-ocr page 1-
Van de redactie
Een nieuwe naam en een nieuwe vorm!
Na 28 jaar Tussen Rijn en Lek heeft de redactie besloten het tijdschrift om te dopen in Het
Kromme-Rijngebied.
Daarmee wordt het deel van de provincie Utrecht waarmee we ons
bezighouden beter en duidelijker aangegeven. Wij rekenen daartoe het gebied aan weerszijden
van de Kromme Rijn tussen de Utrechtse Heuvelrug en Vaartse Rijn/Lek-kanaal. Vooral sinds
de jaren '70 is de benaming 'Kromme-Rijngebied' voor deze streek een begrip geworden. De
verenigingsnaam blijft overigens ongewijzigd, zoals uit de ondertitel blijkt.
Ook het uiterlijk van het blad is veranderd: het grotere formaat, de nieuwe omslag en de
opmaak in twee kolommen moeten het een volwassener en modemer aanzien geven. Elke
jaargang krijgt een eigen afbeelding op de omslag. Themanummers krijgen zo mogelijk een
aparte illustratie. De bladzijden worden voortaan per jaargang genummerd en jaarlijks ver-
schijnt (voor de inbinders) een cumulatieve inhoudsopgave en index. Het is misschien even
wennen, maar wij hopen dat u met ons van mening zult zijn dat het tijdschrift in zijn nieuwe
gedaante aantrekkelijker geworden is.
Afgezien van de gebruikelijke jaarverslagen van de vereniging, is dit eerste nummer van 1995
geheel gewijd aan de Tweede Wereldoorlog. De redactie wil op deze manier haar steentje
bijdragen aan de herdenking van de bevrijding, vijftig jaar geleden.
-ocr page 2-
Zeven oorlogsmonumenten in het
Kromme-Rij ngebied
Rob van Olderen
oprichting, de plaats van oprichting en het
monument in hun onderlinge samenhang en
ten derde het monument op zichzelf wat
betreft de kunstzinnige vormgeving en de
architectonische creatie.
De verschillende meningen van de leden over
de monumenten leverden interessante discus-
sies op. Verdeeldheid ontstond er bijvoor-
beeld over de plek voor een monument in De
Bilt, dat tenslotte werd gesitueerd op de op-
rijlaan naar het gemeentehuis Jagtlust. Veel
reacties ontlokte ook het monument in het
Walkartpark te Zeist. In de houding en de
blik van de mannenfiguur zou het bewustzijn
en het vertrouwen in de toekomst ontbreken.
Het monument is echter wel geplaatst, nadat
een eerder ontwerp was afgekeurd.
De omgeving van een monument was voor
de Provinciale Commissie een zeer belangrijk
punt. Zo stuitte het plan om in Doom het
monument te plaatsen nabij de N-H kerk op
grote bezwaren, omdat het niet zou opvallen
tegen de achtergrond van de kerk.
De meeste monumenten staan opgesteld in '
een plantsoen of pcrkje.
Ministeriële bemoeienis
In 1947 schreef de minister van OKW een
prijsvraag uit voor beeldhouwers. De op-
dracht luidde een ontwerp te maken voor een
gelijkvomiig gedenkteken, dat overal in
Nederland geplaatst zou moeten worden op
de plekken waar mensen waren gefusilleerd.
Intussen waren er op verschillende plaatsen
echter al monumenten opgericht. De minister
durfde het niet aan deze te laten verwijderen
of aan te vullen met het winnende ontwerp.
De gemeenten ontvingen daarop een enquêtc-
fomiulier met de vraag of men de plaatsing
van een uniform gedenkteken zou willen
bevorderen. Van de 940 gemeenten in
Nederland waren er slechts 30 die dit wilden.
Het plan verdween zodoende in de ijskast.
Het is slechts tweemaal voorgekomen dat de
minister zich persoonlijk bemoeide met een
Spontaan opgerichte gedenktekens
Na de Tweede Wereldoorlog volgde er een
periode waarin de Nederlandse bevolking
hard aan de slag ging met de wederopbouw
van het land. Dat hield echter niet in dat de
verschrikkelijke tijd van de bezetting werd
vergeten. Veel mensen die een naaste hadden
verloren, wilden deze juist eren en herden-
ken. Zo ontstonden er vanaf mei 1945 overal
spontaan opgerichte gedenktekens.
Deze 'wildgroei' was organisaties als de
Kring van Beeldhouwers en de Grote Advies
Commissie der Illegaliteit een doom in het
oog. Ze eisten van de minister van Onder-
wijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW) dat
er op dit gebied regels zouden worden vast-
gesteld. De Kring gaf wel al advies aan de
plaatselijke oprichtingscomités bij het kiezen
van een ontwerper. Tevens probeerde men te
streven naar eenheid in stijl van de monu-
menten. De betrokken minister, J.J. Gielen,
besloot in 1946 tot het instellen van een
Centrale Commissie en elf Provinciale Com-
missies voor de oorlogs- en vredesgedenkte-
kens. Hierna was het oprichten van een oor-
logsmonument slechts mogelijk na ministeri-
ele goedkeuring.
Provinciale Utrechtse Commissie
De Provinciale Utrechtse Commissie bestond
uit zes leden waaronder architecten en beel-
dende kunstenaars, te weten de heren De
Bruyn, Van Heukelom, Rietveld, Sluiter,
Strijt en Wezelaar. Hun taak was tweeledig.
Indien een afkeurend advies aan de minister
werd uitgebracht, dan was plaatsing van het
gedenkteken uitgesloten. Daarnaast konden
de oprichters ook bijgestaan worden in hun
plannen. Door de regeling zorgde de Provin-
ciale Coinmissie ervoor dat de opdrachten in
handen kwamen van leden van de Kring van
Beeldhouwers, die tijdens de oorlog nauwe-
lijks werk hadden gekregen.
De commissie had rekening te houden met
een drietal punten, namelijk: de plaats van
-ocr page 3-
Recentelijk (juli 1994) is er een monument
van beeldend kunstenaar Armando geplaatst
bij het viaduct over de A28. Het betreft een
veertien meter hoge bronzen ladder die een
gedachtenvlucht symboliseert. In 1995 wordt
er waarschijnlijk op het Raadhuisplein van
Mijdrecht een gedenkteken opgericht voor
een joodse familie waarvan drie gezinsleden
in Auschwitz zijn omgekomen. Ook in
Houten zal een nieuw monument worden
geplaatst.
Oorlogsgedenktekens vinden we vaak op het
graf van een gesneuvelde (Langbroek, N-H
begraafplaats). In enkele gevallen op begraaf-
plaatsen, zoals de Grebbeberg en de begraaf-
plaats Rusthof in Leusden. Zij kunnen op
plekken staan waar iemand is omgekomen
(Werkhoven, Laan van Beverweerd) of bij
gebouwen waar mensen zijn gefusilleerd
(Bunnik, Fort Rhijnauwen), op locaties die
geassocieerd worden met een dramatische ge-
beurtenis of de verzetsdaad van een bevol-
kingsgroep (Wijk bij Duurstede, Wijkersloot
7-7a). Het overgrote deel van de oorlogsmo-
numenten staat echter op een representatieve
plek: bij een gemeentehuis, bij een kerk, op
een kruispunt of in een plantsoen. Ze komen
voor in verschillende gedaanten; een eenvou-
dig kruis, een zuil of obelisk, een naald, een
plaquette, een beeld, een muurwerk, gedenk-
steen, gcdenkbank of glas-in-lood-raam.
Symboliek
Oorlogsmonumenten bezitten een traditionele,
herkenbare symboliek. Als gedenkteken
wordt het kruis als teken van lijden en over-
wiimen gebruikt. De gedenknaald of obelisk
is een symbool voor standvastigheid en
deugd, de zuil is het symbool voor het einde
van het aardse leven. Behalve het kruis is
voor grafmonumenten de liggende of staande
gedenkplaat gebruikelijk. Voorts zien we de
gedenkmuur als specifiek oorlogssymbool
voor de cxecutieplaats, soms opgesierd met
bloemperken als afscheidingselement.
De beelden zijn altijd symbolisch van aard.
Behalve het beeld van Koningin Wilhelmina
in Utrecht wordt nooit een concrete persoon
verbeeld, maar de symboliek van het verzet:
de vrede, de bevrijding, de toekomst, de ach-
terblijvers, de man voor het cxecutiepeloton.
monument in de provincie Utrecht. In 1953
betrof dat het ontwerp voor een gedenkteken
bij kamp Amersfoort. De toenmalige minister
Cals verleende de vergurming aarzelend,
omdat het monument binnen een aantal
maanden geplaatst zou moeten worden. De
minister was hierover ter zeerste ontstemd.
Hij was van mening dat het ontwerp veran-
derd zou zijn, als er meer tijd voor was
uitgetrokken.
De tweede keer dat de minister ingreep, was
in de gemeente Doom. Een burger had
eigenhandig op het monument aan de Rijks-
straatweg vier gedenkplaten aangebracht. De
namen van de personen hadden volstrekt
niets met elkaar of het monument te maken.
Op last van de minister werden deze dan ook
verwijderd.
123 Oorlogsmonumenten
In de provincie Utrecht bevinden zich mo-
menteel 123 oorlogsmonumenten.
Het monument voor verzetsman 'Piet de Springer' in
Nederlaiigbroek (foto H.N. Bol, provincie Utrecht, 1994)
-ocr page 4-
Wereldoorlog waren er Duitsers op Rhijnau-
wen gelegerd. Zij legden voor hun activitei-
ten de Rhijnauwenselaan aan, de weg tussen
Provinciale weg en Rhijnauwen. Verzetsstrij-
ders uit heel Nederland en België die door de
Duitsers waren opgepakt, werden vaak naar
Utrecht gebracht'
Daar werden zij 'veroordeeld' tot de dood-
straf. In de gevangenis aan de Gansstraat in
Utrecht wachtten zij om overgebracht te
worden naar Fort Rhijnauwen voor de vol-
trekking van het vonnis. Voorop reed de auto
met de ter dood veroordeelden. Daarachter de
vrachtauto van de Duitsgezinde begrafenison-
dernemer met de doodskisten.
Onder de veroordeelden bevonden zich ook
Belgische verzetsmensen. Op de fusilladeplek
werd in 1946 een muurtje geplaatst met
Met allerlei symbolen worden deze verduide-
lijkt: de bezetter wordt uitgebeeld door de
Duitse adelaar; het verzet heeft soms een
banderol als symbool voor het koerierswerk
of wordt als illegale werker in een overall
uitgebeeld; de Nederlandse soldaat wordt
aangeduid met een helm, zwaard en palmtak;
de overwinnaar wordt vooral als de godin
Victoria met de palmtak voorgesteld; de be-
vrijding door een vrouwenfiguur die haar
ketens verbreekt of door een stervende figuur
die bevrijd wordt van de aardse banden.
De urn is het symbool voor dood en rouw.
De duif als vredcssymbool en de leeuw als
nationaal symbool zijn de bekendste dieremo-
tieven. De hond wordt afgebeeld als de
trouwe kameraad en de slang als het kwaad
van de bezetter. Ook aan het materiaal en de
kleur werd een symbolische betekenis toege-
kend: graniet stond voor de hardheid van het
verzet tegenover de zachtheid van het om-
ringende groen, glas voor zuiverheid en witte
natuursteen voor onschuld en zwarte letters
voor rouw.
Teksten
Behalve de namen van de gevallenen en de
jaartallen '1940-1945' zijn de volgende tek-
sten het meest gebruikt: 'Aan hen die vielen',
'Gedenk hen die vielen voor uw vrijheid', 'Zij
gaven hun leven voor de vrijheid en voor de
toekomst onzer kinderen' en 'Opdat wij nooit
vergeten'. Bij de oudere gedenktekens komen
teksten voor als: 'Voor God, voor Volk, voor
Koningin', regels uit het Wilhelmus ('Den
Vaderlant getrouwe / Blijf ick tot inden
doot'), 'Men moet God meer gehoorzaam zijn
dan de mensen' of een tekst als: 'Vader
vergeef het hun'. Bij recentere beelden vinden
we een tekst als 'Herdenk-bezin-wces waak-
zaam'. Dichtregels komen minder vaak voor
omdat de Provinciale Commissie dat niet
wilde: het beeld moest voor zichzelf spreken.
Bunnik, P'ort Rhijnauwen,
Vossegatsedijk
Het in 1870 gebouwde vestingwerk op het
landgoed Rhijnauwen is het grootste fort van
Nederland. Het vormt een onderdeel van de
Hollandse Waterlinie. In 1940 bleek de
defensieve waarde nihil. Tijdens de Tweede
Het herdenkingsmuurtje met 'Opdat wij nooit vergeten' op
Fort Rhijnauwen in Bunnik (foto H.N. Bol, Provincie
Utrecht, 1994)
daarop de tekst 'opdat wij nooit vergeten'. De
Stichting Herdenkingsmonument Rhijnauwen
heeft 51 namen kunnen achterhalen van op
het fort gefusilleerde personen. Het juiste
aantal personen is nooit achterhaald, omdat
het archief van de begrafenisondernemer
direct na de oorlog verloren is gegaan. De
namen zijn op zeven gedenkstenen aange-
bracht. Op het middenveld, waar het mo-
nument is gesitueerd, stonden zes palen waar
de executies hebben plaatsgevonden. In 1985
is er, op initiatief van J.A. den Ouden, een
klok bijgeplaatst, afkomstig uit de gesloopte
Utrechtse Lucaskerk. De klok staat op een
betonnen sokkel die in 1939 was gestort voor
-ocr page 5-
een aggregaat. De klok werd betaald door
een anonieme inwoner van Burmik.
De Stichting Herdenkingsmonument Rhijnau-
wen zorgt voor het algehele onderhoud en
organiseert de jaarlijkse dodenherdenking
voor de gemeente Bunnik, waarbij ook
Belgische nabestaanden aanwezig zijn. In
1980 werd door verschillende
verzetsorganisaties met steun van de Rotary-
club in Bunnik, het monument gerestaureerd
en ter bescherming tegen het wild omgeven
met een hek, afkomstig van de vroegere Van
Scypestein-kazeme te Utrecht.
Langbroek, Nederlands-Hervormde be-
graafplaats
De Arnhemse beeldhouwer J.H. van Zweden
vervaardigde een monument voor de verzets-
man 'Piet de Springer'. Het stelt een mannen-
en vrouwenfiguur voor, die schouder aan
schouder staan en dezelfde kant uit kijken.
De man heeft een zwaard in de hand. Beiden
stralen één en al onverzettelijkheid uit. Op de
voorzijde van de sokkel is de fakkel van het
verzet ingebeiteld, met de tekst 'Den vijand
wcderstaan 1940-1945'. Verder treft men op
de sokkel de tekst aan: 'Men moet God meer
gehoorzaam zijn dan de mensen' en de
dichtregels: 'Dit is de roem der Partizanen te
strijden, de uitkomst ongeteld, niet deinzend
voor het dichtst geweld noch zijn miljoenen
onderdanen'. Het in 1948 onthulde monu-
ment, is zowel een herdenkings- als een
grafmonument.
Piet de Springer, pseudoniem voor Jan de
Bloois, werd op 23 oktober 1916 in Maasland
geboren. In 1943 vertrok hij naar Engeland,
waai hij opgeleid werd als agent van het
Bureau Inlichtingen. De hier opgeleide
agenten kregen een speciale opdracht, waar-
mee ze naar de bezette gebieden terugkeer-
den.
Van september tot december 1944 was hij
werkzaam in Langbroek als koerier, verbin-
dingsman en codist. Talloze geallieerde
piloten danken hun leven aan hem, omdat hij
hen door bezet gebied heeft geloodst. Op 30
december 1944 kwam hij om het leven, nadat
hij geprobeerd had om aan de Duitsers te
ontsnappen. In de buis onder het zadel van
zijn fiets bevonden zich enkele belangrijke
telegrammen die niet in handen van de
bezetter mochten komen. Piet de Springer
wilde onder geen enkele voorwaarde in
handen van de Duitsers vallen, omdat hij te
veel namen van verzetsmensen wist. Op zijn
graf bevindt zich een memorial plaque.
Dergelijke gedenkplaten werden door Engelse
piloten die veilig naar hun land waren terug-
gekeerd, aangeboden aan verzetsmensen, of
hun nabestaanden, die de nodige steun had-
den verleend.
Schalkwijk, Jonkheer Ramweg
In 1948 werd door het plaatselijk comité aan
de oostgevel van het transformatorstation
annex bushalte een kruisvormige gedenkplaat
aangebracht. De hoofdgedachte wordt gesym-
boliseerd door een maagd die een krans legt
voor de gevallenen, terwijl de brandende
fakkel de hoop op een betere toekomst
uitdrukt. Oorspronkelijk zou er een gedenk-
steen op een gemetselde muur worden ge-
plaatst, maar de Provinciale Commissie
keurde een gedenksteen naast een trafohuisje
af. Zodoende werd de gedenkplaat aange-
bracht op het transformatorstation. Het
ontwerp voor de plaquette was van de beeld-
houwer W. van Kuilenburg.
Het idee achter dit monument was, volgens
het comité, om 'de oorlog aan de vergetelheid
te onttrekken, opdat de namen van de vier
gevallen inwoners van Schalkwijk blijven
voortleven en hun daden tot in verre nage
De Schalkwijkse gedenkplaat (foto H.N. Bol, Provincie
Utrecht, 1994)
-ocr page 6-
slachten blijven spreken'. Het gaat om de
volgende personen: J. van Dijk, S. Copier,
M. ten Holder en G. Hulshof.
Jan van Dijk sneuvelde op 6 mei 1945 terwijl
hij als lid van de Nederlandse Binnenlandse
Strijdkrachten een Duitse militair opspoorde.
Swerus Copier overleed op 25 augustus 1945
bij een ontploffing op Fort Honswijk van een
landmijn, die door een gedetineerde werd ge-
demonteerd. Michaël ten Holder is omgeko-
men in het concentratiekamp Neuengamme,
nadat hij als verzetsman in Oost-Brabant door
de Duitsers was gearresteerd. Gerrit Hulshof
tenslotte werd weggevoerd door de Duitsers,
omdat hij joodse echtparen onderdak had
verleend. Op 22 maart 1945 kwam hij in het
Duitse plaatsje Versen om het leven. Het is
uiterst tragisch dat het verraad waarschijnlijk
door een van deze joodse echtparen was
gepleegd.
Werkhoven, Laan van Beverweerd
In de ochtend van 25 februari 1945 stortte
een vliegtuig (Hawker Tempest 5 E J 775)
van de Royal Air Force (RAF) neer in een
weiland langs de Laan van Beverweerd. Dit
is thans nog te zien aan de twee dunnere
bomen langs de laan. De bedoeling van de
piloot was om het vliegtuig te laten landen in
een weiland. Het was op de terugweg van
een bombardementsvlucht boven Duitsland
getroffen door luchtafweergeschut. De piloot,
Flight Lieutenant Regis Charles Deleuzc,
overleed in de armen van gravin Zu Gastel 1
Castell, bewoonster van kasteel Beverweerd.
De benedenverdieping van dit kasteel was
door de Duitsers ingericht als commandopost.
Toen het vliegtuig was neergestort, hebben
zij de nog levende piloot uit het vliegtuig
gehaald en zijn papieren verbrand. De iden-
tificatie vond later plaats aan de hand van het
gebit door een vertegenwoordiger van de
RAF en het Franse Rode Kruis, waarna de
piloot begraven werd in Werkhoven. Deze
begrafenis vond plaats in het bijzijn van zijn
moeder, een detachement van de RAF en de
burgemeester van Werkhoven. Veel later
heeft de familie hem doen opgraven en
vervoerd naar Evere bij Brussel, waar zijn
grootouders woonden.
Daar werd hij begraven op het militaire ge-
Het monument voor de omgekomen piloot in Werlshoven
(dia M. Donkersl(X)t-de Vrij, 1994)
deelte van de begraafplaats.In 1945 werd op
de plaats van de crash een houten kruis ge-
plaatst op initiatief van de gemeenten
Werkhoven en Dricbergen-Rijsenburg.
Daarna werd in 1946 het huidige model
geplaatst, dat in 1968 werd vervangen door
een marmeren kruis. Op dit kruis stond de
naam van de piloot echter verkeerd gespeld.
In 1990 is daarom een nieuw kruis geplaatst.
Ditmaal werd hetzelfde model als in 1946
gekozen, voorzien van de tekst 'Per adua ad
astra' (Door lijden tot verblijden). Het ont-
werp is van A. Hillebrand. Initiatiefneemster
voor de oprichting was mevrouw Van den
Brink-Jager uit Veenendaal, die sinds haar
jeugd onderzoek doet naar de herkomst van
de omgekomen vlieger. De gedenksteen
wordt door haar onderhouden en vier maal
per jaar bezoekt zij de steen.
Op 4 mei 1995 zullen naar alle waarschijn-
lijkheid een aantal collega's van de omgeko-
men piloot (501-squadron) bij de herdenking
aanwezig zijn.
-ocr page 7-
Wijk bij Duurstede, Singel
In september 1947 werd ter herinnering aan
de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog
een gedenkteken onthuld in een klein bloem-
perk aan de Lange Singel. Het monument
beeldt twee hoofden van jonge mannen uit,
waarvan ieder een andere richting uitkijkt.
Op de circa twee meter hoge bakstenen
sokkel staat een tekst van Jan H. de Groot:
'Laat hen. Niemand heeft meerder lief dan
hij, die 't eigen leven stelt voor zijn vrinden.
Zij gaven hun jong hart voor u voor mij,
opdat wij vrede en vrijheid zouden vinden'.
Het ontwerp is van de Amsterdamse oud-
verzetsstrijder Hubert van Lith. De gelaatsuit-
drukkingen symboliseren enerzijds de periode
van droefheid en lijden van het Nederlandse
volk en anderzijds de ernstige en krachtige
wil om de ellende te boven te komen. Het
monument is opgericht voor Jantjen Jan van
Nijendaal (geboren 13 juni 1926), gefusil-
leerd te Amsterdam op 30 januari 1945 naar
aanleiding van de aanslag op Rauter en
begraven op het ere-kerkhof te Bloemendaal,
en voor Comelis Anthonius van Rijn
(geboren 16 oktober 1916), gefusilleerd te
Loosdrecht op 20 maart 1945, na een gevan-
genschap in kamp Amersfoort en begraven
op de Rooms-Katholieke begraafplaats te
Wijk bij Duurstede. Het initiatief voor de
oprichting ging uit van een plaatselijk comité,
bestaande uit overlevenden van de LO-KP
groep Wijk bij Duurstede. De onthulling
vond plaats door A.J.J. van Bemmel.
Wijk bij Duurstede, Wijkersloot 7-7a
Rechts van de erker in de noordoostgevel van
boerderij 'De Vogelpoel' is een gevelsteen
geplaatst ter herinnering aan het verblijf van
onderduikers op de hofstede in 1944-1945.
Centraal in de voorstelling staat Maria als
beschermster die het kwaad, gesymboliseerd
door een slang, vertrapt. Rechtsonder wordt
een boerenechtpaar met een knielend meisje
afgebeeld, linksonder zijn drie verzetsmensen
met een radio bezig, terwijl linksboven een
vredesduif op aarde neerdaalt. Verder wordt
het streekeigene agrarisch bedrijf gesymboli-
seerd. De maker van de plaquette is tot nog
toe onbekend. Het is een persoonlijk ge-
schenk uit vermoedelijk 1947 van de oud-
burgemeester van Wijk, A. (Naud) J.M. van
der Ven, die hier met zijn vrouw en dochter
ondergedoken zat. Tijdens de Tweede
Wereldoorlog speelde de eigenaar en bewo-
ner van 'De Vogelpoel', A.J.J. van Bemmel,
een centrale rol in het plaatselijke verzet. Op
de boerderij verbleven verschillende onder-
duikers en Engelse piloten en ook waren er
radiozenders en munitie ondergebracht.
Wijk bij Duurstede, Steenstraat
Bij de ingang van de algemene begraafplaats
aan de Steenstraat werd op 24 september
1994 een gedenkplaat onthuld voor zeven
Engelse Airbome militairen. Deze militairen
verloren hun leven tijdens de slag om
Arnhem, waarna hun lichamen aanspoelden
in de uiterwaarden van Wijk bij Duurstede.
De volgorde van de graven op de algemene
begraafplaats is bepaald door het tijdstip
waarop de lijken geborgen en begraven
konden worden. De door de Wijkse kunste-
naar Stef Stokhof de Jong vervaardigde
hardstenen gedenkplaat bevat in het
Nederlands en Engels de tekst: 'Op dit kerk
Het monument aan de Singel in Wijle bij Duurstede
(foto H.N. Bol, Provincie Utrecht, 1994).
-ocr page 8-
De gevelsteen in boerderij De Vogelpoel in Wijk op een tekening door J.R. van Nijendaal uit 1947 (orgineel 34 x 44
cm.; Gemeente Wijk bij Duursiedc, Collectie Hijmans; foto H.N. Eïol, Provincie Utrecht, 1995)
hof rusten de stoffelijke resten van 7 Britse
militairen van de 1ste Airbome Divisie. In de
herfst van 1944 gaven zij hun leven om
Nederland te bevrijden van de nazi-tyrannie'.
Verder staan er de namen : Ronald Ditch,
Harold Godwin, John Walters en Gordon
Wright. De anderen zijn tot nu toe onbekend
gebleven. De gedenkplaat is onthuld door de
nabestaanden van de parachutist Gordon
Wright.
R. van Olderen is werkzaam hij de provincie
Utrecht als adjunct-archivaris voor het semi-
statisch archief. Hij is één van de auteurs
van het op 9 maart 1995 gepresenteerde
deeltje in de Stichtse monumenten reeks over
oorlogsmonumenten.
Gemeente Wijk bij Duurstede, Gemeentearchief 1851-
1970, ongeinventariseerd.
-  1. van Beuzekom, R. Blijdenstijn, R. vaii Olderen,
Oorlogsmonumenten. Utrecht, 1995 (Stichtse monumen-
ten reeks).
-  R. Blijdenstijn, 1'rafohuisjes. Utrecht, 1993 (Stichtse
monumenten reeks).
-  L. Caspcrs, Luizen in de pels; Verzet op de Utrechtse
Heuvelrug 1940-1945.
Leersum, 1991.
-  L. Caspers, Ixinghroek in de '1'weede Wereldoorlog.
Z.pl 1989.
-  A. van der Gaag, Fort bij Rijnauwen. Bunnik, 1990.
-  F. Gaasbeek, M. Kooiman, B. Olde Meierink, Wijk hij
Duurstede. Geschiedenis en architectuur.
Zeist, 1991
(Monumenten-inventarisatie provincie Utrecht).
-  Z.n., Drie dorpen, Bunnik, Odijk en Werkhoven
1949- 1945.
Bunnik 1980 (Culturele Raad).
Doornse Courant, 2 oktober 1948.
Trefpunt, 27 april 1988, 3 mei 1988, 19 en 26 april
1989, 28 april 1993.
Utrechts Nieuwsblad, 10 juli 1947, 1 mei 1994.
-   Wijksche Courant, 27 september en 4 oktober 1947.
Bronnen en literatuur
-  Provincie Utrecht, Archief van de Provinciale Commis-
sie voor oorlogs- en vredesgedenktckcns in de provincie
Utrecht, 1, 2, 18, 20, 41.
-  Particulier Archief van Mw Van den Brink-Jager,
Veenendaal.
Noot
1. Zie het artikel van A. van der Gaag elders in dit
tijdschrift.
-ocr page 9-
'In gedachten steeds bij U'
Leen de Keijzer
Kort nadat op 10 mei 1940 het Duitse leger
ons land binnenviel, week de koninklijke
familie naar Engeland uit. Koningin Wilhel-
mina bleef daar, Prinses Juliana, Prins Bem-
hard en de Prinsessen Beatrix en Irene gingen
verder naar Canada. In de zomer van 1940
werd in Londen een regering in ballingschap
gevormd met als Minister-president P.S.
Gerbrandy. Dit kabinet benoemde in augustus
1940  vier in Engeland woonachtige Neder-
-^^"^«^^^$4/
landse kunstschilders tot 'oorlogskunstenaars',
om de gebeurtenissen tijdens de oorlog vast
te leggen. Het waren: F.H. van Hengelaar,
Cor Visser, W.A. Oepts en Anton van
Anrooij. Van deze vier kreeg Cor Visser in
1941  de opdracht om als eerste een portret
van Koningin Wilhelmina in ballingschap te
maken. Het werd een litho, waarvan op 31
augustus 1941, haar 61ste verjaardag, een
aantal reprodukties boven ons land werd
uitgestrooid. Van deze afdrukken heb ik er
twee in mijn bezit met een verschillend
onderschrift: een met een gelukswens aan de
koningin die eindigt met 'Nederland zal her-
rijzen' en rechts het nr. 729, en één met een
wat grotere afbeelding van de koningin en
het onderschrift 'In gedachten steeds bij U
Wilhelmina 31 augustus 1941' en rechtsonder
het nr. 729/a. Op de achterkanten van beide
pamfletten staan afbeeldingen van het ko-
ninklijk gezin in Canada met het onderschrift
'Zoolang Oranje leeft kan Nederland niet
ondergaan'.
Tijdens de oorlog 1940-1945 zijn door de
geallieerde luchtmacht nog vele duizenden
andere pamfletten boven Nederland uitge-
strooid. Ze hadden tot doel de Nederlanders
op de hoogte te houden van de activiteiten
van de geallieerden tegen de Duitsers. In
1944-45 neemt het aantal pamfletten toe, met
uitvoerige vermelding van de Duitse verlie-
zen en de heroveringen door de geallieerde
legers vanuit Frankrijk en België, die uitein-
delijk zouden leiden tot de bevrijding van ons
land. Bekende pamfletten uit deze laatste
periode waren 'De Wervelwind' en 'De
Het pamflet met het portret van Wilhelmina en 'In
gedachten steeds bij U' (origineel 27x21 cm., Collectie
auteur)
Vliegende Hollander', die in 1944-45 weke-
lijks werd uitgeworpen. Bij deze pamfletten
waren er ook die in het Duits uitweidden
over de verliezen van het Duitse leger, met
als doel het ondermijnen van de moraal van
de vijandelijke soldaten. Uiteraard verspreid-
de ook de Duitse propagandadienst pamflet-
ten, zoals 'Groeten uit Engeland' met berich-
ten die suggereerden dat zelfs het koninklijke
gezin de Nederlanders in de steek had gela-
ten. Onder de kop 'Voor allen die hun land
verraden' zou Prins Bemhard gezegd hebben,
'Waar ik het goed heb is mijn vaderland'.
Het is jammer dat er zo weinig pamfletten
bewaard zijn gebleven. Dat komt omdat het
verboden lectuur was, uiteraard met uitzonde-
ring van de Duitse propaganda. Werden bij
huiszoeking pamfletten gevonden, dan ging
het gezinshoofd op transport naar een con-
centratiekamp. Dat was ook de reden dat
mijn moeder, telkens wanneer ze ontdekte
waar ik de pamfletten, die ik in de directe
omgeving van ons huis aan de Houtense
Binnenweg vond, verstopt had, ze in de
haardkachel liet verdwijnen! Van de 40 a 50
exemplaren die ik opraapte, heb ik er tien
weten te redden, waaronder de beide met de
Wilhehnina-portretten.
L.M.J. de Keijzer houdt zich als amateur-
historicus en -archeoloog vooral bezig met
zijn woonplaats Houten.
-ocr page 10-
Herdenkingsmonument Rhijnauwen
Arie van der Gaag
Frankrijk (Limoux) naar Spanje liep^ Daar-
naast bood deze ondergrondse organisatie
hulp aan ontsnapte krijgsgevangenen en hield
zich bezig met spionage en sabotage. Na
samenvoeging met de verzetsgroep van
Alphons Smeets" werd het kasteel van
Raphaël graaf de Liederkerke de Pailhe' in
Eijsden de uitvalbasis van de zogeheten
Rcnkinroute. Deze liep van Eijsden via Luik
naar Heer-Agimont en vandaar naar Bern en
Bordeaux. Honderden krijgsgevangenen en
geallieerde piloten kregen de kans deze ont-
snappingsroute te volgen.
In 1941 kwam Nic Erkens'' uit Maastricht de
gelederen versterken. Erkens was bezig met
de vorming van een verzetsbataljon, toen in
bloembollenloodsen in Hillegom de daarvoor
bestemde uniformen en levensmiddelen wer-
den ontdekt. De verantwoordelijke leiders
werden terechtgesteld. Bij het uitstippelen
van een ontsnappingsroute voor de achter-
volgde verzetsgroep, kwam Nic Erkens in
kontakt met Arthur Renkin die hem spontaan
hulp bood. In het begin van 1942 kreeg deze
verzetscoalitie er nog een partner bij: de
Belgische spionage-groep Clarence. Besloten
werd nauw te gaan samenwerken om onder
andere het spionagenet van Jules Gbffin^ in
Nederland uit te bouwen.
Contra-spionage
Aan de kant van de bezetter zat men echter
ook niet stil. In juli 1942 kwam de marine-
contraspionagedienst van Wilheltnshaven de
verzetscoalitie op het spoor. Vertrouwens-
mannen van deze dienst, zich voordoend als
geallieerde piloten, penetreerden in de organi-
satie en wisten het vertrouwen van de leiders
te winnen. De deknaam van het sinistere spel
dat de Duitse contraspionage opzette was het
Hannibalspiel". Hannibal was de schertsnaam
van Oberleutnant Ulrich Schwartz uit Bre-
men. Hij was een van de marine-officieren
die de rapporten van de Vertrouwensmannen
(V-manner) evalueerde. Als hij dronken was,
dweepte hij tot vervelens toe met de Car-
Van 1942 tot 1945 werd het fort bij Rijnau-
wen (gemeente Buimik) door de Duitse be-
zetter gebruikt voor het fusilleren van een
groot aantal Nederlandse en Belgische ver-
zetsstrijders.
In afwachting van de voltrekking van het
vonnis verbleven de gevangenen onder
andere in de gevangenissen aan het Wolven-
plein en in de Gansstraat in Utrecht. Een
eenvoudige herdenkingsplaat links naast de
ingang van de gevangenis aan de Gansstraat
verwijst hiernaar.
De ter dood veroordeelden werden 's morgens
in alle vroegte gewekt. Een gehandschoende
Hauptman, gevolgd door twee officieren, trad
de cellen binnen en deelde hen mee dat de
gratieverzoeken waren verworpen. Zij kregen
pen en papier voor een afscheidsbrief. Daarna
reed om zes uur een kolonne met gevange-
nenwagens, manschappenwagens en een
vrachtwagen met doodkisten naar de fusilla-
deplaats op het fortterrein. Geboeid werden
ze naar de executiepalen geleid, kregen een
zwarte blinddoek om en werden geëxecu-
teerd. Door een begrafenisondernemer
werden de lijken gekist en afgevoerd naar
een onbekende begraafplaats of crematorium.
Tot dusver zijn 51 namen achterhaald (zie de
lijst)', maar vermoed wordt dat enige honder-
den mannen zijn gefusilleerd. Het onderzoek
naar de namen van de andere slachtoffers is
nog gaande, maar wordt ernstig bemoeilijkt
doordat het archief van de begrafenisonderne-
mer na de oorlog verloren is gegaan^
Begin van het verzet
Kort na de capitulatie van Nederland en
België werd Arthur Renkin leider van de
Luikse kern van de Belgische verzetsgroep
Luc. Deze verzetsgroep was genoemd naar de
zoon van Georges Leclercq, een functionars
van het ministerie van justitie te Brussel.
Nadat zijn zoon Lucien in november 1940
gesneuveld was, zwoor Georges Leclercq
wraak te zullen nemen. De verzetsgroep
formeerde een ontsnappingslijn die via
10
-ocr page 11-
thaagse veldheer Hannibal, die met olifanten
de Alpen was overgetrokken. Marine-officie-
ren en hun 'madelieven' noemden hem daar-
om spottend Hannibal en het spel dat hij
regisseerde het Harmibalspiel. Het spel
eindigde in de herfst van 1942 met de arre-
statie van 80 verzetsmensen. Hiervan werden
er elf op 9 oktober 1943 op het fort bij
Rijnauwen gefusilleerd.
onderhoud van het monument. Toen hem dat
in 1979 teveel werd nam hij contact op met
de Rotary-club Burmik. Leden hiervan, onder
anderen de heren Oost, De Langen en Stuij,
zorgden nadien samen voor het onderhoud. In
1980 werd door verschillende organisaties uit
het oud-verzet met steun van de Rotary-club,
het monument gerestaureerd en verfraaid met
een smeedijzeren hekwerk afkomstig van de
Van Seypestein-kazeme te Utrecht. De heer
J.A.den Ouden, technicus bij de Utrechtse
Kromhoutkazeme, heeft dit hek in de werk-
plaats van de kazerne opgeknapt.
Op 4 mei 1980 werd onder grote belangstel-
ling van nabestaanden en familieleden van
gefusilleerde Nederlandse en Belgische
verzetsstrijders een stijlvolle herdenking
gehouden.
Stichting
Om dreigend verval van het monument te
voorkomen werd op 12 februari 1981, op
initiatief van B.A. Verrips, B.J. Dutilh (als
vertegenwoordiger van de nabestaanden),
organisaties van het voormalig verzet en met
steun van de plaatselijke Rotary, de Stichting
Herdenkingsmonument Rhijnauwen opge-
richt. Naast het organiseren van de herden-
kingen heeft ze zich ook tot taak gesteld het
navorsen van namen en gegevens van de op
het fort gefusilleerde verzetsstrijders. Zo kon
voor de herdenking in 1982 een drietal
gedenkstenen worden geplaatst met 22 iiunid-
dels achterhaalde namen. Eveneens werd
tegenover het monument, op initiatief van
Den Ouden, een klok geplaatst. De klok,
afkomstig van de in 1984 gesloopte Utrechtse
Lucaskerk, werd geschonken door een oud-
Buimiker die anoniem wenst te blijven.
Vanaf 4 mei 1985 wordt er jaarlijks een
officiële dodenherdenking gehouden. Om
19.30 uur start, onder klokgelui, een stille
tocht vanaf jeugdherberg Rhijnauwen naar
het monument. De voorzitter van de Stichting
Herdenkingsmonument Rhijnauwen spreekt
een welkomstwoord en aansluitend houdt de
burgemeester van de gemeente Burmik een
korte toespraak. Na het dodenappèl en twee
minuten stilte worden kransen gelegd bij het
monument en tijdens het défilé kunnen er
bloemen gelegd worden bij de gedenkstenen.
Herdenkingsmonument in verwaarkxjsde tocstajid (Collec-
tie auteur, foto uit 1972)
Monument
Op 9 oktober 1946 onthulden Elisabeth
gravin de Liederkerke de Pailhc-dc Lichter-
velde en Bertha Erkens-Hustinx binnen de
wallen van het fort bij Rijnauwen een monu-
ment op de plek, waar hun echtgenoten drie
jaar tevoren voor een Duits vuurpeloton
waren gevallen.
Ruim 22 jaar later, op 23 februari 1969, werd
bij het monument door familie en genodigden
een gedenksteen onthuld voor de gefusilleer-
de verzetsman C.C. Dutilh".
Vanaf 1952 was de heer B.A. Verrips, werk-
zaam bij het Ministerie van Defensie in de
Kromhoutkazeme belast met het verlenen van
vergunningen voor het gebruik en/of het
betreden van Rijkstcrreinen. Als mensen een
gedenksteen wilden plaatsen moesten zij die
zelf onderhouden. Daar kwam echter niet
veel van terecht, omdat de nabestaanden
meestal elders woonden. In de jaren 1950-
1980 zag het monument er eenvoudig uit.
Het was gemarkeerd door enkele houten
paaltjes en er was een vee-afrastering.
In 1970 werd het fort buiten gebruik gesteld.
Verrips bleef zorgen voor het noodzakelijke
11
-ocr page 12-
Monument met gedenkstenen en 51 namen van slachtoffers (foto auteur 1994)
heid is er voor de genodigden een informeel
samenzijn. Voor nabestaanden is het fortter-
rein van 15.00 tot 18.00 uur opengesteld.
Oud-Natzwcilcrs
Sinds 1989 komen, jaarlijks op 15 oktober,
oud-Natzweilers en nabestaanden naar het
fort bij Rijnauwen voor het bijwonen van een
plechtige herdenking.
Het concentratiekamp Natzweiler was één
van de meest gevreesde kampen. Daar wer-
den zogeheten 'Nacht und Nebel' gevangenen
geconcentreerd, verzetsmensen uit West-
Europa, die niet voor onmiddellijke executie
in aanmerking kwamen, maar wel voorgoed
moesten verdwijnen'". De overlevingskansen
waren in dit kamp dan ook laag. Het kamp
lag in de Vogezen, ten zuidwesten van
Straatsburg. Het werd gebouwd in juni 1941
en bood plaats aan ruim duizend gevangenen,
waaronder Fransen, Luxemburgers, Belgen,
Nederlanders en Noren. Er hebben, voorzover
dat te achterhalen is, in totaal ruim tweedui-
zend Nederlanders gevangen gezeten, waar-
van er circa vijhonderd in 1945 zijn terugge-
keerd. In 1993 waren er nog ongeveer zeven-
tig van dit aantal in leven. Van hen is onge-
Luidklok (foto auteur 1994)
Muziekvereniging Constantia uit Werkhoven
zorgt traditiegetrouw voor een passende
muzikale omlijsting, waarbij ondermeer het
Nederlandse en het Belgische volkslied
worden gespeeld. Na afloop van de plechtig-
12
-ocr page 13-
veer driekwart invalide en/of psychisch
beschadigd. Al direct na de bevrijding werd
op initiatief van enkele teruggekeerde oud-
gevangenen van Natzweiler een reünie
georganiseerd, waarmee een traditie werd
gestart die tot op heden heeft standgehouden.
Het bestuur van de Stichting Vriendenkring
van Oud-Natzweilers heeft jarenlang uitge-
zien naar een locatie waar zij op gepaste
wijze jaarlijks hun om het leven gekomen
verzetsstrijders konden eren.
De Stichting Herdenkingsmonument Rhijnau-
wen biedt hun thans die mogelijkheid.
Ter gelegenheid van de herdenking '50 jaar
bevrijding' vindt in mei in het gemeentehuis
te Bunnik een tentoonstelling plaats, waarbij
ook het herdenkingsmonument Rhijnauwen
aandacht zal krijgen.
S.A. van der Gaag is bestuurslid van de
Stichting Herdenkingsmonument Rhijnauwen
en één van de vrijwilligers die rondleidingen
houdt op het fort hij Rijnauwen. Van zijn
hand verscheen Fort bij Rijnauwen. Middel-
punt van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Bunnik, 1990.
Noten*
1.  Archief Stichting Herdenkingsmonument Rhijnauwen,
Bunnik.
2.  Zie het artikel van R. van Oldercn, 4.
3.  J. van Lieshout, Hel Uannihalspiel, Bussum, 1980, 110.
4.  Alphons Smeets werd op 14 juli 1887 geboren als zoon
van de burgemeester van Slenakcn. Hij verdiende de
kost als fruitcommissionair en vestigde zich na een kort
verblijf in Rotterdam in Eijsden. Daar maakte hij, eerst
als muzikant en later als bestuurslid, deel uit van de
harmonie Sainte Cécile. Het was bij dit muzikale
gezelschap dat hij in contact kwam met Arthur Renkin,
de dirigent en latere verzetsstrijder. Zie Van Lieshout,
95, 98, 101 en 110.
i. Raphaël de Liederkerke de Pailhe was een telg uit een
grafelijk geslacht dat (xirspronkelijk uit Vlaanderen
stamde. Tijdens de cxirlog raakte hij betrokken bij het
verzet. Het ka.steel te Eijsden diende onder meer als
onderduikadres. Van Lieshout, 27.
6.  Over hem zie L. de Jong, Hel Koninkrijk der Nederlan
den in de Tweede Wereldoorlog,
's Gravenhage 1969-
1988 (13 delen), deel 4-652; 5-205, 757, 842; 7-910 en
9-829. Nicolaas Erkcns was reserve-luitenant en ruim
twee jaar werkzaam in het verzet; zijn verzetsgroep
werd in <x;tobcr 1942 opgerold.
7.  Jules Goffin was een arts die reeds tijdens de eerste
wereldoorlog spionage-activiteiten ontplooid had. Van
Lieshout, 7.
8.  Van Lieshout, 8.
9.  De Jong, deel 5-890; 6-135, 139, 141, 146, 147, 159,
206, 212, 214; 7-850, 851, 878, 879; 9-862, 908, 975,
1010, 1029. Mr C.C. Dutilh werd op 10 maart 1943 in
Leiden gearresteerd. Hij en zijn verzetsgroep (later de
groep 'Kees' genoemd) wisten belangrijke spionagege
vens naar Londen te krijgen.
10.  D. Hamberg, Dossier NN Nacht und Nebel, Weesp,
1985.
' De noten 2, 3, 4, 5, 6, 7, en 9 zijn door de redactie
toegevoegd.
Lijst van gefusilleerden op het fort
Rhijnauwen
Achter de namen is, indien bekend, hun
plaats van herkomst en de executiedatum
vermeld.
* = lid van de verzetsorganisatie 'Oranje
wacht'.
+ = lid van de verzetsorganisatie 'Erkens'.
J. Adriaanse Cappel
A.C. Ardon.
E. van den Berg*
Hengelo (09-07-1942)
H. van Bezooijen
Everdingen (31-03-1945)
H.P. de Bie
Gorinchem (10-08-1944)
H. Blijdenstein
(10-12-1943)
J.H.J. Boerrigter*
Djokjakarta (09-07-1942)
G.J. van den Boogerd
Brielle (25-07-1944)
W.A. Breukelman-^
Den Haag (10-03-1944)
P.J.A. Clavareau
Deventer (datum onbekend)
J. Cornelisse+
Tholen (09-10-1943)
M.J.M. Deremaux
Eindhoven (26-10-1942)
13
-ocr page 14-
J. Dons*
Utrecht (09-07-1942)
A.H.L. Dresen*
Luik (05-01-1944)
H.M.EP. Maertens*
Rotterdam (09-07-1942)
pater Stephanus Möhren+
Bergen op Z(X)m (09-10-1943)
B.F. Nieuwenhuis
Hengelo (22-09-1943)
W.Th. Pahud de Mortagncs
Heemstede (18-05-1943)
L.J. Peters
Den Haag (datum onbekend)
Ch.O. van der Plas
G.H. van der Ploeg*
Vlissingen (09-07-1942)
E.E. van Raalte
Rotterdam (18-05-1943)
Jhr. W.G. Roel!
(29-08-1942)
G. de Ruiter
Rheden (22-09-1943)
A.F Slot
Lichtenvoorde (25-07-1944)
C.H.A. Smeets+
Noorbeek (09-10-1943)
M.H.A. Smcets+
Maashees (09-10-1943)
A.G. Smit
Alblasserdam (18-05-1943)
N.A. Stempels-^
(09-10-1943)
L.L. Twijnstra*
Huizum (09-07-1942)
J, van Veenendaa!
Velp (10-12-1943)
P.W.G. van de Weycr*
Utrecht (09-07-1942)
E. Zweers
Hengelo (datum onbekend)
Op zes gedenkstenen, en het in 1946 geplaat-
ste monument 'Opdat wij nooit vergeten', zijn
51 namen van gefusilleerde verzetsstrijders
vermeld. Eén steen is geplaatst voor de
onbekende verzetsstrijder.
