-ocr page 1-
J'S Oef ffo'X^
jr f 5 SS m o
OUD
Utrecht
68e jaargang nummer 1
De Utrechtse Staties ten tijde \an de Hollandse Zending
'uitsluitend werkzaam in het belang \an
de
\olkshuisvesting'
Sociale huisvesting in Utrecht: de voorlopers
Framboosstraat
Foto: GAU
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
Utrecht in biografieën
2738 757 4
®
i
-ocr page 2-
Utrecht
REGISTER 1995
68ste jaargang
R. P. NI. van Antwerpen
Notebomenlaan 27
3582 CG Utrecht
-ocr page 3-
REGISTER 1995
SCHRIJVERS
35 Antwerpen, R.P.M, van Register Oud-Utrecht 1994 inlegvel
bij nr. 5 Baars, J. Ontwerp-begroting 1995 Oud- Utrecht
59 Idem, Voorjaarsledenvergadering
16 Berkelaar, VI. Utrecht in biografieën
87 Wem, Tussen distantie en betrokkenheid. Drie visies op de
stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
131 Bok, M.J. Boekenschouw
8 Brugman, J.A. 'uitsluitend werkzaam in het belang van de
volkshuisvesting' Sociale huisvesting in Utrecht: de voorlopers
18 Deukeren, H. van Boekenschouw
20 Dolfin, M. Ooggetuige. 25 jaar Werkgroep Herstel Leefbaar-
heid
107  Dolfin-Ruwers, J. Ooggetuige. De Nieuwgracht in de jaren
'30, gezien door de ogen van een kind
136 Haars, P.A. Zeven Mariamedaillons van Mengelberg uit de
voormalige O.L Vrouwe-Ten-Hemelopnemingkerk te Utrecht
44 Hart, P.D. 't Ernstige baldadigheid
93 Idem, Schandaal. Die mijnheer heeft zeker een goed trakte-
ment...
124 Wem, 'Buiten het bereik der wetten en onstrafbaar...'
Studentenjool en studentenstreken omstreeks 1800
18 Hoven van Oenderen, B. van Boekenschouw
134 Wem, Schandaal. 'Verscheidene wrede excessen':
Walraven van Brederode mishandelt zijn vrouw
67 fCaa,M.J. van der Schandaal (Petrus Burmannus en Dienavan
Woudenberg)
83 Kaajan, H.J.Ph.G. Boekenschouw
76 Maes, f. Het Utrechtse bevrijdingsfeest van 5 mei 1955
108  Martens van Vliet, B.J. Op de Neu daar staat een tent...
105 Oudheusden, M.C. van Boekenschouw
100 Pel2ers,E. Natuurbeschermer, bosbouwer en jager. Het groene
leven van een Utrechts landheer
28 Pietersma, A. Kerkebouw en kerkestrijd. Een Utrechts pastoors-
conflict anno 1840
110 Pot, ry. Vondsten
40 Santen, B. van Schandaal. Vechtpartij op de Piazza Navona
84 Wem, Ooggetuige. Tonny van der Linden
68 Santen, L.C. van Ooggetuige (over het dagelijks leven in de
laatste oorlogsjaren in Utrecht)
61  S(aa/, C. Boekenschouw
13  Steenwijk, D.L Mededelingen
14  Tigelaar, E. Schandaal, ünico Jacob
52 Tuuk, LA. van der Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk
van Willibrord?
92 Vogelzang, F. Van de leestafel
115 Wem, Van de leestafel
117 Vrugt, M. van de Schandaal. Getrouwd of niet getrouwd?
4 Wijmer, D.J. De Utrechtse Staties ten tijde van de Hollandse
Zending
39 Zeyden, A. van der Boekenschouw
42 Wem, Ooggetuige. Douchen buitenshuis
62  Wem, Een Utrechtse school in de geschiedschrijving ?
82 Wem, Boekenschouw
106 Wem, Boekenschouw
UTRECHT STAD
4 De Utrechtse Staties ten tijde van de Hollandse Zending
8 'uitsluitend werkzaam in het belang van de volkshuisvesting'.
Sociale huisvesting in Utrecht: de voorlopers
20 Ooggetuige. 25 jaar Werkgroep Herstel Leefbaarheid
28 Kerkebouw en kerkestrijd. Een Utrechts pastoorsconflict
anno 1840
42 Ooggetuige. Douchen buitenshuis
44 Ernstige baldadigheid (betreft Frederik Hendrikstraat anno
1909)
52 Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk van Willibrord ?
62 Een Utrechtse school in de geschiedschrijving ?
68 Ooggetuige (over het dagelijks leven in de laatste oorlogs-
jaren in Utrecht)
OUD-UTRECHT
laar t / april 1996
-ocr page 4-
REGISTER 1995
28 J. Hartman, in: Kerkebouw en kerkestrijd. Een Utrechts
pastoorsconflict anno 1840
84 Tonnyvan derLinden, in: Ooggetuige
136 F.W. Mengelberg, in: Zeven Mariamedaillons van Mengelberg
uit de voormalige O.L. Vrouwen-Ten-Hemelopnemingkerk te
Utrecht
62 O. Opperman, in: Een Utrechtse school in de geschied-
schrijving?
40 Arnaldo Romolar, in: Schandaal
40 Jan van Santen, in: Schandaal
42 Chris van Staa, in: Ooggetuige. Douchen buitenshuis
28 Guilielmus Stas, in: Kerkebouw en kerkestrijd. Een Utrechts
pastoorsconflict anno 1840
136 AlfredTepe, in: Zeven Mariamedaillons van Mengelberg uit
de voormalige O.L. vrouwe-Ten-Hemelopnemingkerk te
Utrecht
52 Willibrord, in: Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk van
Willibrord ?
67 Diena van Woudenberg, in: Schandaal
BOEKENSCHOUW/
DIVERSE BOEKBESPREKINGEN
116 V. Aalbers, e.a (redactie), Utrechtse biografieën, deel twee:
Levenbeschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters
131 Wem
82 HannyAlders, Jan van Scorel. Een leven in schetsen
8 Stichting Bo-Ex '91, De geschiedenis van drie Utrechtse wo-
ningcorporaties (1907-1992), van eenvoudige volkswoning
tot stadsvilla
2 Marten Jan Bok, Vraag en aanbod op de Nederlandse kunst-
markt, 1580-1700
91 I.E.C.M. Broos, Bronnenoverzicht voor de geschiedenis van
de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
19 K.P. Companje, Ziekenzorg. De geschiedenis van een zieken-
fonds en zijn eigen instellingen
76 Het Utrechts bevrijdingsfeest van 5 mei 1955
87 Tussen distantie en betrol(kenheid. Drie visies op de stad
Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
107  Ooggetuige. De Nieuwgracht in de jaren '30, gezien door de
ogen van een Icind
108  Op de Neu daar staat een tent...
124 'Buiten het bereilc der wetten en onstrafbaar...' Studentenjool
en studentenstreken omstreeks 1800
136 Zeven Mariamedaillons van Mengelberg uit de voormalige
O.L Vrouwe-Ten-Hemelopnemingkerkte Utrecht
UTRECHT PROVINC/E
33 Van de leestafel: Breukelen, De Bilt en IJsselstein
92 Van de leestafel: Maarssen, Renswoude en diverse
herdenkingen van 1945 in de provincie
115 Van de leestafel: Nieuwegein, Rhenen, Veenendaal, Vleuten-
De Meern en Zeist
141 Van de leestafel: Bunschoten, Veenendaal en industrieel erf-
goed te Oudewater en De Bilt
PERSONEN
100 Jhr. W.H. de Beaufort, in: Natuurbeschermer, bosbouwer en
jager. Het groene leven van een Utrechts landheer
132 Jacques Berkelaar, in: Ooggetuige. 'Niet alleen begrip, maar
ook een toevluchtsoord'
52 Bonifatius, in: Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk van
Willibrord ?
61  Idem, in: Boekenschouw
134 Margaretha var) Borssele, in: Schandaal
134 Walraven van Brederode, in: Schandaal
67 Petrus Burmannus, in: Schandaal
62  F.C. Gerretson, in: Een Utrechtse school in de geschied-
schrijving?
62 P. Geyl, in: Een Utrechtse school in de geschiedschrijving?
maart / april 1996
OUD-UTRECHT
-ocr page 5-
REGISTER 1995
VONDSTEN
21 Voer voor een paleo-zoöloog. Fragment van een gestempelde
romeinse dakpan
34 In een oude stort. Fragment van een schoorsteenfries
69 Foto van een optocht van de NSB en de Nationale Jeugdstorm
110 'Toeback suygen' en zijn gevolgen
135 Sint Maarten te paard
SCHATSDAAL
14 UnicoJacob, het 'ondergeschoven' kind van Aleyda Louwise
van Twikkel
40 Vechtpartij op de Piazza Navona
67 Petrus Burmannus en Diena van Woudenberg
93 Die mijnheer heeft zeker een goed traktement....Over de
pokkenepidemie van 1871 in Utrecht
117 Getrouwd of niet getrouwd ?
134 'Verscheidene wrede excessen'; Walraven van Brederode
mishandelt zijn vrouw
VERLN/GfNG OVD-VTRLCHT
15,34,60,86,111,140 Agenda
13,66,141 Mededelingen
13 Oproep van de nieuw gevormde Commissie Actuele Ontwikke-
lingen
35 Register Oud-Utrecht 1994
45 Oproep: Een nieuwe naam voor de bibliografie van de provin-
cie Utrecht
59 Voorjaarsledenvergadering
inlegvel bij nr. 5 (Toelichting op de) Ontwerp-begroting 1995
112 Algemene najaarsledenvergadering 1995
113 De historie van de huidige tijd. Overzicht van de projecten
van de Commissie Actuele Ontwikkelingen
18 J.L van der Gouw, Everwach, de rentmeester van de bisschop
van Utrecht. Een verhaal uit het begin van de dertiende eeuw
18 H.G. Heijmans, Wetenschap tussen universiteit en industrie.
De experimentele natuurkunde in Utrecht onder W.H. Julius
en L.5. Ornstein 1896-1940
106 Koert van der Horst, Catalogus van de collectie college
dictaten van de Utrechtse Universiteitsbibliotheek
12 6. Huiskes,4 + l=een, 75 jaar christelijke sociale woning-
bouvu in Utrecht
39 A. van Hulzen, Utrecht. Een beknopte geschiedenis van een
oude bisschopsstad
105 Paul Huys Janssen, Jan van Bijlert (1597/98-1671), schilder in
Utrecht
66 E. Jonkeren P. van Hees (redactie). Geschiedenis in Utrecht.
Bestaat er een Utrechtse school in de geschiedbeoefening ?
61 Petra Kehl, Kult und Nachleben des heiligen Bonitatius im
Mittelalter (754-1200)
18  Wim Meulenkamp, Follies en tuinsieraden
91 Jan van Miert (redactie). Een gewone stad in een bijzondere
tijd. Utrecht 1940-1945
17 A. Pietersma e.a. (redactie), Utrechtse biografieën, deel een:
levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters
105 Wessel Reinink (redactie). Landgoed Linschoten
19  Marta 0. Renger, 'The cavalry of Hendrik van Rijn'
39 Fred Smit & Jan Jacobs, Bijdrage tot de geschiedenis van de
priesteropleiding in de kerk van Utrecht 1683-1723
83 W. Smit, Kleine Utrechtse kerkgeschiedenis. Vereniging (1894)
en Vrijmaking (1945) in vogelvlucht en twaalf eeuwen, die er
in Utrecht aan voorafgingen
91 T. Spaans van der Bijl, Utrecht in verzet, 1940-1945
91 Sandervan Walsum, Ook al voelt men zich gewond. De
Utrechtse universiteit tijdens de Duitse bezetting 1940-1945
maait I april 1996
O U D - U T R t c: M T
-ocr page 6-
Van de redactie
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks üjdschrifi
68e jaargang nr. 1 -
januari/febnaari 1995
ISSN 1380-7137
Oud-Ulrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrechl, vereniging
tot beoefening en tol verspreiding van
de kennis der geschiedenis van stad en
provincie Utrecht.
Voorzitter. j.VJ. Lemaier
Secretariaat: Mw. S.AL. de Graaff,
p/a Alexander Numankade 201,
3572 KW Utrecht,
PcnninpneesIcr.J.Baars.
Ukunt zich opgeven ah lid van de vcrem-
ffng Oud-Utrecht door te schrijven naar
Oud-Utrecht, Antwoordnummer
3335, 3500 VP Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-ƒ 30,=; 65-f ƒ 44,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
Mw. C. de Leeuw,
telefoon: 03645-62930.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfm, M. van Hatlem,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C. van Oudheusden, B. van Santen,
E. Tigelaar, M. van de Vrugt, A. van
der Zeijden.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,3572
KW Utrecht.
Vormgeving.' De Vormers, Utrecht
Druk: De Boer Cuperus.
Oud-Utrecht. Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda volgende nummer:
1 maart 1995, verschijningsdatum
1 april.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 5 1/4 of 3 1/2
inch floppy (WordPerfect, versies 4.2,
5.0 of 5.1).
Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij hel aantal
noten zo beperkt mogelijk gehouden
moei worden. Hel gebruik van lussen-
kopjes wordt aangeraden;
illuslraliesuggeslies zijn zeer welkom.
Het tweemaandelijkse blad Oud-Utrecht gaat met frisse rrwed be^nnen aan haar tweede jaar-
gang nieuwe stijl en achtenzestigste jaargang in totaal. Hoewel er tevredenheid bestaat over de nieu-
we opzet, wil dit niet zeggen dat er in 1995 niets veranderd is. Voor dat U verschrikt over wéér een
vernieuwing het blad dichtslaat: de verandering zit
'm ditmaal in een enkele nieuwe rubriek. Vorig
jaar heeft Oud-Utrecht telkens een klein schijnwerpertje gericht op een grafmonument, dit jaar zal
de lichtbundel zich nietsontziend richten op zaken die onze voorouders liever in het duister lieten. In
elk nummer zal U een historisch 'schandaal' uit de doeken gedaan worden, om te begjnnen dat van
een cmderschoven kind op het landgoed Waijnauwen. De rubriek Portret is vervangen door één wel-
ke 'Ooggetuige' genoemd is en waarin Utrechters aan het woord komen over een
(historisch) gebeu-
ren dat zij (min afmeer) met eigen ogen hebben aanschouwd.
Tevens is voor het eerst in lange tijd de contributie voor het lidmaatschap van de Vereniging
iets omhoog gegaan, maar - zo mogen wij de voorzitter vrijeiijh citeren - het is nog altijd een kleine
prijs voor het omvangrijke produkt dat de
Vereniging haar leden biedt. Ter illustratie hiervan vesti-
gen wij Uw aandacht op de Van der
Monde-!ezing en een door de ahtiviteitencommissie georgani-
seerde bijeenkomst over het Duitse Huis, zie de agenda.
Inhoud
Van de redactie
De Utrechtse Staties ten tijde van de Hollandse Zending
D. J. Wijmer
'uitsluitend werkzaam in het belang van de volkshuisvesting'
Sociale huisvesting in Utrecht: de voorlopers
1.
A Brugmaif
Mededelingen
Schandaal
Agenda
Utrecht in biografieën
Wim Berketaar
Boekenschouw
Ooggetuige
Vondsten
3
4
13
14
15
16
18
20
21
januari /februari 1995
UTRECHT
-ocr page 7-
De Utrechtse Staties
ten tijde van de Hollandse Zending ^
Vanaf het verbod op de uitoefening van de katholieke eredienst aan het einde
van de zestiende eeuw tot het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie In
1853 waren de katholieken in de Noord-Nederlandse gewesten gedwongen
hun religie in de illegaliteit te praktizeren. Onderstaand verhaal schetst in gro-
te lijnen hoe zij, met name in de stad Utrecht, aan dit 'ondergrondse' kerkelijk
leven gestalte wisten te geven.
De Utrechtse staties: vestiging
In 1592 was de Delftse pries-
ter Sasbout Vosmeer benoemd tot
apostolisch vicaris, vrij te vertalen
als pauselijk plaatsvervanger met
gedelegeerde bevoegdheden in
het gebied van de Zending.
Hij deed verwoede pogingen
wat orde in de chaos te scheppen,
tenminste wat betreft de seculiere
zielzorg. In 1611 verdeelde hij de
stad Utrecht in acht parochies en
voorzag ze van pastoors. Deze
vestigden zich na verloop van eni-
ge tijd in zogeheten staties, vaste
standplaatsen van waaruit de ziel-
zorg werd georganiseerd.
Binnen de stadswallen vorm-
de Vosmeer de parochies St. Ni-
colaas op de Wal, later met een
statie in de Cellenbroederstraat;
de parochie St. Genrudis, geves-
tigd op de Mariahoek; de parochie
St. Marie op Achter Klarenburg en
de parochie St. Jacobus in het Dra-
kenburgsteegje bij de Neude. De
namen geven aan, dat zoveel mo-
gelijk werd aangesloten bij de ou-
de Middeleeuwse parochiële inde-
ling van de binnenstad.
In het stadsgebied buiten de
wallen creëerde Vosmeer de pa-
rochies Buiten Witte vrouwen, la-
ter gevestigd aan de Biltstraat, Ab-
stede/Buiten Tolsteeg aan het
Absteder Zandpad, Buiten de
Weerd en Buiten Catharijne.
De opvolger van Vosmeer,
Philippus Rovenius, stichtte in
1623 de statie St. Marie op de
Kamp aan de Nieuwegracht. In
1663 kwam de door de dominica-
nen gevestigde statie St. Servaas
onder de Linden onder seculiere
leiding \
Naast deze seculiere staties
had een aantal religieuze orden
hun eigen missieposten.
De dominicanen stichtten
De Zending
De hervormin^beweging leid-
de in de tweede helft van de zes-
tiende eeuw tot de vrijwel volle-
dige ineenstorting van de oude
katholieke kerkstructuur in de
Noordelijke Nederlanden.
Nadat zij de macht hadden
overgenomen maakten de nieuwe
calvinistische bewindhebbers hun
calvinistische kerk tot publieke
kerk; de katholieke eredienst werd
vervolgens vanaf 1572 geleidelijk
overal verboden. En met de dood
van aartsbisschop Schenck van
Toutenburg in 1580 verdween in
deze streken de voorlopig laatste
exponent van de bisschoppelijke
hiërarchie van het toneel. Hij zou
pas in 1853 een opvolger krijgen
die volgens de daarvoor geldende
regels door de Paus was benoemd
en erkend.
Dit alles zorgde ervoor dat de
zich tot de Republiek der Verenig-
de Nederlanden groeperende op-
standige gewesten door de curie
te Rome gedurende bijna drie
eeuwen als missiegebied werden
beschouwd. Deze voor het Noord-
Nederlandse katholicisme proble-
matische periode staat bekend
als die der Missio Hollandica of
Hollandse Zending.
De stad Utrecht groeide in
stappen naar een verbod op het
katholicisme toe. Na een aantal
overeenkomsten, waarbij de ka-
tholieken steeds meer terrein ver-
loren, maakte het stadsbestuur in
1580 definitief een einde aan 'de
exercitie van de Roomsche Religie
en het dragen van geestelijke kle-
deren' \
Vanaf dat jaar moesten de
Utrechtse katholieken dus 'onder-
gronds', wilden ze hun eredienst op
de oude voet blijven uitoefenen.
Hun situatie was op dat mo-
ment zonder meer belabberd. Met
het verdwijnen van de (aarts)bis-
schop was de voor het katholicis-
me essentiële hiërarchische lijn
onderbroken. Een groot deel van
de priesters was gevlucht, en een
ander deel was uit overtuiging
dan wel uit berekening gerefor-
meerd geworden of stond op het
punt dit te doen. Bovendien wa-
ren hun kerken in beslag geno-
men en aan de gereformeerden in
gebruik gegeven.
Desondanks werd de katho-
lieke zielzorg in de stad vermoe-
delijk nooit geheel onderbroken.
Een aantal seculiere priesters
bleef in de stad, en ook waren al
snel weer regulieren actief. Over
hun aantal in de vroegste perio-
de van de Zending bestaat van-
wege de chaotische toestand
geen zekerheid. Aan het begin
van de zestiende eeuw lag het
aantal seculieren vermoedelijk
rond de 25, aangevuld met 5 a 6
regulieren \
DJ. Wijmer
januari /februari 1995
UTRECHT
-ocr page 8-
de eerder genoemde statie
St. Servaas onder de Linden. In
1663 verhuisden ze van hieruit
naar de Dorstige Hartsteeg.
Daarnaast vestigden ze een tweede
statie bij de Wittevrouwenpoort,
die rond 1650 werd verplaatst
naar de Walsteeg'.
Ook de jezuïeten waren met
twee staties vertegenwoordigd,
respectievelijk in de Catharijne-
steeg en in de Herenstraat'
De augustijnen tenslotte be-
gonnen in 1636 in het Hierony-
mussteegje. Ze verhuisden in 1690
naar de Jeruzalemsteeg, en vervol-
gens in 1840 naar de Oudegracht'.
De Utrechtse staties: behuizing
Een statie was zoals gezegd de
standplaats van waaruit een pries-
ter binnen het gebied van de Zen-
ding de zielzorg verrichtte. Ze om-
vatte een kerkruimte en een
pastorie, die volgens bepalingen
van de overheid van buiten niet als
zodanig herkenbaar mochten zijn.
De kerkruimten lagen dan
ook tot diep in de achttiende
eeuw netjes verstopt in of achter
particuliere woningen of andere
gebouwen.
Met name in de begintijd was
het onderkomen vaak nogal scha-
mel, als er al een vast onderko-
men was. In de eerste decennia na
het verbod waren de priesters ge-
dwongen om regelmatig van
plaats te wisselen. De eerste vaste
vestigingen dateren daarom ver-
moedelijk pas uit het begin van de
zeventiende eeuw.
De gebruikelijke term 'schuil-
kerk' voor de onderkomens is in
de meeste gevallen eigenlijk een te
groot woord. Verscholen waren ze
wel, maar de behuizingen waren
de betiteling kerk meestal niet of
nauwelijks waardig.
Een aardig voorbeeld hier-
voor is de statie Buiten Wittevrou-
wen. De katholieke gemeenschap
kerkte hier tot 1759 in een
schuur; eerst 'ten huyze van de
Pompemaecker', die woonde in of
bij de huidige Oude Kerkstraat,
later achter de voormalige herberg
het Boompje aan de Biltstraat. Pas
in 1759 kon men met toestem-
ming van het stadsbestuur de
bouwvallige schuur verruilen
voor een nieuwgebouwde kerk".
Het eigendom stond vaak op
naam van een kapitaalkrachtige
particulier. Dat dergelijke perso-
nen hieraan een zekere invloed
ontleenden ligt voor de hand. Dat
dit in sommige gevallen gevaarlijk
kon zijn bleek bij de statie
St. Martinus in de Achtertwijn-
straat, de opvolgster van de statie
in Abstede. Pastoor Ydama van de-
ze statie verhaalt dat zijn voorgan-
ger, de onervaren Comelis Groe-
newout, dankzij de steun van de
voomaamsten uit de gemeente en
tegen de zin van de geestelijke
overheid en ook niet geheel vol-
gens de regels tot pastoor was be-
noemd. Het resultaat voor de sta-
tie was rampzalig. Groenewout
kon de grote parochie niet aan. Bij
zijn uiteindelijk onvermijdelijk ge-
worden vertrek liet hij de parochie
in schulden en wanorde achter. Een
groot deel van de gemeente, waar-
onder drie kerkmeesters, waren
naar elders overgelopen. De achter-
blijvers waren onder elkaar ver-
deeld. Het kostte de statie lange ja-
ren om de slag te boven te komen'.
hankelijk van offers, biechtpen- De'Stat/e onder
ningen en de opbrengsten van het Kruis', waar
diensten als huwelijksplechtighe- veelparochieledert
den en het branden van kaarsen.
            var) Klaaskerk en
Hij werd in zijn werk bijge- Geerteker/t/twa-
staan door 1 of 2 kapelaans. Voor mer), wasaanvart-
de meer stoffelijke besognes zorg- keiijk gevestigd in
den de kerkmeesters. Dat waren een achterhuis van
er in normale omstandigheden ". een boerderij aan
Zij droegen onder andere verant- de Abstederdijk.
woording voor het onderhoud Het achterhuis is
van kerk en pastorie, wat werd begin deze eeuw
betaald uit collectegelden.
                      verbouvi/d tot
Een belangrijke rol binnen de schuur, welke -
staties vervulden verder de klop- ntinofmeer-per
jes, 'geestelijke dochters', die geen ongeluk in 1978 in
religieuzen waren maar vaak wel opdracht van de
een gelofte van zuiverheid afleg- gemeente werd
den. Het aantal klopjes per statie afgebroken. In
verschilde, maar kon aanzienlijk 1983 Is de schuur
zijn. Pastoor Ydama vertelt met herbouwd.
enige droefheid dat de statie in de foto; GAU
Achtertwijnstraat er in het begin
van de achttiende eeuw ca. 40
had geteld, maar dat er bij zijn
eigen aantreden in 1751, onder
andere ten gevolge van de 'Groe-
newoutperiode' nog maar 7 over
waren; en deze waren 'alle oud en
tot werken onbekwaam''".
De klopjes stonden de pas-
toor in allerlei zaken bij. Ze hiel-
pen bij de voorbereiding van de
mis en zorgden voor het onder-
houd van kerk, pastorie en last
but not least voor de pastoor zelf
Daarnaast verzorgden ze in veel
gevallen het catechismus-onder-
wijs. Volledig liefdewerk was dit
niet. In de Achtertwijnstraat had-
den zij recht op de opbrengsten
van 'stoelen, stooven, trouwen en
begravingen'.
De Utrechtse staties: organisatie
In de wereld die statie heette
was de pastoor of primarius de
spil waar alles om draaide. Een
vast inkomen ontving hij hiervoor
niet, wat zijn financiële positie
nogal onzeker maakte. Hij was af-
januari /februari 1995
-ocr page 9-
De Utrechtse Staties
ten tijde yan de Hollandse Zending
de Tweede Engels Oorlog leidde
tot een reeks aanvallen op
Utrechtse statiekerken, waaronder
die van hemzelf".
Ook in Utrecht had zich een
stelsel van betaald oogluiken ont-
wikkeld. Tegen betaling van zoge-
heten recognitiegelden liet men
priesters en schuilkerken met
rust. De vroege afschaffing ervan
in Utrecht kan gelden als voor-
beeld van de gematigde opstelling
van het stadsbestuur. Bleef het
stelsel in veel andere plaatsen ge-
handhaafd tot het einde van de
achttiende eeuw, in Utrecht ver-
dween het zeer waarschijnlijk al
in het jaar 1703. De meer geci-
teerde pastoor Ydama vertelt dat
twee kerkmeesters van zijn ge-
meente in dat jaar volgens de gel-
dende gewoonte de gelden wilden
afleveren bij burgemeester Zijpes-
teyn, die fungeerde als waarne-
mend opperschout. Deze weiger-
de het geld echter edelmoedig en
beval om het in het vervolg tot
onderhoud van de armen te
besteden. Als dank kreeg de burge-
meester van de beide kerkmeesters
vervolgens een hoeveelheid Rijn-
wijn aangeboden. Van betaling
van deze 'contributie voor de vrij-
heid' werd daama volgens Ydama
in Utrecht niets meer vernomen '\
Problemen in de achttiende eetcw
De grote problemen waarmee
de katholieke gemeenschap in
Utrecht in de loop van de acht-
tiende eeuw desondanks te ma-
ken kreeg, waren vooral een ge-
volg van de onenigheid in eigen
kring. Een belangrijk element
hierin was de vanaf het begin aan-
wezige en continue frictie tussen
de reguliere en seculiere geeste-
lijkheid, gevolg van een funda-
menteel verschil in visie op de po-
UTRECHT
Het toezicht van bovenaf op
de staties had weinig om het lijf,
zeker in vergelijking met de situ-
atie van na 1855.
Er was weliswaar weer min of
meer een hiërarchische organisa-
tie op poten gezet, maar er was op
parochiaal niveau wat betreft in-
terne organisatie en grenzen wei-
nig of niets schriftelijk vastgelegd.
Het werkgebied van de staties was
derhalve ook niet duidelijk afge-
grensd. En vrijwillige samenwer-
king en wederzijdse afstemming
op elkaar lijkt bepaald niet altijd
voorop te hebben gestaan. In ie-
der geval waren in Utrecht een
aantal staties opmerkelijk dicht bij
elkaar gevestigd. De kerkgangers
in de Dorstige Hartsteeg en de
Catharij nesteeg, en ook die in de
Heerenstraat en de Jeruzalemsteeg
hebben elkaar vermoedelijk kun-
nen horen zingen. Dit heeft onge-
twijfeld de nodige concurrentie
opgeleverd.
Daarbij was het kerkgaande
publiek niet altijd even honkvast.
Dat merkte pastoor Groenewout
in de Achtertwijnstraat toen hij
voor zijn eigen gemak de wet van
de gewoonte overtrad en de late
dienst verplaatste van half elf naar
tien uur 's avonds. Een groot deel
van zijn publiek kon hier niet aan
wermen en kwam óf te laat óf liep
meteen door naar een andere
kerk, met als gevolg dat de pas-
toor aankeek tegen goeddeels lege
banken. Het experiment duurde
dan ook niet lang ".
Verbeterende positie
De positie van de katholieken
in Utrecht kende na de eerste
woelige decennia een proces van
geleidelijke, maar constant voort-
gaande verbetering. Tot het mid-
den van de zeventiende eeuw on-
dervond het werk vanuit de sta-
ties vanwege de vervolgingen nog
wel eens moeilijkheden; Apos-
tolisch vicaris Philippus Rovenius
vertek in een verslag uit 1630 dat
de vervolgingen in Utrecht wissel-
den in heftigheid en met name be-
stonden uit het ontdekken, over-
vallen, verstoren en uiteenjagen
van katholieke bijeenkomsten ".
Als verweer hiertegen werden
wachtposten uitgezet en werden
de woningen die als toegang tot
de kerkruimten dienden voorzien
van verzwaarde houten deuren.
Dit overigens tot ergernis van de
calvinistische scherpslijpers. In
1664 kwam dan ook een delegatie
uit de gereformeerde kerkeraad
bij de vroedschap met het verzoek
om in het kader van de strijd te-
gen de 'paepsche stoutigheden'
deze deuren te laten verwijderen
en te laten vervangen door nor-
male deuren. Het stadsbestuur
beloofde beleefd maar niet erg en-
thousiast een onderzoek te laten
instellen. Tot meer dan een herha-
ling van de oude resoluties op dit
punt kwam het uiteindelijk niet.
Het stadsbestuur van Utrecht
was, zeker in vergelijking met dat
in sommige andere plaatsen, ta-
melijk gematigd in zijn optreden.
Verbanningen waren vanaf het be-
gin een zeldzaamheid, en kwamen
vrijwel alleen voor als een priester
op heterdaad werd betrapt.
Na het midden van de zeven-
tiende eeuw verflauwden de anti-
katholieke acties zienderogen en
groeide men toe naar een situatie
van vreedzame coëxistentie. Slechts
bij vlagen nam de intensiteit even
toe, meestal naar aanleiding van
een specifieke gebeurtenis. Zo
vermeldt pater Hieronymus van
Hove van de augustijner statie in
de Jeruzalemsteeg dat de inval van
de bisschop van Munster tijdens
januari I februari 1995
-ocr page 10-
sitie van de katholieke kerk in de
Noordelijke Nederlanden. Het
conflict had voor de rooms-katho-
lieke gemeenschap in Utrecht uit-
eindelijk grote gevolgen.
Het geschil sudderde gedu-
rende de zeventiende eeuw op
een laag pitje door, maar kwam
aan het eind van de eeuw in een
stroomversnelling toen het werd
vermengd en uitgebreid met de
theologische discussie over een
door Rome als ketters veroordeeld
werk van Comeliusjansenius,
Het resultaat was uiteindelijk
het zogeheten Utrechtse Schisma.
Een flink deel van de seculiere
geestelijkheid keerde zich van Ro-
me af en ging op eigen houtje ver-
der onder de naam Oud Bis-
schoppelijke Cleresie.
In de stad Utrecht sloten op 3
na alle seculiere staties zich bij de
Cleresie aan. Het aantal Rome-ge-
trouwe staties werd hiermee gere-
duceerd tot 8, waarvan er dus 5
door een reguliere priester wer-
den bediend.
De situatie in Utrecht zou
zich echter alsnog tegen de regu-
lieren keren. Het stadsbestuur
hier stond evenals de overheden
elders nogal welwillend tegenover
de 'nationale' en anti-Romeinse
gevoelens van de Cleresie.
Toen er problemen ontston-
den bij een pastoorsbenoeming in
de dominicaner statie in Dorstige
Hartsteeg nam de vroedschap
haar kans dan ook waar.
In 1764 kwam zij met een
resolutie die voorwaarden stelde
aan de toelating van Rome-ge-
trouwe priesters, die voortaan al-
leen met schriftelijke toestem-
ming van het stadsbestuur
mochten werken. Nieuwe regulie-
re priesters werden in het geheel
niet meer toegelaten ''.
Verheffing tot parochies
Hoewel de resolutie in 1795
weer werd afgeschaft, was de do-
minicaner statie in de Walsteeg de
enige reguliere statie die haar on-
geschonden overleefde, dankzij
het lange pastoorschap van pater
Jacobus Hanse. De gemeente kon
in 1850 het oude onderkomen
inruilen voor een nieuwe kerk aan
de Mariaplaats. In 1855 werd
deze statie verheven tot de Domini-
cusparochie. De dominicaner sta-
tie in de Dorstige Hartsteeg echter
ging in 1774 over in seculiere
handen. In 1841 verhuisden pas-
toor en gemeente van hieruit naar
de vrijgekomen augustijner statie
in de Jeruzalemsteeg en vormden
vanaf 1855 de Willibrordus-
parochie.
De augustijnen moesten van-
af 1777 hun werk tijdelijk beëin-
digen. Hun statie in de Jeruzalem-
steeg kreeg een seculier priester,
maar bleef hun eigendom. In
1794 konden ze in hun statie te-
rugkeren. In 1840 verhuisden ze
naar hun nieuwgebouwde kerk
aan de Oudegracht en vormden
na 1855 de Augustinusparochie.
De jezuïeten verdwenen in
Utrecht geheel van het toneel, al-
thans voor wat betreft de periode
van de Zending. Hun statie in de
Catharijnesteeg stond vanaf 1767
leeg, en werd in 1774 betrokken
door een seculier priester. In
1840 kreeg deze gemeente de Ca-
tharijnekerk toegewezen. Zij vormt
vanaf 1855 de Catharinaparochie.
De jezuïetenstatie in de He-
renstraat kwam in 1765 leeg te
staan, en werd in 1793 door een
seculier priester in gebruik geno-
men. In 1855 werd ze bijkerk van
de St. Willibrordus.
Van de resterende Rome-ge-
trouwe seculiere staties werd de
noodlijdende statie St. Servaas on-
der de Linden in 1852 gesloten.
De staties Buiten Wittevrouwen
en St. Martinus in de Achter-
twijnstraat tenslotte vormden
vanaf 1855 respectievelijk de Pa-
rochies OLV Tenhemelopneming
en St. Martinus.
Interieur van de
Gertrudiskapel
voor de restauratie.
Foto: GAU
6.     Rientjes, 'Roomsche
Kerken',
18.
7.     Meijer, A.K. de, Augusünus
in de Domstad, 350 jaar
zielzorg van de Augustijnen
1636-1986.
Utrecht 1986,
pag. 14.
8.     Hofman, J.H.,'Allerlei, be-
treffende de stad Utrecht',
Archief voor de geschiede-
nis van het Aartsbisdom
Wrec/it, 5(1878), pag. 181-
183,190. Hofman, J.H., 'De
Wittevrouwen te Utrecht.
AAU, 32 (1907), pag, 154,
158,161-162. Rientjes,
'Roomsche Kerken', pag.
166-167,174.
9.     Inventaris van de archieven
van de parochie van de H.
Martinus, inv. nr. 78.
10.   Ibidem.
11.   Ibidem.
12.   Rientjes, 'Roomsche
Kerken',
pag. 20.
13.   Meijer, de, Augustinus,
pag.16.                                          7
14.   Inventaris van de archieven
van de parochie van de H.
Martinus, inv. nr. 78.
15.   MullerFz., S., Cafa/ogussen
van de bij het stads-archief
bewaarde archieven,
II, inv.
nr.121.
Noten:
1.     Dit artikel is de schriftelijke
weergave (in enigszins aan-
gepaste vorm) van een
voordracht gehouden bij de
presentatie van A. Pieters-
ma, D.J. Wijmer m.m.v.
J.A.C Matthijssen, Inventa-
rissen van de archieven van
de in 1855 opgerichte
r.fc.
parochies in de stad Utrecht
(serie Publikaties van de Ge-
meentelijke Archiefdienst
Utrecht nr. 6).De gegevens
zijn grotendeels ontleend
aan de door de auteur de-
zes geschreven inleiding bij
deze inventarissen.
2.     Rogier, L.J., Geschiedenis
van het Icatholicisme in
Noord-Nederland in de
zestiende en zeventiende
eeuw,
dl. 2, pag. 393 e.v.
3.     Ibidem, dl. 4, pag. 772-774.
4.     Rientjes, A.E., 'De Roomsche
kerken van Utrecht.
Officiële
kerklijst 1914-1920, pag. 335-
347. Rijnsoever, G.J. van, St.
Maarten in de Tolsteeg. Ge-
schiedenis van de Sint Mar-
tinusparochie te Utrecht.
Utrecht 1947, pag. 18.
5.     Rientjes, 'Roomsche Ker-
ken',
39. Meijer, 6.A.,De Pa-
ters Dominicanen te Utrecht.
Zwolle 1916, pag. 38-40.
januari / Jebruari 1995
-ocr page 11-
'uitsluitend werkzaam
in het belang van de volkshuisvesting'
Sociale huis\esting in Utrecht: de voorlopers
voudige volkswoning tot stadsvilla,
4 + 1 = een en Op staal gefundeerd.
Voor informatie over afzonder-
lijke woningbouwverenigingen,
hun naoorlogse geschiedenis, en
de achtergronden van de fusies
en schaalvergrotingen van nu
wordt de lezing van deze publica-
ties aangeraden.
Huisvestingsproblemen
De huidige sociale huisves-
ting dankt haar ontstaan aan de
sociale problemen van de 19e
eeuw. Natuurlijk werd er in
Utrecht voor die eeuw wel voor
het volk gebouwd, de bekende
'vrijwoningen' (hofjes): woningen
van de kerkelijke armenzorg of
particuliere liefdadigheid. Zulke
particuliere initiatieven inzake de
huisvesting schoten tekort toen
Utrecht een tijdperk van aanhou-
dende bevolkingsgroei beleefde.
In de loop van de 19e eeuw was
het bevolkingsaantal van Utrecht
verdriedubbeld. Na de Franse tijd
werden ongeveer 30.000 zielen
geteld, even na 1850 bereikte
Utrecht het aantal van 50.000 in-
woners, en in 1899 passeerde
Utrecht de magische grens van
100.000. Utrecht was rond de
eeuwwisseling een grote stad ge-
worden, die buiten de oude bar-
rières (muren, wallen en grach-
ten) de vleugels had uitgeslagen.
Goed en betaalbaar wonen zou
voor de gewone burgerij lange
tijd een groot probleem blijven.
Door aannemers en speculanten
waren weliswaar grote aantallen
kleine, gebrekkige huizen ge-
bouwd, maar van acceptabele
volkshuisvesting was eigenlijk
geen sprake. Door de 'speculatie-
bouw' ontstonden wijken als
Pijlsweerd, Lombok, Oudwijk en
utrechtse woningbedrijven als Bo-Ex'91, SWU en Kombinatie 77 zijn het
produkt van fusies en schaalvergrotingen in de volkshuisvesting sinds de jaren
zeventig. Sommige van hun voorlopers kennen een sociaal bewogen ontstaans-
geschiedenis, die meer dan driekwart eeuw geleden begon met de bouw van
woningwetwoningen. Deze pioniersverenigingen richtten zich op de bouw
van de "eenvoudige volkswoning" voor de arbeiders, op dat wat nu volkshuis-
vesting of sociale huisvesting wordt genoemd; woningbouw met financiële
steun van de overheid.
Gedenkboeken
Van elk van de drie genoem-
de woningbedrijven zijn er kort
geleden herdenkingsuitgaven ver-
schenen, die teruggaan tot de
ontstaansgeschiedenis van hun
voorlopers. Niet alleen ingegeven
door public relations-argumenten
zullen Bo-Ex'91, SWU en Kombi-
natie 77 aan hun wortels willen
herinneren. Hoewel men markt-
gerichter en professioneler te
werk wil gaan, blijft men in een
tijd van aanhoudende woning-
nood en afnemende subsidies
"uitsluitend werkzaam in het be-
lang van de volkshuisvesting"
(Bo-Ex'91). De sociale huisvesters
zien zich momenteel op een
kruispunt van wegen staan, waar-
in de woningcorporaties van de
Mevrouw
Muller-Lulofs.
Mede-oprkhtster
woningbouw-
vereniging 'Jaffa"
Foto:GAU
overheid grotere zelfstandigheid
en meer risicodragende verant-
woordelijkheden krijgen. Er worden
nieuwe wegen ingeslagen zoals de
bouw van koopwoningen, stads-
villa's op het AZU-terrein, en het
aanboren van nieuwe doelgroepen.
Hoe interessant ook het he-
den is, hier willen we er niet lan-
ger bij stilstaan. Deze bijdrage is
bedoeld als een soort (her)ont-
dekkingsreis naar de ontstaansge-
schiedenis van sociale huisvesting
in Utrecht en naar de oudste
voorlopers van die drie corpora-
ties, naar woningbouwverenigin-
gen als 'Jaffa' (nu onderdeel van
BO-EX'91), 'Eigen Haard' (onder-
deel van de SWU) en 'Zuilen' (on-
derdeel van K77). Dankbaar werd
geput uit de publicaties van een-
J.A, Brugman
januari /februari 1995
UTRECHT
-ocr page 12-
Beter bouwen \oor het volfc
De slechte leefomstandighe-
den van de arbeidersklasse kre-
gen in de tweede helft van de 19e
eeuw meer aandacht. Onderzoek
naar werkomstandigheden in fa-
brieken en naar de woonomstan-
digheden van de massa zetten de
toon voor de politiek om maatre-
gelen te nemen ter verbetering
van de volkshuisvesting. Op de
achtergrond speelde de opkomst
van het socialisme mee, dat de
maatschappij rigoreus wilde her-
vormen. In andere politieke hoe-
ken, die van liberalen en confes-
sionelen, streefde men naar
verbeteringen binnen de bestaan-
de maatschappelijke orde. Door
het kinderwetje van de liberaal
Van Houten (1874), werden
scherpe kanten als de kinderar-
beid afgevlakt.
In dit tijdvak kreeg ook de
gemeente Utrecht er maatschap-
pelijke taken bij, waaronder het
toezicht op de bouw en de staat
van de woningen. De Woningwet
van 1901 bepaalde dat alle ge-
meenten een bouwverordening
moesten opstellen, woningverbe-
teringen dwingend konden op-
leggen (door middel van 'aan-
schrijvingen'), eventueel tot
onbewoonbaar verklaring van
slechte woningen konden over-
Wittevrouwen. Goed bedoelde
initiatieven van particulieren als
van de 'Tweede Maatschappij tot
Verbetering der Woningen voor
Arbeidenden en Minvermogen-
den te Utrecht' boden weinig soe-
laas. Het huisvestingsprobleem
bleef bestaan. De woningvoor-
raad bleef krap, het volk moest
zich behelpen met te dure en te
kleine huizen.
gaan, en via verkorte onteige-
ningsprocedures bouwgrond be-
stemd voor de volkshuisvesting
konden verwerven. Een essentiële
steun in de rug voor de financie-
ring van de volkshuisvesting was
de bepaling dat rijk en gemeenten
financiële steun bij de bouw van
volkswoningen mochten verle-
nen. In 1902 trad de Woningwet
in werking en konden woning-
bouwverenigingen worden ge-
sticht, mits zij aan het predikaat
'erkende instelling volgens de
woningwet' voldeden. Zo was
door de Woningwet de basis ge-
legd voor het karakteristieke stel-
sel van erkende of 'toegelaten' in-
stellingen.
Ongezonde woontoestanden
De Amsterdamse arts S.Coronel
verwoordde in zijn boek De zorg
voor gezonde wonmgen
(1872) de
gangbare 'hygiënistische' opvat-
tingen over gezond wonen;
"Daar de mensch tot zijn ge-
zond bestaan in zijne longen eene
voldoende hoeveelheid zuivere
lucht moet hebben, zo is het ook
noodig, dat de omgeving waarin
hij ademhaalde en een groot deel
van zijn leven verblijft, die hoeveel-
heid zuivere lucht bevat: want daar-
uit moet hij die levensbron putten".
De cholera-epidemie die
Utrecht vooral in 1866 hevig trof,
had de belangstelling van artsen
voor onhygiënische woontoestan-
den aangewakkerd. Volgens me-
dici waren de stedelijke vervui-
ling en het gebrek aan frisse lucht
en onvoldoende toetreding van
daglicht schadelijk voor de volks-
gezondheid. Bedorven lucht was
de boosdoener van bijvoorbeeld
de cholera-epidemieên meenden
velen. Anderen, waaronder de
Utrechtse arts Snellen, wezen op
de vervuiling van het drinkwater
als oorzaak voor de cholera.
Utrechtse artsen als Snellen trok-
ken de stedelijke jungle in en be-
traden de woonomgeving van het
volk: de donkere stegen achter de
grachtenhuizen en de bedompte
kameren in de hoeken en gaten
binnen en buiten de singels. Zij
signaleerden en rapporteerden
over deze poel van ziekte en dood
en oordeelden: over de slechte
hygiëne, over de ongezonde woon-
toestanden, over het vuil en het
vervuilde drinkwater.
De eenvoudige volkswoning
In Utrecht duurde het enkele
jaren voor de eerste toegelaten in-
stelling een feit was. In 1907
werd de 'N.V. Maatschappij tot
verbetering der volkshuisvesting
Jaffa' opgericht, nu een onderdeel
van de Bo-Ex'91-corporaties.
Op de goedkope grond nabij de
uitspanning Jaffa aan de Vleu-
tensevaart werd een eerste com-
plex van zestig woningen gereali-
seerd (rond de Paramaribostraat).
De activiteiten van Jaffa richtten
zich op de "eenvoudige volkswo-
Woningbouwcom-
plex van woning-
bouwvereniging
Jaffa. Mo: GAU
januari I februari 199 5
UTRECHT
-ocr page 13-
'uitsluitend werkzaam in het belang van de volkshuisvesting'
Sociale huis\esting in Utrecht: de \oorlopers
ning", op verbetering van de
huisvesting voor het volk. Het
initiatief ontstond in kringen van
ontwikkelde, liberale burgers.
Onder de oprichters bevonden
zich 'verlichte' geesten als ir. Wil-
lem de Man, hd van de Centrale
Gezondheidsraad - een adviesor-
gaan van de regering, dat werd
ingesteld bij de Woningwet en de
Gezondheidswet - en de advocaat
F. van Engen, later wethouder
van Openbare Werken. Mevrouw
M.G. MuUer-Lulofs, gehuwd met
archivaris S. Muller, stond aan de
wieg van andere vernieuwende
sociale instellingen zoals de Ver-
eniging tot Verbetering van de
Armenzorg (WA) te Utrecht,
voorbeeld van de 'moderne' armen-
zorg, als tegenhanger van de tradi-
tionele liefdadigheid van kerke-
lijke en openbare instellingen.
Willem de Man bezat veel
kennis van ongezonde toestanden
in de woningbouw en Muller-Lu-
lofs wist uit haar ervaringen met
huisbezoek voor de WA als geen
ander hoe groot de ellende van de
armen was en hoe slecht de hui-
zen waren. 'Jaffa' trachtte haar
huurders daarom een net en or-
delijk huiselijk leven bij te bren-
gen, want de basis voor de ver-
heffing van het volk zou liggen in
de imitatie van de leefwijze en de
moraal van de gegoede burgerij.
Daartoe was er een woningop-
zichteres aangesteld, die de be-
woners met raad en daad bij zou
staan. De eerste opzichteres was
Gerarda, de dochter van Muller-
Lulofs. 'Jaffa' was in zekere zin
een buitenbeentje, een neusje van
de zalm onder de eerste Utrechtse
woningbouwverenigingen, zoals
de WA dat was onder de
Utrechtse armenzorginstellingen.
De aandacht voor een net en or-
delijk huishouden van de gewone
man was bij andere verenigingen
in hun begintijd niet veel minder
groot. De verbetering van de ar-
beidersklasse zou door een betere
"reine en zindelijke" woonomge-
ving worden bevorderd. Een op-
richter van de woningbouwver-
eniging 'Zuilen' verkondigde "dat
de oplossing van het Woning-
vraagstuk ten grondslag ligt aan
de andere sociale vragen van on-
zen tijd. Is de huiselijke haard
niet het middelpunt van het men-
selijk leven?"
Bouwen voor arbeiders
Zuilen leek voor de eerste
wereldoorlog nog een rustig dorp
aan de Vecht, waar de kasteelheer
van het slot Zuylen, baron van
Tuyll van Serooskerken, in 1911
nog werd benoemd tot burge-
meester. Maar in 1913 werd een
deel van de fabriek van Werk-
spoor uit Amsterdam richting
Utrecht-Zuilen verplaatst. De
Amsterdamse arbeiders moesten
meeverhuizen, omdat forensen in
die tijd door lange werktijden en
lage lonen niet mogelijk was. Zui-
len zou zich in de jaren die volg-
den ontwikkelen tot een op staal
gefundeerd industriedorp met
een grote arbeidersbevolking. In
Zuilen waren er aanvankelijk veel
te weinig woningen beschikbaar
voor arbeiders. Op 6 mei 1913
werd dan ook in Amsterdam in
het vergaderlokaal 'De poort van
Muiden' de woningbouwvereni-
ging 'Zuilen' opgericht. Van de
zijde van de gemeente Zuilen
werd afwijzend gereageerd, van-
daar dat de inititatiefnemers van
'Zuilen' zich tot de gemeente
Utrecht richtten, daarbij gesteund
door Werkspoor. "Enkelen van
hen zijn bijzonder geschikte per-
soonlijkheden; zij behooren allen
tot de werklui" aldus Werkspoor-
Framboosstraat.
Foto:GAU
10
Ook de Hramboosstrant toont aan op wal voor keunf>f wijzo pr in de laiitstc
fi                                  jaren voor de volksklasse gebouwd is.                                  "~
m
januari /februari 1995
UTRECHT
-ocr page 14-
Bouwen voor eigen kring
'Zuilen' (nu onderdeel van
K77) was in feite een neutrale ar-
beiderswoningbouwvereniging,
die voortkwam uit de fabriek van
Werkspoor. Een confessionele
achtergrond had de woning-
bouwvereniging van de 'Utrechtse
Christelijke Besturenbond' (UCB),
voortgekomen uit de arbeidsor-
ganisatie waarin protestant-chris-
telijken en rooms-katholieken
deelnamen. Na de tweede we-
reldoorlog zou de UCB een puur
protestantse aangelegenheid wor-
ving steeds meer 'verzuild' raakte.
Vrijwel iedereen behoorde tot één
van de zuilen: protestants-chris-
telijke, rooms-katholieke of alge-
mene (socialistische) zuil.
De rooms-katholieken hadden
'Prinses Juliana' de socialisten de
'(Arbeiders-) Woningbouwvereni-
ging Utrecht' (WVU) en de prote-
stanten stichtten de woning-
bouwvereniging 'Eigen Haard'.
Het eerste complex van de
Vv'VU (nu onderdeel van K77) uit
1924 werd gebouwd op een nog
steeds markante plaats in het
directeur Muyscken in zijn aan-
beveling aan de Utrechtse wet-
houder Fockema Andreae. Los
van die gunstige aanbeveling was
de gemeente Utrecht wel genegen
om wat doen aan de huisvesting
voor arbeiders, hoewel daar geen
ruimte voor was binnen de stads-
grenzen. In 1914 kwam de ge-
meenteraad tot de unieke beslis-
sing om een bouwvereniging van
builen Utrecht te financieren.
Sommige raadsleden maakten
zich zorgen of de Werkspoor-ar-
beiders eigenlijk wel zouden
moeten verhuizen, zouden ze niet
te veel aan het leven in Amster-
dam gewend zijn "en zeer weinig
voor het wonen in een uithoek
onder Zuilen" voelen? Utrecht
kocht grond in de buurgemeente
en gaf deze in erfpacht aan de
woningbouwvereniging 'Zuilen',
die bovendien een lening van de
gemeente Utrecht had verkregen.
De Amsterdamse architect
Hamers zou de eerste arbeiders-
woningen van 'Zuilen' ontwerpen,
in de De Ijessepsstraat en omringen-
de straten, later 'De Oude Bouw'
genoemd. De Amsterdammers kregen
al snel gezelschap van Groningers,
meeverhuisd met de staalgielerij
van De Muinck Keizer (Demka)
uit het Groningse Martenshoek
naar het centraal gelegen Utrecht.
De gemeente Utrecht zou
zeer legen de zin van de gemeen-
te Zuilen een belangrijke rol krij-
gen als financier van 'Zuilen', de
(Arbeiders-) Woningbouwver-
eniging Utrecht (WVU) en cor-
poraties van confessionele huize.
Op termijn zag de gemeente
Utrecht het gebeuren dat op zijn
minst een deel van Zuilen toch
bij de gemeente Utrecht zou
worden gevoegd. De harmoni-
sche uitbreiding va.n Utrecht
werd immers bemoeilijkt door
bestaande gemeentegrenzen. Het
uitbreidingsplan van Berlage/
Holsboer uit 1920, herzien in
1924, voorzag ook al in een ver-
dere uitbreiding op Zuilens grond-
gebied, daarbij in de stratenplannen
de bestaande grenzen negerend.
den. Bij de oprichting in 1918 be-
paalde de UCB dat "zij die lid of
begunstiger zijn van een bij den
Christelijken Besturenbond aan-
gesloten arbeidersorganisatie" lid
van de woningbouwvereniging
konden worden. Niet-kerkelijke
leden waren in eerste instantie
uitgesloten. De oprichters hoopten
dat er op deze manier stadsdelen
van gelijkgezinden zouden ont-
staan, waar de zondagsrust werd
gerespecteerd, waar niet gevloekt
werd en waar men met zijn allen
op zondag naar de kerk ging.
De oprichting van de meeste
woningbouwverenigingen in
Utrecht was niet zelden zuilge-
bonden. De Woningwet trad im-
mers in werking in de periode
waarin de Nederlandse samenle-
stedelijke uitbreidingsplan van
Berlage en Holsboer: in de
driehoek Van Hoome- en Van Eg-
montkade en Mamixlaan. Deze
huizen in de wijken Ondiep en
Zuilen werden al snel 'Rode
Bouw' genoemd, omdat hier
de bakermat van socialistisch
Utrecht lag. Dit was de buurt
waar op 1 mei rode vlaggen uit-
hingen en waar de grootste
1 mei-optochten jaarlijks begon-
nen. De "WVU werd in de volks-
mond al snel 'Arbeiderswoning-
bouwvereniging' genoemd. Pas in
1950 werd zij officieel 'Arbeiders-
woningbouwvereniging Utrecht'
(AWVU) genoemd, na een
verzoek van de minister van We-
deropbouw om verwisseling met
een ander instelling te vermijden.
GeraniumstraatI
Amsterdamse-
straatweg.
Wor)mgbouwver-
enigmg Prinses
Juliana,
Foto: GAU
11
januari /februari 1995
UTRECHT
-ocr page 15-
'uitsluitend werkzaam in het belang van de volkshuisvesting'
Sociale huisvesting in Utrecht: de voorlopers
Vanaf de jaren dertig
In de jaren iwinllg en dertig
ging iedere woningbouwvereni-
ging verder op de eigen, in meer
ol mindere male verzuilde weg.
Met steun \'an de overheid wer-
den er vele nieuwe woningwet-
woningen gebouwd, met alleen in
Zuilen en Cndiep, maar ook in
Rivierenwijk. Door de internatio-
nale crisis van de jaren dertig on-
der\'ond menige woningbouw-
vereniging m gelijke male de
gevolgen van toenemende leeg-
stand en oplopende huurschul-
den. De nieuwbouwproduklie
\'an woningwetwoningen nam al
in de jaren dertig, door grole be-
zuinigingen op de overheidssubsi-
dies. Na de tweede wereldoorlog
wertl de woningnood tol \'olksvij-
and nummer 1 benoemd. De wo-
ningcorporaties kregen nu door
toedoen van de t)verhcid een spil-
functie in de oplossing van de wo-
ningnood. Met de gemeentelijke
gebiedsuitbreiding van 19'54en de
aanleg van llalwijken als Kanalen-
eiland en dx-ervecht zijn we in een
andere la.se in de geschiedenis be-
land, waarin hoogbouw en schei-
ding van wonen en werken domi-
neren.
hetgeen opmerkelijk is. Persoon-
ii|k zie ik hel boek over K77 als
hel meest geslaagde van de drie,
maar dal komt vooral omdat de
sfeer van siaal en arbeiders het
mee.st lol mijn verbeelding
spreekt. Anderen zullen vanuil
hun achtergrond een voorkeur
hebben \oor een van de overige
tlelen.
Cl. Huiskcs, -i + 1 = een, 7.5
jaai chiislelijki- sociale womrii^bouw
in Ulrccht (Utrecht 1993). Be-
schnjli de 75-jarige geschiedenis
van de sinds 1973 in de SVVU
opgegane chrislelijke woningcor-
poraties .
(]. lluiskes e.a., ();) sUicit gc-
jundcfid, ^alcnkhofk ter fi^clcffn-
hcid van bet 75-ianglvslaari
vtin de
Utmbisc wonini^hottwvci'cmffn^
Komhmatic 77
(Ulrccht 1988). Over
de woningcoipiratles 'Zuilen', 'C;oö|X'-
ralieve Woningbouwvereniging
voor CTemeenlepersoneei', 'Ar-
belderswoiiingbouw vereniging
Ulrechl' en 'Ons Huis', die na de
komst van de suuiliiuluslrie \an
Werkspoor en Demka oniston-
deii en in 1977 tol K77 samen-
smolten.
De ^esehieJenis van diie
Utrechtse woningcorporaties (1907-
1992). van eenvoudii^e volkswoning;
tot stadsvilla, kroniek stichting;
lio-lixVI
(Dordrecht 1993). tX'
tlrie woningcorponilies '|alla',
'Utrecht-se Woniiig.stichling (UWS)
en 'De Samenwerking', die sinds
1991 werkzaam zipi oiuler tic
naam IV)-I:.x 91.
Bij 'Eigen Haard' was het
bouwen \'an woningen voor ge-
lijkgezinden heel duidelijk lol
doel verheven: de woningen wa-
ren alleen voor de gereformeer-
den en orihodox hen'ormden be-
doeld. 'Higen Haard' is omslaan
uil de vereniging 'Rchobolh' uil
Zuilen, die in deze induslriewijk
een eigen plek voor gereformeer-
de arbeiders van Demka en
'Werkspoor wilde creëren. De eer-
ste woningen van Eigen Haard
waren, nel als die van Zuilen en
UCB, gebouwd op hel grondge-
bied van de gemeente Zuilen, op
grond die echter eigendom was
van de gemeente Utrecht.
De straten van het eerste Ei-
gen Haard-coiriplex (Abraham
Kuyperstraat, Groen van Prinste-
rerstraat) ademden geheel de
sfeer van huizen met een tuin in
een gezellige buurt. De Nationale
Woningraad prees deze "typische
verenigingswoningen" in haar ge-
denkboek (1938). De straten
zouden onmiddelijk herkenbaar
zijn aan "het vriendelijk en opge-
wekt straatbeeld (...) vol leven en
afwisseling, waarin de stoffeering
van de voortuintjes en ander
groen dikwijls verrassende allee-
ten geelt". Waardering oogstte
ook de grote openbare ruimte
voor en achter de huizen: "niet
alleen van beteekenis voor de toe-
voer van licht en lucht en voor de
bezonning van de woning" maar
ook omdat zij gezinnen met jonge
kinderen de mogelijkheid boden
"dezen van de straat te houden en
onder moederlijk toezicht ie hou-
den". Verder beschikten deze wo-
ningen over aparte slaapkamers,
toen een nieuw verschijnsel in de
volkswoningbouw: de meeste
woningen bevatten bedsteden ol
soms alkoven.
Slot
Zal een uitvoerig onderzoek
naar de geschiedenis van de
Utrechtse woningbouwverenigin-
gen ooit nog eens hel licht zien-"
De drie reeds verschenen gedenk-
boeken zijn een aardig uitgangs-
punt voor zo'n .studie. Hoewel ze
verschillen van opzei, stijl en
diepgang, bevatten ze veel nieu-
we, en gedetailleerde informatie,
gebaseerd op bronnenonderzoek
en inter\'iews- Alle drie gedenk-
boeken werden door historische
onderzoeksburo's geschreven.
12
j li n u u I i / / e 11 r
-ocr page 16-
M E
D E D E L I N G
E N
Geachte redactie.
Pas bij het heriezen van het
laatst verschenen blad (67e jg,
nr 5), viel ons oog op de entree van
het artikel "Grafmonument" (pag.
106), waarin de katholieke be-
graafplaats van het dorp Achter-
veld wordt aangeduid als de oud-
ste katholieke begraafplaats in de
provincie Utrecht.
Jammer voor Achterveld, maar
die 'eer' komt toe aan het dorpje
Rijsenburg (sedert 1931 gemeente
Driebergen-Rijsenburg). Al in 1809,
tegelijk met de bouw van de
rooms-katholieke parochiekerk
"St. Petrus in de Banden', werd de
ruimte rond de kerk als begraaf-
plaats bestemd en ingericht. De
eerste begrafenis op dit kerkhof
heeft, voor zover thans bekend, in
1811 plaats gevonden. In de "Ker-
kerekening" van de "gereformeerde"
kerk van Driebergen over 1811
staat onder dagtekening 12 Julij:
"Het lijk van Hendrik van Engelen
begraven op het kerkhof te Rijsen-
burg, waarvan de kerkgerechtig-
hcid alhier is betaald'. Van het oor-
spronkelijke kerkhof is nog maar
een piepklein stukje over. Vlak
achter de kerk ligt onder andere
nog de grote graftombe van de Van
Rijckevorsels, nakomelingen van
de stichter van dorp en kerk te Rij-
senburg, de "Vlaamse ondernemer
P.J. van Oosthuyse. Overigens
heeft, behalve de katholieke he-
graafplaats, de voorheen zelfstandi-
ge gemeente Rijsenburg gedurende
een jaar of vijftig óók een (algeme-
ne) begraafplaats gehad. Die echter
nooi! is gebruikt, omdat de niet-ka-
tholieke ingezetenen liever in Drie-
bergen werden Isegraven en daar al-
tijd welkom waren!
Met vriendelijke groeten, na-
mens de historische kring Drieber-
gen-Rijsenburg Vroeger en Nu,
D.L. Steenwijk, secretaris.
Schrij\er(s) gezocht
De Kroniek mag niet verdwij-
nen uit het Jaarboek Oud-Utrecht!
De redactie van het Jaarboek
Oud-Utrecht vTeest dat er met in-
gang van 1995 een einde komt aan
het bestaan van de Kroniek. Tenzij
er één of meer lezers zijn die als
schrijver(s) de zorg ervoor op zich
wil(len) nemen. Grijpt nu uw kans
om - eventueel samen met anderen
- jaarlijks de belangrijkste gebeur-
tenissen in stad en provincie voor
het nageslacht vast te leggen. Tallo-
ze stadgenoten zullen u er dank-
baar voor zijn, om te beginnen de
Jaarboekredactie. Bel aub met
P.'t Hart, 030 - 610015 voor meer
informatie.
Een nieuwe commissie
\oor Oud Utrecht.
In het tijdschrift van maan/
april maakte de voorzitter het
voomemen bekend een leden-
commissie te vormen, die voor
Oud Utrecht de actuele ontwikke-
lingen in stad en regio volgt en re-
acties voorbereidt. De leden wer-
den opgeroepen te helpen dit
voomemen gestalte te geven.
"Welnu, inmiddels is zulk een
commissie aangetreden. Zij staat
voor de opgave aan de haar in bre-
de termen geschetste taak vorm en
inhoud te geven. Geen eenvoudige
opgave: de actuele ontwikkelingen
in stad en regio mogen zonder
overdrijven onstuimig worden ge-
noemd. Zo nodig wil de vereniging
op die ontwikkelingen reageren
vanuit haar opdracht aandacht te
vestigen op het belang van het cul-
tureel erfgoed en op te komen voor
het behoud daarvan. Zij moet dat
kunnen doen met het gezag van
een vereniging, die door de vele ja-
ren van haar bestaan heen in deze
een traditie van "nimmer dralend"
heeft opgebouwd.
OUD-UTRECHT
Echter, de tijden zijn veran-
derd. Wij leven heden ten dage in
een informatietijdperk. De over-
weldigende hoeveelheid informatie
die in allerlei vormen van "bewer-
king" over ons wordt uitgestort
vraagt om goed gedocumenteerde
reacties "op maat". Hier ligt een
opgave die, gezien de oproep van
de voorzitter door het Bestuur van
Oud Utrecht als een zaak van ac-
tieve mede-betrokkenheid van de
leden wordt ervaren. Zoals de
voorzitter het in zijn oproep uit-
drukte: "Oud Utrecht is springle-
vend en wil graag actief meedenken
en niet achteraf ontwikkelingen
betreuren, die we hebben laten ge-
beuren". Zo is het. Van een spring-
levende vereniging moet men slag-
vaardigheid kunnen verwachten.
De nu gevormde Commissie Actu-
ele Ontwikkelingen zal zich in de
komende tijd moeten ontwikkelen
tot een gezelschap dat het Bestuur
in deze terzijde kan staan. Daartoe
is het vooreerst noodzakelijk, dat
belangstellende leden helpen haar
kleinheid in aantal te overwinnen
(m.a.w.: meldt U aan als lid!).
Daamar.st is het evenzeer van be-
lang, dat bij het beoordelen van ac-
tuele ontwikkelingen vooral voor-
uit wordt gekeken. Het is waar,
Oud l'trecht noemt zich een "ver-
eniging tot beoefening en tot ver-
spreiding van kennis der geschie-
denis van stad en provincie
Utrecht", hetgeen een taak van
nauwelijks te overschatten beteke-
nis is. Slagvaardig reageren vereist
evenwel het kunnen interpreteren
van het "nu" in termen van wat nu
aan inzichten leeft, met het oog
gericht op wat daaruit kan voort-
vloeien. Dit betekent ook, dat be-
moeienis, zoals onder andere neer-
gelegd in rapporterende en opinie-
bevorderende geschriften en aan-
gekaart in inspraakronden, niet uit
vtrvolg:Üe pag. 19
13
november / de c e tii be r i 9 9 4
-ocr page 17-
vrocdvixiuw 'niet veel icgcns die
vrouw te spreecken alsoo sij niet
wel was en pijn in 't hooft hadde',
waarna de vrouw onderzocht en
gezond bevonden werd.
Vervolgens werd contact ge-
zocht met een andere Utrechtse
vroedvrouw, Aciljc Huyberls
Masuur, om met haar hulp ccn
pasgeboren kind te bemachtigen.
CDp 1 mei 1697 vond zij johannes
Rammc en zijn vrouw tAuiera
van .Sevcnler, wonende in de
A.R.C^-slraat te Utrecht, bereid
om hun op die dag geboren zoon
aan 'een mevrouw buyten op Re-
nouwen' te lenen voor één ol
twee weken of voor een hall jaar
en dat zij daarvoor beloond zou-
den worden en 'aenl kim een le-
gactje .Houde werden gemaakt'.
Hiermee gingen de ouders ak-
koord, maar zij wilden wel graag
dat hel kind met de naam jacob
gedoopt zou worden. Diezelfde
avond nog bracht Aellje Huyberts
Masuur het 'in doeken gewonden"
kind 'op een seer behendige wij-
se' op Rhijnauwen.
Na ont\'angsl van hel kind
zei Aleida louise: 'nu is hel wel,
nu sal ik van dat kint kramen ...
ik sal het kint bij mij nemen ende
dan sult gij \'oor mijn gaan sitlcn
en hel kmt allhalcn, wij sullen
dan 111 die tijl de boerinnen doen
opkloppen'. Zij spraken al dat dil
alles om drie uur in de morgen (2
mei 1697) zou plaatsvinden.
