■ J f
|
||||||||||
Stadswording in het rivierengebied ten zuiden van
Utrecht gedurende de veertiende eeuw |
||||||||||
Reinout Rutte*
Heden ten dage is er in het rivierengebied ten
zuiden van Utrecht een groot aantal kleine van oorsprong middeleeuwse steden te vinden. Daar zijn Nieuwpoort, Ameide, Montfoort, IJsselstein, Vianen, Culemborg, Asperen, Leer- dam, Heukelum, Wijk bij Duurstede en Buren. Wijk bij Duurstede is met de stadsrechtverle- ning in 1300 door Gijsbrecht van Abcoude één van de oudste in deze reeks. Al deze steden kwamen tot stand in een periode van slechts ongeveer honderd jaar, gedurende de veertien- de eeuw. Dit opmerkelijke gegeven vormt het uitgangspunt voor dit artikel. Eerst wordt kort ingegaan op de plaats van de- ze steden binnen de stadsgeschiedenis van de Noordelijke Nederlanden. Daarna komt in het bijzonder de stadswording van Wijk bij Duur- stede, Culemborg en Buren aan bod. Aan de hand van deze drie steden kan een beeld wor- den geschetst dat typerend is voor de stads- wording in het rivierengebied. Stadsgeschiedenis
De wording en opkomst van steden speelde
zich in de Noordelijke Nederlanden af in de twaalfde, dertiende en veertiende eeuw. In de- zelfde periode kwamen er in heel West-Europa duizenden steden tot stand. In de tweede helft van de twaalfde eeuw waren er in de Noorde- lijke Nederlanden maar enkele stedelijke nederzettingen, waarvan Utrecht, Deventer en Nijmegen de belangrijkste waren. Slechts on- geveer een eeuw later, omstreeks 1270, waren vele steden opgebloeid. Alleen al in Holland kunnen bijvoorbeeld worden genoemd: Dor- drecht, Delft, Leiden, Haarlem en Alkmaar. Weer een eeuw later waren er nog veel meer bijgekomen, waaronder een aanzienlijk aantal in het stroomgebied van de grote rivieren, bij- voorbeeld: Montfoort, IJsselstein, Vianen, Culemborg en Wijk bij Duurstede. Bij al deze plaatsen die tot stad werden, speel- den steeds bewoners, heren, en economische en geografische omstandigheden een rol. Stop |
||||||||||
1 Schematische weergave van driepolig model voor de tot-
standkoming van een stad in de middeleeuwen. je deze drie factoren in een model dan ziet dat
er als volgt uit (afb. 1). Voor stadswording be- stonden drie essentiële voorwaarden: de mogelijkheid tot economische opbloei, de aan- wezigheid van een groep ondernemende lieden, en het streven van een heer om de sa- menleving op een bepaalde plaats anders te organiseren. De mogelijkheid tot economische opbloei werd enerzijds gewaarborgd door de algehele economische groei van de twaalfde tot de veertiende eeuw, was anderzijds afhan- kelijk van een gunstige ligging voor handel en verkeer. De aanwezigheid van een groep on- dernemende lieden hing samen met de sterke toename van de bevolking in die tijd. De in- spanning van een heer om de samenleving op een bepaalde plaats anders te organiseren, moet worden gezien in verband met de toene- mende macht van allerlei edellieden. De drie vereisten konden in allerlei variaties en gradaties voorkomen. Zo bestond de mogelijk- heid dat onder bepaalde omstandigheden één pool de boventoon ging voeren. Bij oudere plaatsen zoals Utrecht, die in de loop der eeu- wen langzamerhand tot stad werden, waren vooral economische factoren en ondernemende lieden, de burgers, belangrijk. Bij de stadswor- ding vanaf de dertiende eeuw echter werd het aandeel van de heren steeds vaker van door- slaggevende betekenis. Landsheren zoals de |
||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
||||||||||
afgeleid dat er op initiatief van een heer, soms
ook van burgers, binnen relatief korte tijd (twintig tot dertig jaar) een nieuwe nederzet- ting werd aangelegd met een bepaalde omvang en een stratenplan van een zekere complexiteit en regelmaat. Bij de aanleg kregen deze nieu- we steden doorgaans een door grachten en wallen of muren vastomlijnd, dikwijls rechtlij- nig stratenplan, een nieuwe kerk en werden volwaardige stadsrechten verleend. De drie polen van het model zijn echter ook
vereisten voor stadswording, dus spelen altijd een rol, maar het economische aspect lijkt er bij een aantal steden in het rivierengebied wat bekaaid af te zijn gekomen. De meeste breid- den na de stichting nooit uit omdat economi- sche opbloei uitbleef. Bovendien raakten soms grote delen van de nieuwe steden niet be- bouwd. Dit had alles te maken met de gefor- ceerde stadswording op initiatief van verschil- lende lokale edelen in dit gebied, die, gefix- eerd als ze waren op macht, de economische mogelijkheden nogal eens uit het oog verloren. Rivierengebied
Het gebied was oorspronkelijk in handen van
de bisschop van Utrecht. Aan het begin van de elfde eeuw kreeg de Utrechtse bisschop de grafelijke rechten in handen van Teisterbant - een uit de achtste en negende eeuw stammende bestuurseenheid die een groot deel van het ri- vierengebied omvatte. De bisschop gaf die rechten weer in leen aan verschillende heren. Die leenmannen gingen na verloop van tijd steeds onafhankelijker van hun leenheer han- delen. Zo vinden we in de dertiende eeuw op voormalig Teisterbants gebied een hele serie onafhankelijke heerschappijen, waaronder Ar- kel, Beusichem en Buren. Hoe die heerschappijen precies zijn ontstaan en hoe oud ze zijn, is vaak niet duidelijk. Soms schijnen het vanouds onafhankelijke heerlijkheden, soms zijn het eenvoudig weg in- gepikte gebieden. Maar hun ontstaan hangt ongetwijfeld samen met de tanende macht van de Utrechtse bisschoppen en de opkomst van de graafschappen Holland en Gelre. Beide graafschappen breidden hun macht in de twaalfde en dertiende eeuw langzaam uit in het rivierengebied ten zuiden van Utrecht. Holland |
||||||
hertogen van Brabant en de graven van Gelre
gingen beseffen dat ze steden konden benutten als instrument voor hun machtspolitiek. Door mensen te concentreren op een bepaalde
plek in een nederzetting met een markt, kon- den inkomsten en voordelen worden verkregen uit grond, belasting, bijvoorbeeld tolheffing, verschillende voorrechten en was het mogelijk op die plek en in de omgeving daarvan de macht te vestigen en te consolideren. Zo kon het creëren van een stad dienen als instrument voor verschillende machtspolitieke doeleinden, waar zowel heren als burgers voordeel bij had- den. Dit besef manifesteerde zich in heel West-Europa: Heren en burgers werden zich bewust van de stad als maakbaar machtscen- trum. In de Nederlanden liet bijvoorbeeld de hertog
van Brabant kort voor 1200 's-Hertogenbosch aanleggen als machtscentrum in de noordelijke grensregio van zijn landsheerlijkheid in wor- ding. Ook de opkomende Gelderse graven creëerden steden in grensregio's van hun machtgebieden. Onder meer Wageningen, Har- derwijk en Roermond kwamen in de loop van de dertiende eeuw tot stand door stedenpolitiek en stadsplanning van Gerard IV (1207-1229) en Otto II (1229-1271) van Gelre. Bij de wor- ding van deze steden speelden de landsheren een doorslaggevende rol: Hier vormden de he- ren dus de belangrijkste pool in het genoemde model. Vanaf het eind van de dertiende eeuw waren er
steeds meer kleinere heren die het creëren van steden als machtspolitiek instrument overna- men, in het bijzonder in het rivierengebied ten zuiden van Utrecht. Stedenpolitiek en stads- planning speelden zich vanaf ongeveer 1300 steeds minder af in de context van de lands- heerlijkheden (zoals Brabant, Gelre en het Nedersticht Utrecht) of op landsheerlijk initia- tief. Het waren veeleer verschillende lokale heren die stedenpolitiek en stadsplanning gin- gen bedrijven. Ook bij de stadswording van de plaatsen in het
rivierengebied was de derde pool, de heer, van doorslaggevende betekenis. Ja, vaak zelfs zo groot dat er gesproken kan worden van stads- stichtingen of nieuwe steden: Het zijn plaatsen waarvan uit verschillende bronnen kan worden |
||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
||||||
een comfortabele en relatief autonome positie
in ten opzichte van de ontwikkelingen in de landsheerlijke gebieden. Het was in deze posi- tie en ter versterking daarvan, dat zij overging- en tot het stichten van een stad als centrum van hun heerlijkheid. We zullen dit nu bekijken aan de hand van Wijk bij Duurstede, Culem- borg en Buren. Wijk bij Duurstede
We beginnen met Wijk bij Duurstede omdat
dat rond 1300 als één der eerste nieuwe steden verscheen in het rivierengebied, op de noord- oever van de Lek. Verder stroomafwaarts langs de Lek was even eerder Nieuwpoort aange- legd. De totstandkoming van deze twee stadjes is niet alleen te danken aan lokale heren maar ook aan landsheren, de graven van Holland en die van Gelre. Aan de hand van Wijk bij Duur- stede kan de introductie in het rivierengebied van het idee om een nieuwe stad te stichten worden verteld. Kort voor 1300 gaven de graven van Holland
en die van Gelre het stichten van nieuwe ste- |
||||||||||
vanuit het westen door middel van groot-
scheepse veenontginningen. Gelre vanuit het oosten door het annexeren van gebieden. Zo werd het een omstreden grensregio tussen de landsheerlijkheden Holland, Gelre en het Ne- dersticht. Bovendien was er de Brabantse invloedssfeer in het zuiden (afb. 2). De lokale adel die in het rivierengebied land
en rechten in leen had, profiteerde van haar positie temidden van de elkaar bestrijdende landsheren, zeker vanaf het begin van de veer- tiende eeuw toen de graven van Holland en die van Gelre verzeild raakten in oorlogen en par- tijtwisten. Van deze situatie waarin Holland, Gelre en het Sticht Utrecht werden verscheurd door factiestrijd en de landsheren werden ge- plaagd door geldverslindende oorlogen, maakten de verschillende lokale heren in de grensregio handig gebruik. Ze speelden de landsheren eerder tegen elkaar uit dan dat ze zich afhankelijk van hen opstelden. Deze lokale heren, waaronder die van Culem- borg en Buren, namen in de veertiende eeuw |
||||||||||
2 Rivierengebied ten zuiden van Utrecht volgens een kaart uit circa 1680 (Ducatus Gelriae pars prima quae est Neoma-
gensis, uitgegeven door J.J. van Waesberge, S. Swart en M. Pitt, Amsterdam/Oxford). Het noorden is onder. Verschillende machtsgebieden staan met naam op de kaart aangegeven. |
||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
||||||||||
den in de Noordelijke Nederlanden een be-
langrijke impuls. Zij creëerden, soms in samenwerking met lokale edellieden, enige nieuwe steden in omstreden regio's van hun landsheerlijkheden. Zo moet graaf Floris V (1256-1296) onder meer verantwoordelijk worden gehouden voor de totstandkoming Nieuwpoort in de laatste decennia van de der- tiende eeuw. De graaf van Holland volgde hiermee zijn machtige bondgenoot Edward de I (1272-1307), koning van Engeland na. Ko- ning Edward stichtte in dezelfde jaren in Zuidwest-Frankrijk en in Wales series nieuwe steden om zijn greep op die omstreden delen van het Engelse koninkrijk te verstevigen. De- ze zogenaamde bastidesteden werden in groten getale aangelegd op initiatief van zowel de En- gelse als de Franse koning, maar ook door lokale edellieden in Zuidwest-Frankrijk. Deze nieuwe steden waren dus door een koning, hertog of andere heer met ideologische motie- ven gecreëerde, politieke en economische steunpunten. Ze kwamen veelal tot stand op maagdelijke grond, maar wel aansluitend bij bestaande elementen als een kasteel, een hoeve of kleine nederzetting. Daarbij speelden presti- ge, symbolische bezegeling van machts- verhoudingen en gebiedsafbakening een be- langrijke rol. Graaf Reinoud I van Gelre (1271-1326) sticht-
te omstreeks 1300 eveneens een aantal nieuwe steden, waaronder Wijk bij Duurstede en Hat- tem in de uiterste noordpunt van zijn lands- heerlijkheid, daar waar deze grensde aan het Oversticht. Wijk werd gesticht als grensvesting tussen Gelre en het Nedersticht. Het kwam rond 1300 tot stand bij de splitsing van de Lek en de (Kromme) Rijn, op een door verzanding van de Rijnbedding ontstane, eivormige stroom- rug. Omstreeks 1270 bouwden lokale heren, de Van Abcoudes, bij die splitsing, aan de zuid- punt van de ineengeschrompelde nederzetting die restte van het legendarische Dorestad, een kasteel. Met behulp van de graven van Gelre hadden de heren van Abcoude in de laatste helft van de dertiende eeuw de touwtjes in Wijk en omgeving vrij stevig in handen weten te krijgen, ten koste van de Utrechtse bis- schoppen die sterk aan macht inboetten in het rivierengebied. Rond de eeuwwisseling moe- ten de graaf en de lokale heer hun kans schoon |
|||||||
hebben gezien een nieuwe stad te stichten op
maagdelijke grond in de rivier. De stad kreeg een eenvoudige plattegrond: Een rechte hoofdstraat met licht gekromde parallel- straat, die loodrecht werden gekruist door twee dwarsstraten, waartussen in het centrum een plein lag, waaraan een kerk werd gebouwd (afb. 3). Deze kerk werd echter pas in 1365 in- gewijd. Tot die tijd fungeerde de St. Crucis in de villa Wijk, het ineengeschrompelde restant van Dorestad juist ten (noord)westen van de nieuwe stad, als parochiekerk. De omwalling van de nieuwe stad volgde de vorm van de ei- vormige stroomrug. Hetzelfde geldt voor de lichte kromming van de parallelstraat. In 1300 werden stadsrechten verleend door Gijsbrecht van Abcoude, die werden opgesteld naar voor- beeld van die van de oudere, nabijgelegen stad Rhenen. De graaf van Gelre verloor al snel na de stichting zijn gezag over de heren van Ab- coude en in het grensgebied. De van Abcoudes maakten daar gebruik van en bevestigden hun relatieve autonomie door op eigen initiatief de stad aan de oostkant uit te breiden. Hierdoor werd het grondplan van de eerste stichting minder herkenbaar en ontstond een nieuw ge- heel. Wellicht werden de graaf van Gelre en de he-
ren van Abcoude geïnspireerd tot het stichten van de nieuwe stad Wijk bij Duurstede door graaf Floris V, die juist enige jaren eerder het initiatief had genomen tot de aanleg van Nieuwpoort en enige andere nieuwe steden. Maar ook Reinoud van Gelre lijkt zich hier- mee al eerder te hebben beziggehouden. Op zijn initiatief verrees kort na 1270 naast Zutphen de zogenaamde Nieuwstad en rond 1280 aan de zuidrand van zijn graafschap, nu in Midden-Limburg, het plaatsje Nieuwstadt. De aanzetten tot deze 'Nieuwsteden' kunnen reeds zijn gegeven door Reinouds vader Otto II van Gelre. Het handelen van de Gelderse graven moet worden geplaatst in de lange tra- ditie van het bedrijven van stedenpolitiek en stadsplanning in het Duitse Rijk. Sinds de twaalfde eeuw voerden de Duitse keizers en koningen, maar vooral ook verscheidene machtige graven en hertogen namelijk een veelomvattende stedenpolitiek. Bestaande ne- derzettingen werden voorzien van privileges en |
|||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||
□ Mogelijke poort
|
||||||||||||||
Wijk omstreeks 1300 I
|
Poort
|
|||||||||||||
Ktx)mme Rijn en grachten
3 Plattegrond Wijk bij Duurstede. (In: Wijk bij Duurstede 700 jaar stad, 2000, 91)
|
||||||||||||||
uitbreidingen en nieuwe steden werden aange-
legd. Bij deze stedenpolitiek en stadsplanning gingen strategie en economie vaak hand in hand. In de loop van de dertiende eeuw gingen machts- en gebiedsverhoudingen echter een steeds grotere rol spelen. In Westfalen en het Rijnland bijvoorbeeld, kwamen op initiatief van de Keulse aartsbisschoppen en verschillen- |
||||||||||||||
de adellijke geslachten waaronder die van
Kleef en Gelre, patronen van steden tot stand waarvan de ligging in grote mate werd bepaald door hun functie als strategische grensvesting. De impuls die Floris V en Reinoud I aan het stichten van nieuwe steden gaven, stond dus in de tradities van zowel het Duitse Rijk als de Engelse en Franse koninkrijken. Het is echter |
||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
||||||||||||||
opmerkelijk dat in de veertiende eeuw, de tijd
dat stadsstichtingen in die gebieden zeldzamer werden, in Holland, Gelre en het Sticht Utrecht en dan vooral in het grensgebied daar- tussen, het stichten van nieuwe steden een grote opleving kende. In navolging van de gra- ven van Holland en die van Gelre ging een groot aantal lokale heren over tot het creëren van een stad als politiek en economisch machtscentrum van hun domein. Wijk bij Duurstede kwam nog tot stand door samenwerking tussen de landsheer en een lo- kale heer. Nadat de graven van Holland en die van Gelre het idee omstreeks 1300 in het ri- vierengebied hadden geïntroduceerd, was echter het hek van de dam. De lokale heren na- men het over in hun eigen voordeel, en de landsheren hadden het nakijken. Binnen enkele decennia begon op initaitief van verschillende lokale geslachten de aanleg van Asperen, IJsselstein, Montfoort, Vianen en Culemborg. |
|||||||||
Culemborg
Uit een schriftelijke bron van 1310 kan wor-
den afgeleid dat er toen sprake was van de bouw van een nederzetting te Culemborg langs de linker oever van de Lek. Jan van Beusichem (circa 1303-1322), vanaf de stadsaanleg van Culemborg, bewerkstelligde toen dat de door hem op eigen grond gebouwde Sint-Barbara de parochiekerk van Culemborg werd. De Sint- Barbara was een afsplitsing van de kerk in het ongeveer vijf kilometer oostelijker gelegen dorp Beusichem, waar de van Beusichems tot dan toe resideerden. Vermoedelijk nam Jans vader Hubrecht van Beusichem (1271 -circa 1303) omstreeks 1300 het initiatief om een stad te stichten ten oosten van een kasteel dat rond 1270 was gebouwd op grond van 'een hoeve [gelegen] in Kulenburg'. Dat kasteel hadden de heren van Beusichem gesticht om- dat hun machtsgebied vanaf de tweede helft van de dertiende eeuw in westelijke richting verschoof. Hubrecht en Jan werkten samen ongeveer
twintig jaar aan de nieuwe stad van vrij be- scheiden omvang. Hubrecht begon omstreeks 1300 en Jan bekroonde het werk in 1318 met de verlening van privileges. Om zoveel moge- lijk mensen naar de stad te lokken, waren daarin voordelige bepalingen opgenomen, zo- als: 'dat geen burger, misdadiger of niet, iets te vrezen heeft, als hij borg kan stellen voor zijn goed gedrag; dat binnen de vrijheid der stad niemand (dus ook geen boeren en niet-burgers) tot tweekamp gedwongen mag worden; dat de burgers van Culemborg de hofsteden van de heer in eeuwige erfpacht krijgen; dat geen bur- ger in de stad keurmede verschuldigd zal zijn'. Volgens een akte uit 1343 'maakten zij [Hu- brecht en JanJ die stat Culenborch' en werd deze 'in 't viercant met graften omgraven, dat noch de oude stadt is, omtrocken met planken ende doornen'. Naast de verdedigingswerken droegen zij zorg voor de plattegrond: Een vrij regelmatig geheel waarin een noord-zuid lo- pend straatplein, tevens markt, en twee achter- straten de hoofdelementen vormden (afb. 4). De stad raakte bebouwd en in de loop van de veertiende eeuw werd zij tweemaal uitgebreid met een ambachts- en een havenbuurt aan de kant van de Lek, door verlegging van de rivier- dijk in de uiterwaarden. , |
|||||||||
4 Plattegrond Culemborg door Jacob van Deventer,
circa 1560. |
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||
Kennelijk waren de heren van Culemborg
geïnteresseerd in handel en nijverheid. Aan het eind van de veertiende eeuw verrees aan de zuidkant een uitbreiding met een grotere omvang dan de bestaande stad. In 1388 werd voor het eerst melding gemaakt van het plan van Gerrit van Culemborg (1377-1394) om de stad uit te breiden met een 'Nieuwstad'. Voor- dat in het gebied ten zuiden van Culemborg de Nieuwstad werd aangelegd, waarvan de uit- voering hoofdzakelijk plaatsvond onder het bewind van Hubrecht van Culemborg (1394- 1422), lagen daar twee dorpjes: Langsmeer en Prijs. De wegen waarlangs de dorpjes lagen, gingen de belangrijkste straten van het nieuwe stadsdeel vormen. Om de twee dorpen bij de stad in te lijven
werd een rechthoek van ongeveer 400x400 meter omgracht. In het gebied ten zuiden van de twee hoofdstraten werd een stratenraster uitgezet, dat grotendeels niet werd bebouwd met huizen. De Nieuwstad werd echter voor een belangrijk deel aangelegd voor agrarisch gebruik door boeren uit de omgeving die ten gevolge van wateroverlast hun land moesten verlaten. De heren van Culemborg hadden kennelijk de bedoeling niet alleen te profiteren van stedelijke handel en nijverheid, maar wil- den ook agrarische bedrijvigheid binnen hun stadsmuren halen. Culemborg is één van de zeldzame voorbeel-
den van een laatmiddeleeuwse nieuwe stad die in meerdere fasen tot stand kwam door ver- schillende uitbreidingen. Dit was een gevolg van het feit dat de heren van Culemborg re- ageerden op verscheidene economische ontwikkelingen, zoals die in de rivierhandel over de Lek en die in het agrarische achter- land. Zij stimuleerden deze ontwikkelingen en slaagden er daardoor in hun macht, status en inkomsten in de vorm van bijvoorbeeld tol en belastingen te vergroten. Ook de heren van Buren waren daarin succesvol. Buren
Aan Buren werd in 1395 stadsrecht verleend
door Alard van Buren (circa 1361-1403). Dat stadsrecht werd grotendeels overgenomen van dat van Culemborg. Dezelfde voordelige bepa- lingen om zoveel mogelijk bewoners aan te trekken, waren er in opgenomen. De aanhef |
van het Burense stadsrecht week echter af.
Daarin werd de directe aanleiding tot de stads- rechtverlening gegeven: 'onser poorten van Bueren, geliik wy die nu begrepen hebben en- de begraeven alse tusschen der Komen ende den Nyeuwen Grave als die nu begonnen is'. Onder begrepen werd verstaan: het plan tot iets vormen en het ter hand nemen. Begraeven betekende: graven aan iets, door een gracht omsluiten en versterken. Expliciet stond dus vermeld dat de Alard van Buren de stad nieuw liet aanleggen. De aanleg van de nieuwe stad Buren moet dus
kort voor de stadsrechtverlening zijn begon- nen. Deze nieuwe aanleg kwam tot stand op de oeverwal langs de Kome, tussen het kasteel van de heren van Buren en de rivier. Het slot Buren wordt in de schriftelijke bronnen pas in 1298 genoemd. Maar de heren van Buren zul- len op die plek vanouds hun bestuurlijk centrum hebben gehad. Wellicht lag er een kleine nederzetting, want in 772 werd al ge- sproken van 'villa Buria in pago Testrebenti [Teisterbant]'. Deze oude nederzetting moet door de bouw van de nieuwe stad zijn wegge- vaagd. Om een rechthoekig omgracht gebied te ver-
krijgen, hoefde slechts aan de noord- en de westzijde een gracht te worden gegraven: de zogenaamde 'Nyeuwen Grave' (afb. 5). Aan de oost- en de zuidzijde vormde de Kome de omgrachting. Met de specie uit de Nyeuwen Grave kon het rechthoekige gebied worden opgehoogd, zodat het hoger dan de omge- ving kwam te liggen. Op dat rechthoekige oppervlak zetten landmeters een dubbel as- senkmis uit. De oost-west as van het slot richting de Kome
zal als uitgangspunt hebben gediend. Deze as liet men loodrecht kmisen door een noord- zuid as. Deze twee assen werden de hoofd- straten van het stadje. De plaats van de noord- zuid as werd bepaald door de diepte van de kavels, die veertig meter bedroeg. De tweede noord-zuid as, die van het tweede assenkmis, lag veertig meter verder naar het oosten. Beide noord-zuid assen werden iets minder dan hon- derdtwintig meter naar het noorden loodrecht gekruist door een tweede oost-west lopende verbinding. Tussen de tweede noord-zuid as en de Kome kregen de kavels geen diepte van |
||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||
5 Plattegrond Buren volgens kadastraal minuutplan uit 1826.
veertig meter omdat het riviertje niet in rechte
lijn, maar met een lichte bocht langs het stadje liep. Uit deze beschrijving kan worden afgeleid dat
het graven van de 'Nyeuwen Grave' en het uit- zetten van het assenkruis volgens vooropgezet plan gebeurd moet zijn, zodat het rechthoekige oppervlak in de breedte in drie ongeveer gelij- ke delen van veertig meter met straten daartussen kon worden verdeeld. In de lengte ging men uit van een afstand van drie keer honderdtwintig meter (3x40). Deze afmetingen werden echter wat minder strikt nagevolgd dan die van veertig meter. Want in het zuiden had men te maken met de lichte kromming van de rivier. In het noorden met een licht gebogen loop van een al bestaande sloot die de 'Nyeu- wen Grave' daar volgde. Hierdoor moesten de meeste van de negen kavels als het ware wor- den 'uitgerekt' of 'ineengedrukt'. Bij de kruising van de hoofdstraten werd dia- gonaal ten opzichte van die kruising een kapel gebouwd. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze kapel een afgeleide was van de kasteelkapel uit slot Buren. Kavels die door de landmeters langs de assen werden opgemeten, werden door Alard van Buren als bouwpercelen uitge- geven. De twee assen die elkaar kruisten bij de |
|||||||
kapel raakten bebouwd met veelal stenen hui-
zen, die na verloop van tijd aaneengesloten gevelrijen gingen vormen. De economische en representatieve functies kwamen samen bij de kruising, de huidige Markt. Daar ook ging het stadsbestuur zetelen, in een huis op de zuid- oosthoek. Dat stadsbestuur werd aangesteld met de stads-
rechtverlening in 1395. In hetzelfde jaar werd de kapel in opdracht van Alard en met toe- stemming van de bisschop van Utrecht, verheven tot parochiekerk en begon de verbou- wing tot kerk. De bouw werd aan het begin van de vijftiende eeuw afgerond, wat tevens gold voor het stadje als geheel. Omdat de kerk diagonaal op de kruising was geplaatst, ont- stond daar een klein plein. De tweede noord-zuid as was smaller dan de andere en fungeerde als het ware als achter- straat daarvan. Samen met de tweede oost-west lopende straat vormde deze ten opzichte van de twee hoofdassen een secundair assenkruis. Beide straten waren zeer schaars bebouwd. De drie meest noordelijk gelegen kavels bleven ook grotendeels onbebouwd. Om het geheel legde men een muurstraat en een stenen stads- muur met daarin zes doorgangen. Aan beide uiteinden van de verkeersader een hoofdpoort. |
|||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||
6 Gezicht op Buren door Roelant Roghman, 1646/1647.
In de verschillende hoeken en langs de Kome
nog vier kleine poortjes. Nieuwe steden
De stichting van Buren was een weloverwogen
project. Door de rijke materiële en schriftelijke bronnen krijgen we een goed beeld van de gang van zaken bij de aanleg een nieuwe stad, die in grote lijnen als typerend voor de wor- ding van de meeste steden in het rivieren- gebied kan worden beschouwd. Het betreft behalve Wijk bij Duurstede en Culemborg de volgende plaatsen: Nieuwpoort, Ameide, Montfoort, IJsselstein, Vianen, Hagestein, As- peren, Leerdam en Heukelum (en verder naar het oosten ook nog Megen, Batenburg, Raven- stein en Grave). Afbeelding 7 geeft van negen van deze nieuwe steden een schetsmatige weergave waarop de volgende bepalende ele- |
|||||||
menten zijn aangeduid: De oude kernen waar-
bij of waaroverheen de nieuwe steden werden aangelegd, de doorgaans kort voor de stads- aanleg gebouwde kastelen waarnaast de steden verrezen, en de kerk, die in een aantal gevallen (Culemborg, Vianen) werd afgesplitst van een kerk uit een nabijgelegen oudere nederzetting. In Montfoort, Asperen, Leerdam en Heukelum gingen oude dorpskerken fungeren als pa- rochiekerk van de nieuwe stad. Daar waren dijkdorpen namelijk omgevormd en uitgebreid tot stad. In IJsselstein werd de kerk uit het na- bijgelegen dorp Eiteren met kerkhof en al verplaatst naar de nieuwe stad. De parochie- kerk in Wijk bij Duurstede was de opvolger van de St. Crucis in de villa Wijk. De aanleg van al deze nieuwe steden zal glo- baal volgens dezelfde principes zijn verlopen als in Buren. Eveneens zullen vergelijkbare |
|||||||
7 Schetsmatige weergave van 9 laatmiddeleeuwse nieuwe steden in het rivierengebied ten zuiden van Utrecht, met daarop
aangeduid: oude kern of dorp (gearceerd), kerk (kruisje), kasteel (vlaggetje) en indien van toepassing de richting (pijl) van verplaatsing van machtscentrum/kerk. Het betreft de volgende plaatsen (achter de plaatsnaam staat tussen haken eerst cur- sief de tijd waarin de (eerste) stadsaanleg tot stand kwam / dan de stichtingsdatum van het kasteel): 1. Montfoort (vanaf circa 132012de helft 12de eeuw); 2. IJs.selstein (circa 1310-1350/2de helft 13de eeuw); 3. Vianen (circa 1320-1350/a) circa 1270, b) circa 1350); 4. Culemborg (circa 1300-1320 / a) circa 1270, b) circa 1350); 5. Wijk bij Duurstede (rond 13(X)/cixca 1270); 6. Buren (circa 1390-1420/loop 13de eeuw); 7. Heukelum (vanaf circa 1390/eind 13de eeuw); 8. Leerdam (vanaf circa 1350/1360/eind 13de eeuw); 9. Asperen (vanaf circa 1300/eind Ode eeuw). |
|||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||
motieven en achtergronden een rol hebben ge-
speeld. Tot het stichten van Buren kwam het pas nadat de heerlijkheid in de omvang die ze omstreeks 1300 had gekregen, bijna een eeuw lang was geconsolideerd. De heren moeten in de loop van de veertiende eeuw steeds vaster greep op hun domein hebben gekregen. De ve- le nederzettingen die binnen dat domein lagen en de landerijen die het omvatte, verzekerden de heren van goede inkomsten. In leen gegeven goederen, rechten en gronden zullen veel geld hebben opgebracht. Met dat geld konden ze aan het eind van de veertiende eeuw overgaan tot het stichten van een stad als symbolisch middelpunt van hun domein, vlakbij hun be- stuurlijk centrum, het slot. Die symboliek kwam concreet tot uiting in de plattegrond en opbouw van de stad. Het raster- patroon kan worden gezien als een ideaal conceptgrondplan voor een nieuwe stad, met een meer algemene betekenis; een regelmatige plattegrond verbeeldde orde en goed bestuur. Alard van Buren zal dit conceptplan hebben gevormd aan de hand van voorbeelden in de omgeving, zoals Culemborg en Vianen. In sa- menwerking met landmeters werd dit plan omgezet in de ter plaatse uitgezette platte- grond, waarvan de ligging in de omgeving werd ingepast, maar waarvan het regelmatige stratenpatroon weinig te maken had met de ter plekke aanwezige geografische gegevens. Het werd over bestaande structuren heen gelegd en beheerste die, stak er zelfs letterlijk bovenuit door de ophoging. Het stadsplan zou stad en heer de juiste status geven in het gebied. De praktische uitvoering van deze hogere za- ken, de opbouw van het stadje, was ook goed overdacht. Ze lag, onder bescherming van een machtig slot, op de kruising van een rivier en een landroute, die werd vertaald in een stads- plan met twee hoofdassen die samenkwamen op een markt met daaraan de kerk en de zetel van het stadsbestuur. Om mensen te lokken nam Alard verder het stadsrecht met voordeli- ge bepalingen over van het nabij gelegen Culemborg. Vanuit heel de heerlijkheid Buren moeten mensen naar het stadje zijn getrokken, want over het leegstromen van bepaalde oude nederzettingen of gebieden is niets bekend. De nieuwe bewoners bouwden hun huizen op de door Alard uitgegeven bouwpercelen. De op |
initiatief van Alard gebouwde stadsmuur be-
schermde de burgers; de burgers op hun beurt beschermden het stadje als soldaat. De stad werd binnen de muren nooit helemaal volgebouwd. Dat was ook niet nodig voor haar voortbestaan dat was gebaseerd op de degelijke stichting en de daaruit voortvloeiende weder- zijdse band tussen heer en burger. In wezen was het stadje na de stichting voltooid; na het begin van de vijftiende eeuw is in stedenbouw- kundig opzicht maar weinig veranderd. Door Willem van Buren (1403-1435) - Alard was zijn grootvader - werd in 1420 een Francisca- ner klooster gesticht op één van de onbebouw- de kavels in het noorden van het stadje. Het is waarschijnlijk ook deze Willem geweest die de kerk nogmaals liet verbouwen en uitbreiden. Zo kwam binnen ongeveer 30 jaar een comple- te stad tot stand. De stichter versterkte met de stadsstichting de greep op zijn domein en ver- grootte zijn prestige. In de ligging, de regel- matige opbouw van het stadsplan, de omwal- ling, kortom in de stedenbouw werden zijn macht en status verbeeld. Een deel van de be- bouwing werd in later eeuwen verbouwd, ver- vangen of afgebroken, maar het stadsplan als geheel is in de loop der eeuwen zo goed als niet veranderd. Tot op heden is Buren een mooi voorbeeld van een in de late middel- eeuwen aangelegde nieuwe stad. Besluit
Gedurende de veertiende eeuw kwam in het ri-
vierengebied ten zuiden van Utrecht dus een patroon van steden tot stand dat vooral is te danken aan de machtspolitiek van een aantal invloedrijke lokale geslachten. De mogelijk- heid tot economische opbloei en de aanwezig- heid van een groep ondernemende lieden wa- ren bij de meeste van deze steden eerder rand- voorwaarden dan bepalende factoren voor de stadswording. Onder meer de heren van Ab- coude, Culemborg en Buren gebruikten het stichten van een stad als instrument om hun macht te consolideren en te vergroten. Daar- mee kan de aanwezigheid worden verklaard van het aanzienlijke aantal stadjes, welke tot op de dag van vandaag alszodanig zijn te her- kennen. Wel blijft het verbazen dat in zo'n relatief kleine geografische en economisch ge- zien beperkte ruimte zoveel steden een zeker |
||||||||
10
|
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||
Nederlandse Academie van Wetenschappen, Afd. Letter-
kunde, Nieuwe Reeks 26 (1963) 12, 476-478. ■ D. de Boer, M. Boone en W. Hessing, Nederlands verle-
den in vogelvlucht. De Middeleeuwen: 300-1500 (Delta I). Leiden/Antwerpen, 1992. • W. van Es, J. van Doesburg en I. van Koningsbruggen,
Van Dorestad naar Wijk bij Duurstede. Het ontstaan van een .stad ca. 600-1550 na chr Abcoude, 1998. • R. Fruin, 'De vrije heerlijkheden, gelegen in het grens-
gebied tusschen Gelderland, Holland en Utrecht'. In: Verslagen en Mededelingen Oud Vaderlands Recht VIII (1934). • F. Horsten, Culemborg. Ongepubliceerde doctoraalscrip-
tie Universiteit van Amsterdam, 1972. ■ C. Meckseper, Kleine Kunstgeschichte der Deutschen
Stadt im Mittelalter Darmstadt, 1982. • Monumenten van Geschiedenis en Kunst. De Betuwe.
