i: L,W
|
|||||||||||||||||||
^ L
|
|||||||||||||||||||
Utrecht
|
|||||||||||||||||||
6 9e jaargang nummer 1
|
|||||||||||||||||||
De keuze
De mannen van de Mannenzaal
|
|||||||||||||||||||
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
lil
|
|||||||||||||||||||
Gastelingen van
het St. Pieten- en Blolclandgasthuis, door Hendrik Jan Wolter |
|||||||||||||||||||
Nijverheid
IJsselstein: een benzinestation naar ontwerp van Ir S. van Ravesteyn
Historische vooroordelen
|
|||||||||||||||||||
2738 762 4
|
|||||||||||||||||||
B
|
|||||||||||
Utréc
|
|||||||||||
,=.4/
|
|||||||||||
REGISTER 1996
69ste jaargang
|
|||||||||||
R.P.M, van Antwerpen
Notebomenlaan 27
3582 CG Utrecht
|
|||||||||||
maart/april 1997 Imi OUD-UTRECHT
|
|||||||||||
REGISTER 199?
|
||||||||||||||
^
|
||||||||||||||
SCHRIJVERS
Baars, J inlegvel bij nr. 3. Jaarrekening 1995 Oud-Utrecht
45 tianc, t. Ie De keuze van...: Museum Dorestad
69 Bogaard, C.G. De keuze van...: Kasteel-Museum Sypesteyn
10 Bogaers, L. Historische vooroordelen
66 Broeke, W. van den Nijverheid: Industriële bedrijvigheid in de
Vechtstreek: industrie en water 33 Corten, J. Nijverheid; Opkomst en ondergang van de Utrechtse
steenfabricage 16 Elias, B. De keuze van ...: Museum Flehite Amersfoort
110 Es, J, van Nijverheid: Kaaspakhuizen, bedrijfsmonumenten uit het
westen 52 Hart P.D. 't Medeleven in het feest van de instelling ... Uit de ge-
schiedenis van het Universiteitsmuseum 115 Wem Boekenschouw
62 Hattinga van 't Sant E. Boekenschouw
108 Herpen, J.J. van 1925: Eerste radio-uitzending van de Dombei-
aard 138 Holst B. van Nijverheid: Het begin van de telefonie in Utrecht
14 Hoven van Cenderen, B. van den Boekenschouw
34 Idem, Boekenschouw
65 Idem, Boekenschouw 141 Idem, Boekenschouw
60 Huisman, F. Richard III in Utrecht 115 Kaa/an, H.//>h.G. Boekenschouw 124 Krekel-Aaiberse,A
Utrecht in 1853. Het begin van de Utrechtse zilverindustrie
130 Kreuger, S.C.P. De keuze van...: Militaire Luchtvaart Museum
|
||||||||||||||
140 Oudheusden, U.C. van Boekenschouw
92 Pennings, 1. Nijverheid: Utrechtse bedrijven in woord en beeld
86 R/ioen, R.P.NI. Een joodse school te Zeist, 1942-1943
131 Idem, Hulp uit Zeist voor vluchtelingen van de Hongaarse opstand in
1955. Opvang van gevluchte studenten op 'Heerewegen' 76 Staal, C. Het voormalig bisschopsaltaar in de Utrechtse Catharijne-
kerk 137 Idem, Van de leestafel
85 Sijnesael, U. De keuze van,..: Gemeentemuseum Het Rondeel Rhe-
nen 61 Tigelaar, E Richard III in Utrecht
36 Tuuk, LA. van der De theorieën over de rivierlopen in de stad
Utrecht 4 Verweij, M.S. Nijverheid: IJsselstein: een benzinestation naar ont-
werp van ir. 5. van Ravesteyn (1889-1983) 68 Vogelzang, F. Van de leestafel
109 Vries, J.E. de De keuze van...: Oudheidkamer van Oud Renswoude
91 Vrugt M. van de Boekenschouw
112 Idem, Een Utrechter nu in Zuid-Afrika geëerd
100 Wingelaar, K. Rijksbursalen aan de universiteit van Utrecht
1815-1843 28 Wit H. de Honderd jaar film. Wanneer moeten in Utrecht de vlaggen
uit? 62 Zeijden, A. van de Boekenschouw
114 Idem, Boekenschouw
|
||||||||||||||
UTRECHT STAD
10 Historische vooroordelen (m.b.t. de geschiedenis van de religiositeit
in 15e-eeuws Utrecht) 28 Honderd jaar film. Wanneer moeten in Utrecht de vlaggen uit?
|
||||||||||||||
^aart/ap ril 1997
|
||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
REGISTER 1997^
|
||||||||||||
PERSONEN
52 W,A.F. Bannier, in: Medeleven in het feest van de instelling...
Uit de geschiedenis van het Universiteitsmuseum. 124 Hermann Bauer, in: Utrecht in 1853. Het begin van de Utrechtse
zilverindustrie. 137 Zuster Bertken, in: Van de leestafel.
52 P.H. van Offert en J.G. van Cittert-Eymers, in: Medeleven in het
feest van de instelling ... Uit de ,geschiedenis van het Universiteits- museum. 100 J.E.G. Landi4, in: Rijksbursalen aan de universiteit van Utrecht
1815-1843. 19 Constance de Leeuw, in: Van het bestuur.
112 Antonius Matthaeus, in: Een Utrechter nu in Zuid-Afrika
geëerd. 76 F. W. Mengelberg, in: Het voormalig bisschopsaltaar in de Utrechtse
Catharijnekerk. 4 Ir. 5. van Ravesteyn, in: IJsselstein: een benzinestation naar ont-
werp van ir. S. van Ravesteyn (1889-1983). 60 Kichard III, in: Richard III in Utrecht.
52 /7Ji. Rossijn, in: Medeleven in het feest van de instelling...
Uit de geschiedenis van het Universiteitsmuseum. 76 Hugo Schneider, in: Het voormalig bisschopsaltaar in de Utrechtse
Catharijnekerk. 28 George Christiaan Slieker, in: Honderd jaar film. Wanneer moeten
in Utrecht de vlaggen uit? 16 Hendrik Jan Wolter, in: De keuze: Museum Flehite Amersfoort.
85 Idem, in: De keuze: Gemeentemuseum Het Rondeel Rhenen.
|
||||||||||||
36 De theorieën over de rivierlopen in de stad Utrecht.
52 Medeleven in het feest van de instelling... Uit de geschiedenis van
het Universiteitsmuseum. 60 Richard III in Utrecht.
66 Nijverheid: Industriële bedrijvigheid in de Vechtstreek: industrie en
water. 76 Het voormalig bisschopsaltaar in de Utrechtse Catharijnekerlt.
92 Nijverheid: Utrechtse bedrijven in woord en beeld.
100 Rijksbursalen aan de universiteit van Utrecht 1815-1843.
108 1925: Eerste radio-uitzending van de Dombeiaard.
124 Utrecht in 1853. Het begin van de Utrechtse zilverindustrie.
138 Nijverheid: Het begin van de telefonie in Utrecht.
UTRECHT PROVINCIE
4 IJsselstein: een benzinestation naar ontvïerp van ir. S. van Ravesteyn
(1889-1983). 18 De gemeente in 1832. Grondgebruik en eigendom (betreft de
Kadastrale Atlas provincie Utrecht). 21 Van de leestafel: Breukelen, Loosdrecht, Schalkwijk en Vechten.
33 Nijverheid: Opkomst en ondergang van de Utrechtse steen-
fabricage. 66 Nijverheid: Industriële bedrijvigheid in de Vechtstreek: industrie en
water. 68 Van de leestafel: Amersfoort, Groenekan, Hoogland en Renswoude;
Utrechtse namen. 86 Een joodse school te Zeist, 1942-1943.
110 Nijverheid: Kaaspakhuizen, bedrijfsmonumenten uit het westen.
116 Van de leestafel: Mijdrecht, Nieuwegein, Vreeland en Woerden.
131 Hulp uit Zeist voor vluchtelingen van de Hongaarse opstand in 1956.
Opvang van gevluchte studenten op 'Heerewegen'. |
||||||||||||
BOEKENSCHOLW
140 J. Aalbers, e.a. (redactie), Utrechtse biografieèn, deel drie: Levens-
beschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters 34 Tilmann Bechert en Willem J.H. Willems, De Romeinse rijksgrens
tussen Moezel en Noordzeekust |
||||||||||||
maan/april 19 9 7
|
||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||
REGISTER 1997
|
||||||||||||
91 Martin Brink, Veranderd Veenendaal, verleden en heden in
beeld 91 Sabine Sroek/ioyen en Sonja Barends, De Bilt, Geschiedenis en
Architectuur 15 CJ.C. Bmeren M.W.J. de Brvijn, De eerste kerken in Utrecht: Sint-
Thomas, Sint-Salvator, Sint-Maarten 141 Hans Buiter en Kees Volkers, Oudenrijn. Geschiedenis van een ver-
keersknooppunt 114 O. Denig, Utrecht van een ancien régime tot nieuwe tijd. De bewoning
van de Utrechtse binnenstad in haar ruimtelijke structuur, 1793-1891 14 W.A. van Es en W.A.M. Hessing (redactie), Romeinen, Friezen en
Franken in het hart van Nederland. Van Traiectum tot Dorestad 50 v.C- 900 n. C. 62 A. van Hulzen, De Grote Geus en het falende driemanschap
34 LMJ. de Keijier, De kerk van Herlulf als middelpunt van het oude
dorp Houten 14 Monique Krauwer en Francien Snieder (redactie). Nering en ver-
maak. De opgraving van een veertiende-eeuwse markt in Amersfoort 114 Kees Mandemakers & Onno Boonstra (redactie). De levensloop
van de Utrechtse bevolking in de negentiende eeuw 115 M.£. Meijer, Maliebaanschool, 1921-1996
34 MJ.G.Th. Montforts, Romeins Utrecht 15 Ben O/de Meierink m.m.v. Heimerick Tromp en Angelique Bakker,
Geerestein en zijn bewoners. De geschiedenis van huize Geerestein in
Woudenberg 64 Ben Olde Meierink e.a.. Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht
65 Oflie TJifersi Bedevaart en kerkeraad. De Amerfoortse vrouwevaart
van 1444 tot 1720 141 Kees Vellekoop ed., Liber ordinarius sancte Marie Traiectensis.
The ordinal of St. Mary's Church, Utrecht |
45 Museum Dorestad
69 Kasteel-Museum Sypesteyn Loosdrecht
85 Gemeentemuseum Het Rondeel Rhenen
109 Oudheidkamer van Oud Renswoude
130 Militaire Luchtvaart Museum Soesterberg
VERENIGING OUD-UTRECHT
13 Agenda
35 Agenda
59 Agenda
83 Agenda
107 Agenda
128 Agenda 17 Oproepen
18 De gemeente in 1832. Grondgebruik en eigendom.
Betreft de nieuwe reeks Kadastrale Atlas provincie Utrecht 19 Van het bestuur
bijlage nr. 2 register Oud-ütrecht 1995
inlegvel bij nr. 3 Jaarrekening 1995 108 begroting 1997
|
|||||||||||
DE KEUZE VAS
16 Museum Flehite Amersfoort
|
||||||||||||
maart/april 199 7
|
||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
i wccnuiandcliiks lijtlschritl
69e jaargang nr. 1 januari/februari 1996 ISSN 1380-71 37 Oud-Ulrechl is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, Vereniging lot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. Voorzitter:}.W. Lemaier
Secretariaat: Mw. J.C.M. Pennings, p/a Alexander Numankade 201, 3572 KW Utrecht. PcnningmiY.sfcrJ.Baars. U kunt zich opgeven üI.s Hd van de vereni- ging Oud-Utrecht door te schrijven naar: Oud-Ulrecht, Prins Hendriklaan 76 3584 ER Utrecht. De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-/30,=; 65-1-ƒ 44,= per jaar). Conlribijlic- en ledenadministratie: P. Kroes. tel. 030-2514099 Betaling contributie op giro 575520. Redactie: M. Dolfin, M. van Hatlem,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C. van Oudheusden,
B. van Santen, E. Tigelaar,
M. van de Vrugl, A. van der Zeijden.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572KWUlrecht.
V(n mge\'int;.* De Vtirmcrs, Utrecht
Pnik: De Moer Caipents
Oud-lJlnxhi Tweemaandeliiks lijdsehrijt
verschijnt zes maal per jaar. i^eadline agenda volgende nummer.' 20 februari, verschijningsdatutn 1 april 1996. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 'A of 3 Vi inch lloppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0or5.n. Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden luoct worden, tiet gebruik van tussen- kopjes wordt aangeraden; illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
||||||||||||||
Een nieuwe jaargang betekent natuurlijk dat u ook nieuwe zaken in uw Tijdschrift Oud-Utrecht
aantreft. Behalve dat wij afscheid hebben genomen van de rubriek Vondst, ruimen voorlopig ook de rubrieken Ooggetuige en Schandaal het veld. De redactie denkt hiervoor een tweetal interessante nieuwe rubrieken te hebben gecreëerd: De Keuze en Nijverheid . In de eerste rubriek willen wij me- dewerkers van een aantal provinciale musea de gelegenheid geven om het museumstuk dat hen om bepaalde reden iets doet, eens extra in de belangstelling te plaatsen. B. Elias, directeur van museum Flehite in Amersfoort bijt hierin het spits af De tweede rubriek hangt samen met de actualiteit van het jaar 1996. Dit jaar is namelijk uitgeroepen
tot jaar van het Industrieel Erfgoed. Een dubbeldikke rubriekuitvoering moet hierop de aandacht vestigen. Al is het gebouwtje bescheiden, sinds het transport van een dergelijk benzinestation in i995 het 8-uurjournaal haalde, begrijpt iedereen het belang ervan.Uzult in de loop van 1996 op tal van manieren en op allerlei locaties vast nog meer van dit thema vernemen. Vanzelfsprekend hebben wij niet het hele Tijdschrift op zijn kop gezet. Op een aantal vertrouwde rubrieken kunt u blijven rekenen zoals de Boekenschouw, Van de leestafel en de Agenda. En natuurlijk proberen wij u met de artikelen een zo afwisselend en lezenswaardig mogelijk aanbod te doen, maar...daarvoor zijn wij altijd afhankelijk van het werk van anderen. In 1996 misschien ook van uw artikel ?! |
||||||||||||||
Inhoud
Van de redactie
Nijverheid
Usselstein: een benzinestation naar ontwerp van Ir. S. van Ravesteyn (1889-1983)
M.S. Ven/veij Historische vooroordelen
Uewellyn Bogaers
Agenda
Boekenschouw De keuze
De mannen van de Mannenzaal
Oproepen
De gemeente in 1832
Grondgebruik en eigendom
Van het bestuur
Van de leestafel |
||||||||||||||
3
4
10
13
14 16 17
18 19
21 |
||||||||||||||
januari /februari 1996
|
UTRECHT
|
|||||||||||||
IJsselstein:
een benzinestation naar ontwerp \an Ir S. \an Ravesteyn
(1889-1983) |
||||||||||||||||
Ontwerp- en bouwgeschiedenis
Het oudst bekende ontwerp
van S. van Ravesteyn voor het be- zinestation te IJsselstein dateert van 26 februari 1948. Met enige ondergeschikte wijzigingen is dit ontwerp uitgevoerd. Ofschoon de gemeente al op 6 december 1949 een bouwvergunning verleende, en deze datum precies een half jaar later wijzigde, vroeg op- drachtgever N.V. Petroleum Maatschappij Sinhna verlenging van de vergunningstermijn aan tot 31 december 1950, zo mogelijk zelfs tot 30 juni 1951. De reden voor dit uitstel is niet bekend; naar alle zekerheid waren bouw- materialen beperkt beschikbaar of vormden geringe transport- mogelijkheden in deze jaren zo pal na de Tweede Wereldoorlog oorzaken. In een ministerieel ac- coord was al voorzien. Het Minis- terie van Wederopbouw en Volkshuisvesting diende namelijk toestemming voor de bouw van het benzinestation te verlenen en verstrekte op 31 mei 1950 Rijks- goedkeuring: vanaf die dag diende binnen drie maanden met de bouw te worden begonnen |31. Bouwacdviteit bleef echter
uit en dat kan niet op ontwerp- bezigheden van de architect wor- den teruggevoerd: hij leverde de aardoliemaatschappij identieke benzinestations voor lokaties te Zwammerdam (1947) en Sassen- heim (1951) zodat inmiddels van een beproefd model gesproken kon worden. Sinfina noteerde op 25 augustus 1950: 'door omstan- digheden buiten onze wil die niet konden worden voorzien, kon nog niet met de bouw worden aangevangen en zal zulks naar het zich laat aanzien ook in de eerst- volgende maanden nog niet mo- |
||||||||||||||||
Architect Sybold van Ravesteyn (1889-1983) ontwierp in opdracht van de Neder-
landsche Spoorwegen vele seinhuizen en stations. Bovendien bouwde hij in de jaren 1935-1963 benzinestations voor Fina, een aardoliemaatschappij die eerder opereerde onder de merknamen Sinfina en Purfina. Als gevolg van toegenomen eisen (en wensen) van clientèle en opdrachtgever, alsmede verander(en)de verplichtingen ten aanzien van het milieu zijn historische voorbeelden in de categorie 'benzinestation' sterk uitgedund. Zo viel van de oorspronkelijke 24 benzinestations van Van Ravesteyn twee-derde gedeelte onder de slopershamer, waardoor anno 1996 slechts acht objecten behouden bleven. Nauwkeurige cij- fers van Van Ravesteyns spoorweg-oeuvre zijn niet bekend, maar ook deze cate- gorie staat onder druk van actuele eisen, moderne verplichtingen en dito wen- sen. Het ziet ernaar uit dat het opus van Sybold van Ravesteyn slechts in gehavende staat aan de 20ste eeuw zal ontkomen. Hier volgt een bespreking van het aan rijksweg 2 gelegen benzinestation nabij IJsselstein, met aandacht voor de situering, bouw- en ontwikkelingsgeschiedenis, verschijningsvorm en enkele nadere bijzonderheden. Er kan echter slechts sprake zijn van een postu- me documentatie, want het in 1952 gebouwde object werd in 1986 gesloopt. |
||||||||||||||||
Situatie en voorgeschiedenis
Rijksweg 2 verbindt Amster-
dam en Maastricht. Het gedeelte tussen Utrecht en 's-Hertogen- bosch werd in de jaren 1935- 1938 als rijksweg 26 aangelegd. Deze nieuwe route maakte defini- tief een einde aan de rust en het langdurige isolement van de Lo- pikerwaard [1|. In 1939 volgde de aanleg van de provinciale weg met verbindingen naar Benschop, Lopik en IJsselstein (in de jaren '50 doorgetrokken tot Schoonho- ven) alsmede aansluiting op de nieuwe rijksweg. Het benzinestation werd aan
de oostzijde van de rijksweg ge- projecteerd tussen kilometer 22.00 en 21.20, volgens een bron uit 1935 'juist daar waar komen- de van uit de richting 's-Herto- genbosch de weg naar IJsselstein |
||||||||||||||||
aftakt. De rijksweg heeft op dit
traject twee door een berm met haag gescheiden rijbanen. Het wegenplan om het station is ech- ter zodanig opgezet, dat het sta- tion tevens opvangt het verkeer komende van 's-Hertogenbosch en bestemd voor IJsselstein, als- mede het verkeer komende van IJsselstein en gaande naar Utrecht'[2]. IJsselstein ligt in het hart van
Nederland en geldt vanouds als de laatste plaats in de provincie Utrecht alvorens de weg naar het zuiden, over de Lekbrug bij Via- nen, wordt ingeslagen. Het oude stadje was destijds ongeveer één kilometer westelijk van de rijks- weg gelegen, anno 1996 grenst het met moderne uitbreidingswij- ken aan de autosnelweg. |
||||||||||||||||
M.S. Verweij
|
||||||||||||||||
januari / Jebruari 1996
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
I J V E R H E I II
|
|||||||||||||||
NI
|
|||||||||||||||
van gebruikelijke hoedanigheid' Interieur van het
kon afleveren. Aan de clientèle benzinestation bij diende gratis water en lucht ter IJsselstein naar beschikking te worden gesteld. ontwerpvan Voorts behoorden een publieke S. van Ravesteyn. telefoon en de inrichting van een Uit'Wegen' jan. Rode Kruispost tot de verplich- 1953 27 jrgl (Re- tingen; het Nederlandse Rode produktie: Rijks- Kruis voorzag gratis in de inven- dienst voor de taris. Uit een ander voorschrift Monumenten- sprak aandacht voor de gevaarlij- zorg, J.P. de ke kanten van het snelverkeer: 'in Koning, 1995) het station moet kunnen worden beschikt over een ruimte van 3.20 X 2.20 m voor het tijdelijk neerleggen van eventuele slacht- offers van ongevallen.' Alarmering van diverse hulpdiensten diende op een voor het publiek eenvou- dige wTJze te geschieden, terwijl ook buiten de openingsuren |
|||||||||||||||
in toenemende mate de regie van
de samenleving zou gaan voeren. Zo droeg het Rijk zorg voor de aanleg van de toegangswegen naar het benzinestation en de pompen. Gebouw en gebruiks- voorwerpen moesten voldoen aan redelijke eisen van inrichting, uiterlijk en welstand zodat geen storende uitwerking op de omge- ving zou ontstaan. Felle kleuren en opvallende reclameborden waren uit den boze. De aan te brengen verlichting diende het verkeer niet te hinderen; de kleuren rood en groen mochten niet als ver- lichting worden toegepast. Het Ministerie bepaalde openings- en sluitingstijden zodat de pompbe- diende 'tegen normale prijs ten- minste één soort benzine en olie |
|||||||||||||||
gelijk zijn' 14]. De aanbesteding
voor het project liet inderdaad nog ruim één jaar op zich wach- ten en vond op 28 september 1951 in het kantoor van de archi- tect plaats [5]. Het ligt in de rede dat de bouw kort hierna zal zijn aangevangen en begin 1952 vol- tooid [6]. De duur van de bouw- werkzaamheden werd geschat op 14 weken (7). Het Ministerie van Verkeer
en Waterstaat legde N.V. Purfina Nederland een aantal voorwaar- den op. Deze voorwaarden zijn ook ruim 40 jaar na dato nog in- teressant, want zij geven inzicht in de schuchtere opkomst van het autoverkeer dat, gedurende de tweede helft van de 20ste eeuw, |
|||||||||||||||
januari /februari 1996
|
O U D - U T
|
||||||||||||||
IJsselstein:
een benzinestation naar ontwierp van Ir. S. \an Rayesteyn
(1889-1983) |
||||||||||||||
V
|
||||||||||||||
Hoofdvorm en inrichting
(uitwendig en inwendig) De plattegrond van het oor-
spronkelijke benzinestation combi- neerde geometrische hoofdvormen als cirkel en vierkant en leek op een stijgbeugel. De rechtgesloten verkoopruimte had aan de voor- zijde een grote glasgevel waar- door een open karakter ontstond dat contrasteerde met de gesloten- heid van de halfronde achter- zijde. De zijgevels waren deels transparant; hun geslotenheid nam toe naarmate zij aansluiting op de achterzijde kregen. De pomphouder beschikte over goed uitzicht op het aankomende verkeer en op de brandstof-inne- mende voertuigen. De hoge glas- |
||||||||||||||
Aanzicht van het gebruik moest kunnen worden
benzinestation bij gemaakt van de ('s nachts te ver-
IJsselstein vanuit lichten) telefoon. Ten slotte was
het zuiden. Archi- uitoefening van nevenbedrijven
tert; S. van Rave- zonder vergunning van het Minis-
steyn. Uit 'Wegen' terie verboden [8].
janl95327jrgl (Reprodul(tie: Van dit benzinestationnetje
Rijksdiemt voor de werden na verloop van ruim twee
Monumenten- dienstbare decennia de luifel in zorgJ.P.de 1975 naar ontwerp van P. de
Koning, 1995) Lange uit Helden verhoogd en de
voorgevel verbouwd. W.K. Heu-
ves (Voorburg) en P. Lagendijk (Wageningen) berekenden in op- dracht van (inmiddels) Fina de constructies. Alhoewel inwendig enige wijzigingen plaatsvonden, bleven de hoofdvorm en de histo- rische karakteristiek van het |
||||||||||||||
kleinschalige gebouwtje gehand-
haafd. De aannemingssom was begroot op Fl. 60.000,- Algehele sloop en vervangen-
de nieuwbouw werden in 1986 voltrokken. De accomodatie van het servicestation bleek na 34 dienstjaren niet langer toerei- kend. Langs de A2 verrees een groot en wederom modem 'ver- kooppunt nabij km 39,4', nu naar ontwerp van P.Breddels, in constructief opzicht bijgestaan door P. Lagendijk. De bouwsom beliep Fl. 210.000,- |9]. Het nieuwe verkooppunt heeft een inhoud van 4.762 m3 en dat is ruim 25 maal het volume van Van Ravesteyns ontwerp. |
||||||||||||||
januari / jebruari 1996
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Ni
|
I J V E R H E I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevels zorgden voor optimaal
binnentredend daglicht. De ven- sters in de achtergevel hielden qua vorm het midden tussen een cirkel en een ovaal en hadden de voor Van Ravesteyn typerende, doordacht gedetailleerde wateraf- voer. De dakrand welde sierlijk over het rondende muurveld. Het platte dak was aan de voorzijde doorgetrokken, fungeerde als luifel voor het pompentrottoir en bestendigde de openheid van de verkoopruimte. De uit het middelpunt van het gebouwtje oprijzende schoorsteen met opval- lende, licht golvende beëindiging vormde het letterlijke hoogtepunt van het ontwerp. Een stoep omvatte het gehele
gebouwtje; aan de linkerzijde wa- ren in de tegels vijf rijwielblok- ken opgenomen. Ondergronds lagen ter weerszijden brandstof- tanks met een afzonderlijke inhoud van 6.000 liter. De verkoopruimte of loge
was centraal aan de voorzijde toe- gankelijk. Binnen stond tegen de linkerzijgevel een bank. Het bu- reau van de pompbediende was rechts van de deur geplaatst, in de hoek met de zijgevel. Hierach- ter was een kleine ruimte voor de brancard terwijl een tweede deur naar hel magazijn leidde. Tegen de halfronde muur van het maga- zijn stond rechts een vatenstelling met een kolenkist en daar tegen- over een werkbank. Dit magazijn was ook door een deur in het midden van de achtergevel be- reikbaar. De telefooncabine was van het magazijn gescheiden en had een eigen buitendeur aan de rechterzijgevel; hetzelfde gold voor het urinoir aan linkerzijde. Tenslotte bleek links, uitsluitend |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vanuit de loge, nog een portaal
met achterliggend toilet toegan- kelijk. Het benzinestation beschikte
naast zijn heldere indeling en op- zet over verschillende opschriften. De firmanaam sprong vanzelf- sprekend het meest in het oog door kapitale plaatsing op de luifel en door weergave van het em- bleem op zowel de zijgevels als boven de centrale toegangsdeur. Verder waren voorzieningen als magazijn, telefoon en urinoir met hoofdletters boven de buitendeu- ren aangegeven. Naar verluidt waren de letters uit gebogen betonstaal vervaardigd en door de architect ontworpen [lOj. De inhoud van het service-
station werd geschat op 168 m3 en het oppervlak op 43 m2, luifel en pompen niet meegerekend. De geraamde bouwkosten bedroegen Fl. 24.500,-. Materialen
Van Ravesteyn beperkte zich
tot het gebruik van enkele bouw- materialen. Een gewapende be- tonnen randbalk (24 x 40 cm) aangevuld met trasraam klinkers in sterke cementspecie vormde op een diepte van 70 cm de fun- dering van het gebouwtje. Aan de voorzijde was de fundering ver- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lengd met koppelbalken en ver-
bonden met het pompentrottoir. Dit pompentrottoir bestond onder- gronds uit een betonnen caisson en leverde de verankering voor twee gekoppelde metalen kolom- men waarop de betonnen luifel rustte. Deze kolommen met een inwendige doorsnede van 89 mm hadden gewapend betonnen sok- kels en waren volgestort met be- ton; tussen de twee kolommen was ter versteviging een stalen ring gelast die als '5/4 gasbuis' werd getypeerd. Stalen dorpels en stijlen
leverden de indeling van de glas- gevels met vaste en draaibare ra- men. Het bakstenen muurwerk van het gebouwtje, hardgrauw in cementspecie, was boven een gevoegde plint van Waalsteen crèmekleurig gesausd. Terughou- dend kleurgebruik ondersteunde de overzichtelijke opzet en de heldere presentatie van het benzi- nestation. Een zachte tint over- heerste de uitwendige behande- ling van opgaand werk en dak, kozijnprofielen en schoorsteen terwijl de glasoppervlakken op afstand donker oogden en van dichtbij een optimale doorzichtig- heid bewerkstelligden. Reclame en de pompen bevatten nog het meeste coloriet hetgeen in samen- hang met het geheel als volgt in |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijgevel (zuid) van
het benzinestation bij IJsselstein. Ar- chitect: S. van Ra- vesteyn. Schaal 1:200. Herkomst tekening: Stads- kantoor IJsselstein, Bouw- en Woning- toezicht, bevi/er- kingdoorJ. van Rooden (199S) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
januari /februari 1996
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IJsselstein:
een benzinestation naar ontwerp van Ir. S. van Ravesteyn
(1889-1983) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Typologie
Het ontwerp voorzag in een
éénzijdig station: aan de andere zijde van de rijbaan heeft nooit een benzinepomp gestaan. Door beredeneerde aanleg van de op- en afritten van de rijksweg kon verkeer uit beide rijrichtingen van het station gebruik maken. Van Ravesteyn en Rijkswaterstaat kwamen door onderlinge samen- werking tot deze oplossing [ 12], De in ontwerp identieke ben-
zinestations van Van Ravesteyns hand te Zwammerdam (1947, later Reeuwijk) en Sassenheim (1951) waren eveneens als eenzijdige sta- tions aan de snelweg uitgevoerd. Het object te Zwammerdam werd inmiddels gesloopt en ver- vangen, te Sassenheim is het ori- ginele benzinestation nog steeds in bedrijf. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voorzieningen voor de
reiziger waren primair en derhalve beperkt tot inname van brand- stof, vervanging van kleine onderdelen, het voeren van een noodzakelijk telefoongesprek en, in geval van nood, verzorging van gewonden. Als type is het benzine- station zeer eenvoudig; het be- hoort tot de vroegste ontwerpen van Van Ravesteyn en dateert uit de prille jaren van de geschiede- nis van het snelverkeer. De architectuur vormde de
mantel waaronder de elementaire behoeftenvoorziening van begin- nend automobilisme kon worden uitgeoefend en werd gekenmerkt door het idioom van het Functio- nalisme, in keuze en combinatie van materialen en constructie (beton, glas, staal), in de op be- drijfszekerheid gebaseerde over- zichtelijke plattegrond en in de |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Westgevel van het een artikel uit 1935 werd be-
benzinestationbij schreven: '...het is modem van IJsselstein. Archi- opvatting zonder in excessen te
teef; S. van Rare- vervallen; het doet door zijn
steyn. structuur, vorm en kleur, waarbij
Schaal 1:200. Her- het hoofdaccent gelegd is op
komst tekening: fleurige pompen, opgewekt en
Stadskantoor toch gedistingeerd aan en is pas-
IJsselstein, Bouw- send aan de autosnelweg met
en Woningtoe- zijn twee strakke betonbanen'
zicht, bewerking [lij. De ramen en de kolommen
door J. van onder de luifel waren gebroken-
Rooden (1995). wit geverfd, de hoekstijlen en bo-
venramen blauw, de houten deu-
ren aan de zij- en achterkant grijs. Het platte dak bestond uit gewapend beton waarop hera- klith voor de isolatie was aange- bracht en een afdekking met as- faltmastiek. De emblemen op het dak waren in de kleuren rood en wit uitgevoerd. Op de gewapend betonvloe-
ren van loge, magazijn en kleinere vertrekken lagen dubbel hard- gebakken tegels met een terrazzo- rand en dito phnt. Het vloerluik in de loge naar de kruipruimte bestond uit Comblanchien en was afgezet met koper. De muur tussen loge en magazijn werd be- tegeld, evenals de binnenmuren onder de glaspartijen van de loge. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plattegrond van
het benzinesta- tion bij IJsselstein Schaal 1:200. Herkomst teke- ning: Stadskan- toor IJsselstein, Bouw- en Woning- toezicht, bewer- king door J. van Rooden (1995). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
januari /februari 1996
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■f
|
||||||||||||||||
Ni
|
I J V E R H E n»
|
|||||||||||||||
en dateert van omstreeks 1930; dit
traject werd eerst op 1 april 1954 voor het verkeer opengesteld. Vol- gens: Borger, a.w. 254, noot 115. [2] Bakker, a.w. 8 (zie literatuur).
[3] Stadskantoor IJsselstein, Bouw- en
Woningtoezicht, dossier bouwver- gunning nrB. 133 nr. 1189. [4] Brief van N.V. Petroleum Maatschap-
pij Sinfina aan het College van Burgemeester en Wethouders te IJsselstein. [5] DeJonge, a.w. bijlage 5
(zie literatuur). [6] De bespreking van het bezinestation
in het tijdschrift Wegen van januari 1953 ondersteunt deze datering (zie literatuur). [7] Volgens de Rijksgoedkeuring van het
Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting. Zie noot [3j. [8] Als noot 2.
[9] Stadskantoor IJsselstein, Bouw- en
Woningtoezicht, dossier nr. B -1.778.511, bouwvergunning nr. 2420 en dossier nr. B. 4973. [10] DeJonge, a.w. 14.
[11] Bakker, a.w. 8.
[12] Volgens Bakker, a.w. 4.
[13] Brief van N.V. Purfina Nederland d.d.
18 september 1951 aan College van B & Wte IJsselstein (zie noot [3]). Sassenheim, benzinestation aan de westzij-
de: van rijksweg 44. Ontwerp S. van Rave- steyn. Detail van een raam in de achterge- vel, (Herkomst foto: Rijksdienst voor de Monumentenzorg, G.J. Dukker 1993). |
||||||||||||||||
naam Purfina stond.
Tijdens de aanloopperiode
tot de bouw wijzigde de merk- naam van 'Sinfina' in 'Purfina'. Uit correspondentie en vermelding op tekeningen blijkt dat tussen 15 september 1950 en 18 sep- tember 1951 de naamswijziging werd doorgevoerd. Omstreeks 1975 kwam de ook nu nog gang- bare benaming 'Fina' in omloop. Literatuur
- H.B. Bakker, 'Benzinestations - benzine-
stations in het algemeen en het benzi- nestation aan de Rijksweg Utrecht- Vreeswijk onder IJsselstein in het bij- zonder - in: Wegen 27 (19S3J nr. 1,4-8. - C. de Jonge, Nederlandse benzinesta-
tions in de vijftiger jaren, Delft, 1986 (met name 10-16,32, 34 en bijlagen 4, 5 en 6). Noten
[1] Dittraject werd in mei 1938 ge-
opend en deed de functie van de ou- de straatweg Utrecht-Vreeswijk snel in betekenis voor het doorgaande verkeer afnemen: de tol-opbrengst verminderde van Fl. 111.464,-- in 1937 tot n. 20.573,-in 1939. Bron: G.J. Borger, Staat van land en water - Provinciale waterstaat van Utrecht 1882-1982, Zutphen-Utrecht, 1982, 195. Het ontwerp van rijksweg 2 tus- sen Amsterdam en Utrecht is ouder |
||||||||||||||||
Zwammerdam (nu heldere welhaast abstracte pre-
Reeuwijk), benzi- sentatiegraad van het exterieur.
nestation aan de noordzijde van Bijzondetheden
rijksweg 12. Van Van Ravesteyns gebouwtje Ravesteynge- vertoonde een minimum aan or- bruikte één en namenten en sierende onderdelen. tietzeifde ontwerp Het venster aan de achterzijde, de voor benzinesta- licht krullende vorm van de dak- t/ons te Zwammer- rand en de afdekking van de dam, Sassenheim schoorsteen kunnen nauwelijks en IJsselstein. als frivool worden bestempeld en (Herkomst foto; lijken gedempte proeven van 's Stadskantoor IJs- architects detaillerend vermogen. selstein, Bouw-en De twee hoeklantaamtjes op de Woningtoezicht voorzijde van de luifel en het Reproduktie: merkvignet op de witte panelen Rijksdienst voorde aan de zijkanten van de loge kwa- Monumenten- men betrekkelijk laat in het zorgj.p.de ontwerpproces aan de orde, niet Koning 7995J. eerder dan nadat Purfina 'om uni- formiteitswille met onze overige benzinestations' daartoe een ver- zoek had gedaan [13). Van Ravesteyn nam in de luifel
drie sets dubbele TL-buizen op ter verlichting van het pomp- trottoir. Hiertoe spaarde hij ruimte in de dikte van de luifel uit, verhoogde gelijktijdig de luifel aan de bovenzijde en wist uit- wendig een recht verloop van de luifel te bewerkstelligen door . plaatsing van een extra strip waarop in neonletters de merk- |
||||||||||||||||
januari /februari 1996
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
Historische vooroordelen
|
|||||||||||||||
alle reden om naar de reformatie
over te gaan. Probleem blijft waar- om zoveel mensen dit nagelaten hebben. Toen in 1580 in Utrecht de openbare uitoefening van de katholieke eredienst verboden werd, had de gereformeerde kerk zo'n 500 lidmaten op een bevol- king van circa 27.500 inwoners. Daarnaast trok Hubert Duifhuis, de bezielde doch onorthodox hervormingsgezinde predikant van de Jacobikerk die zich na- drukkelijk niet bij de gerefor- meerde kerkorde aansloot, een groot publiek. Maar net als elders in de opstandige Nederlanden zal het aantal hervormden de 10% niet gehaald hebben, in die tijd had zich 5 a 7% van de stedelijke bevolking bij de hervorming aan- gesloten. Op het platteland lag dit percentage veel lager. Met andere woorden, de gereformeerden vormden een kleine minderheid die begunstigd door de politieke situatie -het was oorlog- haar zin kon doordrijven. Een kerk in verval?
Deze constatering dwingt
ons enoe ons uitgangspunt op- nieuw te bezien. Was de katholie- ke kerk wel zo verrot als doorgaans wordt voorgesteld? De cliché- opvattingen zijn aan herijking toe. De laat-middeleeuwse devotie mag zich in grote belangstelling verheugen. Het succes van een tentoonstelling als Gebed in Schoonheid in Amsterdam ge- tuigt hiervan. Op grote schaal is men weer bereid naar katholieke devotie te kijken. Plaatselijk onderzoek leert
dat de zielzorg zeker in een stad als Utrecht met zijn vele pa- rochie-, kapittel- en kloosterker- ken buitengewoon veelzijdig en goed was. Er was voor velen wat |
wils. De beperkte ruimte staat mij
niet toe deze uitspraak te illustre- ren. Laat ik volstaan met de op- merking dat de katholieke kerk binnen Utrecht -en natuurlijk binnen de tradities en mogelijk- heden van die tijd- een levendige kerk was die op grote betrokken- heid van de gelovigen kon reke- nen. Natuurlijk fluctueerde de belangstelling. Ook religie is aan mode onderhevig. Maar kenmerk van een levend instituut is dat zich veranderingen voltrekken. Een voorbeeld: uit de rekeningen van een Utrechtse broederschap valt af te leiden dat het al rond 1500 een keuze van de betrokken familie was of een overleden broeder of zuster met het kruis gehaald werd, dat wil zeggen dat de baar in een kleine processie van het sterfhuis naar de Buur- kerk gedragen werd. Het faculta- tieve gebruik duidt erop dat deze ceremonie niet langer algemeen aanvaard wordt. Vanaf 1515 komt het gebruik helemaal niet meer voor, de handeling had blijkbaar aan betekenis ingeboet. Het lijkt een futiel voorbeeld, maar de verandering duidt erop dat ceremonieel niet zo absoluut is als historici soms voorstellen. Het zou heel goed kunnen dat de afschaffing van dit ritueel een eerste uiting is van veranderende opvattingen over het hiernamaals en hoe zieleheil te verkrijgen is. Met andere woorden, aan dit kleine voorbeeld wordt duidelijk dat de Utrechtse kerk in bewe- ging is, zelfs al voor het optreden van Maarten Luther in 1517, van wie gezegd wordt dat hij de her- vorming in gang heeft gezet. Gebruiken zijn niet statisch, de gelovigen verhouden zich daartoe. In dit verband hoort trou- wens te worden opgemerkt dat |
||||||||||||||
Vooroordelen zijn van Invloed op onze ken-
nis en begrip van het verleden. In dit artikel zal ik mij beperken tot enige voorbeelden uit mijn eigen vakgebied, de geschiedenis van de religiositeit in 16de-eeuws Utrecht. |
|||||||||||||||
) Frederik Schenk "« vcHiouding katholiek-
van Toutenburg, protestant
aartsbisschop van Zoals bekend was de 16de
Utrecht f1503- eeuw de tijd van de reformatie en
1580) (Collectie de Opstand. Heel lang zijn beide
Gemeentearchief). fenomenen, die onlosmakelijk
met elkaar verweven zijn, gerecht- vaardigd door te wijzen op mis- standen in de katholieke kerk. De structuur was verrot, de top lood- zwaar, en het geloofsleven aan de basis stond bol van uitgeholde rituelen en bijgeloof. De moderne devotie wordt vooral als opmaat voor de reformatie gezien, en te weinig beoordeeld als een wezen- lijk aspect van de geloofsbeleving LIewellyn binnen de katholieke kerk. Bogaers Kortom: katholieken hadden
|
|||||||||||||||
10
|
|||||||||||||||
januari /februari 19 9 6
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
De hatholidten en de Opstand
Het vooroordeel over katho-
lieken en de kathoheke kerk leidt tot grote ontsporingen als het er- om gaat het succes van de Opstand te verklaren. Want uit bovenge- noemde getallen moet duidelijk zijn dat de Opstand zonder de medewerking van katholieken nooit had kunnen slagen. Tot in de vorige eeuw is het katholieke aandeel in de Opstand echter niet alleen ongenoemd gebleven, lang zijn de katholieken in een ongun- stig daglicht gesteld. Dit gebruik gaat al terug op de vroegste recht- vaardiging van zowel de Opstand als de anti-katholieke maatrege- len. Van meet af aan werd gezegd dat de katholieken in de strijd te- gen het katholieke Spanje niet te vertrouwen waren en derhalve buitenspel gezet moesten wor- den. Men verwijst dan naar het verraad van Rennenberg dat in 1580 de aanleiding was om in de overige opstandige provincies -in Holland en Zeeland was dit reeds in 1573 gebeurd- de openbare uitoefening van de katholieke eredienst te verbieden. Het optre- den van Rennenberg was voor de hervormde machthebbers een godsgeschenk, nu hadden zij ein- delijk een geldig excuus om de religieuze concurrent buitenspel te zetten. In 1865-'68 wees de ka- tholieke historicus W.J.F. Nuyens als eerste op het belang van de middengroepen zonder wie bij- voorbeeld de Pacificatie van Gent in 1576 nooit tot stand gekomen zou zijn. Zolang zij daartoe in de gelegenheid was, streefde deze middengroepering naar een ge- matigde, vreedzame oplossing van de conflicten. Het hoeft geen betoog dat deze groep uit over- wegend katholieken bestond. Het concept van de middengroepen |
|||||||||||
vond navolging bij katholieke
auteurs, maar heeft pas algemeen erkenning gevonden, nadat het door een protestants historicus verwoord was. Dat geschiedde een kleine eeuw later: in 1962 pubhceerde de door mij hoogge- waardeerde J.J. Woltjer zijn genu- anceerde proefschrift Friesland in hervormingstijd, waarin hij de aan- dacht op de rol der gematigden vestigde. Het is niet noodzakelij- kerwijs zo, dat Woltjer toen al op de hoogte was van het werk van Nuyens -in zijn proefschrift ver- wijst hij er niet naar-, maar ook de buitenwereld heeft de over- eenkomst niet gesignaleerd. Wol- tjer geldt als de grondlegger van het concept. Zijn ruime blik baande de weg voor een visie op de Opstand die de historische werkelijkheid meer recht deed. De weg ligt open voor eerherstel voor de katholieken en de katho- lieke kerk, maar zover is het nog niet. Ten aanzien van de tegenge- stelde visies op een cruciale pe- riode in onze geschiedschrijving dienen wij te beseffen, dat het hier ging en gaat om mede-Ne- derlanders, mensen uit -letterlijk- dezelfde families. Wie bepaalt eigenlijk ons geschiedbeeld? De hirdnekkigheid van vooroordelen geeft te denken. Juist in Utrecht is de strijd tussen radicalen en ge- matigden uitgevochten, in 1579, rond de Unie van Utrecht. Geschiedschrijving en culturele
verscheidenheid Dit vooroordeel ten aanzien
van katholieken leidde ertoe dat katholieken na 1580 nagenoeg uit de Utrechtse geschiedschrij- ving verdwenen zijn, hoewel zij een substantieel deel van de bevolking bleven uitmaken. Niet alleen numeriek. Het patriciaat is |
|||||||||||
2. De hervormings- de katholieke kerk in die tijd niet
gezinde Huben zozeer rooms was, als wel tradi-
Duifhuis tioneel en plaatselijk. Dat bete-
(1531-1581) kent dat wij de kerk niet moeten
(Colleaie beoordelen naar de officiële leer-
GemeentearcNef). stellingen, maar naar haar functio-
neren in de praktijk. Onder leken waren er in de eerste helft van de 16de eeuw geloofsinhou- delijk weinig verschillen tussen katholieken, hervormingsgezin- den en dopersen. In al deze gele- dingen heerste onvrede over leer- stellingen van de katholieke kerk die niet op de bijbel teruggaan. De één poogde dat binnen de kerk te herstellen, de ander trad uit. De kern van de zaak was voor alle groeperingen eerder een ethische dan een theologische: het ging erom als een goed chris- ten te leven door in het dagelijkse leven Christus' voorbeeld te vol- gen. Die boodschap staat centraal in alle Nederlandse devotionele literatuur van die tijd. In mijn dissertatie, die de religiositeit in het 16de-eeuwse Utrecht tot on- derwerp heeft, zal ik aantonen dat de katholieke kerk aan de basis volop in beweging was. Vooroordeel heeft ons echter lange tijd weerhouden dit te signaleren. |
|||||||||||
11
|
|||||||||||
januari /februari 1996
|
|||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||
Historische vooroordelen
|
||||||||||||||||
ons bewust te zijn. Die inspan-
ning is de moeite waard, tenmin- ste als wij willen dat eenieder tot zi|n recht komt. De multi-cultu- rele samenleving kan alleen met wederzijds respect functioneren. En daartoe behtteven de blinde \iekken belichting. Dat geldt ook voor het Nededandse verleden. Inzicht in de eigen culturele ver- scheidenheid kan bijdragen tot een grotere onbe\-angenhcid ten aanzien van andere culturen. Het historische ambacht
Ik kom nu tol de kern van
mijn betoog en die is dat het blootleggen van zulke vooroorde- len \akwerk is. Uit nii|n beknopte betoog moge duidelijk zijn dat het gevoelig worden voor hel spannings\'eld tussen een gang- bare visie en wat de bronnen te vertellen hebben een tijdnnend proces is, dat niet alleen ver- trouwdheid met de materie ver- onderstelt, doch ook een zekere lijngevoeligheid en ervaring. De samenleving dient zich te
realiseren dat aan de universiteit en andere wetenschappelijke in- stellingen steeds minder ruiinte is \oor gevorderd historisch onder- zoek. Ol dit alleen aan jonge on- derzoekers ox'crgelaten kan wor- den, is de vraag. Het is mijn standpunt dat sommige zaken, en daar reken ik religieuze en cultu- rele vraagstukken toe, dermate complex zijn, dat zij een ervaren onderzoeker vereisen die enige levensen'aring heelt. Het ant- woord is aan de samenleving. Als u het van belang vindt
dat zaken aan de orde komen zo- als ik hierboven geschet.st heb, dan dient u zich te realrseren dat vertrouwde structuren u nauwe- lijks meer van dienst zijn. Aan de universiteit is het middenkader. |
de wetenschappelijke staf tussen
hoogleraar en jonge onderzoeker in, een bedreigde groep. Er zijn er steeds minder van en hun tijd gaat op aan andere zaken dan on- derzoek. De meeste medewerkers worden opgeslokt door onderwijs en bestuurlijke taken. Ook aan de archiel-instellingen, vanouds en zeker in Utrecht een centrum van historisch onderzoek, is daar steeds minder ruimte voor, opge- slokt als die medewerkers worden door archivering en het toeganke- lijk maken van het materiaal. De expertise binnen de instellingen holt achteruit. Het leeuwedeel \'an het on-
derzoek is in handen van jonge onderzoekers: doctoraal studenten en promovendi. In hel onderzoek dat zij doen bouwen zij veel erva- ring op, waarvoor -een briljante onderzoeker daargelaten- geen empkun is. Als de |onge histori- cus eindeli|k zo ver is dat hij tle archie\'cn beheerst en Ncrtniuwd is met de gang \'an zaken iii het verleden, is zi|n werk o\'er hel algemeen afgelopen. Historisch onderzoek betaald?
