-ocr page 1-
Ésm
Utrecht
REGISTER 1994
67ste jaargang
R. P. M. van Antwerpen
Notebomenlaan 27
3582 C6 Utrecht
BIBLIOTHEEK
RIJKSUNiVfr;~:SiTG!T
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
2605 412 6
ML.
-ocr page 2-
REGISTER 1994
SCHRIJVERS
inlegvel bij nr. 5 Baars, J. Toelichting op de ontwerp-
begroting 1995
76 Berkelaar, W., Existentialisme in de Domstad. Het bezoek van
Jean-Paul Sartre aan Utrecht in december 1946
83    Idem, Boekenschouw
8 Brits-Oversteegen, M.G., Grafmonument: Bij het graf van
dr. J.J. van Oosterzee
84   Wem, Grafmonument: De grafkelder van Hijmen Bart van
Zijll Van Den Ham te Vleuten
100 Bruin, R. de. Bezetting of bevrijding. Buitenlandse interventie-
legers in Utrecht, 1787-1813
62 Croo de Vries, A.B.R. du, De familie van Lier als parnassijns.
Leden van de familie van Lier als kerkbestuurders van de
Israëlitische gemeenten van Maarssen en Utrecht
141 Deukeren, H. van. Boekenschouw
20 Dolfin, M., Portret: Saskia van Dockum, provinciaal archeoloog
44 Idem, Portret: Renger de Bruin, conservator historische afde-
ling Centraal Museum
68 Idem, Portret: Gerard van Rooy, lid tentoonstellingscommissie
Kunstmarkt
92 Idem, Portret: Tjeerd Pot: "Tja, wat ben ik eigenlijk?"
140  Idem, Portret: Martin de Bruijn: Utrecht is uniek
132 Hart, P.D. 't, Om het recht op een varken. Privébelangen en
milieuzorg in de vorige eeuw
18 Hattem,M. van, Rietveldprijs 1993
83 Idem, Boekenschouw
116 Idem, Portret: Ina Isings: "Soms denk je: wat is dit nu weer?"
128 Heijden, J. van der. Grafmonument: De grafkelder van de
familie Van Asch van Wijck te De Bilt
28 Hoffman-Klerkx, E.L., De schilderingen in het koorvak en het
36                transept van de Sint-Pieterskerk te Utrecht
59 Hoven van Genderen, B. van den. Boekenschouw
141  Idem, Boekenschouw
4 Jacobs, K., Hoog Catharijne. De stedebouwkundige visie van
het eerste uur
43 Kernkamp, H.H.W., Oproep aan de leden van Oud-Utrecht
86 Kipp-Brinkman, J.W.E., Licht en schaduw in de geschiedenis
van de Oude Hortus
124 tagers, H., De sluis bij Otterspoor en de dam bij het Gein
21 Lemaier, J,W., Begroting Vereniging Oud-Utrecht voor het
jaar 1994
114 Idem, Toelichting jaarrekening 1993
36 Marfens van Vliet, B.J., De Ketielejach en andere straatnamen
in de Utrechtse volkstaal
130 Meyer, H., Volksbuurtmuseum Wijk C één jaar oud
108 Meyere, J. de. De 'Kapelle te Helsdingen buijten Vianen'.
Twee tekeningen van Dirk van der Burg
112 Pietersma, A., De Vereniging Oud-Utrecht in 1993
16    Rooijen, C. van. De excursie naar het historisch museum in de
boerderij Ijsselsteete Nieuwegein
59 Roubos, A., Boekenschouw
10 Santen, B, van, Vredenburg... een stadsplein?
39    Wem, Vondsten
40    Wem, Het voormalig slachthuis aan de Amsterdamsestraatweg
17    Sc/iuurman, A, Boekenschouw
52 Storm van Leeuwen, J.A., Bange dagen op de dijken.
' soe het water aen alle kanten zeer groot ende hooch was'.
Het grootwaterschap BIjleveld en de Meerndijk in 1570
19 Vogelzang, F., Van de leestafel
38 Wem, Van de leestafel
61 Wem, Van de leestafel
85 Wem, Van de leestafel
111 Wem, Van de leestafel
139 Idem, Van de leestafel
130 Wersch, A. van. Volksbuurtmuseum Wijk C één jaar oud
107 Winkelaar, K., Boekenschouw
8 Zeijden, A. van der. Grafmonument: Bij het graf van dr. J.J.
van Oosterzee
34 Wem, Grafmonument: De grafkelder van de familie van
Nellesteyn te Leersum
naart / aprit 1995
OUD-UTRECHT
-ocr page 3-
REGISTER 1994
61    Van de leestafel: Baarn, Bunschoten, Veenendaal en Wijk bij
Duurstede
85 Van de leestafel: Eemnes, Nieuwegein en Vleuten
106 Grafmonument: De katholieke begraafplaats te Achterveld
108 De 'Kapelle te Helsdingen buijten Vianen'. Twee tekeningen
van Dirk van der Burg
111 Van de leestafel: Baarn, De Bilt en Ijsselstein
124 De sluis bij Otterspoor en de dam bij het Gein
139  Van de leestafel: Maarssen, Maartensdijk, Oudewater, Woerden
en Wijk bij Duurstede
PERSONEN
128 VanAsch van Wijck, in: Grafmonument
18 Theo Bosch, in: Rietveldprijs 1993
44 Renger de Bruin, in; Portret
140  Martin de Bruijn, in; Portret
108 Dirk van der Burg, in; De 'Kapelle te Helsdingen buijten
Vianen'. Twee tekeningen van Dirk van der Burg
8 1.1. Doedes, in; Grafmonument
20 Saskia van Dockum, in; Portret
60 Hamburger, in: Grafmonument
116 Ina Isingi, in: Portret
76 DJ. van Lennep, 'm: Existentialisme in de Domstad. Het
bezoek van Jean-Paul Sartre aan Utrecht In december 1946
62    Van Lier, in: De familie van Lier als parnassijns. Leden van de
familie van Lier als kerkbestuurders van de Israëlitische Ge-
meenten van Maarssen en Utrecht
132 Bart Molenbeek, in; Om het recht op een varken. Privébelangen
en milieuzorg in de vorige eeuw
34 Van Nellesteyn, in: Grafmonument
35 Idem, Boekenschouw
60 Idem, Grafmonument: De grafstenen van de familie Hamburger
te Kovelswade in Utrecht
106 Idem, Grafmonument: De katholieke begraafplaats te Achter-
veld
UTRECHT STAD
4 Hoog Catharijne. De stedebouwkundige visie van het eerste
uur
10 Vredenburg een stadsplein?
18    Rietveldprijs 1993 (voor het woningbouwproject in Voordorp)
28 De schilderingen in het koorvak en het transept van de Sint
Pieterskerk te Utrecht
36 De Ketielejach en andere straatnamen in de Utrechtse volks-
taal
69 Wem, een reactie
93 Idem, reacties
40 Het voormalig slachthuis aan de Amsterdamsestraatweg
86 Licht en schaduw in de geschiedenis van de Oude Hortus
100 Bezetting of bevrijding. Buitenlandse interventielegers in
Utrecht, 1787-1813
130 Volksbuurtmuseum Wijk C één jaar oud
132 Om het recht op een varken. Privébelangen en milieuzorg in
de vorige eeuw
UTRECHT PROVINCIE
16 De excursie naar het historisch museum in de boerderij Ijssel-
stee te Nieuwegein
19    Van de leestafel; Amersfoort, Eemnes, Nieuwegein, Woerden
en Woudenberg
38 Van de leestafel: Houten, Loosdrecht, Maartensdijk, Oude-
water, Rhenen en Zeist
52 Bange dagen op de dijken, 'soe het water aen alle kanten
zeer groot ende hooch was'. Het grootwaterschap Bijleveld
en de Meerndijk in 1570
37
maart I april 1995
OUD-UTRECHT
-ocr page 4-
REGISTER 1994
VONDSTEN
9 Drie vingerhoedjes
39 Twee stukken papier, gevonden bij restauratiewerkzaamhe-
den aan de Muziekschool
67 Het zoveelste christuskindje
91 De "groene man"op een steengoedscherf
115 Van een verzamelaar? Pijpekopjes
129 Getuigenissen van devotie
VERENIGING OVD-UTRECHT
21,45,69,93,117,131 Agenda
21 Begroting Vereniging Oud-Utrecht voor het jaar 1994
37 Verenigingsnieuws
43 Oproep aan de leden van Oud-Utrecht voor de vorming van
een ledencommissie
45,69,117 Mededelingen
67 Oud-Utrecht-prijs 1995
91 Aankondiging excursie naar Oudewater en Haastrecht
inlegvel bij nr. 5 (Toelichting op de) Ontwerp-begroting 1995
105 Aankondiging 'Martinus Nijhoff en de Paarden Kathedraal'
107 Algemene najaarsledenvergadering
112 De Vereniging Oud-Utrecht in 1993
114 Toelichting jaarrekening 1993
8 J.J. van Oosterzee, in: Grafmonument
92 r/eerdPot in: Portret
68 Gerard van Rooy, in: Portret
76 Jean-PaulSartie, in: Existentialisme in de Domstad, Het bezoek
van Jean- Paul Sartre aan Utrecht in december 1946
84 Hijmen Bart van Zijll Van Den Ham, in: Grafmonument
BOEKENSCHOUW
83 R. van Breukelen, Het Centrum tussen kromstaf en publiek
schandaal 1884-1932. Een perskwestie in het centrum des
lands met aanzienlijke verliezen en verliezers
141 PaulBrusse, Amersfoort 1850-1930. Economische bedrijvig-
heid en sociale verhoudingen
17 H. Buiter, Hoog Catharijne. De wording van het winkelhart
van Nederland
83 Frands Bulhof, Ma patrie est au clel. Leven en werk van
Willem Emmery de Perponcher Sedinitzky (1741 -1819)
35 A.B.R. du Croo de Vries, Inventaris van de archieven van de
Nederlands Israëlitische gemeente te Utrecht
83 H.J. van Es, Geschiedenis van de Gereformeerde kerk van
Breukelen 30 maart 1893 - 30 maart 1993
35 Mark van Hattem, Kozakkendag. De bevrijding van Utrecht
in 1813
59 S. Hutsc/iemaelters en C. Hrachovec (redactie). Heer en heel-
meesters. Negentig jaar zorg voor zenuwlijders in het Chris-
telijk Sanatorium te Zeist
141 Bernet van Leeuwen, De molens van Spengen en Kockengen.
30 jaar Stichting De Utrechtse Molens
107 Jurgen Limonard (inleider), Alexander van Goltstein,
De vertrouwde van mijn hart. Dagboek 1801-1808
59 Matrijs (uitgeverij). Geschiedenis van de zuidelijke Utrechtse
waterschappen
38
naart / april 199 5
OUD-UTRECHT
-ocr page 5-
Van de redactie
Colofon
Inderdaad: Oud-Utrecht is veranderd. Veranderd in formaat, in de vormgeving, in de dikte
en in frequentie. Met deze veranderingen heeft de redactie gemeend een aantal dingen wezenlijk
te verbeteren.
Het grotere formaat maakt het mogelijk de leesbaarheid te vergroten en foto's duidelijker en
mooier af te drukken. De nieuwe vormgeving vergroot de inzichtelijkheid van het blad en geeft
het een volwassen uiterlijk. Door de frequentie te verlagen maar de dikte te doen toe-
nemen is het mogelijk, goed op elkaar afgestemde artikelen te plaatsen en een doordacht blad in
elkaar te zetten.
Er zijn een aantal nieuwe rubrieken te verwelkomen. In "portret" vindt u voortaan, hoe kan
het ook anders, een portret van een, doorgaans om zijn of haar werk interessante, "Utrechtse
persoonlijkheid". Dit jaar zal in een aparte rubriek aandacht worden besteed aan grafmonu-
menten van ons reeds ontvallen Utrechtse personen. Dit in het kader van een grafmonumenten
inventarisatie project waar momenteel hard aan wordt gewerkt in onze regio. De agenda, de
boekenschouw en de leestafel zijn vertrouwde rubrieken die u ook in Oud-Utrecht nieuwe stijl
zult terugvinden.
Maar een tijdschrift moet het natuurlijk hebben van zijn artikelen. Daarvoor zijn wij nog
steeds van u afhankelijk: Oud-Utrecht blijft een blad voor en door de leden van onze vereniging.
Naar we hopen zal het nieuwe aanzien van ons verenigingsblad de leden niet afschrikken, maar
juist aanmoedigen om de redactie te blijven voeden met hun pennevruchten.
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks iijdschrili
67e jaargang nr. I
januari/lebruari 1994
Oud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Üud-Utrecht, vereniging
tot beoefening en lot verspreiding van
de kennis der geschiedenis van stad
en provincie Utrecht,
Voorzitter: H.H.W. Kemkamp.
Secretariaatsadrei: Zebraspoor 63,
6305 GD Maarssenbroek.
Pcnnin^mceslerJ.W, Lemaier.
U kml zich opgeven als lid van de ver-
eniging Oud-Utrecijt door te selMijven
naar:
Oud-Utrecht,
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht.
De contnbutie bedraagt / 47,= per
jaar (26- ƒ 30,=; 65+ ƒ 41 ,= per jaar).
Conliibulic- en ledenadministratie:
Mw. C. Nijhove-de Leeuw,
telefoon: 03465-62930,
Redactie: M. Dollin, M. \-an Hattem,
B. \'an den \ loven van Genderen,
M.C. van Cludheusden, B. van Santen,
E. Tigelaar. M. van de Vrugt,
A. van der Zeijden.
Redacticadies:
Alexander Numankadc 199,
3572 KW Utrecht.
Vorm^fving.' Han Hrnest.
Divk: De Boer Cupcrus.
Oud-Utrecht. Tweemaandelijks
tijdschrilt.
Verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda volgende mitiimer.-
I maart 1994, verschijningsdatum
1 april.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, liefsl op 5 1/4 of
3 1/2 inch floppy (WordPerfect, ver-
sies 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen om-
vang tussen de 2000 en 4000 woor-
den, waarbij het aantal noten zo
Ix'perkt mogelijk gehouden moet
worden. Hel gebmik van tussenkoj^ics
wordt aangeraden;
illuslratiesuggeslies zijn zeer welkom.
Inhoud
Van de redactie
Hoog Catharijne
De stedebouwkundige visie van het eerste uur
KoJacobs
Grafmonument
Vondsten
Vredenburg.... een stadsplein?
Bettina van Santen
Excursie boerderij IJsselstee
Cees van Rooijen
Boel<enschouw
Rietveldprijs 1993
Mark van Hattem
Van de leestafel
Portret
Begroting Oud-Utrecht 1994
Penningmeester I.W. Lemaier
3
4
8
9
10
16
17
18
19
20
21
21
Agenda
januari /februari 1 9 9-i
-ocr page 6-
Hoog Catharijne
De stedebouwkundige visie \an het eerste uur
Twintig jaar geleden,op 24 september 1973, werd het eerste gerealiseerde deel
van Hoog Catharijne door prinses Beatrix geopend. In de jaren daarna zou de
uitbreiding van het complex gestaag voortgang vinden. Hoog Catharijne is
'af' als het Muziekcentrum Vredenburg van architect H. Hertzberger in 1978 is
voltooid.
Voor, tijdens en na de bouw is er een konstante stroom van critici geweest, die
het project als een onzalige ingreep in de stad bestempelden. Pleitbezorgers
wijzen op het economisch succes van Hoog Catharijne en de impuls die het op
de binnenstad heeft of zou hebben.
Sinds een jaar of vijf wordt aan plannen gewerkt om Hoog Catharijne, met name
de verbindingen met het station en de stad, een face-lift te geven.
Wat er ook wordt gezegd, één ding is duidelijk: over Hoog Catharijne wordt
altijd iets gezegd. Genoeg redenen om eens terug te gaan naar de eerste plannen
voor Hoog Catharijne. Welk gedachtengoed en welke stedebouwkundige toe-
komstbeelden leefden bij de plannenmakers van het eerst uur toen ze achter hun
tekentafels dit omvangrijke en ingrijpende project uittekenden?
De bestaande voorzieningen in de
stad konden deze aanwas onmo-
gelijk verwerken en waren te ver
van de nieuwe woningen verwij-
derd. Daarom werden de nieuwe
wijken als een op zichzelf staande
eenheid opgezet. Kanaleneiland
heeft bijvoorbeeld scholen voor
basis- en voortgezet onderwijs,
kerken, club- en buurthuizen,
sportcomplexen, sporthallen, een
ziekenhuis, een verpleegtehuis,
een bibliotheek, vier buurtwinkel-
centra en een wijkcentrum met
een winkelcentrum.
De spreiding van de winkel-
centra geeft een goed beeld van de
eenheidsgedachte die aan de wijk
ten grondslag lag: een groot win-
kelcentrum in het hart van de wijk
en diverse kleinere centra ver-
spreid over de rest van de wijk.
Het is zeker niet toevallig dat het
grote winkelcentrum van Kana-
leneiland (van de hand van archi-
tect H.A. Maaskant) wordt geac-
centueerd door een hoge
kantoortoren en is gesitueerd
naast het centrale verkeersplein.
Het stedebouwkundige hart
van de wijk moest zowel visueel
herkenbaar zijn als directe aanslui-
ting hebben op hel wegennel.
Mobiliteit boven alles, met de ver-
wachting (èn de bedoeling) dal ie-
der met de auto boodschappen
zou gaan halen. Daarom zijn er te-
vens een parkeergarage en een
paar grote parkeerterreinen naast
hel winkelcentrum ontworpen.
Kortom, de overzichtelijke ste-
debouwkundige structuur van we-
gen en de ritmische architectoni-
sche uitwerking van hoog- en
laagbouw bood iedereen de moge-
lijkheid voor zijn dagelijkse le-
vensbehoeften in principe binnen
de wijk te blijven en daar zelfs van
deur tot deur te rijden.
Stadsuitbreiding
De gemeente Utrecht had in
1954 zijn lang en fel begeerde
grenswijziging gekregen. Op de
nieuwe grondgebieden konden de
uitbreidingsplannen worden gere-
aliseerd die waren vastgelegd in
het Structuurplan uit dat zelfde
jaar. De grote uitbreidingswijken,
Tolsteeg-Hoograven, Kanaleneiland,
Ovei^echt en Lunetten, waren
schematisch vastgelegd en zouden
ieder hun eigen uitwerking en re-
alisatie krijgen. Belangrijk in dit
verband is het gedachtengoed
waarmee de wijken in de jaren '50
en '60 werden opgezet, omdat dit
denken over de wijken onlosma-
kelijk is gekoppeld aan het den-
ken over de gehele stad en het
stadshart.
Hoe toendertijd over de opzet
en uitwerking van een nieuwe
wijk werd gedacht, valt achteraf
het meest helder af te lezen aan
Kanaleneiland. Hier draagt aan bij
dat het bij deze wijk gaat om een
door twee grote kanalen - het
Amsterdam-Rijnkanaal en het Mer-
wedekanaal - geïsoleerd 'eiland'
dat met enkele nieuwe bruggen op
de beslaande stad werd aangeslo-
ten.
Met die bruggen zijn we direct
bij de essentie van de hoofdstruc-
tuur van de stedebouwkundige
opzet: de wegen. Naast de huis-
vesting van de bevolkingsaanwas
speelde een nieuw gegeven een
grote rol: de toenemende mobili-
teit van de bevolking. De bereik-
baarheid van iedere woning met
de auto komt hoog op de priori-
teitenlijst van het ontwerppro-
gramma te staan.
De andere belangrijke hoofd-
gedachte bij de opzet van de
nieuwe uitbreidingswijken was de
omvang van de te bouwen huis-
vesting. In Kanaleneiland moesten
voor dertigduizend mensen wo-
ningen en voorzieningen komen.
Ko Jacobs
janitari /februari 19 9 4
UTRECHT
-ocr page 7-
Het stadshart
In feite geldt op een grotere
schaal voor de stad als geheel een
zelfde optiek. Nu is de stad de
grote eenheid en geldt de binnen-
stad als het hart. Het stadshart
heeft daarbij een extra rol omdat
hel aanvullende voorzieningen
moet bieden voor de totale stad en
de regio. Mede door de economi-
sche groei in de jaren '50 en de
hoogconjunctuur van de jaren '60
worden deze ontwikkelingen ge-
stimuleerd. Het toekomstperspec-
tief wordt gekarakteriseerd door
termen als groei, toename en wel-
vaart. Het zal duidelijk zijn dat de
oude binnenstad van Utrecht de
gevolgen van deze ontwikkelingen
niet eenvoudig kon verwerken. De
knelpunten bestonden niet alleen
uit de toename van het winkelen-
de publiek en het daarmee ge-
paard gaande vervoer, maar ook
uit de omvang en het niveau van
de bestaande voorzieningen in de
stad.
Om voor de verkeersproble-
matiek tot een oplossing te komen
werd de Duitse deskundige
ProfMr.Ing. M.E. Feuchtinger in-
gehuurd. In 1958 presenteerde
hij, in overeenstemming met de
heersende denktrant, het radicale
en daarom verguisde plan voor de
singeldemping. In plaats van een
halt toe te roepen aan autoverkeer
in de binnenstad wordt het ver-
keer juist vrij baan gegeven door
grote delen historisch, maar niet-
functioneel stadsschoen op te offe-
ren. Dit is kenmerkend voor de
toenmalige visie op de historische
binnenstad en de bereikbaarheid
daan'an voor het grote publiek.
Hoog Catharijne als oplossing
In deze optimistische sfeer
worden ook de eerste plannen
voor Hoog Calharijne ontworpen.
De plannenmakers van het eerste
uur zijn: Bredero NV, de gemeen-
te Utrecht, de Nederlandse
Spoorwegen en de Jaarbeurs. Zij
bogen zich over de situatie rond
het station en de stationswijk, de
verbindingen mei het Jaarbeurs-
terrein aan de ene kant en met de
binnenstad aan de andere kant.
De toenmalige situatie rond
het station kon in het licht van het
boven geschetste perspectief alleen
maar als bedroevend worden be-
stempeld: een klein station met
een stationsplein dat lag wegge-
drukt achter de stationswijk. Een
heldere toegang tot de stad be-
stond niet; als je vanuit het station
naar de stad wilde, moest je om de
stationswijk heen om vervolgens
op de barrières van de singel en de
pleinwand van het Vredenburg te
stuiten. Om maar te zwijgen van
de hordenloop die moest worden
ondernomen om vanuit de stad
een bezoek aan de Jaarbeurs te
brengen of omgekeerd. Zoals al
eerder gezegd; de binnenstad was
voor gemotoriseerd verkeer moei-
lijk toegankelijk en parkeren was
bijkans onmogelijk.
De plannen voor Hoog
Catharijne uit de beginjaren '60
wilden een oplossing voor alle
knelpunten bieden. De stede-
bouwkundigen hadden een duide-
lijke visie die ook nu nog van de
tekeningen en maquettes valt af te
lezen.
De ruggegraat van Hoog
Catharijne is de verhoogde wan-
delpromenade die vanaf het
Vredenburg de pleinwand door-
boort, de singel overbrugt, over de
sporen voert tot aan het congres-
gebouw van de Jaarbeurs aan het
Jaarbeursplein. Het meest kenmer-
kende was het open karakter; al-
leen ter hoogte van het station,
waar de wandelpromenade werd
opgenomen in de nieuwe, even-
eens verhoogde en overdekte sta-
tionshal, zou men niet in de open
lucht lopen. De rest van het voet-
gangersgebied was in de open
lucht en heel ruim van opzet. Het
verhoogde plateau was voorzien
van restaurants, cafés met terras-
sen, winkels, boutiques, zithoeken
en -banken, zodat de sfeer van een
eigentijds stedelijk plein kon ont-
staan. Het beeld dat de stede-
bouwkundigen voor ogen stond,
was een modem Damrak: een toe-
gang tot de stad in de vorm van
een open allee van het station naar
de binnenstad, waar de bezoeker
kon kennismaken met Utrecht of
de vertrekkende reiziger afscheid
kon nemen. Gedacht werd aan
een levendige en sfeervolle stede-
lijke ambiance die dankzij zijn
moderne vormgeving niet de
nadelen van een bedompte, oude
stadswijk zou kennen.
De plannen
Als zijarmen aan de lange as
van de wandelpromenade zijn vier
gebouwcomplexen ontworpen. Het
Jaarbeursplein wordt omzoomd
door nieuwe gebouwen, waarbij
de hoteltoren aan het Westplein
zich al voorzichtig manifesteert.
Het tweede ensemble wordt ge-
vormd door het nieuwe stations-
gebouw boven en pal naast de
overdekte sporen. Aan de zijde
van het Vredenburg is in aanslui-
ting op het grote Jaarbeursgebouw
langs de Catharijnesingel een
doorbraak richting Mariaplaats
ontworpen. Op de plaats van de
stationswijk bevindt zich echter
het grootste complex: het corpus
van Hoog-Catharijne.
Opmerkelijk hieraan is de op-
zet die bijna klassiek van karakter
is, zowel in plattegrond als in aan-
zicht. Daar waar de wandelprome-
nade het corpus kruist, bevindt
zich een nieuw stadsplein geflan-
keerd door drie hoge torens, de
hoogste van het gehele plan. De
beide vleugels van het corpus be-
staan ieder uit een carré van lagere
gebouwen die vervolgens worden
besloten door een middelhoge to-
ren. De ene toren staat op het
Smakkelaarsveld, de andere in het
Moreelsepark. Het gevolgde sche-
ma van het corpus - hoog mid-
dendeel met twee lagere vleugels
met aan de uiteinden iets hogere
accenten - komt bijna overeen met
dat van een klassicistisch Frans
chateau.
De tekeningen uit de vroege
jaren '60 tonen de wandelprome-
nade bevolkt met groepjes men-
sen, die zich bewegen in een over-
zichtelijk en ruim opgezet
januari /februari 1 9 9 't
UTRECHT
-ocr page 8-
Hoog Catharijne
De stedehouwkundige visie van het eerste uur
en de bebouwing tussen Vreden-
burg en Mariaplaats - maar daar
stond tegenover dat een nieuw,
ruim en toegankelijk stedelijk ge-
bied aan de oude binnenstad werd
toegevoegd. Het ging immers niet
enkel om een verbetering van de
verbindingen, maar ook om een
impuls te leveren aan de omvang
en het niveau van de grootstedelij-
ke voorzieningen.
straat in de stad met twee gesloten
straatwanden, maar zou steeds
wisselende coulissen laten zien;
van laag en dichtbij tot hoog aan
het eind van het plein. Hier zou
het credo van het Modemisme -
licht, lucht en ruimte - zich aan
den lijve hebben laten voelen.
Net als in Kanaleneiland wordt
het hart van het nieuwe centrum
geaccentueerd door hoogbouw; in
dit geval door een driehoek van
twee hoge kantoortorens en een
wat minder hoog woongebouw.
Dit komt mooi tot uiting in een
vogelvluchtperspectief van het he-
le plan met de bestaande stad op
de achtergrond. Op de voorgrond
staat de omgevallen blokkendoos
van Hoog Catharijne m strakke
slagorde opgesteld. In het midden
zijn de hoge torens van het nieu-
we centrum te zien. Op de achter-
grond enigszins terzijde torent de
Dom hoog boven de stad uit. In
het hart van de afbeelding echter
staat de Neudeflat (eveneens van
de hand van Maaskant; op dat
moment juist voltooid) als een ba-
ken van hel nieuwe elan in het
centrum van Utrecht. Het lijkt het
doel waarnaar de uitbreiding van
Hoog Catharijne zich uitstrekt, of
misschien beter is het de kiem van
waaruit het nieuwe Utrecht zich
verspreidt.
Visie en realiteit
Hoog Catharijne was in de
ogen van de plannenmakers een
weldaad voor de stad. Alle gesig-
naleerde knelpunten, die in hun
ogen samenhingen met de klein-
schalige, door de tijd ingehaalde
stad, zouden in een klap worden
opgelost. Met de geest van de ja-
ren '60 in het hoofd zagen zij de
toekomst voor het oude. met ver-
keer dichtslibbende centrum in
het openbreken van de stad, let-
terlijk en figuurlijk. Hun ogen za-
gen niet de amputatie van een
waardevolle, historische stads-
rand, maar de transplantatie met
een modem en vitaal organisme
dat nieuw leven in het stadshart
zou pompen.
Als we de eerste plannen op
een rijtje zetten wat kan de optel-
som van deze winstpunten dan
anders betekenen dan meer wel-
vaart, extra groei en (inter-)natio-
naal aanzien voor Utrecht? Was
dit in historische termen niet ver-
gelijkbaar met de bouw van een
kathedraal of een koningspaleis?
Dertig jaar na dato zijn de ste-
dehouwkundige ideeën van het
eerst uur alleen nog maar te ach-
terhalen uit de afbeeldingen en de
maquettes of door gesprekken met
de toenmalige ontwerpers. Het ge-
realiseerde Hoog Catharijne geeft
weinig prijs van de vroege visie en
de beloftevolle bijdrage die men
met het plan aan de oude stad
wenste te leveren. Als er al succes-
volle verhalen over het huidige
Hoog Catharijne worden verteld,
zijn die van economische aard. En
dat geeft in grote lijnen aan wat er
in de tien jaar tussen de eerste
plannen en de opening in 1973 is
gebeurd: de aanzet voor een stede-
bouwkundig plan dat nog niet
was uitgekristalliseerd, een visie
op de stad die nog in ontwikke-
ling was, is opgeofferd aan econo-
mische formules van winst en ren-
dement. Hoe dat is verlopen is
echter een ander, ongetwijfeld
dramatisch hoofdstuk uit de ge-
schiedenis van Hoog Catharijne.
Een hoofdstuk dat wellicht ook
past in dat andere Utrechtse ver-
haal: over hoe het die kathedraal
en dat koningspaleis is vergaan.
Stedebouwkundig ideaal
De tekeningen en maquettes
zijn duidelijk stedebouwkundig
van karakter. De gebouwen heb-
ben geen architectonische uitwer-
king; ze zijn schetsmatig aangege-
ven door middel van volumes
waann hoogstens het aantal
bouwlagen is getekend. Desal-
niettemin gaat er van de tekenin-
gen een zekere aantrekkingskracht
uit. De reden hiervoor is niet al-
leen dat de verbeeldingskracht van
de beschouwer wordt aange-
spoord om de ontbrekende details
met zijn eigen fantasie in te vullen.
De reden is ook dat er afgewogen
met verticale en horizontale volu-
mes is gecomponeerd. Zeker het
wandelniveau laat mooie verhou-
dingen zien in de profielen van de
promenade. In het han van het
plan ligt tussen drie sterk verticale
volumes de ruime vlakte van het
stedelijke plein. Dit profiel, de
grootte van het plein in verhou-
ding tot de hoogte van de flanke-
rende bebouwing, oogt goed. Het
plein is op zijn beurt weer inge-
vuld met kleinere, horizontale vo-
lumes. In de maat en de afwisse-
ling van de volumes en in de
ruimte die open wordt gelaten, zit
veel van de kwahteit van de eerste
plannen. Het uitzicht tijdens een
wandeling over de promenade zou
niet de ervaring opleveren van een
wordt afgewikkeld op het niveau
van het maaiveld. Naast het sta-
tion is een brede zone ingericht
voor de buspeiTons van stad- en
streekvervoer. De busstations wor-
den geflankeerd door brede auto-
wegen en parkeerzones. Dat er in
deze vroege plannen ook veel za-
ken nog niet zijn opgelost, blijkt
uit de onduidelijkheid over de
verbindingen tussen het wandelni-
veau en het niveau voor het gemo-
toriseerde verkeer. Slechts hier en
daar op een onbeduidende plek is
een hellingbaan tussen beide ni-
veaus getekend.
Voor het Hoog Catharijne vol-
gens deze plannen moest welis-
waar bestaande bebouwing wor-
den opgeofferd - de stationswijk
Hoog Catharijne            ensemble van strakke woon- en
in aanbouw                 kantoorgebouwen. Opvallend is
de vrij toegankelijke ruimte die
wordt geboden: op de tekeningen
circuleren de mensen rond en aan
de voet van de gebouwen en ook
in de binnengebieden is druk
voetgangersverkeer.
In de tekeningen is ook goed
te zien dat het bus- en autoverkeer
januari /februari 1994
OUD- UTRECHT
januari /februari 1994
OUD-UTRECHT
-ocr page 9-
si
M
■'xï#4«^ ^ '**•
~' i^-N^HHfe^ .-
- , è.t^l\ "'V "^^ - .<^
*».»^^^;fe'' -""■- ^ ^ ^ÊÊÊ
^-"■"^'j^W^ -e
^r ,00^^^^^'
_j^
• ■«..^j
i.^.^^
au f
I '-I^j^r*^'*^ 1111,111|||||| MtWifii.^^if^ "'
------------*f----------------------------------------
VONDSTEN
N T
AFMONUME
delijk sprake van handwerk. Het
begon kennelijk met het buigen
van ongeveer 2 cm brede strookjes
messing (0.5 mm dik) tot licht co-
nische kokertjes. Het vastsolderen
van de naad mislukte wel eens
door oververhitting, getuige enke-
le voorbeelden waarbij een gat in
het metaal viel. Lukte het wel dan
werd \'ervolgens aan de smalle zij-
de van de conus een bol kapje -
ter plaatse van de vingertop - ge-
soldeerd. Dat werd vermoedelijk
tussen malletjes geperst of gesla-
gen en passend bijge\djld. Om de
opening van de vingerhoed werd
tenslotte nog een smal ringetje van
messing vast gesoldeerd en bijge-
werkt. Dat reepje maakte het ob-
ject in zijn geheel sterker en door
het ter plaatse rond af te werken
werd de scherpe smalle rand weg-
gewerkt.
Merkwaardig aan dit vondst-
complexje is overigens wel dat de
niet afgewerkte (mislukte?) losse
kokertjes geen reliëf van putjes
vertonen, terwijl dat bij de twee
stapeltjes aan elkaar Vastgecorro-
deerde' bijna-eindproducten wel
het geval is, over het gehele opper-
vlak. Werden die putjes dan
handmatig met een dreveltje in
het gladde metaal gehamerd, zoals
dat eens bij de eerste vingerhoe-
den werd gedaan? Gezien het vol-
strekt regelmatige patroon van
even diepe putjes, is dat uitgeslo-
ten. Het basismateriaal zal fa-
brieksmatig zijn vervaardigd en na
aanlevering met de hand zijn ver-
werkt.
Misschien is het wel zo dat de
kokertjes van ontwijfeld goedko-
per materiaal als oefening voor
solderen hebben gediend... solde-
ren is namelijk niet zo gemakke-
lijk. Een datering van dit bedrijfje
in de tweede helft van de 16de
eeuw lijkt niet onwaarschijnlijk.
Op initiatief van de Stichting Stichtse Geschie-
denis en delerebinth (landelijke vereniging tot
herstel van zorg rond dood en rustplaats) worden
op het ogenblik alle begraafplaatsen in de
provincie Utrecht onderzocht op bijzondere graf-
monumenten.
Oud Utrecht geeft alvast een voorproefje.
delpark en zo werd het ook ge-
bmikt. De entreeprijs was een
kwartje, een heel bedrag m die
tijd!
Slaapmuts
Doedes en Van Oosterzee wa-
ren beiden hoogleraar aan de
Utrechtse theologische faculteit en
kenden elkaar al sinds hun stu-
dententijd. Beiden waren ook pre-
dikant. Vooral Van Oosterzee trok
volle kerken met zijn gevoelige en
enthousiaste preken. Van
Oosterzee voelde zich venvant
met de ethisch-irenische richting
in de theologie. Hij stond onder
invloed van de Duitse theoloog
Schleiermacher, die gewezen had
op het belang van het gevoel bij de
geloofsbeleving.
Na predikant te zijn geweest in
Eemnes, Alkmaar en Rotterdam,
werd Van Oosterzee m 1863 be-
noemd tot hoogleraar in Utrecht;
Doedes was hem m 1859 al voor-
gegaan. Van Oosterzee had het
niet in alle opzichten naar zijn zin
in Utrecht. "Er staat een slaapmuts
op de Domtoren" is één van zijn
bekende gezegdes. Daar kwam bij
dat hij door allerlei omstandighe-
den niet meer zijn favonete vak,
de praktische theologie, mocht
doceren.
Van Oosterzee was overleden
in Wiesbaden. Op 3 juli 1882 was
hij, "ofschoon onder een klim-
mend gevoel van Uchamelijke
zwakheid", voor zijn jaarlijkse zo-
mervakantie naar de Duitse bron-
badplaats Neuenahr (aan de Ahr)
afgereisd. Hij voelde zich echter zo
beroerd dat hij na drie weken naar
Wiesbaden vertrok. Hoe hij op za-
terdag 29 juli overleed weten we
door een ooggetuigeverslag van
dominee Post, die Van Oosterzee
in Wiesbaden kwam opzoeken.
staand monument dat maar liefst
drie en halve meter hoog is. Op de
marmeren plaat met tekst staat
onder de persoonsgegevens Van
Oosterzees levensspreuk: \dctus
vincam. Op de achterkant van de
steen is de tekst uitgehouwen
waarmee hij zijn autobiografie Uit
mijn levensboeh
had afgesloten:
"Door de genade Gods ben ik, die
ik ben, en zijne genade, die aan
mij bewezen is, is niet ijdel ge-
weest." De grafsteen wordt be-
kroond door een kruisteken, het
christelijk s}Tabool van de hoop.
Onder het kruisteken zijn enkele
s\Tnbolische afbeeldingen beves-
tigd geweest; alleen de afbeelding
aan de linkerkant, een duif met
een palmtakje, is bewaard geble-
ven. Tot slot is op de steen een
ontluikende bloem te zien.
Prof. Doedes overleed in 1897.
Ook hij kreeg een graf op
Soestbergen, De door zijn oud-
leerlingen geschonken granieten
obelisk heeft de tand des tijds
goed doorstaan.
"Met mijne echtgenoote stond ik
bij het bed van den ster\'ende.
Zijne hand lag rustig m die van
zijne geliefde gade, en bleef daar
rusten. (...) Ten half tien ure sloeg
de stervende de oogen, die lot nog
toe gesloten waren geweest, naar
boven. Eenige oogenblikken staar-
de hij omhoog, als zag hij daar iets
heerlijks. Toen sloten de oogleden
zich langzaam. De geliefde was
heengegaan, en met hem zooveel!"
Van Oosterzee is vijf-en-zestig jaar
geworden.
g^ s*-
Drie vingerhoedjes
Bij een opgraving in 1991 in
Wijk C (Bergstraat) werd in een
afvalput een aantal metalen objec-
ten aangetroffen die een ogenblik
wat raadselachtig leken. Na schoon-
maak bleek echter dat het hier om
vingerhoedjes ging in diveiBe stadia
van het fabricageproces. Nu is de
vondst van een vingerhoedje op
zichzelf niet uitzonderlijk, maar
dan gaat het doorgaans om een
exemplaar dat eens in gebruik was
en verloren ging. Deze vondst
maakt het waarschijnlijk dat de
maker hier eens zijn ambacht be-
dreef en zijn nalatenschap biedt
nu de gelegenheid om iets van zijn
werk te doorvorsen.
De oudst bekende metalen
vingerhoeden zouden rond de 9de
eeuw AD uit Byzantium stammen,
in Holland niet vroeger dan de
14de eeuw. Er is dan sprake van
handwerk, waarbij gegoten en ge-
hamerde varianten voorkomen.
Pas in het begin van de 17de eeuw
is in ons land sprake van een fa-
brieksmatige vervaardiging, met
name ook in Utrecht.
Bij deze vingerhoedjes is dui-
J.J. van Oosterzee
Bij het graf van drJJ, \an
Oosterzee
"Dat heeft zeker niemand van
ons eene week geleden vermoed,
dat wij heden bij dit graf zouden
staan. (...) Helaas, 't is geen
droom, maar werkelijkheid, dat
wij thans geschaard staan rondom
het graf van onzen ontslapen
vriend Van Oosterzee, onver-
wachts weggenomen'\ Zo begon
professor J.1. Doedes op 3 augus-
tus 1882 op de Algemene begraaf-
plaats Soestbergen te Utrecht zijn
rede bij het graf van zijn vriend en
ambtgenoot JJ. van Oosterzee, die
op 29 juli in Wiesbaden overleden
was. Het decor was romantisch.
Soestbergen was in 1830 ontwor-
pen door J.D. Zocher jr., in de
Engelse landschapsstijl, dat wil
zeggen met slingerende paden en
veel bomen en struiken. De be-
graafplaats was bedoeld als wan-
Bronnen
Bij het graf van dr. J.J. van Oosterzee
(Utrecht 1882).
-  JJ. van Oosterzee, Uit mijn levensboek.
Voor mijne vrienden
{tJtrecht 1883).
Biografisch lexicon voorde geschiede-
nis van het Nederlands protestantisme
(deel 2).
Dood en begraven. Sterven en rouwen
1700-7900. Tentoonstellingscatalogus
ter gelegenheid van het 150-jarig
bestaan van de Eerste Algemene
Begraafplaats Soestbergen te Utrecht
(Utrecht 1980).
Victus Vincam
Maandag 31 juli werd zijn
stoffelijk overschot naar het sta-
tion gebracht om zo naar Utrecht
vervoerd te kunnen worden, waar
het op donderdag 3 augustus be-
graven werd. Het grafmonument
staat \Tijstaand op een prominente
plaats op de begraafplaats, op een
kruispunt van paden. Het is een
M.G. Brits-
Oversteegen
Albert van der
Zeijden
januari /februari 1994
OUD
UTRECHT
OUD-UTRECHT
januari I februari 19 9 4
-ocr page 10-
Vredenburg... een stadsplein?
Wie van de zomer In de actualiteitenrubriek NOVA het item met het Monopoly-
spel heeft gevolgd, zal het niet ontgaan zijn dat Utrecht er met Neude en
Vredenburg in kwantitatief opzicht wellicht goed, maar in kwalitatief opzicht
slecht van af kwam. Werd het Neude al als een mislukt plein afgeschilderd (en
terecht), het Vredenburg kwam nog mistroostiger in beeld. Een paar mopperende
marktkooplieden en het gebruikelijke 'gekke straattype' mochten in de druilerige
regen heel Nederland laten delen in de algemene troosteloosheid die het Vreden-
burg in Utrecht lijkt uit te stralen.
Maar hoe zit dat nu met het Vredenburg? Was het vroeger beter, zoals stads-
bewoners graag beweren? Of wordt het straks beter met het Utrecht City Project,
zoals de plannenmakers met evenveel overtuiging beweren?
Zeker met het oog op de toekomstige plannen, is het zinnig een analyse te maken
van deze plek in het stadshart.
Deze analyse is grotendeels gebaseerd op materiaal verzameld en uitgewerkt
door Frans Kipp; het hier gepresenteerde verhaal, inclusief de 'kleur', zijn voor
rekening van ondergetekende.
stadsmuur diende als voorburcht.
Nadat het kasteel in 1577 na
een belegering in handen van de
burgers was gevallen, werd het
oostelijk deel - de stadszijde - al
snel gesloopt. De westzijde daar-
entegen bleef intakt, maar maakte
in het vervolg deel uit van de stads-
ommuring. De ruimte was weer
beschikbaar gekomen voor de
markten: hetzelfde jaar 1577 nog
werd de Paardenmarkt weer op
het Vredenburg gehouden. Ook
de andere markten volgden. Vanaf
1582 keerden de destijds naar het
Neude verplaatste markten terug,
nadat eerst het terrein was geëgali-
seerd. Ten behoeve van deze vee-
markten werden aanbind-palen
aan de randen van het plein geïn-
stalleerd; deze palen zouden tot
1928 op het plein aanwezig blijven.
Aan de noord- en oostzijde
werden nu weer de percelen ver-
kocht en bebouwd, die hadden
moeten verdwijnen voor de aanleg
van de slotgracht. Ook aan de
zuidzijde van de Catharijnepoort
werd een bouwblok verkaveld en
bebouwd in 1592. Latere verzoe-
ken om deze bebouwing uit te
breiden naar het oosten en zo aan
te sluiten bij de Lange Viestraat
werden afgewezen. Men wilde het
marktplein onder geen beding
verkleinen.
Aan de zuidzijde op en naast
de voormalige voorburcht (tot aan
Achter Clarenburg) werden vanaf
1594 een groot aantal lakenramen
geplaatst, die hier zouden blijven
tot aan het einde van de 18de eeuw.
Aan de westzijde, langs de stads-
wal, werd een aantal percelen uit-
gegeven. Hier ontstond een onre-
gelmatige bebouwing. Een echte
pleinwand zouden deze nooit vor-
men.
Uit dit alles blijkt dat de plek
vrij snel zijn oude functies terug
Het Catharijneveld
Van oorsprong was het na-
tuurlijk niet het Vredenburg, maar
het Catharijneveld: een grote open
plaats tussen de westelijke stads-
omwalling en de achterzijde van
de percelen aan de Oudegracht.
We spreken dan over de periode
van ongeveer 1200 tot 1500. Aan
de westzijde werd al voor het mid-
den van de 13de eeuw het
Catharijnegasthuis van de Johan-
nieters gevestigd. Deze lag onge-
veer op de plaats waar nu het
Muziekcentrum ligt. Aan de oost-
zijde bleef een strook open, die
doorliep tot op de achterzijde van
de percelen aan de Oudegracht.
Aan de zuidzijde kwam in deze
periode de bebouwing tot stand
tussen de Elisabethstraat en Achter
Clarenburg. Als laatste verrees hier
het Elisabethgasthuis in 1491. Aan
de noordoostzijde kwam eveneens
een bouwblok te liggen.
De rest van het Catharijneveld
werd gebruikt als veemarkt, voor
jaarmarkten en kermissen.
Het Vredenburg
Grote veranderingen vonden
plaats na de machtsovername door
Karel V in 1528. Hij verkoos het
Catharijneveld als plek om een
dwangburcht te bouwen. De
Johannieters werden gedwongen
te verhuizen naar het Carmelie-
tenklooster aan de Lange Nieuw-
straat, sindsdien beter bekend als
het Catharijneconvent. De paar-
denmarkt werd verplaatst naar het
Paardenveld en de overige mark-
ten naar het Neude.
In 1529 werd de dwangburcht
Vredenburg' gebouwd, welke -
zoals het behoort bij een burcht -
werd omringd door een brede
kasteelgracht. Hiervoor werd in
1332 een deel van de omliggende
huizen aangekocht en afgebroken.
De open ruimte tussen de bebou-
wing van Achter Clarenburg en de
10
Bettina van
Smttn
januari I jebruari 199 4
UTRECHT
-ocr page 11-
had gekregen, waarbij de markt-
funktie de allerbelangrijkste bleek.
Zo werd in 1618 het plein met
graszoden bedekt en beplant met
lindebomen. Men wenstte het
plein tussen de markten door ook
als veeweide te kunnen gebruiken.
Helemaal ideaal zal dit niet ge-
weest zijn; in 1631 werd een deel
al weer bestraat, aangezien er te-
veel modder-overlast was.
toe. De westelijke stadsbuiten-
gracht (de Catharijnesingel) werd
een centrale rol toegedacht als de
nieuwe hoofdgracht, zoals de
Oudegracht dat tot dan toe was
geweest.
In de meeste literatuur over dit
uitbreidingsplan wordt vooral in-
gegaan op concretisering van drie
extra grachten aan de westzijde
van de stad, beter bekend als de
moesgrachten. Het enige wat daar
nu nog van resteert is de
Kruisvaart.
Maar het plan om de Catha-
rijnesingel tot centrale doorvaart
te maken, met brede kaden en
dubbele bomenrijen en aan de
westzijde voorname huizen had
natuurlijk ook consekwenties voor
het Vredenburg. Aansluitend op
de centrale 'Catharijnegracht' zou
het Vredenburg een grootschalig,
ruim en helder karakter krijgen.
Het pleinkarakter zou versterkt
worden door de aanvulling van de
zuidelijke pleinwand. De west-
wand daarentegen zou geen rom-
melige bebouwing meer hebben,
maar direct - open - in verbinding
staan met het water van de
Catharijnegracht. Zo zou het plein
drie duidelijke wanden krijgen:
aan de noordzijde de oude bebou-
wing aan het Vredenburg (onge-
veer de huidige noordwand tussen
Staflhorst en C&A), aan de west-
zijde de reeds bestaande bebou-
wing tegen de percelen van de
Oudegracht aan en aan de zuidzij-
de de nieuwe aaneengesloten be-
bouvving. Het plein zou veivol-
gens over het water van de
Catharijnegracht uitkijken op de
door Moreelse geplande statige
nieuwe bebouwing aan de overzij-
de. Voorts zou rond het hele plein
een strakke omlijsting van bomen
geplaatst worden.
Wie zo'n Vredenburg probeert
Het kasteel
Vredenburg rond
1530. Op de voor-
grond de voor-
burcht ter hoogte
van het huidige
Achter Clarenburg.
(GAUj
Het plan van Moreelse
In de 17de eeuw presenteerden
veel steden in de Nederlanden uit-
breidingsplannen. Zo ook Utrecht.
De toenmalige burgermeester
Hendrik Moreelse presenteerde
zijn prestigieuze plannen in 1660-
1664. Zijn plannen omvatten een
reeks stedebouwkundige, sociale-
en economische maatregelen en
behelsden met name een uitbrei-
ding van de stad naar het westen
11
januari / Jebruari 19 9 4
O U D - U T
-ocr page 12-
Vredenburg... een stadsplein?
de vele afbeeldingen van het plein
telkens weer te zien.
In 1796 was aan de zuidzijde
een paniculiere houten schouw-
burg verrezen. Deze schouwburg
brandde in 1808 geheel af, toen
het een 'geheel verwarmde' voor-
stelling zou geven voor koning
Lodewijk Napoleon. In 1821 werd
de schouwburg opnieuw opge-
bouwd. Het gebouw was niet op
het Vredenburg georiënteerd,
maar had een eigen voorpleintje
aan de oostzijde, ongeveer tegen-
over de Drieharingstraat. De
schouwburg onderging diverse
uitbreidingen en werd enkele ma-
len volledig vernieuwd. Al met al
was het een wat rommelig geheel.
Ook de westzijde van het
Vredenburg zou voorlopig geen
echt pleinkarakter ontwikkelen:
hier hadden diverse bedrijven zich
gevestigd. In 1832 vestigde H. de
Heus op één van de bolwerken in
de buitengracht zijn koperslagerij
en hij gebruikte het zuidbastion
vervolgens als kolenopslag. In
1842 breidde zijn zoon het bedrijf
uit met een particuliere gasfabriek.
De gasovens werden in het noor-
delijke Vredenburgbastion onder-
gebracht. In 1862 werd de gasfa-
briek overgenomen door de
gemeente en verplaatst naar het
Biltse Griftterrein.
Vredenburg in               te visualiseren, kan niet aan de in-
1736. Men kijkt             druk ontkomen dat het eeuwig
hier vanuit hef              zonde is dat dit onderdeel van het
noordwesten op            plan (zoals zovele andere delen)
het plein en ziet            geen doorgang heeft gevonden.
zo ook de                     Hier zou een ruim plein ontstaan
achterzijde van de zijn met drie duidelijke pleinwan-
■ hoog boven de
            den en een vrij uitzicht over water.
rest uitstekende ■           Een plein waar men, wandelend
bebouwing aan de onder de linden, aan de overzijde
Oudegracht, zoals
          tussen voorbijvarende boten de
de ht;/zen Oudaen gevels van de grachtenpanden zou
en Fresenburg.
               zien. Op een dergelijk plein zou
JandeBeijer, 1736 dan met recht de - tegenwoordig
(CAU)
                          wat al te gemakkelijk gebruikte -
term 'allure' van toepassing zijn
geweest.
Er waren twee kleine 'maren'
aan het plan. Ten eerste zou de
nog geen 20 jaar oude monumen-
tale stadspoort (notabene van va-
der Paulus Moreelse) in feite nut-
teloos worden. Deze poort mocht
in de nieuwe opzet toch blijven
staan, maar dan met name als een
soort monumentaal element. Een
andere, wat meer bezwaarlijke
'stedebouwkundige' smet was het
blijven bestaan van het bouwblok
naast de Catharijnepoort. Blijkbaar
waren de eigenaren teveel gehecht
aan hun riante plek, zij eistten na-
menlijk een te grote financiële ge-
noegdoening ter compensatie.
Ook zij zouden op hun plek mo-
gen blijven.
Als het plan was door gegaan.
De 19de eeuw
Het 'Vredenburg rond 1800
had nog weinig verandering in de
inrichting ondergaan: een noord-
en oostwand waar ook de bind-
palen stonden voor het vee, een
zuidzijde met lakenpalen en een
westzijde met wat individuele be-
bouwing. De Catharijnepoort was
de belangrijkste westelijke toe-
gangsweg en verleende toegang tot
de steeds belangrijker wordende
oost-west verbinding via de Lange
Viestraat. De combinatie van
markt en toegangsroute zorgde
voor een aantrekkelijke omgeving
voor herbergen, hotels, koffiehui-
zen en winkels. Dit karakter zou
het Vredenburg lange tijd behou-
den en de vele koffiehuizen, hotels
en andere uitspanningen zijn op
Dejaarbeurs
In de tweede helft van de 19de
eeuw werd het noordelijk en oos-
telijk deel van hel plein nog steeds
gebruikt voor de markten. Maar
de veranderingen die in de 19de
eeuw plaatsvonden op het gebied
van de handel vonden ook hun
neerslag op het Vredenburg. De
directe relatie tussen producent en
consument werd steeds meer ver-
vangen door handel via een tus-
senpersoon: de wederverkopers
(winkeliers). Voor die handel van
de producent aan de tussenhandel
werden markthallen gebouwd: zo
werden zowel de Korenbeurs als
de Fruithal in 1894 aan de west-
zijde van het plein gebouwd. Zij
waren hier gelegen aan het water.
12
januari / jeb r uar i 1994
UTRECHT
-ocr page 13-
Hoog-Catharijne en daarna
Nadat duidelijk geworden was
dat de Jaarbeurs haar funktie de-
finitief zou verplaatsen naar de
Croeselaan en omgeving is de her-
inrichting van het Vredenburg on-
derdeel geworden van het plan
Hoog-Catharijne. Voor de bespre-
king van dat plan verwijs ik naar
het artikel van Ko Jacobs in dit
blad.
Bij een analyse van het huidige
Vredenburg kan gesteld worden
dat de stedebouwkundige situatie
verbrokkeld is. Het Muziekcen-
trum, bedoeld als kwalitatief goe-
de overgang van de ongedifferen-
tieerde betonmassa van Hoog-
Catharijne naar dt oude binnen-
stad, voldoet eigenlijk maar ten
dele. Dat heeft mijns inziens met
name te maken met het 'weglopen'
van het gebouw aan de noordoost-
en noordwestzij de. Als men een
oneerbiedige vergelijking mag ma-
ken: het is als een pudding die
niet voldoende opgestijfd is en aan
de randen wat uitzakt.
De noordstrook van hel plein,
gedeeltelijk afgesloten van de ove-
rige pleinruimte door het
Muziekcentrum, wordt niet erva-
ren als onderdeel van het plein,
maar als een verkeersstrook. Dit
hadden de plannenmakers ook
enige wijzigingen: de verbrede
Jacobstraat (tot dan toe Korte
Viestraat) en de verbrede Lange
Vie- en Potterstraat maakten het
Vredenburg niet alleen beter be-
reikbaar, zoals de bedoeling was
in het plan, maar vooral ook een
verkeersknooppunt wat de uitwer-
king was in de praktijk.
Wat betreft de indeling van
het plein zelf: de opzet van een
groot L-vormig gebouw langs de
zuid- en westwand van het plein
had zeker een positieve uitwer-
king kunnen hebben op de plein-
functie, maar door de verbrokkel-
de uitwerking van de plannen is
het er ook nu weer niet van geko-
men. De Jaarbeurs breidde wel uit,
maar niet homogeen. De gemeen-
te had nog plannen om een nieu-
we schouwburg op het
Vredenburg te doen bouwen,
maar onder druk van de Jaarbeurs
werd hiervoor het Lucas Bolwerk
uitgekozen. Vervolgens werden de
nieuwe Beatrixhal (1938) en
Irenehal (1941) aan de zuidzijde
van het plein gebouwd. Zo de
overige ruimte van het plein nu
nog een funktie kreeg, was dit als
groot verdiept parkeerterrein.
nu de kade was doorgetrokken
van de Rijnkade naar de
Catharijnekade.
Nu de Jaarbeurs haar plek op
het Vredenburg ingenomen had,
zou ze er een steeds grotere stem-
pel op gaan drukken. In 1919
werd de Fruithal vervangen door
het eerste Jaarbeursgebouw, in
1928 maakte de Korenbeurs
plaats voor het tweede Jaarbeurs-
gebouw. In 1932 verscheen het
derde Jaarbeursgebouw. De Jaar-
beurs had nu in feite het gehele
plein in gebruik, want tijdens de
voor- en najaarsbeurzen werden
ook losse paviljoens op het plein
neergezet. Een (beperkte) annexa-
tie van het plein door de Jaarbeurs
had zeker geen negatieve ontwik-
keling behoeven te zijn. Zo gaf bij-
voorbeeld hel monumentale eerste
Jaarbeursgebouw in Amsterdamse
Schoolstijl een markant aanzicht
aan de westelijke entree van de
binnenstad.
In de plannen van Berlage en
Holsboer uit 1920 en 1924 werd
het plein volledig bestemd voor de
Jaarbeurs. Zij hadden de bedoe-
ling één homogeen complex te la-
ten bouwen langs zowel de west-
als de zuidwand van het plein.
Wat betreft de verkeerssituatie
Vredenburg ge-
zier) nsar het
noordwesten met
de Korenbeurs
en
de Fruithal. Door
de bomen heen
ziet men de be-
bouwing aan de
overzijde van de
Catharijnesingel.
Foto: E.A. van
BlitzenZn.(GAU)
13
januari /februari 199^
UTRECHT
-ocr page 14-
Vredenhurg... een stadsplein?
s
1
. Y*^ ■-:sli
van Peek&Cloppenburg), zodat
een doorgang ontstaat in de rich-
ting van de (voormalige)
Stationsstraat. Het water in de
Catharijnesingel wordt groten-
deels in ere hersteld en zal dus
weer langs het Vredenburg stro-
men. Het Muziekcentrum krijgt er
een extra zaal bij aan de noordzij-
de, zodat het plein aan die zijde
afgesloten wordt. De markt wordt
verplaatst van het Vredenburg zelf
naar een 'plein' over het water
van de zojuist herstelde Catharijne-
singel.
Het komt er op neer dat het
plein ingesloten wordt aan drie
zijden en gedeeltelijk open naar de
westzijde.
Blijkbaar heeft men gedacht
dat door het plein te verkleinen en
voor driekwart in te sluiten, de
pleinfunctie versterkt wordt. Ook
wordt de nadruk gelegd op de
verbinding van het stadscentrum
(Vredenburg) met het station via
de nieuw in te richten Stations-
straat. Dit laatste natuuriijk als
verbetering van de huidige on-
doorzichtige verbinding.
Nu is verandering om tot ver-
betering te komen een nobel stre-
ven. Toch zou het aan te bevelen
zijn - zeker bij zulke ingrijpende
en dus kostbare veranderingen -
om bij het plannen maken in ieder
geval rekening te houden met de
historische structuur van een ge-
bied, liever nog: om deze als uit-
gangspunt te nemen.
De noordwand van het
Vredenburg wordt in dit plan bij-
na geheel afgesloten. Daardoor
wordt meer dan tevoren de oor-
spronkelijke noordzijde van het
plein gereduceerd tot verkeers-
weg. De strook aan de oostzijde
van het plein, die doordat er geen
bebouwing aan de noordoostzijde
is, doorloopt tot aan de Jacob-
straat, geeft het plein nu in ieder
geval aan deze zijde een wijds en
wordt versterkt door het - veel te -
grote gat naar de Catha rij nebaan.
De markt is weer als hoofd-
functie terug op het plein, maar
dit is dan tevens de enige functie,
want de bijbehorende nevenfunc-
ties (horeca) zijn grotendeels ver-
dwenen. Elke andere invulling op
niet-marktdagen en 's-avonds
wordt mijns inziens ook belem-
merd door de overvolle inrichting
met muurtjes, stalletjes en andere
obstakels. Wat overigens sommige
automobilisten niet verhinderd
het plein 's-avonds 'spontaan' in
een gratis parkeerplaats te veran-
deren.
Vredenburg met
de Paardenmarkt.
Hier ziet men de
oostzijde van het
plein, welke door-
loopt tot aan de
bebouwing aan de
Lange Viestraat.
Men kijkt hier
recht de Korte
Viestraat in, later
Jacobstraat.
14
HetUCP
Als we het nieuwe UCP voor-
stel voor Vredenburg bekijken,
dan wordt daarin een aantal op-
merkelijke voorstellen gedaan.
Ten eerste wordt een deel van de
HC-wand doorbroken (ter hoogte
januari / Jebruari 1994
UTRECHT
-ocr page 15-
plein waar een flinke manifestatie
plaats kan vinden.
ruimtelijk effect. De openheid van
het plein aan de noordzijde is van-
oudsher steeds intakt gehouden
en is nog steeds één van de sterke
kanten van het plein. Juist deze
zijde wordt in het nieuwe plan bij-
na geheel dichtgezet.
Opmerkelijk is tevens dat in
het nieuwe plan enerzijds het wa-
ter in de Catharijnesingel wordt
teruggebracht en anderzijds dit-
zelfde water bij het Vredenburg
overkluist wordt. De markt zal
van de huidige plek naar dit, over
het water gelegen 'plein' moeten
verhuizen.
Mijns inziens wordt het terug-
brengen van het water in de
Catharijnesingel door de plannen-
makers (en het gemeentebestuur!)
steeds te nadrukkelijk naar voren
gebracht. Het lijkt erop dat dit ene
onderdeel het gehele plan aan de
burger moet verkopen. Want bij
nadere lezing van het Masterplan
van het UCP worden tegelijkertijd
de vreemdste dingen met deze
Catharijnesingel uitgehaald. Wat
heeft het voor een zin om een stuk
singel te herstellen, als je het water
vervolgens voor een groot deel
weer overkluist?
Dan hebben we het nog niet
eens over het plan om de
Catharijnesingel op te sieren met
werven en werfkelders. Alsof een
zeer specifieke en historisch ge-
groeide situatie aan de
Oudegracht zomaar overgeplant
kan worden op een plek waar de-
ze ontwikkeling wezensvreemd is.
Dit lijkt vragen om afstotingsver-
schijnselen.
Het is ook niet geheel duide-
lijk waarom het Vredenburg zo-
veel kleiner moet worden. Alsof
een kleiner plein bij voorbaat be-
ter 'werkt' dan een groot plein. Is
hier sprake van horror vacui? Ook
in andere steden zijn er grote plei-
nen die goed functioneren, zolang
het verkeer op afstand gehouden
kan worden en de juiste functies
aanwezig zijn, zodat het plein 's-
avonds niet omgeven is door een
wand van rolluiken.
Utrecht als festivalstad zou
toch juist blij moeten zijn met een
Ten slotte
De geschiedenis van het
Vredenburg laat zien dat het plein
wat betreft de inrichting niet altijd
een stedebouwkundig hoogtepunt
is geweest binnen het stedelijk
weefsel van de binnenstad. Dit
heeft diverse malen plannenma-
kers aangezet tot het maken van
een 'ideaal' plan. Van een enkel
plan is het inderdaad jammer dat
het niet tot realisatie gekomen is.
Dat neemt niet weg dat het
plein in de praktijk langere perio-
den goed heeft gefunctioneerd. Dit
geldt met name voor de periode
dat er (diverse) markten werden
gehouden en rondom het plein di-
verse ondersteunende functies wa-
ren gevestigd. Markt wordt er nog
steeds gehouden, maar wat betreft
de overige tijd heeft het plein zijn
karakter als aangename verblijfs-
ruimte verloren. Dit geldt met na-
me in de avonduren. Het is een
doorgangsruimte geworden. Desal-
niettemin heeft het plein nog
steeds voldoende mogelijkheden
in zich om tot een 'feestplein' te
kunnen uitgroeien.
Mijns inziens hoort daar in ie-
der geval een historisch verant-
woorde opzet bij met een open
noordwand, een logische verbin-
ding van het Vredenburg naar het
station via de oude uitvalsweg van
het Leidseveer (en niet dwars over
de singel) en een markt die thuis-
hoort op het plein zelf.
Het benutten en verhelderen
van de oude structuren (zoals het
Leidseveer) zal een grotere kans
op succes geven dan een rück-
sichdoos inplanten van wezens-
vreemde structuren. Dit laatste is
indertijd met Hoog-Catharijne ge-
schied en ik had tot nu toe altijd
begrepen dat het Utrecht City
Project als uitgangspunt hanteerde
dat de fouten van Hoog-
Catharijne rechtgezet zouden gaan
worden.
1649
a- Catharijnepoort
b- Bouwblok
c- Westelijke stadsmuur, inclusief
restanten kasteel Vredenburg
d- Bebouwing westzijde
e- Catharijnesingel
Stadsbuitengracht
f- Lakenramen
1664 - Plan Moreelse
a- Catharijnepoort
b- Bouwblok
c- Catharijnesingel/gracht
d-Zuidwand plein
e- Nieuwbouw
1
[
1
u-
i
\\J
n
■'"
1
n
......^ L
^
\
1920
a- Ie Jaarbeursgebouw
b- Korenbeurs
c- Bouwblok (diverse bedrijfs-
panden en woningen)
d- Schouwburg
e- Catharijnesingel
f- Stationsbuurt
1993
a- Muziekcentrum
b- Hoog Catharijne
c- Traverses
d- Catharijnebaan
e- Hoog Catharijne
Utrecht City Project
a- Muziekcentrum met extra zaal
b- Hoog-Catharijne
c- Catharijnesingel
d- Traverses
e- Marktplein
f- Stationsstraat
15
januari /februari 199-i
UTRECHT
-ocr page 16-
De excursie naar het historisch museum in de
boerderij IJsselstee te Nieuwegein
tXik konden we zien dat
Nieuwegcin iwaall versterkte hui-
zen of burchten heeft gekend. De
meeste van deze burchten lagen
op een oude oe\'crwal die van
Nieuwegcin van oost naar west
doorsnijdt. Veel van de nieuw-
bouwwijken dragen de naam van
zo'n burcht. De naam Batau
klinkt, nu ik dit weel, opeens veel
aangenamer.
Naast de vaste inrichting is er
een expositie van moderne kunst
en een loto-tentoonstelling over de
waterlinie-forten in Nieuwegcin.
Deze tijdelijke onderdelen worden
elke Nier maanden \'er\'angen.
Verder zijn in een kleine filmzaal
twaall verschillende films over
Nieuwegein te zien. Daar\'an heb-
ben we de film o\'er 'historisch
Jutphaas' bekeken. Daarin werd
door middel van oude beelden,
nieuwe opnames en inter\'iews
een beeld geschetst \'an het oude
lulphaas en de toenmalige inwo-
ners.
Voor onze kleine expetlitie bc-
\ondt zich een vrolijk hoogtepunt
op de zoldeiATidiepiiig van hel
museum. Daar was 'oud hollands'
speelgoed met behulp van moder-
ne electronica U)cgankclijk ge-
maakt. Een mogelijkheid voor de
jeugd om dit speelgoed te leren
kennen en voor de ouderen om
jeugdherinneringen op Ie halen.
Rond 22.00 uur werd de
avond besloten en keerden wij,
niet alvorens de Historische Kring
Nieuwegein hartelijk te danken
voor tic prima ontvangst, huis-
waarts.
Het museum is op woensdag-, zaterdag-
en zondagmiddag van 14.00 tot 16.00
uur geopend (van 1 april tot 31 septem-
ber van 13.00 tot 17.00 uur). Voor groe-
pen kunnen afspral<en worden gemaakt
(tel: 03402-50090).
UTRECHT
Enigszins gewaagd had de activiteitencommissie op dinsdag 26 oktober een
uitstapje naar Nieuwegein gepland. Gedurfd, niet omdat 'IJsselstee' ver weg ligt
of moeilijk bereikbaar is, maar omdat het doel buiten de stad Utrecht was ge-
legen. Dit blijkt, ondanks het feit dat Oud-Utrecht een provinciale vereniging
is, vaak een te hoge drempel.
