J'S Oef ffo'X^
jr f 5 SS m o
|
|||||||||||||||||||
OUD
|
|||||||||||||||||||
Utrecht
|
|||||||||||||||||||
68e jaargang nummer 1
|
|||||||||||||||||||
De Utrechtse Staties ten tijde \an de Hollandse Zending
'uitsluitend werkzaam in het belang \an
de \olkshuisvesting' Sociale huisvesting in Utrecht: de voorlopers
|
|||||||||||||||||||
Framboosstraat
Foto: GAU |
|||||||||||||||||||
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Utrecht in biografieën
|
|||||||||||||||||||
2738 757 4
|
|||||||||||||||||||
®
|
|||||||||||||||||||
i
|
|||||||||||||||||||
Utrecht
|
|||||||
REGISTER 1995
68ste jaargang
|
|||||||
R. P. NI. van Antwerpen
Notebomenlaan 27
3582 CG Utrecht
|
|||||||
REGISTER 1995
|
|||||||||
SCHRIJVERS
35 Antwerpen, R.P.M, van Register Oud-Utrecht 1994 inlegvel
bij nr. 5 Baars, J. Ontwerp-begroting 1995 Oud- Utrecht
59 Idem, Voorjaarsledenvergadering 16 Berkelaar, VI. Utrecht in biografieën
87 Wem, Tussen distantie en betrokkenheid. Drie visies op de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog 131 Bok, M.J. Boekenschouw
8 Brugman, J.A. 'uitsluitend werkzaam in het belang van de
volkshuisvesting' Sociale huisvesting in Utrecht: de voorlopers 18 Deukeren, H. van Boekenschouw
20 Dolfin, M. Ooggetuige. 25 jaar Werkgroep Herstel Leefbaar-
heid 107 Dolfin-Ruwers, J. Ooggetuige. De Nieuwgracht in de jaren
'30, gezien door de ogen van een kind 136 Haars, P.A. Zeven Mariamedaillons van Mengelberg uit de
voormalige O.L Vrouwe-Ten-Hemelopnemingkerk te Utrecht 44 Hart, P.D. 't Ernstige baldadigheid
93 Idem, Schandaal. Die mijnheer heeft zeker een goed trakte-
ment... 124 Wem, 'Buiten het bereik der wetten en onstrafbaar...'
Studentenjool en studentenstreken omstreeks 1800 18 Hoven van Oenderen, B. van Boekenschouw
134 Wem, Schandaal. 'Verscheidene wrede excessen': Walraven van Brederode mishandelt zijn vrouw 67 fCaa,M.J. van der Schandaal (Petrus Burmannus en Dienavan
Woudenberg) 83 Kaajan, H.J.Ph.G. Boekenschouw
76 Maes, f. Het Utrechtse bevrijdingsfeest van 5 mei 1955
108 Martens van Vliet, B.J. Op de Neu daar staat een tent...
105 Oudheusden, M.C. van Boekenschouw
100 Pel2ers,E. Natuurbeschermer, bosbouwer en jager. Het groene
leven van een Utrechts landheer 28 Pietersma, A. Kerkebouw en kerkestrijd. Een Utrechts pastoors-
conflict anno 1840 |
|||||||||
110 Pot, ry. Vondsten
40 Santen, B. van Schandaal. Vechtpartij op de Piazza Navona
84 Wem, Ooggetuige. Tonny van der Linden 68 Santen, L.C. van Ooggetuige (over het dagelijks leven in de
laatste oorlogsjaren in Utrecht) 61 S(aa/, C. Boekenschouw
13 Steenwijk, D.L Mededelingen
14 Tigelaar, E. Schandaal, ünico Jacob
52 Tuuk, LA. van der Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk
van Willibrord? 92 Vogelzang, F. Van de leestafel
115 Wem, Van de leestafel 117 Vrugt, M. van de Schandaal. Getrouwd of niet getrouwd?
4 Wijmer, D.J. De Utrechtse Staties ten tijde van de Hollandse
Zending 39 Zeyden, A. van der Boekenschouw
42 Wem, Ooggetuige. Douchen buitenshuis
62 Wem, Een Utrechtse school in de geschiedschrijving ?
82 Wem, Boekenschouw 106 Wem, Boekenschouw
UTRECHT STAD
4 De Utrechtse Staties ten tijde van de Hollandse Zending
8 'uitsluitend werkzaam in het belang van de volkshuisvesting'.
Sociale huisvesting in Utrecht: de voorlopers 20 Ooggetuige. 25 jaar Werkgroep Herstel Leefbaarheid
28 Kerkebouw en kerkestrijd. Een Utrechts pastoorsconflict
anno 1840 42 Ooggetuige. Douchen buitenshuis
44 Ernstige baldadigheid (betreft Frederik Hendrikstraat anno
1909)
52 Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk van Willibrord ? 62 Een Utrechtse school in de geschiedschrijving ?
68 Ooggetuige (over het dagelijks leven in de laatste oorlogs-
jaren in Utrecht) OUD-UTRECHT
|
|||||||||
laar t / april 1996
|
|||||||||
REGISTER 1995
|
||||||||||||
28 J. Hartman, in: Kerkebouw en kerkestrijd. Een Utrechts
pastoorsconflict anno 1840 84 Tonnyvan derLinden, in: Ooggetuige
136 F.W. Mengelberg, in: Zeven Mariamedaillons van Mengelberg
uit de voormalige O.L. Vrouwen-Ten-Hemelopnemingkerk te Utrecht 62 O. Opperman, in: Een Utrechtse school in de geschied-
schrijving? 40 Arnaldo Romolar, in: Schandaal
40 Jan van Santen, in: Schandaal
42 Chris van Staa, in: Ooggetuige. Douchen buitenshuis
28 Guilielmus Stas, in: Kerkebouw en kerkestrijd. Een Utrechts
pastoorsconflict anno 1840
136 AlfredTepe, in: Zeven Mariamedaillons van Mengelberg uit
de voormalige O.L. vrouwe-Ten-Hemelopnemingkerk te Utrecht 52 Willibrord, in: Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk van
Willibrord ? 67 Diena van Woudenberg, in: Schandaal
BOEKENSCHOUW/
DIVERSE BOEKBESPREKINGEN
116 V. Aalbers, e.a (redactie), Utrechtse biografieën, deel twee:
Levenbeschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters 131 Wem 82 HannyAlders, Jan van Scorel. Een leven in schetsen
8 Stichting Bo-Ex '91, De geschiedenis van drie Utrechtse wo-
ningcorporaties (1907-1992), van eenvoudige volkswoning tot stadsvilla
2 Marten Jan Bok, Vraag en aanbod op de Nederlandse kunst-
markt, 1580-1700 91 I.E.C.M. Broos, Bronnenoverzicht voor de geschiedenis van
de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog 19 K.P. Companje, Ziekenzorg. De geschiedenis van een zieken-
fonds en zijn eigen instellingen |
||||||||||||
76 Het Utrechts bevrijdingsfeest van 5 mei 1955
87 Tussen distantie en betrol(kenheid. Drie visies op de stad
Utrecht in de Tweede Wereldoorlog 107 Ooggetuige. De Nieuwgracht in de jaren '30, gezien door de
ogen van een Icind 108 Op de Neu daar staat een tent...
124 'Buiten het bereilc der wetten en onstrafbaar...' Studentenjool
en studentenstreken omstreeks 1800 136 Zeven Mariamedaillons van Mengelberg uit de voormalige
O.L Vrouwe-Ten-Hemelopnemingkerkte Utrecht |
||||||||||||
UTRECHT PROVINC/E
33 Van de leestafel: Breukelen, De Bilt en IJsselstein
92 Van de leestafel: Maarssen, Renswoude en diverse
herdenkingen van 1945 in de provincie 115 Van de leestafel: Nieuwegein, Rhenen, Veenendaal, Vleuten-
De Meern en Zeist 141 Van de leestafel: Bunschoten, Veenendaal en industrieel erf-
goed te Oudewater en De Bilt PERSONEN
100 Jhr. W.H. de Beaufort, in: Natuurbeschermer, bosbouwer en
jager. Het groene leven van een Utrechts landheer 132 Jacques Berkelaar, in: Ooggetuige. 'Niet alleen begrip, maar
ook een toevluchtsoord' 52 Bonifatius, in: Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk van
Willibrord ? 61 Idem, in: Boekenschouw
134 Margaretha var) Borssele, in: Schandaal
134 Walraven van Brederode, in: Schandaal 67 Petrus Burmannus, in: Schandaal 62 F.C. Gerretson, in: Een Utrechtse school in de geschied-
schrijving? 62 P. Geyl, in: Een Utrechtse school in de geschiedschrijving?
|
||||||||||||
maart / april 1996
|
||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||
REGISTER 1995
|
||||||||||
VONDSTEN
21 Voer voor een paleo-zoöloog. Fragment van een gestempelde
romeinse dakpan
34 In een oude stort. Fragment van een schoorsteenfries 69 Foto van een optocht van de NSB en de Nationale Jeugdstorm
110 'Toeback suygen' en zijn gevolgen
135 Sint Maarten te paard
SCHATSDAAL
14 UnicoJacob, het 'ondergeschoven' kind van Aleyda Louwise
van Twikkel 40 Vechtpartij op de Piazza Navona
67 Petrus Burmannus en Diena van Woudenberg
93 Die mijnheer heeft zeker een goed traktement....Over de
pokkenepidemie van 1871 in Utrecht 117 Getrouwd of niet getrouwd ?
134 'Verscheidene wrede excessen'; Walraven van Brederode
mishandelt zijn vrouw VERLN/GfNG OVD-VTRLCHT
15,34,60,86,111,140 Agenda
13,66,141 Mededelingen
13 Oproep van de nieuw gevormde Commissie Actuele Ontwikke-
lingen 35 Register Oud-Utrecht 1994
45 Oproep: Een nieuwe naam voor de bibliografie van de provin-
cie Utrecht 59 Voorjaarsledenvergadering
inlegvel bij nr. 5 (Toelichting op de) Ontwerp-begroting 1995
112 Algemene najaarsledenvergadering 1995
113 De historie van de huidige tijd. Overzicht van de projecten
van de Commissie Actuele Ontwikkelingen |
||||||||||
18 J.L van der Gouw, Everwach, de rentmeester van de bisschop
van Utrecht. Een verhaal uit het begin van de dertiende eeuw 18 H.G. Heijmans, Wetenschap tussen universiteit en industrie.
De experimentele natuurkunde in Utrecht onder W.H. Julius en L.5. Ornstein 1896-1940 106 Koert van der Horst, Catalogus van de collectie college
dictaten van de Utrechtse Universiteitsbibliotheek 12 6. Huiskes,4 + l=een, 75 jaar christelijke sociale woning-
bouvu in Utrecht 39 A. van Hulzen, Utrecht. Een beknopte geschiedenis van een
oude bisschopsstad 105 Paul Huys Janssen, Jan van Bijlert (1597/98-1671), schilder in
Utrecht 66 E. Jonkeren P. van Hees (redactie). Geschiedenis in Utrecht.
Bestaat er een Utrechtse school in de geschiedbeoefening ? 61 Petra Kehl, Kult und Nachleben des heiligen Bonitatius im
Mittelalter (754-1200) 18 Wim Meulenkamp, Follies en tuinsieraden
91 Jan van Miert (redactie). Een gewone stad in een bijzondere
tijd. Utrecht 1940-1945 17 A. Pietersma e.a. (redactie), Utrechtse biografieën, deel een:
levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters 105 Wessel Reinink (redactie). Landgoed Linschoten
19 Marta 0. Renger, 'The cavalry of Hendrik van Rijn'
39 Fred Smit & Jan Jacobs, Bijdrage tot de geschiedenis van de
priesteropleiding in de kerk van Utrecht 1683-1723 83 W. Smit, Kleine Utrechtse kerkgeschiedenis. Vereniging (1894)
en Vrijmaking (1945) in vogelvlucht en twaalf eeuwen, die er in Utrecht aan voorafgingen 91 T. Spaans van der Bijl, Utrecht in verzet, 1940-1945
91 Sandervan Walsum, Ook al voelt men zich gewond. De
Utrechtse universiteit tijdens de Duitse bezetting 1940-1945 |
||||||||||
maait I april 1996
|
||||||||||
O U D - U T R t c: M T
|
||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks üjdschrifi
68e jaargang nr. 1 - januari/febnaari 1995 ISSN 1380-7137 Oud-Ulrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrechl, vereniging tot beoefening en tol verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. Voorzitter. j.VJ. Lemaier
Secretariaat: Mw. S.AL. de Graaff,
p/a Alexander Numankade 201,
3572 KW Utrecht,
PcnninpneesIcr.J.Baars.
Ukunt zich opgeven ah lid van de vcrem-
ffng Oud-Utrecht door te schrijven naar
Oud-Utrecht, Antwoordnummer
3335, 3500 VP Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-ƒ 30,=; 65-f ƒ 44,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
Mw. C. de Leeuw,
telefoon: 03645-62930.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfm, M. van Hatlem,
B. van den Hoven van Genderen, M.C. van Oudheusden, B. van Santen, E. Tigelaar, M. van de Vrugt, A. van der Zeijden. Redactieadres: Alexander Numankade 199,3572
KW Utrecht. Vormgeving.' De Vormers, Utrecht
Druk: De Boer Cuperus.
Oud-Utrecht. Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 1 maart 1995, verschijningsdatum 1 april. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 1/4 of 3 1/2 inch floppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij hel aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moei worden. Hel gebruik van lussen- kopjes wordt aangeraden; illuslraliesuggeslies zijn zeer welkom. |
||||||||||||||||
Het tweemaandelijkse blad Oud-Utrecht gaat met frisse rrwed be^nnen aan haar tweede jaar-
gang nieuwe stijl en achtenzestigste jaargang in totaal. Hoewel er tevredenheid bestaat over de nieu- we opzet, wil dit niet zeggen dat er in 1995 niets veranderd is. Voor dat U verschrikt over wéér een vernieuwing het blad dichtslaat: de verandering zit 'm ditmaal in een enkele nieuwe rubriek. Vorig jaar heeft Oud-Utrecht telkens een klein schijnwerpertje gericht op een grafmonument, dit jaar zal de lichtbundel zich nietsontziend richten op zaken die onze voorouders liever in het duister lieten. In elk nummer zal U een historisch 'schandaal' uit de doeken gedaan worden, om te begjnnen dat van een cmderschoven kind op het landgoed Waijnauwen. De rubriek Portret is vervangen door één wel- ke 'Ooggetuige' genoemd is en waarin Utrechters aan het woord komen over een (historisch) gebeu- ren dat zij (min afmeer) met eigen ogen hebben aanschouwd. Tevens is voor het eerst in lange tijd de contributie voor het lidmaatschap van de Vereniging
iets omhoog gegaan, maar - zo mogen wij de voorzitter vrijeiijh citeren - het is nog altijd een kleine prijs voor het omvangrijke produkt dat de Vereniging haar leden biedt. Ter illustratie hiervan vesti- gen wij Uw aandacht op de Van der Monde-!ezing en een door de ahtiviteitencommissie georgani- seerde bijeenkomst over het Duitse Huis, zie de agenda. |
||||||||||||||||
Inhoud
Van de redactie
De Utrechtse Staties ten tijde van de Hollandse Zending
D. J. Wijmer
'uitsluitend werkzaam in het belang van de volkshuisvesting'
Sociale huisvesting in Utrecht: de voorlopers
1. A Brugmaif Mededelingen
Schandaal
Agenda
Utrecht in biografieën
Wim Berketaar
Boekenschouw
Ooggetuige
Vondsten
|
||||||||||||||||
3
4
|
||||||||||||||||
13
14 15 16 18
20 21 |
||||||||||||||||
januari /februari 1995
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
De Utrechtse Staties
ten tijde van de Hollandse Zending ^
|
||||||||||||||||
Vanaf het verbod op de uitoefening van de katholieke eredienst aan het einde
van de zestiende eeuw tot het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie In 1853 waren de katholieken in de Noord-Nederlandse gewesten gedwongen hun religie in de illegaliteit te praktizeren. Onderstaand verhaal schetst in gro- te lijnen hoe zij, met name in de stad Utrecht, aan dit 'ondergrondse' kerkelijk leven gestalte wisten te geven. |
||||||||||||||||
De Utrechtse staties: vestiging
In 1592 was de Delftse pries-
ter Sasbout Vosmeer benoemd tot apostolisch vicaris, vrij te vertalen als pauselijk plaatsvervanger met gedelegeerde bevoegdheden in het gebied van de Zending. Hij deed verwoede pogingen
wat orde in de chaos te scheppen, tenminste wat betreft de seculiere zielzorg. In 1611 verdeelde hij de stad Utrecht in acht parochies en voorzag ze van pastoors. Deze vestigden zich na verloop van eni- ge tijd in zogeheten staties, vaste standplaatsen van waaruit de ziel- zorg werd georganiseerd. Binnen de stadswallen vorm-
de Vosmeer de parochies St. Ni- colaas op de Wal, later met een statie in de Cellenbroederstraat; de parochie St. Genrudis, geves- tigd op de Mariahoek; de parochie St. Marie op Achter Klarenburg en de parochie St. Jacobus in het Dra- kenburgsteegje bij de Neude. De namen geven aan, dat zoveel mo- gelijk werd aangesloten bij de ou- de Middeleeuwse parochiële inde- ling van de binnenstad. In het stadsgebied buiten de
wallen creëerde Vosmeer de pa- rochies Buiten Witte vrouwen, la- ter gevestigd aan de Biltstraat, Ab- stede/Buiten Tolsteeg aan het Absteder Zandpad, Buiten de Weerd en Buiten Catharijne. De opvolger van Vosmeer,
Philippus Rovenius, stichtte in 1623 de statie St. Marie op de Kamp aan de Nieuwegracht. In 1663 kwam de door de dominica- nen gevestigde statie St. Servaas onder de Linden onder seculiere leiding \ Naast deze seculiere staties
had een aantal religieuze orden hun eigen missieposten. De dominicanen stichtten
|
||||||||||||||||
De Zending
De hervormin^beweging leid-
de in de tweede helft van de zes- tiende eeuw tot de vrijwel volle- dige ineenstorting van de oude katholieke kerkstructuur in de Noordelijke Nederlanden. Nadat zij de macht hadden
overgenomen maakten de nieuwe calvinistische bewindhebbers hun calvinistische kerk tot publieke kerk; de katholieke eredienst werd vervolgens vanaf 1572 geleidelijk overal verboden. En met de dood van aartsbisschop Schenck van Toutenburg in 1580 verdween in deze streken de voorlopig laatste exponent van de bisschoppelijke hiërarchie van het toneel. Hij zou pas in 1853 een opvolger krijgen die volgens de daarvoor geldende regels door de Paus was benoemd en erkend. Dit alles zorgde ervoor dat de
zich tot de Republiek der Verenig- de Nederlanden groeperende op- standige gewesten door de curie te Rome gedurende bijna drie eeuwen als missiegebied werden beschouwd. Deze voor het Noord- Nederlandse katholicisme proble- matische periode staat bekend als die der Missio Hollandica of Hollandse Zending. De stad Utrecht groeide in
stappen naar een verbod op het katholicisme toe. Na een aantal overeenkomsten, waarbij de ka- |
||||||||||||||||
tholieken steeds meer terrein ver-
loren, maakte het stadsbestuur in 1580 definitief een einde aan 'de exercitie van de Roomsche Religie en het dragen van geestelijke kle- deren' \ Vanaf dat jaar moesten de
Utrechtse katholieken dus 'onder- gronds', wilden ze hun eredienst op de oude voet blijven uitoefenen. Hun situatie was op dat mo-
ment zonder meer belabberd. Met het verdwijnen van de (aarts)bis- schop was de voor het katholicis- me essentiële hiërarchische lijn onderbroken. Een groot deel van de priesters was gevlucht, en een ander deel was uit overtuiging dan wel uit berekening gerefor- meerd geworden of stond op het punt dit te doen. Bovendien wa- ren hun kerken in beslag geno- men en aan de gereformeerden in gebruik gegeven. Desondanks werd de katho-
lieke zielzorg in de stad vermoe- delijk nooit geheel onderbroken. Een aantal seculiere priesters bleef in de stad, en ook waren al snel weer regulieren actief. Over hun aantal in de vroegste perio- de van de Zending bestaat van- wege de chaotische toestand geen zekerheid. Aan het begin van de zestiende eeuw lag het aantal seculieren vermoedelijk rond de 25, aangevuld met 5 a 6 regulieren \ |
||||||||||||||||
DJ. Wijmer
|
||||||||||||||||
januari /februari 1995
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
de eerder genoemde statie
St. Servaas onder de Linden. In 1663 verhuisden ze van hieruit naar de Dorstige Hartsteeg. Daarnaast vestigden ze een tweede statie bij de Wittevrouwenpoort, die rond 1650 werd verplaatst naar de Walsteeg'. Ook de jezuïeten waren met
twee staties vertegenwoordigd, respectievelijk in de Catharijne- steeg en in de Herenstraat' De augustijnen tenslotte be-
gonnen in 1636 in het Hierony- mussteegje. Ze verhuisden in 1690 naar de Jeruzalemsteeg, en vervol- gens in 1840 naar de Oudegracht'. De Utrechtse staties: behuizing
Een statie was zoals gezegd de
standplaats van waaruit een pries- ter binnen het gebied van de Zen- ding de zielzorg verrichtte. Ze om- vatte een kerkruimte en een pastorie, die volgens bepalingen van de overheid van buiten niet als zodanig herkenbaar mochten zijn. De kerkruimten lagen dan
ook tot diep in de achttiende eeuw netjes verstopt in of achter particuliere woningen of andere gebouwen. Met name in de begintijd was
het onderkomen vaak nogal scha- mel, als er al een vast onderko- men was. In de eerste decennia na het verbod waren de priesters ge- dwongen om regelmatig van plaats te wisselen. De eerste vaste vestigingen dateren daarom ver- moedelijk pas uit het begin van de zeventiende eeuw. De gebruikelijke term 'schuil-
kerk' voor de onderkomens is in de meeste gevallen eigenlijk een te groot woord. Verscholen waren ze wel, maar de behuizingen waren de betiteling kerk meestal niet of nauwelijks waardig. Een aardig voorbeeld hier-
voor is de statie Buiten Wittevrou- wen. De katholieke gemeenschap kerkte hier tot 1759 in een schuur; eerst 'ten huyze van de Pompemaecker', die woonde in of bij de huidige Oude Kerkstraat, later achter de voormalige herberg |
||||||||||
het Boompje aan de Biltstraat. Pas
in 1759 kon men met toestem- ming van het stadsbestuur de bouwvallige schuur verruilen voor een nieuwgebouwde kerk". Het eigendom stond vaak op
naam van een kapitaalkrachtige particulier. Dat dergelijke perso- nen hieraan een zekere invloed ontleenden ligt voor de hand. Dat dit in sommige gevallen gevaarlijk kon zijn bleek bij de statie St. Martinus in de Achtertwijn- straat, de opvolgster van de statie in Abstede. Pastoor Ydama van de- ze statie verhaalt dat zijn voorgan- ger, de onervaren Comelis Groe- newout, dankzij de steun van de voomaamsten uit de gemeente en tegen de zin van de geestelijke overheid en ook niet geheel vol- gens de regels tot pastoor was be- noemd. Het resultaat voor de sta- tie was rampzalig. Groenewout kon de grote parochie niet aan. Bij zijn uiteindelijk onvermijdelijk ge- worden vertrek liet hij de parochie in schulden en wanorde achter. Een groot deel van de gemeente, waar- onder drie kerkmeesters, waren naar elders overgelopen. De achter- blijvers waren onder elkaar ver- deeld. Het kostte de statie lange ja- ren om de slag te boven te komen'. |
||||||||||
hankelijk van offers, biechtpen- De'Stat/e onder
ningen en de opbrengsten van het Kruis', waar diensten als huwelijksplechtighe- veelparochieledert den en het branden van kaarsen. var) Klaaskerk en Hij werd in zijn werk bijge- Geerteker/t/twa-
staan door 1 of 2 kapelaans. Voor mer), wasaanvart- de meer stoffelijke besognes zorg- keiijk gevestigd in den de kerkmeesters. Dat waren een achterhuis van er in normale omstandigheden ". een boerderij aan Zij droegen onder andere verant- de Abstederdijk. woording voor het onderhoud Het achterhuis is van kerk en pastorie, wat werd begin deze eeuw betaald uit collectegelden. verbouvi/d tot Een belangrijke rol binnen de schuur, welke -
staties vervulden verder de klop- ntinofmeer-per jes, 'geestelijke dochters', die geen ongeluk in 1978 in religieuzen waren maar vaak wel opdracht van de een gelofte van zuiverheid afleg- gemeente werd den. Het aantal klopjes per statie afgebroken. In verschilde, maar kon aanzienlijk 1983 Is de schuur zijn. Pastoor Ydama vertelt met herbouwd. enige droefheid dat de statie in de foto; GAU Achtertwijnstraat er in het begin van de achttiende eeuw ca. 40 had geteld, maar dat er bij zijn eigen aantreden in 1751, onder andere ten gevolge van de 'Groe- newoutperiode' nog maar 7 over waren; en deze waren 'alle oud en tot werken onbekwaam''". De klopjes stonden de pas-
toor in allerlei zaken bij. Ze hiel- pen bij de voorbereiding van de mis en zorgden voor het onder- houd van kerk, pastorie en last but not least voor de pastoor zelf Daarnaast verzorgden ze in veel gevallen het catechismus-onder- wijs. Volledig liefdewerk was dit niet. In de Achtertwijnstraat had- den zij recht op de opbrengsten van 'stoelen, stooven, trouwen en begravingen'. |
||||||||||
De Utrechtse staties: organisatie
In de wereld die statie heette
was de pastoor of primarius de spil waar alles om draaide. Een vast inkomen ontving hij hiervoor niet, wat zijn financiële positie nogal onzeker maakte. Hij was af- |
||||||||||
januari /februari 1995
|
||||||||||
De Utrechtse Staties
ten tijde yan de Hollandse Zending
|
||||||||||||
de Tweede Engels Oorlog leidde
tot een reeks aanvallen op Utrechtse statiekerken, waaronder die van hemzelf". Ook in Utrecht had zich een
stelsel van betaald oogluiken ont- wikkeld. Tegen betaling van zoge- heten recognitiegelden liet men priesters en schuilkerken met rust. De vroege afschaffing ervan in Utrecht kan gelden als voor- beeld van de gematigde opstelling van het stadsbestuur. Bleef het stelsel in veel andere plaatsen ge- handhaafd tot het einde van de achttiende eeuw, in Utrecht ver- dween het zeer waarschijnlijk al in het jaar 1703. De meer geci- teerde pastoor Ydama vertelt dat twee kerkmeesters van zijn ge- meente in dat jaar volgens de gel- dende gewoonte de gelden wilden afleveren bij burgemeester Zijpes- teyn, die fungeerde als waarne- mend opperschout. Deze weiger- de het geld echter edelmoedig en beval om het in het vervolg tot onderhoud van de armen te besteden. Als dank kreeg de burge- meester van de beide kerkmeesters vervolgens een hoeveelheid Rijn- wijn aangeboden. Van betaling van deze 'contributie voor de vrij- heid' werd daama volgens Ydama in Utrecht niets meer vernomen '\ Problemen in de achttiende eetcw
De grote problemen waarmee
de katholieke gemeenschap in Utrecht in de loop van de acht- tiende eeuw desondanks te ma- ken kreeg, waren vooral een ge- volg van de onenigheid in eigen kring. Een belangrijk element hierin was de vanaf het begin aan- wezige en continue frictie tussen de reguliere en seculiere geeste- lijkheid, gevolg van een funda- menteel verschil in visie op de po- UTRECHT
|
||||||||||||
Het toezicht van bovenaf op
de staties had weinig om het lijf, zeker in vergelijking met de situ- atie van na 1855. Er was weliswaar weer min of
meer een hiërarchische organisa- tie op poten gezet, maar er was op parochiaal niveau wat betreft in- terne organisatie en grenzen wei- nig of niets schriftelijk vastgelegd. Het werkgebied van de staties was derhalve ook niet duidelijk afge- grensd. En vrijwillige samenwer- king en wederzijdse afstemming op elkaar lijkt bepaald niet altijd voorop te hebben gestaan. In ie- der geval waren in Utrecht een aantal staties opmerkelijk dicht bij elkaar gevestigd. De kerkgangers in de Dorstige Hartsteeg en de Catharij nesteeg, en ook die in de Heerenstraat en de Jeruzalemsteeg hebben elkaar vermoedelijk kun- nen horen zingen. Dit heeft onge- twijfeld de nodige concurrentie opgeleverd. Daarbij was het kerkgaande
publiek niet altijd even honkvast. Dat merkte pastoor Groenewout in de Achtertwijnstraat toen hij voor zijn eigen gemak de wet van de gewoonte overtrad en de late dienst verplaatste van half elf naar tien uur 's avonds. Een groot deel van zijn publiek kon hier niet aan wermen en kwam óf te laat óf liep meteen door naar een andere kerk, met als gevolg dat de pas- toor aankeek tegen goeddeels lege banken. Het experiment duurde dan ook niet lang ". Verbeterende positie
De positie van de katholieken
in Utrecht kende na de eerste woelige decennia een proces van geleidelijke, maar constant voort- gaande verbetering. Tot het mid- den van de zeventiende eeuw on- |
dervond het werk vanuit de sta-
ties vanwege de vervolgingen nog wel eens moeilijkheden; Apos- tolisch vicaris Philippus Rovenius vertek in een verslag uit 1630 dat de vervolgingen in Utrecht wissel- den in heftigheid en met name be- stonden uit het ontdekken, over- vallen, verstoren en uiteenjagen van katholieke bijeenkomsten ". Als verweer hiertegen werden wachtposten uitgezet en werden de woningen die als toegang tot de kerkruimten dienden voorzien van verzwaarde houten deuren. Dit overigens tot ergernis van de calvinistische scherpslijpers. In 1664 kwam dan ook een delegatie uit de gereformeerde kerkeraad bij de vroedschap met het verzoek om in het kader van de strijd te- gen de 'paepsche stoutigheden' deze deuren te laten verwijderen en te laten vervangen door nor- male deuren. Het stadsbestuur beloofde beleefd maar niet erg en- thousiast een onderzoek te laten instellen. Tot meer dan een herha- ling van de oude resoluties op dit punt kwam het uiteindelijk niet. Het stadsbestuur van Utrecht
was, zeker in vergelijking met dat in sommige andere plaatsen, ta- melijk gematigd in zijn optreden. Verbanningen waren vanaf het be- gin een zeldzaamheid, en kwamen vrijwel alleen voor als een priester op heterdaad werd betrapt. Na het midden van de zeven-
tiende eeuw verflauwden de anti- katholieke acties zienderogen en groeide men toe naar een situatie van vreedzame coëxistentie. Slechts bij vlagen nam de intensiteit even toe, meestal naar aanleiding van een specifieke gebeurtenis. Zo vermeldt pater Hieronymus van Hove van de augustijner statie in de Jeruzalemsteeg dat de inval van de bisschop van Munster tijdens |
|||||||||||
januari I februari 1995
|
||||||||||||
sitie van de katholieke kerk in de
Noordelijke Nederlanden. Het conflict had voor de rooms-katho- lieke gemeenschap in Utrecht uit- eindelijk grote gevolgen. Het geschil sudderde gedu-
rende de zeventiende eeuw op een laag pitje door, maar kwam aan het eind van de eeuw in een stroomversnelling toen het werd vermengd en uitgebreid met de theologische discussie over een door Rome als ketters veroordeeld werk van Comeliusjansenius, Het resultaat was uiteindelijk
het zogeheten Utrechtse Schisma. Een flink deel van de seculiere geestelijkheid keerde zich van Ro- me af en ging op eigen houtje ver- der onder de naam Oud Bis- schoppelijke Cleresie. In de stad Utrecht sloten op 3
na alle seculiere staties zich bij de Cleresie aan. Het aantal Rome-ge- trouwe staties werd hiermee gere- duceerd tot 8, waarvan er dus 5 door een reguliere priester wer- den bediend. De situatie in Utrecht zou
zich echter alsnog tegen de regu- lieren keren. Het stadsbestuur hier stond evenals de overheden elders nogal welwillend tegenover de 'nationale' en anti-Romeinse gevoelens van de Cleresie. Toen er problemen ontston-
den bij een pastoorsbenoeming in de dominicaner statie in Dorstige Hartsteeg nam de vroedschap haar kans dan ook waar. In 1764 kwam zij met een
resolutie die voorwaarden stelde aan de toelating van Rome-ge- trouwe priesters, die voortaan al- leen met schriftelijke toestem- ming van het stadsbestuur mochten werken. Nieuwe regulie- re priesters werden in het geheel niet meer toegelaten ''. Verheffing tot parochies
Hoewel de resolutie in 1795
weer werd afgeschaft, was de do- minicaner statie in de Walsteeg de enige reguliere statie die haar on- geschonden overleefde, dankzij het lange pastoorschap van pater |
|||||||||||
Jacobus Hanse. De gemeente kon
in 1850 het oude onderkomen inruilen voor een nieuwe kerk aan de Mariaplaats. In 1855 werd deze statie verheven tot de Domini- cusparochie. De dominicaner sta- tie in de Dorstige Hartsteeg echter ging in 1774 over in seculiere handen. In 1841 verhuisden pas- toor en gemeente van hieruit naar de vrijgekomen augustijner statie in de Jeruzalemsteeg en vormden vanaf 1855 de Willibrordus- parochie. De augustijnen moesten van-
af 1777 hun werk tijdelijk beëin- digen. Hun statie in de Jeruzalem- steeg kreeg een seculier priester, maar bleef hun eigendom. In 1794 konden ze in hun statie te- rugkeren. In 1840 verhuisden ze naar hun nieuwgebouwde kerk aan de Oudegracht en vormden na 1855 de Augustinusparochie. De jezuïeten verdwenen in
Utrecht geheel van het toneel, al- thans voor wat betreft de periode van de Zending. Hun statie in de Catharijnesteeg stond vanaf 1767 leeg, en werd in 1774 betrokken door een seculier priester. In 1840 kreeg deze gemeente de Ca- tharijnekerk toegewezen. Zij vormt vanaf 1855 de Catharinaparochie. De jezuïetenstatie in de He-
renstraat kwam in 1765 leeg te staan, en werd in 1793 door een seculier priester in gebruik geno- men. In 1855 werd ze bijkerk van de St. Willibrordus. Van de resterende Rome-ge-
trouwe seculiere staties werd de noodlijdende statie St. Servaas on- der de Linden in 1852 gesloten. De staties Buiten Wittevrouwen en St. Martinus in de Achter- twijnstraat tenslotte vormden vanaf 1855 respectievelijk de Pa- rochies OLV Tenhemelopneming en St. Martinus. |
|||||||||||
Interieur van de
Gertrudiskapel voor de restauratie. Foto: GAU 6. Rientjes, 'Roomsche
Kerken', 18. 7. Meijer, A.K. de, Augusünus
in de Domstad, 350 jaar zielzorg van de Augustijnen 1636-1986. Utrecht 1986, pag. 14. 8. Hofman, J.H.,'Allerlei, be-
treffende de stad Utrecht', Archief voor de geschiede- nis van het Aartsbisdom Wrec/it, 5(1878), pag. 181- 183,190. Hofman, J.H., 'De Wittevrouwen te Utrecht. AAU, 32 (1907), pag, 154, 158,161-162. Rientjes, 'Roomsche Kerken', pag. 166-167,174. 9. Inventaris van de archieven
van de parochie van de H. Martinus, inv. nr. 78. 10. Ibidem.
11. Ibidem.
12. Rientjes, 'Roomsche
Kerken', pag. 20. 13. Meijer, de, Augustinus,
pag.16. 7
14. Inventaris van de archieven
van de parochie van de H. Martinus, inv. nr. 78. 15. MullerFz., S., Cafa/ogussen
van de bij het stads-archief bewaarde archieven, II, inv. nr.121. |
|||||||||||
Noten:
1. Dit artikel is de schriftelijke
weergave (in enigszins aan- gepaste vorm) van een voordracht gehouden bij de presentatie van A. Pieters- ma, D.J. Wijmer m.m.v. J.A.C Matthijssen, Inventa- rissen van de archieven van de in 1855 opgerichte r.fc. parochies in de stad Utrecht (serie Publikaties van de Ge- meentelijke Archiefdienst Utrecht nr. 6).De gegevens zijn grotendeels ontleend aan de door de auteur de- zes geschreven inleiding bij deze inventarissen. 2. Rogier, L.J., Geschiedenis
van het Icatholicisme in Noord-Nederland in de zestiende en zeventiende eeuw, dl. 2, pag. 393 e.v. 3. Ibidem, dl. 4, pag. 772-774.
4. Rientjes, A.E., 'De Roomsche
kerken van Utrecht. Officiële kerklijst 1914-1920, pag. 335- 347. Rijnsoever, G.J. van, St. Maarten in de Tolsteeg. Ge- schiedenis van de Sint Mar- tinusparochie te Utrecht. Utrecht 1947, pag. 18. 5. Rientjes, 'Roomsche Ker-
ken', 39. Meijer, 6.A.,De Pa- ters Dominicanen te Utrecht. Zwolle 1916, pag. 38-40. |
|||||||||||
januari / Jebruari 1995
|
|||||||||||
'uitsluitend werkzaam
in het belang van de volkshuisvesting'
Sociale huis\esting in Utrecht: de voorlopers
|
|||||||||||||||||||
voudige volkswoning tot stadsvilla,
4 + 1 = een en Op staal gefundeerd. Voor informatie over afzonder- lijke woningbouwverenigingen, hun naoorlogse geschiedenis, en de achtergronden van de fusies en schaalvergrotingen van nu wordt de lezing van deze publica- ties aangeraden. Huisvestingsproblemen
De huidige sociale huisves-
ting dankt haar ontstaan aan de sociale problemen van de 19e eeuw. Natuurlijk werd er in Utrecht voor die eeuw wel voor het volk gebouwd, de bekende 'vrijwoningen' (hofjes): woningen van de kerkelijke armenzorg of particuliere liefdadigheid. Zulke particuliere initiatieven inzake de huisvesting schoten tekort toen Utrecht een tijdperk van aanhou- dende bevolkingsgroei beleefde. In de loop van de 19e eeuw was het bevolkingsaantal van Utrecht verdriedubbeld. Na de Franse tijd werden ongeveer 30.000 zielen geteld, even na 1850 bereikte Utrecht het aantal van 50.000 in- woners, en in 1899 passeerde Utrecht de magische grens van 100.000. Utrecht was rond de eeuwwisseling een grote stad ge- worden, die buiten de oude bar- rières (muren, wallen en grach- ten) de vleugels had uitgeslagen. Goed en betaalbaar wonen zou voor de gewone burgerij lange tijd een groot probleem blijven. Door aannemers en speculanten waren weliswaar grote aantallen kleine, gebrekkige huizen ge- bouwd, maar van acceptabele volkshuisvesting was eigenlijk geen sprake. Door de 'speculatie- bouw' ontstonden wijken als Pijlsweerd, Lombok, Oudwijk en |
|||||||||||||||||||
utrechtse woningbedrijven als Bo-Ex'91, SWU en Kombinatie 77 zijn het
produkt van fusies en schaalvergrotingen in de volkshuisvesting sinds de jaren zeventig. Sommige van hun voorlopers kennen een sociaal bewogen ontstaans- geschiedenis, die meer dan driekwart eeuw geleden begon met de bouw van woningwetwoningen. Deze pioniersverenigingen richtten zich op de bouw van de "eenvoudige volkswoning" voor de arbeiders, op dat wat nu volkshuis- vesting of sociale huisvesting wordt genoemd; woningbouw met financiële steun van de overheid. |
|||||||||||||||||||
Gedenkboeken
Van elk van de drie genoem-
de woningbedrijven zijn er kort geleden herdenkingsuitgaven ver- schenen, die teruggaan tot de ontstaansgeschiedenis van hun voorlopers. Niet alleen ingegeven door public relations-argumenten zullen Bo-Ex'91, SWU en Kombi- natie 77 aan hun wortels willen herinneren. Hoewel men markt- gerichter en professioneler te werk wil gaan, blijft men in een tijd van aanhoudende woning- nood en afnemende subsidies "uitsluitend werkzaam in het be- lang van de volkshuisvesting" (Bo-Ex'91). De sociale huisvesters zien zich momenteel op een kruispunt van wegen staan, waar- in de woningcorporaties van de |
|||||||||||||||||||
Mevrouw
Muller-Lulofs. Mede-oprkhtster woningbouw- vereniging 'Jaffa" Foto:GAU |
|||||||||||||||||||
overheid grotere zelfstandigheid
en meer risicodragende verant- woordelijkheden krijgen. Er worden nieuwe wegen ingeslagen zoals de bouw van koopwoningen, stads- villa's op het AZU-terrein, en het aanboren van nieuwe doelgroepen. Hoe interessant ook het he- den is, hier willen we er niet lan- ger bij stilstaan. Deze bijdrage is bedoeld als een soort (her)ont- dekkingsreis naar de ontstaansge- schiedenis van sociale huisvesting in Utrecht en naar de oudste voorlopers van die drie corpora- ties, naar woningbouwverenigin- gen als 'Jaffa' (nu onderdeel van BO-EX'91), 'Eigen Haard' (onder- deel van de SWU) en 'Zuilen' (on- derdeel van K77). Dankbaar werd geput uit de publicaties van een- |
|||||||||||||||||||
J.A, Brugman
|
|||||||||||||||||||
januari /februari 1995
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Beter bouwen \oor het volfc
De slechte leefomstandighe-
den van de arbeidersklasse kre- gen in de tweede helft van de 19e eeuw meer aandacht. Onderzoek naar werkomstandigheden in fa- brieken en naar de woonomstan- digheden van de massa zetten de toon voor de politiek om maatre- gelen te nemen ter verbetering van de volkshuisvesting. Op de achtergrond speelde de opkomst van het socialisme mee, dat de maatschappij rigoreus wilde her- vormen. In andere politieke hoe- ken, die van liberalen en confes- sionelen, streefde men naar verbeteringen binnen de bestaan- de maatschappelijke orde. Door het kinderwetje van de liberaal Van Houten (1874), werden scherpe kanten als de kinderar- beid afgevlakt. In dit tijdvak kreeg ook de
gemeente Utrecht er maatschap- pelijke taken bij, waaronder het toezicht op de bouw en de staat van de woningen. De Woningwet van 1901 bepaalde dat alle ge- meenten een bouwverordening moesten opstellen, woningverbe- teringen dwingend konden op- leggen (door middel van 'aan- schrijvingen'), eventueel tot onbewoonbaar verklaring van slechte woningen konden over- |
|||||||||||||||||
Wittevrouwen. Goed bedoelde
initiatieven van particulieren als van de 'Tweede Maatschappij tot Verbetering der Woningen voor Arbeidenden en Minvermogen- den te Utrecht' boden weinig soe- laas. Het huisvestingsprobleem bleef bestaan. De woningvoor- raad bleef krap, het volk moest zich behelpen met te dure en te kleine huizen. |
gaan, en via verkorte onteige-
ningsprocedures bouwgrond be- stemd voor de volkshuisvesting konden verwerven. Een essentiële steun in de rug voor de financie- ring van de volkshuisvesting was de bepaling dat rijk en gemeenten financiële steun bij de bouw van volkswoningen mochten verle- nen. In 1902 trad de Woningwet in werking en konden woning- bouwverenigingen worden ge- sticht, mits zij aan het predikaat 'erkende instelling volgens de woningwet' voldeden. Zo was door de Woningwet de basis ge- legd voor het karakteristieke stel- sel van erkende of 'toegelaten' in- stellingen. |
||||||||||||||||
Ongezonde woontoestanden
De Amsterdamse arts S.Coronel
verwoordde in zijn boek De zorg voor gezonde wonmgen (1872) de gangbare 'hygiënistische' opvat- tingen over gezond wonen; "Daar de mensch tot zijn ge- zond bestaan in zijne longen eene voldoende hoeveelheid zuivere lucht moet hebben, zo is het ook noodig, dat de omgeving waarin hij ademhaalde en een groot deel van zijn leven verblijft, die hoeveel- heid zuivere lucht bevat: want daar- uit moet hij die levensbron putten". De cholera-epidemie die
Utrecht vooral in 1866 hevig trof, had de belangstelling van artsen voor onhygiënische woontoestan- den aangewakkerd. Volgens me- dici waren de stedelijke vervui- ling en het gebrek aan frisse lucht en onvoldoende toetreding van daglicht schadelijk voor de volks- gezondheid. Bedorven lucht was de boosdoener van bijvoorbeeld de cholera-epidemieên meenden velen. Anderen, waaronder de Utrechtse arts Snellen, wezen op de vervuiling van het drinkwater als oorzaak voor de cholera. Utrechtse artsen als Snellen trok- ken de stedelijke jungle in en be- traden de woonomgeving van het volk: de donkere stegen achter de grachtenhuizen en de bedompte kameren in de hoeken en gaten binnen en buiten de singels. Zij signaleerden en rapporteerden over deze poel van ziekte en dood en oordeelden: over de slechte hygiëne, over de ongezonde woon- toestanden, over het vuil en het vervuilde drinkwater. |
|||||||||||||||||
De eenvoudige volkswoning
In Utrecht duurde het enkele
jaren voor de eerste toegelaten in- stelling een feit was. In 1907 werd de 'N.V. Maatschappij tot verbetering der volkshuisvesting Jaffa' opgericht, nu een onderdeel van de Bo-Ex'91-corporaties. Op de goedkope grond nabij de uitspanning Jaffa aan de Vleu- tensevaart werd een eerste com- plex van zestig woningen gereali- seerd (rond de Paramaribostraat). De activiteiten van Jaffa richtten zich op de "eenvoudige volkswo- |
|||||||||||||||||
Woningbouwcom-
plex van woning- bouwvereniging Jaffa. Mo: GAU |
|||||||||||||||||
januari I februari 199 5
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
'uitsluitend werkzaam in het belang van de volkshuisvesting'
Sociale huis\esting in Utrecht: de \oorlopers
|
||||||||||||||||||||||
ning", op verbetering van de
huisvesting voor het volk. Het initiatief ontstond in kringen van ontwikkelde, liberale burgers. Onder de oprichters bevonden zich 'verlichte' geesten als ir. Wil- lem de Man, hd van de Centrale Gezondheidsraad - een adviesor- gaan van de regering, dat werd ingesteld bij de Woningwet en de Gezondheidswet - en de advocaat F. van Engen, later wethouder van Openbare Werken. Mevrouw M.G. MuUer-Lulofs, gehuwd met archivaris S. Muller, stond aan de wieg van andere vernieuwende sociale instellingen zoals de Ver- eniging tot Verbetering van de Armenzorg (WA) te Utrecht, voorbeeld van de 'moderne' armen- zorg, als tegenhanger van de tradi- tionele liefdadigheid van kerke- lijke en openbare instellingen. Willem de Man bezat veel
kennis van ongezonde toestanden |
||||||||||||||||||||||
in de woningbouw en Muller-Lu-
lofs wist uit haar ervaringen met huisbezoek voor de WA als geen ander hoe groot de ellende van de armen was en hoe slecht de hui- zen waren. 'Jaffa' trachtte haar huurders daarom een net en or- delijk huiselijk leven bij te bren- gen, want de basis voor de ver- heffing van het volk zou liggen in de imitatie van de leefwijze en de moraal van de gegoede burgerij. Daartoe was er een woningop- zichteres aangesteld, die de be- woners met raad en daad bij zou staan. De eerste opzichteres was Gerarda, de dochter van Muller- Lulofs. 'Jaffa' was in zekere zin een buitenbeentje, een neusje van de zalm onder de eerste Utrechtse woningbouwverenigingen, zoals de WA dat was onder de Utrechtse armenzorginstellingen. De aandacht voor een net en or- delijk huishouden van de gewone |
||||||||||||||||||||||
man was bij andere verenigingen
in hun begintijd niet veel minder groot. De verbetering van de ar- beidersklasse zou door een betere "reine en zindelijke" woonomge- ving worden bevorderd. Een op- richter van de woningbouwver- eniging 'Zuilen' verkondigde "dat de oplossing van het Woning- vraagstuk ten grondslag ligt aan de andere sociale vragen van on- zen tijd. Is de huiselijke haard niet het middelpunt van het men- selijk leven?" Bouwen voor arbeiders
Zuilen leek voor de eerste
wereldoorlog nog een rustig dorp aan de Vecht, waar de kasteelheer van het slot Zuylen, baron van Tuyll van Serooskerken, in 1911 nog werd benoemd tot burge- meester. Maar in 1913 werd een deel van de fabriek van Werk- spoor uit Amsterdam richting Utrecht-Zuilen verplaatst. De Amsterdamse arbeiders moesten meeverhuizen, omdat forensen in die tijd door lange werktijden en lage lonen niet mogelijk was. Zui- len zou zich in de jaren die volg- den ontwikkelen tot een op staal gefundeerd industriedorp met een grote arbeidersbevolking. In Zuilen waren er aanvankelijk veel te weinig woningen beschikbaar voor arbeiders. Op 6 mei 1913 werd dan ook in Amsterdam in het vergaderlokaal 'De poort van Muiden' de woningbouwvereni- ging 'Zuilen' opgericht. Van de zijde van de gemeente Zuilen werd afwijzend gereageerd, van- daar dat de inititatiefnemers van 'Zuilen' zich tot de gemeente Utrecht richtten, daarbij gesteund door Werkspoor. "Enkelen van hen zijn bijzonder geschikte per- soonlijkheden; zij behooren allen tot de werklui" aldus Werkspoor- |
||||||||||||||||||||||
Framboosstraat.
Foto:GAU |
||||||||||||||||||||||
10
|
||||||||||||||||||||||
Ook de Hramboosstrant toont aan op wal voor keunf>f wijzo pr in de laiitstc
|
||||||||||||||||||||||
fi jaren voor de volksklasse gebouwd is. "~
|
m
|
|||||||||||||||||||||
januari /februari 1995
|
||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||
Bouwen voor eigen kring
'Zuilen' (nu onderdeel van
K77) was in feite een neutrale ar- beiderswoningbouwvereniging, die voortkwam uit de fabriek van Werkspoor. Een confessionele achtergrond had de woning- bouwvereniging van de 'Utrechtse Christelijke Besturenbond' (UCB), voortgekomen uit de arbeidsor- ganisatie waarin protestant-chris- telijken en rooms-katholieken deelnamen. Na de tweede we- reldoorlog zou de UCB een puur protestantse aangelegenheid wor- |
||||||||||||||||
ving steeds meer 'verzuild' raakte.
Vrijwel iedereen behoorde tot één van de zuilen: protestants-chris- telijke, rooms-katholieke of alge- mene (socialistische) zuil. De rooms-katholieken hadden 'Prinses Juliana' de socialisten de '(Arbeiders-) Woningbouwvereni- ging Utrecht' (WVU) en de prote- stanten stichtten de woning- bouwvereniging 'Eigen Haard'. Het eerste complex van de
Vv'VU (nu onderdeel van K77) uit 1924 werd gebouwd op een nog steeds markante plaats in het |
||||||||||||||||
directeur Muyscken in zijn aan-
beveling aan de Utrechtse wet- houder Fockema Andreae. Los van die gunstige aanbeveling was de gemeente Utrecht wel genegen om wat doen aan de huisvesting voor arbeiders, hoewel daar geen ruimte voor was binnen de stads- grenzen. In 1914 kwam de ge- meenteraad tot de unieke beslis- sing om een bouwvereniging van builen Utrecht te financieren. Sommige raadsleden maakten zich zorgen of de Werkspoor-ar- beiders eigenlijk wel zouden moeten verhuizen, zouden ze niet te veel aan het leven in Amster- dam gewend zijn "en zeer weinig voor het wonen in een uithoek onder Zuilen" voelen? Utrecht kocht grond in de buurgemeente en gaf deze in erfpacht aan de woningbouwvereniging 'Zuilen', die bovendien een lening van de gemeente Utrecht had verkregen. De Amsterdamse architect
Hamers zou de eerste arbeiders- woningen van 'Zuilen' ontwerpen, in de De Ijessepsstraat en omringen- de straten, later 'De Oude Bouw' genoemd. De Amsterdammers kregen al snel gezelschap van Groningers, meeverhuisd met de staalgielerij van De Muinck Keizer (Demka) uit het Groningse Martenshoek naar het centraal gelegen Utrecht. De gemeente Utrecht zou
zeer legen de zin van de gemeen- te Zuilen een belangrijke rol krij- gen als financier van 'Zuilen', de (Arbeiders-) Woningbouwver- eniging Utrecht (WVU) en cor- poraties van confessionele huize. Op termijn zag de gemeente Utrecht het gebeuren dat op zijn minst een deel van Zuilen toch bij de gemeente Utrecht zou worden gevoegd. De harmoni- sche uitbreiding va.n Utrecht werd immers bemoeilijkt door bestaande gemeentegrenzen. Het uitbreidingsplan van Berlage/ Holsboer uit 1920, herzien in 1924, voorzag ook al in een ver- dere uitbreiding op Zuilens grond- gebied, daarbij in de stratenplannen de bestaande grenzen negerend. |
||||||||||||||||
den. Bij de oprichting in 1918 be-
paalde de UCB dat "zij die lid of begunstiger zijn van een bij den Christelijken Besturenbond aan- gesloten arbeidersorganisatie" lid van de woningbouwvereniging konden worden. Niet-kerkelijke leden waren in eerste instantie uitgesloten. De oprichters hoopten dat er op deze manier stadsdelen van gelijkgezinden zouden ont- staan, waar de zondagsrust werd gerespecteerd, waar niet gevloekt werd en waar men met zijn allen op zondag naar de kerk ging. De oprichting van de meeste
woningbouwverenigingen in Utrecht was niet zelden zuilge- bonden. De Woningwet trad im- mers in werking in de periode waarin de Nederlandse samenle- |
stedelijke uitbreidingsplan van
Berlage en Holsboer: in de driehoek Van Hoome- en Van Eg- montkade en Mamixlaan. Deze huizen in de wijken Ondiep en Zuilen werden al snel 'Rode Bouw' genoemd, omdat hier de bakermat van socialistisch Utrecht lag. Dit was de buurt waar op 1 mei rode vlaggen uit- hingen en waar de grootste 1 mei-optochten jaarlijks begon- nen. De "WVU werd in de volks- mond al snel 'Arbeiderswoning- bouwvereniging' genoemd. Pas in 1950 werd zij officieel 'Arbeiders- woningbouwvereniging Utrecht' (AWVU) genoemd, na een verzoek van de minister van We- deropbouw om verwisseling met een ander instelling te vermijden. |
|||||||||||||||
GeraniumstraatI
Amsterdamse- straatweg. Wor)mgbouwver- enigmg Prinses Juliana, Foto: GAU |
||||||||||||||||
11
|
||||||||||||||||
januari /februari 1995
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
'uitsluitend werkzaam in het belang van de volkshuisvesting'
Sociale huisvesting in Utrecht: de voorlopers
|
||||||||||||||
Vanaf de jaren dertig
In de jaren iwinllg en dertig
ging iedere woningbouwvereni- ging verder op de eigen, in meer ol mindere male verzuilde weg. Met steun \'an de overheid wer- den er vele nieuwe woningwet- woningen gebouwd, met alleen in Zuilen en Cndiep, maar ook in Rivierenwijk. Door de internatio- nale crisis van de jaren dertig on- der\'ond menige woningbouw- vereniging m gelijke male de gevolgen van toenemende leeg- stand en oplopende huurschul- den. De nieuwbouwproduklie \'an woningwetwoningen nam al in de jaren dertig, door grole be- zuinigingen op de overheidssubsi- dies. Na de tweede wereldoorlog wertl de woningnood tol \'olksvij- and nummer 1 benoemd. De wo- ningcorporaties kregen nu door toedoen van de t)verhcid een spil- functie in de oplossing van de wo- ningnood. Met de gemeentelijke gebiedsuitbreiding van 19'54en de aanleg van llalwijken als Kanalen- eiland en dx-ervecht zijn we in een andere la.se in de geschiedenis be- land, waarin hoogbouw en schei- ding van wonen en werken domi- neren. |
||||||||||||||
hetgeen opmerkelijk is. Persoon-
ii|k zie ik hel boek over K77 als hel meest geslaagde van de drie, maar dal komt vooral omdat de sfeer van siaal en arbeiders het mee.st lol mijn verbeelding spreekt. Anderen zullen vanuil hun achtergrond een voorkeur hebben \oor een van de overige tlelen. Cl. Huiskcs, -i + 1 = een, 7.5
jaai chiislelijki- sociale womrii^bouw in Ulrccht (Utrecht 1993). Be- schnjli de 75-jarige geschiedenis van de sinds 1973 in de SVVU opgegane chrislelijke woningcor- poraties . (]. lluiskes e.a., ();) sUicit gc-
jundcfid, ^alcnkhofk ter fi^clcffn- hcid van bet 75-ianglvslaari vtin de Utmbisc wonini^hottwvci'cmffn^ Komhmatic 77 (Ulrccht 1988). Over de woningcoipiratles 'Zuilen', 'C;oö|X'- ralieve Woningbouwvereniging voor CTemeenlepersoneei', 'Ar- belderswoiiingbouw vereniging Ulrechl' en 'Ons Huis', die na de komst van de suuiliiuluslrie \an Werkspoor en Demka oniston- deii en in 1977 tol K77 samen- smolten. De ^esehieJenis van diie
Utrechtse woningcorporaties (1907- 1992). van eenvoudii^e volkswoning; tot stadsvilla, kroniek stichting; lio-lixVI (Dordrecht 1993). tX' tlrie woningcorponilies '|alla', 'Utrecht-se Woniiig.stichling (UWS) en 'De Samenwerking', die sinds 1991 werkzaam zipi oiuler tic naam IV)-I:.x 91. |
||||||||||||||
Bij 'Eigen Haard' was het
bouwen \'an woningen voor ge- lijkgezinden heel duidelijk lol doel verheven: de woningen wa- ren alleen voor de gereformeer- den en orihodox hen'ormden be- doeld. 'Higen Haard' is omslaan uil de vereniging 'Rchobolh' uil Zuilen, die in deze induslriewijk een eigen plek voor gereformeer- de arbeiders van Demka en 'Werkspoor wilde creëren. De eer- ste woningen van Eigen Haard waren, nel als die van Zuilen en UCB, gebouwd op hel grondge- bied van de gemeente Zuilen, op grond die echter eigendom was van de gemeente Utrecht. De straten van het eerste Ei-
gen Haard-coiriplex (Abraham Kuyperstraat, Groen van Prinste- rerstraat) ademden geheel de sfeer van huizen met een tuin in een gezellige buurt. De Nationale Woningraad prees deze "typische verenigingswoningen" in haar ge- denkboek (1938). De straten zouden onmiddelijk herkenbaar zijn aan "het vriendelijk en opge- wekt straatbeeld (...) vol leven en afwisseling, waarin de stoffeering van de voortuintjes en ander groen dikwijls verrassende allee- ten geelt". Waardering oogstte ook de grote openbare ruimte voor en achter de huizen: "niet alleen van beteekenis voor de toe- voer van licht en lucht en voor de bezonning van de woning" maar ook omdat zij gezinnen met jonge kinderen de mogelijkheid boden "dezen van de straat te houden en onder moederlijk toezicht ie hou- den". Verder beschikten deze wo- ningen over aparte slaapkamers, toen een nieuw verschijnsel in de volkswoningbouw: de meeste woningen bevatten bedsteden ol soms alkoven. |
||||||||||||||
Slot
Zal een uitvoerig onderzoek
naar de geschiedenis van de Utrechtse woningbouwverenigin- gen ooit nog eens hel licht zien-" De drie reeds verschenen gedenk- boeken zijn een aardig uitgangs- punt voor zo'n .studie. Hoewel ze verschillen van opzei, stijl en diepgang, bevatten ze veel nieu- we, en gedetailleerde informatie, gebaseerd op bronnenonderzoek en inter\'iews- Alle drie gedenk- boeken werden door historische onderzoeksburo's geschreven. |
||||||||||||||
12
|
||||||||||||||
j li n u u I i / / e 11 r
|
||||||||||||||
M E
|
D E D E L I N G
|
E N
|
||||||||||||||
Geachte redactie.