We hebben tui de bizarre
situatie dat er heel \'eel vernieu- wend onderzoek gedaan kan worden -deze ingewikkelde samen- leving schreeuwt om een paar zinvolle historische verklaringen- en dal veel historici werkloos zijn ol \'oor een habbeknits gevraagd worden hun specialistische werk te verrichten. Voor tle idealist is dat een poosje niogeli|k, doch dal houdt eens op. flet is niet velen gegeven om vrolijk te blijven, als hard werken weinig beloning op- leven. Dit dilemma wou ik u maar
eens voorleggen. Als de samenle- ving antwoord wil op klemmende |
|||||||||||||||
nagenoeg kathüliek gebleven. De
geschiedenis van de Utrechtse katholieken is nog onvoldoenck" beschreven. Waar is het stan- daardwerk ON-er de katholieke netwerken in Utrecht na HSO? En over hel aandeel van katholie- ken in de gereformeerde satnen- IcN'ing? Het geelt wederom te denken dat een zo substantieel deel van de Nederlandse samen- leving in de geschiedschri|ving verdonkeremaand kon worden. Waarom is hel van belang
om hierover na te denken? Wij leven nu in een multi-culturele en multi-religieuze samenleving. Als hel al zo moeilijk is oin hel eigen vededen onder ogen te zien iriel zijn ontsporingen en vertekende beeldvorming naar verwanten toe -want laten wij wel wezen katho- lieken en protestanten behoren cultureel en religieus tot dezelfde bloedgroep-, hoeveel moeilijker is het dan om onbevangen te kijken naar de geschiedenis van andere mensen binnen onze samenleving die niet alleen een andere cul- tuur, maar ook andere religieuze uitgangspunten hebben. Welke bril zetten we dan op? Wat signa- leren we wel, en wat niet? Van onze gevoeligheden dienen wij |
||||||||||||||||
3. De gereformeerde
Werner HelmKhius (1550-1608) (Imrto- grafisch Bureau 's ■ Gravenhage). |
||||||||||||||||
12
|
||||||||||||||||
november ! december 19 9 5
|
||||||||||||||||
U r R E C H T
|
||||||||||||||||
AGENDA
|
||||||||||||||||||||
Van der Monde-lezing
Op 13 februari zal de 11e
Van der Monde-lezing gehouden worden door Bettina van Santen. De lezing heeft als titel "Jongere bouwkunst : verleden en toe- komst". De lezing zal gaan over de bijzondere geschiedenis van de laatste 150 jaar, zoals die is terug te lezen in het stedebouw- kundige patroon van het heden- daagse Utrecht en in een reeks gebouwen (exterieur en interieur) van bekende en onbekende archi- tecten. Plaats: Pieterskerk, Utrecht
Tijd: 20.00 uur Toegang: gratis |
||||||||||||||||||||
vragen die in hel verleden worte-
len, dan dient zij nieuwe wegen te omwikkelen om die antwoorden Ie krijgen. Die verantwoordelijk- heid mag zij niet langer aan universiteiten en andere weten- schappelijke instellingen overlaten, of aan het idealisme van een onderzoeker. Hel is een goed mo- ment om hier over na Ie denken. In Utrecht lopen op dil ogenblik baanlozc, talentvolle historici rond, die hun xakmanschap bewezen hebben. In informele kring heb ik al eens voorgesteld, dal de ge- meente Utrecht -maar niets slaat de Provinciale Staten en andere Utrechtse gemeenten in de weg om een dergelijk initiatief in over- weging ie nemen-, een wissel- beurs gaat instellen om historici de kans te geven lacunes in het historische onderzoek weg te wer- ken. Onderwerpen genoeg. Per slot van rekening gaat de stad Utrecht zich .steeds meer als cul- tuurstad profileren. Zon -m'erigens acceptabele- prclenlie verdient enig wetenschappelijk historisch on- derzoek. En intussen dienen wc allemaal hard na te denken hoe we mei hel reservoir aan kennis dal zich inmiddels gevormd heeft, omgaan. Niets doen, zeggen dat er geen geld is -wat ik overigens niet gelooi-, is aanvaarden dat veel expertise wordt weggegooid. En dat is een ernstige vorm van kapitaalvernietiging. Noot
Bovenstaande bijdrage is de enigszins aan-
gepaste versie van een lezing die de auteur op 14 juli 1995 in het Historisch Café te Utrecht gegeven heeft. De illustraties bij dit artikel tonen drie vertegenw/oordigers van religieuze stromingen in Utrecht rond 1580. |
lezingen wordt aan hun werk
aandacht besteed. Prijs: f150,- (incl. syllabus en koffie)
Aanmelden: tot 15 maart
Aanmelden en informatie:
St Watteyn Kunstprodukties: 030 - 2715383
(na 12.00 uur, ook op zaterdag)
|
|||||||||||||||||||
".. En nu die kale Fransen"
Tentoonstelling in het Neder-
lands Muntmuseum over de provincie Utrecht in de Bataafse tijd (1795-1813). Plaats: Ned. Muntmuseum,
Leidseweg 90, Utrecht Tot: 31 maart |
||||||||||||||||||||
Acht eeuwen Utrechtse Raad
Op dinsdag 27 februari zal
de rechtshistoricus dr. Martin W.J. de Bruijn een voordracht houden over het onslaan en de opkomst van de gemeentelijke raad in Utrecht, geplaatst in de context van de stedelijke ontwik- keling in Noordwest-Europa. P/aats:C.S.8.-gebouw.
Kromme Nieuwegracht 39
Tijd: 20.00 uur (zaal open om 19.30 uur)
Toegang: gratis voor leden, niet leden f2,50
|
Historisch café
Ook in februari en maart zal
weer op de tweede vrijdag van de maand het historisch café gehou- den worden. Plaats: Café het Weeshuis,
Domplein, Utrecht Tijd: vanaf 17.00 uur Verhuizing Universiteitsmuseum
Zoals wellicht bekend gaat
het Universiteitsmuseum in 1996 verhuizen naar een pand aan de Lange Nieuwstraat. Het voormali- ge onderkomen aan de Biltstraal heeft inmiddels haar deuren gesloten. Vanaf oktober 1996 is de collectie
in de nieuwe behuizing weer te bewonderen. |
|||||||||||||||||||
Cursus Utrechtse Caravagffsten
Begin april start een cursus
over de schilder Caravaggio (1573-1610) en de invloed die zijn werk met name in de Neder- landen gehad heeft. Utrechtse schilders als Hendrick ter Brug- ghen, Gerard van Honthorst, Dirck van Baburen en Jan van Bijlen hebben zich kortere of langere tijd geïnspireerd gevoeld door diens baanbrekende, realis- tische schilderijen. In een serie |
||||||||||||||||||||
13
|
||||||||||||||||||||
januari / Jebruar i 1996
|
||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B
|
ÜEKENSCHO
|
U W
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nering en vermaak. De opgra-
ving van een veertiende-eeuwse markt in Amersfoort. LX' kern van dit boek - ter
gelegenheid van tien jaar archeo- logisch onderzoek in Amersfoort - is een overzicht van de belang- rijkste opgraving uit die tijd in Amersfoort, die van de Hof uit 1991. Van algemener belang is het eerste hoofdstuk waarin Monique Krauwer de resultaten van het archeologisch onderzoek voor het ontstaan van Amersfoort uiteenzet. De Hof (van de bis- schop) is het centrale plein met daaraan de Joriskerk en het vroe- gere stadhuis. Rond 1360 (elders in het boek rond 1375!) werd op dit marktplein een drenkplaats dichtgestort. Het grootste deel van het boek bevat een catalogus van de rijke vondsten die hieruit werden opgegraven. Belangrijk omdat ze goed zijn te daleren, van een grote verscheidenheid zijn en er over een Hde-eeuwse inarkt weinig bekend is. Hel onvermijdelijke aardewerk domi- neert natuuriijk. Mij frappeerden vooral de schapenbcl, de bekraste leisteen, de mondharpen, het wa- genwiel, de speelkolcn en de gave dobbelstenen. (BHG) Monique Krauwer en Francien Snieder
(red.), Nering en vermaalt. De opgraving van een veertiende-eeuwse marl(t in Amersfoort. Uitgeverij Matrijs, Utrecht 1994,174 p., ill., prijs f.49,95. ISBN 90-5345-053-X. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het boek valt in drie delen
uiteen. Het eerste en belangrijkste is grotendeels door de opgraver van het eerste uur, W.A. van Es, geschreven. Hij geeft hierin een overzicht van de bewoning van hel Kromme Rijngebied door Ro- meinen, Bataven, volksverhuizers, [•riezen. Franken en 'Vikingen. Zoals van een auteur van zijn ka- liber verwacht mag worden, is het een mooi overzicht geworden met tal van stimulerende gedach- ten. Opvallend is wel dal ook 'Van Es soms de neiging heeft om allerlei aan de antropologie of so- ciologie ontleende \Tagen te stellen zonder kans om daarop een be- vredigend antwoord te kunnen geven, eenvoudig omdat de bron- nen hiervoor ontbreken. Interpre- tatie en hypothese kunnen ook te veel worden (bijvoorbeeld p.46). Het tweede deel biedt een staal- kaart aan onderwerpen, variijrend van hoofdstukken over dakpan- nen, over vogelspelden tot man- nengraven en huizen. Hel derde deel bevat, naast een stuk over de voorgeschiedenis van het Project Centraal Rivierengebied, korte informatie over de recente opgra- vingen in Vechten, Houten, Wijk bij Duurstede en de Heuvelrug. Een onmisbaar boek kortom
voor ieder die iets over het eerste millennium in onze contreien wil weten. Bovendien geen geld voor een mooi uitgegeven bock met goede illustraties en duideli|ke kaarten. Matrijs kan er trots op zijn. (BHG) W.A. van Es en W.A.M. Hessing (red.),
Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland. Van Traiectum tot Dore- stad 50 V. C. - 900n. C. Uitgeverij Matrijs, Utrecht 1994, 264 p., ilL, prijs f.49,95. ISBN 90-5345-049-1. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Romeinen, Friezen en Franken
in het hart \an Nederiand. Van Traiectum tot Dorestad 50 V. C. - 900 n. C De tentoonstelling in het
Centraal Museum is al enige tijd achter de njg, maar het schitte- rende boek dat eraan ten grond- slag lag, kan niet genoeg onder ieders aandacht worden gebracht. Het Kromme Rijngebied, het 'hart van Nederland' volgens de redacteuren, kent al een lange traditie van archeologische opgra- vingen, waaronder belangrijke bij Rhenen en sinds 1967 bij Wijk bij Duurstede, de grootste die tot nu toe in Nederland zijn uitge- voerd. Uit deze laatste opgraving ontstond het Project Centraal Rivierengebied, waarin de bewo- ningsgeschiedenis van de streek tussen Utrecht, Houten, Wijk bij Duurstede en de Lek wordt gere- construeerd in de eerste tien eeuwen van onze jaartelling, met uitstapjes op de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwerand bij Ede-Wageningen. Dit boek probeert in 28 hoofd- stukken - met een omvang tussen 4 en 39 pagina's - van de hand van 15 auteurs een samenvatting te geven van alle kennis die hier- over is opgedaan. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
januari I J eb r uar i 19 9 6
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
öe 66RST6 keRkew
IM UTReCt)T:
|
||||||||||||||||
kasteel in 1558, de overgang naar
de familie Van Lynden, de uit- breiding van het kasteel rond 1645, ruzie rond een kerkepad, de tuinaanleg, de komst van de familie Hooft in 1834 met een nieuwe verbouwing als gevolg, de interessante correspondentie rond 1835 met de opzichter van
het landgoed, het excentriek vormgegeven boerderijencom- plex Klein Geerestein compleet met 'wapenzaal' en toren, en ten- slotte de moderne kantoorfunctie van het oude gebouw. (BHG) Ben Olde Meierink m.m.v. Heimerick
Tromp en Angelique Bakker, Geerestein en zijn tiewoners. De geschiedenis van huize Geerestein in Woudenberg, Uitgave van Inbo Architecten/Adviseurs, Geeresteinselaan 57, Woudenberg, 1995, 88 p., ill. en een topografische kaart schaal 1:25.000. ISBN 90-9007971-8. |
||||||||||||||||
C.J.C. BROeR
cn.w.j. öe BRuiJw
|
||||||||||||||||
De eerste kerken in Utrecht:
Sint-Thomas, Sint-Sahator, Sint- Maarten. Nederlands Centrum voor Volkscultuur Een ieder die de afgelopen ja-
ren een beetje heeft opgelet weet dat er op het punt van de vroegste Utrechtse geschiedenis de nodige inzichten zijn veranderd of theo- rieën zijn bijgekomen. Onder an- dere de (her)opgraving van de Heilige Kruiskapei leidde ertoe dat stadsarcheoloog Huib de Groot en anderen deze niet langer in de 10de eeuw daleren, maar in de 7de eeuw; bovendien zou het om de door Willibrord (her)bouwde Sint-Maartenskerk gaan. Niet ieder- een is het echter hiermee eens, In dit boekje, passend genoeg in het Willibrordjaar verschenen, gaan beide auteurs de middeleeuwse geschreven bronnen op dit vraag- stuk na, en trachten de gegevens uit deze bronnen in verband te brengen met het teruggevonden muurwerk. Hun conclusies zijn heel anders dan van bovenge- noemde onderzoekers: de eerste Utrechtse kerk zou onder Dago- bert gebouwd zijn en aan de heili- ge Thomas zijn gewijd. De eerste door Willibrord opgerichte kerk was de Sint-Salvator, staand op de plaats van de Heilige-Kruiskapel, Na de verwoesting door de |
||||||||||||||||
Friezen zou hij de vroegere
Thomaskerk hebben vernieuwd, die omstreeks 753 als Maartens- kerk de nieuwe hoofdkerk van Utrecht werd. Kort daarvoor had Bonifatius iets ten zuidwesten van de Heilige-Kruiskapel een nieuwe Sint-Salvatorkerk laten bouwen. Beide auteurs hechten veel waar- de aan latere geschreven bronnen zoals de zogenaamde Domtafelen en de kroniek van Jan Beke. Door deze intensief te benutten hopen ze een bijdrage aan de discussie over de vroegste Utrechtse ge- schiedenis te leveren, (BHG) C.J.C. Broer en M.W.J. de Bruijn, De eerste
kerken /n Utrecht: Sint-Thomas, Sint- Salvator, Sint-Maarten. Nederlands Centrum voor Volkscultuur, Utrecht 1995, 76 p., ill., prijs f.19,50. ISBN 90-71840-27-1. Geerestein en zijn bewoners.
De geschiedenis \an huize Geerestein in Woudenberg In korte en van veel illustra-
ties voorziene hoofdstukken wordt achtereenvolgens uiteenge- zet: de ontginning van Henscho- ten en Woudenberg, de bouw van kasteel Geerestein (zo genoemd naar de karakteristieke zich ver- smallende of "gerende' kavel) rond 1400 door Jacob van Zuilen van Nievelt, de herbouw van het |
||||||||||||||||
15
|
||||||||||||||||
januari /februari 1996
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
DE KEUZE
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gastelingen van
het St Pieters- en Blolflandgasthuis, door Hendrik San Wolter |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De mannen \an de Mannenzaal
Je hebt bijna het gevoel als
beschouwer in de weg te staan. Als bij frontale tilmopnames van oprukkende legers. De gastelingen van het St. Pieters- en Blokland- gasthuis hebben het gasthuis net verlaten en zijn op weg voor een wandeling door de stad. Ze pralen met elkaar of lopen de beschou- wer recht tegemoet. De schilder Hendrik Jan Wolter
(1873-1952) moet ze zo vaak zijn tegengekomen. Hij was in 1885 met zijn ouders in Amersfoort komen wonen. Tien jaar later ver- trok hij om te gaan studeren aan de Academie de Beaux Arts in Antwerpen. Alhoewel Wolter het grootste
deel van zijn latere leven in Am- sterdam en het Gooi woonde en veel op reis was, bleef de stad van zijn jeugd hem inspireren. Het schilderij van de gastelingen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maakte hij in 1899, waarschijn-
lijk kort na zijn terugkeer uil Ant- werpen. De mannen hadden er speciaal voor geposeerd, wanl het is nog precies bekend wie zij zijn. Hel bijzondere van een schil-
derij als dit is enerzijds de artis- tieke kwaliteit en de originaliteit van uitbeelden en anderzijds hel vastleggen van een bijzonder stuk Amersfoorise historie. Het St. Pietersgaslhuis was in
de geest van de Moderne Devotie eind 14de eeuw gesticht. Aanvan- kelijk bedoeld voor zieken, later voor bejaarden. Omstreeks 1530 kon tegen
de toen reeds bestaande kapel en vrouwenzaal aan de Weslsingel een mannenzaal gebouwd wor- den. Deze situatie zou in de daar- op volgende eeuwen in wezen niet meer veranderen. Eerst begin van deze eeuw kwam daar verande- ring in toen het gasthuis, dat |
begin 19de eeuw samengegaan
was met het Bloklandgasthuis, een groot legaat kreeg. Er werden enthousiaste plannen gemaakt om hel oude gasthuis te slopen en het ie vervangen door een modern. Gelukkig wist rijksbouw-
meesler Cuypers, op insligatie van Victor de Stuers, zon druk op de regenten uit te oefenen, dat de kapel en de Mannenzaal met zijn nog authentieke interieur behouden bleven en zelfs geres- taureerd werden. Nu is de Mannenzaal in beheer
bij Mu.seum Flehite. En al drie ach- tereenvolgende jaren kon men er in de zomermaanden pralen met gas- lelingen anno 1907. Misschien zijn ze er deze zomer weer. Maar ook zonder hen is het een belevenis in de gasthuiszaal de sfeer van het ver- leden bijna lijfelijk te proeven, zeker als men daarbij denkt aan het prachtige schilderij van Wolter. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Burchard Elias,
Directeur museum Flehite Amersfoort |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
januari / februari 19 9 6
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oproepen
|
|||||||||||||||
Gezocht: Nieuwe leden voor de
activileitencommissie De Vereniging Oud-Utrechl
zoekt mensen die willen meeden- ken over en meewerken aan het organiseren van activiteiten ten behoeve van de leden en andere belangstellenden. Traditioneel betreffen die activiteiten vooral lezingen, wandelingen of rondlei- dingen. Een recent initiatief is het maandelijkse 'Historisch Café'. De inbreng van ideëen voor nieu- we - ook andersoortige - activitei- ten die in verband staan met het werkterrein van Oud-Utrecht wordt zeer op prijs gesteld. De commissie die binnen de Vereni- ging is belast met hel organiseren van deze activiteiten vergadert ongeveer eens per maand. Mocht u geïnteresseerd zijn of wilt u meer informatie, dan kunt u con- tact opnemen met Lotty Broer (voorzitter activiteitencommissie) tel. 030-2541994. |
|||||||||||||||
Voor de leesbaarheid en de
historische betrouwbaarheid van de acht hoofdstukken staan de volgende auteurs garant: 1 -918 (terugkeer van bisschop Balderik)
(drs. H.l. de Groot) 2 918-1304 (overwinning van de gilden)
(dr. J.E.A.L. Struick) 3 1304-1528 (overdracht van de
temporaliteit aan Karel V) (drs. A.J. van den Hoven van Genderen) 4 1528-1618 (overwinning van de
rechtzinnige Calvinisten) (dr. A.H.M. van Schalk) ...,.
5 1618-1747 (Oranje keert terug)
(dr. J. Aalbers èn drs. D.E.A. Faber) 6 1747-1851 (de nieuwe Gemeentewet)
(dr. R.E. de Bruin) 7 1851-1917 (de eerste Jaarbeurs)
(mw. dr. T.H.G. Verhoeven) 8 -1917 tot heden
(drs. H. Ruiter; mw. Verhoeven voor
de periode 1940-1945) Het project is een initiatief
van de Gemeentelijke Archief- dienst en heefl daar ook zijn do- micilie. Het boek zal eind 1998 moeten verschijnen en heeft dan natuurlijk wel een titel nodig. Die is er nog niet en daarom ontvangt de redactie graag goede sugges- ties. De titel moet even pakkend zijn als Utrecht door de eeuwen heen. Toch gaal het om een nieuw boek, dat als hel ware op de schouders van Struicks stan- daardwerk staal. De inzender van de winnende titel beloven wij een exemplaar van hel boek. De redactie:
Renger de Bruin/Piet 't Hart
Arend Pietersma/Eduard Slruick
p/a Gemeentelijke Archiefdienst
Utrecht |
|||||||||||||||
Utrecht door de eeuwen heen ver-
scheen in 1971. Daarna zijn er tot 1984 vier - vrijwel ongewijzigde - herdrukken uitgebracht. Het boek is momenteel alleen nog an- tiquarisch te verkrijgen. Daarom heeft een groep historici - samen met dr. Struick - het plan opgevat een nieuw boek te schrijven over de geschiedenis van de stad Utrecht van de Romeinse tijd lot heden. Het boek zal het karakter
dragen van een wetenschappelijk werk, gebaseerd op de nieuwste kennis en inzichten, maar wordt daarnaast geschreven voor een breed, geïnteresseerd publiek dat graag een mooi boek over Utrecht wil lezen. Het aantal noten zal zeer beperkt zijn, wel zal een beredeneerde bibliografie worden opgenomen. Het boek zal chronologisch van opzet zijn en acht hoofdstukken bevatten die ieder een periode beschijven. Per hoofdstuk krijgt de lezer als uitgangspunt een beschrijving van het uiterlijk van de stad in die periode voorgeschoteld. Daarna volgt een overzicht van de politieke ontwikkelingen, waarna in een vaste volgorde andere aspecten worden behan- deld: bestuur, economie, gods- dienst, culturele leven e.d. De auteurs zullen er naar streven al deze zaken in hun onderlinge samenhang te behandelen. Behalve een groot aantal illu-
straties - waaronder naar wij ho- pen ook vele onbekende - zullen 'kaderteksten' worden aange- bracht, verhalen over 'kleurrijke' evenementen, levensbeschrijvin- gen, interessante documenten, getuigenissen van tijdgenoten. Zo wordt het boek een levendig geheel. |
|||||||||||||||
Wie levert de titel voor een nieu-
we geschiedenis vcui Utrecht! Er bestaat de laatste decennia
een verheugende belangstelling voor het verleden van onze stad. Dat komt onder meer tot uit- drukking in een voortdurende stroom boeken en artikelen over de meest uiteenlopende onder- werpen. Hierdoor is onze kennis over grote lijnen en details sterk uitgebreid. Te denken valt alleen al aan de resultaten van archeolo- gisch onderzoek en aan publika- ties over de Franse tijd en de soci- aal-economische ontwikkelingen in de 19de eeuw. De eerste druk van dr. J.E.A.L.
Struicks bekende overzichtswerk |
|||||||||||||||
17
|
|||||||||||||||
januari / Jebruari 1996
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
De gemeente in 1832
Grondgebruik en eigendom
|
|||||||||||||||
vincie Utrecht om ongeveer 2750
bladzijden. Een Fundgrube voor histo-
risch-geografisch onderzoek naar de nederzettingsgeschiedenis, de ontwikkeling van het landschap, de eigendomsverhoudingen, het gebruik en de waarde van de grond, de ontwikkeling van de landbouw, de geschiedenis van woonhuizen, monumenten enz. en uiteraard naar familiegeschie- denis. Hoe zag mijn dorp er vroe- ger uit? Welk huis of welk stuk land bezaten mijn voorouders? Hoe gebruikten zij hun land? 'Van welke wegen maakten zij toen gebruik? Voor dit soort vragen zijn kadastrale gegevens onmis- baar. Dus ook voor genealogen is dit een waardevolle bron. De minuutplans en OAT's
zijn in origineel of op microfilm echter lastig leesbaar en dat bovendien maar op één plek, na- melijk het Rijksarchief in Utrecht. Reden genoeg om deze bron in een publieksvriendelijke vorm uil te geven. Dat gebeurt al in tal van provincies, steeds weer anders en met wisselend succes. In Utrecht werd in 1992 een werkgroep geformeerd, waarin Rijksarchief, Provinciale Archiefinspectie, Ka- daster, SSG - het samenwerkings- verband van historische vereni- gingen - en SPOU - de Stichting Publikaties Oud-Utrecht - elkaar vonden. Na veel gepuzzel kwamen we tot de volgende opzet: 1) een provinciale reeks met
een uniform stramien, waarin lokale varianten tot hun recht kunnen komen. Om een voor- beeld van dat laatste te geven: in Renswoude zijn per perceel de historische veldnamen toege- voegd. Voor de stad Utrecht |
wordt gedacht aan een koppeling
met huisnamen en adressen. 2) de minuutplans en bijbe-
horende OAT's van een kadastrale gemeente vormen een eenheid en worden als zodanig uitgegeven, zoveel mogelijk op basis van de huidige indeling in gemeenten. Met grenscorrecties en opdelingen kan dus geen rekening worden gehouden. Je kan gemeenten wel herindelen, maar bij minuutplans en OAT's gaat dat niet. 3) de gegevens uit de OAT's
worden ingevoerd met behulp van een database-programma. Dit is niet alleen efficiënt, maar de creatie van een machineleesbaar bestand maakt 'on line' raadple- ging mogelijk en bovendien kop- peling van de verschillende gemeentehjke bestanden. Dit geeft unieke mogelijkheden voor detailonderzoek op bovenlokaal niveau. Over tien jaar laat de computer ons weten wie de 100 grootste landeigenaren in de pro- vincie waren en de namen van alle bakkers die grond in eigendom hadden. De rekenfuncties van het programma maken bovendien een aantal invoercontroles moge- lijk. Hoe zou je anders foutloos de 14,000 getallen alleen al in Renswoude willen invoeren? Ten- slotte genereert het programma enkele nuttige totalen, een index op eigenaren en een index op beroepen. En niet onbelangrijk: onderzoekers kunnen bewerkin- gen uitvoeren ten behoeve van hun eigen onderzoek. 4) de minuutplans moeten
perfect leesbaar zijn. Alle num- mertjes zijn immers essentieel. Aanvankelijk werd daarbij ge- dacht aan het overtekenen van |
||||||||||||||
Onlangs is het eerste deel in
de nieuwe reeks Kadastrale Atlas provincie Utrecht verschenen: Renswoude in 1832. Grondgebruik en grondeigendom. In 1832 werd in Nederiand
het Kadaster ingevoerd met het doel een uniforme heffing van de grondbelasting mogelijk te ma- ken en de rechtszekerheid inzake de eigendom te bevorderen. De basis van de kadastrale adminis- tratie werd gevormd door twee onderdelen: de minuutplans en de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (OAT's), opgemaakt per gemeente. Toen waren dat er in de provincie Utrecht 96. Bij deze gelegenheid werden
de grenzen van de gemeenten of- ficieel vastgelegd, de zogenaamde delimitatie. Het aantal gemeenten is inmiddels teruggelopen tot 38 en de grenzen zijn veranderd. De kadastrale gemeenten zijn echter intact gebleven. Minuutplans zijn de oudste
getekende kaarten van het Kadas- ter waarop alle gronden, met hui- zen, erven, wegen en wateren zijn ingetekend, op een schaal van 1:5000, 1:2500 of 1:1250. Het totale aantal plans in de provincie Utrecht bedraagt ongeveer 850. leder perceel heeft een uniek nummer. De OAT's zijn registers die
bij de minuutplans horen en ze bevatten per perceel onder meer de volgende gegevens: perceel- nummer; naam, beroep en woon- plaats van de eigenaar; soort eigendom (huis, weiland, bouw- land, bos, heide etc); oppervlak- te; belastingklasse en belastbare som. In totaal gaat het in de pro- |
|||||||||||||||
18
|
|||||||||||||||
januari /februari 199 6
|
UTRECHT
|
||||||||||||||
bedoeling dat de reeks uiteinde-
lijk alle gemeenten in de provin- cie Utrecht zal omvatten. De werkgroep bestaat uit
Henk Deys, Noor Erkelens, Ger- rit-jan van Groningen, Huib Leeuwenberg en Arend Pieters- ma, met Dick Wijmer als projectcoördinator. Redactie en administratie:
Werkgroep kadastrale atlas
provincie Utrecht
p/a Gemeentelijke Archiefdienst
Utrecht
Alexander Numankade 199
3572 KW Utrecht
|
van haar echtgenoot als 'automa-
tiseringsexpert'. Deze toch wat zakelijke in-
troductie vraagt om een meer persoonlijke noot. Want dit was juist hetgene dat Constance aan haar aktiviteiten gaf. Nog maar kort geleden mocht ik dit zelf (weer) eens ervaren toen ik bij haar op bezoek was in de nieuwe woonstede van de familie De I-eeuw: de Fundatie van Rens- woude in Utrecht. De telefoon ging, er werd door een van onze leden gevraagd welke aktiviteiten er in de komende tijd door Oud- Utrecht zouden worden georgani- seerd. Uitvoerig werd betrokkene geïnformeerd. Het is maar één voorbeeld. Ik zou het met vele kunnen aanvullen. K Ook was er een hecht
kontakt tussen Constance en het
'netwerk' van mensen dat garant staat voor de verspreiding van het Jaarboek. Hierdoor was steeds weer een groot aantal leden be- reid om belangeloos bij velen van ons het Jaarboek te bezorgen in de drukke decembermaand. In de lange periode dat Con-
stance de leden- en contributie- administratie verzorgde was er altijd een scheiding tussen die aktiviteiten en de financiële admi- nistratie. Door de toenemende samenhang die er tussen deze verschillende aktiviteiten is ont- staan, werd die scheiding steeds meer gevoeld als een complicatie. De oplossing is gevonden door de leden- en contributieadministra- tie èn de financiële administratie bijeen te brengen. Hiervoor heeft het bestuur de heer Peter Kroes bereid gevonden. Vanaf 1 januari 1996 zullen -onder de verant- woordelijkheid van de penning- |
||||||||||||||
kaarten, maar dit bleek bij een
provinciale opzet toch niet haal- baar. Een fotografische reproduk- tie volgens betaalbare technieken was kwalitatief onder de maat. Uitkomst bracht manuele digitali- sering van deze kaarten, een specialistische en uiterst nauw- keurige klus, waarvoor het Karto- grafisch Instituut van de Univer- siteit Utrecht werd 'ingehuurd'. Het grote voordeel is bovendien dat nu dus ook de kaarten machi- neleesbaar beschikbaar zijn. Kop- peling tussen 'on line' raadpleeg- bare OAT's en kaarten met eigen bewerkingsmogelijkheden ligt in principe binnen handbereik. 5) de uitvoering gebeurt in
samenwerking met het veld, te weten lokale historische verenigingen en archief- V A' diensten. Het eerste deel kwam tot
stand als co-produktie van werk- groep en Historische Vereniging Oud-Renswoude. Het deel heeft een omvang van ca 100 blz. en bestaat uit de volgende onderde- len: een algemene inleiding over het ontstaan en de werkwijze van het Kadaster en het gebruik van kadastrale bronnen door D.T. Koen, een historisch-institutionele inleiding over de kadastrale gemeente Renswoude door E.J. Wolleswinkel, een lijst van veld- namen, de OAT's, een register op eigenaren, een register op beroe- pen en 10 kadastrale kaarten. De prijs bedraagt ƒ 39,50. Deze prijs kon zo laag gehouden dankzij de financiële steun van enkele stich- tingen en instanties. In voorbereiding zijn delen
over Zeist, Leusden, Woerden, Doom en Utrecht. Het ligt in de |
|||||||||||||||
N HET BESTU
|
|||||||||||||||
CONSTANCE DE LEEUW
"een afscheid en een nieuwe fase" Voor vele leden is Constance
de Leeuw het (eerste) kontakt ge- weest met onze vereniging en dit keerde jaarlijks terug bij het binnen- vallen van de door haar verstuurde acceptgiro voor de contributie. Hierdoor is Constance een van de weinigen die ook alle leden 'kent'. Vele jaren verzorgde zij onze
ledenadministratie. Ook een groot deel van de organisatie van de distributie van het Jaarboek lag in haar handen. En dit is lang geen sinecure. Zij heeft ervoor gezorgd dat
onze leden- en contributieadmi- nistratie thans volledig is geauto- matiseerd. En wat op deze plaats zeker ook vermeld dient te worden is dat dit mede de verdienste is |
|||||||||||||||
19
|
|||||||||||||||
januari /februari 1996
|
UTRECHT
|
||||||||||||||
hebben de besturen van beide
verenigingen besloten voor deze leerstoel een aparte stichling in hel leven te roepen, de Stichling Leerstoel Utrecht Studies. De op- richtingsacle van deze stichting werd op 28 augustus 1995 gepas- seerd. Door het bestuur van Oud- Utrecht werden tot bestuurslid benoemd Mr H.H.W. Kemkamp (voorzitter) en Drs A. Pietersma, door de directie van hel PUG Dr A.D.A. Monna (secretaris/pen- ningmeester) en Prol- Dr A. van der Sluis. Uiteraard hebben verschil-
lende universitaire bestuursorga- nen zich over de instelling van de nieuwe leerstoel moeten uitspre- ken voordat de aanvraag door de universiteitsraad kon worden behandeld. Hel stemt tot vol- doening dat de hele procedure positief is verlopen en dat de Uni- versiteitsraad van de Universiteit Utrecht op 14 november 1995 heeft besloten de Slichting Leer- stoel Utrecht Studies bevoegd te verklaren voor een termijn van vijl jaar een bijzondere leerstoel 'Utrecht Studies' bij de Faculteit Letteren te vestigen. Het bestuur van de nieuwe slichting kan nu de procedure voor de benoeming van de nieuwe bijzonder hoogle- raar starten. |
|||||||||||||||
meesier- alle administralieve akti-
viteilen met betrekking lol de le- den en de financiën worden be- hartigd door de heer Kroes. Dit is ook het tijdstip waarop Conslan- ce haar inzet voor onze vereni- ging zal beëindigen. Op deze plaats wil ik namens
de vereniging Oud-Utrecht grote waardering uitspreken voor alle verdiensten van Constance voor Oud-Utrecht gedurende vele jaren. Graag wens ik haar en haar gezin een goede 'historische toe- komst' toe in de ook voor Oud- Utrecht zo waardevolle Fundatie van Renswoude. De locatie waar wij haar nog vaak hopen te ont- moeten tijdens onze bestuursver- gaderingen. Namens het bestuur, Joop Baars,
penningmeester. |
sten en Wetenschappen achtte dit
een zaak van groot belang en wil- de een initiatief om tot de vesti- ging van een bijzondere leerstoel 'Utrecht Studies' te komen gaarne ondersteunen, f^aarom werd be- sloten dat de Vereniging Oud- Utrecht en het PUG gezamenlijk een aanvraag bij de Universiteit Utrecht zouden indienen om een dergelijke leerstoel te mogen m- stellen. In deze aanvraag wordt ge-
wezen op het leit dal veel onder- zoek met betrekking lol stad en provincie, zowel aan de universi- teit als aan andere instellingen zoals archieven en musea, mo- menteel ongecoördineerd wordt verricht. Netwerkvorming kan leiden tot grotere efficiëntie en verhoging van kwaliteit. Van een leerstoel 'Utrecht Studies' zullen belangrijke stimulansen uilgaan voor interdisciplinair onderwijs en onderzoek, ook in de vorm van grotere projecten, die boven- dien zowel op het verleden als op de actualiteit gericht kunnen zijn. De te benoemen hoogleraar dient een gezaghebbend stimulator uit universitaire kring te zijn, die niet alleen binnen de universiteit een rol speelt, maar ook naar buiten treedt. Door deze leerstoel zal de band tussen de Universiteit Utrecht en stad en provincie wor- den versterkt. In de aanvraag is ook de aan-
dacht gevestigd op het feit dat de sterk toegenomen belangstelling voor locaal en regionaal onder- zoek aan andere universiteiten, zoals Groningen en Tilburg, heeft geleid tol de instelling van verge- lijkbare leerstoelen. Op grond van de richtlijnen
van de Universiteit Utrecht |
||||||||||||||
Bijzondere Leerstoel
Utrecht Studies Alom in den lande kan een
toenemende belangstelling voor wetenschappelijk onderzoek van stad en regio worden geconsta- teerd. Ongeveer twee jaar geleden heeft een breed samengestelde werkgroep bestaande uil verte- genwoordigers van verschillende faculteiten en enkele bestuursle- den van de Vereniging Oud- Utrecht zich beziggehouden mei de vraag hoe op de stad en de provincie Utrecht gericht onder- zoek kan worden bevorderd. De werkgroep constateerde dal de aanstelling van een bijzonder hoogleraar op dit terrein wense- lijk is. Ook het College van Direc-
teuren van hel Provinciaal Utrechts Genootschap van Kun- |
|||||||||||||||
20
|
|||||||||||||||
januari / februari 1996
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
FEL
|
|||||||||||||||||||||||||
VAN
|
DE LEESTA
|
||||||||||||||||||||||||
Schalkwijk
In haar periodiek Nieuws over
Oud van najaar '95 luidt de Stich- ting Archeologie en Historie Schalkwijk de noodklok voor de stoepen in het dorp. Langs de we- tering liggen vele stoepen, die door de huisvrouwen in vroeger tijd werden gebruikt om de was te doen. Soms gooide een langs- komende beunschipper roet in hel eten, of modder in de was, omdat zijn schroef allerlei bagger omhoog woelde, waardoor het water geruime tijd niet meer bruikbaar was. Veel van die oude stoepen zijn verdwenen of liggen verborgen onder een dikke laag grond. De stichting wil zoveel mogelijk van deze karakteristieke elementen uit de geschiedenis in ere herstellen. |
|||||||||||||||||||||||||
eigenaar de weduwe om met de
meester-knecht te trouwen en het bedrijf voort te zetten. Tegen- woordig wordt de boerderij bewoond door de familie Van Oostrom, die er al meer dan een eeuw thuis is. De jongste telg is van plan er weer een herberg van te maken. |
|||||||||||||||||||||||||
ren. Degene om wie het allemaal
draaide bleek echter nauwelijks verstaanbaar, dus kon Jacob onverrichterzake, door hagel en regen geteisterd, terug naar Loosdrecht. Jacob stierf in 1785. |
|||||||||||||||||||||||||
Breukelen
In het overigens interessante
artikel over de heren van Rietveld in het decembernummer van His- torische Kring Breukelen komt auteur A.A. Manten een aardige 'spookheilige' op het spoor. In de volksmond wordt er namelijk ge- sproken over Sinte Trosen. Feite- lijk blijkt die naam afkomstig te zijn van de Heren van het Con- vent van Chartreiise. Die naam bleek voor leken nauwelijks uit te spreken, waardoor het via Heren van Sentrysen en Heren van Sentroysen tot Heren van Sente Troysen werd verbasterd. En als er heren zijn, dan moet er ook een heilige zijn, nietwaar. |
|||||||||||||||||||||||||
Loosdrecht
R. Loenen doet in het decem-
bernummer van de Historische Kring Loosdrecht verslag van een onderzoek naar zijn eigen voor- ouders, dat verder gaat dan alleen het verzamelen van namen en data. Hij begon met al zijn naamgeno- ten in Nederland aan te schrijven en ontdekte alras, dat zij allen te- ruggingen op een gemeenschappe- lijke voorouder, Willem Jacobsz. Loenen die rond het midden van de 16de eeuw in Nieuw-Loos- drecht woonde. De familie woonde vlakbij kasteel Mijnden en blijkt voort te zijn gesproten uit jongere zonen van het geslacht dat daar woonde, de Van Amstels van Mijnden. Auteur Loenen be- schrijft dan het leven van enkele voorzaten, zoals dat van boer Jacob Loenen die rond 1700 werd geboren en zich later als diaken bezig hield met de opvang van wezen. Door de kou in de kerk 's
winters hield men de godsdienst- oefeningen bij mensen thuis, zo ook bij Jacob aan huis. Jacob was, op 77-jarige leeftijd, als presi- dent-ouderling ook verplicht om nieuwe predikanten te horen. Zo moest hij met paard en wagen naar Doetinchem, om daar een geschikte kandidaat te beluiste- |
|||||||||||||||||||||||||
Vechten
Henk Reinders beschrijft in
Het Kromme-Rijngebied van sep- tember '95 de geschiedenis van de boerderij De Prins. AI rond 1599 komt de boerderij annex herberg, dan nog Rijsoort gehe- ten, in de bronnen voor. Waar- schijnlijk logeert Willem III er na 1695, aan wiens bezoek de nieu- we naam van de herberg nog re- fereert. In het begin van de 18de eeuw wordt bepaald dat er voor- lopig geen herberg gevestigd mag worden in De Prins en proberen diverse bewoners als boer een be- staan op te bouwen. Dit lukt door de economische omstandigheden slecht. Pas na 1723 duikt er weer een pachter op die het een lange- re tijd weet te rooien. Een halve eeuw later komt een hereboer uit Vleuten de boerderij pachten, maar na zijn dood verbiedt de |
|||||||||||||||||||||||||
21
|
|||||||||||||||||||||||||
januari / Jebruari 1996
|
|||||||||||||||||||||||||
OUD
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||
oud-utrecht
|
||||||||||||
een levende vereniging
met hart voor Utrecht Meepraten over de toekomst
Leden van de vereniging Oud-Utrecht weten waar-
over zij het hebben als zij zich verzetten tegen aantasting van het historisch erfgoed. Zij praten met gezag mee over het verleden en de toekomst van hun stad en hun provincie. Excursies, lezingen en forums
Oud-Utrecht organiseert excursies naar historische
gebouwen, tuinen en dergelijke. Daarbij gaan vaak deuren open die normaal gesloten blijven. Op lezingen en forums worden belangwekkende historische en actuele onderwerpen behandeld. Behalve het Jaarboek en het Maandblad ontvan-
gen de 1800 leden van Oud-Utrecht elk jaar de Archeologische en Bouwhistorische Kroniek, ver- zorgd door de Stichting Publikaties Oud-Utrecht (SPOU). Zo blijven de leden op de hoogte van de altijd weer belangwekkende vondsten in Utrechts bodem en historische gebouwen. De Oud-Utreclit-Prijs
Oud-Utrecht bevordert de bestudering van de
geschiedenis van stad en provincie. Daarom is in 1992 de Oud-Utrecht-Prijs ingesteld, groot 3000 gulden. Eens in de twee jaar wordt deze prijs toe- gekend aan de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis van Utrecht. Zo blijft Oud-Utrecht actief om de kennis van het verleden van stad en provincie te vergroten. |
||||||||||||
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud-Utrecht.
|
||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2623866/2626800
fax: 030-2623274
|
||||||||||||
Hierbij geef ik mij op als lid van de Vereniging Oud-Utrecht
naam
adres
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
w >T3 en :
— t" ^ ^ •
?«; 3 cü -» - |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ilii
iiii |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^.,S <°
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lil
S. Cu TT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C
|
tD_ CD Q) ^ a>
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
postcode
|
woonplaats
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geboortedatum
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a.u.b. aankruisen wat u kiest:
J met onmiddellijke ingang (u betaalt dan contributie over het lopende kalender-
jaar en ontvangt dan alle publikaties die dit jaar zijn verschenen) 1 met ingang van het volgende jaar
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maandblad en Jaarboek
Het Maandblad Oud-Utrecht geeft volop informatie
over de geschiedenis en het heden van stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en 'verenigingsnieuws' onmisbaar. Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen en om de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mf/£Mwu%
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NVM
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______ 030-234 00 08
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
®
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
• Elektra
• Klimaat
• Sanitair
• Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Tel. 030-288 24 64 Fax 030-288 57 33 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
JiSiBConseilB.y.
Rika Hoppcrlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oud-utrecht
|
||||||||||||||||||||
hier
postzegel
plakken
|
||||||||||||||||||||
Vereniging Oud-Utrecht
Pr. Hendriklaan 71 3584 ER Utrecht |
||||||||||||||||||||
Oud-Utrecht
'Vereniging tot beoefening en verspreiding
van de l<ennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht' opgericht in 1923 |
||||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74 |
||||||||||||||||||||
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
||||||||||||||||||||
TAILORSSINCE1850
|
||||||||||||||||||||
ER IS EEN BAN
WAAR OUDE WAARDEN NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN. |
||||||||||||||||||||
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
||||||||||||||||||||
„i^___-•:»-? ^yy .. .___x^
|
||||||||||||||||||||
AOO^
|
vc|oS
|
||||||||||||||||||||||||||||||
I PU II II wiNip"*"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
. BtBLIOTHEEïi DER
WjKSUNfVERSnBT UTRECHT |
|||||||||||||||||||||||||||||||
^■SMlMi^^^^ UTRECHT I
Utrecht i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
6 9e jaargang nummer 2
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Ï3t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
NIEÏ7W. MIEUW.
GRAND THÉATRE EDISON
voor het eerst in Utrecht gearriveerd.
Standplaats Parktaia Tivoli.
Grootste succes der 19e eeuw.
§m^ EDISONS IDEAAL
LEVENDE BEELDEN
WEERGEGEVEiN DOOR DEN
kinematograaf;
vinding van de heeren A. en L LUMIERE uit Lyon.
Sfriet loiogranscke mom*titopDam«n wordeo op natuurlijke (;rnotte in al kua
kleurenpracht mei ko'oisale sceltieid 'weergeieven, zoodai sirsaitüoneelijes, watertrall«D, siadsgeiichiet', 'i komïu en gaan van inelireii «n, enz e»E. caluurgeirouw worde» weerg«geven. Prr minuut worden Toor htt oog 900 faiograGêa toorbijgiTOcrd. &.omt dic zien «a ft staat Ttrwondtrd. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Honderd Jaar film
Wanneer moeten in
Utrecht de vlaggen uit? De theorieën oyer de
riyierlopen in de stad
Utrecht
Nijverheid
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
lederen dag NIEUWE BEELDEN,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
13917
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Zondag Groote Openings-Yoorsteüing.
lederen dag voorstelling van af 4 uur
en vervolgens lederen dag tot 11 uur. JJllllUt/ j 2e rang 25 CeDt.