F.H.A. Druijf
Amsterdam (26-10-1942)
C.C. Dutilh
Rotterdam (24-02-1944)
N.E. Erkens+
Maastricht (09-10-1943)
Th. Fr oom
Hengelo (datum onbekend)
H.J.M, van Genuchten
Eindhoven (22-09-1943)
J.G.H.J. Goffin+
Laville les Bois
(09-10-1943)
J. Groothuis
Hengelo (24-09-1943)
F. Hcinekamp*
Arnhem (09-07-1942)
V.J.M, van Resteren
Tiel (10-12-1943)
P.F.A. Hoefskxit*
Arnhem (09-07-1942)
P.M.A. Huurman
Velp (18-05-1943)
E.D. (Nic) Erkens
Rotterdam (onbekend)
B.E.L. Immerzcel
Rotterdam (21-11-1942)
pater Hugo Jacobs+
Antwerpen (09-10-1943)
M.H.H. König
Den Haag (onbekend)
G.J. Leegwater
Amsterdam (10-12-1943)
Raphaël graaf de
Liederkerke de Pailhe+
Brussel (09-10-1943)
M.A. Lelivelt
Lichtenvoorde (25-07-1944)
14
-ocr page 15-
Uit het Oorlogsdagboek van J. Wttewaall
J. Wttewaall
In april 1943 kwam J. Wttewaall (geb. 1918)
op huize Wickenburgh in 't Goy wonen als
bedrijfsleider van het fruitteeltbedrijf van zijn
vader die in Baarn woonde. Enkele maanden
later, op 31 juli 1943, trouwde hij met W.
van der Velden (geb. 1918). Behalve de heer
en mevr. Wttewaall woonden er in de laatste
oorlogsjaren verschillende andere families op
Wickenburgh. Ook was er een aantal onder-
duikers en evacuées. Vanaf 5 september 1944
tot juni 1945 hield hij een dagboek bij
waarin de dagelijkse gebeurtenissen op
Wickenburgh staan beschreven. Ook de
opmars van de geallieerden, waarover hij via
geruchten en via een illegale radio hoorde,
werden genoteerd. Het echtpaar Wttewaall
woont nog steeds op het landgoed Wicken-
burgh. Hieronder volgen enkele fragmenten
uit het dagboek'.
Dinsdag 5 sept. '44
De geallieerden vallen Nederland binnen.
Volgens de Engelse zender zijn ze in
Limburg bij het Julianakanaal en verder
volgens zeggen hebben ze Breda, wat later
niet waar blijkt te zijn. De fam. Kalis uit
Huis ter Heide komt deze dag op Wicken-
burgh wonen, vanwege dat ze vlak bij het
vliegveld Soesterbcrg wonen.
's Morgens werken wij aan de koelcel die
gemaakt wordt door verbouwing van de oude
stal en nu haast klaar is, op de richels na
waar de kisten op moeten.
's Middags om ongeveer 2 uur zien we de
eerste geallieerde vliegtuigen, het zijn jagers
die het achterland afzoeken naar treinen en
troepen. Direct is de lucht vol met schieten
van mitrailleurs; het bleek later gemunt te
zijn op een trein nissen Kuilenburg en
Schalkwijk. Deze trein werd dan ook kapot
geschoten. Later op de dag werd hij wegge-
sleept. Zo ging het de hele middag door, dan
weer ver af en dan dichterbij.
Woensdag 6 sept. '44
's Morgens aan de stal gewerkt, 's Middags
komen de vliegtuigen weer. Ik klim in een
hoge appelboom en even daarna snorren er
achter elkaar 4 jachtvliegtuigen op 50 meter
langs me heen, net boven de bomen van het
bos. Ze, beschieten een trein die vlak voor
Schalkwijk stond en totaal kapot geschoten
wordt; de kogels gaan soms dwars door de
rails heen, in sommige wagons zitten min-
stens 60 gaten. Ze zijn tot midden in de
nacht bezig om de rails weer te maken en de
volgende dag rijden de treinen weer.
Deze dag vonden we hopen hulzen van
kleine granaatjes die uit de vliegtuigen
geschoten waren, we vonden ze precies op de
lijn van het bos tot de trein toe. Ook vindt
men in de omtrek lege benzinetanks van de
vliegtuigen.
De geruchten gaan dat de geallieerden al
weer verder oprukken en dat ze ongeveer in
Dordrecht zitten.
Donderdag 7 sept. '44
Vandaag 'geen vliegtuigen, het is zeer slecht
weer en er heerst haast een orkaan, 10 popu-
lieren in de oprijlaan breken af op een hoogte
van ongeveer 4 meter boven de grond en
verder waaien er nog enige toppen af.
In het bos breekt een es en valt op de tennis-
baan, verder waaien nog 3 toppen van eiken
in het bos er uit. Mijnheer Kalis uit H. ter
Heide moet vandaag met de auto naar Slie-
drecht; toen hij terug kwam vertelde hij dat
de geallieerden pas in Zeeuws-Vlaanderen
zijn, hij werd onderweg 3 x aangehouden,
maar kwam er toch door, omdat hij iemand
van de marine bij zich had.
Vrijdag 8 sept. '44
Vanmorgen om 9 uur weer geallieerde
vliegtuigen en deze beschieten 2 treinen bij
de overweg bij Goes (Poeldijk). Later werden
deze weer weg gesleept en ging het verkeer
weer door; de hele dag bleven ze vliegen en
hoorde men schieten, er was 2 keer lucht-
alarm in Culemborg. Men beweert dat Zalt-
bommel geheel moet evacueren.
15
-ocr page 16-
Vandaag weer hulzen gevonden, nu grotere
van 20 mm (de vorige waren 12 mm).
Vandaag begoimen met de bomen op te
ruimen in de oprijlaan. Er zijn geweldig veel
appels en peren afgewaaid met de storm,
gelukkig bij mij minder dan bij anderen.
Bij oom Thoon schatten ze dat er wel 1500
kisten appels onder de bomen liggen en dat
in een boomgaard van circa 7 ha. Mevr.
Kalis van de Ark^ is de hele dag op Wicken-
burgh geweest omdat ze het op de Ark
gevaarlijk vindt, vanwege het schieten. We
eten 's avonds met ons zevenen, vijf Kalissen
en wij tweeën, want we hadden een konijn.
Zaterdag 9 sept. '44
Vannacht werd er erg gevlogen en geschoten
met mitrailleurs; ook vielen er nog bommen.
Overdag niets gebeurd. Ik heb de oude
D.K.W. verder uit elkaar gehaald en de
onderdelen op de zolder van de stal gelegd,
zodat het nu in de sorteerruimte waar de auto
stond heel wat ruimer is geworden.
Zondag 10 sept. '44
Deze dag is het erg mooi weer maar er
gebeurt haast niets, zo nu en dan wordt er in
de verte geschoten; ook de nacht is verder
rustig. In Schalkwijk was de kabel van de
telefoon doorgesneden. Burgemeester Ten
Holder was daarom op de vlucht en zat bij
Kalis op de Ark, later is hij weer naar zijn
huis teruggegaan. De Duitsers bieden veel
tegenstand over het hele front. De geallieer-
den zijn echter 15 km. over het Albertkanaal
heen gedrongen en zijn 5 km. van de Neder-
landse grens.
Maandag 11 sept. '44
Vandaag bezig met uien uit de grond halen in
de boomgaard, ze zitten helemaal onder het
vuil. Er vliegen veel vliegtuigen over, maar
heel hoog. Miep komt om 11 uur in de
boomgaard met de mededeling dat de onder-
wijzer van 't Goy op Wickenburgh geweest is
voor inkwartiering en dat hij 's middags terug
komt. Men zegt dat er 2000 mensen in
Houten ingekwartierd moeten worden, 's
Middags komt hij terug en vertelt dat 70.000
mensen uit de kuststreek moeten evacueren,
voor vervoer wordt niet gezorgd: ze moeten
maar zien dat ze hier komen, dus waarschijn-
lijk lopend. Er moeten er 2000 in Houten en
wel 500 in 't Goy, in elke boerderij 10. Op
W. heb ik daarvoor de Ie zolder gegeven met
de twee kamertjes. Maar misschien komt er
nooit wat van omdat ze hier waarschijnlijk
niet kunnen komen. De geallieerden zijn nu
over de grens in de buurt van Eindhoven,
verder gebeurt er niet veel.
Dinsdag 28 nov. '44
's Morgens was het mooi weer. Toen we om
9 uur aan het werk wilden kwam er een grote
trailer W. opgereden en stopte voor de deur,
iedereen dook weg het bos in. Ik bleef op de
uitkijk en weldra kwam Haverkamp die nog
in huis was er aan om mij te zoeken want ze
moesten mij hebben, omdat ze kamers nodig
hadden en een keuken. Het eerst gingen we
naar de grote keuken die ze schitterend
vonden, daarna naar de bibliotheek die ze
nodig hadden voor bureau en tevens de hoek
-logeerkamer en het slaapkamertje van Gijs.
Haverkamp en Bouwmeester' gaan nu slapen
op de zolder boven de slaapkamer van de
Kalissen. Bouwmeester was naar Houten
gegaan. Tevens moesten ze de garage en de
sorteerruimte hebben, die ik helemaal leeg
moest maken. We begonnen met het oprui-
men. Ik begon met de witlofwortels die in de
sorteerruimte stonden, daarvoor legde ik eerst
een dikke laag zand in de ruimte onder de
loopplank in de cel en zette daar de witlof-
wortels rechtopstaande in, zo waren die ook
al opgeruimd. Onderwijl begonnen de Engel-
sen te vliegen en weldra was het een kabaal
van artillerie, raketten, bommen, mitrailleurs
enz.
Later bleek dat dit gemunt was op Houten en
wel op het kwartier van de generaal, zo
werden er meerdere huizen vernietigd en
vielen er ook enige doden, ondermeer de heer
en mevr. Besseling. De school midden in het
dorp werd ook vernietigd.
De Engelsen vlogen de hele tijd hier over het
huis en ik was nogal bang voor het huis
omdat die trailer er nog stond, dus zocht ik
de chauffeur op, die hem toen onder de
struiken reed achter de stal en hem onzicht-
baar inaakte met takken. Daarna zijn we weer
16
-ocr page 17-
aan het opruimen gegaan. Gijs en Dirk
brachten het bezit en de steenkolen van Kalis
in de serre, ook mijn turven werden daar
gezet en ik deed alle wortelen in kisten en
zette ze in de cel, want die lagen nog los in
de sorteerruimte.
's Middags maakten Gijs en Dirk alles verder
schoon en begonnen mevr. Haverkamp en ik
met de kamers; de Duitse chauffeur en nog
een ander hielpen ook mee. Eerst de hoek-
logcerkamer daar moesten voor zes man
maffassen liggen, die had ik wel. Ook brach-
ten we twee bedden voor Haverkamp en
Bouwmeester op zolder. Tevens richtten we
de bibliotheek in voor kantoor, het grote
kleed ging er uit en naar de zolder, ook de
lijsten van de schilderijen'' en andere rommel
gingen naar zolder. Op de zolder hing nog
een kleed uit de serre, dat brachten we nu
naar beneden voor in de bibliotheek; ook de
tafel uit de serre ging naar de bibliotheek
voor bureau.
Ondertussen hadden de Duitsers in de hock-
logeerkamer een kachel geplaatst die weldra
brandde. In de bibliotheek brachten we ook
nog drie matrassen, omdat daar altijd drie
man aanwezig moeten zijn voor bescherming
van geheime papieren in geval van nood
(bijvoorbeeld bij verrassing door parachuti-
sten moeten die vlug verbrand worden).
In de slaapkamer van Gijs werden ook twee
bedden gezet en daar komen twee hogere
officieren te slapen.
Om 5 uur komt Bouwmeester thuis uit
Houten en vertelt van het bombardement
waar hij ook nog mee geholpen heeft, met
blussingswcrk.
's Avonds sluit ik het elektrische licht weer
aan, om 8 uur komen er veel manschappen
met wagens en wordt er van alles aangesleept
voor het bureau en voor in de keuken, zoals
onder andere een heel schaap. De meeste
mannen zijn al 48 uur in touw en verlangen
erg naar hun bed, dat al klaar voor ze ligt.
Ook hoor ik van Gijs dat er zes paarden op
stal zijn. We worden 's avonds gewaarschuwd
dat er twee man wacht lopen in het bos en
dat ze lopen van 6 uur 's avonds tot 8 uur 's
morgens. Als je buiten loopt en ze roepen je
aan dan moet je onmiddellijk stil staan,
anders schieten ze.
Woensdag 29 nov. '44
's Morgens hoor ik dat er vannacht een paard
gestorven is; ik ga kijken in de garage en
jawel, daar ligt een groot paard en de kop
van een veulen steekt er half uit. Er staan een
stuk of vijf wagens bij de stal en de veldkeu-
ken staat naast de grote keuken, het hekje
van Bertus ligt raar de voorkant uit.
Het paard moeten we zelf begraven en
daarvoor maken we met ons vieren, Gijs,
Frits, Bertus en ik een kuil aan de rechterkant
van het paadje dat van de border af loopt
richting bessentuin. Als het diep genoeg is
nemen de Duitsers een ander paard, bevesti-
gen een touw om de nek van het dode paard
en slepen het zo naar de kuil, waar we het
paard in rollen waarna we het gat weer dicht
gooien. De andere paarden zijn ondertussen
weg gebracht in een nieuwe schuur bij
Vreeswijk want hier in de garage en sorteer-
ruimte komen auto's te staan.
Het is deze dag schitterend weer maar er
wordt 's morgens weinig gevlogen en gescho-
ten, 's Middags gaan Miep en ik naar het
dorp waar we voor ons vieren twee liter olie
kunnen krijgen en bekijken tevens de schade;
de school midden in het dorp is geheel
vernield. In de buurt van Dobbenburg (de
Herenweg) mogen we niet komen, vanaf de
kerk kunnen we evenwel zien dat er enige
huizen kapot zijn. We gaan ook nog even
naar het huis van oom Wim, daar is maar één
ruit kapot, de familie is echter gevlogen en
verblijft tijdelijk in een boerderij in de
polder. Daarna gaan wc weer terug.
Op W. zijn ze druk bezig vandaag de wagens
onder het groen te rijden. Zo staat er een
autootje bij de bladhoop en een kar in de
struiken tussen het prieel en het kippenhok,
verder staat de grote trailer nog achter de
stal. Ook zijn ze bezig vanaf de bibliotheek
telefoon aan te leggen naar andere posten.
We werkten nog even in de moestuin 's
middags; er gaan vliegtuigen over en er
wordt hevig gevochten, je kan wel horen dat
er veel meer geschut gekomen is en ook veel
zwaarder. Even daarna horen we vele fluiten-
de geluiden van alle scherven die er vallen,
we liggen gelijk op de grond. We plukken
alle bonen van de staken en gaan daarna naar
de stal waar we ze op zolder uitspreiden.
17
-ocr page 18-
Daarna graven Gijs en ik even een gat bij de
keuken voor alle afval, ook zetten we er een
grote pot neer en zeggen tegen de kok dat hij
daar alle eetbare afval voor de varkens in
moet doen, de rest moet hij maar in de kuil
gooien.
Bouwmeester is met Haas en een paar
Duitsers gaan vissen met handgranaten, even
later ga ik ook die richting uit, maar ga eerst
even de dieren voeren. Ik ben net in het bos
als er geweldig richting Kuilenburg geschoten
wordt, even later vallen er rondom me heen
20 tot 30 blindgangers die op de grond
ontploffen, ik vlieg achter een dikke boom.
Daarna voer ik de dieren en ga naar het
kanaal, waar ik niemand zie. De boot ligt aan
de kant, ik naar huis en nu blijkt dat Bouw-
meester gewond is door een blindganger die
vlak naast hem viel, de andere twee hadden
niets. Bouwmeester heeft een wondje aan zijn
vinger, aan zijn arm en aan zijn been, geluk-
kig niet zo erg, een Duitser verbindt alles
goed. Daarna eten we. Om 7 uur ga ik nog
even naar de stal om de ventilator aan te
doen van de cel en er blijkt een auto te staan
in de sorteerruimte en een kar in de garage.
Vrijdag 1 dec. '44
's Morgens zijn er weer andere auto's bij
gekomen en zijn er weer een hoop Duitsers
bezig munitie en granaatjes in kisten uit te
laden. Later zetten ze op verschillende plaat-
sen karren in het bos waar deze munitie op
komt te staan, 's Morgens komt oom Wim en
krijgt gedaan dat we allemaal tweederde deel
mogen houdend Kees laad gelijk een hoop
kisten op, die gaan naar Vleuten. Als ik 's
morgens de garage in kom, staan er drie
koeien, twee varkens en een schaap voor de
slacht. In de loop van de dag worden een
schaap en een varken geslacht, de drie koeien
worden ergens anders naar toe gebracht. Ik
zaag een luik vanaf de zolder naar de koker
van de ventilator en kan zo voortaan in de
cel komen.
Mijnheer Kalis besluit om voortaan overdag
naar de Ark te gaan en daar te eten, 's avonds
komen ze dan hier en slapen hier, want de
Duitsers willen de serre hebben voor de
kleermakerij en dan kunnen de Kalissen niet
goed meer in de benedenkamcr zitten, zodat
ze die maar prijsgeven. De Duitsers nemen
die kamer ogenblikkelijk in beslag, want dan
komt daar de kleermakerij.
De evacuécs willen ook weg omdat ik ze
geen aardappels meer wil geven, daar ik ze
niet meer missen kan, vooral als de Duitsers
mijn aardappelen misschien in pikken, waar
nog veel kans op is. Het is hier nu haast een
kazerne. De Kalissen verhuizen en worden
met paard en wagen door de Duitsers gehol-
pen.
's Middags gaat Haverkamp ook weg. Om 11
uur krijgen we bericht dat we moeten gaan
spitten bij de Groene huisjes (de Trip). Gijs,
Bertus, Kees, Kees v.d. Pol, De Haas alle-
maal moeten we daar naar toe om geschuts-
opstellingen te maken. Ik fiets er naar toe en
er zijn al een man of 40. Even later komt een
onderofficier uit de Groene huisjes die anders
altijd op W. is en zegt direct tegen mij dat ik
naar huis kan gaan. Aan de anderen vraagt
hij of ze ook Duitse inkwartiering hebben, zo
ja dan mogen die ook naar huis; er zijn er
echter geen meer. Er stond daar al veel
geschut. Ik fiets weer naar huis terug, maak
de varkenspot klaar en steek de kachel aan in
het schaftlokaal. Wout Ettikoven komt 's
middags met paard en wagen en een man of
vier; ze halen alle appels weg, 150 kisten
laten ze staan. Ik verberg een kist of tien
aardappelen onder de loopplank in de fruitbe-
waarplaats.
Noten
1.  Het dagboek telt zo'n 240 blz. en berust op het huis.
2.  De Ark was een woonb<x)t die in het gedeeltelijk
uitgegraven Amsterdam-Rijnkanaal lag. Op deze boot
woonde de familie Kalis Zij waren de uitv(x;rders van
de baggerwerkzaamheden van het Amsterdam
Rijnkanaal waarvan de werkzaamheden tijdens de
iX)rlogsjaren stil lagen. Een broer van de op deze boot
wonende Kalis woonde cx)k tijdelijk op Wickenburgh.
3.  Dit waren spix)rwegstakers die ondergedoken z.aten op
Wickenburgh.
4.  De familieschilderijen waren al eerder uit de lijst
gehaald en veilig opgeborgen.
5.  Van het fruit.
18
-ocr page 19-
Louis Worms over zijn onderduikersverleden in
Wijk bij Duurstede
Ria van der Eerden-Vonk en Marijke Donkersloot-de Vrij
Naar aanleiding van het in mei 1994 versche-
nen boekje met bijdragen over de joodse ge-
meenschap van Wijk bij Duurstede', ontving
de redactie een uitvoerige brief van de heer
Louis Worms uit Antwerpen. Ten onrechte
was door een van de auteurs vermeld dat hij
samen met zijn vrouw en kind in 1943 in
Wijk bij Duurstede ondergedoken had geze-
tenl Hij verbleef daar echter van oktober
1942 tot mei 1945 met zijn broer en zuster,
die net als hijzelf toen nog ongetrouwd
waren. Omdat de brief nog meer interessante
gegevens bevatte over zijn lotgevallen tijdens
de oorlog, werd de heer Worms gevraagd of
hij in het kader van de 'oral history' bereid
was tot een interview. Ook werd contact
gezocht met mevrouw Corrie Kosterman-
Ponsioen in Wijk bij Duurstede, die in de
periode 1942-1944 voor de drie onderduikers
heeft gezorgd'.
Gegevens over Wijk in oorlogstijd zijn
schaars. Direct na de oorlog verscheen onder
de titel De strijd in en om Wijk hij Duurstede
een reeks van zeven artikelen van C.J. ten
Wolde in de Wijkschc Courant". Vergevor-
derde plannen in 1985 van de Werkgroep 4
mei' om een boekje uit te geven over Wijk
bij Duurstede in de Tweede Wereldoorlog
werden niet uitgevoerdl
Jeugd in Amsterdam
Louis Worms werd op 30 september 1919 in
Amsterdam geboren als derde zoon van
Meijer Worms en Roos Melkman. Net als
zijn latere echtgenote Rosaline Amalia Appel,
bracht hij zijn jeugd door in de Watergraafs-
meer. Naderhand verhuisde het gezin Worms
naar de Euterpcstraat, de latere Gerrit van der
Vccnstraat. Louis' grootouders van moeders
kant waren nog tamelijk orthodox, die van
vaderskant uitgesproken liberaal. Hij en zijn
broers Mozes (1912-1980) en Michicl (1914-
1981) en zijn zuster Suze (geboren 1917)
werden in elk geval niet godsdienstig opge-
Louis Worms in 1945
Suze Worms in 1945
voed. Naar de synagoge gingen ze niet en
hun meeste vrienden waren niet-joods. Anti-
semitisme heeft hij voor de oorlog nooit
ondervonden, wèl daarna. Mozes Worms
werd jurist, Michiel werkte bij Gerzon en
Suze werd secretaresse bij de Rijkspost-
spaarbank en na haar ontslag eind 1940 van
de Nederlandse Zionistenbond. Louis ging na
zijn schoolopleiding en militaire dienst
werken in het elektro-technische bedrijf van
zijn vader, dat aan de Van Asch van Wijcks-
kade in Utrecht was gevestigd, tot het bedrijf
begin 1942 als gevolg van de anti-joodse
maatregelen onder een 'Verwalter' (bewind-
voerder) werd geplaatst'.
19
-ocr page 20-
Ontsnapt aan de Gestapo
Wanneer Louis Worms in dezelfde tijd een
hoge medewerker van de 'Expositur^ van zijn
stempels berooft omdat hij die nodig heeft
voor zijn vervalste reisdocumenten* wordt hij
in de Amsterdamse Jan van Eyckstraat door
drie leden van de gewaarschuwde Gestapo
gearresteerd. Met een geladen 9 mm FN-
pistool en de nagemaakte reispapieren op
zak, wordt hij naar het Gestapo-hoofd-
kwartier vlakbij zijn huis in de Euterpestraat
overgebracht. Daar blijkt één van de drie
Gestapo's de Nederlander Sloof te zijn, met
wie hij van 1938 tot 1940 in militaire dienst
is geweest en daarna nog enige maanden in
Duitse krijgsgevangenschap heeft doorge-
bracht. Deze Sloof fluistert hem toe geen
domme dingen te doen en laat hem ont-
snappen'. Louis Worms vermoedt dat hij de
enige joodse Nederlander is die ooit met een
pistool en valse reisvcrgurmingen op zak, na
als arrestant het hoofdkwartier van de Gesta-
po te zijn binnengebracht, er zonder te zijn
gefouilleerd weer naar buiten is gekomen.
Het gezin Worms duikt onder
In september 1942 duikt het gezin Worms
onder. Zijn ouders en broer Michiel zullen de
rest van de oorlog bij de familie Lankhorst in
Heerlen doorbrengen. Louis Worms kende
via zijn werk voor de ondergrondse Orde-
dienst Daniël Hermanus Johannes (Daan)
Verroen (1878-1947). Deze beheerde samen
met zijn acht jaar oudere vrouw Alida
Heijneman het rooms-katholicke parochiehuis
aan de Markt nr 4-5 in Wijk bij Duurstede en
dreef een sigarenzaak. Louis Worms regelde
met Verroen dat zijn broer Mozes en zuster
Suze vanaf september 1942 bij hem konden
onderduiken. Zelf ging hij in Utrecht in de
wijk Oog in Al bij de familie Cortel wonen,
zodat hij zich nog verdienstelijk kon maken
door in het bedrijf aan de Van Asch van
Wijckskadc verborgen vuurwapens aan
verzetsmensen te leveren. Nadat de Gestapo
in oktober 1942 op zijn Utrechtse onderduik-
adres een huiszoeking verrichtte, vluchtte hij
naar de Vcrroens in Wijk bij Duurstede.
Bijna twee jaar lang, tot september 1944, zou
hij er ondergedoken moeten blijven.
Het parochiehuis op de Markt
Overdag zat Louis met zijn broer en zus
meestal in een kamer links op de verdieping.
Door het raam konden ze vanachter de
gordijnen over de Markt kijken en zich dik-
wijls vermaken met kinderen die de stad-
huistrap op en neer holden. Het gedwongen
nietsdoen werd gevuld met het lezen van
boeken uit de bibliotheek van het parochie-
huis, schaken, bridgen en andere kaartspel-
letjes. Een enkele keer luisterden ze onzicht-
baar voor het publiek in een ijskoude filmca-
bine naar een toneel- of zanguitvoering in de
zaal van het parochiehuis, 's Nachts sliepen
de beide broers op zolder, terwijl Suze
Worms haar bed in de kamer deelde met een
nichtje van Verroen, Comelia Wilhclmina A.
(Corrie) Ponsioen (geboren 1919).
Het was Corrie die voor de drie onderduikers
zorgde. Midden in de nacht stond ze op om
hun was te doen. Eind mei 1940 was ze
tegen haar zin door haar moeder uit Schoon-
hoven naar Wijk gestuurd om haar oom en
tante als hulp in de huishouding bij te staan.
Ze kreeg daarvoor niet meer dan f 5,- in de
week betaald. Alleen kon het oudere echtpaar
Verroen de sigarenwinkel en het beheer van
het parochiehuis niet aan. Behalve de gewone
Het echtpaar Verroen, door Corrie Ponsioen gefotogra
feerd bij de stadhuistrap in september 1942
20
-ocr page 21-
sociaal-culturele activiteiten die er plaatsvon-
den, werden in het parochiehuis herhaaldelijk
militairen ingekwartierd. Erg aangenaam was
de sfeer in het huis aan de Markt niet door
de lastige en zuinige aard van Alida Verroen-
Heijneman. Ten aanzien van de jeugdige
Corrie kon zij haar jalouzie nauwelijks
verbergen en iedereen had te lijden onder de
kwaliteit van het eten, dat, zorgvuldig be-
waard en opgewarmd, herhaaldelijk zuur
werd opgediend. Louis Worms hield er voor
de rest van z'n leven een darmkwaal aan
over, maar Corrie trotseerde geduldig deze
ongemakken en bleef, tot geluk van de
onderduikers, op haar post. Honger werd er
overigens niet geleden: iedereen in Wijk had
wel wat te slachten, er werd druk geruild en
bij boeren in de omgeving werden fruit,
aardappelen, boter en kaas gehaald.
Kapper W.A (Wout) Jansen uit de Veld-
poortstraat zorgde voor extra broodbonnen
voor de drie onderduikers, die Corrie vervol-
gens zo onopvallend mogelijk over de vele
bakkers die Wijk telde, verdeelde.
Gearresteerd door een Wijkse veldwachter
In de eerste weken van hun onderduikperiode
gingen Louis en Mozes nog wel eens 's
avonds laat naar buiten, meestal vergezeld
door Corrie, tot dat begon op te vallen en dus
te gevaarlijk werd. Op één van die avond-
wandelingen werden de beide broers door de
enige 'foute' Wijkse veldwachter, Adrianus
Vink, gearresteerd. Burgemeester A. (Naud)
J.M. van der Ven, die samen met Daan
Verrocn, de dierenarts A.J. van Splunder,
A.J.J. (Toon) van Bemmel en Wout Jansen
een verzetsgroep vormde die geregeld in het
parochiehuis bijeenkwam, liet hen van het
huis van Vink aan de Zandweg overbrengen
naar het stadhuis en vervolgens nog dezelfde
avond weer vrij. De volgende dag reisde Van
der Ven naar de Utrechtse Maliebaan om
Vink bij de Gestapo aan te geven wegens het
laten ontsnappen van twee door hem. Van
der Ven, opgepakte joden! Zo overleefden de
gebroeders Worms en was Wijk zijn pro-
Duitse gemeente veldwachter kwijt'".
Angstige momenten
Nadat dezelfde Van der Ven, die op 3 mei
Het voormalige parix;hichuis aan de Markt (foto ca 1970,
Atlas Gemeentearchief Wijk bij Duurstede)
1943 als burgemeester was afgezet en opge-
volgd door de NSB-er J. van der Beke
Callenfcls, hen medio 1943 waarschuwde dat
het verblijf in het parochiehuis te gevaarlijk
werd, brachten de drie enige weken op de
boerderij De Vogelpoel van Toon van Bem-
mel (1902-1989) en zijn vrouw Maria Hen-
drika van de Leemkolk (1897-1975) aan de
Wijkersloot door. De Van Bemmels waren
van een grote edehnoedigheid: geld voor het
onderduiken wilden ze niet en ze lieten de
leden van het gezin Worms in hun eigen bed
slapen.
Een volgend angstig moment deed zich voor
toen in 1944 Duitse militairen het parochie-
huis binnenkwamen om te zien of er joden
zaten. Corrie Ponsioen, die alleen thuis was,
wist hen koelbloedig af te poeieren en Louis,
Mozes en Suze ijlings te verstoppen onder de
vloer van de grote zaal. Tijdens de oorlog
verzorgde zij ook het weinige contact dat
mogelijk was met hun ouders en jongere
broer op het onderduikadres in Heerlen.
Brieven werden in Doom, Driebergen of
Zeist op de post gedaan en één keer, in 1944,
reisde zij zelf per trein met onder haar kleren
brieven en geld naar Heerlen, een reis die
meer dan twaalf uur duurde.
21
-ocr page 22-
bevrijding in één kamer; slapen gebeurde
elders in het huis. Louis Worms heeft de acht
maanden van zijn verblijf bij de Van Weels
grotendeels uit zijn heriimering verdrongen,
het was alsof hij er in een soort van roes
leefde. De tijd werd doorgebracht met praten,
kaarten en het hakken van hout op de binnen-
plaats. Corrie Ponsioen, die Louis, Mozes en
Suze hier een enkele keer op de fiets vanuit
Schoonhoven bezocht - er was in de pa-
rochiehuis-periode een hechte vriendschap
ontstaan, die nog altijd stand houdt - herin-
nert zich vooral dat het er zo vol was: gele-
genheid om rustig te praten was er niet.
De bevrijding
Op 5 mei 1945 was er 'plotseling' de bevrij-
ding toen de eerste geallieerden in Wijk bij
Duurstede arriveerden. In de woorden van
Louis Wonns: 'Die dag was ik buiten zinnen;
het gevoel dat je weer vrij rond kon lopen,
wie kan zich dat indenken, als je dat niet zelf
heb meegemaakt'. Het pistool dat hij tijdens
de gehele oorlog bij zich had gedragen,
ruilde hij met een Canadese militair voor een
lap stof
Op dat moment was niet te voorzien dat
Louis Worms later een bekende Nederlander
zou worden. Vanaf 1957 verscheen hij volop
in de publiciteit omdat hij als scheeps-
makelaar de omvangrijke fraude met subsi-
dies voor schroot in de Europese Gemeen-
schap aan de kaak stelde, iets dat hem niet in
dank werd afgenomen'l
Corrie Pensioen op 25 augustus 1941
Verhuizing naar de Dijkstraat
Na Dolle Dinsdag, 4 september 1944, werden
er zo'n 200 SS-ers in het parochiehuis onder-
gebracht en was onderduiken daar niet langer
mogelijk. Bovendien verbleef Corrie vanaf
augustus 1944 door een staking bij het
openbaar vervoer noodgedwongen in Schoon-
hoven bij haar ouders. Dwars door de inge-
kwartierde Duitsers heen lopend, verlieten de
drie leden van het gezin Worms 's avonds
aan de achterzijde het pand. Ze verhuisden
naar de familie Van Weel die woonde op
Dijkstraat 3, links naast het Schippershuis.
Deze Haagse familie was in maart 1943 uit
het kustgebied geëvacueerd. Ze bestond uit
het echtpaar Marius Pieter van Weel (geboren
1880) en Johanna Leonarda van Dooren
(geboren 1894), haar zuster Petronella Come-
lia van Dooren (geboren 1893) en hun drie
kinderen, Gijsbertha Petronella" (geboren
1920), Catharina Sara (geboren 1922) en
Pieter Comelis (geboren 1925). Net zoals bij
de Verroens op de Markt werd er maande-
lijks voor het onderduiken betaald: 'niet
exorbitant, maar wel behoorlijk'.
In het huis aan de Dijkstraat werd reeds
onderdak verleend aan vier joodse mensen:
het echtpaar Speijer met hun volwassen zoon
en een mevrouw Bacharach. Met z'n zevenen
verbleven ze vanaf september 1944 tot aan de
Drs M.A. van der Eerden-Vonk en dr Y.M.
Donkersloot-de Vrij zijn redacteur van dit
tijdschrift.
22
-ocr page 23-
Noten
1.  'Ordentelijke lieden van de joodsche natie': bijdragen
tot de joodse geschiedenis van Wijk bij Duurstede,
1671-1923 (Historische Reeks Kromme-Rijngebied 2),
FE. van Hekelen, J. Becker en R.V. Brilleman, Bunnik,
1994.
2.  Idem, 87.
3.  Er zijn twee interviews gehouden: het eerste op 27-10-
1994 in Antwerpen met de heer Worms, deels in
aanwezigheid van mevrouw Kosterman-Ponsioen, en
het tweede alleen met mevrouw Kosterman-Ponsioen op
22-11-1994 in Wijk bij Duurstede. De totale tijdsduur
van de opnamen bedraagt 2 uur en 11 minuten.
4.  Gemeentearchief Wijk bij Duurstede, Collectie
Wijksche Courant, 2 juni - 14 juli 1945. Hoewel Ten
Wolde in het zevende artikel aankondigt de reeks te
willen eindigen met een 'uiteenzetting over de verzor
ging van Joden in oorlogstijd en het onderbrengen van
hen', is een dergelijk artikel nooit verschenen.
5.  Wel is een deel van het ruwe materiaal van de vraagge-
sprekken die de basis vcxjr de publikatie hadden moeten
vormen, bewaaid gebleven (Gemeentearchief Wijk bij
Duurstede, Collectie Handschriften).
6.  'Verwalter' werd de Nederlander Veldman die na de
(xirlog gewoon op het Rijksbureau voor Metalen in Den
Haag bleek te werken.
7.  De Expositur was een afdeling van de Joodse Raad die
zich aanvankelijk bezighield met de emigratie van
kleine groepen joden, maar geleidelijk aan ook met het
verkrijgen van vrijstellingen voor personen die op het
punt stonden om 'geëvacueerd' te worden (J. Presser,
Ondergang. Ue vervolging en verdelging van het
Nederlandse jodendom 1940-1945.
's Gravenhage,
1965, I, 464-466).
8.  Deze waren gedrukt bij de Utrechtse buurman van de
familie Worms, Jan Hendriks, die later Vijfjaar
drukkunst "in het verborgene"
schreef.
9.  In of rond 1978 heeft Louis Worms telefonisch contact
gez(x;ht met Skxif. Deze vertelde 20 jaar gevangen te
hebben gezeten. Hij was zielsgelukkig dat Worms nog
leefde, maar werd zozeer gekweld door zijn oorlogsver-
leden dat hij een weerzien met hem niet aankon.
10.  Vink werd per 1-12-1942 op 'eigen verzoek' ontslagen
(gemeentearchief Wijk bij Duurstede 1852-1970,
v(x>rlopig inv.nr. 808).
11.  Bctty van Weel was volgens C.J. ten Wolde een
koerierster die vaak levensgevaarlijke boodschappen
wegbracht, later samen met Bcp Dubois (Wijksche
Courant 23 juni en 14 juli 1945).
12.  Behalve in vele kranteartikelen werd over hem en
deze schrootaffaire geschreven in: M. van der Goes van
Naters, Met en tegen de lijd: een tocht door de twintig
ste eeuw,
Amsterdam, 1980, 265-273 en E. Keesing,
Op de muur, Amsterdam, 1981, 185-192. J.H. de Groot
schreef een gedicht voor Louis Worms in Signalen
tegen de hemel,
Den Haag, 1968, 32.
Tenzij anders vermeld, zijn de foto's afkom-
stig uit de collectie van mevrouw C.W.A.
Kosterman-Ponsioen in Wijk bij Duurstede
23
-ocr page 24-
Verslag van de secretaris over 1994
Het ledenbestand. De groei van de vereniging
heeft zich voortgezet. De vereniging telde op
1 januari 1994 334 leden. In de loop van het
jaar meldden zich 58 nieuwe leden aan, ter-
wijl 10 hun lidmaatschap beëindigden. Per 1
januari 1995 waren er dus 382 leden. Op 8
maart verwelkomde de voorzitter van de
Historische Kring het 350ste lid, de heer G.
Joustra.
De geografische herkomst van de leden is als
volgt: Bunnik 48, Cothen 11, 't Goy 11,
Houten 107, Langbroek 6, Odijk 43, Schal-
kwijk 18, Tuil en 't Waal 4, Werkhoven 25,
Wijk bij Duurstede 38, Utrecht 18 en 53 van
buiten het Kromme-Rijngebied.
Bestuur. Op de jaarvergadering van 18 janua-
ri 1994 vond de jaarlijkse verkiezing van
bestuursleden plaats. Er waren geen tegen-
kandidaten, zodat het bestuur als volgt bleef
samengesteld:
Ir. P.S.A. de Wit, Odijk                    voorzitter
O.J. Wttewaall, 't Goy               vice-voorzitter
H.J.J. Steenman, Houten                   secretaris
Mw J.A.M. v.d.Grind-v.d.Burgt, Wijk bij D.
penningmeester
Mw K. v.d. Wiele-Pasterkamp, Werkhoven
tweede secretaris, p.r. en lezingen
Mr. C. van Schaik, Houten
                         lid
Het bestuur kwam ook dit jaar vier keer
bijeen. Bovendien vond voor het eerst een
gezamenlijke vergadering plaats met de tijd-
schriftredaktie. Onderwerpen die aan de orde
kwamen waren ondermeer de nieuwe vorm-
geving en naam van het tijdschrift, de statu-
tenwijziging, maar ook de excursies en lezin-
gen alsmede sponsoring.
Het tijdschrift Tussen Rijn en Lek' verscheen
vier keer. Tevens verscheen er een boekje
over de joodse gemeenschap van Wijk bij
Duurstede. De redaktie bestond uit: mw dr
Y.M. Donkersloot-de Vrij uit Odijk, mw drs
M.A. van der Eerden-Vonk uit Wijk bij
Duurstede, mw drs F.E. van Hekelen uit
Wijk bij Duurstede (sinds augusms 1994),
L.M.J. de Keijzer uit Houten, mr drs H.
Reinders uit Bunnik en O.J. Wttewaall uit 't
Goy.
Jaarverslagen van de
Historische Kring over 1994
Verslag van de algemene ledenvergadering
op 18 januari 1994 te Bunnik
Opening. De voorzitter, de heer P.S.A. de
Wit, opent de vergadering met een welkomst-
woord tot de vele leden. Hij memoreert kort
de lezingen, excursies en overige aktiviteiten
van de Historische Kring 'Tussen Rijn en
Lek', die door een record aantal leden werd
bezocht. Hij hoopt dat de belangstelling in
het komende seizoen net zo groot zal zijn.
Verslag van de kascommissie. De kas-
commissie bestond dit keer uit de heren J.
van Impelen en H. Touw. Deze verklaarden
zich na uitvoerige inzage in de stukken
akkoord met de financiële administratie en
bedankten de penningmeester, mevrouw Van
de Grind, voor haar buitengewoon zorgvul-
dige en nette werk. Wel vroeg de kascom-
missie of het bestuur in overweging wilde
nemen om voortaan met een jaarlijkse begro-
ting te werken. De voorzitter zegde toe dit in
het bestuur te zullen bespreken. De kascom-
missie 7.al in 1995 bestaan uit de heren H.
Touw en J.J. Klaversteijn.
Verkiezing bestuursleden. Er waren geen na-
men van tegenkandidaten ingediend, zodat
het aftredende bestuurslid O.J. Wttcwaall
werd herkozen. Het niet herkiesbare be-
stuurslid mevrouw C.E.A. van der Grind
werd bedankt voor haar grote inzet voor de
vereniging.
Rondvraag. Hiervan werd geen gebruik
gemaakt.
Sluiting. De voorzitter bedankte de vergade-
ring voor het in het bestuur gestelde vertrou-
wen en de redaktie van het tijdschrift voor
haar vele werk. Naast de gebruikelijke vier
nummers van het tijdschrift verscheen in mei
1994 een tweede deeltje in de Historische
Reeks Kromme-Rijngebied. Ook dankte hij
de bezorgers van het convocaat en tijdschrift,
de kascommissie en zijn medebesniursleden
voor hun inzet.
24
-ocr page 25-
de tuinen van kasteel Rhijnestein.
*  52 leden van de vereniging wisten zich
door snel te boeken te verzekeren van een
plaats in de bus naar Duitsland. Bezocht
werd het nieuwe Westfalische Römermuseum
te Haltem met een schitterende collectie van
Romeinse archeologische vondsten, prachtig
opgesteld en toegelicht. Ook het Westfaalse
Industriemuseum voor Textiel in Bocholt
werd op deze excursie aangedaan. In burcht
Anholt slofte een ieder over de parketvloeren
van dit prachtige kasteel, dat na de Tweede
Wereldoorlog werd gerestaureerd en ingericht
met vele topcollecties.
*  Op zaterdagmiddag 24 september werd
door 50 mensen een bezoek gebracht aan de
Nederlands-Hervormde Andrieskerk te
Amerongen. De heer A. van Rijswijk hield
een uiteenzetting over de bouwgeschiedenis
van deze, naar het voorbeeld van de Utrecht-
se Dom gebouwde, kerk. Bijzonder zijn de
gerestaureerde rouw- en wapenborden en de
fresco's in de kerk. Velen bezochten daarna
ook nog het Amerongs Historisch Museum.
*  Op 26 oktober sprak drs A. Peddemors in
Wijk bij Duurstede voor 102 toehoorders
over de Vikingen. Economische motieven in
de noordelijke landen veroorzaakten de
intocht van de Vikingen in ons land, met hun
niet mis te verstane plunderingen en verove-
ringen. De positieve kanten van de invallen
van de Vikingen, zoals hun kennis van
scheepsbouw en het bevaren van rivieren en
wereldzeeën tot ver in Rusland, kwamen op
deze lezing ook uitvoerig aan bod. Ook hun
aanleg in het vervaardigen en versieren van
voorwerpen kwam in de getoonde dia's
duidelijk naar voren.
*  Door 75 leden van de Historische Kring
'Tussen Rijn en Lek' werd op 12 november
een bezoek gebracht aan de tentoonstelling
'Graven in een grensgebied' in het Centraal
Museum in Utrecht. Drs J. van Doesburg,
archeoloog bij de Rijksdienst voor het
Oudheidkundig Bodemonderzoek, gaf een
heldere lezing met dia's over 25 jaar opgra-
vingen in het Kromme-Rijngebied. Daarna
De archeologische werkgroep. Deze groep
enthousiaste leden kwam met de gemeente
Houten een regeling overeen om de kosten
van opgravingen te kunnen declareren. Zo
kon bijvoorbeeld een graafmachine worden
gehuurd.
Het bestuur wil langs deze weg iedereen
nogmaals bedanken voor zijn of haar inzet
voor de vereniging.
Lezingen en excursies in 1994
*  Op 18 januari sprak in de Witte Huisjes te
Bunnik drs C.J.W. Gravendaal, voormalig
archivaris van de Nederlandse Spoorwegen,
over 150 jaar spoorweg Amsterdam - Keulen.
Er waren 92 toehoorders. De heer Gravendaal
spoorde als spreker/machinist op eigen wijze
van het ene historische feit naar de volgende
gebeurtenis, maar vertoefde met zijn betoog
geruime tijd in het Kromme-Rijngebied en
dan met name in de gemeente Bunnik.
Voorafgaand aan de lezing kon men een
bezoek brengen aan de gelijkluidende
tentoonstelling in het Bunnikse gemeentehuis.
Foto's, prentbriefkaarten, akten, schilderijen
en vele oude spoorwegattributen vulden de
vitrines en wanden. Veel van de informatie
van de lezing en tentoonstelling is te vinden
in hel boekwerkje 150 jaar spoorwegen in
Bunnik
van Henk Reindcrs (december 1993).
*  Mevrouw drs O. van Groningen van de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg hield
op 8 maart in het Dorpshuis te Cothen een
dia-lezing over boerentuinen, 'een bijna ver-
geten erfenis'. Er waren 82 aanwezigen. Zij
heeft zich vooral beziggehouden met de
Vijfherenlanden en Alblasserwaard. Vergelij-
kingen werden gemaakt met enkele boeren-
tuinen in het Kromme-Rijngebied (Cothen en
Langbroek).
*  Grote belangstelling was er voor de excur-
sie naar Cothen. 95 aanwezigen bezochten op
zaterdagmiddag 23 april in twee groepen
onder leiding van de heren L.C.H. D'hert, M.
Vader en Ds. N.B.A.A. Vonk-Wartena de
Nederlands-Hervormde kerk, de Rooms-
Katholieke kerk, de molen 'Oog in 't zeil' en
25
-ocr page 26-
kon onder zijn leiding de fraai vormgegeven,
maar wat summier toegelichte tentoonstelling
worden bezocht.
H.JJ. Steenman m.m.v. K. van der Wiele-
Pasterkamp
Financieel jaaroverzicht 1994
Ontvangsten
Saldo rekening courant Houten f 10.173,27
zijn archeologen dat ook - kan één jaar een
groot verschil uitmaken, leder jaar weer krij-
gen we te maken met dingen die ons mee of
tegen zitten. Dit jaar sterker dan voorgaande
jaren heeft deze menselijke factor een grote
invloed gehad op ons functioneren als groep.
Midden mei kreeg Leen de Kcijzer te horen
dat hij een kwaadaardige tumor had. Zijn
ziekte had een grote terugslag, niet alleen op
hemzelf en zijn gezin, maar ook op de arche-
ologische werkgroep. De opvang van de
schok en het bevorderen van zijn herstel na
de operatie kregen toen de hoogste prioriteit.
In hun tegenslag hebben Leen, Henriëtte en
hun gezin opnieuw mogen ontdekken hoeveel
vrienden ze hebben. Zij willen bij deze aan
allen hun dank betuigen die hen tijdens Leens
ziekte hebben bijgestaan.
In totaal kwam de werkgroep in 1994 zeven-
tien keer bij elkaar. Tien bijeenkomsten wer-
den besteed aan archeologische veldverken-
ningen. De overige zeven bijeenkomsten
waren we bezig met het determineren van de
vondsten, boekbesprekingen, museumbezoek
en met het bespreken van de activiteiten voor
het komende jaar.
Op verzoek van de hervormde gemeente in
Werkhoven wordt, in overleg met de provin-
ciaal archeologe, aannemer en architect, be-
zien welk archeologisch onderzoek verricht
zou kunnen worden in het kader van de res-
tauratie van de kerk en toren.
Zoals mogelijk bekend, is de gemeente
Houten sinds kort door het Rijk aangewezen
om 6000 woningen te bouwen voor het jaar
2005. Deze zullen worden gebouwd in
Houten-Zuid. In dit gebied bevinden zich een
groot aantal beschermde archeologische mo-
numenten en terreinen waarop een meldings-
plicht rust. Vooruitlopende op de voorgeno-
men woningbouw verrichtte de Rijksdienst
voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek
(ROB) in het najaar van 1993 en het voorjaar
van 1994 een waarderingsonderzoek. Op
basis van hoogtemetingen, grondboringen en
proefopgravingen zijn de monumenten ge-
waardeerd met een cijfer één, twee of drie.
Eén houdt in; behoudenswaardig, twee; ter-
reinen die na een opgraving vrij worden voor
woningbouw en drie: niet behoudenswaardig
door verstoring ten gevolge van bewoning.
