Ésm
|
||||||||||||||
Utrecht
|
||||||||||||||
REGISTER 1994
67ste jaargang
|
||||||||||||||
R. P. M. van Antwerpen
Notebomenlaan 27
3582 C6 Utrecht
|
||||||||||||||
BIBLIOTHEEK
RIJKSUNiVfr;~:SiTG!T
|
||||||||||||||
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
|
||||||||||||||
2605 412 6
|
||||||||||||||
ML.
|
||||||||||||||
REGISTER 1994
|
||||||||||
SCHRIJVERS
inlegvel bij nr. 5 Baars, J. Toelichting op de ontwerp-
begroting 1995 76 Berkelaar, W., Existentialisme in de Domstad. Het bezoek van
Jean-Paul Sartre aan Utrecht in december 1946 83 Idem, Boekenschouw
8 Brits-Oversteegen, M.G., Grafmonument: Bij het graf van
dr. J.J. van Oosterzee 84 Wem, Grafmonument: De grafkelder van Hijmen Bart van
Zijll Van Den Ham te Vleuten 100 Bruin, R. de. Bezetting of bevrijding. Buitenlandse interventie-
legers in Utrecht, 1787-1813 62 Croo de Vries, A.B.R. du, De familie van Lier als parnassijns.
Leden van de familie van Lier als kerkbestuurders van de Israëlitische gemeenten van Maarssen en Utrecht 141 Deukeren, H. van. Boekenschouw
20 Dolfin, M., Portret: Saskia van Dockum, provinciaal archeoloog
44 Idem, Portret: Renger de Bruin, conservator historische afde-
ling Centraal Museum 68 Idem, Portret: Gerard van Rooy, lid tentoonstellingscommissie
Kunstmarkt 92 Idem, Portret: Tjeerd Pot: "Tja, wat ben ik eigenlijk?"
140 Idem, Portret: Martin de Bruijn: Utrecht is uniek
132 Hart, P.D. 't, Om het recht op een varken. Privébelangen en
milieuzorg in de vorige eeuw 18 Hattem,M. van, Rietveldprijs 1993
83 Idem, Boekenschouw
116 Idem, Portret: Ina Isings: "Soms denk je: wat is dit nu weer?"
128 Heijden, J. van der. Grafmonument: De grafkelder van de
familie Van Asch van Wijck te De Bilt 28 Hoffman-Klerkx, E.L., De schilderingen in het koorvak en het
36 transept van de Sint-Pieterskerk te Utrecht 59 Hoven van Genderen, B. van den. Boekenschouw
141 Idem, Boekenschouw
4 Jacobs, K., Hoog Catharijne. De stedebouwkundige visie van
het eerste uur
43 Kernkamp, H.H.W., Oproep aan de leden van Oud-Utrecht |
||||||||||
86 Kipp-Brinkman, J.W.E., Licht en schaduw in de geschiedenis
van de Oude Hortus 124 tagers, H., De sluis bij Otterspoor en de dam bij het Gein
21 Lemaier, J,W., Begroting Vereniging Oud-Utrecht voor het
jaar 1994
114 Idem, Toelichting jaarrekening 1993 36 Marfens van Vliet, B.J., De Ketielejach en andere straatnamen
in de Utrechtse volkstaal 130 Meyer, H., Volksbuurtmuseum Wijk C één jaar oud
108 Meyere, J. de. De 'Kapelle te Helsdingen buijten Vianen'.
Twee tekeningen van Dirk van der Burg 112 Pietersma, A., De Vereniging Oud-Utrecht in 1993
16 Rooijen, C. van. De excursie naar het historisch museum in de
boerderij Ijsselsteete Nieuwegein 59 Roubos, A., Boekenschouw
10 Santen, B, van, Vredenburg... een stadsplein?
39 Wem, Vondsten
40 Wem, Het voormalig slachthuis aan de Amsterdamsestraatweg
17 Sc/iuurman, A, Boekenschouw
52 Storm van Leeuwen, J.A., Bange dagen op de dijken.
' soe het water aen alle kanten zeer groot ende hooch was'.
Het grootwaterschap BIjleveld en de Meerndijk in 1570 19 Vogelzang, F., Van de leestafel
38 Wem, Van de leestafel 61 Wem, Van de leestafel 85 Wem, Van de leestafel 111 Wem, Van de leestafel 139 Idem, Van de leestafel 130 Wersch, A. van. Volksbuurtmuseum Wijk C één jaar oud
107 Winkelaar, K., Boekenschouw
8 Zeijden, A. van der. Grafmonument: Bij het graf van dr. J.J.
van Oosterzee
34 Wem, Grafmonument: De grafkelder van de familie van Nellesteyn te Leersum
|
||||||||||
naart / aprit 1995
|
||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||
REGISTER 1994
|
|||||||||||||
61 Van de leestafel: Baarn, Bunschoten, Veenendaal en Wijk bij
Duurstede 85 Van de leestafel: Eemnes, Nieuwegein en Vleuten
106 Grafmonument: De katholieke begraafplaats te Achterveld
108 De 'Kapelle te Helsdingen buijten Vianen'. Twee tekeningen
van Dirk van der Burg 111 Van de leestafel: Baarn, De Bilt en Ijsselstein
124 De sluis bij Otterspoor en de dam bij het Gein
139 Van de leestafel: Maarssen, Maartensdijk, Oudewater, Woerden
en Wijk bij Duurstede PERSONEN
128 VanAsch van Wijck, in: Grafmonument
18 Theo Bosch, in: Rietveldprijs 1993
44 Renger de Bruin, in; Portret 140 Martin de Bruijn, in; Portret
108 Dirk van der Burg, in; De 'Kapelle te Helsdingen buijten
Vianen'. Twee tekeningen van Dirk van der Burg 8 1.1. Doedes, in; Grafmonument
20 Saskia van Dockum, in; Portret
60 Hamburger, in: Grafmonument
116 Ina Isingi, in: Portret
76 DJ. van Lennep, 'm: Existentialisme in de Domstad. Het
bezoek van Jean-Paul Sartre aan Utrecht In december 1946 62 Van Lier, in: De familie van Lier als parnassijns. Leden van de
familie van Lier als kerkbestuurders van de Israëlitische Ge- meenten van Maarssen en Utrecht 132 Bart Molenbeek, in; Om het recht op een varken. Privébelangen
en milieuzorg in de vorige eeuw 34 Van Nellesteyn, in: Grafmonument
|
|||||||||||||
35 Idem, Boekenschouw
60 Idem, Grafmonument: De grafstenen van de familie Hamburger
te Kovelswade in Utrecht 106 Idem, Grafmonument: De katholieke begraafplaats te Achter-
veld |
|||||||||||||
UTRECHT STAD
4 Hoog Catharijne. De stedebouwkundige visie van het eerste
uur 10 Vredenburg een stadsplein?
18 Rietveldprijs 1993 (voor het woningbouwproject in Voordorp)
28 De schilderingen in het koorvak en het transept van de Sint
Pieterskerk te Utrecht 36 De Ketielejach en andere straatnamen in de Utrechtse volks-
taal 69 Wem, een reactie 93 Idem, reacties 40 Het voormalig slachthuis aan de Amsterdamsestraatweg
86 Licht en schaduw in de geschiedenis van de Oude Hortus
100 Bezetting of bevrijding. Buitenlandse interventielegers in
Utrecht, 1787-1813 130 Volksbuurtmuseum Wijk C één jaar oud
132 Om het recht op een varken. Privébelangen en milieuzorg in
de vorige eeuw UTRECHT PROVINCIE
16 De excursie naar het historisch museum in de boerderij Ijssel-
stee te Nieuwegein 19 Van de leestafel; Amersfoort, Eemnes, Nieuwegein, Woerden
en Woudenberg 38 Van de leestafel: Houten, Loosdrecht, Maartensdijk, Oude-
water, Rhenen en Zeist 52 Bange dagen op de dijken, 'soe het water aen alle kanten
zeer groot ende hooch was'. Het grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk in 1570 |
|||||||||||||
37
|
|||||||||||||
maart I april 1995
|
|||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||
REGISTER 1994
|
||||||||||||||
VONDSTEN
9 Drie vingerhoedjes
39 Twee stukken papier, gevonden bij restauratiewerkzaamhe-
den aan de Muziekschool 67 Het zoveelste christuskindje
91 De "groene man"op een steengoedscherf
115 Van een verzamelaar? Pijpekopjes
129 Getuigenissen van devotie
VERENIGING OVD-UTRECHT
21,45,69,93,117,131 Agenda
21 Begroting Vereniging Oud-Utrecht voor het jaar 1994
37 Verenigingsnieuws
43 Oproep aan de leden van Oud-Utrecht voor de vorming van
een ledencommissie 45,69,117 Mededelingen
67 Oud-Utrecht-prijs 1995
91 Aankondiging excursie naar Oudewater en Haastrecht
inlegvel bij nr. 5 (Toelichting op de) Ontwerp-begroting 1995
105 Aankondiging 'Martinus Nijhoff en de Paarden Kathedraal'
107 Algemene najaarsledenvergadering
112 De Vereniging Oud-Utrecht in 1993
114 Toelichting jaarrekening 1993
|
||||||||||||||
8 J.J. van Oosterzee, in: Grafmonument
92 r/eerdPot in: Portret
68 Gerard van Rooy, in: Portret
76 Jean-PaulSartie, in: Existentialisme in de Domstad, Het bezoek
van Jean- Paul Sartre aan Utrecht in december 1946 84 Hijmen Bart van Zijll Van Den Ham, in: Grafmonument
|
||||||||||||||
BOEKENSCHOUW
83 R. van Breukelen, Het Centrum tussen kromstaf en publiek
schandaal 1884-1932. Een perskwestie in het centrum des lands met aanzienlijke verliezen en verliezers 141 PaulBrusse, Amersfoort 1850-1930. Economische bedrijvig-
heid en sociale verhoudingen 17 H. Buiter, Hoog Catharijne. De wording van het winkelhart
van Nederland 83 Frands Bulhof, Ma patrie est au clel. Leven en werk van
Willem Emmery de Perponcher Sedinitzky (1741 -1819) 35 A.B.R. du Croo de Vries, Inventaris van de archieven van de
Nederlands Israëlitische gemeente te Utrecht 83 H.J. van Es, Geschiedenis van de Gereformeerde kerk van
Breukelen 30 maart 1893 - 30 maart 1993 35 Mark van Hattem, Kozakkendag. De bevrijding van Utrecht
in 1813 59 S. Hutsc/iemaelters en C. Hrachovec (redactie). Heer en heel-
meesters. Negentig jaar zorg voor zenuwlijders in het Chris- telijk Sanatorium te Zeist 141 Bernet van Leeuwen, De molens van Spengen en Kockengen.
30 jaar Stichting De Utrechtse Molens 107 Jurgen Limonard (inleider), Alexander van Goltstein,
De vertrouwde van mijn hart. Dagboek 1801-1808 59 Matrijs (uitgeverij). Geschiedenis van de zuidelijke Utrechtse
waterschappen |
||||||||||||||
38
|
||||||||||||||
naart / april 199 5
|
||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||||||||
Colofon
|
||||||||||||||||
Inderdaad: Oud-Utrecht is veranderd. Veranderd in formaat, in de vormgeving, in de dikte
en in frequentie. Met deze veranderingen heeft de redactie gemeend een aantal dingen wezenlijk te verbeteren. Het grotere formaat maakt het mogelijk de leesbaarheid te vergroten en foto's duidelijker en
mooier af te drukken. De nieuwe vormgeving vergroot de inzichtelijkheid van het blad en geeft het een volwassen uiterlijk. Door de frequentie te verlagen maar de dikte te doen toe- nemen is het mogelijk, goed op elkaar afgestemde artikelen te plaatsen en een doordacht blad in elkaar te zetten. Er zijn een aantal nieuwe rubrieken te verwelkomen. In "portret" vindt u voortaan, hoe kan
het ook anders, een portret van een, doorgaans om zijn of haar werk interessante, "Utrechtse persoonlijkheid". Dit jaar zal in een aparte rubriek aandacht worden besteed aan grafmonu- menten van ons reeds ontvallen Utrechtse personen. Dit in het kader van een grafmonumenten inventarisatie project waar momenteel hard aan wordt gewerkt in onze regio. De agenda, de boekenschouw en de leestafel zijn vertrouwde rubrieken die u ook in Oud-Utrecht nieuwe stijl zult terugvinden. Maar een tijdschrift moet het natuurlijk hebben van zijn artikelen. Daarvoor zijn wij nog
steeds van u afhankelijk: Oud-Utrecht blijft een blad voor en door de leden van onze vereniging. Naar we hopen zal het nieuwe aanzien van ons verenigingsblad de leden niet afschrikken, maar juist aanmoedigen om de redactie te blijven voeden met hun pennevruchten. |
||||||||||||||||
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks iijdschrili
67e jaargang nr. I januari/lebruari 1994 Oud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Üud-Utrecht, vereniging tot beoefening en lot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht, Voorzitter: H.H.W. Kemkamp.
Secretariaatsadrei: Zebraspoor 63, 6305 GD Maarssenbroek. Pcnnin^mceslerJ.W, Lemaier. U kml zich opgeven als lid van de ver- eniging Oud-Utrecijt door te selMijven naar: Oud-Utrecht, Antwoordnummer 3335, 3500 VP Utrecht. De contnbutie bedraagt / 47,= per
jaar (26- ƒ 30,=; 65+ ƒ 41 ,= per jaar). Conliibulic- en ledenadministratie: Mw. C. Nijhove-de Leeuw, telefoon: 03465-62930, Redactie: M. Dollin, M. \-an Hattem,
B. \'an den \ loven van Genderen,
M.C. van Cludheusden, B. van Santen,
E. Tigelaar. M. van de Vrugt,
A. van der Zeijden.
Redacticadies:
Alexander Numankadc 199,
3572 KW Utrecht.
Vorm^fving.' Han Hrnest.
Divk: De Boer Cupcrus.
Oud-Utrecht. Tweemaandelijks
tijdschrilt. Verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda volgende mitiimer.- I maart 1994, verschijningsdatum 1 april. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, liefsl op 5 1/4 of 3 1/2 inch floppy (WordPerfect, ver- sies 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen om- vang tussen de 2000 en 4000 woor- den, waarbij het aantal noten zo Ix'perkt mogelijk gehouden moet worden. Hel gebmik van tussenkoj^ics wordt aangeraden; illuslratiesuggeslies zijn zeer welkom. |
||||||||||||||||
Inhoud
|
||||||||||||||||
Van de redactie
Hoog Catharijne
De stedebouwkundige visie van het eerste uur
KoJacobs Grafmonument
Vondsten
Vredenburg.... een stadsplein?
Bettina van Santen
Excursie boerderij IJsselstee
Cees van Rooijen
Boel<enschouw
Rietveldprijs 1993
Mark van Hattem
Van de leestafel
Portret Begroting Oud-Utrecht 1994
Penningmeester I.W. Lemaier
|
3
4
8
9
10
16
17
18 19
20 21 21
|
|||||||||||||||
Agenda
|
||||||||||||||||
januari /februari 1 9 9-i
|
||||||||||||||||
Hoog Catharijne
De stedebouwkundige visie \an het eerste uur
|
||||||||||||||||
Twintig jaar geleden,op 24 september 1973, werd het eerste gerealiseerde deel
van Hoog Catharijne door prinses Beatrix geopend. In de jaren daarna zou de uitbreiding van het complex gestaag voortgang vinden. Hoog Catharijne is 'af' als het Muziekcentrum Vredenburg van architect H. Hertzberger in 1978 is voltooid. Voor, tijdens en na de bouw is er een konstante stroom van critici geweest, die
het project als een onzalige ingreep in de stad bestempelden. Pleitbezorgers wijzen op het economisch succes van Hoog Catharijne en de impuls die het op de binnenstad heeft of zou hebben. Sinds een jaar of vijf wordt aan plannen gewerkt om Hoog Catharijne, met name
de verbindingen met het station en de stad, een face-lift te geven. Wat er ook wordt gezegd, één ding is duidelijk: over Hoog Catharijne wordt altijd iets gezegd. Genoeg redenen om eens terug te gaan naar de eerste plannen voor Hoog Catharijne. Welk gedachtengoed en welke stedebouwkundige toe- komstbeelden leefden bij de plannenmakers van het eerst uur toen ze achter hun tekentafels dit omvangrijke en ingrijpende project uittekenden? |
||||||||||||||||
De bestaande voorzieningen in de
stad konden deze aanwas onmo- gelijk verwerken en waren te ver van de nieuwe woningen verwij- derd. Daarom werden de nieuwe wijken als een op zichzelf staande eenheid opgezet. Kanaleneiland heeft bijvoorbeeld scholen voor basis- en voortgezet onderwijs, kerken, club- en buurthuizen, sportcomplexen, sporthallen, een ziekenhuis, een verpleegtehuis, een bibliotheek, vier buurtwinkel- centra en een wijkcentrum met een winkelcentrum. De spreiding van de winkel-
centra geeft een goed beeld van de eenheidsgedachte die aan de wijk ten grondslag lag: een groot win- kelcentrum in het hart van de wijk en diverse kleinere centra ver- spreid over de rest van de wijk. Het is zeker niet toevallig dat het grote winkelcentrum van Kana- leneiland (van de hand van archi- tect H.A. Maaskant) wordt geac- centueerd door een hoge kantoortoren en is gesitueerd naast het centrale verkeersplein. Het stedebouwkundige hart
van de wijk moest zowel visueel herkenbaar zijn als directe aanslui- ting hebben op hel wegennel. Mobiliteit boven alles, met de ver- wachting (èn de bedoeling) dal ie- der met de auto boodschappen zou gaan halen. Daarom zijn er te- vens een parkeergarage en een paar grote parkeerterreinen naast hel winkelcentrum ontworpen. Kortom, de overzichtelijke ste-
debouwkundige structuur van we- gen en de ritmische architectoni- sche uitwerking van hoog- en laagbouw bood iedereen de moge- lijkheid voor zijn dagelijkse le- vensbehoeften in principe binnen de wijk te blijven en daar zelfs van deur tot deur te rijden. |
||||||||||||||||
Stadsuitbreiding
De gemeente Utrecht had in
1954 zijn lang en fel begeerde grenswijziging gekregen. Op de nieuwe grondgebieden konden de uitbreidingsplannen worden gere- aliseerd die waren vastgelegd in het Structuurplan uit dat zelfde jaar. De grote uitbreidingswijken, Tolsteeg-Hoograven, Kanaleneiland, Ovei^echt en Lunetten, waren schematisch vastgelegd en zouden ieder hun eigen uitwerking en re- alisatie krijgen. Belangrijk in dit verband is het gedachtengoed waarmee de wijken in de jaren '50 en '60 werden opgezet, omdat dit denken over de wijken onlosma- kelijk is gekoppeld aan het den- ken over de gehele stad en het stadshart. Hoe toendertijd over de opzet
en uitwerking van een nieuwe wijk werd gedacht, valt achteraf het meest helder af te lezen aan Kanaleneiland. Hier draagt aan bij |
||||||||||||||||
dat het bij deze wijk gaat om een
door twee grote kanalen - het Amsterdam-Rijnkanaal en het Mer- wedekanaal - geïsoleerd 'eiland' dat met enkele nieuwe bruggen op de beslaande stad werd aangeslo- ten. Met die bruggen zijn we direct
bij de essentie van de hoofdstruc- tuur van de stedebouwkundige opzet: de wegen. Naast de huis- vesting van de bevolkingsaanwas speelde een nieuw gegeven een grote rol: de toenemende mobili- teit van de bevolking. De bereik- baarheid van iedere woning met de auto komt hoog op de priori- teitenlijst van het ontwerppro- gramma te staan. De andere belangrijke hoofd-
gedachte bij de opzet van de nieuwe uitbreidingswijken was de omvang van de te bouwen huis- vesting. In Kanaleneiland moesten voor dertigduizend mensen wo- ningen en voorzieningen komen. |
||||||||||||||||
Ko Jacobs
|
||||||||||||||||
janitari /februari 19 9 4
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
Het stadshart
In feite geldt op een grotere
schaal voor de stad als geheel een zelfde optiek. Nu is de stad de grote eenheid en geldt de binnen- stad als het hart. Het stadshart heeft daarbij een extra rol omdat hel aanvullende voorzieningen moet bieden voor de totale stad en de regio. Mede door de economi- sche groei in de jaren '50 en de hoogconjunctuur van de jaren '60 worden deze ontwikkelingen ge- stimuleerd. Het toekomstperspec- tief wordt gekarakteriseerd door termen als groei, toename en wel- vaart. Het zal duidelijk zijn dat de oude binnenstad van Utrecht de gevolgen van deze ontwikkelingen niet eenvoudig kon verwerken. De knelpunten bestonden niet alleen uit de toename van het winkelen- de publiek en het daarmee ge- paard gaande vervoer, maar ook uit de omvang en het niveau van de bestaande voorzieningen in de stad. Om voor de verkeersproble-
matiek tot een oplossing te komen werd de Duitse deskundige ProfMr.Ing. M.E. Feuchtinger in- gehuurd. In 1958 presenteerde hij, in overeenstemming met de heersende denktrant, het radicale en daarom verguisde plan voor de singeldemping. In plaats van een halt toe te roepen aan autoverkeer in de binnenstad wordt het ver- keer juist vrij baan gegeven door grote delen historisch, maar niet- functioneel stadsschoen op te offe- ren. Dit is kenmerkend voor de toenmalige visie op de historische binnenstad en de bereikbaarheid daan'an voor het grote publiek. Hoog Catharijne als oplossing
In deze optimistische sfeer
worden ook de eerste plannen voor Hoog Calharijne ontworpen. De plannenmakers van het eerste uur zijn: Bredero NV, de gemeen- te Utrecht, de Nederlandse Spoorwegen en de Jaarbeurs. Zij bogen zich over de situatie rond het station en de stationswijk, de verbindingen mei het Jaarbeurs- |
||||||||||||
terrein aan de ene kant en met de
binnenstad aan de andere kant. De toenmalige situatie rond
het station kon in het licht van het boven geschetste perspectief alleen maar als bedroevend worden be- stempeld: een klein station met een stationsplein dat lag wegge- drukt achter de stationswijk. Een heldere toegang tot de stad be- stond niet; als je vanuit het station naar de stad wilde, moest je om de stationswijk heen om vervolgens op de barrières van de singel en de pleinwand van het Vredenburg te stuiten. Om maar te zwijgen van de hordenloop die moest worden ondernomen om vanuit de stad een bezoek aan de Jaarbeurs te brengen of omgekeerd. Zoals al eerder gezegd; de binnenstad was voor gemotoriseerd verkeer moei- lijk toegankelijk en parkeren was bijkans onmogelijk. De plannen voor Hoog
Catharijne uit de beginjaren '60 wilden een oplossing voor alle knelpunten bieden. De stede- bouwkundigen hadden een duide- lijke visie die ook nu nog van de tekeningen en maquettes valt af te lezen. De ruggegraat van Hoog
Catharijne is de verhoogde wan- delpromenade die vanaf het Vredenburg de pleinwand door- boort, de singel overbrugt, over de sporen voert tot aan het congres- gebouw van de Jaarbeurs aan het Jaarbeursplein. Het meest kenmer- kende was het open karakter; al- leen ter hoogte van het station, waar de wandelpromenade werd opgenomen in de nieuwe, even- eens verhoogde en overdekte sta- tionshal, zou men niet in de open lucht lopen. De rest van het voet- gangersgebied was in de open lucht en heel ruim van opzet. Het verhoogde plateau was voorzien van restaurants, cafés met terras- sen, winkels, boutiques, zithoeken en -banken, zodat de sfeer van een eigentijds stedelijk plein kon ont- staan. Het beeld dat de stede- bouwkundigen voor ogen stond, was een modem Damrak: een toe- gang tot de stad in de vorm van |
||||||||||||
een open allee van het station naar
de binnenstad, waar de bezoeker kon kennismaken met Utrecht of de vertrekkende reiziger afscheid kon nemen. Gedacht werd aan een levendige en sfeervolle stede- lijke ambiance die dankzij zijn moderne vormgeving niet de nadelen van een bedompte, oude stadswijk zou kennen. |
||||||||||||
De plannen
Als zijarmen aan de lange as
van de wandelpromenade zijn vier gebouwcomplexen ontworpen. Het Jaarbeursplein wordt omzoomd door nieuwe gebouwen, waarbij de hoteltoren aan het Westplein zich al voorzichtig manifesteert. Het tweede ensemble wordt ge- vormd door het nieuwe stations- gebouw boven en pal naast de overdekte sporen. Aan de zijde van het Vredenburg is in aanslui- ting op het grote Jaarbeursgebouw langs de Catharijnesingel een doorbraak richting Mariaplaats ontworpen. Op de plaats van de stationswijk bevindt zich echter het grootste complex: het corpus van Hoog-Catharijne. Opmerkelijk hieraan is de op-
zet die bijna klassiek van karakter is, zowel in plattegrond als in aan- zicht. Daar waar de wandelprome- nade het corpus kruist, bevindt zich een nieuw stadsplein geflan- keerd door drie hoge torens, de hoogste van het gehele plan. De beide vleugels van het corpus be- staan ieder uit een carré van lagere gebouwen die vervolgens worden besloten door een middelhoge to- ren. De ene toren staat op het Smakkelaarsveld, de andere in het Moreelsepark. Het gevolgde sche- ma van het corpus - hoog mid- dendeel met twee lagere vleugels met aan de uiteinden iets hogere accenten - komt bijna overeen met dat van een klassicistisch Frans chateau. De tekeningen uit de vroege
jaren '60 tonen de wandelprome- nade bevolkt met groepjes men- sen, die zich bewegen in een over- zichtelijk en ruim opgezet |
||||||||||||
januari /februari 1 9 9 't
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
Hoog Catharijne
De stedehouwkundige visie van het eerste uur
|
||||||||||||||||||||||||
en de bebouwing tussen Vreden-
burg en Mariaplaats - maar daar stond tegenover dat een nieuw, ruim en toegankelijk stedelijk ge- bied aan de oude binnenstad werd toegevoegd. Het ging immers niet enkel om een verbetering van de verbindingen, maar ook om een impuls te leveren aan de omvang en het niveau van de grootstedelij- ke voorzieningen. |
straat in de stad met twee gesloten
straatwanden, maar zou steeds wisselende coulissen laten zien; van laag en dichtbij tot hoog aan het eind van het plein. Hier zou het credo van het Modemisme - licht, lucht en ruimte - zich aan den lijve hebben laten voelen. Net als in Kanaleneiland wordt
het hart van het nieuwe centrum geaccentueerd door hoogbouw; in dit geval door een driehoek van twee hoge kantoortorens en een wat minder hoog woongebouw. Dit komt mooi tot uiting in een vogelvluchtperspectief van het he- le plan met de bestaande stad op de achtergrond. Op de voorgrond staat de omgevallen blokkendoos van Hoog Catharijne m strakke slagorde opgesteld. In het midden zijn de hoge torens van het nieu- we centrum te zien. Op de achter- grond enigszins terzijde torent de Dom hoog boven de stad uit. In het hart van de afbeelding echter staat de Neudeflat (eveneens van de hand van Maaskant; op dat moment juist voltooid) als een ba- ken van hel nieuwe elan in het centrum van Utrecht. Het lijkt het doel waarnaar de uitbreiding van Hoog Catharijne zich uitstrekt, of misschien beter is het de kiem van waaruit het nieuwe Utrecht zich verspreidt. Visie en realiteit
Hoog Catharijne was in de
ogen van de plannenmakers een weldaad voor de stad. Alle gesig- naleerde knelpunten, die in hun ogen samenhingen met de klein- schalige, door de tijd ingehaalde stad, zouden in een klap worden opgelost. Met de geest van de ja- ren '60 in het hoofd zagen zij de toekomst voor het oude. met ver- |
keer dichtslibbende centrum in
het openbreken van de stad, let- terlijk en figuurlijk. Hun ogen za- gen niet de amputatie van een waardevolle, historische stads- rand, maar de transplantatie met een modem en vitaal organisme dat nieuw leven in het stadshart zou pompen. Als we de eerste plannen op
een rijtje zetten wat kan de optel- som van deze winstpunten dan anders betekenen dan meer wel- vaart, extra groei en (inter-)natio- naal aanzien voor Utrecht? Was dit in historische termen niet ver- gelijkbaar met de bouw van een kathedraal of een koningspaleis? Dertig jaar na dato zijn de ste-
dehouwkundige ideeën van het eerst uur alleen nog maar te ach- terhalen uit de afbeeldingen en de maquettes of door gesprekken met de toenmalige ontwerpers. Het ge- realiseerde Hoog Catharijne geeft weinig prijs van de vroege visie en de beloftevolle bijdrage die men met het plan aan de oude stad wenste te leveren. Als er al succes- volle verhalen over het huidige Hoog Catharijne worden verteld, zijn die van economische aard. En dat geeft in grote lijnen aan wat er in de tien jaar tussen de eerste plannen en de opening in 1973 is gebeurd: de aanzet voor een stede- bouwkundig plan dat nog niet was uitgekristalliseerd, een visie op de stad die nog in ontwikke- ling was, is opgeofferd aan econo- mische formules van winst en ren- dement. Hoe dat is verlopen is echter een ander, ongetwijfeld dramatisch hoofdstuk uit de ge- schiedenis van Hoog Catharijne. Een hoofdstuk dat wellicht ook past in dat andere Utrechtse ver- haal: over hoe het die kathedraal en dat koningspaleis is vergaan. |
||||||||||||||||||||||
Stedebouwkundig ideaal
De tekeningen en maquettes
zijn duidelijk stedebouwkundig van karakter. De gebouwen heb- ben geen architectonische uitwer- king; ze zijn schetsmatig aangege- ven door middel van volumes waann hoogstens het aantal bouwlagen is getekend. Desal- niettemin gaat er van de tekenin- gen een zekere aantrekkingskracht uit. De reden hiervoor is niet al- leen dat de verbeeldingskracht van de beschouwer wordt aange- spoord om de ontbrekende details met zijn eigen fantasie in te vullen. De reden is ook dat er afgewogen met verticale en horizontale volu- mes is gecomponeerd. Zeker het wandelniveau laat mooie verhou- dingen zien in de profielen van de promenade. In het han van het plan ligt tussen drie sterk verticale volumes de ruime vlakte van het stedelijke plein. Dit profiel, de grootte van het plein in verhou- ding tot de hoogte van de flanke- rende bebouwing, oogt goed. Het plein is op zijn beurt weer inge- vuld met kleinere, horizontale vo- lumes. In de maat en de afwisse- ling van de volumes en in de ruimte die open wordt gelaten, zit veel van de kwahteit van de eerste plannen. Het uitzicht tijdens een wandeling over de promenade zou niet de ervaring opleveren van een |
||||||||||||||||||||||||
wordt afgewikkeld op het niveau
van het maaiveld. Naast het sta- tion is een brede zone ingericht voor de buspeiTons van stad- en streekvervoer. De busstations wor- den geflankeerd door brede auto- wegen en parkeerzones. Dat er in deze vroege plannen ook veel za- ken nog niet zijn opgelost, blijkt uit de onduidelijkheid over de |
verbindingen tussen het wandelni-
veau en het niveau voor het gemo- toriseerde verkeer. Slechts hier en daar op een onbeduidende plek is een hellingbaan tussen beide ni- veaus getekend. Voor het Hoog Catharijne vol-
gens deze plannen moest welis- waar bestaande bebouwing wor- den opgeofferd - de stationswijk |
|||||||||||||||||||||||
Hoog Catharijne ensemble van strakke woon- en
in aanbouw kantoorgebouwen. Opvallend is
de vrij toegankelijke ruimte die
wordt geboden: op de tekeningen circuleren de mensen rond en aan de voet van de gebouwen en ook in de binnengebieden is druk voetgangersverkeer. In de tekeningen is ook goed
te zien dat het bus- en autoverkeer |
||||||||||||||||||||||||
januari /februari 1994
|
||||||||||||||||||||||||
OUD- UTRECHT
|
januari /februari 1994
|
|||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VONDSTEN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N T
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AFMONUME
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
delijk sprake van handwerk. Het
begon kennelijk met het buigen van ongeveer 2 cm brede strookjes messing (0.5 mm dik) tot licht co- nische kokertjes. Het vastsolderen van de naad mislukte wel eens door oververhitting, getuige enke- le voorbeelden waarbij een gat in het metaal viel. Lukte het wel dan werd \'ervolgens aan de smalle zij- de van de conus een bol kapje - ter plaatse van de vingertop - ge- soldeerd. Dat werd vermoedelijk tussen malletjes geperst of gesla- gen en passend bijge\djld. Om de opening van de vingerhoed werd tenslotte nog een smal ringetje van messing vast gesoldeerd en bijge- werkt. Dat reepje maakte het ob- ject in zijn geheel sterker en door het ter plaatse rond af te werken werd de scherpe smalle rand weg- gewerkt. Merkwaardig aan dit vondst-
complexje is overigens wel dat de niet afgewerkte (mislukte?) losse kokertjes geen reliëf van putjes vertonen, terwijl dat bij de twee stapeltjes aan elkaar Vastgecorro- deerde' bijna-eindproducten wel het geval is, over het gehele opper- vlak. Werden die putjes dan handmatig met een dreveltje in het gladde metaal gehamerd, zoals dat eens bij de eerste vingerhoe- den werd gedaan? Gezien het vol- strekt regelmatige patroon van even diepe putjes, is dat uitgeslo- ten. Het basismateriaal zal fa- brieksmatig zijn vervaardigd en na aanlevering met de hand zijn ver- werkt. Misschien is het wel zo dat de
kokertjes van ontwijfeld goedko- per materiaal als oefening voor solderen hebben gediend... solde- ren is namelijk niet zo gemakke- lijk. Een datering van dit bedrijfje in de tweede helft van de 16de eeuw lijkt niet onwaarschijnlijk. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op initiatief van de Stichting Stichtse Geschie-
denis en delerebinth (landelijke vereniging tot herstel van zorg rond dood en rustplaats) worden op het ogenblik alle begraafplaatsen in de provincie Utrecht onderzocht op bijzondere graf- monumenten. Oud Utrecht geeft alvast een voorproefje. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
delpark en zo werd het ook ge-
bmikt. De entreeprijs was een kwartje, een heel bedrag m die tijd! |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slaapmuts
Doedes en Van Oosterzee wa-
ren beiden hoogleraar aan de Utrechtse theologische faculteit en kenden elkaar al sinds hun stu- dententijd. Beiden waren ook pre- dikant. Vooral Van Oosterzee trok volle kerken met zijn gevoelige en enthousiaste preken. Van Oosterzee voelde zich venvant met de ethisch-irenische richting in de theologie. Hij stond onder invloed van de Duitse theoloog Schleiermacher, die gewezen had op het belang van het gevoel bij de geloofsbeleving. Na predikant te zijn geweest in
Eemnes, Alkmaar en Rotterdam, werd Van Oosterzee m 1863 be- noemd tot hoogleraar in Utrecht; Doedes was hem m 1859 al voor- gegaan. Van Oosterzee had het niet in alle opzichten naar zijn zin in Utrecht. "Er staat een slaapmuts op de Domtoren" is één van zijn bekende gezegdes. Daar kwam bij dat hij door allerlei omstandighe- den niet meer zijn favonete vak, de praktische theologie, mocht doceren. Van Oosterzee was overleden
in Wiesbaden. Op 3 juli 1882 was hij, "ofschoon onder een klim- mend gevoel van Uchamelijke zwakheid", voor zijn jaarlijkse zo- mervakantie naar de Duitse bron- badplaats Neuenahr (aan de Ahr) afgereisd. Hij voelde zich echter zo beroerd dat hij na drie weken naar Wiesbaden vertrok. Hoe hij op za- terdag 29 juli overleed weten we door een ooggetuigeverslag van dominee Post, die Van Oosterzee in Wiesbaden kwam opzoeken. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staand monument dat maar liefst
drie en halve meter hoog is. Op de marmeren plaat met tekst staat onder de persoonsgegevens Van Oosterzees levensspreuk: \dctus vincam. Op de achterkant van de steen is de tekst uitgehouwen waarmee hij zijn autobiografie Uit mijn levensboeh had afgesloten: "Door de genade Gods ben ik, die ik ben, en zijne genade, die aan mij bewezen is, is niet ijdel ge- weest." De grafsteen wordt be- kroond door een kruisteken, het christelijk s}Tabool van de hoop. Onder het kruisteken zijn enkele s\Tnbolische afbeeldingen beves- tigd geweest; alleen de afbeelding aan de linkerkant, een duif met een palmtakje, is bewaard geble- ven. Tot slot is op de steen een ontluikende bloem te zien. Prof. Doedes overleed in 1897.
Ook hij kreeg een graf op Soestbergen, De door zijn oud- leerlingen geschonken granieten obelisk heeft de tand des tijds goed doorstaan. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"Met mijne echtgenoote stond ik
bij het bed van den ster\'ende. Zijne hand lag rustig m die van zijne geliefde gade, en bleef daar rusten. (...) Ten half tien ure sloeg de stervende de oogen, die lot nog toe gesloten waren geweest, naar boven. Eenige oogenblikken staar- de hij omhoog, als zag hij daar iets heerlijks. Toen sloten de oogleden zich langzaam. De geliefde was heengegaan, en met hem zooveel!" Van Oosterzee is vijf-en-zestig jaar geworden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
g^ s*-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Drie vingerhoedjes
Bij een opgraving in 1991 in
Wijk C (Bergstraat) werd in een afvalput een aantal metalen objec- ten aangetroffen die een ogenblik wat raadselachtig leken. Na schoon- maak bleek echter dat het hier om vingerhoedjes ging in diveiBe stadia van het fabricageproces. Nu is de vondst van een vingerhoedje op zichzelf niet uitzonderlijk, maar dan gaat het doorgaans om een exemplaar dat eens in gebruik was en verloren ging. Deze vondst maakt het waarschijnlijk dat de maker hier eens zijn ambacht be- dreef en zijn nalatenschap biedt nu de gelegenheid om iets van zijn werk te doorvorsen. De oudst bekende metalen
vingerhoeden zouden rond de 9de eeuw AD uit Byzantium stammen, in Holland niet vroeger dan de 14de eeuw. Er is dan sprake van handwerk, waarbij gegoten en ge- hamerde varianten voorkomen. Pas in het begin van de 17de eeuw is in ons land sprake van een fa- brieksmatige vervaardiging, met name ook in Utrecht. Bij deze vingerhoedjes is dui-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.J. van Oosterzee
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij het graf van drJJ, \an
Oosterzee "Dat heeft zeker niemand van
ons eene week geleden vermoed, dat wij heden bij dit graf zouden staan. (...) Helaas, 't is geen droom, maar werkelijkheid, dat wij thans geschaard staan rondom het graf van onzen ontslapen vriend Van Oosterzee, onver- wachts weggenomen'\ Zo begon professor J.1. Doedes op 3 augus- tus 1882 op de Algemene begraaf- plaats Soestbergen te Utrecht zijn rede bij het graf van zijn vriend en ambtgenoot JJ. van Oosterzee, die op 29 juli in Wiesbaden overleden was. Het decor was romantisch. Soestbergen was in 1830 ontwor- pen door J.D. Zocher jr., in de Engelse landschapsstijl, dat wil zeggen met slingerende paden en veel bomen en struiken. De be- graafplaats was bedoeld als wan- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
- Bij het graf van dr. J.J. van Oosterzee
(Utrecht 1882). - JJ. van Oosterzee, Uit mijn levensboek.
Voor mijne vrienden {tJtrecht 1883). - Biografisch lexicon voorde geschiede-
nis van het Nederlands protestantisme (deel 2). - Dood en begraven. Sterven en rouwen
1700-7900. Tentoonstellingscatalogus ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de Eerste Algemene Begraafplaats Soestbergen te Utrecht (Utrecht 1980). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Victus Vincam
Maandag 31 juli werd zijn
stoffelijk overschot naar het sta- tion gebracht om zo naar Utrecht vervoerd te kunnen worden, waar het op donderdag 3 augustus be- graven werd. Het grafmonument staat \Tijstaand op een prominente plaats op de begraafplaats, op een kruispunt van paden. Het is een |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M.G. Brits-
Oversteegen Albert van der
Zeijden |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
januari /februari 1994
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
januari I februari 19 9 4
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vredenburg... een stadsplein?
|
||||||||||||||||||
Wie van de zomer In de actualiteitenrubriek NOVA het item met het Monopoly-
spel heeft gevolgd, zal het niet ontgaan zijn dat Utrecht er met Neude en Vredenburg in kwantitatief opzicht wellicht goed, maar in kwalitatief opzicht slecht van af kwam. Werd het Neude al als een mislukt plein afgeschilderd (en terecht), het Vredenburg kwam nog mistroostiger in beeld. Een paar mopperende marktkooplieden en het gebruikelijke 'gekke straattype' mochten in de druilerige regen heel Nederland laten delen in de algemene troosteloosheid die het Vreden- burg in Utrecht lijkt uit te stralen. Maar hoe zit dat nu met het Vredenburg? Was het vroeger beter, zoals stads-
bewoners graag beweren? Of wordt het straks beter met het Utrecht City Project, zoals de plannenmakers met evenveel overtuiging beweren? Zeker met het oog op de toekomstige plannen, is het zinnig een analyse te maken van deze plek in het stadshart. Deze analyse is grotendeels gebaseerd op materiaal verzameld en uitgewerkt
door Frans Kipp; het hier gepresenteerde verhaal, inclusief de 'kleur', zijn voor rekening van ondergetekende. |
||||||||||||||||||
stadsmuur diende als voorburcht.
Nadat het kasteel in 1577 na
een belegering in handen van de burgers was gevallen, werd het oostelijk deel - de stadszijde - al snel gesloopt. De westzijde daar- entegen bleef intakt, maar maakte in het vervolg deel uit van de stads- ommuring. De ruimte was weer beschikbaar gekomen voor de markten: hetzelfde jaar 1577 nog werd de Paardenmarkt weer op het Vredenburg gehouden. Ook de andere markten volgden. Vanaf 1582 keerden de destijds naar het Neude verplaatste markten terug, nadat eerst het terrein was geëgali- seerd. Ten behoeve van deze vee- markten werden aanbind-palen aan de randen van het plein geïn- stalleerd; deze palen zouden tot 1928 op het plein aanwezig blijven. Aan de noord- en oostzijde
werden nu weer de percelen ver- kocht en bebouwd, die hadden moeten verdwijnen voor de aanleg van de slotgracht. Ook aan de zuidzijde van de Catharijnepoort werd een bouwblok verkaveld en bebouwd in 1592. Latere verzoe- ken om deze bebouwing uit te breiden naar het oosten en zo aan te sluiten bij de Lange Viestraat werden afgewezen. Men wilde het marktplein onder geen beding verkleinen. Aan de zuidzijde op en naast
de voormalige voorburcht (tot aan Achter Clarenburg) werden vanaf 1594 een groot aantal lakenramen geplaatst, die hier zouden blijven tot aan het einde van de 18de eeuw. Aan de westzijde, langs de stads- wal, werd een aantal percelen uit- gegeven. Hier ontstond een onre- gelmatige bebouwing. Een echte pleinwand zouden deze nooit vor- men. Uit dit alles blijkt dat de plek
vrij snel zijn oude functies terug |
||||||||||||||||||
Het Catharijneveld
Van oorsprong was het na-
tuurlijk niet het Vredenburg, maar het Catharijneveld: een grote open plaats tussen de westelijke stads- omwalling en de achterzijde van de percelen aan de Oudegracht. We spreken dan over de periode van ongeveer 1200 tot 1500. Aan de westzijde werd al voor het mid- den van de 13de eeuw het Catharijnegasthuis van de Johan- nieters gevestigd. Deze lag onge- veer op de plaats waar nu het Muziekcentrum ligt. Aan de oost- zijde bleef een strook open, die doorliep tot op de achterzijde van de percelen aan de Oudegracht. Aan de zuidzijde kwam in deze periode de bebouwing tot stand tussen de Elisabethstraat en Achter Clarenburg. Als laatste verrees hier het Elisabethgasthuis in 1491. Aan de noordoostzijde kwam eveneens een bouwblok te liggen. De rest van het Catharijneveld
|
||||||||||||||||||
werd gebruikt als veemarkt, voor
jaarmarkten en kermissen. Het Vredenburg
Grote veranderingen vonden
plaats na de machtsovername door Karel V in 1528. Hij verkoos het Catharijneveld als plek om een dwangburcht te bouwen. De Johannieters werden gedwongen te verhuizen naar het Carmelie- tenklooster aan de Lange Nieuw- straat, sindsdien beter bekend als het Catharijneconvent. De paar- denmarkt werd verplaatst naar het Paardenveld en de overige mark- ten naar het Neude. In 1529 werd de dwangburcht
Vredenburg' gebouwd, welke - zoals het behoort bij een burcht - werd omringd door een brede kasteelgracht. Hiervoor werd in 1332 een deel van de omliggende huizen aangekocht en afgebroken. De open ruimte tussen de bebou- wing van Achter Clarenburg en de |
||||||||||||||||||
10
|
||||||||||||||||||
Bettina van
Smttn |
||||||||||||||||||
januari I jebruari 199 4
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
had gekregen, waarbij de markt-
funktie de allerbelangrijkste bleek. Zo werd in 1618 het plein met graszoden bedekt en beplant met lindebomen. Men wenstte het plein tussen de markten door ook als veeweide te kunnen gebruiken. Helemaal ideaal zal dit niet ge- weest zijn; in 1631 werd een deel al weer bestraat, aangezien er te- veel modder-overlast was. |
toe. De westelijke stadsbuiten-
gracht (de Catharijnesingel) werd een centrale rol toegedacht als de nieuwe hoofdgracht, zoals de Oudegracht dat tot dan toe was geweest. In de meeste literatuur over dit
uitbreidingsplan wordt vooral in- gegaan op concretisering van drie extra grachten aan de westzijde van de stad, beter bekend als de moesgrachten. Het enige wat daar nu nog van resteert is de Kruisvaart. Maar het plan om de Catha-
rijnesingel tot centrale doorvaart te maken, met brede kaden en dubbele bomenrijen en aan de westzijde voorname huizen had natuurlijk ook consekwenties voor het Vredenburg. Aansluitend op de centrale 'Catharijnegracht' zou het Vredenburg een grootschalig, ruim en helder karakter krijgen. Het pleinkarakter zou versterkt |
worden door de aanvulling van de
zuidelijke pleinwand. De west- wand daarentegen zou geen rom- melige bebouwing meer hebben, maar direct - open - in verbinding staan met het water van de Catharijnegracht. Zo zou het plein drie duidelijke wanden krijgen: aan de noordzijde de oude bebou- wing aan het Vredenburg (onge- veer de huidige noordwand tussen Staflhorst en C&A), aan de west- zijde de reeds bestaande bebou- wing tegen de percelen van de Oudegracht aan en aan de zuidzij- de de nieuwe aaneengesloten be- bouvving. Het plein zou veivol- gens over het water van de Catharijnegracht uitkijken op de door Moreelse geplande statige nieuwe bebouwing aan de overzij- de. Voorts zou rond het hele plein een strakke omlijsting van bomen geplaatst worden. Wie zo'n Vredenburg probeert
|
||||||||||||||
Het kasteel
Vredenburg rond 1530. Op de voor- grond de voor- burcht ter hoogte van het huidige Achter Clarenburg. (GAUj |
||||||||||||||||
Het plan van Moreelse
In de 17de eeuw presenteerden
veel steden in de Nederlanden uit- breidingsplannen. Zo ook Utrecht. De toenmalige burgermeester Hendrik Moreelse presenteerde zijn prestigieuze plannen in 1660- 1664. Zijn plannen omvatten een reeks stedebouwkundige, sociale- en economische maatregelen en behelsden met name een uitbrei- ding van de stad naar het westen |
||||||||||||||||
11
|
||||||||||||||||
januari / Jebruari 19 9 4
|
||||||||||||||||
O U D - U T
|
||||||||||||||||
Vredenburg... een stadsplein?
|
|||||||||||||||||
de vele afbeeldingen van het plein
telkens weer te zien. In 1796 was aan de zuidzijde
een paniculiere houten schouw- burg verrezen. Deze schouwburg brandde in 1808 geheel af, toen het een 'geheel verwarmde' voor- stelling zou geven voor koning Lodewijk Napoleon. In 1821 werd de schouwburg opnieuw opge- bouwd. Het gebouw was niet op het Vredenburg georiënteerd, maar had een eigen voorpleintje aan de oostzijde, ongeveer tegen- over de Drieharingstraat. De schouwburg onderging diverse uitbreidingen en werd enkele ma- len volledig vernieuwd. Al met al was het een wat rommelig geheel. Ook de westzijde van het
Vredenburg zou voorlopig geen echt pleinkarakter ontwikkelen: hier hadden diverse bedrijven zich gevestigd. In 1832 vestigde H. de Heus op één van de bolwerken in de buitengracht zijn koperslagerij en hij gebruikte het zuidbastion vervolgens als kolenopslag. In 1842 breidde zijn zoon het bedrijf uit met een particuliere gasfabriek. De gasovens werden in het noor- delijke Vredenburgbastion onder- gebracht. In 1862 werd de gasfa- briek overgenomen door de gemeente en verplaatst naar het Biltse Griftterrein. |
|||||||||||||||||
Vredenburg in te visualiseren, kan niet aan de in-
1736. Men kijkt druk ontkomen dat het eeuwig
hier vanuit hef zonde is dat dit onderdeel van het
noordwesten op plan (zoals zovele andere delen)
het plein en ziet geen doorgang heeft gevonden.
zo ook de Hier zou een ruim plein ontstaan
achterzijde van de zijn met drie duidelijke pleinwan-
■ hoog boven de den en een vrij uitzicht over water. rest uitstekende ■ Een plein waar men, wandelend
bebouwing aan de onder de linden, aan de overzijde
Oudegracht, zoals tussen voorbijvarende boten de de ht;/zen Oudaen gevels van de grachtenpanden zou
en Fresenburg. zien. Op een dergelijk plein zou JandeBeijer, 1736 dan met recht de - tegenwoordig
(CAU) wat al te gemakkelijk gebruikte - term 'allure' van toepassing zijn
geweest. Er waren twee kleine 'maren'
aan het plan. Ten eerste zou de nog geen 20 jaar oude monumen- tale stadspoort (notabene van va- der Paulus Moreelse) in feite nut- teloos worden. Deze poort mocht in de nieuwe opzet toch blijven staan, maar dan met name als een soort monumentaal element. Een andere, wat meer bezwaarlijke 'stedebouwkundige' smet was het blijven bestaan van het bouwblok naast de Catharijnepoort. Blijkbaar |
waren de eigenaren teveel gehecht
aan hun riante plek, zij eistten na- menlijk een te grote financiële ge- noegdoening ter compensatie. Ook zij zouden op hun plek mo- gen blijven. Als het plan was door gegaan.
De 19de eeuw
Het 'Vredenburg rond 1800
had nog weinig verandering in de inrichting ondergaan: een noord- en oostwand waar ook de bind- palen stonden voor het vee, een zuidzijde met lakenpalen en een westzijde met wat individuele be- bouwing. De Catharijnepoort was de belangrijkste westelijke toe- gangsweg en verleende toegang tot de steeds belangrijker wordende oost-west verbinding via de Lange Viestraat. De combinatie van markt en toegangsroute zorgde voor een aantrekkelijke omgeving voor herbergen, hotels, koffiehui- zen en winkels. Dit karakter zou het Vredenburg lange tijd behou- den en de vele koffiehuizen, hotels en andere uitspanningen zijn op |
||||||||||||||||
Dejaarbeurs
In de tweede helft van de 19de
eeuw werd het noordelijk en oos- telijk deel van hel plein nog steeds gebruikt voor de markten. Maar de veranderingen die in de 19de eeuw plaatsvonden op het gebied van de handel vonden ook hun neerslag op het Vredenburg. De directe relatie tussen producent en consument werd steeds meer ver- vangen door handel via een tus- senpersoon: de wederverkopers (winkeliers). Voor die handel van de producent aan de tussenhandel werden markthallen gebouwd: zo werden zowel de Korenbeurs als de Fruithal in 1894 aan de west- zijde van het plein gebouwd. Zij waren hier gelegen aan het water. |
|||||||||||||||||
12
|
|||||||||||||||||
januari / jeb r uar i 1994
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
Hoog-Catharijne en daarna
Nadat duidelijk geworden was
dat de Jaarbeurs haar funktie de- finitief zou verplaatsen naar de Croeselaan en omgeving is de her- inrichting van het Vredenburg on- derdeel geworden van het plan Hoog-Catharijne. Voor de bespre- king van dat plan verwijs ik naar het artikel van Ko Jacobs in dit blad. Bij een analyse van het huidige
Vredenburg kan gesteld worden dat de stedebouwkundige situatie verbrokkeld is. Het Muziekcen- trum, bedoeld als kwalitatief goe- de overgang van de ongedifferen- tieerde betonmassa van Hoog- Catharijne naar dt oude binnen- stad, voldoet eigenlijk maar ten dele. Dat heeft mijns inziens met name te maken met het 'weglopen' van het gebouw aan de noordoost- en noordwestzij de. Als men een oneerbiedige vergelijking mag ma- ken: het is als een pudding die niet voldoende opgestijfd is en aan de randen wat uitzakt. De noordstrook van hel plein,
gedeeltelijk afgesloten van de ove- rige pleinruimte door het Muziekcentrum, wordt niet erva- ren als onderdeel van het plein, maar als een verkeersstrook. Dit |
||||||||||||||
hadden de plannenmakers ook
enige wijzigingen: de verbrede Jacobstraat (tot dan toe Korte Viestraat) en de verbrede Lange Vie- en Potterstraat maakten het Vredenburg niet alleen beter be- reikbaar, zoals de bedoeling was in het plan, maar vooral ook een verkeersknooppunt wat de uitwer- king was in de praktijk. Wat betreft de indeling van
het plein zelf: de opzet van een groot L-vormig gebouw langs de zuid- en westwand van het plein had zeker een positieve uitwer- king kunnen hebben op de plein- functie, maar door de verbrokkel- de uitwerking van de plannen is het er ook nu weer niet van geko- men. De Jaarbeurs breidde wel uit, maar niet homogeen. De gemeen- te had nog plannen om een nieu- we schouwburg op het Vredenburg te doen bouwen, maar onder druk van de Jaarbeurs werd hiervoor het Lucas Bolwerk uitgekozen. Vervolgens werden de nieuwe Beatrixhal (1938) en Irenehal (1941) aan de zuidzijde van het plein gebouwd. Zo de overige ruimte van het plein nu nog een funktie kreeg, was dit als groot verdiept parkeerterrein. |
||||||||||||||
nu de kade was doorgetrokken
van de Rijnkade naar de Catharijnekade. Nu de Jaarbeurs haar plek op
het Vredenburg ingenomen had, zou ze er een steeds grotere stem- pel op gaan drukken. In 1919 werd de Fruithal vervangen door het eerste Jaarbeursgebouw, in 1928 maakte de Korenbeurs plaats voor het tweede Jaarbeurs- gebouw. In 1932 verscheen het derde Jaarbeursgebouw. De Jaar- beurs had nu in feite het gehele plein in gebruik, want tijdens de voor- en najaarsbeurzen werden ook losse paviljoens op het plein neergezet. Een (beperkte) annexa- tie van het plein door de Jaarbeurs had zeker geen negatieve ontwik- keling behoeven te zijn. Zo gaf bij- voorbeeld hel monumentale eerste Jaarbeursgebouw in Amsterdamse Schoolstijl een markant aanzicht aan de westelijke entree van de binnenstad. In de plannen van Berlage en
Holsboer uit 1920 en 1924 werd het plein volledig bestemd voor de Jaarbeurs. Zij hadden de bedoe- ling één homogeen complex te la- ten bouwen langs zowel de west- als de zuidwand van het plein. Wat betreft de verkeerssituatie
|
||||||||||||||
Vredenburg ge-
zier) nsar het noordwesten met de Korenbeurs en de Fruithal. Door de bomen heen ziet men de be- bouwing aan de overzijde van de Catharijnesingel. Foto: E.A. van BlitzenZn.(GAU) |
||||||||||||||
13
|
||||||||||||||
januari /februari 199^
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Vredenhurg... een stadsplein?
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Peek&Cloppenburg), zodat
een doorgang ontstaat in de rich- ting van de (voormalige) Stationsstraat. Het water in de Catharijnesingel wordt groten- deels in ere hersteld en zal dus weer langs het Vredenburg stro- men. Het Muziekcentrum krijgt er een extra zaal bij aan de noordzij- de, zodat het plein aan die zijde afgesloten wordt. De markt wordt verplaatst van het Vredenburg zelf naar een 'plein' over het water van de zojuist herstelde Catharijne- singel. Het komt er op neer dat het
plein ingesloten wordt aan drie zijden en gedeeltelijk open naar de westzijde. Blijkbaar heeft men gedacht
dat door het plein te verkleinen en voor driekwart in te sluiten, de pleinfunctie versterkt wordt. Ook wordt de nadruk gelegd op de verbinding van het stadscentrum (Vredenburg) met het station via |
de nieuw in te richten Stations-
straat. Dit laatste natuuriijk als verbetering van de huidige on- doorzichtige verbinding. Nu is verandering om tot ver-
betering te komen een nobel stre- ven. Toch zou het aan te bevelen zijn - zeker bij zulke ingrijpende en dus kostbare veranderingen - om bij het plannen maken in ieder geval rekening te houden met de historische structuur van een ge- bied, liever nog: om deze als uit- gangspunt te nemen. De noordwand van het
Vredenburg wordt in dit plan bij- na geheel afgesloten. Daardoor wordt meer dan tevoren de oor- spronkelijke noordzijde van het plein gereduceerd tot verkeers- weg. De strook aan de oostzijde van het plein, die doordat er geen bebouwing aan de noordoostzijde is, doorloopt tot aan de Jacob- straat, geeft het plein nu in ieder geval aan deze zijde een wijds en |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt versterkt door het - veel te -
grote gat naar de Catha rij nebaan. De markt is weer als hoofd-
functie terug op het plein, maar dit is dan tevens de enige functie, want de bijbehorende nevenfunc- ties (horeca) zijn grotendeels ver- dwenen. Elke andere invulling op niet-marktdagen en 's-avonds wordt mijns inziens ook belem- merd door de overvolle inrichting met muurtjes, stalletjes en andere obstakels. Wat overigens sommige automobilisten niet verhinderd het plein 's-avonds 'spontaan' in een gratis parkeerplaats te veran- deren. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vredenburg met
de Paardenmarkt. Hier ziet men de oostzijde van het plein, welke door- loopt tot aan de bebouwing aan de Lange Viestraat. Men kijkt hier recht de Korte Viestraat in, later Jacobstraat. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HetUCP
Als we het nieuwe UCP voor-
stel voor Vredenburg bekijken, dan wordt daarin een aantal op- merkelijke voorstellen gedaan. Ten eerste wordt een deel van de HC-wand doorbroken (ter hoogte |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
januari / Jebruari 1994
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plein waar een flinke manifestatie
plaats kan vinden. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ruimtelijk effect. De openheid van
het plein aan de noordzijde is van- oudsher steeds intakt gehouden en is nog steeds één van de sterke kanten van het plein. Juist deze zijde wordt in het nieuwe plan bij- na geheel dichtgezet. Opmerkelijk is tevens dat in
het nieuwe plan enerzijds het wa- ter in de Catharijnesingel wordt teruggebracht en anderzijds dit- zelfde water bij het Vredenburg overkluist wordt. De markt zal van de huidige plek naar dit, over het water gelegen 'plein' moeten verhuizen. Mijns inziens wordt het terug-
brengen van het water in de Catharijnesingel door de plannen- makers (en het gemeentebestuur!) steeds te nadrukkelijk naar voren gebracht. Het lijkt erop dat dit ene onderdeel het gehele plan aan de burger moet verkopen. Want bij nadere lezing van het Masterplan van het UCP worden tegelijkertijd de vreemdste dingen met deze Catharijnesingel uitgehaald. Wat heeft het voor een zin om een stuk singel te herstellen, als je het water vervolgens voor een groot deel weer overkluist? Dan hebben we het nog niet
eens over het plan om de Catharijnesingel op te sieren met werven en werfkelders. Alsof een zeer specifieke en historisch ge- groeide situatie aan de Oudegracht zomaar overgeplant kan worden op een plek waar de- ze ontwikkeling wezensvreemd is. Dit lijkt vragen om afstotingsver- schijnselen. Het is ook niet geheel duide-
lijk waarom het Vredenburg zo- veel kleiner moet worden. Alsof een kleiner plein bij voorbaat be- ter 'werkt' dan een groot plein. Is hier sprake van horror vacui? Ook in andere steden zijn er grote plei- nen die goed functioneren, zolang het verkeer op afstand gehouden kan worden en de juiste functies aanwezig zijn, zodat het plein 's- avonds niet omgeven is door een wand van rolluiken. Utrecht als festivalstad zou
toch juist blij moeten zijn met een |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten slotte
De geschiedenis van het
Vredenburg laat zien dat het plein wat betreft de inrichting niet altijd een stedebouwkundig hoogtepunt is geweest binnen het stedelijk weefsel van de binnenstad. Dit heeft diverse malen plannenma- kers aangezet tot het maken van een 'ideaal' plan. Van een enkel plan is het inderdaad jammer dat het niet tot realisatie gekomen is. Dat neemt niet weg dat het
plein in de praktijk langere perio- den goed heeft gefunctioneerd. Dit geldt met name voor de periode dat er (diverse) markten werden gehouden en rondom het plein di- verse ondersteunende functies wa- ren gevestigd. Markt wordt er nog steeds gehouden, maar wat betreft de overige tijd heeft het plein zijn karakter als aangename verblijfs- ruimte verloren. Dit geldt met na- me in de avonduren. Het is een doorgangsruimte geworden. Desal- niettemin heeft het plein nog steeds voldoende mogelijkheden in zich om tot een 'feestplein' te kunnen uitgroeien. Mijns inziens hoort daar in ie-
der geval een historisch verant- woorde opzet bij met een open noordwand, een logische verbin- ding van het Vredenburg naar het station via de oude uitvalsweg van het Leidseveer (en niet dwars over de singel) en een markt die thuis- hoort op het plein zelf. Het benutten en verhelderen
van de oude structuren (zoals het Leidseveer) zal een grotere kans op succes geven dan een rück- sichdoos inplanten van wezens- vreemde structuren. Dit laatste is indertijd met Hoog-Catharijne ge- schied en ik had tot nu toe altijd begrepen dat het Utrecht City Project als uitgangspunt hanteerde dat de fouten van Hoog- Catharijne rechtgezet zouden gaan worden. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1649
a- Catharijnepoort
b- Bouwblok
c- Westelijke stadsmuur, inclusief
restanten kasteel Vredenburg
d- Bebouwing westzijde
e- Catharijnesingel
Stadsbuitengracht
f- Lakenramen
|
1664 - Plan Moreelse
a- Catharijnepoort b- Bouwblok c- Catharijnesingel/gracht
d-Zuidwand plein e- Nieuwbouw |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1920
a- Ie Jaarbeursgebouw
b- Korenbeurs c- Bouwblok (diverse bedrijfs-
panden en woningen) d- Schouwburg e- Catharijnesingel f- Stationsbuurt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1993
a- Muziekcentrum
b- Hoog Catharijne
c- Traverses
d- Catharijnebaan
e- Hoog Catharijne
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrecht City Project
a- Muziekcentrum met extra zaal
b- Hoog-Catharijne
c- Catharijnesingel
d- Traverses
e- Marktplein
f- Stationsstraat
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
januari /februari 199-i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De excursie naar het historisch museum in de
boerderij IJsselstee te Nieuwegein |
|||||||||||||||||||
tXik konden we zien dat
Nieuwegcin iwaall versterkte hui- zen of burchten heeft gekend. De meeste van deze burchten lagen op een oude oe\'crwal die van Nieuwegcin van oost naar west doorsnijdt. Veel van de nieuw- bouwwijken dragen de naam van zo'n burcht. De naam Batau klinkt, nu ik dit weel, opeens veel aangenamer. Naast de vaste inrichting is er
een expositie van moderne kunst en een loto-tentoonstelling over de waterlinie-forten in Nieuwegcin. Deze tijdelijke onderdelen worden elke Nier maanden \'er\'angen. Verder zijn in een kleine filmzaal twaall verschillende films over Nieuwegein te zien. Daar\'an heb- ben we de film o\'er 'historisch Jutphaas' bekeken. Daarin werd door middel van oude beelden, nieuwe opnames en inter\'iews een beeld geschetst \'an het oude lulphaas en de toenmalige inwo- ners. Voor onze kleine expetlitie bc-
\ondt zich een vrolijk hoogtepunt op de zoldeiATidiepiiig van hel museum. Daar was 'oud hollands' speelgoed met behulp van moder- ne electronica U)cgankclijk ge- maakt. Een mogelijkheid voor de jeugd om dit speelgoed te leren kennen en voor de ouderen om jeugdherinneringen op Ie halen. Rond 22.00 uur werd de
avond besloten en keerden wij, niet alvorens de Historische Kring Nieuwegein hartelijk te danken voor tic prima ontvangst, huis- waarts. Het museum is op woensdag-, zaterdag-
en zondagmiddag van 14.00 tot 16.00 uur geopend (van 1 april tot 31 septem- ber van 13.00 tot 17.00 uur). Voor groe- pen kunnen afspral<en worden gemaakt (tel: 03402-50090). UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Enigszins gewaagd had de activiteitencommissie op dinsdag 26 oktober een
uitstapje naar Nieuwegein gepland. Gedurfd, niet omdat 'IJsselstee' ver weg ligt of moeilijk bereikbaar is, maar omdat het doel buiten de stad Utrecht was ge- legen. Dit blijkt, ondanks het feit dat Oud-Utrecht een provinciale vereniging is, vaak een te hoge drempel. Niettemin verzamelde een enthousiaste groep leden van onze vereniging zich
bij het museum, gelegen in een groot park en vlak bij het huis Oude Gein, waar we hartelijk werden ontvangen door de heer Daalhuizen. Hij trad namens de Historische Kring Nieuwegein ais gastheer op. Op het progamma van deze avond stond het bekijken van een historische film over Jutphaas en een rond- leiding door het museum. |
|||||||||||||||||||
De boerderij IJssel-
stee ir) de winter van 1963. Het middendeel stamt uit de 16de-, het woonhuis uit de Ude-en de 18de eeuw. (foto Historische Kring Nieuwegeinj |
|||||||||||||||||||
De boerderij
De boerderij IJsselstee slami
uit de 16de eeuw en stond in de jaren tachtig, na jarenlange ver- waarlozing, op de nominatie om gesloopt te worden. Dankzij de le- den van de historische kring kon dit worden voorkomen en besloot de gemeente tot het opknappen van de boerderij. Aangezien de boerderij op het terrein van een kinderboerderij ligt, mochten geen commerciële activiteiten in het ge- bouw gevestigd worden. De ge- meente verzocht de Historische Kring om te helpen zoeken naar een oplossing voor dit dilctnma. De vereniging bood aan om een museum in het gebouw in te rich- ten. Dit is met inzet van zo'n 60 |
|||||||||||||||||||
vrijwilligers gelukt, zodat Nicuwc-
gein in het bezit is van een muse- um dat er zi|n mag; zowel wal be- treft de inrichting als het uiteriijk. De constructie van de oude boer- derij is niet alleen gehandhaafd, maar is in het museum ook nog goed Ie herkennen. Bovendien heeft men hel interieur aan het oude gebouw aangepast. Het museum
Het voornaam.ste onderdeel
vormt een permanente tentoon- stelling over de archeologische en historische wetenswaardigheden van Nieuwegcin. Daar ligt bijvoorbeeld (een copie van) het beroemde zwaard van Jutphaas uit de bronsti|d. |
|||||||||||||||||||
16
|
|||||||||||||||||||
C van Rooijen
|
|||||||||||||||||||
januari I j eb r Uüvi I 9 9 i
|
|||||||||||||||||||
B
|
U W
|
|||||||||||||||||
•lEKENSCHO
|
||||||||||||||||||
Hoog Catharijne:
"een ruimteschip uit een al weer voorbije toekomst"
|
||||||||||||||||||
ders, waardoor de eerstgenoemde
in belangrijke mate de invulling van het project bepaalt. Achter de mg om van de gemeente worden onderhandelingen gevoerd en af- spraken gemaakt. Omdat de gemeente zich en-
kele malen door De Vries laat rin- geloren, ontstaat er kritiek, die dankzij de democratiseringsbewe- ging uit die tijd ook in de politiek doorklinkt. Gevoegd bij de finan- ciële problemen, die het project de gemeente oplevert, ontlaadt de on- tevredenheid zich in twee raads- vergaderingen(oktober 1970), waar- in de gemeenteraad de plannen van B. en W. met betrekking tot een verkeersweg over het Vreden- burg en het ontwerp voor een con- certzaal wegstemt. Het project is door de tijd ingehaald. De opening van het winkelcentrum in 1973 door prinses Beatrix gaat gepaard met demonstraties en relletjes. Het boek is geen nostalgische
terugblik, noch een schotschrift tegen het kantoren- en winkel- complex, maar een met distantie verteld chronologisch verhaal over de ideeën, die bij de gemeente leefden over hoe de stad zich van haar slaperige imago kon losmaken en voor zou gaan op de weg naar het magische jaar 2000. De pak- kende citaten geven een levendig beeld van het denken in de jaren vijftig en zestig. Gevoegd bij de so- bere constateringen van de auteur, wordt de lezer volop ruimte voor interpretatie gelaten, maar ook voor vragen. De noodgedwongen een- zijdigheid van het bronnenmateri- aal is er oorzaak van, dat tal van interessante aspecten niet aan een volwaardige behandeling toekomen. De lezer wordt nauwelijks een blik gegund in de keuken van Bredero en de projectontwikkelaar Empeo. Behoudens enkele moment- |
||||||||||||||||||
opnames knjgen we geen beeld van
de ideeën van de projectontwikke- laar en zijn architecten (vnt heeft HC ontworpen?). Vermoedelijk zijn de ideeën over de invulling van het geheel in de loop van de tijd meer veranderd, dan in het boek gesug- gereerd wordt. Een vergelijking tus- sen de gepresenteerde plannen en het gerealiseerde project laat zien, dat de architecten met hun tijd mee ^ngen en hun plannen aanpasten aan de veranderende mode. De in die tijd ondoorzichtige
financiële kanten worden nauwe- lijks opgehelderd. Een financiële eindafrekening ontbreekt. ledere keer wanneer de gemeente voor- stelde om in de oorspronkelijke opzet vnjzigingen aan te brengen, wees De Vries dat af met een ver- wijzing naar de rentabiliteits- cijfers. Is dit terecht geweest? Wanneer het archief van
Bredero en Empeo ooit openbaar wordt gemaakt, zullen veel vragen beantwoord kunnen worden. On- dertussen hebben we aan Hoog Catharijne. De wording van het vm- kelhart van Nederland een degelijke eye-opener. Het boek geeft in com- binatie met het eerdergenoemde artikel een aannemelijk beeld van het functioneren van de gemeen- telijke democratie en van de idee- ën over stedebouw in de naoor- logse periode. Vanwege de brede aanpak van het onderwerp is het boek voor iedere geïnteresseerde in het jongste verleden aan te ra- den. Voor ambtenaren en politici met visioenen over futuristische stedebouwkundige concepten is het verplichte kost. H. Buiter, Hoog Catharijne.