De Directeur GHR. SLIEK.ER.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste
filmvoorstelling in Utrecht |
|||||||||||||||||||||||||||||||
^ppa^m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-288 21 31 |
||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
*;
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-2313804 |
||||||||||||||||||||||||||||||||
JURRIËMS I BOUW
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Restauratiewerken
Nieuwbouw
Onderhoud
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Aannemingsbedrijf
H.J. Jurriëns B.V. Sophialaan 1
Postbus 8110 3503 RC Utrecht Tel.: 030-2412 912 Fax:030-2413 934 |
||||||||||||||||||||||||||||||||
Lul Ncd. Anlii/iiiiirx Gcnoolsiluip
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouv^T Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij drukken
ook
uw kosten
Bel ons voor een offerte
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
&>LISM4N
BOUW&VASTGQED
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
DE BOER CUPERUS
NDERDEEL VAN ROTO SMEETS DE BOER
TELEFOON: 0302822822
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
^^
l^^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||||||
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
69ejaargangnr. 2 maart/april 1996 ISSN 1380-7137 Oud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. Voorzitter ].W. Lemaier
Secretariaat: Mw. J.C.M. Pennings,
p/a Alexander Numankade 201,
3572 KW Utrecht.
Penningmeester: J.Baars.
U kunt zich opgeven als lid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Antwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-ƒ 30,=; 65+ƒ 44,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
F. Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, M. van Hattem,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C. van Oudheusden,
B. van Santen, E. Tigelaar,
M. van de Vrugt, A. van der Zeijden.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: De Vormers, Utrecht
Druk: De Boer Cuperus
Oud-Utrecht Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 15 april 1996, verschijningsdatum 3 juni. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 V4 of 3 Vl inch floppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Het gebruik van tussen- kopjes wordt aangeraden; illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
||||||||||||||
Hoe divers kan een blad zijn? Hoewel afhankelijk van wat er als kopij aan ons toegestuurd wordt,
hopen wij als redactie toch altijd een rijk geschakeerd blad aan u voor te kunnen ïeggen. De één houdt nu eenmaal van een stevig 'wetenschappelijk verantwoord' artikel, terwijl de ander vooral een vlot geschreven verhaal over een aansprekend thema prefereert. Hiermee impliceren wij natuurlijk niet dat het één het ander uitsluit, integendeel... maar in de praktijk lopen beide zaken toch nogal eens uiteen. Ditmaal doet het ons deugd twee zeer diverse thema's aan u voor te kunnen leggen. Enerzijds een artikel over het verschijnsel film in Utrecht, aansluitend op het eeuwfeest van dit bijzondere medium, en anderzijds een bijdrage aan de reeds lang gevoerde discussie over de rivierlopen in Utrecht. Hebben beide artikelen gemeen dat zij zich "beperken' tot de gemeente Utrecht, in de rubrieken Nijverheid en De Keuze overschrijden wij de gemeentegrenzen, hetgeen een goede zaak is. De Vereningjng Oud-Utrecht heeft immers tot doelstelling 'beoefening en verspreiding van de kennis der geschiedenis der stad en provincie Utrecht'. Tenslotte vestigen wij uw aandacht op de voorjaarsledenvergadering op 5 juni. |
||||||||||||||
Inhoud
Van de redactie
Honderd Jaar Film
Wanneer moeten in Utrecht de vlaggen uit?
Nijverheid
Boekenschouw
Agenda
De theorieën over de rivierlopen in de stad Utrecht
De keuze van... |
||||||||||||||
27
28 33
34 35 36 45 |
||||||||||||||
maart I april 1996
|
||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
Honderd Jaar Film
Wanneer moeten in Utrecht de vlaggen uit?
|
||||||||||||||||
Het kan niemand ontgaan zijn: het afgelopen jaar werd het feit herdacht dat
de film honderd jaar bestaat. Dat honderd jaar geleden, om precies te zijn op 28 december 1895, de gebroeders Auguste en Louis Lumière in Parijs de eerste filmvoorstelling gaven. En de wereld heeft het geweten. Met talrijke boekuit- gaven, speciale filmprojecten en tentoonstellingen werd het honderd-jarig jubileum gevierd. Ook in Nederland werd er veel aandacht aan het jubileum besteed, ondanks het feit dat een centraal geleide grootschalige viering wegens geldgebrek niet van de grond kwam. Met speciale voorstellingen van historische films tijdens de filmfestivals van Rotterdam en Utrecht, met series interessante - goeddeels buitenlandse - televisieprogramma's en met de hervertoning van bijzondere films, zoals de reeks Les Films du Paradis en de serie Silent Classics, kon ook de Nederlandse filmliefhebber aan zijn trekken komen. |
||||||||||||||||
zondag 29 november geweest zijn
- de grote openingsvoorstelling zou plaatsvinden. Er zouden ver- der iedere dag voorsteUingen zijn van vier tot elf uur. De entree zou voor de eerste rang 50 en voor de tweede rang 25 cent bedragen. George Christiaan Slieker (1861-
1945) was een Friese kermis- exploitant die het land doorreisde met attracties als een Platen- gooierij, een werptent, en een Electrische Visscherij, een mag- netische hengeltent. In de zomer van 1896 kocht hij bij de Berlijnse firma Foesterling & Co. een apparaat voor het projecteren van de levende beelden. Bij de Lumières kon Slieker niet terecht, want die hielden de exploitatie van hun Cinematographe in ei- gen hand. Maar wel bij Foester- ling & Co. die overigens de kast- jes van de Lumières goed had bestudeerd. Op 16 juli 1896 kon Slieker op de kermis van Leeuwar- den voor het eerst voorstellingen met zijn kinematograaf geven. Daarna trok hij met zijn nieuwe attractie het land door. Kermistent
Op 29 november 1896 was
hij dan in Utrecht. Als plaats van de voorstellingen vermeldden de advertenties Parktuin Tivoli, het inmiddels verdwenen park op de hoek van de Wittevrouwensingel en de Nachtegaalstraat. In het park, dat doorgaans alleen voor leden van de sociëteit Tivoli toeganke- lijk was, stond een grote concert- zaal waar naast concerten ook vaak variétévoorstellingen gegeven werden. Veel kermisexploitanten probeer-
den ook 's winters met hun attractie geld te verdienen door |
||||||||||||||||
Herman de Wit Maar \iel er in 1995 eigenlijk wel
studeerde /n een jubileum te vieren? Wellicht in
1986 af aar) het Frankrijk, waar de broers Lumière
hstituutvoor hun uitvinding, die ze in het
Theaterweter)- voorjaar van 1895 gereed hadden,
schap var) de juist op de valreep van 1895 aan
Rijksuniversteit het publiek presenteerden. In de
Utrecht met het rest van de wereld waren de pro-
or)derzoek Film jecties van de Cinematographe,
in Utrecht van zoals de Lumières hun toestel
1895 tot 1915. noemden, in 1895 nog niet te
Op het ogenblik zien. Ook niet in Nederland. Daar
is hij werkzaam moest nog tot 12 maart 1896 ge-
als hoofd pro- wacht worden, voordat de eerste
gramma van het filmbeelden op het doek versche-
Nederlands Film nen. Dat gebeurde in Amsterdam
Festival. waar medewerkers van de Lumiè-
res in een voormalig winkelpand
in de Kalverstraat enkele weken lang het wonder van de negen- tiende eeuw presenteerden. Parfctuifi Tivoli
In Utrecht moest men nog
langer wachten voor men naar de film kon. En wel bijna tot het einde van 1896. Pas in november van dat jaar werd de komst van het wonder aangekondigd. In het Herman de Wit Utrechtsch Dagblad van 24 novem- |
ber 1896 konden de Utrechters
lezen: 'Nieuw! Nieuw! Grand Théatre Edison, komt met zijn levende Beelden; weergegeven door den kinematograph. Het grootste succes der 19e eeuw. Standplaats Parktuin "Tivoli". Di- rectie Chr. Slieker.' Vier dagen later volgde in dezelfde krant een grote advertentie voor dit 'Groot- ste succes der 19e eeuw. Edisons ideaal. Levende Beelden weerge- geven door de kinematograaf, vinding van de heeren A. en L. Lumière uit Lyon.' De directeur, Christiaan Slieker, deelde in deze advertentie ook mee wat er te zien zou zijn: 'Series fotografische momentopnamen worden op natuurlijke grootte in al hun kleurenpracht met kolossale snel- heid weergegeven, zoodat straat- tooneeltjes, watervallen, stads- gezichten, 't komen en gaan van sneltreinen, enz. enz. natuur- getrouw worden weergegeven. Per minuut worden voor het oog 900 fotografiën voorbijgevoerd.' Slieker deelde verder mee dat de komende zondag - dat moet dus |
|||||||||||||||
28
|
||||||||||||||||
maart I april 199 6
|
||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||
29
|
||||||||
Afbeelding van
de filmtent van Christiaan Sliel^er |
||||||||
laart I april 1996
|
OUD-UTRECHT
|
|||||||
Honderd Jaar Film
Wanneer moeten in Utrecht de vlaggen uit?
|
|||||||||||||||||||||||||
deze in vaste zalen te vertonen.
Ook Slieker deed dit. Zo heeft hij met zijn kinematograaf voorstel- lingen gegeven in zalen in Bols- ward en Zwolle. Het ligt dus voor de hand te veronderstellen dat Slieker zijn Utrechtse voorstellin- gen eind november in de concert- zaal van Parktuin Tivoli heeft ge- geven. De temperatuur was er niet naar om in een luchtige ker- mistent naar een voorstelling te gaan zitten kijken. Het vroor |
|||||||||||||||||||||||||
's nachts matig en ook overdag
kwam de temperatuur nauwelijks boven het vriespunt. Op verschil- lende Utrechtse ijsbanen werd geschaatst. Toch heeft Slieker zijn Utrechtse
voorstellingen in zijn tent gege- ven, zoals blijkt uit het verslag dat op 9 december in het Utrechtsch Nieuwsblad ver- scheen: 'In de tuin van Tivoli staat thans een inrichting, onder |
directie van den heer Sluyker, die
een bezoek overwaard is. Met genoegen namen wij er gisteren een kijkje. Het is de Edison's Kinematograph, een vernuftig uit- gedacht toestel, waardoor op een wit scherm platen worden gere- produceerd, zoo ongeveer als dat met een tooverlantaam geschiedt, met dat groote verschil, dat wij hier zien levende beelden, de natuur als 't ware op het doek gebracht. (..) Interessant en geheel en al het geld waard is het zeker. Wie belang stelt in een mooie uit- vinding onzer eeuw, moet deze Kinematograph gaan zien, die nog een heel verschil maakt met de Kinetoscoop, waarin de beel- den zeer klein waren. Als wij een opmerking mogen maken, dan is het die, dat de voorstellingen van een half uur wel wat kort zijn, vooral voor hen die eerste rang 50 cent betalen. Menigeen zal het teleurstellen, dat het al zo gauw is afgeloopen. De inrichting der tent is zeer netjes.' Belangstellende publiek
De verslaggever was kenne-
lijk zo onder de indruk geraakt dat hij de naam van Slieker niet helemaal goed in zich had opge- nomen. De naam van Edison had hij echter foudoos gespeld. Dat maakt duidelijk waarom Slieker de naam van deze beroemde Ameri- kaanse uitvinder aan zijn inrich- ting had verbonden. De naam Lumière of Foesterling zal vrijwel niemand iets gezegd hebben, maar iedereen v^ast wie Edison was. Voor weer een nieuwe uitvinding van deze beroemde Amerikaan wilde men wel komen. Om dan een half uurtje te kijken naar een aantal filmpjes die elk zo'n minuut duurde. En telkens als er een filmpje was vertoond was er |
||||||||||||||||||||||||
Advertentie mor
de eerste film- voontellmg uit hetUtrechtKh Dagblad,......„.,„,,,,
28r)ovember1896
|
|||||||||||||||||||||||||
NIEUW. SfIEUW.
GRAND THÉATRE EDISON
voor het eerst in Utrecht gearriveerd.
Standplaats Parktuin Tivoli.
Grootste succes der 19e eeuw.
§m^ EDISONS~[bEAAL ^^9^
LEVENDE BEELDEN
WEERGEGEVEiN DOOR DEN
KINEMATOGRAAF,
vinding van de lieeren A. en L LUMIERE uit Lyon. Srrift loiOKriiriscke Diom«DtopDatntn worden op naiuurlljke irrootte ia al kua
kleur<^npraclil mei ko'oisale surlBeid veergejsveD, ioadit siriauuoaeeltjss, waterfallao, sladjgeiichiei', 'i lomeu en gaao van «iiplireii in. tui e»i naiuurjfeirouw wordei weergtgeven. PfT minuut worden Toor hu oog 900 UiogruQëa Toorbygirotrd. Komt dit lien «a gt staat ïtrwonitrd. |
|||||||||||||||||||||||||
13917
|
|||||||||||||||||||||||||
lederen dag NIEUWE BEELDEN.
|
|||||||||||||||||||||||||
Zondag Groote Openings-Yoorstelling.
lederen dag voorstelling van af 4- uur
en vervolgens iederen dag tot 11 uur. TPn+T'óo I lö ^^^& öO Geut.
JjlllIUt; I 2e rang 35 CeDt. De Directeur CHR. SLIEK.ER.
|
|||||||||||||||||||||||||
30
|
|||||||||||||||||||||||||
maart I april 1996
|
OqD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||
daad, die wat interessants wil
zien, moet daar een kijkje gaan nemen.' 't Metalen Kruis
Hoewel de eerste filmvoor-
stelling in Utrecht dus pas eind november 1996 herdacht kan worden, zijn er wel argumenten aan te voeren waarom al in 1995 met de viering van het honderd- jarig bestaan van de film begon- nen kon worden. Ook in Utrecht. 'Want in 1895 was er ook in Utrecht wel degelijk film te zien. Alleen nog niet op de manier van de Lumières: geprojecteerd op het witte doek. De broers Lumières waren be-
paald niet de enigen die zich eind vorige eeuw met de film bezig- hielden. In vele Europese landen en in de 'Verenigde Staten werd geprobeerd oplossingen te vinden voor de de technische problemen van de film. In Amerika ontwik- kelden William en Antonia Dickson in opdracht van Thomas Alva Edison in het begin van de jaren negentig de kinetograph, een toestel waarmee ze films kon- den opnemen. 'Voor het vertonen van de films bouwden ze een kijkkast, de kinetoscope. Door een gaatje in de kast waren de film- beelden te zien. In 1894 werd de kinetoscoop in |
Amerika geïntroduceerd. 'Vanaf
27 december 1894 waren de apparaten ook in Nederland te bezichtigen en wel in een pand aan de Reguliersbreestraat in Am- sterdam. Vanaf 23 maart 1895 was de kinetoscoop ook in Utrecht te zien. In café 't Metalen Kruis aan het Domplein, dat stond op de plaats waar nu de etablissementen 't Weeshuis en Lofen zijn gevestigd, waar naast de kinetoscoop ook Edisons fonograaf te bewonderen was. Het programma van deze kineto-
scoopvertoning vermeldde num- mers als De wereldberoemde serpentinedanseres Loie Fuller, Sandaw, de sterke man, Bertoldi, gymnaste en Mexicaansch duel. Voor het kijken in de kineto- scoop werd 10 cent gevraagd, evenals voor het beluisteren van de fonograaf. Er stonden in de voorzaal van het café drie kineto- scopen. Hoeveel fonografen er waren opgesteld is onduidelijk. Hoewel de uitvinders van de kinetoscoop en de fonograaf wel experimenteerden met een kop- peling van het beeld van de kine- toscoop met het geluid van de fonograaf, is er geen aanleiding te veronderstellen dat er bij het ten- toonstellen van beide apparaten in Utrecht sprake was van een combinatie van beeld en geluid. |
||||||||||||||||||
weer een korte pauze om een
nieuw filmpje in de projector te zetten. Voor zo'n voorstelling was een toegangsprijs van vijftig cent voor de eerste en vijfentwintig cent voor de tweede rang niet mis. Of de eerste filmvertoningen in
Utrecht een succes zijn geweest, is moeilijk te achterhalen. De Utrechtsche Courant schreef op 5 december, toen Slieker dus een week in Utrecht voorstellingen gaf, dat diens attractie nog niet het belangstellende publiek wist te trekken 'in die mate waarin zij die waardig is'. Hoe lang Slieker met zijn Grand Théatre in de tuin van Tivoli heeft gestaan, is even- min duidelijk. Zeker is wel dat de Utrechtse verslaggevers enthou- siast waren over de vertoonde beelden, waarbij vooral het wer- kelijkheidsgehalte van de tafere- len ze is opgevallen: 'het vertrek en aankomst der treinen; men ziet deze in hunne snelle bewe- gingen, dikke rookwolken stijgen uit de pijp der locomotief om- hoog', 'een zwembadplaats, de zwemmers in het water springen- de, het water als vloeibaar zilver doende opspatten.' en 'een stoom- boot (..) varende, de rook uit de schoorsteen opstijgende, tot zelfs het zog en het nagelaten spoor kon men zien.' De verslaggever van het Utrechtsch Dagblad kon niet anders dan opmerken: 'Inder- |
|||||||||||||||||||
foto van
Christiaan Slieker |
|||||||||||||||||||
Advertentie voor
de voorstelling van de Kinetoscoop uit het Utrechtsch Dagblad, 23 maart 189S |
|||||||||||||||||||
DE KINETOSCOPE
met de laatste photographiëa van EDISON
en EDISONS PHONOGRAPH
lyn voor korten lüd in een apart lokaal tenloongesteld in 't Metalea Kpuis, Dom-
piein F 1 3, IJtrecht, ingang Societeitsdeur. Laat deze gelegenheid niet voorbygaan om de wonderiyiie levende beelden te zien. De wereldberoemde serpentine danseres Loie Fuller, Sandaw, de sterke man, Bertoldi, gymnaste, Mexicaansch duel, boxpariy door katten, vlinderdans, hondengevec'it, Engelsche boxpartyen en vele andere te veel om op te noemen. — Afwisselend programma. 1 O ceot per scène. Tentoongesteld door TBE WORLO'S PHONOGRAPH COY., Rokin 140, Amilerdam. 3510 |
|||||||||||||||||||
31
|
|||||||||||||||||||
maan I april 1996
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Honderd Jaar Film
Wanneer moeten in Utrecht de vlaggen uit?
|
|||||||||||||||||
Het witte doek
De Utrechtse kranten schre-
ven uitgebreid over de nieuwe uitvinding. De Utrechtsche Courant besteedde bij haar be- schrijving van de kinetoscoop op 27 maart 1895 natuurlijk aan- dacht aan de werkmg van het nieuwe apparaat, maar schreel ook: 'Als men nu weet, dat de heer S. bovendien Edison's pho- nograaf heeft doen plaatsen, een en ander in de voorzaal van zijn café, zoodat familién, dames, enz. zeer geschikt en zonder stoornis daar kunnen aanwezig zijn, dan zal eene verdere beschrijving on- zerzijds onnoodig zijn om tot een spoedig bezoek aan te sporen.' De exploitant - met de heer S. is de |
|||||||||||||||||
Geen wonder, want spoedig zou
het privé gluren naar de niet zo scherpe beeldjes in de kineto- scoop plaatsmaken voor de pro- jectie van de film op het witte doek. Dat was een veel beter sys- teem, zoals de journalist van de het Utrechtsch Nieuwsblad al op 9 december 1896 opmerkte in zijn beschrijving van de eerste filmvoorstelling van Christiaan Slieker. Het projecteren op hel witte doek gal de lilm niet alleen veel grotere overtuigingskracht, het bleek ook - in tegenstelling tot wat Edison dacht en wat de broers Lumicre hoopten, maar niet verwachtten - heel winst- gevend te exploiteren. Met een beel|e goede wil kan de
geschiedenis van de film voor wat Utrecht betreft in maan 1895 be- ginnen. Maar de geschiedenis van de film op het witte doek - en dat is toch de echte lilm - begint in november 1896. En de viering van het honderd-jarig bestaan van de lilm moet dus voor wal Utrecht betreft in november 1996 zijn hocigtepunt \inden. Alle lesti- viieiten die lol nu toe hebben plaatsgehad, hoe leuk ook, beschouwen we dus maar als aanloop daarheen. Intussen is er nog lijd om voorbereidingen te irelfen om hel honderd-jarig jubi- leum van de komst van de lilm naar Utrecht waardig ie vieren. Het is dan ook verheugend dat de
Utrechtse filmorganisaties, het Springhaver Thcalcr, Wolll Bio- scooponderneniing, Pathe c;ine- nias, I'ilmcentrum 't Hoogt, het Instituut voor lilm en fV-weten- schap Universiteit Utrecht en het Nederiands Film Festival op hel ogenblik plannen daarvoor ont- wikkelen. |
|||||||||||||||||
heer Sandmann, eigenaar van
café 't Metalen Kruis, l:iedoeld - deed duidelijk zijn best om de attractie ook aantrekkelijk te maken \oor dames en heren die liever niet in een café gezien wil- den worden. Kennelijk bezochten die dames en heren de attractie ook, want het Utrechtsch Dag- blad schreef op 30 maart, toen de toestellen een week in Utrecht waren: 'De kinetoscoop en de phonograaf (..) trekken steeds meer bezoek. Terwijl wij er dce- zer dagen waren, troffen wij er een gezelschap heeren en dames, die vol bewondering waren, zoowel voor hetgeen de kineto- scoop hun te aanschouwen als voor wat de phonograaf te hoor- en gaf.' Dit is de enige verwijzing naar de publieke belangstelling voor deze kinetoscoopvcrtoning in de Utrechtse kranten. Die be- langstelling is waarschijnlijk niet slecht geweest. Terwijl het de be- doeling was de toestellen onge- veer veertien dagen tentoon ie stellen, waren ze in begin mei nog te bezichtigen en te beluisteren. Ze zi|n dus ongeveer zes weken in Utrecht geweest. Eind september 1895 waren de
kineloscopen weer te bewonde- ren. Nu in sociëteit De Vereeni- ging aan de Mariaplaats. Daar was ook de fonograaf weer te beluis- teren. Dat zal zo'n drie weken hebben geduurd, want vanaf 20 oktober werden er in de Vcreeni- gmg elke avond specialiteiten- voorstellingen gehouden. De kinetoscopen en de lonogralen zullen er toen wel niet meer heb- ben geslaan. Zij zijn dus waar- schijnlijk ongeveer drie weken te zien en te horen geweest. Hel was de laatste keer dat de kinetoscoop in Utrecht te bezichtigen was. |
|||||||||||||||||
Afbeelding van de
kinetoscoop |
|||||||||||||||||
32
|
|||||||||||||||||
maart I april 1996
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
bloeiende textielnijverheid in
Veenendaal hebben moeten wij- ken voor stadsvernieuwing. Ook de wolfabriek Hollandia, de laat- ste herinnering aan deze periode, wordt met sloop bedreigd. Het- zelfde geldt voor de Utrechtse steenfabricage, lange tijd een van de belangrijkste economische activiteiten in de provincie. Vrijwel niets herinnert nog aan deze bedrijvigheid, die werd gekenmerkt door zware en onge- schoolde arbeid, waarbij op grote schaal vrouwen en kinderen wer- den ingezet. Een verhaal van armoede, van slechte woon- en leefomstandigheden, van geïso- leerde arbeidersgemeenschappen met een eigen subcultuur lijkt hiermee in de vergetelheid te raken. Steenfabriek de Bosscher- waarden in Wijk bij Duurstede, die met zijn ringoven de over- gang markeert van een ambachte- lijke naar een industriële produk- tiewijze, staat op de nominatie om te worden gesloopt. Als laatst overgebleven ringoven in de pro- vincie Utrecht en langs de noor- delijke Rijnoever - op de restan- ten van een ovenschacht bij Wageningen na- , vertegenwoor- digt hij evenwel een grote zeld- zaamheidswaarde. In Utrecht was de steenfabricage steeds langs de waterwegen ge- vestigd en heeft zich in de loop van de tijd in zuidelijke rich- ting verplaatst. Al in de middel- eeuwen kwamen steenbakkerijen voor langs de Vecht en de Ou- de Rijn. Het laat- ste gebied groei- de in de 17e en |
18e eeuw zelfs uit tot het cen-
trum van de Nederlandse steen-, fabricage. Een grote concentratie van steenfabrieken bevond zich in de omgeving van Woerden (toen nog Zuid-Holland). Na de kanalisatie van de Hollandse IJssel, omstreeks 1860, werden steenfabrieken opgericht in plaat- sen als Montfoort en IJsselstein. De groei van de steenfabricage die in deze tijd plaatsvond, hing samen met een toename van de bouwactiviteiten. De bouw van nieuwe openbare werken, en de verbetering van waterstaatswerken genereerden een grote vraag naar bakstenen. In de steden zorgde de bevolkingsgroei voor een grote behoefte aan bakstenen voor de bouw van nieuwe huizen. Ook de wijziging van de vestingwet in 1874 mag hierbij niet onvermeld blijven. Deze zorgde ervoor dat het Ministerie van Oorlog een grote opdrachtgever werd, die op grote schaal vestingen liet bou- wen en fortificaties uitvoeren. In dezelfde tijd concentreerde de steenindustrie zich in het gebied van de grote rivieren. Hier beschikten de steenfabrieken over grote hoeveelheden klei van een goede kwaliteit. Bovendien beschikten zij over goede trans- portmogelijkheden over de in- middels genormaliseerde rivieren. In Utrecht kwamen nieuwe steen- fabrieken op langs de Lek en Neder Rijn, in plaatsen als Wijk bij Duurstede, Eist en Rhenen. Na de eeuwwisseling verdwenen " veel steenfabrieken langs de Oude Rijn, omdat de kleivelden daar uitgeput raakten. Langs de Vecht nam het belang van de steenfabri- cage af omdat de modernisering die zich in deze branche voor- deed niet werd gevolgd. Langs de IJssel werden de nieuwe ontwik- |
||||||||||||||||
Opkomst en ondergang van de
Utrechtse steenfabricage Sinds enkele jaren valt een toe-
nemende belangstelling te consta- teren voor ons industrieel verle- den. Dit blijkt niet alleen uit de stroom van publikaties over dit onderwerp, ook groeit het aantal industrieel-archeologische vereni- gingen en is 1996 uitgeroepen tot het Jaar van het Industrieel Erf- goed. Tegelijkertijd kunnen we echter constateren dat de tastbare herinneringen aan dit verleden in snel tempo verdwijnen. Zo is in Utrecht de uit 1905 daterende elektriciteitscentrale aan de Nico- laas Beetsstraat, een van de laatste karakteristieke overblijfselen uit de beginperiode van de Neder- landse elektriciteitsvoorziening en daarmee van nationaal belang, zojuist tot de grond toe afgebro- ken. De restanten van de eens |
|||||||||||||||||
Blik in de
ovenschacht van steenfabriek de Bosschemaarden |
|||||||||||||||||
Zicht op het oven-
gebouw van steenfabriek de Bosscherwaarden |
|||||||||||||||||
Jean-Paul Corten
|
|||||||||||||||||
m aa r t I ap r it 199 0
|
|||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||
•IE K E N S C H O
|
U W
|
|||||||||||||||||||
B
|
||||||||||||||||||||
-Romeins Utrecht.
-De Romeinse rijksgrens tussen Moezel en Noordzeekust. Maar liefst twee boeken waar-
in het Romeinse verleden van Utrecht aan bod komt. In hel eerstgenoemde boek geeft M. Monl- forts een beknopt maar goed overzicht van wat er bekend is over de Romeinen in en rond Utrecht. Ze behandelt het land- schap, het castcüum onder het Domplein en de bewoningsspo- ren rond de Boterstraat-Buurkerk en rond het Pieterskerkhof. Daar- na volgen hoofdstukken over de bewoners zelf: de soldaten en de burgers, met onder andere aan- dacht voor de uitrusting en het dagelijks leven. Tenslotte beschriill ze de nederzettingen rond Utrecht als Vechten en De Meem en de zichtbare restanten van dit Romeinse verleden, zowel in het 'veld' als in de musea. Wie daarna wil weten hoe de Ro- meinse aanwezigheid in Utrecht en omgeving zich verhield ten opzichte van de andere door de Romeinen gebouwde forten, kan uitstekend in het tweede boek terecht. Na een inleiding over de grensverdediging worden alle cas- tella tussen Remagen en de Noord- zeekust (met een uitstapje langs de Lippe) door een aantal experts behandeld. Provinciaal archeoloog Saskia van Dockum neemt hierbij het rivierengebied met daaronder Utrecht voor haar rekening (Montforts schrijft overigens dat 10% van het Utrechtse custcllum is opgegraven, waar Van Dockum het op 5% houdt; een verschil over een toch simpel gegeven dat vaker in de literatuur opduikt). Duidelijke kaartjes en platte- gronden en literatuurlijstjes com- plementeren dit boek. (BHG) |
||||||||||||||||||||
kelingen wel gevolgd en versche-
nen moderne ring- en vlamovens. Toch kon ook hier de steenfabri- cage zich niet handhaven door de concurrentie van de fabrieken langs de grote rivieren, die gun- stiger waren gesitueerd voor de aan- en afvoer van grondstoffen en eindprodukten. Het centrum van de Utrechtse steenfabricage kwam zodoende in de jaren '50 van deze eeuw langs de Lek en Neder Rijn te liggen. Steenfabriek de Bosscherwaarden was één van deze fabrieken. Hier was in 1923 een ringoven ge- bouwd en voorzien van een circa 40 meter hoge schoorsteen. In de jaren '50 is de houten dakcon- structie vervangen door een golf- platen dak op metalen spanten. Het karakteristieke aanzien van de steenoven is daarmee aange- tast. De imposante oven met zijn hoge schoorsteen, die een even- wichtige aanvulling vormt op het horizontale rivierenlandschap, is echter nog steeds aanwezig. Tijdens de sanering van de Nederlandse steenfabricage in het begin van de jaren '90, die werd ingegeven door een grote over- produktie, is de Bosscherwaarden gesloten. In dezelfde tijd sloot een aantal andere steenfabrieken de poorten, zodat er in de provin- cie nu nog maar één steenfabriek in bedrijf is. Het merendeel van de overbodig geworden steen- fabrieken is inmiddels afgebro- ken. De Bosscherwaarden lijkt hetzelfde lot beschoren. |
||||||||||||||||||||
M.J.G.Th. Montforts, Romeins Utrecht.
Matrijs, Utrecht 1995, 71 p., ilf, prijs ƒ24,95, ISBN 90-5345-039-4. Tilmann Bechert en Willem J.H. Willems,
De Romeinse rijl(sgrens tussen Moezel en Noordzeelcust Matrijs, Utrecht 1995, 120 p., ilf, prijs ƒ45,-, ISBN 90-5345-073-4. |
||||||||||||||||||||
De kerk van Herlulfals middel-
punt van het oude dorp Houten De onlangs overleden kenner
van het gebied rond de Kromme Rijn, Leen de Keijzer, concentreert zich in dit boek op de kerk van Houten, gebouwd op een terrein dat in de vijfde eeuw voor Chr. al werd bewoond. In het eerste deel bespreekt hij de resultaten van het archeologische onderzoek en wat er verder over het ex- en inte- rieur van de kerk bekend is (onder andere een grote duiven- zolder en een koor dat na de re- formatie als paardestal en turfhok is gebruikt). In het tweede deel volgen enkele elementen uit de kerkgeschiedenis van Houten, zoals de beide broederschappen en de bezigheden van de koster als doodgraver. Het is jammer dat over het religieuze leven blijkbaar niet veel meer te vinden was. Een lijst met de predikanten van Hou- ten en twee bestekken uit 1678 besluiten het boek. (BHG) L.M.J. de Keijzer, De kerk van Herlulfals
middelpunt van het oude dorp Houten. Uitgave van de Historische Kring Tussen Rijn en Lel(, Houten 1995,96 p., ilL, prijs ƒ19,50, ISBN 90-6746-015-X. |
||||||||||||||||||||
34
|
||||||||||||||||||||
maart I april 1996
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Agenda
|
|||||||||||||||||
Historisch café
ledere 2e vrijdag van de maand
Plaats: Weeshuis, Domplein Stadswandeling langs
Jugendstilpanden in Utrecht Op zondag 12 mei wordt een
ca. 2 uur durende stadswandeling georganiseerd. In Utrecht verrezen panden in een soort "lokale" variant van de Jugendstil. Deze "Utrechtse" stijl kenmerkt zich met name door het gebruik van glas-in-loodramen met Jugendstildecoraties en andere ingevoegde versieringen. Ondanks dat men in Utrecht regelmatig Jugend- stilvormen invoegde in de zg. histo- riserende stijlen, zijn er ook mooie voorbeelden te geven van "zuivere" jugendstilarchitectuur, welke tijdens de wandeling nader bekeken zullen worden. Tijd: zondag 12meia.s. van 14.00 tot ca.
16.00 uur
Kosten: fl 25,- (incl. syllabus)
Inlichtingen en opgeven bij: 5t. Watteyn
Kunstprodukties, tel. 030 - 2 71 53 83
(op werkdagen na 12.00 uur, eveneens op
zaterdag)
|
|||||||||||||||||
Voorjaarsleden\ergadering 1996
Het bestuur van de Vereni-
ging Oud-Utrecht nodigt de leden uit tot het bijwonen van de Voorjaarsledenvergadering op woensdag 5 Juni 1996 om 19.30 uur in het CSB-gebouw, Kromme Nieuwe Gracht 39 te Utrecht. Agenda
1. Opening
2. Notulen van de najaarsleden-
vergadering op 22 noverrber 1995 (ter inzage) 3. Ingekomen stukken en mededelingen
4. Presentatie jaarrekening 1995
5. Mededelingen vanuit de Vereniging
6. Bestuurswisseling en -uitbreiding
Door het vertrek van Joop Baars stelt het
bestuur voor Peter Kroes als nieuvi/e penningmeester te benoemen. Verder wordt voorgesteld Henny Zoontjes als bestuurslid belast met PR-zaken en Resl Rive als tweede secretaris in het bestuur te benoemen. Tegenkandidaten kunnen worden gesteld
door tenminste tien leden, die hier/an tot drie dagen voor deze vergadering schrif- telijk mededeling doen aan de secretaris. 7. Jubileum Vereniging in 1998
8. Wijziging statuten en huishoudelijk
reglement 9. Rondvraag
10. Sluiting
Na afloop van deze voorjaarsledenvergade-
ring zal er een lezing worden gehouden door Jeroen Jekel, beheerder van de in het Universiteitsmuseum berustende collecties van het Utrechts Studentencorps. De titel van de lezing luidt 'Lustrumvieringen van de Utrechtse Universiteit Maskerades van 1736 tot ^956' Aan de hand van dia's en films wordt een
beeld geschetst van de geschiedenis van de lustrumvieringen van de Utrechtse universiteit Vanaf 1836 werden deze |
|||||||||||||||||
vieringen door leden van het Utrechts
Studentencorps georganiseerd. Deze maskerades hadden altijd een historisch thema. Voor de bewoners van de stad Utrecht waren het schitterende schouw- spelen die om de vijfjaar terugkeerden. Afsluiting met een drankje.