Saldo rekening courant Cothen
Saldo spaarrekening
Contributies
Diverse ontvangsten
Rente bank
Ontvangen advertentiekosten
113,33
82,65
12.697,50
127,24
180,66
100,00
23.474,65
Uitgaven
Kosten bank
f 376,10
Huur zalen
255,00
Attenties
307,40
Kosten lezingen
520,00
Porti
1.346,74
Administratiekosten
288,73
Typekosten
209,90
Excursiekoste n
414,75
Saldo rekening courant
4.390,96
Saldo rekening courant
365,07
Saldo spaarrekening
15.000,00
23.474,65
Nog te betalen 8 nota's van drukwerk
(± f 11.000,-).
J.A.M, van der Grind-van de Burgt
Verslag van de archeologische werkgroep
over 1994
Wat betekent één jaar voor een (amateur-)
archeoloog? Hoogstens een veelal niet te
onderscheiden korrel in een grote berg van
jaren. De ouderdom van onze bodemvondsten
bepalen we meestal in eeuwen, met foutmar-
ges naar boven en naar beneden van vaak een
eeuw of meer. Daarbij telt een jaartje meer of
minder dus niet. Voor ons mensen - tenslotte
26
-ocr page 27-
Van de terreinen met het waarderingscijfer
twee en drie zullen enkele percelen, in over-
leg met de provinciaal archeologe, door de
archeologische werkgroep worden onder-
zocht. Door deze afspraak is er voor de
komende jaren weer voldoende werk.
De archeologische werkgroep van de vereni-
ging bestaat op dit moment uit: Hans van
Aken, Joke van den Barselaar, Willemijn
Bhtterswijk, Mary de Bruin, Joop van
Herwijnen, Bert van der Houwen, Leen de
Keijzer, Mariska Pool, Henk Reinders, Anton
van Schip, Bram Wielemaker en Peter de
Wit. Mede omdat niet iedereen even actief
kan zijn, zijn nieuwe leden van harte wel-
kom!
Leen de Keijzer, Anton van Schip
VARIA
Middeleeuwse bakstenen vloer op 't
Rondeel in Houten
Bij graafwerkzaamheden voor de aanleg van
een waterpartij aan de noordwestzijde van het
nieuwe bedrijventerrein 't Rondeel is een
bakstenen vloer gevonden. De vloer, die
schuin afloopt, heeft waarschijnlijk dienst
gedaan als op- en afrit van een aanlegplaats
voor kleine binnenvaartschepen. Aan de hand
van de steenformaten is hij te dateren op de
tweede helft van de veertiende eeuw. De
aangetroffen scherven wijzen op een gebruik
tot aan het eind van de vijftiende eeuw. De
vloer is circa twaalf meter lang en vier meter
breed. Het hoogteverschil tussen de uiteinden
bedraagt 0,7 meter. De aanlegplaats houdt
zeker verband met het ongeveer 100 meter
ten noorden daarvan gelegen voormalige
kasteel Wulven. Na overleg met de gemeente
Houten is besloten het vloertje te laten zitten.
Uiteindelijk, wanneer de waterpartij is
aangelegd, zal het net onder water komen te
liggen. (OJW)
Het schuin aflopende vloertje gezien vanuit het zuiden
met op de achtergrond boerderij 'het Rechthuis van
Wulven', Koedijk 1 (foto Otto Wttewaall, 1995)
Dorpsmuseum Het Bakhuis in Schalkwijk
Het vorig jaar april geopende, kleine museum
is elke laatste zondag van de maand te
bezoeken van 11 tot 16 uur. Zo nu en dan
worden er kleine exposities gehouden over de
archeologie en geschiedenis van Schalkwijk.
In de periode januari tot en met april 1995 is
er de tentoonstelling De Romeinen in Schalk-
27
-ocr page 28-
ibMO'^O^i
wijk te zien. Ook van elders uit het Kromme-
Rijngebied worden dan vondsten uit de
Romeinse tijd geëxposeerd. Op afspraak kan
het museum ook op andere dagen worden
bezocht (contactpersonen: F.H. Landzaat, tel.
(03409) 1207 of W.M. van den Heuvel, tel.
(03409) 2524), Bovendien kan men er elke
dinsdagavond na 20 uur terecht voor vragen
over archeologische vondsten.
Adres van het museum: Overeind 39, Schal-
kwijk. (MDdV)
eeuwen oude tufstenen toren behoort de kerk
tot de oudste en belangrijkste monumenten
van onze streek. De restauratie is hard nodig;
kerk en toren verkeren in een deplorabele
toestand. De restauratie kost ongeveer een
miljoen gulden. Daarvan wordt een deel
betaald door de gemeente Bunnik en een deel
door het Rijk. Gedurende een lange reeks van
jaren zal Bunnik het hele rijksbudget voor
monumentenzorg aan de kerk besteden. Ook
de Europese Gemeenschap is benaderd en de
Provincie Utrecht verzorgt de voorfinancie-
ring. Er blijft echter een gat voor de kleine
kerkelijke gemeenschap van Werkhoven. Dat
gat zal men door geldwervingsacties proberen
te dichten (HR).
Appelplukker voor Leen de Keijzcr
Onze oud-voorzitter en redactielid Leen de
Keijzer heeft eind vorig jaar van de gemeente
Houten de 'appelplukker' gekregen. Jaarlijks
wordt dit blijk van waardering geschonken
aan iemand die zich verdienstelijk heeft
gemaakt voor de Houtense gemeenschap.
Tentoonstelling
Vanaf eind april tot eind mei is er in de hal
van het gemeentehuis van Houten een ten-
toonstelling ingericht over de Tweede
Wereldoorlog. De tentoonstelling is te be-
zichtigen op werkdagen van 9.00-17.00 uur
Ke.stauratie Hervormde kerk Werkhoven
Op 1 april start de restauratie van de Her-
vormde kerk van Werkhoven. Met zijn acht
Architectenbureau
Peter de Wit
Ontwerpen en adviezen in:
restauratie
renovatie
nieuwbouw in beschermde
stads- en dorpsgezichten
meerjaren-onderhoudsplannen
subsidie-aanvragen
Gousbloem 7
3984 CL Odijk
tel. 03405-67087
Hervormde kerk Werkhoven (dia Marijke Donkersloot-de
Vrij, dec.1994)
28
-ocr page 29-
■^.^s
/^
(\^ \ WT^
Kasteel Schonauwen bij Houten:
een bouwkundige inspectie uit de 17de eeuw
Ben Olde Meierink
Inleiding
Bij het onderzoek naar de bouwgeschiedenis
van kastelen en ook andere gebouwen richt
de bouwhistoricus zich in eerste instantie op
de sporen die het object zelf bezit. Vergelij-
king van deze gegevens met 17de en 18de
eeuwse tekeningen kan een vrij goed beeld
van de gedaante van een kasteel opleveren.
Vooral de tekeningen die Roelant Roghman
maakte in de jaren 1646/47 van de kastelen
in Utrecht en Holland geven een redelijk be-
trouwbaar beeld van deze bouwwerken'.
Een probleem doet zich voor wanneer men
de bouwgeschiedenis van een gebouw dat
reeds verdwenen is, moet interpreteren, zoals
bij het onderzoek voor het in 1995 te ver-
schijnen Utrechtse kastelenboek veelvuldig
het geval is. Men verkeert in een gelukkige
omstandigheid wanneer oude bestekken of
bouwrekeningen bewaard zijn gebleven. In
In 1646/47 tekende Roelant Roghman het kasteel en de
voorburcht van Schonauwen nog in de oude toestand.
Gezicht vanuit het zuidcxisten. (Haarlem, Teylcrs Mu-
seum, cat.nr 0**7).
archieven van stads-, kerk- en waterschapsbe-
sturen - waar het immers regel was, alle
inkomsten en uitgaven redelijk te administre-
ren en de rekeningen te controleren - is de
kans redelijk groot om deze voor de bouw-
historicus interessante broimen te vinden.
Aan de hand van aldaar bewaard gebleven
rekeningen kunnen we een beeld krijgen van
bouw- en verbouwactiviteiten ten behoeve
van stadhuizen, poorten, kerken, pastorieën
en waterschapsgebouwen. Bij particuliere
gebouwen, waartoe we de meeste kastelen in
Utrecht toch kunnen rekenen, is dit uiterst
zelden het geval. Slechts sporadisch worden
deze gegevens in familie- en huisarchieven
gevonden. Terwijl koopakten, testamenten,
boedelscheidingen enzovoort zorgvuldig
werden bewaard om bij voorkomende gele-
genheden als eigendombewijs te dienen, werd
met bouwtekeningen, bestekken en rekenin-
gen minder zorgvuldig omgesprongen. Zo
zijn bijvoorbeeld de bouwtekeningen van het
in 1645 gebouwde kasteel Heemstede bij
Houten, die in 1669 nog in de boedel-
t^-ïlK
-
5*,t <-
•hf
ï*"
29
-ocr page 30-
Ook de zuidwestzijde werd door Roelant Roghman
vastgelegd. Links een poligonalc toren, die de indruk
maakt te zijn verlaagd. Op de achtergrond de voorburcht
met de voorp(x>rt. (Haarlem, Tcylers Museum, cat.nr
0**8)
beschrijving van de liouwvrouwe' Maria van
Winssen werden genoemd, in de loop van de
tijd verloren gegaan'.
Kasteel Schonauwen
Toch kan men soms op zeer onverwachte
plaatsen stukken aantreffen die voor het
bouwhistorisch onderzoek van een kasteel
van groot belang kunnen zijn. Zo liet Johan
van Reede tot Renswoude in het protocol-
boek van het kleine gerecht Schonauwen in
1668 een akte inschrijven, waarin twee
Utrechtse bouwmeesters rapporteerden over
de bouwkundige staat van het gelijknamige
kasteel'. Johan van Reede trad op voor zijn
zoon Hendrik van Reede die vanwege zijn
ambassadeurschap sinds 1656 aan het Spaan-
se Hof in het verre Madrid verbleef. Op 18
april 1667 had Johan voor zijn zoon Scho-
nauwen gekocht van de kinderen van Jacob
van Wassenaer-Obdam en Agnes van Renes-
se van der Aa. De in 1661 overleden Agnes
had de ridderhofstad Schonauwen geërfd van
haar vader Johan van Renesse van der Aa\
samen met twee grote stadshuizen Drift 23 en
Drift 25 in de stad Utrecht''. In 1645 hadden
ze de ambachtsheerlijkheid Schonauwen
kunnen verwerven, waarvoor ze zich wel in
de schulden moesten steken'. De verkoop van
Schonauwen had zonder twijfel te maken met
de sanering van de boedelschulden, omdat in
1665 de admiraal Jacob van Wassenaer-
Obdam sneuvelde in de zeeslag bij Lowe-
stoft. Getuige de slechte staat van onderhoud
van Schonauwen zullen de Van Wassenaers
weinig van het kasteel gebruik hebben ge-
maakt, hetgeen niet verwonderlijk is wanneer
men bedenkt dat ze sterk op 's-Gravenhage
en omgeving waren gericht.
De aankoop van 'de heerlijkheijt en ridderma-
tige hoffstede van Schonauwen' in 1667 ge-
schiedde ongetwijfeld om Hendrik van Reede
bij zijn terugkeer in Nederland de kans op
een plaats in de ridderschap van Utrecht te
geven. Op 23 juli 1667 werd hij in de ge-
noemde ridderschap verschreven*.
De inspectie
De schout begaf zich op 23 april 1668 op
'ordre ende versoeck' van Johan van Reede
samen met de meestermetselaar Gijsberts
Antonis van Vianen en mcestertimmerman
Gerret Pijsel naar Schonauwcn. De genoemde
Gijsberts Antonis van Vianen is geen onbe-
kende in de provincie Utrecht. In 1681 werd
hij aangesteld tot stadsmetselaar van Utrecht.
Als zodanig bouwde hij, tot 1663 samen met
30
-ocr page 31-
kamer' aanwezig was, waarbij de zaal ook als
voorhuis of 'ingangh' fungeerde. Vervolgens
zag men dat 'de vloer, deur raemt [kozijn?]
en glasracmten van de voorschr. sael of in-
gangh' niet meer aan de eisen voldeden.
Onduidelijk is wat precies wordt bedoeld met
'Item de vloer van de voorste plaets', aange-
zien van een tweede binnenplaats verder geen
sprake is.
Slecht waren ook 'de vloer en raemten en
solders in de gaderopen (^gaderobe) aimex
de voorschr. beneden camer met het daken
daerboven' evenals 'de trap daer men op gaet
uyt het voorste saeltgen nae de salets camer
met de raemten en vensters in de gaderoben
die annex de voorschr. saletscamer is met de
solders en trap daer boven'.
Men begaf zich naar het onderhuis. Ondeug-
delijk werd hier 'de vloer, raemten en ven-
sters beneden in de ceucken en in de spijskcl-
ders als mede de deurraemten van dien'
bevonden. Vervolgens verliet men het onder-
huis en kwam men in de 'camer boven de
ceucken' waar de kozijnen en ramen aan
vervanging toe waren.
Ook stelde men vast dat de trap van de toren
'nodigh gerepareert' diende te worden, alsme-
de dat 'de deuren glasraemten vloeren en
solders van die kamerkens in de voorschr.
toom moeten worden vemieuwf. Deze toren
zal toch de nog bestaande ronde hoektoren
zijn, waarvan de vertrekken via een uitge-
bouwde spiltrap bereikbaar waren en nog
zijn. Verder diende 'oock de cap of het
bovenste wulfsel van de voorschr. toom [...]
vernieuwt of ten minsten gerepareerf [te
worden]. De door Roghman afgebeelde,
verlaagde veelhoekige, toren zonder dak
vinden we niet vermeld. Mogelijk was deze
reeds verdwenen. Van Vianen en Pijsel
stelden ook vast dat 'int noortwesten over
[=voor] lange jaeren een groot gemack [se-
kreet of uitgebouwd toilet] is nedergestort
waer eenige meuren sijnde blijven staen' die
'geheel sijn verwatert' waarop 'verclaerende
de meesters dat daer door de geheele muer
van de sael of camer daeraen mettertijt soude
instorten'. Dit is de vleugel die niet op de
tekeningen van Roelant Roghman is te zien.
Verder werd gerapporteerd dat de 'muur van
de tegenwoordige keucken [tot] een groote
Pieter Janszoon van Cooten, een groot aantal
gebouwen in de stad en provincie. Zo bouw-
de Van Vianen onder andere in de jaren '60
van de 17de eeuw het stadhuis van Wijk bij
Duurstede en in de stad Utrecht de huizen
Keistraat 5, Janskerkhof 16 en aan de Booth-
straat. Van Vianen was voor Johan van
Reedc geen onbekende. Aan hem wordt door
Briët ook de bouw van Kasteel Renswoude
toegeschreven''.
De eerste indruk van de rapporteurs liet niets
aan onduidelijkheid over: 'de selvige huijse
met stallinge bouwhuijs en brugge [is] seer
vervallen en int korte soude cunnen comen
tot een g[e]heele ruine'
Men begon de inspectie op de binnenplaats:
'alle de mueren rontsom eensdeels dienden
afgebroocken en op nieuws gemetselt eens-
deels met (klooster)moppen gerepareert' de
kozijnen en ramen moesten worden ver-
nieuwd en de daken verbeterd. Met behulp
van de beide tekeningen van Roghman van
Schonauwen is het mogelijk deze binnen-
plaats te situeren. Deze was toegankelijk via
een op de oosthoek gelegen vierkante, met
een spits gedekte, poorttoren die werd
afgesloten door een gekanteelde ringmuur,
welke aan de noordoostzijde aansloot op de
nog bestaande zuidelijke ronde hoektoren.
Vervolgens stelde men vast dat de ramen en
deuren 'staende int oude Salet tot boven in de
kap als mede de vloer vant voorsz Salet en
Camber [kamer] en solder daerboven' zeer
slecht waren. We hebben hier te maken met
een bouwdeel van twee woonlagen, waarin
zich op de begane grond het oude salet of
oude zaal, en op de verdieping een kamer
bevond. Hoewel het moeilijk is dit bouwdeel
aan de hand van de tekeningen van Roghman
te lokaliseren, mogen we er vanuit gaan dat
dit aan de noordoostzijde kan hebben gele-
gen. Mogelijk is het oude salet identiek aan
de vleugel van twee bouwlagen die de
binnenplaats aan de noordwestzijde afsloot.
De beide ambachtslieden waren verder van
mening dat: 'de vloer en deuren en eensdeels
de raemten en vensters van de beneden camer
staende aen de suijtwestsijde van de sael of
ingangh der voors. huysinge' slecht waren.
Hieruit menen we te kunnen op maken dat
hier nog een traditionele indeling 'zaal en
31
-ocr page 32-
hechte boven het fundament bijeen gebrocht
[=gemetseld] sijnde met savcrsant [=zavelig
zand] sonder kalck, dat het geschapen was'.
Aangezien deze 'mettertijt mede geheel soude
instorten' adviseerde Van Vianen en Pijsel
wanneer men de 'keucken nu afbreeckende'
men 'capbalcken, solders [=zolderdelcn] en
deen soude cunnen salvcren (=behouden|' en
'de sijde int noortwesten' opnieuw zou opmet-
selcn, waarbij het beschikbaar gekomen hout
kon worden hergebruikt. Geadviseerd werd in
dat geval deze vleugel 'op kelders [te] setten
[=onder kei deren] alsoo daer tegenwoordigh
geen kelder aen het huijs is'. Hieruit kunnen
we opmaken dat het gehele gebouw geen
kelders, maar een laag onderhuis bezat.
Vervolgens begaf men zich naar 'de huijsinge
vant voorburch' en stelde vast dat de mueren,
vensters, deuren en raemten, solders en cap
en vloeren van beneden huijsinge [neerhui-
zen] stallingen, bouw- en brouwhuijs' zeer
'verout' en ruineus was. Men was van mening
dat wanneer niet 'binnen corten jaere soo het
selve niet tijtlijck wort gerepareert en ver-
nieuwt [...] het zal instorten'. In ieder geval
kon het vernieuwen van de 'deuren van de
poort' niet wachten. De ambachtslieden sloten
hun opname af met de vaststelling dat ook de
Deze ets van J. Ottens in De Riddermatige Huyscn en
Gezichten in de Provincie Utrecht uit 1703 geeft aan dat
de nixirdoostvleugcl van het kasteel ingrijpend was
verbouwd. (RAU, TA 1120)
muren van het kasteel opnieuw moesten
worden gevoegd.
Tenslotte voegden de schout en schepenen
van de heerlijkheid Schonauwen aan de akte
toe dat ten tijde van de verkoop in 1667 'de
brugge om op het huijs te gaen' zo slecht was
dat 'sonder perikel daer over niet conde gaen'
en dat het noodzakelijk was een nieuwe
"brugge' te maken.
Herbouw
Inderdaad heeft men het advies van Van
Vianen en Pijsel ter harte genomen. Op de
gravure die J. Ottens uitgaf in 1703, gepubli-
ceerd in de tweede uitgebreide druk van De
Riddermatige Huysen en Gezichten in de
Provincie Utrecht^°
zien we dat het huis ten
opzichte van de hierboven beschreven situatie
een ingrijpende verandering heeft ondergaan.
Op deze prent die het huis weergeeft uit het
oosten, zien we dat weliswaar de nog be-
staande ronde zuidtoren met traptorcntje en
de aansluitende gekanteelde schildmuur
gehandhaafd bleef, maar ook een ingrijpende
nieuwbouw had plaatsgevonden. De naar de
voorburcht gekeerde noordoostvleugel,
waarin zich op de oosthoek de toegang
bevond was intussen vervangen door een
geheel nieuwe vleugel bestaande uit een laag
onderhuis, een bel-etage en een lage verdie-
ping en gedekt door een schilddak. Het
symmetrische front is geaccentueerd door een
32
-ocr page 33-
'Chateau Schonauwen' in vogelvluchtperspectief in het
derde kwart van de 18de eeuw. (RAU, TA 1825-1) afb.
Houten II 52-53
middenrisaliet, dat boven de dakrand eindigt
in een driezijdig fronton. Het onderste deel
van het middenrisaliet bevat een rondbogige
doorgang, gevat in een rcchtgesloten zandste-
nen poort. Deze poortdoorgang breekt door
de vloer van de bel-etage heen, waardoor in
deze vleugel van een 'split-level' sprake z^l
zijn geweest. Conform hetgeen in 1512 als
een kenmerk van een ridderhofstad werd ge-
noemd, heeft men in de nieuwe situatie ook
een 'opgetogen brugge' of ophaalbrug toege-
I'ast.
Over vernieuwing van de andere vleugels van
de hoofdburcht is aan de hand van de prent
van Ottens minder te zeggen. Ook de beide
vleugels die de binnenplaats aan de noord-
west- en zuidwestzijde afsluiten maken,
gezien de aanwezigheid van topgevels en
Vlaamse gevel, nog niet de indruk vernieuwd
te zijn. Dit is in overeenstemming met de
tekening van Jan de Beyer en de prenten van
Hendrik Spilman uit midden 18de eeuw
waarop wel de buitenzijde een symmetrische
gevelindeling heeft gekregen, maar niet de
gevel aan de zijde van de binnenplaats. De
aanwezigheid van kruis vensters wijst ook op
een datering in de 17de eeuw, hetgeen in
overeenstemming zou kunnen zijn met de
aanbevelingen in het rapport van Van Vianen
en Dijscl. De prent van Ottens laat zien dat
men niet overgegaan is tot het geheel ver-
nieuwen van de bebouwing van het voor-
plein. Het oude poortgebouw op de westhoek
en ook de aansluitende bebouwing bleef
gehandhaafd. Wel heeft men waarschijnlijk in
de 18de eeuw de zuidoostvleugel van de
voorburcht gesloopt om een centrale zichtlaan
naar de Schalkwijkse weg te creëren.
Het is aannemelijk dat het gebouw niet lang
na 1668 is vernieuwd in de vorm zoals we
die kennen uit de 18de eeuwse prenten en
tekeningen. Of de beide bouwmeesters hierbij
een rol hebben gespeeld is zeker voor Van
Vianen niet onwaarschijnlijk. We kutmen ons
afvragen of Hendrik van Reede hiervoor nog
de opdracht heeft kunnen geven: hij zou
immers in 1669 in Madrid overlijden. Over
zijn erfenis bestond onduidelijkheid. Zowel
zijn broer Frederik als de zoon van zijn
zuster, Johan van Hardenbroeck tot Sterken-
burg maakten aanspraak op Schonauwen.
Door bemiddeling van stadhouder Willem 111
vond op 12 juli 1674 het transport plaats van
'de selve ridderhofstadt bestaende in syn
getimmer van huys, bouhuys met syn twee
voren gragten, cingelen met syn bepotinge
en beplantinge mitsgaders de riddermatigheijt'
aan Adam van Lockhorst en wel voor een
bedrag van f, 13.000,-". Deze nieuwe eige-
naar had sinds april van dat jaar zitting in de
Ridderschap van Utrecht vanwege het huis
Ter Meer'^ bij Maarssen (aan de Vecht). Het
probleem voor Van Lockhorst was dat de
Fransen in 1673 Ter Meer hadden verwoest".
De ruim 50-jarige Adam van Lockhorst
stond, schijnbaar vanwege zijn leeftijd, niet te
popelen het verwoeste Ter Meer op te bou
33
-ocr page 34-
Noten
1.  H.W.M, van der Wyck en J.W. Niemeijer, üe
kasleellekeningen van Roelant Roghman
I. Alphen a/d
Rijn 1989.
2.  Algemeen Rijksaichief (ARA), Heeremaii van
Zuydwijk, 940.
3.  Rijksarchief in Utrecht (RAU), Dorpsgerechten, 1857,
nr. 9, De overgebleven kasteeltoren, die tegcnwixirdig
als vacanticwoning gehuurd kan worden, staat
halverwege Houten en Schalkwijk aan de westkant van
de Schalkwijkse weg, even vcxwbij Leebrug.
4.  O. Schutte, Repertorium der Nederlandse
vertegenwoordigers in het buitenland 15841810.
Den
Haag 1976.
5.  E.B.FF. Wittcrt van Hoogland, Bijdragen tot de ge-
schiedenis der Utrechtse ridderhofsteden en
heerlijkheden.
Utrecht 1909-1912, II, 121-122.
6.  Zie A. Becker-Jordens, F. Kipp, CL. Temminck Groll
en L. Vos, Drift 25, Utrecht 1970. M.J. Dolfin, E.M.
Kylstra en J. Penders, Utrecht binnen de singels.
Beschrijving
(De Nederlandse Monumenten van
geschiedenis en Kunst). 's-Gravenhage 1989, p. 336-
339.
7.  Ambt Deldcn, Huis Archief Twickel inv. nr. 8211.
8.  G.U.P. van Water, Groot-Placaetboek I, Zie (X)k
Wittcrt van Hixigland, 123.
9.  P.H.N. Brict, 'Ghijsbert Thonis/oon van Vianen en
Peter Janszoon van Ccxiten, een vrijwel vergeten
bouwmecsterscombinatie uit on/e Gouden Eeuw', In:
Bouwkundig Weekblad 1953, 33-46. Voor het .stadhuis
van Wijk bij Duurstede: F. Gaasbeek, M. K<x)iman en
B. Olde Meierink, Wijk bij Duurstede: Geschiedenis en
architectuur
(Monumenten-inventarisatie Provincie
Utrecht 6). Zei.st 1991, 57-58, 168-171.
10.  RAU, TA 1120-1 en 1121.
11.  RAU, Dorpsgerechten 1857, nr 34.
12.  Wittert van Hcxigland I, 124-125.
13.  J.R Clifford Kocq van Breugcl en J.D.M. Bardet,
Kastelenhoek Provincie Utrecht. Utrecht 1966, 258-261.
14.  Zie cx)k J.A.M. Smits en O.J. Wttewaall, Houten;
historische bebouwing
(Monumenten-Inventarisatie
Provincie Utrecht 2). Zci,st 1990, 242-243.
Schonauwen ge/ien vaiiuit het n()t)rdtX)Stcn. Foto uit circa
1980. (Topografische Atlas gemeente Houten)
wen. Hij zal op zoek zijn geweest naar
een nieuw buitenverblijf in het Utrechtse en
zijn oog hebben laten vallen op Schonauwen.
Aangezien Van Lockhorst waarschijnlijk niet
geïnteresseerd was in een tweede ruïne,
mogen we concluderen dat Schonauwen toen
reeds was herbouwd. In dat geval is een her-
bouw tussen 1668 en de komst van de Fran-
sen in 1672 aannemelijk en een herbouw ten
behoeve van de in 1669 overleden Hendrik
van Reede of zijn broer zeer plausibel. Met
uitzondering van de ronde toren werd Scho-
nauwen in 1813 gesloopt'''.
Drs L.H.M. Olde Meierink, kunsthistoricus
wonende te Utrecht, heeft een particulier
onderzoeksbureau voor architectuur- en
tuingeschiedenis.
34
-ocr page 35-
Het kasteel Oud Wulven
Ütto Wttewaall
Zo'n vijftig meter ten zuiden van het heren-
huis aan de Oud-Wulfseweg 10 te Houten
stond tot 1957 een zeventiende eeuws kas-
teeltje met de naam Oud Wulven. De plek
waar dit kasteeltje stond is mogelijk dezelfde
als die waar ooit het stamslot van de familie
Van Wulven heeft gestaan. Over de oor-
sprong van deze familie en de ouderdom van
hun kasteel is niets bekend, maar al in 1196
duikt de naam van dit machtige ministeria-
lengeslacht in de bronnen op'.
Het stamslot van de Van Wulvens was ge-
bouwd op de hogere gronden van de
Houtense stroomrug, die al in de Karolin-
gische tijd in cultuur waren gebracht.
Vondsten van aardewerk daterend vanaf de
tiende eeuw tot in de late Middeleeuwen
wijzen op een lange bewoningsgeschiedenis.
Sporen van een middeleeuws kasteel zijn in
de omgeving van Oud Wulven tot op heden
echter niet gevonden.
In de dertiende eeuw blijkt het gerecht Oud
Wulven in bezit van de familie Honderd-
mark. Men neemt aan dat deze familie een
tak vormde van de Van Wulvens, omdat het
nogal onaannemelijk is dat de rechtsmacht
over Oud Wulven al zo vroeg zou zijn over-
gegaan op een vrij onbekende familiel De
familie Hondermark bleef tot in het derde
kwart van de veertiende eeuw in het bezit
van Oud Wulven.
De familie Van Wulven bewoonde zelf
inmiddels een ander kasteel. Wulven ge-
naamd, dat een kleine twee kilometer ten
zuidwesten van Oud Wulven stondl Dit
kasteel Wulven, dat in 1296 werd gebouwd,
was alweer de opvolger van een ouder
kasteel dat enkele honderden meters ten
zuiden hiervan stond. Dit oudere kasteel
bestond waarschijnlijk uit een uit hout
opgetrokken toren staande op een verhoging
en omgeven door dubbele wallen en grach-
ten. In de late middeleeuwen wordt het
terrein waar dit kasteel stond de 'kersberch'
genoemd, tegenwoordig staat het bekend
onder de naam 'Het Rondeel'. Kasteel
Wulven mag gezien worden als de 'stenen'
Kaart van een deel van de gemeente Houten met daarop
aangegeven de ligging van de drie kastelen
A: Het Rondeel
B: kasteel Wulven
C: Oud Wulven
opvolger van dit kasteel, zij het dat het
nieuwe kasteel niet op dezelfde plek werd
gebouwd maar enkele honderde meters er
vandaan.
Toen in 1394 Gerrit Pelgrimsz van
Luttikenhuys, lid van de Utrechtse patriciërs-
familie Van Luttikenhuys, met Oud Wulven
werd beleend, bleek het een bisschoppelijk
leen te zijn. In de leen-omschrij vingen
worden sinds het einde van de veertiende
eeuw alleen het gerecht en de tijns vermeld
en bovendien drie hoeven land''. Over het
mogelijk aanwezige kasteel Oud Wulven
zwijgen de broimen. De reden hiervan is dat
het vermoedelijk een allodiaal bezit betrof
waarvan de overdrachten veelal mondeling
plaatvonden. Het gerecht omvatte buiten de
genoemde drie hoeven nog drie andere
hoeven in Oud Wulven die behoorden tot de
uithof Orist van de abdij van Sint Servaas,
verder de polder Waaijen (14 hoeven) en de
35
-ocr page 36-
Overzicht van de atnbachtsheerhjkheid Oud Wulven en
Waaijen in 1640. Olieverf op paneel. In de
linkerbenedenhoek staat de in 1635 aangelegde
buitenplaats weergegeven, (Topografische Atlas gemeente
Houten)
ontginningseenheid Oudwulverbroek met
uitzondering van de twee hoeven onder het
Sint Jansgerecht van Slagmaat. Alles bij
elkaar 26 hoeven land'.
De buitenplaats
In 1634 kocht heer Johan van Toll de am-
bachtsheerlijkheid Oud Wulven en Waaijen
en liet er een jaar later een buitenplaats
aanleggen. We vinden het zomerverblijf
afgebeeld op een schilderij uit 1640, dat ver-
moedelijk in opdracht van Van Toll werd
vervaardigd naar aanleiding van de voltooiing
van zijn nieuwe buiten''.
Het nieuwe Oud Wulven had de verschij-
ningsvorm van een middeleeuws mottekas-
tcel. In feite was het echter een woontoren
die bestond uit een overkluisde kelder en
twee verdiepingen met een zolder onder een
schilddak. Rond de kelderverdieping was een
aarden heuvel opgeworpen waardoor het leek
alsof het huis op een heuvel stond.
Op de begane grond bevond zich de dienst-
ingang. Een stenen trap voerde naar de
hoofdingang op de verdieping die werd
geaccentueerd door een monumentale zand-
stenen deuromlijsting in Renaissance-stijl,
bekroond door een wapensteen. Een acht
hoekige traptoren, bekroond door een
uivormige torenhelm en windvaan, leidde
naar de tweede verdieping. De haag die het
huis omringde, herinnerde aan de palissade
die menig middeleeuws mottekasteel omgaf.
De boerderij die deel uitmaakte van de
buitenplaats staat afgebeeld als een zeer
monumentale hofstede met klokgevels.
Achter de boerderij had Van Toll een vijver
laten aanleggen waaruit een grote houten
duiventoren oprees. De tuinaanleg beperkte
zich in eerste instantie tot een paar zoge-
naamde broderie-tuinen en bossages als erfaf-
scheiding, maar werd later - waarschijnlijk
aan het begin van de achttiende eeuw naar
het voorbeeld van Heerastede - uitgebreid
met een tweetal evenwijdige oprijlanen die
uitkwamen op de Utrechtseweg. Daar werd
een poortwachterswoning gebouwd.
De auteur van de Tegenwoordige Staat
36
-ocr page 37-
Ui \v g»Ttir»riic Hiwleri ri^M, aan d«ii Uirm-hsMt»»-!' ii'S ximvrhmi Ut'. k< «tin.mt«-, h#< hvh ..
'.lal n*n Uri Uii(l>trli<i>|> »♦:> htioniim; b*lturii<|{ ijrul;. C><M-«tj«ronk«i|k mt'.4 il»t ii<mj>" .)
____^_____________________\iy»-yf - g«buu» bI< J«Blit%l«ii yf (irtiifcl_________
Kasteel Oud Wulven omstreeks 1930 in 'Utrecht in Woord
en Beeld'. (Topografische Atlas gemeente Houten)
37
-ocr page 38-
onischreef het huis Oud Wulven in 1772 als
'(....) een fraai Gebouw, met een Kocpeltoren-
tjen er neven, dat op een met groen bewas-
schen Bergjen staaft
De sloop van het kasteeltje
Van 1799 tot 1910 was Oud Wulven
eigendom van de familie Testas". In deze
periode onderging het kasteeltje een ingrij-
pende verandering, nadat de functie als
zomerverblijf door de inmiddels tot herenhuis
verbouwde hofstede was overgenomen. De
bovenste verdieping en de zolder werden
afgebroken evenals de torenhclm. Het hoofd-
volume werd onder een zadeldak gebracht.
De toren en de zoldering kregen een functie
als duivenhok.
In 1939 bleek het zo vervallen dat er een
restauratieplan werd opgesteld door de
architect C.W. Rooijaards". Het uitbreken van
de Tweede Wereldoorlog vertraagde echter
de uitvoering van het plan en in de nacht van
29 op 30 maart 1947 stortte het huis tenslotte
grotendeels in.
De restauratiekosten waren als gevolg hiervan
dermate hoog geworden dat in 1957 helaas
werd besloten tot sloop van de restanten.
Het enige restant van het huis Oud Wulven
vormt thans nog de monumentale deurom-
lijsting met wapenstcen die na restauratie een
plaats heeft gekregen in de westgevel van het
gemeentehuis van Houten. Een inscriptie
vermeldt behalve het stichtingsjaar 1635 de
tekst 'soli deo gloria'. Opmerkelijk is dat de
wapensteen niet, zoals men zou verwachten.
het wapen van de stichter van Oud Wulven
draagt, maar van een latere eigenaar, Johan
Rotte, die het huis en de ambachtshecrlijk-
heid na het overlijden van Johan van Toll in
1658 had gekocht.
De auteur is lid van de redaktie van dit
tijdschrift.
Noten
1.  C. Dekker, Hel Kromme Rijngebied in de Middel-
eeuwen. Een institutioneel-fieografische studie,
Zutphen
1983 (Stichtse Historische Reeks, nr. 9), 147.
2.  idem, 443.
3.  E.B.F.F. Wittert van Hoogland (red.), Wulven, in:
Genealogische en Heraldische bladen. Maandblad voor
geslacht-, wapen- en zegelkunde,
jaargang 8 (1913).
4.  Dekker, Het Kromme Rijngebied. 444.
5.  ibidem.
6.  Topografische Atlas van de gemeente Houten, zonder
nr.
7.  Tegenwoordige staal der Vereenigde Nederlanden,
Twaalfde deel, Vervolgende de beschrijving van de
Provincie Utrecht,
Amsterdam 1772.
8.  J.D.M. Bardet, Kastetenboek van de provincie Utrecht,
Bussum 1975.
9.  Gemeente Houten, Archief gemeente Houten 1811-
1961, 2348.
'tVRii'
Pt
m^m-k
4:i
4
mr"^'•^^^^lE^KM
.'V^ HUIS Qi.TD-'VrUJJVWX.
Gezicht vanuit het n(X)rden op Oud Wulven. Gravcure
dcx)r Hendrik Spilman naar een tekening van Jan de Beyer
uit 1749 (Topografische Atlas gemeente Houten)
38
-ocr page 39-
Het Burgje in Odijk. Een kasteellocatie?*
Marijke Donkersloot - de Vrij
In zijn boek over het Kromine-Rijngebied in
de middeleeuwen heeft Dekker op het moge-
lijke bestaan gewezen van een kasteel in
Odijk, dat door hem gesitueerd wordt op de
plaats van de huidige boerderij Het Burgje
aan de Weteringsdijk (nr 6-8). Hij duidt dit
kasteel aan als Vinkenburg. Kemp heeft
aangetoond dat deze naam voor die locatie
niet juist is. Zo er al op die plek een kasteel
gestaan heeft, dan moet dat Terborch ge-
noemd worden'. Schriftelijke bronnen maken
duidelijk dat Vinkenburg en Terborch beide
hebben bestaan, maar op een verschillende
plaats.
De middeleeuwse hofstede met de naam
Vinkenburg heeft vlakbij Terborch gestaan,
even ten noorden van het punt waar de
Vinkenburgweg tegen de Vlowijkerwetering
aanloopt. Thans is hier slechts een stuk
bouwland te vinden, de vroegere bebouwing
is verdwenen. De vroegste vermelding in
1473 spreekt van 'die hofstede tot Wynckcn-
borch''. Deze hofstede stond in de ontgin-
ningseenheid die ook met de naam
Vinkenburg (son^s verbasterd tot Valkenburg)
wordt aangeduid. Kaarten uit de zestiende tot
en met de negentiende eeuw zijn bij Kemps
bewijsvoering nuttig gebleken, maar stellen
weer andere vragen over dit gebied die tot
dusver nog niet werden opgelost. Het betreft
met name de weergave van een geometrisch
tuincomplex in de buurt van de Vinkenburg-
weg'.
De huidige boerderij Het Burgje, die uit de
zeventiende eeuw stamt en op oudere funda-
menten is gebouwd\ staat op een terrein dat
volgens Dekker de sporen draagt van een
vroegere gracht. Thans is deze gracht moei-
lijk aan te wijzen, maar het terrein is nogal
verstoord door allerlei agrarische zaken. Een
aanwijzing voor het bestaan van een gracht is
ook niet direct af te lezen uit de negentiende
ecuwse kadasterkaarten. Er is weliswaar een
vierkant om Het Burgje heen getekend, maar
of dat duidt op een sloot (de vroegere
Detail van een anonieme, gedrukte kaart uit de eerste helft
van de achttiende eeuw (Wageningen, bibliotheek
Landbouwuniversiteit, Atlas Ct.II nr 58)
Behalve op deze kaart komt de figuratie van een
buitenplaats in Odijk ook voor op andere kaarten uit het
begin van de achttiende eeuw. Zou dit
buitenplaatsgcgeven een verwijzing zijn naar het vroegere
kasteelterrein'.' Er is nog het nodige (archeologische)
onderztxik te doen om hier een definitief bevestigend
antwoord op te kunnen geven
Detail van een manuscriptkaart van Jacob Perrenot, ca
1750 (Universiteitsbibliotheek Leiden, collectie Bodel
Nijenhuis 41-28)
Ook de op deze kaart weergegeven topografie roept
vragen op die (nog) niet te t^eantwoorden zijn
39
-ocr page 40-
Het Burgje, gezien vanaf de Burgweg (dia auteur, maart
1995)
De voorgevel van Het Burgje (dia auteur, maart 1995)
40
-ocr page 41-
kflsteelgracht?) of een perceelgrens is niet uit
te maken. Het kasteel dat hier gestaan zou
kunnen hebben - op de grens van het oude
cultuurland en de latere (middeleeuwse)
ontgiiming (het is een overgangsgebied van
zandigc stroomrug en komklei)*" - identifi-
ceert Dekker met het huis van 'Wilhelmus de
Hodik' (Willem van Odijk), genoemd in een
archiefstuk uit 1288. In dat jaar ontvingen hij
en zijn oudste zoon goederen in Odijk van
het kapittel van St. Marie in lijfpacht. Kemp
geeft in zijn artikel een lijst met eigenaars en
gebruikers van Tcrborch voor de periode
1288 (Willem van Odijk) tot 1612 (de heer
Van der Dussen)\ Dekker suggereert dat
mogelijk ook de weinige andere leden van
het geslacht Van Odijk, de ministeriaal
Lubbert van Odijk (derde kwart van de I2de
eeuw) en Werenboud van Odijk (omstreeks
1243), hier woonden^ Op de plaats van, of
dichtbij. Het Burgje zou ook de curtis (het
Karolingische administratieve centrum) van
Odijk zijn te situeren. Deze hypothese is
echter, zo stelt Dekker nadrukkelijk zelf ook,
'tamelijk glibberig'.
Tegenwoordig kennen we in dit Odijkse deel
de toponiemen Burgweg, Vinkenfeurgweg en
Het Wurgje. Het is wel verleidelijk om deze
namen in verband te brengen met een vroe-
gere burcht. Of er ooit een kasteel heeft
bestaan, blijft een nog niet te beantwoorden
vraag. Archiefbronnen zijn er blijkbaar verder
niet, archeologisch-bodemkundig onderzoek
zou wellicht de oplossing kunnen geven.
Literatuur
-Berendsen, H.J.A., De genese van het landschap in het
zuiden van de provincie Utrecht, een fysisch-geografische
studie. Utrecht, 1982.
-Dekker, C, Het Kromme Rijngebied in de middeleeuwen.
Een institutioneel-geografische studie. Zutphen, 1983.
-Ginkel - Meester, Saskia van, Bunnik, Geschiedenis en
architectuur. (Monumenten-inventarisatie Provincie
Utrecht). Zeist, 1989.
-Donkersl(X>t de Vrij, Y.M., 'Een buitenplaats met grote
geometrische tuin te Odijk op 18e-eeuwse kaarten. Een
droom die geen werkelijkheid werd?'. Tussen Rijn en
Uk, 21 (1987-1), 21-24.
-Kemp, M.S.F., 'Vinkenburg en Het Burgje' (I en II).
Tussen Rijn en Lek, 20 (1986-2), 1-21 en (1986-3), 1-18.
Noten
1.  Dit artikel is geschreven naar aanleiding van het
nieuwe Utrechtse kastelenboek dat in het najaar van
1995 zal uitkomen. Het is een bewerking van een
artikel dat verscheen in Mededelingen, van de Stichting
Utrechtse Kastelen,
1994-3, 14 en 15.
2.  Zie Kemp (1986), met name zijn eerste artikel (p.12).
De ligging van de hofstede Vinkenburg (zie de kaarten
in Kemps tweede artikel op p. 12 en 13) zijn aan te
duiden met de coördinaten x=14360/y=45125 (bij
benadering).
3.  Rijksarchief Utrecht, Archief Zoudenbaich, 68, fol. 153
e.v.
4.  Zie Donkersloot - de Vrij (1986).
5.  Zie Van Ginkel - Meester (1989), 257-259 voor een
nadere beschrijving van deze monumentale boerderij.
Ter gelegenheid van Open Monumentendag op 9
september 1995, wanneer de boerderij voor het publiek
is opengesteld, verschijnt een kleine publikatie over Het
Burgje met meer bouwhistorische gegevens.
6.  Zie Berendsen (1982) kaartblad 4 (codes Fs 4 en Fk 1).
7.  Kemp (1986), zijn eerste artikel op p.12 en 13.
8.  Dekker (1983), 126 en 224.
De auteur is kaarlhistoric us-geograaf en
redacteur van dit tijdschrift
41
-ocr page 42-
Een kastelenlexicon voor Nederland
Gijs van Herwaarden
als een basisinstrument voor het weten-
schappelijk onderzoek van kastelen, zodat
een antwoord gevonden kan worden op tal
van actuele vragen. In de tweede plaats moet
het lexicon een beleidsinstrument gaan vor-
men voor alle (overheids)inste Hingen, die
zich bezighouden met het beschermen en
instandhouden van kastelen. Dat is in het
bijzonder zeer noodzakelijk voor terreinen,
waarop een kasteel heeft gestaan en waarvan
de fundamenten nog aanwezig zijn. Omdat
vaak onbekend is dat die situatie zich voor-
doet, genieten dergelijke terreinen geen
wettelijke bescherming. Ook doet zich de
situatie voor, dat zich in gebouwen van jon-
gere datum onderdelen van kastelen bevin-
den, die nu nog niet als zodanig worden
herkend en dus eveneens geen bescherming
genieten. Zowel kasteelterreinen met daarin
nog fundamenten als in jongere gebouwen
'verborgen' onderdelen van kastelen staan
bloot aan tal van bedreigingen zoals sloop,
wegenaanleg, stadsuitbreidingen en landin-
richting. Onbekendheid met de aanwezigheid
van middeleeuwse bouwfragmenten of sporen
is er vaak de oorzaak van, dat zij ononder-
zocht en ongedocumenteerd worden opge-
ruimd.
In het algemeen kan worden vastgesteld, dat
onze kennis van de in de middeleeuwen in
steen tot stand gebrachte kastelen in
(architectuur- en bouw-)historisch, archeolo-
gisch en sociaal-economisch opzicht nog
grote lacunes vertoont. Slechts een systema-
tisch opgezette inventarisatie en een systema-
tische ordening van de zich zowel in
archieven als in situ bevindende gegevens
kan de basis zijn voor verder wetenschappe-
lijk onderzoek, dat moet leiden tot een struc-
turele vergroting van de kennis van het mid-
deleeuwse bouwen en van de middeleeuwse
monumenten. De problematiek dient daarbij
zowel vanuit de archeologische als vanuit de
bouwkundige en (bouw-)historische optiek te
worden benaderd, dat wil zeggen dat de
stichting een multidisciplinaire aanpak voor-
staat.
De castellologen - kasteeldeskundigen - en de
kastelenliefhebbers betreuren het al jaren, dat
er geen compleet en consistent opgebouwd
overzicht van alle in ons land bestaande en
verdwenen kastelen bestaat. Tot omstreeks
1600 werden hier minstens 3000 stenen
huizen gebouwd, die versterkt en dus verde-
digbaar, bewoonbaar en in het bezit van een
vorst, ridder of bisschop waren, en die aldus
voldeden aan het criterium 'kasteel'. Naar
schatting heeft één tiende van dat aantal de
tand des tijds doorstaan, maar in verreweg de
meeste gevallen is de huidige verschijnings-
vorm niet meer de oorspronkelijke. De
middeleeuwse oorsprong blijkt pas als zo'n
18de of 19de eeuws ogend kasteel grondig
bouwhistorisch wordt onderzocht.
Over de nog bestaande kastelen zijn in de
loop der jaren tal van publikaties verschenen,
diepgaande studies, die aan één kasteel zijn
gewijd, meer populariserende publikaties,
zoals de deeltjes in de reeks die de
Nederlandse Kastelenstichting verzorgt, en
beschrijvingen per regio, provincie of van
ons hele land. Toch zijn er van tal nog
bestaande kastelen geen wat diepergaande, op
recent onderzoek gebaseerde uitgaven be-
schikbaar.
Gegevens en informatie over de thans niet
meer bestaande kastelen zijn of verspreid en
gefragmenteerd voor handen en soms moei-
lijk op te sporen of ontbreken geheel en al.
In een aantal gevallen is niet méér bekend
dan de plaats waar het kasteel heeft gestaan,
in andere gevallen is alleen nog de naam van
het kasteel bekend, maar niet meer de locatie.
Om een databank te vormen van de relevante
gegevens, die betrekking hebben op alle tot
omstreeks 1600 gebouwde kastelen, en om
een uitgave van een kastelenlcxicon te
realiseren, zoals die in de ons omringende
landen bestaan, is in 1992 op initiatief van de
heren H.A.J. Schulte en prof. drs H.L.
Janssen de Stichting Kastelen Lexicon
Nederland (SKLN) opgericht.
Het doel van het lexicon is tweeërlei. In de
eerste plaats moet het lexicon gaan fungeren
42
-ocr page 43-
men zich wenden tot de nrs 030-541681 of
073-144595.
Mocht u menen, dat u over informatie
beschikt, die voor de stichting van belang
zou kunnen zijn, dan zullen wij het erg
waarderen, indien u ons die informatie wilt
toezenden.
