-ocr page 1-
J f
Stadswording in het rivierengebied ten zuiden van
Utrecht gedurende de veertiende eeuw
Reinout Rutte*
Heden ten dage is er in het rivierengebied ten
zuiden van Utrecht een groot aantal kleine van
oorsprong middeleeuwse steden te vinden.
Daar zijn Nieuwpoort, Ameide, Montfoort,
IJsselstein, Vianen, Culemborg, Asperen, Leer-
dam, Heukelum, Wijk bij Duurstede en Buren.
Wijk bij Duurstede is met de stadsrechtverle-
ning in 1300 door Gijsbrecht van Abcoude één
van de oudste in deze reeks. Al deze steden
kwamen tot stand in een periode van slechts
ongeveer honderd jaar, gedurende de veertien-
de eeuw. Dit opmerkelijke gegeven vormt het
uitgangspunt voor dit artikel.
Eerst wordt kort ingegaan op de plaats van de-
ze steden binnen de stadsgeschiedenis van de
Noordelijke Nederlanden. Daarna komt in het
bijzonder de stadswording van Wijk bij Duur-
stede, Culemborg en Buren aan bod. Aan de
hand van deze drie steden kan een beeld wor-
den geschetst dat typerend is voor de stads-
wording in het rivierengebied.
Stadsgeschiedenis
De wording en opkomst van steden speelde
zich in de Noordelijke Nederlanden af in de
twaalfde, dertiende en veertiende eeuw. In de-
zelfde periode kwamen er in heel West-Europa
duizenden steden tot stand. In de tweede helft
van de twaalfde eeuw waren er in de Noorde-
lijke Nederlanden maar enkele stedelijke
nederzettingen, waarvan Utrecht, Deventer en
Nijmegen de belangrijkste waren. Slechts on-
geveer een eeuw later, omstreeks 1270, waren
vele steden opgebloeid. Alleen al in Holland
kunnen bijvoorbeeld worden genoemd: Dor-
drecht, Delft, Leiden, Haarlem en Alkmaar.
Weer een eeuw later waren er nog veel meer
bijgekomen, waaronder een aanzienlijk aantal
in het stroomgebied van de grote rivieren, bij-
voorbeeld: Montfoort, IJsselstein, Vianen,
Culemborg en Wijk bij Duurstede.
Bij al deze plaatsen die tot stad werden, speel-
den steeds bewoners, heren, en economische
en geografische omstandigheden een rol. Stop
1 Schematische weergave van driepolig model voor de tot-
standkoming van een stad in de middeleeuwen.
je deze drie factoren in een model dan ziet dat
er als volgt uit (afb. 1). Voor stadswording be-
stonden drie essentiële voorwaarden: de
mogelijkheid tot economische opbloei, de aan-
wezigheid van een groep ondernemende
lieden, en het streven van een heer om de sa-
menleving op een bepaalde plaats anders te
organiseren. De mogelijkheid tot economische
opbloei werd enerzijds gewaarborgd door de
algehele economische groei van de twaalfde
tot de veertiende eeuw, was anderzijds afhan-
kelijk van een gunstige ligging voor handel en
verkeer. De aanwezigheid van een groep on-
dernemende lieden hing samen met de sterke
toename van de bevolking in die tijd. De in-
spanning van een heer om de samenleving op
een bepaalde plaats anders te organiseren,
moet worden gezien in verband met de toene-
mende macht van allerlei edellieden.
De drie vereisten konden in allerlei variaties en
gradaties voorkomen. Zo bestond de mogelijk-
heid dat onder bepaalde omstandigheden één
pool de boventoon ging voeren. Bij oudere
plaatsen zoals Utrecht, die in de loop der eeu-
wen langzamerhand tot stad werden, waren
vooral economische factoren en ondernemende
lieden, de burgers, belangrijk. Bij de stadswor-
ding vanaf de dertiende eeuw echter werd het
aandeel van de heren steeds vaker van door-
slaggevende betekenis. Landsheren zoals de
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 2-
afgeleid dat er op initiatief van een heer, soms
ook van burgers, binnen relatief korte tijd
(twintig tot dertig jaar) een nieuwe nederzet-
ting werd aangelegd met een bepaalde omvang
en een stratenplan van een zekere complexiteit
en regelmaat. Bij de aanleg kregen deze nieu-
we steden doorgaans een door grachten en
wallen of muren vastomlijnd, dikwijls rechtlij-
nig stratenplan, een nieuwe kerk en werden
volwaardige stadsrechten verleend.
De drie polen van het model zijn echter ook
vereisten voor stadswording, dus spelen altijd
een rol, maar het economische aspect lijkt er
bij een aantal steden in het rivierengebied wat
bekaaid af te zijn gekomen. De meeste breid-
den na de stichting nooit uit omdat economi-
sche opbloei uitbleef. Bovendien raakten soms
grote delen van de nieuwe steden niet be-
bouwd. Dit had alles te maken met de gefor-
ceerde stadswording op initiatief van verschil-
lende lokale edelen in dit gebied, die, gefix-
eerd als ze waren op macht, de economische
mogelijkheden nogal eens uit het oog verloren.
Rivierengebied
Het gebied was oorspronkelijk in handen van
de bisschop van Utrecht. Aan het begin van de
elfde eeuw kreeg de Utrechtse bisschop de
grafelijke rechten in handen van Teisterbant -
een uit de achtste en negende eeuw stammende
bestuurseenheid die een groot deel van het ri-
vierengebied omvatte. De bisschop gaf die
rechten weer in leen aan verschillende heren.
Die leenmannen gingen na verloop van tijd
steeds onafhankelijker van hun leenheer han-
delen. Zo vinden we in de dertiende eeuw op
voormalig Teisterbants gebied een hele serie
onafhankelijke heerschappijen, waaronder Ar-
kel, Beusichem en Buren.
Hoe die heerschappijen precies zijn ontstaan
en hoe oud ze zijn, is vaak niet duidelijk.
Soms schijnen het vanouds onafhankelijke
heerlijkheden, soms zijn het eenvoudig weg in-
gepikte gebieden. Maar hun ontstaan hangt
ongetwijfeld samen met de tanende macht van
de Utrechtse bisschoppen en de opkomst van
de graafschappen Holland en Gelre. Beide
graafschappen breidden hun macht in de
twaalfde en dertiende eeuw langzaam uit in het
rivierengebied ten zuiden van Utrecht. Holland
hertogen van Brabant en de graven van Gelre
gingen beseffen dat ze steden konden benutten
als instrument voor hun machtspolitiek.
Door mensen te concentreren op een bepaalde
plek in een nederzetting met een markt, kon-
den inkomsten en voordelen worden verkregen
uit grond, belasting, bijvoorbeeld tolheffing,
verschillende voorrechten en was het mogelijk
op die plek en in de omgeving daarvan de
macht te vestigen en te consolideren. Zo kon
het creëren van een stad dienen als instrument
voor verschillende machtspolitieke doeleinden,
waar zowel heren als burgers voordeel bij had-
den. Dit besef manifesteerde zich in heel
West-Europa: Heren en burgers werden zich
bewust van de stad als maakbaar machtscen-
trum.
In de Nederlanden liet bijvoorbeeld de hertog
van Brabant kort voor 1200 's-Hertogenbosch
aanleggen als machtscentrum in de noordelijke
grensregio van zijn landsheerlijkheid in wor-
ding. Ook de opkomende Gelderse graven
creëerden steden in grensregio's van hun
machtgebieden. Onder meer Wageningen, Har-
derwijk en Roermond kwamen in de loop van
de dertiende eeuw tot stand door stedenpolitiek
en stadsplanning van Gerard IV (1207-1229)
en Otto II (1229-1271) van Gelre. Bij de wor-
ding van deze steden speelden de landsheren
een doorslaggevende rol: Hier vormden de he-
ren dus de belangrijkste pool in het genoemde
model.
Vanaf het eind van de dertiende eeuw waren er
steeds meer kleinere heren die het creëren van
steden als machtspolitiek instrument overna-
men, in het bijzonder in het rivierengebied ten
zuiden van Utrecht. Stedenpolitiek en stads-
planning speelden zich vanaf ongeveer 1300
steeds minder af in de context van de lands-
heerlijkheden (zoals Brabant, Gelre en het
Nedersticht Utrecht) of op landsheerlijk initia-
tief. Het waren veeleer verschillende lokale
heren die stedenpolitiek en stadsplanning gin-
gen bedrijven.
Ook bij de stadswording van de plaatsen in het
rivierengebied was de derde pool, de heer, van
doorslaggevende betekenis. Ja, vaak zelfs zo
groot dat er gesproken kan worden van stads-
stichtingen of nieuwe steden: Het zijn plaatsen
waarvan uit verschillende bronnen kan worden
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 3-
een comfortabele en relatief autonome positie
in ten opzichte van de ontwikkelingen in de
landsheerlijke gebieden. Het was in deze posi-
tie en ter versterking daarvan, dat zij overging-
en tot het stichten van een stad als centrum van
hun heerlijkheid. We zullen dit nu bekijken
aan de hand van Wijk bij Duurstede, Culem-
borg en Buren.
Wijk bij Duurstede
We beginnen met Wijk bij Duurstede omdat
dat rond 1300 als één der eerste nieuwe steden
verscheen in het rivierengebied, op de noord-
oever van de Lek. Verder stroomafwaarts langs
de Lek was even eerder Nieuwpoort aange-
legd. De totstandkoming van deze twee stadjes
is niet alleen te danken aan lokale heren maar
ook aan landsheren, de graven van Holland en
die van Gelre. Aan de hand van Wijk bij Duur-
stede kan de introductie in het rivierengebied
van het idee om een nieuwe stad te stichten
worden verteld.
Kort voor 1300 gaven de graven van Holland
en die van Gelre het stichten van nieuwe ste-
vanuit het westen door middel van groot-
scheepse veenontginningen. Gelre vanuit het
oosten door het annexeren van gebieden. Zo
werd het een omstreden grensregio tussen de
landsheerlijkheden Holland, Gelre en het Ne-
dersticht. Bovendien was er de Brabantse
invloedssfeer in het zuiden (afb. 2).
De lokale adel die in het rivierengebied land
en rechten in leen had, profiteerde van haar
positie temidden van de elkaar bestrijdende
landsheren, zeker vanaf het begin van de veer-
tiende eeuw toen de graven van Holland en die
van Gelre verzeild raakten in oorlogen en par-
tijtwisten. Van deze situatie waarin Holland,
Gelre en het Sticht Utrecht werden verscheurd
door factiestrijd en de landsheren werden ge-
plaagd door geldverslindende oorlogen,
maakten de verschillende lokale heren in de
grensregio handig gebruik. Ze speelden de
landsheren eerder tegen elkaar uit dan dat ze
zich afhankelijk van hen opstelden.
Deze lokale heren, waaronder die van Culem-
borg en Buren, namen in de veertiende eeuw
2 Rivierengebied ten zuiden van Utrecht volgens een kaart uit circa 1680 (Ducatus Gelriae pars prima quae est Neoma-
gensis, uitgegeven door J.J. van Waesberge, S. Swart en M. Pitt, Amsterdam/Oxford). Het noorden is onder. Verschillende
machtsgebieden staan met naam op de kaart aangegeven.
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 4-
den in de Noordelijke Nederlanden een be-
langrijke impuls. Zij creëerden, soms in
samenwerking met lokale edellieden, enige
nieuwe steden in omstreden regio's van hun
landsheerlijkheden. Zo moet graaf Floris V
(1256-1296) onder meer verantwoordelijk
worden gehouden voor de totstandkoming
Nieuwpoort in de laatste decennia van de der-
tiende eeuw. De graaf van Holland volgde
hiermee zijn machtige bondgenoot Edward de
I (1272-1307), koning van Engeland na. Ko-
ning Edward stichtte in dezelfde jaren in
Zuidwest-Frankrijk en in Wales series nieuwe
steden om zijn greep op die omstreden delen
van het Engelse koninkrijk te verstevigen. De-
ze zogenaamde bastidesteden werden in groten
getale aangelegd op initiatief van zowel de En-
gelse als de Franse koning, maar ook door
lokale edellieden in Zuidwest-Frankrijk. Deze
nieuwe steden waren dus door een koning,
hertog of andere heer met ideologische motie-
ven gecreëerde, politieke en economische
steunpunten. Ze kwamen veelal tot stand op
maagdelijke grond, maar wel aansluitend bij
bestaande elementen als een kasteel, een hoeve
of kleine nederzetting. Daarbij speelden presti-
ge, symbolische bezegeling van machts-
verhoudingen en gebiedsafbakening een be-
langrijke rol.
Graaf Reinoud I van Gelre (1271-1326) sticht-
te omstreeks 1300 eveneens een aantal nieuwe
steden, waaronder Wijk bij Duurstede en Hat-
tem in de uiterste noordpunt van zijn lands-
heerlijkheid, daar waar deze grensde aan het
Oversticht. Wijk werd gesticht als grensvesting
tussen Gelre en het Nedersticht. Het kwam
rond 1300 tot stand bij de splitsing van de Lek
en de (Kromme) Rijn, op een door verzanding
van de Rijnbedding ontstane, eivormige stroom-
rug. Omstreeks 1270 bouwden lokale heren, de
Van Abcoudes, bij die splitsing, aan de zuid-
punt van de ineengeschrompelde nederzetting
die restte van het legendarische Dorestad, een
kasteel. Met behulp van de graven van Gelre
hadden de heren van Abcoude in de laatste
helft van de dertiende eeuw de touwtjes in
Wijk en omgeving vrij stevig in handen weten
te krijgen, ten koste van de Utrechtse bis-
schoppen die sterk aan macht inboetten in het
rivierengebied. Rond de eeuwwisseling moe-
ten de graaf en de lokale heer hun kans schoon
hebben gezien een nieuwe stad te stichten op
maagdelijke grond in de rivier.
De stad kreeg een eenvoudige plattegrond: Een
rechte hoofdstraat met licht gekromde parallel-
straat, die loodrecht werden gekruist door twee
dwarsstraten, waartussen in het centrum een
plein lag, waaraan een kerk werd gebouwd
(afb. 3). Deze kerk werd echter pas in 1365 in-
gewijd. Tot die tijd fungeerde de St. Crucis in
de villa Wijk, het ineengeschrompelde restant
van Dorestad juist ten (noord)westen van de
nieuwe stad, als parochiekerk. De omwalling
van de nieuwe stad volgde de vorm van de ei-
vormige stroomrug. Hetzelfde geldt voor de
lichte kromming van de parallelstraat. In 1300
werden stadsrechten verleend door Gijsbrecht
van Abcoude, die werden opgesteld naar voor-
beeld van die van de oudere, nabijgelegen stad
Rhenen. De graaf van Gelre verloor al snel na
de stichting zijn gezag over de heren van Ab-
coude en in het grensgebied. De van Abcoudes
maakten daar gebruik van en bevestigden hun
relatieve autonomie door op eigen initiatief de
stad aan de oostkant uit te breiden. Hierdoor
werd het grondplan van de eerste stichting
minder herkenbaar en ontstond een nieuw ge-
heel.
Wellicht werden de graaf van Gelre en de he-
ren van Abcoude geïnspireerd tot het stichten
van de nieuwe stad Wijk bij Duurstede door
graaf Floris V, die juist enige jaren eerder het
initiatief had genomen tot de aanleg van
Nieuwpoort en enige andere nieuwe steden.
Maar ook Reinoud van Gelre lijkt zich hier-
mee al eerder te hebben beziggehouden. Op
zijn initiatief verrees kort na 1270 naast
Zutphen de zogenaamde Nieuwstad en rond
1280 aan de zuidrand van zijn graafschap, nu
in Midden-Limburg, het plaatsje Nieuwstadt.
De aanzetten tot deze 'Nieuwsteden' kunnen
reeds zijn gegeven door Reinouds vader Otto
II van Gelre. Het handelen van de Gelderse
graven moet worden geplaatst in de lange tra-
ditie van het bedrijven van stedenpolitiek en
stadsplanning in het Duitse Rijk. Sinds de
twaalfde eeuw voerden de Duitse keizers en
koningen, maar vooral ook verscheidene
machtige graven en hertogen namelijk een
veelomvattende stedenpolitiek. Bestaande ne-
derzettingen werden voorzien van privileges en
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 5-
□ Mogelijke poort
Wijk omstreeks 1300                       I
Poort
Ktx)mme Rijn en grachten
3 Plattegrond Wijk bij Duurstede. (In: Wijk bij Duurstede 700 jaar stad, 2000, 91)
uitbreidingen en nieuwe steden werden aange-
legd. Bij deze stedenpolitiek en stadsplanning
gingen strategie en economie vaak hand in
hand. In de loop van de dertiende eeuw gingen
machts- en gebiedsverhoudingen echter een
steeds grotere rol spelen. In Westfalen en het
Rijnland bijvoorbeeld, kwamen op initiatief
van de Keulse aartsbisschoppen en verschillen-
de adellijke geslachten waaronder die van
Kleef en Gelre, patronen van steden tot stand
waarvan de ligging in grote mate werd bepaald
door hun functie als strategische grensvesting.
De impuls die Floris V en Reinoud I aan het
stichten van nieuwe steden gaven, stond dus in
de tradities van zowel het Duitse Rijk als de
Engelse en Franse koninkrijken. Het is echter
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 6-
opmerkelijk dat in de veertiende eeuw, de tijd
dat stadsstichtingen in die gebieden zeldzamer
werden, in Holland, Gelre en het Sticht
Utrecht en dan vooral in het grensgebied daar-
tussen, het stichten van nieuwe steden een
grote opleving kende. In navolging van de gra-
ven van Holland en die van Gelre ging een
groot aantal lokale heren over tot het creëren
van een stad als politiek en economisch
machtscentrum van hun domein.
Wijk bij Duurstede kwam nog tot stand door
samenwerking tussen de landsheer en een lo-
kale heer. Nadat de graven van Holland en die
van Gelre het idee omstreeks 1300 in het ri-
vierengebied hadden geïntroduceerd, was
echter het hek van de dam. De lokale heren na-
men het over in hun eigen voordeel, en de
landsheren hadden het nakijken. Binnen enkele
decennia begon op initaitief van verschillende
lokale geslachten de aanleg van Asperen,
IJsselstein, Montfoort, Vianen en Culemborg.
Culemborg
Uit een schriftelijke bron van 1310 kan wor-
den afgeleid dat er toen sprake was van de
bouw van een nederzetting te Culemborg langs
de linker oever van de Lek. Jan van Beusichem
(circa 1303-1322), vanaf de stadsaanleg van
Culemborg, bewerkstelligde toen dat de door
hem op eigen grond gebouwde Sint-Barbara de
parochiekerk van Culemborg werd. De Sint-
Barbara was een afsplitsing van de kerk in het
ongeveer vijf kilometer oostelijker gelegen
dorp Beusichem, waar de van Beusichems tot
dan toe resideerden. Vermoedelijk nam Jans
vader Hubrecht van Beusichem (1271 -circa
1303) omstreeks 1300 het initiatief om een
stad te stichten ten oosten van een kasteel dat
rond 1270 was gebouwd op grond van 'een
hoeve [gelegen] in Kulenburg'. Dat kasteel
hadden de heren van Beusichem gesticht om-
dat hun machtsgebied vanaf de tweede helft
van de dertiende eeuw in westelijke richting
verschoof.
Hubrecht en Jan werkten samen ongeveer
twintig jaar aan de nieuwe stad van vrij be-
scheiden omvang. Hubrecht begon omstreeks
1300 en Jan bekroonde het werk in 1318 met
de verlening van privileges. Om zoveel moge-
lijk mensen naar de stad te lokken, waren
daarin voordelige bepalingen opgenomen, zo-
als: 'dat geen burger, misdadiger of niet, iets te
vrezen heeft, als hij borg kan stellen voor zijn
goed gedrag; dat binnen de vrijheid der stad
niemand (dus ook geen boeren en niet-burgers)
tot tweekamp gedwongen mag worden; dat de
burgers van Culemborg de hofsteden van de
heer in eeuwige erfpacht krijgen; dat geen bur-
ger in de stad keurmede verschuldigd zal zijn'.
Volgens een akte uit 1343 'maakten zij [Hu-
brecht en JanJ die stat Culenborch' en werd
deze 'in 't viercant met graften omgraven, dat
noch de oude stadt is, omtrocken met planken
ende doornen'. Naast de verdedigingswerken
droegen zij zorg voor de plattegrond: Een vrij
regelmatig geheel waarin een noord-zuid lo-
pend straatplein, tevens markt, en twee achter-
straten de hoofdelementen vormden (afb. 4).
De stad raakte bebouwd en in de loop van de
veertiende eeuw werd zij tweemaal uitgebreid
met een ambachts- en een havenbuurt aan de
kant van de Lek, door verlegging van de rivier-
dijk in de uiterwaarden. ,
4 Plattegrond Culemborg door Jacob van Deventer,
circa 1560.
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 7-
Kennelijk waren de heren van Culemborg
geïnteresseerd in handel en nijverheid. Aan
het eind van de veertiende eeuw verrees aan
de zuidkant een uitbreiding met een grotere
omvang dan de bestaande stad. In 1388 werd
voor het eerst melding gemaakt van het plan
van Gerrit van Culemborg (1377-1394) om de
stad uit te breiden met een 'Nieuwstad'. Voor-
dat in het gebied ten zuiden van Culemborg de
Nieuwstad werd aangelegd, waarvan de uit-
voering hoofdzakelijk plaatsvond onder het
bewind van Hubrecht van Culemborg (1394-
1422), lagen daar twee dorpjes: Langsmeer en
Prijs. De wegen waarlangs de dorpjes lagen,
gingen de belangrijkste straten van het nieuwe
stadsdeel vormen.
Om de twee dorpen bij de stad in te lijven
werd een rechthoek van ongeveer 400x400
meter omgracht. In het gebied ten zuiden van
de twee hoofdstraten werd een stratenraster
uitgezet, dat grotendeels niet werd bebouwd
met huizen. De Nieuwstad werd echter voor
een belangrijk deel aangelegd voor agrarisch
gebruik door boeren uit de omgeving die ten
gevolge van wateroverlast hun land moesten
verlaten. De heren van Culemborg hadden
kennelijk de bedoeling niet alleen te profiteren
van stedelijke handel en nijverheid, maar wil-
den ook agrarische bedrijvigheid binnen hun
stadsmuren halen.
Culemborg is één van de zeldzame voorbeel-
den van een laatmiddeleeuwse nieuwe stad die
in meerdere fasen tot stand kwam door ver-
schillende uitbreidingen. Dit was een gevolg
van het feit dat de heren van Culemborg re-
ageerden op verscheidene economische
ontwikkelingen, zoals die in de rivierhandel
over de Lek en die in het agrarische achter-
land. Zij stimuleerden deze ontwikkelingen en
slaagden er daardoor in hun macht, status en
inkomsten in de vorm van bijvoorbeeld tol en
belastingen te vergroten. Ook de heren van
Buren waren daarin succesvol.
Buren
Aan Buren werd in 1395 stadsrecht verleend
door Alard van Buren (circa 1361-1403). Dat
stadsrecht werd grotendeels overgenomen van
dat van Culemborg. Dezelfde voordelige bepa-
lingen om zoveel mogelijk bewoners aan te
trekken, waren er in opgenomen. De aanhef
van het Burense stadsrecht week echter af.
Daarin werd de directe aanleiding tot de stads-
rechtverlening gegeven: 'onser poorten van
Bueren, geliik wy die nu begrepen hebben en-
de begraeven alse tusschen der Komen ende
den Nyeuwen Grave als die nu begonnen is'.
Onder begrepen werd verstaan: het plan tot
iets vormen en het ter hand nemen. Begraeven
betekende: graven aan iets, door een gracht
omsluiten en versterken. Expliciet stond dus
vermeld dat de Alard van Buren de stad nieuw
liet aanleggen.
De aanleg van de nieuwe stad Buren moet dus
kort voor de stadsrechtverlening zijn begon-
nen. Deze nieuwe aanleg kwam tot stand op
de oeverwal langs de Kome, tussen het kasteel
van de heren van Buren en de rivier. Het slot
Buren wordt in de schriftelijke bronnen pas in
1298 genoemd. Maar de heren van Buren zul-
len op die plek vanouds hun bestuurlijk
centrum hebben gehad. Wellicht lag er een
kleine nederzetting, want in 772 werd al ge-
sproken van 'villa Buria in pago Testrebenti
[Teisterbant]'. Deze oude nederzetting moet
door de bouw van de nieuwe stad zijn wegge-
vaagd.
Om een rechthoekig omgracht gebied te ver-
krijgen, hoefde slechts aan de noord- en de
westzijde een gracht te worden gegraven: de
zogenaamde 'Nyeuwen Grave' (afb. 5). Aan
de oost- en de zuidzijde vormde de Kome de
omgrachting. Met de specie uit de Nyeuwen
Grave kon het rechthoekige gebied worden
opgehoogd, zodat het hoger dan de omge-
ving kwam te liggen. Op dat rechthoekige
oppervlak zetten landmeters een dubbel as-
senkmis uit.
De oost-west as van het slot richting de Kome
zal als uitgangspunt hebben gediend. Deze as
liet men loodrecht kmisen door een noord-
zuid as. Deze twee assen werden de hoofd-
straten van het stadje. De plaats van de noord-
zuid as werd bepaald door de diepte van de
kavels, die veertig meter bedroeg. De tweede
noord-zuid as, die van het tweede assenkmis,
lag veertig meter verder naar het oosten. Beide
noord-zuid assen werden iets minder dan hon-
derdtwintig meter naar het noorden loodrecht
gekruist door een tweede oost-west lopende
verbinding. Tussen de tweede noord-zuid as
en de Kome kregen de kavels geen diepte van
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 8-
5 Plattegrond Buren volgens kadastraal minuutplan uit 1826.
veertig meter omdat het riviertje niet in rechte
lijn, maar met een lichte bocht langs het stadje
liep.
Uit deze beschrijving kan worden afgeleid dat
het graven van de 'Nyeuwen Grave' en het uit-
zetten van het assenkruis volgens vooropgezet
plan gebeurd moet zijn, zodat het rechthoekige
oppervlak in de breedte in drie ongeveer gelij-
ke delen van veertig meter met straten
daartussen kon worden verdeeld. In de lengte
ging men uit van een afstand van drie keer
honderdtwintig meter (3x40). Deze afmetingen
werden echter wat minder strikt nagevolgd dan
die van veertig meter. Want in het zuiden had
men te maken met de lichte kromming van de
rivier. In het noorden met een licht gebogen
loop van een al bestaande sloot die de 'Nyeu-
wen Grave' daar volgde. Hierdoor moesten de
meeste van de negen kavels als het ware wor-
den 'uitgerekt' of 'ineengedrukt'.
Bij de kruising van de hoofdstraten werd dia-
gonaal ten opzichte van die kruising een kapel
gebouwd. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze
kapel een afgeleide was van de kasteelkapel
uit slot Buren. Kavels die door de landmeters
langs de assen werden opgemeten, werden
door Alard van Buren als bouwpercelen uitge-
geven. De twee assen die elkaar kruisten bij de
kapel raakten bebouwd met veelal stenen hui-
zen, die na verloop van tijd aaneengesloten
gevelrijen gingen vormen. De economische en
representatieve functies kwamen samen bij de
kruising, de huidige Markt. Daar ook ging het
stadsbestuur zetelen, in een huis op de zuid-
oosthoek.
Dat stadsbestuur werd aangesteld met de stads-
rechtverlening in 1395. In hetzelfde jaar werd
de kapel in opdracht van Alard en met toe-
stemming van de bisschop van Utrecht,
verheven tot parochiekerk en begon de verbou-
wing tot kerk. De bouw werd aan het begin
van de vijftiende eeuw afgerond, wat tevens
gold voor het stadje als geheel. Omdat de kerk
diagonaal op de kruising was geplaatst, ont-
stond daar een klein plein.
De tweede noord-zuid as was smaller dan de
andere en fungeerde als het ware als achter-
straat daarvan. Samen met de tweede oost-west
lopende straat vormde deze ten opzichte van
de twee hoofdassen een secundair assenkruis.
Beide straten waren zeer schaars bebouwd. De
drie meest noordelijk gelegen kavels bleven
ook grotendeels onbebouwd. Om het geheel
legde men een muurstraat en een stenen stads-
muur met daarin zes doorgangen. Aan beide
uiteinden van de verkeersader een hoofdpoort.
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 9-
6 Gezicht op Buren door Roelant Roghman, 1646/1647.
In de verschillende hoeken en langs de Kome
nog vier kleine poortjes.
Nieuwe steden
De stichting van Buren was een weloverwogen
project. Door de rijke materiële en schriftelijke
bronnen krijgen we een goed beeld van de
gang van zaken bij de aanleg een nieuwe stad,
die in grote lijnen als typerend voor de wor-
ding van de meeste steden in het rivieren-
gebied kan worden beschouwd. Het betreft
behalve Wijk bij Duurstede en Culemborg de
volgende plaatsen: Nieuwpoort, Ameide,
Montfoort, IJsselstein, Vianen, Hagestein, As-
peren, Leerdam en Heukelum (en verder naar
het oosten ook nog Megen, Batenburg, Raven-
stein en Grave). Afbeelding 7 geeft van negen
van deze nieuwe steden een schetsmatige
weergave waarop de volgende bepalende ele-
menten zijn aangeduid: De oude kernen waar-
bij of waaroverheen de nieuwe steden werden
aangelegd, de doorgaans kort voor de stads-
aanleg gebouwde kastelen waarnaast de steden
verrezen, en de kerk, die in een aantal gevallen
(Culemborg, Vianen) werd afgesplitst van een
kerk uit een nabijgelegen oudere nederzetting.
In Montfoort, Asperen, Leerdam en Heukelum
gingen oude dorpskerken fungeren als pa-
rochiekerk van de nieuwe stad. Daar waren
dijkdorpen namelijk omgevormd en uitgebreid
tot stad. In IJsselstein werd de kerk uit het na-
bijgelegen dorp Eiteren met kerkhof en al
verplaatst naar de nieuwe stad. De parochie-
kerk in Wijk bij Duurstede was de opvolger
van de St. Crucis in de villa Wijk.
De aanleg van al deze nieuwe steden zal glo-
baal volgens dezelfde principes zijn verlopen
als in Buren. Eveneens zullen vergelijkbare
7 Schetsmatige weergave van 9 laatmiddeleeuwse nieuwe steden in het rivierengebied ten zuiden van Utrecht, met daarop
aangeduid: oude kern of dorp (gearceerd), kerk (kruisje), kasteel (vlaggetje) en indien van toepassing de richting (pijl) van
verplaatsing van machtscentrum/kerk. Het betreft de volgende plaatsen (achter de plaatsnaam staat tussen haken eerst cur-
sief de
tijd waarin de (eerste) stadsaanleg tot stand kwam / dan de stichtingsdatum van het kasteel): 1. Montfoort (vanaf
circa 132012de
helft 12de eeuw); 2. IJs.selstein (circa 1310-1350/2de helft 13de eeuw); 3. Vianen (circa 1320-1350/a)
circa 1270, b) circa 1350); 4. Culemborg (circa 1300-1320 / a) circa 1270, b) circa 1350); 5. Wijk bij Duurstede (rond
13(X)/cixca
1270); 6. Buren (circa 1390-1420/loop 13de eeuw); 7. Heukelum (vanaf circa 1390/eind 13de eeuw); 8.
Leerdam (vanaf circa 1350/1360/eind 13de eeuw); 9. Asperen (vanaf circa 1300/eind Ode eeuw).
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 10-
motieven en achtergronden een rol hebben ge-
speeld. Tot het stichten van Buren kwam het
pas nadat de heerlijkheid in de omvang die ze
omstreeks 1300 had gekregen, bijna een eeuw
lang was geconsolideerd. De heren moeten in
de loop van de veertiende eeuw steeds vaster
greep op hun domein hebben gekregen. De ve-
le nederzettingen die binnen dat domein lagen
en de landerijen die het omvatte, verzekerden
de heren van goede inkomsten. In leen gegeven
goederen, rechten en gronden zullen veel geld
hebben opgebracht. Met dat geld konden ze
aan het eind van de veertiende eeuw overgaan
tot het stichten van een stad als symbolisch
middelpunt van hun domein, vlakbij hun be-
stuurlijk centrum, het slot.
Die symboliek kwam concreet tot uiting in de
plattegrond en opbouw van de stad. Het raster-
patroon kan worden gezien als een ideaal
conceptgrondplan voor een nieuwe stad, met
een meer algemene betekenis; een regelmatige
plattegrond verbeeldde orde en goed bestuur.
Alard van Buren zal dit conceptplan hebben
gevormd aan de hand van voorbeelden in de
omgeving, zoals Culemborg en Vianen. In sa-
menwerking met landmeters werd dit plan
omgezet in de ter plaatse uitgezette platte-
grond, waarvan de ligging in de omgeving
werd ingepast, maar waarvan het regelmatige
stratenpatroon weinig te maken had met de ter
plekke aanwezige geografische gegevens. Het
werd over bestaande structuren heen gelegd en
beheerste die, stak er zelfs letterlijk bovenuit
door de ophoging. Het stadsplan zou stad en
heer de juiste status geven in het gebied.
De praktische uitvoering van deze hogere za-
ken, de opbouw van het stadje, was ook goed
overdacht. Ze lag, onder bescherming van een
machtig slot, op de kruising van een rivier en
een landroute, die werd vertaald in een stads-
plan met twee hoofdassen die samenkwamen
op een markt met daaraan de kerk en de zetel
van het stadsbestuur. Om mensen te lokken
nam Alard verder het stadsrecht met voordeli-
ge bepalingen over van het nabij gelegen
Culemborg. Vanuit heel de heerlijkheid Buren
moeten mensen naar het stadje zijn getrokken,
want over het leegstromen van bepaalde oude
nederzettingen of gebieden is niets bekend. De
nieuwe bewoners bouwden hun huizen op de
door Alard uitgegeven bouwpercelen. De op
initiatief van Alard gebouwde stadsmuur be-
schermde de burgers; de burgers op hun beurt
beschermden het stadje als soldaat.
De stad werd binnen de muren nooit helemaal
volgebouwd. Dat was ook niet nodig voor haar
voortbestaan dat was gebaseerd op de degelijke
stichting en de daaruit voortvloeiende weder-
zijdse band tussen heer en burger. In wezen
was het stadje na de stichting voltooid; na het
begin van de vijftiende eeuw is in stedenbouw-
kundig opzicht maar weinig veranderd. Door
Willem van Buren (1403-1435) - Alard was
zijn grootvader - werd in 1420 een Francisca-
ner klooster gesticht op één van de onbebouw-
de kavels in het noorden van het stadje. Het is
waarschijnlijk ook deze Willem geweest die de
kerk nogmaals liet verbouwen en uitbreiden.
Zo kwam binnen ongeveer 30 jaar een comple-
te stad tot stand. De stichter versterkte met de
stadsstichting de greep op zijn domein en ver-
grootte zijn prestige. In de ligging, de regel-
matige opbouw van het stadsplan, de omwal-
ling, kortom in de stedenbouw werden zijn
macht en status verbeeld. Een deel van de be-
bouwing werd in later eeuwen verbouwd, ver-
vangen of afgebroken, maar het stadsplan als
geheel is in de loop der eeuwen zo goed als
niet veranderd. Tot op heden is Buren een
mooi voorbeeld van een in de late middel-
eeuwen aangelegde nieuwe stad.