Plaats: C.5.B.-gebouw,
Kromme Nieuwegracht 39, Utrecht
Aanvang: ca. 20.45 uur
Toegang: gratis voor leden, niet-leden
betalen ƒ 2,50
|
|||||||||||||||||
Lezingen-a\ond
Op donderdag 2 mei organi-
seert de Vereniging Oud-Utrechl een lezingen-avond, waar zullen spreken de historicus drs. K. Wingelaar, over Rijksbursalen aan de Utrechtse Universiteit (1815-1843), en de medisch- historicus dr. G.T. Haneveld, over de Utrechtse "Pillenschool", 's Rijks Kweekschool voor militair geneeskundigen in de negentien- de eeuw. Plaats: S.N.K.-gebouw,
Plompetorengracht 3, Utrecht Aanvang: 20.00 uur (zaal open 19.30 uur) Toegang: gratis voor leden, niet-leden ƒ 2,50 |
|||||||||||||||||
Tentoonstelling Stadsmuseum
Woerden Tot en met 2 juni wordt in het
Stadsmuseum Woerden een unieke tentoonstelling gehouden van schil- ders, die gewerkt hebben in het "Groene Hart" van Holland. De expositie draagt de toepasselijke naam "Gras en Wolken". De tentoon- stelling beslaat de periode 1630 tot 1930. Bij de tentoonstelling verschijnt een catalogus. |
|||||||||||||||||
35
|
|||||||||||||||||
maart I april 1996
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
De theorieën over de rivierlopen
in de stad Utrecht |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reeds lange tijd zijn de verdwenen rivierlopen in de stad Utrecht een bron van
discussie. Vele theorieën zijn al de revue gepasseerd, maar de meeste zijn niet of nauwelijks gefundeerd op feiten. Evenmin zijn ze gebaseerd op (archeologische) opgravingen of aanwijzingen in de huidige (of in het recente verleden vast- gelegde) topografie, noch op bronnen uit de archieven. Helaas blijken eenmaal In de literatuur geslopen theorieën taai en worden ze steeds weer overgenomen door volgende auteurs. Nieuwe hypotheses lijken meer verwarring te stichten dan dat ze bijdragen tot de kennis over dit onderwerp. Pas in de afgelopen decennia is er systematisch onderzoek naar de ondergrond van de stad verricht. In het onderstaande wordt de ontwikkeling geschetst van de verschillende theorieën in de vorm van een historisch overzicht in een chronologische com- pilatie. Het artikel wordt afgesloten door een beknopte opsomming van wat thans bekend is over de natuurlijke ondergrond van de stad met daaraan gekoppeld een nieuwe reconstructie van de verdwenen waterlopen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt gegeven door Van Asch
van Wijck (1835). Hierin wordt een Rijnloop beschreven vanaf een vertakking bij Nieuw-Amelis- weerd, langs de zuidkant van de stad bij de Tolsteegpoort en via het Lijnpad aan de westzijde van de stad naar de Leidsche Rijn. Bij Nieuw-Amelisweerd takte zich de Vecht af en stroomde om het gerecht Abstede heen, langs Oud- wijk en door de Biltse Grift, om bij de Bemuurde Weerd in de huidige Vecht uit te komen. De Vecht en de Rijn naderden elkaar zo dicht nabij de noordoosthoek van de stad, dat het goed moge- lijk is dat beide armen elkaar hier weer raakten, zodat de stad op een eiland lag. Een minder be- langrijke Rijntak liep door de stad zelf; vanaf Zonnenburg door de Oudelle, het gebied tussen de Nieuwegracht en de Maliesingel', bij de Herenstraat afbuigend naar het westen richting Oudegracht. De Oudegracht vanaf de Ham- burgerbrug tot aan de Viebrug is een deel van deze riviertak. Vanaf de Viebrug gaat het dan verder langs de jacobikerk en de Water- straat. Via het Paardenveld wordt weer aangesloten op de westelijke hoofdstroom. Een deel van de Nieuwegracht en de Kromme Nieuwegracht is wellicht een andere tak, die langs het Hoogt in de Neude eindigt. De Neude stond bekend als haven. De lage grond deed vermoeden dat de Rijn hier een kom of haven ge- vormd had. Van Asch van Wijck geeft geen duidelijke motivatie voor de door hem bedachte Rijnloop. Slechts twee door hem veronderstelde verheffingen ten zuiden en ten oosten van de stad zouden de verklaring moeten vormen voor de vertakking van de Rijn en de Vecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrecht aan de Rijn
Vele malen is in historische
bronnen vermeld dat Utrecht aan de Rijn heeft gelegen. De oudste daarvan is het Itinerarium Anto- nmi (ca. 280-290) (Byvanck, 1931-1947). Uit de vroege mid- deleeuwen is voorts een aantal Karolingische oorkonden bekend dat melding maakt van de Rijn of in het algemeen een rivier. Zo zijn er oorkonden van de koningen Pippijn de Korte uit 753 en Karel de Grote uit 769 waarin beide koningen schenkingen van hun voorvaderen bevestigen, gedaan aan de Sint-Maartenskerk te Trecht, die gebouwd is "in vico, qui dicitur Treiecto super fluvium Reno" (Muller & Bouman, 1920, no. 43 en 45). Na de moord op Bonifatius in 754 werd zijn lijk per schip naar Utrecht terugge- bracht en in de "minor ecclesia" (de kleinere kerk) geplaatst, om- dat deze kerk vlak bij de rivier stond (Van Winter, 1975, p.71). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze kerk bevond zich binnen de
Frankische burcht, dus moet de rivier vlak langs de burcht heb- ben gelopen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste theorieën
Een eerste bruikbare be-
schrijving van de middeleeuwse rivierloop door de stad Utrecht |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LA. van der Tuuk
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maart I april 1996
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opvallend is, dat de door Van
Asch van Wijck beschreven Rijn- loop veel gelijkenis vertoont met een historische kaart waarop de oudst bekende Rijnloop is afge- beeld, weergegeven in het jaar 690: de 'Delineatio Veteris Castri'. Het is niet duidelijk welke waar- de moet worden gehecht aan de- ze plattegrond, die veel later ont- staan is, mogelijk in de 17e eeuw, en waarop de situatie is aangege- ven zoals de maker van de kaart dacht dat Willibrord bij zijn komst in Trecht zou hebben aangetroffen. Deze kaart is het oudst bekende document waarop een voormalige rivierenloop is aangegeven. De getekende eilandjes in de buiten- bocht van de rivier kunnen een aanwijzing zijn voor een reeds ge- vorderde verlandingsfase van de- ze tak. Of Van Asch van Wijck zich heeft laten inspireren door de bovengenoemde kaart of mis- schien door een tekst waar deze kaart bijhoorde, is niet duidelijk. De opmerking van Van Asch van Wijck, dat de Neude een haven is geweest was al eens geopperd door Lambertus Hortensius (1546). Deze nam aan dat het Romeinse castellum ter plaatse van de Pau- lusabdij had gestaan, o.a. door het toponiem Romenburgerstraat (thans Hamburgerstraat). Ter plaatse van de Ossemerckt (Neu- de) is een oude haven geweest, de Rhijnkens-haven genaamd. Dat hier een haven was, werd bewezen door de in zijn tijd opgegraven scheepsdelen. De naam Neude zou afgeleid zijn van Noda of Nie- dam. Een citaat van Hortensius: Aende Nooit-zijde van de stadt ontrent sinte Johans kercke daer nu de Ossemerckt staetis een oude haven geweest, weicke Rhijnkenshaven ghenaemt was, alwaer noch voor een tijdt langh in 't graven van de fondamenten der huysen noch eenighe |
Van der Monde vermoedde ook
een natuurlijke waterloop ter plekke van de Vuilesloot en de Korte Jufferstraat in verband met het bochtige verloop van deze straten. De inmiddels recht- getrokken Vuilesloot heet tegen- woordig Keizerstraat. Beperkte Van Asch van Wijck de Oudelle nog tot het gebied tussen de Nieuwegracht en de Maliesin- gel, Van der Monde heeft dit gebied uitgebreid tot het hele gebied ten oosten van de Nieuwe- gracht, de Kromme Nieuwe- gracht, de Drift en de Plompeto- rengracht, en heeft dit gebied tevens gedegradeerd tot 'stads- vuilnisbelt'. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verrotte plancken van schepen, masten,
sprieten, riemen, ende meer andere instrumenten totte schepe dienende. Verder laat deze auteur zich nog in algemene bewoordingen uit over de positie van Utrecht aan de Rijn: De Stadt Utrecht is op den Rhijnstroom
gelegen. Maer den Rhijn heeft eermaels door veele andere weghen in de zee ghe- loopen, gelijcken d'oude figuren van grachten ende verscheyden monumenten openbaerlijck ghetuyghen. Nochtans en liep sy niet nederwaert door de stroom van de iecke, maer op Duyrstede met een geweldigen loop liep aen Utrecht, van daer beginnende een vloed uytten Westen, liep met een drayende omwech voorby Woerden ende Leyden... Daer is oock noch een wateringe ontrent die voorschreven plaetse (beneven de wech van Amerongen tot Utrecht), deweicke na Utrecht nedervloeyt, ende hier den Ouden-Rhijn alwaere sy haer omkeeren- de in de zee ontlast, ende voert haren ouden naem almede. En dat dese seer be- quaem geweest is om koop-waren uyt ende in de stadt te voeren, is notoir ende kenlijck. De poorte aen de Zuyt-zijde door de weicke den Rijn in de stadt quam ende daer men het goet vertolden, hiet de tolpoorte ende heeft sijnen ouden name noch behouden. Van der Monde (1844-1846) sluit
zich geheel aan bij de mening van Van Asch van Wijck betreffende de Rijnloop. Daarnaast is er vol- gens deze auteur ook nog een vertakking langs het Oudkerkhof Dit naar aanleiding van indertijd recente vondsten van scheeps- delen en schoeiingen achter hui- zen aan de zuidzijde van het Oudkerkhof en de noordzijde van het Domplein. Een vermel- ding in een schepenbrief uit 1319, dat het huis Compostelle op de Ganzenmarkt aan een 'wa- ter' lag, bevestigt deze mening. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Geer van Oudegein (1860)
neemt slechts een deel van de
Rijnloop van Van Asch van Wijck en Van der Monde over, namelijk het traject door de Oudegracht tussen de Stadhuisbrug en de Viebrug. Deze auteur betrekt de Minstroom en de gehele Nieu- wegracht in zijn verhaal. Vanaf Pausdam twijfelt hij tussen een loop langs de Kromme Nieuwe- gracht, of door Achter Sint-Pieter. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
37
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maart I jpri! 199 6
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De theorieën over de rivierlopen
in de stad Utrecht |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vervolgens door de Minrebroe-
derstraat naar de Oudegracht tot aan de Jacobibrug, en vla de Waterstraat naar de stadsrand. De rivierloop door de Hamburger- straat en de Oudegracht tussen Hamburgerbrug en Stadhuisbrug neemt hij niet over van Van Asch van Wijck en Van der Monde. |
rivier gaat door de Waterstraat
naar het westen. Muller is het eens met zijn voorgangers, dat de Rijn een aftakking had ten zuiden van de stad, welke in westelijke richting langs het 'Lijnpad' stroomde. Calkoen (1898-1899) vermoedt
dat er een groot aantal watertjes met een willekeurige richting door en langs Utrecht stroomde, waarin geen hoofdrichting te herkennen was. |
verdere rivierioop neemt deze
auteur over van Muller. Heeringa staaft zijn theorie met aanwijzin- gen in de huidige topografie, zoals onverklaarbare bochten in waterwegen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hohverda
grijpt in 1929 weer terug op Van
Asch van Wijck, De Geer van Oudegein en Muller en combi- neert alle door de stad lopende Rijntakken tot een rivierenstelsel dat diverse eilanden omsluit. De- ze auteur ziet in zijn geconstru- eerde waterloop 'een complete overeenstemming' met de Deline- atio Veteris Castri uit 690. Acket (1931) bespreekt de Rijn- loop ten westen van de stad aan de hand van de kaarten van de Vrijheid der stad, door Evert van Schayck in 1539, Jacob van Deventer omstreeks 1570 en Gaspar Specht in 1696. Door ver- gelijking van deze kaarten en de vooronderstelling dat de Rijn de stad verlaat in het verlengde van de Waterstraat, komt Acket tot de conclusie dat de loop van de rivier moet zijn geweest: een stukje Vleutensevaart, Damstraat, Leidse- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Muller (1876)
neemt voor een groot deel de
rivierloop van De Geer van Oude- gein over, hoewel hij aarzelt over de Minstroom als toegang tot de stad. Wel is hij zeker van de loop via Achter Sint-Pieter en Oud- kerkhof richting Ganzenmarkt, dit in verband met de toen recen- te ontdekking van een schoeiing onder de Sint-Willibrordkerk in de Minrebroederstraat, die wees in de richting van Achter Sint- Pieter en een eerder gedane ont- dekking van een schoeiing ten zuiden van het Oudkerkhof. Dan volgt deze auteur De Geer weer door de rivier door de Oude- gracht tot aan de Jacobibrug te laten stromen. Hij verklaart dit door het bochtige verloop van dit stuk gracht. Het vervolg van de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De twintigste eeuw
Een nieuwe theorie over de
binnenkomst van de Rijn in de stad geeft Heeringa (1924). Hij laat de rivier de stad binnenstro- men via de 'Nieuwe Min' (ter plaatse van de Abstederdijk) en met een bocht overgaan in hel zuidelijke gedeelte van de Oude- gracht (bij de Twijnstraat), om bij de Vollersbrug naar de Nieuwe- gracht af te buigen. Dit wijkt af van de tot dan toe 'gewone opvat- ting' dat de Rijn de stad binnen- stroomt via de huidige Min- stroom naast het verpleeghuis Sint-Hiëronymus in het zuidelijke deel van de Nieuwegracht. De |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maart I april 1996
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weg tot aan het park Oog in Al,
waarvanaf de grens van de stads- vrijheid gevolgd wordt. Bij Oog in Al voegde zich een tak: de Lijn- pad Rijn, die zich bij de Tolsteeg- poort afsplitste van de hoofdtak, om door het gebied van de latere moesgrachten (in de huidige Dichterswijk) en het Jaarbeurs- terrein naar Oog in Al te stromen. De aftakking van de Lijnpad Rijn, een strategisch punt, wordt gemar- keerd door de Bijlhouwerstoren, die iets binnen de andere vesting- werken stond en ook ouder was. Het toponiem Lijnpad betekent jaagpad. Van Vuuren (1932) vraagt zich af
of een hoogterug, die de Kromme Nieuwegracht, Jansdam, Minre- broederstraat en de Oudegracht naar het noorden volgt, niet een verlande rivier is, en ondanks de aangetoonde kunstmatige opho- gingen al in eerste aanleg aan- wezig was. |
bevestigd. Als argumenten noemt
deze auteur het voorkomen van een belangrijke scheidslijn op de plaats van de noordoever van de rivier en een vermoedelijke dijk, zoals blijkt uit het toponiem 'Hogherstraete' nabij het Barbara- gasthuis (Oudegracht 158). Het gedeelte van de Oudegracht tus- sen de Bakkerbrug en de Weerd- singel moet gegraven zijn in de 12e eeuw. |
schoeiing bij de bouw van het
postkantoor in de jaren twintig. De huidige bocht in de Voorstraat zou met een bocht in de rivier samenhangen. De merkwaardige plaats van de toenmalige parochie- grens tussen Buurkerk en Jacobi- kerk halverwege de Plompetoren- gracht zou worden verklaard doordat deze langs de rivier liep. De loop langs de Waterstraat leidde Labouchère af uit de boch- tige rooilijn en de naam van de straat. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laboudière (1940)
neemt de theorie van Heeringa
over, maar noemt de riviertak door de stad de Vecht. De Rijn zelf komt uit het Kromme Rijnge- bied en vervolgt door de Lijnpad Rijn zijn weg. Nieuw is de theorie van Labouchère om de rivier bij de Drakenburgstraat van de Oude- gracht af te laten buigen over de Neude, richting Voorstraat, en in de buurt van de Plompetoren de stad te laten verlaten, waarna de rivier via een grote bocht weer de stad binnenkomt en langs de Waterstraat en de Daalsedijk ver- der stroomt. De veronderstelde rivierloop over de Neude wordt verklaard door de vondst van een |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Immink (1946)
zegt voor het eerst iets meer over
de Vechtloop. Hij neemt aan, dat voor de stadsbuitengracht ter plaatse van de Weerdsingel ge- bruik is gemaakt van een oude Vechtarm op grond van het boch- tige verloop van deze singel; het toponiem 'weerd' duidde op een door water omgeven stuk land, ten noorden van de singel. Een andere aanwijzing zag hij in een in vloeiende bochten verlopende perceelscheiding op een tekening in het kaartboek van Sint-Jan. Deze auteur veronderstelt voorts, dat voor de stadsbuitengracht bij |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
39
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Galen (1939)
vermoedt een Rijnloop vanaf de
Ganzenmarkt naar het westen, zoals bij de opgravingen in 1971 bij Hoog Catharijne zou worden |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
taart I april 1996
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De theorieën over de rivierlopen
in de stad Utrecht |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kerk ten opzichte van het veron-
derstelde kerkenkruis. Diverse vondsten van schoeiingen en schuiten ongeveer op de hui- dige perceelscheiding tussen het Domplein en het Oudkerkhof worden door Jongkees in ver- band gebracht met een gegraven water: de Sint-Maartenssloot. Op grond van het feit dat hier slechts middeleeuwse vondsten zijn ge- daan, moet dit water pas in de middeleeuwen zijn gegraven. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Tolsteegsingel gebruik is ge-
maakt van een oude Vechtarm. Deze loopt in een bocht en paral- lel aan de toenmalige loop van de Minstroom. Stadsgracht en Min- stroom hebben dan beide als twee stroomdraden in een oude bedding van de Vecht gelegen. Dat de stadsgracht op deze plaats van natuurlijke oorsprong is, wordt ondersteund door een oor- konde waarin het stroomregaal of (vis)recht op de rivieren van dit stuk stadsgracht wordt genoemd. Daaruit blijkt dat we hier te doen hebben met een vanouds natuur- lijke waterloop. De bisschop ver- klaart onder meer visserij te ver- lenen 'dor der stadt borggrave van Utrecht achter Sint-Nicolaas van de Nickercule tot de Tollen- stege in dienstmans stat' aan heer Wemaer zoon van heer Vrederic. (Oorkonde van 1 mei 1303, Berkelhach van der Sprenkel, Regesten der bisschoppen, 32). Immink neemt de loop van de door de stad stromende Rijnarm over van zijn voorgangers met uitzondering van het noordelijke deel, dat met de Vecht samen- komt in de buurt van de Weerd- sluis op grond van aanwijzingen voor de nabijheid van een rivier en de lichte bocht in het noorde- lijke uiteinde van de Oudegracht. Voorts stroomde de Rijn volgens Immink door de Kromme Nieu- wegracht en waarschijnlijk door de Jansdam, Minrebroederstraat en Ganzenmarkt en niet door Achter Sint-Pieter en Oudkerk- hof. Dit naar aanleiding van een opmeting in een funderingssleuf op de Kromme Nieuwegracht, waaruit een rivierbedding is aan- getoond. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook Vollgraff, Van Hoorn &
Jongkees (1946) menen dat de Rijn, komende van
de Oudelle, naar het oosten boog en de Kromme Nieuwegracht volgde. Dit naar aanleiding van een opgraving in de tuin van het pand Achter Sint-Pieter 22, waar de nabijheid van een rivier werd aangetoond en de bovengenoemde opgraving bij een pand op de Kromme Nieuwegracht. Jongkees zelf (1947) neemt weer de Rijnloop van Heeringa over. Jongkees voert wat meer argu- menten aan: de vondst van een restant van een rivierbedding in een Romeinse context in een pand op de Kromme Nieuwe- gracht; het toponiem Runnebaan dat aan de Rijn herinnert; de hoogtekaart in het Jaarboekje Oud-Utrecht van 1932; de ver- melding in 1319 van een water ter plaatse van de Ganzenmarkt; de vondst van schoeiingen op de Ganzenmarkt en in de Minre- broederstraat; de immuniteits- grenzen van Sint-Pieter en Sint- Jan; de vermelding in een charter uit 1127, dat woningen aan de Vuylsteech (tegenwoordig Anna- straat) aan het water liggen; de te noordelijke ligging van de Jans- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haaknta Wagenaar (1971)
voegt aan de veronderstelde rivier-
loop van Labouchère uit 1940 nog een bocht toe: een meander vanaf de Oudegracht bij de Vollersbrug over het Servaasbol- werk naar de Runnebaan, op grond van een in 1970 gevonden rivierbedding tijdens nieuwbouw van de Willem Amtsz Stichting. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maart I april 1996
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
delijke Oudegracht volgt. Deze
tak buigt dan in westelijke rich- ting af naar de Weerdsingel en stroomt via de Waterstraat en het Vredenburg naar Achter Claren- burg. De loop van deze arm wordt wederom verklaard met de hoogtekaart, voorts met het bochtige verloop van de Weerd- singel, de vondsten van rivier- schepen bij de Waterstraat en de vondst van een restgeul bij Achter Clarenburg. Hoewel de titel 'Utrecht aan de Rijn, Middel- eeuwse Rijnloop en wordings- geschiedenis van de stad Utrecht' doet vermoeden dat het hier om een middeleeuwse Rijnloop gaat, haalt de auteur toch regelmatig de Romeinse periode aan en lijkt de Rijn niet van bedding veran- derd vanaf de Romeinse periode tot aan de volledige verlanding. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden echter niet aangehouden,
en wel naar aanleiding van de vondst van rivieroevers in de Je- ruzalemstraat en op het Pieters- kerkhof. Het verdere verloop wordt weer overgenomen van Immink tot aan de Bakkerbrug, vanwaar de Rijn zijn weg vervolgt naar het westen; dit naar aanlei- ding van de hierboven genoemde vondst van een rivierbedding onder Hoog Catharijne. Evenals Van Galen verwerpt De Groot de natuurlijke oorsprong van het noordelijke gedeelte van de Oudegracht. Hij baseert zich daarbij op de aanwezigheid van oeverwalafzettingen, die wat sedi- mentatierichting betreft niet met de richting van de Oudegracht stroken, maar wel met rivierlopen ongeveer haaks hierop. Ook de noordelijke Vechtloop, ongeveer ter plaatse van de Weerdsingel, wordt van Immink overgenomen. Deze loop wordt door uitgebreide archeologische waarnemingen bevestigd. Bij de Tolsteegsingel neemt De Groot een natuurlijk water aan, namelijk de Vecht, die dan met een wijde boog via het Wilhelminapark en Buiten Witte- vrouwen naar de noordelijke stadsgracht loopt. Een nxewy/e hypothese^
Onder door de mens opge-
brachte ophogingslagen bevindt zich de natuurlijke ondergrond van de stad Utrecht. Op een ondergrond van pleistocene dekzanden bevinden zich louter rivierafzettingen. De jongste van deze afzettingen kunnen worden verdeeld in vijf fysisch-geogra- fisch herkenbare gebieden: drie stroomruggen (in het zuiden, in het midden en in het noorden van de stad) en twee komgebieden tussen deze stroomruggen in ge- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Winter (1972, 1975)
volgt de mening van Immink en
Jongkees en laat de Rijn via de Minstroom, de zuidelijke bocht in de Oudegracht, de Nieuwe- gracht en de Kromme Nieuwe- gracht naar de Jansdam, Minre- broederstraat en Ganzenmarkt stromen op grond van de huidige hoogtekaart, de topografie met de afwijkende (naar het noorden verschoven) ligging van de Jans- kerk ten opzichte van het kerken- kruis en het toponiem Oudelle. Daarna wijkt zij echter van al haar voorgangers af door de Rijn naar het zuiden te laten stromen door de Oudegracht, om ter hoogte van de Geertekerk naar het westen af te buigen en te vervolgen in de Lijnpad Rijn. Dit alles op grond van de huidige hoogtekaart en een door archeo- logen geconstateerd niveau- verschil in de Romeinse tijd aan de westzijde van het voormalige castellum. De toen opgegraven rivierbedding onder Hoog Catha- rijne kan volgens deze auteur slechts van een kleine zijarm ge- weest zijn. Van Winter beschrijft voorts nog
een rivierarm, die aftakt bij het stadhuis en de loop van de noor- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Grool (19Si)
volgt de mening van Immink en
laat de Rijn langs het zuidelijk deel van de Oudegracht door het Nieuwegrachtgebied naar de Kromme Nieuwegracht lopen. De Runnebaan en het zuidelijk deel van de Kromme Nieuwegracht |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maart I april 1996
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De theorieën over de rivierlopen
in de stad Utrecht |
|||||||||||||||
legen. Stroomruggen worden ge-
kenmerkt door het voorkomen van voornamelijk rivierzand. Lager gelegen kommen bestaan groten- deels uit vette klei. Over grote delen van deze afzettingen komen kleiige overstromingslagen uit de middeleeuwen voor. Gedeelten zijn geërodeerd en alles is afgedekt met een door mensen opgebracht ophogingspakket. De natuurlijke ondergrond kan daarom soms meters diep zitten. |
De oudste van de stroomruggen
bevindt zich in de zuidelijke bin- nenstad <1> (zie bij dit nummer op het kaartje). Deze is vanaf 3500 jaar geleden afgezet door de Vecht, een zijrivier van de Rijn. De Vecht moet al voor de Romeinse tijd elders een bedding hebben gekozen, want in de Romeinse periode was hier slechts een rest- geul of helemaal niets meer van over. Langs deze restgeul vond in ieder geval al in de eerste eeuwen |
na het begin van onze jaartelling
bewoning plaats. Deze bewoners hadden de hoogste natuurlijke plek in de omgeving gekozen. De Romeinen kozen voor hun castellum een plaats die zelfs nog lager lag. De dwars door deze stroomrug
lopende Oudegracht moet op grond van de aan weerszijden van de gracht gevonden afzettingen als gegraven worden beschouwd. De hierin voorkomende bocht (bij de Twijnstraat) is in de twee- de helft van de 12e eeuw op natuurlijke wijze ontstaan door sterke stromingsactiviteit, waar- schijnlijk door overstromingen. Sporen van deze overstromingen zijn op verschillende plaatsen in de stad teruggevonden. Ook kro- nieken maken hier voor de jaren 1170 en 1173 melding van. Ten noorden van deze stroomrug bevindt zich een komgebied waarin voornamelijk klei is afgezet <2>. De Oudegracht ten noorden van de Geertebrug is door dit komgebied heen gegraven. Er heeft hier vrijwel geen natuurlijke bochtvorming plaatsgehad in hel moeilijk te eroderen pakket van zware klei. Het toponiem 'Oudelle' voor het oostelijk deel van dit ge- bied wijst op een kom, niet op een 'oud rivierdal', omdat hier in ieder geval sinds de tijd dat er geschreven bronnen bekend zijn geen rivier (meer) heeft ge- stroomd. Er is althans in dit ge- bied geen enkel spoor van een restgeul aangetroffen. De afslui- ting van de hier gevonden kleiige rivierafzettingen door een Ro- meins vegetatieniveau dateert de- ze afzettingen in de Romeinse tijd of eerder. Er is dus geen sprake van middeleeuwse rivierafzet- lingen. Alleen een kleiige over- stromingslaag kan in de vroege |
|||||||||||||
42
|
|||||||||||||||
maan I april 1996
|
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
middeleeuwen gedateerd worden.
De noordelijk hiervan afgezette stroomrug <3> is gevormd door de Rijn, die in ieder geval vanaf de Romeinse tijd grotendeels dezelfde bedding heeft aange- houden. De rivier is in deze tijd slechts weinig naar het noorden opgeschoven. Alleen in de buurt van het Pieterskerkhof heeft de Rijn haar bedding verlegd en is de flauwe bocht uit de vroege Romeinse tijd tamelijk scherp geworden. Aan de binnenkant van de genoemde flauwe bocht bouw- den de Romeinen aan het begin van onze jaartelling hun limesfort. De Rijn is daarna nog zeer actief geweest, want er is sindsdien onge- veer een meter oeverwal afgezet. Daardoor zijn deze afzettingen veel jonger dan de stroomrug van de zuidelijke binnenstad. In de loop van de middeleeuwen nam de rivieractiviteit af. Uit waarne- mingen, maar ook op theoreti- sche gronden, valt af te leiden dat de beddingbreedte bij de komst van de Romeinen ongeveer 250 meter was en in de Karolingische periode ongeveer 130 meter. Zo ontstond er in de late middel- eeuwen een restgeul waarvan het noordelijke en oostelijke deel van de Kromme Nieuwegracht en de Oudegracht tussen Stadhuisbrug en Bakkerbrug nog deel uitmaken. Hoewel de aanwijzingen van
rivieroevers fragmentarisch en moeilijk te dateren zijn, ontstaat uit de gegevens wel een algemeen beeld van een in de tijd naar het noorden opschuivende rivier, die haar eindbedding had ongeveer ter hoogte van de Annastraat en de Minrebroederstraat. De zeer flauwe bocht uit het begin van de Romeinse tijd heeft in de middel- eeuwen plaats gemaakt voor een |
tamelijk scherpe bocht ter plaatse
van het noordoostelijk deel van de Kromme Nieuwegracht, die daarom gezien kan worden als de gekanaliseerde restgeul van deze rivier. Uit de gevonden stromingsrich-
tingen volgt, dat de Rijn in de Romeinse tijd uit zuidoostelijke richting de stad binnenkwam, ongeveer bij het huidige Lepelen- burg. De middeleeuwse rivier kwam meer vanuit het zuiden, maar is in het Nieuwegracht- gebied niet meer terug te vinden. Daarom moet ook deze rivier ongeveer bij het Lepelenburg de stad zijn binnengestroomd. Op diverse plaatsen is een erosie- niveau waargenomen, dat op het eind van de Romeinse periode kan worden gedateerd. Daar overheen is vaak een natuurlijke kleilaag aangetroffen van gemid- deld een halve meter dik, een be- wijs dat er na de Romeinse bezet- ting veel overstromingen geweest zijn. Veelal wordt deze (meest vondstloze) kleilaag, die ook in het zuidelijke komgebied is aange- troffen, afgedekt door ophogings- lagen uit de 13e eeuw of later, waardoor een meer nauwkeurige datering niet mogelijk is. Het gebrek aan vondsten lijkt erop te wijzen, dat er weinig bewoning was in Utrecht in de vroege mid- deleeuwen. Ten noorden van de oeverwal van
de Rijn bevindt zich een kom- gebied <4>. Eigenlijk kan alleen het westelijk deel van dit gebied met veenvoorkomens bij de Catharijnesingel een komgebied genoemd worden. Naar het oosten toe gaat dit komgebied geleidelijk over in een laagliggende, horizon- tale zandafzetting. De jongste stroomrug is die van |
de middeleeuwse Vecht in de
noordelijke binnenstad <5>. Deze stroomrug is in de 12e eeuw afge- zet door een zich snel naar het noorden verplaatsende Vecht. Uit de gevonden beschoeiingen blijkt, dat deze steeds werden aangepast aan de zich verplaatsende rivier, evenwijdig aan de Waterstraat. Alle oeverwalafzettingen en schoei- ingen in het gebied wijzen op de zuidelijke oever van een oost-west gerichte rivierloop. De noordelijke stadsbuitengracht kan als een gekanaliseerde restbedding van deze rivier worden beschouwd. De waarnemingen wijzen op een rivier die hier slechts in de mid- deleeuwen heeft bestaan. Tor slot
Uit het historische overzicht
blijkt, dat de vele ontwikkelde hypothetische rivierlopen geba- seerd zijn op zeer weinig kennis van de natuurlijke ondergrond van de stad. De meeste auteurs baseren hun theorie op slechts enkele uitgangspunten en nemen voor het overige de rivierlopen van vroegere auteurs over. Het lijkt erop, dat alle theorieën uiteinde- lijk teruggaan op de 'Delineatio Veteris Castri' of op een ons on- bekende tekst bij deze platte- grond. Opvallend is, dat alle auteurs ge-
fixeerd zijn op de rivierloop door de stad. Er bestaat weinig interesse voor de verdere geografische situ- atie, ook al is deze net zo goed belangrijk om conclusies te kun- nen trekken over de vroege topo- grafie en bewoning van het stads- gebied. De eerste volledig beschreven
rivierloop wordt gegeven door Van Asch van Wijck (1835), waarbij deze zich baseert op gegevens van vroegere auteurs. Naarmate er meer |
|||||||||
43
|
|||||||||||
irt I april 1996
|
|||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||
De theorieën over de rivierlopen
in de stad Utrecht |
|||||||||||||||
concrete gegevens van de onder-
grond bekend worden door onder andere archeologisch onder- zoek, wordt ook het waarschijn- lijkheidsgehaltc van de recon- structies steeds groter. Een enkele keer wordt deze ontwikkelings- lijn doorbroken door 'rebellen' zoals Labouchère (1940) en Van Winter (1972, 1975). De hypo- thetische rivierloop die door de meeste argumenten gestaafd wordt, is gegeven door de Utrechtse stadsarcheoloog De Groot (1983, 1993). Toch verlaat ook hij zich op niet onderbouwde gegevens van vroegere auteurs met betrek- king tot een rivierloop door de zuidelijke oude stad. Het moge duidelijk zijn, dat slechts een gedetailleerd onderzoek van de natuurlijke ondergrond een eind kan maken aan toekomstige speculaties. Noten
(1) Onder de Oudelle wordt tegen-
woordig algemeen het gebied tussen de Oudegradit en de Maliesingel verstaan. (2) De op deze plaats beknopt beschreven
natuurlijke ondergrond zal in een nog te verschijnen publicatie in het Historisch Geografisch Tijdschrift uitvoeriger worden behandeld en onderbouwd door de auteur van dit artikel.
Literatuur
Acket, M.N., 'Een merkwaardige
kaart van Utrecht en omgeving' JOU 1931,44-77. Asch van Wijck, H.M.A.J. van,
Geschiedkundige beschouwing van het oude handels-verlceer der stad Utrecht van de vroegste tijden af tot aan de Ue eeuw I (Utrecht 1835). Byvanck, A.W. (ed.), Itinerarium Antonini Excerpta Romana, De bron- nen der Romeinse geschiedenis van |
|||||||||||||||
Weder/anc/l 1931-1947,536-537.
Calkoen, G.G., Wateren, binnen het Sticht van Utrechten daarmede in verband en gemeenschap zijnde (typoscript Gemeente Archief Utrecht 11898-1899). Galen, J. van, 'Waar lag de Noda?'
MOU 1939, 9-10. Geer van Oudegein, J.J, de. Het Oude Trecht als oorsprong der stad Utrecht - Bijdragen tot de geschiede- nis en oudheden der provincie Utrecht uit de oorl(onden (Utrecht 1860). Groot, H.L. de, Schoeiingen, scherven
en schepen, Rijn en Vecht in Utrecht in de elfde en twaalfde eeuw- Docto- raalscriptie Middeleeuwse archeolo- gie UVA 1983 (niet gepubliceerd, een wel gepubliceerde, verkorte weer- gave is: Groot, H.L. de. Terugblik op Traiectum, een archeologische schets (Utrecht 1993). Haakma Wagenaar, Th., 'Enige hypo-
thesen van Dr. G.C. Labouchère over het middeleeuwse Utrecht' JOU 1971, 13-32. Heeringa, K., 'Bijdrage tot de oude
geschiedenis van de stad Utrecht en haar naaste omgeving'70L/1924, 55-70. Holwerda, J.H., 'Het Oude Trecht' in:
Dorestad en onze vroegste Middel- eeuwen [leiden 1929). Hortensius, L., Historie ofte wijder verklaringhe van de Utrechtsche gheschiedenissen oorlogen ende veranderinghen van denjare 1524 tot de beschrijvinghe van 't Bisdom aen die van Bourgondien - beschreven door Lambertum Hortensium Mont- fortium (1546); overgeset uyt de Latijnsche in de Neder-duytsche tale door A. Strick ('s Gravenhage 1625). Immink, P.W.A., 'Iets over den Rijnloop in Utrecht' /MOU 19 (1946) 53-60. Jongkees, J.H., 'Aanteekeningen
over Utrechts oudste geschiedenis' JOU )946/1947, 35-88. |
Labouchère, G.C., 'De Geertekerk,
haar lotgevallen in de eerste eeuw van haar bestaan' Utrechtsch Dagblad 29 november 1940. Deze rivierloop werd in iets andere vorm gepubliceerd door Haakma Wagenaar (1971). Monde, N. van der, Geschied- en oudheidkundige beschrijving van de pleinen, straten, stegen, waterleidin- gen, wedden, putten en pompen der stad Utrecht (litrechX 1844-1846). Muller Fz.,S., 'Een en ander over Trecht en Utrecht' Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde. Nieuwe reeks, IX, Utrecht 1876, 282-313. Muller Fz., 5. & Bouman, A.C. eds., Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 13011 [Utrecht \920). Vollgraff, C.W., Hoorn, G. van & Jongkees, J.H., 'Proefgraving ten oosten van het Domplein te Utrecht' Med. Kon. Ned. Ak. wetensch.; afd. letterk.; nieuwe reeks: 9, 7 (1946) 253-278. Vuuren, L. van, 'Bij de hoogtekaart
van de stad Utrecht' JOU 1932,48-50. Winter, J.M. van, 'Utrecht am Rhein, Mittelalterlicher Rheinlauf und Entstehungsgeschichte der Stadt Utrecht' Die Stadt in der europaischen Geschichfe. Festschrift Edith Ennen (Bonn 1972) 138-152. Winter, J.M. van, 'Utrecht aan de Rijn, Middeleeuwse Rijnloop en wordings- geschiedenis van de stad Utrecht' JOU 1975, 44-72. |
||||||||||||||
44
|
|||||||||||||||
maart I april 1996
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
D E
|
KEUZE VA
|
||||||||||||||||||
N
|
|||||||||||||||||||
De keuze is deze keer van
Lisette Ie Blanc, conservatrice van het museum Dorestad. Museum Dorestad dankt zijn
bestaan aan de opgravingen, die vanaf 1967 door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem- onderzoek (ROB) werden uitge- voerd. Opgravingen hebben aan het licht gebracht, dat in Wijk bij Duurstede het Oude Dorestad heeft gelegen, maar ook dat er reeds bewoning was in de Bronstijd, Ijzertijd en Romeinse tijd. Het accent in het museum ligt op de geschiedenis van Dorestad, dat zijn bloeitijd beleefde in de jaren 750- 850. Getoond wordt de expositie "Een beeld van een opgraving" . Museum Dorestad is het enige museum in Nederland, dat met deze unieke en waardevolle expo- sitie een goed beeld geeft van het Vroeg-Middeleeuwse leven. Aan de hand van bodemvondsten, foto's en maquettes wordt inzicht gegeven in het leven uit die tijd. Een van de maquettes toont een
reconstructie van de haven, hét belangrijkste aspect van Dorestad. Dankzij de ligging op het kruis- punt van twee belangrijke han- delsroutes heeft Dorestad zich ontwikkeld tot één van de belang- rijkste handelssteden van Europa. Kooplieden kwamen van heinde en ver: uit Engeland, Scandinavië, Erankrijk en Duitsland. Zij brach- ten voorwerpen mee, bijvoorbeeld Badorf aardewerk uit het Duitse Rijngebied, en vijzels uit Erankrijk. Zij namen ook produkten mee te- rug uit Dorestad en betaalden met eigen munt. Er zijn bijvoorbeeld sceatta's gevonden, die afkomstig zijn uit Engeland en Karolingische denarri uit Frankrijk, Noord-Spanje |
|||||||||||||||||||
Maquette van
de haven van Dorestad, ca 800. Foto: ROB. |
|||||||||||||||||||
en Noord-Italië. Ook zijn er mun-
ten die in Dorestad geslagen werden, gevonden in Frankrijk, Engeland en Duitsland. Kortom er heerste een en al bedrijvigheid. Het was ook een rijke stad. Regel- matig kwamen de Vikingen plun- deren. Deze rooftochten en ook de veranderende loop van de rivier waren er de oorzaak van dat de stad zijn betekenis verloor. De bewoners bouwden elders hun bestaan op. Dorestad lag er ver- laten bij. Nabij de resten van Dorestad ontstond in de dertiende eeuw Wijk bij Duurstede. De haven bestond uit een groot
aantal steigers. Het was een com- plex van houten straten, soms wel 200 meter lang. Deze steigers rustten op verticale palen, waarop een plankier van ongeveer drie tot vier meter breedte lag. De vondst van dit complex vertelt ook iets over de ligging van de rivier. De Rijn verwijderde zich steeds meer naar het oosten door aanslibbing in de binnenbocht van de rivier en dat maakt het nodig de straatjes steeds verder uit te bouwen. Zo bleven de voeten droog als men |
bij de schepen walde komen. Ook
zijn er sporen en plattegronden van huizen gevonden. De huizen wa- ren van hout, in de lengte gericht op de rivier en waren twintig tot dertig meter lang en zes tot acht meter breed. De huizen bij de rivier stonden dichter bij elkaar dan verderop. In het museum zijn verder res-
tanten van de scheepvaart te zien zoals bootshaken, een scheeps- ketting en scheepsnagels. Voorts zijn er voorwerpen die het dage- lijks leven tonen, zoals spinklos- jes, speelfiches, mantelspelden, haarspelden en schaatsen. Ook is er wapentuig te zien en gebruiks- voorwerpen uit de landbouw en voedselvoorziening. Museum Dorestad
Volderstraat 15 Wijk bij Duurstede tel. 0343 - 571448 geopend dinsdag tot en met zondag van
13.30-17.00 uur Voor groepen ook buiten genoemde
tijden. Tevens vi/orden er veel publieks- gerichte aktiviteiten ondernomen. |
||||||||||||||||||
45
|
|||||||||||||||||||
maart I april 1996
|
U T R E C >1 T
|
||||||||||||||||||
oud-utrecht
|
||||||||||||
een levende vereniging
met hart voor Utrecht Meepraten over de toekomst
Leden van de vereniging Oud-Utrecht weten waar-
over zij het hebben als zij zich verzetten tegen aantasting van het historisch erfgoed. Zij praten met gezag mee over het verleden en de toekomst van hun stad en hun provincie. Excursies, lezingen en forums
Oud-Utrecht organiseert excursies naar historische
gebouwen, tuinen en dergelijke. Daarbij gaan vaak deuren open die normaal gesloten blijven. Op lezingen en forums worden belangwekkende historische en actuele ondenwerpen behandeld. Behalve het Jaarboek en het Maandblad ontvan-
gen de 1800 leden van Oud-Utrecht elk jaar de Archeologische en Bouwhistorische Kroniek, ver- zorgd door de Stichting Publikaties Oud-Utrecht (SPOU). Zo blijven de leden op de hoogte van de altijd weer belangwekkende vondsten in Utrechts bodem en historische gebouwen. De Oud-Utrecht-Prijs
Oud-Utrecht bevordert de bestudering van de
geschiedenis van stad en provincie. Daarom is in 1992 de Oud-Utrecht-Prijs ingesteld, groot 3000 gulden. Eens in de twee jaar wordt deze prijs toe- gekend aan de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis van Utrecht. Zo blijft Oud-Utrecht actief om de kennis van het verleden van stad en provincie te vergroten. |
||||||||||||
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud-Utrecht.
|
||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2623866/2626800
fax: 030-2623274
|
||||||||||||
Hierbij geef ik mij op als lid van de Vereniging Oud-Utrecht
naam
adres
|
iül
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(5 O
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
u ï
Ml
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woonplaats
|
L o » —r ^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
postcode
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geboortedaturn^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
s--.ë
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a.u.b. aankruisen wat u kiest:
ü met onmiddellijke ingang (u betaalt dan contributie over het lopende kalender-
jaar en ontvangt dan alle publikaties die dit jaar zijn verschenen) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met ingang van het volgende jaar
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maandblad en Jaarboek
Het Maandblad Oud-Utrecht geeft volop informatie
over de geschiedenis en het heden van stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en 'verenigingsnieuws' onmisbaar. Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boelende
wetenschappelijke bijdragen en om de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/Muus
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NVM
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/^/
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______ 030-234 00 08
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
• Elektra
• Klimaat
• Sanitair
• Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Tel. 030-288 24 64 Fax 030-288 57 33 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l&B
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J&B Conseil B.y.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 254 32 12, Fax 0.30 - 254 32 11 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oud-utrecht
|
|||||||||||||||||||||
hier
postzegel plakken |
|||||||||||||||||||||
''J.'
|
|||||||||||||||||||||
•;(..:■ ^ -V
|
|||||||||||||||||||||
Vereniging Oud-Utrecht
Pr. Hendriklaan 76 3584 ER Utrecht |
|||||||||||||||||||||
Oud-utrecht
'Vereniging tot beoefening en verspreiding
van de l<ennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht' opgericht in 1923 |
|||||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74 |
|||||||||||||||||||||
IJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
|||||||||||||||||||||
TAILORSSINCE1850
|
|||||||||||||||||||||
ER IS EEN BAN
WAAR OUDE WAARDE NOG TN FRF WORDEN GEHOUDEN.
|
|||||||||||||||||||||
InJd
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
|||||||||||||||||||||
A8-.TS OCriqol
|
|||||||||
Utrecht
|
|||||||||
6 9e jaargang nummer 3
|
|||||||||
Medeleven in het feest van de instelling... '"'"'
Uit de geschiedenis van het Universiteitsmuseum
Nijverheid
Industriële bedrijvigheid in de Vechtstreek: industrie en water
Richard ffl
|
|||||||||
Opening
Universiteits- museum |
|||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-288 21 31 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*;
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-2313804 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^yf:i/é//y^^fi/hi
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lul \ftl ■\nlu/iiaii \ ('nnni>i\i hap
.7/'r//r yrr/^i-ij/zwf,//7 /9 ./vT/^ .0. /6 )'//,r,//.W. /;■■//■ 2// y^ó/y
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ij drukken
ook
uw kosten Bel ons voor een offerte
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
é^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
&>LIS144N
BOUW&VAST3C£D
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROTO SMEETS DE BOER
TELEFOON ü30'/8y'/8??
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
69e jaargang nr, 'i mei/juni 1996 ISSN 1380-7137 Oud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Ulrecht, vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis der gescliiedenis van stad en provincie Utrecht. Voorzitter: \.W. Lemaicr
Sccrclariaal: Mw. J.C.M. Pcnnings,
p/a Alexander Numankade 201,
3572 KW Utrecht.
PcnniiigmecsdT.- J. Baars.
ökunt zich opgeven als lid van de vcvfni-
ffng Oud-Vtrccht door te schri/vcn naar:
Oud-Utrecht,
Anlwoordnummer 3335,
3500 VP Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-ƒ 30,=; 65+ / 44,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes. Tel. 25i4099.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, M. van Hattem,
B. \an den Hoven van Genderen,
M.C van üudheusden,
B. van Santen, E. Tigelaar,
M. van de Vrugt, A. van der Zeljden.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht,
Vormgeving.- De Vormers, Utrecht
Druk: De Boer Cuperus
Oud-Utrecht. Tweemaandehjks tijdschrift
verschijnt zes maal per Jaar. Deadline agenda volgende nummer: 15 juni 1996, verschijningsdatum 1 aiigustus. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 'A of 3 '/l inch floppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0of5.1) Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Het gebruik van tussen- kopjes wordt aangeraden; Illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
||||||||||||||
Dit maal openen wij met een bericht over de redactie zelf. Ons medelid Erik Tichelaar heeft te
kennen gegeven de redactie te willen verlaten om zo meer tijd te hebben voor eigen onderzoeks- en publicatiewerkzaamheden. Wij zullen zijn inbreng en persoon zeker missen. Hoezeer mag blijken uit de "ontdekking" die hij nog op de valreep deed over het verblijf van de latere engelse koning Richard UI hier in Utrecht. Aanleiding voor dit onderzoek was het aardige artikeltje dat de redactie ontving van mevrouw Fanny Huisman. Binnen de redactie bleek enerzijds onbekendheid te bestaan over dit feit, anderzijds was het bericht wel bekend, maar werd het als "zo'n verhaal" tenminste sceptisch hekeken. Reden dus om na te gaan of er op eenvoudige wijze iets meer duidelijk- heid in deze zaak kon worden verschaft. Erik Tichelaar heeft deze taak op zich genomen. Het resultaat leest u in dit nummer. Van het bestuur kwam de volgende mededeling:
Punt 8 op de agenda van de Voorjaarsledenvergadering op 5 juni luidt: Wijziging statuten en huis-
houdelijk reglement. Uiteraard liggen exemplaren tijdens de vergadering ter inzage. Verder kan men de tekst inzien bij
de receptie van de Cemeentelijke Archiefdienst, Alexander Numankade 199. Openingstijden: ma: 13.30-17.00 uur; di, wo, vrij: 9.00-17.00 uur; do: 9.00-21.00 uur; za: 9.00- 12.30 uur. |
||||||||||||||
Inhoud
|
||||||||||||||
Van de redactie
Universiteitsmuseum
t^ledeleven in het feest van de instelling..,
P,D, 't Hart Agenda
Ricliard III
Fanny Hulsman
Erik Tichelaar Boeltenschouw
Nijverheid
W. van den Broeke
Van de leestafel
De Keuze
Loosdrechts porselein beschilderd met een waterlandschap
Conny G. Bogaard |
||||||||||||||
51
52 59
60 62
66 68
69 |
||||||||||||||
51
|
||||||||||||||
mei /juni 1996
|
UTRECHT
|
|||||||||||||
Medeleven in het feest \an de instelling.
Uit de geschiedenis van het Universiteitsmuseum
|
||||||||||||||||||
Regelmatig ziet men op dit moment mensen werken achter het hoge ijzeren
toegangshek van de Oude Hortus, op het einde van de Nieuwegracht in de buurt van de Agnletenstraat. Vrijwilligers uit de buurt en leden van de Utrechtse Rotary-clubs hebben er in de afgelopen jaren onder leiding van tuin- architect Copijn een ware lusthof geschapen. In de Lange Nieuwstraat is na de bouwvakvakantie van 1995 een deel van het oude Botanisch Laboratorium gesloopt en zijn bouwvakkers begonnen met geheimzinnige werkzaamheden. Dit alles als voorbereiding op de grote dag: 11 oktober 1996, waarop het Universiteitsmuseum aan een nieuwe periode in zijn bestaan begint. |
||||||||||||||||||
(1744-1817), hoogleraar Philo-
sophia, Physica en Metaphysica van 1775 tot 1815. Zij moesten daarvoor naar het Theatrum Ana- tomicum et Physicum aan de Lange Nieuwstraat dat tussen 1726 en 1818 als Natuurkundig Laboratorium van de Universiteit dienst deed. (Met de verhuizing van het Universiteitsmuseum keert dus een deel van de collectie terug naar een vertrouwde omge- ving.) Rossijn had er zelf belang bij, want de universiteit was niet rijk en hij kon nu dankzij het Gezelschap instrumenten kopen die hij ook kon gebruiken voor zijn eigen onderwijs en onderzoek. Anders had hij ze uit eigen zak moeten betalen. Het Gezelschap verzorgde ook le-
zingen, vaak over thema's die het belang van wetenschap voor het dagelijks leven aantoonden. Bij- voorbeeld over 'De vijligheids- lamp, uitgevonden om in de mijnen te gebruiken', 'Over het golvenstillend vermogen van de olie door onzen ijverigen stadge- noot P. van Griethuizen opnieuw ter baan gebracht en ter beveili- ging van dijken voorgesteld' of 'Over het dieet der Nederlanders, in verband tot den volksgeest'. De leden van het Gezelschap hebben in de vorige eeuw ook zelf proeven gedaan. Zij namen bijvoorbeeld instrumenten mee naar huis om daar familie en vrienden versteld te doen staan met demonstraties van natuurkundige verschijnselen. Maar na 1870 kwam de klad erin. Een van de redenen was, dat de natuurkunde de kinderschoenen ontgroeide en het bevattingsvermogen van de gemiddelde leek begon te over- stijgen. Bovendien bepaalde de Wet op het Hoger Onderwijs dat de |
||||||||||||||||||
Mooie dochters
Het is allemaal begonnen in
1918. Om precies te zijn in het Natuurkundig Laboratorium aan de BijIhouwerstraat. Amanuensis M.F. Filbri had met zijn gezin in dat gebouw gewoond en - volgens de legende - de zolders tot verbo- den gebied verklaard. Daar waren - nog steeds volgens de legende - de slaapkamers van zijn mooie dochters. Filbri wist waar studen- ten van dromen en had daarom de zolders tot verboden gebied verklaard voor mannen. Na zijn overlijden in december 1917 verhuisde het gezin en lag nieuwsgierigen niets meer in de weg. Zo kwam het dat 'assistent bij physica' dr. P.H. Van Cittert op een gegeven moment rond- neusde op de zolders. Weetgierig keek hij achter een deurtje en vond daar een stoffige verzameling van zo'n 1.000 antieke instru- menten. Op een aantal zat een etiket waaruit bleek dat ze eigen- dom waren van het 'Natuurkun- dig Gezelschap'. Na een nauw- gezette speurtocht kwam Van Cittert er achter dat het ging om het 'Gezelschap ter Beoeffening en Bevordering van de Proef- ondervindelijke Natuurkunde, opgericht binnen Utrecht den 8. December 1777'. |
||||||||||||||||||
Het Natuurkundig Gezelschap
In de achttiende eeuw hebben
leergierige en welgestelde burgers met belangstelling voor kunsten en natuurwetenschappen tal van genootschappen en gezelschappen opgericht. Zulke clubs lietheb- berden bijvoorbeeld in de natuur- wetenschappen met allerlei interessante proefjes: 'physique amusante'. En ze vergrootten de kennis van de leden door het organiseren van demonstraties en lezingen. Ze schreven ook prijs- vragen uit om de meest uiteenlo- pende vraagstukken op te lossen. Het Utrechtse 'Natuurkundig Gezelschap' had als doel onder meer 'het onderzoeken van alle zulke stukken, tot gemelde We- tenschap (de natuurkunde 'tH) behoorende, het beproeven van alle zulke voortkomende Nieuwig- heden, en het doen van alle zulke Proeven als wegens den Aert van het Onderwerp, den Omslag en Kostbaarheid van den Toestel of de onzekerheid van den Uitslag min geschikt zijn om door een byzonder Persoon te worden be- handelt'. De leden hebben genoten van
demonstraties door hoogleraren zoals de stichter van het gezel- schap, prof. dr. J.Th. Rossijn |
||||||||||||||||||
52
|
||||||||||||||||||
P.D.-tHart
|
||||||||||||||||||
mei /juni 19 9 6
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
Mevrouw Van Cittert bij de kist waarin het
archief van het Natuurl<undig Gezeischap jareniang opgesiagen is geweest (Foto Jac. P. Stolp, coliectie Universiteitsmuseum) |
||||||||||||||||||||||
universiteiten onderzoek moesten
verrichten en dus kochten ze voortaan zelf instrumenten. In 1877 verhuisde de collectie
mee met het natuurkundig labo- ratorium naar de Bijlhouwer- straat. Daar droeg het Gezelschap in 1889 alle instrumenten over aan de universiteit, op voorwaar- de dat de leden ze konden blijven gebruiken. Maar in 1892 shep het in en verdween de collectie naar een stoffige rustplaats op de zolders. Gelukkig vormden de dochters van Filbri een onneem- bare veste, want wie weet wat er anders met de instrumenten gebeurd zou zijn. Den blik verruimen
Van Cittert besloot de instru-
menten te inventariseren en te onderzoeken waar ze vandaan kwamen en hoe ze werkten. Hij vond bij de weduwe van profes- sor Kapteyn het archief van het Natuurkundig Gezelschap: in een kist die zij - volgens een andere legende - juist met de gemeente- reiniging wilde meegeven. Een speurtocht langs de ledenlijst bracht aan het licht dat er nog vier leden in leven waren. Dat was volgens de statuten precies voldoende om het Gezelschap in 1928 te laten herleven. Als er nog maar drie leden waren geweest, zou het automatisch zijn opgeheven. De collecties zouden dan eigendom worden van de Universiteit. Van groot belang was de oprich-
ting in 1928 van de 'Stichting Utrechtsch Universiteitsmuse- um'. Doel was 'het bijeenbrengen, uitbreiden en beheeren van eene verzameling van geschriften en voorwerpen, welke voor de ken- nis van de geschiedenis van de |
Utrechtsche Universiteit van be-
lang zijn te achten, het organisee- ren van tentoonstellingen van voorwerpen als bedoeld en al het- geen verder wordt vereischt om de belangstelling in de geschiede- nis van het Universitair onderwijs te wekken'. Conservator-secretaris werd Van
Cittert. Van verscheidene kanten werden antieke instrumenten te koop aangeboden. Iemand stuur- de bijvoorbeeld een foto van een microscoop die hij wilde verko- pen. Het was een 'Neurenberger microscoop' van omstreeks 1750. Van Cittert schreef de eigenaar: 'Het is een type dat zeer populair geweest is wegens de goedkoopte (hout en papier) en waarvan er nog vele zyn behouden gebleven. Indien U het wilt afstaan aan het Utrechtsch Universiteitsmuseum zyn wy bereid er een somma van F. 25,- voor te betalen. Dit is m.i. wel de uiterste prys die U er in Holland voor maken zult'. In 1996 brengt zo'n instrument toch al gauw 5.000 gulden op. Op initiatief van de Stichting
begon een speurtocht naar in- strumenten in de universitaire instituten. De collectie werd (en wordt nog steeds) bovendien verrijkt doordat eigenaars waar- devolle voorwerpen schenken of in bruikleen afstaan. In het bestuur van de Stichting
zat onder anderen de Utrechtse astronoom prof.dr. A.A. Nijland, directeur van de Sterrenwacht en beheerder van het archief van de Senaat. Hij was een verwoed ver- zamelaar want toen in 1936 zijn collectie aan de universiteit werd overgedragen, bleek deze niet alleen veel manuscripten en |
|||||||||||||||||||||
prenten te omvatten, maar ook
documenten over de geschiedenis van de universiteit. In 1928 werd in het Academiege-
bouw de eerste tentoonstelling geopend. Bij deze gelegenheid zei Dehandtel^eningen
president-curator dr.mr. A.F. ba- van prof. J. Th.
ron van Lynden onder meer: 'Het Rossijn en andere
aanschouwen van het werk onzer oprichters van het
voorouders heeft zijn bijzondere Natuuricundig
beteekenis voor het onderwijs. Gezelschap.
omdat het den studenten be- (Foto Jac. P. Stolp,
scheidenheid leert door hen de collectie Universi-
groote traditiën van het voorge- teitsmuseum)
|
||||||||||||||||||||||
'S.
|
||||||||||||||||||||||
53
|
||||||||||||||||||||||
^^ï;;:^1/^ü.*'?
|
||||||||||||||||||||||
y.^
|
||||||||||||||||||||||
mei /juni 1996
|
||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||
Medeleven in het feest van de instelling...
