen voor 'het opbouwen ende repareren des orgels*.' Om de kosten te kunnen dragen, vroeg de Wijkse magistraat meerdere instanties
om subsidies. Het Utrechtse kapittel van Oudmunster schonk £ 50 toen het orgel gereed was. Namens het stadsbestuur reisde Jonker Bemdt van Oostrum naar Utrecht om met de Staten van Utrecht te onderhandelen over de verkoop van enkele percelen grond buiten de stad. Een deel van de opbrengst van deze verkoop was bestemd voor het orgel*. |
|||||
2. De Utrechtse beiaardier Jacob van Eijck bezat een vicarie van het kapittel van St. Jan Baptist te
Wijk bij Duurstede. Na diens dood ging het bezit van deze vicarie over op diens opvolger Johannes Dicx. Of beide musici daardoor ook muzikale contacten hadden te Wijk valt te betwijfelen. Zie Rijks Archief te Utrecht (RAU), het archief van het Kapittel St. Jan Baptist, inv.nr. 102, 21 maart 1657. 3. Stadsarchief Wijk bij Duurstede (SAWbD), Oud Archief (OA), kameraarsrekeningen, inv.nr 275.
4. Zie E.P. de Booy, Kweekhoven der wijsheid, (Zutphen, 1980), 175-181.
5. Bouwstenen voor de geschiedenis der toonkunst in de Nederlanden, I, (Amster-
dam, 1965), 275. 6. RAU, AJB, rekening kerkmeesters, inv.nr. 171, en SAWbD, OA, resoluties van de magistraat,
|
|||||
Het orgel werd in 1615 opgeleverd. In dat jaar gaf de magistraat de kerkmeesters
opdracht om orgeltreder Jan Poeren te betalen voor eenendertig dagen 'te treden jegens dat het orgel opgenomen soude werden'. In de rekeningen van de kerk- meesters staan uitgaven geboekt voor het klankbord, de 'solder boven het orgel''. De prachtige orgelkast, met de torenachtige bekroningen en het groteske houtsnijwerk, stamt grotendeels uit de zestiende eeuw. De dispositie van het Riespenningorgel te Wijk bij Duurstede in 1615:
Hoofdwerk C D E F G A - g^ a^
Prestant 8' Holpijp 8' Trompet 8'
Octaaf 4' Quintadeen 8'
Superoctaaf 2' Fluit 4'
Mixtuur 1' (ni-IV-sterk) Nasard 3' ?
Gemshoorn 2'
Sifflet r ??
Cimbel ?
Borstwerk C D E F G A g' a^
Octaaf 2' Quintadeen 8'Schalmei 4' ?
|
||||||||||
Holpijp 4'
Sifflet 1' |
||||||||||
Aangehangen pedaal C D E F G A - a°
trom, nachtegaal, buiten- en binnentremulant |
||||||||||
Bij de restauratie in 1979 heeft J. van Biezen het orgel grondig onderzocht; hij
kwam tot de slotsom dat het 17de-eeuwse pijpwerk grotendeels door één orgelbouwer was gemaakt. Aan de hand van afmetingen en ingekraste toonhoog- ten op de pijpen kon hij de oorspronkelijke dispositie reconstrueren'. Onder- zoek in het stadsarchief gaf duidelijkheid over de naam van de orgelmaker: in 1618 vinden we dat Aelbert Kiespenning uit Nijmegen twaalf gulden rente ontving boven de laatste termijn van vierhonderd gulden.' |
||||||||||
inv.nr. 51', blz. 46'.
7. RAU, AJB, rekening kerkmeesters, inv.nr. 170. In de rekening van 1615: 'de houtsagers gegeven
van drie vuyren balcken tot ribben te sagen het erge! te besigen... Wouter Comelisz voor dat hij de traelien voor het orgel gemaeckt heeft ... Pons van Herten betaelt van gehaelt Ujm ende crijtwit totte soldering oven het orgell.. Door mondelinge last van de magistraat Jan Poeren betaelt voor eenendertigh dagen het orgell te treden jegens dat het orgel opgenomen soude werden....' 8. J. van Biezen, 'Het 17cle eeuwse orgel in de St. Jan Baptist of Grote Kerk te Wijk bij Duurstede',
in Visitatio Organorum, (Buren,1980),17-35. 9. Zie SAWbD, OA, rekeningen van de ontvanger op de stadsimpost, inv.nr. 305. In het contract
|
||||||||||
>
|
|||||
Het Kiespenningorgel van Wijk was gebouwd naar de principes van de renaissan-
ce-oi^elbouw. In de bovenkas was een hoofdwerk en 'in de hals of borst' van de kas een borstwerk, met daarnaast nog een aangehangen pedaal. Het pijpwerk was van vrij dun, gehamerd en nagenoeg zuiver lood. Onderhoud
Na de oplevering van het orgel gaf de firma Kiespenning drie jaar garantie.
Tijdens deze periode was de stad verplicht de orgelbouwers hun 'teerkosten' [verteringen] te betalen. Hierna werd in eerste instantie het onderhoud uitge- voerd door vader Aelbert, daarna (tot 1629) door zijn zoon Gerrit Kiespening." Van 1631 tot 1634 ontving de 'orgelmaecker van Amersfoort' (Galtus Hager-
beer?) ieder jaar £ 9 voor het stemmen." In 1637 stemde stadsorganist Gabriël Advise het orgel." Vanaf 1640 werd ieder jaar gestemd door de orgelmaker Govert Pisa, die
hiervoor per jaar £ 12 ontving." In 1630 verhuisde Pisa vanuit Nijmegen naar Utrecht. De Utrechtse organoloog M.A. Vente nam dan ook aan dat Pisa afkomstig was uit de sfeer van Aelbert Kiespenning.'^ Verschreef de thesaurier zich toen hij in 1641 noteerde: 'Pisa, orgelmaecker woon te Amersfoort?' Of was Pisa, die met name in de provincie Utrecht werkte, tijdelijk in deze stad gevestigd? In 1641 diende Pisa een declaratie in van £ 24.6.0 , inbegrepen het vervoer van
enige pijpen. Een jaar later verrichtte hij extra werkzaamheden, waarvoor hij £ 26 ontving.'* Kerstmis 1648 betaalden de kameraars voor het laatst uit aan Pisa, |
|||||
van A. Kiespenning voor een orgel te Heusden in 1616 werd bepaald: 'te betalen in vier termijnen,
te weeten vierhondert ca: gulden in gerede gelden, soo haest t'voors werck gelevert, gestelt ende in meesters prijse opgenomen sal sijn ende de resterende seshondert ca: gulden op drie )aeren ende tenmjnen'. Stadsarchief Heusden, inv.nr. E 213, bijlagen stadsrekeningen 1615. 10. In de jaren 1627 en 1628 vinden we Kiespenning voor het 'ordinaris stellen van 't orgel, ix gulden'
in SAWbD, OA, kameraarsrekeningen, mv.nr. 275. Ook vinden we zijn naam in SAWbD, OA, rekeningen ontvanger op de stadsimpost, inv.nr. 305. RAU, AJB, rekening kerkmeesters, inv.nr. 169. Rekening 1622: 'door last van de magistraat betaelt aen Kiespenninck veertien gl 6 stuivers voor het vermaecken van t orgel. Bij Kiespenninck verteert in presentie van de burgemeester Schalenborch als hij het orgel aenbesteet werde 3 gl 15 st. V ier arbeijders betaelt die de orgelldeu- ren affgeholpen hebben 12 st. Sombeeck bet. voir die deuren van 't orgel weer aff te nemen 10 st. Jan Poeren betaelt voor vijff dagen arbeijden als Kiespetinink het orgel vermaeckte 2 gld 5 st.' 11. SAWbD, OA, kameraarsrekeningen, inv.nr. 275, rekening 1634.
12. RAU, AJB, rekening kerkmeesters, inv.nr. 170.
13. SAWbD, OA, kameraarsrekeningen, inv.nr. 275.
14. M.A. Vente, Utrechtse orgelhistorische verkenningen, (Utrecht, 1989), 188 en 253.
15. SAWbD, OA, kameraarsrekeningen, inv. nr. 275 In 1640: 'onderhout des orgels en van 't
|
|||||
vermoedelijk aan zijn nabestaanden, want in november was hij overleden.
Het is opmerkelijk dat in de tweede helft van de 17de eeuw het onderhoud van het orgel verflauwde. In 1651 vinden we Gerrit Kevelhem^* als orgelstemmer en in 1657 betaalden de kameraars aan de Tielse organist Johannes Casper Pistorius £ 12 voor het stemmen.'' De kerkmeesters hadden Pistorius gecontracteerd 'om te stellen den orgel ende d'selve eenige jaeren aen den anderen goet te houden.' Aangezien in 1658 de betaling moeilijkheden opleverde, ook al had de Tielse orgelmaker 'den voornoemde orgel tot noch toe goet ende ganckachtig gehou- den, oock met beding daerinne voorts te continueren', vroeg hij tevergeefs om een vaste betalingsregeling." We zien hem hierna niet meer terug in Wijk. In 1665 werd het orgel gerepareerd door Johan Slegel, die hiervoor £ 44 ontving." Op 9 september 1678 vaardigde de magistraat drie van haar leden af om met orgelmaker Appolonius Bosch 'te spreken tot reparatie van de orgel binnen deser stadt', met de bevoegdheid de Rotterdamse orgelmaker te contracteren. Een week later deelden de gecommitteerden mee dat zij het werk aan het orgel hadden aanbesteed aan Bosch volgens 'conditien daervan gemaeckt den dato' 9 september 1678 voor £ 125.^° De klank van het orgel werd waarschijnlijk veranderd, want Van Biezen vond
dat al in de 17de eeuw de Holpijp van het hoofdwerk vanaf dis° was opgescho- ven. Tijdens de werkzaamheden kreeg Bosch tevens opdracht de frontpijpen te foeliën en de labia te vergulden. De gehele maand maart stond een steiger voor het orgel. Op 16 juli 1679 werd voor deze extra werkzaamheden £ 18 uitbetaald aan zoon Jacobus Bosch.^' Timmerman Roelof Caspersz diende een rekening in voor twee platen en 18 moeren en voor het vermaken van drie registertrekkers. |
||||||
extraordinair schoonmaken. Item betaelt van vracht van enig pijp uit orgel sijn toe bedongen aen
Pissa, ses st.' 16. SAWbD, OA, kameraarsrekeningen, inv.nr. 275. Gerrit Jansz Kevelham, orgelmaker, werkte te
Kampen (1625-1652), Hasselt (1626-1631), Culemborg (1651) en Tiel (1651). 17. SAWbD, OA, kameraarsrekeningen, inv.nr. 275. Johannes Casper Pistorius was geen stadsorganist
van Tiel; in 1658 voerde hij te Brouwershaven een reparatie uit. Vestigde hij zich in dit jaar te Middelburg, waar hij tot 1667 woonde? Zie JJH. Kluiver, Historische orgels in Zeeland, III, (Middelburg, 1976), 96 en 97. 18. SAWbD, OA, request van de organist J.C. Pistorius, inv.nr. 272.