Niettemin verzamelde een enthousiaste groep leden van onze vereniging zich
bij het museum, gelegen in een groot park en vlak bij het huis Oude Gein,
waar we hartelijk werden ontvangen door de heer Daalhuizen. Hij trad namens
de Historische Kring Nieuwegein ais gastheer op. Op het progamma van deze
avond stond het bekijken van een historische film over Jutphaas en een rond-
leiding door het museum.
De boerderij IJssel-
stee ir) de winter
van
1963.
Het middendeel
stamt uit de 16de-,
het woonhuis uit
de Ude-en de
18de eeuw.
(foto Historische
Kring Nieuwegeinj
De boerderij
De boerderij IJsselstee slami
uit de 16de eeuw en stond in de
jaren tachtig, na jarenlange ver-
waarlozing, op de nominatie om
gesloopt te worden. Dankzij de le-
den van de historische kring kon
dit worden voorkomen en besloot
de gemeente tot het opknappen
van de boerderij. Aangezien de
boerderij op het terrein van een
kinderboerderij ligt, mochten geen
commerciële activiteiten in het ge-
bouw gevestigd worden. De ge-
meente verzocht de Historische
Kring om te helpen zoeken naar
een oplossing voor dit dilctnma.
De vereniging bood aan om een
museum in het gebouw in te rich-
ten. Dit is met inzet van zo'n 60
vrijwilligers gelukt, zodat Nicuwc-
gein in het bezit is van een muse-
um dat er zi|n mag; zowel wal be-
treft de inrichting als het uiteriijk.
De constructie van de oude boer-
derij is niet alleen gehandhaafd,
maar is in het museum ook nog
goed Ie herkennen. Bovendien
heeft men hel interieur aan het
oude gebouw aangepast.
Het museum
Het voornaam.ste onderdeel
vormt een permanente tentoon-
stelling over de archeologische en
historische wetenswaardigheden van
Nieuwegcin. Daar ligt bijvoorbeeld
(een copie van) het beroemde
zwaard van Jutphaas uit de bronsti|d.
16
C van Rooijen
januari I j eb r Uüvi I 9 9 i
-ocr page 17-
B
U W
•lEKENSCHO
Hoog Catharijne:
"een ruimteschip uit een al weer voorbije toekomst"
ders, waardoor de eerstgenoemde
in belangrijke mate de invulling
van het project bepaalt. Achter de
mg om van de gemeente worden
onderhandelingen gevoerd en af-
spraken gemaakt.
Omdat de gemeente zich en-
kele malen door De Vries laat rin-
geloren, ontstaat er kritiek, die
dankzij de democratiseringsbewe-
ging uit die tijd ook in de politiek
doorklinkt. Gevoegd bij de finan-
ciële problemen, die het project de
gemeente oplevert, ontlaadt de on-
tevredenheid zich in twee raads-
vergaderingen(oktober 1970), waar-
in de gemeenteraad de plannen
van B. en W. met betrekking tot
een verkeersweg over het Vreden-
burg en het ontwerp voor een con-
certzaal wegstemt. Het project is
door de tijd ingehaald. De opening
van het winkelcentrum in 1973
door prinses Beatrix gaat gepaard
met demonstraties en relletjes.
Het boek is geen nostalgische
terugblik, noch een schotschrift
tegen het kantoren- en winkel-
complex, maar een met distantie
verteld chronologisch verhaal over
de ideeën, die bij de gemeente
leefden over hoe de stad zich van
haar slaperige imago kon losmaken
en voor zou gaan op de weg naar
het magische jaar 2000. De pak-
kende citaten geven een levendig
beeld van het denken in de jaren
vijftig en zestig. Gevoegd bij de so-
bere constateringen van de auteur,
wordt de lezer volop ruimte voor
interpretatie gelaten, maar ook voor
vragen. De noodgedwongen een-
zijdigheid van het bronnenmateri-
aal is er oorzaak van, dat tal van
interessante aspecten niet aan een
volwaardige behandeling toekomen.
De lezer wordt nauwelijks een
blik gegund in de keuken van
Bredero en de projectontwikkelaar
Empeo. Behoudens enkele moment-
opnames knjgen we geen beeld van
de ideeën van de projectontwikke-
laar en zijn architecten (vnt heeft
HC ontworpen?). Vermoedelijk zijn
de ideeën over de invulling van het
geheel in de loop van de tijd meer
veranderd, dan in het boek gesug-
gereerd wordt. Een vergelijking tus-
sen de gepresenteerde plannen en
het gerealiseerde project laat zien,
dat de architecten met hun tijd mee
^ngen en hun plannen aanpasten
aan de veranderende mode.
De in die tijd ondoorzichtige
financiële kanten worden nauwe-
lijks opgehelderd. Een financiële
eindafrekening ontbreekt. ledere
keer wanneer de gemeente voor-
stelde om in de oorspronkelijke
opzet vnjzigingen aan te brengen,
wees De Vries dat af met een ver-
wijzing naar de rentabiliteits-
cijfers. Is dit terecht geweest?
Wanneer het archief van
Bredero en Empeo ooit openbaar
wordt gemaakt, zullen veel vragen
beantwoord kunnen worden. On-
dertussen hebben we aan Hoog
Catharijne. De wording van het vm-
kelhart van Nederland
een degelijke
eye-opener. Het boek geeft in com-
binatie met het eerdergenoemde
artikel een aannemelijk beeld van
het functioneren van de gemeen-
telijke democratie en van de idee-
ën over stedebouw in de naoor-
logse periode. Vanwege de brede
aanpak van het onderwerp is het
boek voor iedere geïnteresseerde
in het jongste verleden aan te ra-
den. Voor ambtenaren en politici
met visioenen over futuristische
stedebouwkundige concepten is
het verplichte kost.
H. Buiter, Hoog Catharijne.
De wording van het winicelhart van
Nederland. Historische reeks Utrecht,
deel 18. Uitgavevan Matrijs. 88 pp., ill.,
prijs: f 24,95.
Na een eerder
deeltje over de
Uithof is onlangs in
de Historische Reeks
Utrecht een boek over
een tweede ambitieus
stedebouwkundig
project uit de jaren ze-
stig en zeventig ver-
schenen:
Hoog Catharijne, de
wording van het win-
kelhart van Nederland,
geschreven door de Utrechtse
historicus Hans Buiter.
Toekomstimpressie               De auteur schetst in twee in-
Hoog Cattiarijne,           leidende hoofdstukken (waarvan
persfoto EMPEO,            de belangrijkste gedeelten eerder
1962                           zijn verschenen in het Jaarboek
Oud Utrecht) een beeld van Utrecht
in de jaren vijftig: de stad zou "te
groot voor het servet, te klein voor
het tafellaken" zijn. Wanneer de
verschillende verkeers- en stede-
bouwkundige plannen in het ont-
werpstadium blijven steken omdat
de raad een definitieve beslissing
voor zich uit schuift, komt als een
geschenk uit de hemel Bredero-
baasj. deVriesen dochteronderne-
ming Empeo in 1962 met een plan
voor een eigentijdse, grootschalige
invulling van de stationsviTjk.
De gepresenteerde plannen
verlossen de gemeente van de dis-
cussies over de demping van de
singels (discussies waarin Oud-
Utrecht ook zijn woordje deed),
maar overdonderen de bestuur-
ders vanwege de ten toon gestelde
deskundigheid. Bij de invulling van
het project blijkt de projectont-
wikkelaar dikwijls over een betere
marktkennis en contacten en een
slagvaardiger aanpak te beschik-
A. Schuurman
              ken dan de gemeentebestuur-
17
januari /februari 199 4
UTRECHT
-ocr page 18-
Rietveldprijs 1993
De foto's vormen het eerste
deel van de tentoonstelling, die is
vormgegeven door Ed Annink. In
het tweede deel - er zijn drie klei-
ne zalen - wordt aandacht besteed
aan het werk van Theo Bosch aan
de hand van tekeningen, maquet-
tes en dia's. De ruimte is verduis-
terd en het tentoongestelde wordt
apart uitbelicht. Het effect is erg
sfeer\'ol. In het laatste gedeelte van
de tentoonstelling is een serie dia's
van enkele projecten te zien.
Temidden van dit schouwspel
van licht- en sfeereffecten zijn
twee opmerkelijke uitspraken van
Theo Bosch geprojecteerd die ik u
niet wil onthouden:
"Ik verlang naar een ontspan-
nen architectuur - mild en gene-
reus... Komt u wel eens een ruim-
te binnen waar het daglicht je doet
uitroepen: 'Ah! Niet gering zeg !?"
ningbouw, waarin "Nederland
wordt volgeplempt met ongeveer
steeds hetzelfde" (Bosch) staat
hem tegen. Interessanter is voor
hem het bouwen in een bestaande
omgeving, waarin het nieuwe m
een geïntegreerd geheel van ruim-
te en functie moet worden opge-
nomen. In dit verband heeft Bosch
in het verleden bijzondere presta-
ties verricht, onder andere met het
Willemshuis aan de Amsterdams
Stadhouderskade en de Faculteit
der Letteren aan de Amsterdamse
Singel.
FEL
VAN
DE LEESTA
Architect Theo Bosch heeft de Rietveldprijs 1993 ontvangen voor zijn woning-
bouwproject in Voordorp.
De Stichting Rietveldprijs, die deze prijs eens in de twee jaar uitreikt, heeft
rondom deze prijsuitreiking een symposium georganiseerd, een publicatie
uitgegeven en een tentoonstelling in het Centraal Museum ingericht.
Woerden
zijn de geuzen die 12 jaar later het ka-
pelletje venvoesten. Na de kerkher-
vorming breekt voor de Heiligenberg
een nieuwe tijd aan. Latere eigenaren
bouwen er een buitenplaats, die ge-
roemd wordt vanwege het prachtige
uitzicht. Het huis ligt in het water en
is omgeven door een grote tuin. Door
verzakking scheurde de westgevel.
Een deel van het huis werd toen afge-
broken en in de rest werd een herberg
gevestigd. Na 1807 werd het oude
huis atgebroken en vervangen door
een nieuw huis, dat nog steeds voon-
bestaat, al is de hoedanigheid op-
nieuw gevrijzigd.
In Heemtijdinghen nr. 3, september
1993, het tijdschrift van de Stichts-
Hollandse Historische Vereniging is
een artikel geplaatst van J.F. van
Rooijen over de geschiedenis van het
waterschap Groot-Houtdljk. Dit ge-
bied, gelegen tussen Woerden en
Kamerik, is een van de vroegste veen-
ontginningen in het Sticht. Een be-
langrijk grondbezitter in dit water-
schap was het Convent van Oudwijk,
gesticht door adellijke jonkvrouwen in
113 T Rond het midden van de 16e
eeuw was het door inklinking van de
bodem nodig, een molen te bouwen.
Tot het begin van deze eeuw zorgden
molens in Groot-Houtdijk voor de af-
watering.
De tentoonstelling
Niet alleen Theo Bosch wordt
door de Stichting in de schijnwer-
pers geplaatst. Wil de prijs een bij-
drage aan de discussie kunnen le-
veren, dan moet er vooral
vergeleken kunnen worden. In de
publicatie en op de tentoonstelling
wordt aandacht besteed aan alle
twintig genomineerde projecten
aan de hand van ioto's van foto-
graaf Kim Zwans. Er zijn prachti-
ge opnames bij, vanuit verrassen-
de standpunten die, wanneer ze
niet zo mooi waren, van de toeval-
lige passant konden zijn. De enke-
le keer dat het een minder geslaag-
de foto betreft is het standpunt
wat te ver gezocht.
Theo Bosch en het ^^innende
ontwerp
Daar worden vooral woonwij-
ken en kantoren gebouwd.
Doorgaans wordt deze nieuwbouw
een op zichzelf staand bouwsel;
soms mooi, soms lelijk, maar zel-
den geïntegreerd in de omgeving
of de stad. Het gerealiseerde is
slechts een plaats om te wonen of
te werken. "Buitenwijken, aldus
Theo Bosch, zijn meestal volge-
plempt met armzalige woningen,
die slechts ten doel hebben men-
sen van de wereld af te schermen".
Wat de jury vooral waardeen in
zijn ontwerp is dat de "ontspan-
nenheid van het landleven... op
bewonderenswaardige wijze is ge-
handhaafd". Bosch lijkt hier ge-
slaagd te zijn waar zo vaak wordt
gefaald. Hij besteed erg veel aan-
dacht aan de mens in de ruimte:
deze moet zich er prettig voelen
om optimaal gebruik te kunnen
maken van het gebouwde. In een
interview met Ko Jacobs in 'Post-
Planjer' zegt Bosch: "Ik probeer zo
te ontwerpen dat je de gebouwen
niet als een last op je hoofd voelt
als je je beweegt, maar dat het ont-
spannen is, dat er een hoeveelheid
daglicht in komt, dat de ruimtes
niet te moedwillig en te dicterend
zijn voorgeschreven".
Theo Bosch heeft duidelijk la-
ten blijken niet opnieuw een bui-
tenwijk in de traditionele zin des
woords te willen bouwen. De een-
zijdigheid van een dergelijke wo-
Nieuwegein
Ook Cronyk de Geyn, 1993 nr. 4 is
gericht op de waterhuishouding, h
artikel over de omstreden molen
Oudegein wordt gevolgd door de
oudste geschiedenis van de polder
Galecop, beschreven door R. van de
Mark. Deze 12e eeuwse cope-ontgin-
ning kent onder meer de boerderij
"Vee- en Bouwlust", die volgens de
auteur weleens een verdedigbare hof-
stede geweest kan zijn.
Een stenenkamer en een omgrachting
wijzen daarop. De auteur stelt voor-
zichtig dat er misschien een verband
kan worden gelegd tussen boerderij
en de villa Galana van Pepijn II, die
stierfin 714.
Eemnes
Historische Kring Eemnes, nr.3 van
1993 is gewijd aan het verschijnsel
brand. Diverse anikelen gaan in op
branden in Eemnes, ook is een lange
lijst opgenomen van branden tussen
1877 en 1982. Aanleiding voor dit
themanummer is het feit, dat de pas
geopende oudheidkamer van Eemnes
zich bevindt in de voormalige brand-
weerkazerne.
De tentoonstelling is tijdens de opening-
stijden van het Centraal Museum te be-
zichtigen tot en met 13 februari 1994.
De publicatie Rietveldprijs 1993. Bouwen
aan de stad Utreciit 1991 - '92
is voor
fl.12,50 verkrijgbaar bij het
museum en in de boekhandel.
Amersfoort
R. van Hilten heeft de geschiedenis
beschreven van de buitenplaats
Heiligenberg nabij Amersfoon in nr.
3/4 1993 van het tijdschrift Flehite.
De buitenplaats is zijn bestaan begon-
nen als retraite-oord van bisschop
Ansfried, die rond het jaar 1000 op
deze ontoegankelijke heuvel een kapel
liet bouwen om ongestoord te kunnen
bidden. Reeds na 50 jaar verhuisden
de monniken van de Heiligenberg
naar Utrecht en wordt er een proosdij
met uithof gevestigd. Op een kaart uit
1560 is te zien, dat de hoeve is omge-
ven door een vierkante gracht. Het
De Stichting beoogt met deze
activiteiten de samenleving te be-
trekken bij de discussie over de
kwaliteit van architectuur. Een
discussie die nog veel te weinig
wordt gevoerd met bedroevende
gevolgen voor de kwaliteit van on-
ze bebouwde omgeving. Werd de
prijs in 1991 gewonnen door een
project in de binnenstad (de ver-
bouwing van het Instituut voor
Psychiatrische Dagbehandeling
door Abel Cahen), dit keer stond
het bouwen aan de rand van de
stad centraal.
Woudenberg
De 'grouwel des pousdoms' is onder-
werp van een anikel van H.M. van
Woudenberg in 'De Klapperman' van
november 1993, de uitgave van
Stichting Oud-Woudenberg. Uit dit
artikel blijkt dat in de jaren na 1660
rondom Woudenberg katholieken
zich bezig houden met 'paapsche
stoutigheden', tot ongenoegen van de
plaatselijke kerkeraad.
Fred Vogelzang
19
18
Mark van Hattem
OUD
UTRECHT
januari /februari 1994
O U D - U T
-ocr page 19-
Nieuwsgierig
Zo zijn we dan toch nog bij
het onderwerp opgravingen be-
land. Dan blijkt dat Van Dockum
de spade heus nog wel eens in de
grond steekt. Maar ook de tegen-
woordige opgravingen zijn ver-
anderd. Voor de archeoloog geldt
het adagium 'behoud gaat voor
vernietigen'. Met andere woorden
graaf niet op als het niet strikt
noodzakelijk is, want elke opgra-
ving betekent ook onvermijdelij-
ke vernietiging. Er wordt dus uit-
sluitend noodonderzoek gedaan,
en veel vaker verkenningen of ar-
cheologische inventarisaties om
de situatie te kunnen bepalen.
Dit alles neemt niet weg dat Van
Dockum als archeoloog best
nieuwsgierig is naar wat zich be-
vindt op de witte vlekken van de
archeologische kaart van Utrecht.
Wens
Binnenkort hoopt Van Dockum
versterking te krijgen van een
assistent. Dat betekent dat er mo-
gelijkheden komen om een al
geruime tijd gekoesterde wens ten
uitvoer te brengen: het actualiseren
van de provinciaal archeologische
meldingskaart en het opstellen
van een potentiekaari. Op de
meldingskaart staan alle bekende
archeologische locaties en hun
waarde. Op de potentiekaart staan
de potentieel waardevolle locaties
aangegeven. "Zulke kaarten moet
je zien als een beleidsinstrument.
Zij zullen mijn werk in de toe-
komst vergemakkelijken. Maar
ook anderen kunnen zo in een
vroeg stadium rekening houden
met het archeologische aspect in
hun plannenmakerij".
Tot slot spreken we over een
wens die Van Dockum heeft voor
de toekomst. Zij hoopt dat er een
goede samenwerking zal ontstaan
tussen al diegenen die het cul-
tuurhistorisch belang behartigen.
"Archeologen, historisch geogra-
fen, monumentenzorgers moeten
samenwerken. Op die manier kan
je meer doen en sta je sterker".
haar inbreng als steeds vanzelf-
sprekender wordt ervaren en dat
bijvoorbeeld gemeentebesturen
meer en meer hun eigen verant-
woordelijkheid nemen. Zo kan
het zijn dat haar dag er soms uit-
ziet als die van een duizendpoot.
Eerst een gesprek met ROB-
coUega's over het bepalen van een
nieuwe onderzoeksstrategie, dan
nog voor een beleidszaak over-
leggen met de gedeputeerde. Ver-
volgens zit ze aan tafel bij een ge-
meente die plannen heeft voor
een nieuwbouwwijk en tot slot
gaat ze nog langs bij de groep
amateurarcheologen, die ter plaat-
se bezig is met een veldonderzoek.
Op de vraag of zij het 'echte'
archeologische werk van opgravin-
gen en onderzoek mist, antwoordt
ze ontkennend om vervolgens in
een hartstochtelijk pleidooi los te
branden over het belang van dit
soort onderzoek. "Onderzoek is meer
dan ooit nodig omdat dit de argu-
menten moet leveren voor de keu-
zes die nu eenmaal onvermijdelijk
gemaakt moeten worden. Alles be-
waren is niet mogelijk, maar weten
wat je wilt bewaren en waarom,
daar gaat het om". Ze is dan ook
niet helemaal gemst. Hoewel ze de
nieuwe taken van de archeologie
als noodzakelijk ervaart, moet het
wetenschappelijk onderzoek niet
uit het oog worden verloren.
PORTRET
Saskia van Dockum, provinciaal archeoloog
"Veel goodwill en steun van-
uit het provinciaal bestuur en de
ambtelijke collega's", dat trof Saskia
van Dockum (28) het meest, toen
zij in februari 1993 de taken over-
nam van de provinciaal archeo-
loog Pim van Tent. Vanuit de
Rijksdienst voor het Oudheidkun-
dig Bodemonderzoek (ROB) is zij
verbonden aan de provincie Utrecht.
Zij vindt dat het provinciebestuur
zich steeds meer bewust is van zijn
verantwoordelijkheden ten aanzien
van het archeologisch en in ruime-
re zin van het cultuurhistorisch erf-
goed. Als we hierover doorpraten
blijkt Van Dockum een enthiovisiast
en overtuigend verteller.
Uit haar verhaal wordt duide-
lijk dat de archeologie in Nederland
voor nieuwe uitdagingen staat. Zelf is
zedrukbezighieraaninvullingtegeven.
Het oude beeld van de gra-
vende en onderzoekende archeo-
loog is -althans in haar functie-
snel aan het verdwijnen. Veel meer
dan dat, is zij een gespreks- en
onderhandelingspartner in het
werkveld van de planologie en de
ruimtelijke ordening. Want juist
daar worden de beslissingen geno-
men die leiden tot behoud of ver-
nietiging van ons bodemarchief In
dat proces is het de provinciaal
archeoloog die mogelijkheden en
onmogelijkheden aangeeft.
Duizendpoot
"Dat is in het begin niet mak-
kelijk. Zo'n houding moetje leren
om op overtuigende wijze te
staan voor je zaak, maar dan ook
keuzes durven maken en te zeg-
gen dat geven we op, maar dat
moet behouden blijven. En maak
dat maar duidelijk als het gaat om
belangen als bodemsanering, wo-
ningbouwcontingenten of ver-
Marceline Dolfin           voersstromen". Toch merkt ze dat
Opat dagen
Bij al dit overleggen en verga-
deren staat Van Dockum nog een
andere rol voor ogen die zij min-
stens zo belangrijk acht: pleit-
bezorger van de archéologie bij de
inwoners van Utrecht. "Het is be-
langrijk dat de mensen het cultuur-
historische verleden van hun eigen
omgeving kennen. Ook de bewo-
ners van de nieuwbouwwijk die
straks verrijst op een plaats waar
eeuwen daarvoor al mensen woon-
den". Door het organiseren van bij-
voorbeeld open dagen proberen
Van Dockum en haar collega's het
publiek te informeren. Artikelen in
de krant of publicaties van boeken
zijn daarbij ook onontbeerlijk.
20
januari / jehruari 1994
UTRECHT
-ocr page 20-
Begroting vereniging Oud-Utrec
voor het jaar 1994
AGENDA
U vindt achtereenvolgens de
jaarrekening 1992 alsmede de be-
grotingen 1993en 1994.
Na het jubileumjaar 1993 zal
het jaar 1994 weer een normaal
beeld te zien geven. Aan de ba-
tenkant zal opvallen dat de finan-
ciële baten lager worden geschat.
Door de structureel lagere rentestand
zij n de financiële batenbehoedzaam
op f 6.000,-- geprognotiseerd.
Aan de lastenzijde valt op dat
de kosten voor het maandblad en
het jaarboek vooralsnog op een
gelijk bedrag worden getaxeerd
als voor 1993 het geval is. Onder
de post Archeologische Kroniek
is tevens een extra uitgave van de
Provinciale Archeologische Kroniek
begrepen. Voor de Oud-Utrecht
prijs wordt, gezien het tweejaar-
lijkse karakter daarvan, ten laste
van het jaar 1994 een bedrag van
f 2.500,- genoteerd. Het bedrag
voor activiteiten en werving is
voor 1994 gelijk gesteld aan dat
van de jaarrekening 1992 en wel
op f 8.000,-. Omdat de kantoor-
apparatuur is afgeschreven vervalt
de post afschrijvingen voor 1994.
Per saldo wordt voor 1994
een negatieve kapitaalsmutatie,
een begrotingstekort dus, voor-
zien van f 21.000,-. Ik moge
verwijzen naar voorgaande be-
grotingen en jaarrekeningen
waarin ik herhaald heb aangege-
ven dat de contributie structureel
te laag is voor de financiering van
het activiteitenpakket en voor de
vervaardiging van de publikaties
die de vereniging aan haar leden
toezendt. Het is de achterliggen-
de jaren gelukt om voorziene be-
grotingstekorten op te vangen
door verwerving van incidentele
extra inkomsten. Zo kon voor
1992 geconstateerd worden dat
de overschrijding van de begro-
ting met f 13.000,— gecompen-
seerd kon worden
hogere inkomsten dat de negatie-
ve kapitaalsmutatie op een vrij-
wel neutraal bedrag uitkwam.
Ook voor 1993 kunnen waar-
schijnlijk een aantal meevallers
worden genoteerd. Voor 1994
acht ik het beeld zorgelijker.
Het bestuur heeft, omdat de
kapitaalpositie in de achterlig-
gende jaren nauwelijks wijziging
heeft ondergaan, besloten het
contributieniveau voor het jaar
1994 ongewijzigd te laten.
J. W. Lemaier,
penningmeester
De bouwhistoricus DJ. de Vries
zal spreken over "De IJssel als
grens? Architectonische relaties
tussen Neder- en Overstlcht in de
late Middeleeuwen"
Plaats: Pieterskerk, Utrech^
Aanvang: 20.00 uur
Toegang: gratis
Lë^ngenavond
23 februari
Lezing "De ontwikkeling van de
Hollandse waterlinie" door Chris
Will. Na de pauze een lezing van
de heer Van der Gaag over het
"Fort te Vechten".
Plaats: C.S.B.-gebouw,
Kromme Nieuwe gracht 39,
Utrecht.
Aanvang: 20.00 uur
(zaal open vanaf 19.30 uur)
Toegang: gratis voor leden Oud-
Utrecht, niet-leden f 2,50
Jaarrekening
Bcgrolmg
Begroting
191)2
1993
1994
82,150,--
80,000,-
80.000,-
14.700,-
14,000,-
10.000,-
2.997.-
3000,-
3000^.
12,317,-
12,000.-
12,000.-
13,508.-
10 000,-
6,000,-
7556.-
20.000,-
133 228,-
139,000.-
111,000,-
Balm
Comributies
Advenemies
Verkopen
Donaties
Finsn. Baten
Divet^ Baten
Jubileum-actie
48 611.-
50 000.--
50.000,-
41.920,-
40,000.-
4O.0OO,~
12,802."
10,000,-
13.000,-
20.000.-
5.000.-
2 500.-
8.778.-
4000,-
8000,-
10863,-
12000.-
11 000,-
6,335,-
6,000,-
6,500,-
3,967,-
3,500,-
133,276,-
150 500,-
131,000,-
Losten
MOU
JOU
Archeologische
Kroniek
Kosten
7Ü-jarig
Jubileum
Oud-Ulrecht
prijs
Activiteiten
en wemng
Kosten van
Beheer
Algemene
kosten
Voorjaarsledenvergadering
2 Juni
Aanvang 19.30 uur. Na afloop
een lezing van Hulb de Groot
over de opgravingen op het
Domplein.
21
Atschnjvingeii
Kapitaal
mutatie
Kapitaal per
jaaniltimo
januari /februari 1994
UTRECHT
-ocr page 21-
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht
tel: 030-623866/626800
fax: 030-623274
Oud Utrecht,
een levende vereniging met hart voor Utrecht
Meepraten over de toekomst
Leden van de vereniging Oud-Utrecht weten waarover zij het hebben als zij zich verzetten
tegen aantasting van het historisch erfgoed. Zij praten met gezag mee over het verleden en
de toekomst van hun stad en hun provincie.
Excursies, lezingen en forums
Oud-Utrecht organiseert excursies naar historische gebouwen, tuinen en dergelijke. Daarbij
gaan vaak deuren open die normaal gesloten blijven.
Op lezingen en forums worden belangwekkende historische en actuele onderwerpen behan-
deld.
Maandblad en Jaarboek
Het Maandblad Oud-Utrecht geeft volop informatie over de geschiedenis en het heden van
stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en 'verenigingsnieuws'
onmisbaar.
Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende wetenschappelijke bijdragen en om
de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar.
Behalve het Jaarboek en het Maandblad ontvangen de 1800 leden van Oud-Utrecht elk jaar
de Archeologische en Bouwhistorische Kroniek, verzorgd door de Stichting Publicaties
Oud Utrecht (SPOU). Zo blijven de leden op de hoogte van de altijd weer belangwekkende
vondsten in Utrechts bodem en historische gebouwen
De Oud-Utrecht-Prijs
Oud-Utrecht bevordert de bestudering van de geschiedenis van de stad en provincie.
Daarom is in 1992 de Oud-Utrecht-Prijs ingesteld, groot 3000 gulden. Eens in de twee jaar
wordt deze prijs toegekent aan de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis van
Utrecht.
Zo blijft Oud-Utrecht actief om de kennis van het verleden van stad en provincie te vergro-
ten.
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud Utrecht.
-ocr page 22-
kunst
architectuur
literatuur
A geschiedenis
/ \ filosofie
/ •■ X topografie
/y^
V in- en verkoop
/Pll
ALEPH
Boekhandel-antiquariaat
Vismarkt 9 Utrecht
030-3220 69
H
NVM
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT
/Muus
/^
't)
Makelaardij in
onroerende goederen
• Aan- en verkoop-
begeleiding
• Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht
_______
030 - 34 00 08
Activiteiten o.a. op tiet gebied van:
*   Elektra
*   Klimaat
*   Sanitair
*   Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
-ocr page 23-
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag
          11-18 urn-
Zaterdag 11-17 uur
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74
iiiiji-
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORS SINCE 1850
ER IS EEN B Al
WA AR OT TDF WA ARTJFl
NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN.
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
-ocr page 24-
A? ^Cy^ Vf^4
Utrecht
6 7e jaargang nummer 2
Grafmonument
Nellesteyn
Litho van M. Mourot,
1829
De schilderingen in het koorvak en het transept
van de Sint-Pieterskerk te Utrecht
Grafmonument: Nellesteyn, grafkelder en uitkijktoren
Het voormalig slachthuis aan de
^BIBLIOTHEEK DER
*iaJISUNIVERSlTElT
iOTRECHT
Ams terdamses traatweg
-ocr page 25-
Boeken over
UTRECHT,
stad en provincie,
hebben wij altijd
ruim in voorraad
GREEP Schilders bv
•    Restauratiewerken
•    Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht
Tel. 030-88 21 31
Broese Kemink
*)
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804
JURRIËNS
■ UTRECHT
• Restauratiewerken
• Nieuwbouw
• Onderhoud
1
H Aannemersbedrijf
^
i^ H. J. Jurriëns B.V.
1 Sophialaan 1
r
J 3542 AR Utrecht
i_-
■^ Telefoon 1030) 41 29 12
Lul \cil -\iilu/iiuii\ Cn'iii>"i\, hap
drukk
erij de boer cuperus
IX
Schitterend drukwerk
■ Stipt op tijd
Drukkerij en Uitgeverij
De Boer Cuperus bv
Vrieslantlaan 14, 3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht
Telefoon 030-822 822
Fax 030-88 35 61
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
i^
r.LIS144N
&>LIS^I11N
BOUW&VAST3CÏD
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
-ocr page 26-
Van de redactie
Colofon
Hel vernieuwde Oud-Utrecht is inmiddels bij iedereen in de bus gevallen. Als redactie zijn we blij
verrast met de grote hoeveelheid positieve reacties. Kritische noten zijn er ook, maar die zijn vooral
opbouwend bedoeld en wij zullen zo veel rrwgelijk proberen hieraan tegemoet te komen. We kunnen
in ieder geval meedelen dal hel niet de bedoeling is elke keer zo laat te verschijnen. Wij vragen uw
begrip hiervoor vanwege hel opstart- en kinderziekteproces. De planning is er op gericht dat u rcmd
de eerste van elke even maand een nieuw blad kunt verwachten.
Om aan hel bezwaar tegemoet te komen van het verschil injormaat, is besloten om hel redster
over 1993 op het oudeformaat te drukken, zodat het mei de jaargang kan worden ingebonden. U treft
het regjsler hier losbladig ingevoegd.
In verband met de nieuwe frequentie wrillen wij vooral nog even uw aandacht vragen voor de
Agenda. Het is van belang dat u berichten bestemd voor deze rubriek uiterlijk twee maanden voor de
verschijningsdatum van de aflevering waarin het geplaatst moet worden bij de redactie inlevert.
Op die manier kunnen wij het aanbod in de Agenda zo actueel mogelijk maken.
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
67e jaargang nr. 2 - maart/april 1994
Oud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging
tot beoefening en tot verspreiding van
de kennis der geschiedenis van stad
en provincie Utrecht.
Voorzitter: H.H.W. Kemkamp.
Secretariaatsadres: Zebraspoor 63,
6305 GD Maarssenbroek.
Penningmeester J.W. Lemaier.
U kunt zich opgeven als lid van de vereni-
ffng Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 47,= per
jaar (26-/30,=; 65-^ ƒ 41 ,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
Mw. C. Nijhove - de Leeuw,
telefoon: 03463-62930.
Inhoud
Van de redactie
De schilderingen in het icoorvak en het transept
van de Sint-Pieterskerk te Utrecht
E.L Hoffmsn-Klerkx
Grafmonument
Boekenschouw
De Ketielejach en andere staatnamen in de Utrechtse volkstaal
B.l, Marlens van Vliet
Van de leestafel
Vondsten
Het voormalig slachthuis aan de Amsterdamsestraatweg
Bettina van Santen
Oproep
H.H.W. Kemkamp, voorzitter Oud-Utrecht
Portret
Agenda/mededelingen
27
28
34
35
36
38
39
40
43
44
45
Redactie: M. Dolfin, M. van Hattem,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C. van Oudheusden, B. van Santen,
E. Tigelaar, M. van de Vrugt,
A. vanderZeijden.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving.' Han Emest.
Druk; De Boer Cuperus.
Oud-Utrecht. Tweemaandeliiks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda volgende nummer:
1 april 1994, verschijningsdatum
1 juni.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 5 1/4 of
3 V2 inch floppy (WoidPerfect, ver-
sies 4.2, 5.0 of 5.1).
Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal
noten zo beperkt mogelijk gehouden
moet worden.
Het gebruik van tussenkopjes wordt
aangeraden; illustratiesuggesties zijn
27
@
maart I april J994
UTRECHT
-ocr page 27-
De schilderingen in het koorvak en het
transept van de Sint- Pieterskerk te Utrecht
Het transept van de Sint- Pieterskerk te Utrecht werd in het midden van de 13de eeuw in
tufsteen overwelfd.'' Uit deze periode stammen de schilderingen die rond de sluitstenen van
de gewelven van de zuidelijke en noordelijke transeptarm en van de kruising of viering zijn
aangebracht.
De kruising of viering is de vierkante ruimte tussen het koor en het schip, daar waar de hoofd-
en dwarsbeuk van een kruiskerk elkaar kruisen.
Het is vrijwel zeker dat ook de oudste restanten van de schilderingen rondom de sluitsteen van
het gewelf van het vierkante koorvak deel van dit program uitmaakten (afb. 1).
Hoewel dit gedeelte van de kerk al in het begin van de 13e eeuw werd overwelfd, werden de
vier gewelven mijns inziens in één campagne versierd. ^ Om de sluitsteen van het koorgewelf
zijn de beschilderde vakken namelijk rond afgesloten. Deze begrenzing herhaalt zich in de
viering (afb.2), terwijl de kleine Franse lelies van het koorgewelf - hoewel nu op de hoeken van
de ruitvormige velden - weer voorkomen in de versiering van de transeptarmen (afb. 3 en 4).
De vier groepen zijn in 1969
en 1970 door de heer J. Jacobs uit
Velp met veel geduld van onder
een overschildering met grote
Franse lelies in olieverf - die er nu
nog doorheen schemeren - in het
zicht gebracht.
De minst spectaculaire voor-
stellingen zijn die boven het koor-
vak. Onder de grote Franse lelies
zijn vaag vier cirkels te zien. Om
de sluitstenen van de transept-
gewelven kwamen echter - onder
twee lagen van Franse lelies -
interessante voorstellingen tevoor-
schijn. De zuidelijke stellen vier
halffiguren voor met een nimbus
om het hoofd en een boek in de
hand (afb.3). De noordelijke vier
halffiguren zijn gemijterd en hou-
den ieder een boek en een staf
vast (afb. 4). De krul van de staf is
binnenwaarts gekeerd. Tenslotte
zijn in de kruising om de sluit-
steen vier rennende engelen weer-
gegeven. Zij hebben een geopend
Stevenskerk te
Nijmegen
(Opname EL Hoff-
man-Klerkx.) (Afb. 9.)
28
E.L. Hoffman-Klerkx
maart / april ] 994
UTRECHT
-ocr page 28-
boek in de hand en een nimbus
om het hoofd, leder rennen zij in
een andere richting: naar het
noorden, naar hel westen, het
zuiden en hel oosten (afb. 2).
Mijns inziens stellen de vier
zuidelijke figuren de vier evange-
listen voor, ieder met hun verhaal
van hel evangelie in de hand. De
schilder heeft getracht er verschil-
lende individuen van te maken,
want de gezichten vertonen onder-
ling geen overeenkomst. Ook hun
houding verschilt onderling: de
één heft het gelaat omhoog, twee
anderen wenden elkaar het gezicht
toe en de laatste houdt zijn rech-
terhand in spreekgebaar omhoog.
Deze evangelist heeft duidelij k krul-
lend haar. Zijn kleding bestaat uit
een witte tuniek met ronde hals-
uitsnijding; een donker mantel-
pallium (een rechthoekige lap stof,
die op een bepaalde manier om
hel lichaam wordt gedrapeerd)
bedekt zijnschouders. Bij de andere
figuren schemeren de Franse lelies
er dusdanig doorheen, dat er niets
zinnigs over de kleding te vertel-
len valt. De plaatsing van de vier
evangelisten in de zuidelijke tran-
septarm is niet willekeurig geko-
zen. De zuidzijde is immers de
plaats van het Licht, van de Nieuwe
Wet en dus ook van het Evangelie.
Vanwege de symmetrie wer-
den tegenover de vier evangelisten
van de zuidelijke transeptarm in
het noordelijke deel de vier wes-
terse kerkvaders afgebeeld: de hei-
ligen Ambrosius, Hiêronymus,
Augustinus en Gregorius, allen in
hun hoedanigheid van bisschop
(afb. 5). De verondersleUing dat
devierafgebeeldendoorde binnen-
waarts gedraaide krul van de sta-
ven vier abten zouden zijn, berust
op een hardnekkig misverstand
dat niet door nadere bestudering
wordt bevestigd.' Het is ook niet
zo dat de kardinaalshoed altijd
het attribuut van Hiêronymus is
geweest. Pas na de bemoeienis
van de Bolognese professor in het
kanoniek recht Johannes Andreae
(+ 1348) - die grote bewondering
voor Hiêronymus koesterde - werd
Hiêronymus in de Italiaanse kunst
Afb. 1.
Gewelfschilderingen
boven het vierkante
koorvak, zonder de
grote Franse lelies.
Afb. 2.
Schildering boven
de viering (kruising).
Engelen die elk een
evangelie voorstel-
len. De letter 'h' is
zichtbaar in het boek
van de noordelijke
engel.
Afb 3.
Schildering boven
de zuider-transept-
arm. De vier
evangelisten.
t
29
Afb. 4.
Schildering boven
de noorder-
transeptarm. De
vier kerkvaders.
@
aaart I april 1994
OUD-UTRE. CHT
-ocr page 29-
De schilderingen in het koor\ak en het
transept van de Sint- Pieterskerk te Utrecht
schop (afb. 6) met het kapsel van
de diaken in de beschilderde graf-
kelder van de Sint- Pieterskerk,
dat eveneens uit de Ode eeuw
stamt. Bij alle vier de bisschoppen
is de Y-vormige sierband die voor
de borst hangt - het pallium -
duidelijk te onderscheiden. Dit
onderscheidingsleken bestaat uit
een witwoUen band met zwarte
kruisjes, die bij de zuidelijk bis-
schop nog zichtbaar zijn. In zijn
(gehandschoende?) hand houdt
deze bisschop zijn kromstaf,
waaraan een doek is vastgemaakt,
het sudarium. Deze doek komt in
de middeleeuwen op afbeeldingen
van bisschoppen én abten voor:
later bleef hij alleen bij abten in
gebruik. De naam suggereert het
gebruik als bescherming van de
staf tegen transpiratie van de hand.
Uiteindelijk zou het sudarium
slechts als ornament in gebruik
blijven.''De kromstaf van de noor-
delijke bisschop is eveneens voor-
zien van een sudarium (zie het
overzicht op afb. 5).
De noordelijke prelaat lijkt
qua uitbeelding nog het meest op
de zuidelijke. Ook hij heeft de
korte driehoekige 13de eeuwse
mijter op, die van opzij is weerge-
geven.De mijters van de oostelijke
en westelijke bisschoppen zijn
waarschijnlijk frontaal afgebeeld.
Voor het overige zijn het boek, de
kromstaf en het pallium nog wel
te herkennen.
Het fraaist zijn de engelen na
de restauratie tevoorschijn gekomen
(afb. 2). Allen zijn zij gekleed in
een witte tuniek met een mantel-
pallium om de schouders die om
een arm is gedrapeerd. Het haar
golft langs het ovale gelaat; hun
blik houden zij op het geopende
boek gericht. Waarschijnlijk was
op elk boek de naam van een
evangelist geschreven. Op een van
Afb. 5.                       als kardinaal voorgesteld: met de
Overzicht van de           kardinaalshoed en een leeuw aan
bisschoppen in             zijn voeten.'' In 1344 was dat het
30 het gewelf van             geval in een glas-in-ioodraam in
de noorder-                 de Martinus-kapel van de kerk
transeptarm.                van de H.-Franciscus in Assisi.
Voor die tijd droeg hij een mijter,
en wel de mitra simplex.' Deze is
- in tegenstelling tot de mitra pre-
tiosa en de mitra auriphrygiata -
niet versierd met kostbaarheden.
De bisschop in het zuidelijke
kwadrant heeft een met edelste-
nen versierde mitra pretiosa op.
Ook zijn amict (liturgische hals-
doek) en de boekband zijn ermee
getooid.*> Van achter de mijter
hangt een sierlint met franje (lin-
gua, fimbria of fascia) over de
schouder af. Het haar golft op
13de eeuwse wijze om het oor.
Vergelijk het kapsel op de detail-
tekening van de zuidelijke bis-
maart I april J994
UTRECHT
-ocr page 30-
de bladen is namelijk duidelijk de
letter 'h' (Mattheus?) te lezen. De
middeleeuwse engel werd altijd
jeugdig afgebeeld, want men ge-
loofde dat zij nooit verouderden.
Al vroeg werden de vier wes-
terse kerkvaders met de vier evan-
gelisten in verband gebracht.^ In
de hoge en late middeleeuwen
vertegenwoordigden vier diersym-
bolen vaak de evangelisten. In de
vier medaillons boven het koor-
vak waren mijns inziens deze vier
apocalyptische dieren afgebeeld.
De begrenzing van de segmenten
die bij de medaillons horen, loopt
evenwijdig aan de gerestaureerde
band met kleine Franse lelies en
schemert er nu nog doorheen.
Volgens de Openbaring waren de
Wezens - te weten de Leeuw, de
Stier, de Mens en de Adelaar in
de vlucht - rondom de troon ge-
groepeerd (Op. 4:2, 6-8).
De eerste grote christelijke
theoloog, de kerkvader Irenaeus
(circa 202 gestorven), gaf in zijn
uitleg van deze bijbelpassage aan,
dat op de troon de Logos - het
Goddelijke Woord - is gezeten;
de vier dieren stellen zijn werk-
tuigen voor (de operatic). Hij
beredeneerde dat er vier wereld-
delen zijn en vier hoofd-wind-
richtingen; omdat de Kerk over
de hele wereld haar gezag moest
uitoefenen en het Evangelie de
steunpilaar van de Kerk is, be-
hoon de Kerk dus ook vier pijlers
te hebben. De Logos heeft die
blijde boodschap in vier vormen
gegeven: de vier Evangeliën. Deze
wordenvergelekenmet vier bood-
schappers die naar de vier wind-
streken worden gedirigeerd; de
vier windrichtingen die voor de
'wereld' staan. De vier engelen in
de viering die hun blik op het
boek gericht houden, symbolise-
ren ieder een evangelie.'' Wat in
de kerk van Sint-Pieter dus staat
uitgebeeld, is een uitwerking van
Irenaeus' idee.
Hoewel niet in de vorm van
een schildering, is het gezicht dat
op de sluitsteen van het gewelf
van de koorsluiting staat mijns
Afb.6
Detail van de zui-
delijke bisschop
(boven).
Vergelijke het
kapsel met dat
van de diaken uit
de beschilderde
grafkelder in de
St.Pieterskerk
(onder).
verspreid zullen worden (viering),
zijn via de operatio (koorvak)
ontsproten aan de Logos (kooraf-
sluiting). De vier evangelisten (zui-
dertransept) hebben de blijde
boodschap opgetekend en de vier
kerkvaders hebben deze ten
behoeve van de ongelovigen ver-
taald en becommentarieerd (noor-
dertransept). De noordzijde werd
namelijk gezien als de plaats van
de duistere machten en van de
ongelovigen. Het evangelie werd
UTRECHT
inziens een afbeelding van de
Logos zelf Vier takken ontspruiten
aan Zijn voorhoofd en vier aan
Zijn mond (afb. 7). De betekenis
is mijns inziens duidelijk.''' Als
zodanig heeft de sluitsteen met
het theologische program te ma-
ken en maakt hij er een onder-
deel van uit.
In het kort samengevat luidt
het theologische program van de
Sint- Pieterskerk als volgt. De vier
evangeliën, die over de hele wereld
31
@
maart / april 1994
-ocr page 31-
De schilderingen in het koor\ak en het transept
van de Sint- Pieterskerk te Utrecht
Het fragment van de
schildering achter de
noordelijke koorbanken
In de dienstruimte die achter
de koorbanken in de noordelijke
transeptruimte is gecreëerd, be-
vindt zich een ondiepe nis. Aan
de rechterkant is een klein frag-
ment bewaard gebleven van een
muurschildering in secco-techniek.
Het stelt een baardige figuur voor
met de karakteristieke spitse hoed
waarmee de joden in de Middel-
eeuwen werden afgebeeld. In zijn
linkerhand houdt de man een
paar 'stokken' vast (afb. 8). Deze
voorstelling doet denken aan een
soortgelijke schildering op de rech-
terwand van een nis in de kapel
van het Heilige Graf van de Sint-
Stevenskerk te Nijmegen. De
kapel bevindt zich aan de noord-
zijde van het koor en de schilde-
ringen vormden de achtergrond
van het Heilige Graf. De bewuste
afbeelding laat een baardige man
zien met een tulband om het
hoofd, gestoken in een oosters
kostuum. Drie grote spijkers houdt
hij in zijn linkerhand vast (afb.
9). In de Renaissance werden de
bewoners van het Midden-Oos-
ten, dus ook de joden, met een
tulband op weergegeven. Aan de
overkant in de nis is een man af-
gebeeld met de doornenkroon in
zijn bedekte handen. Achter de
verdwenen kist zijn de silhouet-
ten van een kruisiging bewaard
gebleven. Een soortgelijke achter-
grondschildering zou zich in de
nis achter de noordelijke koor-
banken van de Utrechtse Sint-
Pieter bevonden kunnen hebben.
De zogenaamde 'stokken' in de
hand van de baardige Jood zijn
mijns inziens de spijkers. Op
grond hiervan vermoed ik, dat de
plaats van het Heilige Graf van de
Sint- Pieterskerk hier moet wor-
Afb. 7.                         daarom aan deze zijde door de
De togos. Sluit-             diaken gelezen en wel met het ge-
steen van het              zicht naar het noorden gekeerd.''
gewelf van de                     Een andere interpretatie van
32 koorsluiting.                de transeptschilderingen heeft wij-
len dr. J.H.A. Engelbregt O.F.M,
gegeven.'^ Hij zag in de voorstel-
lingen van zuid naar noord de
tijd voor Christus, de geboorte en
de tijd na Christus. Hij meende in
de zuidelijke hguren profeten te
zien, maar deze oud-testamen-
tische figuren worden niet met
een boek in de hand afgebeeld,
maar met een schriftrol.
Welk een waardevol bezit
herbergt de Utrechtse Sint- Pieters-
kerk dus! Tot nu toe werd im-
mers aangenomen dat het naast
elkaar plaatsen van kerkvaders en
evangelisten pas in de 15de eeuw
plaats vond.'^ Bovendien is het in
beeld brengen van de gedachte
van Irenaeus uniek voor Neder-
land en misschien wel voor West-
Europa.
maart / april J994
UTRECHT
-ocr page 32-
Noten
De tekeningen en de foto bij dit artikel zijn van de hand van
de auteur.
1.     CL. Temminck Groll, 'De St.-Pieterskerk te Utrecht', Bulletin
K.N.O.B.81(1982)101.
2.     Voor de overwelving van de kerk in het begin van de 13de
eeuw: ibidem, 85.
3.     Catalogue of Pastoral Staves, Victoria and Albert Museum
(Londen 1924) 18.
4.     K. Künstle, Ikonographie derchristlichen Kunst, deel 2
(Freiburg im Breisgau 1926) 302.
5.     Ibidem, 299 en 304. Doordat Hiëronymus de status van
kardinaal werd toegedacht, was het correct om hem met een
mijter af te beelden.
Zie: J. Braun S.J., Die pontificalen Gewander des Abendlandes
und ihrer geschichtlichen Entwicklung
(Freiburg im Breisgau
1898) 4: 'Trager der Mitra sind von Rechtswegen die Bischöfe,
die Kardinale und vor allem natürlich der Papst'.
6.     Op een foto die voor de restauratie is genomen zijn deze
onderdelen nog duidelijk zichtbaar.
7.     Catalogue of Pastoral Staves, 18.
8.     Künstle, Ikonographie vermeldt op pagina 301 dat de vier
kerkvaders reeds in de vroeg-christelijke tijd met de evange-
listen in verbinding werden gebracht. Dat lijkt mij wel wat
vroeg, omdat Gregorius (circa 540-604) pas tegen het eind
van die periode heeft geleefd. Volgens Emile Male gebeurt
het pas in de 15e eeuw dat de vier evangelisten naast de vier
kerkvaders worden afgebeeld (L'art religieux du Xllle siècle
en France. Etude sur l'iconographie du Moyen Age et sur ses
sources d'inspiration. 9e druk (Paris 1958) 223-224).
9.     F. van der Meer, Maiestas Domini, Théophanies de
l'Apocalypse dans l'art Chrétien, Etude sur les origines d'une
/conograp/i/espéc/a/e t/u C/)r/st(Vatikaanstad-Parijs 1938)
223-224.
10.   Het voorbeeld van de sluitsteen heeft de beeldhouwer aan
het schetsboek van Villard de Honnecourt ontleend, maar
anders dan bij zijn tekening ontspruiten de ranken in de
Sint-Pieter aan de mond van het gezicht.
Zie Temminck Groll, 'St.-Pieterskerk', 82 noot 21 en 84 afb. 9.
11.   Zie mijn artikel in Tussen Vecht en Eem 11 (1981), afl. 2, mei,
139 en volgende.
12.   Temminck Groll, 'St.-Weters*cer(t', 101 noot 48.
13.   Male, L'art religieux, 223-224.
14.   Het archiefonderzoek werd verricht door mevr. dr. J. Hollestel Ie.
Zie Temminck Groll, 'S(.-P/etersterk', 75 noot 2 en 106-107
noot 60: 'sepulchrum domini latere chori'. Drs. R.F.C, van der
Lof heeft door middel van uitvoerige steekproeven, verricht
In het Rijksarchief te Utrecht, geen andere vermeldingen van
-"■ de plaats van het Heilige Graf kunnen vinden.
den gezocht. In de archiefstukken
van de kerk is sprake van een lo-
catie aangeduid als 'latere chori',
naast of zelfs in de nabijheid van
het koor.''' Daar er op het hoog-
koor geen aanwijzingen in die
richting zijn gevonden, kan de
aanduiding net zo goed slaan op
een plaats terzijde van of in de
nabijheid van het laagkoor.
Afb. 8.
Baardige Jood.
Fragment van een
schildering achter
de noordeiijke
koorbanken.
33
®
maart I a^r\\ 1994
OUD-UTRECHT
-ocr page 33-
jm 1 HE
■*■
^^
N T
;TAFMONUME
Even ten noorden van Leersum, ergens halver-
wege aan de oude straatweg tussen Utrecht
en Arnhem op de zogenaamde Donderberg,
staat een monumentale uitkijktoren met
daaronder de grafkelder van de familie Van
Nellesteyn. De witgepleisterde toren is aan
de bovenzijde gedecoreerd met Dorische
pilasters. Deze dragen een triglyphen fries
met daarboven aan vier zijden een spits
toelopende boogvormige versiering, een zo-
genaamd fronton. Boven de sluitsteen van de
grafkelder is een opwekkende tekst aange-
bracht: "Blijmoedig aan het graf te denken is
ook een vrucht die het kruis ons gaf."
werken. De familie van Nelle-
steyn woonde op het nabijgele-
gen kasteel Broekhuizen. Haar
rijkdom en belangrijkheid wilde
ze ook tot uitdrukking brengen
in een prachtig grafmonument. In
1818 liet de toenmalige Heer Van
Nellesteyn een privé grafkelder
ontwerpen die dienst zou doen
als familiegraf Zocher bouwde de
toren naar een Frans voorbeeld.
De naaldbomen die in de omge-
ving geplant werden, droegen bij
aan een romantisch-melancholisch
decor. Het schijnt dat de toren te
zien was vanuit kasteel Broekhui-
zen, als herinneringsteken aan de
sterfelijkheid van de mens.
Hoogmoed
De in die tijd zeer populaire
dichter Hendrik Tollens (1780-
1856) ergerde zich aan de tegen-
stelling tussen het rijke monu-
ment voor de doden en de arme
huisjes voor de levenden waar het
op neerkeek. Het monument was
voor hem "een spotprent op haar-
zelf', een teken van hoogmoed,
zo lezen wij in zijn gedicht 'De
gevels van de huizen':
't Is waar, 't gevoel komt pijnlijk op.
Als wij daar ginds dien heuveltop -
Die schittrend witte wanden naken:
('t Is Nellesteins gepleisterd graf)
En als we, langs de glooijing af,
Aan de andre zij die biezen daken.
Die hutten zien van stroo en klei.
Daar neergezet in zand en hei:
Dan, ja! dan wordt ons bij 't aan-
schouwen
Het heerlijk landschap droef en naar;
Dan zien we vragende op elkaar.
En de uitroep laat zich niet weer-
houên:
Voor dooden gindsche praalge-
bouwen.
Voor levenden die kluizen daar!
Doch 't is een spotprent op haarzelf.
Dat hoog en schittrend grafgewelf,
Dat zich de trotschheid op deed rijzen:
Daar staat het op dien top gebouwd.
Als om van ver reeds aan te wijzen.
Wat eens de hoogmoed overhoudt.
Kopje thee
Toen de gemeente Darlhui-
zen (later samengevoegd met
Leersum) behoefte kreeg aan een
nieuwe begraafplaats stelde 'Van
Nellesteyn in 1828 een lapje
grond beschikbaar van het terrein
vóór het grafmonument. Hel dood-
gravershuisje werd tegen hel graf-
monument aangebouwd. Vanwege
hygiënische redenen werd de be-
graafplaats in 1906 gesloten. Na-
dien woonde lange tijd de weduwe
Verhagen in hel doodgravershuis-
je: omdat ze het grafmonument
onderhield, hoefde ze geen huur
te betalen. Mensen die de toren
wilden bezichtigen konden bij
haar voor vijf cent een kopje thee
krijgen. Het doodgravershuisje is
alleen nog op oude foto's te zien,
omstreeks 1950 werd het door de
gemeente afgebroken.
Achterzijde van de
toren, met daar-
aan vastgebouwd
het doodgravers-
huisje dat in 1950
werd afgebroken
Bronnen:
E.J. Demoed, In een lieflijk landschap,
Zaltbommel 1974.
-  C.D.H. Moes, Architectuur als sieraad
van de natuur.
De architectuurtekenin-
gen uit het archief van J.D. Zocher jr.
(1791-1870) en LP. Zocher (1820-1915).
Rotterdam 1991.
-  H. Tollens, Laatste gedichten,
Leeuwarden 1856.
-  A. Versteegh, Leersum in de loop der
tijden,
Veenendaal 1964.
Herinneringsteken
Hel monument is ontworpen
door de bekende tuinarchitect
J.D. Zocher (1791-1870), die later
ook de Eerste Algemene Begraaf-
plaats Soestbergen in Utrecht zou
ontwerpen en tevens verantwoor-
delijk is voor de aanleg van de
Utrechtse singels. Het is één van
Zochers vroegst bekende bouw-
34
Albert van der
Zeijden
maart / april 1 9 9 't
l' T R r. C H T
-ocr page 34-
•TEKENSCHO
U W
B
Kozükkendag
legers, zoals niet lang daarna Am-
hem zou overkomen. Voor Utrecht
zouden de echte ongemakken pas
komen toen een troepenmacht
van het bevrijdende leger in de
stad werd ingekwartierd.
De term 'bevrijding' sugge-
reert ook dat de Nederlanders de
Fransen vooral als vreemde be-
zettingsmacht zagen, terwijl veel
mensen de Bataafse Republiek
juist waardeerden omdat zij een
einde had gemaakt aan het oude
vermolmde particularistische stel-
sel waar de Republiek naar afge-
gleden was. Tijdens het Konink-
rijk Holland (1806-1810), onder
wordt helder beschreven in het
boekje. Het is mede uitgegeven door
de Stichting Oost-Europa Kring
Utrecht, die met deze pubUkatie
de contacten tussen Oost en 'West
wil intensiveren om zo de vrede
te bevorderen. De negatieve con-
notatie die de term kozakken
juist in 1813 kreeg CVan Dale: "in
Nederland m.n. bekend gewor-
den door de komst van afdelin-
gen ervan in 1813; - (niet dag.)
scheldw. voor ruw en aanmati-
gend optreden (bereden) mili-
tair.") wordt daarbij voor lief ge-
nomen.
Mark van Hattem, Kozakkendag.
De bevrijding van Utrecht in 1813.
Utrecht, Broese Kemink - Kwadraat,1993.
ƒ 19,50.
In dit vlotgeschreven, uiterst
leesbare boekje schrijft de Utrechtse
historicus Mark van Hattem over
de nu vrijwel vergeten kozakken-
dag. Toen op 28 november 1813
een drietal kozakken voor de
Wittevrouwenpoort verscheen,
kwam een einde aan de Franse
bezetting. Tussen 1813 en 1913
werd deze dag, elk jaar opnieuw,
herdacht als het begin van onze
nationale onafhankelijkheid, on-
der een tot het koningsschap ver-
heven lid van het Oranjehuis.
P.G. van Os, Intocht
der Kozakken
binnen Utrecht in
1813,1816.
wL <?^^L-
■^Ifc •
1^^^^^ , v.-_ ■
Israëlitische gemeente
De geschiedenis van de joden
in Utrecht begint in 1789, wan-
neer hen eindelijk wordt toege-
staan zich binnen de stadsgrenzen
te vestigen. In de oorlogsjaren is
het grootste gedeelte van het
archief van de joodse gemeente in
beslag genomen door de Duitsers,
hierdoor zijn veel belangrijke
stukken verloren gegaan. Toch is
gelukkig ook veel bewaard geble-
ven. De omvang van het archief
bedraagt 25 meter. Behalve de
notulen van de kerkeraad bevat
het ook materiaal van gelieerde
colleges en instellingen als het
armbestuur, de godsdienstschool
en het begraafcoUege 'Gemieloeth 35
Gasadiem' (= het betonen van
naastenliefde).
A.B.R. du Croo de Vries, Inventaris van de
archieven van de Nederlands Israëlitische
gemeente te Utrecht.
Utrecht, Gemeentelijke archiefdienst,
1993. ISBN 90 73190 08 8.
Napoleons broer Lodewijk, werd
Utrecht zelfs opgestoten in de
vaart der volkeren toen hel de re-
sidentiestad van de koning werd.
Na inlijving in Napoleons keizer-
rijk werd Utrecht overigens weer
gedegradeerd tot provinciestadje
in het nieuw gecreëerde departe-
ment Zuiderzee. Utrecht was zelfs
niet eens meer provinciehoofd-
stad, dat werd Amsterdam.
Deze merkwaardige episode
uit de Utrechtse geschiedenis
Deze rocmruclite 'bevnjdmg'
dient overigens danig gerelati-
veerd te worden. De genoemde
drie kozakken hadden weinig last
van Franse tegenstand. De Franse
generaal Molitor heeft nooit de
intentie gehad Utrecht te verdedi-
gen en was reeds even daarvoor
met stille trom vertrokken. De
Utrechters waren vooral blij dat
ze niet het slachtoffer geworden
waren van een roof- en plunder-
tocht door één van de strijdende
Albert van der
Zeijden
maart I april 19 9 4
-ocr page 35-
De Ketielejach en andere straatnamen
in de Utrechtse volkstaal
Volkstaalnamen van Utrechtse straten hebben me altijd geïnteresseerd. Op de
kleuterschool op de Mariaplaats zei een meisje destijds dat ze in 't Daniëllechie
woonde. Pas jaren later drong het tot me door dat ze de Nathanaëlspoort op 't
Springweg had bedoeld.
kele lezers merkten op, dat Ketie-
le eenvoudigweg een vervorming
van Eligen is. De heer Adelaar
kende nog een jat-naam: de
Groenejat, voor de Groenestraat.
B. Ketielejach. Mevrouw Esse-
ling uit de Vaartsebuurt kende de
staande uitdrukking 'dat is jach
voor hem', een gezegde dat ik niet
in woordenboeken heb kunnen
vinden. Het zou om een vrijwel
niet meer gebruikte woordver-
binding gaan die 'typisch voor het
Abstede-Utrechts' werd genoemd
en die zoveel wil zeggen als 'dat is
fijn voor hem', 'een kolfje naar
zijn hand', iets dat als stimule-
rend wordt ervaren. De infor-
mant Timmermans legde een ver-
band tussen het destijds ook in
Utrecht wel gebezigde woord kie-
telsteen (=kiezelsteen), waarmee
je vonkjes kreeg als je ze tegen
mekaar sloeg, en de grote kei
('gesloten steen') op de hoek Gro-
te Eligensteeg en Oudegracht.'
De Vrouwjuttenstraat, in dezelfde
buurt, blijkt ook een jach geweest
te zijn, de Juttejach. Voorts staat
de molen van Kuilenburg aan een
straat die Het Jach heet.
Het leven in een smalle straat
zoals de Ketielejach was gezellig
en vrolijk, maar vaak moeilijk. De
bewoners, die onderling nogal
eens aan het knokken raakten -
en die ruzies vervolgens ook weer
bijlegden - maakten op anderen
soms een ruwe indruk. De infor-
mant Bronius, afkomstig uit de
Gasthuissteeg, was in z'n jeugd
maar wat blij dat hij niet in een
jach woonde. Want, zo zei hij,
daar woonden asociale figuren.
Hij doelde vooral op de Krijtjach
(Krijtstraal)inWittevrouwen, Bro-
nius' commentaar lokte natuurlijk
protesten uit van andere lezers.
Ik neem aan dat mensen die
uit de Ketielejach en omgeving
UTRECHT
Een aanleiding om eens wat
meer van die namen te verzame-
len, deed zich onlangs voor toen
ik een werkje over de Nieuwe-
gracht van Dirkje Kuik las.' Daarin
trof ik, voor het eerst op schrift,
de (oude?) volkstaalaanduiding
voor de Keukenstraat aan, Keu-
kenjach.
Kuik schrijft (blz.32):
"De school lag in de Keuken-
straat, een echte volksstraat, de
mensen die er woonden gingen
door voor banaal en vechtlustig.
Keukenjatters werdenze in Utrecht
genoemd, de straat kreeg de bij-
naam van Keukenjacht". En even
verder, op biz.35: "De Keuken-
jacht, de Keukenstraat, een klein
beetje ben ik daar op touw gezet:
zonder die straat zou ik nooit be-
staan hebben".
Keukenjach.^ Dat woord lijkt
op een naam die ik van vroeger
kende en steeds raadselachtig heb
gevonden: de Ketielejach - zoals
de Grote Eligensteeg tussen de
Oudegracht en de Lange Nieuw-
straat door vele gewone Utrechte-
naren werd genoemd en welke
steeg bij de voormalige buurtbe-
woners, in de verhalen over vroe-
ger, nog steeds onder die naam
voortleeft.^ In mijn omgeving had
nooit iemand de bestanddelen
'Ketiele' en 'jach' kunnen duiden.
Ik vroeg om raad bij de oud-le-
raar W.van Beusekom, schrijver
van 'De Stichtenaren leer ze mij
kennen"*, een boek waarin veel
aardigs over de Uterechse tong-
val en het dialect staat. Van Beuse-
kom kende alleen de aanduiding
Ketielejat voor de Grote Eligen-
steeg, zonder te weten wat Ketiele
en jat te betekenen hadden. De
antiquaar Lapoutre kende het
woord Ketielesteeg, dat hij in de
herinneringen van de vrouwen-
arts Muller had gevonden.^
Restte mij het Utrechts
Nieuwsblad te vragen een oproep
te doen lot de lezers, waarin ik
vroeg naar bijzonderheden over
Ketiele, jat en jach. Er ontstond
een reeks van vier stukjes over de
Ketielejachkwestie die uitmondde
in een lijst van volkstaalsynonie-
men van Utrechtse straten, die ik
aan het einde van deze tekst
doorgeef.*^
Tussen de stukjes in werd ik
opgebeld door ongeveer dertig
lezers, wat opnieuw bewees dat
voor een klein, zeer lokaal onder-
werp veel belangstelling bestaat.
Hieronder volgen beknopt
die mededelingen van de U.N.-le-
zers die mij het zinnigste lijken.
A. Ketielejat. De informanten
Den Breejen en Gorter verwezen
naar de Kijk-in-'t-Jatstraat in Gro-
ningen en de Kromme jat in
Leeuwarden. Jat is hier 'straat' of
'water' en verwant aan het Duitse
'Gasse', vgl. de Utrechtse straat
Massegast.
Andere informanten meen-
den dat de Ketielejach door men-
sen van buiten de straat wel eens
Ketielejat werd genoemd omdat
dit woord beter uitdrukking kon
geven aan voorstellingen van
emotionele aard. Gedoeld werd
op het uit stelen gaan, jatten. En-
36
B.J. Martens
van Vliet
maarl / april 19 9 4
-ocr page 36-
verhuisden naar andere wijken
van de stad hun jach 'meenamen'.
Vandaar de Krijtjach en ook de
Bloemjach en de Schelpjach in
Oudwijk, een opgave van me-
vrouw Jeurissen. Ook de naam
Kerkjach is wel eens gehoord, zij
het gekscherend gebruikt.
Indien de mededeling juist is
dat jach, en dus ook Ketielejach,
op iets aangenaams duidt, dan
moeten vele Utrechtenaren, onder
wie de heer Bronius, de uitdruk-
king 'dat is jach voor hem' niet of
niet meer hebben gekend. Anders
zouden zij geen moeite met een
jach hebben gehad.
Merkwaardig is nog, dat de
oude jach-straten alle in hetzelfde
deel van het Boveneinde liggen,
in de Oudelle dus, tussen de bei-
de grachten. Ik heb de indruk dat
andere smalle en vrij onaanzien-
lijke straten in buurten als Wijk C
en de Zeven steegjes geen jach-
namen hebben gedragen. Een
verklaring heb ik er niet voor.