Red. R. de Beaufort en H. van den Berg. 's-Gravenhage, 1968. ■ R. Rutte, 'Stedebouw in de Middeleeuwen. Grave, Ra-
venstein. Batenburg en Megen'. In: Kunstlicht 16 (1995) 1, 14-23. R. Rutte, 'Middeleeuwse nieuwe steden in Nederland.
Aanzet tot een onderzoek naar oorsprong, verspreiding en betekenis'. In: Bulletin K.N.O.B. 95 (1996) 6, 189- 202. R. Rutte, 'Falen of slagen. Motieven bij laatmiddeleeuw-
se stadsstichtingen'. In: Historisch Geografisch Tijdschrift \?, (2000) \,\-n. R. Rutte, 'Buren "geliik wy die nu begrepen hebben en-
de begraeven". De aanleg van een nieuwe stad in de late middeleeuwen'. In: De drie steden. Regionaal-historisch Tijdschrift voor het Rivierenland 2\ (2000) 3, 43-47. R. Rutte, Stedenpolitiek en stadsplanning in de Lage Landen (12de-13de eeuw). Zutphen, 2002. A. van Schilfgaarde, 'De wallen en poorten van Buren'. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre (1930), 173-198. A. van Schilfgaarde, 'De kerken te Buren'. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre (1933), 170-181. A. van Schilfgaarde, 'Rechten van Buren (1368-1395)'. In: Verslagen en Mededeelingen 8 (1934), 27-33. H. Stoob, 'Stadtformen und stadtisches Leben im spaten Mittelalter'. In: Die Stadt. Gestalt und Wandel bis zum industriellen Zeitalten Red. H. Stoob. KeulenAVenen, 1979, 156-193. Wijk bij Duurstede 700 jaar stad. Ruimtelijke structuur
en bouwgeschiedenis. Red. M.A. van der Eerden-Vonk, J. Hauer en G. van Omme. Hilversum, 2000. |
||||||||||
bestaansrecht konden hebben. Kennelijk was
daarvoor toch een economische basis aanwe- zig. Hoe dat kan, is onduidelijk. Wellicht heeft het te maken met de vruchtbaarheid van het land en de relatief dichte bevolking gedurende een groot deel van de middeleeuwen, maar op dit gebied valt er nog veel uit te zoeken. Tot slot moet worden opgemerkt dat Wijk bij
Duurstede, Culemborg, Buren en de andere laatmiddeleeuwse nieuwe steden in het rivie- rengebied ten zuiden van Utrecht een bijzon- dere positie innemen binnen de stedengeschie- denis van de Nederlanden: Nergens anders ligt een zo grote en geconcentreerde groep steden waarvan de stadswording zoveel overeenkom- sten vertoont. Ook binnen West-Europa is dit bijzonder, vooral door de tijd waarin deze ste- den tot stand kwamen: de veertiende eeuw. Niet lang na 1300 werden in de meeste andere delen van Europa nog maar weinig nieuwe ste- den aangelegd. Tot op de dag van vandaag is van deze bijzondere stedenpolitiek en stads- planning uit de veertiende eeuw veel terug te vinden. De cultuurhistorische rijkdom van het rivierengebied wordt in hoge mate bepaald door de aanwezigheid van de steden die daar in de late middeleeuwen verrezen. Deze steden en het verspreidingspatroon daarvan in het land- schap zijn erfgoed om te koesteren. *Reinout Rutte is stads- en architectuurhistori-
cus. Op 12 september 2002 is hij aan de Universiteit van Amsterdam gepromoveerd op het proefschrift 'Stedenpolitiek en stadsplan- ning in de Lage Landen {12de-13de eeuw)'. Het is verschenen bij de Walburg Pers te Zutphen (ISBN 90.5730.203.9). Dit artikel is een bewerking van de lezing die
Rutte op 28 november 2001 te Wijk bij Duur- stede gaf voor de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek'. |
||||||||||
Literatuur:
- Atlas van Nederland (20 vols). 's-Gravenhage, 1984,
vol. 2: Bewoningsgeschiedenis. - R Bekjes en R Schippers, Culemborg, beeld van een
stad. Culemborg, 1988. - M. Beresford, New Towns of the Middle Ages. Londen,
1967. - D. Blok, 'Teisterbant'. In: Mededelingen der Koninklijke
|
||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
||||||||||
11
|
||||||||||
Fijne paasvakantie in 1942. Rotterdammertjes
logeerden in Wijk bij Duurstede en omgeving |
||||||||||
Wim de Valk*
In het voorjaar van 1942 hebben verscheidene
inwoners van Wijk bij Duurstede en Cothen - en mogelijk nog wat andere plaatsen - een groep Rotterdamse jongens een fijne paasva- kantie bezorgd. Daar was ik (thans 75 jaar) ook bij. Waarom nodigden die gastouders ons uit? Het was een welkome hulp aan de slacht- offertjes van de Duitse inval in mei 1940. Daar valt dus eerst wat meer over te vertellen. Na het zware Duitse bombardement van Rot-
terdam op 14 mei 1940 - waarbij 900 mensen het leven verloren - was de binnenstad een grote brandende en rokende puinhoop. Daar kan je je als je het niet hebt meegemaakt nau- welijks een voorstelling van maken. Er waren bijvoorbeeld alleen al 25.000 woningen, 24 kerken en 62 scholen verwoest. Tel daar nog eens bij 550 café's en hotels, duizenden werk- plaatsen en kantoren. Ga zo maar door. De gemeentelijke overheid was niet voorbereid op een ramp van die omvang. Uit tal van ste- den kwamen brandweercorpsen helpen blussen. De doden moesten geborgen worden en de gewonden verzorgd. De vele duizenden vluchtelingen dienden snel onderdak en eten te krijgen. Meer dan dertigduizend (!) puinrui- mers gingen weldra in een gebied van 250 hectare aan de slag. Er werd ook al direct ge- dacht: Wat moet er in de komende vakantie- maanden worden gedaan voor de Rotterdamse kinderen? Ze moeten weg uit die stad vol rook en smook. Ze mogen niet in het centrum gaan dwalen, waar tal van gebouwen nog branden en instorten. Zowel van gemeentelijke als van particuliere zijde werden snel geslaagde pogin- gen gedaan om in juli en augustus 1940 duizenden kinderen ergens anders in het land onder te brengen. Mijn ouders die al hun bezittingen en hun ei-
gen zaak hadden verloren, vonden alleen troost bij de gedachte dat zij en hun drie kinderen nog het leven hadden gered. Wel huilde mijn |
||||||||||
Schoolfoto Wim de Valk in de 1ste klas HBS in 1942
(Collectie auteur) moeder tranen met tuiten dat we de eerste we-
ken na het bombardement van de bedeling moesten eten. Enkele keren per week konden mijn broertjes en ik voor het hele gezin voed- selpakketten ophalen. Mijn ouders waren wel blij dat voor hun kinderen nette vakantie- adressen in het Gooi waren gevonden. Daar zijn we alle drie naar toe geweest. We hebben het er uitstekend naar onze zin gehad. Ook het jaar erop - de zomer van 1941 - gingen wij weer naar die gastouders. Zodra we weer thuis in Rotterdam waren, kre- gen we te maken met de vele nachtelijke luchtaanvallen van de geallieerden op de ha- vens en omliggende fabrieken en werven. Binnen de kortste keren waren we weer Rot- terdamse bleekneusjes want zodra het luchtalarm afging haalde mijn vader ons uit bed (wij sliepen vierhoog op een zolder) en gingen we beneden op de trap zitten tot het sein veilig werd gegeven. Met rooie oogjes van de slaap zaten we de volgende dag in de schoolbanken. Maar wel opscheppen over de |
||||||||||
12
|
||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
||||||||||
hoeveelheid bom- en granaatscherven die wij
hadden gevonden. Begin 1942 was de toestand in de puinstad
Rotterdam nog zo beroerd, dat ook scholen zich met kinderuitzendingen bezighielden. In die tijd zat ik in de 1ste klas van de r.k. HBS (Hogere Burgerschool) aan de Beukelsdijk. Daar hadden paters Franciscanen de leiding. Directeur Kouwenhoven en pater Andreoli - een jonge godsdienstleraar - hebben toen het initiatief genomen om voor een aantal leerlin- gen uit de Ie klas (er waren vijf 1ste klassen, te weten la,lb,lc,ld enle) een leuke voor- jaarsvakantie in en rond Wijk bij Duurstede te regelen. Hoe dat precies is gegaan, weet ik niet. Ik herinner me wel dat pater Andreoli bij ons aan huis is geweest om toestemming van mijn ouders te krijgen. Uiteraard werd door hem verzekerd dat hun zoontje (ik was toen bijna 14 jaar) natuurlijk bij keurige nette roomse mensen zou worden ondergebracht. Die zouden er immers ook op moeten toezien dat ik zondags naar de kerk zou gaan. Ik wilde graag mee en kwam in Wijk bij Duur- stede terecht bij dierenarts A.J. van Sprundel en zijn vrouw, die zelf geen kinderen hadden. Zij woonden aan de Singel 10. Daar voelde ik me direct welkom en op mijn gemak. De dok- ter nam me vaak mee wanneer hij naar boerderijen in de omgeving ging om vooral koeien, varkens en paarden te behandelen. Dat was heel interessant. Ik stond wel verbaasd te kijken toen de hij eens zijn jekker uittrok, de rechtermouw van zijn overhemd zo ver moge- lijk oprolde, een voorschoot aandeed en vervolgens zijn rechterarm tot bijna aan zijn oksel vanachter in een koe stak. Geen idee waarom dat nodig was. Een keer heb ik hem geassisteerd. Er kwam een boer met een oude, zieke, schurftige hond bij de veearts aan huis om te vragen of hij het dier uit zijn lijden kon verlossen. Dat wilde de dokter wel en hij zei tegen de boer, dat als hij de hond even vasthield, hij het beest een spuit- je zou geven. "Daar wil ik niet bij zijn", zei de boer met tranen in zijn ogen. "Nou ga dan maar, dan regel ik het hier wel met die jon- gen", reageerde de dokter Hij zei dat ik de hondenriem stevig moest vasthouden "want di- rect nadat hij het spuitje heeft gekregen. |
springt hij weg". Dat klopte; de dokter prikte,
de hond sprong omhoog en viel dood neer Ik vond het meer belangwekkend dan eng om zoiets mee te maken. Van Sprundel had twee officiële functies. In de telefoongids van 1941 stond bij zijn naam vermeld, dat hij rijksvee- arts en directeur van de vleeskeuringsdienst was. Bij de uitoefening van die taken ben ik vermoedelijk nooit met hem mee geweest. Soms ging ik op stap met enkele jongens van
mijn HBS die ook in Wijk bij Duurstede lo- geerden. Zo wandelden we eens met zijn zessen helemaal naar Cothen, waar een paar klasgenoten zaten, en terug. Mijn pleegmoeder had echter liever dat ik in de buurt bleef. Zij was lief en zorgzaam en had voor mij een keu- rig logeerkamertje ingericht. Zij was - geloof ik - over mij ook wel tevreden. Op een keer vroeg ze me eens te schatten hoe oud ze was. Ik keek haar peinzend aan en zei: "Ik denk misschien 28 jaar." Zij riep stralend: "Precies |
||||||||||
Foto uit 1970 van het in 1929 gebouwde huis Singel 10 te
Wijk bij Duurstede (SAKRUH: Foto-collectie Wijk bij Duurstede) |
|||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||||
13
|
|||||||||||
geheuld, op de vlucht. Ook dus in Wijk bij
Duurstede. De verzetsgroep waarvan Van Sprundel deel uitmaakte, ging achter hen aan, arresteerde een stel en zette ze gevangen. Er was echter te vroeg gejuicht. De aanval van de geallieerden liep vast, de Duitsers bleven de baas en de ingesloten NSB'ers werden vrijge- laten. Dezen namen onmiddellijk wraak op de ploeg die hen had gearresteerd. Met Duitse mi- litairen trokken ze onder meer naar de woning van Van Sprundel, die nog net kon vluchten. De soldaten gooiden enkele handgranaten door de ruiten naar binnen waardoor pand en inboe- del zwaar werden beschadigd. Enkele maanden na Dolle Dinsdag ging ik we-
derom naar nieuwe pleegouders, maar nu voor lange duur. De hongerwinter was aangebroken. Noodgedwongen lieten mijn ouders mij en een jonger broertje in januari 1945 vertrekken naar een familielid in Twente die voor onderdak op een boerderij zou zorgen. Na een barre tocht door ijs en sneeuw en steeds om voedsel bede- lend, kwamen we daar aan. Wij werden elk bij een voortreffelijke boerenfamilie in Albergen ondergebracht. Pas in juni 1945 gingen we weer naar huis. Daarna zijn we nog enkele ma- len bij hen op vakantie geweest. Bijvoorbeeld in 1947. Om geld te sparen besloot ik van Rot- terdam naar Twente te fietsen. Dat zou me tevens mooi de mogelijkheid bieden om na een paar weken op de terugweg langs Wijk bij Duurstede te rijden om daar mijn gastouders van 1942 op te zoeken. Helaas. Toen ik de fa- milie Van Sprundel schriftelijk van mijn plan op de hoogte stelde, kreeg ik van de dierenarts een briefje terug dat hij en zijn vrouw op de voorgenomen datum wegens familiebezoek af- wezig zouden zijn. Dokter Van Sprundel schreef er wel bij dat hij het leuk vond te ho- ren dat ik nog aan hen dacht en dat hij hoopte dat ik later nog eens in de gelegenheid zou zijn om langs te komen. Daar is het echter nooit meer van gekomen. Jammer. Hij had mooie verhalen kunnen vertellen. *W.W.M. de Valk woont te Diemen en is lid
van de redactie van het blad van de Histori- sche Kring Diemen / /
|
||||||||
goed!" Thans vermoed ik dat ze eerder in de
buurt van de 38 zat. Toen haar man thuis- kwam, werd die direct op de hoogte gesteld van mijn fenomenale gave om iemands leeftijd te bepalen. Mijn gastheer schatte ik vervolgens op 31, want hij zou wel iets ouder dan zijn vrouw zijn. Weer midden in de roos. Dezelfde avond toen ik al in bed lag, kwam mijn pleeg- moeder me roepen om even een op bezoek zijnd echtpaar gedag te zeggen en ook eens hun leeftijd te schatten. Dat deed ik graag. Twee keer schatten, twee keer ging er gejuich op. Ik vond mezelf geweldig en ging innig te- vreden naar bed. Na deze vakantie in Wijk bij Duurstede zond
ik direct een bedankbrief en schreef dat ik mijn kerkboek had laten liggen. Dat werd per kerende post naar Rotterdam gestuurd met een vriendelijk briefje van de veearts. Hij schreef onder meer: Beste Wint,
Je brief hebben wij ontvangen, waarvoor onze
dank, je schrijft wel leuk 'als U 't prettig vindt, zal ik U nog wel eens schrijven', maar Wim je wilt toch Wijk bij Duursteden zóó maar niet vergeten. [...] Hier in Wijk zijn alle scholen ge- ruimd moeten worden, en wij wachten (natuurlijk met spanning) op 700 Duitsche sol- daten van het Oostfront, die naar hier zouden komen. Hierbij je kerkboek, had je natuurlijk weer vergeten hé. Je moet er nog een nieuw schietgebedje in leggen, nl. 'H. Jozef Bescher- mer van onze Verlosser, verlos ons van onze beschermer.' Nu Wim de hartelijke groeten [...] en tot ziens. Dierenarts Van Sprundel heeft - zo hoorde ik
pas in 2002 - tijdens de oorlog in de verzetsbe- weging gezeten en is op het nippertje ontsnapt aan een inval van de Duitsers in zijn huis aan Singel 10. Tot op de dag van vandaag weet de buurman (toentertijd buurjongetje) op Singel 13, mr H.H. van Dam, te vertellen wat er is ge- beurd. De geallieerden waren begin september 1944 zo ver opgerukt, dat dinsdag 5 september iedereen dacht dat de bevrijding slechts een kwestie van een paar dagen was. De stemming was zo uitgelaten dat de 5de september later Dolle Dinsdag werd genoemd. Overal sloegen de gehate NSB'ers, die met de vijand hadden |
||||||||
14
|
||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
||||||||
De Werkhovense familie Vernooij
|
|||||||||||
Kees van Schaik*
In november 2002 verscheen van de hand van
Tom Vernooij (Bikhoven) en Bart Vernooij het familieboek "Van Vemoij tot Vernooij", met als ondertitel: "De stamboom van de Werkho- vense tak van de familie Vernooij van de 17^ tot en met de 20^ eeuw". In oktober 1999 was reeds verschenen "Het geslacht Verno(o)ij. Een familie uit Wijk bij Duurstede" van de hand van Dolly Verheijen-Vernooij (Bladel), zodat thans de herkomst van de afstamme- lingen uit beide geslachten gemakkelijk |
|||||||||||
kunnen worden getraceerd. Beide uitgaven zijn
keurig verzorgd. Vergelijking van beide in eigen beheer uitgegeven familieboeken toont aan dat de hedendaagse Vemooijen in het Kromme- Rijngebied zonder uitzondering afstammen van de Werkhovense familie Vernooij en dat de afstammelingen van de Wijkse Vemooijen uit het Kromme-Rijngebied zijn verdwenen. De herkomst van de familienaam wordt door de auteurs op goede gronden herleid tot de middeleeuwse vorm Van Rhenoij. |
|||||||||||
Brink te Werkhoven (Foto A.A.B, van Benimel, mei 2003)
|
|||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||||
15
|
|||||||||||
In het boek van Dolly Verheijen-Vernooij (p.
10) worden de Wijkse en Werkhovense fami- lies Vemooij begin 16^ eeuw aan elkaar gekoppeld in een hypothetisch stamboomfrag- ment. De auteurs van de Werkhovense familie hebben die hypothetische generaties veilig- heidshalve niet meegenomen en laten de Werkhovense familie Vemooij aanvangen met Jan Comelisz Vemoij, boer te Sterkenburg, die volgens de auteurs rond 1580 zal zijn geboren. Het sterk inheemse karakter van de Werkho-
vense Vemooijen komt vooral tot uitdrukking in de endogame keuze van hun huwelijkspart- ners. Grote boeren huwden alleen binnen de kring van grote boeren. Een huwelijk Ver- nooij-Vemooij werd liefst 22 keer geteld. Verder vond er 29 keer een huwelijk plaats met een lid van de familie Van Rooijen, Moc- king 19x, Van Wijk 17x, (Van) Oostmm 15x, Van der Horst 14x, Van Dijk 14x, Miltenburg 13x, Van Rijn 13x, Sturkenboom 13x, Oost- veen 1 lx, Peek 1 lx, Peterse 1 lx. Van Schalk 11X, Van Bentum lOx, Van Bemmel 9x, Van Bennekom 9x, De Bie 9x, Smorenburg 9x, Verkerk 9x, Van Ko(o)ten 8x, DeWit 8x, Van der Leemkolk 7x, Peterse 7x, Uijttewaal 7x, |
Verweij 7x, Vulto 6x, Zomer 6x, Van Zijl 6x.
De Wijkse familie Vemooij bleef na de refor- matie katholiek en sommige leden gaven daarvan in de 17* eeuw blijk door het open- stellen van hun boerderij als schuilkerk. De Werkhovense familie Vemooij ging daarente- gen na de reformatie over naar de gereformeerde kerk maar wekte naderhand de indruk in religieuze zin op twee gedachten te blijven hinken. In het Krommerijngebied kwa- men in de eerste helft van de 11''' eeuw gemengde huwelijken onder boeren en boerin- nen nog veelvuldig voor. Pas rond 1700 kan men onder de boeren spraken van twee ge- scheiden huwelijkskringen. De Werkhovense familie Vemooij maakte haar definitieve keu- ze voor een terugkeer naar het katholicisme echter pas rond het midden van de 18''' eeuw. Zo zien we in Werkhoven tussen 1730 en 1750 Gerrit Vemoij optreden als diaken in de gere- formeerde kerk en zijn broer Frederik Vemoij als roomskatholiek armmeester. Tegelijkertijd fungeert er in Werkhoven ook nog een Antho- nie Vemoij als (administrerend) diaken die echter niet kon worden geïdentificeerd omdat er tegelijkertijd drie familieleden met de naam Anthonie in Werkhoven voorkomen. Die reli- gieuze vaagheid hangt wellicht samen met de aanspraken die behoeftige nakomelingen van Gijsbert Jansz Vemoij (generatie II) zonodig konden doen gelden op het fonds dat de Cot- hense predikant en medisch dokter Comelius Dellius voor behoeftige familieleden (bloed- vrienden) in het leven had geroepen. Dit fonds - dat nog steeds bestaat - wordt beheerd door de gemeente Culemborg. Een kritische noot bij het vele werk van de au-
teurs is nauwelijks gepast. Hier en daar is een klein foutje ingeslopen als doop- en begrafe- nisdata ten onrechte worden aangeduid als geboorte- en overlijdensdata. Daarnaast heb- ben de auteurs bij hun onderzoek naar de oudere generaties vrijwel uitsluitend gebruik gemaakt van kerkelijke doop-, trouw- en be- graaf-registers. De sociaal-economische positie van de oudste generaties en hun maatschappe- lijke rol als geërfde, schepen, heemraad, kerkmeester of diaken is daardoor helaas on- derbelicht gebleven. Bij een zeer veel voorkomende naam als de |
||||||||||
NH-Kerk te Werkhoven (Foto A.A.B, van Bemmel,
mei 2003) |
|||||||||||
16
|
|||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||||
Kasteel Sterkenburg (Foto A.A.B, van Bemmel, mei 2003)
onderhavige is raadpleging van secundaire
bronnen bovendien noodzakelijk ter voorko- ming van onjuiste identificaties. In de 1S"' eeuw wonen er tegelijkertijd drie personen in Werkhoven met de naam Anthonie Vemooij die voor veel verwarring zorgen. Zij zullen via het controleren van hun handtekeningen in de secundiare (vooral notariële) bronnen moeten worden geïdentificeerd. Raadpleging van het archief van het dorpsge- recht Sterkenburg had voor de hand gelegen. De oudste gerechtsprotocollen van Sterkenburg vangen aan in 1627. Sterkenburg vormde tot de invoering van het schepenrecht in 1688 een gerecht van buren en landgenoten. De archie- ven van het dorpsgerecht Sterkenburg bevatten een aantal akten betreffende de familie Ver- nooij, doch konden door de overstroming van het streekarchivariaat te Wijk bij Duurstede op 18 oktober 2002 in het kader van deze recensie niet meer worden geraadpleegd. Dat geldt eveneens voor het Oud-Bestuursarchief van het dorpsgerecht Sterkenburg. Nader onderzoek naar 17'" en 18* eeuwse Vemoijen in Werkho- ven wordt bemoeilijkt door het ontbreken van de archieven van het dorpsgerecht Werkhoven en de omstandigheid dat het archief van Bever- weerd slechts beperkt toegankelijk is door de |
|||||||||
matige staat waarin de rekeningen van de rent-
meester verkeren. Door de recente overstroming zijn bovendien de protocollen van de Werkhovense notaris J. van Reumst (1671-1714) voorlopig niet meer toegankelijk. Vanwege de sluiting van het gemeentearchief van Culemborg is tevens het archief van het Delliusfonds al enige tijd niet meer ter inzage. Om ondersteuning uit dit fonds te kunnen ont- vangen dienden afstammingsbewijzen te worden overgelegd. Dit archief bevat meerdere 17* en 18* eeuwse genealogische overzichten betreffende (onder meer) de familie Vemooij alsmede uittreksels uit doopregisters die in- middels verloren zijn gegaan. Onderzoekers zullen zich voorlopig primair moeten behelpen met de 17* en 18* eeuwse diaconierekeningen van de gereformeerde kerk te Werkhoven, de restantlijsten van de Lek- dijkgelden en de monsterrollen van het dijkleger van het Hoogheemraadschap van de Lekdijkbovendams, de resoluties (notulen) van de geërfden van Werkhoven in het archief van het Domkapittel, de registers van de 20^ en de 40^ penning in het archief van de Financiële Instellingen (Het Utrechts Archief, inv. 37, nrs. 2421 ev.), de toegankelijke delen van het Huis- archief Beverweerd en de archieven van de |
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||
17
|
|||||||||
Buurtschap Sterkenburg (Foto A.A.B, van Bemmel, mei 2003)
|
|||||||||
1638^ eigenaar van 2 graven in de 2* rij op
het koor in de kerk ald. 1641 \ overleden vóór 19 mei 1675, tr. Claesgen Jansz de Roij, pacht tot 1675 een hofstede met totaal 48 mor- gen boomgaarden, bouw- en weilanden in het gerecht van Werkhoven". 2. Cornelis Jansz de jongste, schout en dijk-
graaf van Brakel en rentmeester van de Bommelerwaard, leenman van Brakel, overle- den 11 jan. 1673, tr. Ie. Willemina Duijven, tr 2^ Rotterdam llfebr. 1652 Elysabeth van der Burggraaf. 3. Gerrit Jansz Vernoij, conciërge en kamer-
bewaarder van de Staten van Utrecht, benoemd als bode van de Staten van Utrecht 1645', sol- daat onder de compagnie van Gerard Ploos van Amstell op een tractement van 12 gulden per maand 1645'', verwerft op 26 juni 1658 een morgen land in eigendom op Heulland onder Werkhoven tussen de Lubbersloot en de Wijc- kerweg', leenman van Sterkenburg wegens een half morgen rijnwaarts onder Sterkenburg^", testeert 23 nov. 1671", overleden 11 dec. 1671, |
|||||||||
Utrechtse notarissen die voor een aanzienUjk
deel via internet toegankeUjk zijn. Aangezien de archieven uit het streekarchief door de overstroming voor langere tijd niet toegankelijk zijn, zijn aan de hand van boven- genoemde bronnen de oudste generaties door mij verder "aangekleed". De gegevens die ont- leend zijn aan het besproken boek van Tom en Bart Vemooij zijn cursief weergegeven en de aanvullingen van mijn hand in gewone letter. Uiteraard zal er nog veel meer te vinden zijn. I. JAN CORNELISZ VERNOIJ, geboren
(naar schatting) ca. 1580, had als buur en landgenoot zitting in het gerecht van Sterken- burg 1627'"*, tr. (naar schatting) ca. 1605 Anthonia Adriaensdr. Kinderen: 1. Cornelis Jansz Vernoij de oudste, schepen
te Werkhoven 1644, 1646, 1649, 1650, 1651, 1655, 1660, buurmeester ald. 1648, 1653,
1656, 1658, eigenaar van 8 hond land belast
met 75 gulden van de armen te Werkhoven |
|||||||||
18
|
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||
Begh weduwe van Jasper van den Brink.
5. Adriaentgen Vernoij, ged. (geref) Neer-
langbroek 3 juli 1659 (doopgetuigen Maria de Jong en Maria Gijsberts), tr. (huw. voorw. 26 maart 1692, nots P. Leechburg), Bunnik 17 mei 1692 Jan Gerrits den Hartog, geb. ca. 1670, woonde onder Stoetwegen en in 1715 op Mariëndaal buiten Utrecht'^^ zn. van Gerrit Ja- cobsz den Hertog en Neeltgen Jansdr. 6. Cornelis Vernoij, woont te Sterkenburg,
schepen ald. 1689, 1692, 1696, 1697, 1698, 1714'*, pretendeert vrijdom van dijkplicht als bewoner van de voorborg en gebruiker van de landen van Florentina van Mathenesse vrouwe van de Ridderhofstad Sterkenburg 1710", leen- man van Sterkenburg 1712-", woont in 1718 onder Neerlangbroek^', overleden vóór 28 aug 1720 als zijn weduwe wordt vermeld op de
monsterroP^ tr. Dirkje Cornelis van der Leemkolk, pacht (geassisteerd met haar zoon Jan) in 1723 van Florentina van Mathenesse, weduwe van Jan van Hardenbroek, een hofstede staande op de voorburg van de ridderhofstad Sterkenburgh met het boomgaardje en omtrent 43 morgen gelegen onder Sterkenburg en 4 mor- gen onder Doom jaarlijks voor 365 gulden^\ Kinderen: a. Jan Comelisz Vernoij, schepen van Ster-
kenburg 1720, 1721, 1727, 1731, 1735, 1737, 1739, 1743, 1745'*, pacht in 1727 met zuster Adriaentje van Johan Frederik Mamuchet, heer van Houdringe en Ster- kenburg, een huijsinge, bouwhuijs, brouwerij, bergen en schuur op de voor- borg van Sterkenburg met 55 morgen en 64 roeden land onder Sterkenburg en 4 morgen onder Doom voor 400 gulden per jaar-\ pretendeert vrijdom van dijkplicht als bewoner van een huis op de voorborg van de Ridderhofstad Sterkenbu^g^^ moge- lijk overleden vóór 4 sept. 1747 als Pieter van Resant op de voorborg woont. b. Adriana Comelis Vemoij, ged. (r.k.) Wijk
bij Duurstede 16 mei 1688, ontvangt 350 gulden als ouderlijk erfdeel", tr. huw. voorw. 31 dec. 1729^'* als meerderjarige jongedochter wonende onder Sterkenburg, Werkhoven (r.k) 29 jan 1730 Comelis Ver- weij, meerderjarig jongman wonende onder Neerlangbroek. |
|||||||||
begraven met 8 dragers te Utrecht in/bij de Ja-
cobikerk, tr 1^ (geref. Catharijnekerk) 26 maart 1639 Gijsbertha van Oostrum, overle- den Utrecht 23 juli 1647, tr. 2^ Gorinchem 11 nov. 1649 Anneke van Driel, overleden Utrecht 1 april 1662, dr. van Govert Adriaensz van Driel alias van den Heuvel (smid en ijzer- koper te Gorinchem) en Oeltgen Gerardsdr^ tr 3^ (geref.) Ter Aa 12 okt. 1662 Janneken Por- selius, woonde op 3 juni 1678 te Utrecht'". 4. Gijsbert Jansz Vernoij, volgt hierna II II. GUSBERT JANSZ VERNOU, geboren
(naar schatting) ca. 1615, woont te Sterken- burg, pacht in 1675 voor 400 gulden per jaar een woning en bouwhuis op de voorborg van de ridderhofstad Sterkenburg met 66 morgen land van Margaretha Valckenaer douariëre van Rasquaert", gebruikt in 1676 onder Werkho- ven 24 morgen van de Vrouwe van Sterkenburg, 8 morgen van het Domkapittel en 8 morgen van de weduwe van Gerrit Vernoij'^ overleden vóór 6 jan. 1683 als zijn boedel wordt gescheiden en gedeeld", tr. (geref.) Neerlangbroek 31 dec. 1643 Adriana Corne- lisdr de Jongh, met 9 morgen en 4 hond land gegoed onder Brakel en Poederoijen, dr van Cornelis de Jong, schout van Poederoijen. Kinderen: 1. Johannes Vernoij, ged. (geref.) Neerlang-
broek 23 febr 1645, tr Maria Jansdr, overleden vóór 1687. 2. Anthonis Vernoij, volgt Illb
3. Teuntje Vernoij, ged. (geref) Neerlang-
broek 30 okt. 1649 (doopgetuige Marijcke Comeli.sdr de Jongh), tr. vóór 9 nov. 1676 Gerrit Bastiaens van Vliet, zij laten 11 kin- deren geref. dopen te Bunnik, overleden vóór 23 dec 1705^', woont te Bunnik 1712». 4. Grietje Vernoij, ged. (geref.) Neerlang-
broek 10 juni 1653 (doopgetuigen Ds. Godefridus Dellius en Marijchie de Jongh), overleden vóór 8 febr. 1710", tr. 1^ huw. voorw. 25 maart en 10 april 1686'^ Werkhoven (geref) 11 apr 1686 Johannes Meijnderts Broeckbergen, gerechtsbode van Werkhoven, weduwnaar van Maechje Elissen van Melten- burgh, tr. 2^ huw. voorw. 29 apr. 1702'^ Werkhoven (geref.) 14 mei 1702 Dirk de Heus, zn. van Mattheus de Heus, hij hertr. (huw. voorw. 8 febr. 1710)"' Comelia van der |
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||
19
|
|||||||||
Illb ANTHONIS GIJSBERTS VERNOIJ,
ged. (geref.) Neerlangbroek 23 mei 1647
(doopgetuigen Cornelis Vernoij, schout van Brakel en zijn huisvrouw Willemijn Duijven, alsmede Annigje Jansdr huisvrouw van Jan Jansz te Pouderoijen), boer te Werkhoven, schepen ald. 1679, 1680, 1701, buurmeester ald. 1681, 1682, 1683, 1684, 1685", 1698", 1702", 1705'^ compareerde ter vergadering van de geërfden van Werkhoven in het kleine kapittelhuis van de Dom te Utrecht in 1685, 1694, 1698", gebruikt in 1681 onder Werkho- ven 23 morgen van de Heer van Sterkenburg, 8 morgen van het Domkapittel en 8 morgen van hem zelP', gebruikt 10 morgen land ge- naamd den Omloop onder Sterkenborg van de weduwe van Johan van Hardenbroek 1697", overleden Werkhoven ?? febr. 1726, scheiding en deling van zijn versterf t.w.v. 2329 gulden 17 stuivers gulden 10 juni 172T*, tr. (naar schatting) ca. 1675 Maria Fredericksdr van Voorst, overleden na 13 okt. 1731 als zij 8 morgen land pacht onder Werkhoven™, schei- ding van haar nalatenschap 6 sept. 1738*', dr. van Frederik van Voorst en Gijsbertje Jansdr."'. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kinderen:
1. Gijsbert Anthonis Vernoij, geb. (naar
schatting) ca. 1675, boer in de Osseweerd te Cothen, schepen ald. 1715«, 1721, \12T\ pacht huis, hofstede, bergen en schuur met 40 morgen strekkende uit de Krommerijn tot aan de Trechtweg en 8 morgen onder Hardenbroek voor 540 gulden per jaar 1716**, 24 morgen onder Cothen aan den oostzijde van de Rijn vanouds genaamd Blommerweerd voor 228 gulden per jaar" en 10 morgen weiland onder Nederlangbroek om 130 gulden*, pacht 2 mor- gen bouwland te Cothen van het Domkapittel 1719^^ koopt voor 670 gulden 10 morgen land genaamd De Melkweg in de 30 hoeven van Neerlangbroek leenroerig aan de Domproost"*, overleden Cothen 6 mei 1733, tr 1^ (trouwbe- lofte 27 mei 1713)*'' Comelia Adriaensdr Haesberg, overleden vóór 15 apn 1714, dr. van Arien Claes van Haesberg en Maria van Broekbergen™, otr 2'^' Houten 15 apr. 1714 (huw. voorw. 5 juli 1715 nots. J.A. Becker) Dirkje Gerrits van Roijen, meerder jarige jongedochter wonende in t Waal op Rietveld, overleden Cothen 7 okt. 1753, scheiding boe- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boerderij Katteveld op het Katwijkerveld te Werkhoven (Foto A.A.B, van Bemmel, mei 2003)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
del t.w.v. 2000 gulden netto 1754^', dr. van
Gerrit Stevens van Roijen".
