Van de redactie
Een nieuwe naam en een nieuwe vorm!
Na 28 jaar Tussen Rijn en Lek heeft de redactie besloten het tijdschrift om te dopen in Het
Kromme-Rijngebied. Daarmee wordt het deel van de provincie Utrecht waarmee we ons bezighouden beter en duidelijker aangegeven. Wij rekenen daartoe het gebied aan weerszijden van de Kromme Rijn tussen de Utrechtse Heuvelrug en Vaartse Rijn/Lek-kanaal. Vooral sinds de jaren '70 is de benaming 'Kromme-Rijngebied' voor deze streek een begrip geworden. De verenigingsnaam blijft overigens ongewijzigd, zoals uit de ondertitel blijkt. Ook het uiterlijk van het blad is veranderd: het grotere formaat, de nieuwe omslag en de opmaak in twee kolommen moeten het een volwassener en modemer aanzien geven. Elke jaargang krijgt een eigen afbeelding op de omslag. Themanummers krijgen zo mogelijk een aparte illustratie. De bladzijden worden voortaan per jaargang genummerd en jaarlijks ver- schijnt (voor de inbinders) een cumulatieve inhoudsopgave en index. Het is misschien even wennen, maar wij hopen dat u met ons van mening zult zijn dat het tijdschrift in zijn nieuwe gedaante aantrekkelijker geworden is. Afgezien van de gebruikelijke jaarverslagen van de vereniging, is dit eerste nummer van 1995
geheel gewijd aan de Tweede Wereldoorlog. De redactie wil op deze manier haar steentje bijdragen aan de herdenking van de bevrijding, vijftig jaar geleden. |
||||
Zeven oorlogsmonumenten in het
Kromme-Rij ngebied |
|||||||||
Rob van Olderen
|
|||||||||
oprichting, de plaats van oprichting en het
monument in hun onderlinge samenhang en ten derde het monument op zichzelf wat betreft de kunstzinnige vormgeving en de architectonische creatie. De verschillende meningen van de leden over de monumenten leverden interessante discus- sies op. Verdeeldheid ontstond er bijvoor- beeld over de plek voor een monument in De Bilt, dat tenslotte werd gesitueerd op de op- rijlaan naar het gemeentehuis Jagtlust. Veel reacties ontlokte ook het monument in het Walkartpark te Zeist. In de houding en de blik van de mannenfiguur zou het bewustzijn en het vertrouwen in de toekomst ontbreken. Het monument is echter wel geplaatst, nadat een eerder ontwerp was afgekeurd. De omgeving van een monument was voor de Provinciale Commissie een zeer belangrijk punt. Zo stuitte het plan om in Doom het monument te plaatsen nabij de N-H kerk op grote bezwaren, omdat het niet zou opvallen tegen de achtergrond van de kerk. De meeste monumenten staan opgesteld in ' een plantsoen of pcrkje. Ministeriële bemoeienis
In 1947 schreef de minister van OKW een
prijsvraag uit voor beeldhouwers. De op- dracht luidde een ontwerp te maken voor een gelijkvomiig gedenkteken, dat overal in Nederland geplaatst zou moeten worden op de plekken waar mensen waren gefusilleerd. Intussen waren er op verschillende plaatsen echter al monumenten opgericht. De minister durfde het niet aan deze te laten verwijderen of aan te vullen met het winnende ontwerp. De gemeenten ontvingen daarop een enquêtc- fomiulier met de vraag of men de plaatsing van een uniform gedenkteken zou willen bevorderen. Van de 940 gemeenten in Nederland waren er slechts 30 die dit wilden. Het plan verdween zodoende in de ijskast. Het is slechts tweemaal voorgekomen dat de minister zich persoonlijk bemoeide met een |
|||||||||
Spontaan opgerichte gedenktekens
Na de Tweede Wereldoorlog volgde er een
periode waarin de Nederlandse bevolking hard aan de slag ging met de wederopbouw van het land. Dat hield echter niet in dat de verschrikkelijke tijd van de bezetting werd vergeten. Veel mensen die een naaste hadden verloren, wilden deze juist eren en herden- ken. Zo ontstonden er vanaf mei 1945 overal spontaan opgerichte gedenktekens. Deze 'wildgroei' was organisaties als de Kring van Beeldhouwers en de Grote Advies Commissie der Illegaliteit een doom in het oog. Ze eisten van de minister van Onder- wijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW) dat er op dit gebied regels zouden worden vast- gesteld. De Kring gaf wel al advies aan de plaatselijke oprichtingscomités bij het kiezen van een ontwerper. Tevens probeerde men te streven naar eenheid in stijl van de monu- menten. De betrokken minister, J.J. Gielen, besloot in 1946 tot het instellen van een Centrale Commissie en elf Provinciale Com- missies voor de oorlogs- en vredesgedenkte- kens. Hierna was het oprichten van een oor- logsmonument slechts mogelijk na ministeri- ele goedkeuring. Provinciale Utrechtse Commissie
De Provinciale Utrechtse Commissie bestond
uit zes leden waaronder architecten en beel- dende kunstenaars, te weten de heren De Bruyn, Van Heukelom, Rietveld, Sluiter, Strijt en Wezelaar. Hun taak was tweeledig. Indien een afkeurend advies aan de minister werd uitgebracht, dan was plaatsing van het gedenkteken uitgesloten. Daarnaast konden de oprichters ook bijgestaan worden in hun plannen. Door de regeling zorgde de Provin- ciale Coinmissie ervoor dat de opdrachten in handen kwamen van leden van de Kring van Beeldhouwers, die tijdens de oorlog nauwe- lijks werk hadden gekregen. De commissie had rekening te houden met een drietal punten, namelijk: de plaats van |
|||||||||
Recentelijk (juli 1994) is er een monument
van beeldend kunstenaar Armando geplaatst bij het viaduct over de A28. Het betreft een veertien meter hoge bronzen ladder die een gedachtenvlucht symboliseert. In 1995 wordt er waarschijnlijk op het Raadhuisplein van Mijdrecht een gedenkteken opgericht voor een joodse familie waarvan drie gezinsleden in Auschwitz zijn omgekomen. Ook in Houten zal een nieuw monument worden geplaatst. Oorlogsgedenktekens vinden we vaak op het
graf van een gesneuvelde (Langbroek, N-H begraafplaats). In enkele gevallen op begraaf- plaatsen, zoals de Grebbeberg en de begraaf- plaats Rusthof in Leusden. Zij kunnen op plekken staan waar iemand is omgekomen (Werkhoven, Laan van Beverweerd) of bij gebouwen waar mensen zijn gefusilleerd (Bunnik, Fort Rhijnauwen), op locaties die geassocieerd worden met een dramatische ge- beurtenis of de verzetsdaad van een bevol- kingsgroep (Wijk bij Duurstede, Wijkersloot 7-7a). Het overgrote deel van de oorlogsmo- numenten staat echter op een representatieve plek: bij een gemeentehuis, bij een kerk, op een kruispunt of in een plantsoen. Ze komen voor in verschillende gedaanten; een eenvou- dig kruis, een zuil of obelisk, een naald, een plaquette, een beeld, een muurwerk, gedenk- steen, gcdenkbank of glas-in-lood-raam. Symboliek
Oorlogsmonumenten bezitten een traditionele,
herkenbare symboliek. Als gedenkteken wordt het kruis als teken van lijden en over- wiimen gebruikt. De gedenknaald of obelisk is een symbool voor standvastigheid en deugd, de zuil is het symbool voor het einde van het aardse leven. Behalve het kruis is voor grafmonumenten de liggende of staande gedenkplaat gebruikelijk. Voorts zien we de gedenkmuur als specifiek oorlogssymbool voor de cxecutieplaats, soms opgesierd met bloemperken als afscheidingselement. De beelden zijn altijd symbolisch van aard. Behalve het beeld van Koningin Wilhelmina in Utrecht wordt nooit een concrete persoon verbeeld, maar de symboliek van het verzet: de vrede, de bevrijding, de toekomst, de ach- terblijvers, de man voor het cxecutiepeloton. |
||||||||
monument in de provincie Utrecht. In 1953
betrof dat het ontwerp voor een gedenkteken bij kamp Amersfoort. De toenmalige minister Cals verleende de vergurming aarzelend, omdat het monument binnen een aantal maanden geplaatst zou moeten worden. De minister was hierover ter zeerste ontstemd. Hij was van mening dat het ontwerp veran- derd zou zijn, als er meer tijd voor was uitgetrokken. De tweede keer dat de minister ingreep, was
in de gemeente Doom. Een burger had eigenhandig op het monument aan de Rijks- straatweg vier gedenkplaten aangebracht. De namen van de personen hadden volstrekt niets met elkaar of het monument te maken. Op last van de minister werden deze dan ook verwijderd. 123 Oorlogsmonumenten
In de provincie Utrecht bevinden zich mo-
menteel 123 oorlogsmonumenten. |
||||||||
Het monument voor verzetsman 'Piet de Springer' in
Nederlaiigbroek (foto H.N. Bol, provincie Utrecht, 1994) |
||||||||
Wereldoorlog waren er Duitsers op Rhijnau-
wen gelegerd. Zij legden voor hun activitei- ten de Rhijnauwenselaan aan, de weg tussen Provinciale weg en Rhijnauwen. Verzetsstrij- ders uit heel Nederland en België die door de Duitsers waren opgepakt, werden vaak naar Utrecht gebracht' Daar werden zij 'veroordeeld' tot de dood-
straf. In de gevangenis aan de Gansstraat in Utrecht wachtten zij om overgebracht te worden naar Fort Rhijnauwen voor de vol- trekking van het vonnis. Voorop reed de auto met de ter dood veroordeelden. Daarachter de vrachtauto van de Duitsgezinde begrafenison- dernemer met de doodskisten. Onder de veroordeelden bevonden zich ook Belgische verzetsmensen. Op de fusilladeplek werd in 1946 een muurtje geplaatst met |
||||||||
Met allerlei symbolen worden deze verduide-
lijkt: de bezetter wordt uitgebeeld door de Duitse adelaar; het verzet heeft soms een banderol als symbool voor het koerierswerk of wordt als illegale werker in een overall uitgebeeld; de Nederlandse soldaat wordt aangeduid met een helm, zwaard en palmtak; de overwinnaar wordt vooral als de godin Victoria met de palmtak voorgesteld; de be- vrijding door een vrouwenfiguur die haar ketens verbreekt of door een stervende figuur die bevrijd wordt van de aardse banden. De urn is het symbool voor dood en rouw. De duif als vredcssymbool en de leeuw als nationaal symbool zijn de bekendste dieremo- tieven. De hond wordt afgebeeld als de trouwe kameraad en de slang als het kwaad van de bezetter. Ook aan het materiaal en de kleur werd een symbolische betekenis toege- kend: graniet stond voor de hardheid van het verzet tegenover de zachtheid van het om- ringende groen, glas voor zuiverheid en witte natuursteen voor onschuld en zwarte letters voor rouw. Teksten
Behalve de namen van de gevallenen en de
jaartallen '1940-1945' zijn de volgende tek- sten het meest gebruikt: 'Aan hen die vielen', 'Gedenk hen die vielen voor uw vrijheid', 'Zij gaven hun leven voor de vrijheid en voor de toekomst onzer kinderen' en 'Opdat wij nooit vergeten'. Bij de oudere gedenktekens komen teksten voor als: 'Voor God, voor Volk, voor Koningin', regels uit het Wilhelmus ('Den Vaderlant getrouwe / Blijf ick tot inden doot'), 'Men moet God meer gehoorzaam zijn dan de mensen' of een tekst als: 'Vader vergeef het hun'. Bij recentere beelden vinden we een tekst als 'Herdenk-bezin-wces waak- zaam'. Dichtregels komen minder vaak voor omdat de Provinciale Commissie dat niet wilde: het beeld moest voor zichzelf spreken. Bunnik, P'ort Rhijnauwen,
Vossegatsedijk Het in 1870 gebouwde vestingwerk op het
landgoed Rhijnauwen is het grootste fort van Nederland. Het vormt een onderdeel van de Hollandse Waterlinie. In 1940 bleek de defensieve waarde nihil. Tijdens de Tweede |
||||||||
Het herdenkingsmuurtje met 'Opdat wij nooit vergeten' op
Fort Rhijnauwen in Bunnik (foto H.N. Bol, Provincie Utrecht, 1994) daarop de tekst 'opdat wij nooit vergeten'. De
Stichting Herdenkingsmonument Rhijnauwen heeft 51 namen kunnen achterhalen van op het fort gefusilleerde personen. Het juiste aantal personen is nooit achterhaald, omdat het archief van de begrafenisondernemer direct na de oorlog verloren is gegaan. De namen zijn op zeven gedenkstenen aange- bracht. Op het middenveld, waar het mo- nument is gesitueerd, stonden zes palen waar de executies hebben plaatsgevonden. In 1985 is er, op initiatief van J.A. den Ouden, een klok bijgeplaatst, afkomstig uit de gesloopte Utrechtse Lucaskerk. De klok staat op een betonnen sokkel die in 1939 was gestort voor |
||||||||
een aggregaat. De klok werd betaald door
een anonieme inwoner van Burmik. De Stichting Herdenkingsmonument Rhijnau- wen zorgt voor het algehele onderhoud en organiseert de jaarlijkse dodenherdenking voor de gemeente Bunnik, waarbij ook Belgische nabestaanden aanwezig zijn. In 1980 werd door verschillende verzetsorganisaties met steun van de Rotary- club in Bunnik, het monument gerestaureerd en ter bescherming tegen het wild omgeven met een hek, afkomstig van de vroegere Van Scypestein-kazeme te Utrecht. Langbroek, Nederlands-Hervormde be-
graafplaats De Arnhemse beeldhouwer J.H. van Zweden
vervaardigde een monument voor de verzets- man 'Piet de Springer'. Het stelt een mannen- en vrouwenfiguur voor, die schouder aan schouder staan en dezelfde kant uit kijken. De man heeft een zwaard in de hand. Beiden stralen één en al onverzettelijkheid uit. Op de voorzijde van de sokkel is de fakkel van het verzet ingebeiteld, met de tekst 'Den vijand wcderstaan 1940-1945'. Verder treft men op de sokkel de tekst aan: 'Men moet God meer gehoorzaam zijn dan de mensen' en de dichtregels: 'Dit is de roem der Partizanen te strijden, de uitkomst ongeteld, niet deinzend voor het dichtst geweld noch zijn miljoenen onderdanen'. Het in 1948 onthulde monu- ment, is zowel een herdenkings- als een grafmonument. Piet de Springer, pseudoniem voor Jan de
Bloois, werd op 23 oktober 1916 in Maasland geboren. In 1943 vertrok hij naar Engeland, waai hij opgeleid werd als agent van het Bureau Inlichtingen. De hier opgeleide agenten kregen een speciale opdracht, waar- mee ze naar de bezette gebieden terugkeer- den. Van september tot december 1944 was hij
werkzaam in Langbroek als koerier, verbin- dingsman en codist. Talloze geallieerde piloten danken hun leven aan hem, omdat hij hen door bezet gebied heeft geloodst. Op 30 december 1944 kwam hij om het leven, nadat hij geprobeerd had om aan de Duitsers te ontsnappen. In de buis onder het zadel van zijn fiets bevonden zich enkele belangrijke |
||||||||
telegrammen die niet in handen van de
bezetter mochten komen. Piet de Springer wilde onder geen enkele voorwaarde in handen van de Duitsers vallen, omdat hij te veel namen van verzetsmensen wist. Op zijn graf bevindt zich een memorial plaque. Dergelijke gedenkplaten werden door Engelse piloten die veilig naar hun land waren terug- gekeerd, aangeboden aan verzetsmensen, of hun nabestaanden, die de nodige steun had- den verleend. Schalkwijk, Jonkheer Ramweg
In 1948 werd door het plaatselijk comité aan
de oostgevel van het transformatorstation annex bushalte een kruisvormige gedenkplaat aangebracht. De hoofdgedachte wordt gesym- boliseerd door een maagd die een krans legt voor de gevallenen, terwijl de brandende fakkel de hoop op een betere toekomst uitdrukt. Oorspronkelijk zou er een gedenk- steen op een gemetselde muur worden ge- plaatst, maar de Provinciale Commissie keurde een gedenksteen naast een trafohuisje af. Zodoende werd de gedenkplaat aange- bracht op het transformatorstation. Het ontwerp voor de plaquette was van de beeld- houwer W. van Kuilenburg. Het idee achter dit monument was, volgens het comité, om 'de oorlog aan de vergetelheid te onttrekken, opdat de namen van de vier gevallen inwoners van Schalkwijk blijven voortleven en hun daden tot in verre nage |
||||||||
De Schalkwijkse gedenkplaat (foto H.N. Bol, Provincie
Utrecht, 1994) |
||||||||
slachten blijven spreken'. Het gaat om de
volgende personen: J. van Dijk, S. Copier, M. ten Holder en G. Hulshof. Jan van Dijk sneuvelde op 6 mei 1945 terwijl hij als lid van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten een Duitse militair opspoorde. Swerus Copier overleed op 25 augustus 1945 bij een ontploffing op Fort Honswijk van een landmijn, die door een gedetineerde werd ge- demonteerd. Michaël ten Holder is omgeko- men in het concentratiekamp Neuengamme, nadat hij als verzetsman in Oost-Brabant door de Duitsers was gearresteerd. Gerrit Hulshof tenslotte werd weggevoerd door de Duitsers, omdat hij joodse echtparen onderdak had verleend. Op 22 maart 1945 kwam hij in het Duitse plaatsje Versen om het leven. Het is uiterst tragisch dat het verraad waarschijnlijk door een van deze joodse echtparen was gepleegd. Werkhoven, Laan van Beverweerd
In de ochtend van 25 februari 1945 stortte
een vliegtuig (Hawker Tempest 5 E J 775) van de Royal Air Force (RAF) neer in een weiland langs de Laan van Beverweerd. Dit is thans nog te zien aan de twee dunnere bomen langs de laan. De bedoeling van de piloot was om het vliegtuig te laten landen in een weiland. Het was op de terugweg van een bombardementsvlucht boven Duitsland getroffen door luchtafweergeschut. De piloot, Flight Lieutenant Regis Charles Deleuzc, overleed in de armen van gravin Zu Gastel 1 Castell, bewoonster van kasteel Beverweerd. De benedenverdieping van dit kasteel was door de Duitsers ingericht als commandopost. Toen het vliegtuig was neergestort, hebben zij de nog levende piloot uit het vliegtuig gehaald en zijn papieren verbrand. De iden- tificatie vond later plaats aan de hand van het gebit door een vertegenwoordiger van de RAF en het Franse Rode Kruis, waarna de piloot begraven werd in Werkhoven. Deze begrafenis vond plaats in het bijzijn van zijn moeder, een detachement van de RAF en de burgemeester van Werkhoven. Veel later heeft de familie hem doen opgraven en vervoerd naar Evere bij Brussel, waar zijn grootouders woonden. Daar werd hij begraven op het militaire ge- |
||||||
Het monument voor de omgekomen piloot in Werlshoven
(dia M. Donkersl(X)t-de Vrij, 1994) deelte van de begraafplaats.In 1945 werd op
de plaats van de crash een houten kruis ge- plaatst op initiatief van de gemeenten Werkhoven en Dricbergen-Rijsenburg. Daarna werd in 1946 het huidige model geplaatst, dat in 1968 werd vervangen door een marmeren kruis. Op dit kruis stond de naam van de piloot echter verkeerd gespeld. In 1990 is daarom een nieuw kruis geplaatst. Ditmaal werd hetzelfde model als in 1946 gekozen, voorzien van de tekst 'Per adua ad astra' (Door lijden tot verblijden). Het ont- werp is van A. Hillebrand. Initiatiefneemster voor de oprichting was mevrouw Van den Brink-Jager uit Veenendaal, die sinds haar jeugd onderzoek doet naar de herkomst van de omgekomen vlieger. De gedenksteen wordt door haar onderhouden en vier maal per jaar bezoekt zij de steen. Op 4 mei 1995 zullen naar alle waarschijn- lijkheid een aantal collega's van de omgeko- men piloot (501-squadron) bij de herdenking aanwezig zijn. |
||||||
Wijk bij Duurstede, Singel
In september 1947 werd ter herinnering aan
de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog een gedenkteken onthuld in een klein bloem- perk aan de Lange Singel. Het monument beeldt twee hoofden van jonge mannen uit, waarvan ieder een andere richting uitkijkt. Op de circa twee meter hoge bakstenen sokkel staat een tekst van Jan H. de Groot: 'Laat hen. Niemand heeft meerder lief dan hij, die 't eigen leven stelt voor zijn vrinden. Zij gaven hun jong hart voor u voor mij, opdat wij vrede en vrijheid zouden vinden'. Het ontwerp is van de Amsterdamse oud- verzetsstrijder Hubert van Lith. De gelaatsuit- drukkingen symboliseren enerzijds de periode van droefheid en lijden van het Nederlandse volk en anderzijds de ernstige en krachtige wil om de ellende te boven te komen. Het monument is opgericht voor Jantjen Jan van Nijendaal (geboren 13 juni 1926), gefusil- leerd te Amsterdam op 30 januari 1945 naar aanleiding van de aanslag op Rauter en begraven op het ere-kerkhof te Bloemendaal, en voor Comelis Anthonius van Rijn |
(geboren 16 oktober 1916), gefusilleerd te
Loosdrecht op 20 maart 1945, na een gevan- genschap in kamp Amersfoort en begraven op de Rooms-Katholieke begraafplaats te Wijk bij Duurstede. Het initiatief voor de oprichting ging uit van een plaatselijk comité, bestaande uit overlevenden van de LO-KP groep Wijk bij Duurstede. De onthulling vond plaats door A.J.J. van Bemmel. Wijk bij Duurstede, Wijkersloot 7-7a
Rechts van de erker in de noordoostgevel van boerderij 'De Vogelpoel' is een gevelsteen geplaatst ter herinnering aan het verblijf van onderduikers op de hofstede in 1944-1945. Centraal in de voorstelling staat Maria als beschermster die het kwaad, gesymboliseerd door een slang, vertrapt. Rechtsonder wordt een boerenechtpaar met een knielend meisje afgebeeld, linksonder zijn drie verzetsmensen met een radio bezig, terwijl linksboven een vredesduif op aarde neerdaalt. Verder wordt het streekeigene agrarisch bedrijf gesymboli- seerd. De maker van de plaquette is tot nog toe onbekend. Het is een persoonlijk ge- schenk uit vermoedelijk 1947 van de oud- burgemeester van Wijk, A. (Naud) J.M. van der Ven, die hier met zijn vrouw en dochter ondergedoken zat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde de eigenaar en bewo- ner van 'De Vogelpoel', A.J.J. van Bemmel, een centrale rol in het plaatselijke verzet. Op de boerderij verbleven verschillende onder- duikers en Engelse piloten en ook waren er radiozenders en munitie ondergebracht. Wijk bij Duurstede, Steenstraat
Bij de ingang van de algemene begraafplaats
aan de Steenstraat werd op 24 september 1994 een gedenkplaat onthuld voor zeven Engelse Airbome militairen. Deze militairen verloren hun leven tijdens de slag om Arnhem, waarna hun lichamen aanspoelden in de uiterwaarden van Wijk bij Duurstede. De volgorde van de graven op de algemene begraafplaats is bepaald door het tijdstip waarop de lijken geborgen en begraven konden worden. De door de Wijkse kunste- naar Stef Stokhof de Jong vervaardigde hardstenen gedenkplaat bevat in het Nederlands en Engels de tekst: 'Op dit kerk |
|||||||
Het monument aan de Singel in Wijle bij Duurstede
(foto H.N. Bol, Provincie Utrecht, 1994). |
||||||||
De gevelsteen in boerderij De Vogelpoel in Wijk op een tekening door J.R. van Nijendaal uit 1947 (orgineel 34 x 44
cm.; Gemeente Wijk bij Duursiedc, Collectie Hijmans; foto H.N. Eïol, Provincie Utrecht, 1995) |
||||||||||||
hof rusten de stoffelijke resten van 7 Britse
militairen van de 1ste Airbome Divisie. In de herfst van 1944 gaven zij hun leven om Nederland te bevrijden van de nazi-tyrannie'. Verder staan er de namen : Ronald Ditch, Harold Godwin, John Walters en Gordon Wright. De anderen zijn tot nu toe onbekend gebleven. De gedenkplaat is onthuld door de nabestaanden van de parachutist Gordon Wright. R. van Olderen is werkzaam hij de provincie
Utrecht als adjunct-archivaris voor het semi- statisch archief. Hij is één van de auteurs van het op 9 maart 1995 gepresenteerde deeltje in de Stichtse monumenten reeks over oorlogsmonumenten. |
- Gemeente Wijk bij Duurstede, Gemeentearchief 1851-
1970, ongeinventariseerd. - 1. van Beuzekom, R. Blijdenstijn, R. vaii Olderen,
Oorlogsmonumenten. Utrecht, 1995 (Stichtse monumen- ten reeks). - R. Blijdenstijn, 1'rafohuisjes. Utrecht, 1993 (Stichtse
monumenten reeks). - L. Caspcrs, Luizen in de pels; Verzet op de Utrechtse
Heuvelrug 1940-1945. Leersum, 1991. - L. Caspers, Ixinghroek in de '1'weede Wereldoorlog.
Z.pl 1989. - A. van der Gaag, Fort bij Rijnauwen. Bunnik, 1990.
- F. Gaasbeek, M. Kooiman, B. Olde Meierink, Wijk hij
Duurstede. Geschiedenis en architectuur. Zeist, 1991 (Monumenten-inventarisatie provincie Utrecht). - Z.n., Drie dorpen, Bunnik, Odijk en Werkhoven
1949- 1945. Bunnik 1980 (Culturele Raad). - Doornse Courant, 2 oktober 1948.
- Trefpunt, 27 april 1988, 3 mei 1988, 19 en 26 april
1989, 28 april 1993. - Utrechts Nieuwsblad, 10 juli 1947, 1 mei 1994.
- Wijksche Courant, 27 september en 4 oktober 1947.
|
|||||||||||
Bronnen en literatuur
- Provincie Utrecht, Archief van de Provinciale Commis-
sie voor oorlogs- en vredesgedenktckcns in de provincie Utrecht, 1, 2, 18, 20, 41. - Particulier Archief van Mw Van den Brink-Jager,
Veenendaal. |
||||||||||||
Noot
1. Zie het artikel van A. van der Gaag elders in dit
tijdschrift. |
||||||||||||
'In gedachten steeds bij U'
Leen de Keijzer
Kort nadat op 10 mei 1940 het Duitse leger
ons land binnenviel, week de koninklijke familie naar Engeland uit. Koningin Wilhel- mina bleef daar, Prinses Juliana, Prins Bem- hard en de Prinsessen Beatrix en Irene gingen verder naar Canada. In de zomer van 1940 werd in Londen een regering in ballingschap gevormd met als Minister-president P.S. Gerbrandy. Dit kabinet benoemde in augustus 1940 vier in Engeland woonachtige Neder-
|
|||||||||||
-^^"^«^^^$4/
|
|||||||||||
landse kunstschilders tot 'oorlogskunstenaars',
om de gebeurtenissen tijdens de oorlog vast te leggen. Het waren: F.H. van Hengelaar, Cor Visser, W.A. Oepts en Anton van Anrooij. Van deze vier kreeg Cor Visser in 1941 de opdracht om als eerste een portret
van Koningin Wilhelmina in ballingschap te maken. Het werd een litho, waarvan op 31 augustus 1941, haar 61ste verjaardag, een aantal reprodukties boven ons land werd uitgestrooid. Van deze afdrukken heb ik er twee in mijn bezit met een verschillend onderschrift: een met een gelukswens aan de koningin die eindigt met 'Nederland zal her- rijzen' en rechts het nr. 729, en één met een wat grotere afbeelding van de koningin en het onderschrift 'In gedachten steeds bij U Wilhelmina 31 augustus 1941' en rechtsonder het nr. 729/a. Op de achterkanten van beide pamfletten staan afbeeldingen van het ko- ninklijk gezin in Canada met het onderschrift 'Zoolang Oranje leeft kan Nederland niet ondergaan'. Tijdens de oorlog 1940-1945 zijn door de
geallieerde luchtmacht nog vele duizenden andere pamfletten boven Nederland uitge- strooid. Ze hadden tot doel de Nederlanders op de hoogte te houden van de activiteiten van de geallieerden tegen de Duitsers. In 1944-45 neemt het aantal pamfletten toe, met uitvoerige vermelding van de Duitse verlie- zen en de heroveringen door de geallieerde legers vanuit Frankrijk en België, die uitein- delijk zouden leiden tot de bevrijding van ons land. Bekende pamfletten uit deze laatste periode waren 'De Wervelwind' en 'De |
Het pamflet met het portret van Wilhelmina en 'In
gedachten steeds bij U' (origineel 27x21 cm., Collectie auteur) Vliegende Hollander', die in 1944-45 weke-
lijks werd uitgeworpen. Bij deze pamfletten waren er ook die in het Duits uitweidden over de verliezen van het Duitse leger, met als doel het ondermijnen van de moraal van de vijandelijke soldaten. Uiteraard verspreid- de ook de Duitse propagandadienst pamflet- ten, zoals 'Groeten uit Engeland' met berich- ten die suggereerden dat zelfs het koninklijke gezin de Nederlanders in de steek had gela- ten. Onder de kop 'Voor allen die hun land verraden' zou Prins Bemhard gezegd hebben, 'Waar ik het goed heb is mijn vaderland'. Het is jammer dat er zo weinig pamfletten bewaard zijn gebleven. Dat komt omdat het verboden lectuur was, uiteraard met uitzonde- ring van de Duitse propaganda. Werden bij huiszoeking pamfletten gevonden, dan ging het gezinshoofd op transport naar een con- centratiekamp. Dat was ook de reden dat mijn moeder, telkens wanneer ze ontdekte waar ik de pamfletten, die ik in de directe omgeving van ons huis aan de Houtense Binnenweg vond, verstopt had, ze in de haardkachel liet verdwijnen! Van de 40 a 50 exemplaren die ik opraapte, heb ik er tien weten te redden, waaronder de beide met de Wilhehnina-portretten. L.M.J. de Keijzer houdt zich als amateur-
historicus en -archeoloog vooral bezig met zijn woonplaats Houten. |
||||||||||
Herdenkingsmonument Rhijnauwen
|
|||||||||
Arie van der Gaag
|
|||||||||
Frankrijk (Limoux) naar Spanje liep^ Daar-
naast bood deze ondergrondse organisatie hulp aan ontsnapte krijgsgevangenen en hield zich bezig met spionage en sabotage. Na samenvoeging met de verzetsgroep van Alphons Smeets" werd het kasteel van Raphaël graaf de Liederkerke de Pailhe' in Eijsden de uitvalbasis van de zogeheten Rcnkinroute. Deze liep van Eijsden via Luik naar Heer-Agimont en vandaar naar Bern en Bordeaux. Honderden krijgsgevangenen en geallieerde piloten kregen de kans deze ont- snappingsroute te volgen. In 1941 kwam Nic Erkens'' uit Maastricht de gelederen versterken. Erkens was bezig met de vorming van een verzetsbataljon, toen in bloembollenloodsen in Hillegom de daarvoor bestemde uniformen en levensmiddelen wer- den ontdekt. De verantwoordelijke leiders werden terechtgesteld. Bij het uitstippelen van een ontsnappingsroute voor de achter- volgde verzetsgroep, kwam Nic Erkens in kontakt met Arthur Renkin die hem spontaan hulp bood. In het begin van 1942 kreeg deze verzetscoalitie er nog een partner bij: de Belgische spionage-groep Clarence. Besloten werd nauw te gaan samenwerken om onder andere het spionagenet van Jules Gbffin^ in Nederland uit te bouwen. Contra-spionage
Aan de kant van de bezetter zat men echter
ook niet stil. In juli 1942 kwam de marine- contraspionagedienst van Wilheltnshaven de verzetscoalitie op het spoor. Vertrouwens- mannen van deze dienst, zich voordoend als geallieerde piloten, penetreerden in de organi- satie en wisten het vertrouwen van de leiders te winnen. De deknaam van het sinistere spel dat de Duitse contraspionage opzette was het Hannibalspiel". Hannibal was de schertsnaam van Oberleutnant Ulrich Schwartz uit Bre- men. Hij was een van de marine-officieren die de rapporten van de Vertrouwensmannen (V-manner) evalueerde. Als hij dronken was, dweepte hij tot vervelens toe met de Car- |
|||||||||
Van 1942 tot 1945 werd het fort bij Rijnau-
wen (gemeente Buimik) door de Duitse be- zetter gebruikt voor het fusilleren van een groot aantal Nederlandse en Belgische ver- zetsstrijders. In afwachting van de voltrekking van het
vonnis verbleven de gevangenen onder andere in de gevangenissen aan het Wolven- plein en in de Gansstraat in Utrecht. Een eenvoudige herdenkingsplaat links naast de ingang van de gevangenis aan de Gansstraat verwijst hiernaar. De ter dood veroordeelden werden 's morgens
in alle vroegte gewekt. Een gehandschoende Hauptman, gevolgd door twee officieren, trad de cellen binnen en deelde hen mee dat de gratieverzoeken waren verworpen. Zij kregen pen en papier voor een afscheidsbrief. Daarna reed om zes uur een kolonne met gevange- nenwagens, manschappenwagens en een vrachtwagen met doodkisten naar de fusilla- deplaats op het fortterrein. Geboeid werden ze naar de executiepalen geleid, kregen een zwarte blinddoek om en werden geëxecu- teerd. Door een begrafenisondernemer werden de lijken gekist en afgevoerd naar een onbekende begraafplaats of crematorium. Tot dusver zijn 51 namen achterhaald (zie de lijst)', maar vermoed wordt dat enige honder- den mannen zijn gefusilleerd. Het onderzoek naar de namen van de andere slachtoffers is nog gaande, maar wordt ernstig bemoeilijkt doordat het archief van de begrafenisonderne- mer na de oorlog verloren is gegaan^ Begin van het verzet
Kort na de capitulatie van Nederland en
België werd Arthur Renkin leider van de Luikse kern van de Belgische verzetsgroep Luc. Deze verzetsgroep was genoemd naar de zoon van Georges Leclercq, een functionars van het ministerie van justitie te Brussel. Nadat zijn zoon Lucien in november 1940 gesneuveld was, zwoor Georges Leclercq wraak te zullen nemen. De verzetsgroep formeerde een ontsnappingslijn die via |
|||||||||
10
|
|||||||||
thaagse veldheer Hannibal, die met olifanten
de Alpen was overgetrokken. Marine-officie- ren en hun 'madelieven' noemden hem daar- om spottend Hannibal en het spel dat hij regisseerde het Harmibalspiel. Het spel eindigde in de herfst van 1942 met de arre- statie van 80 verzetsmensen. Hiervan werden er elf op 9 oktober 1943 op het fort bij Rijnauwen gefusilleerd. |
onderhoud van het monument. Toen hem dat
in 1979 teveel werd nam hij contact op met de Rotary-club Burmik. Leden hiervan, onder anderen de heren Oost, De Langen en Stuij, zorgden nadien samen voor het onderhoud. In 1980 werd door verschillende organisaties uit het oud-verzet met steun van de Rotary-club, het monument gerestaureerd en verfraaid met een smeedijzeren hekwerk afkomstig van de Van Seypestein-kazeme te Utrecht. De heer J.A.den Ouden, technicus bij de Utrechtse Kromhoutkazeme, heeft dit hek in de werk- plaats van de kazerne opgeknapt. Op 4 mei 1980 werd onder grote belangstel- ling van nabestaanden en familieleden van gefusilleerde Nederlandse en Belgische verzetsstrijders een stijlvolle herdenking gehouden. Stichting
Om dreigend verval van het monument te
voorkomen werd op 12 februari 1981, op initiatief van B.A. Verrips, B.J. Dutilh (als vertegenwoordiger van de nabestaanden), organisaties van het voormalig verzet en met steun van de plaatselijke Rotary, de Stichting Herdenkingsmonument Rhijnauwen opge- richt. Naast het organiseren van de herden- kingen heeft ze zich ook tot taak gesteld het navorsen van namen en gegevens van de op het fort gefusilleerde verzetsstrijders. Zo kon voor de herdenking in 1982 een drietal gedenkstenen worden geplaatst met 22 iiunid- dels achterhaalde namen. Eveneens werd tegenover het monument, op initiatief van Den Ouden, een klok geplaatst. De klok, afkomstig van de in 1984 gesloopte Utrechtse Lucaskerk, werd geschonken door een oud- Buimiker die anoniem wenst te blijven. Vanaf 4 mei 1985 wordt er jaarlijks een officiële dodenherdenking gehouden. Om 19.30 uur start, onder klokgelui, een stille tocht vanaf jeugdherberg Rhijnauwen naar het monument. De voorzitter van de Stichting Herdenkingsmonument Rhijnauwen spreekt een welkomstwoord en aansluitend houdt de burgemeester van de gemeente Burmik een korte toespraak. Na het dodenappèl en twee minuten stilte worden kransen gelegd bij het monument en tijdens het défilé kunnen er bloemen gelegd worden bij de gedenkstenen. |
||||||||
Herdenkingsmonument in verwaarkxjsde tocstajid (Collec-
tie auteur, foto uit 1972) Monument
Op 9 oktober 1946 onthulden Elisabeth
gravin de Liederkerke de Pailhc-dc Lichter- velde en Bertha Erkens-Hustinx binnen de wallen van het fort bij Rijnauwen een monu- ment op de plek, waar hun echtgenoten drie jaar tevoren voor een Duits vuurpeloton waren gevallen. Ruim 22 jaar later, op 23 februari 1969, werd
bij het monument door familie en genodigden een gedenksteen onthuld voor de gefusilleer- de verzetsman C.C. Dutilh". Vanaf 1952 was de heer B.A. Verrips, werk- zaam bij het Ministerie van Defensie in de Kromhoutkazeme belast met het verlenen van vergunningen voor het gebruik en/of het betreden van Rijkstcrreinen. Als mensen een gedenksteen wilden plaatsen moesten zij die zelf onderhouden. Daar kwam echter niet veel van terecht, omdat de nabestaanden meestal elders woonden. In de jaren 1950- 1980 zag het monument er eenvoudig uit. Het was gemarkeerd door enkele houten paaltjes en er was een vee-afrastering. In 1970 werd het fort buiten gebruik gesteld. Verrips bleef zorgen voor het noodzakelijke |
|||||||||
11
|
|||||||||
Monument met gedenkstenen en 51 namen van slachtoffers (foto auteur 1994)
|
||||||||
heid is er voor de genodigden een informeel
samenzijn. Voor nabestaanden is het fortter- rein van 15.00 tot 18.00 uur opengesteld. Oud-Natzwcilcrs
Sinds 1989 komen, jaarlijks op 15 oktober,
oud-Natzweilers en nabestaanden naar het fort bij Rijnauwen voor het bijwonen van een plechtige herdenking. Het concentratiekamp Natzweiler was één van de meest gevreesde kampen. Daar wer- den zogeheten 'Nacht und Nebel' gevangenen geconcentreerd, verzetsmensen uit West- Europa, die niet voor onmiddellijke executie in aanmerking kwamen, maar wel voorgoed moesten verdwijnen'". De overlevingskansen waren in dit kamp dan ook laag. Het kamp lag in de Vogezen, ten zuidwesten van Straatsburg. Het werd gebouwd in juni 1941 en bood plaats aan ruim duizend gevangenen, waaronder Fransen, Luxemburgers, Belgen, Nederlanders en Noren. Er hebben, voorzover dat te achterhalen is, in totaal ruim tweedui- zend Nederlanders gevangen gezeten, waar- van er circa vijhonderd in 1945 zijn terugge- keerd. In 1993 waren er nog ongeveer zeven- tig van dit aantal in leven. Van hen is onge- |
||||||||
Luidklok (foto auteur 1994)
Muziekvereniging Constantia uit Werkhoven
zorgt traditiegetrouw voor een passende muzikale omlijsting, waarbij ondermeer het Nederlandse en het Belgische volkslied worden gespeeld. Na afloop van de plechtig- |
||||||||
12
|
||||||||
veer driekwart invalide en/of psychisch
beschadigd. Al direct na de bevrijding werd op initiatief van enkele teruggekeerde oud- gevangenen van Natzweiler een reünie georganiseerd, waarmee een traditie werd gestart die tot op heden heeft standgehouden. Het bestuur van de Stichting Vriendenkring van Oud-Natzweilers heeft jarenlang uitge- zien naar een locatie waar zij op gepaste wijze jaarlijks hun om het leven gekomen verzetsstrijders konden eren. De Stichting Herdenkingsmonument Rhijnau- wen biedt hun thans die mogelijkheid. Ter gelegenheid van de herdenking '50 jaar
bevrijding' vindt in mei in het gemeentehuis te Bunnik een tentoonstelling plaats, waarbij ook het herdenkingsmonument Rhijnauwen aandacht zal krijgen. S.A. van der Gaag is bestuurslid van de
Stichting Herdenkingsmonument Rhijnauwen en één van de vrijwilligers die rondleidingen houdt op het fort hij Rijnauwen. Van zijn hand verscheen Fort bij Rijnauwen. Middel- punt van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Bunnik, 1990. Noten*
1. Archief Stichting Herdenkingsmonument Rhijnauwen,
Bunnik. 2. Zie het artikel van R. van Oldercn, 4.
3. J. van Lieshout, Hel Uannihalspiel, Bussum, 1980, 110.
4. Alphons Smeets werd op 14 juli 1887 geboren als zoon
van de burgemeester van Slenakcn. Hij verdiende de kost als fruitcommissionair en vestigde zich na een kort verblijf in Rotterdam in Eijsden. Daar maakte hij, eerst als muzikant en later als bestuurslid, deel uit van de harmonie Sainte Cécile. Het was bij dit muzikale gezelschap dat hij in contact kwam met Arthur Renkin, de dirigent en latere verzetsstrijder. Zie Van Lieshout, 95, 98, 101 en 110. i. Raphaël de Liederkerke de Pailhe was een telg uit een
grafelijk geslacht dat (xirspronkelijk uit Vlaanderen stamde. Tijdens de cxirlog raakte hij betrokken bij het verzet. Het ka.steel te Eijsden diende onder meer als onderduikadres. Van Lieshout, 27. 6. Over hem zie L. de Jong, Hel Koninkrijk der Nederlan
den in de Tweede Wereldoorlog, 's Gravenhage 1969- 1988 (13 delen), deel 4-652; 5-205, 757, 842; 7-910 en 9-829. Nicolaas Erkcns was reserve-luitenant en ruim twee jaar werkzaam in het verzet; zijn verzetsgroep werd in <x;tobcr 1942 opgerold. 7. Jules Goffin was een arts die reeds tijdens de eerste
wereldoorlog spionage-activiteiten ontplooid had. Van Lieshout, 7.
|
8. Van Lieshout, 8.
9. De Jong, deel 5-890; 6-135, 139, 141, 146, 147, 159,
206, 212, 214; 7-850, 851, 878, 879; 9-862, 908, 975, 1010, 1029. Mr C.C. Dutilh werd op 10 maart 1943 in Leiden gearresteerd. Hij en zijn verzetsgroep (later de groep 'Kees' genoemd) wisten belangrijke spionagege vens naar Londen te krijgen. 10. D. Hamberg, Dossier NN Nacht und Nebel, Weesp,
1985. ' De noten 2, 3, 4, 5, 6, 7, en 9 zijn door de redactie
toegevoegd. |
||||||||
Lijst van gefusilleerden op het fort
Rhijnauwen Achter de namen is, indien bekend, hun
plaats van herkomst en de executiedatum vermeld. * = lid van de verzetsorganisatie 'Oranje
wacht'.
+ = lid van de verzetsorganisatie 'Erkens'. J. Adriaanse Cappel
A.C. Ardon.
E. van den Berg*
Hengelo (09-07-1942) H. van Bezooijen
Everdingen (31-03-1945) H.P. de Bie
Gorinchem (10-08-1944)
H. Blijdenstein
(10-12-1943) J.H.J. Boerrigter*
Djokjakarta (09-07-1942) G.J. van den Boogerd
Brielle (25-07-1944) W.A. Breukelman-^
Den Haag (10-03-1944) P.J.A. Clavareau
Deventer (datum onbekend)
J. Cornelisse+
Tholen (09-10-1943) M.J.M. Deremaux
Eindhoven (26-10-1942) |
|||||||||
13
|
|||||||||
J. Dons*
Utrecht (09-07-1942)
A.H.L. Dresen*
Luik (05-01-1944) |
|||||||||
H.M.EP. Maertens*
Rotterdam (09-07-1942) pater Stephanus Möhren+
Bergen op Z(X)m (09-10-1943) B.F. Nieuwenhuis
Hengelo (22-09-1943) W.Th. Pahud de Mortagncs
Heemstede (18-05-1943) L.J. Peters
Den Haag (datum onbekend)
Ch.O. van der Plas
G.H. van der Ploeg*
Vlissingen (09-07-1942) E.E. van Raalte
Rotterdam (18-05-1943) Jhr. W.G. Roel!
(29-08-1942) G. de Ruiter
Rheden (22-09-1943) A.F Slot
Lichtenvoorde (25-07-1944)
C.H.A. Smeets+
Noorbeek (09-10-1943) M.H.A. Smcets+
Maashees (09-10-1943) A.G. Smit
Alblasserdam (18-05-1943)
N.A. Stempels-^
(09-10-1943) L.L. Twijnstra*
Huizum (09-07-1942) J, van Veenendaa!