Mr G. W. van Herwaarden is secretaris van
de Rijkscommissies voor de Archeologie en
voor de Monumenten en voorzitter van de
Stichting Kastelen Lexicon Nederland.
Noot
1. Twee leden van de Historische Kring 'Tussen Rijn en
Lek', drs H. Ingen Housz te Houten en J.W.F. Voegt te
Wijk bij Duurstede, verlenen hun medewerking aan het
project (noot redactie)
Uitwerking
Om tot de samenstelling van de beoogde
databank te komen zijn per provincie teams
van vrijwillige medewerkers aangesteld, die
op basis van zowel literatuuronderzoek als
onderzoek ter plaatse gegevens verzamelen'.
Het kastelenlexicon zal bestaan uit een data-
bank, waarvan van ieder object gegevens
betreffende de naam van het object, de plaats
van het object, een omschrijving van de
locatie en de coördinaten, de etymologie, de
categorie en de typologie, de huidige toe-
.stand, de globale afmetingen, de fysisch-
geografische situering, de oudste vermelding,
de historische betekenis, de bezitsgcschie-
denis, de bouwgeschiedenis in hoofdfasen, de
afbeeldingen, de bronnen en de literatuur
worden opgenomen.
Deze vrijwillige medewerkers zullen worden
begeleid door provinciale coördinatoren. Zij
gaan dienen als vraagbaak, mentor en redac-
teur van de bijdragen, die door de vrijwillige
medewerkers worden aangeleverd. Een
twaalftal personen is inmiddels bereid
gevonden als coördinator op te treden. Op
parttime basis zal een projectleider het totale
project moeten sturen, bewaken en in goede
banen leiden. Een punt van discussie vormt
nog de plaats, waar de databank definitief
moet worden gevestigd. Het ligt voor de
hmd om aansluiting te zoeken bij de
Stichting Kastelen Documentatie, die op dit
moment echter over slechts weinig ruimte
beschikt in het Poortgebouw van Huis Doom.
Ook zal nog gesproken moeten worden over
de vorm, waarin de verzamelde gegevens
voor een breder publiek toegankelijk moeten
worden gemaakt. In de eerste plaats wordt
gedacht aan een publikatic in boekvorm.
Daarnaast kunnen de gegevens ook op digi-
tale wijze ter beschikking komen, bijvoor-
beeld als CD-ROM.
De stichting stelt zich voor het project in een
jaar of vijf te kunnen afronden. Gehoopt
wordt dat de kosten kunnen worden gedekt
door subsidiëring van overheidszijde en door
fondsen.
De stichting heeft onlangs een eerste Nieuws-
brief laten verschijnen, die opgevraagd kan
worden bij de stichting, Postbus 572, 3500
AN Utrecht. Voor telefonische informatie kan
m
-ocr page 44-
De stadsommuring van Wijk bij Duurstede:
resultaten van het archeologisch onderzoek 'Langs de Wal'
Jan van Doesburg
Inleiding
In februari 1994 is door de Rijksdienst voor
het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB),
in overleg en nauwe samenwerking met de
gemeente Wijk bij Duurstede, een klein
archeologisch onderzoek uitgevoerd in het
zuidwestelijke deel van de binnenstad van
Wijk bij Duurstede, op de hoek van 'Langs
de Wal' en de voormalige joodse begraaf-
plaats. Het doel van de opgraving was onder
andere na te gaan of er nog resten aanwezig
waren van de Kostverlorentoren en de aan-
grenzende stadsmuur. Beide elementen staan
1. Het kadastrale minuutplan van Wijk uit ca 1820 met
gearceerde bebouwing en tracé vaii de .stadsommuring.
Legenda: a opgraving 'de Twaalf Apostelen', b opgraving
Kerkstraat, c opgraving Achterstraat, d opgraving 'Langs
de Wal'
44
-ocr page 45-
leiden. De aangetroffen kademuur diende
vermoedelijk als vleugelmuur voor de
geleiding van het water van de Arkgracht
naar de Noordsingel. De Arkgracht werd rond
het midden van de 14de eeuw aan de
Kerkstraat gedempt voor de bouw van het
koor van de Grote Kerk. Aan de westzijde
van de stad werd tijdens een opgraving aan
de Achterstraat een stuk van de stadsmuur
met steunberen, de verharde weg en binnen-
muur aangetroffen (afb f, C). De situatie hier
is vergelijkbaar met de opgraving 'de Twaalf
Apostelen'.
De opgraving
Tijdens het archeologisch onderzoek 'Langs
de Wal' (zie voor locatie afb. 1, D) zijn een
aantal funderingen uit verschillende perioden
aangetroffen. Het oudste muurwerk bestaat
uit een drietal zware, ongeveer oost-west en
noord-zuid lopende steunberen met een totale
lengte van 5.4 meter en een maximale breed-
te van 4.6 meter (afb. 2, A) en enkele stuk-
ken van de eerste stadsmuur (afb. 2, B en C).
op het kadastrale minuutplan van de stad
Wijk uit ca 1820. Van de toren is bekend dat
deze in het tweede kwart van de 19de eeuw
door de beheerder van de joodse begraaf-
plaats is gesloopt. Het grootste deel van
stadswallen en muren werd na 1850 gesloopt.
Alleen de stadsmuur aan de Lekzijde bleef
gedeeltelijk gehandhaafd. Ook de stads-
poorten (Veldpoort en Vrouwenpoort) werden
in deze periode gesloopt, behalve de
Leuterpoort waarop de molen 'Rijn en Lek'
stond. Resten van de stadsommuring zijn
inderdaad tijdens het onderzoek aangetroffen.
De vrijgclegdc muurresten zijn in 1994 in het
kader van de (gedeeltelijke) reconstructie van
de oude ommuring weer opgemetseld. De
gemeente Wijk bij Duurstede had reeds
eerder de Veldpoort en een deel van de
stadsmuur 'Langs de Wal' gereconstrueerd.
Het onderzoek 'Langs de Wal' is de laatste
schakel in een reeks van opgravingen,
w,iarbij resten van de stadsommuring tevoor-
schijn zijn gekomen (afb. 1). In 1976 werd
tijdens de opgraving 'de Twaalf Apostelen'
tussen de Achterstraat en de Westsingel een
stuk van de stadsmuur vrijgelegd (afb. 1, A).
De aangetroffen muurresten bestaan uit een
ca 1.5 meter brede schildmuur met aan de
binnenzijde zware steunberen (baksteen-
formaat 30x15x7 centimeter). De steunberen
hebben waarschijnlijk de boogconstructie
gedragen voor de gemetselde weergang.
Achter de muur werd een 4 meter breed
verhard pad aangetroffen. Ten oosten van dit
pad lag een tweede muur met steunberen.
Deze muur (baksteenformaat 28x14x6
centimeter) is jonger dan de stadsmuur en
heeft waarschijnlijk als collectieve erfschei-
ding dienst gedaan.
In 1978 kon zowel aan de westzijde als aan
de noordzijde van de stad Wijk bij Duurstede
een deel van de stadsmuur worden onder-
zocht. Aan de noordzijde werd over een
lengte van 16 meter een stuk van de stads-
muur met steunberen aangetroffen (baksteen-
formaat 28-29x14-15x6-7 centimeter) met
haaks daarop een kademuur (afb. 1, B). In
het midden van dit stuk stadsmuur bevond
zich een 2 meter brede opening met de
aanzet van een grote boog, die diende om
een waterloop onder de stadsmuur door te
2. Geschematiseerde plattegrond van de fundering van de
oudste toren (A) en stadsmuur (B en C) met
uitbraaksleuven (D). Het gearceerde gedeelte ligt onder
een jongere fundering, schaal 1:50
45
-ocr page 46-
aan de noordzijde recht afgewerkt. Ook hier
heeft de fundering trapsgewijs omhoog
gelopen of heeft men met spaarbogen ge-
werkt. De twee muren vormen geen hoek van
90 graden, maar hebben dezelfde richting als
de steunberen. De steunberen hebben waar-
schijnlijk deel uitgemaakt van een eenvou-
dige hoektoren, die gedeeltelijk op de
stadsmuur gerust zal hebben. De eerder
genoemde Kostverlorentoren, de opvolger
van de hierboven beschreven toren, bestaat
uit een hoefijzervormige muur met een
middellijn van ongeveer 8.5 meter buiten-
werks en een breedte ter hoogte van het
opgaande werk van 1.4 meter (minimaal van
3.77 meter + NAP tot 2.70 meter + NAP)
(afbeelding 3, A). Het metselwerk bestaat uit
lagen koppen en strekken in kalkmortel. Aan
de zuidzijde bevindt zich een zware rechthoe-
kige steunbeer (afb. 3, B). De toegepaste
baksteenformaten zijn 30x15x6 centimeter
(secundair gebruikte stenen) en 28x15x6
centimeter. Aan de oostzijde lijkt het muur-
werk op een van de oudere steunberen te
De dikte van de aangetroffen steunberen
varieert tussen 6 en 24 centimeter (hoogste
punt op 3.28 meter + NAP). De fundering
bestaat uit enkele in zand gelegde lagen
baksteen (baksteenformaat 31x15x6 centime-
ter), ingegraven in een pakket blauwgrijze
klei met houtskool en verbrande leem. Het
opgaande werk is waarschijnlijk al bij de
bouw van de Kostverlorentoren weggebroken.
In de 19de eeuw is bij de afbraak van de
stadsommuring een groot deel van de fun-
dering uitgebroken. Daarnaast is de grond bij
de bouw van een recente kelder tot een
diepte van ca 3.25 meter + NAP verstoord.
De westelijke funderingsvoet is bijna volledig
weggebroken. Alleen aan de westzijde is de
onderste vlijlaag aangetroffen (op 3.01 meter
+ NAP). Verder zijn er alleen twee uitbraak-
sleuven aanwezig (afb. 2, D). De zuidelijke
funderingsvoet, met een lengte van 2.0 meter
en een minimale breedte van 2.2 meter, werd
bij de aanleg van de Kostverlorentoren
gebruikt als fundering. Deze voet is dieper
gefundeerd (minstens tot 2.90 meter + NAP)
en staat grotendeels in de gracht. De ooste-
lijke funderingsvoet, 3.2 meter lang en 2.4
meter breed, is nog twee steens hoog aanwe-
zig. Aan de noord- en oostzijde van dit
funderingsblok zijn stukken van de aanslui-
tende stadsmuur aangetroffen. De breedte van
de oost-west lopende muur ter hoogte van de
onderkant van de fundering bedraagt 0.7
meter, en bestaat uit los gestapelde hele en
halve stenen (baksteenformaat 30-31x15x6-7
centimeter). Aan de oostzijde is de muur
recht afgewerkt. Mogelijk komt de fundering
van de stadsmuur hier trapsgewijs omhoog of
heeft men met spaarbogen gewerkt. De muur
is op een hoger niveau (vanaf 3.52 meter +
NAP) uitgebroken. De onderkant van de
aangetroffen muur ligt op 3.35 meter + NAP.
Bij restauratie-activiteiten in de omgeving
van de kasteelpoort zijn geen resten van de
zuidelijke stadsmuur aangetroffen. Aan de
noordzijde van de steunbeer ligt een noord-
west-zuidoost lopende stadsmuur. De breedte
van de muur ter hoogte van de onderkant van
de fundering (op 3.42 meter + NAP) bedraagt
0.7 meter (baksteenformaat 30x15x6
centimeter). De muur is aan de oostzijde
uitermate haastig en slordig gemetseld maar
3. Geschematiseerde plattegrond van de fundering van de
Kostverlorentoren (A) met steunbeer (B) en tweede
stadsmuur (C), schaal 1:50
46
-ocr page 47-
ker voor een privaat. Ten noorden van de
toren is een noordoost-zuidwest lopende
muur aangetroffen die heeft aangesloten aan
de buitenzijde van de toren, maar later ge-
deeltelijk is uitgebroken (afb. 3, C). De
breedte van de onderkant van de fundering
bedraagt minstens 1.1 meter (basis op 3.20
meter + NAP) en de breedte is ter hoogte van
het opgaande werk (op 3.27 meter + NAP)
minstens 0.8 m. De gebruikte bak-steenfor-
maten zijn ?x 15-16x6-7 centimeter. De stads-
muur is ook aan de oostzijde gedeeltelijk
weggebroken. Uit deze uitbraaksleuf zijn een
aantal 18de-eeuwse scherven verzameld. Aan
de buitenzijde van de toren is de gracht aan-
gesneden. De bovenvulling van de gracht
bestaat uit grof baksteenpuin en dakpannen.
De datering
Voor een datering van de bouw en fasering
van de aangetroffen stadsmuur en torens
4. V(x)r- en zijaanzicht van de hduten katrol uit de
stortkoker, groot 26.7x15.1x11.9 centimeter (foto ROB,
1994)
eindigen. Aan de westzijde van de toren is
aan de binnenzijde een rechthoekige verticale
sleuf uitgehakt (afb. 3, C). Op de bodem van
deze schacht lag een houten plankier. Op
deze bodcin zijn in een pakket met planten-
resten een aantal scherven, een houten katrol
en een ijzeren ketting aangetroffen. Waar-
schijnlijk zijn de ketting en katrol afkomstig
van een hijsconstruct ie, die gebruikt is om
water te putten (afb. 4). Aan de binnenzijde
van de torenfundering sluit op een diepte van
2.22 meter + NAP een tongewelf aan op de
koker. Het tongewelf is ongeveer 1.15 meter
lang, 1.5 meter breed en 1 meter hoog. De
functie van het gewelf is niet geheel duidelijk
(waterput?). De ongeveer 2 meter diepe
schacht is later mogelijk gebruikt als stortko
47
-ocr page 48-
staan ons een aantal verschillende bronnen ter
beschikking. Dit zijn in de eerste plaats de
schriftelijke bronnen, waarin elementen van
de stadsommuring worden vermeld, en in de
tweede plaats bouwkundige en archeologische
gegevens, verzameld tijdens de opgravingen.
Daarnaast leveren oude kaarten en tekeningen
informatie over het uiterlijk van de stadsom-
muring.
Historische bronnen
Wanneer kreeg Wijk bij Duurstede een
stadsmuur?
Het verlenen van stadsrecht was oorspron-
kelijk een daad van de vorst. In de late
middeleeuwen gingen ook lagere heren -
graven, hertogen en bisschoppen - nederzet-
tingen stadsrechten verlenen. De nederzetting
Wijk bij Duurstede kreeg in het jaar 1300
van Gijsbrecht van Abcoude stadsrecht. In
feite was hij als leenman van de graaf van
Gelre en de bisschop van Utrecht niet ge-
rechtigd de nederzetting ('Villa') Wijk
stadsrecht te verlenen. De heren van Abcoude
konden zich echter in een periode van poli-
tieke instabiliteit (late 13de-14de eeuw)
ontwikkelen tot onafhankelijke machthebbers.
Waarschijnlijk heeft de heer van Abcoude als
voorbeeld het tussen 1230 en 1258 verleende
Rhencnse stadsrecht gebruikt, een stad waar
hij ook uitgebreid leengoed had. Bij de op-
stelling van de WijLse stichtingsoorkonde
werd de bestaande tekst waar nodig aange-
past en werden niet bruikbare elementen
weggelaten. Toen de Rhencnse oorkonde in
1400 bij een grote stadsbrand verloren was
gegaan, werd in 1403 bij de reconstructie van
de originele oorkonde van de Wijkse stich-
tingsoorkonde uitgegaan'.
Het Wijkse stadsbestuur kreeg de steun van
de heer van Abcoude toegezegd bij de om-
walling en ommuring van de stad. Deze
vermelding betekent waarschijnlijk niet dat
men meteen na de verlening van het stads-
recht begonnen is met de aanleg van een
stadsmuur rond Wijk. Een vroege ommuring
van Rhenen is op grond van de strategische
ligging van de stad wel aannemelijk, maar de
stad werd echter pas in 1346, in opdracht van
bisschop Jan van Arkel, ommuurd.
Vermoedelijk heeft men in Wijk wel vrij snel
na 1300 een omwalling en omgrachting rond
de stad aangelegd. Mogelijk bestond de
eerste omwalling slechts uit een aarden wal,
palissade en eenvoudige houten poorten.
Het tracé van de omgrachting is waarschijn-
lijk hoofdzakelijk bepaald door de topografi-
sche omstandigheden, waarbij gebruik werd
gemaakt van twee oude beddingen van de
Kromme Rijn. De westelijke gracht werd
gelegd in de gedeeltelijk dichtgeslibde Laat-
Karolingischc erosiegeul, gelegen ter hoogte
van de huidige WestsingeF. De oostelijke
gracht werd gevormd door de in of kort na
1122 afgedamde Kromme Rijn, gelegen on-
der de huidige Mazijk en Kerkstraat'. Binnen
deze oudste omwalling lagen slechts enkele
straten. De belangrijkste wegen waren de
noord-zuid lopende Donkerstraat (tussen
Markt en Hoogstraat) - Volderstraat en de
west-oost lopende Maleborduurstraat -
Peperstraat (zie afb. 5).
O
//
1 Sj^\ //
■ y \ 1 /-__'---
■ ■ Nd-'K 1 /- j r; 1- "^
W \\l 1/ /'----
f \\J 1 /-^^ - - -.
\y Lr.^----- - '
/ A-^^:-^-;-^:;-
/ /fi.'^^ziz^^^il^^
//>i;^^c^^^^"
/ A.z^'^^l^^C^"
/ rz:^zZ'Z~^
/^^^^y^^
?^^B
stcdilijk gcbiiil
binntn de tcritt omwalling
ttadclijk gibicd
binntn da twaada omwalling
5. De lixip van de Kromme Rijn ten tijde van de
afdamming, met eerste en tweede stadsuitleg (naar C.
Dekker, 'De Dam bij Wijk'. Tussen Rijn en Lek, 15 (1981-
3), 15)
48
-ocr page 49-
Rond het midden van de 14de eeuw werd
Wijk in oostelijke richting uitgebreid. Het
gebied De Ark of Het Oever werd bij de stad
gevoegd. Door deze uitbreiding verloor de
oostelijke gracht zijn functie en werd ge-
deehelijk gedempt voor de bouw van het
koor van de Grote Kerk. De rest van de
gracht bleef bestaan in overkluisde vorm".
Waarschijnlijk werd nu het totale stedelijke
areaal voorzien van een stenen ommuring. Er
vindt vanaf de 14de eeuw in West-Nederland
een verstening van de stadsomwallingen van
de meeste steden plaats. Dit is de periode
waarin men voor het eerst op grote schaal
kanonvormige vuurmonden begon te ge-
bruiken. Het werd hierdoor noodzakelijk de
stadstoe-gangen te versterken. Vanaf het
derde kwart van de I4de eeuw worden in de
Wijkse oorkonden de poorten en verster-
kingstorens genoemd'.
Tussen 1440 en 1450 werd de stad in
opdracht van bisschop Rudolph van Diepholt
van een nieuwe ommuring en omgrachting
voorzien. Deze ommuring is ook te zien op
de vogel vluchtkaart van Jacob van Deventer
uit ca 1563'' (afb. 6). Op de kaart zijn de
verschillende poorten, versterkingstorens en
de stadsmuur aangegeven. Op een manu-
scriptkaart uit circa 1610 van Adriaan
Anthonisz van Alkmaar^ zijn de stadsmuur,
poorten en halfronde torens nog duidelijker
zichtbaar (afb. 7). Vanaf de 17de eeuw wordt
de ommuring veelvuldig afgebeeld. Van de
zuidwestzijde van de ommuring zijn geen
prenten of tekeningen bekend.
Archeologische en bouwkundige
dateringsgegevens
Hoe oud zijn de aangetroffen muurresten?
1. Baksteenformaten zijn over het algemeen
een nuttig dateringsgegevcn, omdat de bak-
stenen door de eeuwen heen qua afmetingen
en inhoud steeds kleiner worden. Het pro-
bleem is alleen dat de mate van verkleining
verschilt per streek of stad. Het is daarom
moeilijk om gebouwen uitsluitend aan de
hand van baksteenformaten te dateren, vooral
als de ontwikkeling van de maten in de
streek of stad waarin het bouwwerk gestaan
heeft onvoldoende bekend is. Over de ont-
wikkeling van de baksteenfonna ten in Wijk
bij Duurstede is weinig bekend. Op grond
van de beschikbare gegevens in West-
Nederland moet het formaat 30-31x15x6-7
centimeter in de tweede helft van de 12de tot
in de vroege 14de eeuw gedateerd worden.
Bakstenen met dit formaat worden in de
omgeving van Wijk waarschijnlijk vanaf de
tweede helft van de 13de eeuw gebruikt. Ten
noorden van de stad Wijk bij Duurstede zijn
op het terrein 'De Geer' sporen van een laat-
13e eeuwse begraven hofstad opgegraven. Op
het terrein stond een eenvoudige woontoren
opgetrokken in baksteen met het formaat
31x15x7 centimeter*. Ook in de stad Wijk
6. Kaart van Wijk bij Duurstede door Jacob van Deventer
uit ca 1563 (RAU, TA, 483)
7. Plattegrond van de fortificaties rond stad en kasteel
d(Kir Adriaan Anthonisz van Alkmaar uit ca 1610 (RAU,
TA, 2135)
49
-ocr page 50-
werden bakstenen met dit formaat gebruikt.
Zo heeft men voor de bouw van de Grote
Kerk bakstenen met het formaat 29.5-30.5x1
5x6.5-7 centimeter gebruikt. Deze eerste
bouwfase wordt rond het midden van de 14de
eeuw gedateerd**. De tweede fase, uitgevoerd
met stenen met het formaat 28.5-29.5x 13.5-
14.5x7 centimeter, wordt in de eerste helft
van de 15de eeuw gedateerd'". Afgaande op
de thans ter beschikking staande gegevens,
moeten de oudste muurresten, op grond van
het baksteenformaat 30-31x15x6-7 centi-
meter, in de late 13de- eerste helft 14de eeuw
gedateerd worden. De Kostverlorentoren
moet op grond van het gebruikte baksteen-
formaat (28x15x6 centimeter) in de eerste
helft van de 15de eeuw gedateerd worden.
2. Ook de constructie van de muren en torens
kan aanwijzingen opleveren over de ouder-
dom van de verschillende elementen. Bij het
onderzoek aan de Achterstraat is vastgesteld
dat er achter de stadsmuur een weergang op
bogen lag. Deze constructiewijze, waarbij
minder stenen gebruikt hoeven te worden en
de muren beter verdedigbaar maakt, komt
voor vanaf het midden van de 12de eeuw en
wordt algemeen toegepast in de 13de en 14de
eeuw. Over de oudste toren kan, omdat er
geen opgaand muurwerk is aangetroffen,
weinig gezegd worden. Het gebruik van
steunberen in de onderbouw wijst op een
vroege datering (13de-14de eeuw). De hoef-
ijzervormige strucmur van de jongere toren
levert meer aanknopingspunten op voor de
8. Opgraving 'Langs de Wal', Nixird profiel. Legenda: a
baksteen; fundering van hiwfijzervormige toren, b
baksteen: oudste stadsmuur, c uitbraaksp(x)r d blauwgrijze
klei inet houtskixil en vond.sten. e geelgrijze klei. f blauw-
grijze klei met houtskixil
datering. Dit type basisplattegrond maar dan
vooral toegepast in poortconstructies komt in
Frankrijk voor vanaf het begin van de 13de
eeuw. Ook in Zuid-Nederland komt deze
vorm waarschijnlijk al in de tweede helft van
de 13de eeuw voor". Bij de aanleg van de
stadswallen werden deze voorzien van torens
die min of meer op regelmatige afstanden
van elkaar geplaatst werden. Deze torens
dienden om de omgeving van de stad van een
hoog punt af te kunnen verspieden en bij een
nadering van vijandelijke troepen deze te
kunnen bestoken met pijlen en stenen. De
torens bezaten daartoe een weergang met
kantelen en waren meestal afgesloten door
een dak. De tijdens de opgravingen in de
gracht aangetroffen dakpannen wijzen op de
aanwezigheid van een dak. De torens zijn
meestal halfcirkelvormig buiten de stadsmuur
uitgebouwd, zodat er ook voldoende zicht
langs de muren was. Waarschijnlijk is men
bij de bouw van de Kostverlorentoren uitge-
gaan van een bestaande situatie.
3. De archeologische gegevens over de
datering van de verschillende muurresten zijn
zeer beperkt. De fundamenten van de ver-
schillende muren (afb. 8, A en B) zijn inge-
graven in een pakket vuile klei. In deze
kleilaag zijn, naast een aantal karolingische
scherven, een viertal kogclpot-scherven, twee
Pingsdorf-scherven en een Andenne-scherf
aangetroffen. Het pakket dat op grond van de
aangetroffen scherven in de llde-12dc eeuw
gedateerd moet worden duikt in oostelijke
richting (afb. 8, D t/m F) en ligt waarschijn-
lijk op een dichtgeslibde Laat-Karolingische
Kromme-Rijnbedding. Uit de uitbraaksleuf
van de tweede stadsmuur zijn enkele 18de
eeuwse scherven verzameld. Verder heeft de
O
Jso nap
50
-ocr page 51-
Wijk hij Duurstede, eerst als veldarcheoloog
en sinds 1993 als wetenschappelijk leider.
Noten
1.  W. van Iterson, De stad Rhenen. De resultaten van een
rechtshistorisch onderzoek.
Assen, 1960, 114 en verder.
2.  WA. vaji Es, 'Dorestad centred', in; J.C. Bestcman,
J.M Bos en HA. Heidinga (eds.), Medieval
archaeology
in the Netherlands, 1990, 153-154.
3.  C. Dekker, Het Kromme Rijngehied in de
middeleeuwen. Een institutioneel-geografische studie,
Zutphen; Utrecht, 1983, 99 én verder.
4.  Dekker, 99.
5.  Dekker, 99 en verder.
6.  Rijk.sarchief in Utrecht (RAU), Topografische Atlas
(TA), 483.
7.  RAU, TA, 2135.
8.  J. van Doesburg, 'De begraven hofstad op De Geer bij
Wijk bij Duurstede', in: W.A. van Es en W.A.M.
Hessing (eds.), Romeinen. Friezen en Franken in het
hart van Nederland. Van Traiectum tot Dorestad 50
V.C. - 900 n.C.,
Utrecht; Amersfoort, 1994, 195-203.
9.  H. Halbertsma, 'De kerk van sint Johanncs de Doper te
Wijk bij Duurstede'. Spiegel Historiael, 13 (1978-4),
326.
10.  Halbertsma, 327.
11.  H.L. Janssen (ed), Van Bos tot Stad; opgravingen in
's Hertogenbosch,
Den Bosch, 1983, 64-73.
9 Driedimensionale rcconstruktie van het onderste deel
van het opgaande muurwerk van de Kostverlorentoren en
aansluitende stadsmuren.
opgraving weinig dateerbare vondsten opgele-
verd.
Conclusie
Samenvattend kan uit de verschillende
bronnen de conclusie getrokken worden, dat
de oudste stadsmuur en toren waarschijnlijk
rond het midden van de 14de eeuw gebouwd
zijn, mogelijk als opvolgers van een een-
voudige aarden wal. De aanleg hangt waar-
schijnlijk samen met de uitbreiding van de
stad Wijk in oostelijke richting rond 1350.
Dit is tevens de periode waarin een tweede
grote bouwonderneming, de kerk aan de
Markt, voltooid werd. Mogelijk hangt de
verstening van de omwalling ook samen met
de opkomst van de vuurmonden, waardoor
het noodzakelijk werd de toegangen en wal-
len van de stad te versterken. Tussen 1440 en
1450 werd de stad voorzien van een nieuwe
ommuring en omgrachting. Waarschijnlijk
behoren de opgegraven hoefijzervormige
toren, later bekend als Kostverlorentoren, en
de daarop aansluitende stadsmuur tot deze
tweede ommuring. Het grootste deel van het
muurwerk is vanaf de tweede helft van de
19de eeuw weggebroken.
Drs J. van Doesburg studeerde in 1987 af in
de middeleeuwse archeologie aan de
Universiteit van Amsterdam. Vanaf 1990 is
hij werkzaam op de opgraving De Geer in
m
.....j
-ocr page 52-
Archeologische Werkgroep van de Histori-
sche Kring 'Tussen Rijn en Lek' betrokken
geweest) bijna alle terreinen binnen het
gebied systematisch belopen op zoek naar
vondsten. Dit leverde meer dan 700
vindplaatsen op van vóór 1200. Archeolo-
gisch gezien is het Kromme-Rijngebied thans
één van de best bekende gebieden in ons
land. De kostbare opgravingen van de ar-
cheologisch waardevolle terreinen worden
alleen gedaan wanneer wegaanleg en bouw
van nieuwe wijken daartoe dwingen. In het
boek wordt de balans opgemaakt van ruim 25
jaar opgravingen en onderzoek. Nadrukkelijk
wordt gesteld dat het een tussenbalans is,
want de opgravingen met name in Wijk bij
Duurstede en in Houten gaan nog steeds
door.
Aan de publikatie werkten behalve de
redacteuren Van Es en Hessing nog dertien
andere auteurs mee, die helaas niet aan de
lezer - bijvoorbeeld in een aparte rubriek
'over de auteurs' - worden voorgesteld. Het
moet toch duidelijk zijn dat het interessant is
te weten vanuit welke achtergrond is geschre-
ven en hoe ieders specifieke betrokkenheid is
geweest in die 25 jaar.
Het boek bestaat uit drie delen: Verhaal,
Onderzoek
en Opgravingen. In het eerste
hoofdstuk wordt uitgelegd hoe het landschap
er in de eerste tien eeuwen van onze jaar-
telling uitzag. Waarom hierbij een foto van
een meander van de Gulp (Zuid-Limburg)
wordt getoond, terwijl van de Kromme Rijn
zelf prachtige meanders zijn te laten zien, is
onduidelijk. Ik moet ook kwijt dat de begrip-
pen oeverwal en stroomrug enigszins mistig
zijn gebruikt. Duidelijk komt wel naar voren
dat de rivieren (de voorlopers van de
Kromme Rijn), archeologisch zowel conser-
verend als destructief bezig waren. Dit is een
natuurlijk gegeven dat soms in het voordeel
maar ook in het nadeel van het archeologisch
onderzoek heeft gewerkt. Onoplosbare zaken
kunnen er uit voortvloeien, zoals bijvoorbeeld
de kwestie van het Romeinse fort Levefa-
num, dat vermoedelijk direct ten zuidoosten
van Wijk bij Duurstede heeft gelegen. Door
de werking van de rivier zou het volledig
opgeruimd zijn. Lange tijd was het een
hypothese, maar in het boek wordt het
BOEKBESPREKING
Archeologie Kromme-Rijngebied
Romeinen, Friezen en Franken in het hart
van Nederland, Van Traiectum tot Dorestad
50 V. C. - 900 n. C, onder redactie van W.
A. van Es en W. A. M. Hessing. Utrecht,
Matrijs, 1994 (264 blz., ruim 200 ill., prijs f
49,95, ISBN 90 5345 049 1)
Reeds zeer lang staan in het Kromme-
Rijngebied enkele locaties bekend als
belangrijke vindplaatsen van oudheden, met
name Vechten sinds 1829 (het Romeinse fort
Fectio) en Wijk bij Duurstede sinds 1841 (het
Merovingische en Karolingische Dorestad).
Van systematisch onderzoek in het gebied is
slechts mondjesmaat sprake geweest tot 1967.
In dat jaar is de Rijksdienst voor het
Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) te
Amersfoort onder leiding van Prof. Dr W. A.
van Es begonnen met grootschalige
opgravingen in Dorestad, daartoe gedwongen
door de voor de deur staande
stadsuitbreiding. Uit dat onderzoek is het
grote regionale onderzoeksproject van de
ROB voortgekomen: het Kromme-Rijnproject
(later Project Centraal Rivierengebied
genoemd, waartoe ook de aansluitende delen
van de Utrechtse Heuvelrug behoren). Niet te
verwarren met het in sommige kringen beter
bekende Kromme-Rijnproject van enkele
landschapskundige disciplines (ecologen,
biologen, fysisch- en historisch-geografen)
van de Utrechtse Universiteit en de
Landbouwhogeschool Wagcningen uit de
jaren 1970-1974, dat onder meer uitmondde
in de publikatie Hel Kromme-Rijnlandschap.
Een ecologische visie
uitgegeven door de
Stichting Natuur en Milieu. Overigens is er
op dit moment weer een 'Kromme-Rijnpro-
ject'. Dit betreft het plan, waarmee reeds een
begin van uitvoering is gemaakt, van de
Stichting Het Utrechts Landschap in samen-
werking met het Hoogheemraadschap De
Stichtse Rijnlanden, om op een aantal
plaatsen de oevers van de rivier de Kromme
Rijn natuurvriendelijker te maken.
Een aantal jaren achtereen hebben medewer-
kers van de ROB (daarbij is ook de
52
-ocr page 53-
vermoeden nu als een vaststaand feit naar
voren gebracht. Op het reconstructiekaartje
van Dorestad (p. 99) is dan ook maar meteen
de nog niet teruggevonden Bovenkerk, uit
schriftelijke bronnen bekend, op de veron-
derstelde plaats van het Romeinse fort ingete-
kend. Ik blijf mij afvragen of de weinige
archeologische aanwijzingen (onder andere de
twee opgebaggerde Romeinse helmen) dit
rechtvaardigen. Het verhaal kan dan wel slui-
tend zijn, maar het bewijs is helaas nog niet
echt geleverd.
Natuurlijk is er in het bock veel aandacht
geschonken aan het zo belangrijke Dorestad.
Enkele recensies in kranten, die ik las, deden
het voorkomen alsof het boek daar voorna-
melijk over gaat. Dat is zeker niet het geval.
Na het chronologische, boeiend geschreven,
verhaal over de bewoningsgeschiedenis van
het gehele gebied van de late-ijzertijd tot en
met vroege middeleeuwen, volgt het tweede
deel met een aantal verhelderende thema-
tische artikelen over tal van onderwerpen,
zoals fosfaat kartering, landbouw, Romeinse
fibula's, dakpannen, munten, boerderijplat-
tegronden, aardewerk en nog meer. Prachtige
kleurenafbeeldingen zijn hierbij aan te
treffen. Over dit gedeelte twee opmerkingen.
Bij de behandeling van 'tien eeuwen grafri-
tueel' mis ik het toponiem 'Zure Maat' waar
hc' grote Romeinse grafmonument, gevonden
in 1844, te Werkhoven wordt behandeld.
Onder de titel 'De Zure Maat' onder
Werkhoven. Een Romeins grafmonument te
Werkhoven? Verslag van een bronnen en
terreinonderzoek
verscheen in 1981 hierover
een publikatie van de Archeologische Werk-
groep van onze Historische Kring (51 blz.).
Dit had mijns inziens in de literatuurlijst
opgenomen moeten worden. De andere
opmerking betreft 'de begraven hofstad op De
Geer' (in de toekomstige nieuwbouwwijk van
Wijk bij Duurstede). Een belangwekkende
ontdekking van een complex, waarvan het
onderzoek nog niet afgerond is, zo wordt ons
meegedeeld. Dat neemt niet weg dat de
begrippen 'begraven hofstad' en 'kasteel' (is
het wel zinnig om deze twee - gekeken naar
de bodemsporen - van elkaar te onderschei-
den?) beter uitgelegd hadden moeten worden.
Hoc denken bouwhistorici en mediacvisten
hierover? Het nieuwe Utrechtse kastelenboek
dat dit najaar uitkomt zal hierover hopelijk
meer duidelijkheid verschaffen.
In deel III wordt in zeven artikelen op be-
knopte wijze verslag gedaan van de gedane
opgravingen. Daaraan voorafgaande krijgen
we in een helder geschreven overzichtsartikel
een beeld van de archeologische activiteiten
die plaatsvonden voordat het Kromme-
Rijnproject van start ging. Jammer dat er iets
misging op p. 211 waar verwezen wordt naar
een (vermoedelijk te klein en te donker afge-
beelde) belangrijke, recent door de ROB
vervaardigde, kaart (met moderne middelen
tot stand gebracht, zo wordt ons meegedeeld)
van de Heimenberg (Grebbeberg). Deze
afbeelding roept vraagtekens op.
Punten van grote kritiek op dit boek, heb ik
niet. In tegendeel, het is een waar genoegen
om het te lezen. Soms zijn er wat moeilijke
begrippen gebruikt en wordt er reeds aan-
wezige kennis verondersteld, met name bij de
behandeling van de Romeinse tijd. Ik raad
geintcressecrden aan om het vorig jaar
verschenen pocketboekje Romeins Nederland.
Archeologie en geschiedenis van een grens-
gebied
van S.G. van Dockum en E.J. van
Ginkel er ook eens op na te lezen om meer
duidelijkheid te krijgen.
Het boek is over het geheel genomen aan-
trekkelijk vormgegeven. Het heeft mij wel
enigszins gestoord dat er weinig kritisch is
gekeken naar de bijschriften en de afme-
tingen van sommige illustraties. Zijn de
redacteuren daar zelf nog bij betrokken
geweest, of heeft men dit aan anderen
overgelaten? Er is geen bezwaar tegen het
opnemen van bestaande fantasietekeningen
(afb. 11, 33, 73, 78, en 97), zoals 'De
vikingen plunderen Dorestad', om het boek
wat te verlevendigen. Of het echt nodig is bij
zo'n wetenschappelijke publikatie is punt
twee. Maar als je het doet, doe het dan wat
vcrantwoorder, zorg voor betere toelichting
en vermeld maker en jaartal. Overigens, wat
zou het aardig zijn geweest om hier een
kunstenaar eens nieuwe tekeningen (onder
toezicht van de archeologen) te hebben laten
maken. De illustraties uit deze categorie
hebben een wat wonderlijke behandeling
gekregen. Het lijkt wel alsof men vond dat
53
-ocr page 54-
publikatie, evenzeer als het bekende boek van
C. Dekker Het Kromme Rijngehied in de
middeleeuwen. Een inslilutioneel-
geografi.sche studie
uit 1983, tot in lengte
van jaren door menige onderzoeker van het
Kromme-Rijngebied geraadpleegd moet
worden. Het wachten is nu op standaard-
werken over de geschiedenis van het gebied
vóór de jaartelling en na de middeleeuwen.
Maar of die er ooit zullen komen...
Marijke Donkersloot - de Vrij
gebruikmaking van deze soort visuele
hulpmiddelen eigenlijk niet kon, door ze
soms nogal klein af te beelden (postzcgelfor-
maat, maar wel in kleur). Prominent plaatsen
van zo'n, toch wat twijfelachtige, afbeelding
op dezelfde pagina (113) waar de prachtige
in kleur afgebeelde gouden broche uit Dore-
stad het alleenrecht zou moeten hebben, gaat
te ver. Het bijschrift bij dit topstuk had meer
toelichting over het object zelf mogen bevat-
ten (over afmeting, de stenen er in en het
versieringsmotieO-
Het zou trouwens ook aan te bevelen zijn
geweest om de lezer een apart lijstje met
adressen te geven van instellingen waar men
de beschreven archeologische geschiedenis en
objecten verder kan bekijken. In het, in 1975
opgerichte. Stedelijk en Kantonnaal Museum
in Wijk bij Duurstede is een en ander te zien,
ook in het Museum van Oudheden in Leiden.
Een, in 1989 nagebouwde Dorestadboerderij,
die toch eigenlijk ergens in Wijk bij Duur-
stede gebouwd had moeten worden (een
gemiste kans), bevindt zich op landgoed De
Schothorst in Amersfoort. Er zijn vast meer
plaatsen op te noemen waar men terecht kan
voor verder kijkgenot. In het Centraal
Museum in Utrecht is naar aanleiding van het
verschijnen van het boek de expositie draven
m een grensgebied. Archeologische vondsten
uit de Kromme-Rijnslreek,
gehouden. Onze
historische kring bracht er natuurlijk een
bezoek. Het was een feest voor het oog, maar
de al te simpele uitleg of vrijwel geheel
ontbrekende toelichting bij de tentoongestelde
objecten heeft irritaties opgewekt. Dat men
het boek, dat daar aan een touw hing, kon
raadplegen vergde van menige bezoeker, ook
de werkelijk geinteresseerden, te veel. De
titel van de tentoonstelling heeft in elk geval
geen verwarring veroorzaakt, zoals de
boektitel kennelijk wel. De opsteller van de
rubriek zo juist verschenen in NRC-Handels-
blad legde uit: 'Een boek (...) over het gebied
aan weerszijden van de Waal met Wijk bij
Duurstede als centrum ...' Topografische
kennis is niet zijn sterkste punt, maar dan
toch.
Het boek wordt gelukkig afgesloten met een
trefwoordenregister, waarmee een en ander
snel is terug te zoeken. Zeker is dat deze
54
-ocr page 55-
nodige informatie over het fort verzamelen.
Mogelijk dat in een later stadium een Stichting
Vrienden van Fort Duurstede kan worden
opgericht, om zo een deel van de restauratie-
gelden bijeen te kunnen brengen. (RvdE-V)
VARIA
Rectificaties
In het vorige nummer /.ijn enkele fouten
geslopen, die de redactie graag wil recht-
zetten. Comelis Anthonius van Rijn is op 4-
6-1992 herbegraven op het oorlogskerkhof in
Loenen (gemeente Apeldoorn) (p. 7). Mozcs
(Mau) Womis stierf in 1975 en Suze Worms
werd in 1918 geboren (p. 19). Tenslotte:
Leen de Kcijzcr ontving niet van de ge-
meente Houten de 'appclplukker', maar van
de plaatselijke Rotary (uit handen van de
burgemeester van Houten).
Wijziging in de redactie
Met ingang van april 1995 heeft Henk Reinders
de redactie van het tijdschrift verlaten. Tien jaar
lang heeft hij hiervan met veel enthousiasme
deel uitgemaakt. Wanneer er gebrek aan kopij
dreigde was hij het die als één van de eersten
aanbood om tekst te leveren, waardoor het
periodiek toch op tijd kon verschijnen. Naast de
artikelen die hij als 'historicus van Bunnik' zelf
schreef, heeft hij dikwijls andere auteurs gehol-
pen hun verhalen rond te krijgen. Vele uren
heeft hij achter zijn PC doorgebracht om - altijd
in sneltreinvaart - de teksten gereed te maken
voor de drukker. Zijn inzet was groot en de
redactie bedankt hem daarvoor. Gelukkig heeft
hij aangeboden zich zo nu en dan als auteur te
melden. Wij blijven hem dan ook graag als
onze vaste correspondent uit Bunnik zien.
Fort Duurstede vanuit het oosten gezien (foto Eddy
Supusepa, 1994)
Restauratie Hervormde kerk Werkhoven:
een tusscntijd.s bericht
Met de toren van de Oude- of Sint-Stevenskerk
wordt ook de noordmuur van het schip geres-
taureerd. Van achter het grauwe pleisterwerk
:,\4i-i?7W_^^JPip^
g^W'-'flMMA. '
1» H
^^WE^ J^P
'^5sl^S^ "*'__' ^.~''.
:^ -2::^^^^.-/-
' *^'^P^--
i
Fort Duurstede op de Molukken
In het septembernummer van 1993 schreef
Marijke Donkersloot een kort artikel over een
plattegrond uit 1724 van de vesting Duurstede
op het Molukse eiland Saparua. Verondersteld
werd dat van dit, in 1691 door de uit Wijk bij
Duurstede afkomstige bestuurder Nicolaas
Schaghen gestichte, fort nog slechts ruineuze
restanten overeind stonden. Begin 1995 kwam
ik in contact met de heer Hddy Supusepa,
wonende te Culemborg èn Saparua. Van Fort
Duurstede blijkt nog verrassend veel overeind te
staan, al is restauratie dringend gewenst. De
heer Supusepa is inmiddels als contactpersoon
van de Stichting Menno van Coehoom
teruggekeerd naar het eiland en zal daar de
Twee fragmenten van een sarcofaagdeksel in de tufstenen
noordmuur van de Sint-Stevenskerk (foto Ina van der
Wiele, mei 1995)
55
-ocr page 56-
komt de verwachte tufsteen aan het licht. Een
hypothese wordt door een vondst bevestigd:
warm-rode fragmenten, delen van een sarco-
faagdcksel van Weser zandsteen, als latei
boven een verdwenen toegang; een dito
verticale stijl ter weerszijden. De geometri-
sche versiering, van een eerder gebruik,
destijds zoals het uitkwam in het zicht
gelaten, het hoogveld in tuf dichtgezet. De
boogstencn nemen met de ronding in hoogte
toe. Deze vondst is vooral ook van belang
omdat de zuidelijke toegang ooit sanien met
de muur werd gesloopt en omdat een
sarcofaagdeksel uit het boogveld boven de
toreningang rond 1860 werd wcgge-broken.
Men kan zich de verwondering van de
middeleeuwse mens indenken, komend uit
zijn eenvoudige behuizing: een poort, helder
rood omlijst in wel drie voeten diep
muurwerk, van steen, over de rivier van verre
aangevoerd! En de verwijzing naar de 'porta',
de deur die openstaat naar de hemel.
Bij de restauratie werd ook een fragment
aangetroffen van een sacramentsnis in
Bambergersteen, uit het verdwenen gotische
koor. (Johan Goudcau, architect)
Nieuw tijdschrift Op de Rres
In maart van dit jaar is door de, vorig jaar
opgerichte, Utrechtse Fortenstichting het nieuwe
tijdschriftje Op de Rres gepresenteerd dat vier
keer per jaar zal verschijnen. De inhoud ervan
gaat over de Nieuwe Hollandse Waterlinie,
waarvan de oorsprong teniggaat tot het jaar
1629. Voor het Kromme-Rijngebied is dit van
belang, omdat een deel van het gebied er toe
behoort. De bedoeling ervan is om dit
voormalig militair-.strategische gebied met de
vele forten beter bekend te maken. Hiermee
beoogt men goede beleidsvisies te ontwikkelen,
zodat dit cultuurhistorisch waardevolle gebied
veilig gesteld zal worden.
Degene die zich op het tijdschrift wil abonneren
kan dit doen bij het Projectbureau Forten,
telefoon 030-919394 of'postadres: Dal weg 18,
3707 BH Zeist. (MDdV)
56
-ocr page 57-
f]
6 A-^.^
Persoonlijke herinneringen aan Leen de Keijzer
C. Dekker
'^cy^
Foen ik op 1 april 1961 in dienst trad bij het
rijksarchief in Utrecht en kennis maakte met
een aantal trouwe bezoekers, vernam ik dat
er ook een 'clubje' onderzoekers was, dat
alleen 's zaterdags op het archief kwam, dan
meegebrachte koffie dronk en een boterham
at op de trap - er was in het oude archiefge-
bouw aan de Drift geen kantine -, onderwijl
onderling gegevens uitwisselde en dan weer
snel in de archiefstukken dook, om maar niet
onnodig tijd te verliezen. Zolang ik nog in
Den Haag woonde was ik vrijgesteld van
/.aterdagdienst en zo duurde het tot februari
1962 vooraleer ik het ijverige 'clubje' ont-
moette, waarin meneer De Keijzer - men
noemde zich in die tijd immers niet bij de
voornaam - direkt opviel door zijn gedreven-
heid om alles aan de weet te komen wat
maar met de geschiedenis van Houten en 't
Goy verband hield. In de jaren die volgden
kon ik hem zo nu en dan opmerkzaam maken
op bronnen, die hij nog niet kende, maar
omdat mijn belangstelling als historicus toen
nog hoofdzakelijk gericht was op Zeeland,
was dat niet zo veel.