Besluit
Gedurende de veertiende eeuw kwam in het ri-
vierengebied ten zuiden van Utrecht dus een
patroon van steden tot stand dat vooral is te
danken aan de machtspolitiek van een aantal
invloedrijke lokale geslachten. De mogelijk-
heid tot economische opbloei en de aanwezig-
heid van een groep ondernemende lieden wa-
ren bij de meeste van deze steden eerder rand-
voorwaarden dan bepalende factoren voor de
stadswording. Onder meer de heren van Ab-
coude, Culemborg en Buren gebruikten het
stichten van een stad als instrument om hun
macht te consolideren en te vergroten. Daar-
mee kan de aanwezigheid worden verklaard
van het aanzienlijke aantal stadjes, welke tot
op de dag van vandaag alszodanig zijn te her-
kennen. Wel blijft het verbazen dat in zo'n
relatief kleine geografische en economisch ge-
zien beperkte ruimte zoveel steden een zeker
10
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 11-
Nederlandse Academie van Wetenschappen, Afd. Letter-
kunde, Nieuwe Reeks
26 (1963) 12, 476-478.
■  D. de Boer, M. Boone en W. Hessing, Nederlands verle-
den in vogelvlucht. De Middeleeuwen: 300-1500 (Delta
I).
Leiden/Antwerpen, 1992.
•  W. van Es, J. van Doesburg en I. van Koningsbruggen,
Van Dorestad naar Wijk bij Duurstede. Het ontstaan van
een .stad ca. 600-1550 na chr
Abcoude, 1998.
•  R. Fruin, 'De vrije heerlijkheden, gelegen in het grens-
gebied tusschen Gelderland, Holland en Utrecht'. In:
Verslagen en Mededelingen Oud Vaderlands Recht VIII
(1934).
•  F. Horsten, Culemborg. Ongepubliceerde doctoraalscrip-
tie Universiteit van Amsterdam, 1972.
■  C. Meckseper, Kleine Kunstgeschichte der Deutschen
Stadt im Mittelalter
Darmstadt, 1982.
•  Monumenten van Geschiedenis en Kunst. De Betuwe.
Red. R. de Beaufort en H. van den Berg. 's-Gravenhage,
1968.
■  R. Rutte, 'Stedebouw in de Middeleeuwen. Grave, Ra-
venstein. Batenburg en Megen'. In: Kunstlicht 16 (1995)
1, 14-23.
R. Rutte, 'Middeleeuwse nieuwe steden in Nederland.
Aanzet tot een onderzoek naar oorsprong, verspreiding
en betekenis'. In: Bulletin K.N.O.B. 95 (1996) 6, 189-
202.
R. Rutte, 'Falen of slagen. Motieven bij laatmiddeleeuw-
se stadsstichtingen'. In: Historisch Geografisch
Tijdschrift \?, (2000) \,\-n.
R. Rutte, 'Buren "geliik wy die nu begrepen hebben en-
de begraeven". De aanleg van een nieuwe stad in de late
middeleeuwen'. In: De drie steden. Regionaal-historisch
Tijdschrift voor het Rivierenland 2\
(2000) 3, 43-47.
R. Rutte, Stedenpolitiek en stadsplanning in de Lage
Landen (12de-13de eeuw).
Zutphen, 2002.
A. van Schilfgaarde, 'De wallen en poorten van Buren'.
In: Bijdragen en Mededelingen Gelre (1930), 173-198.
A. van Schilfgaarde, 'De kerken te Buren'. In: Bijdragen
en Mededelingen Gelre
(1933), 170-181.
A. van Schilfgaarde, 'Rechten van Buren (1368-1395)'.
In: Verslagen en Mededeelingen 8 (1934), 27-33.
H. Stoob, 'Stadtformen und stadtisches Leben im spaten
Mittelalter'. In: Die Stadt. Gestalt und Wandel bis zum
industriellen Zeitalten
Red. H. Stoob. KeulenAVenen,
1979, 156-193.
Wijk bij Duurstede 700 jaar stad. Ruimtelijke structuur
en bouwgeschiedenis.
Red. M.A. van der Eerden-Vonk,
J. Hauer en G. van Omme. Hilversum, 2000.
bestaansrecht konden hebben. Kennelijk was
daarvoor toch een economische basis aanwe-
zig. Hoe dat kan, is onduidelijk. Wellicht heeft
het te maken met de vruchtbaarheid van het
land en de relatief dichte bevolking gedurende
een groot deel van de middeleeuwen, maar op
dit gebied valt er nog veel uit te zoeken.
Tot slot moet worden opgemerkt dat Wijk bij
Duurstede, Culemborg, Buren en de andere
laatmiddeleeuwse nieuwe steden in het rivie-
rengebied ten zuiden van Utrecht een bijzon-
dere positie innemen binnen de stedengeschie-
denis van de Nederlanden: Nergens anders ligt
een zo grote en geconcentreerde groep steden
waarvan de stadswording zoveel overeenkom-
sten vertoont. Ook binnen West-Europa is dit
bijzonder, vooral door de tijd waarin deze ste-
den tot stand kwamen: de veertiende eeuw.
Niet lang na 1300 werden in de meeste andere
delen van Europa nog maar weinig nieuwe ste-
den aangelegd. Tot op de dag van vandaag is
van deze bijzondere stedenpolitiek en stads-
planning uit de veertiende eeuw veel terug te
vinden. De cultuurhistorische rijkdom van het
rivierengebied wordt in hoge mate bepaald
door de aanwezigheid van de steden die daar in
de late middeleeuwen verrezen. Deze steden en
het verspreidingspatroon daarvan in het land-
schap zijn erfgoed om te koesteren.
*Reinout Rutte is stads- en architectuurhistori-
cus. Op 12 september 2002 is hij aan de
Universiteit van Amsterdam gepromoveerd op
het proefschrift 'Stedenpolitiek en stadsplan-
ning in de Lage Landen {12de-13de eeuw)'.
Het is verschenen bij de Walburg Pers te
Zutphen (ISBN 90.5730.203.9).
Dit artikel is een bewerking van de lezing die
Rutte op 28 november 2001 te Wijk bij Duur-
stede gaf voor de Historische Kring 'Tussen
Rijn en Lek'.
Literatuur:
Atlas van Nederland (20 vols). 's-Gravenhage, 1984,
vol. 2: Bewoningsgeschiedenis.
R Bekjes en R Schippers, Culemborg, beeld van een
stad.
Culemborg, 1988.
-  M. Beresford, New Towns of the Middle Ages. Londen,
1967.
-  D. Blok, 'Teisterbant'. In: Mededelingen der Koninklijke
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
11
-ocr page 12-
Fijne paasvakantie in 1942. Rotterdammertjes
logeerden in Wijk bij Duurstede en omgeving
Wim de Valk*
In het voorjaar van 1942 hebben verscheidene
inwoners van Wijk bij Duurstede en Cothen -
en mogelijk nog wat andere plaatsen - een
groep Rotterdamse jongens een fijne paasva-
kantie bezorgd. Daar was ik (thans 75 jaar)
ook bij. Waarom nodigden die gastouders ons
uit? Het was een welkome hulp aan de slacht-
offertjes van de Duitse inval in mei 1940. Daar
valt dus eerst wat meer over te vertellen.
Na het zware Duitse bombardement van Rot-
terdam op 14 mei 1940 - waarbij 900 mensen
het leven verloren - was de binnenstad een
grote brandende en rokende puinhoop. Daar
kan je je als je het niet hebt meegemaakt nau-
welijks een voorstelling van maken. Er waren
bijvoorbeeld alleen al 25.000 woningen, 24
kerken en 62 scholen verwoest. Tel daar nog
eens bij 550 café's en hotels, duizenden werk-
plaatsen en kantoren. Ga zo maar door.
De gemeentelijke overheid was niet voorbereid
op een ramp van die omvang. Uit tal van ste-
den kwamen brandweercorpsen helpen
blussen. De doden moesten geborgen worden
en de gewonden verzorgd. De vele duizenden
vluchtelingen dienden snel onderdak en eten te
krijgen. Meer dan dertigduizend (!) puinrui-
mers gingen weldra in een gebied van 250
hectare aan de slag. Er werd ook al direct ge-
dacht: Wat moet er in de komende vakantie-
maanden worden gedaan voor de Rotterdamse
kinderen? Ze moeten weg uit die stad vol rook
en smook. Ze mogen niet in het centrum gaan
dwalen, waar tal van gebouwen nog branden
en instorten. Zowel van gemeentelijke als van
particuliere zijde werden snel geslaagde pogin-
gen gedaan om in juli en augustus 1940
duizenden kinderen ergens anders in het land
onder te brengen.
Mijn ouders die al hun bezittingen en hun ei-
gen zaak hadden verloren, vonden alleen troost
bij de gedachte dat zij en hun drie kinderen
nog het leven hadden gered. Wel huilde mijn
Schoolfoto Wim de Valk in de 1ste klas HBS in 1942
(Collectie auteur)
moeder tranen met tuiten dat we de eerste we-
ken na het bombardement van de bedeling
moesten eten. Enkele keren per week konden
mijn broertjes en ik voor het hele gezin voed-
selpakketten ophalen. Mijn ouders waren wel
blij dat voor hun kinderen nette vakantie-
adressen in het Gooi waren gevonden. Daar
zijn we alle drie naar toe geweest. We hebben
het er uitstekend naar onze zin gehad. Ook het
jaar erop - de zomer van 1941 - gingen wij
weer naar die gastouders.
Zodra we weer thuis in Rotterdam waren, kre-
gen we te maken met de vele nachtelijke
luchtaanvallen van de geallieerden op de ha-
vens en omliggende fabrieken en werven.
Binnen de kortste keren waren we weer Rot-
terdamse bleekneusjes want zodra het
luchtalarm afging haalde mijn vader ons uit
bed (wij sliepen vierhoog op een zolder) en
gingen we beneden op de trap zitten tot het
sein veilig werd gegeven. Met rooie oogjes van
de slaap zaten we de volgende dag in de
schoolbanken. Maar wel opscheppen over de
12
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 13-
hoeveelheid bom- en granaatscherven die wij
hadden gevonden.
Begin 1942 was de toestand in de puinstad
Rotterdam nog zo beroerd, dat ook scholen
zich met kinderuitzendingen bezighielden. In
die tijd zat ik in de 1ste klas van de r.k. HBS
(Hogere Burgerschool) aan de Beukelsdijk.
Daar hadden paters Franciscanen de leiding.
Directeur Kouwenhoven en pater Andreoli -
een jonge godsdienstleraar - hebben toen het
initiatief genomen om voor een aantal leerlin-
gen uit de Ie klas (er waren vijf 1ste klassen,
te weten la,lb,lc,ld enle) een leuke voor-
jaarsvakantie in en rond Wijk bij Duurstede te
regelen. Hoe dat precies is gegaan, weet ik
niet. Ik herinner me wel dat pater Andreoli bij
ons aan huis is geweest om toestemming van
mijn ouders te krijgen. Uiteraard werd door
hem verzekerd dat hun zoontje (ik was toen
bijna 14 jaar) natuurlijk bij keurige nette
roomse mensen zou worden ondergebracht.
Die zouden er immers ook op moeten toezien
dat ik zondags naar de kerk zou gaan.
Ik wilde graag mee en kwam in Wijk bij Duur-
stede terecht bij dierenarts A.J. van Sprundel
en zijn vrouw, die zelf geen kinderen hadden.
Zij woonden aan de Singel 10. Daar voelde ik
me direct welkom en op mijn gemak. De dok-
ter nam me vaak mee wanneer hij naar
boerderijen in de omgeving ging om vooral
koeien, varkens en paarden te behandelen. Dat
was heel interessant. Ik stond wel verbaasd te
kijken toen de hij eens zijn jekker uittrok, de
rechtermouw van zijn overhemd zo ver moge-
lijk oprolde, een voorschoot aandeed en
vervolgens zijn rechterarm tot bijna aan zijn
oksel vanachter in een koe stak. Geen idee
waarom dat nodig was.
Een keer heb ik hem geassisteerd. Er kwam
een boer met een oude, zieke, schurftige hond
bij de veearts aan huis om te vragen of hij het
dier uit zijn lijden kon verlossen. Dat wilde de
dokter wel en hij zei tegen de boer, dat als hij
de hond even vasthield, hij het beest een spuit-
je zou geven. "Daar wil ik niet bij zijn", zei de
boer met tranen in zijn ogen. "Nou ga dan
maar, dan regel ik het hier wel met die jon-
gen", reageerde de dokter Hij zei dat ik de
hondenriem stevig moest vasthouden "want di-
rect nadat hij het spuitje heeft gekregen.
springt hij weg". Dat klopte; de dokter prikte,
de hond sprong omhoog en viel dood neer Ik
vond het meer belangwekkend dan eng om
zoiets mee te maken. Van Sprundel had twee
officiële functies. In de telefoongids van 1941
stond bij zijn naam vermeld, dat hij rijksvee-
arts en directeur van de vleeskeuringsdienst
was. Bij de uitoefening van die taken ben ik
vermoedelijk nooit met hem mee geweest.
Soms ging ik op stap met enkele jongens van
mijn HBS die ook in Wijk bij Duurstede lo-
geerden. Zo wandelden we eens met zijn
zessen helemaal naar Cothen, waar een paar
klasgenoten zaten, en terug. Mijn pleegmoeder
had echter liever dat ik in de buurt bleef. Zij
was lief en zorgzaam en had voor mij een keu-
rig logeerkamertje ingericht. Zij was - geloof
ik - over mij ook wel tevreden. Op een keer
vroeg ze me eens te schatten hoe oud ze was.
Ik keek haar peinzend aan en zei: "Ik denk
misschien 28 jaar." Zij riep stralend: "Precies
Foto uit 1970 van het in 1929 gebouwde huis Singel 10 te
Wijk bij Duurstede (SAKRUH: Foto-collectie Wijk bij
Duurstede)
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
13
-ocr page 14-
geheuld, op de vlucht. Ook dus in Wijk bij
Duurstede. De verzetsgroep waarvan Van
Sprundel deel uitmaakte, ging achter hen
aan, arresteerde een stel en zette ze gevangen.
Er was echter te vroeg gejuicht. De aanval van
de geallieerden liep vast, de Duitsers bleven de
baas en de ingesloten NSB'ers werden vrijge-
laten. Dezen namen onmiddellijk wraak op de
ploeg die hen had gearresteerd. Met Duitse mi-
litairen trokken ze onder meer naar de woning
van Van Sprundel, die nog net kon vluchten.
De soldaten gooiden enkele handgranaten door
de ruiten naar binnen waardoor pand en inboe-
del zwaar werden beschadigd.
Enkele maanden na Dolle Dinsdag ging ik we-
derom naar nieuwe pleegouders, maar nu voor
lange duur. De hongerwinter was aangebroken.
Noodgedwongen lieten mijn ouders mij en een
jonger broertje in januari 1945 vertrekken naar
een familielid in Twente die voor onderdak op
een boerderij zou zorgen. Na een barre tocht
door ijs en sneeuw en steeds om voedsel bede-
lend, kwamen we daar aan. Wij werden elk bij
een voortreffelijke boerenfamilie in Albergen
ondergebracht. Pas in juni 1945 gingen we
weer naar huis. Daarna zijn we nog enkele ma-
len bij hen op vakantie geweest. Bijvoorbeeld
in 1947. Om geld te sparen besloot ik van Rot-
terdam naar Twente te fietsen. Dat zou me
tevens mooi de mogelijkheid bieden om na een
paar weken op de terugweg langs Wijk bij
Duurstede te rijden om daar mijn gastouders
van 1942 op te zoeken. Helaas. Toen ik de fa-
milie Van Sprundel schriftelijk van mijn plan
op de hoogte stelde, kreeg ik van de dierenarts
een briefje terug dat hij en zijn vrouw op de
voorgenomen datum wegens familiebezoek af-
wezig zouden zijn. Dokter Van Sprundel
schreef er wel bij dat hij het leuk vond te ho-
ren dat ik nog aan hen dacht en dat hij hoopte
dat ik later nog eens in de gelegenheid zou zijn
om langs te komen. Daar is het echter nooit
meer van gekomen. Jammer. Hij had mooie
verhalen kunnen vertellen.
*W.W.M. de Valk woont te Diemen en is lid
van de redactie van het blad van de Histori-
sche Kring Diemen
          /
/
goed!" Thans vermoed ik dat ze eerder in de
buurt van de 38 zat. Toen haar man thuis-
kwam, werd die direct op de hoogte gesteld
van mijn fenomenale gave om iemands leeftijd
te bepalen. Mijn gastheer schatte ik vervolgens
op 31, want hij zou wel iets ouder dan zijn
vrouw zijn. Weer midden in de roos. Dezelfde
avond toen ik al in bed lag, kwam mijn pleeg-
moeder me roepen om even een op bezoek
zijnd echtpaar gedag te zeggen en ook eens
hun leeftijd te schatten. Dat deed ik graag.
Twee keer schatten, twee keer ging er gejuich
op. Ik vond mezelf geweldig en ging innig te-
vreden naar bed.
Na deze vakantie in Wijk bij Duurstede zond
ik direct een bedankbrief en schreef dat ik
mijn kerkboek had laten liggen. Dat werd per
kerende post naar Rotterdam gestuurd met een
vriendelijk briefje van de veearts. Hij schreef
onder meer:
Beste Wint,
Je brief hebben wij ontvangen, waarvoor onze
dank, je schrijft wel leuk 'als U 't prettig vindt,
zal ik U nog wel eens schrijven', maar Wim je
wilt toch Wijk bij Duursteden zóó maar niet
vergeten. [...] Hier in Wijk zijn alle scholen ge-
ruimd moeten worden, en wij wachten
(natuurlijk met spanning) op 700 Duitsche sol-
daten van het Oostfront, die naar hier zouden
komen. Hierbij je kerkboek, had je natuurlijk
weer vergeten hé. Je moet er nog een nieuw
schietgebedje in leggen, nl. 'H. Jozef Bescher-
mer van onze Verlosser, verlos ons van onze
beschermer.' Nu Wim de hartelijke groeten [...]
en tot ziens.
Dierenarts Van Sprundel heeft - zo hoorde ik
pas in 2002 - tijdens de oorlog in de verzetsbe-
weging gezeten en is op het nippertje ontsnapt
aan een inval van de Duitsers in zijn huis aan
Singel 10. Tot op de dag van vandaag weet de
buurman (toentertijd buurjongetje) op Singel
13, mr H.H. van Dam, te vertellen wat er is ge-
beurd. De geallieerden waren begin september
1944 zo ver opgerukt, dat dinsdag 5 september
iedereen dacht dat de bevrijding slechts een
kwestie van een paar dagen was. De stemming
was zo uitgelaten dat de 5de september later
Dolle Dinsdag werd genoemd. Overal sloegen
de gehate NSB'ers, die met de vijand hadden
14
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 15-
De Werkhovense familie Vernooij
Kees van Schaik*
In november 2002 verscheen van de hand van
Tom Vernooij (Bikhoven) en Bart Vernooij het
familieboek "Van Vemoij tot Vernooij", met
als ondertitel: "De stamboom van de Werkho-
vense tak van de familie Vernooij van de 17^
tot en met de 20^ eeuw". In oktober 1999 was
reeds verschenen "Het geslacht Verno(o)ij.
Een familie uit Wijk bij Duurstede" van de
hand van Dolly Verheijen-Vernooij (Bladel),
zodat thans de herkomst van de afstamme-
lingen uit beide geslachten gemakkelijk
kunnen worden getraceerd. Beide uitgaven zijn
keurig verzorgd. Vergelijking van beide in eigen
beheer uitgegeven familieboeken toont aan dat
de hedendaagse Vemooijen in het Kromme-
Rijngebied zonder uitzondering afstammen
van de Werkhovense familie Vernooij en dat
de afstammelingen van de Wijkse Vemooijen
uit het Kromme-Rijngebied zijn verdwenen.
De herkomst van de familienaam wordt door
de auteurs op goede gronden herleid tot de
middeleeuwse vorm Van Rhenoij.
Brink te Werkhoven (Foto A.A.B, van Benimel, mei 2003)
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
15
-ocr page 16-
In het boek van Dolly Verheijen-Vernooij (p.
10) worden de Wijkse en Werkhovense fami-
lies Vemooij begin 16^ eeuw aan elkaar
gekoppeld in een hypothetisch stamboomfrag-
ment. De auteurs van de Werkhovense familie
hebben die hypothetische generaties veilig-
heidshalve niet meegenomen en laten de
Werkhovense familie Vemooij aanvangen met
Jan Comelisz Vemoij, boer te Sterkenburg, die
volgens de auteurs rond 1580 zal zijn geboren.
Het sterk inheemse karakter van de Werkho-
vense Vemooijen komt vooral tot uitdrukking
in de endogame keuze van hun huwelijkspart-
ners. Grote boeren huwden alleen binnen de
kring van grote boeren. Een huwelijk Ver-
nooij-Vemooij werd liefst 22 keer geteld.
Verder vond er 29 keer een huwelijk plaats
met een lid van de familie Van Rooijen, Moc-
king 19x, Van Wijk 17x, (Van) Oostmm 15x,
Van der Horst 14x, Van Dijk 14x, Miltenburg
13x, Van Rijn 13x, Sturkenboom 13x, Oost-
veen 1 lx, Peek 1 lx, Peterse 1 lx. Van Schalk
11X, Van Bentum lOx, Van Bemmel 9x, Van
Bennekom 9x, De Bie 9x, Smorenburg 9x,
Verkerk 9x, Van Ko(o)ten 8x, DeWit 8x, Van
der Leemkolk 7x, Peterse 7x, Uijttewaal 7x,
Verweij 7x, Vulto 6x, Zomer 6x, Van Zijl 6x.
De Wijkse familie Vemooij bleef na de refor-
matie katholiek en sommige leden gaven
daarvan in de 17* eeuw blijk door het open-
stellen van hun boerderij als schuilkerk. De
Werkhovense familie Vemooij ging daarente-
gen na de reformatie over naar de
gereformeerde kerk maar wekte naderhand de
indruk in religieuze zin op twee gedachten te
blijven hinken. In het Krommerijngebied kwa-
men in de eerste helft van de 11''' eeuw
gemengde huwelijken onder boeren en boerin-
nen nog veelvuldig voor. Pas rond 1700 kan
men onder de boeren spraken van twee ge-
scheiden huwelijkskringen. De Werkhovense
familie Vemooij maakte haar definitieve keu-
ze voor een terugkeer naar het katholicisme
echter pas rond het midden van de 18''' eeuw.
Zo zien we in Werkhoven tussen 1730 en 1750
Gerrit Vemoij optreden als diaken in de gere-
formeerde kerk en zijn broer Frederik Vemoij
als roomskatholiek armmeester. Tegelijkertijd
fungeert er in Werkhoven ook nog een Antho-
nie Vemoij als (administrerend) diaken die
echter niet kon worden geïdentificeerd omdat
er tegelijkertijd drie familieleden met de naam
Anthonie in Werkhoven voorkomen. Die reli-
gieuze vaagheid hangt wellicht samen met de
aanspraken die behoeftige nakomelingen van
Gijsbert Jansz Vemoij (generatie II) zonodig
konden doen gelden op het fonds dat de Cot-
hense predikant en medisch dokter Comelius
Dellius voor behoeftige familieleden (bloed-
vrienden) in het leven had geroepen. Dit fonds
- dat nog steeds bestaat - wordt beheerd door
de gemeente Culemborg.
Een kritische noot bij het vele werk van de au-
teurs is nauwelijks gepast. Hier en daar is een
klein foutje ingeslopen als doop- en begrafe-
nisdata ten onrechte worden aangeduid als
geboorte- en overlijdensdata. Daarnaast heb-
ben de auteurs bij hun onderzoek naar de
oudere generaties vrijwel uitsluitend gebruik
gemaakt van kerkelijke doop-, trouw- en be-
graaf-registers. De sociaal-economische positie
van de oudste generaties en hun maatschappe-
lijke rol als geërfde, schepen, heemraad,
kerkmeester of diaken is daardoor helaas on-
derbelicht gebleven.
Bij een zeer veel voorkomende naam als de
NH-Kerk te Werkhoven (Foto A.A.B, van Bemmel,
mei 2003)
16
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 17-
Kasteel Sterkenburg (Foto A.A.B, van Bemmel, mei 2003)
onderhavige is raadpleging van secundaire
bronnen bovendien noodzakelijk ter voorko-
ming van onjuiste identificaties. In de 1S"'
eeuw wonen er tegelijkertijd drie personen in
Werkhoven met de naam Anthonie Vemooij
die voor veel verwarring zorgen. Zij zullen via
het controleren van hun handtekeningen in de
secundiare (vooral notariële) bronnen moeten
worden geïdentificeerd.
Raadpleging van het archief van het dorpsge-
recht Sterkenburg had voor de hand gelegen.
De oudste gerechtsprotocollen van Sterkenburg
vangen aan in 1627. Sterkenburg vormde tot
de invoering van het schepenrecht in 1688 een
gerecht van buren en landgenoten. De archie-
ven van het dorpsgerecht Sterkenburg bevatten
een aantal akten betreffende de familie Ver-
nooij, doch konden door de overstroming van
het streekarchivariaat te Wijk bij Duurstede op
18 oktober 2002 in het kader van deze recensie
niet meer worden geraadpleegd. Dat geldt
eveneens voor het Oud-Bestuursarchief van het
dorpsgerecht Sterkenburg. Nader onderzoek
naar 17'" en 18* eeuwse Vemoijen in Werkho-
ven wordt bemoeilijkt door het ontbreken van
de archieven van het dorpsgerecht Werkhoven
en de omstandigheid dat het archief van Bever-
weerd slechts beperkt toegankelijk is door de
matige staat waarin de rekeningen van de rent-
meester verkeren. Door de recente
overstroming zijn bovendien de protocollen
van de Werkhovense notaris J. van Reumst
(1671-1714) voorlopig niet meer toegankelijk.
Vanwege de sluiting van het gemeentearchief
van Culemborg is tevens het archief van het
Delliusfonds al enige tijd niet meer ter inzage.
Om ondersteuning uit dit fonds te kunnen ont-
vangen dienden afstammingsbewijzen te
worden overgelegd. Dit archief bevat meerdere
17* en 18* eeuwse genealogische overzichten
betreffende (onder meer) de familie Vemooij
alsmede uittreksels uit doopregisters die in-
middels verloren zijn gegaan.
Onderzoekers zullen zich voorlopig primair
moeten behelpen met de 17* en 18* eeuwse
diaconierekeningen van de gereformeerde kerk
te Werkhoven, de restantlijsten van de Lek-
dijkgelden en de monsterrollen van het
dijkleger van het Hoogheemraadschap van de
Lekdijkbovendams, de resoluties (notulen) van
de geërfden van Werkhoven in het archief van
het Domkapittel, de registers van de 20^ en de
40^ penning in het archief van de Financiële
Instellingen (Het Utrechts Archief, inv. 37, nrs.
2421 ev.), de toegankelijke delen van het Huis-
archief Beverweerd en de archieven van de
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
17
-ocr page 18-
Buurtschap Sterkenburg (Foto A.A.B, van Bemmel, mei 2003)
1638^ eigenaar van 2 graven in de 2* rij op
het koor in de kerk ald. 1641 \ overleden vóór
19 mei 1675, tr. Claesgen Jansz de Roij,
pacht tot 1675 een hofstede met totaal 48 mor-
gen boomgaarden, bouw- en weilanden in het
gerecht van Werkhoven".
2. Cornelis Jansz de jongste, schout en dijk-
graaf van Brakel en rentmeester van de
Bommelerwaard, leenman van Brakel, overle-
den 11 jan. 1673, tr. Ie.
Willemina Duijven,
tr 2^ Rotterdam llfebr. 1652 Elysabeth van
der Burggraaf.
3. Gerrit Jansz Vernoij, conciërge en kamer-
bewaarder van de Staten van Utrecht, benoemd
als bode van de Staten van Utrecht 1645', sol-
daat onder de compagnie van Gerard Ploos
van Amstell op een tractement van 12 gulden
per maand 1645'', verwerft op 26 juni 1658 een
morgen land in eigendom op Heulland onder
Werkhoven tussen de Lubbersloot en de Wijc-
kerweg', leenman van Sterkenburg wegens een
half morgen rijnwaarts onder Sterkenburg^",
testeert 23 nov. 1671", overleden 11 dec. 1671,
Utrechtse notarissen die voor een aanzienUjk
deel via internet toegankeUjk zijn.
Aangezien de archieven uit het streekarchief
door de overstroming voor langere tijd niet
toegankelijk zijn, zijn aan de hand van boven-
genoemde bronnen de oudste generaties door
mij verder "aangekleed". De gegevens die ont-
leend zijn aan het besproken boek van Tom en
Bart Vemooij zijn cursief weergegeven en de
aanvullingen van mijn hand in gewone letter.
Uiteraard zal er nog veel meer te vinden zijn.
I. JAN CORNELISZ VERNOIJ, geboren
(naar schatting) ca. 1580,
had als buur en
landgenoot zitting in het gerecht van Sterken-
burg 1627'"*, tr. (naar schatting) ca. 1605
Anthonia Adriaensdr.
Kinderen:
1. Cornelis Jansz Vernoij de oudste, schepen
te Werkhoven 1644, 1646, 1649, 1650, 1651,
1655,  1660, buurmeester ald. 1648, 1653,
1656,  1658, eigenaar van 8 hond land belast
met 75 gulden van de armen te Werkhoven
18
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 19-
Begh weduwe van Jasper van den Brink.
5. Adriaentgen Vernoij, ged. (geref) Neer-
langbroek 3 juli 1659 (doopgetuigen Maria de
Jong en Maria Gijsberts), tr. (huw. voorw. 26
maart 1692, nots P. Leechburg),
Bunnik 17
mei 1692 Jan Gerrits den Hartog, geb. ca.
1670,
woonde onder Stoetwegen en in 1715 op
Mariëndaal buiten Utrecht'^^ zn. van Gerrit Ja-
cobsz den Hertog en Neeltgen Jansdr.
6.  Cornelis Vernoij, woont te Sterkenburg,
schepen ald. 1689, 1692, 1696, 1697, 1698,
1714'*, pretendeert vrijdom van dijkplicht als
bewoner van de voorborg en gebruiker van de
landen van Florentina van Mathenesse vrouwe
van de Ridderhofstad Sterkenburg 1710", leen-
man van Sterkenburg 1712-", woont in 1718
onder Neerlangbroek^', overleden vóór 28 aug
1720 als zijn weduwe wordt vermeld op de
monsterroP^ tr. Dirkje Cornelis van der
Leemkolk,
pacht (geassisteerd met haar zoon
Jan) in 1723 van Florentina van Mathenesse,
weduwe van Jan van Hardenbroek, een hofstede
staande op de voorburg van de ridderhofstad
Sterkenburgh met het boomgaardje en omtrent
43 morgen gelegen onder Sterkenburg en 4 mor-
gen onder Doom jaarlijks voor 365 gulden^\
Kinderen:
a.    Jan Comelisz Vernoij, schepen van Ster-
kenburg 1720, 1721, 1727, 1731, 1735,
1737, 1739, 1743, 1745'*, pacht in 1727
met zuster Adriaentje van Johan Frederik
Mamuchet, heer van Houdringe en Ster-
kenburg, een huijsinge, bouwhuijs,
brouwerij, bergen en schuur op de voor-
borg van Sterkenburg met 55 morgen en
64 roeden land onder Sterkenburg en 4
morgen onder Doom voor 400 gulden per
jaar-\ pretendeert vrijdom van dijkplicht
als bewoner van een huis op de voorborg
van de Ridderhofstad Sterkenbu^g^^ moge-
lijk overleden vóór 4 sept. 1747 als Pieter
van Resant op de voorborg woont.
b.    Adriana Comelis Vemoij, ged. (r.k.) Wijk
bij Duurstede 16 mei 1688,
ontvangt 350
gulden als ouderlijk erfdeel", tr. huw.
voorw. 31 dec. 1729^'* als meerderjarige
jongedochter wonende onder Sterkenburg,
Werkhoven (r.k) 29 jan 1730 Comelis Ver-
weij, meerderjarig jongman wonende
onder Neerlangbroek.
begraven met 8 dragers te Utrecht in/bij de Ja-
cobikerk, tr 1^ (geref. Catharijnekerk) 26
maart 1639
Gijsbertha van Oostrum, overle-
den Utrecht 23 juli 1647, tr. 2^ Gorinchem 11
nov. 1649
Anneke van Driel, overleden
Utrecht 1 april 1662,
dr. van Govert Adriaensz
van Driel alias van den Heuvel (smid en ijzer-
koper te Gorinchem) en Oeltgen Gerardsdr^ tr
3^ (geref.) Ter Aa 12 okt. 1662
Janneken Por-
selius,
woonde op 3 juni 1678 te Utrecht'".
4. Gijsbert Jansz Vernoij, volgt hierna II
II. GUSBERT JANSZ VERNOU, geboren
(naar schatting) ca. 1615,
woont te Sterken-
burg, pacht in 1675 voor 400 gulden per jaar
een woning en bouwhuis op de voorborg van
de ridderhofstad Sterkenburg met 66 morgen
land van Margaretha Valckenaer douariëre van
Rasquaert", gebruikt in 1676 onder Werkho-
ven 24 morgen van de Vrouwe van
Sterkenburg, 8 morgen van het Domkapittel en
8 morgen van de weduwe van Gerrit Vernoij'^
overleden vóór 6 jan. 1683 als zijn boedel
wordt gescheiden en gedeeld", tr. (geref.)
Neerlangbroek 31 dec. 1643
Adriana Corne-
lisdr de Jongh,
met 9 morgen en 4 hond land
gegoed onder Brakel en Poederoijen, dr van
Cornelis de Jong, schout van Poederoijen.
Kinderen:
1. Johannes Vernoij, ged. (geref.) Neerlang-
broek 23 febr 1645, tr Maria Jansdr,
overleden vóór 1687.
2.  Anthonis Vernoij, volgt Illb
3.  Teuntje Vernoij, ged. (geref) Neerlang-
broek 30 okt. 1649 (doopgetuige Marijcke
Comeli.sdr de Jongh),
tr. vóór 9 nov. 1676
Gerrit Bastiaens van Vliet, zij laten 11 kin-
deren geref. dopen te Bunnik, overleden vóór
23 dec 1705^', woont te Bunnik 1712».
4.  Grietje Vernoij, ged. (geref.) Neerlang-
broek 10 juni 1653 (doopgetuigen Ds.
Godefridus Dellius en Marijchie de Jongh),
overleden vóór 8 febr. 1710", tr. 1^ huw.
voorw. 25 maart en 10 april 1686'^ Werkhoven
(geref) 11 apr 1686
Johannes Meijnderts
Broeckbergen,
gerechtsbode van Werkhoven,
weduwnaar van Maechje Elissen van Melten-
burgh, tr. 2^ huw. voorw. 29 apr. 1702'^
Werkhoven (geref.) 14 mei 1702 Dirk de
Heus,
zn. van Mattheus de Heus, hij hertr.
(huw. voorw. 8 febr. 1710)"' Comelia van der
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
19
-ocr page 20-
Illb ANTHONIS GIJSBERTS VERNOIJ,
ged. (geref.) Neerlangbroek 23 mei 1647
(doopgetuigen Cornelis Vernoij, schout van
Brakel en zijn huisvrouw Willemijn Duijven,
alsmede Annigje Jansdr huisvrouw van Jan
Jansz te Pouderoijen),
boer te Werkhoven,
schepen ald. 1679, 1680, 1701, buurmeester
ald. 1681, 1682, 1683, 1684, 1685", 1698",
1702", 1705'^ compareerde ter vergadering
van de geërfden van Werkhoven in het kleine
kapittelhuis van de Dom te Utrecht in 1685,
1694, 1698", gebruikt in 1681 onder Werkho-
ven 23 morgen van de Heer van Sterkenburg,
8 morgen van het Domkapittel en 8 morgen
van hem zelP', gebruikt 10 morgen land ge-
naamd den Omloop onder Sterkenborg van de
weduwe van Johan van Hardenbroek 1697",
overleden Werkhoven ?? febr. 1726, scheiding
en deling van zijn versterf t.w.v. 2329 gulden
17 stuivers gulden 10 juni 172T*,
tr. (naar
schatting) ca. 1675
Maria Fredericksdr van
Voorst,
overleden na 13 okt. 1731 als zij 8
morgen land pacht onder Werkhoven™, schei-
ding van haar nalatenschap 6 sept. 1738*', dr.
van Frederik van Voorst en Gijsbertje Jansdr."'.