Pas bij het heriezen van het
laatst verschenen blad (67e jg, nr 5), viel ons oog op de entree van het artikel "Grafmonument" (pag. 106), waarin de katholieke be- graafplaats van het dorp Achter- veld wordt aangeduid als de oud- ste katholieke begraafplaats in de provincie Utrecht. Jammer voor Achterveld, maar
die 'eer' komt toe aan het dorpje Rijsenburg (sedert 1931 gemeente Driebergen-Rijsenburg). Al in 1809, tegelijk met de bouw van de rooms-katholieke parochiekerk "St. Petrus in de Banden', werd de ruimte rond de kerk als begraaf- plaats bestemd en ingericht. De eerste begrafenis op dit kerkhof heeft, voor zover thans bekend, in 1811 plaats gevonden. In de "Ker- kerekening" van de "gereformeerde" kerk van Driebergen over 1811 staat onder dagtekening 12 Julij: "Het lijk van Hendrik van Engelen begraven op het kerkhof te Rijsen- burg, waarvan de kerkgerechtig- hcid alhier is betaald'. Van het oor- spronkelijke kerkhof is nog maar een piepklein stukje over. Vlak achter de kerk ligt onder andere nog de grote graftombe van de Van Rijckevorsels, nakomelingen van de stichter van dorp en kerk te Rij- senburg, de "Vlaamse ondernemer P.J. van Oosthuyse. Overigens heeft, behalve de katholieke he- graafplaats, de voorheen zelfstandi- ge gemeente Rijsenburg gedurende een jaar of vijftig óók een (algeme- ne) begraafplaats gehad. Die echter nooi! is gebruikt, omdat de niet-ka- tholieke ingezetenen liever in Drie- bergen werden Isegraven en daar al- tijd welkom waren! Met vriendelijke groeten, na-
mens de historische kring Drieber- gen-Rijsenburg Vroeger en Nu, D.L. Steenwijk, secretaris.
|
Schrij\er(s) gezocht
De Kroniek mag niet verdwij-
nen uit het Jaarboek Oud-Utrecht! De redactie van het Jaarboek
Oud-Utrecht vTeest dat er met in- gang van 1995 een einde komt aan het bestaan van de Kroniek. Tenzij er één of meer lezers zijn die als schrijver(s) de zorg ervoor op zich wil(len) nemen. Grijpt nu uw kans om - eventueel samen met anderen - jaarlijks de belangrijkste gebeur- tenissen in stad en provincie voor het nageslacht vast te leggen. Tallo- ze stadgenoten zullen u er dank- baar voor zijn, om te beginnen de Jaarboekredactie. Bel aub met P.'t Hart, 030 - 610015 voor meer informatie. Een nieuwe commissie
\oor Oud Utrecht. In het tijdschrift van maan/
april maakte de voorzitter het voomemen bekend een leden- commissie te vormen, die voor Oud Utrecht de actuele ontwikke- lingen in stad en regio volgt en re- acties voorbereidt. De leden wer- den opgeroepen te helpen dit voomemen gestalte te geven. "Welnu, inmiddels is zulk een
commissie aangetreden. Zij staat voor de opgave aan de haar in bre- de termen geschetste taak vorm en inhoud te geven. Geen eenvoudige opgave: de actuele ontwikkelingen in stad en regio mogen zonder overdrijven onstuimig worden ge- noemd. Zo nodig wil de vereniging op die ontwikkelingen reageren vanuit haar opdracht aandacht te vestigen op het belang van het cul- tureel erfgoed en op te komen voor het behoud daarvan. Zij moet dat kunnen doen met het gezag van een vereniging, die door de vele ja- ren van haar bestaan heen in deze een traditie van "nimmer dralend" heeft opgebouwd. OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||
Echter, de tijden zijn veran-
derd. Wij leven heden ten dage in een informatietijdperk. De over- weldigende hoeveelheid informatie die in allerlei vormen van "bewer- king" over ons wordt uitgestort vraagt om goed gedocumenteerde reacties "op maat". Hier ligt een opgave die, gezien de oproep van de voorzitter door het Bestuur van Oud Utrecht als een zaak van ac- tieve mede-betrokkenheid van de leden wordt ervaren. Zoals de voorzitter het in zijn oproep uit- drukte: "Oud Utrecht is springle- vend en wil graag actief meedenken en niet achteraf ontwikkelingen betreuren, die we hebben laten ge- beuren". Zo is het. Van een spring- levende vereniging moet men slag- vaardigheid kunnen verwachten. De nu gevormde Commissie Actu- ele Ontwikkelingen zal zich in de komende tijd moeten ontwikkelen tot een gezelschap dat het Bestuur in deze terzijde kan staan. Daartoe is het vooreerst noodzakelijk, dat belangstellende leden helpen haar kleinheid in aantal te overwinnen (m.a.w.: meldt U aan als lid!). Daamar.st is het evenzeer van be- lang, dat bij het beoordelen van ac- tuele ontwikkelingen vooral voor- uit wordt gekeken. Het is waar, Oud l'trecht noemt zich een "ver- eniging tot beoefening en tot ver- spreiding van kennis der geschie- denis van stad en provincie Utrecht", hetgeen een taak van nauwelijks te overschatten beteke- nis is. Slagvaardig reageren vereist evenwel het kunnen interpreteren van het "nu" in termen van wat nu aan inzichten leeft, met het oog gericht op wat daaruit kan voort- vloeien. Dit betekent ook, dat be- moeienis, zoals onder andere neer- gelegd in rapporterende en opinie- bevorderende geschriften en aan- gekaart in inspraakronden, niet uit vtrvolg:Üe pag. 19 |
||||||||||||||||
13
|
||||||||||||||||
november / de c e tii be r i 9 9 4
|
||||||||||||||||
vrocdvixiuw 'niet veel icgcns die
vrouw te spreecken alsoo sij niet wel was en pijn in 't hooft hadde', waarna de vrouw onderzocht en gezond bevonden werd. Vervolgens werd contact ge-
zocht met een andere Utrechtse vroedvrouw, Aciljc Huyberls Masuur, om met haar hulp ccn pasgeboren kind te bemachtigen. CDp 1 mei 1697 vond zij johannes Rammc en zijn vrouw tAuiera van .Sevcnler, wonende in de A.R.C^-slraat te Utrecht, bereid om hun op die dag geboren zoon aan 'een mevrouw buyten op Re- nouwen' te lenen voor één ol twee weken of voor een hall jaar en dat zij daarvoor beloond zou- den worden en 'aenl kim een le- gactje .Houde werden gemaakt'. Hiermee gingen de ouders ak- koord, maar zij wilden wel graag dat hel kind met de naam jacob gedoopt zou worden. Diezelfde avond nog bracht Aellje Huyberts Masuur het 'in doeken gewonden" kind 'op een seer behendige wij- se' op Rhijnauwen. Na ont\'angsl van hel kind
zei Aleida louise: 'nu is hel wel, nu sal ik van dat kint kramen ... ik sal het kint bij mij nemen ende dan sult gij \'oor mijn gaan sitlcn en hel kmt allhalcn, wij sullen dan 111 die tijl de boerinnen doen opkloppen'. Zij spraken al dat dil alles om drie uur in de morgen (2 mei 1697) zou plaatsvinden. Dmslreeks die tijd ging Aleida Eouisc in ccn arnistoel zitten en \erborg het naakte kind onder haar nikken, waarna de tic boerin geroepen werd. Bij binnenkomst trol de boerin haar aan 'makende een gebeer als ordinaris vniuwen die baren doen'. Daarop haalde de vroedvrouw die \'oor Aleida l.ouisc zat het kmd onder haar rokken vandaan en zei: hier heb ik het kim'. Vervolgens waste en bakenie zij hel kind 'omme de omstanders verder te abuseren'. Dezelfde dag, zondag 2 mei
1697, 'des voornoens' weril het kind in tic kerk te Bunnik ge- doopt mei de namen Unico |acob. 'len slotte liel Aleida Louise
|
|||||||||||||||||||||
C H A N D A A
|
|||||||||||||||||||||
Erik Tigelaar
|
In het doopboek van de Hervormde gemeente van Bunnik en
Vechten is ingeschreven dat op 2 mei 1697 gedoopt werd Uni- co Jacob, 'het kind van Unico en Aleyda Louwise van Twikkel'. Achter deze doopinschrijving blijkt een merkwaardige geschie- denis schuil te gaan. Enkele notariële akten tonen namelijk aan dat de dopeling een ondergeschoven kind was. |
||||||||||||||||||||
De uit Dcvcnler all<onistigc
'wel edel geboren \Touwe' Aleida LoLiise van HaersoUe, weduwe van Unico \'an Twickclo, was een nicht van de eigenares van het huis Rhijnauwen, Catharina van Golstein. In het voorjaar van 1697 verbleef zij tezamen met haar zuster Johanna Elisabeth van Haersolte op het huis. Enige tijd daarv'oor had zij ccn miskraam gehad, waardoor zij geen kinde- ren van haar overleden man had en hel, naar eigen zeggen, zonder hel 'goet' van haar man zou moe- ten stellen. Daarom besloot zij in april 1697, haar 'regten tijt', een |
kind te lenen en de bevalling van
dal kind in scène te zetten. Eerst werd de Utrechtse
vroedvrouw Lijsbet van Does- burgh verzocht naar Rhijnauwen te komen omdat daar 'een me- vrouw van Deventer ... was, de- welke swanger was en een onge- mack aen de na\el van haer bu)'ck hadde'. Daar zat de zwan- gere Rachel Coenraats 'die men voor de vrouw van Twickelo van Deventer deede passeren' in ccn zeer donkere kamer, gehuld in een 'pinjoor' en haar gezichl o\er- dckt met ccn 'kap olt nagtmuts'. johanna Elisabeth x'crzocht ilc |
||||||||||||||||||||
Het huis
Rhijnauwen, ca 1660. Naar gravure, GAU. |
|||||||||||||||||||||
14
|
|||||||||||||||||||||
j il tl u a r i / je h I u a t i J 'J y .5
|
|||||||||||||||||||||
u T R i; c M r
|
|||||||||||||||||||||
op 4 mei 1697 door de vrouwen
die bij de 'bevalling' aanwezig wa- ren geweest voor een notaris ver- klaren dat zij haar 'in haar baa- rensnooth ende verlossinge' geassisteerd hadden. Meer dan een jaar kon Aleida
Louise het kind behouden. Leden van de tamilie Van Twickelo had- den echter inmiddels lucht van het gepleegde bedrog gekregen. Op hun verzoek legde onder an- dere de vroedvrouw Aeltje Huy- berts Masuur, die ontevreden was met de door haar ontvangen be- loning, voor een notaris enkele verklaringen af. Zo kwam alles in de zomer van 1698 uit. De echte moeder van het kind ging daarna naar Deventer om het op te eisen. Het is onduidelijk of zij het kind ook uit Deventer meegenomen heeft. Opmerkelijk is nog dat Alei-
da Louise van Haersolte in 1712 in Utrecht blijkt te wonen en daar in mei 1713 ook overlijdt 'ten huyse van de vleeshouder Thij- men van Weede' in de Lange Nieuwstraat, niet ver van het ou- derlijk huis van 'haar' kind. Bronnen
RAU, Verzameling doop-, huwelijks-
en begraafregisters van kerken in de pro-vincie Utrecht, inv.nr. 84. GAU, Notariële archieven, inv.nr. UlOSaOOl, aktenr. 170,4 mei 1697; inv.nr. U 123a002, aktenr.171,17 mei 1698;aktenr. 177, 7junil698; aktenr. 178, 7 juni 1698; aktenr. 185, 7 aug. 1698; aktenr. 269,14 sept. 1699; inv.nr.U 138a004, aktenr. 94, 17okt. 1712; inv.nr U113a003, ak- tenr. 371,23 mei1713. GAU, Collectie doop-, trouw- en begraafregisters van de gemeente Utrecht, inv.nr. 101,p.134. |
|||||||||||||||||||
lOfdnuari:
Historisch Café Utrecht. Vrijdag-
middag 10 februari a.s. zal in café Het Weeshuis op het Dom- plein opnieuw het historisch café plaatsvinden. Alle Utrechters die vanuit beroep of hobby geïnte- resseerd zijn in de geschiedenis van Utrecht in al zijn aspecten zijn van harte welkom om hier onder het genot van een drankje een gezellige middag met geest- verwanten door te brengen. Dit is een prachtige gelegenheid om kennis te maken, ervaringen uit te wisselen, nieuwtjes door te geven of gewoon te genieten van een goed gesprek en gezel- ligheid. Het historisch café start om ongeveer 17.00 uur en sluit rond zevenen. Het is de bedoeling dat het His-
torisch Café iedere tweede vrij- dag van de maand plaatsvindt, tussen ruwweg 5-7 uur in café Het Weeshuis op het Domplein, ledere keer houdt een bekende Utrechtse historicus een kleine inleiding, daartoe uitgenodigd door de vorige spreker. De eerst- volgende datum is dus: * 10 maart! 14fdrruari:
16e Nicolaas van der Monde-le-
zing. Stadsarcheoloog Huib de Groot zal een lezing houden ge- titeld "Utrecht, een grensgeval?" Ten aanzien van de kennis van de topografische ontwikkeling van de stad heeft archeologisch onderzoek sinds 1972 een we- zenlijke bijdrage geleverd. Deze ontwikkeling kan niet los wor- den gezien van de landschappe- lijke situatie van Utrecht. De stad ligt op de splitsing van Rijn en Vecht en op de grens van veen- gebied en Utrechtse Heuvelrug. UD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Plaats: Pieterskerk, ÜtrecKt.
Tijd: 20.00 uur. Toegang gratis. |
|||||||||||||||||||
mé
|
|||||||||||||||||||
1 maart:
Bijeenkomst over
|
|||||||||||||||||||
Huis. Het plan voor restauratie
van het Duitse Huis zal worden besproken door dhr. U. Hylkema, voorzitter van de commissie Wei- stand & Monumenten, en dhr. J.J.M, van den Bruele, project- ontwikkelaar. Bij het ter perse gaan van dit nummer is de plaats van de bijeenkomst (aanvang 20.00 uur) nog niet bekend. Een nieuwe, volledige aankondiging zal volgen in het Stadsblad. Voor nadere inlichtingen kunt U bel- len (030) 541994 of (030) 623921. 4 maart t/m 2 april:
Tentoonstelling "Alex Luigjes,
60 jaar glazeniers." In deze ten- toonstelling wordt aandacht besteed aan het glazenierswerk van Alex Luigjes sr. (1914) en diens zoon Alex jr. (1948). Plaats: Museum Flehite, West- singel 50, Amersfoort 't maart:
Symposium "Cultuurhistorisch
toerisme: verleden met toekomst ?" Tijdens dit symposium, dat geor- ganiseerd wordt door de provin- cie Utrecht en de A.N.W.B. zal de vraag: 'kan toerisme zorgen voor instandhouding van ons culture- le erfgoed' centraal staan. 15 Plaats: Vechthuis, Utrecht. Tijd: 9.30 uur tot 16.30 uur. Kosten: F230,- (excl. BTW). Informatie: 070-3147249 |
|||||||||||||||||||
10 maart:
Historisch Café.
|
|||||||||||||||||||
®
|
|||||||||||||||||||
januari /februari 19 9 5
|
|||||||||||||||||||
Utrecht in biografieën
|
||||||||||||||||||||
eerste deel 43 levensbeschrijvin-
gen opgenomen van figuren die, op welke wijze ook, een rol van betekenis hebben gespeeld in het Utrechtse leven. Utrecht is niet de eerste pro-
vincie die zo'n biografieënreeks start. Overijssel, Drenthe en Noord-Brabant gingen Utrecht al met verschillende delen vooraf De opzet van de Utrechtse reeks lijkt gemodelleerd naar deze voor- beelden, maar wijkt op twee pun- ten af. In de eerste plaats beperkt het eerste deel zich nadrukkelijk tot figuren die een rol gespeeld hebben in de stad Utrecht. Daar- naast lijkt de redactie voor de reeks vooral geput te hebben uit de rijke schare aan academici die Utrecht nu eenmaal telt. Wie de lijst van auteurs beschouwt, telt tal van relatief gerenommeerde namen, merendeels (kerk- en kunst) historici. Daarin lijkt de reeks anders opgezet dan bijvoor- beeld de Drentse reeks. Bij die reeks leken de amateurs, afkom- stig uit diverse plaatselijke vereni- gingen, in de meerderheid. Drie wetenschappers beoordeelden vervolgens of de bijdragen door de beugel konden. Wat dat betreft is de redactie
van de Utrechtse reeks doordach- ter te werk gegaan. De reeks telt geen drie maar zes redacteuren - geen overbodige luxe als het gaat om 43 bijdragen en dito illustra- tiemateriaal. De keuze om het eer- ste deel te vullen met, om zo te zeggen, 'stedelijke' biografieën lijkt al even verstandig. De stad Utrecht kent nu eenmaal zo'n rij- ke geschiedenis dat het geforceerd aan zou doen als besloten was de biografieën gelijkelijk over stad en omringende provincie te sprei- den. De redactie voert in het 'woord vooraf terecht het argu- |
ment aan dat 'een evenwichtige
geografische spreiding een veel minder herkenbaar profiel (zou) hebben opgeleverd.' Toch laat dat de vraag onver-
let hoe herkenbaar de reeks, afge- zien van de geografische beper- king, in deze vorm is. Daarmee doel ik op de alfabetische orde- ning waarvoor gekozen is. Dit is een vraag die eerlijkheidshalve niet alleen aan de Utrechtse redac- tie mag worden gesteld, maar aan iedereen die zich de lovenswaar- dige taak stelt om een biografische reeks te verzorgen. In de Utrechtse reeks wordt men op de ene blad- zij geconfronteerd met I6e-eeuw- se doopsgezinde echtpaar Van de Vechte en Van Aerden om vervol- gens te lezen over wethouder Van der Vlist (1900-1978). Het houdt iets onbevredigends voor wie die- per wil graven dan de biografie zelf Hoe aardig zou het niet zijn geweest als de biografieën chro- nologisch waren gerangschikt. De lezer zou niet slechts kennis ne- men van afzonderlijke biografieën maar zich ook een beeld kunnen vormen van de veranderde levens- geschiedenis door de eeuwen heen. De biografieën zelf vergoeden
dit gemis echter alleszins. Wel is het jammer dat kunstenaars, intel- lectuelen en politici overheersen. Is het de prijs die betaald wordt door voornamelijk academici te laten schrijven? Zij zijn meesten- tijds nu eenmaal meer geïnteres- seerd in schilders en schrijvers dan in bakkers en koetsiers. Een uitzondering moet W. van den Broeke genoemd worden, die de beide laatste beroepen aan de hand van respectievelijk Do Schat (1897-1981) en vader en zoon Dieges (1807- I886/1839-I894) beschreven heeft. Vooral die laat- ste bijdrage is uitstekend. Van den |
|||||||||||||||||||
Utrech
biografieën |
||||||||||||||||||||
I .cvonsbcschrijvingen
van l)ckende en onbekende
Utrechters
|
||||||||||||||||||||
Boom/Broese Remink/sPOU
|
||||||||||||||||||||
Toen Gerard Komelis van het
Reve eens gewaagd werd naar het overheersende motief in zijn lite- raire werk, antwoordde hij kort maar krachtig: 'Het gaat over de dood, eigenlijk nergens anders over.' Lezing van een reeks Utrechtse biografieën, waarvan eind vorig jaar het eerste deel ver- scheen, leert dat die uitspraak bredere geldigheid heeft. Want wat verbindt het leven van de godvruchtige kluizenares Suster Bertken uit de 15e eeuw anders met de 20e-eeuwse bohémien Erich Wichman dan de grote ge- lijkmaker die 'dood' heet? Het antwoord moet tamelijk prozaïsch luiden: Utrecht. In het 'woord vooraf meldt de redactie van dit eerste deel dat 'het criterium voor opname in de reeks is of iemand een belangrijk of interessant spoor in Utrecht heeft achtergelaten.' Wim Berkelaar Vanuit dat criterium zijn in dit |
||||||||||||||||||||
16
|
||||||||||||||||||||
januari I Jeb ruar i 199 5
|
||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
deel van de Utrechtse biografieën,
temeer niet daar Gerretsons 'na- tionale' leven in het derde deel van het Biografisch Woordenboek al uitvoerig aan bod is gekomen. Van Hees staat met zijn klemtoon op het nationale belang van zijn hoofdpersoon alleen. Zijn bijdra- ge, hoe verdienstelijk ook, kan de redactie als waarschuwing dienen voor de komende delen, waarbij ongetwijfeld 'nationale' figuren als bijvoorbeeld NSB-leider Mussert aan bod komen. In dergelijke ge- vallen zou vooral de Utrechtse pe- riode belicht moeten worden. In dit deel gebeurt dat in de overige bijdragen gelukkig al voldoende. De bijdragen mogen dan wisse- lend van kwaliteit zijn (hoe kan het ook anders met zoveel ver- schillende bijdragen?), de redactie verdient een groot compliment in nog geen twee jaar tijd zoveel leesbare bijdragen bijeen te heb- ben vergaard. Een compliment verdient ook de Gemeentelijke Archiefdienst en de Vereniging Oud-Utrecht, die aan de basis van dit project hebben gestaan. Vol- gens het 'woord vooraf is het de bedoeling (in verdere samenwer- king met boekhandel Broese Kemink) nog vier delen Utrechtse biografieën uit te geven. Op grond van dit eerste deel valt dat voorne- men toe te juichen. A. Pietersma e.a. (red.) Utrechtse biogra-
fieën: levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters. Boom / Broese Kemink/SPOU, Amsterdam/Utrecht 1994, 208 pp., iif, prijs: ƒ 25, ISBN: 90 5352181X Bij intekening op de eerste drie delen van de reeks geldt een speciale aanbiedlngs- prijs van ƒ 60 (zie bijgaande folder). |
||||||||||||||
Broeke beschrijft niet alleen de
opkomst en ondergang van het fa- miliebedrijf van de diiigencekoet- siers Dieges, maar geeft in enkele zinnen ook aan hoe en waarom zij het moesten afleggen tegen de op- komende paardetram. Bovendien slaagt hij er in aan de hand van kranteanikelen een beeld op te roepen van de reacties van tijdge- noten van de koetsiers. Ook de biografieën over de staalmagnaai De Muinck Keizer van Demka (1861-1932) en de architect Van Ravesteyn (1889-1983) mogen er zijn. I-aatstgenoemde biografie is zelfs voorbeeldig. Auteur Volkers beschrijft niet slechts het leven van de ontwerper van talloze sein- huisjes, maar plaatst hem ook in een traditie en laat zien hoe er in en na zijn tijd tegen het werk van de 'kameleon' onder de architec- ten werd aangekeken. Niet iedereen weet een beeld
van zijn hoofdpersoon op te roe- pen. De biografie die H. Kaajan over de 'christelijk voorman' A.W. van Beeck Calkoen (1842-1922) schreef, gaat bijvoorbeeld mank aan een opsomming van diens ve- le werkzaamheden zonder dal men te weten komt wie Van Beeck Calkoen nu eigenlijk ge- weest is. Pas nadat hij diens over- lijden gememoreerd heeft, komt Kaajan met karakterschetsen als 'consciëntieus', 'zeer accuraat' en 'hoffelijk'. Het had wellicht beter geweest als hij die karaktertrek- ken verweven had in zijn be- schrijving van de vele bezigheden van zijn hoofdpersoon - die ook niet allen genoemd hoeven te worden. Ook enkele andere stuk- ken lijden onder die drang tot vol- ledigheid, die het zicht op de hoofdpersoon benemen. Een ander punt van kritiek
geldt het bij tijd en wijle veel te academisch proza van wat toch als een boek voor een groot pu- bliek bedoeld is. Zo veronderstelt M. Langenbach in de biografie van Maria Duijst van Voorhout (1662-1754) het begrip 'merito- cratie' bekend bij de lezer. Hele- maal bont maakt J. Aalbers het. |
Hij laat op de eerste pagina van
zijn op zichzelf goed verzorgde bijdrage over de Utrechtse burge- meester Comelis Quint (1666- 1743) blijken de klassieke talen te beheersen en maakt ook overi- gens duidelijk over een grote -woordenschat te beschikken ge- tuige het gebruik van niet nader uitgelegde begrippen als 'parentage' en 'matador'. Als lid van een redac- tie die in het 'woord vooraf zegt dat 'de reeks bedoeld (is) voor geïnteresseerden in de geschiede- nis van de stad Utrecht, zowel kenners als leken', had Aalbers strenger voor zichzelf moeten zijn. Het onderwerp heeft Aalbers ech- ter goed gekozen. Aalbers laat, de kritiek op zijn woordkeus ten spijt, de bemoeienis van Quint met de Utrechtse politiek goed uitkomen. In de bijdrage van P. van Hees over de even befaamde als omstreden historicus en dich- ter F.C. Gerretson (1884-1958) is het precies andersom. Op zijn biografie valt stilistisch weinig aan te merken, maar qua inhoud des te meer. Voor de goede orde: Van Hees' kermis over leven en werk van Gerretson is boven alle twijfel verheven. Alleen: wat was nu het belang van Gerretson voor Utrecht? Van Hees trekt aan het eind van zijn bijdrage een verras- sende conclusie: 'Hij was toch meer een figuur in het nationale leven dan in het stedelijke.' Uit de bijdrage van Van Hees valt inder- daad niets anders af te leiden. Hij schetst Gerretsons bemoeienis met de nationale politiek en geeft een bekwaam overzicht van diens betekenis voor de geschiedschrij- ving. Op de lange periode tussen 1925 en 1954, toen Gerretson hoogleraar aan de Utrechtse uni- versiteit was, wordt echter nauwe- lijks ingegaan. Omdat daarover weinig vermeldenswaard was? Toch moet er veel te zeggen zijn over de betekenis van Gerretson voor de Utrechtse faculteit en zijn vriendschap met de historicus Geyl. Zoals de bijdrage nu geformu- leerd is, had die beter niet opge- nomen kunnen worden in dit eerste |
|||||||||||||
17
|
||||||||||||||
@
|
||||||||||||||
januari / Jebruari 1995
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
U W
|
||||||||||||||||||||||||
B
|
tIE K E N S C H O
|
|||||||||||||||||||||||
Utrechtse fysica
De jaren 1873-1940 waren
voor de Nederlandse natuurweten- schap een "Tweede Gouden Eeuw'. In de natuurkunde is de meeste aandacht tot nog toe uitgegaan naar Leiden en Amsterdam, de centra waar de Nobelprijswinnaars werk- ten. Dat ook in Utrecht belangrijk onderzoek plaatsvond, laat He- ijmans in zijn dissertatie zien. In Utrecht werd de periode
gedomineerd door Leonard Salo- mon Omstein, hoogleraar natuur- kunde van 1920 tot 1940. Hij was een energiek organisator, die zijn instituut enorm uitbouwde en in zijn eentje meer promovendi had dan al zijn collega's elders in Ne- derland samen. Uniek voor die tijd waren de nauwe contacten die Omstein onderhield met het be- drijfsleven. Door zijn promovendi toegepast wetenschappelijk onder- zoek te laten uitvoeren, vergrootte hij hun kansen op een carrière in de industrie en boorde hij boven- dien de derde geldstroom' aan. Door de Utrechtse fysici is het
boek enthousiast omvangen. Het geeft hun een verleden, met als hoogtepunt het Utrechtse onder- zoek van 1922/24 dat een belang- rijke bijdrage leverde aan het on- dermijnen van de zogeheten oude' quantummechanica. Ook fascinerend om te lezen is hoe Om- steins voorganger Willem Henri Julius zich tien jaar lang vastbeet in een vernuftige theorie waarmee hij tal van verschijnselen op de zon kon verklaren. Die theorie bleek uiteindelijk toch onjuist. Voor niet-fysici zijn vooral
Omsteins unieke contacten met het bedrijfsleven interessant. Het belang dat Heijmans aan die con- tacten hecht, blijkt uit de titel die hij aan zijn boek gaf Toch wijdt hij hier maar twintig bladzijden |
||||||||||||||||||||||||
teur een boek over follies in de Be-
nelux. |
||||||||||||||||||||||||
aan en ligt het zwaartepunt van
het boek bij een traditionele 'in- terne' geschiedschrijving van het fundamentele onderzoek. Het is jammer dat Heijmans deze kans heeft laten liggen om de weder- zijdse wisselwerking tussen we- tenschap en buitenwereld verder uit te diepen. H.G. Heijmans, Wetenschap tussen uni-
versiteit en industrie. De experimentele natuurkunde in Utrecht onder W.H. Julius en LS. Ornstein 1896-1940. Rotterdam, Erasmus Publishing, 1994.241 pp., III. ISBN 90 5235 064 7. ƒ 64,50 |
||||||||||||||||||||||||
Everwach, de rentmeester \an
de bisschop van Utrecht J.L. van der Gouw, Everwach, de rent-
meester van de bisschop van Utrecht. Een verhaal uit het begin van de dertiende eeuw, uitgeverij Verloren, Hilversum 1994, ISBN 90-6556-010-3,119 p., fl. 29,-. Eén van de wonderverhalen,
die de cisterciënzermonnik Caesa- rius van Heisterbach in het begin van de 13e eeuw schreef, vertelt de geschiedenis van Everwach, rentmeester van de bisschoppen Dirk van Are (1198-1212) en Otto van Lippe (1216-1227). Een fi- nanciële expert, benijd om zijn in- vloed bij de bisschop, die onder druk gezet wordt wanneer zijn ad- ministratie zoek is. In het nauw gebracht verkoopt hij zijn ziel aan de duivel, die op aards vlak alle eindjes weer aan elkaar breit. De problemen beginnen pas goed als Everwach na zijn dood in de hel belandt. Gelukkig wil God hem wel terugsturen naar de aarde om daar te vertellen hoe gruwelijk de hel wel niet is. Een dankbare Everwach neemt dit aanbod graag aan en betert zijn zonden door met de bisschop mee te gaan op de vijfde kruistocht. Van der Gouw bespreekt dit verhaal van Caesarius enigszins wijdlopig en gaat vervolgens na hoe het bij late- re auteurs is overgeleverd. Dit laatste is nieuw maar levert voor de regionale geschiedenis niets op. Een mooi uitgegeven boek met fraaie afbeeldingen, dat wel. (BHG) |
||||||||||||||||||||||||
Follies en tuinsieraden
WIm Meulenkamp, Follies en tuinsie-
raden (Stichtse Monumenten Reeks 3), uitgeverij Matrijs, Utrecht 1994, ISBN 90-5345-040-8,32 p.,fl. 13,50. Kippenpaleis, tempel, krake-
ling, sphinx en piramide. Alle lig- gen ze in de provincie Utrecht net als de Romeinse brug en het Moorse huis. Kunststukken als het helaas afgebrande neogotische kalverhok te Doom en de pirami- de van Austerlitz noemt men ook wel follies. Het zijn de rariteiten uit het kabinet van architect en amateur, gemaakt ter verwonde- ring en amusement. Opvallend is het wel dat bij dergelijke knutsel- werken vaak voor het eerst nieu- we bouwstijlen als de neogothiek zijn gebruikt. 'Wim Meulenkamp bespreekt in dit aardige boekje 20 Utrechtse follies door ze onder an- dere te dateren en in hun context te plaatsen. Het merendeel hier- van ligt op de Heuvelrug. Wie wil, kan ze met de bijgevoegde fiets- kaart in het echt gaan bekijken. Wanneer dit naar meer smaakt: dit jaar verschijnt van dezelfde au- |
||||||||||||||||||||||||
18
|
||||||||||||||||||||||||
Hans van
Deukeren |
||||||||||||||||||||||||
januari /februari 1995
|
||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||
B O
|
EKENSCHO
|
U W
|
|||||||||||||||||||||
The cahary of Hendrik van Rijn
Marta O. Renger ■ The calvary of Hendrik
van Rijn' Jaarboel< van het Koninklijl< Mu- seum voor Schone Kunsten Antwerpen 1993, 9-45. Op het oudst bekende schil-
derij uit Utrecht staat de in 1363 overleden proost van Sint-Jan Hendrik van Rijn afgebeeld. Om- dat niet iedere Utrechter dit Ant- werpse jaarboek zal bijhouden, vestig ik de aandacht op een arti- kel over dit grote schilderij, dat tot het eind van de 16de eeuw op het belangrijkste altaar in het transept van de Janskerk stond. Martha Renger probeert Hendrik van Rijn te schetsen in de woelige Utrecht- se periode rond het midden van de 14de eeuw met haar factiestrijd en het conflict met de graaf van Holland. Opvallend daarbij is dat ze het achtergrondmotief van het schilderij verklaart uit het feit dat de familie Van Rijn de Hollandse leeuw in zijn wapen had opgeno- men, nadat men leenman van de graaf was geworden. Hierbij leunt ze wel heel zwaar op een vermoe- den van de 17de-eeuwer Booth zonder andere mogelijkheden - bijv. verwantschap met de familie Van Jutphaas - in ogenschouw te nemen. Daarnaast probeert ze het schilderij kunsthistorisch te dui- den, wat niet makkelijk is omdat er uit Utrecht geen vergelijkings- materiaal is. Hendrik liet zich en profil afbeelden zoals adel en elite elders ook deden; ook motieven die aan andere oudere stijlen zijn ontleend kunnen misschien wor- den verklaard omdat hij zijn pre- stige door een verwijzing naar de traditie wilde verhogen. De be- langrijkste conclusie is misschien wel dat de schilder verschillende stijlen heeft toegepast. Er is dus niet duidelijk één voorbeeld of |
|||||||||||||||||||||||
school nagevolgd, Utrecht was
geen Europees centrum; wel was men er goed op de hoogte van de in deze centra gebruikte stijlen en technieken, die men in Utrecht voor eigen doeleinden aanwend- de. (BHG) |
handelend over de naoorlogse pe-
riode en de fusies tot RZMN en Anova, is dan ook beperkter dan het eerste stuk waar de context een grotere rol speek. Jammer vind ik het ook dat de schrijver niets meldt over de verdere lotge- vallen van zijn hoofdpersonen: pas op p.89 lezen we dat Linde- mann, gedurende 32 jaar voorzit- ter van het bestuur, een bekende CPN'er was wiens winkel en in- boedel na de Hongaarse opstand door oproerige Utrechters kon en klein werd geslagen. En wat is er geworden van de opvallende arts Henriëtta Graanboom? Tijdens haar conflict met het bestuur in 1910-1912 werd zij gesteund door honderden patiënten, die de ledenvergadering in een chaos de- den ontaarden; desalniettemin beëindigde het bestuur haar con- tract? (BHG) |
||||||||||||||||||||||
Ziekenzorg '-^Éh
K.P. Companje, Ziekenzorg. De gesdiie-
denis van een ziekenfonds en zijn eigen instellingen, Zeist 1994,159 bidz., ISBN 90-75149-01-8. Ter gelegenheid van het 60-
jarige bestaan van de aan de Cath- arijnesingel gevestigde apotheek Ziekenzorg is dit aardige boek over één van de vroegere Utrecht- se ziekenfondsen, eveneens Zie- kenzorg geheten, verschenen. In 1899 werd dit ziekenfonds opge- richt in kringen uit de vakbewe- ging ten behoeve van "den kleine burger- en handwerkstand'. Als onderling ziekenfonds zonder wmstoogmerk, bestemd voor ar- beiders en niet gecontroleerd door de medische stand, kende het geen makkelijke eerste 50 jaar. Lokale en landelijke medische be- langenorganisaties - ook toen al - waren op een monopolie belust en zaten, net als het door hen beheer- ste grootste Utrechtse ziekenfonds Voorzorg, waar mogelijk Zieken- zorg dwars. Tijdens één van de hieruit voortkomende crises wer- den een eigen apotheek en tand- heelkundige praktijk opgericht. Het boek zet helder alle proble- men die Ziekenzorg ondervond uiteen en btedt onbekende Utrechtse geschiedenis, die naar meer smaakt. Vv'el valt duidelijk te merken dat de eigen bestuursno- tulen de basisgegevens voor het boek waren. Het tweede deel. |
|||||||||||||||||||||||
vervolg van pag. 13
nieuwe commissie voor
Oud Utrecht: de weg kan worden gegaan.
Ontwikkelingen sturende voorne- mens die kurmen leiden tot ingre- pen in het "cultureel erfgoed" zal men dienen te beoordelen op zo- wel hun materiële als immateriële uitwerking. Tot slot: de Commissie heeft
er geen bezwaar tegen door de le- den veel sterkte te worden toege- wenst. Zij dankt het Bestuur vc»r het bij haar totstandkoming in haar gestelde vertrouwen. De commissie:
Marka Spit (030-960273)
Jeroen van Temmen (030- 715024)
Dirk van Batenburg (030 - 322610)
Correspondentieadres:
Hugo de Grootstraat 10;
3581XS UTRECHT.
|
|||||||||||||||||||||||
19
|
|||||||||||||||||||||||
®
|
|||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||
januari / {ehruari 1995
|
|||||||||||||||||||||||
•lO G G E T U G
|
||||||||||||||||||
25 jaar Werkgroep Herstel Leefbaarheid
|
||||||||||||||||||
verloren kon gaan. Op een gegeven
moment ontdekten we een nage- noeg gaaf middeleeuws huis aan de Lage Noord dat leeg stond. We zijn gaan praten met de toen- malige wethouder Harteveld. We hadden het idee om het huis weer te bewonen en op te knappen. Harteveld voelde hier best wat voor, maar voordat we verder kon- den gaan was het pand al gesloopt. Wat bleek, in die tijd was het heel gebruikelijk dat sloopbedrijven belden met de ambtenaren en vroegen of er ergens nog iets te slopen viel. Op een gegeven moment
ontdekten we ook het pand Achter Clarenburg 2. Ook dat stond leeg. We zagen meteen dat het een be- langrijk huis was en na wat speur- werk kwamen we erachter dat we te maken hadden met een gaaf middeleeuws huis, eertijds deel uitmakend van de immuniteit van Sint Marie. Ook was al snel duidelijk dat het pand wegbestemd was voor de aanleg van een vier- baans snelweg. Onze voorgaande ervaring had ons inmiddels wat min- der naïef gemaakt. Dit moesten we op een andere manier aanpakken, we besloten het huis te kraken". |
||||||||||||||||||
Krakm in gesprek Oecologie
met gemeente- In 1995 is het 25 jaar geleden
raadsleden, dat de Werkgroep Herstel Leef-
ca J970 baarheid Oude Stadswijken, zoals
de naam van de Werkgroep voluit
luidt, is opgericht. Bert Maes (50) is één van de mensen van het eer- ste uur en vertelt daarover. " De oorsprong van de Werk-
groep ligt bij een aantal studenten biologie. In het kader van Studium Generale maakten ze deel uit van een groepje kritische studenten, dat vooral het begrip ecologie, of oecologie zoals dat toen nog heette bestudeerde. In dit groepje ont- stond het idee om ook eens naar de stedelijke leefomgeving te kijken vanuit een ecologisch standpunt. Dat was in wezen de geboorte van de Werkgroep Herstel Leefbaar- heid. Andere mensen uit deze be- ginperiode waren Ban Klück, Em- ma van den Dool, Henk Bijlsma, Han Helsloot en Els Rongen. Bij het begrip ecologie moet
je je zaken voorstellen als, respect
voor het historisch gegroeide,
MaixelineDolfin kleinschaligheid, samenhang. Zo
|
||||||||||||||||||
ontdekten we dat er in Utrecht
nog ontzettend veel middeleeuwse geschiedenis letterlijk en figuur- lijk voor het grijpen lag. Tegelijker- tijd bleek dat er allerlei bedreigin- gen waren. Nu kunnen we het ons niet meer voorstellen maar in die tijd zag je de verkrotting en de leegstand van oude wijken nog om je heen. De bouw van Hoog Catharijne moest nog starten, maar er werden al panden gesloopt. Ook in de bouwputten was het een soort archeologische wildwest. Schatgravers, antiquairs, goedwil- lende amateurs, allemaal konden zij hun gang gaan op zoek naar archeologische vondsten. Utrecht had toen, ik spreek nou van 1970, nog geen stadsarcheoloog". Naief
'Wij waren natuurlijk als bio-
logen ook maar amateurs op hel gebied van de cultuurhistorie. We gingen vooral te werk vanuit ons enthousiasme en een gevoel dat dit toch maar niet zomaar |
||||||||||||||||||
Gekraakt
"Kraken was toen nog een
nieuw fenomeen, niet te vergelij- ken met wat het later is geworden. Het was voor ons ook geen huis- vestingsprobleem, we hadden al- lemaal gewoon regulier onderdak. Het ging echt alleen om het be- houd van het pand, maar ja, spannend was het natuurlijk wel. Dat was in februari 1971. Water, gas en licht waren er niet. Net zomin als dat wi| wisten
hoe je dit aanpakte, wist de over- heid hoe ze hierop moest reageren. |
||||||||||||||||||
20
|
||||||||||||||||||
januari /februari 1995
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
VONDSTEN
|
||||||||||||||
Maar op de een of andere manier
heeft het niet tot confrontaties ge- leid, ambtenaren en politici had- den er wel oor naar. Natuurlijk hadden we de tijd ook mee. Er begon een andere wind te waaien. De aandacht die D'66, toen net opgericht, vroeg voor de stad, de motie Freriks (1970), wat later de nota Kembeeld. We kennen alle- maal de gevolgen. De singeldem- ping ging niet verder door, veel van de verkeersdoorbraken ver- dwenen van tafel en Achter Claren- burg 2 bleef behouden". Uniek
"De Werkgroep was inmiddels
gelukkig versterkt met kunsthis- torici, mensen als Frans Kipp en Rob Dettingmeijer en geograaf Ger Mik (thans wethouder). Om- dat er in die tijd nog nauwelijks buurtcommittees waren, voerden we akties voor behoud van histo- rische buurten als L.auwerecht, Abstede en Wijk C. Vaak ging het om behoud van hele straatwanden, zoals in Wijk C. Maar ook hebben we ons bemoeit met het ontwerp van de wijk Lunetten en integratie bepleit van de bestaande land- schapselementen in de nieuwe wijk, In dit opzicht is de Werk- groep uniek, juist omdat wij ons niet richten op een enkel object of een buurt. Daarom vervult de Werkgroep ook nu nog steeds een rol. Wij kunnen inspelen op zaken die andere laten liggen. Ook kunnen we een onafhanke- lijke positie innemen, boven het buurtbelang. Maar het is natuur- lijk teleurstellend dat het na 25 jaar nog steeds nodig is om er met je neus bovenop te zitten omdat er anders van allerlei waardevols verdwijnt. Ik geloof niet dat wij dat destijds hadden gedacht" |
||||||||||||||
t0
|
||||||||||||||
Voer voor een paleo-zoöloog
Af en toe komen bij reorgani-
satie-werkzaamheden in het Ar- cheologisch en Bouwhistorisch Centrum wel eens vondsten van vroegere opgravingen te voor- schijn, die soms even wat meer dan oppervlakkig de aandacht trekken. Dat was ook het geval toen in enkele dozen een aantal fragmenten van gestempelde ro- meinse dakpannen werd aange- troffen, waarvan zich in enkele ervan pootafdrukken aftekenden. De fragmenten waren afkomstig uit de opgravingen van VoUgraff in de jaren dertig op het Dom- plein. Na een ogenblik geïntri- geerd te zijn kwam de gedachte op om van het negatieve spoor een positief beeld te maken om daarmee het onbekende dier wat meer tastbaar te maken. Omdat het niet mogelijk is in baksteen- materiaal met gips direct een po- sitief te maken, werd de indirecte weg bewandeld door enig ge- knutsel met plastisch afdrukma- teriaal. Daarbij kon met behulp van een elastische replica van het |
||||||||||||||
fragment het beoogde doel wor-
den bereikt. Er werd een stuk dakpan uitverkoren, waarin zich ook een deel van een stempel (de meeste daaronder toonden EX GER INF) aftekende. Bij het vorm geven aan de poot werd - tegen- over de zool met kussentjes - on- ontkoombaar enige fantasie ge- hanteerd, vermoedelijk op een onjuiste wijze. De vraag of het - niet op kennis gestoelde - ver- moeden juist is dat het hier om de poot van een vertegenwoordi- ger van de "canus vulgaris" gaat - uit het oogpunt van de dakpan- vormer wellicht ook wat "bruta- lis" - blijft hier onbeantwoord. Of vorm, pootafmeting en scherpte der nagels misschien nadere aan- wijzingen geven, kan een des- kundige wellicht beantwoorden. Waar deze dakpannen werden gemaakt is niet bekend, mogelijk bij een grotere garaizoensplaats, waar blijkbaar ook dergelijke ge- dierte rondwaarde? |
||||||||||||||
21
|
||||||||||||||
januari / Jebruari 199 5
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
|||||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
|||||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht tel: 030-623866/626800 fax: 030-623274 |
|||||||||||||||||||||
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
|
|||||||||||||||||||||
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V.
UTRECHT
OUDKERKHOF25
TEL. (030) 31 52 51 |
|||||||||||||||||||||
3512 GJ UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||
FAX (030) 367144
|
|||||||||||||||||||||
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
|
|||||||||||||||||||||
Hier had uw
|
|||||||||||||||||||||
?>
|
|||||||||||||||||||||
advertentie
kunnen staan" |
|||||||||||||||||||||
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT |
||||||||||||||||||||||
/Vluus
|
||||||||||||||||||||||
NVM
|
||||||||||||||||||||||
/^
|
||||||||||||||||||||||
«?
|
||||||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______ 030 ■ 34 00 08
|
||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op liet gebied van:
* Elektra
* Klimaat
* Sanitair
* Beveiliging
|
||||||||||||||||||||||
Kaap de Goede Hooplaan 7,3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33 |
||||||||||||||||||||||
ISB
|
||||||||||||||||||||||
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11 |
||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
|
||||||||||||||||||||||
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
|
|||||||||||||||||||
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag 11-18 uur Zaterdag 11-17 uur
|
|||||||||||||||||||
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
|
|||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74 |
|||||||||||||||||||
LUJai
|
|||||||||||||||||||
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
|||||||||||||||||||
TAILORS SINCE 1850
|
|||||||||||||||||||
ER IS EEN BAN
WAAR OUDE WAARDE NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN. |
|||||||||||||||||||
ENÜ
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
|||||||||||||||||||
'^ ^c/yfo<i
|
|||||||||||
/
|
|||||||||||
U{mcht
|
|||||||||||
6 H e jaargang nummer 2
|
|||||||||||
"De zilveren
schaats" in de winter van 1905 |
|||||||||||
Kerkehouw en kerhestrijd
Een Utrechts pastoorscon/lict anno 1840
Schandaal
Ernstige baldadigheid |
|||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-88 21 31 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l.iJ Wil A/iHt/uai' ^ (Hno,>!\{ tkii>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROTO 5MEETS DE BOER
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Data tot Druk
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
&>LISM4N
bouw&vastgcx:d
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrieslantlaan 14, 3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht Telefoon 030-822 822 Fax 030-88 35 61 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
rweemaandclijks lijdschrili
68e jaargang nr. 2 maan/april 1995 ISSN 1380-7137 Oud-Ulrechi is een uilgave van de
Vereniging Oud-Ulrechl, vereniging tot beoeleningen tot verspreiding van dv kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. Voorzitter:}.W. Leniaier
Secniaiiaal: Mw. S.A.L. de Ciraaff, p/a Alexandcr Numankadc 201, 3572 KW Utrecht. Penningmeester: j.Raars. U kunt zich opgeven ah lid van Je vereni- ging Oud-iltnxht door te schrijven naar Oud-Ulrecht, Antwoordnummer 3335, 3500 VP Utrecht. De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26- ƒ 30,=; 65+ƒ 44,= per jaar). Contributie- en ledenadministratie: Mw. C. de Leeuw, telefoon: 03645-62930, Betaling contributie op giro 575520. Redactie: M. Dolfin, M. van Hattem,
B. van den Hoven van denderen,
M.C. van Oudheusden,
B. van Santen, E. Tigelaar,
M. van de Vrugt, A. van der Zeijden.
Redactieadre-,:
Alexander Numankadc 199,
3572 KW Utrecht.
Vdcmgcviiig; IX- Vormers, Utrecht
Dixib.' De Boer Cuperus.
Oud-Uircchl. Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 1 mei 1995, verschijningsdatum I juni. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankadc 199, 3572 KW Utrecht, op 5 'A of 3 V2 inch lloppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Het gebruik van lussen- kopjes wordt aangeraden; illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
||||||||||||||
Vanouds wordt een groot deel van het tweede numrrter van Oud Utrecht in beslag genomen door
het register over het voorgaande jaar. Ook in dit nummer treft u dat aan. Op zich geen spannend artikel, maar door zeer velen altijd bijzonder gewaardeerd als waardevolle documentatie. Nog altijd zijn er leden die hun tijdschrift keurig laten inbinden, per jaargang voorafgegaan door het register! De redactie wil graag van de gelegenheid gebruik maken om de trouwe samensteller van het register de heer van Antwerpen te bedanken voor zijn arbeid. Bij het september/oktober nummer 1994 van Oud Utrecht ontving u ook meerdere folders. Wellicht
heeft deze massa ongevraagd drukwerk uw ergernis gewekt. Ook het bestuuren de redactie meenden dat dit te veel van het goede was. Wij vinden hel meezenden van dergelijk materiaal op zich niet verwerpelijk mits het gebodene aansluit hij de doelstelling van onze Vereni^ng. Desondanks is besloten om hooguit één folder per aflevering mee te zenden. Overigens worden de eventuele extra kosten hiervoor niet door de Vereniging betaald maar door degene wiens drukwerk wordt bijgesloten. |
||||||||||||||
Inhoud
Van de redactie
Kerkebouw en kerkestrijd
Een Utrechts pastoorsconflict anno 1840
A. Pietenma Van de leestafel
Agenda/Vondsten
Register 1994
Boekenschouw
Schandaal
Ooggetuige
Ernstige baldadigheid
P.D.'tHart
Oproep
Bibliografie van de provincie Utrecht. Wie verzint een naam?
|
||||||||||||||
27
28 33
34 35 39 40 27
42
44
45
|
||||||||||||||
marl / april J 995
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Kerkehouw en kerkestrijd
Een Utrechts pastoorsconflict anno 1840
|
|||||||||||||||||||
Toen in 1840 de voormalige Augustijnerkerk aan de Herenstraat leeg kwam
te staan, werd forse druk uitgeoefend op pastoor J. Hartman van Onze Lieve Vrouwe om de kerk voor zijn statie over te nemen. Hartman wilde wel een andere kerk, maar hij prefereerde nieuwbouw. Het conflict wat toen ontstond illustreert de praktijk van de hiërarchische verhoudingen binnen de r.k. kerk, de rol van de overheid bij de bouw van kerken, de geldingsdrang en de onder- liggende naijver binnen de clerus en de concurrentieverhoudingen tussen regulieren en seculieren.^ |
|||||||||||||||||||
Ondanks alle goede voornemens
was alleen de Catharijnekerk aan de rooms-katholieken overgedra- gen. Bovendien lagen de acht sta- ties slecht gespreid over de stad. Men zal zich toen moeilijk heb- ben kunnen voorstellen dat er een tijd zou komen waarin niet te weinig, maar teveel ruimte de kerk zou plagen. Silo
In 18.38 hadden de augustij-
nen van de vice-superior en van het departement van de r.k. ere- dienst toestemming gekregen tot de bouw van een nieuwe kerk. Het departement stelde hierbij de voorwaarde dat er geen beroep zou worden gedaan op 's rijks schatkist. Er werden forse leningen afgesloten en in 1840 veriieten de augustijnen hun kerkgebouw in de Herenstraat, dat ze twintig jaar eerder nog grondig hadden gere- noveerd. De ingang was hierbij verplaatst vanuit de Jeruzalem- steeg. Het is het gebouw dat later als de Silo bekend stond. Tegen- woordig dient het als onder- komen van de Baptisten. Het is de enige rooms-kalholiekc 'schuil- kerk' die in Utrecht nog als kerk- gebouw dienst doet. En over deze kerk ontstond een scherp en pijn- lijk conllict tussen Stas en Hart- man. De augustijnen wilden hun oude
kerk zo snel mogelijk verkopen, omdat ze tot over hun oren in de schulden zaten. Het voordeel van een 'huiskerk' was dat er vrij ge- makkelijk een andere bestem- ming aan kon worden gegeven en dat verkoop aan particulieren dus heel goed mogelijk was. De vice- superior, A. Anlonucci, en de aartspriester van het district UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
'Indien ik het noodig mogte
achten, raad in te nemen op wel- ke wijze mij te beklagen over de onaangenaamheden en schaden, door Uwe schandelijke en hoogst- tergende behandeling geleden, dan zal ik zeker tot Uw Eerwaar- de mijne toevlugt nemen, welver- zekerd dat Uwe hoogstwijze voorligting mij zeer zal te stade komen. Overigens zal ik Uwen brief zorgvuldig bewaaren als een toonbe(e)ld van goede stijl, regt christelijke gevoelens en burger- lijke beleefdheid, terwijl ik niet zal in gebreken blijven, dezelve aan yder ter leezing over te leg- gen, opdat Utrechts Catholyken overtuigd van Uwe hooge wijs- heid, voortreffelijke opvoeding en vriendelijke geaardheid Uw Eer- waarde meer en meer hoog waar- dere(n) ...'.2 Dit is niet de gebruikelijke aima-
bele toon waarmee pastoors met elkaar plegen te corresponderen. De schrijver van deze brief, geda- teerd 4 oktober 1841, was pas- toor W. Stas van de augustijner statie, sinds 1840 kerkend in haar nieuwe, monumentale St. Augus- tinuskerk aan de Oudegracht in Utrecht. De geadresseerde was zijn Utrechtse collega J. Hartman |
|||||||||||||||||||
van de statie van Onze Lieve
Vrouwe, sinds 1659 kerkend in een gribus in het Dorstige Hartsteegje. Stas was pater (aan- gesloten bij een orde). Hartman seculier. |
|||||||||||||||||||
Missiegebied
Nederland was destijds cano-
niek nog een missiegebied en stond onder leiding van een pauselijk legaat, de vice-superior van de Hollandse Zending in Den Haag. Het herstel van de bisschoppelij- ke hiërarchie en daarmee de for- mele instelling van parochies zouden nog tot 1853 op zich laten wachten. De staties - de voor- gangers van de parochies - maak- ten deel uit van een kerkelijk district dat onder toezicht stond van een aartspriester. Deze func- tionaris is enigszins te vergelijken met de tegenwoordige deken, maar bij ontstentenis van bisschoppen bezaten de aartspriesters veel meer bevoegdheden. Ongeveer een derde deel van de
Utrechtse bevolking was rooms- katholiek. De ruimtenood in de 'huiskerken', die merendeels nog uit de periode van de 'vreedzame onderdrukking' ten tijde van de Republiek stamden, was groot. |
|||||||||||||||||||
28
|
|||||||||||||||||||
A. Pietersma
|
|||||||||||||||||||
maart I april 1 995
|
|||||||||||||||||||
nog minder was dan in de Dorstige
Hartsteeg (394), terwijl men zit- plaatsen wilde voor 2/3 deel van de communicanten (1100). De augustijnen wa'en bereid kerk en pastorie voor ƒ 26.300 te ver- kopen. De commissie berekende verder dat zeker ƒ 55.000 nodig was om de kerk aan te passen en dan zou het ook nog een archi- tectonisch monstrum worden. Ergo: men besloot in 1840 ten tweeden male toestemming tot nieuwbouw aan te vragen. Via Vermeulen kregen pastoor en commissie te horen dat zij moch- ten proberen de benodigde mid- delen bijeen te brengen. Pas een half jaar later liet men Stas, die natuurlijk op hete kolen zat, des- gevraagd weten geen belangstel- ling meer te hebben. De augustij- nen hadden zelf ondertussen de grootste moeite om de touwtjes aan elkaar te knopen. Ondanks de eerdere voorwaarde schroom- de men zelfs niet om subsidie aan te vragen bij het department. Het argument was dat de bouwkosten van de nieuwe kerkgebouw aan de Oudegracht onverwacht hoog waren opgelopen in verband met extra heiwerkzaamheden. Het de- partment gaf echter geen krimp.'* Met de nieuwbouwplannen ging
het ondertussen niet van een lei- en dakje. Hartman had een ge- bouw aan de Oudegracht op het oog waarvan hij dacht dat het rijkseigendom was en dat hij hoopte te kunnen overnemen. Dit bleek echter niet het geval te zijn. De correspondentie hierover met het departement sterkte hem echter in zijn overtuiging dat de nieuwe koning Willem II met zijn plannen instemde. De katholieken hadden hoge verwachtingen van hem. Op aanraden van Vermeulen |
|||||||||||||||
de helft te klein ... de slechtste
van het hele district'^, wilde hij vervangen door nieuwbouw. Tegenover hem zou de gereno- veerde Catharijnekerk worden geopend. Zijn toko liep gevaar. De aartspriester had grote waar- dering voor Hartmans gedreven inzet voor de katholieke zaak, maar hij voelde weinig voor nieuwbouw. Hij probeerde Hart- man de oude augustijner kerk aan te praten. Hartman kreeg in 1839 toestemming om een finan- ciële commissie van notabele parochianen in te stellen en deze nam het gebouw op. Benoemd werden W. van Oostrum, P. v.d. Berg, W.G.F, van Romondt en J.L. de Wildt. De commissie bere- kende dat het aantal zitplaatsen |
|||||||||||||||
Utrecht, G.A. Vermeulen, wens-
ten het gebouw echter voor de eredienst te bewaren en hadden daarbij uiteindelijk het oog op overname door de statie van pas- toor Hartman. |
|||||||||||||||
Guilielmus
(Willem) Stas, 1771-1857, pastoor van de St.-Augustinus- pamchie 1815-1843. Schilderij door Brouwer. O AU |
|||||||||||||||
Nieuwbouwplannen
Johannes Hartman, geboren
in 1798 en dus nog vrij jong, zeker in vergelijking met de 27 jaar oudere Stas, was sinds 1837 pastoor (formeel 'primarius') van de statie Onze Lieve Vrouwe. Hij stond in Utrecht bekend als iemand die het hoog in zijn bol had. Zijn kerk aan het Dorstige Hartsteegje, 'met alle hare ongere- gelde uithoeken, bij en op kamer- tjes, heele en halve galerijen voor |
|||||||||||||||
29
|
|||||||||||||||
maart I april 1995
|
UTRECHT
|
||||||||||||||
Kerkebouw en kerkestrijd
Een Utrechts pastoorsconflict anno 1840
|
|||||||||||||||
Ontgoocheld
Terug naar de subsidieaan-
vraag van Hartman. De aarts- priester merkte al snel dat de stad Utrecht bij de plannen dwars lag. Het stadsbestuur erkende welis- waar de slechte toestand van het kerkgebouw aan het Dorstige Hartsteegje, maar begreep niet waarom uitbreiding nodig zou zijn. De augustijnerkerk was net gebouwd, de Catharijnekerk zou binnenkort worden overgedragen en de oude augustijnerkerk aan de Herenstraat stond leeg. Boven- |
|||||||||||||||
richtte Hanman zich met een ver-
zoekschrift tot de koning, waarin hij toestemming vroeg voor aankoop van een terrein en een subsidie van ƒ 50.000. Volgens Hartman betrof het hier slechts een derde deel van de bouwsom en was het verzoek niet overdre- ven 'voor eene stad die in andere opzigten (de catholyken eeredienst uitgezondert) door het Rijk zeer begunstigd is, zij erkent dit dank- baar, voor eene stad ... waar onze voorvaderen zoo vele en prachtige tempels bezaten, en waar nu meer dan twee eeuwen de catholyken in gebrekkige en ondoelmatige verblijven hunne godsdienst heb- ben moeten uitoefenen; voor eene stad welker zeventien duizend catholyken inwoners tot hier toe voor hunne eeredienst geene cent van rijkswege hebben genoten...'.' Ondertussen deden de vice-supe- rior en de aartspriester koortsach- tig pogingen de kerk in de Heren- straat op te dringen aan S.H. Meuleman, pastoor van de statie St. Servaas Onder de Linden.* Deze statie was straatarm en ge- noot gratis het vruchtgebruik van de kerk, die eigendom was van het r.k. weeshuis. De kerkelijke overheid probeerde echter aan- nemelijk te maken dat hier louter sprake zou zijn van formeel eigen- dom. Vele r.k. kerkegoederen hadden tot de Franse tijd immers op naam gestaan van leken. Dat het r.k. weeshuis het eigendoms- bewijs in het eigen archief wist op te sporen, maakte dus geen in- druk. Uit de verkoop van het kerkgebouw zou mooi de over- name van de augustijner kerk kunnen worden bekostigd. Meule- man en zijn kudde verzetten zich echter, daarbij gesteund door het oordeel van het stadsbestuur. De regenten van het weeshuis kon- |
den een bevel van de vice-superior
niet naast zich neerleggen, maar wel het besluit nemen'... om liever de geheele administratie van het weeshuis aan de hooge geestelijk- heid aan te bieden dan over dit punt in het gevoelen van de gees- telijkheid te deelen of daarmede in daaruit voortvloeyende botsin- gen te geraken'.^ Zover wilde Antonucci het echter
niet laten komen. Het feest ging niet door en Hartman dolf het onderspit. |
||||||||||||||
30
|
|||||||||||||||
De voormalige St-
Willibrorduskerk in de Herenstraat, 1895. Aquarel doorA. Qrolman. GAU |
|||||||||||||||
aart I april 1993 (UÊIj OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||
dehuis zou gewijd worden aan de
H. Willibrord. De commissie van Hartman was
des duivels en trad en bloc af. Tevoren had Antonucci Stas onder
druk gezet om de verkoopprijs te verminderen en uiteindelijk stemden de augustijnen toe in een vermindering met ƒ 3000. Bovendien moesten zij twee jaar rentevrijstelling gedogen. Tot hun ontsteltenis kreeg Hartman ver- volgens drie maanden uitstel voor de verhuizing. Met deze verhui- zing maakte hij daarna overigens volstrekt geen haast, hoewel hij inmiddels wel de sleutels had laten halen. Hij was het oneens met de verbouwingsplannen die de hoofdingenieur van de water- staat in opdracht van de gouver- neur had opgemaakt. Hartman maakte een nieuw plan dat inclu- sief de bouw van een nieuwe pas- torie ƒ 45.000 zou moeten kos- ten. De gevraagde subsidie werd echter nooit verleend. Het leek het departement weggegooid geld. Het wachten was op een definitieve kerkelijke indeling en dan kon het gebouw hoogstens nog als kapel dienen. Geen cent
In augustus 1841 vroeg Hart-
man toestemming aan Vermeulen om een huis naast de kerk in de Herenstraat als pastorie aan te kopen. Hij vond de pastorie van de augustijnen te klein en te vochtig en wilde die ruimte bij de kerk trekken. Vermeulen - die het overigens met Hartman eens was - schoof de zaak door aan de nieuwe vice-superior F. Capaccini. Die rook onraad. Kom, kom, de augustijnen waren daar toch ook altijd gezond gebleven, Stas was |
zelfs 70! Hartman had bovendien
eerder al laten weten zo een ton voor een nieuw kerkgebouw bij- een te kunnen brengen. Hij moest het gevraagde bedrag van ƒ 7500 dan zelf maar fourneren, een subsidie uit de districtskas leek niet wel passend." Hartman kwam echter met een nieuw argument: het bewuste huis werd bewoond door 'acatholici' die uit- zicht hadden op het altaar. ^^ Of de vice-superior hiervoor door de knieën ging is niet duidelijk, maar op 3 november 1841 kocht Hartman zijn nieuwe pastorie. Misschien speelde een rol dat Vermeulen zijn pastoor bij de vice-superior de hemel in prees. In tegenstelling tot de augustijnen zette Hartman zich vol geestdrift in voor de hoogheid van de kerk en was hij een stuwende kracht achter katholiek onderwijs en wezenzorg.13 Capaccini, murw, gaf toestemming voor deze aan- koop ƒ 9000 uit de districtskas toe te kennen. Dit moest echter wel geheim blijven. Men kan zich voorstellen wat de augustijnen, die smartelijk op hun geld zaten te wachten, van deze transactie zouden hebben gevonden. Ondertussen had Stas dus nog
geen cent gezien. In september begon deze Hartman te dreigen met een rechtzaak. Het verweer van Hartman was dat hij wachtte op toestemming tot aankoop van het bovengenoemde huis en vóór 1 augustus 1841, de datum van de verhuizing, niets had kunnen doen. Bovendien moest de koning nog machtiging verlenen voor de verkoop van de oude kerk in het Dorstige Hartsteegje en de aan- koop van de nieuwe kerk. De ko- ninklijke goedkeuringen kwamen in maart 1842. |
|||||||||||
dien wenste de hoge overheid toch
samenvoeging van staties om de lasten voor de r.k. inwoners te verlichten? Men adviseerde nega- tief.8 Vermeulen liet Hartman daar- na weten dat volgens hem niet op een positief bericht kon worden gerekend. Hartman zou er ver- standig aan doen de oude augus- tijnerkerk over te nemen. De ont- goochelde Hartman beschuldigde op zijn beurt 'zijne amplitudo' van wankelmoedigheid.*^ Toen greep de vice-superior in en
ontbood Hartman in Den Haag. Het werd een stormachtig onder- houd. Hartman ging echter door de knieën en kwam daar ook openlijk voor uit. Had hij volhard in zijn weigering met de over- name van de oude augustijner- kerk accoord te gaan, dan zou hij ontslag hebben gekregen. Desal- niettemin bleef Hartman voor de vice-superior 'een gehoorzaam geestelijke, met een goede geest en uitstekende principes', maar 'het welzijn van de kerk is te verkie- zen boven dat van individuen'.'" Via Vermeulen stelde hij Hart- man als troostprijs het pastoraat van de statie St. Catharina in het vooruitzicht. Na deze inleidende schermutse-
lingen nam de vice-superior ver- volgens op 13 april 1841 het be- sluit dat de statie in het Dorstige Hartsteegje de augustijnerkerk in de Herenstraat voor ƒ 23.300 zou overnemen. Het gebouw in het Dorstige Hartsteegje moest ver- kocht worden en van de op- brengst zou minstens ƒ 10.000 worden overgedragen aan de au- gustijnen. Van de resterende schuld zou ƒ 1000 per jaar wor- den afgelost uit de opbrengst van het plaatsengeld. Het nieuwe be- |
||||||||||||
31
|
||||||||||||
maart I april 1995
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
Kerkebouw en kerkestrijd
Een Utrechts pastoorsconflict anno 1840
|
|||||||||||||||||
en herhaalde dit verzoek in het
Uuijn. Uiteindelijk lekende Stas. Dat daarover goed is nagedacht blijkt uit verschillende concept- versies die bewaard gebleven zijn. |
|||||||||||||||||
niet. De augustijnen gaven de
zaak in handen van hun commis- sie. Met leken wilde Hartman echter geen zaken doen. De for- mele kerkbesturen dateren pas uil 1855. De commissie bood hem de huisjes aan voor een bepaald bedrag, maar Hartman weigerde. Toen zijn aanspraken later toch niet werden erkend, ging de commissie dwars liggen en probeerde op alle mogelijke manieren verkoop en zells taxatie te voorkomen. Toen voelde vice- superior C. Belgrado zich in zijn waardigheid aangetast. Met zui- delijke passie en uiteraard in het Latijn riep hij Stappershoef tot de orde. Gij zijt toch voorzitter van deze commissie van leken, zij zijn aan u verantwoording verschul- digd, u moogt ze wat mij betreft afzetten. Zijn dit nog katholieken, die zich tegen mijn wensen dur- ven te verzetten.!^ Stappershoef bond toen in, maar hield wel vol dat hij niet tegen zijn commissie kon ingaan. Dat waren immers de meest aanzienlijke Utrechtse rooms-katholieken. Uiteindelijk kreeg de parochie
van de H. Willibrord toch nog het felbegeerde nieuwe bedehuis. In 1877 kon de door A. Tepe ont- worpen neo-gotische kerk aan de Minderbroederstraat in gebnjik worden genomen. |
|||||||||||||||||
Afgekocht
Het drama werd voortgezet
in 1844. Een der hoofdrolspelers had inmiddels het veld moeten ruimen: Stas was op eigen ver- zoek gepensioneerd. Zijn opvol- ger was pater P. Butot. Deze werd plotseling geconfronteerd met een weigering van Hartman de eerste aflossing te doen en de rente te betalen. Jammer, maar de kerkekas was leeg. Een complice- rende factor voor de augustijnen was dat Hartman het inmiddels tol aartspriester had geschopt en dus een geduchter tegenstander was geworden. Om een publiek schandaal te voorkomen moest de vice-superior zich er weer mee bemoeien. Hij stelde een altoop- som voor. Hartman bood ƒ 9000, maar de augustijnen wilden mini- maal ƒ 11.300. Uiteindelijk hakte I. Ferrieri, de opvolger van Capac- cini, de knoop door en bepaalde de prijs op / 10.000. Butot werd ontboden en gedwongen om de kwitantie te tekenen. Het laatste bedrij I speelde zich af
in 1852. Hartman eiste in april van dat jaar plotseling twee huis- jes op die gelegen waren naast zijn kerk in de Herenstraat. Hij meende ontdekt te hebben dal die mede begrepen waren in de overdracht van 1841. De nieuwe pastoor H. Stappershoef vroeg zijn voorganger Butot om advies. Deze was zeer verwonderd. De kapelaan van Hartman had ooit nog geld geboden voor de huis- jes. Eigendomspapieren waren er |
|||||||||||||||||
De St'Augustinus- Stas, er langzamerhand van over-
kerkaande tuigd dat de aartspriester 'een Oudegracht, 1934. blinde en onderdanige dienaar''''
Foto door A. van van Hartman was, eiste steeds
dePol.CAU indringender zijn / 10.000 op.