Dmslreeks die tijd ging Aleida
Eouisc in ccn arnistoel zitten en
\erborg het naakte kind onder
haar nikken, waarna de tic boerin
geroepen werd. Bij binnenkomst
trol de boerin haar aan 'makende
een gebeer als ordinaris vniuwen
die baren doen'. Daarop haalde
de vroedvrouw die \'oor Aleida
l.ouisc zat het kmd onder haar
rokken vandaan en zei: hier heb
ik het kim'. Vervolgens waste en
bakenie zij hel kind 'omme de
omstanders verder te abuseren'.
Dezelfde dag, zondag 2 mei
1697, 'des voornoens' weril het
kind in tic kerk te Bunnik ge-
doopt mei de namen Unico |acob.
'len slotte liel Aleida Louise
C H A N D A A
Erik Tigelaar
In het doopboek van de Hervormde gemeente van Bunnik en
Vechten is ingeschreven dat op 2 mei 1697 gedoopt werd Uni-
co Jacob, 'het kind van Unico en Aleyda Louwise van Twikkel'.
Achter deze doopinschrijving blijkt een merkwaardige geschie-
denis schuil te gaan. Enkele notariële akten tonen namelijk
aan dat de dopeling een ondergeschoven kind was.
De uit Dcvcnler all<onistigc
'wel edel geboren \Touwe' Aleida
LoLiise van HaersoUe, weduwe
van Unico \'an Twickclo, was een
nicht van de eigenares van het
huis Rhijnauwen, Catharina van
Golstein. In het voorjaar van
1697 verbleef zij tezamen met
haar zuster Johanna Elisabeth van
Haersolte op het huis. Enige tijd
daarv'oor had zij ccn miskraam
gehad, waardoor zij geen kinde-
ren van haar overleden man had
en hel, naar eigen zeggen, zonder
hel 'goet' van haar man zou moe-
ten stellen. Daarom besloot zij in
april 1697, haar 'regten tijt', een
kind te lenen en de bevalling van
dal kind in scène te zetten.
Eerst werd de Utrechtse
vroedvrouw Lijsbet van Does-
burgh verzocht naar Rhijnauwen
te komen omdat daar 'een me-
vrouw van Deventer ... was, de-
welke swanger was en een onge-
mack aen de na\el van haer
bu)'ck hadde'. Daar zat de zwan-
gere Rachel Coenraats 'die men
voor de vrouw van Twickelo van
Deventer deede passeren' in ccn
zeer donkere kamer, gehuld in
een 'pinjoor' en haar gezichl o\er-
dckt met ccn 'kap olt nagtmuts'.
johanna Elisabeth x'crzocht ilc
Het huis
Rhijnauwen,
ca 1660. Naar
gravure, GAU.
14
j il tl u a r i / je h I u a t i J 'J y .5
u T R i; c M r
-ocr page 18-
op 4 mei 1697 door de vrouwen
die bij de 'bevalling' aanwezig wa-
ren geweest voor een notaris ver-
klaren dat zij haar 'in haar baa-
rensnooth ende verlossinge'
geassisteerd hadden.
Meer dan een jaar kon Aleida
Louise het kind behouden. Leden
van de tamilie Van Twickelo had-
den echter inmiddels lucht van
het gepleegde bedrog gekregen.
Op hun verzoek legde onder an-
dere de vroedvrouw Aeltje Huy-
berts Masuur, die ontevreden was
met de door haar ontvangen be-
loning, voor een notaris enkele
verklaringen af. Zo kwam alles in
de zomer van 1698 uit. De echte
moeder van het kind ging daarna
naar Deventer om het op te eisen.
Het is onduidelijk of zij het kind
ook uit Deventer meegenomen
heeft.
Opmerkelijk is nog dat Alei-
da Louise van Haersolte in 1712
in Utrecht blijkt te wonen en daar
in mei 1713 ook overlijdt 'ten
huyse van de vleeshouder Thij-
men van Weede' in de Lange
Nieuwstraat, niet ver van het ou-
derlijk huis van 'haar' kind.
Bronnen
RAU, Verzameling doop-, huwelijks-
en begraafregisters van kerken in de
pro-vincie Utrecht, inv.nr. 84.
GAU, Notariële archieven, inv.nr.
UlOSaOOl, aktenr. 170,4 mei 1697;
inv.nr. U 123a002, aktenr.171,17 mei
1698;aktenr. 177, 7junil698;
aktenr. 178, 7 juni 1698; aktenr. 185,
7 aug. 1698; aktenr. 269,14 sept.
1699; inv.nr.U 138a004, aktenr. 94,
17okt. 1712; inv.nr U113a003, ak-
tenr. 371,23 mei1713.
GAU, Collectie doop-, trouw- en
begraafregisters van de gemeente
Utrecht, inv.nr. 101,p.134.
lOfdnuari:
Historisch Café Utrecht. Vrijdag-
middag 10 februari a.s. zal in
café Het Weeshuis op het Dom-
plein opnieuw het historisch café
plaatsvinden. Alle Utrechters die
vanuit beroep of hobby geïnte-
resseerd zijn in de geschiedenis
van Utrecht in al zijn aspecten
zijn van harte welkom om hier
onder het genot van een drankje
een gezellige middag met geest-
verwanten door te brengen. Dit
is een prachtige gelegenheid om
kennis te maken, ervaringen uit
te wisselen, nieuwtjes door te
geven of gewoon te genieten
van een goed gesprek en gezel-
ligheid. Het historisch café start
om ongeveer 17.00 uur en sluit
rond zevenen.
Het is de bedoeling dat het His-
torisch Café iedere tweede vrij-
dag van de maand plaatsvindt,
tussen ruwweg 5-7 uur in café
Het Weeshuis op het Domplein,
ledere keer houdt een bekende
Utrechtse historicus een kleine
inleiding, daartoe uitgenodigd
door de vorige spreker. De eerst-
volgende datum is dus:
* 10 maart!
14fdrruari:
16e Nicolaas van der Monde-le-
zing. Stadsarcheoloog Huib de
Groot zal een lezing houden ge-
titeld "Utrecht, een grensgeval?"
Ten aanzien van de kennis van
de topografische ontwikkeling
van de stad heeft archeologisch
onderzoek sinds 1972 een we-
zenlijke bijdrage geleverd. Deze
ontwikkeling kan niet los wor-
den gezien van de landschappe-
lijke situatie van Utrecht. De stad
ligt op de splitsing van Rijn en
Vecht en op de grens van veen-
gebied en Utrechtse Heuvelrug.
UD-UTRECHT
Plaats: Pieterskerk, ÜtrecKt.
Tijd: 20.00 uur. Toegang gratis.
1 maart:
Bijeenkomst over
Huis. Het plan voor restauratie
van het Duitse Huis zal worden
besproken door dhr. U. Hylkema,
voorzitter van de commissie Wei-
stand & Monumenten, en dhr.
J.J.M, van den Bruele, project-
ontwikkelaar. Bij het ter perse
gaan van dit nummer is de plaats
van de bijeenkomst (aanvang
20.00 uur) nog niet bekend. Een
nieuwe, volledige aankondiging
zal volgen in het Stadsblad. Voor
nadere inlichtingen kunt U bel-
len (030) 541994 of (030) 623921.
4 maart t/m 2 april:
Tentoonstelling "Alex Luigjes,
60 jaar glazeniers." In deze ten-
toonstelling wordt aandacht
besteed aan het glazenierswerk
van Alex Luigjes sr. (1914) en
diens zoon Alex jr. (1948).
Plaats: Museum Flehite, West-
singel 50, Amersfoort
't maart:
Symposium "Cultuurhistorisch
toerisme: verleden met toekomst ?"
Tijdens dit symposium, dat geor-
ganiseerd wordt door de provin-
cie Utrecht en de A.N.W.B. zal de
vraag: 'kan toerisme zorgen voor
instandhouding van ons culture-
le erfgoed' centraal staan.                     15
Plaats: Vechthuis, Utrecht. Tijd:
9.30 uur tot 16.30 uur. Kosten:
F230,- (excl. BTW).
Informatie: 070-3147249
10 maart:
Historisch Café.
®
januari /februari 19 9 5
-ocr page 19-
Utrecht in biografieën
eerste deel 43 levensbeschrijvin-
gen opgenomen van figuren die,
op welke wijze ook, een rol van
betekenis hebben gespeeld in het
Utrechtse leven.
Utrecht is niet de eerste pro-
vincie die zo'n biografieënreeks
start. Overijssel, Drenthe en
Noord-Brabant gingen Utrecht al
met verschillende delen vooraf
De opzet van de Utrechtse reeks
lijkt gemodelleerd naar deze voor-
beelden, maar wijkt op twee pun-
ten af. In de eerste plaats beperkt
het eerste deel zich nadrukkelijk
tot figuren die een rol gespeeld
hebben in de stad Utrecht. Daar-
naast lijkt de redactie voor de
reeks vooral geput te hebben uit
de rijke schare aan academici die
Utrecht nu eenmaal telt. Wie de
lijst van auteurs beschouwt, telt
tal van relatief gerenommeerde
namen, merendeels (kerk- en
kunst) historici. Daarin lijkt de
reeks anders opgezet dan bijvoor-
beeld de Drentse reeks. Bij die
reeks leken de amateurs, afkom-
stig uit diverse plaatselijke vereni-
gingen, in de meerderheid. Drie
wetenschappers beoordeelden
vervolgens of de bijdragen door
de beugel konden.
Wat dat betreft is de redactie
van de Utrechtse reeks doordach-
ter te werk gegaan. De reeks telt
geen drie maar zes redacteuren -
geen overbodige luxe als het gaat
om 43 bijdragen en dito illustra-
tiemateriaal. De keuze om het eer-
ste deel te vullen met, om zo te
zeggen, 'stedelijke' biografieën
lijkt al even verstandig. De stad
Utrecht kent nu eenmaal zo'n rij-
ke geschiedenis dat het geforceerd
aan zou doen als besloten was de
biografieën gelijkelijk over stad en
omringende provincie te sprei-
den. De redactie voert in het
'woord vooraf terecht het argu-
ment aan dat 'een evenwichtige
geografische spreiding een veel
minder herkenbaar profiel (zou)
hebben opgeleverd.'
Toch laat dat de vraag onver-
let hoe herkenbaar de reeks, afge-
zien van de geografische beper-
king, in deze vorm is. Daarmee
doel ik op de alfabetische orde-
ning waarvoor gekozen is. Dit is
een vraag die eerlijkheidshalve
niet alleen aan de Utrechtse redac-
tie mag worden gesteld, maar aan
iedereen die zich de lovenswaar-
dige taak stelt om een biografische
reeks te verzorgen. In de Utrechtse
reeks wordt men op de ene blad-
zij geconfronteerd met I6e-eeuw-
se doopsgezinde echtpaar Van de
Vechte en Van Aerden om vervol-
gens te lezen over wethouder Van
der Vlist (1900-1978). Het houdt
iets onbevredigends voor wie die-
per wil graven dan de biografie
zelf Hoe aardig zou het niet zijn
geweest als de biografieën chro-
nologisch waren gerangschikt. De
lezer zou niet slechts kennis ne-
men van afzonderlijke biografieën
maar zich ook een beeld kunnen
vormen van de veranderde levens-
geschiedenis door de eeuwen heen.
De biografieën zelf vergoeden
dit gemis echter alleszins. Wel is
het jammer dat kunstenaars, intel-
lectuelen en politici overheersen.
Is het de prijs die betaald wordt
door voornamelijk academici te
laten schrijven? Zij zijn meesten-
tijds nu eenmaal meer geïnteres-
seerd in schilders en schrijvers
dan in bakkers en koetsiers. Een
uitzondering moet W. van den
Broeke genoemd worden, die de
beide laatste beroepen aan de
hand van respectievelijk Do Schat
(1897-1981) en vader en zoon
Dieges (1807- I886/1839-I894)
beschreven heeft. Vooral die laat-
ste bijdrage is uitstekend. Van den
Utrech
biografieën
I .cvonsbcschrijvingen
van l)ckende en onbekende
Utrechters
Boom/Broese Remink/sPOU
Toen Gerard Komelis van het
Reve eens gewaagd werd naar het
overheersende motief in zijn lite-
raire werk, antwoordde hij kort
maar krachtig: 'Het gaat over de
dood, eigenlijk nergens anders
over.' Lezing van een reeks
Utrechtse biografieën, waarvan
eind vorig jaar het eerste deel ver-
scheen, leert dat die uitspraak
bredere geldigheid heeft. Want
wat verbindt het leven van de
godvruchtige kluizenares Suster
Bertken uit de 15e eeuw anders
met de 20e-eeuwse bohémien
Erich Wichman dan de grote ge-
lijkmaker die 'dood' heet? Het
antwoord moet tamelijk prozaïsch
luiden: Utrecht. In het 'woord
vooraf meldt de redactie van dit
eerste deel dat 'het criterium voor
opname in de reeks is of iemand
een belangrijk of interessant spoor
in Utrecht heeft achtergelaten.'
Wim Berkelaar           Vanuit dat criterium zijn in dit
16
januari I Jeb ruar i 199 5
UTRECHT
-ocr page 20-
deel van de Utrechtse biografieën,
temeer niet daar Gerretsons 'na-
tionale' leven in het derde deel
van het Biografisch Woordenboek
al uitvoerig aan bod is gekomen.
Van Hees staat met zijn klemtoon
op het nationale belang van zijn
hoofdpersoon alleen. Zijn bijdra-
ge, hoe verdienstelijk ook, kan de
redactie als waarschuwing dienen
voor de komende delen, waarbij
ongetwijfeld 'nationale' figuren als
bijvoorbeeld NSB-leider Mussert
aan bod komen. In dergelijke ge-
vallen zou vooral de Utrechtse pe-
riode belicht moeten worden. In
dit deel gebeurt dat in de overige
bijdragen gelukkig al voldoende.
De bijdragen mogen dan wisse-
lend van kwaliteit zijn (hoe kan
het ook anders met zoveel ver-
schillende bijdragen?), de redactie
verdient een groot compliment in
nog geen twee jaar tijd zoveel
leesbare bijdragen bijeen te heb-
ben vergaard. Een compliment
verdient ook de Gemeentelijke
Archiefdienst en de Vereniging
Oud-Utrecht, die aan de basis van
dit project hebben gestaan. Vol-
gens het 'woord vooraf is het de
bedoeling (in verdere samenwer-
king met boekhandel Broese
Kemink) nog vier delen Utrechtse
biografieën uit te geven. Op grond
van dit eerste deel valt dat voorne-
men toe te juichen.
A. Pietersma e.a. (red.) Utrechtse biogra-
fieën: levensbeschrijvingen van bekende
en onbekende Utrechters. Boom / Broese
Kemink/SPOU, Amsterdam/Utrecht 1994,
208 pp., iif, prijs: ƒ 25, ISBN: 90 5352181X
Bij intekening op de eerste drie delen van
de reeks geldt een speciale aanbiedlngs-
prijs van ƒ 60 (zie bijgaande folder).
Broeke beschrijft niet alleen de
opkomst en ondergang van het fa-
miliebedrijf van de diiigencekoet-
siers Dieges, maar geeft in enkele
zinnen ook aan hoe en waarom zij
het moesten afleggen tegen de op-
komende paardetram. Bovendien
slaagt hij er in aan de hand van
kranteanikelen een beeld op te
roepen van de reacties van tijdge-
noten van de koetsiers. Ook de
biografieën over de staalmagnaai
De Muinck Keizer van Demka
(1861-1932) en de architect Van
Ravesteyn (1889-1983) mogen er
zijn. I-aatstgenoemde biografie is
zelfs voorbeeldig. Auteur Volkers
beschrijft niet slechts het leven
van de ontwerper van talloze sein-
huisjes, maar plaatst hem ook in
een traditie en laat zien hoe er in
en na zijn tijd tegen het werk van
de 'kameleon' onder de architec-
ten werd aangekeken.
Niet iedereen weet een beeld
van zijn hoofdpersoon op te roe-
pen. De biografie die H. Kaajan
over de 'christelijk voorman' A.W.
van Beeck Calkoen (1842-1922)
schreef, gaat bijvoorbeeld mank
aan een opsomming van diens ve-
le werkzaamheden zonder dal
men te weten komt wie Van
Beeck Calkoen nu eigenlijk ge-
weest is. Pas nadat hij diens over-
lijden gememoreerd heeft, komt
Kaajan met karakterschetsen als
'consciëntieus', 'zeer accuraat' en
'hoffelijk'. Het had wellicht beter
geweest als hij die karaktertrek-
ken verweven had in zijn be-
schrijving van de vele bezigheden
van zijn hoofdpersoon - die ook
niet allen genoemd hoeven te
worden. Ook enkele andere stuk-
ken lijden onder die drang tot vol-
ledigheid, die het zicht op de
hoofdpersoon benemen.
Een ander punt van kritiek
geldt het bij tijd en wijle veel te
academisch proza van wat toch
als een boek voor een groot pu-
bliek bedoeld is. Zo veronderstelt
M. Langenbach in de biografie
van Maria Duijst van Voorhout
(1662-1754) het begrip 'merito-
cratie' bekend bij de lezer. Hele-
maal bont maakt J. Aalbers het.
Hij laat op de eerste pagina van
zijn op zichzelf goed verzorgde
bijdrage over de Utrechtse burge-
meester Comelis Quint (1666-
1743) blijken de klassieke talen te
beheersen en maakt ook overi-
gens duidelijk over een grote
-woordenschat te beschikken ge-
tuige het gebruik van niet nader
uitgelegde begrippen als 'parentage'
en 'matador'. Als lid van een redac-
tie die in het 'woord vooraf zegt
dat 'de reeks bedoeld (is) voor
geïnteresseerden in de geschiede-
nis van de stad Utrecht, zowel
kenners als leken', had Aalbers
strenger voor zichzelf moeten zijn.
Het onderwerp heeft Aalbers ech-
ter goed gekozen. Aalbers laat, de
kritiek op zijn woordkeus ten
spijt, de bemoeienis van Quint
met de Utrechtse politiek goed
uitkomen. In de bijdrage van P.
van Hees over de even befaamde
als omstreden historicus en dich-
ter F.C. Gerretson (1884-1958) is
het precies andersom. Op zijn
biografie valt stilistisch weinig aan
te merken, maar qua inhoud des
te meer. Voor de goede orde: Van
Hees' kermis over leven en werk
van Gerretson is boven alle twijfel
verheven. Alleen: wat was nu het
belang van Gerretson voor
Utrecht? Van Hees trekt aan het
eind van zijn bijdrage een verras-
sende conclusie: 'Hij was toch
meer een figuur in het nationale
leven dan in het stedelijke.' Uit de
bijdrage van Van Hees valt inder-
daad niets anders af te leiden. Hij
schetst Gerretsons bemoeienis
met de nationale politiek en geeft
een bekwaam overzicht van diens
betekenis voor de geschiedschrij-
ving. Op de lange periode tussen
1925 en 1954, toen Gerretson
hoogleraar aan de Utrechtse uni-
versiteit was, wordt echter nauwe-
lijks ingegaan. Omdat daarover
weinig vermeldenswaard was?
Toch moet er veel te zeggen zijn
over de betekenis van Gerretson
voor de Utrechtse faculteit en zijn
vriendschap met de historicus
Geyl. Zoals de bijdrage nu geformu-
leerd is, had die beter niet opge-
nomen kunnen worden in dit eerste
17
@
januari / Jebruari 1995
UTRECHT
-ocr page 21-
U W
B
tIE K E N S C H O
Utrechtse fysica
De jaren 1873-1940 waren
voor de Nederlandse natuurweten-
schap een "Tweede Gouden Eeuw'.
In de natuurkunde is de meeste
aandacht tot nog toe uitgegaan naar
Leiden en Amsterdam, de centra
waar de Nobelprijswinnaars werk-
ten. Dat ook in Utrecht belangrijk
onderzoek plaatsvond, laat He-
ijmans in zijn dissertatie zien.
In Utrecht werd de periode
gedomineerd door Leonard Salo-
mon Omstein, hoogleraar natuur-
kunde van 1920 tot 1940. Hij was
een energiek organisator, die zijn
instituut enorm uitbouwde en in
zijn eentje meer promovendi had
dan al zijn collega's elders in Ne-
derland samen. Uniek voor die
tijd waren de nauwe contacten die
Omstein onderhield met het be-
drijfsleven. Door zijn promovendi
toegepast wetenschappelijk onder-
zoek te laten uitvoeren, vergrootte
hij hun kansen op een carrière in
de industrie en boorde hij boven-
dien de derde geldstroom' aan.
Door de Utrechtse fysici is het
boek enthousiast omvangen. Het
geeft hun een verleden, met als
hoogtepunt het Utrechtse onder-
zoek van 1922/24 dat een belang-
rijke bijdrage leverde aan het on-
dermijnen van de zogeheten
oude' quantummechanica. Ook
fascinerend om te lezen is hoe Om-
steins voorganger Willem Henri
Julius zich tien jaar lang vastbeet
in een vernuftige theorie waarmee
hij tal van verschijnselen op de
zon kon verklaren. Die theorie
bleek uiteindelijk toch onjuist.
Voor niet-fysici zijn vooral
Omsteins unieke contacten met
het bedrijfsleven interessant. Het
belang dat Heijmans aan die con-
tacten hecht, blijkt uit de titel die
hij aan zijn boek gaf Toch wijdt
hij hier maar twintig bladzijden
teur een boek over follies in de Be-
nelux.
aan en ligt het zwaartepunt van
het boek bij een traditionele 'in-
terne' geschiedschrijving van het
fundamentele onderzoek. Het is
jammer dat Heijmans deze kans
heeft laten liggen om de weder-
zijdse wisselwerking tussen we-
tenschap en buitenwereld verder
uit te diepen.
H.G. Heijmans, Wetenschap tussen uni-
versiteit en industrie. De experimentele
natuurkunde in Utrecht onder W.H. Julius
en LS. Ornstein 1896-1940. Rotterdam,
Erasmus Publishing, 1994.241 pp., III.
ISBN 90 5235 064 7. ƒ 64,50
Everwach, de rentmeester \an
de bisschop van Utrecht
J.L. van der Gouw, Everwach, de rent-
meester van de bisschop van Utrecht. Een
verhaal uit het begin van de dertiende
eeuw, uitgeverij Verloren, Hilversum
1994, ISBN 90-6556-010-3,119 p., fl. 29,-.
Eén van de wonderverhalen,
die de cisterciënzermonnik Caesa-
rius van Heisterbach in het begin
van de 13e eeuw schreef, vertelt
de geschiedenis van Everwach,
rentmeester van de bisschoppen
Dirk van Are (1198-1212) en Otto
van Lippe (1216-1227). Een fi-
nanciële expert, benijd om zijn in-
vloed bij de bisschop, die onder
druk gezet wordt wanneer zijn ad-
ministratie zoek is. In het nauw
gebracht verkoopt hij zijn ziel aan
de duivel, die op aards vlak alle
eindjes weer aan elkaar breit. De
problemen beginnen pas goed als
Everwach na zijn dood in de hel
belandt. Gelukkig wil God hem
wel terugsturen naar de aarde om
daar te vertellen hoe gruwelijk de
hel wel niet is. Een dankbare
Everwach neemt dit aanbod graag
aan en betert zijn zonden door
met de bisschop mee te gaan op
de vijfde kruistocht. Van der
Gouw bespreekt dit verhaal van
Caesarius enigszins wijdlopig en
gaat vervolgens na hoe het bij late-
re auteurs is overgeleverd. Dit
laatste is nieuw maar levert voor
de regionale geschiedenis niets op.
Een mooi uitgegeven boek met
fraaie afbeeldingen, dat wel.
(BHG)
Follies en tuinsieraden
WIm Meulenkamp, Follies en tuinsie-
raden (Stichtse Monumenten Reeks 3),
uitgeverij Matrijs, Utrecht 1994,
ISBN 90-5345-040-8,32 p.,fl. 13,50.
Kippenpaleis, tempel, krake-
ling, sphinx en piramide. Alle lig-
gen ze in de provincie Utrecht net
als de Romeinse brug en het
Moorse huis. Kunststukken als het
helaas afgebrande neogotische
kalverhok te Doom en de pirami-
de van Austerlitz noemt men ook
wel follies. Het zijn de rariteiten
uit het kabinet van architect en
amateur, gemaakt ter verwonde-
ring en amusement. Opvallend is
het wel dat bij dergelijke knutsel-
werken vaak voor het eerst nieu-
we bouwstijlen als de neogothiek
zijn gebruikt. 'Wim Meulenkamp
bespreekt in dit aardige boekje 20
Utrechtse follies door ze onder an-
dere te dateren en in hun context
te plaatsen. Het merendeel hier-
van ligt op de Heuvelrug. Wie wil,
kan ze met de bijgevoegde fiets-
kaart in het echt gaan bekijken.
Wanneer dit naar meer smaakt:
dit jaar verschijnt van dezelfde au-
18
Hans van
Deukeren
januari /februari 1995
UTRECHT
-ocr page 22-
B O
EKENSCHO
U W
The cahary of Hendrik van Rijn
Marta O. Renger ■ The calvary of Hendrik
van Rijn' Jaarboel< van het Koninklijl< Mu-
seum voor Schone Kunsten Antwerpen
1993, 9-45.
Op het oudst bekende schil-
derij uit Utrecht staat de in 1363
overleden proost van Sint-Jan
Hendrik van Rijn afgebeeld. Om-
dat niet iedere Utrechter dit Ant-
werpse jaarboek zal bijhouden,
vestig ik de aandacht op een arti-
kel over dit grote schilderij, dat tot
het eind van de 16de eeuw op het
belangrijkste altaar in het transept
van de Janskerk stond. Martha
Renger probeert Hendrik van Rijn
te schetsen in de woelige Utrecht-
se periode rond het midden van
de 14de eeuw met haar factiestrijd
en het conflict met de graaf van
Holland. Opvallend daarbij is dat
ze het achtergrondmotief van het
schilderij verklaart uit het feit dat
de familie Van Rijn de Hollandse
leeuw in zijn wapen had opgeno-
men, nadat men leenman van de
graaf was geworden. Hierbij leunt
ze wel heel zwaar op een vermoe-
den van de 17de-eeuwer Booth
zonder andere mogelijkheden -
bijv. verwantschap met de familie
Van Jutphaas - in ogenschouw te
nemen. Daarnaast probeert ze het
schilderij kunsthistorisch te dui-
den, wat niet makkelijk is omdat
er uit Utrecht geen vergelijkings-
materiaal is. Hendrik liet zich en
profil afbeelden zoals adel en elite
elders ook deden; ook motieven
die aan andere oudere stijlen zijn
ontleend kunnen misschien wor-
den verklaard omdat hij zijn pre-
stige door een verwijzing naar de
traditie wilde verhogen. De be-
langrijkste conclusie is misschien
wel dat de schilder verschillende
stijlen heeft toegepast. Er is dus
niet duidelijk één voorbeeld of
school nagevolgd, Utrecht was
geen Europees centrum; wel was
men er goed op de hoogte van de
in deze centra gebruikte stijlen en
technieken, die men in Utrecht
voor eigen doeleinden aanwend-
de. (BHG)
handelend over de naoorlogse pe-
riode en de fusies tot RZMN en
Anova, is dan ook beperkter dan
het eerste stuk waar de context
een grotere rol speek. Jammer
vind ik het ook dat de schrijver
niets meldt over de verdere lotge-
vallen van zijn hoofdpersonen:
pas op p.89 lezen we dat Linde-
mann, gedurende 32 jaar voorzit-
ter van het bestuur, een bekende
CPN'er was wiens winkel en in-
boedel na de Hongaarse opstand
door oproerige Utrechters kon en
klein werd geslagen. En wat is er
geworden van de opvallende arts
Henriëtta Graanboom? Tijdens
haar conflict met het bestuur in
1910-1912 werd zij gesteund
door honderden patiënten, die de
ledenvergadering in een chaos de-
den ontaarden; desalniettemin
beëindigde het bestuur haar con-
tract? (BHG)
Ziekenzorg                  '-^Éh
K.P. Companje, Ziekenzorg. De gesdiie-
denis van een ziekenfonds en zijn eigen
instellingen, Zeist 1994,159 bidz.,
ISBN 90-75149-01-8.
Ter gelegenheid van het 60-
jarige bestaan van de aan de Cath-
arijnesingel gevestigde apotheek
Ziekenzorg is dit aardige boek
over één van de vroegere Utrecht-
se ziekenfondsen, eveneens Zie-
kenzorg geheten, verschenen. In
1899 werd dit ziekenfonds opge-
richt in kringen uit de vakbewe-
ging ten behoeve van "den kleine
burger- en handwerkstand'. Als
onderling ziekenfonds zonder
wmstoogmerk, bestemd voor ar-
beiders en niet gecontroleerd door
de medische stand, kende het
geen makkelijke eerste 50 jaar.
Lokale en landelijke medische be-
langenorganisaties - ook toen al -
waren op een monopolie belust en
zaten, net als het door hen beheer-
ste grootste Utrechtse ziekenfonds
Voorzorg, waar mogelijk Zieken-
zorg dwars. Tijdens één van de
hieruit voortkomende crises wer-
den een eigen apotheek en tand-
heelkundige praktijk opgericht.
Het boek zet helder alle proble-
men die Ziekenzorg ondervond
uiteen en btedt onbekende
Utrechtse geschiedenis, die naar
meer smaakt. Vv'el valt duidelijk te
merken dat de eigen bestuursno-
tulen de basisgegevens voor het
boek waren. Het tweede deel.
vervolg van pag. 13
nieuwe commissie voor
Oud Utrecht:
de weg kan worden gegaan.
Ontwikkelingen sturende voorne-
mens die kurmen leiden tot ingre-
pen in het "cultureel erfgoed" zal
men dienen te beoordelen op zo-
wel hun materiële als immateriële
uitwerking.
Tot slot: de Commissie heeft
er geen bezwaar tegen door de le-
den veel sterkte te worden toege-
wenst. Zij dankt het Bestuur vc»r
het bij haar totstandkoming in
haar gestelde vertrouwen.
De commissie:
Marka Spit (030-960273)
Jeroen van Temmen (030- 715024)
Dirk van Batenburg (030 - 322610)
Correspondentieadres:
Hugo de Grootstraat 10;
3581XS UTRECHT.
19
®
UTRECHT
januari / {ehruari 1995
-ocr page 23-
•lO G G E T U G
25 jaar Werkgroep Herstel Leefbaarheid
verloren kon gaan. Op een gegeven
moment ontdekten we een nage-
noeg gaaf middeleeuws huis aan
de Lage Noord dat leeg stond.
We zijn gaan praten met de toen-
malige wethouder Harteveld. We
hadden het idee om het huis weer
te bewonen en op te knappen.
Harteveld voelde hier best wat
voor, maar voordat we verder kon-
den gaan was het pand al gesloopt.
Wat bleek, in die tijd was het heel
gebruikelijk dat sloopbedrijven
belden met de ambtenaren en
vroegen of er ergens nog iets te
slopen viel.
Op een gegeven moment
ontdekten we ook het pand Achter
Clarenburg 2. Ook dat stond leeg.
We zagen meteen dat het een be-
langrijk huis was en na wat speur-
werk kwamen we erachter dat we
te maken hadden met een gaaf
middeleeuws huis, eertijds deel
uitmakend van de immuniteit
van Sint Marie. Ook was al snel
duidelijk dat het pand wegbestemd
was voor de aanleg van een vier-
baans snelweg. Onze voorgaande
ervaring had ons inmiddels wat min-
der naïef gemaakt. Dit moesten we
op een andere manier aanpakken,
we besloten het huis te kraken".
Krakm in gesprek          Oecologie
met gemeente-                    In 1995 is het 25 jaar geleden
raadsleden,                 dat de Werkgroep Herstel Leef-
ca J970                      baarheid Oude Stadswijken, zoals
de naam van de Werkgroep voluit
luidt, is opgericht. Bert Maes (50)
is één van de mensen van het eer-
ste uur en vertelt daarover.
" De oorsprong van de Werk-
groep ligt bij een aantal studenten
biologie. In het kader van Studium
Generale maakten ze deel uit van
een groepje kritische studenten,
dat vooral het begrip ecologie, of
oecologie zoals dat toen nog heette
bestudeerde. In dit groepje ont-
stond het idee om ook eens naar de
stedelijke leefomgeving te kijken
vanuit een ecologisch standpunt.
Dat was in wezen de geboorte van
de Werkgroep Herstel Leefbaar-
heid. Andere mensen uit deze be-
ginperiode waren Ban Klück, Em-
ma van den Dool, Henk Bijlsma,
Han Helsloot en Els Rongen.
Bij het begrip ecologie moet
je je zaken voorstellen als, respect
voor het historisch gegroeide,
MaixelineDolfin kleinschaligheid, samenhang. Zo
ontdekten we dat er in Utrecht
nog ontzettend veel middeleeuwse
geschiedenis letterlijk en figuur-
lijk voor het grijpen lag. Tegelijker-
tijd bleek dat er allerlei bedreigin-
gen waren. Nu kunnen we het
ons niet meer voorstellen maar in
die tijd zag je de verkrotting en de
leegstand van oude wijken nog
om je heen. De bouw van Hoog
Catharijne moest nog starten, maar
er werden al panden gesloopt.
Ook in de bouwputten was het een
soort archeologische wildwest.
Schatgravers, antiquairs, goedwil-
lende amateurs, allemaal konden
zij hun gang gaan op zoek naar
archeologische vondsten. Utrecht
had toen, ik spreek nou van 1970,
nog geen stadsarcheoloog".
Naief
'Wij waren natuurlijk als bio-
logen ook maar amateurs op hel
gebied van de cultuurhistorie.
We gingen vooral te werk vanuit
ons enthousiasme en een gevoel
dat dit toch maar niet zomaar
Gekraakt
"Kraken was toen nog een
nieuw fenomeen, niet te vergelij-
ken met wat het later is geworden.
Het was voor ons ook geen huis-
vestingsprobleem, we hadden al-
lemaal gewoon regulier onderdak.
Het ging echt alleen om het be-
houd van het pand, maar ja,
spannend was het natuurlijk wel.
Dat was in februari 1971. Water,
gas en licht waren er niet.
Net zomin als dat wi| wisten
hoe je dit aanpakte, wist de over-
heid hoe ze hierop moest reageren.
20
januari /februari 1995
UTRECHT
-ocr page 24-
VONDSTEN
Maar op de een of andere manier
heeft het niet tot confrontaties ge-
leid, ambtenaren en politici had-
den er wel oor naar. Natuurlijk
hadden we de tijd ook mee. Er
begon een andere wind te waaien.
De aandacht die D'66, toen net
opgericht, vroeg voor de stad, de
motie Freriks (1970), wat later de
nota Kembeeld. We kennen alle-
maal de gevolgen. De singeldem-
ping ging niet verder door, veel
van de verkeersdoorbraken ver-
dwenen van tafel en Achter Claren-
burg 2 bleef behouden".
Uniek
"De Werkgroep was inmiddels
gelukkig versterkt met kunsthis-
torici, mensen als Frans Kipp en
Rob Dettingmeijer en geograaf
Ger Mik (thans wethouder). Om-
dat er in die tijd nog nauwelijks
buurtcommittees waren, voerden
we akties voor behoud van histo-
rische buurten als L.auwerecht,
Abstede en Wijk C. Vaak ging het
om behoud van hele straatwanden,
zoals in Wijk C. Maar ook hebben
we ons bemoeit met het ontwerp
van de wijk Lunetten en integratie
bepleit van de bestaande land-
schapselementen in de nieuwe
wijk, In dit opzicht is de Werk-
groep uniek, juist omdat wij ons
niet richten op een enkel object
of een buurt. Daarom vervult de
Werkgroep ook nu nog steeds
een rol. Wij kunnen inspelen op
zaken die andere laten liggen.
Ook kunnen we een onafhanke-
lijke positie innemen, boven het
buurtbelang. Maar het is natuur-
lijk teleurstellend dat het na 25 jaar
nog steeds nodig is om er met je
neus bovenop te zitten omdat er
anders van allerlei waardevols
verdwijnt. Ik geloof niet dat wij
dat destijds hadden gedacht"
t0
Voer voor een paleo-zoöloog
Af en toe komen bij reorgani-
satie-werkzaamheden in het Ar-
cheologisch en Bouwhistorisch
Centrum wel eens vondsten van
vroegere opgravingen te voor-
schijn, die soms even wat meer
dan oppervlakkig de aandacht
trekken. Dat was ook het geval
toen in enkele dozen een aantal
fragmenten van gestempelde ro-
meinse dakpannen werd aange-
troffen, waarvan zich in enkele
ervan pootafdrukken aftekenden.
De fragmenten waren afkomstig
uit de opgravingen van VoUgraff
in de jaren dertig op het Dom-
plein. Na een ogenblik geïntri-
geerd te zijn kwam de gedachte
op om van het negatieve spoor
een positief beeld te maken om
daarmee het onbekende dier wat
meer tastbaar te maken. Omdat
het niet mogelijk is in baksteen-
materiaal met gips direct een po-
sitief te maken, werd de indirecte
weg bewandeld door enig ge-
knutsel met plastisch afdrukma-
teriaal. Daarbij kon met behulp
van een elastische replica van het
fragment het beoogde doel wor-
den bereikt. Er werd een stuk
dakpan uitverkoren, waarin zich
ook een deel van een stempel (de
meeste daaronder toonden EX
GER INF) aftekende. Bij het vorm
geven aan de poot werd - tegen-
over de zool met kussentjes - on-
ontkoombaar enige fantasie ge-
hanteerd, vermoedelijk op een
onjuiste wijze. De vraag of het -
niet op kennis gestoelde - ver-
moeden juist is dat het hier om
de poot van een vertegenwoordi-
ger van de "canus vulgaris" gaat -
uit het oogpunt van de dakpan-
vormer wellicht ook wat "bruta-
lis" - blijft hier onbeantwoord. Of
vorm, pootafmeting en scherpte
der nagels misschien nadere aan-
wijzingen geven, kan een des-
kundige wellicht beantwoorden.
Waar deze dakpannen werden
gemaakt is niet bekend, mogelijk
bij een grotere garaizoensplaats,
waar blijkbaar ook dergelijke ge-
dierte rondwaarde?
21
januari / Jebruari 199 5
UTRECHT
-ocr page 25-
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht
tel: 030-623866/626800
fax: 030-623274
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V.
UTRECHT
OUDKERKHOF25
TEL. (030) 31 52 51
3512 GJ UTRECHT
FAX (030) 367144
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
Hier had uw
?>
advertentie
kunnen staan"
-ocr page 26-
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT
/Vluus
NVM
/^
«?
Makelaardij in
onroerende goederen
• Aan- en verkoop-
begeleiding
• Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht
_______
030 ■ 34 00 08
Activiteiten o.a. op liet gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7,3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
ISB
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 27-
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag
         11-18 uur
Zaterdag 11-17 uur
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74
LUJai
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORS SINCE 1850
ER IS EEN BAN
WAAR OUDE WAARDE
NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN.
ENÜ
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
-ocr page 28-
'^ ^c/yfo<i
/
U{mcht
6 H e jaargang nummer 2
"De zilveren
schaats" in de
winter van 1905
Kerkehouw en kerhestrijd
Een Utrechts pastoorscon/lict anno 1840
Schandaal
Ernstige baldadigheid
-ocr page 29-
Boeken over
UTRECHT,
stad en provincie,
hebben wij altijd
ruim in voorraad
GREEP Schilders bv
•    Restauratiewerken
•    Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht
Tel. 030-88 21 31
Broese Kemink
*;
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804
JURRIËNS
UTRECHT
• Restauratiewerken
• Nieuwbouw
• Onderhoud
1
■ Aannemersbedriif
^
i^ H. J. Jurriëns B.V.
1 Sophialaan 1
1
J 3542 AR Utrecht
■^ Telefoon (030) 41 29 12
l.iJ Wil A/iHt/uai' ^ (Hno,>!\{ tkii>
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROTO 5MEETS DE BOER
i^
van Data tot Druk
&>LISM4N
bouw&vastgcx:d
Vrieslantlaan 14, 3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht
Telefoon 030-822 822
Fax 030-88 35 61
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
-ocr page 30-
Van de redactie
Colofon
Oud-Vtrecht
rweemaandclijks lijdschrili
68e jaargang nr. 2
maan/april 1995
ISSN 1380-7137
Oud-Ulrechi is een uilgave van de
Vereniging Oud-Ulrechl, vereniging
tot beoeleningen tot verspreiding van
dv kennis der geschiedenis van stad
en provincie Utrecht.
Voorzitter:}.W. Leniaier
Secniaiiaal: Mw. S.A.L. de Ciraaff,
p/a Alexandcr Numankadc 201,
3572 KW Utrecht.
Penningmeester: j.Raars.
U kunt zich opgeven ah lid van Je
vereni-
ging Oud-iltnxht door te schrijven naar
Oud-Ulrecht,
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26- ƒ 30,=; 65+ƒ 44,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
Mw. C. de Leeuw,
telefoon: 03645-62930,
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, M. van Hattem,
B. van den Hoven van denderen,
M.C. van Oudheusden,
B. van Santen, E. Tigelaar,
M. van de Vrugt, A. van der Zeijden.
Redactieadre-,:
Alexander Numankadc 199,
3572 KW Utrecht.
Vdcmgcviiig; IX- Vormers, Utrecht
Dixib.' De Boer Cuperus.
Oud-Uircchl. Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda volgende nummer:
1 mei 1995, verschijningsdatum
I juni.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankadc 199,
3572 KW Utrecht, op 5 'A of 3 V2
inch lloppy (WordPerfect, versies 4.2,
5.0 of 5.1).
Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal
noten zo beperkt mogelijk gehouden
moet worden. Het gebruik van lussen-
kopjes wordt aangeraden; illustratie-
suggesties zijn zeer welkom.
Vanouds wordt een groot deel van het tweede numrrter van Oud Utrecht in beslag genomen door
het register over het voorgaande jaar. Ook in dit nummer treft u dat aan. Op zich geen spannend
artikel, maar door zeer velen altijd bijzonder gewaardeerd als waardevolle documentatie.
Nog altijd zijn er leden die hun tijdschrift keurig laten inbinden, per jaargang voorafgegaan door het
register! De redactie wil graag van de gelegenheid gebruik maken om de trouwe samensteller van
het register de heer van Antwerpen te bedanken voor zijn arbeid.
Bij het september/oktober nummer 1994 van Oud Utrecht ontving u ook meerdere folders. Wellicht
heeft deze massa ongevraagd drukwerk uw ergernis gewekt. Ook het bestuuren de redactie meenden
dat dit te veel van het goede was. Wij vinden hel meezenden van dergelijk materiaal op zich niet
verwerpelijk mits het gebodene
aansluit hij de doelstelling van onze Vereni^ng. Desondanks is
besloten om hooguit één folder per aflevering mee te zenden. Overigens worden de eventuele extra
kosten hiervoor niet door de Vereniging betaald maar door degene wiens drukwerk wordt bijgesloten.
Inhoud
Van de redactie
Kerkebouw en kerkestrijd
Een Utrechts pastoorsconflict anno 1840
A. Pietenma
Van de leestafel
Agenda/Vondsten
Register 1994
Boekenschouw
Schandaal
Ooggetuige
Ernstige baldadigheid
P.D.'tHart
Oproep
Bibliografie van de provincie Utrecht. Wie verzint een naam?
27
28
33
34
35
39
40 27
42
44
45
marl / april J 995
UTRECHT
-ocr page 31-
Kerkehouw en kerkestrijd
Een Utrechts pastoorsconflict anno 1840
Toen in 1840 de voormalige Augustijnerkerk aan de Herenstraat leeg kwam
te staan, werd forse druk uitgeoefend op pastoor J. Hartman van Onze Lieve
Vrouwe om de kerk voor zijn statie over te nemen. Hartman wilde wel een
andere kerk, maar hij prefereerde nieuwbouw. Het conflict wat toen ontstond
illustreert de praktijk van de hiërarchische verhoudingen binnen de r.k. kerk,
de rol van de overheid bij de bouw van kerken, de geldingsdrang en de onder-
liggende naijver binnen de clerus en de concurrentieverhoudingen tussen
regulieren en seculieren.^
Ondanks alle goede voornemens
was alleen de Catharijnekerk aan
de rooms-katholieken overgedra-
gen. Bovendien lagen de acht sta-
ties slecht gespreid over de stad.
Men zal zich toen moeilijk heb-
ben kunnen voorstellen dat er
een tijd zou komen waarin niet te
weinig, maar teveel ruimte de
kerk zou plagen.
Silo
In 18.38 hadden de augustij-
nen van de vice-superior en van
het departement van de r.k. ere-
dienst toestemming gekregen tot
de bouw van een nieuwe kerk.
Het departement stelde hierbij de
voorwaarde dat er geen beroep
zou worden gedaan op 's rijks
schatkist. Er werden forse leningen
afgesloten en in 1840 veriieten de
augustijnen hun kerkgebouw in
de Herenstraat, dat ze twintig jaar
eerder nog grondig hadden gere-
noveerd. De ingang was hierbij
verplaatst vanuit de Jeruzalem-
steeg. Het is het gebouw dat later
als de Silo bekend stond. Tegen-
woordig dient het als onder-
komen van de Baptisten. Het is
de enige rooms-kalholiekc 'schuil-
kerk' die in Utrecht nog als kerk-
gebouw dienst doet. En over deze
kerk ontstond een scherp en pijn-
lijk conllict tussen Stas en Hart-
man.
De augustijnen wilden hun oude
kerk zo snel mogelijk verkopen,
omdat ze tot over hun oren in de
schulden zaten. Het voordeel van
een 'huiskerk' was dat er vrij ge-
makkelijk een andere bestem-
ming aan kon worden gegeven en
dat verkoop aan particulieren dus
heel goed mogelijk was. De vice-
superior, A. Anlonucci, en de
aartspriester van het district
UTRECHT
'Indien ik het noodig mogte
achten, raad in te nemen op wel-
ke wijze mij te beklagen over de
onaangenaamheden en schaden,
door Uwe schandelijke en hoogst-
tergende behandeling geleden,
dan zal ik zeker tot Uw Eerwaar-
de mijne toevlugt nemen, welver-
zekerd dat Uwe hoogstwijze
voorligting mij zeer zal te stade
komen. Overigens zal ik Uwen
brief zorgvuldig bewaaren als een
toonbe(e)ld van goede stijl, regt
christelijke gevoelens en burger-
lijke beleefdheid, terwijl ik niet
zal in gebreken blijven, dezelve
aan yder ter leezing over te leg-
gen, opdat Utrechts Catholyken
overtuigd van Uwe hooge wijs-
heid, voortreffelijke opvoeding en
vriendelijke geaardheid Uw Eer-
waarde meer en meer hoog waar-
dere(n) ...'.2
Dit is niet de gebruikelijke aima-
bele toon waarmee pastoors met
elkaar plegen te corresponderen.
De schrijver van deze brief, geda-
teerd 4 oktober 1841, was pas-
toor W. Stas van de augustijner
statie, sinds 1840 kerkend in haar
nieuwe, monumentale St. Augus-
tinuskerk aan de Oudegracht in
Utrecht. De geadresseerde was
zijn Utrechtse collega J. Hartman
van de statie van Onze Lieve
Vrouwe, sinds 1659 kerkend in
een gribus in het Dorstige
Hartsteegje. Stas was pater (aan-
gesloten bij een orde). Hartman
seculier.
Missiegebied
Nederland was destijds cano-
niek nog een missiegebied en stond
onder leiding van een pauselijk
legaat, de vice-superior van de
Hollandse Zending in Den Haag.
Het herstel van de bisschoppelij-
ke hiërarchie en daarmee de for-
mele instelling van parochies
zouden nog tot 1853 op zich
laten wachten. De staties - de voor-
gangers van de parochies - maak-
ten deel uit van een kerkelijk
district dat onder toezicht stond
van een aartspriester. Deze func-
tionaris is enigszins te vergelijken
met de tegenwoordige deken, maar
bij ontstentenis van bisschoppen
bezaten de aartspriesters veel meer
bevoegdheden.
Ongeveer een derde deel van de
Utrechtse bevolking was rooms-
katholiek. De ruimtenood in de
'huiskerken', die merendeels nog
uit de periode van de 'vreedzame
onderdrukking' ten tijde van de
Republiek stamden, was groot.
28
A. Pietersma
maart I april 1 995
-ocr page 32-
nog minder was dan in de Dorstige
Hartsteeg (394), terwijl men zit-
plaatsen wilde voor 2/3 deel van
de communicanten (1100). De
augustijnen wa'en bereid kerk en
pastorie voor ƒ 26.300 te ver-
kopen. De commissie berekende
verder dat zeker ƒ 55.000 nodig
was om de kerk aan te passen en
dan zou het ook nog een archi-
tectonisch monstrum worden.
Ergo: men besloot in 1840 ten
tweeden male toestemming tot
nieuwbouw aan te vragen.
Via Vermeulen kregen pastoor en
commissie te horen dat zij moch-
ten proberen de benodigde mid-
delen bijeen te brengen. Pas een
half jaar later liet men Stas, die
natuurlijk op hete kolen zat, des-
gevraagd weten geen belangstel-
ling meer te hebben. De augustij-
nen hadden zelf ondertussen de
grootste moeite om de touwtjes
aan elkaar te knopen. Ondanks
de eerdere voorwaarde schroom-
de men zelfs niet om subsidie aan
te vragen bij het department. Het
argument was dat de bouwkosten
van de nieuwe kerkgebouw aan
de Oudegracht onverwacht hoog
waren opgelopen in verband met
extra heiwerkzaamheden. Het de-
partment gaf echter geen krimp.'*
Met de nieuwbouwplannen ging
het ondertussen niet van een lei-
en dakje. Hartman had een ge-
bouw aan de Oudegracht op het
oog waarvan hij dacht dat het
rijkseigendom was en dat hij
hoopte te kunnen overnemen.
Dit bleek echter niet het geval te
zijn. De correspondentie hierover
met het departement sterkte hem
echter in zijn overtuiging dat de
nieuwe koning Willem II met zijn
plannen instemde. De katholieken
hadden hoge verwachtingen van
hem. Op aanraden van Vermeulen
de helft te klein ... de slechtste
van het hele district'^, wilde hij
vervangen door nieuwbouw.
Tegenover hem zou de gereno-
veerde Catharijnekerk worden
geopend. Zijn toko liep gevaar.
De aartspriester had grote waar-
dering voor Hartmans gedreven
inzet voor de katholieke zaak,
maar hij voelde weinig voor
nieuwbouw. Hij probeerde Hart-
man de oude augustijner kerk
aan te praten. Hartman kreeg in
1839 toestemming om een finan-
ciële commissie van notabele
parochianen in te stellen en deze
nam het gebouw op. Benoemd
werden W. van Oostrum, P. v.d.
Berg, W.G.F, van Romondt en
J.L. de Wildt. De commissie bere-
kende dat het aantal zitplaatsen
Utrecht, G.A. Vermeulen, wens-
ten het gebouw echter voor de
eredienst te bewaren en hadden
daarbij uiteindelijk het oog op
overname door de statie van pas-
toor Hartman.
Guilielmus
(Willem) Stas,
1771-1857,
pastoor van de
St.-Augustinus-
pamchie
1815-1843.
Schilderij door
Brouwer.
O AU
Nieuwbouwplannen
Johannes Hartman, geboren
in 1798 en dus nog vrij jong,
zeker in vergelijking met de 27
jaar oudere Stas, was sinds 1837
pastoor (formeel 'primarius') van
de statie Onze Lieve Vrouwe. Hij
stond in Utrecht bekend als
iemand die het hoog in zijn bol
had. Zijn kerk aan het Dorstige
Hartsteegje, 'met alle hare ongere-
gelde uithoeken, bij en op kamer-
tjes, heele en halve galerijen voor
29
maart I april 1995
UTRECHT
-ocr page 33-
Kerkebouw en kerkestrijd
Een Utrechts pastoorsconflict anno 1840
Ontgoocheld
Terug naar de subsidieaan-
vraag van Hartman. De aarts-
priester merkte al snel dat de stad
Utrecht bij de plannen dwars lag.
Het stadsbestuur erkende welis-
waar de slechte toestand van het
kerkgebouw aan het Dorstige
Hartsteegje, maar begreep niet
waarom uitbreiding nodig zou
zijn. De augustijnerkerk was net
gebouwd, de Catharijnekerk zou
binnenkort worden overgedragen
en de oude augustijnerkerk aan
de Herenstraat stond leeg. Boven-
richtte Hanman zich met een ver-
zoekschrift tot de koning, waarin
hij toestemming vroeg voor
aankoop van een terrein en een
subsidie van ƒ 50.000. Volgens
Hartman betrof het hier slechts
een derde deel van de bouwsom
en was het verzoek niet overdre-
ven 'voor eene stad die in andere
opzigten (de catholyken eeredienst
uitgezondert) door het Rijk zeer
begunstigd is, zij erkent dit dank-
baar, voor eene stad ... waar onze
voorvaderen zoo vele en prachtige
tempels bezaten, en waar nu meer
dan twee eeuwen de catholyken
in gebrekkige en ondoelmatige
verblijven hunne godsdienst heb-
ben moeten uitoefenen; voor eene
stad welker zeventien duizend
catholyken inwoners tot hier toe
voor hunne eeredienst geene cent
van rijkswege hebben genoten...'.'
Ondertussen deden de vice-supe-
rior en de aartspriester koortsach-
tig pogingen de kerk in de Heren-
straat op te dringen aan S.H.
Meuleman, pastoor van de statie
St. Servaas Onder de Linden.*
Deze statie was straatarm en ge-
noot gratis het vruchtgebruik van
de kerk, die eigendom was van
het r.k. weeshuis. De kerkelijke
overheid probeerde echter aan-
nemelijk te maken dat hier louter
sprake zou zijn van formeel eigen-
dom. Vele r.k. kerkegoederen
hadden tot de Franse tijd immers
op naam gestaan van leken. Dat
het r.k. weeshuis het eigendoms-
bewijs in het eigen archief wist op
te sporen, maakte dus geen in-
druk. Uit de verkoop van het
kerkgebouw zou mooi de over-
name van de augustijner kerk
kunnen worden bekostigd. Meule-
man en zijn kudde verzetten zich
echter, daarbij gesteund door het
oordeel van het stadsbestuur. De
regenten van het weeshuis kon-
den een bevel van de vice-superior
niet naast zich neerleggen, maar
wel het besluit nemen'... om liever
de geheele administratie van het
weeshuis aan de hooge geestelijk-
heid aan te bieden dan over dit
punt in het gevoelen van de gees-
telijkheid te deelen of daarmede
in daaruit voortvloeyende botsin-
gen te geraken'.^
Zover wilde Antonucci het echter
niet laten komen. Het feest ging
niet door en Hartman dolf het
onderspit.
30
De voormalige St-
Willibrorduskerk
in de Herenstraat,
1895. Aquarel
doorA. Qrolman.
GAU
aart I april 1993           (UÊIj          OUD-UTRECHT
-ocr page 34-
dehuis zou gewijd worden aan de
H. Willibrord.
De commissie van Hartman was
des duivels en trad en bloc af.
Tevoren had Antonucci Stas onder
druk gezet om de verkoopprijs te
verminderen en uiteindelijk
stemden de augustijnen toe in
een vermindering met ƒ 3000.
Bovendien moesten zij twee jaar
rentevrijstelling gedogen. Tot hun
ontsteltenis kreeg Hartman ver-
volgens drie maanden uitstel voor
de verhuizing. Met deze verhui-
zing maakte hij daarna overigens
volstrekt geen haast, hoewel hij
inmiddels wel de sleutels had
laten halen. Hij was het oneens
met de verbouwingsplannen die
de hoofdingenieur van de water-
staat in opdracht van de gouver-
neur had opgemaakt. Hartman
maakte een nieuw plan dat inclu-
sief de bouw van een nieuwe pas-
torie ƒ 45.000 zou moeten kos-
ten. De gevraagde subsidie werd
echter nooit verleend. Het leek
het departement weggegooid geld.
Het wachten was op een definitieve
kerkelijke indeling en dan kon
het gebouw hoogstens nog als
kapel dienen.
Geen cent
In augustus 1841 vroeg Hart-
man toestemming aan Vermeulen
om een huis naast de kerk in de
Herenstraat als pastorie aan te
kopen. Hij vond de pastorie van
de augustijnen te klein en te
vochtig en wilde die ruimte bij de
kerk trekken. Vermeulen - die
het overigens met Hartman eens
was - schoof de zaak door aan de
nieuwe vice-superior F. Capaccini.
Die rook onraad. Kom, kom, de
augustijnen waren daar toch ook
altijd gezond gebleven, Stas was
zelfs 70! Hartman had bovendien
eerder al laten weten zo een ton
voor een nieuw kerkgebouw bij-
een te kunnen brengen. Hij
moest het gevraagde bedrag van
ƒ 7500 dan zelf maar fourneren,
een subsidie uit de districtskas
leek niet wel passend." Hartman
kwam echter met een nieuw
argument: het bewuste huis werd
bewoond door 'acatholici' die uit-
zicht hadden op het altaar. ^^ Of
de vice-superior hiervoor door de
knieën ging is niet duidelijk,
maar op 3 november 1841 kocht
Hartman zijn nieuwe pastorie.
Misschien speelde een rol dat
Vermeulen zijn pastoor bij de
vice-superior de hemel in prees.
In tegenstelling tot de augustijnen
zette Hartman zich vol geestdrift
in voor de hoogheid van de kerk
en was hij een stuwende kracht
achter katholiek onderwijs en
wezenzorg.13 Capaccini, murw,
gaf toestemming voor deze aan-
koop ƒ 9000 uit de districtskas
toe te kennen. Dit moest echter
wel geheim blijven. Men kan zich
voorstellen wat de augustijnen,
die smartelijk op hun geld zaten
te wachten, van deze transactie
zouden hebben gevonden.
Ondertussen had Stas dus nog
geen cent gezien. In september
begon deze Hartman te dreigen
met een rechtzaak. Het verweer
van Hartman was dat hij wachtte
op toestemming tot aankoop van
het bovengenoemde huis en vóór
1 augustus 1841, de datum van
de verhuizing, niets had kunnen
doen. Bovendien moest de koning
nog machtiging verlenen voor de
verkoop van de oude kerk in het
Dorstige Hartsteegje en de aan-
koop van de nieuwe kerk. De ko-
ninklijke goedkeuringen kwamen
in maart 1842.
dien wenste de hoge overheid toch
samenvoeging van staties om de
lasten voor de r.k. inwoners te
verlichten? Men adviseerde nega-
tief.8 Vermeulen liet Hartman daar-
na weten dat volgens hem niet op
een positief bericht kon worden
gerekend. Hartman zou er ver-
standig aan doen de oude augus-
tijnerkerk over te nemen. De ont-
goochelde Hartman beschuldigde
op zijn beurt 'zijne amplitudo'
van wankelmoedigheid.*^
Toen greep de vice-superior in en
ontbood Hartman in Den Haag.
Het werd een stormachtig onder-
houd. Hartman ging echter door
de knieën en kwam daar ook
openlijk voor uit. Had hij volhard
in zijn weigering met de over-
name van de oude augustijner-
kerk accoord te gaan, dan zou hij
ontslag hebben gekregen. Desal-
niettemin bleef Hartman voor de
vice-superior 'een gehoorzaam
geestelijke, met een goede geest en
uitstekende principes', maar 'het
welzijn van de kerk is te verkie-
zen boven dat van individuen'.'"
Via Vermeulen stelde hij Hart-
man als troostprijs het pastoraat
van de statie St. Catharina in het
vooruitzicht.
Na deze inleidende schermutse-
lingen nam de vice-superior ver-
volgens op 13 april 1841 het be-
sluit dat de statie in het Dorstige
Hartsteegje de augustijnerkerk in
de Herenstraat voor ƒ 23.300 zou
overnemen. Het gebouw in het
Dorstige Hartsteegje moest ver-
kocht worden en van de op-
brengst zou minstens ƒ 10.000
worden overgedragen aan de au-
gustijnen. Van de resterende
schuld zou ƒ 1000 per jaar wor-
den afgelost uit de opbrengst van
het plaatsengeld. Het nieuwe be-
31
maart I april 1995
UTRECHT
-ocr page 35-
Kerkebouw en kerkestrijd
Een Utrechts pastoorsconflict anno 1840
en herhaalde dit verzoek in het
Uuijn. Uiteindelijk lekende Stas.
Dat daarover goed is nagedacht
blijkt uit verschillende concept-
versies die bewaard gebleven zijn.
niet. De augustijnen gaven de
zaak in handen van hun commis-
sie. Met leken wilde Hartman
echter geen zaken doen. De for-
mele kerkbesturen dateren pas
uil 1855. De commissie bood
hem de huisjes aan voor een
bepaald bedrag, maar Hartman
weigerde. Toen zijn aanspraken
later toch niet werden erkend,
ging de commissie dwars liggen
en probeerde op alle mogelijke
manieren verkoop en zells taxatie
te voorkomen. Toen voelde vice-
superior C. Belgrado zich in zijn
waardigheid aangetast. Met zui-
delijke passie en uiteraard in het
Latijn riep hij Stappershoef tot de
orde. Gij zijt toch voorzitter van
deze commissie van leken, zij zijn
aan u verantwoording verschul-
digd, u moogt ze wat mij betreft
afzetten. Zijn dit nog katholieken,
die zich tegen mijn wensen dur-
ven te verzetten.!^ Stappershoef
bond toen in, maar hield wel vol
dat hij niet tegen zijn commissie
kon ingaan. Dat waren immers
de meest aanzienlijke Utrechtse
rooms-katholieken.
Uiteindelijk kreeg de parochie
van de H. Willibrord toch nog
het felbegeerde nieuwe bedehuis.
In 1877 kon de door A. Tepe ont-
worpen neo-gotische kerk aan de
Minderbroederstraat in gebnjik
worden genomen.
Afgekocht
Het drama werd voortgezet
in 1844. Een der hoofdrolspelers
had inmiddels het veld moeten
ruimen: Stas was op eigen ver-
zoek gepensioneerd. Zijn opvol-
ger was pater P. Butot. Deze werd
plotseling geconfronteerd met
een weigering van Hartman de
eerste aflossing te doen en de
rente te betalen. Jammer, maar de
kerkekas was leeg. Een complice-
rende factor voor de augustijnen
was dat Hartman het inmiddels
tol aartspriester had geschopt en
dus een geduchter tegenstander
was geworden. Om een publiek
schandaal te voorkomen moest
de vice-superior zich er weer mee
bemoeien. Hij stelde een altoop-
som voor. Hartman bood ƒ 9000,
maar de augustijnen wilden mini-
maal ƒ 11.300. Uiteindelijk hakte
I. Ferrieri, de opvolger van Capac-
cini, de knoop door en bepaalde
de prijs op / 10.000. Butot werd
ontboden en gedwongen om de
kwitantie te tekenen.
Het laatste bedrij I speelde zich af
in 1852. Hartman eiste in april
van dat jaar plotseling twee huis-
jes op die gelegen waren naast
zijn kerk in de Herenstraat. Hij
meende ontdekt te hebben dal
die mede begrepen waren in de
overdracht van 1841. De nieuwe
pastoor H. Stappershoef vroeg
zijn voorganger Butot om advies.
Deze was zeer verwonderd. De
kapelaan van Hartman had ooit
nog geld geboden voor de huis-
jes. Eigendomspapieren waren er
De St'Augustinus- Stas, er langzamerhand van over-
kerkaande
                 tuigd dat de aartspriester 'een
Oudegracht, 1934.         blinde en onderdanige dienaar''''
Foto door A. van           van Hartman was, eiste steeds
dePol.CAU                indringender zijn / 10.000 op.
Het kerkgebouw in de Dorstige
Hartsteeg bracht bij de verkoop
op 21 mei 1842 echter maar
ƒ 7150 op, minder dan was ver-
wacht, maar volgens de augustij-
nen onder meer een gevolg van
de lange leegstand en het nodige
brute breekwerk. Vervolgens wei-
gerde Stas een kwitantie te onder-
tekenen voor de ontvangst van de
ƒ 7150. Hij vreesde dat Hartman
de zaak daarheen zou leiden dat
dit bedrag in plaats van de toege-
zegde ƒ 10.000 zou komen. Op
31 juli stelde Vermeulen uit de
districtskas de ontbrekende som
aan Hartman ter hand. Deze
meldde pas in september aan Stas
dat hij het gehele bedrag nu
disponibel had. Hartman vroeg
hem nu de kwitantie te tekenen.
Geraadpleegde bronnen en
literatuur
GAU, archief parochie 5t. Augustinus,
inv.nrs. 2,100 en 101
GAU, archief parochie 5t.
Wiliibrordus, inv.nr. 2
RAU, archieven van de aartspriesters
van de Hollandse Zending, correspon-
dentie van de aartspriester van
Utrecht
32
naart I april 1995
UTRECHT
-ocr page 36-
VAN
DE LEESTA
FEL
De Bilt
Het december 1994-nummer
van De Biltse Grift bevat een
selectie van materiaal uit twee
brochures, die in 1918 en 1921
verschenen om de wijk Bilt-sta-
tion, later Bilthoven, onder de
aandacht van potentiële bouwers
te brengen.
Bilthoven, 'een magneet voor al-
len, die gezondheid, kalmte en
rust' zoeken, was door het trein-
station goed vanuit diverse grote
plaatsen te bereiken en men
hoopte dat zakenmensen, na ge-
dane arbeid, hier een plaatsje
zouden willen zoeken waar zij
zich in de prachtige natuur kon-
den verpozen. In de prospectus
zijn bouwplannen voor luxe-ho-
tels opgenomen, diverse parken
waarin mooie woningen waren
gepland en zelfs werd er ruimte
geschapen voor een soort dorps-
centrum, waar een postkantoor,
een vergaderruimte en andere ge-
meenschappelijke voorzieningen
gevestigd zouden worden. In de
tweede prospectus wordt duide-
lijk gemaakt, dat Bilthoven een
lage belasting kent, beschikt over
electrische straatverlichting en
een telefoondienst.
IJsselstein
Ook in IJsselstein heeft de
kastelenkoorts toegeslagen. Het
decembernummer 1994 is geheel
gewijd aan drie kastelen die in de
gemeente gestaan hebben. Her-
mans gaat in op een belangrijke
bron voor de bouwgeschiedenis
van kasteel IJsselstein, het notitie-
boekje van Jan van Stolk uit
1769, waarin hij verslag doet van
een inspectie van het kasteel. In
dat boekje staan ook door Van
Stolk uitgevoerde inspecties van
andere gebouwen in IJsselstein en
zaken als de stadsmuren en het
riool. Het boekje kent ook een aan-
tal plattegronden, waarvan er di-
verse zijn afgebeeld bij het artikel.
De vroegere archivaris van
Montfoon, C. Noordam, nu
werkzaam in Amsterdam, gaat in
twee artikelen in op de geschie-
denis van het Huis te Vliet en het
Huis ter Heul. Beide huizen stam-
men uit de veertiende eeuw, maar
waar Te Vliet is omgebouwd tot
een statig landhuis, is van Ter
Heul niets meer over. Via miniti-
eus archiefonderzoek kon bij be-
nadering de plaats waar het ooit
gestaan heeft, worden vastge-
steld. In het in 1995 te verschij-
nen nieuwe Utrechtse Kastelen-
boek kunt u meer lezen over deze
en andere kastelen.
Breukelen
Net als in IJsselstein is in
Tijdschrift Historische Kring
Breukelen december 1994 een ar-
tikel gewijd aan de veertiende
eeuw. Het gaat hier om een on-
derzoek naar de leenmannen en -
vrouwen van Laag-Nieuwkoop,
uitgevoerd door A.A. Manten. De
ontginning van Laag-Nieuwkoop
is jonger dan de ontginning in de
Vechtstreek er vlakbij, mede te
zien door de onregelmatiger
vorm. Manten gaat er van uit, dat
de gerechtsheerlijheid Laag-
Nieuwkoop in handen is geko-
men van het machtige geslacht
Uten Goye. Via een huwelijk met
Hendrik van Vianen kwam het
daarna in bezit van dat geslacht.
Latere gerechtsheren komen uit
het geslacht Uten Hamme, dat
kasteel Den Ham nabij Vleuten in
bezit had. In 1728 bleek dat de
laatste Uten Hamme een nicht
Van der Borch als erfgenaam aan-
gewezen had. Aan het einde van
de achttiende eeuw kwam het ge-
recht aan de Staten van Holland.