19. SAWbD, OA, kameraarsrekeningen, inv.nr. 275.
20. SAWbD, OA, kiadnotulen magistraat, inv.nr. 52^, 9 en 46 september 1678. RAU, AJB, acquiten
bij de kermeestersrekeningen, inv.nr. 189: 'burgemeesters ende Regeerders der stadt Wijck bij Duurstede ordonneren Wilhem de Advise te betalen uyt de restanten van de kerk alhier, de somme van vijftigh gulden aen mr. ApoUoniiK Bosch etc...' 3 maart 1678, 21. RAU, AJB, rekening kerkmeesters, inv.nr. 174 en acqtüten bij de kerkmeestersrekening, inv.nr.
189. |
||||||
Stadsoi^anist Willem Advise was nauw bij de restauratie betrokken: namens de
kerkmeesters betaalde hij de orgelmaker. Hiemi werd nauwelijks onderhoud gepleegd. Na de dood van Willem Advise
besloot de magistraat op 4 februari 1695 het orgel te laten onderzoeken,^ maar pas in januari 1700 repareerde Hendrik Brouwer uit Zwolle het orgel. Brouwer ontving voor deze werkzaamheden ƒ 70, -; zijn zoon kreeg enkele ducaten. De keuring werd verricht door Johan Carel Valbeeck uit Utrecht." Zeventiende eeuwse organisten
In het vervolg van dit artikel zullen de sociale en economische positie van de
Wijkse organisten in beeld worden gebracht. Met name de salariëring is een indicator voor de positie van een stadsorganist binnen de beroepsgroep. Ook het juridische element is van belang, omdat de contractuele verplichtingen op wederzijdse basis werden aangegaan. Te Wijk bij Duurstede waren er in de 17de eeuw maar twee vaste organisten. Gabriël Advise werd in 1615 benoemd en in 1672 opgevolgd door zijn zoon Willem. Na de dood van Willem in 1694 werd geen opvolger benoemd. Pas in 1700 besloot de magistraat uit te zien naar een nieuwe organist.^* Zoals ik al eerder in een anikel over het Amsterdamse muziekleven heb
geconstateerd, verslapte in de loop van de 17de eeuw in het algemeen de orgelcultuur. Was het door vader en zoon Sweelinck tot ongekende bloei gebracht, de volgende generatie liet het versloffen. Ik wees op het proces dat de Duitse socioloog Max Weber heeft aangeduid als 'Entzauberung'. Het was mogelijk met divers bronnenmateriaal de invloed van deze veranderende gedachtenwereld op de orgelcultuur in kaart te brengen.^* Het is interessant om te weten of dit proces ook buiten Amsterdam plaatsvond. In 1615 was soldaat Gabriël Advise, onder bevel van Mons Hallardt, gelegerd te
Wijk bij Duurstede.^' Kwam Gabriël uit Frankrijk? Zijn naam wordt nogal |
||||||
22. SAWbD, OA, resoluties van de magistraat, inv.nr. 5l", blz. 83, 4 februari 1695. RAU, AJB,
rekening kerkmeesters, inv.nr. 174. 23. SAWbD, OA, resoluties magistraat, inv.nr. 51", 5 augustus 1700, blz. 83, 11 november 1700:
'twelck bij hem was gelaudeert en voor goet gekeurt'. 24. Men benoemde Albertinus van Ltichtenborg, 'een bequaem organist'. Zijn tractement ging in op
16 januari 1701 'also hij op dinsdach sijn intree heeft gedaen'. Zie SAWbD, OA, resoluties van de magistraat, inv.nr. 51°, blz. 95, 105 en 112. 25. J.B. den Hertog, 'Opdat insolentiën geweerd mogen worden... een studie over het Amsterdamse
muziekleven in de 17de eeuw.' in Klerkewerk, (Utrecht, 1992), 66-80. 26. RAU, D.T3. Wijk bij Duurstede.
|
||||||
eens genoteerd als d'Advijse en zelfs op hoge leeftijd was zijn uitspraak van het
Nederlands niet correct. Gabriël, ongeveer 24 jaar^', viel met zijn neus in de boter: Kiespenning was immers bezig met de bouw van een nieuw instrument. De jonge organist werd 1 april 1615 benoemd en in november trad hij in het huwelijk met Margaretha van Selms uit Culemborg.^ Uit de resoluties van de magistraat blijkt dat Advise op tijdelijke basis werd
aangesteld, wat inhield dat zijn aanstelling ieder jaar gecontinueerd diende te worden. Het salaris bedroeg £ 90 per jaar." Op 2 maart 1618 besloten de burgemeesters een vaste aanstelling te geven, met een wederzijdse opzegtermijn van drie maanden.'" Tevens werd het salaris verhoogd tot £ 100 per jaar, waar een jaar later nog £ 50 bijkwam. In 1625 werd het opgetrokken tot £ 200, om daarna ongewijzigd te blijven tot 1680!^' De stadsorganist genoot ook secundaire voordelen. Hij bewoonde één van de
huizen van het oude kloostercomplex, zonder hiervoor huur te betalen. Dit huis stond onder beheer van het convent van Maria Magdalena, al nam in de loop van de eeuw het stadsbestuur het onderhoud meer en meer over. In 1622 presenteerde zich aan de kerkmeesters te Wijk een blinde organist uit Alkmaar.'^ Het moet hier gaan om Gerrit Wijersz., die circa 1601 geboren was te Alkmaar en op kosten van die stad gestudeerd had bij de Alkmaarse stadsorga- nist Pieter Olofsz. van Oort en bij muziekmeester Pieter Jansz. Schagen. Ook had hij lessen genomen bij Jan Pietersz. Sweelinck. Zijn studie werd in 1621 afgerond bij Claes Jansz. Kunst, stadsorganist te Purmerend. Het stadsbestuur van Alkmaar gaf hem geen aanstelling, vandaar dat Wijersz. zijn geluk elders beproefde. Hij demonstreerde zijn kwaliteiten zonder succes in de Dom te Utrecht. Voor zijn moeite kreeg hij te Utrecht £ 12 en te Wijk 1 £ 2 st. Zijn indrukwekkende opleiding ten spijt kreeg Wijersz. de baan niet; Gabriël Advise bleef vast in het zadel. |
|||||
27. De leeftijd blijkt uit een attestatie in RAU, Rechterlijk Archief (RA) WbD, inv.nr. 585-14, blz. 83,
1 maart 1665: 'Gabriël d'Avise, out omtrent LXXiüj ende Huijbert van Cleeff out omtrent seventich jaren....' 28. RAU, DTB WbD.
29. In de jaren 1616-1618 vmden we het salaris van Gabriël Advise in SA WbD, OA, kameraarsreke-
ningen, inv.nr. 275. Daarna in SAWbD, OA, rekeningen van de ontvanger op de impost, inv.nr. 305. 30. SAWbD, OA, resoluties magistraat, inv.nr. 51, blz. 49", 2 maart 1618.
31. Vanaf 1619 vinden we het organistensalaris in SAWbD, OA, rekeningen ontvanger op de
stadsimpost, invjir. 305. SAWbD, OA, kameraarsrekeningen, inv.nr. 275: 'Gabriël Advijs voor sijn reijs op Campen, VIJ gulden.' 32. RAU, AJB, rekening kerkmeesters, inv.nr. 169: 'Een blinde man die van Aicmaer quam om
orgelist te zijn, gegeven 1 gl 2 st.' |
|||||
Verplichtingen
Er bestaat weinig
duidelijkheid over de precieze taakom- schrijving van stads- organist Advise. Hij speelde in elk geval vóór en/of na de kerkdiensten in de -Grote Kerk, zoals gebruikelijk in alle Nederlandse steden. In de jaren dertig van de 17de eeuw nam in de Republiek de frequentie van hel aantal orgelbespelin- gen toe. Ook in Wijk hield men in deze periode in de winter avondconcerten. Zowel in 1630 als 1631 moest Coert 'de diener toesien onder torgelspelen' en in de rekeningen van de kerkmeesters vinden we uitgaven voor elf weken orgelspel. In 1633 ontving Advise nog £ 5 voor het 'extra-ordinaris spec- iën'. Het was slechts voor korte tijd, want ni 1633 vinden we |
||||||
Het orgel tegen de westwand van de Grote Kerk in Wijk
bij Duurstede op een prentbriefkaart uit ca 1960. (Atlas geineentearchief Wijk bij Duurstede)
|
||||||
dergelijke betalingen niet meer in de diverse stadsrekeningen."
Gedurende de 17de eeuw was er in Wijk geen orgelbegeleiding van de gemeente- zang, anders zou dit bij de kerkeraad en de magistraat aan de orde geweest zijn. In 1656 werd Gabriël benoemd tot voorzanger en voorlezer van de Grote Kerk, op een tractement van vier mud boekweit.'^ Een functie die niet kon worden uitgeoefend als hij de psalmen diende te begeleiden. Het voorzangerschap van Advise gaf in 1662 aanleiding tot een aantekening van
de gereformeerde kerkeraad: 'vermits Mr Advijsen de Duytse tael niet wel kan pronunceeren, oft niet dienstich waer dat hij onder het bedienen des H. Avont- maels in plaets van leesen een psalm soude singen'. De broeders besloten dan in ieder geval de honderdenvijftigste psalm te laten zingen.'^ Salaris
Vooral in de eerste helft van de 17de eeuw namen de kosten van levensonder-
houd toe, waardoor in het algemeen de salarissen van de stadsorganisten aanzien- lijk stegen. In de tweede helft van de eeuw trad meestal stagnatie op: de hoogte van het salaris werd bevroren of daalde. Organistensalarissen per jaar in enkele gemeenten:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33. RAU, AJB, rekening kerkmeesters, inv.nr. 170. In 1636 ontving Mr Gabriel £ 25 en in 1637 £ 23.
34. SAWbD, OA, resoluties van de magistraat, inv.nr. 51^^, blz. 12, 14 juli 1656.
35. RAU, AJB, notulen kerkeraad, inv.nr. 1, blz. 25, 23 dec. 1662.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter vergelijking heb ik van enkele steden de salarissen van de organisten
genoteerd. Natuurlijk zou men de plaatselijke omstandigheden hierbij in ogenschouw moeten nemen. Te Weesp en Rhenen was de organist verplicht naast het orgel ook nog de beiaard te bespelen. Weesp, Woerden en Rhenen waren in de 17de eeuw ongeveer even groot als Wijk. Haarlem was aanzienlijk groter; de organist was daar tevens beiaardier. Wat betreft het organistensalaris stak Haarlem in de Gouden Eeuw met kop en schouder boven de andere Nederlandse steden uit.'* Het salaris van de Wijkse stadsorganist bleef maar liefst 55 jaar lang ongewijzigd.