Het kerkgebouw in de Dorstige
Hartsteeg bracht bij de verkoop op 21 mei 1842 echter maar ƒ 7150 op, minder dan was ver- wacht, maar volgens de augustij- nen onder meer een gevolg van de lange leegstand en het nodige brute breekwerk. Vervolgens wei- gerde Stas een kwitantie te onder- tekenen voor de ontvangst van de ƒ 7150. Hij vreesde dat Hartman de zaak daarheen zou leiden dat dit bedrag in plaats van de toege- zegde ƒ 10.000 zou komen. Op 31 juli stelde Vermeulen uit de districtskas de ontbrekende som aan Hartman ter hand. Deze meldde pas in september aan Stas dat hij het gehele bedrag nu disponibel had. Hartman vroeg hem nu de kwitantie te tekenen. |
|||||||||||||||||
Geraadpleegde bronnen en
literatuur GAU, archief parochie 5t. Augustinus,
inv.nrs. 2,100 en 101 GAU, archief parochie 5t. Wiliibrordus, inv.nr. 2 RAU, archieven van de aartspriesters van de Hollandse Zending, correspon- dentie van de aartspriester van Utrecht |
|||||||||||||||||
32
|
|||||||||||||||||
naart I april 1995
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
VAN
|
DE LEESTA
|
FEL
|
|||||||||||||||||||
De Bilt
Het december 1994-nummer
van De Biltse Grift bevat een selectie van materiaal uit twee brochures, die in 1918 en 1921 verschenen om de wijk Bilt-sta- tion, later Bilthoven, onder de aandacht van potentiële bouwers te brengen. Bilthoven, 'een magneet voor al-
len, die gezondheid, kalmte en rust' zoeken, was door het trein- station goed vanuit diverse grote plaatsen te bereiken en men hoopte dat zakenmensen, na ge- dane arbeid, hier een plaatsje zouden willen zoeken waar zij zich in de prachtige natuur kon- den verpozen. In de prospectus zijn bouwplannen voor luxe-ho- tels opgenomen, diverse parken waarin mooie woningen waren gepland en zelfs werd er ruimte geschapen voor een soort dorps- centrum, waar een postkantoor, een vergaderruimte en andere ge- meenschappelijke voorzieningen gevestigd zouden worden. In de tweede prospectus wordt duide- lijk gemaakt, dat Bilthoven een lage belasting kent, beschikt over electrische straatverlichting en een telefoondienst. IJsselstein
Ook in IJsselstein heeft de
kastelenkoorts toegeslagen. Het decembernummer 1994 is geheel gewijd aan drie kastelen die in de gemeente gestaan hebben. Her- mans gaat in op een belangrijke bron voor de bouwgeschiedenis van kasteel IJsselstein, het notitie- boekje van Jan van Stolk uit 1769, waarin hij verslag doet van een inspectie van het kasteel. In dat boekje staan ook door Van Stolk uitgevoerde inspecties van andere gebouwen in IJsselstein en zaken als de stadsmuren en het |
|||||||||||||||||||||
riool. Het boekje kent ook een aan-
tal plattegronden, waarvan er di- verse zijn afgebeeld bij het artikel. De vroegere archivaris van Montfoon, C. Noordam, nu werkzaam in Amsterdam, gaat in twee artikelen in op de geschie- denis van het Huis te Vliet en het Huis ter Heul. Beide huizen stam- men uit de veertiende eeuw, maar waar Te Vliet is omgebouwd tot een statig landhuis, is van Ter Heul niets meer over. Via miniti- eus archiefonderzoek kon bij be- nadering de plaats waar het ooit gestaan heeft, worden vastge- steld. In het in 1995 te verschij- nen nieuwe Utrechtse Kastelen- boek kunt u meer lezen over deze en andere kastelen. Breukelen
Net als in IJsselstein is in
Tijdschrift Historische Kring Breukelen december 1994 een ar- tikel gewijd aan de veertiende eeuw. Het gaat hier om een on- derzoek naar de leenmannen en - vrouwen van Laag-Nieuwkoop, uitgevoerd door A.A. Manten. De ontginning van Laag-Nieuwkoop is jonger dan de ontginning in de Vechtstreek er vlakbij, mede te zien door de onregelmatiger vorm. Manten gaat er van uit, dat de gerechtsheerlijheid Laag- Nieuwkoop in handen is geko- men van het machtige geslacht Uten Goye. Via een huwelijk met Hendrik van Vianen kwam het daarna in bezit van dat geslacht. Latere gerechtsheren komen uit het geslacht Uten Hamme, dat kasteel Den Ham nabij Vleuten in bezit had. In 1728 bleek dat de laatste Uten Hamme een nicht Van der Borch als erfgenaam aan- gewezen had. Aan het einde van de achttiende eeuw kwam het ge- recht aan de Staten van Holland. |
|||||||||||||||||||||
A.K. de Meijer, Augustinus in de
Domstad, 350 jaar zielzorg van de Augustijnen 1636-/986 (Utrecht, 1986) A. Pietersma, DJ. Wijmer m.m.v. J.A.C. Mathijssen, Inventarissen van de archieven van de in 1855 opge- richte r.k. parochies in de stad Utrecht... (Utrecht, 1993). Publika- ties van de Gemeentelijke Archief- dienst Utrecht 6. Algemene inleiding, 7-32. |
|||||||||||||||||||||
Noten
1. Bewerking van een voordracht
gehouden bij de uitreiking op 29 april 1993 in de Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht van het eerste exemplaar van de inventarisssen van de Utrechtse parochiearchieven. 2. Augustinus, 2, Stas aan Hartman,
4-10-1841 3. Willibrordus, 2, Hartman aan
Vermeulen, 25-8-1839 4. SA IV, 94, 11-1-1841/1-4-1841
5. SA IV, 94 28-1-1841, insertie 96
6. Augustinus, 2, ing. brief van Joh.
Ooms, 14-2-1841 7. R.K. Armenkamer, 15,19-8-1840; 59,
7-2-1841 8. SAIV,94, 28-1-1841, insertie 97
9. Willibrordus, 2, Hartman aan
Vermeulen, 16-3-1841 10. Aartspriesters, 1052, Antonucci aan
Vermeulen, 30-3-1841,18-3-1841 11. Aartspriesters, 1052, Capaccini aan
Vermeulen, 30-8-1841 12. Willibrordus, 2, Hartman aan
Vermeulen, 10-9-1841 13. Aartspriesters, 1058, Vermeulen aan
Capaccini, juli 1841 14. Augustinus, 2, Stas aan Ferrieri, 4-5-
1842 15. Augustinus, 2, Belgrado aan Stap-
pershoef, 30-3-1853 |
|||||||||||||||||||||
33
|
|||||||||||||||||||||
@
|
|||||||||||||||||||||
naarl I april 1995
|
|||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||
AGENDA
|
VONDSTEN
|
||||||||||||||||||
In een oude stort
Tussen de bebouwing aan de
Lange Nieuwstraat en het pand Payenborch aan de Oude Gracht kwam na de sloop van een deel van dit pand, begin '94, een flink binnenterrein voor archeologisch onderzoek beschikbaar. Bij de op- graving werden in een paar oude puinkuilen enkele fragmenten bewerkte natuur(kalk)- steen ge- vonden met opmerkelijk scherpe aanvankelijk raadselachtige reliëfs. In de loop der dagen groef men meer brokken op en groeide het aantal tot zo'n vijftien aan, waar- van een deel aan elkaar bleek te passen. Toen rees het vermoeden dat het hier om delen van een schoorsteenfries ging en na oriën- tatie in o.a. de catalogus (1928) van het Centraal Museum werd dat bevestigd. Hoewel maar nau- welijks twintig procent van de fries (die ongeveer 45x150x8 cm groot zal zijn geweest) behouden was, blijken de daarop aangetrof- fen motieven in belangrijke mate identiek te zijn aan die van een aantal schoorsteenfriezen uit het museumdepot. Voor hun date- ring wordt de late 15de, mogelijk |
|||||||||||||||||||
25 april 1995 ,^
Concert Reicha Quintet kS^
ten bate van het restau- ratiefonds dertrudis- kapel Het Utrechtse blazers-
ensemble Reicha Quintet geeft een concert waar- van de baten geheel ten goede komen aan de Stichting Restauratie- fonds Gertrudiskapel. De toegangsprijs bedraagt f35,- p.p., incl. een glas wijn tijdens de pauze van het concert. De voormalige schuilkerk van Ste Gertrudis werd in 1992 volledig gerestaureerd. De restauratiekosten zijn echter nog niet ge- heel "afbetaald". De Stichting heeft nog een aflossingsverplichting van f 350.000,- aan het Nationaal Restauratiefonds en probeert onder meer door fondsenwerving hieraan te voldoen. Het aantal zitplaatsen is beperkt: men wordt aangeraden te resen/eren. Kaarten zijn vanaf 1 april verkrijgbaar bij Muziek- handel Broekmans en Van Poppel, Korte jansstraat 13, Utrecht Aanvang : 20.15 uur, de kapel is open
vanaf 19.30 uur. |
|||||||||||||||||||
vroege 16de eeuw, aangehouden.
Vooruitlopend op een nadere be- studering, zij hier slechts vermeld dat het beeldvlak binnen een geprofileerde omlijsting in drie medaillons verdeeld is, omgeven door flamboyant gotisch traceer- werk. Het centrale medaillon, slechts een kwart bleef behouden, toont de Heilige Maagd met hoofddoek, omgeven door een stralenkrans. Het daarbij beho- rende Christuskind in haar armen en de gebruikelijke maan- sikkel gingen helaas verloren. Een klein onregelmatigheidje onder aan de kin van Maria kan op een handje van het Christuskind wij- zen. Van de flankerende medaillons is
links \Tijwei niets, rechts daaren- tegen een substantieel deel be- houden gebleven. Het toont een wapenschild, dat aan riemen met een gesp is opgehangen. Het nog niet geïdentificeerde familie- wapen is in acht horizontale bal- ken verdeeld, afwisselend glad en geblokt uitgevoerd. |
|||||||||||||||||||
t/ml oktober 1995
Tentoonstelling "Amersfoort bevrijd.
De laatste dagen van een frontstad"
Museum Flehite, Westsingel 50,
Amersfoort
Open: di. t/m vrij. 10-17 uur,
zat. en zon. 14-17 uur
In Museum Flehite is een tentoonstelling
te zien over de bevrijding van Amers- foort, 50 jaar geleden, en de dagen er om heen. Amersfoort ontsnapte in april op het nippertje aan een verwoesting en werd pas op 7 mei door de Canadezen bevrijd, waarna de opmars naar het Wes- ten kon beginnen. |
|||||||||||||||||||
34
|
|||||||||||||||||||
noarl / april 199 5
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
B
|
•IE K E N S C H O
|
U W
|
||||||||||||||||||||||
Utrecht in vogelvlucht
|
||||||||||||||||||||||||
Een aanrader voor de geïnteres-
seerde leek. A. van Hulzen, Utrecht. Een beknopte
geschiedenis van de oude bisschopsstad. Uitgeverij Bijleveld, Utrecht 1994,176 pp., il!., prijs; ƒ 29,90, ISBN 90-6163-352-X. (AvdZ) |
bij zich soms vermakelijke tafe-
reeltjes afspeelden. Zo gebeurde het een keer dat enkelen van hen gearresteerd werden onder ver- denking Ierse vrijheidsstrijders te zijn. Als in 1723 de Hogenheu- velse president Verschueren over- lijdt, valt het doek voor het college. Snelle actie vanuit Utrecht voor- kwam niet dat de Brusselse inter- nuntius Spinelli erin slaagde het college in 'roomse' handen te brengen. De priesteropleiding voor de Oud-Katholieke kerk zou enkele jaren later in Amersfoort gevestigd worden. Het informatieve en aantrekkelijk geschreven boekje heeft een tragi- sche voorgeschiedenis. Eerstge- noemde auteur, pastoor van de Oud-Katholieke parochie Johan- nes de Doper in Schiedam, was de eigenlijke initiatiefnemer van het project. Hij overleed tamelijk plotseling in 1990. Het door hem verzamelde materiaal is voor publikatie geschikt gemaakt door de Tilburgse hoogleraar Jacobs. Fred Smit & Jan Jacobs, Van den Hogenheuvel gekomen. Bijdrage tot de geschiedenis van de pries- teropleiding in de kerk van Utrecht 1683-1723. Vallthof Pers, Nijmegen 1994, 253 pp., il!.,
prijs: ƒ 35, ISBN 90-5625-002-7. (AvdZ) |
|||||||||||||||||||||||
DR. A. VAN m I./.1.N
UTRECHT
Ken beknopte geschiedenis van
de oude bisschopsstad |
||||||||||||||||||||||||
Studeren o\er de grens
Katholieke jongens die in de
17de en 18de eeuw priester wil- den worden, waren gedwongen hun opleiding buiten Nederland te volgen. Katholiek onderwijs was in de Republiek bij wet verboden. De meeste studenten gingen naar Keulen of Leuven waar speciale Nederlandse opleidingsinstituten waren opgezet. Het Hogenheuvel- college was aanvankelijk geves- tigd in Keulen maar werd in 1683 naar Leuven verplaatst. In die tijd lag Keulen zo ongeveer aan de andere kant van de wereld: het vergde twee maanden reistijd om er te komen. Leuven was eenvou- diger bereikbaar en er waren minder problemen met de taal. Als in 1702 de Utrechtse apost- olisch vicaris Petrus Codde door paus Clemens XI geschorst wordt, raakt ook het Hogenheuvelcollege betrokken bij het conflict dat uiteindelijk zou leiden tot een afscheiding en het begin van de Oud-Katholieke kerk. De studen- ten zaten in een moeilijk parket want door wie moesten zij zich laten wijden? Na de dood van Codde (in 1710) ging het Utrechtse kapittel in het buiten- land op zoek naar potentiële wijbisschoppen, die onder andere in Ierland en Frankrijk werden gevonden. Onder strikte geheim- houding vertrokken de wijdelin- gen naar deze beide landen waar- |
||||||||||||||||||||||||
liiri lAii.n
|
||||||||||||||||||||||||
De bijna negentigjarige A.
van Hulzen is een monument. Dr. Van Hulzen, hij promoveerde in 1932 bij de Utrechtse histori- cus Kemkamp op een onderwerp uit de Nederlandse Opstand, heeft zo langzamerhand meerdere boekenplanken volgeschreven over de geschiedenis van Utrecht en tot de dag van vandaag vult hij wekelijks een historische rubriek in Het Stadsblad. Als geen ander weet hij het brede publiek aan te spreken, een verdienste die niet lichtvaardig afgedaan mag wor- den. In zijn jongste publikatie behan-
delt hij de geschiedenis van Utrecht in vogehTicht. Het boek is aantrekkelijk geprijsd, toeganke- lijk geschreven en geïllustreerd. |
||||||||||||||||||||||||
39
|
||||||||||||||||||||||||
maart I april J995
|
||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||
C H A N D A A
|
|||||||||||||||||||||
Vechtpartij op de Piazzci Na\ona
Twee mannen (van buitenlandse afkomst) zijn gisteren op de Plazza Navona
met elkaar slaags geraakt. Giovanni van S. en Arnaldo R., beide afkomstig uit het nederduitse Utrecht, lagen al enige tijd met elkaar overhoop. Toen zij elkaar gisteren tegen kwamen op Rome's fameuze plein begonnen zij elkaar uit te schelden. Arnaldo R. sloeg Van S. een blauw oog, waarop Van S. een stok pakte en terugsloeg. Arnaldo R. heeft bij de politie een aanklacht ingediend tegen zijn landgenoot Giovanni van S. De laatste zal zich binnen enkele dagen voor zijn wangedrag moeten verantwoorden. Klachten over misdragingen van Vlaamse en nederduitse ambachtslieden nemen de laatste maanden enorm toe. Zie ook "van de redactie". |
|||||||||||||||||||||
Gelukkig voor hem kreeg Van
Santen van de kapelaan een schriftelijke bevestiging dat het achterhouden van de postwissel geen opzet was geweest. Van San- ten werd vrijgesproken, maar haalde zijn gram door Romolar twee maal vast te laten zetten op beschuldiging van laster. Het was juist na zijn vrijkomst dat Romolar Van Santen tegen kwam op de Piazza Navona. Getuigen verklaren - onder ande- re twee vrienden met wie Van Santen over het plein liep (de he- ren Comelis Duyst en Wouter Strip) - dat Romolar op hen af was gekomen en hen had lastig gevallen. Hij liep dreigend om Van Santen heen en voegde hem nogal wat scheldwoorden toe. Daarbij ging hij te ver. Zowel Van Santen als de getuigen verklaren met nadruk dat Romolar het woord "fielt" gebruikte, hetgeen een zeer onbetamelijk woord was "(dicendoli "filt" che e in detta lingua e parola molto inguiriosa: hij noemde hem fielt, hetgeen in die taal (nederlands) een zeer be- ledigend woord is)". Dit woord deed het handgemeen ontvlam- men. Romolar zou Van Santen in het oog gestoken hebben, iets wat Van Santen op het politiebureau nog kon laten zien. (Een verge- lijkbaar voorval vond onlangs plaats met een speler van F.C. Utrecht . Zou het 'in de ogen prikken' een typisch Utrechts ver- schijnsel zijn?). Van Santen vluchtte daarop een boekwinkel in en vond daar een stok, met welke hij weer naar buiten liep en de vechtpartij voortzette. De processtukken laten verschei- dene getuigen aan het woord. Jammer genoeg voor Romolar konden zijn getuigen alleen be- vestigen dat er 'boze geruchten' |
|||||||||||||||||||||
Dit berichtje zou heel goed de
voorpagina van een Romeinse Telegraaf gesierd kunnen hebben op 11 april 1606. Achter zo'n klein berichtje gaat natuurlijk altijd een heel verhaal schuil. Het betreft hier een langlopend con- flict tussen de houtsnijder (of timmerman) en later architect Jan van Santen (Giovanni Vansarrzio) en Arnaldo Romolar (of Arume- lar), beiden afkomstig uit Utrecht en beiden gevestigd in Rome om daar een bestaan op te bouwen als ambachtsman/kunstenaar. |
vrij succesvolle - Van Santen een
hardnekkige afgunst ontwikkelde. Barmhartigheid wil nog wel eens tot nijd leiden in plaats van tot dankbaarheid. Zo beschuldigde Romolar Van-
sanzio op een gegeven moment van oplichting. Van Santen had het binnen de nederduits/vlaamse broederschap in Rome (de Santa Maria del Campo) gebracht tot bestuurslid. In die positie had de Utrechter een brief in handen gekregen - bestemd voor aan andere nederlander in Rome - met bijgesloten een geldwissel voor 24 scudi. De brief met de wissel moest afgegeven worden bij een kapelaan, maar deze had de brief nooit ontvangen. Romo- lar strooide het bericht rond dat Van Santen de brief, met het geld, opzettelijk had achtergehouden om zelf in te wisselen. Hij ging zelfs zo ver dat hij Van Santen officieel aanklaagde voor oplich- ting. Vansanzio voerde bij zijn verweer aan dat hij - stom natuurlijk - de brief op de schoorsteen had gezet en vervol- gens drie maanden was vergeten. |
||||||||||||||||||||
Fielt
Eerst iets meer over de ruzie
op de Piazza Navona. Romolar was een korte tijd hiervoor in Rome gearriveerd en was bij aan- komst niet in goede doen. Op aandringen van vrienden had Van Santen een tijdje de zorg voor het onderhoud van Romolar, die "arm en hongerig was", op zich genomen. Maar deze barmhartig- heid had niet tot dankbaarheid geleid. Integendeel: het lijkt erop dat Romolar voor de - in Rome al |
|||||||||||||||||||||
40
|
|||||||||||||||||||||
B. van Santen
|
|||||||||||||||||||||
maart / april ] 995
|
|||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||
de ronde deden over Van Santen
en een verduisterde postwissel. De andere getuigenverklaringen lieten betreffende de vechtpartij een duister licht schijnen op het handelen van Romolar. |
sance volstrekt gebruikelijk was
dat allerlei soorten kunstenaars gebouwen ontwierpen. Het enige dat telde was het vermogen tot 'disegno' (ontwerpen). Jan van Santen werd assistent van de pau- selijke architect Flaminio Ponzio en na diens plotselinge dood in 1613 officieel 'architetto di papa'. Hiermee passeerde de relatief on- bekende Utrechter de verwachte opvolger en veel beroemdere architect Carlo Mademo. In dienst van Paus Sixtus V en diens neef Scipio Caffarelli, beter bekend als Scipio Borghese, heeft Van Santen onder andere gewerkt aan de villa Mondragone, het Casino Rospigliosi-Pallavicini, de Villa Borghese en aan diverse fon- teinen. Na zijn dood is Van Santen vrij
snel in de vergetelheid geraakt. Zo'n uitzonderlijk architect was hij nu ook weer niet en de kunst- geschiedenis zag hem over het hoofd tussen de grote namen voor en na hem, zoals Bramante, Mademo en Bemini. (Van Santen heeft overigens nog wel samenge- werkt met de vader van Bemini). Het is dan ook alleen vanuit Utrechts gezichtpunt bekeken, dat die vergetelheid een groter schandaal is dan een vechtpartij op de Piazza Navona. Jan van Santen is in 1621 over- |
leden en werd begraven in de
Santa Maria del Anima, de kerk waar ook het graf van die andere Utrechter ligt: Paus Adrianus. |
||||||||||||
Bronnen:
Baglione, Le vite de pittore, scultori
etarchitetti, Rome 1642 Hoogewerff, De bouwmeester Jan van Santen en zijn tijdgenooten, Mededeelingen van het Nederlandsch InstituutteRome, 1,1942 Met name Hoogewerff heeft tijdens zijn verblijf in Rome veel onderzoek gedaan naar Nederlandse kunstenaars. Hij verhaalt onder andere van het proces tegen Van Santen. |
||||||||||||||
Architect \an de paus.
Al met al werd Giovanni
Vansanzio niets ten laste gelegd. De kwade geruchten, de ruzie op het plein en de dagvaardiging hebben blijkbaar ook zijn carrière niet beschadigd. Nog geen jaar later wordt Van Santen in de officiële boeken genoemd als architect van de paus. Jan van Santen was rond 1580 vanuit Utrecht naar Rome geko- men en werd aanvankelijk inge- schreven als schrijnwerker, ma- ker van onder andere (kunst) kasten. Hierbij bekwaamde hij zich met name in de architectoni- sche detaillering, die destijds mode was bij dergelijke meubels. Dit beviel hem blijkbaar zo goed, dat hij -zoals de kunstenaars biograaf Baglione opmerkte - "zin kreeg de regelen der architectuur nader te bestuderen en zich de kunst eigen te maken welke nodig is om een bouwwerk naar eis samen te stellen". Dit is niet zo vreemd als men zich bedenkt dat het bin- nen het gedachtegoed der Renais- |
||||||||||||||
41
|
||||||||||||||
De Piazza Navona
|
||||||||||||||
aan I april 1995 V^ük OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
•lOGGETUG
|
||||||||||||||||||||||
Douchen buitenshuis
|
||||||||||||||||||||||
per week en soms zelfs twee keer.
Tijdens schooltijd, tussen 9 en 11 uur. Op gemeentekosten kregen ze een handdoekje en een stukje zeep. Zeker tot 1970 bleven die groepen schoolkinderen komen. Verder kwamen er gezinnen. Je
had een speciale gezinskaart en de knipkaarten waarmee je vijf keer kon. Die waren alleen maar geldig van dinsdag tot en met donderdag. Er is nog een periode geweest dat de bejaarden donder- dagmorgen apart mochten komen. Vrijdag en zaterdag waren de drukste dagen, de baden waren dan duurder. Het was het einde van de werkweek en de arbeiders kwamen dan. Mensen hadden thuis nu eenmaal geen douches. Het badhuis aan de Thorbecke- laan kreeg bijvoorbeeld mensen van Werkspoor, de Demka en Pannevis. Vrijdags was het bad- huis geopend tot half 10 's avonds. Maar voordat het publiek weg was en alles weer schoon was voor zaterdagochtend... Het is net als bij een kruidenierswinkel: de vakken moeten gevuld zijn en al- les moet gereed staan. Zaterdags was het badhuis geopend van 8 uur 's morgens tot 6 uur 's avonds. Gescheiden
Het badhuis aan de Zonstraat
had 10 kuipbaden en ongeveer 40 douches. Voor 12 cent kon je een handdoek huren. Je mocht 25 minuten douchen, inclusief aan- en uitkleden. Vrijdag en za- terdag 5 minuten korter. Aan elke douchedeur hing een klokje. Als de tijd voorbij was, moest ik op de deur kloppen. In badhuis de Spaamestraat kwam op vrijdag- avond altijd een mevrouw met een wekker: die was bezorgd dat |
||||||||||||||||||||||
Chris van Staa (geb. 1927): In 1959 begon ik als badknecht in het badhuis aan
het Willem van Noortplein. Binnen een heel snelle tijd was ik badknecht/stoker. Het is een beroep apart, maar ik wilde mijn tanden er toch inzetten. Er werd toen gestookt met brechcokes, van die hele grote kolen. Alleen het badhuis aan de Kanaalstraat was al omgebouwd tot oliestook: dat was toendertijd al één van de drukste badhuizen. De stoker leerde mij de fijne kneepjes hoe je een ketel moet verzorgen: dat is echt machinistenwerk waar heel wat bij komt kijken. Je moet het vergelijken met een grote locomotief. Om de ketels zit een buitenmantel met water dat heet gestookt moet worden om warm water voor de douches te hebben. De boilers in het badhuis aan de Zonstraat, waar ik later badmeester werd, hadden een capaciteit van 12000 liter met heet water van tussen de 700 en 800. |
||||||||||||||||||||||
De ronde
In koudere periodes begon
de stoker doorgaans om zes uur 's morgens. Ik ging dan alle bad- huizen af, eerst dat van de Thor- beckelaan, omdat dat het dichtst bij lag. Ik begon dan met ketel- verzorging. Als de ketels uit waren dan ik moest ik ze weer aanmaken met behulp van takkenbossen of droog hout. Daarna maakte ik een rondje langs de andere bad- huizen: Utrecht had er in totaal zes. Dat ging allemaal op de fiets, pas later kreeg ik een brommer. Eén keer per week werden de boilers en ketels geheel verzorgd, een soort grote schoonmaak. Door de zes badhuizen te rouleren, kwamen ze in de loop van de week allemaal aan de beurt. In 1970 werd ik badmeester in
het badhuis aan de Zonstraat. De badmeester was verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering: hij was de bedrijfsleider. Belangrijk was |
||||||||||||||||||||||
de dienstverlening aan het publiek.
Je ontving de mensen, zorgde dat de verlichting goed was binnen, de kranen werkten en dat de brandstof op peil bleef. En je deed de kaartverkoop. Er waren er bij waar de vrouwen van de badmeesters meewerkten als cas- sières. Er mocht ook niks lekken. We repareerden zoveel mogelijk zelf, het grotere werk lieten we over aan monteurs. |
||||||||||||||||||||||
Schoolhaden
De eerste twee baddagen,
dinsdag en woensdag, waren de badhuizen geopend van 9 tot half 12 en 's middags van 2 tot half 7. Donderdag werd er 's avonds een uur bij aangeplakt. Dinsdagmor- gen kwamen hele klassen lagere schoolkinderen onder begeleiding van een onderwijzer of onderwij- zeres. Allemaal gratis en voor niks: de gemeente betaalde dat. Die schoolkinderen kwamen één keer |
||||||||||||||||||||||
42
|
||||||||||||||||||||||
/l/bert van der
Zeijden |
||||||||||||||||||||||
maart I april 199.5
|
||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||
Turkse mensen. Ikzelf kwam bij
de belastingdienst te werken, bij de gemeentelijke belastingen.' Maar ik heb altijd met veel plezier in het badhuis gewerkt; vooral omdat je eigen baas was en veel contact met het publiek had. Ik kom nog vaak mensen tegen die vroeger bij mij in het badhuis kwamen. Vanmorgen nog een man bij V&D, die vroeger bij mij in de Thorbeckelaan kwam. Ik ken ze nog allemaal van gezicht. Stuk voor stuk. |
||||||||||||||||||
laan kreeg je soms de publieke
vrouwen van de schuitjes aan het Zandpad. Die kwamen zaterdag- morgen, als ze 'nachtdienst' had- den gehad, met drie of vier in een prachtige luxe auto. Die gingen dan niet onder de douche maar namen de eerste twee kuipen. Er was altijd één leidster die voor het hele gezelschapje betaalde. |
||||||||||||||||||
ze niet op tijd uit bad zou zijn. Ze
nam altijd twee kaartjes voor een kuipbad, zodat ze de dubbele tijd kon blijven. Een kwartier voor tijd hoorde je dan de wekker aflo- pen. Dat werkte wel op de lach- spieren. Dames en heren moesten geschei-
den douchen, je had een man- nenkant en een vrouwenkant. Als het erg druk was mochten man- nen ook wel aan de vrouwenkant (er kwamen over het algemeen meer mannen dan vrouwen). Maar nooit direct naast een vrouw. Je moest altijd een dou- cheruimte ertussen vrijhouden: anders hingen die mannen over de muur. Er waren ook mensen die in de doucheruimte hun be- hoefte deden en de strontrotzooi in de put frommelden. Kreeg het er dan maar eens uit! Op hoogtijdagen had je soms 5 a 600 mensen per dag. Met Oud en Nieuw en rond de kerstdagen was het altijd erg druk. In het badhuis aan de Thorbecke- |
||||||||||||||||||
Gezicht in en bui-
ten het badhuis in de Zonstraat |
||||||||||||||||||
Sluiting \an de badhuizen
Vanaf 1970 kwam het einde
van de badhuizen geleidelijk in zicht. Vooral vanwege het aard- gas. Mensen kregen geisers of elektrische boilers en konden voortaan thuis over warm water beschikken en dus een douche aanleggen. Op de gekste plekken werden in huis douches aange- legd. Er kwamen daardoor min- der mensen in de badhuizen, die vanaf 1975 stapsgewijze werden gesloten. Het laatste werd het badhuis aan de Kanaalstraat ge- sloten, ik geloof in 1977. Dat is nu een moskee geworden voor |
||||||||||||||||||
43
|
||||||||||||||||||
@
|
||||||||||||||||||
maart I april 1995
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
Ernstige baldadigheid
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oproep
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie in de goede oude tijd rondkijkt komt daar
verhalen en gebeurtenissen tegen die verras- send modern aandoen. Neem nu het bericht uit het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad van 12 juli 1909. Verontwaardigd zuilen de lezers zich hebben afgevraagd wat er van de jeugd terecht moest komen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie van de provincie
Utrecht
Wie verzint een naam?
Een werkgroep, waarin ook de
Vereniging Oud-Utrecht is verte- genwoordigd, werkt gestaag aan het opzetten van een algemene (dus niet alleen historische!) bi- bliografie van de provincie Utrecht. De titels van boeken en tijdschriften worden door een net van correspondenten in de pro- vincie verzameld. De titels van 1992 zijn inmiddels binnen, aan die van 1993 wordt gewerkt. Bin- nenkort zal dit titelbestand bij wijze van experiment in enkele bibliotheken on line raadpleeg- baar zijn. Het systeem kan ook jaaroverzichten in de vorm van een lopende bibliografie produce- ren. Het is de bedoeling - en voor een deel is dit al gerealiseerd - ook met terugwerkende kracht oudere titels in te voeren. Het ideaal is uiteraard een grote data- bank met de titels van alle boe- ken en tijdschriftartikelen ooit over welk onderwerp dan ook betreffende de provincie Utrecht verschenen. Deze bibliografie kan straks on
line worden opgeroepen onder de bestandsnaam 'UTRBIB', maar erg aarisprekend is deze naam niet. De werkgroep zou graag suggesties ontvangen voor een betere. Het aantal letters voor een bestandsnaam mag maximaal 12 bedragen. Voor de gouden tip is een aardige attentie beschikbaar!. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijdrage tot de kennis van de er-
gedijke tuchteloosheid der jeugd is geleverd.' De situatie is gemakkelijk te her-
kennen. Wat kwajongens die na een partijtje korfbal op een war- me zomeravond kattekwaad uit- haalden op een lege schuit; om- wonenden die in hun achtertuin glimlachend toekeken; een buur- vrouw die waarschuwde dat het uit de hand kon lopen en van de baldadige knapen een onbeleefd antwoord kreeg. Vervolgens de pontificale verschijning van een overijverige jonge politieman. Die dacht wellicht dat hij in één klap een aantal diefstallen kon oplos- sen. Vol dienstijver dreigde hij zelfs zijn wapen te gebruiken. De krant vond het bericht belang- rijk genoeg om er flinke aandacht aan te besteden. Er werd allang geklaagd over de toenemende on- veiligheid in de afgelegen buiten- wijken. Daar moest met strenge straffen paal en perk aan worden gesteld. Op de achtergrond speel- de een veel ernstiger probleem: het gezag van de politie kalfde af. Ook toen de zaak tot zijn werke- lijke proporties was terugge- bracht, bleef de krant aandringen op krachtige maatregelen. Als er niets gebeurde, zou de ergerlijke tuchteloosheid van de jeugd nog grote problemen kunnen opleve- ren, voorspelde de redacteur. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
juli 1909 - in een hoofdartikel
nogeens uit de doeken te worden gedaan. Onder de kop 'Baldadig- heid of erger?' behandelde de redacteur de schuldvraag. De jon- gens waren geen losgeslagen bar- baren, dat was nu wel duidelijk geworden uit de talrijke reacties die op het bericht waren binnen- gekomen. Zij hadden wel ernstige baldadigheid, ruwheid, brutali- teit, zelfs 'een begin van verzet te- gen een politie-ambtenaar' ge- toond. 'Eenerzijds is in het spel het prestige der politie. Ander- zijds is er al te veel aanleiding om aan te nemen, dat er aan den bui- tenkant der stad om en bij de Prins Hendrikstraat een nieuwe |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
baal worden opgemaakt. Toen ze
even te voren door een dame, bewoonster van de Frederik Hen- drikstraat, verzocht waren gewor- den hunne vemielzucht te staken, hebben ze deze op méér dan schandelijke wijze uitgejouwd. Het is te hopen dat een flinke straf, dezen korfballers op te leg- gen, een einde zal maken aan de baldadigheden, die in deze buurt schier avond aan avond worden gepleegd.' Dat journalisten ook een eeuw
geleden weleens overdreven om de aandacht te trekken, bleek de volgende dag. Toen berichtte de krant dat van meerdere kanten was meegedeeld 'dat de joligheid |
der jongelieden wel eens overlast
geeft, maar niet de harde beoor- deeling van gisteren verdient'. De inbraken konden hun niet toege- rekend worden. Zij hadden alleen maar gespeeld op een 'onbeheer- de praam, tot groot genoegen van glimlachtend toekijkende buren'. De inspecteur was een 'volontair' geweest, die drie keer had ge- dreigd: "Lig stil of ik schiet". Daarbij had hij aanstalten gemaakt zijn pistool te trekken. Een van de jongens had hem daarop toe- gevoegd: "Daarvoor zou je wel- eens lelijk op je gezicht kunnen krijgen". De zaak was gewichtig genoeg
om de daarop volgende dag - 14 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'In den laatsten tijd werd her-
haaldelijk ingebroken in de lood- sen op de sportterreinen van den heer Moerkoert, nabij de Frederik Hendrikstraat, zonder dat het ge- lukken mocht de daders in han- den te krijgen. Beroepsdieven wa- ren het niet, want telkenmale werden alleen voetballen vermist, terwijl andere voorwerpen van méér waarde kalm op hun plaats werden gelaten. In de afgeloopen week werden evenwel ook visch- netten en fuiken weggenomen, en roeibootjes van bewoners aan de Frederik Hendrikstraat moedwil- lig stuk geslagen. Het is thans gebleken, dat dit alles het werk is van opgeschoten kwajongens, leden van een korfbalclub, die in deze buurt hun sport beoefenen. Gisterenavond werden de belha- mels op heeterdaad betrapt door een inspecteur van politie; toen deze ambtenaar hen aanhield, terwijl ze bezig waren met een hun niet toebehoorende zand- schuit in de fortgracht te varen, was een der vlegels zoo brutaal om z'n kameraden aan te sporen den inspecteur 'met steenen naar z'n sm...' te gooien. De jongelui zullen van dit avond- je heel weinig plezier beleven, want alle elf of twaalf werden door den inspecteur genoodzaakt hunne namen op te geven; tegen P.D. 't Hart de geheele bende zal proces-ver- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AA
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inzendingen aan:
A. Pietersma
p/a Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht
Alexander Numankade 199
3572 KW Utrecht
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"De Zilveren
Schaats"-het water achter de f red. Hendrik- straat in de winter van 1905. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»gKtta°T.^ , „ -. _^..j:!,«M-iWffa»aiiij.y-a^>a<a», r-m-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maa rt I april l 995
|
OUD
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maart I april 1995
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
|||||||||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
|||||||||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht tel: 030-623866/626800 fax: 030-623274 |
|||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT |
|||||||||||||||||||||||||
d)
|
|||||||||||||||||||||||||
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V.
UTRECHT
OUDKERKHOF 25
TEL. (030) 31 52 51 |
|||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
* Elektra
* Klimaat
* Sanitair
* Beveiliging
|
|||||||||||||||||||||||||
Kaap de Goede Hooplaan 7,3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33 |
|||||||||||||||||||||||||
3512 GJ UTRECHT
|
FAX (030) 367144
|
||||||||||||||||||||||||
Tijdschriften
wil ik als hobby voor u
INBINDEN
Redelijk tarief en
100% handwerk. Co Passenier,
tel. 030-930867 (na 18.00 uur) |
|||||||||||||||||||||||||
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
|
|||||||||||||||||||||||||
/
|
|||||||||||||||||||||||||
Oud-Utrecht,
een levende vereniging met hart
voor Utrecht
Mccpiiilt'/i (ivcr de lockttnisl
Loden van de vereniging Oud-Utrechl weten waarover zij
hel hehbeii. Zij pralen met gezag mee over hel verleden en de toekomst van hun stad en hun provincie. lixriirsii's. lezingen en forums
Oud-Ulrecht organiseert excursies naar historische gebou-
wen, tuinen en dergehjke. Daarbij gaan vaak deuren open die normaal gesloten blijven. Op lezingen en forums worden historische en actuele
onderwerpen behandeld. Tijdsehrift, Jaarboek en Kroniek
Hel blad Oud-Utrechl, twee-maandelijks lijdschrift, geeft
volop informatie over de geschiedenis en hel heden van
stad en provincie.
Het Jaarboek Oud-Utrechl is bekend om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen.
Behalve het Jaarboek en hel tijdschrift ontvangen de 1800
leden van Oud-Utrechl elk jaar de Archeologische en
Bouwhistorische Kroniek.
De Ond-Ulrechl-Prijs
In 1992 is de Oud-Ulrechl-Prijs ingesteld, groot .3000 gul-
den. Eens in de twee jaar wordt deze prijs toegekend aan de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis van Utrecht. |
||||||||||||||||
/Muus
|
||||||||||||||||
NVM
|
||||||||||||||||
/^
|
||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______ 030 ■ 34 00 08
|
||||||||||||||||
1SB
|
||||||||||||||||
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11 |
||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
|
||||||||||||||||
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
|
||||||||||||||||||
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag 11-18 uur Zaterdag 11-17 uur
|
||||||||||||||||||
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
|
||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74 |
||||||||||||||||||
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
||||||||||||||||||
TAILORSSINCE 1850
|
||||||||||||||||||
AAR OUDE WAARDEN
NOG IN ERE WORDEN GEHOUDEN. |
||||||||||||||||||
'E
|
||||||||||||||||||
EN
|
||||||||||||||||||
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
||||||||||||||||||
/< oc/ /fi^^
|
|||||||||||||||
Utrecht
|
|||||||||||||||
68e jaargang nummer 3
|
|||||||||||||||
"DcliucuLio "üctcri? Castri Cai-t subici-taVili^ iiLLuUWi-ufH. j._. ■ iu
5Huiri üubDapokrLO Eccrc Ji-aJicoruiriCloöoiia^ lll.ct pifiHc Ma'ova A'-^ixf ■ tu*. |
|||||||||||||||
vtrcclix cii^caBuroiïi iiUiuv'i\'itH:cvitM xc.
|
|||||||||||||||
Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk van Willibrord? oeiineatio veteris
Castri
|
|||||||||||||||
Een Utrechtse school in de geschiedschrijving?
Ooggetuige |
|||||||||||||||
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
|
|||||||||||||||
®
|
|||||||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-88 21 31 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lul \cil ■\nliitnun\ CjiiionlM hup
./r/^ .0. /6 M/,rr//. W/. O.W- V/ rS-J> 6'6- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROTO SMEETS DE BOER
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
é^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Data tot Druk
|
C.LISM4N
BOUW&VASTGOED
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vneslantlaan 14, 3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht Telefoon 030-822 822 Fax 030-88 35 61 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
|||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks lijclschrili
68e jaargang nr. 3 mei/juni \995 ISSN 1380-7137 CXkl-Utrechl is een uitgave van de
Vereniging Üud-Ulrechl, vereniging UH beoelening en lol verspreiding van de kennis der gesehiedenis \an slad en provineie Ulreehl. VoouiKcT. J.W. Lemaier
Secretariaat: Mw, S.A.L. de Ciraall,
p/a Alexander Nuniankadc 201.
5'572KWUtrechL
/'i'niiiii_i;mc('S(ci;J,liaars.
Ukuni cii h opgeven uk lid van de veirnl-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar
Oud-Utreehi.
Anlwoordnumnier 3335,
3500VPUlrechi.
De coniribulic bedraagt / 54,= per
jaar (26- / 30,=; 65-f ƒ 44,= per jaar),
Conliihuüe- en Iccd'nutimini.sirülie;
Mw. C de Leeuw,
telefoon; 03645-62930.
Betaling eontribuiic op giro 575520.
Redactie: M Dollin, M. van Hattem,
B. \an den Hoven van Gendereii,
M.C, \-an Oudheusden,
B \'an Santen, V: "i^igeiaar,
M \an de V'riigt, A \'an der Zeijden.
KcJailicaJrcs:
Ale.xander Nuniankatle I *-),
3572KWUlreeht.
Vormy^cving: De Vormers, Utrecht
i^rulr De Boer (.Aiperus.
Oud-Ulreclil. 7"ivecmuun(Jcli)fe liidschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer; 26 juni 1995, vcrschijningsdaluni I augustus. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie. Alexander N jmankade 199, i572 KW Utrecht, op 5 'M of 3 Vi inch floppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0of5.l). Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Het gebruik van tussen- kopjes wordt aangeraden; illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
|||||||||||||||
Met het uitkomen van dit nummer zijn de uitgebreide Jeestelijkheden rondom 50 jaar bevrijding
in volle gang en in sommige gevallen zeljs al weer achter de rug. Vanwege de enorme aandacht die reeds in alle media besteed wordt aan de herdenking in het bijzonder en daarmee aan de Tweede Wereldoorlog in het algemeen, heeft de redactie gemeend de 'gewone' artikelen voorrang te mogen verlenen. Toch zult U ook twee kleinere bijdragen aantreffen die Utrecht in de Tweede Wereldoorlog tot onderwerp hebhen. Geheel binnen de stijl van de rubriek ooggetuige en in overeenstemming met de huidige trent om het verhaal van gewone mensen te laten horen is er een bijdrage over de 'alle- daagse'werkelijkheid van eenjongeman tijdens de laatste oorlogsjaren in Utrecht. De tweede bijdrage betreft een een onlangs gevonden Joto waarop een - door de redactie - nog ruet nader geïdentificeerde gebeurtenis uit de jaren '40 is afgebeeld. Wellicht dat U als lezer daarbij behulpzaam kunt zijn. |
|||||||||||||||
Inhoud
Van de redactie
Waar bevond zich de IVIaartenskerk van Willlbrord?
LA. van der Tuuk
Voorjaarsledenvergadering
Agenda
Boekenschouw
Een Utrechtse school in de geschiedschrijving?
Albert van der Zeijden
Mededelingen
Schandaal
Ooggetuige
Vondsten
|
|||||||||||||||
51
52 59
60 61 62 66
67 68 69 |
|||||||||||||||
51
|
|||||||||||||||
mei /juni 1995
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk
van Wïllïbrord? |
||||||||||||||||||
De discussie rond de recentelijk opnieuw onderzochte Heilige Kruiskapel op
het Domplein te Utrecht heeft het vraagstuk van de Sint-Maartenskerk van de 13 eeuwen geleden tot bisschop gewijdde Willibrord weer eens opgerakeld. Moeten we deze kerk op het Domplein zoeken of misschien toch ergens anders? |
||||||||||||||||||
de brief van Bonifatius beweerd
wordt. In deze brief wordt de stichting door Dagobert echter niet genoemd. Wel is er volgens de 13e eeuwse Domtafelen (wand- borden in de Dom, waarop latijn- se verzen van de oudste geschie- denis van Utrecht) en Beka sprake van een verwoest kerkje, dat door Dagobert herbouwd wordt en dan wederom door de Friezen wordt vemield. Voorts is er een oorkonde, die een vroegere stichting aan- geeft. In een bevestiging van een immuniteitsprivilege van Koning Pippijn de Korte uit de jaren tussen 751 en 754 worden de Merovingische koningen Clotari- us (Chlotachar) en Theodebertus (Theudebert) genoemd, die de Sint-Maartenskerk te Trecht ge- steund hebben. Het is niet duide- lijk of het om Chlotarius 1 (511- 584) of Chlotarius II (612-623) gaat. Ook bij Theodebert kan het gaan om twee koningen: Theode- bert I (534-547) of Theodebert II (595-612). Dit diploma is nogal omstreden. Blok vermoedt een over- schrijf fout, het zou gaan om de koningen Chlotarius IV (718-719) en Theudericus IV (721 -737) '. De stichting van het Frankische
kerkje in Trecht gaat dus moge- lijk terug tot in de 6e eeuw, mis- schien zelfs tot de dagen van de 'Austrasische' koning Theodebert I, die wellicht in dit gebied is ge- weest (in zijn strijd met de Deense koning Hygelac) en hier connecties (met de Wamen in het Rijnmond- gebied) had. En dan is er nog de Westfrankische koning Chilperik 1 (561-584), die de Friezen beteu- gelde volgens een lofdicht van Venantius Fortunatus •*. Dit soort anecdotes geven natuurlijk geen duidelijk uitsluitsel dat de Fran- kische machtssfeer in deze dagen |
||||||||||||||||||
Inleiding
In 753 blijkt de vakante bis-
schopszetel in Trecht inzet te zijn van een strijd tussen bisschop Hildigar van Keulen, die aan- spraak meent te kunnen maken op oude rechten en de missionaris Bonifatius, die over deze kwestie een brief stuurt naar paus Stephanus III met een pleidooi voor het be- houd van Traiectum als zelfstan- dig bisdom i. In dit schrijven, waarin uitgebreid wordt ingegaan op het werk van Willibrord is sprake van twee door deze missio- naris gebouwde kerken, één gewijd aan Sint-Salvator en de ander ge- wijd aan de schutspatroon van de Frankische koningen: Sint-Maarten. Deze laatste kerk bouwde hij op de resten van een door heidenen verwoest Frankisch kerkje binnen de burcht Trecht. Hoewel Bonifa- tius zijn brief wel wat gekleurd zal hebben om zijn pleidooi kracht bij te zetten, bestaat er geen reden om aan de juistheid van de in- houd te twijfelen. Is het nu na te gaan waar de in de brief van Bonifatius genoemde Sint-Maar- tenskerk (of het door de heide- nen verwoeste kerkje) gestaan heeft? In het volgende betoog wordt geprobeerd hierop een ant- woord te geven. Het Frankische kerkje
Laten we eerst kijken naar
dat Frankische kerkje. In dezelfde brief vermeldt Bonifatius de schen- king van het castellum met het vernielde kerkje door de Merovin- |
||||||||||||||||||
gische koning Dagobert I (623-
639) aan het Keulse bisdom. Volgens de 14e eeuwse kroniek- schrijver Johannes de Beka vero- verden de Friezen de burcht Trecht eerder op de Franken ^. Hierbij werd het Frankische kerkje verwoest. Maar de burcht werd door koning Dagobert her- overd en versterkt. Beka noemt echter geen bronnen voor zijn bewering. Dagobert heeft Trecht evenwel spoedig weer opgegeven en aan de Keulse bisschop Kuni- bert (625-665) geschonken, die natuurlijk niet zoveel kon begin- nen met deze bezittingen op Fries grondgebied, omdat de Friezen weinig op hadden met de gods- dienst van hun vijanden, de Fran- ken. Deze schenking van Dagobert I moet de bovengenoemde uit de brief van Bonifatius geweest zijn. De Friese koningen waren nu heer en meester over Trecht totdat de Frankische hofmeier Pippijn de Middelste (687-714) lussen 690 en 695 het gebied heroverde. De Friese koning Radbod heeft na de dood van Pippijn Trecht nog een- maal kunnen bezetten, maar de Franken hadden teveel overwicht en de oude koning Radbod werd uiteindelijk door Pippijns bas- taardzoon Karel Martel in 718 de- finitief verslagen. Het Frankische kerkje bestond dus
al in de dagen van Dagobert I, maar het is niet bewezen, dat het kerkje door deze koning is ge- sticht, zoals vaak aan de hand van |
||||||||||||||||||
52
|
||||||||||||||||||
LA van der
Tkiut |
||||||||||||||||||
mei /juni 1995
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
tot onze streken reikte, laat staan dat
de Franken hier een stevig gezag gevestigd hadden. De enige conclu- sie, die uit het voorgaande getrok- ken kan worden is, dat de aanwij- zingen voor het bestaan van een Frankisch kerkje vóór de regering van Dagoben I slechts vaag zijn. De Sint-Maartenskerk
Van de door Willibrord op
de fundamenten van het vernielde Frankische kerkje nieuw gebouwde Sint-Maartenskerk zijn wat meer bronnen, die ons iets vertellen over de plaats van deze kerk. Allereerst is er de brief van Boni- fatius, waarin staat, dat deze kerk werd gebouwd binnen de burcht Trecht op de resten van een Fran- kisch kerkje, zoals hiervoor reeds genoemd. Voorts zijn er twee Karo- lingische oorkonden: één van koning Pippijn de Korte van 23 mei 753 en een bijna woordelijke herhaling daarvan door Karel de Grote (1 maart 769) waarin beide koningen tiendschenkingen van hun voorvaderen bevestigen ge- daan aan de Sint-Maartenskerk te Trecht, die gebouwd is in vico, qui dicitur Treiecto super lluvi- um Reno 5. De Sint-Maartenskerk lag dus in de vicus Trecht. Een probleem in deze oorkonden is hel woord vicus. Als hiermee een buiten de burcht gelegen wijk |
zich aan deze bepaling gehouden
heeft. Verder is er een particuliere schenkingsakte uit 834, waarin staat: ad ecclesiam sancti Martini, que constructa est in castello Tra- iecto, dus de Sint-Maartenskerk staat ook volgens dit stuk in de burcht Trecht. Ook Beda, tijdge- noot van Bonifatius, noemt in zijn Historia de schenking van koning Pippijn van een plaats in het cas- tellum als bisschopszetel (locum cathedrae episcopalis in castello) 8. Het castellum behoorde tot de koninklijke domeinen, hierbinnen werd dus blijkbaar slechts een plaats afgestaan. En dan is er nog de Delineatio Ve-
teris Castri, een historische kaart, die Utrecht in het jaar 690 weer- geeft waarvan hierbij een detail wordt gereproduceerd (afb. 1) **. Het is niet duidelijk welke ge- schiedkundige waarde wij moe- ten hechten aan deze plattegrond, die veel later ontstaan is, mogelijk in de 17e eeuw, en waarop de situ- atie is aangegeven zoals aange- troffen door Willibrord bij zijn komst in Trecht. Hoewel er een aantal gefantaseerde details op staan, zoals de laat middeleeuwse bouwstijl, lijken andere details weer op een betrouwbare weergave van een vroeg middeleeuwse situ- atie die in de 17e eeuw onbekend moet zijn geweest, zoals bijvoor- beeld het uiterlijk en de ligging van het Romeinse/Frankische cas- tellum en de rivierenloop '". De Geer van Oudegein was de eerste die pas in de vorige eeuw een Romeins castellum in de buurt van het Domplein vermoedde ''. Dit castellum met de later bijge- bouwde hoektorens en ten noor- den daarvan (links op de teke- ning) de onregelmatig en licht gebouwde voorhof of curticula is duidelijk te herkennen. Binnen de burcht is een ronde sala (woning 53 van de burchtheer) te herkennen. Hiervan is door archeologen ech- ter niets teruggevonden. Eerder zouden de resten van de Romeinse principia (hoofdgebouw) als Fran- kische sala in aanmerking komen. Binnen de Frankische burcht is een Sint-Thomaskerk getekend. |
||||||||||||
wordt bedoeld, zoals in het klas-
siek Latijn, dan spreken deze stuk- ken alle overige oorkonden tegen. Maar waarschijnlijk zullen we hier te maken hebben met de Mero- vingische aanduiding voor een minder belangrijke plaats, waartoe we ook de onbeduidende grens- plaats Trecht moeten rekenen *>. De bovengenoemde Karolingische oorkonden verwijzen hier immers naar voorgangers uit de Merovin- gische periode. Onder de vicus moeten we dan de hele plaats, in- clusief burcht en burgerlijke ne- derzetting verstaan. Petri geeft een aantal voorbeelden met deze bete- kenis. Ook Levison ziet geen onder- scheid tussen castrum en vicus in de Utrechtse 8e eeuwse oorkonden. Pas in de 9e eeuw blijkt Trecht belangrijk genoeg om in de stuk- ken civitas genoemd te worden, zoals in een schenkingsoorkonde uit 838 van graaf Rodgarius, waarin het gaat om een ecclesiam sancti Martini que est infra muros iamdicte civitatis constructa '. Een indirekt gegeven vormt de kerkelijke bepaling, uitgevaardigd door de concilies van Sardica (344) en Laodicea (ca. 363), dat een bisschopszetel niet gevestigd mag zijn in een vicus. Hier is nog sprake van de klassiek Latijnse betekenis van het woord vicus. Het is aannemelijk, dat Willibrord |
|||||||||||||
Afb. 1
Delineatio Veteris
Castri, de mogelijk in del 7e eeuw gemaakte kaart van de situatie in het jaar 690. Foto: GAU |
|||||||||||||
/juni I 995
|
UTRECHT
|
||||||||||||
Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk
van Wïllibrord? |
|||||||||||||||
stuk naar het zuiden, in het ge-
bied Twijnstraat-Vrouwjuttenstraat- Lange Nieuwstraat, is pas weer een (pre-Romeins gevormde) ho- gere stroomrug te vinden, waarop bebouwing van betekenis kan heb- ben plaatsgehad, maar deze plaats ligt ca. 550 m van het castellum af 2*^. Het toponiem 'Oudelle' voor het oostelijk deel van dit gebied len zuiden van het castellum geeft de laagte van dit komgebied al aan en wijst niet op een 'oud rivier- dal', omdat hier in ieder geval sinds het begin van de jaartelling geen rivier (meer) heeft gestroomd. Veel auteurs hebben onterecht door het Nieuwegracht gebied een Rijn- loop verondersteld. Bij opgravin- gen is hier niets van gebleken. Ten oosten van het castellum zijn
alleen sporen van Romeinse be- woning gevonden, die alle wijzen op een hier aanwezige vicus ^". De vroeg middeleeuwse graven, gevonden aan de oostkant van het Pieterskerkhof liggen te ver van het caslellum af (175 m) om nog binnen de voorburcht te heb- ben gelegen. Het zijn overigens geen christelijke begravingen, getuige de (zuidelijke) oriëntatie van de lichamen en de gevonden bijgiften. Dat was ook niet te ver- wachten, omdat deze graven uit de 5e eeuw dateren. Er was toen hoogstwaarschijnlijk nog geen Frankische dus christelijke bezet- ting. De bijgaven verraden wel Frankische invloed. Aan de hand van de gevonden graven kan het maaiveld uit die tijd voorzichtig op ca. 3.20m +NAP geschat wor- den. Ook hier valt uit de graven op te maken dat een Hink deel van het oppervlak is geërodeerd in de latere middeleeuwen zodat ook hier geen Frankische bewo- ningssporen zijn te verwachten. |
|||||||||||||||
Afb.2 wachten zijn. Deze maaiveld-
Segrawngen aan- hoogte komt overeen met die
getroffen bij een welke is gevonden binnen het
opgraving aan het caslellum vanaf de laatste Ro-
Oudl(erkfiof. meinse bouwfase tot aan ruwweg foto; G/AU de Karolingische periode ^^. Het
Oudkerkhof was toen dus zeker
geen lage, drassige rivieroever, maar een van de hoogste gebie- den in de stad. Dat er een kleine kerk dicht bij de
rivier lag blijkt ook uit de Vita Bo- nifatii en de Vita sancti Sturmii. Na de moord op Bonifatius in 754 werd zijn lijk per schip naar Utrecht teruggebracht en in de miner ecclesia gebracht, omdat deze kerk 'dichter bij gelegen was' dan de basilica maier (Sint-Salvator- kerk, later ook aan Sint-Bonifatius gewijd) waar men zijn graf ging bereiden. Van Winter meent ech- ter, dat de kleine kerk de Sint- Salvatorkerk is, omdat hier de lijken van de vermoorde metge- zellen van Bonifatius begraven |
werden en deze kerk dit steeds m
haar overlevering bewaard heeft ^'. Het is niet duidelijk welke waarde wij moeten hechten aan zo'n overlevering. Het is in ieder geval volgens de bovengenoemde Vitae niet logisch, dat de hierna te bespreken Heilige Kruiskapel de- zelfde is als de miner ecclesia, om- dat deze pal naast de Sint-Salvator- kerk lag en het daarom niet uitmaakte in welke kerk het li- cfiaam van Bonifatius gebracht werd. Andere mogelijke plaatsen
Direkt ten zuiden van het
castellum is wel wat Romeins ma- teriaal gevonden, maar geen be- bouwing 28. Sporen uit de vroege middeleeuwen zijn hier niet ge- vonden. Het gebied was te laag en waarschijnlijk te drassig, zowel ten zuiden van het castellum als ten zuiden van de beide 'burgelij- ke' vici zijn aanwijzingen voor dit drassige gebied gevonden. Een heel |
||||||||||||||
56
|
|||||||||||||||
mei /juni 199 5
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Ten westen van het castellum is
een mogelijke Romeinse vicus aan- getoond met materiaal en bewo- nerssporen uit deze periode. Er zijn weinig aanwijzingen voor mense- lijke bewoning in dit gebied in de vroege middeleeuwen. Wel is er een schoeiïng of perceelscheiding uit de tweede helft van de 5e eeuw, een mogelijke (post-Romeinse) waterloop ten zuidwesten van de vicus en vroeg middeleeuws ma- teriaal gevonden. Uit deze gege- vens valt weinig te concluderen. Het maaiveld in de Frankische tijd van het gebied van het hoog middeleeuwse 'Stathe' rond de Buurkerk heeft lager gelegen dan dat van de Frankische burcht. Deze wijk is na de Noormannen- tijd tot bloei gekomen en vanaf deze tijd ook kunstmatig opge- hoogd. Hier is wat Romeins en Karolingisch materiaal gevonden, maar verder geen vroeg middel- eeuwse bewoningssporen 3i. In het castellum zelf is nauwelijks
een spoor van Merovingische ak- tiviteiten aangetoond en er is niets van een Frankisch kerkje gevonden. Toch is er veel onder- zoek verricht. Dat is in 1929 begonnen onder leiding van Van Giffen, gevolgd door de onder- zoekingen van 1933-1935 onder leidingvan Vollgraff en Van Hoorn. Het onderzoek is daarna weer op- gepakt met onderbrekingen tot 1949 door Van Giffen. Een over- zicht van deze opgravingen werd pas in 1989 gegeven door Ozinga en anderen. Helaas worden in de- ze publikatie voornamelijk de Ro- meinse vondsten belicht. Het middeleeuwse materiaal wacht nog op bewerking. De meest voor de hand liggende plaats voor het Sint-Maartenskerkje is de huidige Sint-Maartenskerk ofwel de hui- dige dom, omdat op veel plaatsen in Europa oudere kerken onder de nog bestaande liggen. In Utrecht is hiervan niets aange- toond. Slechts een muur onder het verdwenen Gotische midden- schip wordt door Van Giffen aan- geduid als afkomstig van een 'sacraal tweeperioden-gebouw uit |
||||||||||||
de vroeg- en laat- karolingische
periode', dus vanaf de 9e eeuw. De reeds genoemde domtafelen melden, dat de huidige domkerk precies op de plaats van de door Willibrord gebouwde Sint-Maar- tenskerk staat. Dit lijkt echter in tegenspraak met de bovengenoem- de levensbeschrijvingen van Boni- fatius en Sturmius, omdat dan de miner ecclesia en de basilica mal- er naast elkaar stonden. De Heilige Kruiskapel is van later datum, zoals blijkt uit onderzoek van Van Giffen. Een recentelijk verrichte C-14 ouderdomsbepa- ling van houtskooldeeltjes in de kalkmortel maakt duidelijk, dat de meest waarschijnlijke bouw- tijd in de 10e eeuw valt, waar- door de Heilige Kruiskapel moge- lijk pas door bisschop Balderik (918-976) gesticht kan zijn als het eerder genoemde binnen de burcht Trecht in de 10e eeuw herbouwde kerkje. Bedenkingen hiertegen op diverse gronden worden door de Utrechtse stads- archeoloog De Groot, die in 1993 een onderzoek naar de Heilige Kruiskapel heeft verricht en de kunsthistoricus Rijntjes aange- voerd. Beide auteurs komen tot de conclusie, dat deze kapel een waarschijnlijk door Willibrord in de 7e of Be eeuw herbouwde of uitgebreide versie van een vroege- re voorganger is. Willibrord wijd- de deze kerk aan Sint-Maarten. De historici Broer en De Bruijn voeren daarentegen op grond van historische bronnen aan, dat in- dien de datering van De Groot en Rijntjes juist is, de Heilige Kruis- kapel de eerste door Willibrord gebouwde Sint-Salvatorkerk was in plaats van de Sint-Maartens- kerk. De discussie hierover is nog in alle hevigheid gaande 3i. Conclusie
Hoewel het niet ondenkbaar
is, dat de Sint-Maartenskerk van Willibrord en zijn Frankische voor- gangers onder de huidige dom- kerk gezocht moeten worden, is dit tot op heden niet aangetoond. De recentelijk veelbesproken Hei- lige Kruiskapel stamt uit de tijd |
van bisschop Balderik of mogelijk
toch uit de tijd van Willibrord, maar dan is deze kerk gewijd aan Sint-Salvator en niet aan Sint- Maarten. Herbeschouwing van de archivalia in combinatie met recent opgedane archeologische kennis geven een andere kijk op deze kwestie. Daarom hoop ik met dit betoog duidelijk te heb- ben gemaakt, dat een locatie voor dit godshuis buiten het oorspron- kelijke Romeinse castellum zeer wel mogelijk is. Hiervoor komt het huidige Oudkerkhof het meeste in aanmerking. De daarvoor aan te voeren argumenten zijn; 1. Diverse oorkonden maken dui-
delijk dat de Sint-Maartenskerk binnen de Frankische burcht gezocht moet worden. De Sint- Maartenskerk van Willibrord is gebouwd op de resten van een Frankische voorganger. De Fran- ken plachten hun kerken in de voorhof van hun burchten te bouwen. De meest aangewezen plaats voor deze voorhof is de ruimte tussen de noordelijke cas- tellummuur en de rivier de Rijn. 2. Het toponiem 'Oudkerkhof
hoort duidelijk bij een kerk, maar welke? Dit moet een sinds lang verdwenen kerk zijn. 3. Deze kerk kan niet ver van de
rivier af hebben gestaan vol- gens het geschrevene in de Vita Bonifatii over de aan land gebrachte lichamen van de Dokkumse martelaren. 4. De (omstreden) thematische
kaart met een reconstructie van Trecht in het jaar 690 geeft dui- delijk de hierboven geschetste situatie weer. 5. De vondst van vroeg-christelijke
begravingen (Be eeuw) op het Oudkerkhof maken de aanwe- zigheid van een kerk uit deze periode in de direkte nabijheid zeer waarschijnlijk. 6. Andere plaatsen buiten het cas-
tellum zijn gezien de huidige inzichten in de topografische situatie en het gebrek aan ar- cheologische vondsten minder waarschijnlijk, maar natuurlijk niet uitgesloten. |
|||||||||||
57
|
||||||||||||
mei /juni 1995
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk
van Willïbrord? |
|||||||||||||||
Noten
* De auteur is dank verschuldigd aan
M.W.J. de Bruijn voor het kritisch beoordelen van het manuscript en B.J. Martens van Vliet voor het nodi- ge speurwerk, 1 S. Muller Fzn, & A.C. Bouman Oorton-
denboek van het Sticht Utrecht tot rjO)/(Utrecht 1920) no.42, 35-36 hierna aangeduid als 05U. 2 Johannes de Beka, Chronographia,
H. Bruch ed. (Den Haag 1973) caput 4,7. 3 OSUI no.40, 33-34; D.P. Blok, 'Het
immuniteitsdiploma van koning Pip- pijn I voor de St.Maartenskerk te Utrecht' Tijdschrift voor Geschiedenis 75(1962)40-43. 4 D.P. Blok, De franten/n (Veder/and
(Haarlem 1979) 23. 5 OSU I, no.43, 36-37 en no.45, 38-39.
5 F. Ketner, 'De betekenis van vicus in de Utrechtse oorkonden' 70(71960,
47-54. 7 F. Petri, 'Die Anfange des mittelalter-
lichen Stadtewesensin den Nieder- landen und dem angrenzenden Frankreich', Studiën zu den Anfan- gen des europaeischen Stadtewesens (Sigmaringen 1958), 254; W. Levison, Neues4rc/i/V 1916,478; OSU I, no.63, 69-71. 8 I.H. Gosses, 'Merovingisch en Karo-
lingisch Utrecht' Bijdr. voor Vad. Gesch. en Oudheidk. 1910; OSU I, no.62, 68-69; Beda, Historia Ecdesias- tica gentis Anglorum, C. Plummer ed. (Oxford 1966) liberV, caput 11. 9 Topografische Atlas nr.1, GAU, 'Deli-
neatio Veteris Castri cum subiecta Villa in Batavorum insula situm sub Dagoberio Rege Francorum Clodo- veo iii et pipino Majore Ao Dom: 690', 'Vtrecht en den Burght int iaer on Heeren VloXC'. 10 Y.M. Donkersloot-de Vrij, 'De kaart
van Utrecht in het jaar 690' MOU 1990,105-107. Hierin vuorden een aantal bezwaren tegen deze kaart op een rij gezet. |
|||||||||||||||
11 J.J. de Geer Van Oudegein, Het oude
Trecht als oorsprong der stad Utrecht (Utrecht 1875). 12 OSU I, no.35,25-26.
13 J.H. Holwerda, Dorestad en onze
vroegste middeleeuwen (Leiden 1929). Hierin worden enige voor- beelden van de genoemde opbouw van een Frankische burcht besproken. De interpretatie van een dergelijke burcht in Dorestad door Holwerda wordt heden niet meer aanvaard. 14 OSU l,no.104.
15 W. Heda, Historia episcoporuiïi Ul-
trajectensium, A. van Buchel ed. (Utrecht 1642). 16 L.A. vanderTuuk, in voorbereiding.
17 T.J. Hoekstra, Archeologische Kroniek
van de gemeente Utrecht 1976-1977, 6,11, hierna te noemen A/<U; T.J. Hoekstra 4*:U 1976-1977,10,13-16; H.L. de Groot AKU1978-1980,15, 58- 59; H.L. de Groot et al. Archeologi- sche en bouwhistorische Kroniek van de gemeente Utrecht 1982,51,119- 124, hierna te noemen/A8/(U;C.W. Vollgraff, G. van Hoorn & J.H. Jong- kees, 'Proefgraving ten oosten van het Domplein te Utrecht' Meded. Kon. Ned. Acad. Wet, afd. Letterk, Nieuwe Reeks 9 (1946), nr. 7, 253-265. 18 L.R.P. Ozingaetal. ed.. Het romeins
castellum te Utrecht, de opgravingen in 1936, 1938, 1943-44 en 1949 uitge- voerd o.l.v. A.E. van Giffen m.m.v. H. Brunsting, aangevuld met latere waarnemingen (Utrecht 1989). Hier- in wordt gemeld dat slechts 5% van het terrein binnen de stenen castel- lummuren is opgegraven. De geza- menlijke oppervlakte van de werk- putten is echter ca. 1900 m', zodat meer dan 10% van het terrein is op- gegraven. 19 S. Muller Fzn.,'Benen anderover
Trecht en Utrecht'; J.H. Jongkees, 'Aanteekeningen over Utrechts oud- ste geschiedenis'JOU 1946-1947, 35- 88. (20) De noordoostelijke hoek van het vijfde Romeinse castellum is zelfs |
|||||||||||||||
een stuk naar binnen gebouwd (6,5
m te ver naar het zuiden en 4 m te ver naar het westen), ten opzichte van de overigens bijna haakse op- bouw van de ommuring om beter te kunnen aansluiten op de er vlak langslopende rivier. In Ozinga et al. wordt het niet rechthoekig zijn van het castellum geweten aan onnauw- keurige veldwaarnemingen. Dit lijkt mij een onderschatting van de on- derzoekers uit de dertiger en veerti- ger jaren. Van de in de noordelijke muur veronderstelde porta praetoria is nog niets teruggevonden, terwijl hier wel onderzoek naar is gedaan. De noordelijke muur van de vier eer- dere bouwfasen van het castellum stond meer naar het zuiden. Dit kan een gevolg zijn van de meer zuidelij- ke loop van de Rijn tijdens deze fa- sen. De veronderstelling is, dat de ri- vierbedding dan voor de bouw van het vijfde castellum iets noordelijker is komen te liggen. 21 P.W.A. Immink, 'Iets over de Rijnloop
in Utrecht', JOU 19 (1946) 53-60; Jongkees, 'Aanteekeningen', 35-88. 22 OSU no.476; N. van der Monde,
Geschied- en oudheidkundige be- schrijving van de pleinen, straten, stegen, waterleidingen, wedden, putten en pompen der stad Utrecht deel N, 1844-1846, 38. 23 T.J. HoekstraAXU 1976-1977,10,
13-16; H.L. de Groots T.J. Hoekstra AB/(U 1982, 31. 24 M.W.J. de Bruijn, Husinghe ende
hofstede. Een institutioneel- geogra- fische studie van de rechtspraak over onroerend goed in de stad Utrecht in de middeleeuwen (Utrecht 1994). 25 HL. de Groot, Tracés at Trajectum,
an archeological survey (Utrecht 1992). 26 Ozinga et al.. Het Romeins castellum.