Ten slotte de overige door de
U.N.-lezers opgegeven volkstaal-
namen van Utrechtse straten:
Ballemakerstraat (Loeff Berchma-
kerstraat), Beuke(noten)bos, Mar-
kiezenbos en Vogelenbos (op
Amelisweerd), Botterstraat (Boter-
straat), Brandoliesteeg en Bram-
dolesteeg (Abraham Dolesteeg),
Bregittenstraat, Delikas (Eerste
Delistraat; 'kas' hier ook uit 'Gas-
se'?), Hoojesjees (Hooipoort bij
de Nieuwlichtstraat), 't Keelgat (de
verbinding, achter het koor van
de Geertekerk, tussen het 'grote'
en het Kleine GeertekerkhoO,
Liesebetstraat (Lange Elisabeth-
straat), Merriehoek (Mariahoek),
Merriepias of-plats (Mariaplaats),
Minnebroederstraat, de Neu,
Nieuw-Engeland (de 'nieuwe'
schrijversbuurt ten noorden van
de Vleutenseweg, oostelijk van
het Majellapark), Notekees en
Notesjees (Notebomenlaan), de
Petroliebuurt (ABC-straat), 't
Ploojtsjie (Zilverbergspoort), de
Polder (noemden buitenstaanders
WijkC), Prekerskerkhof en -straat,
de Priksteeg (ook de Predikheren-
straat), de Rikketik (het laatste
stuk van de J.S.de Rijkstraat), de
Schans (de Notebomenlaan van
het spoor in oostelijke richting; de
bewoners werden Schanzenaren
genoemd, naar het Groningse
dorp Nieuweschans waar ze in
kampen waren tewerkgesteld),
het Vreeburg en de Zwaanpolder
(Zwaansteeg).
Ook reacties en aanvullingen van leden
van Oud-Utrecht op de bovenstaande
tekst zijn zeer welkom.
VE
RENIGINGSNIEU
WS
Algemene voorjaarsledenvergadering 1994
Donderdag 2 juni a.s. 's avonds om 19.30 uur in
de Muziekschool, Domplein 4.
Agenda:
1.  Opening
2.  Notulen van de vorige bijeenkomst (ter inzage)
3.  Ingekomen stukken en mededelingen
4.  Jaarrekening 1993 (ter inzage)
5.  Mededelingen over Jaarboek, Tijdschrift, propaganda, activi-
teiten en SPOU
6.  Samenstelling van het bestuur
Het bestuur stelt voor Jo Baars te benoemen in de functie van
penningmeester en Saskia A.L. de Graaft in de functie van
secretaris. De overige bestuurskandidaten die door het bestuur
worden voorgesteld om de resterende vacatures op te vullen
zijn Renger E. de Bruin en Saskia G. van Dockum.
Tegenkandidaten kunnen worden gesteld door tenminste tien
leden, die hiervan tot drie dagen voor deze vergadering schrif-
telijk mededeling doen aan de waarnemend secretaris.
7.  Rondvraag
8.  Sluiting
Aansluitend (rond 21.00 uur) lezing van drs.
Huib de Groot, stadsarcheoloog Utrecht, getiteld:
"Recent archeologisch onderzoek in Utrecht".
1994 belooft een druk jaar te worden voor de
archeologie in Utrecht. Dit jaar zullen er waarschijn-
lijk vijf grote opgravingen plaatsvinden. Zeer bekend
is uiteraard de jongste opgraving op het Domplein,
waar gezocht is naar bewijsmateriaal voor de identifi-
catie van de kerk van Willibrord, maar ook de Joodse
mikwe in Payenborch en de opgraving in de Vrouw-
juttenstraat beloven interessante resultaten. In de
Vrouwjuttenstraat zijn misschien wel de oudste res-
ten van menselijke bewoning in Utrecht gevonden,
bewoning die teruggaat naar het begin van de Romei-
nen of zelfs daarvoor! Er staan nog meer opgravingen
op het programma. Op de lezing wordt u op de
hoogte gebracht van de recentste ontwikkelingen in
Utrechts verleden!
Afsluiting met een drankje.
Het gedeelte na de pauze is ook voor niet-leden
toegankelijk (toegangsprijs fl. 2,50)
TSoten
1.     De Nieuwegracht en omstreken, fen
nachtwandeling doorD.Kuik, een
uitgave van Den Daas, Utrecht, 1990
(niet in de handel gebracht).
2.     In dit stukje wordt jach zonder t ge-
schreven, omdat in de Utrechtse
tongval de t aan het einde van een
woord of lettergreep na een spirant
(o.a. ch en g) wegvalt.
3.     Van Sint-Eligius (=Sint-Elooi, Sint-Eloy),
beschermheilige van de smeden; de
rijtuig bezitters van de grachten had-
den dergelijke ambachtslui nodig.
Van de Grote Eligensteeg (Ketielejach)
resteert nog het westelijke stuk bij
de Oudegracht, dat nu een deel is
van de Eligenhof. De Kleine Eligen-
steeg-volgens sommigen een enkele
keer met 'Kleine Ketielejach' aan-
geduid - die tussen de Lange Nieuw-
straat en de Nieuwegracht loopt, is
omgedoopt tot Eligenstraat. (Het
accent in de uitspraak ligt in al deze
woorden op de i.)
4.     Uitgeverij A.W.Sijthoff, Leiden, 1967
(antiquarisch nog verkrijgbaar).
5.     M.l.MuWer, Aan de poort van het
leven,
Uitgeverij Bruna, Utrecht/
Antwerpen, 1948.
6.     Utrechts Nieuwsblad van 19,21 en
23aprilen10mei1993.
7.     Het is zeer speculatief de herkomst
van Ketielejach te construeren door
enkele informaties met elkaar te ver-
binden; dan zou Ketielejach kunnen
betekenen 'steeg bij de grote kiezel-
steen waarin het prettig wonen is'.
37
laan /april ! 994
UTRECHT
-ocr page 37-
VAN
DE LEESTA
FEL
Otidewater
Oude Waarden nr. 14, het
orgaan van de Geschiedkundige
Vereniging Oudewater, is gewijd
aan het leven van Jannetje Hoot-
sen (1860-1919), die ook wel be-
kend stond als 'Zwart Jannetje,
de bruid van Christus'. Jannetje
werd geboren als dochter van een
wolkammer, vader van nog ne-
gen kinderen. Jannetje raakte on-
der de invloed van Tij men van
Dijk, een metselaar die een volge-
ling was van dominee Ledeboer.
Zij leefde volgens strenge religi-
euze regels en kreeg visioenen,
wat leidde tot botsingen met haar
omgeving. In Veenendaal, de ge-
boorteplaats van Jannetje, sloeg
haar geloof niet aan, maar men-
sen uit Polsbroek vroegen haar te
komen. Daar ontstond een kleine
gemeente rondom haar. Haar le-
venswandel gaf aanleiding tot
roddel, zij was van een kind be-
vallen, terwijl zij ongetrouwd
was. Jannetje zelf echter deed de
geruchten af met de mededeling,
dat zij enige tijd bevangen was
geweest van een borstkwaal. On-
verwacht stierf zij in 1919, terwijl
haar volgelingen wachtten op
haar hemelvaart.
oefeningen te houden. De afge-
scheidenen maakten deel uit van
een landelijke beweging van
mensen, die ontevreden met de
Nederlands Hervormde Kerk,
hun eigen weg zochten. Twee jaar
later wisten de afgescheidenen in
Utrecht zich als een van de weini-
ge groeperingen in Nederland,
door de Koning erkend. De afge-
scheidenen in Westbroek en om-
geving kregen die erkenning pas
in 1857. De rust was daarmee
niet weergekeerd, regelmatig ver-
lieten mensen dit kerkgenoot-
schap om zich bij andere aan te
sluiten of keerden zij er weer te-
rug. Fenna Brouwer beschreef
hun geschiedenis in St. Maerten,
Tijdschrift van de historische ver-
eniging Maartensdijk nummer 11.
Zeist
In het decembernummer van
Seijst, het orgaan van de Van de
Poll-stichting, is er aandacht voor
het ontstaan van de Zeister IJsver-
eniging, die in 1890 werd opge-
richt, ingegeven waarschijnlijk
door de zeer koude winter van
dat jaar. Er werd een ijsbaan ge-
vonden en de pret kon beginnen,
al gooide de op 23 januari intre-
dende dooi roet in het eten. In de
jaren daarna bleek de vervuiling
van het water de kwaliteit van hel
ijs danig aan te tasten. De club
groeide gestaag en was betrokken
bij belangrijke schaatswedstrij-
den. Vandalisme maakte in de ja-
ren 80 van deze eeuw een einde
aan het bestaan van de vereni-
ging
heidkamer Rhenen en omstreken
de lotgevallen van het naar die
stad genoemde VOC-schip, dat in
1672 werd gebouwd in opdracht
van de kamer Amsterdam. De
eerste reis gaat naar Ceylon. Op
doorreis naar Batavia vergaat het
schip echter voor St. Thomé. Het
schip heeft daar deelgenomen in
diverse zeeslagen tegen Franse en
Engelse eskaders, maar het is een
storm die een einde maakte aan
haar bestaan, waarbij 141 opva-
renden het leven verloren.
Houten
Leen de Keijzer beschrijft in
Tussen Rijn en Lek nr. 4, jaar-
gang 27 het leven van de onder-
wijzer Hendrik Jan van Lummel.
Van Lummel werd in 1815 in
Amersfoort geboren als zoon van
een onderwijzer. Dat het vak hem
in het bloed zat, bewees wel zijn
bereidheid om op zestienjarige
leeftijd, bij het overlijden van zijn
vader, diens school voort te zet-
ten. Zijn moeder vond hem daar-
voor te jong en zo werd hij on-
dermeester op een andere school
te Amersfoort. In 1840 werd hij
hoofdonderwijzer te Houten. On-
danks financiële problemen wist
hij een reputatie van een zeer bij-
zonder en vooruitstrevend onder-
wijzer op te bouwen. Hij maakte
zelf schoolplaten, die nog tot
rond 1930 op scholen werden ge-
bruikt. Houten was hem al snel te
klein, hij stapte over naar een
hervormde school te Utrecht, die
hij tot grote bloei bracht. Ook be-
gon hij een onderwijzersoplei-
ding, die uit zou monden in de
Mamixstichting. Na benoeming
lot lid van de Maatschappij van
Letterkunde stierf hij in 1877 aan
een ongeneeslijke ziekte.
Maartensdijk
Godsdienstige perikelen be-
perkten zich niet tot Oudewater.
In 1836 maakte de vrederechter
Muyskens, die te Maartensdijk
woonde, zich bezorgd over on-
rust in het dorp die werd veroor-
zaakt door enkele afgescheide-
nen. Zij organiseerden ten huize
van sommige boeren drukbe-
zochte religieuze bijeenkomsten.
Allerlei op relletjes belust volk
stroomde daar op af, omdat het
officieel verboden was met meer
dan 20 mensen zulke godsdienst-
38
RJiencn
Willem H. Strous volgt in
Oud-Rhenen, het tijdschrift van
de Historische Vereniging Oud-
Fred Vogelzang
maart I april 19 9 4
UTRECHT
-ocr page 38-
VONDSTEN
Loosdrecht
De eerste tochten op de fiets
in Nederland vonden misschien
wel in Loosdrecht plaats, zo leert
ons het artikel vanj. Daams Czn
in Historische Kring Loosdrecht,
nr. 96. Hij beschrijft daarin het
leven van een smidsfamilie
Daams. De oudste vermelding is
van een smid Daams uit Stroe,
die in 1733 trouwde. Een klein-
zoon trok naar Loosdrecht en
kwam in de leer bij de hoefsmid.
De ongetrouwde zoon Hendrik
Daams, was naar zeggen de ma-
ker van enkele rijwielen, die in
1849 te Loosdrecht werden ge-
bruikt. Diverse familieleden van
deze Hendrik vestigden zich als
smid te Hilversum, Utrecht en
Kockengen. De auteur traceert de
verdere geschiedenis van de fami-
lie tot zichzelf
en aan de achter-
kant met potlood
beschreven; de teks-
ten luiden aldus:
"28 juni van
Daag herdenking
van het 58 lustrum-
feest. Hopende de
geene die dit vindt er
melding van wil ma-
ken ten minste als
we nog in leven zijn.
De namen van de
4
timmerlieden zijn
Meyer, Arie C.
Vleeshouwer en A.J.
van Raam. Morgen nacht om rede
als dat er dan een nachtelijke op-
tocht is van 12 lot 3 uur".
"Wij waren hier...... en dat
willen we best even laten weten."
Dat zou achter de woorden
kunnen zitten, die eens op twee
stukken papier werden geschre-
ven en achtergelaten. Ze werden
bij restauratiewerkzaamheden aan
de Muziekschool aan het Dom-
plein gevonden tussen de hane-
balken van de kap, gekreukeld en
stoffig. Ze werden van een blau-
we bestektekening afgescheurd
Het tweede exemplaar
"Utrecht Juni 1926 A.J. van
Raam 58 lustrumfeest met C. Vlees-
houwer en Meyer en Arie in deze
kap aan het werk hoopende de geene
die deze sloopen moeten het nog le-
zen zullen. Wij zijn met zijn
4 tim-
merlieden en de laatste 2 hadden
een borreltje gedronken op het feest.
C. Vleeshouwer"
Bettina van
Santen
Aardig zo'n teken van leven
uit 1926. Op die plaats - op de
eerste rang - aan het Domplein
konden de 4 mannen als weinig
anderen het lustrum meebeleven.
Wilden ze het daarbij ondervon-
den plezier tot uitdrukking bren-
gen? Gedeelde vreugd is dubbele
vreugd, ook op termijn! Het
woordje "sloop" bewijst dat ze
zich ook van de vergankelijkheid
van hun werk bewust waren. En
ja, Meyer en Arie waren blijkbaar
wat onder invloed, wat misschien
de stemming bevorderde en me-
de tot het schrijven van deze
briefjes leidde.
39
naart I april 1994
OUD-UTRECHT
-ocr page 39-
Het yoormalig slachthuis aan
de Amsterdamsestraatweg
Abbatoirs zijn in Nederland een betrekkelijk recent gebouwtype. Pas in de
tweede helft van de 19de eeuw worden ze hier geïntroduceerd, terwijl
bijvoorbeeld in Duitsland al sinds de middeleeuwen collectieve slachthuizen
worden opgericht.
Dat wil niet zeggen dat er
voor de 19de eeuw geen toezicht
werd gehouden op het slachten.
Ook in Utrecht hield het gemeen-
tebestuur in de middeleeuwen
streng toezicht op de verkoop
van vlees. Slagers mochten hun
goedgekeurd slachtvlees verko-
pen m het Vleeshuis. Natuurlijk
werd er ook niet gekeurd slacht-
vlees verkocht. Dat was meestal
voor de minder draagkrachtigen
bestemd, aangezien vlees voor ve-
len een luxe bleef. Zij konden
daarnaast ook eventueel beschik-
ken over slachtafval of, wat veel
beter was; ze fokten hun eigen
slachtvarken.
Vanaf 1433 konden de
Utrechtse burgers voor goedge-
keurd vlees terecht in het Grote
Vleeshuis aan de Voorstraat of in
het Kleine Vleeshuis aan de l^nge
Nieuwstraat.
De geschiedenis van de split-
sing in een grote en een kleine tak
van het vleeshouwersgilde, zal
wellicht bij velen bekend zijn. In
het kort komt het er op neer dat
de Vleeshouwers met hun ver-
vaarlijke werktuigen een bloedige
bijdrage hadden geleverd aan po-
litieke onlusten in 1425. Voor
straf werd het gilde in eerste in-
stantie ontbonden en werd hun
oude vleeshuis in de Annastraat -
dus vlak achter het Schepenhuis
aan de Stadhuisbrug - ingericht
als gevangenis. In 1433 mocht
een nieuw slachthuis gebouwd
worden, maar nu voor een ge-
splitst gilde: een grote aan de
Voorstraat en een kleine aan de
Lange Nieuwstraat.
In beide vleeshuizen stonden
totaal 17 toonbanken, welke ge-
huurd moesten worden door de
vleeshouwer om zijn waren te
kunnen verkopen. Het vleeshuis
aan de Voorstraat kreeg in 1637/
38 zijn opvallende gevel, die in
1989 is gerestaureerd. Het Kleine
Vleeshuis aan de Lange Nieuw-
straat heeft zij n 15de eeuws
karakter grotendeels behouden.
De straatnamen in de buurt
van het Grote Vleeshuis houden
de herinnering aan het slachten
levendig, zo zijn er twee Slacht-
straten en in de Kalverstraat werd
het grote vee gestald. Aan het
Jansveld waren veel slagersbednj-
ven gevestigd, met de winkel aan
de straatzijde en de slachtplaats
in het achterhuis. Zo heten de
panden Jansveld 7 en Jansveld 13
niet voor niets "Het Bonte Lam"
en "Het Zwarte Varken".
Sloop
In dit gemeentelijke slacht-
huis werkte een aantal particuliere
slachters. De gemeente droeg zorg
voor de huisvesting, een belang-
rijk deel van de outillage en na-
tuurlijk de kwaliteitscontrole. In
feite kan men spreken van een
gemeente-overkoepeling van par-
ticuliere bedrijven.
In 1922 werden met de in-
voering van de vleeskeuringens-
wet de regelingen ten aanzien van
de vleeskeuring landelijk erkend
en ingevoerd. Een aantal ver-
plichte hygiënische maatregelen
werden doorgevoerd. Zo werden
op vele plaatsen in het interieur
waar vlees werd verwerkt, gegla-
zuurde tegels aangebracht. Ook
de uitstekende delen van gebou-
wen, waar de hangbanen met het
vlees langsliepen, werden met ge-
glazuurde tegels bekleed.
In de daaropvolgende jaren
is er een groot aantal gebouwen
en gebouwtjes bijgekomen. Toch
is de opzet in wezen nooit ingrij-
pend veranderd. Dit had te ma-
ken met de strakke, functionele
UTRECHT
1875 voordat gemeenten de mo-
gelijkheid kregen een slachtplicht
op te leggen in een collectief
slachthuis. In dat jaar werd de
Hinderv^^et van kracht, die stelde
dat de door de stad verspreide
slachterijen te veel hinder voor de
omgeving konden opleverden
(denk aan de aan- en aivoer van
vee, het bloed, de stank e.d.).
In Utrecht werd in 1878 be-
sloten een gemeenteUjk slacht-
huis in te richten. Voor de bouw
zocht men een terrein uit buiten
de bebouwde kom, te weten aan
de Amsterdamsestraatweg, Met
de bouw kon echter pas m 1899
begonnen worden, vanwege aller-
lei administratief-rechterlijke pro-
blemen. Op 1 augustus 1901 kon-
den de belangrijkste gebouwen m
gebruik genomen worden. Dat
betekent dat er niet alleen een
koelhuis aanwezig was, maar ook
stallen en slachthuizen voor de
verschillende soorten slacht (rund-
vee, varkens, paarden en ziek vee),
diverse dienstwoningen, waaron-
der een directeurswoning, admini-
stratiegebouwen, een darmwasse-
UTRECHT
rij, een mestlokaal, wagenremises
en een ijsfabriekje dat de slagers
in de stad voorzag van ijs voor
hun ijskasten.
De opzet waarin deze gebou-
wen gerangschikt waren op het
terrein, was zeer helder. Aan de
Amsterdamsestraatweg stonden
drie villa-achtigegebouwen. In hel
linker gebouw waren de wagen-
meester en machinist gehuisvest.
Het middelste gebouw functio-
neerde als administratiegebouw
en rechts stond de directeurswo-
ning. De woningen waren ver-
bonden door hekken, zoals ook
het gehele terrein afgesloten was,
aangezien het natuurlijk niet toe-
gankelijk was voor het publiek.
Wie slachtafval wilde kopen direct
van het slachthuis, kon hiervoor
jarenlang terecht aan de westzijde,
waar aan het Ondiep een speciaal
verkooppunt in de omheining
was ingericht. Voor het terrein
aan de Amsterdamsestraatweg lag
een sloot, hierover waren enkele
bruggen gelegen. Na demping
van de sloot vv'as de bushalte hier
gesitueerd.
Achter de voorbouw lag een
binnenplaats, waar de belangnjkste
gebouwen symmetrisch omheen
geplaatst waren. De symmetrie-as
van het terrein werd gevormd
door de functionele spil: de koel-
huizen, de watertoren, het machi-
negebouw en de schoorsteen. De
overige gebouwen waren op een
logische wijze over het terrein
verdeeld. Zij waren alle bereik-
baar via de binnenplaats.
De gebouwen die tot 1928
zijn gebouwd, vertoonden onder-
ling een grote mate van verwant-
schap. Met name het metselwerk,
de dakoverstekken gesteund door
klossen en schoren en de detaille-
ring zorgden voor een grote een-
heid. De uniciteitswaarde van het
oudere deel aan de Amsterdam-
sestraatweg was zeker vergelijk-
baar met een complex als het
Veeartsenijterrein aan de Bilt-
straat, zij het dat de architectoni-
sche kwaliteit van de gebouwen
op het laatst genoemde terrein
hoger lag (en ligt).
Amsterdamse-
Straatweg rond
1910, met de drie
karakteristieke
gehouwen. Daar-
tussen op het
middenterrein het
koelhuis met de
klokketoren
FotoGAU,E.A.
van Blitz en Zn.
Een collectief slachthuis
In de loop van de 19de eeuw
maakte de toenemende kennis
van bacterieën en infectieziekten
duidelijk dat bepaalde ziekten
overgedragen konden worden
door middel van vleesconsump-
tie. Daarom werd er in de tweede
helft van de 19de eeuw bij
voortduring gepleit voor het in-
richten van collectieve slachthui-
zen, waar men onder het wakend
oog van de (stedelijke) overheid
kon slachten. Het duurde nog tot
41
Bettina van Santen
maart I april 1994
OUD
ril 1994
OUD
ap
-ocr page 40-
Het yoormalig slachthuis aan de Amsterdamsestraatweg
opzet van het geheel en het feit
dat de hoofdingang op een gege-
ven moment verlegd werd naar
de Royaards van der Hamkade.
Natuurlijk zijn er wel allerlei aan-
passingen gepleegd, maar dat heeft
veelal het karakter van de gebou-
wen niet wezenlijk aangetast. Zo
werd bijvoorbeeld de wagenremi-
se uit 1900 in 1950 verbouwd tot
garage, de paardenstal met knechts-
kamer werd in de jaren '60
verbouwd tot kantoor en de hon-
denstal tot fietsenstalling. De admi-
nistratiegebouwen aan de Amster-
damsestraatweg hadden tot aan
de verhuizing van het slachthuis
grotendeels hun oorspronkelijke
indeling bewaard, inclusief veel
van het oorspronkelijke interieur.
Het slachthuis is in 1988
overgegaan naar een nieuw ter-
rein in Nieuwegein. In 1989 zijn
vervolgens alle gebouwen, met
uitzondering van de drie gebou-
wen aan de Amsterdamsestraat-
Tekening koelhuis,
voorkoelhuis en
machinegebouw.
Het gebouw da-
teert van 1899 en
onder de tekening
staat de handteke-
ning van de toen-
malige directeur
gemeentewerken
F.J. Nieuwenhuis.
Het gebouw was
opgetrokken in
baksteen met
zwarte en oranje
baksteenbanden.
In de machinehal
waren polonceau-
spanten gebruikt.
Dit is een draag-
constructie die
rond 1840 was
ontwikkeld door
de Franse ingenieur
Polonceau, welke
met name geschikt
was voor de over-
spanning van
grotere ruimten.
Bouwtekening
GAU
CEMEENTE SLACHTPLAATS
UTRECHT
KOELHUIS i« MAChlNECEBOUW
pgElwnmTiTna
weg gesloopt. Men heeft nog een
- tevergeefse - poging gedaan om
het koelhuisgedeelte met de ka-
rakteristieke klokketoren en wa-
tertoren te bewaren. Momenteel
wordt het terrein geschikt ge-
maakt voor woningbouw.
Tekening darm-
wasserij.
Zoals uit de
plattegrond blijkt,
was tweederde in
gebruik als runder-
darmwasserij en
eenderde voor
varkensdarmen.
Boven op het ge-
bouwtje was een
ventilatie-opbouw.
In 1954 is het ge-
bouw opgenomen
in de grote slacht-
hal voor varkens.
Bouvrtekening
GAU
42
maart I ap ri t 199 4
OUD-UTRECHT
-ocr page 41-
W^"
Oproep aan de leden van Oud-Utrecht
Tijdens de najaarsledenvergadering van onze vereniging heeft het bestuur een
voorstel gedaan, dat door de leden heel positief werd ontvangen. Het betrof
de vorming van een leden-commissie, die voor Oud-Utrecht de actuele ontwik-
kelingen in stad en regio volgt en reacties voorbereidt.
maar heel vaak kan een advies
gaan richting verenigingsblad of
deskundigen, om er een mening
over te geven. De commissie
actualiteit moet de vrijheid heb-
ben over vorm en inhoud van een
advies of reactie te beslissen.
Statuut
We denken hier niet te ge-
makkelijk over. Het kan niet zo
zijn, dat namens de vereniging
standpunten worden vertolkt over
zaken die spelen, zonder dat we
dat weten of willen.
Daarom zal het bestuur ko-
men met een soort statuut voor
de commissie actualiteit, dat een
en ander netjes regelt. Maar te
bang hoeven we ook weer niet te
zijn. Het is altijd beter wel be-
trokken te zijn bij de plannen, dan
ons achter schijn-objektiviteit te
verschuilen.
Oud-Utrecht is springlevend
en wil graag actief meedenken en
niet achteraf ontwikkelingen be-
treuren, die we hebben laten ge-
beuren. Vandaar deze oproep.
Meld U aan bij onze secreta-
ris en wij zorgen ervoor dat U aan
de slag kunt. Het zou mooi zijn,
als ook kenners en liefhebbers
van buiten de stad zich opgeven,
zodat we de gehele provincie in
beeld houden, maar het belang-
rijkste is Uw interesse en Uw be-
trokkenheid bij de geschiedenis
en cultuur van Utrecht.
Spontaan hebben zich al enige
leden aangemeld. Deze oproep in
ons totaal vernieuwde tijdschrift
is bedoeld om liefhebbers en ken-
ners van Oud-Utrecht en omstre-
ken de kans te bieden zich aan te
melden.
van Oud-Utrecht over de singel-
demping eindjaren vijftig.
Maar ook in het jongste ver-
leden heeft Oud-Utrecht zich
laten horen, over het behoud van
de Zeven Steegjes, over de snel-
tram en - meer indirekt - de
nieuwbouw van de rechtbank en
het Duitse Huis.
WcMrgaat het precies om?
Als vereniging vergaderen we
maar twee keer per jaar. Tussen-
tijds doen zich vaak ontwikkelin-
gen voor, die de doelstelling van
Oud-Utrecht direkt raken; de
praktijk is, dat het bestuur dit
hoort of via brieven van leden
verneemt en al naar gelang de be-
tekenis van het gebeurde reageert
met een brief, een artikel in ons
blad of nog weer anders. Heel
vaak reageren we niet, door ge-
brek aan tijd of omdat het niet
past binnen de doelstelling van
onze vereniging, althans zo ervaart
het bestuur dat. Iedereen zal
begrijpen, dat we niet overal op
moeten en kunnen reageren.
Bovendien; de informatie is vaak
gebrekkig en gekleurd door de
- toevallige - belangstelling van
een lid van de vereniging of het
bestuur.
Toch is het vaak heel belang-
rijk, dat we de plannen van de
gemeentes in de regio en de pro-
vincie goed volgen. Een reactie
van onze vereniging speelt vaak
een rol in de discussie en de be-
sluitvorming. Het beroemdste voor-
beeld hiervan is het standpunt
Systematische aanpak
Dit nu willen we graag wat
systematischer aanpakken, ook al
omdat er veel gebeurt in stad en
regio. Ik noem in willekeurige
volgorde: de stadsbuitengracht met
groenstructuur, ondergrondse ga-
rages, het museum-kwartier, het
historisch bezoekerscentrum, de
toepassing van de CHER (cultuur-
historische effectrapportage), de
uitbreiding van de stad, het cen-
trumplan en de bedreigingen van
het (cultuur)-landschap. Maar
ook kleinschaliger zijn er zaken
van belang: de openbare verlich-
ting, straatmeubilair, een bouw-
plan, een neogothische kerk. Nu
we in ons verenigingsblad meer
ruimte hebben voor het kritisch
volgen van deze plannen en
ideeën, is het moment daar voor
een passende reactie van onze
kant. Wij denken, dat het goed is,
als het bestuur zich wat meer
terughoudend opstelt en de com-
missie enige ruimte biedt zelf-
standig te reageren. Soms zal de
vereniging (het bestuur) worden
gevraagd iets te doen of te laten.
43
H.H.W. Kernkamp,
voorzitter
Oud-Utrecht
maart I april 1994
UTRECHT
-ocr page 42-
vernieuwde presentatie van de col-
lectie zoals die sinds een jaar te
zien is. Tot op zekere hoogte deelt
hij de veelgehoorde kritiek: "te
esthetisch en te weinig historisch.
"Maar wat mijn voorganger Lud-
ger Smit als kunsthistoricus heelt
weten te bedenken, daar was ik
echt nooit opgekomen, die zicht-
assen bijvoorbeeld, die vind ik
prachtig. Of de vondst om de 'rode
draad' van de geschiedenis aan de
hand van de muntencollectie dui-
delijk te maken, echt heel goed".
Toch vindt hij hel noodzake-
lijk dat de historische component
wordt versterkt. Dat betekent niet
dat de hele presentatie op zijn
kop zou moeten. Met enige wel-
gekozen aanvullingen en wat
meer 'tekst en uitleg' zou de ge-
wenste accentverlegging bereikt
kunnen worden. Zo wil De Bruin
de 'Van Baaren-zolder gebruiken
om een aantal wat hij noemt
'draaipunten' in de Utrechtse ge-
schiedenis duidelijk te maken.
Natuurlijk komen wij ook te
spreken over de nog altijd ge-
hoorde ideeën over een zelfstan-
dig historisch museum in Utrecht.
"Daar ben ik dus niet voor" luidt
zijn stellige antwoord. "De oor-
sprong van de collectie van het
Centraal Museum is de histori-
sche afdeling. Deze bevat stukken
van zowel historische als van grote
kunsthistorische betekenis. Na-
tuurlijk is daar in de jaren daarna
op voortgebouwd. Als het je al zou
lukken om dit materiaal op een
zinvolle manier te delen, houdt je
volgens mij twee keer niets over.
Het een kan niet zonder het an-
dere. Het Centraal Museum is een
geïntegreerd museum en daarin
ligt ook zijn kracht. Stukken zijn
nu eens voor het een dan eens
voor het ander inzetbaar".
Een ander voor De Bruin be-
langrijk punt is de samenwerking
met andere cultuurhistorische
diensten in de stad. Hij doelt dan
vooral op hel gemeentelijk ar-
cheologisch en bouwhistorisch
centrum en de gemeentelijke ar-
chiefdienst. "Dit is een gevoelige
sector waar makkelijk (financiële)
klappen vallen. Door er met elkaar
voor te zorgen dat je slaat voor
een gedegen en samenhangend
beleid en actieplan sla je sterker".
Plannen
De eerste lekenen van deze
samenwerking laten zich al aan-
zien wanneer we spreken over
plannen voor de toekomst. "Er
moet in ieder geval een grote ten-
tcionslelling komen over de resul-
taten van hel archeologische
werk van de afgelopen jaren", al-
dus de Bruin, "daarover zijn we
nu in gesprek".
Een aantal andere tentoon-
slellingsplannen zijn al concreter.
In 1995 moeten er in ieder geval
twee tentoonstellingen komen.
Natuurlijk rond mei de herden-
king van vijftig jaar Bevrijding.
Dit wordt een samenwerkings-
project met de gemeentelijke
archiefdienst. Het ligt in de be-
doeling om hierbij vooral het
dagelijks leven te belichten en
wal minder op "goed of fout' In te
gaan. Hoe redde de Utrechtse be-
volking zich in deze situatie,
school- en kerkelijk leven, de
voedselsituatie, hel culturele le-
ven, hoe zat het daarmee?
Voor het najaar van '93 staal
een tentoonstelling over de Ba-
taafse tijd op het programma.
"Voor veel mensen is dit ol een
totaal onbekende lijd of een tijd
gekenmerkt door vooroordelen
omtrent Franse overheersing en
Nederlandse collaboratie. Ik wil
juist laten zien dat er op grote
schaal een aantal unieke dingen
zijn gebeurd, noem ze maar 'de-
mocratische experimenten'".
Voor 1996 tenslotte zijn er
plannen voor en tentoonstelling
over de geschiedenis van de be-
jaardenzorg, aansluitend op de
herdenking van 40-jaar AOW.
Voorlopig denkt De Bruin
aan deze zaken zijn handen vol te
hebben. In ieder geval ziel hij
werk en Ideeën genoeg op zijn
pad om de komende jaren niet al-
leen zijn functie inhoud en reik-
wijdte te geven maar vooral de
historische collectie.
PORTRET
Renger de Bruin,
conservator historische afdeling Centraal Museum
Sinds 1 januari van
dit jaar heeft de histori-
sche afdeling van het Cen-
traal Museum in Utrecht
weer een eigen conser\'a-
lor, de historicus Renger
de Bruin (38). De Bruin is
een geboren en getogen
Utrechter en in het "oud-
heidkundige wereldje" van
de stad geen onbekende.
Toch is het voor hem terug van
weggeweest, na een aantal jaren
onder andere aan de universiteiten
van Leiden en Greifswald (vml.
DDR) werkzaam te zijn geweest.
Populariseren
ik vraag De Bruin waarom hij
een toch bepaald niet oninteres-
sante werkkring verruild heeft voor
zijn nieuwe functie. Uit zijn ant-
woord blijkt een bewuste keus,
ingegeven door een oprechte ge-
drevenheid.
In de eerste plaats is er de
liefde voor Utrecht en voor hel
vak geschiedenis. Een belangrijke
andere drijfveer leerde hij kennen
tijdens een korte periode van free-
lance werk. In die tijd heeft hij
o.a. de tentoonstelling Revolutie
in Utrecht: studenten, burgers en
regenten in de patriottentijd
(1780-1787) gemaakt. Wat hem
toen zo enorm aangesprak, was
het overbrengen van soms inge-
wikkelde historische processen of
concepten naar het "grote" pu-
bliek. "Het 'populariseren' als je
het zo wik noemen, zonder dat ik
daar ook maar iets negatiefs mee
bedoel, integendeel zelfs". Het be-
denken en uitvoeren van ten-
toonstellingen is dan ook de vierde
belangrijke poot van zijn functie.
Draaipunten
Op een aantal punten heeft
De Bruin zich een duidelijke me-
Marceline Dolfin           ning gevormd. Bijvoorbeeld op de
44
maart I april 1 9 9'i
UTRECHT
-ocr page 43-
AGENDA
16 april
Opening van de Apothekerstuin
Opening van de Apothekerstuin van de
Oude Hortus aan de Nieuwegracht
door burgemeester Opstelten.
Plaats: Oude Hortus,
Nieuwegracht 185, Utrecht
Tijd: 16.00 uur
16 april
Studiedag: 1945,
\an bezetting naar bevrijding
In 1995 wordt 50 jaar bevrijding herdacht.
De consulenten geschiedbeoefening van
Utrecht, Zuid- en Noord-Holland organi-
seren deze studiedag. In vier lezingen
wordt ingegaan op de vraag: wat veran-
derde er in de lokale samenleving in de
laatste maanden van de oorlog en de eer-
ste na de bevrijding? Een 'must' voor his-
torische verenigingen en amateurhistorici
die denken aan dit ondenwerp aandacht
te willen besteden in de komende tijd.
Plaats: Het Arsenaal,
Groenendaal te Woerden
Tijd: 10.00-16.00 uur.
Kosten: f30,- p.p.
Inlichtingen en opgave: S.R.G.N.H.,
Postbus 5212, 2000 GC Haarlem.
Tel: 023-31 84 36
21 april
Oud-Utrecht lezing
"Goed voorbeeld doet goed volgen.
Poortgebouwen in Utrecht" doorRonald
Stenvert. Na de pauze zal Saskia van Dok-
kum spreken over bewoning in het Krom-
me Rijngebied in de Romeinse tijd.
Plaats: C.S.B.-gebouw, Kromme Nieuwe
gracht 39, Utrecht.
Aanvang: 20.00 uur
(zaal open vanaf 19.30 uur)
Toegang: gratis voor leden
Oud-Utrecht, niet-leden f 2,50
7 mei
Oud-Utrecht rondleiding
door de Oude Hortus.
Telefonisch opgeven bij de hr. Martens
van Vliet: 030-31 94 37 op vrijdag 22
Plaats: Rijksarchief Utrecht,
A. Numankade 201
Tijd: dinsdagavonden
19.30-21.30,
Kosten: f55,-p.p.
Informatie en opgave:
S.5.G., Mariaplaats 23,
2311 LK Utrecht. Tel 030-34 38 8
april tussen 17.00 en 20.00 uur en zater-
dag 23 april tussen 14.00 en 17.00 uur.
Geen toegang zonder telefonische aan-
melding en uitsluitend voor Oud-Utrecht-
leden.
Max. aantal deelnemers: 40 pers.
Plaats: Oude Hortus,
Nieuwegracht 185, Utrecht
Aanvang: 11.00 uur
Toegang: gratis
2 juni
Voorjaarsledenvergadering
Vereniging Oud-Utrecht met aansluitend
een lezing; zie de aankondiging elders in
dit blad
4 en 5 juni
Openbare rondleiding
door de Oude Hortus.
Aanmelding vooraf niet noodzakelijk.
Plaats: Oude Hortus,
Nieuwegracht 185, Utrecht
Aanvang: 11.00 uur en 14.00 uur
19 juni
In het kader van 'juni Tuinmmaand"
zal de Oude Hortus een open dag hou-
den, met theeschenkerij.
Plaats: Oude Hortus,
Nieuwegracht 185, Utrecht
Open: 10.00 tot 17.00 uur
24 mei, 7 juni, 14 juni
Cursus 'Bronnen in het
Rijksarchief
Deze cursus is bedoeld voor diegenen die
bezig willen gaan met historisch onder-
zoek en daarbij gebruik willen maken
van de archiefbronnen in het Rijksarchief
te Utrecht. Dit archief beschikt over een
grote verzameling bronnen, die in de
cursus worden toegelicht. Er wordt infor-
matie verstrekt over de inventarissen, de
inhoud van de bronnen, de aanwezige
toegangen en de inleiding. Per bron
wordt bekeken voor welk soort onder-
zoek hij geschikt is. Deelnemers kunnen
mee bepalen welke bronnen wat meer
diepgaand worden besproken.
MEDEDELINGEN
Secretariaat SPOU
Met ingang van 1 januari 1994 is het
secretariaat van de SPOU overgenomen
door:
A. (Bram) van der Wees
Poortstraat 83
3572 HE Utrecht
tel 030 - 73 23 00
Verbouwing Rijksarchief Utrecht
Vanaf april 1994 zullen er ingrijpende
verbouwingen worden verricht in het
Rijksarchief Utrecht. De verbouwingen
zijn nodig om ook in de toekomst de
archieven optimaal te blijven bewaren.
De verbouwingen zullen een jaar duren.
De archieven worden overgebracht naar
het Algemeen Rijksarchief (ARA) in
Den Haag. Vrijwel alle archieven blijven
daar raadpleegbaar. Tijdens de periode
van de verhuizing (april-mei 1994) zijn de
archieven niet raadpleegbaar.
Bezoekers die genealogisch onderzoek
willen doen, kunnen veelal nog in
Utrecht terecht. Van vele genealogische
bronnen zijn namelijk foto's en micro-
films aanwezig. Deze zullen tijdens de
verbouwing in Utrecht blijven.
Informatie over de verbouwing en de
raadpleging van de archieven kunt u ver-
krijgen bij mevrouw S.A.L. de Graaff,
telefoon 030-71 00 44.
45
^a a r t I april 19 9 4
UTRECHT
-ocr page 44-
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht
tel: 030-623866/626800
fax: 030-623274
Oud Utrecht,
een levende vereniging met hart voor Utrecht
Meepraten over de toekomst
Leden van de vereniging Oud-Utrecht weten waarover zij het hebben als zij zich verzetten
tegen aantasting van het historisch erfgoed. Zij praten met gezag mee over het verleden en
de toekomst van hun stad en hun provincie.
Excursies, lezingen en forums
Oud-Utrecht organiseert excursies naar historische gebouwen, tuinen en dergelijke. Daarbij
gaan vaak deuren open die normaal gesloten blijven.
Op lezingen en forums worden belangwekkende historische en actuele onderwerpen behan-
deld.
Tijdschrift en Jaarboek
Het blad Oud-Utrecht, twee-maandelijks tijdschrift, geeft volop informatie over de geschie-
denis en het heden van stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en
'verenigingsnieuws' onmisbaar.
Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende wetenschappelijke bijdragen en om
de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar.
Behalve het Jaarboek en het tijdschrift ontvangen de 1800 leden van Oud-Utrecht elk jaar
de Archeologische en Bouwhistorische Kroniek, verzorgd door de Stichting Publicaties
Oud Utrecht (SPOU). Zo blijven de leden op de hoogte van de altijd weer belangwekkende
vondsten in Utrechts bodem en historische gebouwen
De Oud-Utrecht-Prijs
Oud-Utrecht bevordert de bestudering van de geschiedenis van de stad en provincie.
Daarom is in 1992 de Oud-Utrecht-Prijs ingesteld, groot 3000 gulden. Eens in de twee jaar
wordt deze prijs toegekend aan de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis
van Utrecht.
Zo blijft Oud-Utrecht actief om de kennis van het verleden van stad en provincie te vergro-
ten.
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud Utrecht.
-ocr page 45-
kunst
architectuur
literatuur
geschiedenis
filosofie
topografie
in- en verkoop
ALEPH
K
Boekhandel-antiquariaat
Vismarkt 9 Utrecht
030-322069
EB
NVM
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT
/Muus
/^
<f)
Makelaardij in
onroerende goederen
• Aan- en verkoop-
begeleiding
• Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht
_______
030 ■ 34 00 08
Activiteiten o.a. op het gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
-ocr page 46-
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag
          11-18 uur
Zaterdag 11-17 uur
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORS SINCE 1850
ISEENBA
WAAR OIJDF WAARDFi
▼ Tx^jTVXV V/*-/J_/Ju ▼ ▼ jTTLtTLrVJL/Jul
NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN.
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
-ocr page 47-
-? óc/ ,(fo3
Utrecht
67e jaargang nummer 3
BIBLIOtHEEi: C«R
RUKSUNlVERSiTtrr
©TRiCHT
Salomon van Lier
(U37-C 1811),
psrnassijn in Maarssen
en Utrecht.
Bange dagen op de dijhen
Portret: Gerard van Rooy
De familie van Lier als parnassijns
®
-ocr page 48-
Boeken over
UTRECHT,
stad en provincie,
hebben wij altijd
ruim in voorraad
GREEP Schilders bv
•    Restauratiewerken
•   Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht
Tel. 030-88 21 31
Broese Kemink
*;
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804
JURRIËNS
- UTRECHT
• Restauratiewerken
• Nieuwbouw
• Onderhoud
1
■j Aannemersbedrijf
^
^ H. J. Jurriëns B.V.
m
1 Sophialaan 1
\
J 3542 AR Utrecht
\___
^ Telefoon (030) 41 29 1 2
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
LC
drukkerij de boer cuperus
Schitterend drukwerk
Stipt op tijd
é^
pLIS144N
&>LIS1MN
BOUW&VASTGCXD
Drukkerij en Uitgeverij
De Boer Ciiperus bv
Vrieslantlaan 14, 3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht
Telefoon 030-822 822
Fax 030-88 35 61
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
-ocr page 49-
Van de redactie
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrifl
67e jaargang nr. 3 - mei/juni 1994
ISSN 1380-7137
Üud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging
tot beoefening en tot verspreiding van
de kennis der geschiedenis \'an stad
en provincie Utrecht.
Voorzitter: H.H.W. Kemkamp,
Secretariaat: N4w SA.L, de Ciraalï
p/a Alexander Nuinankade 201,
3572 KW Utrecht
Pciininj^meesterJ.W. Lemaier.
U kunt zich opgeven ak Ud van de vercni-
^'ini^ Oud-Utrecht door te schnjven naar:
Oud-Utrecht,
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht
De contributie bedraagt / 47,= per
|aar (26- ƒ 30,=; 65-f ƒ 41 ,= per jaar).
Contnbutic- en ledenadministratie:
Mw. C. de Leeuw,
telefoon: 03465-62930.
Betahng contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfm, M. van Hattem,
B. \'an den Hoven \-an Genderen,
M.C. van Oudheusden, B. van Santen,
E 7 igelaar, M. van de Vrugt,
A. vanderZeijden,
Rcdacticadrcs:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vmmgeving: 1 lan Hnicst.
Dtvk: De Boer Cuperus.
Oud-Utrecht. Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda volgende nummer:
1 juli 1994, verschijningsdatum
1 augustus.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 5 'Aof
3 1/2 inch floppy (WordPerfect, ver-
sies 4.2, 5,0 of 5.1).
Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal
noten zo beperkt mogelijk gehouden
moet worden.
Het gebruik van tussenkopjes wordt
aangeraden; illustratiesuggesties zijn
zeer welkom.
Het zal de oplettende lezers niet onopgevallen gebleven zijn, dat de grijs-kleur zoals die in de
vormgeving wordt gebruikt, in het vorige nummer wat bleek was uitgevallen. We hopen de grijs-tint
zoals die in dit nummer wordt gebruikt, voortaan altijd te gebruiken.
In deze Oud-Utrecht treft u een groot aantal oproepen en verzoeken aan in verband met de
meest uiteenlopende activiteiten op historisch of kunsthistorisch gebied in stad en provincie. Een teken
dat de interesse naar het "oude" Utrecht springlevend is. Dat moge ook blijken uit het toenemende
aantal artikelen dat de redactie heeft mogen ontvangen.
Inhoud
Van de redactie
Bange dagen op de dijken
l.A. Storm van Leeuwen
Boekenschouw
Grafmonument
Van de leestafel
De familie van Lier als parnassijns
A.B.R. duCroode Vries
Vondsten/Oud-Utrecht prijs 1995
Portret
Agenda/mededelingen/opsporing verzocht
51
52
59
60
61
62
67
68
69
51
ici /juni 1994
UTRECHT
-ocr page 50-
Bange dagen op de dijhen
'soe het water aen alle kanten zeer groot ende hooch was'. Het grootwaterschap
Bijleveld en de Meerndijk in 1570.
Het voormalige grootwaterschap Bijleveld en de Meerndijk, dat tussen De Meern en Harmeien
was gelegen, heeft eeuwenlang te kampen gehad met waterstaatkundige problemen.^ Deze
hadden niet alleen betrekking op de afwatering van de landbouwgronden, maar ook op de
kering van het van buiten komende water. In enkele gevallen moest men het gebied verdedigen
tegen overstromingswater uit de Lek. Een dergelijke gebeurtenis deed zich voor in 1570, toen
de Lekdijk Benedendams bij Jaarsveld doorbrak.
In deze bijdrage wordt in de bewoordingen van de toenmalige kameraar van het grootwater-
schap beschreven welke maatregelen werden genomen om het Lekwater buiten de deur te
houden.
Het grootwaterschap Bijleveld
en de Meerndijk
Bij handvest van 1413 gaven
Willem van Beieren, graaf van
Holland, en Jan van Beieren, heer
van Woerden, tegen betaling van
een zekere som gelds vergunning
aan de gerechten Bijleveld, Rei-
jerscop. Mastwijk en Achthoven,
alsmede aan de Harmelerwaard
om het overtollige water uit hun
gebied af te voeren naar de Am-
stel. Door die rivier konden zij,
tesamen met andere reeds daarop
afwaterende landen, uitwateren op
het IJ en de Zuiderzee.^ De stad
Amsterdam en de bij dit plan be-
trokken grondeigenaren in Am-
stelland gaven hiervoor hun toe-
stemming. Er werden echter wel
bepaalde voorwaarden gesteld
ten aanzien van het keren van
gebiedsvreemd water en het on-
derhouden van de uitwaterings-
sluizen. De nieuwe watergang,
de erlangs gelegen kaden (toen
opstallen genoemd) en andere
waterkeringen, benevens de brug-
gen, sluizen en later ook de wind-
watermolens kwamen in beheer
van een college, dat bestond uit
een water- of dijkgraaf en vijf
heemraden. Een jaar later, in 1414,
verleende Frederik van Blanken-
heim, bisschop van Utrecht, een
schouwbrief aan de jonge organi-
satie, waaruit het latere overkoe-
pelende grootwaterschap Bijleveld
en de Meerndijk zou voortko-
men. Dit laatste heeft gedurende
vijf-en-een-halve eeuw bestaan;
in 1966 werd het opgeheven.
Onder een gerecht (in Holland
ambacht geheten) wordt hier ver-
staan: het rechtsgebied of district
van een college van schout en
schepenen (eertijds buren) dat de
lage rechtspraak uitoefende. Dit
college was tevens belast met een
bestuurlijke en een verordenende
taak in het gebied. Voor de lokale
waterstaatkundige zaken binnen
het gerecht berustten deze func-
ties bij een college, dat uit dezelf-
de schout met vier heemraden
bestond. Deze laatste werden later
meestal kroosheemraden of lage
heemraden genoemd ter onder-
scheiding van de heemraden of
hoge heemraden van het grOot-
waterschap.
Oorspronkelijk hadden de ge-
rechten Bijleveld en Reijerscop,
die verschillende middeleeuwse
ontginningen omvatten, afgewa-
terd op de tegenwoordige Leid-
sche Rijn, toen gewoon Rijn ge-
heten. De gerechten Mastwijk en
Achthoven daarentegen loosden
hun waterbezwaar op de Hol-
landse IJssel, die in dit artikel ver-
der als IJssel wordt aangeduid. In
de periode tussen 1297 en 1413
brachten alle vier gerechten hun
overtollige water naar de inmid-
dels aan het boveneinde afgedam-
de IJssel. De benoorden de Rijn
gelegen Harmelerwaard, die alleen
om waterstaattechnische redenen
aan de vier bovengenoemde ge-
rechten werd toegevoegd, heeft
altijd op deze waterloop afgewa-
terd.
In of kort na 1413 legden de ge-
zamenlijke grondeigenaren een
watergang aan vanuit de Rijn bij
Harmeien, die langs Kockengen
en door de Ronde Venen naar de
Amstel liep. Deze afvoerleiding
noemde men na enige tijd de Bij-
leveldse wetering of kortweg de
Bijleveld naar het gerecht van die
naam, waar het beginpunt lag.
Van deze Bijleveld zijn nog grote
delen in het terrein terug te vin-
den.
De lozing van het waterbezwaar
uit de gerechten ten zuiden van
de Rijn had aanvankelijk op na-
tuurlijke wijze plaats, dat wil zeg-
gen zonder bemaling. De in de
11e en 12e eeuw ontgonnen klei-
op-veengronden lagen toen nog
hoog genoeg boven de normale
stand van het buitenwater. Door
52
J. A. Storm van
teeutven
mei /Juni 1994
UTRECHT
-ocr page 51-
de voortdurende ontwatering van
de grond klonken het veen onder
de kleilaag en - in veel geringere
mate - de klei in, waardoor het
maaiveld steeds verder daalde. Het
gevolg was, dat de afwatering van
de polders op de Rijn stagneerde.
Om het neerslagoverschot tijdens
het groeiseizoen eerder kwijt te
raken, ging men over tot bema-
ling van de polders. In 1486
stichtte het Grootwaterschap
daarom gelijktijdig drie onafhan-
kelijk van elkaar werkende wind-
watermolens, te weten (vanuit
Utrecht gerekend) de Eerste of
Helmolen, de Tweede of Middel-
molen en de Derde of Haanwijker-
dammolen, ook wel Dammolen
genoemd.' Voor de hoger gelegen
en uit stroomruggrond bestaande
Harmelerwaard was geen bema-
ling nodig.
De molens werden aan de zuide-
lijke oever van de Rijn gebouwd
en niet, zoals men in het alge-
meen aanneemt, op grotere af-
stand daarvan in de polders. De
Middelmolen en de Haanwijker-
dammolen moesten respectieve-
lijk in 1609 en 1612 Veldwaarts'
worden verplaatst, omdat het
maaiveld daar ten gevolge van de
doorgaande inklinking aanmer-
kelijk lager was komen te liggen
dan dat op de kleistrook langs de
Rijn.* De in 1755 afgebroken
Helmolen heeft men nooit ver-
plaatst.'
De drie molens sloegen uit op de
Rijn, die het water naar de Bijle-
veld leidde. Ik vermoed dat ten tij-
de van de stichting van de molens
de Zandwetering tussen de Rijn
en de Bijleveld door de Harmeler-
waard is gegraven; deze water-
gang heeft namelijk ook behoord
tot het stelsel van hoofdwatergan-
gen van Bijleveld en de Meemdijk.
Duidelijkheidshalve zij opgemerkt
dat deze hoofdwatergangen zelf
niet werden bemalen; zij deden
dienst als boezemwateren.
Behalve de zorg voor de gemeen-
schappelijke afvoer van het over-
tollige water uit de inliggende lo-
kale waterschappen had het
hoofdwaterschap, zoals hierboven
is gezegd, onder andere het be-
heer over de waterkeringen, zo-
wel die welke het gebied omring-
den als de zogenaamde opstallen
(kaden) langs de hoofdwater-
gangen. Dat was niet alleen nodig
uit veiligheidsoverwegingen (over-
stroming door rivier- of zeewa-
ter), maar ook om gebiedsvreemd
uit aangrenzende waterschappen
tegen te houden. Dit laatste was
trouwens één van de voorwaar-
den, die waren gesteld in het
handvest uit 1413 waarbij aan de
Bijleveldse landen werd vergund
om hun overtollige water door
Hollands gebied te leiden.
Tot het onderhouden van de
hoofdwatergangen en van de
hoofdwaterkeringen waren in het
algemeen de belanghebbende ge-
rechten verplicht. Daartoe waren
deze werken verdeeld in zogehe-
ten slagen. De belangrijkste
hoofdwaterkeringen waren de
Meemdijk en de noordelijke IJs-
seldijk. De Meemdijk, die naar ik
vermoed in het begin van de 13e
eeuw werd aangelegd als een
dwarsdijk tussen de hoge gron-
den bij De Meem en een oever-
wal van de IJssel, diende tot 1363
Het dichten van de
dijkdoorbraak van
de Lek ten oosten
van Tuil en 't Waal
in t624.Recl)tsop
de afbeelding het
huis waar de heem-
raden tijdens het
herstel verbleven:
twee hunner staan
toezicht te houden.
Ets door Clias van
den Velde circa
1624, Hoogheem-
raadschap De
Stichtse Rijnlanden.
53
mei /juni 1994
OUD-UTRECHT
-ocr page 52-
Bange dagen op de dijken
'soe het water aen alle kanten zeer groot ende hooch was'.
Het grootwaterschap Bijleveld en de Meemdijk in 1570.
gesteld door de kameraar Jasper
van Tellingen.'^
Het is een sober verhaal. Deson-
danks voelt men de spanning bij
de mensen, die de kracht van het
water kenden en alles deden wat
in hun vermogen lag om de ellen-
de van een overstroming te voor-
komen. Marsman heeft het in zijn
gedicht 'Herinnering aan Hol-
land' zo treffend gezegd:
'en in alle gewesten
wordt de stem van het water
gevreesd en gehoord.'
Malende molens en bewaakte
dijken
Onder normale omstandig-
heden vervulde de Meemdijk
geen bijzondere taak. Zoals ge-
zegd vormde hij de oostelijke
grens van het grootwaterschap
Bijleveld en de Meemdijk, en was
als zodanig niet belangrijker dan
een polderkade. Maar zodra er
gevaar dreigde van een overstro-
ming als gevolg van een dijkdoor-
braak van de Lekdijk trad de
Meemdijk als onmisbare slaper-
dijk in werking. Zo'n situatie deed
zich voor in het jaar 1 570.
In januari van dat jaar brak de
Lekdijk Benedendams bij Jaars-
veld door ten gevolge van het
kruien van het ijs en de vorming
van een ijsdam in de rivier (ijska-
ring). Daardoor kwamen de tussen
de Lek en de IJssel gelegen Lopi-
kerwaard en Krimpenerwaard on-
der water te staan, terwijl in enige
polders van het grootwaterschap
Heycop, genaamd de Lange Vliet,
beoosten de Meemdijk ernstige
wateroverlast ontstond.** Zowel
de Meemdijk als de noordelijke
IJsseldijk zouden het zwaar te
verduren krijgen. Het was even-
wel niet alleen het hoge water dat
een rechtstreeks gevaar opleverde
om het daarachter gelegen Land
van Woerden te beschermen te-
gen mogelijke overstromingen
vanuit de Lek.* De noordelijke
IJsseldijk keerde het water van de
IJssel. Deze rivier leverde echter
na de afdamming van het boven-
einde bij de Lek in of kort na
1285 geen direct gevaar meer
op.' Bovendien was de IJsseldijk
aangelegd op een oeverwal die
van nature reeds hoger lag dan de
omgeving. De Meemdijk daaren-
tegen was op minder stevige bo-
dem gebouwd; een groot gedeelte
had men indertijd opgeworpen
op klei-op-veengrond. Als gevolg
van samenpersing van de veen-
achtige ondergrond traden in de
loop van de tijd plaatselijk ver-
zakkingen op.
Zoals gezegd werd het grootwa-
terschap Bijleveld en de Meem-
dijk bestuurd door een college
van dijkgraaf - tevens watergraaf -
en vijf heemraden. Na 1595 wer-
den voor de Meemdijk twee extra
heemraden benoemd. De mees-
ten van hen woonden in de stad
Utrecht; ook een groot aantal
grondeigenaren (kapittels en an-
dere geestelijke instellingen) was
daar gevestigd. Als secretaris fun-
geerde de secretaris van het Dom-
kapittel te Utrecht.
Voor de technische en financiële
zaken was een kameraar aange-
steld, die eveneens in Utrecht
woonde. Het behoorde onder an-
dere tot zijn taak nieuwe werken
voor te bereiden en te doen uit-
voeren, alsmede bestaande wer-
ken in goede staat te houden.
Eventuele gebreken rapporteerde
hij aan de watergraaf (van Bijle-
veld) of de dijkgraaf (van de
Meemdijk). Beide functies waren
overigens in handen van een en
dezelfde persoon. Tevens beheer-
de hij de geldelijke middelen.
Aan het einde van het jaar maakte
hij de rekening van de inkomsten
en uitgaven op, en legde deze ter
goedkeuring voor aan de verga-
dering van de grondeigenaren,
hier geërfden genoemd. De in-
komsten werden hoofdzakelijk
verkregen door een omslag per
morgen (0,85 hectare) te heffen,
die elk jaar na het horen en goed-
keuren van de rekening door de
vergadering van geërfden werd
'uytgeseth'. Dit gebeurde aan de
hand van de eindbedragen van de
rekening. Het verschil tussen het
totale bedrag aan te innen omsla-
gen en het (meestal negatieve)
saldo van de rekening was be-
schikbaar voor de kameraar om
het volgende jaar de gebruikelijke
betalingen te doen. Of zoals het
steevast luidde: 'sulcx dat de ca-
meraer overhoudt om toecomen-
de jaer mede te beginnen'. Voor
de onvoorziene zeer grote uitga-
ven, zoals kostbare reparaties aan
molens, kon de kameraar leningen
met een korte looptijd sluiten. Er
werden dus geen jaarlijkse begro-
tingen opgemaakt, zoals men later
ging doen. De omslagen werden
achteraf vastgesteld.
De vergaderingen van de geërf-
den vonden plaats in het kapittel-
huis van de Dom te Utrecht, waar
ook het archief oorspronkelijk
was ondergebracht. Daardoor is
onder andere een groot aantal ka-
meraarsrekeningen bewaard ge-
bleven. De posten daarvan zijn,
zoals gebruikelijk was in die tijd,
steeds uitvoerig toegelicht, hoe
gering het geldsbedrag ook is ge-
weest. Zij geven daarom een vrij
goede indruk van het reilen en
zeilen van het grootwaterschap.
Het hierna volgende verslag is sa-
mengesteld uit de omschrijvingen
van verschillende posten uit de
rekening van 1570, die werd op-
54
mei /juni 1994
-ocr page 53-
voor de bewoners van de polders
binnen het groot waterschap Bijle-
veld en de Meemdijk, maar ook
de kans dat de buren in de reeds
ondergelopen polders de Meem-
dijk en de noordelijke IJsseldijk
zouden doorsteken om hun eigen
schade te beperken. Dit gebeurde
niet zelden, ook in andere pro-
vincies.
Op welk tijdstip de Lekdijk Bene-
dendams is doorgebroken staat
niet geheel vast. Van Hengst
(1898) noemde als meest waar-
schijnlijke datum 21 januari
1570.'° Dijkgraaf en heemraden
van de Meemdijk verwachtten
echter al eerder moeilijkheden,
getuige de voorzorgsmaatregelen
die getroffen werden om het wa-
ter buiten de deur te houden. Wij
kunnen deze handelingen in de
rekening van 1570 op de voet
volgen, met datum en al."
Op 10 januari laat de kameraar
de poldermolens bedrijfsklaar ma-
ken. Gewoonlijk staan deze in de
wintermaanden stil, maar nu wil
hij het peil in de sloten zeker-
heidshalve verlagen om meer wa-
terberging te scheppen: 'In den
eersten gegeven opten lOen janu-
arij Willem Huybertszn. ende
Wemair Peterszn., muelenaers,
van dat zijluyden twaelff zeylen
met haeren sleede over het ijs van
Utrecht gehaelt ende voorts tot
Hermeien aen de muelens ge-
brocht hebben opdat men weder
beghinnen zoude te maelen, 6
stuvers'. De stuiver was een grote
zilveren munt, die de grondslag
vormde van ons toenmalige geld-
stelsel. Evenals tegenwoordig gin-
gen er 20 stuivers in een gulden,
die toen (zoals de naam al zegt)
van goud was. Bovenstaande tekst
zal duidelijker worden als men
weet, dat het west-Utrechtse plat-
teland vanwege de 'troebelen' tij-
dens het Spaanse bewind onveilig
was. Daarom bewaarde men de
kostbare zeilen van de windwa-
termolens gedurende de winter-
maanden, als er toch niet werd
gemalen, binnen de stad Utrecht.
Op 15 januari koopt de kameraar
in Utrecht negen pond reuzel (in
de regel was dit varkensreuzel)
als smeermiddel voor de molens
voor twee-en-een-kwart stuiver
het pond: 'Item gegeven Claess-
gen, vetvercoopster, wonende
aen de Nuede bij t gasthuys, op-
ten 15en januarij voer neghen
pont mesels, het pont twee stu-
vers een oirtgen, facit 1 gulden 4
penninck'. Een oirtgen was een
kwarije, in dit geval van een stui-
ver en eveneens van zilver; een
penning had hier de waarde van
Vi6 stuiver.
De volgende dag laat de kameraar
de molens door de molenaars in
werking stellen. Vervolgens wor-
den de hoofdwaterkeringen ge-
controleerd: 'Item heeft die came-
rair geweest opten 16en januarij
tot Hermelen om die muelens te
doen inslaen ende oick die mesel
aen die muelens gebrocht; ende
voorts opte 17en januarij met
Herbert Thoniszn. na de IJseldijck
gevaren om te zien off onzer
Mastwijckerkaa ende voorts die
huell in de IJseldijck oeck dicht
waren, ende voorts gegaen op
den Meemdijck om te sien off die
gheen gebreck lijden en mochte
van overloopen als t ijs begost te
gaen ofte als t uuytgedoeyt was,
van vracht ende verteerde costen
in twee daghen 12 stuvers'. Met
'onser Mastwijckerkaa' is waar-
schijnlijk een reeds aanwezige ka-
de op de kmin van de noordelij-
ke IJsseldijk bezuiden de polder
Mastwijk bedoeld. Dit gedeelte
heet nu Mastwijkerdijk. Door de
heul (duiker) liet men gedurende
droge perioden water uit de IJssel
in.
Op de 21e januari, elf dagen na-
dat alle mogelijke voorzorgsmaat-
regelen zijn genomen, breekt de
Lekdijk bij Jaarsveld door. De
polders van Bijleveld en de
Meemdijk blijven echter droog.
Zekerheidshalve koopt de kame-
raar op 30 januari wederom ne-
gen pond reuzel in Utrecht: 'Item
noch gegeven Claessgen voir-
schreven opten 30 januarij voer
neghen pont mesels, het pont
twee stuvers een oirtgen, facit 1
gulden 4 penninck'.
Na twee weken malen moeten de
kammen van een kamrad van de
'leste muelen', dit is de derde of
Haanwijkerdammolen bij Har-
melen, worden vervangen. Om-
dat de wind is gedraaid naar het
zuidwesten wordt het water in de
Zuiderzee niet meer opgewaaid
en kan het uitgemalen polderwa-
ter weer door de Bijleveld weg-
stromen. Van deze gelegenheid
maakt de kameraar gebruik om
de kaden bij de Heldam en die
langs de voorboezems van de
Helmolen en van de 'veerste mue-
len' (dit is dezelfde als de 'leste
muelen' of Haanwijkerdammolen)
met bagger weer op hoogte te
brengen en de betuiningen (oever-
verdedigingen bestaande uit vlecht-
werk van wilgetwijgen en paaltjes
langs de waterkant) te herstellen:
'Item heeft die camerair opten
3en febmarij met de timmerman
ende zijn knechte tot Hermelen
aen die muelens geweest zoe dair
aen die leste muelen een gang
kammen onstucken waren ende
die camerair de opstallen bij de
Helschedam, Hellmuelen ende
oeck bij de veerste muelen weder
bestaden most om te betuynen
ende weder op te baggeren, alsoe
die van den water mit de zuyt-
westen wijnt weder ewech ge-
coompt waren; van vracht ende
verteerde costen 6 stuvers'. De
Helschedam of Heldam, oudtijds
Basterdam geheten, lag in de Rijn
tussen De Meem en Harmeien.
Hij maakte deel uit van de ring
van waterkeringen rondom Bijle-
veld en de Meemdijk. De hierbo-
ven bedoelde herstelwerkzaam-
heden aan de opstallen (kaden)
konden overigens van beperkte
omvang blijven, aangezien de
molens toen nog op korte afstand
van de Rijn stonden.
Drie dagen later gaat de kameraar
naar de IJsseldijk en de Meem-
dijk om de toestand daar op te
nemen. Het water blijkt zeer
hoog te staan en de Bijleveldse
landen van twee kanten te bedrei-
gen: 'Item noch gegeven Herbert
Thoniszn., dat hij de camerair
opten 6en febmarij gevoert heeft
SS
OUD-UTRECHT
mei /juni 1994
-ocr page 54-
Bange dagen op de dijken
'soe het water aen alle kanten zeer groot ende hooch was'.
Het grootwaterschap Bijleveld en de Meemdijk in 1570.
t Achthoven aen den IJseldijck
ende voort aen den Meemdijck
om te sien off die dijeken nergens
over en liepen, soe het water aen
alle kanten zeer groot ende hooch
was, voor vracht ende verteerde
costen 12 stuvers'.
Na twee dagen waait er een harde
wind uit het oosten en het noord-
oosten. Door opwaaiing van het
op het land staande water van het
aangrenzende grootwaterschap is
het gevaar voor het overlopen en
daardoor beschadigen van de
Meemdijk toegenomen: 'Item noch
heeft die camerair wederomme
geweest opten 8en februarij op-
ten Meemdijck om te besien off
wij gheen overloop en hadden
van Heycopper water, alsoe die
wijnt zeer sterck waeyden uuyt
de oosten ende noortoosten, van
verteerde costen 5 stuvers'.
De toestand wordt kritiek. De ka-
meraar waarschuwt de dijkgraaf
die, evenals de kameraar, in de
stad Utrecht woont. De dijkgraaf
draagt hem op zich terstond naar
de Meemdijk te begeven en daar
dijkwachten aan te stellen. Door
de al of niet bevroren modder en
karresporen is de kleiweg tussen
Utrecht en De Meem (die toen
via de Everard Meysterlaan in
Oog en Al en de Groenedijk in
De Meem liep) in het donker on-
begaanbaar, zodat de kameraar in
De Meem moet overnachten;
'Item noch is de camerair den
voirs. dach teghens de avont
thuys gecomen, den graeff adver-
56 terende dat den Meemdijck zeer
ramperlicken stondt mit den wa-
ter, soe is terstont den camerair
van de graeff belast geworden str-
acx wederomme te reysen om op-
sicht te hebben ende wacht te
stellen op de Meemdijck, dat hij
nyet en overliep off duergesteec-
ken en wordt; van vracht ende
verteerde costen aen den Meem
verteert dien nacht ende des an-
deren daechs soe die wech zeer
diep was 15 stuvers'.