Velp (10-12-1943) P.W.G. van de Weycr*
Utrecht (09-07-1942) E. Zweers
Hengelo (datum onbekend)
Op zes gedenkstenen, en het in 1946 geplaat-
ste monument 'Opdat wij nooit vergeten', zijn 51 namen van gefusilleerde verzetsstrijders vermeld. Eén steen is geplaatst voor de onbekende verzetsstrijder. |
|||||||||
F.H.A. Druijf
Amsterdam (26-10-1942) C.C. Dutilh
Rotterdam (24-02-1944)
N.E. Erkens+
Maastricht (09-10-1943) Th. Fr oom
Hengelo (datum onbekend)
H.J.M, van Genuchten
Eindhoven (22-09-1943) J.G.H.J. Goffin+
Laville les Bois (09-10-1943) J. Groothuis
Hengelo (24-09-1943) F. Hcinekamp*
Arnhem (09-07-1942) V.J.M, van Resteren
Tiel (10-12-1943) P.F.A. Hoefskxit*
Arnhem (09-07-1942) P.M.A. Huurman
Velp (18-05-1943) E.D. (Nic) Erkens
Rotterdam (onbekend) B.E.L. Immerzcel
Rotterdam (21-11-1942) pater Hugo Jacobs+
Antwerpen (09-10-1943) M.H.H. König
Den Haag (onbekend)
G.J. Leegwater
Amsterdam (10-12-1943) Raphaël graaf de
Liederkerke de Pailhe+ Brussel (09-10-1943) M.A. Lelivelt
Lichtenvoorde (25-07-1944) |
|||||||||
14
|
|||||||||
Uit het Oorlogsdagboek van J. Wttewaall
|
||||||||
J. Wttewaall
In april 1943 kwam J. Wttewaall (geb. 1918)
op huize Wickenburgh in 't Goy wonen als bedrijfsleider van het fruitteeltbedrijf van zijn vader die in Baarn woonde. Enkele maanden later, op 31 juli 1943, trouwde hij met W. van der Velden (geb. 1918). Behalve de heer en mevr. Wttewaall woonden er in de laatste oorlogsjaren verschillende andere families op Wickenburgh. Ook was er een aantal onder- duikers en evacuées. Vanaf 5 september 1944 tot juni 1945 hield hij een dagboek bij waarin de dagelijkse gebeurtenissen op Wickenburgh staan beschreven. Ook de opmars van de geallieerden, waarover hij via geruchten en via een illegale radio hoorde, werden genoteerd. Het echtpaar Wttewaall woont nog steeds op het landgoed Wicken- burgh. Hieronder volgen enkele fragmenten uit het dagboek'. Dinsdag 5 sept. '44
De geallieerden vallen Nederland binnen.
Volgens de Engelse zender zijn ze in Limburg bij het Julianakanaal en verder volgens zeggen hebben ze Breda, wat later niet waar blijkt te zijn. De fam. Kalis uit Huis ter Heide komt deze dag op Wicken- burgh wonen, vanwege dat ze vlak bij het vliegveld Soesterbcrg wonen. 's Morgens werken wij aan de koelcel die gemaakt wordt door verbouwing van de oude stal en nu haast klaar is, op de richels na waar de kisten op moeten. 's Middags om ongeveer 2 uur zien we de eerste geallieerde vliegtuigen, het zijn jagers die het achterland afzoeken naar treinen en troepen. Direct is de lucht vol met schieten van mitrailleurs; het bleek later gemunt te zijn op een trein nissen Kuilenburg en Schalkwijk. Deze trein werd dan ook kapot geschoten. Later op de dag werd hij wegge- sleept. Zo ging het de hele middag door, dan weer ver af en dan dichterbij. Woensdag 6 sept. '44
's Morgens aan de stal gewerkt, 's Middags
|
||||||||
komen de vliegtuigen weer. Ik klim in een
hoge appelboom en even daarna snorren er achter elkaar 4 jachtvliegtuigen op 50 meter langs me heen, net boven de bomen van het bos. Ze, beschieten een trein die vlak voor Schalkwijk stond en totaal kapot geschoten wordt; de kogels gaan soms dwars door de rails heen, in sommige wagons zitten min- stens 60 gaten. Ze zijn tot midden in de nacht bezig om de rails weer te maken en de volgende dag rijden de treinen weer. Deze dag vonden we hopen hulzen van kleine granaatjes die uit de vliegtuigen geschoten waren, we vonden ze precies op de lijn van het bos tot de trein toe. Ook vindt men in de omtrek lege benzinetanks van de vliegtuigen. De geruchten gaan dat de geallieerden al
weer verder oprukken en dat ze ongeveer in Dordrecht zitten. Donderdag 7 sept. '44
Vandaag 'geen vliegtuigen, het is zeer slecht
weer en er heerst haast een orkaan, 10 popu- lieren in de oprijlaan breken af op een hoogte van ongeveer 4 meter boven de grond en verder waaien er nog enige toppen af. In het bos breekt een es en valt op de tennis- baan, verder waaien nog 3 toppen van eiken in het bos er uit. Mijnheer Kalis uit H. ter Heide moet vandaag met de auto naar Slie- drecht; toen hij terug kwam vertelde hij dat de geallieerden pas in Zeeuws-Vlaanderen zijn, hij werd onderweg 3 x aangehouden, maar kwam er toch door, omdat hij iemand van de marine bij zich had. Vrijdag 8 sept. '44
Vanmorgen om 9 uur weer geallieerde
vliegtuigen en deze beschieten 2 treinen bij de overweg bij Goes (Poeldijk). Later werden deze weer weg gesleept en ging het verkeer weer door; de hele dag bleven ze vliegen en hoorde men schieten, er was 2 keer lucht- alarm in Culemborg. Men beweert dat Zalt- bommel geheel moet evacueren. |
||||||||
15
|
||||||||
Vandaag weer hulzen gevonden, nu grotere
van 20 mm (de vorige waren 12 mm). Vandaag begoimen met de bomen op te ruimen in de oprijlaan. Er zijn geweldig veel appels en peren afgewaaid met de storm, gelukkig bij mij minder dan bij anderen. Bij oom Thoon schatten ze dat er wel 1500 kisten appels onder de bomen liggen en dat in een boomgaard van circa 7 ha. Mevr. Kalis van de Ark^ is de hele dag op Wicken- burgh geweest omdat ze het op de Ark gevaarlijk vindt, vanwege het schieten. We eten 's avonds met ons zevenen, vijf Kalissen en wij tweeën, want we hadden een konijn. Zaterdag 9 sept. '44
Vannacht werd er erg gevlogen en geschoten
met mitrailleurs; ook vielen er nog bommen. Overdag niets gebeurd. Ik heb de oude D.K.W. verder uit elkaar gehaald en de onderdelen op de zolder van de stal gelegd, zodat het nu in de sorteerruimte waar de auto stond heel wat ruimer is geworden. Zondag 10 sept. '44
Deze dag is het erg mooi weer maar er gebeurt haast niets, zo nu en dan wordt er in de verte geschoten; ook de nacht is verder rustig. In Schalkwijk was de kabel van de telefoon doorgesneden. Burgemeester Ten Holder was daarom op de vlucht en zat bij Kalis op de Ark, later is hij weer naar zijn huis teruggegaan. De Duitsers bieden veel tegenstand over het hele front. De geallieer- den zijn echter 15 km. over het Albertkanaal heen gedrongen en zijn 5 km. van de Neder- landse grens. Maandag 11 sept. '44
Vandaag bezig met uien uit de grond halen in
de boomgaard, ze zitten helemaal onder het vuil. Er vliegen veel vliegtuigen over, maar heel hoog. Miep komt om 11 uur in de boomgaard met de mededeling dat de onder- wijzer van 't Goy op Wickenburgh geweest is voor inkwartiering en dat hij 's middags terug komt. Men zegt dat er 2000 mensen in Houten ingekwartierd moeten worden, 's Middags komt hij terug en vertelt dat 70.000 mensen uit de kuststreek moeten evacueren, voor vervoer wordt niet gezorgd: ze moeten |
maar zien dat ze hier komen, dus waarschijn-
lijk lopend. Er moeten er 2000 in Houten en wel 500 in 't Goy, in elke boerderij 10. Op W. heb ik daarvoor de Ie zolder gegeven met de twee kamertjes. Maar misschien komt er nooit wat van omdat ze hier waarschijnlijk niet kunnen komen. De geallieerden zijn nu over de grens in de buurt van Eindhoven, verder gebeurt er niet veel. |
||||||||
Dinsdag 28 nov. '44
's Morgens was het mooi weer. Toen we om
9 uur aan het werk wilden kwam er een grote trailer W. opgereden en stopte voor de deur, iedereen dook weg het bos in. Ik bleef op de uitkijk en weldra kwam Haverkamp die nog in huis was er aan om mij te zoeken want ze moesten mij hebben, omdat ze kamers nodig hadden en een keuken. Het eerst gingen we naar de grote keuken die ze schitterend vonden, daarna naar de bibliotheek die ze nodig hadden voor bureau en tevens de hoek -logeerkamer en het slaapkamertje van Gijs. Haverkamp en Bouwmeester' gaan nu slapen op de zolder boven de slaapkamer van de Kalissen. Bouwmeester was naar Houten gegaan. Tevens moesten ze de garage en de sorteerruimte hebben, die ik helemaal leeg moest maken. We begonnen met het oprui- men. Ik begon met de witlofwortels die in de sorteerruimte stonden, daarvoor legde ik eerst een dikke laag zand in de ruimte onder de loopplank in de cel en zette daar de witlof- wortels rechtopstaande in, zo waren die ook al opgeruimd. Onderwijl begonnen de Engel- sen te vliegen en weldra was het een kabaal van artillerie, raketten, bommen, mitrailleurs enz. Later bleek dat dit gemunt was op Houten en
wel op het kwartier van de generaal, zo werden er meerdere huizen vernietigd en vielen er ook enige doden, ondermeer de heer en mevr. Besseling. De school midden in het dorp werd ook vernietigd. De Engelsen vlogen de hele tijd hier over het huis en ik was nogal bang voor het huis omdat die trailer er nog stond, dus zocht ik de chauffeur op, die hem toen onder de struiken reed achter de stal en hem onzicht- baar inaakte met takken. Daarna zijn we weer |
|||||||||
16
|
|||||||||
aan het opruimen gegaan. Gijs en Dirk
brachten het bezit en de steenkolen van Kalis in de serre, ook mijn turven werden daar gezet en ik deed alle wortelen in kisten en zette ze in de cel, want die lagen nog los in de sorteerruimte. 's Middags maakten Gijs en Dirk alles verder
schoon en begonnen mevr. Haverkamp en ik met de kamers; de Duitse chauffeur en nog een ander hielpen ook mee. Eerst de hoek- logcerkamer daar moesten voor zes man maffassen liggen, die had ik wel. Ook brach- ten we twee bedden voor Haverkamp en Bouwmeester op zolder. Tevens richtten we de bibliotheek in voor kantoor, het grote kleed ging er uit en naar de zolder, ook de lijsten van de schilderijen'' en andere rommel gingen naar zolder. Op de zolder hing nog een kleed uit de serre, dat brachten we nu naar beneden voor in de bibliotheek; ook de tafel uit de serre ging naar de bibliotheek voor bureau. Ondertussen hadden de Duitsers in de hock-
logeerkamer een kachel geplaatst die weldra brandde. In de bibliotheek brachten we ook nog drie matrassen, omdat daar altijd drie man aanwezig moeten zijn voor bescherming van geheime papieren in geval van nood (bijvoorbeeld bij verrassing door parachuti- sten moeten die vlug verbrand worden). In de slaapkamer van Gijs werden ook twee bedden gezet en daar komen twee hogere officieren te slapen. Om 5 uur komt Bouwmeester thuis uit Houten en vertelt van het bombardement waar hij ook nog mee geholpen heeft, met blussingswcrk. 's Avonds sluit ik het elektrische licht weer
aan, om 8 uur komen er veel manschappen met wagens en wordt er van alles aangesleept voor het bureau en voor in de keuken, zoals onder andere een heel schaap. De meeste mannen zijn al 48 uur in touw en verlangen erg naar hun bed, dat al klaar voor ze ligt. Ook hoor ik van Gijs dat er zes paarden op stal zijn. We worden 's avonds gewaarschuwd dat er twee man wacht lopen in het bos en dat ze lopen van 6 uur 's avonds tot 8 uur 's morgens. Als je buiten loopt en ze roepen je aan dan moet je onmiddellijk stil staan, anders schieten ze. |
Woensdag 29 nov. '44
's Morgens hoor ik dat er vannacht een paard
gestorven is; ik ga kijken in de garage en jawel, daar ligt een groot paard en de kop van een veulen steekt er half uit. Er staan een stuk of vijf wagens bij de stal en de veldkeu- ken staat naast de grote keuken, het hekje van Bertus ligt raar de voorkant uit. Het paard moeten we zelf begraven en daarvoor maken we met ons vieren, Gijs, Frits, Bertus en ik een kuil aan de rechterkant van het paadje dat van de border af loopt richting bessentuin. Als het diep genoeg is nemen de Duitsers een ander paard, bevesti- gen een touw om de nek van het dode paard en slepen het zo naar de kuil, waar we het paard in rollen waarna we het gat weer dicht gooien. De andere paarden zijn ondertussen weg gebracht in een nieuwe schuur bij Vreeswijk want hier in de garage en sorteer- ruimte komen auto's te staan. Het is deze dag schitterend weer maar er wordt 's morgens weinig gevlogen en gescho- ten, 's Middags gaan Miep en ik naar het dorp waar we voor ons vieren twee liter olie kunnen krijgen en bekijken tevens de schade; de school midden in het dorp is geheel vernield. In de buurt van Dobbenburg (de Herenweg) mogen we niet komen, vanaf de kerk kunnen we evenwel zien dat er enige huizen kapot zijn. We gaan ook nog even naar het huis van oom Wim, daar is maar één ruit kapot, de familie is echter gevlogen en verblijft tijdelijk in een boerderij in de polder. Daarna gaan wc weer terug. Op W. zijn ze druk bezig vandaag de wagens onder het groen te rijden. Zo staat er een autootje bij de bladhoop en een kar in de struiken tussen het prieel en het kippenhok, verder staat de grote trailer nog achter de stal. Ook zijn ze bezig vanaf de bibliotheek telefoon aan te leggen naar andere posten. We werkten nog even in de moestuin 's middags; er gaan vliegtuigen over en er wordt hevig gevochten, je kan wel horen dat er veel meer geschut gekomen is en ook veel zwaarder. Even daarna horen we vele fluiten- de geluiden van alle scherven die er vallen, we liggen gelijk op de grond. We plukken alle bonen van de staken en gaan daarna naar de stal waar we ze op zolder uitspreiden. |
||||||
17
|
|||||||
Daarna graven Gijs en ik even een gat bij de
keuken voor alle afval, ook zetten we er een grote pot neer en zeggen tegen de kok dat hij daar alle eetbare afval voor de varkens in moet doen, de rest moet hij maar in de kuil gooien. Bouwmeester is met Haas en een paar
Duitsers gaan vissen met handgranaten, even later ga ik ook die richting uit, maar ga eerst even de dieren voeren. Ik ben net in het bos als er geweldig richting Kuilenburg geschoten wordt, even later vallen er rondom me heen 20 tot 30 blindgangers die op de grond ontploffen, ik vlieg achter een dikke boom. Daarna voer ik de dieren en ga naar het kanaal, waar ik niemand zie. De boot ligt aan de kant, ik naar huis en nu blijkt dat Bouw- meester gewond is door een blindganger die vlak naast hem viel, de andere twee hadden niets. Bouwmeester heeft een wondje aan zijn vinger, aan zijn arm en aan zijn been, geluk- kig niet zo erg, een Duitser verbindt alles goed. Daarna eten we. Om 7 uur ga ik nog even naar de stal om de ventilator aan te doen van de cel en er blijkt een auto te staan in de sorteerruimte en een kar in de garage. Vrijdag 1 dec. '44
's Morgens zijn er weer andere auto's bij
gekomen en zijn er weer een hoop Duitsers bezig munitie en granaatjes in kisten uit te laden. Later zetten ze op verschillende plaat- sen karren in het bos waar deze munitie op komt te staan, 's Morgens komt oom Wim en krijgt gedaan dat we allemaal tweederde deel mogen houdend Kees laad gelijk een hoop kisten op, die gaan naar Vleuten. Als ik 's morgens de garage in kom, staan er drie koeien, twee varkens en een schaap voor de slacht. In de loop van de dag worden een schaap en een varken geslacht, de drie koeien worden ergens anders naar toe gebracht. Ik zaag een luik vanaf de zolder naar de koker van de ventilator en kan zo voortaan in de cel komen. Mijnheer Kalis besluit om voortaan overdag
naar de Ark te gaan en daar te eten, 's avonds komen ze dan hier en slapen hier, want de Duitsers willen de serre hebben voor de kleermakerij en dan kunnen de Kalissen niet goed meer in de benedenkamcr zitten, zodat |
|||||||||
ze die maar prijsgeven. De Duitsers nemen
die kamer ogenblikkelijk in beslag, want dan komt daar de kleermakerij. De evacuécs willen ook weg omdat ik ze geen aardappels meer wil geven, daar ik ze niet meer missen kan, vooral als de Duitsers mijn aardappelen misschien in pikken, waar nog veel kans op is. Het is hier nu haast een kazerne. De Kalissen verhuizen en worden met paard en wagen door de Duitsers gehol- pen. 's Middags gaat Haverkamp ook weg. Om 11
uur krijgen we bericht dat we moeten gaan spitten bij de Groene huisjes (de Trip). Gijs, Bertus, Kees, Kees v.d. Pol, De Haas alle- maal moeten we daar naar toe om geschuts- opstellingen te maken. Ik fiets er naar toe en er zijn al een man of 40. Even later komt een onderofficier uit de Groene huisjes die anders altijd op W. is en zegt direct tegen mij dat ik naar huis kan gaan. Aan de anderen vraagt hij of ze ook Duitse inkwartiering hebben, zo ja dan mogen die ook naar huis; er zijn er echter geen meer. Er stond daar al veel geschut. Ik fiets weer naar huis terug, maak de varkenspot klaar en steek de kachel aan in het schaftlokaal. Wout Ettikoven komt 's middags met paard en wagen en een man of vier; ze halen alle appels weg, 150 kisten laten ze staan. Ik verberg een kist of tien aardappelen onder de loopplank in de fruitbe- waarplaats. |
|||||||||
Noten
1. Het dagboek telt zo'n 240 blz. en berust op het huis.
2. De Ark was een woonb<x)t die in het gedeeltelijk
uitgegraven Amsterdam-Rijnkanaal lag. Op deze boot woonde de familie Kalis Zij waren de uitv(x;rders van de baggerwerkzaamheden van het Amsterdam Rijnkanaal waarvan de werkzaamheden tijdens de iX)rlogsjaren stil lagen. Een broer van de op deze boot wonende Kalis woonde cx)k tijdelijk op Wickenburgh. 3. Dit waren spix)rwegstakers die ondergedoken z.aten op
Wickenburgh. 4. De familieschilderijen waren al eerder uit de lijst
gehaald en veilig opgeborgen. 5. Van het fruit.
|
|||||||||
18
|
|||||||||
Louis Worms over zijn onderduikersverleden in
Wijk bij Duurstede |
|||||||||||
Ria van der Eerden-Vonk en Marijke Donkersloot-de Vrij
|
|||||||||||
Naar aanleiding van het in mei 1994 versche-
nen boekje met bijdragen over de joodse ge- meenschap van Wijk bij Duurstede', ontving de redactie een uitvoerige brief van de heer Louis Worms uit Antwerpen. Ten onrechte was door een van de auteurs vermeld dat hij samen met zijn vrouw en kind in 1943 in Wijk bij Duurstede ondergedoken had geze- tenl Hij verbleef daar echter van oktober 1942 tot mei 1945 met zijn broer en zuster, die net als hijzelf toen nog ongetrouwd waren. Omdat de brief nog meer interessante gegevens bevatte over zijn lotgevallen tijdens de oorlog, werd de heer Worms gevraagd of hij in het kader van de 'oral history' bereid was tot een interview. Ook werd contact gezocht met mevrouw Corrie Kosterman- Ponsioen in Wijk bij Duurstede, die in de periode 1942-1944 voor de drie onderduikers heeft gezorgd'. Gegevens over Wijk in oorlogstijd zijn
schaars. Direct na de oorlog verscheen onder de titel De strijd in en om Wijk hij Duurstede een reeks van zeven artikelen van C.J. ten Wolde in de Wijkschc Courant". Vergevor- derde plannen in 1985 van de Werkgroep 4 mei' om een boekje uit te geven over Wijk bij Duurstede in de Tweede Wereldoorlog werden niet uitgevoerdl Jeugd in Amsterdam
Louis Worms werd op 30 september 1919 in
Amsterdam geboren als derde zoon van Meijer Worms en Roos Melkman. Net als zijn latere echtgenote Rosaline Amalia Appel, bracht hij zijn jeugd door in de Watergraafs- meer. Naderhand verhuisde het gezin Worms naar de Euterpcstraat, de latere Gerrit van der Vccnstraat. Louis' grootouders van moeders kant waren nog tamelijk orthodox, die van vaderskant uitgesproken liberaal. Hij en zijn broers Mozes (1912-1980) en Michicl (1914- 1981) en zijn zuster Suze (geboren 1917) werden in elk geval niet godsdienstig opge- |
|||||||||||
Louis Worms in 1945
|
|||||||||||
Suze Worms in 1945
voed. Naar de synagoge gingen ze niet en
hun meeste vrienden waren niet-joods. Anti- semitisme heeft hij voor de oorlog nooit ondervonden, wèl daarna. Mozes Worms werd jurist, Michiel werkte bij Gerzon en Suze werd secretaresse bij de Rijkspost- spaarbank en na haar ontslag eind 1940 van de Nederlandse Zionistenbond. Louis ging na zijn schoolopleiding en militaire dienst werken in het elektro-technische bedrijf van zijn vader, dat aan de Van Asch van Wijcks- kade in Utrecht was gevestigd, tot het bedrijf begin 1942 als gevolg van de anti-joodse maatregelen onder een 'Verwalter' (bewind- voerder) werd geplaatst'. |
|||||||||||
19
|
|||||||||||
Ontsnapt aan de Gestapo
Wanneer Louis Worms in dezelfde tijd een
hoge medewerker van de 'Expositur^ van zijn stempels berooft omdat hij die nodig heeft voor zijn vervalste reisdocumenten* wordt hij in de Amsterdamse Jan van Eyckstraat door drie leden van de gewaarschuwde Gestapo gearresteerd. Met een geladen 9 mm FN- pistool en de nagemaakte reispapieren op zak, wordt hij naar het Gestapo-hoofd- kwartier vlakbij zijn huis in de Euterpestraat overgebracht. Daar blijkt één van de drie Gestapo's de Nederlander Sloof te zijn, met wie hij van 1938 tot 1940 in militaire dienst is geweest en daarna nog enige maanden in Duitse krijgsgevangenschap heeft doorge- bracht. Deze Sloof fluistert hem toe geen domme dingen te doen en laat hem ont- snappen'. Louis Worms vermoedt dat hij de enige joodse Nederlander is die ooit met een pistool en valse reisvcrgurmingen op zak, na als arrestant het hoofdkwartier van de Gesta- po te zijn binnengebracht, er zonder te zijn gefouilleerd weer naar buiten is gekomen. Het gezin Worms duikt onder
In september 1942 duikt het gezin Worms
onder. Zijn ouders en broer Michiel zullen de |
rest van de oorlog bij de familie Lankhorst in
Heerlen doorbrengen. Louis Worms kende via zijn werk voor de ondergrondse Orde- dienst Daniël Hermanus Johannes (Daan) Verroen (1878-1947). Deze beheerde samen met zijn acht jaar oudere vrouw Alida Heijneman het rooms-katholicke parochiehuis aan de Markt nr 4-5 in Wijk bij Duurstede en dreef een sigarenzaak. Louis Worms regelde met Verroen dat zijn broer Mozes en zuster Suze vanaf september 1942 bij hem konden onderduiken. Zelf ging hij in Utrecht in de wijk Oog in Al bij de familie Cortel wonen, zodat hij zich nog verdienstelijk kon maken door in het bedrijf aan de Van Asch van Wijckskadc verborgen vuurwapens aan verzetsmensen te leveren. Nadat de Gestapo in oktober 1942 op zijn Utrechtse onderduik- adres een huiszoeking verrichtte, vluchtte hij naar de Vcrroens in Wijk bij Duurstede. Bijna twee jaar lang, tot september 1944, zou hij er ondergedoken moeten blijven. Het parochiehuis op de Markt
Overdag zat Louis met zijn broer en zus
meestal in een kamer links op de verdieping. Door het raam konden ze vanachter de gordijnen over de Markt kijken en zich dik- wijls vermaken met kinderen die de stad- huistrap op en neer holden. Het gedwongen nietsdoen werd gevuld met het lezen van boeken uit de bibliotheek van het parochie- huis, schaken, bridgen en andere kaartspel- letjes. Een enkele keer luisterden ze onzicht- baar voor het publiek in een ijskoude filmca- bine naar een toneel- of zanguitvoering in de zaal van het parochiehuis, 's Nachts sliepen de beide broers op zolder, terwijl Suze Worms haar bed in de kamer deelde met een nichtje van Verroen, Comelia Wilhclmina A. (Corrie) Ponsioen (geboren 1919). Het was Corrie die voor de drie onderduikers zorgde. Midden in de nacht stond ze op om hun was te doen. Eind mei 1940 was ze tegen haar zin door haar moeder uit Schoon- hoven naar Wijk gestuurd om haar oom en tante als hulp in de huishouding bij te staan. Ze kreeg daarvoor niet meer dan f 5,- in de week betaald. Alleen kon het oudere echtpaar Verroen de sigarenwinkel en het beheer van het parochiehuis niet aan. Behalve de gewone |
|||||||
Het echtpaar Verroen, door Corrie Ponsioen gefotogra
feerd bij de stadhuistrap in september 1942 |
||||||||
20
|
||||||||
sociaal-culturele activiteiten die er plaatsvon-
den, werden in het parochiehuis herhaaldelijk militairen ingekwartierd. Erg aangenaam was de sfeer in het huis aan de Markt niet door de lastige en zuinige aard van Alida Verroen- Heijneman. Ten aanzien van de jeugdige Corrie kon zij haar jalouzie nauwelijks verbergen en iedereen had te lijden onder de kwaliteit van het eten, dat, zorgvuldig be- waard en opgewarmd, herhaaldelijk zuur werd opgediend. Louis Worms hield er voor de rest van z'n leven een darmkwaal aan over, maar Corrie trotseerde geduldig deze ongemakken en bleef, tot geluk van de onderduikers, op haar post. Honger werd er overigens niet geleden: iedereen in Wijk had wel wat te slachten, er werd druk geruild en bij boeren in de omgeving werden fruit, aardappelen, boter en kaas gehaald. Kapper W.A (Wout) Jansen uit de Veld- poortstraat zorgde voor extra broodbonnen voor de drie onderduikers, die Corrie vervol- gens zo onopvallend mogelijk over de vele bakkers die Wijk telde, verdeelde. Gearresteerd door een Wijkse veldwachter
In de eerste weken van hun onderduikperiode
gingen Louis en Mozes nog wel eens 's avonds laat naar buiten, meestal vergezeld door Corrie, tot dat begon op te vallen en dus te gevaarlijk werd. Op één van die avond- wandelingen werden de beide broers door de enige 'foute' Wijkse veldwachter, Adrianus Vink, gearresteerd. Burgemeester A. (Naud) J.M. van der Ven, die samen met Daan Verrocn, de dierenarts A.J. van Splunder, A.J.J. (Toon) van Bemmel en Wout Jansen een verzetsgroep vormde die geregeld in het parochiehuis bijeenkwam, liet hen van het huis van Vink aan de Zandweg overbrengen naar het stadhuis en vervolgens nog dezelfde avond weer vrij. De volgende dag reisde Van der Ven naar de Utrechtse Maliebaan om Vink bij de Gestapo aan te geven wegens het laten ontsnappen van twee door hem. Van der Ven, opgepakte joden! Zo overleefden de gebroeders Worms en was Wijk zijn pro- Duitse gemeente veldwachter kwijt'". Angstige momenten
Nadat dezelfde Van der Ven, die op 3 mei
|
|||||||
Het voormalige parix;hichuis aan de Markt (foto ca 1970,
Atlas Gemeentearchief Wijk bij Duurstede) 1943 als burgemeester was afgezet en opge-
volgd door de NSB-er J. van der Beke Callenfcls, hen medio 1943 waarschuwde dat het verblijf in het parochiehuis te gevaarlijk werd, brachten de drie enige weken op de boerderij De Vogelpoel van Toon van Bem- mel (1902-1989) en zijn vrouw Maria Hen- drika van de Leemkolk (1897-1975) aan de Wijkersloot door. De Van Bemmels waren van een grote edehnoedigheid: geld voor het onderduiken wilden ze niet en ze lieten de leden van het gezin Worms in hun eigen bed slapen. Een volgend angstig moment deed zich voor
toen in 1944 Duitse militairen het parochie- huis binnenkwamen om te zien of er joden zaten. Corrie Ponsioen, die alleen thuis was, wist hen koelbloedig af te poeieren en Louis, Mozes en Suze ijlings te verstoppen onder de vloer van de grote zaal. Tijdens de oorlog verzorgde zij ook het weinige contact dat mogelijk was met hun ouders en jongere broer op het onderduikadres in Heerlen. Brieven werden in Doom, Driebergen of Zeist op de post gedaan en één keer, in 1944, reisde zij zelf per trein met onder haar kleren brieven en geld naar Heerlen, een reis die meer dan twaalf uur duurde. |
|||||||
21
|
|||||||
bevrijding in één kamer; slapen gebeurde
elders in het huis. Louis Worms heeft de acht maanden van zijn verblijf bij de Van Weels grotendeels uit zijn heriimering verdrongen, het was alsof hij er in een soort van roes leefde. De tijd werd doorgebracht met praten, kaarten en het hakken van hout op de binnen- plaats. Corrie Ponsioen, die Louis, Mozes en Suze hier een enkele keer op de fiets vanuit Schoonhoven bezocht - er was in de pa- rochiehuis-periode een hechte vriendschap ontstaan, die nog altijd stand houdt - herin- nert zich vooral dat het er zo vol was: gele- genheid om rustig te praten was er niet. De bevrijding
Op 5 mei 1945 was er 'plotseling' de bevrij-
ding toen de eerste geallieerden in Wijk bij Duurstede arriveerden. In de woorden van Louis Wonns: 'Die dag was ik buiten zinnen; het gevoel dat je weer vrij rond kon lopen, wie kan zich dat indenken, als je dat niet zelf heb meegemaakt'. Het pistool dat hij tijdens de gehele oorlog bij zich had gedragen, ruilde hij met een Canadese militair voor een lap stof Op dat moment was niet te voorzien dat
Louis Worms later een bekende Nederlander zou worden. Vanaf 1957 verscheen hij volop in de publiciteit omdat hij als scheeps- makelaar de omvangrijke fraude met subsi- dies voor schroot in de Europese Gemeen- schap aan de kaak stelde, iets dat hem niet in dank werd afgenomen'l |
||||||||
Corrie Pensioen op 25 augustus 1941
Verhuizing naar de Dijkstraat
Na Dolle Dinsdag, 4 september 1944, werden
er zo'n 200 SS-ers in het parochiehuis onder- gebracht en was onderduiken daar niet langer mogelijk. Bovendien verbleef Corrie vanaf augustus 1944 door een staking bij het openbaar vervoer noodgedwongen in Schoon- hoven bij haar ouders. Dwars door de inge- kwartierde Duitsers heen lopend, verlieten de drie leden van het gezin Worms 's avonds aan de achterzijde het pand. Ze verhuisden naar de familie Van Weel die woonde op Dijkstraat 3, links naast het Schippershuis. Deze Haagse familie was in maart 1943 uit het kustgebied geëvacueerd. Ze bestond uit het echtpaar Marius Pieter van Weel (geboren 1880) en Johanna Leonarda van Dooren (geboren 1894), haar zuster Petronella Come- lia van Dooren (geboren 1893) en hun drie kinderen, Gijsbertha Petronella" (geboren 1920), Catharina Sara (geboren 1922) en Pieter Comelis (geboren 1925). Net zoals bij de Verroens op de Markt werd er maande- lijks voor het onderduiken betaald: 'niet exorbitant, maar wel behoorlijk'. In het huis aan de Dijkstraat werd reeds onderdak verleend aan vier joodse mensen: het echtpaar Speijer met hun volwassen zoon en een mevrouw Bacharach. Met z'n zevenen verbleven ze vanaf september 1944 tot aan de |
||||||||
Drs M.A. van der Eerden-Vonk en dr Y.M.
Donkersloot-de Vrij zijn redacteur van dit tijdschrift. |
||||||||
22
|
||||||||
Noten
1. 'Ordentelijke lieden van de joodsche natie': bijdragen
tot de joodse geschiedenis van Wijk bij Duurstede, 1671-1923 (Historische Reeks Kromme-Rijngebied 2),
FE. van Hekelen, J. Becker en R.V. Brilleman, Bunnik, 1994. 2. Idem, 87.
3. Er zijn twee interviews gehouden: het eerste op 27-10-
1994 in Antwerpen met de heer Worms, deels in aanwezigheid van mevrouw Kosterman-Ponsioen, en het tweede alleen met mevrouw Kosterman-Ponsioen op 22-11-1994 in Wijk bij Duurstede. De totale tijdsduur van de opnamen bedraagt 2 uur en 11 minuten. 4. Gemeentearchief Wijk bij Duurstede, Collectie
Wijksche Courant, 2 juni - 14 juli 1945. Hoewel Ten Wolde in het zevende artikel aankondigt de reeks te willen eindigen met een 'uiteenzetting over de verzor ging van Joden in oorlogstijd en het onderbrengen van hen', is een dergelijk artikel nooit verschenen. 5. Wel is een deel van het ruwe materiaal van de vraagge-
sprekken die de basis vcxjr de publikatie hadden moeten vormen, bewaaid gebleven (Gemeentearchief Wijk bij Duurstede, Collectie Handschriften). 6. 'Verwalter' werd de Nederlander Veldman die na de
(xirlog gewoon op het Rijksbureau voor Metalen in Den Haag bleek te werken. 7. De Expositur was een afdeling van de Joodse Raad die
zich aanvankelijk bezighield met de emigratie van kleine groepen joden, maar geleidelijk aan ook met het verkrijgen van vrijstellingen voor personen die op het punt stonden om 'geëvacueerd' te worden (J. Presser, Ondergang. Ue vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 1940-1945. 's Gravenhage, 1965, I, 464-466). 8. Deze waren gedrukt bij de Utrechtse buurman van de
familie Worms, Jan Hendriks, die later Vijfjaar drukkunst "in het verborgene" schreef. 9. In of rond 1978 heeft Louis Worms telefonisch contact
gez(x;ht met Skxif. Deze vertelde 20 jaar gevangen te hebben gezeten. Hij was zielsgelukkig dat Worms nog leefde, maar werd zozeer gekweld door zijn oorlogsver- leden dat hij een weerzien met hem niet aankon. 10. Vink werd per 1-12-1942 op 'eigen verzoek' ontslagen
(gemeentearchief Wijk bij Duurstede 1852-1970, v(x>rlopig inv.nr. 808). 11. Bctty van Weel was volgens C.J. ten Wolde een
koerierster die vaak levensgevaarlijke boodschappen wegbracht, later samen met Bcp Dubois (Wijksche Courant 23 juni en 14 juli 1945). 12. Behalve in vele kranteartikelen werd over hem en
deze schrootaffaire geschreven in: M. van der Goes van Naters, Met en tegen de lijd: een tocht door de twintig ste eeuw, Amsterdam, 1980, 265-273 en E. Keesing, Op de muur, Amsterdam, 1981, 185-192. J.H. de Groot schreef een gedicht voor Louis Worms in Signalen tegen de hemel, Den Haag, 1968, 32. Tenzij anders vermeld, zijn de foto's afkom-
stig uit de collectie van mevrouw C.W.A. Kosterman-Ponsioen in Wijk bij Duurstede |
|||||
23
|
|||||
Verslag van de secretaris over 1994
Het ledenbestand. De groei van de vereniging
heeft zich voortgezet. De vereniging telde op 1 januari 1994 334 leden. In de loop van het jaar meldden zich 58 nieuwe leden aan, ter- wijl 10 hun lidmaatschap beëindigden. Per 1 januari 1995 waren er dus 382 leden. Op 8 maart verwelkomde de voorzitter van de Historische Kring het 350ste lid, de heer G. Joustra. De geografische herkomst van de leden is als
volgt: Bunnik 48, Cothen 11, 't Goy 11, Houten 107, Langbroek 6, Odijk 43, Schal- kwijk 18, Tuil en 't Waal 4, Werkhoven 25, Wijk bij Duurstede 38, Utrecht 18 en 53 van buiten het Kromme-Rijngebied. Bestuur. Op de jaarvergadering van 18 janua-
ri 1994 vond de jaarlijkse verkiezing van bestuursleden plaats. Er waren geen tegen- kandidaten, zodat het bestuur als volgt bleef samengesteld: Ir. P.S.A. de Wit, Odijk voorzitter
O.J. Wttewaall, 't Goy vice-voorzitter
H.J.J. Steenman, Houten secretaris
Mw J.A.M. v.d.Grind-v.d.Burgt, Wijk bij D.
penningmeester
Mw K. v.d. Wiele-Pasterkamp, Werkhoven tweede secretaris, p.r. en lezingen
Mr. C. van Schaik, Houten lid Het bestuur kwam ook dit jaar vier keer
bijeen. Bovendien vond voor het eerst een gezamenlijke vergadering plaats met de tijd- schriftredaktie. Onderwerpen die aan de orde kwamen waren ondermeer de nieuwe vorm- geving en naam van het tijdschrift, de statu- tenwijziging, maar ook de excursies en lezin- gen alsmede sponsoring. Het tijdschrift Tussen Rijn en Lek' verscheen
vier keer. Tevens verscheen er een boekje over de joodse gemeenschap van Wijk bij Duurstede. De redaktie bestond uit: mw dr Y.M. Donkersloot-de Vrij uit Odijk, mw drs M.A. van der Eerden-Vonk uit Wijk bij Duurstede, mw drs F.E. van Hekelen uit Wijk bij Duurstede (sinds augusms 1994), L.M.J. de Keijzer uit Houten, mr drs H. Reinders uit Bunnik en O.J. Wttewaall uit 't Goy. |
||||||
Jaarverslagen van de
Historische Kring over 1994 Verslag van de algemene ledenvergadering
op 18 januari 1994 te Bunnik Opening. De voorzitter, de heer P.S.A. de
Wit, opent de vergadering met een welkomst- woord tot de vele leden. Hij memoreert kort de lezingen, excursies en overige aktiviteiten van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek', die door een record aantal leden werd bezocht. Hij hoopt dat de belangstelling in het komende seizoen net zo groot zal zijn. Verslag van de kascommissie. De kas-
commissie bestond dit keer uit de heren J. van Impelen en H. Touw. Deze verklaarden zich na uitvoerige inzage in de stukken akkoord met de financiële administratie en bedankten de penningmeester, mevrouw Van de Grind, voor haar buitengewoon zorgvul- dige en nette werk. Wel vroeg de kascom- missie of het bestuur in overweging wilde nemen om voortaan met een jaarlijkse begro- ting te werken. De voorzitter zegde toe dit in het bestuur te zullen bespreken. De kascom- missie 7.al in 1995 bestaan uit de heren H. Touw en J.J. Klaversteijn. Verkiezing bestuursleden. Er waren geen na-
men van tegenkandidaten ingediend, zodat het aftredende bestuurslid O.J. Wttcwaall werd herkozen. Het niet herkiesbare be- stuurslid mevrouw C.E.A. van der Grind werd bedankt voor haar grote inzet voor de vereniging. Rondvraag. Hiervan werd geen gebruik
gemaakt. Sluiting. De voorzitter bedankte de vergade-
ring voor het in het bestuur gestelde vertrou- wen en de redaktie van het tijdschrift voor haar vele werk. Naast de gebruikelijke vier nummers van het tijdschrift verscheen in mei 1994 een tweede deeltje in de Historische Reeks Kromme-Rijngebied. Ook dankte hij de bezorgers van het convocaat en tijdschrift, de kascommissie en zijn medebesniursleden voor hun inzet. |
||||||
24
|
||||||
de tuinen van kasteel Rhijnestein.