Kinderen:
a. Jannigje Vernoy, ged. (r.k.) Werkhoven 15
okt. 1716, tr. Werkhoven (r.k.) 2 febr. 1756 Hendrik de Wit. b. Anthonij Vemoy, ged. (r.k.) Werkhoven 10
nov. 1717, overleden vóór 1754. c. Comelia Vemoij, ged. (r.k.) Werkhoven 26
okt. 1718, overleden vóór 1754. d. Anthonius Vemoij, ged. (r.k.) Cothen 18
aug. 1720. e. Jacomina Vemoy, ged. (r.k.) Werkhoven 26
maart 1722. f. Gerrit Vemoy, ged. (r.k.) Wijk bij Duur-
stede 7 jan. 1724. 2. Frederik Vernoij, boer te Werkhoven, sche-
pen ald. 173P', compareerde ter vergadering van de geërfden van Werkhoven in het kleine kapittelhuis van de Dom te Utrecht in 1730, 1735, 1737, \1AV\ armmeester van de roomse armen ald. 1748", pacht in 1726 van zijn schoonmoeder een hofstede met huis bergen en schuur en 59,5 morgen land onder Werkho- ven met bijbehorende visrechten voor 450 gulden per jaar*, erft in 1744 (tegen inbreng van 6785 gulden) van zijn schoonmoeder vijf zevende portie in een hofstede, huijsinge, twee bergen, schuuren, bakhuijs, duijfhuijs, var- kenskot, brouwerije, brouwketel, koelvaten met 59 morgen (deels leenroerig) land en vis- rechten gelegen op Cortwijkervelt te Werkhoven", testeert 18 dec. 1728 met lijf- tocht op langstlevende'", overleden na 1741, tr. Werkhoven (r.k.) 22 nov. 1718 Johanna de Ridder, testeert 18 dec. 1728, dr. vanAnthonis Ariesz de Ridder en Cunera de With^''. Kinderen; a. Anthonie Vemoij de oudste, ged. Werkho-
ven (r.k.) 15 aug. 1719, overleden 22 aug. 1792, tr. (huw. voorw. 11 apr. 1748)"' Werkhoven (r.k.) 30 apr 1748 Teuntje Cor- nelisdr van Roijen, ged. Werkhoven 1 jan. 1719, dr van Cornelis Teunisz van Roijen en Comelia van Slagmaat. b. Maria Vemoy, ged. Werkhoven (r.k.) 26fe-
br. 1722. c. Anthonie Vernoy de jongste, ged. Werkho-
ven (r.k.) 24 apr 1723, eigenaar van een graf op het koor (2* rij) in de geref. kerk |
van Werkhoven 1757, tr. (huw/ voorw. 15
nov. 1755)"' Bunnik (r.k.) 17 nov. 1755 Willemijntje van Zijll, dr. van Claes Peters van Zijll en Geertmid de CruijfPl d. Wilhelmina Vemoy, ged. Werkhoven (r.k.)
18 febr 1729. e. Sebastianus Vemoy, ged. Werkhoven (r.k.)
2 mei 1730. 3. Cornelis Vernoij, compareerde ter vergade-
ring van de geërfden van Werkhoven in het kleine kapittelhuis van de Dom te Utrecht (voor zijn moeder) in 1730, 1732, 1735, 1737, 1741"', koopt in 1731 voor 1200 gulden de hofstede Nieuwendaal met 4 hoeven land (64 morgen) onder Werkhoven leenroerig aan de Staten van Holland", leenman van Sterkenburg wegens 6 morgen land genaamd Clijnmaat on- der Doom"', pacht in 1748 van broers en zwager hofstede met bergen en schuren met 22 morgen land genaamd Cattevelt en 8 morgen bouwland genaamd de Suermaat tevoren ge- bruikt door Dirkje van Roijen"*", overleden Werkhoven 20 sept. 1758, scheiding nalaten- schap 1 mei 1764"', tr 1^ Bunnik (r.k.) 24 mei 1735 Maria van der Lee, dr van Cornelis van der Lee en Maria van Rijn, tr 2^ Werkhoven (r.k.) 21 juli 1745 Geertrui] Koot, verpacht in 1763 haar hofstede, huijsinge, bergen en schuur met 48 morgen land te Werkhoven aan Anthonij Koot"*, testeert 10 maart 1776"', dr van Anthonij Hendriksz Koot en Gijsbertje Jans Vereem^". Kinderen uit het eerste huwelijk:
a. Anthonie Vemoij, geb. ca. 1736, na dode van zijn vader door de Staten van Holland en West Friesland in 1759 beleend met de hofstede Nieuwendaal met 11 morgen land te Werkhoven", eigenaar van de helft van een hofstede met 32 morgen land op Catte- velt onder Werkhoven'^ pacht van zijn neven en nichten Vemoy 23 morgen land gelegen op Cattevelt onder Werkhoven waarvan een hofstede, berg, schuur en duijfhuijs en 11 morgen genaamd Blanc- kenpoel thinsgoed is van Domijnen alsmede nog 8 morgen bouwland op Heer- wijk genaamd de Suermaat welke goederen in 1766 door hen voor 2600 gul- den worden verkocht aan Hendrick Carel van Nassau heer van Beverweerd'', eige- |
||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||
21
|
|||||||||
naar van grafnr 40 (S""" rij) in de geref. kerk
van Werkhoven 1757, overleden Werkho- ven 18 maart 1790, tr. (huw. voorw. 2 aug. 1760") Werkhoven (r.k.)4 aug. 1760 Cor- nelia van Oostrum, dr van Steven van Oostrum en Maria van Rijn. b. Petronella Vemoij, geb. I2febr. 1738, woont in 1764 te Odijk. 4. Adriana Vemoij, overleden vóór 1727, tr
Werkhoven (rk.) mei 1721 Comelis Willems van Dijk (merk: CWVD), zij laten r.k. dopen te Werkhoven, overleden na 1753". 5. Jan Anthonisz Vernoij, ged. (r.k.) Wijk bij
Duurstede 19 okt 1687, tr. Wijk bij Duurstede (gerecht 29 okt. 1732) (rk.) 16 nov. 1732 Emerentia van Eijndhoven, weduwe van Dirck Simonsz van Lunschen. 6. Willem Anthonis Vernoij, ged. (rk.) Wijk
bij Duurstede 12 juli 1691, kennelijk jong overleden. 7. Gerrit Vernoij, woont te Werkhoven, sche-
pen ald. 1735, 1737'" lidmaat op belijdenis 21 dec. 1729 geref. gem. ald., diaken ald. 1736, 1740, 1741, administrerend diaken ald. 1737", kerkmeester 1738™, testeert op langstlevende 14 maart 1739™, overleden Werkhoven 3 apr 1741*", tr. Willemijntje Cooltjes, winkelierster te Werkhoven, lidmaat geref. gem. Werkhoven 1722, testeert 14 maart 1739, ontvangt uit de nalatenschap van haar ouders een huis op het Zand en een huis op de Brink te Werkhoven daar zij in woont*', verhuurt in 1760 aan An- thonij Comelisse Vemoij een hofstede met landerijen te Werkhoven"-, legateert haar huis met de winkelwaren op de hoek van de Brink aan haar zoon Ruthgems*', benoemd haar zoon Rhutgerus Vemooij tot executeur over haar na- latenschap 1761", dr. van Ruth Cooltjes en Annigje de Bmijn". Kinderen:
a. Ruth Vemoy, ged. Werkhoven (geref.) 23
dec. 1725. b. Anthonij Vemoy, ged. Werkhoven (geref.)
22 dec. 1726, geb. ca. 1732, pacht van Bart van der Pauw twee zesde parten in de door hem bewoonde hofstede met landerij- en onder Werkhoven om 50 gulden per jaar*", otr. (onvoltooide huw. voorw. ca. 26 maart 1751)*' Elisabeth Paling, dr. van We- ijntje Plomp. |
|||||||||
c. Rhutgerus Vemoij, ged. Werkhoven (ge-
ref.) 12 dec. 1728, lidmaat op belijdenis 18 dec. 1748 geref. gem. ald., diaken ald. 1750, 1752, 1753, 1755, 1758, 1759, 1760, 1761, 1762, administrerend diaken ald. 1752, 1756**, overleden Utrecht 23 juli 1763«', begraven 26 juli 1763*. d. Anna Maria Vemoy, ged. Werkhoven (ge-
ref.) 30 juli 1730, lidmaat op belijdenis ald. 6 okt. 1750, tr (huw. voorw. 28 nov. 1750)", Werkhoven (geref.) 20 dec. 1750 Bart van der Pauw, als lidmaat uit De Meem ingekomen te Werkhoven 1764, zn. van Willem van der Pauw. *Mr C. van Schaik is advocaat en doet sinds
1969 breed opgezet archiefonderzoek met be- trekking tot het Kromme-Rijngebied. Noten:
la. Streekarchivariaat Kromme-Rijngebied - Utrechtse
Heuvelrug (SAKRUH), Dorpsgerechten (Sterkenburg), nr. 1935, zie ook folio 11 en 31. Ib. De heer CA. van Burik te Utrecht wees mij op een
akte uit het dorpsgerecht van Vleuten (Het Utrechts Archief (HUA), inv. 49, nr 2051) waarbij in 1617 een Jan Cornelisz Vernoij, Meerten Cornelis Vernoij en Beernt Jansz gehuwd met Gerrichgen Cornelisdr Ver- noij als mede erfgenamen van Cornelis Jansz Vemoij en Neeltgen Jansdr van Rhijn, hun vader en moeder, verklaarden dat Claes Dircksz gehuwd met Jannichgen Cornelis Vernoij, mede-erfgenamen, bij scheiding is toegevallen 4 morgen 4 hond en 80 roeden land in het gerecht van Vleuten. Het is niet duidelijk of de hier genoemde Jan Comelis Vernoij identiek is met genera- tie 1. 2. HUA, inv. 4-3, N.H. gem. Werkhoven, nr 104.
3. HUA, N.H. gem. Werkhoven, nr 104.
4. HUA, Notariële Archieven (NA), U66a2, fol. 223.
5. HUA, inv. 233, Staten van Utrecht, nr 264-50, d.d. 7
februari 1645, zie ook 14 maart 1645. 6. HUA inv. 233, nr 264-50, d.d. 6 mei 1645.
7. HUA, N,H. gem. Werkhoven, nr 126.
7a. HUA, inv. 414, Leenregister Sterkenburg, nr 7, fol.
156 d.d. 26 juni 1675, zie ook zijn erven d.d. 18 sep- tember 1697. 8. HUA, NA, U8lal.
9. HUA, Stadsarchief Utrecht II, nr 175, d.d. 11 februari
1654 en 16 april 1658. 10. Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr
774. 11. HUA, NA, U66a2, fol. 203, zie ook SAKRUH, Dorps-
gerechten (Sterkenburg), nr 1935, fol. 42. 12. Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr.
774, waarvoor hem op 28 november 1678 in persoon |
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||
22
|
|||||||||
Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr.
1518.
HUA, NA, U100a24, d.d. 18 juli 1716.
HUA, NA, U138a5, d.d. 2 nov 1717. HUA, NA, U144a4, d.d. 27 juni 1716 en U169a2, d.d. 6 juni 1726. HUA, NA, U144a6, d.d. 2 september 1719.
HUA, NA, U169a4, d.d. 3 november 1731, overleden Cothen 6 mei 1733. HUA, NA, U100a21. HUA, NA, U100a23, d.d. 23 februari 1715.
HUA, NA, U201a5, met boedelinventaris 8 mei 1754. HUA, NA, U184al, d.d. 29 november 1727. Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr. 1615. HUA, Dom, nr. 3968.
HUA, NA, U192al, d.d. 14 februari 1748. HUA, NA, U175a2, d.d. 4 mei 1726 en UI92a 1, d.d. 12 augustus 1739. HUA, NA, U182a4, d.d. 13 juni 1744.
HUA, NA, U184al. HUA, NA, U144a6, d.d. 21 oktober 1719.
HUA, NA, U166a25. HUA, NA, U201a6. HUA, NA, UI53a9, d.d. 7 juni 1764. HUA, Dom, nr 3968. HUA, NA, U166a8, d.d. 18 september 1731 en 6 no-
vember 1731. HUA, NA, U166a9, d.d. 9 februari 1732.
HUA, NA, U184al4, d.d. 21 september 1748. SAKRUH, NA I, nr. 2561, d.d. 1 mei 1764. HUA, NA, U21 la2, d.d. 9 april 1763. HUA, NA, U211a4. HUA. NA, U188a20, d.d. 3 juni 1758. HUA, NA, U201a8, procuratie d.d. 7 april 1759. HUA, NA, 188a24, d.d. 28 april 1765 HUA, NA, U184a27, d.d. 23 augustus 1766. HUA, NA, U201a8. HUA, NA, U166a30, d.d. 10 februari 1753.
Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr. 1615. HUA, N.H. gem. Werkhoven, nr. 57.
HUA, N.H. gem. Werkhoven, nr. 1. HUA, NA, UI92a 1. HUA, N.H. gem. Werkhoven, nr.1. HUA, NA, UI93a 1. SAKRUH, NA I, nr. 2561, d.d. 20 augustus 1760, vgl.
ook HUA, NA, U184al4, d.d. 21 september 1748. HUA, NA, U183al, d.d. 28 juni 1754. SAKRUH, NA I, nr 2561. HUA, NA, U192al, d.d. 9 mei 1738. SAKRUH, NA I, nr. 2561, d.d. 22 mei 1766. HUA, NA, U205a6. HUA, N.H. gem. Werkhoven, nr. 57. HUA, NA, U205al8, d.d. 20 oktober 1763. HUA, N.H. gem. Werkhoven, nr. 57. HUA, NA, U204a3. Huwelijksgetuige is Luit van der Pauw, notaris te Utrecht. |
||||||||
een exploit wordt uitgereikt wegens achterstallige 43.
Lekdijkgelden. 13. HUA, NA, Uil lal (hun erven gaven op 26 maart 44.
1687 voorts opdracht tot de verkoop van 6 morgen 45. onder Brakel en 3 morgen en 4 hond land onder 46. Poederoijen; vgl. HUA, NA, U97a4). 14. HUA, NA, U123a4. 47.
15. HUA, NA, UI 11 a2. 48.
16. HUA, NA, U119a2.
17a. HUA, NA, U123a4. 49.
17b. HUA, Notaris Gijsbertus van Vianen 2 oktober 50.
1775 (accoord). De akte en het jaar van de akte kon- 51.
den niet worden geverifieerd. Mededeling wijlen de 52.
heer A.Th. Pastoors. 53.
18. SAKRUH, Dorpsgerechten (Sterkenburg), nr. 1935,
fol. 57 en 65 verso en Streekarchivariaat Rijnstreek, 54.
Lekdijkbovendams, nr. 1594. 55.
19. Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr. 56.
1594. 20. SAKRUH, Dorpsgerechten (Sterkenburg), nr. 1935, 57.
fol. 74, verso d.d. 20 oktober 1712. 58. 21. SAKRUH, Dorpsgerechten (Sterkenburg), nr. 1935, 59.
fol. 97. 60. 22. Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr. 61.
1594. 62. 23. HUA, NA, U137al 1, d.d. 23 maart 1723. 63.
24. Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr. 64.
1594. 25. HUA, NA, U166a4. d.d. 5 november 1727; U166all, 65.
d.d. 13 maart 1734 en UI66a 19, d.d. 20 januari 66. 1742. 67. 26. Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr. 68.
1594. 69. 27. HUA, NA, U166a5, d.d. 9 november 1728. 70.
28. HUA, NA, UI64a 1. 71.
29. HUA, NA, Uil3a3. 72.
30. HUA, NA, U152al, d.d. 6 februari 1712. 73.
31. Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendams, nr. 74.
1615. 75. 32. HUA, NA, UI 19a2, d.d. 27 december 1698. 76.
33. HUA, NA, UI 19a2, d.d. 29 februari 1702.
34. HUA, NA, UI 19a3, d.d. 22 december 1705. 77.
35. HUA, inv. 216, Dom, nr. 3968. 78.
36. Streekarchivariaat Rijnstreek, Lekdijkbovendam, nrs. 79.
776/777/778, zijn (inwonende?) neef Arien de Roij 80. krijgt op 1 juli 1686 het exploit uitgereikt tot voldoe- 81. ning van achterstallige lekdijkgelden, idem in 1702 82. als het exploit aan de meid wordt uitgereikt, idem in 1705 als het exploit aan zijn vrouw wordt uitgereikt. 83.
37. HUA, NA, U120a 1, d.d. 20 oktober 1697 en 84.
U134al,d.d. 3 mei 1700. 85. 38. HUA, NA, U192al, d.d. 6 .september 1738, met ver- 86.
melding van zijn overlijden in februari 1726, dus niet 87. op 2 juni 1726. 88. 39. HUA, NA, UI62a 12. 89.
40. HUA, NA, UI92a 1. 90.
41. HUA, NA, U95a4, d.d. 25 februari 1713. 91.
42. HUA, NA, U100a23, d.d. 5 juH 1715.
|
||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
23
|
|||||||
Een 15de-eeuws handschrift over de Agneskerk te
Cothen |
||||||||||||||
Ad van Bemmel*
Classes
Het is 21 juni 1659 en de predikanten van de
hervormde gemeenten in zuidoost-Utrecht zijn bij elkaar gekomen in Wijk bij Duurstede voor hun driemaandelijkse vergadering van de Clas- ses Rhenen-Wijk. De vergadering duurt meestal twee dagen. De classes is opgericht eind 1619, vlak na de synode van Dordrecht waarop een andere kerkorde in ons land is vastgesteld. Een belangrijk agendapunt van- daag is de voordracht aan de Staten van Utrecht voor een nieuwe koster, tevens school- meester, van Cothen. Er blijken twee kandidaten te zijn, Michiel Berendsen [Schol- man] en Jacob Hendricksen Munx. Michiel wordt namens de gemeente voorgedragen door Godefridus Dellius, dominee te Cothen van 1641-1680. Hij is de schoonzoon van de over- leden koster. Peter Willemsen. Jacob wordt voorgedragen door Cajus Bartrant Brockdorff, heer van Doom etc, in zijn hoedanigheid als vader van Cajus Laurentius Brockdorff, dom- proost te Utrecht. De domproost is een belangrijk man want hij
is ambachtsheer van onder meer Cothen. Do- minee Dellius weet dit en hij heeft zwaar geschut meegebracht. De classes krijgt van hem een authentieke copie van een oude akte over 'het recht der Gemeynte [van Cothen] in het [zelf] beroepen van een coster'! Dat stuk dateert van 20 juli 1446 en het recht is ver- leend door de toenmalige domproost, Gijsbert van Brederode. De classes is overtuigd en |
||||||||||||||
draagt Michiel Berendsen voor die kort daarna
ook officieel wordt benoemd. De notulen van de classes zijn uitgebreid, - in mijn ogen - soms hilarisch, én nauwgezet. Ver- meld wordt dan ook dat in de copie van dominee Dellius staat wat de bron ervan is. Die bron is een boek dat is getiteld: 'Dit is Sinte Agnieten Register ende boeck van den kercke van Cothen'. Het recht staat op folio 11 en op folio 23verso.' Zoeken met een lampje
Toen ik die titel op me liet inwerken, ging er
een lampje branden. Ik ken een verwijzing naar een oud kerkelijk boek te Cothen. Wat is het geval? Dekker schrijft in zijn boek over het Kromme-Rijngebied (1983): "De kerk van Ne- derlangbroek zal als dochterkerk van Doom nog wel gedurende de 12de eeuw gesticht zijn en dat betekent dat ook de kerk van Cothen [aan de Brink] op zijn laatst uit die eeuw da- teert. Al wordt deze parochie pas omstreeks 1325 voor het eerst in de bronnen vermeld en duidt het patrocinium van S. Agnes niet op een bijzondere oude kerk ...". In een voetnoot ver- wijst hij voor de naam van de patroonheilige naar een door Voets gememoreerd vijftiende- eeuws handschrift van Daniël van Nieuwaal.- (Overigens is mij een eerdere vermelding van de parochie bekend en wel uit 1302'.) Voets was ooit kapelaan te Cothen en heeft in 1949 een uitgebreid artikel gepubliceerd over katholiek Cothen". In zijn artikel noemt hij het |
||||||||||||||
Deel van de notulen van de Classes waarin wordt gerefereerd aan het 'Sinte Agnieten Register ehde boeck van den kercke
van Cothen' (HUA: NH Classes Rhenen-Wijk, 3, p. 84, 21-6-1659) |
||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
24
|
|||||||||||||
NH-kcrk Cüthen (Ansichtkaart, circa 1987. Collectie auteur)
handschrift van Van Nieuwaal dat volgens hem
in het huisarchief van kasteel Rijnestein aldaar, aanwezig zou moeten zijn. Hij baseert zich op een boekje van de Schalkwijkse pastoor Hof- man over Rijnestein'. Hofman heeft dit boekje in eigen beheer uitgegeven in 1904. Het is bij- zonder zeldzaam. Hofman maakt op zijn beurt gebruik van een
publicatie van de hoogleraar A. Matthaei (of Matthaeus) getiteld Fundationes et Fata eccles. Nadere bibliografische gegevens ont- breken. Hofman zegt dat daarin wordt gemeld dat Daniel van Nieuwaal een handschrift heeft gemaakt en dat "op zijnen heem [Rijnestein] zorgvuldig heeft bewaard". Dit handschrift is daar - volgens Hofman - nog door de genoem- de hoogleraar gevonden en het bevat informatie over de kerk - ik citeer - "des H. Jonckvrouwen St. Agnieten" in Cothen. Zoeken via internet in allerlei bibliotheekbe- standen leert dat Hofman de volgende publicatie moet hebben gebruikt: Fundationes et fata ecclesiarum, quae et Ultratjecti, et in ejusdem subirbiis, et passim alibi in dioecesi, libri duo... Deze publicatie is in 1703 te Lei- den gedrukt bij Sebastiani Schouten. Gelukkig |
||||||||
blijkt het aanwezig te zijn in de uitgebreide bi-
bliotheek van Het Utrechts Archief. De pagina's 551-558 gaan over de ecclesiae Cot- henae en zijn deels in het Latijn, deels in het Nederlands. Geciteerd wordt onder meer uit - inderdaad - het handschrift van David van Nieuwaal. Vooral de herbouw en verfraaiing van de kerk in periode 1460-1465 komt aan bod. We kunnen er bijvoorbeeld uit afleiden dat er in 1463 elf boeken in de kerk waren. Tot mijn grote verrassing krijgt ook de bovenge- noemde in de notulen van de classes gememo- reerde acte van 20 juli 1446, aandacht! Sprake is van de 'H. Jonckvrouwen St. Agniete' kerk van Cothen. Hofman is niet de enige die de pagina's over
Cothen in de publicatie van Matthaeus heeft gezien. In 1719 verschijnt een driedelig boek van de hand van H.V.R (H. van Rijn) over de geschiedenis van het bisdom Utrecht. Van Rijn wijt in het tweede deel een aantal pagina's aan Cothen. Uit de tekst, hij noemt het handschrift van Van Nieuwaal, is op te maken dat hij de publicatie van Matthaeus moet hebben ge- bruikt. Dit geldt ook voor het zesdelige werk van Van Mieris (1725-1726) over de kerkelijke |
||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
||||||||
25
|
||||||||
historie der Zeven Verenigde Provinciën.
Het tweede deel bevat enkele pagina's over Cothen.' St.-Agnes
Agnes komt van het Griekse hagnos wat 'hei-
lig, zonder schuld, rein, kuis' betekent. De heilige Agnes, een Romeinse maagd en marte- lares uit de derde eeuw, is één van de meest bekende heiligen van de westerse christelijke kerk. De vele Agnieten/Agnes-kloosters en kerken in ons land wijzen daarop. Zo was er een Agnietenklooster in Utrecht, een Agnes- klooster in Amersfoort en in Rhenen. Zij is waarschijnlijk rond het jaar 305 gedood op de brandstapel. De heilige Agnes is de patroonhei- lige van hoveniers, jonge meisjes, verliefden en verloofden. Ze wordt dikwijls afgebeeld met een lam ('het lam gods' = Christus).' Zoals aangegeven, is Dekker van mening dat het patrocinium van St.-Agnes niet op een bij- zonder oude kerk duidt. Ik wijs er echter op dat de Utrechtse kerk een hele oude band met Agnes heeft. Immers bisschop Balderik heeft in het jaar 964 vanuit Frankrijk relieken van St.-Agnes laten overbrengen naar de Domkerk te Utrecht. Op een kalender uit circa 1150 met (achttien) heiligen waarvan de feestdag in Utrecht werd gevierd, staat ook de heilige Ag- nes (21 januari). Overigens komt haar naam niet voor in een Utrechtse litanie - met twaalf heiligen - van omstreeks het jaar 1000.* Het gebied van Cothen behoorde vanouds tot de (uitgebreide) bezittingen van de Utrechtse kerk. Rond 1040 is een deel van die bezittin- gen verdeeld tussen het kapittel van Oudmunster en het Domkapittel (gelieerd aan de Domkerk). Aan het Domkapittel kwamen onder meer bezittingen te Doom (met een al in de negende eeuw genoemde kerk), Cothen en Amerongen. Rond 1200 vond binnen het kapit- tel een verdere verdeling plaats. Als gevolg daarvan kwamen genoemde bezittingen aan het hoofd van het Domkapittel, de proost'. Dit is ook de achtergrond van het feit dat de dwars door Langbroek lopende aloude weg Doom- Cothen op een gegeven moment de Dom- proostenweg werd genoemd'". Deze weg da- teert van voor de ontginning van Langbroek (tussen circa 1125 en 1150). Aannemelijk is dat de kerk van Cothen, vanuit |
||||||||
Doom door het Domkapittel is gesticht en dat
dan - zoals Dekker zegt - op zijn laatst in de twaalfde eeuw. Dat de kerk is gesticht door het Domkapittel, wordt onderbouwd door het feit dat (de proost van) het kapittel het colla- tie- of patronaatsrecht van de kerk bezat (bijvoorbeeld in 1342). Kort gezegd, was het patronaatsrecht eertijds het recht om zelf een pastoor te benoemen en later het recht om een pastoor ter benoeming aan de bisschop voor te dragen. Dit recht kwam in de regel degene toe die een kerk in eigendom had (bijvoorbeeld door stichting) of had gekregen (bijvoorbeeld door schenking). Dat het Domkapittel bij de stichting van de Cothense dochterkerk een be- kende heilige uit de eigen Domkerk tot patroon-, tot beschermheilige ervan heeft ge- kozen, is mijns inziens dan ook goed voorstelbaar." Broederschap
In de kerk in Cothen werd niet alleen een bij-
zondere plaats toegekend aan de heilige Agnes maar ook aan Onze Lieve Vrouwe (OLV) en aan de heilige Severijn (leefde in de vijfde eeuw). We weten dit omdat in 1544 sprake is van de broederschap van OLV en St.-Severijn. Dit is overigens de enige mij bekende vermel- ding van deze broederschap. Wel wordt in 1474-1475 genoemd de OLV-kapel aldaar. Volgens De Graaff, die een artikel over broe- derschappen in Utrecht heeft geschreven, was een broederschap een organisatie van religieu- ze leken. De meeste zijn gesticht in de late middeleeuwen. Het zijn organisaties waarin leken, ik citeer De Graaff, "uiting konden ge- ven aan vormen van vroomheid, die hun zieleheil moesten garanderen". De broeder- schap had in de kerk een eigen kapel met een altaar. Bijna alle broederschappen zijn in 1580, toen de katholieke godsdienst werd ver- boden, opgeheven. In Houten echter bestaat nog steeds een broederschap die weliswaar geen leden meer heeft maar wel bezittingen. Volgens De Graaff had bijna elke parochie één of meer broederschappen. In zijn inventarisa- tie ontbreekt overigens de Cothense broederschap. Die broederschap telde in 1544 minimaal 24, met naam genoemde leden waaronder de smid Cornelis Dircksz. en de timmerman Dirck Gerritsz.'^ |
||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
26
|
|||||||
predikant aldaar benoemd (NH Classes Rhenen-Wijk,
4, p. 93) maar tot in 1683 is sprake van zowel dominee Dellius senior als junior te Cothen (NH Classes Rhe- nen-Wijk, 4, p. 268). Officiële publicaties noemen echter 1680 als het jaar dat Johannes predikant wordt. 2. C. Dekker, Het Kromme Rijngebied in de middeleeu-
wen. Zutphen, 1983, p. 313. 3. 30-5-1302: HUA, DOM, 1806.
4. B. Voets, Katholiek Cothen in de branding der eeu-
wen. In: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, deel 68, 1949, pp. 169-220, spe- cifiek pp. 177-179. 5. J.H. Hofman, Het kasteel Rijnestein. Z.p., z.j. [1904],
pp. 15-16. Het manuscript bevindt zich in HUA, Col- lectie Rijsenburg, 1316. 6. H, V[an]. R[ijn], Historie ofte beschryving van 't
Utrechtsche bisdom. Leiden, I7I9, deel 2, pp. 95-97; F. van Mieris, Kerkelijke historie en outheden der Ze- ven Vereenigde Provinciën etc. Leiden, 1725-1726, deel 2, pp. 208-209. 7. Gebruik is gemaakt van informatie verkregen via
http://www.katholieknederland.nl/service (20 novem- ber 2002). 8. K. van Vliet, In kringen van kanunniken - munsters en
kapittels in het bisdom Utrecht 695-1227. Zutphen, 2002, p. 157 en p. 173 resp. p. 441. 9. Zie met name noot 2, pp. 37-38.