27 Vita Bonifatii auctore Willibaldo 754;
Bonifatii Epistolae, Willibaldi Vita Bonifatii quibus accedunt Aliquot Litterarum Monumenta Coaeva, |
|||||||||||||||
58
|
|||||||||||||||
1 f i /juni 1995
|
|||||||||||||||
U T R f C H T
|
|||||||||||||||
Voorjaars-
ledenvergadering |
||||||||||||||
Korte toelichting jaarverslag
penningmeester. Op het moment dat de tekst
voor het Tijdschrift diende te worden ingeleverd, was slechts het eerste oriënterende gesprek met de accountant over de Jaar- rekening afgerond. Ik kan u de resultaten over 1994 op dit moment alleen op hoofd- lijnen verschaffen. Op de leden- vergadering zelf zal uiteraard uitgebreide informatie beschik- baar zijn. Het jaar 1994 geeft een teleurstel-
lend resultaat te zien vanuit het oogpunt van de inkomsten voor de Vereniging Oud-Utrecht. Ten opzichte van 1993 zijn de contri- butie-inkomsten gedaald alsmede de opbrengst van verkochte publicaties. Echter, door het terugdringen van de kosten en een scherp beleid met betrekking tot de rente-inkomsten en een hogere opbrengst uit advertenties, lijkt het bestuur erin geslaagd te zijn het verwachte tekort te be- perken. Ondanks de (geringe) contributie-
verhoging zal 1995 toch een jaar worden waarin we gezamenlijk dienen te trachten onze inkom- sten te verhogen. Omdat ieder lid erbij de Vereniging geld kost -u kent mijn verhaal over het lid- maatschap van Oud-Utrecht als een van de beste investeringen!-, zullen onze inspanningen vooral gericht dienen te zijn op het wer- ven van institutionele leden en subsidies voor onze aktiviteiten. Joop Baars, penningmeester.
|
||||||||||||||
Reinhold Rau ed. {Darmstadt 1988);
Eigilis Vita sancti Sturmii, M.G.H. S.S,, II (Hannover 1829); J.M. van Winter, ■Utrecht aan de Rijn' JOU 1975,44-72. 28 T.J. Hoekstra, A/CU 1976-1977,14, 31-
32; H.L. de Groot & M.J.G.Th. Mont- forts, A8KU 1982, 26,64-72; C.A.M. vanRooijen4S/CU1990, 36, 146-149. 29 Deze stroomrug wordt door het zui-
delijl(e deel van de Oudegracht doorsneden. Dit deel van de gracht wordt algemeen als een restant van de Rijnloop gezien. Er is echter geen logisch verband tussen de gelaagd- heid van deze stroomrug en de ver- onderstelde rivierbedding. Eerder is te verwachten, dat dit deel van de gracht is gegraven en door stromings- aktiviteit is gaan meanderen en daardoor een bocht is gaan vormen. 30 H.HalbertsmaNKNOfi1956;C.
Isings,4/<L/1978-1980,1,30-31; Voilgraff, Van Hoorn & Jongkees, 'Proefgraving' 253-265. 31 Montforts& De Groot,/^S*fU 1981,
38, 75-83; De Groot S Hoekstra, ABKU\%2. 32; C.A.M, van Rooijen, /Ï8/(U 1991-1992, 7-11. 32 A.E. van Giffen, Voorlopig bericht
over de opgraving op het Domplein te Utrecht in December van 1929 Wetenschappelijke verslagen I & II, 1934; idem, 'Inheemse en Romeinse terpen; opgravingen in de dorps- wierde te Ezinge en de Romeinse terpen van Utrecht, Valkenburg Z.H. en Vechten' Jaarverslag 29, 30, 31, 32 van de Vereeniging voor Terpenon- derzoek (1944-1948); De Groot, 'De Heilige Kruiskapel te Utrecht' Buil. KNOB93 (1994), 135-149; R. Rijntjes, 'De ecclesiola in het Utrechtse castel- lum. Bouwhistorische interpretatie van de resten van de Heilig-Kruis- kapel. Ibidem, 150-161; C.J.C. Broer & M.W.J. de Bruin 'De Heilig-Kruis- kapel in Utrecht: Sint-Maarten of Sint-Salvator?' Ibidem, 162-168. |
Het Bestuur van de Vereniging Oud-
Utrecht nodigt de leden uit tot het bijwo: nen van de Voorjaarsledenvergadering op dinsdag 13 juni a.s. des avonds om 19.30 uur in het CSB-gebouw, Kromme Nieuwegracht 39 te Utrecht. Agenda
1. Opening
2. Notulen van de Najaarsledenvergade-
ring van 30 november 1994 (ter inzage) 3. Ingekomen stukken en mededelingen
4. Presentatie Jaarrekening (ter inzage)
5. Mededelingen over Jaarboek, Tijd-
schrift, propaganda, aktiviteiten en SPOU 6. Samenstelling van het Bestuur
Door het aftreden van Fred Vogelzang,
stelt het Bestuur voor Lotty Broer in zijn plaats te benoemen. Door het vertrek van Saskia de Graaff stelt het Bestuur voor Joyce CM. Pennings in de functie van Secretaris te benoemen. Voor de vacature die door het vertrek van Ineke Strouken, tweede-Secretaris, ontstaat kan het Be- stuur nog niet met een voorstel komen. Tegenkandidaten kunnen worden gesteld doortenminstetien leden, die hiervan tot drie dagen voor deze vergadering schrif- telijk mededeling doen aan de secretaris. 7. Rondvraag
8. Sluiting
Na de pauze (rond 20.45 uur) lezing:
Markten in Utrecht door Hans Buiter. Zie hierover agenda |
|||||||||||||
59
|
||||||||||||||
mei /juni 1995
|
UTRECHT
|
|||||||||||||
AGENDA
|
||||||||||||||
tot 31 juli
• Tentoonstelling "De gemeentebus in
Bezettingstijd" In de ontvangsthal van het GVU, Radboud-
kwartier 245 (3e etage), gratis toeganke- lijk tijdens kantooruren (ma t/m vrij 9.00- 16.30 uur). Op dinsdagochtend is er iemand van het
Bedrijfs Autobus Museum Utrecht in de hal aanwezig. In april is een 16 pagina's tellend boek-
werkje verschenen over het stadsvervoer per bus in Utrecht gedurende de bezet- tingsjaren, geschreven door Max Velthuis. Het boekje is te bestellen door overma- king van ƒ4,50 op girorekening 57.187.32 tnv Bedrijfs Autobus Museum Utrecht (BAMU), de Savornin Lohmanstraat 22, 3501 BZ Maarssen. De opbrengsten komen geheel ten goe-
de aan het museumfonds, bedoeld voor restauratie van de z.g. "Duikboot", een oude blauwe bus uit 1964. Het Bedrijfs Autobus Museum Utrecht is onderdeel van de Personeels Vereniging van het Gemeentelijk Vervoerbedrijf Utrecht. Gidsen gezocht voor "Kerken
kijken Utrecht" Van 4 juli t/m 9 september a.s. openen 7
unieke Utrechtse binnenstadskerken hun deuren weer voor bezoekers uit binnen- en buitenland. Het project Kerken Kijken Utrecht zoekt enthousiaste gidsen die be- zoekers kunnen rondleiden en over de rijke historie van de kerken willen vertel- len. De participerende kerken zijn de Jans- kerk, Pieterskerk, Willibrordkerk, Lutherse- kerk, Jacobikerk, St. Augustinuskerk en de Ste. gertrudiskathedraal en -kapel. Vanwege het feit dat 1995 in Utrecht Willibrordjaar is, worden vele bezoekers verwacht. Juist daarom zijn dit jaar veel extra gidsen nodig! Bent U in bovenge- noemde periode minimaal 1 dag per week als vrijwilliger beschikbaar en zoekt U een |
||||||||||||||
9 juni
Historisch café
13juni
Lezing morjaarsledemergadering: Mark-
ten in Utrecht door Hans Buiter De markt is één van de oudste functies van
de stad Utrecht. Tot het begin van deze eeuv« waren markten dé plaats in de stad waar handel werd gedreven. Markten ver- tonen een opvallende continuïteit door de eeuwen heen: plaats en dag bleven vaak eeuwenlang dezelfde. Pas met de groei van de bevolking en de omvang van de stad in de 19e en 20e eeuw verloren de markten hun centrale plaats in de Utrecht- se handel: ze werden in de loop van de laatste zeventig jaar verplaatst vanuit het hart van de stad naar de stedelijke perife- rie. De Utrechtse historicus Hans Buiter zal de ontwikkeling van de Utrechtse markten in de periode na 1850 uit de doeken doen, waarbij hij de eeuwenlange voorgeschie- denis niet uit het oog zal verliezen. De lezing wordt verluchtigd met afbeeldingen. De lezing is mede gebaseerd op het
boekje "Markten in Utrecht. Van de vroege Middeleeuwen tot nu", dat de spreker schreef samen met Jan Brugman en Kaj van Vliet. Het 120 pag. tellende boek zal 27 mei aanstaande verschijnen bij uitge- verij Matrijs (ƒ24,50). Ijuli
• Per 1 juli 1995 is het Rijlaarchiei Utrecht
weer geopend voor alle faezoe<rers. Informatie over de verhuizing en de
raadpleging van de archieven kunt U verkrijgen bij Mevr. P.T.M, van Hezik, 030-710044 14 juli
• Historisch café
|
||||||||||||||
leuke vakantiebesteding in een fraaie,
monumentale omgeving, meldt U zich dan aan als gids van Kerken Kijken Utrecht! In een introductieprogramma wordt U vol- doende voorbereid op het gidswerk. Voor informatie en aanmelding kunt U contact opnemen met Cécile Brvar, coördinator Kerken Kijken Utrecht, Vredenburg 90, 3511 BD Utrecht, tel. 030-315415, fax: 368455. |
||||||||||||||
60
|
||||||||||||||
mei /juni 199 5
|
UTRECHT
|
|||||||||||||
•XEKENSCHO
|
U W
|
|||||||||||||||||||
B
|
||||||||||||||||||||
Bonifatius-publicatie
Terwijl het Utrechtse Willi-
brordjaar is begonnen, stuit ik door de oplettendheid van een collega op een recent verschenen Bonifatius-publicatie: Kult und Nachkben des heiligen Bonijatius im Mittelaker (754-1200). Utrecht komt er zo vaak in voor dat de auteur aan het slot van haar boek boven het Ortsregister schrijft "Die Orte Fulda, Mainz, Dokkum, Utrecht und England worden nicht in das Ortsregister aufge- nommen". Alle reden dit werk in dit tijdschrift te signaleren. De schrijfster die op het werk promoveerde aan de Philipps- Universitat Marburg, behandelt in 264 pagina's de verering die Bonifatius ten deel viel na zijn gewelddadige dood in Dokkum en de rol die Bonifatius daarna bleef spelen. Het eerste gedeelte van het boek behandelt de perio- de van 754 ( het jaar van Bonifati- us' gewelddadige dood) tot 819. In dat jaar werden de relieken van de heilige bisschop over- gebracht van de oorspronkelijke begraafplaats in de Ratgarbasilica in Fulda naar het nieuw gebouw- de gedeelte van de kloosterkerk; een daad die gelijk stond met wat heden ten dage een officiële hei- ligverklaring heet. Het tweede deel loopt van 819 tot in de 12e eeuw. Uiteraard speelt Utrecht in het eerste deel een pregnante rol. Want na de moord op Bonifatius en zijn gezellen te Dokkum wer- den de stoffelijke overschotten eerst naar Utrecht vervoerd. De Utrechters wilden niets liever dan dat de martelaren in hun midden zouden blijven. Dat lukte niet. Bonifatius' laatste wilsbeschikking in Fulda begraven te willen wor- den, was algemeen bekend en er waren genoeg autoriteiten die dit |
||||||||||||||||||||
testament kenden. Evenals zijn
grote voorbeeld Willibrord koos Bonifatius als laatste rustplaats niet zijn vroegere bisschoppelijke kerk te Utrecht of de kathedraal van Mainz, maar de abdij die hij in Fulda stichtte. De wens in het zelf gestichte klooster begraven te worden is typerend voor de toen- malige missiebisschoppen en kloos- terstichters. In het klooster was Bonifatius verzekerd van een koor van monniken dat perma- nent voor zijn zieleheil bidden zou. Zowel voor die van Utrecht als die van Mainz was de uitvoe- ring van deze wens een harde pil: zij hadden een martelaar binnen handbereik maar ze moesten hem laten gaan. Die pil was deste zwaarder omdat de zending onder de Germanen tot nu toe zonder noemenswaardig bloed- vergieten verlopen was en dat martelaren slechts bekend waren uit de haast legendarische verha- len over de vroege christenvervol- gingen. In Dokkum echter viel een beroemde eigentijdse aarts- bisschop, missionaris en pause- lijk legaat de eer van het marte- laarschap te beurt. Iedereen wilde de stoffelijke resten van deze grijsaard in zijn midden houden. Maar het zijn wonderen die als tekenen des hemels de gelovigen en de geestelijken erop wijzen dat Bonifatius' wens ten uitvoer gebracht moest worden. Nu eens was de kist met zijn stoffelijk overschot niet te tillen, een ande- re maal begonnen de klokken spontaan te luiden. Hoe na de overbrenging van het stoffelijk overschot naar Fulda de verering voor Bonifatius en zijn gezellen levend bleef, komt in het tweede gedeelte van dit proef- schrift aan de orde. Utrecht is een van de centra van zijn verering en |
gedachtenis. De auteur las nauw-
keurig verschillende heiligen- vitae waarvan er een aantal in Utrecht ontstonden. Ook Bonifa- tius' aanwezigheid in de Utrechtse liturgische boeken komt aan de orde. Gefrappeerd was ik door de parallel tussen de apostel Paulus en Bonifatius, waarop de schrijf- ster stootte. De vergelijking tus- sen de twee missionarissen stamt uit Engeland. Maar het Paulus- patrocinium van de kerk van Dokkum heeft ook een grote rol gespeeld. Uit de teksten komt de vergelijking met de apostel Pau- lus zo pregnant naar voren, dat het me ineens duidelijk is waar- om Bonifatius op de meest voor- stellingen zovaak verschijnt met een lange Paulus-achtige baard, terwijl "Willibrord meestal met gladde kaken wordt afgebeeld. Het proefschrift is hoofdzakelijk gebaseerd op schriftelijke bron- nen. Zeker nu in Utrecht het archeologische onderzoek van het Domplein zo in het middelpunt van de belangstelling staat, is het interessant te lezen wat schrijvers van vóór 1200, waaronder er zijn die Bonifatius nog gekend heb- ben, ons te berichten hebben. Petra Kehl, Kult und Nachkben des
heiligen Bonifatius im Mittelalter (754- 1200), Fulda (Verlag Parzeller), 1993. (Quellen und Abhandlungen zur Geschkhte der Abtei und der Dlözese Fulda XXVI, herausgegeben vom Bistum Fulda). 264 p., ongeïll., DM 30,-. |
|||||||||||||||||||
61
|
||||||||||||||||||||
Casper Staal
|
||||||||||||||||||||
®
|
||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
mei /juni 19 9 5
|
||||||||||||||||||||
Een Utrechtse school
in de geschiedschrijving? |
1
|
||||||||||||||||||
Is er zoiets als een Utrechtse traditie In de Nederlandse geschiedschrijving?
In de laatste maand van 1994 verscheen het aardige boekje Geschiedenis in Utrecht. Bestaat er een Utrechtse school in de geschiedbeoefening? De zeven auteurs neigen tot een negatief antwoord: zij geloven niet in een specifiek Utrechtse thematiek en methodiek die door alle Utrechtse historici gedeeld wordt of werd. Maar is dit werkelijk het laatste woord over het onderwerp? |
|||||||||||||||||||
Gelijkgestemd
In verschillende wetenschap-
pen wordt zo nu en dan gespro- ken van een 'school'. Zo kennen we in de sociologie de Amster- damse school van Johan Gouds- blom, die sterk geïnspireerd is door de civilisatietheorie van Norbert Elias. In de geschiedwetenschap is de Wageningse school zeer be- kend, die een nieuwe vorm van geschiedschrijving voorstond met aandacht voor sociaal-economi- sche structuren. Utrecht had ook zo zijn scholen. Zo zijn er Utrechtse scholen in de crimino- logie en in de psychologie, die zich beiden met het voorvoegsel 'fenomenologisch' tooiden. We spreken van een school wan-
neer een gelijkgestemd groepje wetenschappers zich bekend tot een zelfde soort benaderingswijze of thematiek en, net zoals in een gewone school, leerhngen en navolgers aantrekt. In sommige wetenschappen leidt dit tot een heilloze 'verzuiling'. De ene bena- dering lijkt de andere uit te slui- ten. Ieder bewerkt zijn eigen erfje zonder van het werk van collega's uit een andere richting kennis te nemen. Ze hebben zich ingegra- ven in hun eigen theorietje. In de geschiedschrijving gaat het alle- maal veel opener toe, wat onge- twijfeld te maken heeft met een zekere afkeer van theorievorming. |
|||||||||||||||||||
De individuele persoonlijkheid van
de geschiedschrijver, die zich nau- welijks in het keurslijf van een school laat duwen, is belangrijker dan in andere wetenschappen. En over hoeveel mensen gaat het eigenlijk? Aan de belangrijkste vier of vijf Nederlandse universiteiten waren lange tijd niet meer dan drie of vier leerstoelen geschiedenis. Het was een klein clubje waardoor elk inhoudelijk conflict tegelijk ook een f)ersoonlijk conflict was. 'Trans- fers' van de ene universiteit naar de andere, afhankelijk van wan- neer toevallig een leerstoel vrij kwam, bevorderden de schoolvor- ming niet. D.J. Roorda had even- goed hoogleraar in Utrecht als in Leiden kunnen zijn. Hij was per slot van rekening een leerling van de Utrechter Boogman. P.J. Blok enj. Huizinga begonnen als hoog- leraar in Groningen en verhuisden pas later naar Leiden. Schoolvor- ming kreeg zo nauwelijks een kans. Gedicht
Maar juist door hun kleine
aantal konden individuele histo- rici veel meer een stempel druk- ken op een vakgroep. Naar buiten toe werd een universiteit vaak geïdentificeerd met spraakmaken- de figuren. Als je het over Amster- dam had, dan had je het over Jan Romein en Jacques Presser. En Nijmegen was toch vooral de ka- tholieke historicus L.J. Rogier ter- |
wijl in Groningen E.H. Kossmann
een liberale en tegelijk ironische richting representeerde. Leiden ten- slotte kon bogen op de befaamde leerstoel vaderlandse geschiedenis van Robert Fruin (1860-1894), de vader van de wetenschappelijke ge- schiedschrijving in Nederland. Nog steeds zien de Leidenaren zichzelf als de top en om daar in aanmer- king te komen voor een leerstoel moet je eigenlijk eerst ergens an- ders hoogleraar zijn geweest. De werkelijkheid is, zoals vaak, aanmerkelijk weerbarstiger dan de beeldvorming. Om slechts één voor- beeld te noemen: Rogier was in eigen kring bepaald niet onom- streden. Dit bleek misschien nog het duidelijkst toen niet de na- tuurlijke kandidaat J.A. Bomewas- ser maar J.J. Poelhekke tot zijn opvolger werd benoemd. Rogier en Bomewasser waren waarschijn- lijk te progressief voor het katho- lieke establishment. Toneelspeler
Wie was het gezicht van
Utrecht? Toen ik in 1978 geschie- denis ging studeren waren er in Utrecht zes hoogleraren; H.T. Wallinga (Oude geschiedenis), F.W.N. Hugenholtz (Middeleeu- wen), J.C. Boogman (Nieuwere geschiedenis), H.W. von der Dunk (Contemporaine) en Th. van Tijn (Sociaal-economische geschiede- nis). Over de kleine afdeling Oost- UTRECHT
|
||||||||||||||||||
62
|
|||||||||||||||||||
Albert van der
Zeijden |
|||||||||||||||||||
mei /juni 199 5
|
|||||||||||||||||||
lijk lag, ik nauwelijks durfde
antwoorden dat dit wel Italië zou zijn. Ik kon meteen vertrekken. Toen ook de herkansing niet luk- te, stelde ik het tentamen een half jaar uit en diende een geheel her- ziene lijst in, met daarop ook en- kele boeken van Geyl (en van Boogman zélf, die net als zijn leermeester een hoge dunk van zijn eigen werk had). Sindsdien heb ik heel wat van Geyl
gelezen en met groot plezier. Hij is één van de meest leesbare his- torici die ik ken, door zijn scherpe, polemische stijl. Vóór de oorlog was Geyl nog controversieel; zijn benoeming in Utrecht had nog heel wat voeten in de aarde van- wege zijn grootnederlandse stand- punten. Geyl propageerde een samengaan van de Nederlands sprekende volkeren. In bepaalde Vlaamse kringen was hij daarom zeer gezien. De Belgische overheid was begrijpelijkerwijs minder ge- charmeerd van zijn standpunten. Na de oorlog werd Geyl een natio- nale figuur: hij schreef in Vrij Ne- derland, pakte minister-president De Quay aan in Loe de Jongs tele- visieserie over De bezetting en op het internationale podium verzet- te hij zich tegen de speculatieve geschiedconstructies van Amold Toynbee. Hoewel tegenwoordig niemand zijn grootnederlandse geschiedinterpretatie meer serieus neemt, en het jammer is dat zijn interesse beperkt bleef tot tradi- tionele politieke geschiedenis, be- hoort Geyl toch tot de groten van zijn generatie. Hij staat op het zelf- de hoge plan als zijn generatiege- noten LJ. Rogier en Jan Romein. Een figuur
In het Utrechtse Instituut voor
Geschiedenis, en zeker binnen de afdeling Nieuwe geschiedenis, heeft de geest van Geyl nog lang rond- gewaard. In het collegejaar 1982/ 83 volgde ik een doctoraalcollege bij H. Wansink, een begenadigd docent die nog in de tijd van Geyl was aangesteld en deze overigens als geen ander kon nadoen. Het was een typisch Geyliaans onder- |
werp: '1632: een gemiste kans?'
Geyl was er van overtuigd dat Frederik Hendrik in 1632 door zijn afwachtende houding een kans op hereniging van de Nederlanden verzuimd had. Hij had moeten doorzetten met zijn Maasveldtocht. Zo'n werkgroep was op dat moment alleen nog in Utrecht mogelijk. De 'geest van Geyl' sprak ook uit de
anekdotes die over hem de ronde deden. Geyls ijdelheid was spreek- woordelijk. Voor Geyl was er maar één historicus die er duidelijk bo- venuit stak in Nederland en dat was hijzelf Het verhaal gaat dat hij, jaren na de publikatie van zijn detectiveroman Moord op de plas, in een Haagse stationskiosk naar dit boek van een zekere P. Geyl vroeg. Ook de haat-liefde verhou- ding met zijn minstens zo kleur- rijke collega Genetson was gerucht- makend. Conflicten werden vaak over de hoofden van de promoven- di uitgevochten. De gesoigneerde Geyl was een figuur, een term die hijzelf soms voor andere mensen reserveerde. Over de excentrieke Gerretson, bekend als dichter on- der de naam Geerten Gossaert, gaat trouwens het verhaal dat in zijn grote kamer aan het Jans- kerkhof na zijn dood hele wan- den vol met zeldzame boeken uit de Universiteitsbibliotheek wer- den aangetroffen. Hoogleraren had- den toen nog vrij toegang tot het magazijn en Gerretson liep er re- gelmatig rond, altijd gehuld in een grote wijde slobberjas ... Oorkondenkritiek
Gerretson was een buiten-
beentje in het Utrechtse histori- sche wereldje. Maar hij was wel de voorman van wat weleens een Utrechtse school is genoemd. Ger- retson doceerde in de 'petroleum- faculteit' de geschiedenis van Neder- lands-Indiê ('petroleum' verwees naar Gerretsons directiesecretaris- schap van de Bataafse Petroleum Maatschappij). Deze faculteit was opgericht als conservatief tegen- wicht tegen de meer progressieve en 'ethische' Leidse bestuursop- leiding voor Indische ambtena- |
|||||||||||
Professor P. Geyl, europese geschiedenis zwaaide Z.R.
hoogleraar in Dittrich de scepter. Ze hebben in- Utrecht van 1936 middels allemaal afscheid genomen
tot 1958. Foto: en Van Tijn is zelfs al overleden.
Collectie Univer- Voor de buitenwacht was zonder
siteitsmuseum. twijfel Von der Dunk het gezicht
van Utrecht. Dit hing samen met
zijn frequente optredens voor ra- dio en televisie, en met zijn vele stukjes in de krant. Maar ook de Utrechtse studenten hoorden hem graag. Von der Dunk gaf kleurrijke hoorcolleges waarin hij, als een volleerd toneelspeler, Chamberlain of Hitler nadeed. Mij staat nog levendig Chamberlains terugkeer uit München voor de geest. Als hoofdvak koos ik Nieuwe ge-
schiedenis (wat in Utrecht de pe- riode 1500-1870 betekende). Om mijn kandidaats te halen moest ik een boekenlijsiientamen doen bij J.C. Boogman, die de gewoonte had dit bij hem thuis af te nemen. Het ging niet goed, mijn feitenkennis was volstrekt onvoldoende. Maar er was nog iets veel ergers. Ik kreeg al snel de vraag toegevoegd: "Weet U dan niet wat Geyl hierover ge- zegd heeft?" Ik wist het niet, had ook geen enkel boek van deze vcxjtmalige Utrechtse coryfee (hoog- leraar van 1936 tot 1958) op mijn lijst staan. Ik was inmiddels zo nerveus geworden dat toen Boog- man begon over Alexander Far- nese, de hertog van Parma, en en passant vroeg waar Parma eigen- |
||||||||||||
63
|
||||||||||||
mei /juni 1995
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
lijk lag, ik nauwelijks durfde
antwoorden dat dit wel Italië zou zijn. Ik kon meteen vertrekken. Toen ook de herkansing niet luk- te, stelde ik het tentamen een half jaar uit en diende een geheel her- ziene lijst in, met daarop ook en- kele boeken van Geyl (en van Boogman zelf, die net als zijn leermeester een hoge dunk van zijn eigen werk had). Sindsdien heb ik heel wat van Geyl
gelezen en met groot plezier. Hij is één van de meest leesbare his- torici die ik ken, door zijn scherpe, polemische stijl. Vóór de oorlog was Geyl nog controversieel; zijn benoeming in Utrecht had nog heel wat voeten in de aarde van- wege zijn grootnederlandse stand- punten. Geyl propageerde een samengaan van de Nederlands sprekende volkeren. In bepaalde Vlaamse kringen was hij daarom zeer gezien. De Belgische overheid was begrijpelijkerwijs minder ge- charmeerd van zijn standpunten. Na de oorlog werd Geyl een natio- nale figuur: hij schreef m Vrij Ne- derland, pakte minister-president De Quay aan in Loe de Jongs tele- visieserie over De hezMng en op het internationale podium verzet- te hij zich tegen de speculatieve geschiedconstructies van Amold Toynbee. Hoewel tegenwoordig niemand zijn grootnederlandse geschiedinterpretatie meer serieus neemt, en het jammer is dat zijn interesse beperkt bleef tot tradi- tionele politieke geschiedenis, be- hoort Geyl toch tot de groten van zijn generatie. Hij staat op het zelf- de hoge plan als zijn generatiege- noten LJ. Rogier en Jan Romein. Een figuur
In het Utrechtse Instituut voor
Geschiedenis, en zeker binnen de afdeling Nieuwe geschiedenis, heeft de geest van Geyl nog lang rond- gewaard. In het collegejaar 1982/ 83 volgde ik een doctoraalcollege bij H. Wansink, een begenadigd docent die nog in de tijd van Geyl was aangesteld en deze overigens als geen ander kon nadoen. Het was een typisch Geyliaans onder- |
||||||||||||||||||||||||||||
werp: '1632: een gemiste kans?'
Geyl was er van overtuigd dat Erederik Hendrik in 1632 door zijn afwachtende houding een kans op hereniging van de Nederlanden verzuimd had. Hij had moeten doorzetten met zijn Maasveldtocht. Zo'n werkgroep was op dat moment alleen nog m Utrecht mogelijk. De 'geest van Geyl' sprak ook uit de
anekdotes die over hem de ronde deden. Geyls ijdelheid was spreek- woordelijk. Voor Geyl was er maar één historicus die er duidelijk bo- venuit stak in Nederland en dat was hijzelf Het verhaal gaat dat hij, jaren na de publikatie van zijn detectiveroman Moord op de plas, in een Haagse stationskiosk naar dit boek van een zekere P. Geyl vroeg. Ook de haat-liefde verhou- ding met zijn minstens zo kleur- rijke collega Gerretson was gerucht- makend. Conflicten werden vaak over de hoofden van de promoven- di uitgevochten. De gesoigneerde Geyl was een figuur, een term die hijzelf soms voor andere mensen reserveerde. Over de excentrieke Gerretson, bekend als dichter on- der de naam Geerten Gossaert, gaat trouwens het verhaal dat in zijn grote kamer aan het Jans- kerkhof na zijn dood hele wan- den vol met zeldzame boeken uit de Universiteitsbibliotheek wer- den aangetroffen. Hoogleraren had- den toen nog vrij toegang tot het magazijn en Gerretson liep er re- gelmatig rond, altijd gehuld in een grote wijde slobberjas ... Oorkondenkritiek
Gerretson was een buiten-
beentje in het Utrechtse histori- sche wereldje. Maar hij was wel de voorman van wat weleens een Utrechtse school is genoemd. Ger- retson doceerde in de 'petroleum- faculteit' de geschiedenis van Neder- 63 lands-Indië ('petroleum' verwees naar Gerretsons directiesecretaris- schap van de Bataafse Petroleum Maatschappij). Deze faculteit was opgericht als conservatief tegen- wicht tegen de meer progressieve en 'ethische' Leidse bestuursop- leiding voor Indische ambtena- |
||||||||||||||||||||||||||||
Een Utrechtse school
in de geschiedschrijving? |
||||||||||||||||||||||||||||
Is er zoiets als een Utrechtse traditie in de Nederlandse geschiedschrijving?
In de laatste maand van 1994 verscheen het aardige boekje Geschiedenis in Utrecht Bestaat er een Utrechtse school in de geschiedbeoefening? De zeven auteurs neigen tot een negatief antwoord: zij geloven niet in een specifiek Utrechtse thematiek en methodiek die door alle Utrechtse historici gedeeld wordt of werd. Maar is dit werkelijk het laatste woord over het onderwerp? |
||||||||||||||||||||||||||||
Gelijkgestemd
In verschillende wetenschap-
pen wordt zo nu en dan gespro- ken van een 'schoor. Zo kennen we in de sociologie de Amster- damse school van Johan Gouds- blom, die sterk geïnspireerd is door de civilisatietheorie van Norbert Elias. In de geschiedwetenschap is de Wageningse school zeer be- kend, die een nieuwe vorm van geschiedschrijving voorstond met aandacht voor sociaal-economi- sche structuren. Utrecht had ook zo zijn scholen. Zo zijn er Utrechtse scholen in de crimino- logie en in de psychologie, die zich beiden met het voorvoegsel 'fenomenologisch' tooiden. We spreken van een school wan-
neer een gelijkgestemd groepje wetenschappers zich bekend tot een zelfde soort benaderingswijze of thematiek en, net zoals in een gewone school, leerlingen en navolgers aantrekt. In sommige wetenschappen leidt dit tot een heilloze Verzuiling'. De ene bena- dering lijkt de andere uit te slui- ten. Ieder bewerkt zijn eigen erfje zonder van het werk van collega's uit een andere richting kennis te nemen. Ze hebben zich ingegra- ven in hun eigen theorietje. In de geschiedschrijving gaat het alle- maal veel opener toe, wat onge- twijfeld te maken heeft met een zekere afkeer van theorievorming. |
||||||||||||||||||||||||||||
Professor P. Geyl, europese geschiedenis zwaaide ZR.
hoogleraar in Dittrich de scepter. Ze hebben in-
Utrecht van 1936 middels allemaal afscheid genomen
tot 1958. Foto: en Van Tijn is zelfs al overleden.
Collectie Univer- Voor de buitenwacht was zonder
siteitsmuseum. twijfel Von der Dunk het gezicht
van Utrecht. Dit hing samen met
zijn frequente optredens voor ra- dio en televisie, en met zijn vele stukjes in de krant. Maar ook de Utrechtse studenten hoorden hem graag. Von der Dunk gaf kleurrijke hoorcolleges waarin hij, als een volleerd toneelspeler, Chamberlam of Hitler nadeed. Mij staat nog levendig Chamberlams terugkeer uit München voor de geest. Als hoofdvak koos ik Nieuwe ge-
schiedenis (wat in Utrecht de pe- riode 1500-1870 betekende). Om mijn kandidaats te halen moest ik een boekenlijsttentamen doen bij J.C. Boogman, die de gewoonte had dit bij hem thuis af te nemen. Het ging niet goed, mijn feitenkennis was volstrekt onvoldoende. Maar er was nog iets veel ergers. Ik kreeg al snel de vraag toegevoegd: "Weet U dan niet wat Geyl hierover ge- zegd heeft?" Ik wist het niet, had ook geen enkel boek van deze voormalige Utrechtse coryfee (hoog- leraar van 1936 tot 1958) op mijn lijst staan. Ik was inmiddels zo nerveus geworden dat toen Boog- man begon over Alexander Ear- nese, de hertog van Parma, en en passant \Toeg waar Parma eigen- me i /juni 1995
|
||||||||||||||||||||||||||||
De individuele persoonlijkheid van
de geschiedschrijver, die zich nau- welijks in het keurslijf van een school laat duwen, is belangrijker dan in andere wetenschappen. En over hoeveel mensen gaat het eigenlijk? Aan de belangrijkste vier of \ajf Nederlandse universiteiten waren lange tijd niet meer dan drie of vier leerstoelen geschiedenis. Het was een klein clubje waardoor elk inhoudelijk conflict tegelijk ook een persoonlijk conflict was. 'Trans- fers' van de ene universiteit naar de andere, afhankelijk van wan- neer toevallig een leerstoel vrij kwam, bevorderden de schoolvor- ming niet. D.J. Roorda had even- goed hoogleraar in Utrecht als in Leiden kunnen zijn. Hij was per slot van rekening een leerling van de Utrechter Boogman. P.J. Blok en J. Huizinga begonnen als hoog- leraar in Groningen en verhuisden pas later naar Leiden. Schoolvor- ming kreeg zo nauwelijks een kans. Maar juist door hun kleine
aantal konden individuele histo- rici veel meer een stempel druk- ken op een vakgroep. Naar buiten toe werd een universiteit vaak geïdentificeerd met spraakmaken- de figuren. Als je het over Amster- dam had, dan had je het over Jan Romein en Jacques Presser. En Nijmegen was toch vooral de ka- tholieke historicus L.J. Rogier ter- |
wijl in Groningen E.fi. Kossmann
een liberale en tegelijk ironische richting representeerde. Leiden ten- slotte kon bogen op de befaamde leerstoel vaderlandse geschiedenis van Robert Eruin (1860-1894), de vader van de wetenschappelijke ge- schiedschrijving in Nederland. Nog steeds zien de Leidenaren zichzelf als de top en om daar in aanmer- king te komen voor een leerstoel moet je eigenlijk eerst ergens an- ders hoogleraar zijn geweest. De werkelijkheid is, zoals vaak, aanmerkelijk weerbarstiger dan de beeldvorming. Om slechts één voor- beeld te noemen: Rogier was in eigen kring bepaald met onom- streden. Dit bleek misschien nog het duidelijkst toen niet de na- tuurlijke kandidaat J.A. Bomewas- ser maar J.J. Poelhekke tot zijn opvolger werd benoemd. Rogier en Bomewasser waren waarschijn- lijk te progressief voor het katho- lieke establishment. Toneelspeler
Wie was het gezicht van
Utrecht? Toen ik in 1978 geschie- denis ging studeren waren er in Utrecht zes hoogleraren: H.T. Wallinga (Oude geschiedenis), E.W.N. Hugenholtz (Middeleeu- wen), J.C. Boogman (Nieuwere geschiedenis), H.W. von der Dunk (Contemporaine) en Th. van Tijn (Sociaal-economische geschiede- nis). Over de kleine afdeling Oost- UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||
62
|
||||||||||||||||||||||||||||
Albert van der
Zeijden |
||||||||||||||||||||||||||||
O U D
|
||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
||||||||||||||||||||||||||||
m e i /juni 1995
|
||||||||||||||||||||||||||||
Mededelingen
|
|||||||||||||||||
Een Utrechtse school
in de geschiedschrijving] |
|||||||||||||||||
De Opstand in Utrecht,
1555-1588 Nieuwe educatieve projecten in
Domkerk en Cathcuijneconvenl In 1995 en 1996 is 'De opstand
in de Nederlanden 1555-1588' eindexamenonderwerp voor alle middelbare scholieren met Ge- schiedenis & Staatsinrichting in hun pakket. Dit thema is zo rijke- lijk vertegenwoordigd in de stad Utrecht dat Museum het Catharij- neconvent en de Domkerk er een speciaal project over hebben ge- maakt. In 1581 ging de Domkerk over in
refomatorische handen. Een jaar daarvoor hadden de beeldenstor- mers hun werk gedaan. De spo- ren van de opstand zijn nu vrij- wel nergens zö zichtbaar als in dit gebouw. Het project van de Dom bestaat uit drie onderdelen. De rondleider schetst eerst een ka- der, om de leerlingen een beeld te geven van de situatie in de (aarts)bisschopskerk vlak \oor de opstand. Vervolgens doen de leerlingen een zeltstandig onder- zoek op drie locaties in de kerk die duidelijke sporen dragen van de beeldenstorm. Zij doen dit aan de hand van een observatieschema. Tot slot formuleren ze zelf enkele brandende vragen, die zij ook kun- nen stellen aan de rondleider. De- ze zal proberen de vragen zo bevredigend mogelijk te beant- woorden ól aan te geven waanim dat niet kan. De educatieve dienst van de Domkerk tracht met deze onderzoeksmatige manier van wer- ken, op basis van beeldbronnen, aan te sluiten bij de vernieuwin- gen in het geschiedenisonderwijs. In Museum het Calharijnecon- vent neemt de rondleider leerlin- gen mee naar het gedeelte van de |
|||||||||||||||||
aardig voorbeeld is hoogleraar
sociaal-economische geschiedenis J.L. van Zanden, die enkele jaren geleden uit Amsterdam is overge- komen. In de bundel schrijft hij over J.G. van Dillen, 'een misken- de Amsterdammer in de Utrecht- se school' zoals deze in de titel omschreven wordt. Nu zal de zeer produktieve Van Zanden zichzelf wel niet miskend voelen, maar enige verwantschap met zijn ambtsvoor- ganger, zowel wat betreft leerop- dracht als Amsterdamse herkomst, zal toch aan de basis van dit arti- kel hebben gelegen. Zelfs de bui- tenbeentjes worden in de traditie ingepast! Geschiedschrijving is een constructie achteraf, je zoekt in het verleden overeenkomsten én verschillen. De geschiedenis wordt voortdurend aan het nieuwste he- den aangepast. Als je maar lang genoeg kijkt, ontstaat er vanzelf iets als een 'Utrechtse school'. E. Jonker en P. van Hees (redactie),
Geschiedenis in Utrecht. Bestaat er een Utrechtse school in de geschiedbeoefe- ning?, verschenen in de reeks Utrechtse Historische Cahiers 15 (1994) nr. 3, een uitgave van de vakgroep geschiedenis van de Rijksuniversiteit tJtrecht. ISBN: 90-72131-26-6. Prijs: ƒ 20. |
vaste expositie dat gewijd is aan
het godsdienstig leven in de twee- de helft van de zestiende eeuw. Beeldenstormpuin uit de kerk van Woerden, satirische prenten en schilderijen over onmatige monnikken en hoogmoedige pau- sen, heiligenbeelden en relieken geven hen een beeld van de tur- bulente religieuze ontwikkelin- gen in de periode 1555-1588. Tijdens de rondleiding werken de leeriingen ook aan enkele op- drachten, waarmee zij zich een oordeel moeten vormen over een schilderij ol prent. Beide programma's kunnen in
combinatie of los van elkaar wor- den uitgevoerd tot zomer 1996. Voor meer informatie over de pro- gramma's, tijden, kosten, materiaal etc. kimt u zich wenden tot - Museum C^atharijneconvent,
Afdeling Presentatie en Com- municatie, tel. 030-513835 - Domkerk, tel. 030-310403
|
||||||||||||||||
Te koop aangeboden :
• Jaarboekjes Oud Utrecht 1933
t/m 1964 * Maandbladen Oud Utrecht
1943 l/m 1957 (niet compleet) Prijs n.o.t.k.
Mevr, A Sprenger - den Uyl
Voorstraat 5
3633 BA Vreeland
tel.:02943-1350
|
|||||||||||||||||
66
|
|||||||||||||||||
mei /juni 199.')
|
u T R i; c: 11 T
|
||||||||||||||||
zal hier wat swaar vallen, hier
moet men nog een vroedvrouwe bij halen". Judith Pome komt op donderdag tegen 2 uur en ver- klaart na onderzoek: "dit is hier nog een beslote werk, hel zal der scherp afflopen". Toen de moeder de "dogter, zittende op den stoel heeft gevraagt, wel susje, wel kind, hoe komt gij daar toe? Waarop der requirantes dogter met schrij- ende oogen antwoorde, hoe ik daar toe gekomen ben, moeder, dat zoude de beste konnen gebeu- ren. Als zij verhaalde hoe dat zij door vrouw Kok "ware misleijd ende bedrogen". Deze vrouw Kok (volgens andere verklaringen een "olijk hoerhuijs in de Bakkersteeg hebbende") heeft haar wijsgemaakt dal zij een goed dienstje voor haar weet en dat zij de volgende dag maar terug moet komen. Dan is daar ook professor Burmannus en men vraagt haar naar boven te gaan om een en ander rustig te kunnen bespreken. Boven heeft zij "aldaar vinden staan twee bottel- jes met wijn en twee wijnroemer- tjes en een wille schotel met koek- jes en krakelingen". Plotseling moet vrouw Kok naar beneden, waar- op "den professor Burmannus zijn paruijk hadde afgezet, in't net gerold en op de kast gelegd, dal hij daar op de schorteldoeksband hadde los gemaakt, haar ontkleed en twee maal vleijsselijk met haar geconverseert". Op de vraag of dil de waarheid is, antwoordt Diena: "Jaa en dat zij noyl, nog voor, nog naa van een man ware bekend ge- weest als van den professor Bur- mannus. Daar sy in zeer sware angsten en benaudheyt zijnde en als voor de poorten des doods, voegende daar bij dat het zoo waar ware als et een God in den hemel ware, roepende als God tot geluygen ende zeggende al waar- re het dal van stuk tot stuk wier- de gehakt en met vier peerden vaneen getrokken, ik zoude niet anders kunnen zeggen dat zij lij- den mogle, dal God haar dus op den stoel liet zitten zoo zij de waar- heijt niet hadde verklaard. Op welke woorden aanstonds God den heere zodanige schielijke ver- |
anderinge gaff tegens onzer attes-
lanten verwagtinge, dat des re- quirantes dogter verloste ontrent vijff uuren van een zoon, dat agt maanden gedragen waren. Waar- op de omstanders zeijden, dat kind ziende: Wel, wat lijkt dat kind zijn vader, zoo nel ende zoo wel, jaa zelfs tot het kuyllje in de kin". Ook buurvrouwen verklaren pro- fessor Burmannus goed te ken- nen en dat het kind net als hij heeft: "een kloofje in zijn kin, een breed voorhoofje, een rond aan- gesigie off rond tronitje, roye lip- jes en een gestadig wesentie". Er volgt een proces en professor Burmannus wordt ondanks zijn ontkenning veroordeeld tot be- talingvan fl. 3000,- wegens deflo- ratie (ontmaagding) en fl. 300,- kraamkoslen, verder dient hij lot onderhoud van het kind fl. 3,- per week te betalen, dit alles cum expensis (met de onkosten). Schand- dichten volgen en hij wordt er van beticht meer onechte kinde- ren te hebben. In 1715 vertrekt hij naar de universiteit van Leiden. En de zoon? Zijn doop is in
Utrecht niet te vinden. Wel is er een besluit van de kerkeraad op 4 ok- tober 1709 dal een zekere vroed- vrouw, niet met name genoemd, niet meer aan het avondmaal mag deelnemen. Ze is een aantal keren niet op de oproep verschenen en nu wil ze niet zeggen waar een be- paald (?) onecht kind is gedoopt. Diena van Woudenberg trouwt op 20 januari 1711 met Johannes Rennewee (Runnewé, Rendeweg) en nadat ze weduwe is geworden hertrouwt ze in 1731 met Marti- nus van Cleef. Ze sterft in 1751, ogenschijnlijk kinderloos? Bronnen
GAU, notariële archieven, inv. nr. U 145 a
lal<tenr. 101,105,108.1 en 108.2; GAU collectie DTB; GAU Arch. van cJe Kerke- raad van de Ned. Herv. Gemeente, inv. nr. 12; Gedrul(t verslag van het proces voor het Hof van Utrecht, bibl. GAU XX B 58; spotdicht bibl. GAU XX B 56. |
||||||||||||||||||
C H A N D A A
|
|||||||||||||||||||
Had deze zedepest, van geyle liefde dronken,
Zijn schadelijk vergift de jeugd niet ingeschonken; En school en tempeltwist onsteken met geweld. Hij waar verhoogt, die nu met schande legt geveld. |
|||||||||||||||||||
Dil spotdicht is
in 1709 gepubli- ceerd naar aan- leiding van hel gedrag van nie- mand minder dan Petrus Burman- nus, hoogleraar in de historie, wel- sprekendheid en staatkunde te Utrecht. Die wel- sprekendheid daar kan Diena van meespreken! Diena van Woudenberg is op 22
mei 1687 gedoopt in de Jacobikerk als dochter van Johannes van Wou- denberg, grutter en burger van de stad Utrecht en Diena van Span- gen (ook wel Van Spaenjen ge- noemd). Zij heeft verschillende broers en zusjes. Diena gaal in een dienstje in Den Haag en dal valt niet mee, want het gezin Groenesteijn aan de Nieuwe Mol- straat heeft 10 kinderen. In sep- tember 1708 is Diena bij haar moeder (haar vader is gestorven) in Utrecht om kermis te vieren. Dan komt zij vrouw Kok tegen. Voor notaris Johan Bosch wordt op verzoek van de moeder van Diena op 27 maart 1709 een atte- statie (verklaring) afgelegd door twee vroedvrouwen over het ge- beurde in een huis aan de Ridder- hofstad in Utrecht op woensdag 13 maart 1709: Diena van Woudenberg krijgt "je-
gens den avond den arbeijd op den hals" en vroedvrouw Maria de Lange wordt ontboden. Zij verklaart dat er "nog geen apparenlie was tot verlossinge" en ook "dit werk |
|||||||||||||||||||
Petrus Burmannus,
1668-1741. Coil. Universiteits- museum. Foto Jac. P. Stolp. |
|||||||||||||||||||
67
|
|||||||||||||||||||
Uartine 1. van
der Kaa |
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
mei /juni 1995
|
|||||||||||||||||||
zegeld werd. Maar de Duitsers
stonden wel toe dat de uitgeno- men hoofdzekeringen het eigen- dom bleven van de bewoner. Bo- vendien zagen de achtertuinen van de wel aangesloten panden zoals bakkerijen er al snel uit als ge- pavoiseerde oorlogsschepen, maar dan zonder vlaggen en lampen. ozo
Bijna alle buren kregen een
'stekkie'. Helaas was onze naaste bakkerij wat te ver weg, maar wij ontvingen hulp uit een geheel an- dere hoek. Ons schildersbedrijf annex aulospuiterij zal al lang zonder werk en personeel. Alleen mijn oudere broer deed nog wel eens wat klein spuitwerk voor goede relaties. Maar de materialen raakten ook op en veel maakte het dus ook niet ineer uit dat de luchtcompressor en alzuigventila- toren dan niet meer gebruikt kon- den worden. Veel erger was het dal we niet meer naar de BBC konden luisteren. Daar moest iets aan gedaan worden, maar hoe? De redding kwam in de gedaante van een ambtenaar van het energiebe- drijf die de stroom kwam afslui- ten. Hen uiterst aimabele, spraak- zame man die de zekering uitnam, hel kastje verzegelde en mijn broer de zekering overhandigde met de woorden: "Alstublielt meneer die zekering blijft van U. Het kastje is verzegeld zoals U ziet en U weet naluuriijk dat het ten strengste verboden is het zegel te verbreken en de stroom weer aan te sluiten. Nou meneer U ziet er niet naar uit dal U zoiets zal doen, inaar er zijn liguren meneer....die nemen een slopnaald en dan peuleren ze het zegel open en dan ...kijk maar" {en iets dat op een grote slopnaald leek uil zijn las nemend, peuter- de hi| het loodje open, school hel van hel ijzerdraad en weer erop, kneep met een tangetje het loodje ver dicht en ging verder met zijn beloog) "de zekering er weer in...maar dat is levensgevaarlijk meneer als je het niet met een geï- soleerde tang doel. fin...nou ja, U weel dat het niet mag, dus dan ga ik maar naar de volgende klant. |
Dag meneer... en..uh..OZO!" En
met deze in die dagen zo gang- bare begroeting, de beginletters van hel 'Oranje zal Overwinnen', ging hij weer op weg naar de vol- gende klant. Twee minuten later zaten wij weer 'aan de stroom'. Hongerwinter
De kerken deden in de hon-
gerwinter hun best de ergste kre- peergevallen wat te helpen. Na lang onderhandelen was het de Utrechtse kerken namelijk gelukt om toe- slemming van de bezetter te krij- gen om - op eigen kosten en verant- woording - enige weken lang een beperkt aantal wanne maaltijden te verstrekken aan de meest schrij- nende gevallen. Met welwillende hulp van een aantal agrariërs en handelaren werd (al dan niet zwan) de hand gelegd op een bescheiden hoeveelheid voedsel als wortelen, uien, kool, aardappelen etc en de benodigde brandstof voornamelijk hout. Voor de bereiding werd een beroep gedaan op een aantal bak- kers en banketbakkers in de ver- schillende wijken. Zij beschikten nog over eleklriciteit voor hun be- drijf, omdat zij nodig waren voor de voedselvoorziening. Banketbak- ker Koot in de Goedeslraal was een van hen. Koot (Tom voor zijn vrien- tlen) was behalve een zeer vakbe- kwaam banketbakker, ook een zeer \riendelijk, ruinihariige en sociaal- voelend man en hij stelde zijn niet geringe capaciteiten, zijn bak- kerij en zijn ingrediënten graag ter beschikking. Omdat zijn bakkerij al lange tijd op een laag pitje draai- de en hij (behalve zijn vrouw) geen hulp had, vroeg hij mij - toen een 24 jarige onderduiker en medebe- woner van de Goedeslraal - hem als keukenhulp te assisteren, uiter- aard zonder geldelijke vergoeding, maar met het vooruitzicht van eenmaal per week een eenvoudi- ge warme maaltijd. Vooropgesteld naluuriijk dat er genoeg overbleel na de uitdeling. Indien mogelijk dan ook nog voor de rest van ons ge- zin bestaande uit zes volwassenen waarvan drie onderduikers. Dit aanbod greep ik naluuriijk mei beide handen aan. |
||||||||||||||||||||
o G G E T U I G
|
|||||||||||||||||||||
Louis Cornelis - Loek - van Santen is in 1920
geboren in de Goedestraat te Utrecht. Toen de oorlog uitbrak was hij twintig. In onder- staand verhaal vertelt hij over het dagelijks leven in de laatste oorlogsjaren in Utrecht. |
|||||||||||||||||||||
Stroomloos
Na de spoorwegslaking in sep-
tember '44 was hel snel gedaan mei de energiewiorziening. Van ho- gerhand kwam de verordening dal alles behahe wal van belang was voor de Duilse oorlogsvoering en voor de voedselvoorziening van Nederiand, alsmede een beperki aantal ziekenhuizen afgesloten zou worden van de elektriciteits- voorziening. Dit was op zichzell nogal een gecompliceerde ingreep. Hoewel modernisering van hel elektriciteitsnet al een aantal jaren voor de oorlog was ingezet waren er vooral in de oudere binnenstad en buitenwijken nog wat objecten die nog niet volledig aangepast waren. Bovendien was het met oog op bovenstaande vrijstellin- gen niet mogelijk gehele blokken buiten bedrijf te stellen door het afkoppelen van transformatorhui- zen. De afsluitingen moesten dus pand voor pand plaatsvinden en dit gebeurde aldus wijksgewijze door in de huizen de panden de hoofdzekering uit de aansluitkast te verwijderen, waarna de kast ver- |
|||||||||||||||||||||
f en door de
Utrechtse kerken georganiseerde voedseluitdeling. Foto: GAU, Ven. 156 f) IJ |
|||||||||||||||||||||
68
|
|||||||||||||||||||||
1..C. van Santen
|
|||||||||||||||||||||
mei I \un\ 1 'ï 9 5
|
U T R O C II T
|
||||||||||||||||||||
Keukenhulp
En zo was bakker Koot in hel
voorjaar van '45 vier weken lang in de gelegenheid zijn kunst te to- nen bij het eenmaal per week be- reiden van een warme maaltijd voor circa 100 personen die hiervoor van de kerk een bon ontvingen. Uiteraard voornamelijk stamppot, maar smaakvol en van klasse. Mijn werk als keukenhulp bestond uit het wassen van groenten, het schil- len van uien en aardappelen, het hakken van hout en takken voor de oven en behulpzaam zijn bij het uitdelen, 1 liter per persoon. Voor dag en dauw begon ik hier- mee in zijn bakkerij aan de Fre- derikastraat. Om half een 's mid- dags was de uitdeling, maar al uren van te voren stonden de kleu- mende stakkers buiten in de rij met hun pannetje. Soms kwamen de waterlanders bij het zien van zoveel ellende, maar het schillen van al die uien bracht gelukkig een welkome camouflage. Eenmaal was er zelfs vlees! De herkomst bleef een raadsel, evenals de aard, maar het zag er goed uit al was het bij lange na niet voldoende voor een sudderlap of een karbonade voor iedereen. Maar Koot maakte er voor iedereen een prachtige schijf - wat hij noemde - paarde- vlees van. Een soort zult met krui- den en gelatine uit zijn eigen voor- raad. Na de uitdeling was het afwassen en schoonmaken en om- streeks drie uur zat het werk er- op. Hel overgeschoten eten - soms wel twee liter of nog meer - werd in een pan gedaan en dan was het tijd voor de operatie 'homerun'. Terwijl mevrouw Koot in de deur- opening van de winkel de Goede- straat in het oog hield, verkende Koot zelf de Frederikastraal en als alles veilig was kwam de kreet "ja Loek..hollen..". En als een geolie- de bliksemstraal rende ik met mi|n pannetje onder de arm vijf- tig meter naar huis, waar mijn oudere zus al klaar stond om snel de voordeur open te doen. Bin- nen stonden de borden al op tafel en brandde het noodkachellje om heerlijk te kunnen genieten van het wekelijkse feestmaal. |
||||||||||||||
VONDSTEN
|
||||||||||||||
Op de zijkant van de bus is een
reklamebord te zien voor sigaret- ten van het merk 'Turmac' met als ondertekst 'bouquet special'. De bus is een Opel, welke in bedrijf genomen is in 1938. Op 4 sep- tember 1944 is deze bus (nr 64) samen met de andere nog in rijd- bare staat verkerende bussen meegenomen door de bezetter. De bevrijding leek nabij en in al- lerijl evacueerden de Duitsers hun mensen en bezittingen rich- ting de oostgrens. Verdere gegevens lijkt de foto niet prijs te geven. Intrigerend is het wel om de diverse gelaatsuitdruk- kingen te bekijken. Variërend van de vrolijkheid van een kind bij het meelopen met een optocht, tot de - wellicht gespeelde - ongeïn- teresseerdheid van een fietser die er alleen maar snel voorbij wil en het fanatisme van het jeugd- stormlid met een tot in de vinger- toppen doorgevoerde gediscipli- neerde houding. Informatie over de bus is aficomstig uit:
IVI.R.A. Velthuis, Van de D/on Bouton naar DAF-standaard, Zaltbommel 1980 |
||||||||||||||
Bij toeval dook deze foto on-
langs op in het Archeologisch en Bouwhistorisch Centrum. Een fo- to die gezien de dit jaar uigebrei- de herdenking van 50 jaar bevrij- ding een extra actueel tintje heeft. De foto roept een aantal \Tagen op, die wellicht door welwillende lezers beantwoord kunnen wor- den. Wat is hier afgebeeld en in welk jaar speelt dit zich af ? Een paar aanwijzingen geeft de foto zelf. Zo is hij genomen in de Wijde Begijnestraat ter hoogte van de Breedstraat. Er vindt een optocht plaats van de NSB en de Nationale Jeugdstorm. Zoals elke optocht trekt ook deze meelopers en kijkers, zij het dat in oorlogs- tijd deze woorden een andere ge- ladenheid krijgen. Lettend op de nog volgende lange reeks jongens en meisjes komende vanuit de ■Van Asch van Wijckskade, moet de optocht een grote omvang ge- had hebben. De autobus (lijn 1, nr 64) die
zichtbaar is op de foto heeft een houtgasgenerator achterop ge- monteerd. De eerste bus op hout- gas reed al in 1940, bus nr 64 kreeg de generator begin 1941. |
||||||||||||||
69
|
||||||||||||||
mii /juni 199 5
|
UTRECHT
|
|||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
|||||||||||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
|||||||||||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht tel: 030-623866/626800 fax: 030-623274 |
|||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT |
|||||||||||||||||||||||||||
(k)
|
|||||||||||||||||||||||||||
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V. UTRECHT
OUDKERKHOF25
TEL. (030) 31 52 51 |
|||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
* Elektra
* Klimaat
* Sanitair
* Beveiliging
|
|||||||||||||||||||||||||||
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33 |
|||||||||||||||||||||||||||
3512 GJ UTRECHT
|
FAX (030) 367144
|
||||||||||||||||||||||||||
Tijdschriften
wil ili als hobby voor u
INBINDEN
Redelijk tarief en
100% handwerk. Co Passenier,
tel. 030-930867 (na 18.00 uur) |
|||||||||||||||||||||||||||
Hier had uw
|
|||||||||||||||||||||||||||
?r
|
|||||||||||||||||||||||||||
advertentie
kunnen staan" |
|||||||||||||||||||||||||||
.„pltrettende bestrijding
|
|||||||||||||||||||||||||
en'
|
|||||||||||||||||||||||||
ongedierte Bestriiding
|
|||||||||||||||||||||||||
aldeling
|
|||||||||||||||||||||||||
„ Havendienst Uliechl
|
|||||||||||||||||||||||||
R*'9'"8
|
Tel. 030
|
443986
|
|||||||||||||||||||||||
H
NVM
|
|||||||||||||||||||||||||
Oud-Utrecht,
een levende vereniging met hart
voor Utrecht
Mccprawn over de iockomsi
Leden van de vereniging Oud-Utrecht weten waarover zij
hel hebben. Zij praten met gezag mee over het verleden en de toekomst van hun stad en hun provincie. E.uur.sics. lezingen en forums
Oud-Utrecht organiseert excursies naar historische gebou-
wen, tuinen en dergelijke. Daarbij gaan vaak deuren open die normaal gesloten blijven. Op lezingen en forums worden historische en actuele
onderwerpen behandeld. Tijdschrift, Jaarboek en Kroniek
Het blad Oud-Utrecht, twee-maandelijks tijdschrift, geeft
volop informatie over de geschiedenis en het heden van
stad en provincie.
Het Jaarboek Oud-Utrecht is hekend om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen.
Behalve hel Jaarboek en het tijdschrift ontvangen de 1800
leden van Oud-Utrecht elk jaar de Archeologische en
Bouwhistorische Kroniek.
De Oud-Ulreelu-Prijs
In 1992 is de Oud-Utrecht-Prijs ingesteld, groot 3000 gul-
den. Eens in de twee jaar wordt deze prijs toegekend aan de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis van Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||
^UUS
|
|||||||||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______ 030 - 34 00 08
|
|||||||||||||||||||||||||
)SB
|
|||||||||||||||||||||||||
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 543212, Fax 030 - 5432 11 |
|||||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken |
|||||||||||||||||||||||||
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
|
||||||||||||||||||||
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag 11-18 uur Zaterdag 11-17 uur
|
||||||||||||||||||||
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
|
||||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74 |
||||||||||||||||||||
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
||||||||||||||||||||
TAILORSSINCE1850
|
||||||||||||||||||||
^tm
|
zwif^^im.
|
|||||||||||||||||||
WAAR OIJDF WAARDFi
NFOn TTSI FRF
ORDEN GEHOUDEN.
|
||||||||||||||||||||
ENÜ
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
||||||||||||||||||||
Utrecht
|
|||||||||||
6 8e jaargang nummer 4
|
|||||||||||
Onthulling van het
beeldje Kathrijn van Leemput |
|||||||||||
Het Utrechtse bevrijdingsfeest van 5 mei 1955
Boekenschouw Tussen distantie en betrokkenheid
Drie visies op de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
|
|||||||||||
bjltiiuttioekder -
hi.- -iifnvtifSiteit ■ J
|
|||||||||||
i.___,_
|
|||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-88 21 31 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Keniink
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l.ni \ril -\nluj!unr\ CnnoalM ihip
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROTO SMEETS DE BOER
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
é^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r.LISH4N
&>LIS114N bouw&vastgcx:d
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Data tot Druk
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrieslantlaan 14.3526 AA Utrechl
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht Telefoon 030-822 822 Fax 030-88 35 61 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
|||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
Iwccniaiiiulcliiks (ijdschriU
6Hc jaargang nr. 4 juli/augusliis IW) ISSN HHO-yny
Oud-Utrcchl is een uilga\'e van c!c
Vereniging Oud-Utrechl, vereniging lol beoefening en lol verspreiding van de kennis der geschiedenis van siad en provincie Utrechl. VooijidrrJ.W. Lcmaicr
Secretariaat: Mw.J,C;.M. Pennings,
p/a Alexander Numankadc 201,
3572 KW Ulrechl.
Pcnninj;mtrs(i'rJ.Baars,
U kunt zich opyfvcn ak lid van de vcrcni-
^ng Oud-Uticcht door te schiijvcn naar:
Oud-Ulrechl,
Antwoordnummer 3335,
3500VPUlrechL
De conlribulie bedraagl / 47,= per
jaar (26- / 30,=; 65+/41,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
Mw- C. de Ixcuvv,
icleloon: 03645-62930.
Bclaling conlribulie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, M. van Haitem,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C \'an Oudheusden,
B. van Samen, E. Tigelaar,
M. van de Vrugl, A. van der Zeijden.
Rcdactieadfc^:
Alexander Numankadc 199,
3572KW|ilrcchl.
V'ormgcvini;; De Vormers, Ulrechl
Druk: De Boer C\iperus.