Uit de geschiedenis van het Universiteitsmuseum
|
|||||||||||||
uiting te geven aan het medeleven
in het feest van de instelling, wier bloei en belangen ten nauwste met die der gemeente verbonden zijn, heeft besloten, ten behoeve van een te stichten Universiteits- museum aan den Staat der Ne- derlanden af te staan het voor dit doel aangekochte gebouw Trans nr.8'. Nadat hij de vergulde sleutel van het gebouw (dat omstreeks 1634 is gebouwd) aan de rector magnificus had overhandigd, vervolgde hij: 'In het museum zullen, naast herinneringen aan den bloei van onze Universiteit, voorwerpen een plaats vinden, welke getuigen van het belang, dat de stad in haar heeft gezien, en, naar wij vertrouwen, zullen deze ook in volgende jaren aan- gevuld worden met bewijzen van levendige belangstelling van het gemeentebestuur en van de bur- gerij. Moge de "Sol Justitiae" voor Utrecht stralend blijven, met warm licht onze oude stad blijven beschijnen, zodat het museum, ook in verre toekomst, kan getui- gen van rijk wetenschappelijk leven van onze universiteit'. Een gegeven paard
Het was ook toen niet altijd
even verstandig een gegeven paard in de bek te kijken. Het pand bleek grondig te zijn uitge- leefd, onder meer omdat het een tijdlang als weeshuis had dienst gedaan. De toestand was zo slecht dat de tentoonstelling ter gelegen- heid van het jubileum van de universiteit in 1936 werd onder- gebracht in het Geografische Insti- tuut aan de Drift. Het Utrechtsch Dagblad vond het een fraaie expo- sitie. 'De rondgang heeft ons weer laten zien, deels met hoe primitieve middelen onze voorvaderen heb- ben moeten werken in vergelij- |
|||||||||||||
Hij schreef ook diverse artikelen,
onder andere in het Jaarboek van Oud-Utrecht, en een beschrijven- de catalogus van de verzameling microscopen. In 1934 begon hij aan de voorbe-
reiding van een tentoonstelling bij het derde eeuwfeest van de universiteit in 1936. In diezelfde tijd sprak het gemeentebestuur met de universiteit over een geschikt cadeau om bij die gele- genheid aan te bieden. Men werd het al snel eens: 'een passend gebouw, waarin ondergebracht zou kunnen worden een verza- meling van herinneringen aan de Universiteit en waar gelegenheid is voor het inrichten van kleine tentoonstellingen'. De gemeente kocht voor 18.000 gulden het pand Trans 8 en op 22 juni 1936 was het zover. Burgemeester dr.mr. G.A.W. ter Pelkwijk sprak toen in de Academische Senaat de gedenkwaardige woorden: 'De gemeenteraad, van oordeel, dat er alle aanleiding bestaat, der tradi- tie getrouw, door een geschenk |
|||||||||||||
Burgemeester Ter slacht te duci: l.-^:iiicn en aan de
Pelkwijk opent op andere zijde hen prikkelt deze
)9-J-r9J8meteer) voort te zetten. De studie van de
'gouden'sleutel ontwikkeling der instrumenten
de achterdeur van moet een goed inzicht bevorderen
hetUniversiteiti- in den bouw van het moderne
muieum aan de instrument, dat vaak slechts door
Trans. zijn historie begrepen kan wor-
(FotoJac. P. Stolp, den. De kennismaking met oude
collectie Universi- methoden kan den blik verruimen
teitsmuseum) en vaak tot hunne toepassing
ook in de moderne wetenschap
leiden'.
De tentoonstelling maakte ook
duidelijk dat de collectie een goed onderkomen verdiende. Getuigen van rijk
wetenschappelijk leven Dankzij steun van onder an-
dere het Universiteitsfonds kon de Stichting in de volgende jaren diverse unieke instrumenten ko- pen. Intussen ging Van Cittert voort met zijn onderzoek. Dat leidde onder andere in 1929 tot een tentoonstelling in het Na- tuurkundig Laboratorium over de ontwikkeling van de microscoop. |
|||||||||||||
54
|
|||||||||||||
mei /juni 199 6
|
|||||||||||||
■H^W(*i«i!?^.i^;^«!;ïSï^'.W^^j*v
|
||||||||||||||
hij zijn functie neer. Het museum
was toen vooral een bewaarplaats voor de collecties, de presentatie kwam duidelijk op het tweede plan. Dat had zo zijn gevolgen voor de aantallen bezoekers: in 1948 waren er maar twee belang- stellenden komen opdagen. In de tussentijd had Van Cittert
in het Natuurkundig Laboratori- um hard gewerkt aan de collectie van het Natuurkundig Gezel- schap, die (lot 1951) niet in het pand aan de Trans was onderge- bracht. Hij had onder meer de verzameling uitgebreid en een tentoonstelling over de microsco- pen georganiseerd. De Van Citterts
Het lag daarom geheel voor
de hand dat Van Cittert in 1951 Bannier opvolgde als directeur van het Universiteitsmuseum. Gesteund door een vrijwilligster voor de administratie en zijn vrouw dr. J.G. van Cittert-Eymers |
||||||||||||||
king met de moderne outillage
van den huldigen tijd, maar tevens heeft zij ons met bewondering vervuld voor het vernuftig brein van hén, die eens de wereld ver- steld hebben doen staan door hunne vindingen'. Burgemeester ter Pelkwijk was minder geluk- kig, omdat de tentoonstelling niet in het pas geschonken gebouw stond. 'Is dat niet jammer? Zou het niet beter zijn dit te doen in het provisorisch daarvoor inge- richte gebouw aan den Trans? Minder mooi, ik erken het! Wilt u intusschen aanstonds belang- stelling wekken voor het nieuwe museum, dan zou het toch jam- mer zijn het in de dagen van het feest geheel ongebruikt te laten'. Jammer of niet, het gebouw aan de Trans moest eerst grondig worden opgeknapt. Er was geen centrale verwarming, geen toilet en geen aansluiting op de water- leiding. De universiteit kon en mocht uit haar budget geen geld reserveren om het grondig te res- taureren, want bezuinigingen op het wetenschappelijk onderwijs zijn geen uitvinding van onze tijd. Daarom was het goed dat er onder de burgerij een Lustrumac- tie was gehouden om geld bijeen te brengen voor de noodzakelijke reparaties en voor de inrichting. De nauwe relatie tussen de ge- meente en het Universiteitsmuse- um werd opnieuw zichtbaar toen Ter Pelkwijk op 19 september 1938 het museum eindelijk kon openen met de sleutel die hij twee jaar tevoren had overhan- digd. De gasten werden eerst toe- gesproken in de Aula, want het museum zelf was te klein om alle genodigden te herbergen. Intussen was de gepensioneerde
geschiedenisleraar dr. W.A.F. |
Bannier - voorzitter van de vereni-
ging Oud-Utrecht - al weer twee jaar directeur. 'Voorlopig stond hij aan het hoofd van een een- mansbedrijfje in een krakkemik- kig pand. Het was te klein om de hele collectie te bergen; er was geen telefoon; het was nauwelijks mogelijk het gebouw te verwar- men; er waren geen voorzieningen om de spullen te beveiligen; het gevaar van brand was levensgroot aanwezig, behalve als het regende want dan stroomde het water naar binnen. Voor sanitaire stops moest de arme man zich over de binnenplaats naar het Academie- gebouw reppen. Bovendien waren er ook nog enkele universitaire instellingen in gevestigd. Onder die primitieve omstandig-
heden had Bannier zijn handen vol aan de beschrijving van de collectie, die voornamelijk be- stond uit documenten, brieven en prenten. In 1950 vond de vieren- tachtigjarige het welletjes en legde |
|||||||||||||
Directeur P.H. van
Cittert legt de laat- ste hand aan een tentoonstelling. (Foto Jac. P. Stolp, collectie Universi- teitsmuseum) |
||||||||||||||
55
|
||||||||||||||
mei /juni 19 9 6
|
UTRECHT
|
|||||||||||||
Medeleven in het feest van de instelling.
Uit de geschiedenis van het Universiteitsmuseum
|
|||||||||||||||
1976 bleek ook nog dat het pand
brandgevaarlijk was. Daardoor moest het bezoekerstal omlaag. Maar in 1981 kwam de oplossing voor de problemen. Tenminste ... Te klein behuisd aan de
Biltstraat In de jaren tachtig verhuisde
de faculteit Diergeneeskunde naar De Uithof en daardoor kwam in 1980 het Pathologisch Instituut aan de Biltstraat leeg te staan. Het werd al gauw gekraakt. Toen besloot het bestuur van de uni- versiteit -volgens weer een andere legende - van het ene op het an- dere moment dat het pand (dat is gebouwd in 1907-1908) geschikt was voor het museum. Het werd ontruimd, er werd wat aan ver- timmerd, een deel van de collec- ties kreeg er een onderkomen en op 28 januari 1983 opende de voorzitter van het College van bestuur, dr. L. Ginjaar, er het Universiteitsmuseum. Maar ook dit pand was in veel opzichten niet geschikt. Het was te klein om de collecties te bergen en grotere tentoonstellingen in te richten. In de zomermaanden steeg de tem- peratuur op drukke dagen tot on- gekende hoogte, zodat personeel en bezoekers naar frisse lucht snakten. Het spreekt vanzelf dat zoveel vochtige hitte slecht was voor de antieke instrumenten en documenten. Het zou allemaal misschien minder erg geweest zijn als het bezoekerstal eind jaren tachtig niet snel was gaan groeien: van plm. 9.000 naar gemiddeld 25.000 en zelfs een uitschieter van 50.000. Bovendien groeide de collectie.
Zodra een faculteit bijvoorbeeld besloot om bij het onderwijs nieuwe hulpmiddelen te gaan ge- |
bruiken, kreeg het museum de
oude aangeboden. Voor zover ze tenminste niet naar de schoor- steenmantel van docenten en an- dere liefhebbers verdwenen of achteloos bij het oude vuil wer- den gezet. Ook politieke beslis- singen hebben de collecties van het museum doen groeien. Toen Den Haag in 1988 de faculteit tandheelkunde ophief, verhuisde de enorme verzameling boeken, prenten en instrumenten naar het gebouw aan de Biltstraat. Het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht was en is er- van overtuigd dat het museum een ruimer onderkomen waard is. Eerst is er nog een tijd gesproken over de mogelijkheid dat het een plaats zou vinden in het Nationale Wetenschapscentrum dat naar men hoopte in Utrecht zou ko- men. Ook nu bleek de politiek te beschikken waar de mens had gewikt: hel Wetenschapscentrum werd toegewezen aan Amsterdam en het Universiteitsmuseum bleef opzijn oude plekje. Maar de ommekeer kwam in
1991 toen de vakgroep Biologie verhuisde naar De Uithof. Daar- door kwamen het voormalige Botanisch Laboratorium (waarvan de bouw in 1902 startte) en de Oude Hortus vrij. Van groot belang was dat het Utrechtse ge- meentebestuur in 1992 besloot het Museumkwartier te revitaliseren. Het stadsdeel ontleent zijn naam aan de aanwezigheid van een aan- tal musea: de Sterrenwacht, het Centraal Museum, Museum het Catharijneconvent, het Spoor- wegmuseum en Van Speelklok tot Pierement. Daar komt in 1996 het Universiteitsmuseum bij, minstens even grondig 'gerevitali- seerd' als het Museumkwartier. |
||||||||||||||
- die hem in 1955 als directeur
zou opvolgen - begon hij een actief tentoonstellingsbeleid. Daar was duidelijk behoefte aan, want het aantal bezoekers groeide. Door zijn publikaties zorgde hij ervoor dat het museum bekend werd bij geleerden en andere belangstellenden over de hele we- reld. Bovendien groeide de collectie en kwamen er twee afdelingen bij: in 1954 de diergeneeskunde en - tijdens het directeurschap van
mevrouw van Cittert (1955-1968) - in 1958 de afdeling tandheelkun- de. Beide verzamelingen zijn se- dertdien sterk gegroeid, zodat ze nu tot de grootste ter wereld be- horen. Zo werd de afdeling tand- heelkunde in 1959-1960 uitge- breid met een groot aantal antieke instrumenten, boeken en prenten: de Kalman Klein-collectie. Een an- dere naam die onlosmakelijk ver- bonden is met de opbouw van de verzameling tandheelkunde is die van de oud-tandans en universitair medewerker dr. F.E.R. de Maar. Toen de instrumenten van het
Natuurkundig Gezelschap in 1951 naar het museum waren overgebracht en het aantal bezoe- kers fors ging groeien, merkte men steeds beter hoe klein en on- geschikt het gebouw was. De uit- breiding van het museum in 1962 met een gedeelte van Trans 10 hielp weinig. Onder directeur dr. P.H. Kylstra (1968-1981) en zijn opvolger drs. S.W.G de Clercq groeide het museum ver- der. Meer instrumenten, meer publikaties, meer tentoonstellin- gen, meer bezoekers (in 1968 wa- ren het er 780, in 1972 al 4.100 en in 1975 zelfs 6.000) en meer personeel. Het was in feite een vicieuze cirkel, hoe verblijdend al die ontwikkelingen ook waren. In |
|||||||||||||||
56
|
|||||||||||||||
mei /juni 1996
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Een glazen doos
Voordat het startsein voor de
verbouwingen en de verhuizing gegeven kon worden, is er heel wat water door de Rijn gestroomd. Ook nu speelde geldnood een be- langrijke rol. De universiteit kon uit het normale budget onmoge- lijk de benodigde zes miljoen gulden reserveren. In Den Haag reageerde het Ministerie van Onderwijs op de plannen met de verzekering dat de kosten voor een museum een zaak waren voor cultuur. Op het Ministerie van Cultuur beschouwde men het museum als een universitaire in- stelling en die vallen nu eenmaal onder onderwijs. Dus ging er een groepje mensen aan de slag om het geld bij anderen te werven. Gelukkig sprong de gemeente bij met een miljoen waarmee ze aan- toonde dat het 'medeleven in het feest van de instelling' bij de drie- honderdzestigste verjaardag van de universiteit nog volop bestaat. De provincie steunde met een be- drag van diezelfde orde en ook de grote fondsen en het ministerie hebben fors bijgedragen. Zo kwam het geld bij elkaar dat nodig is voor de verbouwing en de ver- huizing. Intussen was er nagedacht over
het gebouw zelf. Er moest het een en ander veranderen aan het oude Botanisch Laboratorium voordat het museum erin paste. Er zijn kamers nodig voor het personeel en werkplaatsen voor het opbou- wen van de arbeidsintensieve tentoonstellingen en het restaura- tiewerk. De verzamelingen moeten een veilig onderkomen vinden in een depot. En tentoonstellingen vergen eigen ruimtes en voorzie- ningen. Architect Koen van Velsen heeft een plan uitgedacht om - binnen het beschikbare budget - |
||||||||||||
het voormalige laboratorium te
veranderen in een prachtig muse- um. Een deel van het oude gebouw (waar vroeger de grote collegezaal was) is inmiddels ge- sloopt en wordt vervangen door een glazen doos. Daarin komt een houten doos voor de tentoonstel- lingen, die doorloopt in het gedeelte van het oude gebouw dat bewaard is gebleven. Sommige delen van de collectie
vergen speciale bouwkundige aanpassingen. Zo koestert het museum de zogenaamde Bleu- landkast. Deze is gebouwd nadat Koning Willem I had besloten dat de universiteiten 'kabinetten' moesten bezitten, verzamelingen voorwerpen die bij het onderwijs gebruikt konden worden. De Utrechtse hoogleraar jan Bleu- land bood in 1816 zijn collectie anatomische, fysiologische en pathologische preparaten aan de koning te koop aan. In binnen- en buitenland was men ervan overtuigd dat deze uitmuntende verzameling 'met zeer veel kunde en nauwkeurigheid' was aange- legd en van groot belang voor het onderwijs. Bleuland vond zijn preparaten net zoveel waard als een verzameling waarvan men wist dat de koning van Pruisen er even tevoren 180.000 voor had betaald. Maar in het belang van het onderwijs wilde hij genoegen nemen met minder geld: 90.000 of eventueel 80.000 gulden. In oktober 1816 werden de partijen het eens. De koning kocht de col- lectie 'ten gebruike der Utrecht- sche Hooge School' voor 25.000 gulden plus vijf jaarlijkse termij- nen van vijfduizend gulden en bovendien levenslang een jaar- geld van duizend gulden. Voor die tijd een reusachtige som. |
maar de collectie was het meer
dan waard. Het College van Curatoren dankte de koning voor dit 'aanzienelijk en kostbaar geschenk' dat 'een blijvend Sie- raad' was voor de universiteit. Om de 2622 preparaten waar het om ging een geschikte plaats te geven, liet de universiteit in 1817 een enorme kast maken. Tot ver in onze eeuw stond daarin het 'Museum Bleulandinum' in de Statenzaal aan het Janskerkhof, als lesmateriaal voor studenten. In de jaren 1980 kwamen kast en inhoud in het Universiteitsmuse- um. Ze krijgen in het nieuwe ge- bouw een centrale plaats. De kast is zo groot (zo'n 15 m lang en 4,5 m hoog) dat er bij de bouw speciaal een verlaagde vloer moet worden aangebracht. Een nieuwe aanpak
Toen het Universiteitsmuseum
van de Trans naar de Biltstraat was verhuisd, bleek dat men meer had verloren dan wat bed- stro: de jongeren bleven weg. Dat was aanleiding om eind jaren tachtig in de presentatie meer aandacht te gaan geven aan edu- catieve aspecten. Het museum koos als lijfspreuk 'Meekijken over de schouder van de weten- schap'. Een van de belangrijkste redenen daarvoor was (en is) dat het museum bij uitstek geschikt is om jonge mensen te laten ontdekken hoe fascinerend bèta- vakken zijn. Aan de Trans konden zij daar achter komen door aan de slag te gaan met de antieke instrumenten zelf. Tegenwoordig denken conservatoren daar anders over en bouwt de technische staf van het museum modellen die tegen een stootje kunnen. De bezoekers zien statige antieke instrumenten in hermetisch afge- |
|||||||||||
57
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
mei /juni 1996
|
||||||||||||
Medeleven in het feest van de instelling.
Uit de geschiedenis van het Universiteitsmuseum
|
|||||||||||||||
sloten vitrines. Met de modellen
kunnen zij naar hartelust proeven uit het verleden overdoen en zo de spanning van de onderzoeker meebeleven. Deze iilosofie heeft het duidelijkst
vorm gekregen in het Jeugdlab. Bezoekers konden daar bepaalde grondbeginselen van de natuur- wetenschappen ontdekken, bij- voorbeeld wat er gebeurt als je een lichtstraal door een prisma laat schijnen. Tussen de proefop- stellingen stonden vitrines met antieke instrumenten. Zo zagen de bezoekers als het ware en pas- sant hoe onze voorouders hebben geprobeerd net zulke vragen te beantwoorden. Wie de laatste tijd een kijkje nam in het museum trof daar vaak jongens en meisjes van een jaar of twaalf aan die op onderzoek waren. Onder leiding van een leraar of op eigen houtje. Met hun luidruchtig enthousiasme en aanstekelijke vrolijkheid ver- dreven zij de plechtstatige sfeer die nogal eens in musea hangt. In hel nieuwe gebouw gaat het
museum voort op deze weg. Samen met de Hogeschool van Utrecht, de Hogeschool P.C. Mar- nix Academie en de Hogeschool Domstad, bouwt het Universi- teitsmuseum aan het nieuwe Jeugdlab. Dat sluit aan bij ont- wikkelingen die zich de laatste jaren hebben voorgedaan in het onderwijs zoals de invoering van de basisvorming en de bevorde- ring van het onderwijs in tech- niek, gezondheid en milieu. Daarvoor krijgen (toekomstige) docenten een speciale opleiding in het begeleiden van groepen en het ontwerpen en gebruiken van nieuw educatief materiaal. De collecties van hel Universiteits- |
museum zullen daarbij een rol
spelen omdat ze een groot aantal onderwijsleermiddelen omvatten. In het nieuwe Jeugdlab zullen klassen onder leiding van drie studenlen/docenten-in-opleiding proberen om een aantal aanspre- kende problemen op te lossen. Centraal staal het thema waar- neming'. Dat is bijvoorbeeld hel geval bij de vraag hoe een ernstig treinongeluk heeft kunnen ge- beuren. De kinderen speuren naar mogelijke verklaringen. Om te weten of de machinist goed kon zien, moeten zij bijvoorbeeld te weten komen hoe het oog werkt en hoe je kunt testen of iemand kleurenblind is. Zij gebniiken daarbij niet alleen nieuwe instru- menten maar ook replica's van ou- de. De aantrekkelijkheid van het nieuwe Universiteitsmuseum wordt bevorderd door de Oude Horlus, die niet alleen een fraaie museum- tuin zal zijn maar ook een bron van informatie over botanisch onderzoek in heden en verleden. Overal in het museum zal duideli)k
worden dat geleerden in het alge- meen met vallen en opstaan zijn voortgestrompeld langs kronkel- wegen vol voetangels en klem- men. Telkens stuitten zij op gren- zen en was het nodig een nieuwe aanpak en andere instrumenten te bedenken. Een van de sterkste kanten van het museum is, dat de collecties veelzijdig genoeg zijn om te laten zien hoe ontwikkelin- gen met elkaar samenhingen. In het nieuwe Universiteitsmuseum
zal de bezoeker ook kunnen zien hoe studenten moesten leren wat er in hun vak aan de hand was. De hulpmiddelen die docenten daarbij gebruikten, vormen een belangrijk deel van de collecties. |
Ze vertellen niet alleen het verhaal
van de weienschap maar ook van de technische bekwaamheden van instrumentmakers en de vin- dingrijkheid waarmee ingewik- kelde problemen werden uitgelegtl. Natuurlijk komt bij dit alles het
aandeel van de Utrechtse univer- siteit uitgebreid aan bod. Daar- door zal iedereen begrijpen waar- om er straten zijn genoemd naar mannen als F.C. Donders of GJ. Mulder. Er komt ook aandacht voor de manier waarop de tijdge- noten reageerden op de voortgang van de wetenschap. Vaak morrel- den geleerden bijvoorbeeld aan zekerheden en waarden waarvan men dacht dat ze voor eeuwig onwrikbaar vastlagen. Zo kri|gi hel nieuwe Universi-
teitsmuseum - onlosmakelijk ver- bonden mei de Oude Horlus - een eigen plaats in de voorlichting over wetenschap van de Universiteit Utrecht. Allen die er werken, zijn ervan overtuigd dal hel de parel van het Museumkwartier wordt. De gegevens voor dit artikel zijn ontleend
aan Het archief van iiet Universiteits- museum. W.A.F.B(annier), 'Het Universi- teitsmuseum'. In: Tijdschrift van de Vereniging Oud-Utrecht, 1939, p. 25-28. P.H. Van Cittert, 'Geschiedenis der verza- meling antieke intrumenten van het Natuurkundig Laboratorium der Rijks Universiteit en van het Natuurkundig Gezelschap'. In: Jaarboelt van de Vereniging Oud-Utrecht, 1929. J.G. van Cittert-Eymers, 'Het Natuurkundig Gezelschap te Utrecht 1777-1977'. In: A/G 200. Natuurkundig Gezelschap te Utrecht ;777-/977(Utrecht 1977). P.H. Kylstra, 'Het Utrechts Universiteits- museum'. In: NO 200. Natuurkundig Gezelschap te Utrecht 1777-1977 (Utrecht 1977). |
|||||||||||||
58
|
|||||||||||||||
iei /juni 1996
|
UTRECHT
|
||||||||||||||
Agenda
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Historisch café
Op iedere 2e vrijdag van de maand
Plaats: Weeshuis, Domplein
Vanaf 17.00 uur Ter gelegenheid van het 360-jarig
bestaan van de Utrechtse univer- siteit stelt de Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht enkele prent- series van studentenmaskerades ten toon. Deze gecostumeerde optochten waren van 1736 tot 1966 onderdeel van de lustrum- vieringen van de universiteit. Tim 29 juni
Gemeentelijke Archiefdienst,
A. Numankade 199, Utrecht
Tentoonstelling over het indus-
trieel erfgoed in Utrecht. Archilecluurcenlruni Aorta orga-
niseert van 19 mei tot en met 25 juni een tentoonstelling over het industrieel erfgoed in Utrecht. Het architectuurcentrum is gevestigd op
Achter de Dom 14. Openingstijden: dit/mzat. 10-17uur,zon. 12-17 uur Toegang gratis Utrechtse bedrijven in kaart
gebracht Het jaar 1996 is het Jaar van het
Industrieel Erfgoed. Diverse cultu- rele manifestaties zullen rondom dit thema worden georganiseerd. 1 let Rijksarchief in Utrecht wil haar bijdrage on, leveren dmv. een onderzoeksgids van bedrijfs- archieven in de provincie Utrecht. Verdere Informatie bij:
Mevr. drs. J.CM. Pennings: 030-2753224
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oproep
Gidsen gezocht voor Kerken
Kijken Utrecht Van 2 juli t/m 14 september a.s.
openen zeven unieke Utrechtse binnenstadskerken hun deuren weer voor bezoekers uit binnen- en buitenland. Voor dit nieuwe seizoen van het projekt Kerken Kijken zoeken we enthousiaste gidsen die rondleidingen in de kerken verzorgen aan bezoekers en over de rijke historie van de kerken willen vertellen. Vorig jaar trok het projekt 28.000 bezoekers en ook dit jaar worden weer veel belangstellenden verwacht. Er zijn daarom weer veel gidsen nodig ! [5ent U in bovengenoemde periode minimaal 1 dag per week als vrij- williger beschikbaar en zoekt U een |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leuke vakantiebesteding in een fraaie
monumentale omgeving, meldt U zich dan aan als gids van Kerken Kijken Utrecht ! Een introductieprogratnma zorgt voor voldoende voorbereiding op het gidswerk. Voor informatie en aanmelding kunt U
contact opnemen met Katrijn Kuypers, coör- dinator Kerken Kijken Utrecht, Zwaansteeg 11, 3511 VG, Utrecht, tel. 030-2863990, fax 030-2863991. Mededeling
Te koop aangeboden:
Jaargangen van het Maandblad vanaf
1960 tot en met 1993. Prijs nog overeen te komen. Mevrouw Groen- Lensink, Maliesingel 62. Tel.: 2310710. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
59
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/juni 1996
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Richard III in Utrecht
|
||||||||||||||
Two deep enemies, foes to my rest, and my
sweet sleep's disturbers, are they that I would have thee deal upon. I mean those bastards in the Tower. W. Shakespeare, Richard the Third Richard UI in Utrecht (1)
Dit stukje is het gevolg van
een geschenk. In een vlaag van fe- minisme gaf een vriendin mij een boek, geschreven door een vrouw en met een historisch onderwerp om mij een plezier te doen. Eer- lijk gezegd begon ik er met enige scepsis aan, maar die sloeg weldra om in verbazing en opwinding. "The daughter of time" is een boek van Josephine Tey, schrijfster van toneelstukken en detectives. Het gaat over Richard 111, de Engelse koning die tijdens de Rozenoor- log kortstondig regeerde (1483- 1485) en die dankzij Shakespeare langdurig bekend is geraakt als het gebochelde monster dat (ondermeer) zijn twee geliefde neefjes in de Tower vermoordde. Menigeen zal vertrouwd zijn met de laatste woorden die Shakespeare Richard laat spreken; "a horse, a horse, my kingdom for a horse." Josephine Tey verdedigt Richard III tegen Shakespeare. Zij laat haar rechercheur Grant in het ziekenhuisbed belanden, alwaar deze uit pure verveling een histo- risch geval gaat uitpluizen: de liquidatie van de twee prinsjes in de Tower. Hij verricht zijn onder- zoek met hulp van een Ameri- kaanse student, die zich eveneens verveelt en wel omdat zijn vriendin voortdurend in een to- neelstuk moet optreden. Beide heren werken zich door de ver- schillende bronnen heen en gaan- deweg raken zij ervan overtuigd Fanny Huisman dat Richard die neefjes niet heeft |
||||||||||||||
vermoord. Een bochel had hij
trouwens evenmin. Vandaar de titel van het boek: er is een Engels spreekwoord dat luidt 'Truth is the daughter of time.' Het boek is ingenieus opgezet en zeer spannend. "No superlatives are adequate" vond The New York Times. De lezer blijft achter venmld van verontwaardiging over de geschiedvervalsing en het onrecht dat Richard III bij elke uitvoering van het toneelstuk wordt aangedaan. Maar, een re- den voor een verhaal in Oud- Utrecht is dit alles natuurlijk niet. Wat dan wel ? Dat is de vermel- ding dat Richard als jongen naar Utrecht vluchtte, tijdens een on- fortuinlijke episode in de Rozen- oorlog. Het moet omstreeks 1460 zijn geweest. Richard 111 in Utrecht!? Navraag bij de Gemeentelijke Ar-
chiefdienst Utrecht leverde niets op. Men had er nog nooit van gehoord. Even koesterde ik de illusie een echte ontdekking te hebben gedaan, maar dat idee verdampte toen ik contact opnam met de consulent regionale ge- schiedenis, Fred Vogelzang. Ja, hij wist het en ja, hij had ooit over- wogen er onderzoek naar te doen. Ik leende zijn biografie over Richard III en hij mijn detective. De biografie "Richard the Third" van Paul Murray Kendall blijkt niets naders te vermelden over het verblijf in Utrecht, maar geeft wel een compleet overzicht van de opvattingen tot dan toe over Richard en de liquidatie van de twee prinsjes. Ook 'The daughter of time' wordt erin vermeld. Al in de 17de eeuw, nadat de Tudors - uiteindelijk de winnaars van de Rozenoorlog - waren uit- gestorven, verscheen een verdedi- ging van Richard. In later tijden |
||||||||||||||
zijn regelmatig onderzoekers op-
gestaan die aantoonden dat er op zijn minst sterke twijfel bestaat aan de schuld van Richard. Henry VII, de eerste Tudor en degene die Richard in 1585 versloeg, dan wel enkele lieden uit Richards naaste omgeving zijn hoofdver- dachten. Bronnen uit Richards eigen tijd
schijnen het beeld op te roepen van een introverte, tolerante man, zeer gesteld op en dienstbaar aan zijn broer, koning Edward IV en diens familie, en een kundig be- stuurder toen hij zelf koning was. Shakespeare's portret van Richard mag dan tot de artistieke top be- horen, in historisch opzicht deugt het beslist niet. Daarbij moet men bedenken dat Shakespeare en Holinshed, de historicus op wie hij zich baseerde, werkten voor de Tudors. En wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Zoals gezegd kon men bij het gemeentearchief geen aanwijzing vinden voor een verblijf van Richard (en zijn broer George) in Utrecht. Dit zou kunnen beteke- nen dat de jongens hier niet offi- cieel zijn ontvangen, maar zich schuil hielden bij vrienden, in de stad of in de provincie. Ongetwij- feld kunnen de koninklijke archie- ven in Engeland ons informatie verschaffen. Ik ben echter niet in de gelegen-
heid hier onderzoek naar te doen. Maar nieuwgierig ben ik wel en hopelijk heb ik nu ook anderen nieuwsgierig gemaakt. Misschien is er wel iemand voor wie dit be- kend terrein is. En zo nee, dan hoop ik dat iemand een speur- tocht begint naar Richard III in Utrecht. In het belang van de geschiedschrijving en als kleine genoegdoening jegens deze tragi- sche koning. |
||||||||||||||
60
|
||||||||||||||
mei /juni 1996
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Richard III
National Portrait Gallery Londen. |
|||||||||||||||
beveell der overster des hertogen
twee zonen van Jorck 3 aem wijns min 5 taec'. Met deze twee zonen van de hertog van York kunnen alleen George en Richard bedoeld zijn, want hun broer Ed- ward was de enige andere zoon van de hertog die nog in leven was. Ook de datum klopt met de eerder gevonden gegevens, want maandag na Oculi (3e zondag van de vasten) viel in 1461 op 9 maart. De hoeveelheid geschonken wijn
was niet mis: '3 aem wijns min 5 taec' stond ongeveer gelijk met tachtig kannen wijn. Deze tachtig kannen zullen niet door de beide jongens genuttigd zijn. Zij hadden ongetwijfeld een vrij omvangrijk gevolg. Rest nog de vraag ter gelegenheid
waarvan George en Richard en hun gevolg de wijn aangeboden hebben gekregen. Het lijkt het meest waarschijnlijk dat zij ont- vangen zijn bij hun aankomst in de stad. Voor een viering van de erkenning van hun broer als ko- ning een paar dagen eerder lijkt het wat te vroeg. Vermoedelijk waren zij hiervan nog niet op de hoogte. In de besluiten van de raad wordt
het bezoek van de zonen van de hertog van York niet genoemd. Het is onwaarschijnlijk dat uitge- breider onderzoek in Utrechtse bronnen veel meer gegevens zal opleveren. Maar één post in een rekening bevatte toch voldoende informatie om het verhaal over Richard 111 in Utrecht te bevestigen. Bronnen
Dictionary of national biography
(London, 1886)
GAU, SA I, inv.nr. 626, rekening van de
2e kameraar 1461-1462.
|
|||||||||||||||
want in Engeland keerde het tij al
spoedig. Op 4 maart 1461 werd hun broer Edward als koning er- kend. In april 1461 keerden zij dan ook terug. George en Richard zouden dus in ieder geval een deel van de maand maart in Utrecht doorgebracht moeten hebben. De meest voor de hand liggende
Utrechtse bron om te onderzoe- ken welke aanzienlijke personen de stad omstreeks maart 1461 be- zocht hebben is de rekening van de 2e kameraar over de periode 2 februari 1461 - 2 februari 1462. Hierin zijn onder meer de uit- gaven verantwoord wegens 'den wijn den heren ende goeden stede raden geschenct'. In Utrecht bestond namelijk het gebruik om belangrijke personen die de stad bezochten op wijn te onthalen. Deze rekening vermeldt: 'des ma- nendages na Oculi geschenct bij |
|||||||||||||||
JosephineTey, The daughter of time,
1951, Collier Books, New York 1988 Paul Murray Kendall, Richardthe Third, 1955, Sphere Books LTD, London 1972 Richard UI in Utrecht (2)
Richard 111 in Utrecht? De
vraag of het bezoek dat deze veel- besproken koning als jongen aan Utrecht bracht sporen heeft achtergelaten prikkelt inderdaad de nieuwsgierigheid. Tijd dus om de kwestie eens nader te onder- zoeken. Een preciezere datering van dit
bezoek dan 'omstreeks 1460' is daarbij wel gewenst. Engelse bronnen vermelden dat Cicely Nevill, hertogin van York, haar zonen George en Richard, respec- tievelijk elf en acht jaar oud, in Utrecht in veiligheid liet brengen nadat de Yorkse partij op 17 fe- bruari 1461 een nederlaag had geleden. Hun verblijf in Utrecht zou echter van korte duur zijn, |
|||||||||||||||
61
|
|||||||||||||||
Erik Tigelaar
|
|||||||||||||||
mei /juni 199 6
|
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
U W
|
||||||||||||||||||
EKENSCHO
|
||||||||||||||||||
B O
|
||||||||||||||||||
Kastelen en ridderhofsteden
in Utrecht Alleen al voor de vele prachti-
ge foto's en afbeeldingen is dit fraai uitgegeven boek de aanschafprijs meer dan waard. Van vrijwel alle 107 kastelen en ridderhofsteden die zijn beschreven, zijn een of meer afbeeldingen opgenomen. Overbodige luxe is dat overigens niet, want anders zou menigeen die niet thuis is in het kunst- en bouwhistorische jargon wel eens kunnen afhaken bij hel lezen van zinnen als: 'Typerend zijn de geblokte hoeklisenen en de grote muurvlakken... Er zijn geen zicht- |
||||||||||||||||||
Kasteel Duurstede Hendrik \an Brederode
vanuit het oosten. Met De Grote Geus keert A. van
Tekening door Hulzen terug naar het onderwerp
Roeland Roghman van zijn dissertatie uit 1932 over de
uit 1646147 beginjaren van de Nederlandse (Wenen Grafische Opstand tegen de Spaanse koning.
Sammlung Alberli- In de cruciale jaren zestig ziet
na, 15131) Van Hulzen een heldenrol wegge- legd voor Hendrik van Bredero-
de, de eigenzinnige vrijheer van Vianen en de Grote Geus uit de titel. Terwijl de andere edelen niet zomaar een gewapende strijd wil- den ontketenen, was Brederode wèl bereid het voortouw te ne- men. Deze eerste poging mislukte en met de komst van Alva naar de |
||||||||||||||||||
Nederlanden werd Brederode bij
verstek ter dood veroordeeld. Brederode was toen al uitgewe- ken naar Emden en zou niet lang daarna in ballingschap overlijden. (AvdZ) A. van Hulzen, De Grote Geus en het
falende driemanschap. Uitgeverij Verloren, Hilversum 1995,142 p., ill., prijs ƒ 29,50. ISBN 90-6550-500-8. |
||||||||||||||||||
62
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
mei /juni 1996
|
||||||||||||||||||
de context is bij sommige van de
auteurs nog wel eens zoekge- raakt. Waar Hans Janssen zelf er wel in slaagt om bij de behande- ling van bijvoorbeeld Ter Eem en Vreeland aan zijn eigen ideaal te voldoen, komen andere auteurs niet veel verder dan een opsom- ming van de eigenaren in wier handen het kasteel in de loop der eeuwen is overgegaan; nuttig voor degenen met locaal histori- sche belangstelling, maar niet al- tijd even opwindend om te lezen. Dergelijke verscheidenheid is na-
tuurlijk een euvel waaraan tal van boeken mank gaat waarin een veelheid van auteurs een bijdrage levert en de redactie heeft dan ook de kasteelbeschrijvingen laten voorafgaan door een negental inleidende hoofdstukken, die de bredere context moeten schetsen. Daarbij heeft de redactie moeten roeien met riemen die zij had en ook niet had. Terwijl diverse aspecten van het kasteel in de pe- riode na de middeleeuwen door specialisten uitgebreid en ter zake kundig worden behandeld, komen de middeleeuwen zelf - toch bij uitstek de bloeitijd van het kasteel - bij ontstentenis (door gebrek aan tijd?) van huidi- ge experts als Hans Janssen en Alp Buitelaar relatief slecht uit de verf. Het door maar liefst vier auteurs geschreven hoofdstuk 'Kastelen in de Stichtse middel- eeuwse politiek' maakt een wat onevenwichtige en verbrokkelde indruk, waarbij interessante en naar veel meer smakende obser- vaties over 'machtige families en hun kastelen' en 'het kasteel als statussymbool' afgewisseld worden met uittrekselachtige paragrafen als 'de bisschop als landsheer' en 'Hoekse en Kabeljauwse twisten' |
waarin de auteurs er blijk van
geven de materie niet helemaal meester zijn. Zo is het hun niet duidelijk wie nu tot welke partij hoorde tijdens de zeker lang niet altijd doorzichtige Hoekse en Kabeljauwse Twisten. Anders zou niet vermeld zijn dat Zuylen door de Kabeljauwen werd verwoest omdat het kasteel het bezit was van de 'Hoekse' leider Frank van Borselen (in het stuk over het kasteel zelf staat het wel goed!). Een mededeling die overigens moeilijk valt te rijmen met de constatering van de auteurs twee zinnen daarboven dat de bis- schop Utrecht buiten deze strijd wist te houden (in werkelijkheid ontvolkte de oorlog zelfs het plat- teland!). Ook bij de overzichtelijk opge-
somde, typologisch behandelde kastelenbouw in het Sticht tot in de 16de eeuw zou men vaak graag meer te weten willen ko- men dan de 'de facto' medede- lingen die gedaan worden. Waar- om waren de ronde burchten zo'n duidelijke verbetering ten op- zichte van de motte-kastelen? Waarom mogen we niet uitslui- ten dat donjon en 'kastell' van Vreeland in één keer tot stand kwamen 'gezien de sterk symbo- lische betekenis die het kasteel kan hebben gehad'? Een opmer- king die toch toelichting vereist, temeer daar er elders duidelijk anders over wordt gedacht. En was er echt niets meer over de °^ indeling van de verschillende ty- pes en functie van de vertrekken te vertellen? Over dat laatste komt men in het
prettig leesbare en met veel aardige voorbeelden doorspekte hoofdstuk 'Kasteelinterieurs' ge- lukkig meer te weten, al ligt het |
||||||||||
bare ankers aangebracht en
boven de kozijnen treffen we rol- lagen aan, terwijl boven de keldervensters hanekammen zijn verwerkt...De plaats van het kalf in de kruiskozijnen tekent zich af in de stijlen door krimpnaden, waardoor kan worden gesteld dat de kozijnen zijn gehandhaafd en geschikt gemaakt voor de plaatsing van de nieuwe ramen'. Met behulp van de verklarende lijst van bouwkundige termen, maar vooral door de afbeeldingen nauwgezet te bekijken, wordt echter in de meeste gevallen vol- doende duidelijk waar de auteurs op doelen; meer zelfs, men krijgt oog voor het detail waar anders al snel overheen gekeken zou zijn. In de 'Verantwoording' stelt de
redactie dat ze, in navolging van de huidige hoogleraar kastelen- kunde H.L. Janssen, gekozen heeft voor een 'meer interdiscipli- naire en integrale benade- ring. . .waarbij moet worden uitge- gaan van het functioneren van het kasteel in zijn politieke, economische en sociaal-culturele context'. Met het woordje 'meer' en de mededeling dat zulks 'provin- ciewijd' onmogelijk is gebleken - gezien het gebrek aan dergelijke moderne studies voor het noor- delijk deel van de provincie - dekt de redactie zich al in tegen eventuele kritiek, en niet ten on- rechte. Nu is de keuze om de be- handeling van ieder kasteel of ridderhofstad te laten plaatsvin- den volgens een - op zich over- zichtelijk - stramien waarbij 'ge- schiedenis', 'bouwgeschiedenis' en 'omgeving' strikt van elkaar wor- den gescheiden natuurlijk al per definitie tegengesteld aan het ide- aal van een interdisciplinaire en integrale behandeling, maar ook |
|||||||||||
mei /juni 199 6
|
UTRECHT
|
||||||||||
grondkennis vereist en die men
zeker niet eventjes in een lui uurtje tussendoor leest. Al met al heeft de redactie zijn
best gedaan om uitvoerige achter- grondinformatie te verschaffen - bijna een vijfde deel van het boek is ermee gevuld - en waar mogelijk specialisten aan het woord te laten. Hoezeer men aan alle aspecten heeft gedacht blijkt ook uit een inleidend hoofdstuk dat gewijd is aan de achtergrond van het overvloedige beeldmate- riaal dat het boek siert, zodat men bijvoorbeeld ook nog wat - al is het helaas maar weinig - komt te |
|||||||||||||
Het huis Doorn accent daar op de periode na de
gezien vanuit het middeleeuwen.
noordwesten
omstreeks 1665. Het op de achtergrond raken van
Anonieme de militaire functie van het kasteel
tekening m en de daarmee gepaard gaande
het Ridderhof- steeds grotere belangstelling voor
stedenboe/c het wooncomfort had in de eeu-
(RAU, TA 1119-17) wen na de middeleeuwen niet al-
leen gevolgen voor het interieur, maar ook voor de architectuur en de tuinen en parken die de kaste- len omringden. Terecht krijgen deze veranderingen dan ook de nodige aandacht in de twee aparte hoofdstukken hierover. Deze steeds grotere aandacht voor het woongenot hield overigens niet |
in dat het verdedigende karakter
werd losgelaten. In de 16de eeuw, toen rangen en standen zich in toenemende mate gingen afslui- ten voor nieuwkomers, was het bezit van een ridderhofstad die voorzien moest zijn van een gracht en ophaalbrug een vereiste om tot de ridderschap te worden toegelaten. Deze lastige begrip- pen - ridderschap en ridderhof- stad - zijn onderwerp van respec- tievelijk een tweetal korte (over de 18de en 19de eeuw) en een lang hoofdstuk (betreffende de 16de en 17de eeuw). Het betreft hier ingewikkelde, specialistische materie die de nodige achter- |
||||||||||||
64
|
|||||||||||||
mei /juni 1996
|
UTRECHT
|
||||||||||||
weten over Roeland Roghman,
wiens kasteelportretten van on- schatbare waarde zijn voor onze kennis van het uiterlijk van de Utrechtse kastelen. In zijn totaliteit gezien is 'Kastelen
en ridderhojsteden in Utrecht' een wetenschappelijk verantwoord boek. Dat wil het ook zijn: er staat geen woord in dat niet on- derbouwd is (hetgeen natuurlijk niet wil zeggen dat alles juist is); nergens biedt het klaroengeschal of een zweem van romantiek. Dat is naar mijn mening terecht, maar daarmee is de toon ook gezet: ondanks pogingen om de tekst te verlevendigen met broncitaten, blijft de behandeling van de kas- telen veelal bij een beschrijving in vaktaal of een opsomming van ge- gevens. Een schat van gegevens, dat wel. Maar wie op zoek wil naar de verbanden en de onder- linge verhoudingen, zal zelf de nodige arbeid moeten verrichten. Met behulp van de registers en de verklarende woordenlijst (die ove- rigens wel veel kunst- en bouw- historische termen bevat, maar veel historische kernbegrippen, zoals bijvoorbeeld het veel ge- bruikte 'allodiaal', laat liggen) komt men een heel eind. Al kan men nog wel eens raar opkijken als men bijvoorbeeld bij kasteel Walenburg (overigens door leden van die familie gebouwd en niet door de familie Proys) leest dat de familie Proys ook Lichtenberg in bezit had, en vervolgens bij dat kasteel helemaal niets over deze familie verneemt. Kortom, het is een weerbarstig
boek, een boek dat zich niet ge- makkelijk zomaar laat lezen, dat zich zeker niet laat gebruiken als een toeristische gids (ook al is er |
||||||||||||||
op de achterflap gedacht aan
degenen die een kijkje willen nemen door daar te vermelden of een kasteel nog bestaat en bezich- tigd kan worden of niet), maar wel een interessant boek dat noodt tot studie en dat uitstekend geraadpleegd kan worden door iedereen die meer van de geschie- denis van de provincie Utrecht wil weten. En voor wie dit alle- maal teveel moeite is, blijft een prachtig uitgegeven, van schitte- rende illustraties voorzien boek over. Een lust voor het oog. Elian Hattinga van 't Sant
B. Olde Meierink e.a., Kastelen en ridder-
hofsteden in Utrecht, Matrijs, Utrecht 1995, 594 p., il!., prijs fl.69,50, ISBN 90-3545-072-6. |
bewaard. In het eerste hoofdstuk
van dit goed opgebouwde en vlot geschreven boek gaat de schrijf- ster in op de oorsprong van de devotie, op het mirakelboek en op de pelgrimage. Het mirakel- boek had zeker nog uitvoeriger geanalyseerd en met gegevens van elders kunnen worden. Ook was meer aandacht voor de (lokale) religieuze situatie op zijn plaats geweest; zo doet het toch merk- waardig aan dat nergens de naam van Cunera of het naburige pel- grimsoord Rhenen wordt ge- noemd. Echt op gang komt het boek wanneer de schrijfster haar voornaamste onderwerp behan- delt: de lotgevallen van de Amers- foortse vrouwevaart vlak voor en na de Reformatie, met de actie en reactie van de stedelijke overheid hierop. Haar meest verrassende conclusie is zonder meer dat de Vrouwevaart nog tot circa 1720 met grote regelmaat is gehouden en toen pas ten onder is gegaan aan veranderingen in de katholie- ke belevingswereld en de invloed van de Verlichting. De invloed van politieke gebeurtenissen wordt goed geschetst; opmerke- lijk is ook dat de scheuring binnen de katholieke gemeenschap rond 1700 misschien wel de grootste reden voor de teloorgang is ge- weest. (BHG) Ottie Thiers, Bedevaart en kerkeraad.