A.K. de Meijer, Augustinus in de
Domstad, 350 jaar zielzorg van de
Augustijnen
1636-/986 (Utrecht, 1986)
A. Pietersma, DJ. Wijmer m.m.v.
J.A.C. Mathijssen, Inventarissen van
de archieven van de in 1855 opge-
richte r.k. parochies in de stad
Utrecht...
(Utrecht, 1993). Publika-
ties van de Gemeentelijke Archief-
dienst Utrecht 6. Algemene inleiding,
7-32.
Noten
1.     Bewerking van een voordracht
gehouden bij de uitreiking op 29
april 1993 in de Gemeentelijke
Archiefdienst Utrecht van het eerste
exemplaar van de inventarisssen van
de Utrechtse parochiearchieven.
2.     Augustinus, 2, Stas aan Hartman,
4-10-1841
3.     Willibrordus, 2, Hartman aan
Vermeulen, 25-8-1839
4.     SA IV, 94, 11-1-1841/1-4-1841
5.     SA IV, 94 28-1-1841, insertie 96
6.     Augustinus, 2, ing. brief van Joh.
Ooms, 14-2-1841
7.     R.K. Armenkamer, 15,19-8-1840; 59,
7-2-1841
8.     SAIV,94, 28-1-1841, insertie 97
9.     Willibrordus, 2, Hartman aan
Vermeulen, 16-3-1841
10.   Aartspriesters, 1052, Antonucci aan
Vermeulen, 30-3-1841,18-3-1841
11.   Aartspriesters, 1052, Capaccini aan
Vermeulen, 30-8-1841
12.   Willibrordus, 2, Hartman aan
Vermeulen, 10-9-1841
13.   Aartspriesters, 1058, Vermeulen aan
Capaccini, juli 1841
14.   Augustinus, 2, Stas aan Ferrieri, 4-5-
1842
15.   Augustinus, 2, Belgrado aan Stap-
pershoef, 30-3-1853
33
@
naarl I april 1995
UTRECHT
-ocr page 37-
AGENDA
VONDSTEN
In een oude stort
Tussen de bebouwing aan de
Lange Nieuwstraat en het pand
Payenborch aan de Oude Gracht
kwam na de sloop van een deel
van dit pand, begin '94, een flink
binnenterrein voor archeologisch
onderzoek beschikbaar. Bij de op-
graving werden in een paar oude
puinkuilen enkele fragmenten
bewerkte natuur(kalk)- steen ge-
vonden met opmerkelijk scherpe
aanvankelijk raadselachtige reliëfs.
In de loop der dagen groef men
meer brokken op en groeide het
aantal tot zo'n vijftien aan, waar-
van een deel aan elkaar bleek te
passen. Toen rees het vermoeden
dat het hier om delen van een
schoorsteenfries ging en na oriën-
tatie in o.a. de catalogus (1928)
van het Centraal Museum werd
dat bevestigd. Hoewel maar nau-
welijks twintig procent van de
fries (die ongeveer 45x150x8 cm
groot zal zijn geweest) behouden
was, blijken de daarop aangetrof-
fen motieven in belangrijke mate
identiek te zijn aan die van een
aantal schoorsteenfriezen uit het
museumdepot. Voor hun date-
ring wordt de late 15de, mogelijk
25 april 1995           ,^
Concert Reicha Quintet kS^
ten bate van het restau-
ratiefonds dertrudis-
kapel
Het Utrechtse blazers-
ensemble Reicha Quintet
geeft een concert waar-
van de baten geheel ten
goede komen aan de
Stichting Restauratie-
fonds Gertrudiskapel. De
toegangsprijs bedraagt
f35,- p.p., incl. een glas
wijn tijdens de pauze van het concert.
De voormalige schuilkerk van Ste Gertrudis
werd in 1992 volledig gerestaureerd. De
restauratiekosten zijn echter nog niet ge-
heel "afbetaald". De Stichting heeft nog
een aflossingsverplichting van f 350.000,-
aan het Nationaal Restauratiefonds en
probeert onder meer door fondsenwerving
hieraan te voldoen.
Het aantal zitplaatsen is beperkt: men
wordt aangeraden te resen/eren. Kaarten
zijn vanaf 1 april verkrijgbaar bij Muziek-
handel Broekmans en Van Poppel,
Korte jansstraat 13, Utrecht
Aanvang : 20.15 uur, de kapel is open
vanaf 19.30 uur.
vroege 16de eeuw, aangehouden.
Vooruitlopend op een nadere be-
studering, zij hier slechts vermeld
dat het beeldvlak binnen een
geprofileerde omlijsting in drie
medaillons verdeeld is, omgeven
door flamboyant gotisch traceer-
werk. Het centrale medaillon,
slechts een kwart bleef behouden,
toont de Heilige Maagd met
hoofddoek, omgeven door een
stralenkrans. Het daarbij beho-
rende Christuskind in haar
armen en de gebruikelijke maan-
sikkel gingen helaas verloren. Een
klein onregelmatigheidje onder
aan de kin van Maria kan op een
handje van het Christuskind wij-
zen.
Van de flankerende medaillons is
links \Tijwei niets, rechts daaren-
tegen een substantieel deel be-
houden gebleven. Het toont een
wapenschild, dat aan riemen met
een gesp is opgehangen. Het nog
niet geïdentificeerde familie-
wapen is in acht horizontale bal-
ken verdeeld, afwisselend glad en
geblokt uitgevoerd.
t/ml oktober 1995
Tentoonstelling "Amersfoort bevrijd.
De laatste dagen van een frontstad"
Museum Flehite, Westsingel 50,
Amersfoort
Open: di. t/m vrij. 10-17 uur,
zat. en zon. 14-17 uur
In Museum Flehite is een tentoonstelling
te zien over de bevrijding van Amers-
foort, 50 jaar geleden, en de dagen er om
heen. Amersfoort ontsnapte in april op
het nippertje aan een verwoesting en
werd pas op 7 mei door de Canadezen
bevrijd, waarna de opmars naar het Wes-
ten kon beginnen.
34
noarl / april 199 5
UTRECHT
-ocr page 38-
B
•IE K E N S C H O
U W
Utrecht in vogelvlucht
Een aanrader voor de geïnteres-
seerde leek.
A. van Hulzen, Utrecht. Een beknopte
geschiedenis van de oude bisschopsstad.
Uitgeverij Bijleveld, Utrecht 1994,176
pp., il!., prijs; ƒ 29,90, ISBN 90-6163-352-X.
(AvdZ)
bij zich soms vermakelijke tafe-
reeltjes afspeelden. Zo gebeurde
het een keer dat enkelen van hen
gearresteerd werden onder ver-
denking Ierse vrijheidsstrijders te
zijn. Als in 1723 de Hogenheu-
velse president Verschueren over-
lijdt, valt het doek voor het college.
Snelle actie vanuit Utrecht voor-
kwam niet dat de Brusselse inter-
nuntius Spinelli erin slaagde het
college in 'roomse' handen te
brengen. De priesteropleiding
voor de Oud-Katholieke kerk zou
enkele jaren later in Amersfoort
gevestigd worden.
Het informatieve en aantrekkelijk
geschreven boekje heeft een tragi-
sche voorgeschiedenis. Eerstge-
noemde auteur, pastoor van de
Oud-Katholieke parochie Johan-
nes de Doper in Schiedam, was
de eigenlijke initiatiefnemer van
het project. Hij overleed tamelijk
plotseling in 1990. Het door hem
verzamelde materiaal is voor
publikatie geschikt gemaakt door
de Tilburgse hoogleraar Jacobs.
Fred Smit & Jan Jacobs, Van den
Hogenheuvel gekomen. Bijdrage
tot de geschiedenis van de pries-
teropleiding in de kerk van
Utrecht 1683-1723.
Vallthof Pers, Nijmegen 1994, 253 pp., il!.,
prijs: ƒ 35, ISBN 90-5625-002-7. (AvdZ)
DR. A. VAN m I./.1.N
UTRECHT
Ken beknopte geschiedenis van
de oude bisschopsstad
Studeren o\er de grens
Katholieke jongens die in de
17de en 18de eeuw priester wil-
den worden, waren gedwongen
hun opleiding buiten Nederland
te volgen. Katholiek onderwijs was
in de Republiek bij wet verboden.
De meeste studenten gingen naar
Keulen of Leuven waar speciale
Nederlandse opleidingsinstituten
waren opgezet. Het Hogenheuvel-
college was aanvankelijk geves-
tigd in Keulen maar werd in 1683
naar Leuven verplaatst. In die tijd
lag Keulen zo ongeveer aan de
andere kant van de wereld: het
vergde twee maanden reistijd om
er te komen. Leuven was eenvou-
diger bereikbaar en er waren
minder problemen met de taal.
Als in 1702 de Utrechtse apost-
olisch vicaris Petrus Codde door
paus Clemens XI geschorst wordt,
raakt ook het Hogenheuvelcollege
betrokken bij het conflict dat
uiteindelijk zou leiden tot een
afscheiding en het begin van de
Oud-Katholieke kerk. De studen-
ten zaten in een moeilijk parket
want door wie moesten zij zich
laten wijden? Na de dood van
Codde (in 1710) ging het
Utrechtse kapittel in het buiten-
land op zoek naar potentiële
wijbisschoppen, die onder andere
in Ierland en Frankrijk werden
gevonden. Onder strikte geheim-
houding vertrokken de wijdelin-
gen naar deze beide landen waar-
liiri lAii.n
De bijna negentigjarige A.
van Hulzen is een monument.
Dr. Van Hulzen, hij promoveerde
in 1932 bij de Utrechtse histori-
cus Kemkamp op een onderwerp
uit de Nederlandse Opstand,
heeft zo langzamerhand meerdere
boekenplanken volgeschreven
over de geschiedenis van Utrecht
en tot de dag van vandaag vult hij
wekelijks een historische rubriek
in Het Stadsblad. Als geen ander
weet hij het brede publiek aan te
spreken, een verdienste die niet
lichtvaardig afgedaan mag wor-
den.
In zijn jongste publikatie behan-
delt hij de geschiedenis van
Utrecht in vogehTicht. Het boek
is aantrekkelijk geprijsd, toeganke-
lijk geschreven en geïllustreerd.
39
maart I april J995
UTRECHT
-ocr page 39-
C H A N D A A
Vechtpartij op de Piazzci Na\ona
Twee mannen (van buitenlandse afkomst) zijn gisteren op de Plazza Navona
met elkaar slaags geraakt. Giovanni van S. en Arnaldo R., beide afkomstig uit
het nederduitse Utrecht, lagen al enige tijd met elkaar overhoop. Toen zij
elkaar gisteren tegen kwamen op Rome's fameuze plein begonnen zij elkaar
uit te schelden. Arnaldo R. sloeg Van S. een blauw oog, waarop Van S. een stok
pakte en terugsloeg. Arnaldo R. heeft bij de politie een aanklacht ingediend
tegen zijn landgenoot Giovanni van S. De laatste zal zich binnen enkele dagen
voor zijn wangedrag moeten verantwoorden. Klachten over misdragingen van
Vlaamse en nederduitse ambachtslieden nemen de laatste maanden enorm
toe. Zie ook "van de redactie".
Gelukkig voor hem kreeg Van
Santen van de kapelaan een
schriftelijke bevestiging dat het
achterhouden van de postwissel
geen opzet was geweest. Van San-
ten werd vrijgesproken, maar
haalde zijn gram door Romolar
twee maal vast te laten zetten op
beschuldiging van laster.
Het was juist na zijn vrijkomst
dat Romolar Van Santen tegen
kwam op de Piazza Navona.
Getuigen verklaren - onder ande-
re twee vrienden met wie Van
Santen over het plein liep (de he-
ren Comelis Duyst en Wouter
Strip) - dat Romolar op hen af
was gekomen en hen had lastig
gevallen. Hij liep dreigend om
Van Santen heen en voegde hem
nogal wat scheldwoorden toe.
Daarbij ging hij te ver. Zowel Van
Santen als de getuigen verklaren
met nadruk dat Romolar het
woord "fielt" gebruikte, hetgeen
een zeer onbetamelijk woord was
"(dicendoli "filt" che e in detta
lingua e parola molto inguiriosa:
hij noemde hem fielt, hetgeen in
die taal (nederlands) een zeer be-
ledigend woord is)". Dit woord
deed het handgemeen ontvlam-
men. Romolar zou Van Santen in
het oog gestoken hebben, iets wat
Van Santen op het politiebureau
nog kon laten zien. (Een verge-
lijkbaar voorval vond onlangs
plaats met een speler van F.C.
Utrecht . Zou het 'in de ogen
prikken' een typisch Utrechts ver-
schijnsel zijn?). Van Santen
vluchtte daarop een boekwinkel
in en vond daar een stok, met
welke hij weer naar buiten liep en
de vechtpartij voortzette.
De processtukken laten verschei-
dene getuigen aan het woord.
Jammer genoeg voor Romolar
konden zijn getuigen alleen be-
vestigen dat er 'boze geruchten'
Dit berichtje zou heel goed de
voorpagina van een Romeinse
Telegraaf gesierd kunnen hebben
op 11 april 1606. Achter zo'n
klein berichtje gaat natuurlijk
altijd een heel verhaal schuil. Het
betreft hier een langlopend con-
flict tussen de houtsnijder (of
timmerman) en later architect Jan
van Santen (Giovanni Vansarrzio)
en Arnaldo Romolar (of Arume-
lar), beiden afkomstig uit Utrecht
en beiden gevestigd in Rome om
daar een bestaan op te bouwen
als ambachtsman/kunstenaar.
vrij succesvolle - Van Santen een
hardnekkige afgunst ontwikkelde.
Barmhartigheid wil nog wel eens
tot nijd leiden in plaats van tot
dankbaarheid.
Zo beschuldigde Romolar Van-
sanzio op een gegeven moment
van oplichting. Van Santen had
het binnen de nederduits/vlaamse
broederschap in Rome (de Santa
Maria del Campo) gebracht tot
bestuurslid. In die positie had de
Utrechter een brief in handen
gekregen - bestemd voor aan
andere nederlander in Rome -
met bijgesloten een geldwissel
voor 24 scudi. De brief met de
wissel moest afgegeven worden
bij een kapelaan, maar deze had
de brief nooit ontvangen. Romo-
lar strooide het bericht rond dat
Van Santen de brief, met het geld,
opzettelijk had achtergehouden
om zelf in te wisselen. Hij ging
zelfs zo ver dat hij Van Santen
officieel aanklaagde voor oplich-
ting. Vansanzio voerde bij zijn
verweer aan dat hij - stom
natuurlijk - de brief op de
schoorsteen had gezet en vervol-
gens drie maanden was vergeten.
Fielt
Eerst iets meer over de ruzie
op de Piazza Navona. Romolar
was een korte tijd hiervoor in
Rome gearriveerd en was bij aan-
komst niet in goede doen. Op
aandringen van vrienden had Van
Santen een tijdje de zorg voor het
onderhoud van Romolar, die
"arm en hongerig was", op zich
genomen. Maar deze barmhartig-
heid had niet tot dankbaarheid
geleid. Integendeel: het lijkt erop
dat Romolar voor de - in Rome al
40
B. van Santen
maart / april ] 995
UTRECHT
-ocr page 40-
de ronde deden over Van Santen
en een verduisterde postwissel.
De andere getuigenverklaringen
lieten betreffende de vechtpartij
een duister licht schijnen op het
handelen van Romolar.
sance volstrekt gebruikelijk was
dat allerlei soorten kunstenaars
gebouwen ontwierpen. Het enige
dat telde was het vermogen tot
'disegno' (ontwerpen). Jan van
Santen werd assistent van de pau-
selijke architect Flaminio Ponzio
en na diens plotselinge dood in
1613 officieel 'architetto di papa'.
Hiermee passeerde de relatief on-
bekende Utrechter de verwachte
opvolger en veel beroemdere
architect Carlo Mademo.
In dienst van Paus Sixtus V en
diens neef Scipio Caffarelli, beter
bekend als Scipio Borghese, heeft
Van Santen onder andere gewerkt
aan de villa Mondragone, het
Casino Rospigliosi-Pallavicini, de
Villa Borghese en aan diverse fon-
teinen.
Na zijn dood is Van Santen vrij
snel in de vergetelheid geraakt.
Zo'n uitzonderlijk architect was
hij nu ook weer niet en de kunst-
geschiedenis zag hem over het
hoofd tussen de grote namen
voor en na hem, zoals Bramante,
Mademo en Bemini. (Van Santen
heeft overigens nog wel samenge-
werkt met de vader van Bemini).
Het is dan ook alleen vanuit
Utrechts gezichtpunt bekeken,
dat die vergetelheid een groter
schandaal is dan een vechtpartij
op de Piazza Navona.
Jan van Santen is in 1621 over-
leden en werd begraven in de
Santa Maria del Anima, de kerk
waar ook het graf van die andere
Utrechter ligt: Paus Adrianus.
Bronnen:
Baglione, Le vite de pittore, scultori
etarchitetti,
Rome 1642
Hoogewerff, De bouwmeester Jan
van Santen en zijn tijdgenooten,
Mededeelingen van het Nederlandsch
InstituutteRome, 1,1942
Met name Hoogewerff heeft tijdens
zijn verblijf in Rome veel onderzoek
gedaan naar Nederlandse kunstenaars.
Hij verhaalt onder andere van het
proces tegen Van Santen.
Architect \an de paus.
Al met al werd Giovanni
Vansanzio niets ten laste gelegd.
De kwade geruchten, de ruzie op
het plein en de dagvaardiging
hebben blijkbaar ook zijn carrière
niet beschadigd. Nog geen jaar
later wordt Van Santen in de
officiële boeken genoemd als
architect van de paus.
Jan van Santen was rond 1580
vanuit Utrecht naar Rome geko-
men en werd aanvankelijk inge-
schreven als schrijnwerker, ma-
ker van onder andere (kunst)
kasten. Hierbij bekwaamde hij
zich met name in de architectoni-
sche detaillering, die destijds mode
was bij dergelijke meubels. Dit
beviel hem blijkbaar zo goed, dat
hij -zoals de kunstenaars biograaf
Baglione opmerkte - "zin kreeg de
regelen der architectuur nader te
bestuderen en zich de kunst
eigen te maken welke nodig is
om een bouwwerk naar eis samen
te stellen". Dit is niet zo vreemd
als men zich bedenkt dat het bin-
nen het gedachtegoed der Renais-
41
De Piazza Navona
aan I april 1995        V^ük        OUD-UTRECHT
-ocr page 41-
•lOGGETUG
Douchen buitenshuis
per week en soms zelfs twee keer.
Tijdens schooltijd, tussen 9 en 11
uur. Op gemeentekosten kregen
ze een handdoekje en een stukje
zeep. Zeker tot 1970 bleven die
groepen schoolkinderen komen.
Verder kwamen er gezinnen. Je
had een speciale gezinskaart en
de knipkaarten waarmee je vijf
keer kon. Die waren alleen maar
geldig van dinsdag tot en met
donderdag. Er is nog een periode
geweest dat de bejaarden donder-
dagmorgen apart mochten komen.
Vrijdag en zaterdag waren de
drukste dagen, de baden waren
dan duurder. Het was het einde
van de werkweek en de arbeiders
kwamen dan. Mensen hadden
thuis nu eenmaal geen douches.
Het badhuis aan de Thorbecke-
laan kreeg bijvoorbeeld mensen
van Werkspoor, de Demka en
Pannevis. Vrijdags was het bad-
huis geopend tot half 10 's
avonds. Maar voordat het publiek
weg was en alles weer schoon was
voor zaterdagochtend... Het is net
als bij een kruidenierswinkel: de
vakken moeten gevuld zijn en al-
les moet gereed staan. Zaterdags
was het badhuis geopend van 8
uur 's morgens tot 6 uur 's avonds.
Gescheiden
Het badhuis aan de Zonstraat
had 10 kuipbaden en ongeveer
40 douches. Voor 12 cent kon je
een handdoek huren. Je mocht
25 minuten douchen, inclusief
aan- en uitkleden. Vrijdag en za-
terdag 5 minuten korter. Aan elke
douchedeur hing een klokje. Als
de tijd voorbij was, moest ik op
de deur kloppen. In badhuis de
Spaamestraat kwam op vrijdag-
avond altijd een mevrouw met
een wekker: die was bezorgd dat
Chris van Staa (geb. 1927): In 1959 begon ik als badknecht in het badhuis aan
het Willem van Noortplein. Binnen een heel snelle tijd was ik badknecht/stoker.
Het is een beroep apart, maar ik wilde mijn tanden er toch inzetten. Er werd
toen gestookt met brechcokes, van die hele grote kolen. Alleen het badhuis
aan de Kanaalstraat was al omgebouwd tot oliestook: dat was toendertijd al
één van de drukste badhuizen. De stoker leerde mij de fijne kneepjes hoe je
een ketel moet verzorgen: dat is echt machinistenwerk waar heel wat bij komt
kijken. Je moet het vergelijken met een grote locomotief. Om de ketels zit een
buitenmantel met water dat heet gestookt moet worden om warm water voor
de douches te hebben. De boilers in het badhuis aan de Zonstraat, waar ik later
badmeester werd, hadden een capaciteit van 12000 liter met heet water van
tussen de 700 en 800.
De ronde
In koudere periodes begon
de stoker doorgaans om zes uur
's morgens. Ik ging dan alle bad-
huizen af, eerst dat van de Thor-
beckelaan, omdat dat het dichtst
bij lag. Ik begon dan met ketel-
verzorging. Als de ketels uit waren
dan ik moest ik ze weer aanmaken
met behulp van takkenbossen of
droog hout. Daarna maakte ik
een rondje langs de andere bad-
huizen: Utrecht had er in totaal
zes. Dat ging allemaal op de fiets,
pas later kreeg ik een brommer.
Eén keer per week werden de
boilers en ketels geheel verzorgd,
een soort grote schoonmaak. Door
de zes badhuizen te rouleren,
kwamen ze in de loop van de
week allemaal aan de beurt.
In 1970 werd ik badmeester in
het badhuis aan de Zonstraat. De
badmeester was verantwoordelijk
voor de bedrijfsvoering: hij was
de bedrijfsleider. Belangrijk was
de dienstverlening aan het publiek.
Je ontving de mensen, zorgde dat
de verlichting goed was binnen,
de kranen werkten en dat de
brandstof op peil bleef. En je
deed de kaartverkoop. Er waren
er bij waar de vrouwen van de
badmeesters meewerkten als cas-
sières. Er mocht ook niks lekken.
We repareerden zoveel mogelijk
zelf, het grotere werk lieten we
over aan monteurs.
Schoolhaden
De eerste twee baddagen,
dinsdag en woensdag, waren de
badhuizen geopend van 9 tot half
12 en 's middags van 2 tot half 7.
Donderdag werd er 's avonds een
uur bij aangeplakt. Dinsdagmor-
gen kwamen hele klassen lagere
schoolkinderen onder begeleiding
van een onderwijzer of onderwij-
zeres. Allemaal gratis en voor niks:
de gemeente betaalde dat. Die
schoolkinderen kwamen één keer
42
/l/bert van der
Zeijden
maart I april 199.5
UTRECHT
-ocr page 42-
Turkse mensen. Ikzelf kwam bij
de belastingdienst te werken, bij
de gemeentelijke belastingen.'
Maar ik heb altijd met veel plezier
in het badhuis gewerkt; vooral
omdat je eigen baas was en veel
contact met het publiek had. Ik
kom nog vaak mensen tegen die
vroeger bij mij in het badhuis
kwamen. Vanmorgen nog een
man bij V&D, die vroeger bij mij
in de Thorbeckelaan kwam. Ik
ken ze nog allemaal van gezicht.
Stuk voor stuk.
laan kreeg je soms de publieke
vrouwen van de schuitjes aan het
Zandpad. Die kwamen zaterdag-
morgen, als ze 'nachtdienst' had-
den gehad, met drie of vier in een
prachtige luxe auto. Die gingen
dan niet onder de douche maar
namen de eerste twee kuipen. Er
was altijd één leidster die voor
het hele gezelschapje betaalde.
ze niet op tijd uit bad zou zijn. Ze
nam altijd twee kaartjes voor een
kuipbad, zodat ze de dubbele tijd
kon blijven. Een kwartier voor
tijd hoorde je dan de wekker aflo-
pen. Dat werkte wel op de lach-
spieren.
Dames en heren moesten geschei-
den douchen, je had een man-
nenkant en een vrouwenkant. Als
het erg druk was mochten man-
nen ook wel aan de vrouwenkant
(er kwamen over het algemeen
meer mannen dan vrouwen).
Maar nooit direct naast een
vrouw. Je moest altijd een dou-
cheruimte ertussen vrijhouden:
anders hingen die mannen over
de muur. Er waren ook mensen
die in de doucheruimte hun be-
hoefte deden en de strontrotzooi
in de put frommelden. Kreeg het
er dan maar eens uit!
Op hoogtijdagen had je soms 5 a
600 mensen per dag. Met Oud en
Nieuw en rond de kerstdagen
was het altijd erg druk.
In het badhuis aan de Thorbecke-
Gezicht in en bui-
ten het badhuis
in de Zonstraat
Sluiting \an de badhuizen
Vanaf 1970 kwam het einde
van de badhuizen geleidelijk in
zicht. Vooral vanwege het aard-
gas. Mensen kregen geisers of
elektrische boilers en konden
voortaan thuis over warm water
beschikken en dus een douche
aanleggen. Op de gekste plekken
werden in huis douches aange-
legd. Er kwamen daardoor min-
der mensen in de badhuizen, die
vanaf 1975 stapsgewijze werden
gesloten. Het laatste werd het
badhuis aan de Kanaalstraat ge-
sloten, ik geloof in 1977. Dat is
nu een moskee geworden voor
43
@
maart I april 1995
UTRECHT
-ocr page 43-
Ernstige baldadigheid
Oproep
Wie in de goede oude tijd rondkijkt komt daar
verhalen en gebeurtenissen tegen die verras-
send modern aandoen. Neem nu het bericht
uit het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk
Dagblad van 12 juli 1909. Verontwaardigd
zuilen de lezers zich hebben afgevraagd wat
er van de jeugd terecht moest komen.
Bibliografie van de provincie
Utrecht
Wie verzint een naam?
Een werkgroep, waarin ook de
Vereniging Oud-Utrecht is verte-
genwoordigd, werkt gestaag aan
het opzetten van een algemene
(dus niet alleen historische!) bi-
bliografie van de provincie
Utrecht. De titels van boeken en
tijdschriften worden door een net
van correspondenten in de pro-
vincie verzameld. De titels van
1992 zijn inmiddels binnen, aan
die van 1993 wordt gewerkt. Bin-
nenkort zal dit titelbestand bij
wijze van experiment in enkele
bibliotheken on line raadpleeg-
baar zijn. Het systeem kan ook
jaaroverzichten in de vorm van
een lopende bibliografie produce-
ren. Het is de bedoeling - en voor
een deel is dit al gerealiseerd -
ook met terugwerkende kracht
oudere titels in te voeren. Het
ideaal is uiteraard een grote data-
bank met de titels van alle boe-
ken en tijdschriftartikelen ooit
over welk onderwerp dan ook
betreffende de provincie Utrecht
verschenen.
Deze bibliografie kan straks on
line worden opgeroepen onder
de bestandsnaam 'UTRBIB', maar
erg aarisprekend is deze naam
niet. De werkgroep zou graag
suggesties ontvangen voor een
betere. Het aantal letters voor een
bestandsnaam mag maximaal 12
bedragen. Voor de gouden tip is
een aardige attentie beschikbaar!.
bijdrage tot de kennis van de er-
gedijke tuchteloosheid der jeugd is
geleverd.'
De situatie is gemakkelijk te her-
kennen. Wat kwajongens die na
een partijtje korfbal op een war-
me zomeravond kattekwaad uit-
haalden op een lege schuit; om-
wonenden die in hun achtertuin
glimlachend toekeken; een buur-
vrouw die waarschuwde dat het
uit de hand kon lopen en van de
baldadige knapen een onbeleefd
antwoord kreeg. Vervolgens de
pontificale verschijning van een
overijverige jonge politieman. Die
dacht wellicht dat hij in één klap
een aantal diefstallen kon oplos-
sen. Vol dienstijver dreigde hij
zelfs zijn wapen te gebruiken.
De krant vond het bericht belang-
rijk genoeg om er flinke aandacht
aan te besteden. Er werd allang
geklaagd over de toenemende on-
veiligheid in de afgelegen buiten-
wijken. Daar moest met strenge
straffen paal en perk aan worden
gesteld. Op de achtergrond speel-
de een veel ernstiger probleem:
het gezag van de politie kalfde af.
Ook toen de zaak tot zijn werke-
lijke proporties was terugge-
bracht, bleef de krant aandringen
op krachtige maatregelen. Als er
niets gebeurde, zou de ergerlijke
tuchteloosheid van de jeugd nog
grote problemen kunnen opleve-
ren, voorspelde de redacteur.
juli 1909 - in een hoofdartikel
nogeens uit de doeken te worden
gedaan. Onder de kop 'Baldadig-
heid of erger?' behandelde de
redacteur de schuldvraag. De jon-
gens waren geen losgeslagen bar-
baren, dat was nu wel duidelijk
geworden uit de talrijke reacties
die op het bericht waren binnen-
gekomen. Zij hadden wel ernstige
baldadigheid, ruwheid, brutali-
teit, zelfs 'een begin van verzet te-
gen een politie-ambtenaar' ge-
toond. 'Eenerzijds is in het spel
het prestige der politie. Ander-
zijds is er al te veel aanleiding om
aan te nemen, dat er aan den bui-
tenkant der stad om en bij de
Prins Hendrikstraat een nieuwe
baal worden opgemaakt. Toen ze
even te voren door een dame,
bewoonster van de Frederik Hen-
drikstraat, verzocht waren gewor-
den hunne vemielzucht te staken,
hebben ze deze op méér dan
schandelijke wijze uitgejouwd.
Het is te hopen dat een flinke
straf, dezen korfballers op te leg-
gen, een einde zal maken aan de
baldadigheden, die in deze buurt
schier avond aan avond worden
gepleegd.'
Dat journalisten ook een eeuw
geleden weleens overdreven om
de aandacht te trekken, bleek de
volgende dag. Toen berichtte de
krant dat van meerdere kanten
was meegedeeld 'dat de joligheid
der jongelieden wel eens overlast
geeft, maar niet de harde beoor-
deeling van gisteren verdient'. De
inbraken konden hun niet toege-
rekend worden. Zij hadden alleen
maar gespeeld op een 'onbeheer-
de praam, tot groot genoegen van
glimlachtend toekijkende buren'.
De inspecteur was een 'volontair'
geweest, die drie keer had ge-
dreigd: "Lig stil of ik schiet".
Daarbij had hij aanstalten gemaakt
zijn pistool te trekken. Een van
de jongens had hem daarop toe-
gevoegd: "Daarvoor zou je wel-
eens lelijk op je gezicht kunnen
krijgen".
De zaak was gewichtig genoeg
om de daarop volgende dag - 14
'In den laatsten tijd werd her-
haaldelijk ingebroken in de lood-
sen op de sportterreinen van den
heer Moerkoert, nabij de Frederik
Hendrikstraat, zonder dat het ge-
lukken mocht de daders in han-
den te krijgen. Beroepsdieven wa-
ren het niet, want telkenmale
werden alleen voetballen vermist,
terwijl andere voorwerpen van
méér waarde kalm op hun plaats
werden gelaten. In de afgeloopen
week werden evenwel ook visch-
netten en fuiken weggenomen, en
roeibootjes van bewoners aan de
Frederik Hendrikstraat moedwil-
lig stuk geslagen. Het is thans
gebleken, dat dit alles het werk
is van opgeschoten kwajongens,
leden van een korfbalclub, die in
deze buurt hun sport beoefenen.
Gisterenavond werden de belha-
mels op heeterdaad betrapt door
een inspecteur van politie; toen
deze ambtenaar hen aanhield,
terwijl ze bezig waren met een
hun niet toebehoorende zand-
schuit in de fortgracht te varen,
was een der vlegels zoo brutaal
om z'n kameraden aan te sporen
den inspecteur 'met steenen naar
z'n sm...' te gooien.
De jongelui zullen van dit avond-
je heel weinig plezier beleven,
want alle elf of twaalf werden
door den inspecteur genoodzaakt
hunne namen op te geven; tegen
P.D. 't Hart
                de geheele bende zal proces-ver-
45
AA
Inzendingen aan:
A. Pietersma
p/a Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht
Alexander Numankade 199
3572 KW Utrecht
"De Zilveren
Schaats"-het
water achter de
f red. Hendrik-
straat in de
winter van 1905.
»gKtta°T.^ , „ -. _^..j:!,«M-iWffa»aiiij.y-a^>a<a», r-m-
UTRECHT
maa rt I april l 995
OUD
maart I april 1995
OUD-UTRECHT
-ocr page 44-
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht
tel: 030-623866/626800
fax: 030-623274
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT
d)
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V.
UTRECHT
OUDKERKHOF 25
TEL. (030) 31 52 51
Activiteiten o.a. op het gebied van:
*   Elektra
*   Klimaat
*   Sanitair
*   Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7,3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
3512 GJ UTRECHT
FAX (030) 367144
Tijdschriften
wil ik als hobby voor u
INBINDEN
Redelijk tarief en
100% handwerk.
Co Passenier,
tel. 030-930867
(na 18.00 uur)
„Hier had uw
advertentie
kunnen staan"
/
-ocr page 45-
Oud-Utrecht,
een levende vereniging met hart
voor Utrecht
Mccpiiilt'/i (ivcr de lockttnisl
Loden van de vereniging Oud-Utrechl weten waarover zij
hel hehbeii. Zij pralen met gezag mee over hel verleden en
de toekomst van hun stad en hun provincie.
lixriirsii's. lezingen en forums
Oud-Ulrecht organiseert excursies naar historische gebou-
wen, tuinen en dergehjke. Daarbij gaan vaak deuren open
die normaal gesloten blijven.
Op lezingen en forums worden historische en actuele
onderwerpen behandeld.
Tijdsehrift, Jaarboek en Kroniek
Hel blad Oud-Utrechl, twee-maandelijks lijdschrift, geeft
volop informatie over de geschiedenis en hel heden van
stad en provincie.
Het Jaarboek Oud-Utrechl is bekend om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen.
Behalve het Jaarboek en hel tijdschrift ontvangen de 1800
leden van Oud-Utrechl elk jaar de Archeologische en
Bouwhistorische Kroniek.
De Ond-Ulrechl-Prijs
In 1992 is de Oud-Ulrechl-Prijs ingesteld, groot .3000 gul-
den. Eens in de twee jaar wordt deze prijs toegekend aan
de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis
van Utrecht.
/Muus
NVM
/^
Makelaardij in
onroerende goederen
• Aan- en verkoop-
begeleiding
• Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______
030 ■ 34 00 08
1SB
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 46-
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag
         11-18 uur
Zaterdag 11-17 uur
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE 1850
AAR OUDE WAARDEN
NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN.
'E
EN
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
-ocr page 47-
/< oc/ /fi^^
Utrecht
68e jaargang nummer 3
"DcliucuLio "üctcri? Castri Cai-t subici-taVili^ iiLLuUWi-ufH. j._. ■ iu
5Huiri üubDapokrLO Eccrc Ji-aJicoruiriCloöoiia^ lll.ct pifiHc Ma'ova A'-^ixf ■ tu*.
vtrcclix cii^caBuroiïi iiUiuv'i\'itH:cvitM xc.
Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk van Willibrord?               oeiineatio veteris
Castri
Een Utrechtse school in de geschiedschrijving?
Ooggetuige
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
®
-ocr page 48-
Boeken over
UTRECHT,
stad en provincie,
hebben wij altijd
ruim in voorraad
GREEP Schilders bv
•    Restauratiewerken
•    Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht
Tel. 030-88 21 31
Broese Kemink
*)
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804
JURRIËNS
UTRECHT
• Restauratiewerken
• Nieuwbouw
• Onderhoud
1
■ Aannemersbedrijf
^
^ H. J. Jurriëns B.V.
P
1 Sophialaan 1
1
J 3542 AR Utrecht
!_-.
"^ Telefoon (030) 41 29 12
Lul \cil ■\nliitnun\ CjiiionlM hup
./r/^ .0. /6 M/,rr//. W/. O.W- V/ rS-J> 6'6-
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROTO SMEETS DE BOER
é^
van Data tot Druk
C.LISM4N
BOUW&VASTGOED
Vneslantlaan 14, 3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht
Telefoon 030-822 822
Fax 030-88 35 61
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
-ocr page 49-
Van de redactie
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks lijclschrili
68e jaargang nr. 3
mei/juni \995
ISSN 1380-7137
CXkl-Utrechl is een uitgave van de
Vereniging Üud-Ulrechl, vereniging
UH beoelening en lol verspreiding van
de kennis der gesehiedenis \an slad
en provineie Ulreehl.
VoouiKcT. J.W. Lemaier
Secretariaat: Mw, S.A.L. de Ciraall,
p/a Alexander Nuniankadc 201.
5'572KWUtrechL
/'i'niiiii_i;mc('S(ci;J,liaars.
Ukuni cii h opgeven uk lid van de veirnl-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar
Oud-Utreehi.
Anlwoordnumnier 3335,
3500VPUlrechi.
De coniribulic bedraagt / 54,= per
jaar (26- / 30,=; 65-f ƒ 44,= per jaar),
Conliihuüe- en Iccd'nutimini.sirülie;
Mw. C de Leeuw,
telefoon; 03645-62930.
Betaling eontribuiic op giro 575520.
Redactie: M Dollin, M. van Hattem,
B. \an den Hoven van Gendereii,
M.C, \-an Oudheusden,
B \'an Santen, V: "i^igeiaar,
M \an de V'riigt, A \'an der Zeijden.
KcJailicaJrcs:
Ale.xander Nuniankatle I *-),
3572KWUlreeht.
Vormy^cving: De Vormers, Utrecht
i^rulr De Boer (.Aiperus.
Oud-Ulreclil. 7"ivecmuun(Jcli)fe liidschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda volgende nummer;
26 juni 1995, vcrschijningsdaluni
I augustus.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie. Alexander N jmankade 199,
i572 KW Utrecht, op 5 'M of 3 Vi
inch floppy (WordPerfect, versies 4.2,
5.0of5.l).
Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal
noten zo beperkt mogelijk gehouden
moet worden. Het gebruik van tussen-
kopjes wordt aangeraden; illustratie-
suggesties zijn zeer welkom.
Met het uitkomen van dit nummer zijn de uitgebreide Jeestelijkheden rondom 50 jaar bevrijding
in volle gang en in sommige gevallen zeljs al weer achter de rug. Vanwege de enorme aandacht die
reeds in alle media besteed wordt aan de herdenking in het bijzonder en daarmee aan de Tweede
Wereldoorlog in het algemeen, heeft de redactie gemeend de 'gewone' artikelen voorrang te mogen
verlenen. Toch zult U ook twee kleinere bijdragen aantreffen
die Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
tot onderwerp hebhen. Geheel binnen de stijl van de rubriek ooggetuige en in overeenstemming met
de
huidige trent om het verhaal van gewone mensen te laten horen is er een bijdrage over de 'alle-
daagse'werkelijkheid van eenjongeman tijdens de laatste oorlogsjaren in Utrecht. De tweede bijdrage
betreft een een onlangs gevonden Joto waarop een
- door de redactie - nog ruet nader geïdentificeerde
gebeurtenis uit de jaren '40
is afgebeeld. Wellicht dat U als lezer daarbij behulpzaam kunt zijn.
Inhoud
Van de redactie
Waar bevond zich de IVIaartenskerk van Willlbrord?
LA. van der Tuuk
Voorjaarsledenvergadering
Agenda
Boekenschouw
Een Utrechtse school in de geschiedschrijving?
Albert van der Zeijden
Mededelingen
Schandaal
Ooggetuige
Vondsten
51
52
59
60
61
62
66
67
68
69
51
mei /juni 1995
UTRECHT
-ocr page 50-
Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk
van Wïllïbrord?
De discussie rond de recentelijk opnieuw onderzochte Heilige Kruiskapel op
het Domplein te Utrecht heeft het vraagstuk van de Sint-Maartenskerk van de
13 eeuwen geleden tot bisschop gewijdde Willibrord weer eens opgerakeld.
Moeten we deze kerk op het Domplein zoeken of misschien toch ergens anders?
de brief van Bonifatius beweerd
wordt. In deze brief wordt de
stichting door Dagobert echter
niet genoemd. Wel is er volgens de
13e eeuwse Domtafelen (wand-
borden in de Dom, waarop latijn-
se verzen van de oudste geschie-
denis van Utrecht) en Beka sprake
van een verwoest kerkje, dat door
Dagobert herbouwd wordt en dan
wederom door de Friezen wordt
vemield. Voorts is er een oorkonde,
die een vroegere stichting aan-
geeft. In een bevestiging van een
immuniteitsprivilege van Koning
Pippijn de Korte uit de jaren
tussen 751 en 754 worden de
Merovingische koningen Clotari-
us (Chlotachar) en Theodebertus
(Theudebert) genoemd, die de
Sint-Maartenskerk te Trecht ge-
steund hebben. Het is niet duide-
lijk of het om Chlotarius 1 (511-
584) of Chlotarius II (612-623)
gaat. Ook bij Theodebert kan het
gaan om twee koningen: Theode-
bert I (534-547) of Theodebert II
(595-612). Dit diploma is nogal
omstreden. Blok vermoedt een over-
schrijf fout, het zou gaan om de
koningen Chlotarius IV (718-719)
en Theudericus IV (721 -737) '.
De stichting van het Frankische
kerkje in Trecht gaat dus moge-
lijk terug tot in de 6e eeuw, mis-
schien zelfs tot de dagen van de
'Austrasische' koning Theodebert
I, die wellicht in dit gebied is ge-
weest (in zijn strijd met de Deense
koning Hygelac) en hier connecties
(met de Wamen in het Rijnmond-
gebied) had. En dan is er nog de
Westfrankische koning Chilperik 1
(561-584), die de Friezen beteu-
gelde volgens een lofdicht van
Venantius Fortunatus •*. Dit soort
anecdotes geven natuurlijk geen
duidelijk uitsluitsel dat de Fran-
kische machtssfeer in deze dagen
Inleiding
In 753 blijkt de vakante bis-
schopszetel in Trecht inzet te zijn
van een strijd tussen bisschop
Hildigar van Keulen, die aan-
spraak meent te kunnen maken
op oude rechten en de missionaris
Bonifatius, die over deze kwestie
een brief stuurt naar paus Stephanus
III met een pleidooi voor het be-
houd van Traiectum als zelfstan-
dig bisdom i. In dit schrijven,
waarin uitgebreid wordt ingegaan
op het werk van Willibrord is
sprake van twee door deze missio-
naris gebouwde kerken, één gewijd
aan Sint-Salvator en de ander ge-
wijd aan de schutspatroon van de
Frankische koningen: Sint-Maarten.
Deze laatste kerk bouwde hij op
de resten van een door heidenen
verwoest Frankisch kerkje binnen
de burcht Trecht. Hoewel Bonifa-
tius zijn brief wel wat gekleurd
zal hebben om zijn pleidooi kracht
bij te zetten, bestaat er geen reden
om aan de juistheid van de in-
houd te twijfelen. Is het nu na
te gaan waar de in de brief van
Bonifatius genoemde Sint-Maar-
tenskerk (of het door de heide-
nen verwoeste kerkje) gestaan
heeft? In het volgende betoog
wordt geprobeerd hierop een ant-
woord te geven.
Het Frankische kerkje
Laten we eerst kijken naar
dat Frankische kerkje. In dezelfde
brief vermeldt Bonifatius de schen-
king van het castellum met het
vernielde kerkje door de Merovin-
gische koning Dagobert I (623-
639) aan het Keulse bisdom.
Volgens de 14e eeuwse kroniek-
schrijver Johannes de Beka vero-
verden de Friezen de burcht
Trecht eerder op de Franken ^.
Hierbij werd het Frankische
kerkje verwoest. Maar de burcht
werd door koning Dagobert her-
overd en versterkt. Beka noemt
echter geen bronnen voor zijn
bewering. Dagobert heeft Trecht
evenwel spoedig weer opgegeven
en aan de Keulse bisschop Kuni-
bert (625-665) geschonken, die
natuurlijk niet zoveel kon begin-
nen met deze bezittingen op Fries
grondgebied, omdat de Friezen
weinig op hadden met de gods-
dienst van hun vijanden, de Fran-
ken. Deze schenking van Dagobert
I moet de bovengenoemde uit de
brief van Bonifatius geweest zijn.
De Friese koningen waren nu heer
en meester over Trecht totdat de
Frankische hofmeier Pippijn de
Middelste (687-714) lussen 690
en 695 het gebied heroverde. De
Friese koning Radbod heeft na de
dood van Pippijn Trecht nog een-
maal kunnen bezetten, maar de
Franken hadden teveel overwicht
en de oude koning Radbod werd
uiteindelijk door Pippijns bas-
taardzoon Karel Martel in 718 de-
finitief verslagen.
Het Frankische kerkje bestond dus
al in de dagen van Dagobert I,
maar het is niet bewezen, dat het
kerkje door deze koning is ge-
sticht, zoals vaak aan de hand van
52
LA van der
Tkiut
mei /juni 1995
UTRECHT
-ocr page 51-
tot onze streken reikte, laat staan dat
de Franken hier een stevig gezag
gevestigd hadden. De enige conclu-
sie, die uit het voorgaande getrok-
ken kan worden is, dat de aanwij-
zingen voor het bestaan van een
Frankisch kerkje vóór de regering
van Dagoben I slechts vaag zijn.
De Sint-Maartenskerk
Van de door Willibrord op
de fundamenten van het vernielde
Frankische kerkje nieuw gebouwde
Sint-Maartenskerk zijn wat meer
bronnen, die ons iets vertellen
over de plaats van deze kerk.
Allereerst is er de brief van Boni-
fatius, waarin staat, dat deze kerk
werd gebouwd binnen de burcht
Trecht op de resten van een Fran-
kisch kerkje, zoals hiervoor reeds
genoemd. Voorts zijn er twee Karo-
lingische oorkonden: één van
koning Pippijn de Korte van 23
mei 753 en een bijna woordelijke
herhaling daarvan door Karel de
Grote (1 maart 769) waarin beide
koningen tiendschenkingen van
hun voorvaderen bevestigen ge-
daan aan de Sint-Maartenskerk te
Trecht, die gebouwd is in vico,
qui dicitur Treiecto super lluvi-
um Reno 5. De Sint-Maartenskerk
lag dus in de vicus Trecht. Een
probleem in deze oorkonden is
hel woord vicus. Als hiermee een
buiten de burcht gelegen wijk
zich aan deze bepaling gehouden
heeft. Verder is er een particuliere
schenkingsakte uit 834, waarin
staat: ad ecclesiam sancti Martini,
que constructa est in castello Tra-
iecto, dus de Sint-Maartenskerk
staat ook volgens dit stuk in de
burcht Trecht. Ook Beda, tijdge-
noot van Bonifatius, noemt in zijn
Historia de schenking van koning
Pippijn van een plaats in het cas-
tellum als bisschopszetel (locum
cathedrae episcopalis in castello) 8.
Het castellum behoorde tot de
koninklijke domeinen, hierbinnen
werd dus blijkbaar slechts een
plaats afgestaan.
En dan is er nog de Delineatio Ve-
teris Castri, een historische kaart,
die Utrecht in het jaar 690 weer-
geeft waarvan hierbij een detail
wordt gereproduceerd (afb. 1) **.
Het is niet duidelijk welke ge-
schiedkundige waarde wij moe-
ten hechten aan deze plattegrond,
die veel later ontstaan is, mogelijk
in de 17e eeuw, en waarop de situ-
atie is aangegeven zoals aange-
troffen door Willibrord bij zijn
komst in Trecht. Hoewel er een
aantal gefantaseerde details op
staan, zoals de laat middeleeuwse
bouwstijl, lijken andere details
weer op een betrouwbare weergave
van een vroeg middeleeuwse situ-
atie die in de 17e eeuw onbekend
moet zijn geweest, zoals bijvoor-
beeld het uiterlijk en de ligging
van het Romeinse/Frankische cas-
tellum en de rivierenloop '".
De Geer van Oudegein was de
eerste die pas in de vorige eeuw
een Romeins castellum in de buurt
van het Domplein vermoedde ''.
Dit castellum met de later bijge-
bouwde hoektorens en ten noor-
den daarvan (links op de teke-
ning) de onregelmatig en licht
gebouwde voorhof of curticula is
duidelijk te herkennen. Binnen de
burcht is een ronde sala (woning 53
van de burchtheer) te herkennen.
Hiervan is door archeologen ech-
ter niets teruggevonden. Eerder
zouden de resten van de Romeinse
principia (hoofdgebouw) als Fran-
kische sala in aanmerking komen.
Binnen de Frankische burcht is
een Sint-Thomaskerk getekend.
wordt bedoeld, zoals in het klas-
siek Latijn, dan spreken deze stuk-
ken alle overige oorkonden tegen.
Maar waarschijnlijk zullen we hier
te maken hebben met de Mero-
vingische aanduiding voor een
minder belangrijke plaats, waartoe
we ook de onbeduidende grens-
plaats Trecht moeten rekenen *>.
De bovengenoemde Karolingische
oorkonden verwijzen hier immers
naar voorgangers uit de Merovin-
gische periode. Onder de vicus
moeten we dan de hele plaats, in-
clusief burcht en burgerlijke ne-
derzetting verstaan. Petri geeft een
aantal voorbeelden met deze bete-
kenis. Ook Levison ziet geen onder-
scheid tussen castrum en vicus in
de Utrechtse 8e eeuwse oorkonden.
Pas in de 9e eeuw blijkt Trecht
belangrijk genoeg om in de stuk-
ken civitas genoemd te worden,
zoals in een schenkingsoorkonde
uit 838 van graaf Rodgarius,
waarin het gaat om een ecclesiam
sancti Martini que est infra muros
iamdicte civitatis constructa '.
Een indirekt gegeven vormt de
kerkelijke bepaling, uitgevaardigd
door de concilies van Sardica
(344) en Laodicea (ca. 363), dat
een bisschopszetel niet gevestigd
mag zijn in een vicus. Hier is nog
sprake van de klassiek Latijnse
betekenis van het woord vicus.
Het is aannemelijk, dat Willibrord
Afb. 1
Delineatio Veteris
Castri, de mogelijk
in del 7e eeuw
gemaakte kaart
van de situatie in
het jaar 690.
Foto: GAU
/juni I 995
UTRECHT
-ocr page 52-
Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk
van Wïllibrord?
stuk naar het zuiden, in het ge-
bied Twijnstraat-Vrouwjuttenstraat-
Lange Nieuwstraat, is pas weer
een (pre-Romeins gevormde) ho-
gere stroomrug te vinden, waarop
bebouwing van betekenis kan heb-
ben plaatsgehad, maar deze plaats
ligt ca. 550 m van het castellum
af 2*^. Het toponiem 'Oudelle' voor
het oostelijk deel van dit gebied
len zuiden van het castellum geeft
de laagte van dit komgebied al aan
en wijst niet op een 'oud rivier-
dal', omdat hier in ieder geval sinds
het begin van de jaartelling geen
rivier (meer) heeft gestroomd. Veel
auteurs hebben onterecht door
het Nieuwegracht gebied een Rijn-
loop verondersteld. Bij opgravin-
gen is hier niets van gebleken.
Ten oosten van het castellum zijn
alleen sporen van Romeinse be-
woning gevonden, die alle wijzen
op een hier aanwezige vicus ^".
De vroeg middeleeuwse graven,
gevonden aan de oostkant van
het Pieterskerkhof liggen te ver
van het caslellum af (175 m) om
nog binnen de voorburcht te heb-
ben gelegen. Het zijn overigens
geen christelijke begravingen,
getuige de (zuidelijke) oriëntatie
van de lichamen en de gevonden
bijgiften. Dat was ook niet te ver-
wachten, omdat deze graven uit
de 5e eeuw dateren. Er was toen
hoogstwaarschijnlijk nog geen
Frankische dus christelijke bezet-
ting. De bijgaven verraden wel
Frankische invloed. Aan de hand
van de gevonden graven kan het
maaiveld uit die tijd voorzichtig
op ca. 3.20m +NAP geschat wor-
den. Ook hier valt uit de graven
op te maken dat een Hink deel
van het oppervlak is geërodeerd
in de latere middeleeuwen zodat
ook hier geen Frankische bewo-
ningssporen zijn te verwachten.
Afb.2                          wachten zijn. Deze maaiveld-
Segrawngen aan-           hoogte komt overeen met die
getroffen bij een           welke is gevonden binnen het
opgraving aan het caslellum vanaf de laatste Ro-
Oudl(erkfiof.
                 meinse bouwfase tot aan ruwweg
foto; G/AU                    de Karolingische periode ^^. Het
Oudkerkhof was toen dus zeker
geen lage, drassige rivieroever,
maar een van de hoogste gebie-
den in de stad.
Dat er een kleine kerk dicht bij de
rivier lag blijkt ook uit de Vita Bo-
nifatii en de Vita sancti Sturmii.
Na de moord op Bonifatius in
754 werd zijn lijk per schip naar
Utrecht teruggebracht en in de
miner ecclesia gebracht, omdat deze
kerk 'dichter bij gelegen was' dan
de basilica maier (Sint-Salvator-
kerk, later ook aan Sint-Bonifatius
gewijd) waar men zijn graf ging
bereiden. Van Winter meent ech-
ter, dat de kleine kerk de Sint-
Salvatorkerk is, omdat hier de
lijken van de vermoorde metge-
zellen van Bonifatius begraven
werden en deze kerk dit steeds m
haar overlevering bewaard heeft
^'. Het is niet duidelijk welke
waarde wij moeten hechten aan
zo'n overlevering. Het is in ieder
geval volgens de bovengenoemde
Vitae niet logisch, dat de hierna te
bespreken Heilige Kruiskapel de-
zelfde is als de miner ecclesia, om-
dat deze pal naast de Sint-Salvator-
kerk lag en het daarom niet
uitmaakte in welke kerk het li-
cfiaam van Bonifatius gebracht werd.
Andere mogelijke plaatsen
Direkt ten zuiden van het
castellum is wel wat Romeins ma-
teriaal gevonden, maar geen be-
bouwing 28. Sporen uit de vroege
middeleeuwen zijn hier niet ge-
vonden. Het gebied was te laag en
waarschijnlijk te drassig, zowel
ten zuiden van het castellum als
ten zuiden van de beide 'burgelij-
ke' vici zijn aanwijzingen voor dit
drassige gebied gevonden. Een heel
56
mei /juni 199 5
UTRECHT
-ocr page 53-
Ten westen van het castellum is
een mogelijke Romeinse vicus aan-
getoond met materiaal en bewo-
nerssporen uit deze periode. Er zijn
weinig aanwijzingen voor mense-
lijke bewoning in dit gebied in de
vroege middeleeuwen. Wel is er
een schoeiïng of perceelscheiding
uit de tweede helft van de 5e eeuw,
een mogelijke (post-Romeinse)
waterloop ten zuidwesten van de
vicus en vroeg middeleeuws ma-
teriaal gevonden. Uit deze gege-
vens valt weinig te concluderen.
Het maaiveld in de Frankische
tijd van het gebied van het hoog
middeleeuwse 'Stathe' rond de
Buurkerk heeft lager gelegen dan
dat van de Frankische burcht.
Deze wijk is na de Noormannen-
tijd tot bloei gekomen en vanaf
deze tijd ook kunstmatig opge-
hoogd. Hier is wat Romeins en
Karolingisch materiaal gevonden,
maar verder geen vroeg middel-
eeuwse bewoningssporen 3i.
In het castellum zelf is nauwelijks
een spoor van Merovingische ak-
tiviteiten aangetoond en er is
niets van een Frankisch kerkje
gevonden. Toch is er veel onder-
zoek verricht. Dat is in 1929
begonnen onder leiding van Van
Giffen, gevolgd door de onder-
zoekingen van 1933-1935 onder
leidingvan Vollgraff en Van Hoorn.
Het onderzoek is daarna weer op-
gepakt met onderbrekingen tot
1949 door Van Giffen. Een over-
zicht van deze opgravingen werd
pas in 1989 gegeven door Ozinga
en anderen. Helaas worden in de-
ze publikatie voornamelijk de Ro-
meinse vondsten belicht. Het
middeleeuwse materiaal wacht
nog op bewerking. De meest voor
de hand liggende plaats voor het
Sint-Maartenskerkje is de huidige
Sint-Maartenskerk ofwel de hui-
dige dom, omdat op veel plaatsen
in Europa oudere kerken onder
de nog bestaande liggen. In
Utrecht is hiervan niets aange-
toond. Slechts een muur onder
het verdwenen Gotische midden-
schip wordt door Van Giffen aan-
geduid als afkomstig van een
'sacraal tweeperioden-gebouw uit
de vroeg- en laat- karolingische
periode', dus vanaf de 9e eeuw.
De reeds genoemde domtafelen
melden, dat de huidige domkerk
precies op de plaats van de door
Willibrord gebouwde Sint-Maar-
tenskerk staat. Dit lijkt echter in
tegenspraak met de bovengenoem-
de levensbeschrijvingen van Boni-
fatius en Sturmius, omdat dan de
miner ecclesia en de basilica mal-
er naast elkaar stonden.
De Heilige Kruiskapel is van later
datum, zoals blijkt uit onderzoek
van Van Giffen. Een recentelijk
verrichte C-14 ouderdomsbepa-
ling van houtskooldeeltjes in de
kalkmortel maakt duidelijk, dat
de meest waarschijnlijke bouw-
tijd in de 10e eeuw valt, waar-
door de Heilige Kruiskapel moge-
lijk pas door bisschop Balderik
(918-976) gesticht kan zijn als
het eerder genoemde binnen de
burcht Trecht in de 10e eeuw
herbouwde kerkje. Bedenkingen
hiertegen op diverse gronden
worden door de Utrechtse stads-
archeoloog De Groot, die in 1993
een onderzoek naar de Heilige
Kruiskapel heeft verricht en de
kunsthistoricus Rijntjes aange-
voerd. Beide auteurs komen tot
de conclusie, dat deze kapel een
waarschijnlijk door Willibrord in
de 7e of Be eeuw herbouwde of
uitgebreide versie van een vroege-
re voorganger is. Willibrord wijd-
de deze kerk aan Sint-Maarten.
De historici Broer en De Bruijn
voeren daarentegen op grond van
historische bronnen aan, dat in-
dien de datering van De Groot en
Rijntjes juist is, de Heilige Kruis-
kapel de eerste door Willibrord
gebouwde Sint-Salvatorkerk was
in plaats van de Sint-Maartens-
kerk. De discussie hierover is nog
in alle hevigheid gaande 3i.
Conclusie
Hoewel het niet ondenkbaar
is, dat de Sint-Maartenskerk van
Willibrord en zijn Frankische voor-
gangers onder de huidige dom-
kerk gezocht moeten worden, is
dit tot op heden niet aangetoond.
De recentelijk veelbesproken Hei-
lige Kruiskapel stamt uit de tijd
van bisschop Balderik of mogelijk
toch uit de tijd van Willibrord,
maar dan is deze kerk gewijd aan
Sint-Salvator en niet aan Sint-
Maarten. Herbeschouwing van de
archivalia in combinatie met
recent opgedane archeologische
kennis geven een andere kijk op
deze kwestie. Daarom hoop ik
met dit betoog duidelijk te heb-
ben gemaakt, dat een locatie voor
dit godshuis buiten het oorspron-
kelijke Romeinse castellum zeer
wel mogelijk is. Hiervoor komt het
huidige Oudkerkhof het meeste
in aanmerking. De daarvoor aan
te voeren argumenten zijn;
1. Diverse oorkonden maken dui-
delijk dat de Sint-Maartenskerk
binnen de Frankische burcht
gezocht moet worden. De Sint-
Maartenskerk van Willibrord is
gebouwd op de resten van een
Frankische voorganger. De Fran-
ken plachten hun kerken in de
voorhof van hun burchten te
bouwen. De meest aangewezen
plaats voor deze voorhof is de
ruimte tussen de noordelijke cas-
tellummuur en de rivier de Rijn.
2. Het toponiem 'Oudkerkhof
hoort duidelijk bij een kerk,
maar welke? Dit moet een sinds
lang verdwenen kerk zijn.
3. Deze kerk kan niet ver van de
rivier af hebben gestaan vol-
gens het geschrevene in de Vita
Bonifatii over de aan land
gebrachte lichamen van de
Dokkumse martelaren.
4. De (omstreden) thematische
kaart met een reconstructie van
Trecht in het jaar 690 geeft dui-
delijk de hierboven geschetste
situatie weer.
5. De vondst van vroeg-christelijke
begravingen (Be eeuw) op het
Oudkerkhof maken de aanwe-
zigheid van een kerk uit deze
periode in de direkte nabijheid
zeer waarschijnlijk.
6. Andere plaatsen buiten het cas-
tellum zijn gezien de huidige
inzichten in de topografische
situatie en het gebrek aan ar-
cheologische vondsten minder
waarschijnlijk, maar natuurlijk
niet uitgesloten.
57
mei /juni 1995
UTRECHT
-ocr page 54-
Waar bevond zich de Sint-Maartenskerk
van Willïbrord?
Noten
* De auteur is dank verschuldigd aan
M.W.J. de Bruijn voor het kritisch
beoordelen van het manuscript en
B.J. Martens van Vliet voor het nodi-
ge speurwerk,
1      S. Muller Fzn, & A.C. Bouman Oorton-
denboek van het Sticht Utrecht tot
rjO)/(Utrecht 1920) no.42, 35-36
hierna aangeduid als 05U.
2      Johannes de Beka, Chronographia,
H. Bruch ed. (Den Haag 1973) caput
4,7.
3      OSUI no.40, 33-34; D.P. Blok, 'Het
immuniteitsdiploma van koning Pip-
pijn I voor de St.Maartenskerk te
Utrecht' Tijdschrift voor Geschiedenis
75(1962)40-43.
4      D.P. Blok, De franten/n (Veder/and
(Haarlem 1979) 23.
5      OSU I, no.43, 36-37 en no.45, 38-39.
5 F. Ketner, 'De betekenis van vicus in
de Utrechtse oorkonden' 70(71960,
47-54.
7      F. Petri, 'Die Anfange des mittelalter-
lichen Stadtewesensin den Nieder-
landen und dem angrenzenden
Frankreich', Studiën zu den Anfan-
gen des europaeischen Stadtewesens
(Sigmaringen 1958), 254; W. Levison,
Neues4rc/i/V 1916,478; OSU I, no.63,
69-71.
8      I.H. Gosses, 'Merovingisch en Karo-
lingisch Utrecht' Bijdr. voor Vad.
Gesch. en Oudheidk.
1910; OSU I,
no.62, 68-69; Beda, Historia Ecdesias-
tica gentis Anglorum,
C. Plummer ed.
(Oxford 1966) liberV, caput 11.
9      Topografische Atlas nr.1, GAU, 'Deli-
neatio Veteris Castri cum subiecta
Villa in Batavorum insula situm sub
Dagoberio Rege Francorum Clodo-
veo iii et pipino Majore Ao Dom:
690', 'Vtrecht en den Burght int iaer
on Heeren VloXC'.
10    Y.M. Donkersloot-de Vrij, 'De kaart
van Utrecht in het jaar 690' MOU
1990,105-107. Hierin vuorden een
aantal bezwaren tegen deze kaart
op een rij gezet.
11    J.J. de Geer Van Oudegein, Het oude
Trecht als oorsprong der stad Utrecht
(Utrecht 1875).
12    OSU I, no.35,25-26.
13    J.H. Holwerda, Dorestad en onze
vroegste middeleeuwen
(Leiden
1929). Hierin worden enige voor-
beelden van de genoemde opbouw
van een Frankische burcht besproken.
De interpretatie van een dergelijke
burcht in Dorestad door Holwerda
wordt heden niet meer aanvaard.
14    OSU l,no.104.
15    W. Heda, Historia episcoporuiïi Ul-
trajectensium,
A. van Buchel ed.
(Utrecht 1642).
16    L.A. vanderTuuk, in voorbereiding.
17    T.J. Hoekstra, Archeologische Kroniek
van de gemeente Utrecht
1976-1977,
6,11, hierna te noemen A/<U; T.J.
Hoekstra 4*:U 1976-1977,10,13-16;
H.L. de Groot AKU1978-1980,15, 58-
59; H.L. de Groot et al. Archeologi-
sche en bouwhistorische Kroniek van
de gemeente
Utrecht 1982,51,119-
124, hierna te noemen/A8/(U;C.W.
Vollgraff, G. van Hoorn & J.H. Jong-
kees, 'Proefgraving ten oosten van
het Domplein te Utrecht' Meded.
Kon. Ned. Acad. Wet, afd. Letterk,
Nieuwe Reeks 9 (1946), nr. 7, 253-265.
18    L.R.P. Ozingaetal. ed.. Het romeins
castellum te Utrecht, de opgravingen
in 1936, 1938, 1943-44 en 1949 uitge-
voerd o.l.v. A.E. van Giffen m.m.v. H.
Brunsting, aangevuld met latere
waarnemingen
(Utrecht 1989). Hier-
in wordt gemeld dat slechts 5% van
het terrein binnen de stenen castel-
lummuren is opgegraven. De geza-
menlijke oppervlakte van de werk-
putten is echter ca. 1900 m', zodat
meer dan 10% van het terrein is op-
gegraven.
19    S. Muller Fzn.,'Benen anderover
Trecht en Utrecht'; J.H. Jongkees,
'Aanteekeningen over Utrechts oud-
ste geschiedenis'JOU 1946-1947, 35-
88. (20) De noordoostelijke hoek van
het vijfde Romeinse castellum is zelfs
een stuk naar binnen gebouwd (6,5
m te ver naar het zuiden en 4 m te
ver naar het westen), ten opzichte
van de overigens bijna haakse op-
bouw van de ommuring om beter te
kunnen aansluiten op de er vlak
langslopende rivier. In Ozinga et al.
wordt het niet rechthoekig zijn van
het castellum geweten aan onnauw-
keurige veldwaarnemingen. Dit lijkt
mij een onderschatting van de on-
derzoekers uit de dertiger en veerti-
ger jaren. Van de in de noordelijke
muur veronderstelde porta praetoria
is nog niets teruggevonden, terwijl
hier wel onderzoek naar is gedaan.
De noordelijke muur van de vier eer-
dere bouwfasen van het castellum
stond meer naar het zuiden. Dit kan
een gevolg zijn van de meer zuidelij-
ke loop van de Rijn tijdens deze fa-
sen. De veronderstelling is, dat de ri-
vierbedding dan voor de bouw van
het vijfde castellum iets noordelijker
is komen te liggen.
21    P.W.A. Immink, 'Iets over de Rijnloop
in Utrecht', JOU 19 (1946) 53-60;
Jongkees, 'Aanteekeningen', 35-88.
22    OSU no.476; N. van der Monde,
Geschied- en oudheidkundige be-
schrijving van de pleinen, straten,
stegen, waterleidingen, wedden,
putten en pompen der stad Utrecht
deel N, 1844-1846, 38.
23    T.J. HoekstraAXU 1976-1977,10,
13-16; H.L. de Groots T.J. Hoekstra
AB/(U 1982, 31.
24    M.W.J. de Bruijn, Husinghe ende
hofstede. Een institutioneel- geogra-
fische studie van de rechtspraak over
onroerend goed in de stad Utrecht in
de middeleeuwen
(Utrecht 1994).
25    HL. de Groot, Tracés at Trajectum,
an archeological survey
(Utrecht
1992).
26    Ozinga et al.. Het Romeins castellum.
27    Vita Bonifatii auctore Willibaldo 754;
Bonifatii Epistolae, Willibaldi Vita
Bonifatii quibus accedunt Aliquot
Litterarum Monumenta Coaeva,
58
1 f i /juni 1995
U T R f C H T
-ocr page 55-
Voorjaars-
ledenvergadering
Korte toelichting jaarverslag
penningmeester.
Op het moment dat de tekst
voor het Tijdschrift diende te
worden ingeleverd, was slechts
het eerste oriënterende gesprek
met de accountant over de Jaar-
rekening afgerond.
Ik kan u de resultaten over 1994
op dit moment alleen op hoofd-
lijnen verschaffen. Op de leden-
vergadering zelf zal uiteraard
uitgebreide informatie beschik-
baar zijn.
Het jaar 1994 geeft een teleurstel-
lend resultaat te zien vanuit het
oogpunt van de inkomsten voor
de Vereniging Oud-Utrecht. Ten
opzichte van 1993 zijn de contri-
butie-inkomsten gedaald alsmede
de opbrengst van verkochte
publicaties. Echter, door het
terugdringen van de kosten en
een scherp beleid met betrekking
tot de rente-inkomsten en een
hogere opbrengst uit advertenties,
lijkt het bestuur erin geslaagd te
zijn het verwachte tekort te be-
perken.