De wording van het winicelhart van Nederland. Historische reeks Utrecht, deel 18. Uitgavevan Matrijs. 88 pp., ill., prijs: f 24,95. |
||||||||||||||||||
Na een eerder
deeltje over de Uithof is onlangs in de Historische Reeks Utrecht een boek over een tweede ambitieus stedebouwkundig project uit de jaren ze- stig en zeventig ver- schenen: Hoog Catharijne, de
wording van het win- kelhart van Nederland, geschreven door de Utrechtse historicus Hans Buiter. Toekomstimpressie De auteur schetst in twee in- Hoog Cattiarijne, leidende hoofdstukken (waarvan
persfoto EMPEO, de belangrijkste gedeelten eerder
1962 zijn verschenen in het Jaarboek
Oud Utrecht) een beeld van Utrecht
in de jaren vijftig: de stad zou "te groot voor het servet, te klein voor het tafellaken" zijn. Wanneer de verschillende verkeers- en stede- bouwkundige plannen in het ont- werpstadium blijven steken omdat de raad een definitieve beslissing voor zich uit schuift, komt als een geschenk uit de hemel Bredero- baasj. deVriesen dochteronderne- ming Empeo in 1962 met een plan voor een eigentijdse, grootschalige invulling van de stationsviTjk. De gepresenteerde plannen
verlossen de gemeente van de dis- cussies over de demping van de singels (discussies waarin Oud- Utrecht ook zijn woordje deed), maar overdonderen de bestuur- ders vanwege de ten toon gestelde deskundigheid. Bij de invulling van het project blijkt de projectont- wikkelaar dikwijls over een betere marktkennis en contacten en een slagvaardiger aanpak te beschik- A. Schuurman ken dan de gemeentebestuur- |
||||||||||||||||||
17
|
||||||||||||||||||
januari /februari 199 4
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
Rietveldprijs 1993
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De foto's vormen het eerste
deel van de tentoonstelling, die is vormgegeven door Ed Annink. In het tweede deel - er zijn drie klei- ne zalen - wordt aandacht besteed aan het werk van Theo Bosch aan de hand van tekeningen, maquet- tes en dia's. De ruimte is verduis- terd en het tentoongestelde wordt apart uitbelicht. Het effect is erg sfeer\'ol. In het laatste gedeelte van de tentoonstelling is een serie dia's van enkele projecten te zien. Temidden van dit schouwspel
van licht- en sfeereffecten zijn twee opmerkelijke uitspraken van Theo Bosch geprojecteerd die ik u niet wil onthouden: "Ik verlang naar een ontspan-
nen architectuur - mild en gene- reus... Komt u wel eens een ruim- te binnen waar het daglicht je doet uitroepen: 'Ah! Niet gering zeg !?" |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ningbouw, waarin "Nederland
wordt volgeplempt met ongeveer
steeds hetzelfde" (Bosch) staat hem tegen. Interessanter is voor hem het bouwen in een bestaande omgeving, waarin het nieuwe m een geïntegreerd geheel van ruim- te en functie moet worden opge- nomen. In dit verband heeft Bosch in het verleden bijzondere presta- ties verricht, onder andere met het Willemshuis aan de Amsterdams Stadhouderskade en de Faculteit der Letteren aan de Amsterdamse Singel. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FEL
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VAN
|
DE LEESTA
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Architect Theo Bosch heeft de Rietveldprijs 1993 ontvangen voor zijn woning-
bouwproject in Voordorp. De Stichting Rietveldprijs, die deze prijs eens in de twee jaar uitreikt, heeft
rondom deze prijsuitreiking een symposium georganiseerd, een publicatie uitgegeven en een tentoonstelling in het Centraal Museum ingericht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woerden
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn de geuzen die 12 jaar later het ka-
pelletje venvoesten. Na de kerkher- vorming breekt voor de Heiligenberg een nieuwe tijd aan. Latere eigenaren bouwen er een buitenplaats, die ge- roemd wordt vanwege het prachtige uitzicht. Het huis ligt in het water en is omgeven door een grote tuin. Door verzakking scheurde de westgevel. Een deel van het huis werd toen afge- broken en in de rest werd een herberg gevestigd. Na 1807 werd het oude huis atgebroken en vervangen door een nieuw huis, dat nog steeds voon- bestaat, al is de hoedanigheid op- nieuw gevrijzigd. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Heemtijdinghen nr. 3, september
1993, het tijdschrift van de Stichts- Hollandse Historische Vereniging is een artikel geplaatst van J.F. van Rooijen over de geschiedenis van het waterschap Groot-Houtdljk. Dit ge- bied, gelegen tussen Woerden en Kamerik, is een van de vroegste veen- ontginningen in het Sticht. Een be- langrijk grondbezitter in dit water- schap was het Convent van Oudwijk, gesticht door adellijke jonkvrouwen in 113 T Rond het midden van de 16e eeuw was het door inklinking van de bodem nodig, een molen te bouwen. Tot het begin van deze eeuw zorgden molens in Groot-Houtdijk voor de af- watering. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tentoonstelling
Niet alleen Theo Bosch wordt
door de Stichting in de schijnwer- pers geplaatst. Wil de prijs een bij- drage aan de discussie kunnen le- veren, dan moet er vooral vergeleken kunnen worden. In de publicatie en op de tentoonstelling wordt aandacht besteed aan alle twintig genomineerde projecten aan de hand van ioto's van foto- graaf Kim Zwans. Er zijn prachti- ge opnames bij, vanuit verrassen- de standpunten die, wanneer ze niet zo mooi waren, van de toeval- lige passant konden zijn. De enke- le keer dat het een minder geslaag- de foto betreft is het standpunt wat te ver gezocht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Theo Bosch en het ^^innende
ontwerp Daar worden vooral woonwij-
ken en kantoren gebouwd. Doorgaans wordt deze nieuwbouw een op zichzelf staand bouwsel; soms mooi, soms lelijk, maar zel- den geïntegreerd in de omgeving of de stad. Het gerealiseerde is slechts een plaats om te wonen of te werken. "Buitenwijken, aldus Theo Bosch, zijn meestal volge- plempt met armzalige woningen, die slechts ten doel hebben men- sen van de wereld af te schermen". Wat de jury vooral waardeen in zijn ontwerp is dat de "ontspan- nenheid van het landleven... op bewonderenswaardige wijze is ge- handhaafd". Bosch lijkt hier ge- slaagd te zijn waar zo vaak wordt gefaald. Hij besteed erg veel aan- dacht aan de mens in de ruimte: deze moet zich er prettig voelen om optimaal gebruik te kunnen maken van het gebouwde. In een interview met Ko Jacobs in 'Post- Planjer' zegt Bosch: "Ik probeer zo te ontwerpen dat je de gebouwen niet als een last op je hoofd voelt als je je beweegt, maar dat het ont- spannen is, dat er een hoeveelheid daglicht in komt, dat de ruimtes niet te moedwillig en te dicterend zijn voorgeschreven". Theo Bosch heeft duidelijk la-
ten blijken niet opnieuw een bui- tenwijk in de traditionele zin des woords te willen bouwen. De een- zijdigheid van een dergelijke wo- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwegein
Ook Cronyk de Geyn, 1993 nr. 4 is
gericht op de waterhuishouding, h artikel over de omstreden molen Oudegein wordt gevolgd door de oudste geschiedenis van de polder Galecop, beschreven door R. van de Mark. Deze 12e eeuwse cope-ontgin- ning kent onder meer de boerderij "Vee- en Bouwlust", die volgens de auteur weleens een verdedigbare hof- stede geweest kan zijn. Een stenenkamer en een omgrachting wijzen daarop. De auteur stelt voor- zichtig dat er misschien een verband kan worden gelegd tussen boerderij en de villa Galana van Pepijn II, die stierfin 714. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eemnes
Historische Kring Eemnes, nr.3 van
1993 is gewijd aan het verschijnsel brand. Diverse anikelen gaan in op branden in Eemnes, ook is een lange lijst opgenomen van branden tussen 1877 en 1982. Aanleiding voor dit themanummer is het feit, dat de pas geopende oudheidkamer van Eemnes zich bevindt in de voormalige brand- weerkazerne. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tentoonstelling is tijdens de opening-
stijden van het Centraal Museum te be- zichtigen tot en met 13 februari 1994. De publicatie Rietveldprijs 1993. Bouwen aan de stad Utreciit 1991 - '92 is voor fl.12,50 verkrijgbaar bij het museum en in de boekhandel. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort
R. van Hilten heeft de geschiedenis
beschreven van de buitenplaats Heiligenberg nabij Amersfoon in nr. 3/4 1993 van het tijdschrift Flehite. De buitenplaats is zijn bestaan begon- nen als retraite-oord van bisschop Ansfried, die rond het jaar 1000 op deze ontoegankelijke heuvel een kapel liet bouwen om ongestoord te kunnen bidden. Reeds na 50 jaar verhuisden de monniken van de Heiligenberg naar Utrecht en wordt er een proosdij met uithof gevestigd. Op een kaart uit 1560 is te zien, dat de hoeve is omge- ven door een vierkante gracht. Het |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Stichting beoogt met deze
activiteiten de samenleving te be- trekken bij de discussie over de kwaliteit van architectuur. Een discussie die nog veel te weinig wordt gevoerd met bedroevende gevolgen voor de kwaliteit van on- ze bebouwde omgeving. Werd de prijs in 1991 gewonnen door een project in de binnenstad (de ver- bouwing van het Instituut voor Psychiatrische Dagbehandeling door Abel Cahen), dit keer stond het bouwen aan de rand van de stad centraal. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woudenberg
De 'grouwel des pousdoms' is onder-
werp van een anikel van H.M. van Woudenberg in 'De Klapperman' van november 1993, de uitgave van Stichting Oud-Woudenberg. Uit dit artikel blijkt dat in de jaren na 1660 rondom Woudenberg katholieken zich bezig houden met 'paapsche stoutigheden', tot ongenoegen van de plaatselijke kerkeraad. Fred Vogelzang
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mark van Hattem
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
januari /februari 1994
|
O U D - U T
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwsgierig
Zo zijn we dan toch nog bij
het onderwerp opgravingen be- land. Dan blijkt dat Van Dockum de spade heus nog wel eens in de grond steekt. Maar ook de tegen- woordige opgravingen zijn ver- anderd. Voor de archeoloog geldt het adagium 'behoud gaat voor vernietigen'. Met andere woorden graaf niet op als het niet strikt noodzakelijk is, want elke opgra- ving betekent ook onvermijdelij- ke vernietiging. Er wordt dus uit- sluitend noodonderzoek gedaan, en veel vaker verkenningen of ar- cheologische inventarisaties om de situatie te kunnen bepalen. Dit alles neemt niet weg dat Van Dockum als archeoloog best nieuwsgierig is naar wat zich be- vindt op de witte vlekken van de archeologische kaart van Utrecht. Wens
Binnenkort hoopt Van Dockum
versterking te krijgen van een assistent. Dat betekent dat er mo- gelijkheden komen om een al geruime tijd gekoesterde wens ten uitvoer te brengen: het actualiseren van de provinciaal archeologische meldingskaart en het opstellen van een potentiekaari. Op de meldingskaart staan alle bekende archeologische locaties en hun waarde. Op de potentiekaart staan de potentieel waardevolle locaties aangegeven. "Zulke kaarten moet je zien als een beleidsinstrument. Zij zullen mijn werk in de toe- komst vergemakkelijken. Maar ook anderen kunnen zo in een vroeg stadium rekening houden met het archeologische aspect in hun plannenmakerij". Tot slot spreken we over een
wens die Van Dockum heeft voor de toekomst. Zij hoopt dat er een goede samenwerking zal ontstaan tussen al diegenen die het cul- tuurhistorisch belang behartigen. "Archeologen, historisch geogra- fen, monumentenzorgers moeten samenwerken. Op die manier kan je meer doen en sta je sterker". |
|||||||||||||||||||
haar inbreng als steeds vanzelf-
sprekender wordt ervaren en dat bijvoorbeeld gemeentebesturen meer en meer hun eigen verant- woordelijkheid nemen. Zo kan het zijn dat haar dag er soms uit- ziet als die van een duizendpoot. Eerst een gesprek met ROB-
coUega's over het bepalen van een nieuwe onderzoeksstrategie, dan nog voor een beleidszaak over- leggen met de gedeputeerde. Ver- volgens zit ze aan tafel bij een ge- meente die plannen heeft voor een nieuwbouwwijk en tot slot gaat ze nog langs bij de groep amateurarcheologen, die ter plaat- se bezig is met een veldonderzoek. Op de vraag of zij het 'echte'
archeologische werk van opgravin- gen en onderzoek mist, antwoordt ze ontkennend om vervolgens in een hartstochtelijk pleidooi los te branden over het belang van dit soort onderzoek. "Onderzoek is meer dan ooit nodig omdat dit de argu- menten moet leveren voor de keu- zes die nu eenmaal onvermijdelijk gemaakt moeten worden. Alles be- waren is niet mogelijk, maar weten wat je wilt bewaren en waarom, daar gaat het om". Ze is dan ook niet helemaal gemst. Hoewel ze de nieuwe taken van de archeologie als noodzakelijk ervaart, moet het wetenschappelijk onderzoek niet uit het oog worden verloren. |
|||||||||||||||||||
PORTRET
|
|||||||||||||||||||
Saskia van Dockum, provinciaal archeoloog
|
|||||||||||||||||||
"Veel goodwill en steun van-
uit het provinciaal bestuur en de ambtelijke collega's", dat trof Saskia van Dockum (28) het meest, toen zij in februari 1993 de taken over- nam van de provinciaal archeo- loog Pim van Tent. Vanuit de Rijksdienst voor het Oudheidkun- dig Bodemonderzoek (ROB) is zij verbonden aan de provincie Utrecht. Zij vindt dat het provinciebestuur zich steeds meer bewust is van zijn verantwoordelijkheden ten aanzien van het archeologisch en in ruime- re zin van het cultuurhistorisch erf- goed. Als we hierover doorpraten blijkt Van Dockum een enthiovisiast en overtuigend verteller. Uit haar verhaal wordt duide-
lijk dat de archeologie in Nederland voor nieuwe uitdagingen staat. Zelf is zedrukbezighieraaninvullingtegeven. Het oude beeld van de gra-
vende en onderzoekende archeo- loog is -althans in haar functie- snel aan het verdwijnen. Veel meer dan dat, is zij een gespreks- en onderhandelingspartner in het werkveld van de planologie en de ruimtelijke ordening. Want juist daar worden de beslissingen geno- men die leiden tot behoud of ver- nietiging van ons bodemarchief In dat proces is het de provinciaal archeoloog die mogelijkheden en onmogelijkheden aangeeft. Duizendpoot
"Dat is in het begin niet mak-
kelijk. Zo'n houding moetje leren om op overtuigende wijze te staan voor je zaak, maar dan ook keuzes durven maken en te zeg- gen dat geven we op, maar dat moet behouden blijven. En maak dat maar duidelijk als het gaat om belangen als bodemsanering, wo- ningbouwcontingenten of ver- Marceline Dolfin voersstromen". Toch merkt ze dat |
|||||||||||||||||||
Opat dagen
Bij al dit overleggen en verga-
deren staat Van Dockum nog een andere rol voor ogen die zij min- stens zo belangrijk acht: pleit- bezorger van de archéologie bij de inwoners van Utrecht. "Het is be- langrijk dat de mensen het cultuur- historische verleden van hun eigen omgeving kennen. Ook de bewo- ners van de nieuwbouwwijk die straks verrijst op een plaats waar eeuwen daarvoor al mensen woon- den". Door het organiseren van bij- voorbeeld open dagen proberen Van Dockum en haar collega's het publiek te informeren. Artikelen in de krant of publicaties van boeken zijn daarbij ook onontbeerlijk. |
|||||||||||||||||||
20
|
|||||||||||||||||||
januari / jehruari 1994
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Begroting vereniging Oud-Utrec
voor het jaar 1994 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AGENDA
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
U vindt achtereenvolgens de
jaarrekening 1992 alsmede de be- grotingen 1993en 1994. Na het jubileumjaar 1993 zal
het jaar 1994 weer een normaal beeld te zien geven. Aan de ba- tenkant zal opvallen dat de finan- ciële baten lager worden geschat. Door de structureel lagere rentestand zij n de financiële batenbehoedzaam op f 6.000,-- geprognotiseerd. Aan de lastenzijde valt op dat
de kosten voor het maandblad en het jaarboek vooralsnog op een gelijk bedrag worden getaxeerd als voor 1993 het geval is. Onder de post Archeologische Kroniek is tevens een extra uitgave van de Provinciale Archeologische Kroniek begrepen. Voor de Oud-Utrecht prijs wordt, gezien het tweejaar- lijkse karakter daarvan, ten laste van het jaar 1994 een bedrag van f 2.500,- genoteerd. Het bedrag voor activiteiten en werving is voor 1994 gelijk gesteld aan dat van de jaarrekening 1992 en wel op f 8.000,-. Omdat de kantoor- apparatuur is afgeschreven vervalt de post afschrijvingen voor 1994. Per saldo wordt voor 1994
een negatieve kapitaalsmutatie, een begrotingstekort dus, voor- zien van f 21.000,-. Ik moge verwijzen naar voorgaande be- grotingen en jaarrekeningen waarin ik herhaald heb aangege- ven dat de contributie structureel te laag is voor de financiering van het activiteitenpakket en voor de vervaardiging van de publikaties die de vereniging aan haar leden toezendt. Het is de achterliggen- de jaren gelukt om voorziene be- grotingstekorten op te vangen door verwerving van incidentele extra inkomsten. Zo kon voor 1992 geconstateerd worden dat de overschrijding van de begro- ting met f 13.000,— gecompen- |
seerd kon worden
hogere inkomsten dat de negatie- ve kapitaalsmutatie op een vrij- wel neutraal bedrag uitkwam. Ook voor 1993 kunnen waar- schijnlijk een aantal meevallers worden genoteerd. Voor 1994 acht ik het beeld zorgelijker. Het bestuur heeft, omdat de
kapitaalpositie in de achterlig- gende jaren nauwelijks wijziging heeft ondergaan, besloten het contributieniveau voor het jaar 1994 ongewijzigd te laten. J. W. Lemaier,
penningmeester |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bouwhistoricus DJ. de Vries
zal spreken over "De IJssel als grens? Architectonische relaties tussen Neder- en Overstlcht in de late Middeleeuwen" Plaats: Pieterskerk, Utrech^ Aanvang: 20.00 uur Toegang: gratis |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lë^ngenavond
23 februari Lezing "De ontwikkeling van de
Hollandse waterlinie" door Chris Will. Na de pauze een lezing van de heer Van der Gaag over het "Fort te Vechten". Plaats: C.S.B.-gebouw, Kromme Nieuwe gracht 39, Utrecht. Aanvang: 20.00 uur
(zaal open vanaf 19.30 uur) Toegang: gratis voor leden Oud- Utrecht, niet-leden f 2,50 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Balm
Comributies
Advenemies
Verkopen
Donaties
Finsn. Baten
Divet^ Baten
Jubileum-actie
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Losten
MOU
JOU
Archeologische
Kroniek
Kosten
7Ü-jarig
Jubileum Oud-Ulrecht
prijs Activiteiten
en wemng Kosten van
Beheer Algemene
kosten |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorjaarsledenvergadering
2 Juni Aanvang 19.30 uur. Na afloop
een lezing van Hulb de Groot over de opgravingen op het Domplein. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Atschnjvingeii
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kapitaal
mutatie |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kapitaal per
jaaniltimo |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
januari /februari 1994
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht tel: 030-623866/626800 fax: 030-623274 |
||||||||||
Oud Utrecht,
een levende vereniging met hart voor Utrecht Meepraten over de toekomst
Leden van de vereniging Oud-Utrecht weten waarover zij het hebben als zij zich verzetten
tegen aantasting van het historisch erfgoed. Zij praten met gezag mee over het verleden en de toekomst van hun stad en hun provincie. Excursies, lezingen en forums
Oud-Utrecht organiseert excursies naar historische gebouwen, tuinen en dergelijke. Daarbij
gaan vaak deuren open die normaal gesloten blijven. Op lezingen en forums worden belangwekkende historische en actuele onderwerpen behan-
deld. Maandblad en Jaarboek
Het Maandblad Oud-Utrecht geeft volop informatie over de geschiedenis en het heden van
stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en 'verenigingsnieuws'
onmisbaar.
Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende wetenschappelijke bijdragen en om
de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar. Behalve het Jaarboek en het Maandblad ontvangen de 1800 leden van Oud-Utrecht elk jaar
de Archeologische en Bouwhistorische Kroniek, verzorgd door de Stichting Publicaties Oud Utrecht (SPOU). Zo blijven de leden op de hoogte van de altijd weer belangwekkende vondsten in Utrechts bodem en historische gebouwen De Oud-Utrecht-Prijs
Oud-Utrecht bevordert de bestudering van de geschiedenis van de stad en provincie.
Daarom is in 1992 de Oud-Utrecht-Prijs ingesteld, groot 3000 gulden. Eens in de twee jaar wordt deze prijs toegekent aan de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis van Utrecht. Zo blijft Oud-Utrecht actief om de kennis van het verleden van stad en provincie te vergro-
ten. |
||||||||||
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud Utrecht.
|
||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H
NVM
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/Muus
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______ 030 - 34 00 08
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op tiet gebied van:
* Elektra
* Klimaat
* Sanitair
* Beveiliging
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
|
|||||||||||||||||||
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag 11-18 urn- Zaterdag 11-17 uur
|
|||||||||||||||||||
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
|
|||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74 |
|||||||||||||||||||
i
|
|||||||||||||||||||
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
|||||||||||||||||||
TAILORS SINCE 1850
|
|||||||||||||||||||
ER IS EEN B Al
WA AR OT TDF WA ARTJFl
NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN. |
|||||||||||||||||||
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
|||||||||||||||||||
A? ^Cy^ Vf^4
|
|||||||||||||
Utrecht
|
|||||||||||||
6 7e jaargang nummer 2
|
|||||||||||||
Grafmonument
Nellesteyn
Litho van M. Mourot,
1829
|
|||||||||||||
De schilderingen in het koorvak en het transept
van de Sint-Pieterskerk te Utrecht Grafmonument: Nellesteyn, grafkelder en uitkijktoren
Het voormalig slachthuis aan de
|
|||||||||||||
^BIBLIOTHEEK DER
*iaJISUNIVERSlTElT iOTRECHT |
|||||||||||||
Ams terdamses traatweg
|
|||||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-88 21 31 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lul \cil -\iilu/iiuii\ Cn'iii>"i\, hap
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r.LIS144N
&>LIS^I11N BOUW&VAST3CÏD
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||||||||||||
Colofon
|
||||||||||||||||||||
Hel vernieuwde Oud-Utrecht is inmiddels bij iedereen in de bus gevallen. Als redactie zijn we blij
verrast met de grote hoeveelheid positieve reacties. Kritische noten zijn er ook, maar die zijn vooral opbouwend bedoeld en wij zullen zo veel rrwgelijk proberen hieraan tegemoet te komen. We kunnen in ieder geval meedelen dal hel niet de bedoeling is elke keer zo laat te verschijnen. Wij vragen uw begrip hiervoor vanwege hel opstart- en kinderziekteproces. De planning is er op gericht dat u rcmd de eerste van elke even maand een nieuw blad kunt verwachten. Om aan hel bezwaar tegemoet te komen van het verschil injormaat, is besloten om hel redster
over 1993 op het oudeformaat te drukken, zodat het mei de jaargang kan worden ingebonden. U treft het regjsler hier losbladig ingevoegd. In verband met de nieuwe frequentie wrillen wij vooral nog even uw aandacht vragen voor de
Agenda. Het is van belang dat u berichten bestemd voor deze rubriek uiterlijk twee maanden voor de verschijningsdatum van de aflevering waarin het geplaatst moet worden bij de redactie inlevert. Op die manier kunnen wij het aanbod in de Agenda zo actueel mogelijk maken. |
||||||||||||||||||||
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
67e jaargang nr. 2 - maart/april 1994
Oud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. Voorzitter: H.H.W. Kemkamp.
Secretariaatsadres: Zebraspoor 63,
6305 GD Maarssenbroek.
Penningmeester J.W. Lemaier.
U kunt zich opgeven als lid van de vereni-
ffng Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 47,= per
jaar (26-/30,=; 65-^ ƒ 41 ,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
Mw. C. Nijhove - de Leeuw,
telefoon: 03463-62930.
|
||||||||||||||||||||
Inhoud
|
||||||||||||||||||||
Van de redactie
De schilderingen in het icoorvak en het transept
van de Sint-Pieterskerk te Utrecht E.L Hoffmsn-Klerkx
Grafmonument
Boekenschouw De Ketielejach en andere staatnamen in de Utrechtse volkstaal
B.l, Marlens van Vliet
Van de leestafel
Vondsten Het voormalig slachthuis aan de Amsterdamsestraatweg
Bettina van Santen
Oproep
H.H.W. Kemkamp, voorzitter Oud-Utrecht
Portret
Agenda/mededelingen |
||||||||||||||||||||
27
28 34
35 36 38
39 40 43
44
45 |
||||||||||||||||||||
Redactie: M. Dolfin, M. van Hattem,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C. van Oudheusden, B. van Santen,
E. Tigelaar, M. van de Vrugt,
A. vanderZeijden.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving.' Han Emest.
Druk; De Boer Cuperus.
Oud-Utrecht. Tweemaandeliiks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 1 april 1994, verschijningsdatum 1 juni. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 1/4 of 3 V2 inch floppy (WoidPerfect, ver- sies 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen omvang tussen de 2000 en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Het gebruik van tussenkopjes wordt
aangeraden; illustratiesuggesties zijn |
||||||||||||||||||||
27
|
||||||||||||||||||||
@
|
||||||||||||||||||||
maart I april J994
|
||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
De schilderingen in het koorvak en het
transept van de Sint- Pieterskerk te Utrecht |
|||||||||||||||
Het transept van de Sint- Pieterskerk te Utrecht werd in het midden van de 13de eeuw in
tufsteen overwelfd.'' Uit deze periode stammen de schilderingen die rond de sluitstenen van de gewelven van de zuidelijke en noordelijke transeptarm en van de kruising of viering zijn aangebracht. De kruising of viering is de vierkante ruimte tussen het koor en het schip, daar waar de hoofd-
en dwarsbeuk van een kruiskerk elkaar kruisen. Het is vrijwel zeker dat ook de oudste restanten van de schilderingen rondom de sluitsteen van
het gewelf van het vierkante koorvak deel van dit program uitmaakten (afb. 1). Hoewel dit gedeelte van de kerk al in het begin van de 13e eeuw werd overwelfd, werden de vier gewelven mijns inziens in één campagne versierd. ^ Om de sluitsteen van het koorgewelf zijn de beschilderde vakken namelijk rond afgesloten. Deze begrenzing herhaalt zich in de viering (afb.2), terwijl de kleine Franse lelies van het koorgewelf - hoewel nu op de hoeken van de ruitvormige velden - weer voorkomen in de versiering van de transeptarmen (afb. 3 en 4). |
|||||||||||||||
De vier groepen zijn in 1969
en 1970 door de heer J. Jacobs uit Velp met veel geduld van onder een overschildering met grote Franse lelies in olieverf - die er nu nog doorheen schemeren - in het zicht gebracht. De minst spectaculaire voor-
stellingen zijn die boven het koor- vak. Onder de grote Franse lelies zijn vaag vier cirkels te zien. Om de sluitstenen van de transept- gewelven kwamen echter - onder twee lagen van Franse lelies - interessante voorstellingen tevoor- schijn. De zuidelijke stellen vier halffiguren voor met een nimbus om het hoofd en een boek in de hand (afb.3). De noordelijke vier halffiguren zijn gemijterd en hou- den ieder een boek en een staf vast (afb. 4). De krul van de staf is binnenwaarts gekeerd. Tenslotte zijn in de kruising om de sluit- steen vier rennende engelen weer- gegeven. Zij hebben een geopend |
|||||||||||||||
Stevenskerk te
Nijmegen (Opname EL Hoff- man-Klerkx.) (Afb. 9.) |
|||||||||||||||
28
|
|||||||||||||||
E.L. Hoffman-Klerkx
|
|||||||||||||||
maart / april ] 994
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
boek in de hand en een nimbus
om het hoofd, leder rennen zij in een andere richting: naar het noorden, naar hel westen, het zuiden en hel oosten (afb. 2). Mijns inziens stellen de vier
zuidelijke figuren de vier evange- listen voor, ieder met hun verhaal van hel evangelie in de hand. De schilder heeft getracht er verschil- lende individuen van te maken, want de gezichten vertonen onder- ling geen overeenkomst. Ook hun houding verschilt onderling: de één heft het gelaat omhoog, twee anderen wenden elkaar het gezicht toe en de laatste houdt zijn rech- terhand in spreekgebaar omhoog. Deze evangelist heeft duidelij k krul- lend haar. Zijn kleding bestaat uit een witte tuniek met ronde hals- uitsnijding; een donker mantel- pallium (een rechthoekige lap stof, die op een bepaalde manier om hel lichaam wordt gedrapeerd) bedekt zijnschouders. Bij de andere figuren schemeren de Franse lelies er dusdanig doorheen, dat er niets zinnigs over de kleding te vertel- len valt. De plaatsing van de vier evangelisten in de zuidelijke tran- septarm is niet willekeurig geko- zen. De zuidzijde is immers de plaats van het Licht, van de Nieuwe Wet en dus ook van het Evangelie. Vanwege de symmetrie wer-
den tegenover de vier evangelisten van de zuidelijke transeptarm in het noordelijke deel de vier wes- terse kerkvaders afgebeeld: de hei- ligen Ambrosius, Hiêronymus, Augustinus en Gregorius, allen in hun hoedanigheid van bisschop (afb. 5). De verondersleUing dat devierafgebeeldendoorde binnen- waarts gedraaide krul van de sta- ven vier abten zouden zijn, berust op een hardnekkig misverstand dat niet door nadere bestudering wordt bevestigd.' Het is ook niet zo dat de kardinaalshoed altijd het attribuut van Hiêronymus is geweest. Pas na de bemoeienis van de Bolognese professor in het kanoniek recht Johannes Andreae (+ 1348) - die grote bewondering voor Hiêronymus koesterde - werd Hiêronymus in de Italiaanse kunst |
|||||||||||||||||||
Afb. 1.
Gewelfschilderingen
boven het vierkante koorvak, zonder de grote Franse lelies. |
|||||||||||||||||||
Afb. 2.
Schildering boven
de viering (kruising). Engelen die elk een evangelie voorstel- len. De letter 'h' is zichtbaar in het boek van de noordelijke engel. |
|||||||||||||||||||
Afb 3.
Schildering boven
de zuider-transept- arm. De vier evangelisten. |
|||||||||||||||||||
t
|
|||||||||||||||||||
29
|
|||||||||||||||||||
Afb. 4.
Schildering boven
de noorder- transeptarm. De vier kerkvaders. |
|||||||||||||||||||
@
|
|||||||||||||||||||
aaart I april 1994
|
|||||||||||||||||||
OUD-UTRE. CHT
|
|||||||||||||||||||
De schilderingen in het koor\ak en het
transept van de Sint- Pieterskerk te Utrecht |
||||||||||||
schop (afb. 6) met het kapsel van
de diaken in de beschilderde graf- kelder van de Sint- Pieterskerk, dat eveneens uit de Ode eeuw stamt. Bij alle vier de bisschoppen is de Y-vormige sierband die voor de borst hangt - het pallium - duidelijk te onderscheiden. Dit onderscheidingsleken bestaat uit een witwoUen band met zwarte kruisjes, die bij de zuidelijk bis- schop nog zichtbaar zijn. In zijn (gehandschoende?) hand houdt deze bisschop zijn kromstaf, waaraan een doek is vastgemaakt, het sudarium. Deze doek komt in de middeleeuwen op afbeeldingen van bisschoppen én abten voor: later bleef hij alleen bij abten in gebruik. De naam suggereert het gebruik als bescherming van de staf tegen transpiratie van de hand. Uiteindelijk zou het sudarium slechts als ornament in gebruik blijven.''De kromstaf van de noor- delijke bisschop is eveneens voor- zien van een sudarium (zie het overzicht op afb. 5). De noordelijke prelaat lijkt
qua uitbeelding nog het meest op de zuidelijke. Ook hij heeft de korte driehoekige 13de eeuwse mijter op, die van opzij is weerge- geven.De mijters van de oostelijke en westelijke bisschoppen zijn waarschijnlijk frontaal afgebeeld. Voor het overige zijn het boek, de kromstaf en het pallium nog wel te herkennen. Het fraaist zijn de engelen na
de restauratie tevoorschijn gekomen (afb. 2). Allen zijn zij gekleed in een witte tuniek met een mantel- pallium om de schouders die om een arm is gedrapeerd. Het haar golft langs het ovale gelaat; hun blik houden zij op het geopende boek gericht. Waarschijnlijk was op elk boek de naam van een evangelist geschreven. Op een van |
||||||||||||
Afb. 5. als kardinaal voorgesteld: met de
Overzicht van de kardinaalshoed en een leeuw aan
bisschoppen in zijn voeten.'' In 1344 was dat het
30 het gewelf van geval in een glas-in-ioodraam in
de noorder- de Martinus-kapel van de kerk
transeptarm. van de H.-Franciscus in Assisi.
Voor die tijd droeg hij een mijter,
en wel de mitra simplex.' Deze is
- in tegenstelling tot de mitra pre-
tiosa en de mitra auriphrygiata -
niet versierd met kostbaarheden.
|
De bisschop in het zuidelijke
kwadrant heeft een met edelste- nen versierde mitra pretiosa op. Ook zijn amict (liturgische hals- doek) en de boekband zijn ermee getooid.*> Van achter de mijter hangt een sierlint met franje (lin- gua, fimbria of fascia) over de schouder af. Het haar golft op 13de eeuwse wijze om het oor. Vergelijk het kapsel op de detail- tekening van de zuidelijke bis- |
|||||||||||
maart I april J994
|
UTRECHT
|
|||||||||||
de bladen is namelijk duidelijk de
letter 'h' (Mattheus?) te lezen. De middeleeuwse engel werd altijd jeugdig afgebeeld, want men ge- loofde dat zij nooit verouderden. Al vroeg werden de vier wes-
terse kerkvaders met de vier evan- gelisten in verband gebracht.^ In de hoge en late middeleeuwen vertegenwoordigden vier diersym- bolen vaak de evangelisten. In de vier medaillons boven het koor- vak waren mijns inziens deze vier apocalyptische dieren afgebeeld. De begrenzing van de segmenten die bij de medaillons horen, loopt evenwijdig aan de gerestaureerde band met kleine Franse lelies en schemert er nu nog doorheen. Volgens de Openbaring waren de Wezens - te weten de Leeuw, de Stier, de Mens en de Adelaar in de vlucht - rondom de troon ge- groepeerd (Op. 4:2, 6-8). De eerste grote christelijke
theoloog, de kerkvader Irenaeus (circa 202 gestorven), gaf in zijn uitleg van deze bijbelpassage aan, dat op de troon de Logos - het Goddelijke Woord - is gezeten; de vier dieren stellen zijn werk- tuigen voor (de operatic). Hij beredeneerde dat er vier wereld- delen zijn en vier hoofd-wind- richtingen; omdat de Kerk over de hele wereld haar gezag moest uitoefenen en het Evangelie de steunpilaar van de Kerk is, be- hoon de Kerk dus ook vier pijlers te hebben. De Logos heeft die blijde boodschap in vier vormen gegeven: de vier Evangeliën. Deze wordenvergelekenmet vier bood- schappers die naar de vier wind- streken worden gedirigeerd; de vier windrichtingen die voor de 'wereld' staan. De vier engelen in de viering die hun blik op het boek gericht houden, symbolise- ren ieder een evangelie.'' Wat in de kerk van Sint-Pieter dus staat uitgebeeld, is een uitwerking van Irenaeus' idee. Hoewel niet in de vorm van
een schildering, is het gezicht dat op de sluitsteen van het gewelf van de koorsluiting staat mijns |
|||||||||||||||
Afb.6
Detail van de zui-
delijke bisschop (boven). Vergelijke het kapsel met dat van de diaken uit de beschilderde grafkelder in de St.Pieterskerk (onder). |
|||||||||||||||
verspreid zullen worden (viering),
zijn via de operatio (koorvak) ontsproten aan de Logos (kooraf- sluiting). De vier evangelisten (zui- dertransept) hebben de blijde boodschap opgetekend en de vier kerkvaders hebben deze ten behoeve van de ongelovigen ver- taald en becommentarieerd (noor- dertransept). De noordzijde werd namelijk gezien als de plaats van de duistere machten en van de ongelovigen. Het evangelie werd UTRECHT
|
|||||||||||||||
inziens een afbeelding van de
Logos zelf Vier takken ontspruiten aan Zijn voorhoofd en vier aan Zijn mond (afb. 7). De betekenis is mijns inziens duidelijk.''' Als zodanig heeft de sluitsteen met het theologische program te ma- ken en maakt hij er een onder- deel van uit. In het kort samengevat luidt
het theologische program van de Sint- Pieterskerk als volgt. De vier evangeliën, die over de hele wereld |
|||||||||||||||
31
|
|||||||||||||||
@
|
|||||||||||||||
maart / april 1994
|
|||||||||||||||
De schilderingen in het koor\ak en het transept
van de Sint- Pieterskerk te Utrecht |
|||||||||||||
Het fragment van de
schildering achter de noordelijke koorbanken In de dienstruimte die achter
de koorbanken in de noordelijke transeptruimte is gecreëerd, be- vindt zich een ondiepe nis. Aan de rechterkant is een klein frag- ment bewaard gebleven van een muurschildering in secco-techniek. Het stelt een baardige figuur voor met de karakteristieke spitse hoed waarmee de joden in de Middel- eeuwen werden afgebeeld. In zijn linkerhand houdt de man een paar 'stokken' vast (afb. 8). Deze voorstelling doet denken aan een soortgelijke schildering op de rech- terwand van een nis in de kapel van het Heilige Graf van de Sint- Stevenskerk te Nijmegen. De kapel bevindt zich aan de noord- zijde van het koor en de schilde- ringen vormden de achtergrond van het Heilige Graf. De bewuste afbeelding laat een baardige man zien met een tulband om het hoofd, gestoken in een oosters kostuum. Drie grote spijkers houdt hij in zijn linkerhand vast (afb. 9). In de Renaissance werden de bewoners van het Midden-Oos- ten, dus ook de joden, met een tulband op weergegeven. Aan de overkant in de nis is een man af- gebeeld met de doornenkroon in zijn bedekte handen. Achter de verdwenen kist zijn de silhouet- ten van een kruisiging bewaard gebleven. Een soortgelijke achter- grondschildering zou zich in de nis achter de noordelijke koor- banken van de Utrechtse Sint- Pieter bevonden kunnen hebben. De zogenaamde 'stokken' in de hand van de baardige Jood zijn mijns inziens de spijkers. Op grond hiervan vermoed ik, dat de plaats van het Heilige Graf van de Sint- Pieterskerk hier moet wor- |
|||||||||||||
Afb. 7. daarom aan deze zijde door de
De togos. Sluit- diaken gelezen en wel met het ge-
steen van het zicht naar het noorden gekeerd.''
gewelf van de Een andere interpretatie van
32 koorsluiting. de transeptschilderingen heeft wij-
len dr. J.H.A. Engelbregt O.F.M,
gegeven.'^ Hij zag in de voorstel- lingen van zuid naar noord de tijd voor Christus, de geboorte en de tijd na Christus. Hij meende in de zuidelijke hguren profeten te zien, maar deze oud-testamen- tische figuren worden niet met |
een boek in de hand afgebeeld,
maar met een schriftrol. Welk een waardevol bezit
herbergt de Utrechtse Sint- Pieters- kerk dus! Tot nu toe werd im- mers aangenomen dat het naast elkaar plaatsen van kerkvaders en evangelisten pas in de 15de eeuw plaats vond.'^ Bovendien is het in beeld brengen van de gedachte van Irenaeus uniek voor Neder- land en misschien wel voor West- Europa. |
||||||||||||
maart / april J994
|
|||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||
Noten
De tekeningen en de foto bij dit artikel zijn van de hand van
de auteur. 1. CL. Temminck Groll, 'De St.-Pieterskerk te Utrecht', Bulletin
K.N.O.B.81(1982)101. 2. Voor de overwelving van de kerk in het begin van de 13de
eeuw: ibidem, 85. 3. Catalogue of Pastoral Staves, Victoria and Albert Museum
(Londen 1924) 18. 4. K. Künstle, Ikonographie derchristlichen Kunst, deel 2
(Freiburg im Breisgau 1926) 302. 5. Ibidem, 299 en 304. Doordat Hiëronymus de status van
kardinaal werd toegedacht, was het correct om hem met een mijter af te beelden. Zie: J. Braun S.J., Die pontificalen Gewander des Abendlandes
und ihrer geschichtlichen Entwicklung (Freiburg im Breisgau 1898) 4: 'Trager der Mitra sind von Rechtswegen die Bischöfe, die Kardinale und vor allem natürlich der Papst'. 6. Op een foto die voor de restauratie is genomen zijn deze
onderdelen nog duidelijk zichtbaar. 7. Catalogue of Pastoral Staves, 18.
8. Künstle, Ikonographie vermeldt op pagina 301 dat de vier
kerkvaders reeds in de vroeg-christelijke tijd met de evange- listen in verbinding werden gebracht. Dat lijkt mij wel wat vroeg, omdat Gregorius (circa 540-604) pas tegen het eind van die periode heeft geleefd. Volgens Emile Male gebeurt het pas in de 15e eeuw dat de vier evangelisten naast de vier kerkvaders worden afgebeeld (L'art religieux du Xllle siècle en France. Etude sur l'iconographie du Moyen Age et sur ses sources d'inspiration. 9e druk (Paris 1958) 223-224). 9. F. van der Meer, Maiestas Domini, Théophanies de
l'Apocalypse dans l'art Chrétien, Etude sur les origines d'une /conograp/i/espéc/a/e t/u C/)r/st(Vatikaanstad-Parijs 1938) 223-224. 10. Het voorbeeld van de sluitsteen heeft de beeldhouwer aan
het schetsboek van Villard de Honnecourt ontleend, maar anders dan bij zijn tekening ontspruiten de ranken in de Sint-Pieter aan de mond van het gezicht. Zie Temminck Groll, 'St.-Pieterskerk', 82 noot 21 en 84 afb. 9.
11. Zie mijn artikel in Tussen Vecht en Eem 11 (1981), afl. 2, mei,
139 en volgende. 12. Temminck Groll, 'St.-Weters*cer(t', 101 noot 48.
13. Male, L'art religieux, 223-224.
14. Het archiefonderzoek werd verricht door mevr. dr. J. Hollestel Ie.
Zie Temminck Groll, 'S(.-P/etersterk', 75 noot 2 en 106-107 noot 60: 'sepulchrum domini latere chori'. Drs. R.F.C, van der Lof heeft door middel van uitvoerige steekproeven, verricht In het Rijksarchief te Utrecht, geen andere vermeldingen van -"■ de plaats van het Heilige Graf kunnen vinden.
|
||||||||||||||
den gezocht. In de archiefstukken
van de kerk is sprake van een lo- catie aangeduid als 'latere chori', naast of zelfs in de nabijheid van het koor.''' Daar er op het hoog- koor geen aanwijzingen in die richting zijn gevonden, kan de aanduiding net zo goed slaan op een plaats terzijde van of in de nabijheid van het laagkoor. |
||||||||||||||
Afb. 8.
Baardige Jood.
Fragment van een schildering achter de noordeiijke koorbanken. |
||||||||||||||
33
|
||||||||||||||
®
|
||||||||||||||
maart I a^r\\ 1994
|
||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N T
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
;TAFMONUME
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Even ten noorden van Leersum, ergens halver-
wege aan de oude straatweg tussen Utrecht en Arnhem op de zogenaamde Donderberg, staat een monumentale uitkijktoren met daaronder de grafkelder van de familie Van Nellesteyn. De witgepleisterde toren is aan de bovenzijde gedecoreerd met Dorische pilasters. Deze dragen een triglyphen fries met daarboven aan vier zijden een spits toelopende boogvormige versiering, een zo- genaamd fronton. Boven de sluitsteen van de grafkelder is een opwekkende tekst aange- bracht: "Blijmoedig aan het graf te denken is ook een vrucht die het kruis ons gaf." |
werken. De familie van Nelle-
steyn woonde op het nabijgele- gen kasteel Broekhuizen. Haar rijkdom en belangrijkheid wilde ze ook tot uitdrukking brengen in een prachtig grafmonument. In 1818 liet de toenmalige Heer Van Nellesteyn een privé grafkelder ontwerpen die dienst zou doen als familiegraf Zocher bouwde de toren naar een Frans voorbeeld. De naaldbomen die in de omge- ving geplant werden, droegen bij aan een romantisch-melancholisch decor. Het schijnt dat de toren te zien was vanuit kasteel Broekhui- zen, als herinneringsteken aan de sterfelijkheid van de mens. Hoogmoed
De in die tijd zeer populaire
dichter Hendrik Tollens (1780- 1856) ergerde zich aan de tegen- stelling tussen het rijke monu- ment voor de doden en de arme huisjes voor de levenden waar het op neerkeek. Het monument was voor hem "een spotprent op haar- zelf', een teken van hoogmoed, zo lezen wij in zijn gedicht 'De gevels van de huizen': 't Is waar, 't gevoel komt pijnlijk op.
Als wij daar ginds dien heuveltop - Die schittrend witte wanden naken: ('t Is Nellesteins gepleisterd graf) En als we, langs de glooijing af, Aan de andre zij die biezen daken. Die hutten zien van stroo en klei. Daar neergezet in zand en hei: Dan, ja! dan wordt ons bij 't aan- schouwen Het heerlijk landschap droef en naar;
Dan zien we vragende op elkaar. En de uitroep laat zich niet weer- houên: Voor dooden gindsche praalge-
bouwen. Voor levenden die kluizen daar! |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doch 't is een spotprent op haarzelf.
Dat hoog en schittrend grafgewelf, Dat zich de trotschheid op deed rijzen: Daar staat het op dien top gebouwd. Als om van ver reeds aan te wijzen. Wat eens de hoogmoed overhoudt. Kopje thee
Toen de gemeente Darlhui-
zen (later samengevoegd met Leersum) behoefte kreeg aan een nieuwe begraafplaats stelde 'Van Nellesteyn in 1828 een lapje grond beschikbaar van het terrein vóór het grafmonument. Hel dood- gravershuisje werd tegen hel graf- monument aangebouwd. Vanwege hygiënische redenen werd de be- graafplaats in 1906 gesloten. Na- dien woonde lange tijd de weduwe Verhagen in hel doodgravershuis- je: omdat ze het grafmonument onderhield, hoefde ze geen huur te betalen. Mensen die de toren wilden bezichtigen konden bij haar voor vijf cent een kopje thee krijgen. Het doodgravershuisje is alleen nog op oude foto's te zien, omstreeks 1950 werd het door de gemeente afgebroken. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achterzijde van de
toren, met daar- aan vastgebouwd het doodgravers- huisje dat in 1950 werd afgebroken |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen:
- E.J. Demoed, In een lieflijk landschap,
Zaltbommel 1974. - C.D.H. Moes, Architectuur als sieraad
van de natuur. De architectuurtekenin- gen uit het archief van J.D. Zocher jr. (1791-1870) en LP. Zocher (1820-1915). Rotterdam 1991. - H. Tollens, Laatste gedichten,
Leeuwarden 1856. - A. Versteegh, Leersum in de loop der
tijden, Veenendaal 1964. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herinneringsteken
Hel monument is ontworpen
door de bekende tuinarchitect J.D. Zocher (1791-1870), die later ook de Eerste Algemene Begraaf- plaats Soestbergen in Utrecht zou ontwerpen en tevens verantwoor- delijk is voor de aanleg van de Utrechtse singels. Het is één van Zochers vroegst bekende bouw- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Albert van der
Zeijden |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maart / april 1 9 9 't
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l' T R r. C H T
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•TEKENSCHO
|
U W
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kozükkendag
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
legers, zoals niet lang daarna Am-
hem zou overkomen. Voor Utrecht zouden de echte ongemakken pas komen toen een troepenmacht van het bevrijdende leger in de stad werd ingekwartierd. De term 'bevrijding' sugge-
reert ook dat de Nederlanders de Fransen vooral als vreemde be- zettingsmacht zagen, terwijl veel mensen de Bataafse Republiek juist waardeerden omdat zij een einde had gemaakt aan het oude vermolmde particularistische stel- sel waar de Republiek naar afge- gleden was. Tijdens het Konink- rijk Holland (1806-1810), onder |
wordt helder beschreven in het
boekje. Het is mede uitgegeven door de Stichting Oost-Europa Kring Utrecht, die met deze pubUkatie de contacten tussen Oost en 'West wil intensiveren om zo de vrede te bevorderen. De negatieve con- notatie die de term kozakken juist in 1813 kreeg CVan Dale: "in Nederland m.n. bekend gewor- den door de komst van afdelin- gen ervan in 1813; - (niet dag.) scheldw. voor ruw en aanmati- gend optreden (bereden) mili- tair.") wordt daarbij voor lief ge- nomen. Mark van Hattem, Kozakkendag.
De bevrijding van Utrecht in 1813. Utrecht, Broese Kemink - Kwadraat,1993. ƒ 19,50. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit vlotgeschreven, uiterst
leesbare boekje schrijft de Utrechtse historicus Mark van Hattem over de nu vrijwel vergeten kozakken- dag. Toen op 28 november 1813 een drietal kozakken voor de Wittevrouwenpoort verscheen, kwam een einde aan de Franse bezetting. Tussen 1813 en 1913 werd deze dag, elk jaar opnieuw, herdacht als het begin van onze nationale onafhankelijkheid, on- der een tot het koningsschap ver- heven lid van het Oranjehuis. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P.G. van Os, Intocht
der Kozakken binnen Utrecht in 1813,1816. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Israëlitische gemeente
De geschiedenis van de joden
in Utrecht begint in 1789, wan- neer hen eindelijk wordt toege- staan zich binnen de stadsgrenzen te vestigen. In de oorlogsjaren is het grootste gedeelte van het archief van de joodse gemeente in beslag genomen door de Duitsers, hierdoor zijn veel belangrijke stukken verloren gegaan. Toch is gelukkig ook veel bewaard geble- ven. De omvang van het archief bedraagt 25 meter. Behalve de notulen van de kerkeraad bevat het ook materiaal van gelieerde colleges en instellingen als het armbestuur, de godsdienstschool en het begraafcoUege 'Gemieloeth 35 Gasadiem' (= het betonen van naastenliefde). A.B.R. du Croo de Vries, Inventaris van de
archieven van de Nederlands Israëlitische gemeente te Utrecht. Utrecht, Gemeentelijke archiefdienst, 1993. ISBN 90 73190 08 8. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Napoleons broer Lodewijk, werd
Utrecht zelfs opgestoten in de vaart der volkeren toen hel de re- sidentiestad van de koning werd. Na inlijving in Napoleons keizer- rijk werd Utrecht overigens weer gedegradeerd tot provinciestadje in het nieuw gecreëerde departe- ment Zuiderzee. Utrecht was zelfs niet eens meer provinciehoofd- stad, dat werd Amsterdam. Deze merkwaardige episode
uit de Utrechtse geschiedenis |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze rocmruclite 'bevnjdmg'
dient overigens danig gerelati- veerd te worden. De genoemde drie kozakken hadden weinig last van Franse tegenstand. De Franse generaal Molitor heeft nooit de intentie gehad Utrecht te verdedi- gen en was reeds even daarvoor met stille trom vertrokken. De Utrechters waren vooral blij dat ze niet het slachtoffer geworden waren van een roof- en plunder- tocht door één van de strijdende |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Albert van der
Zeijden |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maart I april 19 9 4
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Ketielejach en andere straatnamen
in de Utrechtse volkstaal |
|||||||||||||||||
Volkstaalnamen van Utrechtse straten hebben me altijd geïnteresseerd. Op de
kleuterschool op de Mariaplaats zei een meisje destijds dat ze in 't Daniëllechie woonde. Pas jaren later drong het tot me door dat ze de Nathanaëlspoort op 't Springweg had bedoeld. |
|||||||||||||||||
kele lezers merkten op, dat Ketie-
le eenvoudigweg een vervorming van Eligen is. De heer Adelaar kende nog een jat-naam: de Groenejat, voor de Groenestraat. B. Ketielejach. Mevrouw Esse-
ling uit de Vaartsebuurt kende de staande uitdrukking 'dat is jach voor hem', een gezegde dat ik niet in woordenboeken heb kunnen vinden. Het zou om een vrijwel niet meer gebruikte woordver- binding gaan die 'typisch voor het Abstede-Utrechts' werd genoemd en die zoveel wil zeggen als 'dat is fijn voor hem', 'een kolfje naar zijn hand', iets dat als stimule- rend wordt ervaren. De infor- mant Timmermans legde een ver- band tussen het destijds ook in Utrecht wel gebezigde woord kie- telsteen (=kiezelsteen), waarmee je vonkjes kreeg als je ze tegen mekaar sloeg, en de grote kei ('gesloten steen') op de hoek Gro- te Eligensteeg en Oudegracht.' De Vrouwjuttenstraat, in dezelfde buurt, blijkt ook een jach geweest te zijn, de Juttejach. Voorts staat de molen van Kuilenburg aan een straat die Het Jach heet. Het leven in een smalle straat
zoals de Ketielejach was gezellig en vrolijk, maar vaak moeilijk. De bewoners, die onderling nogal eens aan het knokken raakten - en die ruzies vervolgens ook weer bijlegden - maakten op anderen soms een ruwe indruk. De infor- mant Bronius, afkomstig uit de Gasthuissteeg, was in z'n jeugd maar wat blij dat hij niet in een jach woonde. Want, zo zei hij, daar woonden asociale figuren. Hij doelde vooral op de Krijtjach (Krijtstraal)inWittevrouwen, Bro- nius' commentaar lokte natuurlijk protesten uit van andere lezers. Ik neem aan dat mensen die
uit de Ketielejach en omgeving UTRECHT
|
|||||||||||||||||
Een aanleiding om eens wat
meer van die namen te verzame- len, deed zich onlangs voor toen ik een werkje over de Nieuwe- gracht van Dirkje Kuik las.' Daarin trof ik, voor het eerst op schrift, de (oude?) volkstaalaanduiding voor de Keukenstraat aan, Keu- kenjach. Kuik schrijft (blz.32): "De school lag in de Keuken- straat, een echte volksstraat, de mensen die er woonden gingen door voor banaal en vechtlustig. Keukenjatters werdenze in Utrecht genoemd, de straat kreeg de bij- naam van Keukenjacht". En even verder, op biz.35: "De Keuken- jacht, de Keukenstraat, een klein beetje ben ik daar op touw gezet: zonder die straat zou ik nooit be- staan hebben". Keukenjach.^ Dat woord lijkt
op een naam die ik van vroeger kende en steeds raadselachtig heb gevonden: de Ketielejach - zoals de Grote Eligensteeg tussen de Oudegracht en de Lange Nieuw- straat door vele gewone Utrechte- naren werd genoemd en welke steeg bij de voormalige buurtbe- woners, in de verhalen over vroe- ger, nog steeds onder die naam voortleeft.^ In mijn omgeving had nooit iemand de bestanddelen 'Ketiele' en 'jach' kunnen duiden. Ik vroeg om raad bij de oud-le- raar W.van Beusekom, schrijver van 'De Stichtenaren leer ze mij kennen"*, een boek waarin veel aardigs over de Uterechse tong- val en het dialect staat. Van Beuse- kom kende alleen de aanduiding |
Ketielejat voor de Grote Eligen-
steeg, zonder te weten wat Ketiele en jat te betekenen hadden. De antiquaar Lapoutre kende het woord Ketielesteeg, dat hij in de herinneringen van de vrouwen- arts Muller had gevonden.^ Restte mij het Utrechts
Nieuwsblad te vragen een oproep te doen lot de lezers, waarin ik vroeg naar bijzonderheden over Ketiele, jat en jach. Er ontstond een reeks van vier stukjes over de Ketielejachkwestie die uitmondde in een lijst van volkstaalsynonie- men van Utrechtse straten, die ik aan het einde van deze tekst doorgeef.*^ Tussen de stukjes in werd ik
opgebeld door ongeveer dertig lezers, wat opnieuw bewees dat voor een klein, zeer lokaal onder- werp veel belangstelling bestaat. Hieronder volgen beknopt
die mededelingen van de U.N.-le- zers die mij het zinnigste lijken. A. Ketielejat. De informanten
Den Breejen en Gorter verwezen naar de Kijk-in-'t-Jatstraat in Gro- ningen en de Kromme jat in Leeuwarden. Jat is hier 'straat' of 'water' en verwant aan het Duitse 'Gasse', vgl. de Utrechtse straat Massegast. Andere informanten meen-
den dat de Ketielejach door men- sen van buiten de straat wel eens Ketielejat werd genoemd omdat dit woord beter uitdrukking kon geven aan voorstellingen van emotionele aard. Gedoeld werd op het uit stelen gaan, jatten. En- |
||||||||||||||||
36
|
|||||||||||||||||
B.J. Martens
van Vliet |
|||||||||||||||||
maarl / april 19 9 4
|
|||||||||||||||||
verhuisden naar andere wijken
van de stad hun jach 'meenamen'. Vandaar de Krijtjach en ook de Bloemjach en de Schelpjach in Oudwijk, een opgave van me- vrouw Jeurissen. Ook de naam Kerkjach is wel eens gehoord, zij het gekscherend gebruikt. Indien de mededeling juist is
dat jach, en dus ook Ketielejach, op iets aangenaams duidt, dan moeten vele Utrechtenaren, onder wie de heer Bronius, de uitdruk- king 'dat is jach voor hem' niet of niet meer hebben gekend. Anders zouden zij geen moeite met een jach hebben gehad. Merkwaardig is nog, dat de
oude jach-straten alle in hetzelfde deel van het Boveneinde liggen, in de Oudelle dus, tussen de bei- de grachten. Ik heb de indruk dat andere smalle en vrij onaanzien- lijke straten in buurten als Wijk C en de Zeven steegjes geen jach- namen hebben gedragen. Een verklaring heb ik er niet voor. Ten slotte de overige door de
U.N.-lezers opgegeven volkstaal- namen van Utrechtse straten: Ballemakerstraat (Loeff Berchma- kerstraat), Beuke(noten)bos, Mar- kiezenbos en Vogelenbos (op Amelisweerd), Botterstraat (Boter- straat), Brandoliesteeg en Bram- dolesteeg (Abraham Dolesteeg), Bregittenstraat, Delikas (Eerste Delistraat; 'kas' hier ook uit 'Gas- se'?), Hoojesjees (Hooipoort bij de Nieuwlichtstraat), 't Keelgat (de verbinding, achter het koor van de Geertekerk, tussen het 'grote' en het Kleine GeertekerkhoO, Liesebetstraat (Lange Elisabeth- straat), Merriehoek (Mariahoek), Merriepias of-plats (Mariaplaats), Minnebroederstraat, de Neu, Nieuw-Engeland (de 'nieuwe' schrijversbuurt ten noorden van de Vleutenseweg, oostelijk van het Majellapark), Notekees en Notesjees (Notebomenlaan), de Petroliebuurt (ABC-straat), 't Ploojtsjie (Zilverbergspoort), de Polder (noemden buitenstaanders WijkC), Prekerskerkhof en -straat, de Priksteeg (ook de Predikheren- |
straat), de Rikketik (het laatste
stuk van de J.S.de Rijkstraat), de Schans (de Notebomenlaan van het spoor in oostelijke richting; de bewoners werden Schanzenaren genoemd, naar het Groningse dorp Nieuweschans waar ze in kampen waren tewerkgesteld), het Vreeburg en de Zwaanpolder (Zwaansteeg). Ook reacties en aanvullingen van leden
van Oud-Utrecht op de bovenstaande tekst zijn zeer welkom. |
||||||||||||||||||
VE
|
|||||||||||||||||||
RENIGINGSNIEU
|
WS
|
||||||||||||||||||
Algemene voorjaarsledenvergadering 1994
Donderdag 2 juni a.s. 's avonds om 19.30 uur in
de Muziekschool, Domplein 4. Agenda:
1. Opening
2. Notulen van de vorige bijeenkomst (ter inzage)
3. Ingekomen stukken en mededelingen
4. Jaarrekening 1993 (ter inzage)
5. Mededelingen over Jaarboek, Tijdschrift, propaganda, activi-
teiten en SPOU 6. Samenstelling van het bestuur
Het bestuur stelt voor Jo Baars te benoemen in de functie van
penningmeester en Saskia A.L. de Graaft in de functie van secretaris. De overige bestuurskandidaten die door het bestuur worden voorgesteld om de resterende vacatures op te vullen zijn Renger E. de Bruin en Saskia G. van Dockum. Tegenkandidaten kunnen worden gesteld door tenminste tien leden, die hiervan tot drie dagen voor deze vergadering schrif- telijk mededeling doen aan de waarnemend secretaris. 7. Rondvraag
8. Sluiting
Aansluitend (rond 21.00 uur) lezing van drs.