De Amersfoortse vrouwevaart van 1444 tot 1720. Verloren, Hilversurr 1994,150 p., Hl., prijs f.29,-. ISBN 90-5550-386-2. |
|||||||||||||
De Amersfoortse vrouwevaart
van 1444 tot 1720. In 1444 gooide een uit Nij ker-
ken afkomstige vrouw, die op het punt stond in te treden in het Ag- nietenconvent in Amersfoort, een beeldje van Maria in de stads- gracht omdat ze zich schaamde met een dergelijk prul bij de zusters aan te komen. Het was in- derdaad een goedkoop massa- produkt, een niet beschilderd pijpaarden miniatuurbeeldje. Maria's wegen zijn echter on- doorgrondelijk. In een visioen gaf ze een andere vrouw opdracht het beeldje uit de bevroren stads- gracht, op de plek waar normaal water geput werd, van onder het ijs vandaan te halen. Natuurlijk volgden wonderen en pelgrimage. Haar letterlijke 'top' bereikte de devotie met de Onze Lievevrou- wetoren, die werd opgetrokken bij de kapel waar het beeldje werd |
||||||||||||||
65
|
||||||||||||||
mei /juni 1996
|
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||
Industriële bedrijvigheid in de Vechtstreek:
industrie en water |
||||||||||||||||||
water in deze regio. Als 'oud'
water kan worden aangemerkt de loop van de Utrechtse Vecht; als 'nieuw' water het Merwedekanaal (het huidige Amsterdam-Rijnka- naal). Aan het 'oude' water treffen we de traditionele bedrijfstakken aan, die voor een belangrijk deel afhankelijk waren van de Vecht als vaarroute of van de in de directe omgeving van de rivier te vinden grondstoffen: de steenen pannenbakkerijen, de meel- en broodfabrieken, de houtzagerijen en de bierbrouwerijen. Aan het 'nieuwe' water treffen we voor- beelden aan van de moderne nij- verheid: de mengvoederindustrie, de metaalnijverheid en de beton- produktie. Een tweetal voorbeel- den: 'De Korenschoof en UTD. 'De Korenschoof
De meelfabriek 'De Koren-
schoof was gevestigd aan de Zee- dijk, naast de huidige lokatie van de firma Jongeneel. De geschiede- nis van 'De Korenschoof gaat terug tot het begin van de vorige eeuw. Aanvankelijk was er sprake van een gemengd bedrijf. Omstreeks 1830 werd het bedrij fsdoel van de onderneming dan ook als volgt omschreven: 'het malen van koren, snuif, cement en het zagen van hout, het spinnen van wol, mitsgaders eene negotie in hout- waren.' De energie voor deze bedrijven werd verkregen door middel van een van de gemeente Utrecht gehuurd waterrrad; de houtzaagmolen kon zowel door wind- als waterkracht worden aangedreven. De vestiging van het bedrijf aan goed bevaarbaar water was van doorslaggevend belang. Dat blijkt uit een aanva- ring van de onderneming met de gemeente Utrecht in 1843. In dat jaar kwam het Utrechtse gemeen- UTRECHT
|
||||||||||||||||||
'De Korenschoof:
Gemeente Archief C.24.424 |
||||||||||||||||||
De Utrechtse Vechtstreek staat
bekend als de vestigingsplaats van monumentale buitenhuizen van de Amsterdamse elite uit de zeventiende en achttiende eeuw. Aan de oevers van het rustige vaarwater van de Utrechtse Vecht was het na gedane arbeid goed toeven. Zo verschenen de thee- koepels, de tuinhuizen, de lust- hoven en de siertuinen in de 'setting' van de zeventiende en achttiende eeuwse landerijen. In de literatuur is aan deze buiten- plaatsen overvloedig en op veler- |
lei wijze aandacht geschonken.
Veel minder bekend is diezelfde Vechtstreek als vestigingsplaats van industriële bedrijvigheid. Niettemin zijn er gevallen bekend van buitenplaatsen die ruimte hadden vrijgemaakt voor indus- triële activiteiten, zoals de steen- bakkerij bij 'Cromwijck'. Maar ook in ander opzicht is de Vecht- streek als vesngingsplaats voor industriële bedrijvigheid van be- lang (geweest). Er kan onder- scheid gemaakt worden tussen vestigingen langs 'oud' en 'nieuw' |
|||||||||||||||||
66
|
||||||||||||||||||
IV. van den
Broeke |
||||||||||||||||||
mei /juni 19 9 6
|
||||||||||||||||||
NI
|
J V E R H E I
|
|||||||||||||||
tebestuur met het plan de houten
beschoeiing van de Vecht, ter hoogte van de houtzaagmolen, te vervangen door een stenen glooi- ing. Een beschoeiing in deze vorm zou funest zijn geweest voor het transport. De schepen die geladen en gelost moesten worden, zouden te ver van de kade verwijderd blijven om snel te worden afgehandeld. De firma tekende protest aan tegen de plannen van de gemeente. Naar aanleiding van deze aktie besloot het gemeentebestuur de kade bij de houtzagerij recht te laten en elders een aflopende beschoeiing aan te leggen. Overigens werd de houtzaagmolen in 1851 aan jongeneel verkocht onder het beding, dat op het terrrein van de firma Jongeneel nooit koren gemalen zou mogen worden. Sinds 1857 vormde de meelpro- duktie de hoofdactiviteit van de onderneming. In een nieuw fabriekspand werd een stoomma- chine van 20 p.k. geplaatst die twaalf paar molenstenen, drie pelstenen en een wolspinnerij in beweging bracht. Het pellen van rijst en het spinnen van wol werd in 1860 afgestoten. Toenemende specialisatie en mechanisatie kwamen tot uitdrukking in de bouw van een graanpakhuis aan de Zeedijk en een broodfabriek aan de Kaatstraat; in 1906 werd besloten tot de sloop van het waterrad. Tien jaar later was de gehele fabriek geëlectrificeerd, waardoor ook de stoommachines van het toneel waren verdwenen. 'UTD'
De afkorting UTD staat voor:
Ulbe Twijnstra-Delfia en duidt op de samenwerking tussen U. TwTJnstra's oliefabrieken en Delfia- mengvoeders (onderdeel van het |
Unilever concern). Deze - in 1963
aangevangen- samenwerking was overigens niet van blijvende aard. De voordelen die de Unilever- directie van de fusie verwachtte bleven uit en UTD werd in 1968 weer een zelfstandige onderne- ming. Tegen het eind van de vori- ge eeuw exploiteerde Twijnstra een olieslagerij in het Friese Akkrum. In een oliemolen werd uit lijnzaad olie geperst en van het overgebleven restprodukt werden veekoeken gemaakt. In de oliemolens werd het lijnzaad eerst tussen walsen geplet en het aldus verkregen meel werd verwarmd. De olie kon nu ge- makkelijk worden verwijderd. Het warme meel werd in een platte zakken verpakt. Deze zak- ken werden twee aan twee in een installatie geplaatst, waarin een door windkracht of stoommachine aangedreven heiwerk zo'n dertig keer op de zakken sloeg. Op deze wijze werd de olie uit het meel geslagen: vandaar de naam olie- slagerij. Wat overbleef waren de zogenaamde voorslagkoeken. De eerste fabriek van Twijnstra werkte geheel volgens deze Hol- landse methode; de hydraulische pers werd nog niet toegepast. Aanvankelijk was de wind de voornaamste aandrijfkracht, maar reeds vier jaar na de oprichting van het bedrijf (in 1887) werd er een stoommachine gekocht bij de firma Stork en werden er in Enge- land twee hydraulische persen besteld. Na een brand in 1894 werd de oude slagmethode ge- heel verlaten. De capaciteit werd steeds uitgebreid en omstreeks 1915 was er sprake van een mo- dem geoutilleerd bedrijf. Tijdens de Eerste Wereldoorlog profiteerde het bedrijf van de uitsluiting van Duitsland van de wereldhandel in |
palmpitten en sesamzaad. Na de
beëindiging van de oorlog liep echter de vraag naar lijnolie sterk terug. De vraag naar veekoeken steeg daarentegen sterk. De direc- tie besloot daarom een eerder aan- gekochte lokatie in de omgeving van Dordrecht van de hand te doen en in Maarssen een groter stuk grond te kopen. Deze lokatie lag gunstiger voor de afzet van veekoeken. Door de ligging aan het Merwedekanaal bleven ook de transportkosten voor de aan- voer van het benodigde lijnzaad laag. In 1921 kocht Twijnstra de hofstede 'Op-Buuren', die, geschei- den door het Merwede-kanaal, achter de gelijknamige buiten- plaats lag, waar toen de Amsterdamse Kininefabriek geves- tigd was. Op deze plaats verscheen een geheel nieuwe fabriek, die uitgerust was met zeer moderne apparatuur. De technische inrich- ting van de fabriek werd in eigen beheer uitgevoerd met toepassing van de in Akkrum opgedane ervaringen. Het bedrijf sloot bovendien een overeenkomst met de gemeente Maarssen voor de huur van een aantal nieuw te bouwen arbeiderswoningen. Daarin werden de uit Friesland overkomen werknemers gehuis- vest. Dit woongebied staat tot op de dag van vandaag nog bekend als de Triezenbuurt'. P.S. Binnenkort verschijnen er in de reeks
'Midden-Holland in bedrijf' twee afleve- ringen over bedrijvigheid langs de Vecht (Deel 1: Utrecht, Zuilen en Maarssen; Deel 2: Breukelen, Loenen, Vreeland, Weesp en Muiden) Het eerste deel zal door de Utrechtse Stichting Industrieel Erfgoed (Usine) feestelijk w/orden gepre- senteerd met boottocht op de Vecht. Deze tocht zal langs diverse lokaties van industrieel erfgoed voeren. |
||||||||||||||
67
|
||||||||||||||||
lei /juni 1996
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
E LEESTA
|
||||||||||||||||||||
VAN
|
FEL
|
|||||||||||||||||||
Namen
De afdeling Amersfoort van
de Nederlandse Genealogische Vereniging bericht in haar laatste nieuwsbrief kort over de resulta- ten van een onderzoek naar Utrechtse namen. Op basis van de gege\'ens xan de \olkslelling uit 1947 die bemsten bij het PJ. Meertensinstituut te Amsterdam is gebleken, dat in Utrecht ruim 38.000 achternamen \'oorkomen. Op\allcnd is dat bijna de helft van de inwoners het met 929 namen doet, waaronder veel voorkomen- de namen als Van Dijk, Van de Berg en Jansen. De andere helft \an de bevolking beschikt dus over zo'n 37.000 verschillende achternamen. Typisch Utrechtse namen zijn namen die een geo- grafische plaats uit de pro\'incie aanduiden zoals Van Soest en Van Zeist, of namen die terug- gaan op oude boerderijen zoals Donkelaer en Kolfschoten. Als we echter deze 'Van' namen bekij- ken, zien we dat het merendeel uit de streken direct rondom de provincie afkomstig is. Ook hier- uit blijkt dus de centrumfunctie van Utrecht. Renswoude
Dat er behaK'e een pond wcij-
temeel' ook een halve nootmus- kaat in de pudding ging in 1748 weten we omdat het kookboek van Margreta Isabella Pauw, de vrouw van Jan van Beeck, is overgele- verd. In het 25ste nummer van Het ouwe Renswou doet E. Wol- leswinkel kort verslag van deze vondst. De familie Van Beeck be- woonde de buitenplaats Engelaar in Renswoude gedurende een groot deel van de 18de eeuw, met name in de zomer, zoals vele fa- milies van betere komaf, die de drukte van de stad ontvluchtten. |
||||||||||||||||||||
Een neef van mevrouw Pauw
werd tle stam\'ader van het latere geslacht Van Beeck Calkoen. Amersfoort
Museum Flehite in Amers-
foort heeft een memorietafel \'an de familie Van Schayck kunnen bemachtigen, die zich in Zwitsers particulier bezit bevond. In het november 1995 nummer van het tijdschrift Flehite wordt verslag gedaan van het onderzoek naar de op de tafel afgebeelde personen. De tafel bestaat uit een schilderij, voorstellende de aanbidding door de koningen, en een predella, een bord met daarop een wapen en een aantal teksten. Door genealo- gisch onderzoek, dat wordt bemoeilijkt doordat de naam Van Schayck in diverse vormen heel veel voorkomt, kunnen de auteurs redelijk hard maken welk gezin de opdracht tot het maken \an het schilderij heeft gegeven. Hoogland
Sinds december 1995 beschikt
het dorp Hoogland officieel over een eigen historische vereniging, die inmiddels al twee nieuws- brieven het licht heeft doen zien en al meer dan 80 leden telt. In het tweede nummer staat een kort artikel, waarin de naam van het periodiek 'De Bewaarsinan' wordt toegelicht. Auteur is Vi/. de Ridder, ooit zelf 'bewaarsinan'. Boeren die hun vee op ver weg gelegen weiden lieten grazen, konden vanwege de afstand er zelf niet op letten. L^aarom vroegen zij plaatselijke polderboeren hun vee 'te bewaren', er toezicht op te houden. Eigenaren kwamen al en toe langs op te kijken en voor die gelegenheid schonk de bewaars- man een borrel. Sommigen hadden dan ook een volledige |
schenkvergunning. Met polstok
en touwen deed een bewaarsman zijn ronde langs het vee. Tot de taken behoorde ook het een keer per jaar schoonmaken van de scheidingssloten. Koeien die regel- matig uitbraken moesten door de bewaarsman, vaak met hulp van vrouw en kinderen, 'gekoppeld' worden aan een andere koe. Het ergste waren de horzels, die in de zomer poogden hun eieren in het rugvel van de koeien te leggen. De koeien gingen massaal op de \-lucht om aan hun belagers te ontkomen. L^aarbij kwamen ze in de sloten of de drassige weiden vast te zitten, zodat de bewaars- man heel wat te sjorren had. Groenekan
Hel dorpje Groenekan dankt
zijn naam aan de gelijknamige herberg, die er in I 582 al gestaan moet hebben. De gevelsteen met daarop een groene kan, bevindt zich nog steeds ingemetseld in een muur nabij de kruising met de provinciale weg naar Hilver- sum. Ook in de zeventiende eeuw lag de heriierg al op een kruis- punt van wegen en vaarten, een geschikt punt dus voor het uitba- ten van een tapperij. Groenekan zelf bestond in die tijd slechts uit een handjevol huizen. In 1842 werd de herberg in de as gelegd en weer opgebouwd. "Foch werd de herberg na verkoop twintig jaar later gesloten en diende hij als woonhuis. Pas aan het einde van de 19de eeuw opent een nieuwe eigenaar er weer een her- berg in. lijdens de mobilisatie in de jaren 1914-1918 groeide de clandizie van de militairen van de nabij gelegen forten Ruigenhoek en Blauwkapel. In 1940 tenslotte werd het pand verbouwd tot kap- perszaak. |
|||||||||||||||||||
68
|
||||||||||||||||||||
F. Vogelzang
|
||||||||||||||||||||
lei /juni 1996
|
V r R n c n T
|
|||||||||||||||||||
DE KEUZE
|
||||||||||||||||
De Loosdrechtse porseleinfabriek
heeft gedurende haar korte besiaansperiode (1774-1784) tal- loze stukken gefabriceerd die in vorm en decoratie aansloten bij de mode van die tijd. Wat dit laatste betreft werden
naast topografische prentjes ook fantasielandschapjes uitgevoerd en wist men eindeloos te variëren op versieringen met bloemen, vogels en insekten die steeds weer een byzonder elegante deco- ratie opleverden. Desondanks heeft de fabriek het financieel niet kunnen bolwerken en zag de initiatiefnemer ds. De Mol zich gedwongen de onderneming in 1782 van de hand te doen. In de collectie van Kasteel-Muse-
um Sypesteyn is nog veel meer Loosdrechts porselein te bewon- deren, dat momenteel in het kader van het "Jaar van het In- dustrieel Erfgoed" nog eens extra in de bloemetjes wordt gezet en de aandacht krijgt die het ver- dient! Kasteel-Museum Sypesteyn
Nieuw Loosdrechtsedijit 150 1231 LC Loosdreciit tef 035 ■ 5823208 |
||||||||||||||||
Loosdrechts porselein beschil-
derd met een waterlandschap De Loosdrechtse plassen, tegen-
woordig een begrip bij liefhebbers van watersport en ijspret, hebben in het verleden niet altijd op veel waardering kunnen rekenen. Ooit was het uitgestrekte piassen- gebied rond Loosdrecht zelfs een bron van kommer en kwel. Door intensieve turfwinning van- af de 16de eeuw ontstaan, had het drassige land weliswaar de beno- digde brandstof opgeleverd, maar vormde het tevens een broed- plaats voor de gevreesde "knut- ten". Deze kleine, venijnig bijtende insekten maakten het leven er vooral 's zomers vrijwel ondragelijk. Ook malaria was in Loosdrecht geen onbekend verschijnsel, even- min als armoede en werkloosheid overigens... Al met al geen aan- genaam oord om te vertoeven. Gelukkig valt hiervan weinig te bespeuren als we de kunstig beschilderde schaal van Loos- drechts porselein bekijken. De schilder heeft zich duidelijk laten inspireren door het aanwe- zige water, maar heeft vooral het stemmige karakter van het land- |
||||||||||||||||
schap willen benadrukken. In onze
moderne opvattingen wordt zo'n tafereeltje dan al gauw "roman- tisch" genoemd, maar het is in de eerste plaats gewoon bekwaam vakwerk. Wie echter meent dat de schilder een nauwkeurige af- beelding van Loosdrecht heeft weergegeven komt bedrogen uit. Alleen al de opeenstapeling van zware stenen gebouwen op de zompige plassenoever maken de voorstelling topografisch tamelijk onwaarschijnlijk. De maker van deze fraaie fantasievoorstelling moet gezocht worden in de omgeving van de Utrechtse landschaps- aquarellist Nicolaas Wicart (1748- 1815). Hoewel van Wicart diver- se getekende landschapjes bekend zijn die eenzelfde sfeer uitstralen, is het nog altijd uiterst moeilijk porseleindecoraties met zeker- heid aan zijn hand toe te schrij- ven. Het staat evenwel vast dat hij vanaf 1777 gewerkt heeft voor de Loosdrechtse porseleinfabriek. Afgaande op het nagelaten oeuvre van Wicart kan gesteld worden dat zijn voorstellingen steeds byzonder zijn van sfeer en stemming, maar desalniettemin topografisch onbetrouwbaar. |
||||||||||||||||
Conny C.
Bogaard,
conservator
Kasteel-Museum
Sypesteyn
Loosdrecht
|
||||||||||||||||
69
|
||||||||||||||||
mei /juni 1996
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||
oud-utrecht
een levende vereniging
met hart voor Utrecht Meepraten over de toekomst
Leden van de vereniging Oud-Utrecht weten waar-
over zij het hebben als zij zich verzetten tegen aantasting van het historisch erfgoed. Zij praten met gezag mee over het verleden en de toel<omst van hun stad en hun provincie. Excursies, lezingen en forums
Oud-Utrecht organiseert excursies naar historische
gebouwen, tuinen en dergelijke. Daarbij gaan vaak deuren open die normaal gesloten blijven. Op lezingen en forums worden belangwekkende historische en actuele onderwerpen behandeld. Behalve het Jaarboek en het Maandblad ontvan-
gen de 1800 leden van Oud-Utrecht elk jaar de Archeologische en Bouwhistorische Kroniek, ver- zorgd door de Stichting Publikaties Oud-Utrecht (SPOU). Zo blijven de leden op de hoogte van de altijd weer belangwekkende vondsten in Utrechts bodem en historische gebouwen. De Oud-Utrecht-Prijs
Oud-Utrecht bevordert de bestudering van de
geschiedenis van stad en provincie. Daarom is in 1992 de Oud-Utrecht-Prijs ingesteld, groot 3000 gulden. Eens in de twee jaar wordt deze prijs toe- gekend aan de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis van Utrecht. Zo blijft Oud-Utrecht actief om de kennis van het verleden van stad en provincie te vergroten. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vragen over vroeger
Verhalen van oude mensen zijn een belangrijke
bron van informatie over het dagelijks leven van vroeger. Het houden van een interview lijkt eenvoudig maar het aantal valkuilen is groot. Dit boek is bedoeld als praktische handleiding.
De verschillende fasen van het interview worden behandeld: de voorbereiding, het interviewen zelf en de verwerking van de resultaten. Daarnaast zijn er hoofdstukken gewijd aan de betrouwbaarheid van het menselijk geheugen en de geKhiedenis van het historisch |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
interview. Ook de
technische aspecten komen aan bod. Vragen over vroeger
kunt u bestellen door overmaking van ƒ 19,50/Bfrs 390 + f 2,80/Bfrs 56 verzendkosten op postgiro 810806 tn.v. het Nederlands Centrum voor Volkscultuur te Utrecht o.v.v. 'vragen'. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie liart heeft voor Utrecht is lid van Oud-Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2623866/2626800
fax: 030-2623274
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gUJ OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mei /juni 199 6
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierbij geef ik mij op als lid van de Vereniging Oud-Utrecht
naam
adres
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lil
|
iiii
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ïtii
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 f-.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
postcode
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woonplaats
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geboortedatum
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a.u.b. aankruisen wat u kiest:
; met onmiddellijke ingang (u betaalt dan contributie over het lopende kalender-
jaar en ontvangt dan alle publikaties die dit jaar zijn verschenen) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met ingang van het volgende jaar
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maandblad en Jaarboek
Het Maandblad Oud-Utrecht geeft volop informatie
over de geschiedenis en het heden van stad en provincie. Het is met zijn artil<elen, boel<besprel<ingen en 'verenigingsnieuws' onmisbaar. Het Jaarboel< Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen en om de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
yVluus
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NVM
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______ 030-234 00 08
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op liet gebied van:
• Elektra
• Klimaat
• Sanitair
• Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Tel. 030-288 24 64 Fax 030-288 57 33 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
)SB
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J&B Conseil B.y.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11111 /juni 1996
|
U T R E C U I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oud-utrecht
|
||||||||||||||||||||||||||
hier
postzegel plakken |
||||||||||||||||||||||||||
Vereniging Oud-Utrecht
Pr. Hendriklaan 76 3584 ER Utrecht |
||||||||||||||||||||||||||
Oud-Utrecht
'Vereniging tot beoefening en verspreiding
van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht' opgericht in 1923 |
||||||||||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74 |
||||||||||||||||||||||||||
MJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
||||||||||||||||||||||||||
TAILORSSINCE 1850
|
||||||||||||||||||||||||||
ER IS EEN BAN
WAAR OUDE WAARDE i NOG IN ERE WORDEN GEHOUDEN.
|
||||||||||||||||||||||||||
E
|
||||||||||||||||||||||||||
iiHH<i;';*»<*iMi
|
||||||||||||||||||||||||||
EN
|
||||||||||||||||||||||||||
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||||
O i O. - i_ I k I. ( II I
|
||||||||||||||||||||||||||
lil c I / j II I] I l 9 '•) b
|
||||||||||||||||||||||||||
m- lu
|
||||||||||||||
/H3: 'lil ocM \Q03
|
||||||||||||||
Utrecht
|
||||||||||||||
6 9e jaargang nummer 4
|
||||||||||||||
Interieur vart het
priesterkoor var) de Catharina- kathedraal te Utrecht, 1948. |
||||||||||||||
Het voormalig hisschopsaltaar in de
Utrechtse Catharijnekerk De keuze van...
Michel Sijnesael, Conservator Gemeentemuseum Het Rondeel Rhenen
Een joodse school te Zeist, 1942 - 1943
|
||||||||||||||
BIBLIOTHEEK OER
WJKSUNIVERSltteT UTRECHT |
||||||||||||||
®
|
||||||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, liebben wij altijd ruim in voorraad |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-288 21 31 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-2313804 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
%Af
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lul \,;l \iilu/ii,in^ <,ciin,,i^,luii>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij drukken
ook
uw kosten
BEL ONS VOOR EEN OFFERTE
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
é^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BOUW&VASTGCXD
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROIO SMEETS DE BOER
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-69S6644
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
|||||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks liidsehriii
69e jaargang nr. 4 juli/auguslus 1996 ISSN I 580-7137 Ontl-Uireehl is een uitgave van de
Vereniging üud~Ulrechl, vereniging tol bccieleningen lol verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en pr(wincie Ulrechl. Voinzilti'r: |.W, Lcniaicr
Snrclciriaal: Mw. J.C.M. 1'ennings, p/a Alexander Numankade 201, ^5^2 KW Utrecht. Pcnnin^mcali'i: J. Baars. Ukunl zich iipjji'vcn als lid van Je vereni- ging Ouci-L'frei M door te .S( hri/ven naar: Oud-Utrecht, Anlwoordnummer 3335, 3500 VP Ulrechl. De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26- ƒ 30,=; 65+J 44,= per jaar). Confribulie- en ledenadministratie: P. Kroes. Betaling coniribuiic op giro 575520. Redactie: M. IXilfin, B. van den Hoven
van denderen, M.C. van Oudheusden, B. van Santen, M. van de Vrugl, A. \'an der Zeijden. |
|||||||||||||||||
De herfst nadert al weer en de agenda van Oud-Utrecht getuigt van een reeks van acfiviteilen in het
Utrechtse. Het Utrechts Psalterium, de begraafplaatsen, de jaarlijkse kunstmarkt op het janskerkhof en vanzelfsprekend de open monumentendag, hel zijn slechts enkele activiteiten die plaatsvinden in de maand september. Leden van Oud-Utrecht en andere geïnteresseerden hoeven zich deze maand niet te vervelen. Het bewijs dat de Vereniging Oud-Utrecht nog steeds een levende en actieve vereni- ging is.' Actief en betrokken is ook ons redactie-lid Mark van Hattem. Met name rond de verandering van maandelijks- naar tweemaandelijks blad heeft Mark zich bijzonder ingezet. Langzamerhand echter namen zijn werkzaamheden buiten Oud-Utrecht zulk een omvang aan, dat hij - helaas voor de redactie - geen mogelijkheid meer ziet om zijn werkzaamheden in de redactie voort te zetten. Vanaf deze plaats willen wij hem echter van harte danken voor zijn werk de afgelopen jaren. Twee redactie-leden zijn nu - wegens drukke werkzaamheden - vertrokken. Wij hopen u echter op korte termijn weer voor te kunnen stellen aan enkele nieuwe frisse krachten. |
|||||||||||||||||
Redaetieadirs:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormj^ci'ing.- De Vormers, Utrecht
/)nife; l\' Boer Cxtperus
Oiul-Vtteeht. Tweemaandelijks tijdsetmft
verschijnt zes iTiaal per jaar. Deadline a^^enda volgende nummer: 20 augustus 1996, \erschijningsdatuni 1 oktober. Uw bijdragen kunt u toeslurcn aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 1/4 of 3 V2 inch lloppy (WorcIPcrfect, versies 4.2, 5.0 ol 5.1). Aanbevolen oni\ang lussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperki mogelijk gehtiuden moei worden. Het gebruik van lussen- kopjes wordt aangeraden; illuslratie- suggestics zijn zeer welkom. |
|||||||||||||||||
Inhoud
|
|||||||||||||||||
Van de redactie
Het voormalig bisschopsaltaar in de Utrechtse Catharijnekerk
Casper Staal
Agenda
De keuze van
Michel Sijnesael
Een joodse school in Zeist, 1942 -1943
R.P.M. Rhoen
Boekenschouw
Nijverheid |
|||||||||||||||||
75
76 83
85 86
91
92 |
|||||||||||||||||
75
|
|||||||||||||||||
juli ! augustus 1996
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
Het voormalig hisschopsaltaar in de
Utrechtse Catharijnekerk |
|||||||||||||||||||
In de Catharinakerk aan de Lange Nieuwstraat is recentelijk na een jarenlang
verblijf in het depot van het Museum Catharijneconvent, een neogotisch beeld van Johannes de Doper herplaatst. Van 1887 tot de sloop van het altaar in 1963 had het beeld een plaats aan het ciborium, de overhuiving, van het bisschops- altaar. Dat was een neogotisch werkstuk, vervaardigd door de Utrechtse Duitser Friedrich Wilhelm Mengelberg naar een ontwerp van de Akense architect Hugo Schneider. |
|||||||||||||||||||
Schneider. In 1872 werd hel grote
vloertapijt voor hel priesterkoor geknoopt door Utrechtse en Zwolse vrouwen, naar een ont- werp van Alexander Kleinertz. In 1874 werden twee kalkstenen beelden geschonken namelijk dal van Sint Jozef - patroon van de katholieke kerk - op de zuidelijke hoek van de noordelijke iransept- wand (waar nu Johannes staal), en dat \-an C^alharina \-an Alexan- drië, pairones van het kerkge- bouw, op de er tegenover gelegen hoek. In 1875/76 werd door Mengelberg het sacramentsaltaar gebeeldhouwd naar een ontwerp van Hugo Schneider. Fn tussen deze schenkingen door beglaasde Heinrich Geuer de kerk met zijn kleurig glas-in-lood, terwijl hel gebouw van boven tol onder ge- polychromeerd werd.^ Na deze lijsl \'an schenkingen zijn we benieuwd naar hel hoogaltaar van die dagen. Merk- waardigerwijs hebben wc nauwe- lijks een idee hoe het eruit zag. Alle tot op heden bekende afheef- dingen van de kerk laten hel niet zien. Naar de vormgeving van het hoogaltaar moeien we dus gis.sen. Blijkens een mededeling van ka- pelaan A.E. Rienljes in een serie artikelen over de Utrechtse kerken (1914-1920) stamde het hoog- altaar nog uil de tijd dat de tnili- tairen de Catharijne gebruikten als hun garnizoenskerk. Als 'rela- blement' (altaarstuk) op het altaar diende het grote paneel van 200 x 156,5 cm voorstellende de nieuw- testamentische scène 'Laat de kin- deren tot inij komen'. Hel .stuk was geschilderd in 1620 dotir Werner van Valckert (ca. I 580-na 1627). Aalmoezenier |aii Baptist I luijgens (overl. 1824) verwierl hel schil- derstuk, waarvan gezegd wordt dat hel uil de Janskerk komt, in |
|||||||||||||||||||
De negentiende eeuwse
herinrichting Het Johannesbeeld vormde
een onderdeel van het bisschop- pelijk allaar in de Utrechtse rooms- kalholieke Catharinakathedraal. Voor een korte geschiedenis van dat altaar - dat inmiddels verdwe- nen is - gaan we naar de vorige eeuw. Nadat deze kerk in 1840 bij Koninklijk Besluit door Wil- lem II aan de katholieken was overgedragen, werd een decen- nium later begonnen mei een grootscheepse restauratie van dat gebouw. Niet alleen de bouw- kundig vervallen en de zwakke plekken werden onder handen genomen, ook de decoratie werd aangepakt. In de loop van twintig jaar, van 1860 tot 1880, werd de kerk veranderd van een blanke laat-gotische kerk tot een bont beschilderd en druk gedecoreerd neogotisch godshuis. Model daar- bij stonden de Keulse Dom en de Sainte Chapelle in Parijs. Twee architecten moeten hier met name worden genoemd: A.J. van de Brink (1816-188.3) en F.W. Mengelberg (1837-1919). Van hun tekentafels kwamen heel wat verbouwingen, aanpassingen en nieuwe meubel- stukken. Ook andere namen komen we tegen: de gebroeders Goyers, Heinrich Geuer, 'baas' D.L. van Kent, Leonard Fuchs, Hugo Schneider, de polychrotrieur |
|||||||||||||||||||
Buchtermann, Alexander Kleinertz
en Gerard Bartel Brom. Nederlan- ders en Duitsers leverden voor deze kerk werken al. Om chro- nologisch enkele jaartallen te noemen: In 1862 werd een grote neogoti-
sche preekstoel aangekocht. Het was een bekroonde inzending op de wereldtentoonstelling te Lon- den, een werkstuk van de gebroe- ders tioyers, beeldhouwers te Leuven. Gerardus (1820-1897) en Jan (1818-1905) Goossens uil Den Bosch leverden twee kanun- nikenbanken met ieder vijf zit- plaatsen. In 1863 kwam de com- muniebank, gemaakt door de edelsmid Brom, bij gelegenheid van het 25-|arig prieslcrleest van de pastoor \an deze kerk. Andreas Schaepman, de latere aartsbis- schop. In 1867 werden twee grote meubelstukken geleverd: de sedilia of driezitsbank, en de credens, een fraai met houtsnij- werk en een schildering op koper gedecoreerde 'dientafel' , vervaar- digd door Friedrich Wilhelm Mengelberg. In 1868 kwam er een imposante bisschopstroon van dezelfde beeldhouwer. In 1871 werd het kruisallaar mei een ex- pcisilielroon geplaatst, vervaar- digd door Mengelberg en Brom. In dalzelfde jaar werd het oxaal geplaal.sl, gesneden door Mengel- berg naar een ontwerp van Hugo |
|||||||||||||||||||
76
|
|||||||||||||||||||
Casper Staal
|
|||||||||||||||||||
juli ! flu^usfws 199 6
|
|||||||||||||||||||
U T R i; C
|
|||||||||||||||||||
r^r^j,
|
|||
Het voormalig hisschopsaltaar in de
Utrechtse Catharijnekerk |
|||||||||||||
Mengelberg in 1871. De tweede
tekening was een ontwerp voor een sacramentsaltaar; dat werd in licht gewijzigde vorm gereali- seerd in 1875. De derde tekening liet een nieuw bisschopsaltaar zien.'* Nieuw bisschopsaltaar
Het heeft vele jaren geduurd
eer Schneiders tekening in uit- voering werd genomen. Uit de notulen van het kerkbestuur valt de oprichting ervan te volgen. In 1878, tien jaar na de vervaardi- ging van de tekening, deden twee pastoors een schenking die be- stond uit beleggingscertificaten. De notulen van 24 april: 'Verder is bij den Secretaris nog ont- vangen van de HEerw. Heer H.J. Smidt Pastoor van Onze Lieve Vrouwekerk en van den ZEerw Heer H.J. Kloppenborg Pastoor en Plebaan van de St. Catharina- kerk de navolgende gift als Peru- anen 1 stuk van £ 100, Turken 3 stuks van £ 300 en 2 stuks van ieder £ 50, onder voorwaarde van daarvan te formeren een fonds om in de Metropole St. Catharina het hoofdaltaar volgens teekening van Architect A. Snyder (= H. Schnei- der) te bouwen en met bepaling van dat fonds afzonderlijk en uit- sluitend voor dit doel te admini- streren door het Kerkbestuur der Metropole. Deze mededeeling wordt door Monseigneur den Aartsbisschop en Kerkmeesters met graagte vernomen en wordt aan de milde schenkers de harte- lijkste dankbetuiging gebragt met den wensch dat hun voorbeeld door andere moge gevolgd worden en dat spoedig een prachtig hoofd- altaar in den metropole moge verrijzen. Monseigneur den Aartsbisschop
verleent onmiddelijk zijne goed- |
|||||||||||||
het begin van de 19de eeuw
bij de kunsthandelaar Van den Heuvel. Op een nog onbekend tijdstip werd het altaar uit elkaar gehaald en kreeg het paneel een plaats in de vergaderzaal van het sinds 1859 aan de Catharijne- kathedraal verbonden kapittel. Blijkens een mededeling van pas- toor J.H. Hofman (1837-1910) verhuisde het paneel in 1874 naar het Aartsbisschoppelijk Museum. Thans maakt dit schilderij deel uit van de collectie van het Muse- um Catharijneconvent.3 Pas in 1887 kwam er een nieuw hoog- altaar. Wat werd als hoogaltaar gebruikt in de tussen liggende jaren? Een plausibel antwoord is dat het kruisaltaar van 1871, dat geen altare fixum (een vast gemet- seld altaar) was maar een altare portabile (een draagbaar altaar) de functie van hoogaltaar vervulde. Men kon het in voorkomende ge- vallen vanuit de eerste koortravee naar het oosten verplaatsen zodat het in de absis kwam te staan. Misschien is de oprichting van dit neogotische altaar wel de aanlei- ding geweest het Van Valckert- altaar uit elkaar te nemen. Temid- den van zoveel neogotiek zal dit zeventiende eeuwse schilderstuk op een waarschijnlijk barok of neoclassicistisch altaar aan het einde van de jaren zeventig van de vorige eeuw misstaan hebben. Er lag in 1871 evenwel al een te- kening om een ander altaar op te richten. Die tekening was in 1868 gemaakt. Hugo Schneider (1841- 1925), een Akense architect die het nodige in het aartsbisdom Utrecht heeft ontworpen, had in dat jaar voor de Utrechtse Catha- rijnekerk drie ontwerptekeningen gemaakt: de eerste toonde een oxaal en het kruisaltaar, die beide gerealiseerd werden door F.W. |
|||||||||||||
78
|
|||||||||||||
i uii I augustus 19 9 6
|
|||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||
2, Foto van de keuring aan beide bovenstaande
ontwerptekening schenkingen en authoriseert het
voor een nieuw Kerkbestuur tot aanvaarding
bissctiopsaltaarin daarvan. De Eerw. Heer Plebaan
deCatharina- Kloppenburg verlaat met toe-
Itathedraal te stemming van Monseigneur ten
Utrecht Aan de gevolge zijne ziekelijke omstan-
overhuiving zijn digheden de vergadering. 5' Drie
twee bisschops- jaar later, in 1881, vindt de ver-
faee/den getekend. koop plaats van een monstrans
Hugo Schneider, ten behoeve van het altaar.6 Aachen 1868 Dit alles geschiedde onder het
(foto: Museum episcopaat van Andreas Ignatius
Catharijneconvent, Schaepman, de grote promotor
ABMf44) van een waardiger decoratie van deze kerk en een neogoticus in
hart en nieren. In 1882 trad na de dood van Schaepman een nieuw aartsbisschop aan. De bisschop van Haarlem, Petrus Mathias Snickers, promoveerde tot aartsbisschop van Utrecht. De reden van zijn benoeming is niet duidelijk maar de indruk bestaat - en nadere archiefstudie zou het kunnen uit- wijzen - dat onder het episcopaat van Schaepman de diocesane financiën wal in 'disordre' waren geraakt. Snickers, zoon van een bankier en zelf goed bij kas, was mogelijk de meest aangewezen persoon om de affaires van Schaepman op te lossen.'' In 1883 werd er bij het kerkbestuur door Mengelberg een begroting voor een nieuw altaar ingediend.8 Op de begroting werd afgedongen, als we zien wat uiteindelijk gere- aliseerd werd. Zo direct kom ik op de uiterlijke verschijnings- vorm van het altaar terug. Eerst voltooi ik de chronologie. In 1885 bestelde men het nieuwe hoofdallaar bij Mengelberg. De op- drachtgever was echter niet hel Kerkbestuur van de St. Catharina- kerk maar het Metropolitaan Kapittel."^ De obligaties van de pastoors Smidt en Kloppenborg werden te gelde gemaakt. In de |
loop van 1886/87 zal het altaar
geplaatst zijn. Op 8 augustus 1887 consacreerde aartsbisschop Snickers het nieuwe allaar. 10 Twee dagen later, op 10 augus- tus, vond vanaf hel nieuwe altaar de priesterwijding plaats van de Rijsenburgse seminaristen. H Ciboriumaltaar
Hoe zag het allaar eruit waar-
van we nu de ontstaansgeschiede- nis hebben vemomen? Eerst schets ik u de ontwerptekening van Hugo Schneider. Hij ontwierp een zogenaamd ciboriumaltaar. Daaronder verstaan wij een altaar dat overhuifd wordt door een ciborium, een soort fraai versierd dak, dal steunt op vier vrijstaande pilaren. Zelf noemt men in die lijd een dergelijk altaar een balda- kijnallaar. Maar de hedendaagse typologie wil dat wij baldakijn- altaar gebruiken voor een altaar dal overhuifd wordt door een baldakijn dat overhangt vanuil de achtermuur. Hier gaat het dus om een ciboriumaltaar. Een ciboriumaltaar in de 19de eeuw wekt onze aandacht. Derge- lijke allaren waren namelijk on- gebruikelijk. Het ciboriumaltaar stamde uit landen als Italië waar het bijvoorbeeld in de Romeinse basilieken voorkomt. Het heeft daar een oud-christelijke of mid- deleeuwse oorsprong. De barok kent het ook. Het beroemdste voorbeeld is het hoogaltaar van de Sint Pieier te Rome met de overbekende gedraaide zuilen van Bemini. Maar in Nederland kennen we het ciboriumaltaar niet. Het duikt hier pas op in de twee- de helft van de negentiende eeuw. Onder invloed van de Franse en Duitse neogotische architecten wordt deze overhuiving 'ontdekt' en ook in ons land gebruikt. Op |
bescheiden schaal. Zonder erop
aanspraak te maken dal ik alle ciborium-allaren uit deze periode heb opgespoord, lel ik er slechts tien. Zoveel mogelijk in chrono- logische volgorde: In de Nijmeegse Sint Ignaliuskerk richt Pierre Cuypers in 1869 een ciborium- altaar op, bij mijn weten het eerste in ons land in de 19de eeuw. Het allaar bestaat niet meer want de Ignaliuskerk wordt in 1894/95 gesloopt en vervangen door een nieuwe kerk naar een ontwerp van van Nicolaas Molenaar. 12 in de kapel van het groot-seminarie Rijsenburg bouwt A.J. van de Brink een ciboriumaltaar, dat tegelijk met hel groot-seminarie gesloopt is. In 1875 vervaardigt F.W. Mengelberg naar een tekening van Hugo Schneider voor de Utrechtse Catharinakerk een sacraments- altaar met een ciborium. In de Zwolse Onze Lieve Vrouwekerk van Nicolaas Molenaar bouwt Mengelberg in 1886 een ciborium- altaar. Pierre Cuypers richt in de door hem gebouwde Maninus- kerk te Sneek in hetzelfde jaar een ciboriumaltaar op. Dan ver- schijnt het Utrechtse bisschopsal- taar. In de St. Franciscus Xaverius in Amsterdam (De Krijtberg), in 1881 door Alfred Tepe voor de jezuïeten gebouwd, plaatst Men- gelberg in 1886 een ciborium- altaar dat er nog altijd staat. In de Bartholomeuskerk in Zevenberg- sche Hoek, een schepping van Weber uit 1886, verschijnt enkele jaren later een ciboriumaltaar, dat in het oorlogsgeweld van 1944 verwoest wordt. In de kerk van Sint Petrus Stoel te Antiochië te Uden van dezelfde architect wordt kort na 1890 een ciboriumaltaar opgetrokken. Pierre Cuypers bouwt in de Sint Servaas te Maastricht in 1891 een ciboriumaltaar. In de St. |
||||||||||
79
|
||||||||||||
juli I augustus 199 6
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
Het voormalig hisschopsaltaar in de
Utrechtse Catharijnekerk |
|||||||||||||||
Franciscuskerk te Nijmegen, een
schepping van Pierre Cuypers uit 1878-1880, wordt na de voltooi- ing van de kerk een ciborium- altaar gebouwd. 13 Waarom ontstond vrij plotseling een herwaardering van het cibori- umaltaar, dat toch in onze stre- ken een vreemde eend in de bijt is? Ik denk dat de symboliek die eraan werd gehecht, een belang- rijke rol speelde, alsmede dat de voorbeelden ervan in Frankrijk en Engeland, bewondering genoten. Symbolisch worden de vier zuilen waarop het ciborium rust, geduid als de vier hoeken van de aarde. De overhuiving stelt de hemel voor, waarom de binnenzijde van de overhuiving dan ook blauw geschilderd is en met gouden sterren bezaaid. Onder de schutse des hemels wordt dagelijks Chris- tus' zoenoffer herdacht. De tent van de heerlijkheid Gods en Zijn genade overschaduwt de heilige tafel. Tussen de zuilen zijn stangen aan-
gebracht waaraan altaargordijnen kunnen worden opgehangen. Die zijn een typisch neogotisch ele- ment. Het Concilie van Trente (1545-1563) had de zichtbaarheid van het altaar gepropageerd maar onder invloed van de bestudering van de middeleeuwen werd in de negentiende eeuw de 'disciplina arcani' weer ontdekt: het afscher- men van het heilige. De na Trente verdwenen altaargordijnen, de tetravela, keerden zo terug en wer- den ook daadwerkelijk aan drie zijden van het altaar weer opge- hangen. Uit de literatuur van die dagen blijkt, dat het ciborium ook herinnerde aan de Verbondstent tijdens de tocht van het Joodse volk door de woestijn. Voorts as- socieerde men de overhuiving met het rotsgraf van Christus. |
Een niet op symboliek maar op