Kinderen:
1. Gijsbert Anthonis Vernoij, geb. (naar
schatting) ca. 1675,
boer in de Osseweerd te
Cothen, schepen ald. 1715«, 1721, \12T\
pacht huis, hofstede, bergen en schuur met 40
morgen strekkende uit de Krommerijn tot aan
de Trechtweg en 8 morgen onder Hardenbroek
voor 540 gulden per jaar 1716**, 24 morgen
onder Cothen aan den oostzijde van de Rijn
vanouds genaamd Blommerweerd voor 228
gulden per jaar" en 10 morgen weiland onder
Nederlangbroek om 130 gulden*, pacht 2 mor-
gen bouwland te Cothen van het Domkapittel
1719^^ koopt voor 670 gulden 10 morgen land
genaamd De Melkweg in de 30 hoeven van
Neerlangbroek leenroerig aan de Domproost"*,
overleden Cothen 6 mei 1733, tr 1^ (trouwbe-
lofte 27 mei 1713)*''
Comelia Adriaensdr
Haesberg,
overleden vóór 15 apn 1714, dr.
van Arien Claes van Haesberg en Maria van
Broekbergen™, otr 2'^' Houten 15 apr. 1714
(huw. voorw. 5 juli 1715 nots. J.A. Becker)
Dirkje Gerrits van Roijen, meerder jarige
jongedochter wonende in t Waal op Rietveld,
overleden Cothen 7 okt. 1753, scheiding boe-
Èl
WÊÊTTf^ ,
WÊÊÊ^^K^M
n^y
'1-5 of^[
HRHMHH^^'^^S
^ *■ -iv *■.' "'■^'fiK'-^^^^^F^'l?
Boerderij Katteveld op het Katwijkerveld te Werkhoven (Foto A.A.B, van Bemmel, mei 2003)
20
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 21-
del t.w.v. 2000 gulden netto 1754^', dr. van
Gerrit Stevens van Roijen".
Kinderen:
a.    Jannigje Vernoy, ged. (r.k.) Werkhoven 15
okt. 1716,
tr. Werkhoven (r.k.) 2 febr. 1756
Hendrik de Wit.
b.    Anthonij Vemoy, ged. (r.k.) Werkhoven 10
nov. 1717,
overleden vóór 1754.
c.    Comelia Vemoij, ged. (r.k.) Werkhoven 26
okt. 1718,
overleden vóór 1754.
d.    Anthonius Vemoij, ged. (r.k.) Cothen 18
aug. 1720.
e.    Jacomina Vemoy, ged. (r.k.) Werkhoven 26
maart 1722.
f.    Gerrit Vemoy, ged. (r.k.) Wijk bij Duur-
stede 7 jan. 1724.
2. Frederik Vernoij, boer te Werkhoven, sche-
pen ald. 173P', compareerde ter vergadering
van de geërfden van Werkhoven in het kleine
kapittelhuis van de Dom te Utrecht in 1730,
1735, 1737, \1AV\ armmeester van de roomse
armen ald. 1748", pacht in 1726 van zijn
schoonmoeder een hofstede met huis bergen
en schuur en 59,5 morgen land onder Werkho-
ven met bijbehorende visrechten voor 450
gulden per jaar*, erft in 1744 (tegen inbreng
van 6785 gulden) van zijn schoonmoeder vijf
zevende portie in een hofstede, huijsinge, twee
bergen, schuuren, bakhuijs, duijfhuijs, var-
kenskot, brouwerije, brouwketel, koelvaten
met 59 morgen (deels leenroerig) land en vis-
rechten gelegen op Cortwijkervelt te
Werkhoven", testeert 18 dec. 1728 met lijf-
tocht op langstlevende'", overleden na 1741, tr.
Werkhoven (r.k.) 22 nov. 1718 Johanna de
Ridder,
testeert 18 dec. 1728, dr. vanAnthonis
Ariesz de Ridder en Cunera de With^''.
Kinderen;
a.    Anthonie Vemoij de oudste, ged. Werkho-
ven (r.k.) 15 aug. 1719, overleden 22 aug.
1792,
tr. (huw. voorw. 11 apr. 1748)"'
Werkhoven (r.k.) 30 apr 1748 Teuntje Cor-
nelisdr van Roijen, ged. Werkhoven 1 jan.
1719, dr van Cornelis Teunisz van Roijen
en Comelia van Slagmaat.
b.    Maria Vemoy, ged. Werkhoven (r.k.) 26fe-
br. 1722.
c.    Anthonie Vernoy de jongste, ged. Werkho-
ven (r.k.) 24 apr 1723,
eigenaar van een
graf op het koor (2* rij) in de geref. kerk
van Werkhoven 1757, tr. (huw/ voorw. 15
nov. 1755)"' Bunnik (r.k.) 17 nov. 1755
Willemijntje van Zijll, dr. van Claes Peters
van Zijll en Geertmid de CruijfPl
d.    Wilhelmina Vemoy, ged. Werkhoven (r.k.)
18 febr 1729.
e.    Sebastianus Vemoy, ged. Werkhoven (r.k.)
2 mei 1730.
3. Cornelis Vernoij, compareerde ter vergade-
ring van de geërfden van Werkhoven in het
kleine kapittelhuis van de Dom te Utrecht
(voor zijn moeder) in 1730, 1732, 1735, 1737,
1741"', koopt in 1731 voor 1200 gulden de
hofstede Nieuwendaal met 4 hoeven land (64
morgen) onder Werkhoven leenroerig aan de
Staten van Holland", leenman van Sterkenburg
wegens 6 morgen land genaamd Clijnmaat on-
der Doom"', pacht in 1748 van broers en
zwager hofstede met bergen en schuren met 22
morgen land genaamd Cattevelt en 8 morgen
bouwland genaamd de Suermaat tevoren ge-
bruikt door Dirkje van Roijen"*", overleden
Werkhoven 20 sept. 1758,
scheiding nalaten-
schap 1 mei 1764"', tr 1^ Bunnik (r.k.) 24 mei
1735
Maria van der Lee, dr van Cornelis van
der Lee en Maria van Rijn, tr 2^ Werkhoven
(r.k.) 21 juli 1745
Geertrui] Koot, verpacht in
1763 haar hofstede, huijsinge, bergen en
schuur met 48 morgen land te Werkhoven aan
Anthonij Koot"*, testeert 10 maart 1776"', dr
van Anthonij Hendriksz Koot en Gijsbertje
Jans Vereem^".
Kinderen uit het eerste huwelijk:
a. Anthonie Vemoij, geb. ca. 1736, na dode
van zijn vader door de Staten van Holland
en West Friesland in 1759 beleend met de
hofstede Nieuwendaal met 11 morgen land
te Werkhoven", eigenaar van de helft van
een hofstede met 32 morgen land op Catte-
velt onder Werkhoven'^ pacht van zijn
neven en nichten Vemoy 23 morgen land
gelegen op Cattevelt onder Werkhoven
waarvan een hofstede, berg, schuur en
duijfhuijs en 11 morgen genaamd Blanc-
kenpoel thinsgoed is van Domijnen
alsmede nog 8 morgen bouwland op Heer-
wijk genaamd de Suermaat welke
goederen in 1766 door hen voor 2600 gul-
den worden verkocht aan Hendrick Carel
van Nassau heer van Beverweerd'', eige-
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
21
-ocr page 22-
naar van grafnr 40 (S""" rij) in de geref. kerk
van Werkhoven 1757, overleden Werkho-
ven 18 maart 1790,
tr. (huw. voorw. 2 aug.
1760") Werkhoven (r.k.)4 aug. 1760 Cor-
nelia van Oostrum, dr van Steven van
Oostrum en Maria van Rijn.
b. Petronella Vemoij, geb. I2febr. 1738,
woont in 1764 te Odijk.
4. Adriana Vemoij, overleden vóór 1727, tr
Werkhoven (rk.) mei 1721
Comelis Willems
van Dijk (merk: CWVD), zij laten r.k. dopen
te Werkhoven, overleden na 1753".
5. Jan Anthonisz Vernoij, ged. (r.k.) Wijk bij
Duurstede 19 okt 1687,
tr. Wijk bij Duurstede
(gerecht 29 okt. 1732) (rk.) 16 nov. 1732
Emerentia van Eijndhoven, weduwe van Dirck
Simonsz van Lunschen.
6. Willem Anthonis Vernoij, ged. (rk.) Wijk
bij Duurstede 12 juli 1691,
kennelijk jong
overleden.
7.  Gerrit Vernoij, woont te Werkhoven, sche-
pen ald. 1735, 1737'" lidmaat op belijdenis 21
dec. 1729 geref. gem. ald., diaken ald. 1736,
1740, 1741, administrerend diaken ald. 1737",
kerkmeester 1738™, testeert op langstlevende
14 maart 1739™, overleden Werkhoven 3 apr
1741*", tr. Willemijntje Cooltjes, winkelierster
te Werkhoven, lidmaat geref. gem. Werkhoven
1722, testeert 14 maart 1739, ontvangt uit de
nalatenschap van haar ouders een huis op het
Zand en een huis op de Brink te Werkhoven
daar zij in woont*', verhuurt in 1760 aan An-
thonij Comelisse Vemoij een hofstede met
landerijen te Werkhoven"-, legateert haar huis
met de winkelwaren op de hoek van de Brink
aan haar zoon Ruthgems*', benoemd haar zoon
Rhutgerus Vemooij tot executeur over haar na-
latenschap 1761", dr. van Ruth Cooltjes en
Annigje de Bmijn".
Kinderen:
a.    Ruth Vemoy, ged. Werkhoven (geref.) 23
dec. 1725.
b.    Anthonij Vemoy, ged. Werkhoven (geref.)
22 dec. 1726, geb. ca. 1732, pacht van
Bart van der Pauw twee zesde parten in de
door hem bewoonde hofstede met landerij-
en onder Werkhoven om 50 gulden per
jaar*", otr. (onvoltooide huw. voorw. ca. 26
maart 1751)*' Elisabeth Paling, dr. van We-
ijntje Plomp.
c.    Rhutgerus Vemoij, ged. Werkhoven (ge-
ref.) 12 dec. 1728, lidmaat op belijdenis 18
dec. 1748 geref. gem. ald., diaken ald.
1750, 1752, 1753, 1755, 1758, 1759, 1760,
1761, 1762, administrerend diaken ald.
1752, 1756**, overleden Utrecht 23 juli
1763«', begraven 26 juli 1763*.
d.    Anna Maria Vemoy, ged. Werkhoven (ge-
ref.) 30 juli 1730, lidmaat op belijdenis
ald. 6 okt. 1750, tr (huw. voorw. 28 nov.
1750)", Werkhoven (geref.) 20 dec. 1750
Bart van der Pauw, als lidmaat uit De
Meem ingekomen te Werkhoven 1764, zn.
van Willem van der Pauw.
*Mr C. van Schaik is advocaat en doet sinds
1969 breed opgezet archiefonderzoek met be-
trekking tot het Kromme-Rijngebied.
Noten:
la. Streekarchivariaat Kromme-Rijngebied - Utrechtse
Heuvelrug (SAKRUH), Dorpsgerechten (Sterkenburg),
nr. 1935, zie ook folio 11 en 31.
Ib. De heer CA. van Burik te Utrecht wees mij op een
akte uit het dorpsgerecht van Vleuten (Het Utrechts
Archief (HUA), inv. 49, nr 2051) waarbij in 1617 een
Jan Cornelisz Vernoij, Meerten Cornelis Vernoij en
Beernt Jansz gehuwd met Gerrichgen Cornelisdr Ver-
noij als mede erfgenamen van Cornelis Jansz Vemoij
en Neeltgen Jansdr van Rhijn, hun vader en moeder,
verklaarden dat Claes Dircksz gehuwd met Jannichgen
Cornelis Vernoij, mede-erfgenamen, bij scheiding is
toegevallen 4 morgen 4 hond en 80 roeden land in het
gerecht van Vleuten. Het is niet duidelijk of de hier
genoemde Jan Comelis Vernoij identiek is met genera-
tie 1.
2.    HUA, inv. 4-3, N.H. gem. Werkhoven, nr 104.
3.    HUA, N.H. gem. Werkhoven, nr 104.
4.    HUA, Notariële Archieven (NA), U66a2, fol. 223.
5.    HUA, inv. 233, Staten van Utrecht, nr 264-50, d.d. 7
februari 1645, zie ook 14 maart 1645.
6.    HUA inv. 233, nr 264-50, d.d. 6 mei 1645.
7.    HUA, N,H. gem. Werkhoven, nr 126.
7a. HUA, inv. 414, Leenregister Sterkenburg, nr 7, fol.
156 d.d. 26 juni 1675, zie ook zijn erven d.d. 18 sep-
tember 1697.
8.    HUA, NA, U8lal.
9.    HUA, Stadsarchief Utrecht II, nr 175, d.d. 11 februari
1654 en 16 april 1658.
10.  Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr
774.
11.  HUA, NA, U66a2, fol. 203, zie ook SAKRUH, Dorps-
gerechten (Sterkenburg), nr 1935, fol. 42.
12.  Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr.
774, waarvoor hem op 28 november 1678 in persoon
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
22
-ocr page 23-
Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr.
1518.
HUA, NA, U100a24, d.d. 18 juli 1716.
HUA, NA, U138a5, d.d. 2 nov 1717.
HUA, NA, U144a4, d.d. 27 juni 1716 en U169a2, d.d.
6 juni 1726.
HUA, NA, U144a6, d.d. 2 september 1719.
HUA, NA, U169a4, d.d. 3 november 1731, overleden
Cothen 6 mei 1733.
HUA, NA, U100a21.
HUA, NA, U100a23, d.d. 23 februari 1715.
HUA, NA, U201a5, met boedelinventaris 8 mei 1754.
HUA, NA, U184al, d.d. 29 november 1727.
Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr.
1615.
HUA, Dom, nr. 3968.
HUA, NA, U192al, d.d. 14 februari 1748.
HUA, NA, U175a2, d.d. 4 mei 1726 en UI92a 1, d.d.
12 augustus 1739.
HUA, NA, U182a4, d.d. 13 juni 1744.
HUA, NA, U184al.
HUA, NA, U144a6, d.d. 21 oktober 1719.
HUA, NA, U166a25.
HUA, NA, U201a6.
HUA, NA, UI53a9, d.d. 7 juni 1764.
HUA, Dom, nr 3968.
HUA, NA, U166a8, d.d. 18 september 1731 en 6 no-
vember 1731.
HUA, NA, U166a9, d.d. 9 februari 1732.
HUA, NA, U184al4, d.d. 21 september 1748.
SAKRUH, NA I, nr. 2561, d.d. 1 mei 1764.
HUA, NA, U21 la2, d.d. 9 april 1763.
HUA, NA, U211a4.
HUA. NA, U188a20, d.d. 3 juni 1758.
HUA, NA, U201a8, procuratie d.d. 7 april 1759.
HUA, NA, 188a24, d.d. 28 april 1765
HUA, NA, U184a27, d.d. 23 augustus 1766.
HUA, NA, U201a8.
HUA, NA, U166a30, d.d. 10 februari 1753.
Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr.
1615.
HUA, N.H. gem. Werkhoven, nr. 57.
HUA, N.H. gem. Werkhoven, nr. 1.
HUA, NA, UI92a 1.
HUA, N.H. gem. Werkhoven, nr.1.
HUA, NA, UI93a 1.
SAKRUH, NA I, nr. 2561, d.d. 20 augustus 1760, vgl.
ook HUA, NA, U184al4, d.d. 21 september 1748.
HUA, NA, U183al, d.d. 28 juni 1754.
SAKRUH, NA I, nr 2561.
HUA, NA, U192al, d.d. 9 mei 1738.
SAKRUH, NA I, nr. 2561, d.d. 22 mei 1766.
HUA, NA, U205a6.
HUA, N.H. gem. Werkhoven, nr. 57.
HUA, NA, U205al8, d.d. 20 oktober 1763.
HUA, N.H. gem. Werkhoven, nr. 57.
HUA, NA, U204a3. Huwelijksgetuige is Luit van der
Pauw, notaris te Utrecht.
een exploit wordt uitgereikt wegens achterstallige            43.
Lekdijkgelden.
13.  HUA, NA, Uil lal (hun erven gaven op 26 maart            44.
1687 voorts opdracht tot de verkoop van 6 morgen
           45.
onder Brakel en 3 morgen en 4 hond land onder
               46.
Poederoijen; vgl. HUA, NA, U97a4).
14.  HUA, NA, U123a4.                                                          47.
15.  HUA, NA, UI 11 a2.                                                          48.
16.  HUA, NA, U119a2.
17a.         HUA, NA, U123a4.                                                49.
17b.         HUA, Notaris Gijsbertus van Vianen 2 oktober       50.
1775 (accoord). De akte en het jaar van de akte kon-        51.
den niet worden geverifieerd. Mededeling wijlen de         52.
heer A.Th. Pastoors.                                                         53.
18.  SAKRUH, Dorpsgerechten (Sterkenburg), nr. 1935,
fol. 57 en 65 verso en Streekarchivariaat Rijnstreek,         54.
Lekdijkbovendams, nr. 1594.                                            55.
19.  Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr.        56.
1594.
20.  SAKRUH, Dorpsgerechten (Sterkenburg), nr. 1935,          57.
fol. 74, verso d.d. 20 oktober 1712.
                                   58.
21.  SAKRUH, Dorpsgerechten (Sterkenburg), nr. 1935,          59.
fol. 97.
                                                                             60.
22.  Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr.        61.
1594.
                                                                                62.
23.  HUA, NA, U137al 1, d.d. 23 maart 1723.                         63.
24.  Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr.        64.
1594.
25.  HUA, NA, U166a4. d.d. 5 november 1727; U166all,       65.
d.d. 13 maart 1734 en UI66a 19, d.d. 20 januari
                66.
1742.
                                                                                67.
26.  Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr.        68.
1594.
                                                                                69.
27.  HUA, NA, U166a5, d.d. 9 november 1728.                       70.
28.  HUA, NA, UI64a 1.                                                          71.
29.  HUA, NA, Uil3a3.                                                          72.
30.  HUA, NA, U152al, d.d. 6 februari 1712.                          73.
31.  Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr.        74.
1615.
                                                                                75.
32.  HUA, NA, UI 19a2, d.d. 27 december 1698.                     76.
33.  HUA, NA, UI 19a2, d.d. 29 februari 1702.
34.  HUA, NA, UI 19a3, d.d. 22 december 1705.                     77.
35.  HUA, inv. 216, Dom, nr. 3968.                                         78.
36.  Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendam, nrs.        79.
776/777/778, zijn (inwonende?) neef Arien de Roij
           80.
krijgt op 1 juli 1686 het exploit uitgereikt tot voldoe-
        81.
ning van achterstallige lekdijkgelden, idem in 1702
          82.
als het exploit aan de meid wordt uitgereikt, idem in
1705 als het exploit aan zijn vrouw wordt uitgereikt.         83.
37.  HUA, NA, U120a 1, d.d. 20 oktober 1697 en                     84.
U134al,d.d. 3 mei 1700.
                                                 85.
38.  HUA, NA, U192al, d.d. 6 .september 1738, met ver-         86.
melding van zijn overlijden in februari 1726, dus niet
       87.
op 2 juni 1726.
                                                                 88.
39.  HUA, NA, UI62a 12.                                                        89.
40.  HUA, NA, UI92a 1.                                                          90.
41.  HUA, NA, U95a4, d.d. 25 februari 1713.                          91.
42.  HUA, NA, U100a23, d.d. 5 juH 1715.
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
23
-ocr page 24-
Een 15de-eeuws handschrift over de Agneskerk te
Cothen
Ad van Bemmel*
Classes
Het is 21 juni 1659 en de predikanten van de
hervormde gemeenten in zuidoost-Utrecht zijn
bij elkaar gekomen in Wijk bij Duurstede voor
hun driemaandelijkse vergadering van de Clas-
ses Rhenen-Wijk. De vergadering duurt
meestal twee dagen. De classes is opgericht
eind 1619, vlak na de synode van Dordrecht
waarop een andere kerkorde in ons land is
vastgesteld. Een belangrijk agendapunt van-
daag is de voordracht aan de Staten van
Utrecht voor een nieuwe koster, tevens school-
meester, van Cothen. Er blijken twee
kandidaten te zijn, Michiel Berendsen [Schol-
man] en Jacob Hendricksen Munx. Michiel
wordt namens de gemeente voorgedragen door
Godefridus Dellius, dominee te Cothen van
1641-1680. Hij is de schoonzoon van de over-
leden koster. Peter Willemsen. Jacob wordt
voorgedragen door Cajus Bartrant Brockdorff,
heer van Doom etc, in zijn hoedanigheid als
vader van Cajus Laurentius Brockdorff, dom-
proost te Utrecht.
De domproost is een belangrijk man want hij
is ambachtsheer van onder meer Cothen. Do-
minee Dellius weet dit en hij heeft zwaar
geschut meegebracht. De classes krijgt van
hem een authentieke copie van een oude akte
over 'het recht der Gemeynte [van Cothen] in
het [zelf] beroepen van een coster'! Dat stuk
dateert van 20 juli 1446 en het recht is ver-
leend door de toenmalige domproost, Gijsbert
van Brederode. De classes is overtuigd en
draagt Michiel Berendsen voor die kort daarna
ook officieel wordt benoemd.
De notulen van de classes zijn uitgebreid, - in
mijn ogen - soms hilarisch, én nauwgezet. Ver-
meld wordt dan ook dat in de copie van
dominee Dellius staat wat de bron ervan is.
Die bron is een boek dat is getiteld: 'Dit is
Sinte Agnieten Register ende boeck van den
kercke van Cothen'. Het recht staat op folio 11
en op folio 23verso.'
Zoeken met een lampje
Toen ik die titel op me liet inwerken, ging er
een lampje branden. Ik ken een verwijzing
naar een oud kerkelijk boek te Cothen. Wat is
het geval? Dekker schrijft in zijn boek over het
Kromme-Rijngebied (1983): "De kerk van Ne-
derlangbroek zal als dochterkerk van Doom
nog wel gedurende de 12de eeuw gesticht zijn
en dat betekent dat ook de kerk van Cothen
[aan de Brink] op zijn laatst uit die eeuw da-
teert. Al wordt deze parochie pas omstreeks
1325 voor het eerst in de bronnen vermeld en
duidt het patrocinium van S. Agnes niet op een
bijzondere oude kerk ...". In een voetnoot ver-
wijst hij voor de naam van de patroonheilige
naar een door Voets gememoreerd vijftiende-
eeuws handschrift van Daniël van Nieuwaal.-
(Overigens is mij een eerdere vermelding van
de parochie bekend en wel uit 1302'.)
Voets was ooit kapelaan te Cothen en heeft in
1949 een uitgebreid artikel gepubliceerd over
katholiek Cothen". In zijn artikel noemt hij het
Deel van de notulen van de Classes waarin wordt gerefereerd aan het 'Sinte Agnieten Register ehde boeck van den kercke
van Cothen' (HUA: NH Classes Rhenen-Wijk, 3, p. 84, 21-6-1659)
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
24
-ocr page 25-
NH-kcrk Cüthen (Ansichtkaart, circa 1987. Collectie auteur)
handschrift van Van Nieuwaal dat volgens hem
in het huisarchief van kasteel Rijnestein aldaar,
aanwezig zou moeten zijn. Hij baseert zich op
een boekje van de Schalkwijkse pastoor Hof-
man over Rijnestein'. Hofman heeft dit boekje
in eigen beheer uitgegeven in 1904. Het is bij-
zonder zeldzaam.
Hofman maakt op zijn beurt gebruik van een
publicatie van de hoogleraar A. Matthaei (of
Matthaeus) getiteld Fundationes et Fata
eccles.
Nadere bibliografische gegevens ont-
breken. Hofman zegt dat daarin wordt gemeld
dat Daniel van Nieuwaal een handschrift heeft
gemaakt en dat "op zijnen heem [Rijnestein]
zorgvuldig heeft bewaard". Dit handschrift is
daar - volgens Hofman - nog door de genoem-
de hoogleraar gevonden en het bevat
informatie over de kerk - ik citeer - "des H.
Jonckvrouwen St. Agnieten" in Cothen.
Zoeken via internet in allerlei bibliotheekbe-
standen leert dat Hofman de volgende
publicatie moet hebben gebruikt: Fundationes
et fata ecclesiarum, quae et Ultratjecti, et in
ejusdem subirbiis, et passim alibi in dioecesi,
libri duo...
Deze publicatie is in 1703 te Lei-
den gedrukt bij Sebastiani Schouten. Gelukkig
blijkt het aanwezig te zijn in de uitgebreide bi-
bliotheek van Het Utrechts Archief. De
pagina's 551-558 gaan over de ecclesiae Cot-
henae
en zijn deels in het Latijn, deels in het
Nederlands. Geciteerd wordt onder meer uit -
inderdaad - het handschrift van David van
Nieuwaal. Vooral de herbouw en verfraaiing
van de kerk in periode 1460-1465 komt aan
bod. We kunnen er bijvoorbeeld uit afleiden
dat er in 1463 elf boeken in de kerk waren. Tot
mijn grote verrassing krijgt ook de bovenge-
noemde in de notulen van de classes gememo-
reerde acte van 20 juli 1446, aandacht! Sprake
is van de 'H. Jonckvrouwen St. Agniete' kerk
van Cothen.
Hofman is niet de enige die de pagina's over
Cothen in de publicatie van Matthaeus heeft
gezien. In 1719 verschijnt een driedelig boek
van de hand van H.V.R (H. van Rijn) over de
geschiedenis van het bisdom Utrecht. Van Rijn
wijt in het tweede deel een aantal pagina's aan
Cothen. Uit de tekst, hij noemt het handschrift
van Van Nieuwaal, is op te maken dat hij de
publicatie van Matthaeus moet hebben ge-
bruikt. Dit geldt ook voor het zesdelige werk
van Van Mieris (1725-1726) over de kerkelijke
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
25
-ocr page 26-
historie der Zeven Verenigde Provinciën.
Het tweede deel bevat enkele pagina's over
Cothen.'
St.-Agnes
Agnes komt van het Griekse hagnos wat 'hei-
lig, zonder schuld, rein, kuis' betekent. De
heilige Agnes, een Romeinse maagd en marte-
lares uit de derde eeuw, is één van de meest
bekende heiligen van de westerse christelijke
kerk. De vele Agnieten/Agnes-kloosters en
kerken in ons land wijzen daarop. Zo was er
een Agnietenklooster in Utrecht, een Agnes-
klooster in Amersfoort en in Rhenen. Zij is
waarschijnlijk rond het jaar 305 gedood op de
brandstapel. De heilige Agnes is de patroonhei-
lige van hoveniers, jonge meisjes, verliefden en
verloofden. Ze wordt dikwijls afgebeeld met
een lam ('het lam gods' = Christus).'
Zoals aangegeven, is Dekker van mening dat
het patrocinium van St.-Agnes niet op een bij-
zonder oude kerk duidt. Ik wijs er echter op
dat de Utrechtse kerk een hele oude band met
Agnes heeft. Immers bisschop Balderik heeft
in het jaar 964 vanuit Frankrijk relieken van
St.-Agnes laten overbrengen naar de Domkerk
te Utrecht. Op een kalender uit circa 1150 met
(achttien) heiligen waarvan de feestdag in
Utrecht werd gevierd, staat ook de heilige Ag-
nes (21 januari). Overigens komt haar naam
niet voor in een Utrechtse litanie - met twaalf
heiligen - van omstreeks het jaar 1000.*
Het gebied van Cothen behoorde vanouds tot
de (uitgebreide) bezittingen van de Utrechtse
kerk. Rond 1040 is een deel van die bezittin-
gen verdeeld tussen het kapittel van
Oudmunster en het Domkapittel (gelieerd aan
de Domkerk). Aan het Domkapittel kwamen
onder meer bezittingen te Doom (met een al in
de negende eeuw genoemde kerk), Cothen en
Amerongen. Rond 1200 vond binnen het kapit-
tel een verdere verdeling plaats. Als gevolg
daarvan kwamen genoemde bezittingen aan het
hoofd van het Domkapittel, de proost'. Dit is
ook de achtergrond van het feit dat de dwars
door Langbroek lopende aloude weg Doom-
Cothen op een gegeven moment de Dom-
proostenweg werd genoemd'". Deze weg da-
teert van voor de ontginning van Langbroek
(tussen circa 1125 en 1150).
Aannemelijk is dat de kerk van Cothen, vanuit
Doom door het Domkapittel is gesticht en dat
dan - zoals Dekker zegt - op zijn laatst in de
twaalfde eeuw. Dat de kerk is gesticht door
het Domkapittel, wordt onderbouwd door het
feit dat (de proost van) het kapittel het colla-
tie- of patronaatsrecht van de kerk bezat
(bijvoorbeeld in 1342). Kort gezegd, was het
patronaatsrecht eertijds het recht om zelf een
pastoor te benoemen en later het recht om een
pastoor ter benoeming aan de bisschop voor te
dragen. Dit recht kwam in de regel degene toe
die een kerk in eigendom had (bijvoorbeeld
door stichting) of had gekregen (bijvoorbeeld
door schenking). Dat het Domkapittel bij de
stichting van de Cothense dochterkerk een be-
kende heilige uit de eigen Domkerk tot
patroon-, tot beschermheilige ervan heeft ge-
kozen, is mijns inziens dan ook goed
voorstelbaar."
Broederschap
In de kerk in Cothen werd niet alleen een bij-
zondere plaats toegekend aan de heilige Agnes
maar ook aan Onze Lieve Vrouwe (OLV) en
aan de heilige Severijn (leefde in de vijfde
eeuw). We weten dit omdat in 1544 sprake is
van de broederschap van OLV en St.-Severijn.
Dit is overigens de enige mij bekende vermel-
ding van deze broederschap. Wel wordt in
1474-1475 genoemd de OLV-kapel aldaar.
Volgens De Graaff, die een artikel over broe-
derschappen in Utrecht heeft geschreven, was
een broederschap een organisatie van religieu-
ze leken. De meeste zijn gesticht in de late
middeleeuwen. Het zijn organisaties waarin
leken, ik citeer De Graaff, "uiting konden ge-
ven aan vormen van vroomheid, die hun
zieleheil moesten garanderen". De broeder-
schap had in de kerk een eigen kapel met een
altaar. Bijna alle broederschappen zijn in
1580, toen de katholieke godsdienst werd ver-
boden, opgeheven. In Houten echter bestaat
nog steeds een broederschap die weliswaar
geen leden meer heeft maar wel bezittingen.
Volgens De Graaff had bijna elke parochie één
of meer broederschappen. In zijn inventarisa-
tie ontbreekt overigens de Cothense
broederschap. Die broederschap telde in 1544
minimaal 24, met naam genoemde leden
waaronder de smid Cornelis Dircksz. en de
timmerman Dirck Gerritsz.'^
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
26
-ocr page 27-
predikant aldaar benoemd (NH Classes Rhenen-Wijk,
4, p. 93) maar tot in 1683 is sprake van zowel dominee
Dellius senior als junior te Cothen (NH Classes Rhe-
nen-Wijk, 4, p. 268). Officiële publicaties noemen
echter 1680 als het jaar dat Johannes predikant wordt.
2.    C. Dekker, Het Kromme Rijngebied in de middeleeu-
wen. Zutphen,
1983, p. 313.
3.    30-5-1302: HUA, DOM, 1806.
4.    B. Voets, Katholiek Cothen in de branding der eeu-
wen. In: Archief voor de geschiedenis van het
aartsbisdom Utrecht,
deel 68, 1949, pp. 169-220, spe-
cifiek pp. 177-179.
5.    J.H. Hofman, Het kasteel Rijnestein. Z.p., z.j. [1904],
pp. 15-16. Het manuscript bevindt zich in HUA, Col-
lectie Rijsenburg, 1316.
6.    H, V[an]. R[ijn], Historie ofte beschryving van 't
Utrechtsche bisdom.
Leiden, I7I9, deel 2, pp. 95-97;
F. van Mieris, Kerkelijke historie en outheden der Ze-
ven Vereenigde Provinciën etc.
Leiden, 1725-1726,
deel 2, pp. 208-209.
7.    Gebruik is gemaakt van informatie verkregen via
http://www.katholieknederland.nl/service (20 novem-
ber 2002).
8.    K. van Vliet, In kringen van kanunniken - munsters en
kapittels in het bisdom Utrecht 695-1227.
Zutphen,
2002, p. 157 en p. 173 resp. p. 441.
9.    Zie met name noot 2, pp. 37-38.
10.  Bijvoorbeeld op 19-3-1621 (HUA: DOM, 3882 resp.
Lynden van Lunenburg, 231).
11.  1342: Dekker, 1983, p. 314; R.R. Post, Eigenkerken en
bisschoppelijk gezag in het diocees Utrecht tot de
Xllf eeuw.
Utrecht, 1928, pp. 138-139; H.J. Kok, Eni-
ge patrocina in het middeleeuwse bisdom Utrecht.
Assen, 1958, p. 19; In een geschil over het collatie-
recht van de vicaris van de DOM over de pastorie te
Epe in juni 1544 wordt Cothen, naast Doom en Lang-
broek, zijdelings genoemd. In: Archief voor de
geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht,
deel 46,
1921, p. 119.
12.  5-12-1544: HUA, Hof van Utrecht, 196-47 (Dekker,
1983, p. 551 geeft abusievelijk 5-12-1534); 1474-
1475: H.L.Ph. Leeuwenberg, Indices op de rekeningen
van de officiaal van de aartsdiaken van de Dom
(Gooilanden Betuwe), 1405-1609.
Utrecht, 1995, p.
58; L.P.W. de Graaff, De broederschappen op het plat-
teland in de provincie Utrecht op het eind van de
middeleeuwen. Een inventarisatie. In: E.S.C. Erkelens-
Buttinger et al (red.). De Kerk en de Nederlanden -
archieven, instellingen, samenleving.
Hilversum, 1997,
pp. 233-244.
13.  Zie noot 5.
14.  A. Matthaeus, Veteris analecta seu Vetera monumenta
haectenus nondum visa.
Leiden, 1698-1710 resp. Den
Haag, 1738, deel I, pp. 519-529; E.B.F.F. Wittert van
Hoogland, Bijdragen tot de geschiedenis der Utrechtse
Ridderhofsteden en Heerlijkheden.
Den Haag, deel 2,
1912, pp. 92-93.
Tot besluit
Daniël van Nieuwaal is in 1440 met Rijnestein
beleend en wordt aldaar nog genoemd in
1481". Omdat hij bisschop David van Bour-
gondië aanhing, is hij met zijn vrouw Sibilla
van Dymondt en hun kinderen in 1456 uit de
stad Utrecht verdreven. (De residentie van de
bisschop was toen al verplaatst van Utrecht
naar Wijk bij Duurstede.) Het gezin is vervol-
gens op Rijnestein gaan wonen. Twee jaar later
worden zowel Rijnestein als de kerk zwaar
beschadigd 'door die van Utrecht'. Matthaeus
verhaalt daar in een ander boek bloemrijk
over". Van Nieuwaal was zeer begaan met de
Cothense kerk wat ook wel blijkt uit zijn hand-
schrift over die kerk. Waarschijnlijk heeft hij
dit in de periode 1460-1465 opgesteld. Het
handschrift was in ieder geval in 1659 nog in
de kerk danwei op Rijnestein aanwezig omdat
dominee Dellius het noemt. Rond 1700 moet
dit ook nog zo zijn geweest omdat dan
Matthaeus eruit verhaalt. Tweehonderd jaar
later is het daar in ieder geval niet meer. Hof-
man die rond 1900 uitgebreid van het
huisarchief gebruik heeft gemaakt, zal het niet
meer hebben aangetroffen daar hij expliciet
verwijst naar de publicatie van Matthaeus.