Ondanks de (geringe) contributie-
verhoging zal 1995 toch een jaar
worden waarin we gezamenlijk
dienen te trachten onze inkom-
sten te verhogen. Omdat ieder lid
erbij de Vereniging geld kost -u
kent mijn verhaal over het lid-
maatschap van Oud-Utrecht als
een van de beste investeringen!-,
zullen onze inspanningen vooral
gericht dienen te zijn op het wer-
ven van institutionele leden en
subsidies voor onze aktiviteiten.
Joop Baars, penningmeester.
Reinhold Rau ed. {Darmstadt 1988);
Eigilis Vita sancti Sturmii, M.G.H. S.S,,
II (Hannover 1829); J.M. van Winter,
■Utrecht aan de Rijn' JOU 1975,44-72.
28    T.J. Hoekstra, A/CU 1976-1977,14, 31-
32; H.L. de Groot & M.J.G.Th. Mont-
forts, A8KU 1982, 26,64-72; C.A.M.
vanRooijen4S/CU1990, 36, 146-149.
29    Deze stroomrug wordt door het zui-
delijl(e deel van de Oudegracht
doorsneden. Dit deel van de gracht
wordt algemeen als een restant van
de Rijnloop gezien. Er is echter geen
logisch verband tussen de gelaagd-
heid van deze stroomrug en de ver-
onderstelde rivierbedding. Eerder is
te verwachten, dat dit deel van de
gracht is gegraven en door stromings-
aktiviteit is gaan meanderen en
daardoor een bocht is gaan vormen.
30    H.HalbertsmaNKNOfi1956;C.
Isings,4/<L/1978-1980,1,30-31;
Voilgraff, Van Hoorn & Jongkees,
'Proefgraving' 253-265.
31    Montforts& De Groot,/^S*fU 1981,
38, 75-83; De Groot S Hoekstra,
ABKU\%2. 32; C.A.M, van Rooijen,
/Ï8/(U 1991-1992, 7-11.
32    A.E. van Giffen, Voorlopig bericht
over de opgraving op het Domplein
te Utrecht in December van 1929
Wetenschappelijke verslagen I & II,
1934; idem, 'Inheemse en Romeinse
terpen; opgravingen in de dorps-
wierde te Ezinge en de Romeinse
terpen van Utrecht, Valkenburg Z.H.
en Vechten' Jaarverslag 29, 30, 31, 32
van de Vereeniging voor Terpenon-
derzoek
(1944-1948); De Groot, 'De
Heilige Kruiskapel te Utrecht' Buil.
KNOB93
(1994), 135-149; R. Rijntjes,
'De ecclesiola in het Utrechtse castel-
lum. Bouwhistorische interpretatie
van de resten van de Heilig-Kruis-
kapel. Ibidem, 150-161; C.J.C. Broer &
M.W.J. de Bruin 'De Heilig-Kruis-
kapel in Utrecht: Sint-Maarten of
Sint-Salvator?' Ibidem, 162-168.
Het Bestuur van de Vereniging Oud-
Utrecht nodigt de leden uit tot het bijwo:
nen van de Voorjaarsledenvergadering
op dinsdag 13 juni a.s. des avonds om
19.30 uur in het CSB-gebouw, Kromme
Nieuwegracht 39 te Utrecht.
Agenda
1.  Opening
2.  Notulen van de Najaarsledenvergade-
ring van 30 november 1994 (ter inzage)
3.  Ingekomen stukken en mededelingen
4.  Presentatie Jaarrekening (ter inzage)
5.  Mededelingen over Jaarboek, Tijd-
schrift, propaganda, aktiviteiten en
SPOU
6.  Samenstelling van het Bestuur
Door het aftreden van Fred Vogelzang,
stelt het Bestuur voor Lotty Broer in zijn
plaats te benoemen. Door het vertrek van
Saskia de Graaff stelt het Bestuur voor
Joyce CM. Pennings in de functie van
Secretaris te benoemen. Voor de vacature
die door het vertrek van Ineke Strouken,
tweede-Secretaris, ontstaat kan het Be-
stuur nog niet met een voorstel komen.
Tegenkandidaten kunnen worden gesteld
doortenminstetien leden, die hiervan tot
drie dagen voor deze vergadering schrif-
telijk mededeling doen aan de secretaris.
7.     Rondvraag
8.     Sluiting
Na de pauze (rond 20.45 uur) lezing:
Markten in Utrecht door Hans Buiter.
Zie hierover agenda
59
mei /juni 1995
UTRECHT
-ocr page 56-
AGENDA
tot 31 juli
Tentoonstelling "De gemeentebus in
Bezettingstijd"
In de ontvangsthal van het GVU, Radboud-
kwartier 245 (3e etage), gratis toeganke-
lijk tijdens kantooruren (ma t/m vrij 9.00-
16.30 uur).
Op dinsdagochtend is er iemand van het
Bedrijfs Autobus Museum Utrecht in de
hal aanwezig.
In april is een 16 pagina's tellend boek-
werkje verschenen over het stadsvervoer
per bus in Utrecht gedurende de bezet-
tingsjaren, geschreven door Max Velthuis.
Het boekje is te bestellen door overma-
king van ƒ4,50 op girorekening 57.187.32
tnv Bedrijfs Autobus Museum Utrecht
(BAMU), de Savornin Lohmanstraat 22,
3501 BZ Maarssen.
De opbrengsten komen geheel ten goe-
de aan het museumfonds, bedoeld voor
restauratie van de z.g. "Duikboot", een
oude blauwe bus uit 1964.
Het Bedrijfs Autobus Museum Utrecht is
onderdeel van de Personeels Vereniging
van het Gemeentelijk Vervoerbedrijf
Utrecht.
Gidsen gezocht voor "Kerken
kijken Utrecht"
Van 4 juli t/m 9 september a.s. openen 7
unieke Utrechtse binnenstadskerken hun
deuren weer voor bezoekers uit binnen-
en buitenland. Het project Kerken Kijken
Utrecht zoekt enthousiaste gidsen die be-
zoekers kunnen rondleiden en over de
rijke historie van de kerken willen vertel-
len. De participerende kerken zijn de Jans-
kerk, Pieterskerk, Willibrordkerk, Lutherse-
kerk, Jacobikerk, St. Augustinuskerk en
de Ste. gertrudiskathedraal en -kapel.
Vanwege het feit dat 1995 in Utrecht
Willibrordjaar is, worden vele bezoekers
verwacht. Juist daarom zijn dit jaar veel
extra gidsen nodig! Bent U in bovenge-
noemde periode minimaal 1 dag per week
als vrijwilliger beschikbaar en zoekt U een
9 juni
Historisch café
13juni
Lezing morjaarsledemergadering: Mark-
ten in Utrecht door Hans Buiter
De markt is één van de oudste functies van
de stad Utrecht. Tot het begin van deze
eeuv« waren markten dé plaats in de stad
waar handel werd gedreven. Markten ver-
tonen een opvallende continuïteit door de
eeuwen heen: plaats en dag bleven vaak
eeuwenlang dezelfde. Pas met de groei
van de bevolking en de omvang van de
stad in de 19e en 20e eeuw verloren de
markten hun centrale plaats in de Utrecht-
se handel: ze werden in de loop van de
laatste zeventig jaar verplaatst vanuit het
hart van de stad naar de stedelijke perife-
rie. De Utrechtse historicus Hans Buiter zal
de ontwikkeling van de Utrechtse markten
in de periode na 1850 uit de doeken doen,
waarbij hij de eeuwenlange voorgeschie-
denis niet uit het oog zal verliezen. De
lezing wordt verluchtigd met afbeeldingen.
De lezing is mede gebaseerd op het
boekje "Markten in Utrecht. Van de vroege
Middeleeuwen tot nu", dat de spreker
schreef samen met Jan Brugman en Kaj
van Vliet. Het 120 pag. tellende boek zal
27 mei aanstaande verschijnen bij uitge-
verij Matrijs (ƒ24,50).
Ijuli
•  Per 1 juli 1995 is het Rijlaarchiei Utrecht
weer geopend voor alle
faezoe<rers.
Informatie over de verhuizing en de
raadpleging van de archieven kunt U
verkrijgen bij Mevr. P.T.M, van Hezik,
030-710044
14 juli
•  Historisch café
leuke vakantiebesteding in een fraaie,
monumentale omgeving, meldt U zich dan
aan als gids van Kerken Kijken Utrecht! In
een introductieprogramma wordt U vol-
doende voorbereid op het gidswerk.
Voor informatie en aanmelding kunt U
contact opnemen met Cécile Brvar,
coördinator Kerken Kijken Utrecht,
Vredenburg 90, 3511 BD Utrecht,
tel. 030-315415, fax: 368455.
60
mei /juni 199 5
UTRECHT
-ocr page 57-
•XEKENSCHO
U W
B
Bonifatius-publicatie
Terwijl het Utrechtse Willi-
brordjaar is begonnen, stuit ik
door de oplettendheid van een
collega op een recent verschenen
Bonifatius-publicatie: Kult und
Nachkben des heiligen Bonijatius
im Mittelaker
(754-1200). Utrecht
komt er zo vaak in voor dat de
auteur aan het slot van haar boek
boven het Ortsregister schrijft "Die
Orte Fulda, Mainz, Dokkum,
Utrecht und England worden
nicht in das Ortsregister aufge-
nommen". Alle reden dit werk in
dit tijdschrift te signaleren.
De schrijfster die op het werk
promoveerde aan de Philipps-
Universitat Marburg, behandelt
in 264 pagina's de verering die
Bonifatius ten deel viel na zijn
gewelddadige dood in Dokkum
en de rol die Bonifatius daarna
bleef spelen. Het eerste gedeelte
van het boek behandelt de perio-
de van 754 ( het jaar van Bonifati-
us' gewelddadige dood) tot 819.
In dat jaar werden de relieken
van de heilige bisschop over-
gebracht van de oorspronkelijke
begraafplaats in de Ratgarbasilica
in Fulda naar het nieuw gebouw-
de gedeelte van de kloosterkerk;
een daad die gelijk stond met wat
heden ten dage een officiële hei-
ligverklaring heet. Het tweede
deel loopt van 819 tot in de 12e
eeuw. Uiteraard speelt Utrecht in
het eerste deel een pregnante rol.
Want na de moord op Bonifatius
en zijn gezellen te Dokkum wer-
den de stoffelijke overschotten
eerst naar Utrecht vervoerd. De
Utrechters wilden niets liever dan
dat de martelaren in hun midden
zouden blijven. Dat lukte niet.
Bonifatius' laatste wilsbeschikking
in Fulda begraven te willen wor-
den, was algemeen bekend en er
waren genoeg autoriteiten die dit
testament kenden. Evenals zijn
grote voorbeeld Willibrord koos
Bonifatius als laatste rustplaats
niet zijn vroegere bisschoppelijke
kerk te Utrecht of de kathedraal
van Mainz, maar de abdij die hij
in Fulda stichtte. De wens in het
zelf gestichte klooster begraven te
worden is typerend voor de toen-
malige missiebisschoppen en kloos-
terstichters. In het klooster was
Bonifatius verzekerd van een
koor van monniken dat perma-
nent voor zijn zieleheil bidden
zou. Zowel voor die van Utrecht
als die van Mainz was de uitvoe-
ring van deze wens een harde pil:
zij hadden een martelaar binnen
handbereik maar ze moesten hem
laten gaan. Die pil was deste
zwaarder omdat de zending
onder de Germanen tot nu toe
zonder noemenswaardig bloed-
vergieten verlopen was en dat
martelaren slechts bekend waren
uit de haast legendarische verha-
len over de vroege christenvervol-
gingen. In Dokkum echter viel
een beroemde eigentijdse aarts-
bisschop, missionaris en pause-
lijk legaat de eer van het marte-
laarschap te beurt. Iedereen wilde
de stoffelijke resten van deze
grijsaard in zijn midden houden.
Maar het zijn wonderen die als
tekenen des hemels de gelovigen
en de geestelijken erop wijzen dat
Bonifatius' wens ten uitvoer
gebracht moest worden. Nu eens
was de kist met zijn stoffelijk
overschot niet te tillen, een ande-
re maal begonnen de klokken
spontaan te luiden.
Hoe na de overbrenging van het
stoffelijk overschot naar Fulda de
verering voor Bonifatius en zijn
gezellen levend bleef, komt in het
tweede gedeelte van dit proef-
schrift aan de orde. Utrecht is een
van de centra van zijn verering en
gedachtenis. De auteur las nauw-
keurig verschillende heiligen-
vitae waarvan er een aantal in
Utrecht ontstonden. Ook Bonifa-
tius' aanwezigheid in de Utrechtse
liturgische boeken komt aan de
orde. Gefrappeerd was ik door de
parallel tussen de apostel Paulus
en Bonifatius, waarop de schrijf-
ster stootte. De vergelijking tus-
sen de twee missionarissen stamt
uit Engeland. Maar het Paulus-
patrocinium van de kerk van
Dokkum heeft ook een grote rol
gespeeld. Uit de teksten komt de
vergelijking met de apostel Pau-
lus zo pregnant naar voren, dat
het me ineens duidelijk is waar-
om Bonifatius op de meest voor-
stellingen zovaak verschijnt met
een lange Paulus-achtige baard,
terwijl "Willibrord meestal met
gladde kaken wordt afgebeeld.
Het proefschrift is hoofdzakelijk
gebaseerd op schriftelijke bron-
nen. Zeker nu in Utrecht het
archeologische onderzoek van het
Domplein zo in het middelpunt
van de belangstelling staat, is het
interessant te lezen wat schrijvers
van vóór 1200, waaronder er zijn
die Bonifatius nog gekend heb-
ben, ons te berichten hebben.
Petra Kehl, Kult und Nachkben des
heiligen Bonifatius im Mittelalter
(754-
1200), Fulda (Verlag Parzeller), 1993.
(Quellen und Abhandlungen zur
Geschkhte der Abtei und der Dlözese
Fulda XXVI, herausgegeben vom Bistum
Fulda). 264 p., ongeïll., DM 30,-.
61
Casper Staal
®
OUD-UTRECHT
mei /juni 19 9 5
-ocr page 58-
Een Utrechtse school
in de geschiedschrijving?
1
Is er zoiets als een Utrechtse traditie In de Nederlandse geschiedschrijving?
In de laatste maand van 1994 verscheen het aardige boekje Geschiedenis in
Utrecht. Bestaat er een Utrechtse school in de geschiedbeoefening?
De zeven
auteurs neigen tot een negatief antwoord: zij geloven niet in een specifiek
Utrechtse thematiek en methodiek die door alle Utrechtse historici gedeeld
wordt of werd. Maar is dit werkelijk het laatste woord over het onderwerp?
Gelijkgestemd
In verschillende wetenschap-
pen wordt zo nu en dan gespro-
ken van een 'school'. Zo kennen
we in de sociologie de Amster-
damse school van Johan Gouds-
blom, die sterk geïnspireerd is door
de civilisatietheorie van Norbert
Elias. In de geschiedwetenschap
is de Wageningse school zeer be-
kend, die een nieuwe vorm van
geschiedschrijving voorstond met
aandacht voor sociaal-economi-
sche structuren. Utrecht had ook
zo zijn scholen. Zo zijn er
Utrechtse scholen in de crimino-
logie en in de psychologie, die
zich beiden met het voorvoegsel
'fenomenologisch' tooiden.
We spreken van een school wan-
neer een gelijkgestemd groepje
wetenschappers zich bekend tot
een zelfde soort benaderingswijze
of thematiek en, net zoals in een
gewone school, leerhngen en
navolgers aantrekt. In sommige
wetenschappen leidt dit tot een
heilloze 'verzuiling'. De ene bena-
dering lijkt de andere uit te slui-
ten. Ieder bewerkt zijn eigen erfje
zonder van het werk van collega's
uit een andere richting kennis te
nemen. Ze hebben zich ingegra-
ven in hun eigen theorietje. In de
geschiedschrijving gaat het alle-
maal veel opener toe, wat onge-
twijfeld te maken heeft met een
zekere afkeer van theorievorming.
De individuele persoonlijkheid van
de geschiedschrijver, die zich nau-
welijks in het keurslijf van een
school laat duwen, is belangrijker
dan in andere wetenschappen.
En over hoeveel mensen gaat het
eigenlijk? Aan de belangrijkste vier
of vijf Nederlandse universiteiten
waren lange tijd niet meer dan
drie of vier leerstoelen geschiedenis.
Het was een klein clubje waardoor
elk inhoudelijk conflict tegelijk ook
een f)ersoonlijk conflict was. 'Trans-
fers' van de ene universiteit naar
de andere, afhankelijk van wan-
neer toevallig een leerstoel vrij
kwam, bevorderden de schoolvor-
ming niet. D.J. Roorda had even-
goed hoogleraar in Utrecht als in
Leiden kunnen zijn. Hij was per
slot van rekening een leerling van
de Utrechter Boogman. P.J. Blok
enj. Huizinga begonnen als hoog-
leraar in Groningen en verhuisden
pas later naar Leiden. Schoolvor-
ming kreeg zo nauwelijks een kans.
Gedicht
Maar juist door hun kleine
aantal konden individuele histo-
rici veel meer een stempel druk-
ken op een vakgroep. Naar buiten
toe werd een universiteit vaak
geïdentificeerd met spraakmaken-
de figuren. Als je het over Amster-
dam had, dan had je het over Jan
Romein en Jacques Presser. En
Nijmegen was toch vooral de ka-
tholieke historicus L.J. Rogier ter-
wijl in Groningen E.H. Kossmann
een liberale en tegelijk ironische
richting representeerde. Leiden ten-
slotte kon bogen op de befaamde
leerstoel vaderlandse geschiedenis
van Robert Fruin (1860-1894), de
vader van de wetenschappelijke ge-
schiedschrijving in Nederland. Nog
steeds zien de Leidenaren zichzelf
als de top en om daar in aanmer-
king te komen voor een leerstoel
moet je eigenlijk eerst ergens an-
ders hoogleraar zijn geweest.
De werkelijkheid is, zoals vaak,
aanmerkelijk weerbarstiger dan de
beeldvorming. Om slechts één voor-
beeld te noemen: Rogier was in
eigen kring bepaald niet onom-
streden. Dit bleek misschien nog
het duidelijkst toen niet de na-
tuurlijke kandidaat J.A. Bomewas-
ser maar J.J. Poelhekke tot zijn
opvolger werd benoemd. Rogier en
Bomewasser waren waarschijn-
lijk te progressief voor het katho-
lieke establishment.
Toneelspeler
Wie was het gezicht van
Utrecht? Toen ik in 1978 geschie-
denis ging studeren waren er in
Utrecht zes hoogleraren; H.T.
Wallinga (Oude geschiedenis),
F.W.N. Hugenholtz (Middeleeu-
wen), J.C. Boogman (Nieuwere
geschiedenis), H.W. von der Dunk
(Contemporaine) en Th. van Tijn
(Sociaal-economische geschiede-
nis). Over de kleine afdeling Oost-
UTRECHT
62
Albert van der
Zeijden
mei /juni 199 5
-ocr page 59-
lijk lag, ik nauwelijks durfde
antwoorden dat dit wel Italië zou
zijn. Ik kon meteen vertrekken.
Toen ook de herkansing niet luk-
te, stelde ik het tentamen een half
jaar uit en diende een geheel her-
ziene lijst in, met daarop ook en-
kele boeken van Geyl (en van
Boogman zélf, die net als zijn
leermeester een hoge dunk van
zijn eigen werk had).
Sindsdien heb ik heel wat van Geyl
gelezen en met groot plezier. Hij
is één van de meest leesbare his-
torici die ik ken, door zijn scherpe,
polemische stijl. Vóór de oorlog
was Geyl nog controversieel; zijn
benoeming in Utrecht had nog
heel wat voeten in de aarde van-
wege zijn grootnederlandse stand-
punten. Geyl propageerde een
samengaan van de Nederlands
sprekende volkeren. In bepaalde
Vlaamse kringen was hij daarom
zeer gezien. De Belgische overheid
was begrijpelijkerwijs minder ge-
charmeerd van zijn standpunten.
Na de oorlog werd Geyl een natio-
nale figuur: hij schreef in Vrij Ne-
derland,
pakte minister-president
De Quay aan in Loe de Jongs tele-
visieserie over De bezetting en op
het internationale podium verzet-
te hij zich tegen de speculatieve
geschiedconstructies van Amold
Toynbee. Hoewel tegenwoordig
niemand zijn grootnederlandse
geschiedinterpretatie meer serieus
neemt, en het jammer is dat zijn
interesse beperkt bleef tot tradi-
tionele politieke geschiedenis, be-
hoort Geyl toch tot de groten van
zijn generatie. Hij staat op het zelf-
de hoge plan als zijn generatiege-
noten LJ. Rogier en Jan Romein.
Een figuur
In het Utrechtse Instituut voor
Geschiedenis, en zeker binnen de
afdeling Nieuwe geschiedenis, heeft
de geest van Geyl nog lang rond-
gewaard. In het collegejaar 1982/
83 volgde ik een doctoraalcollege
bij H. Wansink, een begenadigd
docent die nog in de tijd van Geyl
was aangesteld en deze overigens
als geen ander kon nadoen. Het
was een typisch Geyliaans onder-
werp: '1632: een gemiste kans?'
Geyl was er van overtuigd dat
Frederik Hendrik in 1632 door
zijn afwachtende houding een kans
op hereniging van de Nederlanden
verzuimd had. Hij had moeten
doorzetten met zijn Maasveldtocht.
Zo'n werkgroep was op dat moment
alleen nog in Utrecht mogelijk.
De 'geest van Geyl' sprak ook uit de
anekdotes die over hem de ronde
deden. Geyls ijdelheid was spreek-
woordelijk. Voor Geyl was er maar
één historicus die er duidelijk bo-
venuit stak in Nederland en dat
was hijzelf Het verhaal gaat dat hij,
jaren na de publikatie van zijn
detectiveroman Moord op de plas,
in een Haagse stationskiosk naar
dit boek van een zekere P. Geyl
vroeg. Ook de haat-liefde verhou-
ding met zijn minstens zo kleur-
rijke collega Genetson was gerucht-
makend. Conflicten werden vaak
over de hoofden van de promoven-
di uitgevochten. De gesoigneerde
Geyl was een figuur, een term die
hijzelf soms voor andere mensen
reserveerde. Over de excentrieke
Gerretson, bekend als dichter on-
der de naam Geerten Gossaert,
gaat trouwens het verhaal dat in
zijn grote kamer aan het Jans-
kerkhof na zijn dood hele wan-
den vol met zeldzame boeken uit
de Universiteitsbibliotheek wer-
den aangetroffen. Hoogleraren had-
den toen nog vrij toegang tot het
magazijn en Gerretson liep er re-
gelmatig rond, altijd gehuld in
een grote wijde slobberjas ...
Oorkondenkritiek
Gerretson was een buiten-
beentje in het Utrechtse histori-
sche wereldje. Maar hij was wel de
voorman van wat weleens een
Utrechtse school is genoemd. Ger-
retson doceerde in de 'petroleum-
faculteit' de geschiedenis van Neder-
lands-Indiê ('petroleum' verwees
naar Gerretsons directiesecretaris-
schap van de Bataafse Petroleum
Maatschappij). Deze faculteit was
opgericht als conservatief tegen-
wicht tegen de meer progressieve
en 'ethische' Leidse bestuursop-
leiding voor Indische ambtena-
Professor P. Geyl, europese geschiedenis zwaaide Z.R.
hoogleraar in
             Dittrich de scepter. Ze hebben in-
Utrecht van 1936         middels allemaal afscheid genomen
tot 1958. Foto:            en Van Tijn is zelfs al overleden.
Collectie Univer-         Voor de buitenwacht was zonder
siteitsmuseum.            twijfel Von der Dunk het gezicht
van Utrecht. Dit hing samen met
zijn frequente optredens voor ra-
dio en televisie, en met zijn vele
stukjes in de krant. Maar ook de
Utrechtse studenten hoorden hem
graag. Von der Dunk gaf kleurrijke
hoorcolleges waarin hij, als een
volleerd toneelspeler, Chamberlain
of Hitler nadeed. Mij staat nog
levendig Chamberlains terugkeer
uit München voor de geest.
Als hoofdvak koos ik Nieuwe ge-
schiedenis (wat in Utrecht de pe-
riode 1500-1870 betekende). Om
mijn kandidaats te halen moest ik
een boekenlijsiientamen doen bij
J.C. Boogman, die de gewoonte had
dit bij hem thuis af te nemen. Het
ging niet goed, mijn feitenkennis
was volstrekt onvoldoende. Maar er
was nog iets veel ergers. Ik kreeg
al snel de vraag toegevoegd: "Weet
U dan niet wat Geyl hierover ge-
zegd heeft?" Ik wist het niet, had
ook geen enkel boek van deze
vcxjtmalige Utrechtse coryfee (hoog-
leraar van 1936 tot 1958) op mijn
lijst staan. Ik was inmiddels zo
nerveus geworden dat toen Boog-
man begon over Alexander Far-
nese, de hertog van Parma, en en
passant vroeg waar Parma eigen-
63
mei /juni 1995
UTRECHT
-ocr page 60-
lijk lag, ik nauwelijks durfde
antwoorden dat dit wel Italië zou
zijn. Ik kon meteen vertrekken.
Toen ook de herkansing niet luk-
te, stelde ik het tentamen een half
jaar uit en diende een geheel her-
ziene lijst in, met daarop ook en-
kele boeken van Geyl (en van
Boogman zelf, die net als zijn
leermeester een hoge dunk van
zijn eigen werk had).
Sindsdien heb ik heel wat van Geyl
gelezen en met groot plezier. Hij
is één van de meest leesbare his-
torici die ik ken, door zijn scherpe,
polemische stijl. Vóór de oorlog
was Geyl nog controversieel; zijn
benoeming in Utrecht had nog
heel wat voeten in de aarde van-
wege zijn grootnederlandse stand-
punten. Geyl propageerde een
samengaan van de Nederlands
sprekende volkeren. In bepaalde
Vlaamse kringen was hij daarom
zeer gezien. De Belgische overheid
was begrijpelijkerwijs minder ge-
charmeerd van zijn standpunten.
Na de oorlog werd Geyl een natio-
nale figuur: hij schreef m Vrij Ne-
derland,
pakte minister-president
De Quay aan in Loe de Jongs tele-
visieserie over De hezMng en op
het internationale podium verzet-
te hij zich tegen de speculatieve
geschiedconstructies van Amold
Toynbee. Hoewel tegenwoordig
niemand zijn grootnederlandse
geschiedinterpretatie meer serieus
neemt, en het jammer is dat zijn
interesse beperkt bleef tot tradi-
tionele politieke geschiedenis, be-
hoort Geyl toch tot de groten van
zijn generatie. Hij staat op het zelf-
de hoge plan als zijn generatiege-
noten LJ. Rogier en Jan Romein.
Een figuur
In het Utrechtse Instituut voor
Geschiedenis, en zeker binnen de
afdeling Nieuwe geschiedenis, heeft
de geest van Geyl nog lang rond-
gewaard. In het collegejaar 1982/
83 volgde ik een doctoraalcollege
bij H. Wansink, een begenadigd
docent die nog in de tijd van Geyl
was aangesteld en deze overigens
als geen ander kon nadoen. Het
was een typisch Geyliaans onder-
werp: '1632: een gemiste kans?'
Geyl was er van overtuigd dat
Erederik Hendrik in 1632 door
zijn afwachtende houding een kans
op hereniging van de Nederlanden
verzuimd had. Hij had moeten
doorzetten met zijn Maasveldtocht.
Zo'n werkgroep was op dat moment
alleen nog m Utrecht mogelijk.
De 'geest van Geyl' sprak ook uit de
anekdotes die over hem de ronde
deden. Geyls ijdelheid was spreek-
woordelijk. Voor Geyl was er maar
één historicus die er duidelijk bo-
venuit stak in Nederland en dat
was hijzelf Het verhaal gaat dat hij,
jaren na de publikatie van zijn
detectiveroman Moord op de plas,
in een Haagse stationskiosk naar
dit boek van een zekere P. Geyl
vroeg. Ook de haat-liefde verhou-
ding met zijn minstens zo kleur-
rijke collega Gerretson was gerucht-
makend. Conflicten werden vaak
over de hoofden van de promoven-
di uitgevochten. De gesoigneerde
Geyl was een figuur, een term die
hijzelf soms voor andere mensen
reserveerde. Over de excentrieke
Gerretson, bekend als dichter on-
der de naam Geerten Gossaert,
gaat trouwens het verhaal dat in
zijn grote kamer aan het Jans-
kerkhof na zijn dood hele wan-
den vol met zeldzame boeken uit
de Universiteitsbibliotheek wer-
den aangetroffen. Hoogleraren had-
den toen nog vrij toegang tot het
magazijn en Gerretson liep er re-
gelmatig rond, altijd gehuld in
een grote wijde slobberjas ...
Oorkondenkritiek
Gerretson was een buiten-
beentje in het Utrechtse histori-
sche wereldje. Maar hij was wel de
voorman van wat weleens een
Utrechtse school is genoemd. Ger-
retson doceerde in de 'petroleum-
faculteit' de geschiedenis van Neder- 63
lands-Indië ('petroleum' verwees
naar Gerretsons directiesecretaris-
schap van de Bataafse Petroleum
Maatschappij). Deze faculteit was
opgericht als conservatief tegen-
wicht tegen de meer progressieve
en 'ethische' Leidse bestuursop-
leiding voor Indische ambtena-
Een Utrechtse school
in de geschiedschrijving?
Is er zoiets als een Utrechtse traditie in de Nederlandse geschiedschrijving?
In de laatste maand van 1994 verscheen het aardige boekje Geschiedenis in
Utrecht Bestaat er een Utrechtse school in de geschiedbeoefening?
De zeven
auteurs neigen tot een negatief antwoord: zij geloven niet in een specifiek
Utrechtse thematiek en methodiek die door alle Utrechtse historici gedeeld
wordt of werd. Maar is dit werkelijk het laatste woord over het onderwerp?
Gelijkgestemd
In verschillende wetenschap-
pen wordt zo nu en dan gespro-
ken van een 'schoor. Zo kennen
we in de sociologie de Amster-
damse school van Johan Gouds-
blom, die sterk geïnspireerd is door
de civilisatietheorie van Norbert
Elias. In de geschiedwetenschap
is de Wageningse school zeer be-
kend, die een nieuwe vorm van
geschiedschrijving voorstond met
aandacht voor sociaal-economi-
sche structuren. Utrecht had ook
zo zijn scholen. Zo zijn er
Utrechtse scholen in de crimino-
logie en in de psychologie, die
zich beiden met het voorvoegsel
'fenomenologisch' tooiden.
We spreken van een school wan-
neer een gelijkgestemd groepje
wetenschappers zich bekend tot
een zelfde soort benaderingswijze
of thematiek en, net zoals in een
gewone school, leerlingen en
navolgers aantrekt. In sommige
wetenschappen leidt dit tot een
heilloze Verzuiling'. De ene bena-
dering lijkt de andere uit te slui-
ten. Ieder bewerkt zijn eigen erfje
zonder van het werk van collega's
uit een andere richting kennis te
nemen. Ze hebben zich ingegra-
ven in hun eigen theorietje. In de
geschiedschrijving gaat het alle-
maal veel opener toe, wat onge-
twijfeld te maken heeft met een
zekere afkeer van theorievorming.
Professor P. Geyl,         europese geschiedenis zwaaide ZR.
hoogleraar in              Dittrich de scepter. Ze hebben in-
Utrecht van 1936         middels allemaal afscheid genomen
tot 1958. Foto:            en Van Tijn is zelfs al overleden.
Collectie Univer-          Voor de buitenwacht was zonder
siteitsmuseum.            twijfel Von der Dunk het gezicht
van Utrecht. Dit hing samen met
zijn frequente optredens voor ra-
dio en televisie, en met zijn vele
stukjes in de krant. Maar ook de
Utrechtse studenten hoorden hem
graag. Von der Dunk gaf kleurrijke
hoorcolleges waarin hij, als een
volleerd toneelspeler, Chamberlam
of Hitler nadeed. Mij staat nog
levendig Chamberlams terugkeer
uit München voor de geest.
Als hoofdvak koos ik Nieuwe ge-
schiedenis (wat in Utrecht de pe-
riode 1500-1870 betekende). Om
mijn kandidaats te halen moest ik
een boekenlijsttentamen doen bij
J.C. Boogman, die de gewoonte had
dit bij hem thuis af te nemen. Het
ging niet goed, mijn feitenkennis
was volstrekt onvoldoende. Maar er
was nog iets veel ergers. Ik kreeg
al snel de vraag toegevoegd: "Weet
U dan niet wat Geyl hierover ge-
zegd heeft?" Ik wist het niet, had
ook geen enkel boek van deze
voormalige Utrechtse coryfee (hoog-
leraar van 1936 tot 1958) op mijn
lijst staan. Ik was inmiddels zo
nerveus geworden dat toen Boog-
man begon over Alexander Ear-
nese, de hertog van Parma, en en
passant \Toeg waar Parma eigen-
me i /juni 1995
De individuele persoonlijkheid van
de geschiedschrijver, die zich nau-
welijks in het keurslijf van een
school laat duwen, is belangrijker
dan in andere wetenschappen.
En over hoeveel mensen gaat het
eigenlijk? Aan de belangrijkste vier
of \ajf Nederlandse universiteiten
waren lange tijd niet meer dan
drie of vier leerstoelen geschiedenis.
Het was een klein clubje waardoor
elk inhoudelijk conflict tegelijk ook
een persoonlijk conflict was. 'Trans-
fers' van de ene universiteit naar
de andere, afhankelijk van wan-
neer toevallig een leerstoel vrij
kwam, bevorderden de schoolvor-
ming niet. D.J. Roorda had even-
goed hoogleraar in Utrecht als in
Leiden kunnen zijn. Hij was per
slot van rekening een leerling van
de Utrechter Boogman. P.J. Blok
en J. Huizinga begonnen als hoog-
leraar in Groningen en verhuisden
pas later naar Leiden. Schoolvor-
ming kreeg zo nauwelijks een kans.
Maar juist door hun kleine
aantal konden individuele histo-
rici veel meer een stempel druk-
ken op een vakgroep. Naar buiten
toe werd een universiteit vaak
geïdentificeerd met spraakmaken-
de figuren. Als je het over Amster-
dam had, dan had je het over Jan
Romein en Jacques Presser. En
Nijmegen was toch vooral de ka-
tholieke historicus L.J. Rogier ter-
wijl in Groningen E.fi. Kossmann
een liberale en tegelijk ironische
richting representeerde. Leiden ten-
slotte kon bogen op de befaamde
leerstoel vaderlandse geschiedenis
van Robert Eruin (1860-1894), de
vader van de wetenschappelijke ge-
schiedschrijving in Nederland. Nog
steeds zien de Leidenaren zichzelf
als de top en om daar in aanmer-
king te komen voor een leerstoel
moet je eigenlijk eerst ergens an-
ders hoogleraar zijn geweest.
De werkelijkheid is, zoals vaak,
aanmerkelijk weerbarstiger dan de
beeldvorming. Om slechts één voor-
beeld te noemen: Rogier was in
eigen kring bepaald met onom-
streden. Dit bleek misschien nog
het duidelijkst toen niet de na-
tuurlijke kandidaat J.A. Bomewas-
ser maar J.J. Poelhekke tot zijn
opvolger werd benoemd. Rogier en
Bomewasser waren waarschijn-
lijk te progressief voor het katho-
lieke establishment.
Toneelspeler
Wie was het gezicht van
Utrecht? Toen ik in 1978 geschie-
denis ging studeren waren er in
Utrecht zes hoogleraren: H.T.
Wallinga (Oude geschiedenis),
E.W.N. Hugenholtz (Middeleeu-
wen), J.C. Boogman (Nieuwere
geschiedenis), H.W. von der Dunk
(Contemporaine) en Th. van Tijn
(Sociaal-economische geschiede-
nis). Over de kleine afdeling Oost-
UTRECHT
62
Albert van der
Zeijden
O U D
UTRECHT
OUD
m e i /juni 1995
-ocr page 61-
Mededelingen
Een Utrechtse school
in de geschiedschrijving]
De Opstand in Utrecht,
1555-1588
Nieuwe educatieve projecten in
Domkerk en Cathcuijneconvenl
In 1995 en 1996 is 'De opstand
in de Nederlanden 1555-1588'
eindexamenonderwerp voor alle
middelbare scholieren met Ge-
schiedenis & Staatsinrichting in
hun pakket. Dit thema is zo rijke-
lijk vertegenwoordigd in de stad
Utrecht dat Museum het Catharij-
neconvent en de Domkerk er een
speciaal project over hebben ge-
maakt.
In 1581 ging de Domkerk over in
refomatorische handen. Een jaar
daarvoor hadden de beeldenstor-
mers hun werk gedaan. De spo-
ren van de opstand zijn nu vrij-
wel nergens zö zichtbaar als in dit
gebouw. Het project van de Dom
bestaat uit drie onderdelen. De
rondleider schetst eerst een ka-
der, om de leerlingen een beeld te
geven van de situatie in de
(aarts)bisschopskerk vlak \oor de
opstand. Vervolgens doen de
leerlingen een zeltstandig onder-
zoek op drie locaties in de kerk
die duidelijke sporen dragen van
de beeldenstorm. Zij doen dit aan
de hand van een observatieschema.
Tot slot formuleren ze zelf enkele
brandende vragen, die zij ook kun-
nen stellen aan de rondleider. De-
ze zal proberen de vragen zo
bevredigend mogelijk te beant-
woorden ól aan te geven waanim
dat niet kan. De educatieve dienst
van de Domkerk tracht met deze
onderzoeksmatige manier van wer-
ken, op basis van beeldbronnen,
aan te sluiten bij de vernieuwin-
gen in het geschiedenisonderwijs.
In Museum het Calharijnecon-
vent neemt de rondleider leerlin-
gen mee naar het gedeelte van de
aardig voorbeeld is hoogleraar
sociaal-economische geschiedenis
J.L. van Zanden, die enkele jaren
geleden uit Amsterdam is overge-
komen. In de bundel schrijft hij
over J.G. van Dillen, 'een misken-
de Amsterdammer in de Utrecht-
se school' zoals deze in de titel
omschreven wordt. Nu zal de zeer
produktieve Van Zanden zichzelf
wel niet miskend voelen, maar enige
verwantschap met zijn ambtsvoor-
ganger, zowel wat betreft leerop-
dracht als Amsterdamse herkomst,
zal toch aan de basis van dit arti-
kel hebben gelegen. Zelfs de bui-
tenbeentjes worden in de traditie
ingepast! Geschiedschrijving is
een constructie achteraf, je zoekt
in het verleden overeenkomsten én
verschillen. De geschiedenis wordt
voortdurend aan het nieuwste he-
den aangepast. Als je maar lang
genoeg kijkt, ontstaat er vanzelf
iets als een 'Utrechtse school'.
E. Jonker en P. van Hees (redactie),
Geschiedenis in Utrecht. Bestaat er een
Utrechtse school in de geschiedbeoefe-
ning?,
verschenen in de reeks Utrechtse
Historische Cahiers 15 (1994) nr. 3, een
uitgave van de vakgroep geschiedenis
van de Rijksuniversiteit tJtrecht. ISBN:
90-72131-26-6. Prijs: ƒ 20.
vaste expositie dat gewijd is aan
het godsdienstig leven in de twee-
de helft van de zestiende eeuw.
Beeldenstormpuin uit de kerk
van Woerden, satirische prenten
en schilderijen over onmatige
monnikken en hoogmoedige pau-
sen, heiligenbeelden en relieken
geven hen een beeld van de tur-
bulente religieuze ontwikkelin-
gen in de periode 1555-1588.
Tijdens de rondleiding werken de
leeriingen ook aan enkele op-
drachten, waarmee zij zich een
oordeel moeten vormen over een
schilderij ol prent.
Beide programma's kunnen in
combinatie of los van elkaar wor-
den uitgevoerd tot zomer 1996.
Voor meer informatie over de pro-
gramma's, tijden, kosten, materiaal
etc. kimt u zich wenden tot
-   Museum C^atharijneconvent,
Afdeling Presentatie en Com-
municatie, tel. 030-513835
-   Domkerk, tel. 030-310403
Te koop aangeboden :
•  Jaarboekjes Oud Utrecht 1933
t/m 1964
*    Maandbladen Oud Utrecht
1943 l/m 1957 (niet compleet)
Prijs n.o.t.k.
Mevr, A Sprenger - den Uyl
Voorstraat 5
3633 BA Vreeland
tel.:02943-1350
66
mei /juni 199.')
u T R i; c: 11 T
-ocr page 62-
zal hier wat swaar vallen, hier
moet men nog een vroedvrouwe
bij halen". Judith Pome komt op
donderdag tegen 2 uur en ver-
klaart na onderzoek: "dit is hier
nog een beslote werk, hel zal der
scherp afflopen". Toen de moeder
de "dogter, zittende op den stoel
heeft gevraagt, wel susje, wel kind,
hoe komt gij daar toe? Waarop
der requirantes dogter met schrij-
ende oogen antwoorde, hoe ik
daar toe gekomen ben, moeder,
dat zoude de beste konnen gebeu-
ren. Als zij verhaalde hoe dat zij
door vrouw Kok "ware misleijd
ende bedrogen". Deze vrouw Kok
(volgens andere verklaringen een
"olijk hoerhuijs in de Bakkersteeg
hebbende") heeft haar wijsgemaakt
dal zij een goed dienstje voor
haar weet en dat zij de volgende
dag maar terug moet komen. Dan
is daar ook professor Burmannus
en men vraagt haar naar boven te
gaan om een en ander rustig te
kunnen bespreken. Boven heeft zij
"aldaar vinden staan twee bottel-
jes met wijn en twee wijnroemer-
tjes en een wille schotel met koek-
jes en krakelingen". Plotseling moet
vrouw Kok naar beneden, waar-
op "den professor Burmannus
zijn paruijk hadde afgezet, in't net
gerold en op de kast gelegd, dal
hij daar op de schorteldoeksband
hadde los gemaakt, haar ontkleed
en twee maal vleijsselijk met haar
geconverseert". Op de vraag of dil
de waarheid is, antwoordt Diena:
"Jaa en dat zij noyl, nog voor, nog
naa van een man ware bekend ge-
weest als van den professor Bur-
mannus. Daar sy in zeer sware
angsten en benaudheyt zijnde en
als voor de poorten des doods,
voegende daar bij dat het zoo
waar ware als et een God in den
hemel ware, roepende als God tot
geluygen ende zeggende al waar-
re het dal van stuk tot stuk wier-
de gehakt en met vier peerden
vaneen getrokken, ik zoude niet
anders kunnen zeggen dat zij lij-
den mogle, dal God haar dus op
den stoel liet zitten zoo zij de waar-
heijt niet hadde verklaard. Op
welke woorden aanstonds God
den heere zodanige schielijke ver-
anderinge gaff tegens onzer attes-
lanten verwagtinge, dat des re-
quirantes dogter verloste ontrent
vijff uuren van een zoon, dat agt
maanden gedragen waren. Waar-
op de omstanders zeijden, dat kind
ziende: Wel, wat lijkt dat kind
zijn vader, zoo nel ende zoo wel,
jaa zelfs tot het kuyllje in de kin".
Ook buurvrouwen verklaren pro-
fessor Burmannus goed te ken-
nen en dat het kind net als hij
heeft: "een kloofje in zijn kin, een
breed voorhoofje, een rond aan-
gesigie off rond tronitje, roye lip-
jes en een gestadig wesentie".
Er volgt een proces en professor
Burmannus wordt ondanks zijn
ontkenning veroordeeld tot be-
talingvan fl. 3000,- wegens deflo-
ratie (ontmaagding) en fl. 300,-
kraamkoslen, verder dient hij lot
onderhoud van het kind fl. 3,-
per week te betalen, dit alles cum
expensis (met de onkosten). Schand-
dichten volgen en hij wordt er
van beticht meer onechte kinde-
ren te hebben. In 1715 vertrekt hij
naar de universiteit van Leiden.
En de zoon? Zijn doop is in
Utrecht niet te vinden. Wel is er een
besluit van de kerkeraad op 4 ok-
tober 1709 dal een zekere vroed-
vrouw, niet met name genoemd,
niet meer aan het avondmaal mag
deelnemen. Ze is een aantal keren
niet op de oproep verschenen en nu
wil ze niet zeggen waar een be-
paald (?) onecht kind is gedoopt.
Diena van Woudenberg trouwt
op 20 januari 1711 met Johannes
Rennewee (Runnewé, Rendeweg)
en nadat ze weduwe is geworden
hertrouwt ze in 1731 met Marti-
nus van Cleef. Ze sterft in 1751,
ogenschijnlijk kinderloos?
Bronnen
GAU, notariële archieven, inv. nr. U 145 a
lal<tenr. 101,105,108.1 en 108.2; GAU
collectie DTB; GAU Arch. van cJe Kerke-
raad van de Ned. Herv. Gemeente, inv.
nr. 12; Gedrul(t verslag van het proces
voor het Hof van Utrecht, bibl. GAU XX B
58; spotdicht bibl. GAU XX B 56.
C H A N D A A
Had deze zedepest, van geyle liefde dronken,
Zijn schadelijk vergift de jeugd niet ingeschonken;
En school en tempeltwist onsteken met geweld.
Hij waar verhoogt, die nu met schande legt geveld.
Dil spotdicht is
in 1709 gepubli-
ceerd naar aan-
leiding van hel
gedrag van nie-
mand minder dan
Petrus Burman-
nus, hoogleraar in
de historie, wel-
sprekendheid en
staatkunde te
Utrecht. Die wel-
sprekendheid
daar kan Diena van meespreken!
Diena van Woudenberg is op 22
mei 1687 gedoopt in de Jacobikerk
als dochter van Johannes van Wou-
denberg, grutter en burger van de
stad Utrecht en Diena van Span-
gen (ook wel Van Spaenjen ge-
noemd). Zij heeft verschillende
broers en zusjes. Diena gaal in
een dienstje in Den Haag en dal
valt niet mee, want het gezin
Groenesteijn aan de Nieuwe Mol-
straat heeft 10 kinderen. In sep-
tember 1708 is Diena bij haar
moeder (haar vader is gestorven)
in Utrecht om kermis te vieren.
Dan komt zij vrouw Kok tegen.
Voor notaris Johan Bosch wordt
op verzoek van de moeder van
Diena op 27 maart 1709 een atte-
statie (verklaring) afgelegd door
twee vroedvrouwen over het ge-
beurde in een huis aan de Ridder-
hofstad in Utrecht op woensdag
13 maart 1709:
Diena van Woudenberg krijgt "je-
gens den avond den arbeijd op
den hals" en vroedvrouw Maria de
Lange wordt ontboden. Zij verklaart
dat er "nog geen apparenlie was
tot verlossinge" en ook "dit werk
Petrus Burmannus,
1668-1741.
Coil. Universiteits-
museum.
Foto Jac. P. Stolp.
67
Uartine 1. van
der Kaa
UTRECHT
mei /juni 1995
-ocr page 63-
zegeld werd. Maar de Duitsers
stonden wel toe dat de uitgeno-
men hoofdzekeringen het eigen-
dom bleven van de bewoner. Bo-
vendien zagen de achtertuinen van
de wel aangesloten panden zoals
bakkerijen er al snel uit als ge-
pavoiseerde oorlogsschepen, maar
dan zonder vlaggen en lampen.
ozo
Bijna alle buren kregen een
'stekkie'. Helaas was onze naaste
bakkerij wat te ver weg, maar wij
ontvingen hulp uit een geheel an-
dere hoek. Ons schildersbedrijf
annex aulospuiterij zal al lang
zonder werk en personeel. Alleen
mijn oudere broer deed nog wel
eens wat klein spuitwerk voor
goede relaties. Maar de materialen
raakten ook op en veel maakte
het dus ook niet ineer uit dat de
luchtcompressor en alzuigventila-
toren dan niet meer gebruikt kon-
den worden. Veel erger was het
dal we niet meer naar de BBC
konden luisteren. Daar moest iets
aan gedaan worden, maar hoe? De
redding kwam in de gedaante van
een ambtenaar van het energiebe-
drijf die de stroom kwam afslui-
ten. Hen uiterst aimabele, spraak-
zame man die de zekering uitnam,
hel kastje verzegelde en mijn broer
de zekering overhandigde met de
woorden: "Alstublielt meneer die
zekering blijft van U. Het kastje is
verzegeld zoals U ziet en U weet
naluuriijk dat het ten strengste
verboden is het zegel te verbreken
en de stroom weer aan te sluiten.
Nou meneer U ziet er niet naar
uit dal U zoiets zal doen, inaar er
zijn liguren meneer....die nemen
een slopnaald en dan peuleren ze
het zegel open en dan ...kijk maar"
{en iets dat op een grote slopnaald
leek uil zijn las nemend, peuter-
de hi| het loodje open, school hel
van hel ijzerdraad en weer erop,
kneep met een tangetje het loodje
ver dicht en ging verder met zijn
beloog) "de zekering er weer
in...maar dat is levensgevaarlijk
meneer als je het niet met een geï-
soleerde tang doel. fin...nou ja, U
weel dat het niet mag, dus dan ga
ik maar naar de volgende klant.
Dag meneer... en..uh..OZO!" En
met deze in die dagen zo gang-
bare begroeting, de beginletters
van hel 'Oranje zal Overwinnen',
ging hij weer op weg naar de vol-
gende klant. Twee minuten later
zaten wij weer 'aan de stroom'.
Hongerwinter
De kerken deden in de hon-
gerwinter hun best de ergste kre-
peergevallen wat te helpen. Na lang
onderhandelen was het de Utrechtse
kerken namelijk gelukt om toe-
slemming van de bezetter te krij-
gen om - op eigen kosten en verant-
woording - enige weken lang een
beperkt aantal wanne maaltijden te
verstrekken aan de meest schrij-
nende gevallen. Met welwillende
hulp van een aantal agrariërs en
handelaren werd (al dan niet zwan)
de hand gelegd op een bescheiden
hoeveelheid voedsel als wortelen,
uien, kool, aardappelen etc en de
benodigde brandstof voornamelijk
hout. Voor de bereiding werd een
beroep gedaan op een aantal bak-
kers en banketbakkers in de ver-
schillende wijken. Zij beschikten
nog over eleklriciteit voor hun be-
drijf, omdat zij nodig waren voor
de voedselvoorziening. Banketbak-
ker Koot in de Goedeslraal was een
van hen. Koot (Tom voor zijn vrien-
tlen) was behalve een zeer vakbe-
kwaam banketbakker, ook een zeer
\riendelijk, ruinihariige en sociaal-
voelend man en hij stelde zijn
niet geringe capaciteiten, zijn bak-
kerij en zijn ingrediënten graag ter
beschikking. Omdat zijn bakkerij
al lange tijd op een laag pitje draai-
de en hij (behalve zijn vrouw) geen
hulp had, vroeg hij mij - toen een
24 jarige onderduiker en medebe-
woner van de Goedeslraal - hem
als keukenhulp te assisteren, uiter-
aard zonder geldelijke vergoeding,
maar met het vooruitzicht van
eenmaal per week een eenvoudi-
ge warme maaltijd. Vooropgesteld
naluuriijk dat er genoeg overbleel
na de uitdeling. Indien mogelijk dan
ook nog voor de rest van ons ge-
zin bestaande uit zes volwassenen
waarvan drie onderduikers. Dit
aanbod greep ik naluuriijk mei
beide handen aan.
o G G E T U I G
Louis Cornelis - Loek - van Santen is in 1920
geboren in de Goedestraat te Utrecht. Toen
de oorlog uitbrak was hij twintig. In onder-
staand verhaal vertelt hij over het dagelijks
leven in de laatste oorlogsjaren in Utrecht.
Stroomloos
Na de spoorwegslaking in sep-
tember '44 was hel snel gedaan
mei de energiewiorziening. Van ho-
gerhand kwam de verordening dal
alles behahe wal van belang was
voor de Duilse oorlogsvoering en
voor de voedselvoorziening van
Nederiand, alsmede een beperki
aantal ziekenhuizen afgesloten
zou worden van de elektriciteits-
voorziening. Dit was op zichzell
nogal een gecompliceerde ingreep.
Hoewel modernisering van hel
elektriciteitsnet al een aantal jaren
voor de oorlog was ingezet waren
er vooral in de oudere binnenstad
en buitenwijken nog wat objecten
die nog niet volledig aangepast
waren. Bovendien was het met
oog op bovenstaande vrijstellin-
gen niet mogelijk gehele blokken
buiten bedrijf te stellen door het
afkoppelen van transformatorhui-
zen. De afsluitingen moesten dus
pand voor pand plaatsvinden en
dit gebeurde aldus wijksgewijze
door in de huizen de panden de
hoofdzekering uit de aansluitkast
te verwijderen, waarna de kast ver-
f en door de
Utrechtse kerken
georganiseerde
voedseluitdeling.
Foto: GAU, Ven.
156 f) IJ
68
1..C. van Santen
mei I \un\ 1 'ï 9 5
U T R O C II T
-ocr page 64-
Keukenhulp
En zo was bakker Koot in hel
voorjaar van '45 vier weken lang
in de gelegenheid zijn kunst te to-
nen bij het eenmaal per week be-
reiden van een warme maaltijd voor
circa 100 personen die hiervoor
van de kerk een bon ontvingen.
Uiteraard voornamelijk stamppot,
maar smaakvol en van klasse. Mijn
werk als keukenhulp bestond uit
het wassen van groenten, het schil-
len van uien en aardappelen, het
hakken van hout en takken voor
de oven en behulpzaam zijn bij
het uitdelen, 1 liter per persoon.
Voor dag en dauw begon ik hier-
mee in zijn bakkerij aan de Fre-
derikastraat. Om half een 's mid-
dags was de uitdeling, maar al
uren van te voren stonden de kleu-
mende stakkers buiten in de rij
met hun pannetje. Soms kwamen
de waterlanders bij het zien van
zoveel ellende, maar het schillen
van al die uien bracht gelukkig
een welkome camouflage. Eenmaal
was er zelfs vlees! De herkomst
bleef een raadsel, evenals de aard,
maar het zag er goed uit al was het
bij lange na niet voldoende voor
een sudderlap of een karbonade
voor iedereen. Maar Koot maakte
er voor iedereen een prachtige
schijf - wat hij noemde - paarde-
vlees van. Een soort zult met krui-
den en gelatine uit zijn eigen voor-
raad. Na de uitdeling was het
afwassen en schoonmaken en om-
streeks drie uur zat het werk er-
op. Hel overgeschoten eten - soms
wel twee liter of nog meer - werd
in een pan gedaan en dan was het
tijd voor de operatie 'homerun'.
Terwijl mevrouw Koot in de deur-
opening van de winkel de Goede-
straat in het oog hield, verkende
Koot zelf de Frederikastraal en als
alles veilig was kwam de kreet "ja
Loek..hollen..". En als een geolie-
de bliksemstraal rende ik met
mi|n pannetje onder de arm vijf-
tig meter naar huis, waar mijn
oudere zus al klaar stond om snel
de voordeur open te doen. Bin-
nen stonden de borden al op tafel
en brandde het noodkachellje om
heerlijk te kunnen genieten van
het wekelijkse feestmaal.
VONDSTEN
Op de zijkant van de bus is een
reklamebord te zien voor sigaret-
ten van het merk 'Turmac' met als
ondertekst 'bouquet special'. De
bus is een Opel, welke in bedrijf
genomen is in 1938. Op 4 sep-
tember 1944 is deze bus (nr 64)
samen met de andere nog in rijd-
bare staat verkerende bussen
meegenomen door de bezetter.
De bevrijding leek nabij en in al-
lerijl evacueerden de Duitsers
hun mensen en bezittingen rich-
ting de oostgrens.
Verdere gegevens lijkt de foto niet
prijs te geven. Intrigerend is het
wel om de diverse gelaatsuitdruk-
kingen te bekijken. Variërend van
de vrolijkheid van een kind bij
het meelopen met een optocht,
tot de - wellicht gespeelde - ongeïn-
teresseerdheid van een fietser die
er alleen maar snel voorbij wil en
het fanatisme van het jeugd-
stormlid met een tot in de vinger-
toppen doorgevoerde gediscipli-
neerde houding.
Informatie over de bus is aficomstig uit:
IVI.R.A. Velthuis, Van de D/on Bouton
naar DAF-standaard,
Zaltbommel 1980
Bij toeval dook deze foto on-
langs op in het Archeologisch en
Bouwhistorisch Centrum. Een fo-
to die gezien de dit jaar uigebrei-
de herdenking van 50 jaar bevrij-
ding een extra actueel tintje heeft.
De foto roept een aantal \Tagen
op, die wellicht door welwillende
lezers beantwoord kunnen wor-
den. Wat is hier afgebeeld en in
welk jaar speelt dit zich af ?
Een paar aanwijzingen geeft de
foto zelf. Zo is hij genomen in de
Wijde Begijnestraat ter hoogte
van de Breedstraat. Er vindt een
optocht plaats van de NSB en de
Nationale Jeugdstorm. Zoals elke
optocht trekt ook deze meelopers
en kijkers, zij het dat in oorlogs-
tijd deze woorden een andere ge-
ladenheid krijgen. Lettend op de
nog volgende lange reeks jongens
en meisjes komende vanuit de
■Van Asch van Wijckskade, moet
de optocht een grote omvang ge-
had hebben.
De autobus (lijn 1, nr 64) die
zichtbaar is op de foto heeft een
houtgasgenerator achterop ge-
monteerd. De eerste bus op hout-
gas reed al in 1940, bus nr 64
kreeg de generator begin 1941.
69
mii /juni 199 5
UTRECHT
-ocr page 65-
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht
tel: 030-623866/626800
fax: 030-623274
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT
(k)
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V.
UTRECHT
OUDKERKHOF25
TEL. (030) 31 52 51
Activiteiten o.a. op het gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
3512 GJ UTRECHT
FAX (030) 367144
Tijdschriften
wil ili als hobby voor u
INBINDEN
Redelijk tarief en
100% handwerk.
Co Passenier,
tel. 030-930867
(na 18.00 uur)
Hier had uw
?r
advertentie
kunnen staan"
-ocr page 66-
.„pltrettende bestrijding
en'
ongedierte Bestriiding
aldeling
„ Havendienst Uliechl
R*'9'"8
Tel. 030
443986
H
NVM
Oud-Utrecht,
een levende vereniging met hart
voor Utrecht
Mccprawn over de iockomsi
Leden van de vereniging Oud-Utrecht weten waarover zij
hel hebben. Zij praten met gezag mee over het verleden en
de toekomst van hun stad en hun provincie.
E.uur.sics. lezingen en forums
Oud-Utrecht organiseert excursies naar historische gebou-
wen, tuinen en dergelijke. Daarbij gaan vaak deuren open
die normaal gesloten blijven.
Op lezingen en forums worden historische en actuele
onderwerpen behandeld.
Tijdschrift, Jaarboek en Kroniek
Het blad Oud-Utrecht, twee-maandelijks tijdschrift, geeft
volop informatie over de geschiedenis en het heden van
stad en provincie.
Het Jaarboek Oud-Utrecht is hekend om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen.
Behalve hel Jaarboek en het tijdschrift ontvangen de 1800
leden van Oud-Utrecht elk jaar de Archeologische en
Bouwhistorische Kroniek.
De Oud-Ulreelu-Prijs
In 1992 is de Oud-Utrecht-Prijs ingesteld, groot 3000 gul-
den. Eens in de twee jaar wordt deze prijs toegekend aan
de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis
van Utrecht.
^UUS
Makelaardij in
onroerende goederen
• Aan- en verkoop-
begeleiding
• Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht
_______
030 - 34 00 08
)SB
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 543212, Fax 030 - 5432 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 67-
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag
         11-18 uur
Zaterdag 11-17 uur
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
^tm
zwif^^im.
WAAR OIJDF WAARDFi
NFOn TTSI FRF
ORDEN GEHOUDEN.
ENÜ
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
-ocr page 68-
Utrecht
6 8e jaargang nummer 4
Onthulling van het
beeldje Kathrijn
van Leemput
Het Utrechtse bevrijdingsfeest van 5 mei 1955
Boekenschouw
Tussen distantie en betrokkenheid
Drie visies op de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
bjltiiuttioekder -
hi.- -iifnvtifSiteit
■ J
i.___,_
-ocr page 69-
Boeken over
UTRECHT,
stad en provincie,
hebben wij altijd
ruim in voorraad
GREEP Schilders bv
•    Restauratiewerken
•    Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht
Tel. 030-88 21 31
Broese Keniink
*;
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804
JURRIËNS
UTRECHT
• Restauratiewerken
• Nieuwbouw
• Onderhoud
1
■ Aannemersbedrijf
^
^ H. J. Jurriëns B.V.
1 Sophialaan 1
1
J 3542 AR Utrecht
L_
^ Telefoon (030) 41 29 1 2
l.ni \ril -\nluj!unr\ CnnoalM ihip
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROTO SMEETS DE BOER
é^
r.LISH4N
&>LIS114N
bouw&vastgcx:d
van Data tot Druk
Vrieslantlaan 14.3526 AA Utrechl
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht
Telefoon 030-822 822
Fax 030-88 35 61
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
-ocr page 70-
Van de redactie
Colofon
Oud-Vtrecht
Iwccniaiiiulcliiks (ijdschriU
6Hc jaargang nr. 4
juli/augusliis IW)
ISSN HHO-yny
Oud-Utrcchl is een uilga\'e van c!c
Vereniging Oud-Utrechl, vereniging
lol beoefening en lol verspreiding van
de kennis der geschiedenis van siad
en provincie Utrechl.
VooijidrrJ.W. Lcmaicr
Secretariaat: Mw.J,C;.M. Pennings,
p/a Alexander Numankadc 201,
3572 KW Ulrechl.
Pcnninj;mtrs(i'rJ.Baars,
U kunt zich opyfvcn ak lid van de vcrcni-
^ng Oud-Uticcht door te schiijvcn naar:
Oud-Ulrechl,
Antwoordnummer 3335,
3500VPUlrechL
De conlribulie bedraagl / 47,= per
jaar (26- / 30,=; 65+/41,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
Mw- C. de Ixcuvv,
icleloon: 03645-62930.
Bclaling conlribulie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, M. van Haitem,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C \'an Oudheusden,
B. van Samen, E. Tigelaar,
M. van de Vrugl, A. van der Zeijden.
Rcdactieadfc^:
Alexander Numankadc 199,
3572KW|ilrcchl.
V'ormgcvini;; De Vormers, Ulrechl
Druk: De Boer C\iperus.
Oud-lJtrecht. Tweemaandclijh üidschrift
verschijnl zes maal per jaar.
Deadline agenda volgende nummer:
26 auguslus '95, verschijningsdalum
1 oklober.
Llw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankadc 199,
3572 KW Ulrechl, op 5 1/4 of 3 V'
inch lloppy (WordPerfect, versies 4.2,
5.0ol5 1).
Aanbc\'olen om\'ang lussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij hel aantal
noten zo bcperki mogelijk gehouden
moet worden. Hel gebruik van lu.ssen-
kopjcs wordt aangeraden; illuslralie-
suggestics zijn zeer welkom.
De redactie mag zich de laatste tijd gelukkig prijzen met het binnenkomen van een aantal grote
artikelen. In dit nummer treft U bijvoorbeeld twee artikelen aan die uitgebreid ingaan op de herdenking
van de bevrijding in Utrecht, toen en nu.
Een gevolg van dergelijke grote artikelen is echter wel een worsteling met de beschikbare ruimte in
Oud-Utrecht. In het vorige nummer leverde het aantal grote stukken een zodanig probleem op, dat in
sommige vaste onderdelen flink gesneden moest worden. Ditmaal is er voor gekozen om enkele vaste
rubrieken tot hun volle recht te laten komen en voor eenmaal de rubriek
'Vondst' te laten venallen.
Wij hopen op Uw begrip daarvoor, want het gaf de redactie de mogelijkheid de Utrechtse slenoet-
baller Tonny van der Linden uitgebreid aan hel woord Ie laten in Ooggetuige.
Tenslotte wenst de redactie de heer Ton Simonis van drukkerij De Boer-Coupcrus van harte te
bedanken voor zijn jarenlange trouwe en betrouwbare medewerking aan de totstandkoming van
het blad. We wensen hem een plezierige en boeiende VUT-tijd!
Inhoud
Van de redactie
Het Utrechtse bevrijdingsfeest van 5 mei 1955
Cdwin Maes
Boekenschouw
Ooggetuige
Agenda
Tussen distantie en betrokkenheid
Drie visies op de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
Wim Berlfelaar
Van de leestafel
Schandaal
75
76
82
84
86
87
92
93
75
juli I «ugusfus 1995
UTRECHT
-ocr page 71-
Het Utrechtse hevrijdingsfeest
van
5 mei 1955
Op 5 mei 1995 vierde Utrecht zijn 50ste bevrijdingsjaar. Een groot bevrijdings-
feest zou deze speciale gelegenheid zijn glans hebben moeten geven, maar als
men afgaat op de beelden van de Stadsomroep en reacties in de plaatselijke
kranten, dan viel de viering bij vele (vooral oudere burgers) tegen.
organisatie van de viering voor
een groot deel op zich.
De bevrijdingsfeesten van 1946 en
1947, waarbij de middag mocht
worden vrijgegeven, waren een
groot succes. Het feit dat van
1948 tot en met 1953 de vrije
middag pas om 16.00 uur zou
beginnen zorgde voor een daling
van activiteiten. Het bevrijdings-
feest verplaatste zich die jaren
vooral naar de avond met sta-
dionspelen, volle cafés, muziek
en bevrijdingsbals.
De viering in 1953 was een diep-
tepunt jvat betreft omvang en
organisatie. Het Utrechts Nieuws-
blad
schreef: "Bevrijdingsfeest in
Utrecht was als bijna overal elders
te lande een dag zonder feest. Het
verplichte vrijaf was door de re-
gering van het rooster geschrapt
en dus werkte bijna iedereen
door, maar niet met instemming.
Waar was na een avond rouw om
de gevallenen, de sfeer van blij
herinneren van die onvergetelijke
grootse dag aan het eind van de
oorlog en bezetting, de dag der
bevrijding? Hoe was het mogelijk
opnieuw die dag van het gloren
der vrijheid te beleven, in een
werkende stad, een werkend
land? Na rouwherdenking was er
geen opgang meer naar een
hoopvol verschiet. Een deel van
ons volk wenste het niet zo".'
De oorlog lag nog vers in het ge-
heugen en daarom werd er ook
op gewezen dat het bevrijdings-
feest een dankfeest was en al te
wilde uitbundigheid dus uit den
boze. Op 6 mei 1949 plaatste het
Utrechts Nieuwsblad naast de
verslagen van het bevrijdingsfeest
de volgende ingezonden brief
"M. de R., Het was mij een grote
voldoening om aan de vooravond
van de dag der bevrijding deel te
kunnen nemen aan de stille om-
Daarmee was dit feest geen
uitzondering. In de periode na de
oorlog heeft fiet bevrijdingsfeest
nooit op veel animo kunnen reke-
nen. Behalve dan op 5 mei 1955,
het absolute hoogtepunt van alle
vieringen. Wat waren hiervan de
oorzaken en waarom was het be-
vrijdingsfeest van 5 mei 1955 zo
bijzonder?
Tussen 1946 en 1995 kende de
viering van het bevrijdingsfeest
veel pieken en dalen. Van grote
invloed daarop was vooral het ge-
debatteer van de overheid over
een al dan niet te geven vrije dag.
De viering van de vijfde mei werd
niet door iedereen als wenselijk
beschouwd. Voor een deel van de
bevolking was de vijfde mei niet
de werkelijke bevrijdingsdag (ver-
schillende delen van het land wer-
den op verschillende data bevrijd).
Daarnaast bleven de naoorlogse
kabinetten en de Stichting van de
Arbeid het als een onoverkome-
lijk bezwaar zien dat een gehele
werkdag zou uitvallen.
De periode onmiddellijk na de
oorlog was er één van 'herstel en
vernieuwing', aldus de leuze van
het kabinet Schermerhom-Drees
in 1945. De viering van de bevrij-
ding zou ten koste gaan van de
wederopbouw van het land. Voor
de vijfde mei 1946 werd daarom
van regeringswege niets bepaald.
Koningin Wilhelmina had een plan
van minister-president Schermer-
hom, om op koninginnedag (31
augustus) tevens de bevrijding te
herdenken, verontwaardigd van
de hand gewezen. De viering
werd aan het particulier initiatief
overgelaten.