Gedurende deze periode diende de stadorganist geen schriftelijk verzoek in tot verhoging van het tractement; in de resoluties van de magistraat komt men zo'n rekwest niet tegen. Misschien was Advise tevreden met de betaling en de secundaire voorwaarden, omdat het leven in Wijk bij Duurstede lang niet zo duur was als in de grote steden. Maar het is ook mogelijk dat hij wist dat zo'n verzoek toch niet gehonoreerd zou worden. Het salaris was bepaald niet hoog, een eenvoudig ambachtsman verdiende rond 1650 ongeveer evenveel. Hoewel de organist in principe van dit jaarbedrag kon rondkomen, was het geen vetpot. Hij zal tevens andere verdiensten gehad hebben, zx)als het geven van muzieklessen en het drijven van enige handel; meerdere malen leverde hij papier voor de vergade- ringen van de gereformeerde classis.'' Op muziekterrein was in deze stad nauwelijks concurrentie te duchten. Een baan in stadsdienst kende voordelen als sociale zekerheid, de mogelijkheid tot bijverdiensten en status. Het organistschap mocht dan profijtelijk zijn, de functionaris was niet vrij om te gaan en te staan waar hij wilde. Er heersten nog bepaald feodale verhoudingen. Op 27 april 1641 besprak de magistraat dat mr. Gabriël zonder voorkennis van de stadsregering 'hem heeft begeven naer het leger'." Ds Bergeus bracht namens de organist excuses over en de magistraat liet het er voor deze keer bij zitten. In het vervolg moest Advise voor langdurige afwezigheid een schriftelijk verzoek indienen." |
|||||
36. De salarisgegevens zijn grotendeels ontleend aan eigen archiefonderzoek, behalve die van Haarlem
en Weesp. Voor Haarlem: zie J. van Nieuwkoop, Haarlemse orgelkunst van 1400 tot heden, (Utrecht, 1988) en voor Weesp: C.P. de Jong, De orgels en de klokken van de Grote Kerk te Weesp in de 16de t/m de 19e eeuw, doctoraalscriptie (Utrecht, 1979). 37. RAU, AJB, rekening van de kerkmeesters, inv.nr. 170, de papierverkoop vond plaats in 1628 en
1629. 38. Het leger dat onder bevel stond van Frederik Hendrik lag in 1641 te Oeffelt.
39. SAWbD, OA, resoluties van de magistraat, inv.nr. 51°, blz. 104", 27 april 1641.
10
|
|||||
Een half jaar na dit voorval verzx)cht Advise de stadsregering zijn zoon Willem
als vaste vervanger te laten fungeren. Meerdere malen had zijn jongste zxx)n het orgel bij afwezigheid van zijn vader bespeeld.*' Tevens vroeg Advise een expec- tatief voor zijn zxxjn. Dat wil zeggen dat deze na zijn overlijden automatisch stadsorganist zou worden. Gabriël beloofde dat hij '(soo lange hij leeft) sijn uitterst debvoir en neersticheyt sal doen om van sijn voorts soon een goet en bequaem organist te maecken'. De magistraat keurde het verzoek goed, mits beiden zich naar behoren zouden gedragen. Kennelijk was men content met het functioneren van de organist. Dit verzoek zegt ook iets over het zelfbeeld van Advise: wie zegt dat hij van zijn zoon een goed en bekwaam organist kan maken, ziet zich zelf als voldoende gekwalificeerd.^' Levensavond
Het leven nam voor Gabriël Advise een onverwachte wending door het overlij-
den van zijn vrouw Margaretha. Zij werd op 30 januari 1653 begraven.^^ Waar- schijnlijk overleed ook zoon Willem, maar in de rekeningen van de kerkmeesters is dat niet terug te vinden. In 1655 - hij was rond de vierenzestig - trad Gabriël voor de tweede maal in het huwelijk. Zijn bruid Johanna van Barnevelt kwam uit Overlangbroek en het huwelijk werd, nadat het echtpaar op 11 november had aangetekend, in de woonplaats van de bruid gesloten. Een jaar later, 20 november 1656, werd in de Grote Kerk een zoon Willem gedoopt en op 15 november 1659 een dochter Antonelte.*' Dat dit huwelijksleven niet altijd over rozen ging, blijkt uit de notulen van de
kerkeraad. Op 2 november werd aangetekend: 'op het quaet tractement daerme- de Gabriël Avise sijn huijsvrou heeft bejegent ter schandael van andere, is verstaen hem daerover scherpelijck te represenderen ende daermede tot correctie te brengen oft bij mancqueren van dien bij naerder resolutie daerin te voorsien.' Het echtpaar koos eieren voor zijn geld. De kerkeraad kwam er in de notulen niet meer op terug.^ Op 16 maart 1668 diende Gabriël opnieuw bij de magistraat een verzoek in om
|
|||||
40. SAWbD, OA, rekening kameraars 1642, inv.nr. 275. Willem ontving £ 2 en 10 st. voor het
vervangen van zijn vader. 41. SAWbD, OA, resoluties van de magistraat, inv.nr. Si'', blz. 114"", 15 november 1641.
42. RAU, AJB, rekening kerkmeesters, inv.nr. 171. Het ging hier om een betrekkelijk eenvoudige
begrafenis. De kerkmeesters brachten alleen maar 6-0-0 voor het luiden van de klok in rekening. 43. RAU, DTB WbD.
44. RAU, AJB, notulen van de kerkeraad, inv.nr. 1, 2 november 1662.
11
|
|||||
Gedeelte van de hoofdwerkkas van het orgel in de Grote Kerk.
ffoto Schallen 1976, Rijksdienst voor de Monumentenzorg)
|
|||||
12
|
|||||
na zijn overlijden zoon Willem te benoemen tot organist en voorzanger.** Ook
op dit verzoek om een expectatief werd gunstig beslist. Dit is merkwaardig daar in 1651 door de magistraat het besluit genomen was om voortaan geen 'expectan- ties' voor bepaalde funkties te verlenen.^ De oude organist werd op 7 mei 1672 in stijl - 'met een heel geluijt' en in een
eiken kist - begraven onder 'zijn' orgel. De kerkmeesters brachten geen begrafe- niskosten in rekening.*' Willem volgde zijn vader op als stadsorganist en voor- zanger van de Grote Kerk. Een jaar later keerde de ontvanger op de inposten £ 68 uit aan 'de weduwe van mr Gabriël Avise betaelt op jaer gagie van 't orgel- spelen door haer soon bedient'.** Samen met haar zoon en dochter bleef Jannetje Barnevelt, de weduwe van
Gabriël, in het huis aan 'I Iet Clooster' wonen. Ieder jaar betaalde zij één gulden familiegeld, wat aantoont dat ze bepaald niet welgesteld was.*' Hoewel het stadsbestuur in 1686 van plan was het organistenhuis vanwege de zware financi- ële druk af te stoten, werd dit door toedoen van de 'superintendanten der convents van Maria Magdalena' verijdeld.* Uit het lidmatenregister van de gereformeerde kerk blijkt dat Willem en Antonette belijdend lid werden; tevens weten we uit dit register dat de organistenfamilie vlakbij schoolmeester Mathijs van Eijck en burgemeester Nicolaes Keppel woonde: in zekere zin dus 'op stand'.*' Willem Advise
Tot 1680 ontving stadsorganist Willem Advise evenals zijn vader jaarlijks £ 200.
De magistraat ging er vanuit dat de jonge knaap zijn moeder diende te onder- houden." Over de inhoud van zijn functie komen we uit de stadspapieren weinig te weten. Ieder jaar werd het salaris betaald zonder specificaties." Wel |
|||||
45. SAWbD, OA, resoluties van de magistraat, inv.nr. 51'', blz. 167, 16 maart 1668 en in de kladnotu-
len, inv.nr. 52*^, 16 maart 1668. 46. R. Butterman, Het stadsbestuur van Wijk bij Duurstede in de tweede helft van
de zeventiende eeuw, (Btmnik, 1993), 72. 47. RAU, AJB, rekeningen kerkmeesters, inv.nr. 173. 'Is begraeven Gabriël d'Avise met een heel
geluijt... een eijcken kist... leyt onder den orgel.' 48. SAWbD, OA, rekeningen ontvanger op de stadsimpost, inv.nr. 305: 1 juli 1673.
49. SAWbD, OA, rekeningen van het hoofd- en familiegeld, inv.nr. 119.
50. SAWbD, OA, request van de Supenntendenten des convents van Maria Magdalena tot Wijck aan
het stadsbestuur, inv.nr. 503, 6 dec. 1683. 51. RAU, DTB WbD.
52. In een request (1678) aan de magistraat van Wijk stelde Willem dat hij moest zorgen voor 'onder-
hout van sijn moeders familie', zie noot 56. 53. SAWbD, OA, rekeningen van de ontvanger op de stadsimpost, inv.nr. 305.
13
|
|||||
was Willem Advise - zoals we zagen - intensief betrokken bij de reparatie en om-
bouw van het orgel door Appolonius Bosch. In de laatste decennia van de eeuw werd de stad geplaagd door financiële
problemen, die veroorzaakt werden door inkwartieringen, eerst van de Fransen en later van het eigen leger. Het verzoek van Willem in 1679 aan het stadsbetuur een bedrag van £ 145, de rest van zijn gage over 1674 uit te betalen, werd uiteindelijk ingewilligd.*^ Maar in 1680 reduceerde de magistraat het honorari- um tot £ 100. Twee jaar later verzocht Advise dit weer op het oude niveau terug te brengen. De magistraat delibereerde er uitvoerig over, maar kwam niet verder dan een verhoging van £ 40.*' In de jaren daarna, werd in de rekening steeds gerefereerd aan dit raadsbesluit, maar het bedrag bleef £ 100. Oorspronkelijk stond er wél £ 140 geschreven, maar de vier werd hierna veranderd in een nul.** Op 30 mei 1687 diende Willem Advise 'een verzoekschrift in bij de magi- straat om de 40 gulden jaerlijck boven den £ 100 aen tractement als organist toegeleyt volgens magistraet resolutie van 3 july 1682 te mogen hebben.' Na uitvoerige bespreking besloot men toch de hoogte van £ 100 te handhaven. Wel verleende men hem een eenmalige gift van £ 100.*' Al werd het organistensalaris verlaagd, er stond tegenover dat Willem Advise
steeds meer werd opgenomen in het adminstratieve en juridische apparaat van de Wijkse overheid. In dit artikel zal ik alleen de belangrijkste zaken uit deze carrière in stadsdienst aanstippen. In de jaren zeventig vinden we Willem aangeduid als 'klerk ter secretarie' en soms werd er betaald voor karweitjes die hij voor de stad uitvoerde.** Vanaf 1676 was hij ontvanger van het hoofd- en familiegeld (een soort inkomstenbelasting). De belastingen werden in de 17de eeuw door de overheid uitbesteed aan particulieren, die daartoe jaarlijks afreke- ning dienden te geven. Ieder jaar huurde Advise op kosten van de stad paard en wagen om ook buiten de stad belasting te innen.** Uit diverse rekeningen blijkt dat de afhandeling ervan jaren kon duren. Natuurlijk trok de ontvanger rente- |
|||||
54. RAU, AJB, request van de organist Willem Advise, inv.nr. 102. SAWbD, OA, kladnotulen
magistraat, inv.nr. 52^, 23 maart 1679. In het request merkt Willem Advise op: 'en den supplt tot onderhout van sijn moeders familie tegenwoordigh op het uijtterste is verlegen, en sonder het selve in 't kort te becomen niet langer kan substitueren. 55. SAWbD, OA, resoluties van de magistraat, inv.nr. 5l', blz. 129"", 3 juli 1682.