Huib de Groot, stadsarcheoloog Utrecht, getiteld: "Recent archeologisch onderzoek in Utrecht". 1994 belooft een druk jaar te worden voor de
archeologie in Utrecht. Dit jaar zullen er waarschijn- lijk vijf grote opgravingen plaatsvinden. Zeer bekend is uiteraard de jongste opgraving op het Domplein, waar gezocht is naar bewijsmateriaal voor de identifi- catie van de kerk van Willibrord, maar ook de Joodse mikwe in Payenborch en de opgraving in de Vrouw- juttenstraat beloven interessante resultaten. In de Vrouwjuttenstraat zijn misschien wel de oudste res- ten van menselijke bewoning in Utrecht gevonden, bewoning die teruggaat naar het begin van de Romei- nen of zelfs daarvoor! Er staan nog meer opgravingen op het programma. Op de lezing wordt u op de hoogte gebracht van de recentste ontwikkelingen in Utrechts verleden! Afsluiting met een drankje.
Het gedeelte na de pauze is ook voor niet-leden
toegankelijk (toegangsprijs fl. 2,50) |
|||||||||||||||||||
TSoten
1. De Nieuwegracht en omstreken, fen
nachtwandeling doorD.Kuik, een uitgave van Den Daas, Utrecht, 1990 (niet in de handel gebracht). 2. In dit stukje wordt jach zonder t ge-
schreven, omdat in de Utrechtse tongval de t aan het einde van een woord of lettergreep na een spirant (o.a. ch en g) wegvalt. 3. Van Sint-Eligius (=Sint-Elooi, Sint-Eloy),
beschermheilige van de smeden; de rijtuig bezitters van de grachten had- den dergelijke ambachtslui nodig. Van de Grote Eligensteeg (Ketielejach) resteert nog het westelijke stuk bij de Oudegracht, dat nu een deel is van de Eligenhof. De Kleine Eligen- steeg-volgens sommigen een enkele keer met 'Kleine Ketielejach' aan- geduid - die tussen de Lange Nieuw- straat en de Nieuwegracht loopt, is omgedoopt tot Eligenstraat. (Het accent in de uitspraak ligt in al deze woorden op de i.) 4. Uitgeverij A.W.Sijthoff, Leiden, 1967
(antiquarisch nog verkrijgbaar). 5. M.l.MuWer, Aan de poort van het
leven, Uitgeverij Bruna, Utrecht/ Antwerpen, 1948. 6. Utrechts Nieuwsblad van 19,21 en
23aprilen10mei1993. 7. Het is zeer speculatief de herkomst
van Ketielejach te construeren door enkele informaties met elkaar te ver- binden; dan zou Ketielejach kunnen betekenen 'steeg bij de grote kiezel- steen waarin het prettig wonen is'. |
|||||||||||||||||||
37
|
|||||||||||||||||||
laan /april ! 994
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
VAN
|
DE LEESTA
|
FEL
|
||||||||||||||||||||||||
Otidewater
Oude Waarden nr. 14, het
orgaan van de Geschiedkundige Vereniging Oudewater, is gewijd aan het leven van Jannetje Hoot- sen (1860-1919), die ook wel be- kend stond als 'Zwart Jannetje, de bruid van Christus'. Jannetje werd geboren als dochter van een wolkammer, vader van nog ne- gen kinderen. Jannetje raakte on- der de invloed van Tij men van Dijk, een metselaar die een volge- ling was van dominee Ledeboer. Zij leefde volgens strenge religi- euze regels en kreeg visioenen, wat leidde tot botsingen met haar omgeving. In Veenendaal, de ge- boorteplaats van Jannetje, sloeg haar geloof niet aan, maar men- sen uit Polsbroek vroegen haar te komen. Daar ontstond een kleine gemeente rondom haar. Haar le- venswandel gaf aanleiding tot roddel, zij was van een kind be- vallen, terwijl zij ongetrouwd was. Jannetje zelf echter deed de geruchten af met de mededeling, dat zij enige tijd bevangen was geweest van een borstkwaal. On- verwacht stierf zij in 1919, terwijl haar volgelingen wachtten op haar hemelvaart. |
||||||||||||||||||||||||||
oefeningen te houden. De afge-
scheidenen maakten deel uit van een landelijke beweging van mensen, die ontevreden met de Nederlands Hervormde Kerk, hun eigen weg zochten. Twee jaar later wisten de afgescheidenen in Utrecht zich als een van de weini- ge groeperingen in Nederland, door de Koning erkend. De afge- scheidenen in Westbroek en om- geving kregen die erkenning pas in 1857. De rust was daarmee niet weergekeerd, regelmatig ver- lieten mensen dit kerkgenoot- schap om zich bij andere aan te sluiten of keerden zij er weer te- rug. Fenna Brouwer beschreef hun geschiedenis in St. Maerten, Tijdschrift van de historische ver- eniging Maartensdijk nummer 11. Zeist
In het decembernummer van
Seijst, het orgaan van de Van de Poll-stichting, is er aandacht voor het ontstaan van de Zeister IJsver- eniging, die in 1890 werd opge- richt, ingegeven waarschijnlijk door de zeer koude winter van dat jaar. Er werd een ijsbaan ge- vonden en de pret kon beginnen, al gooide de op 23 januari intre- dende dooi roet in het eten. In de jaren daarna bleek de vervuiling van het water de kwaliteit van hel ijs danig aan te tasten. De club groeide gestaag en was betrokken bij belangrijke schaatswedstrij- den. Vandalisme maakte in de ja- ren 80 van deze eeuw een einde aan het bestaan van de vereni- ging |
heidkamer Rhenen en omstreken
de lotgevallen van het naar die stad genoemde VOC-schip, dat in 1672 werd gebouwd in opdracht van de kamer Amsterdam. De eerste reis gaat naar Ceylon. Op doorreis naar Batavia vergaat het schip echter voor St. Thomé. Het schip heeft daar deelgenomen in diverse zeeslagen tegen Franse en Engelse eskaders, maar het is een storm die een einde maakte aan haar bestaan, waarbij 141 opva- renden het leven verloren. |
|||||||||||||||||||||||||
Houten
Leen de Keijzer beschrijft in
Tussen Rijn en Lek nr. 4, jaar- gang 27 het leven van de onder- wijzer Hendrik Jan van Lummel. Van Lummel werd in 1815 in Amersfoort geboren als zoon van een onderwijzer. Dat het vak hem in het bloed zat, bewees wel zijn bereidheid om op zestienjarige leeftijd, bij het overlijden van zijn vader, diens school voort te zet- ten. Zijn moeder vond hem daar- voor te jong en zo werd hij on- dermeester op een andere school te Amersfoort. In 1840 werd hij hoofdonderwijzer te Houten. On- danks financiële problemen wist hij een reputatie van een zeer bij- zonder en vooruitstrevend onder- wijzer op te bouwen. Hij maakte zelf schoolplaten, die nog tot rond 1930 op scholen werden ge- bruikt. Houten was hem al snel te klein, hij stapte over naar een hervormde school te Utrecht, die hij tot grote bloei bracht. Ook be- gon hij een onderwijzersoplei- ding, die uit zou monden in de Mamixstichting. Na benoeming lot lid van de Maatschappij van Letterkunde stierf hij in 1877 aan een ongeneeslijke ziekte. |
||||||||||||||||||||||||||
Maartensdijk
Godsdienstige perikelen be-
perkten zich niet tot Oudewater. In 1836 maakte de vrederechter Muyskens, die te Maartensdijk woonde, zich bezorgd over on- rust in het dorp die werd veroor- zaakt door enkele afgescheide- nen. Zij organiseerden ten huize van sommige boeren drukbe- zochte religieuze bijeenkomsten. Allerlei op relletjes belust volk stroomde daar op af, omdat het officieel verboden was met meer dan 20 mensen zulke godsdienst- |
||||||||||||||||||||||||||
38
|
||||||||||||||||||||||||||
RJiencn
Willem H. Strous volgt in
Oud-Rhenen, het tijdschrift van de Historische Vereniging Oud- |
||||||||||||||||||||||||||
Fred Vogelzang
|
||||||||||||||||||||||||||
maart I april 19 9 4
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||
VONDSTEN
|
|||||||||||||||||||
Loosdrecht
De eerste tochten op de fiets
in Nederland vonden misschien wel in Loosdrecht plaats, zo leert ons het artikel vanj. Daams Czn in Historische Kring Loosdrecht, nr. 96. Hij beschrijft daarin het leven van een smidsfamilie Daams. De oudste vermelding is van een smid Daams uit Stroe, die in 1733 trouwde. Een klein- zoon trok naar Loosdrecht en kwam in de leer bij de hoefsmid. De ongetrouwde zoon Hendrik Daams, was naar zeggen de ma- ker van enkele rijwielen, die in 1849 te Loosdrecht werden ge- bruikt. Diverse familieleden van deze Hendrik vestigden zich als smid te Hilversum, Utrecht en Kockengen. De auteur traceert de verdere geschiedenis van de fami- lie tot zichzelf |
|||||||||||||||||||
en aan de achter-
kant met potlood beschreven; de teks- ten luiden aldus: "28 juni van
Daag herdenking van het 58 lustrum- feest. Hopende de geene die dit vindt er melding van wil ma- ken ten minste als we nog in leven zijn. De namen van de 4 timmerlieden zijn Meyer, Arie C. Vleeshouwer en A.J. van Raam. Morgen nacht om rede als dat er dan een nachtelijke op- tocht is van 12 lot 3 uur". |
|||||||||||||||||||
"Wij waren hier...... en dat
willen we best even laten weten."
Dat zou achter de woorden
kunnen zitten, die eens op twee stukken papier werden geschre- ven en achtergelaten. Ze werden bij restauratiewerkzaamheden aan de Muziekschool aan het Dom- plein gevonden tussen de hane- balken van de kap, gekreukeld en stoffig. Ze werden van een blau- we bestektekening afgescheurd |
|||||||||||||||||||
Het tweede exemplaar
"Utrecht Juni 1926 A.J. van
Raam 58 lustrumfeest met C. Vlees- houwer en Meyer en Arie in deze kap aan het werk hoopende de geene die deze sloopen moeten het nog le- zen zullen. Wij zijn met zijn 4 tim- merlieden en de laatste 2 hadden een borreltje gedronken op het feest. C. Vleeshouwer"
|
|||||||||||||||||||
Bettina van
Santen |
|||||||||||||||||||
Aardig zo'n teken van leven
uit 1926. Op die plaats - op de eerste rang - aan het Domplein konden de 4 mannen als weinig anderen het lustrum meebeleven. Wilden ze het daarbij ondervon- den plezier tot uitdrukking bren- gen? Gedeelde vreugd is dubbele vreugd, ook op termijn! Het woordje "sloop" bewijst dat ze zich ook van de vergankelijkheid van hun werk bewust waren. En ja, Meyer en Arie waren blijkbaar wat onder invloed, wat misschien de stemming bevorderde en me- de tot het schrijven van deze briefjes leidde. |
|||||||||||||||||||
39
|
|||||||||||||||||||
naart I april 1994
|
|||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Het yoormalig slachthuis aan
de Amsterdamsestraatweg |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Abbatoirs zijn in Nederland een betrekkelijk recent gebouwtype. Pas in de
tweede helft van de 19de eeuw worden ze hier geïntroduceerd, terwijl bijvoorbeeld in Duitsland al sinds de middeleeuwen collectieve slachthuizen worden opgericht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat wil niet zeggen dat er
voor de 19de eeuw geen toezicht werd gehouden op het slachten. Ook in Utrecht hield het gemeen- tebestuur in de middeleeuwen streng toezicht op de verkoop van vlees. Slagers mochten hun goedgekeurd slachtvlees verko- pen m het Vleeshuis. Natuurlijk werd er ook niet gekeurd slacht- vlees verkocht. Dat was meestal voor de minder draagkrachtigen bestemd, aangezien vlees voor ve- len een luxe bleef. Zij konden daarnaast ook eventueel beschik- ken over slachtafval of, wat veel beter was; ze fokten hun eigen slachtvarken. Vanaf 1433 konden de
Utrechtse burgers voor goedge- keurd vlees terecht in het Grote Vleeshuis aan de Voorstraat of in het Kleine Vleeshuis aan de l^nge Nieuwstraat. De geschiedenis van de split-
sing in een grote en een kleine tak van het vleeshouwersgilde, zal wellicht bij velen bekend zijn. In het kort komt het er op neer dat de Vleeshouwers met hun ver- vaarlijke werktuigen een bloedige bijdrage hadden geleverd aan po- litieke onlusten in 1425. Voor straf werd het gilde in eerste in- stantie ontbonden en werd hun oude vleeshuis in de Annastraat - dus vlak achter het Schepenhuis aan de Stadhuisbrug - ingericht als gevangenis. In 1433 mocht een nieuw slachthuis gebouwd worden, maar nu voor een ge- splitst gilde: een grote aan de |
Voorstraat en een kleine aan de
Lange Nieuwstraat. In beide vleeshuizen stonden
totaal 17 toonbanken, welke ge- huurd moesten worden door de vleeshouwer om zijn waren te kunnen verkopen. Het vleeshuis aan de Voorstraat kreeg in 1637/ 38 zijn opvallende gevel, die in 1989 is gerestaureerd. Het Kleine Vleeshuis aan de Lange Nieuw- straat heeft zij n 15de eeuws karakter grotendeels behouden. De straatnamen in de buurt
van het Grote Vleeshuis houden de herinnering aan het slachten levendig, zo zijn er twee Slacht- straten en in de Kalverstraat werd het grote vee gestald. Aan het Jansveld waren veel slagersbednj- ven gevestigd, met de winkel aan de straatzijde en de slachtplaats in het achterhuis. Zo heten de panden Jansveld 7 en Jansveld 13 niet voor niets "Het Bonte Lam" en "Het Zwarte Varken". |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sloop
In dit gemeentelijke slacht-
huis werkte een aantal particuliere slachters. De gemeente droeg zorg voor de huisvesting, een belang- rijk deel van de outillage en na- tuurlijk de kwaliteitscontrole. In feite kan men spreken van een gemeente-overkoepeling van par- ticuliere bedrijven. In 1922 werden met de in-
voering van de vleeskeuringens- wet de regelingen ten aanzien van de vleeskeuring landelijk erkend en ingevoerd. Een aantal ver- plichte hygiënische maatregelen werden doorgevoerd. Zo werden op vele plaatsen in het interieur waar vlees werd verwerkt, gegla- zuurde tegels aangebracht. Ook de uitstekende delen van gebou- wen, waar de hangbanen met het vlees langsliepen, werden met ge- glazuurde tegels bekleed. In de daaropvolgende jaren
is er een groot aantal gebouwen en gebouwtjes bijgekomen. Toch is de opzet in wezen nooit ingrij- pend veranderd. Dit had te ma- ken met de strakke, functionele UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
1875 voordat gemeenten de mo-
gelijkheid kregen een slachtplicht op te leggen in een collectief slachthuis. In dat jaar werd de Hinderv^^et van kracht, die stelde dat de door de stad verspreide slachterijen te veel hinder voor de omgeving konden opleverden (denk aan de aan- en aivoer van vee, het bloed, de stank e.d.). In Utrecht werd in 1878 be-
sloten een gemeenteUjk slacht- huis in te richten. Voor de bouw zocht men een terrein uit buiten de bebouwde kom, te weten aan de Amsterdamsestraatweg, Met de bouw kon echter pas m 1899 begonnen worden, vanwege aller- lei administratief-rechterlijke pro- blemen. Op 1 augustus 1901 kon- den de belangrijkste gebouwen m gebruik genomen worden. Dat betekent dat er niet alleen een koelhuis aanwezig was, maar ook stallen en slachthuizen voor de verschillende soorten slacht (rund- vee, varkens, paarden en ziek vee), diverse dienstwoningen, waaron- der een directeurswoning, admini- stratiegebouwen, een darmwasse- UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
rij, een mestlokaal, wagenremises
en een ijsfabriekje dat de slagers in de stad voorzag van ijs voor hun ijskasten. De opzet waarin deze gebou-
wen gerangschikt waren op het terrein, was zeer helder. Aan de Amsterdamsestraatweg stonden drie villa-achtigegebouwen. In hel linker gebouw waren de wagen- meester en machinist gehuisvest. Het middelste gebouw functio- neerde als administratiegebouw en rechts stond de directeurswo- ning. De woningen waren ver- bonden door hekken, zoals ook het gehele terrein afgesloten was, aangezien het natuurlijk niet toe- gankelijk was voor het publiek. Wie slachtafval wilde kopen direct van het slachthuis, kon hiervoor jarenlang terecht aan de westzijde, waar aan het Ondiep een speciaal verkooppunt in de omheining was ingericht. Voor het terrein aan de Amsterdamsestraatweg lag een sloot, hierover waren enkele bruggen gelegen. Na demping van de sloot vv'as de bushalte hier gesitueerd. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achter de voorbouw lag een
binnenplaats, waar de belangnjkste gebouwen symmetrisch omheen geplaatst waren. De symmetrie-as van het terrein werd gevormd door de functionele spil: de koel- huizen, de watertoren, het machi- negebouw en de schoorsteen. De overige gebouwen waren op een logische wijze over het terrein verdeeld. Zij waren alle bereik- baar via de binnenplaats. De gebouwen die tot 1928
zijn gebouwd, vertoonden onder- ling een grote mate van verwant- schap. Met name het metselwerk, de dakoverstekken gesteund door klossen en schoren en de detaille- ring zorgden voor een grote een- heid. De uniciteitswaarde van het oudere deel aan de Amsterdam- sestraatweg was zeker vergelijk- baar met een complex als het Veeartsenijterrein aan de Bilt- straat, zij het dat de architectoni- sche kwaliteit van de gebouwen op het laatst genoemde terrein hoger lag (en ligt). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdamse-
Straatweg rond 1910, met de drie karakteristieke gehouwen. Daar- tussen op het middenterrein het koelhuis met de klokketoren FotoGAU,E.A. van Blitz en Zn. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een collectief slachthuis
In de loop van de 19de eeuw
maakte de toenemende kennis van bacterieën en infectieziekten duidelijk dat bepaalde ziekten overgedragen konden worden door middel van vleesconsump- tie. Daarom werd er in de tweede helft van de 19de eeuw bij voortduring gepleit voor het in- richten van collectieve slachthui- zen, waar men onder het wakend oog van de (stedelijke) overheid kon slachten. Het duurde nog tot |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
41
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bettina van Santen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
maart I april 1994
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
ril 1994
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
ap
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het yoormalig slachthuis aan de Amsterdamsestraatweg
|
||||||||||||||||||||||
opzet van het geheel en het feit
dat de hoofdingang op een gege- ven moment verlegd werd naar de Royaards van der Hamkade. Natuurlijk zijn er wel allerlei aan- passingen gepleegd, maar dat heeft veelal het karakter van de gebou- wen niet wezenlijk aangetast. Zo werd bijvoorbeeld de wagenremi- se uit 1900 in 1950 verbouwd tot garage, de paardenstal met knechts- kamer werd in de jaren '60 verbouwd tot kantoor en de hon- denstal tot fietsenstalling. De admi- nistratiegebouwen aan de Amster- damsestraatweg hadden tot aan de verhuizing van het slachthuis grotendeels hun oorspronkelijke indeling bewaard, inclusief veel van het oorspronkelijke interieur. Het slachthuis is in 1988 overgegaan naar een nieuw ter- rein in Nieuwegein. In 1989 zijn vervolgens alle gebouwen, met uitzondering van de drie gebou- wen aan de Amsterdamsestraat- |
||||||||||||||||||||||
Tekening koelhuis,
voorkoelhuis en machinegebouw. Het gebouw da- teert van 1899 en onder de tekening staat de handteke- ning van de toen- malige directeur gemeentewerken F.J. Nieuwenhuis. Het gebouw was opgetrokken in baksteen met zwarte en oranje baksteenbanden. In de machinehal waren polonceau- spanten gebruikt. Dit is een draag- constructie die rond 1840 was ontwikkeld door de Franse ingenieur Polonceau, welke met name geschikt was voor de over- spanning van grotere ruimten. Bouwtekening GAU |
||||||||||||||||||||||
CEMEENTE SLACHTPLAATS
UTRECHT
KOELHUIS i« MAChlNECEBOUW |
||||||||||||||||||||||
pgElwnmTiTna
|
||||||||||||||||||||||
weg gesloopt. Men heeft nog een
- tevergeefse - poging gedaan om het koelhuisgedeelte met de ka- rakteristieke klokketoren en wa- |
tertoren te bewaren. Momenteel
wordt het terrein geschikt ge- maakt voor woningbouw. |
|||||||||||||||||||||
Tekening darm-
wasserij. Zoals uit de plattegrond blijkt, was tweederde in gebruik als runder- darmwasserij en eenderde voor varkensdarmen. Boven op het ge- bouwtje was een ventilatie-opbouw. In 1954 is het ge- bouw opgenomen in de grote slacht- hal voor varkens. Bouvrtekening GAU |
||||||||||||||||||||||
42
|
||||||||||||||||||||||
maart I ap ri t 199 4
|
||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||
W^"
|
||||||||||||||||||||||||
Oproep aan de leden van Oud-Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||
Tijdens de najaarsledenvergadering van onze vereniging heeft het bestuur een
voorstel gedaan, dat door de leden heel positief werd ontvangen. Het betrof de vorming van een leden-commissie, die voor Oud-Utrecht de actuele ontwik- kelingen in stad en regio volgt en reacties voorbereidt. |
||||||||||||||||||||||||
maar heel vaak kan een advies
gaan richting verenigingsblad of deskundigen, om er een mening over te geven. De commissie actualiteit moet de vrijheid heb- ben over vorm en inhoud van een advies of reactie te beslissen. |
||||||||||||||||||||||||
Statuut
We denken hier niet te ge-
makkelijk over. Het kan niet zo zijn, dat namens de vereniging standpunten worden vertolkt over zaken die spelen, zonder dat we dat weten of willen. Daarom zal het bestuur ko-
men met een soort statuut voor de commissie actualiteit, dat een en ander netjes regelt. Maar te bang hoeven we ook weer niet te zijn. Het is altijd beter wel be- trokken te zijn bij de plannen, dan ons achter schijn-objektiviteit te verschuilen. Oud-Utrecht is springlevend
en wil graag actief meedenken en niet achteraf ontwikkelingen be- treuren, die we hebben laten ge- beuren. Vandaar deze oproep. Meld U aan bij onze secreta-
ris en wij zorgen ervoor dat U aan de slag kunt. Het zou mooi zijn, als ook kenners en liefhebbers van buiten de stad zich opgeven, zodat we de gehele provincie in beeld houden, maar het belang- rijkste is Uw interesse en Uw be- trokkenheid bij de geschiedenis en cultuur van Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||
Spontaan hebben zich al enige
leden aangemeld. Deze oproep in ons totaal vernieuwde tijdschrift is bedoeld om liefhebbers en ken- ners van Oud-Utrecht en omstre- ken de kans te bieden zich aan te melden. |
van Oud-Utrecht over de singel-
demping eindjaren vijftig. Maar ook in het jongste ver-
leden heeft Oud-Utrecht zich laten horen, over het behoud van de Zeven Steegjes, over de snel- tram en - meer indirekt - de nieuwbouw van de rechtbank en het Duitse Huis. |
|||||||||||||||||||||||
WcMrgaat het precies om?
Als vereniging vergaderen we
maar twee keer per jaar. Tussen- tijds doen zich vaak ontwikkelin- gen voor, die de doelstelling van Oud-Utrecht direkt raken; de praktijk is, dat het bestuur dit hoort of via brieven van leden verneemt en al naar gelang de be- tekenis van het gebeurde reageert met een brief, een artikel in ons blad of nog weer anders. Heel vaak reageren we niet, door ge- brek aan tijd of omdat het niet past binnen de doelstelling van onze vereniging, althans zo ervaart het bestuur dat. Iedereen zal begrijpen, dat we niet overal op moeten en kunnen reageren. Bovendien; de informatie is vaak gebrekkig en gekleurd door de - toevallige - belangstelling van een lid van de vereniging of het bestuur. Toch is het vaak heel belang-
rijk, dat we de plannen van de gemeentes in de regio en de pro- vincie goed volgen. Een reactie van onze vereniging speelt vaak een rol in de discussie en de be- sluitvorming. Het beroemdste voor- beeld hiervan is het standpunt |
||||||||||||||||||||||||
Systematische aanpak
Dit nu willen we graag wat
systematischer aanpakken, ook al omdat er veel gebeurt in stad en regio. Ik noem in willekeurige volgorde: de stadsbuitengracht met groenstructuur, ondergrondse ga- rages, het museum-kwartier, het historisch bezoekerscentrum, de toepassing van de CHER (cultuur- historische effectrapportage), de uitbreiding van de stad, het cen- trumplan en de bedreigingen van het (cultuur)-landschap. Maar ook kleinschaliger zijn er zaken van belang: de openbare verlich- ting, straatmeubilair, een bouw- plan, een neogothische kerk. Nu we in ons verenigingsblad meer ruimte hebben voor het kritisch volgen van deze plannen en ideeën, is het moment daar voor een passende reactie van onze kant. Wij denken, dat het goed is, als het bestuur zich wat meer terughoudend opstelt en de com- missie enige ruimte biedt zelf- standig te reageren. Soms zal de vereniging (het bestuur) worden gevraagd iets te doen of te laten. |
||||||||||||||||||||||||
43
|
||||||||||||||||||||||||
H.H.W. Kernkamp,
voorzitter
Oud-Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||
maart I april 1994
|
||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||
vernieuwde presentatie van de col-
lectie zoals die sinds een jaar te zien is. Tot op zekere hoogte deelt hij de veelgehoorde kritiek: "te esthetisch en te weinig historisch. "Maar wat mijn voorganger Lud- ger Smit als kunsthistoricus heelt weten te bedenken, daar was ik echt nooit opgekomen, die zicht- assen bijvoorbeeld, die vind ik prachtig. Of de vondst om de 'rode draad' van de geschiedenis aan de hand van de muntencollectie dui- delijk te maken, echt heel goed". Toch vindt hij hel noodzake-
lijk dat de historische component wordt versterkt. Dat betekent niet dat de hele presentatie op zijn kop zou moeten. Met enige wel- gekozen aanvullingen en wat meer 'tekst en uitleg' zou de ge- wenste accentverlegging bereikt kunnen worden. Zo wil De Bruin de 'Van Baaren-zolder gebruiken om een aantal wat hij noemt 'draaipunten' in de Utrechtse ge- schiedenis duidelijk te maken. Natuurlijk komen wij ook te
spreken over de nog altijd ge- hoorde ideeën over een zelfstan- dig historisch museum in Utrecht. "Daar ben ik dus niet voor" luidt zijn stellige antwoord. "De oor- sprong van de collectie van het Centraal Museum is de histori- sche afdeling. Deze bevat stukken van zowel historische als van grote kunsthistorische betekenis. Na- tuurlijk is daar in de jaren daarna op voortgebouwd. Als het je al zou lukken om dit materiaal op een zinvolle manier te delen, houdt je volgens mij twee keer niets over. Het een kan niet zonder het an- dere. Het Centraal Museum is een geïntegreerd museum en daarin ligt ook zijn kracht. Stukken zijn nu eens voor het een dan eens voor het ander inzetbaar". Een ander voor De Bruin be-
langrijk punt is de samenwerking met andere cultuurhistorische diensten in de stad. Hij doelt dan vooral op hel gemeentelijk ar- cheologisch en bouwhistorisch centrum en de gemeentelijke ar- chiefdienst. "Dit is een gevoelige sector waar makkelijk (financiële) |
klappen vallen. Door er met elkaar
voor te zorgen dat je slaat voor een gedegen en samenhangend beleid en actieplan sla je sterker". Plannen
De eerste lekenen van deze
samenwerking laten zich al aan- zien wanneer we spreken over plannen voor de toekomst. "Er moet in ieder geval een grote ten- tcionslelling komen over de resul- taten van hel archeologische werk van de afgelopen jaren", al- dus de Bruin, "daarover zijn we nu in gesprek". Een aantal andere tentoon-
slellingsplannen zijn al concreter. In 1995 moeten er in ieder geval twee tentoonstellingen komen. Natuurlijk rond mei de herden- king van vijftig jaar Bevrijding. Dit wordt een samenwerkings- project met de gemeentelijke archiefdienst. Het ligt in de be- doeling om hierbij vooral het dagelijks leven te belichten en wal minder op "goed of fout' In te gaan. Hoe redde de Utrechtse be- volking zich in deze situatie, school- en kerkelijk leven, de voedselsituatie, hel culturele le- ven, hoe zat het daarmee? Voor het najaar van '93 staal
een tentoonstelling over de Ba- taafse tijd op het programma. "Voor veel mensen is dit ol een totaal onbekende lijd of een tijd gekenmerkt door vooroordelen omtrent Franse overheersing en Nederlandse collaboratie. Ik wil juist laten zien dat er op grote schaal een aantal unieke dingen zijn gebeurd, noem ze maar 'de- mocratische experimenten'". Voor 1996 tenslotte zijn er
plannen voor en tentoonstelling over de geschiedenis van de be- jaardenzorg, aansluitend op de herdenking van 40-jaar AOW. Voorlopig denkt De Bruin
aan deze zaken zijn handen vol te hebben. In ieder geval ziel hij werk en Ideeën genoeg op zijn pad om de komende jaren niet al- leen zijn functie inhoud en reik- wijdte te geven maar vooral de historische collectie. |
||||||||||||||
PORTRET
|
|||||||||||||||
Renger de Bruin,
conservator historische afdeling Centraal Museum
Sinds 1 januari van
dit jaar heeft de histori- sche afdeling van het Cen- traal Museum in Utrecht weer een eigen conser\'a- lor, de historicus Renger de Bruin (38). De Bruin is een geboren en getogen Utrechter en in het "oud- heidkundige wereldje" van de stad geen onbekende. Toch is het voor hem terug van weggeweest, na een aantal jaren onder andere aan de universiteiten van Leiden en Greifswald (vml. DDR) werkzaam te zijn geweest. Populariseren
ik vraag De Bruin waarom hij
een toch bepaald niet oninteres- sante werkkring verruild heeft voor zijn nieuwe functie. Uit zijn ant- woord blijkt een bewuste keus, ingegeven door een oprechte ge- drevenheid. In de eerste plaats is er de
liefde voor Utrecht en voor hel vak geschiedenis. Een belangrijke andere drijfveer leerde hij kennen tijdens een korte periode van free- lance werk. In die tijd heeft hij o.a. de tentoonstelling Revolutie in Utrecht: studenten, burgers en regenten in de patriottentijd (1780-1787) gemaakt. Wat hem toen zo enorm aangesprak, was het overbrengen van soms inge- wikkelde historische processen of concepten naar het "grote" pu- bliek. "Het 'populariseren' als je het zo wik noemen, zonder dat ik daar ook maar iets negatiefs mee bedoel, integendeel zelfs". Het be- denken en uitvoeren van ten- toonstellingen is dan ook de vierde belangrijke poot van zijn functie. Draaipunten
Op een aantal punten heeft
De Bruin zich een duidelijke me-
Marceline Dolfin ning gevormd. Bijvoorbeeld op de
|
|||||||||||||||
44
|
|||||||||||||||
maart I april 1 9 9'i
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
AGENDA
|
||||||||||||||||
16 april
Opening van de Apothekerstuin
Opening van de Apothekerstuin van de
Oude Hortus aan de Nieuwegracht door burgemeester Opstelten. Plaats: Oude Hortus, Nieuwegracht 185, Utrecht Tijd: 16.00 uur 16 april
Studiedag: 1945,
\an bezetting naar bevrijding
In 1995 wordt 50 jaar bevrijding herdacht.
De consulenten geschiedbeoefening van Utrecht, Zuid- en Noord-Holland organi- seren deze studiedag. In vier lezingen wordt ingegaan op de vraag: wat veran- derde er in de lokale samenleving in de laatste maanden van de oorlog en de eer- ste na de bevrijding? Een 'must' voor his- torische verenigingen en amateurhistorici die denken aan dit ondenwerp aandacht te willen besteden in de komende tijd. Plaats: Het Arsenaal, Groenendaal te Woerden Tijd: 10.00-16.00 uur. Kosten: f30,- p.p. Inlichtingen en opgave: S.R.G.N.H.,
Postbus 5212, 2000 GC Haarlem. Tel: 023-31 84 36 21 april
Oud-Utrecht lezing "Goed voorbeeld doet goed volgen.
Poortgebouwen in Utrecht" doorRonald Stenvert. Na de pauze zal Saskia van Dok- kum spreken over bewoning in het Krom- me Rijngebied in de Romeinse tijd. Plaats: C.S.B.-gebouw, Kromme Nieuwe gracht 39, Utrecht. Aanvang: 20.00 uur (zaal open vanaf 19.30 uur) Toegang: gratis voor leden Oud-Utrecht, niet-leden f 2,50 7 mei
Oud-Utrecht rondleiding
door de Oude Hortus.
Telefonisch opgeven bij de hr. Martens
van Vliet: 030-31 94 37 op vrijdag 22
|
||||||||||||||||
Plaats: Rijksarchief Utrecht,
A. Numankade 201
Tijd: dinsdagavonden
19.30-21.30,
Kosten: f55,-p.p.
Informatie en opgave:
S.5.G., Mariaplaats 23,
2311 LK Utrecht. Tel 030-34 38 8
|
||||||||||||||||
april tussen 17.00 en 20.00 uur en zater-
dag 23 april tussen 14.00 en 17.00 uur. Geen toegang zonder telefonische aan- melding en uitsluitend voor Oud-Utrecht- leden. Max. aantal deelnemers: 40 pers.
Plaats: Oude Hortus, Nieuwegracht 185, Utrecht Aanvang: 11.00 uur Toegang: gratis 2 juni
Voorjaarsledenvergadering Vereniging Oud-Utrecht met aansluitend
een lezing; zie de aankondiging elders in dit blad
4 en 5 juni
Openbare rondleiding
door de Oude Hortus. Aanmelding vooraf niet noodzakelijk.
Plaats: Oude Hortus, Nieuwegracht 185, Utrecht Aanvang: 11.00 uur en 14.00 uur 19 juni
In het kader van 'juni Tuinmmaand"
zal de Oude Hortus een open dag hou- den, met theeschenkerij. Plaats: Oude Hortus, Nieuwegracht 185, Utrecht Open: 10.00 tot 17.00 uur 24 mei, 7 juni, 14 juni
Cursus 'Bronnen in het Rijksarchief Deze cursus is bedoeld voor diegenen die
bezig willen gaan met historisch onder- zoek en daarbij gebruik willen maken van de archiefbronnen in het Rijksarchief te Utrecht. Dit archief beschikt over een grote verzameling bronnen, die in de cursus worden toegelicht. Er wordt infor- matie verstrekt over de inventarissen, de inhoud van de bronnen, de aanwezige toegangen en de inleiding. Per bron wordt bekeken voor welk soort onder- zoek hij geschikt is. Deelnemers kunnen mee bepalen welke bronnen wat meer diepgaand worden besproken. |
||||||||||||||||
MEDEDELINGEN
Secretariaat SPOU
Met ingang van 1 januari 1994 is het
secretariaat van de SPOU overgenomen
door:
A. (Bram) van der Wees
Poortstraat 83
3572 HE Utrecht
tel 030 - 73 23 00
Verbouwing Rijksarchief Utrecht
Vanaf april 1994 zullen er ingrijpende
verbouwingen worden verricht in het Rijksarchief Utrecht. De verbouwingen zijn nodig om ook in de toekomst de archieven optimaal te blijven bewaren. De verbouwingen zullen een jaar duren. De archieven worden overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief (ARA) in Den Haag. Vrijwel alle archieven blijven daar raadpleegbaar. Tijdens de periode van de verhuizing (april-mei 1994) zijn de archieven niet raadpleegbaar. Bezoekers die genealogisch onderzoek willen doen, kunnen veelal nog in Utrecht terecht. Van vele genealogische bronnen zijn namelijk foto's en micro- films aanwezig. Deze zullen tijdens de verbouwing in Utrecht blijven. Informatie over de verbouwing en de raadpleging van de archieven kunt u ver- krijgen bij mevrouw S.A.L. de Graaff, telefoon 030-71 00 44. |
||||||||||||||||
45
|
||||||||||||||||
^a a r t I april 19 9 4
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
|||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
|||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht tel: 030-623866/626800 fax: 030-623274 |
|||||||||||
Oud Utrecht,
een levende vereniging met hart voor Utrecht Meepraten over de toekomst
Leden van de vereniging Oud-Utrecht weten waarover zij het hebben als zij zich verzetten
tegen aantasting van het historisch erfgoed. Zij praten met gezag mee over het verleden en de toekomst van hun stad en hun provincie. Excursies, lezingen en forums
Oud-Utrecht organiseert excursies naar historische gebouwen, tuinen en dergelijke. Daarbij
gaan vaak deuren open die normaal gesloten blijven. Op lezingen en forums worden belangwekkende historische en actuele onderwerpen behan-
deld. Tijdschrift en Jaarboek
Het blad Oud-Utrecht, twee-maandelijks tijdschrift, geeft volop informatie over de geschie-
denis en het heden van stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en 'verenigingsnieuws' onmisbaar. Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende wetenschappelijke bijdragen en om
de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar. Behalve het Jaarboek en het tijdschrift ontvangen de 1800 leden van Oud-Utrecht elk jaar
de Archeologische en Bouwhistorische Kroniek, verzorgd door de Stichting Publicaties Oud Utrecht (SPOU). Zo blijven de leden op de hoogte van de altijd weer belangwekkende vondsten in Utrechts bodem en historische gebouwen De Oud-Utrecht-Prijs
Oud-Utrecht bevordert de bestudering van de geschiedenis van de stad en provincie.
Daarom is in 1992 de Oud-Utrecht-Prijs ingesteld, groot 3000 gulden. Eens in de twee jaar wordt deze prijs toegekend aan de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis van Utrecht. Zo blijft Oud-Utrecht actief om de kennis van het verleden van stad en provincie te vergro-
ten. |
|||||||||||
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud Utrecht.
|
|||||||||||
kunst
architectuur
literatuur
geschiedenis
filosofie
topografie
in- en verkoop
|
||||||||||||||||||||||||||
ALEPH
|
||||||||||||||||||||||||||
K
|
||||||||||||||||||||||||||
Boekhandel-antiquariaat
Vismarkt 9 Utrecht 030-322069 |
||||||||||||||||||||||||||
EB
NVM
|
||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT |
||||||||||||||||||||||||||
/Muus
|
||||||||||||||||||||||||||
/^
|
||||||||||||||||||||||||||
<f)
|
||||||||||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______ 030 ■ 34 00 08
|
||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
* Elektra
* Klimaat
* Sanitair
* Beveiliging
|
||||||||||||||||||||||||||
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33 |
||||||||||||||||||||||||||
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
|
||||||||||||||||||||||||||
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
|
|||||||||||||||||
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag 11-18 uur Zaterdag 11-17 uur
|
|||||||||||||||||
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
|
|||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74 |
|||||||||||||||||
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
|||||||||||||||||
TAILORS SINCE 1850
|
|||||||||||||||||
ISEENBA
WAAR OIJDF WAARDFi
▼ Tx^jTVXV V/*-/J_/Ju ▼ ▼ jTTLtTLrVJL/Jul
NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN. |
|||||||||||||||||
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
|||||||||||||||||
-? óc/ ,(fo3
|
||||||||||||
Utrecht
|
||||||||||||
67e jaargang nummer 3
|
||||||||||||
BIBLIOtHEEi: C«R
RUKSUNlVERSiTtrr ©TRiCHT
|
||||||||||||
Salomon van Lier
(U37-C 1811), psrnassijn in Maarssen en Utrecht. |
||||||||||||
Bange dagen op de dijhen
Portret: Gerard van Rooy
De familie van Lier als parnassijns
|
||||||||||||
®
|
||||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-88 21 31 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LC
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drukkerij de boer cuperus
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schitterend drukwerk
Stipt op tijd |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
é^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pLIS144N
&>LIS1MN BOUW&VASTGCXD
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Drukkerij en Uitgeverij
De Boer Ciiperus bv Vrieslantlaan 14, 3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht Telefoon 030-822 822 Fax 030-88 35 61 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
|||||||||||||||
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrifl
67e jaargang nr. 3 - mei/juni 1994
ISSN 1380-7137
Üud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis \'an stad en provincie Utrecht. Voorzitter: H.H.W. Kemkamp,
Secretariaat: N4w SA.L, de Ciraalï
p/a Alexander Nuinankade 201,
3572 KW Utrecht
Pciininj^meesterJ.W. Lemaier.
U kunt zich opgeven ak Ud van de vercni-
^'ini^ Oud-Utrecht door te schnjven naar:
Oud-Utrecht,
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht
De contributie bedraagt / 47,= per
|aar (26- ƒ 30,=; 65-f ƒ 41 ,= per jaar).
Contnbutic- en ledenadministratie:
Mw. C. de Leeuw,
telefoon: 03465-62930.
Betahng contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfm, M. van Hattem,
B. \'an den Hoven \-an Genderen,
M.C. van Oudheusden, B. van Santen,
E 7 igelaar, M. van de Vrugt,
A. vanderZeijden,
Rcdacticadrcs:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vmmgeving: 1 lan Hnicst.
Dtvk: De Boer Cuperus.
Oud-Utrecht. Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 1 juli 1994, verschijningsdatum 1 augustus. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 'Aof 3 1/2 inch floppy (WordPerfect, ver- sies 4.2, 5,0 of 5.1). Aanbevolen omvang tussen de 2000 en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Het gebruik van tussenkopjes wordt
aangeraden; illustratiesuggesties zijn zeer welkom. |
|||||||||||||||
Het zal de oplettende lezers niet onopgevallen gebleven zijn, dat de grijs-kleur zoals die in de
vormgeving wordt gebruikt, in het vorige nummer wat bleek was uitgevallen. We hopen de grijs-tint zoals die in dit nummer wordt gebruikt, voortaan altijd te gebruiken. In deze Oud-Utrecht treft u een groot aantal oproepen en verzoeken aan in verband met de
meest uiteenlopende activiteiten op historisch of kunsthistorisch gebied in stad en provincie. Een teken dat de interesse naar het "oude" Utrecht springlevend is. Dat moge ook blijken uit het toenemende aantal artikelen dat de redactie heeft mogen ontvangen. |
|||||||||||||||
Inhoud
Van de redactie
Bange dagen op de dijken
l.A. Storm van Leeuwen
Boekenschouw
Grafmonument Van de leestafel De familie van Lier als parnassijns A.B.R. duCroode Vries
Vondsten/Oud-Utrecht prijs 1995
Portret Agenda/mededelingen/opsporing verzocht |
|||||||||||||||
51
52 59
60 61 62 67
68 69 |
|||||||||||||||
51
|
|||||||||||||||
ici /juni 1994
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Bange dagen op de dijhen
'soe het water aen alle kanten zeer groot ende hooch was'. Het grootwaterschap
Bijleveld en de Meerndijk in 1570. Het voormalige grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk, dat tussen De Meern en Harmeien
was gelegen, heeft eeuwenlang te kampen gehad met waterstaatkundige problemen.^ Deze hadden niet alleen betrekking op de afwatering van de landbouwgronden, maar ook op de kering van het van buiten komende water. In enkele gevallen moest men het gebied verdedigen tegen overstromingswater uit de Lek. Een dergelijke gebeurtenis deed zich voor in 1570, toen de Lekdijk Benedendams bij Jaarsveld doorbrak. In deze bijdrage wordt in de bewoordingen van de toenmalige kameraar van het grootwater-
schap beschreven welke maatregelen werden genomen om het Lekwater buiten de deur te houden. |
||||||||||||||||
Het grootwaterschap Bijleveld
en de Meerndijk Bij handvest van 1413 gaven
Willem van Beieren, graaf van Holland, en Jan van Beieren, heer van Woerden, tegen betaling van een zekere som gelds vergunning aan de gerechten Bijleveld, Rei- jerscop. Mastwijk en Achthoven, alsmede aan de Harmelerwaard om het overtollige water uit hun gebied af te voeren naar de Am- stel. Door die rivier konden zij, tesamen met andere reeds daarop afwaterende landen, uitwateren op het IJ en de Zuiderzee.^ De stad Amsterdam en de bij dit plan be- trokken grondeigenaren in Am- stelland gaven hiervoor hun toe- stemming. Er werden echter wel bepaalde voorwaarden gesteld ten aanzien van het keren van gebiedsvreemd water en het on- derhouden van de uitwaterings- sluizen. De nieuwe watergang, de erlangs gelegen kaden (toen opstallen genoemd) en andere waterkeringen, benevens de brug- gen, sluizen en later ook de wind- watermolens kwamen in beheer van een college, dat bestond uit een water- of dijkgraaf en vijf heemraden. Een jaar later, in 1414, verleende Frederik van Blanken- heim, bisschop van Utrecht, een |
||||||||||||||||
schouwbrief aan de jonge organi-
satie, waaruit het latere overkoe- pelende grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk zou voortko- men. Dit laatste heeft gedurende vijf-en-een-halve eeuw bestaan; in 1966 werd het opgeheven. Onder een gerecht (in Holland ambacht geheten) wordt hier ver- staan: het rechtsgebied of district van een college van schout en schepenen (eertijds buren) dat de lage rechtspraak uitoefende. Dit college was tevens belast met een bestuurlijke en een verordenende taak in het gebied. Voor de lokale waterstaatkundige zaken binnen het gerecht berustten deze func- ties bij een college, dat uit dezelf- de schout met vier heemraden bestond. Deze laatste werden later meestal kroosheemraden of lage heemraden genoemd ter onder- scheiding van de heemraden of hoge heemraden van het grOot- waterschap. Oorspronkelijk hadden de ge-
rechten Bijleveld en Reijerscop, die verschillende middeleeuwse ontginningen omvatten, afgewa- terd op de tegenwoordige Leid- sche Rijn, toen gewoon Rijn ge- heten. De gerechten Mastwijk en Achthoven daarentegen loosden hun waterbezwaar op de Hol- |
landse IJssel, die in dit artikel ver-
der als IJssel wordt aangeduid. In de periode tussen 1297 en 1413 brachten alle vier gerechten hun overtollige water naar de inmid- dels aan het boveneinde afgedam- de IJssel. De benoorden de Rijn gelegen Harmelerwaard, die alleen om waterstaattechnische redenen aan de vier bovengenoemde ge- rechten werd toegevoegd, heeft altijd op deze waterloop afgewa- terd. In of kort na 1413 legden de ge-
zamenlijke grondeigenaren een watergang aan vanuit de Rijn bij Harmeien, die langs Kockengen en door de Ronde Venen naar de Amstel liep. Deze afvoerleiding noemde men na enige tijd de Bij- leveldse wetering of kortweg de Bijleveld naar het gerecht van die naam, waar het beginpunt lag. Van deze Bijleveld zijn nog grote delen in het terrein terug te vin- den. De lozing van het waterbezwaar
uit de gerechten ten zuiden van de Rijn had aanvankelijk op na- tuurlijke wijze plaats, dat wil zeg- gen zonder bemaling. De in de 11e en 12e eeuw ontgonnen klei- op-veengronden lagen toen nog hoog genoeg boven de normale stand van het buitenwater. Door |
|||||||||||||||
52
|
||||||||||||||||
J. A. Storm van
teeutven |
||||||||||||||||
mei /Juni 1994
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||
de voortdurende ontwatering van
de grond klonken het veen onder de kleilaag en - in veel geringere mate - de klei in, waardoor het maaiveld steeds verder daalde. Het gevolg was, dat de afwatering van de polders op de Rijn stagneerde. Om het neerslagoverschot tijdens het groeiseizoen eerder kwijt te raken, ging men over tot bema- ling van de polders. In 1486 stichtte het Grootwaterschap daarom gelijktijdig drie onafhan- kelijk van elkaar werkende wind- watermolens, te weten (vanuit Utrecht gerekend) de Eerste of Helmolen, de Tweede of Middel- molen en de Derde of Haanwijker- dammolen, ook wel Dammolen genoemd.' Voor de hoger gelegen en uit stroomruggrond bestaande Harmelerwaard was geen bema- ling nodig. De molens werden aan de zuide-
lijke oever van de Rijn gebouwd en niet, zoals men in het alge- meen aanneemt, op grotere af- stand daarvan in de polders. De Middelmolen en de Haanwijker- dammolen moesten respectieve- |
||||||||||||||
lijk in 1609 en 1612 Veldwaarts'
worden verplaatst, omdat het maaiveld daar ten gevolge van de doorgaande inklinking aanmer- kelijk lager was komen te liggen dan dat op de kleistrook langs de Rijn.* De in 1755 afgebroken Helmolen heeft men nooit ver- plaatst.' De drie molens sloegen uit op de
Rijn, die het water naar de Bijle- veld leidde. Ik vermoed dat ten tij- de van de stichting van de molens de Zandwetering tussen de Rijn en de Bijleveld door de Harmeler- waard is gegraven; deze water- gang heeft namelijk ook behoord tot het stelsel van hoofdwatergan- gen van Bijleveld en de Meemdijk. Duidelijkheidshalve zij opgemerkt dat deze hoofdwatergangen zelf niet werden bemalen; zij deden dienst als boezemwateren. Behalve de zorg voor de gemeen- schappelijke afvoer van het over- tollige water uit de inliggende lo- kale waterschappen had het hoofdwaterschap, zoals hierboven is gezegd, onder andere het be- heer over de waterkeringen, zo- |
wel die welke het gebied omring-
den als de zogenaamde opstallen (kaden) langs de hoofdwater- gangen. Dat was niet alleen nodig uit veiligheidsoverwegingen (over- stroming door rivier- of zeewa- ter), maar ook om gebiedsvreemd uit aangrenzende waterschappen tegen te houden. Dit laatste was trouwens één van de voorwaar- den, die waren gesteld in het handvest uit 1413 waarbij aan de Bijleveldse landen werd vergund om hun overtollige water door Hollands gebied te leiden. Tot het onderhouden van de hoofdwatergangen en van de hoofdwaterkeringen waren in het algemeen de belanghebbende ge- rechten verplicht. Daartoe waren deze werken verdeeld in zogehe- ten slagen. De belangrijkste hoofdwaterkeringen waren de Meemdijk en de noordelijke IJs- seldijk. De Meemdijk, die naar ik vermoed in het begin van de 13e eeuw werd aangelegd als een dwarsdijk tussen de hoge gron- den bij De Meem en een oever- wal van de IJssel, diende tot 1363 |
|||||||||||||
Het dichten van de
dijkdoorbraak van de Lek ten oosten van Tuil en 't Waal in t624.Recl)tsop de afbeelding het huis waar de heem- raden tijdens het herstel verbleven: twee hunner staan toezicht te houden. Ets door Clias van den Velde circa 1624, Hoogheem- raadschap De Stichtse Rijnlanden. |
||||||||||||||
53
|
||||||||||||||
mei /juni 1994
|
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||
Bange dagen op de dijken
'soe het water aen alle kanten zeer groot ende hooch was'.
Het grootwaterschap Bijleveld en de Meemdijk in 1570. |
|||||||||||||
gesteld door de kameraar Jasper
van Tellingen.'^ Het is een sober verhaal. Deson-
danks voelt men de spanning bij de mensen, die de kracht van het water kenden en alles deden wat in hun vermogen lag om de ellen- de van een overstroming te voor- komen. Marsman heeft het in zijn gedicht 'Herinnering aan Hol- land' zo treffend gezegd: 'en in alle gewesten wordt de stem van het water gevreesd en gehoord.' Malende molens en bewaakte
dijken Onder normale omstandig-
heden vervulde de Meemdijk geen bijzondere taak. Zoals ge- zegd vormde hij de oostelijke grens van het grootwaterschap Bijleveld en de Meemdijk, en was als zodanig niet belangrijker dan een polderkade. Maar zodra er gevaar dreigde van een overstro- ming als gevolg van een dijkdoor- braak van de Lekdijk trad de Meemdijk als onmisbare slaper- dijk in werking. Zo'n situatie deed zich voor in het jaar 1 570. In januari van dat jaar brak de Lekdijk Benedendams bij Jaars- veld door ten gevolge van het kruien van het ijs en de vorming van een ijsdam in de rivier (ijska- ring). Daardoor kwamen de tussen de Lek en de IJssel gelegen Lopi- kerwaard en Krimpenerwaard on- der water te staan, terwijl in enige polders van het grootwaterschap Heycop, genaamd de Lange Vliet, beoosten de Meemdijk ernstige wateroverlast ontstond.** Zowel de Meemdijk als de noordelijke IJsseldijk zouden het zwaar te verduren krijgen. Het was even- wel niet alleen het hoge water dat een rechtstreeks gevaar opleverde |
|||||||||||||
om het daarachter gelegen Land
van Woerden te beschermen te- gen mogelijke overstromingen vanuit de Lek.* De noordelijke IJsseldijk keerde het water van de IJssel. Deze rivier leverde echter na de afdamming van het boven- einde bij de Lek in of kort na 1285 geen direct gevaar meer op.' Bovendien was de IJsseldijk aangelegd op een oeverwal die van nature reeds hoger lag dan de omgeving. De Meemdijk daaren- tegen was op minder stevige bo- dem gebouwd; een groot gedeelte had men indertijd opgeworpen op klei-op-veengrond. Als gevolg van samenpersing van de veen- achtige ondergrond traden in de loop van de tijd plaatselijk ver- zakkingen op. Zoals gezegd werd het grootwa-
terschap Bijleveld en de Meem- dijk bestuurd door een college van dijkgraaf - tevens watergraaf - en vijf heemraden. Na 1595 wer- den voor de Meemdijk twee extra heemraden benoemd. De mees- ten van hen woonden in de stad Utrecht; ook een groot aantal grondeigenaren (kapittels en an- dere geestelijke instellingen) was daar gevestigd. Als secretaris fun- geerde de secretaris van het Dom- kapittel te Utrecht. Voor de technische en financiële zaken was een kameraar aange- steld, die eveneens in Utrecht woonde. Het behoorde onder an- dere tot zijn taak nieuwe werken voor te bereiden en te doen uit- voeren, alsmede bestaande wer- ken in goede staat te houden. Eventuele gebreken rapporteerde hij aan de watergraaf (van Bijle- veld) of de dijkgraaf (van de Meemdijk). Beide functies waren overigens in handen van een en dezelfde persoon. Tevens beheer- de hij de geldelijke middelen. |
Aan het einde van het jaar maakte
hij de rekening van de inkomsten en uitgaven op, en legde deze ter goedkeuring voor aan de verga- dering van de grondeigenaren, hier geërfden genoemd. De in- komsten werden hoofdzakelijk verkregen door een omslag per morgen (0,85 hectare) te heffen, die elk jaar na het horen en goed- keuren van de rekening door de vergadering van geërfden werd 'uytgeseth'. Dit gebeurde aan de hand van de eindbedragen van de rekening. Het verschil tussen het totale bedrag aan te innen omsla- gen en het (meestal negatieve) saldo van de rekening was be- schikbaar voor de kameraar om het volgende jaar de gebruikelijke betalingen te doen. Of zoals het steevast luidde: 'sulcx dat de ca- meraer overhoudt om toecomen- de jaer mede te beginnen'. Voor de onvoorziene zeer grote uitga- ven, zoals kostbare reparaties aan molens, kon de kameraar leningen met een korte looptijd sluiten. Er werden dus geen jaarlijkse begro- tingen opgemaakt, zoals men later ging doen. De omslagen werden achteraf vastgesteld. De vergaderingen van de geërf- den vonden plaats in het kapittel- huis van de Dom te Utrecht, waar ook het archief oorspronkelijk was ondergebracht. Daardoor is onder andere een groot aantal ka- meraarsrekeningen bewaard ge- bleven. De posten daarvan zijn, zoals gebruikelijk was in die tijd, steeds uitvoerig toegelicht, hoe gering het geldsbedrag ook is ge- weest. Zij geven daarom een vrij goede indruk van het reilen en zeilen van het grootwaterschap. Het hierna volgende verslag is sa- mengesteld uit de omschrijvingen van verschillende posten uit de rekening van 1570, die werd op- |
||||||||||||
54
|
|||||||||||||
mei /juni 1994
|
|||||||||||||
voor de bewoners van de polders
binnen het groot waterschap Bijle- veld en de Meemdijk, maar ook de kans dat de buren in de reeds ondergelopen polders de Meem- dijk en de noordelijke IJsseldijk zouden doorsteken om hun eigen schade te beperken. Dit gebeurde niet zelden, ook in andere pro- vincies. Op welk tijdstip de Lekdijk Bene-
dendams is doorgebroken staat niet geheel vast. Van Hengst (1898) noemde als meest waar- schijnlijke datum 21 januari 1570.'° Dijkgraaf en heemraden van de Meemdijk verwachtten echter al eerder moeilijkheden, getuige de voorzorgsmaatregelen die getroffen werden om het wa- ter buiten de deur te houden. Wij kunnen deze handelingen in de rekening van 1570 op de voet volgen, met datum en al." Op 10 januari laat de kameraar de poldermolens bedrijfsklaar ma- ken. Gewoonlijk staan deze in de wintermaanden stil, maar nu wil hij het peil in de sloten zeker- heidshalve verlagen om meer wa- terberging te scheppen: 'In den eersten gegeven opten lOen janu- arij Willem Huybertszn. ende Wemair Peterszn., muelenaers, van dat zijluyden twaelff zeylen met haeren sleede over het ijs van Utrecht gehaelt ende voorts tot Hermeien aen de muelens ge- brocht hebben opdat men weder beghinnen zoude te maelen, 6 stuvers'. De stuiver was een grote zilveren munt, die de grondslag vormde van ons toenmalige geld- stelsel. Evenals tegenwoordig gin- gen er 20 stuivers in een gulden, die toen (zoals de naam al zegt) van goud was. Bovenstaande tekst zal duidelijker worden als men weet, dat het west-Utrechtse plat- teland vanwege de 'troebelen' tij- dens het Spaanse bewind onveilig was. Daarom bewaarde men de kostbare zeilen van de windwa- termolens gedurende de winter- maanden, als er toch niet werd gemalen, binnen de stad Utrecht. Op 15 januari koopt de kameraar in Utrecht negen pond reuzel (in |
de regel was dit varkensreuzel)
als smeermiddel voor de molens voor twee-en-een-kwart stuiver het pond: 'Item gegeven Claess- gen, vetvercoopster, wonende aen de Nuede bij t gasthuys, op- ten 15en januarij voer neghen pont mesels, het pont twee stu- vers een oirtgen, facit 1 gulden 4 penninck'. Een oirtgen was een kwarije, in dit geval van een stui- ver en eveneens van zilver; een penning had hier de waarde van Vi6 stuiver. De volgende dag laat de kameraar
de molens door de molenaars in werking stellen. Vervolgens wor- den de hoofdwaterkeringen ge- controleerd: 'Item heeft die came- rair geweest opten 16en januarij tot Hermelen om die muelens te doen inslaen ende oick die mesel aen die muelens gebrocht; ende voorts opte 17en januarij met Herbert Thoniszn. na de IJseldijck gevaren om te zien off onzer Mastwijckerkaa ende voorts die huell in de IJseldijck oeck dicht waren, ende voorts gegaen op den Meemdijck om te sien off die gheen gebreck lijden en mochte van overloopen als t ijs begost te gaen ofte als t uuytgedoeyt was, van vracht ende verteerde costen in twee daghen 12 stuvers'. Met 'onser Mastwijckerkaa' is waar- schijnlijk een reeds aanwezige ka- de op de kmin van de noordelij- ke IJsseldijk bezuiden de polder Mastwijk bedoeld. Dit gedeelte heet nu Mastwijkerdijk. Door de heul (duiker) liet men gedurende droge perioden water uit de IJssel in. Op de 21e januari, elf dagen na-
dat alle mogelijke voorzorgsmaat- regelen zijn genomen, breekt de Lekdijk bij Jaarsveld door. De polders van Bijleveld en de Meemdijk blijven echter droog. Zekerheidshalve koopt de kame- raar op 30 januari wederom ne- gen pond reuzel in Utrecht: 'Item noch gegeven Claessgen voir- schreven opten 30 januarij voer neghen pont mesels, het pont twee stuvers een oirtgen, facit 1 gulden 4 penninck'. |
|||||||||||
Na twee weken malen moeten de
kammen van een kamrad van de 'leste muelen', dit is de derde of Haanwijkerdammolen bij Har- melen, worden vervangen. Om- dat de wind is gedraaid naar het zuidwesten wordt het water in de Zuiderzee niet meer opgewaaid en kan het uitgemalen polderwa- ter weer door de Bijleveld weg- stromen. Van deze gelegenheid maakt de kameraar gebruik om de kaden bij de Heldam en die langs de voorboezems van de Helmolen en van de 'veerste mue- len' (dit is dezelfde als de 'leste muelen' of Haanwijkerdammolen) met bagger weer op hoogte te brengen en de betuiningen (oever- verdedigingen bestaande uit vlecht- werk van wilgetwijgen en paaltjes langs de waterkant) te herstellen: 'Item heeft die camerair opten 3en febmarij met de timmerman ende zijn knechte tot Hermelen aen die muelens geweest zoe dair aen die leste muelen een gang kammen onstucken waren ende die camerair de opstallen bij de Helschedam, Hellmuelen ende oeck bij de veerste muelen weder bestaden most om te betuynen ende weder op te baggeren, alsoe die van den water mit de zuyt- westen wijnt weder ewech ge- coompt waren; van vracht ende verteerde costen 6 stuvers'. De Helschedam of Heldam, oudtijds Basterdam geheten, lag in de Rijn tussen De Meem en Harmeien. Hij maakte deel uit van de ring van waterkeringen rondom Bijle- veld en de Meemdijk. De hierbo- ven bedoelde herstelwerkzaam- heden aan de opstallen (kaden) konden overigens van beperkte omvang blijven, aangezien de molens toen nog op korte afstand van de Rijn stonden. Drie dagen later gaat de kameraar naar de IJsseldijk en de Meem- dijk om de toestand daar op te nemen. Het water blijkt zeer hoog te staan en de Bijleveldse landen van twee kanten te bedrei- gen: 'Item noch gegeven Herbert Thoniszn., dat hij de camerair opten 6en febmarij gevoert heeft |
||||||||||||
SS
|
||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||
mei /juni 1994
|
||||||||||||
Bange dagen op de dijken
'soe het water aen alle kanten zeer groot ende hooch was'.