De volgende post van de reke-
ning illustreert wel hoe men vroe-
ger bij grote wateroverlast er niet
voor terugdeinsde de waterkerin-
gen van de buren door te graven
om zelf bevrijd te worden van het
hoge water. Om dat te voorkomen
moet er 's nachts wacht worden
gelopen op de Meemdijk: 'Item
noch gegeven Comelis Aertszn.
Moen aen den Meemdijck dat hij
opten 8, 9 ende lOen februaij des
nachts opten Meemdijck toesicht
ende wacht gehouden heeft opdat
die Meemdijck nyet duergesteec-
ken en soude worden ende dat
hij s daechs daer op gearbeyt
heeft, des daechs vier stuvers en-
de des nachts drye stuvers, facit
samen 1 gulden 2 stuvers'.
De onderstaande post heeft weer
betrekking op het met bagger op-
hogen en betuinen van de kaden
langs de voorboezems van twee
molens. Dit werk had de kame-
raar, zoals hierboven bleek, op 3
febmari aanbesteed: 'Item noch
heeft die camerair geweest opten
Oen febmarij tot Hermeien om
te besien off Crijn Peterszn. ende
Henrick Ghijsbertszn. die d' op-
stallen aengenoemn hadden om-
pt water te schutten gelijck als de
camerair se haerluyden aenbesta-
et had, omdat die muelens weder
maelen mochte soe t noet was,
van verteerde costen 5 stuvers'.
piker- en Krimpenerwaard instro-
mende Lekwater. Op 15 februari
is het zo ver: dijkwachter Moen
van de Meemdijk deelt de kame-
raar mee dat de IJsseldijk over-
loopt: 'Item gegeven Cornelis
Aertszn. Moen aen de Meemdijck
van dat hij opten 15en februarij
den camerair die bootschap brocht
ende uuythaelden dat de IJseldij-
ck overliep ende hij voort opten
dijck innen arbeyden, 5 stuvers'.
De kameraar treft onmiddellijk de
nodige maatregelen. Samen met
de gemenelandsdienaar (het ge-
meneland = het Grootwater-
schap) waarschuwt hij de bewo-
ners in de polders om op de
IJsseldijk te komen en daar kaden
en dammen te maken: 'Item noch
is de camerair mit Blaell, onzen
meelantse diender, terstont opten
15en als boven uuytgereyst na
den IJseldijck om all daer mitte
huysluyden terstont de dijck op
te kaeyen ende te dammen voer t
Leckwater, daer die IJsell mede
beswaert was ende overliep op
Achthoven, Reyerscop ende Bijle-
velt, ende all daer twee daghen
gevaceert; van vracht ende ver-
teerde costen voer beyde daghen
18 stuvers'.
De huislieden die geen vergoe-
ding in geld krijgen, werken aan
één stuk door. Zij moeten zelfs
het bier, dat volgens gewoonte
enige malen voor hen is gehaald
uit de herberg 'Int Zwertgen',
staande op de dijk opdrinken:
'Item noch gegeven opten 15en
febmarij tot Barbers t Achthoven
Int Zwertgen dat die huysluyden
soe van Achthoven ende oeck
uuyt Reyerscop soe nu ende dan
all staende droncken doe sij in t
werck waeren om het Leckwater
dat uuyt d IJsel overliep te schut-
ten ofte keren 15 vann, facit 1
gulden 2 stuvers 8 penninghen'.
Ook de IJsseldijk loopt gevaar
Niet alleen de Meemdijk ver-
eiste de nodige aandacht, ook de
noordelijke IJsseldijk dreigde over
te lopen, omdat de waterstand in
de Ijssel buitengewoon hoog was
door het via de ondergelopen Lo-
mei /juni 199 ^
UTRECHT
-ocr page 55-
Figuur 1
Kaart van het door de Bijleveld afwaterende
gebied van het voormalige grootwaterschap
Bijleveld en de Meerndijk, in 1836 getekend
door B.G.A. Pdbst (RAU, TA nr. 159). Het
noorden is boven. Het gedeelte van de
Bijleveld, dat vroeger bij de Kortjaksebrug
aan het einde van de Breudijk begon en
noordwestwaarts stroomde, is buiten deze
kaart gelaten.
De oostelijke grens werd gevormd door de
binnen het territoir van het grootwaterschap
gelegen Meerndijk tussen De Meern en de
noordelijke IJsseldijk. De zuidelijke hoofd-
waterkering bestond uit de noordelijke
IJsseldijk. In het westen werd het gebied
begrensd door de nog steeds tot het groot-
waterschap van Woerden behorende
Hollandse kade, die tussen de noordelijke
IJsseldijk en het noordelijke einde van de
Breudijk zigzaggend via de Haanwijkerdam
(met sluis) langs Harmeien loopt Van daar
af volgde de grens de buitenzijde van de
Dorveldijk ofDorpeldijk met al zijn kronke-
lingen om de Harmelenvaard heen naar de
Leidsche Rijn bij de Heldam (met sluis) en
van dit punt af de Rijksstraatweg (hier Rijn-
dijk geheten) tot aan de Meerndijk bij De
Meern. De oorspronkelijke polder Bijleveld
is hier gesplitst in Bijleveld en Veldhuizen;
Reijerscop is verdeeld in Reijerescooper
Indijk en Reijerscoop.
De Middelmolen heet hier Achtkantemolen,
de Haanwijkerdammolen wordt Haanwijker-
molen genoemd. Dit laatste is onjuist de
aangrenzende polder Haanwijk lag westelijk
van de Hollandse kade en bezat een eigen
windwatermolen (ook op de kaart aange-
geven). Het op de kaart getekende gedeelte
van de Bijleveld langs de oostzijde van de
Harmelerwaard is van oorsprong een stukje
restwater van de vroeger door Vleuten
stromende Rijn geweest.
Figuur!
Fragment van de topografische kaart,
schaal 1:50.000, uitgave 1949. Het afwate-
rende gebied van het voormalige groot-
waterschap Bijleveld en de Meerndijk is
hierop omgrensd door een zwarte stippel-
lijn. De watergang Bijleveld begon in Harme-
ien en liep ten westen van de Harmelerwaard
naar het einde van de Breudijk en van daar
afin de richting van Kockengen noordwest-
waarts. Van het gedeelte vanaf de Breudijk
is alleer) het eerste stukje op de kaart te
zien.
/rivïj&.'iy ;));\ / "■
Figuur 1
57
Figuur 2
mei /juni 1994
OUD-UTRECHT
-ocr page 56-
Bange dagen op de dijken
'soe het water aen alle kanten zeer groot ende hooch was'.
Het grootwaterschap Bijleveld en de Meemdijk in 1570.
Een van of vaan is een oude in-
houdsmaal van circa 3,4 liter,
speciaal gebruikt voor bier.
's Avonds is het gevaar geweken
en krijgen de huislieden, dertig in
getal, naar ouder gewoonte bier
voor de gedane arbeid: 'Item
noch ter selver tijt gegeven Aert
Jan Cauwenszn. t savonts toen t
water gekeert was dat hij haelden
een tonnen biers dien sij tot Hen-
riek Budden droncken daer sij
wel met huer 30 toe waren, soe
van Achthoven als uuyl Reyers-
cop, 2 gulden 4 stuvers'.
Maar ook bij de IJsseldijk moei
ernstig rekening worden gehou-
den met kwaadwilligheid van de
bewoners van naburige polders.
Bij geruchte is vernomen dat de
inwoners van Heeswijk (ten oos-
ten van Montfoort) of die van
Achtersloot (ten noorden van IJs-
selstein), beide aan de overzijde
van de IJssel gelegen, gepoogd
hebben de IJsseldijk aan de
noordzijde, dus tegenover de on-
dergelopen Lopikerwaard, door
te graven: 'Item noch gegeven Ja-
cob Aertszn. t Achthoven, Hend-
rick Jacobszn., Keyserssoen in
Reyerscop van dat sij tusschen
den 15en ende 16en februarij des
nachts tusschen de IJseldijck
wacht hielden, om dat d selffde
dijck nyet duergesteecken en
wordt, want daer geseyt worde
dat die van Heeswljck ofte die Af-
tersloters haer verpoecht hadden
te doen, elcx derhalve stuver, fa-
cit 7 stuvers 8 penninghen'.
De dag daarop neeml men geen
halve maatregel: er wordt aan vier
mannen bij aanbesteding opge-
dragen des nachts op de IJsseldijk
wacht te lopen: 'Item noch heeft
de camerair opten 16en februarij
aenbestaet, in presentie van de
schout van Achthoven als heem-
raet. Peter Henricxszn. ende Aert
Bauwenszn. dat zijluyden elcx
mit noch een man des nachts op-
ten IJseldijck wacht souden hau-
dcn, d een parthijc bi| Dirck
Geerloven, d ander parthijc oplcn
dijck in t Au\lant van IJselsteyn
geleegen, t weick zijluyden geda-
en hebben zess nachten lanck,
elcke man s nachts een slooter,
lacii 3 gulden'. De schout van
Achthoven was heemraad van
Bijleveld en de Meemdijk; Dirck
Geerlo\en v\oonde aan het weste-
lijke deel van de IJsseldijk. Hel
hier bedoelde Ouweland of Ou-
deland van IJsselstein lag naar
mijn mening benoorden de IJssel;
het maakte waterstaatkundig geen
deel uil van het aan de zuidzijde
gelegen üudeland. Een stoter was
een zilveren munt ter waarde van
twee-en-een-halve stuiver.
Op 23 februari, een maand na de
doorbraak van de Lekdijk, daalt
de waterstand in de IJssel en kan
men de dijkbewaking opheffen:
'Item heeft die camerair geweest
opten 23en februarij t Achthoven
om te besten oft oirbaer was dat
men het volck die opten IJseldij-
ck wacht hielden om off ie danc-
ken, want het water gevallen was
dat men nyet meer behouffden te
waecken, etc'.
de van hetzelfde jaar een nieuwe
beproeving Ie wachten, ditmaal
niet afkomstig uil hel oosten en
hel zuiden, maar uil hel noorden
en hel westen. Op I november
1570 had de Allerheiligenvloed
plaats (niet ic verwarren met de
Allerheiligenvloed precies een
eeuw tevoren). Als gevolg \'an de-
ze beruchte stormvloed braken
onder andere de Zuiderzeedijken
op verschillende plaatsen door,
zodat het brakke zeewater grote
delen van Holland en Utrecht
overstroomde.
De strijd tegen het water duurde
voort.
Noten
1      De naam Bijleveld en de Meemdijk stamt uit 1867, maar is
iiier gemakshalve steeds gebruikt voor de waterstaatkundige
organisatie die in 1413 werd ingesteld. In 1912 kreeg dit
overkoepelende hoofdwaterschap de titel grootwaterschap,
zulks ter onderscheiding van de lokale inliggende waterschap-
pen. Ook het woord 'waterschap' in de betekenis van een
publiekrechtelijk lichaam is van jongere datum, ofschoon
men er oudtijds wel het gebied (onder andere van de Bijle-
veld) mee bedoelde; ook werd er een uitwatering of een
hoofdwatergang mee aangeduid.
2      B.G.A. Pabst, De hydrarchia Bijleveld (Utrecht 1836). Zie voor
de voorgeschiedenis: J.A. Storm van teeuwen, Van Oude Rijn
tot Leidie Rijn
(Vleuten-De Meern 1985).
3      RAU, Archief van het Domkapittel nr.3556.
4      Ibidem nr. 3554.
5      RAU, Archief van het waterschap Bijleveld 1624-1979,
Inventaris archieven Leidse Rijn nr.74.
6      Archief van het grootwaterschap van Woerden, loquet 40
nr.6.
7      Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 dl.IV
(Den Haag 1954) nr. 2230.
8      RAU, Archief van het Domkapittel nr.3544.
9      Het overkoepelende hootdwaterschap Heycop, genaamd
de Lange Vliet, opgericht in 1385, lag tussen de stad Utrecht
en de Meemdijk. Het kreeg in 1908 om dezelfde reden als
Bijleveld en de Meemdijk de titel grootwaterschap. De naam
bestond echter eerder.
10    J.A. van Hengst, De Lekdijk Benedendams en de IJsseldam
dl.Kz.p. 1898), 54noot3.
11    RAU, Archief van het Domkapittel nr. 3544.
Besluit
Inderdaad bleef het water
zakken. Er moesten nog verschil-
lende herstelwerkzaamheden wor-
den verrichl aan dijken, kaden,
betuiningen, bruggen en sluizen
die van hel hoge water en de
wind ie lijden hadden gehad,
maar de inspanningen die men
zich had gelroost om het over-
slromingswater buiten de dijken
te houden waren niet vergeefs ge-
weest. Helaas stond de bewoners
van deze streek nog vóór het ein-
58
mei /juni 199 4
UTRECHT
-ocr page 57-
«E K E N S C H O
U W
B
Heer en heelmeesters
um de naam had een bij uitstek
christelijk en elitair instituut te
zijn dat zich lange tijd met name
richtte op de behandeling van de-
pressies met behulp van de elek-
troshock-methode, nam deze in-
richting geen unieke positie in
binnen de Nederlandse gezond-
heidszorg. Twee belangrijke maat-
schappelijke ontwikkelingen, de
ontkerkelijking van de samenle-
ving en de professionalisering van
de psychiatrie, misten hun in-
vloed niet in het Christelijk Sana-
torium. De samenstellers nemen
aan dat als gevolg hiervan de cen-
trale positie van de Heer in de in-
richting meer en meer werd inge-
nomen door de geneesheer. De
persoonlijke invloed van de ge-
neesheer-directeur blijkt al van
meet af aan opvallend groot te
zijn geweest. Zo groot dat de ont-
wikkelingen binnen de inrichting
vrijwel geheel afhankelijk waren
van degene die de medische lei-
ding had. Anders dan men op
grond van de gereformeerde sig-
natuur zou verwachten, is de di-
recte invloed van de godsdienst
bij de behandeling altijd klein ge-
weest. Het grootste deel van de
tijd dat het Sanatorium bestaat,
had het zelfs geen eigen zielsher-
der, maar werd gebruik gemaakt
van de diensten van de Zeister
dominees. Het was ook niet de
bedoeling dat het personeel met
de patiënten gesprekken aanging
over religie, hoewel dit duidelijk
een onderwerp was waarover
veel sanatoriumbewoners zich het
hoofd braken. Zo ontstond de pa-
radoxale situatie dat er concreet
tamelijk weinig aandacht aan
godsdienst werd besteed, terwijl
het leven in het Sanatorium op al-
ledaags niveau een zeer gerefor-
meerde atmosfeer ademde. Zeker
tot in de jaren '80 is de organisa-
tiecultuur te omschrijven als een
harmoniemodel, waarbij volg-
zaamheid, behoudendheid, indi-
rectheid en keurigheid kernbe-
grippen vormen en veranderingen
altijd zeer geleidelijk plaatsvonden.
G. Hutschemaekers en C. Hrachovec
(redactie), Heer en heelmeesters, Negen-
tig jaar zorg voor zenuwlijders in het
Christelijk Sanatorium te Zeist. Nijmegen,
SUN, 1993. ISBN 90 6168 404 8. ƒ 59,50
Vanaf het einde van de vorige
eeuw stichtten gereformeerde voor-
mannen in Nederland een groot
aantal christelijke psychiatrische
instellingen, die echter niet speciaal
geschikt vi'aren voor de verple-
ging van de 'moderne zenuwlij-
der' van rond de eeuwwisseling.
In tegenstelling tot krankzinni-
gen, die als gevaarlijk voor zich-
zelf of hun omgeving werden be-
schouwd en daarom gedwongen
werden opgenomen in gestichten,
gedroegen zenuwlijders zich min-
der storend en hoefden daarom
niet verplicht te worden opgeslo-
ten en behandeld. Er bestond
echter wel behoefte aan een vorm
van vrijwillige verpleging voor
mensen die in meerdere of min-
dere mate in de war waren. Voor
hen richtte de 'Vereeniging tot
Christelijke Verzorging van Ze-
nuwlijders in Nederland' in 1903
het Christelijk Sanatorium op in
het lommerrijke Zeist.
In 1993 bestond het Sanatorium,
inmiddels een Algemeen Psychia-
trisch Ziekenhuis, 90 jaar. De bun-
del die ter gelegenheid van dit ju-
bileum is samengesteld, beoogt
meer te zijn dan het standaard-
gedenkboek. Dertien auteurs uit
verschillende disciplines werden
in de gelegenheid gesteld het rijke
archiefmateriaal te gebruiken voor
een onderzoek naar een onder-
werp naar eigen keuze. Door deze
minder gebruikelijke aanpak levert
het boek ook interessante infor-
iTiatie op voor wie de geschiede-
nis van de psychiatrie in Neder-
land bestudeert. De artikelen zijn
goed leesbaar voor de leek, alleen
worden specialistische termen
soms niet uitgelegd.
Hoewel het Christelijk Sanatori-
De Stichtse Rijnlanden.
Op 1 januari van dit jaar zijn
een aantal waterschappen gefu-
seerd tot hel nieuwe hoogheem-
raadschap De Stichtse Rijnlanden,
dat sindsdien de halve provincie
omvat en net als in de 13e eeuw
het geval was de hele Lekdijk van
Amerongen tot aan Schoonhoven
onder zijn toezicht heeft. Ter ge-
legenheid hiervan is een fraai en
lezenswaardig gedenkboek uitge-
geven, dat tal van onbekende en
mooie illustraties bevat. In een
eerste hoofstuk wordt het ont-
staan van het landschap behan-
deld. Daarop volgen twee grote
hoofdstukken waarin op heldere
hoewel wat verbrokkelde wijze
de geschiedenis van de water-
schappen in het het zuiden van
de provincie wordt geschetst. Zo
blijkt de oudste nog lopende ren-
tebrief - aan de beurs van New
York als kleinood bewaard - te
zijn uitgegeven in 1624 om de bij
Tuil doorgebroken Lekdijk te
kunnen dichten. Tenslotte staan 59
in drie kleinere hoofdstukken de
waterstaatswerken, de zorg om
de Lekdijk en de toekomst cen-
traal.
Geschiedenis van de zuidelijke Utrechtse
waterschappen. Uitgeverij Matrijs.
Utrechtl993,176 pp, ill., prijs: f 49,50.
Anja Roubos
Bram v. d. Hoven
van
Genderen
mei /juni 199 4
UTRECHT
-ocr page 58-
^AFMONUME
N T
Vanaf de 17e/18e eeuw werden joden meest-
al ter aarde besteld op speciaal daarvoor
ingerichte joodse begraafplaatsen. Toch
kwam het ook wel voor dat joodse mensen
begraven werden op algemene begraafplaat-
sen. De bekende Utrechtse familie Hamburger,
begraven op de Utrechtse tweede algemene
begraafplaats 'Kovelswade', is een voorbeeld.
Sober
Het zijn vier opvallende,
rechtopstaande grafstenen, elk
twee meter hoog. De meest recht-
se steen is een beetje naar rechts
verzakt. De stenen zijn sober en
eenvoudig vormgegeven met twee
pilasters, twee knoppen en een
krans. De tekst is in het he-
breeuws, met daaronder in hel
Nederlands de naam van de over-
ledene, de overlijdensdatum en
de formule l-i,R.l.V. (Hij Ruste In
Vrede), Z.R.I.V. bij de vrouwen.
De Nederlandse tekst op de meest
linkse en oudste steen luidt:
"HIER RUST IR. EZECHIËL ABRAHAM
HAMBURGER OVERL. 30 JAN. 5685 H.R.I.V."
De Hamburgers waren een in-
vloedrijk joods geslacht, minstens
zo belangrijk als de Van Liers, en
Ezechiël was, als oprichter van de
Utrechtse jaarbeurs, één van de
meer prominenten. Hij overleed
in 1925.
Liefdediensl
De sobere vormgeving en de
eenvoudige tekst sluit aan bij wat
bij joden gewoonte is. Gebruike-
lijk is dat na ongeveer elf maan-
den een grafsteen op het graf
wordt geplaatst. De zorg voor zie-
ken en overledenen is een gods-
dienstige plicht. In Utrecht was
hiervoor, net als in andere joodse
Symboliek
De meeste graftekens op de
begraafplaats aan het Zandpad
zijn, net zoals die van de familie
Hamburger, rechtopstaande ste-
nen. Dit is niet omdat dit voorge-
schreven zou zijn, er zijn ook
joodse begraafplaatsen met alleen
liggende stenen. Ook de materiaal-
.soort ligt niel vast, op de oude
Amersloorlse begraafplaats aan de
Bloemendaalscstraal zijn bijvoor-
beeld enkele grallekens van houl.
De symboliek is meestal ecnvou-
tllg. (ieknoUe rozenknoppcn ge-
ven de jonggestorvenen aan. Twee
rechtopstaande, zegende handen
verwijzen naar de laatste rust-
plaats van een koheen (=prlcster).
De icksl op tle steen moet aan be-
paalde voorschrlllcn voldoen en
ter goedkeuring aan hel kerkbe-
stuur worden voorgelegd. Meest-
al wordt gekozen voor een bijbel-
cllaal dal hel leven van de
overledene karakteriseert.
gemeenten, een speciaal college
ingesteld, het begraafcollege 'Gc-
mieloeth Gasadiem'. Gemieloeth
Gasadiem betekent letterlijk "het
betonen van naastenliefde', voor
de overledene in dit gc\'al.
Beth gajiem
joden noemen de begraal-
plaats een Beth gajietn, dat wil
zeggen een woning voor de le-
venden. De rust van de doden
mag niet verstoord worden: jood-
se begraafplaatsen mogen daarcmi
niet worden geruimd. De be-
roemdste joodse begraafplaats in
Nederland is hel 17e-eeuwse
Beth haim van Ouderkerk aan de
Amstcl, waar de Amsterdamse
Portugese joden werden begra-
ven. Maar ook in de provincie
Utrecht zijn enkele oude joodse
begraafplaatsen. Uil de 18e eeuw
in Maarssen (Tienhoven) bijvoor-
beeld en ook in Amersloorl. De
stad Utrecht volgde pas In hel be-
gin van de 19e eeuw; in 1808
werd aan hel Zandpad een be-
graalplaats aangelegd die nog
steeds dienst doet. Utrecht was er
zo laat bij omdat lol I 789 joden
zich niet in de stad mochten ves-
tigen.
Bronnen
J. Michman e.a., Pinkas. Geschiedenis
van de joodse
gemeenschap in Neder-
land
(Ede/Antwerpen/Amsterdam 1992).
Nechamah Mayer-Hirsch, Het huis
van de levenden Beth Hachajiem.
Joodse gebruiken bij de dood
(Baarnl9B9).
60
Albert van der
Zeijden
/juni 1994
u r R E c
-ocr page 59-
VAN
DE LEESTA
FEL
Bunschoten
Bun Historiael, het blad van
de Historische Vereniging Buns-
cote, is in haar 1ste nummer van
jaargang 1994 begonnen met een
serie over de hondekar. Door de
Wet op de Dierenbescherming
van 1961 is dit vervoermiddel
verdwenen, maar voor die tijd
werd er enthousiast gebruik van
gemaakt. Die hondenkarren ble-
ken een gevaar op de weg en het
gedrag van hun baasjes leidde tot
diverse protesten en zelfs tot een
'anti-trekhondenbond', die ijver-
den voor een keuring van de wa-
gens en de honden, schoon
drinkwater voor de beesten en
geen overmatige belasting. De
honden zelf waren ook niet van
die lieverdjes, in Bunschoten was
het verboden voor trekhonden
om zich op de openbare weg te
bevinden, behalve als zij waren
vastgebonden aan een stevig
touw of een ketting. Dit naar aan-
leiding van klachten over bijtgra-
ge honden. De hond van visven-
ter Arend van Veen kreeg in 1875
zelfs een muilkorf, omdat het
beest niet te houden was. Gevaar
voor hondsdolheid speelde ook
een rol, bovendien leidde de
slechte verzorging van de honden
tol schurft. Als deze honden in
aanraking kwamen met de vis die
op hun kar werd vervoerd, dan
kon dat overslaan naar de men-
sen. Aan het begin van deze eeuw
bevonden zich zo'n 80.000 trek-
honden in Nederland.
omdat zijn vader daar juist solda-
ten aan het ronselen was. Hij ging
in Emmerik naar school en kwam
in de leer bij Cornelis Pronk, met
wie hij later samenwerkte aan to-
pografische atlassen. De Beyer
heeft op diverse plaatsen in Ne-
derland gewoond en gebruikte
deze als uitvalsbasis voor zijn
trektochten. Onderweg tekende
hij dorpsgezichten, huizen en
kastelen. Vaak kreeg hij opdrach-
ten van rijke particulieren of uit-
gevers. Zo tekende hij Rhenen en
Utrecht voor J.C. Ploos van Am-
stel en maakte hij gezichten van
de buitenplaats Zijdebalen bij
Utrecht voor eigenaar David van
Mollem. In opdracht van uitgever
Isaak Tirion maakte hij tekenin-
gen van Baarn, Eemnes en Soest-
dijk. De tekeningen van De Beyer
zijn een belangrijke historische
bron, omdat hij zeer getrouw en
uitvoerig werkte. Veel van De
Beyers werk is terecht geko-
men in prentenverzamelingen als
Verheerlykt Nederland en He-
dendaagsche Historie of Tegen-
woordige Staat der Verenigde
Nederlanden.
De Beyer stierf na 1775. Zijn laat-
ste prent had Wijk bij Duurstede
lot onderwerp.
Veenendaal
Het maart 1994-nummer
van Oud Veenendaal, het blad
van de gelijknamige vereniging, is
gevuld met een drietal bijdragen
over De Vendel, een boerderij
mei een lange historie. In 1502
stond er reeds een hofstede op de
plek van de huidige boerderij.
Deze hofstede kwam in 1535 in
het bezit van het Karthuizer
klooster Nieuw Licht, dat voor de
boeren en verveners van de Em-
mikhuizerberg een kapel slichtte.
De naam Vendel is afgeleid van
Vendelo, de moerasbossen van
Emmikhuizen. Deze oude boer-
derij De Vendel brandde in 1888
geheel af. De bouw van de huidi-
ge boerderij begon in het jaar
daarna. Een tweede bijdrage ver-
haalt van de pogingen om bij de
boerderij een kerk te laten bou-
wen. Die kerk is er nooit geko-
men, was dat wel het geval ge-
weest dan had het centrum van
Veenendaal nu op een heel ande-
re plek gelegen.
Wijh bij Duurstede
De gemeentearchivaris van
Wijk bij Duurstede, Ria van der
Eerden, heeft in haar archieven
meer informatie gevonden over
de beroemde molen van Ruisdael.
Tot nog toe was de datering van
de afbraak van dit tot in Tokyo
geliefde bouwwerk wat vaag. Van
der Eerden geeft in een kort arti-
kel in Tussen Rijn en Lek num-
mer 1 van 1994 aan, dat de af-
braak vlak na juni 1817 moet
hebben plaatsgevonden. Op dat
moment geeft namelijk het ge-
meentebestuur toestemming om
de 'windolijmmolen staande in de
stadsmuur' af te breken. Eigenaar
is Gerrit van Wijk, tevens gmeen-
leraadslid. In 1821 is de molen
verdwenen, maar Gerrit heeft het
puin gewoon laten liggen. De ge-
meenteraad dringt op verwijde-
ring van de rommel aan, maar
Gerrit neemt zijn tijd en pas aan
het einde van 1823 laat hij hel 61
puin verwijderen. Van der Eer-
den kan niet precies de reden van
de sloop aangeven, maar ver-
moedt dat de molen de slag met
concurrerende molens heeft ver-
loren.
Baant
In het tijdschrift van de His-
torische Kring Baarn, Baerne nr. 1
van 1994 wordt door H. Bronk-
horst aandacht besteed aan de te-
kenaar Jan de Beyer. Deze werd
in 1703 in Zwitserland gebciren.
Fred Vogelzang
mei / juni 1 9 9 -t
UTRECHT
-ocr page 60-
De familie Van Lier als pamassijns
Leden van de familie Van Lier als kerkbestuurders van de Israëlietische
Gemeenten van Maarssen en Utrecht.
ceremoniën dreigen. De pamas-
sijns hielden goed in de gaten of
men wel op tijd zijn zitplaatsen-
geld en bijdrage voor de armen-
kas betaalde. Was men nalatig in
de betaling, dan kon men moei-
lijkheden verwachten.
Zo weigerden in 1765 enkele
welgestelde leden van de joodse
gemeente in Maarssen hun zit-
plaatsengeld te betalen. De pam-
assijns dreigden eerst met een
boete van ƒ 25, die vervolgens
opliep tot ƒ 200,-. De leden ble-
ven desondanks halsstarrig in
hun onwil het zitplaatsengeld te
belalen. Vermakelijk is soms het
woordelijk verslag van deze on-
enigheid. Na een godsdienstoefe-
ning ontstond op straat een felle
woordenwisseling tussen de par-
nassijns en de - in hun ogen -
boosdoeners. Letterlijk staat er
dat zij "zodanig een geweld met
schreeuwen en razen hadden ver-
wekt, dat er een gansche menigte
van menschen was te zamen gelo-
pen of er doodslagen gebeurden."'
De pamassijns besloten de hulp
in te roepen van Gedeputeerde
Staten van Utrecht. Ook de twee
onwillige betalers hadden zich in-
tussen schriftelijk tot Gedepu-
teerde Staten gewend. Gedepu-
teerde Staten, die in dit conflict
bemiddelden, waren van oordeel
dat het zitplaatsengeld wél en de
boete niet betaald moest worden.
Het recht van de pamassijns om
aan hun leden boeten op te leg-
gen werd in deze kwestie niet
goedgekeurd.
In hetzelfde jaar 1765 ontstond
er een conflict tussen de pamas-
sijns en een zekere Hyman David
Swaab, die het huwelijk van zijn
dochter door de rabbijn Samuel
Keyser wilde laten inzegenen.
Rabbijn Keyser was echter in on-
genade gevallen bij de pamas-
Zoals de achternaam Van Lier al zegt was de familie afkomstig uit het plaatsje
Lier of Leer, dat vlak over de grens van Groningen in Noord-Duitsland ligt.
Het bevindt zich vlakbij het stadje Emden, dat in de 16e eeuw een toevluchts-
oord was voor personen, die wegens hun geloof werden vervolgd, zowel
christenen als joden.
familiebetrekkingen in Leer en
Emden hadden. In 1741 hadden
Markus en Joseph van Lier al zó'n
vooraanstaande positie in deze
Hoogduitse gemeente, dat zij de
medeondertekenaars waren van
een rekest aan de Staten van
Utrecht voor een eigen begraaf-
plaats in Maarssen of omgeving.
De enige andere mogelijkheid, de
begraafplaats in Muiderberg, was
duur. Bovendien lag deze te ver
weg. Het rekest werd door de Sta-
ten afgewezen. In 1749 verleen-
den de Staten uiteindelijk toe-
stemming voor de aanleg van een
begraafplaats in Tienhoven.
Inmiddels waren in 1747 in
Maarssen twaalf en in Maars-
seveen vier Hoogduitse joodse
gezinnen gevestigd. Pas in 1758
werd - met toestemming van de
Staten van Utrecht - een synagoge
gebouwd in Maarssen. Vermoe-
delijk werden vóór die tijd in het
huis van één van de broers Van
Lier de synagogediensten gehou-
den. De Van Liers waren toen al
pamassijns (kerkbestuurders) en
zullen zich waarschijnlijk be-
ijverd hebben voor de bouw van
de synagoge. Dat zij al in 1741 als
woordvoerders optraden en snel
pamassijns werden, wijst erop
dat de gebroeders Van Lier wel-
gesteld waren.
De pamassijns hadden veel macht.
Zij konden leden van de joodse
gemeenschap op het matje roe-
pen, terechtwijzen en met boeten
en uitsluiting van de kerkelijke
Een zekere jacob, die vóór
1767 waarschijnlijk in Leer is
overleden, had drie zonen: Ele-
azar. Markus en Joseph, die om-
streeks 1741 Leer verlieten om
hun geluk in Nederland te zoe-
ken. Eleazar ging in Amsterdam
wonen. Markus en joseph vestig-
den zich in Maarssen.
Maarssen kende al vanaf 1650
een Portugees-joodse gemeen-
schap, bestaande uit rijke joden.
Nu was er sinds kort ook een
Hoogduits-joodse gemeente bij-
gekomen, waarvan ettelijke leden
Salomon van Lier
(1737<.18nj,par-
nassijn in Maars-
sen 1765-1790,
sinds 1794
in Utrecht
schilderij in parti-
culier bezit
62
A.B.R. du Croo
de Vries
mei /juni ] 991
UTRECHT
-ocr page 61-
sijns. Via een door een notaris
opgestelde akte dreigden de
pamassijns de bruidegom en a.s.
schoonzoon van Swaab "op de
eerstkomende Sabbath niet de ge-
wone seremonie off kerkgerech-
tigheden toe te dienen."-^ Hyman
David Swaab schrok van dit drei-
gement en zegde toe het huwelijk
van zijn dochter in te laten zege-
nen door een rabbijn uit Amster-
dam, die wél de goedkeuring van
de pamassijns wegdroeg.
Een zekere mate van autocratie in
hun optreden kon de pamassijns
niet ontzegd worden.
Isaac Eleazar \an Lier
Isaac Eleazar van Lier is als
pamassijn in Maarssen en vooral
in Utrecht van grote betekenis ge-
weest. Hij was in 1741 in Amster-
dam geboren als zoon van Eleazar
en van Schoentje Elias. In 1759 -
op achttienjarige leeftijd dus -
vestigde Isaac zich in Maarssen.
Daar trouwde hij in 1763 zijn
nichtje Lea, de dochter van zijn
oom Marcus van Lier. Uit de in
een notariële akte opgestelde hu-
welijkse voorwaarden blijkt dat
vader Eleazar inmiddels overle-
den was.
In 1765 werd Isaac Eleazar van
Lier pamassijn in Maarssen. Die
functie bleef hij bekleden tot
1785. Over zijn kordaat en nogal
bruut optreden - men sprak van
"geweldenarijen" - werd min of
meer met recht voortdurend ge-
klaagd.
In 1775 werd een voorschrift van
de pamassijn Isaac Eleazar van
Lier en de penningmeester Mozes
Levie door Gedeputeerde Staten
gesanctioneerd, waarbij vlees en
gevogelte alleen bij een door de
pamassijns van Maarssen aange-
stelde rituele slachter kon worden
betrokken. Nu was deze rituele
slachter -Joseph Nathan Fonteyn -
tevens penningmeester van de
zitplaatsen van de joodse ge-
meente Maarssen. Maarssen ken-
de drie pamassijns, die beurte-
lings als voorzitter optraden en
anders penningmeester van de
zitplaatsen of penningmeester van
de armenkas waren.
Toen Fonteyn tijdens een synago-
gedienst op de plaats van de pen-
ningmeester wilde gaan zitten,
versperde Isaac Eleazar van Lier
hem de weg en sprak dreigende
taal tegen hem: "Indien gij in die
bank gaat sitten, soo sal ik u daar
uitgooien off doen uitgooien en
zal u voor ƒ 25,- daarboven be-
boeten."' De rituele slachter ver-
liet hals over kop de synagoge en
deed zijn beklag over machtsmis-
bmik en "geweldenarijen" van Van
Lier in een door een notaris opge-
stelde insinuatie (gerechtelijke aan-
zegging), die woordelijk aan Van
Lier werd voorgelezen. Isaac Ele-
azar van Lier ontkende niet dat
hij inderdaad Fonteyn belet had
om te gaan zitten en gedreigd had
met een boete van ƒ 25,-. Maar
geweld had hij beslist niet ge-
bruikt. Op zijn beurt beschuldig-
de Isaac Eleazar van Lier in de
door de notaris opgestelde insi-
nuatie Fonteyn, dat hij in strijd
met de afspraak ook voor de Por-
tugees-joodse gemeente slachtte."'
De komst van de patriotten
maakte een einde aan de macht
van de pamassijns, die net zo auto-
cratisch als de prinsgezinde re-
genten optraden. De nieuwe geest,
door de komst van patriotten,
maakte in 1789 ook een einde
aan de eeuwenlange verbanning
van de joden uit Utrecht. Overi-
gens was dat te danken aan de
steun van de prinsgezinde joden
aan stadhouder Willem V in zijn
strijd tegen de patriotten. Utrecht
gold tot dan toe als het laatste an-
ti-joodse bolwerk in Nederland.
Isaac Eleazar was de eerste jood,
die in 1789 toestemming van het
stadsbestuur kreeg om zich in
Utrecht te vestigen. Al eerder, na-
melijk in 1781, had hij een ver-
geefse poging ondemomen. Vele
gemeenteleden van Maarssen volg-
den hem. Dit luidde de uiteinde-
lijke ondergang van de joodse ge-
meente van Maarssen in. In 1793
volgden Isaacs neef en zwager Sa-
lomon, de zoon van Marcus van
Lier, en zijn drie zonen Jacob,
Alexander en Eleazar. Van laatst-
genoemde (Eleazar) stammen de
voor Utrecht belangrijke Van
Liers af. In 1799 kwam de broer
van Isaac - Nathan Eleazar Van
Lier, die ook in Amsterdam gebo-
ren was, maar zijn leven vervol-
gens in Groningen doorgebracht
had - in Utrecht wonen.
Isaac Eleazar van Lier was in
Utrecht de belangrijkste verte-
genwoordiger van de joodse ge-
meente. Spoedig werd hij pamas-
sijn. Hij stelde zijn huis Korte
Interieur van de
synagoge,
omstreeks 1910
archief van de
Ned. Israëlitische
Gemeente
63
lei I juni J 994
UTRECHT
-ocr page 62-
De familie Van Lier als pamassijns
Leden van de familie Van Lier als kerkbestuurders van de Israëlietische Gemeenten van
Maarssen en Utrecht.
bouw, dat ergens verscholen aan
de Springweg lag, als synagoge
dienst doen. In 1848 werd het af-
gebroken om plaats te maken
voor een nieuwe synagoge.
De neven Isaac en Salomon van
Lier, die respectievelijk sinds
1789 en 1793 in Utrecht woon-
den, kregen pas na een paar af-
wijzingen in 1796 het burger-
recht van Utrecht. Door een
decreet van de Nationale Verga-
dering, waarbij de emancipatie
van de joden in september 1796
een feit werd, kon de joden het
burgerrecht niet langer worden
geweigerd.
Sinds 1794 had de joodse ge-
meente een reglement. De par-
nassijn en de penningmeester
vormden het machtige kerkbe-
stuur, dat niet alleen de zorg en
verantwoordelijkheid had voor
de tot armoede vervallen gemeen-
teleden, maar ook de zorg en ver-
antwoordelijkheid voor de ern-
stig zieken, de stervenden en de
overledenen. Het maakte niet uit
of de joden arm of rijk waren: zij
werden belangeloos door het
kerkbestuur bijgestaan en gehol-
pen bij sterven en begraven. De
begrafenissen werden door de jo-
den zelf geregeld. Zij ervoeren het
als onrechtvaardig dat zij deson-
danks moesten betalen voor
groefbidders - van wie zij geen
gebruik maakten - en andere ker-
kelijke rechten.
In 1791 vroegen de pamassijns in
een rekest aan het stadsbestuur
ontheven te mogen worden van
deze bezwarende lasten.
Het stadsbestuur besloot de jood-
se gemeente te ontslaan van de
verplichting voor groefbidders te
betalen. Het stadsbestuur dacht
er echter niet over de joodse ge-
meente te ontslaan van het beta-
len van de kerkelijke rechten, die
een belangrijke bron van inkom-
sten waren voor de Stads Aalmoe-
zenierskamer en het Stadsam-
bachtskinderhuis. In 1792 en
1796 ontving het stadsbestuur
andermaal rekesten van de par-
nassijns met het verzoek voortaan
geen kerkelijke belastingen voor
begrafenissen te hoeven betalen.
Op de rekesten werd afwijzend
beschikt. Pas in 1799, na een
rekest met hetzelfde verzoek,
waarin nogmaals duidelijk werd
gewezen op het feit dat de joodse
gemeente haar begrafenissen zelf
verzorgde, besloot het stadsbe-
stuur de Utrechtse joden toe te
staan "om hunne lijken ongehin-
derd naar buiten ter begraving te
vervoeren, zonder gehouden te
zijn enige kosten aan uitkoop van
buurten, kerkgerechtigheden,
doodgravers, lijkbidders of an-
dersints te betalen."^ In heel Ne-
derland hoefden de joden deze
begrafenisrechten al lang niet
meer te betalen. Alleen in Utrecht
bleef deze onrechtvaardige toe-
stand tot 1799 gehandhaafd.
De joden werden nog steeds in
Tienhoven of Muiderberg begra-
ven. Van de pamassijn Salomon
van Lier - van wie een schitterend
schilderij bewaard is gebleven
waarop hij gekleed in een zwart
lakens pak en met een grijze
pruik op het hoofd is afgebeeld -
is het de grote verdienste geweest
om na eerst ettelijke keren bot te
hebben gevangen, in 1797 een
octrooi voor een begraafplaats in
Bilthoven voor de joodse ge-
meente van Utrecht te verwerven.
Pas in 1807 kocht de joodse ge-
meente de begraafplaats die we
nu nog kennen: gelegen aan de
Vecht, tussen de Mamixbrug en
de Rodebrug.
Isaac Eleazar van Lier werd na
zijn dood op 1 mei 1804 in Mui-
ARTIKELEN
Wtaz op aan de
J O O D E N.
By Requefte zulks verzoekende, het
RECHT VAN INWONING
Binnen de Sad Utrecht al worden vetïunt.
£j Burgeme/leren tn Vrotdfihap geürrt/ittTd itH
19 Jaimtri ik Itf Fibtvarj 1789.
Te Untta l<T O. »*m dïn BRINK, t«
StuMniHer o«ct 't Sctdtiuk, lyio.
Recht van inwo-            Nieuwstraat 12 ter beschikking
ningindestad             om daar de synagogediensten te
Utrecht, 1789               houden. Zijn belangrijkste wapen-
Foto QAU                   feiten zijn dat de joodse gemeente
een synagoge kreeg, dat de joden
het burgerrecht kregen en dat de
joodse gemeente na lange tegen-
werking van het stadsbestuur
ontslagen werd van de verplich-
ting onrechtvaardige belastingen
bij begrafenissen te betalen.
Omdat de ruimte in zijn huis aan
de Korte Nieuwstraat te klein
werd voor de synagogediensten,
zocht Isaac Eleazar naar een gro-
tere ruimte. Die vond hij uitein-
delijk aan de Springweg. Daar
stond een kerkgebouw, dat van
1619-1772 in gebruik was
geweest bij de Doopsgezinde
Gemeente. De eigenaar Hendrik
Hagen, die het kerkgebouw com-
pleet met banken en galerijen van
de Doopsgezinde Gemeente ge-
kocht had, verhuurde het vanaf
1792 aan de joodse gemeente, die
in 1796 het kerkgebouw van Ha-
gen kocht. Tot 1848 zou dit ge-
64
mei /juni 1994
UTRECHT
-ocr page 63-
Marais \an Lier junior
Marcus van Lier junior, die
tot 1832 pamassijn was, heeft zo-
wel de audiëntie bij koning Lode-
wijk Napoleon in 1807 als die bij
keizer Napoleon in 1811 meege-
maakt. Samen met de pamassijns
Jacob van Lier en Hartog Manus
bezocht Marcus van Lier koning
Lodewijk Napoleon in zijn paleis
aan de Wittevrouwenstraat, waar
nu de Universiteitsbibliotheek ge-
vestigd is. Gedrieën traden de
pamassijns op als vertegenwoor-
digers van het hele Nederlandse
jodendom. De koning was zeer
aimabel en besloot de joden ter-
wille te zijn door o.a. te veror-
donneren de weekmarkten in
Utrecht, Rotterdam en Alkmaar
niet meer op zaterdag, maar op
een doordeweekse dag te laten
houden.
Minder vriendelijk was keizer
Napoleon, die allesbehalve ge-
steld was op de weinig meegaan-
de Nederlanders. Op zijn reis
door Nederland ontving hij de
delegaties van o.a. de verschillen-
de kerkgenootschappen in het
paleis aan de Wittevrouwenstraat.
In de audiêntiekamer stond de
keizer, met gouden gespen aan de
schoenen en een gouden snuif-
doos in de hand, midden op een
fraai kleed met een kolossale ade-
laar erop afgebeeld. Om hem
heen natuurlijk hoge officieren in
oogverblindende uniformen. Het
maakte de nodige indmk op de
verschillende delegaties. Af en toe
graaiend in zijn gouden snuif-
doos had de keizer voor ieder
kerkgenootschap een onaangena-
me opmerking. De waalse predi-
kant gaf hij het advies voortaan
met de katholieke pastoors samen
te werken. "Gijlieden zijt allen
dienaars van één Heer!" De verte-
genwoordiger van de Oud-katho-
lieke Kerk kreeg te horen dat zijn
sekte geen recht van bestaan had.
Toen de oud-katholiek protes-
teerde, snauwde Napoleon hem
toe dat hij de keizer niet onge-
vraagd in de rede mocht vallen.
Bij de joodse vertegenwoordigers
gekomen vroeg Napoleon aan
Marcus van Lier: "Van welke jo-
den zijt gij? Van de Portugese of
Hoogduitse?"
'Van de Hoogduitse, Majesteit."
Napoleon ging vervolgens tegen
hem tekeer met: "De Hoogduitse
joden mag ik niet lijden! Om hun
schandelijke woeker en loterij-
handel, waardoor zij vele huisge-
zinnen ongelukkig maken. Ik heb
de minister van politie strenge or-
ders gegeven om een scherp wa-
kend oog op ulieden te houden!"
Marcus van Lier was zo uit het
veld geslagen, dat hij geen weer-
woord kon uitbrengen.
Overigens was "solliciteur in lote-
rijbriefjes" één van de hoofdbe-
roepen van de leden van de fami-
lie Van Lier. Isaac Eleazar van
Lier bijvoorbeeld gaf in 1793 bij
de honderdste penning "coUec-
teur" als beroep op.
Twee dagen later in Amsterdam
maakte keizer Napoleon het nog
bonter door de pamassijns toe te
snauwen: "Toutes les religions
sont bonnes, pourvuqu'on n'est
pasjuif!"
Toch heeft keizer Napoleon, die
zich dus als een "ours mal mêlé"
oftewel ongelikte beer gedroeg,
als eerste de joodse gemeen-
schappen in Europa een landelij-
ke organisatie opgelegd, zoals wij
die nu nog kennen.
In 1813 was Napoleon uit de po-
litieke arena verdwenen. De
Utrechtse Hogeschool werd een
Universiteit, waaraan in de jaren
1813-1886 zeventien vertegen-
woordigers van de familie Van
Lier hebben gestudeerd.
derberg begraven. Zijn lijk werd
eerst van het sterfhuis naar de
Oudegracht gedragen en vandaar
met een speciaal gehuurde schuit
verder vervoerd.
Vier jaar later, op 13 december
1808, werd bij notaris Pieter van
der Star de inventaris van zijn na-
latenschap opgesteld. In deze no-
tariële akte staat het een en ander
dat de moeite van het weten
waard is. De inboedel van zijn
huis in de Korte Nieuwstraat
werd getaxeerd op ƒ 1455,-,
waarvan - heel opvallend - alleen
al ƒ 933,- aan zilveren voorwer-
pen. De begrafenis had ƒ 279,-
gekost, waarbij zijn inbegrepen
de ƒ 45,- voor de armen en onge-
veer ƒ 40,- voor de twee rabbij-
nen om een jaar lang voor zijn
zielerust te bidden. Van zijn
naaste verwanten waren echtge-
note, zoon en twee kleinkinderen
overleden. Alleen een kleinzoon,
Nathan, amper acht jaar oud,
leefde nog. De enige zoon van
Isaac Eleazar van Lier, Elias, was
in oktober 1793 getrouwd met
zijn nichtje Schoontje, de dochter
van Isaacs broer Nathan. Een jaar
tevoren, in juli 1792, waren de
huwelijkse voorwaarden reeds
notarieel vastgelegd. Daarin werd
o.a. bepaald dat het echtpaar bij
Isaac Eleazar in de Korte Nieuw-
straat 12 zou inwonen. Elias
overleed echter reeds jong op 24-
jarige leeftijd, op 14 mei 1799.
Hij was universeel erfgenaam van
zijn in 1796 overleden moeder
Lea. Bij Schoontje had Elias drie
kinderen, van wie alleen de in
1796 geboren Nathan nog in le-
ven was, toen zijn grootvader
Isaac Eliazar overleed. Zijn gewe-
zen schoondochter Schoontje
was intussen hertrouwd met
Alexander van Lier, die de huur
van de Korte Nieuwstraat 12
overnam.
In 1792 schonk Isaac Eleazar van
Lier twee koperen kandelaars aan
de synagoge, die tot 1926 op de
voorlezerslessenaar dienst heb-
ben gedaan, eerst als kaarsver-
lichting en vervolgens voor gas
en elektrisch licht.
Salmnon van Lier
In 1804, het jaar waarin Isaac
Eleazar overleed, werd Salomon,
in de wandeling Pam genaamd,
geboren. Hij, de achterkleinzoon 65
van Marcus van Lier die zich in
1741 in Maarssen had gevestigd,
was de laatste Van Lier, die een
belangrijk stempel op de joodse
gemeenschap heeft gedmkt. Maar
liefst bijna veertig jaar, van 1835-
1874, maakte hij in het kerkbe-
stuur de dienst uit. De eerste tien
UTRECHT
mei /juni 1994
-ocr page 64-
De familie Van Lier als pamassijns
Leden van de familie Van Lier als kerkbestuurders van de Israëlietische Gemeenten van
Maarssen en Utrecht.
Hij stierf in 1888. Op zijn graf-
steen staal: "Beter is de dag des
doods dan de dag der geboorte,
een goede naam na te laten is be-
ter dan goede olie."
Na 1874 namen de leden van de
familie Van Lier binnen de joodse
gemeenschap geen dominante
plaats meer in. Wel begonnen ze
iii het openbare leven in de stad
een belangrijke rol te spelen.
Lambertus van Lier, de zoon \an
Salomon, werd wethouder en lo-
co-burgemeester. 7\vee van zijn
kleindochters hebben, onalhian-
kelijk van elkaar, in de tweede
Wereldooriog een heldenrol ge-
speeld: Ceenruida van Lier door
de levens van \'cle jood.se kinde-
ren te redden en Truus van Lier
door in het verzet te gaan en een
gehate en gevaarlijke Duitser neer
te schieten. Dil heefi zij met de
dood moeten bekopen.
jaar al als voorzitter. Zijn voor-
naamste wapenfeiten zijn: het in-
voeren van het gebruik van de
Nederlandse laai voor de preek in
de synagoge en de bouv\' \'an de
nieuwe synagoge in 1848.
Salomon ging met zijn tijd mee
en had een veel wijdere horizon
dan de overige leden van de jood-
se gemeenschap. Zijn kinderen
studeerden aan de Utrechtse Uni-
versiteit. Hij was van oordeel dat
je, wilde je maatschappelijk iets
bereiken, je moest assimileren.
Allereerst wilde hij het Jiddisch
uit de synagoge bannen. Dat plan
was weinig origineel. In deze ti|d
begon niet alleen in Nederland.
maar in heel West-Europa het
Jiddisch in onbruik te geraken.
Vcxir Salomon deed zich een
mooie gelegenheid voor bij het
200-jarig bestaan van de Uni\'er-
siteit om hel gebruik van de Ne-
derlandse taal bij de preek in ie
voeren. In alle kerken werd hel
tweede eeuwfeest van de Univer-
siteit met een toepasselijke preek
in het Nederlands herdacht. Dus
waarom niet in de synagoge,
dacht Salomon. En dan natuurlijk
ook in aanwezigheid van vele
geestelijke en wereldlijke autori-
teiten, zoals in de andere kerken.
Binnen de joodse gemeente sluit-
le dit plan op verzet. Maar Salo-
mon dreef zijn zin door. t)p 12
juni 1836 - een zondag - vond de
herdenkingsdienst in de synagoge
plaats. Wethouders, enkele bur-
gemeesters van builen Utrecht,
66 vertegenwoordigers van de Uni-
versiteit en predikanten woonden
de dienst bij. De Utrechtse Cou-
rant van een week later was één
en al lof: "Onder de godsdienstige
plechtigheden van de 12de dezer,
telt men ook die welke in de sy-
nagoge der Israélielen plaats had.
Alles was bijzonder treffend en
ordelijk. De uitmuntende door de
heer A.C. Carillon voor deze gele-
genheid vcivaardigde Nederduil-
schc leerrede werd 11 nog
indrukwekkcntlcr door de bui-
lengewone schiiicrendc wijze,
waarop de heer Carillon, de
zoon, dezelve voordroeg."" Rab-
bijn Carillon kon niet de moed
opbrengen zeil de preek uil ie
spreken en Hel dil over aan zijn
zoon. Joodse gemeenteleden
spraken van naaperij en een zal-
vende preek.
Maar hoe hel ook zij: voor de
buitenwereld had Salomon van
Lier een uilslekende beun ge-
maakt en \oorlaan zou de preek
m het Nederlands worden uilge-
sproken.
In 1849 had Salomon \an Eierde
nieuwe Utrechlse synagoge inge-
wijd. De bouw er\'an was \'Oorna-
inclijk aan hem ie danken. Heel
wat geld had hij hiervoor losge-
kregen bij leden van de koninklij-
ke familie en christelijke stadge-
noten. Deze hadden heel wat
meer geld ingebracht dan de le-
den van de joodse gemeente zeil.
Toen hij zeventig jaar was gewor-
den, nam Salomon \an Lier hel
besluit al ic ircden. In 1874 wa-
ren in de joodse gemeenschap in-
tussen families gekomen, die zich
met de Van Liers konden melen,
zoals de lamilie Hamburger. Zij
namen nu hel roer over. Net als
Isaac Eleazar heek Salomon in de
loop der jaren de S)nagoge mei
belangrijke geschenken bedacht.
In 1841 schonk hij een Thorarol
en in 1854 vier grote kandelaars,
die \oor de Heilige Arke werden
geplaatst; het waren vergrotingen
van de in 1792 door Isaac Eleazar
van Lier geschonken kandelaars.
In 1858 ten slotte schonk Salo-
mon van Lier twee zilveren sier-
torens.
Noten
Dit artikel is een bewerking van de lezing, gehouden op 21 de-
cember 1993 bij de overhandiging van de in druk verschenen in-
ventaris van het archief van de Nederlandsche Israëlietische Ge-
meente Utrecht (NIGU) aan de voorzitter van het kerkbestuur.
Voornaamste bronnen vormen de artikelen van Jac. Zwarts "De
uitkoop van christelijke groefbidders, kerken en corporaties bij
joodse begrafenissen te Utrecht" (Jaarboekje van Oud Utrecht
1953) en "Een Joodsche Regentenfamilie uit de 18e eeuw" (De
Joodse Middenstander, 27 november 1936 - 23 juli 1937),
1.     RAU, Archief Staten van Utrecht, inv.nr. 265-115, dd 10 mei
1765
2.     GAU, Notarieel Archief, inv.nr. U 248 a 005, folio 123 verso
3.     GAU, Notarieel Archief, inv.nr. U 248 a 012, folio 219 verso
4.     RAU, Notariële Archieven, inv.nr. 1840, folio 119-121
5.     GAU, SA III, inv.nr. 1, dd 28 januari 1799, folio 535
6.     GAU, bib.sign. L 63 I i, Utrechtsche Courant dd 20 juni 1836
mri /juni 1994
UTRECHT
-ocr page 65-
ren. Maar niet alleen dat: zij wil
zorgen dat dit onderzoek onder
de aandacht komt van een breed
publiek. Pas dan krijgt de ge-
schiedenis de aandacht die zij
verdient.
De prijs is daarom ook niet be-
perkt tot professionele historici:
ook mensen die in hun vrije tijd
een onderzoek hebben gedaan, ,
amateur-historici, journalisten,
publicisten en studenten die be-
zig zijn met onderzoek worden
van harte uitgenodigd mee te din-
gen naar het prijzengeld van
ƒ 3000,=.
Het onderzoek mag een breed
terrein bestrijken: historisch-ge-
ografische studies, rechtshistori-
sche studies en sociale geschiede-
nis zijn even welkom als politieke
of kunsthistorische onderwerpen.
Vanzelfsprekend zolang het over
stad of provincie Utrecht gaat.
Het artikel mag reeds eerder ge-
publiceerd zijn.
De jury van de Oud-Utrecht prijs
1995 is als volgt samengesteld:
voorzitter Profdr. G.H. Jansen
(hoogleraar sociologie), secretaris
Mw. drs. M.A. van der Eerden-
Vonk (archivaris van o.a. Wijk bij
Duurstede) en lid dr. H.P. Deys
(amateur-historicus).
Er zijn enkele voorwaarden: de
inzending (in drievoud) moet mi-
nimaal een lengte hebben van
3000 woorden en maximaal
20.000 woorden, het moet voor 1
januari 1995 worden ingeleverd
bij de jury en moet -uiteraard- ei-
gen werk zijn van de inzender.
De artikelen die in aanmerking
kunnen komen voor de prijs,
moeten geschreven zijn tussen 1
januari 1993 en 1 januari 1995.
Inzendingen moeten worden
gestuurd aan:
Mw. M.A. van der Eerden-Vonk, p/a Ge-
meentearchief Wijk bij Duurstede, Karel
de Grotestraat 30,3962 CL Wijk bij Duur-
stede.
Bij de secretaris van de jury kunt u een
uitgebreid reglement aanvragen. De
feestelijke uitreiking van de Oud-Utrecht-
prijs 1995 vindt plaats in mei 1995.
VONDSTEN
Het zoyeelste
christuskindje
Enige tijd geleden werd
in een afvalkuil bij een op-
graving in de Bergstraat een
klein beeldje van wit aarde-
werk gevonden. Gezien het
attribuut met een kruis in
de linker hand van het blo-
te manneke, zal het hier om
een christuskindje gaan.
Hel was niet de eerste keer
dat een dergelijk beeldje in
Utrecht gevonden werd. Het
begin van hun productie
ligt halverwege de 15de eeuw
en men spreekt bij deze
vondsten doorgaans van
pijpaarden beeldjes. Die
benaming is eigenlijk niet terecht
omdat die ontleend is aan de ver-
vaardiging van tabakspijpjes uit
deze kaolienrijke/ijzerarme klei.
En die kwam pas geruime tijd la-
ter - op allengs groter schaal - tot
ontwikkeling.
Er zijn en worden in Utrecht veel
van deze beeldjes of fragmenten
ervan gevonden, in afvalputten
en zomaar als losse vondsten op
allerlei plaatsen. Dat wijst er op
dat er veel vraag naar was; ver-
moedelijk hadden ze wel een vo-
tieffunctie. Omdat ze overal in
het land, maar ook daarbuiten,
worden gevonden, zal er een le-
vendige handel in hebben be-
staan en zullen er ook wel ver-
schillende plaatsen van fabricage
zijn geweest. Maar ook in Utrecht
zelf werden ze gemaakt, getuige
de vondsten bij de opgraving
Strosteeg/Putsteeg in 1974. Hier
werden zowel veel beeldjes ge-
vonden, alsook de aardewerk-
mallen waarin zij gevormd wer-
den. Het ging daarbij wel om
kunstzinniger producten dan bij
dit Christuskind het geval is. Be-
kend zijn onder andere de staan-
de beeldjes van de heilige Barba-
ra, Ursula, Catharina en Maria
met kind. Maar ook werd hier
een lieflijk christuskindje gevon-
den, een miniatuur babyfiguurtje
in drie dimensies, met een lengte
van 58 mm. Dat kan niet anders
gevormd zijn dan met behulp van
twee 'halve' mallen, die na het
aanbrengen van de klei samenge-
drukt werden.
Het hier afgebeelde exemplaar
van slechts 46 mm lang en 6 mm
hoog bestaat uit maar nauwelijks
een half-reliêf op een plat vlakje
en is dus aanzienlijk primitiever.
Voor het vormen was maar één
malletje nodig, dat na het vullen
met klei werd afgestreken.
Of dit uiterst simpele beeldje
daarmee als een vroeg product in
de vervaardiging van de pijpaarden
beeldjes beschouwd kan worden,
was niet uit de vondstomstandig-
heden af te leiden. Wellicht bleef
er altijd wel een markt voor wat
devotie in amuletvorm. Of was
het speelgoed voor kinderen ...
met een stichtelijk tintje?
OUD-UTRECHT
PRIJS 1995
In 1995 wordt voor de twee-
de maal de Oud-Utrechtprijs uit-
gereikt voor het beste artikel over
de geschiedenis van Utrecht in de
ruimste zin van het woord. We
spreken dan uiteraard over stad
en provincie Utrecht. De prijs,
ƒ 3000,=, wordt beschikbaar ge-
steld door de Vereniging Oud-
Utrecht.
De rijke Stichtse historie is een
onuitputtelijke bron van interes-
sant onderzoek. De vereniging
wil door deze prijs mensen sti-
muleren dit onderzoek uit te voe-
mei I juni 1991
UTRECHT
-ocr page 66-
PORTRET
"De kunstmarkt is van de Utrechtse bevolking"
Gerard van
Rooy, lid tentoonstellingscommissie
Kunstmarkt
Gerard van
Rooy, zelf grafi-
cus en keramist,
heeft sinds 1988
zitting in de tcn-
toonstellings-
commissie van de
Utrechtse kunst-
markt. In de
afgelopen jaren
heeft hij zich
sterk gemaakt om
de kunstmarkt
te maken tot wat
deze nu is: een
kwalitatief hoogstaand evene-
ment waar het publiek kennis
maakt met het werk van heden-
daagse Utrechtse kunstenaars.
Zelf spreekt hij liever van een
Foto: AnsBender-          kunstmanifestatie dan een kunst-
macher                      markt. "Die tijden zijn voorgoed
voorbij, dat je als kunstenaar met
een lap stof en een paar punaises
je werk kon tonen. Niet alleen het
publiek pikt dat niet meer, ook
kunstenaars die hun werk serieus
nemen, lenen zich niet meer voor
een dergelijke aanpak. De presen-
tatie is een onderdeel van het
kunstwerk zelf geworden".
Braderie
De Utrechtse kunstmarkt is
een paar jaar na de Tweede We-
reldoorlog in het leven geroepen
68
                                    door de Stichting Stadsontspan-
ning. Van Rooy heeft zelf als kun-
stenaar veel van die tijd meege-
maakt: "Onze kunstmarkt heeft
altijd een goede naam gehad. De
jaren eind '60 begin 70 waren
beslist hel hoogtepunt. Maar niet
lang daarna is er snel verandering
Maneline Dolfin in gekomen. Zowel in de sfeer
tussen de kunstenaars cmderling
als in het geheel van de presenta-
tie. Zeg maar gerust dat het een
soort braderie was."
Ook het bestuur van de Stichting
Stadsontspanning zag in dat er
iets moest veranderen en be-
noemde een nagenoeg nieuwe
tentoonstellingscommissie. Deze
kwam al snel niet het plan om 'de
markt' te verhuizen van het Jans-
kerkhof naar de kerk zelf. Daar-
door kunnen nu minder kunste-
naars een plek krijgen en moet er
dus serieuzer en kritischer geke-
ken worden naar het werk dat
wordt aangeboden. Zoiets gaat
niet zonder slag üf stoot. "Ik ben
er echt wel eens om uilgevloekt,
maar ik ben er steeds van over-
tuigt geweest dat we op de goede
weg waren en eigenlijk bewijst de
kunstmanifestatie dat zelP.
Wat anderen aanvankelijk vrees-
den, dat het publiek weg zou blij-
ven, is niet gebeurd. Jaarlijks trekt
de kunstmarkt zon acht- tol tien-
duizend bezoekers. Volgens Van
Rooy is dil echt niet alleen het ge-
ijkte 'kunslpubliek'. "De kunst-
markt is van de hele Utrechtse
bevolking, zo ervaart men dat. Er
moet dus iets goeds gebeuren".
Kwaliteit
Met de ambities van de nieu-
we tenloonstellingscommissie,
moest er gewerkt worden aan een
nieuw bestand kunstenaars. Dat
IS aardig gelukt, maar nog altijd
zijn ze op zoek naar jong talent.
Zo wordt bijvoorbeeld hel exa-
menwerk van de Hoge School
voor de Kunsten nauwlettend be-
keken.
Hel inzamelen van werk gebeurt
via openbare inschrijving, maar
de commissie nodigt ook kunste-
naars uit die ze graag zouden
zien. In de stad en provincie
Utrecht zijn ruim duizend serieu-
ze kunstenaars actief In de kerk
kunnen er zo'n twintig een plaats
krijgen. Het selecteren is dus dik-
wijls een tijdrovende, maar ook
moeilijke aangelegenheid. "Natuur-
lijk ga je als commissie ook wel eens
de mist in. Wat er op dia goed
uitziet kan in het echt vreselijk
tegenvallen. Maar gelukkig zitten
we meestal goed".
De commissie selecteert op een
drietal punten. In de eerste plaats
natuurlijk de kwaliteit. Het werk
moet inhoud en betekenis heb-
ben. Veri'olgens gaat het ook om
de verscheidenheid, een zo breed
mogelijk scala aan kunstuitingen
en niet meer van hetzelfde. Ten-
slotte speelt ook het vernieuwen-
de of verrassende een rol. "De
kunstmarkt heeft ook een educa-
tieve rol. Je moet de mensen eens
een andere visie op wat kunst kan
zijn geven".
Kritisch
Van Rooy is enlhlousiasl over
hetgeen tot stand is gebracht,
maar hij is niet zondermeer tevre-
den. "Het is belangrijk om kri-
tisch te blijven, het concept
steeds aan te scherpen en zonodig
te zoeken naar vernieuwing". Hoe
het in de toekomst precies zal
gaan lopen weet hij niet. "Trou-
wens, dat moeten anderen dan
maar gaan doen. Ik wil zelf wel
weer eens meedoen, want nu ik
in de commissie zit, mag dal niet."
De komende maanden zal Van
Rooy de handen in ieder geval
nog vol hebben aan het bekijken
en het selecteren van de ingezon-
den werken voor de komende
kunstmarkt. De kunstmarkt wordt
gehouden op 6,7 en 8 september
in de Janskerk.
mei /juni l 9 9"^
UTRECHT
-ocr page 67-
wij suppoosten of gidsen, die voor ons
toezicht willen houden op de kelders of
rondleidingen willen geven. In sommige
kelders zal het ook de taak van de sup-
poost zijn entreebewijzen, catalogi en
boeken te verkopen. De tentoonstelling
is dinsdag t/m zondag geopend van 12.00
tot 19.00 uur.
Gevraagd worden mensen met goede
contactuele eigenschappen die minimaal
twee dagdelen per week beschikbaar
zijn; geboden wordt fysiek niet al te in-
spannend werk waarbij je met allerlei
mensen In contact komt; een (kunst)his-
torische inleiding, regelmatig een borrel
en een geweldig feest na afloop.
Belangstellenden kunnen contact opne-
men met Reinier Snijder, telefoon 030-
300591 (werktijd) of 030-945917.
OPSPORING
VERZOCHT
AGENDA
r/ra 19 juni
"Traject"
Langs de hele Oudegracht hebben Utrecht-
se beeldende kunstenaars een kelder uit-
gekozen om daar een werk te realiseren.
Inspiratie door de werven en de werfkel-
ders was bij het creëren van deze kunst-
werken een randvoorwaarde.
Open: di. t/m zo. van 12.00 tot 19.00 uur
Kaartverkoop o.a. bij Broese Kemink en
de V.V.V.
ontving de redactie een reactie van H.
van Doorn, een "echte oud-Utrechter" en
"nieuw-bakken Zwollenaar". Deze wijst
ons op de in Zwolle voorkomende straat-
naam "Kromme Jak". De Zwolse voor-
malige stadsarchivaris dhr. Berkemeijer
schrijft daarover "...de Kromme Jak,
oorspronkelijk "Jat", wat onaanzienlijke
buurt betekent".