In 1947 mocht (het was niet ver-
plicht) op de vijfde mei de mid-
dag vrij worden gegeven. In 1948
echter werd bepaald dat die vrije
middag pas om 16.00 uur zou
beginnen. Deze regeling bleef tot
1954 gehandhaafd. Op voorstel
van minister-president Drees en
met instemming van de Stichting
van de Arbeid werd in 1954 be-
kend gemaakt dat Koninginnedag
(30 april) tevens als bevrijdings-
dag zou worden gevierd.
Tien jaar na het einde van de
tweede wereldoorlog werd de vijf-
de mei in 1955 wèl een nationale
feestdag. Maar in 1958 werd
besloten dat de bevrijding voortaan
alleen nog in de lustrumjaren offi-
cieel zou worden herdacht.
Ongetwijfeld heeft dit omslachtig
beleid bijgedragen tot de deva-
luatie van deze dag en zijn bete-
kenis. Maar daarmee alleen kan
de moeizaamheid, waarmee de
bevrijdingsdag wordt gevierd,
niet worden verklaard.
De periode 1946-1955
In de periode van 1946 tot
1955, waarin de overheid ten aan-
zien van het bevrijdingsfeest weife-
lend optrad, werd het bevrijdings-
feest elk jaar in Utrecht gevierd.
Het Comité Nationale Feestdag,
een particulier initiatief, nam de
76
Edwin Maes
j ui i I augHSIus J995
UTRECHT
-ocr page 72-
De optocht van
gemeenten-
diensten, 1957.
Voorop de
Monumenten-
zorg-wagen.
Foto: Sector
Monumenten
gang. Maar zijn er werkelijk men-
sen te vinden, die van 5 mei een
nationale feestdag willen maken?
Wij nuchtere Nederlanders zou-
den toch niet graag zien, dat zij
die tijdens de oorlog dierbaren
verloren hebben en hun verlies
op deze dag nog ernstiger voelen,
achter een hoempa-orkest aan
gaan lopen? Nu is het zo, dat een
deel van het Nederlandse volk
feestviert en een ander deze dag
in herdenken doorbrengt. Laat 5
mei geen nationale feestdag zijn,
maar een dag van stille overden-
king! J.R."2
Na 1953, een jaar waarin het be-
vrijdingsfeest nauwelijks meer
werd gevierd, verdween het
C.N.F, en nam 'Stichting Stads-
ontspanning' (S.S.0.) de organi-
satie van de viering op zich.
Op verzoek van het gemeentebe-
stuur droeg de S.S.0. jaarlijks
zorg voor de 5 mei viering. De
S.S.O. verzorgde, gedurende het
gehele jaar, verscheidene activi-
teiten in de stad (van zomeravond-
concerten tot de kerstverlichting)
en bestond uit vrijwilligers. De
Stichting kreeg jaarlijks een be-
drag van de gemeente waarmee
de kosten van de activiteiten
moesten worden betaald.
5 mei 1955
De viering van 5 mei 1955
kan wat betreft omvang, organi-
satie en belangstelling van de
Utrechtse bevolking als het hoog-
tepunt van alle gevierde bevrij-
dingsfeesten in Utrecht worden
gezien.
Doordat het gemeentebestuur grote
groepen van de burgerij inscha-
kelde "kon deze herdenking in
Utrecht boven alle godsdienstige
en politieke geschillen uitgetild
worden en beleefden de Utrech-
ters de feestelijkheden in dezelfde
geest van eensgezindheid en ver-
bondenheid, die zo kenmerkend
is geweest voor de bezettingsjaren
en voor het feest der bevrijding
zeir.3
Op donderdagmiddag 5 mei 1955
genieten bijna 10.000 Utrechtse
burgers, op acht verschillende
plaatsen in de stad, van hun 'meat
and vegetables'. Met deze voor
Nederland unieke, en daarom
door Polygoon verfilmde bevrij-
77
juli I augustus 199 5
U T R E C fl T
-ocr page 73-
Het Utrechtse bevrijdingsfeest
van 5 mei 1955
dingsmaaltijd, viert Utrecht zijn
tiende veijaardag van de bevrijding:
Andere hoogtepunten van die dag
waren de herdenkingsbijeenkomst
in Tivoli, de historische en allego-
rische optocht en aansluitend het
openluchtspel 'Triliber' in een
stadion met 7000 toeschouwers
en 2000 deelnemers.
Na tien jaar van 'tucht en ascese'
was eindelijk plaats voor een uit-
bundige viering. De wederop-
bouw was vergevorderd zodat
een zekere afstand genomen kon
worden van de moeilijke oorlogs-
jaren. Pas nu was de bevrijding
werkelijk voltooid. Aan het suc-
ces droeg ook bij dat de overheid
het bevrijdingsfeest tot een natio-
nale feestdag uitriep.
Die vijfde mei trok de grote histo-
rische en allegorische optocht on-
getwijfeld de meeste belangstel-
ling. Ongeveer 2500 mensen
namen deel aan de stoet, die een
afstand van bijna 7 km door de
stad aflegde. Anderhalf uur duur-
de de tocht langs de op sommige
plaatsen vijf tot zes rijen dikke
haag van toeschouwers.
Het waren eigenlijk twee optoch-
ten want de allegorie werd voor-
afgegaan door een optocht van de
sportverenigingen van Utrecht.
Onmiddellijk daarna volgden 12
herauten en 24 bazuinblazers, die
de historische stoet voorafgingen,
en de praalwagen aankondigden
waarop de stedemaagd met het
boek der historie troonde. Uit dat
boek waren drie episodes gekozen,
die ook de onderdelen vormden
van het spel Triliber, dat die
avond in het stadion zou worden
opgevoerd: drie bevrijdingen.
De stoet bestond uit vijf grote
delen, die achtereenvolgens uit-
beeldden de bevrijding van de
Spanjaarden (1577), de bevrij-
ding van de Fransen (1813), de
bevrijding van de Duitsers
(1945), de wederopbouw van
Utrecht (1945 - 1955) en tenslot-
te "De vrouw door alle eeuwen
heen smeekt om vrede".
In het eerste deel werd het Spaan-
se juk verbeeld door het kasteel
Vredenburg, dat door de vrou-
wen onder aanvoering van Trijn
van Leemput werd afgebroken.
Deze hopmansvrouw werd leven-
dig toegejuicht. Hoge Spaanse
bevelhebbers reden in de stoet
mee, kasteleins van versterkingen,
maar ook eenvoudige burgers en
de Staten van Utrecht. Graaf Jan
van Nassau, grondlegger van de
Unie, werd vergezeld door dertien
ondertekenaars. Hun handteke-
ningen werden, enorm vergroot,
meegevoerd op een praalwagen.
Zij werden, in het tweede deel,
gevolgd door Fransen en Utrechtse
burgers uit 1813. Zelfs Napoleon
en Marie Louise ontbraken niet.
De Fransen werden voortgejaagd
door de kozakken, die eerder op
de middag de sleutels van de stad
al bij de burgemeester hadden
opgeëist. Erfprins Willem VI was
zelfs in de vissersschuit naar
Utrecht gekomen.
De Duitse tijd werd uitgebeeld
door witte en zwarte figuren (de
Duitsers) en door grijze gestalten
(het Verzet). Op een wagen, de il-
legale pers voorstellend, werd een
Oranjebulletin herdrukt. Veel ap-
plaus was er voor de leden van de
Binnenlandse Strijdkrachten en de
jeeps met de Canadese bevrijders.
Van alle kranten kwam alleen de
Waarheid
met kritiek: "Dit onder-
deel had men in vergelijking tot
de voorafgaande twee zeer 'sober'
gehouden, verder dan een symbo-
lische 'zwarte massa', voorgesteld
door kleine meisjes, kwam men
niet. De algemene opinie onder
de duizenden toeschouwers was
dan ook, dat deze tijd veel beter
tot zijn recht zou zijn gekomen
indien men geüniformeerde Duit-
sers had gekozen. Het geheel
wekte nu de indruk dat men
poogde de herinnering aan de be-
zettingsjaren te doen vergeten. De
bezetting werd eenvoudig ver-
donkeremaand, juist op de dag
waarop men het feit herdacht, dat
we tien jaar geleden van alle
onderdrukking en ellende die het
fascisme ons bracht, werden be-
vrijd"."*
Het deel van de Wederopbouw
toonde de nieuwe Utrechtse
ambulanceauto en verder een
levensgrote olifant (van Van
Gend en Loos) en een levensgrote
Dieseltrein (van de N.S.), geheel
in hyacinten uitgevoerd. De laat-
ste wagen, met de voorstelling
'De vrouw smeekt om vrede',
sloot deze lange stoet af.
Inhoud en symboliek
Opvallend aan deze viering
was de speciale aandacht voor de
jeugd, als symbool voor de toe-
komst, en de vrouw, als symbool
van verzet. Bij de in de ochtend
gehouden jeugdappèls werd de
liefde voor Vaderland en Oranje-
huis vooral tot uiting gebracht
door het zingen van vaderlandse
liederen en afsluitend het hijsen
van de Nederlandse vlag. De
jeugd moest ook in de toekomst
doordrongen zijn van het geza-
menlijke ideaal van vrijheid en
democratie.
In tegenstelling tot de informatie
uit de kranten bleek uit het evalu-
atie-rapport van het Secretariaat
dat het jeugdappèl op het Dom-
plein uitermate slecht was be-
zocht. Het slechte weer die och-
tend was niet de oorzaak. Er was
enige 'deining' veroorzaakt in de
78
Juli / augustus 19 9 5
UTRECHT
-ocr page 74-
voorbereidingscommissie toen
bleek dat het vlaghijsen bij de
jeugdappèls door militairen zou
worden uitgevoerd. Dit was bij de
vieringen daarvoor altijd door de
jongeren zelf gedaan en de aan-
wezigheid van de militairen werd
als misplaatst gezien. "De mede-
werkingvan de militairen was ons
inziens juist, ook in symbolisch
opzicht, omdat onze vrijheid
voornamelijk met militaire steun
bevochten is", aldus het Secretari-
aat in haar evaluatie-rapport.'
Kathrijn van Leemput, de vrouw
die in 1577 de aanstoot tot de
slechting van kasteel Vredenburg
gaf, werd deze viering het sym-
bool voor de vrouw in het verzet.
Eerder die ochtend vond op de
Bakkerbrug al de onthulling plaats
van het monument (gemaakt door
de Utrechtse beeldhouwer Pieter
d'Hondt) gewijd aan de nagedach-
tenis van Kathrijn van Leemput.
Vóór het monument werd ont-
huld, sprak burgemeester De Ra-
nitz een inleidend woord, waarin
hij deze plechtigheid als één der
hoogtepunten van de viering van
de bevrijding aanmerkte. "Wij
zien", aldus de burgemeester, "in
Trijn van Leemput de verzets-
geest, die zich ook in de oorlogs-
jaren 1940 - 1945 manifesteerde
en wij willen door dit monument
eer bewijzen aan de vrouwen in
het algemeen, die in de bezet-
tingsjaren door karaktervastheid
en opofferingsgezindheid de man-
nen hebben gesterkt in het verzet
jegens de onderdrukker".*
Tijdens de optocht en ook bij het
openluchtspel werd Trijn van
Leemput steeds door de bevol- Onthulling van het
king toegejuicht. Kennelijk sprak beeldje Kathrijn
deze persoon zeer tot de verheel- van Leemput
ding. Zij maakte het regionale
aandeel in de geschiedenis van de V.l.n.r:
natie herkenbaar, en zo werd ook Pieter d'Hondt,
het nationale bewustzijn aange- Kathrijn van
sproken.
                                                   Leemput,
Burgemeester
In zowel de optocht als het open- De Ranitz.
luchtspel stonden de drie bevrij-
dingen van Utrecht centraal. Zowel Foto: Fotobureau
bij het Spaanse als bij het Franse 't Sticht
79
juli / augustus 19 9 5
OUD-UTRECHT
-ocr page 75-
Het Utrechtse bevrijdingsfeest
van 5 mei 1955
de laatste episode van de Duitse
bezetting, maakten het geheel
toch tot een groot succes.
Aan het slot van de avond mar-
cheerde de Marinierskapel het
stadion binnen en vormden alle
spelers de letters van het woord
'Utrecht' op de grasmat.
Omstreeks acht uur die avond
waaierde de zeven muziekcorp-
sen vanaf het Domplein uit naar
alle wijken. Op het Neude dans-
ten de volksdansgroepen, in het
Julianapark en het Wilhelmina-
park zag men balletgroepen en
op Lepelenburg begon een avond-
concert. Drukker was het later op
de avond en tot diep in de nacht
op het Janskerkhof, waar een
volksbal werd gehouden waaraan
ook de burgemeester deelnam.
De avond werd traditioneel afge-
sloten met vuurwerk.
De bevrijdingsfeesten na 1955
Na het hoogtepunt in 1955
volgde een geleidelijke neergang.
Overziet men de periode van
1956 tot en met 1980 dan vak op
dat van een werkelijke inhoude-
lijke betekenis nauwelijk meer
sprake is. Behalve bij de lustrum-
vieringen werken de meeste men-
sen overdag waardoor een viering
over de gehele dag zinloos wordt.
Het feest verplaatst zich dan ook
naar de avond, waarin hoofd-
zakelijk de zogenaamde mars-
wedstrijden plaatsvinden. Op deze
evenementen komt nog nauwe-
lijks publiek af; een uitzondering
is de viering van 1962 wanneer
het Koninklijk paar de stad be-
zoekt.
Bij de lustrumviering is wel veel
publiek aanwezig maar ook daar
wordt de opkomst steeds lager,
vooral in 1970.
Behalve het jeugdappèl was de
optocht tijdens de viering een on-
derdeel waarin inhoudelijk naar
de bevrijding kon worden verwe-
zen. De optochten in 1956 en
1957 waren zeer succesvol maar
hadden meer een plaatselijk ka-
rakter. In 1956 stond de optocht
in het teken van eensgezindheid,
"wijken tonen hun verbonden-
heid met groot Utrecht"; in 1957
stond de vooruitgang centraal, in
de "parade der gemeentediensten"
waarin de gemeentelijke diensten
zich presenteerden (zie foto blz.
77). De optocht in 1960, van het
Utrechts bedrijfsleven, had een
overwegend reclame-cachet en er
was dan ook nauwelijks een ver-
wijzing naar de bevrijding. In
1965 leek het alsof de organisatie
weer teruggreep naar de succes-
formule van 1955. "Driemaal Be-
vrijding, Driemaal Oranje" had
echter meer iets weg van een
saaie kostuumoptocht en sloeg
dan ook nauwelijks aan bij de
Utrechtse bevolking. Daarna was
het gedaan met de optochten en
moesten de marswedstrijden het
hoogtepunt van de vieringen
gaan vormen.
Vergelijkt men de vieringen uit
deze periode met die van 1955
dan kan men concluderen dat de
combinatie van feestviering en
historische herdenking, zoals in
1955 gerealiseerd, niet voor her-
haling vatbaar bleek.
In 1965 komen de jongeren voor
het eerst in beeld, vooral negatief,
door veroorzaakte rellen in het
centrum. Na de viering was er
kritiek. Niet alleen zou er te wei-
nig zijn georganiseerd voor de
jongeren, maar het feest besteed-
de tevens geen aandacht aan de
politieke aspecten die waren ver-
bonden aan de bevrijding. Voor
het eerste punt leek de organisa-
tie, vooral ook door de rellen,
deel van de optocht, liepen naast
de Utrechtse burgers bekende
vaderlandse figuren als Jan van
Nassau en Willem VI in de stoet.
Op deze manier werden in de
allegorische voorsteUingen natio-
nale en regionale elementen met
elkaar verbonden. De plaatselijke
als ook de nationale gevoelens
van de toeschouwers werden zo
aangesproken. Een onderdeel als
dat van de wederopbouw moest
aansluiten op de maatschappelij-
ke realiteit van economisch her-
stel maar ook vertrouwen geven
in de toekomst van het land.
Het hoogtepunt van de avond
was het stadionspel 'Triliber', dat
door 6 è 7000 mensen werd be-
zocht en waaraan een kleine
2000 spelers meededen. Onder
de toeschouwers bevonden zich
de Commissaris van de Koningin
en de Burgemeester, de garni-
zoenscommandant, de wethou-
ders, de raadsleden en tal van an-
dere autoriteiten.
De opvoering Triliber' had even-
eens de drie bevrijdingen van
Utrecht als onderwerp. De bevrij-
ding van het Spaanse juk (van
binnenuit), de bevrijding van de
Franse overheersing (bevrijding
van buitenaO en tenslotte de
bevrijding van het Duitse schrik-
bewind (van binnenuit en van
buitenaO.
De Spaanse episode had als hoog-
tepunt de oproep van Kathrijn
van Leemput tot de slechting van
kasteel Vredenburg. Maar niet
alles liep even gladjes. De op-
bouw van een reusachtige Franse
adelaar, in de Franse episode,
verliep veel te traag en de massale
intocht, te paard, van de kozak-
ken was zeer chaotisch. De mas-
sale dansen om de Vrij heidsboom
en 'een zinrijke bewegingsspel' in
80
juli I augustus 199 5
UTRECHT
-ocr page 76-
ring in de periode erna nooit tot
iets substantieels is uitgegroeid,
had verschillende oorzaken. In
eerste instantie waren de rand-
voorwaarden onvoldoende. Een
voorwaarde voor de viering is het
geven van een vrije dag. Door de
wisselvallige houding van de
overheid ten aanzien van bevrij-
dingsdag kon het feest nooit uit-
groeien tot een hechte traditie. In
het naoorlogse Nederland vond
men kennelijk 'tucht en ascese'
belangrijker dan het opnieuw on-
dergaan van de bevrijdingsroes.
Uiteindelijk zal vanaf 1955 het
bevrijdingsfeest alleen nog bij
lustrumvieringen officieel wor-
den herdacht.
De spanning tussen rouw en
feestviering was al in de begin-
jaren duidelijk zichtbaar. Terwijl
5 mei van karakter veranderde
bleef de dodenherdenking van 4
mei wel constant wat betreft
vorm en inhoud. Naarmate de
tijd vorderde, werden de herinne-
ringen aan de oorlog des te pijn-
lijker voor een steeds kleiner
wordende groep die de oorlog
aan den lijve had ondervonden.
Voor deze groep had dodenher-
denking een veel duidelijkere
functie. Voor de naoorlogse gene-
ratie, die nauwelijks een binding
met de gebeurtenissen van 1940-
1945 had, was de reden om feest
Ie vieren of te rouwen minder
aanwezig. Des te opmerkelijker is
het dat de jongeren bevrijdings-
dag aangrepen tot politiek protest
tegen actuele problemen en dat
een aantal andere jongeren zich
wel heeft ingespannen om het be-
vrijdingsfeest een actueel en
progressief karakter te geven. Dit
terwijl koninginnedag alleen des-
interesse of ballorige protestacties
opriep. Het grootste probleem
was echter de geringe gevoels-
waarde bij de naoorlogse genera-
tie voor de viering van een bevrij-
ding die men niet daadwerkelijk
had meebeleefd.
In 1990 besloot het kabinet 5 mei
officieel uit te roepen tot een na-
tionale feestdag. Ruim 70 procent
van de Nederlandse bevolking
behoort inmiddels tot de genera-
tie van na de oorlog. Het accent
van de viering is verplaatst, im-
mers de vijand waarvan we 50
jaar geleden zijn bevrijd, zien we
niet meer als een vijand. Het Na-
tionaal Comité 4 en 5 mei geeft
daarom ieder bevrijdingsfeest een
thema. Dit jaar koos het comité
voor de gelijkheidsbeginselen,
vastgesteld in ariikel 1 en 2 van
de Grondwet. Of dit laatste bij de
bezoekers van het bevrijdings-
feest is doorgedrongen, durf ik te
betwijfelen. Laten we hopen dat
het bevrijdingsfeest niet veran-
dert in een soort koninginnedag
met muziekfestivals en rommel-
marktjes.
Noten
1.     Utrec/its/V/euwsb/ad 06-05-1953.
2.     Utrechts Nieuwsblad %-0S-^9i9.
3.     Utrecht 1946-1955: Tien jaar geirteen-
telijli lever)
(Utrecht, Gemeente-
bestuur, 1956) 10-12.
4.     DelVaar/ie/d06-05-1955.
5.     Verslag van de werkzaamheden van
de Werkcommissie voor de 5 mei
viering te Utrecht, 30 december
1955.
6.     ütrec/itsN/eukvsWacf 06-05-1955.
zeer gevoelig. Na 1965 zouden de
beat-festivals dan ook een vast
onderdeel gaan vormen tijdens
de viering. De S.S.O. beschouwde
zich echter als een niet-politieke
organisatie zodat uileindelijk in
1970 door jongeren zelf een alter-
natieve viering werd georgani-
seerd.
In 1975 zijn er nog een handvol
krakers die 5 mei aangrijpen om
te protesteren tegen de woning-
nood, maar verder zijn er die
jaren geen protesten van jongeren
te horen. Was er in de tweede
helft van de jaren '60 nog een
flinke discussie over de invulling
van het bevrijdingsfeest, in de
jaren '70 is van dat alles niets
meer over en beperkt het bevrij-
dingsfeest zich tot een gezellig
' dagje uit. Voor de generatie die
de oorlog niel heeft meegemaakt
zegt de 5 mei viering heel weinig;
daarnaast is het aangeboden pro-
gramma niet bijzonder interes-
sant. Er wordt die jaren ook veel
minder gevlagd. Het bevrijdings-
feest heeft inhoudelijk niets meer
ie bieden en kent een 'halfslach-
tig' nationaal karakter. De gratis
theater-, film- en balletvoorstel-
lingen, die eind jaren '70 op het
programma komen te staan, trek-
ken wel weer veel publiek en zo
lijkt het feest zich te verplaatsen
van de straat naar de zaal.
Al met al toont het verloop van
de viering een sterke daling van
de publieke belangstelling. Er is
steeds minder affiniteit met de
viering van bevrijdingsdag.
Slotsom
De bevrijdingsdag van 5 mei
1955 bleef in het naoorlogse
Utrecht een uitzondering. Na tien
jaar wederopbouw was dit blijk-
baar het ideale moment voor een
feestelijke ontlading. Dat de vie-
81
juli / augustus 1995
UTRECHT
-ocr page 77-
B
HEKENSCHO
U W
Jan van Scorel
Jan van Scorel (1495-1562)
staat te boek als de beroemdste
schilder die Utrecht heeft voort-
gebracht. Geboren in het Holland-
se plaatsje Schoorl (onder de rook
van Alkmaar) was Van Scorel één
van de eersten die inspiratie ging
opdoen in Italië. Paus Adriaan
benoemde hem tot conservator
van de kunstverzameling van het
Vaticaan, die was ondergebracht
in het Belvedère. Na de snelle
dood van de Utrechtse paus ver-
trok Van Scorel naar Utrecht,
waar hij het grootste deel van zijn
leven zou wonen. Hij had waar-
schijnlijk een atelier aan de Nieu-
we Gracht / Lange Nieuwstraat.
Daarnaast was hij kanunnik van
het kapittel van St. Marie, waar-
schijnlijk vooral \'anwege de
financiële vergoeding die dit op-
leverde. De geestelijke kant van
deze kerkelijke functie zal Van
Scorel minder geïnteresseerd
hebben. Dat hij het onwettige
kind was van een pastoor en zeil
ook kinderen had, was geen be-
letsel in die tijd.
Van Scorel verkeerde in aanzien-
lijke kringen en is vooral bekend
geworden als historieschilder en
portrettist. Zijn beroemde portret-
serie van de Jeruzalembroeders,
te zien in het Centraal Museum,
bevat ook een zelfportret. Het
portret dat de omslag van hel
boekje siert is overigens van zijn
niet minder beroemde leerling
Anthonie Mor. Het was bestemd
voor Jan van Scorels gralmonu-
ment in de Mariakerk.
In vergelijking tol andere 16e-
eeuwse schilders is heel wat be-
kend over het leven van Jan van
Scorel. Karel van Mander schreel
erover in zijn beroemde Schilder-
boeck.
Daarnaast zijn er her en
der gegevens te vinden in de
archieven. Toch is wal wij weten
maar zeer beperkt en betreft het
alleen enkele zakelijke en onsa-
menhangende gegevens. Jan van
Scorel is zo de ideale prooi voor
een historisch romancier, die met
zijn fantasie de vele lacunes in
onze kennis kan opvullen. Hanny
Alders, bekend van een goed ver-
kochte roman over de ondergang
van de lempeliersorde, heelt de
uitdaging aangenomen. Haar boek-
je over Van Scorel is prettig lees-
baar en wil ook de historische
werkelijkheid recht doen.
Historici hebben lang neerbui-
gend geoordeeld over het genre
historische roman. Ze ergeren zich
aan romantisering en anachronis-
men. Maar zonder lantasie en his-
torisch voorstellingsvermogen
komt ook de historicus niel ver.
Ook hij moet voortdurend de
open gaten in de geschiedenis
invullen. Tegelijkertijd zijn er
grenzen die ook de historisch
romancier niet overschnjden
mag, al kan deze zich meer vri|-
heden veroorloven. Hel gaat per
slot van rekening over mensen
van vlees en bloed die echt be-
staan hebben.
Alders heeft zich goed gedocu-
menteerd. Maar haar historische
acribic is tegelijkertijd ook de
zwakke kam van hel boek. Ze
heeft niets willen invullen dat niet
door bronnen gestaafd kan wor-
den. Wat dat betrelt sluit ze aan
bij iemand als Hella Haasse die
ook steeds meer de fictie uil haar
werk is gaan verbannen en docu-
mentaire romans schrijli. Maar
doordat er maar weinig matenaal
over Van Scorel is overgeleverd,
onstaat noodgedwongen een brok-
kelig beeld. Vandaar de onder-
titel: Een leven in schelsen. Elk
hoofdstukje is opgehangen aan
een overgeleverde historische
bron. Vandaar dat er in het boek
veel wordt geschreven en voor-
gelezen. Enkele authentieke
bronnen zijn in modern Neder-
lands overgezet en in het boek
opgenomen. Alders geelt steeds
de context waarbinnen de bron
mogelijk lot stand is gekomen. Er
is dan sprake van een peinzende
griffier ol een andere bekende
van Van Scorel, die bezig is zijn
gedachten op papier te zetten.
Maar omdat vooral zakelijke brie-
ven en oiliciële stukken zijn over-
geleverd, is hier nauwelijks een
psychologisch portret van Van
juli I au^usfus 1995
-ocr page 78-
•lEKENSCHO
B
U W
Jan \an Scorel
Jan van Scorel (1495-1562)
staat te boek als de beroemdste
schilder die Utrecht heeft voort-
gebracht. Geboren in het Holland-
se plaatsje Schoorl (onder de rook
van Alkmaar) was Van Scorel één
van de eersten die inspiratie ging
opdoen in Italië. Paus Adriaan
benoemde hem tot conservator
van de kunstverzameling van het
Vaticaan, die was ondergebracht
in het Belvedère. Na de snelle
dood van de Utrechtse paus ver-
trok Van Scorel naar Utrecht,
waar hij het grootste deel van zijn
leven zou wonen. Hij had waar-
schijnlijk een atelier aan de Nieu-
we Gracht / Lange Nieuwstraat.
Daarnaast was hij kanunnik van
het kapittel van St. Marie, waar-
schijnlijk vooral vanwege de
financiële vergoeding die dit op-
leverde. De geestelijke kant van
deze kerkelijke functie zal Van
Scorel minder geïnteresseerd
hebben. Dat hij het onwettige
kind was van een pastoor en zelf
ook kinderen had, was geen be-
letsel in die tijd.
Van Scorel verkeerde in aanzien-
lijke kringen en is vooral bekend
geworden als historieschilder en
portretlist. Zijn beroemde portret-
serie van de Jeruzalembroeders,
te zien in het Centraal Museum,
bevat ook een zelfportret. Het
portret dat de omslag van het
boekje siert is overigens van zijn
niet minder beroemde leerling
Anthonie Mor. Het was bestemd
voor Jan van Scorels grafmonu-
ment in de Mariakerk.
In vergelijking tot andere 16e-
eeuwse schilders is heel wat be-
kend over het leven van Jan van
Scorel. Karel van Mander schreef
erover in zijn beroemde Schilder-
boeck.
Daarnaast zijn er her en
der gegevens te vinden in de
lijke zaken ook voor buitenstaan-
ders helder te beschrijven. Hij
kleedt het geheel aan met meer
algemene informatie over stad en
gebouwen. Het boek verdient
daarom alleszins een groter lees-
pubhek dan enkel de leden van
de Vrijgemaakte Kerk van Utrecht,
wier geschiedenis hier is beschre-
ven.
Het enige punt van kritiek geldt
meer de uitgever, die in een aan-
tal gevallen meer zorg aan de
technische verzorging van de af-
beeldingen had mogen besteden.
Nu zijn de op zich interessante
teksten soms maar gedeeltelijk
leesbaar.
W. Smit, Kleine Utrechtse kerkgeschie-
denis. Vereniging (1894) en Vrijmaking
(1945) in vogelvlucht en twaalf eeuwen,
die erin Utrecht aan voorafgingen.
Het gedenkboek is voor ƒ 17,50 te
verkrijgen bij boekhandel Werkman,
Oudegracht 236 te Utrecht, en te
bestellen bij de auteur door ƒ 19,50
(inclusief verzendkosten) over te maken
op postbank 551602 t.n.v. W. Smit te
Hilversum.
H.J.Ph.G. Kaajan
lijke kerkeraden over geschillen
binnen hun kerk mochten beslis-
sen, daar het zowel toen als later
in 1944 echter de Generale Syno-
de was, die dit deed. Niet ver-
meld, maar aardig in dit verband
om op te merken, is dat ds. K.
Schilder in 1926 zelf geen bezwa-
ren had tegen een dergelijk syno-
daal ingrijpen, niet wetende dat
deze beleidsverandering hem later
zelf noodlottig zou worden (G.
Harinck, 'Vernieuwing en ver-
warring' in; Jaarboek voor de ge-
schiedenis van de Gereformeerde
Kerken in Nederland,
3 (1989)).
De recent verschenen dissertatie
van dr. J. Ridderbos "Strijd op
twee fronten"
heeft inmiddels veel
aan het licht gebracht over de
door Smit op p. 46 geconstateer-
de onduidelijkheid van de positie
van prof. dr. H.H. Kuyper tegen-
over de Duitse overheden. Meer
dan tot nu toe bekend speelde
sinds 1936 de sterk uiteenlopen-
de politieke opvattingen van de
hoogleraren Schilder en Kuyper
in het latere kerkgeschil indirect
mede een rol. In dat jaar had de
Generale Synode op aandrang
van Schilder het lidmaatschap
van de NSB en de CDU onver-
enigbaar geacht met het kerklid-
maatschap, zeer tot ongenoegen
van Kuyper.
De verdienste van dit gedenk-
boek is allereerst, dat het op een
objectieve wijze de geschiedenis
van de Gereformeerde Kerk te
Utrecht (vrijgemaakt) beschrijft.
Dit blijkt zowel bij de beschrij-
ving van de interne Utrechtse
geschillen in de jaren zestig als
inzake het landelijk schisma bin-
nen de Vrijgemaakte kerken als
gevolg waarvan de Nederlands
Gereformeerde Kerken ontston-
den. De auteur verstaat de kunst
in een onderhoudende stijl moei-
Scorel uit te destilleren. En omdat
Alders niet teveel van haar histo-
risch materiaal durft af te dwalen,
slaagt ze er niet in Van Scorel
werkelijk tot leven te brengen.
Hanny Alders, Jan van Scorel. Een leven
in schetsen.
Uitgeverij Conserve, Schoorl
1995, 200 pp., prijs: ƒ 24,90 (paperback),
ƒ 44,90 (genaaid gebonden),
ISBN: 90-5429-041-2.
(AvdZ)
archieven. Toch is wat wij weten
maar zeer beperkt en betreft het
alleen enkele zakelijke en onsa-
menhangende gegevens. Jan van
Scorel is zo de ideale prooi voor
een historisch romancier, die met
zijn fantasie de vele lacunes in
onze kennis kan opvullen. Hanny
Alders, bekend van een goed ver-
kochte roman over de ondergang
van de tempeliersorde, heeft de
uitdaging aangenomen. Haar boek-
je over Van Scorel is prettig lees-
baar en wil ook de historische
werkelijkheid recht doen.
Histonci hebben lang neerbui-
gend geoordeeld over het genre
historische roman. Ze ergeren zich
aan romantisering en anachronis-
men. Maar zonder fantasie en his-
torisch voorstellingsvermogen
komt ook de historicus niet ver.
Ook hij moet voortdurend de
open gaten in de geschiedenis
invullen. Tegelijkertijd zijn er
grenzen die ook de historisch
romancier niet overschrijden
mag, al kan deze zich meer vrij-
heden veroorloven. Het gaat per
slot van rekening over mensen
van vlees en bloed die echt be-
staan hebben.
Alders heeft zich goed gedocu-
menteerd. Maar haar historische
acribie is tegelijkertijd ook de
zwakke kant van het boek. Ze
heeft niets willen invullen dat niet
door bronnen gestaafd kan wor-
den. Wat dat betreft sluit ze aan
bij iemand als Hella Haasse die
ook steeds meer de fictie uit haar
werk is gaan verbannen en docu-
mentaire romans schrijft. Maar
doordat er maar weinig materiaal
over Van Scorel is overgeleverd,
onstaat noodgedwongen een brok-
kelig beeld. Vandaar de onder-
titel: Een leven in schetsen. Eik
hoofdstukje is opgehangen aan
een overgeleverde historische
bron. Vandaar dat er in het boek
veel wordt geschreven en voor-
gelezen. Enkele authentieke
bronnen zijn in modem Neder-
lands overgezet en in het boek
opgenomen. Alders geeft steeds
de context waarbinnen de bron
mogelijk tot stand is gekomen. Er
is dan sprake van een peinzende
griffier of een andere bekende
van Van Scorel, die bezig is zijn
gedachten op papier te zetten.
Maar omdat vooral zakelijke brie-
ven en officiële stukken zijn over-
geleverd, is hier nauwelijks een
psychologisch portret van Van
'
'
•\ N N Y AL ni
R .
s
^^£;*JI
IS
re
an "van^
Een Leven in Schet
N
Uitgeverij C^onservc
Kleine Utrechtse
kerkgeschiedenis
Dit boek verscheen ter gele-
genheid van het 50-jarig bestaan
van de Gereformeerde Kerk te
Utrecht (vrijgemaakt). Zoals de
ondertitel al aangeeft, handelt het
over de plaatselijke Gereformeer-
de kerkgeschiedenis vanaf 1894,
met een kort overzicht van wat
daaraan voorafging. Twee jaar
daarvoor hadden de Christelijke
Afgescheiden Kerk en de Neder-
duitsch Gereformeerde Kerken
zich tot de Gereformeerde Kerken
in Nederland verenigd. Als gevolg
daarvan had in Utrecht in 1894
de plaatselijke vereniging van de
Afgescheidenen uit 1835 en Dole-
renden uit 1887 plaats. Hoewel
de onderlinge verschillen van de-
ze stromingen op synodeniveau in
1905 door een compromis werden
geregeld, zou dit in 1942 onvol-
doende blijken met als gevolg de
Vrijmaking in 1944.
Terecht legt Smit verband tussen
de eerste scheuring binnen de
Gereformeerde Kerken in Neder-
land in 1926 naar aanleiding van
de kwestie-Geelkerken en de Vrij-
making van 1944. In 1926 werd
namelijk gebroken met het tot
dan toe geldende Doleantie-kerk-
recht volgens welk enkel plaatse-
83
82
OUD
UTRECHT
juli I augustus 1995
juli / augustus 1995
UTRECHT
OUD
-ocr page 79-
B
ÜEKENSCHO
u w
Jan \an Scorel
Jan van Scorel (1495-1562)
staat te boek als de beroemdste
schilder die Utrecht heeft voort-
gebracht. Geboren in het Holland-
se plaatsje Schoorl (onder de rook
van Alkmaar) was Van Scorel één
van de eersten die inspiratie ging
opdoen in Italië. Paus Adriaan
benoemde hem tot conservator
van de kunstverzameling van hei
Vaticaan, die was ondergebracht
in het Belvedère. Na de snelle
dood van de Utrechtse paus ver-
trok Van Scorel naar Utrecht,
waar hij het grootste deel van zijn
leven zou wonen. Hij had waar-
schijnlijk een atelier aan de Nieu-
we Gracht / Lange Nieuwstraat.
Daarnaast was hij kanunnik van
het kapittel van St. Marie, waar-
schijnlijk vooral vanwege de
financiële vergoeding die dit op-
leverde. De geestelijke kant van
deze kerkelijke functie zal Van
Scorel minder geïnteresseerd
hebben. Dat hij het onwettige
kind was van een pastoor en zelf
ook kinderen had, was geen be-
letsel in die tijd.
Van Scorel verkeerde in aanzien-
lijke kringen en is vooral bekend
geworden als historieschilder en
portrettist. Zijn beroemde portret-
serie van de Jeruzalembroeders,
te zien in het Centraal Museum,
bevat ook een zelfportret. Het
portret dat de omslag van het
boekje siert is overigens van zijn
niet minder beroemde leerling
Anthonie Mor. Het was bestemd
voor Jan van Scorels grafmonu-
ment in de Mariakerk.
In vergelijking tot andere 16e-
eeuwse schilders is heel wat be-
kend over het leven van Jan van
Scorel. Karel van Mander schreef
erover in zijn beroemde Schilder-
hoeck.
Daarnaast zijn er her en
der gegevens te vinden in de
lijke zaken ook voor buitenstaan-
ders helder te beschrijven. Hij
kleedt het geheel aan met meer
algemene informatie over stad en
gebouwen. Het boek verdient
daarom alleszins een groter lees-
publiek dan enkel de leden van
de Vrijgemaakte Kerk van Utrecht,
wier geschiedenis hier is beschre-
ven.
Het enige punt van kritiek geldt
meer de uitgever, die in een aan-
tal gevallen meer zorg aan de
technische verzorging van de af-
beeldingen had mogen besteden.
Nu zijn de op zich interessante
teksten soms maar gedeeltelijk
leesbaar.
W. Smit, Kleine Utrechtse kerkgeschie-
denis. Vereniging (1894) en Vrijmaking
(1945) in vogelvlucht en twaalf eeuwen,
die er in Utrecht aan voorafgingen.
Het gedenkboek is voor ƒ 17,50 te
verkrijgen bij boekhandel Werkman,
Oudegracht 236 te Utrecht, en te
bestellen bij de auteur door ƒ 19,50
(indusief verzendkosten) over te maken
op postbank 561602 t.n.v. W. Smit te
Hilversum.
HJ.Ph.G. Kaajan
lijke kerkeraden over geschillen
binnen hun kerk mochten beslis-
sen, daar het zowel toen als later
in 1944 echter de Generale Syno-
de was, die dit deed. Niet ver-
meld, maar aardig in dit verband
om op te merken, is dat ds. K.
Schilder in 1926 zelf geen bezwa-
ren had tegen een dergelijk syno-
daal ingrijpen, niet wetende dat
deze beleidsverandering hem later
zelf noodlottig zou worden (G.
Harinck, Vernieuwing en ver-
warring' in: Jaarboek voor de ge-
schiedenis van de Gerejormeerde
Kerken in Nederland,
3 (1989)).
De recent verschenen dissertatie
van dr. J. Ridderbos ''Strijd op
twee fronten"
heeft Inmiddels veel
aan het licht gebracht over de
door Smit op p. 46 geconstateer-
de onduidelijkheid van de positie
van prof. dr. H.H. Kuyper tegen-
over de Duitse overheden. Meer
dan tot nu toe bekend speelde
sinds 1936 de sterk uiteenlopen-
de politieke opvattingen van de
hoogleraren Schilder en Kuyper
in het latere kerkgeschil indirect
mede een rol. In dat jaar had de
Generale Synode op aandrang
van Schilder het lidmaatschap
van de NSB en de CDU onver-
enigbaar geacht met het kerklid-
maatschap, zeer tot ongenoegen
van Kuyper.
De verdienste van dit gedenk-
boek is allereerst, dat het op een
objectieve wijze de geschiedenis
van de Gereformeerde Kerk te
Utrecht (vrijgemaakt) beschrijft.
Dit blijkt zowel bij de beschrij-
ving van de interne Utrechtse
geschillen in de jaren zestig als
inzake het landelijk schisma bin-
nen de Vrijgemaakte kerken als
gevolg waarvan de Nederlands
Gereformeerde Kerken ontston-
den. De auteur verstaat de kunst
in een onderhoudende stijl moei-
archieven. Toch is wat wij weten
maar zeer beperkt en betreft het
alleen enkele zakelijke en onsa-
menhangende gegevens. Jan van
Scorel is zo de ideale prooi voor
een historisch romancier, die met
zijn fantasie de vele lacunes in
onze kennis kan opvullen. Hanny
Alders, bekend van een goed ver-
kochte roman over de ondergang
van de tempeliersorde, heeft de
uitdaging aangenomen. Haar boek-
je over Van Scorel is prettig lees-
baar en wil ook de historische
werkelijkheid recht doen.
Historici hebben lang neerbui-
gend geoordeeld over het genre
historische roman. Ze ergeren zich
aan romantisenng en anachronis-
men. Maar zonder fantasie en his-
torisch voorstellingsveiTnogen
komt ook de historicus niet ver.
Ook hij moet voortdurend de
open gaten in de geschiedenis
invullen. Tegelijkertijd zijn er
grenzen die ook de historisch
romancier niet overschrijden
mag, al kan deze zich meer vrij-
heden veroorloven. Het gaat per
slot van rekening over mensen
van vlees en bloed die echt be-
staan hebben.
Alders heeft zich goed gedocu-
menteerd. Maar haar historische
acribie is tegelijkertijd ook de
zwakke kant van het boek. Ze
heeft niets willen in\'ullen dat niet
door bronnen gestaafd kan wor-
den. Wat dat betreft sluit ze aan
bij iemand als Hella Haasse die
ook steeds meer de fictie uit haar
werk is gaan verbannen en docu-
mentaire romans schrijft. Maar
doordat er maar weinig materiaal
over Van Scorel is overgeleverd,
onstaat noodgedwongen een brok-
kelig beeld. Vandaar de onder-
titel: Een leven in schetsen. Elk
hoofdstukje is opgehangen aan
een overgeleverde historische
bron. Vandaar dat er in het boek
veel wordt geschreven en voor-
gelezen. Enkele authentieke
bronnen zijn in modern Neder-
lands overgezet en in het boek
opgenomen. Alders geeft steeds
de context waarbinnen de bron
mogelijk tot stand is gekomen. Er
is dan sprake van een peinzende
griffier of een andere bekende
van Van Scorel, die bezig is zijn
gedachten op papier te zetten.
Maar omdat vooral zakelijke brie-
ven en officiële stukken zijn over-
geleverd, is hier nauwelijks een
psychologisch portret van Van
Scorel uit te destilleren. En omdat
Alders niet teveel van haar histo-
risch matenaal durft af te dwalen,
slaagt ze er niet in Van Scorel
werkelijk tot leven te brengen,
Hanny Alders, Jan van Scorel. Een leven
in schetsen.
Uitgeverij Conserve, Schoorl
1995, 200 pp., prijs: ƒ 24,90 (paperback),
ƒ 44,90 (genaaid gebonden),
ISBN: 90-5429-041-2.
(AvdZ)
Kleine Utrechtse
kerkgeschiedenis
Dit boek verscheen ter gele-
genheid van het 50~jarig bestaan
van de Gereformeerde Kerk te
Utrecht (vrijgemaakt). Zoals de
ondertitel al aangeeft, handelt het
over de plaatselijke Gereformeer-
de kerkgeschiedenis vanaf 1894,
met een kort overzicht van wat
daaraan voorafging. Twee jaar
daarvoor hadden de Christelijke
Afgescheiden Kerk en de Neder-
dui tsch Gereformeerde Kerken
zich tot de Gereformeerde Kerken
m Nederland verenigd. Als gevolg
daar\'an had in Utrecht in 1894
de plaatselijke vereniging van de
Afgescheidenen uit 1835 en Dole-
renden uit 1887 plaats. Hoewel
de onderlinge verschillen van de-
ze stromingen op synodeniveau in
1905 door een compromis werden
geregeld, zou dit in 1942 onvol-
doende blijken met als gevolg de
Vrijmaking in 1944.
Terecht legt Smit verband tussen
de eerste scheuring binnen de
Gereformeerde Kerken in Neder-
land m 1926 naar aanleiding van
de kwestie-Geelkerken en de Vrij-
making van 1944. In 1926 werd
namelijk gebroken met het tot
dan toe geldende Doleantie-kerk-
recht volgens welk enkel plaatse-
83
82
j uli I augustus 199 5
UTRECHT
Juli / augustus 199 5
OUD
OUD
U T
-ocr page 80-
om het nieuws te zien. Als er een
wedstrijd was geweest en er
kwam een samenvattinkje in het
nieuws dan zag je eindelijk beel-
den van jezelf. Tegenwoordig heb
je alles op televisie en video en
kun je als voetballer zien wat je
goed doet en wat fout, maar dat
had je toen niet. Voor de uilsla-
gen van de wedstrijden stonden
de men.sen toen voor de sigaren-
winkel. De eigenaar luisterde dan
binnen naar de radio en schreef
de uitslagen op een vel in de eta-
lage. Als speler had je hel wel wal
rustiger dan nu, natuurlijk. Je
kon nog gewoon de straat op.
Toch weel ik nog dal ik mei mijn
verloofde naar de Rembrandt-
bioscoop ging en ik speelde toen
al een tijdje in het eerste van
DOS. Ik stond in de foyer en zei
legen haar 'slaat m'n gulp open of
heb ik een vk>k op mijn pak, of
zoiets?'...want al die mensen
slondcn me aan ie kijken. Je hebt
eigenlijk geen idee hoc gauw je
toch nog bekend wordt.
Nederlands elftal
Elek Schwartz was trainer
van het Nederiands elftal. De man
was enorm populau' hier, maar ik
vond hel niel zo'n geweldige trai-
ner. Hij schilderde veel en als je
zijn schilderwerk mooi vond,
werd je ook eerder opgesteld. Hij
was altijd kwaad op mij, want ik
wilde nooit naar zijn schilderijen
komen kijken. Maar ik dacht 'als
ik hel lelijk vind, kan ik toch niel
zeggen dal ik hel mooi vind en
dan zet hij me er misschien
naast'. De voorrondes \oor het
Wereldkampioenschap voetbal
gingen voor NedeHand altijd mis.
Wij kontien daar gewoon niet in
mee. Ik heb bijvoorbeeld eens
meegespeeld tegen Hongarije
(Boedapest 1961, red.) en daar
speelden we 3-3 gelijk tegen.
Nou dat was een hele prestatie.
De wedstrijden tegen de Belgen
waren altijd speciaal. Eén keer
hebben we gewonnen met 9-1 in
Rotterdam, de 'Feye-moord' werd
dat genoemd ( Rotterdam 1959,
red). We hebben ze helemaal on-
der de voet gelopen. Faas Wilkes
en Kees Rijvers waren daar ook
bij. Nog geen week later kregen
we met 7-0 van de Duitsers op
ons donder (Keulen,1959, red.).
Dat kon zo maar gebeuren. Toen
deed Eddy Pieters Graafland voor
de eerste keer mee en het had
geregend. Misschien was hij ze-
nuwachtig of zo, maar hij kreeg
ze gelijk hel eerste kwartier al om
de oren en dan wordt het moei-
lijk... Maar vroeger was men bij
het voetballen ook anders inge-
steld dan tegenwoordig. Wij zei-
den altijd bij DOS tegen De
Munck (keeper Frans de Munck,
red.) - want dat was een fanatie-
keling - 'Hé zwarte, laat jij er
maar rustig drie door, dan maken
wdj er wel vier. Doe jij het maar
lekker rustig aan vandaag.' Dat
werd met een geintje gezegd,
maar zo werd er wel gevoetbald.
Tegenwoordig is het 'we probe-
ren het op nul te houden en dan
kijken we of we nog een goaltje
maken'. Vroeger niet hoor en daar
krijg je ook die grote uitslagen
mee. We hebben bij DOS wel eens de
tien gehaald. Feyenoord.. top-
club....maar we versloegen ze met
6-2! Ja ze waren hier echt bang
voor ons, als het eenmaal ging lo-
pen bij ons dan gebeurde er wat.
Italië
Er waren ook spelers naar
het buitenland geweest. Faas was
naar het buitenland geweest en
Frans de Munck. Ik kon ook. Ik
heb nog een aanbieding gehad
van een hele grote club, maar ik
wou niet weg. Eigenlijk is het een
heel raar verhaal. Op een gegeven
moment zit er een kerel bij ons in
de winkel, een of andere Italiaan
die wat gebroken Engels sprak.
Mijn vader sprak alleen Neder-
lands en loopt naar mij en zegt 'er
zit daar een kerel binnen en die
kan ik niet volgen, het lijkt wel
een Italiaan.' Bleek de man van
Fiorentina te zijn, ze hadden me
al een wedstrijd of vijf, zes ge-
volgd en wilden me kopen! Ik
vraag in het Engels wat dat dan
zou verdienen. Toen zei die man
'honderdduizend gulden'., nou
met honderdduizend gulden in
die tijd was je heel rijk. Ik keek
die kerel eens aan, maar hij dacht
zeker dat ik het te weinig vond en
hij vTilde aan 'en dan natuurlijk
nog het salaris, de premies en
dergelijke..' Maar ja je was zo iets
niet gewend en ik zei dus dat ik
het eerst moest overleggen. Toen
kwam ik bij de vereniging en dat
werd een hele toestand, want die
wilden me niet kwijt. Ik had na-
tuurlijk een contract en de KNVB
werd er bij gehaald. Maar er was
ook niemand die je kon adviseren
in dit soort zaken, geen kennis
die zei 'hé joh, dat moet je niet
pikken'. Je wist niet beter, dus ik
heb hel maar afgewimpeld. Maar
vier weken later gaan die Italia-
nen naar Piet Kruiver. Piet was
zogezegd mijn concurrent, als ik
niet in vorm was kwam Piet in
het elftal. Piet had ook een con-
tract, maar die stapte naar de
rechter en binnen drie weken zat
hij in Italië. Kijk, achteraf zeg je,
als er iemand bij geweest was die
het een beetje voor me uitgedok-
terd had...maar je was zoiets niet
gewend. Je was gewoon een ama-
teur die een beetje geld erbij
kreeg met voetballen.
               -^
85
juli I tjuj^usfus J995
UTRECHT
-ocr page 81-
AGENDA
Willibrord, zijn "internationale"
achtergronden en zijn activitei-
ten
in Utrecht
Geboren in Noord-Engeland in 658 genoot
Willibrord een deel van zijn opleiding tot
geestelijke in een Iers klooster Overeen-
komstig de religieuze idealen van dit Ierse
monastieke milieu besloot hij als "pelgrim
"
God te dienen door op het continent mis-
sioneringswerk te gaan verrichten onder
de nog heidense Friezen. In 690 kwam hij
op het vasteland aan en
vervoegde zich
bij de Frankische hof meier Pippijn, die juist
in deze tijd bezig was met de verovering
van delen van wat toen Friesland heette,
dat wil zeggen Noordwest-Nederland.
Dit jaar is het 1300 jaar geleden dat Willi-
brord door de paus in Rome tot aartsbis-
schop van de Friezen werd gewijd. Van
Pippijn kreeg hij de burcht Traiectum als
zetel toegewezen. Daar bouwde hij een
kerk die hij wijdde aan St Salvatoren her-
bouwde hij een eerder door de Friezen
venf/oeste kerk die St Maarten als patroon
kreeg. Utrecht werd aldus de basis voor
Willibrords kersteningswerk en later de
zetel van een bisdom.
In het kader van het Willibrordjaar 695 -
1995 organiseert de Vereniging Oud-
Utrecht op dinsdag 19 september a.s. een
lezingenavond met als thema: de "inter-
nationale" achtergronden van Willibrord
en zijn missioneringsactiviteiten in Utrecht.
De lezingen zullen gehouden worden door
prof. dr. D.R. Edel, hoogleraar Keltische
talen en cultuur aan de Rijksuniversiteit
Utrecht en door drs. C.J.C. Broer, historica
en medeauteur van een pasverschenen
publicatie over de eerste kerken in Utrecht.
t/m 1 oktober
Voor het derde opeenvolgende jaar
opent Museum Flehite haar deuren voor
de presentatie van het project Levende
Geschiedenis.
Het jaar 1907 komt weer
tot leven in de voormalige Mannenzaal
van het St. Pieters- en Bloklandgasthuis,
onderdeel van Museum Flehite.
Museum Flehite, Westsingel 50, Amers-
foort. Tel. 033 - 619987
19 september
Lezingenavond van Oud-Utrecht over de
missionaris Willibrord, zijn "internationale"
achtergronden en zijn activiteiten in
Utrecht
Sprekers: prof. dr. D.R. Edel en
drs. C.J.C. Broer
Plaats: C.S.B.-gebouw, Kromme Nieuwe-
gracht 39, Utrecht
Aanvang: 20.00 uur (zaal open vanaf
19.30 uur)
Toegang: voor leden van Oud-Utrecht
gratis; niet leden f2,50
Zie tevens de toelichting
Ooggetuige (vervolg)
Ik heb er niets aan over gehou-
den. Het was een extraatje wat je
kreeg. Ik gebruikte het voor de
vakantie of extra dingen, maar je
was er gelukkig mee. Ik heb nog
wel een sigarenwinkel gehad in
de Van der Mondestraat, maar
dat was niets voor mij. Zaterdags-
middags kwam de een na de
ander binnen en maar vragen
over het voetballen van de vol-
gende dag, ik werd er stapelgek
van. In 1963 speelden we met het
Nederlands elftal in Amsterdam
tegen wereldkampioen Brazilië.
Wij versloegen de wereldkam-
pioen met 1-0 en kregen 350 gul-
den premie daarvoor!
Ik heb 24 wedstrijden voor het
Nederlands elftal gespeeld..vier-
entwintig...jammer genoeg net
geen 25, want dan kreeg je een
asbak, .hahaha.'
Willibmrd als
aartsbisschop met
pallium tussen
twee diakens.
Deze miniatuur uit
een in de 11e
eeuwteEchtemach
geschreven
"Graduale" is de
oudst bekende
miniatuur van
Willibrord
Biblioth.Nat,
Parijs, Mslat
10510, fol. 20 V
Afb. uit
D.P. Brok,
De Franken In
Nederland.
86
juli I augustus 1995
OUD-UTRECHT
-ocr page 82-
Tussen distantie en betrokkenheid
Drie visies op de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
log. Het resulteerde in een schit-
terend uitgevoerde en betaalbare
studie onder de titel Een gewone
stad in een bijzondere tijd. Utrecht
1940-1945.
De titel van het boek
kan gelezen worden als een pro-
gram. In de inleiding stelt Jan van
Miert, verantwoordelijk voor de
eindredactie, dat de auteurs voor-
al het oog hebben laten vallen op
"de grote middengroep, die zich
niet actief verzette tegen het be-
zettingsregime, noch daarmee
collaboreerde." Een gewone stad in
een bijzondere tijd
is dan ook een
proeve van 'moderne' geschied-
schrijving, zoals die begin jaren
'80 door E.H. Kossmann en voor-
al J.C.H. Blom is ontwikkeld. De
laatste had bij zijn aantreden als
hoogleraar aan de Universiteit
van Amsterdam in 1983 in zijn
oratie In de ban van goed en fout de
wens uitgesproken dat meer on-
derzoek zou worden verricht
naar de 'gewone' bevolking in
oorlogstijd - die, om zo te zeggen,
90% die goed noch fout was ge-
weest.
Stad der Beweging
Gezien het feit dat zich onder
de auteurs enkele leerlingen van
Blom bevinden CVan Miert is één
van hen) kan de gekozen aanpak
geen verrassing heten. De aanpak
ligt ook om een andere reden
voor de hand: op een uitzonde-
ring na (A.J. van der Ixeuw,
voormalig medewerker van het
Rijksinstituut voor Oorlogsdocu-
mentatie) heeft geen van de
auteurs de oorlog bewust meege-
maakt. De bijdragen zijn meren-
deels afstandelijk van toon - maar
niet zo dat geen gevoel wordt op-
gebracht voor de morele dilem-
ma's die tijdens de bezetting aan
de orde waren. De keuze van de
onderwerpen weerspiegelt de na-
Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderdmalen:
alle malen zal Ik wenen.
druk op het dagelijks leven in be-
zettingstijd.
Toch is een kanttekening op zijn
plaats bij de veronderstelling dat
Utrecht een 'gewone' stad was
tijdens de oorlog. Per slot van re-
kening groeide de stad uit tot
'hoofdstad der Beweging' met de
Maliebaan als hoofdkwartier van
de NSB - een Maliebaan, waar
ook nog tal van Duitse instanties
waren gevestigd. Tegenover het
'rode' Amsterdam zou immers
een 'bruin' Utrecht moeten staan.
Wel moet Van Miert worden toe-
gegeven dat Utrecht stellig als
'gewone' stad de oorlog inging,
onzeker van wat komen ging.
Zoals in heel Nederland werd de
Duitse inval met argusogen en
met afkeer gadegeslagen. Na de
capitulatie haalde ook de Utrechtse
bevolking opgelucht adem: de
Duitsers leken minder erg dan ge-
vreesd en gedroegen zich schijn-
baar als gentlemen. Maar wel was
de Wehrmacht, zoals Willem
Melching in zijn bijdrage over
Utrecht als Stad der Beweging te-
recht opmerkt, net als de NSB
meer zichtbaar in het straatbeeld
dan elders, hetgeen de polarisatie
zal hebben aangewakkerd. In een
zo door de bezetter en zijn hand-
langers gedomineerde stad moet
de taak van het gemeentebestuur
onder burgemeester Ter Pelkwijk
geen eenvoudige zijn geweest.
Ter Pelkwijk stelde zich aanvan-
kelijk afwachtend op. Onmiddel-
lijk na de capitulatie had hij het
gemeentepersoneel op het hart
gedrukt zich loyaal jegens de be-
zetter te gedragen - zonder overi-
gens in het gevlei te komen. Op
21 juni 1940, toen Rijkscommis-
saris Seyss Inquart zijn opwach-
ting maakte in Utrecht, kreeg de-
ze een zelfde boodschap te horen.
Maar zijn loyaliteit ging niet zover
Wie kent niet deze beroemde
en veel geciteerde regels uit het
gedicht 'Vrede' van Leo Vroman?
De regels vormden begin jaren
'50 een treffende uitdrukking van
het verdriet dat de Duitse bezet-
ting had veroorzaakt. Maar ook
in andere zin heeft het gedicht
niet aan geldigheid verloren. 'Vijf-
tig jaar na de oorlog kan worden
geconstateerd dat, in overdrach-
telijke betekenis, 'alle avonden'
verhalen over de oorlog zijn ver-
teld.
De enorme hoeveelheid boeken
die de afgelopen halve eeuw over
'Het Koninkrijk der Nederlanden
in de Tweede 'Wereldoorlog' ver-
scheen, is torenhoog. Cynische
waarnemers, vooral te vinden on-
der oorlogsmoe geworden histo-
rici, vragen zich af of niet alles
over de oorlog al bekend is. Als
dan in het herdenkingsjaar op-
nieuw een boekenberg over de
argeloze lezer wordt uitgestort,
kan dal tot nieuw cynisme aanlei-
ding geven. Dat dat niet altijd te-
recht is, bewijzen verschillende
studies die onlangs over de stad
Utrecht in oorlogstijd zijn gepu-
bliceerd.
Ook het gemeentebestuur van
Utrecht zag in het vijftigjarig ju-
bileum' aanleiding de oorlogsge-
schiedenis van de stad in kaart te
brengen. Er werd een uitgebreid
budget vrijgemaakt om een acht-
tal (later: negen) historici onder-
zoek te laten verrichten naar
Utrecht in de Tweede 'Wereldoor-
87
mm Berkelaar
juli l au%u%iM% 1995
UTRECHT
-ocr page 83-
Tussen distantie en betrokkenheid
Drie visies op de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
dat hij de Rijkscommissaris met
alle egards ontving, iets waarover
deze later zijn beklag deed. Toen
de bezetter in latere jaren van de
bezetting steeds meer het ware
gezicht toonde, verhardde ook de
houding van Ter Pelkwijk en het
gemeentebestuur. Maar van een
principiële weigering mee te wer-
ken aan de Duitse maatregelen
was geen sprake.
Geen sinecure
Zo laat Willem Melching in
zijn bijdrage onder de veelzeg-
gende titel 'Een loyale houding:
Politiek, aanpassing en ambitie in
bezettingstijd' zien dat het
Utrechtse beleid tegenover de jo-
denvervolging zwalkend was.
Waar het bestuur enerzijds prin-
cipieel weigerde de borden met
het opschrift 'Joden niet ge-
wenscht' te plaatsen, daar ging
het zonder veel morren akkoord
met een reeks ambtelijke maatre-
gelen die de joden discrimineer-
den. Zo werden joodse ambtena-
ren geruisloos ontslagen, de letter
'J' in het persoonsbewijs zonder
protest geaccepteerd en het jood-
se gemeenteraadslid E. Ossedrij-
ver-jacobs (SDAP) stilzwijgend
uit haar functie ontheven.
Het zou al te makkelijk zijn de
beschuldigende vinger naar het
gemeentebestuur uit te steken -
dat doen de auteurs dan ook niet.
Het moet voor het Utrechtse be-
stuur geen sinecure zijn geweest
de bestuurlijke integriteit te be-
waren. Er is al gewezen op de
prominente aanwezigheid van
NSB en Wehrmacht in de stad.
Maar ook het feit dat het hoogste
bestuursorgaan in Nederland na
het vertrek van koningin en mi-
nisters bestond uit de merendeels
a-politieke secretarissen-generaal
van de diverse departementen,
hoeven evenwel niet steken in
een loutere weergave van beleve-
nissen maar weet ze het geheel te
plaatsen in een helder kader.
Ton van Schalk constateert
terecht in zijn bijdrage over de
kerken en het onderwijs dat hal-
verwege de oorlog, toen de druk
van de bezetter allerwege was
toegenomen, alleen de kerken
nog openlijk konden protesteren.
Aartsbisschop De Jong liet tijdens
de oorlog niet af tegen de gevaren
van het nationaal-socialisme te
waarschuwen. De synode van de
gereformeerde kerken had al eer-
der, in 1936, het lidmaatschap
van de NSB verboden. Na de
Duitse inval gingen veel gerefor-
meerden in verzet - ook in
Utrecht. Zo werd de Zuiderkerk
gebruikt als ontmoetingsplaats
voor het provinciaal verzet.
De kerken speelden ook anders-
zins een belangrijke rol in het
Utrechtse leven. Gedwongen sa-
men te werken in het Interkerke-
lijk Overleg (de Duitsers wilden
alleen met rooms-katholieken en
protestanten te maken hebben
zonder met een veelvoud van
protestantse kerken en kerkjes te
worden geconfronteerd) maakten
de kerken van de nood een
deugd. Zij spraken vanaf 1941
vaak met één mond én handelden
gemeenschappelijk in tijden van
nood. Dat bleek in 1944 toen
hongersnood dreigde en tal van
kerkelijke medewerkers er alles
aan deden die te voorkomen. Van
Schalk schetst dit alles boeiender
en uitgebreider dan hier kan wor-
den weergegeven. Jammer is al-
leen dat hij te veel hooi op de
vork heeft genomen. Want behal-
ve de kerken beschrijft hij ook
het lot van de joden en wordt het
onderwijs in al zijn geledingen
beschreven. Toegegeven: een
vormt in zekere zin een veront-
schuldiging. Zij voerden het
Duitse beleid vrijwel allen zonder
enige tegenwerking uit. Zo was
het secretaris-generaal K.J. Frede-
riks die Ter Pelkwijk zijn ontslag
als burgemeester aankondigde.
Het ontslag van de burgemeester
baarde destijds nogal wat opzien
maar lag eigenlijk voor de hand.
De 'Hoofdstad der Beweging' kon
zich geen andersdenkende burge-
meester permitteren. Het feit dat
opvolger C. van Ravenswaay een
huisvriend van Mussert was, be-
wijst ten overvloede dat de NSB
er alles aan gelegen was Utrecht
te nazificeren. Van Ravenswaay
liet er bij zijn installatie op 25
april 1942 geen misverstand over
bestaan voor dat doel te ijveren.
Zijn rede was doorspekt van na-
tionaal-socialistisch jargon: voor
'eenheid' en tegen 'de joden' en
'de bolsjewisten'.
Interkerkelijk Overleg
De bevolking was niet gevoe-
lig voor de retoriek maar kwam
er ook niet tegen in opstand. Die
had in meerderheid iets anders
aan het hoofd: overleven. Uit het
artikel van Ivy Koopmans en
Hein Klemann over het econo-
misch leven in de stad blijkt dat
de economie vanaf eind 1942 na-
melijk in het slop raakte. De oor-
logsinspanningen van de bezet-
ter, die sedert de inval in de
Sovjetunie in juni 1941 op alle
fronten vocht, deden zich steeds
meer gevoelen. Hoezeer de eerste
zorg uitging naar het dagelijks le-
ven, wordt uitstekend beschreven
door Dolly Verhoeven. Ze heeft
diverse Utrechters geïnterviewd
over hun alledaagse ervaringen in
ooriogstijd. Door deze ervaringen
te combineren en te confronteren
met archiefonderzoek, blijft Ver-
88
juïi I augustus 199 5
UTRECHT
-ocr page 84-
/?.||i
•i^J'f^.
•—,.#'^
Mariaplaats, 1941
Foto: (jau
Sander van Walsum, hoofdredac-
teur van het Utrechts Universiteits-
blad.
Dat hij die functie niet ten
onrechte bekleedt, bewijst Van
Walsum op iedere bladzijde: hij
kan prachtig schrijven, wat het
boek met vaart laat lezen. En bo-
vendien weet hij een uitstekend
midden te houden tussen distan-
tie en betrokkenheid. Anders dan
de auteurs van Een gewone stad in
een bijzondere tijd
schuwt Van
Walsum het oordeel niet. Maar
hij geeft de problemen waar
docenten en studenten in de be-
zettingstijd voor stonden zo even-
wichtig weer, dat zijn waarde-
oordelen vrijwel altijd overtuigen.
Zijn uiteindelijk oordeel is niet
mals: de universiteit voerde de
door de bezetter geëiste maatre-
gelen zo goed mogelijk uit. Waar
onduidelijkheid over de maatre-
gelen bestond, vroeg de universi-
teit om uitleg, hetgeen dikwijls
tot een aanscherping van het ge-
voerde beleid leidde.
Hoewel deze ambtelijke houding
kenmerkend was voor de univer-
sitaire bestuurders, werd die niet
door iedereen gedeeld. Zo moest
de meerderheid van de studenten
weinig van de Duitsers hebben.
In oktober 1940 stond de univer-
sitaire gemeenschap voor de eer-
ste grote krachtproef. Toen wer-
den de hoogleraren gedwongen
een niet-jood verklaring te onder-
tekenen. De bezetter trachtte zo
de joodse hoogleraren te isoleren
en, uiteindelijk, te ontslaan. Even
leek het of Utrecht een tweede
'Leiden' zou worden. In Leiden
waren de studenten in staking ge-
gaan na de beroemde rede van de
rechtsgeleerde R.P. Cleveringa
die op 26 november 1940 een fel-
le aanklacht uitsprak tegen het
ontslag van zijn joodse collega
E.M. Meijers. In Utrecht kwam
het niet zover, hoewel ook hier
een vermaard geleerde de antise-
mitische maatregelen hekelde. De
wiskundige V.J. Koningsberger
zei op 25 november 1940 (een
dag eerder dus dan Cleveringa)
onder meer: "Deze maatregel be-
teekent voor mij een miskenning
van het Nederlandsche volkska-
rakter, dat dit alles moet gevoelen
als een beleediging van de Neder-
landsche Universiteiten, van de
Nederlandsche Wetenschap en
daarmee van het Nederlandsche
Volk zelf." Maar anders dan Cle-
veringa, die de gemoederen van
zijn gehoor met zijn emotionele
rede hoog opzweepte, probeerde
boek over Utrecht in oorlogstijd
is niet volledig als het lot van de
joden er niet in beschreven
wordt. Maar zo kort als alles nu
wordt samengevat (hoe adequaat
ook), is niet bevredigend, vooral
waar er een voortreffelijke en toe-
gankelijke studie over dit onder-
werp bestaat. Tien jaar geleden
alweer publiceerde Cor van Dam
zijn uitputtende studie Jodenver-
vo/ging in de stad Utrecht in de
Stichtse Historische Reeks - een
studie waar Van Schalk terecht
naar verwijst als hij de jodenver-
volging beknopt bespreekt.