Het grootwaterschap Bijleveld en de Meemdijk in 1570. |
||||||||||||||
t Achthoven aen den IJseldijck
ende voort aen den Meemdijck om te sien off die dijeken nergens over en liepen, soe het water aen alle kanten zeer groot ende hooch was, voor vracht ende verteerde costen 12 stuvers'. Na twee dagen waait er een harde wind uit het oosten en het noord- oosten. Door opwaaiing van het op het land staande water van het aangrenzende grootwaterschap is het gevaar voor het overlopen en daardoor beschadigen van de Meemdijk toegenomen: 'Item noch heeft die camerair wederomme geweest opten 8en februarij op- ten Meemdijck om te besien off wij gheen overloop en hadden van Heycopper water, alsoe die wijnt zeer sterck waeyden uuyt de oosten ende noortoosten, van verteerde costen 5 stuvers'. De toestand wordt kritiek. De ka- meraar waarschuwt de dijkgraaf die, evenals de kameraar, in de stad Utrecht woont. De dijkgraaf draagt hem op zich terstond naar de Meemdijk te begeven en daar dijkwachten aan te stellen. Door de al of niet bevroren modder en karresporen is de kleiweg tussen Utrecht en De Meem (die toen via de Everard Meysterlaan in Oog en Al en de Groenedijk in De Meem liep) in het donker on- begaanbaar, zodat de kameraar in De Meem moet overnachten; 'Item noch is de camerair den voirs. dach teghens de avont thuys gecomen, den graeff adver- 56 terende dat den Meemdijck zeer ramperlicken stondt mit den wa- ter, soe is terstont den camerair van de graeff belast geworden str- acx wederomme te reysen om op- sicht te hebben ende wacht te stellen op de Meemdijck, dat hij nyet en overliep off duergesteec- ken en wordt; van vracht ende |
verteerde costen aen den Meem
verteert dien nacht ende des an- deren daechs soe die wech zeer diep was 15 stuvers'. De volgende post van de reke- ning illustreert wel hoe men vroe- ger bij grote wateroverlast er niet voor terugdeinsde de waterkerin- gen van de buren door te graven om zelf bevrijd te worden van het hoge water. Om dat te voorkomen moet er 's nachts wacht worden gelopen op de Meemdijk: 'Item noch gegeven Comelis Aertszn. Moen aen den Meemdijck dat hij opten 8, 9 ende lOen februaij des nachts opten Meemdijck toesicht ende wacht gehouden heeft opdat die Meemdijck nyet duergesteec- ken en soude worden ende dat hij s daechs daer op gearbeyt heeft, des daechs vier stuvers en- de des nachts drye stuvers, facit samen 1 gulden 2 stuvers'. De onderstaande post heeft weer betrekking op het met bagger op- hogen en betuinen van de kaden langs de voorboezems van twee molens. Dit werk had de kame- raar, zoals hierboven bleek, op 3 febmari aanbesteed: 'Item noch heeft die camerair geweest opten Oen febmarij tot Hermeien om te besien off Crijn Peterszn. ende Henrick Ghijsbertszn. die d' op- stallen aengenoemn hadden om- pt water te schutten gelijck als de camerair se haerluyden aenbesta- et had, omdat die muelens weder maelen mochte soe t noet was, van verteerde costen 5 stuvers'. |
piker- en Krimpenerwaard instro-
mende Lekwater. Op 15 februari is het zo ver: dijkwachter Moen van de Meemdijk deelt de kame- raar mee dat de IJsseldijk over- loopt: 'Item gegeven Cornelis Aertszn. Moen aen de Meemdijck van dat hij opten 15en februarij den camerair die bootschap brocht ende uuythaelden dat de IJseldij- ck overliep ende hij voort opten dijck innen arbeyden, 5 stuvers'. De kameraar treft onmiddellijk de nodige maatregelen. Samen met de gemenelandsdienaar (het ge- meneland = het Grootwater- schap) waarschuwt hij de bewo- ners in de polders om op de IJsseldijk te komen en daar kaden en dammen te maken: 'Item noch is de camerair mit Blaell, onzen meelantse diender, terstont opten 15en als boven uuytgereyst na den IJseldijck om all daer mitte huysluyden terstont de dijck op te kaeyen ende te dammen voer t Leckwater, daer die IJsell mede beswaert was ende overliep op Achthoven, Reyerscop ende Bijle- velt, ende all daer twee daghen gevaceert; van vracht ende ver- teerde costen voer beyde daghen 18 stuvers'. De huislieden die geen vergoe-
ding in geld krijgen, werken aan één stuk door. Zij moeten zelfs het bier, dat volgens gewoonte enige malen voor hen is gehaald uit de herberg 'Int Zwertgen', staande op de dijk opdrinken: 'Item noch gegeven opten 15en febmarij tot Barbers t Achthoven Int Zwertgen dat die huysluyden soe van Achthoven ende oeck uuyt Reyerscop soe nu ende dan all staende droncken doe sij in t werck waeren om het Leckwater dat uuyt d IJsel overliep te schut- ten ofte keren 15 vann, facit 1 gulden 2 stuvers 8 penninghen'. |
||||||||||||
Ook de IJsseldijk loopt gevaar
Niet alleen de Meemdijk ver-
eiste de nodige aandacht, ook de noordelijke IJsseldijk dreigde over te lopen, omdat de waterstand in de Ijssel buitengewoon hoog was door het via de ondergelopen Lo- |
||||||||||||||
mei /juni 199 ^
|
UTRECHT
|
|||||||||||||
Figuur 1
Kaart van het door de Bijleveld afwaterende
gebied van het voormalige grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk, in 1836 getekend door B.G.A. Pdbst (RAU, TA nr. 159). Het noorden is boven. Het gedeelte van de Bijleveld, dat vroeger bij de Kortjaksebrug aan het einde van de Breudijk begon en noordwestwaarts stroomde, is buiten deze kaart gelaten. De oostelijke grens werd gevormd door de
binnen het territoir van het grootwaterschap gelegen Meerndijk tussen De Meern en de noordelijke IJsseldijk. De zuidelijke hoofd- waterkering bestond uit de noordelijke IJsseldijk. In het westen werd het gebied begrensd door de nog steeds tot het groot- waterschap van Woerden behorende Hollandse kade, die tussen de noordelijke IJsseldijk en het noordelijke einde van de Breudijk zigzaggend via de Haanwijkerdam (met sluis) langs Harmeien loopt Van daar af volgde de grens de buitenzijde van de Dorveldijk ofDorpeldijk met al zijn kronke- lingen om de Harmelenvaard heen naar de Leidsche Rijn bij de Heldam (met sluis) en van dit punt af de Rijksstraatweg (hier Rijn- dijk geheten) tot aan de Meerndijk bij De Meern. De oorspronkelijke polder Bijleveld is hier gesplitst in Bijleveld en Veldhuizen; Reijerscop is verdeeld in Reijerescooper Indijk en Reijerscoop. De Middelmolen heet hier Achtkantemolen,
de Haanwijkerdammolen wordt Haanwijker- molen genoemd. Dit laatste is onjuist de aangrenzende polder Haanwijk lag westelijk van de Hollandse kade en bezat een eigen windwatermolen (ook op de kaart aange- geven). Het op de kaart getekende gedeelte van de Bijleveld langs de oostzijde van de Harmelerwaard is van oorsprong een stukje restwater van de vroeger door Vleuten stromende Rijn geweest. Figuur!
Fragment van de topografische kaart,
schaal 1:50.000, uitgave 1949. Het afwate- rende gebied van het voormalige groot- waterschap Bijleveld en de Meerndijk is hierop omgrensd door een zwarte stippel- lijn. De watergang Bijleveld begon in Harme- ien en liep ten westen van de Harmelerwaard naar het einde van de Breudijk en van daar afin de richting van Kockengen noordwest- waarts. Van het gedeelte vanaf de Breudijk is alleer) het eerste stukje op de kaart te zien. |
|||||||||||||
/rivïj&.'iy ;));\ / "■
|
|||||||||||||
Figuur 1
|
|||||||||||||
57
|
|||||||||||||
Figuur 2
|
|||||||||||||
mei /juni 1994
|
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||
Bange dagen op de dijken
'soe het water aen alle kanten zeer groot ende hooch was'.
Het grootwaterschap Bijleveld en de Meemdijk in 1570. |
|||||||||||||||||||
Een van of vaan is een oude in-
houdsmaal van circa 3,4 liter, speciaal gebruikt voor bier. 's Avonds is het gevaar geweken en krijgen de huislieden, dertig in getal, naar ouder gewoonte bier voor de gedane arbeid: 'Item noch ter selver tijt gegeven Aert Jan Cauwenszn. t savonts toen t water gekeert was dat hij haelden een tonnen biers dien sij tot Hen- riek Budden droncken daer sij wel met huer 30 toe waren, soe van Achthoven als uuyl Reyers- cop, 2 gulden 4 stuvers'. Maar ook bij de IJsseldijk moei ernstig rekening worden gehou- den met kwaadwilligheid van de bewoners van naburige polders. Bij geruchte is vernomen dat de inwoners van Heeswijk (ten oos- ten van Montfoort) of die van Achtersloot (ten noorden van IJs- selstein), beide aan de overzijde van de IJssel gelegen, gepoogd hebben de IJsseldijk aan de noordzijde, dus tegenover de on- dergelopen Lopikerwaard, door te graven: 'Item noch gegeven Ja- cob Aertszn. t Achthoven, Hend- rick Jacobszn., Keyserssoen in Reyerscop van dat sij tusschen den 15en ende 16en februarij des nachts tusschen de IJseldijck wacht hielden, om dat d selffde dijck nyet duergesteecken en wordt, want daer geseyt worde dat die van Heeswljck ofte die Af- tersloters haer verpoecht hadden te doen, elcx derhalve stuver, fa- cit 7 stuvers 8 penninghen'. De dag daarop neeml men geen halve maatregel: er wordt aan vier mannen bij aanbesteding opge- dragen des nachts op de IJsseldijk wacht te lopen: 'Item noch heeft de camerair opten 16en februarij aenbestaet, in presentie van de schout van Achthoven als heem- raet. Peter Henricxszn. ende Aert |
Bauwenszn. dat zijluyden elcx
mit noch een man des nachts op- ten IJseldijck wacht souden hau- dcn, d een parthijc bi| Dirck Geerloven, d ander parthijc oplcn dijck in t Au\lant van IJselsteyn geleegen, t weick zijluyden geda- en hebben zess nachten lanck, elcke man s nachts een slooter, lacii 3 gulden'. De schout van Achthoven was heemraad van Bijleveld en de Meemdijk; Dirck Geerlo\en v\oonde aan het weste- lijke deel van de IJsseldijk. Hel hier bedoelde Ouweland of Ou- deland van IJsselstein lag naar mijn mening benoorden de IJssel; het maakte waterstaatkundig geen deel uil van het aan de zuidzijde gelegen üudeland. Een stoter was een zilveren munt ter waarde van twee-en-een-halve stuiver. Op 23 februari, een maand na de doorbraak van de Lekdijk, daalt de waterstand in de IJssel en kan men de dijkbewaking opheffen: 'Item heeft die camerair geweest opten 23en februarij t Achthoven om te besten oft oirbaer was dat men het volck die opten IJseldij- ck wacht hielden om off ie danc- ken, want het water gevallen was dat men nyet meer behouffden te waecken, etc'. |
de van hetzelfde jaar een nieuwe
beproeving Ie wachten, ditmaal niet afkomstig uil hel oosten en hel zuiden, maar uil hel noorden en hel westen. Op I november 1570 had de Allerheiligenvloed plaats (niet ic verwarren met de Allerheiligenvloed precies een eeuw tevoren). Als gevolg \'an de- ze beruchte stormvloed braken onder andere de Zuiderzeedijken op verschillende plaatsen door, zodat het brakke zeewater grote delen van Holland en Utrecht overstroomde. De strijd tegen het water duurde
voort. |
|||||||||||||||||
Noten
1 De naam Bijleveld en de Meemdijk stamt uit 1867, maar is
iiier gemakshalve steeds gebruikt voor de waterstaatkundige organisatie die in 1413 werd ingesteld. In 1912 kreeg dit overkoepelende hoofdwaterschap de titel grootwaterschap, zulks ter onderscheiding van de lokale inliggende waterschap- pen. Ook het woord 'waterschap' in de betekenis van een publiekrechtelijk lichaam is van jongere datum, ofschoon men er oudtijds wel het gebied (onder andere van de Bijle- veld) mee bedoelde; ook werd er een uitwatering of een hoofdwatergang mee aangeduid. 2 B.G.A. Pabst, De hydrarchia Bijleveld (Utrecht 1836). Zie voor
de voorgeschiedenis: J.A. Storm van teeuwen, Van Oude Rijn tot Leidie Rijn (Vleuten-De Meern 1985). 3 RAU, Archief van het Domkapittel nr.3556.
4 Ibidem nr. 3554.
5 RAU, Archief van het waterschap Bijleveld 1624-1979,
Inventaris archieven Leidse Rijn nr.74. 6 Archief van het grootwaterschap van Woerden, loquet 40
nr.6. 7 Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 dl.IV
(Den Haag 1954) nr. 2230. 8 RAU, Archief van het Domkapittel nr.3544.
9 Het overkoepelende hootdwaterschap Heycop, genaamd
de Lange Vliet, opgericht in 1385, lag tussen de stad Utrecht en de Meemdijk. Het kreeg in 1908 om dezelfde reden als Bijleveld en de Meemdijk de titel grootwaterschap. De naam bestond echter eerder. 10 J.A. van Hengst, De Lekdijk Benedendams en de IJsseldam
dl.Kz.p. 1898), 54noot3. 11 RAU, Archief van het Domkapittel nr. 3544.
|
|||||||||||||||||||
Besluit
Inderdaad bleef het water
zakken. Er moesten nog verschil- lende herstelwerkzaamheden wor- den verrichl aan dijken, kaden, betuiningen, bruggen en sluizen die van hel hoge water en de wind ie lijden hadden gehad, maar de inspanningen die men zich had gelroost om het over- slromingswater buiten de dijken te houden waren niet vergeefs ge- weest. Helaas stond de bewoners van deze streek nog vóór het ein- |
|||||||||||||||||||
58
|
|||||||||||||||||||
mei /juni 199 4
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
«E K E N S C H O
|
U W
|
|||||||||||||||||||||
B
|
||||||||||||||||||||||
Heer en heelmeesters
|
||||||||||||||||||||||
um de naam had een bij uitstek
christelijk en elitair instituut te zijn dat zich lange tijd met name richtte op de behandeling van de- pressies met behulp van de elek- troshock-methode, nam deze in- richting geen unieke positie in binnen de Nederlandse gezond- heidszorg. Twee belangrijke maat- schappelijke ontwikkelingen, de ontkerkelijking van de samenle- ving en de professionalisering van de psychiatrie, misten hun in- vloed niet in het Christelijk Sana- torium. De samenstellers nemen aan dat als gevolg hiervan de cen- trale positie van de Heer in de in- richting meer en meer werd inge- nomen door de geneesheer. De persoonlijke invloed van de ge- neesheer-directeur blijkt al van meet af aan opvallend groot te zijn geweest. Zo groot dat de ont- wikkelingen binnen de inrichting vrijwel geheel afhankelijk waren van degene die de medische lei- ding had. Anders dan men op grond van de gereformeerde sig- natuur zou verwachten, is de di- recte invloed van de godsdienst bij de behandeling altijd klein ge- weest. Het grootste deel van de tijd dat het Sanatorium bestaat, had het zelfs geen eigen zielsher- der, maar werd gebruik gemaakt van de diensten van de Zeister dominees. Het was ook niet de bedoeling dat het personeel met de patiënten gesprekken aanging over religie, hoewel dit duidelijk een onderwerp was waarover veel sanatoriumbewoners zich het hoofd braken. Zo ontstond de pa- radoxale situatie dat er concreet tamelijk weinig aandacht aan godsdienst werd besteed, terwijl het leven in het Sanatorium op al- ledaags niveau een zeer gerefor- meerde atmosfeer ademde. Zeker tot in de jaren '80 is de organisa- |
tiecultuur te omschrijven als een
harmoniemodel, waarbij volg- zaamheid, behoudendheid, indi- rectheid en keurigheid kernbe- grippen vormen en veranderingen altijd zeer geleidelijk plaatsvonden. G. Hutschemaekers en C. Hrachovec
(redactie), Heer en heelmeesters, Negen- tig jaar zorg voor zenuwlijders in het Christelijk Sanatorium te Zeist. Nijmegen, SUN, 1993. ISBN 90 6168 404 8. ƒ 59,50 |
|||||||||||||||||||||
Vanaf het einde van de vorige
eeuw stichtten gereformeerde voor- mannen in Nederland een groot aantal christelijke psychiatrische instellingen, die echter niet speciaal geschikt vi'aren voor de verple- ging van de 'moderne zenuwlij- der' van rond de eeuwwisseling. In tegenstelling tot krankzinni- gen, die als gevaarlijk voor zich- zelf of hun omgeving werden be- schouwd en daarom gedwongen werden opgenomen in gestichten, gedroegen zenuwlijders zich min- der storend en hoefden daarom niet verplicht te worden opgeslo- ten en behandeld. Er bestond echter wel behoefte aan een vorm van vrijwillige verpleging voor mensen die in meerdere of min- dere mate in de war waren. Voor hen richtte de 'Vereeniging tot Christelijke Verzorging van Ze- nuwlijders in Nederland' in 1903 het Christelijk Sanatorium op in het lommerrijke Zeist. In 1993 bestond het Sanatorium, inmiddels een Algemeen Psychia- trisch Ziekenhuis, 90 jaar. De bun- del die ter gelegenheid van dit ju- bileum is samengesteld, beoogt meer te zijn dan het standaard- gedenkboek. Dertien auteurs uit verschillende disciplines werden in de gelegenheid gesteld het rijke archiefmateriaal te gebruiken voor een onderzoek naar een onder- werp naar eigen keuze. Door deze minder gebruikelijke aanpak levert het boek ook interessante infor- iTiatie op voor wie de geschiede- nis van de psychiatrie in Neder- land bestudeert. De artikelen zijn goed leesbaar voor de leek, alleen worden specialistische termen soms niet uitgelegd. Hoewel het Christelijk Sanatori- |
||||||||||||||||||||||
De Stichtse Rijnlanden.
Op 1 januari van dit jaar zijn
een aantal waterschappen gefu- seerd tot hel nieuwe hoogheem- raadschap De Stichtse Rijnlanden, dat sindsdien de halve provincie omvat en net als in de 13e eeuw het geval was de hele Lekdijk van Amerongen tot aan Schoonhoven onder zijn toezicht heeft. Ter ge- legenheid hiervan is een fraai en lezenswaardig gedenkboek uitge- geven, dat tal van onbekende en mooie illustraties bevat. In een eerste hoofstuk wordt het ont- staan van het landschap behan- deld. Daarop volgen twee grote hoofdstukken waarin op heldere hoewel wat verbrokkelde wijze de geschiedenis van de water- schappen in het het zuiden van de provincie wordt geschetst. Zo blijkt de oudste nog lopende ren- tebrief - aan de beurs van New York als kleinood bewaard - te zijn uitgegeven in 1624 om de bij Tuil doorgebroken Lekdijk te kunnen dichten. Tenslotte staan 59 in drie kleinere hoofdstukken de waterstaatswerken, de zorg om de Lekdijk en de toekomst cen- traal. Geschiedenis van de zuidelijke Utrechtse
waterschappen. Uitgeverij Matrijs. Utrechtl993,176 pp, ill., prijs: f 49,50. |
||||||||||||||||||||||
Anja Roubos
Bram v. d. Hoven
van Genderen |
||||||||||||||||||||||
mei /juni 199 4
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||
^AFMONUME
|
||||||||||||||||||||||
N T
|
||||||||||||||||||||||
Vanaf de 17e/18e eeuw werden joden meest-
al ter aarde besteld op speciaal daarvoor ingerichte joodse begraafplaatsen. Toch kwam het ook wel voor dat joodse mensen begraven werden op algemene begraafplaat- sen. De bekende Utrechtse familie Hamburger, begraven op de Utrechtse tweede algemene begraafplaats 'Kovelswade', is een voorbeeld. |
||||||||||||||||||||||
Sober
Het zijn vier opvallende,
rechtopstaande grafstenen, elk twee meter hoog. De meest recht- se steen is een beetje naar rechts verzakt. De stenen zijn sober en eenvoudig vormgegeven met twee pilasters, twee knoppen en een krans. De tekst is in het he- breeuws, met daaronder in hel Nederlands de naam van de over- ledene, de overlijdensdatum en de formule l-i,R.l.V. (Hij Ruste In Vrede), Z.R.I.V. bij de vrouwen. De Nederlandse tekst op de meest linkse en oudste steen luidt: "HIER RUST IR. EZECHIËL ABRAHAM
HAMBURGER OVERL. 30 JAN. 5685 H.R.I.V." De Hamburgers waren een in- vloedrijk joods geslacht, minstens zo belangrijk als de Van Liers, en Ezechiël was, als oprichter van de Utrechtse jaarbeurs, één van de meer prominenten. Hij overleed in 1925. Liefdediensl
De sobere vormgeving en de
eenvoudige tekst sluit aan bij wat bij joden gewoonte is. Gebruike- lijk is dat na ongeveer elf maan- den een grafsteen op het graf wordt geplaatst. De zorg voor zie- ken en overledenen is een gods- dienstige plicht. In Utrecht was hiervoor, net als in andere joodse |
||||||||||||||||||||||
Symboliek
De meeste graftekens op de
begraafplaats aan het Zandpad zijn, net zoals die van de familie Hamburger, rechtopstaande ste- nen. Dit is niet omdat dit voorge- schreven zou zijn, er zijn ook joodse begraafplaatsen met alleen liggende stenen. Ook de materiaal- .soort ligt niel vast, op de oude Amersloorlse begraafplaats aan de Bloemendaalscstraal zijn bijvoor- beeld enkele grallekens van houl. De symboliek is meestal ecnvou- tllg. (ieknoUe rozenknoppcn ge- ven de jonggestorvenen aan. Twee rechtopstaande, zegende handen verwijzen naar de laatste rust- plaats van een koheen (=prlcster). De icksl op tle steen moet aan be- paalde voorschrlllcn voldoen en ter goedkeuring aan hel kerkbe- stuur worden voorgelegd. Meest- al wordt gekozen voor een bijbel- cllaal dal hel leven van de overledene karakteriseert. |
||||||||||||||||||||||
gemeenten, een speciaal college
ingesteld, het begraafcollege 'Gc- mieloeth Gasadiem'. Gemieloeth Gasadiem betekent letterlijk "het betonen van naastenliefde', voor de overledene in dit gc\'al. Beth gajiem
joden noemen de begraal-
plaats een Beth gajietn, dat wil zeggen een woning voor de le- venden. De rust van de doden mag niet verstoord worden: jood- se begraafplaatsen mogen daarcmi niet worden geruimd. De be- roemdste joodse begraafplaats in Nederland is hel 17e-eeuwse Beth haim van Ouderkerk aan de Amstcl, waar de Amsterdamse Portugese joden werden begra- ven. Maar ook in de provincie Utrecht zijn enkele oude joodse begraafplaatsen. Uil de 18e eeuw in Maarssen (Tienhoven) bijvoor- beeld en ook in Amersloorl. De stad Utrecht volgde pas In hel be- gin van de 19e eeuw; in 1808 werd aan hel Zandpad een be- graalplaats aangelegd die nog steeds dienst doet. Utrecht was er zo laat bij omdat lol I 789 joden zich niet in de stad mochten ves- tigen. |
||||||||||||||||||||||
Bronnen
J. Michman e.a., Pinkas. Geschiedenis
van de joodse gemeenschap in Neder- land (Ede/Antwerpen/Amsterdam 1992).
Nechamah Mayer-Hirsch, Het huis van de levenden Beth Hachajiem. Joodse gebruiken bij de dood (Baarnl9B9). |
||||||||||||||||||||||
60
|
||||||||||||||||||||||
Albert van der
Zeijden |
||||||||||||||||||||||
/juni 1994
|
u r R E c
|
|||||||||||||||||||||
VAN
|
DE LEESTA
|
FEL
|
|||||||||||||||||
Bunschoten
Bun Historiael, het blad van
de Historische Vereniging Buns- cote, is in haar 1ste nummer van jaargang 1994 begonnen met een serie over de hondekar. Door de Wet op de Dierenbescherming van 1961 is dit vervoermiddel verdwenen, maar voor die tijd werd er enthousiast gebruik van gemaakt. Die hondenkarren ble- ken een gevaar op de weg en het gedrag van hun baasjes leidde tot diverse protesten en zelfs tot een 'anti-trekhondenbond', die ijver- den voor een keuring van de wa- gens en de honden, schoon drinkwater voor de beesten en geen overmatige belasting. De honden zelf waren ook niet van die lieverdjes, in Bunschoten was het verboden voor trekhonden om zich op de openbare weg te bevinden, behalve als zij waren vastgebonden aan een stevig touw of een ketting. Dit naar aan- leiding van klachten over bijtgra- ge honden. De hond van visven- ter Arend van Veen kreeg in 1875 zelfs een muilkorf, omdat het beest niet te houden was. Gevaar voor hondsdolheid speelde ook een rol, bovendien leidde de slechte verzorging van de honden tol schurft. Als deze honden in aanraking kwamen met de vis die op hun kar werd vervoerd, dan kon dat overslaan naar de men- sen. Aan het begin van deze eeuw bevonden zich zo'n 80.000 trek- honden in Nederland. |
|||||||||||||||||||
omdat zijn vader daar juist solda-
ten aan het ronselen was. Hij ging in Emmerik naar school en kwam in de leer bij Cornelis Pronk, met wie hij later samenwerkte aan to- pografische atlassen. De Beyer heeft op diverse plaatsen in Ne- derland gewoond en gebruikte deze als uitvalsbasis voor zijn trektochten. Onderweg tekende hij dorpsgezichten, huizen en kastelen. Vaak kreeg hij opdrach- ten van rijke particulieren of uit- gevers. Zo tekende hij Rhenen en Utrecht voor J.C. Ploos van Am- stel en maakte hij gezichten van de buitenplaats Zijdebalen bij Utrecht voor eigenaar David van Mollem. In opdracht van uitgever Isaak Tirion maakte hij tekenin- gen van Baarn, Eemnes en Soest- dijk. De tekeningen van De Beyer zijn een belangrijke historische bron, omdat hij zeer getrouw en uitvoerig werkte. Veel van De Beyers werk is terecht geko- men in prentenverzamelingen als Verheerlykt Nederland en He- dendaagsche Historie of Tegen- woordige Staat der Verenigde Nederlanden. De Beyer stierf na 1775. Zijn laat-
ste prent had Wijk bij Duurstede lot onderwerp. Veenendaal
Het maart 1994-nummer
van Oud Veenendaal, het blad van de gelijknamige vereniging, is gevuld met een drietal bijdragen over De Vendel, een boerderij mei een lange historie. In 1502 stond er reeds een hofstede op de plek van de huidige boerderij. Deze hofstede kwam in 1535 in het bezit van het Karthuizer klooster Nieuw Licht, dat voor de boeren en verveners van de Em- mikhuizerberg een kapel slichtte. |
De naam Vendel is afgeleid van
Vendelo, de moerasbossen van Emmikhuizen. Deze oude boer- derij De Vendel brandde in 1888 geheel af. De bouw van de huidi- ge boerderij begon in het jaar daarna. Een tweede bijdrage ver- haalt van de pogingen om bij de boerderij een kerk te laten bou- wen. Die kerk is er nooit geko- men, was dat wel het geval ge- weest dan had het centrum van Veenendaal nu op een heel ande- re plek gelegen. Wijh bij Duurstede
De gemeentearchivaris van
Wijk bij Duurstede, Ria van der Eerden, heeft in haar archieven meer informatie gevonden over de beroemde molen van Ruisdael. Tot nog toe was de datering van de afbraak van dit tot in Tokyo geliefde bouwwerk wat vaag. Van der Eerden geeft in een kort arti- kel in Tussen Rijn en Lek num- mer 1 van 1994 aan, dat de af- braak vlak na juni 1817 moet hebben plaatsgevonden. Op dat moment geeft namelijk het ge- meentebestuur toestemming om de 'windolijmmolen staande in de stadsmuur' af te breken. Eigenaar is Gerrit van Wijk, tevens gmeen- leraadslid. In 1821 is de molen verdwenen, maar Gerrit heeft het puin gewoon laten liggen. De ge- meenteraad dringt op verwijde- ring van de rommel aan, maar Gerrit neemt zijn tijd en pas aan het einde van 1823 laat hij hel 61 puin verwijderen. Van der Eer- den kan niet precies de reden van de sloop aangeven, maar ver- moedt dat de molen de slag met concurrerende molens heeft ver- loren. |
||||||||||||||||||
Baant
In het tijdschrift van de His-
torische Kring Baarn, Baerne nr. 1 van 1994 wordt door H. Bronk- horst aandacht besteed aan de te- kenaar Jan de Beyer. Deze werd in 1703 in Zwitserland gebciren. |
|||||||||||||||||||
Fred Vogelzang
|
|||||||||||||||||||
mei / juni 1 9 9 -t
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
De familie Van Lier als pamassijns
Leden van de familie Van Lier als kerkbestuurders van de Israëlietische
Gemeenten van Maarssen en Utrecht. |
|||||||||||||||||||||
ceremoniën dreigen. De pamas-
sijns hielden goed in de gaten of men wel op tijd zijn zitplaatsen- geld en bijdrage voor de armen- kas betaalde. Was men nalatig in de betaling, dan kon men moei- lijkheden verwachten. Zo weigerden in 1765 enkele welgestelde leden van de joodse gemeente in Maarssen hun zit- plaatsengeld te betalen. De pam- assijns dreigden eerst met een boete van ƒ 25, die vervolgens opliep tot ƒ 200,-. De leden ble- ven desondanks halsstarrig in hun onwil het zitplaatsengeld te belalen. Vermakelijk is soms het woordelijk verslag van deze on- enigheid. Na een godsdienstoefe- ning ontstond op straat een felle woordenwisseling tussen de par- nassijns en de - in hun ogen - boosdoeners. Letterlijk staat er dat zij "zodanig een geweld met schreeuwen en razen hadden ver- wekt, dat er een gansche menigte van menschen was te zamen gelo- pen of er doodslagen gebeurden."' De pamassijns besloten de hulp in te roepen van Gedeputeerde Staten van Utrecht. Ook de twee onwillige betalers hadden zich in- tussen schriftelijk tot Gedepu- teerde Staten gewend. Gedepu- teerde Staten, die in dit conflict bemiddelden, waren van oordeel dat het zitplaatsengeld wél en de boete niet betaald moest worden. Het recht van de pamassijns om aan hun leden boeten op te leg- gen werd in deze kwestie niet goedgekeurd. In hetzelfde jaar 1765 ontstond
er een conflict tussen de pamas- sijns en een zekere Hyman David Swaab, die het huwelijk van zijn dochter door de rabbijn Samuel Keyser wilde laten inzegenen. Rabbijn Keyser was echter in on- genade gevallen bij de pamas- |
|||||||||||||||||||||
Zoals de achternaam Van Lier al zegt was de familie afkomstig uit het plaatsje
Lier of Leer, dat vlak over de grens van Groningen in Noord-Duitsland ligt. Het bevindt zich vlakbij het stadje Emden, dat in de 16e eeuw een toevluchts- oord was voor personen, die wegens hun geloof werden vervolgd, zowel christenen als joden. |
|||||||||||||||||||||
familiebetrekkingen in Leer en
Emden hadden. In 1741 hadden Markus en Joseph van Lier al zó'n vooraanstaande positie in deze Hoogduitse gemeente, dat zij de medeondertekenaars waren van een rekest aan de Staten van Utrecht voor een eigen begraaf- plaats in Maarssen of omgeving. De enige andere mogelijkheid, de begraafplaats in Muiderberg, was duur. Bovendien lag deze te ver weg. Het rekest werd door de Sta- ten afgewezen. In 1749 verleen- den de Staten uiteindelijk toe- stemming voor de aanleg van een begraafplaats in Tienhoven. Inmiddels waren in 1747 in Maarssen twaalf en in Maars- seveen vier Hoogduitse joodse gezinnen gevestigd. Pas in 1758 werd - met toestemming van de Staten van Utrecht - een synagoge gebouwd in Maarssen. Vermoe- delijk werden vóór die tijd in het huis van één van de broers Van Lier de synagogediensten gehou- den. De Van Liers waren toen al pamassijns (kerkbestuurders) en zullen zich waarschijnlijk be- ijverd hebben voor de bouw van de synagoge. Dat zij al in 1741 als woordvoerders optraden en snel pamassijns werden, wijst erop dat de gebroeders Van Lier wel- gesteld waren. De pamassijns hadden veel macht.
Zij konden leden van de joodse gemeenschap op het matje roe- pen, terechtwijzen en met boeten en uitsluiting van de kerkelijke |
|||||||||||||||||||||
Een zekere jacob, die vóór
1767 waarschijnlijk in Leer is overleden, had drie zonen: Ele- azar. Markus en Joseph, die om- streeks 1741 Leer verlieten om hun geluk in Nederland te zoe- ken. Eleazar ging in Amsterdam wonen. Markus en joseph vestig- den zich in Maarssen. Maarssen kende al vanaf 1650 een Portugees-joodse gemeen- schap, bestaande uit rijke joden. Nu was er sinds kort ook een Hoogduits-joodse gemeente bij- gekomen, waarvan ettelijke leden |
|||||||||||||||||||||
Salomon van Lier
(1737<.18nj,par- nassijn in Maars- sen 1765-1790, sinds 1794 in Utrecht schilderij in parti- culier bezit |
|||||||||||||||||||||
62
|
|||||||||||||||||||||
A.B.R. du Croo
de Vries |
|||||||||||||||||||||
mei /juni ] 991
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
sijns. Via een door een notaris
opgestelde akte dreigden de pamassijns de bruidegom en a.s. schoonzoon van Swaab "op de eerstkomende Sabbath niet de ge- wone seremonie off kerkgerech- tigheden toe te dienen."-^ Hyman David Swaab schrok van dit drei- gement en zegde toe het huwelijk van zijn dochter in te laten zege- nen door een rabbijn uit Amster- dam, die wél de goedkeuring van de pamassijns wegdroeg. Een zekere mate van autocratie in hun optreden kon de pamassijns niet ontzegd worden. |
||||||||||||||||
Isaac Eleazar \an Lier
Isaac Eleazar van Lier is als
pamassijn in Maarssen en vooral in Utrecht van grote betekenis ge- weest. Hij was in 1741 in Amster- dam geboren als zoon van Eleazar en van Schoentje Elias. In 1759 - op achttienjarige leeftijd dus - vestigde Isaac zich in Maarssen. Daar trouwde hij in 1763 zijn nichtje Lea, de dochter van zijn oom Marcus van Lier. Uit de in een notariële akte opgestelde hu- welijkse voorwaarden blijkt dat vader Eleazar inmiddels overle- den was. In 1765 werd Isaac Eleazar van
Lier pamassijn in Maarssen. Die functie bleef hij bekleden tot 1785. Over zijn kordaat en nogal bruut optreden - men sprak van "geweldenarijen" - werd min of meer met recht voortdurend ge- klaagd. In 1775 werd een voorschrift van
de pamassijn Isaac Eleazar van Lier en de penningmeester Mozes Levie door Gedeputeerde Staten gesanctioneerd, waarbij vlees en gevogelte alleen bij een door de pamassijns van Maarssen aange- stelde rituele slachter kon worden betrokken. Nu was deze rituele slachter -Joseph Nathan Fonteyn - tevens penningmeester van de zitplaatsen van de joodse ge- meente Maarssen. Maarssen ken- de drie pamassijns, die beurte- lings als voorzitter optraden en anders penningmeester van de |
||||||||||||||||
zitplaatsen of penningmeester van
de armenkas waren. Toen Fonteyn tijdens een synago- gedienst op de plaats van de pen- ningmeester wilde gaan zitten, versperde Isaac Eleazar van Lier hem de weg en sprak dreigende taal tegen hem: "Indien gij in die bank gaat sitten, soo sal ik u daar uitgooien off doen uitgooien en zal u voor ƒ 25,- daarboven be- boeten."' De rituele slachter ver- liet hals over kop de synagoge en deed zijn beklag over machtsmis- bmik en "geweldenarijen" van Van Lier in een door een notaris opge- stelde insinuatie (gerechtelijke aan- zegging), die woordelijk aan Van Lier werd voorgelezen. Isaac Ele- azar van Lier ontkende niet dat hij inderdaad Fonteyn belet had om te gaan zitten en gedreigd had met een boete van ƒ 25,-. Maar geweld had hij beslist niet ge- bruikt. Op zijn beurt beschuldig- de Isaac Eleazar van Lier in de door de notaris opgestelde insi- nuatie Fonteyn, dat hij in strijd met de afspraak ook voor de Por- tugees-joodse gemeente slachtte."' De komst van de patriotten maakte een einde aan de macht van de pamassijns, die net zo auto- cratisch als de prinsgezinde re- genten optraden. De nieuwe geest, door de komst van patriotten, |
maakte in 1789 ook een einde
aan de eeuwenlange verbanning van de joden uit Utrecht. Overi- gens was dat te danken aan de steun van de prinsgezinde joden aan stadhouder Willem V in zijn strijd tegen de patriotten. Utrecht gold tot dan toe als het laatste an- ti-joodse bolwerk in Nederland. Isaac Eleazar was de eerste jood, die in 1789 toestemming van het stadsbestuur kreeg om zich in Utrecht te vestigen. Al eerder, na- melijk in 1781, had hij een ver- geefse poging ondemomen. Vele gemeenteleden van Maarssen volg- den hem. Dit luidde de uiteinde- lijke ondergang van de joodse ge- meente van Maarssen in. In 1793 volgden Isaacs neef en zwager Sa- lomon, de zoon van Marcus van Lier, en zijn drie zonen Jacob, Alexander en Eleazar. Van laatst- genoemde (Eleazar) stammen de voor Utrecht belangrijke Van Liers af. In 1799 kwam de broer van Isaac - Nathan Eleazar Van Lier, die ook in Amsterdam gebo- ren was, maar zijn leven vervol- gens in Groningen doorgebracht had - in Utrecht wonen. Isaac Eleazar van Lier was in Utrecht de belangrijkste verte- genwoordiger van de joodse ge- meente. Spoedig werd hij pamas- sijn. Hij stelde zijn huis Korte |
|||||||||||||||
Interieur van de
synagoge, omstreeks 1910 archief van de Ned. Israëlitische Gemeente |
||||||||||||||||
63
|
||||||||||||||||
lei I juni J 994
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
De familie Van Lier als pamassijns
Leden van de familie Van Lier als kerkbestuurders van de Israëlietische Gemeenten van
Maarssen en Utrecht. |
||||||||||||||||||||
bouw, dat ergens verscholen aan
de Springweg lag, als synagoge dienst doen. In 1848 werd het af- gebroken om plaats te maken voor een nieuwe synagoge. De neven Isaac en Salomon van Lier, die respectievelijk sinds 1789 en 1793 in Utrecht woon- den, kregen pas na een paar af- wijzingen in 1796 het burger- recht van Utrecht. Door een decreet van de Nationale Verga- dering, waarbij de emancipatie van de joden in september 1796 een feit werd, kon de joden het burgerrecht niet langer worden geweigerd. Sinds 1794 had de joodse ge-
meente een reglement. De par- nassijn en de penningmeester vormden het machtige kerkbe- stuur, dat niet alleen de zorg en verantwoordelijkheid had voor de tot armoede vervallen gemeen- teleden, maar ook de zorg en ver- antwoordelijkheid voor de ern- stig zieken, de stervenden en de overledenen. Het maakte niet uit of de joden arm of rijk waren: zij werden belangeloos door het kerkbestuur bijgestaan en gehol- pen bij sterven en begraven. De begrafenissen werden door de jo- den zelf geregeld. Zij ervoeren het als onrechtvaardig dat zij deson- danks moesten betalen voor groefbidders - van wie zij geen gebruik maakten - en andere ker- kelijke rechten. In 1791 vroegen de pamassijns in
een rekest aan het stadsbestuur ontheven te mogen worden van deze bezwarende lasten. Het stadsbestuur besloot de jood- se gemeente te ontslaan van de verplichting voor groefbidders te betalen. Het stadsbestuur dacht er echter niet over de joodse ge- meente te ontslaan van het beta- len van de kerkelijke rechten, die |
een belangrijke bron van inkom-
sten waren voor de Stads Aalmoe- zenierskamer en het Stadsam- bachtskinderhuis. In 1792 en 1796 ontving het stadsbestuur andermaal rekesten van de par- nassijns met het verzoek voortaan geen kerkelijke belastingen voor begrafenissen te hoeven betalen. Op de rekesten werd afwijzend beschikt. Pas in 1799, na een rekest met hetzelfde verzoek, waarin nogmaals duidelijk werd gewezen op het feit dat de joodse gemeente haar begrafenissen zelf verzorgde, besloot het stadsbe- stuur de Utrechtse joden toe te staan "om hunne lijken ongehin- derd naar buiten ter begraving te vervoeren, zonder gehouden te zijn enige kosten aan uitkoop van buurten, kerkgerechtigheden, doodgravers, lijkbidders of an- dersints te betalen."^ In heel Ne- derland hoefden de joden deze begrafenisrechten al lang niet meer te betalen. Alleen in Utrecht bleef deze onrechtvaardige toe- stand tot 1799 gehandhaafd. De joden werden nog steeds in Tienhoven of Muiderberg begra- ven. Van de pamassijn Salomon van Lier - van wie een schitterend schilderij bewaard is gebleven waarop hij gekleed in een zwart lakens pak en met een grijze pruik op het hoofd is afgebeeld - is het de grote verdienste geweest om na eerst ettelijke keren bot te hebben gevangen, in 1797 een octrooi voor een begraafplaats in Bilthoven voor de joodse ge- meente van Utrecht te verwerven. Pas in 1807 kocht de joodse ge- meente de begraafplaats die we nu nog kennen: gelegen aan de Vecht, tussen de Mamixbrug en de Rodebrug. Isaac Eleazar van Lier werd na
zijn dood op 1 mei 1804 in Mui- |
|||||||||||||||||||
ARTIKELEN
Wtaz op aan de
J O O D E N.
By Requefte zulks verzoekende, het
RECHT VAN INWONING
Binnen de Sad Utrecht al worden vetïunt.
£j Burgeme/leren tn Vrotdfihap geürrt/ittTd itH
19 Jaimtri ik Itf Fibtvarj 1789. |
||||||||||||||||||||
Te Untta l<T O. »*m dïn BRINK, t«
StuMniHer o«ct 't Sctdtiuk, lyio. |
||||||||||||||||||||
Recht van inwo- Nieuwstraat 12 ter beschikking
ningindestad om daar de synagogediensten te
Utrecht, 1789 houden. Zijn belangrijkste wapen-
Foto QAU feiten zijn dat de joodse gemeente
een synagoge kreeg, dat de joden
het burgerrecht kregen en dat de joodse gemeente na lange tegen- werking van het stadsbestuur ontslagen werd van de verplich- ting onrechtvaardige belastingen bij begrafenissen te betalen. Omdat de ruimte in zijn huis aan de Korte Nieuwstraat te klein werd voor de synagogediensten, zocht Isaac Eleazar naar een gro- tere ruimte. Die vond hij uitein- delijk aan de Springweg. Daar stond een kerkgebouw, dat van 1619-1772 in gebruik was geweest bij de Doopsgezinde Gemeente. De eigenaar Hendrik Hagen, die het kerkgebouw com- pleet met banken en galerijen van de Doopsgezinde Gemeente ge- kocht had, verhuurde het vanaf 1792 aan de joodse gemeente, die in 1796 het kerkgebouw van Ha- gen kocht. Tot 1848 zou dit ge- |
||||||||||||||||||||
64
|
||||||||||||||||||||
mei /juni 1994
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Marais \an Lier junior
Marcus van Lier junior, die
tot 1832 pamassijn was, heeft zo- wel de audiëntie bij koning Lode- wijk Napoleon in 1807 als die bij keizer Napoleon in 1811 meege- maakt. Samen met de pamassijns Jacob van Lier en Hartog Manus bezocht Marcus van Lier koning Lodewijk Napoleon in zijn paleis aan de Wittevrouwenstraat, waar nu de Universiteitsbibliotheek ge- vestigd is. Gedrieën traden de pamassijns op als vertegenwoor- digers van het hele Nederlandse jodendom. De koning was zeer aimabel en besloot de joden ter- wille te zijn door o.a. te veror- donneren de weekmarkten in Utrecht, Rotterdam en Alkmaar niet meer op zaterdag, maar op een doordeweekse dag te laten houden. Minder vriendelijk was keizer
Napoleon, die allesbehalve ge- steld was op de weinig meegaan- de Nederlanders. Op zijn reis door Nederland ontving hij de delegaties van o.a. de verschillen- de kerkgenootschappen in het paleis aan de Wittevrouwenstraat. In de audiêntiekamer stond de keizer, met gouden gespen aan de schoenen en een gouden snuif- doos in de hand, midden op een fraai kleed met een kolossale ade- laar erop afgebeeld. Om hem heen natuurlijk hoge officieren in oogverblindende uniformen. Het maakte de nodige indmk op de verschillende delegaties. Af en toe graaiend in zijn gouden snuif- doos had de keizer voor ieder kerkgenootschap een onaangena- me opmerking. De waalse predi- kant gaf hij het advies voortaan met de katholieke pastoors samen te werken. "Gijlieden zijt allen dienaars van één Heer!" De verte- genwoordiger van de Oud-katho- lieke Kerk kreeg te horen dat zijn sekte geen recht van bestaan had. Toen de oud-katholiek protes- teerde, snauwde Napoleon hem toe dat hij de keizer niet onge- vraagd in de rede mocht vallen. Bij de joodse vertegenwoordigers gekomen vroeg Napoleon aan |
|||||||||||||
Marcus van Lier: "Van welke jo-
den zijt gij? Van de Portugese of Hoogduitse?" 'Van de Hoogduitse, Majesteit."
Napoleon ging vervolgens tegen hem tekeer met: "De Hoogduitse joden mag ik niet lijden! Om hun schandelijke woeker en loterij- handel, waardoor zij vele huisge- zinnen ongelukkig maken. Ik heb de minister van politie strenge or- ders gegeven om een scherp wa- kend oog op ulieden te houden!" Marcus van Lier was zo uit het veld geslagen, dat hij geen weer- woord kon uitbrengen. Overigens was "solliciteur in lote- rijbriefjes" één van de hoofdbe- roepen van de leden van de fami- lie Van Lier. Isaac Eleazar van Lier bijvoorbeeld gaf in 1793 bij de honderdste penning "coUec- teur" als beroep op. Twee dagen later in Amsterdam maakte keizer Napoleon het nog bonter door de pamassijns toe te snauwen: "Toutes les religions sont bonnes, pourvuqu'on n'est pasjuif!" Toch heeft keizer Napoleon, die
zich dus als een "ours mal mêlé" oftewel ongelikte beer gedroeg, als eerste de joodse gemeen- schappen in Europa een landelij- ke organisatie opgelegd, zoals wij die nu nog kennen. In 1813 was Napoleon uit de po- litieke arena verdwenen. De Utrechtse Hogeschool werd een Universiteit, waaraan in de jaren 1813-1886 zeventien vertegen- woordigers van de familie Van Lier hebben gestudeerd. |
|||||||||||||
derberg begraven. Zijn lijk werd
eerst van het sterfhuis naar de Oudegracht gedragen en vandaar met een speciaal gehuurde schuit verder vervoerd. Vier jaar later, op 13 december
1808, werd bij notaris Pieter van der Star de inventaris van zijn na- latenschap opgesteld. In deze no- tariële akte staat het een en ander dat de moeite van het weten waard is. De inboedel van zijn huis in de Korte Nieuwstraat werd getaxeerd op ƒ 1455,-, waarvan - heel opvallend - alleen al ƒ 933,- aan zilveren voorwer- pen. De begrafenis had ƒ 279,- gekost, waarbij zijn inbegrepen de ƒ 45,- voor de armen en onge- veer ƒ 40,- voor de twee rabbij- nen om een jaar lang voor zijn zielerust te bidden. Van zijn naaste verwanten waren echtge- note, zoon en twee kleinkinderen overleden. Alleen een kleinzoon, Nathan, amper acht jaar oud, leefde nog. De enige zoon van Isaac Eleazar van Lier, Elias, was in oktober 1793 getrouwd met zijn nichtje Schoontje, de dochter van Isaacs broer Nathan. Een jaar tevoren, in juli 1792, waren de huwelijkse voorwaarden reeds notarieel vastgelegd. Daarin werd o.a. bepaald dat het echtpaar bij Isaac Eleazar in de Korte Nieuw- straat 12 zou inwonen. Elias overleed echter reeds jong op 24- jarige leeftijd, op 14 mei 1799. Hij was universeel erfgenaam van zijn in 1796 overleden moeder Lea. Bij Schoontje had Elias drie kinderen, van wie alleen de in 1796 geboren Nathan nog in le- ven was, toen zijn grootvader Isaac Eliazar overleed. Zijn gewe- zen schoondochter Schoontje was intussen hertrouwd met Alexander van Lier, die de huur van de Korte Nieuwstraat 12 overnam. In 1792 schonk Isaac Eleazar van
Lier twee koperen kandelaars aan de synagoge, die tot 1926 op de voorlezerslessenaar dienst heb- ben gedaan, eerst als kaarsver- lichting en vervolgens voor gas en elektrisch licht. |
|||||||||||||
Salmnon van Lier
In 1804, het jaar waarin Isaac
Eleazar overleed, werd Salomon, in de wandeling Pam genaamd, geboren. Hij, de achterkleinzoon 65 van Marcus van Lier die zich in 1741 in Maarssen had gevestigd, was de laatste Van Lier, die een belangrijk stempel op de joodse gemeenschap heeft gedmkt. Maar liefst bijna veertig jaar, van 1835- 1874, maakte hij in het kerkbe- stuur de dienst uit. De eerste tien |
|||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||
mei /juni 1994
|
|||||||||||||
De familie Van Lier als pamassijns
Leden van de familie Van Lier als kerkbestuurders van de Israëlietische Gemeenten van
Maarssen en Utrecht. |
|||||||||||||||
Hij stierf in 1888. Op zijn graf-
steen staal: "Beter is de dag des doods dan de dag der geboorte, een goede naam na te laten is be- ter dan goede olie." Na 1874 namen de leden van de familie Van Lier binnen de joodse gemeenschap geen dominante plaats meer in. Wel begonnen ze iii het openbare leven in de stad een belangrijke rol te spelen. Lambertus van Lier, de zoon \an Salomon, werd wethouder en lo- co-burgemeester. 7\vee van zijn kleindochters hebben, onalhian- kelijk van elkaar, in de tweede Wereldooriog een heldenrol ge- speeld: Ceenruida van Lier door de levens van \'cle jood.se kinde- ren te redden en Truus van Lier door in het verzet te gaan en een gehate en gevaarlijke Duitser neer te schieten. Dil heefi zij met de dood moeten bekopen. |
|||||||||||||||
jaar al als voorzitter. Zijn voor-
naamste wapenfeiten zijn: het in- voeren van het gebruik van de Nederlandse laai voor de preek in de synagoge en de bouv\' \'an de nieuwe synagoge in 1848. Salomon ging met zijn tijd mee en had een veel wijdere horizon dan de overige leden van de jood- se gemeenschap. Zijn kinderen studeerden aan de Utrechtse Uni- versiteit. Hij was van oordeel dat je, wilde je maatschappelijk iets bereiken, je moest assimileren. Allereerst wilde hij het Jiddisch uit de synagoge bannen. Dat plan was weinig origineel. In deze ti|d begon niet alleen in Nederland. maar in heel West-Europa het Jiddisch in onbruik te geraken. Vcxir Salomon deed zich een mooie gelegenheid voor bij het 200-jarig bestaan van de Uni\'er- siteit om hel gebruik van de Ne- derlandse taal bij de preek in ie voeren. In alle kerken werd hel tweede eeuwfeest van de Univer- siteit met een toepasselijke preek in het Nederlands herdacht. Dus waarom niet in de synagoge, dacht Salomon. En dan natuurlijk ook in aanwezigheid van vele geestelijke en wereldlijke autori- teiten, zoals in de andere kerken. Binnen de joodse gemeente sluit- le dit plan op verzet. Maar Salo- mon dreef zijn zin door. t)p 12 juni 1836 - een zondag - vond de herdenkingsdienst in de synagoge plaats. Wethouders, enkele bur- gemeesters van builen Utrecht, 66 vertegenwoordigers van de Uni- versiteit en predikanten woonden de dienst bij. De Utrechtse Cou- rant van een week later was één en al lof: "Onder de godsdienstige plechtigheden van de 12de dezer, telt men ook die welke in de sy- nagoge der Israélielen plaats had. Alles was bijzonder treffend en |
ordelijk. De uitmuntende door de
heer A.C. Carillon voor deze gele- genheid vcivaardigde Nederduil- schc leerrede werd 11 nog indrukwekkcntlcr door de bui- lengewone schiiicrendc wijze, waarop de heer Carillon, de zoon, dezelve voordroeg."" Rab- bijn Carillon kon niet de moed opbrengen zeil de preek uil ie spreken en Hel dil over aan zijn zoon. Joodse gemeenteleden spraken van naaperij en een zal- vende preek. Maar hoe hel ook zij: voor de
buitenwereld had Salomon van Lier een uilslekende beun ge- maakt en \oorlaan zou de preek m het Nederlands worden uilge- sproken. In 1849 had Salomon \an Eierde
nieuwe Utrechlse synagoge inge- wijd. De bouw er\'an was \'Oorna- inclijk aan hem ie danken. Heel wat geld had hij hiervoor losge- kregen bij leden van de koninklij- ke familie en christelijke stadge- noten. Deze hadden heel wat meer geld ingebracht dan de le- den van de joodse gemeente zeil. Toen hij zeventig jaar was gewor- den, nam Salomon \an Lier hel besluit al ic ircden. In 1874 wa- ren in de joodse gemeenschap in- tussen families gekomen, die zich met de Van Liers konden melen, zoals de lamilie Hamburger. Zij namen nu hel roer over. Net als Isaac Eleazar heek Salomon in de loop der jaren de S)nagoge mei belangrijke geschenken bedacht. In 1841 schonk hij een Thorarol en in 1854 vier grote kandelaars, die \oor de Heilige Arke werden geplaatst; het waren vergrotingen van de in 1792 door Isaac Eleazar van Lier geschonken kandelaars. In 1858 ten slotte schonk Salo- mon van Lier twee zilveren sier- torens. |
||||||||||||||
Noten
Dit artikel is een bewerking van de lezing, gehouden op 21 de-
cember 1993 bij de overhandiging van de in druk verschenen in- ventaris van het archief van de Nederlandsche Israëlietische Ge- meente Utrecht (NIGU) aan de voorzitter van het kerkbestuur. Voornaamste bronnen vormen de artikelen van Jac. Zwarts "De uitkoop van christelijke groefbidders, kerken en corporaties bij joodse begrafenissen te Utrecht" (Jaarboekje van Oud Utrecht 1953) en "Een Joodsche Regentenfamilie uit de 18e eeuw" (De Joodse Middenstander, 27 november 1936 - 23 juli 1937), 1. RAU, Archief Staten van Utrecht, inv.nr. 265-115, dd 10 mei
1765 2. GAU, Notarieel Archief, inv.nr. U 248 a 005, folio 123 verso
3. GAU, Notarieel Archief, inv.nr. U 248 a 012, folio 219 verso
4. RAU, Notariële Archieven, inv.nr. 1840, folio 119-121
5. GAU, SA III, inv.nr. 1, dd 28 januari 1799, folio 535
6. GAU, bib.sign. L 63 I i, Utrechtsche Courant dd 20 juni 1836
|
|||||||||||||||
mri /juni 1994
|
UTRECHT
|
||||||||||||||
ren. Maar niet alleen dat: zij wil
zorgen dat dit onderzoek onder de aandacht komt van een breed publiek. Pas dan krijgt de ge- schiedenis de aandacht die zij verdient. De prijs is daarom ook niet be-
perkt tot professionele historici: ook mensen die in hun vrije tijd een onderzoek hebben gedaan, , amateur-historici, journalisten, publicisten en studenten die be- zig zijn met onderzoek worden van harte uitgenodigd mee te din- gen naar het prijzengeld van ƒ 3000,=. Het onderzoek mag een breed
terrein bestrijken: historisch-ge- ografische studies, rechtshistori- sche studies en sociale geschiede- nis zijn even welkom als politieke of kunsthistorische onderwerpen. Vanzelfsprekend zolang het over stad of provincie Utrecht gaat. Het artikel mag reeds eerder ge- publiceerd zijn. De jury van de Oud-Utrecht prijs
1995 is als volgt samengesteld: voorzitter Profdr. G.H. Jansen (hoogleraar sociologie), secretaris Mw. drs. M.A. van der Eerden- Vonk (archivaris van o.a. Wijk bij Duurstede) en lid dr. H.P. Deys (amateur-historicus). Er zijn enkele voorwaarden: de inzending (in drievoud) moet mi- nimaal een lengte hebben van 3000 woorden en maximaal 20.000 woorden, het moet voor 1 januari 1995 worden ingeleverd bij de jury en moet -uiteraard- ei- gen werk zijn van de inzender. De artikelen die in aanmerking kunnen komen voor de prijs, moeten geschreven zijn tussen 1 januari 1993 en 1 januari 1995. Inzendingen moeten worden
gestuurd aan: Mw. M.A. van der Eerden-Vonk, p/a Ge-
meentearchief Wijk bij Duurstede, Karel de Grotestraat 30,3962 CL Wijk bij Duur- stede. Bij de secretaris van de jury kunt u een
uitgebreid reglement aanvragen. De feestelijke uitreiking van de Oud-Utrecht- prijs 1995 vindt plaats in mei 1995. |
||||||||||||||
VONDSTEN
|
||||||||||||||
Het zoyeelste
christuskindje Enige tijd geleden werd
in een afvalkuil bij een op- graving in de Bergstraat een klein beeldje van wit aarde- werk gevonden. Gezien het attribuut met een kruis in de linker hand van het blo- te manneke, zal het hier om een christuskindje gaan. Hel was niet de eerste keer dat een dergelijk beeldje in Utrecht gevonden werd. Het begin van hun productie ligt halverwege de 15de eeuw en men spreekt bij deze vondsten doorgaans van pijpaarden beeldjes. Die benaming is eigenlijk niet terecht omdat die ontleend is aan de ver- vaardiging van tabakspijpjes uit deze kaolienrijke/ijzerarme klei. En die kwam pas geruime tijd la- ter - op allengs groter schaal - tot ontwikkeling. Er zijn en worden in Utrecht veel
van deze beeldjes of fragmenten ervan gevonden, in afvalputten en zomaar als losse vondsten op allerlei plaatsen. Dat wijst er op dat er veel vraag naar was; ver- moedelijk hadden ze wel een vo- tieffunctie. Omdat ze overal in het land, maar ook daarbuiten, worden gevonden, zal er een le- vendige handel in hebben be- staan en zullen er ook wel ver- schillende plaatsen van fabricage zijn geweest. Maar ook in Utrecht zelf werden ze gemaakt, getuige de vondsten bij de opgraving Strosteeg/Putsteeg in 1974. Hier werden zowel veel beeldjes ge- vonden, alsook de aardewerk- mallen waarin zij gevormd wer- den. Het ging daarbij wel om kunstzinniger producten dan bij dit Christuskind het geval is. Be- |
||||||||||||||
kend zijn onder andere de staan-
de beeldjes van de heilige Barba- ra, Ursula, Catharina en Maria met kind. Maar ook werd hier een lieflijk christuskindje gevon- den, een miniatuur babyfiguurtje in drie dimensies, met een lengte van 58 mm. Dat kan niet anders gevormd zijn dan met behulp van twee 'halve' mallen, die na het aanbrengen van de klei samenge- drukt werden. Het hier afgebeelde exemplaar
van slechts 46 mm lang en 6 mm hoog bestaat uit maar nauwelijks een half-reliêf op een plat vlakje en is dus aanzienlijk primitiever. Voor het vormen was maar één malletje nodig, dat na het vullen met klei werd afgestreken. Of dit uiterst simpele beeldje daarmee als een vroeg product in de vervaardiging van de pijpaarden beeldjes beschouwd kan worden, was niet uit de vondstomstandig- heden af te leiden. Wellicht bleef er altijd wel een markt voor wat devotie in amuletvorm. Of was het speelgoed voor kinderen ... met een stichtelijk tintje? |
||||||||||||||
OUD-UTRECHT
PRIJS 1995 In 1995 wordt voor de twee-
de maal de Oud-Utrechtprijs uit- gereikt voor het beste artikel over de geschiedenis van Utrecht in de ruimste zin van het woord. We spreken dan uiteraard over stad en provincie Utrecht. De prijs, ƒ 3000,=, wordt beschikbaar ge- steld door de Vereniging Oud- Utrecht. De rijke Stichtse historie is een
onuitputtelijke bron van interes- sant onderzoek. De vereniging wil door deze prijs mensen sti- muleren dit onderzoek uit te voe- |
||||||||||||||
mei I juni 1991
|
UTRECHT
|
|||||||||||||
PORTRET
|
|||||||||||||||
"De kunstmarkt is van de Utrechtse bevolking"
Gerard van Rooy, lid tentoonstellingscommissie Kunstmarkt Gerard van
Rooy, zelf grafi- cus en keramist, heeft sinds 1988 zitting in de tcn- toonstellings- commissie van de Utrechtse kunst- markt. In de afgelopen jaren heeft hij zich sterk gemaakt om de kunstmarkt te maken tot wat deze nu is: een kwalitatief hoogstaand evene- ment waar het publiek kennis maakt met het werk van heden- daagse Utrechtse kunstenaars. Zelf spreekt hij liever van een Foto: AnsBender- kunstmanifestatie dan een kunst- macher markt. "Die tijden zijn voorgoed
voorbij, dat je als kunstenaar met
een lap stof en een paar punaises je werk kon tonen. Niet alleen het publiek pikt dat niet meer, ook kunstenaars die hun werk serieus nemen, lenen zich niet meer voor een dergelijke aanpak. De presen- tatie is een onderdeel van het kunstwerk zelf geworden". Braderie
De Utrechtse kunstmarkt is
een paar jaar na de Tweede We- reldoorlog in het leven geroepen 68 door de Stichting Stadsontspan- ning. Van Rooy heeft zelf als kun-
stenaar veel van die tijd meege- maakt: "Onze kunstmarkt heeft altijd een goede naam gehad. De jaren eind '60 begin 70 waren beslist hel hoogtepunt. Maar niet lang daarna is er snel verandering Maneline Dolfin in gekomen. Zowel in de sfeer |
|||||||||||||||
tussen de kunstenaars cmderling
als in het geheel van de presenta- tie. Zeg maar gerust dat het een soort braderie was." Ook het bestuur van de Stichting Stadsontspanning zag in dat er iets moest veranderen en be- noemde een nagenoeg nieuwe tentoonstellingscommissie. Deze kwam al snel niet het plan om 'de markt' te verhuizen van het Jans- kerkhof naar de kerk zelf. Daar- door kunnen nu minder kunste- naars een plek krijgen en moet er dus serieuzer en kritischer geke- ken worden naar het werk dat wordt aangeboden. Zoiets gaat niet zonder slag üf stoot. "Ik ben er echt wel eens om uilgevloekt, maar ik ben er steeds van over- tuigt geweest dat we op de goede weg waren en eigenlijk bewijst de kunstmanifestatie dat zelP. Wat anderen aanvankelijk vrees- den, dat het publiek weg zou blij- ven, is niet gebeurd. Jaarlijks trekt de kunstmarkt zon acht- tol tien- duizend bezoekers. Volgens Van Rooy is dil echt niet alleen het ge- ijkte 'kunslpubliek'. "De kunst- markt is van de hele Utrechtse bevolking, zo ervaart men dat. Er moet dus iets goeds gebeuren". Kwaliteit
Met de ambities van de nieu-
we tenloonstellingscommissie, moest er gewerkt worden aan een nieuw bestand kunstenaars. Dat IS aardig gelukt, maar nog altijd zijn ze op zoek naar jong talent. Zo wordt bijvoorbeeld hel exa- menwerk van de Hoge School voor de Kunsten nauwlettend be- keken. Hel inzamelen van werk gebeurt
via openbare inschrijving, maar de commissie nodigt ook kunste- naars uit die ze graag zouden |
zien. In de stad en provincie
Utrecht zijn ruim duizend serieu- ze kunstenaars actief In de kerk kunnen er zo'n twintig een plaats krijgen. Het selecteren is dus dik- wijls een tijdrovende, maar ook moeilijke aangelegenheid. "Natuur- lijk ga je als commissie ook wel eens de mist in. Wat er op dia goed uitziet kan in het echt vreselijk tegenvallen. Maar gelukkig zitten we meestal goed". De commissie selecteert op een drietal punten. In de eerste plaats natuurlijk de kwaliteit. Het werk moet inhoud en betekenis heb- ben. Veri'olgens gaat het ook om de verscheidenheid, een zo breed mogelijk scala aan kunstuitingen en niet meer van hetzelfde. Ten- slotte speelt ook het vernieuwen- de of verrassende een rol. "De kunstmarkt heeft ook een educa- tieve rol. Je moet de mensen eens een andere visie op wat kunst kan zijn geven". |
||||||||||||||
Kritisch
Van Rooy is enlhlousiasl over
hetgeen tot stand is gebracht, maar hij is niet zondermeer tevre- den. "Het is belangrijk om kri- tisch te blijven, het concept steeds aan te scherpen en zonodig te zoeken naar vernieuwing". Hoe het in de toekomst precies zal gaan lopen weet hij niet. "Trou- wens, dat moeten anderen dan maar gaan doen. Ik wil zelf wel weer eens meedoen, want nu ik in de commissie zit, mag dal niet." De komende maanden zal Van Rooy de handen in ieder geval nog vol hebben aan het bekijken en het selecteren van de ingezon- den werken voor de komende kunstmarkt. De kunstmarkt wordt gehouden op 6,7 en 8 september in de Janskerk. |
|||||||||||||||
mei /juni l 9 9"^
|
UTRECHT
|
||||||||||||||
wij suppoosten of gidsen, die voor ons
toezicht willen houden op de kelders of rondleidingen willen geven. In sommige kelders zal het ook de taak van de sup- poost zijn entreebewijzen, catalogi en boeken te verkopen. De tentoonstelling is dinsdag t/m zondag geopend van 12.00 tot 19.00 uur. Gevraagd worden mensen met goede
contactuele eigenschappen die minimaal twee dagdelen per week beschikbaar zijn; geboden wordt fysiek niet al te in- spannend werk waarbij je met allerlei mensen In contact komt; een (kunst)his- torische inleiding, regelmatig een borrel en een geweldig feest na afloop. Belangstellenden kunnen contact opne- men met Reinier Snijder, telefoon 030- 300591 (werktijd) of 030-945917. OPSPORING
VERZOCHT |
|||||||||||||||||||||
AGENDA
|
|||||||||||||||||||||
r/ra 19 juni
"Traject"
Langs de hele Oudegracht hebben Utrecht-
se beeldende kunstenaars een kelder uit- gekozen om daar een werk te realiseren. Inspiratie door de werven en de werfkel- ders was bij het creëren van deze kunst- werken een randvoorwaarde. Open: di. t/m zo. van 12.00 tot 19.00 uur Kaartverkoop o.a. bij Broese Kemink en de V.V.V. |
|||||||||||||||||||||
ontving de redactie een reactie van H.
van Doorn, een "echte oud-Utrechter" en "nieuw-bakken Zwollenaar". Deze wijst ons op de in Zwolle voorkomende straat- naam "Kromme Jak". De Zwolse voor- malige stadsarchivaris dhr. Berkemeijer schrijft daarover "...de Kromme Jak, oorspronkelijk "Jat", wat onaanzienlijke buurt betekent". |
|||||||||||||||||||||
Gidsen gezocht voor
"Kerken kijhen Utrecht" Vanaf 5 juli t/m 10 september a.s. openen
zeven Utrechtse binnenstadskerken weer hun deuren voor het binnen- en buiten- landse publiek! Het project Kerken Kijken Utrecht kan nog enthousiaste gidsen ge- bruiken die (op vrijwillige basis) de bezoe- kers door de kerken kunnen rondleiden en ze over de geschiedenis ervan kunnen vertellen. De participerende kerken zijn: Pieterskerk, Luthersekerk, Willibrordus- kerk, Jacobikerk, Janskerk, Augustinus- kerk en de Gertrudiskathedraal en -kapel. Bent u in de bovengenoemde periode minimaal één dag per week beschikbaar en zoekt u een leuke en leerzame tijds- besteding in een fraaie, monumentale omgeving, meldt u zich dan aan als gids! Vanaf de tweede helft van juni start een introductieprogramma waarin u voldoen- de wordt voorbereid op de werkzaamhe- den van een gids. Meldt u zich voor deze tijd aan! Voor informatie over het gidswerk kunt u
contact opnemen met Annelies Reijmers, coördinator van Kerken Kijken Utrecht. Adres: Vredenburg 90 3511 BD Utrecht, telefonisch bereikbaar (via ICU) van di. t/m vrij. op nummer 030-315415. Stichting Utrechtse Beeldende
Kunst zoekt suppoosten/pdsen "Traject" is een tentoonstelling van beel-
dende kunst in vijftien werfkelders aan de Oudegracht. Voor de duur van de ten- toonstelling, 11 mei t/m 19juni, zoeken |
|||||||||||||||||||||
4 juni t/m 2 oktober
"Levende geschiedenis"
In de voormalige Mannenzaal van het St. Pieters- en Bloklandgasthuis te Amers- foort kruipen "acteurs" in de huid van oorspronkelijke gasthuisbewoners uit 1907. Een reis terug in de tijd. Museum Flehite/Mannenzaal, Westsingel 50, Amersfoort. |
|||||||||||||||||||||
6, 7 en 8 september
Utrechtse Kunstmarkt 1994.