Toen ik hem in 1964 mijn gelegenheidswerk-
je üdijk, van parochie lot parochie kon
overhandigen, was hij verrukt. Iets dergelijks
moest ook eens over Houten kunnen verschij-
nen, vond hij. Ik opperde dat hijzelf best in
staat was om zoiets te publiceren, maar met
zijn aangeboren bescheidenheid wimpelde hij
dat af, omdat hij nog te weinig gegevens had
en ze niet als een verantwoord verhaal zou
kunnen presenteren. Toch ging hij in 1965 op
het verzoek in, dat hem en P.M Hcijmink
Liesert te Schalkwijk - ook iemand van het
'clubje' - door de pastoor van 't Goy werd
gedaan om een boekje samen te stellen ter
gelegenheid van het eeuwfeest van die pa-
rochie. In 1966 verscheen het en de auteurs
getuigden in het Woord vooraf dat zij het
geschreven hadden 'uit liefhebberij voor de
geschiedenis van de streek, waarin wij beiden
geboren en getogen zijn'. Het was een boekje
dat zich niet beperkte tot de laatste honderd
Leen de Keijzer tijdens zijn afscheidsreceptie bij de
gemeente Houten op 29 september 1989 met links
burgemeester A.J. Bransen (topografische verzameling
gemeente Houten)
jaar, maar natuurlijk begon met de vroege
middeleeuwen. Het heette 't Gay door de
eeuwen heen
en bood een schat aan gegevens
over de plaatselijke geschiedenis.
Inmiddels was Jan Oostendorp, wethouder
van de gemeente Bunnik en een groot lief-
hebber van de Bunnikse geschiedenis, met
mij in overleg getreden over de mogelijkheid
een historische kring voor Bunnik, Odijk en
Werkhoven op te richten. Ik was sceptisch,
maar zegde hem toe als mede-oprichter te
willen fungeren, als hij het initiatief nam. Op
15 maart 1966 liet Oostendorp een circulaire
uitgaan aan 16 personen, die tot resultaat had
dat op 29 maart daaraanvolgend in de raad-
zaal van het gemeentehuis te Burmik inder-
daad een historische kring werd opgericht.
Als lid traden toe 9 personen uit Burmik, 5
uit Odijk, 1 uit Werkhoven en 2 uit Utrecht.
Op 25 mei 1966 manifesteerde de kring zich
met veel publiciteit voor het eerst aan de
buitenwacht met een lezing in kasteel Bever-
weerd. Er kwamen veel belangstellenden op
af. Eén van hen, Leen de Keijzer, kwam kort
daarop bij mij als voorzitter met de vraag of
57
-ocr page 58-
het geografisch gebied van de kring niet
uitgebreid zou kunnen worden over Houten, 't
Goy en Schalkwijk. Hij beloofde garant te
zullen staan voor Icdcnaanbreng. Behalve
ikzelf kende niemand van het bestuur Leen
de Keijzer en ik moest enigszins opboksen
tegen de neiging om de zaak knus Bunniks te
houden. Ik was er echter van overtuigd dat
hier de kans lag om de hele onderneming te
doen slagen en mijn aanvankelijk scepticisme
over de levensvatbaarheid van de kring weg
te nemen. Het bestuur besloot om nu het hele
Kromme-Rijngebied bij de kring te betrekken
en De Keijzer en Heijmink Liesert uit te
nodigen als bestuursleden mede vorm aan die
uitbreiding te geven. Op een ledenverga-
dering, waaraan vele nieuwe leden uit Houten
en omgeving deelnamen, werd uitvoerig
gedelibereerd over een naam, die vervolgens
werd vastgesteld en op 7 februari 1967 werd
de vereniging Tussen Rijn en Lek bij K.B.
als rechtspersoon erkend.
De samenwerking die tussen De Keijzer en
mij ontstond, was geheel gericht op de kring.
Voor hem was de kring van meet af aan van
grote betekenis, omdat hij zijn liefhebberij nu
in een geïnstitutionaliseerd kader kon plaat-
sen. Tot dan toe was hij tamelijk individua-
listisch bezig geweest, voortaan kon hij zijn
kennis kwijt aan een aantal oprecht belang-
stellenden en zijn interesse delen met ande-
ren. Het werkte ook blikverruimend. Zijn
strikte belangstelling voor Houten en 't Goy
breidde zich uit en werd nu geplaatst in het
geheel van het Kromme Rijngebied. Voor mij
waren de contacten zeker zo waardevol. Hij
bracht op mij over de liefde voor de streek,
een grotere waardering voor het bodemonder-
zoek, meer zicht op de samenhang tussen
mens en land, mens en natuur en geschie-
denis en milieu.
In maart 1967 kon het eerste nummer ver-
schijnen van wat wij steeds 'het periodiek'
noemden, het aanvankelijk pretentieloze en
met primitieve middelen uitgegeven
tijdschriftje Tussen Rijn en Lek. De Keijzer
werd de spil van de redaktic en werkte nauw
samen met A. Graafhuis van het gemeentear-
chief te Utrecht, die voor weinig kosten de
uitgave verzorgde. De Keijzer publiceerde
ook in het tijdschrift, aanvankelijk nog met
Heijmink Liesert als co-auteur, later onder
eigen naam.
In een ander initiatief van de kring had De
Keijzer van meet af aan de leiding: de arche-
ologische werkgroep. Er waren meer werk-
groepen gepland, maar de andere gingen snel
ter ziele of kwamen zelfs niet van de grond.
Alleen de archelologische kwam tot bloei,
zeker in de eerste plaats dank zij de bezieling
van de leider. De eerste echte opgraving, die
van de 14e-eeuwse steenoven in 't Goy,
oogstte meteen waardering bij de professione-
le archeologen van de ROB te Amersfoort,
met wie een vruchtbare samenwerking volg-
de.
De zo succesvolle werkgroep betekende een
ingreep in de besteding van De Keijzers vrije
tijd, die hij zich altijd bewust gebleven is en
hem zo nu en dan ook wel eens droevig
stemde. ledere zaterdagochtend werd nu
besteed aan bodemverkenning, het verrichten
van oppervlaktevondsten of het doen van
opgravingen, terwijl voor het archiefonder-
zoek geen tijd meer overbleef. Maar dat was
nu eenmmaal zo en Leen was realist genoeg
om te beseffen dat hij niet alles kon. De
bevrediging, die hij vond in de resultaten van
het bodemonderzoek, vergoedde het gemis
aan archiefvondsten. Wel was hij altijd
verrukt, als ik hem daarmee zo nu en dan
eens kon verrassen.
In 1971 werden mijn contacten met Leen de
Keijzer intensiever. Toen ik hem mijn proef-
schrift over middeleeuws Zuid-Beveland
schonk, vroeg hij mij of ik niet ook een
dergelijk werk aan het Kromme-Rijngebied
zou kunnen wijden. Nu had ik wel eens in
die richting gedacht, maar serieuze plannen
had ik niet. Zijn enthousiaste aansporingen
hielpen mij over de drempel, maar ik wilde
daarvoor de streek wel nauwkeuriger verken-
nen. Wij besloten voortaan iedere zaterdag-
middag samen door het Kromme-Rijngebied
te gaan lopen en zo iedere weg en ieder pad,
alle watergangen en oneffenheden in het
landschap te observeren en in ons op te
nemen. Jarenlang hebben wij dat gedaan,
bijna iedere zaterdag tussen september en
april, bij alle weer en wind, met onze stok in
de hand, springend over sloten (en een enkele
maal erin) en klimmend over hekken en
58
J
-ocr page 59-
prikkeldraad. Het ergst vond ik daarbij onze
ontmoetingen met boze honden op boerener-
ven, waar ik zo bang voor ben, maar Leen
zei dan: 'Niet met je stok zwaaien' en vervol-
gens sprak hij de honden taktisch en verma-
nend toe. Voor zover ik mij herinner altijd
met succes. Wij begonnen onze verkerming
bij Leens huis, in het gebied van de Leesloot
en de Rietsloot, heel 't Goy en Houten volg-
den. Zijn kennis verbaasde mij, maar langza-
merhand kon ik die door mijn archiefstudie
aanvullen en leerden wij van elkaar. Er
ontstond een wisselwerking. Dat werd meer
en meer het geval toen Odijk, Bunnik en de
rest van het gebied aan de beurt kwamen, tot
Amerongen toe. Er zullen weinig percelen
zijn die wij niet belopen hebben. Later heeft
hij mij herhaaldelijk zijn voldoening over die
onderneming uitgesproken, vooral omdat
sindsdien zo veel in het landschap onverbid-
delijk is verdwenen door de nieuwbouw van
Houten, Nieuwegein, Wijk bij Duurstede,
Zeist en andere plaatsen. In 1983 was mijn
boek klaar en verscheen voorin mijn opdracht
aan Leen de Keijzer. Hij was er zeer gevoe-
lig voor.
Omdat ik in de beginjaren, ongewild, nogal
een stempel op de historische kring had
gedrukt en omdat daardoor in het Utrechtse
historisch milieu de kring te veel met mijn
Op deze fcito is Leen de Keijzer bezig een vijftiende
eeuwse pot uit te graven tijdens de opgraving bij boerderij
Felixhoeve in 1993 (topografische verzameling gemeente
Houten)
persoon werd geïdentificeerd, vond ik in
1979 de tijd gekomen om het voorzitterschap
neer te leggen, zeer tegen de zin van vice-
voorzitter Leen de Keijzer. Ik wilde dat hij
zichzelf kandidaat zou stellen, maar mijn
overredingskracht won het niet van zijn be-
scheidenheid. Een paar jaar later was hij
echter zover en vervolgens heeft hij jaren
lang tot ieders en zijn eigen voldoening
leiding gegeven aan de kring. Inmiddels had
ik mij ook teruggetrokken uit de Stichtse
Culturele Raad en het museumbestuur in
Wijk bij Duurstede met de prettige gedachte
dat De Keijzer als opvolger de belangen van
de kring en het geografisch gebied ervan
uitstekend zou behartigen.
Wel moet ik bekennen dat Leen de Keijzer
mijn terugtrckkken uit het actieve historisch
bezigzijn met het Kromme-Rijngebied nooit
ten volle heeft willen accepteren. Hij begreep
dat mijn professoraat een verzwaring van het
werk betekende en dat mijn historische inte-
resse was verschoven. Hij kon ook mijn
argument onderschrijven dat het aantal leden
van de kring, dat zich beroepshalve met
geschiedenis bezighield of door opleiding een
inhoudelijke inbreng kon leveren, veel groter
was dan in de jaren '60. Maar steeds probeer-
de hij mij te overtuigen dat ik op mijn schre-
den terug moest komen, in ieder geval na
mijn pensionering. Ik heb hem dat beloofd.
Onze contacten op historisch gebied waren
inmiddels geëvolueerd tot een vriendschap,
waarin ook onze echtgenoten betrokken
waren. Een vast onderdeel werd daarin het
59
-ocr page 60-
organiseren van dia-avonden over onze
wederzijdse vakantiereizen. In 1991 en 1992
hebben wij samen met ons vieren vakanties
doorgebracht in Frankrijk, waar wij intensief
van genoten hebben, niet in het minst omdat
Leen ons altijd op de kleinste bijzonderheden
opmerkzaam maakte, die wij zelf niet zagen.
Dat was zeker het geval waar het de natuur
betrof, de planten, de dieren, de stenenhemel
of de gesteenten. Tijdens vakanties viel ook
extra op de grote behulpzaamheid, die Leen
bij alles aan de dag legde. Nu kenden wij die
al lang, want bij voorvallen waar wij onhan-
dig tegenover stonden - van het breken van
oude voorwerpen en houtwurm tot het jongen
van de poes - verscheen Leen de Keijzer als
reddende engel. De vakantie in 1992 gaf hem
een bijzondere bevrediging. Een merkwaardi-
ge voorliefde, die hij altijd al had gehad,
betrof duiventorens. Hij was daarop gekomen
door de duiven, die eeuwenlang in de toren
van de hervormde kerk van Houten hadden
gehuisd en die daar van bepaalde voor-
zieningen gebruik konden maken. Zonder dat
wij het wisten bleek Quercy in Frankrijk het
land bij uitstek van dui ventorens en duiventil-
len te zijn. Zijn triomf met een serie van 105
dia's, uitsluitend gewijd aan duiventorens,
naar huis te kunnen terugkeren, kunnen zij
die Leen van nabij hebben gekend, zich
gemakkelijk voorstellen.
Er was één element in het leven van Leen de
Keijzer, dat het hem mogelijk heeft gemaakt
zo te zijn zoals hij was, zoveel te presteren
als hij gedaan heeft. Dat was zijn vrouw
Henrictte. Ook de historische kring Tussen
Rijn en Lek mag dat best eens beseffen.
Henrictte stond atijd achter Leen, zij deelde
zijn interesses en liefhebberijen en zij hielp
hem daarbij. Zij was volgzaam, maar tegelij-
kertijd sturend, remmend en relativerend. De
opkonist van de archeologische werkgroep
betekende niet alleen een wijziging in het
patroon van de zaterdag voor Leen, maar niet
minder voor zijn vrouw. De hoeveelheden
modder die via de laarzen en de kleding van
.de deelnemers in het gastvrije huis aan de
Binnenweg werden aangevoerd, en het zand
en de klei op en in de meegebrachte voor-
werpen, moesten iinmers steeds weer worden
opgeruimd. Maar de dozen, kisten, bakken en
zakken vol scherven mochten juist niet
worden opgeruimd. Weken-, maanden- en
jarenlang stonden ze daar, en stukje bij beetje
werd de inhoud gedetermineerd op de zater-
dagen als er niet gegraven kon worden.
Henrictte deed mee en stond daarin haar
mannetje, terwijl zij onderwijl de inwendige
mens versterkte. Als Leen en ik 's middags,
moe van het lopen aankwamen, was de
rommel van de ochtend altijd keurig opge-
ruimd, was er koffie en thee gezet en stond
de koek gereed. Vergaderingen konden altijd
in huize De Keijzer worden georganiseerd,
Henrictte stond wel weer klaar ert ook de
kinderen pasten zich altijd aan.
De grote beproeving voor zowel Leen als
Henrictte zou echter tegen de zomer van
1994 komen. Plotseling, want Leen was
immers nog nooit ziek geweest en leefde zeer
gezond. Een week voor zijn overlijden zei hij
mij dat hij zich geheel kon overgeven aan
zijn lot, omdat hij zo 'n goede verzorging
had. De intensieve verpleging is een zware
taak voor Henrictte geweest en maakt het
gemis des te groter.
Het In memoriam dat in het Houtens/Bunniks
Nieuws van 21 september verscheen was een
waardige plaatsbepaling van Leen de Keijzer
in de geschiedbeoefening van het Krommc-
Rijngebied en wijdde ook aandacht aan zijn
andere verdiensten. Ik kan dat niet verbeteren
en dat is ook niet mijn bedoeling. Mijn
persoonlijke herinneringen aan hem zijn
echter zo nauw verweven met de historische
kring dat ik graag ben ingegaan op het
verzoek van de redactie om ze op schrift te
zetten. De kring lag Leen nauw aan het hart
en tijdens het opschrijven van deze herinne-
ringen heb ik bemerkt dat dat eigenlijk ook
bij mij nog steeds zo is.
Leen de Keijzer hield van de natuur en de
mens, gezien in historisch perspectief en met
nadruk op de eigen streek. De pastoor die op
23 september de rouwdienst leidde, had dat
niet treffender kunnen illustreren dan toen hij
achter 'de Jordaan en de Eufraat' in een
voorgeschreven tekst inlaste : 'en de Kromme
Rijn en de Lek, en de Lees loot en de Riet-
sloot'. Leen de Keijzer zou genoten hebben
als hij het had kunnen horen.
I        !
1
60
-ocr page 61-
De verdwenen hofstad Tiellandt in Houten
Leen de Keijzer
Hofstad' en ligging
)e moderne wijknaam Tiellandt aan de west-
zijde van het oude dorp Houten houdt de
iicrinnering levend aan de hofstad Tiellandt,
,cn van de vele uit de late middeleeuwen
daterende, verdedigbare boerderij complexen
lie Houten heeft gekend'. De benaming
hofstad' wil zeggen een hof met een stede:
ccn terrein, al dan niet omgracht, met daarop
een boerderij, Tiellandt wordt in een charter
van 5 augustus 1640 voor het eerst om-
schreven als een hofstad met één morgen
(8.516 m^) land daarnaast gelegen, samen
twee morgen groot^. Dat wil dus zeggen dat
het terrein waar de hofstede op gevestigd was
(lok één morgen groot was. Over een gebouw
wordt niet gesproken, zodat we moeten aan-
nemen dat dit toen al was verdwenen. In het
charter wordt de ligging nauwkeurig om-
schreven met de namen van de aangrenzende
grondbezitters of pachters. Tiellandt lag aan
de westkant van de middeleeuwse villa
Houten, het tegenwoordige dorp, op de grens
van de oude gronden waar het kapittel van
Sint Marie te Utrecht in 1083 van bisschop
Fvoenraad het tiendrecht als bron van inkom-
sten kreeg'. Hier lag ook de grens tussen het
gerecht van de Heren van Goye en dat van
de Heren van Wulven. Het terrein is in ver-
band met woningbouw en de aanleg van een
sportpark in de jaren 1985-1988 door de
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem-
onderzoek (ROB) opgcgraven\ Daarbij werd
duidelijk dat de bewoningsgeschiedenis te-
ruggaat tot circa 600 jaar voor onze jaartel-
ling, met schervenvondsten die vanaf die tijd
doorlopen tot circa 1300. Op 1 oktober 1832
trad het kadaster in werking en werd de
hofstad Tiellandt ingedeeld in Houten sectie
A nr 490 en 491, samen groot 1 ha. 33 are
en 10 ca. Het terrein met de naam Tiellandt
was daarmee nauwkeurig vastgelegd.
Tegenwoordig bevindt zich hier een hand-
balveld. Er tegenover ligt 'De Stenen Poort'
(Warinenpoort 90), het restant van een ver-
gelijkbaar boerderijcomplex.
Detail van de tiendkaart van Houten en 't Goy. Getekend
dcKir Jan van Diepenem in 1640 voor het kapittel van St
Marie (natekening auteur, 1964)
Leenmannen en eigenaars
Tiellandt behoorde vóór 1392 tot het leenhof
van de Heren van Goye. Dit leenhof ging in
1392 over in het leenhof van Vianen, toen
Vrouwe Katharina van Goye (geboren om-
streeks 1300 en overleden tussen 1351 en
1394) met Henric van Vianen huwde'. Hun
oudste zoon, Gijsbrecht van Vianen en van
Goye, volgde omstreeks 1351 zijn moeder op
in de heerlijkheden van 't Goy en Houten.
61
-ocr page 62-
In het archief van het leenhof van Vianen
bevindt zich een lijst met leenmannen van de
hofstad Tiellandt van 31-7-1392 tot 25-6-
1652*' Tiellandt was een zogenaamd onver-
sterfelijk leen. De leenriian moest telkens aan
de leenheer als een opvolger aantrad een
gouden Frankrijkse schild betalen als erken-
ning van diens recht. Bovendien was het een
hofleen, een heerlijk leen en van een hogere
orde dan het belenen of verpachten van een
boerderij of grond aan een boerl
Een lecrmian was voor de leenheer een
belangrijk persoon. We vinden dat terug in
de belening van Ernst Jansz. van 13-7-1392.
Hij was gehuwd met Arentje van den Vene,
nicht van de leenheer en dochter van bastaard
Rumer Uten Goye. Deze was gehuwd met
Fije van den Vene, de moeder van Arentje,
naar wie zij vernoemd was. Rumer Uten
Goye woonde van 1388 tot 1398 op de
boerderij Overdam aan de Rietdijk 5 in
Houten*. Vanaf 5 augustus 1640 zijn de
charters van de beleningen steeds aan de
nieuwe leenman en later eigenaar overgedra-
gen en bewaard gebleven. Deze bevinden
zich thans nog bij de familie Sturkenboom
die in 1903 door koop eigenaar werd van
Tiellandt. We mogen het wel bijzonder
noemen dat deze belangrijke archiefstukken
steeds door particulieren zijn overgedragen en
bewaard. Hierdoor is het mogelijk een volle-
dig overzicht te krijgen van de leenmannen
en -vrouwen tot aan de opheffing van het
leenstelsel in 1798. In 1811 werd de leermian
eigenaar van de hofstad Tiellandt en vanaf
dan vermelden de koopakten de namen van
de eigenaars.
16-8-1462: Ernst Schade Hermansz.
21-1-1496: Maurijn Emstsz.
28-3-1525: Herman Maurijnsz., door overlijden
van Maurits Emstz., zijn vader, met lijftocht van
Metje, zijn vrouw.
11-8-1549: Marcelis Dirksz. door overdracht van
Herman Mauritsz.; het wordt tot erfleen gemaakt.
7-4-1573: Gijsbert Hendriksz. te Bunnik v(X)r
Hendrik Marcelisz. te Jutphaas, zijn neef, door
overlijden van Marcelis Dirksz., diens vader, met
lijftocht van Margaretha, dochter van Hendrik Jan
Wiersz., diens moeder.
30-10-1625: Anton Hendriksz. door overlijden van
Hendrik Marcel isz., zijn vader, met lijftocht van
Dirkje Jacobsdr., diens weduwe.
5-8-1640: Berend van Coesveld voor Wessel
Gcrritsz. de Vries en Janneke Hendriks, zijn
vrouw, dochter van Hendrik Marcelis, borger te
Utrecht, door opdracht van Anthonius Hendriks
van Tiellandt te Wageningen.
25-6-1652: Johan van Royestein bij overdracht
door Wessel de Vries te Utrecht.
10-8-1678: Adriana van Royestein, weduwe van
Dirk van Westrenen, na overlijden van haar vader,
Johan van Royestein
17-1-1690: Wouter van Westrenen, zoon van Dirk
van Westrenen, na overlijden van zijn moeder,
Adriana van Royestein.
5-10-1715: Gerard van Westrenen, na overlijden
van Wouter van Westrenen, zijn vader.
3-11-1749: Gerard Jacob van Westrenen, na
overlijden van Gerard van Westrenen, zijn groot-
vader.
24-9-1816: Na de opheffing van de lenen (1798)
en het allodiaal verklaren van het leen, verkoopt
Gerard Jacob van Westrenen, ten overstaan van
notaris Carel van Hulst te 's Gravenhage, aan
Willem Hendrik Jacob van Westrenen, zijn zoon,
de hofstad Tiellandt voor de som van f 1.200,-
18-6-1894: Wordt de hofstad Tiellandt - ten
overstaan van Frederik van der Meulen, notaris te
's Gravenhage - in opdracht van Susanna Gerarda
van Westrenen, weduwe van Willem Hendrik
Lijst van leenmannen en eigenaars'
31-7-1392: Ernst Jansz., te komen op zijn kinde-
ren bij Amout, dochter van Rumer van der Vene,
nicht van de leenheer, zijn vrouw.
17-8-1407: Herman Schade, zoals Ernst Jansz.
6-3-1420: Herman Schade, eventueel te komen op
zijn oudste broer, zoon van Ernst Jansz. bij
Arentje van den Vene, zijn moeder.
62
-ocr page 63-
Jacob van Westrenen, verkocht en overgedragen
aan Hendrik Adriaan van Hees te 's Gravenhage
voor de som van f 4.600,-.
25-4-1903: Na overhjden van Hendrik Adriaan
van Hees, ongetrouwd, zonder beroep, gaat de
hofstad Tiellandt over op zijn erfgenamen; me-
vrouw de Zwaan geb. van Dam; mevrouw de
weduwe van Ellinkhuizen geb. van Dam; mejuf-
frouw Maria Susanna van Dam en de heer Marti-
nus Gerardus van Dam.
3-8-1903: Verkopen de erfgenamen Van Dam ten
overstaan van notaris Hendrik Jan Weve te 's
Gravenhage, de hofstad Tiellandt aan Comelis
Sturkenboom, landbouwer te Houten, in opdracht
van mevrouw Johanna Vemooy, weduwe van
Willem Sturkenboom, landbouwster te Houten
voor de som van f 3.250,-.
3-1-1919: Johanna Vemooy, weduwe van Willem
Sturkenboom, verkoopt de hofstad Tiellandt voor
notaris Immink te Houten aan Wilhelmus Jozefus
Sturkenboom, haar zoon.
De familie Sturkenboom bleef in het bezit van het
terrein tot het in de jaren zeventig door de ge-
meente Houten werd aangekocht ten behoeve van
de uitbreiding van het dorp.
Een 17dc-ccuws proces
Tussen de jaren 1648 en 1652 heeft de
Houtense schout Anthonic van Berck voor de
Staten van Utrecht een proces gevoerd tegen
Wessel Gerritsz de Vries, leenman van Tiel-
landt. Als belastingontvanger had hij in 1644
De Vries aangeschreven tot het betalen van
de in di; tijd gebruikelijke grondbelastingen:
het oudschildgeld, schellingengeld, het Hin-
derdams- en het Lek- en Dijkgeld'".
De grondbelasting werd geheven over het
boomgaardje genaamd Tiellandt, groot 1
morgen. Uit het voorgaande weten we dat
Tiellandt 2 morgen groot was; mogelijk werd
over de andere morgen wel belasting betaald,
maar dit wordt nergens vermeld.
De leenman, gesteund door de pachter en
gebruikers van het boomgaardje, verklaart tot
dan toe altijd te zijn vrijgesteld van het
betalen van belasting. Op 19 februari 1648
verklaren Maijchcn Jans, weduwe van Jan
Jansz., oud 60 jaren. Jan Jansz. van Ooster-
laeck, haar zoon, en Jacob Lubberts
Detail van de kadasterkaart van Houten uit ca 1830 (nate-
kening auteur)
van Hattum uit Houten, op verzoek van de
erfgenamen van Hendrick Marcelis, de
vroegere leenman, dat:
'Het boomgartgen genaemt Tylant, gelegen
tot Houten, bij de voornoemde Hendrick
Marcelis nagelaten, wel eer geweest is onlant
't welck onbequaem was om te eerden ende
te besaijen. Dat dien volgens den voornoem-
de Hendrick Marcelis in sijn leven de gront
vandien, waar op te voren, soo't schijnt, een
groot gebouw heeft gestaen ende grachten
doorgraven waren, van tijt tot tijt met grote
costen heeft aengemaeckt, geeffent ende claer
gemaeckt ende voorts nu al veertich jaeren
63
-ocr page 64-
hoorde tot het leenhof van de Heren van
Goye en mogelijk oorspronkelijk allodiaal
(eigen) was geweest. De Heren van Goye
hadden hun kasteel in het oude dorp 't Goy,
met veel eigen gronden. Tevens oefenden zij
het bestuur uit van het gerecht 't Goy en
Houten.
Zeker is dat het niet gaat om een stuk woes-
te, niet ontgonnen grond, dat daarom vrijge-
steld zou zijn van belastingen. Het maakte
met de aangrenzende percelen deel uit van de
hoog gelegen gronden op de Houtense stroom
rug die al vóór de jaartelling bewoond waren.
Ook is het zeker dat als er een hofstad, een
gebouw, is geweest, dat gebouw op het
omgrachte terrein heeft gestaan.
In de drie getuigenverklaringen tijdens het
proces, noemen zeven al bejaarde inwoners
van Houten het boomgaardje Tijland ofwel
'/ ijland. Dit zou wel eens de oude naam
voor de hofstad kuiuien zijn, later vervormd
tot Tiellandi. Door de brede en diepe water-
gangen werd het terrein dat daarbinnen was
gelegen een eiland genoemd.
Dat er bij de opgraving van de ROB in de
jaren tachtig geen sporen van de hofstad zijn
gevonden, moet het gevolg zijn van het
egaliseren van het terrein, zoals in de getui-
genverklaringen in 1648 wordt venncld.
geleden daer op geplant.
Dat oock ick Maychcn Jans inde vecrtich
jaeren 't gemelte boomgartgcn in huijre
gebruijckt hebbe ende oock gewoont hebbe
inde woninge dacr opt, jaeren sonder oijt van
ijmant voor eenige ongelden vandien te sijn
aengesproocken ofte gemolesteert iemaer is 't
zelve, als van onlant aengemacckt sijndc altijt
van alle ongelden, 't zij outschiltgelt, schel-
lingengel t ende verhogingen vandien, als
oock van het Leek en dijckgclt ende anders
van geweest hebben, 't Huijsgen daer op
staende alleen huisgclt subject is geweest,
gclijck als nog daer van huysgelt betaelt
wort'.
Op 28 juli 1648 verklaart Wessel GerriLsz. de
Vries, als leenopvolger van Hendrik Marcelis,
dat het boomgaardje Tijlant niet eens op de
blaffert van het oudschildgeld wordt vermeld.
Ook de gebruikers ervan, Herman Jansz. de
Roy, oud 50 jaar, en Anthonius Jansz. van
Oosterlaeck, oud 60 jaar, (vermoedelijk een
zwager van Maijcken Jans weduwe) beiden
wonende te Houten, verklaren dat het boom-
gaardje altijd is aangemerkt als onland, waar
de leenman veel kosten aan heeft besteed
voor het egaliseren". Zij verklaren dat er
twee sloten, de een recht op de andere, dwars
door het boomgaardje lopen die nog zeer
breed en diep zijn. Ook zij gaan er van uit
dat het niets anders dan grachten rond een
groot gebouw zijn geweest.
Het in 1648 begonnen proces eindigt in 1652.
Op 8 april 1652 vragen Gedeputeerden nog
eens twee getuigen om een verklaring over
het verleden van het boomgaardje 'Tijlant'.
Het zijn: Ernst Comelis van Rossum, oud 63
jaar, en Egbert Anthonis, oud 53 jaar, twee
onpartijdige inwoners van Houten, die ver-
klaren voor de oprechte waarheid, dat het
boomgaardje vanouds onland is geweest.
Op 21 augustus 1652 komen Gedeputeerden
tot het besluit dat het boomgaardje van alle
belastingen is vrijgesteld. Voor het afschrift
van het besluit moest de leenman f 16,50 aan
kosten betalen.
n n
-^^^^^^^^J
-r-^-T-^^-^^^3
J
I I
Tijland
Dat Tiel landt vanouds belastingvrijdom
kende, kwam waarschijnlijk omdat het be-
Het in 1818 aan Van Westrcncn verleende wapen van
zilver beladen met een gemetselde en gecrcncleerde fasce
van keel (natekening auteur)
64
-ocr page 65-
Wel of geen ridderhofstad?
li\ 1536 is door de Staten van Utrecht een
lijst opgesteld met 63 namen van erkende
r'dderhofsteden in de Provincie Utrecht'^
()p deze lijst komt de naam Tiellandt niet
voor. De aanduiding ridderhofstad komt voor
li,-t eerst voor in de transportakte van Tiel-
Lindt van 16 september 1816 door Gerard
Jacob van Westrenen aan Jonkheer Willem
Hendrik Jacob van Wcstrenen'l De laatste
werd bij Koninklijk Besluit van 15 april 1815
in de adelstand verheven. Voorzien van deze
titel verzocht hij vervolgens aan de Hoge
Raad van Adel om een wapen te mogen
voeren, en wel op de oude hofstad Tiellandt.
Dat recht werd hem verleend. Het in het
huisarchief aanwezige diploma spreekt over
de hofstad Tiellandt en niet over de ridder-
hofstad. Deze benaming is dus door W.H.J.
van Westrenen ten onrechte gebruikt.
De auteur schreef dit artikel tijdens zijn
ziekte, maar heeft het verschijnen ervan
helaas niet meer kunnen meemaken. Op 19
september 1995 is Leen de Keijzer overleden.
Noten
1.  Zie hierover: J.A.M. Smits en O.J. Wttewaall, Houten:
ontstaan en groei
(Monumenten-inventarisatie provincie
Utrecht). Zeist, 1988, 49 en 51.
2.  Familie Sturkenboom te Houten, Huisarchief Tiellandt,
ongeinventariseerd.
3.  L.M.J. de Keijzer, 'Het kapittel van St. Marie en de
tiendkaart van 't Goy en Houten uit 1640'. Tussen Rijn
en Ij-k.
25 (1991-2), 2.
4.  Zie hierover; J. van der Roest, 'Opgravingen in het
uitbreidingsplan Tiellandt'. Tussen Rijn en Lek. 22
(1988-3), 1-15.
5.  P.G.F. Vermast, 'De heren van Goye'. Oe Nederlandse
Leeuw,
66 (1949), 382 en P.M. Heijmink Liesert en
L.M.J. de Keijzer, 't Goy door de eeuwen heen. 't Goy,
1966, 36.
6.  J.C. Kort, 'De leenhoven van de heren van Vianen. 111.
De lenen van Goye', Or^ Voorgeslacht. 41, nr 357
(1986), 73-74 (nr 161).
7.  C.C. Kleinhout, Het hek op de dam. Gedenkboek 40
jaar bestaan vereniging 'Het Grondbezit',
z.pl., 1957,
26.
8.  Rijksarchief in Utrecht, Archief van het kapittel van
Oudmunster, 1358 (24-12-1388).
9.  De gegevens vanaf 1392 tot en met 1640 zijn ontleend
aan Kort.
10.  Huisarchief Tiellandt (19 februari 1648 en 28 juli
1648).
11.  Idem, 17 juni 1648.
12.  J.D.M. Bardet, Kaslelenboek Provincie Utrecht.
Bussum, 1975', XIX-XX.
13.  Huisarchief Tiellandt (24 september 1816).
65
-ocr page 66-
De Prins te Vechten:
Eigenaren en bewoners van een herberg-boerderij
Henk Reinders
Op de hoek van de Achterdijk en de Provin-
cialeweg in Vechten (Achterdijk 1, gemeente
Butmik) ligt al sinds mensenheugenis een
boerderij die De Prins heet. Deze naam staat
er sinds de uitwendige restauratie van begin
jaren negentig (weer?) op geschreven. Het
verhaal gaat dat de boerderij zijn naam
ontleent aan Prins Willem III (1650-1702).
Zijne Hoogheid had een aantal buitenhuizen
(Het Loo, Soestdijk) waar hij graag ging
jagen. Maar af en toe moest hij naar Den
Haag voor staatszaken. En omdat hij wel
eens wat van zijn eigen land wilde zien, koos
hij daarvoor iedere keer een andere weg. Zo
gebeurde het op een dag, het moet na 1675
zijn geweest, dat hij door Vechten kwam en
daar in de plaatselijke herberg bleef slapen.
De herberg droeg vóór die tijd de naam
" Rijsoort', maar toen de prins er eenmaal had
geslapen werd dit 'De Prins'.
Oudste gegevens
Rijsoort komt al voor op de lijst van het
Oudschildgcld uit 1599', een belasting van
Karel V. De bewoner was toen Willem Janse
Raeymaeker, van wie het een en ander be-
kend is. Zijn grafsteen ligt in de Hervormde
Kerk, Kerkpad 1 te Bunnik en voor degenen
die daar 's zondags kerken: in het gangpad
rechts ter hoogte van de deur naar de con-
sistoriekamer. Op de grafsteen staat dat hij is
overleden op Sinte Nicolaes 1616 (6 decem-
ber). Maar we weten nog wat meer van hem
omdat er in 1601 voor schout en schepenen
een familiecontract werd gesloten^ Zijn
echtgenote Marrichgen was toen overleden.
Van zijn kinderen waren de oudste twee
meerderjarig. We weten hun naam omdat
zoon Comelis Raymaecker die met Agatha
getrouwd was, zijn zus Grietgen Raymaecker,
gehuwd met Gijsbert Dirksz., uitkocht uit de
erfenis van hun beider moeder. Het kan zijn
dat Comelis na 1616 de boerderij had over-
genomen, maar zeker weten we dat niet.
Franse inval
Van het midden van de zeventiende eeuw
dateren een paar losse vermeldingen. Zo had
Hendrik Geerkens uit Kampen in 1649 de
helft van het huis in eigendom. Hij maakte in
1649 voor schout en schepenen van Bunnik
zijn testament' omdat hij op dat moment
'sieckelijk van lijf en leden' was. Hij lega-
teerde daarin de helft van De Prins aan het
Pestgasthuis te Utrecht met een vruchtgebruik
voor zijn zuster Catharina. De andere helft
ging in 1663 een aantal malen van de hand
tot het in bezit kwam van Dirk Hermansz.
Kip die 'aan de Ganssteegh' woonde, de
Gansstraat te Utrecht. Of er een familierelatie
tussen Kip en Geerkens is, is onbekend. Kip
moet rond 1670 zijn overledene Uit zijn hu-
welijk met Petertjen Duyffhuis' waren geen
kinderen geboren of ze waren allemaal al
voor de ouders overleden.
De erfenis was nog niet verdeeld toen een
ramp ons gebied overspoelde. De Fransen
trokken in 1672 het land binnen. Omdat noch
de stad, noch de provincie Utrecht te verde-
digen waren, gaf de stad zich al snel over. Al
het platteland om de stad heen werd door de
soldaten geplunderd en heel veel huizen
gingen in vlammen op. Zo ook Rijsoort. Bij
de restauratie van kort geleden werd het stuc-
werk afgebikt en kwamen er in de onderste
lagen stenen te voorschijn van vóór 1672 die
zwart geblakerd waren*". Ook Rijsoort werd
dus in 1672 in brand gestoken. We weten dat
ook uit de archieven\ Weliswaar staat er niet
met zoveel woorden dat er een brand is ge-
weest, maar in 1672, 1673 en 1674 krijgt er
niemand een belastingaanslag als bewoner'.
Dat is een teken dat het huis toen niet be-
woond was. Pas in 1675 komen we weer een
bewoner tegen: Tennis Dirksc van Doom.
Blijkbaar" waren de erfgenamen van Dirck
Kip er in geslaagd om voldoende bouwmate-
rialen en geld bijeen te brengen om het huis
weer bewoonbaar te maken zodat het ver-
66
-ocr page 67-
De gerestaureerde voorgevel van De Prins op de hoek
Provinciale weg en Achterdijk in Vechten (dia Marijke
DonkersUxit-de Vrij, 1995)
huurd kon worden. Inmiddels hadden de
Fransen alles geroofd wat er te roven viel en
kon de burgerbevolking terugkeren.
Pesthuis
In 1677 werd het Utrechtse Pesthuis eigenaar
van de herberg'". Vanaf dat moment is er een
sluitende lijst met bewoners, terwijl de eigen-
dom in grote lijnen te volgen is". Warmeer
Zijne Hoogheid er precies geslapen heeft
weten we niet, maar het moet geweest zijn
tussen 1677, toen de naam Rijsoort nog in
gebruik was en 1702, toen de Prins is overle-
den en er een uithangbord aan de gevel hing
met daarop een afbeelding van de Prins'l Na
zijn huwelijk met Mary (II) Stuart, in 1677,
vertrok Willem naar Engeland, waar hij tot
haar overlijden in 1695 bijna steeds vertoef-
de. Na 1695 was hij weer af en toe in ons
land. De overnachting, waarvan in de overle-
vering sprake is, zal dus wel tussen 1695 en
1702 plaats hebben gevonden. In 1675 trok
herbergier Thonis Dirkse van Doom in het
huis. Uit een toevallige vermelding uit 1692'^
weten we dat hij toen ziek in bed lag, maar
weer opkrabbelde. Echt geweldig zal de her-
berg op dat moment niet gelopen hebben
want anders had hij vast zijn vrouw in 1696
niet met het "slegte kleet' laten begraven'".
Als het even kon huurde je daarvoor het
'middelkleet' of nog liever het 'beste kleet'.
Hij was enkele malen schepen van Bunnik en
ook al kon hij De Prins niet kopen, hij had
wel ander land op Vechten in eigendom".
Thonis is waarschijnlijk in 1710 overleden".
Zijn zoon Gerrit nam de herberg over".
Waer de Prins uythangt
Gerrit Teunisz. van Doom was op het mo-
ment dat hij de herberg overnam al aan zijn
tweede huwelijk bezig. Op 21 november
1698 was hij voor het gerecht getrouwd met
Grietje Jansz. van Harderwijk. Daaruit kun-
nen we afleiden dat hij katholiek was. De
normale manier van trouwen was toen in de
openbare (=hervormde) kerk. Wie dat niet
wilde (lees: voor de pastoor wilde trouwen)
moest eerst trouwen voor het gerecht. Op 2
december 1704 stond hij er opnieuw, nu als
weduwnaar. We kennen van hem een doch-
ter, Aagje van Doom, die voor het gerecht
van Burmik in 1724 trouwde met Comelis
van Hogerwoert. Wie van de beide echtgeno-
67
-ocr page 68-
Prins, de voormalige herberg en herberg De
Prins, de voormalige boerderij die naast
herberg ook als boerenbedrijf werd gebruikt.
Beide huizen worden door elkaar De Prins
genoemd en dat is verwarrend.
Gerrit Teunisz. van Doom had zich er maar
aan te houden dat hij vanaf 1714 geen her-
berg meer mocht houden. Huurbescherming
kende men in die tijd nog niet. Voor de
huurders was dat niet zo prettig, maar een
huiseigenaar kon toen nog snel een huurder
verwijderen die zich misdroeg of de huur niet
betaalde. Het hep na de verplaatsing van de
herberg snel slecht af met Genit Teunisz. In
1716 moet hij het eerste stuk land dat hij van
zijn vader had geërfd verkopen^' en een jaar
later moest hij op een ander stuk hypotheek
nemen. Hij raakte achter met de betaling van
de belastingen en ging het ene gat met het
andere stoppen. In 1719 had de schout geen
zin om nog langer te wachten. Alles was
verkocht en stond onder hypotheek en om de
belastingen over 1717 en 1718 te betalen,
verkocht de schout zijn gewas te velde^^
Tegen beter weten in probeerde hij het zin-
kende schip nog drijvend te houden. Hij
verliet Rijsoort, dat daarna leeg kwam te
staan (het was een slechte tijd) en vestigde
zich in een keuterboerdcrijtje dat inmiddels
zwaar onder de hypotheek zat. In 1721 moest
er opnieuw een openbare verkoping volgen.
De huur van het land (3 jaar pacht van een
akker tegen 32 gulden per jaar) was niet
betaald, de schout kreeg nog 100 gulden
belasting en de 'saat'leverancicr had nog 18
gulden tegoed voor het leveren van zaad en
het inzaaien van een akker. In totaal had hij
214 gulden schuld". Toen moest het be-
zwaarde land verkocht worden en met achter-
lating van schulden verliet hij het dorp.
Faillissement kende men niet, zodat een
schuldenaar tot zijn dood achtervolgd werd
door schuldeisers, die beslag konden laten
leggen op ieder bezit dat hij weer wist te
vergaren. Openbare verkoping was niet ver-
plicht, zodat een geldlener die als zekerheid
hypotheek had laten vestigen, op het moment
dat rente en aflossing niet betaald werden,
het onroerend goed inpikte en waarschijnlijk
de hypotheekakte feitelijk gebruikte als
eigendomsbewijs. De eigenaar van De Prins
De voorgevel van de aan de overzijde van de weg gelegen
herberg De Prins rond 1900 (prentbriefkaartencollectie
A.M. de Reuver)
tes haar moeder was blijft duister bij afwe-
zigheid van een RK-doopboek, maar als de
tweede echtgenote haar moeder was, zal ze
ongeveer in 1705 zijn geboren en negentien
jaar was voor een boerendochter wel erg jong
om te gaan trouwen. Het feit dat alle bewo-
ners in de Hervormde Kerk werden begraven
zegt niets over het geloof van de overledene.
De Hervormde Kerk was ooit als begraaf-
plaats gewijd en het feit dat de kerk al meer
dan een eeuw in handen van 'ketters' was,
maakte die wijding niet ongeldig. Katholie-
ken bleven de kelders die bij de familie of de
boerderij hoorden gebruiken.
Het Pestgasthuis verkocht de herberg (let-
terlijk staat er "huis en erf waer de Prins
uythangt', er hing dus een uithangbord met
daarop een afbeelding van de prins) in 1702
aan Tibben Hermansz. van Schayck uit
Utrecht die hier meer opkocht". Deze ver-
kocht de boerderij in 1713 aan Hendrik
Gerritse van Segveld met de bepaling erbij
dat de boerderij 35 jaar lang geen herberg
mocht zijn". De reden daarvoor was dat hij
aan de andere kant van de weg ook een huis
in eigendom had en daar de tapperij heen
wilde verplaatsen. Via Hendrik Gerritse van
Segveld kwam de boerderij in handen van de
familie Van Tuyll van Serooskerke^". In 1748
mocht er weer een herberg worden gevestigd,
maar er was toen blijkbaar niemand die daar
belangstelling voor had (tot op heden is dat
zo gebleven). Ook de naam De Prins ging
mee naar de overkant van de weg.
Faillissement
Vanaf dat moment was er de boerderij De
68
-ocr page 69-
had na 1721 moeite om de boerderij te ver-
pachten. Overal gingen boeren failliet en in
1721 komen we in de belastinglijst een
zekere Teunis^"* tegen. Maar voor men er
achter was hoe hij verder heette, was hij al
weer vertrokken. Na een jaar leegstand duikt
de naam Hendrik van Mansvcld" op, maar
ook die had het na een jaar al weer gezien.
Aric en zijn dochter
Daarna ging het weer wat beter met de
agrarische sector. We zien een afwisseling
van pachters uit oude, gevestigde families die
aan de boerderij een fatsoenlijke boterham
hebben. Jacob de Cruyff uit 't Goy nam de
boerderij in 1723^'' over en trouwde in dat-
zelfde jaar voor gerecht en pastoor met
Comelia van Zijl, dochter van een grote boer.
Peter van Zijl van de boerderij Ter Hul in
Bunnik. Ongeveer tegelijk met de geboorte
van het derde kind in 1728 overleed Jacob de
Cruyff. Met drie kleine kinderen een boer-
derij voortzetten is moeilijk en om de pacht
niet te verliezen stond ze een half jaar na de
doop van het laatste kind met Ellis Hendriks
van Miltenburg voor het altaar. Zo te zien
ging het hen voor de wind. Ellis is actief bij
de aankoop en pacht van land en boomgaar-
den. In 1751 bewerkte hij maar liefst 82
morgen land en hij had 9 koeien" (De Prins
beeft een vrij kleine deel). Hij betaalde
keurig zijn belastingen en zijn aanslag was
niet mis. Ook in de liefde ging het voor de
wind. Ze kregen samen acht kinderen, waar-
van er maar twee overleden. Het jaartal 1748
(waarin men na 35 jaar weer een herberg
mocht beginnen) ging ongemerkt voorbij. De
eigenaar ontving zijn pacht en zoals de
huidige bewoner in januari 1995 vertelde:
'Als je een horecabedrijf wilt opzetten, dan
moet je daarmee opgegroeid zijn'. En dat was
Van Miltenburg nu eenmaal niet. Comelia
van Miltenburg-van Zijl wordt in 1761 voor
de tweede keer weduwe en zette de boerderij
voort tot ze in 1769 bij haar man in de eigen
grafstede in de oude dorpskerk van Bunnik
werd begraven.
Na haar overlijden nam zoon Arie van
Miltenburg De Prins over^*. Maar hij moest
delen met al de broers en zusters die waren
blijven leven. En hoewel hij erg veel land
bewerkte, er vier dienstboden op na hield en
een zeer hoge belastingaanslag kon betalen,
liep het toch niet goed af. In 1780 vertrouw-
de Jonker van Tuyll van Serooskerke de zaak
niet en werd de pacht niet verlengd. Arie van
Miltenburg ging naar een kleinere boerderij.
De Marsch aan de Marsdijk^'. Hij begon
stukjes grond te verkopen^" en zo ging het
van kwaad tot erger. In 1793 werd zijn echt-
genote met het beste kleed begraven. Het
eerste wat de schout liet doen was direct na
het overlijden de oudste dochter uit huis
halen en bij Hendrik Nierhof onderbrengen".
Het laat zich raden waarom alleen de huw-
bare dochter uit huis wordt gehaald en de
kleine broertjes en zusjes mochten blijven...
Toen de overheid in 1793 iedereen met een
bezit van meer dan 1000 gulden een extra
belasting oplegde voor de landsverdediging",
ging men zijn deur voorbij. Twee jaar later
was de nood nog hoger gestegen en moesten
ook de minder gefortuneerden meebetalen
aan de oorlog. Arie van Miltenburg werd wel
aangeslagen, maar betaalde niet. De aap
kwam in 1798 uit de mouw. Hij had het ene
gat met het andere gestopt en de belasting als
sluitpost gebruikt. Na veel zeuren zette Mr
Carel van Hees, de schout, er in 1798 een
punt achter. Hij was toen maar liefst ƒ 3.577
schuldig aan belastingen en leningen en gaf
de schout een jaar later toestemming om niet
alleen het gewas te velde, maar ook de hele
inboedel te verkopen" en Arie verdwijnt uit
beeld.
Geen knecht op mijn boerderij...