* 52 leden van de vereniging wisten zich
door snel te boeken te verzekeren van een plaats in de bus naar Duitsland. Bezocht werd het nieuwe Westfalische Römermuseum te Haltem met een schitterende collectie van Romeinse archeologische vondsten, prachtig opgesteld en toegelicht. Ook het Westfaalse Industriemuseum voor Textiel in Bocholt werd op deze excursie aangedaan. In burcht Anholt slofte een ieder over de parketvloeren van dit prachtige kasteel, dat na de Tweede Wereldoorlog werd gerestaureerd en ingericht met vele topcollecties. * Op zaterdagmiddag 24 september werd
door 50 mensen een bezoek gebracht aan de Nederlands-Hervormde Andrieskerk te Amerongen. De heer A. van Rijswijk hield een uiteenzetting over de bouwgeschiedenis van deze, naar het voorbeeld van de Utrecht- se Dom gebouwde, kerk. Bijzonder zijn de gerestaureerde rouw- en wapenborden en de fresco's in de kerk. Velen bezochten daarna ook nog het Amerongs Historisch Museum. * Op 26 oktober sprak drs A. Peddemors in
Wijk bij Duurstede voor 102 toehoorders over de Vikingen. Economische motieven in de noordelijke landen veroorzaakten de intocht van de Vikingen in ons land, met hun niet mis te verstane plunderingen en verove- ringen. De positieve kanten van de invallen van de Vikingen, zoals hun kennis van scheepsbouw en het bevaren van rivieren en wereldzeeën tot ver in Rusland, kwamen op deze lezing ook uitvoerig aan bod. Ook hun aanleg in het vervaardigen en versieren van voorwerpen kwam in de getoonde dia's duidelijk naar voren. * Door 75 leden van de Historische Kring
'Tussen Rijn en Lek' werd op 12 november een bezoek gebracht aan de tentoonstelling 'Graven in een grensgebied' in het Centraal Museum in Utrecht. Drs J. van Doesburg, archeoloog bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, gaf een heldere lezing met dia's over 25 jaar opgra- vingen in het Kromme-Rijngebied. Daarna |
|||||||||
De archeologische werkgroep. Deze groep
enthousiaste leden kwam met de gemeente Houten een regeling overeen om de kosten van opgravingen te kunnen declareren. Zo kon bijvoorbeeld een graafmachine worden gehuurd. Het bestuur wil langs deze weg iedereen
nogmaals bedanken voor zijn of haar inzet voor de vereniging. |
|||||||||
Lezingen en excursies in 1994
* Op 18 januari sprak in de Witte Huisjes te
Bunnik drs C.J.W. Gravendaal, voormalig archivaris van de Nederlandse Spoorwegen, over 150 jaar spoorweg Amsterdam - Keulen. Er waren 92 toehoorders. De heer Gravendaal spoorde als spreker/machinist op eigen wijze van het ene historische feit naar de volgende gebeurtenis, maar vertoefde met zijn betoog geruime tijd in het Kromme-Rijngebied en dan met name in de gemeente Bunnik. Voorafgaand aan de lezing kon men een bezoek brengen aan de gelijkluidende tentoonstelling in het Bunnikse gemeentehuis. Foto's, prentbriefkaarten, akten, schilderijen en vele oude spoorwegattributen vulden de vitrines en wanden. Veel van de informatie van de lezing en tentoonstelling is te vinden in hel boekwerkje 150 jaar spoorwegen in Bunnik van Henk Reindcrs (december 1993). * Mevrouw drs O. van Groningen van de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg hield op 8 maart in het Dorpshuis te Cothen een dia-lezing over boerentuinen, 'een bijna ver- geten erfenis'. Er waren 82 aanwezigen. Zij heeft zich vooral beziggehouden met de Vijfherenlanden en Alblasserwaard. Vergelij- kingen werden gemaakt met enkele boeren- tuinen in het Kromme-Rijngebied (Cothen en Langbroek). * Grote belangstelling was er voor de excur-
sie naar Cothen. 95 aanwezigen bezochten op zaterdagmiddag 23 april in twee groepen onder leiding van de heren L.C.H. D'hert, M. Vader en Ds. N.B.A.A. Vonk-Wartena de Nederlands-Hervormde kerk, de Rooms- Katholieke kerk, de molen 'Oog in 't zeil' en |
|||||||||
25
|
|||||||||
kon onder zijn leiding de fraai vormgegeven,
maar wat summier toegelichte tentoonstelling worden bezocht. H.JJ. Steenman m.m.v. K. van der Wiele-
Pasterkamp Financieel jaaroverzicht 1994
Ontvangsten
Saldo rekening courant Houten f 10.173,27
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn archeologen dat ook - kan één jaar een
groot verschil uitmaken, leder jaar weer krij- gen we te maken met dingen die ons mee of tegen zitten. Dit jaar sterker dan voorgaande jaren heeft deze menselijke factor een grote invloed gehad op ons functioneren als groep. Midden mei kreeg Leen de Kcijzer te horen dat hij een kwaadaardige tumor had. Zijn ziekte had een grote terugslag, niet alleen op hemzelf en zijn gezin, maar ook op de arche- ologische werkgroep. De opvang van de schok en het bevorderen van zijn herstel na de operatie kregen toen de hoogste prioriteit. In hun tegenslag hebben Leen, Henriëtte en hun gezin opnieuw mogen ontdekken hoeveel vrienden ze hebben. Zij willen bij deze aan allen hun dank betuigen die hen tijdens Leens ziekte hebben bijgestaan. In totaal kwam de werkgroep in 1994 zeven- tien keer bij elkaar. Tien bijeenkomsten wer- den besteed aan archeologische veldverken- ningen. De overige zeven bijeenkomsten waren we bezig met het determineren van de vondsten, boekbesprekingen, museumbezoek en met het bespreken van de activiteiten voor het komende jaar. Op verzoek van de hervormde gemeente in
Werkhoven wordt, in overleg met de provin- ciaal archeologe, aannemer en architect, be- zien welk archeologisch onderzoek verricht zou kunnen worden in het kader van de res- tauratie van de kerk en toren. Zoals mogelijk bekend, is de gemeente Houten sinds kort door het Rijk aangewezen om 6000 woningen te bouwen voor het jaar 2005. Deze zullen worden gebouwd in Houten-Zuid. In dit gebied bevinden zich een groot aantal beschermde archeologische mo- numenten en terreinen waarop een meldings- plicht rust. Vooruitlopende op de voorgeno- men woningbouw verrichtte de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) in het najaar van 1993 en het voorjaar van 1994 een waarderingsonderzoek. Op basis van hoogtemetingen, grondboringen en proefopgravingen zijn de monumenten ge- waardeerd met een cijfer één, twee of drie. Eén houdt in; behoudenswaardig, twee; ter- reinen die na een opgraving vrij worden voor woningbouw en drie: niet behoudenswaardig door verstoring ten gevolge van bewoning. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Saldo rekening courant Cothen
Saldo spaarrekening
Contributies
Diverse ontvangsten
Rente bank
Ontvangen advertentiekosten
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
113,33
82,65 12.697,50 127,24 180,66 100,00 23.474,65
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgaven
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23.474,65
Nog te betalen 8 nota's van drukwerk
(± f 11.000,-). J.A.M, van der Grind-van de Burgt
Verslag van de archeologische werkgroep
over 1994 Wat betekent één jaar voor een (amateur-)
archeoloog? Hoogstens een veelal niet te onderscheiden korrel in een grote berg van jaren. De ouderdom van onze bodemvondsten bepalen we meestal in eeuwen, met foutmar- ges naar boven en naar beneden van vaak een eeuw of meer. Daarbij telt een jaartje meer of minder dus niet. Voor ons mensen - tenslotte |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de terreinen met het waarderingscijfer
twee en drie zullen enkele percelen, in over- leg met de provinciaal archeologe, door de archeologische werkgroep worden onder- zocht. Door deze afspraak is er voor de komende jaren weer voldoende werk. De archeologische werkgroep van de vereni- ging bestaat op dit moment uit: Hans van Aken, Joke van den Barselaar, Willemijn Bhtterswijk, Mary de Bruin, Joop van Herwijnen, Bert van der Houwen, Leen de Keijzer, Mariska Pool, Henk Reinders, Anton van Schip, Bram Wielemaker en Peter de Wit. Mede omdat niet iedereen even actief kan zijn, zijn nieuwe leden van harte wel- kom! Leen de Keijzer, Anton van Schip
|
|||||||||||
VARIA
Middeleeuwse bakstenen vloer op 't
Rondeel in Houten Bij graafwerkzaamheden voor de aanleg van
een waterpartij aan de noordwestzijde van het nieuwe bedrijventerrein 't Rondeel is een bakstenen vloer gevonden. De vloer, die schuin afloopt, heeft waarschijnlijk dienst gedaan als op- en afrit van een aanlegplaats voor kleine binnenvaartschepen. Aan de hand van de steenformaten is hij te dateren op de tweede helft van de veertiende eeuw. De aangetroffen scherven wijzen op een gebruik tot aan het eind van de vijftiende eeuw. De vloer is circa twaalf meter lang en vier meter breed. Het hoogteverschil tussen de uiteinden bedraagt 0,7 meter. De aanlegplaats houdt zeker verband met het ongeveer 100 meter ten noorden daarvan gelegen voormalige kasteel Wulven. Na overleg met de gemeente Houten is besloten het vloertje te laten zitten. Uiteindelijk, wanneer de waterpartij is aangelegd, zal het net onder water komen te liggen. (OJW) |
|||||||||||
Het schuin aflopende vloertje gezien vanuit het zuiden
met op de achtergrond boerderij 'het Rechthuis van Wulven', Koedijk 1 (foto Otto Wttewaall, 1995) |
|||||||||||
Dorpsmuseum Het Bakhuis in Schalkwijk
Het vorig jaar april geopende, kleine museum
is elke laatste zondag van de maand te bezoeken van 11 tot 16 uur. Zo nu en dan worden er kleine exposities gehouden over de archeologie en geschiedenis van Schalkwijk. In de periode januari tot en met april 1995 is er de tentoonstelling De Romeinen in Schalk- |
|||||||||||
27
|
|||||||||||
ibMO'^O^i
|
|||||||||||||||||
wijk te zien. Ook van elders uit het Kromme-
Rijngebied worden dan vondsten uit de Romeinse tijd geëxposeerd. Op afspraak kan het museum ook op andere dagen worden bezocht (contactpersonen: F.H. Landzaat, tel. (03409) 1207 of W.M. van den Heuvel, tel. (03409) 2524), Bovendien kan men er elke dinsdagavond na 20 uur terecht voor vragen over archeologische vondsten. Adres van het museum: Overeind 39, Schal- kwijk. (MDdV) |
|||||||||||||||||
eeuwen oude tufstenen toren behoort de kerk
tot de oudste en belangrijkste monumenten van onze streek. De restauratie is hard nodig; kerk en toren verkeren in een deplorabele toestand. De restauratie kost ongeveer een miljoen gulden. Daarvan wordt een deel betaald door de gemeente Bunnik en een deel door het Rijk. Gedurende een lange reeks van jaren zal Bunnik het hele rijksbudget voor monumentenzorg aan de kerk besteden. Ook de Europese Gemeenschap is benaderd en de Provincie Utrecht verzorgt de voorfinancie- ring. Er blijft echter een gat voor de kleine kerkelijke gemeenschap van Werkhoven. Dat gat zal men door geldwervingsacties proberen te dichten (HR). |
|||||||||||||||||
Appelplukker voor Leen de Keijzcr
Onze oud-voorzitter en redactielid Leen de
Keijzer heeft eind vorig jaar van de gemeente Houten de 'appelplukker' gekregen. Jaarlijks wordt dit blijk van waardering geschonken aan iemand die zich verdienstelijk heeft gemaakt voor de Houtense gemeenschap. |
|||||||||||||||||
Tentoonstelling
Vanaf eind april tot eind mei is er in de hal
van het gemeentehuis van Houten een ten- toonstelling ingericht over de Tweede Wereldoorlog. De tentoonstelling is te be- zichtigen op werkdagen van 9.00-17.00 uur |
|||||||||||||||||
Ke.stauratie Hervormde kerk Werkhoven
Op 1 april start de restauratie van de Her-
vormde kerk van Werkhoven. Met zijn acht |
|||||||||||||||||
Architectenbureau
Peter de Wit Ontwerpen en adviezen in:
restauratie
renovatie
nieuwbouw in beschermde
stads- en dorpsgezichten
meerjaren-onderhoudsplannen
subsidie-aanvragen
Gousbloem 7
3984 CL Odijk
tel. 03405-67087
|
|||||||||||||||||
Hervormde kerk Werkhoven (dia Marijke Donkersloot-de
Vrij, dec.1994) |
|||||||||||||||||
28
|
|||||||||||||||||
■^.^s
/^
|
|||||||||||||||||||||
(\^ \ WT^
|
|||||||||||||||||||||
Kasteel Schonauwen bij Houten:
een bouwkundige inspectie uit de 17de eeuw
|
|||||||||||||||||||||
Ben Olde Meierink
Inleiding
Bij het onderzoek naar de bouwgeschiedenis
van kastelen en ook andere gebouwen richt de bouwhistoricus zich in eerste instantie op de sporen die het object zelf bezit. Vergelij- king van deze gegevens met 17de en 18de eeuwse tekeningen kan een vrij goed beeld van de gedaante van een kasteel opleveren. Vooral de tekeningen die Roelant Roghman maakte in de jaren 1646/47 van de kastelen in Utrecht en Holland geven een redelijk be- trouwbaar beeld van deze bouwwerken'. Een probleem doet zich voor wanneer men de bouwgeschiedenis van een gebouw dat reeds verdwenen is, moet interpreteren, zoals bij het onderzoek voor het in 1995 te ver- schijnen Utrechtse kastelenboek veelvuldig het geval is. Men verkeert in een gelukkige omstandigheid wanneer oude bestekken of bouwrekeningen bewaard zijn gebleven. In In 1646/47 tekende Roelant Roghman het kasteel en de
voorburcht van Schonauwen nog in de oude toestand. Gezicht vanuit het zuidcxisten. (Haarlem, Teylcrs Mu- seum, cat.nr 0**7). |
|||||||||||||||||||||
archieven van stads-, kerk- en waterschapsbe-
sturen - waar het immers regel was, alle inkomsten en uitgaven redelijk te administre- ren en de rekeningen te controleren - is de kans redelijk groot om deze voor de bouw- historicus interessante broimen te vinden. Aan de hand van aldaar bewaard gebleven rekeningen kunnen we een beeld krijgen van bouw- en verbouwactiviteiten ten behoeve van stadhuizen, poorten, kerken, pastorieën en waterschapsgebouwen. Bij particuliere gebouwen, waartoe we de meeste kastelen in Utrecht toch kunnen rekenen, is dit uiterst zelden het geval. Slechts sporadisch worden deze gegevens in familie- en huisarchieven gevonden. Terwijl koopakten, testamenten, boedelscheidingen enzovoort zorgvuldig werden bewaard om bij voorkomende gele- genheden als eigendombewijs te dienen, werd met bouwtekeningen, bestekken en rekenin- gen minder zorgvuldig omgesprongen. Zo zijn bijvoorbeeld de bouwtekeningen van het in 1645 gebouwde kasteel Heemstede bij Houten, die in 1669 nog in de boedel- |
|||||||||||||||||||||
t^-ïlK
|
|||||||||||||||||||||
-
|
|||||||||||||||||||||
5*,t <-
|
|||||||||||||||||||||
•hf
|
|||||||||||||||||||||
ï*"
|
|||||||||||||||||||||
29
|
|||||||||||||||||||||
Ook de zuidwestzijde werd door Roelant Roghman
vastgelegd. Links een poligonalc toren, die de indruk maakt te zijn verlaagd. Op de achtergrond de voorburcht met de voorp(x>rt. (Haarlem, Tcylers Museum, cat.nr 0**8) beschrijving van de liouwvrouwe' Maria van
Winssen werden genoemd, in de loop van de tijd verloren gegaan'. Kasteel Schonauwen
Toch kan men soms op zeer onverwachte
plaatsen stukken aantreffen die voor het bouwhistorisch onderzoek van een kasteel van groot belang kunnen zijn. Zo liet Johan van Reede tot Renswoude in het protocol- boek van het kleine gerecht Schonauwen in 1668 een akte inschrijven, waarin twee Utrechtse bouwmeesters rapporteerden over de bouwkundige staat van het gelijknamige kasteel'. Johan van Reede trad op voor zijn zoon Hendrik van Reede die vanwege zijn ambassadeurschap sinds 1656 aan het Spaan- se Hof in het verre Madrid verbleef. Op 18 april 1667 had Johan voor zijn zoon Scho- nauwen gekocht van de kinderen van Jacob van Wassenaer-Obdam en Agnes van Renes- se van der Aa. De in 1661 overleden Agnes had de ridderhofstad Schonauwen geërfd van haar vader Johan van Renesse van der Aa\ samen met twee grote stadshuizen Drift 23 en Drift 25 in de stad Utrecht''. In 1645 hadden |
ze de ambachtsheerlijkheid Schonauwen
kunnen verwerven, waarvoor ze zich wel in de schulden moesten steken'. De verkoop van Schonauwen had zonder twijfel te maken met de sanering van de boedelschulden, omdat in 1665 de admiraal Jacob van Wassenaer- Obdam sneuvelde in de zeeslag bij Lowe- stoft. Getuige de slechte staat van onderhoud van Schonauwen zullen de Van Wassenaers weinig van het kasteel gebruik hebben ge- maakt, hetgeen niet verwonderlijk is wanneer men bedenkt dat ze sterk op 's-Gravenhage en omgeving waren gericht. De aankoop van 'de heerlijkheijt en ridderma- tige hoffstede van Schonauwen' in 1667 ge- schiedde ongetwijfeld om Hendrik van Reede bij zijn terugkeer in Nederland de kans op een plaats in de ridderschap van Utrecht te geven. Op 23 juli 1667 werd hij in de ge- noemde ridderschap verschreven*. De inspectie
De schout begaf zich op 23 april 1668 op
'ordre ende versoeck' van Johan van Reede samen met de meestermetselaar Gijsberts Antonis van Vianen en mcestertimmerman Gerret Pijsel naar Schonauwcn. De genoemde Gijsberts Antonis van Vianen is geen onbe- kende in de provincie Utrecht. In 1681 werd hij aangesteld tot stadsmetselaar van Utrecht. Als zodanig bouwde hij, tot 1663 samen met |
||||||
30
|
|||||||
kamer' aanwezig was, waarbij de zaal ook als
voorhuis of 'ingangh' fungeerde. Vervolgens zag men dat 'de vloer, deur raemt [kozijn?] en glasracmten van de voorschr. sael of in- gangh' niet meer aan de eisen voldeden. Onduidelijk is wat precies wordt bedoeld met 'Item de vloer van de voorste plaets', aange- zien van een tweede binnenplaats verder geen sprake is. Slecht waren ook 'de vloer en raemten en
solders in de gaderopen (^gaderobe) aimex de voorschr. beneden camer met het daken daerboven' evenals 'de trap daer men op gaet uyt het voorste saeltgen nae de salets camer met de raemten en vensters in de gaderoben die annex de voorschr. saletscamer is met de solders en trap daer boven'. Men begaf zich naar het onderhuis. Ondeug- delijk werd hier 'de vloer, raemten en ven- sters beneden in de ceucken en in de spijskcl- ders als mede de deurraemten van dien' bevonden. Vervolgens verliet men het onder- huis en kwam men in de 'camer boven de ceucken' waar de kozijnen en ramen aan vervanging toe waren. Ook stelde men vast dat de trap van de toren
'nodigh gerepareert' diende te worden, alsme- de dat 'de deuren glasraemten vloeren en solders van die kamerkens in de voorschr. toom moeten worden vemieuwf. Deze toren zal toch de nog bestaande ronde hoektoren zijn, waarvan de vertrekken via een uitge- bouwde spiltrap bereikbaar waren en nog zijn. Verder diende 'oock de cap of het bovenste wulfsel van de voorschr. toom [...] vernieuwt of ten minsten gerepareerf [te worden]. De door Roghman afgebeelde, verlaagde veelhoekige, toren zonder dak vinden we niet vermeld. Mogelijk was deze reeds verdwenen. Van Vianen en Pijsel stelden ook vast dat 'int noortwesten over [=voor] lange jaeren een groot gemack [se- kreet of uitgebouwd toilet] is nedergestort waer eenige meuren sijnde blijven staen' die 'geheel sijn verwatert' waarop 'verclaerende de meesters dat daer door de geheele muer van de sael of camer daeraen mettertijt soude instorten'. Dit is de vleugel die niet op de tekeningen van Roelant Roghman is te zien. Verder werd gerapporteerd dat de 'muur van de tegenwoordige keucken [tot] een groote |
|||||||
Pieter Janszoon van Cooten, een groot aantal
gebouwen in de stad en provincie. Zo bouw- de Van Vianen onder andere in de jaren '60 van de 17de eeuw het stadhuis van Wijk bij Duurstede en in de stad Utrecht de huizen Keistraat 5, Janskerkhof 16 en aan de Booth- straat. Van Vianen was voor Johan van Reedc geen onbekende. Aan hem wordt door Briët ook de bouw van Kasteel Renswoude toegeschreven''. De eerste indruk van de rapporteurs liet niets
aan onduidelijkheid over: 'de selvige huijse met stallinge bouwhuijs en brugge [is] seer vervallen en int korte soude cunnen comen tot een g[e]heele ruine' Men begon de inspectie op de binnenplaats: 'alle de mueren rontsom eensdeels dienden afgebroocken en op nieuws gemetselt eens- deels met (klooster)moppen gerepareert' de kozijnen en ramen moesten worden ver- nieuwd en de daken verbeterd. Met behulp van de beide tekeningen van Roghman van Schonauwen is het mogelijk deze binnen- plaats te situeren. Deze was toegankelijk via een op de oosthoek gelegen vierkante, met een spits gedekte, poorttoren die werd afgesloten door een gekanteelde ringmuur, welke aan de noordoostzijde aansloot op de nog bestaande zuidelijke ronde hoektoren. Vervolgens stelde men vast dat de ramen en deuren 'staende int oude Salet tot boven in de kap als mede de vloer vant voorsz Salet en Camber [kamer] en solder daerboven' zeer slecht waren. We hebben hier te maken met een bouwdeel van twee woonlagen, waarin zich op de begane grond het oude salet of oude zaal, en op de verdieping een kamer bevond. Hoewel het moeilijk is dit bouwdeel aan de hand van de tekeningen van Roghman te lokaliseren, mogen we er vanuit gaan dat dit aan de noordoostzijde kan hebben gele- gen. Mogelijk is het oude salet identiek aan de vleugel van twee bouwlagen die de binnenplaats aan de noordwestzijde afsloot. De beide ambachtslieden waren verder van mening dat: 'de vloer en deuren en eensdeels de raemten en vensters van de beneden camer staende aen de suijtwestsijde van de sael of ingangh der voors. huysinge' slecht waren. Hieruit menen we te kunnen op maken dat hier nog een traditionele indeling 'zaal en |
|||||||
31
|
|||||||
hechte boven het fundament bijeen gebrocht
[=gemetseld] sijnde met savcrsant [=zavelig zand] sonder kalck, dat het geschapen was'. Aangezien deze 'mettertijt mede geheel soude instorten' adviseerde Van Vianen en Pijsel wanneer men de 'keucken nu afbreeckende' men 'capbalcken, solders [=zolderdelcn] en deen soude cunnen salvcren (=behouden|' en 'de sijde int noortwesten' opnieuw zou opmet- selcn, waarbij het beschikbaar gekomen hout kon worden hergebruikt. Geadviseerd werd in dat geval deze vleugel 'op kelders [te] setten [=onder kei deren] alsoo daer tegenwoordigh geen kelder aen het huijs is'. Hieruit kunnen we opmaken dat het gehele gebouw geen kelders, maar een laag onderhuis bezat. Vervolgens begaf men zich naar 'de huijsinge vant voorburch' en stelde vast dat de mueren, vensters, deuren en raemten, solders en cap en vloeren van beneden huijsinge [neerhui- zen] stallingen, bouw- en brouwhuijs' zeer 'verout' en ruineus was. Men was van mening dat wanneer niet 'binnen corten jaere soo het selve niet tijtlijck wort gerepareert en ver- nieuwt [...] het zal instorten'. In ieder geval kon het vernieuwen van de 'deuren van de poort' niet wachten. De ambachtslieden sloten hun opname af met de vaststelling dat ook de Deze ets van J. Ottens in De Riddermatige Huyscn en
Gezichten in de Provincie Utrecht uit 1703 geeft aan dat de nixirdoostvleugcl van het kasteel ingrijpend was verbouwd. (RAU, TA 1120) |
muren van het kasteel opnieuw moesten
worden gevoegd. Tenslotte voegden de schout en schepenen
van de heerlijkheid Schonauwen aan de akte toe dat ten tijde van de verkoop in 1667 'de brugge om op het huijs te gaen' zo slecht was dat 'sonder perikel daer over niet conde gaen' en dat het noodzakelijk was een nieuwe "brugge' te maken. Herbouw
Inderdaad heeft men het advies van Van
Vianen en Pijsel ter harte genomen. Op de gravure die J. Ottens uitgaf in 1703, gepubli- ceerd in de tweede uitgebreide druk van De Riddermatige Huysen en Gezichten in de Provincie Utrecht^° zien we dat het huis ten opzichte van de hierboven beschreven situatie een ingrijpende verandering heeft ondergaan. Op deze prent die het huis weergeeft uit het oosten, zien we dat weliswaar de nog be- staande ronde zuidtoren met traptorcntje en de aansluitende gekanteelde schildmuur gehandhaafd bleef, maar ook een ingrijpende nieuwbouw had plaatsgevonden. De naar de voorburcht gekeerde noordoostvleugel, waarin zich op de oosthoek de toegang bevond was intussen vervangen door een geheel nieuwe vleugel bestaande uit een laag onderhuis, een bel-etage en een lage verdie- ping en gedekt door een schilddak. Het symmetrische front is geaccentueerd door een |
||||||
32
|
|||||||
'Chateau Schonauwen' in vogelvluchtperspectief in het
derde kwart van de 18de eeuw. (RAU, TA 1825-1) afb. Houten II 52-53 middenrisaliet, dat boven de dakrand eindigt
in een driezijdig fronton. Het onderste deel van het middenrisaliet bevat een rondbogige doorgang, gevat in een rcchtgesloten zandste- nen poort. Deze poortdoorgang breekt door de vloer van de bel-etage heen, waardoor in deze vleugel van een 'split-level' sprake z^l zijn geweest. Conform hetgeen in 1512 als een kenmerk van een ridderhofstad werd ge- noemd, heeft men in de nieuwe situatie ook een 'opgetogen brugge' of ophaalbrug toege- I'ast. Over vernieuwing van de andere vleugels van
de hoofdburcht is aan de hand van de prent van Ottens minder te zeggen. Ook de beide vleugels die de binnenplaats aan de noord- west- en zuidwestzijde afsluiten maken, gezien de aanwezigheid van topgevels en Vlaamse gevel, nog niet de indruk vernieuwd te zijn. Dit is in overeenstemming met de tekening van Jan de Beyer en de prenten van Hendrik Spilman uit midden 18de eeuw waarop wel de buitenzijde een symmetrische gevelindeling heeft gekregen, maar niet de gevel aan de zijde van de binnenplaats. De aanwezigheid van kruis vensters wijst ook op een datering in de 17de eeuw, hetgeen in overeenstemming zou kunnen zijn met de aanbevelingen in het rapport van Van Vianen en Dijscl. De prent van Ottens laat zien dat men niet overgegaan is tot het geheel ver- nieuwen van de bebouwing van het voor- |
|||||||
plein. Het oude poortgebouw op de westhoek
en ook de aansluitende bebouwing bleef gehandhaafd. Wel heeft men waarschijnlijk in de 18de eeuw de zuidoostvleugel van de voorburcht gesloopt om een centrale zichtlaan naar de Schalkwijkse weg te creëren. Het is aannemelijk dat het gebouw niet lang na 1668 is vernieuwd in de vorm zoals we die kennen uit de 18de eeuwse prenten en tekeningen. Of de beide bouwmeesters hierbij een rol hebben gespeeld is zeker voor Van Vianen niet onwaarschijnlijk. We kutmen ons afvragen of Hendrik van Reede hiervoor nog de opdracht heeft kunnen geven: hij zou immers in 1669 in Madrid overlijden. Over zijn erfenis bestond onduidelijkheid. Zowel zijn broer Frederik als de zoon van zijn zuster, Johan van Hardenbroeck tot Sterken- burg maakten aanspraak op Schonauwen. Door bemiddeling van stadhouder Willem 111 vond op 12 juli 1674 het transport plaats van 'de selve ridderhofstadt bestaende in syn getimmer van huys, bouhuys met syn twee voren gragten, cingelen met syn bepotinge en beplantinge mitsgaders de riddermatigheijt' aan Adam van Lockhorst en wel voor een bedrag van f, 13.000,-". Deze nieuwe eige- naar had sinds april van dat jaar zitting in de Ridderschap van Utrecht vanwege het huis Ter Meer'^ bij Maarssen (aan de Vecht). Het probleem voor Van Lockhorst was dat de Fransen in 1673 Ter Meer hadden verwoest". De ruim 50-jarige Adam van Lockhorst stond, schijnbaar vanwege zijn leeftijd, niet te popelen het verwoeste Ter Meer op te bou |
|||||||
33
|
|||||||
Noten
1. H.W.M, van der Wyck en J.W. Niemeijer, üe
kasleellekeningen van Roelant Roghman I. Alphen a/d Rijn 1989. 2. Algemeen Rijksaichief (ARA), Heeremaii van
Zuydwijk, 940. 3. Rijksarchief in Utrecht (RAU), Dorpsgerechten, 1857,
nr. 9, De overgebleven kasteeltoren, die tegcnwixirdig als vacanticwoning gehuurd kan worden, staat halverwege Houten en Schalkwijk aan de westkant van de Schalkwijkse weg, even vcxwbij Leebrug. 4. O. Schutte, Repertorium der Nederlandse
vertegenwoordigers in het buitenland 15841810. Den Haag 1976. 5. E.B.FF. Wittcrt van Hoogland, Bijdragen tot de ge-
schiedenis der Utrechtse ridderhofsteden en heerlijkheden. Utrecht 1909-1912, II, 121-122. 6. Zie A. Becker-Jordens, F. Kipp, CL. Temminck Groll
en L. Vos, Drift 25, Utrecht 1970. M.J. Dolfin, E.M. Kylstra en J. Penders, Utrecht binnen de singels. Beschrijving (De Nederlandse Monumenten van geschiedenis en Kunst). 's-Gravenhage 1989, p. 336- 339. 7. Ambt Deldcn, Huis Archief Twickel inv. nr. 8211.
8. G.U.P. van Water, Groot-Placaetboek I, Zie (X)k
Wittcrt van Hixigland, 123. 9. P.H.N. Brict, 'Ghijsbert Thonis/oon van Vianen en
Peter Janszoon van Ccxiten, een vrijwel vergeten bouwmecsterscombinatie uit on/e Gouden Eeuw', In: Bouwkundig Weekblad 1953, 33-46. Voor het .stadhuis van Wijk bij Duurstede: F. Gaasbeek, M. K<x)iman en B. Olde Meierink, Wijk bij Duurstede: Geschiedenis en architectuur (Monumenten-inventarisatie Provincie Utrecht 6). Zei.st 1991, 57-58, 168-171. 10. RAU, TA 1120-1 en 1121.
11. RAU, Dorpsgerechten 1857, nr 34.
12. Wittert van Hcxigland I, 124-125.
13. J.R Clifford Kocq van Breugcl en J.D.M. Bardet,
Kastelenhoek Provincie Utrecht. Utrecht 1966, 258-261. 14. Zie cx)k J.A.M. Smits en O.J. Wttewaall, Houten;
historische bebouwing (Monumenten-Inventarisatie Provincie Utrecht 2). Zci,st 1990, 242-243. |
||||||||
Schonauwen ge/ien vaiiuit het n()t)rdtX)Stcn. Foto uit circa
1980. (Topografische Atlas gemeente Houten) wen. Hij zal op zoek zijn geweest naar
een nieuw buitenverblijf in het Utrechtse en zijn oog hebben laten vallen op Schonauwen. Aangezien Van Lockhorst waarschijnlijk niet geïnteresseerd was in een tweede ruïne, mogen we concluderen dat Schonauwen toen reeds was herbouwd. In dat geval is een her- bouw tussen 1668 en de komst van de Fran- sen in 1672 aannemelijk en een herbouw ten behoeve van de in 1669 overleden Hendrik van Reede of zijn broer zeer plausibel. Met uitzondering van de ronde toren werd Scho- nauwen in 1813 gesloopt'''. |
||||||||
Drs L.H.M. Olde Meierink, kunsthistoricus
wonende te Utrecht, heeft een particulier onderzoeksbureau voor architectuur- en tuingeschiedenis. |
||||||||
34
|
||||||||
Het kasteel Oud Wulven
|
|||||||||||
Ütto Wttewaall
|
|||||||||||
Zo'n vijftig meter ten zuiden van het heren-
huis aan de Oud-Wulfseweg 10 te Houten stond tot 1957 een zeventiende eeuws kas- teeltje met de naam Oud Wulven. De plek waar dit kasteeltje stond is mogelijk dezelfde als die waar ooit het stamslot van de familie Van Wulven heeft gestaan. Over de oor- sprong van deze familie en de ouderdom van hun kasteel is niets bekend, maar al in 1196 duikt de naam van dit machtige ministeria- lengeslacht in de bronnen op'. Het stamslot van de Van Wulvens was ge- bouwd op de hogere gronden van de Houtense stroomrug, die al in de Karolin- gische tijd in cultuur waren gebracht. Vondsten van aardewerk daterend vanaf de tiende eeuw tot in de late Middeleeuwen wijzen op een lange bewoningsgeschiedenis. Sporen van een middeleeuws kasteel zijn in de omgeving van Oud Wulven tot op heden echter niet gevonden. In de dertiende eeuw blijkt het gerecht Oud
Wulven in bezit van de familie Honderd- mark. Men neemt aan dat deze familie een tak vormde van de Van Wulvens, omdat het nogal onaannemelijk is dat de rechtsmacht over Oud Wulven al zo vroeg zou zijn over- gegaan op een vrij onbekende familiel De familie Hondermark bleef tot in het derde kwart van de veertiende eeuw in het bezit van Oud Wulven. De familie Van Wulven bewoonde zelf
inmiddels een ander kasteel. Wulven ge- naamd, dat een kleine twee kilometer ten zuidwesten van Oud Wulven stondl Dit kasteel Wulven, dat in 1296 werd gebouwd, was alweer de opvolger van een ouder kasteel dat enkele honderden meters ten zuiden hiervan stond. Dit oudere kasteel bestond waarschijnlijk uit een uit hout opgetrokken toren staande op een verhoging en omgeven door dubbele wallen en grach- ten. In de late middeleeuwen wordt het terrein waar dit kasteel stond de 'kersberch' genoemd, tegenwoordig staat het bekend onder de naam 'Het Rondeel'. Kasteel Wulven mag gezien worden als de 'stenen' |
Kaart van een deel van de gemeente Houten met daarop
aangegeven de ligging van de drie kastelen A: Het Rondeel B: kasteel Wulven C: Oud Wulven |
||||||||||
opvolger van dit kasteel, zij het dat het
nieuwe kasteel niet op dezelfde plek werd gebouwd maar enkele honderde meters er vandaan. Toen in 1394 Gerrit Pelgrimsz van
Luttikenhuys, lid van de Utrechtse patriciërs- familie Van Luttikenhuys, met Oud Wulven werd beleend, bleek het een bisschoppelijk leen te zijn. In de leen-omschrij vingen worden sinds het einde van de veertiende eeuw alleen het gerecht en de tijns vermeld en bovendien drie hoeven land''. Over het mogelijk aanwezige kasteel Oud Wulven zwijgen de broimen. De reden hiervan is dat het vermoedelijk een allodiaal bezit betrof waarvan de overdrachten veelal mondeling plaatvonden. Het gerecht omvatte buiten de genoemde drie hoeven nog drie andere hoeven in Oud Wulven die behoorden tot de uithof Orist van de abdij van Sint Servaas, verder de polder Waaijen (14 hoeven) en de |
|||||||||||
35
|
|||||||||||
Overzicht van de atnbachtsheerhjkheid Oud Wulven en
Waaijen in 1640. Olieverf op paneel. In de linkerbenedenhoek staat de in 1635 aangelegde buitenplaats weergegeven, (Topografische Atlas gemeente Houten) ontginningseenheid Oudwulverbroek met
uitzondering van de twee hoeven onder het Sint Jansgerecht van Slagmaat. Alles bij elkaar 26 hoeven land'. De buitenplaats
In 1634 kocht heer Johan van Toll de am-
bachtsheerlijkheid Oud Wulven en Waaijen en liet er een jaar later een buitenplaats aanleggen. We vinden het zomerverblijf afgebeeld op een schilderij uit 1640, dat ver- moedelijk in opdracht van Van Toll werd vervaardigd naar aanleiding van de voltooiing van zijn nieuwe buiten''. Het nieuwe Oud Wulven had de verschij- ningsvorm van een middeleeuws mottekas- tcel. In feite was het echter een woontoren die bestond uit een overkluisde kelder en twee verdiepingen met een zolder onder een schilddak. Rond de kelderverdieping was een aarden heuvel opgeworpen waardoor het leek alsof het huis op een heuvel stond. |
Op de begane grond bevond zich de dienst-
ingang. Een stenen trap voerde naar de hoofdingang op de verdieping die werd geaccentueerd door een monumentale zand- stenen deuromlijsting in Renaissance-stijl, bekroond door een wapensteen. Een acht hoekige traptoren, bekroond door een uivormige torenhelm en windvaan, leidde naar de tweede verdieping. De haag die het huis omringde, herinnerde aan de palissade die menig middeleeuws mottekasteel omgaf. De boerderij die deel uitmaakte van de buitenplaats staat afgebeeld als een zeer monumentale hofstede met klokgevels. Achter de boerderij had Van Toll een vijver laten aanleggen waaruit een grote houten duiventoren oprees. De tuinaanleg beperkte zich in eerste instantie tot een paar zoge- naamde broderie-tuinen en bossages als erfaf- scheiding, maar werd later - waarschijnlijk aan het begin van de achttiende eeuw naar het voorbeeld van Heerastede - uitgebreid met een tweetal evenwijdige oprijlanen die uitkwamen op de Utrechtseweg. Daar werd een poortwachterswoning gebouwd. De auteur van de Tegenwoordige Staat |
||||||
36
|
|||||||
Ui \v g»Ttir»riic Hiwleri ri^M, aan d«ii Uirm-hsMt»»-!' ii'S ximvrhmi Ut'. k< «tin.mt«-, h#< hvh ..
'.lal n*n Uri Uii(l>trli<i>|> »♦:> htioniim; b*lturii<|{ ijrul;. C><M-«tj«ronk«i|k mt'.4 il»t ii<mj>" .) ____^_____________________\iy»-yf - g«buu» bI< J«Blit%l«ii yf (irtiifcl_________ |
|||||||
Kasteel Oud Wulven omstreeks 1930 in 'Utrecht in Woord
en Beeld'. (Topografische Atlas gemeente Houten) |
|||||||
37
|
|||||||
onischreef het huis Oud Wulven in 1772 als
'(....) een fraai Gebouw, met een Kocpeltoren- tjen er neven, dat op een met groen bewas- schen Bergjen staaft De sloop van het kasteeltje
Van 1799 tot 1910 was Oud Wulven
eigendom van de familie Testas". In deze periode onderging het kasteeltje een ingrij- pende verandering, nadat de functie als zomerverblijf door de inmiddels tot herenhuis verbouwde hofstede was overgenomen. De bovenste verdieping en de zolder werden afgebroken evenals de torenhclm. Het hoofd- volume werd onder een zadeldak gebracht. De toren en de zoldering kregen een functie als duivenhok. In 1939 bleek het zo vervallen dat er een
restauratieplan werd opgesteld door de architect C.W. Rooijaards". Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vertraagde echter de uitvoering van het plan en in de nacht van 29 op 30 maart 1947 stortte het huis tenslotte grotendeels in. De restauratiekosten waren als gevolg hiervan
dermate hoog geworden dat in 1957 helaas werd besloten tot sloop van de restanten. Het enige restant van het huis Oud Wulven vormt thans nog de monumentale deurom- lijsting met wapenstcen die na restauratie een plaats heeft gekregen in de westgevel van het gemeentehuis van Houten. Een inscriptie vermeldt behalve het stichtingsjaar 1635 de tekst 'soli deo gloria'. Opmerkelijk is dat de wapensteen niet, zoals men zou verwachten. |
het wapen van de stichter van Oud Wulven
draagt, maar van een latere eigenaar, Johan Rotte, die het huis en de ambachtshecrlijk- heid na het overlijden van Johan van Toll in 1658 had gekocht. De auteur is lid van de redaktie van dit
tijdschrift. Noten
1. C. Dekker, Hel Kromme Rijngebied in de Middel-
eeuwen. Een institutioneel-fieografische studie, Zutphen 1983 (Stichtse Historische Reeks, nr. 9), 147. 2. idem, 443.
3. E.B.F.F. Wittert van Hoogland (red.), Wulven, in:
Genealogische en Heraldische bladen. Maandblad voor geslacht-, wapen- en zegelkunde, jaargang 8 (1913). 4. Dekker, Het Kromme Rijngebied. 444.
5. ibidem.
6. Topografische Atlas van de gemeente Houten, zonder
nr.
7. Tegenwoordige staal der Vereenigde Nederlanden,
Twaalfde deel, Vervolgende de beschrijving van de Provincie Utrecht, Amsterdam 1772. 8. J.D.M. Bardet, Kastetenboek van de provincie Utrecht,
Bussum 1975. 9. Gemeente Houten, Archief gemeente Houten 1811-
1961, 2348. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.'V^ HUIS Qi.TD-'VrUJJVWX.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gezicht vanuit het n(X)rden op Oud Wulven. Gravcure
dcx)r Hendrik Spilman naar een tekening van Jan de Beyer uit 1749 (Topografische Atlas gemeente Houten) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Burgje in Odijk. Een kasteellocatie?*
|
||||||||||||
Marijke Donkersloot - de Vrij
In zijn boek over het Kromine-Rijngebied in
de middeleeuwen heeft Dekker op het moge- lijke bestaan gewezen van een kasteel in Odijk, dat door hem gesitueerd wordt op de plaats van de huidige boerderij Het Burgje aan de Weteringsdijk (nr 6-8). Hij duidt dit kasteel aan als Vinkenburg. Kemp heeft aangetoond dat deze naam voor die locatie niet juist is. Zo er al op die plek een kasteel gestaan heeft, dan moet dat Terborch ge- noemd worden'. Schriftelijke bronnen maken duidelijk dat Vinkenburg en Terborch beide hebben bestaan, maar op een verschillende plaats. De middeleeuwse hofstede met de naam
Vinkenburg heeft vlakbij Terborch gestaan, even ten noorden van het punt waar de Vinkenburgweg tegen de Vlowijkerwetering aanloopt. Thans is hier slechts een stuk bouwland te vinden, de vroegere bebouwing is verdwenen. De vroegste vermelding in 1473 spreekt van 'die hofstede tot Wynckcn- borch''. Deze hofstede stond in de ontgin- ningseenheid die ook met de naam Vinkenburg (son^s verbasterd tot Valkenburg) wordt aangeduid. Kaarten uit de zestiende tot en met de negentiende eeuw zijn bij Kemps bewijsvoering nuttig gebleken, maar stellen weer andere vragen over dit gebied die tot dusver nog niet werden opgelost. Het betreft met name de weergave van een geometrisch tuincomplex in de buurt van de Vinkenburg- weg'. De huidige boerderij Het Burgje, die uit de
zeventiende eeuw stamt en op oudere funda- menten is gebouwd\ staat op een terrein dat volgens Dekker de sporen draagt van een vroegere gracht. Thans is deze gracht moei- lijk aan te wijzen, maar het terrein is nogal verstoord door allerlei agrarische zaken. Een aanwijzing voor het bestaan van een gracht is ook niet direct af te lezen uit de negentiende ecuwse kadasterkaarten. Er is weliswaar een vierkant om Het Burgje heen getekend, maar of dat duidt op een sloot (de vroegere |
||||||||||||
Detail van een anonieme, gedrukte kaart uit de eerste helft
van de achttiende eeuw (Wageningen, bibliotheek Landbouwuniversiteit, Atlas Ct.II nr 58) Behalve op deze kaart komt de figuratie van een buitenplaats in Odijk ook voor op andere kaarten uit het begin van de achttiende eeuw. Zou dit buitenplaatsgcgeven een verwijzing zijn naar het vroegere kasteelterrein'.' Er is nog het nodige (archeologische) onderztxik te doen om hier een definitief bevestigend antwoord op te kunnen geven |
||||||||||||
Detail van een manuscriptkaart van Jacob Perrenot, ca
1750 (Universiteitsbibliotheek Leiden, collectie Bodel Nijenhuis 41-28) Ook de op deze kaart weergegeven topografie roept
vragen op die (nog) niet te t^eantwoorden zijn |
||||||||||||
39
|
||||||||||||
Het Burgje, gezien vanaf de Burgweg (dia auteur, maart
1995) |
||||||
De voorgevel van Het Burgje (dia auteur, maart 1995)
|
||||||
40
|
||||||
kflsteelgracht?) of een perceelgrens is niet uit
te maken. Het kasteel dat hier gestaan zou kunnen hebben - op de grens van het oude cultuurland en de latere (middeleeuwse) ontgiiming (het is een overgangsgebied van zandigc stroomrug en komklei)*" - identifi- ceert Dekker met het huis van 'Wilhelmus de Hodik' (Willem van Odijk), genoemd in een archiefstuk uit 1288. In dat jaar ontvingen hij en zijn oudste zoon goederen in Odijk van het kapittel van St. Marie in lijfpacht. Kemp geeft in zijn artikel een lijst met eigenaars en gebruikers van Tcrborch voor de periode 1288 (Willem van Odijk) tot 1612 (de heer Van der Dussen)\ Dekker suggereert dat mogelijk ook de weinige andere leden van het geslacht Van Odijk, de ministeriaal Lubbert van Odijk (derde kwart van de I2de eeuw) en Werenboud van Odijk (omstreeks 1243), hier woonden^ Op de plaats van, of dichtbij. Het Burgje zou ook de curtis (het Karolingische administratieve centrum) van Odijk zijn te situeren. Deze hypothese is echter, zo stelt Dekker nadrukkelijk zelf ook, 'tamelijk glibberig'. Tegenwoordig kennen we in dit Odijkse deel
de toponiemen Burgweg, Vinkenfeurgweg en Het Wurgje. Het is wel verleidelijk om deze namen in verband te brengen met een vroe- gere burcht. Of er ooit een kasteel heeft bestaan, blijft een nog niet te beantwoorden vraag. Archiefbronnen zijn er blijkbaar verder niet, archeologisch-bodemkundig onderzoek zou wellicht de oplossing kunnen geven. |
Literatuur
-Berendsen, H.J.A., De genese van het landschap in het
zuiden van de provincie Utrecht, een fysisch-geografische
studie. Utrecht, 1982.
-Dekker, C, Het Kromme Rijngebied in de middeleeuwen. Een institutioneel-geografische studie. Zutphen, 1983.
-Ginkel - Meester, Saskia van, Bunnik, Geschiedenis en architectuur. (Monumenten-inventarisatie Provincie
Utrecht). Zeist, 1989.
-Donkersl(X>t de Vrij, Y.M., 'Een buitenplaats met grote geometrische tuin te Odijk op 18e-eeuwse kaarten. Een
droom die geen werkelijkheid werd?'. Tussen Rijn en
Uk, 21 (1987-1), 21-24.
-Kemp, M.S.F., 'Vinkenburg en Het Burgje' (I en II). Tussen Rijn en Lek, 20 (1986-2), 1-21 en (1986-3), 1-18.
Noten
1. Dit artikel is geschreven naar aanleiding van het
nieuwe Utrechtse kastelenboek dat in het najaar van 1995 zal uitkomen. Het is een bewerking van een artikel dat verscheen in Mededelingen, van de Stichting Utrechtse Kastelen, 1994-3, 14 en 15. 2. Zie Kemp (1986), met name zijn eerste artikel (p.12).
De ligging van de hofstede Vinkenburg (zie de kaarten in Kemps tweede artikel op p. 12 en 13) zijn aan te duiden met de coördinaten x=14360/y=45125 (bij benadering). 3. Rijksarchief Utrecht, Archief Zoudenbaich, 68, fol. 153
e.v. 4. Zie Donkersloot - de Vrij (1986).
5. Zie Van Ginkel - Meester (1989), 257-259 voor een
nadere beschrijving van deze monumentale boerderij. Ter gelegenheid van Open Monumentendag op 9 september 1995, wanneer de boerderij voor het publiek is opengesteld, verschijnt een kleine publikatie over Het Burgje met meer bouwhistorische gegevens. 6. Zie Berendsen (1982) kaartblad 4 (codes Fs 4 en Fk 1).