Circa 20 kunstenaars uit de regio Utrecht zullen hun recente werk exposeren op deze jaarlijkse verkooptentoonstelling. Janskerk, Janskerkhof, Utrecht. |
|||||||||||||||||||||
MEDEDELINGEN
Ter Overname
Ter overname aangeboden: Vijftig delen
jaarboeken van de vereniging Oud- Utrecht, namelijk jaargangen 1941 t/m 1992 met een register en bovendien de jaargangen 1979 t/m 1993 van het Maandblad. Prijs in goed overleg nader te bepalen. CA. BaartdelaFaille
Breitnerlaan 14 3582 HB Utrecht Ketielejach
In verband met het artikel over de her-
komst van de straatnaam "Ketielejach" |
|||||||||||||||||||||
In bezit van wijlen de heer Joh. de Fooy,
die behalve als beeldend kunstenaar ook als restaurator van schilderijen te Utrecht artief was, bevond zich het hier afgebeel- de portret. Het betreft een niet geda- teerd schilderij op doek, 70 x 50 cm. Wellicht zijn er lezers die de voorgestelde figuur kunnen identificeren en mogelijk ook weten wie de schilder is. De enige in- formatie die momenteel bekend is, is het feit dat de geportretteerde vermoedelijk een vriend en/of collega zou zijn geweest van de paragnost Croisset. Reacties:
Jos de Meyere Gouden regenstraat 54 4131BEVianen |
|||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||
mei /juni J 991
|
|||||||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
|||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht tel: 030-623866/626800 fax: 030-623274 |
|||||||||
Oud Utrecht,
een levende vereniging met hart voor Utrecht Meepraten over de toekomst
Leden van de vereniging Oud-Utrecht weten waarover zij het hebben als zij zich verzetten
tegen aantasting van het historisch erfgoed. Zij praten met gezag mee over het verleden en de toekomst van hun stad en hun provincie. Excursies, lezingen en forums
Oud-Utrecht organiseert excursies naar historische gebouwen, tuinen en dergelijke. Daarbij
gaan vaak deuren open die normaal gesloten blijven. Op lezingen en forums worden belangwekkende historische en actuele onderwerpen behan-
deld. Tijdschrift en Jaarl)oek
Het blad Oud-Utrecht, twee-maandelijks tijdschrift, geeft volop informatie over de geschie-
denis en het heden van stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en 'verenigingsnieuws' onmisbaar. Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende wetenschappelijke bijdragen en om
de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar. Behalve het Jaarboek en het tijdschrift ontvangen de 1800 leden van Oud-Utrecht elk jaar
de Archeologische en Bouwhistorische Kroniek, verzorgd door de Stichting Publicaties Oud Utrecht (SPOU). Zo blijven de leden op de hoogte van de altijd weer belangwekkende vondsten in Utrechts bodem en historische gebouwen De Oud-Utrecht-Prijs
Oud-Utrecht bevordert de bestudering van de geschiedenis van de stad en provincie.
Daarom is in 1992 de Oud-Utrecht-Prijs ingesteld, groot 3000 gulden. Eens in de twee jaar wordt deze prijs toegekend aan de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis van Utrecht. Zo blijft Oud-Utrecht actief om de kennis van het verleden van stad en provincie te vergro-
ten. |
|||||||||
//
|
|||||||||
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud Utrecht.
|
|||||||||
kunst
architectuur
literatuur
geschiedenis
filosofie
topografie
in- en verkoop
|
||||||||||||||||||||||||||||||
ALEPH
|
||||||||||||||||||||||||||||||
A
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Boekhandel-antiquariaat
Vismarkt 9 Utrecht 030-322069 |
||||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT |
||||||||||||||||||||||||||||||
/Muus
|
||||||||||||||||||||||||||||||
NVM
|
||||||||||||||||||||||||||||||
'^)
|
||||||||||||||||||||||||||||||
/^
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht T8
_______Utrecht_______ 030 ■ 34 00 08
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
* Elektra
* Klimaat
* Sanitair
* Beveiliging
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33 |
||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||
]SB
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11 |
||||||||||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
|
||||||||||||||||||||||||||||||
ANTIQUARIA AT
DESTOUCHES
|
|||||||||||||||||||
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag 11-18 uur Zaterdag 11-17 uur
|
|||||||||||||||||||
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
|
|||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74 |
|||||||||||||||||||
T
|
|||||||||||||||||||
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
|||||||||||||||||||
TAILORSSINCE1850
|
|||||||||||||||||||
ER IS EEN BAN
WAAR OUDE WAARDE NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN. |
|||||||||||||||||||
ENÜ
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
|||||||||||||||||||
77 e>t/ /f^^
|
||||||||||
Ut^htlH
|
||||||||||
67p 'jaargang nummer 4
|
||||||||||
f BIBLIOTHEEK DER
1 RIJKSUNIVERSITEIT I UTRgCHT- |
||||||||||
D.l van Lennep
|
||||||||||
Existentialisme in de Domstad
Boekenschouw
Licht en schaduw in de geschiedenis
\an de Oude Hortus |
||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, inebben wij altijd ruim in voorraad |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-88 21 31 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1,1 \,;l -\iuuiliuii^ (niiiHilulhil
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
é^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
&>LIS11ilN
BOUW&VASTGCSD
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Colofon
Oud-Utrecht
I wccmaandclijks llidschrilt
(i7c jaargang nr. 4 - juli/auguslusl994
ISSN 1380-7117
Oud-Utrechl is cc-n uitgave van de
Vereniging (Xid-Utrcclil, vereniging tol beoefeningen tol verspreiding van de l<ennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. Voorzitter: ll.li.W. Kernkanip-
Sccn'tariaat: Mw. S.A.L. de Graaff
p/a Alexander Numankade 201,
3'572KW Utrecht
l'cnningmffster: J.W. Lcniaier.
(' kunt zich opgeven als lid van de vereni-
}>ing Oud-Utiecht door te schrijven naar:
(,)ud-Utrecht,
Antwoordnuinmer 333").
3500 VP Utrecht,
De contributie bedraagt ƒ 47,= per
jaar (26- ƒ 30,=; 6'5+ƒ 41 ,= per jaar).
(Amtnbutie- en ledenadmimstraüe:
Mw. C. de Leeuw.
lelcloon: 03465-62930.
IkMaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dollln, M. \'an Hattem,
B. van den I kn'cn \an Ciendcren,
M.C;. \'aii t)udlieusck-n. B. van Santen,
[-. 1 igclaar. M van ck' Vrugl.
,A. van derZei|dcn.
RedaetieaJre^
Alexander Numankatle 194,
5572 KW Utrecht.
Viinni;ci'ini; l^e ^'ormers, Utrecht.
l^iitk: Uc BocrCuperus,
ihJ-i'trechl. iweemaandetijkslijdsümft
verschijnt zes maal per jaar. Deadline a\j^enda voly^ende monniei: 1 septeniber 1994,\erschiiningsdatutn 1 oktober. l '\\' bijdragen kunt u toesturen aan tle
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 V4 of 3 1/2 inch lloppy iWoidIVrk-ct, versies 4.2, 5.0 ol 5.1). ,\anhcvolen omvang tussen de 2000
en 400tl woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. I let gebruik van tus- senkopjes wordt aangeraden; illustratiesuggesties zijn zeer welkom. |
Van de redactie
|
||||||||||||
Een lange en rijke geschiedenis als die van Utrecht heejt het grote voordeel, dat er-mits de blik
van de beschouwer wijds genoeg is - een enorm gevarieerde schakering aan ondenverpen beschikbaar is om bekeken te worden. Alles heeft immers een geschiedenis en er is veel de moeite van een studie waard. Nieuwsgierigheid is altijd een goede drijfveer, en de nieuwsgierigheid gold dit keer een bezoek van
Sarlre aan Utrecht in 1946 en de roerige geschiedenis van de Hortus Botanicus, die opnieuw een nieuwe periode ingaat door de verhuizing van het Universiteitsmuseum naar de Lange Nieuwstraat. Over deze verhuizing en het daardoor versterkte "Utrechts Museumkwartier" zullen we ongetwijfeld in de toekomst nog horen. |
|||||||||||||
Inhoud
Van de redactie 75
Existentialisme in de Domstad 76
Het bezoek van Jeen-Paul Sartre aan Utrecht in december 1946
Boekenschouw 83
Grafmonument 84
Van de leestafel 85
Licht en schaduw in de geschiedenis van de Oude Hortus 86
Vondsten/Excursie naar Oudewater en Haastrecht 91
Portret 92
Agenda/Reacties Ketielejach 93
|
|||||||||||||
75
|
|||||||||||||
juli / augustus 199 4
|
|||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||
Existentialisme in de Domstad
Het bezoek \anJean-Paul Sartre aan Utrecht
in december 1946 |
|||||||||||||||||||||
Kort na de Tweede Wereldoorlog werden de Nederlandse wijsbegeerte en
literatuur sterk beïnvloed door het zogenaamde existentialisme van de Franse schrijver en filosoof Jean-Paul Sartre (1905-1980). Er werden symposia aan zijn filosofie gewijd en er verschenen diverse artikelen over zijn werk in literaire en wijsgerige tijdschriften. Op het hoogtepunt van zijn roem heeft Sartre Nederland één keer bezocht. Op 7 december 1946 sprak hij in het Groot Auditorium van de Rijksuniversiteit Utrecht de enige lezing uit, die hij in ons land zou geven. |
|||||||||||||||||||||
wel de meest leesbare. Want hoe-
wel hij als filosoof van professie enkele wijsgerige werken op zijn naam had staan, populariseerde hij zijn denkbeelden middels een stroom van romans, verhalen en toneelstukken. |
|||||||||||||||||||||
Mengeling
Centraal in Sartres existentia-
lisme staat de veronderstelling dat de mens vrij is. De menselijke vrij- heid vloeit voort uit het bewustzijn. De mens is zich ervan bewust anders te zijn dan de overige na- tuur, de dingen - en andere men- sen. Hij heeft de mogelijkheid zijn eigen leven zin te geven. Maar Sartres vrijheidsbegrip wordt gekenmerkt door een merkwaar- dige ambivalentie. Omdat de mens weet dat hij anders is dan ande- ren, is hij gedoemd tot vrijheid, hij komt nooit tot rust. Hoewel hij één wil worden met de ander, is dat onmogelijk. Het bewustzijn geeft de mens niet alleen de mo- gelijkheid zijn leven zin te geven, maar dwingt hem ook tot onop- losbare eenzaamheid. In Parijs werd deze (hier vereen- voudigd weergegeven) merkwaar- dige filosofische mengeling van optimisme en pessimisme een rage. De jeugd kleedde zich bij voorkeur in het zwart en bezocht, in navolging van de meester zelf, de cafés van de Parijse wijk Saint- German de Prés. Dat Sartres invloed zich ook in
Nederland zou doen gelden, kon niet uitblijven. Vanouds werd het intellectuele klimaat in Neder- land sterk beïnvloed door de bui- tenlandse cultuur. Waren in de jaren '20 alle ogen gericht op Ber- lijn, in de decennia daarna gold Parijs als hél culturele centrum van Europa. UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||
Dat de lezing in Utrecht
plaatsvond, mag opmerkelijk ge- noemd worden. Ook toen al was Amsterdam namelijk het culturele centrum van ons land. In dit artikel zal nader op Sartres bezoek aan Utrecht worden ingegaan. Cen- traal staat daarbij de omstreden psycholoog jhr. D.j. van Lennep, de drijvende kracht achter Sartres bezoek aan de Domstad. |
roman Walging in de Nieuwe
Rotterdamsche Courant: 'Vergis ik mij niet, dan zal Jean-Paul Sartre binnen niet al te lange tijd in één adem genoemd worden met de allergrootste schrijvers die Frankrijk heeft opgeleverd.' Die opvatting was destijds nog geen gemeengoed. Eerst de Tweede Wereldoorlog maakte de geesten rijp voor het werk van de filo- soof-schrijver. De oorlog was in materieel opzicht verwoestend voor Europa: het oude continent werd in tweeën gedeeld door de nieuwe supermachten de Ver- enigde Staten en de Sovjet-Unie en tal van landen werden ge- dwongen hun koloniën zelfstan- digheid te verlenen. Maar ook moreel gezien had de oorlog een catastrofaal effect. Het feit dat 55 miljoen mensen het leven verloren, onder wie zes miljoen joden die uitsluitend vanwege hun afkomst werden vermoord, deed een deel van de Europese intelligentsia zich afkeren van ieder hoogge- stemd idealisme. Op zoek naar een filosofie die niet uitging van abstracte begrippen als 'vrijheid, gelijkheid en broederschap', kwa- men velen uit bij het existentialis- me van Sartre. De Franse denker was niet de eerste existentialist en evenmin de meest originele. Maar |
||||||||||||||||||||
Onopgemerkt
De vraag naar de invloed van
het existentialisme in Utrecht dient uiteraard te worden beschouwd tegen de achtergrond van de alge- mene receptie van het denken van Sartre in Nederland. Omdat daarover elders al uitvoerig gepu- bliceerd is', zal ik mij beperken tot enkele hoofdlijnen die voor het bezoek van Sartre aan Utrecht van belang zijn. De receptiegeschiedenis van Sartre
in Nederland begint na 1945. Vöör de oorlog, toen hij al een roman, een verhalenbundel en enkele filosofische opstellen schreef, bleef hij in Nederland betrekke- lijk onopgemerkt. Wel toonde een schrijver als Simon Vestdijk zich onder de indruk van zijn werk. Hij schreef op 14 mei 1938 naar aanleiding van Sartres debuut- |
|||||||||||||||||||||
76
|
|||||||||||||||||||||
Wim Berkelaar
|
|||||||||||||||||||||
juli / augustus 199 4
|
|||||||||||||||||||||
W.F. Hermans, die ook bij het
symposium aanwezig was, zijn verslag de titel 'Stelt Nederland belang in Sartre?' mee.' Boven- dien konden de neutrale woor- den van Rümke niet verhullen dat de aanwezigen voor het me- rendeel uiterst kritisch tegenover diens gedachtengoed stonden. Verbazing
De drie sprekers waren nog
het meest positief De filosoof R.F. Beerling, die kan gelden als één van de Nederlandse 'ontdek- kers' van het existentialisme, trachtte de wijsgerige plaats van de stroming te bepalen. Cola De- brot, arts en letterkundige, vroeg zich af of 'het kunstenaarschap' door het existentialisme zou kun- nen worden 'bevrucht'. En de PvdA-politicus en essayist Jacques de Kadt tenslotte, sprak over de maatschappelijke betekenis van deze filosofie. Zijn lezing was zeer kritisch van toon, niet in de laat- ste plaats om de aanwezigen te prikkelen en hen tot discussie aan te zetten. Tot zijn niet geringe verbazing ontving hij echter alleen maar bijval, zodat hij zich bijna gedwongen voelde het exis- tentialisme te verdedigen. Want in de discussie na afloop van de lezingen, overheerste scepsis en kritiek. Hermans oor- deelde zelfs dat het symposium 'ontaardde in een regen van ver- wijten'. Zo meende één der aan- wezigen dat Sartres werk 'riekt (...) naar de in ontbinding zijnde burgerlijk-kapitalistische maat- schappij'. Een ander concludeerde dat het existentialisme in vergelij- king tot de grote wetenschappe- lijke 'evoluties' van weinig bete- kenis was. Toen evenwel opgemerkt werd dat Sartre geen 'wetenschapsman' was, klonk een opvallend krachtig protest van de Utrechtse psycholoog jhr. D.J. van Lennep. Hij toonde zich geïr- riteerd over de laatdunkende be- jegening van Sarire en sprak vol lof over diens psychologische en filosofische studies, die 'voor de |
||||||||||||||
Scepsis
Hiermee is niet gezegd dat
Sartre, die na 1945 de Parijse cul- tuur domineerde, bij iedereen op welwillendheid kon rekenen. De grote belangstelling voor zijn werk mag niet onmiddellijk met sympathie worden gelijkgesteld. De denkbeelden van de Franse filosoof werden niet zelden met scepsis en soms met afkeer beje- gend. Zelfs het links-liberale weekblad De Groene Amster- dammer, dat bekend stond om zijn betrekkelijk vooruitstrevende opvattingen over kunst, meende dat de hlosofie van Sartre geken- merkt werd door een bedenkelijk nihilisme en waarschuwde op 11 mei 1946 zijn lezers; 'Zijn boe- ken, waarin niets dan gemeene taal gebezigd wordt, waarin niets dan lage daden worden begaan, waarin alleen maar personen voorkomen die het spoor bijster zijn, - ze zijn een gevaar voor zoe- kende geesten, welke zelf ook den weg verloren hebben.' Nog verder ging de bekende compo- nist en muziekcriticus Matthijs Vermeulen, die in 1946 een we- kelijkse rubriek in het weekblad verzorgde onder de titel Parijsche auspiciën. Op 13 juli schreef hij het te betreuren dat 'Je^n-Paul Sartre zijn philosophische geschrif- ten kan lardeeren met zuiver-por- |
||||||||||||||
nographische episoden, dat hij in
zijn romans tientallen bladzijden kan vullen met louter walging- wekkende sensaties en andere brouwsels van eentonige, geobse- deerde viespoezen, zonder dat iemand zich een beetje geschan- daliseerd of verontrust toont, niet eens de overheden van wie men dit het eerst zou verwachten.' Met het oog op de grote belang- stelling voor het omstreden exis- tentialisme, besloot de zojuist op- gerichte Sociëteit voor Culturele Samenwerking een symposium te wijden aan deze stroming. Het symposium vond op 28 en 29 september 1946 plaats in het be- faamde Kurhaus in Scheveningen. De voorzitter van de Sociëteit, de Utrechtse hoogleraar psychiatrie H.C. Rümke, merkte in zijn inlei- ding op dat het symposium niet de bedoeling had het existentia- lisme te verdedigen, noch het 'eenzijdig aan te vallen of te ver- werpen.'^ Als om het brede be- lang van het onderwerp te onder- strepen, werd het existentialisme door drie sprekers van verschil- lende kanten belicht. De goede verstaander werd echter al snel duidelijk dat het symposium in feite aan Sartre gewijd was, hoe- veel andere namen ook genoemd werden. Niet voor niets gaf de toen nog onbekende schrijver |
||||||||||||||
VanLennep
met Sartre en De Beauvoir bij hun bezoek aan Utrecht |
||||||||||||||
77
|
||||||||||||||
juli I augustus 199 4
|
||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
Existentialisme in de Domstad
Het bezoek vanJean-Paul Sartre aan Utrecht in december 1946
|
||||||||||||||||||
tor van het Baams Lyceum veel
met Van Lennep in aanraking kwam, lyrisch: 'Bij Van Lennep was een gelukkige combinatie van de wetenschappelijke mens en de intuïtieve ziener - als ik dat woord gebruiken mag van dezen man, die ik bepaald een zekere genialiteit toeschrijf.'' 'Genialiteit' was niet het eerste woord waar de meeste Neder- landse psychologen aan dachten, als de naam 'Van Lennep' viel. In- tegendeel, menigeen zag hem als een beunhaas, vooral toen be- kend werd dat Van Lennep zich bij zijn benoemingsbeleid nauwe- lijks iets gelegen liet liggen aan het bezit van een doctoraalbul in de psychologie. Voor hem telde niet of iemand psychologisch geschoold was, maar of hij zich in kon leven in de eisen die een be- roep stelde. Bovendien schuwde Van Lennep binnen de psycholo- gie omstreden methoden als gra- fologie, handlijnkunde en astro- logie niet. Omdat de mens niet eendimensionaal is, moest hij langs verschillende wegen wor- den begrepen, zo was de overtui- ging van Van Lennep.^ Gevoegd bij het feit dat Van Lennep zélf geen doctoraalexamen psychologie had gedaan, waren deze opvattin- gen voor het in 1938 opgerichte Nederlands Instituut van Psycho- logen aanleiding hem het lid- maatschap te weigeren. Van Lennep liet zich door deze tegenslag niet uit het veld slaan en behaalde in 1941 zijn docto- raalexamen psychologie, waarna hij zichzelf eindelijk met de titel 'psycholoog' mocht tooien. Onderduikadres
De merkwaardige carrière en
de eigenzinnige opvattingen van |
||||||||||||||||||
wetenschappelijke psychologie
van het allereerste gewicht zijn.' Mag W.F. Hermans geloofd wor- den, dan maakte Van Lenneps uitval weinig indruk. Volgens zijn verslag van het symposium wek- ten Van Lenneps woorden 'eerder verbazing dan bijval' bij de aan- wezigen. |
leemte te voorzien: uit het hele
land kwamen aanvragen voor een beroepskeuzetest. Omdat de ge- meente geen financiële zorg wilde dragen voor wat in toenemende mate een landelijke instelling was geworden, werd besloten een stichting in het leven te roepen. Met financiële hulp van enkele vooraanstaande Utrechtse ingeze- tenen, werd in 1927 de Neder- landsche Stichting voor Psycho- techniek opgericht.'* Van Lennep werd de eerste directeur. Zo ont- stond de merkwaardige situatie dat de Stichting een theoloog aan het hoofd had, die een blauwe maandag psychologie gestudeerd had. Dat stond een succes van de Stichting echter niet in de weg. Grote bedrijven als de KLM scha- kelden de Stichting in om hun personeel een beroepskeuzetest te doen ondergaan. Over Van Len- neps kwaliteiten werd hoog op- gegeven. Zo schreef J.A. vor der Hoke, die in de jaren '20 als rec- |
|||||||||||||||||
Merkwaardig
Verbazing had jhr. Van Len-
nep al eerder in zijn hoogst op- merkelijke carrière verwekt. In 1896 geboren in Zwitserland, keerde Van Lennep al spoedig te- rug naar Nederland. In Groningen studeerde hij theologie met als bijvak psychopathologie. Na zijn afstuderen in 1923, verhuisde hij naar Utrecht. Voor de gemeente Utrecht kwam hij een jaar te wer- ken bij het Gemeentelijk Bureau voor Beroepskeuze, dat zojuist door de gemeente was opgericht. Al snel bleek het Bureau in een |
||||||||||||||||||
De omstreden
Utrechtse psycho- loog DJ, van Len- nep, de drijvende kracht achter Sartres bezoek aan de Domstad foto:
Adviesbureau
Psychotechniek, Utrecht |
||||||||||||||||||
78
|
||||||||||||||||||
juli I augustus 1994
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
de enigszins excentrieke Van Len-
nep in aanmerking genomen, is het niet zo vreemd dat juist hij zeer geïnteresseerd was in de filosofie van de omstreden Sartre. Want alle roem ten spijt, werd ook aan het academisch gehalte van de Franse filosoof sterk getwijfeld. Niet alleen werd hij, zoals we zagen, als een pornograaf en een zedenbederver afgeschilderd, in wijsgerige kring is er herhaalde- lijk op gewezen dat hij als filosoof werd overschat. Andere existen- tialisten zouden 'oorspronkelijker en grondiger' zijn dan de Franse denker, al meenden dezelfde kri- tici hem wel als een groot psycho- loog te moeten beschouwen.' Ook Van Lennep bewonderde Sartre voornamelijk als psycho- loog. Hij had het Franse feno- meen tijdens de oorlog ontdekt. Van Lennep moet één der eersten in Nederland zijn geweest die het in 1943 verschenen wijsgerige hoofdwerk L'Etre et Ie Néant heeft gelezen. Hij zou het boek op een onderduikadres hebben bestudeerd en er zo van onder de indruk zijn geraakt, dat hij het voornemen opvatte Sartre ooit te ontmoeten. Onmiddellijk na de bevrijding wist Van Lennep hem op te sporen in het Parijse café 'Les Deux-Magots', één van de twee etablissementen waar de schrijver in de eerste jaren na de oorlog nogal eens verbleef. Bij die gelegenheid heeft Van Lennep Sartre en diens levensgezellin Si- mone de Beauvoir uitgenodigd naar Utrecht te komen om een le- zing te geven voor de universiteit. De 'Utrechtse school'
Na zijn afstuderen in 1941,
was Van Lennep meer en meer betrokken geraakt bij de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte van de Utrechtse universiteit. Onder leiding van de eerder genoemde psychiater H.C. Rümke werkte hij aan een proefschrift over de 'psychologie van projectiever- schijnselen', waarop hij later zou promoveren. Rümke maakte deel |
uit van de zogeheten 'Utrechtse
school', waartoe ook Van Lennep snel zou behoren. De 'Utrechtse school' bestond uit een heterogeen gezelschap sociale wetenschap- pers, waarvan de even befaamde als omstreden fysioloog en medi- cus F.J.J. Buytendijk als leider wordt gezien. Een duidelijk we- tenschappelijk program kende de school niet. Daarvoor liepen de vakgebieden, variërend van peda- gogiek tot criminologie, tezeer uiteen en waren de persoonlijk- heden van de pedagoog M.j. Lan- geveld.de criminoloog W.J. Pom- pe en de al genoemde Buytendijk te verschillend. Wat hen bond was vooral waar ze tégen waren: tegen de positivistische, 'natuur- wetenschappelijke psychologie', die vooral bij Amsterdamse psy- chologen populair was. Daartegen- over stelden zij de zogenaamde fenomenologische methode. Een verschijnsel (afkomstig van het Griekse phainomenon=verschijn- sel) moest 'in zijn afhankelijkheid en onafhankelijkheid van de con- crete omstandigheden waarin het zich voordoet vanuit verschillen- de gezichtspunten worden bestu- deerd.'^ Intuïtieve mensenkennis werd belangrijker geacht dan kennis van methoden en technie- ken. Het ging om de 'ontmoeting' tussen mensen, niet om het af- standelijk, kwantificerend onder- zoek naar mensen. Omdat ook de existentialistische denkers tegen het positivisme gekant waren en de intuïtieve, 'verstehende' methode voorston- den, lag het voor de hand dat een vertegenwoordiger van de 'Utrecht- se school' als Van Lennep deze stroming op de voet volgde. Toch moet hij, hoe verwant hij zich ook voelde met het 'buitenbeen- tje' Sartre, enige moeite hebben gehad met de denkbeelden van de meest radicale vertegenwoor- diger van de existentiefilosofie. Uitgerekend in diens wijsgerige hoofdwerk L'Etre et Ie Néant, door Van Lennep zo enthousiast gelezen tijdens de oorlog, verkon- digde Sartre een nihilistische pro- |
|||||||||||
blematiek die haaks stond op het
ethisch denken van de 'Utrechtse school'. Waar Van Lennep en de zijnen de nadruk legden op de 'ontmoeting' tussen mensen, zag Sartre de mens gedoemd tot een- zaamheid. Bovendien ontkende de filosoof principieel iedere alge- mene moraal en was hij, politiek gezien, een aanhanger van het an- archisme. De 'Utrechtse school' daarentegen kan als 'verlicht bur- gerlijk' worden gekenschetst: zij stonden een harmonieuze samen- leving voor van redelijke, zedelijk en intellectueel ontwikkelde bur- gers. Discipel
Hoe verschillend de opvat-
tingen van Sartre en Van Lennep ook mogen zijn geweest, het den- ken van de Franse wijsgeer is voor de Utrechtse psycholoog uitdagend genoeg geweest om hem naar Utrecht te halen. Sartre kwam de in de loop van de eerste week van december 1946 in Utrecht aan. Hij was voorafge- gaan door Simone de Beauvoir, die eind november al naar Neder- land was vertrokken. Op uitnodi- ging van het genootschap Neder- land-Frankrijk en de Alliance Frangaise gaf zij op maandag- avond 2 december een lezing. Die vond plaats in het Kunsthisto- risch Instituut, dat gevestigd was in het ruime pand Drift 25. In die tijd had De Beauvoir nog geen grote naam als romanschrijfster en essayiste, al verschenen er tus- sen 1943 en 1946 in hoog tempo verschillende boeken van haar hand. Ze werd eerder beschouwd als een 'discipel' van Sartre dan als een zelfstandig schrijfster. Aan dat beeld heeft ze zelfbijgedragen door regelmatig lezingen te geven over Sartres existentialisme. Ook haar lezing in Utrecht stond in het teken van Sartre. Volgens het verslag van de lezing, dat een dag later in het Utrechts Nieuwsblad verscheen, zette ze het existentia- lisme af tegen zowel het christen- dom als het marxisme. Tegenover |
||||||||||||
79
|
||||||||||||
juli I tJugusfus 1994
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
Existentialisme in de Domstad
Het bezoek vanJean-Paul Sartre aan Utrecht in december 1946
|
|||||||||||||||
het christendom verdedigde het
existentialisme de autonome mens, tegenover het marxisme de waar- de van het individu. Eén van de aanwezigen was R.G. van Nieuw- kuyk, destijds leraar Frans aan het stedelijk gymnasium in Utrecht en betrokken bij het genootschap Nederland-Frankrijk. Hij herin- nert zich bijna veertig jaar later nog dat de lezing 'glashelder' was en schrijft dat toe aan het feit dat Simone de Beauvoir voor de oor- log voor de klas had gestaan.*^ Genodigden
De lezing van Sartre vond vijf
dagen later plaats in het Groot Auditorium van de universiteit. Op uitdrukkelijk verzoek van de filosoof, was de lezing toeganke- lijk voor een beperkt gezelschap. Eerdere lezingen in Parijs, die hij had gehouden voor een groot pu- bliek, waren hem slecht bevallen. Eén van die lezingen, bedoeld als een populaire uiteenzetting van het existentialisme, was later uit- gegeven onder de titel L'Existen- tialisme est un humanisme. Nader- hand meende Sartre dat de (ook in Nederland) goed verkochte uitgave een simplihcerende en onjuiste indruk van zijn filosofie gaf.'" Daarom verzamelde zich op zaterdag 7 december 1946 een select gezelschap van genodigden om de meester te horen spreken over 'de esthetische vreugde'. On- der de aanwezigen bevonden zich bekende intellectuelen als de his- torici Jan en Annie Romein, de schrijvers en essayisten Adriaan Morrièn, Cola Debrot, D.A.M. Binnendijk en S. Dresden en de filosofen Bemard Delfgaauw en H.J. Pos. De organisatie was in handen van
Van Lenneps Nederlandse Stich- ting voor Psychotechniek én van |
het zogenaamde Centre Intellec-
tuel Frangais te Utrecht. Dit laat- ste genootschap was een gezel- schap van linksgeoriënteerde intellectuelen, die een sterke be- langstelling koesterden voor de Franse cultuur. Omdat zij zich niet thuis voelden bij het deftige genootschap Alliance Frangaise, was het Centre Intellectuel Fran- gais als tegenhanger opgericht. Het stond onder voorzitterschap van L. Rosenfeld, hoogleraar theoretische natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Rosenfeld was in 1904 geboren in het Belgische Charleroi, gelegen in het van oudsher sterk op Frankrijk georiënteerde Wallonië. Na omzwervingen langs universi- teiten in België, was hij in mei 1940 benoemd tot hoogleraar in Utrecht. In kringen van Frans- gezinden stond Rosenfeld slecht bekend. Hij kwam er rond voor uit marxist te zijn, wat sommigen aanleiding gaf hem ervan te ver- denken een 'communistische spion' te zijn." Excuses
Rosenfeld leidde de avond in
door Sartre voor te stellen aan het publiek. Nadien sprak de filosoof over de 'esthetische vreugde' die kunst teweegbrengt - of althans behoort teweeg te brengen. Hij ging in op de verhouding tussen de lezer en de schrijver. Omdat de schrijver te betrokken is bij zijn werk, kan hij het niet goed 'lezen'. Daarom speelt de lezer een belangrijker rol dan de pas- sieve die hem meestal wordt toe- gekend. Door zijn voortdurende interpretatie van het werk, 'her- schept' de lezer het werk als het ware. De schrijver dient het de le- zer zo moeilijk mogelijk te ma- |
ken. De lezer moet tot de laatste
bladzijden van een boek door- lezen om de bedoeling van de schrijver te doorgronden. Die moeite verschaft de lezer tegelijk het hoogste genoegen. De 'esthe- tische vreugde' die het lezen ver- schaft was volgens Sartre doel op zichzelfi Dat de filosoof over dit onder-
werp sprak, is achteraf be- schouwd goed verklaarbaar. Hij had in die jaren veel belangstel- ling voor de vraag wat literatuur eigenlijk is en vooral: voor wat zij kan bewerkstelligen. De lezing in Utrecht kan als 'denkwerk' wor- den gezien voor zijn in 1947 ge- publiceerde beschouwing Wat is literatuur? De lezing in Utrecht moet veel
van het intellectueel vermogen van de toehoorders hebben ge- vergd. De kranten die er op maandag 9 december aandacht aan besteedden, putten zich al- thans tegenover de lezers uit in excuses over hun 'zeer vereen- voudigde en hoogst onvolledige samenvatting' (de NRC) en over het 'onmogelijk weer te geven methodisch betoog' (Het Parool). Op andere bezoekers maakte Sartres voordracht echter minder indruk. Zo weet Prof. S. Dresden, die met zijn in 1946 verschenen studie Existentiephilosophie en literatuurbeschouwing één van de eersten was die aandacht voor de- ze wijsbegeerte vroeg, zich weinig van de bijeenkomst te herinne- ren: 'Dat ik erbij geweest ben, is volledig verdwenen'.'^ De eerder genoemde Van Nieuwkuyk vond de lezing veel te moeilijk en stomvervelend. Rosenfeld sloot de bijeenkomst af door de spre- ker te bedanken voor zijn, 'be- langwekkende rede die hij prees als getuigenis van het critisch en |
|||||||||||||
80
|
|||||||||||||||
juli / augustus J994
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
analyseerend denken der Fran-
sche wijsgeeren'." Na afloop toog het gezelschap naar hotel Espla- nade waar Sartre de discussie over zijn voordracht voortzette, waarbij hij, aldus een geïmpo- neerde journalist in Het Parool, 'van een verbazingwekkende be- lezenheid en beheersching van zijn onderwerp blijk gaf. Stotterend
Hoelang Sartre in Utrecht is
geweest, valt niet precies meer na te gaan. In haar mémoires schrijft Simone de Beauvoir dat ze samen twee dagen in de Domstad heb- ben doorgebracht.'"* Maar in aan- merking genomen dat zij haar lezing op 2 december 1946 uit- sprak en dus al enige tijd in Utrecht verbleef, is haar waarne- ming niet helemaal betrouwbaar. Een combinatie van gegevens maakt de meest waarschijnlijke data vrijdag 6 december en zater- dag (de dag van de lezing) 7 de- cember. De krantenverslagen uit die tijd leren namelijk dat hij op zondag 8 december 'in cognito' naar Amsterdam vertrok om de hoofdstad te bewonderen. Dat jhr. Van Lennep hem hierbij ver- gezelde, is aannemelijk. Want op zondagavond vond een informeel treffen plaats tussen (opnieuw) enkele intellectuelen en Sartre in de Amsterdamse sociëteit de Koe- pel. De ook hierbij aanwezige Prof. Dresden herinnert zich dat Van Lennep 'diepzinnig' tegen Sartre aanpraatte, hetgeen door deze 'gelaten en (als ik het goed zag) nogal stotterend ondergaan' werd.'^ Hoe dit ook zij, tijdens zijn ver-
blijf in Utrecht was Van Lennep de gastheer van Sartre. Hij zou de schrijver het Instituut voor Psy- chotechniek hebben getoond en hem en De Beauvoir een grafolo- gische proef hebben doen onder- gaan. Bovendien liet Van Lennep hen meedoen aan de door hem- zelf ontworpen 'Vier Platen Test', die enigszins aan de psycho-ana- lyse doet denken: de proefperso- |
|||||||||||||
nen kregen vier beelden (in de
vorm van foto's of tekeningen) getoond waarbij ze een samen- hangend verhaal moesten beden- ken. Het verhaal werd dan door Van Lennep geïnterpreteerd en psychologisch geduid. In dit ge- val werden Sartre en De Beauvoir geconfronteerd met beelden van een mens, een paard, een motor- boot en een trein en moesten ze de vraag beantwoorden welke van de beelden de beste impressie gaf van snelheid. De Beauvoir koos zonder aarzelen voor de man, die de indruk wekte van bewust be- leefde snelheid. Sartre daarente- gen opteerde voor de motorboot, die zich naar zijn zeggen ontrukte aan het oppervlak dat hij achter zich liet. Welke psychologische interpretatie Van Lennep op grond van de antwoorden van Sartre en De Beauvoir gaf, ver- meldt de geschiedenis helaas niet. Het feit dat De Beauvoir zich de |
|||||||||||||
test en de persoon van Van Len-
nep herinnert, geeft in elk geval aan dat de Utrechtse psycholoog niet onopgemerkt is gebleven. Conclusie
Geldt dat ook voor het be-
zoek als geheel? Heeft De Beauvoir haar herinneringen geboekstaafd, van Sartre zijn geen uitlatingen over zijn bezoek bewaard geble- ven. Erg bijzonder moet het voor hem ook niet zijn geweest. In die tijd was hij op het hoogtepunt van zijn roem en in die hoedanig- heid in Europa een veelgevraagd man - zowel in Frankrijk als daar- buiten. Hij zal de uitnodiging van Van Lennep hebben aangegrepen om de Nederlandse cultuur én 'cultuurdragers' te leren kennen. In de biografie van Sartre (en die van De Beauvoir) kan het bezoek aan Utrecht gelden als 'petit his- toire'. |
|||||||||||||
Simone de Beau-
voir en Sartre |
|||||||||||||
81
|
|||||||||||||
juii / augustus 1994
|
|||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||
Existentialisme in de Domstad
Het bezoek vanJean-Paul Sartre aan Utrecht in december 1946
|
|||||||||||||||||
Noten
1. Zie onder meer C.E.M. Struyker
Boudier, "Fenomenologie en existentiefilosofie in Nederland en België" in: Ons erfdeel 26 (1983) 340-348,Ton Anbeek, "Existentialisme in de Nederlandse literatuur. Een absurd probleem?" in: Literatuur 1 (januari/februari 1984)4-8, en mijn: "Nacht zonder dageraad?" Een pro- testantse controverse rond het athe'i- stisch existentialisme van Jean Paul Sartre" in: Radix. Gereformeerd In- terfacultair Tijdschrift 20 (1994) 44- 57. 2. Het existentialisme.
Drie voordrachten met discussie.
Uitgegeven door de Sociëteit voor
cultureele samenwerking.
('s Gravenhage 1947), 5. De citaten
die ik in mijn verdere weergave van
het symposium verwerk, zijn hieruit
afkomstig.
3. Zie: Criterium (1945/1946), 713-715.
De citaten die ik in mijn verdere weergave van het verslag van Hermans verwerk, zijn hieruit afkomstig. 4. Zie: 25 jaar psychotechniek. Jubileum-
rede, uitgesproken door Prof. jhr dr D.J. van Lennep bij de herdenking
van het 25-jarig bestaan van de Neder- landsche Stichting voor Psychotech- niek te Utrecht op 17 februari 1950,9. 5. Brief van Dr J.A. vorder Hoke aan
het college van curatoren der Rijks- universiteit Utrecht, 28 november 1947. Rijksarchief Utrecht, archief College
van curatoren. Rijksuniversiteit Utrecht, inventarisnummer 711. 6. Zie:TrudyDehue, De regels van het
vak. Nederlandse psychologen en hun methodologie 1900-1985
(Amsterdam 1990), 41-44 alsmede: F. Schenk, De Utrechtse school. De |
|||||||||||||||||
'Kleine geschiedenis' is het be-
zoek van Sartre ook voor de Utrechtse universiteit. Toch is hel een bijzondere gebeurtenis ge- weest. Niet alleen omdat Utrecht het grote fenomeen uit de naoor- logse Franse literatuur van nabij kon aanschouwen, maar ook om- dat het bezoek iets zegt over de kennelijke ontvankelijkheid van een aantal Utrechtse intellec- tuelen voor het existentialisme. De uitnodiging aan Sartre maakte duidelijk dat er sprake was van zoiets als een 'Utrechtse school' in wording, een gemêleerd gezel- schap sociale wetenschappers die zich liet inspireren door de feno- menologie en gefascineerd werd door het existentialisme. Hel existentialisme stond elders veel minder hoog aangeschreven: het werd als 'onwetenschappelijk' en soms zells als 'walgingwekkend' beschouwd. Dat de 'Utrechtse school' in wording hel belang van Sartres denken al \roeg onder- kende, kan als een verdienste worden gezien. |
|||||||||||||||||
geschiedenis van de Utrechtse psy-
chologie tussen 1945 en 1965 (Utrecht 1982), 22-23. 7. Aldus B. Delfgaauw, vanaf 1947 pri-
vaatdocent existentiefilosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Zie zijn: "Een onhistorische Sartre" in: Neder- landse theologisch tijdschrift 5 (1950/ 1951) 101-105. Tot een soortgelijk oordeel komt: Hans Redeker, Existen- tialisme. Een doortocht door philo- sophisch grondgebied (Amsterdam 1949), 263-332. 8. Aldus Buytendijk tegen de Nijmeegse
psycholoog F.J. Th. Rutten. Geciteerd bij Dehue, De regels van het vak, 78-79. 9. Mondeling mededeling aan de auteur,
12 november 1993. 10. Zie Annie Cohen-Solal, Sartre. Zijn
biografie (Amsterdam 1985) 273 e.v. 11. Dat was R.G. van Nieuwkuyk, die een
bekende was van Rosenfeld, ter ore gekomen. Mondelinge mededeling van Van Nieuwkuyk aan de auteur, 12 november 1993. 12. Aldus Dresden ineen brief aan de
auteur, 27 september 1993. 13. Aldus het Utrechtsch Nieuwsblad, 9
december 1946. 14. Simonede Beauvoir, Dedrukder
omstandigheden (Bussum 1975), 134. 15. Brief aan de auteur, 27 september
1993. |
|||||||||||||||||
Jean Paul Sartre
(1905 -1980). -f
|
|||||||||||||||||
82
|
|||||||||||||||||
juli I flugusius jyy't
|
|||||||||||||||||
U 1 R E C H T
|
|||||||||||||||||
•IE K E N S C H O
|
U W
|
||||||||||||||||||||||
B
|
|||||||||||||||||||||||
den in het bestaande wereldbeeld
in te passen. Bulhofs studie naar het leven en
werk van de dichter, moralist, estheticus en staatsman Perpon- cher is bijzonder uitputtend. Hel enorme scala aan onderwerpen waarmee Perponcher zich bezig heeft gehouden passeert de revue. Bulhof slaagt erin deze omvang- rijke studie door een grote lees- baarheid toegankelijk te maken. Dan eens licht sarcastisch, dan haast gepassioneerd neemt Bul- hof het werk van Perponcher on- der de loep. Daarmee geeft hij het boek een meerwaarde boven dat van de zeer degelijke weten- schappelijke publicatie: het is na- melijk ook gewoon een leuk boek. Frands Bulhof, Ma patrie est au ciel.
Leven en werk van Willem Emmery de Perponcher Sedlnitzlsy (1741-1819). 256 p., uitgeverij Verloren, Hilversum 1993. |
hoed en werd en passant ook de
politieke carrière van Aalberse ge- red, die zich een hnancieel schan- daal niet kon veroorloven. R, van Breukelen, Het Centrum tussen
kromstaf en publiek schandaal 1884- 1932. Een perskwestie in het centrum des lands met aanzienlijke verliezen en ver- liezers. 172 p., Bosch & Keuning, ƒ 39,90 Gereformeerde kerk Breukelen
De laatste jaren verschijnen
er steeds meer boeken over plaat- selijke gereformeerde kerken. Dat is geen toeval: nadat de zoge- naamde 'afgescheidenen' en 'dole- renden' zich in 1892 hadden ver- enigd in de Gereformeerde kerken in Nederland, werden vele plaatselijke kerken gesticht. Kerken die nu 100 jaar bestaan, zoals de gereformeerde kerk van Breukelen. In het prachtig uitge- geven jubileumboek schetst Van Es de geschiedenis van de kerk. Hoewel Van Es verhaalt van vele plaatselijke anekdotes die de bui- tenstaander niet veel zeggen, laat hij zien dat grote kerkelijke ge- beurtenissen als de kwestie-Geel- kerken (1926) en vooral de Vrij- making (1944) ook aan de plaatselijke kerk in Breukelen niet voorbij gingen. Daarmee is het boek ook voor kerkhistorici een waardevolle uitgave gewor- den. H.J. van Es, Geschiedenis van de Gerefor-
meerde kerk van Breukelen 30 maart 1893 - 30 maart 1993, Stichting Histori- sche Reeks Breukelen, Uitgeverij Verlo- ren, Hilversum 1993. ISBN 90.6550.118.5 |
||||||||||||||||||||||
Ma patrie est
au c/e/ Lei'en en werk van
Willem Emmery de Perponcher Sedinitzky (1741 -1819) |
|||||||||||||||||||||||
Perponcher Sedinitzky
Wie aan beroemde denkers
en schrijvers uit de woeUge twee- de helft van de 18de eeuw denkt, denkt niet direct aan Willem Em- mery de Perponcher Sedinitzky. De man met deze welluidende naam was echter een buiten- gewoon actief geleerde, wiens ge- schriften in brede kring werden gelezen en gerespecteerd. Dat Perponcher in tegenstelling tot zijn tijdgenoten Hiemoymus van Alphen en Rhijnvis Feith in de vergetelheid is geraakt, heeft te maken mei de voorkeur van Perponcher voor de traditionele opvattingen van zijn tijd. Perpon- cher nam, ijverig als hij was, diepgaand kennis van de ideeën van de verlichting en de vroege romantiek maar paste dit gedach- tengoed aan aan het achttiende eeuwse denken. Alhoewel dit soort denkers niet van belang is geweest voor 'de sprong voor- waarts', is zij bij uitstek geschikt om een idee te krijgen van de denk- en leefwereld van die tijd. Een studie van hun geschriften geeft een aardig beeld van de po- gingen van Perponcher en zijn tijdgenoten de nieuwe denkbeel- |
|||||||||||||||||||||||
Het Centrum
Het katholieke Utrechtse
dagblad Het Centrum was een politiek en maatschappelijk voor- uitstrevende krant, sterk verbonden mei de katholieke arbeidersbewe- ging. Katholieke voormannen als H.J.A.M. Schaepman en P.J.M. Aalberse waren korte of langere tijd aan de krant verbonden. In tegenstelling tot wat de titel sug- gereert, geeft dit boek niet de ge- schiedenis van de krant tussen 1884 en 1932. De periode tot aan 1927 wordt summier behandeld, slechts als inleiding op de zoge- naamde grote krantefusie van 1931-1932, toen Het Centrum samen met De Tijd door druk- kerij De Spaamestad werd opge- slokt. Door de overname werd de krant voor een faillissement be- |
|||||||||||||||||||||||
83
|
|||||||||||||||||||||||
Mark van Hattem
nim Berkelaar |
|||||||||||||||||||||||
juli / augusl us 1 99-i
|
|||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||
EAFMONUME
|
||||||||||||||||||||||
N T
|
||||||||||||||||||||||
Verscholen achter struiken en bomen, onbekend bij verreweg
de meeste Vleutenaren, ligt aan de zuidkant van de hervormde kerk in dat dorp een oude begraafplaats, die al lang verdwenen zou zijn, ware het niet dat een bijna honderd jaar oude graf- kelder dat voorkomt. Hijmen Bart van Zijll Van Den Ham en zijn dochter rusten er in en dat blijft zo tot op z'n minst 7 december 1997. Zo heeft Hijmen Bart dat bij testament bepaald. |
||||||||||||||||||||||
Gesloten
Nieucmin is de vroeger
ommuurde begraafplaats al op 1 januari 1958 oiïiciecl gesloten. Muur en fraai toegangsfiek \'erdwenen, overbodig geworden omdat door de omringende begroeiing de toe- gankelijkheid verloren ging en de graven uit het zicht \erd\vencn. Hoe lang de begraafplaats in
gebruik is geweest, is niet meer te achterhalen. De oud,ste, nu nog aanwezige, grafsteen dateert van 1833. Maar de vele beenderen, die bij een \'erbouwing \'an de hervormde kerk in 1970 in de directe omgc\'ing \an de huidige begraalplaatszijn gevonden, date- ren van vóór 1833. |
||||||||||||||||||||||
Ham in Meuten. Hijmen Bart kon
Van Den Ham aan zijn naam toe- voegen. Hij overleed op 18 juni 1864 en werd in zijn grafkelder begra\'en. Zijn dochter was inmiddels
gehuwd en met haar gezin te Oudenrijn gaan wonen. Haar echtgenoot overleed in 1881 en werd daar begraven. Zijzelf stierf 5 december 1897 en werd op 7 december, zoals bepaald, in de gralkeldervan haarvader bijgezet. De ver|aringsperiodc van de
kelder loopt dus al op 7 decem- ber 1997. juridisch is d.m de weg \ri| om de gehele bcgnialplaals te rtiinien, zoals .sommigen in ge- meenle- en kerkbestuur willen, delukkig is hel nog niet zo \'cr. De llistorischc Vereniging in Meuten pleil dan ook \'oor herstel en con.serx'cring \'an hel restant \'.in de oude bcgraal|")laals. flope- lijk lukt dal. Bronnen
Dr D.W. Gravendeel, Een grafkelder
te Vleuten, officieel orgaan van de Historische Vereniging Vleuten-De Meern-Haarzuilens, jaargang 8, nummer 2, biz. 624-629. Archief Hervormde gemeente Vleuten. |
||||||||||||||||||||||
Van Zijll Van Den Ham - zijn
naam had hij te danken aan zijn schoonvader, die zijn status ge- kocht had - grondruimtc lot "daarslelling eener Dubbele Gral- kekler in de eerste klasse" op de begraafplaats der Her\'ormde Gemeente te Vleuten. Ongetwijfeld was deze grall<elder ook bedoeld voor zijn echtgenote Jacoba Maria. Die vertrok echter met de enige dochter naar \'elp, waar zij in 1857 overleed. Kone tijd na haar dood veranderde Hijmen Ban zijn testament. De grafkelder ver- maakte hij aan de kerk van de Hervormde Cjctneente te Vleuten, onder \oorwaarde dal "behahen zi|n algeslor\'en ligchaam in die Ciralf<elder geene andere li|ken xerder zullen mogen worden be- graven dan dat van zijn dochter en eenig kind," en dat "wijders gemelde Cirafkelder gedurende den lijd van honderd |aren na het merlijden \'an des leslaleurs ge- noemde dochter gesloten en de daann liggende lijken onaangerocixl zullen moeten blijven.' Den Ham
Hijmen Ban Van Zi|ll - als
zodanig op 30 juli 1790 in Haas- trecht gedoopt - trouwde op 10 februari 1824 met |acoba Maria Leydel. Haar ouders schonken het jonge paar o.a. Huis 13en |
||||||||||||||||||||||
Rond tie gialkeklcr \an I lij-
men Bart Van Zijll Van Den Ham staat een vierkant smeedijzcrcn hek. Vóór het hek ligt een steen met erop tle letters V.Z.V.D.H. Deze steen dekt de toegang tot de grafkelder al. Gekochte status
In 1850 kocht Hijmen Bart
|
||||||||||||||||||||||
Foto's.-
84 K. Nanning I Histo- rische vereniging Vleuten-De Meern- Haarzuilens |
||||||||||||||||||||||
M.C. Brits-Over-
steegen |
||||||||||||||||||||||
juli I uugu.sfus 1994
|
||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||
FEL
|
|||||||||||||||||||
DE LEESTA
|
|||||||||||||||||||
VAN
|
|||||||||||||||||||
Nieuwegein
Terwijl de Slichting Utrecht-
se Kastelen druk doende is een nieuw Utrechts Kastelenboek het licht te doen zien, blijkt ook door andere publicaties de belangstel- ling voor kastelen. In hel april 1994 nummer van Cronyck de Geyn beschrijft G.H.P. de Waard de geschiedenis van de ridderhof- stad Rijnenburg. In 1245 wordt in een oorkonde melding ge- maakt van een Hendrik van Rijn, de oudst bekende bewoner. Wanneer en door wie het huis ge- bouwd is, blijft onzeker. In diver- se disputen tussen Holland en Utrecht speelde het huis een rol. In de oorlog tussen bisschop Da- vid van Bourgondië en de stad Utrecht versterkten de Utrechters het huis, maar door een list kreeg de bisschop Rijnenburg toch in handen. Ene Brendt Paradin wist een geheime toegang, via welke hij en zijn trawanten de inwoners wisten te verrassen. In 1536 werd Rijnenburg een ridderhofstad. Hel wisselde diverse malen van eigenaar, van wie sommigen eigen- lijk alleen in de lilel geïnteresseerd waren. Zo verkocht Baron van Nagel in 1780 hel huis aan zijn broer, die meteen het verzoek om afbraak aan de vroedschap van Utrecht indiende. Daarna is er dan ook slechts sprake van de ruïne Rijnenburg. Koetshuis en poortgebouw werden toen tot hofstede omgebouwd. Dat ge- bouw is nog steeds aan de Neder- cindseweg zichtbaar. |
|||||||||||||||||||
de 18de eeuw gouverneur van Ber-
bice was. In hel decembernummer verscheen deel 1, in het maart- nummer van 1994 sluit hij de geschiedenis van Wolfert Simon van Hoogenheim af. Berbice is een landstreek in het huidige Britse Guyana. Hoogen- heim, die in 1794 in Vleuten werd begraven, was in 1760 gouverneur van dit gebied geworden. Hij had gekozen voor een loopbaan als militair evenals zijn vader. Vlak voor vertrek naar Berbice trad hij in het huwelijk, eenmaal gearri- veerd in Zuid-Amerika bleek zijn vTouw zwanger. Zij stierf in het kraambed. Berbice was een volksplanting
van 350 Europeanen, wat india- nen en 4000 slaven, van waaruit suiker, koffie, katoen e.d. werden uitgevoerd. Een prettig verblijf had Hoogenheim er niet: er woedde typhus, malaria en dysenterie, de militaire installaties waren in slechte staat en de zendingen voedsel uit Holland kwamen be- dorven aan. Niet verwonderlijk dat er opstand uitbrak, die als een stro- \aiur om zich heen greep. De ge- zonde soldaten waarover Hoogen- heim beschikte konden het tij niet keren, bovendien weigerden velen de bevelen te gehoorzamen. Hij trok zich terug, na het belang- rijke fort Nassau in brand gestoken te hebben. Met hulptroepen uit Para- maribo wist Hoogenheim elders stand te houden, maar het duurde nog maanden voordat er voldoen- de manschappen uit Holland arriveerden voor een offensieve aktie. De opstand werd neergesla- gen en een rechtbank onder lei- ding van Hoogenheim stelde orde op zaken. Het verblijf in Berbice had de geestkracht en gezond- heid van Hoogenheim echter te zwaar belast: hij vroeg in 1765 |
eervol ontslag. Hij bekleedde nog
enkele militaire functies in Ne- derland, hertrouwde en ging met zijn tweede vrouw in 1789 tot aan zijn dood in Vleuten wonen. |
||||||||||||||||||
Eemnes
Ook op andere plaatsen
werpt het komende kastelenboek zijn schaduw vooruit. In Heemtij- dinghen jaargang 30 nummer 1 staan twee artikelen die bewer- kingen zijn van bijdragen aan dat te verschijnen kastelenboek. In Historische Kring Eemnes van maart 1994 is een artikel geplaatst van Jan Out over de ridderhofstad Drakenburg gelegen aan het einde van de Wakkerendijk. De auteur gaat allereerst in op de verschil- lende afbeeldingen die bekend zijn van dit kasteel, om vervolgens de familie Van Drakenburg uit te duiden. Deze regentenfamilie uit de stad Utrecht verkreeg in de 14de eeuw een sluk grond nabij Baarn in leen waar later het kas- teel zou oprijzen. In de 17de eeuw kwam het huis in bezit van admiraal Van Gent, een bekende zeeheld uit de strijd met de Engel- sen. Hij bleef echter slechts enkele maanden eigenaar, omdat hij in een gevecht op de Thames in r672 om het leven kwam. Een latere eigenaar heeft het kasteel in 1812 laten afbreken. |
|||||||||||||||||||
85
|
|||||||||||||||||||
Meuten
J.F.K. Kits Nieuwenkamp is
in het tijdschrift Historische Ver- eniging Vleuten De Meem Haar- zuilens gedoken in de geschie- denis van een plaatsgenoot, die in |
|||||||||||||||||||
Frvd Vogelzang
|
|||||||||||||||||||
Licht en schaduw in de geschiedenis
van de Oude Hortus |
|||||||||||||||||
onlangs bij graafwerkzaamheden
restanten zijn aangetroffen. Een smal (nog bestaand) gangetje in de zuidwesthoek van het terrein kwam uit in de Agnietenstraat; het Jan Pompen Poortje in de zuidoosthoek was de uitgang naar de Nieuwe Gracht. Naast het woonhuis verrees in hetzelfde jaar de nu nog bestaan- de uit steen gebouwde oranjerie "tot bewaringh van vreemde en teere gewassen des winters". Op oude kaarten staan hier en daar nog meer oranjerieën en "plan- tenkasten" vermeld, waarschijn- lijk uit hout en glas opgetrokken. Onderwijs werd gegeven in het "Thealrum Academicum" aan de Lange Nieuwstraat, waar toen ook de hoofdingang van de Hor- tus lag. In 1726 werd de eerste met turf gestookte kas gebouwd, waarin veel bijzondere tropische planten bijeen werden gebracht. In 1767 werd nog een stenen oranjerie gebouwd, tegen de Klei- ne Eligenstraat aan, mei op de verdieping een collegezaal en daarboven een zolder voor de be- waring van zaden, vandaar ook wel Zaadhuis genoemd. De 18de eeuw is over het alge- meen een bloeiperiode geweest in de ontwikkeling en de koestering van verzamelingen, zowel van planten van over de hele wereld, alsook van alledei vreemde voor- werpen. De indeling van de tuin was lange
tijd geometrisch, met rechthoekige planlbcdden. Een gedeelte van de Hortus was van 1776 (onder hoogleraar A.P. Nahuijs) tot 1837 ingericht als apothekerstuin (waar dit precies heeft gelegen is mij niet bekend). In die tijd konden apothekersleerlingen met een speciale toegangspenning van het apothekersgilde de Hortus in; op |
|||||||||||||||||
In het jaar 1636 werd de Universiteit van de stad Utrecht gesticht. Nadat
enkele jaren een fortificatie buiten de singel als tuin, als hortus, gebruikt was (afb. 1), werd op 11 maart 1639 door de Vroedschap van Utrecht de volgende resolutie aangenomen: "Is goetgevonden dat men het bolwerk Sonnenburch sal doen approprieren ende beplanten met cruijden nodich tottet oefenen van de studenten in de medicijnen...". |
|||||||||||||||||
duwtuin. De eerste hortulanus
onder Regius was een tuinvrouw, Aeltgen Airts! Het benodigde water om de planten te begieten werd met emmers uit de singel geput. Naar de Nieuwe Gracht
Een kleine eeuw heeft men
het op het bolwerk uitgehouden; maar met de toename van bijzon- dere planten deed de beperkte omvang van de ruimte zich steeds meergelden. In 1723 kocht de stad voor de
Universiteit een groot particulier huis met belendende percelen aan de Nieuwe Gracht, met een tuin met opstallen aan de Lange Nieuwstraat (afb. 3). Dit huis, de voormalige hofstede "De Roos" (thans het Miquelhuis geheten) werd de ambtswoning van de hoogleraar, op dat moment Joseph Serrurier. Deze legde in 1724 een nieuwe Hortus aan in zijn achter- tuin, volgens het plantensysteem van de Leidse hoogleraar Boer- haave. Het zuidelijk gedeelte van het binnenterrein, oorspronkelijk behorende tot hel Agnietenkloos- ter en begrensd door de Agnietcn- straat in het zuiden en de Beijers- kameren aan de Lange Nieuwstraal in het westen, kon aanvankelijk worden gehuurd en werd later ook in eigendom verworven. Er heeft vóór 1723 een middeleeuwse scheidingsmuur gestaan, waarvan |
|||||||||||||||||
afb. / De eerste hoogleraar in de
Detail van de zuid- plantkunde, Henricus Regius oosthoe/t van de (1598-1679) heeft een catalogus stadsplattegrond van de Utrechtse Hortus nagelaten 85 vanJoanBlaeu van 1650, waarin 678 soorten (1649), met daarop worden genoemd, het merendeel aangegevende de geneeskrachtige planten. Bij de drie opeenvolgen- catalogus was een schematische de locaties van de plattegrond van het bolwerk ge- Hortus Botsn/cus voegd (afb. 2), met aanduiding fc.tj. Hortus Medi- van de plantvakken en de bedden corum ofAcademi- daarin. Op het benedenplein, onder sche Kruyidtuin). in het bolwerk lag nog een scha- |
|||||||||||||||||
juli / augustus 199 4
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
nisch Museum (achter de Beijers-
kameren, 1919) en het Herbarium (op de plaats van de oude rots- tuin, 1938). In 1907 werd op het terrein van
die voormalige schuilkerk een nieuw kassencomplex gebouwd, aanvankelijk gestookt op kolen, later aangesloten op de stadsver- warming. De oude kassen achter het Miquelhuis worden dan afge- broken. De Taxus baccata stond daar al in 1880, toen de foto van afb. 3 werd genomen. In de jaren '30, onder V.J. Ko- ningsberger, werd de indeling van de tuin nogmaals gewijzigd; hij maakte een combinatie van een systematische en een ecologi- sche opzet, met een parkachtig karakter, waar in elk jaargetijde iets te beleven valt aan bloei of bladkleur. Bij de oude Ginkgo kwam een moerasplantenvijver en een uitgebreide Rhododen- droncollectie tot stand. In 1932 werd op de plaats van de huisjes van de voormalige Prinsenhof een rotstuin voor alpiene planten aan- gelegd in zogenaamde engelse cottage-stijl, met een betonnen vijver met waterplanten. Dit ter- rein, vroeger toebehorend aan het Klooster van Sint Anna, was reeds in 1917 mét de voorliggende hui- zen aan de Nieuwe Gracht aange- kocht; de hof kon echter niet eer- der worden afgebroken omdat geen woonruimte mocht worden onttrokken. In 1950 werd de ingangspartij
aan de Nieuwe Gracht verbreed door de sloop van de oude hortu- lanuswoning. Bedreiging
In de jaren '60 begonnen de
nieuwbouwplannen van de Uni- versiteit in de Uithof, met daarin 87 een duidelijke plaats voor een Centrale Hortus op Fort Hoofd- dijk, waar nu de Botanische Tuinen gevestigd zijn. Deze waren niet meer uitsluitend op studenten ge- richt, maar op ieder die in plan- ten is geïnteresseerd. Gaandeweg werden de diverse collecties uit |
|||||||||||||||||
aan, enerzijds om de ruimte zo
efficiënt mogelijk te gebruiken voor de onderzoekscollecties, an- derzijds omdat hij de net door Zocher aangelegde beplantingen op de stadswallen beschouwde als een "Arboretum botanicum". Intussen waren er ook grotere kassen gebouwd, van gietijzer en glas (1848, onder CA. Bergsma) (afb. 3). In de tweede helft van de 19de
eeuw nam het aantal studenten sterk toe. Het Theatrum Acade- micum werd afgebroken en ver- vangen door een groter Botanisch Laboratorium aan de Lange Nieuwstraat. De ingang van de Hortus kwam nu aan de Nieuwe Gracht, waar een pand gesloopt werd (de voormalige R.K. schuil- kerk "Onder de linden"), dat met een flink achterterrein kon wor- den verworven. Mogelijk is toen de "jongere" Ginkgo Biloba ge- plant, die nu nog het ingangspad domineert. In het begin van de 20ste eeuw
vonden verdere uitbreidingen van het gebouw plaats, die ten koste gingen van het hortusterrein. On- der de hoogleraar F.A.F.C. Went werd een modem laboratorium gebouwd (1902-1912), dat later werd uitgebreid met het Bota- |
|||||||||||||||||
de rand stond gegraveerd:
Liber.ingressus.horti.med.ultraiecti. (= vrije toegang tot de Utrechtse medische kruidentuin). Het was ook Nahuijs, die het plan- tensysteem van de tuin aanpaste aan de tweedelige naamge\ang van Linnaeus. Door veranderende indelingsinzichten moesten overi- gens regelmatig (te) groot geworden bomen en struiken gerooid wor- den (tot in onze tijd toe). Daar- door zijn er nooit oude bomen overgebleven, op de Ginkgo Bilo- ba na, de Japanse Notenboom, waarvan men, op grond van in- ventarislijsten, aanneemt dal die rond 1730 geplant is. |
|||||||||||||||||
afb.2
Schematisch over-
zicht van de medi- sche kruidentuin op het bo/wert Zonnenburg om- sfreeks 1650. Aangegeven zijn de plantvalclcen (A tim Kj en de bedden daarin. ValiB stelt de schaduwrijke benedentuin voor, onder in het bol- werk. |
|||||||||||||||||
Uitbreidingen
In 1815 werd de Universiteit
een Rijksuniversiteit. De Hortus en andere 'inrigtingen' zijn toen door de stad aan de Academie af- gestaan voor kosteloos gebruik. Halverwege de 19de eeuw, na o.a, een periode van speciale be- langstelling voor land- en tuin- bouwgewassen Qan Kops), werd de Hortus onder F.A.W. Miquel naar de mode van die tijd inge- richt volgens de engelse land- schapsstijl (afb. 4). Toch plantte hij liever geen bomen of struiken |
|||||||||||||||||
J.W.E.Kipp-
Brinkman Tuincommissie Oude Hortus |
|||||||||||||||||
juli I augustus 199 4
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
Licht en schaduw in de geschiedenis
van de Oude Hortus |
|||||||||||||||
de Oude Hortus overgebracht naar
de nieuwe tuinen. In de Oude Hortus werden drie noodgebou- wen opgetrokken om aan het ruimtegebrek voor de onderwijs- afb. 3 doeleinden tegemoet te komen, Overzichtsfoto rond terwijl verder een groot gedeelte
1880. Deze toont aan parkeerplaatsen werd opge- de in gietijzer offerd. Het plantaardig aanzien
geconstrueerde was daardoor wel aanzienlijk ver-
kassen (de voorste minderd...
uit 1848, die daar- Afbeelding 4 geeft een overzicht
acl)ter uit 1866). van de veranderingen door de Op de achtergrond tijden heen.
staat de arrtbts- Dan komt er een periode waarin woning van de serieus overwogen wordt de Oude
hoogleraar, het Hortus te bestemmen voor wo-
huidige Miquel- ningbouw met parkeergelegen-
huis (Instituut heid. Als reactie wordt er een
voor Geschiedenis werkgroep Toekomst Oude Hor-
der (Vatuurweten- tus opgericht, die samen met het
schappen). Daar- buurtcommité Tussen de Grach-
achter te zien de ten een uitgebreid rapport opstelt
bomen van de met als doel behoud, restauratie
N/euwe Gracht en en zorgvuldig beheer van dit his-
links de begroeide torisch, cultureel en botanisch
muur rond de waardevol gebied te propageren Prinsenhof. en te onderbouwen. Gezamenlijk
|
Utrecht zal komen, stellen Ge-
meente en Universiteit een werk- groep in om de mogelijkheden van een aantrekkelijk Museum- kwartier en in dat verband tevens de verhuizing van het Universiteits- museum naar het Hortus-com- plex te onderzoeken. In dat jaar worden tuin en laboratorium de- finitief verlaten. In mei 1991 wor- den voor het laatst de kuipplanten, waaronder palmen, fuchsia's en camelia's na hun overwintering in de oranjerie naar buiten gebracht en afgevoerd naar de Uithof. Eind 1991 nemen de gezamenlijke Rotary-clubs van Utrecht het ini- tiatief de Oude Hortus te adop- teren en daarmee de verzorging te waarborgen tijdens de interim- periode, totdat het Universiteits- museum naar de Lange Nieuw- straat is verhuisd. Als de Universiteit daarmee instemt wordt er een tuincommissie opgericht, be- staande uit vertegenwoordigers van de Rotary, hel Museum, de buurt alsmede Jörn Copijn als groendeskundige. Nadat de noodgebouwen begin 1992 zorgvuldig zijn gesloopt, neemt de Tuincommissie de taak op zich de Oude Hortus definitief te behouden en te herstellen, daarbij dankbaar varend op al het voorwerk uit 1985. Na een voor- lichtingsavond, georganiseerd door het Wijkbureau Binnenstad, neemt de animo in de buurt snel toe. Maandelijks wordt een tuin- werkdag afgesproken met Rota- rians en buurtbewoners (waarbij het begrip 'buurt' ruim opgevat kan worden!). Spoedig worden de eerste herinrichtingsschetsen gepresenteerd, met op de plaats van de twee centraal gelegen noodgebouwen een grote vijver. In nader overleg met tuinhistorici krijgt de gedachte vorm een 'ver- |
||||||||||||||
wordt een grote onderhoudsbeurt
aan de tuin gegeven. In die tijd duikt ook het plan op om in het leeg te komen Botanisch Labora- torium het Universiteitsmuseum te vestigen. Een werkgroep verdiept zich in de mogelijkheden om d.m.v. herinrichting en gedeelte- lijke nieuwbouw de collecties van de verschillende universitaire in- stituten samen te brengen in één gebouw en daarmee hun voort- bestaan en hun expositie te waar- borgen. Vervolgens kondigen zowel Uni-
versiteit als Gemeente aan welis- waar geen geld beschikbaar te kunnen stellen, maar wel in in- tentie bereid te zijn mee te wer- ken aan een goede toekomst van de Oude Hortus in combinatie met het Universiteitsmuseum. Dan treedt er een periode van stilte in. Dit heeft te maken met het voornemen om in Utrecht het Nationale Wetenschapscentrum te vestigen. Als in 1991 duidelijk wordt dat dit centrum niet in |
|||||||||||||||
88
|
|||||||||||||||
jut i / augustus 199 4
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afb.4
Overzicht van de ontwikkelingen op en
rond het terrein van de Oude Hortus
Botanicus.