Jan Middelweert had ondermssen van Jonker
Van Tuyll van Serooskerke De Prins kuimen
pachten. Hij kwam van buiten het dorp, uit
Veldhuizen onder Vleuten. In 1781 trouwde
hij voor het gerecht van Oudwulven met
Comelia van Schaik uit Oudwulven. Uit de
stukken krijgen we de indmk dat hij -wat je
noemt- een hcreboer was. Hij liet zijn knech-
ten vele hectaren grond bewerken terwijl hij
zelf als schepen zich met hogere zaken bezig
hield^". In tegenstelling tot zijn voorganger
had hij geen enkele moeite om de speciale
oorlogsbelasting" te betalen. Hij bezat ver
over de duizend gulden en zijn echtgenote
ook, zodat ze beiden moesten betalen.
69
-ocr page 70-
Na het overlijden van Wijnand de Wit zette
zijn weduwe het bedrijf nog tot 1841 voort.
Toen zij in 1841 bij haar man op het nieuwe
katholieke kerkhof aan de Schoudermantel
was begraven, besloten haar beide ongehuw-
de zoons samen het bedrijf voort te zetten.
De broers Antonie en Willem de Wit hadden
het samen best. Zij werkten overdag op het
land, handelden wat in vee, smoorden een
pijpje en zagen in 1844 met afgrijzen hoe
hun land over de volle breedte werd door-
sneden met een spoorlijn, 's Avonds werden
ze verzorgd door een eveneens ongehuwde
huishoudster (op leeftijd, wc houden het
netjes) die hun sokken stopte, het eten kookte
en de was deed, zonder dat ze ook maar iets
te vertellen had. In 1861 zetten ze een punt
achter het bedrijf. Samen met hun huishoud-
ster gingen ze naar een burgerhuisje in de
stad'^. Toen kwam de eerste hervormde boer
op de boerderij, Gijsbert Jerfaas Hasselman,
in 1877 opgevolgd door een andere hervorm-
de pachter, Comelis de Gier.
Rechts De Prins (ca 1910, prentbriefkaartencollectie
A.M. de Reuver)
Belastingbetalen was ccn van de weinige
dingen waar vrouwen altijd volledig aan mee
mochten doen. Oud werd Jan Middelweert
niet. Op z'n 54ste werd ook hij bijgezet in de
Hervormde Kerk. Zijn weduwe was tien jaar
jonger en blijkbaar nog aantrekkelijk genoeg.
Want ze werd door haar meesterknecht Claes
Blaas uit Schalkwijk ten huwelijk gevraagd.
Maar het huwelijk kon geen genade vinden in
de ogen van Van Tuyll van Serooskerke en
de pacht werd met onmiddellijke ingang
opgezegd.
Familie De Wit
De Jonker had een gegadigde die meer
vermogen bezat: Wijnand de Wit die er bijna
30 jaar, van 1804 tot 1833, op zat. De boer-
derij was daarna nog bijna twee eeuwen in
handen van rijke particulieren die elders
woonden.
70
-ocr page 71-
Familie Van Oostrom
In 1884 kwam tenslotte de huidige familie op
de boerderij. Antonie van Oostrom woonde
er maar liefst 43 jaar, tot 1927. Na zijn
overlijden zette zijn echtgenote, de groot-
moeder van de huidige bewoner, de boerderij
nog tot 1935 voort. Hun zoon G. van Oost-
rom boerde er ook lang, van 1935 tot 1961
en na hem zijn weduwe, mevrouw Van
Oostrom-Spithoven. In 1964 kwam Toon van
Oostrom op de boerderij. Inmiddels was het
bedrijf erg ongunstig komen te liggen. Door
de toenemende verkeersdruk raakte hij ook in
1995 weer land kwijt voor de verbreding van
de snelweg. Nadat hij de boerderij onlangs
kon kopen en deze met steun van de gemeen-
te Bunnik aan de buitenkant prachtig heeft
laten herstellen, waarbij de eerder genoemde
brandsporen uit 1672 te voorschijn kwamen
en een oude deur die was dichtgezet, heeft
hij nu besloten om het bedrijf de oude be-
stemming, restaurant, terug te geven. En nu
maar hopen dat de Fransen niet opnieuw
Utrecht willen veroveren....!
Dit artikel is een bewerking van een artike-
lenreeks die in januari 1995 in het Bun-
niks/Houlens Nieuws verscheen. Mr Drs H.
Reinders (1956) studeerde geschiedenis en
rechten in Utrecht; zijn specialisme betreft
Bunnik in de 17de en 18de eeuw.
13.  GB, 1.
14.  Verantwoording van de bedragen die de
dtxidgraver voor de kerk had geïnd.
15.  RAU, Dorpsgerechten, 458, fol. 288, ongenummerd
(9 juni 1703 en 13 november 1706).
16.  Zijn aanslagen in het Logiesgeld (GB, 31), het
Familiegeld (GB, 35) en het Gemaal en Klein Zegel
(GB, 37) stoppen allemaal in 1710. Het kan ook zijn
dat hij t(x;n alleen het bedrijf heeft overgedragen.
De bcgraaflijsten uit de 17de en de eerste helft van
de 18de eeuw zijn incompleet.
17.  Dat wil zeggen, hij staat in de belastinglijsten (GB,
31, 35 en 37) op de plek waar tot 1710 steeds zijn
vader stond. Dat houdt vrijwel z^ker volledige
opvolging in alle rechten en plichten in.
18.  RAU, Dorpsgerechten, 457 en 458, diverse
vermeldingen.
19.  RAU, Dorpsgerechten, 458, fol. 46 (14-10-1713).
20.  Als de boedel van de overleden Jonkvrouwe
Isabella Agneta van Tuyll van Sertxiskerke in 1736
wordt geëstimeerd (getaxeerd) staat er bij dat ze dit
stuk grond gekocht heeft van Hendrik Gerritse van
Sechvelt. Het transport is niet in de Bunnikse
boeken overgeschreven.
21.  RAU, Dorpsgerechten, 458, fol. 58B.
22.  RAU, Dorpsgerechten, 458 (25-8-1719. 28-12-1719
en 21-5-1720).
23.  RAU, Dorpsgerechten, 458 (27-8-1721).
24.  GB, 31.
25.  GB, 31 en 37.
26.  GB, 31, 35 (no. 76) en 37 (no. 259 en 805).
27.  GB, 41.
28.  GB, 41
29.  GB, 42.
30.  RAU, Dorpsgerechten, 460, fol. 4B-6 en fol. 36-38.
31.  GB, 86.
32.  GB, 52.
33.  RAU, Dorpsgerechten, 461, fol. 27B.
34.  RAU, Dorpsgerechten, 461.
35.  GB, 52.
36.  Gemeente Bunnik, Bevolkingsregisters Bunnik.
Noten
1.  Gemeente Bunnik, Archief gemeente Bunnik 1596-
1964 (GB), 28.
2.  Rijksarchief in Utrecht (RAU), Dorpsgerechten, 455,
fol. 29.
3.  RAU, Dorpsgerechten, 457, fol. 102A (los blaadje).
4.  RAU, Dorpsgerechten, 457, fol. 102B (los blad).
5.  Huwelijkse voorwaarden zijn te vinden in het
Gemeentearchief Utrecht, Notariële Archieven, U
019b002 (24-9-1647).
6.  Mededeling van A.H.M, van Oostrom, de huidige
bewoner, januari 1995, bevestigd dixir eigen waarne
ming van de auteur tijdens de restauratie.
7.  In het gemeentearchief van Bunnik is een lijst
aanwezig met een hele serie boerderijen die 30 jaar
later nog niet herbouwd waren.
8.  GB, 31, 35 en 37.
9.  GB, 31 (no. 43).
10.  RAU, Dorpsgerechten, 457, fol. 133.
11.  Van voor 1736 tot na 1832 vererfde de boerderij in
de familie Van Tuyll van Serooskerke.
12.  RAU, Dorpsgerechtcn, 457, fol. 310B.
71
-ocr page 72-
De Stalen Boog:
De herkomst van een straatnaam in Werkhoven
Johan van Impelen
Inleiding
Een nederzetting heeft vaak een naam in
directe relatie met zijn omgeving. Hetzelfde
geldt voor de namen van oude wegen'. Er
zijn vele woorden in omloop die een stukje
'openbare weg' aanduiden. Soinmige termen,
zoals plein, kade, dijk en wal, spreken voor
zich, maar andere overlappen elkaar en
worden regelmatig door elkaar heen gebruikt,
zoals bijvoorbeeld weg, laan, straat of steeg.
Ter verduidelijking volgt hier een overzicht.
Een weg is een (smalle) strook grond in het
landschap, die zorgt voor de verbinding van
de ene naar de andere plaats. Met een laan
wordt een zijweg bedoeld, vaak aan beide
zijden beplant met een rij bomen. Het woord
'straat' is afgeleid van het Latijnse 'via strata',
wat letterlijk betekent: een geplaveide weg,
een van straatstenen voorziene verharde weg.
Het woord 'steeg' heeft een taalkundige sa-
menhang met het woord 'stijgen'. Van oor-
sprong is een steeg dus een stijgende weg.
Later verwaterde dit begrip een beetje en gaf
men deze naam aan een smal (donker) straat-
je, waardoor het een negatievere klank
kreegl
Het ontstaan van wegen gebeurde in het
verleden spontaan en willekeurig. Waar het
de toekomstige bewoners gunstig leek, wer-
den huizen neergezet. Uit de karresporen
rondom deze huizen ontstonden straten of
stegen. Naarmate de bevolking toenam, nam
ook het aantal huizen toe. Na verloop van
tijd werd de openliggende grond tussen de al
eerder gebouwde huizen volgebouwd. De
namen voor deze straten onstonden vanzelf,
er kwam géén officiële instantie aan te pas.
Als men bijvoorbeeld in een officiële akte
wilde aanduiden waar iemand woonde, dan
moest de ligging van het huis worden aan-
gegeven. Daarbij oriënteerde men zich naar
een bekend object in de directe omgeving.
Deze manier van straatnaamgeving kunnen
we als de oudste vorm bcschouwenl
Straten en wegen verkregen in het verleden
vaak óók hun naam vanwege een bepaalde
aktiviteit die daar plaatsvond, een bepaalde
streek waar zij doorheen liepen, een (belang-
rijk) persoon die eraan woonde, een gebouw
waar ze naar toe leidden, enzovoort. Zo
kennen we in Werkhoven de Ambachtstraat
(voorheen de Achtersteeg en daarvoor de
Smitssteeg), de Leemkolkweg, het Oostroms-
dijkje, de Beverweerdseweg. Deze namen
hebben een duidelijk relatie met hun directe
omgeving.
Een dergelijke manier van situatiegebonden
naamgeving is in onze tijd bijna niet meer te
verwezenlijken. In nieuwbouwwijken treffen
we dan ook vaak themanamen aan die niets
meer met de directe omgeving te maken heb-
ben: vogel-, bomen-, dichters-, staatslieden-
namen worden bijvoorbeeld gebezigd.
Soms wordt op straatnanienbordcn uitleg
geven over de betekenis van de naam, maar
in de gemeente Bunnik, waar Werkhoven
sinds 1964 toe behoort, wordt dat de laatste
jaren om financiële redenen niet meer ge-
daan. Dat is jammer, want nu is het niet
meer voor iedereen duidelijk wat er met
sommige namen wordt bedoeld. Dit geldt
vooral voor historisch gekozen namen zoals
die zijn gebruikt in de nieuwbouwwijk De
Pelikaan te Werkhoven. Zo roept 'De Stalen
Boog' in deze nieuwbouwwijk bij velen
vraagtekens op. Als bewoner van deze straat
ben ik op zoek gegaan naar de herkomst van
deze naam. En daar doe ik hier graag verslag
van.
Straatnaamgeving vroeger
Het kiezen van straatnamen kan emoties
oproepen. Tegenwoordig dient een straamaam
het liefst iets positiefs uit te stralen. In het
verleden maakten de mensen zich niet zo
druk over een straatnaam. Zo hadden de
aanwoncnden er niet zoveel moeite mee dat
het Achterpad" in Werkhoven in de volks-
mond 'de Strontsteeg' werd genoemd.
72
-ocr page 73-
Gemeentewet 1851
Een spontane naamgeving had als nadeel dat
er van een uniform gebruik geen sprake was.
Oude namen werden vergeten of werden
aangepast aan nieuwe situaties. Het kwam
zelfs voor dat er meerdere namen bestonden
voor eenzelfde (stukje) weg of straat. Het
stukje Herenstraat in Werkhoven tussen de
Achterdijk en de Leemkolkweg werd bij-
voorbeeld 'de Hanenweg' genoemd*. Vroeger
hielden de gemeenten een soort wijkregister
aan. In kleine dorpen zoals Werkhoven was
dat een prima systeem; Wijk A voor de
bebouwde kom en Wijk B voor het gebied
buiten de bebouwde kom. Voor grotere
gemeenten werd dit systeem op den duur
onwerkbaar. Met de aarmame van de Ge-
meentewet van 1851 werden de gemeen-
teraden met de straatnaamgeving belast en
was het afgelopen met de spontane straat-
naamgeving^. In de gemeente Bunnik bedenkt
een door de gemeenteraad ingestelde straat-
namencommissie sinds 1972 de namen'".
'Den Boog'.
Het is 1664 als Meyndert Wouters, 'weert in
den Boog', bezoek krijgt van afgevaardigden
van de Hervormde Kerk van Werkhoven.
'Weert' is een oude benaming voor waard of
herbergier: met 'den Boog' wordt dus een
herberg bedoeld. De heren komen zaken
doen. Men blijkt tot overeenstemming te
komen want Meyndert Wouters krijgt op-
dracht de wijn en het brood, nodig voor 'des
Heeren Avondmaal' te leveren". Bij zijn
herberg had Meyndert ook een brouwerij. Het
was waarschijnlijk niet de enige brouwerij in
het dorp'^ maar Meyndert kon in ieder geval
wel herberg De Pellecaen tot zijn klanten-
kring rekenen, want deze herberg had in
1676 een schuld van ongeveer 50 gulden 'bij
den brouwer in den booch.' Dit blijkt uit een
boedelbeschrijving opgemaakt op 4 februari
1676 door de enige notaris die Werkhoven
ooit heeft gekend. Jan van Reumst (werk-
zaam van 1671-1714)". Meyndert Wouters
was ook een vooraanstaand lid van de Her-
vormde Gemeente van Werkhoven. In de
jaren 1653-1654 was hij 'aelmoesenier' en in
1670-1671 kerkmeester. Hij was dus verant-
woordelijk voor de financiële boekhouding
Het straatnaambordje zonder uitleg
(dia: Marijke Donkersloot-de Vrij, 1994)
Hiermee werd gekscherend verwezen naar
een mestvaah die daar lag. Deze mest was
alTcomstig van veewagens van firma De
Klein. Zo'n naam zou nu niet meer worden
gebezigd. Men kreeg op een gegeven mo-
ment moeite met de uitgang 'steeg'. Zo werd
in Werkhoven in 1952 de Achtersteeg veran-
derd in de Ambachtstraat en de steeg bij Van
Echteld in de Weerdenburgselaan'.
Een ander voorbeeld: in een brief van 22
januari 1959 gericht aan de gemeenteraad van
Werkhoven verzocht een achttal bewoners
van de Werfsteeg het College van Burge-
meester en Wethouders de naam Werfsteeg te
veranderen in Pelikaanweg. En... zij hadden
succes. Op 4 maart 1959 stuurde het gemeen-
tebestuur een briefje aan de heer CA. Hof-
man (Pelikaanweg 5) dat het verzoek was
ingewilligd; het straatnaambordje was al
besteld en zou zo spoedig mogelijk worden
aangebracht''. De gemeente Werkhoven was
echter niet altijd zo meewerkend. Een ver-
zoek van een bewoner van de Weerdeburgse-
laan om deze naam te wijzigen in 'Wecrden-
burgerlaan' werd afgewezen, of men moest
zelf voor de kosten van een nieuw straat-
naambord willen opdraaien'! Tegenwoordig
zou zo'n procedure ondenkbaar zijn.
73
-ocr page 74-
van de kerk en de armenzorg'^ De zorg voor
de allerarmsten kwam in die tijd veelal voor
rekening van de kerk. Inkomsten verkregen
de kerkelijke 'armenafdelingen' voor een
groot deel uit schenkingen, huurpenningen,
rente van uitgeleend kapitaal én giften ge-
daan in 'den bussen' die in de verschillende
herbergen van Werkhoven geplaatst waren.
Ook in herberg Den Boog stond zo'n bus.
'Uyt den bussen'
Het is 1666 als kerkmeester Anthonius Gijs-
bertsz van Stcrkenburg, die tevens schout van
Werkhoven was, in zijn rekeningenboek no-
teert:
'ende is uyt de bussen in den Gerechte tot
Werckhoven gelicht des 7e december 1664 te
huysinghe van Anthonis Jansz van Swoll
weert ten Halven'""
            1-8-0
In den Boog                     8 - O - 10
In den Pellccaan"'             4-2-0
In den Peysell"                 1 - 5 - O'
Het eerste bedrag staat voor guldens, het
tweede voor stuivers en het derde voor
penningen. Het valt op dat de inhoud van de
bus in herberg Den Boog aanmerkelijk hoger
uitvalt dan bij de andere herbergen. Zou het
verkrijgen van de opdracht tot de levering
van wijn en brood hierop son^s invloed heb-
ben gehad?
bepaald bedrag (vaak ook iets in natura)
moest worden afgedragen aan de heer van
Bevcrwcerd. De heer van Beverweerd liet al
zijn bezittingen door zijn schout opmeten en
vastleggen'". Zo kennen we bijvoorbeeld de
'Blaffaerd' van de hand van Theodorus
Backer in 1710. Een duidelijke tekening van
het perceel, aangevuld met een beschrijving
daarvan en vermelding van aangrenzende
eigenaren, moest iedere twijfel over omvang
en ligging uitsluiten. Jammer genoeg zijn de
eigendommen in de bebouwde kom van
Werkhoven niet in getekende vorm in dit
kaartboek aanwezig. Van deze eigendommen
wordt alleen in de tekst melding gemaakt. De
enige, mij bekende, wat vage afbeelding van
de herberg is te vinden op een gravure uit het
jaar 1750.
De al genoemde eigenaar van Den Boog,
Meyndert Wouterszoon, moet goede connec-
ties met het lokale bestuur hebben gehad,
want zijn herberg deed op dat moment tevens
dienst als het gerechtshuis van Werkhoven.
In de 'Blaffaerd' uit 1710 lezen we:
'Dit is een huysinge en erf, daer den stalen
boogh uytliangt, alswaer jegenswoordigh het
gerecht-shuysinge van Werckhoven wert
gehouden'. Maar liefst vier keer per jaar werd
er door de schout recht gesproken^". Deze
'rechtdagen' waren een prima gelegenheid om
zaken te doen.
Kigcndoni van huize Beverweerd en ge-
rechtshuis
Herberg Den Boog staat ook vermeld in het
archief van Beverweerd. De herberg was na-
melijk vanouds eigendom van de heer van
Beverweerd'*. Zijn bezittingen (boerderijen
en landerijen) waren in erfpacht uitgegeven
aan diverse personen. Vaak bleven dezelfde
families er gedurende vele generaties wonen.
Daardoor gingen deze bewoners hun pand in
de loop der tijd méér en méér als familiebezit
zien. Maar als de bewoner het pand wilde
verkopen, diende hij wél altijd eerst toestem-
ming te vragen aan de heer van Beverweerd.
De nieuwe 'eigenaar' kon dan door deze heer
worden 'verlcyd' met een nieuw erfpachtcon-
tract van het zo juist verworven 'bezit'.
Daarin werd vastgesteld dat er jaarlijks een
DOHr WKttKIIOVKN .
De Werkhovcnsc kerk gezien vanuit het n(X)rdcn in 1750.
Kopergravure naar J. de Beijer d(X)r H. Spilman uit 1773.
Het meest rechts gesitueerde huis is herberg De Stalen
Boog (gravure in bezit van auteur)
74
-ocr page 75-
wijnrankbladeren en later een van hout^'. In
de middeleeuwen hadden kasteelheren een
belangrijke functie in het aanbieden van een
veilige slaapplaats voor reizigers. Men kon
terecht in het kasteel of in een huis dat 'he-
scherming' genoot van de kasteelheer. Hier
ligt ook de oorsprong van het woord 'kaste-
lein', dat wil zeggen de kasteelheer die tevens
herbergier was^^. Aan deze kastelen en
beschermde huizen hing een schild met daar-
op het familiewapen van de kasteelheer. Dit
schild ging ook mee op reis en werd opge-
hangen aan de huizen waar de kasteelheer
zijn intrek had genomen. Zo zou het houten
uithangbord zijn ontstaan, dat men met een
stok of stang aan de gevel bevestigde. Later
kwamen gevelstenen en ook houtsneden en
schilderingen in of op houten luifels in
zwang^'. De 'gaper' boven de deur van een
drogisterij is een bekend voorbeeld. Er was
een groot skala van onderwerpen in omloop
die men als uithangteken gebruikte. Vaak
werden afbeeldingen van dieren - de zwaan,
de pelikaan- hiervoor gebruikt, maar ook het
thema wapentuig kwam regelmatig voor. Zo
verwijzen Van Lennep en Ter Gouw naar een
brouwerij in Dordrecht met de naam 'Den
Boog'^^ Maar ook in Utrecht op de Oude-
gracht (bij de Vollerbrug) heeft een brouwerij
gestaan met deze naam". In beide gevallen
was er sprake van een handboog.
De Stalen Boog als onderpand
De Stalen Boog is in de loop van de tijd
regchnatig gebruikt als onderpand voor het
afsluiten van leningen. Zo verkocht Comelis
van Boetzelacr, gehuwd met Baligje de With,
het huis aan zijn dochter Jannigje Comelis
van Boetzelacr voor het bedrag van 1000
gulden (inclusief de inboedel, een koe en een
kalO^*^. De prijs van 1000 gulden was gelijk
aan de twee 'plechten' welke op 19 november
1707 gepasseerd waren voor het leenhof van
Be verweerd". Jaimigje was gehuwd met
Jordaan de Pauwen die het op zijn beurt
weer verkocht aan Aart van Boetzelacr (een
broer van Jannigje). Deze verkoop vond
plaats op 9 juni 1738 en wel voor de prijs
van 700 gulden^'.
Op 26 april 1765" schreef de schout van
Werkhoven, Jan van Beek, in het register van
Handlxiog in ontspannen toestand op een gevelsteen te
Wcesp (uit: De gevelstenen spreken van J.R. Schiltmeyer.
Amsterdam, 197Ü)
Dc naam van de herberg
Het is duidehjk dat met de aanduiding 'daer
den stalen boogh uythangt' een uithangteken
wordt bedoeld. Daar er echter geen afbeel-
ding van het uithangteken bekend is (daar-
voor biedt de gravure uit 1750 geen uit-
komst), blijft het natuurlijk gissen hoe dit er
uit moet hebben gezien. De (latere) toevoe-
ging van het woord 'stalen' kan er op duiden
dat het uithangteken voorheen van een ander
materiaal was, bijvoorbeeld van hout. Maar
volgens het woordenboek van Van Dale
betekent het bijvoeglijk naamwoord 'staal'
ook 'strak gespannen'. Met de stalen boog
zou dus ook een strak gespannen boog kun-
nen zijn bedoeld. Hoe de herberg aan zijn
naam kwam, is mij niet duidelijk geworden.
Misschien was de stichter van de herberg wel
een vooraanstaand lid van de plaatselijke
schutterij?
Uithangtekens
Het gebruik van uithangtekens is in onze
streken zeer waarschijnlijk in de middeleeu-
wen ontstaan. Voor die tijd was het gebrui-
kelijk dat bij een wijntapperij een krans werd
uit gehangen. De Romeinen kenden deze
gewoonte al: zij gebruikten een krans van
75
-ocr page 76-
het huis Beverweerd een 'plegtbrief in,
waarin te lezen is dat Gerrit en Lijsje van
den Boetselaar in naam van hun moeder,
Neeltje van den Nijendijk, weduwe van Aart
van Boetzelaer en toen huisvrouw van Arie
van den Boomgaard, bekenden schuldig te
zijn aan Adriana de Bie, weduwe van Fons
van Amerongcn, een kapitaal van 300 gulden
(tegen 5% rente). Dit bedrag werd geleend
om de voorgaande 'plegtbrief af te betalen
aan Comclis van Wijngaarde. Er moest per
jaar 50 gulden worden afgelost.
Erfpacht
De heer van Beverweerd had ingesteld dat
voor de erfpacht 'een derde helft pont wasch,
ofte een halve Philips gulden ten behoeve
van de capellc van Beverweerd' betaald
moest worden''". Deze 'wasch' zal ongetwij-
feld bedoeld zijn voor de kaarsen die de
kapel moesten verlichten.
Zo had de heer van Beverweerd zijn erfpacht
bij ieder pand weer anders geregeld.
Het pand dat naast (zuidwaards van) de
Stalen Boog stond, was belast met een erf-
pacht van 'anderhalf eclesie goude schilden
tot drie guldens, drie stuyvers ende nogh
twee vette capoenen'. Maar de wijze van
betalen was wel gelijk. De erfpachtplichtigen
moesten op het kasteel verschijnen op 'Sint
Maertensdag (11 november) voor midde
winter'.
^>en nieuwe lening''
Op 22 januari 1770 sloten Neeltje van den
Nijendijk, inmiddels ook weduwe van Arie
van den Boogaard, en haar oudste zoon
Gerrit van den Boetselaar een nieuwe lening
af, groot 400 gulden. Daarmee betaalden zij
hun schuld van 300 gulden af aan Adriana de
Bie, weduwe van Fons van Amerongen. Zij
leenden nu het geld van Petrus Smits. Bij
hem behoefde zij slechts 4% rente te betalen
maar het aflossingsbedrag was wel hoger,
namelijk: 100 gulden per jaar. Op 17 decem-
ber 1782 deed Neeltje van den Nijendijk
vrijwillig afstand van haar bezit aan haar
oudste zoon Gerrit van Boetselaar, 'in echt
verwekt bij wijlen haaren eerste man Aart
van Boetselaar'.
Fragment van de kadasterkaart uit 1832 met de situatie in
de Herenstraat na de sluiting van de herberg annex
brouwerij. Duidelijk is te zien dat het huis verdeeld is in
drie woningen (het gearceerde gedeelte). Ter oriëntatie: op
dit perceel staat nu het Wapen van Werkhoven en de
eerste twee huisjes aan de zuidzijde daarvan (nagetekend
door H. de Lanixjy Meijer, ca 1980)
Laatste eigenaar brouwerij
De herberg is bijna een eeuw in handen van
de familie Van Boetselaar geweest. Daaraan
kwam een einde toen Gerrit van den Boetse-
laar, gehuwd met Catharina Hendriks, de her-
berg in 1805 verkocht aan Pieter Verkerk".
Deze was landbouwer van beroep en had in
Werkhoven diverse bezittingen. Hij was
gehuwd met Gerrigje Brandenburg. Na zijn
dood in 1812 liet Pieter al zijn bezittingen na
aan zijn vrouw en drie kinderen, Anthony,
Dorothea en L^urens. Gerrigje Brandenburg
overleed in 1819. Vanaf dat jaar hebben haar
kinderen de brouwerij voortgezet. Zij hielden
ongeveer vijf jaar hun ouderlijk bezit bijeen,
maar in 1825 wensten zij dat te verdelen".
Dorothea Verkerk kreeg het huis Den Stalen
Boog toegewezen. Zij sloot de brouwerij en
liet er drie woningen van maken. Zelf heeft
Dorothea Verkerk er niet gewoond. Zij
verkocht in 1835 het huis aan Johannes
Meyer, kleermaker van beroep'". In 1857
kocht Meyer het naastliggende pand (noord-
zijde) van de huisschilder Carcl Fraza erbij".
76
-ocr page 77-
Carel Fraza verhuisde naar het pand op de
hoek Herenstraat-Ambachtstraat, waar nog
steeds een nazaat woont. Op een gegeven
ogenblik werd de financiële last hem blijk-
baar te groot, want hij stond in 1871 beide
panden af aan de Rooms Katholieke armen
van Werkhoven die daarmee zijn verplichtin-
gen voor hun rekening namen"'.
De locatie
Bij het vaststellen van de juiste locatie van
een pand is een goede omschrijving van de
buren en wegen in de directe omgeving van
groot belang. Probleem hierbij is dat men het
niet altijd even nauw nam met de geogra-
fische aanduidingen.
In de 'Blaffaerd' van Beverweerd uit 1710
staat geschreven 'daer ten noorden Ruth
Cooltjes en Evert Pauw, ten zuyden Splinter
Janszoon, ten oosten Hammer Goossenszoon
en ten westen den Heeren Binnenwegh nacst
gelant zijn'. In de akte van 1765 worden we
op een dwaalspoor gebracht doordat men de
richtingen anders aangeeft; 'spekkende uyt de
Gemeene Weg tot aan den boomgaard van
Willem van Doom, daar westewaards Gerrit
Vcmooys weduwe en oostewaards sinjeur
Agterberg naast gelcegen sijn'. Hier dienen
west- en oostwaards respectievelijk als noord-
en zuidwaards gelezen te worden.
Tot besluit
In het voorgaande is van de straatnaam 'De
Stalen Boog' de historische achtergrond
geschetst. Ik ben van mening dat het aan-
beveling verdient, om bij het bedenken van
nieuwe straatnamen zoveel mogelijk aan
plaatselijke geschiedkundige namen voorrang
te geven. Hierdoor worden wij op een bij-
zondere manier herinnerd aan ons verleden.
J.N.M, van Impelen is lid van de gemeente-
raad Bunnik en houdt zich bezig met de
geschiedenis van Werkhoven.
Het Wapen van Werkhoven. Hier stond vroeger herberg
De Stalen B(x)g (dia: Marijl^e Donkcrsloot-de Vrij, 1994)
77
-ocr page 78-
Noten
1.  P.J. Meertens, Nummers of namen voor wegen en
straten?
Amsterdam, 1969.
2.  J.B.J.Thorras, Straat en nummer. Beknopte handleiding
voor de naamgeving van straten, pleinen enz. en de
nummering van gehouwen,
's Gravenhage, 1971.
3.  Zie noot 1.
4.  Het Achterpad is een oud verbindingsweggetje dat
parallel loopt aan de Bever wee rdse weg, vanaf de Brink
achter de huizen langs in oostelijke richting en na zo'n
350 meter aansluiting geeft op de Beverweerdseweg.
5.  Gemeente Burmik, Archief gemeente Werkhoven 1811-
1964 (GW), 11.
6.  GW, 779. De acht ondertekenaar.s waren: H. de Klein;
W.S. van Dam; F. van Lunsen; C. Hofman; J.J.
Schothorst; C. van Impelen; J. Broekhuizen; Th.
Broekhuizen.
7.  Idem. Aanvrager was de heer G.J. van Echteld,
Weerdenburgselaan 8, 29 oktober 1960. Het verzoek
werd afgewezen op 29 december 1960.
8.  Rijksarchief in Utrecht (RAU), Notariële Archieven
(NA), 727 (akte 1793, 19 oktober 1894). Zie ook noot
12; daar wordt de huidige Ambachtstraat aangeduid met
twee verschillende namen.
9.  Zie noot 2.
10.  Het college besloot op 27 april 1972 tot het instellen
van een straatnamencommissie.
11.  RAU, Archief Hervormde Gemeente van Werkhoven,
104.
12.  Tot nu t(x; heb ik nog twee brouwerijen getraceerd,
namelijk 'de huisinge gelegen op 't Catwijkcrveld'
Gemeentearchief Utrecht (GAU), NA, U 119a003 (akte
37, 28 maart 1705) en 'de huysinge streckcnde voor van
de Smitssteeghe ofte Agterwegh en ten noorden de
Beverweertse wcgh', GAU, NA, U 119a003 (akte 94, 3
januari 1707). In beide gevallen was Cornelis van
Btwtzclaer, schepen van Werkhoven, de verkoper.
13.  RAU, NA, 2437.
14.  Zie n(x)t 11.
15.  Herberg Ten Halven lag buiten het dorp, aan de
splitsing van de Herenstraat en de Hollendewagenweg.
Circa 1877 werd deze herberg afgebroken. Op de kaart
van De Roy uit 1696, die vr<x;ger de omslag van het
periodiek sierde, staat hij aangegeven als 'Jan ten
Halve'.
16.  Herberg De Pcllecaen is de voorloper van het bekende
café De Zwaan, dat aan de Brink heeft gestaan tot het
in 1966 werd gesloopt.
17.  RAU, Kapittel van St. Jan, 328. Herberg Den Peysell
maakte waarschijnlijk deel uit van boerderij De Pijsel.
Deze boerderij stond tegenover het kasteel Beverweerd
en naast molen 'Den Weert'.
18.  RAU, Huis Beverweerd, 67.
19.  RAU, Huis Beverweerd, 22.
20.  J. van de Water, Groot placaathoek ... . dl 2. Utrecht,
1729, 1176-1178. In Werkhoven ging deze nieuwe
vorm van rechtspraak in op 6 november 1554.
21.  H.W. Allings, Uithangtekens en gevelstenen, dl 3.
Amsterdam, z.d.
22.  M. van Boven, In 't bonte uithangleken. Den Bosch,
1976.
23.  J. van Lennep en J. ter Gouw. Uithangtekens en
opschriften.
Leiden, 1868.
24.  Zie noot 23.
25.  I.H.M.J. Kemperman-Wilke, 'Inventaris van de
archieven van de Room^Catholiekc Armenkamer (...)
en van de brouwerij "De Boog"(1847-1898)'. GAU,
Gebundelde inventarissen, dl 6, 68-69.
26.  GAU, NA, U 119a003 (akte 175, 3 juni 1709).
27.  Zie n<x)t 26. Een plecht van 600 gulden ten behoeve
van de weduwe van heer Willem van Dijk te Jutphaas
en 400 gulden van de heer Theodorus van V(x)rst tot
Utrecht.
28.  RAU, Financiële instellingen, 2422.
29.  Zie n<x)t 18.
30.  Idem.
31.  Idem.
32.  Idem.
33.  GAU, NA, U 318a014 (13 april 1825).
34.  RAU, NA, 2704 (akte 2636, 2 januari 1835).
35.  RAU, NA, 2748 (akte 2131, 1 juli 1857).
36.  RAU, NA, 895 (akte 687, 22 maart 1872).
78
-ocr page 79-
zijn voortdurend verbeteringen in de verdedi-
gingslinie aangebracht. Vaak waren de forten
bij gereedkoming militair-technisch gezien
reeds verouderd; zo bleken bijvoorbeeld de
aanvankelijk gebouwde bomvrije torens niet
bestand tegen de toenemende kracht van het
vijandige geschut. In de tweede wereldoorlog
werd duidelijk dat zelfs de krachtigste linies
weinig rendement meer hadden, als de aan-
vallende partij er gewoon overheen kon
vliegen. Thans ligt het belang van de waterli-
nie dan ook uitsluitend nog in haar cultuurhi-
storische betekenis. Zij vormt als het ware de
laatste schakel in een keten van verdedigings-
werken die vanaf de prehisbrische vluchtberg
en vroegmiddeleeuwse kastelen ons land-
schap mede bepaald hebben.
De fietsroute van de Nieuwe Hollandse
Waterlinie waaraan de hier besproken gids
gewijd is, omvat een totale lengte van ruim
140 km, die in een drietal deelroutes is op-
gesplitst, welke elk afzonderlijk bereden kun-
nen worden. Dez^ deehoutes, respectievelijk
53 (midden), 47 (noord) en 45 km (zuid)
lang, worden in drie aparte hoofdstukken
beschreven. Mede dankzij een bijgeleverde
topografische kaart, waarop de gehele route
is uitgezet, is het mogelijk om op elk ge-
wenst punt te starten.
De 27 forten en vesting werken, begirmend bij
Fort Spion, nabij Loenen en eindigend bij
Fort Honswijk aan de Lek, zijn in het boekje
en op de kaart genummerd, wat het verge-
makkelijkt om ter plekke de bijzonderheden
na te lezen. De tekst geeft daarbij iets meer
details dan de overigens ook informatieve
borden die de ANWB bij elk object geplaatst
heeft. Door de tahijke afbeeldingen en plat-
tegronden kan de lezer bovendien van te
voren een indruk krijgen van wat hem onder-
weg te wachten staat. Jammer is wel, dat de
meeste forten niet vrij toegankelijk zijn en
soms slechts van enige afstand waargenomen
kunnen worden. De route zelf is goed aan-
gegeven met de bekende zeshoekige ANWB-
borden, al raakten wij toch éénmaal, in
Nieuwegein, het spoor bijster, waarschijnlijk
omdat de lokale jeugd een vitale aanwijzing
verwijderd had. In zulke gevallen is het
raadzaam om naast de 'grijze kaart' uit het
boekje ook een eigen topografische kaart bij
BOEKBESPREKING
I'ietsroute Hollandse Waterlinie
1). Koen, De Hollandse Waterlinie. Cultuur-
instorische routes in de provincie Utrecht.
eindredactie Roland Blijdenstijn. Amsterdam,
'Juijten & Schipperheijn 1993. 56 blz., met
bijgeleverde topografische kaart 1:50.000,
prijs ƒ 15,90 ISBN: 90-6064-793-9.
In de serie Cultuurhistorische routes in de
provincie Utrecht
is, na twee eerdere delen
over het Kromme-Rijngcbied en de Lopiker-
waard, een derde uitgave verschenen die
gewijd is aan een fietsroute langs de Utrecht-
se delen van de Hollandse Waterlinie. Het
gaat daarbij om de zogenaamde 'Nieuwe
Hollandse Waterlinie' uit de negentiende en
twintigste eeuw en niet om haar meer weste-
lijk gelegen voorganger uit de zeventiende
eeuw.
De plannen voor de aanleg van een water-
linie stammen namelijk al uit de periode van
de Opstand, toen de Spaanse troepen van
Filips 11 een grote bedreiging vormden voor
de onafhankelijke noordelijke provincies.
Uiteindelijk kwam het tot een linie van
Muiden en Naarden tot Heusden die westelijk
van de stad Utrecht lag. In het rampjaar 1672
bleek hoe effectief deze 'Oude Hollandse
Waterlinie' was. Terwijl het gewest Utrecht
het toneel werd van plunderende soldaten, die
niet alleen de stad Utrecht in handen kregen,
maar tevens in de omliggende dorpen en
steden aanzienlijke schade aanrichtten, wist
Holland zich veilig achter het geïnundeerde
laagland. Het duurde nog ruim 150 jaar
voordat werd besloten om ook de stad
Utrecht in een verdedigingslinie op te nemen.
Aan deze Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft
men grofweg en met vele onderbrekingen en
aanpassingen vanaf 1816 tot aan 1885 ge-
werkt. Het militaire principe was vrij een-
voudig: lage gebieden dienden door allerlei
waterstaatkundige werken zo snel mogelijk
onder water gezet te worden en de schaarse
hogere gedeelten die de vijand dan als enige
aanvalsweg overbleven, moesten met forten
en andere verdedigingswerken ontoegankelijk
worden gemaakt. Tot de tweede wereldoorlog
79
-ocr page 80-
de hand te hebben. Een ander klein bezwaar
is het 'eenrichtingsverkeer' van de route. Dat
bleek toen we een deel 'tegen de richting in'
fietsten en op een bord met v(irboden toegang
smitten dat vanuit de 'goede t-ant' niet zou
zijn opgevallen. Met het boekje in de hand
als rechtvaardiging hebben we het verbod
echter manmoedig getrotseerd.
Een merkwaardig schoonheidsfoutje betreft
de wat curieuze volgorde van de deelroutes
in het boekje: eerst midden, dan noord en
tenslotte zuid. Mede hierdoor volgen de
nummers van beschreven objecten elkaar niet
op, wat tot enig extra zoekwerk leidt. Dat
mag overigens belangstellenden niet weer-
houden, gewapend met de teLst de route te
fietsen, bij voorkeur in september wanneer
door de activiteiten van de jonge Utrechtse
Fortenstichting allerlei extra toegangsmoge-
lijkheden aanwezig zijn.
Francis van Hekelen
poorten opengezet voor 'niet-studenten'
(zogenaamd contractonderwijs). Wanneer u
nooit de mogelijkheid hebt gehad om aan de
unversiteit te studeren, terwijl u daarvoor
wel voldoende capaciteiten heeft, of wanneer
u uit pure interesse wilt studeren om uw
kennis te verbreden, is er nu de mogelijkheid
om dit te doen zonder de verplichting een
hele studie te voltooien. U kunt zich
inschrijven per cursus van 5 a 6 weken
(a f 285,-). Het is ook mogelijk om een
'strippenkaart' voor vijf of tien cursussen aan
te schaffen, die drie jaar geldig blijft. De
aangeboden collegereeksen bij de Vakgroep
Geschiedenis zijn al bestaande cursussen. Er
is geen vooropleiding vereist, hoewel een
VWO-niveau raadzaam is. Voor enkele
cursussen is het aan te bevelen eerst de inlei-
dende college-reeksen te volgen. Enkele
interessante titels uit het programma zijn:
Goden en helden; Kastelenkunde; Paleogra-
fie, Archiefkunde en Diplomatiek; Britse
aristocratie 1560-1995 en Russische litera-
tuur en geschiedenis.
Wilt u meer informatie? Of wilt u de brochu-
re met een cursusaanbod van meer dan 30
cursussen aanvragen? Dan kunt u schrijven
of bellen naar: Contractonderwijs t.a.v. drs.
M.T. Bos, Kromme Nieuwegrachl 66, 3512
HL Utrecht, tel. 030-537865 (.soms ant-
woordapparaat).
VARIA
Cursussen
De Utrechtse Stichting Stichtse Geschiedenis
organiseert in 1995-1996 weer verschillende
interessante cursussen. Er is een cursus over
lokale en regionale geschiedenis voor begin-
ners en over archiefbronnen (beide in het
Rijksarchief in Utrecht), over de aanpak van
archiefonderzoek (in het Gemeente-archief
Utrecht), over veldnamenonderzoek, over het
presenteren van historisch onderzoek in de
vorm van een lezing, over historische
chronologie of tijdrekenkunde (alle op de
Mariaplaats in Utrecht) en tenslotte zijn er
diverse cursussen genealogie of stamboomon-
derzoek en paleografie of oud schrift, zowel
voor beginners als gevorderden (in diverse
plaatsen, ondermeer in Wijk bij Duurstede).
Een uitgebreide brochure met aanmeldings-
formulier kunt u aanvragen bij: SSG, Maria-
plaats 23, 3511 LK Utrecht, tel. 030-343880.
De Vakgroep Geschiedenis van de Universi-
teit Utrecht heeft vanaf september 1994 haar
Nieuwe tijdschriften
Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur
heeft twee nieuwe lijdschriften uitgebracht:
Traditie. Tijdschrift over tradities en trends
en Alledaagse dingen. Nieuwsblad voor
volkscultuur, regionale geschiedenis, folklore
en volkskunst in Nederland en Vlaanderen.
Traditie
gaat over de achtergronden van
beslaande gewoontes en hel ontslaan van
nieuwe gebruiken. Alledaagse dingen is een
nieuwsblad over actuele ontwikkelingen op
hel gebied van volkscultuur, regionale ge-
schiedenis, folklore en volkskunst in Neder-
land en Vlaanderen.
Beide tijdschriften verschijnen vier maal per
jaar. Voor informatie: Nederlands Centrum
voor Volkscultuur, Lucasbolwerk 11, 3512
EH Utrecht, tel. 030-319997.
80
-ocr page 81-
opheffing gemeente Cothen:
een historische terugblik
Ad van Bemmel
Op 1 januari 1996 wordt de gemeente Cothen
evenals de gemeente Langbroek - opgehe-
ven en bij de gemeente Wijk bij Duurstede
gevoegd'. Als oud-Cothcnaar gaat me dat aan
het hart. Misschien verzacht het schrijven van
oen artikeltje de pijn. Of ik iets tegen Wijk
bij Duurstede heb? Nee, maar ik kan niet
ontkennen dat ik indertijd met rode oren de
sterke verhalen van mijn vader heb aange-
hoord over uitgevoerde (?) strafexpedities
tegen Wijkenaren en dat met de hooivork in
de aanslag...
Kaart van de gemeente Cothen. Getekend d<X)r J. Kuyper,
118661 (uit: H. Suringar, Gemeente Atlas van de provincie
Utrecht.
Leeuwarden, 1868). De gemeentegrens is op het
originele kaartje met de hand in kleur aangegeven.
In Nederland zijn alle gemeenten bij de wet
gelijk. Dat impliceert dat alle gemeenten, of
ze nu veel of weinig inwoners tellen, dezelf-
de taken hebben. Duidelijk is dat kleine ge-
meenten niet bij machte zijn al die taken zelf
uit te voeren. Samenwerken is dus het devies.
Bijvoorbeeld door met meerdere gemeenten
één dienst Gemeentewerken te vormen. He-
laas vinden niet-gemeentelijke politici een
dergelijke samenwerking ondoorzichtig. Eu-
reka! Dan heffen we dus kleine gemeenten
op en voegen ze bij grotere. De schaal wordt
aan de taken aangepast. Waarom niet de
taken aan de schaal aangepast? Dat gebeurt
in Frankrijk, waar gemeenten niet wettelijk
gelijk zijn en kleine gemeenten kunnen blij-
PROVLNCIE UTKECHT.
GEMEEISTE COTHEN.
■fdrkrnil iIuin .1 Kuv|ht
l.'iiJ.ui- ■,-M\ Hir*o Suriü'tn '■• !,^(\v.ii.tii
/^J// Jiu/iJerj,. f'ó^ Irupcnrrs
81
-ocr page 82-
maar? Nee, zei Cothen. En (in 1852) wat
vinden jullie van samenvoegen met Doom,
Langbroek en Maam? Nee, en nog eens nee.
Bovendien, zo zei de raad van Cothen, het
gaat niet aan een dorp als Cothen samen te
voegen met gehuchten... Zoals we hebben
gezien, heeft Cothen de bedreiging lang kun-
nen afhouden maar nu is het dan toch zo
ver^
Cothen versus Wijk bij Duurstede
De verhouding Cothen - Wijk bij Duurstede
is altijd precair geweest. Waarom? Klein
versus groot zal een rol hebben gespeeld.
Misschien is er wel een andere aanleiding. Ik
zal eerlijk zijn ... Cothen hoorde heel vroeger
al eens bij Wijk! Tot 1459 behoorde Cothen
tot de stadsvrijheid, dat wil zeggen tot het
rechtsgebied van de stad Wijk bij Duurstede''.
Tot dat jaar viel die stadsvrijheid niet onder
de directe hoge rechtsmacht van de bisschop
van Utrecht maar onder die van de heren van
Abcoude en van Gaasbeek (bij Bmssel). Tien
jaar eerder, in 1449, maakte Jacob van
Gaesbeck, heer van Duurstede en van Abcou-
de en Gaasbeek, mzie met de machtige
Utrechtse bisschop Rudolf van Diepholt. Dat
was niet slim. Jacob werd gedwongen het
kasteel Duurstede aan de bisschop af te staan.
Hij mocht het nog wel blijven gebruiken. In
1459 stierf Jacob. De bisschop van Utrecht,
toen David van Bourgondië, werd vanaf dan
ook officieel heer van Wijk bij Duurstede.
Een groot deel van de goederen van Jacob
van Gaesbeek te Cothen kwam in 1459 in
beheer van het Domkapittel te Utrecht.
Rijnestein werd een leen van de bisschop van
Utrecht. Uit allerlei zaken blijkt dat de stad
Wijk ook na 1459 nog lang heeft geprobeerd
haar eertijds redelijk onafhankelijke positie in
het Nedersticht en haar invloed op Cothen
vast te houden. Dit laatste ondanks het feit
dat bisschop David van Bourgondië het goed
Rijnestein - dus in feite een belangrijk deel
van Cothen - in 1467 vrijwaarde van en
beschermde tegen verdere bemoeienis door
'anderen'. Die zogenaamde vrijbrief was niet
krachteloos. Bijna tweehonderd jaar later, in
1661, wilde de stad Wijk eigenmachtig het
ven bestaan. Via onder meer het belasting-
stelsel is één en ander recht te trekken.