10. Bijvoorbeeld op 19-3-1621 (HUA: DOM, 3882 resp.
Lynden van Lunenburg, 231). 11. 1342: Dekker, 1983, p. 314; R.R. Post, Eigenkerken en
bisschoppelijk gezag in het diocees Utrecht tot de Xllf eeuw. Utrecht, 1928, pp. 138-139; H.J. Kok, Eni- ge patrocina in het middeleeuwse bisdom Utrecht. Assen, 1958, p. 19; In een geschil over het collatie- recht van de vicaris van de DOM over de pastorie te Epe in juni 1544 wordt Cothen, naast Doom en Lang- broek, zijdelings genoemd. In: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, deel 46, 1921, p. 119. 12. 5-12-1544: HUA, Hof van Utrecht, 196-47 (Dekker,
1983, p. 551 geeft abusievelijk 5-12-1534); 1474- 1475: H.L.Ph. Leeuwenberg, Indices op de rekeningen van de officiaal van de aartsdiaken van de Dom (Gooilanden Betuwe), 1405-1609. Utrecht, 1995, p. 58; L.P.W. de Graaff, De broederschappen op het plat- teland in de provincie Utrecht op het eind van de middeleeuwen. Een inventarisatie. In: E.S.C. Erkelens- Buttinger et al (red.). De Kerk en de Nederlanden - archieven, instellingen, samenleving. Hilversum, 1997, pp. 233-244. 13. Zie noot 5.
14. A. Matthaeus, Veteris analecta seu Vetera monumenta
haectenus nondum visa. Leiden, 1698-1710 resp. Den Haag, 1738, deel I, pp. 519-529; E.B.F.F. Wittert van Hoogland, Bijdragen tot de geschiedenis der Utrechtse Ridderhofsteden en Heerlijkheden. Den Haag, deel 2, 1912, pp. 92-93. |
||||||||
Tot besluit
Daniël van Nieuwaal is in 1440 met Rijnestein
beleend en wordt aldaar nog genoemd in 1481". Omdat hij bisschop David van Bour- gondië aanhing, is hij met zijn vrouw Sibilla van Dymondt en hun kinderen in 1456 uit de stad Utrecht verdreven. (De residentie van de bisschop was toen al verplaatst van Utrecht naar Wijk bij Duurstede.) Het gezin is vervol- gens op Rijnestein gaan wonen. Twee jaar later worden zowel Rijnestein als de kerk zwaar beschadigd 'door die van Utrecht'. Matthaeus verhaalt daar in een ander boek bloemrijk over". Van Nieuwaal was zeer begaan met de Cothense kerk wat ook wel blijkt uit zijn hand- schrift over die kerk. Waarschijnlijk heeft hij dit in de periode 1460-1465 opgesteld. Het handschrift was in ieder geval in 1659 nog in de kerk danwei op Rijnestein aanwezig omdat dominee Dellius het noemt. Rond 1700 moet dit ook nog zo zijn geweest omdat dan Matthaeus eruit verhaalt. Tweehonderd jaar later is het daar in ieder geval niet meer. Hof- man die rond 1900 uitgebreid van het huisarchief gebruik heeft gemaakt, zal het niet meer hebben aangetroffen daar hij expliciet verwijst naar de publicatie van Matthaeus. Vanuit twee verschillende kanten weten we nu zeker dat de kerk aan de Cothense Brink ooit was gewijd aan de Heilige Agnes. Merkwaar- dig is wel dat het handschrift van Van Nieuwaal daarvan uiteindelijk de énige mij be- kende bron is. *Dr. A.A.B, van Bemmel is sociaal geograaf,
woonachtig in Wijk bij Duurstede en werk- zaam in Den Haag als senior adviseur bij de Vereniging van Hogescholen, de HBO-raad. Zijn historisch onderzoek richt zich vooral op het Kromme-Rijngebied en op Cothen. Noten
1. Voor notulen classes zie Het Utrechts Archief (HUA),
NH Classes Rhenen-Wijk, 3, p. 84. Van de classes-no- tulen uit de zeventiende eeuw is een transcriptie beschikbaar via HUA, Copieën en transcripties, 1081- 1085; Michiel Berendsen wordt vanaf 31-8-1675 doorgaans aangeduid als Michiel Berendsen Scholman (NH Classes Rhenen-Wijk, 3, p. 693 ev.); Godefridus Dellius wordt in 1641 benoemd tot predikant te Cot- hen (NH Classes Rhenen-Wijk, 2, p. 173, p, 178, p. 181). In 1677 wordt zijn zoon Johannes tot adjunct- |
||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
||||||||
27
|
||||||||
Jaarverslagen van de Historische Kring over 2002
|
||||||||||
In maart 2003 is aan alle leden een uitgebreid
jaarverslag toegezonden als bijlage bij de uit- nodiging voor de Algemene Ledenvergadering. Dit zal voortaan elk jaar zo gebeuren en daar- om verschijnt voortaan in het tijdschrift een ingekorte versie van het verslag van het be- stuur. 1. Verslag van het bestuur
Tijdens de jaarvergadering, op 10 april in Wijk
bij Duurstede, nam Peter de Wit afscheid als voorzitter. Hij gaf de hamer door aan Otto Wt- tewaall, die daarmee de zesde voorzitter van de vereniging is geworden. Het bestuur bestond, na deze wisseling, verder uit: Joop van Herwij- nen (vice-voorzitter, Herman Steenman (ledenadministratie), Wim Donselaar (penning- meester), Hans van Aken (secretaris), Bert van der Houwen en Ben Schippers. Het ledenbestand steeg in 2002 van 446 naar
460 leden. De spreiding van onze leden over de drie gemeenten in het Kromme-Rijngebied was als volgt, met tussen haakjes de aantallen aan het eind van 2001: Houten 160 (154), Bunnik 118 (116) en Wijk bij Duurstede 90 (83). Activiteiten in 2002.
A. Lezingen en excursies.
■ Donderdag 30 januari in De Engel te Hou-
ten. 'Utrecht aan de Rijn' . Ontstaan en ontwikkeling van Utrecht van Romeinse vesting tot de stad van nu. Over het belang van Rijn, Vecht, Merwedekanaal en Amster- dam-Rijnkanaal. Spreker: H. Way, verbonden aan 't Gilde te Utrecht. ( Voor 87 aanwezigen.) ■ Woensdag 10 april in De Gouden Leeuw te
Wijk bij Duurstede, 'Van Dorestad naar Wijk bij Duurstede'. Een virtuele wandeling van Dorestad naar het laatmiddeleeuwse Wijk, gedaan aan de hand van recente op- gravingresultaten. Spreker: Jan van Doesburg. (38) Voorafgaand aan de lezing werd de Algemene Ledenvergadering ge- houden. |
||||||||||
■ Zaterdag 11 mei 'kleine excursie', stads-
wandeling door het centrum van Culemborg georganiseerd door de Historische Vereni- ging Voet van Oudheusden, voor 28 leden en belangstellenden. ■ De 'grote excursie' op zaterdag 1 juni ging
naar Noord- en Midden Limburg. Tijdens de rondrit door de regio werden in Horst, in de Peel, het streekmuseum De Locht en Het Limburgs Museum te Venlo bezocht, 's Middags was er een rondwandeling door de binnenstad van Venlo. (51) ■ Maandag 23 september in De Engel te Hou-
ten. '50 jaar Amsterdam-Rijnkanaal'. Over de ontstaansgeschiedenis en de realisering van deze waterweg. In 2002 was deze scheepvaart verbinding tussen Tiel en Am- sterdam officieel 50 jaar in gebruik. Spreker: J.C. Schweig, van Rijkswaterstaat. (45) ■ Donderdag 14 november in de NH Kerk van
Overlangbroek. 'Het kerkelijk leven in Overlangbroek tussen 1575 en 1800'. Over een klein dorp dat een zelfstandige kerkelij- ke gemeente wenste te worden, de inspanningen die geleverd moesten worden om zelfstandigheid te bereiken en de pro- blemen van alle dag. Spreker: C. van Schaik. (81). Voorafgaand aan de lezing gaf archivaris
Ria van der Eerden-Vonk een uiteenzetting over de gevolgen van de watersnoodramp die op 18 oktober het Streekarchivariaat trof. B. 2^ Boeken- en Prentenmarkt
Donderdag 28 maart in De Engel te Houten. Leden van onze vereniging waren in de gele- genheid om boeken en prenten te koop aan te bieden aan belangstellenden. De markt was ge- organiseerd door Hans Schemmekes en Bert van der Houwen. Verder waren er stands van De Nederlandse Genealogische Vereniging, een boekrestaurateur, de Stichting Menno van Coehoom met een fototentoonstelling over de |
||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
||||||||||
28
|
||||||||||
Nieuwe Hollandse Waterlinie en ook een stand
van Het Streekarchivariaat voor Zuid-Oost Utrecht. C. Open Monumentendag
Zaterdag 14 september. Dit jaar was het thema van de 16^ OMD 'Koopmansgeest, monumen- ten van de handel'. De drie gemeenten hadden elk gezorgd voor een boeiend programma. In de gemeente Bunnik was Werkhoven voor één dag terug geplaatst naar het begin van de 20^ eeuw. In Wijk was een route uitgezet langs de notaris en de winkelier van weleer en kon o.a het 18^ eeuwse Pakhuis bezocht worden. In Houten konden het gerestaureerde kasteel en de tuin van Heemstede worden bezocht. Leden van onze vereniging waren, in alle drie ge- meenten, direct betrokken bij de organisatie van de OMD of verleenden hun medewerking bij de uitvoering. Als altijd was de belangstel- ling groot. |
D. Tijdschrift 'Het Kromme-Rijngebied'
Het verenigingsblad van de Historische Kring verscheen in 2002 driemaal; 1 dubbelnummer en 2 afzonderlijke nummers. De 36^ jaargang met een omvang van 76 pagina's, 10 hoofdarti- kelen van 8 auteurs, 2 boekbesprekingen en 9 bijdragen in de rubriek Varia. Met in nummer 2/3 de jaarverslagen over 2001. De redactie bestond uit: dr A.A.B, van Bemmel en drs M.A. van der Eerden-Vonk uit Wijk bij Duur- stede, drs S.G. van Ginkel-Meester uit Zeist en O.J. Wttewaal uit 't Goy. Hans van Aken, secretaris.
|
|||||||||
\l\
|
||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
||||||||||
29
|
||||||||||
HISTORISCHE KRING TUSSEN RIJN EN LEK
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Financieel jaaroverzicht 2002
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Balans per 31 december 2002
(Alle bedragen zijn vermeld in euro's)
ACTIVA
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2002 2001
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4266
11345
33
2064
O
1022
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18730
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PASSIVA
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2002 2001
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vermogen 8100 7313
Publikatiefonds 4271 4271
Te betalen drukkosten periodiek 1310 1528
Te betalen kosten historische reeks O 5155
Te betalen SPOU 400 100
Vooruitontvangen contributie 321 O
Reservering reklamefolder 500 O
Overige te betalen kosten 696 363
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15598 18730
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toelichting bij de jaarrelcening 2002
Op grond van afspraken tussen het bestuur en de redaktie wordt het voor- of nadelig saldo van
de uitgaven in de historische reeks Het Kromme-Rijngebied gemuteerd op het publikatie-fonds. Dit fonds dient ter financiering van toekomstige publikaties. Gestreefd wordt hierbij de publika- ties kostendekkend te laten zijn, eventueel onder verrekening van verkregen subsidies. De publikaties komen niet ten laste van de exploitatie van de vereniging. In 2002 zijn er geen publikaties verschenen. W. Donselaar, penningmeester.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003) 31
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jaarverslag van de archeologische werkgroep
'Leen de Keijzer' over 2002 |
|||||||||||||
We blijven binnen ons 'werkgebied' Houten
een - noodgedwongen - beweeglijke groep no- maden. Het was dit jaar opnieuw verhuizen. Nu van de Regenboog naar een lokaal in de Keercamp. En nu is al zeker dat we in juni 2003 daar weer uit moeten. Onzeker is nog wie ons waar 'asiel' gaat verlenen. Hoewel al dit verhuizen bedstro (én tijd én inspanning) kost, houdt het ons bestaan ook avontuurlijker dan we eigenlijk zouden willen. Daarom blij- ven we hopen op een duurzamer 'verblijfsvergunning' dan we tot nu toe gekre- gen hebben. |
|||||||||||||
2 Een tweede gevonden filula van de voorzijde (Foto
A. Kalkman) We stuitten op ongeveer 60 cm op het skelet
van een rund. Uit de rugligging en de com- pleetheid ervan bleek dat het om een kadaver ging dat een zestigtal (?) jaar geleden daar be- graven was. Hoewel er enig botmateriaal van verzameld is, hebben we - het was in de tijd van de MKZcrisis en van antraxbesmetting in Amerika, het meeste botmateriaal met de graafmachine laten verwijderen. In bepaalde gedeelten werd veel middeleeuws (en dus voor de gezondheid minder bedreigend!) botmateri- aal van paarden gevonden en verzameld. Een schedel waarvan aanvankelijk verondersteld werd dat het een paardenschedel was, bleek na preparatie de schedel van een rund te zijn waarvan, na de slacht, de hoorns met kern en al afgehakt waren. Bijzondere vondsten waren een aantal munten:
twee halve centen van rond 1870, en een tweetal oorden: dubbele duiten: één van Hol- land en één van Friesland. Pronkstuk was de vondst van een zilveren denarius uit de tijd van Flaminius Chilo, 109-103 v.C. (dit op gezag van Penningkabinet en van Henk van Herwij- nen). Ook werden een tweetal tlbula's gevonden, waarvan de een, gezien vanaf de achterzijde er bootvormig uitziet (foto 1), en gezien vanaf de voorzijde als een liggende (hoofdloze) persoon (foto 2). Voor deze me- taalvondsten moet Ben Elberse, die het meeste |
|||||||||||||
1 Een gevonden fibula van de achterzijde (Foto A. Kalkjiiaii)
Hoewel in zekere mate moe van dit alles, zijn
we toch ook behoorlijk archeologisch bezig geweest. Allereerst op de Kniphoek aan de Beusichemseweg. Begonnen werd daar met opnemen; fotograferen; bouwtekeningen en voorgeschiedenis bestuderen en veldonderzoek met de detector Vervolgens werd een proef- sleuf gegraven waaruit bleek dat de aarde in dat gedeelte zeer verstoord was. De meest op- zienbare vondst uit de sleuf was een zilveren kwartje. Vervolgens werd een put uitgezet, waaruit veel fragmenten Middeleeuws en enig Romeins aardewerk werd opgedolven. Ook werden er een zodanig groot aantal scherven van een Paffraht-kogelpot uit 1200 geborgen dat Willemijn Blitterswijk al restaurerend, be- trekkelijk weinig gaten te stoppen had om het er weer als een complete pot uit te laten zien. |
|||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||||||
32
|
|||||||||||||
3 Stand op de Activiteitenniarkt in Houten (Foto E. Meier-van Putten)
|
|||||||||
van deze voorwerpen met zijn detector op-
spoorde, veel lof toegezwaaid worden. Andere vondsten waren een zeer fraaie ge- facetteerde slijpsteen met doorboring en een deel van een glazen La Tène-armband uit on- geveer 500 V. C. Uit een put binnen de fundering van het woon-
huis diepten Bert van der Houwen en Otto Wttewaall een Jyddepot op, die gezien de fos- faatsporen erop 1500-1600 gedateerd moet worden. Op Open Monumentendag assisteerde onze
groep bij rondleidingen op het gerestaureerde en voor bezichtiging opengestelde kasteel Heemstede. Op een Activiteitenmarkt (7 sep- tember), georganiseerd door de gemeente Houten waren de Historische Kring en de werkgroep met een stand prominent op Het Rond aanwezig (foto 3). We hadden dit jaar ook een aantal teleurstel- lingen. Ons op het erf van de te slopen boerderij 'De Gouden Harp' in Schalkwijk geplande onderzoek, kon niet gerealiseerd worden omdat door misverstanden?, dit niet gecoördineerd kon worden met sloop en her- |
bouw. Dat had anders gekund?
Het graven van een aantal proefsleuven in de kern van Houten op het terrein waar Sam van Lingen tot kort daarvoor domicilie had gehou- den leverde, tegen onze verwachtingen in, niets bijzonders op. In de loop van dit jaar werden ook systemati-
sche grondboringen verricht op terreinen aan de Koppeldijk (geen spectaculair resultaat) en de Beusichemseweg 6. Op het laatste terrein werd een vervolgonderzoek met grondborin- gen in heftige regen gesmoord. Maar we zetten door! Te zijner tijd zal daar, desnoods snorke- lend, een opgraving volgen. Anton van Schip
|
||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||
33
|
|||||||||
Varia
Nogmaals de 'graaf'
In het vorige nummer van dit tijdschrift (36-4,
2002, 75) zijn drie reacties gegeven op een eerder artikel van mijn hand over een gevon- den middeleeuwse schep waarschijnlijk zonder kruk, acht ik de mogelijkheid dat de schep is gebruikt voor het afsteken van mest heel plau- sibel. Wat betreft de vergelijking met de Schotse 'caschrom', merk ik op dat ik enige jaren geleden een soortgelijk spitapparaat te Werkhoven in gebruik heb gezien (Anton van Schip). Restant Kromme-Rijnvaartuig gedateerd
In 1995 zijn bij graafwerkzaamheden aan de
Kromme Rijn tussen Cothen en Werkhoven bij Hardenbroek onder meer enige houten resten gevonden van een rivieraak of - waarschijnlij- ker - van een aak-achtige plankboot (zie dit tijdschrift, 33-2, 1999, 46). De resten zijn toendertijd gebracht naar het Nederlands Insti- |
|||||||||||||
tuut voor Scheeps- en Onderwaterarcheologie
(NISA) te Lelystad. Recent zijn enige gege- vens over de vondst gepubliceerd. Uit dendrologisch onderzoek - onderzoek van de jaarringen - is gebleken dat het hout moet zijn gekapt tussen de winter van 825 en de zomer van 826. Dit impliceert dat de boot op de Kromme Rijn moet hebben gevaren ten tijde van Dorestad en van de invallen van de Noor- mannen. Het vaartuig moet ter plaatse van de boorden zo'n vier meter breed zijn geweest bij een hoogte van ongeveer 1,25 meter en een lengte hebben gehad van vijftien tot twintig meter. Aak-achtige plankboten konden worden gezeild en dienden met name voor het vervoer over langere afstanden van goederen en perso- nen' (Ad van Bemmel). I. K. Vlierman, Scheeps- en stadsarcheologie. In: P.J. Wol-
tering et al (red.). Middeleeuwse Toestanden - archeologie, geschiedenis en monumenlenzorg. Hilversum, 2002. 119- 148, in het bijzonder 130-131. |
|||||||||||||
Gereconstrueerde doorsnede van de aak (Vlierman, 2002, 130)
|
|||||||||||||
de fotorestauratie half mei met succes worden
afgerond. Daarnaast is het herstel van de hoofdcategorie,
de op dit moment nog diepgevroren historische archieven en collecties, voorbereid, zodat in mei en juni 2003 bestuurlijke besluitvorming kan plaatsvinden over de eerste herstel fase, het vriesdrogen. Deze kan direct daarna in gang worden gezet en binnen anderhalfjaar worden afgerond. De resultaten van de tot nog toe ge- nomen steekproeven zijn zonder meer hoopgevend over de herstelmogelijkheden. |
|||||||||||||
Archieframp Streekarchivariaat
In de zeven maanden die zijn verlopen sinds
de overstroming van de archiefbewaarplaats en studiezaal in Wijk bij Duurstede in de nacht van 17 op 18 oktober 2002 is het nodige ge- beurd. Allereerst zijn verschillende soorten stukken geheel of gedeeltelijk hersteld door restauratoren en vrijwilligers. Dit betreft met name de charters, afbeeldingen en microfiches. Dankzij de geweldige inzet van de vrijwilli- gers, waaronder verschillende leden van de historische vereniging, kon de eerste fase van |
|||||||||||||
34
|
|||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||||||
Twee fasen
Vriesdrogen is een methode om nat geworden
papier, dat eerst is ingevroren bij een tempera- tuur van min 20° C te drogen. Het bevroren archiefmateriaal wordt in kleine hoeveelheden in een vriesdroogkast geplaatst, die is verbon- den met een condensor en vacuümpomp. Het ijs wordt direct gesublimeerd tot waterdamp. Na het vriesdrogen zijn de stukken droog en onder beperkende omstandigheden weer raad- pleegbaar. Direct aansluitend op het vriesdrogen wordt een schade-inventarisatie gemaakt. Per archiefstuk wordt vastgesteld welke vormen van waterschade nog restauratie behoeven en wat de kosten zijn. Op grond daarvan ontstaat een gedetailleerd en betrouw- baar beeld van de tweede herstelfase. Deze restauratiefase bestaat uit het herstel van boek- banden en vervormingen, opheffen van verklevingen, reinigen, vlakken en dergelijke en is maar voor een deel van de stukken nodig. Pas nadat fase 1, het vriesdrogen, in zijn ge- heel is afgerond, zal met fase 2, de restauratie, worden begonnen. Hiermee is nog eens zo'n drieëneenhalf jaar gemoeid. Gedurende het herstel, dat in totaal dus vijf jaar in beslag zal nemen, keren steeds kleine hoeveelheden archief terug naar Wijk bij Duurstede. De archieven en collecties die het meest geraadpleegd worden en het grootste cultuurhistorisch belang hebben, komen het eerst aan de beurt. Studiezaal
Het herstel van de zwaar beschadigde archief-
bewaarplaats vergt meer tijd en geld dan voorzien. Niet in mei, zoals eerder verwacht, maar waarschijnlijk pas in het najaar van 2003 zal de ruimte weer kunnen worden gebruikt. Tegelijkertijd zal dan ook de oude, onder- grondse studiezaal weer voor bezoekers open gaan, totdat eind 2004 de nieuwe studiezaal kan worden ingericht en betrokken. Onderzoe- kers moeten er bovendien rekening mee houden dat de eerste tijd slechts een deel van de stukken kan worden geraadpleegd. Het is dus aan te raden om tezijnertijd eerst even contact op te nemen met de medewerkers van het streekarchivariaat, per e-mail (streekarchi- variaat@wijkbijduurstede.nl) of telefoon (0343-595517). |
||||||||||
Schade
De totale schade wordt nog steeds geschat op
drie a vier miljoen euro. Tot nog toe heeft de Gemeenteraad van Wijk bij Duurstede een be- drag van 650.000 euro voorgeschoten. In juni 2003 zal een nieuw krediet van 525.000 euro voor het vriesdrogen beschikbaar moeten wor- den gesteld. Over de feitelijke toedracht van de overstroming bestaat nog steeds geen duide- lijkheid. Zowel Wijk bij Duurstede als de negen deelnemende gemeenten aan het Streek- archivariaat Kromme-Rijngebied - Utrechtse Heuvelrug (Amerongen, Bunnik, Doom, Drie- bergen-Rij senburg. Houten, Leersum, Maam, Rhenen en Wijk bij Duurstede) hebben de hoofdaannemer aansprakelijk gesteld. Het overleg met en tussen de verzekeringsexperts is in volle gang. Gehoopt wordt dat op korte termijn de eerste betaling van schadevergoe- ding plaatsvindt (Ria van der Eerden). |
||||||||||
In kooien opgeslagen, diepgevroren archiefdozen in Van
Dijlc's Vrieshuis te Cothen (Foto Hans Dircksen Fotogra- fie, maart 2003) |
||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
||||||||||
35
|
||||||||||
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Provin-
cie Utrecht De provincie Utrecht is zowel rijk aan cultuur-
historische elementen als aan cultuurhistorische landschappen. In het ruimte- lijk beleid van de provincie is tot nu toe relatief weinig aandacht besteed aan en reke- ning gehouden met cultuurhistorische waarden. De kans daarop is vergroot doordat de provincie in december 2002 onder de titel Niet van Gisteren een prachtig vormgegeven tweedelige nota met bijbehorende kaarten heeft uitgebracht. In de nota wordt na een al- gemene inleiding met hoofdstuktitels als '1000-1600: de structuur bepaald' en '1800- 1900: creatief met water', per deelgebied een beschrijving gegeven. Ook wordt per deelge- bied aangegeven, waarop de provincie in haar beleid zou willen 'sturen'. Voor het gebied van de Kromme Rijn en de Langbroekerwetering is daarbij de belangrijkste opgave 'het herken- baar en aaneengesloten houden van de overgangen'. Daarmee worden de overgangen bedoeld van de stuwwalzone van de Heuvelrug naar het kampenlandschap tussen Doorn en Amerongen, naar de copen-ontginning van Langbroek en naar de oeverwallen van de Kromme Rijn. Daarnaast wil de provincie ver- snippering van landschap en grondgebruik voorkomen door geleiding van de stedelijke en recreatieve druk in het gebied en door natuur- ontwikkeling in met name Langbroek. Bovendien moet het 'open boerderijlint' langs de Lekdijk worden veilig gesteld. Volgens het verantwoordelijke lid van Gedeputeerde Staten van Utrecht, de heer Streng, is de nota rich- tinggevend voor het ruimtelijk cultuurhisto- risch beleid van de provincie (oa. het streek- plan). Laten we hem daaraan houden (Ad van Bemmel). |
|||||||||
Nogmaals 'Noortwijck'
Het december 2000 nummer van dit tijdschrift
bevat een artikel van de hand van A.A.B, van Bemmel over de vergeten woontoren Noort- wijck tussen Cothen, Langbroek en Wijk bij Duurstede, en over het gelijknamige geslacht. Voor zover mij bekend zijn er in Nederland geen nakomelingen meer van deze Noortwijck familie. Rond het jaar 1696 is een nakomeling ervan naar Amerika vertrokken en heeft daar voor een zeer groot nageslacht gezorgd. Eén van deze nakomelingen, William Buchwalter van Nortwick, heeft daarover een boek ge- schreven: Genealogical Study of the Ancestors and Descendants of Adriaan van Noortwijk 1711-1754. Van dit boek zijn in 1971 vijftig exemplaren gedrukt (het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag bezit een exemplaar). Helaas is de wens om op adelijke voorouders uit te komen voor hem iets te groot geweest zodat de eerste generaties in de stamboom be- twistbaar zijn. Dit impliceert onder meer dat de in het artikel op pagina 69 genoemde Lam- bert (van Westrenen) van Noortwijck (genoemd 1489-1538) geen zoon is van Meus van Westrenen Pietersz. en Aleyd Claes Meusdr. maar een zoon zou zijn van een Frans van Noortwijck (genoemd 1440-1448). De in de aanhef van het artikel genoemde Albert Jansse van Noordwijk (begraven te Cothen in 1973) stamt af van een familie oorspronkelijk afkomstig uit Goes (Rob van Noortwijk). In aanvulling op het Noortwijck-artikel (p. 66)
is nadien duidelijk geworden dat Jacob van Leur op 19 mei 1841 de hofstede Noortwijck voor 4200 gulden aan zijn zoon Johannes heeft verkocht. Deze datum is tevens de laatst be- kende datum waarop nog sprake is van de naam Noortwijck. Immers op 18 augustus 1846 wordt van Johannes gezegd dat hij op hofstede De Kleine Maat woont (SAKRUH: Notarieel Archief , 2715 resp. 2726, not. H.J. van Mariënhoff, 3600 resp. 258). Het lijkt erop dat het uiteindelijk Johannes van Leur is ge- weest die er voor heeft gezorgd dat de naam Noortwijck in de vergetelheid is geraakt (Ad van Bemmel). |
|||||||||
36
|
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-1/2 (2003)
|
|||||||||
De Nederlands-hervormde begraafplaats aan de
Leemkolkweg te Werkhoven Saskia van Ginkel-Meester en Gijs van der Leek*
|
|||||||||||
beplant met bomen met aan weerszijden van
een middenpad de graven. De begraafplaats is toegankelijk via een gietijzeren hekwerk. Rechtsachter óp het terrein staat een houten haarhuis met berging. De begraafplaats ligt buiten de bebouwde kom van Werkhoven, aan de zuidkant van het dorp, temidden van weilanden. Voorgeschiedenis
Begraven werd men van oudsher in de kerk, in
een grafkelder, in een koop- of in een huurgraf, en voor de minder bedeelden was er een graf buiten op het kerkhof. Zolang er nog geen godsdienstvrijheid was gebeurde dit in de Hervormde kerken. Ook degenen die (in het geheim) katholiek waren gebleven. In het Kromme-Rijngebied waren verschillende katholieke schuilkerken te vinden. Deze wer- den getolereerd, maar begraven in of rond deze |
|||||||||||
Al langere tijd bestonden er ideeën een artikel
te wijden aan deze uit 1873 daterende begraaf- plaats. Een belangrijke voorzet hiertoe was gedaan door Ina van der Wiele. Van haar onderzoek in samenwerking met Johan van Impelen is dankbaar gebruik gemaakt. Dit ar- tikel over de begraafplaats waar Ina van der Wiele (overleden 1 februari 2001) zelf ook haar laatste rustplaats heeft, mag gezien worden als een eerbetoon aan haar persoonlijk en aan haar inzet voor het behouden van cultuurhis- torische waarden in het Kromme Rijngebied. Inleiding
De begraafplaats is op 1 mei 1873 gesticht als
Nederlands-hervormde begraafplaats. Na de uitbreiding in 1974 is het officieel Algemene begraafplaats geworden. Het is een rechthoekig terrein deels omgeven door een sloot en |
|||||||||||
Overzicht begraafplaats (foto Saskia van Ginkel-Meester, april 2003)
|
|||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
|||||||||||
37
|
|||||||||||
van Werkhoven, overleden 13 juli 1813, is een
tastbaar bewijs dat de grond rond de kerk in gebruik was als kerkhof. Opmerkelijk is dat dit de besturen van zowel de burgerlijke gemeente als de Hervormde Gemeente van Werkhoven er niet van weer- houden had een gedeelte van het kerkhof in 1826 aan te wijzen als locatie voor een nieuw te bouwen schoollokaal met woonhuis, tuin en grond ten behoeve van de schoolonderwijzer en koster van de Hervormde Gemeente. Om de kinderen de aanblik van grafzerken tijdens de lessen te besparen werd in de muur aan de noordzijde geen raam geplaatst. Begrafeniswet van 1869
Tot 1869 waren er wel allerlei voorschriften
maar geen wettelijke regeling voor het begra- ven. De Begrafeniswet van 1869 moest hier een einde aan maken. De gemeenten kregen de opdracht om de begrafenisreglementen en tarieven aan te passen. De nadruk kwam te lig- gen op het soort en de duur van het graf. Men maakte onderscheid tussen eigen graven (huur- of koop) en door de gemeente betaalde graven. Een ingrijpende wijziging was dat elke gemeen- te ook die met minder dan duizend inwoners tenminste één algemene begraafplaats moest hebben of een gezamenlijke begraafplaats moesten aanleggen buiten de bebouwde kom. Het kerkhof bij de Hervormde kerk in Werkho-
ven voldeed niet aan de eisen van de nieuwe wet. Zo grensden de school en enkele huizen direct aan het kerkhof, terwijl 35 meter de limiet was. Dit was niet gewenst uit oogpunt van de volksgezondheid. De gemeente Werkho- ven was genoodzaakt een nieuwe Algemene begraafplaats aan te leggen buiten de bebouwde kom. Eind 1871 kreeg de gemeente een stuk grond
aan de Achterdijk ter beschikking voor de aan- leg van een begraafplaats, later bekend als het Verloren Kerkhof. Het stuk grond (7 are en 65 centiaren) was een schenking van de heer D.F.W. Otterbein, grondeigenaar woonachtig in Driebergen. (De heer Otterbein overleed in 1876 en ligt begraven achter de R.K. kerk St.-Petrus Banden aldaar [feitelijk Rijsenburg}). Het Hervormd kerkbestuur was zoals later bleek, niet ingenomen met de ligging van de |
|||||||||
kerken was niet toegestaan. Wel bestonden er
afzonderlijke joodse begraafplaatsen, zoals in Wijk bij Duurstede. Met de sterke groei van de bevolking in de
18de eeuw kwam er ook een grotere vraag naar graven. Aan het einde van die eeuw werd de situatie langzamerhand onhoudbaar De graf- ruimte in de kerk raakte overvol en er moest steeds sneller geruimd worden. Bovendien hing er in de kerken een smerige stank. Er kwamen steeds meer hygiënische en ethische bezwaren tegen het begraven in de kerk. De grond rond- om de kerk bleef wel als kerkhof in gebruik. Na inlijving bij Frankrijk in 1810 werden ook
Franse wetten ingevoerd. Daartoe behoorde het Décret impérial sur les sépultures van 12 juni 1804, waarin het begraven in kerken en binnen de bebouwde kom verboden werd. Aanvanke- lijk kwam van dit decreet niets of nauwelijks iets terecht. In 1813 werd het door Koning Willem I weer ingetrokken. Na de Franse tijd hadden de katholieken wel vrijheid van gods- dienst behouden zodat zij nu de mogelijkheid hadden eigen begraafplaatsen aan te leggen (in Bunnik in 1823). In 1825 kwam een door Koning Willem I ingestelde commissie op ge- neeskundige gronden tot een onvoorwaardelijk afkeuren van het begraven in kerken. Het duur- de echter nog tot 1827 voordat een Koninklijk Besluit het Franse decreet uit 1804 weer in werking stelde. Het besluit hield in dat met in- gang van 1 januari 1829 er niet meer in de kerk mocht worden begraven en dat alle steden en dorpen met meer dan duizend inwoners bui- ten de bebouwde kom een begraafplaats moesten aanleggen. In kleinere dorpen mocht nog wel op kerkhoven begraven worden. Het Koninklijk Besluit van 1827 leverde voor veel gemeenten problemen op en de realisatie ervan nam daarom veel tijd in beslag. Kerkhof en algemene begraafplaats
Om aan de nieuwe regels te kunnen voldoen
sloot het Gemeentebestuur van Werkhoven op 21 april 1831 een overeenkomst met het Hervormde Kerkbestuur, waarbij de grond van het kerkhof overgedragen werd aan de burger- lijke gemeente en tot algemene begraafplaats kon worden ingericht. De enige aldaar nog aanwezige grafsteen van Jan van Beek, schout |
|||||||||
38
|
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
|||||||||
nieuwe Algemene begraafplaats aan de Ach-
terdijk in de nabijheid van de in 1840 aangelegde R.K. begraafplaats op het landgoed Nieuwendaal en zocht naar een plek voor een eigen Hervormde begraafplaats. Het bestuur kocht (op 8 april 1873) van haar eigen diaco- nie een stukje armenland aan de Provinciale Grindweg (nu Leemkolkweg) ter grootte van 17 are en 2 centiaren. In het Bewijs van Eigen- dom opgemaakt door notaris Van Heyst uit Wijk bij Duurstede staat vermeld dat het Arm- bestuur van de Hervormde Gemeente in Werkhoven het stukje land verkocht aan land- bouwer Dirk de Kruyf, in diens hoedanigheid van President Kerkvoogd. Het kerkhof bij de Hervormde kerk werd met ingang van 1 mei 1873 officieel gesloten en de twee nieuwe begraafplaatsen, de Algemene en de Hervormde, geopend. Het Verloren Kerkhof
De Algemene begraafplaats aan de Achterdijk
dreigde maar korte tijd te bestaan. In 1880 deed J.F. Otterbein, zoon van D.F.W. Otter- bein, de gemeente het verzoek het stuk land dat zijn vader geschonken had voor de inrich- ting van een begraafplaats weer aan hem terug te geven, aangezien er niet of nauwelijks ge- bruik gemaakt werd van deze begraafplaats en het stuk land grensde aan door hem verkregen grond. Dit verzoek kon alleen worden ingewil- ligd als de gemeente de beschikking kreeg over een andere Algemene begraafplaats. Daartoe werd een verzoek gericht tot het Hervormd Kerkbestuur om een klein gedeelte |
van hun begraafplaats (slechts twee vierkante
meter) hiertoe af te willen staan. Het antwoord luidde dat zij er mee akkoord konden gaan mits zij alles wat tot de Algemene begraaf- plaats behoorde zouden krijgen, het ijzeren toegangshek, heesters, baren, kleden en het gereedschap. Voorts dat de gemeente het af- breken en opbouwen betaalde en ook een jaarlijkse bijdrage van vijf gulden voldeed. De gemeente is niet op deze voorwaarden ingegaan. Het is onduidelijk wat er toen met de begraafplaats en de genoemde spullen is gebeurd. Het stukje grond heeft de functie van begraafplaats kennelijk wel behouden, want in 1920 vroeg Franciscus Merkens nog een loonsverhoging van 10 gulden voor het bijhou- den van het Verloren Kerkhof. In 1947 besloot de gemeenteraad van Werkhoven om het enige lijk dat er begraven was over te brengen naar elders. Het betrof het stoffelijk overschot van Grada Stolk, echtgenote van Amoldus Stolk, een katholieke boerenzoon uit Groningen. Zij leefden in een woonwagen nabij het Verloren Kerkhof Op 21 november 1947 werd de begraafplaats officieel gesloten verklaard. Vol- gens een buurtbewoner, de heer C. de Kruyff, is het baarhuisje, in de oorlog nog gebruikt om een auto in te verbergen, rond 1950 afgebro- ken. Het hekwerk moet in die tijd ook verdwenen zijn. De Hervormde begraafplaats
In de begintijd moet de Hervormde begraaf-
plaats er kaal bijgelegen hebben. Er stond alleen een veertiental fijnsparren of coniferen |
|||||||||||
Verloren Kerkhof aan de /\chtcrdijk schuin tegenover op
rit van boerderij Kasenstein
(foto Saskia van Ginkel-Meester, augustus 2003)
|
Gietijzeren toegangshek (foto Saskia van Cinike
Meester, april 2003) |
|||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
39
|
|||||||||||
en er was door timmerman M.C. Kloek in 1873
voor ƒ310,- een houten baarhuisje neergezet. Nadat het Hervormd kerkbestuur in 1880 de spullen van de Algemene begraafplaats was misgelopen werd besloten meester Kraay een collecte te laten houden onder de leden. Deze collecte leverde een bedrag van ƒ 455,94 op. Hiervan werd in 1881 onder meer voor ƒ 248,40 een (vermoedelijk tweedehands) |
hekwerk aangekocht, dat werd opgeschilderd
en van verzilverde knoppen voorzien. Ook het baarhuisje werd opgeschilderd. Dit gietijzeren toegangshek met tweevleugelig draaihek en zijhekken markeert nog altijd de ingang van de begraafplaats. Aanvankelijk was de begraafplaats alleen be-
stemd voor leden van de Hervormde kerk te Werkhoven. In 1974 kwam er een uitbreiding |
||||||||||
Plattegrond Nederlands-hervormde begraafplaats aan de Leemkolkweg (Gijs van der Leek).