Gidsen gezocht voor
"Kerken kijhen Utrecht"
Vanaf 5 juli t/m 10 september a.s. openen
zeven Utrechtse binnenstadskerken weer
hun deuren voor het binnen- en buiten-
landse publiek! Het project Kerken Kijken
Utrecht kan nog enthousiaste gidsen ge-
bruiken die (op vrijwillige basis) de bezoe-
kers door de kerken kunnen rondleiden
en ze over de geschiedenis ervan kunnen
vertellen. De participerende kerken zijn:
Pieterskerk, Luthersekerk, Willibrordus-
kerk, Jacobikerk, Janskerk, Augustinus-
kerk en de Gertrudiskathedraal en -kapel.
Bent u in de bovengenoemde periode
minimaal één dag per week beschikbaar
en zoekt u een leuke en leerzame tijds-
besteding in een fraaie, monumentale
omgeving, meldt u zich dan aan als gids!
Vanaf de tweede helft van juni start een
introductieprogramma waarin u voldoen-
de wordt voorbereid op de werkzaamhe-
den van een gids. Meldt u zich voor deze
tijd aan!
Voor informatie over het gidswerk kunt u
contact opnemen met Annelies Reijmers,
coördinator van Kerken Kijken Utrecht.
Adres: Vredenburg 90 3511 BD Utrecht,
telefonisch bereikbaar (via ICU) van di.
t/m vrij. op nummer 030-315415.
Stichting Utrechtse Beeldende
Kunst zoekt suppoosten/pdsen
"Traject" is een tentoonstelling van beel-
dende kunst in vijftien werfkelders aan
de Oudegracht. Voor de duur van de ten-
toonstelling, 11 mei t/m 19juni, zoeken
4 juni t/m 2 oktober
"Levende geschiedenis"
In de voormalige Mannenzaal van het
St. Pieters- en Bloklandgasthuis te Amers-
foort kruipen "acteurs" in de huid van
oorspronkelijke gasthuisbewoners uit
1907. Een reis terug in de tijd.
Museum Flehite/Mannenzaal, Westsingel
50, Amersfoort.
6, 7 en 8 september
Utrechtse Kunstmarkt 1994.
Circa 20 kunstenaars uit de regio Utrecht
zullen hun recente werk exposeren op
deze jaarlijkse verkooptentoonstelling.
Janskerk, Janskerkhof, Utrecht.
MEDEDELINGEN
Ter Overname
Ter overname aangeboden: Vijftig delen
jaarboeken van de vereniging Oud-
Utrecht, namelijk jaargangen 1941 t/m
1992 met een register en bovendien de
jaargangen 1979 t/m 1993 van het
Maandblad. Prijs in goed overleg nader
te bepalen.
CA. BaartdelaFaille
Breitnerlaan 14
3582 HB Utrecht
Ketielejach
In verband met het artikel over de her-
komst van de straatnaam "Ketielejach"
In bezit van wijlen de heer Joh. de Fooy,
die behalve als beeldend kunstenaar ook
als restaurator van schilderijen te Utrecht
artief was, bevond zich het hier afgebeel-
de portret. Het betreft een niet geda-
teerd schilderij op doek, 70 x 50 cm.
Wellicht zijn er lezers die de voorgestelde
figuur kunnen identificeren en mogelijk
ook weten wie de schilder is. De enige in-
formatie die momenteel bekend is, is het
feit dat de geportretteerde vermoedelijk
een vriend en/of collega zou zijn geweest
van de paragnost Croisset.
Reacties:
Jos de Meyere
Gouden regenstraat 54
4131BEVianen
UTRECHT
mei /juni J 991
-ocr page 68-
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht
tel: 030-623866/626800
fax: 030-623274
Oud Utrecht,
een levende vereniging met hart voor Utrecht
Meepraten over de toekomst
Leden van de vereniging Oud-Utrecht weten waarover zij het hebben als zij zich verzetten
tegen aantasting van het historisch erfgoed. Zij praten met gezag mee over het verleden en
de toekomst van hun stad en hun provincie.
Excursies, lezingen en forums
Oud-Utrecht organiseert excursies naar historische gebouwen, tuinen en dergelijke. Daarbij
gaan vaak deuren open die normaal gesloten blijven.
Op lezingen en forums worden belangwekkende historische en actuele onderwerpen behan-
deld.
Tijdschrift en Jaarl)oek
Het blad Oud-Utrecht, twee-maandelijks tijdschrift, geeft volop informatie over de geschie-
denis en het heden van stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en
'verenigingsnieuws' onmisbaar.
Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende wetenschappelijke bijdragen en om
de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar.
Behalve het Jaarboek en het tijdschrift ontvangen de 1800 leden van Oud-Utrecht elk jaar
de Archeologische en Bouwhistorische Kroniek, verzorgd door de Stichting Publicaties
Oud Utrecht (SPOU). Zo blijven de leden op de hoogte van de altijd weer belangwekkende
vondsten in Utrechts bodem en historische gebouwen
De Oud-Utrecht-Prijs
Oud-Utrecht bevordert de bestudering van de geschiedenis van de stad en provincie.
Daarom is in 1992 de Oud-Utrecht-Prijs ingesteld, groot 3000 gulden. Eens in de twee jaar
wordt deze prijs toegekend aan de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis
van Utrecht.
Zo blijft Oud-Utrecht actief om de kennis van het verleden van stad en provincie te vergro-
ten.
//
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud Utrecht.
-ocr page 69-
kunst
architectuur
literatuur
geschiedenis
filosofie
topografie
in- en verkoop
ALEPH
A
Boekhandel-antiquariaat
Vismarkt 9 Utrecht
030-322069
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT
/Muus
NVM
'^)
/^
Makelaardij in
onroerende goederen
• Aan- en verkoop-
begeleiding
• Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht T8
_______Utrecht
_______
030 ■ 34 00 08
Activiteiten o.a. op het gebied van:
*   Elektra
*   Klimaat
*   Sanitair
*   Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
I
]SB
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 70-
ANTIQUARIA AT
DESTOUCHES
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag
         11-18 uur
Zaterdag 11-17 uur
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74
T
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
ER IS EEN BAN
WAAR OUDE WAARDE
NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN.
ENÜ
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
-ocr page 71-
77 e>t/ /f^^
Ut^htlH
67p 'jaargang nummer 4
f BIBLIOTHEEK DER
1 RIJKSUNIVERSITEIT
I UTRgCHT-
D.l van Lennep
Existentialisme in de Domstad
Boekenschouw
Licht en schaduw in de geschiedenis
\an de Oude Hortus
-ocr page 72-
Boeken over
UTRECHT,
stad en provincie,
inebben wij altijd
ruim in voorraad
GREEP Schilders bv
;
•    Restauratiewerken
•    Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht
Tel. 030-88 21 31
Broese Kemink
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804
JURRIËNS
- UTRECHT
• Restauratiewerken
• Nieuwbouw
• Onderhoud
1
B Aannemersbedrijf
H*
^ H. J. Jurriëns B.V.
P
1 Sophialaan 1
1
J 3542 AR Utrecht
1^
^ Telefoon (030) 41 29 12
1.1,1 \,;l -\iuuiliuii^ (niiiHilulhil
drukk
erij
de boer cuperus
IX
Schitterend drukwerk
Stipt op tijd
Drukkerij en Uitgeverij
De Boer Cuperus bv
Vneslantlaan 14, 3526 AA Utrecht
Postbus 7052. 3502 KB Utrecht
Telefoon 030-822 822
Fax 030-88 35 61
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
é^
&>LIS11ilN
BOUW&VASTGCSD
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
-ocr page 73-
Colofon
Oud-Utrecht
I wccmaandclijks llidschrilt
(i7c jaargang nr. 4 - juli/auguslusl994
ISSN 1380-7117
Oud-Utrechl is cc-n uitgave van de
Vereniging (Xid-Utrcclil, vereniging
tol beoefeningen tol verspreiding van
de l<ennis der geschiedenis van stad
en provincie Utrecht.
Voorzitter: ll.li.W. Kernkanip-
Sccn'tariaat: Mw. S.A.L. de Graaff
p/a Alexander Numankade 201,
3'572KW Utrecht
l'cnningmffster: J.W. Lcniaier.
(' kunt zich opgeven als lid van de vereni-
}>ing Oud-Utiecht door te schrijven naar:
(,)ud-Utrecht,
Antwoordnuinmer 333").
3500 VP Utrecht,
De contributie bedraagt ƒ 47,= per
jaar (26- ƒ 30,=; 6'5+ƒ 41 ,= per jaar).
(Amtnbutie- en ledenadmimstraüe:
Mw. C. de Leeuw.
lelcloon: 03465-62930.
IkMaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dollln, M. \'an Hattem,
B. van den I kn'cn \an Ciendcren,
M.C;. \'aii t)udlieusck-n. B. van Santen,
[-. 1 igclaar. M van ck' Vrugl.
,A. van derZei|dcn.
RedaetieaJre^
Alexander Numankatle 194,
5572 KW Utrecht.
Viinni;ci'ini; l^e ^'ormers, Utrecht.
l^iitk: Uc BocrCuperus,
ihJ-i'trechl. iweemaandetijkslijdsümft
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline a\j^enda voly^ende monniei:
1 septeniber 1994,\erschiiningsdatutn
1 oktober.
l '\\' bijdragen kunt u toesturen aan tle
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 5 V4 of 3 1/2 inch
lloppy iWoidIVrk-ct, versies 4.2, 5.0
ol 5.1).
,\anhcvolen omvang tussen de 2000
en 400tl woorden, waarbij het aantal
noten zo beperkt mogelijk gehouden
moet worden. I let gebruik van tus-
senkopjes wordt aangeraden;
illustratiesuggesties zijn zeer welkom.
Van de redactie
Een lange en rijke geschiedenis als die van Utrecht heejt het grote voordeel, dat er-mits de blik
van de beschouwer wijds genoeg is - een enorm gevarieerde schakering aan ondenverpen beschikbaar
is om bekeken te worden. Alles heeft immers een geschiedenis en er is veel de moeite van een studie
waard.
Nieuwsgierigheid is altijd een goede drijfveer, en de nieuwsgierigheid gold dit keer een bezoek van
Sarlre aan Utrecht in 1946 en de roerige geschiedenis van de Hortus Botanicus, die opnieuw een
nieuwe periode ingaat door de
verhuizing van het Universiteitsmuseum naar de Lange Nieuwstraat.
Over deze verhuizing en het daardoor versterkte "Utrechts Museumkwartier" zullen we ongetwijfeld
in de toekomst nog horen.
Inhoud
Van de redactie                                                                                                            75
Existentialisme in de Domstad                                                                                  76
Het bezoek van Jeen-Paul Sartre aan Utrecht in december 1946
Boekenschouw                                                                                                            83
Grafmonument                                                                                                            84
Van de leestafel                                                                                                           85
Licht en schaduw in de geschiedenis van de Oude Hortus                                   86
Vondsten/Excursie naar Oudewater en Haastrecht                                               91
Portret                                                                                                                          92
Agenda/Reacties Ketielejach                                                                                     93
75
juli / augustus 199 4
UTRECHT
-ocr page 74-
Existentialisme in de Domstad
Het bezoek \anJean-Paul Sartre aan Utrecht
in december 1946
Kort na de Tweede Wereldoorlog werden de Nederlandse wijsbegeerte en
literatuur sterk beïnvloed door het zogenaamde existentialisme van de Franse
schrijver en filosoof Jean-Paul Sartre (1905-1980). Er werden symposia aan
zijn filosofie gewijd en er verschenen diverse artikelen over zijn werk in
literaire en wijsgerige tijdschriften. Op het hoogtepunt van zijn roem heeft
Sartre Nederland één keer bezocht. Op 7 december 1946 sprak hij in het Groot
Auditorium van de Rijksuniversiteit Utrecht de enige lezing uit, die hij in ons
land zou geven.
wel de meest leesbare. Want hoe-
wel hij als filosoof van professie
enkele wijsgerige werken op zijn
naam had staan, populariseerde
hij zijn denkbeelden middels een
stroom van romans, verhalen en
toneelstukken.
Mengeling
Centraal in Sartres existentia-
lisme staat de veronderstelling dat
de mens vrij is. De menselijke vrij-
heid vloeit voort uit het bewustzijn.
De mens is zich ervan bewust
anders te zijn dan de overige na-
tuur, de dingen - en andere men-
sen. Hij heeft de mogelijkheid
zijn eigen leven zin te geven.
Maar Sartres vrijheidsbegrip wordt
gekenmerkt door een merkwaar-
dige ambivalentie. Omdat de mens
weet dat hij anders is dan ande-
ren, is hij gedoemd tot vrijheid,
hij komt nooit tot rust. Hoewel
hij één wil worden met de ander,
is dat onmogelijk. Het bewustzijn
geeft de mens niet alleen de mo-
gelijkheid zijn leven zin te geven,
maar dwingt hem ook tot onop-
losbare eenzaamheid.
In Parijs werd deze (hier vereen-
voudigd weergegeven) merkwaar-
dige filosofische mengeling van
optimisme en pessimisme een
rage. De jeugd kleedde zich bij
voorkeur in het zwart en bezocht,
in navolging van de meester zelf,
de cafés van de Parijse wijk Saint-
German de Prés.
Dat Sartres invloed zich ook in
Nederland zou doen gelden, kon
niet uitblijven. Vanouds werd het
intellectuele klimaat in Neder-
land sterk beïnvloed door de bui-
tenlandse cultuur. Waren in de
jaren '20 alle ogen gericht op Ber-
lijn, in de decennia daarna gold
Parijs als hél culturele centrum
van Europa.
UTRECHT
Dat de lezing in Utrecht
plaatsvond, mag opmerkelijk ge-
noemd worden. Ook toen al was
Amsterdam namelijk het culturele
centrum van ons land. In dit artikel
zal nader op Sartres bezoek aan
Utrecht worden ingegaan. Cen-
traal staat daarbij de omstreden
psycholoog jhr. D.j. van Lennep,
de drijvende kracht achter Sartres
bezoek aan de Domstad.
roman Walging in de Nieuwe
Rotterdamsche Courant: 'Vergis
ik mij niet, dan zal Jean-Paul
Sartre binnen niet al te lange tijd
in één adem genoemd worden
met de allergrootste schrijvers die
Frankrijk heeft opgeleverd.' Die
opvatting was destijds nog geen
gemeengoed. Eerst de Tweede
Wereldoorlog maakte de geesten
rijp voor het werk van de filo-
soof-schrijver. De oorlog was in
materieel opzicht verwoestend
voor Europa: het oude continent
werd in tweeën gedeeld door de
nieuwe supermachten de Ver-
enigde Staten en de Sovjet-Unie
en tal van landen werden ge-
dwongen hun koloniën zelfstan-
digheid te verlenen. Maar ook
moreel gezien had de oorlog een
catastrofaal effect. Het feit dat 55
miljoen mensen het leven verloren,
onder wie zes miljoen joden die
uitsluitend vanwege hun afkomst
werden vermoord, deed een deel
van de Europese intelligentsia
zich afkeren van ieder hoogge-
stemd idealisme. Op zoek naar
een filosofie die niet uitging van
abstracte begrippen als 'vrijheid,
gelijkheid en broederschap', kwa-
men velen uit bij het existentialis-
me van Sartre. De Franse denker
was niet de eerste existentialist en
evenmin de meest originele. Maar
Onopgemerkt
De vraag naar de invloed van
het existentialisme in Utrecht dient
uiteraard te worden beschouwd
tegen de achtergrond van de alge-
mene receptie van het denken
van Sartre in Nederland. Omdat
daarover elders al uitvoerig gepu-
bliceerd is', zal ik mij beperken
tot enkele hoofdlijnen die voor
het bezoek van Sartre aan Utrecht
van belang zijn.
De receptiegeschiedenis van Sartre
in Nederland begint na 1945.
Vöör de oorlog, toen hij al een
roman, een verhalenbundel en
enkele filosofische opstellen schreef,
bleef hij in Nederland betrekke-
lijk onopgemerkt. Wel toonde een
schrijver als Simon Vestdijk zich
onder de indruk van zijn werk.
Hij schreef op 14 mei 1938 naar
aanleiding van Sartres debuut-
76
Wim Berkelaar
juli / augustus 199 4
-ocr page 75-
W.F. Hermans, die ook bij het
symposium aanwezig was, zijn
verslag de titel 'Stelt Nederland
belang in Sartre?' mee.' Boven-
dien konden de neutrale woor-
den van Rümke niet verhullen
dat de aanwezigen voor het me-
rendeel uiterst kritisch tegenover
diens gedachtengoed stonden.
Verbazing
De drie sprekers waren nog
het meest positief De filosoof
R.F. Beerling, die kan gelden als
één van de Nederlandse 'ontdek-
kers' van het existentialisme,
trachtte de wijsgerige plaats van
de stroming te bepalen. Cola De-
brot, arts en letterkundige, vroeg
zich af of 'het kunstenaarschap'
door het existentialisme zou kun-
nen worden 'bevrucht'. En de
PvdA-politicus en essayist Jacques
de Kadt tenslotte, sprak over de
maatschappelijke betekenis van
deze filosofie. Zijn lezing was zeer
kritisch van toon, niet in de laat-
ste plaats om de aanwezigen te
prikkelen en hen tot discussie aan
te zetten. Tot zijn niet geringe
verbazing ontving hij echter
alleen maar bijval, zodat hij zich
bijna gedwongen voelde het exis-
tentialisme te verdedigen.
Want in de discussie na afloop
van de lezingen, overheerste
scepsis en kritiek. Hermans oor-
deelde zelfs dat het symposium
'ontaardde in een regen van ver-
wijten'. Zo meende één der aan-
wezigen dat Sartres werk 'riekt
(...) naar de in ontbinding zijnde
burgerlijk-kapitalistische maat-
schappij'. Een ander concludeerde
dat het existentialisme in vergelij-
king tot de grote wetenschappe-
lijke 'evoluties' van weinig bete-
kenis was. Toen evenwel
opgemerkt werd dat Sartre geen
'wetenschapsman' was, klonk een
opvallend krachtig protest van de
Utrechtse psycholoog jhr. D.J.
van Lennep. Hij toonde zich geïr-
riteerd over de laatdunkende be-
jegening van Sarire en sprak vol
lof over diens psychologische en
filosofische studies, die 'voor de
Scepsis
Hiermee is niet gezegd dat
Sartre, die na 1945 de Parijse cul-
tuur domineerde, bij iedereen op
welwillendheid kon rekenen. De
grote belangstelling voor zijn
werk mag niet onmiddellijk met
sympathie worden gelijkgesteld.
De denkbeelden van de Franse
filosoof werden niet zelden met
scepsis en soms met afkeer beje-
gend. Zelfs het links-liberale
weekblad De Groene Amster-
dammer, dat bekend stond om
zijn betrekkelijk vooruitstrevende
opvattingen over kunst, meende
dat de hlosofie van Sartre geken-
merkt werd door een bedenkelijk
nihilisme en waarschuwde op 11
mei 1946 zijn lezers; 'Zijn boe-
ken, waarin niets dan gemeene
taal gebezigd wordt, waarin niets
dan lage daden worden begaan,
waarin alleen maar personen
voorkomen die het spoor bijster
zijn, - ze zijn een gevaar voor zoe-
kende geesten, welke zelf ook
den weg verloren hebben.' Nog
verder ging de bekende compo-
nist en muziekcriticus Matthijs
Vermeulen, die in 1946 een we-
kelijkse rubriek in het weekblad
verzorgde onder de titel Parijsche
auspiciën. Op 13 juli schreef hij
het te betreuren dat 'Je^n-Paul
Sartre zijn philosophische geschrif-
ten kan lardeeren met zuiver-por-
nographische episoden, dat hij in
zijn romans tientallen bladzijden
kan vullen met louter walging-
wekkende sensaties en andere
brouwsels van eentonige, geobse-
deerde viespoezen, zonder dat
iemand zich een beetje geschan-
daliseerd of verontrust toont, niet
eens de overheden van wie men
dit het eerst zou verwachten.'
Met het oog op de grote belang-
stelling voor het omstreden exis-
tentialisme, besloot de zojuist op-
gerichte Sociëteit voor Culturele
Samenwerking een symposium te
wijden aan deze stroming. Het
symposium vond op 28 en 29
september 1946 plaats in het be-
faamde Kurhaus in Scheveningen.
De voorzitter van de Sociëteit, de
Utrechtse hoogleraar psychiatrie
H.C. Rümke, merkte in zijn inlei-
ding op dat het symposium niet
de bedoeling had het existentia-
lisme te verdedigen, noch het
'eenzijdig aan te vallen of te ver-
werpen.'^ Als om het brede be-
lang van het onderwerp te onder-
strepen, werd het existentialisme
door drie sprekers van verschil-
lende kanten belicht. De goede
verstaander werd echter al snel
duidelijk dat het symposium in
feite aan Sartre gewijd was, hoe-
veel andere namen ook genoemd
werden. Niet voor niets gaf de
toen nog onbekende schrijver
VanLennep
met Sartre en De
Beauvoir bij hun
bezoek aan Utrecht
77
juli I augustus 199 4
OUD-UTRECHT
-ocr page 76-
Existentialisme in de Domstad
Het bezoek vanJean-Paul Sartre aan Utrecht in december 1946
tor van het Baams Lyceum veel
met Van Lennep in aanraking
kwam, lyrisch: 'Bij Van Lennep
was een gelukkige combinatie van
de wetenschappelijke mens en de
intuïtieve ziener - als ik dat
woord gebruiken mag van dezen
man, die ik bepaald een zekere
genialiteit toeschrijf.''
'Genialiteit' was niet het eerste
woord waar de meeste Neder-
landse psychologen aan dachten,
als de naam 'Van Lennep' viel. In-
tegendeel, menigeen zag hem als
een beunhaas, vooral toen be-
kend werd dat Van Lennep zich
bij zijn benoemingsbeleid nauwe-
lijks iets gelegen liet liggen aan
het bezit van een doctoraalbul in
de psychologie. Voor hem telde
niet of iemand psychologisch
geschoold was, maar of hij zich in
kon leven in de eisen die een be-
roep stelde. Bovendien schuwde
Van Lennep binnen de psycholo-
gie omstreden methoden als gra-
fologie, handlijnkunde en astro-
logie niet. Omdat de mens niet
eendimensionaal is, moest hij
langs verschillende wegen wor-
den begrepen, zo was de overtui-
ging van Van Lennep.^ Gevoegd
bij het feit dat Van Lennep zélf
geen doctoraalexamen psychologie
had gedaan, waren deze opvattin-
gen voor het in 1938 opgerichte
Nederlands Instituut van Psycho-
logen aanleiding hem het lid-
maatschap te weigeren.
Van Lennep liet zich door deze
tegenslag niet uit het veld slaan
en behaalde in 1941 zijn docto-
raalexamen psychologie, waarna
hij zichzelf eindelijk met de titel
'psycholoog' mocht tooien.
Onderduikadres
De merkwaardige carrière en
de eigenzinnige opvattingen van
wetenschappelijke psychologie
van het allereerste gewicht zijn.'
Mag W.F. Hermans geloofd wor-
den, dan maakte Van Lenneps
uitval weinig indruk. Volgens zijn
verslag van het symposium wek-
ten Van Lenneps woorden 'eerder
verbazing dan bijval' bij de aan-
wezigen.
leemte te voorzien: uit het hele
land kwamen aanvragen voor een
beroepskeuzetest. Omdat de ge-
meente geen financiële zorg wilde
dragen voor wat in toenemende
mate een landelijke instelling was
geworden, werd besloten een
stichting in het leven te roepen.
Met financiële hulp van enkele
vooraanstaande Utrechtse ingeze-
tenen, werd in 1927 de Neder-
landsche Stichting voor Psycho-
techniek opgericht.'* Van Lennep
werd de eerste directeur. Zo ont-
stond de merkwaardige situatie
dat de Stichting een theoloog aan
het hoofd had, die een blauwe
maandag psychologie gestudeerd
had. Dat stond een succes van de
Stichting echter niet in de weg.
Grote bedrijven als de KLM scha-
kelden de Stichting in om hun
personeel een beroepskeuzetest te
doen ondergaan. Over Van Len-
neps kwaliteiten werd hoog op-
gegeven. Zo schreef J.A. vor der
Hoke, die in de jaren '20 als rec-
Merkwaardig
Verbazing had jhr. Van Len-
nep al eerder in zijn hoogst op-
merkelijke carrière verwekt. In
1896 geboren in Zwitserland,
keerde Van Lennep al spoedig te-
rug naar Nederland. In Groningen
studeerde hij theologie met als
bijvak psychopathologie. Na zijn
afstuderen in 1923, verhuisde hij
naar Utrecht. Voor de gemeente
Utrecht kwam hij een jaar te wer-
ken bij het Gemeentelijk Bureau
voor Beroepskeuze, dat zojuist
door de gemeente was opgericht.
Al snel bleek het Bureau in een
De omstreden
Utrechtse psycho-
loog
DJ, van Len-
nep, de drijvende
kracht achter
Sartres bezoek
aan de Domstad
foto:
Adviesbureau
Psychotechniek,
Utrecht
78
juli I augustus 1994
UTRECHT
-ocr page 77-
de enigszins excentrieke Van Len-
nep in aanmerking genomen, is het
niet zo vreemd dat juist hij zeer
geïnteresseerd was in de filosofie
van de omstreden Sartre. Want
alle roem ten spijt, werd ook aan
het academisch gehalte van de
Franse filosoof sterk getwijfeld.
Niet alleen werd hij, zoals we
zagen, als een pornograaf en een
zedenbederver afgeschilderd, in
wijsgerige kring is er herhaalde-
lijk op gewezen dat hij als filosoof
werd overschat. Andere existen-
tialisten zouden 'oorspronkelijker
en grondiger' zijn dan de Franse
denker, al meenden dezelfde kri-
tici hem wel als een groot psycho-
loog te moeten beschouwen.'
Ook Van Lennep bewonderde
Sartre voornamelijk als psycho-
loog. Hij had het Franse feno-
meen tijdens de oorlog ontdekt.
Van Lennep moet één der eersten
in Nederland zijn geweest die het
in 1943 verschenen wijsgerige
hoofdwerk L'Etre et Ie Néant
heeft gelezen. Hij zou het boek
op een onderduikadres hebben
bestudeerd en er zo van onder de
indruk zijn geraakt, dat hij het
voornemen opvatte Sartre ooit te
ontmoeten. Onmiddellijk na de
bevrijding wist Van Lennep hem
op te sporen in het Parijse café
'Les Deux-Magots', één van de
twee etablissementen waar de
schrijver in de eerste jaren na de
oorlog nogal eens verbleef. Bij die
gelegenheid heeft Van Lennep
Sartre en diens levensgezellin Si-
mone de Beauvoir uitgenodigd
naar Utrecht te komen om een le-
zing te geven voor de universiteit.
De 'Utrechtse school'
Na zijn afstuderen in 1941,
was Van Lennep meer en meer
betrokken geraakt bij de faculteit
der Letteren en Wijsbegeerte van
de Utrechtse universiteit. Onder
leiding van de eerder genoemde
psychiater H.C. Rümke werkte
hij aan een proefschrift over de
'psychologie van projectiever-
schijnselen', waarop hij later zou
promoveren. Rümke maakte deel
uit van de zogeheten 'Utrechtse
school', waartoe ook Van Lennep
snel zou behoren. De 'Utrechtse
school' bestond uit een heterogeen
gezelschap sociale wetenschap-
pers, waarvan de even befaamde
als omstreden fysioloog en medi-
cus F.J.J. Buytendijk als leider
wordt gezien. Een duidelijk we-
tenschappelijk program kende de
school niet. Daarvoor liepen de
vakgebieden, variërend van peda-
gogiek tot criminologie, tezeer
uiteen en waren de persoonlijk-
heden van de pedagoog M.j. Lan-
geveld.de criminoloog W.J. Pom-
pe en de al genoemde Buytendijk
te verschillend. Wat hen bond
was vooral waar ze tégen waren:
tegen de positivistische, 'natuur-
wetenschappelijke psychologie',
die vooral bij Amsterdamse psy-
chologen populair was. Daartegen-
over stelden zij de zogenaamde
fenomenologische methode. Een
verschijnsel (afkomstig van het
Griekse phainomenon=verschijn-
sel) moest 'in zijn afhankelijkheid
en onafhankelijkheid van de con-
crete omstandigheden waarin het
zich voordoet vanuit verschillen-
de gezichtspunten worden bestu-
deerd.'^ Intuïtieve mensenkennis
werd belangrijker geacht dan
kennis van methoden en technie-
ken. Het ging om de 'ontmoeting'
tussen mensen, niet om het af-
standelijk, kwantificerend onder-
zoek naar mensen.
Omdat ook de existentialistische
denkers tegen het positivisme
gekant waren en de intuïtieve,
'verstehende' methode voorston-
den, lag het voor de hand dat een
vertegenwoordiger van de 'Utrecht-
se school' als Van Lennep deze
stroming op de voet volgde. Toch
moet hij, hoe verwant hij zich
ook voelde met het 'buitenbeen-
tje' Sartre, enige moeite hebben
gehad met de denkbeelden van
de meest radicale vertegenwoor-
diger van de existentiefilosofie.
Uitgerekend in diens wijsgerige
hoofdwerk L'Etre et Ie Néant,
door Van Lennep zo enthousiast
gelezen tijdens de oorlog, verkon-
digde Sartre een nihilistische pro-
blematiek die haaks stond op het
ethisch denken van de 'Utrechtse
school'. Waar Van Lennep en de
zijnen de nadruk legden op de
'ontmoeting' tussen mensen, zag
Sartre de mens gedoemd tot een-
zaamheid. Bovendien ontkende
de filosoof principieel iedere alge-
mene moraal en was hij, politiek
gezien, een aanhanger van het an-
archisme. De 'Utrechtse school'
daarentegen kan als 'verlicht bur-
gerlijk' worden gekenschetst: zij
stonden een harmonieuze samen-
leving voor van redelijke, zedelijk
en intellectueel ontwikkelde bur-
gers.
Discipel
Hoe verschillend de opvat-
tingen van Sartre en Van Lennep
ook mogen zijn geweest, het den-
ken van de Franse wijsgeer is
voor de Utrechtse psycholoog
uitdagend genoeg geweest om
hem naar Utrecht te halen.
Sartre kwam de in de loop van de
eerste week van december 1946
in Utrecht aan. Hij was voorafge-
gaan door Simone de Beauvoir,
die eind november al naar Neder-
land was vertrokken. Op uitnodi-
ging van het genootschap Neder-
land-Frankrijk en de Alliance
Frangaise gaf zij op maandag-
avond 2 december een lezing. Die
vond plaats in het Kunsthisto-
risch Instituut, dat gevestigd was
in het ruime pand Drift 25. In die
tijd had De Beauvoir nog geen
grote naam als romanschrijfster
en essayiste, al verschenen er tus-
sen 1943 en 1946 in hoog tempo
verschillende boeken van haar
hand. Ze werd eerder beschouwd
als een 'discipel' van Sartre dan
als een zelfstandig schrijfster. Aan
dat beeld heeft ze zelfbijgedragen
door regelmatig lezingen te geven
over Sartres existentialisme. Ook
haar lezing in Utrecht stond in
het teken van Sartre. Volgens het
verslag van de lezing, dat een dag
later in het Utrechts Nieuwsblad
verscheen, zette ze het existentia-
lisme af tegen zowel het christen-
dom als het marxisme. Tegenover
79
juli I tJugusfus 1994
UTRECHT
-ocr page 78-
Existentialisme in de Domstad
Het bezoek vanJean-Paul Sartre aan Utrecht in december 1946
het christendom verdedigde het
existentialisme de autonome mens,
tegenover het marxisme de waar-
de van het individu. Eén van de
aanwezigen was R.G. van Nieuw-
kuyk, destijds leraar Frans aan het
stedelijk gymnasium in Utrecht
en betrokken bij het genootschap
Nederland-Frankrijk. Hij herin-
nert zich bijna veertig jaar later
nog dat de lezing 'glashelder' was
en schrijft dat toe aan het feit dat
Simone de Beauvoir voor de oor-
log voor de klas had gestaan.*^
Genodigden
De lezing van Sartre vond vijf
dagen later plaats in het Groot
Auditorium van de universiteit.
Op uitdrukkelijk verzoek van de
filosoof, was de lezing toeganke-
lijk voor een beperkt gezelschap.
Eerdere lezingen in Parijs, die hij
had gehouden voor een groot pu-
bliek, waren hem slecht bevallen.
Eén van die lezingen, bedoeld als
een populaire uiteenzetting van
het existentialisme, was later uit-
gegeven onder de titel L'Existen-
tialisme est un humanisme. Nader-
hand meende Sartre dat de (ook
in Nederland) goed verkochte
uitgave een simplihcerende en
onjuiste indruk van zijn filosofie
gaf.'" Daarom verzamelde zich
op zaterdag 7 december 1946 een
select gezelschap van genodigden
om de meester te horen spreken
over 'de esthetische vreugde'. On-
der de aanwezigen bevonden zich
bekende intellectuelen als de his-
torici Jan en Annie Romein, de
schrijvers en essayisten Adriaan
Morrièn, Cola Debrot, D.A.M.
Binnendijk en S. Dresden en de
filosofen Bemard Delfgaauw en
H.J. Pos.
De organisatie was in handen van
Van Lenneps Nederlandse Stich-
ting voor Psychotechniek én van
het zogenaamde Centre Intellec-
tuel Frangais te Utrecht. Dit laat-
ste genootschap was een gezel-
schap van linksgeoriënteerde
intellectuelen, die een sterke be-
langstelling koesterden voor de
Franse cultuur. Omdat zij zich
niet thuis voelden bij het deftige
genootschap Alliance Frangaise,
was het Centre Intellectuel Fran-
gais als tegenhanger opgericht.
Het stond onder voorzitterschap
van L. Rosenfeld, hoogleraar
theoretische natuurkunde aan de
Rijksuniversiteit Utrecht.
Rosenfeld was in 1904 geboren in
het Belgische Charleroi, gelegen
in het van oudsher sterk op
Frankrijk georiënteerde Wallonië.
Na omzwervingen langs universi-
teiten in België, was hij in mei
1940 benoemd tot hoogleraar in
Utrecht. In kringen van Frans-
gezinden stond Rosenfeld slecht
bekend. Hij kwam er rond voor
uit marxist te zijn, wat sommigen
aanleiding gaf hem ervan te ver-
denken een 'communistische
spion' te zijn."
Excuses
Rosenfeld leidde de avond in
door Sartre voor te stellen aan het
publiek. Nadien sprak de filosoof
over de 'esthetische vreugde' die
kunst teweegbrengt - of althans
behoort teweeg te brengen. Hij
ging in op de verhouding tussen
de lezer en de schrijver. Omdat
de schrijver te betrokken is bij
zijn werk, kan hij het niet goed
'lezen'. Daarom speelt de lezer
een belangrijker rol dan de pas-
sieve die hem meestal wordt toe-
gekend. Door zijn voortdurende
interpretatie van het werk, 'her-
schept' de lezer het werk als het
ware. De schrijver dient het de le-
zer zo moeilijk mogelijk te ma-
ken. De lezer moet tot de laatste
bladzijden van een boek door-
lezen om de bedoeling van de
schrijver te doorgronden. Die
moeite verschaft de lezer tegelijk
het hoogste genoegen. De 'esthe-
tische vreugde' die het lezen ver-
schaft was volgens Sartre doel op
zichzelfi
Dat de filosoof over dit onder-
werp sprak, is achteraf be-
schouwd goed verklaarbaar. Hij
had in die jaren veel belangstel-
ling voor de vraag wat literatuur
eigenlijk is en vooral: voor wat zij
kan bewerkstelligen. De lezing in
Utrecht kan als 'denkwerk' wor-
den gezien voor zijn in 1947 ge-
publiceerde beschouwing Wat is
literatuur?
De lezing in Utrecht moet veel
van het intellectueel vermogen
van de toehoorders hebben ge-
vergd. De kranten die er op
maandag 9 december aandacht
aan besteedden, putten zich al-
thans tegenover de lezers uit in
excuses over hun 'zeer vereen-
voudigde en hoogst onvolledige
samenvatting' (de NRC) en over
het 'onmogelijk weer te geven
methodisch betoog' (Het Parool).
Op andere bezoekers maakte
Sartres voordracht echter minder
indruk. Zo weet Prof. S. Dresden,
die met zijn in 1946 verschenen
studie Existentiephilosophie en
literatuurbeschouwing één van de
eersten was die aandacht voor de-
ze wijsbegeerte vroeg, zich weinig
van de bijeenkomst te herinne-
ren: 'Dat ik erbij geweest ben, is
volledig verdwenen'.'^ De eerder
genoemde Van Nieuwkuyk vond
de lezing veel te moeilijk en
stomvervelend. Rosenfeld sloot
de bijeenkomst af door de spre-
ker te bedanken voor zijn, 'be-
langwekkende rede die hij prees
als getuigenis van het critisch en
80
juli / augustus J994
UTRECHT
-ocr page 79-
analyseerend denken der Fran-
sche wijsgeeren'." Na afloop toog
het gezelschap naar hotel Espla-
nade waar Sartre de discussie
over zijn voordracht voortzette,
waarbij hij, aldus een geïmpo-
neerde journalist in Het Parool,
'van een verbazingwekkende be-
lezenheid en beheersching van
zijn onderwerp blijk gaf.
Stotterend
Hoelang Sartre in Utrecht is
geweest, valt niet precies meer na
te gaan. In haar mémoires schrijft
Simone de Beauvoir dat ze samen
twee dagen in de Domstad heb-
ben doorgebracht.'"* Maar in aan-
merking genomen dat zij haar
lezing op 2 december 1946 uit-
sprak en dus al enige tijd in
Utrecht verbleef, is haar waarne-
ming niet helemaal betrouwbaar.
Een combinatie van gegevens
maakt de meest waarschijnlijke
data vrijdag 6 december en zater-
dag (de dag van de lezing) 7 de-
cember. De krantenverslagen uit
die tijd leren namelijk dat hij op
zondag 8 december 'in cognito'
naar Amsterdam vertrok om de
hoofdstad te bewonderen. Dat
jhr. Van Lennep hem hierbij ver-
gezelde, is aannemelijk. Want op
zondagavond vond een informeel
treffen plaats tussen (opnieuw)
enkele intellectuelen en Sartre in
de Amsterdamse sociëteit de Koe-
pel. De ook hierbij aanwezige
Prof. Dresden herinnert zich dat
Van Lennep 'diepzinnig' tegen
Sartre aanpraatte, hetgeen door
deze 'gelaten en (als ik het goed
zag) nogal stotterend ondergaan'
werd.'^
Hoe dit ook zij, tijdens zijn ver-
blijf in Utrecht was Van Lennep
de gastheer van Sartre. Hij zou de
schrijver het Instituut voor Psy-
chotechniek hebben getoond en
hem en De Beauvoir een grafolo-
gische proef hebben doen onder-
gaan. Bovendien liet Van Lennep
hen meedoen aan de door hem-
zelf ontworpen 'Vier Platen Test',
die enigszins aan de psycho-ana-
lyse doet denken: de proefperso-
nen kregen vier beelden (in de
vorm van foto's of tekeningen)
getoond waarbij ze een samen-
hangend verhaal moesten beden-
ken. Het verhaal werd dan door
Van Lennep geïnterpreteerd en
psychologisch geduid. In dit ge-
val werden Sartre en De Beauvoir
geconfronteerd met beelden van
een mens, een paard, een motor-
boot en een trein en moesten ze
de vraag beantwoorden welke van
de beelden de beste impressie gaf
van snelheid. De Beauvoir koos
zonder aarzelen voor de man, die
de indruk wekte van bewust be-
leefde snelheid. Sartre daarente-
gen opteerde voor de motorboot,
die zich naar zijn zeggen ontrukte
aan het oppervlak dat hij achter
zich liet. Welke psychologische
interpretatie Van Lennep op
grond van de antwoorden van
Sartre en De Beauvoir gaf, ver-
meldt de geschiedenis helaas niet.
Het feit dat De Beauvoir zich de
test en de persoon van Van Len-
nep herinnert, geeft in elk geval
aan dat de Utrechtse psycholoog
niet onopgemerkt is gebleven.
Conclusie
Geldt dat ook voor het be-
zoek als geheel? Heeft De Beauvoir
haar herinneringen geboekstaafd,
van Sartre zijn geen uitlatingen
over zijn bezoek bewaard geble-
ven. Erg bijzonder moet het voor
hem ook niet zijn geweest. In die
tijd was hij op het hoogtepunt
van zijn roem en in die hoedanig-
heid in Europa een veelgevraagd
man - zowel in Frankrijk als daar-
buiten. Hij zal de uitnodiging van
Van Lennep hebben aangegrepen
om de Nederlandse cultuur én
'cultuurdragers' te leren kennen.
In de biografie van Sartre (en die
van De Beauvoir) kan het bezoek
aan Utrecht gelden als 'petit his-
toire'.
Simone de Beau-
voir en Sartre
81
juii / augustus 1994
UTRECHT
-ocr page 80-
Existentialisme in de Domstad
Het bezoek vanJean-Paul Sartre aan Utrecht in december 1946
Noten
1.     Zie onder meer C.E.M. Struyker
Boudier, "Fenomenologie en
existentiefilosofie in Nederland en
België" in: Ons erfdeel 26 (1983)
340-348,Ton Anbeek, "Existentialisme
in de Nederlandse literatuur. Een
absurd probleem?" in: Literatuur 1
(januari/februari 1984)4-8, en mijn:
"Nacht zonder dageraad?" Een pro-
testantse controverse rond het athe'i-
stisch existentialisme van Jean Paul
Sartre" in: Radix. Gereformeerd In-
terfacultair Tijdschrift 20 (1994) 44-
57.
2.     Het existentialisme.
Drie voordrachten met discussie.
Uitgegeven door de Sociëteit voor
cultureele samenwerking.
('s Gravenhage 1947), 5. De citaten
die ik in mijn verdere weergave van
het symposium verwerk, zijn hieruit
afkomstig.
3.     Zie: Criterium (1945/1946), 713-715.
De citaten die ik in mijn verdere
weergave van het verslag van Hermans
verwerk, zijn hieruit afkomstig.
4.     Zie: 25 jaar psychotechniek. Jubileum-
rede, uitgesproken door Prof. jhr
dr D.J. van Lennep bij de herdenking
van het 25-jarig bestaan van de Neder-
landsche Stichting voor Psychotech-
niek te Utrecht op 17 februari 1950,9.
5.     Brief van Dr J.A. vorder Hoke aan
het college van curatoren der Rijks-
universiteit Utrecht, 28 november
1947.
Rijksarchief Utrecht, archief College
van curatoren. Rijksuniversiteit
Utrecht, inventarisnummer 711.
6.     Zie:TrudyDehue, De regels van het
vak. Nederlandse psychologen
en hun methodologie 1900-1985
(Amsterdam 1990), 41-44 alsmede:
F. Schenk, De Utrechtse school. De
'Kleine geschiedenis' is het be-
zoek van Sartre ook voor de
Utrechtse universiteit. Toch is hel
een bijzondere gebeurtenis ge-
weest. Niet alleen omdat Utrecht
het grote fenomeen uit de naoor-
logse Franse literatuur van nabij
kon aanschouwen, maar ook om-
dat het bezoek iets zegt over de
kennelijke ontvankelijkheid van
een aantal Utrechtse intellec-
tuelen voor het existentialisme.
De uitnodiging aan Sartre maakte
duidelijk dat er sprake was van
zoiets als een 'Utrechtse school'
in wording, een gemêleerd gezel-
schap sociale wetenschappers die
zich liet inspireren door de feno-
menologie en gefascineerd werd
door het existentialisme. Hel
existentialisme stond elders veel
minder hoog aangeschreven: het
werd als 'onwetenschappelijk' en
soms zells als 'walgingwekkend'
beschouwd. Dat de 'Utrechtse
school' in wording hel belang van
Sartres denken al \roeg onder-
kende, kan als een verdienste
worden gezien.
geschiedenis van de Utrechtse psy-
chologie tussen 1945 en 1965
(Utrecht 1982), 22-23.
7.     Aldus B. Delfgaauw, vanaf 1947 pri-
vaatdocent existentiefilosofie aan de
Universiteit van Amsterdam. Zie zijn:
"Een onhistorische Sartre" in: Neder-
landse theologisch tijdschrift 5 (1950/
1951) 101-105. Tot een soortgelijk
oordeel komt: Hans Redeker, Existen-
tialisme. Een doortocht door philo-
sophisch grondgebied (Amsterdam
1949), 263-332.
8.     Aldus Buytendijk tegen de Nijmeegse
psycholoog F.J. Th. Rutten. Geciteerd
bij Dehue, De regels van het vak,
78-79.
9.     Mondeling mededeling aan de auteur,
12 november 1993.
10.   Zie Annie Cohen-Solal, Sartre. Zijn
biografie (Amsterdam 1985) 273 e.v.
11.   Dat was R.G. van Nieuwkuyk, die een
bekende was van Rosenfeld, ter ore
gekomen. Mondelinge mededeling
van Van Nieuwkuyk aan de auteur,
12 november 1993.
12.   Aldus Dresden ineen brief aan de
auteur, 27 september 1993.
13.   Aldus het Utrechtsch Nieuwsblad, 9
december 1946.
14.   Simonede Beauvoir, Dedrukder
omstandigheden (Bussum 1975), 134.
15.   Brief aan de auteur, 27 september
1993.
Jean Paul Sartre
(1905 -1980).
-f
82
juli I flugusius jyy't
U 1 R E C H T
-ocr page 81-
•IE K E N S C H O
U W
B
den in het bestaande wereldbeeld
in te passen.
Bulhofs studie naar het leven en
werk van de dichter, moralist,
estheticus en staatsman Perpon-
cher is bijzonder uitputtend. Hel
enorme scala aan onderwerpen
waarmee Perponcher zich bezig
heeft gehouden passeert de revue.
Bulhof slaagt erin deze omvang-
rijke studie door een grote lees-
baarheid toegankelijk te maken.
Dan eens licht sarcastisch, dan
haast gepassioneerd neemt Bul-
hof het werk van Perponcher on-
der de loep. Daarmee geeft hij het
boek een meerwaarde boven dat
van de zeer degelijke weten-
schappelijke publicatie: het is na-
melijk ook gewoon een leuk
boek.
Frands Bulhof, Ma patrie est au ciel.
Leven en werk van Willem Emmery de
Perponcher Sedlnitzlsy (1741-1819). 256
p., uitgeverij Verloren, Hilversum 1993.
hoed en werd en passant ook de
politieke carrière van Aalberse ge-
red, die zich een hnancieel schan-
daal niet kon veroorloven.
R, van Breukelen, Het Centrum tussen
kromstaf en publiek schandaal 1884-
1932. Een perskwestie in het centrum des
lands met aanzienlijke verliezen en ver-
liezers. 172 p., Bosch & Keuning, ƒ 39,90
Gereformeerde kerk Breukelen
De laatste jaren verschijnen
er steeds meer boeken over plaat-
selijke gereformeerde kerken. Dat
is geen toeval: nadat de zoge-
naamde 'afgescheidenen' en 'dole-
renden' zich in 1892 hadden ver-
enigd in de Gereformeerde
kerken in Nederland, werden
vele plaatselijke kerken gesticht.
Kerken die nu 100 jaar bestaan,
zoals de gereformeerde kerk van
Breukelen. In het prachtig uitge-
geven jubileumboek schetst Van
Es de geschiedenis van de kerk.
Hoewel Van Es verhaalt van vele
plaatselijke anekdotes die de bui-
tenstaander niet veel zeggen, laat
hij zien dat grote kerkelijke ge-
beurtenissen als de kwestie-Geel-
kerken (1926) en vooral de Vrij-
making (1944) ook aan de
plaatselijke kerk in Breukelen
niet voorbij gingen. Daarmee is
het boek ook voor kerkhistorici
een waardevolle uitgave gewor-
den.
H.J. van Es, Geschiedenis van de Gerefor-
meerde kerk van Breukelen 30 maart
1893 - 30 maart 1993, Stichting Histori-
sche Reeks Breukelen, Uitgeverij Verlo-
ren, Hilversum 1993. ISBN 90.6550.118.5
Ma patrie est
au c/e/
Lei'en en werk van
Willem Emmery
de Perponcher
Sedinitzky
(1741 -1819)
Perponcher Sedinitzky
Wie aan beroemde denkers
en schrijvers uit de woeUge twee-
de helft van de 18de eeuw denkt,
denkt niet direct aan Willem Em-
mery de Perponcher Sedinitzky.
De man met deze welluidende
naam was echter een buiten-
gewoon actief geleerde, wiens ge-
schriften in brede kring werden
gelezen en gerespecteerd. Dat
Perponcher in tegenstelling tot
zijn tijdgenoten Hiemoymus van
Alphen en Rhijnvis Feith in de
vergetelheid is geraakt, heeft te
maken mei de voorkeur van
Perponcher voor de traditionele
opvattingen van zijn tijd. Perpon-
cher nam, ijverig als hij was,
diepgaand kennis van de ideeën
van de verlichting en de vroege
romantiek maar paste dit gedach-
tengoed aan aan het achttiende
eeuwse denken. Alhoewel dit
soort denkers niet van belang is
geweest voor 'de sprong voor-
waarts', is zij bij uitstek geschikt
om een idee te krijgen van de
denk- en leefwereld van die tijd.
Een studie van hun geschriften
geeft een aardig beeld van de po-
gingen van Perponcher en zijn
tijdgenoten de nieuwe denkbeel-
Het Centrum
Het katholieke Utrechtse
dagblad Het Centrum was een
politiek en maatschappelijk voor-
uitstrevende krant, sterk verbonden
mei de katholieke arbeidersbewe-
ging. Katholieke voormannen als
H.J.A.M. Schaepman en P.J.M.
Aalberse waren korte of langere
tijd aan de krant verbonden. In
tegenstelling tot wat de titel sug-
gereert, geeft dit boek niet de ge-
schiedenis van de krant tussen
1884 en 1932. De periode tot aan
1927 wordt summier behandeld,
slechts als inleiding op de zoge-
naamde grote krantefusie van
1931-1932, toen Het Centrum
samen met De Tijd door druk-
kerij De Spaamestad werd opge-
slokt. Door de overname werd de
krant voor een faillissement be-
83
Mark van Hattem
nim Berkelaar
juli / augusl us 1 99-i
OUD-UTRECHT
-ocr page 82-
EAFMONUME
N T
Verscholen achter struiken en bomen, onbekend bij verreweg
de meeste Vleutenaren, ligt aan de zuidkant van de hervormde
kerk in dat dorp een oude begraafplaats, die al lang verdwenen
zou zijn, ware het niet dat een bijna honderd jaar oude graf-
kelder dat voorkomt. Hijmen Bart van Zijll Van Den Ham
en zijn dochter rusten er in en dat blijft zo tot op z'n minst 7
december 1997. Zo heeft Hijmen Bart dat bij testament bepaald.
Gesloten
Nieucmin is de vroeger
ommuurde begraafplaats al op 1
januari 1958 oiïiciecl gesloten. Muur
en fraai toegangsfiek \'erdwenen,
overbodig geworden omdat door
de omringende begroeiing de toe-
gankelijkheid verloren ging en de
graven uit het zicht \erd\vencn.
Hoe lang de begraafplaats in
gebruik is geweest, is niet meer te
achterhalen. De oud,ste, nu nog
aanwezige, grafsteen dateert van
1833. Maar de vele beenderen,
die bij een \'erbouwing \'an de
hervormde kerk in 1970 in de
directe omgc\'ing \an de huidige
begraalplaatszijn gevonden, date-
ren van vóór 1833.
Ham in Meuten. Hijmen Bart kon
Van Den Ham aan zijn naam toe-
voegen. Hij overleed op 18 juni
1864 en werd in zijn grafkelder
begra\'en.
Zijn dochter was inmiddels
gehuwd en met haar gezin te
Oudenrijn gaan wonen. Haar
echtgenoot overleed in 1881 en
werd daar begraven. Zijzelf stierf
5 december 1897 en werd op 7
december, zoals bepaald, in de
gralkeldervan haarvader bijgezet.
De ver|aringsperiodc van de
kelder loopt dus al op 7 decem-
ber 1997. juridisch is d.m de weg
\ri| om de gehele bcgnialplaals te
rtiinien, zoals .sommigen in ge-
meenle- en kerkbestuur willen,
delukkig is hel nog niet zo \'cr.
De llistorischc Vereniging in
Meuten pleil dan ook \'oor herstel
en con.serx'cring \'an hel restant
\'.in de oude bcgraal|")laals. flope-
lijk lukt dal.
Bronnen
Dr D.W. Gravendeel, Een grafkelder
te Vleuten, officieel orgaan van de
Historische Vereniging Vleuten-De
Meern-Haarzuilens, jaargang 8,
nummer 2, biz. 624-629.
Archief Hervormde gemeente Vleuten.
Van Zijll Van Den Ham - zijn
naam had hij te danken aan zijn
schoonvader, die zijn status ge-
kocht had - grondruimtc lot
"daarslelling eener Dubbele Gral-
kekler in de eerste klasse" op
de begraafplaats der Her\'ormde
Gemeente te Vleuten. Ongetwijfeld
was deze grall<elder ook bedoeld
voor zijn echtgenote Jacoba Maria.
Die vertrok echter met de enige
dochter naar \'elp, waar zij in
1857 overleed. Kone tijd na haar
dood veranderde Hijmen Ban
zijn testament. De grafkelder ver-
maakte hij aan de kerk van de
Hervormde Cjctneente te Vleuten,
onder \oorwaarde dal "behahen
zi|n algeslor\'en ligchaam in die
Ciralf<elder geene andere li|ken
xerder zullen mogen worden be-
graven dan dat van zijn dochter
en eenig kind," en dat "wijders
gemelde Cirafkelder gedurende
den lijd van honderd |aren na het
merlijden \'an des leslaleurs ge-
noemde dochter gesloten en de
daann liggende lijken onaangerocixl
zullen moeten blijven.'
Den Ham
Hijmen Ban Van Zi|ll - als
zodanig op 30 juli 1790 in Haas-
trecht gedoopt - trouwde op 10
februari 1824 met |acoba Maria
Leydel. Haar ouders schonken
het jonge paar o.a. Huis 13en
Rond tie gialkeklcr \an I lij-
men Bart Van Zijll Van Den Ham
staat een vierkant smeedijzcrcn
hek. Vóór het hek ligt een steen
met erop tle letters V.Z.V.D.H.
Deze steen dekt de toegang tot de
grafkelder al.
Gekochte status
In 1850 kocht Hijmen Bart
Foto's.-
84 K. Nanning I Histo-
rische vereniging
Vleuten-De Meern-
Haarzuilens
M.C. Brits-Over-
steegen
juli I uugu.sfus 1994
UTRECHT
-ocr page 83-
FEL
DE LEESTA
VAN
Nieuwegein
Terwijl de Slichting Utrecht-
se Kastelen druk doende is een
nieuw Utrechts Kastelenboek het
licht te doen zien, blijkt ook door
andere publicaties de belangstel-
ling voor kastelen. In hel april
1994 nummer van Cronyck de
Geyn beschrijft G.H.P. de Waard
de geschiedenis van de ridderhof-
stad Rijnenburg. In 1245 wordt
in een oorkonde melding ge-
maakt van een Hendrik van Rijn,
de oudst bekende bewoner.
Wanneer en door wie het huis ge-
bouwd is, blijft onzeker. In diver-
se disputen tussen Holland en
Utrecht speelde het huis een rol.
In de oorlog tussen bisschop Da-
vid van Bourgondië en de stad
Utrecht versterkten de Utrechters
het huis, maar door een list kreeg
de bisschop Rijnenburg toch in
handen. Ene Brendt Paradin wist
een geheime toegang, via welke
hij en zijn trawanten de inwoners
wisten te verrassen. In 1536 werd
Rijnenburg een ridderhofstad.
Hel wisselde diverse malen van
eigenaar, van wie sommigen eigen-
lijk alleen in de lilel geïnteresseerd
waren. Zo verkocht Baron van
Nagel in 1780 hel huis aan zijn
broer, die meteen het verzoek om
afbraak aan de vroedschap van
Utrecht indiende. Daarna is er
dan ook slechts sprake van de
ruïne Rijnenburg. Koetshuis en
poortgebouw werden toen tot
hofstede omgebouwd. Dat ge-
bouw is nog steeds aan de Neder-
cindseweg zichtbaar.
de 18de eeuw gouverneur van Ber-
bice was. In hel decembernummer
verscheen deel 1, in het maart-
nummer van 1994 sluit hij de
geschiedenis van Wolfert Simon
van Hoogenheim af.
Berbice is een landstreek in het
huidige Britse Guyana. Hoogen-
heim, die in 1794 in Vleuten werd
begraven, was in 1760 gouverneur
van dit gebied geworden. Hij had
gekozen voor een loopbaan als
militair evenals zijn vader. Vlak
voor vertrek naar Berbice trad hij
in het huwelijk, eenmaal gearri-
veerd in Zuid-Amerika bleek zijn
vTouw zwanger. Zij stierf in het
kraambed.
Berbice was een volksplanting
van 350 Europeanen, wat india-
nen en 4000 slaven, van waaruit
suiker, koffie, katoen e.d. werden
uitgevoerd. Een prettig verblijf had
Hoogenheim er niet: er woedde
typhus, malaria en dysenterie, de
militaire installaties waren in
slechte staat en de zendingen
voedsel uit Holland kwamen be-
dorven aan. Niet verwonderlijk dat
er opstand uitbrak, die als een stro-
\aiur om zich heen greep. De ge-
zonde soldaten waarover Hoogen-
heim beschikte konden het tij
niet keren, bovendien weigerden
velen de bevelen te gehoorzamen.
Hij trok zich terug, na het belang-
rijke fort Nassau in brand gestoken
te hebben. Met hulptroepen uit Para-
maribo wist Hoogenheim elders
stand te houden, maar het duurde
nog maanden voordat er voldoen-
de manschappen uit Holland
arriveerden voor een offensieve
aktie. De opstand werd neergesla-
gen en een rechtbank onder lei-
ding van Hoogenheim stelde orde
op zaken. Het verblijf in Berbice
had de geestkracht en gezond-
heid van Hoogenheim echter te
zwaar belast: hij vroeg in 1765
eervol ontslag. Hij bekleedde nog
enkele militaire functies in Ne-
derland, hertrouwde en ging met
zijn tweede vrouw in 1789 tot
aan zijn dood in Vleuten wonen.
Eemnes
Ook op andere plaatsen
werpt het komende kastelenboek
zijn schaduw vooruit. In Heemtij-
dinghen jaargang 30 nummer 1
staan twee artikelen die bewer-
kingen zijn van bijdragen aan dat
te verschijnen kastelenboek. In
Historische Kring Eemnes van
maart 1994 is een artikel geplaatst
van Jan Out over de ridderhofstad
Drakenburg gelegen aan het einde
van de Wakkerendijk. De auteur
gaat allereerst in op de verschil-
lende afbeeldingen die bekend zijn
van dit kasteel, om vervolgens de
familie Van Drakenburg uit te
duiden. Deze regentenfamilie uit
de stad Utrecht verkreeg in de
14de eeuw een sluk grond nabij
Baarn in leen waar later het kas-
teel zou oprijzen. In de 17de
eeuw kwam het huis in bezit van
admiraal Van Gent, een bekende
zeeheld uit de strijd met de Engel-
sen. Hij bleef echter slechts enkele
maanden eigenaar, omdat hij in
een gevecht op de Thames in
r672 om het leven kwam. Een
latere eigenaar heeft het kasteel in
1812 laten afbreken.
85
Meuten
J.F.K. Kits Nieuwenkamp is
in het tijdschrift Historische Ver-
eniging Vleuten De Meem Haar-
zuilens gedoken in de geschie-
denis van een plaatsgenoot, die in
Frvd Vogelzang
-ocr page 84-
Licht en schaduw in de geschiedenis
van de Oude Hortus
onlangs bij graafwerkzaamheden
restanten zijn aangetroffen. Een
smal (nog bestaand) gangetje in
de zuidwesthoek van het terrein
kwam uit in de Agnietenstraat;
het Jan Pompen Poortje in de
zuidoosthoek was de uitgang naar
de Nieuwe Gracht.
Naast het woonhuis verrees in
hetzelfde jaar de nu nog bestaan-
de uit steen gebouwde oranjerie
"tot bewaringh van vreemde en
teere gewassen des winters". Op
oude kaarten staan hier en daar
nog meer oranjerieën en "plan-
tenkasten" vermeld, waarschijn-
lijk uit hout en glas opgetrokken.
Onderwijs werd gegeven in het
"Thealrum Academicum" aan de
Lange Nieuwstraat, waar toen
ook de hoofdingang van de Hor-
tus lag. In 1726 werd de eerste
met turf gestookte kas gebouwd,
waarin veel bijzondere tropische
planten bijeen werden gebracht.
In 1767 werd nog een stenen
oranjerie gebouwd, tegen de Klei-
ne Eligenstraat aan, mei op de
verdieping een collegezaal en
daarboven een zolder voor de be-
waring van zaden, vandaar ook
wel Zaadhuis genoemd.
De 18de eeuw is over het alge-
meen een bloeiperiode geweest in
de ontwikkeling en de koestering
van verzamelingen, zowel van
planten van over de hele wereld,
alsook van alledei vreemde voor-
werpen.
De indeling van de tuin was lange
tijd geometrisch, met rechthoekige
planlbcdden. Een gedeelte van de
Hortus was van 1776 (onder
hoogleraar A.P. Nahuijs) tot 1837
ingericht als apothekerstuin (waar
dit precies heeft gelegen is mij
niet bekend). In die tijd konden
apothekersleerlingen met een
speciale toegangspenning van het
apothekersgilde de Hortus in; op
In het jaar 1636 werd de Universiteit van de stad Utrecht gesticht. Nadat
enkele jaren een fortificatie buiten de singel als tuin, als hortus, gebruikt
was (afb. 1), werd op 11 maart 1639 door de Vroedschap van Utrecht de
volgende resolutie aangenomen: "Is goetgevonden dat men het bolwerk
Sonnenburch sal doen approprieren ende beplanten met cruijden nodich
tottet oefenen van de studenten in de medicijnen...".
duwtuin. De eerste hortulanus
onder Regius was een tuinvrouw,
Aeltgen Airts! Het benodigde water
om de planten te begieten werd
met emmers uit de singel geput.
Naar de Nieuwe Gracht
Een kleine eeuw heeft men
het op het bolwerk uitgehouden;
maar met de toename van bijzon-
dere planten deed de beperkte
omvang van de ruimte zich steeds
meergelden.
In 1723 kocht de stad voor de
Universiteit een groot particulier
huis met belendende percelen
aan de Nieuwe Gracht, met een
tuin met opstallen aan de Lange
Nieuwstraat (afb. 3). Dit huis, de
voormalige hofstede "De Roos"
(thans het Miquelhuis geheten)
werd de ambtswoning van de
hoogleraar, op dat moment Joseph
Serrurier. Deze legde in 1724 een
nieuwe Hortus aan in zijn achter-
tuin, volgens het plantensysteem
van de Leidse hoogleraar Boer-
haave. Het zuidelijk gedeelte van
het binnenterrein, oorspronkelijk
behorende tot hel Agnietenkloos-
ter en begrensd door de Agnietcn-
straat in het zuiden en de Beijers-
kameren aan de Lange Nieuwstraal
in het westen, kon aanvankelijk
worden gehuurd en werd later
ook in eigendom verworven. Er
heeft vóór 1723 een middeleeuwse
scheidingsmuur gestaan, waarvan
afb. /                              De eerste hoogleraar in de
Detail van de zuid-
         plantkunde, Henricus Regius
oosthoe/t van de
            (1598-1679) heeft een catalogus
stadsplattegrond
           van de Utrechtse Hortus nagelaten
85 vanJoanBlaeu
             van 1650, waarin 678 soorten
(1649), met daarop
         worden genoemd, het merendeel
aangegevende de
          geneeskrachtige planten. Bij de
drie opeenvolgen-
          catalogus was een schematische
de locaties van de
          plattegrond van het bolwerk ge-
Hortus Botsn/cus
           voegd (afb. 2), met aanduiding
fc.tj. Hortus Medi-
          van de plantvakken en de bedden
corum ofAcademi-
         daarin. Op het benedenplein, onder
sche Kruyidtuin).
            in het bolwerk lag nog een scha-
juli / augustus 199 4
UTRECHT
-ocr page 85-
nisch Museum (achter de Beijers-
kameren, 1919) en het Herbarium
(op de plaats van de oude rots-
tuin, 1938).
In 1907 werd op het terrein van
die voormalige schuilkerk een
nieuw kassencomplex gebouwd,
aanvankelijk gestookt op kolen,
later aangesloten op de stadsver-
warming. De oude kassen achter
het Miquelhuis worden dan afge-
broken. De Taxus baccata stond
daar al in 1880, toen de foto van
afb. 3 werd genomen.
In de jaren '30, onder V.J. Ko-
ningsberger, werd de indeling
van de tuin nogmaals gewijzigd;
hij maakte een combinatie van
een systematische en een ecologi-
sche opzet, met een parkachtig
karakter, waar in elk jaargetijde
iets te beleven valt aan bloei of
bladkleur. Bij de oude Ginkgo
kwam een moerasplantenvijver
en een uitgebreide Rhododen-
droncollectie tot stand. In 1932
werd op de plaats van de huisjes
van de voormalige Prinsenhof een
rotstuin voor alpiene planten aan-
gelegd in zogenaamde engelse
cottage-stijl, met een betonnen
vijver met waterplanten. Dit ter-
rein, vroeger toebehorend aan het
Klooster van Sint Anna, was reeds
in 1917 mét de voorliggende hui-
zen aan de Nieuwe Gracht aange-
kocht; de hof kon echter niet eer-
der worden afgebroken omdat
geen woonruimte mocht worden
onttrokken.
In 1950 werd de ingangspartij
aan de Nieuwe Gracht verbreed
door de sloop van de oude hortu-
lanuswoning.
Bedreiging
In de jaren '60 begonnen de
nieuwbouwplannen van de Uni-
versiteit in de Uithof, met daarin 87
een duidelijke plaats voor een
Centrale Hortus op Fort Hoofd-
dijk, waar nu de Botanische Tuinen
gevestigd zijn. Deze waren niet
meer uitsluitend op studenten ge-
richt, maar op ieder die in plan-
ten is geïnteresseerd. Gaandeweg
werden de diverse collecties uit
aan, enerzijds om de ruimte zo
efficiënt mogelijk te gebruiken
voor de onderzoekscollecties, an-
derzijds omdat hij de net door
Zocher aangelegde beplantingen
op de stadswallen beschouwde
als een "Arboretum botanicum".
Intussen waren er ook grotere
kassen gebouwd, van gietijzer en
glas (1848, onder CA. Bergsma)
(afb. 3).
In de tweede helft van de 19de
eeuw nam het aantal studenten
sterk toe. Het Theatrum Acade-
micum werd afgebroken en ver-
vangen door een groter Botanisch
Laboratorium aan de Lange
Nieuwstraat. De ingang van de
Hortus kwam nu aan de Nieuwe
Gracht, waar een pand gesloopt
werd (de voormalige R.K. schuil-
kerk "Onder de linden"), dat met
een flink achterterrein kon wor-
den verworven. Mogelijk is toen
de "jongere" Ginkgo Biloba ge-
plant, die nu nog het ingangspad
domineert.
In het begin van de 20ste eeuw
vonden verdere uitbreidingen van
het gebouw plaats, die ten koste
gingen van het hortusterrein. On-
der de hoogleraar F.A.F.C. Went
werd een modem laboratorium
gebouwd (1902-1912), dat later
werd uitgebreid met het Bota-
de rand stond gegraveerd:
Liber.ingressus.horti.med.ultraiecti.
(= vrije toegang tot de Utrechtse
medische kruidentuin).