56. SAWbD, OA, rekeningen van de ontvanger op de stadsimpost, inv.nr. 305.
57. SAWbD, OA, resoluties magistraat, inv.nr. 51"^, blz. 168", 30 mei 1687.
58. WASbD, OA, rekeningen van de ontvanger op de stadsimpost, inv.nr. 305.
59. SAWbD, OA, rekeningen van het hoofd- en familiegeld, inv.nr. 119. Als voorbeeld: de rekening
van 1678 bedragen de totale ontvangsten ƒ 2149 - 1 - O, hiervan werd aan de ontvanger van de Generaele middelen afgedragen £ 1700 - 8 - 0. 14
|
|||||
voordeel door de gelden langer onder eigen beheer te houden. Meerdere malen
werd Willem dan ook gemaand afrekening te doen." In 1678 trad Willem Advise enkele malen op als 'exploictateur deser stadt' en als zodanig bemiddelde hij bij de verkoop van enkele huizen, waarbij de opbrengst ten goede kwam aan de armen van de stad." De belangrijkste stap van zijn carrière zette hij in het najaar van 1682. De
magistraat stelde hem aan als assistent van procureur Willem Spenser, rector van de Latijnse School, met een expectatief op het procureurschap, ingaande bij het overlijden van één van de drie plaatselijke procureurs. Met goed gevolg werd hij door een stedelijke commissie geëxamineerd." Vanaf 1683 vinden we zijn naam dan ook regelmatig in de rechterlijke registers als procureur." Op 7 december 1690 trad de 34-jarige Willem in het huwelijk met Adriana Mom, de weduwe van de procureur en notaris Amoldus van Ossenbergh. Dit (enigszins late) huwelijk moet een stimulans voor zijn loopbaan geweest zijn.** Een loopbaan die in 1693 zijn bekroning kreeg door de benoeming tot substi- tuut-schout, een stap in de goede richting om opgenomen te worden in de regentenstand." Het voorgaande overziende, kan men zich niet onttrekken aan de indruk dat het
organistschap van Willem steeds minder belangrijk werd. Zijn bezigheden zullen hem weinig tijd gelaten hebben tot regelmatige muziekstudie. Ook de reductie |
||||||
60. SAWbD, OA, resoluties magistraat, inv.nr. 5l', blz. 26, 8 juli 1681: 'wordt Willem Advise gelast
sijne restante van 't familiegeld a" 1677 mette aldereerste uijt te doen geven door een bode ende alle 14 dagen kennisse en Reeckening te geven aan de Heeren van finantie wat Peim daer van sijn ontfangen en die verders daerinne is gedaen.' En mv.nr. 51 , blz. 202, 8 januari 1685. De magi- straat dreigde iedere keer een boete van £ 25 te heffen 'ten behoeve van de Heer Hooftofficier ende de diaconie deser stadt . 61. SAWbD, OA, kladnotulen magistraat, inv.nr. 52^^, 4 februari 1678. Tevens RAU RA WbD,
inv.nr. 585-15, bijvoorbeeld 11 februari 1678. 62. SAWbD, OA, resoluties magistraat, inv.nr. 5l', blz. 164, 20 november 1682 en blz. 166"", 17
november 1682. 63. RAU, RA WbD, inv.nr. 585-15 en 585-16.
64. RAU, DTB WbD Adriana Mom was 18 juli 1675 getrouwd met Arnoldus van Ossenbergh,
weduwnaar van Sophia van Dolder. Zij kwam uit Doorn. Het echtpaar van Ossenbergh woonde op de Markt te Wijk bij Duurstede. 65. De status van zijn beroep was behoorlijk. Zijn inkomen was echter niet toereikend om een eigen
vermogen op te bouwen, gezien het feit dat hij en Adriana Mom op 4 december 1693 bij de magistraat om een garantie vroegen voor een hypotheek van £ 400. Dit was bestemd voor de koop van een huis en een boomgaard, gelegen buiten de stad aan de Stadssingel en bestemd voor Nicolaas van Offenberg, zoon uit het eerste huwelijk van Adriana Mom. Het echtpaar Advise leende dit bedrag bij Jannetje Otten van Schoonderwoert. De eerste termim (£ 200) werd in 1696 afbetaald, de rest pas in 1747! Zie SAWbD, resoluties magistraat, inv.nr. 51^, blz. 22", 4 december 1693 en RAU, R.A. WbD, inv.nr. 585-14, blz. 195 en 196, 2 maart 1694. 15
|
||||||
van zijn salaris is tekenend voor het afnemende belang dat de magistraat hechtte
aan een fuU-time musicus. R. Butterman heeft in zijn voortreffelijke studie over het stadsbestuur van Wijk
in de tweede helft van de 17de eeuw laten zien, dat in die periode het gebied dusdanig ontvolkte, dat men moeite kreeg bekwame en gekwalificeerde mensen aan te trekken voor een overheidsfunctie. Een goede kans voor een organist om op de sociaal-economische ladder te stijgen." Mevrouw E.P. de Booy, die het onderwijs op het Utrechts platteland in de 17de eeuw heeft onderzocht, toonde aan dat onderwijzers die hogerop wilden komen, meestal van beroep verander- den. Zo'n stijging was met name mogelijk via het notariaat of als secretaris of schout.'^ Overlijden
Op 37-jarige leeftijd overleed schout Willem Advise, hij werd op 19 juli 1694 in
de Grote Kerk begraven. Jannetje van Barnevelt was de belangrijkste erfgenaam en Adriana Mom de boedelhoudster.** De kerkmeesters brachten de kosten van de begrafenis, veertien gulden, nu wel in rekening. Het was een indrukwekkende begrafenis, de eiken doodskist werd gedragen op de zwarte baar en onder de klanken van 'het gehele gelui'." Adriana Mom verkocht op 1 november 1695 een huis in de Peperstraat, afkom-
stig uit de boedelscheiding.'" Zelfs nadat hij getrouwd was bleef zijn moeder een belangrijke rol spelen in zijn leven. Werkte de lange loopbaan van vader Gabriël hier nog steeds door.^ De magistraat besloot na het overlijden van Willem Advise dat Jannetje van Barnevelt 'uijt goede consideratie' tot aan haar dood in het huis aan 'Het Clooster' mocht wonen, terwijl zij ook nog £ 75 ontving. Adriana Mons mocht het tractement van £ 25 over het kwartaal waarin haar man gestorven was behouden.^' |
|||||
66. zie noot 46, 76-78.
67. E.P. de Booy, De weldoet der scholen, het plattelandsonderwijs in de provincie
Utrecht van 1580 tot het begin der 19de eeuw, 102. 68. RAU RA WbD, inv.nr. 585-16, 11 juni 1698. 'Jannigje van Barnevelt, weduwe van Gabriel
d'Avisse, als moeder ende erfgenaem van haer soon Willem Avisse, m leven procureur voor deFxl Gerechte der stadt Wijck en Adriana Mom, weduwe en boedelhoudster van voorn. Willem Avisse'. 69. RAU, AJB, rekening kerkmeesters, inv.nr. 175: 'Den 19 july i» begraven schout Avise het gehele
geluy 6-0-, impost van een eijcke kist 3-0- een swarte baer 1-10-0 topenen van het graf -4-0- in een sijdelpart 14-15-0.' 70. RAU RA WbD, inv.nr. 580-14. 1 november 1695.
71. SAWbD, OA, resoluties magistraat, inv.nr. 51"^, biz 62, 30 juli 1694, biz. 87" 18 maart 1695, biz.
16
|
|||||
Conclusie
Het Kiespenningorgel te Wijk bij Duurstede werd vanaf 1615 door een 'goet
ende bequaem' organist, Gabriël Advise, bespeeld. Rond 1630 was er een hoogte- punt in de belangstelling voor het orgelspel, maar dit was spoedig voorbij. Gabriël werd opgevolgd door zijn zoon Willem, die steeds meer zou kiezen voor een carrière in stadsdienst. De lange loopbaan van zijn vader in stadsdienst was waarschijnlijk een goede stimulans voor zijn sociale positie. Na 1650 neemt het regelmatige onderhoud van het orgel af, hetgeen een teken is van verminderde belangstelling. Of er sprake was van het proces van 'Entzaube- rung'? Deze vraag is niet te beantwoorden, daar de aard van het bronnenmateri- aal geen gedachten hierover prijs geeft. Na de dood van onderschout Willem Advise zweeg het orgel zeven jaar lang.
Kennelijk was er in die periode onder de burgerij te weinig 'goede affectie tot de musycke' om nieuwe initiatieven te ontplooien. |
||||||
95, 15 april 1695.