7. Kemp (1986), zijn eerste artikel op p.12 en 13.
8. Dekker (1983), 126 en 224.
|
|||||||
De auteur is kaarlhistoric us-geograaf en
redacteur van dit tijdschrift |
||||||||
41
|
||||||||
Een kastelenlexicon voor Nederland
|
|||||||||
Gijs van Herwaarden
|
|||||||||
als een basisinstrument voor het weten-
schappelijk onderzoek van kastelen, zodat een antwoord gevonden kan worden op tal van actuele vragen. In de tweede plaats moet het lexicon een beleidsinstrument gaan vor- men voor alle (overheids)inste Hingen, die zich bezighouden met het beschermen en instandhouden van kastelen. Dat is in het bijzonder zeer noodzakelijk voor terreinen, waarop een kasteel heeft gestaan en waarvan de fundamenten nog aanwezig zijn. Omdat vaak onbekend is dat die situatie zich voor- doet, genieten dergelijke terreinen geen wettelijke bescherming. Ook doet zich de situatie voor, dat zich in gebouwen van jon- gere datum onderdelen van kastelen bevin- den, die nu nog niet als zodanig worden herkend en dus eveneens geen bescherming genieten. Zowel kasteelterreinen met daarin nog fundamenten als in jongere gebouwen 'verborgen' onderdelen van kastelen staan bloot aan tal van bedreigingen zoals sloop, wegenaanleg, stadsuitbreidingen en landin- richting. Onbekendheid met de aanwezigheid van middeleeuwse bouwfragmenten of sporen is er vaak de oorzaak van, dat zij ononder- zocht en ongedocumenteerd worden opge- ruimd. In het algemeen kan worden vastgesteld, dat
onze kennis van de in de middeleeuwen in steen tot stand gebrachte kastelen in (architectuur- en bouw-)historisch, archeolo- gisch en sociaal-economisch opzicht nog grote lacunes vertoont. Slechts een systema- tisch opgezette inventarisatie en een systema- tische ordening van de zich zowel in archieven als in situ bevindende gegevens kan de basis zijn voor verder wetenschappe- lijk onderzoek, dat moet leiden tot een struc- turele vergroting van de kennis van het mid- deleeuwse bouwen en van de middeleeuwse monumenten. De problematiek dient daarbij zowel vanuit de archeologische als vanuit de bouwkundige en (bouw-)historische optiek te worden benaderd, dat wil zeggen dat de stichting een multidisciplinaire aanpak voor- staat. |
|||||||||
De castellologen - kasteeldeskundigen - en de
kastelenliefhebbers betreuren het al jaren, dat er geen compleet en consistent opgebouwd overzicht van alle in ons land bestaande en verdwenen kastelen bestaat. Tot omstreeks 1600 werden hier minstens 3000 stenen huizen gebouwd, die versterkt en dus verde- digbaar, bewoonbaar en in het bezit van een vorst, ridder of bisschop waren, en die aldus voldeden aan het criterium 'kasteel'. Naar schatting heeft één tiende van dat aantal de tand des tijds doorstaan, maar in verreweg de meeste gevallen is de huidige verschijnings- vorm niet meer de oorspronkelijke. De middeleeuwse oorsprong blijkt pas als zo'n 18de of 19de eeuws ogend kasteel grondig bouwhistorisch wordt onderzocht. Over de nog bestaande kastelen zijn in de loop der jaren tal van publikaties verschenen, diepgaande studies, die aan één kasteel zijn gewijd, meer populariserende publikaties, zoals de deeltjes in de reeks die de Nederlandse Kastelenstichting verzorgt, en beschrijvingen per regio, provincie of van ons hele land. Toch zijn er van tal nog bestaande kastelen geen wat diepergaande, op recent onderzoek gebaseerde uitgaven be- schikbaar. Gegevens en informatie over de thans niet
meer bestaande kastelen zijn of verspreid en gefragmenteerd voor handen en soms moei- lijk op te sporen of ontbreken geheel en al. In een aantal gevallen is niet méér bekend dan de plaats waar het kasteel heeft gestaan, in andere gevallen is alleen nog de naam van het kasteel bekend, maar niet meer de locatie. Om een databank te vormen van de relevante gegevens, die betrekking hebben op alle tot omstreeks 1600 gebouwde kastelen, en om een uitgave van een kastelenlcxicon te realiseren, zoals die in de ons omringende landen bestaan, is in 1992 op initiatief van de heren H.A.J. Schulte en prof. drs H.L. Janssen de Stichting Kastelen Lexicon Nederland (SKLN) opgericht. Het doel van het lexicon is tweeërlei. In de eerste plaats moet het lexicon gaan fungeren |
|||||||||
42
|
|||||||||
men zich wenden tot de nrs 030-541681 of
073-144595.
Mocht u menen, dat u over informatie
beschikt, die voor de stichting van belang
zou kunnen zijn, dan zullen wij het erg
waarderen, indien u ons die informatie wilt
toezenden.
Mr G. W. van Herwaarden is secretaris van
de Rijkscommissies voor de Archeologie en voor de Monumenten en voorzitter van de Stichting Kastelen Lexicon Nederland. Noot
1. Twee leden van de Historische Kring 'Tussen Rijn en
Lek', drs H. Ingen Housz te Houten en J.W.F. Voegt te Wijk bij Duurstede, verlenen hun medewerking aan het project (noot redactie) |
|||||||
Uitwerking
Om tot de samenstelling van de beoogde
databank te komen zijn per provincie teams van vrijwillige medewerkers aangesteld, die op basis van zowel literatuuronderzoek als onderzoek ter plaatse gegevens verzamelen'. Het kastelenlexicon zal bestaan uit een data- bank, waarvan van ieder object gegevens betreffende de naam van het object, de plaats van het object, een omschrijving van de locatie en de coördinaten, de etymologie, de categorie en de typologie, de huidige toe- .stand, de globale afmetingen, de fysisch- geografische situering, de oudste vermelding, de historische betekenis, de bezitsgcschie- denis, de bouwgeschiedenis in hoofdfasen, de afbeeldingen, de bronnen en de literatuur worden opgenomen. Deze vrijwillige medewerkers zullen worden
begeleid door provinciale coördinatoren. Zij gaan dienen als vraagbaak, mentor en redac- teur van de bijdragen, die door de vrijwillige medewerkers worden aangeleverd. Een twaalftal personen is inmiddels bereid gevonden als coördinator op te treden. Op parttime basis zal een projectleider het totale project moeten sturen, bewaken en in goede banen leiden. Een punt van discussie vormt nog de plaats, waar de databank definitief moet worden gevestigd. Het ligt voor de hmd om aansluiting te zoeken bij de Stichting Kastelen Documentatie, die op dit moment echter over slechts weinig ruimte beschikt in het Poortgebouw van Huis Doom. Ook zal nog gesproken moeten worden over de vorm, waarin de verzamelde gegevens voor een breder publiek toegankelijk moeten worden gemaakt. In de eerste plaats wordt gedacht aan een publikatic in boekvorm. Daarnaast kunnen de gegevens ook op digi- tale wijze ter beschikking komen, bijvoor- beeld als CD-ROM. De stichting stelt zich voor het project in een
jaar of vijf te kunnen afronden. Gehoopt wordt dat de kosten kunnen worden gedekt door subsidiëring van overheidszijde en door fondsen. De stichting heeft onlangs een eerste Nieuws-
brief laten verschijnen, die opgevraagd kan worden bij de stichting, Postbus 572, 3500 AN Utrecht. Voor telefonische informatie kan |
|||||||
m
|
|||||||
De stadsommuring van Wijk bij Duurstede:
resultaten van het archeologisch onderzoek 'Langs de Wal'
|
||||||||||
Jan van Doesburg
Inleiding
In februari 1994 is door de Rijksdienst voor
het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), in overleg en nauwe samenwerking met de gemeente Wijk bij Duurstede, een klein archeologisch onderzoek uitgevoerd in het zuidwestelijke deel van de binnenstad van |
||||||||||
Wijk bij Duurstede, op de hoek van 'Langs
de Wal' en de voormalige joodse begraaf- plaats. Het doel van de opgraving was onder andere na te gaan of er nog resten aanwezig waren van de Kostverlorentoren en de aan- grenzende stadsmuur. Beide elementen staan |
||||||||||
1. Het kadastrale minuutplan van Wijk uit ca 1820 met
gearceerde bebouwing en tracé vaii de .stadsommuring. Legenda: a opgraving 'de Twaalf Apostelen', b opgraving Kerkstraat, c opgraving Achterstraat, d opgraving 'Langs de Wal' |
||||||||||
44
|
||||||||||
leiden. De aangetroffen kademuur diende
vermoedelijk als vleugelmuur voor de geleiding van het water van de Arkgracht naar de Noordsingel. De Arkgracht werd rond het midden van de 14de eeuw aan de Kerkstraat gedempt voor de bouw van het koor van de Grote Kerk. Aan de westzijde van de stad werd tijdens een opgraving aan de Achterstraat een stuk van de stadsmuur met steunberen, de verharde weg en binnen- muur aangetroffen (afb f, C). De situatie hier is vergelijkbaar met de opgraving 'de Twaalf Apostelen'. De opgraving
Tijdens het archeologisch onderzoek 'Langs
de Wal' (zie voor locatie afb. 1, D) zijn een aantal funderingen uit verschillende perioden aangetroffen. Het oudste muurwerk bestaat uit een drietal zware, ongeveer oost-west en noord-zuid lopende steunberen met een totale lengte van 5.4 meter en een maximale breed- te van 4.6 meter (afb. 2, A) en enkele stuk- ken van de eerste stadsmuur (afb. 2, B en C). |
|||||||||
op het kadastrale minuutplan van de stad
Wijk uit ca 1820. Van de toren is bekend dat deze in het tweede kwart van de 19de eeuw door de beheerder van de joodse begraaf- plaats is gesloopt. Het grootste deel van stadswallen en muren werd na 1850 gesloopt. Alleen de stadsmuur aan de Lekzijde bleef gedeeltelijk gehandhaafd. Ook de stads- poorten (Veldpoort en Vrouwenpoort) werden in deze periode gesloopt, behalve de Leuterpoort waarop de molen 'Rijn en Lek' stond. Resten van de stadsommuring zijn inderdaad tijdens het onderzoek aangetroffen. De vrijgclegdc muurresten zijn in 1994 in het kader van de (gedeeltelijke) reconstructie van de oude ommuring weer opgemetseld. De gemeente Wijk bij Duurstede had reeds eerder de Veldpoort en een deel van de stadsmuur 'Langs de Wal' gereconstrueerd. Het onderzoek 'Langs de Wal' is de laatste schakel in een reeks van opgravingen, w,iarbij resten van de stadsommuring tevoor- schijn zijn gekomen (afb. 1). In 1976 werd tijdens de opgraving 'de Twaalf Apostelen' tussen de Achterstraat en de Westsingel een stuk van de stadsmuur vrijgelegd (afb. 1, A). De aangetroffen muurresten bestaan uit een ca 1.5 meter brede schildmuur met aan de binnenzijde zware steunberen (baksteen- formaat 30x15x7 centimeter). De steunberen hebben waarschijnlijk de boogconstructie gedragen voor de gemetselde weergang. Achter de muur werd een 4 meter breed verhard pad aangetroffen. Ten oosten van dit pad lag een tweede muur met steunberen. Deze muur (baksteenformaat 28x14x6 centimeter) is jonger dan de stadsmuur en heeft waarschijnlijk als collectieve erfschei- ding dienst gedaan. In 1978 kon zowel aan de westzijde als aan
de noordzijde van de stad Wijk bij Duurstede een deel van de stadsmuur worden onder- zocht. Aan de noordzijde werd over een lengte van 16 meter een stuk van de stads- muur met steunberen aangetroffen (baksteen- formaat 28-29x14-15x6-7 centimeter) met haaks daarop een kademuur (afb. 1, B). In het midden van dit stuk stadsmuur bevond zich een 2 meter brede opening met de aanzet van een grote boog, die diende om een waterloop onder de stadsmuur door te |
|||||||||
2. Geschematiseerde plattegrond van de fundering van de
oudste toren (A) en stadsmuur (B en C) met uitbraaksleuven (D). Het gearceerde gedeelte ligt onder een jongere fundering, schaal 1:50 |
|||||||||
45
|
|||||||||
aan de noordzijde recht afgewerkt. Ook hier
heeft de fundering trapsgewijs omhoog gelopen of heeft men met spaarbogen ge- werkt. De twee muren vormen geen hoek van 90 graden, maar hebben dezelfde richting als de steunberen. De steunberen hebben waar- schijnlijk deel uitgemaakt van een eenvou- dige hoektoren, die gedeeltelijk op de stadsmuur gerust zal hebben. De eerder genoemde Kostverlorentoren, de opvolger van de hierboven beschreven toren, bestaat uit een hoefijzervormige muur met een middellijn van ongeveer 8.5 meter buiten- werks en een breedte ter hoogte van het opgaande werk van 1.4 meter (minimaal van 3.77 meter + NAP tot 2.70 meter + NAP) (afbeelding 3, A). Het metselwerk bestaat uit lagen koppen en strekken in kalkmortel. Aan de zuidzijde bevindt zich een zware rechthoe- kige steunbeer (afb. 3, B). De toegepaste baksteenformaten zijn 30x15x6 centimeter (secundair gebruikte stenen) en 28x15x6 centimeter. Aan de oostzijde lijkt het muur- werk op een van de oudere steunberen te |
||||||||
De dikte van de aangetroffen steunberen
varieert tussen 6 en 24 centimeter (hoogste punt op 3.28 meter + NAP). De fundering bestaat uit enkele in zand gelegde lagen baksteen (baksteenformaat 31x15x6 centime- ter), ingegraven in een pakket blauwgrijze klei met houtskool en verbrande leem. Het opgaande werk is waarschijnlijk al bij de bouw van de Kostverlorentoren weggebroken. In de 19de eeuw is bij de afbraak van de stadsommuring een groot deel van de fun- dering uitgebroken. Daarnaast is de grond bij de bouw van een recente kelder tot een diepte van ca 3.25 meter + NAP verstoord. De westelijke funderingsvoet is bijna volledig weggebroken. Alleen aan de westzijde is de onderste vlijlaag aangetroffen (op 3.01 meter + NAP). Verder zijn er alleen twee uitbraak- sleuven aanwezig (afb. 2, D). De zuidelijke funderingsvoet, met een lengte van 2.0 meter en een minimale breedte van 2.2 meter, werd bij de aanleg van de Kostverlorentoren gebruikt als fundering. Deze voet is dieper gefundeerd (minstens tot 2.90 meter + NAP) en staat grotendeels in de gracht. De ooste- lijke funderingsvoet, 3.2 meter lang en 2.4 meter breed, is nog twee steens hoog aanwe- zig. Aan de noord- en oostzijde van dit funderingsblok zijn stukken van de aanslui- tende stadsmuur aangetroffen. De breedte van de oost-west lopende muur ter hoogte van de onderkant van de fundering bedraagt 0.7 meter, en bestaat uit los gestapelde hele en halve stenen (baksteenformaat 30-31x15x6-7 centimeter). Aan de oostzijde is de muur recht afgewerkt. Mogelijk komt de fundering van de stadsmuur hier trapsgewijs omhoog of heeft men met spaarbogen gewerkt. De muur is op een hoger niveau (vanaf 3.52 meter + NAP) uitgebroken. De onderkant van de aangetroffen muur ligt op 3.35 meter + NAP. Bij restauratie-activiteiten in de omgeving van de kasteelpoort zijn geen resten van de zuidelijke stadsmuur aangetroffen. Aan de noordzijde van de steunbeer ligt een noord- west-zuidoost lopende stadsmuur. De breedte van de muur ter hoogte van de onderkant van de fundering (op 3.42 meter + NAP) bedraagt 0.7 meter (baksteenformaat 30x15x6 centimeter). De muur is aan de oostzijde uitermate haastig en slordig gemetseld maar |
||||||||
3. Geschematiseerde plattegrond van de fundering van de
Kostverlorentoren (A) met steunbeer (B) en tweede stadsmuur (C), schaal 1:50 |
||||||||
46
|
||||||||
ker voor een privaat. Ten noorden van de
toren is een noordoost-zuidwest lopende muur aangetroffen die heeft aangesloten aan de buitenzijde van de toren, maar later ge- deeltelijk is uitgebroken (afb. 3, C). De breedte van de onderkant van de fundering bedraagt minstens 1.1 meter (basis op 3.20 meter + NAP) en de breedte is ter hoogte van het opgaande werk (op 3.27 meter + NAP) minstens 0.8 m. De gebruikte bak-steenfor- maten zijn ?x 15-16x6-7 centimeter. De stads- muur is ook aan de oostzijde gedeeltelijk weggebroken. Uit deze uitbraaksleuf zijn een aantal 18de-eeuwse scherven verzameld. Aan de buitenzijde van de toren is de gracht aan- gesneden. De bovenvulling van de gracht bestaat uit grof baksteenpuin en dakpannen. De datering
Voor een datering van de bouw en fasering
van de aangetroffen stadsmuur en torens |
|||||||
4. V(x)r- en zijaanzicht van de hduten katrol uit de
stortkoker, groot 26.7x15.1x11.9 centimeter (foto ROB, 1994) eindigen. Aan de westzijde van de toren is
aan de binnenzijde een rechthoekige verticale sleuf uitgehakt (afb. 3, C). Op de bodem van deze schacht lag een houten plankier. Op deze bodcin zijn in een pakket met planten- resten een aantal scherven, een houten katrol en een ijzeren ketting aangetroffen. Waar- schijnlijk zijn de ketting en katrol afkomstig van een hijsconstruct ie, die gebruikt is om water te putten (afb. 4). Aan de binnenzijde van de torenfundering sluit op een diepte van 2.22 meter + NAP een tongewelf aan op de koker. Het tongewelf is ongeveer 1.15 meter lang, 1.5 meter breed en 1 meter hoog. De functie van het gewelf is niet geheel duidelijk (waterput?). De ongeveer 2 meter diepe schacht is later mogelijk gebruikt als stortko |
|||||||
47
|
|||||||
staan ons een aantal verschillende bronnen ter
beschikking. Dit zijn in de eerste plaats de schriftelijke bronnen, waarin elementen van de stadsommuring worden vermeld, en in de tweede plaats bouwkundige en archeologische gegevens, verzameld tijdens de opgravingen. Daarnaast leveren oude kaarten en tekeningen informatie over het uiterlijk van de stadsom- muring. Historische bronnen
Wanneer kreeg Wijk bij Duurstede een
stadsmuur? Het verlenen van stadsrecht was oorspron-
kelijk een daad van de vorst. In de late middeleeuwen gingen ook lagere heren - graven, hertogen en bisschoppen - nederzet- tingen stadsrechten verlenen. De nederzetting Wijk bij Duurstede kreeg in het jaar 1300 van Gijsbrecht van Abcoude stadsrecht. In feite was hij als leenman van de graaf van Gelre en de bisschop van Utrecht niet ge- rechtigd de nederzetting ('Villa') Wijk stadsrecht te verlenen. De heren van Abcoude konden zich echter in een periode van poli- tieke instabiliteit (late 13de-14de eeuw) ontwikkelen tot onafhankelijke machthebbers. Waarschijnlijk heeft de heer van Abcoude als voorbeeld het tussen 1230 en 1258 verleende Rhencnse stadsrecht gebruikt, een stad waar hij ook uitgebreid leengoed had. Bij de op- stelling van de WijLse stichtingsoorkonde werd de bestaande tekst waar nodig aange- past en werden niet bruikbare elementen weggelaten. Toen de Rhencnse oorkonde in 1400 bij een grote stadsbrand verloren was gegaan, werd in 1403 bij de reconstructie van de originele oorkonde van de Wijkse stich- tingsoorkonde uitgegaan'. Het Wijkse stadsbestuur kreeg de steun van de heer van Abcoude toegezegd bij de om- walling en ommuring van de stad. Deze vermelding betekent waarschijnlijk niet dat men meteen na de verlening van het stads- recht begonnen is met de aanleg van een stadsmuur rond Wijk. Een vroege ommuring van Rhenen is op grond van de strategische ligging van de stad wel aannemelijk, maar de stad werd echter pas in 1346, in opdracht van bisschop Jan van Arkel, ommuurd. Vermoedelijk heeft men in Wijk wel vrij snel |
na 1300 een omwalling en omgrachting rond
de stad aangelegd. Mogelijk bestond de eerste omwalling slechts uit een aarden wal, palissade en eenvoudige houten poorten. Het tracé van de omgrachting is waarschijn- lijk hoofdzakelijk bepaald door de topografi- sche omstandigheden, waarbij gebruik werd gemaakt van twee oude beddingen van de Kromme Rijn. De westelijke gracht werd gelegd in de gedeeltelijk dichtgeslibde Laat- Karolingischc erosiegeul, gelegen ter hoogte van de huidige WestsingeF. De oostelijke gracht werd gevormd door de in of kort na 1122 afgedamde Kromme Rijn, gelegen on- der de huidige Mazijk en Kerkstraat'. Binnen deze oudste omwalling lagen slechts enkele straten. De belangrijkste wegen waren de noord-zuid lopende Donkerstraat (tussen Markt en Hoogstraat) - Volderstraat en de west-oost lopende Maleborduurstraat - Peperstraat (zie afb. 5). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
//
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stcdilijk gcbiiil
binntn de tcritt omwalling
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ttadclijk gibicd
binntn da twaada omwalling
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. De lixip van de Kromme Rijn ten tijde van de
afdamming, met eerste en tweede stadsuitleg (naar C. Dekker, 'De Dam bij Wijk'. Tussen Rijn en Lek, 15 (1981- 3), 15) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
48
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rond het midden van de 14de eeuw werd
Wijk in oostelijke richting uitgebreid. Het gebied De Ark of Het Oever werd bij de stad gevoegd. Door deze uitbreiding verloor de oostelijke gracht zijn functie en werd ge- deehelijk gedempt voor de bouw van het koor van de Grote Kerk. De rest van de gracht bleef bestaan in overkluisde vorm". Waarschijnlijk werd nu het totale stedelijke areaal voorzien van een stenen ommuring. Er vindt vanaf de 14de eeuw in West-Nederland een verstening van de stadsomwallingen van de meeste steden plaats. Dit is de periode waarin men voor het eerst op grote schaal |
kanonvormige vuurmonden begon te ge-
bruiken. Het werd hierdoor noodzakelijk de stadstoe-gangen te versterken. Vanaf het derde kwart van de I4de eeuw worden in de Wijkse oorkonden de poorten en verster- kingstorens genoemd'. Tussen 1440 en 1450 werd de stad in opdracht van bisschop Rudolph van Diepholt van een nieuwe ommuring en omgrachting voorzien. Deze ommuring is ook te zien op de vogel vluchtkaart van Jacob van Deventer uit ca 1563'' (afb. 6). Op de kaart zijn de verschillende poorten, versterkingstorens en de stadsmuur aangegeven. Op een manu- scriptkaart uit circa 1610 van Adriaan Anthonisz van Alkmaar^ zijn de stadsmuur, poorten en halfronde torens nog duidelijker zichtbaar (afb. 7). Vanaf de 17de eeuw wordt de ommuring veelvuldig afgebeeld. Van de zuidwestzijde van de ommuring zijn geen prenten of tekeningen bekend. Archeologische en bouwkundige
dateringsgegevens Hoe oud zijn de aangetroffen muurresten?
1. Baksteenformaten zijn over het algemeen een nuttig dateringsgegevcn, omdat de bak- stenen door de eeuwen heen qua afmetingen en inhoud steeds kleiner worden. Het pro- bleem is alleen dat de mate van verkleining verschilt per streek of stad. Het is daarom moeilijk om gebouwen uitsluitend aan de hand van baksteenformaten te dateren, vooral als de ontwikkeling van de maten in de streek of stad waarin het bouwwerk gestaan heeft onvoldoende bekend is. Over de ont- wikkeling van de baksteenfonna ten in Wijk bij Duurstede is weinig bekend. Op grond van de beschikbare gegevens in West- Nederland moet het formaat 30-31x15x6-7 centimeter in de tweede helft van de 12de tot in de vroege 14de eeuw gedateerd worden. Bakstenen met dit formaat worden in de omgeving van Wijk waarschijnlijk vanaf de tweede helft van de 13de eeuw gebruikt. Ten noorden van de stad Wijk bij Duurstede zijn op het terrein 'De Geer' sporen van een laat- 13e eeuwse begraven hofstad opgegraven. Op het terrein stond een eenvoudige woontoren opgetrokken in baksteen met het formaat 31x15x7 centimeter*. Ook in de stad Wijk |
|||||||||
6. Kaart van Wijk bij Duurstede door Jacob van Deventer
uit ca 1563 (RAU, TA, 483) |
||||||||||
7. Plattegrond van de fortificaties rond stad en kasteel
d(Kir Adriaan Anthonisz van Alkmaar uit ca 1610 (RAU, TA, 2135) |
||||||||||
49
|
||||||||||
werden bakstenen met dit formaat gebruikt.
Zo heeft men voor de bouw van de Grote Kerk bakstenen met het formaat 29.5-30.5x1 5x6.5-7 centimeter gebruikt. Deze eerste bouwfase wordt rond het midden van de 14de eeuw gedateerd**. De tweede fase, uitgevoerd met stenen met het formaat 28.5-29.5x 13.5- 14.5x7 centimeter, wordt in de eerste helft van de 15de eeuw gedateerd'". Afgaande op de thans ter beschikking staande gegevens, moeten de oudste muurresten, op grond van het baksteenformaat 30-31x15x6-7 centi- meter, in de late 13de- eerste helft 14de eeuw gedateerd worden. De Kostverlorentoren moet op grond van het gebruikte baksteen- formaat (28x15x6 centimeter) in de eerste helft van de 15de eeuw gedateerd worden. 2. Ook de constructie van de muren en torens kan aanwijzingen opleveren over de ouder- dom van de verschillende elementen. Bij het onderzoek aan de Achterstraat is vastgesteld dat er achter de stadsmuur een weergang op bogen lag. Deze constructiewijze, waarbij minder stenen gebruikt hoeven te worden en de muren beter verdedigbaar maakt, komt voor vanaf het midden van de 12de eeuw en wordt algemeen toegepast in de 13de en 14de eeuw. Over de oudste toren kan, omdat er geen opgaand muurwerk is aangetroffen, weinig gezegd worden. Het gebruik van steunberen in de onderbouw wijst op een vroege datering (13de-14de eeuw). De hoef- ijzervormige strucmur van de jongere toren levert meer aanknopingspunten op voor de 8. Opgraving 'Langs de Wal', Nixird profiel. Legenda: a
baksteen; fundering van hiwfijzervormige toren, b baksteen: oudste stadsmuur, c uitbraaksp(x)r d blauwgrijze klei inet houtskixil en vond.sten. e geelgrijze klei. f blauw- grijze klei met houtskixil |
datering. Dit type basisplattegrond maar dan
vooral toegepast in poortconstructies komt in Frankrijk voor vanaf het begin van de 13de eeuw. Ook in Zuid-Nederland komt deze vorm waarschijnlijk al in de tweede helft van de 13de eeuw voor". Bij de aanleg van de stadswallen werden deze voorzien van torens die min of meer op regelmatige afstanden van elkaar geplaatst werden. Deze torens dienden om de omgeving van de stad van een hoog punt af te kunnen verspieden en bij een nadering van vijandelijke troepen deze te kunnen bestoken met pijlen en stenen. De torens bezaten daartoe een weergang met kantelen en waren meestal afgesloten door een dak. De tijdens de opgravingen in de gracht aangetroffen dakpannen wijzen op de aanwezigheid van een dak. De torens zijn meestal halfcirkelvormig buiten de stadsmuur uitgebouwd, zodat er ook voldoende zicht langs de muren was. Waarschijnlijk is men bij de bouw van de Kostverlorentoren uitge- gaan van een bestaande situatie. 3. De archeologische gegevens over de datering van de verschillende muurresten zijn zeer beperkt. De fundamenten van de ver- schillende muren (afb. 8, A en B) zijn inge- graven in een pakket vuile klei. In deze kleilaag zijn, naast een aantal karolingische scherven, een viertal kogclpot-scherven, twee Pingsdorf-scherven en een Andenne-scherf aangetroffen. Het pakket dat op grond van de aangetroffen scherven in de llde-12dc eeuw gedateerd moet worden duikt in oostelijke richting (afb. 8, D t/m F) en ligt waarschijn- lijk op een dichtgeslibde Laat-Karolingische Kromme-Rijnbedding. Uit de uitbraaksleuf van de tweede stadsmuur zijn enkele 18de eeuwse scherven verzameld. Verder heeft de |
||||||||
O
|
|||||||||
Jso nap
|
|||||||||
50
|
|||||||||
Wijk hij Duurstede, eerst als veldarcheoloog
en sinds 1993 als wetenschappelijk leider. Noten
1. W. van Iterson, De stad Rhenen. De resultaten van een
rechtshistorisch onderzoek. Assen, 1960, 114 en verder. 2. WA. vaji Es, 'Dorestad centred', in; J.C. Bestcman,
J.M Bos en HA. Heidinga (eds.), Medieval archaeology in the Netherlands, 1990, 153-154. 3. C. Dekker, Het Kromme Rijngehied in de
middeleeuwen. Een institutioneel-geografische studie, Zutphen; Utrecht, 1983, 99 én verder. 4. Dekker, 99.
5. Dekker, 99 en verder.
6. Rijk.sarchief in Utrecht (RAU), Topografische Atlas
(TA), 483. 7. RAU, TA, 2135.
8. J. van Doesburg, 'De begraven hofstad op De Geer bij
Wijk bij Duurstede', in: W.A. van Es en W.A.M. Hessing (eds.), Romeinen. Friezen en Franken in het hart van Nederland. Van Traiectum tot Dorestad 50 V.C. - 900 n.C., Utrecht; Amersfoort, 1994, 195-203. 9. H. Halbertsma, 'De kerk van sint Johanncs de Doper te
Wijk bij Duurstede'. Spiegel Historiael, 13 (1978-4), 326. 10. Halbertsma, 327.
11. H.L. Janssen (ed), Van Bos tot Stad; opgravingen in
's Hertogenbosch, Den Bosch, 1983, 64-73. |
|||||||||
9 Driedimensionale rcconstruktie van het onderste deel
van het opgaande muurwerk van de Kostverlorentoren en aansluitende stadsmuren. opgraving weinig dateerbare vondsten opgele-
verd. Conclusie
Samenvattend kan uit de verschillende
bronnen de conclusie getrokken worden, dat de oudste stadsmuur en toren waarschijnlijk rond het midden van de 14de eeuw gebouwd zijn, mogelijk als opvolgers van een een- voudige aarden wal. De aanleg hangt waar- schijnlijk samen met de uitbreiding van de stad Wijk in oostelijke richting rond 1350. Dit is tevens de periode waarin een tweede grote bouwonderneming, de kerk aan de Markt, voltooid werd. Mogelijk hangt de verstening van de omwalling ook samen met de opkomst van de vuurmonden, waardoor het noodzakelijk werd de toegangen en wal- len van de stad te versterken. Tussen 1440 en 1450 werd de stad voorzien van een nieuwe ommuring en omgrachting. Waarschijnlijk behoren de opgegraven hoefijzervormige toren, later bekend als Kostverlorentoren, en de daarop aansluitende stadsmuur tot deze tweede ommuring. Het grootste deel van het muurwerk is vanaf de tweede helft van de 19de eeuw weggebroken. |
|||||||||
Drs J. van Doesburg studeerde in 1987 af in
de middeleeuwse archeologie aan de Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1990 is hij werkzaam op de opgraving De Geer in |
|||||||||
m
|
|||||||||
.....j
|
|||||||||
Archeologische Werkgroep van de Histori-
sche Kring 'Tussen Rijn en Lek' betrokken geweest) bijna alle terreinen binnen het gebied systematisch belopen op zoek naar vondsten. Dit leverde meer dan 700 vindplaatsen op van vóór 1200. Archeolo- gisch gezien is het Kromme-Rijngebied thans één van de best bekende gebieden in ons land. De kostbare opgravingen van de ar- cheologisch waardevolle terreinen worden alleen gedaan wanneer wegaanleg en bouw van nieuwe wijken daartoe dwingen. In het boek wordt de balans opgemaakt van ruim 25 jaar opgravingen en onderzoek. Nadrukkelijk wordt gesteld dat het een tussenbalans is, want de opgravingen met name in Wijk bij Duurstede en in Houten gaan nog steeds door. Aan de publikatie werkten behalve de
redacteuren Van Es en Hessing nog dertien andere auteurs mee, die helaas niet aan de lezer - bijvoorbeeld in een aparte rubriek 'over de auteurs' - worden voorgesteld. Het moet toch duidelijk zijn dat het interessant is te weten vanuit welke achtergrond is geschre- ven en hoe ieders specifieke betrokkenheid is geweest in die 25 jaar. Het boek bestaat uit drie delen: Verhaal, Onderzoek en Opgravingen. In het eerste hoofdstuk wordt uitgelegd hoe het landschap er in de eerste tien eeuwen van onze jaar- telling uitzag. Waarom hierbij een foto van een meander van de Gulp (Zuid-Limburg) wordt getoond, terwijl van de Kromme Rijn zelf prachtige meanders zijn te laten zien, is onduidelijk. Ik moet ook kwijt dat de begrip- pen oeverwal en stroomrug enigszins mistig zijn gebruikt. Duidelijk komt wel naar voren dat de rivieren (de voorlopers van de Kromme Rijn), archeologisch zowel conser- verend als destructief bezig waren. Dit is een natuurlijk gegeven dat soms in het voordeel maar ook in het nadeel van het archeologisch onderzoek heeft gewerkt. Onoplosbare zaken kunnen er uit voortvloeien, zoals bijvoorbeeld de kwestie van het Romeinse fort Levefa- num, dat vermoedelijk direct ten zuidoosten van Wijk bij Duurstede heeft gelegen. Door de werking van de rivier zou het volledig opgeruimd zijn. Lange tijd was het een hypothese, maar in het boek wordt het |
|||||||
BOEKBESPREKING
Archeologie Kromme-Rijngebied
Romeinen, Friezen en Franken in het hart
van Nederland, Van Traiectum tot Dorestad 50 V. C. - 900 n. C, onder redactie van W.
A. van Es en W. A. M. Hessing. Utrecht, Matrijs, 1994 (264 blz., ruim 200 ill., prijs f 49,95, ISBN 90 5345 049 1) Reeds zeer lang staan in het Kromme-
Rijngebied enkele locaties bekend als belangrijke vindplaatsen van oudheden, met name Vechten sinds 1829 (het Romeinse fort Fectio) en Wijk bij Duurstede sinds 1841 (het Merovingische en Karolingische Dorestad). Van systematisch onderzoek in het gebied is slechts mondjesmaat sprake geweest tot 1967. In dat jaar is de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) te Amersfoort onder leiding van Prof. Dr W. A. van Es begonnen met grootschalige opgravingen in Dorestad, daartoe gedwongen door de voor de deur staande stadsuitbreiding. Uit dat onderzoek is het grote regionale onderzoeksproject van de ROB voortgekomen: het Kromme-Rijnproject (later Project Centraal Rivierengebied genoemd, waartoe ook de aansluitende delen van de Utrechtse Heuvelrug behoren). Niet te verwarren met het in sommige kringen beter bekende Kromme-Rijnproject van enkele landschapskundige disciplines (ecologen, biologen, fysisch- en historisch-geografen) van de Utrechtse Universiteit en de Landbouwhogeschool Wagcningen uit de jaren 1970-1974, dat onder meer uitmondde in de publikatie Hel Kromme-Rijnlandschap. Een ecologische visie uitgegeven door de Stichting Natuur en Milieu. Overigens is er op dit moment weer een 'Kromme-Rijnpro- ject'. Dit betreft het plan, waarmee reeds een begin van uitvoering is gemaakt, van de Stichting Het Utrechts Landschap in samen- werking met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, om op een aantal plaatsen de oevers van de rivier de Kromme Rijn natuurvriendelijker te maken. Een aantal jaren achtereen hebben medewer- kers van de ROB (daarbij is ook de |
|||||||
52
|
|||||||
vermoeden nu als een vaststaand feit naar
voren gebracht. Op het reconstructiekaartje van Dorestad (p. 99) is dan ook maar meteen de nog niet teruggevonden Bovenkerk, uit schriftelijke bronnen bekend, op de veron- derstelde plaats van het Romeinse fort ingete- kend. Ik blijf mij afvragen of de weinige archeologische aanwijzingen (onder andere de twee opgebaggerde Romeinse helmen) dit rechtvaardigen. Het verhaal kan dan wel slui- tend zijn, maar het bewijs is helaas nog niet echt geleverd. Natuurlijk is er in het bock veel aandacht
geschonken aan het zo belangrijke Dorestad. Enkele recensies in kranten, die ik las, deden het voorkomen alsof het boek daar voorna- melijk over gaat. Dat is zeker niet het geval. Na het chronologische, boeiend geschreven, verhaal over de bewoningsgeschiedenis van het gehele gebied van de late-ijzertijd tot en met vroege middeleeuwen, volgt het tweede deel met een aantal verhelderende thema- tische artikelen over tal van onderwerpen, zoals fosfaat kartering, landbouw, Romeinse fibula's, dakpannen, munten, boerderijplat- tegronden, aardewerk en nog meer. Prachtige kleurenafbeeldingen zijn hierbij aan te treffen. Over dit gedeelte twee opmerkingen. Bij de behandeling van 'tien eeuwen grafri- tueel' mis ik het toponiem 'Zure Maat' waar hc' grote Romeinse grafmonument, gevonden in 1844, te Werkhoven wordt behandeld. Onder de titel 'De Zure Maat' onder Werkhoven. Een Romeins grafmonument te Werkhoven? Verslag van een bronnen en terreinonderzoek verscheen in 1981 hierover een publikatie van de Archeologische Werk- groep van onze Historische Kring (51 blz.). Dit had mijns inziens in de literatuurlijst opgenomen moeten worden. De andere opmerking betreft 'de begraven hofstad op De Geer' (in de toekomstige nieuwbouwwijk van Wijk bij Duurstede). Een belangwekkende ontdekking van een complex, waarvan het onderzoek nog niet afgerond is, zo wordt ons meegedeeld. Dat neemt niet weg dat de begrippen 'begraven hofstad' en 'kasteel' (is het wel zinnig om deze twee - gekeken naar de bodemsporen - van elkaar te onderschei- den?) beter uitgelegd hadden moeten worden. Hoc denken bouwhistorici en mediacvisten |
hierover? Het nieuwe Utrechtse kastelenboek
dat dit najaar uitkomt zal hierover hopelijk meer duidelijkheid verschaffen. In deel III wordt in zeven artikelen op be- knopte wijze verslag gedaan van de gedane opgravingen. Daaraan voorafgaande krijgen we in een helder geschreven overzichtsartikel een beeld van de archeologische activiteiten die plaatsvonden voordat het Kromme- Rijnproject van start ging. Jammer dat er iets misging op p. 211 waar verwezen wordt naar een (vermoedelijk te klein en te donker afge- beelde) belangrijke, recent door de ROB vervaardigde, kaart (met moderne middelen tot stand gebracht, zo wordt ons meegedeeld) van de Heimenberg (Grebbeberg). Deze afbeelding roept vraagtekens op. Punten van grote kritiek op dit boek, heb ik niet. In tegendeel, het is een waar genoegen om het te lezen. Soms zijn er wat moeilijke begrippen gebruikt en wordt er reeds aan- wezige kennis verondersteld, met name bij de behandeling van de Romeinse tijd. Ik raad geintcressecrden aan om het vorig jaar verschenen pocketboekje Romeins Nederland. Archeologie en geschiedenis van een grens- gebied van S.G. van Dockum en E.J. van Ginkel er ook eens op na te lezen om meer duidelijkheid te krijgen. Het boek is over het geheel genomen aan- trekkelijk vormgegeven. Het heeft mij wel enigszins gestoord dat er weinig kritisch is gekeken naar de bijschriften en de afme- tingen van sommige illustraties. Zijn de redacteuren daar zelf nog bij betrokken geweest, of heeft men dit aan anderen overgelaten? Er is geen bezwaar tegen het opnemen van bestaande fantasietekeningen (afb. 11, 33, 73, 78, en 97), zoals 'De vikingen plunderen Dorestad', om het boek wat te verlevendigen. Of het echt nodig is bij zo'n wetenschappelijke publikatie is punt twee. Maar als je het doet, doe het dan wat vcrantwoorder, zorg voor betere toelichting en vermeld maker en jaartal. Overigens, wat zou het aardig zijn geweest om hier een kunstenaar eens nieuwe tekeningen (onder toezicht van de archeologen) te hebben laten maken. De illustraties uit deze categorie hebben een wat wonderlijke behandeling gekregen. Het lijkt wel alsof men vond dat |
||||||
53
|
|||||||
publikatie, evenzeer als het bekende boek van
C. Dekker Het Kromme Rijngehied in de middeleeuwen. Een inslilutioneel- geografi.sche studie uit 1983, tot in lengte van jaren door menige onderzoeker van het Kromme-Rijngebied geraadpleegd moet worden. Het wachten is nu op standaard- werken over de geschiedenis van het gebied vóór de jaartelling en na de middeleeuwen. Maar of die er ooit zullen komen... Marijke Donkersloot - de Vrij
|
||||||
gebruikmaking van deze soort visuele
hulpmiddelen eigenlijk niet kon, door ze soms nogal klein af te beelden (postzcgelfor- maat, maar wel in kleur). Prominent plaatsen van zo'n, toch wat twijfelachtige, afbeelding op dezelfde pagina (113) waar de prachtige in kleur afgebeelde gouden broche uit Dore- stad het alleenrecht zou moeten hebben, gaat te ver. Het bijschrift bij dit topstuk had meer toelichting over het object zelf mogen bevat- ten (over afmeting, de stenen er in en het versieringsmotieO- Het zou trouwens ook aan te bevelen zijn
geweest om de lezer een apart lijstje met adressen te geven van instellingen waar men de beschreven archeologische geschiedenis en objecten verder kan bekijken. In het, in 1975 opgerichte. Stedelijk en Kantonnaal Museum in Wijk bij Duurstede is een en ander te zien, ook in het Museum van Oudheden in Leiden. Een, in 1989 nagebouwde Dorestadboerderij, die toch eigenlijk ergens in Wijk bij Duur- stede gebouwd had moeten worden (een gemiste kans), bevindt zich op landgoed De Schothorst in Amersfoort. Er zijn vast meer plaatsen op te noemen waar men terecht kan voor verder kijkgenot. In het Centraal Museum in Utrecht is naar aanleiding van het verschijnen van het boek de expositie draven m een grensgebied. Archeologische vondsten uit de Kromme-Rijnslreek, gehouden. Onze historische kring bracht er natuurlijk een bezoek. Het was een feest voor het oog, maar de al te simpele uitleg of vrijwel geheel ontbrekende toelichting bij de tentoongestelde objecten heeft irritaties opgewekt. Dat men het boek, dat daar aan een touw hing, kon raadplegen vergde van menige bezoeker, ook de werkelijk geinteresseerden, te veel. De titel van de tentoonstelling heeft in elk geval geen verwarring veroorzaakt, zoals de boektitel kennelijk wel. De opsteller van de rubriek zo juist verschenen in NRC-Handels- blad legde uit: 'Een boek (...) over het gebied aan weerszijden van de Waal met Wijk bij Duurstede als centrum ...' Topografische kennis is niet zijn sterkste punt, maar dan toch. Het boek wordt gelukkig afgesloten met een
trefwoordenregister, waarmee een en ander snel is terug te zoeken. Zeker is dat deze |
||||||
54
|
||||||
nodige informatie over het fort verzamelen.