Het was ook Nahuijs, die het plan-
tensysteem van de tuin aanpaste
aan de tweedelige naamge\ang
van Linnaeus. Door veranderende
indelingsinzichten moesten overi-
gens regelmatig (te) groot geworden
bomen en struiken gerooid wor-
den (tot in onze tijd toe). Daar-
door zijn er nooit oude bomen
overgebleven, op de Ginkgo Bilo-
ba na, de Japanse Notenboom,
waarvan men, op grond van in-
ventarislijsten, aanneemt dal die
rond 1730 geplant is.
afb.2
Schematisch over-
zicht van de medi-
sche kruidentuin
op het
bo/wert
Zonnenburg om-
sfreeks 1650.
Aangegeven zijn
de plantvalclcen
(A tim Kj en de
bedden daarin.
ValiB stelt de
schaduwrijke
benedentuin voor,
onder in het bol-
werk.
Uitbreidingen
In 1815 werd de Universiteit
een Rijksuniversiteit. De Hortus
en andere 'inrigtingen' zijn toen
door de stad aan de Academie af-
gestaan voor kosteloos gebruik.
Halverwege de 19de eeuw, na
o.a, een periode van speciale be-
langstelling voor land- en tuin-
bouwgewassen Qan Kops), werd
de Hortus onder F.A.W. Miquel
naar de mode van die tijd inge-
richt volgens de engelse land-
schapsstijl (afb. 4). Toch plantte
hij liever geen bomen of struiken
J.W.E.Kipp-
Brinkman
Tuincommissie
Oude Hortus
juli I augustus 199 4
UTRECHT
-ocr page 86-
Licht en schaduw in de geschiedenis
van de Oude Hortus
de Oude Hortus overgebracht naar
de nieuwe tuinen. In de Oude
Hortus werden drie noodgebou-
wen opgetrokken om aan het
ruimtegebrek voor de onderwijs-
afb. 3                          doeleinden tegemoet te komen,
Overzichtsfoto rond terwijl verder een groot gedeelte
1880. Deze toont
          aan parkeerplaatsen werd opge-
de in gietijzer               offerd. Het plantaardig aanzien
geconstrueerde             was daardoor wel aanzienlijk ver-
kassen (de voorste minderd...
uit 1848, die daar- Afbeelding 4 geeft een overzicht
acl)ter uit 1866).
            van de veranderingen door de
Op de achtergrond tijden heen.
staat de arrtbts-
            Dan komt er een periode waarin
woning van de             serieus overwogen wordt de Oude
hoogleraar, het            Hortus te bestemmen voor wo-
huidige Miquel-           ningbouw met parkeergelegen-
huis (Instituut              heid. Als reactie wordt er een
voor Geschiedenis          werkgroep Toekomst Oude Hor-
der (Vatuurweten-          tus opgericht, die samen met het
schappen). Daar-           buurtcommité Tussen de Grach-
achter te zien de            ten een uitgebreid rapport opstelt
bomen van de               met als doel behoud, restauratie
N/euwe Gracht en          en zorgvuldig beheer van dit his-
links de begroeide torisch, cultureel en botanisch
muur rond de
              waardevol gebied te propageren
Prinsenhof.                 en te onderbouwen. Gezamenlijk
Utrecht zal komen, stellen Ge-
meente en Universiteit een werk-
groep in om de mogelijkheden
van een aantrekkelijk Museum-
kwartier en in dat verband tevens
de verhuizing van het Universiteits-
museum naar het Hortus-com-
plex te onderzoeken. In dat jaar
worden tuin en laboratorium de-
finitief verlaten. In mei 1991 wor-
den voor het laatst de kuipplanten,
waaronder palmen, fuchsia's en
camelia's na hun overwintering in
de oranjerie naar buiten gebracht
en afgevoerd naar de Uithof.
Eind 1991 nemen de gezamenlijke
Rotary-clubs van Utrecht het ini-
tiatief de Oude Hortus te adop-
teren en daarmee de verzorging te
waarborgen tijdens de interim-
periode, totdat het Universiteits-
museum naar de Lange Nieuw-
straat is verhuisd. Als de Universiteit
daarmee instemt wordt er een
tuincommissie opgericht, be-
staande uit vertegenwoordigers
van de Rotary, hel Museum, de
buurt alsmede Jörn Copijn als
groendeskundige.
Nadat de noodgebouwen begin
1992 zorgvuldig zijn gesloopt,
neemt de Tuincommissie de taak
op zich de Oude Hortus definitief
te behouden en te herstellen,
daarbij dankbaar varend op al het
voorwerk uit 1985. Na een voor-
lichtingsavond, georganiseerd
door het Wijkbureau Binnenstad,
neemt de animo in de buurt snel
toe. Maandelijks wordt een tuin-
werkdag afgesproken met Rota-
rians en buurtbewoners (waarbij
het begrip 'buurt' ruim opgevat
kan worden!). Spoedig worden
de eerste herinrichtingsschetsen
gepresenteerd, met op de plaats
van de twee centraal gelegen
noodgebouwen een grote vijver.
In nader overleg met tuinhistorici
krijgt de gedachte vorm een 'ver-
wordt een grote onderhoudsbeurt
aan de tuin gegeven. In die tijd
duikt ook het plan op om in het
leeg te komen Botanisch Labora-
torium het Universiteitsmuseum te
vestigen. Een werkgroep verdiept
zich in de mogelijkheden om
d.m.v. herinrichting en gedeelte-
lijke nieuwbouw de collecties van
de verschillende universitaire in-
stituten samen te brengen in één
gebouw en daarmee hun voort-
bestaan en hun expositie te waar-
borgen.
Vervolgens kondigen zowel Uni-
versiteit als Gemeente aan welis-
waar geen geld beschikbaar te
kunnen stellen, maar wel in in-
tentie bereid te zijn mee te wer-
ken aan een goede toekomst van
de Oude Hortus in combinatie
met het Universiteitsmuseum.
Dan treedt er een periode van
stilte in. Dit heeft te maken met
het voornemen om in Utrecht het
Nationale Wetenschapscentrum
te vestigen. Als in 1991 duidelijk
wordt dat dit centrum niet in
88
jut i / augustus 199 4
UTRECHT
-ocr page 87-
1
\-
<.
<
l
l
\i
z.
r
1
t>
«■
ï
-.-___J ).
____ '7 f
/ <
/ ^
K
ui
4.
ir
\ 2
/ ^
1
1
1 1
1 1
i *
"'
1 r-
■'■j f
t 1
1
1
"orrS \\
A. i
1
1 '^
1 '*-
__ in-J
■B.
^ R—
1 B.
C.
~y^
'nr t-P
\ ^'
"T55-r-r-rT?
'.ilr
■ Kf<
t?ws^*^
.,-■,«1-1
V r-
i C.
X.
afb.4
Overzicht van de ontwikkelingen op en
rond het terrein van de Oude Hortus
Botanicus.
I   De grote, middeleeuwse hofsteden ter
plaatse van de latere Hortus: situatie
voor en kort na de aanleg van de Nieuwe
Gracht (1391-1393).
I. Hofstede van het kapittel van 5t Marie
IIMIV. Drie hofsteden van het kapittel
van Oud Munster
V. Hofstede van de
St Servaesabdij.
a. afsplitsing in 1387
b. afsplitsing en verkaveling in 1406
II   Ontwikkeling van de verkaveling en be-
bouwing tussen 1406 en 1723.
A.Annaklooster<1558)
B.  "Oude ridders hofstad", sedert 1540
"De Roos"
C. Boomgaard van hetAgnietenconvent
(sinds 1486, deels 1510)
III  Aankoop geschiedenis van de Hortus
1723-1935
IV Situatie met de opzet van de tuin rond
1850 (gestippeld: nieuwe palmenkas van
1848)
V  Situatie met de opzet van de tuin rond
1935
VI Situatie van de Oude Hortus met de
noodgebouwen begin 1992
\
1
\ 11 Hl""''
1 1 Ml M
-I 'iJJ 1
' l' 1' o. 1
• i.'.:.-i.j
Q»l36o 1 1
iW3«' f 1 " ' J
■^lr"Ü 1
prëjH
>-!
■ 71»
m
./IS
afnTj
v-%1 •
7rt ___l
yf-yCW
u\
m
V 5C.
3. ®
4 >►
a E=r
Legenda
1.     grens van de Hortus
2.     gebouwen behorenae bij de Hortus
3.     de Ginl(goBiloba of Japanse Noten-
boom van ca. 1730
4.     ingang van de Hortus
R. huis "De Roos"
H. huisvandeHortulanus
O. oranjerie
T. Theatrum Academicum
B. Botanisch Laboratorium
89
j u li / augu stus 19 94
UTRECHT
-ocr page 88-
Licht en schaduw in de geschiedenis
van de Oude Hortus
mens en omgeving onmiskenbaar
en weldadig is.
halende' min te maken: in het
zuidelijk gedeelte (parkeerplaats,
fietsenstalling ca.) zal een apo-
thekerstuin de 17de eeuwse Son-
nenburch-periode vertegenwoor-
digen; vóór de 18de eeuwse
oranjcriën (nu tijdelijk verhuurd)
komen weer kuipplantcn, met
name voor het Zaadhuis. Het
centrale bomengedeclte blijft be-
houden in zijn engelse land-
schapsstijl met rondlopende pa-
den. En daaraan grenst de 20ste
eeuwse invulling met de nieuwe
vijverpartij. Ook 20ste ecuws is
de Rhododendronpartij bij de
grote Ginkgo alsmede de engelse
cottagetuin in het noordelijk ge-
deelte.
planlen. De engelse cottagetuin
behoelt nog verdere \'erzorging,
maar heeft een heel speciale en
intieme sfeer.
Anno 1994, na 2'/2 jaar beheer in
deze vorm, is duidelijk gebleken
welke plaats de Oude Hortus in-
neemt in de belangstelling van de
Utrechtse bevolking en in de
geschiedenis van de zuidelijke
binnenstad, in het hart van het
Museumkwarlier. Door de oprich-
ting van de Stichting 'Vrienden
\an de Oude Hortus (waar\'an
een ieder donateur kan worden),
door de uitgave van het Oude
Hortus Blad (twee maal per jaar),
door het houden van Open Dagen
en excursies en gewoon door hel
enthousiasme van de mensen
breidt de kring van belangstellen-
den zich steeds verder uit.
En intussen wordt hard gewerkt
aan de voorbereiding van de ver-
bouwing van en verhuizing van
het Universiteitsmuseum naar het
Botanisch biboratorium, terwijl
ook hel kassencomplex en de bei-
de oranjerieën met deels nieuwe
functies in het plan worden be-
lrokken. Het Museum hoopt in
de loop van 1996 in zijn nieuwe
behuizing zijn poorten te openen.
Uit \'eiligheidsoverwegingen komt
de hoofdingang van de luin dan
ook (weer!) aan de Lange Nieuw-
straat te liggen. Omdal het alom
gewenst wordt de luin een open-
baar karakter te geven, worden
de mogelijkheden daartoe speciaal
nader onderzocht.
En zo wordt in verschillende
opzichten de kringloop weer
gesloten. Maar wel met een loe
genomen bewustzijn over de
waarde van en de zorg voor een
prachtig historisch stukje Utrecht,
waarvan de bodem reeds in de
Middeleeuwen werd bereid, en
waarvan hel uitstralend effect op
Nawoord
De luin is in 1994 geopend:
elke woensdagavond van 19.00
tc:it 21.00 uur (tot eind septem-
ber) en op de tuinwerkdagen, nl.
16 juli, 20 augustus, 3 en 17 sep-
tember, 15 oktober, 19 november
en 19 december, van 10.00 tot
ongeveer 14.00 uur. Op de Open
Monumentendag op 10 septem-
ber is de luin open van 10.00 tot
17.00 uur.
Bronnen
J. Heniger en L. Terken, "Van stads-
tuin tot centrale hortus", in:
Botanische tuinen (Ede, 1989).
Werkgroep Toekomst Oude Hortus,
De oude Hortus Botanicus te Utrecht,
(Utrecht 1985).
J.W.E. Kipp-Brinkman,
Tuincommissie Oude Hortus.
Toekomst
De groep van vrijwilligers,
die de tuin onderhoudt, is inmid-
dels uitgegroeid tol ongeveer 70,
en hun enthousiasme neemt nog
steeds toe. Er is ongelooflijk veel
werk verzet in de afgelopen 2'/2
jaar. Behalve het lopende' onder-
houd aan paden en perken, het
overbrengen van vele zeldzame
planten uil de tuin van het helaas
te slopen Pharmaciegebouw aan
de Calharijnesingel, en vele ande-
re grote en kleine klussen, zijn de
vijvers inmiddels gegraven (maar
nog niet afgewerkt) en is de zoge-
naamde Regiustuin aangelegd en
officieel geopend (beide lot stand
gekomen met hulp van buitenaf,
in geld en in natura); bij die
laatstgenoemde gelegenheid is
ook een nieuwe versie van de
Hortuspenning verschenen, en is
een bronzen beeldje van Regius
omhuld.
Hel fraaie centrale boomgedeelte
krijgt een steeds mooier aanzien,
mede door de uitbreiding van de
in hel voorjaar bloeiende slinzen-
90
UTRECHT
<l II g II .■. I II s 19 9-1
-ocr page 89-
Excursie naar
Oudewater en
Haastrecht
VONDSTEN
boliek - zoals het met zoveel
heidense feesten en symbolen
deed - en plaatste de man in een
christelijke context. Dergelijke
koppen met bladerenloof treffen
we dan ook in veel kathedralen
aan. De context geeft dan aan,
hoe we het symbool kunnen
interpreteren. Is de man (veelal
alleen de kop met de uitspruitende
bladeren) geplaatst temidden van
beelden van de schepping, of af-
beeldingen van de werken van de
maand, dan moet het gelezen
worden als symbool van de
schepping, de bron van waaruit
het leven voortkomt en waar het
ook weer in terugkeert. Wanneer
het naast Christus zelf verschijnt,
kan het ook als symbool voor de
opstanding gelezen worden.
Na de Middeleeuwen verdwijnt
langzaam maar zeker deze speci-
fieke betekenis, maar de voorstel-
ling blijft populair. Dat verklaart
dan ook het voorkomen op deze
steengoedscherf.
Op zaterdag 17 september
organiseert de activiteiten-com-
missie een excursie naar hel
zuidwesten van onze provincie.
Hel is de bedoeling dal we om
10.00 uur met een bus vanal hel
Centraal Station - Jaarbeurszijde
- vertrekken. Vandaar voert de
tochl, via een leuke route, naar
Oudewater, alwaar koffie wordl
gedronken, de Waag en het Stad-
huis worden bezocht en wordl
geluncht. Om 14.00 uur gaat de
bus naar Haastrecht, waar het mu-
seum "Bisdom van Vliet" wordl
bezocht. In een van de kamers
aldaar wordt een kopje thee
genuttigd, waarna de thuisreis
wordt aangevangen. Hel is de be-
doeling om lussen 16.30 en
17.00 uur weer in Ulrechl te
arriveren.
De kosten voor deze excursie, in-
clusief entree, lunch, koffie en
thee bedragen f40,00 p.p.
Helaas zijn slechts 50 plaatsen
beschikbaar, zodal alleen de eer-
ste 50 personen die zich aanmel-
den mee kunnen.
De aanmelding dienl telefonisch
te geschieden, waarna bericht
over de wijze van betaling volgt.
U dient zicii voor zaterdag 20 augustus
aan te melden bij: Cees «an Rooijen,
tel: 030-947995. liefst op werkdagen
van 18.00 tot 20.00 uur.
In 1994 werd aan de Lage-
noord 71 de volgende merkwaar-
dige scherf gevonden. Het is een
steengoedscherf met daarop een
bebaarde man met aan beide zij-
den uit zijn mond een tak eiken-
loof spruitend. Het steengoed is
afkomstig uit Raeren in het Rijn-
land (datering ca. 1600). Het is
dus geïmporteerd steengoed.
Toch is deze afbeelding niet zo
vreemd, als op het eerste gezicht
lijkt. Door de geschiedenis heen
komen we steeds weer dit soort
voorstellingen tegen: bij de
Romeinen, in de Middeleeuwse
kathedralen, tijdens de Renais-
sance en tot in de 18de eeuw.
Dan verdwijnt de voorstelling een
tijdje, om in het Victoriaanse tijd-
perk weer op te duiken.
Deze "groene man" moet gezien
worden als een tegenhanger van
moeder natuur: een mannelijk
vruchtbaarheidssymbool dus. Bij
sommige folkloristische feesten in
Engeland verschijnt tot op de dag
van vandaag een geheel in groen
loof geklede man. In de Romeinse
tijd was de groene man een sym-
bool van vruchtbaarheid, verbon-
den met de diverse mysterie-
godsdiensten. Het Christendom
integreerde deze heidense sym-
OUD-UTRECHT
91
ju/i / flugusius 199 4
-ocr page 90-
Paleo-odontoloog
Aanvankelijk leidde zijn ken-
nis op het gebied van de tand-
heelkunde in de wereld van de
archeologie tot een uniek specia-
lisme. "Noem me wat dat betreft
maar een paleo-odontoloog. Hel
zal niet onbekend zijn dat men
uit het gebit van levenden, maar
ook overleden personen heel wat
af kan lezen over hun eet- en leef-
gewoontes, leeftijd en ziektege-
schiedenis, ook al is de overledene
soms honderden jaren geleden
begraven". Dit specialisme bracht
Pot onder andere enige tijd op de
opgravingen van Satricum.
Maar in Utrecht heeft hij zijn stek
gevonden. "Kijk, waar het mij om
gaal is niet het verzamelen en
noteren van allerlei materiële
gegevens. Wat mij zo boeit en ei-
genlijk ook roert, is de mens die
achter die gegevens schuilgaat. Bij
skeletten en gebitten is dit nog
vrij makkelijk voor te stellen.
Hoewel, zo vertrouwt hij mij toe,
echte archeologen hebben er hel
liefst niets mee ie maken en gooi-
en alles maar zo snel mogelijk in
een kuil". Geleidelijk bracht juist
deze belangstelling hem ook bij
andere voorwerpen uit het verleden.
Vooral aardewerkprodukten heb-
ben zijn belangstelling. Onder-
meer een niet onverdienstelijke
studie naar kogelpolten, die zelfs
in het engels werd vertaald, is
hiervan hel resultaat.
Onlangs rondde Pol een inventa-
risatie af van haardslenen. Niet
alleen maakte hij een overzicht
van alle in Utrecht gevonden typen
uit o.a. de collectie van hel Cen-
traal Museum, maar ook maakte
hij van allemaal een replica vol-
gens een door hemzelf ontwik-
kelde techniek. "Geld is er niet
voor zoiets, dus moetje inventief
zijn. Dankzij een schenking van
een anonieme weldoensler kon
de hele collectie bovendien gefoto-
grafeerd worden. Nu worden er
plannen gemaakt om over het ge-
heel een goed verhaal op papier
te krijgen".
Mijmeringen
Dan blijkt dat Pots belang-
stelling echt niet alleen naar de
overleden voorouders uitgaat, in-
tegendeel! "Jonge mensen op weg
helpen, stagiaires, vrijwilligers
een handje helpen, inspireren bij
hun studie, hartstikke leuk vind
ik dat." Maar ook het ontvangen
en rondleiden van gasten en be-
zoekers wordl door hem mei veel
plezier gedaan.
"Onlangs hadden we hier een open
dag. Toen zijn er meer dan 1000
mensen geweest. Natuurlijk pro-
beer je die iets mee te geven van je
eigen enthousiasme, je eigen in-
spiratie". En passant zet Pot voor
dergelijke gelegenheden ook nog
de tenloonstellingspanelen inel-
kaar of doet het nodige timmer-
werk.
Bij dit 'publiekswerk' mag ook
Pols schrijfwerk niet onvermeld
blijven. "Ach, noem het maar
geen wetenschap. Schrijfsels zijn
hel, mijmeringen over hetgeen
mij opvalt ol boeit. Hopelijk heb-
ben anderen er zo ook een beetje
plezier aan".
Verbeteringen
In de vijltien jaar die Pot nu
meeloopt in Utrecht heeft hij na-
tuurlijk het nodige zien veranderen.
Wal hem betreft zijn dat eigenlijk
allemaal verbeteringen geweest.
"De enorme loename van de be-
langstelling voor hei \'ak en de
werkzaamheden bij liet publiek,
maar ook bij hel stadsbestuur en
de ambtenaren. Ook vanuit de
wereld van de archeologen zelf is
veel veranderd. "Van het domweg
rcgisireren en verzamelen van
vondsten en gegevens, is de hele
conte.xl van de archeologie ver-
breed. Met behulp van andere
vakgebieden is men begonnen
om een reconstructie te maken
van de historische leefwereld en
het doen en laten van de mens
daarin. En zoals ik al zei daar gaal
het tenslotte om; de mens achter
de dingen".
PORTRET
Tjeerd Pot: "Tja, wat ben ik eigenlijk?"
"Hel liefst
had ik willen
worden wat ik
nu doe, maar ja,
daar is geen naam
voor, laat staan
dat je er ergens
voor naar school
kunt". Aan het
woord is Tjeerd
J. Pot (1923), in
naam vrijwilliger
bij de aldeling
Bouwhistorie en
Archeologie van
de gemeente
Utrecht. In de
Foto:                         praktijk een nijvere duizendpoot,
Am Bendermacher aan wie je beter kunt vragen wat
hij niet dan wel doet. Voordat we
over al die grote en kleine klussen
komen te spreken, vertelt Pot over
de jaren die hij als een vorig leven
beschouwt en hoe hij vervolgens
in de archeologie verzeilde.
Na de oorlog belandde hij min of
meer toevallig in de wereld van
de tandheelkunde, o.a. als tandarts
en tenslotte als wetenschapper bij
TNO. Het zijn jaren waaraan hij
niet altijd met plezier terugdenkt.
Toen hij omstreeks 78 om ge-
zondheidsredenen met het werk
bij TNO moest stoppen, was dat
dan ook niet geheel zonder spijt.
De stap in de wereld van de ar-
cheologie werd met een breed
armgebaar ingeleid. Pot stond als
toeschouwer bij de opgraving aan
het Vissersplein. De toenmalige
stadsarcheoloog Tarq Hoekstra
nodigde hem met een zwaai van
zijn arm uit af te dalen naar waar
men bezig was en sindsdien heeft
Pot het archeologische werkter-
Marce/fne Do/f/n         rein ook niet meer verlaten.
92
juli I augustus 1994
UTRECHT
-ocr page 91-
AGENDA
Reacties
Ketielejach
t/m 4 september
"Historisch Amersfoort 1994"
In de zomermaanden is een aantal monu-
menten in Amersfoort voor het publiek
opengesteld, zoals de Koppelpoort,
de bierbrouwerij De Drie Ringen en het
onlangs geopende Culinair Museum.
Informatie vla VW Amersfoort:
033 - 632804
t/m 18 september
Tentoonstelling: "Mondriaan als aansteker.
Gebruik en misbruik van een kunstenaar"
in het kader van het Mondriaanjaar
Amersfoort 1994
Plaats: Museum Flehite,
Westsingel 50, Amersfoort
6 oktober
Lezing en rondleiding door de Sterren-
wacht n.a.v. "350 jaar Sterrenkunde"
In 1993 is het 350-jarig bestaan van de
sterrenkunde in Utrecht herdacht. Oud-
Utrecht wil aan dit feit op donderdag, 6
oktober 1994 aandacht besteden in de
Volkssterrenwacht Sonnenborgh, Zon-
nenburg 2 te Utrecht, om 8 uur 's avonds.
In een lezing door professor C. de Jager
zullen de historische aspekten worden
belicht, het tweede gedeelte van de
avond wordt besteed aan de bezichtiging
van dit bolwerk van de Sterren. In ver-
band met het beperkte aantal beschik-
bare zitplaatsen (40) en om teleurstelling
te voorkomen dient men zich schriftelijk
op te geven bij het onderstaande adres:
J.H. de Wit
Pekingdreef 76
3564 JR Utrecht
Aanvang: 20.00 uur
Max. 40 pers.
t/m 23 oktober 1994
Tentoonstelling "De Utrechtse Parade,
1495-1995. Van Van Scorel tot Franciscus"
Aan de hand van 100 kunstwerken zal er
in het stallencomplex van het museum
een beeld gegeven worden van 5 eeuwen
kunstproduktie in Utrecht, samengesteld
uit de eigen collectie. De tentoonstelling
zal uiteenlopende kunstenaars samen-
brengen als Van Honthorst en Rietveld,
Van Scorel en Pyke Koch.
Plaats: Centraal Museum,
Agnietenstraat 1, Utrecht
In ons vorige nummer gaven wij al een
reactie op het artikel over de herkomst
van bepaalde Utrechtse straatnamen, en
in het bijzonder de zg. "Ketielejach" en
de aanverwante benamingen -jat en
-jacht weer.
Ook in Zwolle bleek een dergelijke
straatnaam voor te komen. De heer
H.Th.M. van Doorn citeerde de Zwolse
voormalige stadsarchivaris dhr. Berkeme-
ijer als volgt: "...de Kromme Jak, oor-
spronkelijk "Jat", wat onaanzienlijke
buurt betekent. (...)"
Van mevr. Droogleever, die haar bijna 90-
jarige vader raadpleegde, ontvingen wij
de volgende bijzondere straatnamen:
"Paddemos", een verdwenen pleintje
achter C en A; de "Heilige weg" of "de
Weg naar Rome", gelegen tussen de
L. Elizabeth-straat en de Steenweg; de
"Hogedijk": de Jordanlaan; de "Ezel-
steeg", de huidige Voetiusstraat; de
"Korte Ademsteeg", de huidige Water-
straat (immers de galg stond vroeger op
het Paardenveld).
Volgens de auteur van ons artikel de heer
B.J. Martens van Vliet gaat het hier echter
om officiële straatnaamaanduidingen, en
betreft het dus geen volksnamen. In de
volgende gevallen gaat het mogelijk wel
om volksnamen: de "Vildersplaats" of
"Vllderskuir, de Croeselaan ter hoogte
van het huidige postkantoor, op de hoek
met de Bolksbeekstraat; het "Luie End"
als benaming voor de Gansstraat ter
hoogte van het Houtense pad; en het
"Keukennest" als aanduiding voor de
Amsterdamsestraatweg voorbij de water-
toren.
6, 7 en 8 september
Utrechtse Kunstmarkt 1994
Circa 20 kunstenaars uit de regio Utrecht
zullen hun recente werk exposeren op
deze jaarlijkse verkooptentoonstelling.
Janskerk, Janskerkhof, Utrecht
9 september
Veldsymposium/excursie naar de "West-
broekse Zodden"
Het moerasgebied de "Westbroekse
Zodden", 10 km. ten noorden van de stad
Utrecht gelegen, is in de afgelopen 50
jaar vrijwel geheel verbost. Vanaf 1991
echter heeft Staatsbosbeheer op verschei-
dene plekken de moerasbos-vegetatie
verwijderd, met de bedoeling hetverlan-
dingsproces opnieuw te laten beginnen.
De eerste resultaten zijn nu zichtbaar.
Kosten: f 35,- (incl. lunch)
Aanmelden: KNNV Moeraswerkgroep i.o.
Oudegracht 237
3511 NK Utrecht
Inlichtingen:
030-367820/522543
10 september
Open Monumentendag
17 september
Excursie naar Oudewater en Haastrecht
georganiseerd door de activiteiten-com-
missie van Oud-Utrecht. Aanmelden bij
Ceesvan Rooijen (030-947995); voor meer
informatie zie pagina 91.
93
juli / augustus 1994
UTRECHT
-ocr page 92-
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht
tel: 030-623866/626800
fax: 030-623274
Hier had uw
»
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V.
UTRECHT
OUDKERKHOF 25
TEL. (030) 31 52 51
advertentie
kunnen staan"
3512 GJ UTRECHT
FAX (030) 367144
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
Hier had uw
??
advertentie
kunnen staan"
-ocr page 93-
kunst
architectuur
literatuur
gescl-iiedenis
filosofie
topografie
in- en verkoop
ALEPH
A
Boekhandel-antiquariaat
Vismarkt 9 Utrecht
030-322069
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT
/Muus
NVM
'^)
/^
Makelaardij in
onroerende goederen
• Aan- en verkoop-
begeleiding
• Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______
030 ■ 34 00 08
Activiteiten o.a. op het gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
ISB
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 94-
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag
          11-18 uur
Zaterdag 11-17 uur
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE 1850
IR IS EEN BANK
AAR OUDE WAARDEN
NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN.
CSE
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
-ocr page 95-
AT ^c/ /a^^
Ut^ht
6 7e jaargang nummer 5
BIBLIOTHEEK DGR ,,
RijfsuNivEP^htiï ;
UTRECHT1
Kozakken in
Utrecht
Bezetting of bevrijding
Buitenlandse interventielegers in Utrecht, 1787-1813
De 'Kapelle te Helsdingen buijten Vianen'
Twee tekeningen \an Dirk van der Burg
De Vereniging Oud-Utrecht in 1993
-ocr page 96-
Boeken over
UTRECHT,
stad en provincie,
hebben wij altijd
ruim in voorraad
GREEP Schilders bv
•    Restauratiewerken
•    Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht
Tel. 030-88 21 31
Broese Kemink
*;
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804
JURRIËNS
- UTRECHT
• Restauratiewerken
• Nieuwbouw
• Onderhoud
1
H Aannemersbedrijf
^
i^ H. J. Jurriëns B.V.
P
1 Sophialaan 1
1
J 3542 AR Utrecht
1—
■^ Telefoon (030) 41 29 12
Lul \iJ \nlu/i(uii\ (iiii"oi\, hui>
drukk
erij
■WH
de boer cuperus IJs^
Schitterend drukwerk
,-^
Stipt op tijd
Drukkerij en Uitgeverij
De Boer Cuperus bv
Vneslantlaan 14, 3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht
Telefoon 030-822 822
Fax 030-88 35 61
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
é^
&>LIS1MN
BOUW&VASTGCXD
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
-ocr page 97-
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks tijdschrill
67e jaargang nr. 4 -
scplember/okiober 1994
ISSN 1 380-71 37
Oud-Ulrecht is een uilgave van de
Vereniging Üud-Ulrecht, vereniging
tol beoefening en lol verspreiding van
de kennis der geschiedenis van stad
en provincie Utrecht.
VomziUcr: H.IIW, Kernkanip.
Seoetariaai Mw- S.A.L. de Graafl
p/a Alexander Numankade 201,
3572 KW Utrecht
Penninj^eester:}. Baars.
U kuM zich opgeven ak Ud van de vereni-
ffng Oud-Ulrceht door (e schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht.
De contributie bedraagt / 47,= per
jaar (26- ƒ 30,=; 65-)-ƒ 41,= per jaar).
Contiibutie- en ledenadministratie:
Mw. C. de Leeuw,
telefoon: 03465-62930.
Betaling contribulie op giro 575520.
Redaeüc: M. Dollin, M. van Hattem,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C. van Oudhcusden, B. van Santen,
1: Tigelaar, M. \'an de V'rugt,
A \an tier Zeijclen.
Rcdaüieadrcs:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving;: De Vormers, Utrecht.
Druk: De Boer Cuperus.
Oud-Utrecht. JweemaandeHjks tijdschnft
verschijnt zes maal per jaar.
Deadhne agenda volgende nummer:
1 november 1994, verschijningsdatum
1 december
Uw bijdiagcn kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3372 KW Utrecht, op 5 ■/4 of 3 V2 inch
lloppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0
of 5.1). Aanbevolen omvang tussen
de 2000 en 4000 woorden, waarbij
lui aantal noten zo beperkt mogelijk
gehouden moet worden. Hel gebruik
\'an tussenkopjes wordt aangeraden;
iliusiratiesuggcslies zijn zeer welkom.
Van de redactie
Wie de woorden "bezetting of bevrijding' hoort, denkt al snel aan de Wereldoorlog II
Toch wordt deze keer in Oud-Utrecht met deze titel Uw aandacht gevraagd voor een
bevrijding die veel eerder plaatsvond, maar lange tijd wel even nadrukkelijk gevierd
is;
de verdrijving van het Franse bezettingsleger uit Utrecht in 1813 door Russische kozakken.
Eind 1993 heeft deze gebeurtenis centraal gestaan (middels een schilderij) in het Centraal
Museum. Conservator Renger de Bruin verhaalt voor ons nog eens hoe deze periode in Utrecht
werd ondergaan.
Volgend jaar volgt voor Utrecht de 50-jarige herdenking van de 'laatste' bevrijding in 1945.
Daarover zult U ongetwijfeld nog voldoende horen, ook via Oud-Utrecht!
Tot slot nog Uw aandacht voor het volgende.
Woensdag 2 november verschijnt het eerste deel van de reeks 'Utrechtse Biografiën', een
project waaraan ook Oud-Utrecht zijn medewerking heeft verleend. Voor meer informatie
hierover zie bijgaande folder
Inhoud
Van de redactie
Bezetting of bevrijding
Buitenlandse interventielegers in Utrecht, 1787-1813
Renger de Bru/n
Grafmonument
Boeicenschouw
Algemene najaarsledenvergadering 1994
De 'Kapelle te Helsdingen buijten Vianen'
Twee tekeningen •^sn Dirk van der Burg
Jos de Meyere
Van de leestafel
De Vereniging Oud-Utrecht in 1993
Toelichting jaarrekening 1993
Vondsten
Portret
Agenda/Mededeling
99
100
106
107
107
108
111
112
114
115
116
117
99
ieplemher I oktober 1994
UTRECHT
-ocr page 98-
Bezetting oj bevrijding
Buitenlandse interventielegers in Utrecht, 1787-1813
Kozakkendag was vanaf 1814 een eeuw lang een jaarlijkse feestdag ter
herdenking van de bevrijding van Utrecht door het Russische leger op
28 november 1813. Deze intocht, die een einde maakte aan het Franse
bestuur in de Domstad, vormde het sluitstuk van een reeks buitenlandse
interventies, die de Nederlandse en dus ook de Utrechtse geschiedenis een
kwart eeuw lang bepaald hebben. Deze interventies vloeiden voort uit
de revolutie-oorlogen, die Europa (en zelfs gebieden daarbuiten) decennia
lang teisterden. De legers die hier binnenmarcheerden werden, afhankelijk
van de politieke voorkeur, door een deel van de bevolking als bevrijders en
dooreen deel als bezetters gezien. Naarmate troepen langer bleven, nam
het laatstgenoemde deel van de bevolking over het algemeen toe. Door
de relatie tussen oorlog en ideologie en de betrokkenheid van de bevolking
onderscheidde de revolutieperiode zich duidelijk van de tijd daarvoor.
van Brunswijk de grens over. Het
leger splitste zich in tweeën: één
divisie rukte op richting Amster-
dam en twee divisies trokken
naar het zuiden van Holland. De
patriotse troepen rond Utrecht
dreigden ingesloten te raken en
hun aanvoerder, de Duitse Rijn-
graaf van Salm, besloot tot ont-
ruiming. De Utrechtse patriotten
vluchtten in paniek naar Amster-
dam, voor de Pruisische soldaten
uit, die al plunderend door de
Vechtstreek trokken. Door Oran-
jegezinden werden ze echter toe-
gejuicht als bevrijders, die het on-
wettige bewind hadden verjaagd
en de geliefde stadhouder in zijn
macht hadden hersteld. De hui-
zen van vooraanstaande patriotten
werden door feestende orangisten
grondig verbouwd. De gedupeer-
de bewoners moesten zelf na de
val van Amsterdam verder vluch-
ten, meestal via de Zuidelijke
Nederlanden naar Frankrijk.
Franse revolutionairen
De Pruisische interventie
bracht de Republiek in een nauw
bondgenootschap met Pruisen en
Engeland. Dat zou het land enkele
jaren later fataal worden. De finan-
ciële crisis in Frankrijk, het gast-
land van de meeste patriotse bal-
lingen, escaleerde in 1789 tot een
revolutie. De radicalisering van
de revolutie leidde in 1792 tot
oorlog met Pruisen en Oostenrijk
en in februari 1793 verklaarde de
regering van wat inmiddels de
Republique frangaise was gewor-
den, aan de Nederlandse stad-
houder en de Engelse koning de
oorlog, aangezien zij bondgeno-
ten van hun reactionaire collega's
in Berlijn en Wenen waren. Al na
enkele weken werd Breda bezet,
waarbij Nederlandse hulptroepen
UTRECHT
Patriotten en Pruisen
De reeks revolutionaire oor-
logen was begonnen met de Ame-
rikaanse onafhankelijkheidsstrijd
tegen de Britten, De Amerikanen
werden door de Fransen gesteund,
die zich daarmee financieel zwaar
uitputten, hetgeen een belangrijke
factor zou worden bij het uitbre-
ken van de Franse Revolutie. Ook
de Nederlandse Republiek werd
aan Frans-Amerikaanse zijde in
de oorlog meegesleept. Het on-
gunstige verloop daarvan leidde
tot de Patriottenbeweging, die stad-
houder Willem V in de verdedi-
ging drong. Vooral in Utrecht
bestond er een succesvolle bur-
gerbeweging onder leiding van de
Ceylonese student Pieter Philip
Jurriaan Quint Ondaatje en zijn
rechterhand Jan van Lidt de Jeude,
die in de zomer van 1786 de macht
in de stad overnam. Het land
raakte verdeeld in een patriots en
een oranjegezind kamp. De pat-
stelling duurde bijna een jaar, tot
prinses Wilhelmina van Pruisen,
de echtgenote van de stadhouder,
probeerde een doorbraak te for-
ceren door incognito naar Den
Haag te reizen ten einde zich aan
het hoofd van een Oranjebewe-
ging te stellen. Bij de Utrechts-
Hollandse grens werd ze echter
tegengehouden door een patriots
vrijkorps, opgesloten in een her-
berg en vervolgens terugge-
stuurd. Woedend schreef ze haar
broer, koning Frederik Willem II
van Pruisen, een brief met het
verzoek om de belediging te wre-
ken. Deze stelde aan het gewest
Holland een ultimatum. Koorts-
achtig diplomatiek overleg volg-
de. Engeland en Pruisen stonden
aan de kant van de stadhouder,
de Patriotten hoopten op Frank-
rijk. Aan het eind van de zomer
werd duidelijk dal Frankrijk
financieel niet meer in staat was
tot ingrijpen. Niets stond een
Pruisische interventie meer in de
weg. Op 13 september 1787 mar-
cheerde een leger van 25.000
man onder bevel van de hertog
100
Renger de Bruin
Centraal Museum
september I oktober 1 9 9't
-ocr page 99-
leger, generaal Charles Pichegru,
hield absoluut niet van revolutio-
nairen en werkte het liefst samen
met de zittende vroedschap. Hij
liet de gevangenen, die bij een be-
storming van het tuchthuis waren
bevrijd, een Utrechtse Bastille-
variant, weer vastzetten en arres-
teerde de patriotse leider jan van
Lidt de Jeude. Deze had zijn
terugkeer uit ballingschap dus-
danig gevierd dat dronkenschap
een mooi motief vormde om hem
op te pakken. Hoewel Pichegru
werd teruggefloten en op last van
de Franse regering een machts-
wisseling in Utrecht moest toe-
staan, bleef hij de revolutionairen
dwarszitten. Hij stimuleerde het
voorlopige gemeentebestuur, de
Provisionele Municipaliteit, een
gematigde koers te varen en niet
in te gaan op de eisen van de
radicale clubs om de oud-regen-
ten te arresteren en oranjegezinde
ambtenaren te ontslaan. Deze
houding maakte hem bijzonder
geliefd in patricische kringen. Zo
werd voor hem een feestmaal
aangericht in de Fundatie van
Renswoude. In het gezwollen
achttiende-eeuwse taalgebruik
werd hem van alle kanten lof toe-
gezwaaid. Een onvoldoende ken-
nis van de Franse taal zorgde
evenwel voor een pijnlijk mo-
ment, toen één van de sprekers
het heldendom van de bejubelde
tot nul reduceerde met de opmer-
king: "mon général, vous etes Ie
plus grand zéro du monde!" De
spreker had héros bedoeld.
Bij Pichegru speelde een persoon-
lijke afkeer van radicale revolu-
tionairen zeker een rol. Later
werd hij op beschuldiging van
royalisme gearresteerd en over-
leed onder onopgehelderde om-
standigheden in zijn cel, officiële
lezing: zelfmoord. Toch pastte
zijn handelen om gematigde
krachten tegen radicalen te steu-
nen in de Franse politiek. Ruim
een halfjaar na het einde van de
Terreur had men de buik vol van
alles wat op Jakobijnen leek.
Bovendien paste een verstoring
van de gevestigde orde niet in het
P.G. van Os                  onder aanvoering van Quint
(1776-1839).                 Ondaatje een rol speelden. Bij pa-
Intochtder                 triotse ballingen in Frankrijk en
kozakken binnen          achtergebleven geestverwanten
Utrecht in 1813,              herleefde de hoop, aangezien zij
1816.                        van de Fransen het herstel van
(Centraal Museum) hun revolutie verwachtten. Zij
hadden echter te vroeg gejuicht,
want de geallieerden herstelden
zich en toen de Franse generaal
Dumouriez na een nederlaag naar
de Oostenrijkers overliep, zag het
er voor de zaak der revolutie een
tijdje somber uit. In het voorjaar
van 1794 begon de militaire ma-
chine van de Franse dienstplicht-
legers echter goed te werken en
in juni van dat jaar behaalden de
Fransen bij Fleurus een overwin-
ning, die definitief zou blijken te
zijn. De val van Robespierre, een
maand later, herstelde de stabili-
teit in Frankrijk, hetgeen aanzien-
lijk bijdroeg tot de militaire
successen. De geallieerde troepen
moesten voortdurend terrein
prijsgeven en aan het eind van de
zomer viel het Franse leger
Staats-Brabant binnen. Spoedig
stonden de Fransen aan de grote
rivieren, die evenals in het verle-
den een natuurlijke barrière
vormden. De weergoden waren
de revolutie echter gunstig ge-
zind, want door de buitengewoon
strenge vorst, die aan het eind
van het jaar inviel, kon de opmars
over het ijs worden voortgezet.
De frontlijn kwam steeds dichter
bij Utrecht te liggen. De stad
vormde een belangrijk knoop-
punt, waar dagelijks legereen-
heden en groepen vluchtelingen
doorheen trokken. De kosten
hiervan drukten zwaar op de
stedelijke kas en de gedemorali-
seerde soldaten leverden grote
overlast op voor de burgers. Dat
gold met name voor het Engelse
leger.
Pichegru
Nadat tussen 8 en 10 januari
1795 een Engels tegenoffensief in
de Betuwe volledig was mislukt,
achtten de Staten van Utrecht de
situatie hopeloos. De provincie
moest zonder bloedvergieten
worden overgegeven en daartoe
werd in het diepste geheim de
capitulatie voorbereid. Voorwaar-
den als de eis dat betalingen in
harde valuta moesten geschieden,
werden niet geaccepteerd en de
assignaten, het geïnflateerde
Franse papiergeld, konden een
verwoestende uitwerking op de
economie hebben. De Utrechtse
patriotten zagen de Fransen ech-
ter als bevrijders en dansten hand
in hand met de soldaten om de in
de hardbevroren grond geplante
vrijheidsbomen. Toch raakten ook
zij teleurgesteld, want de bevel-
hebber van het Franse Noorder-
101
september I oktober 199'^
UTRECHT
-ocr page 100-
Bezetting ofhevrijding
Buitenlandse interxentielegers in Utrecht, 1787-1813
Kozakkempel,
uitgegeven in
Den Haag bij
Weygand, 1813.
De winnaar liomt
bij een
kozatten-
Ifamp op de
Cbamps-Elysees
in Parijs.
m^M- '%Mi£m0^
.iÉüötiijr
streven van de Franse politici en
militairen om maximaal te profi-
teren van de bevrijde c.q. bezette
gebieden, waarbij zowel de schat-
kist als de eigen zakken gevuld
dienden te worden. De Bataafse
Republiek, zoals Nederland inmid-
dels heette, moesl lOÜ miljoen
gulden betalen voor de broeder-
lijke hulp, die door de Fransen
geboden was bij het verdrijven
van de stadhouder. Bovendien
diende het Franse leger, dat als
bescherming tegen contra-revolu-
tionaire mogendheden nog even
zou blijven, gevoed en gekleed te
worden. Nationale en lokale over-
heden draaiden voor de kosten
op. Bovendien moesten ze de
middenstand compenseren voor
de betalingen in assignaten. Om
dit alles te financieren werden ge-
dwongen leningen uitgeschreven.
Er waren echter ook sectoren, die
van de Franse troepen profiteerden
door het leveren van goederen en
diensten; kleermakers, bakkerijen,
de prostitutie, om maar enkele
bedrijfstakken te noemen.
De slaaf
De verbroedering met de
bevolking werd geaccentueerd
tijdens allerlei festiviteiten, zoals
het alliantiefeest van 15 juni
1795. Een van de onderdelen was
een optocht vol bevrijdingssym-
boliek, waarin onder andere een
platte wagen meereed met daarop
een geketende Utrechter, die tij-
dens de tocht door op de wagen
gesprongen Franse soldaten uil
zijn boeien bevrijd werd. De
Utrechter in kwestie, metselaar
Anthony Verburg, hield aan deze
rol levenslang de bijnaam 'de
slaaf over. In het algemeen lijkt
de verhouding tussen Fransen en
Utrechters vrij redelijk te zijn ge-
weest. Op wat diefstalletjes na,
zoals het illegaal rooien van aard-
appels, gedroegen de soldaten
zich ook wel gedisciplineerd. In
september 1796 vond er bij de
Viebrug een vechtpartij plaats
tussen burgers en soldaten, waar-
bij enkele personen in het water
terechtkwamen, maar zoiets was
een uitzondering. Dit incident
hing samen met het overnemen
van het wachtlopen door Franse
soldaten, een maatregel die was
102
september I o k t okie r 1 9 9 t
-ocr page 101-
gekomen om de radicaal-gezinde
schutterij als politieke factor uit
te schakelen. Daarmee hadden de
Franse autoriteiten, nu in de per-
soon van generaal Beumonville,
weer eens partij gekozen voor de
gematigde krachten. Het hand-
haven van de stabiliteit bleef de
hoofdzorg. De Bataven mochten
hun bestuur inrichten zoals ze
wilden, als er maar geen chaos
kwam. Toen dat door de consti-
tutionele crisis van eind 1797
dreigde te gebeuren, pleegde het
Franse leger samen met het
Bataafse op 22 januari 1798 een
staatsgreep, voor de verandering
ten gunste van de radicalen. Die
drukten een eenheidsstaat door,
maar toen ze te ver leken te gaan,
volgde een half jaar later met
Franse steun een nieuwe staats-
greep, die weer gematigde politici
aan de macht hielp. In het najaar
van 1801 maakte een coup van
het Franse leger een eind aan de
Bataafse revolutie. Twee jaar eer-
der had de grote bondgenoot de
Bataafse Republiek moeten red-
den van een Engels-Russische
invasiemacht, die in Noord-Hol-
land was geland en die zich als
bevrijder presenteerde. De zoon
van de verdreven stadhouder was
in de gelederen aanwezig, maar
de gehoopte oranjegezinde op-
stand bleef uit.
belde inkwartiering. Bij Zeist liet
hij een groot kamp aanleggen
door de soldaten en na voltooiing
hield hij de graafroutine op peil
met het oprichten van een quasi-
Egyptisch monument, dat als de
pyramide van Austerlitz bekend
zou worden. Marmont deed voor
zijn hoogste chef ook inlichtin-
genwerk en op basis daarvan
besloot deze in de Nederlandse
politieke verhoudingen in te grij-
pen. Eerst kwam er een eenhoofdig
gezag onder Rutger Jan Schim-
melpenninck en vervolgens het
Koninkrijk Holland onder Napo-
leons broer Louis, Als Lodewijk
Napoleon maakte deze zich vrij
snel populair, vooral door zijn
pogingen allerlei Franse maat-
regelen te verzachten. Zo hield hij
de invoering van de dienstplicht
tegen en stond hij ontduiking van
het Continentaal Stelsel toe. Toen
de Engelsen in de zomer van
1809 een landing in Zeeland uit-
voerden en pas na enkele maanden
verdreven konden worden, was
voor Napoleon de maat vol. Het
volgende jaar werd Holland bij
Frankrijk ingelijfd.
Daarmee werden ook de Franse
wetten van kracht, waaronder de
dienstplichtwet. Nederlandse jon-
gens moesten als Franse onder-
danen in de keizerlijke legers
dienen en gezien Napoleons mili-
taire activiteiten was dat geen on-
gevaarlijke bezigheid. De woede
onder de bevolking was dan ook
groot en meer dan welke maatre-
gel ook leidde de dienstplicht tot
felle anti-Franse gevoelens. Bij de
eerste keuring in maart 1811
vonden in Utrecht ongeregeld-
heden plaats. De spanning bleef
bestaan, maar door het gediscipli-
neerde optreden van de Franse
militairen bleven botsingen van
betekenis uit. Het taktische beleid
van de Utrechtse maire Van Die-
len en onderprefect Van Tuyll van
Serooskerken bevorderde even-
eens de rust. Toen na het overlij-
den van Van Dielen in het voor-
jaar van 1812 de fel pro-Franse
P.W. Bosch van Drakestein diens
opvolger werd, ontstonden er al
snel irritaties, omdat Bosch de
neiging had bij Franse eisen er
nog een schepje boven op te doen
in plaats van de maatregelen te
verzachten zoals zijn voorganger
gedaan had. Tussen Bosch en Van
Tuyll ontstonden ernstige fricties
over de wijze van optreden tegen
de onrust die ontstond na het be-
kend worden van het debacle in
Rusland. In december 1812 werd
duidelijk dat Napoleons veldtocht
tegen Rusland op een catastrofe
was uitgelopen en dat daarbij vele
duizenden Nederlandse militairen
waren omgekomen. De veront-
waardiging daarover en de aantas-
ting van Napoleons onoverwin-
nelijkheidsmythe leidde tot acties
als de weigering van de Nationale
Garde om op het appèl te ver-
schijnen. Bosch wilde hard optre-
den, maar Van Tuyll wist de zaak
op mildere wfijze op te lossen.
Kozakken
Behoudens enkele inciden-
ten bleef het tot het najaar van
1813 rustig. De positie van de
Fransen was ook nog veel te sterk
om aan verzet te denken. In
Hermanus van
Loon tijdens de
plundering van
Woerden door de
Fransen verwoord,
24 november 1813.
Na de inname van
Woerden sloegen
sommige Franse
eenheden aan tiet
plunderen. Bij de
ongeregeldheden
werden 26 burgers
gedood.
Napoleon
Toen in maart 1802 vrede
werd gesloten tussen Engeland en
Frankrijk, vertrokken de voorma-
lige bevrijders uit Utrecht, zulks
tot vreugde van de bevolking. Die
vreugde was van korte duur, want
in de nazomer van 1803 waren ze
weer terug na het opnieuw uit-
breken van de vijandelijkheden.
De Fransen, officieel bondgeno-
ten die het land moesten bescher-
men tegen Engelse en Pruisische
aanvallen, traden nu onverbloemd
als bezetters op. Zo vorderde ge-
neraal Marmont in Utrecht een
groot aantal huizen en toen het
gemeentebestuur protesteerde,
werd de stad gestraft met verdub-
103
september I oktober 1994
UTRECHT
-ocr page 102-
Bezetting of bevrijding
Buitenlandse interventielegers in Utrecht, 1787-1813
Utrechl, dal een belangrijk mili-
tair centrum was, bevonden zich
bovendien voortdurend troepen-
concentraties. De burgerlijke auto-
riteiten stonden in voortdurend
overleg met de militaire bevel-
hebbers als generaal Molitor. De
situatie veranderde ingrijpend
door de Volkerenslag bij Leipzig,
midden oktober. De daar gecon-
centreerde Franse hoofdmacht
was \'crnictigd en grote delen van
het rijk lagen nu open voor de
vijand. Het bestuur begon in ont-
binding te raken. Half november
werd het westen van de Hollandse
departementen onlruimd en daar
brak onder gezag van Gijbert
Karel van Hogendorp een oranje-
gezinde opstand uit. Sympathie-
betuigingen met deze beweging
leidden in Utrecht tot wat onge-
regeldheden, maar de stad bleef
voorlopig nog vast in Franse han-
den. De angst voor plunderingen
steeg voortdurend en werd nog
eens gevoed door de gebeurtenis-
sen in Woerden, waar de Fransen
op 23 november terugkwamen
en verschikketijk huishielden. De
dagen van het Franse verblijl wa-
ren evenwel geteld en op zaterdag
27 november besloot Molitor
zich terug te trekken. De \olgcn-
de ochtend in alle vroegte verliet
het Franse leger Utrecht door de
Tolsteegpoort, dezelfde stads-
poort waardoor Pichegru bijna
negentien jaar geleden triom-
ferend was binnengetrokken.
Enkele uren later verscheen een
Kozakkenpalrouille \'Oor de Wit-
tevrouwenpoort om de intocht
van het Russische leger aan te
kondigen en maatregelen \oor de
fouragering te eisen. Die scène is
door P.G. van Os vereeuwigd op
een schilderij. Daarop is te zien
hoc Utrechters de exotische rui-
ters vanaf de stadswallen toe-
juichen.
De troepenbewegingen hadden
onmiddellijke consec|uenties voor
de Utrechtse bcsiuurssiluatie.
Bosch van Drakestcin begreep tiai
zijn positie onhoudbaar gewor-
den was. Hij besloot de eer aan
zichzell te houden en diende zi|n
ontslag in bij Van Itiyll, om
gezondheidsredenen, liet bewind
werd overgenomen door de Pro-
visioneele Regeering der Statl
Utrecht, die \'oor bijna de hcllt uit
zittende bestuurders bestond. Dit
voorlopige bewind was samenge-
steld na overleg met Van Tuyll \'an
Serooskerken en militaire autori-
teiten. \'an Tiu'll deeti ook een
poging de provincie Utrecht in
ere te herstellen, maar werd van-
uit Den Haag teruggelloten. Bin-
nen de bestaande structuren moest
de overgang naar het nieuwe
koninkrijk van Willem I gestalte
krijgen. De vorst zeil was er een
warm x'oorstandcr \'an om be-
langrijke verwoi"\'enheden uit de
Bataals-Franse lijd in zijn nieuwe
staat te integreren en daartoe be-
hoorde zeker het oxcrnemen \an
ingewerkt personeel. Van zui\'e-
ringen onder palriotlcn en [ rans-
gezinden iiioest hi| dan ook niets
hebben.
De Hoepen die de wioiwaarden
voor du ri|k hadden geschapen,
nioeslen natuurlijk ingekwartierd
en be\'oorraad worden. F)e proce-
dures waren na 2^ |aar vreemde
troepen bijna nuiline geworden.
De gebruikeli|ke overlast, zoals
hel niet-betalen in winkels, zorg-
de eiA'oor dal Kozakken en Prui-
.sen al spoedig hun populariteit
verloren. Ze bleven echter niet
lang genoeg om werkelijk als
bezetters ervaren te worden In de
loop \an tlecember \-ertnikken ze
naar hel Iront dat steeds zuidelij-
ker kwam Ie liggen. Ciedurcnde
de eerste maanden van 1814
zorgden ze nog voor \eel m'crlasl
m hel ru'iercngeliied, maar door
de snelle ineenslorting \'an de
Iranse legen.stand, gevolgtl door
tic abdicatie van Napoleon in
april 1814, kwam aan hun aan-
wezigheid een eind. Het volgende
Scènes van Kozak-
ken, 1814. Teke-
ning JA. Langen-
dijk (Rotterdam,
Atlas van Stolkj.
104
september / oktober 1994
UTRECHT
-ocr page 103-
Martinus Nijhoffen de
Paarden Kathedraal
jaar werd het nog even spannend,
maar het verloop van de slag bij
Waterloo zorgde voor de defini-
tieve opluchting: Utrecht zou
voor zeer lange tijd gevrijwaard
blijven van vreemde troepen.
Deze tekst is een gewijzigde versie van de
toespraalt, die Renger de Bruin ter gelegen-
heid van de opening van de tentoonstelling
'Kozakkendag' in liet Centraal Museurrt
heeft gehouden.
In 1994 is het honderd jaar
geleden dat Martinus Nijhoff, één
van Nederlands grootste dichters
werd geboren. De PaardenKathe-
draal maakt nu muziektheater
van twee van zijn mooiste gedich-
ten: 'Het uur U' en 'Awater'. Het
muzikale tweeluik wordt in okto-
ber in hel eigen theater de Mane-
ge te Utrecht gespeeld, op hel
voormalig Veeartsenijterrein.
Het muzikale tweeluik wordt ge-
regisseerd door Aram Adriaanse
en vormgegeven door beeldend
kunstenaar Niels Hamel. De mu-
ziek, gecomponeerd door Jan Pie-
ter Koch, versterkt de rituele ele-
menten in beide gedichten. Het
uur U is een solo van Carol Lins-
sen, Awater wordt uitgevoerd door
een zanger (Romain BischofO en
een acteur (Wim Bouwens). Beide
delen worden ondersteund door
een vocaal- instrumentaal ensem-
ble van tien zangers en musici.
Het uur U/A water is in de maand
oktober te zien in de Manege, hel
eigen theater van de Paarden-
Kathedraal. Vanaf dinsdag 4 t/m
zaterdag 29 oktober iedere avond
(behalve zondag en maandag!).
Aanvang: 20 uur. Premiere: vrij-
dag 7 oktober.
Kaartreservering (17,50/12,50):
030- 730736, info: 030-711414.
De Manege staat in de Veeartsen-
ijslraal A22, Utrecht (bus 4, 8 en
11, ringlijnen 10, 20, alsmede
enkele streekbussen).
Martinus Nijhoff (1894-1953)
wordt als één van de belangrijkste
dichters van de moderne Neder-
landse poëzie beschouwd. In de
jaren dertig woonde en werkte
Nijhoff jarenlang in Utrecht . Hij
begaf zich aktief in Utrechtse
kunstenaarskringen met mensen
als beeldend kunstenaar Pyke
Koch, Victorine Hefting, Jan En-
gelman, Cola Debrot, e.a.
Veel plekken in Utrecht zijn ver-
bonden met Nijhoffen zijn werk:
woonadressen, ontmoetingsplaat-
sen voor kunstenaars (zoals het
pand Oudegracht 341, en café
Flora) en inspiratiebronnen voor
zijn werk. Zo is het begin van het
gedicht Awater direct geschreven
op het interieur van het voorma-
lig monument 'De Utrecht', en
eindigt bij het Maliebaan-station;
het gedicht Het uur U schijnt zich
geheel af te spelen in de Heren-
straat.
De PaardenKathedraal zal i.s.m. het
Spoorwegmuseum een literaire
stadswandeling organiseren.
Een routebeschrijving is o.a. ver-
krijgbaar bij het Spoorwegmuse-
um, bibliotheken en het VW.
Literatuur
R.E. de Bruin, Burgers op hetlfussen.
Volkssoevereiniteit en bestuurs-
samenstelling in de stad Utrecht
I795-;8I3(diss. Utreciit, 1986;
Zutphen, 1986).
Renger de Bruin,/?evo/u(/e/n
Utrecht. Studenten, burgers en
regenten in de Patriottentijd,
I7S0-f787(Utrectit, 1987).
M. van Hattem, Kozakkendag.
De bevrijding van Utrecht in 1813
(Utrecht, 1993).
A. van Hulzen, Utrecht in Pattrioten-
ti/d (Zaltbommel, 1966).
H. Keetell, 'Dagverhaal der voor-
naannste gebeurtenissen voorname-
lijk binnen Utrecht' De Navorscher
44-55 (1894-1905).
- H. Keetell, De stad Utrecht in het
jaar 1813. Uit het dagboek van een
ooggetuige.
P.J. Vermeulen, Ed.
(Utrecht, 1863).
C.J. Nagtglas, Utrecht tussen Pruis en
Fransoos 1780-1800.
A. van Hulzen,
Ed. (Utrecht, 1975).
Sirron Schama, Patriots and Libera-
tors. Revolution in the Netherlands
/780-J8L'(New York, 1977).
Kortingsbon
Bij inlevering van deze bon krijgen leden van Oud-Utrecht f 2,50
korting bij de kassa van De Manege.
Naam:..........................................................................................................
Adres:...........................................................................................................
Plaats:..........................................................................................................
Tel:..............................................................................................................
se pi emiy c
'zlobcr 1 991
OUD-UTRECHT
-ocr page 104-
AFMONUME
In het dorpje Achterveld ligt de oudste katholieke begraaf-
plaats in de provincie Utrecht. Ze werd in 1818 aangelegd op
initiatief van pastoor Hundertmarck, wiens graf uit 1825 tot
de oudste op de begraafplaats behoort.
In overtreding
Zoals gezegd was Achterveld
overwegend katholiek. Je zou dus
verwachten dat niemand zich er-
aan zou storen als de pastoor in
vol ornaat de begrafenisstoeten
naar de begraafplaats begeleidde.
Maar in 1893 werd tegen de
toenmalige pastoor een klacht in-
gediend omdat hij op die manier
het processieverbod zou hebben
overtreden. Het was katholieken
nu eenmaal niet geoorloofd om
op de openbare weg processies te
houden, zeker niet met een pas-
toor in vol ornaat. Pastoor van
Wagenberg kreeg een officiële
waarschuwing die hem bepaald
niet lekker zat. Hij wilde 'zich zoo
gaarne in ambtsgewaad nog over
dien weg bij lijkstatiën naar het
kerkhof begeven.' Maar de katho-
lieken waren niet voor één gat te
vangen. Omdat het processiever-
bod alleen de openbare weg gold,
kwam men op het lumineuze
idee de Dodenweg (waaraan kerk
en begraafplaats gelegen waren)
met afsluitbomen en afrastering
te markeren waardoor het geen
publieke weg meer was. Meneer
Pastoor kon weer ongestoord zijn
gang gaan.
Bron
W. Bos, Van grafheuvel tot columbarium.
De gesch/eden/s van de begraafplaatsen
en het begraven in Leusden
(Leusden 1994,
uitgegeven in eigen beheer).
te roeren. Dankzij de Bataafse revo-
lutie hadden zij dezelfde rechten
gekregen als de andere geloofs-
richtingen. Voor katholiek Achter-
veld was het niet meer dan van-
zelfsprekend dat hun nieuw aan te
leggen begraafplaats katholiek zou
zijn. De achterstand werd zo een
voorsprong. Juist omdat Achterveld
geen (protestantse) algemene be-
graafplaats had, kon het gaan be-
schikken over de eerste katholieke
begraafplaats van de provincie.
Kelk en schedel
Midden op de begraafplaats
staat een lijkhuisje met aan de
voorzijde een kapelletje met een
kruisbeeld. Op dit centrale ge-
deelte van de begraafplaats, dat
afgezet is met een smeedijzeren
hek, liggen de priesters begraven.
Deze graven zijn gemakkelijk te
herkennen vanwege de uitgehou-
wen kelkjes op de grafstenen, hét
symbool van de priesterlijke
waardigheid. Van een meer maca-
bere doodssymboliek getuigen de
uitgehouwen doodshoofdjes met
knekels. Het oudste priestergraf
is van pastoor Hundertmarck, die
van 1796 tot 1825 pastoor van
Achterveld was. Op zijn initiatief
werd in 1818 de begraafplaats
aangelegd. Zeven jaar later over-
leed hij en werd zo de eerste pas-
toor die op de begraafplaats te
ruste werd gelegd. En omdat
priestergraven meestal niet ge-
ruimd worden is het inmiddels
waarschijnlijk het oudste graf van
de begraafplaats.
Achterlijk
Voor Achterveld gold waar-
schijnlijk de wet van de profijte-
lijke achterstand. Rond 1800
bestond deze kleine katholieke
enclave aan de rand van de ortho-
dox-protestantse bijbelgordel (het
dorpje grenst aan Bameveld) uit
niet meer dan enkele verspreid
liggende huizen en boerderijtjes.
Het had zelfs geen eigen begraaf-
plaats. Het overgrote deel van de
overledenen werd in Oud-Leus-
den begraven.
Met de langzame groei van het
dorpje groeide ook de behoefte
aan een eigen begraafplaats. In de
jaren na de Franse tijd begonnen
de katholieken zich steeds meer
106
Albert van der
Zeijden
september I oktober 1994
UTRECHT
-ocr page 105-
Algemene
najaarsleden-
yergadering 1994
B
•lEKENSCHO
deze neiging nergens met zoveel
woorden beschrijft, weet inleider
Jurgen Limonard dit op alleszins
overtuigende wijze aannemelijk
te maken door tekstinterpretatie
te combineren met cryptografisch
aanduidingen (asterix) van de
hand van de dagboekschrijver.
De inleiding, waarin bovendien
stilgestaan wordt bij zaken als de
afkomst, jeugd en opleiding van
Alexander en eveneens aandacht
is voor diens leesgedrag, getuigt
van kennis van zaken. Een aantal
punten had weliswaar meer be-
licht kunnen worden (bijvoor-
beeld het waarom van de acht
maanden onderbreking in het
schrijven van het dagboek). Door
middel van voetnoten (hinderlijk
geblader achter in het boek is ge-
lukkig niet nodig) is verantwoor-
ding afgelegd en mede daardoor
is de inleiding prettig leesbaar.
Dit laatste geldt wellicht minder
voor het dagboek zelf. Met name
voor de moderne lezer die niet
bekend is met vroeg-negentiende-
eeuwse geschriften dreigt het
dagboek af en toe het karakter
van een klaagzang te krijgen en
kan het erg langdradig gevonden
worden. Ook op een ander punt
kan het dagboek teleurstellen. In
tegenstelling tot hetgeen in de in-
leiding vermeld wordt, vertelt het
dagboek ons weinig nieuws over
het studentenleven in Utrecht.
Ook zijn er weinig verwijzingen
naar de toch alleszins roerige be-
ginjaren van de 19e eeuw. Met
het dagboek hoopte Alexander
antwoorden te vinden op vragen
die op hem als jong-volwassene
afkwamen. Hij kende aan het
schrijven van zijn dagboek een
heilzame werking toe: een middel
tot zijn verbetering.
Woensdag 30 november a.s des
avonds om 19.30 uur in de mu-
ziekschool Domplein 4 te Utrecht.
Agenda van de huishoudelijke
vergadering:
1.  Opening.
2.  Notulen van de ledenvergadering van
2 juni 1994 (ter inzage).
3.  Ingekonrien stukken en mededelingen.
4.  Begroting 1995 (bijgaand)
5.  Mededelingen over Jaarboek, Tijdschrift,
propaganda, activiteiten en SPOU.
6.  Benoeming van de commissie actuali-
teiten.
7.  Samenstelling van het bestuur.
Aftredend en niet-herkies-
baar Herman H.W. Kemkamp.
Aftredend en herkiesbaar Fred
Vogelzang. Het bestuur stelt voor
Jos W. Lemaier te benoemen in
          J
de functie van voorzitter. Tegen-
kandidaten kunnen worden ge-
steld door tenminste tien leden,
die hiervan tot drie dagen voor
deze vergadering schriftelijk me-
dedeling doen aan de secretaris.
8.  Rondvraag.
9. Sluiting.
Na de pauze (rond 20.45 uur)
dia/lezing van de Heer J.P.C.
Hoogendijk over de Rouwborden
in de provincie Utrecht.
In de 16e eeuw ontstaat het gebruik om
voor in de kerk begraven personen kleur-
rijke memorietafels of rouwborden op te
hangen. Dit gebruik handhaafde zich tot
begin 19e eeuw. De rouwborden maakten
in 300 jaar een ontwikkeling in vormgeving
107
door die leidde tot bijzondere heraldische
pracht. Door de Franse revolutie is veel
verloren gegaan.
Afsluiting met een drankje.
Het gedeelte na de pauze Is ook voor niet-
leden toegankelijk (toegangsprijs ƒ 2,50)
Journal intime
Het dagboek
van Alexander van
Goltstein, dat de
jaren 1801-1808
bestrijkt, IS een
vroeg voorbeeld
van een zoge-
naamd joumal
intime'. In dit
genre dagboek,
dat eind 18e
eeuw populair
werd, ligt de na-
druk meer dan
voorheen op in-
nerlijke zelfwaar-
neming.