Oud-lJtrecht. Tweemaandclijh üidschrift
verschijnl zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 26 auguslus '95, verschijningsdalum 1 oklober. Llw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankadc 199, 3572 KW Ulrechl, op 5 1/4 of 3 V' inch lloppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0ol5 1). Aanbc\'olen om\'ang lussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij hel aantal noten zo bcperki mogelijk gehouden moet worden. Hel gebruik van lu.ssen- kopjcs wordt aangeraden; illuslralie- suggestics zijn zeer welkom. |
|||||||||||||||
De redactie mag zich de laatste tijd gelukkig prijzen met het binnenkomen van een aantal grote
artikelen. In dit nummer treft U bijvoorbeeld twee artikelen aan die uitgebreid ingaan op de herdenking van de bevrijding in Utrecht, toen en nu. Een gevolg van dergelijke grote artikelen is echter wel een worsteling met de beschikbare ruimte in
Oud-Utrecht. In het vorige nummer leverde het aantal grote stukken een zodanig probleem op, dat in sommige vaste onderdelen flink gesneden moest worden. Ditmaal is er voor gekozen om enkele vaste rubrieken tot hun volle recht te laten komen en voor eenmaal de rubriek 'Vondst' te laten venallen. Wij hopen op Uw begrip daarvoor, want het gaf de redactie de mogelijkheid de Utrechtse slenoet- baller Tonny van der Linden uitgebreid aan hel woord Ie laten in Ooggetuige. Tenslotte wenst de redactie de heer Ton Simonis van drukkerij De Boer-Coupcrus van harte te bedanken voor zijn jarenlange trouwe en betrouwbare medewerking aan de totstandkoming van het blad. We wensen hem een plezierige en boeiende VUT-tijd! |
|||||||||||||||
Inhoud
Van de redactie
Het Utrechtse bevrijdingsfeest van 5 mei 1955
Cdwin Maes
Boekenschouw Ooggetuige Agenda Tussen distantie en betrokkenheid
Drie visies op de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
Wim Berlfelaar Van de leestafel
Schandaal |
|||||||||||||||
75
76 82
84 86 87 92
93 |
|||||||||||||||
75
|
|||||||||||||||
juli I «ugusfus 1995
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Het Utrechtse hevrijdingsfeest
van 5 mei 1955 |
||||||||||||||||||
Op 5 mei 1995 vierde Utrecht zijn 50ste bevrijdingsjaar. Een groot bevrijdings-
feest zou deze speciale gelegenheid zijn glans hebben moeten geven, maar als men afgaat op de beelden van de Stadsomroep en reacties in de plaatselijke kranten, dan viel de viering bij vele (vooral oudere burgers) tegen. |
||||||||||||||||||
organisatie van de viering voor
een groot deel op zich. De bevrijdingsfeesten van 1946 en 1947, waarbij de middag mocht worden vrijgegeven, waren een groot succes. Het feit dat van 1948 tot en met 1953 de vrije middag pas om 16.00 uur zou beginnen zorgde voor een daling van activiteiten. Het bevrijdings- feest verplaatste zich die jaren vooral naar de avond met sta- dionspelen, volle cafés, muziek en bevrijdingsbals. De viering in 1953 was een diep- tepunt jvat betreft omvang en organisatie. Het Utrechts Nieuws- blad schreef: "Bevrijdingsfeest in Utrecht was als bijna overal elders te lande een dag zonder feest. Het verplichte vrijaf was door de re- gering van het rooster geschrapt en dus werkte bijna iedereen door, maar niet met instemming. Waar was na een avond rouw om de gevallenen, de sfeer van blij herinneren van die onvergetelijke grootse dag aan het eind van de oorlog en bezetting, de dag der bevrijding? Hoe was het mogelijk opnieuw die dag van het gloren der vrijheid te beleven, in een werkende stad, een werkend land? Na rouwherdenking was er geen opgang meer naar een hoopvol verschiet. Een deel van ons volk wenste het niet zo".' De oorlog lag nog vers in het ge- heugen en daarom werd er ook op gewezen dat het bevrijdings- feest een dankfeest was en al te wilde uitbundigheid dus uit den boze. Op 6 mei 1949 plaatste het Utrechts Nieuwsblad naast de verslagen van het bevrijdingsfeest de volgende ingezonden brief "M. de R., Het was mij een grote voldoening om aan de vooravond van de dag der bevrijding deel te kunnen nemen aan de stille om- |
||||||||||||||||||
Daarmee was dit feest geen
uitzondering. In de periode na de oorlog heeft fiet bevrijdingsfeest nooit op veel animo kunnen reke- nen. Behalve dan op 5 mei 1955, het absolute hoogtepunt van alle vieringen. Wat waren hiervan de oorzaken en waarom was het be- vrijdingsfeest van 5 mei 1955 zo bijzonder? Tussen 1946 en 1995 kende de
viering van het bevrijdingsfeest veel pieken en dalen. Van grote invloed daarop was vooral het ge- debatteer van de overheid over een al dan niet te geven vrije dag. De viering van de vijfde mei werd niet door iedereen als wenselijk beschouwd. Voor een deel van de bevolking was de vijfde mei niet de werkelijke bevrijdingsdag (ver- schillende delen van het land wer- den op verschillende data bevrijd). Daarnaast bleven de naoorlogse kabinetten en de Stichting van de Arbeid het als een onoverkome- lijk bezwaar zien dat een gehele werkdag zou uitvallen. De periode onmiddellijk na de oorlog was er één van 'herstel en vernieuwing', aldus de leuze van het kabinet Schermerhom-Drees in 1945. De viering van de bevrij- ding zou ten koste gaan van de wederopbouw van het land. Voor de vijfde mei 1946 werd daarom van regeringswege niets bepaald. Koningin Wilhelmina had een plan van minister-president Schermer- hom, om op koninginnedag (31 |
||||||||||||||||||
augustus) tevens de bevrijding te
herdenken, verontwaardigd van de hand gewezen. De viering werd aan het particulier initiatief overgelaten. In 1947 mocht (het was niet ver-
plicht) op de vijfde mei de mid- dag vrij worden gegeven. In 1948 echter werd bepaald dat die vrije middag pas om 16.00 uur zou beginnen. Deze regeling bleef tot 1954 gehandhaafd. Op voorstel van minister-president Drees en met instemming van de Stichting van de Arbeid werd in 1954 be- kend gemaakt dat Koninginnedag (30 april) tevens als bevrijdings- dag zou worden gevierd. Tien jaar na het einde van de tweede wereldoorlog werd de vijf- de mei in 1955 wèl een nationale feestdag. Maar in 1958 werd besloten dat de bevrijding voortaan alleen nog in de lustrumjaren offi- cieel zou worden herdacht. Ongetwijfeld heeft dit omslachtig beleid bijgedragen tot de deva- luatie van deze dag en zijn bete- kenis. Maar daarmee alleen kan de moeizaamheid, waarmee de bevrijdingsdag wordt gevierd, niet worden verklaard. De periode 1946-1955
In de periode van 1946 tot
1955, waarin de overheid ten aan- zien van het bevrijdingsfeest weife- lend optrad, werd het bevrijdings- feest elk jaar in Utrecht gevierd. Het Comité Nationale Feestdag, een particulier initiatief, nam de |
||||||||||||||||||
76
|
||||||||||||||||||
Edwin Maes
|
||||||||||||||||||
j ui i I augHSIus J995
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
De optocht van
gemeenten- diensten, 1957. Voorop de Monumenten- zorg-wagen. Foto: Sector
Monumenten |
||||||||||||||
gang. Maar zijn er werkelijk men-
sen te vinden, die van 5 mei een nationale feestdag willen maken? Wij nuchtere Nederlanders zou- den toch niet graag zien, dat zij die tijdens de oorlog dierbaren verloren hebben en hun verlies op deze dag nog ernstiger voelen, achter een hoempa-orkest aan gaan lopen? Nu is het zo, dat een deel van het Nederlandse volk feestviert en een ander deze dag in herdenken doorbrengt. Laat 5 mei geen nationale feestdag zijn, maar een dag van stille overden- king! J.R."2 Na 1953, een jaar waarin het be-
vrijdingsfeest nauwelijks meer werd gevierd, verdween het C.N.F, en nam 'Stichting Stads- |
ontspanning' (S.S.0.) de organi-
satie van de viering op zich. Op verzoek van het gemeentebe- stuur droeg de S.S.0. jaarlijks zorg voor de 5 mei viering. De S.S.O. verzorgde, gedurende het gehele jaar, verscheidene activi- teiten in de stad (van zomeravond- concerten tot de kerstverlichting) en bestond uit vrijwilligers. De Stichting kreeg jaarlijks een be- drag van de gemeente waarmee de kosten van de activiteiten moesten worden betaald. 5 mei 1955
De viering van 5 mei 1955
kan wat betreft omvang, organi- satie en belangstelling van de Utrechtse bevolking als het hoog- tepunt van alle gevierde bevrij- |
|||||||||||||
dingsfeesten in Utrecht worden
gezien. Doordat het gemeentebestuur grote
groepen van de burgerij inscha- kelde "kon deze herdenking in Utrecht boven alle godsdienstige en politieke geschillen uitgetild worden en beleefden de Utrech- ters de feestelijkheden in dezelfde geest van eensgezindheid en ver- bondenheid, die zo kenmerkend is geweest voor de bezettingsjaren en voor het feest der bevrijding zeir.3 Op donderdagmiddag 5 mei 1955
genieten bijna 10.000 Utrechtse burgers, op acht verschillende plaatsen in de stad, van hun 'meat and vegetables'. Met deze voor Nederland unieke, en daarom door Polygoon verfilmde bevrij- |
||||||||||||||
77
|
||||||||||||||
juli I augustus 199 5
|
||||||||||||||
U T R E C fl T
|
||||||||||||||
Het Utrechtse bevrijdingsfeest
van 5 mei 1955 |
|||||||||||||||
dingsmaaltijd, viert Utrecht zijn
tiende veijaardag van de bevrijding: Andere hoogtepunten van die dag waren de herdenkingsbijeenkomst in Tivoli, de historische en allego- rische optocht en aansluitend het openluchtspel 'Triliber' in een stadion met 7000 toeschouwers en 2000 deelnemers. Na tien jaar van 'tucht en ascese' was eindelijk plaats voor een uit- bundige viering. De wederop- bouw was vergevorderd zodat een zekere afstand genomen kon worden van de moeilijke oorlogs- jaren. Pas nu was de bevrijding werkelijk voltooid. Aan het suc- ces droeg ook bij dat de overheid het bevrijdingsfeest tot een natio- nale feestdag uitriep. Die vijfde mei trok de grote histo-
rische en allegorische optocht on- getwijfeld de meeste belangstel- ling. Ongeveer 2500 mensen namen deel aan de stoet, die een afstand van bijna 7 km door de stad aflegde. Anderhalf uur duur- de de tocht langs de op sommige plaatsen vijf tot zes rijen dikke haag van toeschouwers. Het waren eigenlijk twee optoch- ten want de allegorie werd voor- afgegaan door een optocht van de sportverenigingen van Utrecht. Onmiddellijk daarna volgden 12 herauten en 24 bazuinblazers, die de historische stoet voorafgingen, en de praalwagen aankondigden waarop de stedemaagd met het boek der historie troonde. Uit dat boek waren drie episodes gekozen, die ook de onderdelen vormden van het spel Triliber, dat die avond in het stadion zou worden opgevoerd: drie bevrijdingen. De stoet bestond uit vijf grote delen, die achtereenvolgens uit- beeldden de bevrijding van de Spanjaarden (1577), de bevrij- |
ding van de Fransen (1813), de
bevrijding van de Duitsers (1945), de wederopbouw van Utrecht (1945 - 1955) en tenslot- te "De vrouw door alle eeuwen heen smeekt om vrede". In het eerste deel werd het Spaan- se juk verbeeld door het kasteel Vredenburg, dat door de vrou- wen onder aanvoering van Trijn van Leemput werd afgebroken. Deze hopmansvrouw werd leven- dig toegejuicht. Hoge Spaanse bevelhebbers reden in de stoet mee, kasteleins van versterkingen, maar ook eenvoudige burgers en de Staten van Utrecht. Graaf Jan van Nassau, grondlegger van de Unie, werd vergezeld door dertien ondertekenaars. Hun handteke- ningen werden, enorm vergroot, meegevoerd op een praalwagen. Zij werden, in het tweede deel, gevolgd door Fransen en Utrechtse burgers uit 1813. Zelfs Napoleon en Marie Louise ontbraken niet. De Fransen werden voortgejaagd door de kozakken, die eerder op de middag de sleutels van de stad al bij de burgemeester hadden opgeëist. Erfprins Willem VI was zelfs in de vissersschuit naar Utrecht gekomen. De Duitse tijd werd uitgebeeld door witte en zwarte figuren (de Duitsers) en door grijze gestalten (het Verzet). Op een wagen, de il- legale pers voorstellend, werd een Oranjebulletin herdrukt. Veel ap- plaus was er voor de leden van de Binnenlandse Strijdkrachten en de jeeps met de Canadese bevrijders. Van alle kranten kwam alleen de Waarheid met kritiek: "Dit onder- deel had men in vergelijking tot de voorafgaande twee zeer 'sober' gehouden, verder dan een symbo- lische 'zwarte massa', voorgesteld door kleine meisjes, kwam men niet. De algemene opinie onder |
de duizenden toeschouwers was
dan ook, dat deze tijd veel beter tot zijn recht zou zijn gekomen indien men geüniformeerde Duit- sers had gekozen. Het geheel wekte nu de indruk dat men poogde de herinnering aan de be- zettingsjaren te doen vergeten. De bezetting werd eenvoudig ver- donkeremaand, juist op de dag waarop men het feit herdacht, dat we tien jaar geleden van alle onderdrukking en ellende die het fascisme ons bracht, werden be- vrijd"."* Het deel van de Wederopbouw
toonde de nieuwe Utrechtse ambulanceauto en verder een levensgrote olifant (van Van Gend en Loos) en een levensgrote Dieseltrein (van de N.S.), geheel in hyacinten uitgevoerd. De laat- ste wagen, met de voorstelling 'De vrouw smeekt om vrede', sloot deze lange stoet af. Inhoud en symboliek
Opvallend aan deze viering
was de speciale aandacht voor de jeugd, als symbool voor de toe- komst, en de vrouw, als symbool van verzet. Bij de in de ochtend gehouden jeugdappèls werd de liefde voor Vaderland en Oranje- huis vooral tot uiting gebracht door het zingen van vaderlandse liederen en afsluitend het hijsen van de Nederlandse vlag. De jeugd moest ook in de toekomst doordrongen zijn van het geza- menlijke ideaal van vrijheid en democratie. In tegenstelling tot de informatie
uit de kranten bleek uit het evalu- atie-rapport van het Secretariaat dat het jeugdappèl op het Dom- plein uitermate slecht was be- zocht. Het slechte weer die och- tend was niet de oorzaak. Er was enige 'deining' veroorzaakt in de |
|||||||||||||
78
|
|||||||||||||||
Juli / augustus 19 9 5
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
voorbereidingscommissie toen
bleek dat het vlaghijsen bij de jeugdappèls door militairen zou worden uitgevoerd. Dit was bij de vieringen daarvoor altijd door de jongeren zelf gedaan en de aan- wezigheid van de militairen werd als misplaatst gezien. "De mede- werkingvan de militairen was ons inziens juist, ook in symbolisch opzicht, omdat onze vrijheid voornamelijk met militaire steun bevochten is", aldus het Secretari- aat in haar evaluatie-rapport.' Kathrijn van Leemput, de vrouw die in 1577 de aanstoot tot de slechting van kasteel Vredenburg gaf, werd deze viering het sym- bool voor de vrouw in het verzet. |
Eerder die ochtend vond op de
Bakkerbrug al de onthulling plaats van het monument (gemaakt door de Utrechtse beeldhouwer Pieter d'Hondt) gewijd aan de nagedach- tenis van Kathrijn van Leemput. Vóór het monument werd ont- huld, sprak burgemeester De Ra- nitz een inleidend woord, waarin hij deze plechtigheid als één der hoogtepunten van de viering van de bevrijding aanmerkte. "Wij zien", aldus de burgemeester, "in Trijn van Leemput de verzets- geest, die zich ook in de oorlogs- jaren 1940 - 1945 manifesteerde en wij willen door dit monument eer bewijzen aan de vrouwen in het algemeen, die in de bezet- |
|||||||||||
tingsjaren door karaktervastheid
en opofferingsgezindheid de man- nen hebben gesterkt in het verzet jegens de onderdrukker".* Tijdens de optocht en ook bij het openluchtspel werd Trijn van Leemput steeds door de bevol- Onthulling van het king toegejuicht. Kennelijk sprak beeldje Kathrijn deze persoon zeer tot de verheel- van Leemput ding. Zij maakte het regionale aandeel in de geschiedenis van de V.l.n.r: natie herkenbaar, en zo werd ook Pieter d'Hondt, het nationale bewustzijn aange- Kathrijn van sproken. Leemput, Burgemeester
In zowel de optocht als het open- De Ranitz. luchtspel stonden de drie bevrij- dingen van Utrecht centraal. Zowel Foto: Fotobureau bij het Spaanse als bij het Franse 't Sticht |
||||||||||||
79
|
||||||||||||
juli / augustus 19 9 5
|
||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||
Het Utrechtse bevrijdingsfeest
van 5 mei 1955 |
|||||||||||||||
de laatste episode van de Duitse
bezetting, maakten het geheel toch tot een groot succes. Aan het slot van de avond mar- cheerde de Marinierskapel het stadion binnen en vormden alle spelers de letters van het woord 'Utrecht' op de grasmat. Omstreeks acht uur die avond waaierde de zeven muziekcorp- sen vanaf het Domplein uit naar alle wijken. Op het Neude dans- ten de volksdansgroepen, in het Julianapark en het Wilhelmina- park zag men balletgroepen en op Lepelenburg begon een avond- concert. Drukker was het later op de avond en tot diep in de nacht op het Janskerkhof, waar een volksbal werd gehouden waaraan ook de burgemeester deelnam. De avond werd traditioneel afge- sloten met vuurwerk. De bevrijdingsfeesten na 1955
Na het hoogtepunt in 1955
volgde een geleidelijke neergang. Overziet men de periode van 1956 tot en met 1980 dan vak op dat van een werkelijke inhoude- lijke betekenis nauwelijk meer sprake is. Behalve bij de lustrum- vieringen werken de meeste men- sen overdag waardoor een viering over de gehele dag zinloos wordt. Het feest verplaatst zich dan ook naar de avond, waarin hoofd- zakelijk de zogenaamde mars- wedstrijden plaatsvinden. Op deze evenementen komt nog nauwe- lijks publiek af; een uitzondering is de viering van 1962 wanneer het Koninklijk paar de stad be- zoekt. Bij de lustrumviering is wel veel
publiek aanwezig maar ook daar wordt de opkomst steeds lager, vooral in 1970. Behalve het jeugdappèl was de
optocht tijdens de viering een on- |
derdeel waarin inhoudelijk naar
de bevrijding kon worden verwe- zen. De optochten in 1956 en 1957 waren zeer succesvol maar hadden meer een plaatselijk ka- rakter. In 1956 stond de optocht in het teken van eensgezindheid, "wijken tonen hun verbonden- heid met groot Utrecht"; in 1957 stond de vooruitgang centraal, in de "parade der gemeentediensten" waarin de gemeentelijke diensten zich presenteerden (zie foto blz. 77). De optocht in 1960, van het Utrechts bedrijfsleven, had een overwegend reclame-cachet en er was dan ook nauwelijks een ver- wijzing naar de bevrijding. In 1965 leek het alsof de organisatie weer teruggreep naar de succes- formule van 1955. "Driemaal Be- vrijding, Driemaal Oranje" had echter meer iets weg van een saaie kostuumoptocht en sloeg dan ook nauwelijks aan bij de Utrechtse bevolking. Daarna was het gedaan met de optochten en moesten de marswedstrijden het hoogtepunt van de vieringen gaan vormen. Vergelijkt men de vieringen uit
deze periode met die van 1955 dan kan men concluderen dat de combinatie van feestviering en historische herdenking, zoals in 1955 gerealiseerd, niet voor her- haling vatbaar bleek. In 1965 komen de jongeren voor het eerst in beeld, vooral negatief, door veroorzaakte rellen in het centrum. Na de viering was er kritiek. Niet alleen zou er te wei- nig zijn georganiseerd voor de jongeren, maar het feest besteed- de tevens geen aandacht aan de politieke aspecten die waren ver- bonden aan de bevrijding. Voor het eerste punt leek de organisa- tie, vooral ook door de rellen, |
||||||||||||||
deel van de optocht, liepen naast
de Utrechtse burgers bekende vaderlandse figuren als Jan van Nassau en Willem VI in de stoet. Op deze manier werden in de allegorische voorsteUingen natio- nale en regionale elementen met elkaar verbonden. De plaatselijke als ook de nationale gevoelens van de toeschouwers werden zo aangesproken. Een onderdeel als dat van de wederopbouw moest aansluiten op de maatschappelij- ke realiteit van economisch her- stel maar ook vertrouwen geven in de toekomst van het land. Het hoogtepunt van de avond
was het stadionspel 'Triliber', dat door 6 è 7000 mensen werd be- zocht en waaraan een kleine 2000 spelers meededen. Onder de toeschouwers bevonden zich de Commissaris van de Koningin en de Burgemeester, de garni- zoenscommandant, de wethou- ders, de raadsleden en tal van an- dere autoriteiten. De opvoering Triliber' had even- eens de drie bevrijdingen van Utrecht als onderwerp. De bevrij- ding van het Spaanse juk (van binnenuit), de bevrijding van de Franse overheersing (bevrijding van buitenaO en tenslotte de bevrijding van het Duitse schrik- bewind (van binnenuit en van buitenaO. De Spaanse episode had als hoog-
tepunt de oproep van Kathrijn van Leemput tot de slechting van kasteel Vredenburg. Maar niet alles liep even gladjes. De op- bouw van een reusachtige Franse adelaar, in de Franse episode, verliep veel te traag en de massale intocht, te paard, van de kozak- ken was zeer chaotisch. De mas- sale dansen om de Vrij heidsboom en 'een zinrijke bewegingsspel' in |
|||||||||||||||
80
|
|||||||||||||||
juli I augustus 199 5
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
ring in de periode erna nooit tot
iets substantieels is uitgegroeid, had verschillende oorzaken. In eerste instantie waren de rand- voorwaarden onvoldoende. Een voorwaarde voor de viering is het geven van een vrije dag. Door de wisselvallige houding van de overheid ten aanzien van bevrij- dingsdag kon het feest nooit uit- groeien tot een hechte traditie. In het naoorlogse Nederland vond men kennelijk 'tucht en ascese' belangrijker dan het opnieuw on- dergaan van de bevrijdingsroes. Uiteindelijk zal vanaf 1955 het bevrijdingsfeest alleen nog bij lustrumvieringen officieel wor- den herdacht. De spanning tussen rouw en
feestviering was al in de begin- jaren duidelijk zichtbaar. Terwijl 5 mei van karakter veranderde bleef de dodenherdenking van 4 mei wel constant wat betreft vorm en inhoud. Naarmate de tijd vorderde, werden de herinne- ringen aan de oorlog des te pijn- lijker voor een steeds kleiner wordende groep die de oorlog aan den lijve had ondervonden. Voor deze groep had dodenher- denking een veel duidelijkere functie. Voor de naoorlogse gene- ratie, die nauwelijks een binding met de gebeurtenissen van 1940- 1945 had, was de reden om feest Ie vieren of te rouwen minder aanwezig. Des te opmerkelijker is het dat de jongeren bevrijdings- dag aangrepen tot politiek protest tegen actuele problemen en dat een aantal andere jongeren zich wel heeft ingespannen om het be- vrijdingsfeest een actueel en progressief karakter te geven. Dit terwijl koninginnedag alleen des- interesse of ballorige protestacties opriep. Het grootste probleem was echter de geringe gevoels- |
waarde bij de naoorlogse genera-
tie voor de viering van een bevrij- ding die men niet daadwerkelijk had meebeleefd. In 1990 besloot het kabinet 5 mei
officieel uit te roepen tot een na- tionale feestdag. Ruim 70 procent van de Nederlandse bevolking behoort inmiddels tot de genera- tie van na de oorlog. Het accent van de viering is verplaatst, im- mers de vijand waarvan we 50 jaar geleden zijn bevrijd, zien we niet meer als een vijand. Het Na- tionaal Comité 4 en 5 mei geeft daarom ieder bevrijdingsfeest een thema. Dit jaar koos het comité voor de gelijkheidsbeginselen, vastgesteld in ariikel 1 en 2 van de Grondwet. Of dit laatste bij de bezoekers van het bevrijdings- feest is doorgedrongen, durf ik te betwijfelen. Laten we hopen dat het bevrijdingsfeest niet veran- dert in een soort koninginnedag met muziekfestivals en rommel- marktjes. Noten
1. Utrec/its/V/euwsb/ad 06-05-1953.
2. Utrechts Nieuwsblad %-0S-^9i9.
3. Utrecht 1946-1955: Tien jaar geirteen-
telijli lever) (Utrecht, Gemeente- bestuur, 1956) 10-12. 4. DelVaar/ie/d06-05-1955.
5. Verslag van de werkzaamheden van
de Werkcommissie voor de 5 mei viering te Utrecht, 30 december 1955. 6. ütrec/itsN/eukvsWacf 06-05-1955.
|
|||||||||||||
zeer gevoelig. Na 1965 zouden de
beat-festivals dan ook een vast onderdeel gaan vormen tijdens de viering. De S.S.O. beschouwde zich echter als een niet-politieke organisatie zodat uileindelijk in 1970 door jongeren zelf een alter- natieve viering werd georgani- seerd. In 1975 zijn er nog een handvol
krakers die 5 mei aangrijpen om te protesteren tegen de woning- nood, maar verder zijn er die jaren geen protesten van jongeren te horen. Was er in de tweede helft van de jaren '60 nog een flinke discussie over de invulling van het bevrijdingsfeest, in de jaren '70 is van dat alles niets meer over en beperkt het bevrij- dingsfeest zich tot een gezellig ' dagje uit. Voor de generatie die de oorlog niel heeft meegemaakt zegt de 5 mei viering heel weinig; daarnaast is het aangeboden pro- gramma niet bijzonder interes- sant. Er wordt die jaren ook veel minder gevlagd. Het bevrijdings- feest heeft inhoudelijk niets meer ie bieden en kent een 'halfslach- |
||||||||||||||
tig' nationaal karakter. De gratis
theater-, film- en balletvoorstel- lingen, die eind jaren '70 op het programma komen te staan, trek- ken wel weer veel publiek en zo lijkt het feest zich te verplaatsen van de straat naar de zaal. Al met al toont het verloop van de viering een sterke daling van de publieke belangstelling. Er is steeds minder affiniteit met de viering van bevrijdingsdag. Slotsom
De bevrijdingsdag van 5 mei
1955 bleef in het naoorlogse Utrecht een uitzondering. Na tien jaar wederopbouw was dit blijk- baar het ideale moment voor een feestelijke ontlading. Dat de vie- |
||||||||||||||
81
|
||||||||||||||
juli / augustus 1995
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
B
|
HEKENSCHO
|
U W
|
||||||||||||
Jan van Scorel
Jan van Scorel (1495-1562)
staat te boek als de beroemdste schilder die Utrecht heeft voort- gebracht. Geboren in het Holland- se plaatsje Schoorl (onder de rook van Alkmaar) was Van Scorel één van de eersten die inspiratie ging opdoen in Italië. Paus Adriaan benoemde hem tot conservator van de kunstverzameling van het Vaticaan, die was ondergebracht in het Belvedère. Na de snelle dood van de Utrechtse paus ver- trok Van Scorel naar Utrecht, waar hij het grootste deel van zijn leven zou wonen. Hij had waar- schijnlijk een atelier aan de Nieu- we Gracht / Lange Nieuwstraat. Daarnaast was hij kanunnik van het kapittel van St. Marie, waar- schijnlijk vooral \'anwege de financiële vergoeding die dit op- leverde. De geestelijke kant van deze kerkelijke functie zal Van Scorel minder geïnteresseerd hebben. Dat hij het onwettige kind was van een pastoor en zeil ook kinderen had, was geen be- letsel in die tijd. Van Scorel verkeerde in aanzien-
lijke kringen en is vooral bekend geworden als historieschilder en portrettist. Zijn beroemde portret- serie van de Jeruzalembroeders, te zien in het Centraal Museum, bevat ook een zelfportret. Het portret dat de omslag van hel boekje siert is overigens van zijn niet minder beroemde leerling Anthonie Mor. Het was bestemd voor Jan van Scorels gralmonu- ment in de Mariakerk. In vergelijking tol andere 16e- eeuwse schilders is heel wat be- kend over het leven van Jan van Scorel. Karel van Mander schreel erover in zijn beroemde Schilder- boeck. Daarnaast zijn er her en der gegevens te vinden in de |
||||||||||||||
archieven. Toch is wal wij weten
maar zeer beperkt en betreft het alleen enkele zakelijke en onsa- menhangende gegevens. Jan van Scorel is zo de ideale prooi voor een historisch romancier, die met zijn fantasie de vele lacunes in onze kennis kan opvullen. Hanny Alders, bekend van een goed ver- kochte roman over de ondergang van de lempeliersorde, heelt de uitdaging aangenomen. Haar boek- je over Van Scorel is prettig lees- baar en wil ook de historische werkelijkheid recht doen. Historici hebben lang neerbui- gend geoordeeld over het genre historische roman. Ze ergeren zich aan romantisering en anachronis- men. Maar zonder lantasie en his- torisch voorstellingsvermogen komt ook de historicus niel ver. Ook hij moet voortdurend de open gaten in de geschiedenis invullen. Tegelijkertijd zijn er grenzen die ook de historisch romancier niet overschnjden mag, al kan deze zich meer vri|- heden veroorloven. Hel gaat per slot van rekening over mensen van vlees en bloed die echt be- staan hebben. Alders heeft zich goed gedocu-
menteerd. Maar haar historische acribic is tegelijkertijd ook de zwakke kam van hel boek. Ze heeft niets willen invullen dat niet door bronnen gestaafd kan wor- den. Wat dat betrelt sluit ze aan bij iemand als Hella Haasse die ook steeds meer de fictie uil haar werk is gaan verbannen en docu- mentaire romans schrijli. Maar doordat er maar weinig matenaal over Van Scorel is overgeleverd, onstaat noodgedwongen een brok- kelig beeld. Vandaar de onder- titel: Een leven in schelsen. Elk hoofdstukje is opgehangen aan een overgeleverde historische |
bron. Vandaar dat er in het boek
veel wordt geschreven en voor- gelezen. Enkele authentieke bronnen zijn in modern Neder- lands overgezet en in het boek opgenomen. Alders geelt steeds de context waarbinnen de bron mogelijk lot stand is gekomen. Er is dan sprake van een peinzende griffier ol een andere bekende van Van Scorel, die bezig is zijn gedachten op papier te zetten. Maar omdat vooral zakelijke brie- ven en oiliciële stukken zijn over- geleverd, is hier nauwelijks een psychologisch portret van Van |
|||||||||||||
juli I au^usfus 1995
|
||||||||||||||
•lEKENSCHO
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B
|
U W
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan \an Scorel
Jan van Scorel (1495-1562)
staat te boek als de beroemdste schilder die Utrecht heeft voort- gebracht. Geboren in het Holland- se plaatsje Schoorl (onder de rook van Alkmaar) was Van Scorel één van de eersten die inspiratie ging opdoen in Italië. Paus Adriaan benoemde hem tot conservator van de kunstverzameling van het Vaticaan, die was ondergebracht in het Belvedère. Na de snelle dood van de Utrechtse paus ver- trok Van Scorel naar Utrecht, waar hij het grootste deel van zijn leven zou wonen. Hij had waar- schijnlijk een atelier aan de Nieu- we Gracht / Lange Nieuwstraat. Daarnaast was hij kanunnik van het kapittel van St. Marie, waar- schijnlijk vooral vanwege de financiële vergoeding die dit op- leverde. De geestelijke kant van deze kerkelijke functie zal Van Scorel minder geïnteresseerd hebben. Dat hij het onwettige kind was van een pastoor en zelf ook kinderen had, was geen be- letsel in die tijd. Van Scorel verkeerde in aanzien-
lijke kringen en is vooral bekend geworden als historieschilder en portretlist. Zijn beroemde portret- serie van de Jeruzalembroeders, te zien in het Centraal Museum, bevat ook een zelfportret. Het portret dat de omslag van het boekje siert is overigens van zijn niet minder beroemde leerling Anthonie Mor. Het was bestemd voor Jan van Scorels grafmonu- ment in de Mariakerk. In vergelijking tot andere 16e- eeuwse schilders is heel wat be- kend over het leven van Jan van Scorel. Karel van Mander schreef erover in zijn beroemde Schilder- boeck. Daarnaast zijn er her en der gegevens te vinden in de |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke zaken ook voor buitenstaan-
ders helder te beschrijven. Hij kleedt het geheel aan met meer algemene informatie over stad en gebouwen. Het boek verdient daarom alleszins een groter lees- pubhek dan enkel de leden van de Vrijgemaakte Kerk van Utrecht, wier geschiedenis hier is beschre- ven. Het enige punt van kritiek geldt
meer de uitgever, die in een aan- tal gevallen meer zorg aan de technische verzorging van de af- beeldingen had mogen besteden. Nu zijn de op zich interessante teksten soms maar gedeeltelijk leesbaar. W. Smit, Kleine Utrechtse kerkgeschie-
denis. Vereniging (1894) en Vrijmaking (1945) in vogelvlucht en twaalf eeuwen, die erin Utrecht aan voorafgingen. Het gedenkboek is voor ƒ 17,50 te
verkrijgen bij boekhandel Werkman, Oudegracht 236 te Utrecht, en te bestellen bij de auteur door ƒ 19,50 (inclusief verzendkosten) over te maken op postbank 551602 t.n.v. W. Smit te Hilversum. H.J.Ph.G. Kaajan
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke kerkeraden over geschillen
binnen hun kerk mochten beslis- sen, daar het zowel toen als later in 1944 echter de Generale Syno- de was, die dit deed. Niet ver- meld, maar aardig in dit verband om op te merken, is dat ds. K. Schilder in 1926 zelf geen bezwa- ren had tegen een dergelijk syno- daal ingrijpen, niet wetende dat deze beleidsverandering hem later zelf noodlottig zou worden (G. Harinck, 'Vernieuwing en ver- warring' in; Jaarboek voor de ge- schiedenis van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 3 (1989)). De recent verschenen dissertatie van dr. J. Ridderbos "Strijd op twee fronten" heeft inmiddels veel aan het licht gebracht over de door Smit op p. 46 geconstateer- de onduidelijkheid van de positie van prof. dr. H.H. Kuyper tegen- over de Duitse overheden. Meer dan tot nu toe bekend speelde sinds 1936 de sterk uiteenlopen- de politieke opvattingen van de hoogleraren Schilder en Kuyper in het latere kerkgeschil indirect mede een rol. In dat jaar had de Generale Synode op aandrang van Schilder het lidmaatschap van de NSB en de CDU onver- enigbaar geacht met het kerklid- maatschap, zeer tot ongenoegen van Kuyper. De verdienste van dit gedenk-
boek is allereerst, dat het op een objectieve wijze de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Utrecht (vrijgemaakt) beschrijft. Dit blijkt zowel bij de beschrij- ving van de interne Utrechtse geschillen in de jaren zestig als inzake het landelijk schisma bin- nen de Vrijgemaakte kerken als gevolg waarvan de Nederlands Gereformeerde Kerken ontston- den. De auteur verstaat de kunst in een onderhoudende stijl moei- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Scorel uit te destilleren. En omdat
Alders niet teveel van haar histo- risch materiaal durft af te dwalen, slaagt ze er niet in Van Scorel werkelijk tot leven te brengen. Hanny Alders, Jan van Scorel. Een leven
in schetsen. Uitgeverij Conserve, Schoorl 1995, 200 pp., prijs: ƒ 24,90 (paperback), ƒ 44,90 (genaaid gebonden), ISBN: 90-5429-041-2. (AvdZ)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
archieven. Toch is wat wij weten
maar zeer beperkt en betreft het alleen enkele zakelijke en onsa- menhangende gegevens. Jan van Scorel is zo de ideale prooi voor een historisch romancier, die met zijn fantasie de vele lacunes in onze kennis kan opvullen. Hanny Alders, bekend van een goed ver- kochte roman over de ondergang van de tempeliersorde, heeft de uitdaging aangenomen. Haar boek- je over Van Scorel is prettig lees- baar en wil ook de historische werkelijkheid recht doen. Histonci hebben lang neerbui- gend geoordeeld over het genre historische roman. Ze ergeren zich aan romantisering en anachronis- men. Maar zonder fantasie en his- torisch voorstellingsvermogen komt ook de historicus niet ver. Ook hij moet voortdurend de open gaten in de geschiedenis invullen. Tegelijkertijd zijn er grenzen die ook de historisch romancier niet overschrijden mag, al kan deze zich meer vrij- heden veroorloven. Het gaat per slot van rekening over mensen van vlees en bloed die echt be- staan hebben. Alders heeft zich goed gedocu-
menteerd. Maar haar historische acribie is tegelijkertijd ook de zwakke kant van het boek. Ze heeft niets willen invullen dat niet door bronnen gestaafd kan wor- den. Wat dat betreft sluit ze aan bij iemand als Hella Haasse die ook steeds meer de fictie uit haar werk is gaan verbannen en docu- mentaire romans schrijft. Maar doordat er maar weinig materiaal over Van Scorel is overgeleverd, onstaat noodgedwongen een brok- kelig beeld. Vandaar de onder- titel: Een leven in schetsen. Eik hoofdstukje is opgehangen aan een overgeleverde historische |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bron. Vandaar dat er in het boek
veel wordt geschreven en voor- gelezen. Enkele authentieke bronnen zijn in modem Neder- lands overgezet en in het boek opgenomen. Alders geeft steeds |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kleine Utrechtse
kerkgeschiedenis Dit boek verscheen ter gele-
genheid van het 50-jarig bestaan van de Gereformeerde Kerk te Utrecht (vrijgemaakt). Zoals de ondertitel al aangeeft, handelt het over de plaatselijke Gereformeer- de kerkgeschiedenis vanaf 1894, met een kort overzicht van wat daaraan voorafging. Twee jaar daarvoor hadden de Christelijke Afgescheiden Kerk en de Neder- duitsch Gereformeerde Kerken zich tot de Gereformeerde Kerken in Nederland verenigd. Als gevolg daarvan had in Utrecht in 1894 de plaatselijke vereniging van de Afgescheidenen uit 1835 en Dole- renden uit 1887 plaats. Hoewel de onderlinge verschillen van de- ze stromingen op synodeniveau in 1905 door een compromis werden geregeld, zou dit in 1942 onvol- doende blijken met als gevolg de Vrijmaking in 1944. Terecht legt Smit verband tussen de eerste scheuring binnen de Gereformeerde Kerken in Neder- land in 1926 naar aanleiding van de kwestie-Geelkerken en de Vrij- making van 1944. In 1926 werd namelijk gebroken met het tot dan toe geldende Doleantie-kerk- recht volgens welk enkel plaatse- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
83
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
82
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
juli I augustus 1995
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
juli / augustus 1995
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B
|
ÜEKENSCHO
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
u w
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan \an Scorel
Jan van Scorel (1495-1562)
staat te boek als de beroemdste schilder die Utrecht heeft voort- gebracht. Geboren in het Holland- se plaatsje Schoorl (onder de rook van Alkmaar) was Van Scorel één van de eersten die inspiratie ging opdoen in Italië. Paus Adriaan benoemde hem tot conservator van de kunstverzameling van hei Vaticaan, die was ondergebracht in het Belvedère. Na de snelle dood van de Utrechtse paus ver- trok Van Scorel naar Utrecht, waar hij het grootste deel van zijn leven zou wonen. Hij had waar- schijnlijk een atelier aan de Nieu- we Gracht / Lange Nieuwstraat. Daarnaast was hij kanunnik van het kapittel van St. Marie, waar- schijnlijk vooral vanwege de financiële vergoeding die dit op- leverde. De geestelijke kant van deze kerkelijke functie zal Van Scorel minder geïnteresseerd hebben. Dat hij het onwettige kind was van een pastoor en zelf ook kinderen had, was geen be- letsel in die tijd. Van Scorel verkeerde in aanzien-
lijke kringen en is vooral bekend geworden als historieschilder en portrettist. Zijn beroemde portret- serie van de Jeruzalembroeders, te zien in het Centraal Museum, bevat ook een zelfportret. Het portret dat de omslag van het boekje siert is overigens van zijn niet minder beroemde leerling Anthonie Mor. Het was bestemd voor Jan van Scorels grafmonu- ment in de Mariakerk. In vergelijking tot andere 16e- eeuwse schilders is heel wat be- kend over het leven van Jan van Scorel. Karel van Mander schreef erover in zijn beroemde Schilder- hoeck. Daarnaast zijn er her en der gegevens te vinden in de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke zaken ook voor buitenstaan-
ders helder te beschrijven. Hij kleedt het geheel aan met meer algemene informatie over stad en gebouwen. Het boek verdient daarom alleszins een groter lees- publiek dan enkel de leden van de Vrijgemaakte Kerk van Utrecht, wier geschiedenis hier is beschre- ven. Het enige punt van kritiek geldt
meer de uitgever, die in een aan- tal gevallen meer zorg aan de technische verzorging van de af- beeldingen had mogen besteden. Nu zijn de op zich interessante teksten soms maar gedeeltelijk leesbaar. W. Smit, Kleine Utrechtse kerkgeschie-
denis. Vereniging (1894) en Vrijmaking (1945) in vogelvlucht en twaalf eeuwen, die er in Utrecht aan voorafgingen. Het gedenkboek is voor ƒ 17,50 te
verkrijgen bij boekhandel Werkman, Oudegracht 236 te Utrecht, en te bestellen bij de auteur door ƒ 19,50 (indusief verzendkosten) over te maken op postbank 561602 t.n.v. W. Smit te Hilversum. HJ.Ph.G. Kaajan
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke kerkeraden over geschillen
binnen hun kerk mochten beslis- sen, daar het zowel toen als later in 1944 echter de Generale Syno- de was, die dit deed. Niet ver- meld, maar aardig in dit verband om op te merken, is dat ds. K. Schilder in 1926 zelf geen bezwa- ren had tegen een dergelijk syno- daal ingrijpen, niet wetende dat deze beleidsverandering hem later zelf noodlottig zou worden (G. Harinck, Vernieuwing en ver- warring' in: Jaarboek voor de ge- schiedenis van de Gerejormeerde Kerken in Nederland, 3 (1989)). De recent verschenen dissertatie van dr. J. Ridderbos ''Strijd op twee fronten" heeft Inmiddels veel aan het licht gebracht over de door Smit op p. 46 geconstateer- de onduidelijkheid van de positie van prof. dr. H.H. Kuyper tegen- over de Duitse overheden. Meer dan tot nu toe bekend speelde sinds 1936 de sterk uiteenlopen- de politieke opvattingen van de hoogleraren Schilder en Kuyper in het latere kerkgeschil indirect mede een rol. In dat jaar had de Generale Synode op aandrang van Schilder het lidmaatschap van de NSB en de CDU onver- enigbaar geacht met het kerklid- maatschap, zeer tot ongenoegen van Kuyper. De verdienste van dit gedenk-
boek is allereerst, dat het op een objectieve wijze de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Utrecht (vrijgemaakt) beschrijft. Dit blijkt zowel bij de beschrij- ving van de interne Utrechtse geschillen in de jaren zestig als inzake het landelijk schisma bin- nen de Vrijgemaakte kerken als gevolg waarvan de Nederlands Gereformeerde Kerken ontston- den. De auteur verstaat de kunst in een onderhoudende stijl moei- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
archieven. Toch is wat wij weten
maar zeer beperkt en betreft het alleen enkele zakelijke en onsa- menhangende gegevens. Jan van Scorel is zo de ideale prooi voor een historisch romancier, die met zijn fantasie de vele lacunes in onze kennis kan opvullen. Hanny Alders, bekend van een goed ver- kochte roman over de ondergang van de tempeliersorde, heeft de uitdaging aangenomen. Haar boek- je over Van Scorel is prettig lees- baar en wil ook de historische werkelijkheid recht doen. Historici hebben lang neerbui- gend geoordeeld over het genre historische roman. Ze ergeren zich aan romantisenng en anachronis- men. Maar zonder fantasie en his- torisch voorstellingsveiTnogen komt ook de historicus niet ver. Ook hij moet voortdurend de open gaten in de geschiedenis invullen. Tegelijkertijd zijn er grenzen die ook de historisch romancier niet overschrijden mag, al kan deze zich meer vrij- heden veroorloven. Het gaat per slot van rekening over mensen van vlees en bloed die echt be- staan hebben. Alders heeft zich goed gedocu-
menteerd. Maar haar historische acribie is tegelijkertijd ook de zwakke kant van het boek. Ze heeft niets willen in\'ullen dat niet door bronnen gestaafd kan wor- den. Wat dat betreft sluit ze aan bij iemand als Hella Haasse die ook steeds meer de fictie uit haar werk is gaan verbannen en docu- mentaire romans schrijft. Maar doordat er maar weinig materiaal over Van Scorel is overgeleverd, onstaat noodgedwongen een brok- kelig beeld. Vandaar de onder- titel: Een leven in schetsen. Elk hoofdstukje is opgehangen aan een overgeleverde historische |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
bron. Vandaar dat er in het boek
veel wordt geschreven en voor- gelezen. Enkele authentieke bronnen zijn in modern Neder- lands overgezet en in het boek opgenomen. Alders geeft steeds de context waarbinnen de bron mogelijk tot stand is gekomen. Er is dan sprake van een peinzende griffier of een andere bekende van Van Scorel, die bezig is zijn gedachten op papier te zetten. Maar omdat vooral zakelijke brie- ven en officiële stukken zijn over- geleverd, is hier nauwelijks een psychologisch portret van Van |
Scorel uit te destilleren. En omdat
Alders niet teveel van haar histo- risch matenaal durft af te dwalen, slaagt ze er niet in Van Scorel werkelijk tot leven te brengen, Hanny Alders, Jan van Scorel. Een leven
in schetsen. Uitgeverij Conserve, Schoorl 1995, 200 pp., prijs: ƒ 24,90 (paperback), ƒ 44,90 (genaaid gebonden), ISBN: 90-5429-041-2. (AvdZ)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kleine Utrechtse
kerkgeschiedenis
Dit boek verscheen ter gele-
genheid van het 50~jarig bestaan van de Gereformeerde Kerk te Utrecht (vrijgemaakt). Zoals de ondertitel al aangeeft, handelt het over de plaatselijke Gereformeer- de kerkgeschiedenis vanaf 1894, met een kort overzicht van wat daaraan voorafging. Twee jaar daarvoor hadden de Christelijke Afgescheiden Kerk en de Neder- dui tsch Gereformeerde Kerken zich tot de Gereformeerde Kerken m Nederland verenigd. Als gevolg daar\'an had in Utrecht in 1894 de plaatselijke vereniging van de Afgescheidenen uit 1835 en Dole- renden uit 1887 plaats. Hoewel de onderlinge verschillen van de- ze stromingen op synodeniveau in 1905 door een compromis werden geregeld, zou dit in 1942 onvol- doende blijken met als gevolg de Vrijmaking in 1944. Terecht legt Smit verband tussen de eerste scheuring binnen de Gereformeerde Kerken in Neder- land m 1926 naar aanleiding van de kwestie-Geelkerken en de Vrij- making van 1944. In 1926 werd namelijk gebroken met het tot dan toe geldende Doleantie-kerk- recht volgens welk enkel plaatse- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
83
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
82
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
j uli I augustus 199 5
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Juli / augustus 199 5
|
OUD
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
U T
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
om het nieuws te zien. Als er een
wedstrijd was geweest en er kwam een samenvattinkje in het nieuws dan zag je eindelijk beel- den van jezelf. Tegenwoordig heb je alles op televisie en video en kun je als voetballer zien wat je goed doet en wat fout, maar dat had je toen niet. Voor de uilsla- gen van de wedstrijden stonden de men.sen toen voor de sigaren- winkel. De eigenaar luisterde dan binnen naar de radio en schreef de uitslagen op een vel in de eta- lage. Als speler had je hel wel wal rustiger dan nu, natuurlijk. Je kon nog gewoon de straat op. Toch weel ik nog dal ik mei mijn verloofde naar de Rembrandt- bioscoop ging en ik speelde toen al een tijdje in het eerste van DOS. Ik stond in de foyer en zei legen haar 'slaat m'n gulp open of heb ik een vk>k op mijn pak, of zoiets?'...want al die mensen slondcn me aan ie kijken. Je hebt eigenlijk geen idee hoc gauw je toch nog bekend wordt. Nederlands elftal
Elek Schwartz was trainer
van het Nederiands elftal. De man was enorm populau' hier, maar ik vond hel niel zo'n geweldige trai- ner. Hij schilderde veel en als je zijn schilderwerk mooi vond, werd je ook eerder opgesteld. Hij was altijd kwaad op mij, want ik wilde nooit naar zijn schilderijen komen kijken. Maar ik dacht 'als ik hel lelijk vind, kan ik toch niel zeggen dal ik hel mooi vind en dan zet hij me er misschien naast'. De voorrondes \oor het Wereldkampioenschap voetbal gingen voor NedeHand altijd mis. Wij kontien daar gewoon niet in mee. Ik heb bijvoorbeeld eens meegespeeld tegen Hongarije (Boedapest 1961, red.) en daar |
speelden we 3-3 gelijk tegen.
Nou dat was een hele prestatie. De wedstrijden tegen de Belgen waren altijd speciaal. Eén keer hebben we gewonnen met 9-1 in Rotterdam, de 'Feye-moord' werd dat genoemd ( Rotterdam 1959, red). We hebben ze helemaal on- der de voet gelopen. Faas Wilkes en Kees Rijvers waren daar ook bij. Nog geen week later kregen we met 7-0 van de Duitsers op ons donder (Keulen,1959, red.). Dat kon zo maar gebeuren. Toen deed Eddy Pieters Graafland voor de eerste keer mee en het had geregend. Misschien was hij ze- nuwachtig of zo, maar hij kreeg ze gelijk hel eerste kwartier al om de oren en dan wordt het moei- lijk... Maar vroeger was men bij het voetballen ook anders inge- steld dan tegenwoordig. Wij zei- den altijd bij DOS tegen De Munck (keeper Frans de Munck, red.) - want dat was een fanatie- keling - 'Hé zwarte, laat jij er maar rustig drie door, dan maken wdj er wel vier. Doe jij het maar lekker rustig aan vandaag.' Dat werd met een geintje gezegd, maar zo werd er wel gevoetbald. Tegenwoordig is het 'we probe- ren het op nul te houden en dan kijken we of we nog een goaltje maken'. Vroeger niet hoor en daar krijg je ook die grote uitslagen mee. We hebben bij DOS wel eens de tien gehaald. Feyenoord.. top- club....maar we versloegen ze met 6-2! Ja ze waren hier echt bang voor ons, als het eenmaal ging lo- pen bij ons dan gebeurde er wat. Italië
Er waren ook spelers naar
het buitenland geweest. Faas was naar het buitenland geweest en Frans de Munck. Ik kon ook. Ik heb nog een aanbieding gehad |
van een hele grote club, maar ik
wou niet weg. Eigenlijk is het een heel raar verhaal. Op een gegeven moment zit er een kerel bij ons in de winkel, een of andere Italiaan die wat gebroken Engels sprak. Mijn vader sprak alleen Neder- lands en loopt naar mij en zegt 'er zit daar een kerel binnen en die kan ik niet volgen, het lijkt wel een Italiaan.' Bleek de man van Fiorentina te zijn, ze hadden me al een wedstrijd of vijf, zes ge- volgd en wilden me kopen! Ik vraag in het Engels wat dat dan zou verdienen. Toen zei die man 'honderdduizend gulden'., nou met honderdduizend gulden in die tijd was je heel rijk. Ik keek die kerel eens aan, maar hij dacht zeker dat ik het te weinig vond en hij vTilde aan 'en dan natuurlijk nog het salaris, de premies en dergelijke..' Maar ja je was zo iets niet gewend en ik zei dus dat ik het eerst moest overleggen. Toen kwam ik bij de vereniging en dat werd een hele toestand, want die wilden me niet kwijt. Ik had na- tuurlijk een contract en de KNVB werd er bij gehaald. Maar er was ook niemand die je kon adviseren in dit soort zaken, geen kennis die zei 'hé joh, dat moet je niet pikken'. Je wist niet beter, dus ik heb hel maar afgewimpeld. Maar vier weken later gaan die Italia- nen naar Piet Kruiver. Piet was zogezegd mijn concurrent, als ik niet in vorm was kwam Piet in het elftal. Piet had ook een con- tract, maar die stapte naar de rechter en binnen drie weken zat hij in Italië. Kijk, achteraf zeg je, als er iemand bij geweest was die het een beetje voor me uitgedok- terd had...maar je was zoiets niet gewend. Je was gewoon een ama- teur die een beetje geld erbij kreeg met voetballen. -^ |
||||||||||
85
|
||||||||||||
juli I tjuj^usfus J995
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
AGENDA
|
|||||||||||||||||
Willibrord, zijn "internationale"
achtergronden en zijn activitei- ten in Utrecht Geboren in Noord-Engeland in 658 genoot
Willibrord een deel van zijn opleiding tot geestelijke in een Iers klooster Overeen- komstig de religieuze idealen van dit Ierse monastieke milieu besloot hij als "pelgrim" God te dienen door op het continent mis- sioneringswerk te gaan verrichten onder de nog heidense Friezen. In 690 kwam hij op het vasteland aan en vervoegde zich bij de Frankische hof meier Pippijn, die juist in deze tijd bezig was met de verovering van delen van wat toen Friesland heette, dat wil zeggen Noordwest-Nederland. Dit jaar is het 1300 jaar geleden dat Willi-
brord door de paus in Rome tot aartsbis- schop van de Friezen werd gewijd. Van Pippijn kreeg hij de burcht Traiectum als zetel toegewezen. Daar bouwde hij een kerk die hij wijdde aan St Salvatoren her- bouwde hij een eerder door de Friezen venf/oeste kerk die St Maarten als patroon kreeg. Utrecht werd aldus de basis voor Willibrords kersteningswerk en later de zetel van een bisdom. In het kader van het Willibrordjaar 695 -
1995 organiseert de Vereniging Oud- Utrecht op dinsdag 19 september a.s. een lezingenavond met als thema: de "inter- nationale" achtergronden van Willibrord en zijn missioneringsactiviteiten in Utrecht. De lezingen zullen gehouden worden door
prof. dr. D.R. Edel, hoogleraar Keltische talen en cultuur aan de Rijksuniversiteit Utrecht en door drs. C.J.C. Broer, historica en medeauteur van een pasverschenen publicatie over de eerste kerken in Utrecht. |
|||||||||||||||||
t/m 1 oktober
Voor het derde opeenvolgende jaar
opent Museum Flehite haar deuren voor de presentatie van het project Levende Geschiedenis. Het jaar 1907 komt weer tot leven in de voormalige Mannenzaal van het St. Pieters- en Bloklandgasthuis, onderdeel van Museum Flehite. Museum Flehite, Westsingel 50, Amers- foort. Tel. 033 - 619987 19 september
Lezingenavond van Oud-Utrecht over de
missionaris Willibrord, zijn "internationale" achtergronden en zijn activiteiten in Utrecht Sprekers: prof. dr. D.R. Edel en
drs. C.J.C. Broer Plaats: C.S.B.-gebouw, Kromme Nieuwe-
gracht 39, Utrecht Aanvang: 20.00 uur (zaal open vanaf
19.30 uur) Toegang: voor leden van Oud-Utrecht
gratis; niet leden f2,50 Zie tevens de toelichting |
|||||||||||||||||
Ooggetuige (vervolg)
Ik heb er niets aan over gehou-
den. Het was een extraatje wat je kreeg. Ik gebruikte het voor de vakantie of extra dingen, maar je was er gelukkig mee. Ik heb nog wel een sigarenwinkel gehad in de Van der Mondestraat, maar dat was niets voor mij. Zaterdags- middags kwam de een na de ander binnen en maar vragen over het voetballen van de vol- gende dag, ik werd er stapelgek van. In 1963 speelden we met het Nederlands elftal in Amsterdam tegen wereldkampioen Brazilië. Wij versloegen de wereldkam- pioen met 1-0 en kregen 350 gul- den premie daarvoor! Ik heb 24 wedstrijden voor het Nederlands elftal gespeeld..vier- entwintig...jammer genoeg net geen 25, want dan kreeg je een asbak, .hahaha.' |
|||||||||||||||||
Willibmrd als
aartsbisschop met pallium tussen twee diakens. Deze miniatuur uit een in de 11e eeuwteEchtemach geschreven "Graduale" is de oudst bekende miniatuur van Willibrord Biblioth.Nat, Parijs, Mslat 10510, fol. 20 V Afb. uit D.P. Brok, De Franken In Nederland. |
|||||||||||||||||
86
|
|||||||||||||||||
juli I augustus 1995
|
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||
Tussen distantie en betrokkenheid
Drie visies op de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
|
||||||||||||||||
log. Het resulteerde in een schit-
terend uitgevoerde en betaalbare studie onder de titel Een gewone stad in een bijzondere tijd. Utrecht 1940-1945. De titel van het boek kan gelezen worden als een pro- gram. In de inleiding stelt Jan van Miert, verantwoordelijk voor de eindredactie, dat de auteurs voor- al het oog hebben laten vallen op "de grote middengroep, die zich niet actief verzette tegen het be- zettingsregime, noch daarmee collaboreerde." Een gewone stad in een bijzondere tijd is dan ook een proeve van 'moderne' geschied- schrijving, zoals die begin jaren '80 door E.H. Kossmann en voor- al J.C.H. Blom is ontwikkeld. De laatste had bij zijn aantreden als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam in 1983 in zijn oratie In de ban van goed en fout de wens uitgesproken dat meer on- derzoek zou worden verricht naar de 'gewone' bevolking in oorlogstijd - die, om zo te zeggen, 90% die goed noch fout was ge- weest. Stad der Beweging
Gezien het feit dat zich onder
de auteurs enkele leerlingen van Blom bevinden CVan Miert is één van hen) kan de gekozen aanpak geen verrassing heten. De aanpak ligt ook om een andere reden voor de hand: op een uitzonde- ring na (A.J. van der Ixeuw, voormalig medewerker van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocu- mentatie) heeft geen van de auteurs de oorlog bewust meege- maakt. De bijdragen zijn meren- deels afstandelijk van toon - maar niet zo dat geen gevoel wordt op- gebracht voor de morele dilem- ma's die tijdens de bezetting aan de orde waren. De keuze van de onderwerpen weerspiegelt de na- |
||||||||||||||||
Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen, en herhaal ze honderdmalen: alle malen zal Ik wenen. |
||||||||||||||||
druk op het dagelijks leven in be-
zettingstijd. Toch is een kanttekening op zijn
plaats bij de veronderstelling dat Utrecht een 'gewone' stad was tijdens de oorlog. Per slot van re- kening groeide de stad uit tot 'hoofdstad der Beweging' met de Maliebaan als hoofdkwartier van de NSB - een Maliebaan, waar ook nog tal van Duitse instanties waren gevestigd. Tegenover het 'rode' Amsterdam zou immers een 'bruin' Utrecht moeten staan. Wel moet Van Miert worden toe- gegeven dat Utrecht stellig als 'gewone' stad de oorlog inging, onzeker van wat komen ging. Zoals in heel Nederland werd de Duitse inval met argusogen en met afkeer gadegeslagen. Na de capitulatie haalde ook de Utrechtse bevolking opgelucht adem: de Duitsers leken minder erg dan ge- vreesd en gedroegen zich schijn- baar als gentlemen. Maar wel was de Wehrmacht, zoals Willem Melching in zijn bijdrage over Utrecht als Stad der Beweging te- recht opmerkt, net als de NSB meer zichtbaar in het straatbeeld dan elders, hetgeen de polarisatie zal hebben aangewakkerd. In een zo door de bezetter en zijn hand- langers gedomineerde stad moet de taak van het gemeentebestuur onder burgemeester Ter Pelkwijk geen eenvoudige zijn geweest. Ter Pelkwijk stelde zich aanvan- kelijk afwachtend op. Onmiddel- lijk na de capitulatie had hij het gemeentepersoneel op het hart gedrukt zich loyaal jegens de be- zetter te gedragen - zonder overi- gens in het gevlei te komen. Op 21 juni 1940, toen Rijkscommis- saris Seyss Inquart zijn opwach- ting maakte in Utrecht, kreeg de- ze een zelfde boodschap te horen. Maar zijn loyaliteit ging niet zover |
||||||||||||||||
Wie kent niet deze beroemde
en veel geciteerde regels uit het gedicht 'Vrede' van Leo Vroman? De regels vormden begin jaren '50 een treffende uitdrukking van het verdriet dat de Duitse bezet- ting had veroorzaakt. Maar ook in andere zin heeft het gedicht niet aan geldigheid verloren. 'Vijf- tig jaar na de oorlog kan worden geconstateerd dat, in overdrach- telijke betekenis, 'alle avonden' verhalen over de oorlog zijn ver- teld. De enorme hoeveelheid boeken
die de afgelopen halve eeuw over 'Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede 'Wereldoorlog' ver- scheen, is torenhoog. Cynische waarnemers, vooral te vinden on- der oorlogsmoe geworden histo- rici, vragen zich af of niet alles over de oorlog al bekend is. Als dan in het herdenkingsjaar op- nieuw een boekenberg over de argeloze lezer wordt uitgestort, kan dal tot nieuw cynisme aanlei- ding geven. Dat dat niet altijd te- recht is, bewijzen verschillende studies die onlangs over de stad Utrecht in oorlogstijd zijn gepu- bliceerd. Ook het gemeentebestuur van
Utrecht zag in het vijftigjarig ju- bileum' aanleiding de oorlogsge- schiedenis van de stad in kaart te brengen. Er werd een uitgebreid budget vrijgemaakt om een acht- tal (later: negen) historici onder- zoek te laten verrichten naar Utrecht in de Tweede 'Wereldoor- |
||||||||||||||||
87
|
||||||||||||||||
mm Berkelaar
|
||||||||||||||||
juli l au%u%iM% 1995
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
Tussen distantie en betrokkenheid
Drie visies op de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
|
|||||||||||||||
dat hij de Rijkscommissaris met
alle egards ontving, iets waarover deze later zijn beklag deed. Toen de bezetter in latere jaren van de bezetting steeds meer het ware gezicht toonde, verhardde ook de houding van Ter Pelkwijk en het gemeentebestuur. Maar van een principiële weigering mee te wer- ken aan de Duitse maatregelen was geen sprake. Geen sinecure
Zo laat Willem Melching in
zijn bijdrage onder de veelzeg- gende titel 'Een loyale houding: Politiek, aanpassing en ambitie in bezettingstijd' zien dat het Utrechtse beleid tegenover de jo- denvervolging zwalkend was. Waar het bestuur enerzijds prin- cipieel weigerde de borden met het opschrift 'Joden niet ge- wenscht' te plaatsen, daar ging het zonder veel morren akkoord met een reeks ambtelijke maatre- gelen die de joden discrimineer- den. Zo werden joodse ambtena- ren geruisloos ontslagen, de letter 'J' in het persoonsbewijs zonder protest geaccepteerd en het jood- se gemeenteraadslid E. Ossedrij- ver-jacobs (SDAP) stilzwijgend uit haar functie ontheven. Het zou al te makkelijk zijn de beschuldigende vinger naar het gemeentebestuur uit te steken - dat doen de auteurs dan ook niet. Het moet voor het Utrechtse be- stuur geen sinecure zijn geweest de bestuurlijke integriteit te be- waren. Er is al gewezen op de prominente aanwezigheid van NSB en Wehrmacht in de stad. Maar ook het feit dat het hoogste bestuursorgaan in Nederland na het vertrek van koningin en mi- nisters bestond uit de merendeels a-politieke secretarissen-generaal van de diverse departementen, |
hoeven evenwel niet steken in
een loutere weergave van beleve- nissen maar weet ze het geheel te plaatsen in een helder kader. Ton van Schalk constateert terecht in zijn bijdrage over de kerken en het onderwijs dat hal- verwege de oorlog, toen de druk van de bezetter allerwege was toegenomen, alleen de kerken nog openlijk konden protesteren. Aartsbisschop De Jong liet tijdens de oorlog niet af tegen de gevaren van het nationaal-socialisme te waarschuwen. De synode van de gereformeerde kerken had al eer- der, in 1936, het lidmaatschap van de NSB verboden. Na de Duitse inval gingen veel gerefor- meerden in verzet - ook in Utrecht. Zo werd de Zuiderkerk gebruikt als ontmoetingsplaats voor het provinciaal verzet. De kerken speelden ook anders- zins een belangrijke rol in het Utrechtse leven. Gedwongen sa- men te werken in het Interkerke- lijk Overleg (de Duitsers wilden alleen met rooms-katholieken en protestanten te maken hebben zonder met een veelvoud van protestantse kerken en kerkjes te worden geconfronteerd) maakten de kerken van de nood een deugd. Zij spraken vanaf 1941 vaak met één mond én handelden gemeenschappelijk in tijden van nood. Dat bleek in 1944 toen hongersnood dreigde en tal van kerkelijke medewerkers er alles aan deden die te voorkomen. Van Schalk schetst dit alles boeiender en uitgebreider dan hier kan wor- den weergegeven. Jammer is al- leen dat hij te veel hooi op de vork heeft genomen. Want behal- ve de kerken beschrijft hij ook het lot van de joden en wordt het onderwijs in al zijn geledingen beschreven. Toegegeven: een |
||||||||||||||
vormt in zekere zin een veront-
schuldiging. Zij voerden het Duitse beleid vrijwel allen zonder enige tegenwerking uit. Zo was het secretaris-generaal K.J. Frede- riks die Ter Pelkwijk zijn ontslag als burgemeester aankondigde. Het ontslag van de burgemeester baarde destijds nogal wat opzien maar lag eigenlijk voor de hand. De 'Hoofdstad der Beweging' kon zich geen andersdenkende burge- meester permitteren. Het feit dat opvolger C. van Ravenswaay een huisvriend van Mussert was, be- wijst ten overvloede dat de NSB er alles aan gelegen was Utrecht te nazificeren. Van Ravenswaay liet er bij zijn installatie op 25 april 1942 geen misverstand over bestaan voor dat doel te ijveren. Zijn rede was doorspekt van na- tionaal-socialistisch jargon: voor 'eenheid' en tegen 'de joden' en 'de bolsjewisten'. Interkerkelijk Overleg
De bevolking was niet gevoe-
lig voor de retoriek maar kwam er ook niet tegen in opstand. Die had in meerderheid iets anders aan het hoofd: overleven. Uit het artikel van Ivy Koopmans en Hein Klemann over het econo- misch leven in de stad blijkt dat de economie vanaf eind 1942 na- melijk in het slop raakte. De oor- logsinspanningen van de bezet- ter, die sedert de inval in de Sovjetunie in juni 1941 op alle fronten vocht, deden zich steeds meer gevoelen. Hoezeer de eerste zorg uitging naar het dagelijks le- ven, wordt uitstekend beschreven door Dolly Verhoeven. Ze heeft diverse Utrechters geïnterviewd over hun alledaagse ervaringen in ooriogstijd. Door deze ervaringen te combineren en te confronteren met archiefonderzoek, blijft Ver- |
|||||||||||||||
88
|
|||||||||||||||
juïi I augustus 199 5
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
/?.||i
|
|||||||||||||||||||||||||
•i^J'f^.