Vanuit twee verschillende kanten weten we nu
zeker dat de kerk aan de Cothense Brink ooit
was gewijd aan de Heilige Agnes. Merkwaar-
dig is wel dat het handschrift van Van
Nieuwaal daarvan uiteindelijk de énige mij be-
kende bron is.
*Dr. A.A.B, van Bemmel is sociaal geograaf,
woonachtig in Wijk bij Duurstede en werk-
zaam in Den Haag als senior adviseur bij de
Vereniging van Hogescholen, de HBO-raad.
Zijn historisch onderzoek richt zich vooral op
het Kromme-Rijngebied en op Cothen.
Noten
1. Voor notulen classes zie Het Utrechts Archief (HUA),
NH Classes Rhenen-Wijk, 3, p. 84. Van de classes-no-
tulen uit de zeventiende eeuw is een transcriptie
beschikbaar via HUA, Copieën en transcripties, 1081-
1085; Michiel Berendsen wordt vanaf 31-8-1675
doorgaans aangeduid als Michiel Berendsen Scholman
(NH Classes Rhenen-Wijk, 3, p. 693 ev.); Godefridus
Dellius wordt in 1641 benoemd tot predikant te Cot-
hen (NH Classes Rhenen-Wijk, 2, p. 173, p, 178, p.
181). In 1677 wordt zijn zoon Johannes tot adjunct-
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
27
-ocr page 28-
Jaarverslagen van de Historische Kring over 2002
In maart 2003 is aan alle leden een uitgebreid
jaarverslag toegezonden als bijlage bij de uit-
nodiging voor de Algemene Ledenvergadering.
Dit zal voortaan elk jaar zo gebeuren en daar-
om verschijnt voortaan in het tijdschrift een
ingekorte versie van het verslag van het be-
stuur.
1. Verslag van het bestuur
Tijdens de jaarvergadering, op 10 april in Wijk
bij Duurstede, nam Peter de Wit afscheid als
voorzitter. Hij gaf de hamer door aan Otto Wt-
tewaall, die daarmee de zesde voorzitter van de
vereniging is geworden. Het bestuur bestond,
na deze wisseling, verder uit: Joop van Herwij-
nen (vice-voorzitter, Herman Steenman
(ledenadministratie), Wim Donselaar (penning-
meester), Hans van Aken (secretaris), Bert van
der Houwen en Ben Schippers.
Het ledenbestand steeg in 2002 van 446 naar
460 leden. De spreiding van onze leden over
de drie gemeenten in het Kromme-Rijngebied
was als volgt, met tussen haakjes de aantallen
aan het eind van 2001: Houten 160 (154),
Bunnik 118 (116) en Wijk bij Duurstede 90
(83).
Activiteiten in 2002.
A. Lezingen en excursies.
■   Donderdag 30 januari in De Engel te Hou-
ten. 'Utrecht aan de Rijn' . Ontstaan en
ontwikkeling van Utrecht van Romeinse
vesting tot de stad van nu. Over het belang
van Rijn, Vecht, Merwedekanaal en Amster-
dam-Rijnkanaal. Spreker: H. Way,
verbonden aan 't Gilde te Utrecht. ( Voor 87
aanwezigen.)
■   Woensdag 10 april in De Gouden Leeuw te
Wijk bij Duurstede, 'Van Dorestad naar
Wijk bij Duurstede'. Een virtuele wandeling
van Dorestad naar het laatmiddeleeuwse
Wijk, gedaan aan de hand van recente op-
gravingresultaten. Spreker: Jan van
Doesburg. (38) Voorafgaand aan de lezing
werd de Algemene Ledenvergadering ge-
houden.
■   Zaterdag 11 mei 'kleine excursie', stads-
wandeling door het centrum van Culemborg
georganiseerd door de Historische Vereni-
ging Voet van Oudheusden, voor 28 leden
en belangstellenden.
■   De 'grote excursie' op zaterdag 1 juni ging
naar Noord- en Midden Limburg. Tijdens
de rondrit door de regio werden in Horst,
in de Peel, het streekmuseum De Locht en
Het Limburgs Museum te Venlo bezocht, 's
Middags was er een rondwandeling door de
binnenstad van Venlo. (51)
■   Maandag 23 september in De Engel te Hou-
ten. '50 jaar Amsterdam-Rijnkanaal'. Over
de ontstaansgeschiedenis en de realisering
van deze waterweg. In 2002 was deze
scheepvaart verbinding tussen Tiel en Am-
sterdam officieel 50 jaar in gebruik.
Spreker: J.C. Schweig, van Rijkswaterstaat.
(45)
■   Donderdag 14 november in de NH Kerk van
Overlangbroek. 'Het kerkelijk leven in
Overlangbroek tussen 1575 en 1800'. Over
een klein dorp dat een zelfstandige kerkelij-
ke gemeente wenste te worden, de
inspanningen die geleverd moesten worden
om zelfstandigheid te bereiken en de pro-
blemen van alle dag. Spreker: C. van
Schaik. (81).
Voorafgaand aan de lezing gaf archivaris
Ria van der Eerden-Vonk een uiteenzetting
over de gevolgen van de watersnoodramp
die op 18 oktober het Streekarchivariaat
trof.
B. 2^ Boeken- en Prentenmarkt
Donderdag 28 maart in De Engel te Houten.
Leden van onze vereniging waren in de gele-
genheid om boeken en prenten te koop aan te
bieden aan belangstellenden. De markt was ge-
organiseerd door Hans Schemmekes en Bert
van der Houwen. Verder waren er stands van
De Nederlandse Genealogische Vereniging,
een boekrestaurateur, de Stichting Menno van
Coehoom met een fototentoonstelling over de
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
28
-ocr page 29-
Nieuwe Hollandse Waterlinie en ook een stand
van Het Streekarchivariaat voor Zuid-Oost
Utrecht.
C. Open Monumentendag
Zaterdag 14 september. Dit jaar was het thema
van de 16^ OMD 'Koopmansgeest, monumen-
ten van de handel'. De drie gemeenten hadden
elk gezorgd voor een boeiend programma. In
de gemeente Bunnik was Werkhoven voor één
dag terug geplaatst naar het begin van de 20^
eeuw. In Wijk was een route uitgezet langs de
notaris en de winkelier van weleer en kon o.a
het 18^ eeuwse Pakhuis bezocht worden. In
Houten konden het gerestaureerde kasteel en
de tuin van Heemstede worden bezocht. Leden
van onze vereniging waren, in alle drie ge-
meenten, direct betrokken bij de organisatie
van de OMD of verleenden hun medewerking
bij de uitvoering. Als altijd was de belangstel-
ling groot.
D. Tijdschrift 'Het Kromme-Rijngebied'
Het verenigingsblad van de Historische Kring
verscheen in 2002 driemaal; 1 dubbelnummer
en 2 afzonderlijke nummers. De 36^ jaargang
met een omvang van 76 pagina's, 10 hoofdarti-
kelen van 8 auteurs, 2 boekbesprekingen en 9
bijdragen in de rubriek Varia. Met in nummer
2/3 de jaarverslagen over 2001. De redactie
bestond uit: dr A.A.B, van Bemmel en drs
M.A. van der Eerden-Vonk uit Wijk bij Duur-
stede, drs S.G. van Ginkel-Meester uit Zeist
en O.J. Wttewaal uit 't Goy.
Hans van Aken, secretaris.
\l\
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
29
-ocr page 30-
HISTORISCHE KRING TUSSEN RIJN EN LEK
Financieel jaaroverzicht 2002
(Alle bedragen zijn
2002
begroting
2001
begroting
vermeld in euro's)
2002
2003
Ontvangsten
Contributies
8640
9000
8611
9400
Rente bank
329
350
277
300
Verkoop losse nummers
142
100
494
0
Advertenties
200
275
315
150
Subsidies
454
0
0
0
Opbrengst publikaties
0
p.m.
5412
p.m.
Totaal ontvangsten
9765
9725
15109
9850
Uitgaven
Drukken periodiek
4741
6250
5728
5000
Porti
1277
800
638
1250
Bestuurskosten
70
225
233
100
Bankkosten
214
250
106
250
Folder
602
125
227
500
Zaalhuur
600
500
201
500
Kosten lezingen
180
300
229
300
Convocaties
428
450
445
450
Attenties
154
200
180
200
Kosten excursies
434
225
120
500
Archeologische Kroniek
266
100
100
200
Kosten publikaties
12
0
5587
0
Publiciteit
0
450
0
250
Kosten werkgroepen
0
250
0
250
Boekenmarkt
0
300
0
250
Totaal uitgaven
8978
10425
13794
10000
Dotatie publikatiefonds
0
0
-175
0
Per saldo een vermogensmutatie
-787
-700
1490
-150
Totaal uitgaven
9765
9725
15109
9850
30
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 31-
Balans per 31 december 2002
(Alle bedragen zijn vermeld in euro's)
ACTIVA
2002                                  2001
Rabobank rekening courant 32.98.07.498
1773
Rabobank spaarrek. 32.98.287.555
12250
Kas
84
Te ontvangen subsidie historische reeks
0
Debiteuren
1259
Te ontvangen posten
232
15598
4266
11345
33
2064
O
1022
18730
PASSIVA
2002                                  2001
Vermogen                                                                    8100                                  7313
Publikatiefonds                                                            4271                                   4271
Te betalen drukkosten periodiek                                    1310                                   1528
Te betalen kosten historische reeks                                     O                                  5155
Te betalen SPOU                                                           400                                    100
Vooruitontvangen contributie                                          321                                        O
Reservering reklamefolder                                             500                                       O
Overige te betalen kosten                                               696                                    363
15598                                 18730
Toelichting bij de jaarrelcening 2002
Op grond van afspraken tussen het bestuur en de redaktie wordt het voor- of nadelig saldo van
de uitgaven in de historische reeks Het Kromme-Rijngebied gemuteerd op het publikatie-fonds.
Dit fonds dient ter financiering van toekomstige publikaties. Gestreefd wordt hierbij de publika-
ties kostendekkend te laten zijn, eventueel onder verrekening van verkregen subsidies.
De publikaties komen niet ten laste van de exploitatie van de vereniging. In 2002 zijn er geen
publikaties verschenen.
W. Donselaar, penningmeester.
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)                                                                                        31
-ocr page 32-
Jaarverslag van de archeologische werkgroep
'Leen de Keijzer' over 2002
We blijven binnen ons 'werkgebied' Houten
een - noodgedwongen - beweeglijke groep no-
maden. Het was dit jaar opnieuw verhuizen.
Nu van de Regenboog naar een lokaal in de
Keercamp. En nu is al zeker dat we in juni
2003 daar weer uit moeten. Onzeker is nog
wie ons waar 'asiel' gaat verlenen. Hoewel al
dit verhuizen bedstro (én tijd én inspanning)
kost, houdt het ons bestaan ook avontuurlijker
dan we eigenlijk zouden willen. Daarom blij-
ven we hopen op een duurzamer
'verblijfsvergunning' dan we tot nu toe gekre-
gen hebben.
2 Een tweede gevonden filula van de voorzijde (Foto
A. Kalkman)
We stuitten op ongeveer 60 cm op het skelet
van een rund. Uit de rugligging en de com-
pleetheid ervan bleek dat het om een kadaver
ging dat een zestigtal (?) jaar geleden daar be-
graven was. Hoewel er enig botmateriaal van
verzameld is, hebben we - het was in de tijd
van de MKZcrisis en van antraxbesmetting in
Amerika, het meeste botmateriaal met de
graafmachine laten verwijderen. In bepaalde
gedeelten werd veel middeleeuws (en dus voor
de gezondheid minder bedreigend!) botmateri-
aal van paarden gevonden en verzameld. Een
schedel waarvan aanvankelijk verondersteld
werd dat het een paardenschedel was, bleek na
preparatie de schedel van een rund te zijn
waarvan, na de slacht, de hoorns met kern en
al afgehakt waren.
Bijzondere vondsten waren een aantal munten:
twee halve centen van rond 1870, en een
tweetal oorden: dubbele duiten: één van Hol-
land en één van Friesland. Pronkstuk was de
vondst van een zilveren denarius uit de tijd van
Flaminius Chilo, 109-103 v.C. (dit op gezag
van Penningkabinet en van Henk van Herwij-
nen). Ook werden een tweetal tlbula's
gevonden, waarvan de een, gezien vanaf de
achterzijde er bootvormig uitziet (foto 1), en
gezien vanaf de voorzijde als een liggende
(hoofdloze) persoon (foto 2). Voor deze me-
taalvondsten moet Ben Elberse, die het meeste
1 Een gevonden fibula van de achterzijde (Foto A. Kalkjiiaii)
Hoewel in zekere mate moe van dit alles, zijn
we toch ook behoorlijk archeologisch bezig
geweest. Allereerst op de Kniphoek aan de
Beusichemseweg. Begonnen werd daar met
opnemen; fotograferen; bouwtekeningen en
voorgeschiedenis bestuderen en veldonderzoek
met de detector Vervolgens werd een proef-
sleuf gegraven waaruit bleek dat de aarde in
dat gedeelte zeer verstoord was. De meest op-
zienbare vondst uit de sleuf was een zilveren
kwartje. Vervolgens werd een put uitgezet,
waaruit veel fragmenten Middeleeuws en enig
Romeins aardewerk werd opgedolven. Ook
werden er een zodanig groot aantal scherven
van een Paffraht-kogelpot uit 1200 geborgen
dat Willemijn Blitterswijk al restaurerend, be-
trekkelijk weinig gaten te stoppen had om het
er weer als een complete pot uit te laten zien.
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
32
-ocr page 33-
3 Stand op de Activiteitenniarkt in Houten (Foto E. Meier-van Putten)
van deze voorwerpen met zijn detector op-
spoorde, veel lof toegezwaaid worden.
Andere vondsten waren een zeer fraaie ge-
facetteerde slijpsteen met doorboring en een
deel van een glazen La Tène-armband uit on-
geveer 500 V. C.
Uit een put binnen de fundering van het woon-
huis diepten Bert van der Houwen en Otto
Wttewaall een Jyddepot op, die gezien de fos-
faatsporen erop 1500-1600 gedateerd moet
worden.
Op Open Monumentendag assisteerde onze
groep bij rondleidingen op het gerestaureerde
en voor bezichtiging opengestelde kasteel
Heemstede. Op een Activiteitenmarkt (7 sep-
tember), georganiseerd door de gemeente
Houten waren de Historische Kring en de
werkgroep met een stand prominent op Het
Rond aanwezig (foto 3).
We hadden dit jaar ook een aantal teleurstel-
lingen. Ons op het erf van de te slopen
boerderij 'De Gouden Harp' in Schalkwijk
geplande onderzoek, kon niet gerealiseerd
worden omdat door misverstanden?, dit niet
gecoördineerd kon worden met sloop en her-
bouw. Dat had anders gekund?
Het graven van een aantal proefsleuven in de
kern van Houten op het terrein waar Sam van
Lingen tot kort daarvoor domicilie had gehou-
den leverde, tegen onze verwachtingen in,
niets bijzonders op.
In de loop van dit jaar werden ook systemati-
sche grondboringen verricht op terreinen aan
de Koppeldijk (geen spectaculair resultaat) en
de Beusichemseweg 6. Op het laatste terrein
werd een vervolgonderzoek met grondborin-
gen in heftige regen gesmoord. Maar we zetten
door! Te zijner tijd zal daar, desnoods snorke-
lend, een opgraving volgen.
Anton van Schip
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
33
-ocr page 34-
Varia
Nogmaals de 'graaf'
In het vorige nummer van dit tijdschrift (36-4,
2002, 75) zijn drie reacties gegeven op een
eerder artikel van mijn hand over een gevon-
den middeleeuwse schep waarschijnlijk zonder
kruk, acht ik de mogelijkheid dat de schep is
gebruikt voor het afsteken van mest heel plau-
sibel. Wat betreft de vergelijking met de
Schotse 'caschrom', merk ik op dat ik enige
jaren geleden een soortgelijk spitapparaat te
Werkhoven in gebruik heb gezien (Anton van
Schip).
Restant Kromme-Rijnvaartuig gedateerd
In 1995 zijn bij graafwerkzaamheden aan de
Kromme Rijn tussen Cothen en Werkhoven bij
Hardenbroek onder meer enige houten resten
gevonden van een rivieraak of - waarschijnlij-
ker - van een aak-achtige plankboot (zie dit
tijdschrift, 33-2, 1999, 46). De resten zijn
toendertijd gebracht naar het Nederlands Insti-
tuut voor Scheeps- en Onderwaterarcheologie
(NISA) te Lelystad. Recent zijn enige gege-
vens over de vondst gepubliceerd. Uit
dendrologisch onderzoek - onderzoek van de
jaarringen - is gebleken dat het hout moet zijn
gekapt tussen de winter van 825 en de zomer
van 826. Dit impliceert dat de boot op de
Kromme Rijn moet hebben gevaren ten tijde
van Dorestad en van de invallen van de Noor-
mannen. Het vaartuig moet ter plaatse van de
boorden zo'n vier meter breed zijn geweest bij
een hoogte van ongeveer 1,25 meter en een
lengte hebben gehad van vijftien tot twintig
meter. Aak-achtige plankboten konden worden
gezeild en dienden met name voor het vervoer
over langere afstanden van goederen en perso-
nen' (Ad van Bemmel).
I. K. Vlierman, Scheeps- en stadsarcheologie. In: P.J. Wol-
tering et al (red.). Middeleeuwse Toestanden - archeologie,
geschiedenis en monumenlenzorg.
Hilversum, 2002. 119-
148, in het bijzonder 130-131.
Gereconstrueerde doorsnede van de aak (Vlierman, 2002, 130)
de fotorestauratie half mei met succes worden
afgerond.
Daarnaast is het herstel van de hoofdcategorie,
de op dit moment nog diepgevroren historische
archieven en collecties, voorbereid, zodat in
mei en juni 2003 bestuurlijke besluitvorming
kan plaatsvinden over de eerste herstel fase, het
vriesdrogen. Deze kan direct daarna in gang
worden gezet en binnen anderhalfjaar worden
afgerond. De resultaten van de tot nog toe ge-
nomen steekproeven zijn zonder meer
hoopgevend over de herstelmogelijkheden.
Archieframp Streekarchivariaat
In de zeven maanden die zijn verlopen sinds
de overstroming van de archiefbewaarplaats en
studiezaal in Wijk bij Duurstede in de nacht
van 17 op 18 oktober 2002 is het nodige ge-
beurd. Allereerst zijn verschillende soorten
stukken geheel of gedeeltelijk hersteld door
restauratoren en vrijwilligers. Dit betreft met
name de charters, afbeeldingen en microfiches.
Dankzij de geweldige inzet van de vrijwilli-
gers, waaronder verschillende leden van de
historische vereniging, kon de eerste fase van
34
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 35-
Twee fasen
Vriesdrogen is een methode om nat geworden
papier, dat eerst is ingevroren bij een tempera-
tuur van min 20° C te drogen. Het bevroren
archiefmateriaal wordt in kleine hoeveelheden
in een vriesdroogkast geplaatst, die is verbon-
den met een condensor en vacuümpomp. Het
ijs wordt direct gesublimeerd tot waterdamp.
Na het vriesdrogen zijn de stukken droog en
onder beperkende omstandigheden weer raad-
pleegbaar. Direct aansluitend op het
vriesdrogen wordt een schade-inventarisatie
gemaakt. Per archiefstuk wordt vastgesteld
welke vormen van waterschade nog restauratie
behoeven en wat de kosten zijn. Op grond
daarvan ontstaat een gedetailleerd en betrouw-
baar beeld van de tweede herstelfase. Deze
restauratiefase bestaat uit het herstel van boek-
banden en vervormingen, opheffen van
verklevingen, reinigen, vlakken en dergelijke
en is maar voor een deel van de stukken nodig.
Pas nadat fase 1, het vriesdrogen, in zijn ge-
heel is afgerond, zal met fase 2, de restauratie,
worden begonnen. Hiermee is nog eens zo'n
drieëneenhalf jaar gemoeid.
Gedurende het herstel, dat in totaal dus vijf
jaar in beslag zal nemen, keren steeds kleine
hoeveelheden archief terug naar Wijk bij
Duurstede. De archieven en collecties die het
meest geraadpleegd worden en het grootste
cultuurhistorisch belang hebben, komen het
eerst aan de beurt.
Studiezaal
Het herstel van de zwaar beschadigde archief-
bewaarplaats vergt meer tijd en geld dan
voorzien. Niet in mei, zoals eerder verwacht,
maar waarschijnlijk pas in het najaar van 2003
zal de ruimte weer kunnen worden gebruikt.
Tegelijkertijd zal dan ook de oude, onder-
grondse studiezaal weer voor bezoekers open
gaan, totdat eind 2004 de nieuwe studiezaal
kan worden ingericht en betrokken. Onderzoe-
kers moeten er bovendien rekening mee
houden dat de eerste tijd slechts een deel van
de stukken kan worden geraadpleegd. Het is
dus aan te raden om tezijnertijd eerst even
contact op te nemen met de medewerkers van
het streekarchivariaat, per e-mail (streekarchi-
variaat@wijkbijduurstede.nl) of telefoon
(0343-595517).
Schade
De totale schade wordt nog steeds geschat op
drie a vier miljoen euro. Tot nog toe heeft de
Gemeenteraad van Wijk bij Duurstede een be-
drag van 650.000 euro voorgeschoten. In juni
2003 zal een nieuw krediet van 525.000 euro
voor het vriesdrogen beschikbaar moeten wor-
den gesteld. Over de feitelijke toedracht van de
overstroming bestaat nog steeds geen duide-
lijkheid. Zowel Wijk bij Duurstede als de
negen deelnemende gemeenten aan het Streek-
archivariaat Kromme-Rijngebied - Utrechtse
Heuvelrug (Amerongen, Bunnik, Doom, Drie-
bergen-Rij senburg. Houten, Leersum, Maam,
Rhenen en Wijk bij Duurstede) hebben de
hoofdaannemer aansprakelijk gesteld. Het
overleg met en tussen de verzekeringsexperts
is in volle gang. Gehoopt wordt dat op korte
termijn de eerste betaling van schadevergoe-
ding plaatsvindt (Ria van der Eerden).
In kooien opgeslagen, diepgevroren archiefdozen in Van
Dijlc's Vrieshuis te Cothen (Foto Hans Dircksen Fotogra-
fie, maart 2003)
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
35
-ocr page 36-
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Provin-
cie Utrecht
De provincie Utrecht is zowel rijk aan cultuur-
historische elementen als aan
cultuurhistorische landschappen. In het ruimte-
lijk beleid van de provincie is tot nu toe
relatief weinig aandacht besteed aan en reke-
ning gehouden met cultuurhistorische
waarden. De kans daarop is vergroot doordat
de provincie in december 2002 onder de titel
Niet van Gisteren een prachtig vormgegeven
tweedelige nota met bijbehorende kaarten
heeft uitgebracht. In de nota wordt na een al-
gemene inleiding met hoofdstuktitels als
'1000-1600: de structuur bepaald' en '1800-
1900: creatief met water', per deelgebied een
beschrijving gegeven. Ook wordt per deelge-
bied aangegeven, waarop de provincie in haar
beleid zou willen 'sturen'. Voor het gebied van
de Kromme Rijn en de Langbroekerwetering is
daarbij de belangrijkste opgave 'het herken-
baar en aaneengesloten houden van de
overgangen'. Daarmee worden de overgangen
bedoeld van de stuwwalzone van de Heuvelrug
naar het kampenlandschap tussen Doorn en
Amerongen, naar de copen-ontginning van
Langbroek en naar de oeverwallen van de
Kromme Rijn. Daarnaast wil de provincie ver-
snippering van landschap en grondgebruik
voorkomen door geleiding van de stedelijke en
recreatieve druk in het gebied en door natuur-
ontwikkeling in met name Langbroek.
Bovendien moet het 'open boerderijlint' langs
de Lekdijk worden veilig gesteld. Volgens het
verantwoordelijke lid van Gedeputeerde Staten
van Utrecht, de heer Streng, is de nota rich-
tinggevend voor het ruimtelijk cultuurhisto-
risch beleid van de provincie (oa. het streek-
plan). Laten we hem daaraan houden (Ad van
Bemmel).
Nogmaals 'Noortwijck'
Het december 2000 nummer van dit tijdschrift
bevat een artikel van de hand van A.A.B, van
Bemmel over de vergeten woontoren Noort-
wijck tussen Cothen, Langbroek en Wijk bij
Duurstede, en over het gelijknamige geslacht.
Voor zover mij bekend zijn er in Nederland
geen nakomelingen meer van deze Noortwijck
familie. Rond het jaar 1696 is een nakomeling
ervan naar Amerika vertrokken en heeft daar
voor een zeer groot nageslacht gezorgd. Eén
van deze nakomelingen, William Buchwalter
van Nortwick, heeft daarover een boek ge-
schreven: Genealogical Study of the Ancestors
and Descendants of Adriaan van Noortwijk
1711-1754.
Van dit boek zijn in 1971 vijftig
exemplaren gedrukt (het Centraal Bureau voor
Genealogie te Den Haag bezit een exemplaar).
Helaas is de wens om op adelijke voorouders
uit te komen voor hem iets te groot geweest
zodat de eerste generaties in de stamboom be-
twistbaar zijn. Dit impliceert onder meer dat
de in het artikel op pagina 69 genoemde Lam-
bert (van Westrenen) van Noortwijck
(genoemd 1489-1538) geen zoon is van Meus
van Westrenen Pietersz. en Aleyd Claes
Meusdr. maar een zoon zou zijn van een Frans
van Noortwijck (genoemd 1440-1448). De in
de aanhef van het artikel genoemde Albert
Jansse van Noordwijk (begraven te Cothen in
1973) stamt af van een familie oorspronkelijk
afkomstig uit Goes (Rob van Noortwijk).
In aanvulling op het Noortwijck-artikel (p. 66)
is nadien duidelijk geworden dat Jacob van
Leur op 19 mei 1841 de hofstede Noortwijck
voor 4200 gulden aan zijn zoon Johannes heeft
verkocht. Deze datum is tevens de laatst be-
kende datum waarop nog sprake is van de
naam Noortwijck. Immers op 18 augustus
1846 wordt van Johannes gezegd dat hij op
hofstede De Kleine Maat woont (SAKRUH:
Notarieel Archief , 2715 resp. 2726, not. H.J.
van Mariënhoff, 3600 resp. 258). Het lijkt erop
dat het uiteindelijk Johannes van Leur is ge-
weest die er voor heeft gezorgd dat de naam
Noortwijck in de vergetelheid is geraakt
(Ad van Bemmel).
36
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
-ocr page 37-
De Nederlands-hervormde begraafplaats aan de
Leemkolkweg te Werkhoven
Saskia van Ginkel-Meester en Gijs van der Leek*
beplant met bomen met aan weerszijden van
een middenpad de graven. De begraafplaats is
toegankelijk via een gietijzeren hekwerk.
Rechtsachter óp het terrein staat een houten
haarhuis met berging. De begraafplaats ligt
buiten de bebouwde kom van Werkhoven,
aan de zuidkant van het dorp, temidden van
weilanden.
Voorgeschiedenis
Begraven werd men van oudsher in de kerk, in
een grafkelder, in een koop- of in een huurgraf,
en voor de minder bedeelden was er een graf
buiten op het kerkhof. Zolang er nog geen
godsdienstvrijheid was gebeurde dit in de
Hervormde kerken. Ook degenen die (in het
geheim) katholiek waren gebleven. In het
Kromme-Rijngebied waren verschillende
katholieke schuilkerken te vinden. Deze wer-
den getolereerd, maar begraven in of rond deze
Al langere tijd bestonden er ideeën een artikel
te wijden aan deze uit 1873 daterende begraaf-
plaats. Een belangrijke voorzet hiertoe was
gedaan door Ina van der Wiele. Van haar
onderzoek in samenwerking met Johan van
Impelen is dankbaar gebruik gemaakt. Dit ar-
tikel over de begraafplaats waar Ina van der
Wiele (overleden 1 februari 2001) zelf ook haar
laatste rustplaats heeft, mag gezien worden als
een eerbetoon aan haar persoonlijk en aan
haar inzet voor het behouden van cultuurhis-
torische waarden in het Kromme Rijngebied.
Inleiding
De begraafplaats is op 1 mei 1873 gesticht als
Nederlands-hervormde begraafplaats. Na de
uitbreiding in 1974 is het officieel Algemene
begraafplaats geworden. Het is een rechthoekig
terrein deels omgeven door een sloot en
Overzicht begraafplaats (foto Saskia van Ginkel-Meester, april 2003)
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
37
-ocr page 38-
van Werkhoven, overleden 13 juli 1813, is een
tastbaar bewijs dat de grond rond de kerk in
gebruik was als kerkhof.
Opmerkelijk is dat dit de besturen van zowel
de burgerlijke gemeente als de Hervormde
Gemeente van Werkhoven er niet van weer-
houden had een gedeelte van het kerkhof in
1826 aan te wijzen als locatie voor een nieuw
te bouwen schoollokaal met woonhuis, tuin en
grond ten behoeve van de schoolonderwijzer
en koster van de Hervormde Gemeente. Om de
kinderen de aanblik van grafzerken tijdens de
lessen te besparen werd in de muur aan de
noordzijde geen raam geplaatst.
Begrafeniswet van 1869
Tot 1869 waren er wel allerlei voorschriften
maar geen wettelijke regeling voor het begra-
ven. De Begrafeniswet van 1869 moest hier een
einde aan maken. De gemeenten kregen de
opdracht om de begrafenisreglementen en
tarieven aan te passen. De nadruk kwam te lig-
gen op het soort en de duur van het graf. Men
maakte onderscheid tussen eigen graven (huur-
of koop) en door de gemeente betaalde graven.
Een ingrijpende wijziging was dat elke gemeen-
te ook die met minder dan duizend inwoners
tenminste één algemene begraafplaats moest
hebben of een gezamenlijke begraafplaats
moesten aanleggen buiten de bebouwde kom.
Het kerkhof bij de Hervormde kerk in Werkho-
ven voldeed niet aan de eisen van de nieuwe
wet. Zo grensden de school en enkele huizen
direct aan het kerkhof, terwijl 35 meter de
limiet was. Dit was niet gewenst uit oogpunt
van de volksgezondheid. De gemeente Werkho-
ven was genoodzaakt een nieuwe Algemene
begraafplaats aan te leggen buiten de bebouwde
kom.
Eind 1871 kreeg de gemeente een stuk grond
aan de Achterdijk ter beschikking voor de aan-
leg van een begraafplaats, later bekend als het
Verloren Kerkhof. Het stuk grond (7 are en 65
centiaren) was een schenking van de heer
D.F.W. Otterbein, grondeigenaar woonachtig in
Driebergen. (De heer Otterbein overleed in
1876 en ligt begraven achter de R.K. kerk
St.-Petrus Banden aldaar [feitelijk Rijsenburg}).
Het Hervormd kerkbestuur was zoals later
bleek, niet ingenomen met de ligging van de
kerken was niet toegestaan. Wel bestonden er
afzonderlijke joodse begraafplaatsen, zoals in
Wijk bij Duurstede.
Met de sterke groei van de bevolking in de
18de eeuw kwam er ook een grotere vraag naar
graven. Aan het einde van die eeuw werd de
situatie langzamerhand onhoudbaar De graf-
ruimte in de kerk raakte overvol en er moest
steeds sneller geruimd worden. Bovendien hing
er in de kerken een smerige stank. Er kwamen
steeds meer hygiënische en ethische bezwaren
tegen het begraven in de kerk. De grond rond-
om de kerk bleef wel als kerkhof in gebruik.
Na inlijving bij Frankrijk in 1810 werden ook
Franse wetten ingevoerd. Daartoe behoorde het
Décret impérial sur les sépultures van 12 juni
1804, waarin het begraven in kerken en binnen
de bebouwde kom verboden werd. Aanvanke-
lijk kwam van dit decreet niets of nauwelijks
iets terecht. In 1813 werd het door Koning
Willem I weer ingetrokken. Na de Franse tijd
hadden de katholieken wel vrijheid van gods-
dienst behouden zodat zij nu de mogelijkheid
hadden eigen begraafplaatsen aan te leggen (in
Bunnik in 1823). In 1825 kwam een door
Koning Willem I ingestelde commissie op ge-
neeskundige gronden tot een onvoorwaardelijk
afkeuren van het begraven in kerken. Het duur-
de echter nog tot 1827 voordat een Koninklijk
Besluit het Franse decreet uit 1804 weer in
werking stelde. Het besluit hield in dat met in-
gang van 1 januari 1829 er niet meer in de
kerk mocht worden begraven en dat alle steden
en dorpen met meer dan duizend inwoners bui-
ten de bebouwde kom een begraafplaats
moesten aanleggen. In kleinere dorpen mocht
nog wel op kerkhoven begraven worden. Het
Koninklijk Besluit van 1827 leverde voor veel
gemeenten problemen op en de realisatie ervan
nam daarom veel tijd in beslag.
Kerkhof en algemene begraafplaats
Om aan de nieuwe regels te kunnen voldoen
sloot het Gemeentebestuur van Werkhoven op
21 april 1831 een overeenkomst met het
Hervormde Kerkbestuur, waarbij de grond van
het kerkhof overgedragen werd aan de burger-
lijke gemeente en tot algemene begraafplaats
kon worden ingericht. De enige aldaar nog
aanwezige grafsteen van Jan van Beek, schout
38
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
-ocr page 39-
nieuwe Algemene begraafplaats aan de Ach-
terdijk in de nabijheid van de in 1840
aangelegde R.K. begraafplaats op het landgoed
Nieuwendaal en zocht naar een plek voor een
eigen Hervormde begraafplaats. Het bestuur
kocht (op 8 april 1873) van haar eigen diaco-
nie een stukje armenland aan de Provinciale
Grindweg (nu Leemkolkweg) ter grootte van
17 are en 2 centiaren. In het Bewijs van Eigen-
dom opgemaakt door notaris Van Heyst uit
Wijk bij Duurstede staat vermeld dat het Arm-
bestuur van de Hervormde Gemeente in
Werkhoven het stukje land verkocht aan land-
bouwer Dirk de Kruyf, in diens hoedanigheid
van President Kerkvoogd.
Het kerkhof bij de Hervormde kerk werd met
ingang van 1 mei 1873 officieel gesloten en de
twee nieuwe begraafplaatsen, de Algemene en
de Hervormde, geopend.
Het Verloren Kerkhof
De Algemene begraafplaats aan de Achterdijk
dreigde maar korte tijd te bestaan. In 1880
deed J.F. Otterbein, zoon van D.F.W. Otter-
bein, de gemeente het verzoek het stuk land
dat zijn vader geschonken had voor de inrich-
ting van een begraafplaats weer aan hem terug
te geven, aangezien er niet of nauwelijks ge-
bruik gemaakt werd van deze begraafplaats en
het stuk land grensde aan door hem verkregen
grond. Dit verzoek kon alleen worden ingewil-
ligd als de gemeente de beschikking kreeg
over een andere Algemene begraafplaats.