Alexander, telg uit
een Gelderse adellijke familie met
een ook in het tegenwoordige
Utrechtse niet onbekend klinken-
de naam, doet op een voor die
tijd openhartige wijze verslag van
zijn twijfels over het bestaan en
zijn worsteling met het geloof en
weidt uit over zijn diepste ziele-
roerselen in een periode van zijn
leven die wij later adolescentie
zijn gaan noemen.
Begonnen op zestienjarige leeftijd
heeft Alexander circa zeven jaren
lang dagboekaantekeningen ge-
maakt. Een belangrijk deel van
zijn dagboek bestrijkt de periode
dat hij als student in de letteren
aan de universiteit te Utrecht in-
geschreven stond (1799-1806)
en zich met zijn familie in de
Domstad had gevestigd.
Een van de problemen waarmee
de niet van zondebesef gespeende
Alexander op zijn moeizame weg
naar volwassenheid en eigen
identiteit zou hebben geworsteld,
was diens neiging tot sexuele zelf-
bevrediging. Hoewel Alexander
Aiexander van
Goltstein,
De vertrouwde
van mijn hart.
Dagboek 1801-
1808. Uitgave
Verloren 137 pp.,
prijs:} 27,50
Koos Wingelaar
september I oktober 1994
UTRECHT
-ocr page 106-
De 'Kapeïle te Helsdingen huijten Vianen'
Twee tekeningen van Dirk van der Burg
in de linker bovenhoek een ver-
melding. In Utrecht werd deze tot
nog toe geïnterpreteerd als: 7A.
Het gaat echter om het cijfer 71,
terwijl op de tekening te Vianen
het cijfer 72 staat. Die nummers
zouden betrekking kunnen heb-
ben op de paginering in Dirk van
der Burgs schetsboek, maar ze
kunnen ook wijzen op inventaris-
nummers van een atlas, dat wil m
dit geval zeggen: een verzameling
tekeningen. Verder onderzoek zal
ongetwijfeld meer informatie op-
leveren over deze kwestie.
tijdgenooten rest (...). Misschien
is een goed deel van Van der
Burg's arbeid verloren gegaan,
doch misschien ook heeft zijn
gunstige vermogenstoestand mee-
gebracht dat hij het werk niet te
zwaar opvatte. Slechts van één
schilderij kwam de vermelding
tot ons. Voor de gravure heeft
Van der Burg evenmin veel ge-
werkt (...). Uitgebreider dan het
andere, is het teekenwerk, dat
ons van Van der Burg bekend is.
Doch ook dit schijnt niet te wij-
zen op een ingespannen arbeid
(...). Bij wien Van der Burg in de
leer mag zijn geweest, is onbe-
kend; evenmin is dit af te leiden
uit de aanschouwing van zijn
werk. De geestelijke vader van de
Nederlandsche topografische tee-
kenaars van de tweede helft der
18e eeuw, voor zoover dezen zich
althans niet aan de traditie van
Jan van der Heyden vasthielden,
terzijde van de tekening in de
Vianense collectie komt in ieder
geval overeen met de tekst die in
de catalogus van Van Huffel wordt
vermeld. Het opschrift op de ach-
terzij de van de tekening in
Utrecht is uitvoeriger: "Kapelle te
Helsdingen buijten Vianen//D. v d
Burg ad Viv: del;//22 Junij 1756".
Dankzij deze inscriptie zijn we
dus zeer exact ingelicht over de
datum waarop Van der Burg te
Vianen aan het werk was, maar
bovendien geeft de vermelding
"ad Viv: del:" (afkorting voor ad
vivum delineavit) expliciet aan,
dat hij de tekeningen ter plekke
'naar het leven' vervaardigde.
Door het feit dat de beide te-
keningen, voor zover mij bekend,
nooit eerder met elkaar in ver-
band zijn gebracht, is er steeds
voorbijgegaan aan een detail. Op
beide exemplaren staat namelijk
Ruim een halve eeuw geleden besteedde Van Eeghen in twee goed gedocumen-
teerde artikelen in het tijdschrift Oud Holland aandacht aan de Utrechtse
kunstenaar Dirk van der Burg.^ Vóór de publikatie van die beide artikelen was
nooit serieus onderzoek gedaan naar Van der Burg en ook daarna is de belang-
stelling voor deze kunstenaar minimaal geweest.
Zin voor het concrete
"De hoeveelheid aan werken
van zijn hand, die tot ons zijn
gekomen", aldus Van Eeghen in
verband met het oeuvre van Dirk
van der Burg, "kan in geen verge-
lijking staan tot hetgeen ons van
andere topografische teekenaars-
IS niet zo vreemd: Van der Burgs
moeder was namelijk uit Vianen
afkomstig.
Met name de tekening uit 1756,
"Capel te Helsdingen buijten Via-
nen", heeft hier onze speciale
belangstelling. Het betreft een
sepia-tekening van 11 cm hoog
en 18 cm breed. Het stuk bevond
zich in 1909 m bezit van A.J. van
HuffeFs Antiquariaat te Utrecht.^
Wat er verder met die tekening
gebeurde, is onbekend.
Twee tekeningen komen qua v^oor-
stelling, techniek en afmetingen
overeen met het m de catalogus
van Van Huffel's Antic^uariaat ver-
melde exemplaar. De ene versie
bevindt zich in de collectie van
het Centraal Museum te Utrecht
(afbeeldmg l)'^; de andere m de
verzameling van de Historische
Vereniging 'Het Land van Brede-
rode' te Vianen (afbeeldmg 2).5
De herkomst van deze laatste
tekening, die zich momenteel als
bruikleen in het Stedelijk Muse-
um te Vianen bevindt, is ondui-
delijk. De andere tekening werd,
met nog twaalf andere met-topo-
grafische tekeningen van Dirk
van der Burg, in 1946 aan het
Utrechtse museum geschonken
door Jhr. Mr. A.M. Martens van
Sevenhoven te Arnhem.^^ In hoe-
verre één van deze beide exem-
plaren te identificeren is met de
tekening in Van Huffels catalo-
gus, is vooralsnog moeilijk vast te
stellen. Het opschrift op de ach-
tus van der Borgh & Pietronella
de Riet won. in de Potterstraat";
hij is in zijn geboortestad overle-
den op 2 juni 1773 - hij woonde
toen "op 't Vreeburg bij de Catha-
rinepoort" - en werd in de Buur-
kerk begraven. Van der Burg was
in goeden doen. Dat blijkt niet al-
leen uit een akte van huwelijkse
voorwaarden en mutueel testa-
ment, maar ook uit het feit dat hij
begraven werd met twaalf dra-
gers. Bovendien is uit processtuk-
ken bekend dat Jacobus van der
Burg na het overlijden van zijn
broer Dirk toegeeft uit het sterf-
huis te hebben meegenomen:
"goud silver meubelen porcelyn
medailles goude en silvere spe-
ciën soodanig boekje, Coopcon-
ditie Reekeningen Leijsten en qui-
tantien." Verder bezat Dirk van
der Burg juwelen, schilderijen,
tekeningen, prenten en boeken.
De directe aanleiding voor
het schrijven van deze bijdrage is
in feite van tvc'eeèrlei aard. Aller-
eerst kan aan de oeuvre-catalogus
van Dirk van der Burg, zoals die
door Van Eeghen is samen-
gesteld, een exemplaar worden
toegevoegd. Bovendien kan die
bewuste tekening m direct ver-
band worden gebracht met een
exemplaar, dat door Van Eeghen
wordt vermeld.
Jos c/e Meyere
Afbeetding V.Dirk
van der Burg, De
kapel te Helsdin-
gen bij Vianen,
1756.Utrecbt
Centraal Museum
TW
Utrechter in goeden doen
Vóór we de tekeningen in
kwestie onder de loupe nemen,
eersl iets over de maker. "Dirk
van den Burg", aldus Van Eijnden
en Van der V^illigen^, "wordt ons
onder de Utrechtsche schilders
opgegeven, als aldaar geboren in
1723. Hij tekende en schilderde
Landschappen met Vee gestof-
feerd. Ook heeft men van hem
Dorpsgezigten, Ridderhofsteden
en dergelijke, naauwkeurig naar
de natuur gevolgd. Wij herinne-
ren ons niet van zijn werk gezien
te hebben; doch, naar ons berigt
werd, vindt men van hem Schil-
derijtjes met Koeijen gestoffeerd,
die tamelijk goed zijn. Hij is in
zijne geboorteplaats in het jaar
1773 gestorven." Van Eeghen
publiceerde nadere gegevens over
Van der Burgs levensdata: de
kunstenaar werd op 10 augustus
1721 in de Utrechtse Jacobikerk
gedoopt als "Dirk Soon v. Alber-
Vianen
In de door Van Eeghen sa-
mengestelde oeuvre-catalogus van
Dirk van der Burg komen enkele
tekeningen voor die betrekking
hebben op Vianen en directe om-
geving. In 1751 tekende hij een
"Leckgezicht op den Hagesteins-
en dijk"; in 1756 "Capel te Hels-
dingen buijten Vianen" en in
1765 "Aan de Lindenhoek te Via-
nen", "In 't Vlaamsche Bosch" en
"Buijten Vianen". Van der Burgs
belangstelling voor het Lekstadje
108
u^
I
september / oktober 1994
UTRECHT
OUD
september I oktober 1994
OUD
UTRECHT
-ocr page 107-
De 'Kapeïle te Helsdingen huijten Vianen'
Twee tekeningen van Dirk van der Burg
Afbeelding 2: Dirk
van der Burg, De
kapel te Helsdingen
bijVianen,
!756.
Wanen, Stedelijk
Museum (bruikleen
van de Historische
vereniging'Het land
van Brederode'j
maar wel boeiende dokumenlcn
ondanks het feit dat de kunste-
naar het met topografische exact-
heid niet al te nauw nam. Ten
tijde van Van der Burg werd de
kapel gebruikt als boerderij. Wel-
licht was dat zo sinds de reforma-
tie in de tweede helft van de 16e
eeuw. De oorsprong van de kapel
moet gezocht worden in de 10c
eeuw, toen monniken van de Sint
I^turentiusabdij te Oosthroek bij
De Bik zich te Helsdingen vestig-
den om van daaruit de omgevmg
te ontginnen. Ongetwijfeld was
de kapel in origine een eenvoudig
bouwwerk in houl Later, in de
tweede hellt van tle I2e eeuw.
is Cornelis Pronk. Aan zijn zake-
lijkheid en zijn zin voor het con-
crete herinnert het werk ook van
Dirk van der Burg, zonder ooit
tot de hoogte van Pronk te rei-
ken. Maar in wijze van teekenen
van het geboomte is bij Van der
Burg soms iets aanwezig, dat doel
denken aan zijn stadgenoot jacob
van Liender (...). Her procédé zij-
ner luchten wijkt niet aanmerke-
lijk af van dat van zijn medelopo-
grafen, al is de tegenstelling
tusschen de uitgespaarde lichte
en donkere partijen somtijds
scherper dan bij anderen." Te-
recht merkt Van Eeghen nog op
dat het werk van Van der Burg,
"hoezeer wat landschap en archi-
tektuur betreft niet zonder ver-
dienste, lijdt aan een euvel, dat
Van der Burg moeilijk te boven
kwam, de gebrekkige figuratie".
Overdreven proporties
Van der Burgs tekeningen
van de kapel te Helsdingen zijn
weliswaar geen meesterwerken,
Afbeelding 3: De
kapel te Helsdin-
gen bij Vianen in
huidige staat
110
september I oittober 19 9 4
UTRECHT
-ocr page 108-
VAN
DE LEESTA
FEL
Baam
De bekende schrijfster Hella
Haasse heeft in haar jeugd een
aantal jaren in Baam gewoond
en daar is vlak na de Tweede
Wereldoorlog ook de novelle
'Oeroeg' ontstaan. Aan de hand
van Haasse's autobiografie 'Zelf-
portret als legkaart' gaat J. Krui-
denier in het tijdschrift Baeme
nr.2 van 1994 van de gelijknami-
ge historische vereniging op zoek
naar overblijfselen uit de jeugd
van Haasse.
Hij ontdekt niet alleen op welke
school Hella gezeten heeft, maar
ook kan hij een aantal docenten
reconstrueren uit de beschrij-
vingen die zij geeft. Kruidenier
spoon zelfs een oude klasgenoot
van Haasse op, aan wie zij nog
een verhaal heeft geschonken.
Dat verhaal is helaas niet bewaard
gebleven. Een geheimzinnige
theekoepel in het Maarschalks-
bos, waarvan Hella vermoedde
dat er alleen via een tovertrap toe-
gang kon worden verkregen,
blijkt ook echt bestaan te hebben.
Dat gebouwtje heeft na een op-
knapbeurt nog lange tijd dienst
gedaan als gemeentewoning.
toen men in de Nederlanden bak-
steen ging gebruiken, zal het
houten gebouwtje vervangen
zijn. De belangrijkste bouvk'iase
moet echter in de 1 5c eeuw wor-
den gesitueerd. Wat er van dat
bouwwerk in het midden van de
18c eeuw over was, is grosso mo-
do door Van der Burg vastgelegd.
0\i de tekening in Utrecht (al-
lieelding I) is de kapel weergege-
ven vanuit het zuid-westen, ter-
wijl de tekening in Vianen
(afbeelding 2) de noord-westzijde
van het gebouwtje afbeeldt. In dit
laatste geval ziet het complex er
veel imposanter uit dan op de
tekening in Utrecht, die meer aan
de werkelijkheid beantwoordt.
Maar hoe dan ook, in beide ge\al-
len zijn de proporties nogal over-
drc\'cn uitgevallen (albeelding 3).
Noten
1.     Chr.P. van Eeghen, 'Dirk van der Burg
of Jan de Beyer?', in; Oud-Holland
(1942) 23-37 en dezelfde, 'Proeve
van een oeuvre-catalogus van Dirk
van der Burg', in: Oud-Ho/Zand (1942)
90-96.
2.     R. van Eijndenen A. van der Willigen,
Geschiedenis der Vaderlandsche
Sch/Werkunst (Haarlem 1817) deel II,
180-181.
3.     Voorraadcatalogus nr. 144 A.J. van
Huffel's Antiguariaat, Utrecht, 1909,
nr. 1082.
4.     C.H. de Jonge, Catalogus dersch/We-
riyen(CentraalMuseum, Utrecht 1952)
179, nr. 384, inv.nr. 9560.
5.     In het land van Bredende. Historisch
tijdschiift mor het land van Vianen
14
(1989)nr. 3-4, 72nr50enJ.A.L. de
Meyere, De N.H. kerk te Vianen (Via-
nen/Alphen aan den Rijn 1990) 6-7.
6.     De Jonge, Catalogus, 179-181, nrs.
385-396.
Lapidoth in de baroniestad. Hij en
zijn opvolgers hebben altijd
behoord lot de sociale bovenlaag
en stonden in hoog aanzien. Een
IJsselsteinse notaris blijkt ook
voor te komen in het werk van
Herman de Man. R. 'Verweij gaat
in een korte bijdrage in op de
verschillende kantoren die de
notarissen hebben gebruikt in
IJsselstein.
De Bilt
Misschien in onbewuste
navolging van het beroemde kin-
derboek van Tonke Dragt is in De
Biltse Grift nr. 7, het tijdschrift
van de historische kring d'Oude
School een artikel geplaatst met
de titel: 'Een brief aan de koning'.
Deze brief is niet zoals in de bijna
gelijknamige roman een zaak van
leven of dood, maar heeft alleen
betrekking op het laatste. Het
gaat namelijk om het kerkhof aan
de Dorpsstraat in De Bilt, dat in
1829 volgens de nieuwe wet niet
langer geschikt geacht werd voor
zijn doel. De Bilt had net een
handjevol teveel inwoners om
nog binnen de bebouwde kom te
mogen begraven, en dit kerkhof
lag weliswaar aan de rand van het
dorp, maar op minder dan de
voorgeschreven afstand. De brief
aan de koning uit de titel van het
artikel van auteur Jan van der
Heijden wist echter te veroorza-
ken, dat de gemeente dispensatie
kreeg en het kerkhof nog tot 1900
geopend bleef. Ook dit artikel is
een uitvloeisel van het inventari-
satieproject van de Terebinth/
Stichting Stichtse Geschiedenis.
IJsselstein
De notaris staat centraal in
het juni-september nummer
1994 van het tijdschrift van de
Historische Kring IJsselstein. B.
Rietveld gaat in op de notarissen
tussen 1811, toen de eerste echte
notaris in de stad opdook en
1961, toen de laatste notaris van
de oude stempel afscheid nam.
Rietveld geeft een historische
inleiding op het notarisambt die
begint in het Romeinse rijk. De
bronnen voor notarissen in IJssel-
stein voor 1811 blijken schaars,
maar in dat jaar vestigt zich 'W.F.
111
Fred Vogelzang
ieplember I ofelo trail|9 940UD-UTRECHT
-ocr page 109-
De Vereniging Oud-Utrecht in 1993
Het hoogtepunt van het afgelopen verenigingsjaar vormde uiteraard de viering
van het 70-jarig bestaan. Op 5 juni vonden vele leden en niet-leden hun weg
naar de Janskerk, waar dankzij met name de grote inzet van de medewerkers van
het Nederlands Centrum voor Volkscultuur een daverend jubileumprogramma
werd gepresenteerd. Temidden van de stands van wijkverenigingen en histori-
sche clubs en instellingen gaf erevoorzitter commissaris der koningin jhr. P.A.C.
Beelaerts van Blokland het startsein.
Dit zal gebeuren op de Voorjaars-
ledenvergadering van 1994.
De Maandbladredactie kon-
digde in het voorjaar haar collec-
tief aftreden aan, van welk voor-
nemen zij ook na een interventie
door het bestuur niet af te bren-
gen was. Verschil van mening en
communicatiestoringen tussen be-
stuur en redactie lagen aan dit be-
sluit ten grondslag. Nadat de oude
redactie de lopende zaken had af-
gehandeld ging een inmiddels
aangezocht nieuw achtkoppig
team aan de slag. Met voortva-
rendheid wist zij de continutteit
te handhaven en kwam zij met
voorstellen die aan het einde van
het verslagjaar door het bestuur
werden goedgekeurd en die het
Maandblad in 1994 een geheel
nieuw gezicht zullen geven. Er
verschenen 10 nummers, waar-
onder een 'special' over de be-
dreigde westelijke stadsrand tus-
sen Utrecht en Vleuten. De
eindredactie was in handen van
mw. MJ. Dolfin. Het eerste
exemplaar werd door de voorzit-
ter aangeboden aan gedeputeerde
D.H. Kok. De gevarieerde inhoud
van het Maandblad had weer een
hoog historisch gehalte, geheel
conform de wensen van de leden
blijkens de resultaten van een
lezersonderzoek die in het maart-
nummer werden gepubliceerd.
Het Jaarboek verscheen als
gebruikelijk in december. De
meeste exemplaren werden onder
leiding van ledenadministratrice
mw. C. Nijhove-de Leeuw door
een team van leden-vrijwilligers
bezorgd. P.C.B. Maarschalker-
weerd en mw. J. van der Torren-
Gerritsen verlieten de Jaarboek-
redactie, hun plaatsen werden
ingenomen door mw. M.A.
Nieuwsblad, las het juryrapport
voor. Tevoren had de voorzitter
de eerste exemplaren van de twee
jubileum-uitgaven aan de burge-
meester aangeboden: H.L. de Groot,
Terugblik op Traiectum, een
archeologische schels, en Archeolo-
gische en Bouwhistorische Kroniek
van de gemeente Utrecht over
1926-1972. Na aOoop was er een
ongedwongen slotdrankje, opge-
luisterd door het salonorkest
Pickwick. De benodigde finan-
ciën werden deels opgebracht
door de leden die door de pen-
ningmeester waren aangemoe-
digd tot een jubileumgift onder
het motto 'ƒ 47 plus ƒ 10 is voor
deze keer samen ƒ 60'.
Tijdens de Algemene Voor-
jaarsledenvergadering namen
H.L. de Groot en E.M. Kylstra
afscheid van het bestuur. Tijdens
de Algemene Najaarsledenverga-
dering gebeurde dit met P.D. 't
Hart en L.L.M. Smit. A. Pietersma
legde na twee termijnen het se-
cretariaat neer, maar bleef aan als
bestuurslid, nu als vertegenwoor-
diger van de Jaarboekredactie.
Om procedurele redenen konden
de beoogde nieuwe bestuurs-
leden mw. S. van Dockum, mw.
S.A.L. de Graaff en R.E. de Bruin
nog niet worden geïnstalleerd.
De groep
Pendel en wijk-
koor C zorgden
voor de muzika-
le omlijsting, er
was een histori-
sche modeshow
o.l.v. Marian
Conrads, de Ge-
meentelijke Ar-
chief- en Foto-
dienst vertoonde
historische films
over Utrecht en
de oprichting in
1923 werd in
beeld gebracht
door een kleine
expositie over
initiatiefnemer
burgemeester J.P. Fockema
Andreae. Centraal stond de uit-
reiking door burgemeester I.W.
Opstelten van Utrecht van de eer-
ste Oud-Utrecht prijs. Uit zijn
handen ontvingen H.P. Deijs uit
Rhenen voor zijn in het Jaarboek
verschenen artikel 'Justus van
Broeckhuijsen, landmeter 's hoofs
van Utrecht', en K. van Vliet voor
zijn doctoraalscriptie 'Markt in
middeleeuws Utrecht' het gedeel-
de geldbedrag van ƒ 3000 en de
bijbehorende oorkonde. Jury-
voorzitter M.L. Snijders, oud-
hoofdredacteur van het Utrechts
112
De oud-secretaris
A Pietersma
september / oktober 1994
OUD-UTRECHT
-ocr page 110-
van der Eerden-Vonk en A.
Pietersma.
De propaganda- en activitei-
tencommissie organiseerde de
volgende lezingen: 'Vredenburg
tweezijdig belicht' door mw. Th.
Beekman en T.J. Hoekstra (20
januari); 'De overgang van de
Neo-renaissance tot de Jugendstil
in Utrecht' door R. Stenvert en
'Schets van twee eeuwen Utrecht'
door A. van Hulzen (25 maart);
'Van paleis tot museum; de
geschiedenis en de restauratie van
paleis 't Loo' en 'Een eeuw vor-
stinnen' door mw. E. van Heu-
ven-van Nu (29 april); 'Hoeren in
de raad' door P.D. 't Hart (Voor-
jaarsledenvergadering op 2 juni);
'Kelten' door mw. R. Fokkema
(Najaarsledenvergadering op 24
november); lezingenavond over
'Dood en begraven' (15 decem-
ber). Op 26 oktober werd een
excursie georganiseerd naar het
historisch museum in een oude
boerderij in Nieuwegein (in sa-
menwerking met de Historische
Kring Nieuwegein) en op 10 sep-
tember leidde BJ. Martens van
Vliet een historische wandeling
langs de Nieuwegracht. Voor
onze zustervereniging uit Vlaar-
dingen werd een dagprogramma
Utrecht verzorgd.
Met een informatie- en boeken-
stand was Oud-Utrecht vertegen-
woordigd op de Van der Monde-
lezing (16 februari in de
Janskerk), de historische markt
van de SSG (27 maan in de Nico-
laaskerk), de jubileumviering van
Oud-Utrecht (5 juni), de Open
Monumentendag (11 september)
en de Sinterklaasverkoop in de
Gemeentelijke Archiefdienst (29
november). De stand kreeg een
professioneler aanzien, de legen-
darische 'doodskist' werd ver-
vangen door twee handzame
koffertjes.
Verheugend was dat de commis-
sie met een fiks aantal leden kon
worden uitgebreid, waardoor de
tijdrovende organisatie van deze
activiteiten wat breder kan wor-
den gedragen. Mw. R. Fokkema,
mw. H. Vries en S. Daniels namen
afscheid van de commissie.
De inmiddels vierde 'kader-
dag' voor werkende leden vond
plaats op 31 oktober in kasteel
Renswoude. Slotvoogd baron
Taets van Amerongen leidde het
gezelschap rond, nadat de aanwe-
zigen de verenigingsproblematiek
onder de loep hadden genomen.
Het geregelde overleg mei
een vertegenwoordiging van de
Universiteit Utrecht leidde tot
voorbereidingen voor het houden
van een Studium Generale over
de geschiedenis van stad en pro-
vincie Utrecht en voor de instel-
ling van een bijzonder hoog-
leraarschap in de Utrecht-studies.
In samenwerking met de
Gemeentelijke Archiefdienst ging
het project Utrechtse biografieën
van start. Er werd een opzet vast-
gesteld en een groslijst van op te
nemen personen samengesteld.
Velen reageerden op de oproep
tot deelname, waardoor de in-
houd van de eerste twee delen al
snel kon worden vastgesteld. Het
eerste deel is gepland voor het
najaar van 1994. Ook een ander
project waarbij de vereniging was
betrokken maakte voortgang: de
bibliografie van de provincie
Utrecht. De betreffende werk-
groep ontwierp een format voor
de titelbeschrijving, stelde selec-
tiecriteria op, maakte een opzet
voor een pilot-project voor de
titels uit 1992, wist hiervoor een
startsubsidie van de provincie te
verwerven, zette een netwerk van
correspondenten op en organi-
seerde een informatiebijeen-
komst.
De dochter Slichting Publika-
ties Oud-Utrechi (SPOU) besloot
haar statutaire band met Oud-
Utrecht iets te verslappen. De
combinatie dagelijks bestuur Oud-
Utrecht en SPOU is door de groei-
ende activiteiten van de SPOU te
zwaar gebleken. In hel SPOU-
fonds verschenen de MlP-uitgave
over Oudewater en de boven-
genoemde jubileumuitgaven. De
speurtocht naar nieuwe bestuurs-
leden bleek geen sinecure. Verder
bleven de financiële en organisa-
torische verplichtingen van de
provincie met betrekking tot de
MlP-reeks en de uitgavekosten
een voortdurende bron van zorg.
De taken van de redactiecommis-
sie werden aangepast aan de
werkwijze van de SPOU. Een wat
grotere groep redactieadviseurs
zal op individuele basis onder-
sleuning verlenen.
Problematisch bleef het tijds-
beslag dat de vele activiteiten van
Oud-Ulrecht op de leden van be-
stuur en commissies legde. Daarom
werd het initiatief genomen met
andere vergelijkbare verenigingen
en stichtingen te overleggen over
uitbesteding van secretariaats-
werkzaamheden en samenwer-
king bij de distributie van histori-
sche uitgaven. Hoe nodig dit is
bleek onder andere uit de zeer
bewerkelijke deelname van de
vereniging aan de kortingsactie
van de Stichting Stichtse Histori-
sche Reeks.
Al deze activiteiten werden
georganiseerd voor de per 31
december 1776 leden. Een ver-
heugende stijging van 77 leden
ten opzichte van het jaar daar-
voor. Tot de leden die ons ontvie-
len behoorde ook erelid J.W.C,
van Campen. In het Maandblad
verscheen een in memoriam van
de hand van J.E.A.L. Slruick. De
contributie behoefde nog net niet
verhoogd te worden, mede dank-
zij de gebruikelijke aanzienlijke
donatie van het K.F. Heinfonds.
Nieuw in het pakket contributie-
bedragen was het huisgenoot-lid-
maatschap (ƒ 15).
'^^iÉfc*'
113
september I okioher J994
OUD-UTRECHT
-ocr page 111-
Toelichting jaarrekening 1993
Aan de leden van de Vereniging Oud-Utrecht wordt hierbij de
jaarrekening voor het jaar 1993 aangeboden. In de voorjaars-
ledenvergadering van 2 juni 1994 ben ik als penningmeester
afgetreden.
Aan de lastenkam vallen de
kosten van de viering van ons 70-
jarig jubileum op. Het grootste
gedeelte van deze extra laslen
werd veroorzaakt door de grote
manifestatie in de janskerk en de
uitgaven van extra boekwerken.
De beheerskosten stegen inciden-
teel aanzienlijk door de gevolgen
van alle extra verzonden druk-
werk, brieven en overige mailing.
Door de uitreiking van de Oud-
Utrecht-prijs te laten samenvallen
met de manifestatie in de Jans-
kerk kon op de presentatiekosten
f 1.500,— worden bespaard.
Indien de vereniging haar
activiteiten op het huidige, hoge,
niveau wil voorzetten, en waar
mogelijk wil uitbreiden, lijkt een
aanpassing van de contributie
voor de gewone leden onvermij-
delijk. Ik ga er van uit, dal zulks
door de leden gebillijkt zal kun-
nen worden indien zij in aanmer-
king nemen, dat de laatste contri-
butie-aanpassing dateert van meer
dan 6 jaar geleden.
De jaarrekening sluit met een
tekort van f9.026,—, welk tekort
wordt afgeboekt op het kapitaal
van de vereniging. Wij besluiten
ons jubileumjaar met een vereni-
gingskapitaal van f87.076,—.
Aan de batenkant vallen de
lagere financiële baten op. Dit is
een gevolg van de langdurig lage-
re korte rente. De verkopen zijn
eveneens lager dan begroot. Bij
de begroting 1995 zal met deze
structureel lagere opbrengsten
rekening worden gehouden. Op-
vallend was de opbrengst van de
jubileum-actie. Voor het bestuur
een teken, dat de leden bereid
zijn, en wel in grote getale, een
extra offer voor de vereniging op
te brengen.
Baten
Jaarrekening
1992
Begroting
199!
Jaarrekening
1993
Begroting
1994
Contributies
82 HO,—
sootxx-
85.844.—
80 000.—
Advenenlies
14700,—
14 0m,—
14.100,—
10 000.—
Verkopen
2997,—
J 000.—
1.014,—
5000.—
Dotiattes
12 117 —
12,000,—
15.067,—
12 OlXl,. -
Finan, Baten
11 ■508,-
10 000,—
6,792,—
6 IXXl.-
Diverse Baten
7556,—
7-718,—
Jubileum-actie
Laslen
20,000,—
16.564,—
ni22a.—
1 W,000,—
143,099,—
11 1 IXXl—
MOU
48610,—
50,000,—
49,853.—
50 000,-
JOU
41,920,—
40 000.—
41.247,—
40tX10,—
ArcJieoiogisthe Kr(iniek(en)
12 802,—
10 000.—
10.000.—
1 iOOtl—
Kosten 70-jarigJubileum
20.000,—
23.245.—
Oud-Utrecht pnjs
5A100,—
3.500,—
2.500,—
Acti\'iteiten en werving
8778,—
4 tXXl,—
3.083.-
8 01X1,--
Kosten van Beheer
10 863,-
12,000,—
14.439,—
1 1 OlXl,
Algemene kosten
6B5,—
61HX1,—
3.972,—
6 51X1,—
Afschrijvingen
1966,-
3 51X1—
2.786,—
15") 274,—
1 50 51X),—
152.125,—
151 000,—
Kapitaal mutatie
-46,—
-1 1 500 —
-9.026.—
201100 ---
Kapitaal per jaantltimo
96 102.-
87.076,—
114
Utrecht 2 iuni1994
J.W. Lemaier
(penningmeester)
seplember t oktober 1994
UTRECHT
-ocr page 112-
^
Oproep
yrijwüligers
VONDSTEN
Van een \erzamelaar?
Bij de opgraving Lange
Nieuwstraat, hoek Vrouwjutten-
straat, vlak naast de Willem Amlz-
stichting (begin 1994), werd in
een kuil een dertigtal pijpekop-
pen aangetroffen. Naast vooral
klassiek onversierde laat 18e-
eeuwse witaardewerken pijpe-
kopjes van Goudse maar ook
Utrechtse oorsprong, bevinden
zich in de kleine collectie ook
meer kunstzinnig vormgegeven
exemplaren, eerste helft 19e-
eeuws. Daarbij is sprake van
zowel witaardewerken als van
porseleinen exemplaren, welke
laatste soms (restanten van) be-
schilderingen dragen.
Uit de vondstomstandigheden -
de kopjes lagen dicht bij elkaar
en er werd slechts één stukje steel
gevonden - rijst het vermoeden
dat het hier wel eens om het bezit
van een 19e-eeuwse verzamelaar
van pijpekopjes zou kunnen
gaan. Zo ja, dan viel zijn beschei-
den collectie misschien wel eens
in zijn geheel aan een opwelling
van opruimlust ten prooi. Mede
om de veronderstelde verzame-
laar alsnog wat recht te doen we-
dervaren worden hier enkele van
de pijpekopjes afgebeeld. De keu-
ze viel op een fraai gemodelleerd
Ter voorbereiding van deel
III uit de reeks Langs Utrechtse
Geveltekens,
zoekt het Utrechts
Geveltekenfonds vrijwilligers die
zich bezig willen houden met de
inventarisatie van Utrechtse gevel-
tekens buiten de singels.
In 1975 begon een werk-
groep van vrijwilligers o.l.v. ing
H.A. Overgaauw met het inventa-
riseren van geveltekens in de bin-
nenstad van Utrecht. De in 1977
opgerichte dochter van de Ver-
eniging Oud-Utrecht: de Stichting
Het Utrechts Gevelteker\ Fonds was
na deze inventarisatie in staat tot
publicatie. Gekozen werd voor
stadswandelingen zodat bij een
breed publiek belangstelling kon
worden gewekt voor interessante
historische details in het Utrecht-
se straatbeeld. Zo verschenen in
1990 en '91 deel I en II onder de
titel Langs Utrechtse Geveltekens.
Om tot meer publicaties te
kunnen komen is inventarisatie
van de gehele stad nodig, begin-
nend met de wijken rondom het
Centrum: Lombok, Wittevrou-
wen, Oudwijk, Sterrenwijk, Tol-
steeg en de Dichterswijk.
Deze omvangrijke arbeid kan het
bestuur van het Gevelteken
Fonds niet alleen op zich nemen.
Er bestaat dus behoefte aan een
nieuwe werkgroep met vrijwilli-
gers, die bij voldoende belang-
stelling in oktober van start kan
gaan. Wie graag wandelt, oog
voor detail heeft en interesse 115
heeft in de geschiedenis van de
stad wordt verzocht te reageren.
Voor uitgebreide informatie en
documentatie kunnen belangstel-
lenden zich richten tot: Susanne
Weide, Teugelhof 9, 3511 VR
Utrecht, telefoon: 030-321797.
kopje (grootste afmeting 35 mm)
van een uitvoerig besnord en
krijgshaftig heerschap, in wat aar-
dewerk en zonder enige ge-
bruiks(brand)sporen. Het andere,
sierlijk slanke en geribbelde
exemplaar (grootste afmeting 40
mm), is eveneens van witaarde-
werk, maar werd van een dun
laagje lichtbruin glazuur voor-
zien. In de hoek tussen kop en
steel heeft zich een in details uit-
gevoerd en eigenlijk wel koddig
mansfiguurtje genesteld. Getuige
de brandsporen - de beschadi-
ging moet recent ontstaan zijn -
werd dit pijpje menigmaal aange-
stoken.
september I oktober 1994
UTRECHT
-ocr page 113-
PORTRET
Ina Isings; "Soms denk je: wat is dit nu weer?"
in 1984. En nog altijd duiken er
verrassingen op in de collectie.
De schier onmogelijke taak van
inventarisatie \'an de verzameling,
werd in de \'orige eeuw aange\'at
door de consei^ator Vermeulen.
Hij kwam in 1868 lol een catalogus.
Samen met de aanvulling uit
1890 vormt deze nog altijd de be-
langrijkste bron. Hel bleek echter
al snel noodzakelijk tot een uil-
breiding over te gaan, aangezien
het aantal \'olgnummers desas-
treuze oiTi\ang aan begon te
nemen. De 'nieuwe' nummering
en in\entarisatie werd door Prol.
Vollgrall aan het begin \aii ile
eeuw gestart en is nog alti|d niet
algeroiul: binnenkort komt er
misschien \ersterking \an een
computer - dat lijkt bepaald geen
overbodige lu,\e.
De collectie wordt veelvuldig ge-
raatlpleegd, ook door weten-
.schappers \'an o\'er de grens.
Doorgaans is men daarbi| zeer
enthousiast, beleeld en vol begrip
ener de beperkte inlrastructuur'.
Haar inventix'iteit in het \'inden
\an oplossingen voor de beperkte
midilelen die haar ter beschik-
king staan is o|i\'alleml. Toen het
PL'C. de ruinilc in de I-und.Uie
betrok, was er niets: geen \k)er-
bedekking, geen wrwariniiig.
echt niets. 'In tie winter nam |e
de \'oorwerpeii en je werk mee
naar hel Instituut, want het was
hier niet te haixlen. Nog geen hall
uur hield |e hel uit". In 1984
werd er houtw"orm geconstateerd
in de I undatie en het bestuur van
het PI Cl nam maatregelen. Met
stutlcnlen werd do ruimte leegge-
haakl en \loerbeilekking en ver-
warming aangebracht. Een bu-
reau wist Isings op de universiteit
te regelen: "bij een eerdere ver-
huizing mocht |e geen houten
meubilair meer meenemen. Maar
ik wilde geen metaal, en heb ge-
woon stickers op nii|n houten
bureau gedaan. VV'elen die \'er-
huizers \'eel. Later kon ik hel
\'oor een nominaal bedrag mee-
nemen naar hier
Wie Isings taak in de toekoinst
moet gaan overnemen, is ondui-
delijk. Een hoogleraar archeolo-
gie heeli Utrecht niet meer. en de
situatie wortlt \erder gecompll-
ceertl doordat de lunclie van con-
ser\'ator bij het PUCi een onbezol-
digde Is. 'Er is een tweede
conservator, Marjo Montfoort,
werkzaam bij het ROB in Amers-
loon. Het is echter de vraag ol
lemaiitl bereid is om \'ier halve
dagen \oor niets te werken: jonge
mensen willen graag een betaalde
baan, dat is logisch". Maar, zo
gaat zij opgewekt x-erdcr: "na-
tuurlijk heb ik die problemen
aangekaart. Voorlopig gaat het
echter lekker De nieuwe opstel-
ling slaat aan, en ik blijl bij \an
alles en nog wal betrokken".
Ben-okkcn bi| het archeologisch
le\'en in de regio is Isings zeker.
/.i| heelt een [ilck op hel Archeo-
logisch liouwhistori.sch Centrum,
aangezien zi| middels een samen-
werking van het PUd, de pro\'in-
cie en de gemeente een \an de
beheerders is van het "gemeen-
schappelijk depot bodeimdiid-
sten". "Zo weet je altijd wat er
speelt. Alle mensen zi|n geinte-
rcsseerd in hun vak, er is altijd
wel wat gevoiulen. Soms ga je
met direct naar hel ABc;, maar
eerst naar een opgraving. Als ze
ineens een leuk legelvloerlje heb-
ben, moet dal ik eerst zien, na-
tuurlijk".
Zclls consen-aior Prol. Dr.
Ina Isings (,1Q1Q~) \an de collec-
tie van hel Provinciaal Utrechts
Genootschap houdt soms din-
gen in haar handen die niet
thuis te brengen zijn. Haar
werkruimte in de F-undatie \an
Renswoude is tevens depot \an
deze collectie en slaat \ol met
vitrines, dozen en kasten; zells
onder de vverklalels zijn voor-
werpen uit de archeologische col-
lectie opgeborgen. De volle vitri-
nes - vele waarschijnlijk nog uit
de jaren '30 - en opgestapelde
vondsten slaan niet alleen borg
voor een sfeervolle ruimte, maar
zijn de eerste getuigenissen \an
de rijkdom van de collectie van
hel PUG.
Isings beheert deze collectie al
sinds 1960: oorspronkeli|k als
tweede conser\'alor. Jongkees had
de functie destijds aanvaard op
voorwaarde dat Isings, die al in
de Romeinse archeologie in het
algemeen en het glas in het bij-
zonder N'crzeild was geraakt, als
tweede conserxalor de collectie
onder haar hoede nam. In 1969,
na de dood van Jongkees, was
"men toen al zo modern dal ook
een niet-hoogleraar cünser\'ator
kon worden" en werd Isings op
zijn post benoemd.
Het beheer van de collectie \ergt
veel lijd, nog afgezien van het leit
dal Isings, als een van de weinige
specialisten op het gebied \an
glas, nog regelmatig gevraagd wordt
voor publicaties o\er vondsten
Vier halve dagen per week wor-
den besteed aan het PliG, een
laak die Isings met veel enthou-
siasme voortzette na haar pensio-
nering als hoogleraar archeologie
116
Mark van Hattem
s f (M f m bf I I o k t o b f I l 99-i
u I R t c: H 1
-ocr page 114-
AGENDA
6 oktober
Lezing en rondleiding door de Sterren-
wacht n.a.v. "350jaarSterrekunde"
Aanvang: 20.00 uur
Max. aantal deelnemrs: 40 pers.
Telefonisch aanmelden bij hr. De Wit:
tel. 030-617274
12 oktober
Lezing "Het ontstaan van het cultuur-
landschap"
door drs. J.D.H. Harten
Plaats: Academiegebouw, Domplein 29,
Utrecht
Tijd: 20.00 uur
Toegang: gratis
16 oktober
"Historisch groen in de stad Utrecht"
Op zondagochtend 16 oktober organiseert
Oud-Utrecht een wandeling door de stad
o.l.v. de urbaan ecoloog Bert Maes. De
wandeling (o.m. langs de singels en wel-
licht ook met een bezoek aan de Oude
Hortus) start om 11.00 uur vanaf de
Mariaplaats (bij de pandhof, achter het
gebouw van Kunsten en Wetenschappen)
en duurt tot ca. 13.00 uur. Om tevoren
enig inzicht te hebben in het aantal deel-
nemers wordt U verzocht zich aan te mel-
den bij: Bert Barten, tel. 030 - 623921,
Tijd: 11.00 uur
Max. aantal deelnemers: 25 pers.
Deelname: gratis voor Oud-Utrecht-le-
den, niet-leden:f2,50
(zie foto)
18 oktober
Lezing: "Interieurvan 18eeeuwseschuil-
kerken" door drs. P.P.W.M. Dirkse, conser-
vator Rijksmuseum Het Catharijne Convent
Plaats: Gertrudiskapel, Willemsplantsoen
1 c (naast de Kathedrale Kerk), Utrecht
Tijd: 20.15 uur
Toegang: gratis
19 oktober
Lezing "Utrechtse kastelen en buiten-
plaatien"
door drs. H.M.J. Tromp.
Plaats: Academiegebouw, Domplein 29,
Utrecht
Tijd: 20.00 uur
Toegang: gratis
26 oktober
Lezing "Tuinen in de provincie" door drs.
H.M.J. Tromp
Plaats: Academiegebouw, Domplein 29,
Utrecht
Tijd: 20.00 uur
Toegang: gratis
29 oktober
Manifestatie "Gevolgen van stadsplan-
ning vanuit bewonersperspectief'
Presentaties, lezingen en een forumdis-
cussie betr. dit onderwerp, georganiseerd
door de samenwerkende Utrechtse We-
tenschapswinkels.
Plaats: Academiegebouw, Domplein te
Utrecht
Informatie: 030-533550
november
Lezing "Vestingwerken in de provincie
Utrecht, /6e -20e eeuw" door drs.
J.P.CM. van Hoof
Plaats: Academiegebouw, Domplein 29,
Utrecht
Tijd: 20.00 uur
Toegang: gratis
9 november
Lezing "Waterstaatsgeschiedenis met de
nadruk op de 20e eeuw" door dr. G. van
de Ven
Plaats: Academiegebouw, Domplein 29,
Utrecht
Tijd: 20.00 uur
Toegang: gratis
tJm 20 november
Tentoonstelling "Graven in een grensge-
bied. Archeologische vondsten uit de
Kromme Rijnstreek"
De resultaten van het onderzoek, dat
sinds 1967 door de R.O.B, wordt uitge-
voerd in dit gebied zullen te zien zijn in
een opstelling waarbij zowel aan het his-
torische belang als aan de esthetische
waarde van de objecten aandacht zal
worden besteed.
Plaats: Centraal Museum, Agnietenstraat
1, Utrecht
Najaarsledenvergadering
zie aankondiging elders in dit blad
MEDEDELING
Het oude en nieuwe Centraal
Museum
Onder het bewind van de
nieuwe directeur S. Ex zijn in het
Centraal Museum enkele ge-
ruchtmakende tentoonstellingen
samengesteld waarvan de
Utrechtse Parade, nog tot 23 ok-
tober te zien, het meest recente
voorbeeld is. Maar niet iedereen
is het eens met de aanpak van Ex.
Op donderdag 10 november zal
de heer Ex op uitnodiging van de
Vereniging Oud-Utrecht een le-
zing geven over de achtergronden
van zijn museumvisie. Na afloop
is er gelegenheid tot discussie.
Aanvang 20.00 uur in de muziek-
school, Domplein 4 te Utrecht.
117
september I okiohcr 1994
UTRECHT
-ocr page 115-
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht
tel: 030-623866/626800
fax: 030-623274
Hier had uw
ï?
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V.
UTRECHT
OUDKERKHOF25
TEL. (030) 31 52 51
advertentie
kunnen staan"
3512 GJ UTRECHT
FAX (030) 367144
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
-ocr page 116-
kunst
architectuur
literatuur
geschiedenis
filosofie
£ ' \
topografie
j^j^..........Ttittt: .^S^j^
S> in- en verkoop
ALEPH
Boekhandel-antiquariaat
Vismarkt 9 Utrecht
030-32 2069
EB
NVM
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT
/Muus
<i>
/^
Makelaardij in
onroerende goederen
• Aan- en verkoop-
begeleiding
• Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______
I 030-340008
Activiteiten o.a. op het gebied van:
*   Elektra
*   Klimaat
*   Sanitair
*   Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7,3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
ISB
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Riku Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 117-
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag
         11-18 uur
Zaterdag 11-17 uur
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
ER IS EEN BAN
AAR OUDE WAARDE
NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN.
ÉNC
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
-ocr page 118-
^ Ia OC4- \o\c,3
Utrecht
6 7 e j a a )■ nu n g nummer 6
UTRECHT.
NIEUWJAARS HEIL» EN ZEGENT/ENSCH 5
Opgedragen aan de Wel Edele Hccrcn BURGEMEESTER en WETHOUDEREN;
voorts aan alle IIEEREN, BURGERS en INWONERS dci Stad Utrecht,
Nieuwjaarswens
van de askar-
mannen uit 1834
De sluis bij Otterspoor en de dam bij Het Gein
Om het recht op een varken
PriWbelangen en milieuzorg in de \orige eeuw
Volksbuurtmuseum Wijk C één jaar oud
-ocr page 119-
Boeken over
UTRECHT,
stad en provincie,
hebben wij altijd
ruim in voorraad
GREEP Schilders bv
)
•    Restauratiewerken
•   Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht
Tel. 030-88 21 31
Broese Kemink
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804
JURRIËNS
- UTRECHT
• Restauratiewerken
• Nieuwbouw
• Onderhoud
1
■ Aannemersbedrijf
^
B| H. J. Jurriëns B.V.
1 Sophialaan 1
1
J 3542 AR Utrecht
1___
•^ Telefoon (030) 41 29 1 2
^/o^//y^/a/h^
^MB
Lid \fj ■\IHU/Iiai'\ ('niu>i'i\i Ihip
.W.'r/'/f Jff^tii/xfff,//7 /.9
./.7/2.0. /^ //y,fr-//.W r;.w y/ sj^ 6Yy
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
drukkerij de boer cuperus IJ^
■  Schitterend drukwerk
■  Stipt op tijd
é^
r.LISM4N
&>LIS144N
BOUW&VASTGC^D
Drukkerij en Uitgeverij
De Boer Cuperus bv
Vrieslantlaan 14, 3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht
Telefoon 030-822 822
Fax 030-88 35 61
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
-ocr page 120-
Van de redactie
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks tijdsthrilt
67e jaargang nr. 6-
november/deeemberl 994
ISSN 1380-7137
Oud-Uirecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrechi, vereniging
tol beoefening en tot verspreiding van
de kennis der gesehiedenis van stad
en provincie Utrecht.
Voorzitter: H.H.W, Kernkamp.
Secretariaat: Mw, S-A,l-, de Graaff
p/a Alexander Numankadc 20],
3572 KW Utrecht
Penningmeester: i. Baars.
U kunt zich opgeven ah lid van de vereni-
ginj; Oud-Utrcchl door te schnjwn naar:
Oud-Utrecht,
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 47,= per
jaar (26-/ 30,=;65+/41,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
Mw. C. de Leeuw,
telefoon: 03465-62930.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactw: M. Dolfin, M. van Hattem,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C. van Oudheusden, B. van Santen,
1;. Tigelaar, M. van de Vrugt,
A. van der Zeijden.
Rcdactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vi)rmj;fvinj;.- De Vormers, Utrecht.
f)rak- De Boer Cuperus.
Oud-Utrechl Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda volgende nummer:
1 januari 1995, verschijningsdatum 1
lebruari.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KWUliecht.opS l/4of3 Viinch
floppy (WordPerfect, versies 4.2,5.0
ol 5.1) Aanbevolen omvang lussen
de 2000 en 4000 woorden, waarbij
het aantal noten zo beperkt mogelijk
gehouden moet worden. Hel gebruik
van tussenkopjes wordt aangeraden;
illustratiesuggcsties zijn zeer welkom.
Bij het laatste nummer van het jaar past het om even terug te blikken. Het jaar 1994 betekende
voor het Maandblad een grote breuk met de geschiedenis. Van een maandelijks verschijning
is de
redactie overgestapt naar een tweemaandelijks tijdschrift, ook is het formaat groter geworden.
Alvoreris tot deze veranderingen over te gaan, is er binnen de redactie en
het bestuur uitvoerig
overleg gepleegd en zijn verschillende nieuwe uitvoeringen bekeken. Uit de reacties van leden en
lezers is tot nu toe gebleken dat men zeer
enthousiast is over de gekozen opzet. Dat wal niet zeggen
dat wij als redactie altijd geheel tevreden zijn geweest over het product, maar in goed overleg met
het ontwerpburo 'De Vormers' en de drukker De Boer-Cuperus
is dat altijd weer in goede
banen geleld.
                                                                                                         ,                i
Ook de redactie laat wel eens een steekje vallen. Zo moeten wij in dit nummer een rectificatie
opnemen: op pagina 116 van nummer 5 staat een naam verkeerd gespeld: Marjo Montfoort moet
zijn Marjo Montforts.
Al met al is het voor de redactie voldoende reden om de nieuwe formule te continueren en waar
nodig nog enkele verbeteringen aan te brengen. Ook zult u in de nieuwe jaargang een enkele nieuwe
rubriek aantreffen.
Rest ons de wera uit te spreken dat het nieuwe jaar u mag inspireren tot het schrijven van lezens-
waardige bijdragen voor Oud Utrecht.
Inhoud
Van de redactie
De sluis bij Otterspoor en de dam bij Het Gein
Hans Lagen
Grafmonument
Jan van der Heijden
Vondsten
Voll(sbuurtmuseum Wijle C één jaar oud
Haratd Meyer en Alben van Wench
Agenda/Cursussen
Om het recht op een varken
Privébelangen en milieuzorg in de vorige eeuw
P.D.'tHart
Van de leestafel
Portret
Marcetine Dotfin
Boekenschouw
Hans van DeukerenlB.H.G.
123
124
128
129
130
131
132
139
140
141
123
novembet I december i994
UTRECHT
-ocr page 121-
De sluis hij Otterspoor en de dam
hij Het Gein
In zijn in 1950 verschenen studie over de waterschapsgeschiedenis van het
Nedersticht heeft S.J. Fockema Andreae een kort hoofdstuk gewijd aan een
waterstaatswerk dat eertijds in de Vecht zou zijn aangelegd ^ Die rivier zou,
vermoedelijk al in de 12de eeuw, met een dam zijn afgesloten bij Otterspoor.
Deze Otterspoordam met uitwateringssluis zou volgens Fockema Andreae
hebben gelegen tussen Maarssen en Breukelen, net boven de oude delta-
vorming, waar het riviertje de Aa zich vroeger van de Vecht aftakte.
dam in de monding van deze
rivier nabij Muiden zou dan toch
meer voor de hand hebben gele-
gen, aangezien die een veel groter
achterland tegen stormvloeden
zou hebben beveiligd. Genoeg
redenen derhalve om de vraag te
stellen; heeft er werkelijk een
dam in de Vecht bij Otterspoor
gelegen?
De sluis
Met de naam Otterspoor
werd vroeger een gedeelte van de
parochie Breukelen aangeduid. In
een oorkonde uit 1437 wordt de
ligging ervan nauwkeurig om-
schreven: in het oosten grensde
Otterspoor aan de Vecht, in het
zuiden aan de Maarssenbroekse
dijk en -wetering (die hier tevens
de grens met de parochie Maars-
sen vormden), in het westen aan
de Otterspoorbroekse dijk en in
het noorden aan het bisschops-
gerecht van Breukelen '*.
Nu is er in een aantal teksten uit
de 14de eeuw sprake van een
sluis die bij Otterspoor moet heb-
ben gelegen. Deze Otterspoor-
sluis wordt onder die naam voor
het eerst genoemd in 1323. In dat
jaar namelijk werd het hoog-
heemraadschap van de Lekdijk
Bovendams opgericht, welke orga-
nisatie tot taak had de rivierdijk
tussen Amerongen en Hoppe-
nesse (ten westen van Vreeswijk)
in stand te houden. Bij de oprich-
ting werd het grondgebied van
het hoogheemraadschap in grote
lijnen vastgelegd in een schouw-
brief De geërfden in dit zoge-
naamde Lekdijksgebied waren
verplicht in het onderhoud van
de dijk bij te dragen door het
betalen van een belasting en het
opkomen in het dijkleger. Boven-
dien waren de meeste gerechten
Hij vervolgt; "De dam bij
Otterspoor is ons uit enige akten
bekend. Hier was een der eind-
punten van Utrechts overzeese
handel en scheepvaart; er moet
een nederzetting van enig belang
zijn geweest". Als voornaamste
bewijsgrond heeft Fockema
Andreae een oorkonde uit 1228
aangehaald, waarin niet alleen
sprake is van een gedeelte van
de tiend van Otterspoor, maar
bovendien enkele percelen worden
gelokaliseerd "boven de dam".
Zeer onlangs werd echter door
Martin de Bruijn aangetoond dat
deze percelen niet aan een dam
bij Otterspoor onder Breukelen
moeten worden gesitueerd, zoals
Fockema Andreae meende, maar
aan de Pausdam in de stad
Utrecht 2, De oorkonde uit 1228
kan bijgevolg niet dienen als
bewijs voor het bestaan van
een Otterspoordam. Desondanks
achtte De Bruijn het niet uitge-
sloten dat er in de 13de eeuw een
Vecht-afdamming bij Otterspoor
heeft gelegen. Gezien de talrijke
overstromingen die zich in de
tweede helft van de 12de eeuw
rond de Zuiderzee voordeden,
zou een dergelijke aanleg voor de
hand liggen.
Zo maken de annalen van de
abdij van Egmond melding van
een zware storm omstreeks de
eerste november van het jaar
1170, die enorme overstromingen
teweeg bracht. Daarbij zou het
zeewater langs de Vecht zijn
doorgedrongen tot Utrecht, waar
in de omgeving van de stadsmuur
zelfs een zee vis zou zijn gevan-
gen. Volgens dezelfde bron werd
Utrecht in mei 1173 door een
hevige overstroming getroffen,
die de stad bijna van de aard-
bodem zou hebben weggevaagd'.
Nu mogen de Egmondse annalen
niet altijd even betrouwbaar zijn,
zeker is wel dat er in de loop van
de 12de en 13de eeuw grote
stukken land door de Zuiderzee
zijn verzwolgen. Op grond van
dit gegeven zou een afdamming
van de Vecht rond 1200 inder-
daad niet ondenkbaar zijn.
Dit neemt niet weg dat er intus-
sen sterke twijfel is gerezen ten
aanzien van de opvatting van
Fockema Andreae. Nog afgezien
van het feit dat diens belangrijk-
ste argument vóór het bestaan
van een Otterspoordam door De
Bruijn werd weerlegd, spreken de
schaarse historische bronnen uit-
sluitend van een sluis, nooit van
een dam of een nederzetting bij
Otterspoor. Bovendien lijkt het
vooralsnog weinig aannemelijk
dat de Vecht zou zijn afgesloten
op een plaats die enkele tientallen
kilometers landinwaarts lag. Een
124
Hans LSgers
Steve Bikostr. 174
3573BE Utndtt
november I december 1994
UTRECHT
-ocr page 122-
namen met het achtervoegsel -
dam. Door een artikel van Dek-
ker " zijn wij goed ingelicht over
een afdamming die in 1122 tot
stand werd gebracht. In dat jaar
namelijk werd de rivier de Krom-
me Rijn afgesloten nabij Wijk bij
Duurstede. Die maatregel was
noodzakelijk teneinde de laag-
gelegen komgronden langs de.
Kromme Rijn, waaronder het
Langbroek, in cultuur te kunnen
brengen. Voordien was de ontgin-
ning van deze gebieden praktisch
onmogelijk geweest, omdat de
hoge waterstand op de Kromme
Rijn in winter en voorjaar, wan-
neer er grote hoeveelheden smelt-
water door de boven-Rijn werden
aangevoerd, een behoorlijke
afwatering belemmerde. Het af-
dammen van de Kromme Rijn
had echter mede tot gevolg dat de
vaarweg naar het Duitse Rijnge-
bied voor de Utrechtse koop-
lieden werd afgesneden. Daarom
werd, vermoedelijk eveneens in
1122, als alternatieve waterweg
de Vaartse Rijn gegraven. Dit ka-
naal verbond Utrecht met de
plaats Het Gein aan de Hollandse
IJssel en dus indirekt met de Lek
en de Nederrijn.
Dankzij haar ligging aan de
belangrijke vaarroute van Vecht
en Vaartse Rijn was Utrecht naar
alle waarschijnlijkheid de groot-
ste handelsstad in de Noordelijke
Nederlanden tot omstreeks 1300.
Talrijke kooplieden, vooral uit
noord-Duitsland, voeren in die
tijd via de Utrechtse binnenwate-
ren naar Vlaanderen, zoals wordt
aangetoond door een oorkonde
uit 1244, waarin bisschop Otto
III aan de kooplieden uit Ham-
burg en Lübeck zijn bescherming
toezegde bij de doorvaart van zijn
gebied '^. Bij die gelegenheid stel-
de de bisschop tevens het toltarief
vast dat deze kooplieden bij het
passeren van Het Gein moesten
voldoen. Deze oorkonde is echter
ook in waterstaatkundig opzicht
voor ons van belang, omdat hier-
uit kan worden afgeleid dat de
Vaartse Rijn op dat tijdstip nog
niet in open verbinding stond
Otterspoor tussen de Otterspoor-
sluis in het zuiden en de Amer-
landzijl (dit was vermoedelijk de
uitwateringssluis van de Haarrijn)
in het noorden. In 1382 ten slotte
wordt een bisschoppelijk leen,
Middelweerd genaamd, gelokali-
seerd in de parochie Maarssen,
ten westen van de Vecht en ten
zuiden van de Otterspoorsluis ^.
Op grond van deze laatste ver-
melding staat het nu vast dat de
Otterspoorsluis gezocht moet
worden op de grens tussen de
parochies Maarssen en Breuke-
len, ongeveer op de plaats waar
de Maarssenbroekse wetering in
de Vecht uitwaterde. Daarmee is
echter niet gezegd dat deze sluis
in een Vecht-afdamming zou heb-
ben gelegen, zoals door Fockema
Andreae werd verondersteld. Het
is immers evengoed mogelijk dat
zij naast de Vecht lag in de toen al
bestaande Vechtdijk '. Die laatste
mogelijkheid ligt ook het meest
voor de hand, want de bronnen
spreken zoals gezegd slechts van
een sluis, nooit van een dam bij
Otterspoor '°.
De dam
Het afdammen van een rivier
om waterstaatkundige redenen
was overigens geen ongewoon
verschijnsel in de middeleeuwen.
Dit blijkt reeds voldoende uit het
grote aantal Nederlandse plaats-
UD-UTRECHI
De ligging van de          binnen het Lekdijksgebied in de
Otterspoorsluis             dijk verhoefslaagd, hetgeen wil
zeggen dat ieder gerecht op basis
van het aantal hoeven waarmee
het was aangeslagen, een bepaald
gedeelte (slag) van de dijk in
natura moest onderhouden. Als
noordelijke grens van het Lek-
dijksgebied gold volgens de
schouwbrief uit 1323 de "Otter-
spoer sluze" '.
Dezelfde sluis komen we enige
jaren later opnieuw tegen. Want
in 1326 trof de Hollandse graaf
Willem III een regeling met een
viertal heren uit de Vechtstreek,
namelijk Zweder van Abcoude,
Hendrik van Loenersloot, Splin-
ter van Nijenrode en Ernst van
der Horst, over het leggen van
een dam in de Vecht. De kosten
van deze aanleg zouden ten laste
komen van de damhoeven "van
Ottersportsluys nederwaerd", dus
de hoeven die ten noorden van
de Otterspoorsluis waren gelegen ^.
Merkwaardig is overigens dat de
betreffende oorkonde niet vermeldt
waar de Vecht zou worden afge-
sloten. Nadere gegevens over een
dergelijke dam zijn trouwens niet
overgeleverd, en men krijgt dan
ook sterk de indruk dat de aanleg
nooit tot stand is gekomen '.
De Otterspoorsluis moet in ieder
geval nog tegen het einde van de
14de eeuw hebben bestaan. Een
oorkonde uit 1378 situeert de
grove en smalle tienden van
125
@
november I december 1994
-ocr page 123-
De sluis hij Otterspoor en de dam
bij Het Gein
kraan-, windas- en dijkgeld bij de
doorvaart van Het Gein. In 1331
blijkt de dam te zijn vervangen
door een schutsluis '^.
In de zojuist genoemde oorkonde
van bisschop Otto 111 komt niet
alleen de scheepvaart over de
Vaartse Rijn, maar ook die over
de Vecht ter sprake. Daaruit kan
worden opgemaakt dat er nog in
1244 een bisschoppelijke tol bij
Muiden lag. Vermeld dient te
worden dat de tol van Muiden
(eertijds Amuda genaamd) reeds
in 953 door de Duitse koning
Otto I aan bisschop Balderik was
geschonken, waarbij de laatste
tevens het recht had verkregen
om deze tol geheel of gedeeltelijk
naar Utrecht over te brengen '*.
Maar het is bovendien zeer op-
merkelijk dat er in de akte uit
1244 - anders dan bij de Vaartse
Rijn - met geen woord wordt ge-
sproken over een dam in de
Vecht, die de scheepvaart nabij
Otterspoor moest passeren. Hier-
aan kan ten overvloede worden
toegevoegd dat er met betrekking
tot Otterspoor nooit enige mede-
deling wordt aangetroffen omtrent
de heffing van tol of de inning
van kraan- en overslaggeld. Een en
ander valt toch moeilijk te rijmen
met de veronderstelling van
Fockema Andreae dat er bij Ot-
terspoor een handelsnederzetting
van enige betekenis zou hebben
gelegen. Er bestaat dan ook alle
reden om aan te nemen dat er
tijdens de 13de en 14de eeuw
nog een ongehinderde vaart tus-
sen Muiden en Utrecht mogelijk
was.
We moeten aan het slot van
dit korte artikel tot de conclusie
komen dat de opvatting van
Fockema Andreae geen steun
vindt in de historische bronnen
en derhalve moet worden afgewe-
zen. In de oorkonden is althans
niets te vinden over een dam in
de Vecht, noch over een neder-
zetting die bij Otterspoor zouden
hebben gelegen. Wel wordt er in
de 14de eeuw een sluis vermeld
bij Otterspoor, die de noordgrens
markeerde van het Lekdijks-
gebied. Deze Otterspoorsluis lag
echter naar alle waarschijnlijk-
heid in de linker Vechtdijk; zij
moet eertijds de uitwateringssluis
van de Maarssenbroekse wetering
hebben gevormd.
Noten:
1.     S.J. Fockema Andreae, Studiën over
waterschapsgeschiedenis IV, Het
Nederstichtdeiden 1950) 10-15.
2.     Martin de Bruijn,'Was er in april
1228 sprake van een dam in de Vecht
bij Otterspoor?' in: Maandblad Oud-
Utrecht 9 (1992) 113-115.
3.     Annales Egmundenses, 0. Opper-
mann.ed. (Utrecht 1933) 78-79,
M.K.E. Gottschalk achtte het echter
zeer onwaarschijnlijk dat het zee-
water in 1170 de stad Utrecht zou
hebben bereikt, laat staan dat daar
zeevis zou zijn gevangen; de over-
stroming van 1173 moet zijn veroor-
zaakt door rivierwater, niet door een
stormvloed. Zie haar Stormvloeden
en rivieroverstromingen in Neder-
land, I, De periode voor 1400
(Assen 1971) 92-94 en 101.
4.     RAU, St. Pieter nr. 276
(1437 december 23).
5.     Martina van Vliet, Het hoogheem-
raadschap van de Lekdijk Bovendams.
Een onderzoek naar de beginselen
van het dijkrecht in het hoogheem-
raadschap, voornamelijk in de perio-
de 1537-1795 (Assen 1961)21-22.
6.     Groot charterboek der graaven van
Holland en Zeeland en heeren van
Vriesland, F. van Mieris, ed., II (Leijden
1754) 381-382 (1326 maart 13): "dat
die dam costen zal vyf dusend pond
met de IJssel, maar door een dam
van deze rivier was gescheiden.
Er wordt althans gewag gemaakt
van een hijskraan (instrumentum
quod dicitur crane) bij Het Gein,
waarmee goederen over een dam
(agger) werden getakeld.
Deze dam bij Het Gein, voor het
eerst vermeld in 1217 ", werd
vermoedelijk reeds in of kort na
1122 aangelegd als sluitstuk van
de Vaartse Rijn. Een waterkering
tussen de Vaartse Rijn en de IJssel
was immers noodzakelijk in ver-
band met de ontginning van het
SchalkvvTJker broek. Deze ontgin-
ning, die omstreeks 1125 van
start moet zijn gegaan, heeft van
meet af aan haar overtollige water
via de Schalkwijkse wetering op
de Vaartse Rijn geloosd. Zonder
een dam aan het zuideinde van
de Vaartse Rijn '"* zou die afwate-
ring niet goed mogelijk zijn ge-
weest tijdens de wintermaanden
wegens de dan heersende hoge
waterstanden op de IJssel.
De aanleg had natuurlijk als con-
sequentie dat alle handelswaar bij
gebrek aan een schutsluis bij Het
Gein moest worden overgeladen
en dat ieder passerend schip over
de dam moest worden getrokken.
Nu was dit laatste geen onover-
komelijke moeilijkheid, aangezien
de in die tijd gangbare scheeps-
typen doorgaans een geringe
diepgang hadden. Als gevolg van
de afdamming en de daaruit
voortvloeiende bedrijvigheid ont-
wikkelde Het Gein zich tot een
bescheiden handelsnederzetting,
die in 1295 zelfs stadsrechten
verkreeg. Deze dam met over-
toom moet nog aan het begin van
de 14de eeuw aanwezig zijn ge-
weest, toen de burgers van
Utrecht door bisschop Gwijde
van Avesnes (1301-1317) werden
vrijgesteld van het betalen van
126
november I december 1994
UTRECHT
-ocr page 124-
Kercgrave toe". Fockema Andreae,
die de plaatsbepaling Danne (waar-
mee de Dannewetering bij Breukelen
is bedoeld) verwarde met Damme,
zag in deze oorkonde een bewijs
voor het bestaan van een dam bij Ot-
terspoor. Het gerecht Otterspoor-
broek grensde echter niet aan de
Vecht en kan dus niet aan een dam
in die rivier hebben gelegen. Zie: J.J.
de Geer, 'Proeve eener geschiedenis
van het geslacht van Nyenrode. Uit
oorspronkelijke stukken bewerkt' in:
Berigten van het Historisch Genoot-
schap te Utrecht, 4e deel Ie stuk
(Utrecht 1851) 90.
11.   C. Dekker,'De dam bij Wijk'in:
Nederlands Archievenblad (1980)
248-266.
12.   Oorkondenboek van het Sticht
Utrecht tot 1301 [OSU], II, nr. 1019
(1244 augustus 23); vgl. Walther
Vogel, 'Die Binnenfahrt durch Hol-
land und Stift Utrecht vom 12. bis 14.