I De grote, middeleeuwse hofsteden ter
plaatse van de latere Hortus: situatie voor en kort na de aanleg van de Nieuwe Gracht (1391-1393). I. Hofstede van het kapittel van 5t Marie
IIMIV. Drie hofsteden van het kapittel van Oud Munster V. Hofstede van de St Servaesabdij. a. afsplitsing in 1387
b. afsplitsing en verkaveling in 1406
II Ontwikkeling van de verkaveling en be-
bouwing tussen 1406 en 1723. A.Annaklooster<1558) B. "Oude ridders hofstad", sedert 1540
"De Roos" C. Boomgaard van hetAgnietenconvent
(sinds 1486, deels 1510) III Aankoop geschiedenis van de Hortus
1723-1935 IV Situatie met de opzet van de tuin rond
1850 (gestippeld: nieuwe palmenkas van 1848) V Situatie met de opzet van de tuin rond
1935 VI Situatie van de Oude Hortus met de
noodgebouwen begin 1992 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. ®
4 >► |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a E=r
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Legenda
1. grens van de Hortus
2. gebouwen behorenae bij de Hortus
3. de Ginl(goBiloba of Japanse Noten-
boom van ca. 1730 4. ingang van de Hortus
R. huis "De Roos" H. huisvandeHortulanus
O. oranjerie T. Theatrum Academicum
B. Botanisch Laboratorium |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
89
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
j u li / augu stus 19 94
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Licht en schaduw in de geschiedenis
van de Oude Hortus |
|||||||||||||||||||
mens en omgeving onmiskenbaar
en weldadig is. |
|||||||||||||||||||
halende' min te maken: in het
zuidelijk gedeelte (parkeerplaats, fietsenstalling ca.) zal een apo- thekerstuin de 17de eeuwse Son- nenburch-periode vertegenwoor- digen; vóór de 18de eeuwse oranjcriën (nu tijdelijk verhuurd) komen weer kuipplantcn, met name voor het Zaadhuis. Het centrale bomengedeclte blijft be- houden in zijn engelse land- schapsstijl met rondlopende pa- den. En daaraan grenst de 20ste eeuwse invulling met de nieuwe vijverpartij. Ook 20ste ecuws is de Rhododendronpartij bij de grote Ginkgo alsmede de engelse cottagetuin in het noordelijk ge- deelte. |
planlen. De engelse cottagetuin
behoelt nog verdere \'erzorging, maar heeft een heel speciale en intieme sfeer. Anno 1994, na 2'/2 jaar beheer in
deze vorm, is duidelijk gebleken welke plaats de Oude Hortus in- neemt in de belangstelling van de Utrechtse bevolking en in de geschiedenis van de zuidelijke binnenstad, in het hart van het Museumkwarlier. Door de oprich- ting van de Stichting 'Vrienden \an de Oude Hortus (waar\'an een ieder donateur kan worden), door de uitgave van het Oude Hortus Blad (twee maal per jaar), door het houden van Open Dagen en excursies en gewoon door hel enthousiasme van de mensen breidt de kring van belangstellen- den zich steeds verder uit. En intussen wordt hard gewerkt aan de voorbereiding van de ver- bouwing van en verhuizing van het Universiteitsmuseum naar het Botanisch biboratorium, terwijl ook hel kassencomplex en de bei- de oranjerieën met deels nieuwe functies in het plan worden be- lrokken. Het Museum hoopt in de loop van 1996 in zijn nieuwe behuizing zijn poorten te openen. Uit \'eiligheidsoverwegingen komt de hoofdingang van de luin dan ook (weer!) aan de Lange Nieuw- straat te liggen. Omdal het alom gewenst wordt de luin een open- baar karakter te geven, worden de mogelijkheden daartoe speciaal nader onderzocht. En zo wordt in verschillende opzichten de kringloop weer gesloten. Maar wel met een loe genomen bewustzijn over de waarde van en de zorg voor een prachtig historisch stukje Utrecht, waarvan de bodem reeds in de Middeleeuwen werd bereid, en waarvan hel uitstralend effect op |
||||||||||||||||||
Nawoord
De luin is in 1994 geopend:
elke woensdagavond van 19.00 tc:it 21.00 uur (tot eind septem- ber) en op de tuinwerkdagen, nl. 16 juli, 20 augustus, 3 en 17 sep- tember, 15 oktober, 19 november en 19 december, van 10.00 tot ongeveer 14.00 uur. Op de Open Monumentendag op 10 septem- ber is de luin open van 10.00 tot 17.00 uur. |
|||||||||||||||||||
Bronnen
J. Heniger en L. Terken, "Van stads-
tuin tot centrale hortus", in: Botanische tuinen (Ede, 1989). Werkgroep Toekomst Oude Hortus, De oude Hortus Botanicus te Utrecht, (Utrecht 1985). J.W.E. Kipp-Brinkman, Tuincommissie Oude Hortus. |
|||||||||||||||||||
Toekomst
De groep van vrijwilligers,
die de tuin onderhoudt, is inmid- dels uitgegroeid tol ongeveer 70, en hun enthousiasme neemt nog steeds toe. Er is ongelooflijk veel werk verzet in de afgelopen 2'/2 jaar. Behalve het lopende' onder- houd aan paden en perken, het overbrengen van vele zeldzame planten uil de tuin van het helaas te slopen Pharmaciegebouw aan de Calharijnesingel, en vele ande- re grote en kleine klussen, zijn de vijvers inmiddels gegraven (maar nog niet afgewerkt) en is de zoge- naamde Regiustuin aangelegd en officieel geopend (beide lot stand gekomen met hulp van buitenaf, in geld en in natura); bij die laatstgenoemde gelegenheid is ook een nieuwe versie van de Hortuspenning verschenen, en is een bronzen beeldje van Regius omhuld. Hel fraaie centrale boomgedeelte
krijgt een steeds mooier aanzien, mede door de uitbreiding van de in hel voorjaar bloeiende slinzen- |
|||||||||||||||||||
90
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
<l II g II .■. I II s 19 9-1
|
|||||||||||||||||||
Excursie naar
Oudewater en Haastrecht |
|||||||||||||||
VONDSTEN
|
|||||||||||||||
boliek - zoals het met zoveel
heidense feesten en symbolen deed - en plaatste de man in een christelijke context. Dergelijke koppen met bladerenloof treffen we dan ook in veel kathedralen aan. De context geeft dan aan, hoe we het symbool kunnen interpreteren. Is de man (veelal alleen de kop met de uitspruitende bladeren) geplaatst temidden van beelden van de schepping, of af- beeldingen van de werken van de maand, dan moet het gelezen worden als symbool van de schepping, de bron van waaruit het leven voortkomt en waar het ook weer in terugkeert. Wanneer het naast Christus zelf verschijnt, kan het ook als symbool voor de opstanding gelezen worden. Na de Middeleeuwen verdwijnt langzaam maar zeker deze speci- fieke betekenis, maar de voorstel- ling blijft populair. Dat verklaart dan ook het voorkomen op deze steengoedscherf. |
|||||||||||||||
Op zaterdag 17 september
organiseert de activiteiten-com- missie een excursie naar hel zuidwesten van onze provincie. Hel is de bedoeling dal we om 10.00 uur met een bus vanal hel Centraal Station - Jaarbeurszijde - vertrekken. Vandaar voert de tochl, via een leuke route, naar Oudewater, alwaar koffie wordl gedronken, de Waag en het Stad- huis worden bezocht en wordl geluncht. Om 14.00 uur gaat de bus naar Haastrecht, waar het mu- seum "Bisdom van Vliet" wordl bezocht. In een van de kamers aldaar wordt een kopje thee genuttigd, waarna de thuisreis wordt aangevangen. Hel is de be- doeling om lussen 16.30 en 17.00 uur weer in Ulrechl te arriveren. De kosten voor deze excursie, in-
clusief entree, lunch, koffie en thee bedragen f40,00 p.p. Helaas zijn slechts 50 plaatsen beschikbaar, zodal alleen de eer- ste 50 personen die zich aanmel- den mee kunnen. De aanmelding dienl telefonisch te geschieden, waarna bericht over de wijze van betaling volgt. U dient zicii voor zaterdag 20 augustus
aan te melden bij: Cees «an Rooijen, tel: 030-947995. liefst op werkdagen van 18.00 tot 20.00 uur. |
|||||||||||||||
In 1994 werd aan de Lage-
noord 71 de volgende merkwaar- dige scherf gevonden. Het is een steengoedscherf met daarop een bebaarde man met aan beide zij- den uit zijn mond een tak eiken- loof spruitend. Het steengoed is afkomstig uit Raeren in het Rijn- land (datering ca. 1600). Het is dus geïmporteerd steengoed. Toch is deze afbeelding niet zo vreemd, als op het eerste gezicht lijkt. Door de geschiedenis heen komen we steeds weer dit soort voorstellingen tegen: bij de Romeinen, in de Middeleeuwse kathedralen, tijdens de Renais- sance en tot in de 18de eeuw. Dan verdwijnt de voorstelling een tijdje, om in het Victoriaanse tijd- perk weer op te duiken. Deze "groene man" moet gezien worden als een tegenhanger van moeder natuur: een mannelijk vruchtbaarheidssymbool dus. Bij sommige folkloristische feesten in Engeland verschijnt tot op de dag van vandaag een geheel in groen loof geklede man. In de Romeinse tijd was de groene man een sym- bool van vruchtbaarheid, verbon- den met de diverse mysterie- godsdiensten. Het Christendom integreerde deze heidense sym- OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||
91
|
|||||||||||||||
ju/i / flugusius 199 4
|
|||||||||||||||
Paleo-odontoloog
Aanvankelijk leidde zijn ken-
nis op het gebied van de tand- heelkunde in de wereld van de archeologie tot een uniek specia- lisme. "Noem me wat dat betreft maar een paleo-odontoloog. Hel zal niet onbekend zijn dat men uit het gebit van levenden, maar ook overleden personen heel wat af kan lezen over hun eet- en leef- gewoontes, leeftijd en ziektege- schiedenis, ook al is de overledene soms honderden jaren geleden begraven". Dit specialisme bracht Pot onder andere enige tijd op de opgravingen van Satricum. Maar in Utrecht heeft hij zijn stek gevonden. "Kijk, waar het mij om gaal is niet het verzamelen en noteren van allerlei materiële gegevens. Wat mij zo boeit en ei- genlijk ook roert, is de mens die achter die gegevens schuilgaat. Bij skeletten en gebitten is dit nog vrij makkelijk voor te stellen. Hoewel, zo vertrouwt hij mij toe, echte archeologen hebben er hel liefst niets mee ie maken en gooi- en alles maar zo snel mogelijk in een kuil". Geleidelijk bracht juist deze belangstelling hem ook bij andere voorwerpen uit het verleden. Vooral aardewerkprodukten heb- ben zijn belangstelling. Onder- meer een niet onverdienstelijke studie naar kogelpolten, die zelfs in het engels werd vertaald, is hiervan hel resultaat. Onlangs rondde Pol een inventa- risatie af van haardslenen. Niet alleen maakte hij een overzicht van alle in Utrecht gevonden typen uit o.a. de collectie van hel Cen- traal Museum, maar ook maakte hij van allemaal een replica vol- gens een door hemzelf ontwik- kelde techniek. "Geld is er niet voor zoiets, dus moetje inventief zijn. Dankzij een schenking van een anonieme weldoensler kon de hele collectie bovendien gefoto- grafeerd worden. Nu worden er plannen gemaakt om over het ge- heel een goed verhaal op papier te krijgen". |
|||||||||||||||||
Mijmeringen
Dan blijkt dat Pots belang-
stelling echt niet alleen naar de overleden voorouders uitgaat, in- tegendeel! "Jonge mensen op weg helpen, stagiaires, vrijwilligers een handje helpen, inspireren bij hun studie, hartstikke leuk vind ik dat." Maar ook het ontvangen en rondleiden van gasten en be- zoekers wordl door hem mei veel plezier gedaan. "Onlangs hadden we hier een open
dag. Toen zijn er meer dan 1000 mensen geweest. Natuurlijk pro- beer je die iets mee te geven van je eigen enthousiasme, je eigen in- spiratie". En passant zet Pot voor dergelijke gelegenheden ook nog de tenloonstellingspanelen inel- kaar of doet het nodige timmer- werk. Bij dit 'publiekswerk' mag ook
Pols schrijfwerk niet onvermeld blijven. "Ach, noem het maar geen wetenschap. Schrijfsels zijn hel, mijmeringen over hetgeen mij opvalt ol boeit. Hopelijk heb- ben anderen er zo ook een beetje plezier aan". Verbeteringen
In de vijltien jaar die Pot nu
meeloopt in Utrecht heeft hij na- tuurlijk het nodige zien veranderen. Wal hem betreft zijn dat eigenlijk allemaal verbeteringen geweest. "De enorme loename van de be- langstelling voor hei \'ak en de werkzaamheden bij liet publiek, maar ook bij hel stadsbestuur en de ambtenaren. Ook vanuit de wereld van de archeologen zelf is veel veranderd. "Van het domweg rcgisireren en verzamelen van vondsten en gegevens, is de hele conte.xl van de archeologie ver- breed. Met behulp van andere vakgebieden is men begonnen om een reconstructie te maken van de historische leefwereld en het doen en laten van de mens daarin. En zoals ik al zei daar gaal het tenslotte om; de mens achter de dingen". |
|||||||||||||||||
PORTRET
|
|||||||||||||||||
Tjeerd Pot: "Tja, wat ben ik eigenlijk?"
|
|||||||||||||||||
"Hel liefst
had ik willen worden wat ik nu doe, maar ja, daar is geen naam voor, laat staan dat je er ergens voor naar school kunt". Aan het woord is Tjeerd J. Pot (1923), in naam vrijwilliger bij de aldeling Bouwhistorie en Archeologie van de gemeente Utrecht. In de Foto: praktijk een nijvere duizendpoot, Am Bendermacher aan wie je beter kunt vragen wat
hij niet dan wel doet. Voordat we over al die grote en kleine klussen komen te spreken, vertelt Pot over de jaren die hij als een vorig leven beschouwt en hoe hij vervolgens in de archeologie verzeilde. Na de oorlog belandde hij min of meer toevallig in de wereld van de tandheelkunde, o.a. als tandarts en tenslotte als wetenschapper bij TNO. Het zijn jaren waaraan hij niet altijd met plezier terugdenkt. Toen hij omstreeks 78 om ge- zondheidsredenen met het werk bij TNO moest stoppen, was dat dan ook niet geheel zonder spijt. De stap in de wereld van de ar- cheologie werd met een breed armgebaar ingeleid. Pot stond als toeschouwer bij de opgraving aan het Vissersplein. De toenmalige stadsarcheoloog Tarq Hoekstra nodigde hem met een zwaai van zijn arm uit af te dalen naar waar men bezig was en sindsdien heeft Pot het archeologische werkter- Marce/fne Do/f/n rein ook niet meer verlaten. |
|||||||||||||||||
92
|
|||||||||||||||||
juli I augustus 1994
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||
AGENDA
|
||||||||||||||||||
Reacties
Ketielejach |
||||||||||||||||||
t/m 4 september
"Historisch Amersfoort 1994"
In de zomermaanden is een aantal monu- menten in Amersfoort voor het publiek opengesteld, zoals de Koppelpoort, de bierbrouwerij De Drie Ringen en het onlangs geopende Culinair Museum. Informatie vla VW Amersfoort: 033 - 632804 |
t/m 18 september
Tentoonstelling: "Mondriaan als aansteker.
Gebruik en misbruik van een kunstenaar" in het kader van het Mondriaanjaar Amersfoort 1994 Plaats: Museum Flehite, Westsingel 50, Amersfoort 6 oktober
Lezing en rondleiding door de Sterren-
wacht n.a.v. "350 jaar Sterrenkunde" In 1993 is het 350-jarig bestaan van de
sterrenkunde in Utrecht herdacht. Oud- Utrecht wil aan dit feit op donderdag, 6 oktober 1994 aandacht besteden in de Volkssterrenwacht Sonnenborgh, Zon- nenburg 2 te Utrecht, om 8 uur 's avonds. In een lezing door professor C. de Jager zullen de historische aspekten worden belicht, het tweede gedeelte van de avond wordt besteed aan de bezichtiging van dit bolwerk van de Sterren. In ver- band met het beperkte aantal beschik- bare zitplaatsen (40) en om teleurstelling te voorkomen dient men zich schriftelijk op te geven bij het onderstaande adres: J.H. de Wit Pekingdreef 76 3564 JR Utrecht Aanvang: 20.00 uur
Max. 40 pers. t/m 23 oktober 1994
Tentoonstelling "De Utrechtse Parade,
1495-1995. Van Van Scorel tot Franciscus" Aan de hand van 100 kunstwerken zal er in het stallencomplex van het museum een beeld gegeven worden van 5 eeuwen kunstproduktie in Utrecht, samengesteld uit de eigen collectie. De tentoonstelling zal uiteenlopende kunstenaars samen- brengen als Van Honthorst en Rietveld, Van Scorel en Pyke Koch. Plaats: Centraal Museum, Agnietenstraat 1, Utrecht |
|||||||||||||||||
In ons vorige nummer gaven wij al een
reactie op het artikel over de herkomst van bepaalde Utrechtse straatnamen, en in het bijzonder de zg. "Ketielejach" en de aanverwante benamingen -jat en -jacht weer. Ook in Zwolle bleek een dergelijke
straatnaam voor te komen. De heer H.Th.M. van Doorn citeerde de Zwolse voormalige stadsarchivaris dhr. Berkeme- ijer als volgt: "...de Kromme Jak, oor- spronkelijk "Jat", wat onaanzienlijke buurt betekent. (...)" Van mevr. Droogleever, die haar bijna 90-
jarige vader raadpleegde, ontvingen wij de volgende bijzondere straatnamen: "Paddemos", een verdwenen pleintje achter C en A; de "Heilige weg" of "de Weg naar Rome", gelegen tussen de L. Elizabeth-straat en de Steenweg; de "Hogedijk": de Jordanlaan; de "Ezel- steeg", de huidige Voetiusstraat; de "Korte Ademsteeg", de huidige Water- straat (immers de galg stond vroeger op het Paardenveld). Volgens de auteur van ons artikel de heer
B.J. Martens van Vliet gaat het hier echter om officiële straatnaamaanduidingen, en betreft het dus geen volksnamen. In de volgende gevallen gaat het mogelijk wel om volksnamen: de "Vildersplaats" of "Vllderskuir, de Croeselaan ter hoogte van het huidige postkantoor, op de hoek met de Bolksbeekstraat; het "Luie End" als benaming voor de Gansstraat ter hoogte van het Houtense pad; en het "Keukennest" als aanduiding voor de Amsterdamsestraatweg voorbij de water- toren. |
||||||||||||||||||
6, 7 en 8 september
Utrechtse Kunstmarkt 1994
Circa 20 kunstenaars uit de regio Utrecht zullen hun recente werk exposeren op deze jaarlijkse verkooptentoonstelling. Janskerk, Janskerkhof, Utrecht 9 september
Veldsymposium/excursie naar de "West-
broekse Zodden" Het moerasgebied de "Westbroekse
Zodden", 10 km. ten noorden van de stad Utrecht gelegen, is in de afgelopen 50 jaar vrijwel geheel verbost. Vanaf 1991 echter heeft Staatsbosbeheer op verschei- dene plekken de moerasbos-vegetatie verwijderd, met de bedoeling hetverlan- dingsproces opnieuw te laten beginnen. De eerste resultaten zijn nu zichtbaar. Kosten: f 35,- (incl. lunch) Aanmelden: KNNV Moeraswerkgroep i.o. Oudegracht 237 3511 NK Utrecht Inlichtingen: 030-367820/522543 10 september
Open Monumentendag
17 september
Excursie naar Oudewater en Haastrecht
georganiseerd door de activiteiten-com- missie van Oud-Utrecht. Aanmelden bij Ceesvan Rooijen (030-947995); voor meer informatie zie pagina 91. |
||||||||||||||||||
93
|
||||||||||||||||||
juli / augustus 1994
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
|||||||||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
|||||||||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht tel: 030-623866/626800 fax: 030-623274 |
|||||||||||||||||||||||||
Hier had uw
|
|||||||||||||||||||||||||
»
|
|||||||||||||||||||||||||
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V.
UTRECHT
OUDKERKHOF 25
TEL. (030) 31 52 51 |
|||||||||||||||||||||||||
advertentie
kunnen staan" |
|||||||||||||||||||||||||
3512 GJ UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||
FAX (030) 367144
|
|||||||||||||||||||||||||
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
|
|||||||||||||||||||||||||
Hier had uw
|
|||||||||||||||||||||||||
??
|
|||||||||||||||||||||||||
advertentie
kunnen staan" |
|||||||||||||||||||||||||
kunst
architectuur
literatuur
gescl-iiedenis
filosofie
topografie
in- en verkoop
|
|||||||||||||||||||||||||||||
ALEPH
|
|||||||||||||||||||||||||||||
A
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Boekhandel-antiquariaat
Vismarkt 9 Utrecht 030-322069 |
|||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT |
|||||||||||||||||||||||||||||
/Muus
|
|||||||||||||||||||||||||||||
NVM
|
|||||||||||||||||||||||||||||
'^)
|
|||||||||||||||||||||||||||||
/^
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______ 030 ■ 34 00 08
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
* Elektra
* Klimaat
* Sanitair
* Beveiliging
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33 |
|||||||||||||||||||||||||||||
ISB
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11 |
|||||||||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
|
|||||||||||||||||||||||||||||
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
|
|||||||||||||||||
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag 11-18 uur Zaterdag 11-17 uur
|
|||||||||||||||||
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
|
|||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74 |
|||||||||||||||||
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
|||||||||||||||||
TAILORSSINCE 1850
|
|||||||||||||||||
IR IS EEN BANK
AAR OUDE WAARDEN NOG IN ERE WORDEN GEHOUDEN. |
|||||||||||||||||
CSE
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
|||||||||||||||||
AT ^c/ /a^^
|
||||||||||||
Ut^ht
|
||||||||||||
6 7e jaargang nummer 5
|
||||||||||||
BIBLIOTHEEK DGR ,,
RijfsuNivEP^htiï ;
UTRECHT1
|
||||||||||||
Kozakken in
Utrecht |
||||||||||||
Bezetting of bevrijding
Buitenlandse interventielegers in Utrecht, 1787-1813
De 'Kapelle te Helsdingen buijten Vianen'
Twee tekeningen \an Dirk van der Burg
De Vereniging Oud-Utrecht in 1993
|
||||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-88 21 31 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lul \iJ \nlu/i(uii\ (iiii"oi\, hui>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
é^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
&>LIS1MN
BOUW&VASTGCXD
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks tijdschrill
67e jaargang nr. 4 - scplember/okiober 1994 ISSN 1 380-71 37 Oud-Ulrecht is een uilgave van de
Vereniging Üud-Ulrecht, vereniging tol beoefening en lol verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. VomziUcr: H.IIW, Kernkanip.
Seoetariaai Mw- S.A.L. de Graafl
p/a Alexander Numankade 201,
3572 KW Utrecht
Penninj^eester:}. Baars.
U kuM zich opgeven ak Ud van de vereni-
ffng Oud-Ulrceht door (e schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht.
De contributie bedraagt / 47,= per
jaar (26- ƒ 30,=; 65-)-ƒ 41,= per jaar).
Contiibutie- en ledenadministratie:
Mw. C. de Leeuw,
telefoon: 03465-62930.
Betaling contribulie op giro 575520.
Redaeüc: M. Dollin, M. van Hattem,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C. van Oudhcusden, B. van Santen,
1: Tigelaar, M. \'an de V'rugt,
A \an tier Zeijclen.
Rcdaüieadrcs:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving;: De Vormers, Utrecht.
Druk: De Boer Cuperus.
Oud-Utrecht. JweemaandeHjks tijdschnft
verschijnt zes maal per jaar. Deadhne agenda volgende nummer: 1 november 1994, verschijningsdatum 1 december Uw bijdiagcn kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3372 KW Utrecht, op 5 ■/4 of 3 V2 inch lloppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen omvang tussen de 2000 en 4000 woorden, waarbij lui aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Hel gebruik \'an tussenkopjes wordt aangeraden; iliusiratiesuggcslies zijn zeer welkom. |
|||||||||||||||
Van de redactie
|
|||||||||||||||
Wie de woorden "bezetting of bevrijding' hoort, denkt al snel aan de Wereldoorlog II
Toch wordt deze keer in Oud-Utrecht met deze titel Uw aandacht gevraagd voor een bevrijding die veel eerder plaatsvond, maar lange tijd wel even nadrukkelijk gevierd is; de verdrijving van het Franse bezettingsleger uit Utrecht in 1813 door Russische kozakken. Eind 1993 heeft deze gebeurtenis centraal gestaan (middels een schilderij) in het Centraal Museum. Conservator Renger de Bruin verhaalt voor ons nog eens hoe deze periode in Utrecht werd ondergaan. Volgend jaar volgt voor Utrecht de 50-jarige herdenking van de 'laatste' bevrijding in 1945.
Daarover zult U ongetwijfeld nog voldoende horen, ook via Oud-Utrecht! Tot slot nog Uw aandacht voor het volgende.
Woensdag 2 november verschijnt het eerste deel van de reeks 'Utrechtse Biografiën', een
project waaraan ook Oud-Utrecht zijn medewerking heeft verleend. Voor meer informatie hierover zie bijgaande folder |
|||||||||||||||
Inhoud
Van de redactie
Bezetting of bevrijding
Buitenlandse interventielegers in Utrecht, 1787-1813
Renger de Bru/n Grafmonument
Boeicenschouw
Algemene najaarsledenvergadering 1994
De 'Kapelle te Helsdingen buijten Vianen'
Twee tekeningen •^sn Dirk van der Burg
Jos de Meyere Van de leestafel
De Vereniging Oud-Utrecht in 1993
Toelichting jaarrekening 1993
Vondsten
Portret
Agenda/Mededeling
|
|||||||||||||||
99
100 106
107 107 108 111
112 114 115 116 117 |
|||||||||||||||
99
|
|||||||||||||||
ieplemher I oktober 1994
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Bezetting oj bevrijding
Buitenlandse interventielegers in Utrecht, 1787-1813
|
|||||||||||||||||
Kozakkendag was vanaf 1814 een eeuw lang een jaarlijkse feestdag ter
herdenking van de bevrijding van Utrecht door het Russische leger op 28 november 1813. Deze intocht, die een einde maakte aan het Franse bestuur in de Domstad, vormde het sluitstuk van een reeks buitenlandse interventies, die de Nederlandse en dus ook de Utrechtse geschiedenis een kwart eeuw lang bepaald hebben. Deze interventies vloeiden voort uit de revolutie-oorlogen, die Europa (en zelfs gebieden daarbuiten) decennia lang teisterden. De legers die hier binnenmarcheerden werden, afhankelijk van de politieke voorkeur, door een deel van de bevolking als bevrijders en dooreen deel als bezetters gezien. Naarmate troepen langer bleven, nam het laatstgenoemde deel van de bevolking over het algemeen toe. Door de relatie tussen oorlog en ideologie en de betrokkenheid van de bevolking onderscheidde de revolutieperiode zich duidelijk van de tijd daarvoor. |
|||||||||||||||||
van Brunswijk de grens over. Het
leger splitste zich in tweeën: één divisie rukte op richting Amster- dam en twee divisies trokken naar het zuiden van Holland. De patriotse troepen rond Utrecht dreigden ingesloten te raken en hun aanvoerder, de Duitse Rijn- graaf van Salm, besloot tot ont- ruiming. De Utrechtse patriotten vluchtten in paniek naar Amster- dam, voor de Pruisische soldaten uit, die al plunderend door de Vechtstreek trokken. Door Oran- jegezinden werden ze echter toe- gejuicht als bevrijders, die het on- wettige bewind hadden verjaagd en de geliefde stadhouder in zijn macht hadden hersteld. De hui- zen van vooraanstaande patriotten werden door feestende orangisten grondig verbouwd. De gedupeer- de bewoners moesten zelf na de val van Amsterdam verder vluch- ten, meestal via de Zuidelijke Nederlanden naar Frankrijk. Franse revolutionairen
De Pruisische interventie
bracht de Republiek in een nauw bondgenootschap met Pruisen en Engeland. Dat zou het land enkele jaren later fataal worden. De finan- ciële crisis in Frankrijk, het gast- land van de meeste patriotse bal- lingen, escaleerde in 1789 tot een revolutie. De radicalisering van de revolutie leidde in 1792 tot oorlog met Pruisen en Oostenrijk en in februari 1793 verklaarde de regering van wat inmiddels de Republique frangaise was gewor- den, aan de Nederlandse stad- houder en de Engelse koning de oorlog, aangezien zij bondgeno- ten van hun reactionaire collega's in Berlijn en Wenen waren. Al na enkele weken werd Breda bezet, waarbij Nederlandse hulptroepen UTRECHT
|
|||||||||||||||||
Patriotten en Pruisen
De reeks revolutionaire oor-
logen was begonnen met de Ame- rikaanse onafhankelijkheidsstrijd tegen de Britten, De Amerikanen werden door de Fransen gesteund, die zich daarmee financieel zwaar uitputten, hetgeen een belangrijke factor zou worden bij het uitbre- ken van de Franse Revolutie. Ook de Nederlandse Republiek werd aan Frans-Amerikaanse zijde in de oorlog meegesleept. Het on- gunstige verloop daarvan leidde tot de Patriottenbeweging, die stad- houder Willem V in de verdedi- ging drong. Vooral in Utrecht bestond er een succesvolle bur- gerbeweging onder leiding van de Ceylonese student Pieter Philip Jurriaan Quint Ondaatje en zijn rechterhand Jan van Lidt de Jeude, die in de zomer van 1786 de macht in de stad overnam. Het land raakte verdeeld in een patriots en een oranjegezind kamp. De pat- stelling duurde bijna een jaar, tot prinses Wilhelmina van Pruisen, |
|||||||||||||||||
de echtgenote van de stadhouder,
probeerde een doorbraak te for- ceren door incognito naar Den Haag te reizen ten einde zich aan het hoofd van een Oranjebewe- ging te stellen. Bij de Utrechts- Hollandse grens werd ze echter tegengehouden door een patriots vrijkorps, opgesloten in een her- berg en vervolgens terugge- stuurd. Woedend schreef ze haar broer, koning Frederik Willem II van Pruisen, een brief met het verzoek om de belediging te wre- ken. Deze stelde aan het gewest Holland een ultimatum. Koorts- achtig diplomatiek overleg volg- de. Engeland en Pruisen stonden aan de kant van de stadhouder, de Patriotten hoopten op Frank- rijk. Aan het eind van de zomer werd duidelijk dal Frankrijk financieel niet meer in staat was tot ingrijpen. Niets stond een Pruisische interventie meer in de weg. Op 13 september 1787 mar- cheerde een leger van 25.000 man onder bevel van de hertog |
|||||||||||||||||
100
|
|||||||||||||||||
Renger de Bruin
Centraal Museum |
|||||||||||||||||
september I oktober 1 9 9't
|
|||||||||||||||||
leger, generaal Charles Pichegru,
hield absoluut niet van revolutio- nairen en werkte het liefst samen met de zittende vroedschap. Hij liet de gevangenen, die bij een be- storming van het tuchthuis waren bevrijd, een Utrechtse Bastille- variant, weer vastzetten en arres- teerde de patriotse leider jan van Lidt de Jeude. Deze had zijn terugkeer uit ballingschap dus- danig gevierd dat dronkenschap een mooi motief vormde om hem op te pakken. Hoewel Pichegru werd teruggefloten en op last van de Franse regering een machts- wisseling in Utrecht moest toe- staan, bleef hij de revolutionairen dwarszitten. Hij stimuleerde het voorlopige gemeentebestuur, de Provisionele Municipaliteit, een gematigde koers te varen en niet in te gaan op de eisen van de radicale clubs om de oud-regen- ten te arresteren en oranjegezinde ambtenaren te ontslaan. Deze houding maakte hem bijzonder geliefd in patricische kringen. Zo werd voor hem een feestmaal aangericht in de Fundatie van Renswoude. In het gezwollen achttiende-eeuwse taalgebruik werd hem van alle kanten lof toe- gezwaaid. Een onvoldoende ken- nis van de Franse taal zorgde evenwel voor een pijnlijk mo- ment, toen één van de sprekers het heldendom van de bejubelde tot nul reduceerde met de opmer- king: "mon général, vous etes Ie plus grand zéro du monde!" De spreker had héros bedoeld. Bij Pichegru speelde een persoon- lijke afkeer van radicale revolu- tionairen zeker een rol. Later werd hij op beschuldiging van royalisme gearresteerd en over- leed onder onopgehelderde om- standigheden in zijn cel, officiële lezing: zelfmoord. Toch pastte zijn handelen om gematigde krachten tegen radicalen te steu- nen in de Franse politiek. Ruim een halfjaar na het einde van de Terreur had men de buik vol van alles wat op Jakobijnen leek. Bovendien paste een verstoring van de gevestigde orde niet in het |
||||||||||||
P.G. van Os onder aanvoering van Quint
(1776-1839). Ondaatje een rol speelden. Bij pa-
Intochtder triotse ballingen in Frankrijk en
kozakken binnen achtergebleven geestverwanten
Utrecht in 1813, herleefde de hoop, aangezien zij
1816. van de Fransen het herstel van
(Centraal Museum) hun revolutie verwachtten. Zij
hadden echter te vroeg gejuicht, want de geallieerden herstelden zich en toen de Franse generaal Dumouriez na een nederlaag naar de Oostenrijkers overliep, zag het er voor de zaak der revolutie een tijdje somber uit. In het voorjaar van 1794 begon de militaire ma- chine van de Franse dienstplicht- legers echter goed te werken en in juni van dat jaar behaalden de Fransen bij Fleurus een overwin- ning, die definitief zou blijken te zijn. De val van Robespierre, een maand later, herstelde de stabili- teit in Frankrijk, hetgeen aanzien- lijk bijdroeg tot de militaire successen. De geallieerde troepen moesten voortdurend terrein prijsgeven en aan het eind van de zomer viel het Franse leger Staats-Brabant binnen. Spoedig stonden de Fransen aan de grote rivieren, die evenals in het verle- den een natuurlijke barrière vormden. De weergoden waren de revolutie echter gunstig ge- zind, want door de buitengewoon strenge vorst, die aan het eind van het jaar inviel, kon de opmars over het ijs worden voortgezet. |
||||||||||||
De frontlijn kwam steeds dichter
bij Utrecht te liggen. De stad vormde een belangrijk knoop- punt, waar dagelijks legereen- heden en groepen vluchtelingen doorheen trokken. De kosten hiervan drukten zwaar op de stedelijke kas en de gedemorali- seerde soldaten leverden grote overlast op voor de burgers. Dat gold met name voor het Engelse leger. Pichegru
Nadat tussen 8 en 10 januari
1795 een Engels tegenoffensief in de Betuwe volledig was mislukt, achtten de Staten van Utrecht de situatie hopeloos. De provincie moest zonder bloedvergieten worden overgegeven en daartoe werd in het diepste geheim de capitulatie voorbereid. Voorwaar- den als de eis dat betalingen in harde valuta moesten geschieden, werden niet geaccepteerd en de assignaten, het geïnflateerde Franse papiergeld, konden een verwoestende uitwerking op de economie hebben. De Utrechtse patriotten zagen de Fransen ech- ter als bevrijders en dansten hand in hand met de soldaten om de in de hardbevroren grond geplante vrijheidsbomen. Toch raakten ook zij teleurgesteld, want de bevel- hebber van het Franse Noorder- |
||||||||||||
101
|
||||||||||||
september I oktober 199'^
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
Bezetting ofhevrijding
Buitenlandse interxentielegers in Utrecht, 1787-1813
|
||||||||||||||||||||
Kozakkempel,
uitgegeven in Den Haag bij Weygand, 1813. De winnaar liomt bij een kozatten- Ifamp op de Cbamps-Elysees in Parijs. |
||||||||||||||||||||
m^M- '%Mi£m0^
|
||||||||||||||||||||
.iÉüötiijr
|
||||||||||||||||||||
streven van de Franse politici en
militairen om maximaal te profi- teren van de bevrijde c.q. bezette gebieden, waarbij zowel de schat- kist als de eigen zakken gevuld dienden te worden. De Bataafse Republiek, zoals Nederland inmid- dels heette, moesl lOÜ miljoen gulden betalen voor de broeder- lijke hulp, die door de Fransen geboden was bij het verdrijven van de stadhouder. Bovendien diende het Franse leger, dat als bescherming tegen contra-revolu- tionaire mogendheden nog even zou blijven, gevoed en gekleed te worden. Nationale en lokale over- heden draaiden voor de kosten op. Bovendien moesten ze de middenstand compenseren voor de betalingen in assignaten. Om |
dit alles te financieren werden ge-
dwongen leningen uitgeschreven. Er waren echter ook sectoren, die van de Franse troepen profiteerden door het leveren van goederen en diensten; kleermakers, bakkerijen, de prostitutie, om maar enkele bedrijfstakken te noemen. De slaaf
De verbroedering met de
bevolking werd geaccentueerd tijdens allerlei festiviteiten, zoals het alliantiefeest van 15 juni 1795. Een van de onderdelen was een optocht vol bevrijdingssym- boliek, waarin onder andere een platte wagen meereed met daarop een geketende Utrechter, die tij- dens de tocht door op de wagen |
gesprongen Franse soldaten uil
zijn boeien bevrijd werd. De Utrechter in kwestie, metselaar Anthony Verburg, hield aan deze rol levenslang de bijnaam 'de slaaf over. In het algemeen lijkt de verhouding tussen Fransen en Utrechters vrij redelijk te zijn ge- weest. Op wat diefstalletjes na, zoals het illegaal rooien van aard- appels, gedroegen de soldaten zich ook wel gedisciplineerd. In september 1796 vond er bij de Viebrug een vechtpartij plaats tussen burgers en soldaten, waar- bij enkele personen in het water terechtkwamen, maar zoiets was een uitzondering. Dit incident hing samen met het overnemen van het wachtlopen door Franse soldaten, een maatregel die was |
||||||||||||||||||
102
|
||||||||||||||||||||
september I o k t okie r 1 9 9 t
|
||||||||||||||||||||
gekomen om de radicaal-gezinde
schutterij als politieke factor uit te schakelen. Daarmee hadden de Franse autoriteiten, nu in de per- soon van generaal Beumonville, weer eens partij gekozen voor de gematigde krachten. Het hand- haven van de stabiliteit bleef de hoofdzorg. De Bataven mochten hun bestuur inrichten zoals ze wilden, als er maar geen chaos kwam. Toen dat door de consti- tutionele crisis van eind 1797 dreigde te gebeuren, pleegde het Franse leger samen met het Bataafse op 22 januari 1798 een staatsgreep, voor de verandering ten gunste van de radicalen. Die drukten een eenheidsstaat door, maar toen ze te ver leken te gaan, volgde een half jaar later met Franse steun een nieuwe staats- greep, die weer gematigde politici aan de macht hielp. In het najaar van 1801 maakte een coup van het Franse leger een eind aan de Bataafse revolutie. Twee jaar eer- der had de grote bondgenoot de Bataafse Republiek moeten red- den van een Engels-Russische invasiemacht, die in Noord-Hol- land was geland en die zich als bevrijder presenteerde. De zoon van de verdreven stadhouder was in de gelederen aanwezig, maar de gehoopte oranjegezinde op- stand bleef uit. |
belde inkwartiering. Bij Zeist liet
hij een groot kamp aanleggen door de soldaten en na voltooiing hield hij de graafroutine op peil met het oprichten van een quasi- Egyptisch monument, dat als de pyramide van Austerlitz bekend zou worden. Marmont deed voor zijn hoogste chef ook inlichtin- genwerk en op basis daarvan besloot deze in de Nederlandse politieke verhoudingen in te grij- pen. Eerst kwam er een eenhoofdig gezag onder Rutger Jan Schim- melpenninck en vervolgens het Koninkrijk Holland onder Napo- leons broer Louis, Als Lodewijk Napoleon maakte deze zich vrij snel populair, vooral door zijn pogingen allerlei Franse maat- regelen te verzachten. Zo hield hij de invoering van de dienstplicht tegen en stond hij ontduiking van het Continentaal Stelsel toe. Toen de Engelsen in de zomer van 1809 een landing in Zeeland uit- voerden en pas na enkele maanden verdreven konden worden, was voor Napoleon de maat vol. Het volgende jaar werd Holland bij Frankrijk ingelijfd. Daarmee werden ook de Franse wetten van kracht, waaronder de dienstplichtwet. Nederlandse jon- gens moesten als Franse onder- danen in de keizerlijke legers dienen en gezien Napoleons mili- taire activiteiten was dat geen on- gevaarlijke bezigheid. De woede onder de bevolking was dan ook groot en meer dan welke maatre- gel ook leidde de dienstplicht tot felle anti-Franse gevoelens. Bij de eerste keuring in maart 1811 vonden in Utrecht ongeregeld- heden plaats. De spanning bleef bestaan, maar door het gediscipli- neerde optreden van de Franse militairen bleven botsingen van betekenis uit. Het taktische beleid van de Utrechtse maire Van Die- len en onderprefect Van Tuyll van Serooskerken bevorderde even- eens de rust. Toen na het overlij- den van Van Dielen in het voor- jaar van 1812 de fel pro-Franse P.W. Bosch van Drakestein diens opvolger werd, ontstonden er al |
snel irritaties, omdat Bosch de
neiging had bij Franse eisen er nog een schepje boven op te doen in plaats van de maatregelen te verzachten zoals zijn voorganger gedaan had. Tussen Bosch en Van Tuyll ontstonden ernstige fricties over de wijze van optreden tegen de onrust die ontstond na het be- kend worden van het debacle in Rusland. In december 1812 werd duidelijk dat Napoleons veldtocht tegen Rusland op een catastrofe was uitgelopen en dat daarbij vele duizenden Nederlandse militairen waren omgekomen. De veront- waardiging daarover en de aantas- ting van Napoleons onoverwin- nelijkheidsmythe leidde tot acties als de weigering van de Nationale Garde om op het appèl te ver- schijnen. Bosch wilde hard optre- den, maar Van Tuyll wist de zaak op mildere wfijze op te lossen. Kozakken
Behoudens enkele inciden-
ten bleef het tot het najaar van 1813 rustig. De positie van de Fransen was ook nog veel te sterk om aan verzet te denken. In |
||||||||||||||
Hermanus van
Loon tijdens de plundering van Woerden door de Fransen verwoord, 24 november 1813. Na de inname van Woerden sloegen sommige Franse eenheden aan tiet plunderen. Bij de ongeregeldheden werden 26 burgers gedood. |
||||||||||||||||
Napoleon
Toen in maart 1802 vrede
werd gesloten tussen Engeland en Frankrijk, vertrokken de voorma- lige bevrijders uit Utrecht, zulks tot vreugde van de bevolking. Die vreugde was van korte duur, want in de nazomer van 1803 waren ze weer terug na het opnieuw uit- breken van de vijandelijkheden. De Fransen, officieel bondgeno- ten die het land moesten bescher- men tegen Engelse en Pruisische aanvallen, traden nu onverbloemd als bezetters op. Zo vorderde ge- neraal Marmont in Utrecht een groot aantal huizen en toen het gemeentebestuur protesteerde, werd de stad gestraft met verdub- |
||||||||||||||||
103
|
||||||||||||||||
september I oktober 1994
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
Bezetting of bevrijding
Buitenlandse interventielegers in Utrecht, 1787-1813
|
|||||||||||||||||
Utrechl, dal een belangrijk mili-
tair centrum was, bevonden zich bovendien voortdurend troepen- concentraties. De burgerlijke auto- riteiten stonden in voortdurend overleg met de militaire bevel- hebbers als generaal Molitor. De situatie veranderde ingrijpend door de Volkerenslag bij Leipzig, midden oktober. De daar gecon- centreerde Franse hoofdmacht was \'crnictigd en grote delen van het rijk lagen nu open voor de vijand. Het bestuur begon in ont- binding te raken. Half november werd het westen van de Hollandse departementen onlruimd en daar brak onder gezag van Gijbert Karel van Hogendorp een oranje- gezinde opstand uit. Sympathie- betuigingen met deze beweging leidden in Utrecht tot wat onge- regeldheden, maar de stad bleef voorlopig nog vast in Franse han- den. De angst voor plunderingen steeg voortdurend en werd nog eens gevoed door de gebeurtenis- sen in Woerden, waar de Fransen op 23 november terugkwamen |
en verschikketijk huishielden. De
dagen van het Franse verblijl wa- ren evenwel geteld en op zaterdag 27 november besloot Molitor zich terug te trekken. De \olgcn- de ochtend in alle vroegte verliet het Franse leger Utrecht door de Tolsteegpoort, dezelfde stads- poort waardoor Pichegru bijna negentien jaar geleden triom- ferend was binnengetrokken. Enkele uren later verscheen een Kozakkenpalrouille \'Oor de Wit- tevrouwenpoort om de intocht van het Russische leger aan te kondigen en maatregelen \oor de fouragering te eisen. Die scène is door P.G. van Os vereeuwigd op een schilderij. Daarop is te zien hoc Utrechters de exotische rui- ters vanaf de stadswallen toe- juichen. De troepenbewegingen hadden
onmiddellijke consec|uenties voor de Utrechtse bcsiuurssiluatie. Bosch van Drakestcin begreep tiai zijn positie onhoudbaar gewor- den was. Hij besloot de eer aan zichzell te houden en diende zi|n |
ontslag in bij Van Itiyll, om
gezondheidsredenen, liet bewind werd overgenomen door de Pro- visioneele Regeering der Statl Utrecht, die \'oor bijna de hcllt uit zittende bestuurders bestond. Dit voorlopige bewind was samenge- steld na overleg met Van Tuyll \'an Serooskerken en militaire autori- teiten. \'an Tiu'll deeti ook een poging de provincie Utrecht in ere te herstellen, maar werd van- uit Den Haag teruggelloten. Bin- nen de bestaande structuren moest de overgang naar het nieuwe koninkrijk van Willem I gestalte krijgen. De vorst zeil was er een warm x'oorstandcr \'an om be- langrijke verwoi"\'enheden uit de Bataals-Franse lijd in zijn nieuwe staat te integreren en daartoe be- hoorde zeker het oxcrnemen \an ingewerkt personeel. Van zui\'e- ringen onder palriotlcn en [ rans- gezinden iiioest hi| dan ook niets hebben. De Hoepen die de wioiwaarden
voor du ri|k hadden geschapen, nioeslen natuurlijk ingekwartierd en be\'oorraad worden. F)e proce- dures waren na 2^ |aar vreemde troepen bijna nuiline geworden. De gebruikeli|ke overlast, zoals hel niet-betalen in winkels, zorg- de eiA'oor dal Kozakken en Prui- .sen al spoedig hun populariteit verloren. Ze bleven echter niet lang genoeg om werkelijk als bezetters ervaren te worden In de loop \an tlecember \-ertnikken ze naar hel Iront dat steeds zuidelij- ker kwam Ie liggen. Ciedurcnde de eerste maanden van 1814 zorgden ze nog voor \eel m'crlasl m hel ru'iercngeliied, maar door de snelle ineenslorting \'an de Iranse legen.stand, gevolgtl door tic abdicatie van Napoleon in april 1814, kwam aan hun aan- wezigheid een eind. Het volgende |
|||||||||||||||
Scènes van Kozak-
ken, 1814. Teke- ning JA. Langen- dijk (Rotterdam, Atlas van Stolkj. |
|||||||||||||||||
104
|
|||||||||||||||||
september / oktober 1994
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
Martinus Nijhoffen de
Paarden Kathedraal |
|||||||||||||||||||
jaar werd het nog even spannend,
maar het verloop van de slag bij Waterloo zorgde voor de defini- tieve opluchting: Utrecht zou voor zeer lange tijd gevrijwaard blijven van vreemde troepen. Deze tekst is een gewijzigde versie van de
toespraalt, die Renger de Bruin ter gelegen- heid van de opening van de tentoonstelling 'Kozakkendag' in liet Centraal Museurrt heeft gehouden. |
In 1994 is het honderd jaar
geleden dat Martinus Nijhoff, één van Nederlands grootste dichters werd geboren. De PaardenKathe- draal maakt nu muziektheater van twee van zijn mooiste gedich- ten: 'Het uur U' en 'Awater'. Het muzikale tweeluik wordt in okto- ber in hel eigen theater de Mane- ge te Utrecht gespeeld, op hel voormalig Veeartsenijterrein. Het muzikale tweeluik wordt ge- regisseerd door Aram Adriaanse en vormgegeven door beeldend kunstenaar Niels Hamel. De mu- ziek, gecomponeerd door Jan Pie- ter Koch, versterkt de rituele ele- menten in beide gedichten. Het uur U is een solo van Carol Lins- sen, Awater wordt uitgevoerd door een zanger (Romain BischofO en een acteur (Wim Bouwens). Beide delen worden ondersteund door een vocaal- instrumentaal ensem- ble van tien zangers en musici. Het uur U/A water is in de maand oktober te zien in de Manege, hel eigen theater van de Paarden- Kathedraal. Vanaf dinsdag 4 t/m zaterdag 29 oktober iedere avond (behalve zondag en maandag!). Aanvang: 20 uur. Premiere: vrij- dag 7 oktober. Kaartreservering (17,50/12,50):
030- 730736, info: 030-711414. De Manege staat in de Veeartsen- ijslraal A22, Utrecht (bus 4, 8 en 11, ringlijnen 10, 20, alsmede enkele streekbussen). Martinus Nijhoff (1894-1953)
wordt als één van de belangrijkste dichters van de moderne Neder- landse poëzie beschouwd. In de jaren dertig woonde en werkte Nijhoff jarenlang in Utrecht . Hij begaf zich aktief in Utrechtse kunstenaarskringen met mensen als beeldend kunstenaar Pyke |
||||||||||||||||||
Koch, Victorine Hefting, Jan En-
gelman, Cola Debrot, e.a. Veel plekken in Utrecht zijn ver- bonden met Nijhoffen zijn werk: woonadressen, ontmoetingsplaat- sen voor kunstenaars (zoals het pand Oudegracht 341, en café Flora) en inspiratiebronnen voor zijn werk. Zo is het begin van het gedicht Awater direct geschreven op het interieur van het voorma- lig monument 'De Utrecht', en eindigt bij het Maliebaan-station; het gedicht Het uur U schijnt zich geheel af te spelen in de Heren- straat. De PaardenKathedraal zal i.s.m. het
Spoorwegmuseum een literaire stadswandeling organiseren. Een routebeschrijving is o.a. ver- krijgbaar bij het Spoorwegmuse- um, bibliotheken en het VW. |
|||||||||||||||||||
Literatuur
R.E. de Bruin, Burgers op hetlfussen.
Volkssoevereiniteit en bestuurs- samenstelling in de stad Utrecht I795-;8I3(diss. Utreciit, 1986; Zutphen, 1986). Renger de Bruin,/?evo/u(/e/n Utrecht. Studenten, burgers en regenten in de Patriottentijd, I7S0-f787(Utrectit, 1987). M. van Hattem, Kozakkendag. De bevrijding van Utrecht in 1813 (Utrecht, 1993). A. van Hulzen, Utrecht in Pattrioten-
ti/d (Zaltbommel, 1966). H. Keetell, 'Dagverhaal der voor- naannste gebeurtenissen voorname- lijk binnen Utrecht' De Navorscher 44-55 (1894-1905). - H. Keetell, De stad Utrecht in het jaar 1813. Uit het dagboek van een ooggetuige. P.J. Vermeulen, Ed. (Utrecht, 1863). C.J. Nagtglas, Utrecht tussen Pruis en
Fransoos 1780-1800. A. van Hulzen, Ed. (Utrecht, 1975). Sirron Schama, Patriots and Libera- tors. Revolution in the Netherlands /780-J8L'(New York, 1977). |
|||||||||||||||||||
Kortingsbon
Bij inlevering van deze bon krijgen leden van Oud-Utrecht f 2,50
korting bij de kassa van De Manege. Naam:..........................................................................................................
Adres:...........................................................................................................
Plaats:..........................................................................................................
Tel:..............................................................................................................
|
|||||||||||||||||||
se pi emiy c
|
'zlobcr 1 991
|
||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
AFMONUME
|
|||||||||||||||||||
In het dorpje Achterveld ligt de oudste katholieke begraaf-
plaats in de provincie Utrecht. Ze werd in 1818 aangelegd op initiatief van pastoor Hundertmarck, wiens graf uit 1825 tot de oudste op de begraafplaats behoort. |
|||||||||||||||||||
In overtreding
Zoals gezegd was Achterveld
overwegend katholiek. Je zou dus verwachten dat niemand zich er- aan zou storen als de pastoor in vol ornaat de begrafenisstoeten naar de begraafplaats begeleidde. Maar in 1893 werd tegen de toenmalige pastoor een klacht in- gediend omdat hij op die manier het processieverbod zou hebben overtreden. Het was katholieken nu eenmaal niet geoorloofd om op de openbare weg processies te houden, zeker niet met een pas- toor in vol ornaat. Pastoor van Wagenberg kreeg een officiële waarschuwing die hem bepaald niet lekker zat. Hij wilde 'zich zoo gaarne in ambtsgewaad nog over dien weg bij lijkstatiën naar het kerkhof begeven.' Maar de katho- lieken waren niet voor één gat te vangen. Omdat het processiever- bod alleen de openbare weg gold, kwam men op het lumineuze idee de Dodenweg (waaraan kerk en begraafplaats gelegen waren) met afsluitbomen en afrastering te markeren waardoor het geen publieke weg meer was. Meneer Pastoor kon weer ongestoord zijn gang gaan. Bron
W. Bos, Van grafheuvel tot columbarium.
De gesch/eden/s van de begraafplaatsen en het begraven in Leusden (Leusden 1994, uitgegeven in eigen beheer). |
|||||||||||||||||||
te roeren. Dankzij de Bataafse revo-
lutie hadden zij dezelfde rechten gekregen als de andere geloofs- richtingen. Voor katholiek Achter- veld was het niet meer dan van- zelfsprekend dat hun nieuw aan te leggen begraafplaats katholiek zou zijn. De achterstand werd zo een voorsprong. Juist omdat Achterveld geen (protestantse) algemene be- graafplaats had, kon het gaan be- schikken over de eerste katholieke begraafplaats van de provincie. Kelk en schedel
Midden op de begraafplaats
staat een lijkhuisje met aan de voorzijde een kapelletje met een kruisbeeld. Op dit centrale ge- deelte van de begraafplaats, dat afgezet is met een smeedijzeren hek, liggen de priesters begraven. Deze graven zijn gemakkelijk te herkennen vanwege de uitgehou- wen kelkjes op de grafstenen, hét symbool van de priesterlijke waardigheid. Van een meer maca- bere doodssymboliek getuigen de uitgehouwen doodshoofdjes met knekels. Het oudste priestergraf is van pastoor Hundertmarck, die van 1796 tot 1825 pastoor van Achterveld was. Op zijn initiatief werd in 1818 de begraafplaats aangelegd. Zeven jaar later over- leed hij en werd zo de eerste pas- toor die op de begraafplaats te ruste werd gelegd. En omdat priestergraven meestal niet ge- ruimd worden is het inmiddels waarschijnlijk het oudste graf van de begraafplaats. |
|||||||||||||||||||
Achterlijk
Voor Achterveld gold waar-
schijnlijk de wet van de profijte- lijke achterstand. Rond 1800 bestond deze kleine katholieke enclave aan de rand van de ortho- dox-protestantse bijbelgordel (het dorpje grenst aan Bameveld) uit niet meer dan enkele verspreid liggende huizen en boerderijtjes. Het had zelfs geen eigen begraaf- plaats. Het overgrote deel van de overledenen werd in Oud-Leus- den begraven. Met de langzame groei van het
dorpje groeide ook de behoefte aan een eigen begraafplaats. In de jaren na de Franse tijd begonnen de katholieken zich steeds meer |
|||||||||||||||||||
106
|
|||||||||||||||||||
Albert van der
Zeijden |
|||||||||||||||||||
september I oktober 1994
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Algemene
najaarsleden- yergadering 1994 |
||||||||||||||||||||
B
|
•lEKENSCHO
|
|||||||||||||||||||
deze neiging nergens met zoveel
woorden beschrijft, weet inleider Jurgen Limonard dit op alleszins overtuigende wijze aannemelijk te maken door tekstinterpretatie te combineren met cryptografisch aanduidingen (asterix) van de hand van de dagboekschrijver. De inleiding, waarin bovendien stilgestaan wordt bij zaken als de afkomst, jeugd en opleiding van Alexander en eveneens aandacht is voor diens leesgedrag, getuigt van kennis van zaken. Een aantal punten had weliswaar meer be- licht kunnen worden (bijvoor- beeld het waarom van de acht maanden onderbreking in het schrijven van het dagboek). Door middel van voetnoten (hinderlijk geblader achter in het boek is ge- lukkig niet nodig) is verantwoor- ding afgelegd en mede daardoor is de inleiding prettig leesbaar. Dit laatste geldt wellicht minder voor het dagboek zelf. Met name voor de moderne lezer die niet bekend is met vroeg-negentiende- eeuwse geschriften dreigt het dagboek af en toe het karakter van een klaagzang te krijgen en kan het erg langdradig gevonden worden. Ook op een ander punt kan het dagboek teleurstellen. In tegenstelling tot hetgeen in de in- leiding vermeld wordt, vertelt het dagboek ons weinig nieuws over het studentenleven in Utrecht. Ook zijn er weinig verwijzingen naar de toch alleszins roerige be- ginjaren van de 19e eeuw. Met het dagboek hoopte Alexander antwoorden te vinden op vragen die op hem als jong-volwassene afkwamen. Hij kende aan het schrijven van zijn dagboek een heilzame werking toe: een middel tot zijn verbetering. |
Woensdag 30 november a.s des
avonds om 19.30 uur in de mu- ziekschool Domplein 4 te Utrecht. Agenda van de huishoudelijke
vergadering: 1. Opening.
2. Notulen van de ledenvergadering van
2 juni 1994 (ter inzage). 3. Ingekonrien stukken en mededelingen.
4. Begroting 1995 (bijgaand)
5. Mededelingen over Jaarboek, Tijdschrift,
propaganda, activiteiten en SPOU. 6. Benoeming van de commissie actuali-
teiten. 7. Samenstelling van het bestuur.
Aftredend en niet-herkies-
baar Herman H.W. Kemkamp. Aftredend en herkiesbaar Fred Vogelzang. Het bestuur stelt voor Jos W. Lemaier te benoemen in J de functie van voorzitter. Tegen-
kandidaten kunnen worden ge- steld door tenminste tien leden, die hiervan tot drie dagen voor deze vergadering schriftelijk me- dedeling doen aan de secretaris. 8. Rondvraag.