'Zeljbeheersching'
Al even beknopt is Van
Schalk over de Utrechtse univer-
siteit. De meest recente literatuur
waar hij in dit geval naar kon ver-
wijzen was het bekende artikel
van S.Y.A. Vellenga in het ge-
denkboek Tussen ivoren toren en
groothedrijf,
een in 1986 versche-
nen terugblik over vijftig jaar uni-
versiteit. Van Schalk kon nog
geen kennis nemen van de laatste
studie over de universiteit in oor-
logstijd. Die verscheen vlak voor
de vijftigste herdenking onder de
poëtische titel Ook al voelt men
zich gewond
en is geschreven door
89
juli / augustus 1995
UTRECHT
-ocr page 85-
Tussen distantie en betrokkenheid
Drie visies op de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog
ten alle studenten een verklaring
ondertekenen waarin zijn 'plech-
tig' dienden te beloven zich te
"onthouden van iedere tegen het
Duitsche Rijk, de Duitsche Weer-
macht of de Nederlandsche auto-
riteiten gerichte handeling." De
verklaring was opgesteld nadat
studenten ervan verdacht werden
aanslagen uit te voeren op hoog-
geplaatste functionarissen. Slechts
een minderheid tekende de ver-
klaring en werd van studie uitge-
sloten. Toch constateert Van
Walsum terecht dat hier niet van
een omslag in het denken van de
merendeels volgzame studenten
moet worden gesproken. Die ble-
ven gezagsgetrouw en keerden
zich alleen tegen de overheid op
momenten dat die zich notoir
onbetrouwbaar toonde. Zo'n mo-
ment deed zich eind 1940 voor
bij het ontslag van de joodse
hoogleraren en nu, in 1943, bij
de eis 'loyaal' te zijn aan een
terreur niet schuwende bezetter.
Mocht, achteraf gezien en in mo-
rele termen gesteld, meer van de
universiteit worden verwacht?
Die vraag is niet zo makkelijk te
beantwoorden. Van Walsum
overtuigt met zijn harde oordeel
over de ambtelijke en bureaucra-
tische wijze waarop de universi-
taire bestuurders vooral de joodse
collega's bejegenden. Een zekere
ongevoeligheid tegenover de niet
minder dan dramatische positie
waarin deze verkeerden, was hen
niet vreemd. Anderzijds moet
ook in het geval van de universi-
teit worden gesteld dat niemand
aanvankelijk kon bevroeden
waarom het de nazi's te doen
was. En bovendien gold ook voor
de docenten en studenten van de
universiteit wat voor iedere
Nederlander destijds gold: er
moest brood op de plank - en er
Koningsberger die juist tot be-
daren te brengen, want hij be-
sloot zijn rede met een indringen-
de oproep tot 'zelfbeheersching.'
In dezelfde geest uitte zich H.R.
Kruyt, rector magnificus in de ja-
ren 1940-1941. Bang voor een
staking, stelde hij een manifest op
waarmee hij enerzijds aan de
woede van de studenten tege-
moet wilde komen maar ander-
zijds evenzeer als Koningsberger
aandrong op matiging. Aan het
eerste gedeelte van een gevleugel-
de zin uit het manifest ontleende
Van Walsum de titel voor zijn
studie: "Ook al voelt men zich ge-
wond, daarom slaat men toch
niet de hand aan zichzelf." Met
die zin is de geschiedenis van de
universiteit in een notedop ver-
teld. Hoezeer de bezetter de uni-
versiteit in de loop der jaren ook
beschadigde en aan banden leg-
de, de bestuurders hadden voor
alles één oogmerk: de universiteit
openhouden en het onderwijs
doorgang laten vinden. Ironisch
genoeg werden zij in dit streven
ondersteund door voormalige
Leidse studenten. Die zochten, na
de sluiting van hun universiteit,
hun toevlucht bij de Utrechtse
universiteit (en bij de Universiteit
van Amsterdam). Hun eerste zorg
was het behalen van hun bul. Een
tweede onderbreking van hun
studie konden ze daarbij niet ge-
bruiken.
Loyaliteits\erklaring
°"             Van Walsum laat ook de
'successen' van de universiteit
(of liever gezegd: van agerende
studenten) niet onvermeld. Zo
besteedt hij uitvoerig aandacht
aan de massale weigering van ook
de Utrechtse studenten om de zo-
geheten 'loyaliteitsverklaring' te
tekenen. Op 13 april 1943 moes-
moest gestudeerd worden om
daarvan in de nabije toekomst
verzekerd te zijn. Velen van hen
zullen de zinnen vertrouwd zijn
die de onlangs overleden schrij-
ver W.F. Hermans, zelf destijds
student fysische geografie aan de
Universiteit van Amsterdam, zijn
personage Lodewijk Stegman in
de roman Ik heb altijd gelijk
(1951) in de mond legde: "Ik
houd mij staande. Dat is alles."
En dat, zo kan eraan toegevoegd
worden, was in bezettingstijd niet
niks. Toch was er ook in Utrecht
principieel verzet tegen de bezet-
ter. Volgens T. Spaans van der Bijl
was dat niet onaanzienlijk. In
Utrecht in verzet. 1940-1945 keert
zij zich fel tegen de gedachte dat
weinigen deelgenomen hebben
aan het verzet. De indruk "dat
van elke honderd inwoners er ne-
genennegentig aan de Duitse lei-
band liepen, of vijf jaar lang in
doffe berusting op de bevrijding
zaten te wachten" acht zij ten
enenmale onjuist. Volgens Spaans
van der Bijl moet bij het verzet
niet alleen gedacht worden aan
het georganiseerd verzet maar
ook aan niet-geregistreerde indi-
viduele acties, hulp bij onderduik
of bedrijven die sabotage pleeg-
den. Zo bezien is het verzet veel
groter dan historici momenteel
willen doen geloven.
De ergernis waarmee Spaans van
der Bijl het onbegrip over het
verzet bestrijdt, is niet zonder
achtergrond. Utrecht in verzet is
geschreven door een historica die
zelf actief deel nam aan het
Utrechtse verzet. Zij heeft haar
lijvige studie dan ook van bin-
nenuit beschreven. Het heeft een
sympathiek, betrekkelijk goed
geschreven boek opgeleverd.
Spaans van der Bijl weet duidelijk
juli I auguslus 19 9 5
UTRECHT
-ocr page 86-
die (van Van Walsum) die distan-
tie aan betrokkenheid paart.
Gevoegd bij het voortreffelijke
Bronnawverzkht voor de geschiedenis
van de stad Utrecht in de Tweede
Wereldoorlog van de historica I.
Broos, die de onderzoeker weg-
wijs maakt in het vele materiaal,
kan de onderzoeker zijn voordeel
doen met de drie studies - in
gedachte houdend dat het motto
van de grote Utrechtse historicus
P. Geyl ('Geschiedenis is een dis-
cussie zonder einde') ook op de
geschiedschrijving van de Twee-
de Wereldoorlog van toepassing
Winkelruit van           te maken aan welke gevaren de
de firma M. en            verzetsstrijders bloot stonden en
A. van Dyck,               hoe groot de angst was die hen
Steenweg20,             beheerste. Bovendien heeft ze een
J94J                        schat aan gegevens boven water
gehaaid, juist vanwege haar goe-
de contacten met het voormalig
verzet. In zekere zin biedt Vlrechl
in verzet
geschiedschrijving in de
moralistische traditie van Loe de
Jong, Jacques Presser en de VU-
historicus Gjalt Zondergeld.
Daarmee is dit boek de antipode
van Een gewone stad in een bijzon-
dere lijd
dat het morele oordeel
zoveel mogelijk heeft trachten te
vermijden. Een zo aardig tegen-
wicht tegen de 'relativistische'
geschiedschrijving van dat boek,
wordt echter teniet gedaan door
de vele gebreken van Utrecht in
verzet.
Het boek is veel te wijd-
lopig. De lezer ziet de hele Twee-
de Wereldoorlog aan zich voorbij
trekken, waarbij klassieke veld-
slagen als die bij El Alamein niet
ontbreken. Ook andere uitwei-
dingen, bijvoorbeeld door de
geschiedenis van Utrecht vanaf de
7e eeuw te beschrijven, vermoeien
de lezer nodeloos en houden
bovendien te weinig verband met
het eigenlijke onderwerp. Daarbij
komt dat Spaans van der Bijl haar
voortreffelijke speurwerk zo slecht
presenteert. Haar notenapparaat
verwijst steevast naar het stan-
daardwerk van Loe de Jong of
naar een overzichtswerk als de
Algemene Geschiedenis der Neder-
landen. Dat is daarom zo jammer,
omdat het boek achterin een
imponerende lijst bevat van geïn-
terviewde personen. Het zou zo
aardig zijn geweest juist deze per-
sonen in het notenapparaat terug
te vinden. Per slot van rekening
zijn zij het die het verzet in
Utrecht gestalte hebben gegeven
en in zekere zin het boek 'dra-
gen'.
Het zijn jammerlijke kinderziek-
tes van een boek dat het verdient
gelezen te worden, vooral omdat
te voorspellen valt dat de 'mora-
listische' geschiedschrijving over
de Tweede Wereldoorlog binnen
afzienbare tijd tot het verleden zal
behoren. De Duitse historicus
Joachim Fest heeft eens gezegd
dat geschiedenis met het verstrij-
ken van de tijd onvermijdelijk
'historiseert'. In het geval van de
ooriogsgeschiedschrijving bete-
kent het dat die steeds minder
van binnenuit zal worden be-
schreven - al was het alleen maar
omdat de generatie die de oorlog
bewust heeft meegemaakt steeds
ouder wordt.
Vijftig jaar na dato mag Utrecht
zich gelukkig prijzen met drie
boeken die de stand van het on-
derzoek ieder op eigen wijze
tonen: van afstandelijk tot zeer
geëngageerd, met daarbij een stu-
Naar aanleiding van:
Jan van Miert (redactie), Een gewone
stad in een bijzondere tijd. Utrecht
1940-1945,
Het Spectrum/Broese Keminl</
Centraal Museum/Gemeentelijke Archief-
dienst Utrecht 1995,295 p., ilL,
prijs ƒ 29,50, ISBN: 90 2744507 9
Sander van Walsum, Ook al voelt men
zich gewond. De Utrechtse universiteit
tijdens de Duitse bezetting 1940-1945.
Universiteit Utrecht 1995,160 p., ill.,
prijs ƒ 17,50, ISBN: 90 393 0658 3
T. Spaans van der Bijl, Utrecht In verzet,
1940-1945.
Uitgave onder auspiciën van
de lidvereniging Utrecht van de Nationale
Federatieve Raad van het voormalig Ver-
zet Nederland, 24 Octoberplein 9,
3533 KA Utrecht, tel. 030-937071,400 p.,
ill., prijs ƒ 35,-ISBN: 90 800194 3 7
I.E.C.M. Broos, Bronnenoverzicht voor de
geschiedenis van de stad Utrecht In de
Tweede Wereldoorlog,
Publikatiesvan de
Gemeentelijke Archiefdienst 9,178 p., ill.,
prijs/19,50ISBN90 7319010X
91
juli I (ïugMSlus 19 9 5
UTRECHT
-ocr page 87-
DE LEESTA
VAN
FEL
Maarssen
J. Verhocl duet aan de hand
van een brief \'an de Commissaris
der Koningin van 1922 uil de
doeken in hel eerste nummer van
jaargang 1995 Historische Kring
Maarssen hoe de vroegere ambte-
naar uil de Haarlemmermeer
M.H. Eggink benoemd werd tot
burgemeester van Maarssen.
De CdK voorzag door de vesti-
gingvan een aantal industrieën in
het Vechtdorp een vergroting van
de arbeidersstand, met name radi-
calen afkomstig uit Friesland. Hij
wilde dan ook een krachtig be-
stuurder op die post hebben, die
niet per se rechtse sympathieën
behoelde te hebben, liggink was
reeds gemeentesecretaris en had
een goede indruk gemaakt. Hoe-
wel een groep ingezetenen via
een petitie poogden een meer
vooraanstaande liguur te laten
benoemen, gal bij de CdK be-
kwaamheid de doorslag. Eggink
werd burgemeester.
Renswoude
In hei januarinummer van
1995 van Het oude Rcnswou, hel
mededelingenblad van de histori-
sche kring uil die plaats, doel E.J.
Wolleswinkel uit de doeken hoe
de heren van Renswoude in twee-
honderd jaar een grool deel van
de Emmikhuizcrberg in handen
kregen. In 16.37 kocht Johan van
Reede, de toenmalige heer van
Renswoude de berg \'an het Con-
vent van Karlhuizers bij Utrecht.
Hij kon echter niet in zijn eentje
de dertigduizend gulden van de
koopsom opbrengen en moest
het bezit delen mei enkele be-
langrijke geldschieters. In de tijd
daarna deden opeenvolgende he-
ren van Renswoude hun best, de
landerijen van de geldschieters
bij hun bezit te voegen. Zo kocht
of de jeugd de link legt met de
tegenwoordige problemen rond
de asielzoekers. En niet alleen de
jeugd: de kreet dat het toelatings-
beleid strenger moet worden
wordt steeds vaker gehoord, net
als in de jaren 30 toen veel joodse
immigranten Nederland niet wer-
den binnengelaten.
In de tijdschrilten ligt de nadruk
op thema's als hel plaatselijk
bestuur, inundaties, de honger-
winter en de daarop volgende
bevrijding en persoonlijke herin-
neringen uil dagboeken en brie-
ven. Aan de andere kant wordt
duidelijk dal de oorlog wordt 'ge-
nomialiseerd': hel hcrdenkings-
boek dat de gemeenle Lilrechi lot
stand heeft laten komen o\'er de
slad in de Tweede Wereldoorlog
legt de nadruk op hel gewone.
hel dagelijkse le\en. Ook m de
verschillende tijdschrilten wordt
aandacht besleed aan de zaken
die 'gewoon doorgingen. Hal kan
te maken hebben mei tle .ilslaiul
in de lijd, maar niisschien ook
met een relativering \'an de rol
van de Nederlantlers in de slri|d.
Baron Taels van Amerongen in
1873 een van die percelen, terwijl
twee andere reeds enkele decen-
nia eerder aan de familie waren
gekomen. Het is nog niet gelukt
de laatste percelen in handen ie
krijgen.
Herdenking 1945
Maar uileraard is het gros
van de tijd.schriften gewijd aan de
herdenking van de bevrijding in
1945, nu vijftig jaar geleden. Een
groot deel van de lente en de zo-
mer zijn gewijd aan tentoonstel-
lingen, optochten, herdenkingen
etc. rond dil heugelijk leit. Zo
kennen de tijdschrilten van de
Historische Kring Breukelen. tle
Historische Kring Ijsselstein, De
Bilt.se Crill, Bun llistoriael. Histo-
rische Kring Leusden, Historische
Kring Baerne, Historische Kring
Eenmes en Historische Vereniging
Meuten De Meein Haarzuileiis
speciale herdenkingsnummers.
Ook het nieuwe, Iraai vormgege-
ven tijdschrift van de Hislori.sche
Kring Tussen Rijn en Lek, Hei
Kromme-Rijngebied' gehelen, is
gewijd aan oiulerwerpen uit de
Tweede Wereldoorlog.
Opvallend is, dal de redacties
zich daarbij niet alleen richten op
de mensen die het zelf hebben
meegemaakt, de enigen dus die
uit eigen ervaring 'herdenken',
maar dat men e.xplicicl de jeugd
betrekt bi] dit gebeuren. Loch
sluipt de lwi|fef binnen o\'er hel
nut van hel herdenken. Is hel
geen tijd om het verleden achter
ons te lalcn en de relatie met de
oosterbuur te normaliseren, ook
wal dil betreft? In hoexene kan
"Fweede Wereldoorlog gebruikt
worden als waarschuwing, wal
er kan gebeuren als racisme en
fascisme een kans krijgen in een
samenleving? Het is onduidelijk
92
Fred Vogelzang
j ut i / Cl u ^ IJ s Mi s 1995
IJ I R t; C H T
-ocr page 88-
In huizen waar iemand leed aan
een besmettelijke ziekte, moest
achter een venster, gelijkvloers
en aan de straatkant, een briefje
worden aangebracht met het op-
schrift 'besmettelijke ziekte'. Veel
mensen waren er\'an overtuigd dat
pokken niet besmettelijk waren
en lapten dat gebod aan hun laars.
Vooral winkeliers voelden er wei-
nig voor hun klanten op de vlucht
te jagen en saboteerden het voor-
schrift. Men klaagde erover dat zij
volstonden met een minuscuul
onleesbaar vodje papier, zo hoog
mogelijk opgehangen en liefst op
een plek waar er wal voor hing.
Mensen die uit overtuiging vacci-
natie weigerden, waren al hele-
maal niet bereid maatregelen te
nemen om verspreiding van de
ziekte te voorkomen.
Wie zich wel netjes aan de regels
hield, kon daardoor in problemen
komen. Dat merkte 'Vrouw de
Beer' tijdens de pokkenepidemie
van 1871. In een ingezonden brief
sprak zij er schande van. 'Ik ben
een \touw van 72 jaar en woon
op de Vuilesloot, hoek kleine
jufferstraat, doe daar een kruide-
nierswinkeltje. Ik heb 16 kinde-
ren gehad en lange jaren een blin-
den man. Mijn kinderen zijn nu,
op een na, allen dood; mijn zoon,
die mede broodwinner was, sterft
gepasseerden Zaterdag acht da-
gen aan de pokken; zijn vrouw
bevalt een dag vroeger als hij
sterft; haar moeder blijft bij haar,
is uit Amsterdam, maar blijft nu
om haar op te passen. Wij zijn
dus drie vrouwen en een kind
nog in het kleine huisje, en zon-
der eenige verdiensten. Het huis
is geheel schoongemaakt van bo-
ven tot onder; het beddengoed is
bij Vlek om te zuiveren, al reeds
terstond na de begrafenis, het
overige alles goed gewasschen;
dat mag men komen zien voor
iemand van twee en zeventig jaar.
Nu ging ik Vrijdag naar den doc-
tor om het briefje van de deur af
te hebben, de doctor zond mij
naar het stadhuis, om een briefje;
op het stadhuis zond men mij
naar den doctor: daar moet het
van uitgaan, een ieder kan wel
komen om een briefje. Nu vraag
ik, of men komen zal om briefjes,
waar men niets mede doen kan.
Ik ging weer naar den doctor; de-
ze gaf mij een briefje; weer naar
het stadhuis; daar las men het
briefje; toen kreeg ik een briefje
op zegel, dat moest de doctor
maar met ja tekenen; weer naar
den doctor; deze gaf mij een
briefje dat men broodeloos was.
Aan het stadhuis komende, las
men het briefje; de doctor had
het andere briefje niet geteekend,
ik kreeg nu ten antwoord, dat
men niet buiten de wet kon han-
delen, het briefje met de woorden
hesmetlelijke ziekte moest er nog
veertien dagen op blijven. Nu
vraag ik of men, dat niet terstond
had kunnen zeggen, dan was ik
er met eene keer loopens af ge-
weest, nu vroeg mijn dochter wat
moeder wel doen moest. Wat
voor religie was de vraag. Op het
antwoord Gereformeerd, en mijn
schoondochter Luthersch, zeide
men: dan moet men zich vervoe-
gen aan den Kerkenraad. Dat is
wreedaardig om iemand naar den
bedelstaf te verwijzen, die mijn-
heer heeft zeker een goed trakte-
ment en later een goed pensioen;
daarom heeft hij dan ook geen
gevoel, of weet niet, wat hij zegt.
Als men zulke wetten maakt, dat
de gezonden moeten omkomen
van gebrek of gaan bedelen, dan
kan men wel medewerking erlan-
gen. Mijn zoon is ontkleed door 2
menschen, is gekist door twee
timmerlieden; er zijn 8 dragers en
4 slippendragers, allen van zijn
vrienden en ook een bidder in dat
kleine huisje geweest; tot nog toe
heeft niemand letsel.' Wat had
het dan voor zin om wekenlang
de klanten uit haar winkeltje te
verjagen? En wie herkent niet "
haar verontwaardiging over de
achteloze ambtenarij waarmee zij
van het kastje naar de muur werd
gestuurd?
* Dit verhaal is ontkend aan het
Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk
Dagbladvan31-l-1871.
C H A N D A A
Die mijnheer heeft zeker een
goed traktement
...
Vóór de ontdekking dat be-
smettelijke ziekten verspreid kun-
nen worden door bacteriën, geloof-
de men dat dit gebeurde door
contact met een zieke of door het
miasma, een onzichtbare smelstof
die zich in bedorven, stinkende
lucht kon ontwikkelen. Wie niet
ziek wilde worden, bleef dus uit de
buurt van patiënten of zorgde er-
voor dat er geen stank kon ont-
staan. Maar hoe zat het nu met
pokken? Sedert omstreeks 1800
was bekend dat vaccineren de
ziekte voorkwam. Maar tijdens
epidemieën bleek dat mensen die
gevaccineerd waren toch ziek wer-
den. Het kwam ook vaak voor dat
het ene kind in een gezin ziek
werd en hel andere niet. Vaccinatie
bleek dus niet blijvend te helpen
en de smetstof werd blijkbaar niet
(of niet alleen) via contact verspreid.
Er is de hele eeuw door gepraat
over de vraag of vaccinatie niet
verplicht moest worden. Tot on-
vrede van de voorstanders is het
er niet van gekomen. De (lokale)
overheden beperkten zich in het
algemeen tot wat propaganda en
loofden prijzen uit voor de arts die
de meeste gratis vaccinaties had
verricht. Onderwijzers mochten
alleen kinderen toelaten die een
pokkenbrietje hadden. Maar er
werd in normale tijden weinig ge-
controleerd en dus liepen er tallo-
ze ongevaccineerde mensen rond.
Als de ziekte weer eens heerste,
haastten velen zich om de schade
in te halen. Maar zodra het sein op
veilig stond, vergaten de meeste
ouders hun schrik en goede voor-
nemens. Waarom zou je een kind
welbewust blootstellen aan de
kinderpokken, terwijl het risico
dat het zonder vaccinatie aan die
ziekte zou sterven vrij gering was?
P.D.'tHart
juli I flugusfus 1995
U T R E C .H T
-ocr page 89-
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht
tel: 030-623866/626800
fax: 030-623274
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT
«?
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V.
UTRECHT
OUDKERKHOF 25
TEL. (030) 31 52 51
Activiteiten o.a. op het gebied van:
*   Elektra
*   Klimaat
*   Sanitair
*   Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7,3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
3512 GJ UTRECHT
FAX (030) 367144
De eerste kerken van Utrecht:
Sint-Thomas • Sint-Salvator • Sint-Maarten
C.J.C. Broer, M.W.J. de Bruijn
Een spannend nieuw
boek over de eerste
kerken van Utrecht.
De auteurs halen de
onderste steen boven!
De prijs van dit boek bedraagt
ƒ 19,50. U kunt het bestellen
door dit bedrag over te maken
op giro 810806 ten name van
Nederlands Centrum voor
Volkscultuur te Utrecht,
onder vermelding van
'De eerste kerken'.
Tijdschriften
wil ik als hobby voor u
INBINDEN
Redelijk tarief en
100% handwerk.
Co Passenier,
tel. 030-930867
(na 18.00 uur)
-ocr page 90-
, ^uretiendebestriiding
.-n. en Havendienst Utrecht
^^■"^'^'"'lel 030-443986
^UUS
B
RADITIE
NVM
Makelaardij in
onroerende goederen
• Aan- en verkoop-
begeleiding
• Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
Utrecht
TIJDSCHRIFT OVER TRADITIES EN TRENDS
Waarom steek je om te groeten je rechterhand uit?
Sinds wanneer vieren mensen hun verjaardag?
Waarom iverden fïippo's een rage?
Gewoontes en tradities hebben vaak een fascinerende
geschiedenis. Wat mensen nu gedachteloos doen, was
ooit nieuw en modern. In het nieuwe tijdschrift Traditie
kunt u er alles over lezen. Over vrije tijd en relaties,
gezondheid en eten, kleding en taal. Over de tradities
van vroeger en de trends van vandaag.
Traditie is gericht op een breed publiek, verschijnt in
full-colour en staat vol met aantrekkelijke, goed lees-
bare artikelen. Het verschijnt vier keer per jaar en een
jaarabonnement kost ƒ 35,-.
Nieuwsgierig? Vraag dan een proefnummer aan:
Nederlands Centrum voor Volkscultuur
Lucasbolwerk 11, 3512 EH Utrecht
tel. (030) 319997, fax (030) 334047
030 ■ 34 00 08
jSB
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 91-
ANTIQUARIAAT
DESTOUCHES
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag
          11-18 uur
Zaterdag 11-17 uur
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL 030-31 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
EEN BANK'
E WAARDE
IN ERE
EN GEHOUDEN.
CREDIET EN EFFECTEN BANK
Herculesplein 5, Utrecht
-ocr page 92-
Utrecht
6 8e jaargang nummer 5
Op de Neu daar staat een tent...
Natuurbeschermer, bosbouwer en jager
Hel groene leven van een Utrechtse landheer
De historie van de huidige tijd
De Commissie Actuele Ontwikkelingen
Op de Neu
omstreeks 1880.
-ocr page 93-
Boeken over
UTRECHT,
stad en provincie,
hebben wij altijd
ruim in voorraad
GREEP Schilders bv
•    Restauratiewerken
•    Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht
Tel. 030-88 21 31
Broese Kemink
*)
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804
JURRIËNS
- UTRECHT
• Restauratiewerken
• Nieuwbouw
• Onderhoud
1
H Aannemersbedrijf
^
^ H. J. Jurriëns B.V.
1 Sophialaan 1
r
J 3542 AR Utrecht
i_
^ Telefoon (030) 41 29 12
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROTO 5MEET5 DE BOER
i^
van Data tot Druk
&>LISM4N
bouw&vastgcx:d
Vneslantlaan 14, 3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht
Telefoon 030-822 822
Fax 030-88 35 61
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
-ocr page 94-
Van de redactie
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks lijdsthrilt
68e jaargang nr. 5
september/oktober 1995
ISSN 1380-7137
Üud-Ulrechi is een uitgave van de
Vereniging Oud-Ulrechl, vereniging
lol beoefening en lol verspreiding van
de kennis der geschiedenis van slad
en provincie Ulrechl.
Voorzitter: j.W. Lemaier
Secretariaat: Mw. J.C.M. Pennings,
p/a Alexander Numankade 201,
3572 KW Ulrechl.
Penningmeester: J. Baars.
Ukunt zich opgeven a/.s iid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Ulrechl.
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht.
De contnbulie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-ƒ 30,=; 65+ƒ 44,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
Mw. C. de Leeuw,
telefoon: 030-316063.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, M. van Hatlem,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C. van Oudheusden,
B. van Santen, E. Tigelaar,
M. van de Vrugt, A. van der Zeijden.
Redactieüdres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: De Voriners, Utrecht
Druk: De Boer ( Aipeais
Oud-Utrecht. Tweemaandelijh tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadhne agenda volgende nummer:
25 oktober 1995, verschijningsdaium
1 december.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 5 V4 of 3 V2
inch lloppy (WordPerfect, versies 4.2,
5.0 of 5.1).
Aanbevolen oni\ang tussen ck' 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal
noten zo beperkt mogelijk gehouden
moet worden. Hel gebruik van lussen-
kopjes wordt aangeraden; illustratie-
suggesties zijn zeer welkom.
Zelfs geboren en getogen Utrechters weten soms niet of ze 'op', 'in' of 'aan' een straat wonen.
De laatste jaren wordt het voorvoegsel 'aan'steeds vaker gebruikt. Dit, terwijl 'de Utrechtse traditie'
iets geheel anders voorschrijft. Hoe hel precies hoort, wordt duidelijk in het artikel van B.J. Marlens
van Vliet in deze aflevering van Oud-Ulrechl. Op de Neude; of is hel toch 'het' Neude?
Verder is er veel aandacht vooreen bijzondere figuur: jhr. W.H. de Beaufort (1881-1976). Niet
iedereen zal zijn naam (meer) kennen. E. Pelzers plaatst hem in de eregalerij van vooraanstaande
Nederlandse natuurbeschermers. De Beaufort was behalve natuurbeschermer ook een hartstochtelijk
jager. Deze combinatie komt ons nu wat vreemd voor, maar was dat voor De Beaufort blijkbaar niet.
Tot slot wijzen wij op enkele activiteiten van de Vereniging Oud-Ulrechl: de bescherming van ons
culturele erfgoed, waarvoor sinds
begin dit jaar een speciale commissie is ingesteld, en de verschijning,
in oktober, van een nieuwe aflevering Utrechtse biografieën. Over dit laatste is te lezen in een bijge-
slotenfolder.
Inhoud
Van de redactie
Natuurbeschermer, bosbouwer en jager
Het groene leven van een Utrechtse landheer
f. Pelzers
Boekenschouw
Ooggetuige
Op de Neu daar staat een tent...
S. J. Marlens van Vliet
Vondsten
Agenda
De historie van de huidige tijd
De Commissie Actuele Ontwikkelingen
Van de leestafel
Schandaal
99
100
105
107
108
110
111
113
115
117
99
september I oktober 1995
OUD-UTRECHT
-ocr page 95-
Natuurbeschermer, hoshouw/er en jager
Het groene leven van een Utrechtse landheer
Een hoge ambtenaar van Financiën noemde hem ooit de Nederlandse
Chamberlain. De Enschedese industrieel G.J. van Heek betitelde hem als
gentleman-jager. Voor vrienden en kennissen heette hij Willem Stort,
't Stort is de sprookjesachtige villa in Maarn, niet ver van de landgoederen
van zijn familie. Toen hij in 1976 op 95-jarige leeftijd overleed, verschenen
er maar weinig necrologieën over hem. Hij stierf schier als een onbekende,
omdat hij zijn eigen generatie had overleefd.
door de natuur met voorliefde
bedeeld, hier koele bossen, met
statige fijn- en zilversparren, en
daar tussendoor slanke berken-
stammen, en onder een machtig
woud van boomvarens en bus-
hessen. Dit maakt alles een ont-
zettende indruk op mij, dat mij
bij het zien van zulk een natuur
een gevoel van grote innige dank-
baarheid doorstroomt, daarvoor,
dat het mij vergund is, al dit
schone te genieten, dat ik de
schoonste jaren van mijn jeugd
mag door brengen".
Na zijn terugkeer in Nederland
studeert De Beaufort nog een
blauwe maandag aan de Rijks
Hogere Land-, Tuin- en Bosbouw-
school in Wageningen. Ook werkt
hij nog even voor Staatsbos-
beheer. Op verzoek van zijn vader
gaat hij in 1908 het familieland-
goed Henschoten beheren. Later
richt De Beaufort de N.V. 't Schou-
tenhuis in Woudenberg op, dat
de administratie en het beheer van
vele particuliere landgoederen zal
voeren. Pas op 90-jarige leeftijd
draagt hij hel voorzitterschap van
de raad van commissarissen van
de naamloze vennootschap over.
Hij is lot op hoge leeftijd maat-
schappelijk zeer actief. Zo is hij
voorzitter en bestuurslid van tien-
tallen verenigingen, stichtingen
en commissies op hel gebied van
de land- en bosbouw, natuur-
bescherming en jacht. In zijn
woonplaats Maam presideert hij
jarenlang als voorzitter de Coöpe-
ratieve Boerenleenbank 'Wouden-
berg-Maam' en als president-
kerkvoogd de Nederlands-
Hervormde gemeente. Bovendien
heeft hij een tijd zitting in Provin-
ciale en Gedeputeerde Staten van
Utrecht.
Jonkheer W.H. de Beaufort hoort
thuis in de galerij van de voor-
aanstaande Nederlandse natuur-
beschermers. Een pionier van het
eerste uur. Hij houdt vanaf 1908,
samen met de natuurpedagoog
Jac.P. Thijsse (van de Verkade-
albums), in het hele land voor-
drachten over de bescherming van
vogels. In die tijd staat het
natuurbehoud nog in de kinder-
schoenen.
Wie is de man, die in 1954 de
Zilveren Anjer van het Prins
Bemhard Fonds krijgt voor zijn
pioniersaandeel in de organisatie
van de regionale natuurbescher-
ming? Jager, bosbouwer en natuur-
beschermer in hart en nieren.
Tegenwoordig een ondenkbare
combinatie. Een portret en necro-
logie die twintig jaar te laat wor-
den gepubliceerd, van een man
met een groene nalatenschap.
Met \oorliefde bedeeld
Willem Hendrik de Beaufort,
in mei 1881 geboren als zoon van
een Woudenbergse burgemeester
en telg uit een protestants en
adellijk geslacht, brengt zijn
jeugd grotendeels door op het
landgoed Henschoten. Zwervend
door de uitgestrekte bossen met
zijn vele broers en zussen, vaak
onder toeziend en meelevend oog
van de bosarbeider Teus van
Egdom, ontwikkelt hij een grote
belangstelling voor de natuur.
Rond zijn tiende jaar sturen zijn
ouders hem naar een kostschool
in Utrecht. Hij voelt zich hier
vaak ongelukkig. De jongen ver-
langt dikwijls, gekweld door
heimwee, naar de weekenden in
Laanzicht, het ouderlijk huis in
Woudenberg. Vooral de regelma-
tige jachtpartijen op Henschoten,
waaraan veel familieleden mee-
doen, spreken hem sterk aan.
Na beëindiging van de HBS in
Utrecht schrijft De Beaufort zich
in mei 1902 in als student aan de
KönigUche Sachische Forstakademie
in het Duitse Tharandt, vlakbij
Dresden. Hij wil bosbouw stude-
ren. In Nederland staat het bos-
bouwonderwijs aan het begin van
deze eeuw nog in de kinder-
schoenen. De meeste Nederlandse
bosbouwers hebben in die tijd in
Duitsland gestudeerd. Dit land
met zijn uitgestrekte Förstereien
heeft een grote wetenschappelijke
bosbouwtraditie. Reuma en
depressies dwingen De Beaufort
tot een gezondheidskuur. Zijn
hele leven blijft hij overigens tob-
ben met gezondheidsproblemen.
In Tharandt kan hij studeren en
kuren. De natuur in en rondom
Tharandt maakt een geweldige
indruk op de bosbouwstudent.
Een maand na zijn aankomst
schrijft hij aan zijn ouders: "'t Is
hier waarlijk een plekje aarde
100
E. Pelzen
september I oklober 1995
UTRECHT
-ocr page 96-
de Eyckensteinse Bossen. De
eigenaar van de bossen, W. baron
Van Boetzelaer, wil ze verkopen
aan een combinatie van bouw-
speculanten. De Beaufori probeert
de baron over te halen om de
bossen in een stichting onder te
brengen ten einde het terrein als
natuurgebied te beheren. Van
Boetzelaer vindt het plan echter
onhaalbaar.
Bij De Beaufort rijpt intussen het
idee om een provinciale rechts-
persoon op te richten, die be-
dreigde natuurterreinen kan veilig
stellen. Hij pleit bij de Utrechtse
commissaris der koningin voor
zijn plan. De commissaris toont
sympathie voor het idee, maar
ziet hier in geen taak voor de
overheid. Pas nadat de Utrechtse
wethouder J.j. de Waal Malefijt
bij de commissaris aandringt op
maatregelen om de Eyckensteinse
Bossen te redden, komt deze in
actie. De commissaris belooft De
Beaufort in oktober 1926 het ini-
tiatief te nemen tot de oprichting
van een stichting. Tevens betrekt
de Utrechtse bestuurder de voor-
zitter van de Vereniging Natuur-
monumenten, mr. P.G. van Tien-
hoven, in de zaak. Deze ontwerpt
de statuten voor de nieuwe stich-
ting, die in 1927 wordt opge-
richt. Het Utrechts Landschap, zo
heet de nieuwe stichting, gaat
zich bekommeren om bedreigde
natuurterreinen. Ze is de eerste in
haar soort en zal daarmee een
voorbeeld zijn voor andere pro-
vinciale 'Landschappen'. In de
daaropvolgende 10 jaren krijgt
iedere provincie een eigen 'Land-
schap'. De Beaufort speelt jaren-
lang een vooraanstaande rol in
Het Utrechts Landschap, eerst als
secretaris, later als ondervoorzit-
ter. De stichting groeit uit tot een
volwaardig bezitster van enige
Jhr. W.H. de
Beaufort
omstreeks 1920
Een vroege actiegroep
De Beaufort staat aan de basis
van tal van groene Utrechtse
organisaties, zoals de Stichting
Het Utrechts Landschap en de
Vereniging De Utrechtse Heuvel-
rug. Ook de oprichting in 1949
van het Nationaal Fonds ter be-
strijding van Natuurontluistering,
dat het Nederlandse volk wil
helpen opvoeden tot waardig
natuurgenot, is het werk van De
Beaufort. Dit Natuurfonds is
jarenlang succesvol.
Soms zijn zijn ideeën vrij mo-
dem. De Vereniging De Utrechtse
Heuvelrug, die in 1959 voort-
komt uit het initiatief van De
Beaufort, wil het natuurschoon
op de Heuvelrug bevorderen door
onder meer de recreatie in goede
banen te leiden. De Beaufort
slaagt er in de boseigenaren in dit
gebied te laten samenwerken.
Volgens H.P. Gorter, oud-direc-
teur van de Vereniging Natuur-
monumenten, waren de plannen
van De Beaufort die hij op latere
leeftijd ontwikkelde, niet altijd
uitvoerbaar. Zo blijkt zijn plan
om een particulier fonds op te
richten voor het aankopen en
beheren van onrendabele woeste
gronden niet haalbaar.
In de herfst van 1924 vragen jhr.
G.F. van Tets, directeur van een
exploitatiemaatschappij, en H.
Cleyndert, planoloog, De Beaufort
om een comité in de provincie
Utrecht op te richten. Een comité,
dat "waakt tegen schennis van het
natuurschoon in samenwerking
met de Vereniging tot Behoud van
Natuurmonumenten in Neder-
land". Een en ander blijkt uit een
persoonlijk memorandum van de
landheer. De beide heren vrezen
voor het verdwijnen van de zand-
verstuivingen en andere woeste
gronden bij Soest. Eenjaar later is
het Provinciaal Utrechts Comité
voor Natuurbehoud een feit. Het
comité, waarvan De Beaufort
voorzitter wordt, is min of meer
een informele actiegroep, één van
de eerste in haar soort. Het
comité bemoeit zich vanaf juni
1925 met het lot van de bedreig-
101
september I oM.ioher 1995
UTRECHT
-ocr page 97-
Natuurbeschermer, bosbouwer en jager
Het groene leven van een Utrechtse landheer
reert hij niet. De Beaufort geeft
het beheer van zijn familieland-
goederen niet op.
Zijn vader richt in 1908 de N.V.
Woudenbergse Bos- en Landex-
ploitatie Maatschappij op. Hij
brengt zijn landgoed Henschoten
onder het beheer van de vennoot-
schap om versnippering van het
prachtige gebied na zijn dood te
voorkomen. Willem Hendrik be-
noemt hij tot directeur. In 1919
wordt deze, na al jarenlang
beheerder te zijn geweest, ook
directeur van N.V. Den Treek. In
deze N.V. is het aan Henschoten
grenzende landgoed Den Treek,
eigendom van één van zijn ooms,
ondergebracht. De aandelen van
de beide N.V.'s, die in 1941 fuse-
ren, zijn in handen van familie-
leden. Het rentmeesterskantoor 't
Schoutenhuis, opgericht en ge-
leid door De Beaufort, voert het
feitelijk beheer over de familiebe-
zittingen Henschoten, Den Treek,
Rumelaer bij Woudenberg en de
gronden van het huis Molen-
bosch te Zeist. Alles bij elkaar
enige duizenden hectaren.
De instandhouding van het na-
tuurschoon en de rijkdom van
flora en fauna is één van de
grondslagen van het beheer. Te-
gelijkertijd streeft De Beaufort
naar een rendabel landgoed. Dat
is geen gemakkelijke opgave. Zijn
zoon jhr. mr. J.W. de Beaufort,
oud-burgemeester van Ruurlo,
zegt, dat over conflicten met
betrekking tot het landgoed thuis
nooit werd gesproken. Wel her-
innert hij zich dat "in de crisis-
jaren bij broers en neven stem-
men op gingen om de zaak te
liquideren. De financiële resulta-
ten waren slecht in de jaren der-
tig. Er werd uitgezien naar de ver-
koop voor woningbouw. Dat
vond mijn vader niet zo best, het
zinde hem niet. Hij vond een
nieuwe oplossing en maakte een
folder waarin hij stroken grond
aan de rand van het landgoed
aanbod voor villabouw". De
N.V.'s overleven de crisisjaren
duizenden hectaren natuurgebied.
Baron Van Boetzelaer verkoopt de
Eyckesteinse Bossen aan bouw-
speculanten. Het Utrechts Land-
schap krijgt in 1933 een belang-
rijk deel van de bossen na een
onteigeningsprocedure in handen.
Het actiecomité verdwijnt na de
oprichting van het Landschap uit
beeld.
Familielandgoederen
De Beaufort is niet alleen de
geschiedenis ingegaan als de man
achter Het Utrechts Landschap,
zijn naam blijft ook verbonden
aan het beheer van de Utrechtse
landgoederen van zijn familie.
Zijn beheer over deze landgoede-
ren gaat hem boven een betrek-
king bij het koninklijk huis. Een
uitnodiging van koningin Wilhel-
mina om houtvester van Hoog
Soeren te worden, slaat De Beau-
fort af. Ook een verzoek van de
grootmeester van koningin-moe-
der Emma om intendant op
paleis Soestdijk te worden, hono-
102
Broers en zussen
van W.H. de Beau-
fort op het Land-
goed Henschoten
(23 juni 1948);
W.H. de Beaufort
staat in liet mid-
den
eplember / oklober 1995
OUD-UTRECHT
-ocr page 98-
daaraan verbonden natuur behe-
ren. De plannen zijn echter finan-
cieel niet haalbaar. De Beaufort
richt daarop in 1965 een familie-
stichting op. Deze stichting. De
Treeker Eik, moet niet alleen de
familiebanden verstevigen, maar
ook een veilige toekomst van de
landgoederen en de cultuurhisto-
rische bezittingen waarborgen.
Tegenwoordig houdt de stichting
zich vooral bezig met het organi-
seren van reünies voor de talrijke
afstammelingen van de oprichters
van de familielandgoederen. Een
B.V., waarvan de aandelen in
familiebanden zijn, waakt over
Den Treek en Henschoten.
Gepassioneerd
"Wie dus wat gevoelt voor de
vrolijke gewiekte zangers, deze
trotse veroveraars van het lucht-
ruim, deze nijvere helpers in tuin
of bos of op de akker, die roepen
wij nogmaals toe: beschermt en
spaart de Vogels!". Dit hoogdra-
vende citaat is afkomstig uit de
brochure Onze vogels en waarom
wij ze niet missen kunnen,
die De
Beaufort in 1913 voor de Maat-
schappij tot Nut van 't Algemeen
schrijft. Zijn geschreven teksten
zijn vaak zoetgevooisd en zweve-
rig, maar ook gepassioneerd. In
het familiearchief De Beaufort
zijn vele muziekstukken, gedich-
ten, verzen en toneelspelen van
zijn hand bewaard gebleven. Het
onderscheid tussen deze stukken
en zijn non-fictie teksten over
jacht en natuurbescherming is
vaak niet zo groot. "Hij zat vol
met plannen, was altijd in de
weer. Hij had een enorme fanta-
sie. Voortdurend kwam hij met
nieuwe plannen. Soms lukten
die, vaak ook niet" zegt J.W. de
Beaufort over zijn vader W.H. de
Beaufort.
Villa't Stort,
Maarn:
het woonhuis van
W.H. de Beaufort
zijn plan het landgoed in twee
delen. Ieder deel moet door een
naamloze vennootschap worden
beheerd. Eén deel is bestemd
voor winstgevende exploitatie.
Het andere deel met het huis is
bestemd voor behoud. De winst-
gevende N.V. vult de verliezen
van de tweede N.V. aan. Zijn
schoonfamilie verwerpt zijn
ideeën, zo blijkt uit een brief van
zijn zwager: "Het plan Aarden-
burg komt ons toch weinig aan-
trekkelijk voor, zowel in ideëel
als in reëel opzicht. Het ideële is
weg zodra Aardenburg voor een
goed deel verkaveld en verkocht
is. Het huis met omgeving wordt
dan uiterst melancholiek".
De familielandgoederen van De
Beauforts, Den Treek en Hen-
schoten, zijn een voortdurende
bron van landschappelijke
schoonheid en financiële zorg.
Een poging aan het einde van de
jaren vijftig om een overeen-
komst met de rijksoverheid te
sluiten om de landgoederen te
behouden, mislukt. Bovendien
strandt even later een idee van De
Beaufort en anderen om naar En-
gels voorbeeld een National Trust
in Nederland op te richten. De
trustee moet landhuizen en de
onder meer door de verkoop van
grond. Veel aandacht besteedt De
Beaufort aan een goede relatie
met zijn pachters en landarbei-
ders, onder meer door hen te
steunen bij het bewonen van de
landarbeidershuisjes. Zijn pach-
ters dragen hem zowat op han-
den. Hij krijgt in december 1944,
tijdens de hongerwinter, van zijn
pachters aardappelen voor het
helpen van behoeftigen. De pach-
ters kunnen als tegenprestatie
rekenen op hout. Het landgoed
Den Treek-Henschoten trekt thans
jaarlijks meer dan een miljoen be-
zoekers. De bekende bezoekers-
attractie De Pyramide van Auster-
litz hoort ook tot de bezittingen.
De Beaufort heeft het belang van
de recreatie en de gevaren hier-
van voor de natuur tijdig inge-
zien. Hij steunt grote projecten,
zoals de aanleg van het recreatie-
ve Henschotermeer, dan ook met
het idee de mensenmassa's te
concentreren en weg te houden
uit kwetsbare delen.
Als in 1936 De Beauforts schoon-
moeder overlijdt, probeert hij het
schoonouderlijk landhuis Aarden-
burg met naaste omgeving in
Doom te redden van dreigende
verkoop en verval. Hij verdeelt in
september / oktober 1995
UTRECHT
-ocr page 99-
Natuurbeschermer, bosbouwer en jager
Het groene leven yan een Utrechtse landheer
De Beaufort senior is een bemin-
nelijk tnan met vele relaties en
kennissen. Door zijn afkomst en
zijn huwelijk met een dochter
van S.P. van Eeghen, Amster-
dains zakenman en voorzitter van
de Amsterdamse Kamer van
Koophandel, staan de poorten bij
notabelen wijd voor hem open.
Hij is bi|voorbceld hecht bevriend
met mr. P.G. van Tienhoven, de
man die de Vereniging Natuur-
monumenten groot maakte. J.W.
de Beaufort noemt zijn vader een
bruggebouwer. "Hij probeerde
steeds mensen en zaken met
elkaar te verzoenen en conflicten
door overleg op te lossen. Hij
kwam altijd met een oplossing,
ook al botsten de belangen". De
oud-burgemeester van Ruurlo
verwerpt de opvatting van een
hoge ambtenaar van Financien,
dat zijn vader de Nederlandse
Chamberlain was. "Hij was op
sommige punten zeer princi-
pieel". De Beaufort senior toont
zijn principevastheid in de oor-
logsjaren als adviseur van het
bestuur van het Nationale Park
De Hoge Veluwe. Bij de onder-
handelingen met de Duitsers over
het beheer van de herten en reeën
in het park verzet hij zich sterk
tegen plannen om herten, afkom-
stig van het koninkfijk bezit "t
Loo, uit te zetten op De Hoge Ve-
luwe. Hij vindt dat vanwege de
bezetting niet kies.
Dienstbaar
De Beaufort draagt voor een
bruggebouwer ogenschijnlijk een
grote tegenstelling bij zich: die
van natuurbeschermer, bosbou-
wer en jager. Voor hem staat de
bescherming van de natuur ech-
ter op de eerste plaats. "Bij alles
wat mijn vader deed, stond de
schoonheid van de natuur en
alles wat kon bijdragen om die
schoonheid te bevorderen, voor-
op. Het was altijd zoeken naar
mogelijkheden om de dingen
dienstbaar te maken aan de
schoonheid in de natuur", bena-
drukt J.W. de Beaufcirt met stel-
ligheid. Over het feit dat zijn
vader jager en natuurliefhebber
was, zegt hij: "Er werd in die tijd
nooit op een polariserende wijze
over deze zaken gesproken. Mijn
vader was niet primair een jager.
Hij joeg niet uit hartstocht. Ook
de jacht stond bij hem in dienst
van het bewaren van de schoon-
heid en fauna. In zijn jongere
jaren was hij een feller jager, later
werd hij milder. Zijn broers wa-
ren feller. De jacht om de jacht.
Zij vonden het maar matig dat
mijn vader als bosbouwer en be-
heerder de konijnen opruimde.
In de familiekring bekritiseerde
men hem daarom".
Als jongeman is W.H. de Beaufort
vol bewondering over de jacht-
kunsten van zijn vader, in zijn
eerste jachtdagboek zet hij op 16
oktober 1899 een dikke streep
onder het woordje korhaan: "Het
is niet zonder reden dat ik dit
woord onderstreep, want eerst
sedert de laatste jaren vertonen
zich in ons veld nu en dan kor-
hoenders...het gelukte mijn vader
na vele uren van stalen volharding
en onverdroten ijver in zijn ge-
liefkoosd jachtveld een prachtige
haan te schieten...op een distantie
van wel 40 grote passen". In
1939 pleit hij bij de Nederlandse
Bosbouwvereniging voor hel sa-
mengaan van bosbouw en jacht.
Hij verwerpt de jacht als schiet-
sport en de onbeteugelde lust tot
het uitmoorden van het wild. Als
de jacht ontdaan is van uitwas-
sen, kweekt zij volgens hem lief-
de voor bos en natuur. Tegen-
speler in de Nederiandse Bos-
bouwvereniging is de Wageningse
hoogleraar, prof. ir. J.H. Jager
Gerlings, die de jacht voor de
bosbouwers maar lastig vindt. De
kunstmatig hoge wildstanden
veroorzaken schade in de bossen.
Jacht kost de bosbouwers geld. Er
zijn in die tijd slechts weinig
natuurbeschermers die de jacht
afkeuren.
De Beaufort verenigt, wanneer hij
bekeken wordt door een bril van
deze tijd, het onmogelijke in zich.
In zijn tijd slaagt hij er in grote
verschillen te cwerbruggen. Als
hij in 1954 een radiopraatje heeft
gehouden over de Nederlandse
bossen, complimenteert Jager
Gerlings hem: "Je hebt op zulk
een uitstekende wijze het Neder-
landse publiek ingelicht over de
economische betekenis van ons
bos! Dit was werkelijk nodig nu
het publiek tot nu toe er niel
anders o\'cr heeft gehoord dan
over zijn betekenis als object van
natuurschoon en recreatie".
Verantwoording
Deze bijdrage is onder meer
gebaseerd op informatie uit het
famiiie-archicf De Beaufort, dat
zich gedeelteiijk in het Rijks-
archief in Utrecht bevindt. Een
ander deel zal binnenkort aan het
njksarchief worden overgedragen.
Over jhr. W.H. de Beaufort zal
over enige tijd een biografie in
boekvorm verschijnen.
104
.sepfembfr / ckl cbe r 199 5
U I R n C H T
-ocr page 100-
•IE K E N S C H O
U W
B
Een van de belangrijkste redenen
voor de relatief geringe bekend-
heid van Van Bijlerts werk is te
vinden in de kwaliteit van het
werk zelf. Zoals Huys Janssen het
zelf typeert: "(■■■) vaak is hij een
grote onder de kleinen, en soms
een kleine onder de groten". Van
Bijlert liet zich (naar ons moderne
oordeel) wellicht tè gemakkelijk
inspireren door andere meesters
en het is dan ook veelzeggend,
dat bijvoorbeeld diens vrij nauw-
gezette navolging van een werk
van Guido Reni tot één van de
betere schilderijen binnen zijn
oeuvre heeft geleid. Blijkbaar kon
hij de steun van een fraai voor-
beeld goed gebruiken.
In zijn proefschrift corrigeert Paul
Huys Janssen de veel gehoorde
mening, dat Van Bijlert vooral als
caravaggist zou hebben gewerkt.
Zijn werk als classicist en als
schilder van menig realistisch
portret, komt uitgebreid aan de
orde. In het biografisch gedeelte
wordt, behalve aan de gebnaike-
lijke gegevens ook aandacht be-
steed aan de opdrachtgevers voor
wie Van Bijlert werkte.
Bijzonder veel informatie bevat
de 'catalogue raisonné', welke ruim
180 schilderijen behandelt. Het zal
overigens geen kleine opgave ge-
weest zijn een dergelijke catalogus
samen te stellen van het oeuvre
van een schilder die zich soms zo
sterk kon voegen naar andermans
stijl.
Uit het geheel rijst het beeld op
van een Utrechtse kleine meester,
die een grote flexibiliteit aan de
dag legde ten aanzien van nieuwe
ontwikkelingen op kunstgebied
en zich, wellicht mede vanwege
deze flexibiliteit, een goede maat-
schappelijke positie wist te ver-
werven.
Paul Huys Janssen, Jan van Bijlert
(1597/98 -1671), Schilder in Utrecht.
Utrecht 1994; 360 p.
Alleen verkrijgbaar bij Antiquariaat
Aleph, Vismarkt 9, Utrecht. Prijs f 65,-
(MCvO)
Economie en kunst
In zijn proefschrift Vraag en
aanbod op de Nederlandse kunst-
markt, 1580-1700
gaat de histori-
cus Marten Jan Bok nader in op
de vraag of er in genoemde perio-
de een verband bestond tussen de
enorme economische groei die de
Nederlanden toen doormaakte en
de eveneens bijna explosieve bloei
van de kunsten in de Gouden
Eeuw. Deze vraag is niet zo'n
open deur als deze wellicht in
eerste instantie lijkt. Met name in
kunsthistorische kring is er lange
tijd een grote terughoudendheid
geweest om kunstactiviteiten in
economische termen te bezien.
Hoe bijzonder veel waardevolle
informatie er echter boven water
kan komen, indien men deze
vraagstelling aandurft, mag blij-
ken uit Boks proefschrift. Een schat
aan gegevens over de economi-
sche positie van kunstenaars in
de Gouden Eeuw is het resultaat.
De vraag naar de relatie tussen
economie en kunst wordt door
Bok positief beantwoord: de op-
komst en neergang van de Neder-
landse economie liet onmisken-
baar haar sporen na in de
ontwikkelingen van de kunsten.
Een luxeprodukt als een schilderij
was en is nu eenmaal bijzonder '^^
conjunctuurgevoelig. Kunste-
naars en kunsthandelaren tracht-
ten dan ook in te spelen op een
steeds veranderende markt. Aan de
hand van de situatie voor kunste-
naars in Utrecht wordt dit nader
toegelicht.
De mening, dat kunstenaars in de
De 17e-eeuwse Utrechtse schilder
Jan van Bijlert is buiten de kunst-
historische wereld niet bijzonder
bekend geraakt.
In de vakliteratuur wordt Van
Bijlert meestal in één adem
genoemd met drie andere, wel
bekend geworden 17e-eeuwse
Utrechtse schilders, te weten Hen-
drick ter Brugghen, Gerard van
Honthorst en Dirck van Baburen.
In dit illustere gezelschap wordt
hij steevast als vierde genoemd.
Ondanks dat Van Bijlert een tijd-
lang de stijl van de Italiaanse
schilder Caravaggio navolgde,
wiens werk hij in Rome had be-
studeerd, is het een misvatting
hem alleen te beschouwen als
diens volgeling: evenals bij een
schilder als Honthorst duurde
ook Van Bijlerts caravaggistische
periode niet erg lang en ging hij
na verloop van tijd over naar een
meer classicistische manier van
werken.
september / oktober 1995
OUD-UTRECHT
-ocr page 101-
17e eeuw, naast hun opdrachten
voor een vrije markt werkten,
wordt door Bok genuanceerd.
Slechts in Amsterdam zal er sprake
zijn geweest van een niet of wei-
nig gereguleerde kunstmarkt, in
andere steden hadden de gildes
toch menige bepaling ingesteld
om de eigen markt te beschermen
tegen kunst(enaars) van buitenaf
en waarschijnlijk met redelijk re-
sultaat. Overigens hebben die
zelfde regulerende bepalingen
anderzijds wellicht het klimaat
gecreëerd waarin lokale schilder-
scholen zich konden ontwikkelen.
Het voert te ver om op deze plek
nader in te gaan op de vele inte-
ressante gegevens welke Bok uit
menig archief heeft weten op te
diepen. Om kort te zijn: een aan-
rader.
Marten Jan Bok, Vraaq en aanbod op
de Nederlandse kunstmarkt, 1580-1700,
Utrecht 1994; 264 p. Verkrijgbaar bij
Antiquariaat Aleph, Vismarkt 9, LItrecht.
Prijs ƒ 65,-.
(MCvO)
Studeren in Utrecht
De Utrechtse Universiteitsbi-
bliotheek bezit bijna 2000 college-
dictaten die tesamen een aardig
beeld geven van het onderwijs
dat aan de Utrechtse universiteit
gegeven werd. Het kan gaan om
eigen aantekeningen van de be-
treffende hoogleraar öf om dicta-
ten van ijverige studenten die de
colleges volgden. Door deze cata-
logus is in een oogwenk te zien
van welke hoogleraar dictaten zijn
overgeleverd. Als je geen namen
weet maar bijvoorbeeld geïnteres-
seerd bent in een vakgebied dan
kun je terecht in één van de han-
dige registers. Zo op het eerste
gezicht lijkt het of vooral (latere)
hoogleraren hun aantekeningen
aan de bibliotheek geschonken
hebben. Zonder mevrouw Louise
van Tongerloo, ook in Oud-
Utrecht geen onbekende, zouden
we overigens weinig tot niets we-
ten over het onderwijs van de
naoorlogse hoogleraren geschie-
denis. Van de 23 overgele\'erde
collegedictaten van in totaal zeven
hoogleraren zijn er 22 van haar
hand. Alleen de achtste hoog-
leraar, C.D.j. Brandt, is een uit-
zondering: van de zestien dicta-
ten zijn er maar twee van Van
Tongerloo, de overige veertien zijn
van Brandt zélf.
Koert van der Horst, Catalogus van de
collectie collegedictaten van de Utrechtse
Universiteitsbibliotheek.
Universiteits-
bibliotheek, Utrecht 1994, 371 pp.,
prijs: ƒ 30,-ISBN: 90-393-0774-1.
(AvdZ)
Landgoed Linschoten
Tussen Woerden en Mont-
foort ligt hel uitgestrekte, eeuwen-
oude Landgoed Linschoten. Dit
landgoed kwam in 1633 in bezit
van de Utrechtse patriciër Johan
Strick, die enkele jaren later het
huidige kasteel Linschoten liet
bouwen. In 1849 stierf de laatste
telg van het geslacht Strick van
Linschoten en kwam het land-
goed in handen van de familie
Peletier. Sinds 1969 draagt een
speciaal daarvoor in het leven
geroepen stichting zorg voor de
instandhouding van het landgoed.
Dit boek is een indrukwekkende
turf van 564 pagina's en bijna
300 illustraties. De bijbelse allure
blijkt ook uit een heus leeslint.
In dertien hooldstukken wordt
ingegaan op de rijke en gevarieer-
de geschiedenis van het landgoed:
uiteraard over de bouwgeschiede-
nis van het huis, het cultuurland-
schap en de heren van Linschoten.
Maar ook over tuinaanleg, boer-
derijtypen, de jacht en de visserij.
Een curieuze figuur in de geschie-
denis van Linschoten was Paulus
H.A.J. Strick van Linschoten
(1769-1819). Deze kosmopoliet
studeerde in Göttingen en reisde
de halve wereld af, waarbij hij on-
dermeer kennis maakte met
Goethe en Schiller. Zijn patriotse
denkbeelden deden hem zijn
adeldom afzweren. Ook in de po-
litiek sprak hij een woordje mee:
zo was hij lid van de Nationale
Vergaderingvan de jonge Bataafse
Republiek. Voor landbouwhisto-
rici is hij interessant vanwege zijn
Landbouwkundige oefeningen, een
reeks van gesprekken die Paulus
voerde met boeren uit de nabije
omgeving en die een betrouwbaar
beeld geven van het landbouwbe-
drijf aan het begin van de 19e
eeuw.
Wessel Reinink (redactie). Landgoed
Linschoten.
Uitgeverij Thoth, Bussum
1994,564 pp., prijs: ƒ 65,-.
(AvdZ)
106
september I oktober 1995
UTRECHT
-ocr page 102-
o G G E T U I G
op meerijden. Die dikke Belgische
knollen gaven wel eens proble-
men want als ze erg hard liepen
smakte je tegen de grond als je
eraf moest springen omdat je
anders Ie ver van huis kwam.
Meer naar achter in die poort,
waar nu de binnentuin van het
museum is, was ons eldorado.
We speelden daar krijgertje en
klommen op de hoge goten van
de kerk via waterpijpen en afdak-
jes. We sprongen dan naar bene-
den op een grote hoop zand die
daar altijd wel lag in verband met
restauraties.
Te gevaarlijk!
De papierfabriek van Pilaar
was ook interessant. Wat waren
die rollen papier immens groot
en zwaar! Er was een stempel-
lokaal waar de arbeidslozen hun
geld moesten ophalen. Ze ston-
den in rijen en maakten geintjes
met elkaar die niet altijd even
leuk waren in mijn ogen. Op een
keer hadden ze met een speld
kranten aan het jasje van de
gemeenteambtenaar bevestigd.
Vervolgens werden die kranten in
brand gestoken.
Ook waren daar nog enige be-
woonde huisjes. Maar ineens was
dat afgelopen. Er werd gesloopt
en wij mochten er niet meer spe-
len, te gevaarlijk. Het enige wat er
nog stond was de trap van de eer-
ste en tweede etage. Die had op
ons kinderen een enorme aan-
trekkingskracht. Maar meer dan
tien treden durfden we toch niet
op. Vooral als het ging schemeren
stak die trap luguber af tegen de
lucht.
Bloedzuigers
Een ander bijzonder span-
nend object was het smalle
betonnen randje onder de Quin-
tijnsbrug bij de Zuilenstraat. Ook
toen waren de grachten al niet
helemaal schoon. Het wemelde
van de bloedzuigers, waar ik erg
bang voor was. Maar ja, het was
wel enorm spannend om langs
dat randje te lopen. Mijn moeder
heeft het nooit geweten. Maar
toen ik een grote rat had gezien,
heb ik het nooit meer gedaan.
Aan het einde van de Nieuwe-
gracht was een park, ik meen
Manenburg. In de oorlog waren
daar loopgraven gegraven. De
winter van '42 gaf ons kinderen
veel sneeuw en we genoten ervan.
We lieten ons vanaf de hoge berg
via 't looppad op de singel sleeën.
Er lag ijs en dan was het vanaf het
talud naar het ijs een flinke val. je
moest je maar redden, maar het
ging heerlijk. Toen de loopgraven
er waren was het sport om langs
de randjes te sleeën als je van
boven kwam. Eenmaal vergiste ik
me en viel er met slee en al in. ^'
Dat was een enorme klap waar-
mee ik op de bodem kwam en ik
zat echt even beduusd te kijken
voor ik in de lach schoot om mijn
stommiteit. Ik moest door vele
hoekjes om via een trappetje
weer op sneeuwniveau te komen.
Maar het ging heerlijk!
De Nieuwegracht,
ter hoogte van de
Quintijnsbrug
(omstreeks 1930);
foto: GAU
(neg.nr. 08.500)
De Nieuwegracht in de
Jaren 30, gezien door de ogen
\an een kind
Tegenwoordig noemt Utrecht zich
kinderstad. Het beleid is erop
gericht kinderen een veilige, maar
ook uitdagende leef- en speel-
omgeving te bieden. Er worden
zelfs kinderconferenties gehouden
om er achter te komen wat kinde-
ren eng, leuk, spannend, vies of
veilig vinden.
Hoe was het om ongeveer zestig
jaar geleden kind te zijn in
Utrecht? Wat je kon beleven en
zien en waar je kon spelen in de
stad vertelt het volgende verhaal.
Het meisje dat deze avonturen
beleefde woonde op de Nieuwe-
gracht en was toen ongeveer tien
jaar.
Krijgertje
Bij mijn eerste bezoek aan
het Catharijne Convent ging ik
allereerst op zoek naar vroeger.
Wat was het hier veranderd! De
pastorie van de kerk is nu de
hoofdingang. Hieruit kwamen mijn
jeugdvriendinnetjes die hun eer-
ste communie hadden gedaan
met hun cadeautjes van de pas-
toor. En dan daar links was de
farmaceutische fabriek met er-
naast de grote poort. Vanuit het
magazijn werden hier de wagens
van Van Gend en Loos bevracht.
Voor ons kinderen een heerlijk
speelobject, wanlje mocht achter-
Justine Dolf in-
Ruwers
september / oktober }995
UTRECHT
-ocr page 103-
op de Neu daar staat een tent...
In de geschreven pers en in andere publikaties
lees je steeds vaker dat vóór straatnamen de
woorden 'in' en 'op', welke voorzetsels in dit
verband sinds lang in Utrecht worden gebruikt,
zijn vervangen door 'aan'. Deze 'veraanning'
is natuurlijk hedendaags Nederlands en niet
verkeerd, maar het gebruik ervan gaat wel in
tegen de gewoonten van de Utrechtse spreek-
en schrijftaal.
!k vind het juist zo aardig dat we
er in de stad wat dit betreft eigen
tradities op na houden. Maar
bUjkbaar leven die tradities bij
steeds minder inwoners. In dit
stukje geef ik een aantal voorbeel-
den van het gebruik van de voor-
zetsels voor straatnamen in de
binnenstad.
In
De regel luidt dat je in Utrecht
'in' een straat woont indien de
naam ook op -straat eindigt. Bijna
al die straten waren, en zijn, smal.
Je zegt (en schrijft) dus: 'In wat
nu de Choorstraat heet, stond
eens het koor van de Buurkerk.'
Straten die vroeger smal waren,
maar die later zijn verbreed, heb-
ben 'in' behouden; dus: 'de sloop
in de Korte Nieuwstraat kreeg veel
bijval' en 'in de Lange Viestraat
heeft de gemeente passende lan-
tarenpalen laten plaatsen'.
Ook straten waarvan de naam op
-markt eindigt, krijgen 'in'; dus:
'in de Varkenmarkt werden big-
gen verkocht' en 'in de Lijnmarkt
wordt voortdurend gefietst' - in
beide gevallen betreft het smalle
straten. Je kunt in Utrecht ook in
B.J. Mariens van         een hoek wonen: 'in de Maria-
Vliet                        hoek staat de mooiste haan van
Potterstraat' - die straat was vroeger
eveneens nauw.
Op
Er zijn drie straten in de bin-
nenstad waarvan de naam welis-
waar op -straat eindigt, maar
waar je 'op' woont. In die catego-
rie zijn dit uitgerekend de drie
van oudsher breedste straten: de
Voorstraat, de Breedstraat en de
Lange Nieuwstraat. Straten waar
je 'op' woont, krijgen 'over' als je
er doorheen moet: geleerde men-
sen gaan 'over de Voorstraat naar
de bibliotheek in de Wittevrou-
wenslraal'.
Straten die op -markt eindigen,
maar die open uitzicht hebben,
krijgen 'op': 'op de Ganzenmarkt
is het gezelliger dan op de Vis-
markt'. Voorts woon je niet 'aan'
de stad'. Ook woon je 'in' hoven,
stegen en poorten: in de Begijn-
hof, 'in de Catharijnesteeg protes-
teren de dames van de Brigitten-
straat' en 'in de Nathanaëlspoort
krijgen de mensen een vijfster-
renhotel als buren'.
Straten waarvan de naam niet een
specifieke uilgang heeft, krijgen
ook 'in', dus: 'in het Wed wordt
veel geplast', 'in de Wijde Doelen
vinden de bewoners het drukke
verkeer niet bezwaarlijk', 'voor de
huizen in 't Achterom is een
speelplaats aangelegd' en 'de chic
van de stad gaat in de Lange
Rozendaal wonen'.
Straten waar je 'in' woont, krijgen
'door' als je er doorheen moet: als
je geld uit de automaat wilt
nemen, 'ga je van de Neude (zeer
fout is: het Neude) door de
108
september I oktober 1995
UTRECHT
-ocr page 104-
Op de Neu daar staat een tent...