|
|||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
|||||||||||
40
|
|||||||||||
waarbij aan de gemeente Bunnik, waaronder
Werkhoven sinds 1964 viel, een geldelijke steun werd gevraagd. Die is verleend onder voorwaarde dat men niemand een laatste rust- plaats op de begraafplaats zou weigeren. Bij de uitbreiding in 1974 kwam er rechts en links een stuk bij. Het linkerdeel was al eigen- dom van de Hervormde kerk en het rechter werd aangekocht, mogelijk van J.C. van Ettek- oven (overleden in 1974) of van J.H. van Wijk. Er werd tevens een nieuw haarhuis met berging gebouwd naar ontwerp van architec- tenbureau Boot uit Driebergen. Het oude gedeelte bestaat uit twee stroken aan
weerszijden van een naar achteren toe doorlo- pend pad. Aan de rechterzijde werden van oudsher de boeren en notabelen begraven en aan de linkerzijde de overige gemeenteleden. Aanvankelijk stonden er aan deze zijde vrijwel geen grafstenen. De graven werden gemar- keerd door een paaltje met een nummer erop. Aan de boerenkant stonden wel (staande) graf- stenen. De graven zijn genummerd (zie overzichtstabel
in de bijlage). De telling begint bij het rechter- gedeelte achteraan, van 3 tot 65. Links loopt de telling van voor naar achter van 76 tot 130. De uitbreiding aan de linkerzijde (buiten de coni- feren) biedt ruimte aan circa 110 graven, maar wordt nog niet gebruikt. Aan de rechterzijde liggen twee nieuwe stroken waar de eerste van voor naar achter telt van 131 tot 168 plus graf- nummer 174 en een uitbreiding van 196 tot 199 in aansluiting op een rijtje kindergraven helemaal achteraan (eerste grafje heeft num- mer 200 was 5?). De tweede strook, in gebruikgenomen in 1993, begint achteraan met 169 en loopt door tot 186. De nummering is in de loop der tijd wel verschillende malen gewij- zigd. Bijzondere grafstenen
Het oudste nog bestaande graf op de begraaf-
plaats van Jan van Eek, overleden in 1880, had voorheen nr. 4 en nu nr. 14. Op deze steen staat tevens de oudst bekende begraving op de- ze begraafplaats vermeld, die van zijn zoon Rijk van Eek jr. (overleden 1875). De enige liggende steen van de oude graven (graf nr. 15) is die van Geertje Adriaantje Ken- |
|
|||||||||||||||||||||
Oud.ste grafsteen (foto Sa.skia van Ginkel-Meester,
april 2003) nedy (geboren 12 september 1811, overleden
18 februari 1877), echtgenote van Dirk de Kruyf (geboren 12 oktober 1804, overleden 21 september 1884) 'Stichter dezer begraafplaats'. Wat deze steen nu bijzonder maakt is deze laatste regel. Hij was het immers, in de hoeda- nigheid van President Kerkvoogd, aan wie de Hervormde diaconie een stuk land verkocht voor de aanleg van een begraafplaats. Ondui- delijk is of hij hier ook is begraven. Dirk de Kruyf geboren in 1804 te Jutphaas kwam in 1832 naar Werkhoven om te trouwen met Anna Theodora Kennedy, die sinds 22 juni 1831 weduwe was van Marcelis van Bemmel. Dit huwelijk was slechts van korte duur. Op 24 november 1832 overleed Anna Theodora. Een nichtje. Geertje Adriaantje Kennedy kwam om de huishouding te doen. Met haar trouwt Dirk op 30 maart 1833. Zij krijgen 16 kinderen. Het gezin woonde op de boerderij (nu) Werkhoven- seweg 17. Ook twee schoolhoofden, die beiden hun
dienstjaren aan de jeugd van Werkhoven wijd- den, liggen op het 'boerendeel' begraven, meester Frederik Kraay (1820-1895) graf |
||||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
41
|
|||||||||||||||||||||
nr.25, en Hendrik van Es (1893-1966) graf nr.
6. Men vindt daar ook de graven van twee pre- dikanten die verbonden waren aan de Hervormde kerk, ds. Meindert Niemeyer (1879-1954) grafnr.l 1 en ds. Jacobus Enkelaar (1893-1967) grafnr. 65. Helemaal achteraan liggen enkele kindergraven. Zorg en eerbied
In 1993 was één van de oude staande grafste-
nen op het 'boerendeel' van de begraafplaats omgevallen en gebroken. Het betrof de steen van graf nr. 24 van Dirkje de Kruyf (overleden in 1892), weduwe van Jan van Eek (overleden in 1880) en hun dochter Willemijntje (overle- den in 1919). De gebroken steen is uiteindelijk door nazaten opgehaald, gelijmd, gereinigd, opgeschilderd - zodat het opschrift weer lees- baar is - en op 1 februari 1997 weer herplaatst. Het is aan Ina van der Wiele te danken dat deze
steen niet verloren is gegaan. Oude grafstenen zijn immers van groot belang voor de geschie- denis van een dorp. De oudste stenen in Werkhoven vertellen iets over de mensen uit de tijd van de stichting van de begraafplaats en over hen die er nauw bij betrokken waren. |
|||||||||||
Herstelde grafsteen (foto Saskia van Ginkel-Meester,
april 2003) |
|||||||||||
Grafstenen van Ina van der Wiele en haar dochter Lidy (foto Saskia van Ginkel-Meester, april 2003)
|
|||||||||||
42
|
|||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
|||||||||||
*Drs. S.G. van Ginkel-Meester is kunsthistori-
cus en vooral werkzaam op het gebied van architectuurgeschiedenis. N.G. van der Leek is bouwkundige en is als vrijwilliger betrokken bij het onderhoud van begraafplaatsen. Literatuur:
E. Maes, Begraafplaatsen. Stichtse Monumenten reeks
7. Utrecht, 1996.
'Themanummer begraven'. In: Tussen Rijn en Lek, 26
(1992)4.
|
Bronnen:
Niet uitgegeven aantekeningen Ina van der Wiele uit
november 1997.
HUA, Hervormde Gemeenten Bunnik/Odijk/
VechtenAVerkhoven,
Werkhoven, 64, 93 t/m 97, 112.
GAB, Gemeenten Bunnik/OdijkAVerkhoven/
Rhijnauwen, Werkhoven, 11 (notulen B&W
13-10-1947), 715 t/m 719.
Bijlage:
Overzichtstabel dd. 23 mei 2003 van graven met numme-
ring en data NH-begraafplaats aan de Leemkolkweg te Werkhoven (Johan van Impelen) |
||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
43
|
||||||||
Bijlage:
Overzichtstabel dd. 23 mei 2003 van graven met nummering en data NH-begraafplaats aan de Leemkolkweg te
Werkhoven (Johan van Impelen) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jaar
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1997
1989 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
44
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jaar
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1983
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2002
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1945
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1993
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jaar
1980
1973 1969 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1971
1973 1978 1986
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1977
1983 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1988
1985 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1998
1996
1996
1995
1987 1993 1993
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
46
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijgezet
|
Jaar
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1995
2002 2003
1996
1998
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W Floor - Oskam
mw C van Steenderen - de Kok Comelia Blitterswijk - Wijnen Elisabeth de Krieger |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
47
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rumoer in het Kromme-Rijngebied rond de
Belgische afscheiding |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wijnand Thoomes*
Inleiding
Op 18 november 1830 verklaren de Zuidelijke
Nederlanden zich onafhankelijk als het Belgi- sche Koninkrijk. Koning Willem I roept de burgers te wapen ter verdediging van de 'geheiligde zaak van de koning en het vader- land' . Die oproep houdt onder meer de mobilisatie van de zogenoemde rustende schutterijen in. Ze bestaan uit alle daarvoor geschikte mannen tussen 25 en 34 jaar, die vijf jaar in werkelijke dienst moeten en daarna nog vijfjaar als reservisten staan ingeschreven. Naast deze schutterijen en het leger van dienst- plichtigen (de Nationale Militie) kan de Koning voor de veldtocht ook nog beschikken over vele vrijwilligers, zo groot is de vader- landsliefde. De eigenlijke veldtocht begint op 2 augustus
1831 en eindigt op 20 augustus als alle Neder- landse troepen, achtervolgd door het Franse leger, in Brabant zijn teruggekeerd. Het Neder- landse leger verloor in de veldtocht 1108 doden, gewonden en vermisten en dat op een leger van rond 30-35.000 manschappen. Mobilisatie
Op 9 oktober 1830 verschijnt in de steden en
dorpen van het Sticht (en uiteraard ook elders) in de vorm van een aanplakbiljet een 'Oproe- ping' gericht 'aan de inwoners der provincie Utrecht', die aanvangt met "Gij hebt de Stem van onzen welbeminden Koning gehoord die U TE WAPEN roept". Tegelijkertijd ontvangen de burgemeesters een circulaire van de Gou- verneur met het bevel dat "alle herbergiers, logementhouders en in het algemeen ieder per- soon bij wien iemand is gehuisvest, of in het vervolg mogt huisvesten, gehouden zijn om daarvan terstond kennis te geven aan de poli- tie". Op 11 december komt dan de oproep aan de schutters van de eerste Ban om zich te begeven naar Amersfoort om ingelijfd te worden'. Niet overal volgt men het mobilisa- tiebevel zonder morren op. Vooral in grote |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
delen van Gelderland en Overijssel ontstaat
verzet. De Rooms-katholieken in die streken voelen er duidelijk weinig voor ten strijde te moeten trekken tegen hun geloofsgenoten in het zuiden. Ook in het Sticht, waar in grote de- len van de provincie de meerderheid van de bevolking Rooms-katholiek was (gebleven), wordt kennelijk onrust verwacht: voor de stad Utrecht wordt zelfs een heel plan van politio- nele en militaire maatregelen opgesteld mocht de openbare orde worden verstoord'. Dat er in de provincie Utrecht ook daadwerke- lijk sprake is van onrust valt af te leiden uit een brief van de Gouverneur van 3 oktober 1830 aan de besturen van de gemeenten om |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VTRECHT den 3 Oenber 1830.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.Z.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
il In de ngcnwoordigen omltuidigheden het
die inet «pcnbisr geiag ii bekleed, moet
lijne verlinocliihciJ tan den geëerbiedigden ir.sLAciiT, heigcen ihani tnecr dan onir ir dii doel <c geraken, bchooren UF.G. de |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gcïK U-irer Ingezcltneit ic, kennen; in de gewone MmcnlcïinB, lij die mee
Hechte oogmerk tijn beïield, daarvan trichien lenig te brengen,en voor o<^eii houden, dai tlleen een mitig ordelijk leren, welvaart kin fcheppm, dat on- nut ea wanorde, wclsoari vemieiigcn. De goede gezinden moeten door XIEC. bij denelver gunstige (lemming l>e}ioiidcn worden, trouweni dit kin niet moeilijk lijn en ecnc enkele verwijting naar de regt-vaderlijke Rtgtring van onzen Kohinc cil daartoe genoegzaam weien. Mi^c echter onverhoopt door UEG. in dien geesc cene llrekking wor-
den ontwaard, welke de Ruil Tchijnt te bedreigen, dan bchooren UEG. oiait- icgelen te nemen, om dat te verhoeden. Onder deic bcreel Ik U iin de formatie vin Cadtrs van die goedgeiindc hgtzeienin die bij de bandhiving der Ruil beling hebben. Deie 100 goed mogelijk gewapend, onder behoor- lijk geleide door UEG. naar locale om (land igh eden te regelen, rullen dadelijk bij het ontdaan van onlujicn, op de aangeweicne punieti der Gemeente bij- eenkomen en deiclve te keer gaan. Het loude bij lulke omdindigheden nood- (akeltjk wezen zich van de btlhameri meettet te maken en dctc aan de JuiiUit over te leveren. Verder ioude het bij het befban dier (Irekking even noodiikelijk lijn,
ïlch met de Lctraan der godidienstige gezindheden in Uwe Gemeente te ver- flaan, opdat deie door gepaite redevoeringen tot behoud der Ruit «n Qtd« kricliidadlg medewerken. Uit deze maatregelen zal eene kracht geboren worden welke UEG.
lal onderlleuncn, in de nakoming der Wei van den 10 Vendlmnire 4* jaar, krachtens welkei UEG. verantwoordelijk ):ljn , voor alle die misdrijven welke in den gegeven Hiat van iiken in Uwc Gemeente zouden worden gepleegd. Van al hetgeen in Uwe Gemeente vimrvjii, dat op de Run eenigen in-
vloed loude kunnen uitoefenen, zal ik van UEG. per expreirc een rapport te |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brief van de gouverneur van de provincie Utrecht over
openbare orde, dd. 3 oktober 18.30 (Gemeente Houten, Ar- chief gemeente Schonauwen, 48) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
48
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeker in "de tegenwoordige omstandigheden"
de rust te handhaven. In Schonauwen en Tuil en 't Waal is kennelijk
geen weerstand tegen de mobilisatie geboden (althans de archieven zeggen daar niets over). Maar dat is wel het geval in Werkhoven, Hou- ten en Schalkwijk. Werkhoven
Over Werkhoven heeft Graafhuis in "Tussen
Rijn en Lek" van september 1968 een uitvoerig rapport van de burgemeester van die gemeente van 19 februari 1831 gepubliceerd. In dat ver- slag schrijft burgemeester De Vriendt (in de omslachtige in die tijd gebruikelijke bewoor- dingen) dat "zekere Antonie Meesters reeds bevorens bekend als onvoegzame uitdrukkingen te hebben gedaan en niettegenstaande uitdruk- kelijke weijgering eener reijskaart, denzelven evenwel de Gemeente heeft verlaten en zich voor enige dagen naar Maas en Waal heeft be- geven en ook weder is teruggekomen en ten blijke zijner kwalijke gezindheid is mij in de loop dezer week door de Moeder van eene voorvlugtig geweest zijnde schutter .... stellig verzekerd dat haar zoon alleen op aanraden van gemelde A. Meesters de Gemeente had verla- ten en zich eenigen tijd te Moock hadde opgehouden". Op dinsdag 11 januari is er "eensklaps omst-
reeks half acht uuren des avonds een ontzettend rumoer, gedruis, geloop en verschrikkelijk bij- na moordgeschreeuw" dat "zich te midden op het dorp verhief en op het Gemeentehuys aan- drong". Het "geheele complot, naar gissing 25 a 30 personen" verdwijnt echter als de militai- ren, die in het dorp zijn ingekwartierd, uit de Hoofdwacht naar buiten komen. De "Patrouil- le" pakt een aantal "rumoermakers" op die - na te hebben beloofd "van nimmer iets dergelijks te ondernemen" - naar huis zijn gestuurd. Schalkwijk
Een persoonlijke brief van de Gouverneur van
de Provincie aan de burgemeester van Schalk- wijk van 3 januari 1831', waarin deze wordt gewaarschuwd "wanneer bij onverhoopte stoor- nis der openbare orde en rust, niet op eene voldoende wijze door hen konde worden aan- getoond dat zij in alle opzichten hunne plichten hadden vervuld, dezelve besturen in hunne per- |
||||||||
sonen verantwoordelijk zouden zijn, voor de
gevolgen, welke uit zulk eene gebeurtenis zou- den geboren worden" en met als aanleiding voor deze dreigende taal het voorkomen van onwillige schutters, wijst op onrust ook in Schalkwijk. Nog duidelijker blijkt van die on- rust uit een wederom handgeschreven brief van de Gouverneur van 11 augustus 1831 aan de burgemeester, want "wanneer onverhoopt de rust in Uwe gemeente werd bedreigd of ge- stoord geene ijdele uitvlugten als redenen van verontschuldiging zullen worden aangenomen"". Burgemeester Barend van der Pouw, die als 'bouwman' midden in en niet bo- ven de dorpsgemeenschap stond, zal daar blij mee zijn geweest. Wat was er nu echt gebeurd? Het archief van
de gouverneur levert daar wel enig inzicht in. Uit de agenda's van ingekomen en uitgegane brieven blijkt dat in september 1830 één schut- ter, Hendrik Emans, geweigerd heeft de eed op de Koning af te leggen'. Als de schutters zich begin december in Amersfoort moeten laten in- lijven verschijnen er in ieder geval twee van hen niet. Geëist wordt dat zij dadelijk worden gearresteerd. Kennelijk lukt dat niet want op 12 januari 1831 schrijft de burgemeester aan de Gouverneur een verslag "wegens zijn teleur- stellingen vrugteloze pogingen onwillige schutters". Kennelijk lukt dat wel met Willem Miltenburg waarvan de arrestatie op 17 januari wordt gemeld. De Gouverneur antwoordt de 16* met het zenden van een "detachement fuse- liers" die in de "Huizen der ouders der onwilligen Schutters" moeten worden inge- kwartierd "totdat derzelve Kinderen zich van hun Schutterlijke pligten kwijten". Sommige schutters gaan alsnog overstag: de ouders van Emest Schouten en Rommert van Schaick wor- den dan ook van inkwartiering vrijgesteld. Maar er blijken ook schutters in hun weigering te volharden: nog eenjaar later, in oktober en november 1832, zijn Joannes de Ruiter en Jan Bos voortvluchtig. Tenslotte zendt de burgemeester op 17 oktober
1832 een proces-verbaal van een voorval aan de Gouverneur*. Schalkwijk werd kennelijk als een veilige onderduikplaats beschouwd, want een zekere Joannis de Ruiter uit Leeuwen on- der Wamel had in 1831 moeten uitmarcheren |
||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
||||||||
49
|
||||||||
met de schutterij maar hij had zich "even voor
de oproeping tot den uitmarsch opzettelijk ver- wijderd, zonder men vroeger deszelfs verblijfplaats heeft kunnen ontdekken". Als burgemeester Van der Pouw op 10 oktober in opdracht van de Gouverneur bij Teunis Uijter- waal, waar de voortvluchtige woonde, Joannis komt arresteren is de vogel echter al gevlogen. Houten
Ook in Houten onttrekken zich schutters aan
het mobilisatiebevel. Genoemd worden Wilhel- mus Weman, Johannes van den Boogaard en Joannes Bemardussen, die alle drie tot de eer- ste Ban van de schutterij behoren. Burgemeester Van Hulsteijn schrijft aan burgemeesters van plaatsen waarvan men denkt dat ze daar naar- toe gevlucht zijn maar op 16 maart 1831 moet hij de Gouverneur melden dat hij de voort- vluchtige schutters niet heeft kunnen opsporen'. Ook hier wordt gedreigd dat de ouders inkwar- tiering zullen krijgen. En de straffen die de Krijgsraad wegens desertie uitdeelt zijn niet mis: een circulaire van 14 juli 1831 van de Gouverneur aan de gemeentebesturen meldt dat twee schutters zijn veroordeeld "tot de kruiwa- genstraf voor den tijd van tien jaren"*. Daarmee is de onrust kennelijk niet geheel voorbij want op 27 november 1832 (dus meer dan een jaar na de veldtocht) schrijft de Gou- verneur een "zeer vertrouwelijke" brief aan de burgemeester van Houten en Oud-Wulven waarin hij vraagt "mij per omgaande Uwe bevinding te willen mededelen omtrent den in- druk welke de besluiten tot mobilisatie van de 2' en 3° ban der schutterijen en tot oproeping van den landstorm .... In uwe gemeente ge- maakt hebben". Bij dit laatste moet worden bedacht dat de troepen nog jaren halsstarrig door de Koning "in het veld" gehouden wer- den; eerst in 1839 wordt een vredesakkoord gesloten. Op 30 november en 5 december daaropvolgend
antwoordt burgemeester van Hulsteijn dat de "omstandigheden met zeer veel gelatenheid wordt aanschouwd" en dat "alle bedenkelijke bedaardheid heeft geheerscht"'. Nasleep
En wat is de nasleep van dit 'Koninklijk'
avontuur? |
||||||||
Een Noldaal uil liet korps Vrijwillige Jagers van Van Dam,
dat deelnam aan de tiendaagse veldtocht (Barteo en Kraan, 1980, 17) In de overlijdensregisters van de gemeenten
Houten, Schonauwen, Schalkwijk en Tuil en 't Waal is de dood van vier schutters en van vier militairen ingeschreven. In Schonauwen is dat Willem Lagerweij, die als schutter in de eerste Compagnie van het 1 e Bataillon Utrechtse Schutterij, 30 jaar oud op 30 maart 1831 in Bergen op Zoom overlijdt. Het register van Houten geeft drie akten. In het Groot Hospitaal te Utrecht sterft op 2 juni 1831 Gerrit van Straten, oud 26 jaar, fuselier bij de derde Compagnie derde Bataillon der vijfde afdeling Infanterie. Op 23 juli 1831 overlijdt Anthonie van Oosterom, fuselier bij het Depot der dertiende afdeeling Infanterie, oud 19 jaar, in Arnhem. Nicolaas de Reuver, oud 29 jaar en schutter bij het vijfde Bataillon der afdeling Schutterij van Utrecht, overlijdt op 4 september 1832 in Den Bosch. In Schalkwijk zijn drie doden te betreuren. Als eerste Klaas Peek, schutter bij de vierde Com- pagnie van het derde Bataillon afdeling |
||||||||
50
|
||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
||||||||
Literatuur:
Barteo, A. en F. Kraan. Stelligen onwil, dienstweige-
ren tijdens de Belgische Opstand. Amsterdam, 1996. Graafhuis, A., Werkhoven na de Belgische Opstand van 1830. In: Tussen Rijn en Lek, 2 (1968-3), 7-12. Nater, J.P. De tiendaagse veldtocht. Haarlem, 1980. Noten:
1. Gemeente Houten, Oud-archief gemeente Houten,
ingekomen stukken 94. 2. HUA, Archief Commissaris der Koningin, 7402.
3. Gemeente Houten, Oud-archief gemeente
Schalkwijk, 35. 4. Idem, 42 (Agenda's van ingekomen en uitgegane brie-
ven); de oorspronkelijke stukken zijn maar gedeeltelijk bewaard gebleven. 5. Idem, 42.
6. HUA, Archief Commissaris der Koningin, 5777, stuk
18 oktober 1832/6. 7. Gemeente Houten, Oud-archief gemeente Houten, 95.
8. Idem, 95.
9. Idem, 96.
|
|||||||||
Mobiele Schutterij die op 23 september 1831
in Bergen op Zoom overlijdt. Daarnaast Joan- nis Blaas, schutter van de Mobiele Stichtse Schutterij in Substentie bij de tweede Compag- nie van het depot der negende afdeling Infanterie, die op 15 januari 1832 in het Groot Hospitaal te Utrecht sterft. Tenslotte Hendrik van Schaik, fuselier bij de vierde Compagnie reserve Bataillon dertiende afdeling Infanterie die, 21 jaar oud, overlijdt in Roosendaal op 28 april 1832. En tenslotte komt uit Tuil en 't Waal om in de
veldtocht de fuselier der eerste Compagnie van de reserve Bataillon van de tiende afdeling In- fanterie, Jan van den Berg die op 10 november 1831 in Bergen op Zoom overlijdt. *Wijnand Thoomes was van 1965 tot 1994 se-
cretaris van de Stichting Het Utrechts Monumentenfonds en doet thans onderzoek naar de leefomstandigheden in de eerste helft van de 19de eeuw in de gemeente Schonau- |
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2(X)3)
|
|||||||||
51
|
|||||||||
Een Romeinse villa bij De Zemelen onder Cothen
met een Keltische eigenaar? |
|||||||||||
Ad van Bemmel*
Relativering
De afgelopen jaren is duidelijker geworden dat
in deze contreien de Romeinse aanwezigheid langs de Rijn, de toenmalige rijksgrens, de li- mes, veel nadrukkelijker is geweest dan lang is gedacht. Natuurlijk de forten langs de rivier in onder meer Wijk bij Duurstede, Vechten en Utrecht waren bekend. Met name door allerlei activiteiten ten behoeve van de nieuwe wo- ningbouwlocatie Leidsche Rijn ten westen van Utrecht, zijn wegen, kaden, schepen en zelfs wachttorens ontdekt. Tot voor kort waren die wachttorens vrijwel alleen bekend van plaatsen waar de grens niet lang de rivier liep zoals in Zuid-Duitsland of in Noord-Engeland'. In het algemeen werd aangenomen dat de gro- te Romeinse herenboerderijen, de villae, niet in grensstreken voorkwamen. Het was daar te gevaarlijk en de risico's van plundering en ver- nieling te groot. Daarom zouden we ze in ons land alleen in Limburg kunnen aantreffen waar ze inderdaad (bijvoorbeeld in Voerendaal) een aantal malen zijn ontdekt. Dat er ook enkele in Houten, dus in de grensstreek, zijn gevonden, is dan ook opmerkelijk. Van Dockum en Hes- sing stelden in 1994: "Vergelijkbare 'villa'-achtige stenen gebouwen moeten in het Kromme-Rijngebied buiten de militaire ver- sterkingen en de bijbehorende kampdorpen een uitzondering zijn geweest"-. Ook dit blijkt eni- ge relativering te behoeven. Villa
Het is al decennia bekend dat op de oude oe-
verwallen van de Rijn tussen Wijk bij Duurstede, Houten en Utrecht resten van ne- derzettingen uit de Romeinse tijd aanwezig zijn. Wie aldaar over geploegd land loopt, vindt al snel aardewerkscherven uit die tijd. Sommige stukken land hebben de status van wettelijk beschermd archeologisch monument. Zo ook het land aan de Kappeleweg (no. 7) onder de buurtschap Dwarsdijk tussen Cothen |
|||||||||||
Op de voorgrond de Kapelleweg, dan het terrein van de
villa en op de achtergrond boerderij De Zemelen (foto auteur, mei 2003) en 't Goy. Ingevolge voorgenomen bouwwerk-
zaamheden werd bij de huidige, achttiende-eeuwse boerderij De Zemelen een archeologisch onderzoek (2000) verricht en werden iets ten oosten daarvan door leden van de Stichting Wijks Castellum allerlei opper- vlaktevondsten gedaan (2001) waaronder Romeins bouwpuin. Het archeologisch onder- zoek (grondsporen, aardewerk) maakte duidelijk dat alhier al vanaf de Ijzertijd men- sen moeten hebben gewoond. Het bouwpuin, waaronder stukken met restanten van een muurschildering, maakte duidelijk dat hier een Romeins stenen bouwwerk moet hebben ge- staan. Van de opgraving en de oppervlaktevondsten is in februari 2003 een rapport verschenen van de hand van Van Does- burg'. Enige weken na de verschijning van dit rap-
port is onder leiding van Van Doesburg een aantal sleuven op het terrein met het bouwpuin gegraven^ Daarbij zijn brokjes funderingspuin gevonden waardoor de contouren van een ste- nen gebouw van circa 9 x 30 meter zichtbaar werden. Er is door het veelvuldig ploegen en het rooien van boomgaarden helaas weinig meer van over. Zo zijn bijvoorbeeld in periode |
|||||||||||
52
|
|||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
|||||||||||
1960-1965, volgens zeggen, ter plekke bij ega-
liseringswerkzaamheden allerlei muurresten in een greppel geschoven. Het is mogelijk dat er elders nog wel funderingsresten te vinden zijn maar dan buiten het beschermde gebied: het gebouw heeft precies aan de rand van het mo- menteel beschermde gebied gestaan. Uitbreiding van dat gebied is wenselijk. Van Doesburg acht het waarschijnlijk dat het ge- bouw een Romeinse villa is geweest en dat er waarschijnlijk meer villae in het Kromme- Rijngebied hebben gestaan dan dat tot nu aangenomen werd. Naar mijn mening zou hier sprake kunnen zijn
van wat tegenwoordig wel een villa rustica wordt genoemd: een relatief kleinschalig boerenbedrijf op familiebasis. "Der bauerliche Einzelhof (villa rustica) war die landliche Siedlungs-, Wirtschafts- und Bauform der rö- mischen Kaizerzeit"^ Het gebouw stond op een plaats waar de voor
het overige rechte Kapelleweg vlak achter el- kaar twee haakse bochten maakt; bochten waarvoor landschappelijk gezien geen reden is. Dit bracht mij er toe om Van Doesburg te sug- geren dat op het moment dat die weg werd |
aangelegd het Romeinse gebouw er waar-
schijnlijk nog stond! De weg gaat direct om het gebouw heen. Villa Simile
De Kapelleweg dankt zijn naam aan de kapel
die ooit aan het begin ervan stond. Die kapel wordt in 1375 genoemd maar is waarschijnlijk ouder*. De weg zelf lijkt een natuurlijke toe- gang tot de villa te zijn vanuit de richting Wijk bij Duurstede (waar een fort was) via de eeu- wenoude Trechtweg, en verder richting Vechten en Utrecht (met elk een fort) en Hou- ten (met villae). Mag de weg inclusief de twee haakse bochten oorspronkelijk zijn ontstaan ingevolge de locatie van een Romeinse villa aldaar, dan blijft het feit dat die twee haakse bochten er nog steeds zijn, heel opmerkelijk. Immers zolang er een gebouw staat, moet de weg er in twee bochten omheen. Zo gauw er geen gebouw meer is, mag je verwachten dat de bochten door het verkeer van alle dag wor- den afgesneden en de weg min of meer recht door gaat lopen. In het bovengenoemde rapport wordt gemeld dat het terrein waarop de villa zich bevond ook in de laat-Romeinse tijd en in |
||||||||||
Detail van de topografische kaart (1:25.0(X)) uit 2000 van de villa bij De Zemelen (zie pijl) en omgeving (Topografische
Dienst Emmen, blad 39A) |
|||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2(X)3)
|
53
|
||||||||||
de vroege middeleeuwen in gebruik bleef. De
Romeinen hebben dit gebied in de loop van de derde eeuw verlaten. Uit schriftelijke bronnen is bekend dat resten Romeinse gebouwen (for- ten) nog tot in achtste / negende eeuw in het gebied, aanwezig waren. Wellicht is nadat het stenen gebouw was verdwenen ter plekke een houten gebouw opgetrokken. De naam Zeme- len komt immers al voor in de vroege middeleeuwen. Het in de 12* eeuw gemaakte afschrift van een uit de tweede helft van de 9* eeuw stammende lijst van goederen van de St. Maartenskerk te Utrecht geeft: "In villa Simile masum I" ofwel in Zemelen 1 hoeve'. De eerst volgende vermelding is uit 1282 wanneer een stuk bouwland in de parochie Werkhoven, gelegen in Zemel, wordt beleend*. In 1312 is sprake van land tussen de hoeve van Amoud Hubertszn en de Zemele'. Daarna wor- den de vermeldingen steeds talrijker. Keltische naam
Waar komt de naam Zemele of beter Simile
vandaan? De naamkundige Gysseling merkt daarover in een studie naar nederzettingsnamen uit de Frankische tijd het volgende op. Volgens hem is hier sprake van een Keltisch woord uit voorromeinse tijd, afgeleid van een Keltische persoonsnaam. Simile zou komen uit Similja "enthalt ja anscheidend den sonst nur im Ubier- gebiet [rond Keulen] belegten PN [Personennamen] Similis, Similio" . We weten dat op het terrein De Zemelen regelma- tig Keltische munten zijn gevonden uit het begin van onze jaarteUing". Ook tijdens het bo- vengenoemde veldonderzoek is een Keltische munt gevonden. Volgens Van Doesburg zijn el- ders in het Kromme-Rijngebied Keltische munten uiterst zeldzaam. Is het mogelijk dat de Romeinse villa ook al de naam Simile droeg en dat we na 2000 jaar, in de vorm van Similis, de naam van een vroege eigenaar / bewoner kennen? Als dit zo is, dan is dat op z'n minst zeer opmerkelijk te noemen! |
* Dn A.A.B, van Bemmel is sociaal geograaf,
woonachtig in Wijk bij Duurstede en werkzaam in Den Haag als senior adviseur bij de Vereni- ging van Hogescholen, de HBO-raad. Zijn historisch onderzoek richt zich vooral op het Kromme-Rijngebied en op Cothen. Noten:
1. De Volkskrant, 17-5-2003.
2. In: W.A. van Es, W.A.M. Hessing (red.), Romeinen,
Friezen en Franken in het hart van Nederland: van Traiectum tot Dorestad (50 v. Chr.-950 na Chr.). Utrecht, 1994, 222. 3. J. van Doesburg, Een waarderend archeologisch on-
derzoek op het terrein van het archeologisch monument Cothen-De Zemelen (gem. Wijk bij Duurste- de). ROB Rapportage Archeologische Monumentenzorg 97. Amersfoort, 2(X)3; attendering in D.H. Kok et al (red.). Archeologische Kroniek Provin- cie Utrecht 2000-2001. Utrecht, 2002, 234-235. 4. Lezing J. van Doesburg op 26-3-2003 te Wijk bij
Duurstede, georganiseerd door de Stichting Wijks Cas- tellum. 5. W. Gzysz, Der römische Gutshof- Landwirtschaft in
grossem Stil. In: W. Menghin, D. Planck (ed.), Men- schen, Zeiten, Raume - Archaologie in Deutschland. Stuttgart, 2002, 274-280 in het bijzonder 274. 6. C. Dekker, Het Kromme Rijngehied in de middeleeu-
wen. Zupthen, 1983,353. 7. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, 1. nr.