17
|
||||||
Hendrik Jan van Lummel (1815-1877)
onder andere schoolmeester te Houten van 1840 tot 1848
|
||||||||||||||
Leen de Keijzer*
|
||||||||||||||
Jeugdjaren in Amersfoort
Hendrik Jan van Lummel werd geboren op 19
november 1815 te Amersfoort'. Zijn vader Hen- drik van Lummel was onderwijzer aan de Diaco- nieschool te Amersfoort, maar dit leverde niet genoeg op om zijn gezin te onderhouden, zodat hij daarnaast het beroep van huisschilder uitoefende. Hendrik Jan kreeg zijn lager onderwijs niet op de school van zijn vader, maar van meester Versloot, hoofdonderwijzer op de Departementale School van de Maatschappij tot nut van het Algemeen^. In zijn vrije tijd hielp hij zijn vader in de schilders- werkplaats en leerde daar een handvaardigheid die hem later nog goed van pas zou komen. Zijn ou- |
||||||||||||||
ders waren lid van de Nederlands I lervormde Kerk
zodat het niet verwonderlijk was dat de bijbel in het leven van Hendrik Jan een grote rol speelde. |
Hendrik Jan van Lummel
(J 815-1877). Portretfoto uit J. Kuyper (1904) p. 287. |
|||||||||||||
Na zijn lagere school ging hij doorleren met het
doel om later als zendeling te worden uitgezonden. Dit kwam er niet van, want toen Hendrik Jan 16 jaar was, overleed zijn vader
en werd van hem verwacht dat hij voor zijn moeder en zusters de kost ging verdienen. Hij wilde zelf de Diaconieschool van zijn vader voortzetten, maar daarvoor vond men hem nog te jong. Als ondermeester op de school van meester Schoenmakers te Amersfoort werd hij echter wel aangenomen. Daar- naast studeerde hij verder voor de akte van hoofdonderwijzer. Hij behaalde dit diploma met lof. In de vakken moderne talen en wiskunde blonk hij uit. |
||||||||||||||
*. L.M.J. de Keijzer is lid van de redactie en houdt zich intensief bezig met de geschiedenis en
archeologie van Houten. 1. J. Kuyper, Geschiedenis van het Christelijk Lager Onderwijs in Nederland,
Amsterdam 1904, p. 242. 2. F. Kalsbeek, J. Lens en J.B. Meijdam, Van strijd en zegen, Leiden, 1904, p. 571.
|
||||||||||||||
18
|
||||||||||||||
Onderwijzer te Houten
Op 27 juli 1840 - hij was toen 24 jaar - werd hij benoemd als hoofdonderwijzer
aan de Openbare School te Houten'. Deze school werd in de zxjmer door circa 100 en in de winter door ca. 200 kinderen bezocht. De leerplicht bestond toen nog niet. Met alle gebruikelijke bijbaantjes kwam Hendrik Jan op een salaris van circa ƒ 500,- per jaar. In datzelfde jaar huwde hij in Houten Maria Elizabeth Vergeer. Uit dit huwelijk werden in Houten vier kinderen geboren: Hendrik Bastiaan (30-11-1841), Elizabeth Margareta (19-11-1843), Komelis Adriaan (24-7- 1845) en Abraham Jan (13-7-1847). Het jonge echtpaar had het in de beginjaren financieel niet gemakkelijk. Een jaar na zijn huwelijk ging één van zijn vrienden failliet. Hij had zich voor / 500,- borg gesteld en moest dit bedrag van zijn salaris afbetalen^. Kort daarop kwam ook nog zijn moeder bij hem inwonen, zodat hij maar met moeite aan zijn financiële verplichtingen kon voldoen. Onderwijsvernieuwing
Toch liet hij het hoofd niet hangen, want al spoedig bleek dat de school in
Houten een heel bijzx)ndere onderwijzer had. Binnen korte tijd kwam het onderwijs op en zeer hoog peil te staan. Hij introduceerde een nieuwe vorm van lesgeven, waarmee ondermeer oude problemen minder werden. Hij stelde een drie-klassige indeling in waardoor hijzelf steeds één klas mondeling les kon geven, terwijl de andere klassen van de aspirant onderwijzer les kregen'. Ook de leerstof had hij aanmerkelijk uitgebreid met eigenhandig geschreven teksten en opdrachten. Een derde bijzonderheid van Van Lummel was het invoeren van het aanschouwelijk onderwijs. Dat was voordien niet alleen op de school in Houten, maar ook elders in ons land niet gebruikelijk*. In de klas hing een dorpsplat- tegrond en daarnaast een kaart van de provincie. Aan de wanden hing voorts een serie afbeeldingen van ambachten zoals de bakkerij, die hijzelf tekenende en schilderde. Hiermee konden de leerlingen niet alleen de gehele bakkerij, maar ook alle handelingen en het daarvoor nodige gereedschap leren kennen. |
||||||
3. Gemeentearchief Houten, Notulen van de vergadering van de Gemeenteraad 1828 - 1961 inv. nr. 3
4. Als noot 1, p. 243.
5. J. Visser, Hendrik Jan van Ltimmel als opvoeder en ondervnjs vernieuwer,
doctoraal scriptie Rijks Universiteit Utrecht, februari 1978, p. 5 6. Zie ook het artikel van Tijs van Ruiten 'De aardrijkskundige wandplaten van Nederland. Een
onderwijshistorische inleiding' in: Veranderend landschap. Opnieuw op reis met oude schoolplaten (onder redactie van H. Schuring e.a.) Drents Museum Assen, Nationaal Schoolmuseum Rotterdam en ANWB Den Haag, 1992. Deze publikatie verscheen ter gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling die nog te zien is in Enschede (Museum Jannink: t/m half januari 1994) en in Baam (Kasteel Groeneveld: begin januari tot eind mei 1994). 19
|
||||||
Schoolwandplaat 'De bakkerij' geschilderd door H.J. van Lummel omstreeks 1845.
Plaat 1 nr. XI, nieuwe reeks, uitgegeven door Keminck en y.oon te Utrecht. Foto: Peter Koch.
Toen op 23 augustus 1857 geschiedenis als een verplicht vak werd ingesteld, ging
men de schoolwandkaarlen en platen van Van Lummel algemeen waarderen. In 1867 werden voor het eerst zijn schoolwandplaten bij de firma Kemink en Zn. te Utrecht gedrukt. De litho's werden vervaardigd door de bekende firma Treslong en Co. te Amsterdam. De schoolwandplaat had hiermee zijn intrede gedaan. Pas later verschenen de produkten van beroepskunstenaars als: J.W. de Jong, H. Wagenvoorst, J.H. Isings en C. Jetses. Maar Van Lummels school- wandplaten waren rond 1930 nog in veel schoolklassen te vinden. Positie in Houten
Ondanks de waardering voor zijn grote inzet had Van Lummel het in Houten
niet gemakkelijk. Zo was het voor hem als protestant moeilijk een openbare school te leiden, waar hij zich in geloofszaken niet mocht uitspreken en zich neutraal moest opstellen. Hij ondervond veel onbegrip van ds Hellendoom, omdat hij op de school de psalmen niet uitlegde en van pastoor Robert omdat |
|||||
20
|
|||||
hij te veel op de protestantse wijze liet zingen. Burgemeester van Raven nam
hem kwalijk dat hij als notulist van het waterschap om opslag had gevraagd. Buiten de schooltijden nam Van Lummel aktief deel aan het kerkelijk leven. Hij schilderde ondermeer in de Nederlandse Hervormde Kerk de, toen nog aanwezi- ge maar verbleekte rouwborden met de wapens van de adellijke families die in de kerk waren begraven. Ook was hij voorzanger in die zelfde kerk en kon men altijd een beroep op hem doen'. Er bestond bij hem een zekere onrust, toen in 1848 sprake was van de oprichting van een R.K. school te Houten. Omdat veel van zijn leerlingen katholiek waren en zijn inkomsten voor en deel werden bepaald uit de schoolgelden besloot Van Lummel uit te zien naar een school met meer zekerheid'. Ook wilde hij zijn protestantse overtuiging meer uitdragen. Veel moeite heeft hij daar niet voor hoeven doen. De meeste schoolbesturen in de provincie wisten dat er in Houten een onderwijzer voor de klas stond, die zijn tijd ver vooruit was. De Diaconieschool in Utrecht
In 1845 werd onder leiding van mr. C.W. Baron van Boetselaar en mr. A.J. van
Beeck Calkoen in Utrecht aan de Springweg de vierde diaconieschool opgericht. Dit was een Hervormde school waar kinderen van onvermogende ouders les kregen'. Deze school werd door de diaconie en uit giften betaald; overheidsgel- den kwamen er niet aan te pas. Alleen Openbare scholen werden toen nog door de overheid gesubsidieerd. Aan deze school werd H.J. van Lummel in september 1848 als hoofdonderwijzer benoemd. Het schoolbestuur had bepaald geen slechte keuze gedaan! Bijna 30 jaar heeft hij daar zijn beste krachten gegeven. Bij zijn komst telde de school circa 200 leerlingen en onder zijn leiding groeide de school uit tot 1200 k 1300 leerlingen'". Er was een tekort aan protestantse onderwijzers. Om hierin te voorzien werd onder leiding van Van Lummel op 2 februari 1857 aan de diaconieschool een klas toegevoegd voor de opleiding van onderwijzers. Van deze opleidingsklas, die ruim 20 jaar aan de school verbonden was, behaalden 148 leerlingen hun onderwijsakten. Op 22 juli 1869 werd de school een Stichting, die de naam kreeg 'Mamixstichting'. In deze periode schreef Van Lummel vele artikelen in tijdschriften en school-
boekjes en heeft hij zijn schoolwandplaten uitgebreid met een serie bijbelse |
||||||
7. Als noot 5, p. 6
8. D. Wouters en W.J. Visser, Geschiedenis van de opvoeding van het onderwijs,
Groningen, 1926. 9. H. Reinders, Met het oog op de heer, (150 jaar Mamixstichting), Biinnik, 1991.
10. zie noot 2, p. 578.
n
|
||||||
voorstellingen. Daarnaast vervulde hij in het onderwijs nog talrijke bestuursfunc-
ties. Vanwege zijn vele verdiensten, publikaties en lezingen heeft de maatschappij van Letterkunde hem tot lid benoemd". Op 18 september 1877 is Van Lummel aan een ongeneeslijke ziekte overleden. Hij is begraven op de Algemene Begraaf- plaats te Utrecht. Van Lummel als auteur van historische romans
De bekendheid die Van Lummel tijdens zijn leven had, bleef lot lang na zijn
dood bestaan. Niet alleen vanwege zijn onderwijsvernieuwing werd hij bekend, maar ook als auteur van drie geïllustreerde historische romans, boeken, waarin hij de komst van de hervorming in de stad Utrecht in de jaren 1566 - 1578 beschrijft'^. Zijn eerste boek De Smidsgezel verscheen in 1866, de twee volgende De Bijlhou-
wer en De Ilopmansvrouw in 1876. Boeken die vooral in protestantse kringen maar ook daarbuiten zeer populair waren. Hoe groot de belangstelling voor deze boeken was blijkt wel uit het gegeven dat nog tijdens zijn leven, in 1876 de vijfde druk verscheen. In het voorwoord schrijft hij: 'Men bedenke dat ik dit werk ook geschreven heb
voor jonge lieden die om de gewichtige geschiedenis van voor 300 jaar nog eens in het geheugen te brengen'. In 1904 verschijnt de zesde druk, en nog in 1940 werden deze historische romans
als trilogie bij Bosch en Keuning N.V. te Baarn onder de titel Siorm over het Sticht opnieuw uitgegeven. Uit de inhoud van deze boeken blijkt dat Van Lummel een grote kennis heeft
gehad van de geschiedenis van de hervorming, geplaatst in het alledaagse leven van die tijd. Hij geeft een nauwkeurige beschrijving van personen, beroepen en straten in de toenmalige stad Utrecht en omliggende dorpen. De bekende Bimnikse schrijfster van historische romans Thea Beekman heeft de
boeken van Van Lummel gelezen met veel respect voor zijn werk. Ook zij schreef over deze geschiedenis". |
|||||
11. als noot 2, p. 574 /
12. ais noot 2.