rubriekenstudie gefundeerd argu- ment voor het oprichten van een ciborium werd gevonden in het Ceremoniale episcoporum dat er soms over spreekt.''* In deze tijd van terugblikken naar het ver- leden hield men van dit type symbolen en redeneringen.'5 Het Utrechtse ciborium is het meest schatplichtig aan dat van de Farijse Sainte Chapelle. Daar was het in de middeleeuwen gebouwd als een overhuiving voor drie Christus-relieken: een stukje van het Heilig Kruis, de doornenkroon en de spijkers van Golgotha. Die werden in deze koninklijke kapel bewaard. Nu inspireerde de vorm van deze Franse schepping bij het ontwerp van neogotische altaar- ciboria. Aan de overhuiving van het
Utrechtse bisschopsaltaar heeft Schneider beelden geschetst. Om- dat de tekening geen perspectief vertoont, kan men er twee zien. Ze stellen bisschoppen voor. Hoewel er geen sprake is van identificeer- bare attributen, wekken de baard- loze en de bebaarde bisschop de associatie met Willibrord en Boni- fatius, de twee eerste bisschoppen op de Utrechtse zetel. Het driehoekige frontaal van het ciborium vertoont een zetelende Christus. Op de drie hoogste punten staan engelen getekend. Zij houden passiewerktuigen in de hand: het kruis, de doornen- kroon en de drie nagelen. In deze ornamentiek wordt de relatie tot de Sainte Chapelle als bron van inspiratie heel duidelijk. Samen- vattend: de overhuiving stelt de hemel voor waar Christus zetelt, omringd door engelen en heiligen. Uitvoering
Mengelberg offreerde op ba-
|
sis van deze tekening van Schnei-
der. Hij spreekt over '4 groote beelden op de 4 hoeken a stuk ƒ 300//1200'. Verder spreekt hij over '1 groep in 't midden; Chris- tus met twee beelden opzij ƒ 800'. De offerte bedraagt ƒ13.123,-, waarbij Mengelberg opmerkt dat niet in de offerte begrepen zijn een retabel, een tabemakelkast en een expositietroon, het steiger- werk en de fundering. Hij kan wel vier reliëfs voor een retabel maken, alsmede een tabernakel en een expositietroon in hout of steen, rijk verguld en gepolychro- meerd. Dan komt op het ge- offreerde bedrag nog de som van ƒ2.800,-.16 Als we naar de vroegste foto
kijken die van het altaar bekend is, werd het geheel soberder uitge- voerd dan deze offerte laat zien. ' *" Aan de overhuiving van het altaar komen slechts twee beelden; Christus in het frontaal wordt niet gellankeerd door twee figuren en er komen geen tabernakel, expo- sitietroon en retabel. Ook de door Schneider getekende engelen met de 'Arma Christi' worden niet uit- gevoerd. Het Memoriale van de parochie bericht dat het geheel ƒ 8.000,- heeft gekost.'8 Vv'el is interessant te vermelden dat in hetzelfde jaar 1887 het echtpaar De Vos-Sterkenburg bij gelegen- heid van hun vijfentwintig-jarig huwelijksfeest aan de kerk een groot neoromaans bronzen altaar- kruis schenkt, dat Gerard Barteld Brom vervaardigde. Bij dat kruis horen zes forse kandelaars die de- zelfde ornamentiek als het kruis hebben en daarmee dus één ge- heel vormen. I'' Zoals de oude foto's tonen, werden rond het altaar, conform de opvattingen van de neogothiek, altaargordijnen opgehangen. Een retabel was dus |
|||||||||||||
80
|
|||||||||||||||
juli / augustus 19 9 6
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Anno Domini MDCCCLXXXVII.20
Aan de overhuiving hadden zo de patroonheiligen van de beide eerste aartsbisschoppen na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 een plaats gekregen. Tot de sloop circa 1963 was het
ciboriumaltaar van Schneider- Mengelberg te zien. Het bisschop- pelijk altaar ging een tachtig jaar mee totdat het moest wijken voor de bisschopstroon, die volgens de opvattingen van de restauratie- architect en zijn adviseurs, naar oud-christelijk gebruik een (on- practische) plaats diende te krij- gen in de absis. Beide beelden werden door de kerk aan het Aartsbisschoppelijk Museum ge- schonken. Voor het iconografisch programma van de kerk beteken- de dit, dat Andreas ging ontbreken in de reeks van de twaalf aposte- len. Bij de plaatsing van de twaalf apostelbeelden in 1897 had men terwille van de symmetrie de der- |
tiende apostel, Paulus, in de rij
opgenomen, omdat Andreas al een plaats had. Sint Jan Baptist is in 1996 als
schenking uit de museumcollectie naar de kerk terug gekeerd, maar niet om de nagedachtenis aan aartsbisschop Zwijsen, de grote organisator van de Nederlandse rooms-katholieke kerkprovincie levendig te houden. Opgesteld vis-a-vis met de patrones van de kerk, Catharina van Alexandrië, figureert johannes thans als een 'mede-patroon', omdat de Johan- nieters zich naar de Voorloper des Heren noemden en de Catha- rijnekerk van 1528 tot 1580 een Johannieter kloosterkerk geweest is. * Dit artikel is een bewerking van de
voordracht die de auteur op zondag 18 februari 1996 hield in de Catharina- kerk te Utrecht bij de formele over- dracht van het gerestaureerde en her- plaatste Johannes de Doperbeeld aan de binnenstadsparochie van Sint |
||||||||||
3. Interieur var) niet zo nodig. Het achterwege
het priesterkoor laten van een tabernakel was ook
van de Catharir)a- een typisch bisschoppelijke 'be-
liathedraal te zuiniging' want in een kathedraal
Utrecht, 1948. mocht het H. Sacrament niet rus-
Op de a/taartom- ten op het hoogaltaar. Het taber-
be staat het zeven- nakel had zijn plaats op een zij-
tiende-eeuwse altaar dat sacramentsaltaar werd zilver uit de voor- genoemd. Zoals we gezien hebben
malige schuilkerk was dat al in 1875 gerealiseerd,
aan de Catharijne- Een andere wijziging ten opzichte
steeg opgesteld. van de ontwerptekening was dat (foto: co//, auteur) de twee bisschoppen veranderden
in twee andere heiligen. Mengel-
berg plaatste tegen de linker zuil Johannes de Doper, en tegen de rechter zuil de apostel Andreas. Het Latijnse opschrift dat aan de noordzijde op de altaartombe te lezen stond, verklaarde de aanwe- zigheid van deze heiligen: In vrome dankbaarheid aan de aarts- bisschoppen joannes Zwijsen en Andreas Ignatius Schaepman: het metropolilaan kapittel, de geeste- lijkheid en het Sint Bemulphus- gilde. |
|||||||||||
81
|
|||||||||||
juli I augustus 19 9 6
|
UTRECHT
|
||||||||||
Catharina. Zie ook Utrechts Nieuws-
blad ^3.W.m'ien3.2.K%.Hetbeéd werd gerestaureerd in 1995 door de beeldhouwer Anton van Wiggen die ook de console hakte. Frans van Hienen voerde de restauratie van de poly- chromie uit en vervaardigde de tapijt- schildering achter het beeld. Het ge- heel stond onder toezicht van Peter Haars en Henk Scholte die ook het ontwerp voor de console en de tapijt- schildering leverden. 2. GAU Par. H. Catharina nr 43 (Registrum
Memoriale) 3. A.E. Rientjes, 'De Roomsche kerken van
Utrecht. De St. Catharinakerk aan de Nieuwstraat', in: De officiële kerklijst (1914-1920) overdruk. GAU Bibl. 1939, f.13. Het inventarisnummer van Werner Van Valkert: ABM s 127. Zie voor het (hoog)altaar uit de voormalige schuil- kerk van St. Catharina, dat een plaats kreeg in de zuidelijke beuk van de Catharijnekerk: 0. Helleman, 'Het al- taar voor de Jezuïetenstatie St. Catha- rijne', in; Maandblad Oud-Utrecht 64 (1991)48-53; H.L.M. Defoer,'Een geschilderd interieur van de Sint Catharinakerk te Utrecht uit 1843', in Maandblad Oud-Utrecht 53(1980) 37-39 4. Over Hugo Schneider, zie; A.J. Looijen-
ga. De Utrechtse School in de neo- gotiek. De voorgeschiedenis en het Sint Bernulphusgilde (Amsterdam, 1991) 294. Van de ontwerpen van Schneider voor de Utrechtse Catharina- kerk zijn foto's van de ontwerpteke- ningen voor het sacramentsaltaar en het bisschopsaltaar bewaard gebleven in het Archief van het Sint Bernulphus- gilde, dat zich bevindt in de collectie van het Museum Catharijneconvent te Utrecht, inv. nr. ABM f 43 en 44. 5. GAU Parochie H. Catharina nr 126
(Notulen kerkbestuur) fol. 205. Plebaan Kloppenborg zal op 3 mei van het- zelfde jaar overlijden. |
6. GAU Par. H. Catharina nr 126 (Notulen
kerkbestuur) fol. 237,7 september 1881 7. Aan Schaepman en Snickers is nooit
een monografie gewijd. Over de eer- ste helft van Schaepmans leven; H. Woorts, Andreas Ignatius Schaep-
n)an en de kerkopbouw in het aarts- bisdom Utrecht vanaf het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie tot aan zijn benoeming tot aartsbisschop van Utrecht, 1853-1868, doctoraal scriptie Kath.Theol. Univ. Amsterdam, 1990 (ongepubliceerd). 8. GAU Parochie H. Catharina nr 77
(Begroting voor het vervaardigen van een baldakijnaltaar, opgesteld door W. Mengelberg) 1883 9. GAU Par. H. Catharina nr 126 (Notu-
len kerkbestuur) fol. 271, 20-11-1885 10. A. Tepe, 'De voltooiing der Kathedraal
of St. Catharinakerk te Utrecht', in; Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht!! (1901) 61-66 11. Utrechtsche Stedelijke en Provinciale
Courant, 8 augustus 1887 12. S. De Blaauw, De Sint-Martinuskerk
te Sneek, gotische vormen in negen- tiende eeuwse bezieling (Leeuwarden 1984)83 13. Voor de ciboriumaltaren in de hier
genoemde kerkgebouwen; J. Kalf, De katholieke kerken in Nederland (Amsterdam 1906); P.Th.A. Wermen- bol. Monumentdie kerken in verande- rend stadsbeeld. Catalogus Nijmegen Commanderie van St. Jan, 1993; A. Me- liesie-Appelhof, De Onze Lieve Vrou- wekerk in Zwolle (Zwolle [1993?]), De Blaauw, De Sint-Martinuskerk te Sneek; A.J.C, van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden, P.H.J. Cuypers als restauratiearchitect (Zwolle/Zeist 1995) 54-85 14. Zie het verslag van de voordracht die
het Bernulphusgildelid Aukes hield voor zijn medebroeders op 8 februari 1876. ln;HetG/tóehoe*;2(1877)141 ev.; Caeremoniale episcoporum Sanc- tissimi D.N. Benedicti Papae XIV jussu |
editum et auctum, Leodii, 1837, liber I
caput 12, nr. 13 15. G. Jacob, D;e Kunst lm Dienste der
Kirche (2e druk; Landshut 1870) 131 en 136 16. GAU Par. H. Catharina nr 177
(Begroting... Mengelberg, 1883) 17. Museum Catharijneconvent, ABM f 45
18. GAU Par. Catharina nr 43 (Memoriale)
19. Inventaris van het kerkelijk kunstbe-
zit van de parochie van de H. Cathari- na te Utrecht, 30 juni 1971 en januari 1983, nrs. 40 en 122 20. J. Kalf, 11
|
|||||||||||
82
|
|||||||||||||
juli I o il j^ [( s I II s 1996
|
|||||||||||||
II I RECHT
|
|||||||||||||
Agenda
|
||||||||||||
Historisch café
ledere 2e vrijdag van de maand,
vanaf 17.00 uur. Als inleiding een korte lezing over een Utrechts onderwerp. Plaats: Weeshuis, Domplein
Excursie begraafplaatsen
Soestbergen en Ktmelswade Op zondag 8 september om
14.00 uur organiseert de Vereni- ging Oud-Utrecht een rondleiding over de begraafplaatsen Soestber- gen en Kovelswade (de eerste en tweede Algemene Begraafplaats) aan de Gansstraat en de Konings- weg in Utrecht. De rondleiding wordt verzorgd
door Albert van der Zeijden (funerair historicus) en Bettina van Santen (kunsthistorica). Maximaal aantal deelnemers aan deze
wandeling is 30 personen. Opgeven: van tevoren opgeven bij: L Broer, tel. 030 - 2 54 19 94. Toegang: voor leden van Oud-Utrecht gratis; niet-leden betalen fl. 5.00. (Zie ook volgende pagina.) Open Monumentendag
Op zaterdag 14 september is het
weer Open Monumentendag. Lezing Reli^ositeit
Op zaterdag 14 september van
13.00 tot 14.00 uur zal Llewellyn Bogaers een dialezing houden, getiteld 'Religiositeit te Utrecht rond 1500'. Plaats: Utrechtse Volksuniversiteit,
Nieuwegracht 41, Utrecht Toegang: gratis Kunstmarkt Janskerk
Op 10, 11 en 12 september zal
weer de jaariijkse Kunstmanifes- tatie in de Janskerk gehouden worden. Ruim 20 kunstenaars uit |
||||||||||||
organiseert de 'Vereniging Oud-
Utrecht een rondleiding over de Rooms-katholieke Begraafplaats St. Barbara aan de Prinsesselaan in Utrecht, onder leiding van Albert van der Zeijden en Bettina van Santen. Maximaal aantal deelnemers aan deze
rondleiding is 30 personen. Opgeven: van tevoren opgeven bij: L. Broer, tel. 030-2 5419 94. Toegang: voor leden van Oud-Utrecht gratis; niet-leden betalen fl. 5.00. (Zie ook volgende pagina.) Lening 'Utrechts Psalter'
Op zondag 22 september om
14.00 organiseren Oud-Utrecht en de Alliance Frangaise in samen- werking met Museum Catharijne- convent een lezing, gehouden door mevr. C.M. Wüstefeld over 'Het Utrechts Psalter in de loop der eeuwen'. Na de lezing is er de mogelijkheid
een bezoek te brengen aan de tentoonstelling rond dit Utrechts Psalter, een wereldberoemd geïl- lustreerd handschrift uit het be- gin van de negende eeuw, dat al eeuwen in Utrecht bewaard wordt en nu samen met tal van andere middeleeuwse meesterwerken te bewonderen is. Toegang: voor leden van Oud-Utrecht en
de Alliance Francaise is de toegang tot de lezing gratis, maar men dient wel apart de toegang tot het museum en de tentoon- stelling te betalen (denkt U dus aan uw jongeren-, 65+ en museumjaarkaarten); niet-leden van de verenigingen betalen naast de museumentrée voor de lezing fl. 5.00. Opgeven: van tevoren opgeven bij:
L. Broer, (030) 2 54 19 94. (Zie ook volgende pagina.) |
||||||||||||
de regio Utrecht zullen hun werk
laten zien. Plaats: Janskerk, Janskerkhof, Utrecht
Toegang: gratis Tentoonstelling Slot Zuylen
T/m 15 september zal in Slot
Zuylen een expositie te zien zijn, getiteld 'Op stand aan de wand'. ■Vele uiteenlopende soorten por- tretten zijn er te zien: elegante miniaturen, tekeningen, geknipte silhouetten, schitterende gerestau- reerde schilderijen en nostalgische foto's. 'Vele van deze objecten werden niet eerder aan het pu- bliek getoond. Plaats: Slot Zuylen, Tournooiveld 1, Oud
Zuilen, tef 030 - 2 44 02 55. Toegang: dagelijks geopend van 14.00 tot 17.00 uur, maandag en vrijdag gesloten Gewijzigde openingstijden
Waterleidingmuseum Tot 10 november zijn de openings-
tijden van het Waterleiding- museum verruimd, nl.: dinsdag t/m vrijdag en op zondag van 13.30 tot 17.00 uur; zaterdag 11.00 tot 16.00 uur. Maandag gesloten. Plaats: Lauwerhof 29, Utrecht A\ondopenstelling Utrecht
Archief ■Vanaf 5 september a.s. openen
het Rijks- en het Gemeentearchief Utrecht elke donderdagavond gezamenlijk hun deuren voor bezoekers. Tot 21.00 uur kunt u in de studiezalen terecht voor infor- matie en onderzoek. Wel dient u vóór 16.30 uur op de betreffende donderdag de gewenste stukken aan te vragen. Excursie begraafplaats
St. Barbara Op zondag 6 oktober om 14.00 uur
|
||||||||||||
83
|
||||||||||||
juli I (luguslus 199 6
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
Utrechts Psalter'
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Wandeling
hegraafplaatsen |
|||||||||||||||||||||||||||||
Het Utrechts Psalter (Utrecht, UB, ms. 32) is ongetwijfeld het
belangrijkste geïllustreerde middeleeuwse handschrift in Nederlands bezit en internationaal gezien één van de belang- rijkste topstukken uit de periode die gewoonlijk wordt aan- geduid als de Karolingische Renaissance. |
|||||||||||||||||||||||||||||
Utrecht kent een fraaie reeks
begraafplaatsen, waarvan de 1e algemene begraaf- plaats Soestbergen wellicht de meest bekende is. |
|||||||||||||||||||||||||||||
School van Reims heeft zich ver
cwer Europa, zowel het continent als ook Engeland, uitgestrekt. Op de tentoonstelling, welke ge- houden wordt van 31 augustus tot en met 17 november in Muse- um Catharijneconvent, worden behalve het Psalter zelf ook die kunstvoorwerpen getoond die direct beïnvloed zijn door de stijl van het Utrechts Psalter, zoals handschriften, ivoortjes, kostbare boekbanden en gegraveerd berg- kristal. Alle voorwerpen zijn spectaculaire topstukken die nog nooit in hun onderlinge samen- hang gelijktijdig zijn geëxpo- seerd. Oud-Utrecht en de Alliancc Eran-
caise stellen u in de gelegenheid uw bezoek aan de tentoon.stelling te combineren met een lezing, die op zondag 22 september om 14.00 gehouden wordt door ine- vr. C.M. Wüstefeld, werkzaam tMj Museum Catharijneconvent. |
|||||||||||||||||||||||||||||
En terecht, want deze begraaf-
plaats, aangelegd naar ontwerp van J.D. Zocher, is niet alleen bij- zonder van ontwerp, maar heeft ook een grote reelcs interessante grafmonumenten. Interessant niet alleen omdat het bekende Utrech- ters betreft, maar ook vanwege de bijzondere vormgeving van de diverse graven. En na bijna 170 jaar mag deze begraafplaats ook tot één van de fraaiste stadsparken gerekend worden, hoewel minder bekend en betreden dan die andere parken in de stad. Hoewel eenvoudiger in aanleg, zijn ook de tweede begraafplaats (Kovels- wade) en de Katholieke begraaf- plaats St. Barbara de moeite meer dan waard. De tweede begraaf- plaats heeft eveneens een aantal bijzondere grafmonumenten én een monumentaal ontvangstgebouw naar ontwerp van architect W.G. Nieuwenhuis. De Katholieke be- graafplaats heeft o.a, bijzondere betekenis vanwege het ensemble gebouwen van de beroemde Utrechtse architect A. Tepe. Alle drie leveren ze een boeiend en gevarieerd beeld op van het be- graven in Utrecht in de 19e en het begin van de 20e eeuw. Een extra reden om deze plaatsen eens een bezoek te brengen. Bezoek Soestbergen en Kovelswade
8 september a.s. Bezoek St. Barbara 6 okt. a.s. Opgave verplicht, zie agenda. |
Het werd tussen 820 en 840 ver-
vaardigd in de benedictijner abdij Hautvilicrs bij Reims en wiirdt algemeen beschouwd als het hoofdwerk van de School van Reims, één van de voornaamste scholen waarin de Karolingische kunst wordt ingedeeld. Het meest spectaculaire aspect van het Psalter - dal Utrechts genoemd wordt, omdat het al eeuwen in Utrecht wordt bewaard - zijn de 166 tekeningen die bij elk van de 150 psalmen en de 16 toegevoeg- de bijbelse cantica zijn aange- bracht en deze op zo letterlijk mogelijke wijze illusleren. De tekeningen roepen reminiscensies op aan de antieke, vooral Romeins- Hellenistische kunst, maar ze zijn daarnaast ook ongekend levendig uitgevoerd en voor het heden- daagse publiek nog even aantrek- kelijk als ze in de negende eeuw moeten zijn geweest. De invloed van het Psalter en de |
||||||||||||||||||||||||||||
Eerste algemene
begraafplaats 'Soestbergen'. (Foto: F.D.U.) |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
84
|
|||||||||||||||||||||||||||||
juli / augusfus J9S
|
|||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||
KEUZE VA
|
N
|
||||||||||||||||||
D E
|
|||||||||||||||||||
'Gezicht op Rhenen'
In hel begin van deze eeuw krijgt
hel impressionisme in Nederland vorm. Rond 1910 vormde zich in Laren een groep impressionis- tische schilders, waaronder Ferdi- nand Hart Nibbrig, Co Breman en Hendrik Jan Wolter (1873- 1952). Zij werkten allemaal in de omgeving van Laren en hebben allen wel eens in Rhenen geschil- derd. De landschappen van Hart Nibbrig en Breman zijn met name pointillistisch. Het hele schilderij is opgebouwd uit kleine kleurenstipjes die van een afstand bekeken lot één geheel samen- smelten. Wolter bewonderde deze kunstenaars enorm, maar hij vond hun werkwijze te statisch en wetenschappelijk. Wolter schildert onder invloed
van het luminisme, een stroming verwant aan het impressionisme |
|||||||||||||||||||
gezet. Links op het schilderij wil
zojuist een veerpont aanmeren. Een vlekkerig wolkendek laat hier en daar een stukje blauw open. Hierdoor ontstaat er een groot licht/donkercontrast. Sommige stukken krijgen vol zonlicht, zoals Rhenen en de koeien op de voorgrond, terwijl andere stuk- ken in de schaduw liggen, zoals links op het schilderij te zien is. Dit schilderij illustreert Wolters
helder kleurgebruik. In dit werk is ook de dynamiek niet weg te denken. Alles lijkt razendsnel op het doek te zijn gezet. Van dicht- bij bekeken, is de voorstelling op- gebouwd uit vlekken, die op een afstand tot één geheel versmelten. 'Gezicht op Rhenen' heeft alle ele- menten in zich waar Wolter zo om geprezen werd. De kleuren en de vlugge penseelstreken brengen het doek tot leven. Het werk toont hel grote schilder- talent van deze kunstenaar. Van 6 juli lot en met 22 september 1996 is dit schil- derij, afkomstig uit een particuliere collectie, samen met een dertigtal andere werken van Wolters hand te zien op de bij- zondere zomer- lentoonstelling 'Wolter in Neder- land' in Gemeen- temuseum Het Rondeel te Rhenen. |
|||||||||||||||||||
die een grote, vaak symbolische
waarde aan kleur toekent. Hij schildert met lossere, grove pen- seelstreken, waardoor de werken meer dynamiek krijgen. Dit hangt ook samen met zijn verlangen naar een snellere weergave op het moment van inspiratie. Zijn wer- ken vallen op door hun kleurig- heid. Voor zijn inspiratie is hij vooral
aan waterkanten te vinden. Zo schildert hij een aantal Rijnge- zichten in de tijd dat hij in Laren woont, waaronder 'Gezicht op Rhenen'. Op de voorgrond slingert de Rijn,
die de blik van de kijker naar de Cuneratoren en de oranje daken van de stad leidt. Rhenen ligt in de volle zon, te zien aan de heldere kleur oranje. Op de voorgrond grazen wat koeien op de kade. Zij zijn in grove sireken op het doek |
|||||||||||||||||||
Michel Sijnesael,
Conservator Gemeentemuseum Het Rondeel Rhenen |
|||||||||||||||||||
85
|
|||||||||||||||||||
juli / augustus 1996
|
|||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Een joodse school te Zeist,
1942-1943 |
|||||||||||||||
"Vaststelling aantal leerlingen van Joodschen
bloede" stond als onderwerp vermeld in de linker bovenhoek van de circulaire van de secretaris-generaal van het departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming van 16 augustus 1941, die bij het gemeente- bestuur van Zeist op 19 augustus 1941 binnen- kwam. Daar was als bijlage bijgevoegd een rondschrijven van dezelfde datum, dat onder andere aan de besturen van onderwijsinrich- tingen voor lager en voortgezet onderwijs was gericht. Boven dat stuk stond: "Niet voor publicatie in welken vorm ook bestemd." De schoolbesturen kregen daarbij opdracht, zodra de zomervakantie voorbij was, binnen zeven dagen na het hervatten van de lessen na te gaan welke leerlingen joods waren. |
|||||||||||||||
gehuwd of na dat oogenblik met
een jood in het huwelijk treedt. (3) Een grootouder wordt als vol- joodsch aangemerkt, wanneer deze tot de joodsch-kerkelijke ge- meenschap heeft behoord." De secretaris-generaal schreef voor dat het bepaalde onder 2. zo moest worden uitgelegd dat kinderen die twee voljoodse grootouders hadden, als jood werden aan- gemerkt, wanneer zij een joods- godsdienstige opvoeding ont- vingen. Aan het departement van O.W.C,
moesten de schoolbesturen zo spoedig mogelijk opgave doen van het aantal leerlingen en aan de gemeentebesturen moesten zij een nominatieve opgave verstrek- ken. De secretaris-generaal gaf als toelichting aan de gemeentebe- sturen: "De zin hiervan is deze, dat U op die wijze het gemakke- lijkst en het snelst zult kunnen nagaan, of de door de scholen verstrekte gegevens inderdaad overeenstemmen met de gege- vens omtrent de kinderen van Joodschen bloede, waarover Uw gemeente beschikt." De gemeenten moesten hun gegevens eveneens doorgeven aan het departement. De reden voor het verzenden van de circulaire was het feit dat de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied aan de secre- taris-generaal van O.W.C, bevo- len had de joodse leerlingen in afzonderlijke scholen bijeen te brengen. Het was niet toegestaan in hetzelfde gebouw een niet- joodse en een joodse school on- der te brengen. Aan de hand van de verstrekte gegevens zou wor- den bepaald in welke gemeenten scholen voor joodse leerlingen zouden worden ingericht. Bij circulaire van 25 augustus 1941 liet het departement van |
O.W.C, weten dat de Duitse
autoriteiten opdracht hadden ge- geven dat de joodse leerlingen met ingang van 1 september van dat jaar van de scholen moesten worden verwijderd, of het moes- ten scholen zijn die uitsluitend waren bestemd voor joodse leer- lingen. "Met nadruk wensch ik erop te wijzen, dat het in de bedoeling ligt om de Joodsche kinderen in staat te stellen, het onderwijs, dat zij thans genieten, te vervolgen, zij het dan in afzon- derlijke onderwijsinrichtingen. Deze zullen zoo spoedig mogelijk worden opgericht, zoodat in het algemeen de betrokken Joodsche leerlingen niet langer dan vier weken zonder het hun passend onderwijs zullen zijn", aldus de secretaris-generaal van O.WC. In hun brief van 28 augustus d.o.v, aan de hoofden van de openbare en bijzondere scholen, waaronder ook begrepen het Christelijk Lyceum, de Zeister Industrie- en Huishoudschool, de Nijverheidsavondschool, de Han- delsavondschool en de Zeister Vrije School, verzochten burge- meester en wethouders de ouders van joodse leerlingen mede te de- len dat hun kinderen van hoger- hand niet meer mochten worden toegelaten tot de school. De maatregelen tegen de joden werden binnen een paar dagen aangescherpt. Het departement van O.W.C, maakte op 29 augustus 1941 bekend dat met ingang van 1 september joodse leeriingen alleen onderwijs mochten krijgen van joodse leerkrachten. Voort- aan was het verboden dat joodse leerlingen van niet-joodse perso- nen onderwijs, in welke vorm ook, zouden ontvangen, ook wanneer dat onderwijs gegeven werd in de vorm van club- of privaatles. Aan |
||||||||||||||
Om na te gaan welke leerlingen
van joodse bloede waren of als zodanig moesten worden be- schouwd, had men de regels van de Rijkscommissaris voor het be- zette Nederlandse gebied dien- aangaande te volgen. § 4 van de Verordening No. 189/1940 van de Rijkscommissaris (Verorde- ning betreffende de aanmelding van Joodsche ondernemingen) bepaalde: "(1) Jood is een ieder, die uit ten minste drie naar ras voljoodsche grootouders stamt. (2) Als jood wordt ook aange- merkt hij die uit twee voljood- sche grootouders stamt en 1. het- zij zelf op den negenden Mei 1940 tot de joodsch-kerkelijke gemeente heeft behoord of na dien datum daarin wordt opge- nomen, 2. hetzij op den negen- R.P.M. R/ioen den Mei 1940 met een jood was |
|||||||||||||||
86
|
|||||||||||||||
juli I augustus 199 6
|
|||||||||||||||
Bord: "Joden niet
gewenscht", aangebracht in april 1941 (Collectie gemeen- tearcliief Zeist) |
||||||||||||||
joodse leerkrachten was het vanaf
die datum verboden onderwijs te geven aan niet-joodse leerlingen. De Duitse autoriteiten wensten geen ontheffing te verlenen van dat verbod. Het antwoord \an de scholen
Het hoofd van de openbare
u.1.0.-school aan de Choisyweg en de hoofden van de openbare lagere scholen aan de Torenlaan, aan de Schoolweg in Austerlitz en aan de Hertenlaan in Den Dolder lieten het gemeentebestuur weten dat hun school niet werd bezocht door joodse leerlingen. Evenmin zaten er joodse leerlin- gen op de R.-K. lagere school voor meisjes aan de Voorheuvel, op de R.-K. u.1.0.-school aan de Kroostweg, op de neutrale school voor lager onderwijs aan de Kroostweg, op de Handelsavond- school, op de neutrale fröbel- school aan de Van der Mersch- laan en op de school voor lager onderwijs van de Gereformeerde Gemeente aan de Leliestraat. Vv'el stonden er joodse leerlingen ingeschreven bij de openbare lagere scholen aan de Burgemees- ter Patijnlaan (Thérèse Heijman, geboren 26 november 1929), aan de Bergweg (Edo Max Tierlier, geboren 29 september 1930; Nico Benedictus Tierlier, geboren |
18 januari 1935; Martha Zurel,
geboren 27 september 1930) en aan de Prof. Lorentzlaan (Louise Marianne Roza Goudsmit, gebo- ren 22 februari 1931; Helga Leeser, geboren 19 december 1928; Ingrid Leeser, geboren 8 april 1932; Margaretha Reimer, geboren 19 mei 1930). Verder zaten er joodse leerlingen op de R.-K. u.l.o.-school aan de Rozenstraat (Frits Unger, geboren 9 september 1929), op de school voor lager onderwijs van de Zeis- ter Schoolvereniging aan de Ver- lengde Slotlaan (Simon Michael Namenwirth, geboren 8 septem- ber 1934;Joseph Zwi Namenwinh, geboren 27 juni 1931; Gideon Cahen, geboren 8 juli 1931; Ruth Cahen, geboren 4 mei 1933; Abel Cahen, geboren 27 november 1934) en op de Zeister Industrie- en Huishoudschool aan de Tulp- straat (één leerling; de naam van de leerling werd echter niet opge- geven). Het bestuur van de laatst ge-
noemde school verzocht voor de op haar school zittende leerling een uitzondering te maken of anders de instantie te noemen waartoe men zich met dat verzoek kon wenden. Later maakte het depar- tement O.W.C, bekend dat de Duitse autoriteiten weigerden ont- heffing te verlenen van dat verbod. |
Het bestuur van de school van de
Gereformeerde Gemeente aan de Leliestraat nam een duidelijk standpunt in. Het schreef aan het gemeentebestuur: "Overigens be- treuren wij ten zeerste, dat de Secr. Generaal voornoemd deze maatregelen meent te moeten nemen, als zijnde in strijd met Gods Woord en met de verkregen vrijheid van ons Christelijk onder- wijs, hetgeen wij in ons bericht aan zijn Departement ook heb- ben vastgelegd." Een streekschool \oor lager
onderwijs Het departement van O.W.C,
liet op 9 september 1941 aan de burgemeesters weten - vanaf sep- tember van dat jaar namen de burgemeesters de taker waar van de gemeenteraad en van het col- lege van burgemeester en wet- houders - dat het vraagstuk be- treffende ondenvijs aan joodse leerlingen alleen spoedig kon worden opgelost als de gemeente- besturen daadkrachtig zouden meewerken. Als maatstaf voor het oprichten van een school voor lager onderwijs werd uitgegegaan van vijftig leerlingen in een gemeente. Het was ook mogelijk dat een aantal gemeenten geza- menlijk een school zouden op- richten. Korte tijd later werd dit |
||||||||||||
87
|
||||||||||||||
juli / augustus 1996
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Een joodse school te Zeist,
1942-1943 |
|||||||||||||||
werd de joodse onderwijzeres mw.
D.F. van Adelsbergen uit Amster- dam met ingang van 9 februari van dat jaar, na aanwijzing door de Centrale Commissie, benoemd tot hoofd van de joodse school. Tot tweede leerkracht werd Peter Mazur aangesteld. De heer E. Gazan uit Utrecht bood zich op 10 juni 1942 aan als invalkracht. Overgedragen
Burgemeester W.AJ. Visser,
die de taak van de raad van de gemeente Zeist waarnam, nam op 7 februari 1942 het besluit tot stichting van een joodse school voor gewoon lager onderwijs. Met ingang van 15 februari 1942 huurde hij twee lokalen aan de Antonlaan 10 van de vereniging voor Christelijk Nijverheids- onderwijs te Zeist. Dit was het catechisatie-gebouw van de voor- malige gereformeerde Oosterkerk aan de Slotlaan. Omdat het pand Antonlaan verkocht was aan de firma Stinkens, die er een orgel- pijpenfabriek wilde vestigen, werd de school met ingang van 1 mei 1942 verplaatst naar het pand Emmastraat 14, dat eigen- dom was van het R-K. Kerk- bestuur. Behalve in Zeist, lukte het in 1942 nog scholen op te richten in onder andere Breda en Doetichem. Het gemeentebestuur deed een
beroep op de hoofden van de openbare en de bijzondere lagere scholen om leermiddelen in bmik- leen af te staan voor de inrichting van de joodse school. Omdat de kosten door de joodse gemeen- schap moesten worden gedragen, was het noodzakelijk de school zo eenvoudig mogelijk in te richten. De school begon zijn lessen op 16 februari 1942. In verband met de |
|||||||||||||||
voorschrift verruimd, zodat er in
32 gemeenten scholen kwamen. Verwacht werd dat het moeilijk zou zijn om voldoende joodse onderwijzers te krijgen. De Coör- dinatie-Commissie voor de Jood- sche belangen te 's-Gravenhage was in het bezit van lijsten met de namen van joodse leerkrachten en kon ook op ander gebied behulpzaam zijn. Naast de twee leerlingen die een u.l.o.-school bezochten en de ze- ven leerlingen die een middelbare school, lyceum of gymnasium be- zochten, stonden vijftien joodse kinderen ingeschreven op scho- len voor gewoon lager onderwijs. Het gemeentebestuur ging er van- uit dat de eerst genoemde groep oudere kinderen in Utrecht naar school zouden kunnen gaan. Het aantal lagere schoolleerlingen was duidelijk beneden de norm die het departement van O.W.C, stelde voor de oprichting van een school. De gemeentebesturen van Doom, De Bilt en Driebergen- Rijsenburg waren echter bereid om samen te werken om in Zeist te komen tot de oprichting van een streekschool voor gewoon lager onderwijs. Naderhand zegden deze gemeenten toe, een even- redig aandeel in de materiële en personele kosten te zullen beta- len, indien de joodse gemeente die onverhoopt later niet zou betalen. In De Bilt woonden twaalf leer- lingen, in Doom vijf en in Drie- bergen-Rijsenburg tien leerlingen. De gemeente Zeist stelde op 16 september 1941 aan het departe- ment van O.W.C, voor in één of twee leegstaande lokalen van een der bestaande scholen onderwijs te laten geven door de joodse on- derwijzer Mozes van Staveren, die voorheen onderwijzer was geweest aan de openbare lagere |
school aan de Bergweg, en een
vrouwelijke joodse hulpkracht. In Zeist woonde een fröbel- onderwijzeres van joodse bloede, die in principe bereid was als hulpkracht te fungeren. Dat voor- stel was reeds besproken met de inspecteur van het lager onder- wijs en met Julius Frangois Cahen als vertegenwoordiger van de ouders van de joodse kinderen. De secretaris-generaal ging bij zijn schrijven van 28 november 1941 akkoord met het plan voor een joodse school in Zeist. In de circulaire van 28 oktober 1941 had het departement van O.W.C, intussen bekendgemaakt dat de joodse scholen uiteindelijk onder het bestuur zouden komen te staan van een in te stellen joodse raad en als zodanig moes- ten worden beschouwd als onge- subsidieerde inrichtingen van bij- zonder onderwijs. Benoeming van joodse leerkrachten moest geschieden in overleg met de Centrale-Commissie voor het Joodse Onderwijs in Amsterdam. De Zeister onderwijsaangelegen- heden voor de Centrale Commis- sie voor het Joodse Onderwijs werden behandeld door E.B. Namenwirth die in Zeist woonde, de plaatselijk hoofdvertegen- woordiger van de Joodse Raad. De genoemde commissie verzocht op 9 november 1941 de gemeente Zeist het initiatief te nemen tot het oprichten van een streek- school. In die brief werd ook melding gemaakt van een leerling uit Veenendaal. Blijkens een afschrift van een
brief van 7 januari 1942 van de Centrale Commissie voor het Joodse Onderwijs aan Mozes van Staveren te Zeist was deze in principe bereid de functie van onderwijzer te aanvaarden. Toch |
||||||||||||||
88
|
|||||||||||||||
juli / augustus 1996
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Op 3 mei 1943 schreef het hoofd
van de school aan de wethouder van onderwijs: "dat zij wegens de laatste verordening de Joodsche school te Zeist niet meer kan handhaven. Langs deze weg be- tuigt zij haar dank voor de mede- werking, die zij ondervonden heeft (...)." De Joodse Raad voor Amsterdam, afdeling onderwijs, bood de gemeente zijn excuses aan voor het feit dat de hoofdver- tegenwoordiger in Zeist nagelaten had de gemeente te informeren over de opheffing van de school. Negen leerlingen van de joodse school kwamen om het leven in een concentratiekamp: - Johanna Rozetta (ook geschreven
'Rosetta') Cohen, geboren te Amster- dam op 12 mei 1932, in Auschwitz op 27 augustus 1943; - Louise IVIarianne Roza Goudsmit, ge-
boren te 's-Gravenhage op 22 februari 1931, in Auschwitz op 1 oldober 1942; - Erica (ook geschreven 'Erika') Hoffman,
geboren te Wenen op 19 oktober 1931, in Sobibor op 7 mei 1943; - Eduard Sigismund van Os, geboren te
Utrecht op 18 maart 1935, in Sobibor op 9 juli 1943; - de twee broers Edo IVlax Tierlier, ge-
boren te Amsterdam op 29 september 1930, en NicoBenedictusTJerlier, ge- boren te Zeist op 18 januari 1935, en hun pleegzusje Martha Zurel, geboren te Haarlem op 27 oktober 1930, in Auschwitz op 5 november 1942; - Juda Walg, geboren te Rotterdam op
15 mei 1933, in Auschwitz op 22 okto- ber 1942, en - Kathy (ook geschreven 'Keetje') van
Zanten, geboren te Rotterdam op 15 mei 1930, in Auschwitz op 28 januari 1943. |
||||||||||||
Het aantal leerlingen bedroeg bij
de opening op 16 februari 1942 32 (De Bilt 6, Doom 5, Drieber- gen-Rijsenburg 7, Maam 1, Zeist 13). In september 1941 ging men nog uit van het aantal van 42 leerlingen. Op 20 april 1942 zaten 36 kinderen op deze school en uit een brief van 26 november 1942 blijkt dat het aantal leer- lingen op die datum nog maar 30 bedroeg. Het aantal leerlingen uit Zeist bedroeg op 1 september 1942 7 en op 1 maart 1943 5. Bij circulaire van 28 oktober 1942 liet de commissaris der provincie Utrecht de gemeenten weten dat de joodse scholen met ingang van 1 september 1942 overgedragen waren aan de Joodse Raad, het hoofd van de school in Zeist had de gemeente reeds op 23 oktober mondeling hierover geïnformeerd, en tevens werd door de commis- saris medegedeeld dat de uitga- ven, die de gemeenten ter zake van dit onderwijs tot 1 september 1942 hadden voorgeschoten, niet zouden worden gerestitueerd. De totale kosten over het tijdvak van 9 februari tot en met 31 augustus 1942 bedroegen voor de school in Zeist ƒ 1430,60. Aan het hoofd van de school werd per 1 novem- ber ontslag uit de gemeentedienst verleend. In de volgende plaatsen kregen de
joodse leerlingen in februari 1943 nog onderwijs: Almelo, Amers- foort, Amsterdam, Apeldoorn, Amhem, Baam, Breda, Bussum, Culemborg, Deventer, Doetichem, Eindhoven, Enschede, Gouda, 's-Gravenhage, Groningen, Haar- lem, Heerlen, 's-Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Oss, Roermond, Rotter- dam, Sittard, Tilburg, Utrecht, Winschoten, Winterswijk, Zeist, Zutphen en Zwolle. |
||||||||||||
Mr. W.A.}. Viaer leerlingen die van buiten Zeist
(Ubbergen 1904- kwamen, werd er les gegeven van
Leiden 1975) 10 uur 's morgens tot 3 uur
Burgemeester 's middags. In het voorjaar zou de
van Zeist van schooltijd gewijzigd worden in
1939 tot 1947 9 uur lot 2 uur. Tussen de mid-
(Collectie dag bleven de kinderen over op
Gemeentearchief school. De school bestond uit zes
Zeist) klassen, waarin alle vakken van
het lager onderwijs werden onder-
wezen. Naast het gewone onder- wijs bestond er gelegenheid lessen te volgen in de Hebreeuwse taal, joodse geschiedenis en riten en symbolen. Dit onderwijs werd, binnen het lesrooster, gegeven door de heer Wijnberg uit Utrecht. Vanwege de uniformiteit van het rooster en de belangrijkheid van de stof, werden de ouders ver- zocht hun kinderen deze lessen te laten volgen. De kinderen van de vijfde en de zesde klas konden bovendien Franse les krijgen. De zomervakantie werd gehouden van 11 juli tot en met 10 augustus. |
||||||||||||
89
|
||||||||||||
juli / augustus 199 6
|
UTRECHT
|
|||||||||||
Een joodse school te Zeist,
1942-1943 |
|||||||||||||||
Opgave van leerlingen
van de joodse school te Zeist
Leerlingen afkomstig uil de
gemeente De Bilt: - Bier, Max, geboren 22 mei 1930, van
23 februari 1942 tot 12 juni 1942;
- Blumenthal, Eva, geboren 17 decem-
ber 1930, van 16 februari 1942 tot 24 juni 1942;
- Cohen, Johanna Rozetta, geboren
12mei 1932, van 16 februari 1942 tot 2 juli 1942; - Karpowitz, Ellen Ruth, geboren
4 december 1929, van 30 maart 1942
tot 2 juli 1942; ■ Slager, Emilie Marianne, geboren
17juni 1935, van 16februari 1942 tot 5 mei 1942;
■ Wolff, Ullrich Reinhardt, geboren
16 maart 1930, van 16 februari 1942 tot 24 juni 1942. Leerlingen alkomslig uil de
gemeente Doom: ■ Hoffman, Erica, geboren 19 oktober
1931, van 16 februari 1942 tot?;
■ van Os, Eduard, geboren 18 maart
1935, van 24 maart 1942 tot?; - Sanders, Paul, geboren 21 november
1933, van 16 februari 1942 tot 2 juli 1942; - Sanders, Elly, geboren 24 oktober 1934,
van 16februari 1942 tot 2 juli 1942; ■ Sanders, Abraham, geboren 3 maart
1932, van 16 februari 1942 tot 2 juli
1942. Leerlingen afkomstig uil de
gemeente Driebergcn-Rijsenburg: - Auerbach, Eva, geboren 10 oktober
1935, van 16 februari 1942 tot 1 juni 1942; - Auerbach, Kurt, geboren 17 april 1932,
van 16 februari 1942 tot 1 juni 1942; - Schorstein, Hedwig, geboren 17 maart
1931, van 16 februari 1942 tot 2 juli 1942; - Stein, Eva, geboren 19juli 1935,
van 16 februari 1942 tot 15 mei 1942;
|
|||||||||||||||
- Walg, Juda, geboren 15 mei 1933,
van 16 februari 1942 tot 23 april 1942; ■ van Zanten, Kathy, geboren 16 mei
1930, van 16februari 1942tot2juli 1942. Leerling alkomslig uil de
gemeente Rotterdam: - van Messel, Gombrecht, geboren
27 september 1934, van 13 april 1942
tot 2 juli 1942. Leerlingen allcomslig uit de
gemeente Utrecht: - Weijsenbeek, Hadassa, geboren
12 december 1934, van 16 maart 1942
tot 24 april 1942; - Weijsenbeek, Philip, geboren 23 augus-
tus 1930, van 16 februari 1942 tot 2juli1942; - Weijsenbeek, Sophie, geboren 12
december 1934, van 16 maart 1942 tot 24 april 1942. Leerlingen alkomstig uit de
gemeente Zeist: - Cahen, Abel, geboren 27 november
1934, van 2 maart 1942 tot?; - Cahen, Gideon, geborens juli 1931,
van 16 februari 1942 tot?; - Cahen, Ruth, geboren 4 mei 1933,
van 16 februari 1942 tot?; - Goudsmit, Louise Marianne Roza,
geboren 22 februari 1931, van 16 februari 1942 tot 17 augustus 1942;
- Heijman, Therese, geboren 26 septem-
ber 1929, van 16 februari 1942 tot 24 juni 1942;
- Leeser, Helga Pauline, geboren
19 december 1928, van 16 februari
1942 tot 24 juni 1942; - Leeser, Ingrid Bertha, geboren
8 april 1932, van 16 februari 1942
tot 12 augustus 1942; - Namenwirth, Joseph Zwi, geboren
27 juni 1931, van 16 februari 1942 tot 11 augustus 1942; - Namenwirth, Simon Michael, geboren
8 september 1934, van 16 februari 1942 tot 11 augustus 1942; |
■ Reimer, Margaretha, geboren 19 mei
1930, van 16 februari 1942 tot 27 juni 1942; - Tierlier, Edo Max, geboren 29 septem-
ber 1930, van 16 februari 1942 tot 5 oktober 1942;
- Tierlier, Nico Benedictus, geboren
18 januari 1935, van 16 februari 1942
tot 5 oktober 1942; - Zurel, Martha, geboren 27 oktober
1931,van 16 februari 1942 tot 5 oktober 1942.
Bron
• Archief van de gemeente Zeist, 1906-
1945, inv.nr. 2180; Gemeentearchief Zeist. - In Memoriam, ('s-Gravenhage 1995).