49 en V, p. 565. 8. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, IV,
nrs. 2090-2092. 9. J.W. Berkelbach van der Sprenkel, Regesten van oor-
konden betrejfende de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340. Utrecht, 1937, nr 251. 10. M. Gysseling, Die Frankischen Siedlungsnamen. In:
Fr. Petri (ed.), Siedlung, Sprache und Bevölkerings- struktur in Frankenreich. Darmstadt, 1973, ll'i-lSi in het bijzonder 231. 11. Zie o.a. D.H. Kok et al (red.), Archeologische Kroniek
Provincie Utrecht 1990-1991. Utrecht, 1997, 40 en noot 2, p. 24. |
|||||||||
54
|
||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2(X)3)
|
||||||||||
:1.
|
||||||||||
Marckenburg: heb je 't al gehoord van die
vreselijke moord? |
||||||||||
Anton van Schip en Frans Landzaat*
Schalkwijk, een dorp waar vrede gewoon is.
Wie zou als hij door een dorp als Schalkwijk
loopt aan "een vreselijke moord", en aan "bloedvergieten" denken? In zo'n vredig dorp kom je gewoon niet op zoiets akeligs. Het bloederigste dat je er kunt tegenkomen is het vlees bij de slager. Alleen als je in december door het buitengebied fietst, kun je daar wel geconfronteerd worden met een minder vreed- zaam en in ieder geval bloediger tafereel. Dat van een drijfjacht, waarbij het wild naar de eeuwige jachtvelden én naar de kerstdiners geschoten wordt. We denken dat maar weinigen bij een eerste
kennismaking met Schalkwijk, als er met hen gesproken wordt over "een vreselijke moord", daarbij associaties zullen krijgen met oorlog en belegering en veel moorden. Die gaan toch aan zo'n klein rustig dorp voorbij? En toch wordt beweerd dat dit in Schalkwijk wél gebeurd is. Zij het al een hele poos geleden. En wel op Marckenburg'. Zeer korte geschiedenis van Marckenburg.
Deze geschiedschrijving moet noodgedwongen
kort zijn, omdat over dit kasteel maar heel weinig met zekerheid bekend is. Marckenburg is verdwenen, bijna zonder een spoor achter te laten. Op de dag van vandaag is er alleen nog het terrein aan te wijzen waar het gestaan heeft. Zelfs de funderingssporen ervan zijn zo- danig uitgewist dat bodemweerstandsmetingen door de Stichting RAAP in 1988 uitgevoerd, als enige resultaat hadden dat een ongeveer vierkante plattegrond herkend kon worden, echter met maar heel vage details-. Bij een tweetal opgravingen in 1990 werden geen duidelijke fundamentsresten meer aangetrof- fen, wel veel losse stenen en puin'. Het kasteel lag tot 1355 in de buurt van waar nu de langhuisboerderij 'Marckenburg' aan de Provincialeweg 12 te Schalkwijk (gemeente Houten) staat, zo'n 900 meter ten noordoosten van deze boerderij. |
||||||||||
Onbekend is wie de bouwheer ervan geweest
is\ Men denkt aan iemand uit het geslacht Ten Goye. Het is op enig moment door een huwe- lijk in het bezit gekomen van Hendrik van Vianen. Door een conflict over bestuurlijke kwesties raakte deze in oorlog met bisschop Jan van Arkel. Bij het overlijden van Hendrik, rond 1352, zette diens zoon Gijsbrecht de strijd met bisschop Jan voort. Deze strijd resulteerde in een belegering en de inname van Marckenburg door de bisschop. In 1355 werd het kasteel afgebroken, zodanig dat geen steen ervan nu nog op de andere staat. Sic transit gloria mundi: zo vergaat de glorie der wereld! Werd er tijdens de belegering van
Marckenburg gemoord? Bij een belegering in de 14de eeuw werd vaak
gebruik gemaakt van eeuwenoude en beproef- de strijdmiddelen, die reeds door de Romeinen en hun voorgangers toegepast waren. Mol- huysen beschrijft er een aantaP. Zo werd er psychologische strijd gevoerd: men daagde elkaar uit, schreeuwde beledigingen: "vinnigen schimp en smaad". Maar schelden doet geen zeer! Daarnaast waren er de oorlogsmachines: men gebruikte stormrammen, die op overkapte vlotten gebouwd werden om zo, de gracht overvarend, de muren te kunnen slopen. Ook werden werpwerktuigen, blijden genaamd, ge- bruikt om allerlei al dan niet brandend materiaal en grote stenen (zie afb.) in en op de belegerde vesting te smijten. Zo'n steen was een blijdeboodschap (ja, zo moet het er staan) die je de kop kon kosten. Molhuysen beschrijft in dit verband ook: "eene afschuwelijke ma- nier van belegering" waarbij: "(...) gestorven vee en allerlei onreinheid" waaronder: "tonnen vol mest (...) en schadelijke dingen (...) in zul- ke menigte in het slot" geworpen werd, "dat de belegerden door den verpestende stank tot de overgaaf gedrongen werden." Dit alles niet alleen met de bedoeling om de verdedigers uit te roken en de adem af te snijden, maar ook |
||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
||||||||||
55
|
||||||||||
burg of Markenburg, voorm. kast., prov.
Utrecht, omstreeks Schalkwijk, hetwelk toebe- hoorde aan den Heer Gijsbrecht van Brederode, Heer van Vianen en 't Goye. Het werd in 1353 door Jan van Arkel, den zeven en veertigsten Bisschop van Utrecht, negen we- ken beschoten; stormenderhand ingenomen en de bezetting over de kling gejaagd. Het is, ingevolge een getroffen zoen met den Bis- schop, in het jaar 1355, afgebroken."*". De auteur van dit Woordenboek, Van der Aa, spreekt hier in niets verbloemende taal over Jan van Arkel als een legeraanvoerder die weerloze mannen, vrouwen en kinderen, die zich aan hem overgegeven hadden heeft laten afslachten. En dat is, naar onze huidige nor- men wél moord. Als het inderdaad zo gebeurd is. Maar kunnen wij de auteur op zijn woord geloven? Deze kan immers niet spreken uit eigen ondervinding, want de overgave vond plaats zo'n vijfhonderd jaar voordat hij het bovenstaande schreef. Maar het zou kunnen dat hij zich op bronnen uit de 14* eeuw heeft gebaseerd. Dit laatste wordt ons bij lezing van zijn pennenvrucht echter niet duidelijk. Molhuysen heeft een andere visie op Jan van Arkel. Hij deelt ons mee dat: "Bisschop Johann van Arkel een man van goeden wil, moed en kracht" was. "Om de strooperijen van Zweder van Voorst, die geheel Overijssel on- veilig maakten, te beteugelen, zag hij zich genoodzaakt, deszelfs slot te belegeren.". "De belegerden gaven zich na een beleg van vijf- tien weken, den 10 Nov. 1362 over. Het behoud van leven, goederen en wapenen werd toegestaan, hetgeen velen niet behaagde"^ Blijkbaar was Jan van Arkel dus na zijn overwinning op Van Voorst (veel) humaner dan een groot aantal van zijn tijdgenoten. Op zich was het namelijk in de 14* eeuw en lang daarvoor en nog lang daarna, min of meer een recht van de belegeraars, om na de inname van stad of vesting, deze te plunderen, daar te ver- krachten en te moorden. Bovendien en wel begrijpelijk, zullen de mensen die Van Voorst het leven zuur gemaakt had, ongetwijfeld lie- ver hebben gezien dat deze roofridder en zijn gebroed een kopje kleiner gemaakt werden, dan dat hun vrije aftocht geboden werd. Echter bisschop Jan beschikt anders, in ieder geval volgens Molhuysen. En deze auteur baseert |
|||||||||
Bij Marckenburg gevonden blijdekogels
(foto F. Landzaat, ca. 1994) om het drinkwater onbruikbaar te maken.
Daardoor werd de kans dat ze een besmettelij- ke en toen vaak dodelijke ziekte op zouden lopen flink vergroot. Ook bestookte men el- kaar met pijlen, stenen, hete olie en alles wat de tegenstander verder schade zou kunnen be- rokkenen. Een aanwijzing dat er bij de belegering gebruik gemaakt zou kunnen zijn van een van de nieuwste uitvindingen in die tijd op het gebied van oorlogvoering - het vuurwapen - was de vondst van een tweetal loden voorwerpen, één cilindervormig en één bolvormig, waarvan aangenomen wordt dat het afgevuurde projectielen zijn. Deze vondst werd gedaan bij een onderzoek ter plaatse door leden van de Archeologische Werkgroep Schalkwijk in de jaren 1992-1994. Al met al was, en is, een belegering een toe- stand die wat voorzichtiger mensen proberen te vermijden, omdat ze hun leven te lief heb- ben. Echter in oorlogstijd werd en wordt er, bij "normale" oorlogshandelingen, niet van moor- den gesproken. Een soldaat doodt en / of wordt gedood. En de non-combattanten, kinde- ren, vrouwen en bejaarden, weerloos lijdende voorwerpen van een oorlog, komen om door oorlogshandelingen. Hoewel er mogelijk veel leed en dood was bij de naar alle waarschijn- lijkheid "normaal" verlopen belegering van Marckenburg, werd er daarbij dus niet gemoord. Werd de inname van Marckenburg dan een
slachtpartij? Het Aardrijkskundig Woordenboek vermeldt
onder het trefwoord Merkenburg: "Merken- |
|||||||||
56
|
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
|||||||||
Noten:
1. Andere spellingen van de naam Marckenburg zoals
bijvoorbeeld: Markenburg, Merckeburg en Merken- burg, komen ook voor. 2. Tent, W.J. van, 'Houten - Kasteelterreinen Blommes-
teyn, Merckeburg en Schalkwijk', D.H. Kok, S.G. van Dockum, F. Vogelzang, red.. Archeologische Kroniek Provincie Utrecht 1988-1989, Provincie Utrecht en Stichting Publicaties Oud-Utrecht (SPOU), Utrecht 1996, pp. 42,43. 3. Tent, W.J. van, 'Houten - Merckenburg', D.H. Kok,
S.G. van Dockum, F. Vogelzang, red., Archeologische Kroniek Provincie Utrecht 1990-1991, Provincie Utrecht en Stichting Publicaties Oud-Utrecht (SPOU), Utrecht 1997, p. 43. 4. Wttewaall. O. en J, Smits, 'Marckenburg', B. Olde
Meyerink e.a., red.. Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Stichting Utrechtse Kastelen, 1995, p. 305. 5. Molhuysen, P.C., 'Belegeringsmanier der veertiende
eeuw', J. de Lange, Overijsselsche Almanak voor Oudheiden Letteren 1836, Deventer, 1835 [*?], p. 18- 23. 6 AA, A.J. van der. Aardrijkskundig Woordenboek der
Nederlanden, Noorduyn en Zoon, Gorinchem, 1851, p. 1021. 7 Zie noot 5.
8 Rutgers, C.A., 'De strijd om het bestaan van het
Sticht', Jan van Arkel Bisschop van Utrecht, Bijdra- gen van het Instituut voor middeleeuwse geschiedenis der Rijksuniversiteit Utrecht, XXXIV, 1970, p. 78 en p. 80. 9 Ibid. p.79.
10 Ibid. p. 80.
11 Zie noot 4.
|
||||||||||
zich daarbij op 14*-eeuwse bronnen over de
belegering van het kasteel van Zweder van Voorst. Een grote teleurstelling wacht degene die
streeft naar een historische onderbouwing van de belegering en inname van Marckenburg. Rutgers, die een uitvoerig geannoteerde en gedocumenteerde verhandeling over het leven van Jan van Arkel heeft geschreven, vermeldt over deze belegering en inname niet meer dan het feit dat Marckenburg belegerd en ingeno- men is*. Over de belegering en het slopen daarvan schrijft hij verder: " In de oorkonden zijn over beide acties geen gegevens te vinden; (...).'". Rutgers schetst Van Arkel als een man die in conflicten geneigd was tot een com- promis en die er naar streefde om feitelijke oorlogstoestanden te voorkomen'". Uit niets in Rutgers' publicatie valt op te maken dat Van Arkel zich bij zijn belegeringen wreed of bloeddorstig zou hebben betoond. Wttewaall en Smits noemen wel de belegering van Mar- ckenburg, maar ook zij gewagen daarbij niet van een moordpartij bij de inname". Het lijkt er dan ook op dat Jan van Arkel helemaal niet zo bloeddorstig was, als hij in het Aard- rijkskundig Woordenboek door Van der AA wordt afgeschilderd. Hoe zou het idee dat Jan van Arkel een wreed-
aard was, hebben kunnen ontstaan? Mogelijk heeft de (plaatselijke) volksoverlevering hierbij een rol gespeeld, die om het verhaal van de be- legering van Marckenburg een stuk interessanter te maken, daaraan in de loop der tijd een aantal bloederige details heeft toege- voegd. Gezien het beeld dat Molhuysen en Rutgers
goed gedocumenteerd van Jan van Arkel als krijgsheer schetsen, ligt het echter voor de hand om er van uit te gaan dat ook de bele- gerden van kasteel Marckenburg, net als die van kasteel Voorst, vrije aftocht van bisschop Jan hebben verkregen met behoud van leven, goed en wapens. Het had veel beroerder voor hun af kunnen lopen, zeker in die tijd! |
||||||||||
* Beide auteurs zijn lid van de Archeologische
Werkgroep "Leen de Keijzer" te Houten. |
||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
57
|
|||||||||
Varia
|
||||||||||||
Nogmaals 'Historische Grenspalen'
Het september 2001 nummer van dit tijdschrift
bevat een artikel van mijn hand over histori- sche grenspalen in het Kromme-Rijngebied. Inmiddels is over twee daarin genoemde palen meer duidelijkheid te verschaffen. 1. Melding wordt gemaakt van een op de zo-
merdijk langs de rijn in de Amerongse Bovenpolder liggende stenen (hectometer)paal met nummer 127. De her- komst daarvan was mij toen een raadsel. Echter het archief van Huis Amerongen be- vat een kaart van die polder uit 1919 (gemeente Amerongen, sectie E, no 289) met daarop langs de rivier de locatie van onder meer een hectometerpaal 127 (HUA: Huis Amerongen, 1854). 2. In het artikel beschrijf ik een, gelet op de
stijl, waarschijnlijk achttiende-eeuwse ste- nen paal die het begin van de Noordelijke Lekdijk bij Amerongen markeert. Nadien vermoedde ik dat de paal uit 1727 kon da- teren. Immers in het archief van het Huis Amerongen bevindt zich een (ongedateerd) afschrift van een bezwaarschrift van de Vrouwe van Amerongen. Zij maakt be- zwaar tegen het voornemen van het hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams om aan het begin van den "Roeij off Lec- kendijck" omtrent het paaltje no. 1 een grote paal neer te zetten. Op het afschrift is later aangetekend dat het
hoogheemraadschap bij het voornemen blijft: 8-1-1727 (HUA, Huis Amerongen, 393). Ech- ter ook deze grote paal is niet de huidige paal. In de resoluties van het hoogheemraadschap valt namelijk te lezen dat steenhouwer Verkerk op 3 november 1768 opdracht krijgt om voor 1 maart 1769 aan het begin van de dijk te Ame- rongen een grote stenen paal te plaatsen. Verkerk heeft die paal voor 18 gulden ge- offreerd. Het lijkt me toe dat de huidige stenen paal aldaar dan ook begin 1769 zal zijn neer- gezet (SAR: Lekdijk Bovendams, 33, fol. 147-148). {Ad van Bemmeï) |
Nogmaals de 'graaf' (rectificatie)
In deze in het vorige nummer geplaatste reac-
tie is een aantal regels weggevallen. In het laatste nummer van de vorige jaargang (36-4, 2002, 75) zijn drie reacties gegeven op een eerder artikel van mijn hand over gevon- den middeleeuwse schep waarschijnlijk zonder kruk. In tegenstelling tot wat de redactie schrijft, kwam ik in mijn artikel tot de conclu- sie dat het gevonden schepblad (waarschijnlijk) niet als graaf gebruikt was. De mogelijkheid die Van Bemmel oppert dat de schep gebruikt zou kunnen zijn voor het afste- ken van verteerde mest lijkt me heel plausibel, gezien de overeenkomst in consistentie tussen mest en veen. Ik ben het met Klootwijk eens dat het feit dat er in de omgeving van Houten turf gestoken is, er oorzaak van zou kunnen zijn, dat een spade voor het steken van turf in Houten 'verdwaalde'. Of 'onze' schep al dan niet als caschrom gebruikt is ook niet met stel- ligheid te zeggen, omdat daarvoor te veel spade ontbreekt. Overigens heb ik enkele jaren geleden een soortgelijk spitapparaat in gebruik gezien op een van de volkstuinen van de RK Kerk in Werkhoven. Uit de informatie die Kok aanleverde, namelijk dat er in Gouda een kruk gevonden is die met zekerheid tussen 1120 en 1135 gedateerd moet worden, kan, als hij zelf al doet, geconcludeerd worden dat er in ieder geval al in die tijd spit-/schepgereedschap met een kruk in gebruik was. {Anten van Schip) |
|||||||||||
Heropening Streel^archivariaat
Eind mei 2003 hebben de archiefcommissie en
het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede ingestemd met het voorstel om het hoofdbestanddeel van de in oktober 2002 onder water gelopen archieven te vriesdrogen. Alle betrokken negen gemeenten en 23 particulieren (waaronder ook de Histori- sche Kring Tussen Rijn en Lek) hebben vervolgens in juni en juli 2003 goedkeuring verleend voor dit eerste herstel van hun eigen- |
||||||||||||
58
|
||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
||||||||||||
ber gereed. Omdat de archiefruimte in Wijk bij
Duurstede dan nog niet klaar is, blijven de gevriesdroogde archieven voorlopig in Heerhu- gowaard opgeslagen. In de week van 15 september zal het tweede heentransport vanuit Cothen naar Preservation Technologies plaats- vinden, bestaande uit vijf kooien met vernietigbare archieven en vijf met te bewaren archieven. Op 15 juli j.1. zijn de eerste vier kooien door het Restauratie-atelier Helmond opgehaald. Deze kooien met te bewaren ar- chieven worden half september teruggebracht naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats in Rhenen, waar ook andere archieven uit Wijk bij Duurstede tijdelijk zijn opgeslagen. Hervatting dienstverlening
Naar verwachting kunnen de eerste droge ar- chieven half november 2003 terugkeren naar de herstelde archiefbewaarplaats. Tot die tijd blijven ze elders opgeslagen. Na controle en etikettering kan het grootste deel van de gevriesdroogde stukken dan weer worden ge- raadpleegd door interne en externe klanten. Uiteraard zullen ook de archieven die niet onder water hebben gestaan en de al eerder bij de proefbehandelingen herstelde stukken (sa- men ca. 275 strekkende meter) eind 2003 naar Wijk bij Duurstede worden verhuisd vanuit Rotterdam en Rhenen. Het is de bedoeling om de nieuwe studiezaal
van het Streekarchivariaat op 5 januari 2004 in gebruik te nemen. Op dat moment zal ongeveer 350 strekkende meter historisch archief weer beschikbaar zijn voor belangstel- lenden. De resterende 600 strekkende meter zal in de periode vanaf januari 2004 tot sep- tember 2005 gefaseerd beschikbaar komen. Bezoekers zullen straks op de website van de gemeente Wijk bij Duurstede (www.wijkbij- duurstede.nl) en/of van de gezamenlijke Utrechtse archiefdiensten (www.utrecht sarchiefnet.nl) zo goed mogelijk worden geïnformeerd welke archieven en collecties wanneer kunnen worden ingezien. Herstel archiefbewaarplaats
Het bouwkundig herstel van de onder water gelopen ruimten en installaties is vertraagd door aanvullende eisen van de brandweer en provinciale archiefinspectie. Na advisering |
|||||||||
dommen. Nadat de gemeenteraad van Wijk bij
Duurstede en het provinciaal bestuur van Utrecht het benodigde krediet van € 525.000 beschikbaar hadden gesteld, zijn half juli de contracten met de uitverkoren bedrijven geslo- ten en is het vriesdrogen daadwerkelijk in gang gezet. Drie bedrijven
Op advies van de projectgroep herstel archie-
ven is de opdracht verdeeld over drie bedrijven. Met Preservation Technologies in Heerhugowaard is een overeenkomst gesloten om in een tijdsbestek van 24 maanden voor € 240.000 te vriesdrogen: 184 ml van de permanent te bewaren archieven, de 74 m' bouwvergunningen, de 13 m 1 kranten en de 240 m' op termijn te vernietigen archieven. Het opnieuw verpakken en inventariseren van de waterschade ten behoeve van de tweede herstelfase van 271 m' archieven, bouwvergun- ningen en kranten is opgedragen aan het bedrijf Hoogduin Papierrestauratoren in Delft voor € 39.000. Restauratie-atelier Helmond tenslotte heeft de
opdracht gekregen om in een periode van 14 maanden 373 m' van de permanent te bewaren archieven en collecties voor € 204.000 te vriesdrogen, inclusief herverpakking en scha- de-inventarisatie. Twee jaar
De hele vriesdroogoperatie duurt ongeveer
twee jaar. Op basis van de gebruiksfrequentie en het cultuurhistorisch belang van de onge- veer 170 verschillende archieven en collecties, is bepaald welke het eerst aan de beurt komen. Volgens een transportschema wordt, rekening houdend met de verwerkingscapaciteit van de bedrijven, telkens een aantal kooien met diep- gevroren archieven uit het vrieshuis in Cothen per vriesauto vervoerd naar Heerhugowaard en Helmond om de eerste herstelfase te onder- gaan. In totaal gaat het om 170 kooien. Een kooi bevat gemiddeld 5,5 strekkende meter archief of 44 archiefdozen en weegt gemiddeld 274 kilo. Bijna de helft van dit gewicht bestaat uit ijs. De eerste tien kooien met vernietigbare archie-
ven zijn op 4 juni door Preservation Technologies opgehaald en zijn op 12 septem- |
|||||||||
59
|
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
|||||||||
een daadwerkelijk begin gemaakt met het her-
stel. Wanneer alles volgens planning verloopt, kunnen de ruimten en installaties in november 2003 gereed zijn. Daarna kan een begin worden gemaakt met het
opnieuw inrichten. De oude studiezaal in de kelder wordt verbouwd en gebruikt voor de op termijn te vernietigen archieven van de ge- meente Wijk bij Duurstede. De te bewaren archieven en collecties van Wijk en de overige acht gemeenten die deel uitmaken van het Streekarchivariaat worden ondergebracht in de archiefbewaarplaats. {Ria van der Eerden) |
|||||||||
door externe deskundigen over de risico's van
water- en brandoverlast, is besloten tot het aanbrengen van een gasblusinstallatie, vijf watermelders, verhoogde drempels en een dompelpomp. Bovendien wordt de achtermuur waterdicht gemaakt. Extra brandwerende wandbekleding en waterwerende deuren zijn onnodig. De gemeenteraad van Wijk bij Duur- stede heeft eind juni ingestemd met het herstel- en verbeter-
plan, waarmee een bedrag van € 343.000 is gemoeid. Vooruitlopend op de officiële goedkeuring
door de provinciale archiefinspectie, is in juli |
|||||||||
60
|
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-3 (2003)
|
|||||||||
ff^ ' urn V 1 (
Wat verbergt zich achter én onder 'Cothen'?
|
||||||||||||||
^-
|
xe
|
|||||||||||||
Ad van Bemmel*
Hoog en droog
Duizenden keren moet ik de, voor onze pol-
derlandse begrippen, hooggelegen kern van Cothen met zijn Brink en kerk aan de Krom- me Rijn zijn op- en afgefietst. 'Die Brink is heel oud', hoorde ik op school tijdens mijn favoriete lessen aardrijkskunde en geschie- denis. Maar hoe oud? En is die bult waar de Brink op ligt van oorsprong natuurlijk of kunstmatig? In 1969, ik was vijftien, deed zich een buitenkans voor. Rond de Brink werden twee nieuwe straten - De Rhijne- steinstraat en In de Bogerd - aangelegd en woningen gebouwd. Bovendien werd de Dorpsstraat opgebroken voor een nieuw ri- ool dat ter hoogte van de Brink in een diepe sleuf kwam te liggen. In de ongeveer een halve meter diepe bouwputten aan In de Bo- |
||||||||||||||
gerd zag ik zwart verkoolde grond. Ook
vond ik er, evenals aan het begin van de Rhijnesteinstraat, allerlei aardewerkscher- ven. Begin 1970 zijn die scherven door de toenmalig provinciaal-archeoloog Van Tent als 9de-10de -eeuws gedateerd. Daarnaast is rond 1995 in een tuin aan de Brink enig aar- dewerk uit de 12de eeuw gevonden . Hoewel ik met mijn neus boven op de diepe riole- ringsleuf heb gestaan, kan ik me helaas niet meer herinneren of het profiel op een na- tuurlijke dan wel op een kunstmatige oorsprong van de Brink duidde. In elk geval wordt de kern van Cothen al meer dan 1000 jaar bewoond. Een voor de hand liggende plek natuurlijk: droge voeten. Immers, de Kromme Rijn is pas in 1122 af- gedamd. Voordien zal er voortdurend |
||||||||||||||
De Brink te Cothen vanaf de Kromme-Rijnbrug (Dia auteur, april 2003)
|
||||||||||||||
61
|
||||||||||||||
Het Kroinme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
||||||||||||||
dorp'. Dit type dorp wordt primair geken-
merkt door de ligging van boerderijen aan twee min of meer parallel lopende wegen (de huidige Dorpsstraat en het Ambachts- pad) met daartussen een gemeenschappelijke open ruimte (de huidige boomgaard en brink). Gestrekte esdorpen dateren door- gaans uit de Karolingische tijd, wat overeenstemt rnet de datering van de aarde- werkvondsten. 1126
Ergens in het jaar 1126 laat Godebald, bis-
schop van Utrecht (1114-1127), zijn klerk in voor ons indrukwekkend Latijn neerschrij- ven: 'Igitur ego Godebaldus, Dei gratia Traiectensis episcopus, paludem, pertinen- tem ad Amerungon et Thornen et Coten, quam semper prepositi quidem Majoris ec- clesie cum fratribus suis possederant ...'. Het komt er in deze oorkonde op neer dat bis- schop Godebald verklaart dat het tussen Amerongen, Doorn en Cothen gelegen broekland weer eigendom is van het Utrechtse Domkapittel, zoals dat voorheen ook al het geval was. De oorkonde is van be- lang omdat daarin de vroegst bekende vermelding van de naam Cothen staat. Het originele document zelf is verdwenen. Ge- lukkig heeft iemand er aan het eind van de twaalfde eeuw een afschrift van gemaakt. Samen met afschriften van andere oorkon- den is dit te vinden in een handschrift dat als het 'Liber Donationum van de Dom' bekend staat. Kleine boerderijen
Waar komt de naam 'Cothen' of 'Coten',
zoals het wordt uitgesproken en eertijds ook wel werd geschreven, vandaan? Wat bete- kent het? Namen van plaatsen hebben vaak een geografische achtergrond. Dit zal met Cot(h)en ook wel het geval zijn. Het Micldel- nederlandsch Handwoordenboek van Verdam (1911) geeft bij 'cote': hut, huisje. Wij gebruiken vandaag nog het woord 'kot', dat hetzelfde betekent (vergelijk het Engelse 'cottage'). 'Coten' is een meervoudsvorm en staat dan voor hutten, huisjes. De bewoner daarvan werd 'coter' of in modern Neder- lands 'keuter' genoemd. Vandaar de |
|||||||||
De Brink te Cothen vanuit het Ambachtspad (Dia auteur,
april 2003) overstromingsgevaar zijn geweest. Waar-
schijnlijk hebben er hier en daar langs de Kromme Rijn indertijd wel lage dijken of kaden gelegen. De Prins Hendrikweg te Wijk bij Duurstede en de Groenewoudseweg (ooit de Hooghe wegh of Cothense Dijck ge- noemd) te Cothen hebben of hadden het aanzicht van een kade. Bovendien lag tussen de Kromme Rijn en de Ossenwaard een stuk dat het 'dijclant' (ca. 1390) werd genoemd. Niet alleen op de Brink en in de omgeving daarvan wonen al meer dan 1000 jaar men- sen. Ook aan de overkant van de brug over de Kromme Rijn in de weg naar Langbroek zijn aardewerkscherven gevonden die daarop wijzen. Bovendien zijn langs die weg sporen gevonden van pallisaden-greppels. De ar- cheoloog Braat sprak indertijd het vermoeden uit dat hier sprake zou kunnen zijn van een houten woon-/verdedigingsto- ren aan de Rijn. (Zie verder mijn artikel 'Speurtocht naar een onbekend kasteel (?) te Cothen'.) Qua ruimtelijke vorm wordt de oude kern
van Cothen getypeerd als een 'gestrekt es- |
|||||||||
62
|
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
|||||||||
aanduiding keuterboerderij. Dit alles klinkt
aannemelijk. Zeker ook omdat mensen die Cothen niet kennen soms de neiging hebben die naam als 'Cotten' uit te spreken. Boven- dien is bekend dat in de oude kern van het dorp een groot aantal erfjes lag, wat wijst in de richting van kleine boerderijtjes . Toch heb ik me altijd afgevraagd waarom nu juist Cothen zo is genoemd. In de middel- eeuwen bestonden immers alle dorpen in het Kromme-Rijngebied uit een verzameling kleine boerderijen, uit 'coten' dus. Werkho- ven, Odijk, Bunnik, Houten en Doom hadden met recht ook de naam 'coten' kun- nen dragen. Langbroek is jonger en dateert uit circa 1150 en DorestadAVijk bij Duurste- de is een geval apart. In deze betekenis is, met andere woorden, de naam Cot(h)en niet echt onderscheidend. Waarom is Cothen dan toch 'coten' ge- noemd? Ik kan daarvoor twee redenen bedenken. De eerste reden zou kunnen zijn dat die andere dorpen ook qua naam veel ouder zijn dan de nederzetting die nu de naam Cothen draagt. De tweede reden zou kunnen zijn dat de naam 'coten' toch een andere betekenis en achtergrond heeft. Een 9de-eeuwse goederenlijst
Inderdaad worden de bovengenoemde dor-
pen in ieder geval enkele eeuwen eerder in de bronnen vermeld dan Cothen. Ze komen voor in een oorspronkelijk rond het jaar 890 |
opgestelde lijst waarin de bezittingen van de
Utrechtse kerk in onder meer het Kromme- Rijngebied worden opgesomd. Die bezittingen dateren uit de achtste en negende eeuw, dus uit de tijd van voor de heerschap- pij alhier van de Noormannen. Het eerste deel van de - in het Latijn gestelde - lijst be- vat bezittingen te beginnen met die 'in Dorestad alsmede in alle andere plaatsen vanaf aldaar tot aan de zee en op de eilanden en in de andere gebieden die bij de zee lig- gen'. Met Dekker vind ik het merkwaardig dat Cothen niet in die lijst voorkomt. Dit in tegenstelling tot alle andere plaatsen in het Kromme-Rijngebied. Dekker zegt: 'Nu lijkt de naam Cothen niet
zo oud en het is mogelijk dat de villa zich in de lijst verschuilt achter een oude naam, die wij niet kunnen thuisbrengen'. Blok, die een belangwekkende studie van de lijst heeft ge- maakt, is van mening - en dit is voor ons van belang - dat 'er in de lijst wel degelijk een zekere geografische volgorde ontdekt [kan] worden'. Ook Henderikx is die me- ning toegedaan. In het eerste deel van de lijst, die dus begint met Dorestad, treffen we onder meer de volgende reeks plaatsen aan: Ruperst (Rumpst bij Bunnik), Uuerken (Werkhoven), lodichem (Odijk), Fresdore (??), Bunninchem (Bunnik), Feedna (Vech- ten). Als we de plaatsen opsommen die momenteel langs de Kromme Rijn (de grens van het Romeinse rijk!) vanaf Wijk bij |
||||||||||||
Twee op de kruising Dorpsstraat/Rhijnesteinstraat in 1969
gevonden scherven (max. 15 cm) (Dia en collectie auteur) |
|||||||||||||
Twee aan In de Bogerd in 1969 gevonden scherven (max.