13. De val van de Vredenborch, Rotterdam, 1988 (eerste uitgave).
22
|
|||||
Illustratie uit 'De Smidsgezel', 5e druk. Een groep Utrechters op weg naar Culemborg
voor het bijwonen van een preek. Onderweg, terwijl ze uitrusten op het landgoed Wulven, krijgen ze bezoek van twee ruiters, Jhr. Hendrik van Brederode, heer van Vianen en Jhr Jan van Renesse, heer van Wulven. Korte inhoud van de historische romans
In De Smidsgezel is Aart Cozijnse de hoofdpersoon die bij zijn vader Egbert
Cozijnsc in de smederij 'De Ploegschaar' op de hoek van de Lange Smeestraat en de Oudegracht in de leer was. Het was een vroom katholiek gezin, maar als in 1566 Aart naar Amsterdam is geweest en daar kennis heeft gemaakt met de I lervorming verandert er veel in het gezin Cozijnse. Zo ook voor Jonkheer Van Renesse, een Utrechts edelman die de nieuwe leer had aangenomen. In de werkplaats van zijn vader maakte Van Renesse kennis met Aart en nodigde hem uit om met hem naar een preek in IJsselstein te gaan luisteren. Niet alleen Van Renesse, maar ook andere edelen als Van den Bongaard, Van Vronestein, Uteneng, Van Zuilen van Neyeveld en zelfs de domheer Cornelis van Nijenrode sloten zich daarbij aan, maar het moest toen nog wel in het geheim. Hierin kwam verandering toen Graaf Floris van Kuilenberg, zijn stad aan de geuzen af- stond, en men daar vrij naar de predikaties kon gaan luisteren. Zo vertrok op 29 |
|||||
23
|
|||||
juli 1566 onder leidirig van Aart Cozijnse een groep van twintig personen vanuit
Utrecht om in 'Kuilenburg' naar een preek te gaan luisteren van een zekere Gerardus die daar als voorganger was aangesteld. De stoet vertrok vanuit Utrecht over het Houtense pad, en om niet op te vallen
ging men vervolgens over de stille wegen van Heemstede, Wulven via de Houtense Wetering richting Schonauwen. En vandaar over de hoofdweg over Schalkwijk naar Culemborg. Toen de stoet door Schalkwijk trok, riepen de bewoners: 'daar gaan de ketters!' Nadat ze in Culemborg in de Grote Kerk naar de preek van Gerardus hadden geluisterd ontstond de wens dat men zo'n dienst spoedig ook in Utrecht wilde houden. Om niet op te vallen koos men een andere route naar Utrecht terug, via de
Lekdijk en Dwarsdijk. In Dwarsdijk ten zuiden van Cothen werden ze in een klooster met een list toch gevangen genomen'^. Doch ze wisten te ontsnappen en kwamen laat in de avond, nadat de Stadspoort al was gesloten weer in Utrecht aan. Met behulp van een bootje wisten ze via de Oudegracht, zij hel zeer laat, toch behouden thuis te komen. Op 8 augustus 1566 vindt er in Utrecht een preek in de openlucht plaats, met
veel mensen uit de omliggende dorpen, zoals Jutphaas, de Bilt enzovoort. Ook de smid Egbert, zijn vrouw Machield en de vader en moeder van Aart zijn nu overtuigd en sluiten zich aan bij de hervorming. Zijn tweede boek De Bijlhouwer is een vervolg op De Smidsgezel. De hoofdperso-
nenen zijn hier Gerard Baal van beroep bijlhouwer en lid van het gilde, en zijn vrouw Maria. Ook de knechten in de werkplaats van Baal waar meubels worden gemaakt, zijn in hel verhaal opgenomen. In dit boek wordt de beeldenstorm in de Geertekerk met alles wat daar aan vooraf ging beschreven. Op 27 augustus 1566 kregen de inwoners van de Stad Utrecht die tot de hervorming waren overgegaan, van Burgemeester ter Bol de Jacobikerk toegewezen voor het houden van kerkdiensten. Dirk Cater was er de eerste dominee. In zijn derde boek De Hopmansvrouw zijn we tien jaar verder in de lijd (1577)
en gaal de schrijver terug naar de smederij van Aart Cozijnse. Zijn vader Egbert Cozijnse is intussen overleden en Aart heeft de smederij overgenomen. Hij is inmiddels getrouwd met een zekere Ina en ze hebben drie kinderen. Op een avond werd er aan de deur geklopt en er dient zich een oude bekende van Aart |
||||||
14. Hier ging Van Lummel met zijn fantasie te ver. Wij weten dat in Dwarsdijk nooit een klooster,
maar een kapel heeft gestaan. 24
|
||||||
aan. Zijn naam is De Bruin, een mon-
nik uit het klooster aan de Dwarsdijk, die is overgegaan naar de hervorming. |
||||||||||||||||||
In een gesprek met De Bruin doet
|
H. J.VAN LUMMEL
|
|||||||||||||||||
Aan verslag van wat er in de tien jaar
sinds ze elkaar hebben gezien heeft plaats gevonden. Zo vertelt hij onder- meer dat het bezit van de Jacobikerk door de hervormden slechts acht dagen heeft geduurd, waarna ze op bevel van de landvoogd de kerk weer aan de Rooms Katholieken moesten terug geven. En, dat sinds die tijd de |
||||||||||||||||||
DE
HOPMANSVROÜW |
||||||||||||||||||
preken plaats vonden bij mensen aan
huis. |
||||||||||||||||||
Maar de hoofdrol in dit boek speelt
de hopmansvrouw Catharina van Leemputte. De inwoners van de stad Utrecht, met name zij die de kant van de hervorming hadden gekozen, on- dervonden veel weerstand van de |
||||||||||||||||||
Spanjaarden. De Spanjaarden waren
gelegerd in kasteel Vredenbrug en maakten vandaar uit de stad onveilig. |
Voorkant boekband van 'De Hopmans-
vrouw', 5de druk, uitgave D. Bolle, Rotterdam, z.j. |
|||||||||||||||||
Bij verzet vonden beschietingen
plaats. Het kasteel Vredenburg, ook wel een dwangburg genoemd, was een gevangenis waar vele inwoners van de
stad in de strijd voor de vrijheid en de hervorming waren opgesloten en omkwa- men. Om de reden werd onder aanvoering van Aart Cozijnse, Baal en anderen naar mogelijkheden gezocht de Spanjaarden te verdrijven, hetgeen lukt. Hopman van Leemputte en zijn vrouw Catharina spelen hierbij een grote rol. Op 11 februari 1577 des namiddags om drie uur verlaten de Spanjaarden het kasteel en de Stad Utrecht en vertrekken richting Breda. Vredenburg wordt bezet door onder anderen hopman Van Leemputte en vele andere strijdbare mannen en leden van de Utrechtse gilden. Men vreesde dat de rust die er toen heerste maar tijdelijk zou zijn, want er was grote kans dat de Spanjaarden terug zouden komen om hun kanonnen op te halen die ze hadden achtergelaten. Als de soldaten eenmaal weer in het kasteel terug waren zouden ze weer blijven, dacht men. Er was maar éën oplossing: het kasteel onbruikbaar maken. Op 2 |
||||||||||||||||||
25
|
||||||||||||||||||
mei 1577 toen de geruchten de ronde deden dat de Spanjaarden in aantocht
waren, trok een grote menigte vanaf het Janskerkhof gewapend met houwelen en sloophamers richting Vredenburg. De menigte werd aangevoerd door Catharina van Leemputte en haar dienstbode Bertha. Bij het kasteel aangekomen ontstond er twijfel over het wel of niet slopen. Maar dan stapt Catharina naar voren en begint als eerste met haar houweel op de deur van de hoofdingang te beuken, zodat de stukken in het rond vliegen. Dit was het sein voor de menigte om met de sloop van het kasteel door te gaan. Catharina van Leemputte, een vrouw had de aanzet gegeven, mannen zouden dit werk afmaken. De dagen maar ook de nachten die daarop volgen wordt er door gewerkt tot dat het kasteel zodanig vernield was en herstel onmogelijk was geworden. Met de val van het kasteel was de vrijheid voor de inwoners van de stad verzekerd en stond niets meer de hervorming in de weg. In deze trant schreef H.J. van Lummel in zijn trilogie over de woelige tijden in
het zestiende-eeuwse Utrecht. En ik denk dat hij door het noemen van van de namen van bekende personen, straten en gebouwen en geloofszaken de geschie- denis voor de lezer van zijn tijd heel duidelijk overbracht. Ook nu nog zijn deze boeken het mijns inziens waard om gelezen te worden! |
|||||||
/
/ |
|||||||
26
|
|||||||
Lijst van predikanten
van de Nederlandse Hervormde gemeente te Houten
Leen de Keijzer
Al vele jaren ben ik bezig met de geschiedenis van de Hervormde kerk aan het
Plein in Houten. Van de redactie kreeg ik het verzoek om dit onderzoek te bewerken tot een deel in de Historische Reeks Kromme-Rijngebied. De lijst van predikanten is daaruit een deelstudie. Het onderzoek naar de predikanten wordt gedaan samen met Henk Reinders. Als standaardbronnen zijn gebruikt een lijst met predikanten en ambtsdragen uit het archief van de NH gemeente lïouten dat berust in het Rijksarchief te Utrecht, Van Alphens Nieuw Kerkelijk Handboek (waarvan in de vorige en deze eeuw jaarlijks een exemplaar uitkwam, de serie stopte onlangs) en de naamlijst van predikanten die De Regt in de jaren dertig van deze eeuw voor Utrecht opmaakte (deze bron is niet altijd betrouwbaar). Waar andere bronnen zijn gebruikt is dat in een noot vermeld. Aanvullingen van lezers (portretafbeeldingen!) zijn van harte welkom. 1596-1597 Abraham
Op 24 januari 1596 is op het stadhuis te Utrecht opgetekend het
huwelijk van Abraham die daarna als predikant is vertrokken naar Houtend 1598-1611 Floris Gerrits van Ens^
Hij is in 1612 vertrokken naar Vleuten.