9. Sluiting.
Na de pauze (rond 20.45 uur)
dia/lezing van de Heer J.P.C. Hoogendijk over de Rouwborden in de provincie Utrecht. In de 16e eeuw ontstaat het gebruik om voor in de kerk begraven personen kleur- rijke memorietafels of rouwborden op te hangen. Dit gebruik handhaafde zich tot begin 19e eeuw. De rouwborden maakten in 300 jaar een ontwikkeling in vormgeving 107 door die leidde tot bijzondere heraldische pracht. Door de Franse revolutie is veel verloren gegaan. Afsluiting met een drankje.
Het gedeelte na de pauze Is ook voor niet-
leden toegankelijk (toegangsprijs ƒ 2,50) |
|||||||||||||||||||
Journal intime
|
||||||||||||||||||||
Het dagboek
van Alexander van Goltstein, dat de jaren 1801-1808 bestrijkt, IS een vroeg voorbeeld van een zoge- naamd joumal intime'. In dit genre dagboek, dat eind 18e eeuw populair werd, ligt de na- druk meer dan voorheen op in- nerlijke zelfwaar- neming. Alexander, telg uit een Gelderse adellijke familie met een ook in het tegenwoordige Utrechtse niet onbekend klinken- de naam, doet op een voor die tijd openhartige wijze verslag van zijn twijfels over het bestaan en zijn worsteling met het geloof en weidt uit over zijn diepste ziele- roerselen in een periode van zijn leven die wij later adolescentie zijn gaan noemen. Begonnen op zestienjarige leeftijd heeft Alexander circa zeven jaren lang dagboekaantekeningen ge- maakt. Een belangrijk deel van zijn dagboek bestrijkt de periode dat hij als student in de letteren aan de universiteit te Utrecht in- geschreven stond (1799-1806) en zich met zijn familie in de Domstad had gevestigd. Een van de problemen waarmee de niet van zondebesef gespeende Alexander op zijn moeizame weg naar volwassenheid en eigen identiteit zou hebben geworsteld, was diens neiging tot sexuele zelf- bevrediging. Hoewel Alexander |
||||||||||||||||||||
Aiexander van
Goltstein, De vertrouwde van mijn hart. Dagboek 1801- 1808. Uitgave Verloren 137 pp., prijs:} 27,50 |
||||||||||||||||||||
Koos Wingelaar
|
||||||||||||||||||||
september I oktober 1994
|
||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
De 'Kapeïle te Helsdingen huijten Vianen'
Twee tekeningen van Dirk van der Burg
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de linker bovenhoek een ver-
melding. In Utrecht werd deze tot nog toe geïnterpreteerd als: 7A. Het gaat echter om het cijfer 71, terwijl op de tekening te Vianen het cijfer 72 staat. Die nummers zouden betrekking kunnen heb- ben op de paginering in Dirk van der Burgs schetsboek, maar ze kunnen ook wijzen op inventaris- nummers van een atlas, dat wil m dit geval zeggen: een verzameling tekeningen. Verder onderzoek zal ongetwijfeld meer informatie op- leveren over deze kwestie. |
tijdgenooten rest (...). Misschien
is een goed deel van Van der Burg's arbeid verloren gegaan, doch misschien ook heeft zijn gunstige vermogenstoestand mee- gebracht dat hij het werk niet te zwaar opvatte. Slechts van één schilderij kwam de vermelding tot ons. Voor de gravure heeft Van der Burg evenmin veel ge- werkt (...). Uitgebreider dan het andere, is het teekenwerk, dat ons van Van der Burg bekend is. Doch ook dit schijnt niet te wij- zen op een ingespannen arbeid (...). Bij wien Van der Burg in de leer mag zijn geweest, is onbe- kend; evenmin is dit af te leiden uit de aanschouwing van zijn werk. De geestelijke vader van de Nederlandsche topografische tee- kenaars van de tweede helft der 18e eeuw, voor zoover dezen zich althans niet aan de traditie van Jan van der Heyden vasthielden, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terzijde van de tekening in de
Vianense collectie komt in ieder geval overeen met de tekst die in de catalogus van Van Huffel wordt vermeld. Het opschrift op de ach- terzij de van de tekening in Utrecht is uitvoeriger: "Kapelle te Helsdingen buijten Vianen//D. v d Burg ad Viv: del;//22 Junij 1756". Dankzij deze inscriptie zijn we dus zeer exact ingelicht over de datum waarop Van der Burg te Vianen aan het werk was, maar bovendien geeft de vermelding "ad Viv: del:" (afkorting voor ad vivum delineavit) expliciet aan, dat hij de tekeningen ter plekke 'naar het leven' vervaardigde. Door het feit dat de beide te-
keningen, voor zover mij bekend, nooit eerder met elkaar in ver- band zijn gebracht, is er steeds voorbijgegaan aan een detail. Op beide exemplaren staat namelijk |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruim een halve eeuw geleden besteedde Van Eeghen in twee goed gedocumen-
teerde artikelen in het tijdschrift Oud Holland aandacht aan de Utrechtse kunstenaar Dirk van der Burg.^ Vóór de publikatie van die beide artikelen was nooit serieus onderzoek gedaan naar Van der Burg en ook daarna is de belang- stelling voor deze kunstenaar minimaal geweest. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zin voor het concrete
"De hoeveelheid aan werken
van zijn hand, die tot ons zijn gekomen", aldus Van Eeghen in verband met het oeuvre van Dirk van der Burg, "kan in geen verge- lijking staan tot hetgeen ons van andere topografische teekenaars- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IS niet zo vreemd: Van der Burgs
moeder was namelijk uit Vianen afkomstig. Met name de tekening uit 1756,
"Capel te Helsdingen buijten Via- nen", heeft hier onze speciale belangstelling. Het betreft een sepia-tekening van 11 cm hoog en 18 cm breed. Het stuk bevond zich in 1909 m bezit van A.J. van HuffeFs Antiquariaat te Utrecht.^ Wat er verder met die tekening gebeurde, is onbekend. Twee tekeningen komen qua v^oor- stelling, techniek en afmetingen overeen met het m de catalogus van Van Huffel's Antic^uariaat ver- melde exemplaar. De ene versie bevindt zich in de collectie van het Centraal Museum te Utrecht (afbeeldmg l)'^; de andere m de verzameling van de Historische Vereniging 'Het Land van Brede- rode' te Vianen (afbeeldmg 2).5 De herkomst van deze laatste tekening, die zich momenteel als bruikleen in het Stedelijk Muse- um te Vianen bevindt, is ondui- delijk. De andere tekening werd, met nog twaalf andere met-topo- grafische tekeningen van Dirk van der Burg, in 1946 aan het Utrechtse museum geschonken door Jhr. Mr. A.M. Martens van Sevenhoven te Arnhem.^^ In hoe- verre één van deze beide exem- plaren te identificeren is met de tekening in Van Huffels catalo- gus, is vooralsnog moeilijk vast te stellen. Het opschrift op de ach- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tus van der Borgh & Pietronella
de Riet won. in de Potterstraat"; hij is in zijn geboortestad overle- den op 2 juni 1773 - hij woonde toen "op 't Vreeburg bij de Catha- rinepoort" - en werd in de Buur- kerk begraven. Van der Burg was in goeden doen. Dat blijkt niet al- leen uit een akte van huwelijkse voorwaarden en mutueel testa- ment, maar ook uit het feit dat hij begraven werd met twaalf dra- gers. Bovendien is uit processtuk- ken bekend dat Jacobus van der Burg na het overlijden van zijn broer Dirk toegeeft uit het sterf- huis te hebben meegenomen: "goud silver meubelen porcelyn medailles goude en silvere spe- ciën soodanig boekje, Coopcon- ditie Reekeningen Leijsten en qui- tantien." Verder bezat Dirk van der Burg juwelen, schilderijen, tekeningen, prenten en boeken. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De directe aanleiding voor
het schrijven van deze bijdrage is in feite van tvc'eeèrlei aard. Aller- eerst kan aan de oeuvre-catalogus van Dirk van der Burg, zoals die door Van Eeghen is samen- gesteld, een exemplaar worden toegevoegd. Bovendien kan die bewuste tekening m direct ver- band worden gebracht met een exemplaar, dat door Van Eeghen wordt vermeld. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jos c/e Meyere
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afbeetding V.Dirk
van der Burg, De kapel te Helsdin- gen bij Vianen, 1756.Utrecbt Centraal Museum |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TW
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrechter in goeden doen
Vóór we de tekeningen in
kwestie onder de loupe nemen, eersl iets over de maker. "Dirk van den Burg", aldus Van Eijnden en Van der V^illigen^, "wordt ons onder de Utrechtsche schilders opgegeven, als aldaar geboren in 1723. Hij tekende en schilderde Landschappen met Vee gestof- feerd. Ook heeft men van hem Dorpsgezigten, Ridderhofsteden en dergelijke, naauwkeurig naar de natuur gevolgd. Wij herinne- ren ons niet van zijn werk gezien te hebben; doch, naar ons berigt werd, vindt men van hem Schil- derijtjes met Koeijen gestoffeerd, die tamelijk goed zijn. Hij is in zijne geboorteplaats in het jaar 1773 gestorven." Van Eeghen publiceerde nadere gegevens over Van der Burgs levensdata: de kunstenaar werd op 10 augustus 1721 in de Utrechtse Jacobikerk gedoopt als "Dirk Soon v. Alber- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vianen
In de door Van Eeghen sa-
mengestelde oeuvre-catalogus van Dirk van der Burg komen enkele tekeningen voor die betrekking hebben op Vianen en directe om- geving. In 1751 tekende hij een "Leckgezicht op den Hagesteins- en dijk"; in 1756 "Capel te Hels- dingen buijten Vianen" en in 1765 "Aan de Lindenhoek te Via- nen", "In 't Vlaamsche Bosch" en "Buijten Vianen". Van der Burgs belangstelling voor het Lekstadje |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
108
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
u^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
september / oktober 1994
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
september I oktober 1994
|
OUD
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De 'Kapeïle te Helsdingen huijten Vianen'
Twee tekeningen van Dirk van der Burg |
|||||||||||||||||||
Afbeelding 2: Dirk
van der Burg, De kapel te Helsdingen bijVianen, !756. Wanen, Stedelijk Museum (bruikleen van de Historische vereniging'Het land van Brederode'j |
|||||||||||||||||||
maar wel boeiende dokumenlcn
ondanks het feit dat de kunste- naar het met topografische exact- heid niet al te nauw nam. Ten tijde van Van der Burg werd de kapel gebruikt als boerderij. Wel- licht was dat zo sinds de reforma- tie in de tweede helft van de 16e eeuw. De oorsprong van de kapel |
moet gezocht worden in de 10c
eeuw, toen monniken van de Sint I^turentiusabdij te Oosthroek bij De Bik zich te Helsdingen vestig- den om van daaruit de omgevmg te ontginnen. Ongetwijfeld was de kapel in origine een eenvoudig bouwwerk in houl Later, in de tweede hellt van tle I2e eeuw. |
||||||||||||||||||
is Cornelis Pronk. Aan zijn zake-
lijkheid en zijn zin voor het con- crete herinnert het werk ook van Dirk van der Burg, zonder ooit tot de hoogte van Pronk te rei- ken. Maar in wijze van teekenen van het geboomte is bij Van der Burg soms iets aanwezig, dat doel denken aan zijn stadgenoot jacob van Liender (...). Her procédé zij- ner luchten wijkt niet aanmerke- lijk af van dat van zijn medelopo- grafen, al is de tegenstelling tusschen de uitgespaarde lichte en donkere partijen somtijds scherper dan bij anderen." Te- recht merkt Van Eeghen nog op dat het werk van Van der Burg, "hoezeer wat landschap en archi- tektuur betreft niet zonder ver- dienste, lijdt aan een euvel, dat Van der Burg moeilijk te boven kwam, de gebrekkige figuratie". Overdreven proporties
Van der Burgs tekeningen
van de kapel te Helsdingen zijn weliswaar geen meesterwerken, |
|||||||||||||||||||
Afbeelding 3: De
kapel te Helsdin- gen bij Vianen in huidige staat |
|||||||||||||||||||
110
|
|||||||||||||||||||
september I oittober 19 9 4
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
VAN
|
DE LEESTA
|
||||||||||||||||||
FEL
|
|||||||||||||||||||
Baam
De bekende schrijfster Hella
Haasse heeft in haar jeugd een aantal jaren in Baam gewoond en daar is vlak na de Tweede Wereldoorlog ook de novelle 'Oeroeg' ontstaan. Aan de hand van Haasse's autobiografie 'Zelf- portret als legkaart' gaat J. Krui- denier in het tijdschrift Baeme nr.2 van 1994 van de gelijknami- ge historische vereniging op zoek naar overblijfselen uit de jeugd van Haasse. Hij ontdekt niet alleen op welke
school Hella gezeten heeft, maar ook kan hij een aantal docenten reconstrueren uit de beschrij- vingen die zij geeft. Kruidenier spoon zelfs een oude klasgenoot van Haasse op, aan wie zij nog een verhaal heeft geschonken. Dat verhaal is helaas niet bewaard gebleven. Een geheimzinnige theekoepel in het Maarschalks- bos, waarvan Hella vermoedde dat er alleen via een tovertrap toe- gang kon worden verkregen, blijkt ook echt bestaan te hebben. Dat gebouwtje heeft na een op- knapbeurt nog lange tijd dienst gedaan als gemeentewoning. |
|||||||||||||||||||
toen men in de Nederlanden bak-
steen ging gebruiken, zal het houten gebouwtje vervangen zijn. De belangrijkste bouvk'iase moet echter in de 1 5c eeuw wor- den gesitueerd. Wat er van dat bouwwerk in het midden van de 18c eeuw over was, is grosso mo- do door Van der Burg vastgelegd. 0\i de tekening in Utrecht (al- lieelding I) is de kapel weergege- ven vanuit het zuid-westen, ter- wijl de tekening in Vianen (afbeelding 2) de noord-westzijde van het gebouwtje afbeeldt. In dit laatste geval ziet het complex er veel imposanter uit dan op de tekening in Utrecht, die meer aan de werkelijkheid beantwoordt. Maar hoe dan ook, in beide ge\al- len zijn de proporties nogal over- drc\'cn uitgevallen (albeelding 3). Noten
1. Chr.P. van Eeghen, 'Dirk van der Burg
of Jan de Beyer?', in; Oud-Holland (1942) 23-37 en dezelfde, 'Proeve van een oeuvre-catalogus van Dirk van der Burg', in: Oud-Ho/Zand (1942) 90-96. 2. R. van Eijndenen A. van der Willigen,
Geschiedenis der Vaderlandsche Sch/Werkunst (Haarlem 1817) deel II, 180-181. 3. Voorraadcatalogus nr. 144 A.J. van
Huffel's Antiguariaat, Utrecht, 1909, nr. 1082. 4. C.H. de Jonge, Catalogus dersch/We-
riyen(CentraalMuseum, Utrecht 1952) 179, nr. 384, inv.nr. 9560. 5. In het land van Bredende. Historisch
tijdschiift mor het land van Vianen 14 (1989)nr. 3-4, 72nr50enJ.A.L. de Meyere, De N.H. kerk te Vianen (Via- nen/Alphen aan den Rijn 1990) 6-7. 6. De Jonge, Catalogus, 179-181, nrs.
385-396. |
|||||||||||||||||||
Lapidoth in de baroniestad. Hij en
zijn opvolgers hebben altijd behoord lot de sociale bovenlaag en stonden in hoog aanzien. Een IJsselsteinse notaris blijkt ook voor te komen in het werk van Herman de Man. R. 'Verweij gaat in een korte bijdrage in op de verschillende kantoren die de notarissen hebben gebruikt in IJsselstein. De Bilt
Misschien in onbewuste
navolging van het beroemde kin- derboek van Tonke Dragt is in De Biltse Grift nr. 7, het tijdschrift van de historische kring d'Oude School een artikel geplaatst met de titel: 'Een brief aan de koning'. Deze brief is niet zoals in de bijna gelijknamige roman een zaak van leven of dood, maar heeft alleen betrekking op het laatste. Het gaat namelijk om het kerkhof aan de Dorpsstraat in De Bilt, dat in 1829 volgens de nieuwe wet niet langer geschikt geacht werd voor zijn doel. De Bilt had net een handjevol teveel inwoners om nog binnen de bebouwde kom te mogen begraven, en dit kerkhof lag weliswaar aan de rand van het dorp, maar op minder dan de voorgeschreven afstand. De brief aan de koning uit de titel van het artikel van auteur Jan van der Heijden wist echter te veroorza- ken, dat de gemeente dispensatie kreeg en het kerkhof nog tot 1900 geopend bleef. Ook dit artikel is een uitvloeisel van het inventari- satieproject van de Terebinth/ Stichting Stichtse Geschiedenis. |
|||||||||||||||||||
IJsselstein
De notaris staat centraal in
het juni-september nummer 1994 van het tijdschrift van de Historische Kring IJsselstein. B. Rietveld gaat in op de notarissen tussen 1811, toen de eerste echte notaris in de stad opdook en 1961, toen de laatste notaris van de oude stempel afscheid nam. Rietveld geeft een historische inleiding op het notarisambt die begint in het Romeinse rijk. De bronnen voor notarissen in IJssel- stein voor 1811 blijken schaars, maar in dat jaar vestigt zich 'W.F. |
|||||||||||||||||||
111
|
|||||||||||||||||||
Fred Vogelzang
|
|||||||||||||||||||
ieplember I ofelo trail|9 940UD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
De Vereniging Oud-Utrecht in 1993
|
|||||||||||||||||
Het hoogtepunt van het afgelopen verenigingsjaar vormde uiteraard de viering
van het 70-jarig bestaan. Op 5 juni vonden vele leden en niet-leden hun weg naar de Janskerk, waar dankzij met name de grote inzet van de medewerkers van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur een daverend jubileumprogramma werd gepresenteerd. Temidden van de stands van wijkverenigingen en histori- sche clubs en instellingen gaf erevoorzitter commissaris der koningin jhr. P.A.C. Beelaerts van Blokland het startsein. |
|||||||||||||||||
Dit zal gebeuren op de Voorjaars-
ledenvergadering van 1994. De Maandbladredactie kon-
digde in het voorjaar haar collec- tief aftreden aan, van welk voor- nemen zij ook na een interventie door het bestuur niet af te bren- gen was. Verschil van mening en communicatiestoringen tussen be- stuur en redactie lagen aan dit be- sluit ten grondslag. Nadat de oude redactie de lopende zaken had af- gehandeld ging een inmiddels aangezocht nieuw achtkoppig team aan de slag. Met voortva- rendheid wist zij de continutteit te handhaven en kwam zij met voorstellen die aan het einde van het verslagjaar door het bestuur werden goedgekeurd en die het Maandblad in 1994 een geheel nieuw gezicht zullen geven. Er verschenen 10 nummers, waar- onder een 'special' over de be- dreigde westelijke stadsrand tus- sen Utrecht en Vleuten. De eindredactie was in handen van mw. MJ. Dolfin. Het eerste exemplaar werd door de voorzit- ter aangeboden aan gedeputeerde D.H. Kok. De gevarieerde inhoud van het Maandblad had weer een hoog historisch gehalte, geheel conform de wensen van de leden blijkens de resultaten van een lezersonderzoek die in het maart- nummer werden gepubliceerd. Het Jaarboek verscheen als
gebruikelijk in december. De meeste exemplaren werden onder leiding van ledenadministratrice mw. C. Nijhove-de Leeuw door een team van leden-vrijwilligers bezorgd. P.C.B. Maarschalker- weerd en mw. J. van der Torren- Gerritsen verlieten de Jaarboek- redactie, hun plaatsen werden ingenomen door mw. M.A. |
|||||||||||||||||
Nieuwsblad, las het juryrapport
voor. Tevoren had de voorzitter de eerste exemplaren van de twee jubileum-uitgaven aan de burge- meester aangeboden: H.L. de Groot, Terugblik op Traiectum, een archeologische schels, en Archeolo- gische en Bouwhistorische Kroniek van de gemeente Utrecht over 1926-1972. Na aOoop was er een ongedwongen slotdrankje, opge- luisterd door het salonorkest Pickwick. De benodigde finan- ciën werden deels opgebracht door de leden die door de pen- ningmeester waren aangemoe- digd tot een jubileumgift onder het motto 'ƒ 47 plus ƒ 10 is voor deze keer samen ƒ 60'. Tijdens de Algemene Voor-
jaarsledenvergadering namen H.L. de Groot en E.M. Kylstra afscheid van het bestuur. Tijdens de Algemene Najaarsledenverga- dering gebeurde dit met P.D. 't Hart en L.L.M. Smit. A. Pietersma legde na twee termijnen het se- cretariaat neer, maar bleef aan als bestuurslid, nu als vertegenwoor- diger van de Jaarboekredactie. Om procedurele redenen konden de beoogde nieuwe bestuurs- leden mw. S. van Dockum, mw. S.A.L. de Graaff en R.E. de Bruin nog niet worden geïnstalleerd. |
|||||||||||||||||
De groep
Pendel en wijk- koor C zorgden voor de muzika- le omlijsting, er was een histori- sche modeshow o.l.v. Marian Conrads, de Ge- meentelijke Ar- chief- en Foto- dienst vertoonde historische films over Utrecht en de oprichting in 1923 werd in beeld gebracht door een kleine expositie over initiatiefnemer burgemeester J.P. Fockema Andreae. Centraal stond de uit- reiking door burgemeester I.W. Opstelten van Utrecht van de eer- ste Oud-Utrecht prijs. Uit zijn handen ontvingen H.P. Deijs uit Rhenen voor zijn in het Jaarboek verschenen artikel 'Justus van Broeckhuijsen, landmeter 's hoofs van Utrecht', en K. van Vliet voor zijn doctoraalscriptie 'Markt in middeleeuws Utrecht' het gedeel- de geldbedrag van ƒ 3000 en de bijbehorende oorkonde. Jury- voorzitter M.L. Snijders, oud- hoofdredacteur van het Utrechts |
|||||||||||||||||
112
|
|||||||||||||||||
De oud-secretaris
A Pietersma |
|||||||||||||||||
september / oktober 1994
|
|||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||
van der Eerden-Vonk en A.
Pietersma. De propaganda- en activitei-
tencommissie organiseerde de volgende lezingen: 'Vredenburg tweezijdig belicht' door mw. Th. Beekman en T.J. Hoekstra (20 januari); 'De overgang van de Neo-renaissance tot de Jugendstil in Utrecht' door R. Stenvert en 'Schets van twee eeuwen Utrecht' door A. van Hulzen (25 maart); 'Van paleis tot museum; de geschiedenis en de restauratie van paleis 't Loo' en 'Een eeuw vor- stinnen' door mw. E. van Heu- ven-van Nu (29 april); 'Hoeren in de raad' door P.D. 't Hart (Voor- jaarsledenvergadering op 2 juni); 'Kelten' door mw. R. Fokkema (Najaarsledenvergadering op 24 november); lezingenavond over 'Dood en begraven' (15 decem- ber). Op 26 oktober werd een excursie georganiseerd naar het historisch museum in een oude boerderij in Nieuwegein (in sa- menwerking met de Historische Kring Nieuwegein) en op 10 sep- tember leidde BJ. Martens van Vliet een historische wandeling langs de Nieuwegracht. Voor onze zustervereniging uit Vlaar- dingen werd een dagprogramma Utrecht verzorgd. Met een informatie- en boeken- stand was Oud-Utrecht vertegen- woordigd op de Van der Monde- lezing (16 februari in de Janskerk), de historische markt van de SSG (27 maan in de Nico- laaskerk), de jubileumviering van Oud-Utrecht (5 juni), de Open Monumentendag (11 september) en de Sinterklaasverkoop in de Gemeentelijke Archiefdienst (29 november). De stand kreeg een professioneler aanzien, de legen- darische 'doodskist' werd ver- vangen door twee handzame koffertjes. Verheugend was dat de commis-
sie met een fiks aantal leden kon worden uitgebreid, waardoor de tijdrovende organisatie van deze activiteiten wat breder kan wor- den gedragen. Mw. R. Fokkema, |
||||||||||||||
mw. H. Vries en S. Daniels namen
afscheid van de commissie. De inmiddels vierde 'kader-
dag' voor werkende leden vond plaats op 31 oktober in kasteel Renswoude. Slotvoogd baron Taets van Amerongen leidde het gezelschap rond, nadat de aanwe- zigen de verenigingsproblematiek onder de loep hadden genomen. Het geregelde overleg mei
een vertegenwoordiging van de Universiteit Utrecht leidde tot voorbereidingen voor het houden van een Studium Generale over de geschiedenis van stad en pro- vincie Utrecht en voor de instel- ling van een bijzonder hoog- leraarschap in de Utrecht-studies. In samenwerking met de
Gemeentelijke Archiefdienst ging het project Utrechtse biografieën van start. Er werd een opzet vast- gesteld en een groslijst van op te nemen personen samengesteld. Velen reageerden op de oproep tot deelname, waardoor de in- houd van de eerste twee delen al snel kon worden vastgesteld. Het eerste deel is gepland voor het najaar van 1994. Ook een ander project waarbij de vereniging was betrokken maakte voortgang: de bibliografie van de provincie Utrecht. De betreffende werk- groep ontwierp een format voor de titelbeschrijving, stelde selec- tiecriteria op, maakte een opzet voor een pilot-project voor de titels uit 1992, wist hiervoor een startsubsidie van de provincie te verwerven, zette een netwerk van correspondenten op en organi- seerde een informatiebijeen- komst. De dochter Slichting Publika-
ties Oud-Utrechi (SPOU) besloot haar statutaire band met Oud- Utrecht iets te verslappen. De combinatie dagelijks bestuur Oud- Utrecht en SPOU is door de groei- ende activiteiten van de SPOU te zwaar gebleken. In hel SPOU- fonds verschenen de MlP-uitgave |
over Oudewater en de boven-
genoemde jubileumuitgaven. De speurtocht naar nieuwe bestuurs- leden bleek geen sinecure. Verder bleven de financiële en organisa- torische verplichtingen van de provincie met betrekking tot de MlP-reeks en de uitgavekosten een voortdurende bron van zorg. De taken van de redactiecommis- sie werden aangepast aan de werkwijze van de SPOU. Een wat grotere groep redactieadviseurs zal op individuele basis onder- sleuning verlenen. Problematisch bleef het tijds-
beslag dat de vele activiteiten van Oud-Ulrecht op de leden van be- stuur en commissies legde. Daarom werd het initiatief genomen met andere vergelijkbare verenigingen en stichtingen te overleggen over uitbesteding van secretariaats- werkzaamheden en samenwer- king bij de distributie van histori- sche uitgaven. Hoe nodig dit is bleek onder andere uit de zeer bewerkelijke deelname van de vereniging aan de kortingsactie van de Stichting Stichtse Histori- sche Reeks. Al deze activiteiten werden
georganiseerd voor de per 31 december 1776 leden. Een ver- heugende stijging van 77 leden ten opzichte van het jaar daar- voor. Tot de leden die ons ontvie- len behoorde ook erelid J.W.C, van Campen. In het Maandblad verscheen een in memoriam van de hand van J.E.A.L. Slruick. De contributie behoefde nog net niet verhoogd te worden, mede dank- zij de gebruikelijke aanzienlijke donatie van het K.F. Heinfonds. Nieuw in het pakket contributie- bedragen was het huisgenoot-lid- maatschap (ƒ 15). |
|||||||||||||
'^^iÉfc*'
|
||||||||||||||
113
|
||||||||||||||
september I okioher J994
|
||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
Toelichting jaarrekening 1993
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de leden van de Vereniging Oud-Utrecht wordt hierbij de
jaarrekening voor het jaar 1993 aangeboden. In de voorjaars- ledenvergadering van 2 juni 1994 ben ik als penningmeester afgetreden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de lastenkam vallen de
kosten van de viering van ons 70- jarig jubileum op. Het grootste gedeelte van deze extra laslen werd veroorzaakt door de grote manifestatie in de janskerk en de uitgaven van extra boekwerken. De beheerskosten stegen inciden- teel aanzienlijk door de gevolgen van alle extra verzonden druk- werk, brieven en overige mailing. Door de uitreiking van de Oud- Utrecht-prijs te laten samenvallen met de manifestatie in de Jans- kerk kon op de presentatiekosten f 1.500,— worden bespaard. Indien de vereniging haar
activiteiten op het huidige, hoge, niveau wil voorzetten, en waar mogelijk wil uitbreiden, lijkt een aanpassing van de contributie voor de gewone leden onvermij- delijk. Ik ga er van uit, dal zulks door de leden gebillijkt zal kun- nen worden indien zij in aanmer- king nemen, dat de laatste contri- butie-aanpassing dateert van meer dan 6 jaar geleden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De jaarrekening sluit met een
tekort van f9.026,—, welk tekort wordt afgeboekt op het kapitaal van de vereniging. Wij besluiten ons jubileumjaar met een vereni- gingskapitaal van f87.076,—. Aan de batenkant vallen de
lagere financiële baten op. Dit is een gevolg van de langdurig lage- re korte rente. De verkopen zijn |
eveneens lager dan begroot. Bij
de begroting 1995 zal met deze structureel lagere opbrengsten rekening worden gehouden. Op- vallend was de opbrengst van de jubileum-actie. Voor het bestuur een teken, dat de leden bereid zijn, en wel in grote getale, een extra offer voor de vereniging op te brengen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
114
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrecht 2 iuni1994
J.W. Lemaier
(penningmeester) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
seplember t oktober 1994
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||
Oproep
yrijwüligers |
||||||||||||||||
VONDSTEN
|
||||||||||||||||
Van een \erzamelaar?
Bij de opgraving Lange
Nieuwstraat, hoek Vrouwjutten- straat, vlak naast de Willem Amlz- stichting (begin 1994), werd in een kuil een dertigtal pijpekop- pen aangetroffen. Naast vooral klassiek onversierde laat 18e- eeuwse witaardewerken pijpe- kopjes van Goudse maar ook Utrechtse oorsprong, bevinden zich in de kleine collectie ook meer kunstzinnig vormgegeven exemplaren, eerste helft 19e- eeuws. Daarbij is sprake van zowel witaardewerken als van porseleinen exemplaren, welke laatste soms (restanten van) be- schilderingen dragen. Uit de vondstomstandigheden - de kopjes lagen dicht bij elkaar en er werd slechts één stukje steel gevonden - rijst het vermoeden dat het hier wel eens om het bezit van een 19e-eeuwse verzamelaar van pijpekopjes zou kunnen gaan. Zo ja, dan viel zijn beschei- den collectie misschien wel eens in zijn geheel aan een opwelling van opruimlust ten prooi. Mede om de veronderstelde verzame- laar alsnog wat recht te doen we- dervaren worden hier enkele van de pijpekopjes afgebeeld. De keu- ze viel op een fraai gemodelleerd |
||||||||||||||||
Ter voorbereiding van deel
III uit de reeks Langs Utrechtse Geveltekens, zoekt het Utrechts Geveltekenfonds vrijwilligers die zich bezig willen houden met de inventarisatie van Utrechtse gevel- tekens buiten de singels. In 1975 begon een werk-
groep van vrijwilligers o.l.v. ing H.A. Overgaauw met het inventa- riseren van geveltekens in de bin- nenstad van Utrecht. De in 1977 opgerichte dochter van de Ver- eniging Oud-Utrecht: de Stichting Het Utrechts Gevelteker\ Fonds was na deze inventarisatie in staat tot publicatie. Gekozen werd voor stadswandelingen zodat bij een breed publiek belangstelling kon worden gewekt voor interessante historische details in het Utrecht- se straatbeeld. Zo verschenen in 1990 en '91 deel I en II onder de titel Langs Utrechtse Geveltekens. Om tot meer publicaties te
kunnen komen is inventarisatie van de gehele stad nodig, begin- nend met de wijken rondom het Centrum: Lombok, Wittevrou- wen, Oudwijk, Sterrenwijk, Tol- steeg en de Dichterswijk. Deze omvangrijke arbeid kan het bestuur van het Gevelteken Fonds niet alleen op zich nemen. Er bestaat dus behoefte aan een nieuwe werkgroep met vrijwilli- gers, die bij voldoende belang- stelling in oktober van start kan gaan. Wie graag wandelt, oog voor detail heeft en interesse 115 heeft in de geschiedenis van de stad wordt verzocht te reageren. Voor uitgebreide informatie en documentatie kunnen belangstel- lenden zich richten tot: Susanne Weide, Teugelhof 9, 3511 VR Utrecht, telefoon: 030-321797. |
||||||||||||||||
kopje (grootste afmeting 35 mm)
van een uitvoerig besnord en krijgshaftig heerschap, in wat aar- dewerk en zonder enige ge- bruiks(brand)sporen. Het andere, sierlijk slanke en geribbelde exemplaar (grootste afmeting 40 mm), is eveneens van witaarde- werk, maar werd van een dun laagje lichtbruin glazuur voor- zien. In de hoek tussen kop en steel heeft zich een in details uit- gevoerd en eigenlijk wel koddig mansfiguurtje genesteld. Getuige de brandsporen - de beschadi- ging moet recent ontstaan zijn - werd dit pijpje menigmaal aange- stoken. |
||||||||||||||||
september I oktober 1994
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
PORTRET
|
|||||||||||||||||||
Ina Isings; "Soms denk je: wat is dit nu weer?"
|
|||||||||||||||||||
in 1984. En nog altijd duiken er
verrassingen op in de collectie. De schier onmogelijke taak van inventarisatie \'an de verzameling, werd in de \'orige eeuw aange\'at door de consei^ator Vermeulen. Hij kwam in 1868 lol een catalogus. Samen met de aanvulling uit 1890 vormt deze nog altijd de be- langrijkste bron. Hel bleek echter al snel noodzakelijk tot een uil- breiding over te gaan, aangezien het aantal \'olgnummers desas- treuze oiTi\ang aan begon te nemen. De 'nieuwe' nummering en in\entarisatie werd door Prol. Vollgrall aan het begin \aii ile eeuw gestart en is nog alti|d niet algeroiul: binnenkort komt er misschien \ersterking \an een computer - dat lijkt bepaald geen overbodige lu,\e. De collectie wordt veelvuldig ge-
raatlpleegd, ook door weten- .schappers \'an o\'er de grens. Doorgaans is men daarbi| zeer enthousiast, beleeld en vol begrip ener de beperkte inlrastructuur'. Haar inventix'iteit in het \'inden \an oplossingen voor de beperkte midilelen die haar ter beschik- king staan is o|i\'alleml. Toen het PL'C. de ruinilc in de I-und.Uie betrok, was er niets: geen \k)er- bedekking, geen wrwariniiig. echt niets. 'In tie winter nam |e de \'oorwerpeii en je werk mee naar hel Instituut, want het was hier niet te haixlen. Nog geen hall uur hield |e hel uit". In 1984 werd er houtw"orm geconstateerd in de I undatie en het bestuur van het PI Cl nam maatregelen. Met stutlcnlen werd do ruimte leegge- haakl en \loerbeilekking en ver- warming aangebracht. Een bu- reau wist Isings op de universiteit te regelen: "bij een eerdere ver- huizing mocht |e geen houten meubilair meer meenemen. Maar |
|||||||||||||||||||
ik wilde geen metaal, en heb ge-
woon stickers op nii|n houten bureau gedaan. VV'elen die \'er- huizers \'eel. Later kon ik hel \'oor een nominaal bedrag mee- nemen naar hier Wie Isings taak in de toekoinst
moet gaan overnemen, is ondui- delijk. Een hoogleraar archeolo- gie heeli Utrecht niet meer. en de situatie wortlt \erder gecompll- ceertl doordat de lunclie van con- ser\'ator bij het PUCi een onbezol- digde Is. 'Er is een tweede conservator, Marjo Montfoort, werkzaam bij het ROB in Amers- loon. Het is echter de vraag ol lemaiitl bereid is om \'ier halve dagen \oor niets te werken: jonge mensen willen graag een betaalde baan, dat is logisch". Maar, zo gaat zij opgewekt x-erdcr: "na- tuurlijk heb ik die problemen aangekaart. Voorlopig gaat het echter lekker De nieuwe opstel- ling slaat aan, en ik blijl bij \an alles en nog wal betrokken". Ben-okkcn bi| het archeologisch le\'en in de regio is Isings zeker. /.i| heelt een [ilck op hel Archeo- logisch liouwhistori.sch Centrum, aangezien zi| middels een samen- werking van het PUd, de pro\'in- cie en de gemeente een \an de beheerders is van het "gemeen- schappelijk depot bodeimdiid- sten". "Zo weet je altijd wat er speelt. Alle mensen zi|n geinte- rcsseerd in hun vak, er is altijd wel wat gevoiulen. Soms ga je met direct naar hel ABc;, maar eerst naar een opgraving. Als ze ineens een leuk legelvloerlje heb- ben, moet dal ik eerst zien, na- tuurlijk". |
|||||||||||||||||||
Zclls consen-aior Prol. Dr.
Ina Isings (,1Q1Q~) \an de collec- tie van hel Provinciaal Utrechts Genootschap houdt soms din- gen in haar handen die niet thuis te brengen zijn. Haar werkruimte in de F-undatie \an Renswoude is tevens depot \an deze collectie en slaat \ol met vitrines, dozen en kasten; zells onder de vverklalels zijn voor- werpen uit de archeologische col- lectie opgeborgen. De volle vitri- nes - vele waarschijnlijk nog uit de jaren '30 - en opgestapelde vondsten slaan niet alleen borg voor een sfeervolle ruimte, maar zijn de eerste getuigenissen \an de rijkdom van de collectie van hel PUG. Isings beheert deze collectie al
sinds 1960: oorspronkeli|k als tweede conser\'alor. Jongkees had de functie destijds aanvaard op voorwaarde dat Isings, die al in de Romeinse archeologie in het algemeen en het glas in het bij- zonder N'crzeild was geraakt, als tweede conserxalor de collectie onder haar hoede nam. In 1969, na de dood van Jongkees, was "men toen al zo modern dal ook een niet-hoogleraar cünser\'ator kon worden" en werd Isings op zijn post benoemd. Het beheer van de collectie \ergt veel lijd, nog afgezien van het leit dal Isings, als een van de weinige specialisten op het gebied \an glas, nog regelmatig gevraagd wordt voor publicaties o\er vondsten Vier halve dagen per week wor- den besteed aan het PliG, een laak die Isings met veel enthou- siasme voortzette na haar pensio- nering als hoogleraar archeologie |
|||||||||||||||||||
116
|
|||||||||||||||||||
Mark van Hattem
|
|||||||||||||||||||
s f (M f m bf I I o k t o b f I l 99-i
|
|||||||||||||||||||
u I R t c: H 1
|
|||||||||||||||||||
AGENDA
|
||||||||||||||||
6 oktober
Lezing en rondleiding door de Sterren-
wacht n.a.v. "350jaarSterrekunde" Aanvang: 20.00 uur Max. aantal deelnemrs: 40 pers. Telefonisch aanmelden bij hr. De Wit: tel. 030-617274 12 oktober
Lezing "Het ontstaan van het cultuur-
landschap" door drs. J.D.H. Harten Plaats: Academiegebouw, Domplein 29, Utrecht Tijd: 20.00 uur Toegang: gratis 16 oktober
"Historisch groen in de stad Utrecht"
Op zondagochtend 16 oktober organiseert Oud-Utrecht een wandeling door de stad o.l.v. de urbaan ecoloog Bert Maes. De wandeling (o.m. langs de singels en wel- licht ook met een bezoek aan de Oude Hortus) start om 11.00 uur vanaf de Mariaplaats (bij de pandhof, achter het gebouw van Kunsten en Wetenschappen) en duurt tot ca. 13.00 uur. Om tevoren enig inzicht te hebben in het aantal deel- nemers wordt U verzocht zich aan te mel- den bij: Bert Barten, tel. 030 - 623921, Tijd: 11.00 uur Max. aantal deelnemers: 25 pers.
Deelname: gratis voor Oud-Utrecht-le- den, niet-leden:f2,50 (zie foto) |
18 oktober
Lezing: "Interieurvan 18eeeuwseschuil-
kerken" door drs. P.P.W.M. Dirkse, conser- vator Rijksmuseum Het Catharijne Convent Plaats: Gertrudiskapel, Willemsplantsoen 1 c (naast de Kathedrale Kerk), Utrecht
Tijd: 20.15 uur Toegang: gratis
19 oktober
Lezing "Utrechtse kastelen en buiten-
plaatien" door drs. H.M.J. Tromp. Plaats: Academiegebouw, Domplein 29, Utrecht Tijd: 20.00 uur Toegang: gratis 26 oktober
Lezing "Tuinen in de provincie" door drs.
H.M.J. Tromp
Plaats: Academiegebouw, Domplein 29,
Utrecht
Tijd: 20.00 uur
Toegang: gratis
29 oktober
Manifestatie "Gevolgen van stadsplan-
ning vanuit bewonersperspectief' Presentaties, lezingen en een forumdis- cussie betr. dit onderwerp, georganiseerd door de samenwerkende Utrechtse We- tenschapswinkels. Plaats: Academiegebouw, Domplein te
Utrecht Informatie: 030-533550 2 november
Lezing "Vestingwerken in de provincie
Utrecht, /6e -20e eeuw" door drs.
J.P.CM. van Hoof
Plaats: Academiegebouw, Domplein 29,
Utrecht
Tijd: 20.00 uur
Toegang: gratis
|
9 november
Lezing "Waterstaatsgeschiedenis met de
nadruk op de 20e eeuw" door dr. G. van
de Ven
Plaats: Academiegebouw, Domplein 29,
Utrecht
Tijd: 20.00 uur
Toegang: gratis
tJm 20 november
Tentoonstelling "Graven in een grensge-
bied. Archeologische vondsten uit de Kromme Rijnstreek" De resultaten van het onderzoek, dat sinds 1967 door de R.O.B, wordt uitge- voerd in dit gebied zullen te zien zijn in een opstelling waarbij zowel aan het his- torische belang als aan de esthetische waarde van de objecten aandacht zal worden besteed. Plaats: Centraal Museum, Agnietenstraat
1, Utrecht Najaarsledenvergadering
zie aankondiging elders in dit blad
|
||||||||||||||
MEDEDELING
Het oude en nieuwe Centraal
Museum Onder het bewind van de
nieuwe directeur S. Ex zijn in het Centraal Museum enkele ge- ruchtmakende tentoonstellingen samengesteld waarvan de Utrechtse Parade, nog tot 23 ok- tober te zien, het meest recente voorbeeld is. Maar niet iedereen is het eens met de aanpak van Ex. Op donderdag 10 november zal de heer Ex op uitnodiging van de Vereniging Oud-Utrecht een le- zing geven over de achtergronden van zijn museumvisie. Na afloop is er gelegenheid tot discussie. Aanvang 20.00 uur in de muziek- school, Domplein 4 te Utrecht. |
||||||||||||||||
117
|
||||||||||||||||
september I okiohcr 1994
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
|||||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
|||||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht tel: 030-623866/626800 fax: 030-623274 |
|||||||||||||||||||||
Hier had uw
|
|||||||||||||||||||||
ï?
|
|||||||||||||||||||||
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V. UTRECHT
OUDKERKHOF25
TEL. (030) 31 52 51 |
|||||||||||||||||||||
advertentie
kunnen staan" |
|||||||||||||||||||||
3512 GJ UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||
FAX (030) 367144
|
|||||||||||||||||||||
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
|
|||||||||||||||||||||
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
|
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
EB
NVM
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/Muus
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<i>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______ I 030-340008
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
* Elektra
* Klimaat
* Sanitair
* Beveiliging
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaap de Goede Hooplaan 7,3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ISB
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Riku Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
|
|||||||||||||||||
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag 11-18 uur Zaterdag 11-17 uur
|
|||||||||||||||||
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
|
|||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74 |
|||||||||||||||||
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
|||||||||||||||||
TAILORSSINCE1850
|
|||||||||||||||||
ER IS EEN BAN
AAR OUDE WAARDE NOG IN ERE WORDEN GEHOUDEN. |
|||||||||||||||||
ÉNC
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
|||||||||||||||||
^ Ia OC4- \o\c,3
|
||||||||||||
Utrecht
|
||||||||||||
6 7 e j a a )■ nu n g nummer 6
|
||||||||||||
UTRECHT.
|
||||||||||||
NIEUWJAARS HEIL» EN ZEGENT/ENSCH 5
Opgedragen aan de Wel Edele Hccrcn BURGEMEESTER en WETHOUDEREN;
voorts aan alle IIEEREN, BURGERS en INWONERS dci Stad Utrecht,
|
||||||||||||
Nieuwjaarswens
van de askar- mannen uit 1834 |
||||||||||||
De sluis bij Otterspoor en de dam bij Het Gein
Om het recht op een varken PriWbelangen en milieuzorg in de \orige eeuw
Volksbuurtmuseum Wijk C één jaar oud
|
||||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-88 21 31 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drukkerij de boer cuperus IJ^
■ Schitterend drukwerk
■ Stipt op tijd
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
é^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r.LISM4N
&>LIS144N BOUW&VASTGC^D
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Drukkerij en Uitgeverij
De Boer Cuperus bv Vrieslantlaan 14, 3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht Telefoon 030-822 822 Fax 030-88 35 61 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
|||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks tijdsthrilt
67e jaargang nr. 6- november/deeemberl 994 ISSN 1380-7137
Oud-Uirecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrechi, vereniging tol beoefening en tot verspreiding van de kennis der gesehiedenis van stad en provincie Utrecht. Voorzitter: H.H.W, Kernkamp.
Secretariaat: Mw, S-A,l-, de Graaff
p/a Alexander Numankadc 20],
3572 KW Utrecht
Penningmeester: i. Baars.
U kunt zich opgeven ah lid van de vereni-
ginj; Oud-Utrcchl door te schnjwn naar:
Oud-Utrecht,
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 47,= per
jaar (26-/ 30,=;65+/41,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
Mw. C. de Leeuw,
telefoon: 03465-62930.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactw: M. Dolfin, M. van Hattem,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C. van Oudheusden, B. van Santen,
1;. Tigelaar, M. van de Vrugt,
A. van der Zeijden.
Rcdactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vi)rmj;fvinj;.- De Vormers, Utrecht.
f)rak- De Boer Cuperus.
Oud-Utrechl Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 1 januari 1995, verschijningsdatum 1 lebruari. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KWUliecht.opS l/4of3 Viinch floppy (WordPerfect, versies 4.2,5.0 ol 5.1) Aanbevolen omvang lussen de 2000 en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Hel gebruik van tussenkopjes wordt aangeraden; illustratiesuggcsties zijn zeer welkom. |
|||||||||||||||
Bij het laatste nummer van het jaar past het om even terug te blikken. Het jaar 1994 betekende
voor het Maandblad een grote breuk met de geschiedenis. Van een maandelijks verschijning is de redactie overgestapt naar een tweemaandelijks tijdschrift, ook is het formaat groter geworden. Alvoreris tot deze veranderingen over te gaan, is er binnen de redactie en het bestuur uitvoerig overleg gepleegd en zijn verschillende nieuwe uitvoeringen bekeken. Uit de reacties van leden en lezers is tot nu toe gebleken dat men zeer enthousiast is over de gekozen opzet. Dat wal niet zeggen dat wij als redactie altijd geheel tevreden zijn geweest over het product, maar in goed overleg met het ontwerpburo 'De Vormers' en de drukker De Boer-Cuperus is dat altijd weer in goede banen geleld. , i Ook de redactie laat wel eens een steekje vallen. Zo moeten wij in dit nummer een rectificatie
opnemen: op pagina 116 van nummer 5 staat een naam verkeerd gespeld: Marjo Montfoort moet zijn Marjo Montforts. Al met al is het voor de redactie voldoende reden om de nieuwe formule te continueren en waar
nodig nog enkele verbeteringen aan te brengen. Ook zult u in de nieuwe jaargang een enkele nieuwe rubriek aantreffen. Rest ons de wera uit te spreken dat het nieuwe jaar u mag inspireren tot het schrijven van lezens-
waardige bijdragen voor Oud Utrecht. |
|||||||||||||||
Inhoud
|
|||||||||||||||
Van de redactie
De sluis bij Otterspoor en de dam bij Het Gein
Hans Lagen
Grafmonument
Jan van der Heijden
Vondsten
Voll(sbuurtmuseum Wijle C één jaar oud
Haratd Meyer en Alben van Wench
Agenda/Cursussen
Om het recht op een varken
Privébelangen en milieuzorg in de vorige eeuw
P.D.'tHart Van de leestafel
Portret
Marcetine Dotfin
Boekenschouw
Hans van DeukerenlB.H.G.
|
|||||||||||||||
123
124 128
129
130 131
132 139
140 141
|
|||||||||||||||
123
|
|||||||||||||||
novembet I december i994
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
De sluis hij Otterspoor en de dam
hij Het Gein |
||||||||||||||||||||
In zijn in 1950 verschenen studie over de waterschapsgeschiedenis van het
Nedersticht heeft S.J. Fockema Andreae een kort hoofdstuk gewijd aan een waterstaatswerk dat eertijds in de Vecht zou zijn aangelegd ^ Die rivier zou, vermoedelijk al in de 12de eeuw, met een dam zijn afgesloten bij Otterspoor. Deze Otterspoordam met uitwateringssluis zou volgens Fockema Andreae hebben gelegen tussen Maarssen en Breukelen, net boven de oude delta- vorming, waar het riviertje de Aa zich vroeger van de Vecht aftakte. |
||||||||||||||||||||
dam in de monding van deze
rivier nabij Muiden zou dan toch meer voor de hand hebben gele- gen, aangezien die een veel groter achterland tegen stormvloeden zou hebben beveiligd. Genoeg redenen derhalve om de vraag te stellen; heeft er werkelijk een dam in de Vecht bij Otterspoor gelegen? |
||||||||||||||||||||
De sluis
Met de naam Otterspoor
werd vroeger een gedeelte van de parochie Breukelen aangeduid. In een oorkonde uit 1437 wordt de ligging ervan nauwkeurig om- schreven: in het oosten grensde Otterspoor aan de Vecht, in het zuiden aan de Maarssenbroekse dijk en -wetering (die hier tevens de grens met de parochie Maars- sen vormden), in het westen aan de Otterspoorbroekse dijk en in het noorden aan het bisschops- gerecht van Breukelen '*. Nu is er in een aantal teksten uit de 14de eeuw sprake van een sluis die bij Otterspoor moet heb- ben gelegen. Deze Otterspoor- sluis wordt onder die naam voor het eerst genoemd in 1323. In dat jaar namelijk werd het hoog- heemraadschap van de Lekdijk Bovendams opgericht, welke orga- nisatie tot taak had de rivierdijk tussen Amerongen en Hoppe- nesse (ten westen van Vreeswijk) in stand te houden. Bij de oprich- ting werd het grondgebied van het hoogheemraadschap in grote lijnen vastgelegd in een schouw- brief De geërfden in dit zoge- naamde Lekdijksgebied waren verplicht in het onderhoud van de dijk bij te dragen door het betalen van een belasting en het opkomen in het dijkleger. Boven- dien waren de meeste gerechten |
||||||||||||||||||||
Hij vervolgt; "De dam bij
Otterspoor is ons uit enige akten bekend. Hier was een der eind- punten van Utrechts overzeese handel en scheepvaart; er moet een nederzetting van enig belang zijn geweest". Als voornaamste bewijsgrond heeft Fockema Andreae een oorkonde uit 1228 aangehaald, waarin niet alleen sprake is van een gedeelte van de tiend van Otterspoor, maar bovendien enkele percelen worden gelokaliseerd "boven de dam". Zeer onlangs werd echter door Martin de Bruijn aangetoond dat deze percelen niet aan een dam bij Otterspoor onder Breukelen moeten worden gesitueerd, zoals Fockema Andreae meende, maar aan de Pausdam in de stad Utrecht 2, De oorkonde uit 1228 kan bijgevolg niet dienen als bewijs voor het bestaan van een Otterspoordam. Desondanks achtte De Bruijn het niet uitge- sloten dat er in de 13de eeuw een Vecht-afdamming bij Otterspoor heeft gelegen. Gezien de talrijke overstromingen die zich in de tweede helft van de 12de eeuw rond de Zuiderzee voordeden, zou een dergelijke aanleg voor de hand liggen. Zo maken de annalen van de
abdij van Egmond melding van een zware storm omstreeks de |
eerste november van het jaar
1170, die enorme overstromingen teweeg bracht. Daarbij zou het zeewater langs de Vecht zijn doorgedrongen tot Utrecht, waar in de omgeving van de stadsmuur zelfs een zee vis zou zijn gevan- gen. Volgens dezelfde bron werd Utrecht in mei 1173 door een hevige overstroming getroffen, die de stad bijna van de aard- bodem zou hebben weggevaagd'. Nu mogen de Egmondse annalen niet altijd even betrouwbaar zijn, zeker is wel dat er in de loop van de 12de en 13de eeuw grote stukken land door de Zuiderzee zijn verzwolgen. Op grond van dit gegeven zou een afdamming van de Vecht rond 1200 inder- daad niet ondenkbaar zijn. Dit neemt niet weg dat er intus- sen sterke twijfel is gerezen ten aanzien van de opvatting van Fockema Andreae. Nog afgezien van het feit dat diens belangrijk- ste argument vóór het bestaan van een Otterspoordam door De Bruijn werd weerlegd, spreken de schaarse historische bronnen uit- sluitend van een sluis, nooit van een dam of een nederzetting bij Otterspoor. Bovendien lijkt het vooralsnog weinig aannemelijk dat de Vecht zou zijn afgesloten op een plaats die enkele tientallen kilometers landinwaarts lag. Een |
|||||||||||||||||||
124
|
||||||||||||||||||||
Hans LSgers
Steve Bikostr. 174 3573BE Utndtt |
||||||||||||||||||||
november I december 1994
|
||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
namen met het achtervoegsel -
dam. Door een artikel van Dek- ker " zijn wij goed ingelicht over een afdamming die in 1122 tot stand werd gebracht. In dat jaar namelijk werd de rivier de Krom- me Rijn afgesloten nabij Wijk bij Duurstede. Die maatregel was noodzakelijk teneinde de laag- gelegen komgronden langs de. Kromme Rijn, waaronder het Langbroek, in cultuur te kunnen brengen. Voordien was de ontgin- ning van deze gebieden praktisch onmogelijk geweest, omdat de hoge waterstand op de Kromme Rijn in winter en voorjaar, wan- neer er grote hoeveelheden smelt- water door de boven-Rijn werden aangevoerd, een behoorlijke afwatering belemmerde. Het af- dammen van de Kromme Rijn had echter mede tot gevolg dat de vaarweg naar het Duitse Rijnge- bied voor de Utrechtse koop- lieden werd afgesneden. Daarom werd, vermoedelijk eveneens in 1122, als alternatieve waterweg de Vaartse Rijn gegraven. Dit ka- naal verbond Utrecht met de plaats Het Gein aan de Hollandse IJssel en dus indirekt met de Lek en de Nederrijn. Dankzij haar ligging aan de
belangrijke vaarroute van Vecht en Vaartse Rijn was Utrecht naar alle waarschijnlijkheid de groot- ste handelsstad in de Noordelijke Nederlanden tot omstreeks 1300. Talrijke kooplieden, vooral uit noord-Duitsland, voeren in die tijd via de Utrechtse binnenwate- ren naar Vlaanderen, zoals wordt aangetoond door een oorkonde uit 1244, waarin bisschop Otto III aan de kooplieden uit Ham- burg en Lübeck zijn bescherming toezegde bij de doorvaart van zijn gebied '^. Bij die gelegenheid stel- de de bisschop tevens het toltarief vast dat deze kooplieden bij het passeren van Het Gein moesten voldoen. Deze oorkonde is echter ook in waterstaatkundig opzicht voor ons van belang, omdat hier- uit kan worden afgeleid dat de Vaartse Rijn op dat tijdstip nog niet in open verbinding stond |
|||||||||||||
Otterspoor tussen de Otterspoor-
sluis in het zuiden en de Amer- landzijl (dit was vermoedelijk de uitwateringssluis van de Haarrijn) in het noorden. In 1382 ten slotte wordt een bisschoppelijk leen, Middelweerd genaamd, gelokali- seerd in de parochie Maarssen, ten westen van de Vecht en ten zuiden van de Otterspoorsluis ^. Op grond van deze laatste ver- melding staat het nu vast dat de Otterspoorsluis gezocht moet worden op de grens tussen de parochies Maarssen en Breuke- len, ongeveer op de plaats waar de Maarssenbroekse wetering in de Vecht uitwaterde. Daarmee is echter niet gezegd dat deze sluis in een Vecht-afdamming zou heb- ben gelegen, zoals door Fockema Andreae werd verondersteld. Het is immers evengoed mogelijk dat zij naast de Vecht lag in de toen al bestaande Vechtdijk '. Die laatste mogelijkheid ligt ook het meest voor de hand, want de bronnen spreken zoals gezegd slechts van een sluis, nooit van een dam bij Otterspoor '°. De dam
Het afdammen van een rivier
om waterstaatkundige redenen was overigens geen ongewoon verschijnsel in de middeleeuwen. Dit blijkt reeds voldoende uit het grote aantal Nederlandse plaats- UD-UTRECHI
|
|||||||||||||
De ligging van de binnen het Lekdijksgebied in de
Otterspoorsluis dijk verhoefslaagd, hetgeen wil
zeggen dat ieder gerecht op basis
van het aantal hoeven waarmee het was aangeslagen, een bepaald gedeelte (slag) van de dijk in natura moest onderhouden. Als noordelijke grens van het Lek- dijksgebied gold volgens de schouwbrief uit 1323 de "Otter- spoer sluze" '. Dezelfde sluis komen we enige
jaren later opnieuw tegen. Want in 1326 trof de Hollandse graaf Willem III een regeling met een viertal heren uit de Vechtstreek, namelijk Zweder van Abcoude, Hendrik van Loenersloot, Splin- ter van Nijenrode en Ernst van der Horst, over het leggen van een dam in de Vecht. De kosten van deze aanleg zouden ten laste komen van de damhoeven "van Ottersportsluys nederwaerd", dus de hoeven die ten noorden van de Otterspoorsluis waren gelegen ^. Merkwaardig is overigens dat de betreffende oorkonde niet vermeldt waar de Vecht zou worden afge- sloten. Nadere gegevens over een dergelijke dam zijn trouwens niet overgeleverd, en men krijgt dan ook sterk de indruk dat de aanleg nooit tot stand is gekomen '. De Otterspoorsluis moet in ieder geval nog tegen het einde van de 14de eeuw hebben bestaan. Een oorkonde uit 1378 situeert de grove en smalle tienden van |
|||||||||||||
125
|
|||||||||||||
@
|
|||||||||||||
november I december 1994
|
|||||||||||||
De sluis hij Otterspoor en de dam
bij Het Gein |
|||||||||||||||
kraan-, windas- en dijkgeld bij de
doorvaart van Het Gein. In 1331 blijkt de dam te zijn vervangen door een schutsluis '^. In de zojuist genoemde oorkonde van bisschop Otto 111 komt niet alleen de scheepvaart over de Vaartse Rijn, maar ook die over de Vecht ter sprake. Daaruit kan worden opgemaakt dat er nog in 1244 een bisschoppelijke tol bij Muiden lag. Vermeld dient te worden dat de tol van Muiden (eertijds Amuda genaamd) reeds in 953 door de Duitse koning Otto I aan bisschop Balderik was geschonken, waarbij de laatste tevens het recht had verkregen om deze tol geheel of gedeeltelijk naar Utrecht over te brengen '*. Maar het is bovendien zeer op- merkelijk dat er in de akte uit 1244 - anders dan bij de Vaartse Rijn - met geen woord wordt ge- sproken over een dam in de Vecht, die de scheepvaart nabij Otterspoor moest passeren. Hier- aan kan ten overvloede worden toegevoegd dat er met betrekking tot Otterspoor nooit enige mede- deling wordt aangetroffen omtrent de heffing van tol of de inning van kraan- en overslaggeld. Een en ander valt toch moeilijk te rijmen met de veronderstelling van Fockema Andreae dat er bij Ot- terspoor een handelsnederzetting van enige betekenis zou hebben gelegen. Er bestaat dan ook alle reden om aan te nemen dat er tijdens de 13de en 14de eeuw nog een ongehinderde vaart tus- sen Muiden en Utrecht mogelijk was. We moeten aan het slot van
dit korte artikel tot de conclusie komen dat de opvatting van Fockema Andreae geen steun vindt in de historische bronnen |
en derhalve moet worden afgewe-
zen. In de oorkonden is althans niets te vinden over een dam in de Vecht, noch over een neder- zetting die bij Otterspoor zouden hebben gelegen. Wel wordt er in de 14de eeuw een sluis vermeld bij Otterspoor, die de noordgrens markeerde van het Lekdijks- gebied. Deze Otterspoorsluis lag echter naar alle waarschijnlijk- heid in de linker Vechtdijk; zij moet eertijds de uitwateringssluis van de Maarssenbroekse wetering hebben gevormd. Noten:
1. S.J. Fockema Andreae, Studiën over
waterschapsgeschiedenis IV, Het Nederstichtdeiden 1950) 10-15. 2. Martin de Bruijn,'Was er in april
1228 sprake van een dam in de Vecht bij Otterspoor?' in: Maandblad Oud- Utrecht 9 (1992) 113-115. 3. Annales Egmundenses, 0. Opper-
mann.ed. (Utrecht 1933) 78-79, M.K.E. Gottschalk achtte het echter zeer onwaarschijnlijk dat het zee- water in 1170 de stad Utrecht zou hebben bereikt, laat staan dat daar zeevis zou zijn gevangen; de over- stroming van 1173 moet zijn veroor- zaakt door rivierwater, niet door een stormvloed. Zie haar Stormvloeden en rivieroverstromingen in Neder- land, I, De periode voor 1400 (Assen 1971) 92-94 en 101. 4. RAU, St. Pieter nr. 276
(1437 december 23). 5. Martina van Vliet, Het hoogheem-
raadschap van de Lekdijk Bovendams. Een onderzoek naar de beginselen van het dijkrecht in het hoogheem- raadschap, voornamelijk in de perio- de 1537-1795 (Assen 1961)21-22. 6. Groot charterboek der graaven van
Holland en Zeeland en heeren van Vriesland, F. van Mieris, ed., II (Leijden 1754) 381-382 (1326 maart 13): "dat die dam costen zal vyf dusend pond |
||||||||||||||
met de IJssel, maar door een dam
van deze rivier was gescheiden. Er wordt althans gewag gemaakt van een hijskraan (instrumentum quod dicitur crane) bij Het Gein, waarmee goederen over een dam (agger) werden getakeld. Deze dam bij Het Gein, voor het eerst vermeld in 1217 ", werd vermoedelijk reeds in of kort na 1122 aangelegd als sluitstuk van de Vaartse Rijn. Een waterkering tussen de Vaartse Rijn en de IJssel was immers noodzakelijk in ver- band met de ontginning van het SchalkvvTJker broek. Deze ontgin- ning, die omstreeks 1125 van start moet zijn gegaan, heeft van meet af aan haar overtollige water via de Schalkwijkse wetering op de Vaartse Rijn geloosd. Zonder een dam aan het zuideinde van de Vaartse Rijn '"* zou die afwate- ring niet goed mogelijk zijn ge- weest tijdens de wintermaanden wegens de dan heersende hoge waterstanden op de IJssel. De aanleg had natuurlijk als con- sequentie dat alle handelswaar bij gebrek aan een schutsluis bij Het Gein moest worden overgeladen en dat ieder passerend schip over de dam moest worden getrokken. Nu was dit laatste geen onover- komelijke moeilijkheid, aangezien de in die tijd gangbare scheeps- typen doorgaans een geringe diepgang hadden. Als gevolg van de afdamming en de daaruit voortvloeiende bedrijvigheid ont- wikkelde Het Gein zich tot een bescheiden handelsnederzetting, die in 1295 zelfs stadsrechten verkreeg. Deze dam met over- toom moet nog aan het begin van de 14de eeuw aanwezig zijn ge- weest, toen de burgers van Utrecht door bisschop Gwijde van Avesnes (1301-1317) werden vrijgesteld van het betalen van |
|||||||||||||||
126
|
|||||||||||||||
november I december 1994
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Kercgrave toe". Fockema Andreae,
die de plaatsbepaling Danne (waar- mee de Dannewetering bij Breukelen is bedoeld) verwarde met Damme, zag in deze oorkonde een bewijs voor het bestaan van een dam bij Ot- terspoor. Het gerecht Otterspoor- broek grensde echter niet aan de Vecht en kan dus niet aan een dam in die rivier hebben gelegen. Zie: J.J. de Geer, 'Proeve eener geschiedenis van het geslacht van Nyenrode. Uit oorspronkelijke stukken bewerkt' in: Berigten van het Historisch Genoot- schap te Utrecht, 4e deel Ie stuk (Utrecht 1851) 90. 11. C. Dekker,'De dam bij Wijk'in:
Nederlands Archievenblad (1980) 248-266. 12. Oorkondenboek van het Sticht
Utrecht tot 1301 [OSU], II, nr. 1019 (1244 augustus 23); vgl. Walther Vogel, 'Die Binnenfahrt durch Hol- land und Stift Utrecht vom 12. bis 14. Jahrhundert' in: Hansische Geschichts- blatter 15 (1909) 15-27. 13. OSU, II, nr. 647 (1217, voor juli 27).