Daartoe werd een verzoek gericht tot het
Hervormd Kerkbestuur om een klein gedeelte
van hun begraafplaats (slechts twee vierkante
meter) hiertoe af te willen staan. Het antwoord
luidde dat zij er mee akkoord konden gaan
mits zij alles wat tot de Algemene begraaf-
plaats behoorde zouden krijgen, het ijzeren
toegangshek, heesters, baren, kleden en het
gereedschap. Voorts dat de gemeente het af-
breken en opbouwen betaalde en ook een
jaarlijkse bijdrage van vijf gulden voldeed.
De gemeente is niet op deze voorwaarden
ingegaan. Het is onduidelijk wat er toen met
de begraafplaats en de genoemde spullen is
gebeurd. Het stukje grond heeft de functie van
begraafplaats kennelijk wel behouden, want in
1920 vroeg Franciscus Merkens nog een
loonsverhoging van 10 gulden voor het bijhou-
den van het Verloren Kerkhof. In 1947 besloot
de gemeenteraad van Werkhoven om het enige
lijk dat er begraven was over te brengen naar
elders. Het betrof het stoffelijk overschot van
Grada Stolk, echtgenote van Amoldus Stolk,
een katholieke boerenzoon uit Groningen. Zij
leefden in een woonwagen nabij het Verloren
Kerkhof Op 21 november 1947 werd de
begraafplaats officieel gesloten verklaard. Vol-
gens een buurtbewoner, de heer C. de Kruyff,
is het baarhuisje, in de oorlog nog gebruikt om
een auto in te verbergen, rond 1950 afgebro-
ken. Het hekwerk moet in die tijd ook
verdwenen zijn.
De Hervormde begraafplaats
In de begintijd moet de Hervormde begraaf-
plaats er kaal bijgelegen hebben. Er stond
alleen een veertiental fijnsparren of coniferen
Verloren Kerkhof aan de /\chtcrdijk schuin tegenover op
rit van boerderij Kasenstein
(foto Saskia van Ginkel-Meester, augustus 2003)
Gietijzeren toegangshek (foto Saskia van Cinike
Meester, april 2003)
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
39
-ocr page 40-
en er was door timmerman M.C. Kloek in 1873
voor ƒ310,- een houten baarhuisje neergezet.
Nadat het Hervormd kerkbestuur in 1880 de
spullen van de Algemene begraafplaats was
misgelopen werd besloten meester Kraay een
collecte te laten houden onder de leden. Deze
collecte leverde een bedrag van ƒ 455,94 op.
Hiervan werd in 1881 onder meer voor
ƒ 248,40 een (vermoedelijk tweedehands)
hekwerk aangekocht, dat werd opgeschilderd
en van verzilverde knoppen voorzien. Ook het
baarhuisje werd opgeschilderd. Dit gietijzeren
toegangshek met tweevleugelig draaihek en
zijhekken markeert nog altijd de ingang van de
begraafplaats.
Aanvankelijk was de begraafplaats alleen be-
stemd voor leden van de Hervormde kerk te
Werkhoven. In 1974 kwam er een uitbreiding
Plattegrond Nederlands-hervormde begraafplaats aan de Leemkolkweg (Gijs van der Leek).
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
40
-ocr page 41-
waarbij aan de gemeente Bunnik, waaronder
Werkhoven sinds 1964 viel, een geldelijke
steun werd gevraagd. Die is verleend onder
voorwaarde dat men niemand een laatste rust-
plaats op de begraafplaats zou weigeren.
Bij de uitbreiding in 1974 kwam er rechts en
links een stuk bij. Het linkerdeel was al eigen-
dom van de Hervormde kerk en het rechter
werd aangekocht, mogelijk van J.C. van Ettek-
oven (overleden in 1974) of van J.H. van Wijk.
Er werd tevens een nieuw haarhuis met
berging gebouwd naar ontwerp van architec-
tenbureau Boot uit Driebergen.
Het oude gedeelte bestaat uit twee stroken aan
weerszijden van een naar achteren toe doorlo-
pend pad. Aan de rechterzijde werden van
oudsher de boeren en notabelen begraven en
aan de linkerzijde de overige gemeenteleden.
Aanvankelijk stonden er aan deze zijde vrijwel
geen grafstenen. De graven werden gemar-
keerd door een paaltje met een nummer erop.
Aan de boerenkant stonden wel (staande) graf-
stenen.
De graven zijn genummerd (zie overzichtstabel
in de bijlage). De telling begint bij het rechter-
gedeelte achteraan, van 3 tot 65. Links loopt de
telling van voor naar achter van 76 tot 130. De
uitbreiding aan de linkerzijde (buiten de coni-
feren) biedt ruimte aan circa 110 graven, maar
wordt nog niet gebruikt. Aan de rechterzijde
liggen twee nieuwe stroken waar de eerste van
voor naar achter telt van 131 tot 168 plus graf-
nummer 174 en een uitbreiding van 196 tot
199 in aansluiting op een rijtje kindergraven
helemaal achteraan (eerste grafje heeft num-
mer 200 was 5?). De tweede strook, in
gebruikgenomen in 1993, begint achteraan met
169 en loopt door tot 186. De nummering is in
de loop der tijd wel verschillende malen gewij-
zigd.
Bijzondere grafstenen
Het oudste nog bestaande graf op de begraaf-
plaats van Jan van Eek, overleden in 1880, had
voorheen nr. 4 en nu nr. 14. Op deze steen
staat tevens de oudst bekende begraving op de-
ze begraafplaats vermeld, die van zijn zoon
Rijk van Eek jr. (overleden 1875).
De enige liggende steen van de oude graven
(graf nr. 15) is die van Geertje Adriaantje Ken-
r.0
^Hp»6 JUNI 184<«' ^Hfi
Oud.ste grafsteen (foto Sa.skia van Ginkel-Meester,
april 2003)
nedy (geboren 12 september 1811, overleden
18 februari 1877), echtgenote van Dirk de
Kruyf (geboren 12 oktober 1804, overleden 21
september 1884) 'Stichter dezer begraafplaats'.
Wat deze steen nu bijzonder maakt is deze
laatste regel. Hij was het immers, in de hoeda-
nigheid van President Kerkvoogd, aan wie de
Hervormde diaconie een stuk land verkocht
voor de aanleg van een begraafplaats. Ondui-
delijk is of hij hier ook is begraven. Dirk de
Kruyf geboren in 1804 te Jutphaas kwam in
1832 naar Werkhoven om te trouwen met
Anna Theodora Kennedy, die sinds 22 juni
1831 weduwe was van Marcelis van Bemmel.
Dit huwelijk was slechts van korte duur. Op 24
november 1832 overleed Anna Theodora. Een
nichtje. Geertje Adriaantje Kennedy kwam om
de huishouding te doen. Met haar trouwt Dirk
op 30 maart 1833. Zij krijgen 16 kinderen. Het
gezin woonde op de boerderij (nu) Werkhoven-
seweg 17.
Ook twee schoolhoofden, die beiden hun
dienstjaren aan de jeugd van Werkhoven wijd-
den, liggen op het 'boerendeel' begraven,
meester Frederik Kraay (1820-1895) graf
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
41
-ocr page 42-
nr.25, en Hendrik van Es (1893-1966) graf nr.
6. Men vindt daar ook de graven van twee pre-
dikanten die verbonden waren aan de
Hervormde kerk, ds. Meindert Niemeyer
(1879-1954) grafnr.l 1 en ds. Jacobus Enkelaar
(1893-1967) grafnr. 65. Helemaal achteraan
liggen enkele kindergraven.
Zorg en eerbied
In 1993 was één van de oude staande grafste-
nen op het 'boerendeel' van de begraafplaats
omgevallen en gebroken. Het betrof de steen
van graf nr. 24 van Dirkje de Kruyf (overleden
in 1892), weduwe van Jan van Eek (overleden
in 1880) en hun dochter Willemijntje (overle-
den in 1919). De gebroken steen is uiteindelijk
door nazaten opgehaald, gelijmd, gereinigd,
opgeschilderd - zodat het opschrift weer lees-
baar is - en op 1 februari 1997 weer herplaatst.
Het is aan Ina van der Wiele te danken dat deze
steen niet verloren is gegaan. Oude grafstenen
zijn immers van groot belang voor de geschie-
denis van een dorp. De oudste stenen in
Werkhoven vertellen iets over de mensen uit de
tijd van de stichting van de begraafplaats en
over hen die er nauw bij betrokken waren.
Herstelde grafsteen (foto Saskia van Ginkel-Meester,
april 2003)
Grafstenen van Ina van der Wiele en haar dochter Lidy (foto Saskia van Ginkel-Meester, april 2003)
42
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
-ocr page 43-
*Drs. S.G. van Ginkel-Meester is kunsthistori-
cus en vooral werkzaam op het gebied van
architectuurgeschiedenis. N.G. van der Leek is
bouwkundige en is als vrijwilliger betrokken bij
het onderhoud van begraafplaatsen.
Literatuur:
E. Maes, Begraafplaatsen. Stichtse Monumenten reeks
7. Utrecht, 1996.
'Themanummer begraven'. In: Tussen Rijn en Lek, 26
(1992)4.
Bronnen:
Niet uitgegeven aantekeningen Ina van der Wiele uit
november 1997.
HUA, Hervormde Gemeenten Bunnik/Odijk/
VechtenAVerkhoven,
Werkhoven, 64, 93 t/m 97, 112.
GAB, Gemeenten Bunnik/OdijkAVerkhoven/
Rhijnauwen, Werkhoven, 11 (notulen B&W
13-10-1947), 715 t/m 719.
Bijlage:
Overzichtstabel dd. 23 mei 2003 van graven met numme-
ring en data NH-begraafplaats aan de Leemkolkweg te
Werkhoven (Johan van Impelen)
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
43
-ocr page 44-
Bijlage:
Overzichtstabel dd. 23 mei 2003 van graven met nummering en data NH-begraafplaats aan de Leemkolkweg te
Werkhoven (Johan van Impelen)
grafnr.
naam
jaar
bijgezet
l/2a
-
-
3
Dirk van de Louw
2000
Van Nieuw Ameronge
4
Jacobus Oskam
1993
Maria Elisabeth Bos
5
Marrigje Bos
1982
Lekkerkerker
6
Van Es
1906-1980
Rijksen
7
Hendrik Sterkenburg
1964
8
Van de Louw
1964
Van Zelm
9
Jacobus Vlastuin Bos
1963
10
C van Bemmel - Lagerweij
1969
11
Niemeier
1954
12
Bos
1965
Van de Berg
13
WA Nell
1959
14
Jan van Eek
1880
15
Geerke Adriana Kennedy
1877/1884
16
Bos
1946
Van Vulpen
17
Elisabet Bos - Bos
1904
18
Van Vulpen
1950
Achterberg
19
De Kruif
1969
20
Achterberg
1929
Harter
21
Hendrika de Kruyf
1909
22
Cornelis de Kruyf
1973
23
-
-
24
Wilhelmijntje van Eek
1919
25
Familie Kraay
1895-1949
26
-
-
27
Familie Lokhorst
1970
28
Familie Oskam - Merkens
1959
29
Familie Oskam - Floor
1959
30
Tante Janna Oskam
1898?
31
Hennie Oskam
1970
32
Cornelis de Kruyf Van Vulpen
1969
7
33
Aart Steenbergen
1970
34
Gereserveerd Familie Steenbergen
35
Familie Achterberg - Jonkers
1926
36
C Niemeyer
1903
37
Hendrik Hofland
1914
38
Familie Ginkel
1921
39
7
40
Familie Lagerwey van Lingen
1987
41
Familie LagerweY
1927
42
Familie O de Kruif
1946
43
W de Kruif
1946
44
EG van Ginkel
1927
45
Dirk de Kruif
1941
46
Floris de Kruyf
1969
/
47
Familie Lokhorst van Laar
1964
Jaar
1997
1989
44
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
-ocr page 45-
grafnr.
naam
jaar
bijgezet
48
Familie Hiensch van Egdam
1970
49
Fainilie Hofland van de Geest
1973
50
Hoeven
1964
Doomekamp
51
Dochter Lagerwey
1944
52
Familie Davelaar
1944
53
Joh. Ettekoven
1974
54
Mandersloot - de Kruif
1972
55
Renger - van Ginkel
1970
56
-
-
57
Familie Kuylaars
1972
58
J van Soest - de Jong
1965
59
Familie Keijzer
1956
60
Familie Keijzer
61
Familie Verweert - Leeflang
1980
62
Familie Van Schalk - Floberg
1960
63
Comelissen van Os
1960
64
Polman Osnabrugge
1991
65
Enkelaar Floberg + dominee JE?
1967
66/75
-
-
76
Familie van Doorn - Legemaat
1995
77
A Meyer
1970
G Meyer - Allon
78
Jan de Kruif
1971
79
Hermina van Os - Hendriksen
1973
80
J de Kruyf - Caspergauw
1972
81/82
-
-
83
(onbekende soldaat De Leuze, herbegra-ven in Frankrijk kort na 1945
84
F. Veenhof
1958
85
G van de Hoeven
1962
86
Familie Van Laar - Hey
1978
87
Familie Kouterik - van Delf
1976
88
Hermina Veenhof
1936
89
Familie Weerthof - Caspergauw
1969
90
Nicolaas Krieger
1971
91
Dirk Corneiissen
1966
92
Willem Sterkenburg
1988
93
Familie van de Steeg - van Dijk
1976
94
Marinus van Os
1982
95
Gerrit van Os
1941
96
Familie van Ziel
1989
97
(dit graf hoort bij nr. 96 wegens hoge
waterstand)
98
Arie van Rhenen
1939
99
H van de Haar
1916
100
AJ Verkuyl
1974
101
Hardenvelt
1953
102
Gerritje Cornelisse - Cornelisse
1973
103
W Verheul
1974
104
Weduwe J Comelissen - Buurman
1932
105
Janna Verkuyl - van der Linden
1975
Johannes Verkuyl
106
Familie Eeuwijk - IJzendoorn
1913
107
Familie Van Loenen
1971
Jaar
1983
2002
1945
1993
45
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
-ocr page 46-
grafnr.
naam
jaar
bijgezet
108
J Zuidam
1961
109
Gijsberta Zuidam
1919
110/111
-
-
112
Echtpaar Van de Veer
1972
113
-
-
114
Bos
1972
Bos - Pieper
115
Geertje Ewijk - Zuidam
1958
116
Niemeyer
1959
Niemeyer - Pas
117/118
-
-
119
Joh. De Bie
1905
120
Agens Comelisse
1944
121
HA van Rhee Ousen
1957
122
Echtpaar van Kouterik van Delft
1951
123
A van Glind - Sterkenburg
1968
124
G Polman (Marius)
1952
125
Polman - Osnabrugge
1958
126
Pieter van Rhee
1970
127
Echtpaar van Os - Versteeg
1970
128
Echtpaar van Os - Budding
1973
129
Echtpaar Sterkenburg - van de Hoek
1973
130
-
-
131
Echtpaar van de Haar - Nifterik
1974
132
Klaas Altena (dubbelgraO
1975
133
Echtpaar G van Kouterik - van Delft
1972
134
Janny Oskam
1972
Gert-Jan Oskam
135
Echtpaar Comelisse - van Rhenen
1977
136
Jan Vast
1978
137
Familie Hiensch
1978
138
Echtpaar van Noort - Niemeijer
1978
139
Echtpaar Verwaal - Schouten
1979
140
Gerrit Polman
1982
141
CH Achterberg
1980
142
Jacobus de Kruyf
1982
143
EchtpaarRenger - de Heer
1984
144
Marie Bos
1983
145
Echtpaar Lagerwey
1981
146
Van Wijk
1982
147
F van Os
1982
148
Johanna van Steenderen - de Kok
1986
149
A Veenvliet
1982
J Veenvliet - Molenaar
150
F Brink
1983
151
JF Bitter
1983
AC Bitter - Herstel
152
F Bos
1987
153
Willem van de Weerthof
1983
Alida Weerthof -Marchal
154
Echtpaar van Leeuwen - Bonde
1984
155
Echtpaar Weerthof - Polman
1984
156
?
157
Gerrit Sterkenburg
1984
158
Echtpaar Blankensteyn - Scherpenzee
1 1985
/
159
Willem Sterkenburg (enkelgraO
1988
/
Jaar
1980
1973
1969
1971
1973
1978
1986
1977
1983
1988
1985
1998
1996
1996
1995
1987
1993
1993
46
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
-ocr page 47-
grafnr.
naam
jaar
160
Cornelis van Schalk (dubbelgraf)
1992
161
C Koster
1988
162
Joor - van Houwelingen
1989
163
Hermanus Verwoert
1990
164
mw Gietema Schaling
1993
165
mw Cato van de Wilt
1991
166
Alida van der Wiele
1991
167
Ina van der Wiele - Pasterkamp
2001
168
(aangekocht C de Kruyff / Achterdijk) 1993
169
Willem M Oskam
1993
170
Echtpaar de Kruijf - Teunissen
1994
171
EWH Floor
1995
172
RL Lokhorst
1995
173
mw AHE Schouten
1995
174
Georgette Louise Christiane Gezondal 1995
175
Aleid Blitterswijk
1996
176
Jan Cornelis Oskam
1996
177
Jan de Krieger
1996
178
Jacob Vast
1998
179
Jan van Es (enkel graf)
2002
180
Gerrit van Os (dubbelgraf)
1999
181
Jan Bos (dubbelgraf)
2000
182
Hendrik Dekker (dubbel graO
2002
183
Gerrit Polman (dubbel graf)
2002
184
mw Ditje Johanna Post Harmsen
2002
185
Gijsbert van de Steeg (dubbel graf)
2002
186
mv Nely de Leng
2003
187/195
-
-
196
William Joseph Hilsley
2003
197
-
-
198
Jacobus Wijnandes Merkens
(dubbel graf)
2002
199
Hendrik Naafs (dubbelgraf)
2002
200
kindje Lagerwey (dood geboren)
1990
bijgezet
Jaar
1995
2002
2003
1996
1998
W Floor - Oskam
mw C van Steenderen - de Kok
Comelia Blitterswijk - Wijnen
Elisabeth de Krieger
47
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
-ocr page 48-
Rumoer in het Kromme-Rijngebied rond de
Belgische afscheiding
Wijnand Thoomes*
Inleiding
Op 18 november 1830 verklaren de Zuidelijke
Nederlanden zich onafhankelijk als het Belgi-
sche Koninkrijk. Koning Willem I roept de
burgers te wapen ter verdediging van de
'geheiligde zaak van de koning en het vader-
land' . Die oproep houdt onder meer de
mobilisatie van de zogenoemde rustende
schutterijen in. Ze bestaan uit alle daarvoor
geschikte mannen tussen 25 en 34 jaar, die vijf
jaar in werkelijke dienst moeten en daarna nog
vijfjaar als reservisten staan ingeschreven.
Naast deze schutterijen en het leger van dienst-
plichtigen (de Nationale Militie) kan de
Koning voor de veldtocht ook nog beschikken
over vele vrijwilligers, zo groot is de vader-
landsliefde.
De eigenlijke veldtocht begint op 2 augustus
1831 en eindigt op 20 augustus als alle Neder-
landse troepen, achtervolgd door het Franse
leger, in Brabant zijn teruggekeerd. Het Neder-
landse leger verloor in de veldtocht 1108
doden, gewonden en vermisten en dat op een
leger van rond 30-35.000 manschappen.
Mobilisatie
Op 9 oktober 1830 verschijnt in de steden en
dorpen van het Sticht (en uiteraard ook elders)
in de vorm van een aanplakbiljet een 'Oproe-
ping' gericht 'aan de inwoners der provincie
Utrecht', die aanvangt met "Gij hebt de Stem
van onzen welbeminden Koning gehoord die
U TE WAPEN roept". Tegelijkertijd ontvangen
de burgemeesters een circulaire van de Gou-
verneur met het bevel dat "alle herbergiers,
logementhouders en in het algemeen ieder per-
soon bij wien iemand is gehuisvest, of in het
vervolg mogt huisvesten, gehouden zijn om
daarvan terstond kennis te geven aan de poli-
tie". Op 11 december komt dan de oproep aan
de schutters van de eerste Ban om zich te
begeven naar Amersfoort om ingelijfd te
worden'. Niet overal volgt men het mobilisa-
tiebevel zonder morren op. Vooral in grote
delen van Gelderland en Overijssel ontstaat
verzet. De Rooms-katholieken in die streken
voelen er duidelijk weinig voor ten strijde te
moeten trekken tegen hun geloofsgenoten in
het zuiden. Ook in het Sticht, waar in grote de-
len van de provincie de meerderheid van de
bevolking Rooms-katholiek was (gebleven),
wordt kennelijk onrust verwacht: voor de stad
Utrecht wordt zelfs een heel plan van politio-
nele en militaire maatregelen opgesteld mocht
de openbare orde worden verstoord'.
Dat er in de provincie Utrecht ook daadwerke-
lijk sprake is van onrust valt af te leiden uit
een brief van de Gouverneur van 3 oktober
1830 aan de besturen van de gemeenten om
VTRECHT den 3 Oenber 1830.
A.Z.
•pcnfr«rc
0rhc.
tituidhiTing
der R
gewigtig Atx\
en icd
ftrevcn. H« 1
h*
a aoo
dat m
Terioon dit \
OM
KCï
n zijn
noolnkclijli 11
nl
bcwiji
n. Om
il In de ngcnwoordigen omltuidigheden het
die inet «pcnbisr geiag ii bekleed, moet
lijne verlinocliihciJ tan den geëerbiedigden
ir.sLAciiT, heigcen ihani tnecr dan onir
ir dii doel <c geraken, bchooren UF.G. de
gcïK U-irer Ingezcltneit ic, kennen; in de gewone MmcnlcïinB, lij die mee
Hechte oogmerk tijn beïield, daarvan trichien lenig te brengen,en voor o<^eii
houden, dai tlleen een mitig ordelijk leren, welvaart kin fcheppm, dat on-
nut ea wanorde, wclsoari vemieiigcn. De goede gezinden moeten door
XIEC. bij denelver gunstige (lemming l>e}ioiidcn worden, trouweni dit kin
niet moeilijk lijn en ecnc enkele verwijting naar de regt-vaderlijke Rtgtring
van onzen Kohinc cil daartoe genoegzaam weien.
Mi^c echter onverhoopt door UEG. in dien geesc cene llrekking wor-
den ontwaard, welke de Ruil Tchijnt te bedreigen, dan bchooren UEG. oiait-
icgelen te nemen, om dat te verhoeden. Onder deic bcreel Ik U iin de
formatie vin Cadtrs van die goedgeiindc hgtzeienin die bij de bandhiving
der Ruil beling hebben. Deie 100 goed mogelijk gewapend, onder behoor-
lijk geleide door UEG. naar locale om (land igh eden te regelen, rullen dadelijk
bij het ontdaan van onlujicn, op de aangeweicne punieti der Gemeente bij-
eenkomen en deiclve te keer gaan. Het loude bij lulke omdindigheden nood-
(akeltjk wezen zich van de btlhameri meettet te maken en dctc aan de JuiiUit
over te leveren.
Verder ioude het bij het befban dier (Irekking even noodiikelijk lijn,
ïlch met de Lctraan der godidienstige gezindheden in Uwe Gemeente te ver-
flaan, opdat deie door gepaite redevoeringen tot behoud der Ruit «n Qtd«
kricliidadlg medewerken.
Uit deze maatregelen zal eene kracht geboren worden welke UEG.
lal onderlleuncn, in de nakoming der Wei van den 10 Vendlmnire 4* jaar,
krachtens welkei UEG. verantwoordelijk ):ljn , voor alle die misdrijven welke
in den gegeven Hiat van iiken in Uwc Gemeente zouden worden gepleegd.
Van al hetgeen in Uwe Gemeente vimrvjii, dat op de Run eenigen in-
vloed loude kunnen uitoefenen, zal ik van UEG. per expreirc een rapport te
Brief van de gouverneur van de provincie Utrecht over
openbare orde, dd. 3 oktober 18.30 (Gemeente Houten, Ar-
chief gemeente Schonauwen, 48)
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
48
-ocr page 49-
zeker in "de tegenwoordige omstandigheden"
de rust te handhaven.
In Schonauwen en Tuil en 't Waal is kennelijk
geen weerstand tegen de mobilisatie geboden
(althans de archieven zeggen daar niets over).
Maar dat is wel het geval in Werkhoven, Hou-
ten en Schalkwijk.
Werkhoven
Over Werkhoven heeft Graafhuis in "Tussen
Rijn en Lek" van september 1968 een uitvoerig
rapport van de burgemeester van die gemeente
van 19 februari 1831 gepubliceerd. In dat ver-
slag schrijft burgemeester De Vriendt (in de
omslachtige in die tijd gebruikelijke bewoor-
dingen) dat "zekere Antonie Meesters reeds
bevorens bekend als onvoegzame uitdrukkingen
te hebben gedaan en niettegenstaande uitdruk-
kelijke weijgering eener reijskaart, denzelven
evenwel de Gemeente heeft verlaten en zich
voor enige dagen naar Maas en Waal heeft be-
geven en ook weder is teruggekomen en ten
blijke zijner kwalijke gezindheid is mij in de
loop dezer week door de Moeder van eene
voorvlugtig geweest zijnde schutter .... stellig
verzekerd dat haar zoon alleen op aanraden van
gemelde A. Meesters de Gemeente had verla-
ten en zich eenigen tijd te Moock hadde
opgehouden".
Op dinsdag 11 januari is er "eensklaps omst-
reeks half acht uuren des avonds een ontzettend
rumoer, gedruis, geloop en verschrikkelijk bij-
na moordgeschreeuw" dat "zich te midden op
het dorp verhief en op het Gemeentehuys aan-
drong". Het "geheele complot, naar gissing 25
a 30 personen" verdwijnt echter als de militai-
ren, die in het dorp zijn ingekwartierd, uit de
Hoofdwacht naar buiten komen. De "Patrouil-
le" pakt een aantal "rumoermakers" op die - na
te hebben beloofd "van nimmer iets dergelijks
te ondernemen" - naar huis zijn gestuurd.
Schalkwijk
Een persoonlijke brief van de Gouverneur van
de Provincie aan de burgemeester van Schalk-
wijk van 3 januari 1831', waarin deze wordt
gewaarschuwd "wanneer bij onverhoopte stoor-
nis der openbare orde en rust, niet op eene
voldoende wijze door hen konde worden aan-
getoond dat zij in alle opzichten hunne plichten
hadden vervuld, dezelve besturen in hunne per-
sonen verantwoordelijk zouden zijn, voor de
gevolgen, welke uit zulk eene gebeurtenis zou-
den geboren worden" en met als aanleiding
voor deze dreigende taal het voorkomen van
onwillige schutters, wijst op onrust ook in
Schalkwijk. Nog duidelijker blijkt van die on-
rust uit een wederom handgeschreven brief van
de Gouverneur van 11 augustus 1831 aan de
burgemeester, want "wanneer onverhoopt de
rust in Uwe gemeente werd bedreigd of ge-
stoord geene ijdele uitvlugten als redenen van
verontschuldiging zullen worden
aangenomen"". Burgemeester Barend van der
Pouw, die als 'bouwman' midden in en niet bo-
ven de dorpsgemeenschap stond, zal daar blij
mee zijn geweest.
Wat was er nu echt gebeurd? Het archief van
de gouverneur levert daar wel enig inzicht in.
Uit de agenda's van ingekomen en uitgegane
brieven blijkt dat in september 1830 één schut-
ter, Hendrik Emans, geweigerd heeft de eed op
de Koning af te leggen'. Als de schutters zich
begin december in Amersfoort moeten laten in-
lijven verschijnen er in ieder geval twee van
hen niet. Geëist wordt dat zij dadelijk worden
gearresteerd. Kennelijk lukt dat niet want op 12
januari 1831 schrijft de burgemeester aan de
Gouverneur een verslag "wegens zijn teleur-
stellingen vrugteloze pogingen onwillige
schutters". Kennelijk lukt dat wel met Willem
Miltenburg waarvan de arrestatie op 17 januari
wordt gemeld. De Gouverneur antwoordt de
16* met het zenden van een "detachement fuse-
liers" die in de "Huizen der ouders der
onwilligen Schutters" moeten worden inge-
kwartierd "totdat derzelve Kinderen zich van
hun Schutterlijke pligten kwijten". Sommige
schutters gaan alsnog overstag: de ouders van
Emest Schouten en Rommert van Schaick wor-
den dan ook van inkwartiering vrijgesteld.
Maar er blijken ook schutters in hun weigering
te volharden: nog eenjaar later, in oktober en
november 1832, zijn Joannes de Ruiter en Jan
Bos voortvluchtig.
Tenslotte zendt de burgemeester op 17 oktober
1832 een proces-verbaal van een voorval aan
de Gouverneur*. Schalkwijk werd kennelijk als
een veilige onderduikplaats beschouwd, want
een zekere Joannis de Ruiter uit Leeuwen on-
der Wamel had in 1831 moeten uitmarcheren
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
49
-ocr page 50-
met de schutterij maar hij had zich "even voor
de oproeping tot den uitmarsch opzettelijk ver-
wijderd, zonder men vroeger deszelfs
verblijfplaats heeft kunnen ontdekken". Als
burgemeester Van der Pouw op 10 oktober in
opdracht van de Gouverneur bij Teunis Uijter-
waal, waar de voortvluchtige woonde, Joannis
komt arresteren is de vogel echter al gevlogen.
Houten
Ook in Houten onttrekken zich schutters aan
het mobilisatiebevel. Genoemd worden Wilhel-
mus Weman, Johannes van den Boogaard en
Joannes Bemardussen, die alle drie tot de eer-
ste Ban van de schutterij behoren. Burgemeester
Van Hulsteijn schrijft aan burgemeesters van
plaatsen waarvan men denkt dat ze daar naar-
toe gevlucht zijn maar op 16 maart 1831 moet
hij de Gouverneur melden dat hij de voort-
vluchtige schutters niet heeft kunnen opsporen'.
Ook hier wordt gedreigd dat de ouders inkwar-
tiering zullen krijgen. En de straffen die de
Krijgsraad wegens desertie uitdeelt zijn niet
mis: een circulaire van 14 juli 1831 van de
Gouverneur aan de gemeentebesturen meldt dat
twee schutters zijn veroordeeld "tot de kruiwa-
genstraf voor den tijd van tien jaren"*.
Daarmee is de onrust kennelijk niet geheel
voorbij want op 27 november 1832 (dus meer
dan een jaar na de veldtocht) schrijft de Gou-
verneur een "zeer vertrouwelijke" brief aan de
burgemeester van Houten en Oud-Wulven
waarin hij vraagt "mij per omgaande Uwe
bevinding te willen mededelen omtrent den in-
druk welke de besluiten tot mobilisatie van de
2' en 3° ban der schutterijen en tot oproeping
van den landstorm .... In uwe gemeente ge-
maakt hebben". Bij dit laatste moet worden
bedacht dat de troepen nog jaren halsstarrig
door de Koning "in het veld" gehouden wer-
den; eerst in 1839 wordt een vredesakkoord
gesloten.
Op 30 november en 5 december daaropvolgend
antwoordt burgemeester van Hulsteijn dat de
"omstandigheden met zeer veel gelatenheid
wordt aanschouwd" en dat "alle bedenkelijke
bedaardheid heeft geheerscht"'.
Nasleep
En wat is de nasleep van dit 'Koninklijk'
avontuur?
Een Noldaal uil liet korps Vrijwillige Jagers van Van Dam,
dat deelnam aan de tiendaagse veldtocht (Barteo en
Kraan, 1980, 17)
In de overlijdensregisters van de gemeenten
Houten, Schonauwen, Schalkwijk en Tuil en 't
Waal is de dood van vier schutters en van vier
militairen ingeschreven.
In Schonauwen is dat Willem Lagerweij, die
als schutter in de eerste Compagnie van het 1 e
Bataillon Utrechtse Schutterij, 30 jaar oud op
30 maart 1831 in Bergen op Zoom overlijdt.
Het register van Houten geeft drie akten. In het
Groot Hospitaal te Utrecht sterft op 2 juni
1831 Gerrit van Straten, oud 26 jaar, fuselier
bij de derde Compagnie derde Bataillon der
vijfde afdeling Infanterie. Op 23 juli 1831
overlijdt Anthonie van Oosterom, fuselier bij
het Depot der dertiende afdeeling Infanterie,
oud 19 jaar, in Arnhem. Nicolaas de Reuver,
oud 29 jaar en schutter bij het vijfde Bataillon
der afdeling Schutterij van Utrecht, overlijdt
op 4 september 1832 in Den Bosch.
In Schalkwijk zijn drie doden te betreuren. Als
eerste Klaas Peek, schutter bij de vierde Com-
pagnie van het derde Bataillon afdeling
50
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
-ocr page 51-
Literatuur:
Barteo, A. en F. Kraan. Stelligen onwil, dienstweige-
ren tijdens de Belgische Opstand.
Amsterdam, 1996.
Graafhuis, A., Werkhoven na de Belgische Opstand
van 1830. In: Tussen Rijn en Lek, 2 (1968-3), 7-12.
Nater, J.P. De tiendaagse veldtocht. Haarlem, 1980.
Noten:
1.    Gemeente Houten, Oud-archief gemeente Houten,
ingekomen stukken 94.
2.     HUA, Archief Commissaris der Koningin, 7402.
3.     Gemeente Houten, Oud-archief gemeente
Schalkwijk, 35.
4.     Idem, 42 (Agenda's van ingekomen en uitgegane brie-
ven); de oorspronkelijke stukken zijn maar
gedeeltelijk bewaard gebleven.
5.     Idem, 42.
6.     HUA, Archief Commissaris der Koningin, 5777, stuk
18 oktober 1832/6.
7.     Gemeente Houten, Oud-archief gemeente Houten, 95.
8.     Idem, 95.
9.     Idem, 96.
Mobiele Schutterij die op 23 september 1831
in Bergen op Zoom overlijdt. Daarnaast Joan-
nis Blaas, schutter van de Mobiele Stichtse
Schutterij in Substentie bij de tweede Compag-
nie van het depot der negende afdeling
Infanterie, die op 15 januari 1832 in het Groot
Hospitaal te Utrecht sterft. Tenslotte Hendrik
van Schaik, fuselier bij de vierde Compagnie
reserve Bataillon dertiende afdeling Infanterie
die, 21 jaar oud, overlijdt in Roosendaal op 28
april 1832.
En tenslotte komt uit Tuil en 't Waal om in de
veldtocht de fuselier der eerste Compagnie van
de reserve Bataillon van de tiende afdeling In-
fanterie, Jan van den Berg die op 10 november
1831 in Bergen op Zoom overlijdt.
*Wijnand Thoomes was van 1965 tot 1994 se-
cretaris van de Stichting Het Utrechts
Monumentenfonds en doet thans onderzoek
naar de leefomstandigheden in de eerste helft
van de 19de eeuw in de gemeente Schonau-
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2(X)3)
51
-ocr page 52-
Een Romeinse villa bij De Zemelen onder Cothen
met een Keltische eigenaar?
Ad van Bemmel*
Relativering
De afgelopen jaren is duidelijker geworden dat
in deze contreien de Romeinse aanwezigheid
langs de Rijn, de toenmalige rijksgrens, de li-
mes, veel nadrukkelijker is geweest dan lang is
gedacht. Natuurlijk de forten langs de rivier in
onder meer Wijk bij Duurstede, Vechten en
Utrecht waren bekend. Met name door allerlei
activiteiten ten behoeve van de nieuwe wo-
ningbouwlocatie Leidsche Rijn ten westen van
Utrecht, zijn wegen, kaden, schepen en zelfs
wachttorens ontdekt. Tot voor kort waren die
wachttorens vrijwel alleen bekend van plaatsen
waar de grens niet lang de rivier liep zoals in
Zuid-Duitsland of in Noord-Engeland'.