10 cm) (Dia en collectie auteur) |
|||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
63
|
||||||||||||
fZ—~'--------------------]-------------:--------------'■---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------',—-' "'"■ ¥-------------------------T v<"
|
||||||||||||
Een deel van de tekst met - in de tweede regel van onderen - de oudst bekende vermelding van Cothen uit 1126 (HUA
Bisschoppen, 53v-54) |
||||||||||||
ligt Werkhoven overigens meer voor de hand
dan Cothen, omdat het ongeveer halverwege die beide plaatsen ligt. Bovendien moet re- kening gehouden worden met de constatering van Berendsen dat er na de Ro- meinse tijd nog veel erosie door de Kromme Rijn heeft plaatsgehad waardoor eventuele bewoningsplaatsen langs die rivier tussen Wijk bij Duurstede en Odijk zullen zijn aan- getast. Tussen de ten dele van natuursteen gebouw-
de forten stonden op regelmatige afstand houten wachttorens. Kort geleden is uit op- gravingen in de buurt van De Meern gebleken dat in de bochten van de rivier om de 500 a 800 meter een wachttoren stond. De linie langs de Rijn in Nederland was rond het jaar 100 na Christus op z'n sterkst. De forten en wachttorens lagen langs een door de Romeinen aangelegde weg, waarvan recent bij De Meern enkele kilometers zijn terug gevonden. In het rapport van een in 2001 aan de zuidkant van Cothen uitgevoerd archeologisch onderzoek wordt opgemerkt dat 'het niet uitgesloten [is| dat in het onder- zoeksgebied resten voorkomen van een verharde weg die in de Romeinse tijd de for- ten langs de Kromme Rijn met elkaar verbond'. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat de
naam Cothen (inderdaad) jonger is dan de naam van bijna alle andere dorpen in het ge- bied. Dit zou er op kunnen wijzen: dat óf het betreffende dorp (Fresdore?) in de |
||||||||||||
Duurstede (Dorestad) tot Utrecht liggen,
krijgen we de volgende reeks: Cothen, Werkhoven, Odijk, Rumpst, Bunnik, Vech- ten. Wanneer beide reeksen worden vergeleken, is qua naam de enige vreemde eend in de bijt Fresdore, alwaar de Utrechtse kerk volgens de lijst de kerk met vier hoeven land bezat. Fresdore
Sommigen menen dat Fresdore het huidige
Vreeswijk is. Anderen, zoals Van Es, achten het mogelijk dat met Fresdore het latere Cothen wordt bedoeld. Van Es geeft aan dat de naam Fresdore Friezenfort betekent, zo- als Dorestad fort-met-strandhaven beduidt. Gysseling ziet in de naam het Keltische woord Fresioduron: 'vesting van Friezen'. De implicatie hiervan is volgens Van Es dat: 'Een burcht bij Cothen haast een nog onont- dekt Romeins grensfort zou moeten zijn'. Dit is minder onmogelijk dan op het eerste gezicht lijkt. Wie een kaart bekijkt met daar- op de momenteel bekende Romeinse militaire forten (castella) langs de Rijn, ziet vergelijkenderwijs hemelsbreed een 'groot gat' van circa vijftien kilometer tussen Leve- fanum, het fort bij RijswijkAVijk bij Duurstede (nu in de Lek), en Fectio, het fort bij Vechten. De tussenruimte tussen de ver- schillende forten langs de Rijn bedraagt in de regel slechts enkele kilometers. Indien er tussen Wijk bij Duurstede en Vechten inder- daad een Romeins grensfort heeft gelegen. |
||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
64
|
|||||||||||
tijd van de invallen van de Noormannen is
verlaten en dat er op die plek pas weer in de negende-tiende eeuw of daar omtrent op- nieuw mensen zijn gaan wonen die de oude naam niet meer kenden en hun dorp de (nieuwe) naam Cothen hebben gegeven; óf dat er voor de negende-tiende eeuw of daar omtrent helemaal geen bewoning op de plek van het huidige Cothen is geweest. Knokkel in een vlak land
Een tweede mogelijkheid om de naam
'Cot(h)en' te plaatsen, is de veronderstelling dat de achtergrond van 'cote' toch niet hut of huisje is maar een andere. Terug dus naar de woordenboeken. Beekman merkt op dat 'coten' of 'cotten' ook voorkomt in de bete- kenis van 'graven' , een wijze van grondbewerken anders dan ploegen. Op het Middelnederlandsch Handwoordenboek van Verdam bestaat een supplement (1983). Dat geeft bij 'cote' de omschrijving 'veldkei, brok steen'. Daarbij is ook sprake van 'ko- ten' in de zin van 'koten werpen' ofwel bikkelen. Het Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal van Franck (1892) zegt dat 'kot' een echt Gemaanse benaming is voor 'hut, klein huis'. Wanneer we verder in dit woordenboek kijken en wel bij 'koot' dan vinden we: 'Uit mnl. [middelnederlands: 12-15de eeuw] cote .... uitstekend gewrichts- hoofd ....., ouder nnl. mnd. [nieuwnederlands, middelnederduits: na
1500] kote, kneukei [vingerknokkel], ge- wricht, bikkel ... '. Wij gebruiken 'koot' heden ten dage onder meer nog in de beteke- nis van 'vingerkootje'. Al lezend, realiseerde ik me dat het genoem- de handwoordenboek mede is gebaseerd op een veel groter woordenboek namelijk het Middelnederlandsch Woordenboek van Ver- wijs en Verdam (1894). Bij het het lemma 'cote' staat daar: 'Ook in den zin van knok- kel, uitstekend gewrichtshoofd van de beenderen, bepaaldelijk het hielbeen van een dier; ook als speelgoed door kinderen ge- bruikt, koot, bikkel'. Toen ik dit alles op me liet inwerken, kreeg
ik een ingeving. Veel aardrijkskundige na- men (toponiemen) zeggen iets over de ligging (Rijnwei), of over het gebruik (Os- |
||||||||
senwaard), of over de omvang (De Zeven
Morgen) of over de eigenaar (De Brieners- hof) óf over de vorm (Kromme Stelakker) van een stuk land. 'Vorm', dat is hier van belang. De oude kern van Cothen bestaat uit de Brink plus het terrein van de NH-kerk met het voormalige kerkhof. Die kern ligt vanuit alle windrichtingen bekeken duidelijk hoger dan het gebied er omheen. Heel goed is dit te zien vanuit de richting Wijk bij Duurstede en vanuit de richting van kasteel Rhijnestein. Wanneer alle andere bebouwing wordt weggedacht dan ligt de kern van het dorp op een uitstulping langs de Kromme Rijn. Die uitstulping heeft de vorm, zo men wil, van een gewrichtshoofd, van een knok- kel, dus van een koot of 'cote / kote'! Ooit is daar op natuurlijke wijze in het taalgebruik een 'n' (en een 'h') aan toegevoegd. Aardig in dit verband is dan te weten dat het Franse cóte staat voor 'helling'. Deze naamsverkla- ring is mijns inziens aannemelijker dan de verklaring 'verzameling kleine boerderijen'. Overigens is een dergelijke bult langs de ri- vier in potentie natuurlijk ook een voor de hand liggende locatie voor een Romeinse wachttoren. Natuurlijk of niet?
De volgende vraag is of die uitstulping oor-
spronkelijk al dan niet natuurlijk van aard is. Ofwel ligt de kern van Cothen op een rivier- duin of op iets anders? Ik breng het nog niet gelokaliseerde Fresdore in herinnering én de wetenschap dat 'cote' ook 'veldkei, brok steen' kan betekenen. Zijn er vondsten gedaan in de kern van Cot-
hen uit de Romeinse tijd? Er is een aantal Romeinse munten gevonden. Op het perceel Dorpsstraat 5 (nu 11) aan de Brink is rond 1965 in het grind een munt van keizer Cali- gula, geslagen in de jaren 37-38, gevonden. Eveneens aldaar is ongeveer 30 cm onder het maaiveld een munt van keizer Hadria- nus, geslagen tussen 119 en 138, te voorschijn gekomen. Mogelijk komt van hetzelfde perceel ook een munt van keizer Constantinus I, geslagen tussen 310-313. Die eerste munt is waarschijnlijk met het grind mee gekomen terwijl de herkomst van de derde munt onzeker is. Aan de vondst |
||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
65
|
|||||||
Boring: 6 19-4-00
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2(M-00
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boring: 5
Otop«i:450Gin.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zand, zwak aHg, sleik gihdlo. Qili.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AKM, niatlg zandig, zwak huniMit.
Bniin, matig pulntnudand. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^Zand, kMg.zwakhumeut. Bnikig^i,
utersl pukilwudand. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50-■.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nel, melig zwidig. ZwMtgili.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A Kiel, zwak zandig. Bnilnzawt, zwrii
puintwudeiKL |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
150
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
200
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
200'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zand, zwak tMB.B*iBa.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KM. matig zandig. Balg*.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
250
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
250-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kbi. zwak zandig. Beiga.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zand. zwak sWg. Belg*.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
300-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KM, maHg zandig. Balg*.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KM,
, g. Zand, zwak aHg. Otfe, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
350'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
g. Kiel, matig zandig. Gi|*, tMi* ola-
waterieacli*. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11)1. .41. ...11.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zand, maig graf, zwak aHg. Balg*.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
400'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
400-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zand, matig grof, zwak sMg. Beige.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
450-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boorstaten van twee 450 cm diepe boringen op de Brink te Cothen (Geofox, 2000, bijlage 3)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de tweede munt mag een grotere waarde
worden toegekend maar de vondst staat op zichzelf. Zijn er niet meer Romeinse sporen in Cothen? Ja zeker, tussen de Trechtweg en de Rijnsloot, hemelsbreed op nog geen kilo- meter van de kern, liggen de sporen van een groot aantal kleine nederzettingen uit de Ro- meinse tijd (250-350 na Christus). Om goed te kunnen bepalen of de kern van Cothen op een rivierduin ligt of iets anders, is óf het graven van een sleuf óf het doen van boringen noodzakelijk. Behalve voor de aanleg van de al gemelde riolering ben ik geen andere diepe sleuven op het spoor ge- komen. Wel hebben mijn naspeuringen, onder meer bij oud-medewerkers van de voormalige gemeente Cothen, mij op het spoor gebracht van een eind 1999 rond het |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pand Brink 8 uitgevoerd bodemonderzoek .
In dit pand, midden op de Brink, was tot cir- ca 1970 een smederij gevestigd. Voor dat bodemonderzoek is rond die voormalige smederij op zeven plaatsen geboord waarbij op vier plaatsen tot 4,5 meter diep. Bij die laatste boringen is op een diepte van onge- veer drie meter grondwater aangetroffen. Er is geboord op een relatief klein oppervlak. Zo liggen de vier diepste boringen in een halve cirkel met een middellijn van acht me- ter. Ik heb het rapport voorgelegd aan Berend-
sen, de autoriteit over dit onderwerp, In een brief van 9 maart 2003 antwoordt hij: 'Mijn interpretatie is dat het betreffende terrein hoog lag op een binnenbocht van de Krom- me Rijn. De 'oxidatie'-kleuren wijzen daar |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
66
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op. Een aantal profielen [boorstaten] bestaat
tot grote diepte grotendeels uit zand, wat je op deze locatie ook zou verwachten. De bo- venste meter is waarschijnlijk opgebracht, daar zit veel puin in, maar het opgebrachte pakket kan ook nog wel dikker zijn, b.v. 1,5 m. Het punt ligt waarschijnlijk van nature al hoog op een oeverwal op de kronkelwaard, en is nog verder opgehoogd. In een aantal boringen komt meer klei voor dan je zou verwachten op die locatie. De oorzaak daar- van kan ik op grond van die boringen niet achterhalen, maar het zou kunnen dat het een met klei gevulde laagte tussen twee kronkelwaardbanken betreft.' Hij sluit af met op te merken dat het hier geen rivierduin be- treft maar '... een natuurlijke hoogte op een normale kronkelwaard, die verder is opge- hoogd, zoals we dat op tal van plaatsen in het rivierengebied zien.' Tot besluit
De Brink te Cothen, de oude kern van het
dorp, ligt dus op een natuurlijke hoogte die al sedert de Karolingische tijd, dus meer dan 1000 jaar, continu wordt bewoond en daar- door in de loop van de eeuwen hoger is geworden. Het in de negende eeuw genoem- de Fresdore moet ergens anders in het Kromme-Rijngebied worden gezocht. Als er op deze plaats al Romeinse verdedigings- werken zijn geweest, dan zijn die waarschijnlijk door de Kromme Rijn wegge- spoeld en begraven onder klei en zand. De naam Cothen moet naar mijn mening niet worden opgevat als 'kotten', zijnde het meervoud van kot (een boerderijtje). Nee, de verklaring moet meer worden gezocht in de vorm van de bedoelde natuurlijke hoogte die als een soort knokkel, een cote, uit het om- ringende land oprijst. Overigens stemt de naam van de langs de Kromme Rijn onder Cothen gelegen buiten- plaats Stenisweerd (en ook de naam Steenweerd ten oosten van de molen Rijn en Lek te Wijk bij Duurstede) nog tot verder nadenken. Volgens Schönfeld duiden samen- trekkingen met 'steen' op gronden met veel stenen. Hij wijst erop dat daarbij voor Lim- burg een verband met Romeinse bouwresten 10
wordt aangenomen. Misschien moet ik wel
|
|||||||||||
op zoek naar hetgeen zich onder Stenis-
weerd verbergt... |
|||||||||||
* Dr A.A.B, van Bemmel is sociaal ge-
ograaf, woonachtig in Wijk bij Duurstede en werkzaam in Den Haag als senior adviseur bij de Vereniging van Hogescholen, de HBO-raad. Zijn historisch onderzoek richt zich vooral op het Kromme-Rijngebied en op Cothen. Met dank aan Henk Berendsen die zo goed
was het bodemkundig onderzoeksrapport te bezien. Literatuur
- Beekman, A.A., Het dijk- en waterschaps-
recht in Nederland vóór 1795. 2 delen. Den Haag, 1905, 1907. - Berendsen, H.J.A., De genese van het
landschap in het zuiden van de provincie Utrecht. Proefschrift. Utrecht, 1982. - Blok, D.R, 'Het goederenregister van de
St. Maartenskerk te Utrecht'. In: Medede- lingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naam- kunde te Amsterdam, }ig. 33 (1957), 89-104. - Dekker, C, Het Kromme Rijngebied in de
middeleeuwen — een institutioneel-geogra- fische studie. Zutphen, 1983. - Es, W.A., Hessing, W.A.M, (red.), Romei-
nen, Friezen en Franken in het hart van Nederland - van Trajectum tot Dorestad, 50 V. C. - 900 n. C. Amersfoort, 1994. - Franck, J., Etymologisch woordenboek der
Nederlandsche Taal. Den Haag, 1892. - Geofox, Rapport oriënterend onderzoek
De Brink 8 Cothen. Den Haag, 2000. - Henderikx, P.A., De beneden-delta van
Rijn en Maas. Landschap en bewoning van de Romeinse tijd tot ca. 1000. Hilver- sum, 1987. - Henderikx, RA., 'Het Cartularium van
Radbod'. In: D.R Blok e.a. (red.). Datum en actum. Opstellen aangeboden aan Jaap Kruisheer ter gelegenheid van zijn vijfen- zestigste verjaardag. Amsterdam, 1998, 231-264. - Hessing, W., e.a., Romeinen langs de snel-
|
|||||||||||
Hei Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
|||||||||||
67
|
|||||||||||
weg - bouwstenen voor Vechtens verleden.
Abcoude, 1997. Muller, S., Het oudste cartularium van het
Sticht Utrecht. Den Haag, 1892. Schönfeld, M., Veldnamen in Nederland. Arnhem, 1980 (herdruk 1950, 2de uitga- ve). Tol, A.J., Zuidoosthoek Fase II en Sport-
complex De Kamp te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede; een Aanvullende Ar- cheologische Inventarisatie. RAAP. Amsterdam, 2001. Verdam, J. , Middelnederlandsch Hand-
woordenboek. Den Haag, 1911. Verwijs, E. , J. Verdam , Middelneder- landsch Woordenboek. Derde deel. Den Haag, 1894. Voort van der Kleij, J.J. van der , Verdam
Middelnederlandsch Handwoordenboek - Supplement. Leiden/Antwerpen, 1983. |
Noten
|
|||||||||
1 Archeologische kroniek Provincie Utrecht 1996-
1997. Utrecht, 1998, 171. 2 A.A.B, van Bemmel, 'Speurtocht naar een onbe-
kend kasteel (?) te Cothen'. In: Het Kromme-Rijngebied, 1999 (33-2), 34-37; voor date- ring dorpsvorm zie Henderikx, 1987, 49. 3 HUA, Bisschoppen, 43, Hs. Liber Donationum van
de Dom, 1 ste cartularium, 53v-54; Transcriptie in het Oorkondenboek van het Sticht Utrecht, 1, nr. 319. 4 Dekker, 63-64; HUA, Leenhof, 234.
5 Goederenlijst in HUA, Bisschoppen, 43, 18-18v en
voor transcriptie zie Muller, 38-45; Dekker, 30-33; Blok, 96; Henderikx, 1987, 115-123, rasp. 1998. 6 Van Es en Messing, 111; Gysseling genoemd in
Henderikx, 1987, 128; Berendsen, 166; kaart kam- pen in Hessing e.a., 27; wachttorens bij De Meem in: NRC Handelsblad van 7-11-2002 en 16-11-2002 resp. in: Archeologisch Magazine, 2002 (10-6), 22 e.v.; Tol, 14. 7 Beekman, 1025.
8 Zie Archeologische kroniek van de Provincie
Utrecht over de jaren 1970-1979. Utrecht, 1996, 20- 23; resp. Archeotogi.iche Kroniek van de Provincie Utrecht over de jaren 1996-1997. Utrecht, 1998, 170. 9 Geofox.
10 Stenisweerd in 1499 genoemd als Steenkensweerd
(HUA, DOM, 2413); Schönfeld, 59. |
||||||||||
68
|
||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
||||||||||
De tiend verkoping in 't Goy en het menu in de
herberg De Roskam te Houten in 1656 |
|||||||||||
Kees van Schalk*
De weit (wintertarwe) en het zomerkoren (zo-
mergerst) stonden er in de zomer van 1656 goed bij op de 27 tiendblokken van het Utrechtse kapittel van Sint Marie in 't Goy. Op 1 en 2 juli 1656 zouden de tienden in publieke veiling worden verkocht in de herberg De Ros- kam te Houten. Het tiendrecht was een zakelijk recht dat de bezitter recht gaf op een tiende deel van de oogst. Het kapittel van Sint Marie verpachtte dat recht jaarlijks in publieke veiling. Op 1 juni 1656 had een koetsier de heer Johan
Strick van Linschoten en de secretaris van het kapittel al naar Houten gebracht om samen met de tiendkervers vooraf de gewassen te ko- men bezichtigen. De boeren was aangezegd dat de heren het land kwamen bezien. De tiendkervers Comelis Willemsz van Ros- sum en Comelis Jacobsz (van Schoonderwoerd) hadden hun kerfcedul tijdig ingeleverd bij het kapittel in Utrecht. Het op- stellen van die lijst luisterde nauw want er was veel geld mee gemoeid. Het areaal granen, re- spectievelijk erwten en bonen moest precies worden opgetekend op de lijst van de smalle respectievelijk grove tienden in elk tiendblok. De tiendkervers moesten tijdens de publieke verkoping zonodig een toelichting geven. Er werd veel volk verwacht. Boeren natuurlijk, maar vooral ook veel tiendenaars die van het kopen van tienden hun hoofdberoep maakten. Niet alleen uit Houten en 't Goy, maar ook uit de naburige dorpen. Vooral de tiendenaars wil- den komende winter kunnen dorsen want in die maanden was er weinig ander werk. De verkopingsbiljetten waren tijdig aangeplakt. De verkoping vond plaats in De Roskam op de Brink te Houten. De boeren en tiendenaars wa- ren ook dit jaar weer in grote getale verschenen en werden door herbergierster Wil- lempje Stook ruimschoots van bier voorzien, zodat de stemming er goed in kwam. De verkoping duurde twee dagen. Op de eerste dag vond de inzet plaats en op de tweede dag |
|||||||||||
de afslag. Kopers moesten onmiddellijk twee
borgen stellen. De borgen moesten in de (pro- vincie) Utrecht woonachtig zijn. Dat er veel geld mee gemoeid was, moge hier- onder blijken. DE GROVE TIENDEN (graan)
1. Het Overste blok van Kijkoverdijck.
Koper: Hendrick Willems van Schaijck voor 71 gulden 10 stuivers Borgen: Comelis Willems van Schaik &
Comelis Willems Cluijting. 2. Het Nederste blok van Kijckoverdijck.
Koper: Bastiaen Comelis van Doom voor 138 gulden Borgen: Hendrick Willems van Schaik &
Comelis Willems Cluijting. 3. Het Overste blok van Kijckenes.
Koper: Comelis Gijsberts Holl voor 99 gul-
den Borgen: (Gijsbert Comelisz Holl absent)
Meijndert Wouters & Claes Jansz Nijen- dael. 4. Het Midddelste blok van Kijckenes.
Koper: Comelis Willems Cluijting voor 47 gulden 10 stuivers Borgen: Bastiaen Comelisz van Doom &
Hendrick Willems van Schaijck. 5. Het Nederste blok van Kijckenes.
Koper: Willem Stevens de Boeff voor 114 gulden Borgen: Evert Ariss van Doom & Tonis
Jaspers. 6. De TuUentiend
Koper: Gijsbert Comelisz van Everdingen
voor 221 gulden 10 stuivers Borgen: Claes Peters & Comelis Willems van Rossum 7. De Meertiend
Koper: Jan Ariss op Rijsbrag voor 177 gul-
den Borgen: (Lambert Ariss van Deijll absent)
Jacob Ariss op Rijsbmg & Comelis Jacobs. |
|||||||||||
69
|
|||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
|||||||||||
8. De Oosterlaeck
Koper: Comelis Gijsberts Holl voor 127
gulden 10 stuivers Borgen: (Gijsbert Cornelis Hooi absent)
Meijndert Wouters & Claes Jans Nijendael 9. De Cruijstiend
Koper: Hilligen, de moeder van Jan Corne-
lis de Bije voor 197 gulden Borgen: Gerrit Cornelis van Rossum & Jan Tomas Seijst (Gerrit Cors absent) 10. Oostrummerhofstadt
Koper: Jan Gerrits Timmerman voor 55
gulden 10 stuivers
Borgen: Jacob Sweeren & Jan Jans van
Swaleven
11. De Molentiend
Koper: Jan Tomas Seijst voor 112 gulden
10 stuivers Borgen: Jan Comelisz de Bije & Gerrit
Cornelis van Rossum 12. Het Overste blok van het Middelveld
Koper: Evert Arris van Doorn voor 189 guldenBorgen: Tonis Jaspers & Hendrick Jacobs van Weerder 13. Het Nederste blok van het Middelveld
Koper: Claes Peters voor 190 gulden 10 stuivers Borgen: Gijsbert Comelis van Everdingen
& Comelis Willems van Rossum 14. De Overste Camp tiend
Koper: Comelis Gijsberts Holl voor 159
gulden en 10 stuivers Borgen: (Willem Tonis Holl & Gijsbert Comelis Holl absent) Meijndert Wouters & Claes Jansz op Nijendael 15. De Nederste Camp tiend
Koper: Jan Gerrits Timmerman voor 128
gulden 10 stuivers Borgen: Jacob Sweeren & Jan Jans Swale-
ven 16. De Overste Westrummerweide
Koper: Jan Gerrits Timmerman voor 133
gulden
Borg: Jan Jans Swaleven
17. De Middelste Westrummerweide
Koper: Dirck Gerrits voor 209 gulden Borgen: Lodewijck Gosens & Jan Jans Vlas 18. De Nederste Westrummerweide
Koper: Comelis Willems van Rossum voor
139 gulden 10 stuivers |
Borgen: Claes Peters & Gijsbert Cornelis
van Everdingen 19. De Hennesprongh
Koper: Claes Peters voor 191 gulden
Borgen: Tonis Jaspers & Gijsbert Cornelis van Everdingen 20. Eliasveld
Koper: Hendrick Jacobs van Weerder voor
151 gulden Borgen: Evert Arris van Doorn & Jacob
Ariss op Rijsbrugh 21. De Geertiend
Koper: Cornelis Jacobs (kerver) voor 183
gulden
Borgen: Lambert Ariss van Deijll & Jan
Ariss op Rijsbrugh
22. Het Overste blok van Loerickerhofstadt
Koper: Willem Stevens den Boeff voor 106 gulden Borgen: Hendrick Jacobs van Weerder &
Jan Willems 23. Het Nederste blok van Loerickerhofstadt
Koper: Tonis Jaspers voor 181 gulden Borgen: Claes Peters & Evert Arris van Doorn 24. Loerickerweijde
Koper: Tonis Jaspers voor 127 gulden
Borgen: Willem Stevens & Evert Ariss van Doorn 25. De Schafftiend
Koper: Comelis Jacobs voor 209 gulden 10
stuivers
Borgen: (Peter Joostens absent) Lambert
Ariss van Deijl & Jan Ariss op Rijsbrugh
26. De Houtenretiend
Koper: Cornelis Jacobs voor 144 gulden 10
stuivers
Borgen: Lambert Ariss van Deijl & Jan
Ariss op Rijsbrugh
27. De Lobbentiend
Koper: Jan Crijnen voor 89 gulden
Borgen: Claes Peters & Evert Ariss DE CRIJTENDE TIENDEN (veulens, kalve-
ren en lammeren) In 't Goy en Houten
Koper: Claes Peters voor 102 gulden 10
stuivers
Borgen: Jan Crijnen & Cornelis Willems
van Rossem
|
||||||||
70
|
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
|||||||||
SMALLE TIENDEN (erwten en bonen)
1. De Overste Smale tiend in 't Goy
Koper: Cornelis Jacobs voor 175 gulden 10 stuivers Borgen: Jan Ariss op Rijsbrugh & Corne-
lis Willems van Rossum 2. De Nederste Smale tiend in \ Goy
Koper: Claes Peters voor 130 gulden 10 stuivers Borgen: Gijsbert Cornelis van Everdin-
gen & Cornelis Willems van Rossum 3. De Overste Smale tiend in Houten ge-
naamd Oosterblock Koper: Claes Peters voor 221 gulden 10
stuivers
Borgen: Gijsbert Cornelis van Everdin-
gen & Cornelis Willems van Rossum
4. De Nederste Smale tiend in Houten ge-
naamd Westerblock Koper: Jan Ariss op Rijsbrugh voor 153
gulden 10 stuivers
Borgen: Peter Joosten & Cornelis Jacobs
De totale opbrengst van de tiendverkoping
beliep 4.673 gulden en 10 stuivers. De ko- pers en hun borgen werd voor ruim 36 gulden bier geschonken voor rekening van het kapittel. Grootste koper was Claes Peters, voor een
bedrag van 836 gulden. Hij kocht zowel gro- ve als smalle tienden en bovendien alle krijtende tienden. Goede tweede was de tiendkerver Cornelis Jacobs die voor 712,5 gulden grove en smalle tienden kocht. Claes Peters is zelf borg voor een bedrag groot 631 gulden en Cornelis Jacobs voor een bedrag van 330,5 gulden. Zowel Claes Peters als Cornelis Jacobs waren geen echte boeren, zij behoorden tot de groep tiendenaars voor wie |
het pachten van tienden het hoofdberoep
vormde. Onder de tiendkopers en hun borgen zien we een grote mate van wederkerigheid. Zij opereerden vaak als groep. Cornelis Willems van Rossum ging met een bedrag van 1042 gulden de grootste risico's aan als borg, gevolgd door Gijsbert Cornelis van Rossum met een bedrag van 873 gulden. Het is niet duidelijk of de borgen in 1656 ri- sico hebben gelopen. De opbrengst was geheel voor risico (voetstoots) van de tiend- pachters en hun borgen, zelfs indien het gewas door hagel, wind, donder, bliksem, roest, brand, of door ruiters en knechten van de vijand teniet was gegaan. In het Kromme- Rijngebied luidt het gezegde: 'Beter beer dan borg'. Het woord beer wordt dan ge- bruikt in de betekenis van mannelijk varken tegenover het woord borg in de betekenis van vrouwelijk varken. De verplichtingen die de tiendkopers en hun borgen waren aangegaan, werden vastgelegd bij het Hof van Utrecht. Op 14 en 21 juli 1656 machtigden de kopers en hun borgen daarvoor drie procureurs om namens hen de willige condemnatie (veroordeling) in de koopcondities te verzoeken bij het Hof van Utrecht, hetgeen op 26 juli 1657 volgde. De boeren waren verplicht om de tiendko- pers één dag voor de oogst te waarschuwen dat de geoogste korenschoven de volgende dag op het veld 'aan de hok' zouden staan. Eén tiende deel van de schoven moest dan worden opgehaald om het gekochte aandeel in de oogst niet te verspelen. Op 1 juli 1656 genoten de heren van Sint
Marie de maaltijd bij herbergierster Wil- lempje Stoock in De Roskam. Op het menu stonden: |
||||||||||
twee lamskwartieren, schapenhutspot samen met een kalfsborst wegende
27,5 pond a 4 stuivers 4 penningen 5-18-0
een westfaalse ham, 9'/4 daarvoor betaalt 2-14-0
zes hoenderen om te braden a 11 stuivers 3-06-0
twee hoenderen om te sieden a 12 stuivers 1-04-0
aan weggen 10 stuivers, aan allerhande koekjes 10 stuivers,
aan amandelen 10 stuivers 8 penningen, aan rozijnen 7 stuivers 8 penningen 1-18-0
zes duiven 0-15-0
gehakt kalfsvlees bij de hoenderen 0-07-8
|
|||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
|||||||||||
71
|
|||||||||||
'ICOY EN HOUTEN, ANNO I 64O
|
||||||||||||||||||||||||||||||
CALRTE V.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
f'-'>•
r'-'-r» tl- '•
J f_ t / o
't--»»--
')-<■+•
f» rl • |
||||||||||||||||||||||||||||||
t^'feis-l.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
'^^^^
|
||||||||||||||||||||||||||||||
tli'Clli^-
|
||||||||||||||||||||||||||||||
' ,W? _ H «t
|
||||||||||||||||||||||||||||||
De kaart van de tienden van het kapittel van Sint Marie onder 't Goy, Houten en een gedeelte van de Dwarsdijk, door J.
van Diepenem uit 1640, nagetekend door L.M.J. de Keijzer in 1964 (origineel: Het Utrechts Archief, Sint Marie, inv.nr 772; kopie: Gemeente Houten, Oudheidkundige verzameling) |
||||||||||||||||||||||||||||||
73
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Het Kromtne-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
||||||||||||||||||||||||||||||
72
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
||||||||||||||||||||||||||||||
- kersen 0-14-0
- sla en aaltjessuiker 1-14-0
- suiker, specerij en zout 1 -04-0
- arbeidsloon (bediening) 3-00-0
- 10 bier in de kamer over tafel
- een tonnetje wijn van 17 kannen
(1 stuiver per kan wijn voor Willem Hoogenboom pachter van de wijnaccijns).