Kerken
De Janskerk (accent op de
eerste lettergreep, nooit: Smt-
Janskerk) staat op het Janskerk-
hof (accent op de tweede letter-
greep; nooit: Sint-JanskerkhoQ.
De St.~Jacobskerk heel in Utrecht
Jacobikerk (accent op co), de
St.-Jacobsstraat de Jacobsstraat en
de Nicolaïkerk meestal de Klaas-
kerk of het Klaasje.
Tenslotte kom ik nog even terug
op 'de' singel. Je hoort wel eens
"t singel' en, voor de oorlog,
"t zwemschool van Timp'. Het
onzijdige "t' is ontstaan uit 'de',
nadat de toonloze e voor de sis-
klanken niet meer werd uitge-
sproken (de d was in t veranderd)
en zo kwam het dat ook de Steen-
weg en de Springweg op de duur
werden aangeduid als "t Steen-
weg' ('t accent wisselt) en zelfs
'het Springweg' (idem).
't Stadhuisbrug zegt niemand iets
in Nederland, behalve in Utrecht.
In de geschreven pers en in andere publikaties
lees je steeds vaker dat vóór straatnamen de
woorden 'in' en 'op', welke voorzetsels in dit
verband sinds lang in Utrecht worden gebruikt,
zijn vervangen door 'aan'. Deze 'veraanning'
is natuurlijk hedendaags Nederlands en niet
verkeerd, maar het gebruik ervan gaat wel in
tegen de gewoonten van de Utrechtse spreek-
en schrijftaal.
passen voor hondepoep', 'de
schouwburg op 't Lucasbolwerk -
vroeger een aarden verhoging
binnen de stadswal - wordt nu
prachtig verbouwd'. Als laatste
krijgen de straten die op -kade, -
plantsoen, -veld of -weg eindigen
ook het voorzetsel 'op': op de Van
Wijckskade, op het Pelmolen-
plantsoen, op het Jansveld en op
de Springweg. Het woord 'hofje'
(voor: kameren) is niet Utrechts,
toch 'woon je goed in de Brun-
tenhof/Bruntskameren'.
Een speciaal geval is de straat
Jansdam (met accent op de laatste
lettergreep). In Utrecht kun je
horen: 'In een grand café op 't
Jansdam kost een sigaartje 2 gul-
den 75'. Eigenaardig is dan dat je
'op Pausdam' woont (accent ook
op 'dam'), zonder Ldwoord.
Straten waarvan de naam al met
een voorzetsel begint, krijgen
geen voorzetsel: je woont Achter
de Dom of Voor Clarenburg.
Nog iets over de klemtoon
Voorbij de Wittevrouwenbrug
(het accent in de uitspraak wis-
selt: op de derde of de vijfde
lettergreep) woon je buiten
Wittevrouw^en (idem: op de eer-
ste of de derde lettergreep). En
niet 'op' maar 'in' een laan; dus: in
de Notebomeniaan en in de
Maliebaan. Je loopt bijgevolg 'door'
de Maliebaan, net als door de
smalle straten. Een enkele uitvals-
straat krijgt 'op': 'op de Biltstraat
moeten weer bomen worden ge-
plant'. Er is een aantal Utrechtse
stadswijken en dorpen waar je
ook 'op' woont, zoals Hoograven,
Oog in AI, Zeis(t) en De Bilt.
Daarentegen 'is het wonen in de
Rivierenwijk saai', maar 'op
Nieuw-Engeland wordt gezegd
dat het op Transvaal gezellig is'.
Ik \ind het juist zo aardig dat we
er in de stad wat dit betreft eigen
tradities op na houden. Maar
blijkbaar leven die tradities bij
steeds minder inwoners. In dit
stukje geef ik een aantal voorbeel-
den van hel gebruik van de voor-
zetsels voor straatnamen m de
binnenstad.
In
De regel luidt datje in Utrecht
'in' een straat woont indien de
naam ook op -straat eindigt. Bijna
al die straten waren, en zijn, smal.
Je zegt (en schrijft) dus: 'In wat
nu de Choorstraat heet, stond
eens het koor van de Buurkerk.'
Straten die vroeger smal waren,
maar die later zijn verbreed, heb-
ben 'in' behouden; dus: 'de sloop
m de Korte Nieuwstraat kreeg veel
bijval' en 'in de Lange Viestraat
heeft de gemeente passende lan-
tarenpalen laten plaatsen'.
Ook straten waarvan de naam op
-markt eindigt, krijgen 'in'; dus:
'in de Varkenmarkt werden big-
gen verkocht' en 'in de Lijnmarkt
wordt voortdurend gefietst' - in
beide gevallen betreft het smalle
straten. Je kunt in Utrecht ook in
B.J. Martens van          een hoek wonen: 'in de Maria-
W/et                         hoek staat de mooiste haan van
de stad'. Ook woon je 'in' hoven,
stegen en poorten: m de Begijn-
hof, 'in de Catharijnesleeg protes-
teren de dames van de Brigitten-
straat' en 'in de Nathanaëlspoort
krijgen de mensen een vijfster-
renhotel als buren'.
Straten waarvan de naam niet een
specifieke uitgang heeft, krijgen
ook 'in', dus: 'in het Wed wordt
veel geplast', 'in de Wijde Doelen
vinden de bewoners het drukke
verkeer niet bezwaarlijk', 'voor de
huizen in 't Achterom is een
speelplaats aangelegd' en 'de chic
van de stad gaat in de Lange
Rozendaal wonen'.
Straten waar je 'in' woont, krijgen
'door' als je er doorheen moet: als
je geld uit de automaat wilt
nemen, 'ga je van de Neude (zeer
fout is: het Neude) door de
Potterstraat' - die straat was vroeger
eveneens nauw.
Op
Er zijn drie straten in de bin-
nenstad waarx^an de naam welis-
waar op -straat eindigt, maar
waar je 'op' woont. In die calego-
ne zijn dit uitgerekend de drie
van oudsher breedste straten: de
Voorstraat, de Breedstraat en de
Lange Nieuwstraat. Straten waar
je 'op' woont, krijgen 'over' als je
er doorheen moet: geleerde men-
sen gaan 'over de Voorstraat naar
de bibliotheek in de Wittevrou-
wenstraat'.
Straten die op -markt eindigen,
maar die open uitzicht hebben,
krijgen 'op': 'op de Ganzenmarkt
is het gezelliger dan op de Vis-
markt'. Voorts woon je niet 'aan'
een singel of gracht of zoiets,
maar 'erop'. Dus op de Tolsteeg-
singel, op de Ouwegrach(t) of
d'Ouwegrach(t) en op de Drif(t);
verder staat een gebouw 'op' een
plein, dus 'K & W op de Maria-
plaats is m brand gestoken', 'op
de Neu daar staat een tent, daar
ken je gaan poepen voor een
cent... (enz)' en 'op het Domplein
staat een aantrekkelijk vormgege-
ven vrijheidsbeeld' en niet 'eraan'.
Je zit op een terras op 't Vreeburg
(en niet Vredenburg: zo heten de
concertzalen). Ook de pleinen en
straten waarvan de namen op -
kerkhof eindigen, krijgen 'op':
'op 't Oudkerkhof is het 's nachts
doodstil'. Dan bruggen en boL
werken: 'vroeger stond een groot
warenhuis op de Stadhuisbrug',
'op de Manenburg moet je op-
De (het?) Neude
omstreeks 1880;
foto: GAU
{neg.mX2.817)
108
109
september I oktober 1995
september I oktober 1995
OUD
UTRECHT
OUD
UTRECHT
-ocr page 105-
VONDSTEN
een voorkeur heeft voor 'op de
tong smeltend vlees' en 'uit flesjes
drinkbare appels'.
Naast deze (vroeger) door de
kauwfunctie bepaalde typische
attritie, bestaat er ook een atypi-
sche vorm van slijtage, de zoge-
noemde 'abrasie'. In sommige ge-
meenschappen werd en wordt
het gebit - vooral uiteraard de
tanden - wel eens als hulpmiddel
bij bepaalde werkzaamheden ge-
bruikt. Men spreekt wel van de
'tooi function' van het gebit. Het -
bijvoorbeeld - steeds maar weer
afbijten van garen (naaisters) en
het soepel bijten/kauwen van leer
(Eskimo's) leiden tot kleinere of
grotere slijtage en op den duur
zelfs wel tot het wegslijten van
gehele tandkronen. Karakteristiek
zijn daarbij de spiegelgladde slijt-
vlakken.
Ook bij deze pijproker van wel-
eer - die bij een brede glimlach
een wat griezelige aanblik zal
hebben geboden - kan eigenlijk
wel van 'toolfunction' gesproken
worden. De tanden en kiezen
werden voor het vastklemmen
van de pijp gebruikt en - gezien
de daaraan verbonden gevolgen -
ook misbruikt. Het aardewerk
bleek niet alleen slijtvaster, maar
ook dusdanig 'abrasief te werken,
dat het glazuur en even later het
tandbeen bij het regelmatige con-
tact met de pijp het onderspit
dolven. Dat deze abrasie door-
gaans snel verliep is op te maken
uit het feit dat de 'zenuwkamers'
van de tanden wel eens open
kwamen te liggen, wat niet alleen
met flinke pijn gepaard ging, maar
vervolgens ook tol infectie en wor-
tel(kaak)ontstekingen leidde. Geen
paniek, vond de pijpgenieter, hij
verplaatste zijn geliefde pijpje
dan wel naar een andere plaats en
genoot onverstoorbaar voort!
Glazuur van tan-
den en kiezen
(op micro-niveau
opgebouwd uit
prismata van hy-
droxylapatiet) is
het hardste en
meest slijtvaste
weefsel van het
menselijke orga-
nisme, geen won-
der gezien de
kauw- en maal-
functie van het
gebit als inlei-
ding tot de spijs-
vertering. Desalniettemin kan er
slijtage optreden en bij de gebit-
ten in oude (opgegraven) popula-
ties wordt dat niet zelden in aan-
zienlijke mate opgemerkt. Zolang
er van weinig sociale differentiatie
in leefgemeenschappen sprake is,
met een doorgaans eenvoudig
(grof) en uniform dieet, vormt de
mate van slijtage - 'attritie' ge-
noemd - van een gebit één van de
criteria voor het schatten van de
leeftijd bij de dood van de desbe-
treffende individuen. Met voor-
bijgaan aan te specialistische
aspecten van, en ook menigerlei
voorbehoud bij, deze methode
van leeftijdsschatting, vormt de
mate van slijtage immers de neer-
slag van de functieduur van het
gebit. En die weerspiegelt op zijn
beurt weer de levensduur van het
individu. De gemiddelde leeftijd
bij overlijden op populatieniveau
is een belangrijk demografisch
gegeven bij oudheidkundige
studies.
Bij de toenemend 'geciviliseerde'
mens wordt attritie ten behoeve
van leeftijdsschatting eveneens
toenemend onbetrouwbaar en in
feite onbruikbaar. Dat geldt zeker
voor de huidige mens, die - in het
algemeen gesproken - toch wel
'Tocbacfe suygen' en zijn
gevolgen
Bij de in 1980/'81 uitgevoer-
de opgraving in de kapel van het
voormalige St. Jobsgasthuis aan
de Nieuwe Daalstraat - de opgra-
vers spraken van 'St. Job aan het
Spoor' - werden skeletresten van
meer dan duizend individuen ge-
borgen. Zij werden daar van circa
1500 tot 1800 begraven, waarbij
- om plaats te maken - tussentijds
wel eens werd geruimd en collec-
tief (en ongenuanceerd!) herbe-
graven. Qua datering kon op
redelijk aannemelijke gronden
een tweedeling in de populatie
getroffen worden.
In de jongste categorie - tussen ca.
1650 en 1800 ter aarde besteld -
werden bij een aantal schedels in
de gebitten merkwaardige hiaten
in de tandenrijen en de daarach-
ter liggende kiezen opgemerkt. Er
was geen sprake van aantasting
(cariës), noch van afgebroken
stukken door welke oorzaak (an-
te of post mortem) ook. Gezien
de ronde vormen der hiaten en
hun spiegelgladde begrenzingen
betrof het kennelijk slijtage als
gevolg van het roken van de be-
kende witaardewerken pijpjes.
110
Tj. Pot
september / oktober 1995
-ocr page 106-
AGENDA
19 november
Op zondag 19 november or-
ganiseert St. Watteyn Kunstpro-
dukties een wandeling langs
Jugendstil-panden in Utrecht.
Tijdens deze tocht zal blijken, dat
in Utrecht een nogal geometri-
sche en sobere stijl populair was,
zeker in vergelijking met de veel
uitbundiger Franse en Belgische
varianten van de Art Nouveau.
Ondanks dat men in Utrecht re-
gelmatig Jugendstilvormen in-
voegde in de zogenaamde histori-
serende stijlen, zijn er ook mooie
voorbeelden te geven van 'zuive-
re' Jugendstilarchitectuur, welke
tijdens deze wandeling ook nader
bekeken zullen worden.
Tijd: 14.00 tot ca. 15.30 uur
Prijs:
ƒ 25,- ind. syllabus
Opgeven: bij St Watteyn
Kunstprodukties,
tel. 030 - 715383 (op werkdagen en
zaterdag na 13.00 uur)
Rijksarchief
De archieven van het
Utrechtse Rijksarchief zijn weer
gewoon in Utrecht raadpleegbaar
na een ruim eenjarig verblijf in
het A.R.A. te Den Haag als gevolg
van een ingrijpende verbouwing
van de depots.
Alle depots zijn nu voorzien
van een zeer geavanceerd lucht-
behandelingssysteem en de
modernste vorm van rijdende
stellingen.
De studiezalen van het Rijksarchief
Utrecht zijn geopend op:
maandag: 13.30 tot 17.00 uur
dinsdag t/m vrijdag: 9.00 tot 17.00 uur
zaterdag: 9.00 tot 12.30 uur
Cursussen genealogie en
paleografie
De Utrechtse Gemeentelijke
Archiefdienst organiseert dit jaar
cursussen genealogie (voor begin-
Het is mogelijk en ook wel boei-
end om van dit individu de dyna-
miek van het rokersleven uit het
bij zijn overlijden statisch gewor-
den gebitsbeeld te reconstrueren.
Uit allerlei details is af te leiden
dat het vrij waarschijnlijk is dat
de tabakzuig-loopbaan al op jon-
ge leeftijd aan de rechterkant van
het gebit een aanvang nam: eerst
tussen de hoektand en de erach-
ter liggende kies, daarna vlak
vóór diezelfde hoektand. Daarbij
had de roker redelijk geluk, even-
als later trouwens bij de hierop-
volgend benutte locaties aan de
linkerkant. Daar werd de pijp
steeds verder naar achter gescho-
ven, totdat de mondhoek geen
verdere rek toeliet. Van de min-
stens twaalf daarvoor in aanmer-
king komende zenuwkamers
werden er maar zo'n 3 a 4 ge-
opend. Het weefsel in het meren-
deel ervan was tot het treffen van
tegenmaatregelen in staat. Dat
zette namelijk doeltreffend een
beschermende laag tandbeen in
de zenuwholte af (secundair
tandbeen) op de bedreigde plaat-
sen. Het is een proces dat ook bij
(langzaam verlopende) cariês kan
optreden.
De hiaten echter werden op al die
plaatsen in dit gebit langzamer-
hand en achtereenvolgens dus-
danig groot, dat de pijp - zelfs bij
gesloten kaken - niet meer vast-
geklemd kön worden.
De zoveelste plaats werd bij deze
man - die nauwelijks 40 jaar oud
werd - precies in het midden ge-
vonden. Ofschoon ook hier nog
menig pijpje werd genoten, was
er ook het laatste bij.
ners) en paleografie, zowel Ne-
derlandse als Latijnse.
De cursus genealogie omvat vijf lessen
en het cursusgeld is
ƒ 75; de cursussen
paleografie on^vatten 14 lessen, voor
f115. Voor meer informatie: 030-736611
Expositie 100-Jarige toren
Dit jaar is het honderd jaar
geleden dat begonnen werd met
de bouw van de watertoren aan
de Lauwerhof te Utrecht. Tegelijk
betekende dat de oprichting van
de eerste watertoren in de Dom-
stad. Expositie over de geschiede-
nis van deze watertoren.
Tot en met 5 november Waterleidit^g-
museum, Lauwerhof 29 Utrecht,
tel.030-(2)487211
Oproep Werkgroep
Inventarisatie Geveltekens
Op de oproep van het Utrechts
Gevelteken Fonds in het tijd-
schrift Oud-Utrecht voor deel-
nemers aan het inventarisatiepro-
ject geveltekens buiten de singels,
hebben enkele enthousiaste kan-
didaten gereageerd.Na een oriën-
tatie en een stadswandeling langs
geveltekens werd met de inventa-
risatie begonnen. Op dit moment
is de inventarisatie van de Dich-
terswijk afgerond en wordt er ge-
werkt aan de wijken Lombok,
Wittevrouwen, Oudwijk, Wilhel-
minapark en Oog in Al. Voor de
overige wijken (o.a. Sterrenwijk,
Tolsteeg, Rivierenwijk, Tuindorp)
kan het Gevekeken Fonds nog vrij-
willigers gebruiken. Wij doen als-
nog een oproep aan de lezers van
Oud-Utrecht om te reageren. Voor
wandelaars met oog voor detail
en belangstelling voor de historie
van Utrecht een unieke kans.
Voor uitgebreide informatie en
documentatie kunt u zich richten
tot: Susanne Weide, Teugelhof 9,
3511 VR Utrecht, 030 - 321797
111
september I oktober 1995
UTRECHT
-ocr page 107-
Algemene
najaarsleden-
vergadering
1995
Historisch café
Vrijdag 13 oktober en vrijdag
10 november is er, zoals elke
tweede vrijdag van de maand,
tussen 5 en 7 uur Historisch café.
Inclusief een korte lezing over
een Utrechts onderwerp, bedoeld
voor een breed publiek, is het
hier altijd gezellig toeven.
Oproep nieuwe leiien bestuur
Oud-Utrecht
Het bestuur van de Vereni-
ging Oud-Utrecht zoekt op korte
termijn twee nieuwe bestuurs-
leden en wel een tweede secretaris
en een bestuurslid speciaal belast
met PR-aangelegenheden.
Naast het bijwonen van en het ac-
tief participeren in de vergaderin-
gen van het bestuur hebben beide
bestuursleden nog specifieke
taken. Van de tweede secretaris
wordt verwacht dat hij of zij de
bestuursvergaderingen notuleert
en andere bijkomende ambtelijke
werkzaamheden verricht. Het
bestuurslid speciaal belast met
PR-aangelegenheden heeft als
bijzondere aandachtsgebieden
voorlichting, contacten met de
pers en het positioneren van de
vereniging.
De statutaire zittingstermijn van
bestuursleden is drie jaar.
Aangezien het ledenbestand van
de Vereniging enigszins vergrijst,
leek het het bestuur een aardige
gedachte voor deze twee vacatu-
res speciaal jonge leden van de
Vereniging op te roepen. Wellicht
dat hiermee een bijdrage kan
worden geleverd aan de bevorde-
ring van aanwas van jonge leden.
Mocht u geïnteresseerd zijn of
wilt u graag wat meer informatie,
dan kunt u contact opnemen met
Joyce Pennings (secretaris) (tel.
overdag 710044).
Utrecht en de
Bataafs-Franse tijd
Op vrijdag 1 december, om
14.30 uur, houdt dr Renger de
Bruin een lezing over Utrecht
in de Bataafs-Franse tijd. Plaats:
Museum 's Rijks Munt, Leidse-
weg 90 te Utrecht. Na de voor-
dracht volgt een bezoek aan de
tentoonstelling. De middag is
georganiseerd door de Alliance
Frangaise, leden van de Vereni-
ging Oud-Utrecht betalen ƒ 5,
anderen ƒ 10.
Woensdag 22 november om 19.30
uur in de Fundatie van Renswoude,
Agnietenstraat 5 te Utrecht.
Agenda \an de huishoudelijke
vergadering:
1.     Opening
2.     Notulen van de ledenvergadering
van 13 juni 1995 (ter inzage).
3.     Ingekomen stukken en mededelingen.
4.     Begroting 1996.
5.     Mededelingen over Jaarboek, Tijd-
schrift, propaganda, activiteiten en
SPOU.
6.     Samenstelling van het bestuur.
In verband met het verstrijken van
de statutaire zittingstermijn van drie
jaar zijn Jos W. Lemaier en Marijke
van de Vrugt herkiesbaar.
7.     Mededeling over vacatures bestuur.
Het bestuur zoekt nog twee nieuwe
bestuursleden. Zie oproep elders in
dit blad.
8.     Rondvraag.
9.     Sluiting.
Na de pauze (rond 20.45u) lezing
van prof. dr. F. Grapperhaus over
belastingen in het verleden.
Afsluiting met een drankje.
Het gedeelte na de pauze is ook
voor niet-leden toegankelijk (toe-
gangsprijs ƒ 2,50).
112
september I okloher J995
OUD-UTRECHT
-ocr page 108-
De historie van de huidige tijd
De Commissie Actuele Ontmkkelingen
Wie in de mening verkeert met
het geven van een al dan niet ge-
documenteerd signaal het ultie-
me werk te hebben verricht moet
ervaren, dat het aangedragen ma-
teriaal wordt ingebed in een op
huidige inzichten en behoeften
stoelend plan van actie, waarover
vervolgens in den brede wordt
gediscussieerd. Geïnteresseerden
worden niet alleen geacht aan de
discussie deel te nemen, maar
ook de door hen gegeven signa-
len als het ware overeind te hou-
den als deel van een plan van
actie dat zich verder geheel of
grotendeels buiten hen om vol-
trekt. De uitweg voor hen is zich
te verenigen in een verband dat
als een te consulteren forum
wordt erkend. Maar dan speelt
men wel het institutionele 'spel'
mee. 'Geïnteresseerden' kunnen
zo al spoedig 'belanghebbenden'
worden.
Nu is het naar de mening van
genoemde commissie geenszins
zo, dat beide wijzen waarop de
actualiteit kan worden bezien niet
met elkaar zouden zijn te combi-
neren. Daarnaast kan zij er echter
niet genoeg de aandacht op vesti-
gen, dat signaleren in de eerste
betekenis blijvend nodig is. Elk
lid van Oud-Utrecht kan situaties
tegenkomen waar een cultureel
erfgoed - een verzameling, een
gebouw, een stadsgezicht, een
oud cultuurlandschap - om welke
reden en op welke wijze dan ook
in gevaar lijkt. Het is van groot
belang, dat zo'n waarneming bij
de commissie wordt aangemeld,
ook al zou deze uit kringen bui-
ten de Vereniging afkomstig zijn.
Dit kan telefonisch gebeuren bij
een van de commissieleden of via
een bericht aan het beneden ver-
melde postadres. De commissie
Begin dit jaar werd de oprichting van een nieuwe
commissie van Oud-Utrecht aangelcondigd:
de Commissie Actuele Ontwikkelingen. Welke
projecten heeft de commissie sindsdien aan-
gepakt? En vanuit welke filosofie wordt ge-
werkt?
Wie geïnteresseerd is in wat uit
vroeger tijden bewaard is geble-
ven, kan bij het tot zich laten
doordringen van datgene wat in
het leven van alledag voorbij trekt
licht aan verwarring ten prooi
vallen. Richt men als geïnteres-
seerde de aandacht op hoe ge-
beurtenissen van heden invloed
uitoefenen op dat wat dikwijls
wordt aangeduid als 'het cultureel
erfgoed', dan doet zich onvermij-
delijk de vraag voor: 'wat kan, ja
wat moet daarvan behouden blij-
ven?'. Betrokkenheid kan leiden
tot een onmiddellijke oproep het
cultureel erfgoed in kwestie te
redden. Het zal in veel gevallen
evenwel nodig kunnen zijn zich
nader op de bovengestelde vraag
te bezinnen door reflectie op een
andere vraag, namelijk of dit 'red-
den' betrekking moet hebben op
de toestand waarin het erfgoed
zich thans aan ons voordoet of op
een vroegere toestand, waarnaar
zo mogelijk moet worden terug-
gegaan. Dat laatste kan nadere
studie vereisen waardoor 'histo-
rie' beredeneerd wordt betrokken
bij 'heden', eventueel via één of
meer tijdsdoorsneden. Beide vor-
men van bemoeienis zijn door
Oud-Utrecht beoefend en hebben
in de Vereniging nog steeds alle
aandacht, waarbij in de laatste
tijd de vanwege haar ingestelde
Commissie Actuele Ontwikke-
lingen is betrokken.
gaat dan op grond daarvan de
wenselijkheid na van een reactie,
zo nodig gedocumenteerd. Ver-
volgens kan zij, indien zij daar
aanleiding toe vindt bestaan,
overleg plegen met het bestuur
over de noodzaak van een officiële
reactie van de Vereniging. Wie
een signaal heeft aangebracht
krijgt bericht.
Enkele voorbeelden
Zo heeft de commissie een
bericht bereikt waarin de aan-
dacht werd gevestigd op vervuiling
en bekladding in de oude stad.
Haar reactie was een gedeelte van
het zuidelijke deel van de oude
stad te voet op deze zaken, maar
ook op andere aspecten, te ver-
kennen. Hieruit werd het idee ge-
boren de leden van de Vereniging
te enthousiasmeren voor een sys-
tematische opname van de oude
stad of een deel ervan op één be-
paald tijdstip. Binnen de Vereni-
ging zal nu worden geprobeerd
dit voornemen verder uit te wer-
ken. De lezers van het tijdschrift
worden daarover nader geïnfor-
meerd.
Een andere signaal betreft het
Duitse Huis, met name het be-
staan van een vroegere inrij poort
naar het complex, die gelegen
was aan de Springweg en die zich
heden ten dage in de tuin van het
Rijksmuseum te Amsterdam be-
vindt. Het bestuur werd aange-
spoord de terugkeer van deze
poort(gevel) naar Utrecht te be-
vorderen. Bij het nagaan van hoe
dit zou zijn te bereiken komt men
in de institutionele sfeer terecht.
Na jaren van leegstand en ver-
waarlozing is de restauratie van
het complex ter hand genomen.
Onderhandelingen met en tussen
overheden hebben ertoe geleid
dat in een gedeelte van het com-
113
september I okKoher 1995
OUD-UTRECHT
-ocr page 109-
De historie van de huidige tijd
De Commissie Actuele Ontwikkelingen
Het zal duidelijk zijn, dat op de
Commissie Actuele Ontwikkelin-
gen veel werk afkomt. Zij zal
noodgedwongen keuzen moeten
maken, tenzij leden van onze
vereniging zich door bovenstaand
verhaal voelen aangesproken of
toch eigenlijk al half en half van
plan waren iets voor Oud-Utrecht
te doen. De commissie denkt in
dit verband aan deelname per
project.
Zeer gaarne ziet de commissie
reacties tegemoet. Het werk vraagt
een tijdsinvestering, maar is zeker
de moeite waard!
Commissie Actuele Ontwik/ceZ/ngen;
Marl(a Spit: 030-960273
O/et Idzerda-Schut: 030 ■ 292438
Dirit. van Batenburg: 030 - 322610
Correspondentieadres:
Hugo de Grootstraat 10;
3581 XS UTRECHT.
plex een hotel zal worden geves-
tigd. Met degenen die dit plan
moeten realiseren is een eerste
contact geweest over de inpas-
baarheid van de poort in de plan-
nen, mocht deze terugkeren.
Nog een andere activiteit van de
commissie heeft betrekking op
een opgeworpen voorstel enkele
ondergrondse parkeergarages te
bouwen aan de Oostrand van de
oude stad (Utrecht binnen de
singels). Aangezien als mogelijke
locatie de aarden bolwerken
Lepelenburg en Lucasbolwerk
werden genoemd meende de
commissie voldoende aanleiding
tot bemoeienis te hebben. Het
was in eerste instantie de bedoe-
ling van de commissie een speci-
fiek signaal betreffende cultuur-
historische en milieueffecten voor
te bereiden, in het bijzonder
gericht op het aanzicht van het
stedelijke landschap. De commis-
sie blijft in deze actief maar heeft
wel moeten vaststellen, dat haar
werkzaamheden via documenta-
tie, teneinde de 'historie' in het
licht te stellen, worden overscha-
duwd door strevingen en behoef-
ten uit het 'heden'. Het plan van
de parkeergarrages maakt deel uit
van een breder plan van de over-
heid over 'parkeren in de binnen-
stad. De signaalfunctie van Oud-
Utrecht is om toe te zien dat
temidden van institutioneel
rumoer haar zienswijze op 'de
historie van de huidige tijd' niet
verloren gaat. Deze stellingname
zal, naar het zich laat aanzien, in
de naaste toekomst in toenemen-
de mate nodig zijn. Plannen zoals
die aangaande het landschap met
de fortenreeks, gekoppeld aan de
inrichting van het Noorderpark
en de naar hun ruimtelijke schaal
en mate van ingrijpendheid aan-
zienlijk meer omvattende plan-
nen met betrekking tot 'Leidsche
Rijn' vragen daarom.
De gemeente
Utrecht tieeft de
oude restanten van
de Weerdpoort aan
het einde van de
Oudegracht weer
zichtbaar
gemaakt.
De Lions Club Utrecht
(Host) heeft hieraan
ook een bijdrage
geleverd in de vorm
van een idjkgat
Door dat gat kan
men de fundamen-
ten van de toren
bekijken. Prent van
JandeBeyerult1736.
Ter dichting van het
financiële gat is deze
prent te koop bij
Antiquariaat Gert
Jan Bestebreurtje,
Brigittenstraat 2,
Utrecht De prijs is
f 285,-inclusief
mahoniehoutenlijst
114
september I oktober 1995
UTRECHT
-ocr page 110-
DE LEESTA
VAN
FEL
Zeist
In het tweede nummer van
1995 van Seyst, het bulletin van
de Van der Poll-stichting, ont-
zenuwt archivaris R.P.M. Rhoen
een hardnekkige mythe. Het ver-
haal gaat namelijk, dat enkele
Zwitserse landverhuizers, die via
Rotterdam naar de Nieuwe
Wereld zouden vertrekken, door
de kapitein van hun schip be-
drogen werden en met de ziel
onder de arm richting Zeist
dwaalden. Daar werden ze echter
gastvrij ontvangen door herber-
gier De Sain. Uit dankbaarheid
noemde men daarna diens her-
berg 'London', naar het schip dat
hen naar de Verenigde Staten had
moeten brengen.
Rhoen laat echter zien dat de
Zwitsers, die helemaal niet uit
Zwitserland maar uit Baden-
Württemberg afkomstig waren,
nooit in Rotterdam zijn geweest
maar al onderweg van hun plan
afzagen door de slechte verhalen
die ze van andere emigranten
hoorden. Zij vestigden zich op
woeste gronden nabij Zeist, waar
zij in ruil voor een lage pacht het
land ontgonnen. De Zeister ge-
meenteraad echter voorzag een
economische ramp op deze
schrale grond en wilde deze bui-
tenlanders straks niet ten laste
van de armenkas hebben en ver-
zocht hen terug te keren naar hun
vaderland. De Duitsers deden
niet tevergeefs een beroep op de
koning, die hen toestemming gaf
te blijven, met de voorwaarde dat
ze geen enkel recht zouden heb-
ben op onderstand. Na de slechte
oogst van 1817 wordt er niets
meer van de Duitsers vernomen.
Het is jammer dat dit interessante
artikel tal van zijsporen bevat die
het zicht op de rode draad wat
vertroebelen. Herbergier van de
'London' De Sain heeft wel
bestaan, maar niet uitgewerkt is
hoe zijn herberg gerelateerd is
aan de mythe. Hij blijkt wel fami-
lie te zijn van een van de Duitse
landverhuizers, maar hij is pas na
de hierboven beschreven gebeur-
tenissen geboren.
Vleuten-De Meem
De bekende historicus jan H.
Huiting presenteert in het juni-
nummer 1995 van Historische
Vereniging Vleuten De Meem
Haarzuilens een fraai staaltje van
historisch detectivewerk. Op een
kaart van 1624 ten behoeve van
het kapittel van Oudmunster
staat nabij de kerk van Vleuten
een aanduiding van een erf van
ene 'schout Hans'. Al snel blijkt
echter dat de schout van Vleuten
in die periode Jan van Heusden
heet. Wie is dan deze Hans? Hui-
ting weet na een zoektocht door
de bronnen duidelijk te maken
dat schout Jan inmiddels op jaren
is en naar alle waarschijnlijkheid
een deel van zijn werkzaamheden
door een vervanger laat doen.
Inderdaad ontdekt hij een Hans
Lievenss die een aantal bevoegd-
heden van Jan van Heusden over-
neemt. Er is zelfs een akte van
1607 waarin precies staat wat
Hans Lievenss allemaal moet
doen: voor schout Jan blijven
weinig taken over. De Vleutena-
ren zullen dus Hans als hun echte
schout hebben beschouwd. Het is
daarom niet verwonderlijk dat op
de kaart de aanduiding te vinden
is dat schout Hans een bepaalde
hofstede in erfpacht bezit.
Veenendaal
Het juninummer van Oud
Veenendaal besteedt in een aantal
artikelen aandacht aan het indus-
trieel erfgoed uit die gemeente.
M. Helder beschrijft het leven van
Dirk van Woudenberg, die in
1832 wordt geboren als zoon van
een handwever en wolkammer.
Dirk trouwde met Hendrika van
Broekhuizen, wier ouders ook
een wolkammerij bezaten. Door
het huwelijk werden de bedrijven
samengevoegd en kon hun klein-
zoon eigenaar worden van de tex-
tielfabriek Veenendaal. Grootvader
Dirk ging met zijn tijd mee, kocht
machines, legde electrische ver-
lichting aan en breidde zijn be-
drijf regelmatig uit. De relatie met
de werknemers was uitstekend.
Hij voelde in ieder geval zijn
werknemers goed aan, want toen
de gemeenteraad voor de op-
heffing van de kermis stemde,
was Van Woudenberg één van de
tegenstemmers. Het gemor onder
de bevolking dwong de raad op
haar besluit terug te keren.
Een dergelijk artikel maakt dui-
delijk, dat onderzoek naar nijver-
heid veel ruimer is dan alleen een
beschrijving van de geschiedenis
van fabrieksgebouwen. 1996 is
uitgeroepen tot het Jaar van het
industrieel erfgoed en de ver-
wachting is, dat onderzoek op dit
terrein de komende tijd sterk ge-
stimuleerd zal worden.
Rhenen
AJ. de Jong beschrijft in het
meinummer de geschiedenis van
de zeepfabriek 'Rhenus', die in
1922 werd opgericht. Geestelijk
vader was Bemard Nijdam, die na
een studie aan de zuivelschool in
Bolsward in dienst kwam van de
margarinefabriek van Jurgens te
Oss. Nijdam had intussen ont-
dekt dat bepaalde procédés die
bij de zuivelbereiding werden
gebruikt ook konden worden
toegepast op de zeepfabricage.
Omdat Jurgens, één van de
115
Fred Vogelzang
september I oktober 1995
UTRECHT
-ocr page 111-
Utrechtse
biografieën
■1
illllll
111
II
lllllli
lllllli
Illllll
lllllli
lilllll
illllll
III
4 injl
lllllli
i lllllli
Illllll
II
Hl
s
SI
III
lllllli
lllllli
i
Illllll
Illllll
MaMfH
&
„Il
lil
lil
<^
grondleggers van het latere Unile-
ver, daar geen belangstelling voor
had, begon Nijdam voor zichzelf.
Nijdam kocht de slechtlopende
zuivelfabriek Rhenus en startte
met de aanwezige machinerie met
de fabricage van zeep. Hij was ja-
renlang in concurrentiestrijd ge-
wikkeld met Unilever. In Rhenen
herinnert men het bedrijf nog als
sponsor van de zeepkistenraces.
Onlangs werd de inmiddels ge-
sloten fabriek afgebroken. Een
gevaar dat bij veel industrieel erf-
goed op de loer ligt.
Nieuwegein
Het derde nummer van Cro-
nyck de Geyn is in zijn geheel ge-
wijd aan de geschiedenis van het
gebouw de Lantaem aan de
Utrechtsestraatweg. Na het her-
stel van de rooms-katholieke
hiërarchie in Nederland in 1853
moet er veel werk verzet worden
voor de opbouw van parochies.
In Jutphaas bevindt zich op dat
moment geen echte kerk. Met on-
dersteuning van de nieuwe pas-
toor Van Heukelum wordt vaart
gezet achter de bouw van een
kerkgebouw, dat in 1875 in ge-
bruik kan worden genomen. Van
Heukelum is nog niet tevreden en
poogt ook een katholieke school
neer te zetten. Dit plan wordt
zelfs uitgebreid tot een klooster
met schooUokalen. Dit 'gesticht'
genoemd naar St. Franciscus,
wordt in 1895 geopend. Na de
oorlog daalt het enthousiasme
voor het kloosterleven, waardoor
in 1954 het klooster wordt geslo-
ten. Het gebouw wordt aangepast
aan de eisen van een 'verenigings-
gebouw voor moderne tijdspasse-
ring', dat de naam De Lantaem
krijgt. In 1995 kan het eeuwfeest
worden gevierd.
worden, kan hij onmogelijk be-
vroed hebben.
Met zijn bijzondere dood staat
Spanjaard niet eens alleen in deze
nieuwe Utrechtse biografieën. Ook
de zanger Jac Caro overleed
immers in het harnas, toen hij
aan het zingen was op het toneel.
En zo is dit nieuwe boek door-
spekt met allerlei schokkende en
kleurrijke details. Het hoort in de
kast te staan van elke rechtgeaar-
de Utrechter.
Dit diagrammetje betekent
niet dat Oud-Utrecht met een
schaakrubriek is begonnen. Het
is de afgebroken stelling van een
partij die in 1981 gespeeld werd
tussen A. Schenk en Ed. Spanjaard
in de competitie van Schaakclub
Utrecht. Zwart staat duidelijk
gewonnen.
Ed. Spanjaard was een kleurrijke
figuur in het Utrechtse schaakle-
ven. Veel mensen zullen hem
kennen van zijn wekelijkse
schaakrubriek in het Vtrechts
Nieuwsblad.
Spanjaard komt voor
in het in oktober te verschijnen
tweede deel van de Utrechtse
biografieën,
samen met 37 andere
meer of minder bekende Utrech-
ters. Wat ze gemeen hebben, is
dat ze allemaal dood zijn. Maar
Spanjaard stierf een wel heel
bijzondere dood: in het harnas,
achter het schaakbord. Boven-
staande partij werd afgebroken
door zijn plotselinge dood. Extra
wrang is dat links bovenaan zijn
notatiebiljet geschreven staat:
'Laatste partij!'. Maar dat de laat-
ste partij van het seizoen ook in
andere zin zijn laatste partij zou
116
september / okioher 1995
UTRECHT
-ocr page 112-
C H A N D A A
/j^Ül^sJ^'^M
^^ww ^
^l^ra\ M
fm
m
1^^.
^ar llluiflJiiUtS -^^mlnill
1 ^^^'—^ «a
r^JS^/JJi^a ^^/^H*^
gr^"*"~
r*-/'^idË
Elisabeth voelde zich
door deze gang van
zaken sterk bena-
deeld en wendde zich
tot de schepenbank
in haar Stichtse
woonplaats. Zij eiste,
omdat Mercelis haar
trouwbeloften had
gedaan, die boven-
dien door bijslaap
waren gevolgd, óf
erkenning van het
huwelijk als reeds
voltrokken óf alsnog
voltrekking van het
huwelijk.
De schepenbank stel-
de haar in het gelijk
en
         veroordeelde
Mercelis tot het hu-
welijk. In plaats van
haar nu ten huwelijk
te voeren, liet deze
het er niet bij zitten
en ging in hoger be-
roep. Hij verzocht het
Hof van Utrecht de
uitspraak van de
schepenbank te ver-
nietigen.
Naar kanoniek recht
openbaar voor een priester in het
bijzijn van twee getuigen was
uitgesproken, was het huwelijk
geldig. Na de reformatie was in
de Republiek der Verenigde
Nederlanden het wetgevend en
rechtsprekend gezag van de
Rooms-Katholieke kerk verval-
len. De wereldlijke overheid nam
deze taak van de kerk over. In
Utrecht echter waren er op het
moment dat deze zaak speelde,
anders dan in Holland, nog geen
duidelijke nieuwe voorschriften.
Het Hof stelde nu dat, ongeacht
het bepaalde in de Pacificatie van
Gent, de regelingen van het con-
cilie van Trente niet afgeschaft
waren en vernietigde kort en
goed het vonnis van de schepen-
bank.
Helder is de kwestie evenwel nog
niet. Van erkenning van het hu-
welijk tussen Elisabeth en Mercelis
kan inderdaad geen sprake zijn,
omdat niet aan de formele voor-
waarden is voldaan. Maar hoe zit
het met de verloving? Ook tijdens
de Republiek kon men krachtens
rechterlijk vonnis gedwongen
worden zijn trouwbeloften ge-
stand te doen. En daar gaat het
Hof in dit geval zonder toelich-
ting aan voorbij. De verklaring is
wellicht dat het Hof de gevoelens
van degene die het vonnis be-
commentarieerde, deelde. Van
Radelant laat duidelijk blijken dat
hij zulke gedwongen huwelijken
- zeker bij een geloofsverschil -
een schandaal vindt!
Literatuur
A.5. de Blecourt, Kort begrip van
het Oud-Vaderlands burgerlijk
recht
(Groningen 1969)65e.v.
H. de Groot, lr)leidir)ge tot de Holland-
scbe Rechts-geleerdheid
(ed. S.J, Fockema
Andreae, Arnhem 1910) deel I, 5 en 15.
gold vanouds de regel
dat iemand die beloofd had te
zullen trouwen daartoe ook ge-
dwongen kon worden. Voorts
was het zo dat trouwbeloften ge-
volgd door bijslaap een geldig
huwelijk maakten. Hierdoor ont-
stond het euvel van de geheime
of clandestiene huwelijken. De
Rooms-Katholieke kerk nam
hiertegen al in 1215 maatregelen,
doch pas sedert het concilie van
Trente (1545-1563) waren die ef-
fectief. Huwelijken die niet vol-
gens bepaalde vormen waren ge-
sloten, waren nietig. Alleen
indien de wilsverklaring van de
aanstaande echtgenoten in het
Getrouwd of niet getrouwd?
De zestiende eeuw is de eeuw
van de hervorming. Het geloof
speelt in het leven van alledag een
zeer uitdrukkelijk rol. Verschil in
geloof leidt tot vervolging en
dwang door de overheid. Mag het
ook leiden tot verbreking van
trouwbeloften?
Indachtig het gezegde 'twee gelo-
ven op een kussen; daar slaapt de
duivel tussen' besloot Mercelis
Pieters, die het rooms-katholieke
geloof trouw was gebleven zijn
relatie met de protestantse Elisa-
beth Fransdochter te verbreken.
117
M. van de Vrugt
september I oktober 1995
OUD-UTRECHT
-ocr page 113-
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht
tel: 030-623866/626800
fax: 030-623274
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT
?F/
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V.
UTRECHT
OUDKERKHOF 25
TEL. (030) 31 52 51
Activiteiten o.a. op het gebied van:
*   Elektra
*   Klimaat
*   Sanitair
*   Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7,3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
3512 GJ UTRECHT
FAX (030) 367144
De eerste kerken van Utrecht:
Sint-Thomas • Sint-Salvator • Sint-Maarten
C.J.C. Broer, M.W.J. de Bruijn
Een spannend nieuw
boek over de eerste
iierken van Utrecht.
De auteurs halen de
onderste steen hoven!
De prijs van dit boek bedraagt
ƒ 19,50. U kunt het bestellen
door dit bedrag over te maken
op giro 810806 ten name van
Nederlands Centrum voor
Volkscultuur te Utrecht,
onder vermelding van
'De eerste kerken'.
Tijdschriften
wil ik als hobby voor u
INBINDEN
Redelijk tarief en
100% handwerk.
Co Passenier,
tel. 030-930867
(na 18.00 uur)
-ocr page 114-
„.doeltreffende bestrijding
^^'^'tSrn-dviesa. voldoende
„no ongedierte Besur,d-.ng
afdeling
Havendienst Utrecht
^UUS
Q
RADITIE
NVM
Makelaardij in
onroerende goederen
• Aan- en verkoop-
begeleiding
• Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______
030 - 34 00 08
TlJDStllRIFT OVER TRADITIES EN TRENDS
Waarom steek je om te groeten je rechterhand uit?
Sinds wanneer vieren mensen hun verjaardag?
Waarom zverden flippo's een rage?
Gewoontes en tradities hebben vaak een fascinerende
geschiedenis. Wat mensen nu gedachteloos doen, was
ooit nieuw on modern. In het nieuwe tijdschrift Traditie
kunt u er alles over lozen. Over vrije tijd en relaties,
gezondheid en eten, kleding en taal. Over de tradities
van vroeger en de trends van vandaag.
Traditie is gericht op een breed publiek, verschijnt in
full-colour en staat vol met aantrekkelijke, goed lees-
bare artikelen. Het verschijnt vier keer per jaar en een
jaarabonnement kost ƒ 35,-.
Nieuwsgierig? Vraag dan een proefnummer aan:
Nederlands Centrum voor Voiicscultuur
Lucasbolwerk 11,
3532 EH Utrecht
tel. (030) 319997. fax (030) 334047
)SB
Janssen & Bouineau Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 5432 12, Fax 030 - 5432 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 115-
ANTI Q UAR IAAT
Donderdag 11-21 uur
Vrijdag
         11-18 uur
Zaterdag 11-17 uur
Lijnmarkt 40 - Utrecht Telefoon 030 - 333776
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-31 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
ERISEENBAN
WAAR OUDE WAARDEj
NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN.
nïihiit......Mir H
ENÜ
CREDIET EN EFFECTEN BANK
Herculesplein 5, Utrecht
-ocr page 116-
Utrecht
68c jaargang nummer 6
BIBLiOTHhEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
Buiten het bereik der wetten en onstrafbaar
Studcntenjool en studentenstreken omstreeks 1800
Zeven Mariamedaillons van Mengelberg uit de voormalige
O.L. Vrouwe-Ten-Hemelopnemingkerk te Utrecht
Herberg
'Het Boompje',
18de eeuw.
N. Wichart.
Koninklijke
verzamelingen.
-ocr page 117-
Boeken over
UTRECHT,
stad en provincie,
hebben wij altijd
ruim in voorraad
GREEP Schilders bv
)
•    Restauratiewerken
•    Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht
Tel. 030-88 21 31
Broese Kemink
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-313804
JURRIËNS
• UTRECHT
• Restauratiewerken
• Nieuwbouw
• Onderhoud
1
■ Aannemersbedrijf
^
^ H. J. Jurriëns B.V.
1 Sophialaan 1
r
J 3542 AR Utrecht
L_
•^ Telefoon (030) 41 29 12
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROTO 5MEETS DE BOER
i^
van Data tot Dru.k
pLISfMN
tPLVSMAÏk
BOUW&VASTGCÏD
Vrieslantlaan 14,3526 AA Utrecht
Postbus 7052, 3502 KB Utrecht
Telefoon 030-822 822
Fax 030-88 35 BI
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 03404-56644
-ocr page 118-
Van de redactie
Colofon
Oud-Vtrecht
Twcciiuuindelijks lijdschrill
68e jaargang nr. 6
novemhcr/dccember 1995
ISSN 1380-7137
Oud-Uircchi is een uitgave van de
Vereniging Oud-Ulreehl, vereniging
tol beoefening en tot verspreiding van
de kennis der gesehiedenis van stad
en provincie Utrecht.
Vcifrcif/cr J,W. Lemaier
Secrctanaat: Mw. J.C.M. Pennings,
p/a Alexander Numankade 201,
3572 KW Utrecht.
PenningmeeMr: J. Baars.
U kunt zich op^fvfn als lid van dr vercni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26- ƒ 30,=; 65+ ƒ 44,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, M. van Hattem,
B. van den Ho\'en van Gendeien,
M.C. van Oudheusden,
B. van Santen, E. Tigelaar.
M. van de Vrugt, A. van der Zcijden.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving,: Ue Vormers, Utreclit
Driife.- De Boer Cupcrus
Oud-Utrecht. Tweemaandelijks lijdschrijt
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda volgende nummer:
20 december, \'crschijningsdatum
1 februari 1996.
Uw bijdragen kunt u locsluren aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 5 '/4 of 3 V2
inch floppy (WordPerfect, versies 4.2,
5.0of5.l).
Aanlievolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij hel aantal
noten zo beperkt mogelijk gehouden
moet worden. Het gebruik van tussen-
kopjes wordt aangeraden; illustratie-
suggesties zijn zeer welkom.
Natuurlijk probeert de redactie bij het samenstellen van het Tijdschrift een zo aantrekkelijk mogelijke
prent voor het omslag uit te zoeken. Ditmaal zijn wij bijzonder gelukkig met de afbeelding van de
herberg 'Het Boompje'bij de Maliebaan. Hoewel deze prent wel bekend was, is zij nimmer gepubliceerd.
Ons Tijdschrift heeft dus de primeur.
Ook op een zaak van geheel andere orde willen wij uw aandacht nog eerts vestigen: het Historisch
Café. ledere tweede vrijdagvan de maand komen (amateur)historici, archeologen, geïnteresseerden
en leden van Oud-Utrecht bijeen in Café het Weeshuis, Domplein, Utrecht. Een spreker houdt een
lichtvoetig betoog over een historisch onderwerp want voorop staat een gezellig en informeel samen-
zijn. Schroomt
u niet eens binnen te lopen en het glas te heffen op de Utrechtse geschiedenis. Het
eerst volgende Historisch Café zal zijn op 10 december 1995.
In dit nummer nemen we (voorlopig) afscheid van de rubriek "Vondsten', die twee jaar lang deel uit
maakte van het Tijdschrift. De redactie dankt de heer Tjeerd Pot als bron van alle informatie.
Inhoud
Van de redactie
'Buiten het bereik der wetten en onstrafbaar...'
Studentenjool en studentenstreken omstreeks 1800
P.D.'tHart
Boekenschouw
Ooggetuige
Schandaal
Vondsten
Zeven Mariamedaillons van Mengelberg uit de voormalige
O.L. Vrouwe-Ten-Hemelopnemingkerk te Utrecht
P.A. Haars
Agenda/Mededelingen
Van de leestafel
123
124
131
132
134
135
108
140
141
123
e m b e r I li e c e mb e r 19 9 5
UTRECHT
-ocr page 119-
'Buiten het hereik der vletten en onstrafhaar,,'
Studentenjool en studentenstreken omstreeks 1800
De vier heren die in dit verhaal centraal staan, zullen later nog weleens glim-
lachend hebben teruggedacht aan de streken die zij als student omstreeks
1806 hebben uitgehaald. Het waren Johan Laurens Boreel de Mauregnault
(1786-1819) griffier bij de arrondissementsrechtbank te Alkmaar; Reinier Joris
van der Gronden (1788-1845), advocaat en notaris te Zwolle, burgemeester
van Nieuwleusen, vice-president van het provinciaal gerechtshof van Overijssel
en lid van de Tweede Kamer; Isaacq de Brauw (1784-1871) medicus te Woerden
en Marinus Constantijn baron van Alderwerelt (later van Alderwerelt Houtuyn),
luitenant-kolonel bij de lanciers (1783 -1871).
in de kerk heen en weer liepen.
Maar soms gingen zij te ver en
dan greep de overheid desnoods
hardhandig in.
Een wandeling langs de
Maliebaan
Boreel en zijn kornuiten had-
den op 1 juni 1806 rond zeven
uur 's avonds met nog een stuk of
tien studenten in de Maliebaan
gewandeld. Formeel was dat tot
1811 geen openbare wandel-
plaats, maar er zochten ook bur-
gers verpozing, ondermeer jan
Willekes en Machiel van Zutphen.
Zij gingen voor de heren opzij
maar dezen liepen 'met zulk een
geweld en onbezuijsdheid tegens
hunne lijven aan' dat zij bijna
omvielen. Willekes had veront-
waardigd geroepen: 'Ik denk dat
de weg voor mij zoo goed is als
voor de Heeren' wat hem een pak
slaag had opgeleverd. Ook Ma-
chiel kreeg 'een geweldige slag op
het hoofd'. Een oude man die
beleefd protesteerde, kreeg te
horen: 'Scheer je dan maar gauw
na de blixem toe' en kreeg een
paar klappen. Zijn dreigement
dat hij zich bij de professor zou
beklagen, werd weggehoond met
de mededeling 'dat zij de blixem
van de Professooren gaven'. Toen
zijn vrouw zich ermee bemoeide,
'deinsden' de studenten af.
Zij hadden op hun wandeling al
meer moeilijkheden veroorzaakt.
Een jongen van 17 had een slomp
legen de borst gekregen toen hij
naar hen had omgekeken. 'Waar
kijkje na? Je mag geen studenten
na zien' hadden zij hem toege-
voegd. Na hun botsing met Wil-
lekes en Van Zutphen waren zij
terechtgekomen voor de herberg
Het Boompje bij de Gildbrug.
Daar mishandelden zij eerst 'een
onbekenl vrouwspersoon'. Toen
glas teveel. Als zij dan op weg
naar huis 'door te veel jeugdige
drift vervoerd' werden, kon hun
gedrag de spuigaten uitlopen.
Boreel bekende later bijvoorbeeld
dat hij op zondag 1 juni 1806
omstreeks 19.00 uur 'in al te vro-
lijke ogenblikken, de onvoorzich-
tigheid heeft gehad, medeplichtig
te zijn aan zodanige dartelheeden,
dat hij bij bedaarde overweegingen,
zeer wel bezeft tot excessen te be-
hooren'. Net als de andere boven-
genoemde heren betuigde hij
'groot berouw en leedwezen'. Het
ging ook om heel wat meer dan
wat studentikoze kwajongensstre-
ken. Dat blijkt uit de boetes die
hun voor hun 'excessen' werden
opgelegd: 400 en 500 gulden. Voor
zulke bedragen moest menig
arbeider een paar jaar werken.
Studenten waren wel vaker hin-
derlijk voor de burgerij. Ze brul-
den bij nacht en ontij luidkeels
hun liederen op straat. En zij
gedroegen zich alsof zij 'buiten
het bereik der wetten en onstraf-
baar' waren, fulmineerde de hoofd-
schout tegen de vier heren wier
wandaden in dit verhaal centraal
staan. Zelfs tijdens kerkdiensten
waren studenten soms bar hin-
derlijk als zij luid pralend achter-
/. Grootzegel der
Ser\atus Vetera-
norurr) Gliriuir) uit
1793, met daarop
een rat die wat
(caas /leeft ver-
schaftt en op de
achtergror)d
ertlfele studenten
die met hun
degen
een dien-
der versct)rild(en.
De Brauw was lid geweest van
een 'ontgroensenaat'. Het eerste
gezelschap dat als zodanig werd
'erkend', was in 1793 ontstaan:
de Senatus Veteranorum Glirium
oftewel 'de senaat der oude rot-
ten'. Er bestonden toen nog geen
echte studentenverenigingen. De
heren hadden wel in een aantal
koffiehuizen hun eigen stamtafel
of waren lid van een sociëteit en
soupeerden regelmatig met elkaar.
Wie zich bij zo'n groepje wilde
aansluiten, moest worden ont-
groend door een senaat. In 1806
waren er minstens twee senaten.
Die waar De Brauw lid van was,
telde 12 studenten. Boreel, Van
Alderwerelt en Van der Gronden
komen niet op de ledenlijst voor,
maar zij behoorden gezien hun
gedrag zeker tot de ingewijden.
Studenten dronken weleens een
124
P.D.'tHart
november I december 1995
UTRECHT
-ocr page 120-
P^t|3>'
j-itóf«^
:VÜjpi^^:f-ay^
[ I, iH' (iïijim't!HORS ni"IKK(Hr,SInr..\i'<)riiKlu .\.\(nt-: hï-:s d.n.mi:,'-
''''.■;/,..'■ .m.i /,r.i.\okj .llri' P.no „Ur: .Vl,„,,ll,„l.- ./, /,, l ,11?.IVir.J.I
;i /!< irt \.\.\ 1)1 uirmuijmiiK.v iTHKniToi'Di: vil Tl'; VKOi"\VK i'ootM' „
./., .'l.i.HVnM .
.,/../„,,
Wij kunnen doen wat wij willen
Boreel had zich al eerder
misdragen. Op 24 mei was hij
met een groepje studenten bin-
nengedrongen in het huis van een
apotheker waar hij had gepro-
beerd een lade uit een kast te ne-
men. De apotheker had gevraagd
wal zij daar deden, waarop hij als
antwoord kreeg 'Daar legt jouw
geen blixem aan geleegen, wij
kunnen doen wat wij willen, als
wij voor bij gaan'. Vervolgens wa-
ren de heren vertrokken, onder
het dreigement die nacht de rui-
ten te laten ingooien. Zij hadden
eerst nog nauwkeurig het huis-
nummer genoteerd.
Omstreeks middernacht verscheen
er een groep studenten voor de
apotheek, die luid lo Vivat zon-
gen, aan de bel trokken en met
stokken 'geweldig' op de deur
sloegen. Apotheker Gaukes greep
zijn geweer en vuurde een losse
flodder af. Daarop vluchtten de
2. Gezicht op de           de klanten van de herberg zich
Biltstraatmetde          ermee bemoeiden, ontstond een
herberg 'Het               forse vechtpartij waarbij de heren
Boompje'; op de           het onderspit dolven. Eén van
achtergrondde            hen vluchtte het huis binnen van
Witte Vrouwen-           tuinder Ary Hoveling aan de Bilt-
poort. Ets door 1.1.         straat. Hij was blijkbaar snel weer
te Veau naarl.             bijgekomen van de schrik want
Versteegh(1772).         na wat water te hebben gedron-
Colleaie Gemeen-         ken, vloog hij 'gelijk een woeden-
te Archief.                  de mensch' naar buiten, greep
een ijzeren spade en wilde met
dat moordinstrument de tegen-
standers te lijf gaan. Hoveling
wist hem de spade af te pakken.
Misschien namen de studenten
hem deze bemoeizucht kwalijk.
In elk geval verscheen er later op
die dag, om 23.30 uur, een grote
groep bij zijn huis. Ze sloopten
het tuinhek, stroomden het erf op
en sloegen schreeuwend op de
deuren. Toen Ary uit het venster
keek, zag hij een aantal 'heeren of
jonge lieden meest allen met
blanke sabels en deegens gewa-
pend' waarmee zij in het rond
sloegen en hakten. Op zijn vraag
wat zij wensten, schreeuwden zij
dat zij de rechtbank van de stad
waren en onderzoek kwamen
doen. Ary's vrouw begon toen
voor het open bovenraam op een
'blikke tregter' te slaan en moord
en brand te schreeuwen. Een
buurman die poolshoogte kwam
nemen, hoorde hoe er 'aller vree-
selijkst en nooit eerder gehoord
gevloekt' werd en besloot zich
nergens mee te bemoeien. Na een
poosje waren de nachtbrakers
vertrokken.
Om drie uur 's nachts was het
gezelschap bij de herberg terug-
gekeerd. Zij hadden daar een
paar brandewijntjes gedronken
en waren na betaling vertrokken.
Zij hadden de kastelein gezegd
dat hij er verstandig aan had
gedaan zich die middag niet in de
ruzie te mengen. Daarna was de
rust in de buurt teruggekeerd.
125
november I december 1995
UTRECHT
-ocr page 121-
'Buiten het bereik der wetten en onstrafbaar..'
Studentenjool en studentenstreken omstreeks 1800
heren, roepend: 'Nu moeten de
glasen in, want een hoerhuis
heeft geen verschooning te wach-
ten'. Zij waren versterking gaan
halen en hadden een poosje later
opnieuw veel lawaai gemaakt.
Gaukes had die middag blijkbaar
de hoofdschout geïnformeerd,
want deze had een paar kleppers
opdracht gegeven in die buurt
3. Nogmaals                een extra oogje in het zeil te hou-
herberg'Het                den. Een aantal studenten had
Boompje' einde            hun toegeroepen dat zij de ruiten
18de eeuw, dit-            gingen ingooien bij Gaukes en
maal van de hand           optimistisch verzekerd je zult
van N. W/c/cart,              mijn bij mijne klooten niet krij-
met op de achter-           gen'. Toen de kleppers een ge-
grond de Gildbrug weerschot hoorden, waren zij
aan de Biltsraat
            naar het huis gegaan waar een
Atlas Munnicks             drom luidruchtige studenten rond-
van Cleeff. Ko-               hing. Achteraf beweerden die dat
ninklijl(e Verzame- zij plotseling werden beschoten
lingen Den Haag,
          en de kleppers erop af hadden ge-
met toestemming          stuurd.
van H.K.H, prinses
Juliana der Neder-         ^V schijten in 't recht
landen.                             Bij de verhoren van de vier
studenten en een groot aantal ge-
tuigen en slachtoffers kwamen
nog meer wandaden aan het licht.
Een student had geprobeerd een
jongen, die bij de vechtpartij be-
trokken was geweest, de volgen-
de dag van een koets te trekken,
hem met een zweep geslagen en
hem vervolgens een steen naar
het hoofd gegooid. Eerder dat
jaar hadden ze de ijzeren krullen
van een koorhek in de Domkerk
gesloopt en meegenomen. In
november 1805 hadden negen
studenten in het holst van de
nacht aangebeld bij het koffiehuis
van jumel. Zij dreigden de ruiten
in te gooien als hij ze niet binnen
liet. Op het dreigement dat zij de
wijnkelder zouden openbreken,
kregen zij wijn. Vervolgens beslo-
ten zij het huis te 'visiteren' en
trapten zij tegen de deur van het
achterhuis die daardoor werd 'ge-
ontramponeerd'. Het was hun om
de meisjes te doen, die zij bij een
eerdere gelegenheid in het koffie-
huis hadden aangetroffen. De
vrouw van Jumel had geklaagd:
'Wel heeren, is dat maar zo ge-
permitteerd, is er dan geen recht
meer in dit land?' Daarop had De
Brauw geschreeuwd: 'Wij schijten
in 't recht, daar is geen mensch
die ons wat doen kan'. De volgen-
de nacht werden de ruiten inge-
gooid.
Luis hlixem
In diezelfde maand raakten
studenten midden in de nacht
slaags met een paar burgers op de
Springweg en drongen zij het
huis binnen van een koetsier die
daar woonde en zich met de ruzie
bemoeide. Het was allemaal be-
gonnen toen zij twee mannen en
een vrouw waren tegengekomen
en hadden gevraagd waar die
heen wilden. Op de vraag of de
weg niet vrij was, waren de stu-
denten begonnen de vrouw lastig
te vallen en de mannen klappen
te geven. De vrouw maakte zich
126
november / de cemb e
UTRECHT
-ocr page 122-
uit de voeten, moord en brand
schreeuwend. De koetsier (het
was inmiddels omstreeks half
een) was naar builen gekomen en
had geroepen: 'Heeren, het was
beeter gedaan dat gij naar huis
ging, en die man en vrouw, die
geen kwaad gedaan hebben, ge-
rust liet lopen'. Dat was tegen het
zere been van de studenten die
hem uitscholden: 'Luis blixem,
neem jij de Parthij voor dat
vrouwspersoon op, stront blixem,
wat heb jij er meede van doen?'
In de vechtpartij die daarop ont-
stond, hadden zij hem achter-
volgd het huis in en hem daar
met hun rottingen 'of liever met
hunne knuppels' afgerost. Hij
had een ijzeren blaaspijp gegre-
pen en hun daarmee 'op eene
duchtige wijze' van repliek ge-
diend. Gelukkig kwam even later
de onderschout binnen die een
eind maakte aan het gevecht en
de studenten naar buiten dreef.
Later die nacht waren zij terugge-
komen en toen de koetsier hen
niet binnenliet, hadden zij zijn
ruiten ingegooid. Een paar weken
later was dat opnieuw gebeurd.
In de nacht van 18 oktober 1806
was het ook al mis gegaan. Toen
hadden vier studenten een groep-
je kleppers bedreigd. 'Daar staan
zij mooi! Wat zullen zij ze krij-
gen! en meerdere vaillante uit-
drukkingen' hadden zij geroepen.
Zij waren met veel lawaai en ge-
schreeuw languit op de straat
gaan liggen, hadden schreeuwend
over de balie van de Maartens-
brug gehangen en waren einde-
lijk verdwenen.
In februari van dat jaar hadden
studenten trouwens een houten
tabaksrol weggenomen die als
uithangbord aan de gevel van een
tabakshandelaar hing. Toen de ei-
genaar hen achterna kwam, had
één van hen een dikke stok op
zijn hoofd kapotgeslagen. Zij had-
den bovendien een kleine jongen
naar binnen gejaagd, met het
dreigement hem dood te slaan.
En op 2 december hadden zij
tijdens het souper een oude
vrouw die voorbij hun raam liep,
uitgescholden voor 'oude don-
derkat'. Een bejaarde heer had
geprotesteerd: 'Neen mijn heeren,
die vrouw is geen donderkat'. Zij
waren toen naar buiten gestoven
en hadden de man een pak slaag
gegeven. Een paar vrouwen die
hem te hulp kwamen, kregen ook
klappen. Zij werden ontzet door
enkele officieren die toevallig pas-
seerden.
Misschien waren zij ook nog wel
betrokken bij de mishandeling
van een oude vrouw op de Oude
Gracht in de nacht van 2 oktober.
Bij een jongere vrouw hadden zij
toen 'moedwillig' de muts van het
hoofd getrokken. Een jongen die
de vrouwen te hulp schoot, werd
geslagen en met een mes gesto-
ken. De getuigen hadden één van
de heren herkend, maar hij hoor-
de niet tot ons viertal wier namen
telkens weer in de getuigenver-
klaringen opduiken.
Beschonken
Minstens twee van de vier
zijn gearresteerd en gevangen ge-
zet; Van der Gronden en De
Brauw. Bij de verhoren ontkenden
zij niet dat zij bij 'de meenigte
mindere en meerdere misdadige
baldadigheeden, en rustverstoren-
de gedragingen' aanwezig geweest
waren. Maar zij hadden er hoog-
stens 'een klein weinig, doch niet
heel erg' aan deelgenomen. Ande-
ren hadden grote sabels bij zich
gehad en die getrokken. Zelf had-
den zij maar een kleintje gedra-
gen en of zij dat wapen ook had-
den getrokken, herinnerden zij
zich niet meer omdat zij 'zeer
beschonken' waren geweest. Zij
hadden bij Jumel ook niet echt
geprobeerd de deur in te trappen,
maar met hun hiel ertegen ge-
klopt, in de hoop dat er meisjes
achter zaten die zouden open-
doen. In het proces verbaal van
een van de verhoren van De
Brauw staat: 'N.B.! Zegt nader-
hand, dat diergelijke historiën
hervoortkomen dat de jongelui
bij den anderen gegeten hebben-
de, wat veel wijn hebben ge-
bruikt, en als dan somtijds iets
ongeregeld uitvoeren. Maar de
echte belhamels, nee, dat waren
anderen geweest.'
Zij ontkenden niet dat Alder-
werelt 'veele zogenaamde vero-
verde stukken, van uithangbor-
detjes (...) van tijd tot tijd
afgebroken van de huizen - daar
die bordetjes alhier in de stad
zich bevonden' op zijn kamer
had. Zij hadden er geen pruiken
gezien die voorbijgangers van het
hoofd waren getrokken en zij
wisten ook niet of die tijdens de
ontgroeningen werden gebruikt.
Zij verzekerden dat de senaat
nooit straatschenderij had aanbe-
volen en overal buiten stond.
Om te voorkomen dat er een
rechtszaak tegen hen zou worden
aangespannen, hebben de heren
schuld bekend en beloofd 'zig
voordaan, als een stil en ordent-
lijk jongeling betaamt, te zullen
gedragen'. Maar er kwamen wel
rekwesten van hun vaders en
voogd aan te pas om de zaak echt
zonder proces af te doen. Uitein-
delijk hadden zij dingen gedaan
die volgens de verordeningen met
lijfstraffen konden worden geho-
noreerd. Mannen en vrouwen uit
het volk gingen voor minder ern-
stige overtredingen een paar
127
november I december 1995
UTRECHT
-ocr page 123-
'Buiten het bereik der M/etten en onstrafbaar..'
Studentenjool en studentenstreken omstreeks 1800
uitrusting van de student. De vaak
jonge blagen hoorden vanouds
tot de groepen waarvan men wel
enige overlast wilde accepteren.