|
|||||||||||||||||||||||||
•—,.#'^
|
|||||||||||||||||||||||||
Mariaplaats, 1941
Foto: (jau |
|||||||||||||||||||||||||
Sander van Walsum, hoofdredac-
teur van het Utrechts Universiteits- blad. Dat hij die functie niet ten onrechte bekleedt, bewijst Van Walsum op iedere bladzijde: hij kan prachtig schrijven, wat het boek met vaart laat lezen. En bo- vendien weet hij een uitstekend midden te houden tussen distan- tie en betrokkenheid. Anders dan de auteurs van Een gewone stad in een bijzondere tijd schuwt Van Walsum het oordeel niet. Maar hij geeft de problemen waar docenten en studenten in de be- zettingstijd voor stonden zo even- wichtig weer, dat zijn waarde- oordelen vrijwel altijd overtuigen. Zijn uiteindelijk oordeel is niet mals: de universiteit voerde de door de bezetter geëiste maatre- gelen zo goed mogelijk uit. Waar onduidelijkheid over de maatre- gelen bestond, vroeg de universi- teit om uitleg, hetgeen dikwijls tot een aanscherping van het ge- voerde beleid leidde. Hoewel deze ambtelijke houding kenmerkend was voor de univer- sitaire bestuurders, werd die niet door iedereen gedeeld. Zo moest de meerderheid van de studenten weinig van de Duitsers hebben. In oktober 1940 stond de univer- |
sitaire gemeenschap voor de eer-
ste grote krachtproef. Toen wer- den de hoogleraren gedwongen een niet-jood verklaring te onder- tekenen. De bezetter trachtte zo de joodse hoogleraren te isoleren en, uiteindelijk, te ontslaan. Even leek het of Utrecht een tweede 'Leiden' zou worden. In Leiden waren de studenten in staking ge- gaan na de beroemde rede van de rechtsgeleerde R.P. Cleveringa die op 26 november 1940 een fel- le aanklacht uitsprak tegen het ontslag van zijn joodse collega E.M. Meijers. In Utrecht kwam het niet zover, hoewel ook hier een vermaard geleerde de antise- mitische maatregelen hekelde. De wiskundige V.J. Koningsberger zei op 25 november 1940 (een dag eerder dus dan Cleveringa) onder meer: "Deze maatregel be- teekent voor mij een miskenning van het Nederlandsche volkska- rakter, dat dit alles moet gevoelen als een beleediging van de Neder- landsche Universiteiten, van de Nederlandsche Wetenschap en daarmee van het Nederlandsche Volk zelf." Maar anders dan Cle- veringa, die de gemoederen van zijn gehoor met zijn emotionele rede hoog opzweepte, probeerde |
||||||||||||||||||||||||
boek over Utrecht in oorlogstijd
is niet volledig als het lot van de joden er niet in beschreven wordt. Maar zo kort als alles nu wordt samengevat (hoe adequaat ook), is niet bevredigend, vooral waar er een voortreffelijke en toe- gankelijke studie over dit onder- werp bestaat. Tien jaar geleden alweer publiceerde Cor van Dam zijn uitputtende studie Jodenver- vo/ging in de stad Utrecht in de Stichtse Historische Reeks - een studie waar Van Schalk terecht naar verwijst als hij de jodenver- volging beknopt bespreekt. 'Zeljbeheersching'
Al even beknopt is Van
Schalk over de Utrechtse univer- siteit. De meest recente literatuur waar hij in dit geval naar kon ver- wijzen was het bekende artikel van S.Y.A. Vellenga in het ge- denkboek Tussen ivoren toren en groothedrijf, een in 1986 versche- nen terugblik over vijftig jaar uni- versiteit. Van Schalk kon nog geen kennis nemen van de laatste studie over de universiteit in oor- logstijd. Die verscheen vlak voor de vijftigste herdenking onder de poëtische titel Ook al voelt men zich gewond en is geschreven door |
|||||||||||||||||||||||||
89
|
|||||||||||||||||||||||||
juli / augustus 1995
|
|||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||
Tussen distantie en betrokkenheid
Drie visies op de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
|
|||||||||||||
ten alle studenten een verklaring
ondertekenen waarin zijn 'plech- tig' dienden te beloven zich te "onthouden van iedere tegen het Duitsche Rijk, de Duitsche Weer- macht of de Nederlandsche auto- riteiten gerichte handeling." De verklaring was opgesteld nadat studenten ervan verdacht werden aanslagen uit te voeren op hoog- geplaatste functionarissen. Slechts een minderheid tekende de ver- klaring en werd van studie uitge- sloten. Toch constateert Van Walsum terecht dat hier niet van een omslag in het denken van de merendeels volgzame studenten moet worden gesproken. Die ble- ven gezagsgetrouw en keerden zich alleen tegen de overheid op momenten dat die zich notoir onbetrouwbaar toonde. Zo'n mo- ment deed zich eind 1940 voor bij het ontslag van de joodse hoogleraren en nu, in 1943, bij de eis 'loyaal' te zijn aan een terreur niet schuwende bezetter. Mocht, achteraf gezien en in mo- rele termen gesteld, meer van de universiteit worden verwacht? Die vraag is niet zo makkelijk te beantwoorden. Van Walsum overtuigt met zijn harde oordeel over de ambtelijke en bureaucra- tische wijze waarop de universi- taire bestuurders vooral de joodse collega's bejegenden. Een zekere ongevoeligheid tegenover de niet minder dan dramatische positie waarin deze verkeerden, was hen niet vreemd. Anderzijds moet ook in het geval van de universi- teit worden gesteld dat niemand aanvankelijk kon bevroeden waarom het de nazi's te doen was. En bovendien gold ook voor de docenten en studenten van de universiteit wat voor iedere Nederlander destijds gold: er moest brood op de plank - en er |
|||||||||||||
Koningsberger die juist tot be-
daren te brengen, want hij be- sloot zijn rede met een indringen- de oproep tot 'zelfbeheersching.' In dezelfde geest uitte zich H.R. Kruyt, rector magnificus in de ja- ren 1940-1941. Bang voor een staking, stelde hij een manifest op waarmee hij enerzijds aan de woede van de studenten tege- moet wilde komen maar ander- zijds evenzeer als Koningsberger aandrong op matiging. Aan het eerste gedeelte van een gevleugel- de zin uit het manifest ontleende Van Walsum de titel voor zijn studie: "Ook al voelt men zich ge- wond, daarom slaat men toch niet de hand aan zichzelf." Met die zin is de geschiedenis van de universiteit in een notedop ver- teld. Hoezeer de bezetter de uni- versiteit in de loop der jaren ook beschadigde en aan banden leg- de, de bestuurders hadden voor alles één oogmerk: de universiteit openhouden en het onderwijs doorgang laten vinden. Ironisch genoeg werden zij in dit streven ondersteund door voormalige Leidse studenten. Die zochten, na de sluiting van hun universiteit, hun toevlucht bij de Utrechtse universiteit (en bij de Universiteit van Amsterdam). Hun eerste zorg was het behalen van hun bul. Een tweede onderbreking van hun studie konden ze daarbij niet ge- bruiken. Loyaliteits\erklaring
°" Van Walsum laat ook de
'successen' van de universiteit
(of liever gezegd: van agerende studenten) niet onvermeld. Zo besteedt hij uitvoerig aandacht aan de massale weigering van ook de Utrechtse studenten om de zo- geheten 'loyaliteitsverklaring' te tekenen. Op 13 april 1943 moes- |
moest gestudeerd worden om
daarvan in de nabije toekomst verzekerd te zijn. Velen van hen zullen de zinnen vertrouwd zijn die de onlangs overleden schrij- ver W.F. Hermans, zelf destijds student fysische geografie aan de Universiteit van Amsterdam, zijn personage Lodewijk Stegman in de roman Ik heb altijd gelijk (1951) in de mond legde: "Ik houd mij staande. Dat is alles." En dat, zo kan eraan toegevoegd
worden, was in bezettingstijd niet niks. Toch was er ook in Utrecht principieel verzet tegen de bezet- ter. Volgens T. Spaans van der Bijl was dat niet onaanzienlijk. In Utrecht in verzet. 1940-1945 keert zij zich fel tegen de gedachte dat weinigen deelgenomen hebben aan het verzet. De indruk "dat van elke honderd inwoners er ne- genennegentig aan de Duitse lei- band liepen, of vijf jaar lang in doffe berusting op de bevrijding zaten te wachten" acht zij ten enenmale onjuist. Volgens Spaans van der Bijl moet bij het verzet niet alleen gedacht worden aan het georganiseerd verzet maar ook aan niet-geregistreerde indi- viduele acties, hulp bij onderduik of bedrijven die sabotage pleeg- den. Zo bezien is het verzet veel groter dan historici momenteel willen doen geloven. De ergernis waarmee Spaans van der Bijl het onbegrip over het verzet bestrijdt, is niet zonder achtergrond. Utrecht in verzet is geschreven door een historica die zelf actief deel nam aan het Utrechtse verzet. Zij heeft haar lijvige studie dan ook van bin- nenuit beschreven. Het heeft een sympathiek, betrekkelijk goed geschreven boek opgeleverd. Spaans van der Bijl weet duidelijk |
||||||||||||
juli I auguslus 19 9 5
|
|||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||
die (van Van Walsum) die distan-
tie aan betrokkenheid paart. Gevoegd bij het voortreffelijke Bronnawverzkht voor de geschiedenis van de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog van de historica I. Broos, die de onderzoeker weg- wijs maakt in het vele materiaal, kan de onderzoeker zijn voordeel doen met de drie studies - in gedachte houdend dat het motto van de grote Utrechtse historicus P. Geyl ('Geschiedenis is een dis- cussie zonder einde') ook op de geschiedschrijving van de Twee- de Wereldoorlog van toepassing |
||||||||||||||
Winkelruit van te maken aan welke gevaren de
de firma M. en verzetsstrijders bloot stonden en
A. van Dyck, hoe groot de angst was die hen
Steenweg20, beheerste. Bovendien heeft ze een
J94J schat aan gegevens boven water
gehaaid, juist vanwege haar goe-
de contacten met het voormalig verzet. In zekere zin biedt Vlrechl in verzet geschiedschrijving in de moralistische traditie van Loe de Jong, Jacques Presser en de VU- historicus Gjalt Zondergeld. Daarmee is dit boek de antipode van Een gewone stad in een bijzon- dere lijd dat het morele oordeel zoveel mogelijk heeft trachten te vermijden. Een zo aardig tegen- wicht tegen de 'relativistische' geschiedschrijving van dat boek, wordt echter teniet gedaan door de vele gebreken van Utrecht in verzet. Het boek is veel te wijd- lopig. De lezer ziet de hele Twee- de Wereldoorlog aan zich voorbij trekken, waarbij klassieke veld- slagen als die bij El Alamein niet ontbreken. Ook andere uitwei- dingen, bijvoorbeeld door de geschiedenis van Utrecht vanaf de 7e eeuw te beschrijven, vermoeien de lezer nodeloos en houden bovendien te weinig verband met het eigenlijke onderwerp. Daarbij komt dat Spaans van der Bijl haar voortreffelijke speurwerk zo slecht presenteert. Haar notenapparaat verwijst steevast naar het stan- daardwerk van Loe de Jong of |
naar een overzichtswerk als de
Algemene Geschiedenis der Neder- landen. Dat is daarom zo jammer, omdat het boek achterin een imponerende lijst bevat van geïn- terviewde personen. Het zou zo aardig zijn geweest juist deze per- sonen in het notenapparaat terug te vinden. Per slot van rekening zijn zij het die het verzet in Utrecht gestalte hebben gegeven en in zekere zin het boek 'dra- gen'. Het zijn jammerlijke kinderziek-
tes van een boek dat het verdient gelezen te worden, vooral omdat te voorspellen valt dat de 'mora- listische' geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog binnen afzienbare tijd tot het verleden zal behoren. De Duitse historicus Joachim Fest heeft eens gezegd dat geschiedenis met het verstrij- ken van de tijd onvermijdelijk 'historiseert'. In het geval van de ooriogsgeschiedschrijving bete- kent het dat die steeds minder van binnenuit zal worden be- schreven - al was het alleen maar omdat de generatie die de oorlog bewust heeft meegemaakt steeds ouder wordt. Vijftig jaar na dato mag Utrecht
zich gelukkig prijzen met drie boeken die de stand van het on- derzoek ieder op eigen wijze tonen: van afstandelijk tot zeer geëngageerd, met daarbij een stu- |
|||||||||||||
Naar aanleiding van:
Jan van Miert (redactie), Een gewone
stad in een bijzondere tijd. Utrecht 1940-1945, Het Spectrum/Broese Keminl</ Centraal Museum/Gemeentelijke Archief- dienst Utrecht 1995,295 p., ilL, prijs ƒ 29,50, ISBN: 90 2744507 9 Sander van Walsum, Ook al voelt men
zich gewond. De Utrechtse universiteit tijdens de Duitse bezetting 1940-1945. Universiteit Utrecht 1995,160 p., ill., prijs ƒ 17,50, ISBN: 90 393 0658 3 T. Spaans van der Bijl, Utrecht In verzet,
1940-1945. Uitgave onder auspiciën van de lidvereniging Utrecht van de Nationale Federatieve Raad van het voormalig Ver- zet Nederland, 24 Octoberplein 9, 3533 KA Utrecht, tel. 030-937071,400 p., ill., prijs ƒ 35,-ISBN: 90 800194 3 7 I.E.C.M. Broos, Bronnenoverzicht voor de
geschiedenis van de stad Utrecht In de Tweede Wereldoorlog, Publikatiesvan de Gemeentelijke Archiefdienst 9,178 p., ill., prijs/19,50ISBN90 7319010X |
||||||||||||||
91
|
||||||||||||||
juli I (ïugMSlus 19 9 5
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
DE LEESTA
|
||||||||||||||||||||
VAN
|
FEL
|
|||||||||||||||||||
Maarssen
J. Verhocl duet aan de hand
van een brief \'an de Commissaris der Koningin van 1922 uil de doeken in hel eerste nummer van jaargang 1995 Historische Kring Maarssen hoe de vroegere ambte- naar uil de Haarlemmermeer M.H. Eggink benoemd werd tot burgemeester van Maarssen. De CdK voorzag door de vesti- gingvan een aantal industrieën in het Vechtdorp een vergroting van de arbeidersstand, met name radi- calen afkomstig uit Friesland. Hij wilde dan ook een krachtig be- stuurder op die post hebben, die niet per se rechtse sympathieën behoelde te hebben, liggink was reeds gemeentesecretaris en had een goede indruk gemaakt. Hoe- wel een groep ingezetenen via een petitie poogden een meer vooraanstaande liguur te laten benoemen, gal bij de CdK be- kwaamheid de doorslag. Eggink werd burgemeester. Renswoude
In hei januarinummer van
1995 van Het oude Rcnswou, hel mededelingenblad van de histori- sche kring uil die plaats, doel E.J. Wolleswinkel uit de doeken hoe de heren van Renswoude in twee- honderd jaar een grool deel van de Emmikhuizcrberg in handen kregen. In 16.37 kocht Johan van Reede, de toenmalige heer van Renswoude de berg \'an het Con- vent van Karlhuizers bij Utrecht. Hij kon echter niet in zijn eentje de dertigduizend gulden van de koopsom opbrengen en moest het bezit delen mei enkele be- langrijke geldschieters. In de tijd daarna deden opeenvolgende he- ren van Renswoude hun best, de landerijen van de geldschieters bij hun bezit te voegen. Zo kocht |
||||||||||||||||||||
of de jeugd de link legt met de
tegenwoordige problemen rond de asielzoekers. En niet alleen de jeugd: de kreet dat het toelatings- beleid strenger moet worden wordt steeds vaker gehoord, net als in de jaren 30 toen veel joodse immigranten Nederland niet wer- den binnengelaten. In de tijdschrilten ligt de nadruk op thema's als hel plaatselijk bestuur, inundaties, de honger- winter en de daarop volgende bevrijding en persoonlijke herin- neringen uil dagboeken en brie- ven. Aan de andere kant wordt duidelijk dal de oorlog wordt 'ge- nomialiseerd': hel hcrdenkings- boek dat de gemeenle Lilrechi lot stand heeft laten komen o\'er de slad in de Tweede Wereldoorlog legt de nadruk op hel gewone. hel dagelijkse le\en. Ook m de verschillende tijdschrilten wordt aandacht besleed aan de zaken die 'gewoon doorgingen. Hal kan te maken hebben mei tle .ilslaiul in de lijd, maar niisschien ook met een relativering \'an de rol van de Nederlantlers in de slri|d. |
||||||||||||||||||||
Baron Taels van Amerongen in
1873 een van die percelen, terwijl twee andere reeds enkele decen- nia eerder aan de familie waren gekomen. Het is nog niet gelukt de laatste percelen in handen ie krijgen. Herdenking 1945
Maar uileraard is het gros
van de tijd.schriften gewijd aan de herdenking van de bevrijding in 1945, nu vijftig jaar geleden. Een groot deel van de lente en de zo- mer zijn gewijd aan tentoonstel- lingen, optochten, herdenkingen etc. rond dil heugelijk leit. Zo kennen de tijdschrilten van de Historische Kring Breukelen. tle Historische Kring Ijsselstein, De Bilt.se Crill, Bun llistoriael. Histo- rische Kring Leusden, Historische Kring Baerne, Historische Kring Eenmes en Historische Vereniging Meuten De Meein Haarzuileiis speciale herdenkingsnummers. Ook het nieuwe, Iraai vormgege- ven tijdschrift van de Hislori.sche Kring Tussen Rijn en Lek, Hei Kromme-Rijngebied' gehelen, is gewijd aan oiulerwerpen uit de Tweede Wereldoorlog. Opvallend is, dal de redacties zich daarbij niet alleen richten op de mensen die het zelf hebben meegemaakt, de enigen dus die uit eigen ervaring 'herdenken', maar dat men e.xplicicl de jeugd betrekt bi] dit gebeuren. Loch sluipt de lwi|fef binnen o\'er hel nut van hel herdenken. Is hel geen tijd om het verleden achter ons te lalcn en de relatie met de oosterbuur te normaliseren, ook wal dil betreft? In hoexene kan "Fweede Wereldoorlog gebruikt worden als waarschuwing, wal er kan gebeuren als racisme en fascisme een kans krijgen in een samenleving? Het is onduidelijk |
||||||||||||||||||||
92
|
||||||||||||||||||||
Fred Vogelzang
|
||||||||||||||||||||
j ut i / Cl u ^ IJ s Mi s 1995
|
IJ I R t; C H T
|
|||||||||||||||||||
In huizen waar iemand leed aan
een besmettelijke ziekte, moest achter een venster, gelijkvloers en aan de straatkant, een briefje worden aangebracht met het op- schrift 'besmettelijke ziekte'. Veel mensen waren er\'an overtuigd dat pokken niet besmettelijk waren en lapten dat gebod aan hun laars. Vooral winkeliers voelden er wei- nig voor hun klanten op de vlucht te jagen en saboteerden het voor- schrift. Men klaagde erover dat zij volstonden met een minuscuul onleesbaar vodje papier, zo hoog mogelijk opgehangen en liefst op een plek waar er wal voor hing. Mensen die uit overtuiging vacci- natie weigerden, waren al hele- maal niet bereid maatregelen te nemen om verspreiding van de ziekte te voorkomen. Wie zich wel netjes aan de regels hield, kon daardoor in problemen komen. Dat merkte 'Vrouw de Beer' tijdens de pokkenepidemie van 1871. In een ingezonden brief sprak zij er schande van. 'Ik ben een \touw van 72 jaar en woon op de Vuilesloot, hoek kleine jufferstraat, doe daar een kruide- nierswinkeltje. Ik heb 16 kinde- ren gehad en lange jaren een blin- den man. Mijn kinderen zijn nu, op een na, allen dood; mijn zoon, die mede broodwinner was, sterft gepasseerden Zaterdag acht da- gen aan de pokken; zijn vrouw bevalt een dag vroeger als hij sterft; haar moeder blijft bij haar, is uit Amsterdam, maar blijft nu om haar op te passen. Wij zijn dus drie vrouwen en een kind nog in het kleine huisje, en zon- der eenige verdiensten. Het huis is geheel schoongemaakt van bo- ven tot onder; het beddengoed is bij Vlek om te zuiveren, al reeds terstond na de begrafenis, het overige alles goed gewasschen; dat mag men komen zien voor iemand van twee en zeventig jaar. Nu ging ik Vrijdag naar den doc- tor om het briefje van de deur af te hebben, de doctor zond mij naar het stadhuis, om een briefje; op het stadhuis zond men mij naar den doctor: daar moet het |
van uitgaan, een ieder kan wel
komen om een briefje. Nu vraag ik, of men komen zal om briefjes, waar men niets mede doen kan. Ik ging weer naar den doctor; de- ze gaf mij een briefje; weer naar het stadhuis; daar las men het briefje; toen kreeg ik een briefje op zegel, dat moest de doctor maar met ja tekenen; weer naar den doctor; deze gaf mij een briefje dat men broodeloos was. Aan het stadhuis komende, las men het briefje; de doctor had het andere briefje niet geteekend, ik kreeg nu ten antwoord, dat men niet buiten de wet kon han- delen, het briefje met de woorden hesmetlelijke ziekte moest er nog veertien dagen op blijven. Nu vraag ik of men, dat niet terstond had kunnen zeggen, dan was ik er met eene keer loopens af ge- weest, nu vroeg mijn dochter wat moeder wel doen moest. Wat voor religie was de vraag. Op het antwoord Gereformeerd, en mijn schoondochter Luthersch, zeide men: dan moet men zich vervoe- gen aan den Kerkenraad. Dat is wreedaardig om iemand naar den bedelstaf te verwijzen, die mijn- heer heeft zeker een goed trakte- ment en later een goed pensioen; daarom heeft hij dan ook geen gevoel, of weet niet, wat hij zegt. Als men zulke wetten maakt, dat de gezonden moeten omkomen van gebrek of gaan bedelen, dan kan men wel medewerking erlan- gen. Mijn zoon is ontkleed door 2 menschen, is gekist door twee timmerlieden; er zijn 8 dragers en 4 slippendragers, allen van zijn vrienden en ook een bidder in dat kleine huisje geweest; tot nog toe heeft niemand letsel.' Wat had het dan voor zin om wekenlang de klanten uit haar winkeltje te verjagen? En wie herkent niet " haar verontwaardiging over de achteloze ambtenarij waarmee zij van het kastje naar de muur werd gestuurd? * Dit verhaal is ontkend aan het
Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagbladvan31-l-1871. |
||||||||||||||
C H A N D A A
|
|||||||||||||||
Die mijnheer heeft zeker een
goed traktement ... Vóór de ontdekking dat be-
smettelijke ziekten verspreid kun- nen worden door bacteriën, geloof- de men dat dit gebeurde door contact met een zieke of door het miasma, een onzichtbare smelstof die zich in bedorven, stinkende lucht kon ontwikkelen. Wie niet ziek wilde worden, bleef dus uit de buurt van patiënten of zorgde er- voor dat er geen stank kon ont- staan. Maar hoe zat het nu met pokken? Sedert omstreeks 1800 was bekend dat vaccineren de ziekte voorkwam. Maar tijdens epidemieën bleek dat mensen die gevaccineerd waren toch ziek wer- den. Het kwam ook vaak voor dat het ene kind in een gezin ziek werd en hel andere niet. Vaccinatie bleek dus niet blijvend te helpen en de smetstof werd blijkbaar niet (of niet alleen) via contact verspreid. Er is de hele eeuw door gepraat over de vraag of vaccinatie niet verplicht moest worden. Tot on- vrede van de voorstanders is het er niet van gekomen. De (lokale) overheden beperkten zich in het algemeen tot wat propaganda en loofden prijzen uit voor de arts die de meeste gratis vaccinaties had verricht. Onderwijzers mochten alleen kinderen toelaten die een pokkenbrietje hadden. Maar er werd in normale tijden weinig ge- controleerd en dus liepen er tallo- ze ongevaccineerde mensen rond. Als de ziekte weer eens heerste, haastten velen zich om de schade in te halen. Maar zodra het sein op veilig stond, vergaten de meeste ouders hun schrik en goede voor- nemens. Waarom zou je een kind welbewust blootstellen aan de kinderpokken, terwijl het risico dat het zonder vaccinatie aan die ziekte zou sterven vrij gering was? |
|||||||||||||||
P.D.'tHart
|
|||||||||||||||
juli I flugusfus 1995
|
|||||||||||||||
U T R E C .H T
|
|||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
||||||||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
||||||||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht tel: 030-623866/626800 fax: 030-623274 |
||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT |
||||||||||||||||||||||||
«?
|
||||||||||||||||||||||||
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V. UTRECHT
OUDKERKHOF 25
TEL. (030) 31 52 51 |
||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
* Elektra
* Klimaat
* Sanitair
* Beveiliging
|
||||||||||||||||||||||||
Kaap de Goede Hooplaan 7,3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33 |
||||||||||||||||||||||||
3512 GJ UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||
FAX (030) 367144
|
||||||||||||||||||||||||
De eerste kerken van Utrecht:
Sint-Thomas • Sint-Salvator • Sint-Maarten C.J.C. Broer, M.W.J. de Bruijn Een spannend nieuw
boek over de eerste
kerken van Utrecht.
De auteurs halen de
onderste steen boven!
De prijs van dit boek bedraagt
ƒ 19,50. U kunt het bestellen
door dit bedrag over te maken
op giro 810806 ten name van
Nederlands Centrum voor
Volkscultuur te Utrecht,
onder vermelding van
'De eerste kerken'.
|
||||||||||||||||||||||||
Tijdschriften
wil ik als hobby voor u
INBINDEN
Redelijk tarief en
100% handwerk. Co Passenier,
tel. 030-930867 (na 18.00 uur) |
||||||||||||||||||||||||
, ^uretiendebestriiding
.-n. en Havendienst Utrecht
^^■"^'^'"'lel 030-443986 |
|||||||||||||||||||||
^UUS
|
|||||||||||||||||||||
B
|
|||||||||||||||||||||
RADITIE
|
|||||||||||||||||||||
NVM
|
|||||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
Utrecht |
|||||||||||||||||||||
TIJDSCHRIFT OVER TRADITIES EN TRENDS
Waarom steek je om te groeten je rechterhand uit?
Sinds wanneer vieren mensen hun verjaardag?
Waarom iverden fïippo's een rage?
Gewoontes en tradities hebben vaak een fascinerende
geschiedenis. Wat mensen nu gedachteloos doen, was ooit nieuw en modern. In het nieuwe tijdschrift Traditie kunt u er alles over lezen. Over vrije tijd en relaties, gezondheid en eten, kleding en taal. Over de tradities van vroeger en de trends van vandaag. Traditie is gericht op een breed publiek, verschijnt in
full-colour en staat vol met aantrekkelijke, goed lees- bare artikelen. Het verschijnt vier keer per jaar en een jaarabonnement kost ƒ 35,-. Nieuwsgierig? Vraag dan een proefnummer aan:
Nederlands Centrum voor Volkscultuur
Lucasbolwerk 11, 3512 EH Utrecht tel. (030) 319997, fax (030) 334047 |
|||||||||||||||||||||
030 ■ 34 00 08
|
|||||||||||||||||||||
jSB
|
|||||||||||||||||||||
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11 |
|||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken |
|||||||||||||||||||||
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
|
|||||||||||||||||
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag 11-18 uur Zaterdag 11-17 uur
|
|||||||||||||||||
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
|
|||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL 030-31 01 74 |
|||||||||||||||||
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
|||||||||||||||||
TAILORSSINCE1850
|
|||||||||||||||||
EEN BANK'
E WAARDE IN ERE EN GEHOUDEN. |
|||||||||||||||||
CREDIET EN EFFECTEN BANK
Herculesplein 5, Utrecht
|
|||||||||||||||||
Utrecht
|
||||||||
6 8e jaargang nummer 5
|
||||||||
Op de Neu daar staat een tent...
Natuurbeschermer, bosbouwer en jager
Hel groene leven van een Utrechtse landheer
De historie van de huidige tijd
De Commissie Actuele Ontwikkelingen
|
||||||||
Op de Neu
omstreeks 1880. |
||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-88 21 31 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROTO 5MEET5 DE BOER
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Data tot Druk
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
&>LISM4N
bouw&vastgcx:d
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vneslantlaan 14, 3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht Telefoon 030-822 822 Fax 030-88 35 61 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
|||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks lijdsthrilt
68e jaargang nr. 5 september/oktober 1995 ISSN 1380-7137 Üud-Ulrechi is een uitgave van de
Vereniging Oud-Ulrechl, vereniging lol beoefening en lol verspreiding van de kennis der geschiedenis van slad en provincie Ulrechl. Voorzitter: j.W. Lemaier
Secretariaat: Mw. J.C.M. Pennings, p/a Alexander Numankade 201, 3572 KW Ulrechl. Penningmeester: J. Baars. Ukunt zich opgeven a/.s iid van de vereni- ging Oud-Utrecht door te schrijven naar: Oud-Ulrechl. Antwoordnummer 3335, 3500 VP Utrecht. De contnbulie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-ƒ 30,=; 65+ƒ 44,= per jaar). Contributie- en ledenadministratie: Mw. C. de Leeuw, telefoon: 030-316063. Betaling contributie op giro 575520. Redactie: M. Dolfin, M. van Hatlem,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C. van Oudheusden,
B. van Santen, E. Tigelaar,
M. van de Vrugt, A. van der Zeijden.
Redactieüdres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: De Voriners, Utrecht
Druk: De Boer ( Aipeais
Oud-Utrecht. Tweemaandelijh tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deadhne agenda volgende nummer: 25 oktober 1995, verschijningsdaium 1 december. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 V4 of 3 V2 inch lloppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen oni\ang tussen ck' 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Hel gebruik van lussen- kopjes wordt aangeraden; illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
|||||||||||||||
Zelfs geboren en getogen Utrechters weten soms niet of ze 'op', 'in' of 'aan' een straat wonen.
De laatste jaren wordt het voorvoegsel 'aan'steeds vaker gebruikt. Dit, terwijl 'de Utrechtse traditie' iets geheel anders voorschrijft. Hoe hel precies hoort, wordt duidelijk in het artikel van B.J. Marlens van Vliet in deze aflevering van Oud-Ulrechl. Op de Neude; of is hel toch 'het' Neude? Verder is er veel aandacht vooreen bijzondere figuur: jhr. W.H. de Beaufort (1881-1976). Niet iedereen zal zijn naam (meer) kennen. E. Pelzers plaatst hem in de eregalerij van vooraanstaande Nederlandse natuurbeschermers. De Beaufort was behalve natuurbeschermer ook een hartstochtelijk jager. Deze combinatie komt ons nu wat vreemd voor, maar was dat voor De Beaufort blijkbaar niet. Tot slot wijzen wij op enkele activiteiten van de Vereniging Oud-Ulrechl: de bescherming van ons culturele erfgoed, waarvoor sinds begin dit jaar een speciale commissie is ingesteld, en de verschijning, in oktober, van een nieuwe aflevering Utrechtse biografieën. Over dit laatste is te lezen in een bijge- slotenfolder. |
|||||||||||||||
Inhoud
Van de redactie
Natuurbeschermer, bosbouwer en jager
Het groene leven van een Utrechtse landheer
f. Pelzers Boekenschouw
Ooggetuige
Op de Neu daar staat een tent...
S. J. Marlens van Vliet
Vondsten
Agenda De historie van de huidige tijd
De Commissie Actuele Ontwikkelingen
Van de leestafel
Schandaal |
|||||||||||||||
99
100 105
107 108 110
111 113 115
117 |
|||||||||||||||
99
|
|||||||||||||||
september I oktober 1995
|
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
Natuurbeschermer, hoshouw/er en jager
Het groene leven van een Utrechtse landheer
|
||||||||||||||||||
Een hoge ambtenaar van Financiën noemde hem ooit de Nederlandse
Chamberlain. De Enschedese industrieel G.J. van Heek betitelde hem als gentleman-jager. Voor vrienden en kennissen heette hij Willem Stort, 't Stort is de sprookjesachtige villa in Maarn, niet ver van de landgoederen van zijn familie. Toen hij in 1976 op 95-jarige leeftijd overleed, verschenen er maar weinig necrologieën over hem. Hij stierf schier als een onbekende, omdat hij zijn eigen generatie had overleefd. |
door de natuur met voorliefde
bedeeld, hier koele bossen, met statige fijn- en zilversparren, en daar tussendoor slanke berken- stammen, en onder een machtig woud van boomvarens en bus- hessen. Dit maakt alles een ont- zettende indruk op mij, dat mij bij het zien van zulk een natuur een gevoel van grote innige dank- baarheid doorstroomt, daarvoor, dat het mij vergund is, al dit schone te genieten, dat ik de schoonste jaren van mijn jeugd mag door brengen". Na zijn terugkeer in Nederland studeert De Beaufort nog een blauwe maandag aan de Rijks Hogere Land-, Tuin- en Bosbouw- school in Wageningen. Ook werkt hij nog even voor Staatsbos- beheer. Op verzoek van zijn vader gaat hij in 1908 het familieland- goed Henschoten beheren. Later richt De Beaufort de N.V. 't Schou- tenhuis in Woudenberg op, dat de administratie en het beheer van vele particuliere landgoederen zal voeren. Pas op 90-jarige leeftijd draagt hij hel voorzitterschap van de raad van commissarissen van de naamloze vennootschap over. Hij is lot op hoge leeftijd maat- schappelijk zeer actief. Zo is hij voorzitter en bestuurslid van tien- tallen verenigingen, stichtingen en commissies op hel gebied van de land- en bosbouw, natuur- bescherming en jacht. In zijn woonplaats Maam presideert hij jarenlang als voorzitter de Coöpe- ratieve Boerenleenbank 'Wouden- berg-Maam' en als president- kerkvoogd de Nederlands- Hervormde gemeente. Bovendien heeft hij een tijd zitting in Provin- ciale en Gedeputeerde Staten van Utrecht. |
|||||||||||||||||
Jonkheer W.H. de Beaufort hoort
thuis in de galerij van de voor- aanstaande Nederlandse natuur- beschermers. Een pionier van het eerste uur. Hij houdt vanaf 1908, samen met de natuurpedagoog Jac.P. Thijsse (van de Verkade- albums), in het hele land voor- drachten over de bescherming van vogels. In die tijd staat het natuurbehoud nog in de kinder- schoenen. Wie is de man, die in 1954 de
Zilveren Anjer van het Prins Bemhard Fonds krijgt voor zijn pioniersaandeel in de organisatie van de regionale natuurbescher- ming? Jager, bosbouwer en natuur- beschermer in hart en nieren. Tegenwoordig een ondenkbare combinatie. Een portret en necro- logie die twintig jaar te laat wor- den gepubliceerd, van een man met een groene nalatenschap. Met \oorliefde bedeeld
Willem Hendrik de Beaufort,
in mei 1881 geboren als zoon van een Woudenbergse burgemeester en telg uit een protestants en adellijk geslacht, brengt zijn jeugd grotendeels door op het landgoed Henschoten. Zwervend door de uitgestrekte bossen met zijn vele broers en zussen, vaak onder toeziend en meelevend oog van de bosarbeider Teus van Egdom, ontwikkelt hij een grote |
belangstelling voor de natuur.
Rond zijn tiende jaar sturen zijn ouders hem naar een kostschool in Utrecht. Hij voelt zich hier vaak ongelukkig. De jongen ver- langt dikwijls, gekweld door heimwee, naar de weekenden in Laanzicht, het ouderlijk huis in Woudenberg. Vooral de regelma- tige jachtpartijen op Henschoten, waaraan veel familieleden mee- doen, spreken hem sterk aan. Na beëindiging van de HBS in Utrecht schrijft De Beaufort zich in mei 1902 in als student aan de KönigUche Sachische Forstakademie in het Duitse Tharandt, vlakbij Dresden. Hij wil bosbouw stude- ren. In Nederland staat het bos- bouwonderwijs aan het begin van deze eeuw nog in de kinder- schoenen. De meeste Nederlandse bosbouwers hebben in die tijd in Duitsland gestudeerd. Dit land met zijn uitgestrekte Förstereien heeft een grote wetenschappelijke bosbouwtraditie. Reuma en depressies dwingen De Beaufort tot een gezondheidskuur. Zijn hele leven blijft hij overigens tob- ben met gezondheidsproblemen. In Tharandt kan hij studeren en kuren. De natuur in en rondom Tharandt maakt een geweldige indruk op de bosbouwstudent. Een maand na zijn aankomst schrijft hij aan zijn ouders: "'t Is hier waarlijk een plekje aarde |
|||||||||||||||||
100
|
||||||||||||||||||
E. Pelzen
|
||||||||||||||||||
september I oklober 1995
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
de Eyckensteinse Bossen. De
eigenaar van de bossen, W. baron Van Boetzelaer, wil ze verkopen aan een combinatie van bouw- speculanten. De Beaufori probeert de baron over te halen om de bossen in een stichting onder te brengen ten einde het terrein als natuurgebied te beheren. Van Boetzelaer vindt het plan echter onhaalbaar. Bij De Beaufort rijpt intussen het
idee om een provinciale rechts- persoon op te richten, die be- dreigde natuurterreinen kan veilig stellen. Hij pleit bij de Utrechtse commissaris der koningin voor zijn plan. De commissaris toont sympathie voor het idee, maar ziet hier in geen taak voor de overheid. Pas nadat de Utrechtse wethouder J.j. de Waal Malefijt bij de commissaris aandringt op maatregelen om de Eyckensteinse Bossen te redden, komt deze in actie. De commissaris belooft De Beaufort in oktober 1926 het ini- tiatief te nemen tot de oprichting van een stichting. Tevens betrekt de Utrechtse bestuurder de voor- zitter van de Vereniging Natuur- monumenten, mr. P.G. van Tien- hoven, in de zaak. Deze ontwerpt de statuten voor de nieuwe stich- ting, die in 1927 wordt opge- richt. Het Utrechts Landschap, zo heet de nieuwe stichting, gaat zich bekommeren om bedreigde natuurterreinen. Ze is de eerste in haar soort en zal daarmee een voorbeeld zijn voor andere pro- vinciale 'Landschappen'. In de daaropvolgende 10 jaren krijgt iedere provincie een eigen 'Land- schap'. De Beaufort speelt jaren- lang een vooraanstaande rol in Het Utrechts Landschap, eerst als secretaris, later als ondervoorzit- ter. De stichting groeit uit tot een volwaardig bezitster van enige |
||||||||||||||
Jhr. W.H. de
Beaufort omstreeks 1920 |
||||||||||||||
Een vroege actiegroep
De Beaufort staat aan de basis
van tal van groene Utrechtse organisaties, zoals de Stichting Het Utrechts Landschap en de Vereniging De Utrechtse Heuvel- rug. Ook de oprichting in 1949 van het Nationaal Fonds ter be- strijding van Natuurontluistering, dat het Nederlandse volk wil helpen opvoeden tot waardig natuurgenot, is het werk van De Beaufort. Dit Natuurfonds is jarenlang succesvol. Soms zijn zijn ideeën vrij mo- dem. De Vereniging De Utrechtse Heuvelrug, die in 1959 voort- komt uit het initiatief van De Beaufort, wil het natuurschoon op de Heuvelrug bevorderen door onder meer de recreatie in goede banen te leiden. De Beaufort slaagt er in de boseigenaren in dit gebied te laten samenwerken. Volgens H.P. Gorter, oud-direc- teur van de Vereniging Natuur- monumenten, waren de plannen van De Beaufort die hij op latere leeftijd ontwikkelde, niet altijd |
||||||||||||||
uitvoerbaar. Zo blijkt zijn plan
om een particulier fonds op te richten voor het aankopen en beheren van onrendabele woeste gronden niet haalbaar. In de herfst van 1924 vragen jhr. G.F. van Tets, directeur van een exploitatiemaatschappij, en H. Cleyndert, planoloog, De Beaufort om een comité in de provincie Utrecht op te richten. Een comité, dat "waakt tegen schennis van het natuurschoon in samenwerking met de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Neder- land". Een en ander blijkt uit een persoonlijk memorandum van de landheer. De beide heren vrezen voor het verdwijnen van de zand- verstuivingen en andere woeste gronden bij Soest. Eenjaar later is het Provinciaal Utrechts Comité voor Natuurbehoud een feit. Het comité, waarvan De Beaufort voorzitter wordt, is min of meer een informele actiegroep, één van de eerste in haar soort. Het comité bemoeit zich vanaf juni 1925 met het lot van de bedreig- |
||||||||||||||
101
|
||||||||||||||
september I oM.ioher 1995
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Natuurbeschermer, bosbouwer en jager
Het groene leven van een Utrechtse landheer
|
||||||||||||||||
reert hij niet. De Beaufort geeft
het beheer van zijn familieland- goederen niet op. Zijn vader richt in 1908 de N.V. Woudenbergse Bos- en Landex- ploitatie Maatschappij op. Hij brengt zijn landgoed Henschoten onder het beheer van de vennoot- schap om versnippering van het prachtige gebied na zijn dood te voorkomen. Willem Hendrik be- noemt hij tot directeur. In 1919 wordt deze, na al jarenlang beheerder te zijn geweest, ook directeur van N.V. Den Treek. In deze N.V. is het aan Henschoten grenzende landgoed Den Treek, eigendom van één van zijn ooms, ondergebracht. De aandelen van de beide N.V.'s, die in 1941 fuse- ren, zijn in handen van familie- leden. Het rentmeesterskantoor 't Schoutenhuis, opgericht en ge- leid door De Beaufort, voert het feitelijk beheer over de familiebe- zittingen Henschoten, Den Treek, Rumelaer bij Woudenberg en de gronden van het huis Molen- |
bosch te Zeist. Alles bij elkaar
enige duizenden hectaren. De instandhouding van het na- tuurschoon en de rijkdom van flora en fauna is één van de grondslagen van het beheer. Te- gelijkertijd streeft De Beaufort naar een rendabel landgoed. Dat is geen gemakkelijke opgave. Zijn zoon jhr. mr. J.W. de Beaufort, oud-burgemeester van Ruurlo, zegt, dat over conflicten met betrekking tot het landgoed thuis nooit werd gesproken. Wel her- innert hij zich dat "in de crisis- jaren bij broers en neven stem- men op gingen om de zaak te liquideren. De financiële resulta- ten waren slecht in de jaren der- tig. Er werd uitgezien naar de ver- koop voor woningbouw. Dat vond mijn vader niet zo best, het zinde hem niet. Hij vond een nieuwe oplossing en maakte een folder waarin hij stroken grond aan de rand van het landgoed aanbod voor villabouw". De N.V.'s overleven de crisisjaren |
|||||||||||||||
duizenden hectaren natuurgebied.
Baron Van Boetzelaer verkoopt de Eyckesteinse Bossen aan bouw- speculanten. Het Utrechts Land- schap krijgt in 1933 een belang- rijk deel van de bossen na een onteigeningsprocedure in handen. Het actiecomité verdwijnt na de oprichting van het Landschap uit beeld. Familielandgoederen
De Beaufort is niet alleen de
geschiedenis ingegaan als de man achter Het Utrechts Landschap, zijn naam blijft ook verbonden aan het beheer van de Utrechtse landgoederen van zijn familie. Zijn beheer over deze landgoede- ren gaat hem boven een betrek- king bij het koninklijk huis. Een uitnodiging van koningin Wilhel- mina om houtvester van Hoog Soeren te worden, slaat De Beau- fort af. Ook een verzoek van de grootmeester van koningin-moe- der Emma om intendant op paleis Soestdijk te worden, hono- |
||||||||||||||||
102
|
||||||||||||||||
Broers en zussen
van W.H. de Beau- fort op het Land- goed Henschoten (23 juni 1948); W.H. de Beaufort staat in liet mid- den |
||||||||||||||||
eplember / oklober 1995
|
||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||
daaraan verbonden natuur behe-
ren. De plannen zijn echter finan- cieel niet haalbaar. De Beaufort richt daarop in 1965 een familie- stichting op. Deze stichting. De Treeker Eik, moet niet alleen de familiebanden verstevigen, maar ook een veilige toekomst van de landgoederen en de cultuurhisto- rische bezittingen waarborgen. Tegenwoordig houdt de stichting zich vooral bezig met het organi- seren van reünies voor de talrijke afstammelingen van de oprichters van de familielandgoederen. Een B.V., waarvan de aandelen in familiebanden zijn, waakt over Den Treek en Henschoten. Gepassioneerd
"Wie dus wat gevoelt voor de
vrolijke gewiekte zangers, deze trotse veroveraars van het lucht- ruim, deze nijvere helpers in tuin of bos of op de akker, die roepen wij nogmaals toe: beschermt en spaart de Vogels!". Dit hoogdra- vende citaat is afkomstig uit de brochure Onze vogels en waarom wij ze niet missen kunnen, die De Beaufort in 1913 voor de Maat- schappij tot Nut van 't Algemeen schrijft. Zijn geschreven teksten zijn vaak zoetgevooisd en zweve- rig, maar ook gepassioneerd. In het familiearchief De Beaufort zijn vele muziekstukken, gedich- ten, verzen en toneelspelen van zijn hand bewaard gebleven. Het onderscheid tussen deze stukken en zijn non-fictie teksten over jacht en natuurbescherming is vaak niet zo groot. "Hij zat vol met plannen, was altijd in de weer. Hij had een enorme fanta- sie. Voortdurend kwam hij met nieuwe plannen. Soms lukten die, vaak ook niet" zegt J.W. de Beaufort over zijn vader W.H. de Beaufort. |
|||||||||||||
Villa't Stort,
Maarn:
het woonhuis van
W.H. de Beaufort
|
|||||||||||||
zijn plan het landgoed in twee
delen. Ieder deel moet door een naamloze vennootschap worden beheerd. Eén deel is bestemd voor winstgevende exploitatie. Het andere deel met het huis is bestemd voor behoud. De winst- gevende N.V. vult de verliezen van de tweede N.V. aan. Zijn schoonfamilie verwerpt zijn ideeën, zo blijkt uit een brief van zijn zwager: "Het plan Aarden- burg komt ons toch weinig aan- trekkelijk voor, zowel in ideëel als in reëel opzicht. Het ideële is weg zodra Aardenburg voor een goed deel verkaveld en verkocht is. Het huis met omgeving wordt dan uiterst melancholiek". De familielandgoederen van De Beauforts, Den Treek en Hen- schoten, zijn een voortdurende bron van landschappelijke schoonheid en financiële zorg. Een poging aan het einde van de jaren vijftig om een overeen- komst met de rijksoverheid te sluiten om de landgoederen te behouden, mislukt. Bovendien strandt even later een idee van De Beaufort en anderen om naar En- gels voorbeeld een National Trust in Nederland op te richten. De trustee moet landhuizen en de |
|||||||||||||
onder meer door de verkoop van
grond. Veel aandacht besteedt De Beaufort aan een goede relatie met zijn pachters en landarbei- ders, onder meer door hen te steunen bij het bewonen van de landarbeidershuisjes. Zijn pach- ters dragen hem zowat op han- den. Hij krijgt in december 1944, tijdens de hongerwinter, van zijn pachters aardappelen voor het helpen van behoeftigen. De pach- ters kunnen als tegenprestatie rekenen op hout. Het landgoed Den Treek-Henschoten trekt thans jaarlijks meer dan een miljoen be- zoekers. De bekende bezoekers- attractie De Pyramide van Auster- litz hoort ook tot de bezittingen. De Beaufort heeft het belang van de recreatie en de gevaren hier- van voor de natuur tijdig inge- zien. Hij steunt grote projecten, zoals de aanleg van het recreatie- ve Henschotermeer, dan ook met het idee de mensenmassa's te concentreren en weg te houden uit kwetsbare delen. Als in 1936 De Beauforts schoon- moeder overlijdt, probeert hij het schoonouderlijk landhuis Aarden- burg met naaste omgeving in Doom te redden van dreigende verkoop en verval. Hij verdeelt in |
|||||||||||||
september / oktober 1995
|
|||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||
Natuurbeschermer, bosbouwer en jager
Het groene leven yan een Utrechtse landheer
|
|||||||||||||||
De Beaufort senior is een bemin-
nelijk tnan met vele relaties en kennissen. Door zijn afkomst en zijn huwelijk met een dochter van S.P. van Eeghen, Amster- dains zakenman en voorzitter van de Amsterdamse Kamer van Koophandel, staan de poorten bij notabelen wijd voor hem open. Hij is bi|voorbceld hecht bevriend met mr. P.G. van Tienhoven, de man die de Vereniging Natuur- monumenten groot maakte. J.W. de Beaufort noemt zijn vader een bruggebouwer. "Hij probeerde steeds mensen en zaken met elkaar te verzoenen en conflicten door overleg op te lossen. Hij kwam altijd met een oplossing, ook al botsten de belangen". De oud-burgemeester van Ruurlo verwerpt de opvatting van een hoge ambtenaar van Financien, dat zijn vader de Nederlandse Chamberlain was. "Hij was op sommige punten zeer princi- pieel". De Beaufort senior toont zijn principevastheid in de oor- logsjaren als adviseur van het bestuur van het Nationale Park De Hoge Veluwe. Bij de onder- handelingen met de Duitsers over het beheer van de herten en reeën in het park verzet hij zich sterk tegen plannen om herten, afkom- stig van het koninkfijk bezit "t Loo, uit te zetten op De Hoge Ve- luwe. Hij vindt dat vanwege de bezetting niet kies. Dienstbaar
De Beaufort draagt voor een
bruggebouwer ogenschijnlijk een grote tegenstelling bij zich: die van natuurbeschermer, bosbou- wer en jager. Voor hem staat de bescherming van de natuur ech- ter op de eerste plaats. "Bij alles wat mijn vader deed, stond de schoonheid van de natuur en |
alles wat kon bijdragen om die
schoonheid te bevorderen, voor- op. Het was altijd zoeken naar mogelijkheden om de dingen dienstbaar te maken aan de schoonheid in de natuur", bena- drukt J.W. de Beaufcirt met stel- ligheid. Over het feit dat zijn vader jager en natuurliefhebber was, zegt hij: "Er werd in die tijd nooit op een polariserende wijze over deze zaken gesproken. Mijn vader was niet primair een jager. Hij joeg niet uit hartstocht. Ook de jacht stond bij hem in dienst van het bewaren van de schoon- heid en fauna. In zijn jongere jaren was hij een feller jager, later werd hij milder. Zijn broers wa- ren feller. De jacht om de jacht. Zij vonden het maar matig dat mijn vader als bosbouwer en be- heerder de konijnen opruimde. In de familiekring bekritiseerde men hem daarom". Als jongeman is W.H. de Beaufort vol bewondering over de jacht- kunsten van zijn vader, in zijn eerste jachtdagboek zet hij op 16 oktober 1899 een dikke streep onder het woordje korhaan: "Het is niet zonder reden dat ik dit woord onderstreep, want eerst sedert de laatste jaren vertonen zich in ons veld nu en dan kor- hoenders...het gelukte mijn vader na vele uren van stalen volharding en onverdroten ijver in zijn ge- liefkoosd jachtveld een prachtige haan te schieten...op een distantie van wel 40 grote passen". In 1939 pleit hij bij de Nederlandse Bosbouwvereniging voor hel sa- mengaan van bosbouw en jacht. Hij verwerpt de jacht als schiet- sport en de onbeteugelde lust tot het uitmoorden van het wild. Als de jacht ontdaan is van uitwas- sen, kweekt zij volgens hem lief- de voor bos en natuur. Tegen- |
speler in de Nederiandse Bos-
bouwvereniging is de Wageningse hoogleraar, prof. ir. J.H. Jager Gerlings, die de jacht voor de bosbouwers maar lastig vindt. De kunstmatig hoge wildstanden veroorzaken schade in de bossen. Jacht kost de bosbouwers geld. Er zijn in die tijd slechts weinig natuurbeschermers die de jacht afkeuren. De Beaufort verenigt, wanneer hij
bekeken wordt door een bril van deze tijd, het onmogelijke in zich. In zijn tijd slaagt hij er in grote verschillen te cwerbruggen. Als hij in 1954 een radiopraatje heeft gehouden over de Nederlandse bossen, complimenteert Jager Gerlings hem: "Je hebt op zulk een uitstekende wijze het Neder- landse publiek ingelicht over de economische betekenis van ons bos! Dit was werkelijk nodig nu het publiek tot nu toe er niel anders o\'cr heeft gehoord dan over zijn betekenis als object van natuurschoon en recreatie". Verantwoording
Deze bijdrage is onder meer
gebaseerd op informatie uit het famiiie-archicf De Beaufort, dat zich gedeelteiijk in het Rijks- archief in Utrecht bevindt. Een ander deel zal binnenkort aan het njksarchief worden overgedragen. Over jhr. W.H. de Beaufort zal over enige tijd een biografie in boekvorm verschijnen. |
|||||||||||||
104
|
|||||||||||||||
.sepfembfr / ckl cbe r 199 5
|
|||||||||||||||
U I R n C H T
|
|||||||||||||||
•IE K E N S C H O
|
U W
|
|||||||||||||||
B
|
||||||||||||||||
Een van de belangrijkste redenen
voor de relatief geringe bekend- heid van Van Bijlerts werk is te vinden in de kwaliteit van het werk zelf. Zoals Huys Janssen het zelf typeert: "(■■■) vaak is hij een grote onder de kleinen, en soms een kleine onder de groten". Van Bijlert liet zich (naar ons moderne oordeel) wellicht tè gemakkelijk inspireren door andere meesters en het is dan ook veelzeggend, dat bijvoorbeeld diens vrij nauw- gezette navolging van een werk van Guido Reni tot één van de betere schilderijen binnen zijn oeuvre heeft geleid. Blijkbaar kon hij de steun van een fraai voor- beeld goed gebruiken. In zijn proefschrift corrigeert Paul Huys Janssen de veel gehoorde mening, dat Van Bijlert vooral als caravaggist zou hebben gewerkt. Zijn werk als classicist en als schilder van menig realistisch portret, komt uitgebreid aan de orde. In het biografisch gedeelte wordt, behalve aan de gebnaike- lijke gegevens ook aandacht be- steed aan de opdrachtgevers voor wie Van Bijlert werkte. Bijzonder veel informatie bevat de 'catalogue raisonné', welke ruim 180 schilderijen behandelt. Het zal overigens geen kleine opgave ge- weest zijn een dergelijke catalogus samen te stellen van het oeuvre van een schilder die zich soms zo sterk kon voegen naar andermans stijl. Uit het geheel rijst het beeld op
van een Utrechtse kleine meester, die een grote flexibiliteit aan de dag legde ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen op kunstgebied en zich, wellicht mede vanwege deze flexibiliteit, een goede maat- schappelijke positie wist te ver- werven. |
||||||||||||||||
Paul Huys Janssen, Jan van Bijlert
(1597/98 -1671), Schilder in Utrecht.
Utrecht 1994; 360 p.
Alleen verkrijgbaar bij Antiquariaat
Aleph, Vismarkt 9, Utrecht. Prijs f 65,-
(MCvO)
Economie en kunst
In zijn proefschrift Vraag en
aanbod op de Nederlandse kunst- markt, 1580-1700 gaat de histori- cus Marten Jan Bok nader in op de vraag of er in genoemde perio- de een verband bestond tussen de enorme economische groei die de Nederlanden toen doormaakte en de eveneens bijna explosieve bloei van de kunsten in de Gouden Eeuw. Deze vraag is niet zo'n open deur als deze wellicht in eerste instantie lijkt. Met name in kunsthistorische kring is er lange tijd een grote terughoudendheid geweest om kunstactiviteiten in economische termen te bezien. Hoe bijzonder veel waardevolle informatie er echter boven water kan komen, indien men deze vraagstelling aandurft, mag blij- ken uit Boks proefschrift. Een schat aan gegevens over de economi- sche positie van kunstenaars in de Gouden Eeuw is het resultaat. De vraag naar de relatie tussen economie en kunst wordt door Bok positief beantwoord: de op- komst en neergang van de Neder- landse economie liet onmisken- baar haar sporen na in de ontwikkelingen van de kunsten. Een luxeprodukt als een schilderij was en is nu eenmaal bijzonder '^^ conjunctuurgevoelig. Kunste- naars en kunsthandelaren tracht- ten dan ook in te spelen op een steeds veranderende markt. Aan de hand van de situatie voor kunste- naars in Utrecht wordt dit nader toegelicht. De mening, dat kunstenaars in de |
||||||||||||||||
De 17e-eeuwse Utrechtse schilder
Jan van Bijlert is buiten de kunst- historische wereld niet bijzonder bekend geraakt. In de vakliteratuur wordt Van
Bijlert meestal in één adem genoemd met drie andere, wel bekend geworden 17e-eeuwse Utrechtse schilders, te weten Hen- drick ter Brugghen, Gerard van Honthorst en Dirck van Baburen. In dit illustere gezelschap wordt hij steevast als vierde genoemd. Ondanks dat Van Bijlert een tijd- lang de stijl van de Italiaanse schilder Caravaggio navolgde, wiens werk hij in Rome had be- studeerd, is het een misvatting hem alleen te beschouwen als diens volgeling: evenals bij een schilder als Honthorst duurde ook Van Bijlerts caravaggistische periode niet erg lang en ging hij na verloop van tijd over naar een meer classicistische manier van werken. |
||||||||||||||||
september / oktober 1995
|
||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||
17e eeuw, naast hun opdrachten
voor een vrije markt werkten, wordt door Bok genuanceerd. Slechts in Amsterdam zal er sprake zijn geweest van een niet of wei- nig gereguleerde kunstmarkt, in andere steden hadden de gildes toch menige bepaling ingesteld om de eigen markt te beschermen tegen kunst(enaars) van buitenaf en waarschijnlijk met redelijk re- sultaat. Overigens hebben die zelfde regulerende bepalingen anderzijds wellicht het klimaat gecreëerd waarin lokale schilder- scholen zich konden ontwikkelen. Het voert te ver om op deze plek nader in te gaan op de vele inte- ressante gegevens welke Bok uit menig archief heeft weten op te diepen. Om kort te zijn: een aan- rader. Marten Jan Bok, Vraaq en aanbod op
de Nederlandse kunstmarkt, 1580-1700, Utrecht 1994; 264 p. Verkrijgbaar bij Antiquariaat Aleph, Vismarkt 9, LItrecht. Prijs ƒ 65,-. (MCvO) Studeren in Utrecht
De Utrechtse Universiteitsbi-
bliotheek bezit bijna 2000 college- dictaten die tesamen een aardig beeld geven van het onderwijs dat aan de Utrechtse universiteit gegeven werd. Het kan gaan om eigen aantekeningen van de be- treffende hoogleraar öf om dicta- ten van ijverige studenten die de colleges volgden. Door deze cata- logus is in een oogwenk te zien van welke hoogleraar dictaten zijn overgeleverd. Als je geen namen weet maar bijvoorbeeld geïnteres- seerd bent in een vakgebied dan kun je terecht in één van de han- dige registers. Zo op het eerste gezicht lijkt het of vooral (latere) hoogleraren hun aantekeningen |
aan de bibliotheek geschonken
hebben. Zonder mevrouw Louise van Tongerloo, ook in Oud- Utrecht geen onbekende, zouden we overigens weinig tot niets we- ten over het onderwijs van de naoorlogse hoogleraren geschie- denis. Van de 23 overgele\'erde collegedictaten van in totaal zeven hoogleraren zijn er 22 van haar hand. Alleen de achtste hoog- leraar, C.D.j. Brandt, is een uit- zondering: van de zestien dicta- ten zijn er maar twee van Van Tongerloo, de overige veertien zijn van Brandt zélf. Koert van der Horst, Catalogus van de
collectie collegedictaten van de Utrechtse Universiteitsbibliotheek. Universiteits- bibliotheek, Utrecht 1994, 371 pp., prijs: ƒ 30,-ISBN: 90-393-0774-1. (AvdZ) Landgoed Linschoten
Tussen Woerden en Mont-
foort ligt hel uitgestrekte, eeuwen- oude Landgoed Linschoten. Dit landgoed kwam in 1633 in bezit van de Utrechtse patriciër Johan Strick, die enkele jaren later het huidige kasteel Linschoten liet bouwen. In 1849 stierf de laatste telg van het geslacht Strick van Linschoten en kwam het land- goed in handen van de familie Peletier. Sinds 1969 draagt een speciaal daarvoor in het leven geroepen stichting zorg voor de instandhouding van het landgoed. Dit boek is een indrukwekkende turf van 564 pagina's en bijna 300 illustraties. De bijbelse allure blijkt ook uit een heus leeslint. In dertien hooldstukken wordt ingegaan op de rijke en gevarieer- de geschiedenis van het landgoed: uiteraard over de bouwgeschiede- nis van het huis, het cultuurland- schap en de heren van Linschoten. |
Maar ook over tuinaanleg, boer-
derijtypen, de jacht en de visserij. Een curieuze figuur in de geschie- denis van Linschoten was Paulus H.A.J. Strick van Linschoten (1769-1819). Deze kosmopoliet studeerde in Göttingen en reisde de halve wereld af, waarbij hij on- dermeer kennis maakte met Goethe en Schiller. Zijn patriotse denkbeelden deden hem zijn adeldom afzweren. Ook in de po- litiek sprak hij een woordje mee: zo was hij lid van de Nationale Vergaderingvan de jonge Bataafse Republiek. Voor landbouwhisto- rici is hij interessant vanwege zijn Landbouwkundige oefeningen, een reeks van gesprekken die Paulus voerde met boeren uit de nabije omgeving en die een betrouwbaar beeld geven van het landbouwbe- drijf aan het begin van de 19e eeuw. Wessel Reinink (redactie). Landgoed
Linschoten. Uitgeverij Thoth, Bussum 1994,564 pp., prijs: ƒ 65,-. (AvdZ) |
|||||||||||
106
|
|||||||||||||
september I oktober 1995
|
|||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||
o G G E T U I G
|
|||||||||||||||||||
op meerijden. Die dikke Belgische
knollen gaven wel eens proble- men want als ze erg hard liepen smakte je tegen de grond als je eraf moest springen omdat je anders Ie ver van huis kwam. Meer naar achter in die poort, waar nu de binnentuin van het museum is, was ons eldorado. We speelden daar krijgertje en klommen op de hoge goten van de kerk via waterpijpen en afdak- jes. We sprongen dan naar bene- den op een grote hoop zand die daar altijd wel lag in verband met restauraties. Te gevaarlijk!
De papierfabriek van Pilaar
was ook interessant. Wat waren die rollen papier immens groot en zwaar! Er was een stempel- lokaal waar de arbeidslozen hun geld moesten ophalen. Ze ston- den in rijen en maakten geintjes met elkaar die niet altijd even leuk waren in mijn ogen. Op een keer hadden ze met een speld kranten aan het jasje van de gemeenteambtenaar bevestigd. Vervolgens werden die kranten in brand gestoken. Ook waren daar nog enige be-
woonde huisjes. Maar ineens was dat afgelopen. Er werd gesloopt en wij mochten er niet meer spe- len, te gevaarlijk. Het enige wat er nog stond was de trap van de eer- ste en tweede etage. Die had op ons kinderen een enorme aan- trekkingskracht. Maar meer dan tien treden durfden we toch niet |
|||||||||||||||||||
op. Vooral als het ging schemeren
stak die trap luguber af tegen de lucht. Bloedzuigers
Een ander bijzonder span-
nend object was het smalle betonnen randje onder de Quin- tijnsbrug bij de Zuilenstraat. Ook toen waren de grachten al niet helemaal schoon. Het wemelde van de bloedzuigers, waar ik erg bang voor was. Maar ja, het was wel enorm spannend om langs dat randje te lopen. Mijn moeder heeft het nooit geweten. Maar toen ik een grote rat had gezien, heb ik het nooit meer gedaan. Aan het einde van de Nieuwe- gracht was een park, ik meen Manenburg. In de oorlog waren daar loopgraven gegraven. De winter van '42 gaf ons kinderen veel sneeuw en we genoten ervan. We lieten ons vanaf de hoge berg via 't looppad op de singel sleeën. Er lag ijs en dan was het vanaf het talud naar het ijs een flinke val. je moest je maar redden, maar het ging heerlijk. Toen de loopgraven er waren was het sport om langs de randjes te sleeën als je van boven kwam. Eenmaal vergiste ik me en viel er met slee en al in. ^' Dat was een enorme klap waar- mee ik op de bodem kwam en ik zat echt even beduusd te kijken voor ik in de lach schoot om mijn stommiteit. Ik moest door vele hoekjes om via een trappetje weer op sneeuwniveau te komen. Maar het ging heerlijk! |
|||||||||||||||||||
De Nieuwegracht,
ter hoogte van de Quintijnsbrug (omstreeks 1930); foto: GAU (neg.nr. 08.500) |
|||||||||||||||||||
De Nieuwegracht in de
Jaren 30, gezien door de ogen \an een kind |
|||||||||||||||||||
Tegenwoordig noemt Utrecht zich
kinderstad. Het beleid is erop gericht kinderen een veilige, maar ook uitdagende leef- en speel- omgeving te bieden. Er worden zelfs kinderconferenties gehouden om er achter te komen wat kinde- ren eng, leuk, spannend, vies of veilig vinden. Hoe was het om ongeveer zestig
jaar geleden kind te zijn in Utrecht? Wat je kon beleven en zien en waar je kon spelen in de stad vertelt het volgende verhaal. Het meisje dat deze avonturen beleefde woonde op de Nieuwe- gracht en was toen ongeveer tien jaar. Krijgertje
Bij mijn eerste bezoek aan
het Catharijne Convent ging ik allereerst op zoek naar vroeger. Wat was het hier veranderd! De pastorie van de kerk is nu de hoofdingang. Hieruit kwamen mijn jeugdvriendinnetjes die hun eer- ste communie hadden gedaan met hun cadeautjes van de pas- toor. En dan daar links was de farmaceutische fabriek met er- naast de grote poort. Vanuit het magazijn werden hier de wagens van Van Gend en Loos bevracht. Voor ons kinderen een heerlijk speelobject, wanlje mocht achter- |
|||||||||||||||||||
Justine Dolf in-
Ruwers |
|||||||||||||||||||
september / oktober }995
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
op de Neu daar staat een tent...
|
||||||||||||||||
In de geschreven pers en in andere publikaties
lees je steeds vaker dat vóór straatnamen de woorden 'in' en 'op', welke voorzetsels in dit verband sinds lang in Utrecht worden gebruikt, zijn vervangen door 'aan'. Deze 'veraanning' is natuurlijk hedendaags Nederlands en niet verkeerd, maar het gebruik ervan gaat wel in tegen de gewoonten van de Utrechtse spreek- en schrijftaal. |
||||||||||||||||
!k vind het juist zo aardig dat we
er in de stad wat dit betreft eigen tradities op na houden. Maar bUjkbaar leven die tradities bij steeds minder inwoners. In dit stukje geef ik een aantal voorbeel- den van het gebruik van de voor- zetsels voor straatnamen in de binnenstad. In
De regel luidt dat je in Utrecht
'in' een straat woont indien de naam ook op -straat eindigt. Bijna al die straten waren, en zijn, smal. Je zegt (en schrijft) dus: 'In wat nu de Choorstraat heet, stond eens het koor van de Buurkerk.' Straten die vroeger smal waren, maar die later zijn verbreed, heb- ben 'in' behouden; dus: 'de sloop in de Korte Nieuwstraat kreeg veel bijval' en 'in de Lange Viestraat heeft de gemeente passende lan- tarenpalen laten plaatsen'. Ook straten waarvan de naam op -markt eindigt, krijgen 'in'; dus: 'in de Varkenmarkt werden big- gen verkocht' en 'in de Lijnmarkt wordt voortdurend gefietst' - in beide gevallen betreft het smalle straten. Je kunt in Utrecht ook in B.J. Mariens van een hoek wonen: 'in de Maria- Vliet hoek staat de mooiste haan van
|
||||||||||||||||
Potterstraat' - die straat was vroeger
eveneens nauw. Op
Er zijn drie straten in de bin-
nenstad waarvan de naam welis- waar op -straat eindigt, maar waar je 'op' woont. In die catego- rie zijn dit uitgerekend de drie van oudsher breedste straten: de Voorstraat, de Breedstraat en de Lange Nieuwstraat. Straten waar je 'op' woont, krijgen 'over' als je er doorheen moet: geleerde men- sen gaan 'over de Voorstraat naar de bibliotheek in de Wittevrou- wenslraal'. Straten die op -markt eindigen,
maar die open uitzicht hebben, krijgen 'op': 'op de Ganzenmarkt is het gezelliger dan op de Vis- markt'. Voorts woon je niet 'aan' |
||||||||||||||||
de stad'. Ook woon je 'in' hoven,
stegen en poorten: in de Begijn- hof, 'in de Catharijnesteeg protes- teren de dames van de Brigitten- straat' en 'in de Nathanaëlspoort krijgen de mensen een vijfster- renhotel als buren'. Straten waarvan de naam niet een specifieke uilgang heeft, krijgen ook 'in', dus: 'in het Wed wordt veel geplast', 'in de Wijde Doelen vinden de bewoners het drukke verkeer niet bezwaarlijk', 'voor de huizen in 't Achterom is een speelplaats aangelegd' en 'de chic van de stad gaat in de Lange Rozendaal wonen'. Straten waar je 'in' woont, krijgen 'door' als je er doorheen moet: als je geld uit de automaat wilt nemen, 'ga je van de Neude (zeer fout is: het Neude) door de |
||||||||||||||||
108
|
||||||||||||||||
september I oktober 1995
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
Op de Neu daar staat een tent...