In het algemeen werd aangenomen dat de gro-
te Romeinse herenboerderijen, de villae, niet
in grensstreken voorkwamen. Het was daar te
gevaarlijk en de risico's van plundering en ver-
nieling te groot. Daarom zouden we ze in ons
land alleen in Limburg kunnen aantreffen waar
ze inderdaad (bijvoorbeeld in Voerendaal) een
aantal malen zijn ontdekt. Dat er ook enkele in
Houten, dus in de grensstreek, zijn gevonden,
is dan ook opmerkelijk. Van Dockum en Hes-
sing stelden in 1994: "Vergelijkbare
'villa'-achtige stenen gebouwen moeten in het
Kromme-Rijngebied buiten de militaire ver-
sterkingen en de bijbehorende kampdorpen een
uitzondering zijn geweest"-. Ook dit blijkt eni-
ge relativering te behoeven.
Villa
Het is al decennia bekend dat op de oude oe-
verwallen van de Rijn tussen Wijk bij
Duurstede, Houten en Utrecht resten van ne-
derzettingen uit de Romeinse tijd aanwezig
zijn. Wie aldaar over geploegd land loopt,
vindt al snel aardewerkscherven uit die tijd.
Sommige stukken land hebben de status van
wettelijk beschermd archeologisch monument.
Zo ook het land aan de Kappeleweg (no. 7)
onder de buurtschap Dwarsdijk tussen Cothen
Op de voorgrond de Kapelleweg, dan het terrein van de
villa en op de achtergrond boerderij De Zemelen
(foto auteur, mei 2003)
en 't Goy. Ingevolge voorgenomen bouwwerk-
zaamheden werd bij de huidige,
achttiende-eeuwse boerderij De Zemelen een
archeologisch onderzoek (2000) verricht en
werden iets ten oosten daarvan door leden van
de Stichting Wijks Castellum allerlei opper-
vlaktevondsten gedaan (2001) waaronder
Romeins bouwpuin. Het archeologisch onder-
zoek (grondsporen, aardewerk) maakte
duidelijk dat alhier al vanaf de Ijzertijd men-
sen moeten hebben gewoond. Het bouwpuin,
waaronder stukken met restanten van een
muurschildering, maakte duidelijk dat hier een
Romeins stenen bouwwerk moet hebben ge-
staan. Van de opgraving en de
oppervlaktevondsten is in februari 2003 een
rapport verschenen van de hand van Van Does-
burg'.
Enige weken na de verschijning van dit rap-
port is onder leiding van Van Doesburg een
aantal sleuven op het terrein met het bouwpuin
gegraven^ Daarbij zijn brokjes funderingspuin
gevonden waardoor de contouren van een ste-
nen gebouw van circa 9 x 30 meter zichtbaar
werden. Er is door het veelvuldig ploegen en
het rooien van boomgaarden helaas weinig
meer van over. Zo zijn bijvoorbeeld in periode
52
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
-ocr page 53-
1960-1965, volgens zeggen, ter plekke bij ega-
liseringswerkzaamheden allerlei muurresten in
een greppel geschoven. Het is mogelijk dat er
elders nog wel funderingsresten te vinden zijn
maar dan buiten het beschermde gebied: het
gebouw heeft precies aan de rand van het mo-
menteel beschermde gebied gestaan.
Uitbreiding van dat gebied is wenselijk. Van
Doesburg acht het waarschijnlijk dat het ge-
bouw een Romeinse villa is geweest en dat er
waarschijnlijk meer villae in het Kromme-
Rijngebied hebben gestaan dan dat tot nu
aangenomen werd.
Naar mijn mening zou hier sprake kunnen zijn
van wat tegenwoordig wel een villa rustica
wordt genoemd: een relatief kleinschalig
boerenbedrijf op familiebasis. "Der bauerliche
Einzelhof (villa rustica) war die landliche
Siedlungs-, Wirtschafts- und Bauform der rö-
mischen Kaizerzeit"^
Het gebouw stond op een plaats waar de voor
het overige rechte Kapelleweg vlak achter el-
kaar twee haakse bochten maakt; bochten
waarvoor landschappelijk gezien geen reden is.
Dit bracht mij er toe om Van Doesburg te sug-
geren dat op het moment dat die weg werd
aangelegd het Romeinse gebouw er waar-
schijnlijk nog stond! De weg gaat direct om
het gebouw heen.
Villa Simile
De Kapelleweg dankt zijn naam aan de kapel
die ooit aan het begin ervan stond. Die kapel
wordt in 1375 genoemd maar is waarschijnlijk
ouder*. De weg zelf lijkt een natuurlijke toe-
gang tot de villa te zijn vanuit de richting Wijk
bij Duurstede (waar een fort was) via de eeu-
wenoude Trechtweg, en verder richting
Vechten en Utrecht (met elk een fort) en Hou-
ten (met villae). Mag de weg inclusief de twee
haakse bochten oorspronkelijk zijn ontstaan
ingevolge de locatie van een Romeinse villa
aldaar, dan blijft het feit dat die twee haakse
bochten er nog steeds zijn, heel opmerkelijk.
Immers zolang er een gebouw staat, moet de
weg er in twee bochten omheen. Zo gauw er
geen gebouw meer is, mag je verwachten dat
de bochten door het verkeer van alle dag wor-
den afgesneden en de weg min of meer recht
door gaat lopen. In het bovengenoemde rapport
wordt gemeld dat het terrein waarop de villa
zich bevond ook in de laat-Romeinse tijd en in
Detail van de topografische kaart (1:25.0(X)) uit 2000 van de villa bij De Zemelen (zie pijl) en omgeving (Topografische
Dienst Emmen, blad 39A)
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2(X)3)
53
-ocr page 54-
de vroege middeleeuwen in gebruik bleef. De
Romeinen hebben dit gebied in de loop van de
derde eeuw verlaten. Uit schriftelijke bronnen
is bekend dat resten Romeinse gebouwen (for-
ten) nog tot in achtste / negende eeuw in het
gebied, aanwezig waren. Wellicht is nadat het
stenen gebouw was verdwenen ter plekke een
houten gebouw opgetrokken. De naam Zeme-
len komt immers al voor in de vroege
middeleeuwen. Het in de 12* eeuw gemaakte
afschrift van een uit de tweede helft van de 9*
eeuw stammende lijst van goederen van de
St. Maartenskerk te Utrecht geeft: "In villa
Simile masum I" ofwel in Zemelen 1 hoeve'.
De eerst volgende vermelding is uit 1282
wanneer een stuk bouwland in de parochie
Werkhoven, gelegen in Zemel, wordt beleend*.
In 1312 is sprake van land tussen de hoeve van
Amoud Hubertszn en de Zemele'. Daarna wor-
den de vermeldingen steeds talrijker.
Keltische naam
Waar komt de naam Zemele of beter Simile
vandaan? De naamkundige Gysseling merkt
daarover in een studie naar nederzettingsnamen
uit de Frankische tijd het volgende op. Volgens
hem is hier sprake van een Keltisch woord uit
voorromeinse tijd, afgeleid van een Keltische
persoonsnaam. Simile zou komen uit Similja
"enthalt ja anscheidend den sonst nur im Ubier-
gebiet [rond Keulen] belegten PN
[Personennamen] Similis, Similio" . We
weten dat op het terrein De Zemelen regelma-
tig Keltische munten zijn gevonden uit het
begin van onze jaarteUing". Ook tijdens het bo-
vengenoemde veldonderzoek is een Keltische
munt gevonden. Volgens Van Doesburg zijn el-
ders in het Kromme-Rijngebied Keltische
munten uiterst zeldzaam.
Is het mogelijk dat de Romeinse villa ook al de
naam Simile droeg en dat we na 2000 jaar, in
de vorm van Similis, de naam van een vroege
eigenaar / bewoner kennen? Als dit zo is, dan
is dat op z'n minst zeer opmerkelijk te
noemen!
* Dn A.A.B, van Bemmel is sociaal geograaf,
woonachtig in Wijk bij Duurstede en werkzaam
in Den Haag als senior adviseur bij de Vereni-
ging van Hogescholen, de HBO-raad. Zijn
historisch onderzoek richt zich vooral op het
Kromme-Rijngebied en op Cothen.
Noten:
1.     De Volkskrant, 17-5-2003.
2.     In: W.A. van Es, W.A.M. Hessing (red.), Romeinen,
Friezen en Franken in het hart van Nederland: van
Traiectum tot Dorestad
(50 v. Chr.-950 na Chr.).
Utrecht, 1994, 222.
3.     J. van Doesburg, Een waarderend archeologisch on-
derzoek op het terrein van het archeologisch
monument Cothen-De Zemelen (gem. Wijk bij Duurste-
de).
ROB Rapportage Archeologische
Monumentenzorg 97. Amersfoort, 2(X)3; attendering in
D.H. Kok et al (red.). Archeologische Kroniek Provin-
cie Utrecht 2000-2001.
Utrecht, 2002, 234-235.
4.     Lezing J. van Doesburg op 26-3-2003 te Wijk bij
Duurstede, georganiseerd door de Stichting Wijks Cas-
tellum.
5.     W. Gzysz, Der römische Gutshof- Landwirtschaft in
grossem Stil. In: W. Menghin, D. Planck (ed.), Men-
schen, Zeiten, Raume - Archaologie in Deutschland.
Stuttgart, 2002, 274-280 in het bijzonder 274.
6.     C. Dekker, Het Kromme Rijngehied in de middeleeu-
wen.
Zupthen, 1983,353.
7.     Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, 1. nr.
49 en V, p. 565.
8.     Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, IV,
nrs. 2090-2092.
9.    J.W. Berkelbach van der Sprenkel, Regesten van oor-
konden betrejfende de bisschoppen van Utrecht uit de
jaren 1301-1340.
Utrecht, 1937, nr 251.
10.   M. Gysseling, Die Frankischen Siedlungsnamen. In:
Fr. Petri (ed.), Siedlung, Sprache und Bevölkerings-
struktur in Frankenreich.
Darmstadt, 1973, ll'i-lSi in
het bijzonder 231.
11.  Zie o.a. D.H. Kok et al (red.), Archeologische Kroniek
Provincie Utrecht 1990-1991.
Utrecht, 1997, 40 en
noot 2, p. 24.
54
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2(X)3)
:1.
-ocr page 55-
Marckenburg: heb je 't al gehoord van die
vreselijke moord?
Anton van Schip en Frans Landzaat*
Schalkwijk, een dorp waar vrede gewoon is.
Wie zou als hij door een dorp als Schalkwijk
loopt aan "een vreselijke moord", en aan
"bloedvergieten" denken? In zo'n vredig dorp
kom je gewoon niet op zoiets akeligs. Het
bloederigste dat je er kunt tegenkomen is het
vlees bij de slager. Alleen als je in december
door het buitengebied fietst, kun je daar wel
geconfronteerd worden met een minder vreed-
zaam en in ieder geval bloediger tafereel. Dat
van een drijfjacht, waarbij het wild naar de
eeuwige jachtvelden én naar de kerstdiners
geschoten wordt.
We denken dat maar weinigen bij een eerste
kennismaking met Schalkwijk, als er met hen
gesproken wordt over "een vreselijke moord",
daarbij associaties zullen krijgen met oorlog en
belegering en veel moorden. Die gaan toch aan
zo'n klein rustig dorp voorbij? En toch wordt
beweerd dat dit in Schalkwijk wél gebeurd is.
Zij het al een hele poos geleden. En wel op
Marckenburg'.
Zeer korte geschiedenis van Marckenburg.
Deze geschiedschrijving moet noodgedwongen
kort zijn, omdat over dit kasteel maar heel
weinig met zekerheid bekend is. Marckenburg
is verdwenen, bijna zonder een spoor achter te
laten. Op de dag van vandaag is er alleen nog
het terrein aan te wijzen waar het gestaan
heeft. Zelfs de funderingssporen ervan zijn zo-
danig uitgewist dat bodemweerstandsmetingen
door de Stichting RAAP in 1988 uitgevoerd,
als enige resultaat hadden dat een ongeveer
vierkante plattegrond herkend kon worden,
echter met maar heel vage details-. Bij een
tweetal opgravingen in 1990 werden geen
duidelijke fundamentsresten meer aangetrof-
fen, wel veel losse stenen en puin'.
Het kasteel lag tot 1355 in de buurt van waar
nu de langhuisboerderij 'Marckenburg' aan de
Provincialeweg 12 te Schalkwijk (gemeente
Houten) staat, zo'n 900 meter ten noordoosten
van deze boerderij.
Onbekend is wie de bouwheer ervan geweest
is\ Men denkt aan iemand uit het geslacht Ten
Goye. Het is op enig moment door een huwe-
lijk in het bezit gekomen van Hendrik van
Vianen. Door een conflict over bestuurlijke
kwesties raakte deze in oorlog met bisschop
Jan van Arkel. Bij het overlijden van Hendrik,
rond 1352, zette diens zoon Gijsbrecht de
strijd met bisschop Jan voort. Deze strijd
resulteerde in een belegering en de inname van
Marckenburg door de bisschop. In 1355 werd
het kasteel afgebroken, zodanig dat geen steen
ervan nu nog op de andere staat. Sic transit
gloria mundi: zo vergaat de glorie der wereld!
Werd er tijdens de belegering van
Marckenburg gemoord?
Bij een belegering in de 14de eeuw werd vaak
gebruik gemaakt van eeuwenoude en beproef-
de strijdmiddelen, die reeds door de Romeinen
en hun voorgangers toegepast waren. Mol-
huysen beschrijft er een aantaP. Zo werd er
psychologische strijd gevoerd: men daagde
elkaar uit, schreeuwde beledigingen: "vinnigen
schimp en smaad". Maar schelden doet geen
zeer! Daarnaast waren er de oorlogsmachines:
men gebruikte stormrammen, die op overkapte
vlotten gebouwd werden om zo, de gracht
overvarend, de muren te kunnen slopen. Ook
werden werpwerktuigen, blijden genaamd, ge-
bruikt om allerlei al dan niet brandend
materiaal en grote stenen (zie afb.) in en op de
belegerde vesting te smijten. Zo'n steen was
een blijdeboodschap (ja, zo moet het er staan)
die je de kop kon kosten. Molhuysen beschrijft
in dit verband ook: "eene afschuwelijke ma-
nier van belegering" waarbij: "(...) gestorven
vee en allerlei onreinheid" waaronder: "tonnen
vol mest (...) en schadelijke dingen (...) in zul-
ke menigte in het slot" geworpen werd, "dat de
belegerden door den verpestende stank tot de
overgaaf gedrongen werden." Dit alles niet
alleen met de bedoeling om de verdedigers uit
te roken en de adem af te snijden, maar ook
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
55
-ocr page 56-
burg of Markenburg, voorm. kast., prov.
Utrecht, omstreeks Schalkwijk, hetwelk toebe-
hoorde aan den Heer Gijsbrecht van
Brederode, Heer van Vianen en 't Goye. Het
werd in 1353 door Jan van Arkel, den zeven en
veertigsten Bisschop van Utrecht, negen we-
ken beschoten; stormenderhand ingenomen en
de bezetting over de kling gejaagd. Het is,
ingevolge een getroffen zoen met den Bis-
schop, in het jaar 1355, afgebroken."*". De
auteur van dit Woordenboek, Van der Aa,
spreekt hier in niets verbloemende taal over
Jan van Arkel als een legeraanvoerder die
weerloze mannen, vrouwen en kinderen, die
zich aan hem overgegeven hadden heeft laten
afslachten. En dat is, naar onze huidige nor-
men wél moord. Als het inderdaad zo gebeurd
is. Maar kunnen wij de auteur op zijn woord
geloven? Deze kan immers niet spreken uit
eigen ondervinding, want de overgave vond
plaats zo'n vijfhonderd jaar voordat hij het
bovenstaande schreef. Maar het zou kunnen
dat hij zich op bronnen uit de 14* eeuw heeft
gebaseerd. Dit laatste wordt ons bij lezing van
zijn pennenvrucht echter niet duidelijk.
Molhuysen heeft een andere visie op Jan van
Arkel. Hij deelt ons mee dat: "Bisschop
Johann van Arkel een man van goeden wil,
moed en kracht" was. "Om de strooperijen van
Zweder van Voorst, die geheel Overijssel on-
veilig maakten, te beteugelen, zag hij zich
genoodzaakt, deszelfs slot te belegeren.". "De
belegerden gaven zich na een beleg van vijf-
tien weken, den 10 Nov. 1362 over. Het
behoud van leven, goederen en wapenen werd
toegestaan, hetgeen velen niet behaagde"^
Blijkbaar was Jan van Arkel dus na zijn
overwinning op Van Voorst (veel) humaner
dan een groot aantal van zijn tijdgenoten. Op
zich was het namelijk in de 14* eeuw en lang
daarvoor en nog lang daarna, min of meer een
recht van de belegeraars, om na de inname van
stad of vesting, deze te plunderen, daar te ver-
krachten en te moorden. Bovendien en wel
begrijpelijk, zullen de mensen die Van Voorst
het leven zuur gemaakt had, ongetwijfeld lie-
ver hebben gezien dat deze roofridder en zijn
gebroed een kopje kleiner gemaakt werden,
dan dat hun vrije aftocht geboden werd. Echter
bisschop Jan beschikt anders, in ieder geval
volgens Molhuysen. En deze auteur baseert
Bij Marckenburg gevonden blijdekogels
(foto F. Landzaat, ca. 1994)
om het drinkwater onbruikbaar te maken.
Daardoor werd de kans dat ze een besmettelij-
ke en toen vaak dodelijke ziekte op zouden
lopen flink vergroot. Ook bestookte men el-
kaar met pijlen, stenen, hete olie en alles wat
de tegenstander verder schade zou kunnen be-
rokkenen. Een aanwijzing dat er bij de
belegering gebruik gemaakt zou kunnen zijn
van een van de nieuwste uitvindingen in die
tijd op het gebied van oorlogvoering - het
vuurwapen - was de vondst van een tweetal
loden voorwerpen, één cilindervormig en één
bolvormig, waarvan aangenomen wordt dat het
afgevuurde projectielen zijn. Deze vondst werd
gedaan bij een onderzoek ter plaatse door
leden van de Archeologische Werkgroep
Schalkwijk in de jaren 1992-1994.
Al met al was, en is, een belegering een toe-
stand die wat voorzichtiger mensen proberen
te vermijden, omdat ze hun leven te lief heb-
ben. Echter in oorlogstijd werd en wordt er, bij
"normale" oorlogshandelingen, niet van moor-
den gesproken. Een soldaat doodt en / of
wordt gedood. En de non-combattanten, kinde-
ren, vrouwen en bejaarden, weerloos lijdende
voorwerpen van een oorlog, komen om door
oorlogshandelingen. Hoewel er mogelijk veel
leed en dood was bij de naar alle waarschijn-
lijkheid "normaal" verlopen belegering van
Marckenburg, werd er daarbij dus niet
gemoord.
Werd de inname van Marckenburg dan een
slachtpartij?
Het Aardrijkskundig Woordenboek vermeldt
onder het trefwoord Merkenburg: "Merken-
56
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
-ocr page 57-
Noten:
1.    Andere spellingen van de naam Marckenburg zoals
bijvoorbeeld: Markenburg, Merckeburg en Merken-
burg, komen ook voor.
2.     Tent, W.J. van, 'Houten - Kasteelterreinen Blommes-
teyn, Merckeburg en Schalkwijk', D.H. Kok, S.G. van
Dockum, F. Vogelzang, red.. Archeologische Kroniek
Provincie Utrecht 1988-1989,
Provincie Utrecht en
Stichting Publicaties Oud-Utrecht (SPOU), Utrecht
1996, pp. 42,43.
3.    Tent, W.J. van, 'Houten - Merckenburg', D.H. Kok,
S.G. van Dockum, F. Vogelzang, red., Archeologische
Kroniek Provincie Utrecht 1990-1991,
Provincie
Utrecht en Stichting Publicaties Oud-Utrecht (SPOU),
Utrecht 1997, p. 43.
4.     Wttewaall. O. en J, Smits, 'Marckenburg', B. Olde
Meyerink e.a., red.. Kastelen en ridderhofsteden in
Utrecht,
Stichting Utrechtse Kastelen, 1995, p. 305.
5.     Molhuysen, P.C., 'Belegeringsmanier der veertiende
eeuw', J. de Lange, Overijsselsche Almanak voor
Oudheiden Letteren 1836, Deventer,
1835 [*?], p. 18-
23.
6     AA, A.J. van der. Aardrijkskundig Woordenboek der
Nederlanden,
Noorduyn en Zoon, Gorinchem, 1851,
p. 1021.
7     Zie noot 5.
8      Rutgers, C.A., 'De strijd om het bestaan van het
Sticht', Jan van Arkel Bisschop van Utrecht, Bijdra-
gen van het Instituut voor middeleeuwse geschiedenis
der Rijksuniversiteit Utrecht, XXXIV, 1970, p. 78 en
p. 80.
9      Ibid. p.79.
10   Ibid. p. 80.
11    Zie noot 4.
zich daarbij op 14*-eeuwse bronnen over de
belegering van het kasteel van Zweder van
Voorst.
Een grote teleurstelling wacht degene die
streeft naar een historische onderbouwing van
de belegering en inname van Marckenburg.
Rutgers, die een uitvoerig geannoteerde en
gedocumenteerde verhandeling over het leven
van Jan van Arkel heeft geschreven, vermeldt
over deze belegering en inname niet meer dan
het feit dat Marckenburg belegerd en ingeno-
men is*. Over de belegering en het slopen
daarvan schrijft hij verder: " In de oorkonden
zijn over beide acties geen gegevens te vinden;
(...).'". Rutgers schetst Van Arkel als een man
die in conflicten geneigd was tot een com-
promis en die er naar streefde om feitelijke
oorlogstoestanden te voorkomen'". Uit niets in
Rutgers' publicatie valt op te maken dat Van
Arkel zich bij zijn belegeringen wreed of
bloeddorstig zou hebben betoond. Wttewaall
en Smits noemen wel de belegering van Mar-
ckenburg, maar ook zij gewagen daarbij niet
van een moordpartij bij de inname". Het lijkt
er dan ook op dat Jan van Arkel helemaal niet
zo bloeddorstig was, als hij in het Aard-
rijkskundig Woordenboek door Van der AA
wordt afgeschilderd.
Hoe zou het idee dat Jan van Arkel een wreed-
aard was, hebben kunnen ontstaan? Mogelijk
heeft de (plaatselijke) volksoverlevering hierbij
een rol gespeeld, die om het verhaal van de be-
legering van Marckenburg een stuk
interessanter te maken, daaraan in de loop der
tijd een aantal bloederige details heeft toege-
voegd.
Gezien het beeld dat Molhuysen en Rutgers
goed gedocumenteerd van Jan van Arkel als
krijgsheer schetsen, ligt het echter voor de
hand om er van uit te gaan dat ook de bele-
gerden van kasteel Marckenburg, net als die
van kasteel Voorst, vrije aftocht van bisschop
Jan hebben verkregen met behoud van leven,
goed en wapens. Het had veel beroerder voor
hun af kunnen lopen, zeker in die tijd!
* Beide auteurs zijn lid van de Archeologische
Werkgroep "Leen de Keijzer" te Houten.
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
57
-ocr page 58-
Varia
Nogmaals 'Historische Grenspalen'
Het september 2001 nummer van dit tijdschrift
bevat een artikel van mijn hand over histori-
sche grenspalen in het Kromme-Rijngebied.
Inmiddels is over twee daarin genoemde palen
meer duidelijkheid te verschaffen.
1.   Melding wordt gemaakt van een op de zo-
merdijk langs de rijn in de Amerongse
Bovenpolder liggende stenen
(hectometer)paal met nummer 127. De her-
komst daarvan was mij toen een raadsel.
Echter het archief van Huis Amerongen be-
vat een kaart van die polder uit 1919
(gemeente Amerongen, sectie E, no 289)
met daarop langs de rivier de locatie van
onder meer een hectometerpaal 127 (HUA:
Huis Amerongen, 1854).
2.   In het artikel beschrijf ik een, gelet op de
stijl, waarschijnlijk achttiende-eeuwse ste-
nen paal die het begin van de Noordelijke
Lekdijk bij Amerongen markeert. Nadien
vermoedde ik dat de paal uit 1727 kon da-
teren. Immers in het archief van het Huis
Amerongen bevindt zich een (ongedateerd)
afschrift van een bezwaarschrift van de
Vrouwe van Amerongen. Zij maakt be-
zwaar tegen het voornemen van het
hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams
om aan het begin van den "Roeij off Lec-
kendijck" omtrent het paaltje no. 1 een
grote paal neer te zetten.
Op het afschrift is later aangetekend dat het
hoogheemraadschap bij het voornemen blijft:
8-1-1727 (HUA, Huis Amerongen, 393). Ech-
ter ook deze grote paal is niet de huidige paal.
In de resoluties van het hoogheemraadschap
valt namelijk te lezen dat steenhouwer Verkerk
op 3 november 1768 opdracht krijgt om voor 1
maart 1769 aan het begin van de dijk te Ame-
rongen een grote stenen paal te plaatsen.
Verkerk heeft die paal voor 18 gulden ge-
offreerd. Het lijkt me toe dat de huidige stenen
paal aldaar dan ook begin 1769 zal zijn neer-
gezet (SAR: Lekdijk Bovendams, 33, fol.
147-148). {Ad van Bemmeï)
Nogmaals de 'graaf' (rectificatie)
In deze in het vorige nummer geplaatste reac-
tie is een aantal regels weggevallen.
In het laatste nummer van de vorige jaargang
(36-4, 2002, 75) zijn drie reacties gegeven op
een eerder artikel van mijn hand over gevon-
den middeleeuwse schep waarschijnlijk zonder
kruk. In tegenstelling tot wat de redactie
schrijft, kwam ik in mijn artikel tot de conclu-
sie dat het gevonden schepblad
(waarschijnlijk) niet als graaf gebruikt was. De
mogelijkheid die Van Bemmel oppert dat de
schep gebruikt zou kunnen zijn voor het afste-
ken van verteerde mest lijkt me heel plausibel,
gezien de overeenkomst in consistentie tussen
mest en veen. Ik ben het met Klootwijk eens
dat het feit dat er in de omgeving van Houten
turf gestoken is, er oorzaak van zou kunnen
zijn,
dat een spade voor het steken van turf in
Houten 'verdwaalde'. Of 'onze' schep al dan
niet als caschrom gebruikt is ook niet met stel-
ligheid te zeggen, omdat daarvoor te veel
spade ontbreekt. Overigens heb ik enkele jaren
geleden een soortgelijk spitapparaat in gebruik
gezien op een van de volkstuinen van de RK
Kerk in Werkhoven. Uit de informatie die Kok
aanleverde, namelijk dat er in Gouda een kruk
gevonden is die met zekerheid tussen 1120 en
1135 gedateerd moet worden, kan, als hij zelf
al doet, geconcludeerd worden dat er in ieder
geval al in die tijd spit-/schepgereedschap met
een kruk in gebruik was. {Anten van Schip)
Heropening Streel^archivariaat
Eind mei 2003 hebben de archiefcommissie en
het college van burgemeester en wethouders
van Wijk bij Duurstede ingestemd met het
voorstel om het hoofdbestanddeel van de in
oktober 2002 onder water gelopen archieven te
vriesdrogen. Alle betrokken negen gemeenten
en 23 particulieren (waaronder ook de Histori-
sche Kring Tussen Rijn en Lek) hebben
vervolgens in juni en juli 2003 goedkeuring
verleend voor dit eerste herstel van hun eigen-
58
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
-ocr page 59-
ber gereed. Omdat de archiefruimte in Wijk bij
Duurstede dan nog niet klaar is, blijven de
gevriesdroogde archieven voorlopig in Heerhu-
gowaard opgeslagen. In de week van 15
september zal het tweede heentransport vanuit
Cothen naar Preservation Technologies plaats-
vinden, bestaande uit vijf kooien met
vernietigbare archieven en vijf met te bewaren
archieven. Op 15 juli j.1. zijn de eerste vier
kooien door het Restauratie-atelier Helmond
opgehaald. Deze kooien met te bewaren ar-
chieven worden half september teruggebracht
naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats in
Rhenen, waar ook andere archieven uit Wijk
bij Duurstede tijdelijk zijn opgeslagen.
Hervatting dienstverlening
Naar verwachting kunnen de eerste droge ar-
chieven half november 2003 terugkeren naar
de herstelde archiefbewaarplaats. Tot die tijd
blijven ze elders opgeslagen. Na controle en
etikettering kan het grootste deel van de
gevriesdroogde stukken dan weer worden ge-
raadpleegd door interne en externe klanten.
Uiteraard zullen ook de archieven die niet
onder water hebben gestaan en de al eerder bij
de proefbehandelingen herstelde stukken (sa-
men ca. 275 strekkende meter) eind 2003 naar
Wijk bij Duurstede worden verhuisd vanuit
Rotterdam en Rhenen.
Het is de bedoeling om de nieuwe studiezaal
van het Streekarchivariaat op 5 januari
2004 in gebruik te nemen.
Op dat moment
zal ongeveer 350 strekkende meter historisch
archief weer beschikbaar zijn voor belangstel-
lenden. De resterende 600 strekkende meter
zal in de periode vanaf januari 2004 tot sep-
tember 2005 gefaseerd beschikbaar komen.
Bezoekers zullen straks op de website van de
gemeente Wijk bij Duurstede (www.wijkbij-
duurstede.nl) en/of van de gezamenlijke
Utrechtse archiefdiensten (www.utrecht
sarchiefnet.nl) zo goed mogelijk worden
geïnformeerd welke archieven en collecties
wanneer kunnen worden ingezien.
Herstel archiefbewaarplaats
Het bouwkundig herstel van de onder water
gelopen ruimten en installaties is vertraagd
door aanvullende eisen van de brandweer en
provinciale archiefinspectie. Na advisering
dommen. Nadat de gemeenteraad van Wijk bij
Duurstede en het provinciaal bestuur van
Utrecht het benodigde krediet van € 525.000
beschikbaar hadden gesteld, zijn half juli de
contracten met de uitverkoren bedrijven geslo-
ten en is het vriesdrogen daadwerkelijk in
gang gezet.
Drie bedrijven
Op advies van de projectgroep herstel archie-
ven is de opdracht verdeeld over drie
bedrijven. Met Preservation Technologies in
Heerhugowaard is een overeenkomst gesloten
om in een tijdsbestek van 24 maanden voor
€ 240.000 te vriesdrogen: 184 ml van de
permanent te bewaren archieven, de 74 m'
bouwvergunningen, de 13 m 1 kranten en de
240 m' op termijn te vernietigen archieven.
Het opnieuw verpakken en inventariseren van
de waterschade ten behoeve van de tweede
herstelfase van 271 m' archieven, bouwvergun-
ningen en kranten is opgedragen aan het
bedrijf Hoogduin Papierrestauratoren in Delft
voor € 39.000.
Restauratie-atelier Helmond tenslotte heeft de
opdracht gekregen om in een periode van 14
maanden 373 m' van de permanent te bewaren
archieven en collecties voor € 204.000 te
vriesdrogen, inclusief herverpakking en scha-
de-inventarisatie.
Twee jaar
De hele vriesdroogoperatie duurt ongeveer
twee jaar. Op basis van de gebruiksfrequentie
en het cultuurhistorisch belang van de onge-
veer 170 verschillende archieven en collecties,
is bepaald welke het eerst aan de beurt komen.
Volgens een transportschema wordt, rekening
houdend met de verwerkingscapaciteit van de
bedrijven, telkens een aantal kooien met diep-
gevroren archieven uit het vrieshuis in Cothen
per vriesauto vervoerd naar Heerhugowaard en
Helmond om de eerste herstelfase te onder-
gaan. In totaal gaat het om 170 kooien. Een
kooi bevat gemiddeld 5,5 strekkende meter
archief of 44 archiefdozen en weegt gemiddeld
274 kilo. Bijna de helft van dit gewicht bestaat
uit ijs.
De eerste tien kooien met vernietigbare archie-
ven zijn op 4 juni door Preservation
Technologies opgehaald en zijn op 12 septem-
59
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
-ocr page 60-
een daadwerkelijk begin gemaakt met het her-
stel. Wanneer alles volgens planning verloopt,
kunnen de ruimten en installaties in november
2003 gereed zijn.
Daarna kan een begin worden gemaakt met het
opnieuw inrichten. De oude studiezaal in de
kelder wordt verbouwd en gebruikt voor de op
termijn te vernietigen archieven van de ge-
meente Wijk bij Duurstede. De te bewaren
archieven en collecties van Wijk en de overige
acht gemeenten die deel uitmaken van het
Streekarchivariaat worden ondergebracht in de
archiefbewaarplaats. {Ria van der Eerden)
door externe deskundigen over de risico's van
water- en brandoverlast, is besloten tot het
aanbrengen van een gasblusinstallatie, vijf
watermelders, verhoogde drempels en een
dompelpomp. Bovendien wordt de achtermuur
waterdicht gemaakt. Extra brandwerende
wandbekleding en waterwerende deuren zijn
onnodig. De gemeenteraad van Wijk bij Duur-
stede heeft eind
juni ingestemd met het herstel- en verbeter-
plan, waarmee een bedrag van € 343.000 is
gemoeid.
Vooruitlopend op de officiële goedkeuring
door de provinciale archiefinspectie, is in juli
60
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
-ocr page 61-
ff^ ' urn V 1 (
Wat verbergt zich achter én onder 'Cothen'?
^-
xe
Ad van Bemmel*
Hoog en droog
Duizenden keren moet ik de, voor onze pol-
derlandse begrippen, hooggelegen kern van
Cothen met zijn Brink en kerk aan de Krom-
me Rijn zijn op- en afgefietst. 'Die Brink is
heel oud', hoorde ik op school tijdens mijn
favoriete lessen aardrijkskunde en geschie-
denis. Maar hoe oud? En is die bult waar de
Brink op ligt van oorsprong natuurlijk of
kunstmatig? In 1969, ik was vijftien, deed
zich een buitenkans voor. Rond de Brink
werden twee nieuwe straten - De Rhijne-
steinstraat en In de Bogerd - aangelegd en
woningen gebouwd. Bovendien werd de
Dorpsstraat opgebroken voor een nieuw ri-
ool dat ter hoogte van de Brink in een diepe
sleuf kwam te liggen. In de ongeveer een
halve meter diepe bouwputten aan In de Bo-
gerd zag ik zwart verkoolde grond. Ook
vond ik er, evenals aan het begin van de
Rhijnesteinstraat, allerlei aardewerkscher-
ven. Begin 1970 zijn die scherven door de
toenmalig provinciaal-archeoloog Van Tent
als 9de-10de -eeuws gedateerd. Daarnaast is
rond 1995 in een tuin aan de Brink enig aar-
dewerk uit de 12de eeuw gevonden . Hoewel
ik met mijn neus boven op de diepe riole-
ringsleuf heb gestaan, kan ik me helaas niet
meer herinneren of het profiel op een na-
tuurlijke dan wel op een kunstmatige
oorsprong van de Brink duidde.
In elk geval wordt de kern van Cothen al
meer dan 1000 jaar bewoond. Een voor de
hand liggende plek natuurlijk: droge voeten.