1612-1619 Adolph Spicerus, ook wel: Ipiserius (tl619)
Rond 1600 kandidaat te Zeist. Was in 1612 gedeputeerde van de
Utrechtse synode en in 1618 lid van de synode der contra-remon- stranten. Overleden circa 1619. 1619-1624 Cooradus Sagelus
1624-1625 Daniel Costerus, ook wel: Kosterus (tl651)'
Als proponent beroepen uit Zeeland naar Houten. Werd in 1620 lid
van de Classis, en neemt in 1625 de legerdienst te land en te water |
|||||||
1. Bijdragen en mededelingen van het Historisch Genootschap WHhh.. 20^
2. Rijksarchief in Utrecht (RAU), archief Staten van Utrecht nr. 249.9
3. RAU, archief Hofman
|
|||||||
w
|
|||||||
waar (vermoedelijk als legerpredikant.)
Gaat in 1645 met emeritaat. 1646-1649 Johannes Cupius (t 1672)
1643 ingeschreven als student te Utrecht
samen met Rutgerus Coesvelt, die naar Bunnik ging. Cupius werd als propo- nent beroepen in Houten in 1646. Hij vertrok op 4 maart 1649 naar Ameron- gen, en op 4 september 1654 naar Rhe- nen, waar hij later overleed. 1649-1696 Isaak Schut
Als proponent beroepen in 1649. Ver-
trok in 1696 naar Utrecht, mogelijk op het moment dat hij met emeritaat ging. |
|||||||||
1696-1698 Georgius Bol(c)k (tl700)
|
Comelis Kuyck van Mierop
|
||||||||
Als proponent beroepen in 1696. Zijn
naam staat samen met die van Jaspar
van Lijnden, schout van Houten, boven de sierrand van de torenklok,
anno 1697. In 1698 is hij vertrokken naar Montfoort.
Hij is overleden op 28 mei 1700.
1699-1704 Theodorus U(b)bink (tl709)
Op 20 april 1699 beroepen. In 1704 is hij vertrokken naar Over- schie, in 1709 naar Alkmaar, waar hij nog het zelfde jaar overleed. 1704-1706 Cornelis Cuyck (ook wel: Kuyck) van
Mierop of Nierop (tl718) Geboren te Jafnapatnam (Ceylon), op 31 augustus 1704 beroepen. In 1706 is hij vertrokken naar Nijmegen, in 1709 naar 's-Gravenhage, aldaar overleden op 6-9- 1718. 1706-1709 Cornelis Houthof (1683-1752)
Geboren te Rotterdam 19-12-1683. Hij
kwam op 12 december 1706 naar Hou- ten. Hij vertrok in 1709 naar Haast- recht, 1713 naar Oudewater, 1713 Dor- drecht, 1719 Amsterdam, waar hij ook bibliothecaris was. Overleden te Am- Comelis Houthof |
|||||||||
28
|
|||||||||
sterdam op 22-4-1752.
1710-1743 Nicolaas Cornelis Crollius (1687-1743)
Geboren 7-1-1687. Deed zijn intrede op 31 augustus 1710, overleden
te Houten op 22 december 1743. Zijn grafsteen ligt voor in de kerk naast de kansel, met als opschrift: 'Nicolaas Cornelis Crollius in leven predikant te Houten, gestorven 22 december 1743, oud 56 jaar.' De steen heeft een familiewapen: boven een ster, beneden een halve maan. 1745-1783 Cornelis Verlaan (1711-1787)
Geboren in juli 1711. Deed zijn intrede op 18 juli 1745 en ging in
1783 met emeritaat. 1783-1785 Slephanus Munteodam (1758-1849)
Hij was de zoon van Johannes Muntendam en Antoinette Uil den
Boomgaard. I lij werd geboren 26 mei en gedoopt te Schalkwijk op 28 mei 1758, waar zijn vader Johannes Muntendam predikant was van 1756-1796. Stephanus Muntendam vertrok in 1785 naar Ilpendam, 1787 Muiden, 1807 Enkhuizen. Daar met emeritaat in 1837 en overleden op 16 oktober 1849. Ook zijn zoon Johannes (1796-1859) was predikant. 1786-1788 Hendrik Lastdrager (1762-1831)
Geboren te Amsterdam op 22-10-1762, als kandidaat bevestigd te
Houten 29-1-1786, vertrokken naar 't Woud 1788, Koog a/d Zaan 1789, Willemstad 1793, Mijdrecht 1810, Etten & de Hoeve 1819,
Abts en Simontskerke 1822, Ellewoutsdijk 1825, overleden 14-1-1831. 1788-1790 Hendrik Zadelhof (1763-1833)^
Kandidaat te Houten 14-12-1788, vertrokken naar Beets bij Hoorn,
1790, Aalsmeer 1798, Goedereede 1803, Werkendam 1807, overleden
25-4-1833 Waalwijk. 1790-1811 Jan Rensen
Hij heeft in Houten een zeer moeilijke periode gekend^. Dit was
voornamelijk het gevolg van de nieuwe regels van de Bataafse vrij- heid, in de strijd om het bezit van het kerkgebouw tussen de Ned. Hervormden en de Rooms Katholieken. Dat de kerk aan de Her- vormden is gebleven is vooral aan hem te danken. Hij trad in 1811 uit en vertrok naar Amsterdam, waar zijn broer woonde. |
|||||||
4. RAU, archief Ned. Herv. Gemeente te Houten nr. 7 ambtsdragers
5. RAU, archief Ned. Herv. Gemeente te Houten, Geschillen
|
|||||||
n
|
|||||||
1811-1820 Mattheus van Veen (tl824)
8-10-1806 in Utrecht ingeschreven als student theologie*. Hij kwam
op 27 oktober 1811 naar Houten, en vertrok in maart 1820 naar Jisp. Overleden 8-10-1824. 1821-1827 Reinier Ilellendoorn (1796-1843)
Geboren te Zwolle op 6-8-1796. Student theologie Utrecht 26-8-1814.
Hij deed zijn intrede in Houten op 9 september 1821, en vertrok op 21 oktober 1827 naar Lexmond, Hilversum 1830, Hij overleed 24-12- 1843. 1828-1864 Hendrik Vermeer (1796-1876)
Kandidaat Zuid-Holland 1823, bevestigd Ommeren 1824. Hij kwam
op 2 maart 1828 van Ommeren naar Houten. Hij ging op 5 juni 1864 met emeritaat. De Ned. Hervormde kerk bezit een zilveren avond- smaalbeker waarop staat 'Ter gedachtenis aan hare beminde leeraar H. Vermeer 6 juni 1849'. Overleden 20-1-1876. 1865-1871 Willem J. Oudegeest Jr. (1840-1928)
Geboren te Schipluiden, kandidaat 1864. Hij deed zijn intrede in
Houten op 23 april 1865, en vertrok op 29 oktober 1871 naar Vlij- men. Vught 1881, Emeritus 1905. Hij overleed op 14^6-1928 ie Nijme- gen. 1873-1878 Willem Briël (1848-1920)
Geboren 14 juli 1848 te De Meern. Student theologie Utrecht 25-9-
1865. Kandidaat Gelderland 1872, Be- vestigd als predikant te Houten op 27 april 1873. Hij vertrok op 17 maart 1878 naar Voorthuizen, op 19 oktober 1890 naar Leiden. Hij vierde op 27 april 1913 zijn 40-jarig jubileum. Emeritus 1916, Overleden te Leiden 23-1-1920. 1878-1884 Cornelis Beets (1854-1914)
Geboren te Heemstede 22-3-1854 als
zoon van de bekende schrijver Ds. Nicolaas Beets (schuilnaam: Hildebrand). Student theologie Utrecht 24-6-1872. Hij deed zijn intrede in Hou- ten op 22 augustus 1878. Hij vertrok op ij/ r -t |
|||||
6. Album Studiosorum Utrecht.
|
|||||
30
|
|||||
Arnhem 1889. Overleden te
|
|||||||||||
15 februari 1884 naar Rijswijk (Gld)
Arnhem 4-7-1914. 1885-1890 Dr. Hendrik Iluibert Meulenbelt
(1859-1939) Geboren te Rotterdam 4-3-1859. Student
theologie Utrecht, 26-10-1878, kandidaat Zuid-Holland, 1884. Hij deed zijn intre- de op 12 juli 1885. Baarn 1890, Oos- terhout 1923, Emeritus, 1926. 1890-1918 Klaas Arie de Groot (1861-1918)
Geboren te Naaldwijk 31-12-1861, kan-
didaat Gelderland 1890. Hij deed als proponent op 24 augustus 1890 zijn intrede in Houten. Hij is overleden 10 maart 1918 te Houten en aldaar begraven op de Algemene begraafplaats. 1920-1928 Pietcr Kuylman (1866-1963)
Geboren 17-11-1866 te Harderwijk. Stu-
deerde van 1887-1890 theologie in Utrecht, kandidaat Friesland, 1891. Bunnik 1891', Oud-Alblas, 1895, Zeg- veld 1899, Barneveld 1903, Oosterwolde 1904, Lunteren 1913, 14-3-1920 Houten, 28-10-1928 Doornspijk, Eemnes Binnen 1932, Emeritus 1935, 97 jaar oud overle- den te Hilversum, 1963. 1930-1941 JacobG. Dekking (1857)
Geboren te Utrecht, 30-4-1857. Hij
kwam op 18 mei 1930 van Resteren naar Houten en ging op 1 juli 1941 met emeritaat. 1942-1945 Matheus Lekkerkerker
Hij kwam in 1942 van Oosterwolde
naar Houten en vertrok in 1945. |
|||||||||||
H.H. Meulenbelt
|
|||||||||||
Pieter Kuylman (Eig: NH
gemeente Bunnik, reproduc- tie Arie van der Gaag) |
|||||||||||
7. Zie: Henk Reinders, De Oude Dorpskerk te Bunnik, uit het verleden van een
gebouw en een gemeente (uitgave Hervormde Kerkvoogdij, Bunnik, 1988, p. 75. |
|||||||||||
n
|
|||||||||||
1948-1949 Hendrik Arie Leenman
Hij kwam op 14 maart 1948 van IJssel-
muiden naar Houten en vertrok op 28
februari 1949 naar Bleskensgraaf.
1951-1953 Willem Lambertus Mulder Op 8 april 1951 kwam hij van Maar-
tensdijk naar Houten, en ging op 1 mei 1953 met emeritaat.
1954-1959 Bastiaan J. Zaal Hij kwam op 28 november 1954 van
Wijngaarden (Z-H) naar Houten en
vertrok op 12 april 1959 naar Nieuwe
Tonge (Z-H).
1960-1970 Sijmen de Jong |
|||||||||
Hij kwam op 12 oktober 1960 uit Mole-
|
Jacob G. Dekking
|
||||||||
naarsgraaf naar Houten en vertrok op
15 april 1970 naar Ouddorp (Z-H).
1973-1982 Jan van der Haar Hij kwam in mei 1973 van Achterberg naar Houten. Hij ging op 18
mei 1982 met emeritaat.