Mogelijk dat in een later stadium een Stichting Vrienden van Fort Duurstede kan worden opgericht, om zo een deel van de restauratie- gelden bijeen te kunnen brengen. (RvdE-V) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VARIA
Rectificaties
In het vorige nummer /.ijn enkele fouten
geslopen, die de redactie graag wil recht- zetten. Comelis Anthonius van Rijn is op 4- 6-1992 herbegraven op het oorlogskerkhof in Loenen (gemeente Apeldoorn) (p. 7). Mozcs (Mau) Womis stierf in 1975 en Suze Worms werd in 1918 geboren (p. 19). Tenslotte: Leen de Kcijzcr ontving niet van de ge- meente Houten de 'appclplukker', maar van de plaatselijke Rotary (uit handen van de burgemeester van Houten). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wijziging in de redactie
Met ingang van april 1995 heeft Henk Reinders
de redactie van het tijdschrift verlaten. Tien jaar lang heeft hij hiervan met veel enthousiasme deel uitgemaakt. Wanneer er gebrek aan kopij dreigde was hij het die als één van de eersten aanbood om tekst te leveren, waardoor het periodiek toch op tijd kon verschijnen. Naast de artikelen die hij als 'historicus van Bunnik' zelf schreef, heeft hij dikwijls andere auteurs gehol- pen hun verhalen rond te krijgen. Vele uren heeft hij achter zijn PC doorgebracht om - altijd in sneltreinvaart - de teksten gereed te maken voor de drukker. Zijn inzet was groot en de redactie bedankt hem daarvoor. Gelukkig heeft hij aangeboden zich zo nu en dan als auteur te melden. Wij blijven hem dan ook graag als onze vaste correspondent uit Bunnik zien. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fort Duurstede vanuit het oosten gezien (foto Eddy
Supusepa, 1994) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Restauratie Hervormde kerk Werkhoven:
een tusscntijd.s bericht Met de toren van de Oude- of Sint-Stevenskerk
wordt ook de noordmuur van het schip geres- taureerd. Van achter het grauwe pleisterwerk |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fort Duurstede op de Molukken
In het septembernummer van 1993 schreef
Marijke Donkersloot een kort artikel over een plattegrond uit 1724 van de vesting Duurstede op het Molukse eiland Saparua. Verondersteld werd dat van dit, in 1691 door de uit Wijk bij Duurstede afkomstige bestuurder Nicolaas Schaghen gestichte, fort nog slechts ruineuze restanten overeind stonden. Begin 1995 kwam ik in contact met de heer Hddy Supusepa, wonende te Culemborg èn Saparua. Van Fort Duurstede blijkt nog verrassend veel overeind te staan, al is restauratie dringend gewenst. De heer Supusepa is inmiddels als contactpersoon van de Stichting Menno van Coehoom teruggekeerd naar het eiland en zal daar de |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee fragmenten van een sarcofaagdeksel in de tufstenen
noordmuur van de Sint-Stevenskerk (foto Ina van der Wiele, mei 1995) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
55
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komt de verwachte tufsteen aan het licht. Een
hypothese wordt door een vondst bevestigd: warm-rode fragmenten, delen van een sarco- faagdcksel van Weser zandsteen, als latei boven een verdwenen toegang; een dito verticale stijl ter weerszijden. De geometri- sche versiering, van een eerder gebruik, destijds zoals het uitkwam in het zicht gelaten, het hoogveld in tuf dichtgezet. De boogstencn nemen met de ronding in hoogte toe. Deze vondst is vooral ook van belang omdat de zuidelijke toegang ooit sanien met de muur werd gesloopt en omdat een sarcofaagdeksel uit het boogveld boven de toreningang rond 1860 werd wcgge-broken. Men kan zich de verwondering van de middeleeuwse mens indenken, komend uit zijn eenvoudige behuizing: een poort, helder rood omlijst in wel drie voeten diep muurwerk, van steen, over de rivier van verre aangevoerd! En de verwijzing naar de 'porta', de deur die openstaat naar de hemel. Bij de restauratie werd ook een fragment aangetroffen van een sacramentsnis in Bambergersteen, uit het verdwenen gotische koor. (Johan Goudcau, architect) |
||||||
Nieuw tijdschrift Op de Rres
In maart van dit jaar is door de, vorig jaar
opgerichte, Utrechtse Fortenstichting het nieuwe tijdschriftje Op de Rres gepresenteerd dat vier keer per jaar zal verschijnen. De inhoud ervan gaat over de Nieuwe Hollandse Waterlinie, waarvan de oorsprong teniggaat tot het jaar 1629. Voor het Kromme-Rijngebied is dit van belang, omdat een deel van het gebied er toe behoort. De bedoeling ervan is om dit voormalig militair-.strategische gebied met de vele forten beter bekend te maken. Hiermee beoogt men goede beleidsvisies te ontwikkelen, zodat dit cultuurhistorisch waardevolle gebied veilig gesteld zal worden. Degene die zich op het tijdschrift wil abonneren
kan dit doen bij het Projectbureau Forten, telefoon 030-919394 of'postadres: Dal weg 18, 3707 BH Zeist. (MDdV) |
||||||
56
|
||||||
f]
|
||||||||||||
6 A-^.^
Persoonlijke herinneringen aan Leen de Keijzer
C. Dekker
|
||||||||||||
'^cy^
|
||||||||||||
Foen ik op 1 april 1961 in dienst trad bij het
rijksarchief in Utrecht en kennis maakte met een aantal trouwe bezoekers, vernam ik dat er ook een 'clubje' onderzoekers was, dat alleen 's zaterdags op het archief kwam, dan meegebrachte koffie dronk en een boterham at op de trap - er was in het oude archiefge- bouw aan de Drift geen kantine -, onderwijl onderling gegevens uitwisselde en dan weer snel in de archiefstukken dook, om maar niet onnodig tijd te verliezen. Zolang ik nog in Den Haag woonde was ik vrijgesteld van /.aterdagdienst en zo duurde het tot februari 1962 vooraleer ik het ijverige 'clubje' ont- moette, waarin meneer De Keijzer - men noemde zich in die tijd immers niet bij de voornaam - direkt opviel door zijn gedreven- heid om alles aan de weet te komen wat maar met de geschiedenis van Houten en 't Goy verband hield. In de jaren die volgden kon ik hem zo nu en dan opmerkzaam maken op bronnen, die hij nog niet kende, maar omdat mijn belangstelling als historicus toen nog hoofdzakelijk gericht was op Zeeland, was dat niet zo veel. Toen ik hem in 1964 mijn gelegenheidswerk-
je üdijk, van parochie lot parochie kon overhandigen, was hij verrukt. Iets dergelijks moest ook eens over Houten kunnen verschij- nen, vond hij. Ik opperde dat hijzelf best in staat was om zoiets te publiceren, maar met zijn aangeboren bescheidenheid wimpelde hij dat af, omdat hij nog te weinig gegevens had en ze niet als een verantwoord verhaal zou kunnen presenteren. Toch ging hij in 1965 op het verzoek in, dat hem en P.M Hcijmink Liesert te Schalkwijk - ook iemand van het 'clubje' - door de pastoor van 't Goy werd gedaan om een boekje samen te stellen ter gelegenheid van het eeuwfeest van die pa- rochie. In 1966 verscheen het en de auteurs getuigden in het Woord vooraf dat zij het geschreven hadden 'uit liefhebberij voor de geschiedenis van de streek, waarin wij beiden geboren en getogen zijn'. Het was een boekje dat zich niet beperkte tot de laatste honderd |
||||||||||||
Leen de Keijzer tijdens zijn afscheidsreceptie bij de
gemeente Houten op 29 september 1989 met links burgemeester A.J. Bransen (topografische verzameling gemeente Houten) jaar, maar natuurlijk begon met de vroege
middeleeuwen. Het heette 't Gay door de eeuwen heen en bood een schat aan gegevens over de plaatselijke geschiedenis. Inmiddels was Jan Oostendorp, wethouder van de gemeente Bunnik en een groot lief- hebber van de Bunnikse geschiedenis, met mij in overleg getreden over de mogelijkheid een historische kring voor Bunnik, Odijk en Werkhoven op te richten. Ik was sceptisch, maar zegde hem toe als mede-oprichter te willen fungeren, als hij het initiatief nam. Op 15 maart 1966 liet Oostendorp een circulaire uitgaan aan 16 personen, die tot resultaat had dat op 29 maart daaraanvolgend in de raad- zaal van het gemeentehuis te Burmik inder- daad een historische kring werd opgericht. Als lid traden toe 9 personen uit Burmik, 5 uit Odijk, 1 uit Werkhoven en 2 uit Utrecht. Op 25 mei 1966 manifesteerde de kring zich met veel publiciteit voor het eerst aan de buitenwacht met een lezing in kasteel Bever- weerd. Er kwamen veel belangstellenden op af. Eén van hen, Leen de Keijzer, kwam kort daarop bij mij als voorzitter met de vraag of |
||||||||||||
57
|
||||||||||||
het geografisch gebied van de kring niet
uitgebreid zou kunnen worden over Houten, 't Goy en Schalkwijk. Hij beloofde garant te zullen staan voor Icdcnaanbreng. Behalve ikzelf kende niemand van het bestuur Leen de Keijzer en ik moest enigszins opboksen tegen de neiging om de zaak knus Bunniks te houden. Ik was er echter van overtuigd dat hier de kans lag om de hele onderneming te doen slagen en mijn aanvankelijk scepticisme over de levensvatbaarheid van de kring weg te nemen. Het bestuur besloot om nu het hele Kromme-Rijngebied bij de kring te betrekken en De Keijzer en Heijmink Liesert uit te nodigen als bestuursleden mede vorm aan die uitbreiding te geven. Op een ledenverga- dering, waaraan vele nieuwe leden uit Houten en omgeving deelnamen, werd uitvoerig gedelibereerd over een naam, die vervolgens werd vastgesteld en op 7 februari 1967 werd de vereniging Tussen Rijn en Lek bij K.B. als rechtspersoon erkend. De samenwerking die tussen De Keijzer en mij ontstond, was geheel gericht op de kring. Voor hem was de kring van meet af aan van grote betekenis, omdat hij zijn liefhebberij nu in een geïnstitutionaliseerd kader kon plaat- sen. Tot dan toe was hij tamelijk individua- listisch bezig geweest, voortaan kon hij zijn kennis kwijt aan een aantal oprecht belang- stellenden en zijn interesse delen met ande- ren. Het werkte ook blikverruimend. Zijn strikte belangstelling voor Houten en 't Goy breidde zich uit en werd nu geplaatst in het geheel van het Kromme Rijngebied. Voor mij waren de contacten zeker zo waardevol. Hij bracht op mij over de liefde voor de streek, een grotere waardering voor het bodemonder- zoek, meer zicht op de samenhang tussen mens en land, mens en natuur en geschie- denis en milieu. In maart 1967 kon het eerste nummer ver-
schijnen van wat wij steeds 'het periodiek' noemden, het aanvankelijk pretentieloze en met primitieve middelen uitgegeven tijdschriftje Tussen Rijn en Lek. De Keijzer werd de spil van de redaktic en werkte nauw samen met A. Graafhuis van het gemeentear- chief te Utrecht, die voor weinig kosten de uitgave verzorgde. De Keijzer publiceerde ook in het tijdschrift, aanvankelijk nog met |
Heijmink Liesert als co-auteur, later onder
eigen naam. In een ander initiatief van de kring had De
Keijzer van meet af aan de leiding: de arche- ologische werkgroep. Er waren meer werk- groepen gepland, maar de andere gingen snel ter ziele of kwamen zelfs niet van de grond. Alleen de archelologische kwam tot bloei, zeker in de eerste plaats dank zij de bezieling van de leider. De eerste echte opgraving, die van de 14e-eeuwse steenoven in 't Goy, oogstte meteen waardering bij de professione- le archeologen van de ROB te Amersfoort, met wie een vruchtbare samenwerking volg- de. De zo succesvolle werkgroep betekende een
ingreep in de besteding van De Keijzers vrije tijd, die hij zich altijd bewust gebleven is en hem zo nu en dan ook wel eens droevig stemde. ledere zaterdagochtend werd nu besteed aan bodemverkenning, het verrichten van oppervlaktevondsten of het doen van opgravingen, terwijl voor het archiefonder- zoek geen tijd meer overbleef. Maar dat was nu eenmmaal zo en Leen was realist genoeg om te beseffen dat hij niet alles kon. De bevrediging, die hij vond in de resultaten van het bodemonderzoek, vergoedde het gemis aan archiefvondsten. Wel was hij altijd verrukt, als ik hem daarmee zo nu en dan eens kon verrassen. In 1971 werden mijn contacten met Leen de
Keijzer intensiever. Toen ik hem mijn proef- schrift over middeleeuws Zuid-Beveland schonk, vroeg hij mij of ik niet ook een dergelijk werk aan het Kromme-Rijngebied zou kunnen wijden. Nu had ik wel eens in die richting gedacht, maar serieuze plannen had ik niet. Zijn enthousiaste aansporingen hielpen mij over de drempel, maar ik wilde daarvoor de streek wel nauwkeuriger verken- nen. Wij besloten voortaan iedere zaterdag- middag samen door het Kromme-Rijngebied te gaan lopen en zo iedere weg en ieder pad, alle watergangen en oneffenheden in het landschap te observeren en in ons op te nemen. Jarenlang hebben wij dat gedaan, bijna iedere zaterdag tussen september en april, bij alle weer en wind, met onze stok in de hand, springend over sloten (en een enkele maal erin) en klimmend over hekken en |
|||||||
58
|
||||||||
J
|
||||||||
prikkeldraad. Het ergst vond ik daarbij onze
ontmoetingen met boze honden op boerener- ven, waar ik zo bang voor ben, maar Leen zei dan: 'Niet met je stok zwaaien' en vervol- gens sprak hij de honden taktisch en verma- nend toe. Voor zover ik mij herinner altijd met succes. Wij begonnen onze verkerming bij Leens huis, in het gebied van de Leesloot en de Rietsloot, heel 't Goy en Houten volg- den. Zijn kennis verbaasde mij, maar langza- merhand kon ik die door mijn archiefstudie aanvullen en leerden wij van elkaar. Er ontstond een wisselwerking. Dat werd meer en meer het geval toen Odijk, Bunnik en de rest van het gebied aan de beurt kwamen, tot Amerongen toe. Er zullen weinig percelen zijn die wij niet belopen hebben. Later heeft hij mij herhaaldelijk zijn voldoening over die onderneming uitgesproken, vooral omdat sindsdien zo veel in het landschap onverbid- delijk is verdwenen door de nieuwbouw van Houten, Nieuwegein, Wijk bij Duurstede, Zeist en andere plaatsen. In 1983 was mijn boek klaar en verscheen voorin mijn opdracht aan Leen de Keijzer. Hij was er zeer gevoe- lig voor. Omdat ik in de beginjaren, ongewild, nogal
een stempel op de historische kring had gedrukt en omdat daardoor in het Utrechtse historisch milieu de kring te veel met mijn Op deze fcito is Leen de Keijzer bezig een vijftiende
eeuwse pot uit te graven tijdens de opgraving bij boerderij Felixhoeve in 1993 (topografische verzameling gemeente Houten) |
|||||||
persoon werd geïdentificeerd, vond ik in
1979 de tijd gekomen om het voorzitterschap neer te leggen, zeer tegen de zin van vice- voorzitter Leen de Keijzer. Ik wilde dat hij zichzelf kandidaat zou stellen, maar mijn overredingskracht won het niet van zijn be- scheidenheid. Een paar jaar later was hij echter zover en vervolgens heeft hij jaren lang tot ieders en zijn eigen voldoening leiding gegeven aan de kring. Inmiddels had ik mij ook teruggetrokken uit de Stichtse Culturele Raad en het museumbestuur in Wijk bij Duurstede met de prettige gedachte dat De Keijzer als opvolger de belangen van de kring en het geografisch gebied ervan uitstekend zou behartigen. Wel moet ik bekennen dat Leen de Keijzer mijn terugtrckkken uit het actieve historisch bezigzijn met het Kromme-Rijngebied nooit ten volle heeft willen accepteren. Hij begreep dat mijn professoraat een verzwaring van het werk betekende en dat mijn historische inte- resse was verschoven. Hij kon ook mijn argument onderschrijven dat het aantal leden van de kring, dat zich beroepshalve met geschiedenis bezighield of door opleiding een inhoudelijke inbreng kon leveren, veel groter was dan in de jaren '60. Maar steeds probeer- de hij mij te overtuigen dat ik op mijn schre- den terug moest komen, in ieder geval na mijn pensionering. Ik heb hem dat beloofd. Onze contacten op historisch gebied waren inmiddels geëvolueerd tot een vriendschap, waarin ook onze echtgenoten betrokken waren. Een vast onderdeel werd daarin het |
|||||||
59
|
|||||||
organiseren van dia-avonden over onze
wederzijdse vakantiereizen. In 1991 en 1992 hebben wij samen met ons vieren vakanties doorgebracht in Frankrijk, waar wij intensief van genoten hebben, niet in het minst omdat Leen ons altijd op de kleinste bijzonderheden opmerkzaam maakte, die wij zelf niet zagen. Dat was zeker het geval waar het de natuur betrof, de planten, de dieren, de stenenhemel of de gesteenten. Tijdens vakanties viel ook extra op de grote behulpzaamheid, die Leen bij alles aan de dag legde. Nu kenden wij die al lang, want bij voorvallen waar wij onhan- dig tegenover stonden - van het breken van oude voorwerpen en houtwurm tot het jongen van de poes - verscheen Leen de Keijzer als reddende engel. De vakantie in 1992 gaf hem een bijzondere bevrediging. Een merkwaardi- ge voorliefde, die hij altijd al had gehad, betrof duiventorens. Hij was daarop gekomen door de duiven, die eeuwenlang in de toren van de hervormde kerk van Houten hadden gehuisd en die daar van bepaalde voor- zieningen gebruik konden maken. Zonder dat wij het wisten bleek Quercy in Frankrijk het land bij uitstek van dui ventorens en duiventil- len te zijn. Zijn triomf met een serie van 105 dia's, uitsluitend gewijd aan duiventorens, naar huis te kunnen terugkeren, kunnen zij die Leen van nabij hebben gekend, zich gemakkelijk voorstellen. Er was één element in het leven van Leen de Keijzer, dat het hem mogelijk heeft gemaakt zo te zijn zoals hij was, zoveel te presteren als hij gedaan heeft. Dat was zijn vrouw Henrictte. Ook de historische kring Tussen Rijn en Lek mag dat best eens beseffen. Henrictte stond atijd achter Leen, zij deelde zijn interesses en liefhebberijen en zij hielp hem daarbij. Zij was volgzaam, maar tegelij- kertijd sturend, remmend en relativerend. De opkonist van de archeologische werkgroep betekende niet alleen een wijziging in het patroon van de zaterdag voor Leen, maar niet minder voor zijn vrouw. De hoeveelheden modder die via de laarzen en de kleding van .de deelnemers in het gastvrije huis aan de Binnenweg werden aangevoerd, en het zand en de klei op en in de meegebrachte voor- werpen, moesten iinmers steeds weer worden opgeruimd. Maar de dozen, kisten, bakken en |
zakken vol scherven mochten juist niet
worden opgeruimd. Weken-, maanden- en jarenlang stonden ze daar, en stukje bij beetje werd de inhoud gedetermineerd op de zater- dagen als er niet gegraven kon worden. Henrictte deed mee en stond daarin haar mannetje, terwijl zij onderwijl de inwendige mens versterkte. Als Leen en ik 's middags, moe van het lopen aankwamen, was de rommel van de ochtend altijd keurig opge- ruimd, was er koffie en thee gezet en stond de koek gereed. Vergaderingen konden altijd in huize De Keijzer worden georganiseerd, Henrictte stond wel weer klaar ert ook de kinderen pasten zich altijd aan. De grote beproeving voor zowel Leen als Henrictte zou echter tegen de zomer van 1994 komen. Plotseling, want Leen was immers nog nooit ziek geweest en leefde zeer gezond. Een week voor zijn overlijden zei hij mij dat hij zich geheel kon overgeven aan zijn lot, omdat hij zo 'n goede verzorging had. De intensieve verpleging is een zware taak voor Henrictte geweest en maakt het gemis des te groter. Het In memoriam dat in het Houtens/Bunniks
Nieuws van 21 september verscheen was een waardige plaatsbepaling van Leen de Keijzer in de geschiedbeoefening van het Krommc- Rijngebied en wijdde ook aandacht aan zijn andere verdiensten. Ik kan dat niet verbeteren en dat is ook niet mijn bedoeling. Mijn persoonlijke herinneringen aan hem zijn echter zo nauw verweven met de historische kring dat ik graag ben ingegaan op het verzoek van de redactie om ze op schrift te zetten. De kring lag Leen nauw aan het hart en tijdens het opschrijven van deze herinne- ringen heb ik bemerkt dat dat eigenlijk ook bij mij nog steeds zo is. Leen de Keijzer hield van de natuur en de mens, gezien in historisch perspectief en met nadruk op de eigen streek. De pastoor die op 23 september de rouwdienst leidde, had dat niet treffender kunnen illustreren dan toen hij achter 'de Jordaan en de Eufraat' in een voorgeschreven tekst inlaste : 'en de Kromme Rijn en de Lek, en de Lees loot en de Riet- sloot'. Leen de Keijzer zou genoten hebben als hij het had kunnen horen. |
||||||||
I !
1
|
|||||||||
60
|
|||||||||
De verdwenen hofstad Tiellandt in Houten
|
||||||||
Leen de Keijzer
Hofstad' en ligging
)e moderne wijknaam Tiellandt aan de west-
zijde van het oude dorp Houten houdt de iicrinnering levend aan de hofstad Tiellandt, ,cn van de vele uit de late middeleeuwen daterende, verdedigbare boerderij complexen lie Houten heeft gekend'. De benaming hofstad' wil zeggen een hof met een stede: ccn terrein, al dan niet omgracht, met daarop een boerderij, Tiellandt wordt in een charter van 5 augustus 1640 voor het eerst om- schreven als een hofstad met één morgen (8.516 m^) land daarnaast gelegen, samen twee morgen groot^. Dat wil dus zeggen dat het terrein waar de hofstede op gevestigd was (lok één morgen groot was. Over een gebouw wordt niet gesproken, zodat we moeten aan- nemen dat dit toen al was verdwenen. In het charter wordt de ligging nauwkeurig om- schreven met de namen van de aangrenzende grondbezitters of pachters. Tiellandt lag aan de westkant van de middeleeuwse villa Houten, het tegenwoordige dorp, op de grens van de oude gronden waar het kapittel van Sint Marie te Utrecht in 1083 van bisschop Fvoenraad het tiendrecht als bron van inkom- sten kreeg'. Hier lag ook de grens tussen het gerecht van de Heren van Goye en dat van de Heren van Wulven. Het terrein is in ver- band met woningbouw en de aanleg van een sportpark in de jaren 1985-1988 door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem- onderzoek (ROB) opgcgraven\ Daarbij werd duidelijk dat de bewoningsgeschiedenis te- ruggaat tot circa 600 jaar voor onze jaartel- ling, met schervenvondsten die vanaf die tijd doorlopen tot circa 1300. Op 1 oktober 1832 trad het kadaster in werking en werd de hofstad Tiellandt ingedeeld in Houten sectie A nr 490 en 491, samen groot 1 ha. 33 are en 10 ca. Het terrein met de naam Tiellandt was daarmee nauwkeurig vastgelegd. Tegenwoordig bevindt zich hier een hand- balveld. Er tegenover ligt 'De Stenen Poort' (Warinenpoort 90), het restant van een ver- gelijkbaar boerderijcomplex. |
||||||||
Detail van de tiendkaart van Houten en 't Goy. Getekend
dcKir Jan van Diepenem in 1640 voor het kapittel van St Marie (natekening auteur, 1964) Leenmannen en eigenaars
Tiellandt behoorde vóór 1392 tot het leenhof
van de Heren van Goye. Dit leenhof ging in 1392 over in het leenhof van Vianen, toen Vrouwe Katharina van Goye (geboren om- streeks 1300 en overleden tussen 1351 en 1394) met Henric van Vianen huwde'. Hun oudste zoon, Gijsbrecht van Vianen en van Goye, volgde omstreeks 1351 zijn moeder op in de heerlijkheden van 't Goy en Houten. |
||||||||
61
|
||||||||
In het archief van het leenhof van Vianen
bevindt zich een lijst met leenmannen van de hofstad Tiellandt van 31-7-1392 tot 25-6- 1652*' Tiellandt was een zogenaamd onver- sterfelijk leen. De leenriian moest telkens aan de leenheer als een opvolger aantrad een gouden Frankrijkse schild betalen als erken- ning van diens recht. Bovendien was het een hofleen, een heerlijk leen en van een hogere orde dan het belenen of verpachten van een boerderij of grond aan een boerl Een lecrmian was voor de leenheer een belangrijk persoon. We vinden dat terug in de belening van Ernst Jansz. van 13-7-1392. Hij was gehuwd met Arentje van den Vene, nicht van de leenheer en dochter van bastaard Rumer Uten Goye. Deze was gehuwd met Fije van den Vene, de moeder van Arentje, naar wie zij vernoemd was. Rumer Uten Goye woonde van 1388 tot 1398 op de boerderij Overdam aan de Rietdijk 5 in Houten*. Vanaf 5 augustus 1640 zijn de charters van de beleningen steeds aan de nieuwe leenman en later eigenaar overgedra- gen en bewaard gebleven. Deze bevinden zich thans nog bij de familie Sturkenboom die in 1903 door koop eigenaar werd van Tiellandt. We mogen het wel bijzonder noemen dat deze belangrijke archiefstukken steeds door particulieren zijn overgedragen en bewaard. Hierdoor is het mogelijk een volle- dig overzicht te krijgen van de leenmannen en -vrouwen tot aan de opheffing van het leenstelsel in 1798. In 1811 werd de leermian eigenaar van de hofstad Tiellandt en vanaf dan vermelden de koopakten de namen van de eigenaars. |
16-8-1462: Ernst Schade Hermansz.
21-1-1496: Maurijn Emstsz.
28-3-1525: Herman Maurijnsz., door overlijden
van Maurits Emstz., zijn vader, met lijftocht van Metje, zijn vrouw. 11-8-1549: Marcelis Dirksz. door overdracht van
Herman Mauritsz.; het wordt tot erfleen gemaakt. 7-4-1573: Gijsbert Hendriksz. te Bunnik v(X)r
Hendrik Marcelisz. te Jutphaas, zijn neef, door overlijden van Marcelis Dirksz., diens vader, met lijftocht van Margaretha, dochter van Hendrik Jan Wiersz., diens moeder. 30-10-1625: Anton Hendriksz. door overlijden van
Hendrik Marcel isz., zijn vader, met lijftocht van Dirkje Jacobsdr., diens weduwe. 5-8-1640: Berend van Coesveld voor Wessel
Gcrritsz. de Vries en Janneke Hendriks, zijn vrouw, dochter van Hendrik Marcelis, borger te Utrecht, door opdracht van Anthonius Hendriks van Tiellandt te Wageningen. 25-6-1652: Johan van Royestein bij overdracht
door Wessel de Vries te Utrecht. 10-8-1678: Adriana van Royestein, weduwe van
Dirk van Westrenen, na overlijden van haar vader, Johan van Royestein 17-1-1690: Wouter van Westrenen, zoon van Dirk
van Westrenen, na overlijden van zijn moeder, Adriana van Royestein. 5-10-1715: Gerard van Westrenen, na overlijden
van Wouter van Westrenen, zijn vader. |
|||||||||
3-11-1749: Gerard Jacob van Westrenen, na
overlijden van Gerard van Westrenen, zijn groot- vader. 24-9-1816: Na de opheffing van de lenen (1798)
en het allodiaal verklaren van het leen, verkoopt Gerard Jacob van Westrenen, ten overstaan van notaris Carel van Hulst te 's Gravenhage, aan Willem Hendrik Jacob van Westrenen, zijn zoon, de hofstad Tiellandt voor de som van f 1.200,- 18-6-1894: Wordt de hofstad Tiellandt - ten
overstaan van Frederik van der Meulen, notaris te 's Gravenhage - in opdracht van Susanna Gerarda van Westrenen, weduwe van Willem Hendrik |
||||||||||
Lijst van leenmannen en eigenaars'
31-7-1392: Ernst Jansz., te komen op zijn kinde-
ren bij Amout, dochter van Rumer van der Vene, nicht van de leenheer, zijn vrouw. 17-8-1407: Herman Schade, zoals Ernst Jansz.
6-3-1420: Herman Schade, eventueel te komen op
zijn oudste broer, zoon van Ernst Jansz. bij Arentje van den Vene, zijn moeder. |
||||||||||
62
|
||||||||||
Jacob van Westrenen, verkocht en overgedragen
aan Hendrik Adriaan van Hees te 's Gravenhage voor de som van f 4.600,-. 25-4-1903: Na overhjden van Hendrik Adriaan
van Hees, ongetrouwd, zonder beroep, gaat de hofstad Tiellandt over op zijn erfgenamen; me- vrouw de Zwaan geb. van Dam; mevrouw de weduwe van Ellinkhuizen geb. van Dam; mejuf- frouw Maria Susanna van Dam en de heer Marti- nus Gerardus van Dam. 3-8-1903: Verkopen de erfgenamen Van Dam ten
overstaan van notaris Hendrik Jan Weve te 's Gravenhage, de hofstad Tiellandt aan Comelis Sturkenboom, landbouwer te Houten, in opdracht van mevrouw Johanna Vemooy, weduwe van Willem Sturkenboom, landbouwster te Houten voor de som van f 3.250,-. 3-1-1919: Johanna Vemooy, weduwe van Willem
Sturkenboom, verkoopt de hofstad Tiellandt voor notaris Immink te Houten aan Wilhelmus Jozefus Sturkenboom, haar zoon. De familie Sturkenboom bleef in het bezit van het
terrein tot het in de jaren zeventig door de ge- meente Houten werd aangekocht ten behoeve van de uitbreiding van het dorp. Een 17dc-ccuws proces
Tussen de jaren 1648 en 1652 heeft de
Houtense schout Anthonic van Berck voor de Staten van Utrecht een proces gevoerd tegen Wessel Gerritsz de Vries, leenman van Tiel- landt. Als belastingontvanger had hij in 1644 De Vries aangeschreven tot het betalen van de in di; tijd gebruikelijke grondbelastingen: het oudschildgeld, schellingengeld, het Hin- derdams- en het Lek- en Dijkgeld'". De grondbelasting werd geheven over het boomgaardje genaamd Tiellandt, groot 1 morgen. Uit het voorgaande weten we dat Tiellandt 2 morgen groot was; mogelijk werd over de andere morgen wel belasting betaald, maar dit wordt nergens vermeld. De leenman, gesteund door de pachter en gebruikers van het boomgaardje, verklaart tot dan toe altijd te zijn vrijgesteld van het betalen van belasting. Op 19 februari 1648 verklaren Maijchcn Jans, weduwe van Jan Jansz., oud 60 jaren. Jan Jansz. van Ooster- laeck, haar zoon, en Jacob Lubberts |
|||||||
Detail van de kadasterkaart van Houten uit ca 1830 (nate-
kening auteur) van Hattum uit Houten, op verzoek van de
erfgenamen van Hendrick Marcelis, de vroegere leenman, dat: 'Het boomgartgen genaemt Tylant, gelegen
tot Houten, bij de voornoemde Hendrick Marcelis nagelaten, wel eer geweest is onlant 't welck onbequaem was om te eerden ende te besaijen. Dat dien volgens den voornoem- de Hendrick Marcelis in sijn leven de gront vandien, waar op te voren, soo't schijnt, een groot gebouw heeft gestaen ende grachten doorgraven waren, van tijt tot tijt met grote costen heeft aengemaeckt, geeffent ende claer gemaeckt ende voorts nu al veertich jaeren |
|||||||
63
|
|||||||
hoorde tot het leenhof van de Heren van
Goye en mogelijk oorspronkelijk allodiaal (eigen) was geweest. De Heren van Goye hadden hun kasteel in het oude dorp 't Goy, met veel eigen gronden. Tevens oefenden zij het bestuur uit van het gerecht 't Goy en Houten. Zeker is dat het niet gaat om een stuk woes-
te, niet ontgonnen grond, dat daarom vrijge- steld zou zijn van belastingen. Het maakte met de aangrenzende percelen deel uit van de hoog gelegen gronden op de Houtense stroom rug die al vóór de jaartelling bewoond waren. Ook is het zeker dat als er een hofstad, een gebouw, is geweest, dat gebouw op het omgrachte terrein heeft gestaan. In de drie getuigenverklaringen tijdens het proces, noemen zeven al bejaarde inwoners van Houten het boomgaardje Tijland ofwel '/ ijland. Dit zou wel eens de oude naam voor de hofstad kuiuien zijn, later vervormd tot Tiellandi. Door de brede en diepe water- gangen werd het terrein dat daarbinnen was gelegen een eiland genoemd. Dat er bij de opgraving van de ROB in de jaren tachtig geen sporen van de hofstad zijn gevonden, moet het gevolg zijn van het egaliseren van het terrein, zoals in de getui- genverklaringen in 1648 wordt venncld. |
||||||||||||||||||||||||||||
geleden daer op geplant.
Dat oock ick Maychcn Jans inde vecrtich jaeren 't gemelte boomgartgcn in huijre gebruijckt hebbe ende oock gewoont hebbe inde woninge dacr opt, jaeren sonder oijt van ijmant voor eenige ongelden vandien te sijn aengesproocken ofte gemolesteert iemaer is 't zelve, als van onlant aengemacckt sijndc altijt van alle ongelden, 't zij outschiltgelt, schel- lingengel t ende verhogingen vandien, als oock van het Leek en dijckgclt ende anders van geweest hebben, 't Huijsgen daer op staende alleen huisgclt subject is geweest, gclijck als nog daer van huysgelt betaelt wort'. Op 28 juli 1648 verklaart Wessel GerriLsz. de
Vries, als leenopvolger van Hendrik Marcelis, dat het boomgaardje Tijlant niet eens op de blaffert van het oudschildgeld wordt vermeld. Ook de gebruikers ervan, Herman Jansz. de Roy, oud 50 jaar, en Anthonius Jansz. van Oosterlaeck, oud 60 jaar, (vermoedelijk een zwager van Maijcken Jans weduwe) beiden wonende te Houten, verklaren dat het boom- gaardje altijd is aangemerkt als onland, waar de leenman veel kosten aan heeft besteed voor het egaliseren". Zij verklaren dat er twee sloten, de een recht op de andere, dwars door het boomgaardje lopen die nog zeer breed en diep zijn. Ook zij gaan er van uit dat het niets anders dan grachten rond een groot gebouw zijn geweest. Het in 1648 begonnen proces eindigt in 1652. Op 8 april 1652 vragen Gedeputeerden nog eens twee getuigen om een verklaring over het verleden van het boomgaardje 'Tijlant'. Het zijn: Ernst Comelis van Rossum, oud 63 jaar, en Egbert Anthonis, oud 53 jaar, twee onpartijdige inwoners van Houten, die ver- klaren voor de oprechte waarheid, dat het boomgaardje vanouds onland is geweest. Op 21 augustus 1652 komen Gedeputeerden tot het besluit dat het boomgaardje van alle belastingen is vrijgesteld. Voor het afschrift van het besluit moest de leenman f 16,50 aan kosten betalen. |
||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||
I I
|
||||||||||||||||||||||||||||
Tijland
Dat Tiel landt vanouds belastingvrijdom
kende, kwam waarschijnlijk omdat het be- |
Het in 1818 aan Van Westrcncn verleende wapen van
zilver beladen met een gemetselde en gecrcncleerde fasce van keel (natekening auteur) |
|||||||||||||||||||||||||||
64
|
||||||||||||||||||||||||||||
Wel of geen ridderhofstad?
li\ 1536 is door de Staten van Utrecht een
lijst opgesteld met 63 namen van erkende r'dderhofsteden in de Provincie Utrecht'^ ()p deze lijst komt de naam Tiellandt niet voor. De aanduiding ridderhofstad komt voor li,-t eerst voor in de transportakte van Tiel- Lindt van 16 september 1816 door Gerard Jacob van Westrenen aan Jonkheer Willem Hendrik Jacob van Wcstrenen'l De laatste werd bij Koninklijk Besluit van 15 april 1815 in de adelstand verheven. Voorzien van deze titel verzocht hij vervolgens aan de Hoge Raad van Adel om een wapen te mogen voeren, en wel op de oude hofstad Tiellandt. Dat recht werd hem verleend. Het in het huisarchief aanwezige diploma spreekt over de hofstad Tiellandt en niet over de ridder- hofstad. Deze benaming is dus door W.H.J. van Westrenen ten onrechte gebruikt. De auteur schreef dit artikel tijdens zijn
ziekte, maar heeft het verschijnen ervan helaas niet meer kunnen meemaken. Op 19 september 1995 is Leen de Keijzer overleden. |
|||||||
Noten
1. Zie hierover: J.A.M. Smits en O.J. Wttewaall, Houten:
ontstaan en groei (Monumenten-inventarisatie provincie Utrecht). Zeist, 1988, 49 en 51. 2. Familie Sturkenboom te Houten, Huisarchief Tiellandt,
ongeinventariseerd. 3. L.M.J. de Keijzer, 'Het kapittel van St. Marie en de
tiendkaart van 't Goy en Houten uit 1640'. Tussen Rijn en Ij-k. 25 (1991-2), 2. 4. Zie hierover; J. van der Roest, 'Opgravingen in het
uitbreidingsplan Tiellandt'. Tussen Rijn en Lek. 22 (1988-3), 1-15. 5. P.G.F. Vermast, 'De heren van Goye'. Oe Nederlandse
Leeuw, 66 (1949), 382 en P.M. Heijmink Liesert en L.M.J. de Keijzer, 't Goy door de eeuwen heen. 't Goy, 1966, 36. 6. J.C. Kort, 'De leenhoven van de heren van Vianen. 111.
De lenen van Goye', Or^ Voorgeslacht. 41, nr 357 (1986), 73-74 (nr 161). 7. C.C. Kleinhout, Het hek op de dam. Gedenkboek 40
jaar bestaan vereniging 'Het Grondbezit', z.pl., 1957, 26. 8. Rijksarchief in Utrecht, Archief van het kapittel van
Oudmunster, 1358 (24-12-1388). 9. De gegevens vanaf 1392 tot en met 1640 zijn ontleend
aan Kort.
10. Huisarchief Tiellandt (19 februari 1648 en 28 juli
1648). 11. Idem, 17 juni 1648.
12. J.D.M. Bardet, Kaslelenboek Provincie Utrecht.
Bussum, 1975', XIX-XX. 13. Huisarchief Tiellandt (24 september 1816).
|
|||||||
65
|
|||||||
De Prins te Vechten:
Eigenaren en bewoners van een herberg-boerderij
|
||||||||
Henk Reinders
Op de hoek van de Achterdijk en de Provin-
cialeweg in Vechten (Achterdijk 1, gemeente Butmik) ligt al sinds mensenheugenis een boerderij die De Prins heet. Deze naam staat er sinds de uitwendige restauratie van begin jaren negentig (weer?) op geschreven. Het verhaal gaat dat de boerderij zijn naam ontleent aan Prins Willem III (1650-1702). Zijne Hoogheid had een aantal buitenhuizen (Het Loo, Soestdijk) waar hij graag ging jagen. Maar af en toe moest hij naar Den Haag voor staatszaken. En omdat hij wel eens wat van zijn eigen land wilde zien, koos hij daarvoor iedere keer een andere weg. Zo gebeurde het op een dag, het moet na 1675 zijn geweest, dat hij door Vechten kwam en daar in de plaatselijke herberg bleef slapen. De herberg droeg vóór die tijd de naam " Rijsoort', maar toen de prins er eenmaal had geslapen werd dit 'De Prins'. Oudste gegevens
Rijsoort komt al voor op de lijst van het
Oudschildgcld uit 1599', een belasting van Karel V. De bewoner was toen Willem Janse Raeymaeker, van wie het een en ander be- kend is. Zijn grafsteen ligt in de Hervormde Kerk, Kerkpad 1 te Bunnik en voor degenen die daar 's zondags kerken: in het gangpad rechts ter hoogte van de deur naar de con- sistoriekamer. Op de grafsteen staat dat hij is overleden op Sinte Nicolaes 1616 (6 decem- ber). Maar we weten nog wat meer van hem omdat er in 1601 voor schout en schepenen een familiecontract werd gesloten^ Zijn echtgenote Marrichgen was toen overleden. Van zijn kinderen waren de oudste twee meerderjarig. We weten hun naam omdat zoon Comelis Raymaecker die met Agatha getrouwd was, zijn zus Grietgen Raymaecker, gehuwd met Gijsbert Dirksz., uitkocht uit de erfenis van hun beider moeder. Het kan zijn dat Comelis na 1616 de boerderij had over- genomen, maar zeker weten we dat niet. |
||||||||
Franse inval
Van het midden van de zeventiende eeuw
dateren een paar losse vermeldingen. Zo had Hendrik Geerkens uit Kampen in 1649 de helft van het huis in eigendom. Hij maakte in 1649 voor schout en schepenen van Bunnik zijn testament' omdat hij op dat moment 'sieckelijk van lijf en leden' was. Hij lega- teerde daarin de helft van De Prins aan het Pestgasthuis te Utrecht met een vruchtgebruik voor zijn zuster Catharina. De andere helft ging in 1663 een aantal malen van de hand tot het in bezit kwam van Dirk Hermansz. Kip die 'aan de Ganssteegh' woonde, de Gansstraat te Utrecht. Of er een familierelatie tussen Kip en Geerkens is, is onbekend. Kip moet rond 1670 zijn overledene Uit zijn hu- welijk met Petertjen Duyffhuis' waren geen kinderen geboren of ze waren allemaal al voor de ouders overleden. De erfenis was nog niet verdeeld toen een ramp ons gebied overspoelde. De Fransen trokken in 1672 het land binnen. Omdat noch de stad, noch de provincie Utrecht te verde- digen waren, gaf de stad zich al snel over. Al het platteland om de stad heen werd door de soldaten geplunderd en heel veel huizen gingen in vlammen op. Zo ook Rijsoort. Bij de restauratie van kort geleden werd het stuc- werk afgebikt en kwamen er in de onderste lagen stenen te voorschijn van vóór 1672 die zwart geblakerd waren*". Ook Rijsoort werd dus in 1672 in brand gestoken. We weten dat ook uit de archieven\ Weliswaar staat er niet met zoveel woorden dat er een brand is ge- weest, maar in 1672, 1673 en 1674 krijgt er niemand een belastingaanslag als bewoner'. Dat is een teken dat het huis toen niet be- woond was. Pas in 1675 komen we weer een bewoner tegen: Tennis Dirksc van Doom. Blijkbaar" waren de erfgenamen van Dirck Kip er in geslaagd om voldoende bouwmate- rialen en geld bijeen te brengen om het huis weer bewoonbaar te maken zodat het ver- |
||||||||
66
|
||||||||
De gerestaureerde voorgevel van De Prins op de hoek
Provinciale weg en Achterdijk in Vechten (dia Marijke DonkersUxit-de Vrij, 1995) huurd kon worden. Inmiddels hadden de
Fransen alles geroofd wat er te roven viel en kon de burgerbevolking terugkeren. Pesthuis
In 1677 werd het Utrechtse Pesthuis eigenaar
van de herberg'". Vanaf dat moment is er een sluitende lijst met bewoners, terwijl de eigen- dom in grote lijnen te volgen is". Warmeer Zijne Hoogheid er precies geslapen heeft weten we niet, maar het moet geweest zijn tussen 1677, toen de naam Rijsoort nog in gebruik was en 1702, toen de Prins is overle- den en er een uithangbord aan de gevel hing met daarop een afbeelding van de Prins'l Na zijn huwelijk met Mary (II) Stuart, in 1677, vertrok Willem naar Engeland, waar hij tot haar overlijden in 1695 bijna steeds vertoef- de. Na 1695 was hij weer af en toe in ons land. De overnachting, waarvan in de overle- vering sprake is, zal dus wel tussen 1695 en 1702 plaats hebben gevonden. In 1675 trok herbergier Thonis Dirkse van Doom in het huis. Uit een toevallige vermelding uit 1692'^ weten we dat hij toen ziek in bed lag, maar |
weer opkrabbelde. Echt geweldig zal de her-
berg op dat moment niet gelopen hebben want anders had hij vast zijn vrouw in 1696 niet met het "slegte kleet' laten begraven'". Als het even kon huurde je daarvoor het 'middelkleet' of nog liever het 'beste kleet'. Hij was enkele malen schepen van Bunnik en ook al kon hij De Prins niet kopen, hij had wel ander land op Vechten in eigendom". Thonis is waarschijnlijk in 1710 overleden". Zijn zoon Gerrit nam de herberg over". Waer de Prins uythangt
Gerrit Teunisz. van Doom was op het mo-
ment dat hij de herberg overnam al aan zijn tweede huwelijk bezig. Op 21 november 1698 was hij voor het gerecht getrouwd met Grietje Jansz. van Harderwijk. Daaruit kun- nen we afleiden dat hij katholiek was. De normale manier van trouwen was toen in de openbare (=hervormde) kerk. Wie dat niet wilde (lees: voor de pastoor wilde trouwen) moest eerst trouwen voor het gerecht. Op 2 december 1704 stond hij er opnieuw, nu als weduwnaar. We kennen van hem een doch- ter, Aagje van Doom, die voor het gerecht van Burmik in 1724 trouwde met Comelis van Hogerwoert. Wie van de beide echtgeno- |
||||||
67
|
|||||||
Prins, de voormalige herberg en herberg De
Prins, de voormalige boerderij die naast herberg ook als boerenbedrijf werd gebruikt. Beide huizen worden door elkaar De Prins genoemd en dat is verwarrend. Gerrit Teunisz. van Doom had zich er maar aan te houden dat hij vanaf 1714 geen her- berg meer mocht houden. Huurbescherming kende men in die tijd nog niet. Voor de huurders was dat niet zo prettig, maar een huiseigenaar kon toen nog snel een huurder verwijderen die zich misdroeg of de huur niet betaalde. Het hep na de verplaatsing van de herberg snel slecht af met Genit Teunisz. In 1716 moet hij het eerste stuk land dat hij van zijn vader had geërfd verkopen^' en een jaar later moest hij op een ander stuk hypotheek nemen. Hij raakte achter met de betaling van de belastingen en ging het ene gat met het andere stoppen. In 1719 had de schout geen zin om nog langer te wachten. Alles was verkocht en stond onder hypotheek en om de belastingen over 1717 en 1718 te betalen, verkocht de schout zijn gewas te velde^^ Tegen beter weten in probeerde hij het zin- kende schip nog drijvend te houden. Hij verliet Rijsoort, dat daarna leeg kwam te staan (het was een slechte tijd) en vestigde zich in een keuterboerdcrijtje dat inmiddels zwaar onder de hypotheek zat. In 1721 moest er opnieuw een openbare verkoping volgen. De huur van het land (3 jaar pacht van een akker tegen 32 gulden per jaar) was niet betaald, de schout kreeg nog 100 gulden belasting en de 'saat'leverancicr had nog 18 gulden tegoed voor het leveren van zaad en het inzaaien van een akker. In totaal had hij 214 gulden schuld". Toen moest het be- zwaarde land verkocht worden en met achter- lating van schulden verliet hij het dorp. Faillissement kende men niet, zodat een schuldenaar tot zijn dood achtervolgd werd door schuldeisers, die beslag konden laten leggen op ieder bezit dat hij weer wist te vergaren. Openbare verkoping was niet ver- plicht, zodat een geldlener die als zekerheid hypotheek had laten vestigen, op het moment dat rente en aflossing niet betaald werden, het onroerend goed inpikte en waarschijnlijk de hypotheekakte feitelijk gebruikte als eigendomsbewijs. De eigenaar van De Prins |
||||||
De voorgevel van de aan de overzijde van de weg gelegen
herberg De Prins rond 1900 (prentbriefkaartencollectie A.M. de Reuver) tes haar moeder was blijft duister bij afwe-
zigheid van een RK-doopboek, maar als de tweede echtgenote haar moeder was, zal ze ongeveer in 1705 zijn geboren en negentien jaar was voor een boerendochter wel erg jong om te gaan trouwen. Het feit dat alle bewo- ners in de Hervormde Kerk werden begraven zegt niets over het geloof van de overledene. De Hervormde Kerk was ooit als begraaf- plaats gewijd en het feit dat de kerk al meer dan een eeuw in handen van 'ketters' was, maakte die wijding niet ongeldig. Katholie- ken bleven de kelders die bij de familie of de boerderij hoorden gebruiken. Het Pestgasthuis verkocht de herberg (let- terlijk staat er "huis en erf waer de Prins uythangt', er hing dus een uithangbord met daarop een afbeelding van de prins) in 1702 aan Tibben Hermansz. van Schayck uit Utrecht die hier meer opkocht". Deze ver- kocht de boerderij in 1713 aan Hendrik Gerritse van Segveld met de bepaling erbij dat de boerderij 35 jaar lang geen herberg mocht zijn". De reden daarvoor was dat hij aan de andere kant van de weg ook een huis in eigendom had en daar de tapperij heen wilde verplaatsen. Via Hendrik Gerritse van Segveld kwam de boerderij in handen van de familie Van Tuyll van Serooskerke^". In 1748 mocht er weer een herberg worden gevestigd, maar er was toen blijkbaar niemand die daar belangstelling voor had (tot op heden is dat zo gebleven). Ook de naam De Prins ging mee naar de overkant van de weg. Faillissement
Vanaf dat moment was er de boerderij De
|
||||||
68
|
||||||
had na 1721 moeite om de boerderij te ver-
pachten. Overal gingen boeren failliet en in 1721 komen we in de belastinglijst een zekere Teunis^"* tegen. Maar voor men er achter was hoe hij verder heette, was hij al weer vertrokken. Na een jaar leegstand duikt de naam Hendrik van Mansvcld" op, maar ook die had het na een jaar al weer gezien. Aric en zijn dochter
Daarna ging het weer wat beter met de
agrarische sector. We zien een afwisseling van pachters uit oude, gevestigde families die aan de boerderij een fatsoenlijke boterham hebben. Jacob de Cruyff uit 't Goy nam de boerderij in 1723^'' over en trouwde in dat- zelfde jaar voor gerecht en pastoor met Comelia van Zijl, dochter van een grote boer. Peter van Zijl van de boerderij Ter Hul in Bunnik. Ongeveer tegelijk met de geboorte van het derde kind in 1728 overleed Jacob de Cruyff. Met drie kleine kinderen een boer- derij voortzetten is moeilijk en om de pacht niet te verliezen stond ze een half jaar na de doop van het laatste kind met Ellis Hendriks van Miltenburg voor het altaar. Zo te zien ging het hen voor de wind. Ellis is actief bij de aankoop en pacht van land en boomgaar- den. In 1751 bewerkte hij maar liefst 82 morgen land en hij had 9 koeien" (De Prins beeft een vrij kleine deel). Hij betaalde keurig zijn belastingen en zijn aanslag was niet mis. Ook in de liefde ging het voor de wind. Ze kregen samen acht kinderen, waar- van er maar twee overleden. Het jaartal 1748 (waarin men na 35 jaar weer een herberg mocht beginnen) ging ongemerkt voorbij. De eigenaar ontving zijn pacht en zoals de huidige bewoner in januari 1995 vertelde: 'Als je een horecabedrijf wilt opzetten, dan moet je daarmee opgegroeid zijn'. En dat was Van Miltenburg nu eenmaal niet. Comelia van Miltenburg-van Zijl wordt in 1761 voor de tweede keer weduwe en zette de boerderij voort tot ze in 1769 bij haar man in de eigen grafstede in de oude dorpskerk van Bunnik werd begraven. Na haar overlijden nam zoon Arie van
Miltenburg De Prins over^*. Maar hij moest delen met al de broers en zusters die waren blijven leven. En hoewel hij erg veel land |
|||||||
bewerkte, er vier dienstboden op na hield en
een zeer hoge belastingaanslag kon betalen, liep het toch niet goed af. In 1780 vertrouw- de Jonker van Tuyll van Serooskerke de zaak niet en werd de pacht niet verlengd. Arie van Miltenburg ging naar een kleinere boerderij. De Marsch aan de Marsdijk^'. Hij begon stukjes grond te verkopen^" en zo ging het van kwaad tot erger. In 1793 werd zijn echt- genote met het beste kleed begraven. Het eerste wat de schout liet doen was direct na het overlijden de oudste dochter uit huis halen en bij Hendrik Nierhof onderbrengen". Het laat zich raden waarom alleen de huw- bare dochter uit huis wordt gehaald en de kleine broertjes en zusjes mochten blijven... Toen de overheid in 1793 iedereen met een bezit van meer dan 1000 gulden een extra belasting oplegde voor de landsverdediging", ging men zijn deur voorbij. Twee jaar later was de nood nog hoger gestegen en moesten ook de minder gefortuneerden meebetalen aan de oorlog. Arie van Miltenburg werd wel aangeslagen, maar betaalde niet. De aap kwam in 1798 uit de mouw. Hij had het ene gat met het andere gestopt en de belasting als sluitpost gebruikt. Na veel zeuren zette Mr Carel van Hees, de schout, er in 1798 een punt achter. Hij was toen maar liefst ƒ 3.577 schuldig aan belastingen en leningen en gaf de schout een jaar later toestemming om niet alleen het gewas te velde, maar ook de hele inboedel te verkopen" en Arie verdwijnt uit beeld. Geen knecht op mijn boerderij...