Immers, de Kromme Rijn is pas in 1122 af-
gedamd. Voordien zal er voortdurend
De Brink te Cothen vanaf de Kromme-Rijnbrug (Dia auteur, april 2003)
61
Het Kroinme-Rijngebied, 37-4 (2003)
-ocr page 62-
dorp'. Dit type dorp wordt primair geken-
merkt door de ligging van boerderijen aan
twee min of meer parallel lopende wegen
(de huidige Dorpsstraat en het Ambachts-
pad) met daartussen een gemeenschappelijke
open ruimte (de huidige boomgaard en
brink). Gestrekte esdorpen dateren door-
gaans uit de Karolingische tijd, wat
overeenstemt rnet de datering van de aarde-
werkvondsten.
1126
Ergens in het jaar 1126 laat Godebald, bis-
schop van Utrecht (1114-1127), zijn klerk in
voor ons indrukwekkend Latijn neerschrij-
ven: 'Igitur ego Godebaldus, Dei gratia
Traiectensis episcopus, paludem, pertinen-
tem ad Amerungon et Thornen et Coten,
quam semper prepositi quidem Majoris ec-
clesie cum fratribus suis possederant ...'. Het
komt er in deze oorkonde op neer dat bis-
schop Godebald verklaart dat het tussen
Amerongen, Doorn en Cothen gelegen
broekland weer eigendom is van het
Utrechtse Domkapittel, zoals dat voorheen
ook al het geval was. De oorkonde is van be-
lang omdat daarin de vroegst bekende
vermelding van de naam Cothen staat. Het
originele document zelf is verdwenen. Ge-
lukkig heeft iemand er aan het eind van de
twaalfde eeuw een afschrift van gemaakt.
Samen met afschriften van andere oorkon-
den is dit te vinden in een handschrift dat als
het 'Liber Donationum van de Dom' bekend
staat.
Kleine boerderijen
Waar komt de naam 'Cothen' of 'Coten',
zoals het wordt uitgesproken en eertijds ook
wel werd geschreven, vandaan? Wat bete-
kent het? Namen van plaatsen hebben vaak
een geografische achtergrond. Dit zal met
Cot(h)en ook wel het geval zijn. Het Micldel-
nederlandsch Handwoordenboek
van
Verdam (1911) geeft bij 'cote': hut, huisje.
Wij gebruiken vandaag nog het woord 'kot',
dat hetzelfde betekent (vergelijk het Engelse
'cottage'). 'Coten' is een meervoudsvorm en
staat dan voor hutten, huisjes. De bewoner
daarvan werd 'coter' of in modern Neder-
lands 'keuter' genoemd. Vandaar de
De Brink te Cothen vanuit het Ambachtspad (Dia auteur,
april 2003)
overstromingsgevaar zijn geweest. Waar-
schijnlijk hebben er hier en daar langs de
Kromme Rijn indertijd wel lage dijken of
kaden gelegen. De Prins Hendrikweg te
Wijk bij Duurstede en de Groenewoudseweg
(ooit de Hooghe wegh of Cothense Dijck ge-
noemd) te Cothen hebben of hadden het
aanzicht van een kade. Bovendien lag tussen
de Kromme Rijn en de Ossenwaard een stuk
dat het 'dijclant' (ca. 1390) werd genoemd.
Niet alleen op de Brink en in de omgeving
daarvan wonen al meer dan 1000 jaar men-
sen. Ook aan de overkant van de brug over
de Kromme Rijn in de weg naar Langbroek
zijn aardewerkscherven gevonden die daarop
wijzen. Bovendien zijn langs die weg sporen
gevonden van pallisaden-greppels. De ar-
cheoloog Braat sprak indertijd het
vermoeden uit dat hier sprake zou kunnen
zijn van een houten woon-/verdedigingsto-
ren aan de Rijn. (Zie verder mijn artikel
'Speurtocht naar een onbekend kasteel (?) te
Cothen'.)
Qua ruimtelijke vorm wordt de oude kern
van Cothen getypeerd als een 'gestrekt es-
62
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
-ocr page 63-
aanduiding keuterboerderij. Dit alles klinkt
aannemelijk. Zeker ook omdat mensen die
Cothen niet kennen soms de neiging hebben
die naam als 'Cotten' uit te spreken. Boven-
dien is bekend dat in de oude kern van het
dorp een groot aantal erfjes lag, wat wijst in
de richting van kleine boerderijtjes .
Toch heb ik me altijd afgevraagd waarom nu
juist Cothen zo is genoemd. In de middel-
eeuwen bestonden immers alle dorpen in het
Kromme-Rijngebied uit een verzameling
kleine boerderijen, uit 'coten' dus. Werkho-
ven, Odijk, Bunnik, Houten en Doom
hadden met recht ook de naam 'coten' kun-
nen dragen. Langbroek is jonger en dateert
uit circa 1150 en DorestadAVijk bij Duurste-
de is een geval apart. In deze betekenis is,
met andere woorden, de naam Cot(h)en niet
echt onderscheidend.
Waarom is Cothen dan toch 'coten' ge-
noemd? Ik kan daarvoor twee redenen
bedenken. De eerste reden zou kunnen zijn
dat die andere dorpen ook qua naam veel
ouder zijn dan de nederzetting die nu de
naam Cothen draagt. De tweede reden zou
kunnen zijn dat de naam 'coten' toch een
andere betekenis en achtergrond heeft.
Een 9de-eeuwse goederenlijst
Inderdaad worden de bovengenoemde dor-
pen in ieder geval enkele eeuwen eerder in
de bronnen vermeld dan Cothen. Ze komen
voor in een oorspronkelijk rond het jaar 890
opgestelde lijst waarin de bezittingen van de
Utrechtse kerk in onder meer het Kromme-
Rijngebied worden opgesomd. Die
bezittingen dateren uit de achtste en negende
eeuw, dus uit de tijd van voor de heerschap-
pij alhier van de Noormannen. Het eerste
deel van de - in het Latijn gestelde - lijst be-
vat bezittingen te beginnen met die 'in
Dorestad alsmede in alle andere plaatsen
vanaf aldaar tot aan de zee en op de eilanden
en in de andere gebieden die bij de zee lig-
gen'. Met Dekker vind ik het merkwaardig
dat Cothen niet in die lijst voorkomt. Dit in
tegenstelling tot alle andere plaatsen in het
Kromme-Rijngebied.
Dekker zegt: 'Nu lijkt de naam Cothen niet
zo oud en het is mogelijk dat de villa zich in
de lijst verschuilt achter een oude naam, die
wij niet kunnen thuisbrengen'. Blok, die een
belangwekkende studie van de lijst heeft ge-
maakt, is van mening - en dit is voor ons
van belang - dat 'er in de lijst wel degelijk
een zekere geografische volgorde ontdekt
[kan] worden'. Ook Henderikx is die me-
ning toegedaan. In het eerste deel van de
lijst, die dus begint met Dorestad, treffen we
onder meer de volgende reeks plaatsen aan:
Ruperst (Rumpst bij Bunnik), Uuerken
(Werkhoven), lodichem (Odijk), Fresdore
(??), Bunninchem (Bunnik), Feedna (Vech-
ten). Als we de plaatsen opsommen die
momenteel langs de Kromme Rijn (de grens
van het Romeinse rijk!) vanaf Wijk bij
Twee op de kruising Dorpsstraat/Rhijnesteinstraat in 1969
gevonden scherven (max. 15 cm) (Dia en collectie auteur)
Twee aan In de Bogerd in 1969 gevonden scherven (max.
10 cm) (Dia en collectie auteur)
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
63
-ocr page 64-
fZ—~'--------------------]-------------:--------------'■---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------',-' "'"■ ¥-------------------------T v<"
Een deel van de tekst met - in de tweede regel van onderen - de oudst bekende vermelding van Cothen uit 1126 (HUA
Bisschoppen, 53v-54)
ligt Werkhoven overigens meer voor de hand
dan Cothen, omdat het ongeveer halverwege
die beide plaatsen ligt. Bovendien moet re-
kening gehouden worden met de
constatering van Berendsen dat er na de Ro-
meinse tijd nog veel erosie door de Kromme
Rijn heeft plaatsgehad waardoor eventuele
bewoningsplaatsen langs die rivier tussen
Wijk bij Duurstede en Odijk zullen zijn aan-
getast.
Tussen de ten dele van natuursteen gebouw-
de forten stonden op regelmatige afstand
houten wachttorens. Kort geleden is uit op-
gravingen in de buurt van De Meern
gebleken dat in de bochten van de rivier om
de 500 a 800 meter een wachttoren stond.
De linie langs de Rijn in Nederland was
rond het jaar 100 na Christus op z'n sterkst.
De forten en wachttorens lagen langs een
door de Romeinen aangelegde weg, waarvan
recent bij De Meern enkele kilometers zijn
terug gevonden. In het rapport van een in
2001 aan de zuidkant van Cothen uitgevoerd
archeologisch onderzoek wordt opgemerkt
dat 'het niet uitgesloten [is| dat in het onder-
zoeksgebied resten voorkomen van een
verharde weg die in de Romeinse tijd de for-
ten langs de Kromme Rijn met elkaar
verbond'.
Het is daarom zeer waarschijnlijk dat de
naam Cothen (inderdaad) jonger is dan de
naam van bijna alle andere dorpen in het ge-
bied. Dit zou er op kunnen wijzen:
dat óf het betreffende dorp (Fresdore?) in de
Duurstede (Dorestad) tot Utrecht liggen,
krijgen we de volgende reeks: Cothen,
Werkhoven, Odijk, Rumpst, Bunnik, Vech-
ten. Wanneer beide reeksen worden
vergeleken, is qua naam de enige vreemde
eend in de bijt Fresdore, alwaar de Utrechtse
kerk volgens de lijst de kerk met vier hoeven
land bezat.
Fresdore
Sommigen menen dat Fresdore het huidige
Vreeswijk is. Anderen, zoals Van Es, achten
het mogelijk dat met Fresdore het latere
Cothen wordt bedoeld. Van Es geeft aan dat
de naam Fresdore Friezenfort betekent, zo-
als Dorestad fort-met-strandhaven beduidt.
Gysseling ziet in de naam het Keltische
woord Fresioduron: 'vesting van Friezen'.
De implicatie hiervan is volgens Van Es dat:
'Een burcht bij Cothen haast een nog onont-
dekt Romeins grensfort zou moeten zijn'.
Dit is minder onmogelijk dan op het eerste
gezicht lijkt. Wie een kaart bekijkt met daar-
op de momenteel bekende Romeinse
militaire forten (castella) langs de Rijn, ziet
vergelijkenderwijs hemelsbreed een 'groot
gat' van circa vijftien kilometer tussen Leve-
fanum,
het fort bij RijswijkAVijk bij
Duurstede (nu in de Lek), en Fectio, het fort
bij Vechten. De tussenruimte tussen de ver-
schillende forten langs de Rijn bedraagt in
de regel slechts enkele kilometers. Indien er
tussen Wijk bij Duurstede en Vechten inder-
daad een Romeins grensfort heeft gelegen.
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
64
-ocr page 65-
tijd van de invallen van de Noormannen is
verlaten en dat er op die plek pas weer in de
negende-tiende eeuw of daar omtrent op-
nieuw mensen zijn gaan wonen die de oude
naam niet meer kenden en hun dorp de
(nieuwe) naam Cothen hebben gegeven;
óf dat er voor de negende-tiende eeuw of
daar omtrent helemaal geen bewoning op de
plek van het huidige Cothen is geweest.
Knokkel in een vlak land
Een tweede mogelijkheid om de naam
'Cot(h)en' te plaatsen, is de veronderstelling
dat de achtergrond van 'cote' toch niet hut
of huisje is maar een andere. Terug dus naar
de woordenboeken. Beekman merkt op dat
'coten' of 'cotten' ook voorkomt in de bete-
kenis van 'graven' , een wijze van
grondbewerken anders dan ploegen. Op het
Middelnederlandsch Handwoordenboek van
Verdam bestaat een supplement (1983). Dat
geeft bij 'cote' de omschrijving 'veldkei,
brok steen'. Daarbij is ook sprake van 'ko-
ten' in de zin van 'koten werpen' ofwel
bikkelen. Het Etymologisch Woordenboek
der Nederlandsche Taal
van Franck (1892)
zegt dat 'kot' een echt Gemaanse benaming
is voor 'hut, klein huis'. Wanneer we verder
in dit woordenboek kijken en wel bij 'koot'
dan vinden we: 'Uit mnl. [middelnederlands:
12-15de eeuw] cote .... uitstekend gewrichts-
hoofd ....., ouder nnl. mnd.
[nieuwnederlands, middelnederduits: na
1500] kote, kneukei [vingerknokkel], ge-
wricht, bikkel ... '. Wij gebruiken 'koot'
heden ten dage onder meer nog in de beteke-
nis van 'vingerkootje'.
Al lezend, realiseerde ik me dat het genoem-
de handwoordenboek mede is gebaseerd op
een veel groter woordenboek namelijk het
Middelnederlandsch Woordenboek van Ver-
wijs en Verdam (1894). Bij het het lemma
'cote' staat daar: 'Ook in den zin van knok-
kel, uitstekend gewrichtshoofd van de
beenderen, bepaaldelijk het hielbeen van een
dier; ook als speelgoed door kinderen ge-
bruikt, koot, bikkel'.
Toen ik dit alles op me liet inwerken, kreeg
ik een ingeving. Veel aardrijkskundige na-
men (toponiemen) zeggen iets over de
ligging (Rijnwei), of over het gebruik (Os-
senwaard), of over de omvang (De Zeven
Morgen) of over de eigenaar (De Brieners-
hof) óf over de vorm (Kromme Stelakker)
van een stuk land. 'Vorm', dat is hier van
belang. De oude kern van Cothen bestaat uit
de Brink plus het terrein van de NH-kerk
met het voormalige kerkhof. Die kern ligt
vanuit alle windrichtingen bekeken duidelijk
hoger dan het gebied er omheen. Heel goed
is dit te zien vanuit de richting Wijk bij
Duurstede en vanuit de richting van kasteel
Rhijnestein. Wanneer alle andere bebouwing
wordt weggedacht dan ligt de kern van het
dorp op een uitstulping langs de Kromme
Rijn. Die uitstulping heeft de vorm, zo men
wil, van een gewrichtshoofd, van een knok-
kel, dus van een koot of 'cote / kote'! Ooit is
daar op natuurlijke wijze in het taalgebruik
een 'n' (en een 'h') aan toegevoegd. Aardig
in dit verband is dan te weten dat het Franse
cóte staat voor 'helling'. Deze naamsverkla-
ring is mijns inziens aannemelijker dan de
verklaring 'verzameling kleine boerderijen'.
Overigens is een dergelijke bult langs de ri-
vier in potentie natuurlijk ook een voor de
hand liggende locatie voor een Romeinse
wachttoren.
Natuurlijk of niet?
De volgende vraag is of die uitstulping oor-
spronkelijk al dan niet natuurlijk van aard is.
Ofwel ligt de kern van Cothen op een rivier-
duin of op iets anders? Ik breng het nog niet
gelokaliseerde Fresdore in herinnering én de
wetenschap dat 'cote' ook 'veldkei, brok
steen' kan betekenen.
Zijn er vondsten gedaan in de kern van Cot-
hen uit de Romeinse tijd? Er is een aantal
Romeinse munten gevonden. Op het perceel
Dorpsstraat 5 (nu 11) aan de Brink is rond
1965 in het grind een munt van keizer Cali-
gula, geslagen in de jaren 37-38, gevonden.
Eveneens aldaar is ongeveer 30 cm onder
het maaiveld een munt van keizer Hadria-
nus, geslagen tussen 119 en 138, te
voorschijn gekomen. Mogelijk komt van
hetzelfde perceel ook een munt van keizer
Constantinus I, geslagen tussen 310-313.
Die eerste munt is waarschijnlijk met het
grind mee gekomen terwijl de herkomst van
de derde munt onzeker is. Aan de vondst
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
65
-ocr page 66-
Boring: 6 19-4-00
2(M-00
Boring: 5
Otop«i:450Gin.
Zand, zwak aHg, sleik gihdlo. Qili.
AKM, niatlg zandig, zwak huniMit.
Bniin, matig pulntnudand.
^Zand, kMg.zwakhumeut. Bnikig^i,
utersl pukilwudand.
50-■.
Nel, melig zwidig. ZwMtgili.
A Kiel, zwak zandig. Bnilnzawt, zwrii
puintwudeiKL
150
200
200'
Zand, zwak tMB.B*iBa.
KM. matig zandig. Balg*.
250
250-
Kbi. zwak zandig. Beiga.
Zand. zwak sWg. Belg*.
300-
KM, maHg zandig. Balg*.
KM,
, g. Zand, zwak aHg. Otfe,
350'
g. Kiel, matig zandig. Gi|*, tMi* ola-
waterieacli*.
11)1. .41. ...11.
Zand, maig graf, zwak aHg. Balg*.
400'
400-
Zand, matig grof, zwak sMg. Beige.
450-
Boorstaten van twee 450 cm diepe boringen op de Brink te Cothen (Geofox, 2000, bijlage 3)
van de tweede munt mag een grotere waarde
worden toegekend maar de vondst staat op
zichzelf. Zijn er niet meer Romeinse sporen
in Cothen? Ja zeker, tussen de Trechtweg en
de Rijnsloot, hemelsbreed op nog geen kilo-
meter van de kern, liggen de sporen van een
groot aantal kleine nederzettingen uit de Ro-
meinse tijd (250-350 na Christus).
Om goed te kunnen bepalen of de kern van
Cothen op een rivierduin ligt of iets anders,
is óf het graven van een sleuf óf het doen
van boringen noodzakelijk. Behalve voor de
aanleg van de al gemelde riolering ben ik
geen andere diepe sleuven op het spoor ge-
komen. Wel hebben mijn naspeuringen,
onder meer bij oud-medewerkers van de
voormalige gemeente Cothen, mij op het
spoor gebracht van een eind 1999 rond het
pand Brink 8 uitgevoerd bodemonderzoek .
In dit pand, midden op de Brink, was tot cir-
ca 1970 een smederij gevestigd. Voor dat
bodemonderzoek is rond die voormalige
smederij op zeven plaatsen geboord waarbij
op vier plaatsen tot 4,5 meter diep. Bij die
laatste boringen is op een diepte van onge-
veer drie meter grondwater aangetroffen. Er
is geboord op een relatief klein oppervlak.
Zo liggen de vier diepste boringen in een
halve cirkel met een middellijn van acht me-
ter.
Ik heb het rapport voorgelegd aan Berend-
sen, de autoriteit over dit onderwerp, In een
brief van 9 maart 2003 antwoordt hij: 'Mijn
interpretatie is dat het betreffende terrein
hoog lag op een binnenbocht van de Krom-
me Rijn. De 'oxidatie'-kleuren wijzen daar
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
66
-ocr page 67-
op. Een aantal profielen [boorstaten] bestaat
tot grote diepte grotendeels uit zand, wat je
op deze locatie ook zou verwachten. De bo-
venste meter is waarschijnlijk opgebracht,
daar zit veel puin in, maar het opgebrachte
pakket kan ook nog wel dikker zijn, b.v. 1,5
m. Het punt ligt waarschijnlijk van nature al
hoog op een oeverwal op de kronkelwaard,
en is nog verder opgehoogd. In een aantal
boringen komt meer klei voor dan je zou
verwachten op die locatie. De oorzaak daar-
van kan ik op grond van die boringen niet
achterhalen, maar het zou kunnen dat het
een met klei gevulde laagte tussen twee
kronkelwaardbanken betreft.' Hij sluit af met
op te merken dat het hier geen rivierduin be-
treft maar '... een natuurlijke hoogte op een
normale kronkelwaard, die verder is opge-
hoogd, zoals we dat op tal van plaatsen in
het rivierengebied zien.'
Tot besluit
De Brink te Cothen, de oude kern van het
dorp, ligt dus op een natuurlijke hoogte die
al sedert de Karolingische tijd, dus meer dan
1000 jaar, continu wordt bewoond en daar-
door in de loop van de eeuwen hoger is
geworden. Het in de negende eeuw genoem-
de Fresdore moet ergens anders in het
Kromme-Rijngebied worden gezocht. Als er
op deze plaats al Romeinse verdedigings-
werken zijn geweest, dan zijn die
waarschijnlijk door de Kromme Rijn wegge-
spoeld en begraven onder klei en zand. De
naam Cothen moet naar mijn mening niet
worden opgevat als 'kotten', zijnde het
meervoud van kot (een boerderijtje). Nee, de
verklaring moet meer worden gezocht in de
vorm van de bedoelde natuurlijke hoogte die
als een soort knokkel, een cote, uit het om-
ringende land oprijst.
Overigens stemt de naam van de langs de
Kromme Rijn onder Cothen gelegen buiten-
plaats Stenisweerd (en ook de naam
Steenweerd ten oosten van de molen Rijn en
Lek te Wijk bij Duurstede) nog tot verder
nadenken. Volgens Schönfeld duiden samen-
trekkingen met 'steen' op gronden met veel
stenen. Hij wijst erop dat daarbij voor Lim-
burg een verband met Romeinse bouwresten
10
wordt aangenomen. Misschien moet ik wel
op zoek naar hetgeen zich onder Stenis-
weerd verbergt...
* Dr A.A.B, van Bemmel is sociaal ge-
ograaf, woonachtig in Wijk bij Duurstede en
werkzaam in Den Haag als senior adviseur
bij de Vereniging van Hogescholen, de
HBO-raad. Zijn historisch onderzoek richt
zich vooral op het Kromme-Rijngebied en op
Cothen.
Met dank aan Henk Berendsen die zo goed
was het bodemkundig onderzoeksrapport te
bezien.
Literatuur
-  Beekman, A.A., Het dijk- en waterschaps-
recht in Nederland vóór 1795. 2
delen.
Den Haag, 1905, 1907.
-  Berendsen, H.J.A., De genese van het
landschap in het zuiden van de provincie
Utrecht.
Proefschrift. Utrecht, 1982.
-  Blok, D.R, 'Het goederenregister van de
St. Maartenskerk te Utrecht'. In: Medede-
lingen van de Vereniging voor Naamkunde
te Leuven en de Commissie voor Naam-
kunde te Amsterdam, }ig.
33 (1957),
89-104.
-  Dekker, C, Het Kromme Rijngebied in de
middeleeuwen — een institutioneel-geogra-
fische studie.
Zutphen, 1983.
-  Es, W.A., Hessing, W.A.M, (red.), Romei-
nen, Friezen en Franken in het hart van
Nederland - van Trajectum tot Dorestad,
50 V. C. - 900 n. C.
Amersfoort, 1994.
-  Franck, J., Etymologisch woordenboek der
Nederlandsche Taal.
Den Haag, 1892.
-  Geofox, Rapport oriënterend onderzoek
De Brink 8 Cothen.
Den Haag, 2000.
-  Henderikx, P.A., De beneden-delta van
Rijn en Maas. Landschap en bewoning
van de Romeinse tijd tot ca. 1000.
Hilver-
sum, 1987.
-  Henderikx, RA., 'Het Cartularium van
Radbod'. In: D.R Blok e.a. (red.). Datum
en actum. Opstellen aangeboden aan Jaap
Kruisheer ter gelegenheid van zijn vijfen-
zestigste verjaardag.
Amsterdam, 1998,
231-264.
-  Hessing, W., e.a., Romeinen langs de snel-
Hei Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
67
-ocr page 68-
weg - bouwstenen voor Vechtens verleden.
Abcoude, 1997.
Muller, S., Het oudste cartularium van het
Sticht Utrecht.
Den Haag, 1892.
Schönfeld, M., Veldnamen in Nederland.
Arnhem, 1980 (herdruk 1950, 2de uitga-
ve).
Tol, A.J., Zuidoosthoek Fase II en Sport-
complex De Kamp te Cothen, gemeente
Wijk bij Duurstede; een Aanvullende Ar-
cheologische Inventarisatie.
RAAP.
Amsterdam, 2001.
Verdam, J. , Middelnederlandsch Hand-
woordenboek.
Den Haag, 1911.
Verwijs, E. , J. Verdam , Middelneder-
landsch Woordenboek.
Derde deel. Den
Haag, 1894.
Voort van der Kleij, J.J. van der , Verdam
Middelnederlandsch Handwoordenboek -
Supplement.
Leiden/Antwerpen, 1983.
Noten
1     Archeologische kroniek Provincie Utrecht 1996-
1997.
Utrecht, 1998, 171.
2     A.A.B, van Bemmel, 'Speurtocht naar een onbe-
kend kasteel (?) te Cothen'. In: Het
Kromme-Rijngebied,
1999 (33-2), 34-37; voor date-
ring dorpsvorm zie Henderikx, 1987, 49.
3     HUA, Bisschoppen, 43, Hs. Liber Donationum van
de Dom, 1 ste cartularium, 53v-54; Transcriptie in
het Oorkondenboek van het Sticht Utrecht, 1, nr.
319.
4     Dekker, 63-64; HUA, Leenhof, 234.
5     Goederenlijst in HUA, Bisschoppen, 43, 18-18v en
voor transcriptie zie Muller, 38-45; Dekker, 30-33;
Blok, 96; Henderikx, 1987, 115-123, rasp. 1998.
6     Van Es en Messing, 111; Gysseling genoemd in
Henderikx, 1987, 128; Berendsen, 166; kaart kam-
pen in Hessing e.a., 27; wachttorens bij De Meem
in: NRC Handelsblad van 7-11-2002 en 16-11-2002
resp. in: Archeologisch Magazine, 2002 (10-6), 22
e.v.; Tol, 14.
7     Beekman, 1025.
8     Zie Archeologische kroniek van de Provincie
Utrecht over de jaren 1970-1979.
Utrecht, 1996, 20-
23; resp. Archeotogi.iche Kroniek van de Provincie
Utrecht over de jaren 1996-1997.
Utrecht, 1998,
170.
9     Geofox.
10  Stenisweerd in 1499 genoemd als Steenkensweerd
(HUA, DOM, 2413); Schönfeld, 59.
68
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
-ocr page 69-
De tiend verkoping in 't Goy en het menu in de
herberg De Roskam te Houten in 1656
Kees van Schalk*
De weit (wintertarwe) en het zomerkoren (zo-
mergerst) stonden er in de zomer van 1656
goed bij op de 27 tiendblokken van het
Utrechtse kapittel van Sint Marie in 't Goy. Op
1 en 2 juli 1656 zouden de tienden in publieke
veiling worden verkocht in de herberg De Ros-
kam te Houten. Het tiendrecht was een
zakelijk recht dat de bezitter recht gaf op een
tiende deel van de oogst. Het kapittel van Sint
Marie verpachtte dat recht jaarlijks in publieke
veiling.
Op 1 juni 1656 had een koetsier de heer Johan
Strick van Linschoten en de secretaris van het
kapittel al naar Houten gebracht om samen
met de tiendkervers vooraf de gewassen te ko-
men bezichtigen. De boeren was aangezegd
dat de heren het land kwamen bezien.
De tiendkervers Comelis Willemsz van Ros-
sum en Comelis Jacobsz (van
Schoonderwoerd) hadden hun kerfcedul tijdig
ingeleverd bij het kapittel in Utrecht. Het op-
stellen van die lijst luisterde nauw want er was
veel geld mee gemoeid. Het areaal granen, re-
spectievelijk erwten en bonen moest precies
worden opgetekend op de lijst van de smalle
respectievelijk grove tienden in elk tiendblok.
De tiendkervers moesten tijdens de publieke
verkoping zonodig een toelichting geven.
Er werd veel volk verwacht. Boeren natuurlijk,
maar vooral ook veel tiendenaars die van het
kopen van tienden hun hoofdberoep maakten.
Niet alleen uit Houten en 't Goy, maar ook uit
de naburige dorpen. Vooral de tiendenaars wil-
den komende winter kunnen dorsen want in
die maanden was er weinig ander werk. De
verkopingsbiljetten waren tijdig aangeplakt.
De verkoping vond plaats in De Roskam op de
Brink te Houten. De boeren en tiendenaars wa-
ren ook dit jaar weer in grote getale
verschenen en werden door herbergierster Wil-
lempje Stook ruimschoots van bier voorzien,
zodat de stemming er goed in kwam.
De verkoping duurde twee dagen. Op de eerste
dag vond de inzet plaats en op de tweede dag
de afslag. Kopers moesten onmiddellijk twee
borgen stellen. De borgen moesten in de (pro-
vincie) Utrecht woonachtig zijn.
Dat er veel geld mee gemoeid was, moge hier-
onder blijken.
DE GROVE TIENDEN (graan)
1.   Het Overste blok van Kijkoverdijck.
Koper: Hendrick Willems van Schaijck
voor 71 gulden 10 stuivers
Borgen: Comelis Willems van Schaik &
Comelis Willems Cluijting.
2.   Het Nederste blok van Kijckoverdijck.
Koper: Bastiaen Comelis van Doom voor
138 gulden
Borgen: Hendrick Willems van Schaik &
Comelis Willems Cluijting.
3.   Het Overste blok van Kijckenes.
Koper: Comelis Gijsberts Holl voor 99 gul-
den
Borgen: (Gijsbert Comelisz Holl absent)
Meijndert Wouters & Claes Jansz Nijen-
dael.
4.   Het Midddelste blok van Kijckenes.
Koper: Comelis Willems Cluijting voor 47
gulden 10 stuivers
Borgen: Bastiaen Comelisz van Doom &
Hendrick Willems van Schaijck.
5.   Het Nederste blok van Kijckenes.
Koper: Willem Stevens de Boeff voor 114
gulden
Borgen: Evert Ariss van Doom & Tonis
Jaspers.
6.   De TuUentiend
Koper: Gijsbert Comelisz van Everdingen
voor 221 gulden 10 stuivers
Borgen: Claes Peters & Comelis Willems
van Rossum
7.   De Meertiend
Koper: Jan Ariss op Rijsbrag voor 177 gul-
den
Borgen: (Lambert Ariss van Deijll absent)
Jacob Ariss op Rijsbmg & Comelis Jacobs.
69
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
-ocr page 70-
8.   De Oosterlaeck
Koper: Comelis Gijsberts Holl voor 127
gulden 10 stuivers
Borgen: (Gijsbert Cornelis Hooi absent)
Meijndert Wouters & Claes Jans Nijendael
9.   De Cruijstiend
Koper: Hilligen, de moeder van Jan Corne-
lis de Bije voor 197 gulden
Borgen: Gerrit Cornelis van Rossum & Jan
Tomas Seijst (Gerrit Cors absent)
10. Oostrummerhofstadt
Koper: Jan Gerrits Timmerman voor 55
gulden 10 stuivers
Borgen: Jacob Sweeren & Jan Jans van
Swaleven
11. De Molentiend
Koper: Jan Tomas Seijst voor 112 gulden
10 stuivers
Borgen: Jan Comelisz de Bije & Gerrit
Cornelis van Rossum
12.  Het Overste blok van het Middelveld
Koper: Evert Arris van Doorn voor 189
guldenBorgen: Tonis Jaspers & Hendrick
Jacobs van Weerder
13. Het Nederste blok van het Middelveld
Koper: Claes Peters voor 190 gulden 10
stuivers
Borgen: Gijsbert Comelis van Everdingen
& Comelis Willems van Rossum
14. De Overste Camp tiend
Koper: Comelis Gijsberts Holl voor 159
gulden en 10 stuivers
Borgen: (Willem Tonis Holl & Gijsbert
Comelis Holl absent) Meijndert Wouters &
Claes Jansz op Nijendael
15. De Nederste Camp tiend
Koper: Jan Gerrits Timmerman voor 128
gulden 10 stuivers
Borgen: Jacob Sweeren & Jan Jans Swale-
ven
16. De Overste Westrummerweide
Koper: Jan Gerrits Timmerman voor 133
gulden
Borg: Jan Jans Swaleven
17. De Middelste Westrummerweide
Koper: Dirck Gerrits voor 209 gulden
Borgen: Lodewijck Gosens & Jan Jans
Vlas
18. De Nederste Westrummerweide
Koper: Comelis Willems van Rossum voor
139 gulden 10 stuivers
Borgen: Claes Peters & Gijsbert Cornelis
van Everdingen
19. De Hennesprongh
Koper: Claes Peters voor 191 gulden
Borgen: Tonis Jaspers & Gijsbert Cornelis
van Everdingen
20. Eliasveld
Koper: Hendrick Jacobs van Weerder voor
151 gulden
Borgen: Evert Arris van Doorn & Jacob
Ariss op Rijsbrugh
21.  De Geertiend
Koper: Cornelis Jacobs (kerver) voor 183
gulden
Borgen: Lambert Ariss van Deijll & Jan
Ariss op Rijsbrugh
22. Het Overste blok van Loerickerhofstadt
Koper: Willem Stevens den Boeff voor 106
gulden
Borgen: Hendrick Jacobs van Weerder &
Jan Willems
23.  Het Nederste blok van Loerickerhofstadt
Koper: Tonis Jaspers voor 181 gulden
Borgen: Claes Peters & Evert Arris van
Doorn
24.  Loerickerweijde
Koper: Tonis Jaspers voor 127 gulden
Borgen: Willem Stevens & Evert Ariss van
Doorn
25. De Schafftiend
Koper: Comelis Jacobs voor 209 gulden 10
stuivers
Borgen: (Peter Joostens absent) Lambert
Ariss van Deijl & Jan Ariss op Rijsbrugh
26. De Houtenretiend
Koper: Cornelis Jacobs voor 144 gulden 10
stuivers
Borgen: Lambert Ariss van Deijl & Jan
Ariss op Rijsbrugh
27. De Lobbentiend
Koper: Jan Crijnen voor 89 gulden
Borgen: Claes Peters & Evert Ariss
DE CRIJTENDE TIENDEN (veulens, kalve-
ren en lammeren)
In 't Goy en Houten
Koper: Claes Peters voor 102 gulden 10
stuivers
Borgen: Jan Crijnen & Cornelis Willems
van Rossem
70
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
-ocr page 71-
SMALLE TIENDEN (erwten en bonen)
1.   De Overste Smale tiend in 't Goy
Koper: Cornelis Jacobs voor 175 gulden
10 stuivers
Borgen: Jan Ariss op Rijsbrugh & Corne-
lis Willems van Rossum
2.   De Nederste Smale tiend in \ Goy
Koper: Claes Peters voor 130 gulden 10
stuivers
Borgen: Gijsbert Cornelis van Everdin-
gen & Cornelis Willems van Rossum
3.   De Overste Smale tiend in Houten ge-
naamd Oosterblock
Koper: Claes Peters voor 221 gulden 10
stuivers
Borgen: Gijsbert Cornelis van Everdin-
gen & Cornelis Willems van Rossum
4.   De Nederste Smale tiend in Houten ge-
naamd Westerblock
Koper: Jan Ariss op Rijsbrugh voor 153
gulden 10 stuivers
Borgen: Peter Joosten & Cornelis Jacobs
De totale opbrengst van de tiendverkoping
beliep 4.673 gulden en 10 stuivers. De ko-
pers en hun borgen werd voor ruim 36
gulden bier geschonken voor rekening van
het kapittel.
Grootste koper was Claes Peters, voor een
bedrag van 836 gulden. Hij kocht zowel gro-
ve als smalle tienden en bovendien alle
krijtende tienden. Goede tweede was de
tiendkerver Cornelis Jacobs die voor 712,5
gulden grove en smalle tienden kocht. Claes
Peters is zelf borg voor een bedrag groot 631
gulden en Cornelis Jacobs voor een bedrag
van 330,5 gulden. Zowel Claes Peters als
Cornelis Jacobs waren geen echte boeren, zij
behoorden tot de groep tiendenaars voor wie
het pachten van tienden het hoofdberoep
vormde. Onder de tiendkopers en hun borgen
zien we een grote mate van wederkerigheid.
Zij opereerden vaak als groep.
Cornelis Willems van Rossum ging met een
bedrag van 1042 gulden de grootste risico's
aan als borg, gevolgd door Gijsbert Cornelis
van Rossum met een bedrag van 873 gulden.