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Kerken
De Janskerk (accent op de
eerste lettergreep, nooit: Smt- Janskerk) staat op het Janskerk- hof (accent op de tweede letter- greep; nooit: Sint-JanskerkhoQ. De St.~Jacobskerk heel in Utrecht Jacobikerk (accent op co), de St.-Jacobsstraat de Jacobsstraat en de Nicolaïkerk meestal de Klaas- kerk of het Klaasje. Tenslotte kom ik nog even terug
op 'de' singel. Je hoort wel eens "t singel' en, voor de oorlog, "t zwemschool van Timp'. Het onzijdige "t' is ontstaan uit 'de', nadat de toonloze e voor de sis- klanken niet meer werd uitge- sproken (de d was in t veranderd) en zo kwam het dat ook de Steen- weg en de Springweg op de duur werden aangeduid als "t Steen- weg' ('t accent wisselt) en zelfs 'het Springweg' (idem). 't Stadhuisbrug zegt niemand iets
in Nederland, behalve in Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
In de geschreven pers en in andere publikaties
lees je steeds vaker dat vóór straatnamen de woorden 'in' en 'op', welke voorzetsels in dit verband sinds lang in Utrecht worden gebruikt, zijn vervangen door 'aan'. Deze 'veraanning' is natuurlijk hedendaags Nederlands en niet verkeerd, maar het gebruik ervan gaat wel in tegen de gewoonten van de Utrechtse spreek- en schrijftaal. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
passen voor hondepoep', 'de
schouwburg op 't Lucasbolwerk - vroeger een aarden verhoging binnen de stadswal - wordt nu prachtig verbouwd'. Als laatste krijgen de straten die op -kade, - plantsoen, -veld of -weg eindigen ook het voorzetsel 'op': op de Van Wijckskade, op het Pelmolen- plantsoen, op het Jansveld en op de Springweg. Het woord 'hofje' (voor: kameren) is niet Utrechts, toch 'woon je goed in de Brun- tenhof/Bruntskameren'. Een speciaal geval is de straat Jansdam (met accent op de laatste lettergreep). In Utrecht kun je horen: 'In een grand café op 't Jansdam kost een sigaartje 2 gul- den 75'. Eigenaardig is dan dat je 'op Pausdam' woont (accent ook op 'dam'), zonder Ldwoord. Straten waarvan de naam al met
een voorzetsel begint, krijgen geen voorzetsel: je woont Achter de Dom of Voor Clarenburg. Nog iets over de klemtoon
Voorbij de Wittevrouwenbrug
(het accent in de uitspraak wis- selt: op de derde of de vijfde lettergreep) woon je buiten Wittevrouw^en (idem: op de eer- ste of de derde lettergreep). En niet 'op' maar 'in' een laan; dus: in de Notebomeniaan en in de Maliebaan. Je loopt bijgevolg 'door' de Maliebaan, net als door de smalle straten. Een enkele uitvals- straat krijgt 'op': 'op de Biltstraat moeten weer bomen worden ge- plant'. Er is een aantal Utrechtse stadswijken en dorpen waar je ook 'op' woont, zoals Hoograven, Oog in AI, Zeis(t) en De Bilt. Daarentegen 'is het wonen in de Rivierenwijk saai', maar 'op Nieuw-Engeland wordt gezegd dat het op Transvaal gezellig is'. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik \ind het juist zo aardig dat we
er in de stad wat dit betreft eigen tradities op na houden. Maar blijkbaar leven die tradities bij steeds minder inwoners. In dit stukje geef ik een aantal voorbeel- den van hel gebruik van de voor- zetsels voor straatnamen m de binnenstad. In
De regel luidt datje in Utrecht
'in' een straat woont indien de naam ook op -straat eindigt. Bijna al die straten waren, en zijn, smal. Je zegt (en schrijft) dus: 'In wat nu de Choorstraat heet, stond eens het koor van de Buurkerk.' Straten die vroeger smal waren, maar die later zijn verbreed, heb- ben 'in' behouden; dus: 'de sloop m de Korte Nieuwstraat kreeg veel bijval' en 'in de Lange Viestraat heeft de gemeente passende lan- tarenpalen laten plaatsen'. Ook straten waarvan de naam op -markt eindigt, krijgen 'in'; dus: 'in de Varkenmarkt werden big- gen verkocht' en 'in de Lijnmarkt wordt voortdurend gefietst' - in beide gevallen betreft het smalle straten. Je kunt in Utrecht ook in B.J. Martens van een hoek wonen: 'in de Maria- W/et hoek staat de mooiste haan van
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
de stad'. Ook woon je 'in' hoven,
stegen en poorten: m de Begijn- hof, 'in de Catharijnesleeg protes- teren de dames van de Brigitten- straat' en 'in de Nathanaëlspoort krijgen de mensen een vijfster- renhotel als buren'. Straten waarvan de naam niet een specifieke uitgang heeft, krijgen ook 'in', dus: 'in het Wed wordt veel geplast', 'in de Wijde Doelen vinden de bewoners het drukke verkeer niet bezwaarlijk', 'voor de huizen in 't Achterom is een speelplaats aangelegd' en 'de chic van de stad gaat in de Lange Rozendaal wonen'. Straten waar je 'in' woont, krijgen 'door' als je er doorheen moet: als je geld uit de automaat wilt nemen, 'ga je van de Neude (zeer fout is: het Neude) door de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Potterstraat' - die straat was vroeger
eveneens nauw. Op
Er zijn drie straten in de bin-
nenstad waarx^an de naam welis- waar op -straat eindigt, maar waar je 'op' woont. In die calego- ne zijn dit uitgerekend de drie van oudsher breedste straten: de Voorstraat, de Breedstraat en de Lange Nieuwstraat. Straten waar je 'op' woont, krijgen 'over' als je er doorheen moet: geleerde men- sen gaan 'over de Voorstraat naar de bibliotheek in de Wittevrou- wenstraat'. Straten die op -markt eindigen,
maar die open uitzicht hebben, krijgen 'op': 'op de Ganzenmarkt is het gezelliger dan op de Vis- markt'. Voorts woon je niet 'aan' |
een singel of gracht of zoiets,
maar 'erop'. Dus op de Tolsteeg- singel, op de Ouwegrach(t) of d'Ouwegrach(t) en op de Drif(t); verder staat een gebouw 'op' een plein, dus 'K & W op de Maria- plaats is m brand gestoken', 'op de Neu daar staat een tent, daar ken je gaan poepen voor een cent... (enz)' en 'op het Domplein staat een aantrekkelijk vormgege- ven vrijheidsbeeld' en niet 'eraan'. Je zit op een terras op 't Vreeburg (en niet Vredenburg: zo heten de concertzalen). Ook de pleinen en straten waarvan de namen op - kerkhof eindigen, krijgen 'op': 'op 't Oudkerkhof is het 's nachts doodstil'. Dan bruggen en boL werken: 'vroeger stond een groot warenhuis op de Stadhuisbrug', 'op de Manenburg moet je op- |
||||||||||||||||||||||||||||||||
108
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
109
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
september I oktober 1995
|
september I oktober 1995
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
UTRECHT
|
OUD
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||
VONDSTEN
|
|||||||||||||||
een voorkeur heeft voor 'op de
tong smeltend vlees' en 'uit flesjes drinkbare appels'. Naast deze (vroeger) door de kauwfunctie bepaalde typische attritie, bestaat er ook een atypi- sche vorm van slijtage, de zoge- noemde 'abrasie'. In sommige ge- meenschappen werd en wordt het gebit - vooral uiteraard de tanden - wel eens als hulpmiddel bij bepaalde werkzaamheden ge- bruikt. Men spreekt wel van de 'tooi function' van het gebit. Het - bijvoorbeeld - steeds maar weer afbijten van garen (naaisters) en het soepel bijten/kauwen van leer (Eskimo's) leiden tot kleinere of grotere slijtage en op den duur zelfs wel tot het wegslijten van gehele tandkronen. Karakteristiek zijn daarbij de spiegelgladde slijt- vlakken. Ook bij deze pijproker van wel-
eer - die bij een brede glimlach een wat griezelige aanblik zal hebben geboden - kan eigenlijk wel van 'toolfunction' gesproken worden. De tanden en kiezen werden voor het vastklemmen van de pijp gebruikt en - gezien de daaraan verbonden gevolgen - ook misbruikt. Het aardewerk bleek niet alleen slijtvaster, maar ook dusdanig 'abrasief te werken, dat het glazuur en even later het tandbeen bij het regelmatige con- tact met de pijp het onderspit dolven. Dat deze abrasie door- gaans snel verliep is op te maken uit het feit dat de 'zenuwkamers' van de tanden wel eens open kwamen te liggen, wat niet alleen met flinke pijn gepaard ging, maar vervolgens ook tol infectie en wor- tel(kaak)ontstekingen leidde. Geen paniek, vond de pijpgenieter, hij verplaatste zijn geliefde pijpje dan wel naar een andere plaats en genoot onverstoorbaar voort! |
|||||||||||||||
Glazuur van tan-
den en kiezen (op micro-niveau opgebouwd uit prismata van hy- droxylapatiet) is het hardste en meest slijtvaste weefsel van het menselijke orga- nisme, geen won- der gezien de kauw- en maal- functie van het gebit als inlei- ding tot de spijs- vertering. Desalniettemin kan er slijtage optreden en bij de gebit- ten in oude (opgegraven) popula- ties wordt dat niet zelden in aan- zienlijke mate opgemerkt. Zolang er van weinig sociale differentiatie in leefgemeenschappen sprake is, met een doorgaans eenvoudig (grof) en uniform dieet, vormt de mate van slijtage - 'attritie' ge- noemd - van een gebit één van de criteria voor het schatten van de leeftijd bij de dood van de desbe- treffende individuen. Met voor- bijgaan aan te specialistische aspecten van, en ook menigerlei voorbehoud bij, deze methode van leeftijdsschatting, vormt de mate van slijtage immers de neer- slag van de functieduur van het gebit. En die weerspiegelt op zijn beurt weer de levensduur van het individu. De gemiddelde leeftijd bij overlijden op populatieniveau is een belangrijk demografisch gegeven bij oudheidkundige studies. Bij de toenemend 'geciviliseerde'
mens wordt attritie ten behoeve van leeftijdsschatting eveneens toenemend onbetrouwbaar en in feite onbruikbaar. Dat geldt zeker voor de huidige mens, die - in het algemeen gesproken - toch wel |
|||||||||||||||
'Tocbacfe suygen' en zijn
gevolgen Bij de in 1980/'81 uitgevoer-
de opgraving in de kapel van het voormalige St. Jobsgasthuis aan de Nieuwe Daalstraat - de opgra- vers spraken van 'St. Job aan het Spoor' - werden skeletresten van meer dan duizend individuen ge- borgen. Zij werden daar van circa 1500 tot 1800 begraven, waarbij - om plaats te maken - tussentijds wel eens werd geruimd en collec- tief (en ongenuanceerd!) herbe- graven. Qua datering kon op redelijk aannemelijke gronden een tweedeling in de populatie getroffen worden. In de jongste categorie - tussen ca. 1650 en 1800 ter aarde besteld - werden bij een aantal schedels in de gebitten merkwaardige hiaten in de tandenrijen en de daarach- ter liggende kiezen opgemerkt. Er was geen sprake van aantasting (cariës), noch van afgebroken stukken door welke oorzaak (an- te of post mortem) ook. Gezien de ronde vormen der hiaten en hun spiegelgladde begrenzingen betrof het kennelijk slijtage als gevolg van het roken van de be- kende witaardewerken pijpjes. |
|||||||||||||||
110
|
|||||||||||||||
Tj. Pot
|
|||||||||||||||
september / oktober 1995
|
|||||||||||||||
AGENDA
|
||||||||||||||
19 november
Op zondag 19 november or-
ganiseert St. Watteyn Kunstpro- dukties een wandeling langs Jugendstil-panden in Utrecht. Tijdens deze tocht zal blijken, dat in Utrecht een nogal geometri- sche en sobere stijl populair was, zeker in vergelijking met de veel uitbundiger Franse en Belgische varianten van de Art Nouveau. Ondanks dat men in Utrecht re- gelmatig Jugendstilvormen in- voegde in de zogenaamde histori- serende stijlen, zijn er ook mooie voorbeelden te geven van 'zuive- re' Jugendstilarchitectuur, welke tijdens deze wandeling ook nader bekeken zullen worden. Tijd: 14.00 tot ca. 15.30 uur Prijs: ƒ 25,- ind. syllabus Opgeven: bij St Watteyn Kunstprodukties, tel. 030 - 715383 (op werkdagen en
zaterdag na 13.00 uur) Rijksarchief
De archieven van het
Utrechtse Rijksarchief zijn weer gewoon in Utrecht raadpleegbaar na een ruim eenjarig verblijf in het A.R.A. te Den Haag als gevolg van een ingrijpende verbouwing van de depots. Alle depots zijn nu voorzien
van een zeer geavanceerd lucht- behandelingssysteem en de modernste vorm van rijdende stellingen. De studiezalen van het Rijksarchief
Utrecht zijn geopend op: maandag: 13.30 tot 17.00 uur dinsdag t/m vrijdag: 9.00 tot 17.00 uur zaterdag: 9.00 tot 12.30 uur Cursussen genealogie en
paleografie De Utrechtse Gemeentelijke
Archiefdienst organiseert dit jaar cursussen genealogie (voor begin- |
||||||||||||||
Het is mogelijk en ook wel boei-
end om van dit individu de dyna- miek van het rokersleven uit het bij zijn overlijden statisch gewor- den gebitsbeeld te reconstrueren. Uit allerlei details is af te leiden dat het vrij waarschijnlijk is dat de tabakzuig-loopbaan al op jon- ge leeftijd aan de rechterkant van het gebit een aanvang nam: eerst tussen de hoektand en de erach- ter liggende kies, daarna vlak vóór diezelfde hoektand. Daarbij had de roker redelijk geluk, even- als later trouwens bij de hierop- volgend benutte locaties aan de linkerkant. Daar werd de pijp steeds verder naar achter gescho- ven, totdat de mondhoek geen verdere rek toeliet. Van de min- stens twaalf daarvoor in aanmer- king komende zenuwkamers werden er maar zo'n 3 a 4 ge- opend. Het weefsel in het meren- deel ervan was tot het treffen van tegenmaatregelen in staat. Dat zette namelijk doeltreffend een beschermende laag tandbeen in de zenuwholte af (secundair tandbeen) op de bedreigde plaat- sen. Het is een proces dat ook bij (langzaam verlopende) cariês kan optreden. De hiaten echter werden op al die
plaatsen in dit gebit langzamer- hand en achtereenvolgens dus- danig groot, dat de pijp - zelfs bij gesloten kaken - niet meer vast- geklemd kön worden. De zoveelste plaats werd bij deze man - die nauwelijks 40 jaar oud werd - precies in het midden ge- vonden. Ofschoon ook hier nog menig pijpje werd genoten, was er ook het laatste bij. |
||||||||||||||
ners) en paleografie, zowel Ne-
derlandse als Latijnse. De cursus genealogie omvat vijf lessen en het cursusgeld is ƒ 75; de cursussen paleografie on^vatten 14 lessen, voor f115. Voor meer informatie: 030-736611 Expositie 100-Jarige toren
Dit jaar is het honderd jaar
geleden dat begonnen werd met de bouw van de watertoren aan de Lauwerhof te Utrecht. Tegelijk betekende dat de oprichting van de eerste watertoren in de Dom- stad. Expositie over de geschiede- nis van deze watertoren. Tot en met 5 november Waterleidit^g- museum, Lauwerhof 29 Utrecht, tel.030-(2)487211 Oproep Werkgroep
Inventarisatie Geveltekens Op de oproep van het Utrechts
Gevelteken Fonds in het tijd- schrift Oud-Utrecht voor deel- nemers aan het inventarisatiepro- ject geveltekens buiten de singels, hebben enkele enthousiaste kan- didaten gereageerd.Na een oriën- tatie en een stadswandeling langs geveltekens werd met de inventa- risatie begonnen. Op dit moment is de inventarisatie van de Dich- terswijk afgerond en wordt er ge- werkt aan de wijken Lombok, Wittevrouwen, Oudwijk, Wilhel- minapark en Oog in Al. Voor de overige wijken (o.a. Sterrenwijk, Tolsteeg, Rivierenwijk, Tuindorp) kan het Gevekeken Fonds nog vrij- willigers gebruiken. Wij doen als- nog een oproep aan de lezers van Oud-Utrecht om te reageren. Voor wandelaars met oog voor detail en belangstelling voor de historie van Utrecht een unieke kans. Voor uitgebreide informatie en documentatie kunt u zich richten tot: Susanne Weide, Teugelhof 9, 3511 VR Utrecht, 030 - 321797 |
||||||||||||||
111
|
||||||||||||||
september I oktober 1995
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Algemene
najaarsleden- vergadering 1995 |
||||||||||||||
Historisch café
Vrijdag 13 oktober en vrijdag
10 november is er, zoals elke tweede vrijdag van de maand, tussen 5 en 7 uur Historisch café. Inclusief een korte lezing over een Utrechts onderwerp, bedoeld voor een breed publiek, is het hier altijd gezellig toeven. Oproep nieuwe leiien bestuur
Oud-Utrecht Het bestuur van de Vereni-
ging Oud-Utrecht zoekt op korte termijn twee nieuwe bestuurs- leden en wel een tweede secretaris en een bestuurslid speciaal belast met PR-aangelegenheden. Naast het bijwonen van en het ac- tief participeren in de vergaderin- gen van het bestuur hebben beide bestuursleden nog specifieke taken. Van de tweede secretaris wordt verwacht dat hij of zij de bestuursvergaderingen notuleert en andere bijkomende ambtelijke werkzaamheden verricht. Het bestuurslid speciaal belast met PR-aangelegenheden heeft als bijzondere aandachtsgebieden voorlichting, contacten met de pers en het positioneren van de vereniging. De statutaire zittingstermijn van
bestuursleden is drie jaar. Aangezien het ledenbestand van de Vereniging enigszins vergrijst, leek het het bestuur een aardige gedachte voor deze twee vacatu- res speciaal jonge leden van de Vereniging op te roepen. Wellicht dat hiermee een bijdrage kan worden geleverd aan de bevorde- ring van aanwas van jonge leden. Mocht u geïnteresseerd zijn of wilt u graag wat meer informatie, dan kunt u contact opnemen met Joyce Pennings (secretaris) (tel. overdag 710044). |
||||||||||||||
Utrecht en de
Bataafs-Franse tijd Op vrijdag 1 december, om
14.30 uur, houdt dr Renger de Bruin een lezing over Utrecht in de Bataafs-Franse tijd. Plaats: Museum 's Rijks Munt, Leidse- weg 90 te Utrecht. Na de voor- dracht volgt een bezoek aan de tentoonstelling. De middag is georganiseerd door de Alliance Frangaise, leden van de Vereni- ging Oud-Utrecht betalen ƒ 5, anderen ƒ 10. |
||||||||||||||
Woensdag 22 november om 19.30
uur in de Fundatie van Renswoude, Agnietenstraat 5 te Utrecht. Agenda \an de huishoudelijke
vergadering: 1. Opening
2. Notulen van de ledenvergadering
van 13 juni 1995 (ter inzage). 3. Ingekomen stukken en mededelingen.
4. Begroting 1996.
5. Mededelingen over Jaarboek, Tijd-
schrift, propaganda, activiteiten en SPOU. 6. Samenstelling van het bestuur.
In verband met het verstrijken van
de statutaire zittingstermijn van drie jaar zijn Jos W. Lemaier en Marijke van de Vrugt herkiesbaar. 7. Mededeling over vacatures bestuur.
Het bestuur zoekt nog twee nieuwe bestuursleden. Zie oproep elders in dit blad. 8. Rondvraag.
9. Sluiting.
Na de pauze (rond 20.45u) lezing
van prof. dr. F. Grapperhaus over belastingen in het verleden. Afsluiting met een drankje.
Het gedeelte na de pauze is ook
voor niet-leden toegankelijk (toe- gangsprijs ƒ 2,50). |
||||||||||||||
112
|
||||||||||||||
september I okloher J995
|
||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
De historie van de huidige tijd
De Commissie Actuele Ontmkkelingen
|
||||||||||||||
Wie in de mening verkeert met
het geven van een al dan niet ge- documenteerd signaal het ultie- me werk te hebben verricht moet ervaren, dat het aangedragen ma- teriaal wordt ingebed in een op huidige inzichten en behoeften stoelend plan van actie, waarover vervolgens in den brede wordt gediscussieerd. Geïnteresseerden worden niet alleen geacht aan de discussie deel te nemen, maar ook de door hen gegeven signa- len als het ware overeind te hou- den als deel van een plan van actie dat zich verder geheel of grotendeels buiten hen om vol- trekt. De uitweg voor hen is zich te verenigen in een verband dat als een te consulteren forum wordt erkend. Maar dan speelt men wel het institutionele 'spel' mee. 'Geïnteresseerden' kunnen zo al spoedig 'belanghebbenden' worden. Nu is het naar de mening van
genoemde commissie geenszins zo, dat beide wijzen waarop de actualiteit kan worden bezien niet met elkaar zouden zijn te combi- neren. Daarnaast kan zij er echter niet genoeg de aandacht op vesti- gen, dat signaleren in de eerste betekenis blijvend nodig is. Elk lid van Oud-Utrecht kan situaties tegenkomen waar een cultureel erfgoed - een verzameling, een gebouw, een stadsgezicht, een oud cultuurlandschap - om welke reden en op welke wijze dan ook in gevaar lijkt. Het is van groot belang, dat zo'n waarneming bij de commissie wordt aangemeld, ook al zou deze uit kringen bui- ten de Vereniging afkomstig zijn. Dit kan telefonisch gebeuren bij een van de commissieleden of via een bericht aan het beneden ver- melde postadres. De commissie |
||||||||||||||
Begin dit jaar werd de oprichting van een nieuwe
commissie van Oud-Utrecht aangelcondigd: de Commissie Actuele Ontwikkelingen. Welke projecten heeft de commissie sindsdien aan- gepakt? En vanuit welke filosofie wordt ge- werkt? Wie geïnteresseerd is in wat uit
vroeger tijden bewaard is geble- ven, kan bij het tot zich laten doordringen van datgene wat in het leven van alledag voorbij trekt licht aan verwarring ten prooi vallen. Richt men als geïnteres- seerde de aandacht op hoe ge- beurtenissen van heden invloed uitoefenen op dat wat dikwijls wordt aangeduid als 'het cultureel erfgoed', dan doet zich onvermij- delijk de vraag voor: 'wat kan, ja wat moet daarvan behouden blij- ven?'. Betrokkenheid kan leiden tot een onmiddellijke oproep het cultureel erfgoed in kwestie te redden. Het zal in veel gevallen evenwel nodig kunnen zijn zich nader op de bovengestelde vraag te bezinnen door reflectie op een andere vraag, namelijk of dit 'red- den' betrekking moet hebben op de toestand waarin het erfgoed zich thans aan ons voordoet of op een vroegere toestand, waarnaar zo mogelijk moet worden terug- gegaan. Dat laatste kan nadere studie vereisen waardoor 'histo- rie' beredeneerd wordt betrokken bij 'heden', eventueel via één of meer tijdsdoorsneden. Beide vor- men van bemoeienis zijn door Oud-Utrecht beoefend en hebben in de Vereniging nog steeds alle aandacht, waarbij in de laatste tijd de vanwege haar ingestelde Commissie Actuele Ontwikke- lingen is betrokken. |
gaat dan op grond daarvan de
wenselijkheid na van een reactie, zo nodig gedocumenteerd. Ver- volgens kan zij, indien zij daar aanleiding toe vindt bestaan, overleg plegen met het bestuur over de noodzaak van een officiële reactie van de Vereniging. Wie een signaal heeft aangebracht krijgt bericht. Enkele voorbeelden
Zo heeft de commissie een
bericht bereikt waarin de aan- dacht werd gevestigd op vervuiling en bekladding in de oude stad. Haar reactie was een gedeelte van het zuidelijke deel van de oude stad te voet op deze zaken, maar ook op andere aspecten, te ver- kennen. Hieruit werd het idee ge- boren de leden van de Vereniging te enthousiasmeren voor een sys- tematische opname van de oude stad of een deel ervan op één be- paald tijdstip. Binnen de Vereni- ging zal nu worden geprobeerd dit voornemen verder uit te wer- ken. De lezers van het tijdschrift worden daarover nader geïnfor- meerd. Een andere signaal betreft het
Duitse Huis, met name het be- staan van een vroegere inrij poort naar het complex, die gelegen was aan de Springweg en die zich heden ten dage in de tuin van het Rijksmuseum te Amsterdam be- vindt. Het bestuur werd aange- spoord de terugkeer van deze poort(gevel) naar Utrecht te be- vorderen. Bij het nagaan van hoe dit zou zijn te bereiken komt men in de institutionele sfeer terecht. Na jaren van leegstand en ver- waarlozing is de restauratie van het complex ter hand genomen. Onderhandelingen met en tussen overheden hebben ertoe geleid dat in een gedeelte van het com- |
|||||||||||||
113
|
||||||||||||||
september I okKoher 1995
|
||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
De historie van de huidige tijd
De Commissie Actuele Ontwikkelingen
|
|||||||||||||||
Het zal duidelijk zijn, dat op de
Commissie Actuele Ontwikkelin- gen veel werk afkomt. Zij zal noodgedwongen keuzen moeten maken, tenzij leden van onze vereniging zich door bovenstaand verhaal voelen aangesproken of toch eigenlijk al half en half van plan waren iets voor Oud-Utrecht te doen. De commissie denkt in dit verband aan deelname per project. Zeer gaarne ziet de commissie
reacties tegemoet. Het werk vraagt een tijdsinvestering, maar is zeker de moeite waard! Commissie Actuele Ontwik/ceZ/ngen;
Marl(a Spit: 030-960273
O/et Idzerda-Schut: 030 ■ 292438
Dirit. van Batenburg: 030 - 322610
Correspondentieadres:
Hugo de Grootstraat 10;
3581 XS UTRECHT.
|
|||||||||||||||
plex een hotel zal worden geves-
tigd. Met degenen die dit plan moeten realiseren is een eerste contact geweest over de inpas- baarheid van de poort in de plan- nen, mocht deze terugkeren. Nog een andere activiteit van de commissie heeft betrekking op een opgeworpen voorstel enkele ondergrondse parkeergarages te bouwen aan de Oostrand van de oude stad (Utrecht binnen de singels). Aangezien als mogelijke locatie de aarden bolwerken Lepelenburg en Lucasbolwerk werden genoemd meende de commissie voldoende aanleiding tot bemoeienis te hebben. Het was in eerste instantie de bedoe- ling van de commissie een speci- fiek signaal betreffende cultuur- historische en milieueffecten voor te bereiden, in het bijzonder gericht op het aanzicht van het stedelijke landschap. De commis- sie blijft in deze actief maar heeft |
wel moeten vaststellen, dat haar
werkzaamheden via documenta- tie, teneinde de 'historie' in het licht te stellen, worden overscha- duwd door strevingen en behoef- ten uit het 'heden'. Het plan van de parkeergarrages maakt deel uit van een breder plan van de over- heid over 'parkeren in de binnen- stad. De signaalfunctie van Oud- Utrecht is om toe te zien dat temidden van institutioneel rumoer haar zienswijze op 'de historie van de huidige tijd' niet verloren gaat. Deze stellingname zal, naar het zich laat aanzien, in de naaste toekomst in toenemen- de mate nodig zijn. Plannen zoals die aangaande het landschap met de fortenreeks, gekoppeld aan de inrichting van het Noorderpark en de naar hun ruimtelijke schaal en mate van ingrijpendheid aan- zienlijk meer omvattende plan- nen met betrekking tot 'Leidsche Rijn' vragen daarom. |
||||||||||||||
De gemeente
Utrecht tieeft de oude restanten van de Weerdpoort aan het einde van de Oudegracht weer zichtbaar gemaakt. De Lions Club Utrecht (Host) heeft hieraan ook een bijdrage geleverd in de vorm van een idjkgat Door dat gat kan men de fundamen- ten van de toren bekijken. Prent van JandeBeyerult1736. Ter dichting van het financiële gat is deze prent te koop bij Antiquariaat Gert Jan Bestebreurtje, Brigittenstraat 2, Utrecht De prijs is f 285,-inclusief mahoniehoutenlijst |
|||||||||||||||
114
|
|||||||||||||||
september I oktober 1995
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
DE LEESTA
|
|||||||||||||||||||
VAN
|
FEL
|
||||||||||||||||||
Zeist
In het tweede nummer van
1995 van Seyst, het bulletin van de Van der Poll-stichting, ont- zenuwt archivaris R.P.M. Rhoen een hardnekkige mythe. Het ver- haal gaat namelijk, dat enkele Zwitserse landverhuizers, die via Rotterdam naar de Nieuwe Wereld zouden vertrekken, door de kapitein van hun schip be- drogen werden en met de ziel onder de arm richting Zeist dwaalden. Daar werden ze echter gastvrij ontvangen door herber- gier De Sain. Uit dankbaarheid noemde men daarna diens her- berg 'London', naar het schip dat hen naar de Verenigde Staten had moeten brengen. Rhoen laat echter zien dat de
Zwitsers, die helemaal niet uit Zwitserland maar uit Baden- Württemberg afkomstig waren, nooit in Rotterdam zijn geweest maar al onderweg van hun plan afzagen door de slechte verhalen die ze van andere emigranten hoorden. Zij vestigden zich op woeste gronden nabij Zeist, waar zij in ruil voor een lage pacht het land ontgonnen. De Zeister ge- meenteraad echter voorzag een economische ramp op deze schrale grond en wilde deze bui- tenlanders straks niet ten laste van de armenkas hebben en ver- zocht hen terug te keren naar hun vaderland. De Duitsers deden niet tevergeefs een beroep op de koning, die hen toestemming gaf te blijven, met de voorwaarde dat ze geen enkel recht zouden heb- ben op onderstand. Na de slechte oogst van 1817 wordt er niets meer van de Duitsers vernomen. Het is jammer dat dit interessante artikel tal van zijsporen bevat die het zicht op de rode draad wat vertroebelen. Herbergier van de |
|||||||||||||||||||
'London' De Sain heeft wel
bestaan, maar niet uitgewerkt is hoe zijn herberg gerelateerd is aan de mythe. Hij blijkt wel fami- lie te zijn van een van de Duitse landverhuizers, maar hij is pas na de hierboven beschreven gebeur- tenissen geboren. Vleuten-De Meem
De bekende historicus jan H.
Huiting presenteert in het juni- nummer 1995 van Historische Vereniging Vleuten De Meem Haarzuilens een fraai staaltje van historisch detectivewerk. Op een kaart van 1624 ten behoeve van het kapittel van Oudmunster staat nabij de kerk van Vleuten een aanduiding van een erf van ene 'schout Hans'. Al snel blijkt echter dat de schout van Vleuten in die periode Jan van Heusden heet. Wie is dan deze Hans? Hui- ting weet na een zoektocht door de bronnen duidelijk te maken dat schout Jan inmiddels op jaren is en naar alle waarschijnlijkheid een deel van zijn werkzaamheden door een vervanger laat doen. Inderdaad ontdekt hij een Hans Lievenss die een aantal bevoegd- heden van Jan van Heusden over- neemt. Er is zelfs een akte van 1607 waarin precies staat wat Hans Lievenss allemaal moet doen: voor schout Jan blijven weinig taken over. De Vleutena- ren zullen dus Hans als hun echte schout hebben beschouwd. Het is daarom niet verwonderlijk dat op de kaart de aanduiding te vinden is dat schout Hans een bepaalde hofstede in erfpacht bezit. Veenendaal
Het juninummer van Oud
Veenendaal besteedt in een aantal artikelen aandacht aan het indus- trieel erfgoed uit die gemeente. |
|||||||||||||||||||
M. Helder beschrijft het leven van
Dirk van Woudenberg, die in 1832 wordt geboren als zoon van een handwever en wolkammer. Dirk trouwde met Hendrika van Broekhuizen, wier ouders ook een wolkammerij bezaten. Door het huwelijk werden de bedrijven samengevoegd en kon hun klein- zoon eigenaar worden van de tex- tielfabriek Veenendaal. Grootvader Dirk ging met zijn tijd mee, kocht machines, legde electrische ver- lichting aan en breidde zijn be- drijf regelmatig uit. De relatie met de werknemers was uitstekend. Hij voelde in ieder geval zijn werknemers goed aan, want toen de gemeenteraad voor de op- heffing van de kermis stemde, was Van Woudenberg één van de tegenstemmers. Het gemor onder de bevolking dwong de raad op haar besluit terug te keren. Een dergelijk artikel maakt dui- delijk, dat onderzoek naar nijver- heid veel ruimer is dan alleen een beschrijving van de geschiedenis van fabrieksgebouwen. 1996 is uitgeroepen tot het Jaar van het industrieel erfgoed en de ver- wachting is, dat onderzoek op dit terrein de komende tijd sterk ge- stimuleerd zal worden. Rhenen
AJ. de Jong beschrijft in het
meinummer de geschiedenis van de zeepfabriek 'Rhenus', die in 1922 werd opgericht. Geestelijk vader was Bemard Nijdam, die na een studie aan de zuivelschool in Bolsward in dienst kwam van de margarinefabriek van Jurgens te Oss. Nijdam had intussen ont- dekt dat bepaalde procédés die bij de zuivelbereiding werden gebruikt ook konden worden toegepast op de zeepfabricage. Omdat Jurgens, één van de |
|||||||||||||||||||
115
|
|||||||||||||||||||
Fred Vogelzang
|
|||||||||||||||||||
september I oktober 1995
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Utrechtse
biografieën |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grondleggers van het latere Unile-
ver, daar geen belangstelling voor had, begon Nijdam voor zichzelf. Nijdam kocht de slechtlopende zuivelfabriek Rhenus en startte met de aanwezige machinerie met de fabricage van zeep. Hij was ja- renlang in concurrentiestrijd ge- wikkeld met Unilever. In Rhenen herinnert men het bedrijf nog als sponsor van de zeepkistenraces. Onlangs werd de inmiddels ge- sloten fabriek afgebroken. Een gevaar dat bij veel industrieel erf- goed op de loer ligt. Nieuwegein
Het derde nummer van Cro-
nyck de Geyn is in zijn geheel ge- wijd aan de geschiedenis van het gebouw de Lantaem aan de Utrechtsestraatweg. Na het her- stel van de rooms-katholieke hiërarchie in Nederland in 1853 moet er veel werk verzet worden voor de opbouw van parochies. In Jutphaas bevindt zich op dat moment geen echte kerk. Met on- dersteuning van de nieuwe pas- toor Van Heukelum wordt vaart gezet achter de bouw van een kerkgebouw, dat in 1875 in ge- bruik kan worden genomen. Van Heukelum is nog niet tevreden en poogt ook een katholieke school neer te zetten. Dit plan wordt zelfs uitgebreid tot een klooster met schooUokalen. Dit 'gesticht' genoemd naar St. Franciscus, wordt in 1895 geopend. Na de oorlog daalt het enthousiasme voor het kloosterleven, waardoor in 1954 het klooster wordt geslo- ten. Het gebouw wordt aangepast aan de eisen van een 'verenigings- gebouw voor moderne tijdspasse- ring', dat de naam De Lantaem krijgt. In 1995 kan het eeuwfeest worden gevierd. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden, kan hij onmogelijk be-
vroed hebben. Met zijn bijzondere dood staat
Spanjaard niet eens alleen in deze nieuwe Utrechtse biografieën. Ook de zanger Jac Caro overleed immers in het harnas, toen hij aan het zingen was op het toneel. En zo is dit nieuwe boek door- spekt met allerlei schokkende en kleurrijke details. Het hoort in de kast te staan van elke rechtgeaar- de Utrechter. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit diagrammetje betekent
niet dat Oud-Utrecht met een schaakrubriek is begonnen. Het is de afgebroken stelling van een partij die in 1981 gespeeld werd tussen A. Schenk en Ed. Spanjaard in de competitie van Schaakclub Utrecht. Zwart staat duidelijk gewonnen. Ed. Spanjaard was een kleurrijke
figuur in het Utrechtse schaakle- ven. Veel mensen zullen hem kennen van zijn wekelijkse schaakrubriek in het Vtrechts Nieuwsblad. Spanjaard komt voor in het in oktober te verschijnen tweede deel van de Utrechtse biografieën, samen met 37 andere meer of minder bekende Utrech- ters. Wat ze gemeen hebben, is dat ze allemaal dood zijn. Maar Spanjaard stierf een wel heel bijzondere dood: in het harnas, achter het schaakbord. Boven- staande partij werd afgebroken door zijn plotselinge dood. Extra wrang is dat links bovenaan zijn notatiebiljet geschreven staat: 'Laatste partij!'. Maar dat de laat- ste partij van het seizoen ook in andere zin zijn laatste partij zou |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
116
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
september / okioher 1995
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C H A N D A A
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elisabeth voelde zich
door deze gang van zaken sterk bena- deeld en wendde zich tot de schepenbank in haar Stichtse woonplaats. Zij eiste, omdat Mercelis haar trouwbeloften had gedaan, die boven- dien door bijslaap waren gevolgd, óf erkenning van het huwelijk als reeds voltrokken óf alsnog voltrekking van het huwelijk. De schepenbank stel-
de haar in het gelijk en veroordeelde Mercelis tot het hu-
welijk. In plaats van haar nu ten huwelijk te voeren, liet deze het er niet bij zitten en ging in hoger be- roep. Hij verzocht het Hof van Utrecht de uitspraak van de schepenbank te ver- nietigen. Naar kanoniek recht
|
openbaar voor een priester in het
bijzijn van twee getuigen was uitgesproken, was het huwelijk geldig. Na de reformatie was in de Republiek der Verenigde Nederlanden het wetgevend en rechtsprekend gezag van de Rooms-Katholieke kerk verval- len. De wereldlijke overheid nam deze taak van de kerk over. In Utrecht echter waren er op het moment dat deze zaak speelde, anders dan in Holland, nog geen duidelijke nieuwe voorschriften. Het Hof stelde nu dat, ongeacht het bepaalde in de Pacificatie van Gent, de regelingen van het con- cilie van Trente niet afgeschaft waren en vernietigde kort en goed het vonnis van de schepen- bank. Helder is de kwestie evenwel nog
niet. Van erkenning van het hu- welijk tussen Elisabeth en Mercelis kan inderdaad geen sprake zijn, omdat niet aan de formele voor- waarden is voldaan. Maar hoe zit het met de verloving? Ook tijdens de Republiek kon men krachtens rechterlijk vonnis gedwongen worden zijn trouwbeloften ge- stand te doen. En daar gaat het Hof in dit geval zonder toelich- ting aan voorbij. De verklaring is wellicht dat het Hof de gevoelens van degene die het vonnis be- commentarieerde, deelde. Van Radelant laat duidelijk blijken dat hij zulke gedwongen huwelijken - zeker bij een geloofsverschil - een schandaal vindt! Literatuur
A.5. de Blecourt, Kort begrip van
het Oud-Vaderlands burgerlijk recht (Groningen 1969)65e.v. H. de Groot, lr)leidir)ge tot de Holland- scbe Rechts-geleerdheid (ed. S.J, Fockema Andreae, Arnhem 1910) deel I, 5 en 15. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gold vanouds de regel
dat iemand die beloofd had te zullen trouwen daartoe ook ge- dwongen kon worden. Voorts was het zo dat trouwbeloften ge- volgd door bijslaap een geldig huwelijk maakten. Hierdoor ont- stond het euvel van de geheime of clandestiene huwelijken. De Rooms-Katholieke kerk nam hiertegen al in 1215 maatregelen, doch pas sedert het concilie van Trente (1545-1563) waren die ef- fectief. Huwelijken die niet vol- gens bepaalde vormen waren ge- sloten, waren nietig. Alleen indien de wilsverklaring van de aanstaande echtgenoten in het |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Getrouwd of niet getrouwd?
De zestiende eeuw is de eeuw
van de hervorming. Het geloof speelt in het leven van alledag een zeer uitdrukkelijk rol. Verschil in geloof leidt tot vervolging en dwang door de overheid. Mag het ook leiden tot verbreking van trouwbeloften? Indachtig het gezegde 'twee gelo-
ven op een kussen; daar slaapt de duivel tussen' besloot Mercelis Pieters, die het rooms-katholieke geloof trouw was gebleven zijn relatie met de protestantse Elisa- beth Fransdochter te verbreken. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
117
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M. van de Vrugt
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
september I oktober 1995
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
||||||||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
||||||||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht tel: 030-623866/626800 fax: 030-623274 |
||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT |
||||||||||||||||||||||||
?F/
|
||||||||||||||||||||||||
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V. UTRECHT
OUDKERKHOF 25
TEL. (030) 31 52 51 |
||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
* Elektra
* Klimaat
* Sanitair
* Beveiliging
|
||||||||||||||||||||||||
Kaap de Goede Hooplaan 7,3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33 |
||||||||||||||||||||||||
3512 GJ UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||
FAX (030) 367144
|
||||||||||||||||||||||||
De eerste kerken van Utrecht:
Sint-Thomas • Sint-Salvator • Sint-Maarten C.J.C. Broer, M.W.J. de Bruijn Een spannend nieuw
boek over de eerste
iierken van Utrecht.
De auteurs halen de
onderste steen hoven!
De prijs van dit boek bedraagt
ƒ 19,50. U kunt het bestellen
door dit bedrag over te maken
op giro 810806 ten name van
Nederlands Centrum voor
Volkscultuur te Utrecht,
onder vermelding van
'De eerste kerken'.
|
||||||||||||||||||||||||
Tijdschriften
wil ik als hobby voor u
INBINDEN
Redelijk tarief en
100% handwerk. Co Passenier,
tel. 030-930867 (na 18.00 uur) |
||||||||||||||||||||||||
„.doeltreffende bestrijding
^^'^'tSrn-dviesa. voldoende „no ongedierte Besur,d-.ng
|
||||||||||||||||||||||
afdeling
|
||||||||||||||||||||||
Havendienst Utrecht
|
||||||||||||||||||||||
^UUS
|
||||||||||||||||||||||
Q
|
||||||||||||||||||||||
RADITIE
|
||||||||||||||||||||||
NVM
|
||||||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______ 030 - 34 00 08
|
||||||||||||||||||||||
TlJDStllRIFT OVER TRADITIES EN TRENDS
Waarom steek je om te groeten je rechterhand uit?
Sinds wanneer vieren mensen hun verjaardag?
Waarom zverden flippo's een rage?
Gewoontes en tradities hebben vaak een fascinerende
geschiedenis. Wat mensen nu gedachteloos doen, was ooit nieuw on modern. In het nieuwe tijdschrift Traditie kunt u er alles over lozen. Over vrije tijd en relaties, gezondheid en eten, kleding en taal. Over de tradities van vroeger en de trends van vandaag. Traditie is gericht op een breed publiek, verschijnt in
full-colour en staat vol met aantrekkelijke, goed lees- bare artikelen. Het verschijnt vier keer per jaar en een jaarabonnement kost ƒ 35,-. Nieuwsgierig? Vraag dan een proefnummer aan:
Nederlands Centrum voor Voiicscultuur
Lucasbolwerk 11, 3532 EH Utrecht tel. (030) 319997. fax (030) 334047 |
||||||||||||||||||||||
)SB
|
||||||||||||||||||||||
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11 |
||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken |
||||||||||||||||||||||
ANTI Q UAR IAAT
|
||||||||||||||||
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag 11-18 uur Zaterdag 11-17 uur
|
||||||||||||||||
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
|
||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74 |
||||||||||||||||
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
||||||||||||||||
TAILORSSINCE1850
|
||||||||||||||||
ERISEENBAN
WAAR OUDE WAARDEj NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN. |
||||||||||||||||
nïihiit......Mir H
ENÜ
CREDIET EN EFFECTEN BANK
Herculesplein 5, Utrecht
|
||||||||||||||||
Utrecht
|
||||||||||
68c jaargang nummer 6
|
||||||||||
BIBLiOTHhEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
|
||||||||||
Buiten het bereik der wetten en onstrafbaar
Studcntenjool en studentenstreken omstreeks 1800
Zeven Mariamedaillons van Mengelberg uit de voormalige
O.L. Vrouwe-Ten-Hemelopnemingkerk te Utrecht |
||||||||||
Herberg
'Het Boompje', 18de eeuw. N. Wichart. Koninklijke verzamelingen. |
||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-88 21 31 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROTO 5MEETS DE BOER
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Data tot Dru.k
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pLISfMN
tPLVSMAÏk BOUW&VASTGCÏD
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrieslantlaan 14,3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht Telefoon 030-822 822 Fax 030-88 35 BI |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
|||||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
Twcciiuuindelijks lijdschrill
68e jaargang nr. 6 novemhcr/dccember 1995 ISSN 1380-7137 Oud-Uircchi is een uitgave van de
Vereniging Oud-Ulreehl, vereniging tol beoefening en tot verspreiding van de kennis der gesehiedenis van stad en provincie Utrecht. Vcifrcif/cr J,W. Lemaier
Secrctanaat: Mw. J.C.M. Pennings,
p/a Alexander Numankade 201,
3572 KW Utrecht.
PenningmeeMr: J. Baars.
U kunt zich op^fvfn als lid van dr vercni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26- ƒ 30,=; 65+ ƒ 44,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, M. van Hattem,
B. van den Ho\'en van Gendeien,
M.C. van Oudheusden,
B. van Santen, E. Tigelaar.
M. van de Vrugt, A. van der Zcijden.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving,: Ue Vormers, Utreclit
Driife.- De Boer Cupcrus
Oud-Utrecht. Tweemaandelijks lijdschrijt
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 20 december, \'crschijningsdatum 1 februari 1996. Uw bijdragen kunt u locsluren aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 '/4 of 3 V2 inch floppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0of5.l). Aanlievolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij hel aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Het gebruik van tussen- kopjes wordt aangeraden; illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
|||||||||||||||||
Natuurlijk probeert de redactie bij het samenstellen van het Tijdschrift een zo aantrekkelijk mogelijke
prent voor het omslag uit te zoeken. Ditmaal zijn wij bijzonder gelukkig met de afbeelding van de herberg 'Het Boompje'bij de Maliebaan. Hoewel deze prent wel bekend was, is zij nimmer gepubliceerd. Ons Tijdschrift heeft dus de primeur. Ook op een zaak van geheel andere orde willen wij uw aandacht nog eerts vestigen: het Historisch
Café. ledere tweede vrijdagvan de maand komen (amateur)historici, archeologen, geïnteresseerden en leden van Oud-Utrecht bijeen in Café het Weeshuis, Domplein, Utrecht. Een spreker houdt een lichtvoetig betoog over een historisch onderwerp want voorop staat een gezellig en informeel samen- zijn. Schroomt u niet eens binnen te lopen en het glas te heffen op de Utrechtse geschiedenis. Het eerst volgende Historisch Café zal zijn op 10 december 1995. In dit nummer nemen we (voorlopig) afscheid van de rubriek "Vondsten', die twee jaar lang deel uit
maakte van het Tijdschrift. De redactie dankt de heer Tjeerd Pot als bron van alle informatie. |
|||||||||||||||||
Inhoud
Van de redactie
'Buiten het bereik der wetten en onstrafbaar...'
Studentenjool en studentenstreken omstreeks 1800
P.D.'tHart Boekenschouw
Ooggetuige
Schandaal
Vondsten
Zeven Mariamedaillons van Mengelberg uit de voormalige
O.L. Vrouwe-Ten-Hemelopnemingkerk te Utrecht P.A. Haars
Agenda/Mededelingen
Van de leestafel |
|||||||||||||||||
123
124 131
132 134 135
108
140
141 |
|||||||||||||||||
123
|
|||||||||||||||||
e m b e r I li e c e mb e r 19 9 5
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
'Buiten het hereik der vletten en onstrafhaar,,'
Studentenjool en studentenstreken omstreeks 1800
|
|||||||||||||||||||
De vier heren die in dit verhaal centraal staan, zullen later nog weleens glim-
lachend hebben teruggedacht aan de streken die zij als student omstreeks 1806 hebben uitgehaald. Het waren Johan Laurens Boreel de Mauregnault (1786-1819) griffier bij de arrondissementsrechtbank te Alkmaar; Reinier Joris van der Gronden (1788-1845), advocaat en notaris te Zwolle, burgemeester van Nieuwleusen, vice-president van het provinciaal gerechtshof van Overijssel en lid van de Tweede Kamer; Isaacq de Brauw (1784-1871) medicus te Woerden en Marinus Constantijn baron van Alderwerelt (later van Alderwerelt Houtuyn), luitenant-kolonel bij de lanciers (1783 -1871). |
in de kerk heen en weer liepen.
Maar soms gingen zij te ver en dan greep de overheid desnoods hardhandig in. Een wandeling langs de
Maliebaan Boreel en zijn kornuiten had-
den op 1 juni 1806 rond zeven uur 's avonds met nog een stuk of tien studenten in de Maliebaan gewandeld. Formeel was dat tot 1811 geen openbare wandel- plaats, maar er zochten ook bur- gers verpozing, ondermeer jan Willekes en Machiel van Zutphen. Zij gingen voor de heren opzij maar dezen liepen 'met zulk een geweld en onbezuijsdheid tegens hunne lijven aan' dat zij bijna omvielen. Willekes had veront- waardigd geroepen: 'Ik denk dat de weg voor mij zoo goed is als voor de Heeren' wat hem een pak slaag had opgeleverd. Ook Ma- chiel kreeg 'een geweldige slag op het hoofd'. Een oude man die beleefd protesteerde, kreeg te horen: 'Scheer je dan maar gauw na de blixem toe' en kreeg een paar klappen. Zijn dreigement dat hij zich bij de professor zou beklagen, werd weggehoond met de mededeling 'dat zij de blixem van de Professooren gaven'. Toen zijn vrouw zich ermee bemoeide, 'deinsden' de studenten af. Zij hadden op hun wandeling al meer moeilijkheden veroorzaakt. Een jongen van 17 had een slomp legen de borst gekregen toen hij naar hen had omgekeken. 'Waar kijkje na? Je mag geen studenten na zien' hadden zij hem toege- voegd. Na hun botsing met Wil- lekes en Van Zutphen waren zij terechtgekomen voor de herberg Het Boompje bij de Gildbrug. Daar mishandelden zij eerst 'een onbekenl vrouwspersoon'. Toen |
||||||||||||||||||
glas teveel. Als zij dan op weg
naar huis 'door te veel jeugdige drift vervoerd' werden, kon hun gedrag de spuigaten uitlopen. Boreel bekende later bijvoorbeeld dat hij op zondag 1 juni 1806 omstreeks 19.00 uur 'in al te vro- lijke ogenblikken, de onvoorzich- tigheid heeft gehad, medeplichtig te zijn aan zodanige dartelheeden, dat hij bij bedaarde overweegingen, zeer wel bezeft tot excessen te be- hooren'. Net als de andere boven- genoemde heren betuigde hij 'groot berouw en leedwezen'. Het ging ook om heel wat meer dan wat studentikoze kwajongensstre- ken. Dat blijkt uit de boetes die hun voor hun 'excessen' werden opgelegd: 400 en 500 gulden. Voor zulke bedragen moest menig arbeider een paar jaar werken. Studenten waren wel vaker hin- derlijk voor de burgerij. Ze brul- den bij nacht en ontij luidkeels hun liederen op straat. En zij gedroegen zich alsof zij 'buiten het bereik der wetten en onstraf- baar' waren, fulmineerde de hoofd- schout tegen de vier heren wier wandaden in dit verhaal centraal staan. Zelfs tijdens kerkdiensten waren studenten soms bar hin- derlijk als zij luid pralend achter- |
|||||||||||||||||||
/. Grootzegel der
Ser\atus Vetera- norurr) Gliriuir) uit 1793, met daarop een rat die wat (caas /leeft ver- schaftt en op de achtergror)d ertlfele studenten die met hun degen een dien- der versct)rild(en. |
|||||||||||||||||||
De Brauw was lid geweest van
een 'ontgroensenaat'. Het eerste gezelschap dat als zodanig werd 'erkend', was in 1793 ontstaan: de Senatus Veteranorum Glirium oftewel 'de senaat der oude rot- ten'. Er bestonden toen nog geen echte studentenverenigingen. De heren hadden wel in een aantal koffiehuizen hun eigen stamtafel of waren lid van een sociëteit en soupeerden regelmatig met elkaar. Wie zich bij zo'n groepje wilde aansluiten, moest worden ont- groend door een senaat. In 1806 waren er minstens twee senaten. Die waar De Brauw lid van was, telde 12 studenten. Boreel, Van Alderwerelt en Van der Gronden komen niet op de ledenlijst voor, maar zij behoorden gezien hun gedrag zeker tot de ingewijden. Studenten dronken weleens een |
|||||||||||||||||||
124
|
|||||||||||||||||||
P.D.'tHart
|
|||||||||||||||||||
november I december 1995
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
P^t|3>'
|
||||||||||||||||||||||||||
j-itóf«^
|
||||||||||||||||||||||||||
:V
|
||||||||||||||||||||||||||
[ I, iH' (iïijim't!HORS ni"IKK(Hr,SInr..\i'<)riiKlu .\.\(nt-: hï-:s d.n.mi:,'-
''''.■;/,..'■ .m.i /,r.i.\okj .llri' P.no „Ur: .Vl,„,,ll,„l.- ./, /,, l ,11?.IVir.J.I
|
||||||||||||||||||||||||||
;i /!< irt \.\.\ 1)1 uirmuijmiiK.v iTHKniToi'Di: vil Tl'; VKOi"\VK i'ootM' „
|
||||||||||||||||||||||||||
./., .'l.i.HVnM .
|
||||||||||||||||||||||||||
.,/../„,,
|
||||||||||||||||||||||||||
Wij kunnen doen wat wij willen
Boreel had zich al eerder
misdragen. Op 24 mei was hij met een groepje studenten bin- nengedrongen in het huis van een apotheker waar hij had gepro- beerd een lade uit een kast te ne- men. De apotheker had gevraagd wal zij daar deden, waarop hij als antwoord kreeg 'Daar legt jouw geen blixem aan geleegen, wij kunnen doen wat wij willen, als wij voor bij gaan'. Vervolgens wa- ren de heren vertrokken, onder het dreigement die nacht de rui- ten te laten ingooien. Zij hadden eerst nog nauwkeurig het huis- nummer genoteerd. Omstreeks middernacht verscheen er een groep studenten voor de apotheek, die luid lo Vivat zon- gen, aan de bel trokken en met stokken 'geweldig' op de deur sloegen. Apotheker Gaukes greep zijn geweer en vuurde een losse flodder af. Daarop vluchtten de |
||||||||||||||||||||||||||
2. Gezicht op de de klanten van de herberg zich
Biltstraatmetde ermee bemoeiden, ontstond een
herberg 'Het forse vechtpartij waarbij de heren
Boompje'; op de het onderspit dolven. Eén van
achtergrondde hen vluchtte het huis binnen van
Witte Vrouwen- tuinder Ary Hoveling aan de Bilt-
poort. Ets door 1.1. straat. Hij was blijkbaar snel weer
te Veau naarl. bijgekomen van de schrik want
Versteegh(1772). na wat water te hebben gedron-
Colleaie Gemeen- ken, vloog hij 'gelijk een woeden-
te Archief. de mensch' naar buiten, greep
een ijzeren spade en wilde met
dat moordinstrument de tegen- standers te lijf gaan. Hoveling wist hem de spade af te pakken. Misschien namen de studenten hem deze bemoeizucht kwalijk. In elk geval verscheen er later op die dag, om 23.30 uur, een grote groep bij zijn huis. Ze sloopten het tuinhek, stroomden het erf op en sloegen schreeuwend op de deuren. Toen Ary uit het venster keek, zag hij een aantal 'heeren of jonge lieden meest allen met blanke sabels en deegens gewa- |
pend' waarmee zij in het rond
sloegen en hakten. Op zijn vraag wat zij wensten, schreeuwden zij dat zij de rechtbank van de stad waren en onderzoek kwamen doen. Ary's vrouw begon toen voor het open bovenraam op een 'blikke tregter' te slaan en moord en brand te schreeuwen. Een buurman die poolshoogte kwam nemen, hoorde hoe er 'aller vree- selijkst en nooit eerder gehoord gevloekt' werd en besloot zich nergens mee te bemoeien. Na een poosje waren de nachtbrakers vertrokken. Om drie uur 's nachts was het
gezelschap bij de herberg terug- gekeerd. Zij hadden daar een paar brandewijntjes gedronken en waren na betaling vertrokken. Zij hadden de kastelein gezegd dat hij er verstandig aan had gedaan zich die middag niet in de ruzie te mengen. Daarna was de rust in de buurt teruggekeerd. |
|||||||||||||||||||||||||
125
|
||||||||||||||||||||||||||
november I december 1995
|
||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||
'Buiten het bereik der wetten en onstrafbaar..'
Studentenjool en studentenstreken omstreeks 1800 |
||||||||||||||
heren, roepend: 'Nu moeten de
glasen in, want een hoerhuis heeft geen verschooning te wach- ten'. Zij waren versterking gaan halen en hadden een poosje later opnieuw veel lawaai gemaakt. Gaukes had die middag blijkbaar de hoofdschout geïnformeerd, want deze had een paar kleppers opdracht gegeven in die buurt 3. Nogmaals een extra oogje in het zeil te hou- herberg'Het den. Een aantal studenten had
Boompje' einde hun toegeroepen dat zij de ruiten
18de eeuw, dit- gingen ingooien bij Gaukes en
maal van de hand optimistisch verzekerd je zult
van N. W/c/cart, mijn bij mijne klooten niet krij-
met op de achter- gen'. Toen de kleppers een ge-
grond de Gildbrug weerschot hoorden, waren zij
aan de Biltsraat naar het huis gegaan waar een Atlas Munnicks drom luidruchtige studenten rond-
van Cleeff. Ko- hing. Achteraf beweerden die dat
ninklijl(e Verzame- zij plotseling werden beschoten
lingen Den Haag, en de kleppers erop af hadden ge- met toestemming stuurd.
van H.K.H, prinses
Juliana der Neder- ^V schijten in 't recht
landen. Bij de verhoren van de vier
|
studenten en een groot aantal ge-
tuigen en slachtoffers kwamen nog meer wandaden aan het licht. Een student had geprobeerd een jongen, die bij de vechtpartij be- trokken was geweest, de volgen- de dag van een koets te trekken, hem met een zweep geslagen en hem vervolgens een steen naar het hoofd gegooid. Eerder dat jaar hadden ze de ijzeren krullen van een koorhek in de Domkerk gesloopt en meegenomen. In november 1805 hadden negen studenten in het holst van de nacht aangebeld bij het koffiehuis van jumel. Zij dreigden de ruiten in te gooien als hij ze niet binnen liet. Op het dreigement dat zij de wijnkelder zouden openbreken, kregen zij wijn. Vervolgens beslo- ten zij het huis te 'visiteren' en trapten zij tegen de deur van het achterhuis die daardoor werd 'ge- ontramponeerd'. Het was hun om de meisjes te doen, die zij bij een eerdere gelegenheid in het koffie- |
huis hadden aangetroffen. De
vrouw van Jumel had geklaagd: 'Wel heeren, is dat maar zo ge- permitteerd, is er dan geen recht meer in dit land?' Daarop had De Brauw geschreeuwd: 'Wij schijten in 't recht, daar is geen mensch die ons wat doen kan'. De volgen- de nacht werden de ruiten inge- gooid. Luis hlixem
In diezelfde maand raakten
studenten midden in de nacht slaags met een paar burgers op de Springweg en drongen zij het huis binnen van een koetsier die daar woonde en zich met de ruzie bemoeide. Het was allemaal be- gonnen toen zij twee mannen en een vrouw waren tegengekomen en hadden gevraagd waar die heen wilden. Op de vraag of de weg niet vrij was, waren de stu- denten begonnen de vrouw lastig te vallen en de mannen klappen te geven. De vrouw maakte zich |
||||||||||||
126
|
||||||||||||||
november / de cemb e
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
uit de voeten, moord en brand
schreeuwend. De koetsier (het was inmiddels omstreeks half een) was naar builen gekomen en had geroepen: 'Heeren, het was beeter gedaan dat gij naar huis ging, en die man en vrouw, die geen kwaad gedaan hebben, ge- rust liet lopen'. Dat was tegen het zere been van de studenten die hem uitscholden: 'Luis blixem, neem jij de Parthij voor dat vrouwspersoon op, stront blixem, wat heb jij er meede van doen?' In de vechtpartij die daarop ont- stond, hadden zij hem achter- volgd het huis in en hem daar met hun rottingen 'of liever met hunne knuppels' afgerost. Hij had een ijzeren blaaspijp gegre- pen en hun daarmee 'op eene duchtige wijze' van repliek ge- diend. Gelukkig kwam even later de onderschout binnen die een eind maakte aan het gevecht en de studenten naar buiten dreef. Later die nacht waren zij terugge- komen en toen de koetsier hen niet binnenliet, hadden zij zijn ruiten ingegooid. Een paar weken later was dat opnieuw gebeurd. In de nacht van 18 oktober 1806 was het ook al mis gegaan. Toen hadden vier studenten een groep- je kleppers bedreigd. 'Daar staan zij mooi! Wat zullen zij ze krij- gen! en meerdere vaillante uit- drukkingen' hadden zij geroepen. Zij waren met veel lawaai en ge- schreeuw languit op de straat gaan liggen, hadden schreeuwend over de balie van de Maartens- brug gehangen en waren einde- lijk verdwenen. In februari van dat jaar hadden
studenten trouwens een houten tabaksrol weggenomen die als uithangbord aan de gevel van een tabakshandelaar hing. Toen de ei- genaar hen achterna kwam, had |
||||||||||||
één van hen een dikke stok op
zijn hoofd kapotgeslagen. Zij had- den bovendien een kleine jongen naar binnen gejaagd, met het dreigement hem dood te slaan. En op 2 december hadden zij tijdens het souper een oude vrouw die voorbij hun raam liep, uitgescholden voor 'oude don- derkat'. Een bejaarde heer had geprotesteerd: 'Neen mijn heeren, die vrouw is geen donderkat'. Zij waren toen naar buiten gestoven en hadden de man een pak slaag gegeven. Een paar vrouwen die hem te hulp kwamen, kregen ook klappen. Zij werden ontzet door enkele officieren die toevallig pas- seerden. Misschien waren zij ook nog wel
betrokken bij de mishandeling van een oude vrouw op de Oude Gracht in de nacht van 2 oktober. Bij een jongere vrouw hadden zij toen 'moedwillig' de muts van het hoofd getrokken. Een jongen die de vrouwen te hulp schoot, werd geslagen en met een mes gesto- ken. De getuigen hadden één van de heren herkend, maar hij hoor- de niet tot ons viertal wier namen telkens weer in de getuigenver- klaringen opduiken. Beschonken
Minstens twee van de vier
zijn gearresteerd en gevangen ge- zet; Van der Gronden en De Brauw. Bij de verhoren ontkenden zij niet dat zij bij 'de meenigte mindere en meerdere misdadige baldadigheeden, en rustverstoren- de gedragingen' aanwezig geweest waren. Maar zij hadden er hoog- stens 'een klein weinig, doch niet heel erg' aan deelgenomen. Ande- ren hadden grote sabels bij zich gehad en die getrokken. Zelf had- den zij maar een kleintje gedra- gen en of zij dat wapen ook had- |
||||||||||||
den getrokken, herinnerden zij
zich niet meer omdat zij 'zeer beschonken' waren geweest. Zij hadden bij Jumel ook niet echt geprobeerd de deur in te trappen, maar met hun hiel ertegen ge- klopt, in de hoop dat er meisjes achter zaten die zouden open- doen. In het proces verbaal van een van de verhoren van De Brauw staat: 'N.B.! Zegt nader- hand, dat diergelijke historiën hervoortkomen dat de jongelui bij den anderen gegeten hebben- de, wat veel wijn hebben ge- bruikt, en als dan somtijds iets ongeregeld uitvoeren. Maar de echte belhamels, nee, dat waren anderen geweest.' Zij ontkenden niet dat Alder- werelt 'veele zogenaamde vero- verde stukken, van uithangbor- detjes (...) van tijd tot tijd afgebroken van de huizen - daar die bordetjes alhier in de stad zich bevonden' op zijn kamer had. Zij hadden er geen pruiken gezien die voorbijgangers van het hoofd waren getrokken en zij wisten ook niet of die tijdens de ontgroeningen werden gebruikt. Zij verzekerden dat de senaat nooit straatschenderij had aanbe- volen en overal buiten stond. Om te voorkomen dat er een rechtszaak tegen hen zou worden aangespannen, hebben de heren schuld bekend en beloofd 'zig voordaan, als een stil en ordent- lijk jongeling betaamt, te zullen gedragen'. Maar er kwamen wel rekwesten van hun vaders en voogd aan te pas om de zaak echt zonder proces af te doen. Uitein- delijk hadden zij dingen gedaan die volgens de verordeningen met lijfstraffen konden worden geho- noreerd. Mannen en vrouwen uit het volk gingen voor minder ern- stige overtredingen een paar |
||||||||||||
127
|
||||||||||||
november I december 1995
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
'Buiten het bereik der M/etten en onstrafbaar..'