Protesten tegen opheffing
De opheffing van Cothen is een gepasseerd
station. Een station dat iedereen natuurlijk
aan zag komen. In 1960 is door krachtig pro-
test vaii de bevolking samenvoeging met
Wijk bij Duurstede voorkomen. Ruim twintig
jaar bleef het rustig. In 1983 begon de pro-
vincie Utrecht met de voorbereiding van een
gemeentelijke herindeling in het zuidoosten
van de provincie. Samen met een groep stu-
denten van de Rijksuniversiteit Utrecht heb ik
in dat jaar een onderzoek in Cothen en Lang-
broek gedaan. Het bleek dat de meerderheid
van de bewoners zelfstandig wilde blijven.
Maar als er dan toch moest worden samenge-
voegd, dan gaf men de voorkeur aan de vor-
ming van een landelijke, groene gemeente in
het Kromme-Rijngebied. Een gemeente be-
staande uit de kernen Cothen, Nederlang-
broek. Werkhoven en Odijk, iets dat in 1960
ook al was geopperd. In 1986 hebben de ge-
meenten Cothen en Langbroek nog een
onderzoek laten doen naar de mogelijkheden
van zo'n Krommc-Rijngemcente. Het mocht
niet zo zijn. Nog tien jaar heeft de gemeente
Cothen de samenvoeging met Wijk bij
Duurstede kunnen rekkend
De gemeente in de negentiende eeuw
De gemeente Cothen is in 1811 gevormd uit
de voormalige gerechten Dwarsdijk (of
Nijendijk) en Cothen. In 1829 kwam de pro-
vincie Utrecht met het voorstel de gemeente
Cothen en de gemeente Werkhoven samen te
voegen. Cothen zag daar niets in omdat de
afstand tussen de beide dorpen te groot was;
dat was toen anderhalf uur 'gaans'. Het voor-
stel werd van tafel gehaald. In 1846 probeer-
de de provincie het opnieuw. Nu zouden
Cothen, Werkhoven en Odijk samen moeten
worden gevoegd. Je zou zeggen tot een
Kromme-Rijngemeente; een idee dat 120 jaar
later opnieuw is komen bovendrijven. Ook
dit voorstel haalde het niet. De provincie had
de smaak te pakken gekregen. Samenvoegen
(in 1851) met Doom en Langbroek dan
82
-ocr page 83-
jaagpad langs de Kromme Rijn tussen de stad
en Cothen verleggen van de westkant naar de
oostkant. Rijnestein ligt aan die oostkant. De
heer vap Rijnestein kreeg bevel om binnen
twee weken bruggen over de grachten van
zijn kasteel te leggen. Hij beriep zich bij de
Staten van Utrecht op de oude vrijbrief van
de bisschop. En. met succes: in Cothen bleef
het pad aan de westkant'. Wanneer dan ook
op 1 januari 1996 Cothen bij Wijk bij
Duurstede wordt gevoegd, wordt daarmee in
zeker opzicht de toestand van voor 1459
hersteld. En dat na bijna 540 jaar. De vraag
is echter, voor hoe lang nu...
Dr A.A.B, van Bemmel (Leiden) is sociaal-
geograaf en houdt zich intensief bezig met de
geschiedenis van zijn geboorteplaats Cothen.
Noten
1.  Strikt genomen is dit onjuist: er is geen sprake van
een annexatie maar van een fusie, waarbij alle drie ge-
meenten worden opgeheven (noot redactie).
2.  Waar ligt de grens? Een onderzoek naar de mening
van bewoners van Cothen en Langbroek omtrent een
mogelijke bestuurlijke herindeling van hun gemeenten
(juni 1983). Utrecht, Geografisch Instituut Rijksuniver-
siteit (beperkt verspreid).
M. Peet (1968), Sociografisch rapport gemeente
Cothen. Onderzoek naar de mogelijkheden van een
Kromme Rijn-gemeente.
Den Haag, Twijnstra Gudde,
1986.
3.  Dankbaar is gebruik gemaakt van de inleiding van R.J.
Butterman bij de Inventaris van het archief van de ge-
meente Cothen 1811-1947.
Cothen, 1988.
4.  Dat gold niet voor het grondgebied van het voormalige
gerecht Dwarsdijk. Dwarsdijk was al in 1322 in handen
van het Domkapittel gekomen.
5.  Rijksarchief in Utrecht, Archief Gemene Land van
Wijk bij Duurstede, 60.
83
-ocr page 84-
De Bataafse omwenteling in Houten en 't Goy
Kees van Schalk
vroege middeleeuwen, stelde het belang van
de gemeenschap boven het belang van het
individu. De Verlichting stelde daarentegen
de individuele mens als rationeel handelend
wezen centraal. Onder invloed van het na-
tuurrecht ging men tevens uit van het idee
dat ieder mens beschikt over universele
grondrechten.
Ook in een dorp als Houten werd aan het
einde van de achttiende eeuw gediscussieerd
over grondrechten en de inrichting van de
staat. De Bataafse omwenteling in 1795
leidde hier tot een vrij sterke beroering.
Daarom zal eerst worden bezien in hoeverre
de oorzaak daarvan kan worden getraceerd in
de gebeurtenissen in de jaren die daaraan
voorafgingen. De beschikbare gegevens bie-
den aanknopingspunten voor analyse en con-
clusies.
De politieke situatie voor de omwenteling
Het oude politieke bestel werd gekenmerkt
door een zeer sterke mate van decentralisatie
van bevoegdheden. Deze bevoegdheden be-
rustten bij kleine tot zeer kleine bestuurseen-
heden, de zogenaamde gerechten of am-
bachtsheerlijkhedcn. De legitimatie van hun
macht vloeide voort uit de eerbied voor de
door de gemeenschap binnen deze gerechten
verkregen voorrechten. Het ging daarbij om
de rechtspraak, het bestuur en de belasting-
heffing. Het respect voor het als groep ver-
kregen gewoonterecht leidde uiteraard tot een
grote mate van continuïteit.
Binnen het gebied van de huidige gemeente
Houten was voor 1795 sprake van tien ge-
rechten: Tuil en 't Waal, Honswijk,
Schalkwijk, Schonauwen, Wulven, Heemste-
de, De Grote en Kleine Koppels, Oud
Wulven en Waijen, Sint Huijbrechtsgerecht
anders ge-naamd De Geer, en tenslotte
Houten en 't Goy.
De ambachtshcerlijkheid Houten en 't Goy
was met 688 inwoners (180 hervormden en
'Mijn zoon! vrees den Heere en den
Koning; vermeng u niet met hen
die naar verandering staan; want
hun verderf zal haastelijk opstaan;
en wie weet hun beider ondergang?'
Spreuken 24 vs 21-22'
Inleiding
De geest van de Verlichting bracht in de
jaren tachtig van de achttiende eeuw in de
Nederlandse Republiek een politieke hervor-
mingsbeweging voort. De aanhangers van
deze beweging noemden zich patriotten. Hun
tegenstanders, de prinsgezinden of orangisten,
spraken spottend van 'kezen'. Nadat stadhou-
der Willem V gesteund door het Pruisische
leger in 1787 de door de patriotten gewenste
hervormingen, die in een eerder stadium in
soinmige steden waren geïntroduceerd, de
kop had ingedrukt weken vele patriotten naar
Frankrijk uit. Het harde optreden had tot ge-
volg dat de patriottenbeweging radicaliseerde
en niet langer voor geleidelijke hervormingen
stond, maar een geheel nieuwe inrichting van
de staat nastreefde.
In Frankrijk vond in 1789 de grote revolutie
plaats waarbij de monarchie en de standen-
staat werden opgeheven. Het revolutionair
geregeerde Frankrijk verklaarde in 1793 de
oorlog aan de Republiek der Zeven Verenig-
de Nederlanden. Zo kon het gebeuren dat in
1795 het binnenvallende Franse leger door de
patriotten in Nederland als bevrijder werd
ingehaald. In het politieke concept van de pa-
triotten was er geen plaats meer voor de stad-
houder en evenmin voor de aristocratie.
Bovendien wenste men een scheiding tussen
kerk en staat. Het grote vertrouwen van de
patriotten in de rede (invloed van de Verlich-
ting) stond tegenover een diep wantrouwen
tegenover alle historische gezag. Het oude
politieke bestel, het 'ancien regime', met een
wordingsgeschiedenis die teruggaat tot in de
84
-ocr page 85-
Gerlach Thccxioru.s Baron van der Capellen (1734-1805),
ambachtsheer van Houten en 't Goy, oliedoek dcx>r J.J.F.
Langenhoffel, 1781 {particuliere collectie; foto Iconogra-
fisch Bureau, Den Haag)
508 katholieken in 1809) de grootste in deze
rij. Jonkheer Gerlach Theodorus Baron van
der Capellen (1734-1805), heer van Houten
cii 't Goy, lid van de Ridderschap van
Utrecht en Raad van de Admiraliteit van
Amsterdam, bezat als ambachtshcer van
Houten en 't Goy het (heerlijk) recht tot
benoeming van de schout, gadermecstcr (=
gemeenteontvanger), secretaris, schepenen,
koster, doodgraver, gerechtsbode, schipper,
en de schutter (= verzorger van verdwaald
vee). De schc-penbanken op het platteland
werden bezet door de grotere boeren en enige
lokale ambachtslieden, nooit door leden van
de adel of het patriciaat. De adel kon, mits in
het bezit van een ridderhofstad üi het gebied,
beschreven worden in het tweede lid van de
Staten van Utrecht en werd als zodanig ge-
acht daar het platteland te vertegenwoordi-
gen. De schepenen werden, zoals gezegd, be-
noemd door de ambachtsheer, echter op voor-
dracht van de schepenen zelf. Jaarlijks werd
2. Frederika Johanna Yvoy (1747-1812), echtgenote van
G.Th. Baron van der Capellen, oliedoek toegeschreven
aan J.J.F. Langenhoffel (particuliere collectie; foto
Iconografisch Bureau, Den Haag)
door de zeven regerende schepenen van
Houten en 't Goy een voordracht opgemaakt
van zeven genomineerden, waarop de am-
bachtsheer uit dit veertiental vervolgens
zeven nieuwe schepenen voor het komende
jaar benoemde, vier voor Houten en drie voor
't Goy, de zogenaamde geëligeerden (= ver-
kozenen). De heer kon een nieuwe politieke
koers in dit semi-coöptaliesysteem dus slechts
afkeuren of honoreren, maar niet zelf in gang
zetten. Hij was hiervoor afhankelijk van de
voordracht van de zittende schepenen. Verder
moet worden bedacht dat het toenmaals on-
denkbaar was een benoeming niet te
aanvaarden. De reactie van de ambachtsheer
op de voordrachten gaf in Houten en 't Goy
aanleiding tot grote sparmingen, zoals straks
zal blijken .
De voorgeschiedenis
In de jaren 1782-1788 zijn er nauwelijks aan-
wijzingen dat de patriotten een rol in de
85
-ocr page 86-
spoedig teleurgesteld afhaakte. De eerste vier
personen hebben in de onderstaande over-
zichten zitting namens Houten, de laatste drie
namens 't Goy.
De voordracht van 4 mei 1791:
REGERENDE SCHEPENEN
Houtense politiek speelden. De notulen over
die jaren zijn opvallend summier^. Wel kan
men eruit opmaken dat in 1787 mr Comelis
de Wijs jr als nieuwe schout werd aangesteld.
Het schepencollege bestond in 1787, 1788 en
1789 uit vier katholieke en drie hervormde
leden. Opmerkelijk is dat Arie van Rossum,
de rijkste boer van het dorp, daarvan geen
deel meer uitmaakte.
Politieke controverses worden voor het eerst
duidelijk zichtbaar op 4 mei 1791. Blijkens
de nomlen beklaagden de schepenen zich
over de aanhoudende en ook nu weer in het
gerechtshuis ondervonden brutaliteiten en
beledigingen van de hospes (= herbergier)
Hendrik de Man, die 'met overtreding van
alle eerbied en achting' zich bemoeide met de
gerechtelijke vergadering. Kennelijk was er
sprake van heftige beroering over de in die
vergadering aangenomen voordracht van
nieuwe schepenen, want in de notulen van 23
juni 1791 is voor de eerste maal een tegen-
stelling zichtbaar tussen de regerende schepe-
nen en de ambachtsheer over de voorgedra-
gen schepenen. Het is duidelijk dat deze con-
troverse mede betrekking had op de voor-
dracht van fervente patriotten. Die duidelijk-
heid wordt verschaft doordat in het archief
van het gerecht Houten en 't Goy enige lijs-
ten bewaard zijn gebleven met de namen van
alle patriotten3. Omdat in 1798 een zuivering
plaatsvond onder de patriotten weten we ook
welke personen tot de ferventen en welke tot
de gematigden behoorden. De hieronder ge-
noemde personen voorzien van een * ver-
schenen in 1795 in de eerste grondvergade-
ring (dat wil zeggen de bijeenkomst van
stemgerechtigden). Zij ondertekenden toen
een verklaring waaruit hun patriottische
gezindheid bleek, doch verschenen vervol-
gens niet meer in de grondvergaderingen,
waarop zij in 1798 werden weggezuiverd. De
personen voorzien van ** ondertekenden in
1795 niet alleen een patriottische verklaring,
maar verschenen daarna ook in de grondver-
gaderingen. Zij vormden de radicale kern.
Deze tweedeling is echter niet helemaal
waterdicht aangezien een aantal patriotten,
met name hervormden, na de omwenteling
Dirk van der Kemp
nh
Samuel Estopeij
nh*
Janus van Rijn
rk*
Pieter van Hulsteijn
nh*
Jan van den Bergh
rk*
Daam de Bruijn
nh
Comelis van den Brink
rk*
GENOMINEERDE SCHEPENEN
Esaijas Estopeij
nh*
Ocker van Batenburgh
nh*
Wouter Hoveling
rk**
Arie van der Puijl
nh*
Comelis van Ingen
nh
Arie van Roijen
rk**
Jan van der Woq) ,
rk**
(rk= rooms-katholiek; nh= Nederlands hervormd).
De gematigde schepenen, die zich in 1795
aan de zijde van de patriotten zouden scha-
ren, bezaten in 1791 dus een meerderheid in
het gerecht. Zij blijken van zins die patriotti-
sche meerderheid verder uit te bouwen door
een voordracht van meer uitgesproken patri-
otten, waaronder enkelen zonder bestuurser-
varing. Het lijdt geen twijfel dat de am-
bachtsheer daarmee niet erg gelukkig was.
Zijn bezwaren tegen de voordracht zullen
zich niet hebben gericht tegen de reeds her-
haaldelijk benoemde oud-presidcnt-schepen
Arie van der Puijl of tegen de kennelijk
oranjegczinde Goyse tiendpachter Comelis
van Ingen, die in 1792 beiden tot schepen
zullen worden benoemd. De bewaren zullen
zich hebben gericht tegen de patriot en groot-
grondeigenaar Esaijas Estopeij, die reeds vele
jaren tevergeefs was voorgedragen, tegen de
fervente patriot Wouter Hoveling en tegen de
onervaren patriotten Arie van Royen en Jan
van der Worp. De positie van de chirurgijn
en substituut-schout Okker van Batenburg is
onduidelijk.
86
-ocr page 87-
laten, in eene goede harmonie samen te
leven, is onder verbetering bevonden sulcks
de schout, secretaris en 't gerecht niet te con-
cemeren maar aan enige buiten deselve,
hebben onder malcanderen nu weder als
voorheen geleeft en de zaken na behoren
verricht'. De heer was dus niet bezorgd meer
over de schout, secretaris en de schepenen,
maar alleen over anderen, hetgeen op de pa-
triotten betrekking moet hebben gehad.
Gezien de verwikkelingen in 1791 maakten
de zittende schepenen in de vergadering van
25 april 1792 een dubbele voordracht. Bij af-
wezigheid van de schout, mr Comelis de
Wijs jr, fungeerde de hervormde boer en
president-schepen Dirk van der Kemp als
voorzitter.
Katholieken en hervormden
De met vier schepenen oververtegen-
woordigde hervormden maakten in 1791 nog
een voordracht, waarbij zij opnieuw met vier
personen vertegenwoordigd zouden zijn. In
de voorafgaande vier jaren hadden voor-
drachten en benoemingen plaatsgevonden van
een katholieke meerderheid. In de periode
daarvoor lijkt geloofsrichting daarom geen
wezenlijke rol te hebben gespeeld. Vanaf
1791 zou zich op dit punt echter een kente-
ring voordoen. In de jaren 1792, 1793 en
1794 blijken zowel de hervormde als katho-
lieke schepenen alles in het werk te stellen
om een ruime katholieke meerderheid be-
noemd te krijgen, doch die pogingen werden
telkens verijdeld door de ambachtsheer, die
kermelijk bevreesd was voor het vooral onder
de katholieken levende patriottisme. Hij
trachtte de patriottische koers van de schepe-
nen te keren door de benoeming van een her-
vormde orangistische meerderheid, aangevuld
met gematigde katholieken als Dirk de Goeij,
Janus van Rijn en Comelis van den Brink.
De ambachtsheer komt in actie
De ambachtsheer liet de zittende schepenen
(blijkens de notulen van 23 juni 1791) weten
geen genoegen te nemen met hun voordracht,
die volgens hem aan meerdere mankementen
leed. Hij merkte geringschattend op zich zelfs
de kosten van een zegel te willen besparen en
de zittende leden voor het komende jaar hun
plaats te laten behouden onder het uitspreken
van de wens het daarop volgende jaar een
nieuwe nominatie te mogen ontvangen, 'an-
ders een refonnatum op zal komen'. Met
deze woorden dreigde hij na ontbinding zelf
een geheel nieuw bestuur te zullen installe-
ren. Men sprak in zo'n situatie ook wel over
'het verzetten van de wet'. Dit was een onge-
bruikelijk en zeer zwaar dreigement omdat
het direkt de autonomie van de zittende
schepenen raakte.
Op de vergadering van 23 september 1791
behandelden de schepenen een ingekomen
brief van de ambachtsheer 'behelsende ver-
maan aan de Schout, secretaris en 't Gerecht
en ingesetenen om alle haken en ogen daar te
De voordracht van
25 april 1792 was als
volgt:
REGERENDE
Dirk van der Kemp
nh
Samuel Estopeij
nh*
Janus van Rijn
rk*
Petrus v Hulsteijn
nh*
Daam de Bruijn
nh
Jan van den Berg
rk*
Comelis v.d.Brink
rk*
GENOMINEERD
Esaije Estopeij              nh*
Dirk de Goeij                rk*
Jan van Schaik              rk
Arie v Rossum (Rysbr) rk*
Wouter Hoveling           rk**
Hendrik v.d. Schouw     rk
Arie v d Puijl
nh*
Jan v Rijn (st.poort)
rk
Jan v.d. Wurp
rk**
Arie v Roijen
rk**
Bart v d Wurp
rk**
Bart de Bruijn
nh
Comelis v Ingen
nh
Pieter v Kooten
rk**
GEELIGEERD
Arie van der Puijl
nh*
Dirk de Goeij
rk*
Janus van Rijn
rk*
Petms v Hulsteijn
nh*
87
-ocr page 88-
Comelis van Ingen nh
Daam de Bruijn
           nh
Comelis v.d.Brink        rk*
Uit deze voordracht kan worden afgeleid dat
de zittende schepenen, die overwegend her-
vormd en gematigd patriot waren, een voor-
dracht deden van vrijwel alleen katholieken
en patriotten. Hiermee gaven ze te kennen er
absoluut niets voor te voelen hun oren naar
hun heer te laten hangen en onderstreepten
daarmee hun autonomie en de door hen ge-
wenste koers. Ook ditmaal trok de am-
bachtsheer zich weinig aan van hetgeen onder
de zittende schepenen leefde, want hij be-
noemde opnieuw een hervormde meerder-
heid, aangevuld met enkele gematigde katho-
lieken. Hij verliet zich zelfs op de arme tien-
denaar (= pachter van tienden) Comelis van
Ingen uit 't Goy omdat die hervormd en ken-
nelijk orangistisch was, maar verder absoluut
niet op zijn plaats in dit gezelschap van grote
boeren en aannemers. De ambachtsheer, die
zelf op kasteel Schonauwen woonde, was
blijkbaar zo goed in de gemeenschap inge-
voerd, dat hij bij de genomineerden kennelijk
exact wist welke symphatieën zij koesterden
en zodoende ook in staat was de koers van
de schepenen te blokkeren.
In de vergadering van 26 september 1792,
wegens afwezigheid van de schout mr
Comelis de Wijs voorgezeten door president-
schepen Janus van Rijn, werd onder dankzeg-
ging afscheid genomen van de secretaris
Pieter van Spall. Op 11 maart 1793 werd een
nieuwe schout aangesteld, de Utrechtse nota-
ris Wemard van der Well. De notulen zwij-
gen geheel over het vetrek van zijn voorgan-
ger, Comelis de Wijs. In dezelfde vergade-
ring werd tevens een nieuwe secretaris aan-
gesteld: Gerrit Jan van Spall.
Prinsgezinde meerderheid ongewild op het
kussen
In de vergadering van 17 mei 1793 notuleer-
de de secretaris dat er 'eindelijk een nieuwe
nominatie is geformeert', kennelijk was het
dus ook ditmaal niet zonder hoofdbrekens
verlopen. Voor de eerste maal blijkt uit de
notulen wie door ieder van de schepenen
persoonlijk werd voorgedragen. Hoewel de
vermelding van individuele voordrachten
elders niet ongewoon was, zou dit onder de
toenmalige omstandigheden in Houten op een
eis van de ambachtsheer kunnen duiden.
Adrianus van Rijn droeg dus Dirk van der
Kemp voor, enzovoort.
De voordracht van 17 mei 1793 vertoonde
het volgende beeld:
REGERENDE SCHEPENEN
Adrianus van Rijn
rk*
Peter van Huisteijn
nh*
Arie van der Puiji
nh*
Dirk de Goeij
rk*
Comelis v d Brink
rk*
Comelis van Ingen
nh
Daam de Bruijn
nh
GENOMINEERDE
Dirk van der Kemp
nh
E.saijas Estopeij
nh*
Jan Ariese v Schaik
rk
Jan Cora. van Rijn
rk
Pieter van Kooten
rk**
Jan Wttewaai
rk*
Bart van der Wurp
rk**
GEELIGEERD
Adrianus v d Puijl
nh*
Dirk de Goeij
rk*
Dirk van der Kemp
nh
Jan Ariese v Schaik
rk
Daam de Bruijn
nh
Comelis van Ingen
nh
Pieter van Kooten
rk**
De timmerman-metselaar Petrus van Huisteijn
droeg zijn zwager, de patriot Esaijas Estopeij
voor, waarvan hij op voorhand kon weten dat
deze niet zou worden benoemd, met als ge-
volg dat hij zelf ook werd gepasseerd. De
ogenschijnlijke orangist en hervormde boer
Daam de Bmijn uit 't Goy droeg de rooms-
katholieke Goysc boer en latere patriot Bart
van der Wurp als schepen voor. Daarmee
was hij de meest uitgesproken representant
van de tendens om de invloed van katholie-
ken en patriotten tegen de zin van de am-
88
-ocr page 89-
Adrianus van der Puijl als zijn vervanger bij
zijn afwezigheid aan. Ook Van der Puijl zou
in 1795 echter een patriottische verklaring
onderschrijven.
Het zittingsjaar 1793-1794
In de vergadering van 29 april 1794 was er
opnieuw sprake van een zeer emstige crisis.
De gehele voordracht (zie onder) werd we-
derom door de ambachtsheer verworpen
zodat het zittende schepencollege gehand-
haafd bleef. Duidelijk is dat de schepenen,
ondanks de nog voortdurende oorlog met
Frankrijk, in hun voordracht een geheel an-
dere koers wensten dan de ambachtsheer en
daarin nog verder gingen dan in voorgaande
jaren. In die koers was opnieuw een rol toe-
bedacht aan de hervormde ouderling en
patriot Esaijas Estopeij. De eveneens her-
vorrhde ouderling, maar prinsgezinde boer
Dirk van der Kemp koos van de weeromstuit
en niet zonder wrevel tegenover de ambachts-
heer de patriottische boer Hermanus Oost-
rom, die in 1795 in Houten de omwenteling
zou leiden. Deze was nota bene woonachtig
onder Schonauwen en tot dan toe daar uit de
schepenbank geweerd. Hij moet eigenlijk met
dubbele ster (**) worden vermeld, omdat hij
in 1798 op oneigenlijke gronden werd weg-
gezuiverd. Daarnaast werd de Goyse boer
Jacob van Doom voorgedragen. Ook hij
behoorde bij de omwenteling van 1795 tot
één van de leidende figuren die vervolgens
een constante factor in het bestuur zou blij-
ven vormen. Arie van Rossum was met
afstand de meest welvarende boer van
Houten. In 1795 werd hij door het Comité
Revolutionair als eerste naar voren geschoven
om deel te nemen in het voorlopige patriotti-
sche bestuur. Hij haakte echter al spoedig
weer af. De orangist Jan Ariese van Schaik
weigerde een voordracht te doen, waarschijn-
lijk omdat hij van mening was dat dit, gezien
de opstelling van de ambachtsheer, zinloos
was. Ook de eerder genoemde rooms-katho-
lieke Goyse boer Jan Uittewaal die in 1795
het patriottisch 'declaratoir' (zie hierna) teken-
de, werd kermelijk genomineerd.
Duidelijk is ook dat de hervormde en katho-
bachtshcer te vergroten ter behoud van de
eenheid in de gemeenschap. De Goyse tien-
Jenaar Comelis van Ingen droeg kennelijk de
grote katholieke Goyse boer Jan Uijttewaal"
voor, niet te verwarren met de hervormde Jan
Wttewaal die op de buitenplaats Wicken-
hurgh woonde. Als lid van het patriciaat was
het ondenkbaar dat deze in een van de sche-
pencolleges op het platteland benoemd zou
worden. Dirk de Goeij, die zich als een ge-
matigd patriot zou ontpoppen, droeg Jan
Comelis van Rijn van 'de Stecne Poort' voor.
Deze zou later de patriottische zaak weinig
serieus nemen. De katholieke boer Adrianus
van Rijn droeg de hervormde ouderling Dirk
van der Kemp voor die ongetwijfeld prinsge-
zind zal zijn geweest. Een voordracht die de
eenheid van de schepenen tegenover de am-
bachtsheer onderstreepte. De latere rooms-
katholieke kerkmeester Jan Ariese van
Schaik, boer en ambachtsheer in zijn eigen,
24 morgen grote, minigerecht De Geer, dat
als een enclave binnen Houten lag en belang
hebbend bij handhaving van het bestaande
bestel, werd door de hervomide substituut-
schout Arie van der Puijl voorgedragen. Een
keuze voor de gevestigde orde\ De voor-
dracht beoogde opnieuw de invloed van de
katJiolieken sterk te vergroten. Daarentegen
was sprake van een afnemende tendens wat
betreft de voordracht van patriotten, iets dat
tioor de ambachtsheer werd overgenomen bij
de benoeming, want nog slechts drie van de
/even leden konden patriot genoemd worden.
Een en ander houdt mogelijk verband met de
Franse oorlogsverklaring van begin 1793. De
ambacliLsheer bmskeerde de herhaalde wens
van de schepenen om tot een katholieke
meerderheid te komen. Opnieuw werd een
hervormde meerderheid benoemd waarbirmen
de orangisten nu zelfs duidelijk de boventoon
voerden.
Ondertussen was men doende de substituut-
schout, de chirurgijn Okker van Batenburg,
die eind 1788 nog door de oude schout
Comelis de Wijs was aangesteld, uit zijn
funktie te ontlieffen. In overleg met de sche-
penen stelde de nieuwe schout, Wemard van
der Well, op 10 september 1793 schepen
89
-ocr page 90-
rijk, die tot dan toe een wisselend verloop
had gehad, keerden de kansen na de slag bij
Fleurus zich in juni 1794 tegen de Republiek.
De Fransen rukten nadien steeds verder naar
het noorden op. Toen in de winter van 1794-
'95 de grote rivieren stijf bevroren waren,
marcheerde op 16 januari 1795 het Franse
leger de stad Utrecht binnen. Het werd door
de patriotten met gejuich ontvangen. In
Utrecht werd op 25 januari 1795 de vroed-
schap afgezet door een Comité Revolutionair
en een voorlopig revolutionair bestuur geïn-
stalleerd, dat de leiding op zich nam tot over
een definitieve bestuursrcgeling beslist was.
Op 28 januari 1795 werden tenslotte de
Staten van Utrecht afgezet en de ridderschap
en geëligcerden (de uit de kapittels verkoze-
ncn) ontbonden.
De omwenteling in Houten
Op zondag 25 januari 1795 werd in Houten
door enkele patriotten een vrijheidsboom op-
gericht. Inmiddels had zich in het dorp een
revolutionair comité gevormd, bestaande uit
de boeren Hermanus Oostrom uit Schonau-
wen. Jan van Rijn (onder Houten woonde een
Jan Comelisz van Rijn, onder Schonauwen
een Jan Jansz. van Rijn), Jacob van Doom uit
't Goy en de daggelder Teunis Peek uit
Houten. Zij bereidden in de weken nadien de
afzetting van het oude bestuur voor. De af-
zetting vond uiteindelijk plaats op 10 maart
1795. Het Comité Revolutionair las op die
dag in de kerk van Houten een Revolutio-
naire Akte voor die hier integraal is opgeno-
men, om inzicht te geven in hetgeen de revo-
lutionairen bewoog.
lieke elite samen een eenheid vormden tegen-
over de heer. Het feit dat katholieke en her-
vormde schepenen zich gezamenlijk verzetten
tegen diens benoemingspolitiek leidt tot de
conclusie dat het de schepenen niet in eerste
instantie te doen was om een patriottisch
schepencollege, doch vooral om door middel
van een representatieve vertegenwoordiging
de eenheid in de gemeenschap te bewaren.
Terwijl de schepenen op lokaal niveau vooral
een bredere samenstelling nastreefden, was
de ambachtsheer, niet geheel onterecht, on-
getwijfeld door de angst bevangen dat de
patriotten tot een geheel andere bestuurs-
inrichting wensten te komen waarbij zijn
benoemingsrecht verloren zou gaan. Dit zal
het onderliggende dilemma zijn geweest
waarin de ambachtsheer en de schepenen
elkaar gevangen hielden.
De voordracht van 29 april 1794:
REGEREND SCHEPEN
Adrianus van der Piiijl nli*
Dirk de Goeij
rk*
Dirk van der Kemp
nh
Jan Ariese van Schaik
rk
Daam de Bruijn
nh
Comelis van Ingcn
nh
Pieter van Kooten
rk**
NOMINEERT
Esaijas Estopeij
nh*
Arie van Rossuni
rk*
Hermanus Oostrum
rk*(**)
Hannes VerweiJ
rk*
Jan Wttewaal
rk*
Jacob van Doorn
rk**
i I
'VRIJHEID, GELIJKHEID EN BROEDER
SCHAP
Verbaal van de heuchelijke revolutie van dato den
10 maart 1795.
De burgers, opgesetenen van Houten en 't Goy,
alle opgeroepen zijnde, om te komen in de kerk
tot Houten op dinsdag den 10 den Maart 1795, het
eerste jaar der Bataafse Vrijheid, is door enige
Burgers de volgende Revolutionaire Akte vooige-
lezcn.
Mede burgers, bewoonders en opgezetenen van de
De ambachtsheer continueerde, zoals gezegd,
alle zittende schepenen voor het jaar 1794-
1795. Het is duidelijk dat hij niets moest
hebben van patriotten als Estopeij, Oostrom
en Van Doom en krampachtig vasdiield aan
een hervormde meerderheid die door oran-
gisten werd gedomineerd.
De inval van het Franse leger
In de oorlog tegen het revolutionaire Frank-
90
-ocr page 91-
\\aci* lAOcixlil hclundcnt^
lp ei? Grondverfriiig St runde
IWOCl
mv.
S|X)tprent in kleur, links bij normale belichting en rechts
hij tegenlicht (collectie drs J.W.C, van Schaik, Utrecht)
vrij heidsboom op de 25-e der voorleden maand
januarij door enigen weidenkenden van ons reeds
gedaan, heeft toen bij voorraad doen zien welk
enen zucht voor den waarheid door onzen aderen
vloeit. Maar als wij nu verder niets meer verrich-
ten en het daar alleen bij lieten blijven, zo zoude
zulks met recht voor enkel kinderspel aangezien
worden. Neen zo onbezonnen zullen wij ons niet
aanstellen, maar zullen onze echte vrijheidsliefde
door daade kenmerken. Het is op dezen heugelij-
ken dag dat wij de handen aan het vrijheidswerk
slaan en benoemen tot dien einde de volgende
personen die het Committee Revolutionair uitma-
ken, alzo: Hermanus Oostrom, Jan van Rijn,
Teunis Peek en Jacob van Doorn.
Deselve wensen U allen, nevens ons, die voor de
vrijheid ons zelve nu opentlijk verklaren, met deze
om wentel inge:
HEIL en BROEDERSCHAP. Wij Zijn Vrij, Wij
Zijn Gelijk en opdat nu de bestieringe onzer
noodzakelijke belangen onder deze gerechten
zonder enige verstoringe of verwarringe zoude
konnen voortgang hebben, en in goede order
geschieden; tot dat wij in staat gesteld worden om
constitutioneel onzen representanten te verkiezen,
zo bieden wij in stedelij ken navolginge en der
vrije Fransen, tot provisionele Representanten, de
dorpe en gerechte van Houten en 't Goy. De vrije
Fransen tot ons gekomen zijnde om ons vrij te
1111.ken, (dat is) om ons te verlossen van het
ondragelijke en alles overheersende juk van een
aristocratisch dispotismus; hebben aan het Bataaf-
se Volk en dus ook aan ons overgelaten om het
gepaste gebruik te maken van ons oppergezag in
tiet veranderen of verbeteren van de inzichtinge
van onze eigene Regeringe. De Commissarissen
van het Noordlijk leger. Gillet, Belle-garde, la
Coste, Joubert, en Poitier de i'Oisle, hebben dit
den 2üe der maand januari dezes jaars aan het
Bataafse Volk ( tot Amsterdam) opentlijk ver-
klaard. Dit heeft algemeen de zucht tot vrijheid
opgewekt, het bataafse volk aangemoedigd en
werkzaam gemaakt om het dispotique juk van
geweld en overheersingc, en alle ketens die
dienstbaar waren om de batavier daarmede te
binden, af te werpen. Wij doen dit ook op dezen
lieugelijken dag, voor het oog van gans nederland;
wij doen dit voor ons, onze kinderen en verdere
nakomelingen, wel beraaden en met een volkomen
harte, zonder enig arg. Het oprichten van den
91
-ocr page 92-
navolgende personen aan, vertrouwende dat onze
welgemeende zorge in dezen met Ulieder goed-
keuringe zal bekrachtigd worden, en zo er iemand
onder de volgende personen mochte zijn welke
algemeen mishaagd, alsdan Ulieder reden van
afkeuringe heden aan ons zult te kennen geven,
hetwelk door de meerderheid zal gedecideerd
worden. Wij verklaren bij dezen nog opentlijk dat
het algemeen welzijn en het genot van de waare
vrijheid alleen door ons bedoeld wordt.
De provisionele Representanten die wij U allen
voorstellen zijn: Aiie van Rossum, Jacob van der
Viel, Wouter Hoveling, Willem de Goeij, Hannes
Oostrom, Bart van der Wurp, Pieter van Kooten
en Gerard Jan van Spall tot provisioneel (=
voorlopig) secretaris.
Indien gijlieden mede opgezetenen alle dezelve
goedkeurd, zullen wij dezelve volmacht geven om
provisioneel in u lieder naam de nodige direktie
van deze gerechte waar te nemen, na de tijdsom-
standigheden vereischen zullen. Dit vtxwstei van
alle present sijnde personen eenparig goedgekeurd
zijnde, werden dezelve daarmede gefeliciteerd'.
sessie genomen ten zelve dagen'. De verga-
dering werd vervolgens voortgezet bij Jacob
van der Viel in herberg De Zwaan. Daar liet
Willem de Goeij weten te bedanken als pro-
visioneel representant, waarop Jan van Rijn
in zijn plaats werd benoemd. Als eerste werd
besloten de vergaderingen voortaan in De
Zwaan te houden en niet in het rechthuis De
Roskam. Vervolgens werd de gerechtsbode
Anthonij Lagerweij vervangen door de
rooms-katholiekc daggelder Tennis Peek.
Tenslotte werd een verkiezing uitgeschreven
voor 16 maart 1795 in de kerk van Houten.
Doel hiervan was een kandidaat te verkrijgen
voor een bijeenkomst op 23 maart te Doom
waar afgevaardigden van het Ovcrkwartier
zouden worden gekozen.
Verkiezingen in de kerk van Houten
Op de verkiezingsbijeenkomst op 16 maart
1795 in de Houtense kerk, onder voorzitter-
schap van de gematigde Dirk de Goeij en de
secretarissen Okker van Batenburg en Hen-
drik Walraven, lieten 48 personen zich als
kiezer registreren door een patriottische in-
tentieverklaring te ondertekenen, het zoge-
naamde 'declaratoir'. In 1808 omvatte de
bevolking van Houten en 't Goy 252 volwas-
sen mannen en vrouwen, 329 kinderen en 98
dienstboden. Het aantal zelfstandige huishou-
dens bedroeg toen 122 waarbij nog 5 gezin-
nen inwonend waren''. Onder de 127 gezins-
hoofden waren 18 weduwen, zodat 109 inan-
nelijke gezinshoofden resteerden, die als
kiesgerechtigd zouden kunnen worden aange-
merkt. Het werkelijk aantal kiesgerechtigden
moet iets groter dan 109 zijn geweest door
inwonende vaders, ongehuwde broers en
volwassen zonen. De 48 personen welke op
16 maart 1795 in de eerste grondvergadering
het patriottisch declaratoir ondertekenden,
vormden derhalve iets minder dan de helft
van de kiesgerechtigde mannelijke bevolking.
Tussen 16 maart 1795 en 3 april 1798 had-
den vijfentwintig personen alsnog het decla-
ratoir ondertekend waarmee het totaal, exlu-
sief sterfte en verloop door verhuizing, op
maximaal 73 ondertekenaars kwam. Aange-
zien een groot aantal mensen alleen de eerste
Het is opvallend dat het Comité Revolutio-
nair en de voorlopige representanten louter
uit katholieken bestonden. Dat de hervormde
Pieter Hulsteijn en Adriaan van der Puijl
ondanks het ondertekenen van het patriottisch
'dcclaratoir' na de omwenteling niet naar vo-
ren werden geschoven, is begrijpelijk. Zij
werden teveel met het oude bestel geasso-
cieerd. Dat geldt niet voor de patriottisch
gezinde hervormde ouderling Esaijas Esto-
peij. Toch komt ook hij niet in het vizier. Dit
wijst er op dat bij de politieke veranderingen
in Houten het katholieke element een sterkere
rol speelde dan het patriottische. In zijn po-
gingen de patriotten te weerstaan had de
ambachtsheer een tegenstelling opgeroepen
tussen hervormden en katholieken, die de
schepenen zelf hadden willen voorkomen.
De schout en schepenen afgezet
De provisionele representanten lieten er geen
gras over groeien en begaven zich naar het
rechthuis (herberg De Roskam) tot verwij-
dering van de oude schout en schepenen
waarop deze 'de gerechtskamer verlatende,
hebben de Provisionele Representanten aldaar
! !
92
-ocr page 93-
grondvergadering bezocht en het daarna voor
gezien hield, lijkt het realistischer van de 39
patriotten uit te gaan die de patriottische zaak
ook nadien zouden blijven steunen; nog altijd
een respektabel aantal. Onder de 34 personen
die in 1798 werden weggezuiverd bevonden
zich minstens 8 hervormden, waardoor onder
de resterende patriotten (vrijwel) geen her-
vormden voorkwamen. Onder de onderte-
kenaars van het declaratoir in 1795 waren de
katholieken dus relatief oververtegenwoor-
digd. De welgestelde boeren waren eveneens
oververtegenwoordigd. Arme daghuurdcrs
interesseerden zich niet voor de politiek, wil-
den mogelijk hun vingers er niet aan bran-
den, of waren prinsgezind. Men kan, bij ge-
brek aan aanwijzingen, daarover slechts
speculeren.
De 48 kiezers in de eerste grondvergadering
ondertekenden de volgende verklaring:
'DECLARATOIR'
Ik verklaar op het plechtigst, even of dat ik het
met ede bevestige, dat ik geene regeer Inge voor
wettig erkenne, dan die op de rechten van de
mensch, en van den burger gegrond is. Dat ik
gevolgelijk heschouwe de zogenaamde oude
constitutie, die sedert de jare 1787, tot na het
intrekken der Franse Trouppes, (de Franse he
TR)upes zijn binnen Utrecht gekomen den 16-e
januari 1795) hier plaats gehad heeft als onwettig,
onbestaanbaar, en geweldadig, en daarentegens het
provisionele bestuur van volksrepresentanten,
sedert ingevoerd, en op die rechten gegrond, al-
leen voor wettig houde, aan welke ik alle gehoor-
zaamheid en trouw zal bewijzen, tot dat ene vol-
ledige constitutie door eene Nationale conventie
ontworpen door de Natie zal vastgesteld en aan-
genomen zijn'.
In de verkiezing die vervolgens werd gehou-
den voor een afgevaardigde naar Doom
werden de volgende stemmen behaald:
Hermanus Oostrotn     rk*(**)      28 stemmen
Esaije Estopeij            nh*           13 stemmen
Dirk de Goeij             rk*           16 stemmen
Okker van Batenburg   nh*            1 stem
In de verkiezing te Doom op 23 maart 1795
werd Hermanus Oostrom, tezamen met 'bur-
ger' Van Leeuwen te Langbroek, 'burger'
Banens te Bunnik en 'burger' Van Ochten te
Vreeswijk, verkozen tot gecommitteerde van
het Overkwartier ter Landschapsvergadering
van het Sticht. De verkiezingsbijeenkomst
van 16 maart 1795 resulteerde in feite dus in
de invoering van een eenpartij systeem en
derhalve in een nieuwe oligarchie. Alleen uit
hen en door hen kon worden gekozen en
verkozen. Personen die vanuit principiële
motieven bezwaren hadden en weigerden het
declaratoir te ondertekenen, waren immers
van stemming in de grondvergaderingen
uitgesloten. Kiesgerechtigden mochten stem-
men indien zij ouder dan 18 jaar waren, niet
afhankelijk van bedeling en bovendien
minstens 2 jaar binnen het gerecht woonach-
tig-
¥.a\ nieuw gemeentebestuur
Op 11 fcbmari 1796 werden zes nieuwe
leden van de municipaliteit (= gemeente-
bestuur) beëdigd. Hoewel uit de notulen niet
van een voorafgaande verkiezing blijkt,
mogen we ervan uitgaan dat deze wel dege-
lijk heeft plaats gevonden.
De 6 leden waren:
Jacob van der Viel
rk**
Hendrik Schreuder
rk**
Claas van Wiggen
rk**
Hannes Oostrom
rk*
Pieter van Kooten
rk**
Bart van der Wurp
rk**
In dezelfde vergadering werden de voormali-
ge marktschipper Pieter van Engelen (rk**)
als schout en de daggelder Tennis Peek
(rk**) als gerechtsbode beëdigd. Niet duide-
lijk is waarom er slechts zes personen en
geen zeven werden benoemd. Jacob van der
Viel, herbergier in 'De Swaen', was in of kort
voor 1792 in Houten komen wonen; voordien
woonde hij enige tijd in Werkhoven. Pieter
van Engelen was afkomstig uit Oudewater.
Hendrik Schreuder zal evenmin tot de au-
tochtone bevolking hebben behoord. Claas
Comelisz van Wiggen (niet te verwarren met
de hervormde Klaas van Wiggen) was af-
93
-ocr page 94-
komstig uit Jutphaas. Arie van Rossum, de
meest welvarende boer van het dorp die op
10 maart 1795 nog het boegbeeld vormde
van de voorlopige representanten, had kenne-
lijk volledig afgehaakt. Ook nadien zou hij
zich afzijdig houden. Het is opvallend dat
een groot deel der schepenen geen binding
had met de Houtense gemeenschap. Vastge-
steld kan worden dat de boventoon in het
nieuwe bestuur werd gevoerd door niet-
autochtonen, met name Pieter van Engelen en
Jacob van der Viel. Deze omstandigheid zal
ongetwijfeld een belangrijke rol hebben ge-
speeld bij de nu volgende gebeurtenis.
Affaire rond de kerk'
In de eerstvolgende vergadering werd beslo-
ten de pastorie, waarin de predikant kennelijk
gratis woonde, ten bate van de municipaliteit
te gaan verhuren, desgewenst aan de predi-
kant, waarover deze zich dan binnen drie
maal 24 uur diende uit te laten. Het is opval-
lend dat dit als eerste punt van verandering
werd opgevoerd.
In de vergadering van 17 juni 1796 werd
besloten een commissie te benoemen (be-
staande uit de Schonauwense boer Jan Peek
(rk**), Jacob van de Viel (rk**) en de
Schout Pieter van Engelen (rk**)) om op
maandag 20 juni 1795 in het rechthuis te
gaan onderhandelen met een commissie uit
de gereformeerde gemeente 'tot een plan dat
beide gezinden, gereformeerde en roomsche,
hare godsdienst op de beste wijze in de kerk
te Houten, volgens publicatie van represen-
tanten van 26 mei 1.1. daar te kunnen verrich-
ten'. De namens het gerecht Wulven mede
aanwezige hervormde 'burger' Willem de
Jong, heeft 'ten allersterksten geprotesteerd'
tegen het besluit, doch de interim-secretaris
voegde er in de notulen laconiek aan toe:
'maar onbekend om wat reden'.
Het idee van een gezamenlijk gebruik van de
hervormde kerk door zowel hervormden als
katholieken was niet zo revolutionair als op
het eerste gezicht lijkt. Een behoorlijk aantal
katholieke boerenfamilies begroef haar doden
in eigen graven in de hervormde kerk te
Houten. Omdat er geen scheiding was tussen
kerk en staat kwam het onderhoud van de
kerk, pastorie en kosterije ten laste van de
(omliggende) gerechten Wulven, Oud
Wulven, Heemstede, Schonauwen en Houten
en 't Goy, zodat ook de katholieken er aan
bijdroegen. In 1798 zouden de hervormden
dit ten dele ontkennen doch de gerechtsnotu-
len van 23 september 1791 zijn hier duidelijk
over. De katholieken van Schonauwen en
Houten en 't Goy kerkten bij gebrek aan een
eigen kerk in Schalkwijk en die van Wulven,
Oud Wulven en Heemstede in de katholieke
kerk van Jutphaas. De hervormden in 't Goy
behoorden tot de kerkelijke gemeente
Schalkwijk, de hervormden in de overige
gerechten tot de kerkelijke gemeente Houten.
De katholieken hadden dan ook duidelijk
behoefte aan een eigen onderkomen.
De hervormde kerkeraad liet per brief weten
kennis te hebben genomen van het besluit
van de municipaliteiten van Houten 't Goy,
Wulven, Oud Wulven, Schonauwen en
Heemstede, en daaraan 'om zeer aller gewich-
tigsten redenen niet te kunnen voldoen'. De
brief was ondertekend door: J. Rensen, pre-
dikant. Petrus van Hulsteijn (*) en Dirk van
der Kemp, ouderlingen, Willem van Schaik
en Willem de Jong, diakenen. De verhou-
dingen in de kerkraad moeten gevoelig heb-
ben gelegen, gelet op het feit Petrus van
Hulsteijn op 16 maart 1795 nog het declara-
toir had ondertekend en daarbij gehoorzaam-
heid en trouw aan het nieuwe gezag had toe-
gezegd, terwijl Dirk van der Kemp op die-
zelfde dag als schepen van Houten was
afgezet. Willem van Schaik was als schepen
van Schonauwen afgezet door de Utrechtse
beeldhouwer Mulder die op 15 maart 1795
aldaar in het rechthuis een manifest voorlas".
Willem van Schaik zou na 1802 terugkeren
als schepen en substituut-schout van Oud
Wulven.