Het is niet duidelijk of de borgen in 1656 ri-
sico hebben gelopen. De opbrengst was
geheel voor risico (voetstoots) van de tiend-
pachters en hun borgen, zelfs indien het
gewas door hagel, wind, donder, bliksem,
roest, brand, of door ruiters en knechten van
de vijand teniet was gegaan. In het Kromme-
Rijngebied luidt het gezegde: 'Beter beer
dan borg'. Het woord beer wordt dan ge-
bruikt in de betekenis van mannelijk varken
tegenover het woord borg in de betekenis
van vrouwelijk varken.
De verplichtingen die de tiendkopers en hun
borgen waren aangegaan, werden vastgelegd
bij het Hof van Utrecht. Op 14 en 21 juli
1656 machtigden de kopers en hun borgen
daarvoor drie procureurs om namens hen de
willige condemnatie (veroordeling) in de
koopcondities te verzoeken bij het Hof van
Utrecht, hetgeen op 26 juli 1657 volgde.
De boeren waren verplicht om de tiendko-
pers één dag voor de oogst te waarschuwen
dat de geoogste korenschoven de volgende
dag op het veld 'aan de hok' zouden staan.
Eén tiende deel van de schoven moest dan
worden opgehaald om het gekochte aandeel
in de oogst niet te verspelen.
Op 1 juli 1656 genoten de heren van Sint
Marie de maaltijd bij herbergierster Wil-
lempje Stoock in De Roskam. Op het menu
stonden:
twee lamskwartieren, schapenhutspot samen met een kalfsborst wegende
27,5 pond a 4 stuivers 4 penningen                                                                           5-18-0
een westfaalse ham, 9'/4 daarvoor betaalt                                                                  2-14-0
zes hoenderen om te braden a 11 stuivers                                                                 3-06-0
twee hoenderen om te sieden a 12 stuivers                                                                1-04-0
aan weggen 10 stuivers, aan allerhande koekjes 10 stuivers,
aan amandelen 10 stuivers 8 penningen, aan rozijnen 7 stuivers 8 penningen               1-18-0
zes duiven                                                                                                              0-15-0
gehakt kalfsvlees bij de hoenderen                                                                           0-07-8
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
71
-ocr page 72-
'ICOY EN HOUTEN, ANNO I 64O
CALRTE V.
f'-'>•
r'-'-r»
tl- '•
J f_ t / o
't--»»--
')-<■+•
f» rl •
t^'feis-l.
'^^^^
tli'Clli^-lly.ii ii.ili^w
'            ,W?                                  _ H             «t
De kaart van de tienden van het kapittel van Sint Marie onder 't Goy, Houten en een gedeelte van de Dwarsdijk, door J.
van Diepenem uit 1640, nagetekend door L.M.J. de Keijzer in 1964 (origineel: Het Utrechts Archief, Sint Marie, inv.nr
772; kopie: Gemeente Houten, Oudheidkundige verzameling)
73
Het Kromtne-Rijngebied, 37-4 (2003)
72
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
-ocr page 73-
-  kersen                                                                                                                    0-14-0
-  sla en aaltjessuiker                                                                                                  1-14-0
-  suiker, specerij en zout                                                                                             1 -04-0
-  arbeidsloon (bediening)                                                                                           3-00-0
-   10 bier in de kamer over tafel
-  een tonnetje wijn van 17 kannen
(1 stuiver per kan wijn voor Willem Hoogenboom pachter van de wijnaccijns).
De volgende dag, 2 juli 1656, aten de heren en de tiendenaars er opnieuw goed van:
-  zes duiven                                                                                                               0-15-0
-  gehakt kalfsvlees bij de hoenderen                                                                           0-07-8
-  aaltjes, suiker, eerbessen, wortelen, uien en peterselij                                                0-10-0
-  eerbessen                                                                                                                0-16-0
-  drie mingelen wijn toen de Heer van Wulven kwam                                                  1-01-0
-  nog aan een pater stuk, twee tongen                                                                         2-12-0
-  nog aan kersen                                                                                                        1-10-0
-  nog voor broot, boter en kaas, 'esgert' wijnazijn, tafellacken, servetten,
wagenvracht en andersints                                                                                      13-00-0
-  nog voor de knecht den dag tevoren voor slapen, eten en drinken                               1-00-0
-  vijftien vamen (bier)                                                                                                5-05-0
-  een toimetje wijn van 32 kannen
5     HUA, Sint Marie, 324-6 (acquiten).
6     HUA, RA, inv.nr (oud) 854a.
7     HUA, Notariële archieven 1560-1895, U017a004. fol.
288, 13 april 1644 (zij tekent de notariële akte dan als
Willempje Stoock).
8     HUA, idem, U012al2, fol. 233, 8 december 1631.
Vergelijk ook Streekarchivariaat Kromme-Rijngebied
- Utrechtse Heuvelrug, Dorpsgerechten 1590-1811,
791, 19 juli 1655.
9     HUA, Sint Marie, 324-8 e.v
De kwitanties van de maaltijden werden afge-
tekend door herbergierster 'Willempje
Stoock' . Willempje Anthonisdr, echtgenote
van Jan Hendricks Stoock, wordt al in 1633
vermeld als 'weerdinne in de Roscam te Hou-
ten'. Zij is dan 39 jaar . Willempje komt ook
voor als Willempje Anthonisdr Baers. Zij was
een dochter van Anthonis Egberts wonende
onder Schonouwen .
In latere jaren vonden de tiendverkopingen en
de maaltijden plaats in de herberg De Leste
Stuiver bij Dirck Splinters van Rossum .
*Mr. C. van Schalk is advocaat en doet sinds
1969 breed opgezet archiefonderzoek naar het
Kromme-Rijngebied.
Noten
1
Cornelis Jacobs zal identiek zijn aan Cornelis Jacobs
van Schoonderwoert. Het Utrechts Archief (HUA),
Hof van Utrecht (239-1), 227-4, 15 maart 1659. Hij
woont dan aan de Cruijswech.
HUA, Sint Marie, 781.
Vergelijk voor de precieze begrenzing van de tiend-
blokken ook: P.M. Heijmink Liesert en L.M.J. de
Keijzer, 't Goy door de eeuwen heen. Schalkwijk/Hou-
ten, 1966, 80 e.v.
Roest is een schimmelaantasting in het graan.
Herberg De Roskam aan het Hlcin in Houleii,
tekening door J. de Beijer uit 1737 (Rijksprentenkabi-
net, nr. A 1567)
74
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
-ocr page 74-
Iets over de vroege geschiedenis van boerderij
De Brakel op de grens van Bunnik en Zeist
D.R. Klootwijk*
De Brakel, Sportlaan 5, is één van de oude a-
grarische bedrijven in het Zeister Cattenbroek,
gelegen op de grens van Bunnik en Zeist. De
huidige boerderij werd in 1922 gebouwd door
architect H. Hissink. Het 18de-eeuwse bak-
huisje links van de boerderij is een restant van
een oudere voorganger. Vrijwel zeker heeft
vanaf het moment dat de ontginning van het
Cattenbroek voltooid was (begin 12de eeuw)
op deze plek een boerderij gestaan'.
Voor het vaststellen van de ouderdom van De
Brakel beschikken we helaas niet over ge-
schreven bronnen. Wel duikt de persoonsnaam
Van Brakel in dit verband op aan het begin van
de 14de eeuw. Een in kaart gebrachte situatie
van de ontginning van het Cattenbroek kan
echter een goede aanwijzing geven voor de ou-
derdom. Ik zal me in dit artikel beperken tot
enkele opmerkingen als toelichting van de ou-
derdomsbepaling, daar over de ontginning van
het Cattenbroek eerder uitvoerig is
geschrevene
Een copeontginning
Het ontginningsgebied lag tussen de Zeisteroe-
ver en de Groene Wech. Bij een
cope-ontginning zoals die van het Cattenbroek
begon men steeds met het graven van een voor-
en een achterwetering . De eerste, de Zeister-
of Straterwetenng, liep langs de Koppeldijk
tot aan de Waterige weg. Daar eindigde hij om-
dat op die plaats oudere ontginningen, onder
andere de Cockardshoeve, reeds vooruitgescho-
ven lagen in het nog te ontginnen Cattenbroek.
De huidige boerderij De Brakel aan de Sportlaan 5 in Zeist met het 18de-eeuwse bakhuisje (Foto S.G. van Ginkel, 2003)
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
75
-ocr page 75-
(wAicrm^^ lvt.x
Jli.i:' ^«^-^ kt. n b<^
r 9 £ n, .
St Pitt e-r- fl w.orgi:.n..
,» \V>7^^-^-^^-^ ^ -''^/■>Y-y^^v,y^ k e. r> bc fje-g ifC<:jh../.
^, IH-—'-'-^-',-------» j tf , / ' ,f *' t ' i^ii^,,^ ,1 )i II n ^', nn^n Wilt ; ^^f^ i------------------------------------------------------.
■11 ____________Oo st broe k.(/;in. Kcr« b'f^t-n.) Oo »t broek..
Wtttrij"^
pap.
prove.
'1) kaa-rt Jv- ])t(.pc«u» LiiHl)
\/r<iuwc«^Liuu.tt5«i-»a. 8iltW»i>»r.5
Schetskaart van het Cattenbroek door D.R. Klootwijk naar de kaarten van J. van Diepenem uit 1645 en van H.J.A Berend-
sen uit 1982
76
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
-ocr page 76-
De achterwetering, de Haks- of Roemsterwete-
ring, diende normaal te eindigen op dezelfde
hoogte als de voorwetering, maar opvallend
genoeg heeft men de achterwetering vlak voor-
bij De Brakel, middenin het nog te ontginnen
land laten eindigen, zonder aanwijsbare land-
schappelijke reden. Terwijl de percelen van het
Cattenbroek op diezelfde plaats wel werden
doorgetrokken tot aan de Groene Wech . Wel-
licht achtte men deze situatie voldoende voor
de toenmalige afwatering van het gebied. Ter
plaatse kon het water van de Hakswetering af-
gevoerd worden door een geul vanaf De
Brakel naar de Kromme Rijn. Deze geul was
tot voor kort terug te vinden in het terrein waar
nu de golfbaan is aangelegd.
Toen het ontginningswerk klaar was, begon de
landmeter met de indeling van het Cattenbroek
door het doortrekken van de Waterige weg
langs de bovenzijde van de Cockardshoeve
naar de Hakswetering. Boven deze lijn kon hij
evenwijdig eraan regelmatige percelen uitzet-
ten die uitgegeven werden aan
concessionarissen, naar rato van hun bijdrage
in de kosten van de ontginning. Maar eronder
moest hij door de aanwezigheid van de voor-
uitgeschoven Cockardshoeve en het grillige
verloop van de Groene Wech wat 'rommelen'.
Het land van De Brakel
Van het laatstgenoemde gebied paalde de land-
meter 1,5 hoeve of wel 24 morgen af ten
behoeve van een van de concessionarissen. De-
ze 24 morgen aan de Zeister [oostelijke] zijde
van de hoeve, zullen eeuwenlang in talrijke
oorkonden voorkomen als het land van De
Brakel. Voor de eerste maal komen deze 24
morgen voor in een oorkonde van 1406 als ei-
gendom van het klooster Windesheim . Dit
klooster kan echter niet de concessionaris ge-
weest zijn aan wie de gronden direct na de
ontginning werden toebedeeld, daar het kloos-
ter Windesheim op de Agnietenberg bij Zwolle
pas in 1387 werd gesticht. Er moeten dus eer-
dere eigenaars geweest zijn.
De ligging van de boerderij De Brakel doet
vermoeden dat men ook aan de westelijke zij-
de land onder de ploeg zal hebben gehad. In
de Middeleeuwen lag aangrenzend het gebied
Rumpst, dat zich uitstrekte van de Nienhof tot
bij Odijk. Het grondgebied van Bunnik was
evenals dat van Rumpst vrijwel geheel bis-
schoppelijk gebied (hofgoed). Wie hofgoed
verworven had, betaalde daarvoor hofgeld aan
de bisschop.
In 1328 komt in bronnen betreffende het beta-
len van hofgeld voor de eerste maal de naam
Van Brakel voor. In de rekening van de rent-
meester 'aan deze zijde van de Yssel' onder
het hoofd 'van den hofgoede' wordt Emont
van Brakel genoemd, die hetzelfde hoge be-
drag aan hofgeld moet betalen als de eveneens
vermelde Diederic van Bunnic . Het aanzien
en de grote welstand van het geslacht Van
Bunnic kennen we uit een oorkonde van 1239 .
In 1334 moet Emont van Brakel zijn achter-
stallige Roemstertiend aan de rentmeester
betalen. Dit bedrag blijkt ongeveer een kwart
van de gehele Roemstertiend te zijn. Hij moet
dus veel land in Rumpst onder de ploeg gehad
hebben.
Het geslacht Van Brakel kunnen we in de
bronnen volgen tot 5 september 1387; de fami-
lie Van Brakel ontvangt dan 2 morgen land van
het kapittel van St. Jan, behorend tot 'het erwe
ende goet genaempt Braeckel tot Seijst'. Deze
2 morgen worden bij herhaling vermeld in ver-
band met De Brakel en komen eeuwenlang in
de bronnen voor .
We constateren dat het geslacht Van Brakel
dus 24 morgen land bewerkte behorend bij de
boerderij van de naam. Dit land ressorteerde
onder het gerecht Cattenbroek en was eigen-
dom van de bezitter van De Brakel. Daarnaast
had deze veel land in Rumpst onder de ploeg.
Dit land was bezit van de bisschop en werd
gebruikt tegen betaling van hofgeld. In de loop
der tijd heeft de bisschop veel hofgoed afge-
stoten, waarbij het betreffende land eigendom
werd van De Brakel en daarover geen hofgeld
meer betaald werd.
Conclusie
In het bovenstaande vinden we geen directe
aanwijzing voor de eerste bewoner van boerde-
rij De Brakel. Maar de verwijzing van de naam
naar de boerderij in het Zeister Cattenbroek -
of omgekeerd - en de sterke economische be-
trokkenheid bij het vlak erbij gelegen Rumpst,
maakt het zeer waarschijnlijk dat het geslacht
Van Brakel de eerste concessionaris was, die
voor zijn aandeel in de ontginning van het Cat-
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
77
-ocr page 77-
HUA, Jan van Diepenem, Kaart van de landerijen van
het kapittel van St.-Pieter, 1645. HUA, Kapittel van
St.-Pieter, 425-18. B. de Roy, Caerte van de Hoge, La-
ge en Middelbaere Jurisdictie van Seijst ende
Driebergen, 1677. HUA, Cat. Top. Atla.s, 206x.
Ph.J.C.G. van Hinsbergen e.a.. Bronnen voor de ge-
schiedenis van Zeist.
Zeist/Assen, 1957 e.v., op veel
plaat.sen.
8 okt. 1406. HUA, Kleine Kapittelen en Kloosters,
inv.nr. 557. HUA, St.-Pieter.
Zie ook: 1460. Manuaal Morgengeld van het Over-
kwartier van Utrecht. HUA, Staten van Utrecht, inv.nr
48fol.l7.
C.Dekker. Het Kromme Rijngebied in de Middeleeu-
wen.
Zutphen, 1983, 87-89.
HUA, Bisschoppen van Utrecht, inv.nr. 401.
S. Muller Fzn e.a. (ed.), Oorkondenboek van het Sticht
Utrecht tot 1301.
5 delen. Utrecht/Den Haag, 1920-
1959, no. 942. J. Ph. de Monté ver Loren, De
rechterlijke organisatie ten platte lande in het gebied
langs den Kromme Rijn gedurende de middeleeuwen.
Utrecht, 1948, 102-104.
HUA, Kapittel van St.-Jan, inv.nr. 109, dl. 11 tol. 200v.
tenbroek de hoeve met zijn 24 morgen land in
eigendom ontving. Evenmin is precies bekend
wanneer De Brakel overgedragen werd aan het
klooster Windesheim, ergens tussen 5 septem-
ber 1387 en 8 oktober 1406.
*D.R. Klootwijk, gepensioneerd in 1976, is 43
jaar werkzaam geweest in het onderwijs. Als
historicus ging zijn belangstelling vooral uit
naar de historische geografie (in ruime zin)
van de Middeleeuwen. Hij heeft reeds eerder
in dit tijdschrift gepubliceerd.
Noten
1     C. Dekker, Het Kromme Rijngebied in de Middeleeu-
wen.
Zutphen, 1983, 181.
2     D.R. Klootwijk, 'Enige opmerkingen omtrent de ont-
ginning van het Cattenbroeck' In: Tussen Rijn en Lek,
20-3(1986), 18-24.
3     Zie de afgebeelde schetskaart van het Cattenbroek.
10
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
78
-ocr page 78-
Inhoudsopgave en index jaargang 36 (2002) en
37 (2003)
Inhoudsopgave
Jaargang 36-1 (maart 2002)
*  Artikelen:
Burik, CA. van. Een familie Van Beverweerdt
alias Van Werckhoven alias Van Malsen (?).
Een zoektocht in de archieven naar smeden en
een rentmeester. 1 -21
Nimwegen-Seggelink, E. van, 'Met de koorden
gestraft': een opgehangen dief in Wijk bij
Duurstede in 1772. 22-24
* Boeken:
De Utrechtse Heuvelrug, door P. C. van der
Eerden.
25-26
*  Varia:
Historische verenigingen en het onderwijs. 27-
28
Jaargang 36-4 (december 2002)
700 jaar geschiedenis verdronken! 61
* Artikelen:
Bastinck, C, De grote gouden broche uit Do-
restad opnieuw bekeken. 62-67
Bemmel, A.A.B, van. Voormalige boerderij te
Cothen ouder dan gedacht. 68-72
Schip, A. van. Bij kasteel Heemstede gevonden
fragmenten van Utrechtse gegoten marmer-
vloertegels. 73-74
* Varia:
Historische grenspalen. 75
Wat kun je doen met een 'graaf'? 75
Joest Gerytsz., schout van Schalkwijk. 76
Jaargang 37-1/2 (maart-juni 2003)
*  Artikelen:
Rutte, R., Stadswording in het rivierengebied
ten zuiden van Utrecht gedurende de veertien-
de eeuw. 1-11
Valk, W.W.M, de. Fijne paasvakantie in 1942.
Rotterdammertjes logeerden in Wijk bij Duur-
stede en omgeving. 12-14
Schalk, C. van. De Werkhovense familie Ver-
nooij. 15-23
Bemmel, A.A.B, van. Een 15de-eeuws hand-
schrift over de Agneskerk te Cothen. 24-27
Jaarverslagen van de Historische Kring over
2002. 28-33
*  Varia:
Nogmaals de 'Graaf'. 34
Restant Kromme-Rijnvaartuig gedateerd. 34
Archieframp Streekarchivariaat. 34-35
Nogmaals 'Noortwijck'. 36
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Provincie
Utrecht. 36
Jaargang 36-2/3 (juni-september 2002)
* Artikelen:
Boels, C, De kerk van Overlangbroek. 29-34
Bemmel. A.A.B, van. De waterstaatskerk te
Cothen - een episode uit 700 jaar RK-geschie-
denis. 35-40
Schip, A.S.M, van. Werd in Houten een mid-
deleeuwse graaf opgedolven? 41-45
Aken, J.M. van. De Boomgaard aan de Heren-
weg in Houten. 46-52
Jaarverslagen van de Historische Kring over
2001.53-59
* Varia:
Biografieëndeel Het Kromme Rijngebied. 59
Houten, het kasteel, de put en het paard. 59
Het Amsterdam-Rijnkanaal 50 jaar. 60
Vraagje. 60
Dr. J.H. de Bruijnprijs. 60
Historische vaartocht. 60
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
79
-ocr page 79-
Jaargang 37-3 (september 2003)
Index van namen en zaken
* Artikelen:
Ginkel-Meester, S.G. van en Leek, N.G. van
der.
De Nederlands-hervormde begraafplaats
aan de Leemkolkweg te Werkhoven. 37-47
Thoomes, W., Rumoer in het Kromme-Rijnge-
bied rond de Belgische afscheiding. 48-51
Bemmel, A.A.B, van. Een Romeinse villa bij de
Zemelen onder Cothen met een Keltische eige-
naar? 52-54
Schip, A. van en Lxindzaat, F., Marckenburg:
heb je 't al gehoord van die vreselijke moord?
55-57
Vermeld worden: jaargang, aflevering en tus-
sen haakjes de pagina's.
afscheiding, Belgische, 37-3 (48-51)
Agneskerk 37-1/2 (24-27)
Aken, J.M. van, 36-2/3 (46-52)
Amsterdam-Rijnkanaal 36-2/3 (60)
archeologie 36-2/3 (41-45; 57-59), 36-4 (62-
67; 73-74:75), 37-1/2 (32-33;34), 37-3 (52-54,
58)
archieframp 36-4 (61), 37-1/2 (34-35), 37-3
(58-60), 37-4 (82-84)
B
Bastinck, C, 36-4 (62-67)
begraafplaatsen 37-3 (37-47)
België 37-3 (48-51)
Bemmel, A.A.B, van, 36-2/3 (35-40), 36-4
(68-72), 37-1/2 (24-27), 37-3 (52-54), 37-4
(61-68)
Beverweerdt, familie Van, 36-1 (1-21)
biografieën 36-2/3 (59)
Boels, C, 36-2/3 (29-34)
boomgaarden 36-2/3 (46-52)
boerderijen 36-4 (68-72), 37-4 (75-78)
bouwgeschiedenis 36-2/3 (29-34; 35-40), 36-4
(68-72)
Brakel, boerderij De, 37-4 (75-78)
Bunnik 37-4 (75-78)
Burik, CA. van, 36-1 (1-21)
* Varia:
Nogmaals 'Historische grenspalen'
58
Nogmaals de 'graaf' (rectificatie). 58
Heropening Streekarchivariaat. 58-60
Jaargang 37-4 (december 2003)
* Artikelen:
Bemmel, A.A.B, van. Wat verbergt zich achter
én onder 'Cothen'? 61-68
Schalk, C. van. De tiendverkoping in 't Goy en
het menu in de herberg De Roskam te Houten
in 1656. 69-74
Klootwijk, D.R., Iets over de vroege geschiede-
nis van boerderij De Brakel op de grens van
Bunnik en Zeist. 75-78
Inhoudsopgave en index 2002 en 2003, 79-81
*Varia:
Nieuwe genealogische website. 82
Muizen en zand. 82
Archiefverhuizing en internet. 82-84
Leenrepertorium digitaal. 84
Cothen 36-2/3 (35-40), 36-4 (68-72), 37-1/2
(24-27), 37-3 (52-54), 37-4 (61-68)
Cultuurhistorische waarden 37-1/2 (36)
D
Dorestadbroche 36-4 (62-67)
Eerden, RC. van der, 36-1 (25-26)
80
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
-ocr page 80-
R
rentmeesters 36-1 (1-21)
Romeinen 37-3 (52-54)
Roskam, herberg De, 37-4 (69-74)
Rotterdam 37-1/2 (12-14)
Rutte,R., 37-1/2(1-11)
galg, Wijkse, 36-1 (22-24)
genealogie 36-1 (1-21), 36-2/3 (60), 37-1/2
(15-23;36), 37-4(82)
Ginkel-Meester, S.G. van, 37-3 (37-47)
Goy, 't, 37-4 (69-74)
'graaf' 36-2/3 (41-45), 36-4 (75), 37-1/2 (34),
37-3 (58)
grenspalen 37-3 (58)
H
Heemstede, kasteel, 36-4 (73-74)
historische vaartocht 36-2/3 (60)
historische verenigingen 36-1 (27-28)
Houten 36-2/3 (41-45; 46-52; 59), 36-4 (73-
74; 75), 37-4 (69-74)
Schaik, C. van, 37-1/2 (15-23) 37-4 (69-74)
Schalkwijk 36-4 (76), 37-3 (55-57)
Schip, A.S.M, van, 36-2/3 (41-45), 36-4 (73-
74), 37-3 (55-57)
schout Joest Gerytsz. 36-4 (76)
smeden 36-1 (1-21)
stadsgeschiedenis 37-1/2 (1-11)
strafrecht 36-1 (22-24)
Streekarchivariaat 36-4 (61), 37-1/2 (34-35),
37-3 (58-60), 37-4 (82-84)
jaarverslagen 36-2/3 (53-59), 37-1/2 (28-33)
K
kastelen 36-4 (73-74), 37-3 (55-57)
kerken 36-2/3 (29-34; 35-40), 37-1/2 (24-27)
Klootwijk, D.R., 37-4 (75-78)
tiendverkopingen 37-4 (69-74)
Thoomes,W. 37-3(48-51)
Tweede Wereldoorlog 37-1/2 (12-14)
U
Utrechtse Heuvelrug 36-1 (25-26)
Landzaat, F. 37-3 (55-57)
Langbroek 36-2/3 (29-34)
Leek, N.G. van der, 37-3 (37-47)
Leenrepertorium 37-4 (84)
M
Malsen, familie Van, 36-1 (1-21)
Marckenburg, kasteel, 37-3 (55-57)
marmervloertegels 36-4 (73-74)
monumenten 36-1 (25-26)
N
Nederlands-Indië 36-2/3 (60)
Nimwegen-Seggelink, E. van, 36-1 (22-24)
Noortwijck 37-1/2 (36)
O
onderwijs 36-1 (27-28)
Overlangbroek 36-2/3 (29-34)
vaartuig, Kromme-Rijn, 37-1/2 (34)
Valk, W.W.M, de, 37-1/2 (12-14)
Vemooij, familie, 37-1/2 (15-23)
villa, Romeinse, 37-3 (52-54)
W
websites 37-4 (82; 82-84)
Werckhoven, familie Van, 36-1 (1-21)
Werkhoven 37-1/2 (15-23), 37-3 (37-47)
Wijk bij Duurstede 36-1 (22-24), 36-4 (61; 62-
67), 37-1/2(1-11; 12-14)
Zeist 37-4 (75-78)
Zemelen, De, 37-3 (52-54)
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
81
-ocr page 81-
Varia
Nieuwe genealogische website
Sinds kort is een deel van de stamboomgege-
vens van de voormalige bewoners van het
Kromme-Rijngebied en de Utrechtse Heuvel-
rug te raadplegen via de website
www.genealogiezuidoostutrecht.nl. Dankzij de
inspanningen van Hans van der Linden, zijn
vrouw Rina, zijn schoonzuster Corrie Schel-
lings en zijn beide neven Jeroen en Martij n
Pardoel, is een groot aantal indexen gedigitali-
seerd. Het betreft met name de Doop-, Trouw-
en Begraafboeken (tot 1811) van de kerken en
gerechten en de registers van de Burgerlijke
Stand (vanaf 1812) van de huidige gemeenten
Amerongen, Bunnik, Doom, Driebergen-Rij-
senburg, Houten, Maarn, Leersum, Rhenen en
Wijk bij Duurstede. Deze 9 gemeenten zijn
aangesloten bij het Streekarchivariaat Krom-
me-Rijngebied - Utrechtse Heuvelrug. De
originele bronnen kunt u vanaf 5 januari 2004
op de studiezaal van deze archiefdienst in Wijk
bij Duurstede raadplegen.
Sinds de publicatie van de nieuwe genealogie-
site begin november groeit het aantal
bezoekers gestaag en de vele positieve reacties
geven aan dat de website in een grote behoefte
voorziet. De site oogt sober: alles op deze
website draait tenslotte om de gegevens. Door
middel van een zeer uitgebreid maar makkelijk
te hanteren zoeksysteem, verschijnen de ge-
zochte gegevens razendsnel in beeld. Naast
een pagina met links naar andere interessante
websites op dit gebied, wordt de bezoeker ook
geïnformeerd over recentelijk toegevoegde ge-
gevens en over werkzaamheden die nog zullen
plaatsvinden in de toekomst. Kortom, er is en
wordt nog hard gewerkt aan deze site. Bezoekt
u 'm eens en laat via het contactformulier uw
aan- of opmerkingen achter bij de makers. Zij
zullen deze gegevens graag gebruiken om de
site te optimaliseren. (Marieke van Nimwegen)
Muizen en zand
In de vergadering van de Kommissie van
Landbouw op 10 Slagtmaand [november] 1809
komt een brief van de heer L. van Schalk, se-
cretaris van de stad Wijk bij Duurstede, ter
tafel met de volgende inhoud, die ik de lezers
van dit tijdschrift niet wil onthouden:
'Wanneer men het ongedorst Koorn ter hoogte
van 3 a 4 voeten in den berg gevleijd heeft,
legd men eenige distances van 8, 10 a 12 voet
van elkander eene kleine kwantiteit droog
zand, bijvoorbeeld een hoed vol, wat meer of
minder, en men herhaald dit, ieder hoogte van
3 a 4 voeten op gelijke wijze, zorg dragende,
dat bij eene nieuwe aanlaag of hoogte, het
zand niet rechtstandig boven het in de onderste
lagen gelegde zand, geplaatst wordt, maar zo
irregulier als mogelijk is; dit doende heeft men
geen gevaar van muizen te vrezen."
Het verslag voegt aan de inhoud van de brief
toe:
'De reden hiervan wordt gemeend deze te zijn
dat, de muizen het ritzelend geluid van het
droge zand door de minste beweging veroor-
zaakt, niet alleen niet kunnen verdragen, maar,
dat het zelve dit ongedierte in de ooren vallen-
de, het bevreest maakt en spoedig den berg
doet verlaten. Voorts wordt er bij opgegeven
dat het zand aan het Koorn zelve geen het min-
ste nadeel toebrengt, daar het zo door het
bewerken onder het dorschen, als door het
zaaijzeven gemakkelijk af te scheiden is.
Is goedgevonden den Heer van Schalk voor
deszelfs bericht per missive te bedanken, en
voorts, hetzelve aan de Heer Commissaris tot
de zaken van den Landbouw in te zenden.'
(Bron: Het Utrechts Archief, Kommissie van
Landbouw, 1). (W Thoomes)
Archiefverliuizing en internet
Op donderdag 27 november 2003 heeft de
'grote archiefverhuizing' plaatsgevonden.
Ruim een jaar na de overstroming van de ge-
meenschappelijke archiefbewaarplaats en
studiezaal van het Streekarchivariaat Kromme-
Rijngebied - Utrechtse Heuvelrug in Wijk bij
Duurstede in oktober 2002 keerde een deel van
de stukken terug naar de geheel herstelde en
vernieuwde ruimten. Het ging daarbij om de
ongeveer 200 strekkende meter die droog is
gebleven en op het Gemeentearchief Rotter-
dam ondergebracht, en om de circa 1 15
strekkende meter die al geheel of gedeeltelijk
hersteld is. Deze laatste categorie was tijdelijk
ondergebracht bij de gemeente Rhenen. In de
week voor de verhuizing zijn de stukken door
82
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
-ocr page 82-
Vrijwilliger Wim Donselaar en archivaris Kia van der herden bij het uitpakken van de rolcontainers in de Wijkse arctiief-
bewaarplaats (Hans Dirksen Fotografie. 27 november 200,3)
archiefmedewerkers en vrijwilligers in 48 rol-
containers verpakt. Dankzij de goede
voorbereiding en de medewerking van alle be-
trokkenen lukte het om alles in één dag op zijn
plaats in de archiefstellingen te krijgen. Vanaf
december 2003 brengen de restauratiebedrij-
ven de gedroogde archieven direct naar Wijk
bij Duurstede. Zoals eerder gemeld, duurt het
nog tot september 2005 voordat (bijna) alles
droog en terug is.
Vanaf 5 januari 2004 zijn bezoekers weer van
harte welkom op de nieuwe studiezaal. Op de
gezamenlijke website van de archiefdiensten in
de provincie Utrecht (www.utrechtsarchief-
net.nl) is, in het gedeelte waar de archieven
van het Streekarchivariaat Kromme-Rijngebied
- Utrechtse Heuvelrug te vinden zijn, precies
te zien welke archieven en collecties of welke
bestanddelen daaruit al te raadplegen zijn en
welke nog niet. Bent u op zoek naar iets en
van plan om hiervoor langs te komen in Wijk
bij Duurstede, kijkt u dan vooral eerst op deze
website om te voorkomen dat u voor niets
Vrijwilligster Vcronique Regout plaatst de dozen met
charters in de archiefstelling (Hans Dirksen Fotografie, 27
november 2003)
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
83
-ocr page 83-
komt. Uiteraard wordt de informatie op de site
steeds bijgewerkt. Beschikt u niet over inter-
net, neemt u dan telefonisch contact op met
onze studiezaalmedewerker, telefoon: 0343-
595 517. (Ria van der Eerden)
Leenrepertorium digitaal
Sinds kort is het in november 2001, als deel 6
in de Historische reeks Kromme-Rijngebied,
in boekvorm verschenen Repertorium op de
lenen van Gaasbeek door J.C. Kort (zie de ad-
vertentie hiernaast) ook digitaal beschikbaar.
Uitgeverij Verloren heeft het tekstbestand in
Word- en in WP 5.1-formaat op zijn website
www.verloren.nl gezet. Door te klikken op het
onderdeel 'Downloads' kunt u de tekst vervol-
gens gratis ophalen en op de gebruikelijke
wijze doorzoeken. De rijke informatie over de
Gaasbeekse lenen is daarmee optimaal toegan-
kelijk geworden. Vanwege deze digitale
zoekmogelijkheden ontbreekt in het boek een
uitgebreide namen- en zakenindex.
Hiernaast drie foto's van beschadigde stukken uit de nota-
riële archieven van het streekarchivariaat uit de periode
1621-1895. Op slechts vijf bestanddelen na zijn deze om-
vangrijke archieven vanaf januari 2004 weer volledig te
raadplegen. Boven een foto van een nog vochtige akte uit
1832 van de Amerongse notaris J.W.A. Immink tijdens het
droogproces in het Restauratie-atelier Helmond. De foto
er onder laat hetzelfde stuk in geheel droge toestand zien
na terugkeer in de archiefbewaarplaats in Wijk bij Duur-
stede. Hoewel de waterschade zichtbaar is gebleven, heeft
de leesbaarheid er niet of nauwelijks onder geleden. Voor
de meeste losse documenten is deze eerste herstelfase,
waarbij de stukken worden gevriesdroogd of aan de lucht
gedroogd, toereikend.
Ingebonden archiefstukken moeten daarentegen bijna al-
tijd wèl een tweede (restauratie)fase ondergaan. De
onderste foto laat daarvan een voorbeeld zien. Het betreft
een index op de akten van de Wijkse notaris B.G. van
Heijst uit de jaren 1859-1890. De half perkamenten band
is vervormd, heeft losgelaten en de bindingen zijn bescha-
digd. Hoewel het bestanddeel al wel voorzichtig door
bezoekers kan worden ingezien, moet in de toekomst het
boekblok opnieuw worden gebonden en de band gerestau-
reerd. Het is de bedoeling om met deze tweede herstelfase
te starten nadat de eerste fase najaar 2005 in zijn geheel is
afgerond. Met het oog daarop maken de restauratiebedrij-
ven direct na het drogen een gedetailleerde inventarisatie
van de waterschade, zodat aan het eind van fase 1 duide-
lijk is welke stukken nog verder herstel behoeven en welk
bedrag daarmee gemoeid is.
Op de drie foto's is ook te zien, dat om vergissingen te
voorkomen, de uitgeknipte etiketten van de oude omsla-
gen en dozen steeds bij de archiefstukken worden
gevoegd. De stukken worden door de restauratiebedrijven
na het drogen opnieuw verpakt. Na controle wordt alles
door de medewerkers van het streekarchivariaat opnieuw
geëtiketteerd. (Foto's Restauratie-atelier Helmond en Ria
van der Eerden, 2003)
/'
84
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)