1983- Anne C. Rijken Hij kwam op 5 oktober 1983 van Hedel (Gelderland) naar Houten.
|
|||||||||
32
|
|||||||||
Varia
sloop oude II. Barbarakerk te Bunnik
Deze zomer is zonder veel ophef de oude katholieke kerk (Schoudermantel 47)
in Bunnik gesloopt. Deze kerk werd gebouwd door P.Kusters in 1845 naar het ontwerp van architect W.J.Vogelpoel uit Utrecht en was een zeldzaam voorbeeld van 19de-eeuwse neo-gotiek binnen de gemeente Bunnik. Een vergroting vond plaats in 1885, naar het ontwerp van architect L.C.I lezemans, die in die tijd ook werkzaam was als restauratiearchitect van de St.Jan te 's I lertogenbosch. Deze kerk die de opvolger was van een schuilkerk uit 1718 bleef tot oktober 1940 voor kerkdiensten in gebruik, toen de nieuwe I I.Barbarakerk, hoek Stations- weg/Julianalaan werd ingewijd. Tot aan de afbraak heeft de oude kerk, waarvan de klokketoren inmiddels was afgebroken, dienst gedaan als koelhuis voor appels en peren van de firma De Jong. Het gebouw ging enigszins schuil achter loodsen, maar toch was het voor de wandelaar langs de Kromme Rijn of fietser langs de provinciale weg van Bunnik naar Odijk nog altijd goed herkenbaar en intrigerend om naar te kijken. Bij de vier jaar geleden uitgevoerde Monumenten- Inventarisatie van de Provincie Utrecht (MIP) - zie: Saskia van Ginkel-Meester, Bunnik, Geschiedenis en architectuur (Zeist 1989) p. 227-229 met een oude en meer recente afbeelding - kreeg het gebouw drie sterren, hetgeen staat voor 'pand met monumentale waarde'. Het is jammer dat dit monument verloren ging. Marijke Donkersloot-de Vrij
150 jaar spoorwegen in Bunnik
Van half december '93 tot half januari '94 is hierover in het gemeentehuis van
Bunnik tijdens kantooruren een tentoonstelling te zien, ingericht door een groep onder leiding van Henk Reinders. In december 1843 was de aanleg van de rails van de 'Rhijnspoorweg' door Bunnik gereed. Alle facetten die met deze ingrij- pende wijziging in het landschap gepaard gingen, komen aan de orde. Op 18 januari 1994 is er een lezing in de Witte Huisjes te Bunnik over 150 jaar spoorwegen. Die avond is de tentoonstelling nog te zien. De Witte Huisjes liggen naast het gemeentehuis. Let op de convocatie van het bestuur! Opgraving te Houten
Bij boerderij Pelixhoeve aan de Koedijk 2 te Houten, wordt momenteel een
opgraving verricht naar de middeleeuwse voorganger van de huidige, uit 1892 daterende, boerderij. Deze vooi^anger stond niet op dezelfde plaats als de huidige, maar dwars erop. De fundamenten liggen onder de tuin achter de boerderij en vallen deels binnen het gebied dat binnenkort bebouwd gaat worden in het kader van het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein 'Het Rondeel'. 33
|
||||
Reden om voor deze bouwactiviteit uit een opgraving te verrichten. Deze wordt
uitgevoerd door de gemeente Houten in samenwerking met de archeologische werkgroep en enkele vrijwilligers. Aan de hand van de vondsten van aardewerk is vast komen te staan dat er al vanaf de 14de eeuw op deze plek een boerderij heeft gestaan. Van deze vroegste bewoning zijn nog geen bouwsporen gevonden; wel zijn er funderingen van een kelder uit de 17de eeuw te voorschijn gekomen en een latere uitbreiding van de boerderij uit de 18de eeuw. In enkele sloten die in de directe omgeving van de boerderij lagen zijn grote hoeveelheden aardewerk gevonden met name uit de 17de en 18de eeuw. liet onderzoek zal vermoedelijk in december worden afgerond. Otto Wttewaall.
Opgraving ROB in Wijk bij Duurstede.
Donderdag 23 september bracht de redactie van Tussen Rijn en Lek een bezoek
aan het 1800 m^ grote opgravingsterrein op de hoek van de Steenstraat en de Zandweg in Wijk bij Duurstede. Direct voorafgaand aan de bouw van een Albert I leijn-supermarkt verrichtte de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemon- derzoek (ROB) hier in amper zes weken tijd een intensief archeologisch onder- zoek. Onder leiding van de veldtechnicus R.E. I.utter is het in drie stroken verdeelde terrein met behulp van een speciaal vcxjr dit doel ontwikkelde machinale schaaf tot op zo'n vier meter diepte laag voor laag afgegraven. Uit het gecompliceerde patroon van kuilen, greppels en putten, dat minutieus in kaart is gebracht, kwam een huisplattegrond te voorschijn. Daarmee werden eerdere onderzoeksresultaten over de lokatie van de haven en de agrarische nederzetting van het vroegmiddeleeuwse Dorestad bevestigd. Het Albert Ileijnterrein behoort tot het agrarische gedeelte van Dorestad, dat bestond uit rijen grote houten boerderijen die loodrecht met hun lengte-as op de verder oostwaarts gelegen (Kromme) Rijn hebben gestaan. De losse archeologische vondsten overtroffen de verwachtingen. Hoewel veel van de kuilen al bij de 19de-eeuwse bottengravcrijen onder handen bleken genomen, werd toch nog veel huisraad uit vier eeuwen bewoning vanaf de 7de-8ste eeuw aangetroffen. Interessant zijn ondermeer een betrekkelijk gave, enigszins versierde I'atinger kan uit de negende eeuw en een kleine broche met crucifix van circa 1000. Het gevonden materiaal is direct op de ROB-werkplaats in De Geer gewassen en genummerd. Definitieve conclusies kunnen overigens eerst getrokken worden wanneer de verzamelde gegevens, vondsten en werktekeningen, door professor W.A. van Es zijn uitgewerkt. Na deze korte opgravingscampagne vlakbij de Wijkse binnenstad, bereidt de ROB zich voor op een tweejarig bodemonderzoek in het nieuwbouwplan De Geer, aan de noordkant van de Romeinenbaan. Ria van der Eerden-Vonk
|
||||
34
|
||||
Aanvulling begraafplaatsen
Van dr. ir. J.P. van Es uit Wijk bij Duurstede ontvingen wij een aanvulling op
de lijst met begraafplaatsen (zie: Tussen Rijn en Lek, 1992 nr 4). De heer Van Es attendeert ons op een tikfout. Er is geen verloren kerkhof aan de Achterdijk van Houten maar aan de Achterdijk van Werkhoven (herkenbaar aan de erop geplante bomen). Onder het gedenkteken op Beverweert voor een (Franstalige Canadese) piloot ligt geen graf. De piloot is begraven op de begraafplaats aan de Leemkolkweg. Dit is geen Algemene maar een Hervormde begraafplaats. Het stoffelijk overschot is -als hij goed is geïnformeerd- na de oorlog in Canada herbegraven. De RK begraafplaats aan de Steenstraat te Wijk bij Duurstede is wel gesloten maar niet geruimd. Tenslotte maakt hij ons attent op de merkwaar- dige oude kruisvormige grafsteen te Werkhoven op het erf van de boerderij van Vernooij, Katteveld aan de Herenstraat. Cursus lokale en regionale geschiedenis
De Stichting Siichtse Geschiedenis organiseert begin 1994 een introductiecursus
voor mensen met belangstelling voor lokale en regionale geschiedenis , die echter geen of weinig ervaring hebben met het verrichten van onderzoek en het werken met archiefstukken. In de cursus wordt een beeld gegeven van hoe u een literatuur- en archiefonderzoek opzet, waar u de gezochte informatie kunt vinden, hoe u daarmee moet omgaan en hoe u tenslotte de verzamelde onder- zoeksgegevens in de vorm van een artikel of lezing kunt presenteren. De lessen zullen vooral praktisch gericht zijn, waarbij u ook enkele opdrachten moet vervullen. De cursus wordt op 5 maandagavonden vanaf 19.30 tot 21.30 gegeven in het stadskantoor van Wijk bij Duurstede. De cursus start op 24 januari en eindigt op 21 maart. De docenten zijn: Fred Vogelzang, Piet 't Hart, Monique de Boer en Ria van der Eerden. De kosten bedragen f75,-. U kunt zich opgeven of nadere informatie vragen bij: Fred Vogelzang, Stichting Stichtse Geschiedenis, Mariaplaats 23, 3511 LK Utrecht, tel. 030-343880. Cursus schrijven van een historisch artikel
Voor mensen die regelmatig in historische tijdschriften publiceren of dat graag
willen doen, vindt in de periode januari-maart 1994 een schrijfcursus plaats.De bedoeling van de cursus is de deelnemers intensief te begeleiden bij het schrijven van een historisch artikel. De opzet is dat de cursist eigen onder7X)eksmateriaal bewerkt tot een artikel voor een historisch tijdschrift en tijdens dit proces aanwijzingen krijgt over stijl, spelling, zins- en alinea-opbouw, duidelijkheid en begrijpelijkheid. De cursus start op dinsdag 18 januari 1994. Het cursusgeld bedraagt ƒ 120,- Voor meer informatie en opgave kimt U contact opnemen met: Stichting Stichtse Geschiedenis, Mariaplaats 23, 3511 LK Utrecht (030-343880). 35
|
||||
Tussen Rijn en l.ek, tijdschrift voor de geschiedenis van het Kromme-
Rijngebied Het Kromme-Rijngebied omvat Bunnik, Colhen, 't Goy, Houten, Langbroek, Odijk, Schalkwijk, Tuil
en 't Waal, Vechten en Wijk bij Duurslede. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Redactiecommissie: Y.M. Donkerslool-de Vrij, Odijk; M.A. van der I'.erden-
Vonk, Wijk bij Duurstede; L.M.J. de Keij/er, Houten; H. Rcinders, Bunnik; O.J. Wttewaall, 't (ïoy. F.releden: A. Graafhuis, Utrecht en G. de Nie, Schalkwijk. Eindredactie en redactie-adres: Postbus 83, 396Ü BB Wijk bij Duurslede, lel.
03435-72444 (Mw. v.d. Lerden). uitgave van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek'
Secretariaat/Ledenadministratie:
H.J.J. Stcenman, Kalvcrhoevc 18, 3992 N/ Houten, lel. 03403-74644.
Public Relations en informatie over lezingen: mw K. van der Wiele-
Pasterkamp, Herenstraat 113, 3985 R'I' Werkhoven, tel. 03437-1274.
Lidmaatschap van de vereniging, levens abonnement op dit lijdschrift:
ƒ35 per jaar (sludenien en scholieren: ƒ 20), over ie maken op rekeningnummer
32.98.07.498. ten name van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek' bij de
Rabobank te Houten (postrekening van de bank: 214585).
Losse nummers van dit tijdschrift: ƒ 10,- excl. portokosten.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||