De municipaliteit verzocht vervolgens aan de
predikant de sleutels van de kerk, 'om die te
mogen zien', waarop werd meegedeeld 'dat de
predikant niet thuis is en de sleutels heeft
meegenomen'. Toen de bode werd terugge-
stuurd met herhaald verzoek, liet de predikant
twee leden van zijn kerkeraad halen, de ou-
94
-ocr page 95-
derling en dorpstimmerman-metselaar Petrus
van Hulsteijn (*) en Esaijas Estopij (*) , en
ontving de bode schriftelijk antwoord dat 'aan
het verzoek der Municipaliteit niet kan wor-
den voldaan vermids den predikant geen
magt heeft uit eijgen gezag de sleutels der
kerk uit zijn handen te geven of den kerk te
openen', met de mondelinge toevoeging 'geen
boodschappen van de municipaliteit meerder
af te wagten'. Vervolgens werd de predikant
door de schout uitgenodigd om op 30 juni
1796 op het rechtshuis een eigenhandig
dcclaratoir af te geven, of te komen tekenen
'van getrouwigheid aan 't Volk en gehoor-
zaamheid aan de thans plaats hebbende
regering'.
De predikant liet echter verstek gaan, waarop
hem nog diezelfde dag door de bode werd
aangezegd 'zijn ambt niet langer als predikant
te mogen waarnemen'.
De eerstvolgende kerkdienst werd gehouden
op zondagmorgen 3 juli 1796 om halftien.
Schout Pietcr van Engelen ging poolshoogte
nemen in gezelschap van de gerechtsbode
Teunis Peek, de schoolmeester J.J. van de
Poel en Arie Smorenburg, 'om te zien wat
predikant daar zoude preken'. Misschien wei
over het in de aanhef genoemde Spreuken 24
vers 21-22 '.' Zijn bezoek liep uit op een rel,
waarvan hij na afloop verslag deed aan de
procureur-generaal bij het Hof van Utrecht:
gen. Maar daar waren niet de minste reden tegen
te gebruiken, het was slaat er maar op, hetwelk
een van de eersten is geweest E. Estoppij en
hebben mij zo aangegrepen en met stooten slaan
en schuppen de deur uitgebondst, bleef - God zij
Lof - hoe brutaal het toegong, noch al bij mijn
/.ielsvermogens, al onder geroep, slaat er maar op,
onder alderhande Lesieve Uijtdrukkingen, hebben
mij op de vlucht zien te redden naar mijn huis,
maar hoe en sterk ik mij voortzettende en zogt uit
haar handen te komen volgde mijn die dolle hoop
onder een hagel bui van steenen, mijn vrouw het
ziende uijt haar huijs kwam mijn tegemoet, hoe
gevaarlijk het ook voor haar was, om mijn in dat
tijdstip uijt die moordenaarshanden - als ik mijn
zoo uijt moet drukken- te redden, en heeft ook
noch proef vant steenen smijten gehad. De Maitres
met haar kleine kind op haar arm was ook niet
buijten gevaar, totdat wij het huijs bereikte en de
deur zodra mogelijk toesloten, want eenen Jacobus
Bouwman die wel de sterkste uitmunte, volgde
ons tot bij de deur en met alle bedreigingen en
scheldwoorden en komt er maar uit; dus geheel
ontsteld en ontroerd en niet in staad om aan uw
daar een omstandig bericht van te geeven en het is
nu reeds acht uren en beev nog ik nauwelijks kan
schrijven, hadden u anders heden den 3 julij
daarvan kennis gegeven, en daarenboven dorst ik
ook niet uit mijn huijs te komen om mij op de
weg te begeven, om reden er telkens een menigte
van dat volk op mijn pasten en voor mijn vensters
kwamen met die woorden Schelm komt er maar
uit. Daar hebt u maar eenen schets vant voorge-
vallenen'.''
'Dachten wij daar een Godsdienstig Genootschap
te vinden, maar helaas, wij waren in onze mening
bedrogen, hetwelke wij welhaast ondervonden, aan
de buite deur van de kerk komende stond daar
cene Jan van Knodsenburg dewelke mij op eene
vrij brusque wijze vroeg: Wat moet je hebben'.'
Waarna toen mijn antwoord was, na de kerke den
Godsdienst bij te wonen, maar even binnen de
deur vant portaal komende. Wat stonden wij te
zien, stond een grooten menigte volk voor de
portaal deur in de kerk, derhalve niet verder
kunnende vooruitkomen, dewelke met een alier-
stciksten woede waren bezielt, en zeiden waar wil
je naar toe, den dominee van den preekstoel doen
komen, dat heb jelui gezeid. Dat was het zeggen
tegen ons en dat op eenen bnitalen wijs.
Ik een en andermaal hard op gevraagd wie heeft
dat gezeid, zegt het ik zal hem met recht vervol-
De schout laat de vrijdag daarop een adver-
tentie plaatsen in de Utrechtse krant waarin
hij de gebeurtenissen van zondag 3 juli alom
kenbaar maakt. Na deze rel laat de predikant
zijn orangistische principes varen en levert op
6 juli 1796 te Utrecht alsnog een verklaring
in, waarbij hij getrouwigheid aan het volk
toezegt en gehoorzaamheid aan het bestuur,
teneinde zijn ambt veilig te stellen.
Na een onderzoek besliste het Hof van
Utrecht op 14 juli dat de predikant 'zijn
predikdienst als voorheen zal mogen waarne-
men zonder daarin op enigerlei wijze te wor-
den gehinderd of gestoord, mits hij alvorens
te prediken het bewijs van het door hem ge-
tekend declaratoir aan de municipaliteit van
95
-ocr page 96-
Houten vertoont, met verdere last aan predi-
kant en kerkraad om hunne gemeente zeer
emstiglijk tot orde en rust te vermanen, dat
dezelve zig niet door verkeerde ijver laten
vervoeren tot het plegen van dadclijkheden
die ten alle tijden, in een land daar goede
Justitie plaats heeft, strafbaar zijn"". Zowel
de predikant en de kerkeraad, als de schout
en schepenen van Houten werden opgeroepen
om de beslissing van het Hof op 16 juli
gezamenlijk aan te horen.
De schout en de schepenen wilden met
betrekking tot de kerk in 1798 een vergelijk
met de hervormde kerkeraad treffen op basis
van de Staatsregeling van 12 juli 1798, waar-
bij het aantal leden van ieder kerkgenoot-
schap, de waarde van de gebouwen en de
daaraan gespendeerde kosten over de laatste
tien jaar uitgangspunt waren voor de vaststel-
ling van een afkoopsom. De hervormde kerk
verweerde zich onder meer met het argument
dat de kerk altijd onderhouden was geweest
uit daartoe bestemde fondsen waarvan de
administratie op zich zelf had gestaan zonder
dat daarvan iets via belastingen was omgesla-
gen, hetgeen het gemeentebestuur toch niet
onbekend kon zijn 'daar de secretaris Van
Engelen alle de effecten heeft bekomen en
zekerlijk de renten en inkomsten daarvan
ontvangen, zonder dat sedert dat die effecten
onder deselve gekomen zijn (..) daarvan
enige verantwoording is gedaan'. Later zou
men toegeven dat de pastorie uit gemeen-
schapsgeld werd onderhouden".
Nadat de hervormden en katholieken in 1798
mondeling tot een accoord gekomen waren,
kochten de katholieken op 13 februari 1798
een stuk grond voor het stichten van een
eigen kerkgebouw dat reeds op 23 september
1799 gereedkwam'^ Volgens de predikant
zouden daaraan 'de gereformeerden, een ieder
na vermogen en zommigc zeer rijkelijk heb-
ben bijgedragen'. Toen in 1810 dit accoord
van de zijde van de overheid opnieuw ter
sprake werd gebracht, merkte de hervormde
kerkeraad korzelig op dat dit 'enkel schijnt
ingericht om de vreede en eensgezindheid
tusschen de in- en opgesetenen omverrc te
werpen'". De zaak rond de hervormde kerk
werd klaarblijkelijk niet gedragen door de
leidende groep binnen de katholieke gemeen-
schap. Van de vijf in 1798 nieuw aangetre-
den katholieke kerkmeesters en gecommit-
teerden had alleen Hendrik Schreuder in 1796
zitting als schepen. De gehele affaire moet
daarom ongetwijfeld in hoofdzaak worden
toegeschreven aan het onbezonnen optreden
van katholieke patriottische radicalen die in
meerderheid niet tot de autochtone ge-
meenschap behoorden. Daarnaast zal ook de
andere bestuursstructuur een rol hebben
gespeeld. Het oude semi-coöptatiesysteem
droeg bij aan een consensuspolitiek met een
uit zijn aard gematigde samenstelling van
schepencolleges. Het nieuwe systeem met
verkiezingen en openbare stemmingen, waar-
van orangisten waren uitgesloten, zal onge-
twijfeld tot een verdere politisering van de
gemeenschap hebben geleid. De afgezette
secretaris Pieter Jan van Spall sprak in 1802
wrevelig over de voormalige schout 'Pieter
van Engelen en zijn Roomsche Cabaal',
waaruit ook persoonlijke frustratie spreekt.
Ontslag van beambten
Ondertussen was een zelfde 'uimodiging' tot
ondertekening van het patriottisch declaratoir
door de schout gericht aan de weduwe Hol
en haar zoons, schippers op Utrecht, aan
Elias van Schalk, schutter voor Houten,
Johanna van Schalk, turftonster en Willem
van Bemmel, mrfvulder, dus aan personen
welke nog onder het oude bestel in een ambt
waren benoemd en op 16 maart 1795 het
declaratoir niet hadden ondersteund. Na hun
weigering om te tekenen, werden zij allen
ontslagen uit hun ambt.
In de vacature van schipper op Utrecht werd
op 26 juli 1796 Jan Comelis van Rhijn aan-
gesteld, onder de verplichting dit zelf waar te
nemen, dan wel door 'knegts dewelke bewij-
zen van hare vadcrlandsche gevoelens en
patriots gedrag kunnen produceren'. Hendrik
van den Berg (rk**) werd op 25 juli aange-
steld als schutter, de gerechtsbode Tcunis
Peek (rk**) als turftonder en Pieter Willekes
(bedoeld />al zijn Pieter Wennekens (rk**))
en de weduwe van Anthonie den Bloklander
96
-ocr page 97-
(nh) als turfvulders. Op 3 augustus 1796
werd de chirurgijn Okker van Batenburg
(nh*) uit zijn ambt ontheven en zijn tracte-
ment ingetrokken. Zijn ontslag is niet goed
verklaarbaar, omdat hij het dcclaratoir wel
degelijk had ondertekend. Op 12 augustus
werd de weduwe Hol uit het marktschippers-
ambt ontzet omdat 'zij geweigerd had het
declaratoir(...) te tekenen' en 'verboden om
enige vragten vicc versa te varen of te doen
varen'.
In de grondvergadering van 12 september
werden met meerderheid van stemmen Jan
Peek (**) (Schonauwen) en Comelis Mast-
wijk (**) (Heemstede) verkozen om in de
vergadering van kiezers te Jutphaas een
representant en twee plaatsvervangers te
kiezen voor het provinciaal bestuur. Als hun
plaatsvervangers werden verkozen Aart de
Wit (**) (Heemstede) en de verder onbeken-
de Johannes de Bruijn. Op 30 oktober be-
dankte Hendrik van den Berg (rk**) als
schutter en werd in diens plaats Teunis Peek
(rk**) aangesteld, die al eerder als goed
patriot het ambt van bode en turftonder had
verworven. Op dezelfde dag werd Jan Come-
lis van Rhijn aangezegd dat hij zich als
schipper overeenkomstig de gegeven instruk-
tics diende te gedragen, 'inzonderheid raken-
de' het patriottismus'. Op 20 augustus 1797
deed Van Rhijn afstand van zijn ambt.
De secretaris Gerrit Jan van Spall was
weliswaar formeel nog steeds in funktie,
doch blijkens de notulen vanaf de omwente-
ling vrijwel altijd absent. In de praktijk func-
tioneerde de schout Pieter van Engelen tevens
ais secretaris.
In de grondvergadering van 15 januari 1797
werd met 24 tegen 1 (abuis) stem besloten
Van Spall uit zijn functie te ontheffen. In de
grondvergadering van 29 januari 1797 in de
kerk van Houten werd met 13 van de 23
stemmen een nieuwe secretaris verkozen in
de persoon van Johannes Franciscus van
Engelen (**), zoon van de schout Pieter van
Engelen. Het nepotisme van de schout wekte
nu ook bij een deel der patriotten weerzin op.
Gerrit Jan van Spall verzette zich vervolgens
nog tevergeefs tegen zijn ontzetting en wei-
gerde om het archief af te geven dat onder
hem berustte. Begin 1803 zou Van Spall in
zijn funktie worden hersteld en niet zonder
minachting en rancune in het notulenboek
schrijven dat in '1795 zeekere Pieter van
Engelen - tevoren marktschipper te Oudewa-
ter - door de volkstem tot Schout verkoren is
geworden',(....) waarbij hij 'door Pieter van
Engelen en zijn cabaal, uitmakende 16
personen, van zijnen post ontzet geworden is
en desselfs zoon, genaamd Joh. F. van
Engelen met 13 stemmen tot secretaris
verkoren is'.
Groeiende tegenstellingen
In de grondvergadering van 9 februari 1797
werden nieuwe leden van de municipaliteit
verkozen. De gematigde Dirk de Goey kwam
toen naar voren.
Blijkens de complete presentielijst van 20
februari bestond de municipaliteit uit;
Jacob van der Viel**
Barth van der Wurp**
Pieter van Koeten**
Klaas C. van Wiggen**
Hendrik Schreuder**
Dirk de Goeij*
Jacob van Doorn**
In de grondvergadering van 7 mei 1797
worden opnieuw leden van de municipaliteit
verkozen en maken vervolgens daarvan deel
uit;
Jacob van der Viel**
Dirk de Goeij*
Bart van der Worp**
Hemiarius Oostrom*(**)
Pieter van Kooten**
Jacob van Doorn**
Doris Wennekes**
Uit de stemmingslijst van 7 mei 1797 blijkt
ccn opkomst van 31 stemgerechtigde burgers.
Het feit dat er binnen drie maanden tweemaal
werd gestemd over de bezetting van de mu-
nicipaliteit doet een interne machtstrijd ver-
moeden. Het resultaat daarvan was dat de
97
-ocr page 98-
1 tjlj
'^ifi\
\^ai duukijc \at\ die W'yheid.-^
oppermacht van het volk, en nimmer daarte-
gen te zidlen onderwijzen of handelen, doch
integendeel aan bevordering van dezelve mee
te werken, onder erkenning daarvan door
geen enkele macht te kunnen worden ontsla-
gen, hetzij kerkelijk, hetzij wereldlijk. Nadat
de predikant al eerder, in 1796 het declaratoir
ter ondertekening kreeg voorgelegd, werd dit
nu dus ook van de schoolmeester gevraagd.
Op 13 maart 1798 besloot de voltallige
municipaliteit dat 'allen diegene welke enige
eigendom of pretentie mogen hebben op de
wapens in de kerke of elders' deze op eigen
kosten moeten verwijderen binnen 14 dagen
na publicatie van het besluit. Het is niet
duidelijk of met dit besluit slechts formeel
uitvoering werd gegeven aan van hogerhand
gegeven instructies.
Ken nieuwe machtsgreep
Op 3 april 1798 in "het 4e jaar der Bataafse
Vrijheid' meldden zich te Houten twee 'Agen-
ten', te weten W. Verkerk en W.H. Knijper,
met een order gegeven door het 'Intermediair
Spotprent in kleur, links bij normale belichting en rechts
bij tegenlicht (collectie drs. J.W.C, van Schaik, Utrecht)
katholieke elite haar macht uitbreidde tegen-
over fervente patriotten als Jacob van der
Viel, Klaas C. van Wiggen en Bart van der
Wurp. Het college van kerkmeesters en ge-
committeerden van de katholieke kerk in
Houten bestond in 1798 uit Hermanus
Oostrom, Jan Aartsc van Schaik, Dirk de
Goeij, Hendrik Schreuder en Doris Wenne-
kes. Gezien de verwikkelingen in april 1798,
waarbij Hermanus Oostrom en Dirk de Goeij
tegen hun wil werden weggezuiverd zal hun
verkiezing op 7 mei 1797 zijn geschied
zonder de steun van Jacob van der Viel en
Bart van der Wurp, welke in april 1798 hun
macht zullen weten te herstellen ten koste
van de katholieke elite.
In januari 1798 ondertekenden de predikant J.
Rensen en de schoolmeester J.J. van der Poel
beiden op verzoek van de municipaliteit nog
een nieuw declaratoir, inhoudende: onderwer-
ping aan de huidige regering gegrond op de
98
-ocr page 99-
't K.i»n i(i -
t.' !•: i. \' k ii i<: [ D
t \\as «>t»k }}icV t\}ecr
f-oX ^^''^ *^''*" v'^''^'"'**^»' f c>
*'iÊMÊBmmÊm^^Èm^*:-ff' ^A*
Deze aanstelling doet vermoeden dat Jacob
van der Viel, Bart van der Wurp en Klaas
van Wiggen samen de macht overnamen ten
koste van de radicale Pieter van Engelen die
als schout werd afgezet en benoemd tot tij-
delijk secretaris ter vervanging van zijn zoon.
Gematigde patriotten als Dirk de Goeij wer-
den allen weggewerkt. De leidende leden van
de katholieke kerk, die na 1797 kortstondig
invloed hadden verworven, maakten in 1798
geen deel meer uit van het burgerlijk bestuur.
Namens Schonauwen heeft Marceiis Bongers
zitting, de kleinste boer aldaar en niet de
katholieke voorman en grote boer Hermanus
Oostrom. De machtsovername ging gepaard
met een zuivering die door de genoemde
agenten werd doorgevoerd. Vierendertig met
name genoemde personen die op of na 16
maart 1795 wel het declaratoir hadden gete-
kend, maar nadien niinmer in de grondver-
gaderingen zouden zijn verschenen, moesten
op 3 april 1798 het veld ruimen. Na de
zuiveringsaktie bleef een harde kern van 45
kiesgerechtigden over.
Zij tekenden allen een verklaring luidende:
Spotprent in kleur, links bij normale tx;lichting en rechts
hij tegenlicht met oranje appels en een oranjeboom
(collectie drs. J.W.C, van Schalk, Utrecht)
Administratief Bestuur', waarbij het zittende
gemeentebestuur werd ontbonden. Op last en
authorisatie verleend aan deze agenten werd
na de ontbinding van het oude bestuur op 3
april 1798 een nieuwe gemeente gevormd
door de samenvoeging van de gerechten
Houten en 't Goy, Wulven, Oud Wulven en
Wayen, Heemstede, Schonauwen en Slagmaat
en een nieuw bestuur aan de macht geholpen,
waarvan deel uitmaakten:
Jacob van der Viel** (pres)
Jacob van Doorn**
Barth van der Wurp**
Klaas Com. van Wiggen**
Comclis Mastwijk** (Wulven)
Aart de Wit** (Wulven)
Jan Peek** (Schonauwen)
Mcrcelis Bongers** (Schonauwen)
en tot provisioneel secretaris Picter van Enge-
len**.
99
-ocr page 100-
'Ik verklaar mijnen onveranderlijken afkeer
van het Stadhouderlijk bestuur en de
regeringloosheid en dat ik naar mijn.............'.
Het slot van dit declaratoir is uit het notulen-
boek geschuurd en niet meer leesbaar.
Vervolgens heeft secretaris Picter van Enge-
len zijn handtekening op het geradeerde
gedeelte geplaatst! De radicale patriotten
Jacob van der Viel, Bart van der Wurp en
Klaas van Wiggen, moeten achter de scher-
men nauw bij de zuivering betrokken zijn
geweest, aangezien zij hun macht versterkten
ten opzichte van de autochtone katholieke
elite. Na 1802 is de rol van deze drie lieden
geheel uitgespeeld.
Uit de wijze van zuivering blijkt willekeur en
angst voor een drietal personen, te weten
Esaijas Estopeij, Hermanus Oostrom en Dirk
de Goeij. Deze drie personen komen niet
voor op de lijst van weggezuiverde patriotten
en evetunin op de lijst van overige fervente
patriotten. Hermanus (van) Oostrum begon
tevergeefs een procedure om alsnog op de
lijst van fervente patriotten te worden ge-
plaatst. Het in 1798 geïnstalleerde bestuur
zou aanblijven tot 1802, toen alle samenge-
voegde gerechten weer zelfstandig werden.
Hermanus Oostrom werd in 1802 benoemd
tot president-schepen van Schonauwen,
waaruit mag worden afgeleid dat hij toen zijn
patriottische idealen had verloren. In Houten
werd Esaijas Estopeij op 1 oktober 1802 door
de gedeputeerden tot president-schepen be-
noemd en Dirk de Goeij tot schepen. Wer-
nard van der Wel was reeds op 16 september
hersteld in zijn funktie van schout en gader-
meester van Houten en 't Goy. Daarmee
keerde men terug naar evenwichtiger verhou-
dingen.
Noten
1.  De tekst is ontleend aan de Statenvertaling. Zie hierna,
95.
2.  Tenzij anders aangegeven, zijn de gegevens in dit
artikel ontleend aan de notulen van het gerecht Houten
en 't Goy uit de periode 1772-1811 (gemeente Houten,
Gerecht Houten en 't Goy 1666-1810. 1). Ter vaststel
ling van de aangehangen godsdienst werd gebruik
gemaakt van de dcx)p-, trouw- en begraafregisters van
de hervormde gemeenten van Houten en Schalkwijk en
de katholieke parochies van Houten, Schalkwijk en Jut
phaas, alle berustend op het Rijksarchief in Utrecht. De
afgebeelde spotprenten werden welwillend ter beschik
king gesteld dcxir drs J.W.C, van Schaik te Utrecht, die
afstamt van een broer van de in 1795 afgezette orangi
stische Houtense schepen Jan Aertse van Schaik,
ambachtsheer van De Geer.
3.  Gemeente Houten, Gerecht Houten en 't Goy, 13.
4.  D(X)r de secretaris geschreven als: Wttewaall.
5.  Na de omwenteling zal hij de heffing voor de vijftigste
penning weigeren te voldoen met een beroep op het feit
dat de gadermeester van de municipaliteit van Houten
en 't Goy geen jurisdictie tixjkomt in zijn gerecht. Hem
wordt dan tegengeworpen dat hij desalniettemin
schepen van Houten is geweest. Gemeente Houten,
Gerecht Houten en 't Goy, 1.
6.  Demografische gegevens V(X)r 1795 ontbreken.
Gemeente Houten, Gerecht Houten en 't Goy. 19. f(ïl. 1.
7.  Zie hierover (X)k: L.M.J. de Keijzer, De kerk van
Herlulf als middelpunt van het Oude Dorp Houten.
Houten 1995.
8.  Rijksarchief in Utrecht (RAU) , Dorpsgerechten, 1859.
9.  Gemeente Houten, Gerecht Houten en 't Goy, 1.
10.  Zie n(x)t 9.
11.  RAU, Nederlands Hervormde gemeente Houten, 12.
12.  RAU, Dorpsgcrcchtcn, 797, fol. 137 en 139.
13.  Zie noot 11.
Mr C. van Schaik is advocaat te Utrecht,
woont in Oud Wulven {gemeente Houten) en
houdt zich sedert 1969 ondermeer bezig met
de geschiedenis van het Kromme-Rijngebied.
Hij stamt rechtstreeks af van de orangist
Willem van Schaik die in 1795 als schepen
van Schonauwen werd afgezet en na 1802 in
het bestuur zou terugkeren als schepen en
substituut-schout van Oud Wulven.
löO
-ocr page 101-
Bijlage 1
In Houten en 't Goy werd de harde patriottische kern gevormd door:
Jacob van der Viel
Hendrik Schrcuder
Jan Wouters Bouwman
Dirk Visser
Gerrit van Disselstegen
Jan van der Wurp
J J.van den Poel
Jan Roskam
Doris Wennekes
Evert van den Brink
IJbrand van Rossum
Johannes F. van Engelen
Jan Rensen (pro forma)
Bart van der Wurp
Pieter Wennekes
Johannes Schrijvershof
Doris Petersen
Willem de Goeij
Teunis Peek
Hannes Vermeulen
Klaas Com. van Wiggen
Anthonis van der Worp
Pieter van Engelen
Hendrik de Kruijf
Wouter Hoveling
Pieter van Kooten
Barent Schrijvershof
Pieter van E wijk
Jacob van Doorn
Jan Verweij
Arie van Rooijen
Willem van Dijk
Wouter van Zal
Jan Oostrom
IJsbrand van der Wielen
Hendrik van den Berg
Hendrik Inkman
Voor Schonauwen:
Jan Peek
Jan Jans van Rhijn
Jan van Schaik
Jan van der Horst
Marcel is Bongers
Hannes Avezaat
Hannes van der Wurp
Jan Winkel
Voor Wulven:
Comelis Mastwijk
Aart de Wit
Willem van Dijk
Lijst met 34 personen welke op 16 maart 1795 wel het patriottisch declaratoir hadden getekend maar
nadien nimmer in de grondvergaderingen zouden zijn verschenen en om die reden op 26 maart 1798
werden weggezuiverd:
Willem Veldhuizen
Comelis van Rijn
Jan Knodsenburg
Arie van Kooten
Comelis van Vulpen
Hermanus van Disselstege
Jacob Melscn
Jan van den Berg
Samuel Estoppij
Arie de Heus
Gerrit Jan Reekman
Roelof Vermeulen
Hannes Oostrom
Okker van Batenburg
Willem Ebskamp
Gerrit Weerdenburg
Jan Uijtewaal
Jan Lindeman
Hannes Verweij
Amoldus Mastwijk
Adrianus van der Puijl
Wijnand van der Well
Jan van Rossum
Arie van Rossum
Willem van Noord
Pieter van Hulsteijn
Klaas van der Schouw
Adrianus van Rijn
Klaas van Wiggen
Comelis van den Brink
Ghijsbert Zwanink
Willem Vermeulen
Frederick Wijnsdouw
Gert van Rossum
Overzicht van de bevolking van Houten (H) en 't Goy (G) en hun beroep, gerangschikt naar jaarlijks te
helalen personele belasting per 18 juli 1808, in guldens, stuivers en centen. De personele belasting geeft
de welstand weer en
w enigszins vergelijkbaar met de huidige inkomstenbelasting (gemeente Houten,
Gerecht Houten en 't Goy, 19):
Arie van Rossum
wed.Dirk van der Kemp
wed.Dirk de Goeij
Jan van der Worp
H*         bouwman
H           bouwman
H*         bouwvrouw
G**       bouwman
219.00.00
150.00.00
138.14.00
138.08.00
101
-ocr page 102-
Willem & Gerrit Venneulen
G*
bouwman
137.12.00
Anthoni van der Wurp
G**
bouwman
133.14.00
Daam de Bruijn
G
bouwman
132.02.00
Wouter Hoveling
H**
bouwman
107.06.00
wed.v.d.Brink & Com.v.Ameronge
n G*
bouwvrouw
106.16.00
wed.Joharmes Oostrom
G*
bouwvrouw
96.12.00
Jan Uijttewaal
G*
bouwman
96.10.00
wed.(Willem) Veldhuizen
H*
bouwvrouw
96.06.00
Jan van Rijn
H
bouwman
95.00.00
Klaas van der Schouw
H*
bouwman
94.16.00
Jan van Schalk
H
bouwman
90.00.00
Huijbert de Rooij
G
bouwman
89.08.00
Comelis van den Berg
H
bouwman
89.04.00
Jacob van Doorn
G**
bouwman
88.12.00
Anthonie Lagerweij
H
bouwman
88.00.00
Bastiaan de Bont
H
bouwman
77.00.00
Steven Oostrom
H
bouwman
69.19.00
wed.van Zijl
G
bouwvrouw
67.10.00
Pieter van Koeten
G**
bouwman
67.02.00
wed.Comelis Verweij & JanV.
G
bouwvrouw/herbergier
66.05.00
wed.Hendrik van den Berg
G**
bouwvrouw
6204 00
Jan Wennekes
H
bouwman
54.02.00
Lammert Lagerweij
H
herbergier
47.04.00
de heer Jan Wttewaal
G
46.10.00
wed.Jacob Melzen & Jan Melzen
G*
bouwvrouw
45.06.00
Comelis Versteeg
H
herbergier
45.00.00
Esaije Estoppeij
H*
timmemian/metselaar
36.00.00
de heer Gossiaup
H
rentenier
36.00.00
wed.Ariede Heus & Mattheus d.H.
G*
33.00.00
Petrus Hulsteijn
H*
timmerman/metselaar
29.15.00
Gerrit van Echteld
H
herbergier/hoefsmit
29.08.00
wed.Miltenburg
H
tiendenaar
24.00.00
Johannes Schrijvershof
H
koommolenaar
21.00.00
Thomas Nica
H
schoolmeester
20.15.00
Jacob de Heus
G
tiendenaar
20.00.00
Jan Verweij
H**
tiendenaar/si agter
18.00.00
Anth.Uijttewaal
G
tiendenaar
17.15.00
Hendrik Elbertse
H
tiendenaar
16.00.00
Jan Lindeman
H*
tiendenaar
15.00,00
Jan Rensen
H
predikant
14.00.00
Peter van der Kreeft
H
daghuurder
14.00,00
wed.(Hendrik) Schreuder
H**
winkelier/kleermaker
13.10.00
Matthijs Hoefsmit
H
bakker/tapper/winkel
13.04.00
Berendina Estoppeij
H
winkelierster
13.00.00
Theodorus van Schalk
H
tiendenaar
12.08.00
Johannes Versteeg
G
10.12.00
Gerrit van Dissel stege
H**
rademaker
10.00.00
Hemicus de Wit
H
pastor
10.00.00
wed.van Rossum
H
tiendenaar
10.00.00
Anthonia van der Sluis
H
wollespinster
9.10.00
wed.Klaas van Wiggen
H**
rietdekster
7.04.00
Huijbert Hol
H
kleintapper
7.00.00
Willem Takke
H
smit
7.00.00
102
-ocr page 103-
Comelis van den Boog
H
daghuurder
6.00.00
Barend Scheffer
G
tiendenaar
6.00.00
Pieter van Ewijk
H**
tiendenaar
6.00.00
Jan Roskam
H**
tiendenaar
600.00
Comelis van Ingen
G
tiendenaar
5.12.00
Hendrik Bosdam
H
tiendenaar
5.06.00
Willem van den Berg
H
schoenm aker/ looier
5.00.00
Jan van Engelen
H
gaarder
5.00.00
Jan van Bemmel
H
tiendenaar/melkver koper
4.10.00
Gcrrit van Dijk
H
tiendenaar
4.10.00
Jan Leem kolk
G
tiendenaar
4.10,00
Willem Hofman
H
daghuurder
4.10.00
Hendrik Hurkens
H
linnen koper
4.04.00
Jan Daaldrup
H
schoenmaker
3.10.00
Jan Koot
G
herbergier
3.08.00
Jan Fluijt
H
bakker/winkelier
3.04.00
Theodorus Wennekes
H**
paardem eester
3.00.00
IJsbrand van der Wielen
H**
daghuurder
3.00.00
Peter Spliet
H
schaapherder
0.14.00
Lammert de Jong
G
tiendenaar/daghuurder
0.00.00
Willem Brunt
H
rademaker
0.00.00
Willem van Oort
H
kleermaker
0.00.00
Teunis Peek
H**
daggelder
0.00.00
Barend Michiels
H
daghuurder
0.00.00
Willem Zwaning
H
daghuurder
0.00.00
wed.(Okker) Batenburg&zoon
H*
0.00.00
Jan van Zal
H
daghuurder
0.00.00
Peter Blankesteijn
H
daghuurder
0.00.00
Gerrit van Dijk
H
daghuurder
0.00.00
Hendrik de Kruijf
H
daghuurder
0.00.00
Wcssel van Renswoude
H
daghuurder
0.00.00
Jan van Zoest
H
daghuurder
0.00.00
Hendrik van der Wiel e
H
daghuurder
0.00.00
wed.Baars
H
daghuurder
0.00.00
Ellis van Schaik
H
daghuurder
0.00.00
Willem Bongers
H
daghuurder
0.00.00
Jan Pros?
H
daghuurder
0.00.00
Wouter van Zal
H**
daghuurder
0.00.00
Arie de Kruijf
H
daghuurder
0.00.00
Comels van Es
H
daghuurder
0.00.00
Aalber tLeemkolk
H
daghuurder
0.00.00
Willem Comelissc
H
daghuurder
0.00.00
Bemardus van Ewijk
H
daghuurder
0.00.00
Comelis Weerdenburg
H
daghuurder
0.00.00
Even Pouw
H
daghuurder
0.00.00
Steven Scheer
H
daghuurder
0.00.00
Comelis van der Kreeft
H
daghuurder
0.00.00
Barend Schrijver(shoO
H**
daghuurder arm
0.00.00
Bastiaan Langerak
H
daghuurder
0.00.00
Gerrit Wigman
H
daghuurder
0.00.00
Bart Lanckhaar
H
daghuurderarm
0.00.00
Roelof Langerack
H
daghuurder
0.00.00
Anthonie den Braber
H
daghuurder
0.00.00
103
-ocr page 104-
Bart van den Brink
H
daghuurder
0.00.00
Arie Bos
G
daghuurder
0.00.00
Abram Bk)m
G
daghuurder
0.00.00
Hannes van den Bogaart
G
daghuurder
0.00.00
Jan Gosseling
G
daghuurder
0.00.00
Geurt Hoeksteen woont bij J.Koot
G
daghuurder
0.00,00
wed.Leemkolk
H
daghuurder
0.00.00
Pieter Gadella
H
verver/glasenm aker
0.00.00
Anke Kroes
H
schoenmaker
0.00.00
Teunis van der Wiel e
H
schoenmaker
0.00.00
Comelis de Rooij
G
timmerman
0.00.00
Andries Verschoof
H
timmermansknecht
0.00.00
Gijs Swanink
H*
metsela arskn echt
0.00.00
Evert van Reenen
G
schaaphe rders knecht
0.00.00
Willem van Dijk
H**
woont bij Com.Versteeg
0.00 00
Jan de Bniijn
H
woont bij Th.V.Schalk
0.00.00
Daam Dompselaar
G
woont bij wed.de Heus
0.00.00
Hendrik Bullert
H
een blinde man
0.00.00
Adriaan Bioklander
H
arm
0.00.00
Comelis van Vulpen
G*
arm
0.00.00
wed.Haar
H
bedeeld
0.00.00
104
-ocr page 105-
Inhoudsopgave en index
jaargang 29 (1995)
Inhoudsopgave
Jaargang 29-1 (maart 1995)
*  Artikelen:
Olderen, K. van. Zeven oorlogsmonumenten in het
Kromme-Rijngebied. 2-8
Keijzer, L.M.J. de, 'In gedachten steeds bij U'. 9
Gaag, SA. van der. Herdenkingsmonument
Rhijnauwen. 10-14
Wtiewaall, J., Uit het Oorlogsdagboek van J.
Wttewaall. 15-18
Eerden-Vonk, MA. van der en Y.M. Donkersloot-
de Vrij,
Louis Womis over zijn onderduikersverle-
den in Wijk bij Duurstede. 19-23
*  Varia:
Van de redactie. 1
Jaarverslagen van de Historische Kring over 1994.
24-27
Middeleeuwse bakstenen vloer op 't Rondeel in
Houten. 27
Dorpsmuseum Het Bakhuis in Schalkwijk. 27-28
.Appelplukker voor Leen de Keijzer. 28
Restauratie Hervormde kerk Werkhoven. 28
Tentoonstelling over de Tweede Wereldoorlog in
Houten. 28
* Varia:
Rectificaties. 55
Wijziging in de redactie. 55
Fort Duurstede op de Molukken. 55
Restauratie Hervormde kerk Werkhoven: een
tussentijds bericht. 55
Nieuw tijdschrift Op de Bres. 56
Jaargang 29-3 (september 1995)
*  Artikelen:
Dekker, C, Persoonlijke herinneringen aan Leen
de Keijzer. 57-60
Keijzer, L.M.J., De verdwenen hofstad Tiel landt in
Houten. 61-65
Reinders, IL, De Prins te Vechten: Eigenaren en
bewoners van een herberg-boerderij. 66-71
Impelen, J.N.M, van, De Stalen Boog: De her-
komst van een straatnaam in Werkhoven. 72-78
*  Boekbespreking:
Fietsroute Hollandse Waterlinie. D. Koen, De
Hollandse Waterlinie. Cultuurhistorische routes in
de provincie Utrecht, door F.E. van Hekelen. 79-
80
*  Varia:
Cursussen. 80
Nieuwe tijdschriften. 80
Jaargang 29-4 (december 1995)
*  Artikelen:
liemmel, A.A.B, van. Opheffing gemeente Cothen:
een historische terugblik. 81-83
Schaik, C. van. De Bataafse omwenteling in
Houten en 't Goy. 84-104
*  Varia:
Scheepsvondst in Cothen. 107
Nieuws over oud. 107
1996: Jaar van het Industrieel Erfgoed. 107-108
Cursus Oud schrift in Wijk bij Duurstede. 108
Genealogische Adviesdag 1996. 108
*  Inhoudsopgave en index jaargang 29 (1995).
104-105
Jaargang 29-2 guni 1995)
*  Artikelen:
Olde Mcierink, Lil M., Kasteel Schonauwen bij
Houten: een bouwkundige inspectie uit de 17de
eeuw. 29-34
Wttewaatt, O.J., Het Kasteel Oud Wulven 35-38
Donkersloot-de Vrij, Y.M., Het Burgje in Odijk.
Een kaste el locatie'.' 39-41
Herwaarden, (i.W van. Een kastelenlexicon voor
Nederland. 42-43
Doesburg, J. van. De stadsommuring van Wijk bij
Duurstede: resultaten van het archeologisch
onderzoek 'Langs de Wal'. 44-51
*  Boekbespreking:
Archeologie Kromme-Rijngebied. Romeinen,
Friezen en Franken in het hart van Nederland,
Van Traiectum tot Dorestad 50 v. C. -900 n. C,
onder redactie van W.A. van Es en W.A.M.
Hessing, door Donkersloot-de Vrij, Y.M. 52-54
105
-ocr page 106-
Index van namen en zaken
Vermeld worden: jaargang-aflevering en tussen
haakjes de pagina's.
01de Meierink, L.H.M. 29-2 (29-34)
Olderen, R van 29-1 (2-8)
oorlogsdagboek 29-1 (15-18)
oorlogsmonumenten 29-1 (2-8; 10-14)
Oud Wulven, kasteel 29-2 (35-38)
archeologie 29-1 (26-28), 29-2 (44-54), 29-4 (107) •'
pamfletten 29-1 (9)
patriotten 29-4 (84-104)
Prins, De 29-3 (66-71)
R
Reinders, H. 29-3 (66-71)
Rhijnauwen, monument 29-1 (4-5; 10-14)
B
Bataafse omwenteling 29-4 (84-104)
Bemmel, A.A.B, van 29-4 (81-83)
Bunnik 29-1 (4-5; 10-14)
Burgje, Het 29-2 (39-41)
Cothen 29-4 (81-83; 107.)
Schalk, C. van 29-4 (84-104)
Schalkwijk 29-1 (5-6; 27-28), 29-4 (107)
stadsommuring 29-2 (44-51)
Stalen Boog, De 29-3 (72-78)
straatnamen 29-3 (72-78)
Schonauwen, kasteel 29-2 (29-34)
D
Dekker, C. 29-3 (57-60)
Doesburg, J. van 29-2 (44-51)
Donkersloot-de Vrij, Y.M. 29-1 (19-23), 29-2 (39-
41; 52-54)
Duurstede, Fort 29-2 (55)
E
Eerden-Vonk, MA. van der 29-1 (19-23)
Tieliandt 29-3 (61-65)
Tweede Wereldoorlog 29-1 (1-23; 28)
Vechten 29-3 (66-71)
W
Werkhoven 29-1 (6; 28), 29-2 (55), 29-3 (72-78)
Worms, Louis 29-1 (19-23)
Wttewaall, J. 29-1 (15-18)
Wttewaall, O.J. 29-2 (35-38)
Wijk bij Duurstede 29-1 (7-8; 19-23), 29-2 (44-
51)
Gaag, S.A. van der 29-1 (10-14)
't Goy 29-1 (15-18), 29-4 (84-104)
H
Hekelen, F.E van 29-3 (79-80)
Herwaarden, GW. van 29-2 (42-43)
Hollandse Waterlinie 29-3 (79-80)
Houten 29-1 (27-28), 29-2 (29-38), 29-3 (61-65),
29-4 (84-104)
I
Impelen, J.N.M, van 29-3 (72-78)
Industrieel Erfgoed 29-4 (107-108)
jaarverslagen 29-1 (24-27)
joodse onderduikers 29-1 (19-23)
K
kastelen 29-2 (29-43)
Keijzer, L.M.J. de 29-1 (9; 28), 29-3 (57-65)
L
Langbroek 29-1 (5)
O
Odijk29-2 (39-41)
106
-ocr page 107-
die in 1992 het Projectbureau Industrieel
Erfgoed (PIE) oprichtte. PIE zet zich in voor
het behoud van de waardevolle sporen van
ons industriële verleden en coördineert het
onderzoek op dit gebied. De begrippen in-
dustrieel erfgoed en industriële archeologie
moeten ruim worden opgevat. Het gaat
daarbij om een grote verscheidenheid aan
fysieke objecten die getuigenis afleggen van
technische en industriële ontwikkelingen.
Enkele voorbeelden van dergelijke monu-
menten van bedrijf en techniek in het Krom-
me-Rijngebied zijn, behalve natuurlijk de
molens, de steenfabrieken in Wijk bij Duur-
stede, de watertoren in Bunnik, de houtzage-
rij van Damen in Langbroek, het oude
Varia
Schccpsvondst in Cothen
Bij de grote zandwinning tussen de provinci-
ale weg en Kromme Rijn ten noordwesten
van het dorp Cothen, zijn door de oplet-
tendheid van de amateurarcheoloog A.
Veenhof enkele houten delen van een schip
gevonden. In de directe omgeving van de
scheepsvondst werd een aantal scherven uit
de Vroege Middeleeuwen aangetroffen.
Vermoedelijk dateren de scheepsdelen uit
dezelfde periode. Het hout is momenteel voor
bestudering overgebracht naar het Centrum
voor Scheepsarcheologie in Ketelhaven, een
onderdeel van de Rijksdienst voor het
Oudheidkundig Bodemonderzoek. C 14-
dateringen en reconstructie moeten uitsluitsel
geven over de exacte datering. (Saskia van
Dockum, provinciaal archeoloog)
Nieuws over Oud
De actieve Stichting Archeologie en Historie
Schalkwijk beheert niet alleen een klein
museum, maar geeft sinds april van dit jaar
ook een blad uit onder de titel Nieuws over
Oud. Benchlen over de historie van
Schalkwijk en Tuil en 't Waal.
Het 20
bladzijden tellende tijdschrift bevat naast
nieuws over het museum vooral aardige,
pretentieloze verhalen en anecdotes uit het
recente, dagelijks leven van inwoners van
Schalkwijk, zoals over het slachten van vee,
het wassen in de wetering, en het per post
verzenden van rottende hazen. Daarnaast
staan er bijdragen in over interessante
voorwerpen, zoals een 16de-eeuws houten
zakzonnewijzertje en een 18de-eeuwsc pijp,
beide opgegraven op het kasteelterrein
Schalkwijk. Nieuws over Oud verschijnt
tweemaal per jaar en wordt toegezonden aan
donateurs van de Stichting (minimumbijdra-
gc: f 25 per jaar; tel. 030-6011207 of 030-
6012524), (RvdE-V)
Houthandel Damen in Langbroek.in 1967 (foto R. van
Donselaar; atlas gemeente Langbroek)
Stationsgebouw in Houten en de schutsluis in
Cothen. Naar verschillende industriële monu-
menten moet nog onderzoek worden verricht.
Het gaat daarbij niet alleen om de bouwwer-
ken zelf, maar ook om de economische,
sociale en demografische gevolgen voor de
plaatselijke samenleving. Om dit historisch
onderzoek naar het lokale en regionale indu-
striële verleden te stimuleren, is door de
consulenten regionale geschiedenis een hand-
leiding uitgegeven: Sporen van nijverheid:
Op zoek naar industrieel erfgoed. Een hand-
leiding
(J.P. Corten e.a., z.pl., 1995, ISBN
90-802023-2-0; ƒ 10,-). Deze gids stek geïnte-
resseerden in de gelegenheid om zich te
oriënteren op de concrete mogelijkheden om
zelfstandig lokale objecten van techniek en
industrie te bestuderen. Hopelijk zullen ook
leden van de Historische Kring Tussen Rijn
1996: Jaar van het Industrieel Erfgoed
1996 is uitgeroepen tot 'Jaar van het Indus-
trieel Erfgoed'. Het initiatief daartoe komt
van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
107
-ocr page 108-
en Lek' zich hiertoe aangetrokken voelen!
(R\'dE-V)
Omdat er een nauw verband bestaat tussen
genealogisch en historisch onderzoek, zijn
ook tientallen historische verenigingen uit hei
hele land die dag in Utrecht aanwezig, even-
als zusterverenigingen uit binnen- en buiten-
land. Het zoeken naar stamboomgegevens
vindt vaak in (overheids)archievcn plaats.
Daarom zullen verscheidene RijLs- en andere
archiefdiensten en het Centraal Bureau voor
Genealogie op deze Adviesdag aanwezig zijn
Kortom, u vindt vast wel iets van uw gading
op deze markt. Iedereen is welkom van 10
tot 17 uur op 11 mei. De toegangsprijs is f
5,- per persoon, lezingen inbegrepen. Voor
nadere inlichtingen kunt u zich wenden tot dv
werkgroep Publiciteit van de Jubileumcom-
missie: J.J. Kaldenbach, Amstelstraat 18,
1823 EV Alkmaar, tel. 072-5123029.
Cursus Oud schrift Wijk bij Duurstede
Mensen die geïnteresseerd zijn in de geschie-
denis van hun woonplaats en het archief
bezoeken, ontdekken al snel dat de stukken
van vóór 1800 niet gemakkelijk te lezen zijn.
Het zijn handgeschreven bronnen, met afwij-
kende letters, moeilijk leesbare handschriften
en een vreemd taalgebruik. Toch is er enorm
veel informatie te halen uit oude bronnen.
Om deze informatie voor belangstellenden
toegankelijk te maken, organiseren het
Gemeentearchief van Wijk bij Duurstede en
de Stichting Stichtse Geschiedenis in 1996
een cursus 'oud schrift'. In tien lessen wordt u
getraind in het lezen van de oude bronnen,
waar we uiteraard interessant lesmateriaal
voor gebruiken. De cursus zal ongeveer f
100,— gaan kosten, inclusief koffie en het
cursuspakket. De cursus zal plaatsvinden in
het Gemeentearchief in Wijk bij Duurstede.
De data zijn: 9, 16, 23 en 30 januari, 6, 13,
20 en 27 februari en 5 en 12 maart. Meer
informatie en aanmelding: SSG, Mariaplaats
23, 3511 LK Utrecht, tel. 030-2343880.
(icnealogische Adviesdag 1996
Op 11 mei 1996 viert de Nederlandse Genea-
logische Vereniging (NGV) haar 50-jarig
bestaan met een manifestatie in de Expozaal
van de Jaarbeurs in Utrecht. De NGV telt
ruim 11.000 leden in binnen- en buitenland
en heeft haar Verenigingscentrum in
Naarden-Vesting.
Op deze 'megamarkt' voor stamboomonder-
zoekers worden naast voorlichting, lezingen
en uitwisseling van gegevens ook demon-
straties door verschillende Diensten van de
NGV verzorgd, zoals de Computerdienst,
Heraldiek, Familieorganisaties, Knipsels,
Onderzoekruildicnst, Microfiches en de
Contactdienst. Bij laatstgenoemde Dienst is
een enorm adressenbestand aanwezig van
meer dan 100.000 achternamen. Grote kans
dus, dat uw naam daar ook bij zit, zodat u
kunt zien wie al in het bezit is van de door u
gewenste gegevens.
108