Uiteindelijk betekende de aanwe-
zigheid van een universiteit veel
voor het aanzien en de economie
van de stad. Daarom probeerde
het stadsbestuur studenten te
lokken door hun bepaalde voor-
rechten te verlenen. Ook particu-
lieren en ondernemers pikten een
graantje mee van de uitgaven die
de studenten deden: kamerhuur,
feesten, bestellingen bij de am-
bachtslieden en winkeliers e.d.
Als men het risico liep die goede
klanten te verliezen, was men
bereid een oogje dicht te doen
voor hun kwajongensstreken.
Het waren vaak nog maar kinde-
ren die niet gewend waren op
eigen benen te staan en die hun
vrijheid in baldadigheid uitleef-
den. Als de burgerij er niet te veel
hinder van had, konden zij hun
gang gaan. Dat zij elkaar daarbij
weleens erg kinderachtig konden
aanpakken, was hun eigen zaak.
Het verhaal van de zestienjarige
Martinus Lyclama a Nyeholt is
een voorbeeld van de manier
waarop de heren ook buiten de
groentijd met elkaar konden om-
gaan. Op 2 mei 1800 volgde hij
een college van professor Rossijn,
Medestudent Frederik van der
Graaff pakte opeens zijn hoed af
en gaf deze aan anderen door.
Toen hij het hoofddeksel einde-
lijk terugkreeg, was het helemaal
kapotgesneden. Na afloop van
het college trok een groep stu-
denten achter hem aan door de
stad, luid schreeuwend dat hij
een 'bokke reijder' was. Tijdens
het college hadden ze 'een papier
daar iets op geleekent was' met
stijfsel op zijn rug geplakt. Toen
een passant dat er af had gehaald.
hitsten zij 'een gemeene opge-
schootene jonge' tegen Martinus
op, die hem met een stokje een
aantal klappen verkocht. Marti-
nus liet proces-verbaal opmaken
door de politie, maar kon geen
namen noemen van schuldigen.
Het jochie was blijkbaar niet op-
gewassen tegen rituelen zoals ze
in de groentijd schering en inslag
waren en de zaak verdween in de
doofpot.
De heren beschouwden vechten
en drinken als kenmerken van
studentikoos gedrag. Bij de instal-
latie van ontgroende studenten
kregen dezen een bul waarop on-
der meer het ingooien van ruiten
werd voorgesteld als noodzake-
lijk om de burgerij uit haar dom-
mel te wekken. Op het zegel van
de bul staan studenten die met
nachtwakers in gevecht gewik-
keld zijn.
De gebeurtenissen in 1806 waren
dus geheel in overeenstemming
met de wijze lessen die oudere-
jaars studenten de groenen inpe-
perden. Dat het toen enigszins uit
de hand liep, lag waarschijnlijk
niet aan politieke, economische
of sociale factoren. Die waren niet
zoveel anders dan in de vooraf-
gaande jaren. We moeten de inci-
denten ook niet overdrijven: het
ging om een groepje studenten
dat als een kwajongensbende een
aantal keren lastig is geweest. Op
den duur was dat in het verkeer-
de keelgat geschoten en besloot
het Gerecht hen te laten merken
dat ook zij zich aan wetten en
regels moesten houden. Bij het
bepalen van de strafmaat werd
wel rekening gehouden met rang
en stand, maar de waarschuwing
was niet mis te verstaan.
Toestemmend aanzien
Met de constatering dat
4. De achtergevel         dagen op water en brood. Omdat
van Klein                   het Gerecht rekening hield met
Hasenberch met           hun leeftijd en de kringen waarin
de achterpoort            zij verkeerden, kwamen zij er ge-
van het oude stad- nadig af. Hun bekentenis geluig-
huis (1817). Hier
           de volgens de hoofdschout van
werden de staden- eerbied voor de wetten en kon
ten in hechtenis
           als verzachtende omstandigheid
gehouden.                 worden meegeteld. Maar de boe-
Aquarel door J.H.          tes waren hoog genoeg om hen
Verheijen. Collectie ervan te overtuigen dat niet alle
Gerr>eente Archief. studentenstreken met de mantel
der liefde werden bedekt. Voor
hun verdere carrière hebben hun
jeugdzonden blijkbaar geen ge-
volgen gehad.
Acceptabele overlast
Omstreeks 1800 droegen de
meeste mannen een of ander
wapen bij zich en werden veel za-
ken met geweld opgelost. Degens
behoorden nog tot de standaard-
128
november / december 1995
UTRECHT
-ocr page 124-
'Heeren', zelfs tijdens ruzies en
woordenwisselingen. Het taalge-
bruik van de studenten was heel
wat minder subtiel. Of zouden in
de processen-verbaal de opmer-
kingen van de burgers gekuist
zijn? Maar het geduvel vond
meestal 's nachts plaats en dan
waren de heren moeilijk te her-
kennen. Zij bleven heus niet
wachten en lieten geen visite-
kaartje achter op de plaats des
onheils. Tijdens de verhoren
kwamen ook verscheidene oude
onopgehelderde zaken aan de
orde: het slopen van een hek in
de kerk, het stelen van uithang-
borden die blijkbaar als gerecht-
vaardigde buit werden beschouwd.
studenten straatschenderijen
pleegden, suggereert men al gauw
dat dit aan de orde van de dag
was, terwijl daar nauwelijks be-
wijzen voor zijn. Ook omstreeks
1800 kwam het hoogst zelden tot
een rechtszaak. Behalve het hier
beschreven geval hebben burgers
nauwelijks processen-verbaal laten
opmaken die betrekking hadden
op overlast door studenten. Ter-
wijl zij zich over het minste en
geringste bij justitie beklaagden.
Ik vond, behalve het geval dat
hier is besproken, nog maar één
zaak tegen studenten in de sta-
pels Crimineele Informatiën en
Getuigenverhooren uit die tijd
die bewaard zijn in het gemeente-
archief. Het ging om twee Leidse
studenten die - op 28 mei 1807
om 3 uur in de nacht - betrokken
waren geweest bij het wegnemen
van een houten tabaksrol. Een
Utrechts student, wiens naam zij
niet kenden, had daarmee ruiten
ingegooid en was daarna wegge-
rend. Zij beiden waren opgepakt
en werden (in een lik-op-stuk-
procedure avant-la-lettre) twee
dagen later veroordeeld tot elk 20
gouden dukaten. Omdat zij mede-
plichtig waren door 'goedkeurend
en toestemmend aanzien, en bij-
woonen van de dadelijkheeden
door een derde gepleegd'.
Het ziet er naar uit dat studenten
betrekkelijk zelden over de schreef
gingen. Als zij regelmatig echte
overlast hadden bezorgd, zouden
veel meer mensen zich hebben
beklaagd. Bij wangedrag tegen
personen of goederen door mili-
tairen was men er ook als de kip-
pen bij, al wist men dat er weinig
kans was op schadevergoeding.
Soldaten waren in het nachtelijk
duister niet gemakkelijk herken-
baar en hadden ook geen geld om
materiële schade te vergoeden.
Hebben de slachtoffers van wan-
daden door studenten wellicht
gezwegen omdat zij wel schade-
loos werden gesteld? De heren
die toen studeerden, hadden in
het algemeen wel een vader of
voogd die het verdriet van de
burgers met een fors bedrag kon
afkopen. De boetes die ons viertal
moest betalen, zijn wellicht bo-
venop de vergoedingen gekomen
die de slachtoffers ondershands
kregen toegestopt. Als het niet de
gewoonte was dat de schade werd
betaald, zouden de burgers wel-
eens veel minder tolerant geweest
kunnen zijn.
Studenten waren lid van de hoge-
re stand; men sprak hen aan met
5. De groentijd.
Afbeelding uit
De Stichtse School-
prent door LC
Hora
S/ccama
(1835).
129
november I december 1995
UTRECHT
-ocr page 125-
'Buiten het bereik der wetten en onstrafbaar..
Studentenjool en studentenstreken omstreeks 1800
schenderijen voor. Maar dat kwam
niet door de incompetentie van
de politic, maar door 'de lo.sban-
digheid der alhier studerende
jeugd'. Tegen grote en meestal
bewapende groepen studenten
stond de politie machteloos: er
waren acht politiemannen op een
bevolking van 3'5.000. Daarvan
konden er in het algemeen maar
5 of b patrouilleren. Zij werkten
zo hard dal hel niet rechtx'aardig
was ook nog eens van hen te ver-
wachten dat zij nachtdienst zou-
den doen. En dus was de hand-
ha\'ing van rust en orde in
Utrecht 's nachts in handen van
de kleppers. Die lielcn hel werk
vaak o\er aan noodwakers \-oor
zes lot acht sluivers per nacht.
Voor zo'n sober loon kreeg men
natuurlijk alleen 'de allergcringslc
en armoedigste menschen'. Het
hele politieapparaat moest gron-
dig worden herzien om aan alle
ongewenste toestanden een eiiitlc
te maken.
Studenten liepen dus weinig risi-
co wanneer zij 's nachts de bccsl
uithingen. De kleppers zullen m
het algemeen wel uitgekeken
hebben voordat zij zich bemoei-
den met luidruchtige en gewa-
pende studenten.
In de loop van de eeuw werd de
politie beter voor zijn taak bere-
kend en werd het minder vanzelf-
sprekend dat mannen gewajiend
rondstapten. LOe nachtwachten
konden daardoor krachtiger op-
treden, al keken zij in teveel ge-
vallen liever de kat uit de boom.
Maar in 1880 hoorde de nacht-
wacht in wijk 1 lawaai. Hij ging
erop af en zag een groepje jonge
mannen, vermoedelijk studenten,
met een paal sjouwen en die iii de
singel gooien. Volgens de politie
kwam zulke baldadigheid hoogst
zelden voor. In plaats van zich
erover te beklagen, kon men be-
ter blij zijn dal het maar zo wei-
nig voorkwam, 'en dal nog wel in
den groentijd wanneer oude en
jonge studenten in een opgewon-
den toestand een deel van den
nacht langs de siraaten loopen'.
De kans om ongestraft kattekwaad
uit te halen, was toen dus minder
groot geworden. Maar men bleel
lolerant, onder andere omdat je
maar nooit wist ol de studenten
geen wraak zouden nemen. In
1870 bijvoorbeeld durfden om-
wonenden - 'met het oog op te
voorziene baldadigheden' - hun
naam niet te zetten onder een
rekwest om een einde te maken
aan nachtelijke geluidsoverlasl.
Die werd veroorzaakt door stu-
denten in hel café-chantant \'an j.
Voest op de l.ijnmarkt. Na slui-
tingstijd - om 1.00 uur in de
nachl - bleven zij daar in de
sociëteit zitten. Piano- en \iool-
spel, 'verschrikkelijke applautlis-
semenlen' en geschreeuw hielden
de burgeis tot hel ochtendgloren
uil de slaap. I:r waren al kamer-
huurders vertnikken. De hoold-
commissaris \an politie gal loc
dat hel lawaai in tie smalle straat
op den duur niet aangenaam'
kon zijn. Maar die ene buurtge-
noot, die dapper genoeg was ge-
weest om het rekwest namens de
buren in te dienen, kreeg zijn zin
niet. Voesl hield zijn vergunning
om later open ie zijn dan 2 5.00
uur, maar hij moest om 1.00 uur
de luiken sluiten en er mocht na
2.00 uur geen muziek meer wor-
den gcniaakl. Wie in een sluden-
len.slad woontle, moesl ook toen
blijkbaar leren leven mei wat on-
gemakken.
Waarom zouden gedupeerde bur-
gers wel aangifte hebben gedaan
ais het om onbekende militairen
ging en niet als hel anonieine
'heeren ol |ongc lieden' betrol?
Misschien vond men dat de over-
last die zij veroorzaakten lot de
normale verschijnselen in een
studentenstad behoorde.
Ongeschikt \oor dien post
Van de politie hoefde de bur-
gerij niet veel bescherming te ver-
wachten. In 1824 klaagde de
Gouverneur van de Provincie dat
hij B. en W. al een paar keer had
'onderhouden over de weinige en
volstrekt on\-oldoende activiteit
van de policie'. Er werd de laatste
tijd veel gestolen en de daders
liepen vrij rond. Nu waren er ook
nog 'hekkens of baliën bij zeker
voornaam ingezetene en vroeger
ook bij andere' weggenomen en
op straat gesmeten. Krachtig in-
grijpen was nodig, vond hij. 'De
meeste agenten der policie, zijn
lieden ongeschikt voor dien post,
en die zich overigens voor zeker
nimmer des nachts op de straten
vertoonen; de nachtwakers zijn
voor een groot gedeelte misschien
wel allen afgeleefde en vreesachti-
ge menschen'. De Gouverneur
drong aan op uitbreiding van het
politiekorps en beter toezicht op
de kwaliteit van de mensen, 'op-
dat eindelijk eenmaal den rusli-
gen ingezetene die veiligheid ge-
niete welke hem bij de wel is
gewaarborgl en door eene goede
policie moet worden verzekerd'.
De hoofdcommissaris toonde
zich 'ten sterkste gegriefd' over de
klachten van de Gouverneur. Zijn
mannen werkten wel degelijk
hard, hetgeen onder meer bleek
uit de talrijke boeven die voor de
rechter werden gesleept. Inder-
daad kwamen er weleens straat-
130
u T R i; c n T
-ocr page 126-
uren beleefd. Het bevat levens-
beschrijvingen van de meest uit-
eenlopende historische figuren,
lopend van de in 1115 overleden
prediker Tanchelm, via de als een
moderne commissariatenverzame-
laar opererende - hij deed in ker-
kelijke ambten - kroniekschrijver
Willem Heda, de revolutionair
Jan Anthony d'Averhouli en de
vakbonds-apparatsjik Jan Oude-
geest, tot de goochelaar Abram
Bongers (artiestennaam: Fred
Kaps). Aan de zeer ruime en op
een breed publiek gerichte doel-
stellingen van de redactie van
Utrechtse biografieën danken wij de
biografie van de gedreven maar
verder weinig belangrijke schaker
Spanjaard. In een algemeen bio-
grafisch woordenboek zou Span-
jaard nooit zijn opgenomen en ik
vraag mij zelfs af of zijn levens-
beschrijving in deze bundel
terecht was gekomen indien hij in
zijn bed was gestorven. Hetzelfde
geldt voor de zanger Jan Caro, die
op 15 februari 1933 in het
concertgebouw Tivoli de strofe
'Nirgends ein Grab, niemals der
Tod' uit Wagners 'Der fliegende
Hollander' zong en op dat moment
een hartaanval kreeg en stierf.
Maar bij een dergelijke dood vallen
bezwaren aangaande hel weten-
schappelijke belang in het niet.
Historische figuren die de meesten
van ons alleen kennen van de naar
hen genoemde straten worden in
een aantal gevallen op heel be-
kwame wijze lot leven gewekt
(Andries van Cuyck, 'Willem Heda,
Jacobus Bellamy), zelfs wanneer er
soms maar weinig gegevens
bewaard zijn gebleven (Tanchelm).
Anderen, die in het leven weinig
memorabels hebben gepresteerd,
worden weer heel raak neergezet
in hun onbenul of hun noodlot.
Fraaie voorbeelden zijn de ver-
veelde miljonair "Willem Leyssius,
die opname dankt aan het feit dat
hij de laatste Utrechtse burger
was die in een duel om het leven
kwam (1796), en de arme huis-
vrouw Jannechgen Peters die de
laatste was die in Utrecht voor hel
gerecht werd gesleept op beschul-
diging van toverij (1614). Kortom,
de bundel is een amalgaam van
lering en vermaak.
Uiteraard zjjn de door een groot
aantal auteurs geschreven biogra-
fieën soms wisselend van kwaliteit.
Sommigen zijn heel goed, zowel
waar het gaat om de weergave
van de historische feiten als waar
het gaat om de karakterschets
(Nicolaas Beets, Hubert van Buchel,
Laurens Praalder). Andere biogra-
fieën maakten op mij vooral de
indruk van hagiografieën (David
Jacob van Lennep, Cor Luiten,
Johan Coenraad Rullmann). Vooral
bij sportlieden en artiesten laten
sommige auteurs zich verleiden
tol het overdadig rondstrooien
van lovende adjectieven. En waar
gebruik is gemaakt van inter-
views met nabestaanden, zoals bij
de biografieën van sportlieden en
bekende slraatfiguren, valt op dat
sommige auteurs in de karakte-
ristieke val van de 'oral history'
zijn getrapt. De vaak sappige en
gedetailleerde mededelingen van
de zegslieden zijn dan niet geveri-
fieerd aan de hand van archief-
onderzoek en hele perioden van
het leven worden genegeerd. Het
resultaat is dal we van bijvoor-
beeld de schaker Spanjaard nu
wel welen wie zijn tweede vrouw
was, maar niet wie de eerste was:
de weduwe heeft haar naam niet
verstrekt. Andere levensbeschrij-
vingen doen dergelijke bezwaren
echter al snel weer vergeten. Zo
wordt het succes van de legen-
darische kroegbaas (Dikke) Dries
de "Winter in een klap begrijpelijk
wanneer wij te horen krijgen dat
hij aanvankelijk bananen verkocht
op de markt. Standwerkers in
bananen behoren immers van
oudsher lol hel meest geestige
deel der natie.
Net zoals in het eerste deel is er
naar gestreefd waar mogelijk bij
iedere biografie een portret af te
beelden. "Waar geen portret te
vinden was, is gekozen voor een
topografische afbeelding van een
plaats die een belangrijke rol
heeft gespeeld in het leven van de
betrokkene. Soms is dat geslaagd,
zoals in hel geval van Willem
Leyssius, bij wiens levensbeschrij-
B
ÜEKENSCHO
U W
Tweede deel Utrechtse Biografieën uit.
C Waumansnaar          Het komt niet vaak voor dal je je
Herman Saftleven         bij een afbeelding in een boek re-
fCo/tert/e Ge-              aliseerl dat in die afbeelding hel
meentearchief)            hele leven en streven van een mens
is vastgelegd. Op bladzijde 173 van
het onlangs verschenen tweede
deel van Utrechtse biografieën staat
zo'n afbeelding. Het is een weer-
gave van de gewonnen stelling
die op hel bord stond toen het
hart van de Utrechtse schaker
Eduard Spanjaard op 7 mei 1981
ophield met kloppen. Toen zijn
vrouw het droeve bericht ontving
was één van haar eerste vragen:
'Hoe stond hij?' Hij stond gewon-
nen, maar door te sterven verloor
hij van de klok.
Ik heb aan hel onlangs verschenen
tweede deel van de serie Utrechtse
Harten Jan Bok          biografieën een paar genoeglijke
ember / december 1995
UTRECHT
-ocr page 127-
ving een eigentijdse tekening wordt
gegeven van de plek waar hij bij
het duel om het leven kwam.
Soms is het ook minder geslaagd;
bij de in het midden van de 16de
eeuw in Blauwkapel geboren Jan-
nechgen Peters wordt een acht-
tiende eeuwse afceelding \'an
haar geboortedorp gege\'en. Haar
leven speelde zich vooral in Utrecht
af. Overigens is de keus \'an de
portretten niet altijd de beste
geweest en wordt tc\'cel geleund
op de karige collectie in de icono-
grahsche atlas van het tiemeente-
archief. Zo krijgen we van Hubcrt
van Buchel een 19de eeuwse ge-
tekende kopie x'oorgeschoteld in
plaats van het originele en aiirdige
zesticnde-eeuvv portretje in de
Universiteitsbibliotheek. lin net
als in het eerste deel bij de schil-
der Erich Wiehman, wordt in dit
deel bij Herman Saltlexen geko-
zen voor een eigenhandig kunst-
v\'crk in plaats van \'oor een por-
tret. Me dunkt dat bij beeldende
kunstenaars één allieelding niet
altijd voldoende is.
Een ander gemis was \oiir mi| dat
de auteurs inaar zelden het exacte
woonadres van hun hoofdperso-
nen geven. Van het in dit opzicht
zeer rijke Utrechtse archiel wordt
in hel algemeen nog veel te wei-
nig gebruik gemaakt en ook hier
heeft men de kans gemist om
iedere historische figuur zijn
'plaats' in de huidige stad te ge-
ven. Dat zou bijvoorbeeld erg
hebben kunnen helpen bi| het
aanbrengen van plaquettes en ge-
denkborden.
We mogen ons overigens wel
afvragen wat de toekomst van de
reeks zal zijn. Voorlopig staat nog
slechts één deel op het programma,
dat x'olgend jaar zal verschijnen.
Ikzelf zou graag zien dat de serie
uitgroeit tot een bruikbaar appa-
raat voor historisch onderzoek.
Daarvoor is een lange adem ver-
eist. W'e een woordenboek uil de
kast pakt doel dat in de verwach-
ting het door hem gezochte
woord daarin aan te treilen. Een
incompleet woordenboek deugt
niet. 'Voor een biografisch woor-
denboek is dat niet anders, en
dus geldl ook hier\'ooi": hoe com-
pleter, hoe beter. Het Nieuw
Ncdcrtamk Biogrci/i.S(h Woorden-
boek {\0
delen 'l911-1937) is nog
altijd hel eerste boek om naar te
grijpen voor wie geïnteresseerd is
in de 'laits et gestes' van Neder-
landers die voor 1910 zijn over-
leden. Hel bevat biogralische ge-
gevens over bijna 25.000
personen. Sinds een aantal jaren
wordt gewerkt aan een \'er\'olg
waarin \'ooral aandacht wordt be-
sleed aan liguren uil het meer re-
cente vededen. In de \'ier eerste
delen van dit /ïi()_i;rci/i.sili Woorden-
boek van Nederkmd
(1979-) zi|n
inmiddels ook al weer enkele
duizenden le\'ens beschreven.
.-\lgczel legen de grote prestatie
die werd gelexrrd door de redac-
ties \'an het iVNBVV' en het BVV'N
steekt die \'an de zevenkoppige
redactie \an ile serie Utreeht^e Ino-
i^rajieen,
vooralsnog po\er al.
Be\'allc hel in 1994 \erschenen
eerste deel 43 le\'ensbeschrij\in-
gen van 'bekende en onbekende'
Utrechtenaren - het preutse neo-
logisrne 'Utrechlers' zal nooit iner
mijn lippen komen -. hel nu \er-
.schenen deel bevat er 38. Samen
zijn dat er 81 uu de naar schal-
ling 1 miljoen mensen die in de
afgelopen iwinug eeuwen op
U'treehlse bodem hebben geleefd.
We moeten hopen dat de redactie
hel karwei mag voortzetten nadat
het derde deel zal zijn verschenen.
Samengex'al, net als met het eerste
deel van de Uireehtse biografieën is
het een plezier om in deze bundel
te snulleicn. Een aanrader, die
naar meer doel \erlangcn.
J. Aalbers, e.a. (red.), Utrechtse biografieën:
levensbeschrijvingen van bel(ende en
onbel<ende Utrechters,
deel 2 (Amsterdam/
Utrecht 1995).
aO G G E T U I G
'Niet alleen een begrip maar ook een toevluchtsoord'
Op 30 mei van dit jaar nam
Jacqucs Berkelaar atscheid van het
Academisch Ziekenhuis Utrecht.
Maar liefst 36 jaar had hij er
gewerkt als hoofd tuindienst. In
die jaren groeide hij uu tol een
begrip. Hij stond bekend als 'de
tuinman met het rode gezicht' die
overal op hel terrein was te
vinden, met iedereen een praatje
maakte en, lasl bui not least,
regelmatig opdook als gastspreker
wanneer iemand het ziekenhuis
na trouwe dienst verliet. Als onder-
houdend causeur kende Berke-
laar zijn gelijke namelijk niet in
het Academisch Ziekenhuis.
Erfenis
Nu hij de pensioengerechtig-
de leeltijd heelt bereikt, is er alle
reden eens terug te blikken op
zijn jarenlange verblijl op het
AZU-terrein, de eerste 30 jaar aan
de Catharijnesingel en de laatste
6 jaar in de splinternieuwe om-
geving in de Uithof. 'Ik ben op 1
maart 1959 als hoofd tuindienst
132
UTRECHT
-ocr page 128-
hel ziekenhuis. Tal van psychia-
trische patiënten vonden onder-
dak bij de tuindienst. 'Het contact
met psychiatrie is ontstaan in de
jaren zestig. Toen kregen we regel-
matig hulp van de zogenaamde
'kruipploeg': die bestond uit
enkele patiënten die blad harkten
in de herfst.' Dat het contact door
de afdeling psychiatrie werd ge-
waardeerd, bleek bij het afscheid.
Bij die gelegenheid onthulde prof
H. van Engeland, hoofd van de
afdeling psychiatrie, dat er op het
nieuwe ziekenhuisterrein in de
Uithof een plein naar de tuinman
zou worden genoemd.
Nostalgie
De overgang van binnenstad
naar Uithof, heeft veel oudgedien-
den onder het ziekenhuispersoneel
met gemengde gevoelens vervuld.
Berkelaar is daarentegen moeite-
loos meegegaan naar het nieuwe
ziekenhuis in de Uithof, hoewel hij
toen al met de VUT had kunnen
gaan. Hij zegt erover: 'Natuurlijk
kijk ook ik met een zekere nostal-
gie naar de tijd op de Catharijne-
singel, toen onze kas grensde aan
de roemruchte Vaarisestraat. Maar
de uitbreiding was onvermijdelijk
gezien het toenemende auto-
verkeer en de hoogst noodzakelijke
nieuwbouw.' Wat hem in het
ziekenhuis altijd het meest
bekoorde, was dat het veel in zich
verenigde. 'Het was een opleidings-
centrum van specialisten, maar
tegelijk een gasthuis voor gewone
Utrechters. Het ziekenhuis stond
niet alleen op een hoog medisch
plan en was als zodanig een
begrip, het was ook een toe-
vluchtsoord voor de Utrechtse
bevolking.'
aangesteld. De toenmalige direc-
tie vond dat er iets moest gebeu-
ren aan de verwaarloosde tuinen.
Er waren drie luinlieden in dienst,
maar die behoorden niet meer tot
de jongsten. Van hen mocht na-
tuurlijk niet worden verwacht dat
zij de tuinen volledig zouden op-
knappen. Dat die zo verwaar-
loosd waren, moet als een erfenis
van de Tweede Wereldoorlog
worden gezien. Het ziekenhuis-
terrein aan de Catharijnesingel
had daarvan veel te lijden gehad.
Zo lagen er verspreid over het ter-
rein schuttersputjes. In de eerste
jaren na de oorlog was er niet zo-
veel aandacht voor de tuin. Wel
werd na verloop van tijd een tuin-
architecte aangesteld in de persoon
van mevrouw Ter Pelkwijk, de
dochter van de bekende Utrecht-
se burgemeester. Zij was echter al
niet meer in dienst toen ik werd
aangesteld. Het iniatief daartoe
ging uit van de directie die een
groene omgeving van groot belang
voor het ziekenhuis achtte. De
directie richtte een verzoek aan
de toenmalige chef van de hortus
botanicus, de heer van Veen, om
het beheer van de tuin over te
nemen. Omdat Van Veen het druk
genoeg had, zocht hij naar een
'llinke jonge vent' als tuinbaas.
Via via kwam hij bij mij terecht.
Ik werkte toen bij het Rijksinsti-
tuut van de Volksgezondheid in
Bilthoven.
Parkeerplaatsen
Als ik nu zo terugblik op
mijn loopbaan bij het AZU, is het
meest in het oog springende het
feit dat ik de onvoorstelbare op-
gang van de economie, die begon
in de jaren '60, vanaf het begin heb
meegemaakt. Die is aan de tuin-
dienst van het AZU niet voorbij
gegaan. We hebben in die jaren
van economische groei bij wijze
van spreken moeten vechten om
iedere meter grond. Neem nu het
autotijdperk, dat in de jaren '60
begon. Toen ik aankwam, waren
er zo'n 60 parkeerplaatsen op 15
hectaren bebouwing. Vlak voor
het vertrek van de Catharijne-
singel in 1989 waren er al zo'n
670 parkeerplaatsen - en dat
waren er nog te weinig. Nu, anno
1995, zijn er in de Uithof 1670
parkeerplaatsen. En dan nog komt
het ziekenhuis er duizend te kort.
Door de voortdurende uitbreiding
van het ziekenhuis, was het terrein
vaak bezaaid met bouwmaterialen
voor parkeerplaatsen en voor
nieuwe gebouwen. Als tuindienst
moesten we weleens meewerken
om oude kastanje- en eikebomen
te rooien. Daar stond echter veel
tegenover. Je was als tuinman
altijd graag gezien in het zieken-
huis omdat je bezig was de tuin
en de kamers van personeel en
patiënten te verfraaien. De tuin-
dienst had toen al de beschikking
over een eigen kas waarin allerlei
soorten groen werden gekweekt.
Daarmee haalden we ook de pers,
zoals in 1966 met de bananen-
boom.'
Bananenboom
Berkelaar doelt hiermee op
artikelen in onder meer het Utrechts
Nieuwblad
en de Haagsche Courant
die in dat jaar berichten over een
twee meter hoge bananenboom
die zeven keer vrucht droeg en
goed eetbare bananen opleverde.
'Vruchtdragende bananenbomen
zijn in Nederland over het alge-
meen alleen te vinden in botani-
sche tuinen en dierentuinen', zo
becommentarieerde de Haagsche
Courant het opmerkelijke feit dat
een ziekenhuiskas een bananen-
boom herbergde. De tuindienst
had naast de 'groene' activiteiten
ook een sociale functie. 'Vrijwel
iedere patiënt, maar ook bijna
ieder nieuw personeelslid werd
de kas getoond. Ik ben er altijd
een voorstander van geweest
iedereen welkom te heten in de
kas: het ziekenhuis is niet alleen
een werkplaats maar ook een
gemeenschap.' Enkele jaren na zijn
aanstelling als hoofd tuindienst,
werd Berkelaar ook gevraagd
enkele uren les te geven in de
groenvoorziening aan het verple-
gend personeel, iets dat hij jaren-
lang welsprekend heeft gedaan.
Tevens ontstonden nauwe banden
met de afdeling psychiatrie van
133
november I de c emh e r 1995
UTRECHT
-ocr page 129-
C H A N D A A
'Verscheidene wrede excessen': Walraven van
Brederode mishandelt zijn vrouw
Een bekende misvatting is
dat een scheiding vroeger nooit
mogelijk was. Dit idee zal onge-
twijfeld in de hand zijn gewerkt
door de strakke huwelijksmoraal
en de strikte huwelijksopvatting
die de kerken zeker sinds de 19de
eeuw hebben gepropageerd. Niets
is echter minder waar. In de mid-
deleeuwen was scheiding geen
schering en inslag, maar wel
degelijk mogelijk. Een reden hier-
voor kon zijn dat het huwelijk
niet rechtsgeldig was en dus nooit
voltrokken had kunnen of mogen
worden. Bijvoorbeeld omdat de
man al getrouwd was en bigamie
pleegde, of omdat één van beide
echtelieden tegen zijn wil tot een
huwelijk was gedwongen of anders
omdat man en vrouw bloed-
verwanten van elkaar bleken te
zijn. Een andere reden tot schei-
ding kon, laat ik het zo maar sa-
menvatten, het 'onfatsoenlijke ge-
drag' van één van beide partijen
zijn. Het verbrassen van het erf-
goed van de andere partij
of ander schandelijk gedrag,
losbandigheid of geestelijke en
lichamelijke mishandeling vallen
hieronder. Zelfs de eenvoudige
constatering dat man en vrouw
'totaal niet met elkaar overweg
konden' kon voldoende grond
voor een scheiding zijn. Waarbij
dan weer een verschil bestond
tussen een scheiding van tafel en
bed (voor bijvoorbeeld een proef-
periode) of de uiteindelijke ont-
bindingvan een huwelijk.
Het huwelijk was in de middel-
eeuwen een kerkelijk sacrament.
Een kerkelijke inzegening van het
huwelijk werd dan ook door de
B. van den                 geestelijkheid sterk gepropageerd
Hoven van                 in de late middeleeuwen. Dit be-
Genderen                  tekende echter ook dat geschillen
geven dat ze van adellijke geboor-
te was - ze was een dochter van
Wolfert VI van Borssele, heer van
Veere en Charlotte van Bourbon)
- en een goede opvoeding had
genoten. Haar in 1492 gesloten
huwelijk had kinderen van beider
kunne opgeleverd (ze kreeg uit-
eindelijk vier kinderen); daarnaast
gedroeg ze zich onberispelijk.
Een fatsoenlijke vrouw kortom, die
geen aanstoot gaf, haar man kin-
deren had geschonken en daarom
alle recht op respect had.
'Geweldadig en wreed'
In plaats daarvan pleegde haar
man onophoudelijk overspel -
waar de familie Brederode overi-
gens een speciaal talent voor ge-
had schijnt te hebben. Nu was
een buitenechtelijke relatie voor
een edelman in die tijd niets bij-
zonders, maar volgens Margaret-
ha maakte Walraven het wel heel
bont. In Vianen zelf hield hij het
op dat moment met Catharina, de
echtgenote van Jacob van Beren,
die net moeder van zijn kind was
geworden. Daarnaast rommelde
hij ook nog met een 'Hollandse',
ene Trijnken, die binnenkort een
kind van hem verwachtte. Het
ergste was nog wel dat hij dit niet
eens buitenshuis deed, maar open-
lijk allerlei andere vrouwen in
'haar' huis haalde. Fatsoen kende
hij dus niet. Walravens kwalijke
gedrag hield daarmee volgens
Margaretha niet op: hij sloeg haar
'uit gewoonte' en 'naar believen'
in elkaar, waarna haar gezicht door
de blauwe plekken 'van wit zwart
werd'. Daarnaast schopte hij haar
en perste haar maag 'gewelddadig
en wreed' in elkaar. Bijzonder was
dat hij haar 'dag en nacht' al
slaande uit bed schopte. Hij sloeg
zijn 'edele echtgenote wreed' en
voegde haar dan toe: 'die u een
rond een huwelijk en scheidingen
een zaak voor de kerk waren. Een
kerkelijke rechter, een zogeheten
officiaal of een aartsdiaken, was
de man die scheidingszaken be-
handelde en namens de kerk toe-
stemming hiervoor kon geven.
Uit plaatsen als Brussel, Regens-
burg en Parijs is dan ook bekend
dat de meeste zaken die de offici-
aal als rechter moest behandelen
het huwelijk betroffen.
Hoogste kringen
Toen Margaretha van Borssele
(circa 1472-1507) rond 1500 (de
precieze datum is onbekend) het
schandalige gedrag van haar echt-
genoot aan de kaak wilde stellen,
kwam ze dan ook terecht bij de
kerkelijke rechter, in dit geval de
Utrechtse aartsdiaken Willem van
Montfoort. Deze zal met de zaak
in zijn maag hebben gezeten om-
dat hij niet alleen verre familie
van Margaretha was maar ook
van haar echtgenoot. Walraven II,
burggraaf van Utrecht en heer
van Brederode en Vianen (1462-
1531). Bovendien waren de fami-
lies Montfoort en Brederode trou-
we partijgenoten in de politieke
woelingen van die tijd. De zaak
zal flink de aandacht hebben ge-
trokken omdat ze zich afspeelde
in de hoogste kringen van het
land: zowel man als vrouw kwa-
men uit de aanzienlijkste families,
terwijl de mishandelingen door
hun aard moeilijk binnenskamers
gebleven kunnen zijn, zeker niet
in een groot adellijk huishouden
als in Vianen.
De aanklacht van Margaretha is
zeer interessant, omdat we eruit
kunnen lezen wat een adellijke
vrouw rond 1500 van haar huwe-
lijk verwachtte en waaraan ze zelf
moest voldoen. Margaretha be-
gint er namelijk mee om aan te
134
november I december 1995
UTRECHT
-ocr page 130-
VONDSTEN
den dat de hele zaak is verzonnen
om een scheiding uit te kunnen
laten spreken. Ook al zou ze
overdreven hebben, dan nog
komt Walraven bepaald als een
onaangenaam portret naar voren.
Ook de afloop kennen we niet.
Uit het stuk vernemen we dat
Margaretha van plan was, na door
de artsen enigszins te zijn opge-
lapt, naar haar zus in Veere te
gaan 'op zoek naar rust en
vrede'. Uit een zinnetje in een
kroniek kan opgemaakt worden
dat ze inderdaad de steun van
haar familie had maar ook dat er
naderhand met Walraven 'pays
(vrede) gemaict' werd. Margaretha
bleef dus vrouwe van 'Vianen,
waar ze na haar dood in 1507 op
het hoogkoor van de kerk werd
begraven. Walraven hertrouwde...
Een opgraving aan de Oude-
gracht (achter het pand Payen-
borch) in 1994 leverde dit onaan-
zienlijk klein object op, dat door
vorm en gewicht net niet aan de
aandacht ontsnapte. Het leek een
min of meer plat en vierkant
plaatje te zijn met beiderzijds een
aangekoekte harde en korstige
substantie, die met de vingers
niet te verwijderen was en aan ge-
corrodeerd metaal deed denken.
Na ergens aan de rand geveri-
fieerd te hebben dat er inderdaad
van metaal sprake zou kunnen
zijn, bewerkstelligde een enkele
uren durend verblijf in 5 procent
natronloog plus zinkkorrels een
niet voorzien maar wel verhoopt
wondertje. Dat mocht misschien
ook wel, want onder de tot dan
maskerende maar nu langzamer-
hand verdwijnende korst mani-
festeerde zich de heilige Sint
Maarten, zich kwijtend van het
hem kenmerkende goede werk
en tevens een goede bekende van
de Utrechters.
Afgezien van nog wat kalkaan-
slag, blijkt de in laagrelièf uitge-
voerde voorstelling - in vermoe-
delijk een legering van lood en tin
- gedetailleerd behouden te zijn.
Welke functie het nu wat bescha-
digde, maar oorspronkelijk
40x40x1 mm kleine en waar-
schijnlijk vroeg 15de-eeuwse
plaatje met de wal primitief ge-
stalte gegeven afbeelding van de-
ze goedheiligman heeft gehad, is
wat raadselachtig. Hebben de wel
heel kleine gaatjes in de alleen
onbeschadigd gebleven boven-
hoeken iels met bevestiging op
bijvoorbeeld textiel te maken ge-
had; dat kan haast niet, maar
waarvoor diende het dan wel?
mes in u hert stac die dede u
recht', wat tot gevolg had dat
Margaretha uit levensbehoud zo-
veel mogelijk op haar kamer bleef
en poogde alle messen te verber-
gen. Tenslotte, en dat is niet haar
minste klacht, had Walraven haar
van haar goede naam beroofd door
haar publiekelijk, in het bijzijn
van sommige 'magnaten, edelen
en edelvrouwen' 'sinister' van 'ka-
pitale (=hals-) misdrijven' te be-
schuldigen. Het staat nergens
maar het is bepaald niet ondenk-
baar dat Walraven zijn vrouw
dan van toverij beschuldigde. Be-
grijpelijk is de wanhoopsklacht
van Margaretha dat ze hier 'dood-
maar dan ook doodziek' van werd;
volgens haar waren het slechts de
goede zorgen van haar artsen die
haar er nog bovenop hielpen! Ze
vroeg de aartsdiaken kortom om
op grond van deze continue mis-
handeling een scheiding uit te
spreken.
Onaangenaam portret
Helaas hebben we alleen deze
aanklacht van Margaretha over.
Een verweer van Walraven ont-
breekt. Allerlei 'gepsychologiseer'
kunnen we dan ook achterwege
laten: we weten niet ol Walraven
een trauma had omdat hij als
jonge wees en erfgenaam door
zijn moeder door het land rond-
gesjouwd was, terwijl familiele-
den probeerden de voogdij in
handen te krijgen aangezien ze
het 'onbetamelijk' vonden dat een
vrouw de voogdij had over de
goederen van haar zonen. Marga-
retha's aanklacht is in ieder geval
zo sterk geformuleerd - er beston-
den ook verklaringen van getui-
gen wier namen 'uit angst voor
Walraven' echter niet genoemd
mochten worden - dat we geen
rekening ermee hoeven te hou-
Sint Maarten
te paard
135
november I december 1995
UTRECHT
-ocr page 131-
Zeven Mariamedaülons \an Mengelberg uit de
voormalige O.L. Vrouwe-Ten-Hemelopnemingkerk
te Utrecht
zich in de studie van middel-
eeuwse monumenten, bestudeerde
de publicaties van de fameuze
Franse restauratie-architect Viollet
Ie Duc en was, nadat hij in Mun-
ster zijn wiskundige studies had
voltooid, van 1865-1867 werk-
zaam bij Vincenz Statz in Keulen.
Statz was sinds 1845 'Dombau-
werkmeister' en werd in 1863 tot
'Diozesanbaumeister' benoemd.
De jaren die Tepe bij hem door-
bracht, moeten van beslissende
invloed zijn geweest op de verdere
loopbaan van de toen 25-jarige
architect. Door het tekenwerk
voor de restauratie en voltooiing
van de Keulse Dom deed hij een
schat aan ervaring en kennis op
omtrent de gotische architectuur.
Dit inzicht werd nog verruimd
door talrijke reizen tussen 1867
en 1872 vanuit Amsterdam, waar
hij zich na zijn leertijd bij Statz
weer had gevestigd. In 1872 ver-
trok hij naar Utrecht, waar hij
voor zichzelf aan de Maliebaan
een huis bouwde.
Friedrich Wilhelm Mengelberg
werd geboren in 1837 in Keulen en
kreeg zijn opleiding op de Mengel-
bergsche Schule für Bauleute.
Sinds 1857 werkte hij als zelf-
standig beeldhouwer en in 1861
richtte hij de Mengelbergse ateliers
voor Kerkelijke Kunst op. In 1865
werden deze naar Aken-Burtscheid
overgeplaatst en in 1869 naar
Utrecht. Filialen waren er in
Keulen (sedert 1865) en in Brühl
(sedert 1871). Aanvankelijk be-
woonde hij in Utrecht het pand
Hoogt 10 en vanaf 1872 bewoonde
hij het door hemzelf gebouwde
huis Maliebaan 80, waar ook de
ateliers werden gevestigd. Zijn
oudste zoon Otto Maria Maximi-
lian Mengelberg (geboren in Aken-
Burtscheid op 25 juli 1867) heeft
omstreeks 1890 voor de Utrechtse
De stad Utrecht mag zich gelukkig prijzen om binnen haar stadsmuren acht
middeleeuwse kerken en twee middeleeuwse kapellen te herbergen. Behalve
deze waardevolle erfenis kan Utrecht bogen op een aantal fraaie neo-gotische
kerken en profane gebouwen, die eveneens op de middeleeuwen zijn geïn-
spireerd. Hier dienen genoemd te worden: de St. Willibrorduskerk aan de
Minrebroederstraat, de nog steeds, hoewel tot appartementen verbouwde,
stadsbepalende St. Martinuskerk, de recent opgeknapte Ste. Barbarakapel van
het R.K.-kerkhof, de St. Josephkerk aan de Draaiweg, het Hieronymushuis met
zijn mooie kapel en tenslotte het voormalige monumentale St. Johannes-de-Deo-
ziekenhuis (thans in gebruik als conservatorium) aan de Mariaplaats. Hoewel
niet neo-gotisch, maar gezien de traditionele neo-romaanse bouwstijl toch
zeer verdienstelijk, zou ik hier ook de Oud-Katholieke Kathedraal van
Ste. Gertrudis willen noemen.
In een aantal van deze kerken
bevinden zich nog steeds waarde-
volle neo-gotische inventarisstuk-
ken op het gebied van beeld-
houw- en glasschilderkunst, die de
vergelijking met andere interna-
tionale 19de eeuwse kunstwerken
glansrijk kunnen doorstaan. Voor-
al de kerken en de inventarisstuk-
ken van het zgn. Bemulphusgilde
verdienen hier de aandacht.
Het St. Bemulphusgilde
Na het herstel van de bis-
schoppelijke hiërarchie in 1853
vond er in Utrecht een herleving
van de kerkelijke kunst plaats. De
centrale figuur was hier de pries-
ter Gerard van Heukelum, die in
1859 was benoemd tot kapelaan
aan de tot metropolitaankerk ver-
heven Catharijnekerk aan de Lan-
ge Nieuwstraat te Utrecht. Deze
kerk verkeerde toen in een slech-
te toestand. Van Heukelum was
de stuwende kracht bij de restau-
ratie van deze kerk door H.J. van
den Brink, die in 1861 begon. Hij
trok hierbij vooral diverse kun-
stenaars uit het Rijnland aan,
waardoor een soort afspiegeling
ontstond van de Keulse dom-
bouwloods. Op 1 december 1869
vond de oprichting plaats van het
St. Bemulphusgilde, waarin zich
onder leiding van Van Heukelum
een aantal kunstenaars en 'bevor-
deraars' der Kunsten, vooral pries-
ters, verenigde met het doel de
kerkelijke kunst tot een nieuw
leven te brengen. Deze kerkelijke
kunst was geïnspireerd op de
middeleeuwse voorbeelden.
De voornaamste kunstenaars van
het Bemulphusgilde waren archi-
tect Alfred Tepe en beeldhouwer
Friedrich Wilhelm Mengelberg.
Eerstgenoemde werd in 1840 in
Amsterdam geboren. Hij volgde
van 1861-1864 een classicistische
opleiding aan de Bau-Akademie
in Berlijn maar werd niet bevre-
digd door de vrijwel uitsluitend
classicistisch gerichte belangstel-
ling op de academie. Hij verdiepte
136
P.A. Haan
november I december 1995
UTRECHT
-ocr page 132-
St. Willibrorduskerk hel in
Nederland onovertroffen neo-
gotische hoofdaltaar vervaardigd.
Voornaamste kenmerken van
het Bemulphusgilde of de
Utrechtse School
De Utrechtse School zocht
aansluiting bij de gotiek uit de
15de en 16de eeuw en dan nog
voornamelijk in zijn regionale
Nederrijnse of Westfaalse vorm,
waarin de gedrukt basilicale op-
bouw en de hallenkerk overheer-
sen. Deze kunstvorm vond ook
zijn weerslag in de beeldhouw-
en schilderkunst. De inventaris-
stukken van de St. Nicolaikerk in
Kalkar en de St. Viktorsdom in
Xanten, alsmede de gebouwen
zelf, waren destijds wel de meest
inspirerende bronnen, waaruit
werd geput.
Het Bemulphusgilde heeft vooral
veel werk nagelaten in de provin-
cies Utrecht, Gelderland en Over-
ijssel. De belangrijkste kerken
af en toe door hun verfijnde uit-
voering zelfs heel even doen den-
ken aan de 15de en 16de eeuwse
altaren in Zuid-Duitsland of Tirol.
De gebrandschilderde ramen tonen
meestal zeer realistisch afgebeelde
heiligen, omringd door zuiltjes,
baldakijnen en traceringen en zijn
vaak uitgevoerd in overwegend
lichte kleuren. Voor de wanden,
de zuilen/pijlers en de gewelf-
decoraties overheersten - althans
vóór de 'gebruikelijke schoonmaak
in de zestiger jaren' - de kleuren
blauw-groen, donkerrood en goud.
Voor de vloeren werden in het al-
gemeen gebakken tegels gebruikt.
DevoormtüigeO.L. Vrouwe-Tcn-
Hemelopnemingkerk aan de
Biltstraat te Utrecht
Deze kerk werd omstreeks
1894 gebouwd naar ontwerp van
architect Alfred Tepe als parochie-
kerk van Utrecht-Oost, gelegen aan
de weg naar De Bilt, de huidige
Biltstraat. Ze was niet georiên-
staan in: Amsterdam (de Krijt-
berg of St. Franciscus Xaverius-
kerk). Jutfaas (St. Nicolaaskerk),
Raalte (basiliek van de H. Kruis-
verheffing), Schalkwijk (St. Mi-
chaëlskerk), Utrecht (St. Willi-
brorduskerk) en IJsselstein (St.
Nicolaasbasiliek). Aan de bouw-
werken valt een grote mate van
soberheid en rijzigheid op, ge-
paard aan goede verhoudingen
en oog voor details. De bouwwer-
ken zijn bijna uitsluitend opge-
trokken in roodbruine baksteen
en alleen voor profielstenen en
andere versieringsomamenten is
hardgebakken felrode baksteen
gebruikt. De daken zijn meestal
met leien in Rijndekking (over-
hoeks) bedekt en bekroond door
rijk versierde smeedijzeren lelie-
kruisen of boompjes.
In sterke tegenstelling tot het so-
bere exterieur staat in het alge-
meen het rijke en bonte interieur.
Hierin vallen vooral de grote hou-
ten of zandstenen altaren op, die
afbl.
De voormalige
01. Vrouwekerk
aan de Biltstraat
(Collectie
Gemeentearchief)
137
november I Aeccmher \995
OUD-UTRECHT
-ocr page 133-
Ze\en Mariamedaïllons van Mengelberg uit de
voormalige O.L. Vrouwe-Ten-Hemelopnemingherh
te Utrecht
teerd, dat wil zeggen het priester-
koor van de kerk lag niet op het
oosten maar op het zuiden. Ker-
ken uit Westfalen dienden als
voorbeeld bij de bouw van deze
hallenkerk; ik denk hierbij vooral
aan de Lamberti-, de Martini- en
de Überwasserkerk in de Dom-
stad Munster.
Het betrof hier een bakstenen,
transeptloze, driebeukige hallen-
kerk met zuilen, voorzien van
onbewerkte kelkkapitelen. De kerk
was geheel overkluisd met kruis-
ribgewelven. De zijbeuken had-
den aan de koorzijde een driezij-
dige sluiting en aan de
Biltstraatzijde een tweezijdige
sluiting. Hoewel de kerk een on-
voltooide toren bezat aan de Bilt-
straat, speelde het exterieur van
deze kerk toch een behoorlijke
rol, omdat de kerk een steil dak
over de middenbeuk bezat, waar-
tegen zich de rijen dwarskappen
van de zijbeuken aansloten. Deze
dwarskappen hadden de vorm
van schilddaken. Tegen de oost-
zijde van de oostelijke zijbeuk
bezat de kerk tenslotte nog een
hoge en slanke, achtkantige toren.
In deze toren was de angelusklok
van de kerk ondergebracht. Een
angelusklok is een klok die de
tijden van het morgen-, het mid-
dag- en het avondgebed aangeeft.
De luidtijden hiervoor zijn meest-
al: 7.00 uur, 12.00 uur en 18.00
of 19.00 uur. De drie kerkklok-
ken hingen in de onvoltooide
toren aan de Biltstraat achter de
galmgaten in de topgevel. Het dak
van de middenbeuk liep namelijk
door over de torenwanden en werd
afgesloten met deze topgevel, die
was versierd met vier nissen,
waarvan de middelste twee als
galmgaten dienst deden. Deze gevel
werd bekroond door een acht-
kantig zuiltje voorzien van een
groot en rijk bewerkt smeedijzeren
leliekruis. Dit kruis kan momen-
teel nog worden bewonderd
boven de ingangspartij van de
Aloysiuskerk aan de A. van
Ostadelaan te Utrecht.
De torenwand zelf vertoonde,
geheel in Nederrijnse trant, een
grote monumentale, rijk geprofi-
leerde ingangspartij met daar-
boven doorlopend een groot ven-
ster. De authentieke voorbeelden
van een dergelijke ingangspartij
zijn o.a. te vinden aan de Buur-
kerktoren te Utrecht, de Maanens-
toren te Tiel, de Eusebiustoren te
Arnhem, de Willibrordustoren te
Wesel in Duitsland en de toren
van de Severinuskerk te Keulen.
Omdat de Dominicuskerk aan de
Mariaplaats in 1939 werd afge-
broken en de grote klokken wer-
den bestemd voor deze O.L.
Vrouwekerk, heeft men tijdelijk
overwogen om de onvoltooide
toren van deze kerk volgens de
oorspronkelijke plannen af te
bouwen. Volgens de bouwteke-
ningen die worden bewaard in
het Gemeente Archief moest deze
toren geen spits krijgen, maar een
platte afdekking. Omdat deze
klokken tenslotte door de Duit-
sers in de Tweede Wereldoorlog
werden gevorderd, heeft men dit
plan weer laten varen.
De afbraak van de kerk in 1972
Doordat de toestand van het
gebouw steeds slechter werd en
het kerkbezoek in de jaren zestig
in Nederland sterk terugliep, werd
al gauw duidelijk dat de kleine
geloofsgemeenschap deze enorme
kerk niet meer kon onderhouden
zodat men op een subsidie van de
Rijksdienst voor de Monumenten-
zorg was aangewezen. Aangezien
de neo-gotiek toen nog niet die
belangstelling genoot, die zij tegen-
woordig wel geniet en het voor
deze kerk vanwege het gebrek
aan een stadsbepalende toren, niet
nodig werd geoordeeld om deze
te handhaven, kwam het helaas
in 1972 tot de afbraak van dit
markante gebouw. De restauratie-
kosten waren toen immers begroot
op een bedrag van 1 miljoen gul-
den. Met dit gebouw verdween
echter niet alleen een fraai stuk
architectuur, maar verdwenen ook
een aantal prachtige kalkstenen
altaren van de hand van F.W.
Mengelberg. Slechts restanten
hiervan vonden een plaats in het
nieuwe kerkje van 1974, dat als
centraalbouw werd opgetrokken.
Een aantal andere inventarisstuk-
afb.2
Het oorspronke-
lijke Maria-altaar
ir) de O.L. Vrouwe-
kerk (Foto: Foto-
dienst gemeente
Utrecht)
138
november I december J99.5
UTRECHT
-ocr page 134-
De herplaatsing
van het O.L.
Vrouweheeld van
Kevelaer en de
bijbehorende
medaillons in de
Ste. Catharina-
kathedraal aan
de Lange Nieuw-
straat te Utrecht
In 1992 werd
dit Mariabeeld
op voordracht van
de Broederschap van
O.L. Vrouw van
Kevelaer en met in-
stemming van kardinaal
Simonis in de kathedraal
geplaatst. De zeven kalkste-
nen medaillons van Mengel-
berg bleven tot 1993 in de O.L.
Vrouwekerk achter. Toen bekend
werd dat de inventaris van deze
kerk vóór 1 juli 1993 hieruit
moest zijn verwijderd, heb ik in
overleg met en na goedkeuring
van het kerkbestuur van de
kathedraal, pastor De Korte van
de kathedraal en Casper Staal van
het Catharijneconvent met behulp
van een fors aantal fondsen en
instellingen een éénmansaktie
gestart om deze medaillons weer
rondom dit Mariabeeld geplaatst
te krijgen. Deze medaillons beho-
ren namelijk tot de absolute
topstukken die de neo-gotiek in
Nederland heeft achtergelaten.
Ook van de parochie Utrecht-
Oost, in de persoon van de heer
E.J. Wijnen, heb ik alle medewer-
king gekregen.
Als plaats is gekozen voor de
korfbogige nis naast de toegangs-
deur naar het Catharijneconvent
in het zuidertransept van de
kathedraal. Omdat de medaillons
in de loop van de jaren sterk ver-
vuild waren, zijn zij eerst omzich-
tig en vakkundig gereinigd door
ken waren inmiddels
verkocht aan de
neo-gotische Si.
Nicolaasbasiliek te
IJsselstein, die door
de Rijksdienst voor
de Monumenten-
zorg wél fraai ge-
noeg werd gevon-
den om te worden
gerestaureerd. Er
waren nog wel
plannen om deze
altaren in hun ge
heel voor andere
Nederlandse kerken te
bestemmen, maar gezien
de hoge kosten die hier-
aan waren verbonden, heeft
men hiervan ook moeten
afzien.
In 1973 werd in het Centraal
Museum/Aartsbisschoppelijk
Museum een tentoonstelling ge-
houden die de naam meekreeg:
'Het gjt in de Biltstraat'. Hierbij kon
met lede ogen worden geconsta-
teerd hoeveel kostbaar cultuurgoed
in korte tijd verloren was gegaan.
Toch zou een aantal jaren later nog
een aantal stadsbepalende kerken
te Utrecht aan de slopershamer
ten offer vallen: de Ludgeruskerk
aan de Amsterdamsestraatweg
(1976) en de Monicakerk aan de
Herenweg (1977).
De nieuwe kerk van 1974 en de
\orming van één grote parochie
in 1993
In 1974 werd de nieuwe
O.L Vrouwekerk door Kardinaal
Alfrink ingewijd. Het betrof hier
een pretentieloze, achtkantige bak-
stenen centraalbouw met hoeken
van glas. Het kerkbestuur van de
O.L. Vrouwekerk heeft er nog
van alles aan gedaan om althans
de fraaiste onderdelen van de oude
inventaris te redden en hierin op
afb. 3 De nieuwe
opstelling van
het beeld en de
n)adaillons in de
Catharijnekerk
aan de Lange
Nieuwstraat
(Foto: Jaap de
Boer, Utrechts
Nieuwsblad)
te stellen. Met name de twee
grote panelen van het hoofdaltaar
van Mengelberg en de zeven
Mariamedaillons uit het voorma-
lige Maria-altaar van Mengelberg
dienen hier te worden genoemd.
Naar aanleiding van een kerke-
lijke herindeling werd in 1993
besloten tot één grote parochie
Utrecht-Oost, waarbij de karakte-
ristieke Aloysiuskerk aan de A.
van Ostadelaan werd aangewezen
als de centrale kerk, en de O.L.
Vrouwekerk en de H. Hartkerk
werden afgestoten. Het was immers
duidelijk geworden, dat Utrecht-
Oost aan drie kerken duidelijk
teveel ruimte had. Door de slui-
ting van deze kerken zouden
opnieuw een aantal prachtige
kunstwerken overcompleet raken.
Wat bijvoorbeeld te zeggen van
het Mariabeeld van Kevelaer met
de zeven bijbehorende medaillons,
die afkomstig waren van het oude
Maria-altaar van Mengelberg?
139
november I december 1995
UTRECHT
-ocr page 135-
Zeven Mariamedaillons van Mengelberg
uit de voormalige O.L. Vrouwe-Ten-Hemel-
opnemingkerk te Utrecht
AGENDA
Van der Mondelezing
Op 13 lebr. 1996 zal de Van
der Mondelezing gehouden wor-
den door Bellina van Santen. Een
nadere aankondiging volgt in het
volgende Oud-Utrecht-tijdschrift.
Historisch Café
Zoals gebruikeli|k vindt het
Historisch Calé plaats op de 2e
vrijdag van de maand, in Café het
Weeshuis, Domplein, Utrecht,
(vanaf 17.00 uur)
Tentoonstelling Willibrord
Op 21 noxember 1995 is het
1300 jaar geleden dat Willibrord
in de St. Pieter te Rome door paus
Sergius tot aartsbisschop van de
Friezen werd gewijd. Ter gele-
genheid van de herdenking van
deze wijding wordt in Museum
hel Catharijneconvent een expo-
sitie gehouden.
Duur: 18 november 1995 t/m 28 januari
1996
Cursus chronologie of
tijdrekenkunde
IX- StichtingStichtse Geschie-
denis organiseert in januari en
februari 1996 een cursus chrono-
logie ol tijdrekenkunde. iSehah'e
dat cultuurhistorische aspecten
aan de orde komen, is de cursus
er vooral op gericht inzicht te ver-
schallen in chronologische pro-
blciiieii waarop de amatcurhisto-
ricus onvermijdelijk stuit bij zijn
tinderzoek.
De cursus omvat vier lessen. De kosten
bedragen f75,-. Voor meer informatie
S.S.G. 030 23 43 880.
beeldhouwer A. van Wiggen. Deze
hecll tevens de nog aanwezige,
losgeraakte elementen weer op-
nieuw bevestigd. Het beeldhouw-
werk is van oen uitmuntende
kwaliteit, zodat is besloten om
beschadigingen niet bij te werken
om het originele karakter zo min
mogelijk aan te tasten. Alleen het
in tweeen gebroken medaillon
met de afbeelding \'an God de
Vader moest worden gelijmd.
Ver\'olgens werden ook de ver-
dwenen houten kruisjes op de
wereldbollen van God de Vader
en Christus door M. Laudy bijge-
maakt. Slechter was het gesteld
met de achtergrond van het
beeldhouwwerk. Deze was ook
sterk ven-Tjild, niet meer goed
van kwaliteit en tevens bescha-
digd. Om het fraaie beeldhouw-
werk zo goed mogelijk tot zijn
recht te laten komen is hierbij wél
besloten om deze achtergrond
opnieuw te vergulden, voorwaar
geen eenvoudig karwei. F. van
Hienen, die al eerder het Maria-
beeld had verguld en gerestau-
reerd, heeft zich uitstekend van
deze moeilijke taak gekweten. Voor
het Mariabeeld moest tenslotte
nog een console worden gehakt,
waarvoor architect H.Scholte het
fraaie hoofdontwerp leverde en
waarbij ik enige verfijnende details
heb voorgesteld. Deze console werd
vervaardigd door beeldhouwer A.
van Wiggen, die al eerder beeld-
houwwerk in de kathedraal had
vervaardigd (console Catharina-
beeld). Voorts was hij onder
andere werkzaam aan de Dom te
Utrecht, de Maartenskerk te Zalt-
bommel en de Eusebiuskerk te
Arnhem. Omdat de muur van
de nis, waartegen beeld en me-
daillons zouden worden aan-
gebracht, niet sterk genoeg bleek,
is hiervoor een nieuwe muur
opgemetseld. Om de medaillons
in hun nieuwe situatie beter te
laten uitkomen is gekozen voor
een rode achtergrondkleur, een
kleur die in 1Q84 ook al was aan-
gebracht bij de tapijtschildering
achter het Catharinabeeld in deze
kerk.
Op 19 maan 19Q5 werd dit
ensemble na een korte plechtig-
heid weer in gebruik genomen;
hiermee bleef gelukkig één van
de allergrootste topstukken van
Mengelberg in Nederland voor de
stad Utrecht bewaard.
Fondsen en instellingen die dit
project hebben mogelijk gemaakt:
Dienst Culturele Zaken gemeente
Utrecht
Fam.J.A.v.d. DoesdeWillebois,
Utrecht
Stichting Cultureel Fonds Crediet- en
Effectenbank, Utrecht
Anjerfonds Utrecht
Stichting Utrechts Monumenten-
fonds
Provincialaat Franciskanen Minre-
broeders, Utrecht
Fentener van Vlissingen Fonds,
Utrecht
Stichting Laméris Foundation,
Utrecht
- K.F. Heinfonds, Utrecht
Provinciaal Utrechts Genootschap,
Utrecht
v e m b € ) I éi- (. f mh f X I 9 9 .'s
U T R r. C H T
-ocr page 136-
DE LEESTA
FEL
VAN
Mededelingen
Gratis af te halen
Vijl jaargangen Maandblad
Oud Ulrcchl ( 73 -77) in iwee
banden.
Mevr. M. Rijkscn,
Kromme Kamp 14,
.3985 PJ Werkhoven,
iel 03437-1874,
03438-31740 (werk).
Gezocht
De \olgende oorlogsherinne-
ring houdl mevrouw S.C.E. van
der Beek zo nu en dan bezig. Zij
zou blij zijn als iemand helder-
heid kan verschaffen in dil
"merkwaardige" verhaal:
" Op DoUe Dinsdag, sepl. '44, toen
de Duitsers zich voorbereidden
het hazepad te kiezen, zalen wij,
bewoners van Brigiltenstraat 4, al
enige dagen zonder een druppel
water. De mare ging dat in de
huurt een bron was die water
leverde in overvloed. Alzo gingen
wij met emmers en teilen in jubel-
stemming derwaarts En inder-
daad.
Maar waar was dat en hoe kon
dat. In mijn herinnering liepen wij
linksaf de Nieuwe Gracht op, dan
rechts de brug over en rechtuit de
Zuilenstraat in. Daar vlak voor-
aan links en links naast de win-
keldeur bevond zich die bron of
put.
"
Reacties:
Mevr. S.C.E. van der Beek
Jan Luikenstraat 36
5615 JM Eindhoven
tel 0404-51 93 61
Buitschoten
De mogelijkheden op histo-
risch gebied die de aanwezigheid
van een duidelijke kern van de
vroegere, hechte sociale gemeen-
schap biedt, worden meieen dui-
delijk bij het bladeren door het
lijdschrift van de Bunscholense
historische kring, de Bun Histo-
riael. In de rubriek 'Van wee is tal
d'r een' worden telkens foto's af-
gedrukt waarop allerlei onbeken-
den staan afgebeeld. Zeer regel-
matig ontvangt de redactie dan
reacties van oudere Bunschotena-
ren en Spakenburgers, die niet al-
leen de afgebeelde personen her-
kennen, maar vaak ook nog
allerlei anekdotes kunnen vertel-
len. Zo Slaat er in het september-
nummer 1995 een uitleg bij een
klassefoto uit 1917. De daarop af-
gebeelde onderwijzer Wouter Bos
kwam op ongewone wijze om het
leven. Tijdens de rekenles geraak-
te een houlblokje in zijn lucht-
pijp, dat door de artsen niet meer
kon worden verwijderd. De on-
gelukkige onderwijzer stierf enige
tijd later door verstikking.
Veenendaal
Het septembernummer van
Oud Veenendaal is gewijd aan
een aantal heikele herdenkingen.
H.P. Deys beschrijft de politieke
konkelingen in 1795 waardoor
een handjevol ontevreden Veen-
endalers tegen de wens van de
meerderheid hun dorp afscheid-
den van Rhenen en een zelfstan-
dig bestuur vormden. W.H.
Strous gaat nog verder terug en
onderzoekt het ontstaan van
Veenendaal in de zestiende eeuw.
Daar blijken al eerder problemen
over geweest te zijn. In 1949
werd op indrukwekkende wijze
het 400-jarig bestaan gevierd,
waarbij vele Veenendalers ver-
kleed de straat op gingen. In
1973 echter ontdekte men dat
Veenendaal bijna een eeuw ouder
was en dat men ten onrechte in
1949 zo groots had uitgepakt.
Strous vecht ook de oudere da-
tum aan. Hij vindt dat de voetval
die hertog Willem van Gelre in
1543 voor Karel V deed, het eni-
ge echte startschot gaf voor het
ontstaan van Veenendaal. De po-
litieke rust die door deze daad
over hel gebied neerdaalde, gaf
de mogelijkheid om hel zompige
moeras tot een economisch win-
gewest om te vormen en zo de
kiem te leggen voor de levens-
krachtige woonkern Veenendaal.
Oudewater en De Bilt:
industrieel erfgoed
Zowel het septembernum-
mer van 'Oude Waarden', het
blad van de Geschiedkundige
Vereniging Oudewater als dat van
'De Billse Grift', uitgegeven door
de historische kring D'Oude
School zijn goeddeels gewijd aan
de overblijfselen van hel indus-
triële verleden in die plaatsen.
Volgend jaar is uitgeroepen tot
het Jaar van het Industrieel Erf-
goed en de consulenten regionale
geschiedenis van Noord-, Zuid-
Hol'.and en Utrecht zijn een pro-
ject gestart om historische vereni-
gingen bevmst ie maken van het
industrieel erfgoed in hun werk-
gebied. Om te stimuleren dat er
onderzoek wordt gedaan naar
oude fabrieksgebouwen, arbeids-
omstandigheden en produktie- '^'
processen hebben zij een handlei-
ding uitgegeven onder de titel
'Sporen van Nijverheid', op zoek
naar industrieel erfgoed. Oude-
water en De Bilt zijn al begonnen
met een inventarisatie van wat er
nog rest aan bedrijfspanden.
ibfr / december 199 5
UTRECHT
-ocr page 137-
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 24-26
3565 CB Utrecht
tel: 030-623866/626800
fax: 030-623274
KERSBERGEN INSTALLATIE-
TECHNIEKEN B.V. UTRECHT
(V
J. R. HOOGEZAND
ATELIERS VOOR BINNENHUISKUNST
B.V.
UTRECHT
OUDKERKHOF25
TEL. (030) 31 52 51
Activiteiten o.a. op liet gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88
57 33
3512 GJ UTRECHT
FAX (030) 367144
De eerste kerken van Utrecht:
Sint-Thomas • Sint-Salvator • Sint-Maarten
C.J.C. Broer, M.W.J. de Bruijn
Een spannend nieuw
hoek over de eerste
kerfien van Utrecht.
De auteurs halen de
onderste steen boven!
prijs van dit boek bedraagt
Tijdschriften
wil ik als hobby voor u
INBINDEN
Redelijk tarief en
100% handwerk.
Co Passenier,
tel. 030-930867
(na 18.00 uur)
142
ƒ'
9,50. U kunt het bostellen
oor dit bedrag over te maken
)p giro 810806 ten name van
Nederlands Centrum voor
Volkscultuur te Utrecht,
onder vermelding van
'De eerste kerken'.
november I december 1995
UTRECHT