Jan Middelweert had ondermssen van Jonker
Van Tuyll van Serooskerke De Prins kuimen pachten. Hij kwam van buiten het dorp, uit Veldhuizen onder Vleuten. In 1781 trouwde hij voor het gerecht van Oudwulven met Comelia van Schaik uit Oudwulven. Uit de stukken krijgen we de indmk dat hij -wat je noemt- een hcreboer was. Hij liet zijn knech- ten vele hectaren grond bewerken terwijl hij zelf als schepen zich met hogere zaken bezig hield^". In tegenstelling tot zijn voorganger had hij geen enkele moeite om de speciale oorlogsbelasting" te betalen. Hij bezat ver over de duizend gulden en zijn echtgenote ook, zodat ze beiden moesten betalen. |
|||||||
69
|
|||||||
Na het overlijden van Wijnand de Wit zette
zijn weduwe het bedrijf nog tot 1841 voort. Toen zij in 1841 bij haar man op het nieuwe katholieke kerkhof aan de Schoudermantel was begraven, besloten haar beide ongehuw- de zoons samen het bedrijf voort te zetten. De broers Antonie en Willem de Wit hadden het samen best. Zij werkten overdag op het land, handelden wat in vee, smoorden een pijpje en zagen in 1844 met afgrijzen hoe hun land over de volle breedte werd door- sneden met een spoorlijn, 's Avonds werden ze verzorgd door een eveneens ongehuwde huishoudster (op leeftijd, wc houden het netjes) die hun sokken stopte, het eten kookte en de was deed, zonder dat ze ook maar iets te vertellen had. In 1861 zetten ze een punt achter het bedrijf. Samen met hun huishoud- ster gingen ze naar een burgerhuisje in de stad'^. Toen kwam de eerste hervormde boer op de boerderij, Gijsbert Jerfaas Hasselman, in 1877 opgevolgd door een andere hervorm- de pachter, Comelis de Gier. |
|||||||
Rechts De Prins (ca 1910, prentbriefkaartencollectie
A.M. de Reuver) Belastingbetalen was ccn van de weinige
dingen waar vrouwen altijd volledig aan mee mochten doen. Oud werd Jan Middelweert niet. Op z'n 54ste werd ook hij bijgezet in de Hervormde Kerk. Zijn weduwe was tien jaar jonger en blijkbaar nog aantrekkelijk genoeg. Want ze werd door haar meesterknecht Claes Blaas uit Schalkwijk ten huwelijk gevraagd. Maar het huwelijk kon geen genade vinden in de ogen van Van Tuyll van Serooskerke en de pacht werd met onmiddellijke ingang opgezegd. Familie De Wit
De Jonker had een gegadigde die meer
vermogen bezat: Wijnand de Wit die er bijna 30 jaar, van 1804 tot 1833, op zat. De boer- derij was daarna nog bijna twee eeuwen in handen van rijke particulieren die elders woonden. |
|||||||
70
|
|||||||
Familie Van Oostrom
In 1884 kwam tenslotte de huidige familie op
de boerderij. Antonie van Oostrom woonde er maar liefst 43 jaar, tot 1927. Na zijn overlijden zette zijn echtgenote, de groot- moeder van de huidige bewoner, de boerderij nog tot 1935 voort. Hun zoon G. van Oost- rom boerde er ook lang, van 1935 tot 1961 en na hem zijn weduwe, mevrouw Van Oostrom-Spithoven. In 1964 kwam Toon van Oostrom op de boerderij. Inmiddels was het bedrijf erg ongunstig komen te liggen. Door de toenemende verkeersdruk raakte hij ook in 1995 weer land kwijt voor de verbreding van de snelweg. Nadat hij de boerderij onlangs kon kopen en deze met steun van de gemeen- te Bunnik aan de buitenkant prachtig heeft laten herstellen, waarbij de eerder genoemde brandsporen uit 1672 te voorschijn kwamen en een oude deur die was dichtgezet, heeft hij nu besloten om het bedrijf de oude be- stemming, restaurant, terug te geven. En nu maar hopen dat de Fransen niet opnieuw Utrecht willen veroveren....! Dit artikel is een bewerking van een artike-
lenreeks die in januari 1995 in het Bun- niks/Houlens Nieuws verscheen. Mr Drs H. Reinders (1956) studeerde geschiedenis en rechten in Utrecht; zijn specialisme betreft Bunnik in de 17de en 18de eeuw. |
13. GB, 1.
14. Verantwoording van de bedragen die de
dtxidgraver voor de kerk had geïnd. 15. RAU, Dorpsgerechten, 458, fol. 288, ongenummerd
(9 juni 1703 en 13 november 1706). 16. Zijn aanslagen in het Logiesgeld (GB, 31), het
Familiegeld (GB, 35) en het Gemaal en Klein Zegel (GB, 37) stoppen allemaal in 1710. Het kan ook zijn dat hij t(x;n alleen het bedrijf heeft overgedragen. De bcgraaflijsten uit de 17de en de eerste helft van de 18de eeuw zijn incompleet. 17. Dat wil zeggen, hij staat in de belastinglijsten (GB,
31, 35 en 37) op de plek waar tot 1710 steeds zijn vader stond. Dat houdt vrijwel z^ker volledige opvolging in alle rechten en plichten in. 18. RAU, Dorpsgerechten, 457 en 458, diverse
vermeldingen. 19. RAU, Dorpsgerechten, 458, fol. 46 (14-10-1713).
20. Als de boedel van de overleden Jonkvrouwe
Isabella Agneta van Tuyll van Sertxiskerke in 1736 wordt geëstimeerd (getaxeerd) staat er bij dat ze dit stuk grond gekocht heeft van Hendrik Gerritse van Sechvelt. Het transport is niet in de Bunnikse boeken overgeschreven. 21. RAU, Dorpsgerechten, 458, fol. 58B.
22. RAU, Dorpsgerechten, 458 (25-8-1719. 28-12-1719
en 21-5-1720). 23. RAU, Dorpsgerechten, 458 (27-8-1721).
24. GB, 31.
25. GB, 31 en 37.
26. GB, 31, 35 (no. 76) en 37 (no. 259 en 805).
27. GB, 41.
28. GB, 41
29. GB, 42.
30. RAU, Dorpsgerechten, 460, fol. 4B-6 en fol. 36-38.
31. GB, 86.
32. GB, 52.
33. RAU, Dorpsgerechten, 461, fol. 27B.
34. RAU, Dorpsgerechten, 461.
35. GB, 52.
36. Gemeente Bunnik, Bevolkingsregisters Bunnik.
|
||||||||
Noten
1. Gemeente Bunnik, Archief gemeente Bunnik 1596-
1964 (GB), 28. 2. Rijksarchief in Utrecht (RAU), Dorpsgerechten, 455,
fol. 29. 3. RAU, Dorpsgerechten, 457, fol. 102A (los blaadje).
4. RAU, Dorpsgerechten, 457, fol. 102B (los blad).
5. Huwelijkse voorwaarden zijn te vinden in het
Gemeentearchief Utrecht, Notariële Archieven, U 019b002 (24-9-1647). 6. Mededeling van A.H.M, van Oostrom, de huidige
bewoner, januari 1995, bevestigd dixir eigen waarne ming van de auteur tijdens de restauratie. 7. In het gemeentearchief van Bunnik is een lijst
aanwezig met een hele serie boerderijen die 30 jaar later nog niet herbouwd waren. 8. GB, 31, 35 en 37.
9. GB, 31 (no. 43).
10. RAU, Dorpsgerechten, 457, fol. 133.
11. Van voor 1736 tot na 1832 vererfde de boerderij in
de familie Van Tuyll van Serooskerke. 12. RAU, Dorpsgerechtcn, 457, fol. 310B.
|
|||||||||
71
|
|||||||||
De Stalen Boog:
De herkomst van een straatnaam in Werkhoven
|
|||||||||
Johan van Impelen
Inleiding
Een nederzetting heeft vaak een naam in
directe relatie met zijn omgeving. Hetzelfde geldt voor de namen van oude wegen'. Er zijn vele woorden in omloop die een stukje 'openbare weg' aanduiden. Soinmige termen, zoals plein, kade, dijk en wal, spreken voor zich, maar andere overlappen elkaar en worden regelmatig door elkaar heen gebruikt, zoals bijvoorbeeld weg, laan, straat of steeg. Ter verduidelijking volgt hier een overzicht. Een weg is een (smalle) strook grond in het landschap, die zorgt voor de verbinding van de ene naar de andere plaats. Met een laan wordt een zijweg bedoeld, vaak aan beide zijden beplant met een rij bomen. Het woord 'straat' is afgeleid van het Latijnse 'via strata', wat letterlijk betekent: een geplaveide weg, een van straatstenen voorziene verharde weg. Het woord 'steeg' heeft een taalkundige sa- menhang met het woord 'stijgen'. Van oor- sprong is een steeg dus een stijgende weg. Later verwaterde dit begrip een beetje en gaf men deze naam aan een smal (donker) straat- je, waardoor het een negatievere klank kreegl Het ontstaan van wegen gebeurde in het
verleden spontaan en willekeurig. Waar het de toekomstige bewoners gunstig leek, wer- den huizen neergezet. Uit de karresporen rondom deze huizen ontstonden straten of stegen. Naarmate de bevolking toenam, nam ook het aantal huizen toe. Na verloop van tijd werd de openliggende grond tussen de al eerder gebouwde huizen volgebouwd. De namen voor deze straten onstonden vanzelf, er kwam géén officiële instantie aan te pas. Als men bijvoorbeeld in een officiële akte wilde aanduiden waar iemand woonde, dan moest de ligging van het huis worden aan- gegeven. Daarbij oriënteerde men zich naar een bekend object in de directe omgeving. Deze manier van straatnaamgeving kunnen we als de oudste vorm bcschouwenl Straten en wegen verkregen in het verleden |
|||||||||
vaak óók hun naam vanwege een bepaalde
aktiviteit die daar plaatsvond, een bepaalde streek waar zij doorheen liepen, een (belang- rijk) persoon die eraan woonde, een gebouw waar ze naar toe leidden, enzovoort. Zo kennen we in Werkhoven de Ambachtstraat (voorheen de Achtersteeg en daarvoor de Smitssteeg), de Leemkolkweg, het Oostroms- dijkje, de Beverweerdseweg. Deze namen hebben een duidelijk relatie met hun directe omgeving. Een dergelijke manier van situatiegebonden
naamgeving is in onze tijd bijna niet meer te verwezenlijken. In nieuwbouwwijken treffen we dan ook vaak themanamen aan die niets meer met de directe omgeving te maken heb- ben: vogel-, bomen-, dichters-, staatslieden- namen worden bijvoorbeeld gebezigd. Soms wordt op straatnanienbordcn uitleg
geven over de betekenis van de naam, maar in de gemeente Bunnik, waar Werkhoven sinds 1964 toe behoort, wordt dat de laatste jaren om financiële redenen niet meer ge- daan. Dat is jammer, want nu is het niet meer voor iedereen duidelijk wat er met sommige namen wordt bedoeld. Dit geldt vooral voor historisch gekozen namen zoals die zijn gebruikt in de nieuwbouwwijk De Pelikaan te Werkhoven. Zo roept 'De Stalen Boog' in deze nieuwbouwwijk bij velen vraagtekens op. Als bewoner van deze straat ben ik op zoek gegaan naar de herkomst van deze naam. En daar doe ik hier graag verslag van. Straatnaamgeving vroeger
Het kiezen van straatnamen kan emoties
oproepen. Tegenwoordig dient een straamaam het liefst iets positiefs uit te stralen. In het verleden maakten de mensen zich niet zo druk over een straatnaam. Zo hadden de aanwoncnden er niet zoveel moeite mee dat het Achterpad" in Werkhoven in de volks- mond 'de Strontsteeg' werd genoemd. |
|||||||||
72
|
|||||||||
Gemeentewet 1851
Een spontane naamgeving had als nadeel dat
er van een uniform gebruik geen sprake was. Oude namen werden vergeten of werden aangepast aan nieuwe situaties. Het kwam zelfs voor dat er meerdere namen bestonden voor eenzelfde (stukje) weg of straat. Het stukje Herenstraat in Werkhoven tussen de Achterdijk en de Leemkolkweg werd bij- voorbeeld 'de Hanenweg' genoemd*. Vroeger hielden de gemeenten een soort wijkregister aan. In kleine dorpen zoals Werkhoven was dat een prima systeem; Wijk A voor de bebouwde kom en Wijk B voor het gebied buiten de bebouwde kom. Voor grotere gemeenten werd dit systeem op den duur onwerkbaar. Met de aarmame van de Ge- meentewet van 1851 werden de gemeen- teraden met de straatnaamgeving belast en was het afgelopen met de spontane straat- naamgeving^. In de gemeente Bunnik bedenkt een door de gemeenteraad ingestelde straat- namencommissie sinds 1972 de namen'". 'Den Boog'.
Het is 1664 als Meyndert Wouters, 'weert in
den Boog', bezoek krijgt van afgevaardigden van de Hervormde Kerk van Werkhoven. 'Weert' is een oude benaming voor waard of herbergier: met 'den Boog' wordt dus een herberg bedoeld. De heren komen zaken doen. Men blijkt tot overeenstemming te komen want Meyndert Wouters krijgt op- dracht de wijn en het brood, nodig voor 'des Heeren Avondmaal' te leveren". Bij zijn herberg had Meyndert ook een brouwerij. Het was waarschijnlijk niet de enige brouwerij in het dorp'^ maar Meyndert kon in ieder geval wel herberg De Pellecaen tot zijn klanten- kring rekenen, want deze herberg had in 1676 een schuld van ongeveer 50 gulden 'bij den brouwer in den booch.' Dit blijkt uit een boedelbeschrijving opgemaakt op 4 februari 1676 door de enige notaris die Werkhoven ooit heeft gekend. Jan van Reumst (werk- zaam van 1671-1714)". Meyndert Wouters was ook een vooraanstaand lid van de Her- vormde Gemeente van Werkhoven. In de jaren 1653-1654 was hij 'aelmoesenier' en in 1670-1671 kerkmeester. Hij was dus verant- woordelijk voor de financiële boekhouding |
|||||||
Het straatnaambordje zonder uitleg
(dia: Marijke Donkersloot-de Vrij, 1994) Hiermee werd gekscherend verwezen naar
een mestvaah die daar lag. Deze mest was alTcomstig van veewagens van firma De Klein. Zo'n naam zou nu niet meer worden gebezigd. Men kreeg op een gegeven mo- ment moeite met de uitgang 'steeg'. Zo werd in Werkhoven in 1952 de Achtersteeg veran- derd in de Ambachtstraat en de steeg bij Van Echteld in de Weerdenburgselaan'. Een ander voorbeeld: in een brief van 22 januari 1959 gericht aan de gemeenteraad van Werkhoven verzocht een achttal bewoners van de Werfsteeg het College van Burge- meester en Wethouders de naam Werfsteeg te veranderen in Pelikaanweg. En... zij hadden succes. Op 4 maart 1959 stuurde het gemeen- tebestuur een briefje aan de heer CA. Hof- man (Pelikaanweg 5) dat het verzoek was ingewilligd; het straatnaambordje was al besteld en zou zo spoedig mogelijk worden aangebracht''. De gemeente Werkhoven was echter niet altijd zo meewerkend. Een ver- zoek van een bewoner van de Weerdeburgse- laan om deze naam te wijzigen in 'Wecrden- burgerlaan' werd afgewezen, of men moest zelf voor de kosten van een nieuw straat- naambord willen opdraaien'! Tegenwoordig zou zo'n procedure ondenkbaar zijn. |
|||||||
73
|
|||||||
van de kerk en de armenzorg'^ De zorg voor
de allerarmsten kwam in die tijd veelal voor rekening van de kerk. Inkomsten verkregen de kerkelijke 'armenafdelingen' voor een groot deel uit schenkingen, huurpenningen, rente van uitgeleend kapitaal én giften ge- daan in 'den bussen' die in de verschillende herbergen van Werkhoven geplaatst waren. Ook in herberg Den Boog stond zo'n bus. 'Uyt den bussen'
Het is 1666 als kerkmeester Anthonius Gijs-
bertsz van Stcrkenburg, die tevens schout van Werkhoven was, in zijn rekeningenboek no- teert: 'ende is uyt de bussen in den Gerechte tot
Werckhoven gelicht des 7e december 1664 te huysinghe van Anthonis Jansz van Swoll weert ten Halven'"" 1-8-0 In den Boog 8 - O - 10
In den Pellccaan"' 4-2-0
In den Peysell" 1 - 5 - O'
Het eerste bedrag staat voor guldens, het
tweede voor stuivers en het derde voor penningen. Het valt op dat de inhoud van de bus in herberg Den Boog aanmerkelijk hoger uitvalt dan bij de andere herbergen. Zou het verkrijgen van de opdracht tot de levering van wijn en brood hierop son^s invloed heb- ben gehad? |
|||||||||||
bepaald bedrag (vaak ook iets in natura)
moest worden afgedragen aan de heer van Bevcrwcerd. De heer van Beverweerd liet al zijn bezittingen door zijn schout opmeten en vastleggen'". Zo kennen we bijvoorbeeld de 'Blaffaerd' van de hand van Theodorus Backer in 1710. Een duidelijke tekening van het perceel, aangevuld met een beschrijving daarvan en vermelding van aangrenzende eigenaren, moest iedere twijfel over omvang en ligging uitsluiten. Jammer genoeg zijn de eigendommen in de bebouwde kom van Werkhoven niet in getekende vorm in dit kaartboek aanwezig. Van deze eigendommen wordt alleen in de tekst melding gemaakt. De enige, mij bekende, wat vage afbeelding van de herberg is te vinden op een gravure uit het jaar 1750. De al genoemde eigenaar van Den Boog,
Meyndert Wouterszoon, moet goede connec- ties met het lokale bestuur hebben gehad, want zijn herberg deed op dat moment tevens dienst als het gerechtshuis van Werkhoven. In de 'Blaffaerd' uit 1710 lezen we: 'Dit is een huysinge en erf, daer den stalen boogh uytliangt, alswaer jegenswoordigh het gerecht-shuysinge van Werckhoven wert gehouden'. Maar liefst vier keer per jaar werd er door de schout recht gesproken^". Deze 'rechtdagen' waren een prima gelegenheid om zaken te doen. |
|||||||||||
Kigcndoni van huize Beverweerd en ge-
rechtshuis Herberg Den Boog staat ook vermeld in het
archief van Beverweerd. De herberg was na- melijk vanouds eigendom van de heer van Beverweerd'*. Zijn bezittingen (boerderijen en landerijen) waren in erfpacht uitgegeven aan diverse personen. Vaak bleven dezelfde families er gedurende vele generaties wonen. Daardoor gingen deze bewoners hun pand in de loop der tijd méér en méér als familiebezit zien. Maar als de bewoner het pand wilde verkopen, diende hij wél altijd eerst toestem- ming te vragen aan de heer van Beverweerd. De nieuwe 'eigenaar' kon dan door deze heer worden 'verlcyd' met een nieuw erfpachtcon- tract van het zo juist verworven 'bezit'. Daarin werd vastgesteld dat er jaarlijks een |
|||||||||||
DOHr WKttKIIOVKN .
|
|||||||||||
De Werkhovcnsc kerk gezien vanuit het n(X)rdcn in 1750.
Kopergravure naar J. de Beijer d(X)r H. Spilman uit 1773. Het meest rechts gesitueerde huis is herberg De Stalen Boog (gravure in bezit van auteur) |
|||||||||||
74
|
|||||||||||
wijnrankbladeren en later een van hout^'. In
de middeleeuwen hadden kasteelheren een belangrijke functie in het aanbieden van een veilige slaapplaats voor reizigers. Men kon terecht in het kasteel of in een huis dat 'he- scherming' genoot van de kasteelheer. Hier ligt ook de oorsprong van het woord 'kaste- lein', dat wil zeggen de kasteelheer die tevens herbergier was^^. Aan deze kastelen en beschermde huizen hing een schild met daar- op het familiewapen van de kasteelheer. Dit schild ging ook mee op reis en werd opge- hangen aan de huizen waar de kasteelheer zijn intrek had genomen. Zo zou het houten uithangbord zijn ontstaan, dat men met een stok of stang aan de gevel bevestigde. Later kwamen gevelstenen en ook houtsneden en schilderingen in of op houten luifels in zwang^'. De 'gaper' boven de deur van een drogisterij is een bekend voorbeeld. Er was een groot skala van onderwerpen in omloop die men als uithangteken gebruikte. Vaak werden afbeeldingen van dieren - de zwaan, de pelikaan- hiervoor gebruikt, maar ook het thema wapentuig kwam regelmatig voor. Zo verwijzen Van Lennep en Ter Gouw naar een brouwerij in Dordrecht met de naam 'Den Boog'^^ Maar ook in Utrecht op de Oude- gracht (bij de Vollerbrug) heeft een brouwerij gestaan met deze naam". In beide gevallen was er sprake van een handboog. De Stalen Boog als onderpand
De Stalen Boog is in de loop van de tijd
regchnatig gebruikt als onderpand voor het afsluiten van leningen. Zo verkocht Comelis van Boetzelacr, gehuwd met Baligje de With, het huis aan zijn dochter Jannigje Comelis van Boetzelacr voor het bedrag van 1000 gulden (inclusief de inboedel, een koe en een kalO^*^. De prijs van 1000 gulden was gelijk aan de twee 'plechten' welke op 19 november 1707 gepasseerd waren voor het leenhof van Be verweerd". Jaimigje was gehuwd met Jordaan de Pauwen die het op zijn beurt weer verkocht aan Aart van Boetzelacr (een broer van Jannigje). Deze verkoop vond plaats op 9 juni 1738 en wel voor de prijs van 700 gulden^'. Op 26 april 1765" schreef de schout van
Werkhoven, Jan van Beek, in het register van |
|||||||
Handlxiog in ontspannen toestand op een gevelsteen te
Wcesp (uit: De gevelstenen spreken van J.R. Schiltmeyer. Amsterdam, 197Ü) Dc naam van de herberg
Het is duidehjk dat met de aanduiding 'daer
den stalen boogh uythangt' een uithangteken wordt bedoeld. Daar er echter geen afbeel- ding van het uithangteken bekend is (daar- voor biedt de gravure uit 1750 geen uit- komst), blijft het natuurlijk gissen hoe dit er uit moet hebben gezien. De (latere) toevoe- ging van het woord 'stalen' kan er op duiden dat het uithangteken voorheen van een ander materiaal was, bijvoorbeeld van hout. Maar volgens het woordenboek van Van Dale betekent het bijvoeglijk naamwoord 'staal' ook 'strak gespannen'. Met de stalen boog zou dus ook een strak gespannen boog kun- nen zijn bedoeld. Hoe de herberg aan zijn naam kwam, is mij niet duidelijk geworden. Misschien was de stichter van de herberg wel een vooraanstaand lid van de plaatselijke schutterij? Uithangtekens
Het gebruik van uithangtekens is in onze
streken zeer waarschijnlijk in de middeleeu- wen ontstaan. Voor die tijd was het gebrui- kelijk dat bij een wijntapperij een krans werd uit gehangen. De Romeinen kenden deze gewoonte al: zij gebruikten een krans van |
|||||||
75
|
|||||||
het huis Beverweerd een 'plegtbrief in,
waarin te lezen is dat Gerrit en Lijsje van den Boetselaar in naam van hun moeder, Neeltje van den Nijendijk, weduwe van Aart van Boetzelaer en toen huisvrouw van Arie van den Boomgaard, bekenden schuldig te zijn aan Adriana de Bie, weduwe van Fons van Amerongcn, een kapitaal van 300 gulden (tegen 5% rente). Dit bedrag werd geleend om de voorgaande 'plegtbrief af te betalen aan Comclis van Wijngaarde. Er moest per jaar 50 gulden worden afgelost. Erfpacht
De heer van Beverweerd had ingesteld dat
voor de erfpacht 'een derde helft pont wasch, ofte een halve Philips gulden ten behoeve van de capellc van Beverweerd' betaald moest worden''". Deze 'wasch' zal ongetwij- feld bedoeld zijn voor de kaarsen die de kapel moesten verlichten. Zo had de heer van Beverweerd zijn erfpacht bij ieder pand weer anders geregeld. Het pand dat naast (zuidwaards van) de Stalen Boog stond, was belast met een erf- pacht van 'anderhalf eclesie goude schilden tot drie guldens, drie stuyvers ende nogh twee vette capoenen'. Maar de wijze van betalen was wel gelijk. De erfpachtplichtigen moesten op het kasteel verschijnen op 'Sint Maertensdag (11 november) voor midde winter'. ^>en nieuwe lening''
Op 22 januari 1770 sloten Neeltje van den
Nijendijk, inmiddels ook weduwe van Arie van den Boogaard, en haar oudste zoon Gerrit van den Boetselaar een nieuwe lening af, groot 400 gulden. Daarmee betaalden zij hun schuld van 300 gulden af aan Adriana de Bie, weduwe van Fons van Amerongen. Zij leenden nu het geld van Petrus Smits. Bij hem behoefde zij slechts 4% rente te betalen maar het aflossingsbedrag was wel hoger, namelijk: 100 gulden per jaar. Op 17 decem- ber 1782 deed Neeltje van den Nijendijk vrijwillig afstand van haar bezit aan haar oudste zoon Gerrit van Boetselaar, 'in echt verwekt bij wijlen haaren eerste man Aart van Boetselaar'. |
||||||
Fragment van de kadasterkaart uit 1832 met de situatie in
de Herenstraat na de sluiting van de herberg annex brouwerij. Duidelijk is te zien dat het huis verdeeld is in drie woningen (het gearceerde gedeelte). Ter oriëntatie: op dit perceel staat nu het Wapen van Werkhoven en de eerste twee huisjes aan de zuidzijde daarvan (nagetekend door H. de Lanixjy Meijer, ca 1980) Laatste eigenaar brouwerij
De herberg is bijna een eeuw in handen van
de familie Van Boetselaar geweest. Daaraan kwam een einde toen Gerrit van den Boetse- laar, gehuwd met Catharina Hendriks, de her- berg in 1805 verkocht aan Pieter Verkerk". Deze was landbouwer van beroep en had in Werkhoven diverse bezittingen. Hij was gehuwd met Gerrigje Brandenburg. Na zijn dood in 1812 liet Pieter al zijn bezittingen na aan zijn vrouw en drie kinderen, Anthony, Dorothea en L^urens. Gerrigje Brandenburg overleed in 1819. Vanaf dat jaar hebben haar kinderen de brouwerij voortgezet. Zij hielden ongeveer vijf jaar hun ouderlijk bezit bijeen, maar in 1825 wensten zij dat te verdelen". Dorothea Verkerk kreeg het huis Den Stalen Boog toegewezen. Zij sloot de brouwerij en liet er drie woningen van maken. Zelf heeft Dorothea Verkerk er niet gewoond. Zij verkocht in 1835 het huis aan Johannes Meyer, kleermaker van beroep'". In 1857 kocht Meyer het naastliggende pand (noord- zijde) van de huisschilder Carcl Fraza erbij". |
||||||
76
|
||||||
Carel Fraza verhuisde naar het pand op de
hoek Herenstraat-Ambachtstraat, waar nog steeds een nazaat woont. Op een gegeven ogenblik werd de financiële last hem blijk- baar te groot, want hij stond in 1871 beide panden af aan de Rooms Katholieke armen van Werkhoven die daarmee zijn verplichtin- gen voor hun rekening namen"'. De locatie
Bij het vaststellen van de juiste locatie van
een pand is een goede omschrijving van de buren en wegen in de directe omgeving van groot belang. Probleem hierbij is dat men het niet altijd even nauw nam met de geogra- fische aanduidingen. In de 'Blaffaerd' van Beverweerd uit 1710
staat geschreven 'daer ten noorden Ruth Cooltjes en Evert Pauw, ten zuyden Splinter Janszoon, ten oosten Hammer Goossenszoon en ten westen den Heeren Binnenwegh nacst gelant zijn'. In de akte van 1765 worden we op een dwaalspoor gebracht doordat men de richtingen anders aangeeft; 'spekkende uyt de |
Gemeene Weg tot aan den boomgaard van
Willem van Doom, daar westewaards Gerrit Vcmooys weduwe en oostewaards sinjeur Agterberg naast gelcegen sijn'. Hier dienen west- en oostwaards respectievelijk als noord- en zuidwaards gelezen te worden. Tot besluit
In het voorgaande is van de straatnaam 'De
Stalen Boog' de historische achtergrond geschetst. Ik ben van mening dat het aan- beveling verdient, om bij het bedenken van nieuwe straatnamen zoveel mogelijk aan plaatselijke geschiedkundige namen voorrang te geven. Hierdoor worden wij op een bij- zondere manier herinnerd aan ons verleden. J.N.M, van Impelen is lid van de gemeente-
raad Bunnik en houdt zich bezig met de geschiedenis van Werkhoven. |
||||||||
Het Wapen van Werkhoven. Hier stond vroeger herberg
De Stalen B(x)g (dia: Marijl^e Donkcrsloot-de Vrij, 1994) |
|||||||||
77
|
|||||||||
Noten
1. P.J. Meertens, Nummers of namen voor wegen en
straten? Amsterdam, 1969. 2. J.B.J.Thorras, Straat en nummer. Beknopte handleiding
voor de naamgeving van straten, pleinen enz. en de nummering van gehouwen, 's Gravenhage, 1971. 3. Zie noot 1.
4. Het Achterpad is een oud verbindingsweggetje dat
parallel loopt aan de Bever wee rdse weg, vanaf de Brink achter de huizen langs in oostelijke richting en na zo'n 350 meter aansluiting geeft op de Beverweerdseweg. 5. Gemeente Burmik, Archief gemeente Werkhoven 1811-
1964 (GW), 11. 6. GW, 779. De acht ondertekenaar.s waren: H. de Klein;
W.S. van Dam; F. van Lunsen; C. Hofman; J.J. Schothorst; C. van Impelen; J. Broekhuizen; Th. Broekhuizen. 7. Idem. Aanvrager was de heer G.J. van Echteld,
Weerdenburgselaan 8, 29 oktober 1960. Het verzoek werd afgewezen op 29 december 1960. 8. Rijksarchief in Utrecht (RAU), Notariële Archieven
(NA), 727 (akte 1793, 19 oktober 1894). Zie ook noot 12; daar wordt de huidige Ambachtstraat aangeduid met twee verschillende namen. 9. Zie noot 2.
10. Het college besloot op 27 april 1972 tot het instellen
van een straatnamencommissie. 11. RAU, Archief Hervormde Gemeente van Werkhoven,
104. 12. Tot nu t(x; heb ik nog twee brouwerijen getraceerd,
namelijk 'de huisinge gelegen op 't Catwijkcrveld' Gemeentearchief Utrecht (GAU), NA, U 119a003 (akte 37, 28 maart 1705) en 'de huysinge streckcnde voor van de Smitssteeghe ofte Agterwegh en ten noorden de Beverweertse wcgh', GAU, NA, U 119a003 (akte 94, 3 januari 1707). In beide gevallen was Cornelis van Btwtzclaer, schepen van Werkhoven, de verkoper. 13. RAU, NA, 2437.
14. Zie n(x)t 11.
15. Herberg Ten Halven lag buiten het dorp, aan de
splitsing van de Herenstraat en de Hollendewagenweg. Circa 1877 werd deze herberg afgebroken. Op de kaart van De Roy uit 1696, die vr<x;ger de omslag van het periodiek sierde, staat hij aangegeven als 'Jan ten Halve'. 16. Herberg De Pcllecaen is de voorloper van het bekende
café De Zwaan, dat aan de Brink heeft gestaan tot het in 1966 werd gesloopt. 17. RAU, Kapittel van St. Jan, 328. Herberg Den Peysell
maakte waarschijnlijk deel uit van boerderij De Pijsel. Deze boerderij stond tegenover het kasteel Beverweerd en naast molen 'Den Weert'. 18. RAU, Huis Beverweerd, 67.
19. RAU, Huis Beverweerd, 22.
20. J. van de Water, Groot placaathoek ... . dl 2. Utrecht,
1729, 1176-1178. In Werkhoven ging deze nieuwe vorm van rechtspraak in op 6 november 1554. 21. H.W. Allings, Uithangtekens en gevelstenen, dl 3.
Amsterdam, z.d. 22. M. van Boven, In 't bonte uithangleken. Den Bosch,
1976. |
23. J. van Lennep en J. ter Gouw. Uithangtekens en
opschriften. Leiden, 1868. 24. Zie noot 23.
25. I.H.M.J. Kemperman-Wilke, 'Inventaris van de
archieven van de Room^Catholiekc Armenkamer (...) en van de brouwerij "De Boog"(1847-1898)'. GAU, Gebundelde inventarissen, dl 6, 68-69. 26. GAU, NA, U 119a003 (akte 175, 3 juni 1709).
27. Zie n<x)t 26. Een plecht van 600 gulden ten behoeve
van de weduwe van heer Willem van Dijk te Jutphaas en 400 gulden van de heer Theodorus van V(x)rst tot Utrecht. 28. RAU, Financiële instellingen, 2422.
29. Zie n<x)t 18.
30. Idem.
31. Idem.
32. Idem.
33. GAU, NA, U 318a014 (13 april 1825).
34. RAU, NA, 2704 (akte 2636, 2 januari 1835).
35. RAU, NA, 2748 (akte 2131, 1 juli 1857).
36. RAU, NA, 895 (akte 687, 22 maart 1872).
|
||||||
78
|
|||||||
zijn voortdurend verbeteringen in de verdedi-
gingslinie aangebracht. Vaak waren de forten bij gereedkoming militair-technisch gezien reeds verouderd; zo bleken bijvoorbeeld de aanvankelijk gebouwde bomvrije torens niet bestand tegen de toenemende kracht van het vijandige geschut. In de tweede wereldoorlog werd duidelijk dat zelfs de krachtigste linies weinig rendement meer hadden, als de aan- vallende partij er gewoon overheen kon vliegen. Thans ligt het belang van de waterli- nie dan ook uitsluitend nog in haar cultuurhi- storische betekenis. Zij vormt als het ware de laatste schakel in een keten van verdedigings- werken die vanaf de prehisbrische vluchtberg en vroegmiddeleeuwse kastelen ons land- schap mede bepaald hebben. De fietsroute van de Nieuwe Hollandse Waterlinie waaraan de hier besproken gids gewijd is, omvat een totale lengte van ruim 140 km, die in een drietal deelroutes is op- gesplitst, welke elk afzonderlijk bereden kun- nen worden. Dez^ deehoutes, respectievelijk 53 (midden), 47 (noord) en 45 km (zuid) lang, worden in drie aparte hoofdstukken beschreven. Mede dankzij een bijgeleverde topografische kaart, waarop de gehele route is uitgezet, is het mogelijk om op elk ge- wenst punt te starten. De 27 forten en vesting werken, begirmend bij
Fort Spion, nabij Loenen en eindigend bij Fort Honswijk aan de Lek, zijn in het boekje en op de kaart genummerd, wat het verge- makkelijkt om ter plekke de bijzonderheden na te lezen. De tekst geeft daarbij iets meer details dan de overigens ook informatieve borden die de ANWB bij elk object geplaatst heeft. Door de tahijke afbeeldingen en plat- tegronden kan de lezer bovendien van te voren een indruk krijgen van wat hem onder- weg te wachten staat. Jammer is wel, dat de meeste forten niet vrij toegankelijk zijn en soms slechts van enige afstand waargenomen kunnen worden. De route zelf is goed aan- gegeven met de bekende zeshoekige ANWB- borden, al raakten wij toch éénmaal, in Nieuwegein, het spoor bijster, waarschijnlijk omdat de lokale jeugd een vitale aanwijzing verwijderd had. In zulke gevallen is het raadzaam om naast de 'grijze kaart' uit het boekje ook een eigen topografische kaart bij |
|||||||
BOEKBESPREKING
I'ietsroute Hollandse Waterlinie
1). Koen, De Hollandse Waterlinie. Cultuur-
instorische routes in de provincie Utrecht. eindredactie Roland Blijdenstijn. Amsterdam, 'Juijten & Schipperheijn 1993. 56 blz., met bijgeleverde topografische kaart 1:50.000, prijs ƒ 15,90 ISBN: 90-6064-793-9. In de serie Cultuurhistorische routes in de
provincie Utrecht is, na twee eerdere delen over het Kromme-Rijngcbied en de Lopiker- waard, een derde uitgave verschenen die gewijd is aan een fietsroute langs de Utrecht- se delen van de Hollandse Waterlinie. Het gaat daarbij om de zogenaamde 'Nieuwe Hollandse Waterlinie' uit de negentiende en twintigste eeuw en niet om haar meer weste- lijk gelegen voorganger uit de zeventiende eeuw. De plannen voor de aanleg van een water-
linie stammen namelijk al uit de periode van de Opstand, toen de Spaanse troepen van Filips 11 een grote bedreiging vormden voor de onafhankelijke noordelijke provincies. Uiteindelijk kwam het tot een linie van Muiden en Naarden tot Heusden die westelijk van de stad Utrecht lag. In het rampjaar 1672 bleek hoe effectief deze 'Oude Hollandse Waterlinie' was. Terwijl het gewest Utrecht het toneel werd van plunderende soldaten, die niet alleen de stad Utrecht in handen kregen, maar tevens in de omliggende dorpen en steden aanzienlijke schade aanrichtten, wist Holland zich veilig achter het geïnundeerde laagland. Het duurde nog ruim 150 jaar voordat werd besloten om ook de stad Utrecht in een verdedigingslinie op te nemen. Aan deze Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft men grofweg en met vele onderbrekingen en aanpassingen vanaf 1816 tot aan 1885 ge- werkt. Het militaire principe was vrij een- voudig: lage gebieden dienden door allerlei waterstaatkundige werken zo snel mogelijk onder water gezet te worden en de schaarse hogere gedeelten die de vijand dan als enige aanvalsweg overbleven, moesten met forten en andere verdedigingswerken ontoegankelijk worden gemaakt. Tot de tweede wereldoorlog |
|||||||
79
|
|||||||
de hand te hebben. Een ander klein bezwaar
is het 'eenrichtingsverkeer' van de route. Dat bleek toen we een deel 'tegen de richting in' fietsten en op een bord met v(irboden toegang smitten dat vanuit de 'goede t-ant' niet zou zijn opgevallen. Met het boekje in de hand als rechtvaardiging hebben we het verbod echter manmoedig getrotseerd. Een merkwaardig schoonheidsfoutje betreft de wat curieuze volgorde van de deelroutes in het boekje: eerst midden, dan noord en tenslotte zuid. Mede hierdoor volgen de nummers van beschreven objecten elkaar niet op, wat tot enig extra zoekwerk leidt. Dat mag overigens belangstellenden niet weer- houden, gewapend met de teLst de route te fietsen, bij voorkeur in september wanneer door de activiteiten van de jonge Utrechtse Fortenstichting allerlei extra toegangsmoge- lijkheden aanwezig zijn. Francis van Hekelen
|
||||||||||
poorten opengezet voor 'niet-studenten'
(zogenaamd contractonderwijs). Wanneer u nooit de mogelijkheid hebt gehad om aan de unversiteit te studeren, terwijl u daarvoor wel voldoende capaciteiten heeft, of wanneer u uit pure interesse wilt studeren om uw kennis te verbreden, is er nu de mogelijkheid om dit te doen zonder de verplichting een hele studie te voltooien. U kunt zich inschrijven per cursus van 5 a 6 weken (a f 285,-). Het is ook mogelijk om een 'strippenkaart' voor vijf of tien cursussen aan te schaffen, die drie jaar geldig blijft. De aangeboden collegereeksen bij de Vakgroep Geschiedenis zijn al bestaande cursussen. Er is geen vooropleiding vereist, hoewel een VWO-niveau raadzaam is. Voor enkele cursussen is het aan te bevelen eerst de inlei- dende college-reeksen te volgen. Enkele interessante titels uit het programma zijn: Goden en helden; Kastelenkunde; Paleogra- fie, Archiefkunde en Diplomatiek; Britse aristocratie 1560-1995 en Russische litera- tuur en geschiedenis. Wilt u meer informatie? Of wilt u de brochu-
re met een cursusaanbod van meer dan 30 cursussen aanvragen? Dan kunt u schrijven of bellen naar: Contractonderwijs t.a.v. drs. M.T. Bos, Kromme Nieuwegrachl 66, 3512 HL Utrecht, tel. 030-537865 (.soms ant- woordapparaat). |
||||||||||
VARIA
Cursussen
De Utrechtse Stichting Stichtse Geschiedenis
organiseert in 1995-1996 weer verschillende interessante cursussen. Er is een cursus over lokale en regionale geschiedenis voor begin- ners en over archiefbronnen (beide in het Rijksarchief in Utrecht), over de aanpak van archiefonderzoek (in het Gemeente-archief Utrecht), over veldnamenonderzoek, over het presenteren van historisch onderzoek in de vorm van een lezing, over historische chronologie of tijdrekenkunde (alle op de Mariaplaats in Utrecht) en tenslotte zijn er diverse cursussen genealogie of stamboomon- derzoek en paleografie of oud schrift, zowel voor beginners als gevorderden (in diverse plaatsen, ondermeer in Wijk bij Duurstede). Een uitgebreide brochure met aanmeldings- formulier kunt u aanvragen bij: SSG, Maria- plaats 23, 3511 LK Utrecht, tel. 030-343880. De Vakgroep Geschiedenis van de Universi-
teit Utrecht heeft vanaf september 1994 haar |
||||||||||
Nieuwe tijdschriften
Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur
heeft twee nieuwe lijdschriften uitgebracht: Traditie. Tijdschrift over tradities en trends en Alledaagse dingen. Nieuwsblad voor volkscultuur, regionale geschiedenis, folklore en volkskunst in Nederland en Vlaanderen. Traditie gaat over de achtergronden van beslaande gewoontes en hel ontslaan van nieuwe gebruiken. Alledaagse dingen is een nieuwsblad over actuele ontwikkelingen op hel gebied van volkscultuur, regionale ge- schiedenis, folklore en volkskunst in Neder- land en Vlaanderen. Beide tijdschriften verschijnen vier maal per
jaar. Voor informatie: Nederlands Centrum voor Volkscultuur, Lucasbolwerk 11, 3512 EH Utrecht, tel. 030-319997. |
||||||||||
80
|
||||||||||
opheffing gemeente Cothen:
een historische terugblik |
|||||||||||||||
Ad van Bemmel
Op 1 januari 1996 wordt de gemeente Cothen
evenals de gemeente Langbroek - opgehe-
ven en bij de gemeente Wijk bij Duurstede gevoegd'. Als oud-Cothcnaar gaat me dat aan het hart. Misschien verzacht het schrijven van oen artikeltje de pijn. Of ik iets tegen Wijk bij Duurstede heb? Nee, maar ik kan niet ontkennen dat ik indertijd met rode oren de sterke verhalen van mijn vader heb aange- hoord over uitgevoerde (?) strafexpedities tegen Wijkenaren en dat met de hooivork in de aanslag... Kaart van de gemeente Cothen. Getekend d<X)r J. Kuyper,
118661 (uit: H. Suringar, Gemeente Atlas van de provincie Utrecht. Leeuwarden, 1868). De gemeentegrens is op het originele kaartje met de hand in kleur aangegeven. |
|||||||||||||||
In Nederland zijn alle gemeenten bij de wet
gelijk. Dat impliceert dat alle gemeenten, of ze nu veel of weinig inwoners tellen, dezelf- de taken hebben. Duidelijk is dat kleine ge- meenten niet bij machte zijn al die taken zelf uit te voeren. Samenwerken is dus het devies. Bijvoorbeeld door met meerdere gemeenten één dienst Gemeentewerken te vormen. He- laas vinden niet-gemeentelijke politici een dergelijke samenwerking ondoorzichtig. Eu- reka! Dan heffen we dus kleine gemeenten op en voegen ze bij grotere. De schaal wordt aan de taken aangepast. Waarom niet de taken aan de schaal aangepast? Dat gebeurt in Frankrijk, waar gemeenten niet wettelijk gelijk zijn en kleine gemeenten kunnen blij- |
|||||||||||||||
PROVLNCIE UTKECHT.