14. Men heeft wel verondersteld dat er
zelfs twee dammen bij Het Gein zijn geweest. De eerste dam zou hebben gelegen in de Randijk tussen de Vaart- se Rijn en een zijtak van de IJssel. Toen deze zijtak tegen het einde van de 12e eeuw begon te verlanden, zou de Vaartse Rijn in zuidelijke rich- ting zijn verlengd tot aan de huidige IJsseldijk. Hier werd ook een nieuwe dam gelegd, waarna de oude dam werd afgegraven. Zie: J. Prakken, 'Het Gein, de Geintol en de toltoren' in: Maandblad van Oud-Utrecht 1 (1952) 1-4. 15. Regesten van oorkonden betreffende
de bisschoppen van Utrecht uit de jaren 1301-1340, J.W. Berkelbach van der Sprenkel, ed. (Utrecht 1937) nr. 355 (niet gedateerd) en nr. 992 (1331 februari 17). 16. OSU, l,nr. 120 (953 april 21), en de
nrs. 134-135 (975 juni 6). |
||||||||||||||
worden gesitueerd, mogelijk op de-
zelfde plaats waar in 1437 de Hinder- dam in de Vecht werd gelegd. RAU, St. Pieter nr. 274 (1378 februari 20). Bronnen voor de geschiedenis van Zeist, Ph.J.C.G. van Hinsbergen, ed.,1 (Assen 1962) 96; zie ook: A. Johanna Maris, Repertorium op de Stichtse leenprotocollen uit het landsheerlijke tijdvak, I, De Neder- stichtse leenacten ('s-Gravenhage 1956) 228. De benaming "Middel- weerd" duidt er op dat dit buiten- dijks gelegen terrein oorspronkelijk een opwas in de Vecht moet zijn geweest. Zoals reeds werd verondersteld door
G.C. Calkoen, Wateren binnen het Sticht van Utrecht, I, De Vecht en aansluitende wateren (GAU, type- schrift nr. 4411, z.pl. z.j.) 22. Ook niet de akte van 28 september 1397, waarin sprake is van gerecht, fijns en tiende van Otterspoorbroek, "streckende van den Rijn [dit is de Haarrijnj aen der Dannen tot der |
||||||||||||||
De Utrechtse zwarten tornoys, ende die zullen
binnenwateren ghelden die damhoeven, alzo als zi
omstreeks 1250. gheleghen zyn, ende zi horen hoef-
slach hebben in die meerdam, van
g = Het Gein, Ottersportsluys nederwaerd". De h = Hoppenesse, vertaling van deze passage (met
o = Otterspoor, gecorrigeerde interpunctie) moet
w = Wijk bij luiden: "dat de dam 5000 pond
Duurstede zwarte tournois zal kosten, en dat
bedrag zullen de damhoeven beta-
len, dat wil zeggen de hoeven die gelegen zijn, en hun hoefslag heb- ben in de [aan te leggen] waterdam, beneden de Otterspoorsluis". 7. Dat de Vecht tussen circa 1326 en 1356 zou zijn afgedamd bij Vreeland, zoals door Fockema Andreae werd verondersteld (Studiën, 22-25), is niet aannemelijk. Het bestaan van een dam bij Vreeland vindt geen steun in de contemporaine bronnen. Daarentegen duidt de vermelding van Ernst van der Horst als belang- hebbende er veeleer op dat de dam met schutsluis, waarvan in 1326 sprake was, nabij Nederhorst den Berg moet |
||||||||||||||
127
|
||||||||||||||
®
|
||||||||||||||
november I december 1994
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Drie rijen grafkel-
ders aan de noordzijde van de kerk. Achter de fi- guur de grafkei- der van Van Asch van Wijck. Teke- ning uit 1850 van PJ. Lutgers, Topo- grafische Atlas RAU. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•JA F M o N U M E
|
VONDSTEN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N T
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Getuigenissen van devotie
Bij de in het begin van '94
uitgevoerde 'Payenborch-opgra- ving' tussen de Oudegracht en Lange Nieuwstraat werd een aan- tal metaalvondsten geborgen, waarvan een tweetal wat nadere aandacht verdient. Het betreft twee objecten, waarvan de date- ring een viertal eeuwen verschilt, maar waarvan de er eens aan toe- gekende gevoelswaarde identiek geacht kan worden. Het oudste van de twee kan als een klassieke 'wijwaterampul', meer neutraal 'bedevaartsampul', gekwalificeerd worden. In de 15de eeuw waren deze kleine - in loodtin-legering uitgevoerde - ampullen op vele plaatsen in om- loop. De grootste afmeting van dit exemplaar bedraagt 33 mm. De inhoud van zo'n ampul be- stond uit een gewijde vloeistof: olie, wijwater, dan wel het een of ander heilig geacht meng- sel. Het intrigeert een beet- je of de inhoud van de ge- vonden ampul behouden is gebleven. De vulopening van het ogenschijnlijk in- tacte 'flesje' lijkt namelijk grondig te zijn dichtgekne- pen. Op gelijksoortige vondsten worden door- gaans stadswapens dan wel symbolen aangetrof- fen, die onmiskenbaar naar een bedevaartsplaats verwijzen, waar zo'n stukje devotie verkrijgbaar was. Deze ampul lijkt volstrekt glad te zijn afgewerkt, hoe- wel corrosie aan één kant een eventuele indicatie kan hebben uitgewist. De herkomst blij ft dus in nevelen gehuld. Over het andere object be- hoeft omtrent de herkomst |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
einde van de 18de eeuw riep het
begraven in kerken en op de overvolle kerkhoven in de stad bij medici en anderen steeds meer ethische en hygiënische bezwaren op. Om deze redenen werd gekozen voor een laatste rustplaats buiten de stad, zoals op het Biltse kerkhof. Eén van de eersten die zich in De Bilt liet be- graven, was de in 1770 overleden doopsgezinde predikant Marten Schagen. De latijnse tekst op de helaas verloren gegane grafsteen begon met de woorden (ver- taald): Om de levenden niet te scha- den koos hij zich dit graf onder de blote hemel... Zijn voorbeeld werd door vele stedelingen gevolgd waaronder Utrechtse hoogleraren als M. van Geuns en zijn zoon S.J. van Geuns, G.J. Mulder,]. Heringa, G.J. Wolff, J.F. van Beeck Cal- koen, J.F.L. Schröder en W. Wenkebach. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de rand van het oude dorp De Bilt staat
de uit 1652 daterende dorpskerk van de Nederlands Hervormde Gemeente. Op het aan de noord- en zuidzijde van de kerk gelegen kerkhof zijn nog 90 grafmonumenten aanwezig, waarvan bijna de helft uit grafkel- ders bestaat. Een concentratie van grafkelders bevindt zich direct ten noorden van de kerk. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vnenden volgden de lijkkoets
naar het dorp, waar al een menigte mensen stond te wachten om de oud-burgemeester de laatste eer te bewijzen. Nadat de kist in de grafkelder was geplaats, werd door Van der Bank, predikant van de Waalse gemeente te Utrecht, een grafrede uitgesproken. De grafkelder van de familie Van Asch van Wijck is nog aanwezig. Zoals de meeste grafkelders is het een eenvoudig gemetselde kelder, ter hoogte van het maaiveld ge- dekt met een grote hardstenen zerk. Op de steen staan de namen van familieleden die hem waren voorgegaan: zijn moeder Comelia Snoeck, zijn vierjarig zoontje Pieter Johan, zijn vrouw Kenau Hasselaar en zijn 26-jarige doch- ter Comelia Kenau. Helemaal onderaan de steen staat gebeiteld: Werkt terwijl het dag is. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het oude handelsverkeer. In 1828
werd hij lid van de "Commissie tot het opsporen van Romeinsche oudheden'. Onder zijn leiding werd echter ook een aanvang ge- maakt met de afbraak van de wal- len en poorten rond de stad. Naast zijn burgemeesterschap was Van Asch van Wijck 18 jaar lid van de Tweede Kamer, waar hij vele indrukwekkende rede- voeringen heeft gehouden. In 1840 kwam een belangnjke grondwetsherziening ter sprake waarbij een groot aantal kamer- leden de besluitvorming dreigde uit te stellen. Van Asch van Wijck, die meende dat besluitvorming in een later stadium nog moeilijker zou zijn, probeerde het uitstel te voorkomen met de woorden: "Werkt, terwijl hel dag is, eer de nacht komt, waarin niemand werken kan". |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen enkele twijfel te bestaan. Het
is een uit messing vervaardigd, van een oogje voorzien, insigne of hangertje, waarvan de grootste af- meting 30 mm bedraagt. Aan de ene zijde is centraal een grote cat- hedraal afgebeeld met het om- schrift BASILIQUE DE N D DE LOURDES. Aan de keerzijde wordt het beeldvlak binnnen het omschrift JE SUIS UIMMACU- LEE CONCEPTION ingenomen door een rijzige Maria met gevou- wen handen, binnen een omlijs- tende structuur die ongetwijfeld als grot te duiden is. Aan haar voeten bevindt zich, devoot knie- lend, de aanbiddende Bemadette Soubirous, aan wie Maria zich in 1858 manifesteerde. Op overeenkomstige vondsten wordt dat jaartal wel eens ver- meld, wat niet daterend is omdat met de bouw van de afgebeelde basiliek pas omstreeks 1864 werd begonnen. Het hangertje kan dus op z'n vroegst uit het laatste kwart van de 19de eeuw stam- men. Voor beide voorwerpjes zal het
'ik ben er geweest' vooral gegol- den hebben, maar een beetje tast- bare devotie om de hals of op zak, kon natuurlijk ook geen kwaad. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Asch van Wijck
Halverwege de derde rij gra-
ven aan de noordzijde van de kerk ligt de grafkelder van de familie Van Asch van Wijck. In dit graf werd in 1843 Jhr. Mr. H.M.A.J. van Asch van Wijck bij- gezet. Van Asch van Wijck, gebo- ren op 14 oktober 1774 te Utrecht, is van 1827-1839 burge- meester van de stad Utrecht ge- weest. Hij had grote belangstelling voor de historie van de stad, wat ondermeer tot uitdrukking kwam in zijn initiatief om historische boekwerken, schilderijen, teke- ningen en oudheden te bewaren en zelfs aan te kopen. In 1838 werd de verzameling voor het pu- bliek opengesteld. Hij bestudeer- de oude charters uit het stedelijk archief en publiceerde een ge- schiedkundige verhandeling over |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen
Historische kring d'Oude School,
Inventarisatie grafmonumenten De Bilt,
deel 1,1994.
J.I.D. Nepveu, levensschets van Jhr.Mr.
H.M.AJ. van Asch van Wijck', in:
Utrechts Volks-almanak voor het jaar
1844,197-274.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De laatste eer
Begin juli 1843 vertrok hij
"tamelijk gezond, schoon aange- tast door eene immer toenemen- de zwaarmoedigheid" van Utrecht naar zijn landhoeve Henschoten bij Woudenberg. Op zondag 16 juli maakte hij nog een korte och- tendwandeling, maar rond elf uur voormiddag werd hij levenloos op zijn legerstede aangetroffen. Vrijdag 21 juli werd zijn stoffelijk overschot in het familiegraf op het Biltse kerkhof begraven. Twaalf koetsen met familie en |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Buiten de stad
Op de aanwezige graven
lezen we namen van mensen die een grote of kleinere rol hebben gespeeld in de Biltse geschiedenis als burgemeester, bakker, herber- gier, molenaar, schoolmeester, boer, timmerman of als bewoner van één der buitenplaatsen. Op- vallend is echter dat hier ook een groot aantal mensen van buiten de gemeente begraven ligt, meest afkomstig uit Utrecht. Aan het |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H.M.AJ. vanAsch
van Wijck, Topografische Atlas GAU. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
128
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan van der
Heijden |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
®
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
november I december 1994
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
no\ember / december 1994
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volkshuurtmuseum Wijk C één jaar oud
|
||||||||||||||||||||||||
Op 15 mei 1993 richtten enkele enthousiaste Utrechters het
Volksbuurtmuseum Wijk C op. Een min of meer logisch vervolg op hun jarenlange strijd voor behoud van dit eens zo roemruchte stadsdeel. Zoals de laatste resten van de 'Utrechtse Jordaan' waren gered van de slopershamer, diende ook de unieke cultuur en geschiedenis van zijn bewoners te worden bewaard voor het nageslacht, zo was de gedachte. Inmiddels beschikt het museum over een indrukwekkende collectie waarin de periode van 1800 tot 1950 centraal staat. |
||||||||||||||||||||||||
pnmaire doelgroep. Bezoekers
kunnen foto's nabestellen, maar belangrijker is dat ze de nog ont- brekende waardevolle informatie verschaffen over waar de foto genomen is en wie erop staan. Die namen worden in een namenregister verwerkt met daar- achter het catalogusnummer van delotü. Zo kunnen mensen die foto's van
zichzelf, hun familieleden of hun oude huis zoeken sneller worden geholpen en kan het verleden van Wijk C beter in kaart worden gebracht. |
||||||||||||||||||||||||
Het museum is ondergebracht
in het buurthuis Wijk C en heeft geen permanente tentoonstelling. Het moet meer een (laagdrem- pelig) centrum worden dat uiteen- lopende activiteiten ontplooit en daarin zijn doelgroepen - met name (oud-)bewoners van de wijk - wil betrekken. Vooral die participatie is van groot belang. Het beeld dat men van deze volkswijk heeft, is vaak negatief. Men gaat dan voor- bij aan het feit dat er ook een heleboel positieve kanten zaten aan het leven in deze buurt. Te denken valt b.v. aan het saam- horigheidsgevoel en de eigen taal en cultuur. Het onderzoek naar al deze
aspecten zal in samenwerking met de (oud-) bewoners gedaan worden. |
gen. Voorts bezit het museum
een tweetal diaseries, videoban- den, schilderijen, kranteknipsels etc. en sinds kort ook een beperkt aantal voorwerpen. Het toeganke- lijk maken van het foto-archief geniel prioriteit. Dit archief speelt een grote rol in de wisselwerking tussen hel museum en zijn |
|||||||||||||||||||||||
Aktiyiteiten
Behalve de maandelijkse
openstelling, iedere eerste zater- dag van de maand, organiseert het museum voor groepen dia- voorstellingen met aansluitend een rondleiding door de wijk. |
||||||||||||||||||||||||
De collectie
De verzameling bestaat uit
ca. 4000 foto's die in de loop der jaren verzameld zijn door het Wijk C-komitee en het buurt- huis. Veel van deze foto's zijn geschonken door particulieren en geven veel aanvullende informa- tie over het leven in de wijk, ook over de meer recente veranderin- |
||||||||||||||||||||||||
130
|
||||||||||||||||||||||||
Het woonhuis van
de familie Lever in de Lange Koestraat, ca 1935 |
||||||||||||||||||||||||
Haratd Meyer,
Albert van Wersch |
||||||||||||||||||||||||
november I december 1 9 9't
|
||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||
Hel handelsmerk van hel museum
is de ongedwongen en persoonlijke benadering van de bezoekers. Ondanks de geringe linanciêle armslag slaat een aantal ambi- tieuze projecten op hel program- ma. Men denkt aan de heruitgave van hel boek Wijk C, hel hart klopl door', dat vol staat mei anekdotes over de buurt en haar bewoners. Verder wil men door hel terugbrengen van historische elemenlen in de wijk het aan- gezicht en hel leen<limaat ver- beleren. Dat kan bijvoorbeeld door de oude rooilijnen terug te brengen in de bestraling en beelden van bekende Wijk C-ers, als Anton Geesink en pastoor van Nuenen, een plaats te geven in de buurt. Maar het belangnjkste is op dit momeni hel inlemew- project. I let optekenen van de orale geschiedenis kan niel langer wachten; de mensen die het meeste kunnen vertellen over het leven in Wijk C, zijn immers al op leellijd. Du project gaal twee jaar duren en zal algesloten worden niet de uitgave van een boek. |
|||||||||||||||||||
AGENDA
|
|||||||||||||||||||
9deceitiber
Op vrijdagmiddag 9 december a.s. organi-
seert de vereniging Oud-Utrecht het eerste 'Historisch Café' 'm Utrecht, iedereen die vanuit beroep of hobby geïnteresseerd is in de geschiedenis van Utrecht in al zijn aspecten is welkom om hier onder het genot van een drankje een gezellige middag met geestverwanten door te brengen. Dit is dé mogelijkheid om kennis te maken, ervaringen uitte wisselen, nieuwtjes door te geven of ge- woon te genieten van een goed gesprek en gezelligheid. Het is de bedoeling dat het Historisch
Café iedere tweede vrijdag van de maand plaatsvindt, tussen ruwweg 5-7 uur in café Het Weeshuis op het Domplein. De eerste keer zal Martin de Bruijn een korte inleiding geven over de historische plek waar we ons in Het Weeshuis bevinden, een deel van het oude bisschoppelijke paleis Lofen. U bent van harte welkom! |
|||||||||||||||||||
CURSUSSEN
Cursus Schrijven van een
historisch artikel Voor mensen die in lokale en regionale
tijdschriften publiceren of dat graag willen doen, vindt in de periode januari- maart 1995 een schrijfcursus plaats. Het cursusgeld bedraagt f 140,-. Voor meer informatie: St. Stichtse Geschiedenis, 030 - 343880 |
|||||||||||||||||||
Bronnen voor huizenonderzoek
Veel mensen zijn nieuwsgierig naar de
geschiedenis van hun eigen huis, In de cursus wordt ingegaan op onderzoeks- methoden, die u op dit gebied meer informatie kunnen leveren. Het cursusgeld bedraagt f 85,-. Voor meer informatie: St. Stichtse Geschiedenis, 030-343880 |
|||||||||||||||||||
Openstelling
I lel \'olksbuurtmuseum Wijk
c; is iedere eersle zaterdag van de maand lus.sen 10.00 en 13.00 uur geopend (behalve augustus). Men kan dan een lolo-expositie en de collectie bezichtigen. Voor belangstellenden is het ook mogelijk op alspraak langs te ko- men. I lel adres is Waterstraat 27 (naast
de lacobikerk), telefoon 318292. Men kan ook donateur worden van hel museum door I 25,- per |aar over te tnaken op gironuin- mer 2 3824Q=). Daarmee heeft men een abonnement op de Nieuwsbnel (verschijnt 4x per jaar), tlie o.a. inlormeert over de acliviieilen en aanwinsten van hel museum en krijgt men boven- dien .lanlrekkelijke kortingen op de akiiviteilen. Als welkomslge- schenk onlvangl men een setje ansichlkaarlen. |
|||||||||||||||||||
3 december t/m
19 februari 1995 Tentoonstelling: "Neringen Vermaalt.
De opgraving van een veertiende-eeuwse markt in Amersfoort" De expositie, die gehouden wordt naar aanleiding van het 10-jarig bestaan van de sektie Stadsarcheologie, geeft aan- dacht aan de Hof, het plein dat vanouds het centrum van de stad Amersfoort is. Plaats: Museum Flehite, Westsingel 50, Amersfoort |
|||||||||||||||||||
13 december
Lezing : "Geschilderde altaarstul(l(en uit
Noord-Nederlandse schuilkerken" door
drs. R. Schillemans, conservator Museum
Amstelkring
Plaats: Gertrudiskapel, Willemsplantsoen
1 c, Utrecht
Tijd; 20.15 uur
Toegang : gratis
|
|||||||||||||||||||
i3r
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Om het recht op een varken
Privéhelangen en milieuzorg in de vorige eeuw
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Al in de middeleeuwen hebben stadsbesturen verordeningen
vastgesteld om straten en pleinen schoon te houden. Ook in Utrecht gebeurde dat en in de loop der eeuwen zijn de voorschriften telkens uitgebreid en aangepast aan nieuwe omstandigheden. Ze waren nodig omdat de meeste mensen hun afval achteloos overal neersmeten, liefst op plaatsen waar zij er zeff niet over struikelden, bijvoorbeeld in dood- lopende sloppen of op onbebouwde terreinen in de buurt. En vooral in de grachten die ook door 'industriële lozingen' veranderden in open riolen waar desondanks veel inwoners uit dronken. Vooral in de zomermaanden stonk de stad. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
/. De Jagerskade dat ze vrij algemeen werden
rond 1858. gepleegd. Wij krijgen daaruit een
EtsvanJ.van aardig beeld van de sfeer in de
Lokhorst. stad. Zo gebood artikel 16 dat de
Foto:GAU huiseigenaren ervoor moesten
zorgen dat elk huis een secreet
had 'ende zoo wanneer die in kwaaden staate zijn, deselve date- lijk te doen numen en wederom bruikbaar te maken, op de ver- beurte van drie guldens'. Deze boete zou toevallen aan de even- tuele huurder. Op die manier maakte de overheid het dus voor gewone burgers aantrekkelijk, toezicht te houden op de rein- heid. Industriële vervuilers hingen forse
boetes boven het hoofd. Zo werd het storten van 'eenigerhande ma- terie daar mede geverwt is' met 125 gulden beboet 'en zal de knegt of arbeider daar voor exemplaarlijk gestraft worden'. |
ende ook niet te gedogen, dat
hare kinderen op de straaten of in de gooten, 't zy op stoeltjes ofte anders om haar gevoeg te doen, worden gezet, maar zullen ge- houden zijn, hare kinderen zulks m hare huizen te laten doen, of ten minsten zodanig, dat daar door geen onreinheit op de stra- ten gebragt worden'. Er werd al in de middeleeuwen opgetreden tegen deze onsmakelijke gewoon- te die een 'discieraedt' voor de stad was. Maar het was tot ver in de vorige eeuw heel gewoon als volwassenen en kinderen ten aan- schouwe van iedereen hun be- hoefte deden. In de goot, tegen een gevel, op een mesthoop of op een gemeenschappelijk privaat. Vaak was de deur daarvan op een koude dag in de kachel van buurtbewoners verdwenen. Het gewone volk zat dus publiekelijk ten troon, meestal buitenshuis, want in de piepkleine woningen was geen plaats voor iets wat maar in de verte op een eigen secreet leek. Het schaamtegevoel waarmee tegenwoordig het toilet- gebruik wordt omgeven, kon pas ontstaan toen het mogelijk werd zich in de woningen even af te zonderen voor het verrichten van |
lichamelijke bezigheden. Zelfs al
had men het gewild dan nog zou het voordien niet mogelijk ge- weest zijn de oude gewoonte als Vanzelfsprekend' ongepast te gaan beschouwen. De verordening van 1758 had niet als doel de mensen andere manieren bij te brengen of hen te dwingen intieme handelingen achter gesloten deuren te verrich- ten. Nee, het ging nog steeds om de reinheid van de stad. Maar m volgende jaren gingen steeds meer weldenkende burgers de walmende smeerboel ook be- schouwen als een bedreiging voor de gezondheid. Omstreeks 1850 groeide hun aandrang op de over- heden om meer aandacht te be- steden aan de openbare hygiëne. Het streven van deze 'hygiënisten' kwam voort uit een niet gemak- kelijk te ontrafelen kluwen van redenen en overwegingen. De be- langrijkste was wel de overtuiging dat gebrekkige hygiënische om- standigheden een ideale voedings- bodem vormden voor epidemi- sche ziekten zoals cholera en tyfus. Die stoorden zich aan rang noch stand en bedreigden niet alleen de bewoners van sloppen en stegen, maar ook welvarende |
||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de verbeurte van drie
guldens In 1758 publiceerde de
Utrechtse \Toedschap een veror- dening waann allang bestaande regels weer eens onder de aan- dacht werden gebracht. In 39 artikelen stond gedetailleerd aan- gegeven welke vormen van milieuverontreiniging verboden waren. Telkens stond ook netjes vermeld welke boete de overtre- ders boven het hoofd hing. Arti- kel 1 hield in dat voortaan nie- mand 'hy zy jong of oud, eenige assche, aarde, steen, puin, hout, sant, mest, slijk, drek, hooy, stroo, groente, ofte eenige andere mate- rie hoe genaamt. mogen brengen, leggen of storten, op eenige pu- blique plaatsten, markten, kerk- hoven, bruggen, straten, steegen, werven, wedden, etc. zoo in de stadt als voorsteeden, op de ver- beurte van drie guldens'. En dat in een tijd waarin de riolering zacht gezegd onvoldoende was en het vuil in de mindere buurtjes niet of nauwelijks werd opge- haald. De inzameling van vuilnis en afval werd toen veipacht aan |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pas in de tweede helft van de
vorige eeuw begon dat te veran- deren, bijvoorbeeld doordat het gemeentebestuur de open goten ging vervangen door riolen. Maar ook toen kostte het moeite alle inwoners erv'an te overtuigen dat het voor hun eigen gezondheid beter was als ze hun omgexing binnen- en buitenshuis schoon- hielden. Het duurde lang voordat deze gedachte voor de meerder- heid van de bewoners vanzelf- sprekend was geworden. Vooral omdat algemene maatregelen ter bevordenng van de openbare hygiëne nogal eens individuele belangen schaadden, was vaak overheidsdwang nodig om ze door te drijven. Het gemeente- bestuur werd daarbij gestimuleerd door vooruitstrevende burgers die aandrongen op krachtige maat- regelen in het belang van de volksgezondheid en de openbare hygiëne. In de loop van de eeuw groeide
het aantal regels en kregen de overheden meer en betere midde- len om naleving ervan af te dwin- gen. |
particuUere ondernemers en die
zorgden er in de eerste plaats voor dat ze de nette buurten schoonhielden. In het afval dat ze daar verzamelden, zat nog wej- eens iets waardevols. In de ach- terbuurten konden ze niet of nau- welijks komen met grotere wagens. De mensen daar waren niet zo gehecht aan reinheid en klaagden in het algemeen hun nood liever met bij de overheid. Ze deden ook nauwelijks hun best om hun omgeving schoon te houden. De \aiilnisman had bij- voorbeeld nog maar net zijn hie- len gelicht of zij gooiden alweer allerlei afval op straat. Waar had- den zij het trouwens anders moe- ten laten? De meesten hadden geen vuilnisbak of ruimte om hun vuil te bewaren. De overheid was voorlopig niet bij machte er echt wat aan te doen en volstond met lapmiddelen, zoals het publi- ceren van dreigende verorde- ningen die erger moesten voorko- men. In de verordening van 1758 som-
de de vroedschap de zonden op waarvan we mogen aannemen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
132
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de gooien
Het werd ook aan iedereen
verboden in het openbaar zijn 'gevoeg te doen, ofte tegens eeni- ge deuren of keldervensters, haar water te maken. (...) Ende wor- den derhalven alle ouders belast, hare kinderen zulx te verbieden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
P.D.'tHart
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
november I december 1994
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
november I Aecemher 199^
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
OUD
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Om het recht op een varken
Privéhelangen en milieuzorg in de vorige eeuw
|
|||||||||||||||||
Zo nu en dan een stukje spek
Tijdens de cholera-epidemie
van 1866-1867 kwamen de var- kens breeduit ter sprake in de gemeenteraad. Het regende klach- ten over de onhoudbare stank die door allerlei smeerboel werd veroorzaakt. De raad vroeg zich af of de bestaande reglementen wel streng genoeg gehandhaafd werden. Deze hielden sinds 1855 in dat voor het houden van var- kens en mesthopen een vergun- ning van B. en W. nodig was. Het college verstrekte deze alleen als omwonenden geen hinder ondervonden en de gezondheid van de houders zelf niet werd be- dreigd door 'bekrompen verblijf. In principe was het niet toege- staan op plaatsen 'waar de huizen aan elkander gelegen zijn'. Zo'n maatregel kon ingrijpen in het leven van veel mensen. Eind 1855 bijvoorbeeld reikte het col- lege zo'n 400 vergunningen uit, grotendeels (270) aan inwoners van de buitenwijken, maar ook 47 in wijk C. Er waren meer var- kenshouders want regelmatig werden mensen betrapt die on- danks de boetes van 0. 5,- tot n. 25,- zonder vergunning var- kens fokten. Tijdens de cholera-epidemie van
1866 vonden velen dat harder optreden noodzakelijk was. Maar men was hel er niet over eens dat een absoluut verbod op varkens- houden in stad en buitenwijken nodig was. Gold het ook voor slagers en voor bewoners van een rijtje huizen aan de rand van een open veld? En was het correct tuinders een mesdeverancier en bron van inkomsten te ont- nemen? Een raadslid vroeg zich af of de hygiënisten niet veel te voorzichtig waren. Er werd im- mers ook beweerd dat het juist zo |
|||||||||||||||||
burgers. Het was dus in hun eigen
belang dat de overheid krachtige maatregelen nam en daarmee het algemeen belang diende. De geleerden waren het er niet over eens hoe deze ziekten wer- den verspreid. De hygiënisten ge- loofden dat de boosdoener, het miasma, in stank en bedorven lucht verborgen zat of daarin kon ontstaan. Daarom vormden zij een krachtige pressiegroep die aandrong op regels en wetten voor een schoon milieu. Hun in- vloed leidde in Utrecht in 1855 tot de stichting van de Gezond- heidscommissie door de Utrecht- se gemeenteraad. Daarin werkten deskundigen uit verscheidene specialismen met elkaar samen om toestanden op te sporen die de volksgezondheid bedreigden en om middelen aan te geven deze te bestrijden. Naast deze officiële bestrijder van onreine en ongezonde situaties stichtten enkele vooraanstaande burgers in 1866 de Vereeniging tot Verbete- ring der Volksgezondheid te Utrecht. Deze zette zich in om het uitbreken van epidemische ziek- ten te voorkomen. De Vereeni- ging had vijf afdelingen die zich concentreerden op respectievelijk de kwaliteit van het drinkwater en van de volksvoeding, op het bestrijden van schadelijk vuil, op verbetering van de volkshuisves- ting en op het opsporen van volksziekten. Het feit dat in deze jaren welop-
134 gevoede mensen stank beschouw- den als onbeschaafd, bevorderde het welslagen van deze acties, al ging hel eindeloos veel langzamer dan de hygiënisten wilden. Voor- al wanneer er epidemische ziek- ten heersten, drongen zij er met succes bij B. en W. op aan, iets te doen tegen varkens en mest- |
hopen binnen de bebouwde
kom. |
||||||||||||||||
2. Een nieuwsjaars-
wens van de askarmannen uit 1834. Foto:QAU |
|||||||||||||||||
Eenige onnuttigheit
Als het gemeentebestuur in
de vorige eeuw optrad tegen var- kens in de stad, was dat niet voor het eerst. De penetrante stank van deze dieren en hun mest was al veel eerder aanleiding geweest tot maatregelen. Artikel 30 van de verordening van 1758 luidde bij- voorbeeld: 'Wijders en zal nie- mant eenige varkens op werven, in kelders of kluizen, nog ook in haare huizen mogen houden, daar door eenige onnuttigheit op de werven in 't water of op de straaten kan komen, of daar door ook zijne gebuuren eenige stank of onreinheit zouden mogen lijden, op verbeurte van de varkens'. Het grote probleem was dat de overheid naleving van dergelijke ge- en verboden nauwelijks kon afdwingen. Er waren te veel men- sen die het de gewoonste zaak van de wereld vonden zo'n beest te mesten. En er waren veel te weinig politieagenten en andere overheidsdienaren om overal in de stad - zelfs binnenshuis - nauwkeurig te kunnen controle- ren of iedereen zich wel aan alle regels hield. Er zat dus weinig anders op dan het verbod telkens onder de aandacht te brengen wanneer daar aanleiding toe was, bijvoorbeeld als er besmettelijke ziekten heersten. Zolang dat duurde werd er dan extra aan- dacht aan besteed. Maar zodra de dreiging voorbij was, herstelde het oude leventje zich en lapte iedereen de regels vrijwel onge- straft aan de laars. In de vorige eeuw hing daardoor op veel plaatsen in de stad nog steeds een 'onlijdelijke' stank. |
|||||||||||||||||
november I december 199^
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
i.!
|
^'lïi
|
|||||||||||||||||||||||||||||
fï tirs
|
||||||||||||||||||||||||||||||
NIEUWJAARS HEIL- EN ZEGENWENSCH^
Opgedragen aan de Wel Edele Hecren BURGEMEESTER en WETHOUDEREN;
voorts aan alle HEEREN, BURGERS en INWONERS dei Stad Utrecht,
|
||||||||||||||||||||||||||||||
DOOR DE
|
||||||||||||||||||||||||||||||
ASCHHAALDERS EN KARRELIEDEN
|
||||||||||||||||||||||||||||||
9
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Op het 'Jaar onzes Heeren JEZUS CHRISTUS, 1834.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
B.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Elk, die den nnatiir-r^ NeSrland noemt.
Moet aan dat Huis zijn eerbied geven! Dat op de Staten Generaal
En allen die 's Lands heil beoogen. De ware wijsheid nederdaal';
God fchenke zegen op hun pogen! De moed van Neêrlands legermagt.
Door vriend en vijand hoog geprezen, Moog tot in 't late nageflacht.
Voor Neêrlands Volk ten fteunpunt wezen! Dat Utrechts Stad ook rijk'lijk deel
In velerlei woldadigheden, Zij fchittre als een pronkjuweel,
Te midden van veel andre fteden! Dat haar Regering op den duur.
Voor ons belang moog blijven waken; Opdat wij door haat wijs beftuur.
Tot voorfpoed en geluk geraken. Haar Hoogefchool, alom vermaard ,
Zij menig een tot heil en zegen; Dat deugd met wetenfchap gepaard,
Door velen in haar word' verkregen! D»c ooffSVmcht jiLhagLBurgren woon',
" Haar Leeraars trouw hun amBt bckleeden; Dat zegen Gods hun werk bekroon'
Op 't pad van deugd en goedt zeden. Dat 't heil aan elk Jdmodiateur,
Gefchonken worde op zijn pogen; Dat hij met vrolijkheid befgeur'
Een ruime aanwinst van vermogen. Elk leve in geluk en vreugd,
't Zij Koopman, Kunstnaar of Geleerde, Of Onderwijzer onzer Jeugd,
Elk fmake wat zijn hart begeerde. Dan wordt des Aschmans wensch voldaan.
En zal hem groot genoegen geven. Niets zal hem meer ter harte gaan
Dan elk te zien gezegena leven! VEi. Dienaars, De ASCH-KilRRELIEDEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
't vallen van het tijdgordi]ii, _
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Wa.irdoor wij 't vorig jaar bezagen,
Moet 't doel des Aschmans weder zijn,
Zijn wensch op nieuw U op te dragen. Thans zijn weer zes paar maanden klaar.
Waarin wij vier-en-:!ertig fchrijven; Wie weet wat voorfpoed of gevaar,
Ons zal, op onzen weg beklijven. Maar hoe het ons ook mede loop',
Of welk een ramp' ons ook zal treffen. De tijd toch, voor geen geld te koop,'
Zal elk zijn zwakheid doen bezelFen. Dit zagen wij in 't vorig jaar.
Toen Cholera, die wederkeerde Met Mazelziektt, ons zoo zwaar,
't Getal der ftervenden vermeerde! Maar, lof zij God! de zoete hoop.
Die ons nog bijblijft om te leven. Zal, wat de dood ook om ons floop'.
Ons (leeds het groost genoegen geven! De Aschman, die uw dienaar is.
Wenscht, waarde Land- .. -^tadge'in —^'^' Dat gij fteeds bij ervarenis,
U 't beste heil zult zien ontflotoB. Dat 't ganfche dierbaar 'Vaderland, Voor 't oog der volken blijve bloeijen; Dat ieder van wat rang of (land,
Zijn welvaart daagüjks meer zie groeijen! Geen onrust ftore onzen Staat
Gelijk in Portugal en Spanje; Wij leven veilig in de d[aad.
Met 't oude Stamhuis van Oranje! Dat Koning Willem, onze'Vorst,
Nog lang ftandvastig moog regeren; De kroon, die hij zoo heerlijk torscht.
Moet lang zijn achtbre kruin vcreeren, Zijn Huis, doorluchtig en beroemd, Zij overal geëerd, verheven; |
||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||||||||||||||||
135
|
||||||||||||||||||||||||||||||
<i»<i
|
||||||||||||||||||||||||||||||
november I december 1994
|
||||||||||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Om het recht op een varken
Privéhelangen en milieuzorg in de \orige eeuw
|
|||||||||||||||||
klaagden hun nood en vroegen of
zij toch alstublieft een vergun- ning konden krijgen. Als de over- heid voordien zo'n verbod had uitgevaardigd, had men ook wel geklaagd, maar iedereen wist dat het niet moeilijk was de regels te ontduiken. Het lijkt erop dat in 1866 het toezicht op de naleving beter was geworden. Enerzijds doordat het politiecorps in de loop der jaren was gegroeid. Anderzijds was er ook meer 'sociale controle' want de mensen vreesden voor hun hachje als het ergens stonk en dus gaven om- wonenden uit pure zorg voor hun eigen gezondheid overtreders |
|||||||||||||||||
gezond was op het platteland,
terwijl daar de meeste varkens werden gehouden. Waarom zou- den er trouwens niet veel meer choleraslachtoffers op het platte- land vallen dan in de steden, als de stank van varkens zo onge- zond was? Het leek erop, zo vond hij, dat hier de theorie was door- geslagen ten koste van de prak- tijk. 'Zoo ziet Spr. nog zulk een overwegend groot bezwaar niet in het er op na houden van een var- kentje door de burgerman (mits hij daarbij goed op zindelijkheid en het voorkomen van verdere bezwaren, daartegen acht geve), ten einde zich en de zijnen nu en dan eens op een stukje spek te kunnen vergasten, omdat het vleesch hem te duur is'. Rund- vlees was over het algemeen te duur voor de gewone man. Maar in de jaren zestig was het echt onbe- taalbaar omdat toen runderpest heerste en veel dieren werden af- gemaakt. Er waren mensen die zulke kadavers opgroeven en het vlees clandestien verkochten. De gemeente droeg twee politieagen- ten op, zich extra in te zetten tegen de invoer van vlees van zie- ke dieren. ' Maar de clandestiene import had geen gevolgen voor de prijs die men in de winkel voor rundvlees moest betalen. En dus steeg ook de prijs van var- kensvlees. Wie niet welvarend was, kon zich helemaal geen vlees meer veroorloven, terwijl de ge- leerden nu juist beweerden dat vlees zo'n belangrijk voedsel was voor mensen die hard moesten werken. En zeker tijdens een cholera-epidemie was goede voe- ding hard nodig, daarvan was iedereen overtuigd. De maatregelen tegen het houden van varkens troffen een aantal mensen in de portemonnee en zij |
en en paarden? B. en W. vonden
van wel. Dat was bijvoorbeeld in 1866 gebleken toen omwonen- den klaagden over een mesthoop van 25 m^ bij 1 meter hoog ach- ter een huis in de Lange Smee- steeg. ledereen smeet er afval op zodat het in die buurt bar stonk. B. en W. deden niets toen bleek dat het om paarde- en koemest ging.
In het begin van de jaren zeventig
stonk het nog steeds in Utrecht en kregen jaariijks tientallen in- woners een vergunning tot het houden van een varken. In okto- ber 1877 \Toeg Bart Molenbeek - broodbakker, verhuurder van een paard en rijtuig en handelaar in varkens en dierenvoeder - er een aan. Hij hield toen vier varkens in een houten hok in een stenen schuurtje dat hijzelf uitstekend geschikt vond voor het doel. Vol- gens zijn rekwest hield hij stal en beesten goed schoon en veroor- zaakten ze 'gans geen lucht of stank'. De politie nam de toe- stand ter plaatse op en consta- teerde dat de stal vlakbij bewoon- de huizen stond. Dat was in strijd met de verordening en dus verleenden B. en W. geen vergun- ning- |
||||||||||||||||
Protesten en rekwesten
In november 1867 behandelde
de gemeenteraad een rekwest waarin broodbakker M. de Raad in het Lauwerecht (M 269) verzocht om ontheffing van het verbod. Hij verzekerde dat zijn varkens in een brandschone stal stonden, niemand had er ooit last van ge- had en ze bedreigden niemands gezondheid. Het was te gek dat nu aan 'de mindere man het eenigst dierlijk voedsel wordt ontnomen'. Als het om stank ging, kon het stadsbestuur beter wat doen aan de troep die de ste- delingen in de grachten wierpen. Ook anderen wezen erop dat var- kens niet de enige bron van stank vormden. Wat moest men bij- voorbeeld denken van huiden- zouterijen? Of van de 'chemische ? mestfabriek' van Muller, waar paardevlees en ander dierlijk materiaal langdurig lag te rotten voordat het verwerkt werd tot kunstmest? Was er trouwens wel een bewijs dat mest van varkens gevaarlijker was dan die van koei- |
|||||||||||||||||
Die zelfde regten
Molenbeek ging niet accoord
en overstroomde in de volgende jaren het college met verzoek- schriften. Hij vroeg 'met de groot- ste vedangen die zelfde regten als mijnen buuren om varkens te mogen houden'. Ook andere men- sen uit de buitenwijken wezen erop dat zij als onbemiddelde lieden 'met groote inspanning in het onderhoud van hunnen ge- zinnen voorzien en tot hier toe nog nooit ten lasten van iemand UTRECHT
|
|||||||||||||||||
136
|
|||||||||||||||||
november l december 1994
|
|||||||||||||||||
zijn geweest, toch ook vermeenen
als burgers gelijke regten te bezit- ten, en hun niet zal worden belet, hetgeen anderen in veel grotere mate wordt toegestaan'. Zeker voor een bakker was het lucratief: varkens aten bedrijfsafval zoals bedorven deeg en oudbakken brood. In plaats van zich door ambte-
naren onjuist te laten voorlichten, moest het college zelf maar eens komen kijken en ruiken hoe schoon zijn beestjes erbij ston- den, vroeg Molenbeek. Toen al zijn rekwesten bij B. en W. niet hielpen, klaagde hij uiteindelijk in 1882 zijn nood bij de gemeen- teraad. De politie treiterde hem en was onbetrouwbaar. Hij had in totaal al 55 gulden boete be- taald en fl. 350,- aan gerechts- kosten. Het college van B. en W. had op zijn 17 rekwesten steeds afwijzend beschikt, 'tot grooten schanden van Utrecht'. Nu had hij in die verzoekschriften welis- waar uiterst eerbiedig gevraagd om wat hij als zijn recht be- schouwde, maar aan de situatie waarin hij zijn dieren hield, ver- anderde niets. Volgens hem was dat ook niet nodig want zijn buren hadden nergens last van. Er waren in de omgeving mensen die wel een vergunning kregen terwijl hun stal in tegenstelling tot de zijne niet aan de eisen vol- deed. Hij wees erop dat hij altijd netjes
zijn belasting had betaald. Als vader van zeven kinderen kon hij door al dat gedoe over zijn var- kens niet langer 'met genoegen' zijn brood verdienen 'in eerlijk- heid en verzoendelijk'. Hij had door de spanningen een 'Harseng schudding' gekregen en zelfs zijn reuk en smaak verloren. 'En dat ik door het veele verdriet niet krankzmnig ben geworden dat hep ik God de Heeren te danken want het is een wonder' verzeker- de hij. Het was allemaal de schuld van de hoofdcommissaris van politie en van politieagent Scheffer. De agent had iets tegen hem sinds hij in 1876 bij Molen- |
|||||||||||||||||||||||
Plattegrond van de stal
van Molenbeek. Foto: GAU |
|||||||||||||||||||||||
J&__^,^_^
|
|||||||||||||||||||||||
/ffrrt-t.^r- i^i^. . .
|
|||||||||||||||||||||||
C^;C^
|
|||||||||||||||||||||||
.--^C^.^,/:^
|
|||||||||||||||||||||||
^r^.iS^.
|
|||||||||||||||||||||||
beek op controle was geweest en
toen geen borrel had gekregen. Hoofdcommissaris J.M. Vermeys behandelde de bakker als een 'verschoveling'. Molenbeek had hem wel drie keer uitgenodigd om op zijn kosten een rijtuig te huren en zelf poolshoogte te ko- men nemen. Maar het had niets geholpen. De agent was een 'dwang bedelaar' en de hoofd- commissaris was nota bene 'hoog aan het godshuis. Dat is barrebaar voor den Alwetende'. |
de deskundig advies ingewonnen.
De politie bleef van mening dat hij geen vergunning mocht krij- gen. De stal lag veel te dicht bij bewoonde huizen, in de buurt van de Rode Brug aan de Jagers- kade, op de hoek van de Antho- niestraat (M 295). Die omgeving raakte volgebouwd en dus was het houden van varkens echt in strijd met de verordeningen. Bovendien konden B. en W. na een aantal keren te hebben gewei- gerd, niet overstag gaan want dan zou Molenbeek denken dat hij zijn zin kreeg omdat hij zo hard- nekkig was blijven klagen. Dat zou het gezag van de politie geen goed doen. Het zou ook een pre- cedent scheppen voor zijn buren die ogenblikkelijk om een ver- gunning zouden komen zeuren. Molenbeek was bovendien zo eigenwijs als wat. De politie had hem geadviseerd zijn varkens te stallen bij een tuinder een eindje verderop. Maar omdat deze als vergoeding de 'van die varkens vallende mest' vroeg, had hij het advies niet opgevolgd: mest bracht in die tijd geld op. |
||||||||||||||||||||||
Een ingesloten poel van rottend
vuil Molenbeek sprak er schande
van dat hij zelfs vier dagen in de 'cirkculeeren gevangenis' had ge- zeten. Hij wilde nu dat de raad hem recht zou doen 'eer ik mij tot Semaaijestijd moet begeven'. Maar zelfs dit dreigement hielp niet. De raad had niet de be- voegdheid om beslissingen van B. en W. op dit gebied ongedaan te maken. Het college had Molen- beeks zielige verhalen niet klakke- loos geloofd maar zoals het hoor- |
|||||||||||||||||||||||
137
|
|||||||||||||||||||||||
november I december 1994
|
|||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||
Om het recht op een varken
Privéhelangen en milieuzorg in de vorige eeuw
|
|||||||||||||||||
Ook do Gezondheidscommissie
heeft de situatie ter plaatse een paar keer onderzocht op verzoek van B. en W. 'ten einde meerdere waarborgen te bekomen voor eene onpartijdige beschikking'. De heren drongen er al een aantal jaren op aan dat in de buurt waar Molenbeek woonde het houden van varkens zou worden verbo- den. Toch was de commissie op controlebezoek gegaan en toen had een van de leden gezegd dal het wellicht 'onder groote en vele voorzorgen' mogelijk zou zijn de bezwaren weg te nemen. Molen- beek heeft zich in volgende verzoeken tevergeefs op deze uit- spraak beroepen. De Gezond- heidscommissie bleef bij haar ad\'ies, mede omdat de mensen in die buurt net aan het idee begonnen te wennen dat er geen varkens gehouden mochten wor- den. De ambtenaar die optrad als 'In-
specteur over het Bouwen' heelt op verzoek van B. en W. ook poolshoogte genomen. 'Bij mijn onderzoek bevond ik de stal geopend en vervuld met een on- behagelijke stank, waarvan de ontwikkeling kenbaar was uit de geconcentreerde dampen die in druppels aan den zolder hingen'. Ais Molenbeek de wanden en de vloer waterdicht zou maken, een hoge houten schoorsteen zou aanleggen voor afvoer van de stank, de mest regelmatig zou verwijderen en de boel goed schoonhouden, zou het wellicht mee kunnen vallen. Hij beweerde nu wel dat hij een brandschone stal had, maar de werkelijkheid was even anders. Het ging om een oude paardestal met een zinkputje en een kapotte vloer, zodat vloeibare uitwerpselen in de bodem en dus in het dnnk- |
water konden terechtkomen. 'Het
geheel geelt den indruk van niets meer te zijn dan een ingesloten poel van rottend voiil'. Het belang van de volksgezondheid woog zwaarder dan de bijverdiensten van een inwoner die wel klaagde dat de varkens fl. 100,- per jaar opbrachten, maar die ook zonder dat inkomen goed kon leven. In 1885 probeerde Molenbeek het voor de laatste keer. Hij had toen eieren voor zijn geld gekozen en vroeg of hij varkens mocht houden op een terrein ver achter het huis van een ander. Eindelijk kreeg hij zijn zin, maar wel op de toen voor elke vergun- ninghouder geldende voorwaar- den: de vloer en het verzamel- putje mochten geen vocht doorlaten, de stal moest minstens drie keer per week worden uitge- mest en hij moest ervoor zorgen dat het in en rondom de hokken schoon was. Met zijn verzet tegen de gemeen-
telijke verordeningen was Molen- beek het type van een man wiens individuele belangen in de knel kwamen doordat de overheid maatregelen nam ter bevordering van het algemeen belang. Hij be- riep zich erop dat hij als belas- tingbetaler recht had op een tegenprestatie van de overheid. Ook elders hebben veel burgers in de tweede helft van de vorige eeuw met dat argument in klaag- brieven en rekwesten een beroep gedaan op de overheid. ^ Maar de zorg voor de volksgezondheid was te belangrijk geworden om uitzonderingen toe te laten. Sedert het midden van de vorige eeuw was het niet meer vanzelfspre- kend dat verordeningen niet wer- den gehandhaafd. Het toezicht op de naleving was permanent |
geworden. Het aantal regels
groeide en zeker in tijden van gevaar was 'iedereen' alert. De verordeningen werden niet zonder aanzien des persoons toegepast. Verzoeken om ontheffing werden nauwkeung onderzocht. Maar als het nodig was, hield het gemeen- tebestuur onverbiddelijk het been stijf, ook al klaagden benadeelde burgers nog zo verdrietig hun nood. ^ |
|||||||||||||||
Noten
1. Een voorbeeld uit vele in GAU Stads-
archief V, 15-11-1855. 2. Vgl. Rinekevan Daalen, Klaagbrieven
en gemeentelijk ingrijpen. Amsterdam 1865-1920, Publikatiereeks Sociolo- gisch Instituut Universiteit van Amsterdam 1987. 3. De gegevens voor dit artikel zijn
ontleend aan de notulen van de gemeenteraad (Gemeentearchief Utrecht GAU, Stadsarchief V 67x) dd. 13-9-1855, 18-10-1865, 13-12-1866, 25-4-1867 insll6enll7;30-4-1867 ins 135; 29-12-1881 ins 482; 4-10- 1883 ins393; 15-11-1883 ins454; notulen van B.en W. (GAU V 94x) dd.16-M866,15-2-1866; V690X Register van de verhandelde bij Burgemeester en Wethouders der gemeente Utrecht betreffende varkens. Ordonnantie op het schoon- houden van markten, kerkhoven, bruggen, straaten, steegen, graften, wenen, wedden, en andere publicque plaatsen, gearresteerd door de Vroedschap 27-2-1785, gepubliceerd 12-5-1785. P.D. 't Hart, Utrecht en de Cholera 1832-1910, Stichtse Historische Reeks 15, Zutphenl990. |
|||||||||||||||||
138
|
|||||||||||||||||
november / december I 9 9't
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
VAN
|
DE LEESTA
|
FEL
|
||||||||||||||||||||||
Oudewater
Niet alleen in 1575, maar
ook in 1349 is het stadje Oude- water ten prooi gevallen aan oor- logshandelingen. In dat jaar trok bisschop Jan van Arkel op tegen de stad, die in handen was van de Hollandse graaf Willem III. De stad, slechts door burgers verde- digd, kon niet lang weerstand bieden aan zijn legermacht. Nadat de muren door bestorming zijn genomen, worden de inwo- ners afgeslacht. 'De kinders in de wiegen zwommen in bloed', aldus een beschrijving uit het be- gin van de achttiende eeuw. Het duurde 25 jaar voordat de stad opnieuw werd opgebouwd. Aldus een artikel in Oude Waar- den nr. 15, augustus 1994. |
||||||||||||||||||||||||
de Bont, die in 1649 in Wijk
plaatsvond. Het artikel, geplaatst in Tussen Rijn en Lek van september 1994, beschrijft de drukke kunstmarkt van de zeven- tiende eeuw, waar vele mogelijk- heden waren om kunstwerken te verhandelen. Een loterij was een van die vormen, die echter alleen met toestemming van de over- heid mocht plaatsvinden. De Utrechtse schilder Jan de Bont week uit naar Kasteel Duurstede voor een loterij, omdat de Utrechtse vroedschap schilderij- verlotingen had verboden. Deel- nemers konden 147 schilderijen winnen variërend in waarde van ƒ 200,- tot ƒ 5,-. In de archieven is zelfs nog te
vinden wie iets gewonnen heeft. Maartensdijk
De historische vereniging
Maartensdijk heeft een speciaal nummer van St. Maerten gewdjd aan de muurschilderingen in de kerk van Westbroek. Het num- mer is verlucht met een groot aantal kleurenfoto's van de muur- schilderingen, die na de restau- ratie van de laatste jaren weer in volle glorie te bezichtigen zijn. Reeds in 1904 werd de noodklok geluid over de slechte toestand, waarin de muurschilderingen van de hervormde kerk te Westbroek zich bevonden. Dat mocht echter niet baten, want hernieuwde waar- schuwingen in de jaren dertig en 1970 leidden wederom niet tot daden. Het gemeentebestuur zelf gaf in 1985 opdracht tot een rap- port met restauratieplan, dat uit- eindelijk de aanstoot heeft gege- ven tot de restauratie. Nu is het zicht op het Laatste Oordeel en De Hel hersteld en kan men weer genieten van de Drie doden en |
drie Levenden. De schilderingen
stammen niet allemaal uit dezelfde periode, maar een goede datering kan niet worden gegeven. De kerk zelf stamt uit ongeveer 1480-'90. |
|||||||||||||||||||||||
Woerden
De gemeente Woerden heeft
een nieuw gemeentehuis, waarin ook het streekarchief een onder- komen heeft gevonden. Reden genoeg om het septembernum- mer 1994 van Heemtijdinghen te wijden aan de geschiedenis van de vroegere stadhuizen in Woer- den. Die geschiedenis begint rond 1372, wanneer Woerden stadsrechten ontvangt. De be- stuurderen uit die periode verga- deren meestal op bovenzaaltjes in de herberg, of zij huurt een 'ca- mer' bij particulieren. In 1466 verkreeg het bestuur zijn eerste stadhuis, een huisje dat bij het kerkhof lag en door twee burge- meesters was aangekocht. On- danks ingrijpende verbouwingen werd het in 1500 gesloopt en be- gon men met de bouw van een nieuw stadhuis, een heel wat gro- ter gebouw waarin op dit mo- ment het Stadsmuseum gevestigd is. Een eeuw later werd, door de groei van het bestuur, dit gebouw uitgebreid. In de negentiende eeuw dreigde het monumentale pand te worden afgebroken, maar Victor 'klaroenstoot' de Stuers wist door persoonlijk ingrijpen dit te voorkomen. In 1888 werd gestart met de 139
bouw van weer een nieuw stad- huis, dat ook diverse malen werd uitgebreid. Bovendien werden el- ders in Woerden panden betrok- ken toen het stadhuis echt te klein werd. Om al die diensten weer te centraliseren, is dus onlangs een nieuw stadshuis betrokken. |
||||||||||||||||||||||||
Maarssen
Ron van Maanen probeert
in Historische Kring Maarssen, jaargang 21, nummer 3 een ant- woord te vinden op de vraag, of er zich in dat dorp in de middel- eeuwen een curtis bevond. Via archiefstukken probeert de auteur na te gaan of het huis Ter Meer inderdaad, zoals sommigen beweren, de curtis is geweest. Er zijn echter nog andere mogelijk- heden zoals huis Ten Bosch en de boerderij Merenhofstede. Pacht- gegevens, namen van tiendblok- ken en onderzoek naar minis- terialenfamilies leveren echter te weinig gegevens en laten een de- finitieve conclusie niet toe. |
||||||||||||||||||||||||
Wijk bij Duurstede
Reinalda Kosse heeft een deel
van haar doctoraalscriptie over verlotingen van schilderijen in de zeventiende eeuw bewerkt tot een artikel over de loterij van Jan |
||||||||||||||||||||||||
Fred Vogelzang
|
||||||||||||||||||||||||
november I december 199't
|
||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||
Nog afgezien van wat dit voor
hem persoonlijk betekent, be- treurt hij vooral het feit dat er zo weinig wil aanwezig is om voor dit werk structureel geld uit te ge- ven. "Eigenlijk vormt dit soort onderzoek een logische eenheid met het archeologisch- en bouw- historischonderzoek. Deze drie disciplines hebben ieder hun eigen betekenis, maar met elkaar geïntegreerd leveren ze een enor- me meerwaarde op. Het archeo- logisch- en bouwhistorischonder- zoek heeft, gelukkig, de laatste jaren een enorme impuls gehad, maar het archiefonderzoek is daar helaas erg bij achtergeleven". De Bruijn wijt dit aan een aantal oor- zaken. "In zijn algemeenheid komen de resultaten van archief- onderzoek minder spectaculair over dan die van archeologisch- en bouwhistorischonderzoek. Ook komen de archiefmedewerkers, die dit soort onderzoek zouden kunnen doen, door de enorme werkdruk er vaak nauwelijks aan toe." Ook het feit dat er een beperkte traditie bestaat in het 'institutioneel-topografische' onder- zoek in Nederland is volgens de Bruijn een oorzaak van deze on- bekend-maakt-onbemind-situatie. Gezien de huidige ontwikkelin- gen op de universiteiten ziet hij hierin ook weinig verbetering komen. Het onderwijs in de vele hulpwetenschappen die de on- derzoeker op dit terrein nodig heeft wordt minder of er is zells helemaal geen tijd meer voor. |
|||||||||||||||||||
"Oorspronkelijk is het ook mijn
eigen fascinatie met mijn woon- omgeving die mij op dit spoor heeft gezet. Toen ik in tachtig min of meer toevallig in Utrecht ging wonen, bleek mij dat de middeleeuwse geschiedenis hier eigenlijk nog volop aanwezig is in het stratenpatroon en de gebou- wen." Toen bleek dal ook de archieven hier zo'n schal aan ge- gevens bevatten, verbond de Bruijn, van oorsprong jurist, zijn liefde voor de geschiedenis aan de stad Utrecht. "Utrecht is in dat opzicht uniek.
De omstandigheden in Utrecht waren bovendien gunstig omdat er naast het archeologisch- en bouwhistorischonderzoek in ieder geval veel belangstelling is voor archiefonderzoek. De leukste tijd heb ik gevonden toen ik, als vrij- williger, samenwerkte met de mensen van de archeologische en bouwhisorische dienst. Het onder- zoek naar de Zilverstraat, waar- mee ik begonnen ben, is hier een prima voorbeeld van." Ondanks deze goede herinnerin- gen en het feit dat er nog zo veel te onderzoeken is, heeft de Bruijn op het moment geen concrete Utrechtse plannen. Hij hoopt dal zijn publicatie een aanzet kan zijn om ook in andere steden derge- lijk onderzoek te laten uilvoeren. 's-Hertogenbosch heeft in ieder geval al belangstelling getoond, zodat de Bruijn daar voorlopig nu voor enkele dagen per week werkzaam is. Voor Utrecht bete- kent hel dat wij dit gesprek met een verzuchting hebben beëin- digd: "Eigenlijk is hel jammer want er is meer niet dan wel in het boek terecht gekomen." M.W.S. de Bruijn, Husinghe ende hofstede.
Een institutioneel-geografische studie van de rechtspraak over onroerend goed in de stad Utrecht in de Middeleeuwen, verschijnt als deel 18indeStichts historische reeks, uitg. Het Spectrum, prijs ƒ85,- |
|||||||||||||||||||
PORTRET
|
|||||||||||||||||||
Martin de Bruijn: Utrecht is uniek
|
|||||||||||||||||||
'Verfassungstopografie'
Martin de Bruijn zal
voor velen geen onbeken- de zijn. Op Sint Maarten, 11 november, hoopt hij te promoveren op wat hij zelf heeft genoemd een institutioneel-geografische studie. "In het nederlands is er geen echt woord voor. De duitsers noemen het Verfassungstopografie," ver- telt de Bruijn, "in dit geval bete- kent het dat ik onderzoek heb gedaan naar de rechten op en de rechtspraak over de grond en de opstallen in de stad Utrecht gedu- rende de middeleeuwen. Van de enorme hoeveelheid gegevens die dit heeft opgeleverd, vindt hijzelf een van de opmerkelijkste vond- sten dat het grondgebied van het romeinse castellum omstreeks 1050 vergroot is en met een tweede gracht omgeven. De Utrechtse kerk en de kapittels speelden in deze hele periode na- tuurlijk een belangrijke rol. Daar- om is de Bruijn de afgelopen jaren veel in het rijksarchief geweest, waar de archieven van deze instellingen bewaard wor- den. De Bruijn: "Deze archieven bevatten werkelijk een schat aan gegevens en eigenlijk zijn ze nog nauwelijks voldoende geïnventa- riseerd, laat staan bestudeerd. Er is nog heel wal werk te doen". Meerwaarde
Hiermee blijken we direkt op
een heikel punt te zijn gekomen:
Nu dit onderzoek, dat door
NWO werd betaald, is afgelopen,
MaixelineDolfin is de Bruijn eigenlijk baanloos.
|
|||||||||||||||||||
Fascinatie
"Dit zijn sombere geluiden
als je bedenkt dat de grootste vraag bij archieven op het moment na de genealogie die naar de geschie- denis van woonhuizen is. Veel mensen zijn geïnteresseerd in de geschiedenis van hun woonom- geving." De Bruijn hoopt dan ook dat hij met zijn onderzoek en de publicatie daawan ook het grote publiek kan bereiken om zo de betrokkenheid bij de geschiede- nis van de stad te vergroten. |
|||||||||||||||||||
140
|
|||||||||||||||||||
november / december 1994
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
B O
|
EKENSCHO
|
U W
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort 1850-1930
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sector. Bovendien kwam na 1870
de inkomensachteruitgang min- der hard aan omdat voedsel toen goedkoper werd. Het sleutelbegrip in het boek is
industriahsatie'. De auteur be- perkt zich hierbij niet tot de nijverheid, maar onderzoekt hoe de Amersfoortse samenleving als geheel door de industrialisatie veranderde. Een spannend uitgangspunt, en
daarom is het jammer dat de pre- sentatie van de resultaten zo wei- nig doordacht lijkt. In de struc- tuur van het boek schemert voortdurend het skelet door van de doctoraalscriptie waaruit het boek is voortgekomen. Zo wor- den de demografische, de econo- mische en de welvaartsontwikke- ling gescheiden besproken en passeren keer op keer dezelfde economische sectoren in moei- zame optocht de revue. De lezer moet veel moeite doen om de hoofd- van de bijzaken te onder- scheiden. De hoofdbronnen voor het on-
derzoek - beroepstellingen en be- lastinggegevens - nopen tot een nogal beperkte invulling van de begrippen economie en sociale structuur, maar Brusse benut de gegevens voorbeeldig. Bovendien heeft hij ook zoveel aanvullende gegevens verzameld dat Amers- foorts historie toch kleur krijgt. Daaraan dragen ook de tientallen illustraties bij, die fraai zijn afge- drukt. Brusse's boek levert nieuw mate-
riaal voor het vergelijkend onder- zoek naar de industrialisatie in Nederland. Andere onderzoekers hebben zich vooral gericht op de steden in de geürbaniseerde kust- provincies van Nederland (vooral in Holland). Amersfoort lag in het landelijke, relatief geïsoleerde en |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
achtergebleven oosten van het land.
De vraag of dit verschil leidde tot een afwijkende ontwikkeling ver- dient uitvoeriger behandeling. Paul Brusse, Amersfoort 1850-1930.
Economische bedrijvigheid en sociale verhoudingen. Uitgeverij Bekking, Amersfoort 1993,215 pp., III., prijs: ƒ 29,90. ISBN 90 5109 3465. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De molens van Spengen en
Kockengen Ruim 30 jaar geleden, in 1962
om precies te zijn, werd de Stich- ting De Utrechtse Molens opge- richt om de aftakeling te voor- komen van de molens in de provincie, die niet langer werkten. Om dit heuglijke jubileum te vieren liet genoemde stichting Bemet van Leeuwen een boekje schrijven over de eerste twee aanwinsten van de stichting: de molens van Spengen en Kockengen. In de eerste hoofdstukken van dit mooi vormgegeven boek wordt in het kort (soms te kort) de geschiedenis van de polders en waterschappen van Spengen en Kockengen be- handeld. Dit wordt gevolgd door twee wat langere hoofdstukken: het eerste gaat over het onder- houd, dat in de loop der tijden aan de molens is gepleegd, het tweede over het leven en de loop- baan van de molenaars. De schrijfster slaagt erin een aardig beeld op te roepen, hoewel haar uitleg soms wat te beknopt is, waardoor de loop van het verhaal aan duidelijkheid verliest. Bernet van Leeuwen - De molens van
Spengen en Kockengen. 30 jaar Stichting De Utrechtse Molens. Utrecht, Stichting De Utrechtse Molens 1993.46 pagina's; ISBN 90-800265-2-2. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Paul Brusse,
Amersfoort
1850-1930.
Economische
bedrijvigheid
en sociale
verhoudingen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de geschiedenis van
Amersfoort wordt de negentiende eeuw beschouwd als een weinig interessante tijd. De textielnijver- heid, de kurk waarop Amersfoort economisch dreef, raakte in ver- val en de ontwikkeling van de stad stagneerde. Historici hebben de periode verwaarloosd - ten onrechte, zoals Paul Brusse laat zien in Amersfoort 1850-1930. De auteur betoogt dat de textiel- nijverheid zich langer wist te handhaven dan meestal wordt aangenomen. Tot in de jaren 1860 ging het er niet slecht, maar de klap die daarna kwam, was dramatisch: waarschijnlijk bin- nen een decennium daalde het percentage van de beroepsbevol- king dat in de textiel werkte van ruim 20% naar minder dan 5%. Brusse laat echter zien dat de werkloos geworden spinners en wevers konden uitwijken naar andere sectoren: kleinhandel, landbouw, de bouw (kazernes, spoorwegen) en de voedings- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
141
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hans van
Deukeren |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B.H.G.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
november I december 1994
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||