De volgende dag, 2 juli 1656, aten de heren en de tiendenaars er opnieuw goed van:
- zes duiven 0-15-0
- gehakt kalfsvlees bij de hoenderen 0-07-8
- aaltjes, suiker, eerbessen, wortelen, uien en peterselij 0-10-0
- eerbessen 0-16-0
- drie mingelen wijn toen de Heer van Wulven kwam 1-01-0
- nog aan een pater stuk, twee tongen 2-12-0
- nog aan kersen 1-10-0
- nog voor broot, boter en kaas, 'esgert' wijnazijn, tafellacken, servetten,
wagenvracht en andersints 13-00-0
- nog voor de knecht den dag tevoren voor slapen, eten en drinken 1-00-0
- vijftien vamen (bier) 5-05-0
- een toimetje wijn van 32 kannen
|
||||||||||||||||||
5 HUA, Sint Marie, 324-6 (acquiten).
6 HUA, RA, inv.nr (oud) 854a.
7 HUA, Notariële archieven 1560-1895, U017a004. fol.
288, 13 april 1644 (zij tekent de notariële akte dan als Willempje Stoock). 8 HUA, idem, U012al2, fol. 233, 8 december 1631.
Vergelijk ook Streekarchivariaat Kromme-Rijngebied - Utrechtse Heuvelrug, Dorpsgerechten 1590-1811, 791, 19 juli 1655. 9 HUA, Sint Marie, 324-8 e.v
|
||||||||||||||||||
De kwitanties van de maaltijden werden afge-
tekend door herbergierster 'Willempje Stoock' . Willempje Anthonisdr, echtgenote van Jan Hendricks Stoock, wordt al in 1633 vermeld als 'weerdinne in de Roscam te Hou- ten'. Zij is dan 39 jaar . Willempje komt ook voor als Willempje Anthonisdr Baers. Zij was een dochter van Anthonis Egberts wonende onder Schonouwen . In latere jaren vonden de tiendverkopingen en
de maaltijden plaats in de herberg De Leste Stuiver bij Dirck Splinters van Rossum . *Mr. C. van Schalk is advocaat en doet sinds
1969 breed opgezet archiefonderzoek naar het Kromme-Rijngebied. Noten
|
||||||||||||||||||
1
|
Cornelis Jacobs zal identiek zijn aan Cornelis Jacobs
|
|||||||||||||||||
van Schoonderwoert. Het Utrechts Archief (HUA),
Hof van Utrecht (239-1), 227-4, 15 maart 1659. Hij woont dan aan de Cruijswech. HUA, Sint Marie, 781. Vergelijk voor de precieze begrenzing van de tiend-
blokken ook: P.M. Heijmink Liesert en L.M.J. de Keijzer, 't Goy door de eeuwen heen. Schalkwijk/Hou- ten, 1966, 80 e.v. Roest is een schimmelaantasting in het graan. |
||||||||||||||||||
Herberg De Roskam aan het Hlcin in Houleii,
tekening door J. de Beijer uit 1737 (Rijksprentenkabi- net, nr. A 1567) |
||||||||||||||||||
74
|
||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
||||||||||||||||||
Iets over de vroege geschiedenis van boerderij
De Brakel op de grens van Bunnik en Zeist |
||||||||||||
D.R. Klootwijk*
De Brakel, Sportlaan 5, is één van de oude a-
grarische bedrijven in het Zeister Cattenbroek, gelegen op de grens van Bunnik en Zeist. De huidige boerderij werd in 1922 gebouwd door architect H. Hissink. Het 18de-eeuwse bak- huisje links van de boerderij is een restant van een oudere voorganger. Vrijwel zeker heeft vanaf het moment dat de ontginning van het Cattenbroek voltooid was (begin 12de eeuw) op deze plek een boerderij gestaan'. Voor het vaststellen van de ouderdom van De Brakel beschikken we helaas niet over ge- schreven bronnen. Wel duikt de persoonsnaam Van Brakel in dit verband op aan het begin van de 14de eeuw. Een in kaart gebrachte situatie van de ontginning van het Cattenbroek kan echter een goede aanwijzing geven voor de ou- |
||||||||||||
derdom. Ik zal me in dit artikel beperken tot
enkele opmerkingen als toelichting van de ou- derdomsbepaling, daar over de ontginning van het Cattenbroek eerder uitvoerig is geschrevene Een copeontginning
Het ontginningsgebied lag tussen de Zeisteroe-
ver en de Groene Wech. Bij een cope-ontginning zoals die van het Cattenbroek begon men steeds met het graven van een voor- en een achterwetering . De eerste, de Zeister- of Straterwetenng, liep langs de Koppeldijk tot aan de Waterige weg. Daar eindigde hij om- dat op die plaats oudere ontginningen, onder andere de Cockardshoeve, reeds vooruitgescho- ven lagen in het nog te ontginnen Cattenbroek. |
||||||||||||
De huidige boerderij De Brakel aan de Sportlaan 5 in Zeist met het 18de-eeuwse bakhuisje (Foto S.G. van Ginkel, 2003)
|
||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
||||||||||||
75
|
||||||||||||
(wAicrm^^ lvt.x
|
||||||||||||||||||||||||
Jli.i:' ^«^-^ kt. n b<^
|
||||||||||||||||||||||||
r 9 £ n, .
|
||||||||||||||||||||||||
St Pitt e-r- fl w.orgi:.n..
|
||||||||||||||||||||||||
,» \V>7^^-^-^^-^ ^ -''^/■>Y-y^^v,y^ k e. r> bc fje-g ifC<:jh../.
|
||||||||||||||||||||||||
^, IH-—'-'-^-',-------» j tf , /
■11 ____________Oo st broe k.(/;in. Kcr« b'f^t-n.) Oo »t broek..
|
||||||||||||||||||||||||
Wtttrij"^
|
||||||||||||||||||||||||
pap.
prove.
|
||||||||||||||||||||||||
'1) kaa-rt Jv- ])t(.pc«u» LiiHl)
|
||||||||||||||||||||||||
\/r<iuwc«^Liuu.tt5«i-»a. 8iltW»i>»r.5
|
||||||||||||||||||||||||
Schetskaart van het Cattenbroek door D.R. Klootwijk naar de kaarten van J. van Diepenem uit 1645 en van H.J.A Berend-
sen uit 1982 |
||||||||||||||||||||||||
76
|
||||||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
||||||||||||||||||||||||
De achterwetering, de Haks- of Roemsterwete-
ring, diende normaal te eindigen op dezelfde hoogte als de voorwetering, maar opvallend genoeg heeft men de achterwetering vlak voor- bij De Brakel, middenin het nog te ontginnen land laten eindigen, zonder aanwijsbare land- schappelijke reden. Terwijl de percelen van het Cattenbroek op diezelfde plaats wel werden doorgetrokken tot aan de Groene Wech . Wel- licht achtte men deze situatie voldoende voor de toenmalige afwatering van het gebied. Ter plaatse kon het water van de Hakswetering af- gevoerd worden door een geul vanaf De Brakel naar de Kromme Rijn. Deze geul was tot voor kort terug te vinden in het terrein waar nu de golfbaan is aangelegd. Toen het ontginningswerk klaar was, begon de landmeter met de indeling van het Cattenbroek door het doortrekken van de Waterige weg langs de bovenzijde van de Cockardshoeve naar de Hakswetering. Boven deze lijn kon hij evenwijdig eraan regelmatige percelen uitzet- ten die uitgegeven werden aan concessionarissen, naar rato van hun bijdrage in de kosten van de ontginning. Maar eronder moest hij door de aanwezigheid van de voor- uitgeschoven Cockardshoeve en het grillige verloop van de Groene Wech wat 'rommelen'. Het land van De Brakel
Van het laatstgenoemde gebied paalde de land-
meter 1,5 hoeve of wel 24 morgen af ten behoeve van een van de concessionarissen. De- ze 24 morgen aan de Zeister [oostelijke] zijde van de hoeve, zullen eeuwenlang in talrijke oorkonden voorkomen als het land van De Brakel. Voor de eerste maal komen deze 24 morgen voor in een oorkonde van 1406 als ei- gendom van het klooster Windesheim . Dit klooster kan echter niet de concessionaris ge- weest zijn aan wie de gronden direct na de ontginning werden toebedeeld, daar het kloos- ter Windesheim op de Agnietenberg bij Zwolle pas in 1387 werd gesticht. Er moeten dus eer- dere eigenaars geweest zijn. De ligging van de boerderij De Brakel doet vermoeden dat men ook aan de westelijke zij- de land onder de ploeg zal hebben gehad. In de Middeleeuwen lag aangrenzend het gebied Rumpst, dat zich uitstrekte van de Nienhof tot bij Odijk. Het grondgebied van Bunnik was |
evenals dat van Rumpst vrijwel geheel bis-
schoppelijk gebied (hofgoed). Wie hofgoed verworven had, betaalde daarvoor hofgeld aan de bisschop. In 1328 komt in bronnen betreffende het beta-
len van hofgeld voor de eerste maal de naam Van Brakel voor. In de rekening van de rent- meester 'aan deze zijde van de Yssel' onder het hoofd 'van den hofgoede' wordt Emont van Brakel genoemd, die hetzelfde hoge be- drag aan hofgeld moet betalen als de eveneens vermelde Diederic van Bunnic . Het aanzien en de grote welstand van het geslacht Van Bunnic kennen we uit een oorkonde van 1239 . In 1334 moet Emont van Brakel zijn achter- stallige Roemstertiend aan de rentmeester betalen. Dit bedrag blijkt ongeveer een kwart van de gehele Roemstertiend te zijn. Hij moet dus veel land in Rumpst onder de ploeg gehad hebben. Het geslacht Van Brakel kunnen we in de
bronnen volgen tot 5 september 1387; de fami- lie Van Brakel ontvangt dan 2 morgen land van het kapittel van St. Jan, behorend tot 'het erwe ende goet genaempt Braeckel tot Seijst'. Deze 2 morgen worden bij herhaling vermeld in ver- band met De Brakel en komen eeuwenlang in de bronnen voor . We constateren dat het geslacht Van Brakel
dus 24 morgen land bewerkte behorend bij de boerderij van de naam. Dit land ressorteerde onder het gerecht Cattenbroek en was eigen- dom van de bezitter van De Brakel. Daarnaast had deze veel land in Rumpst onder de ploeg. Dit land was bezit van de bisschop en werd gebruikt tegen betaling van hofgeld. In de loop der tijd heeft de bisschop veel hofgoed afge- stoten, waarbij het betreffende land eigendom werd van De Brakel en daarover geen hofgeld meer betaald werd. Conclusie
In het bovenstaande vinden we geen directe
aanwijzing voor de eerste bewoner van boerde- rij De Brakel. Maar de verwijzing van de naam naar de boerderij in het Zeister Cattenbroek - of omgekeerd - en de sterke economische be- trokkenheid bij het vlak erbij gelegen Rumpst, maakt het zeer waarschijnlijk dat het geslacht Van Brakel de eerste concessionaris was, die voor zijn aandeel in de ontginning van het Cat- |
||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
|||||||||
77
|
|||||||||
HUA, Jan van Diepenem, Kaart van de landerijen van
het kapittel van St.-Pieter, 1645. HUA, Kapittel van St.-Pieter, 425-18. B. de Roy, Caerte van de Hoge, La- ge en Middelbaere Jurisdictie van Seijst ende Driebergen, 1677. HUA, Cat. Top. Atla.s, 206x. Ph.J.C.G. van Hinsbergen e.a.. Bronnen voor de ge- schiedenis van Zeist. Zeist/Assen, 1957 e.v., op veel plaat.sen. 8 okt. 1406. HUA, Kleine Kapittelen en Kloosters,
inv.nr. 557. HUA, St.-Pieter. Zie ook: 1460. Manuaal Morgengeld van het Over- kwartier van Utrecht. HUA, Staten van Utrecht, inv.nr 48fol.l7. C.Dekker. Het Kromme Rijngebied in de Middeleeu-
wen. Zutphen, 1983, 87-89. HUA, Bisschoppen van Utrecht, inv.nr. 401. S. Muller Fzn e.a. (ed.), Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301. 5 delen. Utrecht/Den Haag, 1920- 1959, no. 942. J. Ph. de Monté ver Loren, De rechterlijke organisatie ten platte lande in het gebied langs den Kromme Rijn gedurende de middeleeuwen. Utrecht, 1948, 102-104. HUA, Kapittel van St.-Jan, inv.nr. 109, dl. 11 tol. 200v. |
|||||||||||
tenbroek de hoeve met zijn 24 morgen land in
eigendom ontving. Evenmin is precies bekend wanneer De Brakel overgedragen werd aan het klooster Windesheim, ergens tussen 5 septem- ber 1387 en 8 oktober 1406. *D.R. Klootwijk, gepensioneerd in 1976, is 43
jaar werkzaam geweest in het onderwijs. Als historicus ging zijn belangstelling vooral uit naar de historische geografie (in ruime zin) van de Middeleeuwen. Hij heeft reeds eerder in dit tijdschrift gepubliceerd. Noten
1 C. Dekker, Het Kromme Rijngebied in de Middeleeu-
wen. Zutphen, 1983, 181. 2 D.R. Klootwijk, 'Enige opmerkingen omtrent de ont-
ginning van het Cattenbroeck' In: Tussen Rijn en Lek, 20-3(1986), 18-24. 3 Zie de afgebeelde schetskaart van het Cattenbroek.
|
|||||||||||
10
|
|||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
78
|
||||||||||
Inhoudsopgave en index jaargang 36 (2002) en
37 (2003) |
||||||||||||||
Inhoudsopgave
Jaargang 36-1 (maart 2002)
* Artikelen:
Burik, CA. van. Een familie Van Beverweerdt
alias Van Werckhoven alias Van Malsen (?). Een zoektocht in de archieven naar smeden en een rentmeester. 1 -21 Nimwegen-Seggelink, E. van, 'Met de koorden
gestraft': een opgehangen dief in Wijk bij Duurstede in 1772. 22-24 * Boeken:
De Utrechtse Heuvelrug, door P. C. van der
Eerden. 25-26 * Varia:
Historische verenigingen en het onderwijs. 27-
28 |
||||||||||||||
Jaargang 36-4 (december 2002)
700 jaar geschiedenis verdronken! 61 * Artikelen:
Bastinck, C, De grote gouden broche uit Do-
restad opnieuw bekeken. 62-67 Bemmel, A.A.B, van. Voormalige boerderij te Cothen ouder dan gedacht. 68-72 Schip, A. van. Bij kasteel Heemstede gevonden fragmenten van Utrechtse gegoten marmer- vloertegels. 73-74 * Varia:
Historische grenspalen. 75
Wat kun je doen met een 'graaf'? 75
Joest Gerytsz., schout van Schalkwijk. 76
|
||||||||||||||
Jaargang 37-1/2 (maart-juni 2003)
* Artikelen:
Rutte, R., Stadswording in het rivierengebied
ten zuiden van Utrecht gedurende de veertien- de eeuw. 1-11 Valk, W.W.M, de. Fijne paasvakantie in 1942.
Rotterdammertjes logeerden in Wijk bij Duur- stede en omgeving. 12-14 Schalk, C. van. De Werkhovense familie Ver- nooij. 15-23 Bemmel, A.A.B, van. Een 15de-eeuws hand-
schrift over de Agneskerk te Cothen. 24-27 Jaarverslagen van de Historische Kring over
2002. 28-33 * Varia:
Nogmaals de 'Graaf'. 34
Restant Kromme-Rijnvaartuig gedateerd. 34 Archieframp Streekarchivariaat. 34-35 Nogmaals 'Noortwijck'. 36 Cultuurhistorische Hoofdstructuur Provincie Utrecht. 36 |
||||||||||||||
Jaargang 36-2/3 (juni-september 2002)
* Artikelen:
Boels, C, De kerk van Overlangbroek. 29-34
Bemmel. A.A.B, van. De waterstaatskerk te Cothen - een episode uit 700 jaar RK-geschie- denis. 35-40 Schip, A.S.M, van. Werd in Houten een mid-
deleeuwse graaf opgedolven? 41-45 Aken, J.M. van. De Boomgaard aan de Heren- weg in Houten. 46-52 Jaarverslagen van de Historische Kring over
2001.53-59 * Varia:
Biografieëndeel Het Kromme Rijngebied. 59
Houten, het kasteel, de put en het paard. 59
Het Amsterdam-Rijnkanaal 50 jaar. 60
Vraagje. 60
Dr. J.H. de Bruijnprijs. 60
Historische vaartocht. 60
|
||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
||||||||||||||
79
|
||||||||||||||
Jaargang 37-3 (september 2003)
|
Index van namen en zaken
|
|||||||||||||||||||||
* Artikelen:
Ginkel-Meester, S.G. van en Leek, N.G. van
der. De Nederlands-hervormde begraafplaats aan de Leemkolkweg te Werkhoven. 37-47 Thoomes, W., Rumoer in het Kromme-Rijnge- bied rond de Belgische afscheiding. 48-51 Bemmel, A.A.B, van. Een Romeinse villa bij de Zemelen onder Cothen met een Keltische eige- naar? 52-54 Schip, A. van en Lxindzaat, F., Marckenburg:
heb je 't al gehoord van die vreselijke moord? 55-57 |
Vermeld worden: jaargang, aflevering en tus-
sen haakjes de pagina's. |
|||||||||||||||||||||
afscheiding, Belgische, 37-3 (48-51)
Agneskerk 37-1/2 (24-27) Aken, J.M. van, 36-2/3 (46-52) Amsterdam-Rijnkanaal 36-2/3 (60) archeologie 36-2/3 (41-45; 57-59), 36-4 (62- 67; 73-74:75), 37-1/2 (32-33;34), 37-3 (52-54, 58) archieframp 36-4 (61), 37-1/2 (34-35), 37-3
(58-60), 37-4 (82-84) B
Bastinck, C, 36-4 (62-67)
begraafplaatsen 37-3 (37-47)
België 37-3 (48-51)
Bemmel, A.A.B, van, 36-2/3 (35-40), 36-4
(68-72), 37-1/2 (24-27), 37-3 (52-54), 37-4
(61-68)
Beverweerdt, familie Van, 36-1 (1-21)
biografieën 36-2/3 (59)
Boels, C, 36-2/3 (29-34)
boomgaarden 36-2/3 (46-52)
boerderijen 36-4 (68-72), 37-4 (75-78)
bouwgeschiedenis 36-2/3 (29-34; 35-40), 36-4
(68-72)
Brakel, boerderij De, 37-4 (75-78)
Bunnik 37-4 (75-78)
Burik, CA. van, 36-1 (1-21)
|
||||||||||||||||||||||
* Varia:
Nogmaals 'Historische grenspalen'
|
||||||||||||||||||||||
58
|
||||||||||||||||||||||
Nogmaals de 'graaf' (rectificatie). 58
Heropening Streekarchivariaat. 58-60 Jaargang 37-4 (december 2003)
* Artikelen:
Bemmel, A.A.B, van. Wat verbergt zich achter
én onder 'Cothen'? 61-68 Schalk, C. van. De tiendverkoping in 't Goy en het menu in de herberg De Roskam te Houten in 1656. 69-74 Klootwijk, D.R., Iets over de vroege geschiede-
nis van boerderij De Brakel op de grens van Bunnik en Zeist. 75-78 Inhoudsopgave en index 2002 en 2003, 79-81
|
||||||||||||||||||||||
*Varia:
Nieuwe genealogische website. 82
Muizen en zand. 82 Archiefverhuizing en internet. 82-84 Leenrepertorium digitaal. 84 |
||||||||||||||||||||||
Cothen 36-2/3 (35-40), 36-4 (68-72), 37-1/2
(24-27), 37-3 (52-54), 37-4 (61-68) Cultuurhistorische waarden 37-1/2 (36) D
Dorestadbroche 36-4 (62-67)
|
||||||||||||||||||||||
Eerden, RC. van der, 36-1 (25-26)
|
||||||||||||||||||||||
80
|
||||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
||||||||||||||||||||||
R
rentmeesters 36-1 (1-21)
Romeinen 37-3 (52-54) Roskam, herberg De, 37-4 (69-74) Rotterdam 37-1/2 (12-14) Rutte,R., 37-1/2(1-11) |
||||||||||||||||||||
galg, Wijkse, 36-1 (22-24)
genealogie 36-1 (1-21), 36-2/3 (60), 37-1/2
(15-23;36), 37-4(82)
Ginkel-Meester, S.G. van, 37-3 (37-47)
Goy, 't, 37-4 (69-74)
'graaf' 36-2/3 (41-45), 36-4 (75), 37-1/2 (34),
37-3 (58)
grenspalen 37-3 (58)
H
Heemstede, kasteel, 36-4 (73-74)
historische vaartocht 36-2/3 (60) historische verenigingen 36-1 (27-28) Houten 36-2/3 (41-45; 46-52; 59), 36-4 (73- 74; 75), 37-4 (69-74) |
||||||||||||||||||||
Schaik, C. van, 37-1/2 (15-23) 37-4 (69-74)
Schalkwijk 36-4 (76), 37-3 (55-57)
Schip, A.S.M, van, 36-2/3 (41-45), 36-4 (73-
74), 37-3 (55-57)
schout Joest Gerytsz. 36-4 (76)
smeden 36-1 (1-21)
stadsgeschiedenis 37-1/2 (1-11)
strafrecht 36-1 (22-24)
Streekarchivariaat 36-4 (61), 37-1/2 (34-35),
37-3 (58-60), 37-4 (82-84)
|
||||||||||||||||||||
jaarverslagen 36-2/3 (53-59), 37-1/2 (28-33)
|
||||||||||||||||||||
K
kastelen 36-4 (73-74), 37-3 (55-57)
kerken 36-2/3 (29-34; 35-40), 37-1/2 (24-27)
Klootwijk, D.R., 37-4 (75-78)
|
tiendverkopingen 37-4 (69-74)
Thoomes,W. 37-3(48-51)
Tweede Wereldoorlog 37-1/2 (12-14)
U
Utrechtse Heuvelrug 36-1 (25-26)
|
|||||||||||||||||||
Landzaat, F. 37-3 (55-57)
Langbroek 36-2/3 (29-34) Leek, N.G. van der, 37-3 (37-47) Leenrepertorium 37-4 (84) M
Malsen, familie Van, 36-1 (1-21)
Marckenburg, kasteel, 37-3 (55-57) marmervloertegels 36-4 (73-74) monumenten 36-1 (25-26) N
Nederlands-Indië 36-2/3 (60)
Nimwegen-Seggelink, E. van, 36-1 (22-24) Noortwijck 37-1/2 (36) O
onderwijs 36-1 (27-28)
Overlangbroek 36-2/3 (29-34) |
||||||||||||||||||||
vaartuig, Kromme-Rijn, 37-1/2 (34)
Valk, W.W.M, de, 37-1/2 (12-14) Vemooij, familie, 37-1/2 (15-23) villa, Romeinse, 37-3 (52-54) W
websites 37-4 (82; 82-84)
Werckhoven, familie Van, 36-1 (1-21) Werkhoven 37-1/2 (15-23), 37-3 (37-47) Wijk bij Duurstede 36-1 (22-24), 36-4 (61; 62- 67), 37-1/2(1-11; 12-14) |
||||||||||||||||||||
Zeist 37-4 (75-78)
Zemelen, De, 37-3 (52-54) |
||||||||||||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
||||||||||||||||||||
81
|
||||||||||||||||||||
Varia
|
|||||||||
Nieuwe genealogische website
Sinds kort is een deel van de stamboomgege-
vens van de voormalige bewoners van het Kromme-Rijngebied en de Utrechtse Heuvel- rug te raadplegen via de website www.genealogiezuidoostutrecht.nl. Dankzij de inspanningen van Hans van der Linden, zijn vrouw Rina, zijn schoonzuster Corrie Schel- lings en zijn beide neven Jeroen en Martij n Pardoel, is een groot aantal indexen gedigitali- seerd. Het betreft met name de Doop-, Trouw- en Begraafboeken (tot 1811) van de kerken en gerechten en de registers van de Burgerlijke Stand (vanaf 1812) van de huidige gemeenten Amerongen, Bunnik, Doom, Driebergen-Rij- senburg, Houten, Maarn, Leersum, Rhenen en Wijk bij Duurstede. Deze 9 gemeenten zijn aangesloten bij het Streekarchivariaat Krom- me-Rijngebied - Utrechtse Heuvelrug. De originele bronnen kunt u vanaf 5 januari 2004 op de studiezaal van deze archiefdienst in Wijk bij Duurstede raadplegen. Sinds de publicatie van de nieuwe genealogie- site begin november groeit het aantal bezoekers gestaag en de vele positieve reacties geven aan dat de website in een grote behoefte voorziet. De site oogt sober: alles op deze website draait tenslotte om de gegevens. Door middel van een zeer uitgebreid maar makkelijk te hanteren zoeksysteem, verschijnen de ge- zochte gegevens razendsnel in beeld. Naast een pagina met links naar andere interessante websites op dit gebied, wordt de bezoeker ook geïnformeerd over recentelijk toegevoegde ge- gevens en over werkzaamheden die nog zullen plaatsvinden in de toekomst. Kortom, er is en wordt nog hard gewerkt aan deze site. Bezoekt u 'm eens en laat via het contactformulier uw aan- of opmerkingen achter bij de makers. Zij zullen deze gegevens graag gebruiken om de site te optimaliseren. (Marieke van Nimwegen) Muizen en zand
In de vergadering van de Kommissie van
Landbouw op 10 Slagtmaand [november] 1809 komt een brief van de heer L. van Schalk, se- cretaris van de stad Wijk bij Duurstede, ter tafel met de volgende inhoud, die ik de lezers van dit tijdschrift niet wil onthouden: |
'Wanneer men het ongedorst Koorn ter hoogte
van 3 a 4 voeten in den berg gevleijd heeft, legd men eenige distances van 8, 10 a 12 voet van elkander eene kleine kwantiteit droog zand, bijvoorbeeld een hoed vol, wat meer of minder, en men herhaald dit, ieder hoogte van 3 a 4 voeten op gelijke wijze, zorg dragende, dat bij eene nieuwe aanlaag of hoogte, het zand niet rechtstandig boven het in de onderste lagen gelegde zand, geplaatst wordt, maar zo irregulier als mogelijk is; dit doende heeft men geen gevaar van muizen te vrezen." Het verslag voegt aan de inhoud van de brief toe: 'De reden hiervan wordt gemeend deze te zijn
dat, de muizen het ritzelend geluid van het droge zand door de minste beweging veroor- zaakt, niet alleen niet kunnen verdragen, maar, dat het zelve dit ongedierte in de ooren vallen- de, het bevreest maakt en spoedig den berg doet verlaten. Voorts wordt er bij opgegeven dat het zand aan het Koorn zelve geen het min- ste nadeel toebrengt, daar het zo door het bewerken onder het dorschen, als door het zaaijzeven gemakkelijk af te scheiden is. Is goedgevonden den Heer van Schalk voor deszelfs bericht per missive te bedanken, en voorts, hetzelve aan de Heer Commissaris tot de zaken van den Landbouw in te zenden.' (Bron: Het Utrechts Archief, Kommissie van Landbouw, 1). (W Thoomes) Archiefverliuizing en internet
Op donderdag 27 november 2003 heeft de
'grote archiefverhuizing' plaatsgevonden. Ruim een jaar na de overstroming van de ge- meenschappelijke archiefbewaarplaats en studiezaal van het Streekarchivariaat Kromme- Rijngebied - Utrechtse Heuvelrug in Wijk bij Duurstede in oktober 2002 keerde een deel van de stukken terug naar de geheel herstelde en vernieuwde ruimten. Het ging daarbij om de ongeveer 200 strekkende meter die droog is gebleven en op het Gemeentearchief Rotter- dam ondergebracht, en om de circa 1 15 strekkende meter die al geheel of gedeeltelijk hersteld is. Deze laatste categorie was tijdelijk ondergebracht bij de gemeente Rhenen. In de week voor de verhuizing zijn de stukken door |
||||||||
82
|
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
|||||||||
Vrijwilliger Wim Donselaar en archivaris Kia van der herden bij het uitpakken van de rolcontainers in de Wijkse arctiief-
bewaarplaats (Hans Dirksen Fotografie. 27 november 200,3) |
||||||||||
archiefmedewerkers en vrijwilligers in 48 rol-
containers verpakt. Dankzij de goede voorbereiding en de medewerking van alle be- trokkenen lukte het om alles in één dag op zijn plaats in de archiefstellingen te krijgen. Vanaf december 2003 brengen de restauratiebedrij- ven de gedroogde archieven direct naar Wijk bij Duurstede. Zoals eerder gemeld, duurt het nog tot september 2005 voordat (bijna) alles droog en terug is. Vanaf 5 januari 2004 zijn bezoekers weer van
harte welkom op de nieuwe studiezaal. Op de gezamenlijke website van de archiefdiensten in de provincie Utrecht (www.utrechtsarchief- net.nl) is, in het gedeelte waar de archieven van het Streekarchivariaat Kromme-Rijngebied - Utrechtse Heuvelrug te vinden zijn, precies te zien welke archieven en collecties of welke bestanddelen daaruit al te raadplegen zijn en welke nog niet. Bent u op zoek naar iets en van plan om hiervoor langs te komen in Wijk bij Duurstede, kijkt u dan vooral eerst op deze website om te voorkomen dat u voor niets |
||||||||||
Vrijwilligster Vcronique Regout plaatst de dozen met
charters in de archiefstelling (Hans Dirksen Fotografie, 27 november 2003) |
||||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
||||||||||
83
|
||||||||||
komt. Uiteraard wordt de informatie op de site
steeds bijgewerkt. Beschikt u niet over inter- net, neemt u dan telefonisch contact op met onze studiezaalmedewerker, telefoon: 0343- 595 517. (Ria van der Eerden) |
|||||||||
Leenrepertorium digitaal
Sinds kort is het in november 2001, als deel 6
in de Historische reeks Kromme-Rijngebied, in boekvorm verschenen Repertorium op de lenen van Gaasbeek door J.C. Kort (zie de ad- vertentie hiernaast) ook digitaal beschikbaar. Uitgeverij Verloren heeft het tekstbestand in Word- en in WP 5.1-formaat op zijn website www.verloren.nl gezet. Door te klikken op het onderdeel 'Downloads' kunt u de tekst vervol- gens gratis ophalen en op de gebruikelijke wijze doorzoeken. De rijke informatie over de Gaasbeekse lenen is daarmee optimaal toegan- kelijk geworden. Vanwege deze digitale zoekmogelijkheden ontbreekt in het boek een uitgebreide namen- en zakenindex. Hiernaast drie foto's van beschadigde stukken uit de nota-
riële archieven van het streekarchivariaat uit de periode 1621-1895. Op slechts vijf bestanddelen na zijn deze om- vangrijke archieven vanaf januari 2004 weer volledig te raadplegen. Boven een foto van een nog vochtige akte uit 1832 van de Amerongse notaris J.W.A. Immink tijdens het droogproces in het Restauratie-atelier Helmond. De foto er onder laat hetzelfde stuk in geheel droge toestand zien na terugkeer in de archiefbewaarplaats in Wijk bij Duur- stede. Hoewel de waterschade zichtbaar is gebleven, heeft de leesbaarheid er niet of nauwelijks onder geleden. Voor de meeste losse documenten is deze eerste herstelfase, waarbij de stukken worden gevriesdroogd of aan de lucht gedroogd, toereikend. Ingebonden archiefstukken moeten daarentegen bijna al-
tijd wèl een tweede (restauratie)fase ondergaan. De onderste foto laat daarvan een voorbeeld zien. Het betreft een index op de akten van de Wijkse notaris B.G. van Heijst uit de jaren 1859-1890. De half perkamenten band is vervormd, heeft losgelaten en de bindingen zijn bescha- digd. Hoewel het bestanddeel al wel voorzichtig door bezoekers kan worden ingezien, moet in de toekomst het boekblok opnieuw worden gebonden en de band gerestau- reerd. Het is de bedoeling om met deze tweede herstelfase te starten nadat de eerste fase najaar 2005 in zijn geheel is afgerond. Met het oog daarop maken de restauratiebedrij- ven direct na het drogen een gedetailleerde inventarisatie van de waterschade, zodat aan het eind van fase 1 duide- lijk is welke stukken nog verder herstel behoeven en welk bedrag daarmee gemoeid is. Op de drie foto's is ook te zien, dat om vergissingen te
voorkomen, de uitgeknipte etiketten van de oude omsla- gen en dozen steeds bij de archiefstukken worden gevoegd. De stukken worden door de restauratiebedrijven na het drogen opnieuw verpakt. Na controle wordt alles door de medewerkers van het streekarchivariaat opnieuw geëtiketteerd. (Foto's Restauratie-atelier Helmond en Ria van der Eerden, 2003) /'
|
|||||||||
84
|
|||||||||
Het Kromme-Rijngebied, 37-4 (2003)
|
|||||||||