|
GEMEEISTE COTHEN.
|
||||||||||||||
■fdrkrnil iIuin .1 Kuv|ht
|
|||||||||||||||
l.'iiJ.ui- ■,-M\ Hir*o Suriü'tn '■• !,^(\v.ii.tii
|
|||||||||||||||
/^J// Jiu/iJerj,. f'ó^ Irupcnrrs
|
|||||||||||||||
81
|
|||||||||||||||
maar? Nee, zei Cothen. En (in 1852) wat
vinden jullie van samenvoegen met Doom, Langbroek en Maam? Nee, en nog eens nee. Bovendien, zo zei de raad van Cothen, het gaat niet aan een dorp als Cothen samen te voegen met gehuchten... Zoals we hebben gezien, heeft Cothen de bedreiging lang kun- nen afhouden maar nu is het dan toch zo ver^ Cothen versus Wijk bij Duurstede
De verhouding Cothen - Wijk bij Duurstede
is altijd precair geweest. Waarom? Klein versus groot zal een rol hebben gespeeld. Misschien is er wel een andere aanleiding. Ik zal eerlijk zijn ... Cothen hoorde heel vroeger al eens bij Wijk! Tot 1459 behoorde Cothen tot de stadsvrijheid, dat wil zeggen tot het rechtsgebied van de stad Wijk bij Duurstede''. Tot dat jaar viel die stadsvrijheid niet onder de directe hoge rechtsmacht van de bisschop van Utrecht maar onder die van de heren van Abcoude en van Gaasbeek (bij Bmssel). Tien jaar eerder, in 1449, maakte Jacob van Gaesbeck, heer van Duurstede en van Abcou- de en Gaasbeek, mzie met de machtige Utrechtse bisschop Rudolf van Diepholt. Dat was niet slim. Jacob werd gedwongen het kasteel Duurstede aan de bisschop af te staan. Hij mocht het nog wel blijven gebruiken. In 1459 stierf Jacob. De bisschop van Utrecht, toen David van Bourgondië, werd vanaf dan ook officieel heer van Wijk bij Duurstede. Een groot deel van de goederen van Jacob van Gaesbeek te Cothen kwam in 1459 in beheer van het Domkapittel te Utrecht. Rijnestein werd een leen van de bisschop van Utrecht. Uit allerlei zaken blijkt dat de stad Wijk ook na 1459 nog lang heeft geprobeerd haar eertijds redelijk onafhankelijke positie in het Nedersticht en haar invloed op Cothen vast te houden. Dit laatste ondanks het feit dat bisschop David van Bourgondië het goed Rijnestein - dus in feite een belangrijk deel van Cothen - in 1467 vrijwaarde van en beschermde tegen verdere bemoeienis door 'anderen'. Die zogenaamde vrijbrief was niet krachteloos. Bijna tweehonderd jaar later, in 1661, wilde de stad Wijk eigenmachtig het |
||||||
ven bestaan. Via onder meer het belasting-
stelsel is één en ander recht te trekken. Protesten tegen opheffing
De opheffing van Cothen is een gepasseerd
station. Een station dat iedereen natuurlijk aan zag komen. In 1960 is door krachtig pro- test vaii de bevolking samenvoeging met Wijk bij Duurstede voorkomen. Ruim twintig jaar bleef het rustig. In 1983 begon de pro- vincie Utrecht met de voorbereiding van een gemeentelijke herindeling in het zuidoosten van de provincie. Samen met een groep stu- denten van de Rijksuniversiteit Utrecht heb ik in dat jaar een onderzoek in Cothen en Lang- broek gedaan. Het bleek dat de meerderheid van de bewoners zelfstandig wilde blijven. Maar als er dan toch moest worden samenge- voegd, dan gaf men de voorkeur aan de vor- ming van een landelijke, groene gemeente in het Kromme-Rijngebied. Een gemeente be- staande uit de kernen Cothen, Nederlang- broek. Werkhoven en Odijk, iets dat in 1960 ook al was geopperd. In 1986 hebben de ge- meenten Cothen en Langbroek nog een onderzoek laten doen naar de mogelijkheden van zo'n Krommc-Rijngemcente. Het mocht niet zo zijn. Nog tien jaar heeft de gemeente Cothen de samenvoeging met Wijk bij Duurstede kunnen rekkend De gemeente in de negentiende eeuw
De gemeente Cothen is in 1811 gevormd uit
de voormalige gerechten Dwarsdijk (of Nijendijk) en Cothen. In 1829 kwam de pro- vincie Utrecht met het voorstel de gemeente Cothen en de gemeente Werkhoven samen te voegen. Cothen zag daar niets in omdat de afstand tussen de beide dorpen te groot was; dat was toen anderhalf uur 'gaans'. Het voor- stel werd van tafel gehaald. In 1846 probeer- de de provincie het opnieuw. Nu zouden Cothen, Werkhoven en Odijk samen moeten worden gevoegd. Je zou zeggen tot een Kromme-Rijngemeente; een idee dat 120 jaar later opnieuw is komen bovendrijven. Ook dit voorstel haalde het niet. De provincie had de smaak te pakken gekregen. Samenvoegen (in 1851) met Doom en Langbroek dan |
||||||
82
|
||||||
jaagpad langs de Kromme Rijn tussen de stad
en Cothen verleggen van de westkant naar de oostkant. Rijnestein ligt aan die oostkant. De heer vap Rijnestein kreeg bevel om binnen twee weken bruggen over de grachten van zijn kasteel te leggen. Hij beriep zich bij de Staten van Utrecht op de oude vrijbrief van de bisschop. En. met succes: in Cothen bleef het pad aan de westkant'. Wanneer dan ook op 1 januari 1996 Cothen bij Wijk bij Duurstede wordt gevoegd, wordt daarmee in zeker opzicht de toestand van voor 1459 hersteld. En dat na bijna 540 jaar. De vraag is echter, voor hoe lang nu... Dr A.A.B, van Bemmel (Leiden) is sociaal-
geograaf en houdt zich intensief bezig met de geschiedenis van zijn geboorteplaats Cothen. |
|||||||
Noten
1. Strikt genomen is dit onjuist: er is geen sprake van
een annexatie maar van een fusie, waarbij alle drie ge- meenten worden opgeheven (noot redactie). 2. Waar ligt de grens? Een onderzoek naar de mening
van bewoners van Cothen en Langbroek omtrent een mogelijke bestuurlijke herindeling van hun gemeenten (juni 1983). Utrecht, Geografisch Instituut Rijksuniver- siteit (beperkt verspreid). M. Peet (1968), Sociografisch rapport gemeente
Cothen. Onderzoek naar de mogelijkheden van een Kromme Rijn-gemeente. Den Haag, Twijnstra Gudde, 1986. 3. Dankbaar is gebruik gemaakt van de inleiding van R.J.
Butterman bij de Inventaris van het archief van de ge- meente Cothen 1811-1947. Cothen, 1988. 4. Dat gold niet voor het grondgebied van het voormalige
gerecht Dwarsdijk. Dwarsdijk was al in 1322 in handen van het Domkapittel gekomen. 5. Rijksarchief in Utrecht, Archief Gemene Land van
Wijk bij Duurstede, 60. |
|||||||
83
|
|||||||
De Bataafse omwenteling in Houten en 't Goy
|
||||||||||||
Kees van Schalk
|
||||||||||||
vroege middeleeuwen, stelde het belang van
de gemeenschap boven het belang van het individu. De Verlichting stelde daarentegen de individuele mens als rationeel handelend wezen centraal. Onder invloed van het na- tuurrecht ging men tevens uit van het idee dat ieder mens beschikt over universele grondrechten. Ook in een dorp als Houten werd aan het
einde van de achttiende eeuw gediscussieerd over grondrechten en de inrichting van de staat. De Bataafse omwenteling in 1795 leidde hier tot een vrij sterke beroering. Daarom zal eerst worden bezien in hoeverre de oorzaak daarvan kan worden getraceerd in de gebeurtenissen in de jaren die daaraan voorafgingen. De beschikbare gegevens bie- den aanknopingspunten voor analyse en con- clusies. De politieke situatie voor de omwenteling
Het oude politieke bestel werd gekenmerkt
door een zeer sterke mate van decentralisatie van bevoegdheden. Deze bevoegdheden be- rustten bij kleine tot zeer kleine bestuurseen- heden, de zogenaamde gerechten of am- bachtsheerlijkhedcn. De legitimatie van hun macht vloeide voort uit de eerbied voor de door de gemeenschap binnen deze gerechten verkregen voorrechten. Het ging daarbij om de rechtspraak, het bestuur en de belasting- heffing. Het respect voor het als groep ver- kregen gewoonterecht leidde uiteraard tot een grote mate van continuïteit. Binnen het gebied van de huidige gemeente Houten was voor 1795 sprake van tien ge- rechten: Tuil en 't Waal, Honswijk, Schalkwijk, Schonauwen, Wulven, Heemste- de, De Grote en Kleine Koppels, Oud Wulven en Waijen, Sint Huijbrechtsgerecht anders ge-naamd De Geer, en tenslotte Houten en 't Goy. De ambachtshcerlijkheid Houten en 't Goy
was met 688 inwoners (180 hervormden en |
||||||||||||
'Mijn zoon! vrees den Heere en den
Koning; vermeng u niet met hen die naar verandering staan; want hun verderf zal haastelijk opstaan; en wie weet hun beider ondergang?' Spreuken 24 vs 21-22' |
||||||||||||
Inleiding
De geest van de Verlichting bracht in de
jaren tachtig van de achttiende eeuw in de Nederlandse Republiek een politieke hervor- mingsbeweging voort. De aanhangers van deze beweging noemden zich patriotten. Hun tegenstanders, de prinsgezinden of orangisten, spraken spottend van 'kezen'. Nadat stadhou- der Willem V gesteund door het Pruisische leger in 1787 de door de patriotten gewenste hervormingen, die in een eerder stadium in soinmige steden waren geïntroduceerd, de kop had ingedrukt weken vele patriotten naar Frankrijk uit. Het harde optreden had tot ge- volg dat de patriottenbeweging radicaliseerde en niet langer voor geleidelijke hervormingen stond, maar een geheel nieuwe inrichting van de staat nastreefde. In Frankrijk vond in 1789 de grote revolutie
plaats waarbij de monarchie en de standen- staat werden opgeheven. Het revolutionair geregeerde Frankrijk verklaarde in 1793 de oorlog aan de Republiek der Zeven Verenig- de Nederlanden. Zo kon het gebeuren dat in 1795 het binnenvallende Franse leger door de patriotten in Nederland als bevrijder werd ingehaald. In het politieke concept van de pa- triotten was er geen plaats meer voor de stad- houder en evenmin voor de aristocratie. Bovendien wenste men een scheiding tussen kerk en staat. Het grote vertrouwen van de patriotten in de rede (invloed van de Verlich- ting) stond tegenover een diep wantrouwen tegenover alle historische gezag. Het oude politieke bestel, het 'ancien regime', met een wordingsgeschiedenis die teruggaat tot in de |
||||||||||||
84
|
||||||||||||
Gerlach Thccxioru.s Baron van der Capellen (1734-1805),
ambachtsheer van Houten en 't Goy, oliedoek dcx>r J.J.F. Langenhoffel, 1781 {particuliere collectie; foto Iconogra- fisch Bureau, Den Haag) 508 katholieken in 1809) de grootste in deze
rij. Jonkheer Gerlach Theodorus Baron van der Capellen (1734-1805), heer van Houten cii 't Goy, lid van de Ridderschap van Utrecht en Raad van de Admiraliteit van Amsterdam, bezat als ambachtshcer van Houten en 't Goy het (heerlijk) recht tot benoeming van de schout, gadermecstcr (= gemeenteontvanger), secretaris, schepenen, koster, doodgraver, gerechtsbode, schipper, en de schutter (= verzorger van verdwaald vee). De schc-penbanken op het platteland werden bezet door de grotere boeren en enige lokale ambachtslieden, nooit door leden van de adel of het patriciaat. De adel kon, mits in het bezit van een ridderhofstad üi het gebied, beschreven worden in het tweede lid van de Staten van Utrecht en werd als zodanig ge- acht daar het platteland te vertegenwoordi- gen. De schepenen werden, zoals gezegd, be- noemd door de ambachtsheer, echter op voor- dracht van de schepenen zelf. Jaarlijks werd |
|||||||
2. Frederika Johanna Yvoy (1747-1812), echtgenote van
G.Th. Baron van der Capellen, oliedoek toegeschreven aan J.J.F. Langenhoffel (particuliere collectie; foto Iconografisch Bureau, Den Haag) door de zeven regerende schepenen van
Houten en 't Goy een voordracht opgemaakt van zeven genomineerden, waarop de am- bachtsheer uit dit veertiental vervolgens zeven nieuwe schepenen voor het komende jaar benoemde, vier voor Houten en drie voor 't Goy, de zogenaamde geëligeerden (= ver- kozenen). De heer kon een nieuwe politieke koers in dit semi-coöptaliesysteem dus slechts afkeuren of honoreren, maar niet zelf in gang zetten. Hij was hiervoor afhankelijk van de voordracht van de zittende schepenen. Verder moet worden bedacht dat het toenmaals on- denkbaar was een benoeming niet te aanvaarden. De reactie van de ambachtsheer op de voordrachten gaf in Houten en 't Goy aanleiding tot grote sparmingen, zoals straks zal blijken . De voorgeschiedenis
In de jaren 1782-1788 zijn er nauwelijks aan-
wijzingen dat de patriotten een rol in de |
|||||||
85
|
|||||||
spoedig teleurgesteld afhaakte. De eerste vier
personen hebben in de onderstaande over- zichten zitting namens Houten, de laatste drie namens 't Goy. De voordracht van 4 mei 1791:
REGERENDE SCHEPENEN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Houtense politiek speelden. De notulen over
die jaren zijn opvallend summier^. Wel kan men eruit opmaken dat in 1787 mr Comelis de Wijs jr als nieuwe schout werd aangesteld. Het schepencollege bestond in 1787, 1788 en 1789 uit vier katholieke en drie hervormde leden. Opmerkelijk is dat Arie van Rossum, de rijkste boer van het dorp, daarvan geen deel meer uitmaakte. Politieke controverses worden voor het eerst
duidelijk zichtbaar op 4 mei 1791. Blijkens de nomlen beklaagden de schepenen zich over de aanhoudende en ook nu weer in het gerechtshuis ondervonden brutaliteiten en beledigingen van de hospes (= herbergier) Hendrik de Man, die 'met overtreding van alle eerbied en achting' zich bemoeide met de gerechtelijke vergadering. Kennelijk was er sprake van heftige beroering over de in die vergadering aangenomen voordracht van nieuwe schepenen, want in de notulen van 23 juni 1791 is voor de eerste maal een tegen- stelling zichtbaar tussen de regerende schepe- nen en de ambachtsheer over de voorgedra- gen schepenen. Het is duidelijk dat deze con- troverse mede betrekking had op de voor- dracht van fervente patriotten. Die duidelijk- heid wordt verschaft doordat in het archief van het gerecht Houten en 't Goy enige lijs- ten bewaard zijn gebleven met de namen van alle patriotten3. Omdat in 1798 een zuivering plaatsvond onder de patriotten weten we ook welke personen tot de ferventen en welke tot de gematigden behoorden. De hieronder ge- noemde personen voorzien van een * ver- schenen in 1795 in de eerste grondvergade- ring (dat wil zeggen de bijeenkomst van stemgerechtigden). Zij ondertekenden toen een verklaring waaruit hun patriottische gezindheid bleek, doch verschenen vervol- gens niet meer in de grondvergaderingen, waarop zij in 1798 werden weggezuiverd. De personen voorzien van ** ondertekenden in 1795 niet alleen een patriottische verklaring, maar verschenen daarna ook in de grondver- gaderingen. Zij vormden de radicale kern. Deze tweedeling is echter niet helemaal waterdicht aangezien een aantal patriotten, met name hervormden, na de omwenteling |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(rk= rooms-katholiek; nh= Nederlands hervormd).
De gematigde schepenen, die zich in 1795
aan de zijde van de patriotten zouden scha- ren, bezaten in 1791 dus een meerderheid in het gerecht. Zij blijken van zins die patriotti- sche meerderheid verder uit te bouwen door een voordracht van meer uitgesproken patri- otten, waaronder enkelen zonder bestuurser- varing. Het lijdt geen twijfel dat de am- bachtsheer daarmee niet erg gelukkig was. Zijn bezwaren tegen de voordracht zullen zich niet hebben gericht tegen de reeds her- haaldelijk benoemde oud-presidcnt-schepen Arie van der Puijl of tegen de kennelijk oranjegczinde Goyse tiendpachter Comelis van Ingen, die in 1792 beiden tot schepen zullen worden benoemd. De bewaren zullen zich hebben gericht tegen de patriot en groot- grondeigenaar Esaijas Estopeij, die reeds vele jaren tevergeefs was voorgedragen, tegen de fervente patriot Wouter Hoveling en tegen de onervaren patriotten Arie van Royen en Jan van der Worp. De positie van de chirurgijn en substituut-schout Okker van Batenburg is onduidelijk. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
86
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laten, in eene goede harmonie samen te
leven, is onder verbetering bevonden sulcks de schout, secretaris en 't gerecht niet te con- cemeren maar aan enige buiten deselve, hebben onder malcanderen nu weder als voorheen geleeft en de zaken na behoren verricht'. De heer was dus niet bezorgd meer over de schout, secretaris en de schepenen, maar alleen over anderen, hetgeen op de pa- triotten betrekking moet hebben gehad. Gezien de verwikkelingen in 1791 maakten de zittende schepenen in de vergadering van 25 april 1792 een dubbele voordracht. Bij af- wezigheid van de schout, mr Comelis de Wijs jr, fungeerde de hervormde boer en president-schepen Dirk van der Kemp als voorzitter. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Katholieken en hervormden
De met vier schepenen oververtegen-
woordigde hervormden maakten in 1791 nog een voordracht, waarbij zij opnieuw met vier personen vertegenwoordigd zouden zijn. In de voorafgaande vier jaren hadden voor- drachten en benoemingen plaatsgevonden van een katholieke meerderheid. In de periode daarvoor lijkt geloofsrichting daarom geen wezenlijke rol te hebben gespeeld. Vanaf 1791 zou zich op dit punt echter een kente- ring voordoen. In de jaren 1792, 1793 en 1794 blijken zowel de hervormde als katho- lieke schepenen alles in het werk te stellen om een ruime katholieke meerderheid be- noemd te krijgen, doch die pogingen werden telkens verijdeld door de ambachtsheer, die kermelijk bevreesd was voor het vooral onder de katholieken levende patriottisme. Hij trachtte de patriottische koers van de schepe- nen te keren door de benoeming van een her- vormde orangistische meerderheid, aangevuld met gematigde katholieken als Dirk de Goeij, Janus van Rijn en Comelis van den Brink. De ambachtsheer komt in actie
De ambachtsheer liet de zittende schepenen
(blijkens de notulen van 23 juni 1791) weten geen genoegen te nemen met hun voordracht, die volgens hem aan meerdere mankementen leed. Hij merkte geringschattend op zich zelfs de kosten van een zegel te willen besparen en de zittende leden voor het komende jaar hun plaats te laten behouden onder het uitspreken van de wens het daarop volgende jaar een nieuwe nominatie te mogen ontvangen, 'an- ders een refonnatum op zal komen'. Met deze woorden dreigde hij na ontbinding zelf een geheel nieuw bestuur te zullen installe- ren. Men sprak in zo'n situatie ook wel over 'het verzetten van de wet'. Dit was een onge- bruikelijk en zeer zwaar dreigement omdat het direkt de autonomie van de zittende schepenen raakte. Op de vergadering van 23 september 1791
behandelden de schepenen een ingekomen brief van de ambachtsheer 'behelsende ver- maan aan de Schout, secretaris en 't Gerecht en ingesetenen om alle haken en ogen daar te |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GENOMINEERD
Esaije Estopeij nh*
Dirk de Goeij rk*
Jan van Schaik rk
Arie v Rossum (Rysbr) rk* Wouter Hoveling rk**
Hendrik v.d. Schouw rk
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
87
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Comelis van Ingen nh
Daam de Bruijn nh Comelis v.d.Brink rk*
Uit deze voordracht kan worden afgeleid dat
de zittende schepenen, die overwegend her- vormd en gematigd patriot waren, een voor- dracht deden van vrijwel alleen katholieken en patriotten. Hiermee gaven ze te kennen er absoluut niets voor te voelen hun oren naar hun heer te laten hangen en onderstreepten daarmee hun autonomie en de door hen ge- wenste koers. Ook ditmaal trok de am- bachtsheer zich weinig aan van hetgeen onder de zittende schepenen leefde, want hij be- noemde opnieuw een hervormde meerder- heid, aangevuld met enkele gematigde katho- lieken. Hij verliet zich zelfs op de arme tien- denaar (= pachter van tienden) Comelis van Ingen uit 't Goy omdat die hervormd en ken- nelijk orangistisch was, maar verder absoluut niet op zijn plaats in dit gezelschap van grote boeren en aannemers. De ambachtsheer, die zelf op kasteel Schonauwen woonde, was blijkbaar zo goed in de gemeenschap inge- voerd, dat hij bij de genomineerden kennelijk exact wist welke symphatieën zij koesterden en zodoende ook in staat was de koers van de schepenen te blokkeren. In de vergadering van 26 september 1792, wegens afwezigheid van de schout mr Comelis de Wijs voorgezeten door president- schepen Janus van Rijn, werd onder dankzeg- ging afscheid genomen van de secretaris Pieter van Spall. Op 11 maart 1793 werd een nieuwe schout aangesteld, de Utrechtse nota- ris Wemard van der Well. De notulen zwij- gen geheel over het vetrek van zijn voorgan- ger, Comelis de Wijs. In dezelfde vergade- ring werd tevens een nieuwe secretaris aan- gesteld: Gerrit Jan van Spall. Prinsgezinde meerderheid ongewild op het
kussen In de vergadering van 17 mei 1793 notuleer-
de de secretaris dat er 'eindelijk een nieuwe nominatie is geformeert', kennelijk was het dus ook ditmaal niet zonder hoofdbrekens verlopen. Voor de eerste maal blijkt uit de |
notulen wie door ieder van de schepenen
persoonlijk werd voorgedragen. Hoewel de vermelding van individuele voordrachten elders niet ongewoon was, zou dit onder de toenmalige omstandigheden in Houten op een eis van de ambachtsheer kunnen duiden. Adrianus van Rijn droeg dus Dirk van der Kemp voor, enzovoort. De voordracht van 17 mei 1793 vertoonde
het volgende beeld: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De timmerman-metselaar Petrus van Huisteijn
droeg zijn zwager, de patriot Esaijas Estopeij voor, waarvan hij op voorhand kon weten dat deze niet zou worden benoemd, met als ge- volg dat hij zelf ook werd gepasseerd. De ogenschijnlijke orangist en hervormde boer Daam de Bmijn uit 't Goy droeg de rooms- katholieke Goysc boer en latere patriot Bart van der Wurp als schepen voor. Daarmee was hij de meest uitgesproken representant van de tendens om de invloed van katholie- ken en patriotten tegen de zin van de am- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
88
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adrianus van der Puijl als zijn vervanger bij
zijn afwezigheid aan. Ook Van der Puijl zou in 1795 echter een patriottische verklaring onderschrijven. Het zittingsjaar 1793-1794
In de vergadering van 29 april 1794 was er
opnieuw sprake van een zeer emstige crisis. De gehele voordracht (zie onder) werd we- derom door de ambachtsheer verworpen zodat het zittende schepencollege gehand- haafd bleef. Duidelijk is dat de schepenen, ondanks de nog voortdurende oorlog met Frankrijk, in hun voordracht een geheel an- dere koers wensten dan de ambachtsheer en daarin nog verder gingen dan in voorgaande jaren. In die koers was opnieuw een rol toe- bedacht aan de hervormde ouderling en patriot Esaijas Estopeij. De eveneens her- vorrhde ouderling, maar prinsgezinde boer Dirk van der Kemp koos van de weeromstuit en niet zonder wrevel tegenover de ambachts- heer de patriottische boer Hermanus Oost- rom, die in 1795 in Houten de omwenteling zou leiden. Deze was nota bene woonachtig onder Schonauwen en tot dan toe daar uit de schepenbank geweerd. Hij moet eigenlijk met dubbele ster (**) worden vermeld, omdat hij in 1798 op oneigenlijke gronden werd weg- gezuiverd. Daarnaast werd de Goyse boer Jacob van Doom voorgedragen. Ook hij behoorde bij de omwenteling van 1795 tot één van de leidende figuren die vervolgens een constante factor in het bestuur zou blij- ven vormen. Arie van Rossum was met afstand de meest welvarende boer van Houten. In 1795 werd hij door het Comité Revolutionair als eerste naar voren geschoven om deel te nemen in het voorlopige patriotti- sche bestuur. Hij haakte echter al spoedig weer af. De orangist Jan Ariese van Schaik weigerde een voordracht te doen, waarschijn- lijk omdat hij van mening was dat dit, gezien de opstelling van de ambachtsheer, zinloos was. Ook de eerder genoemde rooms-katho- lieke Goyse boer Jan Uittewaal die in 1795 het patriottisch 'declaratoir' (zie hierna) teken- de, werd kermelijk genomineerd. Duidelijk is ook dat de hervormde en katho- |
|||||||
bachtshcer te vergroten ter behoud van de
eenheid in de gemeenschap. De Goyse tien- Jenaar Comelis van Ingen droeg kennelijk de grote katholieke Goyse boer Jan Uijttewaal" voor, niet te verwarren met de hervormde Jan Wttewaal die op de buitenplaats Wicken- hurgh woonde. Als lid van het patriciaat was het ondenkbaar dat deze in een van de sche- pencolleges op het platteland benoemd zou worden. Dirk de Goeij, die zich als een ge- matigd patriot zou ontpoppen, droeg Jan Comelis van Rijn van 'de Stecne Poort' voor. Deze zou later de patriottische zaak weinig serieus nemen. De katholieke boer Adrianus van Rijn droeg de hervormde ouderling Dirk van der Kemp voor die ongetwijfeld prinsge- zind zal zijn geweest. Een voordracht die de eenheid van de schepenen tegenover de am- bachtsheer onderstreepte. De latere rooms- katholieke kerkmeester Jan Ariese van Schaik, boer en ambachtsheer in zijn eigen, 24 morgen grote, minigerecht De Geer, dat als een enclave binnen Houten lag en belang hebbend bij handhaving van het bestaande bestel, werd door de hervomide substituut- schout Arie van der Puijl voorgedragen. Een keuze voor de gevestigde orde\ De voor- dracht beoogde opnieuw de invloed van de katJiolieken sterk te vergroten. Daarentegen was sprake van een afnemende tendens wat betreft de voordracht van patriotten, iets dat tioor de ambachtsheer werd overgenomen bij de benoeming, want nog slechts drie van de /even leden konden patriot genoemd worden. Een en ander houdt mogelijk verband met de Franse oorlogsverklaring van begin 1793. De ambacliLsheer bmskeerde de herhaalde wens van de schepenen om tot een katholieke meerderheid te komen. Opnieuw werd een hervormde meerderheid benoemd waarbirmen de orangisten nu zelfs duidelijk de boventoon voerden. Ondertussen was men doende de substituut-
schout, de chirurgijn Okker van Batenburg, die eind 1788 nog door de oude schout Comelis de Wijs was aangesteld, uit zijn funktie te ontlieffen. In overleg met de sche- penen stelde de nieuwe schout, Wemard van der Well, op 10 september 1793 schepen |
|||||||
89
|
|||||||
rijk, die tot dan toe een wisselend verloop
had gehad, keerden de kansen na de slag bij Fleurus zich in juni 1794 tegen de Republiek. De Fransen rukten nadien steeds verder naar het noorden op. Toen in de winter van 1794- '95 de grote rivieren stijf bevroren waren, marcheerde op 16 januari 1795 het Franse leger de stad Utrecht binnen. Het werd door de patriotten met gejuich ontvangen. In Utrecht werd op 25 januari 1795 de vroed- schap afgezet door een Comité Revolutionair en een voorlopig revolutionair bestuur geïn- stalleerd, dat de leiding op zich nam tot over een definitieve bestuursrcgeling beslist was. Op 28 januari 1795 werden tenslotte de Staten van Utrecht afgezet en de ridderschap en geëligcerden (de uit de kapittels verkoze- ncn) ontbonden. De omwenteling in Houten
Op zondag 25 januari 1795 werd in Houten
door enkele patriotten een vrijheidsboom op- gericht. Inmiddels had zich in het dorp een revolutionair comité gevormd, bestaande uit de boeren Hermanus Oostrom uit Schonau- wen. Jan van Rijn (onder Houten woonde een Jan Comelisz van Rijn, onder Schonauwen een Jan Jansz. van Rijn), Jacob van Doom uit 't Goy en de daggelder Teunis Peek uit Houten. Zij bereidden in de weken nadien de afzetting van het oude bestuur voor. De af- zetting vond uiteindelijk plaats op 10 maart 1795. Het Comité Revolutionair las op die dag in de kerk van Houten een Revolutio- naire Akte voor die hier integraal is opgeno- men, om inzicht te geven in hetgeen de revo- lutionairen bewoog. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lieke elite samen een eenheid vormden tegen-
over de heer. Het feit dat katholieke en her- vormde schepenen zich gezamenlijk verzetten tegen diens benoemingspolitiek leidt tot de conclusie dat het de schepenen niet in eerste instantie te doen was om een patriottisch schepencollege, doch vooral om door middel van een representatieve vertegenwoordiging de eenheid in de gemeenschap te bewaren. Terwijl de schepenen op lokaal niveau vooral een bredere samenstelling nastreefden, was de ambachtsheer, niet geheel onterecht, on- getwijfeld door de angst bevangen dat de patriotten tot een geheel andere bestuurs- inrichting wensten te komen waarbij zijn benoemingsrecht verloren zou gaan. Dit zal het onderliggende dilemma zijn geweest waarin de ambachtsheer en de schepenen elkaar gevangen hielden. De voordracht van 29 april 1794:
REGEREND SCHEPEN
Adrianus van der Piiijl nli* |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'VRIJHEID, GELIJKHEID EN BROEDER
SCHAP
Verbaal van de heuchelijke revolutie van dato den
10 maart 1795.
De burgers, opgesetenen van Houten en 't Goy,
alle opgeroepen zijnde, om te komen in de kerk
tot Houten op dinsdag den 10 den Maart 1795, het
eerste jaar der Bataafse Vrijheid, is door enige
Burgers de volgende Revolutionaire Akte vooige-
lezcn.
Mede burgers, bewoonders en opgezetenen van de
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ambachtsheer continueerde, zoals gezegd,
alle zittende schepenen voor het jaar 1794- 1795. Het is duidelijk dat hij niets moest hebben van patriotten als Estopeij, Oostrom en Van Doom en krampachtig vasdiield aan een hervormde meerderheid die door oran- gisten werd gedomineerd. De inval van het Franse leger
In de oorlog tegen het revolutionaire Frank-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
90
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\\aci* lAOcixlil hclundcnt^
lp ei? Grondverfriiig St runde
|
|||||||||||||||
IWOCl
|
|||||||||||||||
mv.
|
|||||||||||||||
S|X)tprent in kleur, links bij normale belichting en rechts
hij tegenlicht (collectie drs J.W.C, van Schaik, Utrecht) |
|||||||||||||||
vrij heidsboom op de 25-e der voorleden maand
januarij door enigen weidenkenden van ons reeds gedaan, heeft toen bij voorraad doen zien welk enen zucht voor den waarheid door onzen aderen vloeit. Maar als wij nu verder niets meer verrich- ten en het daar alleen bij lieten blijven, zo zoude zulks met recht voor enkel kinderspel aangezien worden. Neen zo onbezonnen zullen wij ons niet aanstellen, maar zullen onze echte vrijheidsliefde door daade kenmerken. Het is op dezen heugelij- ken dag dat wij de handen aan het vrijheidswerk slaan en benoemen tot dien einde de volgende personen die het Committee Revolutionair uitma- ken, alzo: Hermanus Oostrom, Jan van Rijn, Teunis Peek en Jacob van Doorn. Deselve wensen U allen, nevens ons, die voor de vrijheid ons zelve nu opentlijk verklaren, met deze om wentel inge: HEIL en BROEDERSCHAP. Wij Zijn Vrij, Wij
Zijn Gelijk en opdat nu de bestieringe onzer noodzakelijke belangen onder deze gerechten zonder enige verstoringe of verwarringe zoude konnen voortgang hebben, en in goede order geschieden; tot dat wij in staat gesteld worden om constitutioneel onzen representanten te verkiezen, zo bieden wij in stedelij ken navolginge en der vrije Fransen, tot provisionele Representanten, de |
|||||||||||||||
dorpe en gerechte van Houten en 't Goy. De vrije
Fransen tot ons gekomen zijnde om ons vrij te 1111.ken, (dat is) om ons te verlossen van het ondragelijke en alles overheersende juk van een aristocratisch dispotismus; hebben aan het Bataaf- se Volk en dus ook aan ons overgelaten om het gepaste gebruik te maken van ons oppergezag in tiet veranderen of verbeteren van de inzichtinge van onze eigene Regeringe. De Commissarissen van het Noordlijk leger. Gillet, Belle-garde, la Coste, Joubert, en Poitier de i'Oisle, hebben dit den 2üe der maand januari dezes jaars aan het Bataafse Volk ( tot Amsterdam) opentlijk ver- klaard. Dit heeft algemeen de zucht tot vrijheid opgewekt, het bataafse volk aangemoedigd en werkzaam gemaakt om het dispotique juk van geweld en overheersingc, en alle ketens die dienstbaar waren om de batavier daarmede te binden, af te werpen. Wij doen dit ook op dezen lieugelijken dag, voor het oog van gans nederland; wij doen dit voor ons, onze kinderen en verdere nakomelingen, wel beraaden en met een volkomen harte, zonder enig arg. Het oprichten van den |
|||||||||||||||
91
|
|||||||||||||||
navolgende personen aan, vertrouwende dat onze
welgemeende zorge in dezen met Ulieder goed- keuringe zal bekrachtigd worden, en zo er iemand onder de volgende personen mochte zijn welke algemeen mishaagd, alsdan Ulieder reden van afkeuringe heden aan ons zult te kennen geven, hetwelk door de meerderheid zal gedecideerd worden. Wij verklaren bij dezen nog opentlijk dat het algemeen welzijn en het genot van de waare vrijheid alleen door ons bedoeld wordt. De provisionele Representanten die wij U allen voorstellen zijn: Aiie van Rossum, Jacob van der Viel, Wouter Hoveling, Willem de Goeij, Hannes Oostrom, Bart van der Wurp, Pieter van Kooten en Gerard Jan van Spall tot provisioneel (= voorlopig) secretaris. Indien gijlieden mede opgezetenen alle dezelve
goedkeurd, zullen wij dezelve volmacht geven om provisioneel in u lieder naam de nodige direktie van deze gerechte waar te nemen, na de tijdsom- standigheden vereischen zullen. Dit vtxwstei van alle present sijnde personen eenparig goedgekeurd zijnde, werden dezelve daarmede gefeliciteerd'. |
sessie genomen ten zelve dagen'. De verga-
dering werd vervolgens voortgezet bij Jacob van der Viel in herberg De Zwaan. Daar liet Willem de Goeij weten te bedanken als pro- visioneel representant, waarop Jan van Rijn in zijn plaats werd benoemd. Als eerste werd besloten de vergaderingen voortaan in De Zwaan te houden en niet in het rechthuis De Roskam. Vervolgens werd de gerechtsbode Anthonij Lagerweij vervangen door de rooms-katholiekc daggelder Tennis Peek. Tenslotte werd een verkiezing uitgeschreven voor 16 maart 1795 in de kerk van Houten. Doel hiervan was een kandidaat te verkrijgen voor een bijeenkomst op 23 maart te Doom waar afgevaardigden van het Ovcrkwartier zouden worden gekozen. Verkiezingen in de kerk van Houten
Op de verkiezingsbijeenkomst op 16 maart
1795 in de Houtense kerk, onder voorzitter- schap van de gematigde Dirk de Goeij en de secretarissen Okker van Batenburg en Hen- drik Walraven, lieten 48 personen zich als kiezer registreren door een patriottische in- tentieverklaring te ondertekenen, het zoge- naamde 'declaratoir'. In 1808 omvatte de bevolking van Houten en 't Goy 252 volwas- sen mannen en vrouwen, 329 kinderen en 98 dienstboden. Het aantal zelfstandige huishou- dens bedroeg toen 122 waarbij nog 5 gezin- nen inwonend waren''. Onder de 127 gezins- hoofden waren 18 weduwen, zodat 109 inan- nelijke gezinshoofden resteerden, die als kiesgerechtigd zouden kunnen worden aange- merkt. Het werkelijk aantal kiesgerechtigden moet iets groter dan 109 zijn geweest door inwonende vaders, ongehuwde broers en volwassen zonen. De 48 personen welke op 16 maart 1795 in de eerste grondvergadering het patriottisch declaratoir ondertekenden, vormden derhalve iets minder dan de helft van de kiesgerechtigde mannelijke bevolking. Tussen 16 maart 1795 en 3 april 1798 had- den vijfentwintig personen alsnog het decla- ratoir ondertekend waarmee het totaal, exlu- sief sterfte en verloop door verhuizing, op maximaal 73 ondertekenaars kwam. Aange- zien een groot aantal mensen alleen de eerste |
|||||||||
Het is opvallend dat het Comité Revolutio-
nair en de voorlopige representanten louter uit katholieken bestonden. Dat de hervormde Pieter Hulsteijn en Adriaan van der Puijl ondanks het ondertekenen van het patriottisch 'dcclaratoir' na de omwenteling niet naar vo- ren werden geschoven, is begrijpelijk. Zij werden teveel met het oude bestel geasso- cieerd. Dat geldt niet voor de patriottisch gezinde hervormde ouderling Esaijas Esto- peij. Toch komt ook hij niet in het vizier. Dit wijst er op dat bij de politieke veranderingen in Houten het katholieke element een sterkere rol speelde dan het patriottische. In zijn po- gingen de patriotten te weerstaan had de ambachtsheer een tegenstelling opgeroepen tussen hervormden en katholieken, die de schepenen zelf hadden willen voorkomen. De schout en schepenen afgezet
De provisionele representanten lieten er geen
gras over groeien en begaven zich naar het rechthuis (herberg De Roskam) tot verwij- dering van de oude schout en schepenen waarop deze 'de gerechtskamer verlatende, hebben de Provisionele Representanten aldaar |
||||||||||
! !