Jahrhundert' in: Hansische Geschichts-
blatter 15 (1909) 15-27.
13.   OSU, II, nr. 647 (1217, voor juli 27).
14.   Men heeft wel verondersteld dat er
zelfs twee dammen bij Het Gein zijn
geweest. De eerste dam zou hebben
gelegen in de Randijk tussen de Vaart-
se Rijn en een zijtak van de IJssel.
Toen deze zijtak tegen het einde van
de 12e eeuw begon te verlanden,
zou de Vaartse Rijn in zuidelijke rich-
ting zijn verlengd tot aan de huidige
IJsseldijk. Hier werd ook een nieuwe
dam gelegd, waarna de oude dam
werd afgegraven. Zie: J. Prakken,
'Het Gein, de Geintol en de toltoren'
in: Maandblad van Oud-Utrecht 1
(1952) 1-4.
15.   Regesten van oorkonden betreffende
de bisschoppen van Utrecht uit de
jaren 1301-1340, J.W. Berkelbach van
der Sprenkel, ed. (Utrecht 1937) nr.
355 (niet gedateerd) en nr. 992 (1331
februari 17).
16.   OSU, l,nr. 120 (953 april 21), en de
nrs. 134-135 (975 juni 6).
worden gesitueerd, mogelijk op de-
zelfde plaats waar in 1437 de Hinder-
dam in de Vecht werd gelegd.
RAU, St. Pieter nr. 274 (1378 februari
20). Bronnen voor de geschiedenis
van Zeist, Ph.J.C.G. van Hinsbergen,
ed.,1 (Assen 1962) 96; zie ook:
A. Johanna Maris, Repertorium op
de Stichtse leenprotocollen uit het
landsheerlijke tijdvak, I, De Neder-
stichtse leenacten ('s-Gravenhage
1956) 228. De benaming "Middel-
weerd" duidt er op dat dit buiten-
dijks gelegen terrein oorspronkelijk
een opwas in de Vecht moet zijn
geweest.
Zoals reeds werd verondersteld door
G.C. Calkoen, Wateren binnen het
Sticht van Utrecht, I, De Vecht en
aansluitende wateren (GAU, type-
schrift nr. 4411, z.pl. z.j.) 22.
Ook niet de akte van 28 september
1397, waarin sprake is van gerecht,
fijns en tiende van Otterspoorbroek,
"streckende van den Rijn [dit is de
Haarrijnj aen der Dannen tot der
De Utrechtse                           zwarten tornoys, ende die zullen
binnenwateren                       ghelden die damhoeven, alzo als zi
omstreeks 1250.                      gheleghen zyn, ende zi horen hoef-
slach hebben in die meerdam, van
g = Het Gein,                           Ottersportsluys nederwaerd". De
h = Hoppenesse,                      vertaling van deze passage (met
o = Otterspoor,                       gecorrigeerde interpunctie) moet
w = Wijk bij                            luiden: "dat de dam 5000 pond
Duurstede                         zwarte tournois zal kosten, en dat
bedrag zullen de damhoeven beta-
len, dat wil zeggen de hoeven die
gelegen zijn, en hun hoefslag heb-
ben in de [aan te leggen] waterdam,
beneden de Otterspoorsluis".
7. Dat de Vecht tussen circa 1326 en
1356 zou zijn afgedamd bij Vreeland,
zoals door Fockema Andreae werd
verondersteld (Studiën, 22-25), is
niet aannemelijk. Het bestaan van
een dam bij Vreeland vindt geen
steun in de contemporaine bronnen.
Daarentegen duidt de vermelding
van Ernst van der Horst als belang-
hebbende er veeleer op dat de dam
met schutsluis, waarvan in 1326 sprake
was, nabij Nederhorst den Berg moet
127
®
november I december 1994
UTRECHT
-ocr page 125-
Drie rijen grafkel-
ders aan de
noordzijde van de
kerk. Achter de fi-
guur de grafkei-
der van Van Asch
van Wijck. Teke-
ning uit 1850 van
PJ. Lutgers, Topo-
grafische Atlas
RAU.
•JA F M o N U M E
VONDSTEN
N T
Getuigenissen van devotie
Bij de in het begin van '94
uitgevoerde 'Payenborch-opgra-
ving' tussen de Oudegracht en
Lange Nieuwstraat werd een aan-
tal metaalvondsten geborgen,
waarvan een tweetal wat nadere
aandacht verdient. Het betreft
twee objecten, waarvan de date-
ring een viertal eeuwen verschilt,
maar waarvan de er eens aan toe-
gekende gevoelswaarde identiek
geacht kan worden.
Het oudste van de twee kan als
een klassieke 'wijwaterampul',
meer neutraal 'bedevaartsampul',
gekwalificeerd worden. In de
15de eeuw waren deze kleine - in
loodtin-legering uitgevoerde -
ampullen op vele plaatsen in om-
loop. De grootste afmeting van
dit exemplaar bedraagt 33 mm.
De inhoud van zo'n ampul be-
stond uit een gewijde vloeistof:
olie, wijwater, dan wel het een of
ander heilig geacht meng-
sel. Het intrigeert een beet-
je of de inhoud van de ge-
vonden ampul behouden
is gebleven. De vulopening
van het ogenschijnlijk in-
tacte 'flesje' lijkt namelijk
grondig te zijn dichtgekne-
pen. Op gelijksoortige
vondsten worden door-
gaans stadswapens dan
wel symbolen aangetrof-
fen, die onmiskenbaar
naar een bedevaartsplaats
verwijzen, waar zo'n stukje
devotie verkrijgbaar was.
Deze ampul lijkt volstrekt
glad te zijn afgewerkt, hoe-
wel corrosie aan één kant
een eventuele indicatie
kan hebben uitgewist. De
herkomst blij ft dus in
nevelen gehuld.
Over het andere object be-
hoeft omtrent de herkomst
einde van de 18de eeuw riep het
begraven in kerken en op de
overvolle kerkhoven in de stad
bij medici en anderen steeds
meer ethische en hygiënische
bezwaren op. Om deze redenen
werd gekozen voor een laatste
rustplaats buiten de stad, zoals op
het Biltse kerkhof. Eén van de
eersten die zich in De Bilt liet be-
graven, was de in 1770 overleden
doopsgezinde predikant Marten
Schagen. De latijnse tekst op de
helaas verloren gegane grafsteen
begon met de woorden (ver-
taald): Om de levenden niet te scha-
den koos hij zich dit graf onder de
blote hemel...
Zijn voorbeeld werd
door vele stedelingen gevolgd
waaronder Utrechtse hoogleraren
als M. van Geuns en zijn zoon S.J.
van Geuns, G.J. Mulder,]. Heringa,
G.J. Wolff, J.F. van Beeck Cal-
koen, J.F.L. Schröder en W.
Wenkebach.
Aan de rand van het oude dorp De Bilt staat
de uit 1652 daterende dorpskerk van de
Nederlands Hervormde Gemeente. Op het
aan de noord- en zuidzijde van de kerk
gelegen kerkhof zijn nog 90 grafmonumenten
aanwezig, waarvan bijna de helft uit grafkel-
ders bestaat. Een concentratie van grafkelders
bevindt zich direct ten noorden van de kerk.
vnenden volgden de lijkkoets
naar het dorp, waar al een menigte
mensen stond te wachten om de
oud-burgemeester de laatste eer
te bewijzen. Nadat de kist in de
grafkelder was geplaats, werd
door Van der Bank, predikant
van de Waalse gemeente te Utrecht,
een grafrede uitgesproken.
De grafkelder van de familie Van
Asch van Wijck is nog aanwezig.
Zoals de meeste grafkelders is het
een eenvoudig gemetselde kelder,
ter hoogte van het maaiveld ge-
dekt met een grote hardstenen
zerk. Op de steen staan de namen
van familieleden die hem waren
voorgegaan: zijn moeder Comelia
Snoeck, zijn vierjarig zoontje
Pieter Johan, zijn vrouw Kenau
Hasselaar en zijn 26-jarige doch-
ter Comelia Kenau.
Helemaal onderaan de steen staat
gebeiteld: Werkt terwijl het dag is.
het oude handelsverkeer. In 1828
werd hij lid van de "Commissie
tot het opsporen van Romeinsche
oudheden'. Onder zijn leiding
werd echter ook een aanvang ge-
maakt met de afbraak van de wal-
len en poorten rond de stad.
Naast zijn burgemeesterschap
was Van Asch van Wijck 18 jaar
lid van de Tweede Kamer, waar
hij vele indrukwekkende rede-
voeringen heeft gehouden. In
1840 kwam een belangnjke
grondwetsherziening ter sprake
waarbij een groot aantal kamer-
leden de besluitvorming dreigde
uit te stellen. Van Asch van Wijck,
die meende dat besluitvorming in
een later stadium nog moeilijker
zou zijn, probeerde het uitstel te
voorkomen met de woorden:
"Werkt, terwijl hel dag is, eer de
nacht komt, waarin niemand
werken kan".
geen enkele twijfel te bestaan. Het
is een uit messing vervaardigd,
van een oogje voorzien, insigne of
hangertje, waarvan de grootste af-
meting 30 mm bedraagt. Aan de
ene zijde is centraal een grote cat-
hedraal afgebeeld met het om-
schrift BASILIQUE DE N D DE
LOURDES. Aan de keerzijde
wordt het beeldvlak binnnen het
omschrift JE SUIS UIMMACU-
LEE CONCEPTION ingenomen
door een rijzige Maria met gevou-
wen handen, binnen een omlijs-
tende structuur die ongetwijfeld
als grot te duiden is. Aan haar
voeten bevindt zich, devoot knie-
lend, de aanbiddende Bemadette
Soubirous, aan wie Maria zich in
1858 manifesteerde.
Op overeenkomstige vondsten
wordt dat jaartal wel eens ver-
meld, wat niet daterend is omdat
met de bouw van de afgebeelde
basiliek pas omstreeks 1864 werd
begonnen. Het hangertje kan dus
op z'n vroegst uit het laatste
kwart van de 19de eeuw stam-
men.
Voor beide voorwerpjes zal het
'ik ben er geweest' vooral gegol-
den hebben, maar een beetje tast-
bare devotie om de hals of op
zak, kon natuurlijk ook geen
kwaad.
Van Asch van Wijck
Halverwege de derde rij gra-
ven aan de noordzijde van de
kerk ligt de grafkelder van de
familie Van Asch van Wijck. In
dit graf werd in 1843 Jhr. Mr.
H.M.A.J. van Asch van Wijck bij-
gezet. Van Asch van Wijck, gebo-
ren op 14 oktober 1774 te
Utrecht, is van 1827-1839 burge-
meester van de stad Utrecht ge-
weest. Hij had grote belangstelling
voor de historie van de stad, wat
ondermeer tot uitdrukking kwam
in zijn initiatief om historische
boekwerken, schilderijen, teke-
ningen en oudheden te bewaren
en zelfs aan te kopen. In 1838
werd de verzameling voor het pu-
bliek opengesteld. Hij bestudeer-
de oude charters uit het stedelijk
archief en publiceerde een ge-
schiedkundige verhandeling over
Bronnen
Historische kring d'Oude School,
Inventarisatie grafmonumenten De Bilt,
deel 1,1994.
J.I.D. Nepveu, levensschets van Jhr.Mr.
H.M.AJ. van Asch van Wijck', in:
Utrechts Volks-almanak voor het jaar
1844,197-274.
De laatste eer
Begin juli 1843 vertrok hij
"tamelijk gezond, schoon aange-
tast door eene immer toenemen-
de zwaarmoedigheid" van Utrecht
naar zijn landhoeve Henschoten
bij Woudenberg. Op zondag 16
juli maakte hij nog een korte och-
tendwandeling, maar rond elf uur
voormiddag werd hij levenloos
op zijn legerstede aangetroffen.
Vrijdag 21 juli werd zijn stoffelijk
overschot in het familiegraf op
het Biltse kerkhof begraven.
Twaalf koetsen met familie en
Buiten de stad
Op de aanwezige graven
lezen we namen van mensen die
een grote of kleinere rol hebben
gespeeld in de Biltse geschiedenis
als burgemeester, bakker, herber-
gier, molenaar, schoolmeester,
boer, timmerman of als bewoner
van één der buitenplaatsen. Op-
vallend is echter dat hier ook een
groot aantal mensen van buiten
de gemeente begraven ligt, meest
afkomstig uit Utrecht. Aan het
H.M.AJ. vanAsch
van Wijck,
Topografische
Atlas GAU.
128
Jan van der
Heijden
®
november I december 1994
OUD-UTRECHT
no\ember / december 1994
OUD
UTRECHT
-ocr page 126-
Volkshuurtmuseum Wijk C één jaar oud
Op 15 mei 1993 richtten enkele enthousiaste Utrechters het
Volksbuurtmuseum Wijk C op. Een min of meer logisch
vervolg op hun jarenlange strijd voor behoud van dit eens
zo roemruchte stadsdeel. Zoals de laatste resten van de
'Utrechtse Jordaan' waren gered van de slopershamer, diende
ook de unieke cultuur en geschiedenis van zijn bewoners te
worden bewaard voor het nageslacht, zo was de gedachte.
Inmiddels beschikt het museum over een indrukwekkende
collectie waarin de periode van 1800 tot 1950 centraal staat.
pnmaire doelgroep. Bezoekers
kunnen foto's nabestellen, maar
belangrijker is dat ze de nog ont-
brekende waardevolle informatie
verschaffen over waar de foto
genomen is en wie erop staan.
Die namen worden in een
namenregister verwerkt met daar-
achter het catalogusnummer van
delotü.
Zo kunnen mensen die foto's van
zichzelf, hun familieleden of hun
oude huis zoeken sneller worden
geholpen en kan het verleden van
Wijk C beter in kaart worden
gebracht.
Het museum is ondergebracht
in het buurthuis Wijk C en heeft
geen permanente tentoonstelling.
Het moet meer een (laagdrem-
pelig) centrum worden dat uiteen-
lopende activiteiten ontplooit en
daarin zijn doelgroepen - met name
(oud-)bewoners van de wijk - wil
betrekken. Vooral die participatie
is van groot belang. Het beeld dat
men van deze volkswijk heeft, is
vaak negatief. Men gaat dan voor-
bij aan het feit dat er ook een
heleboel positieve kanten zaten
aan het leven in deze buurt. Te
denken valt b.v. aan het saam-
horigheidsgevoel en de eigen taal
en cultuur.
Het onderzoek naar al deze
aspecten zal in samenwerking
met de (oud-) bewoners gedaan
worden.
gen. Voorts bezit het museum
een tweetal diaseries, videoban-
den, schilderijen, kranteknipsels
etc. en sinds kort ook een beperkt
aantal voorwerpen. Het toeganke-
lijk maken van het foto-archief
geniel prioriteit. Dit archief speelt
een grote rol in de wisselwerking
tussen hel museum en zijn
Aktiyiteiten
Behalve de maandelijkse
openstelling, iedere eerste zater-
dag van de maand, organiseert
het museum voor groepen dia-
voorstellingen met aansluitend
een rondleiding door de wijk.
De collectie
De verzameling bestaat uit
ca. 4000 foto's die in de loop der
jaren verzameld zijn door het
Wijk C-komitee en het buurt-
huis. Veel van deze foto's zijn
geschonken door particulieren en
geven veel aanvullende informa-
tie over het leven in de wijk, ook
over de meer recente veranderin-
130
Het woonhuis van
de familie Lever in
de Lange Koestraat,
ca 1935
Haratd Meyer,
Albert van
Wersch
november I december 1 9 9't
UTRECHT
-ocr page 127-
Hel handelsmerk van hel museum
is de ongedwongen en persoonlijke
benadering van de bezoekers.
Ondanks de geringe linanciêle
armslag slaat een aantal ambi-
tieuze projecten op hel program-
ma. Men denkt aan de heruitgave
van hel boek Wijk C, hel hart
klopl door', dat vol staat mei
anekdotes over de buurt en haar
bewoners. Verder wil men door
hel terugbrengen van historische
elemenlen in de wijk het aan-
gezicht en hel leen<limaat ver-
beleren. Dat kan bijvoorbeeld
door de oude rooilijnen terug
te brengen in de bestraling en
beelden van bekende Wijk C-ers,
als Anton Geesink en pastoor van
Nuenen, een plaats te geven in de
buurt. Maar het belangnjkste is
op dit momeni hel inlemew-
project. I let optekenen van de
orale geschiedenis kan niel langer
wachten; de mensen die het
meeste kunnen vertellen over het
leven in Wijk C, zijn immers
al op leellijd. Du project gaal
twee jaar duren en zal algesloten
worden niet de uitgave van een
boek.
AGENDA
9deceitiber
Op vrijdagmiddag 9 december a.s. organi-
seert de vereniging Oud-Utrecht het eerste
'Historisch Café' 'm Utrecht,
iedereen die vanuit beroep of hobby
geïnteresseerd is in de geschiedenis van
Utrecht in al zijn aspecten is welkom om
hier onder het genot van een drankje een
gezellige middag met geestverwanten
door te brengen. Dit is dé mogelijkheid
om kennis te maken, ervaringen uitte
wisselen, nieuwtjes door te geven of ge-
woon te genieten van een goed gesprek
en gezelligheid.
Het is de bedoeling dat het Historisch
Café iedere tweede vrijdag van de maand
plaatsvindt, tussen ruwweg 5-7 uur in
café Het Weeshuis op het Domplein. De
eerste keer zal Martin de Bruijn een korte
inleiding geven over de historische plek
waar we ons in Het Weeshuis bevinden,
een deel van het oude bisschoppelijke
paleis Lofen. U bent van harte welkom!
CURSUSSEN
Cursus Schrijven van een
historisch artikel
Voor mensen die in lokale en regionale
tijdschriften publiceren of dat graag
willen doen, vindt in de periode januari-
maart 1995 een schrijfcursus plaats.
Het cursusgeld bedraagt f 140,-.
Voor meer informatie: St. Stichtse
Geschiedenis, 030 - 343880
Bronnen voor huizenonderzoek
Veel mensen zijn nieuwsgierig naar de
geschiedenis van hun eigen huis, In de
cursus wordt ingegaan op onderzoeks-
methoden, die u op dit gebied meer
informatie kunnen leveren.
Het cursusgeld bedraagt f 85,-.
Voor meer informatie: St. Stichtse
Geschiedenis, 030-343880
Openstelling
I lel \'olksbuurtmuseum Wijk
c; is iedere eersle zaterdag van de
maand lus.sen 10.00 en 13.00
uur geopend (behalve augustus).
Men kan dan een lolo-expositie
en de collectie bezichtigen.
Voor belangstellenden is het ook
mogelijk op alspraak langs te ko-
men.
I lel adres is Waterstraat 27 (naast
de lacobikerk), telefoon 318292.
Men kan ook donateur worden
van hel museum door I 25,- per
|aar over te tnaken op gironuin-
mer 2 3824Q=). Daarmee heeft
men een abonnement op de
Nieuwsbnel (verschijnt 4x per
jaar), tlie o.a. inlormeert over de
acliviieilen en aanwinsten van hel
museum en krijgt men boven-
dien .lanlrekkelijke kortingen op
de akiiviteilen. Als welkomslge-
schenk onlvangl men een setje
ansichlkaarlen.
3 december t/m
19 februari 1995
Tentoonstelling: "Neringen Vermaalt.
De opgraving van een veertiende-eeuwse
markt in Amersfoort"
De expositie, die gehouden wordt naar
aanleiding van het 10-jarig bestaan van
de sektie Stadsarcheologie, geeft aan-
dacht aan de Hof, het plein dat vanouds
het centrum van de stad Amersfoort is.
Plaats: Museum Flehite, Westsingel 50,
Amersfoort
13 december
Lezing : "Geschilderde altaarstul(l(en uit
Noord-Nederlandse schuilkerken" door
drs. R. Schillemans, conservator Museum
Amstelkring
Plaats: Gertrudiskapel, Willemsplantsoen
1 c, Utrecht
Tijd; 20.15 uur
Toegang : gratis
i3r
UTRECHT
-ocr page 128-
Om het recht op een varken
Privéhelangen en milieuzorg in de vorige eeuw
Al in de middeleeuwen hebben stadsbesturen verordeningen
vastgesteld om straten en pleinen schoon te houden. Ook
in Utrecht gebeurde dat en in de loop der eeuwen zijn de
voorschriften telkens uitgebreid en aangepast aan nieuwe
omstandigheden. Ze waren nodig omdat de meeste mensen
hun afval achteloos overal neersmeten, liefst op plaatsen
waar zij er zeff niet over struikelden, bijvoorbeeld in dood-
lopende sloppen of op onbebouwde terreinen in de buurt.
En vooral in de grachten die ook door 'industriële lozingen'
veranderden in open riolen waar desondanks veel inwoners
uit dronken. Vooral in de zomermaanden stonk de stad.
/. De Jagerskade           dat ze vrij algemeen werden
rond 1858.                   gepleegd. Wij krijgen daaruit een
EtsvanJ.van                aardig beeld van de sfeer in de
Lokhorst.                    stad. Zo gebood artikel 16 dat de
Foto:GAU                   huiseigenaren ervoor moesten
zorgen dat elk huis een secreet
had 'ende zoo wanneer die in
kwaaden staate zijn, deselve date-
lijk te doen numen en wederom
bruikbaar te maken, op de ver-
beurte van drie guldens'. Deze
boete zou toevallen aan de even-
tuele huurder. Op die manier
maakte de overheid het dus voor
gewone burgers aantrekkelijk,
toezicht te houden op de rein-
heid.
Industriële vervuilers hingen forse
boetes boven het hoofd. Zo werd
het storten van 'eenigerhande ma-
terie daar mede geverwt is' met
125 gulden beboet 'en zal de
knegt of arbeider daar voor
exemplaarlijk gestraft worden'.
ende ook niet te gedogen, dat
hare kinderen op de straaten of in
de gooten, 't zy op stoeltjes ofte
anders om haar gevoeg te doen,
worden gezet, maar zullen ge-
houden zijn, hare kinderen zulks
m hare huizen te laten doen, of
ten minsten zodanig, dat daar
door geen onreinheit op de stra-
ten gebragt worden'. Er werd al
in de middeleeuwen opgetreden
tegen deze onsmakelijke gewoon-
te die een 'discieraedt' voor de
stad was. Maar het was tot ver in
de vorige eeuw heel gewoon als
volwassenen en kinderen ten aan-
schouwe van iedereen hun be-
hoefte deden. In de goot, tegen
een gevel, op een mesthoop of op
een gemeenschappelijk privaat.
Vaak was de deur daarvan op een
koude dag in de kachel van
buurtbewoners verdwenen. Het
gewone volk zat dus publiekelijk
ten troon, meestal buitenshuis,
want in de piepkleine woningen
was geen plaats voor iets wat
maar in de verte op een eigen
secreet leek. Het schaamtegevoel
waarmee tegenwoordig het toilet-
gebruik wordt omgeven, kon pas
ontstaan toen het mogelijk werd
zich in de woningen even af te
zonderen voor het verrichten van
lichamelijke bezigheden. Zelfs al
had men het gewild dan nog zou
het voordien niet mogelijk ge-
weest zijn de oude gewoonte als
Vanzelfsprekend' ongepast te
gaan beschouwen.
De verordening van 1758 had
niet als doel de mensen andere
manieren bij te brengen of hen te
dwingen intieme handelingen
achter gesloten deuren te verrich-
ten. Nee, het ging nog steeds om
de reinheid van de stad. Maar m
volgende jaren gingen steeds
meer weldenkende burgers de
walmende smeerboel ook be-
schouwen als een bedreiging voor
de gezondheid. Omstreeks 1850
groeide hun aandrang op de over-
heden om meer aandacht te be-
steden aan de openbare hygiëne.
Het streven van deze 'hygiënisten'
kwam voort uit een niet gemak-
kelijk te ontrafelen kluwen van
redenen en overwegingen. De be-
langrijkste was wel de overtuiging
dat gebrekkige hygiënische om-
standigheden een ideale voedings-
bodem vormden voor epidemi-
sche ziekten zoals cholera en
tyfus. Die stoorden zich aan rang
noch stand en bedreigden niet
alleen de bewoners van sloppen
en stegen, maar ook welvarende
Op de verbeurte van drie
guldens
In 1758 publiceerde de
Utrechtse \Toedschap een veror-
dening waann allang bestaande
regels weer eens onder de aan-
dacht werden gebracht. In 39
artikelen stond gedetailleerd aan-
gegeven welke vormen van
milieuverontreiniging verboden
waren. Telkens stond ook netjes
vermeld welke boete de overtre-
ders boven het hoofd hing. Arti-
kel 1 hield in dat voortaan nie-
mand 'hy zy jong of oud, eenige
assche, aarde, steen, puin, hout,
sant, mest, slijk, drek, hooy, stroo,
groente, ofte eenige andere mate-
rie hoe genaamt. mogen brengen,
leggen of storten, op eenige pu-
blique plaatsten, markten, kerk-
hoven, bruggen, straten, steegen,
werven, wedden, etc. zoo in de
stadt als voorsteeden, op de ver-
beurte van drie guldens'. En dat
in een tijd waarin de riolering
zacht gezegd onvoldoende was en
het vuil in de mindere buurtjes
niet of nauwelijks werd opge-
haald. De inzameling van vuilnis
en afval werd toen veipacht aan
Pas in de tweede helft van de
vorige eeuw begon dat te veran-
deren, bijvoorbeeld doordat het
gemeentebestuur de open goten
ging vervangen door riolen. Maar
ook toen kostte het moeite alle
inwoners erv'an te overtuigen dat
het voor hun eigen gezondheid
beter was als ze hun omgexing
binnen- en buitenshuis schoon-
hielden. Het duurde lang voordat
deze gedachte voor de meerder-
heid van de bewoners vanzelf-
sprekend was geworden. Vooral
omdat algemene maatregelen ter
bevordenng van de openbare
hygiëne nogal eens individuele
belangen schaadden, was vaak
overheidsdwang nodig om ze
door te drijven. Het gemeente-
bestuur werd daarbij gestimuleerd
door vooruitstrevende burgers die
aandrongen op krachtige maat-
regelen in het belang van de
volksgezondheid en de openbare
hygiëne.
In de loop van de eeuw groeide
het aantal regels en kregen de
overheden meer en betere midde-
len om naleving ervan af te dwin-
gen.
particuUere ondernemers en die
zorgden er in de eerste plaats
voor dat ze de nette buurten
schoonhielden. In het afval dat ze
daar verzamelden, zat nog wej-
eens iets waardevols. In de ach-
terbuurten konden ze niet of nau-
welijks komen met grotere
wagens. De mensen daar waren
niet zo gehecht aan reinheid en
klaagden in het algemeen hun
nood liever met bij de overheid.
Ze deden ook nauwelijks hun
best om hun omgeving schoon te
houden. De \aiilnisman had bij-
voorbeeld nog maar net zijn hie-
len gelicht of zij gooiden alweer
allerlei afval op straat. Waar had-
den zij het trouwens anders moe-
ten laten? De meesten hadden
geen vuilnisbak of ruimte om
hun vuil te bewaren. De overheid
was voorlopig niet bij machte er
echt wat aan te doen en volstond
met lapmiddelen, zoals het publi-
ceren van dreigende verorde-
ningen die erger moesten voorko-
men.
In de verordening van 1758 som-
de de vroedschap de zonden op
waarvan we mogen aannemen
132
In de gooien
Het werd ook aan iedereen
verboden in het openbaar zijn
'gevoeg te doen, ofte tegens eeni-
ge deuren of keldervensters, haar
water te maken. (...) Ende wor-
den derhalven alle ouders belast,
hare kinderen zulx te verbieden.
P.D.'tHart
november I december 1994
november I Aecemher 199^
UTRECHT
OUD
OUD
UTRECHT
-ocr page 129-
Om het recht op een varken
Privéhelangen en milieuzorg in de vorige eeuw
Zo nu en dan een stukje spek
Tijdens de cholera-epidemie
van 1866-1867 kwamen de var-
kens breeduit ter sprake in de
gemeenteraad. Het regende klach-
ten over de onhoudbare stank die
door allerlei smeerboel werd
veroorzaakt. De raad vroeg zich
af of de bestaande reglementen
wel streng genoeg gehandhaafd
werden. Deze hielden sinds 1855
in dat voor het houden van var-
kens en mesthopen een vergun-
ning van B. en W. nodig was. Het
college verstrekte deze alleen als
omwonenden geen hinder
ondervonden en de gezondheid
van de houders zelf niet werd be-
dreigd door 'bekrompen verblijf.
In principe was het niet toege-
staan op plaatsen 'waar de huizen
aan elkander gelegen zijn'.
Zo'n maatregel kon ingrijpen in
het leven van veel mensen. Eind
1855 bijvoorbeeld reikte het col-
lege zo'n 400 vergunningen uit,
grotendeels (270) aan inwoners
van de buitenwijken, maar ook
47 in wijk C. Er waren meer var-
kenshouders want regelmatig
werden mensen betrapt die on-
danks de boetes van 0. 5,- tot
n. 25,- zonder vergunning var-
kens fokten.
Tijdens de cholera-epidemie van
1866 vonden velen dat harder
optreden noodzakelijk was. Maar
men was hel er niet over eens dat
een absoluut verbod op varkens-
houden in stad en buitenwijken
nodig was. Gold het ook voor
slagers en voor bewoners van een
rijtje huizen aan de rand van een
open veld? En was het correct
tuinders een mesdeverancier en
bron van inkomsten te ont-
nemen? Een raadslid vroeg zich
af of de hygiënisten niet veel te
voorzichtig waren. Er werd im-
mers ook beweerd dat het juist zo
burgers. Het was dus in hun eigen
belang dat de overheid krachtige
maatregelen nam en daarmee het
algemeen belang diende.
De geleerden waren het er niet
over eens hoe deze ziekten wer-
den verspreid. De hygiënisten ge-
loofden dat de boosdoener, het
miasma, in stank en bedorven
lucht verborgen zat of daarin kon
ontstaan. Daarom vormden zij
een krachtige pressiegroep die
aandrong op regels en wetten
voor een schoon milieu. Hun in-
vloed leidde in Utrecht in 1855
tot de stichting van de Gezond-
heidscommissie door de Utrecht-
se gemeenteraad. Daarin werkten
deskundigen uit verscheidene
specialismen met elkaar samen
om toestanden op te sporen die
de volksgezondheid bedreigden
en om middelen aan te geven
deze te bestrijden. Naast deze
officiële bestrijder van onreine en
ongezonde situaties stichtten
enkele vooraanstaande burgers in
1866 de Vereeniging tot Verbete-
ring der Volksgezondheid te
Utrecht. Deze zette zich in om het
uitbreken van epidemische ziek-
ten te voorkomen. De Vereeni-
ging had vijf afdelingen die zich
concentreerden op respectievelijk
de kwaliteit van het drinkwater
en van de volksvoeding, op het
bestrijden van schadelijk vuil, op
verbetering van de volkshuisves-
ting en op het opsporen van
volksziekten.
Het feit dat in deze jaren welop-
134 gevoede mensen stank beschouw-
den als onbeschaafd, bevorderde
het welslagen van deze acties, al
ging hel eindeloos veel langzamer
dan de hygiënisten wilden. Voor-
al wanneer er epidemische ziek-
ten heersten, drongen zij er met
succes bij B. en W. op aan, iets te
doen tegen varkens en mest-
hopen binnen de bebouwde
kom.
2. Een nieuwsjaars-
wens van de
askarmannen uit
1834. Foto:QAU
Eenige onnuttigheit
Als het gemeentebestuur in
de vorige eeuw optrad tegen var-
kens in de stad, was dat niet voor
het eerst. De penetrante stank van
deze dieren en hun mest was al
veel eerder aanleiding geweest tot
maatregelen. Artikel 30 van de
verordening van 1758 luidde bij-
voorbeeld: 'Wijders en zal nie-
mant eenige varkens op werven,
in kelders of kluizen, nog ook in
haare huizen mogen houden,
daar door eenige onnuttigheit op
de werven in 't water of op de
straaten kan komen, of daar door
ook zijne gebuuren eenige stank
of onreinheit zouden mogen lijden,
op verbeurte van de varkens'.
Het grote probleem was dat de
overheid naleving van dergelijke
ge- en verboden nauwelijks kon
afdwingen. Er waren te veel men-
sen die het de gewoonste zaak
van de wereld vonden zo'n beest
te mesten. En er waren veel te
weinig politieagenten en andere
overheidsdienaren om overal in
de stad - zelfs binnenshuis -
nauwkeurig te kunnen controle-
ren of iedereen zich wel aan alle
regels hield. Er zat dus weinig
anders op dan het verbod telkens
onder de aandacht te brengen
wanneer daar aanleiding toe was,
bijvoorbeeld als er besmettelijke
ziekten heersten. Zolang dat
duurde werd er dan extra aan-
dacht aan besteed. Maar zodra de
dreiging voorbij was, herstelde
het oude leventje zich en lapte
iedereen de regels vrijwel onge-
straft aan de laars.
In de vorige eeuw hing daardoor
op veel plaatsen in de stad nog
steeds een 'onlijdelijke' stank.
november I december 199^
UTRECHT
-ocr page 130-
i.!
^'lïi
tirs
NIEUWJAARS HEIL- EN ZEGENWENSCH^
Opgedragen aan de Wel Edele Hecren BURGEMEESTER en WETHOUDEREN;
voorts aan alle HEEREN, BURGERS en INWONERS dei Stad Utrecht,
DOOR DE
ASCHHAALDERS EN KARRELIEDEN
9
Op het 'Jaar onzes Heeren JEZUS CHRISTUS, 1834.
B.
Elk, die den nnatiir-r^ NeSrland noemt.
Moet aan dat Huis zijn eerbied geven!
Dat op de Staten Generaal
En allen die 's Lands heil beoogen.
De ware wijsheid nederdaal';
God fchenke zegen op hun pogen!
De moed van Neêrlands legermagt.
Door vriend en vijand hoog geprezen,
Moog tot in 't late nageflacht.
Voor Neêrlands Volk ten fteunpunt wezen!
Dat Utrechts Stad ook rijk'lijk deel
In velerlei woldadigheden,
Zij fchittre als een pronkjuweel,
Te midden van veel andre fteden!
Dat haar Regering op den duur.
Voor ons belang moog blijven waken;
Opdat wij door haat wijs beftuur.
Tot voorfpoed en geluk geraken.
Haar Hoogefchool, alom vermaard ,
Zij menig een tot heil en zegen;
Dat deugd met wetenfchap gepaard,
Door velen in haar word' verkregen!
D»c ooffSVmcht jiLhagLBurgren woon',
" Haar Leeraars trouw hun amBt bckleeden;
Dat zegen Gods hun werk bekroon'
Op 't pad van deugd en goedt zeden.
Dat 't heil aan elk Jdmodiateur,
Gefchonken worde op zijn pogen;
Dat hij met vrolijkheid befgeur'
Een ruime aanwinst van vermogen.
Elk leve in geluk en vreugd,
't Zij Koopman, Kunstnaar of Geleerde,
Of Onderwijzer onzer Jeugd,
Elk fmake wat zijn hart begeerde.
Dan wordt des Aschmans wensch voldaan.
En zal hem groot genoegen geven.
Niets zal hem meer ter harte gaan
Dan elk te zien gezegena leven!
VEi. Dienaars, De ASCH-KilRRELIEDEN.
't vallen van het tijdgordi]ii, _
Wa.irdoor wij 't vorig jaar bezagen,
Moet 't doel des Aschmans weder zijn,
Zijn wensch op nieuw U op te dragen.
Thans zijn weer zes paar maanden klaar.
Waarin wij vier-en-:!ertig fchrijven;
Wie weet wat voorfpoed of gevaar,
Ons zal, op onzen weg beklijven.
Maar hoe het ons ook mede loop',
Of welk een ramp' ons ook zal treffen.
De tijd toch, voor geen geld te koop,'
Zal elk zijn zwakheid doen bezelFen.
Dit zagen wij in 't vorig jaar.
Toen Cholera, die wederkeerde
Met Mazelziektt, ons zoo zwaar,
't Getal der ftervenden vermeerde!
Maar, lof zij God! de zoete hoop.
Die ons nog bijblijft om te leven.
Zal, wat de dood ook om ons floop'.
Ons (leeds het groost genoegen geven!
De Aschman, die uw dienaar is.
Wenscht, waarde Land- .. -^tadge'in —^'^'
Dat gij fteeds bij ervarenis,
U 't beste heil zult zien ontflotoB.
Dat 't ganfche dierbaar 'Vaderland,
Voor 't oog der volken blijve bloeijen;
Dat ieder van wat rang of (land,
Zijn welvaart daagüjks meer zie groeijen!
Geen onrust ftore onzen Staat
Gelijk in Portugal en Spanje;
Wij leven veilig in de d[aad.
Met 't oude Stamhuis van Oranje!
Dat Koning Willem, onze'Vorst,
Nog lang ftandvastig moog regeren;
De kroon, die hij zoo heerlijk torscht.
Moet lang zijn achtbre kruin vcreeren,
Zijn Huis, doorluchtig en beroemd,
Zij overal geëerd, verheven;
^
135
<i»<im<ii'<i
november I december 1994
OUD-UTRECHT
-ocr page 131-
Om het recht op een varken
Privéhelangen en milieuzorg in de \orige eeuw
klaagden hun nood en vroegen of
zij toch alstublieft een vergun-
ning konden krijgen. Als de over-
heid voordien zo'n verbod had
uitgevaardigd, had men ook wel
geklaagd, maar iedereen wist dat
het niet moeilijk was de regels te
ontduiken. Het lijkt erop dat in
1866 het toezicht op de naleving
beter was geworden. Enerzijds
doordat het politiecorps in de
loop der jaren was gegroeid.
Anderzijds was er ook meer
'sociale controle' want de mensen
vreesden voor hun hachje als het
ergens stonk en dus gaven om-
wonenden uit pure zorg voor
hun eigen gezondheid overtreders
gezond was op het platteland,
terwijl daar de meeste varkens
werden gehouden. Waarom zou-
den er trouwens niet veel meer
choleraslachtoffers op het platte-
land vallen dan in de steden, als
de stank van varkens zo onge-
zond was? Het leek erop, zo vond
hij, dat hier de theorie was door-
geslagen ten koste van de prak-
tijk. 'Zoo ziet Spr. nog zulk een
overwegend groot bezwaar niet in
het er op na houden van een var-
kentje door de burgerman (mits
hij daarbij goed op zindelijkheid
en het voorkomen van verdere
bezwaren, daartegen acht geve),
ten einde zich en de zijnen nu en
dan eens op een stukje spek te
kunnen vergasten, omdat het
vleesch hem te duur is'. Rund-
vlees was over het algemeen te duur
voor de gewone man. Maar in de
jaren zestig was het echt onbe-
taalbaar omdat toen runderpest
heerste en veel dieren werden af-
gemaakt. Er waren mensen die
zulke kadavers opgroeven en het
vlees clandestien verkochten. De
gemeente droeg twee politieagen-
ten op, zich extra in te zetten
tegen de invoer van vlees van zie-
ke dieren. ' Maar de clandestiene
import had geen gevolgen voor
de prijs die men in de winkel
voor rundvlees moest betalen. En
dus steeg ook de prijs van var-
kensvlees. Wie niet welvarend
was, kon zich helemaal geen vlees
meer veroorloven, terwijl de ge-
leerden nu juist beweerden dat
vlees zo'n belangrijk voedsel was
voor mensen die hard moesten
werken. En zeker tijdens een
cholera-epidemie was goede voe-
ding hard nodig, daarvan was
iedereen overtuigd.
De maatregelen tegen het houden
van varkens troffen een aantal
mensen in de portemonnee en zij
en en paarden? B. en W. vonden
van wel. Dat was bijvoorbeeld in
1866 gebleken toen omwonen-
den klaagden over een mesthoop
van 25 m^ bij 1 meter hoog ach-
ter een huis in de Lange Smee-
steeg. ledereen smeet er afval op
zodat het in die buurt bar stonk.
B. en W. deden niets toen bleek
dat het om paarde- en koemest
ging.
In het begin van de jaren zeventig
stonk het nog steeds in Utrecht
en kregen jaariijks tientallen in-
woners een vergunning tot het
houden van een varken. In okto-
ber 1877 \Toeg Bart Molenbeek -
broodbakker, verhuurder van een
paard en rijtuig en handelaar in
varkens en dierenvoeder - er een
aan. Hij hield toen vier varkens in
een houten hok in een stenen
schuurtje dat hijzelf uitstekend
geschikt vond voor het doel. Vol-
gens zijn rekwest hield hij stal en
beesten goed schoon en veroor-
zaakten ze 'gans geen lucht of
stank'. De politie nam de toe-
stand ter plaatse op en consta-
teerde dat de stal vlakbij bewoon-
de huizen stond. Dat was in strijd
met de verordening en dus
verleenden B. en W. geen vergun-
ning-
Protesten en rekwesten
In november 1867 behandelde
de gemeenteraad een rekwest
waarin broodbakker M. de Raad in
het Lauwerecht (M 269) verzocht
om ontheffing van het verbod.
Hij verzekerde dat zijn varkens in
een brandschone stal stonden,
niemand had er ooit last van ge-
had en ze bedreigden niemands
gezondheid. Het was te gek dat
nu aan 'de mindere man het
eenigst dierlijk voedsel wordt
ontnomen'. Als het om stank
ging, kon het stadsbestuur beter
wat doen aan de troep die de ste-
delingen in de grachten wierpen.
Ook anderen wezen erop dat var-
kens niet de enige bron van stank
vormden. Wat moest men bij-
voorbeeld denken van huiden-
zouterijen? Of van de 'chemische ?
mestfabriek' van Muller, waar
paardevlees en ander dierlijk
materiaal langdurig lag te rotten
voordat het verwerkt werd tot
kunstmest? Was er trouwens wel
een bewijs dat mest van varkens
gevaarlijker was dan die van koei-
Die zelfde regten
Molenbeek ging niet accoord
en overstroomde in de volgende
jaren het college met verzoek-
schriften. Hij vroeg 'met de groot-
ste vedangen die zelfde regten als
mijnen buuren om varkens te
mogen houden'. Ook andere men-
sen uit de buitenwijken wezen
erop dat zij als onbemiddelde
lieden 'met groote inspanning in
het onderhoud van hunnen ge-
zinnen voorzien en tot hier toe
nog nooit ten lasten van iemand
UTRECHT
136
november l december 1994
-ocr page 132-
zijn geweest, toch ook vermeenen
als burgers gelijke regten te bezit-
ten, en hun niet zal worden belet,
hetgeen anderen in veel grotere
mate wordt toegestaan'. Zeker
voor een bakker was het lucratief:
varkens aten bedrijfsafval zoals
bedorven deeg en oudbakken
brood.
In plaats van zich door ambte-
naren onjuist te laten voorlichten,
moest het college zelf maar eens
komen kijken en ruiken hoe
schoon zijn beestjes erbij ston-
den, vroeg Molenbeek. Toen al
zijn rekwesten bij B. en W. niet
hielpen, klaagde hij uiteindelijk
in 1882 zijn nood bij de gemeen-
teraad. De politie treiterde hem
en was onbetrouwbaar. Hij had
in totaal al 55 gulden boete be-
taald en fl. 350,- aan gerechts-
kosten. Het college van B. en W.
had op zijn 17 rekwesten steeds
afwijzend beschikt, 'tot grooten
schanden van Utrecht'. Nu had
hij in die verzoekschriften welis-
waar uiterst eerbiedig gevraagd
om wat hij als zijn recht be-
schouwde, maar aan de situatie
waarin hij zijn dieren hield, ver-
anderde niets. Volgens hem was
dat ook niet nodig want zijn
buren hadden nergens last van.
Er waren in de omgeving mensen
die wel een vergunning kregen
terwijl hun stal in tegenstelling
tot de zijne niet aan de eisen vol-
deed.
Hij wees erop dat hij altijd netjes
zijn belasting had betaald. Als
vader van zeven kinderen kon hij
door al dat gedoe over zijn var-
kens niet langer 'met genoegen'
zijn brood verdienen 'in eerlijk-
heid en verzoendelijk'. Hij had
door de spanningen een 'Harseng
schudding' gekregen en zelfs zijn
reuk en smaak verloren. 'En dat
ik door het veele verdriet niet
krankzmnig ben geworden dat
hep ik God de Heeren te danken
want het is een wonder' verzeker-
de hij. Het was allemaal de schuld
van de hoofdcommissaris van
politie en van politieagent
Scheffer. De agent had iets tegen
hem sinds hij in 1876 bij Molen-
Plattegrond van de stal
van Molenbeek.
Foto: GAU
J&__^,^_^
/ffrrt-t.^r- i^i^. . .
C^;C^
.--^C^.^,/:^
^r^.iS^.
beek op controle was geweest en
toen geen borrel had gekregen.
Hoofdcommissaris J.M. Vermeys
behandelde de bakker als een
'verschoveling'. Molenbeek had
hem wel drie keer uitgenodigd
om op zijn kosten een rijtuig te
huren en zelf poolshoogte te ko-
men nemen. Maar het had niets
geholpen. De agent was een
'dwang bedelaar' en de hoofd-
commissaris was nota bene 'hoog
aan het godshuis. Dat is barrebaar
voor den Alwetende'.
de deskundig advies ingewonnen.
De politie bleef van mening dat
hij geen vergunning mocht krij-
gen. De stal lag veel te dicht bij
bewoonde huizen, in de buurt
van de Rode Brug aan de Jagers-
kade, op de hoek van de Antho-
niestraat (M 295). Die omgeving
raakte volgebouwd en dus was
het houden van varkens echt in
strijd met de verordeningen.
Bovendien konden B. en W. na
een aantal keren te hebben gewei-
gerd, niet overstag gaan want dan
zou Molenbeek denken dat hij
zijn zin kreeg omdat hij zo hard-
nekkig was blijven klagen. Dat
zou het gezag van de politie geen
goed doen. Het zou ook een pre-
cedent scheppen voor zijn buren
die ogenblikkelijk om een ver-
gunning zouden komen zeuren.
Molenbeek was bovendien zo
eigenwijs als wat. De politie had
hem geadviseerd zijn varkens te
stallen bij een tuinder een eindje
verderop. Maar omdat deze als
vergoeding de 'van die varkens
vallende mest' vroeg, had hij het
advies niet opgevolgd: mest
bracht in die tijd geld op.
Een ingesloten poel van rottend
vuil
Molenbeek sprak er schande
van dat hij zelfs vier dagen in de
'cirkculeeren gevangenis' had ge-
zeten. Hij wilde nu dat de raad
hem recht zou doen 'eer ik mij tot
Semaaijestijd moet begeven'.
Maar zelfs dit dreigement hielp
niet. De raad had niet de be-
voegdheid om beslissingen van B.
en W. op dit gebied ongedaan te
maken. Het college had Molen-
beeks zielige verhalen niet klakke-
loos geloofd maar zoals het hoor-
137
november I december 1994
UTRECHT
-ocr page 133-
Om het recht op een varken
Privéhelangen en milieuzorg in de vorige eeuw
Ook do Gezondheidscommissie
heeft de situatie ter plaatse een
paar keer onderzocht op verzoek
van B. en W. 'ten einde meerdere
waarborgen te bekomen voor
eene onpartijdige beschikking'.
De heren drongen er al een aantal
jaren op aan dat in de buurt waar
Molenbeek woonde het houden
van varkens zou worden verbo-
den. Toch was de commissie op
controlebezoek gegaan en toen
had een van de leden gezegd dal
het wellicht 'onder groote en vele
voorzorgen' mogelijk zou zijn de
bezwaren weg te nemen. Molen-
beek heeft zich in volgende
verzoeken tevergeefs op deze uit-
spraak beroepen. De Gezond-
heidscommissie bleef bij haar
ad\'ies, mede omdat de mensen
in die buurt net aan het idee
begonnen te wennen dat er geen
varkens gehouden mochten wor-
den.
De ambtenaar die optrad als 'In-
specteur over het Bouwen' heelt
op verzoek van B. en W. ook
poolshoogte genomen. 'Bij mijn
onderzoek bevond ik de stal
geopend en vervuld met een on-
behagelijke stank, waarvan de
ontwikkeling kenbaar was uit de
geconcentreerde dampen die in
druppels aan den zolder hingen'.
Ais Molenbeek de wanden en de
vloer waterdicht zou maken, een
hoge houten schoorsteen zou
aanleggen voor afvoer van de
stank, de mest regelmatig zou
verwijderen en de boel goed
schoonhouden, zou het wellicht
mee kunnen vallen. Hij beweerde
nu wel dat hij een brandschone
stal had, maar de werkelijkheid
was even anders. Het ging om
een oude paardestal met een
zinkputje en een kapotte vloer,
zodat vloeibare uitwerpselen in
de bodem en dus in het dnnk-
water konden terechtkomen. 'Het
geheel geelt den indruk van niets
meer te zijn dan een ingesloten
poel van rottend voiil'. Het belang
van de volksgezondheid woog
zwaarder dan de bijverdiensten
van een inwoner die wel klaagde
dat de varkens fl. 100,- per jaar
opbrachten, maar die ook zonder
dat inkomen goed kon leven.
In 1885 probeerde Molenbeek
het voor de laatste keer. Hij had
toen eieren voor zijn geld
gekozen en vroeg of hij varkens
mocht houden op een terrein ver
achter het huis van een ander.
Eindelijk kreeg hij zijn zin, maar
wel op de toen voor elke vergun-
ninghouder geldende voorwaar-
den: de vloer en het verzamel-
putje mochten geen vocht
doorlaten, de stal moest minstens
drie keer per week worden uitge-
mest en hij moest ervoor zorgen
dat het in en rondom de hokken
schoon was.
Met zijn verzet tegen de gemeen-
telijke verordeningen was Molen-
beek het type van een man wiens
individuele belangen in de knel
kwamen doordat de overheid
maatregelen nam ter bevordering
van het algemeen belang. Hij be-
riep zich erop dat hij als belas-
tingbetaler recht had op een
tegenprestatie van de overheid.
Ook elders hebben veel burgers
in de tweede helft van de vorige
eeuw met dat argument in klaag-
brieven en rekwesten een beroep
gedaan op de overheid. ^ Maar de
zorg voor de volksgezondheid
was te belangrijk geworden om
uitzonderingen toe te laten. Sedert
het midden van de vorige eeuw
was het niet meer vanzelfspre-
kend dat verordeningen niet wer-
den gehandhaafd. Het toezicht
op de naleving was permanent
geworden. Het aantal regels
groeide en zeker in tijden van
gevaar was 'iedereen' alert. De
verordeningen werden niet zonder
aanzien des persoons toegepast.
Verzoeken om ontheffing werden
nauwkeung onderzocht. Maar als
het nodig was, hield het gemeen-
tebestuur onverbiddelijk het been
stijf, ook al klaagden benadeelde
burgers nog zo verdrietig hun
nood. ^
Noten
1.     Een voorbeeld uit vele in GAU Stads-
archief V, 15-11-1855.
2.     Vgl. Rinekevan Daalen, Klaagbrieven
en gemeentelijk ingrijpen. Amsterdam
1865-1920,
Publikatiereeks Sociolo-
gisch Instituut Universiteit van
Amsterdam 1987.
3.      De gegevens voor dit artikel zijn
ontleend aan de notulen van de
gemeenteraad (Gemeentearchief
Utrecht GAU, Stadsarchief V 67x) dd.
13-9-1855, 18-10-1865, 13-12-1866,
25-4-1867 insll6enll7;30-4-1867
ins 135; 29-12-1881 ins 482; 4-10-
1883 ins393; 15-11-1883 ins454;
notulen van B.en W. (GAU V 94x)
dd.16-M866,15-2-1866; V690X
Register van de verhandelde bij
Burgemeester en Wethouders der
gemeente Utrecht betreffende
varkens. Ordonnantie op het schoon-
houden van markten, kerkhoven,
bruggen, straaten, steegen, graften,
wenen, wedden, en andere
publicque plaatsen,
gearresteerd
door de Vroedschap 27-2-1785,
gepubliceerd 12-5-1785. P.D. 't Hart,
Utrecht en de Cholera 1832-1910,
Stichtse Historische Reeks 15,
Zutphenl990.
138
november / december I 9 9't
UTRECHT
-ocr page 134-
VAN
DE LEESTA
FEL
Oudewater
Niet alleen in 1575, maar
ook in 1349 is het stadje Oude-
water ten prooi gevallen aan oor-
logshandelingen. In dat jaar trok
bisschop Jan van Arkel op tegen
de stad, die in handen was van de
Hollandse graaf Willem III. De
stad, slechts door burgers verde-
digd, kon niet lang weerstand
bieden aan zijn legermacht.
Nadat de muren door bestorming
zijn genomen, worden de inwo-
ners afgeslacht. 'De kinders in de
wiegen zwommen in bloed',
aldus een beschrijving uit het be-
gin van de achttiende eeuw. Het
duurde 25 jaar voordat de stad
opnieuw werd opgebouwd.
Aldus een artikel in Oude Waar-
den nr. 15, augustus 1994.
de Bont, die in 1649 in Wijk
plaatsvond. Het artikel, geplaatst
in Tussen Rijn en Lek van
september 1994, beschrijft de
drukke kunstmarkt van de zeven-
tiende eeuw, waar vele mogelijk-
heden waren om kunstwerken te
verhandelen. Een loterij was een
van die vormen, die echter alleen
met toestemming van de over-
heid mocht plaatsvinden. De
Utrechtse schilder Jan de Bont
week uit naar Kasteel Duurstede
voor een loterij, omdat de
Utrechtse vroedschap schilderij-
verlotingen had verboden. Deel-
nemers konden 147 schilderijen
winnen variërend in waarde van
ƒ 200,- tot ƒ 5,-.
In de archieven is zelfs nog te
vinden wie iets gewonnen heeft.
Maartensdijk
De historische vereniging
Maartensdijk heeft een speciaal
nummer van St. Maerten gewdjd
aan de muurschilderingen in de
kerk van Westbroek. Het num-
mer is verlucht met een groot
aantal kleurenfoto's van de muur-
schilderingen, die na de restau-
ratie van de laatste jaren weer in
volle glorie te bezichtigen zijn.
Reeds in 1904 werd de noodklok
geluid over de slechte toestand,
waarin de muurschilderingen van
de hervormde kerk te Westbroek
zich bevonden. Dat mocht echter
niet baten, want hernieuwde waar-
schuwingen in de jaren dertig en
1970 leidden wederom niet tot
daden. Het gemeentebestuur zelf
gaf in 1985 opdracht tot een rap-
port met restauratieplan, dat uit-
eindelijk de aanstoot heeft gege-
ven tot de restauratie. Nu is het
zicht op het Laatste Oordeel en
De Hel hersteld en kan men weer
genieten van de Drie doden en
drie Levenden. De schilderingen
stammen niet allemaal uit dezelfde
periode, maar een goede datering
kan niet worden gegeven. De kerk
zelf stamt uit ongeveer 1480-'90.
Woerden
De gemeente Woerden heeft
een nieuw gemeentehuis, waarin
ook het streekarchief een onder-
komen heeft gevonden. Reden
genoeg om het septembernum-
mer 1994 van Heemtijdinghen te
wijden aan de geschiedenis van
de vroegere stadhuizen in Woer-
den. Die geschiedenis begint
rond 1372, wanneer Woerden
stadsrechten ontvangt. De be-
stuurderen uit die periode verga-
deren meestal op bovenzaaltjes in
de herberg, of zij huurt een 'ca-
mer' bij particulieren. In 1466
verkreeg het bestuur zijn eerste
stadhuis, een huisje dat bij het
kerkhof lag en door twee burge-
meesters was aangekocht. On-
danks ingrijpende verbouwingen
werd het in 1500 gesloopt en be-
gon men met de bouw van een
nieuw stadhuis, een heel wat gro-
ter gebouw waarin op dit mo-
ment het Stadsmuseum gevestigd
is. Een eeuw later werd, door de
groei van het bestuur, dit gebouw
uitgebreid. In de negentiende
eeuw dreigde het monumentale
pand te worden afgebroken, maar
Victor 'klaroenstoot' de Stuers
wist door persoonlijk ingrijpen
dit te voorkomen.
In 1888 werd gestart met de 139
bouw van weer een nieuw stad-
huis, dat ook diverse malen werd
uitgebreid. Bovendien werden el-
ders in Woerden panden betrok-
ken toen het stadhuis echt te klein
werd. Om al die diensten weer te
centraliseren, is dus onlangs een
nieuw stadshuis betrokken.
Maarssen
Ron van Maanen probeert
in Historische Kring Maarssen,
jaargang 21, nummer 3 een ant-
woord te vinden op de vraag, of
er zich in dat dorp in de middel-
eeuwen een curtis bevond. Via
archiefstukken probeert de
auteur na te gaan of het huis Ter
Meer inderdaad, zoals sommigen
beweren, de curtis is geweest. Er
zijn echter nog andere mogelijk-
heden zoals huis Ten Bosch en de
boerderij Merenhofstede. Pacht-
gegevens, namen van tiendblok-
ken en onderzoek naar minis-
terialenfamilies leveren echter te
weinig gegevens en laten een de-
finitieve conclusie niet toe.
Wijk bij Duurstede
Reinalda Kosse heeft een deel
van haar doctoraalscriptie over
verlotingen van schilderijen in de
zeventiende eeuw bewerkt tot
een artikel over de loterij van Jan
Fred Vogelzang
november I december 199't
UTRECHT
-ocr page 135-
Nog afgezien van wat dit voor
hem persoonlijk betekent, be-
treurt hij vooral het feit dat er zo
weinig wil aanwezig is om voor
dit werk structureel geld uit te ge-
ven. "Eigenlijk vormt dit soort
onderzoek een logische eenheid
met het archeologisch- en bouw-
historischonderzoek. Deze drie
disciplines hebben ieder hun
eigen betekenis, maar met elkaar
geïntegreerd leveren ze een enor-
me meerwaarde op. Het archeo-
logisch- en bouwhistorischonder-
zoek heeft, gelukkig, de laatste
jaren een enorme impuls gehad,
maar het archiefonderzoek is daar
helaas erg bij achtergeleven". De
Bruijn wijt dit aan een aantal oor-
zaken. "In zijn algemeenheid
komen de resultaten van archief-
onderzoek minder spectaculair
over dan die van archeologisch-
en bouwhistorischonderzoek. Ook
komen de archiefmedewerkers,
die dit soort onderzoek zouden
kunnen doen, door de enorme
werkdruk er vaak nauwelijks aan
toe." Ook het feit dat er een
beperkte traditie bestaat in het
'institutioneel-topografische' onder-
zoek in Nederland is volgens de
Bruijn een oorzaak van deze on-
bekend-maakt-onbemind-situatie.
Gezien de huidige ontwikkelin-
gen op de universiteiten ziet hij
hierin ook weinig verbetering
komen. Het onderwijs in de vele
hulpwetenschappen die de on-
derzoeker op dit terrein nodig
heeft wordt minder of er is zells
helemaal geen tijd meer voor.
"Oorspronkelijk is het ook mijn
eigen fascinatie met mijn woon-
omgeving die mij op dit spoor
heeft gezet. Toen ik in tachtig
min of meer toevallig in Utrecht
ging wonen, bleek mij dat de
middeleeuwse geschiedenis hier
eigenlijk nog volop aanwezig is in
het stratenpatroon en de gebou-
wen." Toen bleek dal ook de
archieven hier zo'n schal aan ge-
gevens bevatten, verbond de
Bruijn, van oorsprong jurist, zijn
liefde voor de geschiedenis aan
de stad Utrecht.
"Utrecht is in dat opzicht uniek.
De omstandigheden in Utrecht
waren bovendien gunstig omdat
er naast het archeologisch- en
bouwhistorischonderzoek in ieder
geval veel belangstelling is voor
archiefonderzoek. De leukste tijd
heb ik gevonden toen ik, als vrij-
williger, samenwerkte met de
mensen van de archeologische en
bouwhisorische dienst. Het onder-
zoek naar de Zilverstraat, waar-
mee ik begonnen ben, is hier een
prima voorbeeld van."
Ondanks deze goede herinnerin-
gen en het feit dat er nog zo veel
te onderzoeken is, heeft de Bruijn
op het moment geen concrete
Utrechtse plannen. Hij hoopt dal
zijn publicatie een aanzet kan zijn
om ook in andere steden derge-
lijk onderzoek te laten uilvoeren.
's-Hertogenbosch heeft in ieder
geval al belangstelling getoond,
zodat de Bruijn daar voorlopig nu
voor enkele dagen per week
werkzaam is. Voor Utrecht bete-
kent hel dat wij dit gesprek met
een verzuchting hebben beëin-
digd: "Eigenlijk is hel jammer
want er is meer niet dan wel in
het boek terecht gekomen."
M.W.S. de Bruijn, Husinghe ende hofstede.
Een institutioneel-geografische studie
van de rechtspraak over onroerend goed
in de stad Utrecht in de Middeleeuwen,
verschijnt als deel 18indeStichts
historische reeks, uitg. Het Spectrum,
prijs ƒ85,-
PORTRET
Martin de Bruijn: Utrecht is uniek
'Verfassungstopografie'
Martin de Bruijn zal
voor velen geen onbeken-
de zijn. Op Sint Maarten,
11 november, hoopt hij
te promoveren op wat hij
zelf heeft genoemd een
institutioneel-geografische
studie. "In het nederlands
is er geen echt woord
voor. De duitsers noemen
het Verfassungstopografie," ver-
telt de Bruijn, "in dit geval bete-
kent het dat ik onderzoek heb
gedaan naar de rechten op en de
rechtspraak over de grond en de
opstallen in de stad Utrecht gedu-
rende de middeleeuwen. Van de
enorme hoeveelheid gegevens die
dit heeft opgeleverd, vindt hijzelf
een van de opmerkelijkste vond-
sten dat het grondgebied van het
romeinse castellum omstreeks
1050 vergroot is en met een
tweede gracht omgeven.
De Utrechtse kerk en de kapittels
speelden in deze hele periode na-
tuurlijk een belangrijke rol. Daar-
om is de Bruijn de afgelopen
jaren veel in het rijksarchief
geweest, waar de archieven van
deze instellingen bewaard wor-
den. De Bruijn: "Deze archieven
bevatten werkelijk een schat aan
gegevens en eigenlijk zijn ze nog
nauwelijks voldoende geïnventa-
riseerd, laat staan bestudeerd. Er
is nog heel wal werk te doen".
Meerwaarde
Hiermee blijken we direkt op
een heikel punt te zijn gekomen:
Nu dit onderzoek, dat door
NWO werd betaald, is afgelopen,
MaixelineDolfin         is de Bruijn eigenlijk baanloos.
Fascinatie
"Dit zijn sombere geluiden
als je bedenkt dat de grootste vraag
bij archieven op het moment na
de genealogie die naar de geschie-
denis van woonhuizen is. Veel
mensen zijn geïnteresseerd in de
geschiedenis van hun woonom-
geving." De Bruijn hoopt dan ook
dat hij met zijn onderzoek en de
publicatie daawan ook het grote
publiek kan bereiken om zo de
betrokkenheid bij de geschiede-
nis van de stad te vergroten.
140
november / december 1994
UTRECHT
-ocr page 136-
B O
EKENSCHO
U W
Amersfoort 1850-1930
sector. Bovendien kwam na 1870
de inkomensachteruitgang min-
der hard aan omdat voedsel toen
goedkoper werd.
Het sleutelbegrip in het boek is
industriahsatie'. De auteur be-
perkt zich hierbij niet tot de
nijverheid, maar onderzoekt hoe
de Amersfoortse samenleving als
geheel door de industrialisatie
veranderde.
Een spannend uitgangspunt, en
daarom is het jammer dat de pre-
sentatie van de resultaten zo wei-
nig doordacht lijkt. In de struc-
tuur van het boek schemert
voortdurend het skelet door van
de doctoraalscriptie waaruit het
boek is voortgekomen. Zo wor-
den de demografische, de econo-
mische en de welvaartsontwikke-
ling gescheiden besproken en
passeren keer op keer dezelfde
economische sectoren in moei-
zame optocht de revue. De lezer
moet veel moeite doen om de
hoofd- van de bijzaken te onder-
scheiden.
De hoofdbronnen voor het on-
derzoek - beroepstellingen en be-
lastinggegevens - nopen tot een
nogal beperkte invulling van de
begrippen economie en sociale
structuur, maar Brusse benut de
gegevens voorbeeldig. Bovendien
heeft hij ook zoveel aanvullende
gegevens verzameld dat Amers-
foorts historie toch kleur krijgt.
Daaraan dragen ook de tientallen
illustraties bij, die fraai zijn afge-
drukt.
Brusse's boek levert nieuw mate-
riaal voor het vergelijkend onder-
zoek naar de industrialisatie in
Nederland. Andere onderzoekers
hebben zich vooral gericht op de
steden in de geürbaniseerde kust-
provincies van Nederland (vooral
in Holland). Amersfoort lag in het
landelijke, relatief geïsoleerde en
achtergebleven oosten van het land.
De vraag of dit verschil leidde tot
een afwijkende ontwikkeling ver-
dient uitvoeriger behandeling.
Paul Brusse, Amersfoort 1850-1930.
Economische bedrijvigheid en sociale
verhoudingen. Uitgeverij Bekking,
Amersfoort 1993,215 pp., III.,
prijs: ƒ 29,90. ISBN 90 5109 3465.
a.\ii:rsk)()ri' 1X50-19^0
Il OM)MIS< III r.l I1KI|M(,III 11)
1 S
SOI lAl L\'l UliOI l)IN<,l N
^^^H
■i IHj
■B^n
-fPl
^M
•^ 'iiiIImI
Ih^
hikkiM.
De molens van Spengen en
Kockengen
Ruim 30 jaar geleden, in 1962
om precies te zijn, werd de Stich-
ting De Utrechtse Molens opge-
richt om de aftakeling te voor-
komen van de molens in de
provincie, die niet langer werkten.
Om dit heuglijke jubileum te vieren
liet genoemde stichting Bemet
van Leeuwen een boekje schrijven
over de eerste twee aanwinsten
van de stichting: de molens van
Spengen en Kockengen. In de
eerste hoofdstukken van dit mooi
vormgegeven boek wordt in het
kort (soms te kort) de geschiedenis
van de polders en waterschappen
van Spengen en Kockengen be-
handeld. Dit wordt gevolgd door
twee wat langere hoofdstukken:
het eerste gaat over het onder-
houd, dat in de loop der tijden
aan de molens is gepleegd, het
tweede over het leven en de loop-
baan van de molenaars. De
schrijfster slaagt erin een aardig
beeld op te roepen, hoewel haar
uitleg soms wat te beknopt is,
waardoor de loop van het verhaal
aan duidelijkheid verliest.
Bernet van Leeuwen - De molens van
Spengen en Kockengen. 30 jaar Stichting
De Utrechtse Molens. Utrecht, Stichting
De Utrechtse Molens 1993.46 pagina's;
ISBN 90-800265-2-2.
Paul Brusse,
Amersfoort
1850-1930.
Economische
bedrijvigheid
en sociale
verhoudingen.
In de geschiedenis van
Amersfoort wordt de negentiende
eeuw beschouwd als een weinig
interessante tijd. De textielnijver-
heid, de kurk waarop Amersfoort
economisch dreef, raakte in ver-
val en de ontwikkeling van de
stad stagneerde. Historici hebben
de periode verwaarloosd - ten
onrechte, zoals Paul Brusse laat
zien in Amersfoort 1850-1930.
De auteur betoogt dat de textiel-
nijverheid zich langer wist te
handhaven dan meestal wordt
aangenomen. Tot in de jaren
1860 ging het er niet slecht, maar
de klap die daarna kwam, was
dramatisch: waarschijnlijk bin-
nen een decennium daalde het
percentage van de beroepsbevol-
king dat in de textiel werkte van
ruim 20% naar minder dan 5%.
Brusse laat echter zien dat de
werkloos geworden spinners en
wevers konden uitwijken naar
andere sectoren: kleinhandel,
landbouw, de bouw (kazernes,
spoorwegen) en de voedings-
141
Hans van
Deukeren
B.H.G.
november I december 1994
UTRECHT