Studentenjool en studentenstreken omstreeks 1800 |
|||||||||||||||
uitrusting van de student. De vaak
jonge blagen hoorden vanouds tot de groepen waarvan men wel enige overlast wilde accepteren. Uiteindelijk betekende de aanwe- zigheid van een universiteit veel voor het aanzien en de economie van de stad. Daarom probeerde het stadsbestuur studenten te lokken door hun bepaalde voor- rechten te verlenen. Ook particu- lieren en ondernemers pikten een graantje mee van de uitgaven die de studenten deden: kamerhuur, feesten, bestellingen bij de am- bachtslieden en winkeliers e.d. Als men het risico liep die goede klanten te verliezen, was men bereid een oogje dicht te doen voor hun kwajongensstreken. Het waren vaak nog maar kinde- ren die niet gewend waren op eigen benen te staan en die hun vrijheid in baldadigheid uitleef- den. Als de burgerij er niet te veel hinder van had, konden zij hun gang gaan. Dat zij elkaar daarbij weleens erg kinderachtig konden aanpakken, was hun eigen zaak. Het verhaal van de zestienjarige Martinus Lyclama a Nyeholt is een voorbeeld van de manier waarop de heren ook buiten de groentijd met elkaar konden om- gaan. Op 2 mei 1800 volgde hij een college van professor Rossijn, Medestudent Frederik van der Graaff pakte opeens zijn hoed af en gaf deze aan anderen door. Toen hij het hoofddeksel einde- lijk terugkreeg, was het helemaal kapotgesneden. Na afloop van het college trok een groep stu- denten achter hem aan door de stad, luid schreeuwend dat hij een 'bokke reijder' was. Tijdens het college hadden ze 'een papier daar iets op geleekent was' met stijfsel op zijn rug geplakt. Toen een passant dat er af had gehaald. |
|||||||||||||||
hitsten zij 'een gemeene opge-
schootene jonge' tegen Martinus op, die hem met een stokje een aantal klappen verkocht. Marti- nus liet proces-verbaal opmaken door de politie, maar kon geen namen noemen van schuldigen. Het jochie was blijkbaar niet op- gewassen tegen rituelen zoals ze in de groentijd schering en inslag waren en de zaak verdween in de doofpot. De heren beschouwden vechten
en drinken als kenmerken van studentikoos gedrag. Bij de instal- latie van ontgroende studenten kregen dezen een bul waarop on- der meer het ingooien van ruiten werd voorgesteld als noodzake- lijk om de burgerij uit haar dom- mel te wekken. Op het zegel van de bul staan studenten die met nachtwakers in gevecht gewik- keld zijn. De gebeurtenissen in 1806 waren
dus geheel in overeenstemming met de wijze lessen die oudere- jaars studenten de groenen inpe- perden. Dat het toen enigszins uit de hand liep, lag waarschijnlijk niet aan politieke, economische of sociale factoren. Die waren niet zoveel anders dan in de vooraf- gaande jaren. We moeten de inci- denten ook niet overdrijven: het ging om een groepje studenten dat als een kwajongensbende een aantal keren lastig is geweest. Op den duur was dat in het verkeer- de keelgat geschoten en besloot het Gerecht hen te laten merken dat ook zij zich aan wetten en regels moesten houden. Bij het bepalen van de strafmaat werd wel rekening gehouden met rang en stand, maar de waarschuwing was niet mis te verstaan. Toestemmend aanzien
Met de constatering dat
|
|||||||||||||||
4. De achtergevel dagen op water en brood. Omdat
van Klein het Gerecht rekening hield met
Hasenberch met hun leeftijd en de kringen waarin
de achterpoort zij verkeerden, kwamen zij er ge-
van het oude stad- nadig af. Hun bekentenis geluig-
huis (1817). Hier de volgens de hoofdschout van werden de staden- eerbied voor de wetten en kon
ten in hechtenis als verzachtende omstandigheid gehouden. worden meegeteld. Maar de boe-
Aquarel door J.H. tes waren hoog genoeg om hen
Verheijen. Collectie ervan te overtuigen dat niet alle
Gerr>eente Archief. studentenstreken met de mantel der liefde werden bedekt. Voor hun verdere carrière hebben hun jeugdzonden blijkbaar geen ge- volgen gehad. Acceptabele overlast
Omstreeks 1800 droegen de
meeste mannen een of ander wapen bij zich en werden veel za- ken met geweld opgelost. Degens behoorden nog tot de standaard- |
|||||||||||||||
128
|
|||||||||||||||
november / december 1995
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
'Heeren', zelfs tijdens ruzies en
woordenwisselingen. Het taalge- bruik van de studenten was heel wat minder subtiel. Of zouden in de processen-verbaal de opmer- kingen van de burgers gekuist zijn? Maar het geduvel vond meestal 's nachts plaats en dan waren de heren moeilijk te her- kennen. Zij bleven heus niet wachten en lieten geen visite- kaartje achter op de plaats des onheils. Tijdens de verhoren kwamen ook verscheidene oude onopgehelderde zaken aan de orde: het slopen van een hek in de kerk, het stelen van uithang- borden die blijkbaar als gerecht- vaardigde buit werden beschouwd. |
||||||||||||||
studenten straatschenderijen
pleegden, suggereert men al gauw dat dit aan de orde van de dag was, terwijl daar nauwelijks be- wijzen voor zijn. Ook omstreeks 1800 kwam het hoogst zelden tot een rechtszaak. Behalve het hier beschreven geval hebben burgers nauwelijks processen-verbaal laten opmaken die betrekking hadden op overlast door studenten. Ter- wijl zij zich over het minste en geringste bij justitie beklaagden. Ik vond, behalve het geval dat hier is besproken, nog maar één zaak tegen studenten in de sta- pels Crimineele Informatiën en Getuigenverhooren uit die tijd die bewaard zijn in het gemeente- archief. Het ging om twee Leidse studenten die - op 28 mei 1807 om 3 uur in de nacht - betrokken waren geweest bij het wegnemen van een houten tabaksrol. Een Utrechts student, wiens naam zij niet kenden, had daarmee ruiten ingegooid en was daarna wegge- rend. Zij beiden waren opgepakt en werden (in een lik-op-stuk- procedure avant-la-lettre) twee dagen later veroordeeld tot elk 20 gouden dukaten. Omdat zij mede- plichtig waren door 'goedkeurend en toestemmend aanzien, en bij- woonen van de dadelijkheeden door een derde gepleegd'. Het ziet er naar uit dat studenten betrekkelijk zelden over de schreef gingen. Als zij regelmatig echte overlast hadden bezorgd, zouden veel meer mensen zich hebben beklaagd. Bij wangedrag tegen personen of goederen door mili- tairen was men er ook als de kip- pen bij, al wist men dat er weinig kans was op schadevergoeding. Soldaten waren in het nachtelijk duister niet gemakkelijk herken- baar en hadden ook geen geld om materiële schade te vergoeden. |
Hebben de slachtoffers van wan-
daden door studenten wellicht gezwegen omdat zij wel schade- loos werden gesteld? De heren die toen studeerden, hadden in het algemeen wel een vader of voogd die het verdriet van de burgers met een fors bedrag kon afkopen. De boetes die ons viertal moest betalen, zijn wellicht bo- venop de vergoedingen gekomen die de slachtoffers ondershands kregen toegestopt. Als het niet de gewoonte was dat de schade werd betaald, zouden de burgers wel- eens veel minder tolerant geweest kunnen zijn. Studenten waren lid van de hoge-
re stand; men sprak hen aan met |
|||||||||||||
5. De groentijd.
Afbeelding uit De Stichtse School- prent door LC Hora S/ccama (1835). |
||||||||||||||
129
|
||||||||||||||
november I december 1995
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
'Buiten het bereik der wetten en onstrafbaar..
Studentenjool en studentenstreken omstreeks 1800
|
|||||||||||||
schenderijen voor. Maar dat kwam
niet door de incompetentie van de politic, maar door 'de lo.sban- digheid der alhier studerende jeugd'. Tegen grote en meestal bewapende groepen studenten stond de politie machteloos: er waren acht politiemannen op een bevolking van 3'5.000. Daarvan konden er in het algemeen maar 5 of b patrouilleren. Zij werkten zo hard dal hel niet rechtx'aardig was ook nog eens van hen te ver- wachten dat zij nachtdienst zou- den doen. En dus was de hand- ha\'ing van rust en orde in Utrecht 's nachts in handen van de kleppers. Die lielcn hel werk vaak o\er aan noodwakers \-oor zes lot acht sluivers per nacht. Voor zo'n sober loon kreeg men natuurlijk alleen 'de allergcringslc en armoedigste menschen'. Het hele politieapparaat moest gron- dig worden herzien om aan alle ongewenste toestanden een eiiitlc te maken. Studenten liepen dus weinig risi-
co wanneer zij 's nachts de bccsl uithingen. De kleppers zullen m het algemeen wel uitgekeken hebben voordat zij zich bemoei- den met luidruchtige en gewa- pende studenten. In de loop van de eeuw werd de politie beter voor zijn taak bere- kend en werd het minder vanzelf- sprekend dat mannen gewajiend rondstapten. LOe nachtwachten konden daardoor krachtiger op- treden, al keken zij in teveel ge- vallen liever de kat uit de boom. Maar in 1880 hoorde de nacht- wacht in wijk 1 lawaai. Hij ging erop af en zag een groepje jonge mannen, vermoedelijk studenten, met een paal sjouwen en die iii de singel gooien. Volgens de politie kwam zulke baldadigheid hoogst zelden voor. In plaats van zich |
erover te beklagen, kon men be-
ter blij zijn dal het maar zo wei- nig voorkwam, 'en dal nog wel in den groentijd wanneer oude en jonge studenten in een opgewon- den toestand een deel van den nacht langs de siraaten loopen'. De kans om ongestraft kattekwaad uit te halen, was toen dus minder groot geworden. Maar men bleel lolerant, onder andere omdat je maar nooit wist ol de studenten geen wraak zouden nemen. In 1870 bijvoorbeeld durfden om- wonenden - 'met het oog op te voorziene baldadigheden' - hun naam niet te zetten onder een rekwest om een einde te maken aan nachtelijke geluidsoverlasl. Die werd veroorzaakt door stu- denten in hel café-chantant \'an j. Voest op de l.ijnmarkt. Na slui- tingstijd - om 1.00 uur in de nachl - bleven zij daar in de sociëteit zitten. Piano- en \iool- spel, 'verschrikkelijke applautlis- semenlen' en geschreeuw hielden de burgeis tot hel ochtendgloren uil de slaap. I:r waren al kamer- huurders vertnikken. De hoold- commissaris \an politie gal loc dat hel lawaai in tie smalle straat op den duur niet aangenaam' kon zijn. Maar die ene buurtge- noot, die dapper genoeg was ge- weest om het rekwest namens de buren in te dienen, kreeg zijn zin niet. Voesl hield zijn vergunning om later open ie zijn dan 2 5.00 uur, maar hij moest om 1.00 uur de luiken sluiten en er mocht na 2.00 uur geen muziek meer wor- den gcniaakl. Wie in een sluden- len.slad woontle, moesl ook toen blijkbaar leren leven mei wat on- gemakken. |
||||||||||||
Waarom zouden gedupeerde bur-
gers wel aangifte hebben gedaan ais het om onbekende militairen ging en niet als hel anonieine 'heeren ol |ongc lieden' betrol? Misschien vond men dat de over- last die zij veroorzaakten lot de normale verschijnselen in een studentenstad behoorde. Ongeschikt \oor dien post
Van de politie hoefde de bur-
gerij niet veel bescherming te ver- wachten. In 1824 klaagde de Gouverneur van de Provincie dat hij B. en W. al een paar keer had 'onderhouden over de weinige en volstrekt on\-oldoende activiteit van de policie'. Er werd de laatste tijd veel gestolen en de daders liepen vrij rond. Nu waren er ook nog 'hekkens of baliën bij zeker voornaam ingezetene en vroeger ook bij andere' weggenomen en op straat gesmeten. Krachtig in- grijpen was nodig, vond hij. 'De meeste agenten der policie, zijn lieden ongeschikt voor dien post, en die zich overigens voor zeker nimmer des nachts op de straten vertoonen; de nachtwakers zijn voor een groot gedeelte misschien wel allen afgeleefde en vreesachti- ge menschen'. De Gouverneur drong aan op uitbreiding van het politiekorps en beter toezicht op de kwaliteit van de mensen, 'op- dat eindelijk eenmaal den rusli- gen ingezetene die veiligheid ge- niete welke hem bij de wel is gewaarborgl en door eene goede policie moet worden verzekerd'. De hoofdcommissaris toonde zich 'ten sterkste gegriefd' over de klachten van de Gouverneur. Zijn mannen werkten wel degelijk hard, hetgeen onder meer bleek uit de talrijke boeven die voor de rechter werden gesleept. Inder- daad kwamen er weleens straat- |
|||||||||||||
130
|
|||||||||||||
u T R i; c n T
|
|||||||||||||
uren beleefd. Het bevat levens-
beschrijvingen van de meest uit- eenlopende historische figuren, lopend van de in 1115 overleden prediker Tanchelm, via de als een moderne commissariatenverzame- laar opererende - hij deed in ker- kelijke ambten - kroniekschrijver Willem Heda, de revolutionair Jan Anthony d'Averhouli en de vakbonds-apparatsjik Jan Oude- geest, tot de goochelaar Abram Bongers (artiestennaam: Fred Kaps). Aan de zeer ruime en op een breed publiek gerichte doel- stellingen van de redactie van Utrechtse biografieën danken wij de biografie van de gedreven maar verder weinig belangrijke schaker Spanjaard. In een algemeen bio- grafisch woordenboek zou Span- jaard nooit zijn opgenomen en ik vraag mij zelfs af of zijn levens- beschrijving in deze bundel terecht was gekomen indien hij in zijn bed was gestorven. Hetzelfde geldt voor de zanger Jan Caro, die op 15 februari 1933 in het concertgebouw Tivoli de strofe 'Nirgends ein Grab, niemals der Tod' uit Wagners 'Der fliegende Hollander' zong en op dat moment een hartaanval kreeg en stierf. Maar bij een dergelijke dood vallen bezwaren aangaande hel weten- schappelijke belang in het niet. Historische figuren die de meesten van ons alleen kennen van de naar hen genoemde straten worden in een aantal gevallen op heel be- kwame wijze lot leven gewekt (Andries van Cuyck, 'Willem Heda, Jacobus Bellamy), zelfs wanneer er soms maar weinig gegevens bewaard zijn gebleven (Tanchelm). Anderen, die in het leven weinig memorabels hebben gepresteerd, worden weer heel raak neergezet in hun onbenul of hun noodlot. Fraaie voorbeelden zijn de ver- veelde miljonair "Willem Leyssius, die opname dankt aan het feit dat hij de laatste Utrechtse burger was die in een duel om het leven kwam (1796), en de arme huis- vrouw Jannechgen Peters die de laatste was die in Utrecht voor hel gerecht werd gesleept op beschul- diging van toverij (1614). Kortom, |
|||||||||||||||||||||
de bundel is een amalgaam van
lering en vermaak. Uiteraard zjjn de door een groot aantal auteurs geschreven biogra- fieën soms wisselend van kwaliteit. Sommigen zijn heel goed, zowel waar het gaat om de weergave van de historische feiten als waar het gaat om de karakterschets (Nicolaas Beets, Hubert van Buchel, Laurens Praalder). Andere biogra- fieën maakten op mij vooral de indruk van hagiografieën (David Jacob van Lennep, Cor Luiten, Johan Coenraad Rullmann). Vooral bij sportlieden en artiesten laten sommige auteurs zich verleiden tol het overdadig rondstrooien van lovende adjectieven. En waar gebruik is gemaakt van inter- views met nabestaanden, zoals bij de biografieën van sportlieden en bekende slraatfiguren, valt op dat sommige auteurs in de karakte- ristieke val van de 'oral history' zijn getrapt. De vaak sappige en gedetailleerde mededelingen van de zegslieden zijn dan niet geveri- fieerd aan de hand van archief- onderzoek en hele perioden van het leven worden genegeerd. Het resultaat is dal we van bijvoor- beeld de schaker Spanjaard nu wel welen wie zijn tweede vrouw was, maar niet wie de eerste was: de weduwe heeft haar naam niet verstrekt. Andere levensbeschrij- vingen doen dergelijke bezwaren echter al snel weer vergeten. Zo wordt het succes van de legen- darische kroegbaas (Dikke) Dries de "Winter in een klap begrijpelijk wanneer wij te horen krijgen dat hij aanvankelijk bananen verkocht op de markt. Standwerkers in bananen behoren immers van oudsher lol hel meest geestige deel der natie. Net zoals in het eerste deel is er
naar gestreefd waar mogelijk bij iedere biografie een portret af te beelden. "Waar geen portret te vinden was, is gekozen voor een topografische afbeelding van een plaats die een belangrijke rol heeft gespeeld in het leven van de betrokkene. Soms is dat geslaagd, zoals in hel geval van Willem Leyssius, bij wiens levensbeschrij- |
|||||||||||||||||||||
B
|
ÜEKENSCHO
|
||||||||||||||||||||
U W
|
|||||||||||||||||||||
Tweede deel Utrechtse Biografieën uit.
|
|||||||||||||||||||||
C Waumansnaar Het komt niet vaak voor dal je je
Herman Saftleven bij een afbeelding in een boek re-
fCo/tert/e Ge- aliseerl dat in die afbeelding hel
meentearchief) hele leven en streven van een mens
is vastgelegd. Op bladzijde 173 van
het onlangs verschenen tweede deel van Utrechtse biografieën staat zo'n afbeelding. Het is een weer- gave van de gewonnen stelling die op hel bord stond toen het hart van de Utrechtse schaker Eduard Spanjaard op 7 mei 1981 ophield met kloppen. Toen zijn vrouw het droeve bericht ontving was één van haar eerste vragen: 'Hoe stond hij?' Hij stond gewon- nen, maar door te sterven verloor hij van de klok. Ik heb aan hel onlangs verschenen
tweede deel van de serie Utrechtse
Harten Jan Bok biografieën een paar genoeglijke
|
|||||||||||||||||||||
ember / december 1995
|
|||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||
ving een eigentijdse tekening wordt
gegeven van de plek waar hij bij het duel om het leven kwam. Soms is het ook minder geslaagd; bij de in het midden van de 16de eeuw in Blauwkapel geboren Jan- nechgen Peters wordt een acht- tiende eeuwse afceelding \'an haar geboortedorp gege\'en. Haar leven speelde zich vooral in Utrecht af. Overigens is de keus \'an de portretten niet altijd de beste geweest en wordt tc\'cel geleund op de karige collectie in de icono- grahsche atlas van het tiemeente- archief. Zo krijgen we van Hubcrt van Buchel een 19de eeuwse ge- tekende kopie x'oorgeschoteld in plaats van het originele en aiirdige zesticnde-eeuvv portretje in de Universiteitsbibliotheek. lin net als in het eerste deel bij de schil- der Erich Wiehman, wordt in dit deel bij Herman Saltlexen geko- zen voor een eigenhandig kunst- v\'crk in plaats van \'oor een por- tret. Me dunkt dat bij beeldende kunstenaars één allieelding niet altijd voldoende is. Een ander gemis was \oiir mi| dat de auteurs inaar zelden het exacte woonadres van hun hoofdperso- nen geven. Van het in dit opzicht zeer rijke Utrechtse archiel wordt in hel algemeen nog veel te wei- nig gebruik gemaakt en ook hier heeft men de kans gemist om iedere historische figuur zijn 'plaats' in de huidige stad te ge- ven. Dat zou bijvoorbeeld erg hebben kunnen helpen bi| het aanbrengen van plaquettes en ge- denkborden. We mogen ons overigens wel
afvragen wat de toekomst van de reeks zal zijn. Voorlopig staat nog slechts één deel op het programma, dat x'olgend jaar zal verschijnen. Ikzelf zou graag zien dat de serie uitgroeit tot een bruikbaar appa- raat voor historisch onderzoek. Daarvoor is een lange adem ver- eist. W'e een woordenboek uil de kast pakt doel dat in de verwach- ting het door hem gezochte woord daarin aan te treilen. Een incompleet woordenboek deugt niet. 'Voor een biografisch woor- denboek is dat niet anders, en |
dus geldl ook hier\'ooi": hoe com-
pleter, hoe beter. Het Nieuw Ncdcrtamk Biogrci/i.S(h Woorden- boek {\0 delen 'l911-1937) is nog altijd hel eerste boek om naar te grijpen voor wie geïnteresseerd is in de 'laits et gestes' van Neder- landers die voor 1910 zijn over- leden. Hel bevat biogralische ge- gevens over bijna 25.000 personen. Sinds een aantal jaren wordt gewerkt aan een \'er\'olg waarin \'ooral aandacht wordt be- sleed aan liguren uil het meer re- cente vededen. In de \'ier eerste delen van dit /ïi()_i;rci/i.sili Woorden- boek van Nederkmd (1979-) zi|n inmiddels ook al weer enkele duizenden le\'ens beschreven. .-\lgczel legen de grote prestatie die werd gelexrrd door de redac- ties \'an het iVNBVV' en het BVV'N steekt die \'an de zevenkoppige redactie \an ile serie Utreeht^e Ino- i^rajieen, vooralsnog po\er al. Be\'allc hel in 1994 \erschenen eerste deel 43 le\'ensbeschrij\in- gen van 'bekende en onbekende' Utrechtenaren - het preutse neo- logisrne 'Utrechlers' zal nooit iner mijn lippen komen -. hel nu \er- .schenen deel bevat er 38. Samen zijn dat er 81 uu de naar schal- ling 1 miljoen mensen die in de afgelopen iwinug eeuwen op U'treehlse bodem hebben geleefd. We moeten hopen dat de redactie hel karwei mag voortzetten nadat het derde deel zal zijn verschenen. Samengex'al, net als met het eerste deel van de Uireehtse biografieën is het een plezier om in deze bundel te snulleicn. Een aanrader, die naar meer doel \erlangcn. J. Aalbers, e.a. (red.), Utrechtse biografieën:
levensbeschrijvingen van bel(ende en onbel<ende Utrechters, deel 2 (Amsterdam/ Utrecht 1995). |
|||||||||||||
aO G G E T U I G
|
||||||||||||||
'Niet alleen een begrip maar ook een toevluchtsoord'
|
||||||||||||||
Op 30 mei van dit jaar nam
Jacqucs Berkelaar atscheid van het Academisch Ziekenhuis Utrecht. Maar liefst 36 jaar had hij er gewerkt als hoofd tuindienst. In die jaren groeide hij uu tol een begrip. Hij stond bekend als 'de tuinman met het rode gezicht' die overal op hel terrein was te vinden, met iedereen een praatje maakte en, lasl bui not least, regelmatig opdook als gastspreker wanneer iemand het ziekenhuis na trouwe dienst verliet. Als onder- houdend causeur kende Berke- laar zijn gelijke namelijk niet in het Academisch Ziekenhuis. Erfenis
Nu hij de pensioengerechtig-
de leeltijd heelt bereikt, is er alle reden eens terug te blikken op zijn jarenlange verblijl op het AZU-terrein, de eerste 30 jaar aan de Catharijnesingel en de laatste 6 jaar in de splinternieuwe om- geving in de Uithof. 'Ik ben op 1 maart 1959 als hoofd tuindienst |
||||||||||||||
132
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
hel ziekenhuis. Tal van psychia-
trische patiënten vonden onder- dak bij de tuindienst. 'Het contact met psychiatrie is ontstaan in de jaren zestig. Toen kregen we regel- matig hulp van de zogenaamde 'kruipploeg': die bestond uit enkele patiënten die blad harkten in de herfst.' Dat het contact door de afdeling psychiatrie werd ge- waardeerd, bleek bij het afscheid. Bij die gelegenheid onthulde prof H. van Engeland, hoofd van de afdeling psychiatrie, dat er op het nieuwe ziekenhuisterrein in de Uithof een plein naar de tuinman zou worden genoemd. Nostalgie
De overgang van binnenstad
naar Uithof, heeft veel oudgedien- den onder het ziekenhuispersoneel met gemengde gevoelens vervuld. Berkelaar is daarentegen moeite- loos meegegaan naar het nieuwe ziekenhuis in de Uithof, hoewel hij toen al met de VUT had kunnen gaan. Hij zegt erover: 'Natuurlijk kijk ook ik met een zekere nostal- gie naar de tijd op de Catharijne- singel, toen onze kas grensde aan de roemruchte Vaarisestraat. Maar de uitbreiding was onvermijdelijk gezien het toenemende auto- verkeer en de hoogst noodzakelijke nieuwbouw.' Wat hem in het ziekenhuis altijd het meest bekoorde, was dat het veel in zich verenigde. 'Het was een opleidings- centrum van specialisten, maar tegelijk een gasthuis voor gewone Utrechters. Het ziekenhuis stond niet alleen op een hoog medisch plan en was als zodanig een begrip, het was ook een toe- vluchtsoord voor de Utrechtse bevolking.' |
||||||||||||
aangesteld. De toenmalige direc-
tie vond dat er iets moest gebeu- ren aan de verwaarloosde tuinen. Er waren drie luinlieden in dienst, maar die behoorden niet meer tot de jongsten. Van hen mocht na- tuurlijk niet worden verwacht dat zij de tuinen volledig zouden op- knappen. Dat die zo verwaar- loosd waren, moet als een erfenis van de Tweede Wereldoorlog worden gezien. Het ziekenhuis- terrein aan de Catharijnesingel had daarvan veel te lijden gehad. Zo lagen er verspreid over het ter- rein schuttersputjes. In de eerste jaren na de oorlog was er niet zo- veel aandacht voor de tuin. Wel werd na verloop van tijd een tuin- architecte aangesteld in de persoon van mevrouw Ter Pelkwijk, de dochter van de bekende Utrecht- se burgemeester. Zij was echter al niet meer in dienst toen ik werd aangesteld. Het iniatief daartoe ging uit van de directie die een groene omgeving van groot belang voor het ziekenhuis achtte. De directie richtte een verzoek aan de toenmalige chef van de hortus botanicus, de heer van Veen, om het beheer van de tuin over te nemen. Omdat Van Veen het druk genoeg had, zocht hij naar een 'llinke jonge vent' als tuinbaas. Via via kwam hij bij mij terecht. Ik werkte toen bij het Rijksinsti- tuut van de Volksgezondheid in Bilthoven. Parkeerplaatsen
Als ik nu zo terugblik op
mijn loopbaan bij het AZU, is het meest in het oog springende het feit dat ik de onvoorstelbare op- gang van de economie, die begon in de jaren '60, vanaf het begin heb meegemaakt. Die is aan de tuin- dienst van het AZU niet voorbij gegaan. We hebben in die jaren van economische groei bij wijze van spreken moeten vechten om iedere meter grond. Neem nu het autotijdperk, dat in de jaren '60 begon. Toen ik aankwam, waren er zo'n 60 parkeerplaatsen op 15 hectaren bebouwing. Vlak voor het vertrek van de Catharijne- singel in 1989 waren er al zo'n |
670 parkeerplaatsen - en dat
waren er nog te weinig. Nu, anno 1995, zijn er in de Uithof 1670 parkeerplaatsen. En dan nog komt het ziekenhuis er duizend te kort. Door de voortdurende uitbreiding van het ziekenhuis, was het terrein vaak bezaaid met bouwmaterialen voor parkeerplaatsen en voor nieuwe gebouwen. Als tuindienst moesten we weleens meewerken om oude kastanje- en eikebomen te rooien. Daar stond echter veel tegenover. Je was als tuinman altijd graag gezien in het zieken- huis omdat je bezig was de tuin en de kamers van personeel en patiënten te verfraaien. De tuin- dienst had toen al de beschikking over een eigen kas waarin allerlei soorten groen werden gekweekt. Daarmee haalden we ook de pers, zoals in 1966 met de bananen- boom.' Bananenboom
Berkelaar doelt hiermee op
artikelen in onder meer het Utrechts Nieuwblad en de Haagsche Courant die in dat jaar berichten over een twee meter hoge bananenboom die zeven keer vrucht droeg en goed eetbare bananen opleverde. 'Vruchtdragende bananenbomen zijn in Nederland over het alge- meen alleen te vinden in botani- sche tuinen en dierentuinen', zo becommentarieerde de Haagsche Courant het opmerkelijke feit dat een ziekenhuiskas een bananen- boom herbergde. De tuindienst had naast de 'groene' activiteiten ook een sociale functie. 'Vrijwel iedere patiënt, maar ook bijna ieder nieuw personeelslid werd de kas getoond. Ik ben er altijd een voorstander van geweest iedereen welkom te heten in de kas: het ziekenhuis is niet alleen een werkplaats maar ook een gemeenschap.' Enkele jaren na zijn aanstelling als hoofd tuindienst, werd Berkelaar ook gevraagd enkele uren les te geven in de groenvoorziening aan het verple- gend personeel, iets dat hij jaren- lang welsprekend heeft gedaan. Tevens ontstonden nauwe banden met de afdeling psychiatrie van |
|||||||||||
133
|
||||||||||||
november I de c emh e r 1995
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
C H A N D A A
|
|||||||||||||||
'Verscheidene wrede excessen': Walraven van
Brederode mishandelt zijn vrouw
Een bekende misvatting is
dat een scheiding vroeger nooit mogelijk was. Dit idee zal onge- twijfeld in de hand zijn gewerkt door de strakke huwelijksmoraal en de strikte huwelijksopvatting die de kerken zeker sinds de 19de eeuw hebben gepropageerd. Niets is echter minder waar. In de mid- deleeuwen was scheiding geen schering en inslag, maar wel degelijk mogelijk. Een reden hier- voor kon zijn dat het huwelijk niet rechtsgeldig was en dus nooit voltrokken had kunnen of mogen worden. Bijvoorbeeld omdat de man al getrouwd was en bigamie pleegde, of omdat één van beide echtelieden tegen zijn wil tot een huwelijk was gedwongen of anders omdat man en vrouw bloed- verwanten van elkaar bleken te zijn. Een andere reden tot schei- ding kon, laat ik het zo maar sa- menvatten, het 'onfatsoenlijke ge- drag' van één van beide partijen zijn. Het verbrassen van het erf- goed van de andere partij of ander schandelijk gedrag, losbandigheid of geestelijke en lichamelijke mishandeling vallen hieronder. Zelfs de eenvoudige constatering dat man en vrouw 'totaal niet met elkaar overweg konden' kon voldoende grond voor een scheiding zijn. Waarbij dan weer een verschil bestond tussen een scheiding van tafel en bed (voor bijvoorbeeld een proef- periode) of de uiteindelijke ont- bindingvan een huwelijk. Het huwelijk was in de middel- eeuwen een kerkelijk sacrament. Een kerkelijke inzegening van het huwelijk werd dan ook door de B. van den geestelijkheid sterk gepropageerd Hoven van in de late middeleeuwen. Dit be-
Genderen tekende echter ook dat geschillen
|
|||||||||||||||
geven dat ze van adellijke geboor-
te was - ze was een dochter van Wolfert VI van Borssele, heer van Veere en Charlotte van Bourbon) - en een goede opvoeding had genoten. Haar in 1492 gesloten huwelijk had kinderen van beider kunne opgeleverd (ze kreeg uit- eindelijk vier kinderen); daarnaast gedroeg ze zich onberispelijk. Een fatsoenlijke vrouw kortom, die geen aanstoot gaf, haar man kin- deren had geschonken en daarom alle recht op respect had. 'Geweldadig en wreed'
In plaats daarvan pleegde haar
man onophoudelijk overspel - waar de familie Brederode overi- gens een speciaal talent voor ge- had schijnt te hebben. Nu was een buitenechtelijke relatie voor een edelman in die tijd niets bij- zonders, maar volgens Margaret- ha maakte Walraven het wel heel bont. In Vianen zelf hield hij het op dat moment met Catharina, de echtgenote van Jacob van Beren, die net moeder van zijn kind was geworden. Daarnaast rommelde hij ook nog met een 'Hollandse', ene Trijnken, die binnenkort een kind van hem verwachtte. Het ergste was nog wel dat hij dit niet eens buitenshuis deed, maar open- lijk allerlei andere vrouwen in 'haar' huis haalde. Fatsoen kende hij dus niet. Walravens kwalijke gedrag hield daarmee volgens Margaretha niet op: hij sloeg haar 'uit gewoonte' en 'naar believen' in elkaar, waarna haar gezicht door de blauwe plekken 'van wit zwart werd'. Daarnaast schopte hij haar en perste haar maag 'gewelddadig en wreed' in elkaar. Bijzonder was dat hij haar 'dag en nacht' al slaande uit bed schopte. Hij sloeg zijn 'edele echtgenote wreed' en voegde haar dan toe: 'die u een |
|||||||||||||||
rond een huwelijk en scheidingen
een zaak voor de kerk waren. Een kerkelijke rechter, een zogeheten officiaal of een aartsdiaken, was de man die scheidingszaken be- handelde en namens de kerk toe- stemming hiervoor kon geven. Uit plaatsen als Brussel, Regens- burg en Parijs is dan ook bekend dat de meeste zaken die de offici- aal als rechter moest behandelen het huwelijk betroffen. Hoogste kringen
Toen Margaretha van Borssele
(circa 1472-1507) rond 1500 (de precieze datum is onbekend) het schandalige gedrag van haar echt- genoot aan de kaak wilde stellen, kwam ze dan ook terecht bij de kerkelijke rechter, in dit geval de Utrechtse aartsdiaken Willem van Montfoort. Deze zal met de zaak in zijn maag hebben gezeten om- dat hij niet alleen verre familie van Margaretha was maar ook van haar echtgenoot. Walraven II, burggraaf van Utrecht en heer van Brederode en Vianen (1462- 1531). Bovendien waren de fami- lies Montfoort en Brederode trou- we partijgenoten in de politieke woelingen van die tijd. De zaak zal flink de aandacht hebben ge- trokken omdat ze zich afspeelde in de hoogste kringen van het land: zowel man als vrouw kwa- men uit de aanzienlijkste families, terwijl de mishandelingen door hun aard moeilijk binnenskamers gebleven kunnen zijn, zeker niet in een groot adellijk huishouden als in Vianen. De aanklacht van Margaretha is
zeer interessant, omdat we eruit kunnen lezen wat een adellijke vrouw rond 1500 van haar huwe- lijk verwachtte en waaraan ze zelf moest voldoen. Margaretha be- gint er namelijk mee om aan te |
|||||||||||||||
134
|
|||||||||||||||
november I december 1995
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
VONDSTEN
|
||||||||||||||||
den dat de hele zaak is verzonnen
om een scheiding uit te kunnen laten spreken. Ook al zou ze overdreven hebben, dan nog komt Walraven bepaald als een onaangenaam portret naar voren. Ook de afloop kennen we niet. Uit het stuk vernemen we dat Margaretha van plan was, na door de artsen enigszins te zijn opge- lapt, naar haar zus in Veere te gaan 'op zoek naar rust en vrede'. Uit een zinnetje in een kroniek kan opgemaakt worden dat ze inderdaad de steun van haar familie had maar ook dat er naderhand met Walraven 'pays (vrede) gemaict' werd. Margaretha bleef dus vrouwe van 'Vianen, waar ze na haar dood in 1507 op het hoogkoor van de kerk werd begraven. Walraven hertrouwde... |
Een opgraving aan de Oude-
gracht (achter het pand Payen- borch) in 1994 leverde dit onaan- zienlijk klein object op, dat door vorm en gewicht net niet aan de aandacht ontsnapte. Het leek een min of meer plat en vierkant plaatje te zijn met beiderzijds een aangekoekte harde en korstige substantie, die met de vingers niet te verwijderen was en aan ge- corrodeerd metaal deed denken. Na ergens aan de rand geveri- fieerd te hebben dat er inderdaad van metaal sprake zou kunnen zijn, bewerkstelligde een enkele uren durend verblijf in 5 procent natronloog plus zinkkorrels een niet voorzien maar wel verhoopt wondertje. Dat mocht misschien ook wel, want onder de tot dan maskerende maar nu langzamer- hand verdwijnende korst mani- festeerde zich de heilige Sint Maarten, zich kwijtend van het hem kenmerkende goede werk en tevens een goede bekende van de Utrechters. Afgezien van nog wat kalkaan-
slag, blijkt de in laagrelièf uitge- voerde voorstelling - in vermoe- delijk een legering van lood en tin - gedetailleerd behouden te zijn. Welke functie het nu wat bescha- digde, maar oorspronkelijk 40x40x1 mm kleine en waar- schijnlijk vroeg 15de-eeuwse plaatje met de wal primitief ge- stalte gegeven afbeelding van de- ze goedheiligman heeft gehad, is wat raadselachtig. Hebben de wel heel kleine gaatjes in de alleen onbeschadigd gebleven boven- hoeken iels met bevestiging op bijvoorbeeld textiel te maken ge- had; dat kan haast niet, maar waarvoor diende het dan wel? |
|||||||||||||||
mes in u hert stac die dede u
recht', wat tot gevolg had dat Margaretha uit levensbehoud zo- veel mogelijk op haar kamer bleef en poogde alle messen te verber- gen. Tenslotte, en dat is niet haar minste klacht, had Walraven haar van haar goede naam beroofd door haar publiekelijk, in het bijzijn van sommige 'magnaten, edelen en edelvrouwen' 'sinister' van 'ka- pitale (=hals-) misdrijven' te be- schuldigen. Het staat nergens maar het is bepaald niet ondenk- baar dat Walraven zijn vrouw dan van toverij beschuldigde. Be- grijpelijk is de wanhoopsklacht van Margaretha dat ze hier 'dood- maar dan ook doodziek' van werd; volgens haar waren het slechts de goede zorgen van haar artsen die haar er nog bovenop hielpen! Ze vroeg de aartsdiaken kortom om op grond van deze continue mis- handeling een scheiding uit te spreken. Onaangenaam portret
Helaas hebben we alleen deze
aanklacht van Margaretha over. Een verweer van Walraven ont- breekt. Allerlei 'gepsychologiseer' kunnen we dan ook achterwege laten: we weten niet ol Walraven een trauma had omdat hij als jonge wees en erfgenaam door zijn moeder door het land rond- gesjouwd was, terwijl familiele- den probeerden de voogdij in handen te krijgen aangezien ze het 'onbetamelijk' vonden dat een vrouw de voogdij had over de goederen van haar zonen. Marga- retha's aanklacht is in ieder geval zo sterk geformuleerd - er beston- den ook verklaringen van getui- gen wier namen 'uit angst voor Walraven' echter niet genoemd mochten worden - dat we geen rekening ermee hoeven te hou- |
||||||||||||||||
Sint Maarten
te paard |
||||||||||||||||
135
|
||||||||||||||||
november I december 1995
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
Zeven Mariamedaülons \an Mengelberg uit de
voormalige O.L. Vrouwe-Ten-Hemelopnemingkerk te Utrecht |
|||||||||||||||||||
zich in de studie van middel-
eeuwse monumenten, bestudeerde de publicaties van de fameuze Franse restauratie-architect Viollet Ie Duc en was, nadat hij in Mun- ster zijn wiskundige studies had voltooid, van 1865-1867 werk- zaam bij Vincenz Statz in Keulen. Statz was sinds 1845 'Dombau- werkmeister' en werd in 1863 tot 'Diozesanbaumeister' benoemd. De jaren die Tepe bij hem door- bracht, moeten van beslissende invloed zijn geweest op de verdere loopbaan van de toen 25-jarige architect. Door het tekenwerk voor de restauratie en voltooiing van de Keulse Dom deed hij een schat aan ervaring en kennis op omtrent de gotische architectuur. Dit inzicht werd nog verruimd door talrijke reizen tussen 1867 en 1872 vanuit Amsterdam, waar hij zich na zijn leertijd bij Statz weer had gevestigd. In 1872 ver- trok hij naar Utrecht, waar hij voor zichzelf aan de Maliebaan een huis bouwde. Friedrich Wilhelm Mengelberg werd geboren in 1837 in Keulen en kreeg zijn opleiding op de Mengel- bergsche Schule für Bauleute. Sinds 1857 werkte hij als zelf- standig beeldhouwer en in 1861 richtte hij de Mengelbergse ateliers voor Kerkelijke Kunst op. In 1865 werden deze naar Aken-Burtscheid overgeplaatst en in 1869 naar Utrecht. Filialen waren er in Keulen (sedert 1865) en in Brühl (sedert 1871). Aanvankelijk be- woonde hij in Utrecht het pand Hoogt 10 en vanaf 1872 bewoonde hij het door hemzelf gebouwde huis Maliebaan 80, waar ook de ateliers werden gevestigd. Zijn oudste zoon Otto Maria Maximi- lian Mengelberg (geboren in Aken- Burtscheid op 25 juli 1867) heeft omstreeks 1890 voor de Utrechtse |
|||||||||||||||||||
De stad Utrecht mag zich gelukkig prijzen om binnen haar stadsmuren acht
middeleeuwse kerken en twee middeleeuwse kapellen te herbergen. Behalve deze waardevolle erfenis kan Utrecht bogen op een aantal fraaie neo-gotische kerken en profane gebouwen, die eveneens op de middeleeuwen zijn geïn- spireerd. Hier dienen genoemd te worden: de St. Willibrorduskerk aan de Minrebroederstraat, de nog steeds, hoewel tot appartementen verbouwde, stadsbepalende St. Martinuskerk, de recent opgeknapte Ste. Barbarakapel van het R.K.-kerkhof, de St. Josephkerk aan de Draaiweg, het Hieronymushuis met zijn mooie kapel en tenslotte het voormalige monumentale St. Johannes-de-Deo- ziekenhuis (thans in gebruik als conservatorium) aan de Mariaplaats. Hoewel niet neo-gotisch, maar gezien de traditionele neo-romaanse bouwstijl toch zeer verdienstelijk, zou ik hier ook de Oud-Katholieke Kathedraal van Ste. Gertrudis willen noemen. |
|||||||||||||||||||
In een aantal van deze kerken
bevinden zich nog steeds waarde- volle neo-gotische inventarisstuk- ken op het gebied van beeld- houw- en glasschilderkunst, die de vergelijking met andere interna- tionale 19de eeuwse kunstwerken glansrijk kunnen doorstaan. Voor- al de kerken en de inventarisstuk- ken van het zgn. Bemulphusgilde verdienen hier de aandacht. Het St. Bemulphusgilde
Na het herstel van de bis-
schoppelijke hiërarchie in 1853 vond er in Utrecht een herleving van de kerkelijke kunst plaats. De centrale figuur was hier de pries- ter Gerard van Heukelum, die in 1859 was benoemd tot kapelaan aan de tot metropolitaankerk ver- heven Catharijnekerk aan de Lan- ge Nieuwstraat te Utrecht. Deze kerk verkeerde toen in een slech- te toestand. Van Heukelum was de stuwende kracht bij de restau- ratie van deze kerk door H.J. van den Brink, die in 1861 begon. Hij |
trok hierbij vooral diverse kun-
stenaars uit het Rijnland aan, waardoor een soort afspiegeling ontstond van de Keulse dom- bouwloods. Op 1 december 1869 vond de oprichting plaats van het St. Bemulphusgilde, waarin zich onder leiding van Van Heukelum een aantal kunstenaars en 'bevor- deraars' der Kunsten, vooral pries- ters, verenigde met het doel de kerkelijke kunst tot een nieuw leven te brengen. Deze kerkelijke kunst was geïnspireerd op de middeleeuwse voorbeelden. De voornaamste kunstenaars van
het Bemulphusgilde waren archi- tect Alfred Tepe en beeldhouwer Friedrich Wilhelm Mengelberg. Eerstgenoemde werd in 1840 in
Amsterdam geboren. Hij volgde van 1861-1864 een classicistische opleiding aan de Bau-Akademie in Berlijn maar werd niet bevre- digd door de vrijwel uitsluitend classicistisch gerichte belangstel- ling op de academie. Hij verdiepte |
||||||||||||||||||
136
|
|||||||||||||||||||
P.A. Haan
|
|||||||||||||||||||
november I december 1995
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
St. Willibrorduskerk hel in
Nederland onovertroffen neo- gotische hoofdaltaar vervaardigd. Voornaamste kenmerken van
het Bemulphusgilde of de Utrechtse School De Utrechtse School zocht
aansluiting bij de gotiek uit de 15de en 16de eeuw en dan nog voornamelijk in zijn regionale Nederrijnse of Westfaalse vorm, waarin de gedrukt basilicale op- bouw en de hallenkerk overheer- sen. Deze kunstvorm vond ook zijn weerslag in de beeldhouw- en schilderkunst. De inventaris- stukken van de St. Nicolaikerk in Kalkar en de St. Viktorsdom in Xanten, alsmede de gebouwen zelf, waren destijds wel de meest inspirerende bronnen, waaruit werd geput. Het Bemulphusgilde heeft vooral
veel werk nagelaten in de provin- cies Utrecht, Gelderland en Over- ijssel. De belangrijkste kerken |
af en toe door hun verfijnde uit-
voering zelfs heel even doen den- ken aan de 15de en 16de eeuwse altaren in Zuid-Duitsland of Tirol. De gebrandschilderde ramen tonen meestal zeer realistisch afgebeelde heiligen, omringd door zuiltjes, baldakijnen en traceringen en zijn vaak uitgevoerd in overwegend lichte kleuren. Voor de wanden, de zuilen/pijlers en de gewelf- decoraties overheersten - althans vóór de 'gebruikelijke schoonmaak in de zestiger jaren' - de kleuren blauw-groen, donkerrood en goud. Voor de vloeren werden in het al- gemeen gebakken tegels gebruikt. DevoormtüigeO.L. Vrouwe-Tcn-
Hemelopnemingkerk aan de Biltstraat te Utrecht Deze kerk werd omstreeks
1894 gebouwd naar ontwerp van architect Alfred Tepe als parochie- kerk van Utrecht-Oost, gelegen aan de weg naar De Bilt, de huidige Biltstraat. Ze was niet georiên- |
|||||||||||||
staan in: Amsterdam (de Krijt-
berg of St. Franciscus Xaverius- kerk). Jutfaas (St. Nicolaaskerk), Raalte (basiliek van de H. Kruis- verheffing), Schalkwijk (St. Mi- chaëlskerk), Utrecht (St. Willi- brorduskerk) en IJsselstein (St. Nicolaasbasiliek). Aan de bouw- werken valt een grote mate van soberheid en rijzigheid op, ge- paard aan goede verhoudingen en oog voor details. De bouwwer- ken zijn bijna uitsluitend opge- trokken in roodbruine baksteen en alleen voor profielstenen en andere versieringsomamenten is hardgebakken felrode baksteen gebruikt. De daken zijn meestal met leien in Rijndekking (over- hoeks) bedekt en bekroond door rijk versierde smeedijzeren lelie- kruisen of boompjes. In sterke tegenstelling tot het so- bere exterieur staat in het alge- meen het rijke en bonte interieur. Hierin vallen vooral de grote hou- ten of zandstenen altaren op, die |
||||||||||||||
afbl.
De voormalige
01. Vrouwekerk
aan de Biltstraat
(Collectie
Gemeentearchief)
|
||||||||||||||
137
|
||||||||||||||
november I Aeccmher \995
|
||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
Ze\en Mariamedaïllons van Mengelberg uit de
voormalige O.L. Vrouwe-Ten-Hemelopnemingherh te Utrecht |
||||||||||||||||
teerd, dat wil zeggen het priester-
koor van de kerk lag niet op het oosten maar op het zuiden. Ker- ken uit Westfalen dienden als voorbeeld bij de bouw van deze hallenkerk; ik denk hierbij vooral aan de Lamberti-, de Martini- en de Überwasserkerk in de Dom- stad Munster. Het betrof hier een bakstenen,
transeptloze, driebeukige hallen- kerk met zuilen, voorzien van onbewerkte kelkkapitelen. De kerk was geheel overkluisd met kruis- ribgewelven. De zijbeuken had- den aan de koorzijde een driezij- dige sluiting en aan de Biltstraatzijde een tweezijdige sluiting. Hoewel de kerk een on- |
voltooide toren bezat aan de Bilt-
straat, speelde het exterieur van deze kerk toch een behoorlijke rol, omdat de kerk een steil dak over de middenbeuk bezat, waar- tegen zich de rijen dwarskappen van de zijbeuken aansloten. Deze dwarskappen hadden de vorm van schilddaken. Tegen de oost- zijde van de oostelijke zijbeuk bezat de kerk tenslotte nog een hoge en slanke, achtkantige toren. In deze toren was de angelusklok van de kerk ondergebracht. Een angelusklok is een klok die de tijden van het morgen-, het mid- dag- en het avondgebed aangeeft. De luidtijden hiervoor zijn meest- al: 7.00 uur, 12.00 uur en 18.00 of 19.00 uur. De drie kerkklok- ken hingen in de onvoltooide toren aan de Biltstraat achter de galmgaten in de topgevel. Het dak van de middenbeuk liep namelijk door over de torenwanden en werd afgesloten met deze topgevel, die was versierd met vier nissen, waarvan de middelste twee als galmgaten dienst deden. Deze gevel werd bekroond door een acht- kantig zuiltje voorzien van een groot en rijk bewerkt smeedijzeren leliekruis. Dit kruis kan momen- teel nog worden bewonderd boven de ingangspartij van de Aloysiuskerk aan de A. van Ostadelaan te Utrecht. De torenwand zelf vertoonde, geheel in Nederrijnse trant, een grote monumentale, rijk geprofi- leerde ingangspartij met daar- boven doorlopend een groot ven- ster. De authentieke voorbeelden van een dergelijke ingangspartij zijn o.a. te vinden aan de Buur- kerktoren te Utrecht, de Maanens- toren te Tiel, de Eusebiustoren te Arnhem, de Willibrordustoren te Wesel in Duitsland en de toren van de Severinuskerk te Keulen. |
Omdat de Dominicuskerk aan de
Mariaplaats in 1939 werd afge- broken en de grote klokken wer- den bestemd voor deze O.L. Vrouwekerk, heeft men tijdelijk overwogen om de onvoltooide toren van deze kerk volgens de oorspronkelijke plannen af te bouwen. Volgens de bouwteke- ningen die worden bewaard in het Gemeente Archief moest deze toren geen spits krijgen, maar een platte afdekking. Omdat deze klokken tenslotte door de Duit- sers in de Tweede Wereldoorlog werden gevorderd, heeft men dit plan weer laten varen. De afbraak van de kerk in 1972
Doordat de toestand van het
gebouw steeds slechter werd en het kerkbezoek in de jaren zestig in Nederland sterk terugliep, werd al gauw duidelijk dat de kleine geloofsgemeenschap deze enorme kerk niet meer kon onderhouden zodat men op een subsidie van de Rijksdienst voor de Monumenten- zorg was aangewezen. Aangezien de neo-gotiek toen nog niet die belangstelling genoot, die zij tegen- woordig wel geniet en het voor deze kerk vanwege het gebrek aan een stadsbepalende toren, niet nodig werd geoordeeld om deze te handhaven, kwam het helaas in 1972 tot de afbraak van dit markante gebouw. De restauratie- kosten waren toen immers begroot op een bedrag van 1 miljoen gul- den. Met dit gebouw verdween echter niet alleen een fraai stuk architectuur, maar verdwenen ook een aantal prachtige kalkstenen altaren van de hand van F.W. Mengelberg. Slechts restanten hiervan vonden een plaats in het nieuwe kerkje van 1974, dat als centraalbouw werd opgetrokken. Een aantal andere inventarisstuk- |
||||||||||||||
afb.2
Het oorspronke-
lijke Maria-altaar ir) de O.L. Vrouwe- kerk (Foto: Foto- dienst gemeente Utrecht) |
||||||||||||||||
138
|
||||||||||||||||
november I december J99.5
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
De herplaatsing
van het O.L. Vrouweheeld van Kevelaer en de bijbehorende medaillons in de Ste. Catharina- kathedraal aan de Lange Nieuw- straat te Utrecht In 1992 werd
dit Mariabeeld op voordracht van de Broederschap van O.L. Vrouw van Kevelaer en met in- stemming van kardinaal Simonis in de kathedraal geplaatst. De zeven kalkste- nen medaillons van Mengel- berg bleven tot 1993 in de O.L. Vrouwekerk achter. Toen bekend werd dat de inventaris van deze kerk vóór 1 juli 1993 hieruit moest zijn verwijderd, heb ik in overleg met en na goedkeuring van het kerkbestuur van de kathedraal, pastor De Korte van de kathedraal en Casper Staal van het Catharijneconvent met behulp van een fors aantal fondsen en instellingen een éénmansaktie gestart om deze medaillons weer rondom dit Mariabeeld geplaatst te krijgen. Deze medaillons beho- ren namelijk tot de absolute topstukken die de neo-gotiek in Nederland heeft achtergelaten. Ook van de parochie Utrecht- Oost, in de persoon van de heer E.J. Wijnen, heb ik alle medewer- king gekregen. Als plaats is gekozen voor de
korfbogige nis naast de toegangs- deur naar het Catharijneconvent in het zuidertransept van de kathedraal. Omdat de medaillons in de loop van de jaren sterk ver- vuild waren, zijn zij eerst omzich- tig en vakkundig gereinigd door |
||||||||||||||
ken waren inmiddels
verkocht aan de neo-gotische Si. Nicolaasbasiliek te IJsselstein, die door de Rijksdienst voor de Monumenten- zorg wél fraai ge- noeg werd gevon- den om te worden gerestaureerd. Er waren nog wel plannen om deze altaren in hun ge heel voor andere Nederlandse kerken te bestemmen, maar gezien de hoge kosten die hier- aan waren verbonden, heeft men hiervan ook moeten afzien. In 1973 werd in het Centraal
Museum/Aartsbisschoppelijk Museum een tentoonstelling ge- houden die de naam meekreeg: 'Het gjt in de Biltstraat'. Hierbij kon met lede ogen worden geconsta- teerd hoeveel kostbaar cultuurgoed in korte tijd verloren was gegaan. Toch zou een aantal jaren later nog een aantal stadsbepalende kerken te Utrecht aan de slopershamer ten offer vallen: de Ludgeruskerk aan de Amsterdamsestraatweg (1976) en de Monicakerk aan de Herenweg (1977). In 1974 werd de nieuwe
O.L Vrouwekerk door Kardinaal Alfrink ingewijd. Het betrof hier een pretentieloze, achtkantige bak- stenen centraalbouw met hoeken van glas. Het kerkbestuur van de O.L. Vrouwekerk heeft er nog van alles aan gedaan om althans de fraaiste onderdelen van de oude inventaris te redden en hierin op |
||||||||||||||
afb. 3 De nieuwe
opstelling van het beeld en de n)adaillons in de Catharijnekerk aan de Lange Nieuwstraat (Foto: Jaap de Boer, Utrechts Nieuwsblad) |
||||||||||||||
te stellen. Met name de twee
grote panelen van het hoofdaltaar van Mengelberg en de zeven Mariamedaillons uit het voorma- lige Maria-altaar van Mengelberg dienen hier te worden genoemd. Naar aanleiding van een kerke- lijke herindeling werd in 1993 besloten tot één grote parochie Utrecht-Oost, waarbij de karakte- ristieke Aloysiuskerk aan de A. van Ostadelaan werd aangewezen als de centrale kerk, en de O.L. Vrouwekerk en de H. Hartkerk werden afgestoten. Het was immers duidelijk geworden, dat Utrecht- Oost aan drie kerken duidelijk teveel ruimte had. Door de slui- ting van deze kerken zouden opnieuw een aantal prachtige kunstwerken overcompleet raken. Wat bijvoorbeeld te zeggen van het Mariabeeld van Kevelaer met de zeven bijbehorende medaillons, die afkomstig waren van het oude Maria-altaar van Mengelberg? |
||||||||||||||
139
|
||||||||||||||
november I december 1995
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Zeven Mariamedaillons van Mengelberg
uit de voormalige O.L. Vrouwe-Ten-Hemel- opnemingkerk te Utrecht |
|||||||||||||||
AGENDA
|
|||||||||||||||
Van der Mondelezing
Op 13 lebr. 1996 zal de Van
der Mondelezing gehouden wor- den door Bellina van Santen. Een nadere aankondiging volgt in het volgende Oud-Utrecht-tijdschrift. Historisch Café
Zoals gebruikeli|k vindt het
Historisch Calé plaats op de 2e vrijdag van de maand, in Café het Weeshuis, Domplein, Utrecht, (vanaf 17.00 uur) Tentoonstelling Willibrord
Op 21 noxember 1995 is het
1300 jaar geleden dat Willibrord in de St. Pieter te Rome door paus Sergius tot aartsbisschop van de Friezen werd gewijd. Ter gele- genheid van de herdenking van deze wijding wordt in Museum hel Catharijneconvent een expo- sitie gehouden. Duur: 18 november 1995 t/m 28 januari
1996 Cursus chronologie of
tijdrekenkunde IX- StichtingStichtse Geschie-
denis organiseert in januari en februari 1996 een cursus chrono- logie ol tijdrekenkunde. iSehah'e dat cultuurhistorische aspecten aan de orde komen, is de cursus er vooral op gericht inzicht te ver- schallen in chronologische pro- blciiieii waarop de amatcurhisto- ricus onvermijdelijk stuit bij zijn tinderzoek. De cursus omvat vier lessen. De kosten
bedragen f75,-. Voor meer informatie S.S.G. 030 23 43 880. |
|||||||||||||||
beeldhouwer A. van Wiggen. Deze
hecll tevens de nog aanwezige, losgeraakte elementen weer op- nieuw bevestigd. Het beeldhouw- werk is van oen uitmuntende kwaliteit, zodat is besloten om beschadigingen niet bij te werken om het originele karakter zo min mogelijk aan te tasten. Alleen het in tweeen gebroken medaillon met de afbeelding \'an God de Vader moest worden gelijmd. Ver\'olgens werden ook de ver- dwenen houten kruisjes op de wereldbollen van God de Vader en Christus door M. Laudy bijge- maakt. Slechter was het gesteld met de achtergrond van het beeldhouwwerk. Deze was ook sterk ven-Tjild, niet meer goed van kwaliteit en tevens bescha- digd. Om het fraaie beeldhouw- werk zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen is hierbij wél besloten om deze achtergrond opnieuw te vergulden, voorwaar geen eenvoudig karwei. F. van Hienen, die al eerder het Maria- beeld had verguld en gerestau- reerd, heeft zich uitstekend van deze moeilijke taak gekweten. Voor het Mariabeeld moest tenslotte nog een console worden gehakt, waarvoor architect H.Scholte het fraaie hoofdontwerp leverde en waarbij ik enige verfijnende details heb voorgesteld. Deze console werd vervaardigd door beeldhouwer A. van Wiggen, die al eerder beeld- houwwerk in de kathedraal had vervaardigd (console Catharina- beeld). Voorts was hij onder andere werkzaam aan de Dom te Utrecht, de Maartenskerk te Zalt- bommel en de Eusebiuskerk te Arnhem. Omdat de muur van de nis, waartegen beeld en me- daillons zouden worden aan- gebracht, niet sterk genoeg bleek, is hiervoor een nieuwe muur |
opgemetseld. Om de medaillons
in hun nieuwe situatie beter te laten uitkomen is gekozen voor een rode achtergrondkleur, een kleur die in 1Q84 ook al was aan- gebracht bij de tapijtschildering achter het Catharinabeeld in deze kerk. Op 19 maan 19Q5 werd dit
ensemble na een korte plechtig- heid weer in gebruik genomen; hiermee bleef gelukkig één van de allergrootste topstukken van Mengelberg in Nederland voor de stad Utrecht bewaard. Fondsen en instellingen die dit
project hebben mogelijk gemaakt: Dienst Culturele Zaken gemeente
Utrecht Fam.J.A.v.d. DoesdeWillebois,
Utrecht Stichting Cultureel Fonds Crediet- en
Effectenbank, Utrecht Anjerfonds Utrecht Stichting Utrechts Monumenten- fonds Provincialaat Franciskanen Minre-
broeders, Utrecht Fentener van Vlissingen Fonds, Utrecht Stichting Laméris Foundation,
Utrecht - K.F. Heinfonds, Utrecht Provinciaal Utrechts Genootschap,
Utrecht |
||||||||||||||
v e m b € ) I éi- (. f mh f X I 9 9 .'s
|
|||||||||||||||
U T R r. C H T
|
|||||||||||||||
DE LEESTA
|
FEL
|
|||||||||||||||
VAN
|
||||||||||||||||
Mededelingen
Gratis af te halen
Vijl jaargangen Maandblad
Oud Ulrcchl ( 73 -77) in iwee banden. Mevr. M. Rijkscn,
Kromme Kamp 14, .3985 PJ Werkhoven, iel 03437-1874, 03438-31740 (werk). Gezocht
De \olgende oorlogsherinne-
ring houdl mevrouw S.C.E. van der Beek zo nu en dan bezig. Zij zou blij zijn als iemand helder- heid kan verschaffen in dil "merkwaardige" verhaal: " Op DoUe Dinsdag, sepl. '44, toen de Duitsers zich voorbereidden het hazepad te kiezen, zalen wij, bewoners van Brigiltenstraat 4, al enige dagen zonder een druppel water. De mare ging dat in de huurt een bron was die water leverde in overvloed. Alzo gingen wij met emmers en teilen in jubel- stemming derwaarts En inder- daad. Maar waar was dat en hoe kon
dat. In mijn herinnering liepen wij linksaf de Nieuwe Gracht op, dan rechts de brug over en rechtuit de Zuilenstraat in. Daar vlak voor- aan links en links naast de win- keldeur bevond zich die bron of put." Reacties:
Mevr. S.C.E. van der Beek
Jan Luikenstraat 36 5615 JM Eindhoven tel 0404-51 93 61 |
||||||||||||||||
Buitschoten
De mogelijkheden op histo-
risch gebied die de aanwezigheid van een duidelijke kern van de vroegere, hechte sociale gemeen- schap biedt, worden meieen dui- delijk bij het bladeren door het lijdschrift van de Bunscholense historische kring, de Bun Histo- riael. In de rubriek 'Van wee is tal d'r een' worden telkens foto's af- gedrukt waarop allerlei onbeken- den staan afgebeeld. Zeer regel- matig ontvangt de redactie dan reacties van oudere Bunschotena- ren en Spakenburgers, die niet al- leen de afgebeelde personen her- kennen, maar vaak ook nog allerlei anekdotes kunnen vertel- len. Zo Slaat er in het september- nummer 1995 een uitleg bij een klassefoto uit 1917. De daarop af- gebeelde onderwijzer Wouter Bos kwam op ongewone wijze om het leven. Tijdens de rekenles geraak- te een houlblokje in zijn lucht- pijp, dat door de artsen niet meer kon worden verwijderd. De on- gelukkige onderwijzer stierf enige tijd later door verstikking. Veenendaal
Het septembernummer van
Oud Veenendaal is gewijd aan een aantal heikele herdenkingen. H.P. Deys beschrijft de politieke konkelingen in 1795 waardoor een handjevol ontevreden Veen- endalers tegen de wens van de meerderheid hun dorp afscheid- den van Rhenen en een zelfstan- dig bestuur vormden. W.H. Strous gaat nog verder terug en onderzoekt het ontstaan van Veenendaal in de zestiende eeuw. Daar blijken al eerder problemen over geweest te zijn. In 1949 werd op indrukwekkende wijze het 400-jarig bestaan gevierd, waarbij vele Veenendalers ver- |
||||||||||||||||
kleed de straat op gingen. In
1973 echter ontdekte men dat Veenendaal bijna een eeuw ouder was en dat men ten onrechte in 1949 zo groots had uitgepakt. Strous vecht ook de oudere da- tum aan. Hij vindt dat de voetval die hertog Willem van Gelre in 1543 voor Karel V deed, het eni- ge echte startschot gaf voor het ontstaan van Veenendaal. De po- litieke rust die door deze daad over hel gebied neerdaalde, gaf de mogelijkheid om hel zompige moeras tot een economisch win- gewest om te vormen en zo de kiem te leggen voor de levens- krachtige woonkern Veenendaal. Oudewater en De Bilt:
industrieel erfgoed Zowel het septembernum-
mer van 'Oude Waarden', het blad van de Geschiedkundige Vereniging Oudewater als dat van 'De Billse Grift', uitgegeven door de historische kring D'Oude School zijn goeddeels gewijd aan de overblijfselen van hel indus- triële verleden in die plaatsen. Volgend jaar is uitgeroepen tot het Jaar van het Industrieel Erf- goed en de consulenten regionale geschiedenis van Noord-, Zuid- Hol'.and en Utrecht zijn een pro- ject gestart om historische vereni- gingen bevmst ie maken van het industrieel erfgoed in hun werk- gebied. Om te stimuleren dat er onderzoek wordt gedaan naar oude fabrieksgebouwen, arbeids- omstandigheden en produktie- '^' processen hebben zij een handlei- ding uitgegeven onder de titel 'Sporen van Nijverheid', op zoek naar industrieel erfgoed. Oude- water en De Bilt zijn al begonnen met een inventarisatie van wat er nog rest aan bedrijfspanden. |
||||||||||||||||
ibfr / december 199 5
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht tel: 030-623866/626800 fax: 030-623274 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
(V
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V. UTRECHT
OUDKERKHOF25
TEL. (030) 31 52 51 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op liet gebied van:
* Elektra
* Klimaat
* Sanitair
* Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
3512 GJ UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
FAX (030) 367144
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste kerken van Utrecht:
Sint-Thomas • Sint-Salvator • Sint-Maarten C.J.C. Broer, M.W.J. de Bruijn Een spannend nieuw
hoek over de eerste
kerfien van Utrecht.
De auteurs halen de
onderste steen boven!
prijs van dit boek bedraagt
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tijdschriften
wil ik als hobby voor u
INBINDEN
Redelijk tarief en
100% handwerk. Co Passenier,
tel. 030-930867 (na 18.00 uur) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
142
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
ƒ'
|
9,50. U kunt het bostellen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
oor dit bedrag over te maken
)p giro 810806 ten name van
Nederlands Centrum voor
Volkscultuur te Utrecht,
onder vermelding van
'De eerste kerken'.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
november I december 1995
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||