|
||||||||||
92
|
||||||||||
grondvergadering bezocht en het daarna voor
gezien hield, lijkt het realistischer van de 39 patriotten uit te gaan die de patriottische zaak ook nadien zouden blijven steunen; nog altijd een respektabel aantal. Onder de 34 personen die in 1798 werden weggezuiverd bevonden zich minstens 8 hervormden, waardoor onder de resterende patriotten (vrijwel) geen her- vormden voorkwamen. Onder de onderte- kenaars van het declaratoir in 1795 waren de katholieken dus relatief oververtegenwoor- digd. De welgestelde boeren waren eveneens oververtegenwoordigd. Arme daghuurdcrs interesseerden zich niet voor de politiek, wil- den mogelijk hun vingers er niet aan bran- den, of waren prinsgezind. Men kan, bij ge- brek aan aanwijzingen, daarover slechts speculeren. De 48 kiezers in de eerste grondvergadering
ondertekenden de volgende verklaring: 'DECLARATOIR'
Ik verklaar op het plechtigst, even of dat ik het
met ede bevestige, dat ik geene regeer Inge voor wettig erkenne, dan die op de rechten van de mensch, en van den burger gegrond is. Dat ik gevolgelijk heschouwe de zogenaamde oude constitutie, die sedert de jare 1787, tot na het intrekken der Franse Trouppes, (de Franse he TR)upes zijn binnen Utrecht gekomen den 16-e januari 1795) hier plaats gehad heeft als onwettig, onbestaanbaar, en geweldadig, en daarentegens het provisionele bestuur van volksrepresentanten, sedert ingevoerd, en op die rechten gegrond, al- leen voor wettig houde, aan welke ik alle gehoor- zaamheid en trouw zal bewijzen, tot dat ene vol- ledige constitutie door eene Nationale conventie ontworpen door de Natie zal vastgesteld en aan- genomen zijn'. In de verkiezing die vervolgens werd gehou-
den voor een afgevaardigde naar Doom werden de volgende stemmen behaald: Hermanus Oostrotn rk*(**) 28 stemmen
Esaije Estopeij nh* 13 stemmen
Dirk de Goeij rk* 16 stemmen
Okker van Batenburg nh* 1 stem
In de verkiezing te Doom op 23 maart 1795
werd Hermanus Oostrom, tezamen met 'bur- |
ger' Van Leeuwen te Langbroek, 'burger'
Banens te Bunnik en 'burger' Van Ochten te Vreeswijk, verkozen tot gecommitteerde van het Overkwartier ter Landschapsvergadering van het Sticht. De verkiezingsbijeenkomst van 16 maart 1795 resulteerde in feite dus in de invoering van een eenpartij systeem en derhalve in een nieuwe oligarchie. Alleen uit hen en door hen kon worden gekozen en verkozen. Personen die vanuit principiële motieven bezwaren hadden en weigerden het declaratoir te ondertekenen, waren immers van stemming in de grondvergaderingen uitgesloten. Kiesgerechtigden mochten stem- men indien zij ouder dan 18 jaar waren, niet afhankelijk van bedeling en bovendien minstens 2 jaar binnen het gerecht woonach- tig- ¥.a\ nieuw gemeentebestuur
Op 11 fcbmari 1796 werden zes nieuwe
leden van de municipaliteit (= gemeente- bestuur) beëdigd. Hoewel uit de notulen niet van een voorafgaande verkiezing blijkt, mogen we ervan uitgaan dat deze wel dege- lijk heeft plaats gevonden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dezelfde vergadering werden de voormali-
ge marktschipper Pieter van Engelen (rk**) als schout en de daggelder Tennis Peek (rk**) als gerechtsbode beëdigd. Niet duide- lijk is waarom er slechts zes personen en geen zeven werden benoemd. Jacob van der Viel, herbergier in 'De Swaen', was in of kort voor 1792 in Houten komen wonen; voordien woonde hij enige tijd in Werkhoven. Pieter van Engelen was afkomstig uit Oudewater. Hendrik Schreuder zal evenmin tot de au- tochtone bevolking hebben behoord. Claas Comelisz van Wiggen (niet te verwarren met de hervormde Klaas van Wiggen) was af- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
93
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komstig uit Jutphaas. Arie van Rossum, de
meest welvarende boer van het dorp die op 10 maart 1795 nog het boegbeeld vormde van de voorlopige representanten, had kenne- lijk volledig afgehaakt. Ook nadien zou hij zich afzijdig houden. Het is opvallend dat een groot deel der schepenen geen binding had met de Houtense gemeenschap. Vastge- steld kan worden dat de boventoon in het nieuwe bestuur werd gevoerd door niet- autochtonen, met name Pieter van Engelen en Jacob van der Viel. Deze omstandigheid zal ongetwijfeld een belangrijke rol hebben ge- speeld bij de nu volgende gebeurtenis. Affaire rond de kerk'
In de eerstvolgende vergadering werd beslo-
ten de pastorie, waarin de predikant kennelijk gratis woonde, ten bate van de municipaliteit te gaan verhuren, desgewenst aan de predi- kant, waarover deze zich dan binnen drie maal 24 uur diende uit te laten. Het is opval- lend dat dit als eerste punt van verandering werd opgevoerd. In de vergadering van 17 juni 1796 werd
besloten een commissie te benoemen (be- staande uit de Schonauwense boer Jan Peek (rk**), Jacob van de Viel (rk**) en de Schout Pieter van Engelen (rk**)) om op maandag 20 juni 1795 in het rechthuis te gaan onderhandelen met een commissie uit de gereformeerde gemeente 'tot een plan dat beide gezinden, gereformeerde en roomsche, hare godsdienst op de beste wijze in de kerk te Houten, volgens publicatie van represen- tanten van 26 mei 1.1. daar te kunnen verrich- ten'. De namens het gerecht Wulven mede aanwezige hervormde 'burger' Willem de Jong, heeft 'ten allersterksten geprotesteerd' tegen het besluit, doch de interim-secretaris voegde er in de notulen laconiek aan toe: 'maar onbekend om wat reden'. Het idee van een gezamenlijk gebruik van de hervormde kerk door zowel hervormden als katholieken was niet zo revolutionair als op het eerste gezicht lijkt. Een behoorlijk aantal katholieke boerenfamilies begroef haar doden in eigen graven in de hervormde kerk te Houten. Omdat er geen scheiding was tussen |
kerk en staat kwam het onderhoud van de
kerk, pastorie en kosterije ten laste van de (omliggende) gerechten Wulven, Oud Wulven, Heemstede, Schonauwen en Houten en 't Goy, zodat ook de katholieken er aan bijdroegen. In 1798 zouden de hervormden dit ten dele ontkennen doch de gerechtsnotu- len van 23 september 1791 zijn hier duidelijk over. De katholieken van Schonauwen en Houten en 't Goy kerkten bij gebrek aan een eigen kerk in Schalkwijk en die van Wulven, Oud Wulven en Heemstede in de katholieke kerk van Jutphaas. De hervormden in 't Goy behoorden tot de kerkelijke gemeente Schalkwijk, de hervormden in de overige gerechten tot de kerkelijke gemeente Houten. De katholieken hadden dan ook duidelijk behoefte aan een eigen onderkomen. De hervormde kerkeraad liet per brief weten kennis te hebben genomen van het besluit van de municipaliteiten van Houten 't Goy, Wulven, Oud Wulven, Schonauwen en Heemstede, en daaraan 'om zeer aller gewich- tigsten redenen niet te kunnen voldoen'. De brief was ondertekend door: J. Rensen, pre- dikant. Petrus van Hulsteijn (*) en Dirk van der Kemp, ouderlingen, Willem van Schaik en Willem de Jong, diakenen. De verhou- dingen in de kerkraad moeten gevoelig heb- ben gelegen, gelet op het feit Petrus van Hulsteijn op 16 maart 1795 nog het declara- toir had ondertekend en daarbij gehoorzaam- heid en trouw aan het nieuwe gezag had toe- gezegd, terwijl Dirk van der Kemp op die- zelfde dag als schepen van Houten was afgezet. Willem van Schaik was als schepen van Schonauwen afgezet door de Utrechtse beeldhouwer Mulder die op 15 maart 1795 aldaar in het rechthuis een manifest voorlas". Willem van Schaik zou na 1802 terugkeren als schepen en substituut-schout van Oud Wulven. De municipaliteit verzocht vervolgens aan de
predikant de sleutels van de kerk, 'om die te mogen zien', waarop werd meegedeeld 'dat de predikant niet thuis is en de sleutels heeft meegenomen'. Toen de bode werd terugge- stuurd met herhaald verzoek, liet de predikant twee leden van zijn kerkeraad halen, de ou- |
||||||
94
|
|||||||
derling en dorpstimmerman-metselaar Petrus
van Hulsteijn (*) en Esaijas Estopij (*) , en ontving de bode schriftelijk antwoord dat 'aan het verzoek der Municipaliteit niet kan wor- den voldaan vermids den predikant geen magt heeft uit eijgen gezag de sleutels der kerk uit zijn handen te geven of den kerk te openen', met de mondelinge toevoeging 'geen boodschappen van de municipaliteit meerder af te wagten'. Vervolgens werd de predikant door de schout uitgenodigd om op 30 juni 1796 op het rechtshuis een eigenhandig dcclaratoir af te geven, of te komen tekenen 'van getrouwigheid aan 't Volk en gehoor- zaamheid aan de thans plaats hebbende regering'. De predikant liet echter verstek gaan, waarop
hem nog diezelfde dag door de bode werd aangezegd 'zijn ambt niet langer als predikant te mogen waarnemen'. De eerstvolgende kerkdienst werd gehouden
op zondagmorgen 3 juli 1796 om halftien. Schout Pietcr van Engelen ging poolshoogte nemen in gezelschap van de gerechtsbode Teunis Peek, de schoolmeester J.J. van de Poel en Arie Smorenburg, 'om te zien wat predikant daar zoude preken'. Misschien wei over het in de aanhef genoemde Spreuken 24 vers 21-22 '.' Zijn bezoek liep uit op een rel, waarvan hij na afloop verslag deed aan de procureur-generaal bij het Hof van Utrecht: |
gen. Maar daar waren niet de minste reden tegen
te gebruiken, het was slaat er maar op, hetwelk een van de eersten is geweest E. Estoppij en hebben mij zo aangegrepen en met stooten slaan en schuppen de deur uitgebondst, bleef - God zij Lof - hoe brutaal het toegong, noch al bij mijn /.ielsvermogens, al onder geroep, slaat er maar op, onder alderhande Lesieve Uijtdrukkingen, hebben mij op de vlucht zien te redden naar mijn huis, maar hoe en sterk ik mij voortzettende en zogt uit haar handen te komen volgde mijn die dolle hoop onder een hagel bui van steenen, mijn vrouw het ziende uijt haar huijs kwam mijn tegemoet, hoe gevaarlijk het ook voor haar was, om mijn in dat tijdstip uijt die moordenaarshanden - als ik mijn zoo uijt moet drukken- te redden, en heeft ook noch proef vant steenen smijten gehad. De Maitres met haar kleine kind op haar arm was ook niet buijten gevaar, totdat wij het huijs bereikte en de deur zodra mogelijk toesloten, want eenen Jacobus Bouwman die wel de sterkste uitmunte, volgde ons tot bij de deur en met alle bedreigingen en scheldwoorden en komt er maar uit; dus geheel ontsteld en ontroerd en niet in staad om aan uw daar een omstandig bericht van te geeven en het is nu reeds acht uren en beev nog ik nauwelijks kan schrijven, hadden u anders heden den 3 julij daarvan kennis gegeven, en daarenboven dorst ik ook niet uit mijn huijs te komen om mij op de weg te begeven, om reden er telkens een menigte van dat volk op mijn pasten en voor mijn vensters kwamen met die woorden Schelm komt er maar uit. Daar hebt u maar eenen schets vant voorge- vallenen'.'' |
||||||||||
'Dachten wij daar een Godsdienstig Genootschap
te vinden, maar helaas, wij waren in onze mening bedrogen, hetwelke wij welhaast ondervonden, aan de buite deur van de kerk komende stond daar cene Jan van Knodsenburg dewelke mij op eene vrij brusque wijze vroeg: Wat moet je hebben'.' Waarna toen mijn antwoord was, na de kerke den Godsdienst bij te wonen, maar even binnen de deur vant portaal komende. Wat stonden wij te zien, stond een grooten menigte volk voor de portaal deur in de kerk, derhalve niet verder kunnende vooruitkomen, dewelke met een alier- stciksten woede waren bezielt, en zeiden waar wil je naar toe, den dominee van den preekstoel doen komen, dat heb jelui gezeid. Dat was het zeggen tegen ons en dat op eenen bnitalen wijs. Ik een en andermaal hard op gevraagd wie heeft dat gezeid, zegt het ik zal hem met recht vervol- |
|||||||||||
De schout laat de vrijdag daarop een adver-
tentie plaatsen in de Utrechtse krant waarin hij de gebeurtenissen van zondag 3 juli alom kenbaar maakt. Na deze rel laat de predikant zijn orangistische principes varen en levert op 6 juli 1796 te Utrecht alsnog een verklaring in, waarbij hij getrouwigheid aan het volk toezegt en gehoorzaamheid aan het bestuur, teneinde zijn ambt veilig te stellen. Na een onderzoek besliste het Hof van Utrecht op 14 juli dat de predikant 'zijn predikdienst als voorheen zal mogen waarne- men zonder daarin op enigerlei wijze te wor- den gehinderd of gestoord, mits hij alvorens te prediken het bewijs van het door hem ge- tekend declaratoir aan de municipaliteit van |
|||||||||||
95
|
|||||||||||
Houten vertoont, met verdere last aan predi-
kant en kerkraad om hunne gemeente zeer emstiglijk tot orde en rust te vermanen, dat dezelve zig niet door verkeerde ijver laten vervoeren tot het plegen van dadclijkheden die ten alle tijden, in een land daar goede Justitie plaats heeft, strafbaar zijn"". Zowel de predikant en de kerkeraad, als de schout en schepenen van Houten werden opgeroepen om de beslissing van het Hof op 16 juli gezamenlijk aan te horen. De schout en de schepenen wilden met betrekking tot de kerk in 1798 een vergelijk met de hervormde kerkeraad treffen op basis van de Staatsregeling van 12 juli 1798, waar- bij het aantal leden van ieder kerkgenoot- schap, de waarde van de gebouwen en de daaraan gespendeerde kosten over de laatste tien jaar uitgangspunt waren voor de vaststel- ling van een afkoopsom. De hervormde kerk verweerde zich onder meer met het argument dat de kerk altijd onderhouden was geweest uit daartoe bestemde fondsen waarvan de administratie op zich zelf had gestaan zonder dat daarvan iets via belastingen was omgesla- gen, hetgeen het gemeentebestuur toch niet onbekend kon zijn 'daar de secretaris Van Engelen alle de effecten heeft bekomen en zekerlijk de renten en inkomsten daarvan ontvangen, zonder dat sedert dat die effecten onder deselve gekomen zijn (..) daarvan enige verantwoording is gedaan'. Later zou men toegeven dat de pastorie uit gemeen- schapsgeld werd onderhouden". Nadat de hervormden en katholieken in 1798 mondeling tot een accoord gekomen waren, kochten de katholieken op 13 februari 1798 een stuk grond voor het stichten van een eigen kerkgebouw dat reeds op 23 september 1799 gereedkwam'^ Volgens de predikant zouden daaraan 'de gereformeerden, een ieder na vermogen en zommigc zeer rijkelijk heb- ben bijgedragen'. Toen in 1810 dit accoord van de zijde van de overheid opnieuw ter sprake werd gebracht, merkte de hervormde kerkeraad korzelig op dat dit 'enkel schijnt ingericht om de vreede en eensgezindheid tusschen de in- en opgesetenen omverrc te werpen'". De zaak rond de hervormde kerk |
werd klaarblijkelijk niet gedragen door de
leidende groep binnen de katholieke gemeen- schap. Van de vijf in 1798 nieuw aangetre- den katholieke kerkmeesters en gecommit- teerden had alleen Hendrik Schreuder in 1796 zitting als schepen. De gehele affaire moet daarom ongetwijfeld in hoofdzaak worden toegeschreven aan het onbezonnen optreden van katholieke patriottische radicalen die in meerderheid niet tot de autochtone ge- meenschap behoorden. Daarnaast zal ook de andere bestuursstructuur een rol hebben gespeeld. Het oude semi-coöptatiesysteem droeg bij aan een consensuspolitiek met een uit zijn aard gematigde samenstelling van schepencolleges. Het nieuwe systeem met verkiezingen en openbare stemmingen, waar- van orangisten waren uitgesloten, zal onge- twijfeld tot een verdere politisering van de gemeenschap hebben geleid. De afgezette secretaris Pieter Jan van Spall sprak in 1802 wrevelig over de voormalige schout 'Pieter van Engelen en zijn Roomsche Cabaal', waaruit ook persoonlijke frustratie spreekt. Ontslag van beambten
Ondertussen was een zelfde 'uimodiging' tot
ondertekening van het patriottisch declaratoir door de schout gericht aan de weduwe Hol en haar zoons, schippers op Utrecht, aan Elias van Schalk, schutter voor Houten, Johanna van Schalk, turftonster en Willem van Bemmel, mrfvulder, dus aan personen welke nog onder het oude bestel in een ambt waren benoemd en op 16 maart 1795 het declaratoir niet hadden ondersteund. Na hun weigering om te tekenen, werden zij allen ontslagen uit hun ambt. In de vacature van schipper op Utrecht werd op 26 juli 1796 Jan Comelis van Rhijn aan- gesteld, onder de verplichting dit zelf waar te nemen, dan wel door 'knegts dewelke bewij- zen van hare vadcrlandsche gevoelens en patriots gedrag kunnen produceren'. Hendrik van den Berg (rk**) werd op 25 juli aange- steld als schutter, de gerechtsbode Tcunis Peek (rk**) als turftonder en Pieter Willekes (bedoeld />al zijn Pieter Wennekens (rk**)) en de weduwe van Anthonie den Bloklander |
|||||
96
|
||||||
(nh) als turfvulders. Op 3 augustus 1796
werd de chirurgijn Okker van Batenburg (nh*) uit zijn ambt ontheven en zijn tracte- ment ingetrokken. Zijn ontslag is niet goed verklaarbaar, omdat hij het dcclaratoir wel degelijk had ondertekend. Op 12 augustus werd de weduwe Hol uit het marktschippers- ambt ontzet omdat 'zij geweigerd had het declaratoir(...) te tekenen' en 'verboden om enige vragten vicc versa te varen of te doen varen'. In de grondvergadering van 12 september
werden met meerderheid van stemmen Jan Peek (**) (Schonauwen) en Comelis Mast- wijk (**) (Heemstede) verkozen om in de vergadering van kiezers te Jutphaas een representant en twee plaatsvervangers te kiezen voor het provinciaal bestuur. Als hun plaatsvervangers werden verkozen Aart de Wit (**) (Heemstede) en de verder onbeken- de Johannes de Bruijn. Op 30 oktober be- dankte Hendrik van den Berg (rk**) als schutter en werd in diens plaats Teunis Peek (rk**) aangesteld, die al eerder als goed patriot het ambt van bode en turftonder had verworven. Op dezelfde dag werd Jan Come- lis van Rhijn aangezegd dat hij zich als schipper overeenkomstig de gegeven instruk- tics diende te gedragen, 'inzonderheid raken- de' het patriottismus'. Op 20 augustus 1797 deed Van Rhijn afstand van zijn ambt. De secretaris Gerrit Jan van Spall was weliswaar formeel nog steeds in funktie, doch blijkens de notulen vanaf de omwente- ling vrijwel altijd absent. In de praktijk func- tioneerde de schout Pieter van Engelen tevens ais secretaris. In de grondvergadering van 15 januari 1797
werd met 24 tegen 1 (abuis) stem besloten Van Spall uit zijn functie te ontheffen. In de grondvergadering van 29 januari 1797 in de kerk van Houten werd met 13 van de 23 stemmen een nieuwe secretaris verkozen in de persoon van Johannes Franciscus van Engelen (**), zoon van de schout Pieter van Engelen. Het nepotisme van de schout wekte nu ook bij een deel der patriotten weerzin op. Gerrit Jan van Spall verzette zich vervolgens nog tevergeefs tegen zijn ontzetting en wei- |
gerde om het archief af te geven dat onder
hem berustte. Begin 1803 zou Van Spall in zijn funktie worden hersteld en niet zonder minachting en rancune in het notulenboek schrijven dat in '1795 zeekere Pieter van Engelen - tevoren marktschipper te Oudewa- ter - door de volkstem tot Schout verkoren is geworden',(....) waarbij hij 'door Pieter van Engelen en zijn cabaal, uitmakende 16 personen, van zijnen post ontzet geworden is en desselfs zoon, genaamd Joh. F. van Engelen met 13 stemmen tot secretaris verkoren is'. Groeiende tegenstellingen
In de grondvergadering van 9 februari 1797
werden nieuwe leden van de municipaliteit verkozen. De gematigde Dirk de Goey kwam toen naar voren. Blijkens de complete presentielijst van 20
februari bestond de municipaliteit uit; Jacob van der Viel**
Barth van der Wurp** Pieter van Koeten** Klaas C. van Wiggen** Hendrik Schreuder** Dirk de Goeij* Jacob van Doorn** In de grondvergadering van 7 mei 1797
worden opnieuw leden van de municipaliteit verkozen en maken vervolgens daarvan deel uit; Jacob van der Viel**
Dirk de Goeij* Bart van der Worp** Hemiarius Oostrom*(**) Pieter van Kooten** Jacob van Doorn** Doris Wennekes** Uit de stemmingslijst van 7 mei 1797 blijkt
ccn opkomst van 31 stemgerechtigde burgers. Het feit dat er binnen drie maanden tweemaal werd gestemd over de bezetting van de mu- nicipaliteit doet een interne machtstrijd ver- moeden. Het resultaat daarvan was dat de |
||||||
97
|
|||||||
1 tjlj
|
|||||||||
'^ifi\
|
|||||||||
\^ai duukijc \at\ die W'yheid.-^
|
|||||||||
oppermacht van het volk, en nimmer daarte-
gen te zidlen onderwijzen of handelen, doch integendeel aan bevordering van dezelve mee te werken, onder erkenning daarvan door geen enkele macht te kunnen worden ontsla- gen, hetzij kerkelijk, hetzij wereldlijk. Nadat de predikant al eerder, in 1796 het declaratoir ter ondertekening kreeg voorgelegd, werd dit nu dus ook van de schoolmeester gevraagd. Op 13 maart 1798 besloot de voltallige municipaliteit dat 'allen diegene welke enige eigendom of pretentie mogen hebben op de wapens in de kerke of elders' deze op eigen kosten moeten verwijderen binnen 14 dagen na publicatie van het besluit. Het is niet duidelijk of met dit besluit slechts formeel uitvoering werd gegeven aan van hogerhand gegeven instructies. Ken nieuwe machtsgreep
Op 3 april 1798 in "het 4e jaar der Bataafse
Vrijheid' meldden zich te Houten twee 'Agen- ten', te weten W. Verkerk en W.H. Knijper, met een order gegeven door het 'Intermediair |
|||||||||
Spotprent in kleur, links bij normale belichting en rechts
bij tegenlicht (collectie drs. J.W.C, van Schaik, Utrecht) katholieke elite haar macht uitbreidde tegen-
over fervente patriotten als Jacob van der Viel, Klaas C. van Wiggen en Bart van der Wurp. Het college van kerkmeesters en ge- committeerden van de katholieke kerk in Houten bestond in 1798 uit Hermanus Oostrom, Jan Aartsc van Schaik, Dirk de Goeij, Hendrik Schreuder en Doris Wenne- kes. Gezien de verwikkelingen in april 1798, waarbij Hermanus Oostrom en Dirk de Goeij tegen hun wil werden weggezuiverd zal hun verkiezing op 7 mei 1797 zijn geschied zonder de steun van Jacob van der Viel en Bart van der Wurp, welke in april 1798 hun macht zullen weten te herstellen ten koste van de katholieke elite. In januari 1798 ondertekenden de predikant J. Rensen en de schoolmeester J.J. van der Poel beiden op verzoek van de municipaliteit nog een nieuw declaratoir, inhoudende: onderwer- ping aan de huidige regering gegrond op de |
|||||||||
98
|
|||||||||
't K.i»n i(i -
t.' !•: i. \' k ii i<: [ D
t \\as «>t»k }}icV t\}ecr
f-oX ^^''^ *^''*" v'^''^'"'**^»' f c> |
|||||||||
*'iÊMÊBmmÊm^^Èm^*:-ff' ^A*
|
|||||||||
Deze aanstelling doet vermoeden dat Jacob
van der Viel, Bart van der Wurp en Klaas van Wiggen samen de macht overnamen ten koste van de radicale Pieter van Engelen die als schout werd afgezet en benoemd tot tij- delijk secretaris ter vervanging van zijn zoon. Gematigde patriotten als Dirk de Goeij wer- den allen weggewerkt. De leidende leden van de katholieke kerk, die na 1797 kortstondig invloed hadden verworven, maakten in 1798 geen deel meer uit van het burgerlijk bestuur. Namens Schonauwen heeft Marceiis Bongers zitting, de kleinste boer aldaar en niet de katholieke voorman en grote boer Hermanus Oostrom. De machtsovername ging gepaard met een zuivering die door de genoemde agenten werd doorgevoerd. Vierendertig met name genoemde personen die op of na 16 maart 1795 wel het declaratoir hadden gete- kend, maar nadien niinmer in de grondver- gaderingen zouden zijn verschenen, moesten op 3 april 1798 het veld ruimen. Na de zuiveringsaktie bleef een harde kern van 45 kiesgerechtigden over. Zij tekenden allen een verklaring luidende: |
|||||||||
Spotprent in kleur, links bij normale tx;lichting en rechts
hij tegenlicht met oranje appels en een oranjeboom (collectie drs. J.W.C, van Schalk, Utrecht) Administratief Bestuur', waarbij het zittende
gemeentebestuur werd ontbonden. Op last en authorisatie verleend aan deze agenten werd na de ontbinding van het oude bestuur op 3 april 1798 een nieuwe gemeente gevormd door de samenvoeging van de gerechten Houten en 't Goy, Wulven, Oud Wulven en Wayen, Heemstede, Schonauwen en Slagmaat en een nieuw bestuur aan de macht geholpen, waarvan deel uitmaakten: Jacob van der Viel** (pres)
Jacob van Doorn** Barth van der Wurp** Klaas Com. van Wiggen** Comclis Mastwijk** (Wulven) Aart de Wit** (Wulven) Jan Peek** (Schonauwen) Mcrcelis Bongers** (Schonauwen) en tot provisioneel secretaris Picter van Enge- len**. |
|||||||||
99
|
|||||||||
'Ik verklaar mijnen onveranderlijken afkeer
van het Stadhouderlijk bestuur en de regeringloosheid en dat ik naar mijn.............'.
Het slot van dit declaratoir is uit het notulen-
boek geschuurd en niet meer leesbaar. Vervolgens heeft secretaris Picter van Enge- len zijn handtekening op het geradeerde gedeelte geplaatst! De radicale patriotten Jacob van der Viel, Bart van der Wurp en Klaas van Wiggen, moeten achter de scher- men nauw bij de zuivering betrokken zijn geweest, aangezien zij hun macht versterkten ten opzichte van de autochtone katholieke elite. Na 1802 is de rol van deze drie lieden geheel uitgespeeld. Uit de wijze van zuivering blijkt willekeur en
angst voor een drietal personen, te weten Esaijas Estopeij, Hermanus Oostrom en Dirk de Goeij. Deze drie personen komen niet voor op de lijst van weggezuiverde patriotten en evetunin op de lijst van overige fervente patriotten. Hermanus (van) Oostrum begon tevergeefs een procedure om alsnog op de lijst van fervente patriotten te worden ge- plaatst. Het in 1798 geïnstalleerde bestuur zou aanblijven tot 1802, toen alle samenge- voegde gerechten weer zelfstandig werden. Hermanus Oostrom werd in 1802 benoemd tot president-schepen van Schonauwen, waaruit mag worden afgeleid dat hij toen zijn patriottische idealen had verloren. In Houten werd Esaijas Estopeij op 1 oktober 1802 door de gedeputeerden tot president-schepen be- noemd en Dirk de Goeij tot schepen. Wer- nard van der Wel was reeds op 16 september hersteld in zijn funktie van schout en gader- meester van Houten en 't Goy. Daarmee keerde men terug naar evenwichtiger verhou- dingen. |
|||||||||
Noten
1. De tekst is ontleend aan de Statenvertaling. Zie hierna,
95. 2. Tenzij anders aangegeven, zijn de gegevens in dit
artikel ontleend aan de notulen van het gerecht Houten en 't Goy uit de periode 1772-1811 (gemeente Houten, Gerecht Houten en 't Goy 1666-1810. 1). Ter vaststel ling van de aangehangen godsdienst werd gebruik gemaakt van de dcx)p-, trouw- en begraafregisters van de hervormde gemeenten van Houten en Schalkwijk en de katholieke parochies van Houten, Schalkwijk en Jut phaas, alle berustend op het Rijksarchief in Utrecht. De afgebeelde spotprenten werden welwillend ter beschik king gesteld dcxir drs J.W.C, van Schaik te Utrecht, die afstamt van een broer van de in 1795 afgezette orangi stische Houtense schepen Jan Aertse van Schaik, ambachtsheer van De Geer. 3. Gemeente Houten, Gerecht Houten en 't Goy, 13.
4. D(X)r de secretaris geschreven als: Wttewaall.
5. Na de omwenteling zal hij de heffing voor de vijftigste
penning weigeren te voldoen met een beroep op het feit dat de gadermeester van de municipaliteit van Houten en 't Goy geen jurisdictie tixjkomt in zijn gerecht. Hem wordt dan tegengeworpen dat hij desalniettemin schepen van Houten is geweest. Gemeente Houten, Gerecht Houten en 't Goy, 1. 6. Demografische gegevens V(X)r 1795 ontbreken.
Gemeente Houten, Gerecht Houten en 't Goy. 19. f(ïl. 1. 7. Zie hierover (X)k: L.M.J. de Keijzer, De kerk van
Herlulf als middelpunt van het Oude Dorp Houten. Houten 1995. 8. Rijksarchief in Utrecht (RAU) , Dorpsgerechten, 1859.
9. Gemeente Houten, Gerecht Houten en 't Goy, 1.
10. Zie n(x)t 9.
11. RAU, Nederlands Hervormde gemeente Houten, 12.
12. RAU, Dorpsgcrcchtcn, 797, fol. 137 en 139.
13. Zie noot 11.
|
|||||||||
Mr C. van Schaik is advocaat te Utrecht,
woont in Oud Wulven {gemeente Houten) en houdt zich sedert 1969 ondermeer bezig met de geschiedenis van het Kromme-Rijngebied. Hij stamt rechtstreeks af van de orangist Willem van Schaik die in 1795 als schepen van Schonauwen werd afgezet en na 1802 in het bestuur zou terugkeren als schepen en substituut-schout van Oud Wulven. |
|||||||||
löO
|
|||||||||
Bijlage 1
|
||||||||||||||||||||||||||||||
In Houten en 't Goy werd de harde patriottische kern gevormd door:
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Jacob van der Viel
Hendrik Schrcuder Jan Wouters Bouwman Dirk Visser Gerrit van Disselstegen
Jan van der Wurp J J.van den Poel Jan Roskam Doris Wennekes Evert van den Brink IJbrand van Rossum Johannes F. van Engelen Jan Rensen (pro forma) |
||||||||||||||||||||||||||||||
Bart van der Wurp
Pieter Wennekes Johannes Schrijvershof Doris Petersen Willem de Goeij Teunis Peek Hannes Vermeulen Klaas Com. van Wiggen Anthonis van der Worp Pieter van Engelen Hendrik de Kruijf Wouter Hoveling |
||||||||||||||||||||||||||||||
Pieter van Kooten
Barent Schrijvershof Pieter van E wijk Jacob van Doorn Jan Verweij Arie van Rooijen Willem van Dijk Wouter van Zal Jan Oostrom IJsbrand van der Wielen Hendrik van den Berg Hendrik Inkman |
||||||||||||||||||||||||||||||
Voor Schonauwen:
Jan Peek Jan Jans van Rhijn
Jan van Schaik |
||||||||||||||||||||||||||||||
Jan van der Horst
Marcel is Bongers |
||||||||||||||||||||||||||||||
Hannes Avezaat
Hannes van der Wurp Jan Winkel |
||||||||||||||||||||||||||||||
Voor Wulven:
Comelis Mastwijk |
||||||||||||||||||||||||||||||
Aart de Wit
|
Willem van Dijk
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Lijst met 34 personen welke op 16 maart 1795 wel het patriottisch declaratoir hadden getekend maar
nadien nimmer in de grondvergaderingen zouden zijn verschenen en om die reden op 26 maart 1798 werden weggezuiverd: |
||||||||||||||||||||||||||||||
Willem Veldhuizen
Comelis van Rijn Jan Knodsenburg Arie van Kooten Comelis van Vulpen Hermanus van Disselstege Jacob Melscn Jan van den Berg Samuel Estoppij Arie de Heus Gerrit Jan Reekman Roelof Vermeulen |
Hannes Oostrom
Okker van Batenburg Willem Ebskamp Gerrit Weerdenburg Jan Uijtewaal Jan Lindeman Hannes Verweij Amoldus Mastwijk Adrianus van der Puijl Wijnand van der Well Jan van Rossum |
|||||||||||||||||||||||||||||
Arie van Rossum
Willem van Noord Pieter van Hulsteijn Klaas van der Schouw Adrianus van Rijn Klaas van Wiggen Comelis van den Brink Ghijsbert Zwanink Willem Vermeulen Frederick Wijnsdouw Gert van Rossum |
||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van de bevolking van Houten (H) en 't Goy (G) en hun beroep, gerangschikt naar jaarlijks te
helalen personele belasting per 18 juli 1808, in guldens, stuivers en centen. De personele belasting geeft de welstand weer en w enigszins vergelijkbaar met de huidige inkomstenbelasting (gemeente Houten, Gerecht Houten en 't Goy, 19): |
||||||||||||||||||||||||||||||
Arie van Rossum
wed.Dirk van der Kemp wed.Dirk de Goeij Jan van der Worp |
||||||||||||||||||||||||||||||
H* bouwman
H bouwman
H* bouwvrouw
G** bouwman
|
||||||||||||||||||||||||||||||
219.00.00
150.00.00 138.14.00 138.08.00 |
||||||||||||||||||||||||||||||
101
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
102
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
103
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
104
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoudsopgave en index
jaargang 29 (1995) Inhoudsopgave
Jaargang 29-1 (maart 1995)
* Artikelen:
Olderen, K. van. Zeven oorlogsmonumenten in het
Kromme-Rijngebied. 2-8 Keijzer, L.M.J. de, 'In gedachten steeds bij U'. 9
Gaag, SA. van der. Herdenkingsmonument Rhijnauwen. 10-14 Wtiewaall, J., Uit het Oorlogsdagboek van J.
Wttewaall. 15-18 Eerden-Vonk, MA. van der en Y.M. Donkersloot-
de Vrij, Louis Womis over zijn onderduikersverle- den in Wijk bij Duurstede. 19-23 * Varia:
Van de redactie. 1
Jaarverslagen van de Historische Kring over 1994.
24-27
Middeleeuwse bakstenen vloer op 't Rondeel in
Houten. 27
Dorpsmuseum Het Bakhuis in Schalkwijk. 27-28
.Appelplukker voor Leen de Keijzer. 28
Restauratie Hervormde kerk Werkhoven. 28
Tentoonstelling over de Tweede Wereldoorlog in
Houten. 28
|
* Varia:
Rectificaties. 55
Wijziging in de redactie. 55
Fort Duurstede op de Molukken. 55
Restauratie Hervormde kerk Werkhoven: een
tussentijds bericht. 55
Nieuw tijdschrift Op de Bres. 56
|
|||||||||||
Jaargang 29-3 (september 1995)
* Artikelen:
Dekker, C, Persoonlijke herinneringen aan Leen
de Keijzer. 57-60 Keijzer, L.M.J., De verdwenen hofstad Tiel landt in
Houten. 61-65 Reinders, IL, De Prins te Vechten: Eigenaren en
bewoners van een herberg-boerderij. 66-71 Impelen, J.N.M, van, De Stalen Boog: De her- komst van een straatnaam in Werkhoven. 72-78 * Boekbespreking:
Fietsroute Hollandse Waterlinie. D. Koen, De
Hollandse Waterlinie. Cultuurhistorische routes in de provincie Utrecht, door F.E. van Hekelen. 79- 80 * Varia:
Cursussen. 80 Nieuwe tijdschriften. 80 |
||||||||||||
Jaargang 29-4 (december 1995)
* Artikelen:
liemmel, A.A.B, van. Opheffing gemeente Cothen:
een historische terugblik. 81-83 Schaik, C. van. De Bataafse omwenteling in Houten en 't Goy. 84-104 * Varia:
Scheepsvondst in Cothen. 107
Nieuws over oud. 107
1996: Jaar van het Industrieel Erfgoed. 107-108
Cursus Oud schrift in Wijk bij Duurstede. 108
Genealogische Adviesdag 1996. 108
* Inhoudsopgave en index jaargang 29 (1995).
104-105 |
||||||||||||
Jaargang 29-2 guni 1995)
* Artikelen:
Olde Mcierink, Lil M., Kasteel Schonauwen bij
Houten: een bouwkundige inspectie uit de 17de
eeuw. 29-34
Wttewaatt, O.J., Het Kasteel Oud Wulven 35-38
Donkersloot-de Vrij, Y.M., Het Burgje in Odijk.
Een kaste el locatie'.' 39-41
Herwaarden, (i.W van. Een kastelenlexicon voor
Nederland. 42-43
Doesburg, J. van. De stadsommuring van Wijk bij
Duurstede: resultaten van het archeologisch
onderzoek 'Langs de Wal'. 44-51
* Boekbespreking:
Archeologie Kromme-Rijngebied. Romeinen,
Friezen en Franken in het hart van Nederland, Van Traiectum tot Dorestad 50 v. C. -900 n. C, onder redactie van W.A. van Es en W.A.M. Hessing, door Donkersloot-de Vrij, Y.M. 52-54 |
||||||||||||
105
|
||||||||||||
Index van namen en zaken
Vermeld worden: jaargang-aflevering en tussen
haakjes de pagina's. |
01de Meierink, L.H.M. 29-2 (29-34)
Olderen, R van 29-1 (2-8) oorlogsdagboek 29-1 (15-18) oorlogsmonumenten 29-1 (2-8; 10-14) Oud Wulven, kasteel 29-2 (35-38) |
||||||||||||||||||||||
archeologie 29-1 (26-28), 29-2 (44-54), 29-4 (107) •'
|
|||||||||||||||||||||||
pamfletten 29-1 (9)
patriotten 29-4 (84-104) Prins, De 29-3 (66-71) R
Reinders, H. 29-3 (66-71)
Rhijnauwen, monument 29-1 (4-5; 10-14)
|
|||||||||||||||||||||||
B
Bataafse omwenteling 29-4 (84-104)
Bemmel, A.A.B, van 29-4 (81-83) Bunnik 29-1 (4-5; 10-14) Burgje, Het 29-2 (39-41) |
|||||||||||||||||||||||
Cothen 29-4 (81-83; 107.)
|
|||||||||||||||||||||||
Schalk, C. van 29-4 (84-104)
Schalkwijk 29-1 (5-6; 27-28), 29-4 (107) stadsommuring 29-2 (44-51) Stalen Boog, De 29-3 (72-78) straatnamen 29-3 (72-78) Schonauwen, kasteel 29-2 (29-34) |
|||||||||||||||||||||||
D
|
|||||||||||||||||||||||
Dekker, C. 29-3 (57-60)
Doesburg, J. van 29-2 (44-51)
Donkersloot-de Vrij, Y.M. 29-1 (19-23), 29-2 (39-
41; 52-54)
Duurstede, Fort 29-2 (55)
E
Eerden-Vonk, MA. van der 29-1 (19-23)
|
|||||||||||||||||||||||
Tieliandt 29-3 (61-65)
Tweede Wereldoorlog 29-1 (1-23; 28)
|
|||||||||||||||||||||||
Vechten 29-3 (66-71)
W
Werkhoven 29-1 (6; 28), 29-2 (55), 29-3 (72-78)
Worms, Louis 29-1 (19-23)
Wttewaall, J. 29-1 (15-18)
Wttewaall, O.J. 29-2 (35-38)
Wijk bij Duurstede 29-1 (7-8; 19-23), 29-2 (44-
51)
|
|||||||||||||||||||||||
Gaag, S.A. van der 29-1 (10-14)
't Goy 29-1 (15-18), 29-4 (84-104) H
Hekelen, F.E van 29-3 (79-80)
Herwaarden, GW. van 29-2 (42-43)
Hollandse Waterlinie 29-3 (79-80)
Houten 29-1 (27-28), 29-2 (29-38), 29-3 (61-65),
29-4 (84-104)
|
|||||||||||||||||||||||
I
Impelen, J.N.M, van 29-3 (72-78)
Industrieel Erfgoed 29-4 (107-108) |
|||||||||||||||||||||||
jaarverslagen 29-1 (24-27)
joodse onderduikers 29-1 (19-23) K
kastelen 29-2 (29-43)
Keijzer, L.M.J. de 29-1 (9; 28), 29-3 (57-65)
L
Langbroek 29-1 (5)
O
Odijk29-2 (39-41)
|
|||||||||||||||||||||||
106
|
|||||||||||||||||||||||
die in 1992 het Projectbureau Industrieel
Erfgoed (PIE) oprichtte. PIE zet zich in voor het behoud van de waardevolle sporen van ons industriële verleden en coördineert het onderzoek op dit gebied. De begrippen in- dustrieel erfgoed en industriële archeologie moeten ruim worden opgevat. Het gaat daarbij om een grote verscheidenheid aan fysieke objecten die getuigenis afleggen van technische en industriële ontwikkelingen. Enkele voorbeelden van dergelijke monu- menten van bedrijf en techniek in het Krom- me-Rijngebied zijn, behalve natuurlijk de molens, de steenfabrieken in Wijk bij Duur- stede, de watertoren in Bunnik, de houtzage- rij van Damen in Langbroek, het oude |
||||||||||||
Varia
Schccpsvondst in Cothen
Bij de grote zandwinning tussen de provinci-
ale weg en Kromme Rijn ten noordwesten van het dorp Cothen, zijn door de oplet- tendheid van de amateurarcheoloog A. Veenhof enkele houten delen van een schip gevonden. In de directe omgeving van de scheepsvondst werd een aantal scherven uit de Vroege Middeleeuwen aangetroffen. Vermoedelijk dateren de scheepsdelen uit dezelfde periode. Het hout is momenteel voor bestudering overgebracht naar het Centrum voor Scheepsarcheologie in Ketelhaven, een onderdeel van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. C 14- dateringen en reconstructie moeten uitsluitsel geven over de exacte datering. (Saskia van Dockum, provinciaal archeoloog) |
||||||||||||
Nieuws over Oud
De actieve Stichting Archeologie en Historie
Schalkwijk beheert niet alleen een klein museum, maar geeft sinds april van dit jaar ook een blad uit onder de titel Nieuws over Oud. Benchlen over de historie van Schalkwijk en Tuil en 't Waal. Het 20 bladzijden tellende tijdschrift bevat naast nieuws over het museum vooral aardige, pretentieloze verhalen en anecdotes uit het recente, dagelijks leven van inwoners van Schalkwijk, zoals over het slachten van vee, het wassen in de wetering, en het per post verzenden van rottende hazen. Daarnaast staan er bijdragen in over interessante voorwerpen, zoals een 16de-eeuws houten zakzonnewijzertje en een 18de-eeuwsc pijp, beide opgegraven op het kasteelterrein Schalkwijk. Nieuws over Oud verschijnt tweemaal per jaar en wordt toegezonden aan donateurs van de Stichting (minimumbijdra- gc: f 25 per jaar; tel. 030-6011207 of 030- 6012524), (RvdE-V) |
||||||||||||
Houthandel Damen in Langbroek.in 1967 (foto R. van
Donselaar; atlas gemeente Langbroek) Stationsgebouw in Houten en de schutsluis in
Cothen. Naar verschillende industriële monu- menten moet nog onderzoek worden verricht. Het gaat daarbij niet alleen om de bouwwer- ken zelf, maar ook om de economische, sociale en demografische gevolgen voor de plaatselijke samenleving. Om dit historisch onderzoek naar het lokale en regionale indu- striële verleden te stimuleren, is door de consulenten regionale geschiedenis een hand- leiding uitgegeven: Sporen van nijverheid: Op zoek naar industrieel erfgoed. Een hand- leiding (J.P. Corten e.a., z.pl., 1995, ISBN 90-802023-2-0; ƒ 10,-). Deze gids stek geïnte- resseerden in de gelegenheid om zich te oriënteren op de concrete mogelijkheden om zelfstandig lokale objecten van techniek en industrie te bestuderen. Hopelijk zullen ook leden van de Historische Kring Tussen Rijn |
||||||||||||
1996: Jaar van het Industrieel Erfgoed
1996 is uitgeroepen tot 'Jaar van het Indus-
trieel Erfgoed'. Het initiatief daartoe komt van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, |
||||||||||||
107
|
||||||||||||
en Lek' zich hiertoe aangetrokken voelen!
(R\'dE-V) |
|||||||||||
Omdat er een nauw verband bestaat tussen
genealogisch en historisch onderzoek, zijn ook tientallen historische verenigingen uit hei hele land die dag in Utrecht aanwezig, even- als zusterverenigingen uit binnen- en buiten- land. Het zoeken naar stamboomgegevens vindt vaak in (overheids)archievcn plaats. Daarom zullen verscheidene RijLs- en andere archiefdiensten en het Centraal Bureau voor Genealogie op deze Adviesdag aanwezig zijn Kortom, u vindt vast wel iets van uw gading op deze markt. Iedereen is welkom van 10 tot 17 uur op 11 mei. De toegangsprijs is f 5,- per persoon, lezingen inbegrepen. Voor nadere inlichtingen kunt u zich wenden tot dv werkgroep Publiciteit van de Jubileumcom- missie: J.J. Kaldenbach, Amstelstraat 18, 1823 EV Alkmaar, tel. 072-5123029. |
|||||||||||
Cursus Oud schrift Wijk bij Duurstede
Mensen die geïnteresseerd zijn in de geschie-
denis van hun woonplaats en het archief bezoeken, ontdekken al snel dat de stukken van vóór 1800 niet gemakkelijk te lezen zijn. Het zijn handgeschreven bronnen, met afwij- kende letters, moeilijk leesbare handschriften en een vreemd taalgebruik. Toch is er enorm veel informatie te halen uit oude bronnen. Om deze informatie voor belangstellenden toegankelijk te maken, organiseren het Gemeentearchief van Wijk bij Duurstede en de Stichting Stichtse Geschiedenis in 1996 een cursus 'oud schrift'. In tien lessen wordt u getraind in het lezen van de oude bronnen, waar we uiteraard interessant lesmateriaal voor gebruiken. De cursus zal ongeveer f 100,— gaan kosten, inclusief koffie en het cursuspakket. De cursus zal plaatsvinden in het Gemeentearchief in Wijk bij Duurstede. De data zijn: 9, 16, 23 en 30 januari, 6, 13, 20 en 27 februari en 5 en 12 maart. Meer informatie en aanmelding: SSG, Mariaplaats 23, 3511 LK Utrecht, tel. 030-2343880. |
|||||||||||
(icnealogische Adviesdag 1996
Op 11 mei 1996 viert de Nederlandse Genea-
logische Vereniging (NGV) haar 50-jarig bestaan met een manifestatie in de Expozaal van de Jaarbeurs in Utrecht. De NGV telt ruim 11.000 leden in binnen- en buitenland en heeft haar Verenigingscentrum in Naarden-Vesting. Op deze 'megamarkt' voor stamboomonder-
zoekers worden naast voorlichting, lezingen en uitwisseling van gegevens ook demon- straties door verschillende Diensten van de NGV verzorgd, zoals de Computerdienst, Heraldiek, Familieorganisaties, Knipsels, Onderzoekruildicnst, Microfiches en de Contactdienst. Bij laatstgenoemde Dienst is een enorm adressenbestand aanwezig van meer dan 100.000 achternamen. Grote kans dus, dat uw naam daar ook bij zit, zodat u kunt zien wie al in het bezit is van de door u gewenste gegevens. |
|||||||||||
108
|
|||||||||||