- J. Presser, Ondergang. De vervolging
en verdelging van het Nederlandse jodendom, 1940-1945, fs Gravenhage 1965). |
||||||||||||||
90
|
|||||||||||||||
;iifi / augustus 19 9 6
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
B
|
•IE K E N S C H O
|
U W
|
|||||||||||||||
Veranderd Veenendaal
In dit boek staat de foto
centraal, het wordt dan ook terecht door de samensteller gekarakteriseerd als een foto- boek. De bedoeling van dit plaat- jesboek is het geven van een indruk van de Veenendaalse stra- ten en gebouwen in heden en verleden. Dit wordt in belangrijke mate gedaan door het maken van vergelijkingen tussen de oude en de nieuwe ruimtelijke situatie. Er komen wel mensen voor op een aantal foto's, doch om hen gaat het niet. De foto's zijn geordend volgens de route van een denk- beeldige wandeling door de plaats. De situatie zoals die zich op een oude ansichtkaart of foto voordoet is veelal als uitgangs- punt genomen, waarbij de ouder- dom van de foto's nogal varieert. De nieuwe foto's zijn gemaakt door Peter 'Will in het voorjaar van 1995. Hij heeft ze zoveel mogelijk genomen vanaf hetzelf- de punt vanwaar af ook de oude afbeelding is gemaakt. De ver- schillen vallen direct in het oog, maar voor wie wat langer kijkt, blijkt de continuïteit groter dan aanvankelijk gedacht. De bijschriften zijn vlot geschre- ven, verhelderend en getuigen van een grote lokale kennis. Dit laatste verwondert niet in een uitgave die totstand is gekomen ter gelegenheid van het tweede lustrum van de Historische 'Ver- eniging Oud 'Veenendaal. De ver- eniging kan met dit fraaie foto- boek gefeliciteerd worden en ik wens haar toe dat de verwachting dat 'voor fotoboeken met smeuïge verhalen een grote markt bestaat' bewaarheid wordt. (MV) Martin Brink, Veranderd Veer)er)daal,ver-
\eder\ en heden in beeld, uitgave van de |
|||||||||||||||||
en de illustraties zijn goed geko-
zen. Ik verwacht dan ook dat dit boek de grote groep voor wie het gemaakte is, de geïnteresseerde bewoners van de gemeente de Bilt, zal weten te boeien. (MV) Sabine Broeldioven en Sonja Barends, De
Bilt, Geschiedenis en Architectuur. Uitge- verij Kercl(ebosch, Zeist en SPOU, Lltrecht 1995,286 p., ill., ISBN 90-6720-168-5. |
|||||||||||||||||
Historische Vereniging Oud Veenendaal,
1995,128 p., ill., ISBN 90-800580-3-3. De Bilt
Dit fraai geïllustreerde boek
is het vijftiende deel in de reeks publicaties naar aanleiding van het Monumenten Inventarisatie Pro- ject (MIP) in de provincie Utrecht. Het boek valt in twee delen uit- een. Allereerst een inleiding waarin een historisch-geografische be- schrijving van de gemeente De Bilt wordt gegeven, die duidelijk voortbouwt op de bekende onder- zoekingen van Damsté en Dekker. Daarna volgt een samenvatting van de meest belangrijk geachte historische typen van gebouwen. Het tweede deel bevat de circa 175 objecten, waarvan naast de omschrijving ook een afbeelding is opgenomen. Zij zijn per adres gerangschikt eerst alfabetisch en dan numeriek. Een en ander wordt afgesloten met een register van vaktermen, literatuur e.d. Kortom de wetenschapelijke uit- voering van het project voldoet aan hoge eisen. Al bladerend en lezend komt ech-
ter toch ook een enkele vraag naar voren. Is de wat grote nadruk op representanten van de Amsterdamse school wel een juis- te afspiegeling van de gerealiseer- de bebouwing? De meerderheid van de panden, die gebouwd zijn in de landhuisstijl die zo karakte- restiek is voor grote delen van Bilthoven, is toch door andere architecten ontworpen. Het oordeel van de burgemeester, 'dat de gemeente de Bilt een gemeente is met een verrassend gevarieerd en rijk bezit dat voor- komt uit een eigen(zinnige) ge- schiedenis' wordt door dit boek overtuigend en uitnodigend on- derbouwd. De tekst leest prettig |
|||||||||||||||||
91
|
|||||||||||||||||
juli I augustus 1996
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||
rijkste ondernemingen in nage-
noeg alle sectoren van het Neder- lands bedrijfsleven. Dit project werd in 1993 afgerond en resul- teerde in een veertiendelige reeks Historische Bedrijfsarchieven en een geautomatiseerde databank, het BedrijfsArchieven Register NEHA genaamd (afgekort: BARN). Met het historisch besef van bedrijven ten aanzien van hun archieven is het zeer wisselend gesteld. Voor veel bedrijven vormt het archief een sluitpost op hun begroting. Er zijn echter ook bedrijven die oog hebben voor het cultureel-historisch erfgoed dat men in huis heeft. Men trekt geld uit voor het bewerken en schonen van het archief door een gediplomeerd archivaris en draagt het archief, zodra het geen belang meer heeft voor de lopende admi- nistratie, over aan een rijks- of gemeentearchief Met name juist |
deze bedrijfsarchieven vormen
een lucratieve bron van inkom- sten voor de vele archiefbewer- kingsbureautjes, die de laatste jaren als paddestoelen uit de grond zijn gerezen. Ook zijn er bedrijven die in het kader van een jubileumviering historici aan- trekken om te grasduinen in hun archief en vervolgens een mooi gedenkboek te schrijven, zoals het onlangs verschenen, fraai uit- gevoerde jubileumboek over de SHV. Het rijksarchief Utrecht heeft dit
jaar de draad van het NEHA weer opgepakt en in het voorjaar een enquête uitgezet onder een twee- honderdtal Utrechtse bedrijven die toentertijd niet door het NEHA waren benaderd of niet op de door het NEHA verzonden enquête hadden geantwoord. Hierdoor beschikken we nu over gegevens van in totaal zo'n 330 archieven van bedrijven. Deze bedrijven voldoen aan de volgen- de criteria: zij zijn opgericht vöör 1940, hebben meer dan 20 werk- nemers in dienst en zijn opge- richt of gevestigd in de provincie Utrecht. Bepaalde archieven zoals die van bedrijven in de bouw- nijverheid, de groot- en tussen- handel, de grafische industrie, de openbare nutsbedrijven, de spoor- wegen, het verzekeringswezen en de voedings- en genotmiddelen- industrie, zijn goed vertegen- woordigd in dit overzicht van Utrechtse bedrijfsarchieven. Echt verra,ssend is dit natuurlijk niet, want het is bekend dal juist deze dienstverlenende instellingen een belangrijke plaats in het Utrecht- se bedrijfsleven innemen. Het merendeel van de bedrijfs- archieven berust nog bij de be- drijven zelf; slechts een klein deel |
||||||||||||
Utrechtse bedrijven in woord en beeld
1996 is het jaar van het industrieel erfgoed.
Fabrieken, gemalen, spoorbruggen en water- torens staan volop in de belangstelling, ook in de provincie Utrecht. Veel van deze gebou- wen zijn echter in de loop der jaren verdwenen. Van deze verdwenen, maar ook van de nog bestaande bedrijven is vaak wél het archief bewaard gebleven. Daardoor weten wij nu hoe zo'n fabriek er honderd jaar geleden uitzag, wie er werkte en wat er gemaakt werd. |
|||||||||||||
Utrechtse Stoom- Een aantal jaren geleden verrichtte
mosterd fabriek te het Nederlands Economisch His-
Utrechl torisch Archief (NEHA) een groot- (Foto: Rijksarchief, scheepse inventarisatie naar de
Utrecht). verblijfplaats, omvang en inhoud van de archieven van de belang-
|
|||||||||||||
92
|
|||||||||||||
juli I £iugus(u.s \ 996
|
|||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||
Op 14 september tijdens de
Open Monumentendag zal de gids van Utrechtse bedrijfsarchie- ven verschijnen. De gids vormt een hulpmiddel voor diegene die op zoek is naar gegevens over Utrechtse bedrijven in rijks- en gemeentearchieven. Daarnaast wordt een overzicht geboden van Utrechtse bedrijfsarchieven. Tegelijkertijd start in het gemeen- te- en rijksarchief aan de Alexan- der Numankade 199-201 te Utrecht een gezamenlijke ten- toonstelling over het thema in- dustrieel erfgoed. Het gemeente- archief zal met beeldmateriaal uit de Topografisch-Historische Atlas een indruk geven van industrieel Utrecht. Dit gebeurt door middel van oude luchtfoto's, die een beeld geven van de monumentale opbouw van de diverse fabrieks- terreinen, en foto's uit de collectie van de Dienst Openbare Werken. Deze dienst documenteerde voor- al in de eerste helft van de twin- tigste eeuw veranderingen in de gemeente Utrecht, zoals de bouw en reparatie van bruggen, de aan- leg van het industrieterrein Lage Weide, de aanleg van havens en de bouw van de Oude Veemarkt en de Veilinghallen aan de Croe- selaan. Er worden ook enkele affiches en reclamemateriaal geëxposeerd. In het rijksarchief zal de gids van Utrechtse bedrijfs- archieven uitgangspunt vormen voor datgene wat ten toon wordt gesteld. De gezamenlijke tentoon- stelling is op weekdagen en op zaterdagochtend gratis te bezich- tigen. Tenslotte zal in het najaar een
workshop voor het doen van on- derzoek naar Utrechtse bedrijven worden gegeven. Voor nadere informatie en aanmelding: tel. 030-2753275. |
||||||||||||||||
Fouragehandel en
voederkoeken-
fabriek v. h.
J.5. Hooghiewstra
in 1942.
(Foto: Gemeente
archief Utrecht.)
|
||||||||||||||||
Wie geïnteresseerd is in de ge-
schiedenis van een bedrijf in zijn omgeving is echter niet uitslui- tend op een bedrijfsarchief aange- wezen. Er zijn nog verschillende andere archieven, berustend bij openbare archiefbewaarplaatsen, waarin men kan zoeken. Zo legde de gemeentelijke overheid in de negentiende eeuw patentregisters aan, waarin voor alle bedrijven in de gemeente werd vastgelegd welk patentrecht men verschul- digd was. Dit was een belasting die men betaalde voor het uitoe- fenen van een bepaalde handel of nering. Verder is er het handels- register van de Kamer van Koop- handel, ook wel de burgerlijke stand van het bedrijfsleven genoemd. Hierin vindt men de dossiers van opgeheven of naar elders verhuisde bedrijven. Hin- derwetdossiers, faillissememsbe- scheiden, foto's en tekeningen van bedrijven: er is een enorme hoe- veelheid materiaal in de Utrechtse rijks- en gemeentearchieven dat bijzonder interessant is bij de be- studering van het verleden van een bedrijf. |
||||||||||||||||
is overgedragen aan gemeente-
archieven of het rijksarchief in Utrecht, waar de archiefstukken gratis kunnen worden geraad- pleegd. Dit betekent dat men als onderzoeker vaak afhankelijk is van de welwillendheid van een bedrijf om inzage te krijgen in hun oud archief. Enkele grote be- drijven hebben een archivaris in dienst, die onderzoekers deskun- dig kan helpen, zoals bijvoor- beeld de Nederlandse Spoorwegen. Onlangs werd een convenant ge- sloten met de Rijksarchiefdienst, waarin de NS vierenhalf miljoen gulden heeft uitgetrokken om hun historisch materiaal toegankelij- ker te maken voor het publiek. Naar verwachting zal in het jaar 2000 ruim drie kilometer aan documenten, foto's, kaarten, teke- ningen en geluidsbanden in het Utrechtse rijksarchief geordend en wel beschikbaar zijn voor on- derzoekers. Wat vindt men zo al in een be-
drij fsarchief? Jaarverslagen en no- tulen van de directie, maar ook de boekhouding, de personeels- administratie en reclamemateriaal. |
||||||||||||||||
93
|
||||||||||||||||
Joyce Pennings,
hoofd externe dienstverlening rijlfsarchief Utrecht |
||||||||||||||||
juli I augustus 1996
|
||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||
oud-utrecht
|
||||||||||||||||||||
Traditie, tijdschrift
over tradities en trends Je eet van een bord, je
begroet iemand door je rechterhand uit te steken, je viert je verjaardag. Zo doet iedereen het en niemand denkt er over na. Het lijkt wel alsof het nooit anders is geweest. Het zijn tradities die van ouders op kinderen over gaan. Er zijn ook gebruiken die pas kort bestaan. Bijvoorbeeld de gewoonte om iemand te feliciteren via een ad- vertentie in de krant. Een paar mensen beginnen er mee, het wordt een modeverschijnsel, een trend. Over al dit soort oude en nieuwe gebruiken en
gewoonten is te lezen in het tijdschrift: Traditie, tijdschrift over tradities en trends. Het laat op een heldere en levendige manier zien hoe achter de gewoonste dingen vaak een fascinerende wereld schuil gaat. Traditie, tijdsctirift over tradities en trends is een
toegankelijk geschreven tijdschrift dat vier keer per
jaar verschijnt. Het is rijk geïllustreerd in full-color en wordt uitgegeven door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur. Een jaarabonnement kost ƒ 30,- of Bfrs 600. Vraag een proefnummer aan bij liet Nederlands
Centrum voor Volltscultuur, Lucasbolwerlc 11, 3S12 EH Utrecht (00-31(0)30-2319997) |
||||||||||||||||||||
een levende vereniging
met hart voor Utrecht Meepraten over de toekomst
Leden van de vereniging Oud-Utrecht weten waar-
over zij het hebben als zij zich verzetten tegen aantasting van het historisch erfgoed. Zij praten met gezag mee over het verleden en de toekomst van hun stad en hun provincie. Excursies, lezingen en forums
Oud-Utrecht organiseert excursies naar historische
gebouwen, tuinen en dergelijke. Daarbij gaan vaak deuren open die normaal gesloten blijven. Op lezingen en forums worden belangwekkende historische en actuele ondenwerpen behandeld. Behalve het Jaarboek en het Maandblad ontvan-
gen de 1800 leden van Oud-Utrecht elk jaar de Archeologische en Bouwhistorische Kroniek, ver- zorgd door de Stichting Publikaties Oud-Utrecht (SPOU). Zo blijven de leden op de hoogte van de altijd weer belangwekkende vondsten in Utrechts bodem en historische gebouwen. De Oud-Utrecht-Prijs
Oud-Utrecht bevordert de bestudering van de
geschiedenis van stad en provincie. Daarom is in 1992 de Oud-Utrecht-Prijs ingesteld, groot 3000 gulden. Eens in de twee jaar wordt deze prijs toe- gekend aan de schrijver(s) van het beste artikel over de geschiedenis van Utrecht. Zo blijft Oud-Utrecht actief om de kennis van het verleden van stad en provincie te vergroten. |
||||||||||||||||||||
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud-Utrecht.
|
||||||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
||||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
||||||||||||||||||||
94
|
||||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2623866/2626800
fax: 030-2623274
|
||||||||||||||||||||
iuli / augustus 19 9 6
|
||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
Hierbij geef ik mij op als lid van de Vereniging Oud-Utrecht
naam |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ièS-ffï
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ie
|
il
[II
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fit
II |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
adres
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
postcode
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woonplaats
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geboortedatum
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^?ë
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a.u.b. aankruisen wat u kiest:
i met onmiddellijke ingang (u betaalt dan contributie over het lopende kalender-
jaar en ontvangt dan alle publikaties die dit jaar zijn verschenen) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D met ingang van het volgende jaar
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maandblad en Jaarboek
Het Maandblad Oud-Utrecht geeft volop informatie
over de gesctiiedenis en tiet heden van stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en 'verenigingsnieuws' onmislsaar. Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen en om de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^^^Muus
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NVM
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______ 030-234 00 08
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
®
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
• Elektra
• Klimaat
• Sanitair
• Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Tel. 030-288 24 64 Fax 030-288 57 33 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
95
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
juli I fluguslus 1996
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oud-utrecht
|
||||||||||||||||||||||||
hier
postzegel plakken |
||||||||||||||||||||||||
Vereniging Oud-Utrecht
Pr. Hendriklaan 76 3584 ER Utrecht |
||||||||||||||||||||||||
Oud-Utrecht
'Vereniging tot beoefening en verspreiding
van de l<ennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht' opgericht in 1923 |
||||||||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74 |
||||||||||||||||||||||||
^IbiJ K_Qöii4tt4it!i*<E''^?SCHIKKING
|
||||||||||||||||||||||||
JBXff*^""'
|
||||||||||||||||||||||||
TAILORSSINCE1850
|
||||||||||||||||||||||||
ERISEENB:A_
WAAR OUDE WAARDEi NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN. |
||||||||||||||||||||||||
VENU
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||
juli I ougwslus ]996
|
||||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||
^B-L2|
|
|||||||||||||||||
TS ÖcT i^o?) I'
|
|||||||||||||||||
Utrecht
|
|||||||||||||||||
69e jaargang nummer 5
|
|||||||||||||||||
• • mm ^
|
|||||||||||||||||
-! t
|
|||||||||||||||||
Taferelen uit het
studentenleven midden 19de eeuw |
|||||||||||||||||
Ki}\ishursa\.en aan de universiteit
van Utrecht 1815-1843 Domheiaard
Nijverheid
Een Utrechter in Zuid-Afrika geëerd
|
|||||||||||||||||
BIBUOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECH-
|
|||||||||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-288 21 31 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-2313804 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
%'^M
\%^j^ |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l.ui \iil -\nuquüii\ Citiin<'l\i hup
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij drukken
ook
uw kosten
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iF
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BEL ONS VOOR EEN OFFERTE
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
&>LISM4N
BOUW&VASTGCXD
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROTO 5MEET$ DE BOER
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
|||||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks tijdschrill
69e jaargang nr. 5 september/üklober 1996 ISSN 1380-7137
Oud-Ulrechl is een uilgave van de
Vereniging Oud-Uirecht, vereniging lot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van slad en provincie Utrecht. Voorzitter:].VJ. Lemaier
Secretariaat: Mw. J.C-M. Pennings, p/a Alexander Numankade 201, 3572 KW Utrecht, Penningmeester: P. Kroes. Ukunt zich opgeven ak lid van de vereni- ging Oud-Utrecht door te schrijven naar: Oud-Utrechl, Pr. Hendrikln. 76, 3584 ER Utrecht. De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-ƒ 30,=; 65-^ ƒ 44,= per jaar). Contributie- en ledenadministratie: V. Kroes. Betaling contributie op giro 575520. Redactie; M. Dolfin, B. van den Hoven
van Genderen, M.C. van Oudheusden, B. van Santen, M. van de Vrugt, A. van derZeijden. |
|||||||||||||||||
De redactie gebruikt deze regels dikwijls om zaken extra onder uw aandacht te brengen. Zo ook nu,
al betreft het twee zeer verschillende onderwerpen. In de eerste plaats de Vereniging Oud Utrecht zelf. Er is een statutenwijziging op handen. Deze zal
haar beslag moeten vinden in de ledenvergadering van 29 oktober a.s. Statutair behoort hier boven- dien een ledenvergadering aan vooraf te gaan. Deze is belegd op 11 oktober aansluitend aan het Historisch Café. Zoals u van het bestuur gewoon bent zullen deze formele aangelegenheden natuur- lijk worden opgeluisterd door interessante lezingen. Hel tweede onderwerp waarop wij graag uw aandacht vestigen is het binnenkort te verschijnen deel
3 in de reeks der Utrechtse biografieën. Het verschijnsel biografie mag zich verheugen in een grote belangstelling. Met dit deel zijn wij maar liefst 40 (evensbeschrijvingen rijker. Tesamen omspannen zij de periode van 1250 tot 1989. De redactie van de reeks liet ons weten totaal vijf delen te willen vullen. U kunt dus nog wat verwachten! Rest ons u veel leesplezier te wensen met nr. 5 van ons Tijdschrift. |
|||||||||||||||||
Inhoud
|
|||||||||||||||||
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: De Vormers, Utrecht
Druk: De Boer Cuperus
Oud-Utrecht. Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 20 oktoi)er 1996, verschijningsdatum 1 december. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 '74 of 3 '/2 inch floppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Het gebruik van tussen- kopjes wordt aangeraden; illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
|||||||||||||||||
Van de redactie
Rijksbursalen aan de universiteit van Utrecht 1815-1843
KoosWingelaar
Agenda
1925: Eerste radio-uitzending van de Dombeiaard
Jan J. van Herpen
De l<euze van...
J.E. de Vries
Nijverheid
Jan van Es
Een Utrechter nu in Zuid-Afriica geëerd
Marijke van de Vrugt
Boekenschouw
Van de leestafel |
|||||||||||||||||
99
100 107
108 109
110
112
114
116 |
|||||||||||||||||
99
|
|||||||||||||||||
september/oktober 199 6
|
|||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||
Rijksbursalen aan de universiteit van
Utrecht 1815-1843 |
||||||||||||||||||
Al in het begin van de 19de eeuw kende Nederland een staatsbeurzenstelsel
waarop minvermogende en talentrijke studenten een beroep konden doen. De universiteit van Utrecht had maximaal twintig van zulke beurzen te vergeven.^ |
||||||||||||||||||
Hierdoor kon de grootte of
omvang van de aanvragen sterk wisselen. Waar de ene student een zeer uitgebreid schrijven van meer dan drie bladzijden nodig had, volstond een ander met een kattebelletje van slechts enkele regels. Breedvoerig of beknopt; ieder deed
op zijn eigen wijze kond van de redenen van de aanvraag. Predi- kanten, sterk oververtegenwoor- digd onder de beursaanvragers die een verzoek voor hun zoon indienden, voerden hun lage tractementen als reden op. Het 'belast zijn met' een kinderrijk ge- zin - vele varkens maken de spoe- ling dun - werd ook veelvuldig als reden aangedragen. Ook het duurder worden van de studie in 1815 vormde voor een aantal stu- denten aanleiding om een beurs- aanvraag in te dienen. Het hier- boven geciteerde schrijven van Landré toont bovendien dat ook zakelijke malaise een oorzaak vormde om zich tot het college van curatoren te wenden. Persoonlijke malaise of tegenslag, tenslotte, vormde eveneens een belangrijke grond om de bestuur- deren van de universiteit aan te schrijven. Het wegvallen van één van de ouders was zo'n tegenslag. Vooral het overlijden van de va- der had ingrijpende gevolgen. In veel gevallen viel hiermee immers de belangrijkste inkomstenbron van het gezin weg. Dit laatste laat zich ook illustreren door Landré die in zijn tweede uit 1832 date- rende verzoek (zijn eerste verzoek uit 1826 was niet gehonoreerd) schreef: "Dat zijne behoeftigheid vermeerderd is door het overlij- den van zijnen vader." '^ |
||||||||||||||||||
l\,&*v\-, Itly fö-»-J.v**cie*v*te fct^i^^^i-e /»ve^
ee've » o^(*^>^C» &ct*-Vó te- t^lttc-fx 6e^^^^v- ot^c*^ ^e*v e<Vi«ce A^v *y^i «^ <ce /fctJ-t. ^e*»v/ uct^cA-x^AA^LiAe- »vc-c-*iï*uc«^V*' Aldus luiden de belangrijkste pas-
sages uit het uit 1826 daterende verzoek van de uit de stad Utrecht afkomstige theologie- student J.E.G. Landré. De lands- beurs waarnaar hij in dit verzoek dong bestond sinds 1815. Met ingang van dat jaar waren er aan de universiteit van Utrecht maximaal twintig van zulke door de rijksoverheid ter beschikking gestelde beurzen, elk ƒ 200,- groot, te krijgen. De ondersteuningen van rijkswege waren voor jongens van goede aanleg wier omstandig- heden het niet toe lieten de colleges aan de universiteit op eigen kosten te volgen.^ Dit eerste staatsbeur- zenstelsel onderging in 1836 belangrijke veranderingen en ver- dween in 1843 volledig van het toneel. De aanvragen \oor een
ri/fcsbeurs In de bijna dertig jaar dat het
staatsbeurzenselsel bestond dien- den in totaal 270 studenten één of meerdere aanvragen in bij de Utrechtse universiteit. Voor dit indienen bestonden geen stan- daardformulieren. De studenten richtten zich daarom in een persoonlijk schrijven tot de cura- toren aan wie de begeving van de rijksbeurzen gedelegeerd was. |
||||||||||||||||||
"fcfftirt-i^C jC^et.Mv**^Vi oO<**t*Ct^, rt^ee«
^e.\, 1625 t%l6 '<^i,ti.<7\j<*4^.Qiu^. <**wv iffCti<-i-tt\*-Ltt4^, i^oo\- A**»v i\e.c*> i\^t
l\M,<*\- <4\ tp^yAcC ^e<*u»^, t^AAXtt <Ce ei^^Cex-
Ae^ee4«#««^ ï^^;^ t^&u^^teZCxA. ^et^evie^ ï<r(r o^ c^ C^^-M^W^^^evd <»<t-M- (Ce aOct^^ü^e^^ »cA*J-ce*v t*i/U^v e\Zó cry> <te »c/\.t^fte*v «ctrtrt/ Ae*»v itj>v t*^e<Cte*wi.
Mve^ eet^f^eccJ^ f et-^o^eK-
/foos yvingelaar (Lu (W tAtO^^e^t^^
|
||||||||||||||||||
100
|
||||||||||||||||||
september / oht obe r 1996
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
De toekenning van de
rijksbeurzen De toekenning of toewijzing
van beurzen behoorde tot de taken van de curatoren. Voor het honoreren van de aanvragen stonden hen in het begin geen andere criteria ten dienste dan de reeds genoemde: talent en finan- cieel onvermogen. In de beginjaren werd er, zo is de indruk, vermoedelijk weinig reke- ning gehouden met de financiële positie van de aanvrager en kwa- men de beurzen ook terecht bij studenten waarvan betwijfeld kan worden of zij of hun ouders wer- kelijk de financiële middelen ontbeerden. Het voorbeeld van de sinds 1816 beursgerechtigde Marinus Altheer moge dit verdui- delijken. Marinus was de zoon van de Utrechtse boekverkoper Johannes Altheer. Deze Johannes Altheer stond in 1813 op de lijst van de 100 hoogst-aangeslagenen van de stad Utrecht, bezat een groot bedrijf en had meedere knechten in dienst. Altheer senior lijkt dus niet aan het tweede crite- rium te hebben voldaan.' In 1836 vaardigde de overheid een Koninklijk Besluit uit waarin de curatoren op het hart gedrukt werd toch nauwgezet na te gaan of de studenten werkelijk aan het financiële criterium voldeden.'' Dit Koninklijk Besluit lijkt een beves- tiging in te houden van het beeld dat de controle op het financieel onvermogen van de studenten te wensen overliet. Na het van kracht worden van deze bepaling in 1836 treffen dan ook meerdere aantekeningen over de financiële positie van de aanvragers in de archieven aan. Zo kon de letteren- faculteit in 1840 haar desgevraagd bevestigen dat wat door de stu- dent Dirk Albert Balfoort "aan- |
||||||||||||||
gaande zijne huiselij
ke omstandigheden is ingebragt, over- eenkomstig de waarheid." was.' Vermoedelijk was voor de curatoren talent of geschikt- heid van de stu- dent toch het belangrijkste cri- terium om reke- ning mee te hou- den. Deze geschikt beid moest blijken uit de bij de aanvraag gevoegde getuigschrif- ten of zogenaamde testi- monia. Stemde de inhoud van deze testimonia de cura toren tevreden dan werd de beurs verleend. De curatoren drukten zich hierbij in de begin- jaren in meer algemene termen uit: "is besloten, uit aanmerking van het voldoende der overlegde testimonia" of op basis van "de allezins gunstige testimonia" is een beurs verleend. Op deze wijze werd in de notulen van de cura- toren het verstrekken van de beurzen in de beginjaren verant- woord. In eerste twee jaren van het stelsel
werden overigens alle verzoeken gehonoreerd. De oorzaak hiervan was dat het aanbod de vraag overtrof Eind 1817 was dat ech- ter over. De vraag naar beurzen was groter dan het maximaal toe- gestane aantal van twintig en de boventallige en niet te honoreren aanvragen werden geparkeerd, of, zoals we in de notulen kunnen lezen, in "advies gehouden" tot een nadere gelegenheid. Ook het eerste verzoek van Landré werd op deze wijze terzijde gelegd. Beginjaren twintig heeft de praktijk
|
||||||||||||||
om aanvragen in advies te hou-
den geleid tot het ontstaan van de ongeschreven regel nieuwe beurzen vrijwel uitsluitend nog te ver- strekken aan ouderejaars studen- ten. Hierbij speelde ongetwijfeld een rol dat de hoogleraren deze studenten kenden en zij zich een beeld van hun studiegedrag, ijver en aanleg hadden kunnen vormen. Dit in tegenstelling tot de eerste- jaars studenten. Want ondanks lovende testimonia leverden vooral de kleine latijnse scholen vaak onrijp ooft af. Door nu een jaar, en allengs werd dit enkele jaren, de kandidaat-bursaal in de wachtkamer te plaatsen kon het kaf van het koren gescheiden worden. Dit gebeurde op basis van de door de hoogleraren geschre- ven testimonia. Sinds deze tijd treffen we meer
specifieke kwalificaties over de kandidaat-stipendiaten in de archieven van de curatoren aan. |
||||||||||||||
J.E.G. Landré
tijdens zijn predilfBntentijd te Haatten Foto:
C van de Griend,
Haaften
|
||||||||||||||
101
|
||||||||||||||
september/oktober 199 6
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Rijksbursalen aan de universiteit van
Utrecht 1815-1843 |
||||||||||||||||||||||||||||
Mede doordat de curatoren ook
nog navTaag deden bij de facultei- ten IS meer gedetailleerde informatie voor handen. Dat pakte voor de student niet altijd voordelig uit. Zo schreef de lette- renfaculteit naar aanleiding van een verzoek van de curatoren om meer informatie over Pieter Hoofakker Houtzagers, zoon van een Utrechtse slachter, dat hij "-tuA |
||||||||||||||||||||||||||||
van uitmuntende aanleg kwamen
voor een beurs m aanmerking. Op basis van een met goedgevolg afgelegd vergelijkend examen of op grond van ingeleverde getuig- schriften en al dan niet met ver- onachtzaming van hun werkelijke financiële positie kreeg ruim 52 % van de aanvragers gedurende lan- gere of kortere tijd een rijksbeurs. Anders gezegd: van de 270 aan- vragen voor een beurs in de periode 1815-1843 honoreerden de curatoren er 142. De genoemde cnteria speelden hierbij weliswaar een belangnjke rol, maar ook het maximaal aantal jaarlijks te verle- nen beurzen is medebepalend geweest voor deze percentages. Verlenging van de beurzen
De 142 studenten wier aan-
vraag was gehonoreerd en een beurs toegewezen hadden gekre- gen, kregen deze slechts voor de duur van één jaar. Verlenging met telkens één jaar was mogelijk tot een maximum van zes jaren. In- dien de stipendiaat verlenging wenste dan moest hij hiertoe een verzoek indienen. Dit verzoek moest vergezeld gaan van de nodige testimonia. Deze testimo- nia waren belangrijk. Op basis hiervan namelijk werd beslist of de beurs al dan niet verlengd werd. Getuigden zij van stipt collegebezoek, vorderingen in de wetenschap en van goed gedrag van de bursaal, dan kon de hem verleende beurs met een jaar ver- lengd worden.*^ Hoewel er geen directe aanwij-
zingen bestaan dat met deze voorwaarden de hand gelicht werd, werd in het meermalen genoemde Koninkijk Besluit van 1836 toch aangedrongen op een nog grotere gestrengheid. De curatoren mochten de beurzen |
||||||||||||||||||||||||||||
pas verlengen wanneer zij zich
van de nauwkeurige plichtvervul- ling door de bursaal hadden overtuigd en advies over hem bij de faculteit hadden ingewonnen. Een verlenging louter op basis van ingeleverde testimonia vol- stond niet meer. Slechts weinig verzoeken om ver-
lenging werden van de hand gewezen. Dit zal onder meer te maken hebben gehad met de regel alleen ouderejaars studenten een beurs te verschaffen. Bovendien kende de als paternalistisch te kenschetsen houding van de curatoren, net als die van een goe- de vader, naast gestrengheid ook een zekere mate van coulantie. Dit mocht de reeds eerder ten tonele gevoerde letterenstudent Dirk Albert Balfoort ondervinden. Ondanks het feit dat hij wegens een "zwaarmoedigheid" de colle- ges niet naar behoren had bijge- woond kreeg hij na beloofde be- terschap verlenging van de hem verleende beurs met een jaar. ^^^ In zes gevallen kende men echter geen clementie en kregen de stu- denten geen verlenging. De grond voor afwijzing was steeds het ver- zuim van de colleges. Een van de studenten wens verzoek om ver- lenging werd afgewezen kennen we reeds: Jean Everard Germain Landré, zoon van de Utrechtse hoedenfabrikant Landré die zijn 'affaire' door een mislukte trans- actie van militaire mutsjes in rook had zien opgaan. Over de student Landré schreef de theologiefacul- teit in 1833: "U^€ <U 5iuM.Pvt tVv^ecev^v*^ veu\. ^'tl-yii^p^ bCy4-^crf\'l*y^ cte.t.
U-e
|
||||||||||||||||||||||||||||
A.e<j-t, i^ct ctu,fi vet, io-^t^eCe-^cCe, t«\^\^s-
De uitbetaling en de hoogte
van de toelagen De namen van de studenten
die voor een eerste of volgende keer een beurs toegewezen had- den gekregen, werden vermeld op een lijst. Deze zogenaamde lijst met bursalen werd telkens op 1 october van het jaar door de cura- toren opgemaakt en daarna naar het verantwoordelijke ministerie opgestuurd met het verzoek de beurzen uit te betalen. De uitbetaling van de toegekende beurzen vond plaats per kwartaal. De bursaal ontving dus niet ƒ 200 in een keer, maar^ 50 per kwar- taal. Deze uitbetaling gebeurde op basis van de door het ministerie en de Algemene Rekenkamer samengestelde betaalsroUen en was opgedragen aan de betaal- meester of Administrateur van 's Landschatkist te Utrecht. De zojuist beschreven procedure verliep niet altijd vlekkeloos en meer dan eens kon de uitbetaling van de beurzen pas na een aan- zienlij ke vertraging gestand gedaan worden. Zo vroeg bijvoor- beeld in januari 1824 de minister aan de curatoren waar de lijst met bursalen met ingang van 1 october 1823 toch bleef. Het ministerie had de lijst niet ontvangen. De uitbetaling van het laatste kwartaal van 1823 was hierdoor achterwege gebleven en ook indien de lijst ^^ direct opgestuurd zou worden, kon een uitbetaling alleen met een ver- traging van enkele maanden plaats- vinden.'^ Door dit langdurig op- onthoud in de uitbetaling zullen ongetwijfeld enkele stipendiaten in financiële problemen geraakt zijn. |
||||||||||||||||||||||||||||
rtU-
|
||||||||||||||||||||||||||||
&vC4-\*^&X. c-yy «.ee*te- i/^t-^v
|
A^*<^i
|
|||||||||||||||||||||||||||
Waar het bij de professoren voor-
namelijk om draaide - dat blijkt ook uit de zojuist aangehaalde woorden - was trouw collegebe- zoek en goed gedrag. Dat waren de sleutelbegrippen. Met name aan het verzuim van de lessen werd zwaar getild. Bezocht men niet braaf en stipt de colleges dan werd een gunstig testimonium, nodig voor het krijgen van een beurs, door de hoogleraren met afgegeven. Zo luidde de regel. En door de bank genomen, zo is de indruk, hebben de hoogleraren zich hieraan gehouden. Maar het zogenaamde testimonium-stelsel was wel misbruikgevoelig. Tegen deze achtergrond is vermoedelijk ook de invoering van een extra selectie in 1836 te plaatsen. Het eerder genoemde Koninklijk Besluit van dat jaar eiste niet alleen een strengere controle van de financiële positie van de stu- ^ dent ook moest voortaan extra gelet worden op diens aanleg. Met ingang van 1836, zo bepaalde het Koninklijk Besluit, moesten de kandidaat-bursalen in tegenwoor- digheid van het college van cura- toren een vergelijkend examen af- leggen. Alleen de studenten die tijdens dit examen blijk gaven |
||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdgebouw van
de universiteit in 1847 Gemeentelijl(e
Archiefdienst, neg.nr. C32.854 |
||||||||||||||||||||||||||||
september/oktober 19 9 6
|
||||||||||||||||||||||||||||
september/oktober 19 9 6
|
||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||
Rijkshursalen aan de universiteit van
Utrecht 1815-1843 |
||||||||||||||||
Dit laatste brengt ons op het punt
van de waardering van de hoogte van de toelagen. Wat kon de stu- dent met ƒ 200,- per jaar in het begin van de 19de eeuw uit- richten? 'Niet veel', moet hierop het antwoord luiden. Met de van overheidswege verstrekte ƒ 200, kon de stipendiaat net de kosten van eenjaar coUegelopen en het afleggen van enkele examens bestrijden. De staatsbeurzen vorm- den aldus niet meer dan een tege- moetkoming in de studiekosten. Zij dienden zeker niet ter dekking van de totale met het studeren gemoeide kosten. Deze laatste kosten bestonden, naast de ge- noemde studiekosten, onder meer uit uitgaven voor voeding, kleding en onderdak en moeten in het |
begin van de vorige eeuw op circa
ƒ 900,- worden geschat. Dit laatste maakt duidelijk dat de staatsbeurs met name voor de uit- wonende bursalen geen vetpot was. Het is dan ook niet verwon- derlijk dat een aantal van hen bij hun huisbaas of de plaatselijke middenstand schulden maakte. De uit Friesland afkomstige theo- logiestudent Pieter Gerzema bij- voorbeeld stond in 1818 voor ruim ƒ 88,- in het krijt bij zijn huisbaas Johannes Brachthuizer, winkelier aan de Wittevrouwen- brug.'5 Door verschillende niet door de overheid beheerde fond- sen aan te schrijven trachtten de rijkshursalen hun inkomen een plezieriger aangezicht te geven. Ook door allerlei bijbaantjes en |
het geven van privé-lessen tracht-
ten zij hun karige inkomen op te vijzelen. De reeds meermalen ge- noemde jongeling Landré poogde ook op deze wijze aan wat extra's te komen. In zijn tweede uit 1832 daterende verzoek lezen we dat ^cto\t\ft <t(ro^ etc- (ftj^^'^ l^'fytj' ^Cjtft^,
Vermindering en afschaffing
Mede door de afscheiding
van 'België' van het Verenigd Koninkrijk en de halsstarige hou- |
||||||||||||||
104
|
||||||||||||||||
Taferelen uit het
studentenleven: student in de theologie, midden 19de eeuw Gemeentelijke
Archiefdienst |
||||||||||||||||
septemb er / oktobe r 1996
|
||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||
aan hunne dorst naar kennis en
wetenschappen niet konden vol- doen". Nawoord
In hetzelfde jaar dat Bergsma
namens de senaat het adres tegen de afschaffing van het beurzen- stelsel schreef, ontving de facul- teit der letteren een schrijven van een ander, maatschappelijk min- der succesvolle ex-rijksbursaal. Deze vroeg de letterenfaculteit behulpzaam te zijn bij of op zijn minst geen tegenwerking te leve- ren bij zijn plannen om, ondanks het feit dat hij niet alle benodigde papieren bezat, een privé-onder- wijsinsteUing te stichten en aldaar lessen te geven in de tot de uni- versiteit voorbereidende weten- schappen, "tf^^^e^^i^ (zo beëin- digt de schrijver zijn brief), u^-M^^^. (Cc \^<r(rVii^*\*^hAict t\*^t^ ^ii*xA &£-
fe**,/__/, t*y*y tafaaCi M^v, irtrK. f<y<?t i vetr\. a^*^ ottrc^ tce-i- f~t^£AxLi&Zi, ^^etla
"XZ^d^ (7\jero-i^ ,C/e^cct(^ ^\jCA\,<*^, Noten
1. Dit artikells een bewerking van een
voor leden van de Vereniging Oud Utrecht gehouden lezing op 2 mei jl. 2. Beursverzoek van J.E.G. Landré z.p., z.j.
Rijksarchief Utrecht (RAU), Archief College van Curatoren van de Rljksuni- verstelt Utrecht 1815-1954(1958) (Cur.), |
|||||||||||
ding van koning Willem I in deze
kwestie verkeerde 's lands schat- kist halverwege de jaren dertig van de 19de eeuw in een deplorabele toestand. Bezuinigingen, ook op de uitgaven van het hoger onderwijs - zo oordeelde men - moesten plaatsvinden. Voorwerp van be- zuinigingen werden onder andere de van rijkswege verstrekte studie- beurzen. Hetzelfde Koninklijk Besluit dat onder meer de invoe- ring van een vergelijkend examen voorschreef bepaalde dat er voort- aan niet twintig, maar slechts vijf- tien beurzen te vergeven zouden zijn. Aan de hoogte van de uitke- ringen werd overigens niet getornd, deze bleef onveranderd op ƒ 200,-. Bij de vermindering van het aan- tal toelagen speelden overigens niet louter financiële motieven een rol. In vergelijking met het begin van de 19de eeuw was in 1836 het aantal studerenden ruim verdubbeld.'"' Een zo groot aantal studerenden achtte men niet in overeenstemming met de behoefte van de maatschappij. Het studeren, zo oordeelde men, moest ontmoedigd worden onder meer door een vermindering van het aantal beurzen. Er was even- wel nog een reden waarom men een vermindering voorstond. Niet alleen angst dat er voor de toe- komstig afgestudeerden geen werk zou zijn, ook vrees dat een al te ruimhartig beurzenstelsel te veel jongens uit de lagere standen zou aantrekken en studenten uit de hogere rangen zou afschrikken lag aan de maatregelen van 1836 ten grondslag.!'' Deze maatregelen betekenden het
begin van het einde van het beur- zenstelsel. De bezuinigingsronde van 1836 had te weinig soelaas gebracht. Nadere bezuinigingen, werderom ook op de uitgaven |
voor het onderwijs, werden op-
nieuw nodig gevonden. Nadat de minister in augustus 1842 reeds had bepaald dat de vrijgekomen beurzen niet meer mochten worden opgevuld verscheen op 15 februari 1843 een Koninklijk Besluit waarvan anikel 3 bepaalde dat "^e èe<*l.ie«v t^eXk& ttly tM,i. 214
Au.Aiu^ 1815 ^i*^ c*x^€-«ideC e*v ***v**.t.- 1836, n^ 89 i<*^ie*%. vtrtrA. A^i
Het einde van het stelsel werd
echter niet zonder slag of stoot genomen. Tegen de bezuinigin- gen op het onderwijs in het alge- meen en tegen de afschaffing van de beurzen in het bijzonder te- kende de senaat van de Utrechtse universiteit bij monde van de rector magnificus prof. CA. Bergsma protest aan. Hij verlang- de weliswaar niet het herstel van alle beurzen. Daartoe was ook wat hem betrof gezien het aantal studerenden geen reden voor. Hij wenste echter wel enige beurzen te behouden voor de zeer uitzon- derlijke studenten." Bergsma, in 1843 als professor verbonden aan de wis- en natuurkundige facul- teit, wist waarover hij sprak en misschien dacht hij bij het door hem geformuleerde protest even terug aan zijn eigen studie in de jaren twintig welke hij succesvol had weten af te ronden mede dankzij de hem toen verleende rijksbeurs.»* Het pleit van Bergs- ma en de zijnen mocht echter niet baten. In 1843 kwam er een definitief einde aan het eerste rijksbeurzenstelsel. Een stelsel dat door Bergsma omschreven werd als een "een bewijs van Koninklijke belangstelling en zorg voor hen die uit eigene middelen |
||||||||||
105
|
|||||||||||
scptember/ofetober 19 9 6
|
|||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||
Rijkshursalen aan de universiteit van
Utrecht 1815-1843 |
|||||||||||||
slechts als indicatie beschouwd te
worden. 15. Leden van de Tweede Afdeling venti-
leerden deze geluiden tijdens de afdelingsgewijze bespreking van de ('onderwijs-') begroting voor 1836. Handelingen der Staten-Generaal 1835-1836. W. Erkelens en J.A. Jung- mann ed. ('s Gravenhage 1896) Bijlagen, 146. 16. Brief ministervan Binnenlandse
Zaken Schimmelpenninck van der Oye aan curatoren 6-8-1842, RAU, Cur., inv.nr. 63, Ingek. en min. v. uit- geg. stuk. 1842 f. 170. KB 15-2-1843 nr. 166, opgenomen in USA (1844) 85-88, aldaar 85-86. Zij die op het moment van afkondiging een beurs hadden behielden deze, doch niet langer dan de eerder gestelde termijn van zes jaren. Ter gedeeltelijke ver- vanging van beurzen stelde de over- heid de haar ter begeving staande inkomsten uit de zogenaamde vicariegoederen ter beschikking. 17. Minuut adres senaat, RAU,
Cur.,inv.nr. 64, Ingek. en min. v. uitgeg. stuk. 1843, f. 110. 18. CornelisAdriaan Bergsma(1798-
1859) ontving gedurende bijna vier jaar(sept. 1821 -jun. 1825) een rijks- beurs. 19. Brief Landré aan letterenfaculteit
24-11-1843, RAU, Archieven van de Faculteiten van de Rijksuniversiteit Utrecht, inv.nr. 248, Ingekomen stuk- ken en minuten van verzonden stuk- ken 1836-1876, z.f. Ondanks het feit dat Landré in 1835 was afgestudeerd duurde het tot 1846 voordat hij - en toen nog slechts als hulppredikant - te Soest de kansel kon betreden. Landré kampte wellicht met het zogenaamde proponentsvraagstuk: een teveel aan predikanten halverwege de 19de eeuw. In 1847 werd Landré hulppre- dikant te Amsterdam. In 1850 werd hij predikant te Haaften alwaar hij in 1876 met emeritaat ging. Landré overleed in 1881 te Vlijmen. |
|||||||||||||
inv.nr. 47, Ingekomen en minuten
van uitgegane stukken 1826, f. 2784. 3. Koninklijk Besluit (2-8-1815) nopens
de organisatie van het hooger onder- wijs, Nederlandsche Staatscourant nr. 242 (12-10-1815) en nr. 243 (13- 10-1815) art. 214. Aan de universiteit van Groningen waren ook 20 beurzen a ƒ 200,- te verkrijgen. De Leidse uni- versiteit werd bevoordeeld, nl.: 30 beurzen van elk ƒ 300,-. Zie ook: K. Wingelaar, 'Studeren in Utrecht in
de negentiende eeuw', in: Utrechtse Historische Cahiers 10 1/2 (1989) 14- 15. Omdat het genoemde besluit beter bekend is onder de naam Organiek Besluit (OB) zal hierna met deze afkorting aan dit besluit gere- fereerd worden. 4. Beursverzoek van J.E.G. Landré z.p,
z.j., RAU, Cur., inv.nr. 53, Ingek. en min. v. uitgeg. stuk. 1832, f. 4438. Van alle 270 beursaanvragers was op het moment van eerste aanvraag 17% halfwees of wees. 5. H.C. Hazewinkel, 'Lakmoesindustrie
in oud-Utrecht', in: Jaarboelf Oud- Wrecht(1928) 168-194, aldaar 191. Altheer was naast boekhandelaar ook koopman, chocoladefabrikant, suikerraffinadeur, stijfselmaker en makelaar. Patentregister wijk F, Gemeentearchief Utrecht (GAU), Stadarchief IV, inv.nr. 246, Registers der patenten over de twaalf wijken der stad 1821. Ook van eenandere bursaal, Casper Frederik Rudolph Ockerse, zoon van een medicinae doctor te Wageningen en lid van de Provinciale Staten van Gelderland, kan betwijfeld worden of hij aan het financiële criterium voldeed. 6. KB 13-10-1836 nr. 89, opgenomen in
Utrechtsche Studenten Almanak (USA) 1837, 93-95 aldaar 94. 7. Brief letterenfaculteit aan curatoren
14-10-1840,RAU, Cur., inv.nr. 61, Ingek. en min. v. uitg. stuk. 1840, f. 394.
8. Brief van letterenfaculteit aan cura-
|
toren 6-5-1835. RAU, Cur., inv.nr. 56,
Ingek. en min. v. uitgeg. stuk. 1835, f. 5147. 9. OB art. 221 en 222. De hoogleraren
getuigden van het collegebezoek. De faculteiten, bij monde van de decaan, spraken zich uit over het gedrag en de vorderingen in de wetenschappen. 10. Brief letterenfaculteit aan curatoren
3-11-1845, Rau, Cur., in.nr. 66, Ingek. en min. v. uitgeg. stuk. 1845, f. 275. Verlenging beurzen 1845, RAU, Cur., inv.nr. 5, Notulen 1845-1850, f. 46. 11. Brief theologiefaculteit aan curato-
ren 24-10-1833, RAU, Cur., inv.nr. 54, Ingek. en min. v. uitgeg. stuk. 1833, f. 4651. Landré en de vijf andere studenten die geen verlenging kregen zijn allen afgestudeerd. Het afstudeerpercentage onder de bur- salen was hoog, namelijk 88%. Van de studenten die zich in 1815,1830 en 1845 te Utrecht inschreven stu- deerde 65,3% af. Zie: Wingelaar, 'Studeren in Utrecht', 84-85. Het afstudeerpercentage van alle (270) beursaanvragers lag ook hoger dan het laatstgenoemde percentage: 75,6%. 12. Brief van de secretaris van de Ie
afdeling, D.J. van Ewijck, namens de minister van Publiek Onderwijs, Nationale Nijverheid en Koloniën aan curatoren 17-1-1824, RAU, Cur., inv.nr. 45, Ingek. en min. v. uitgeg. stuk. 1824, f. 1951. 13. Brachthuizer vroeg de curatoren het
verschuldigde bedrag op de beurs van Gerzema in te houden. De brief van Brachthuizer werd in de verga- dering van 6 juni 1818 besproken. RAU, Cur., inv.nr. 1, Notulen 1815- 1826,1214. 14. In 1818:198 (Utrecht) en 504 (Neder-
land); in 1836: 702 (Utrecht) en 1588 (Nederland). Zie: Wingelaar, 'Stude- ren in Utrecht', 33-36. Deze gegevens, ontleend aan de toenmalige onder- wijsverslagen, zijn overigens niet ge- heel betrouwbaar en dienen daarom |
||||||||||||
september/o kt ober ] 99 6
|
|||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||
Agenda
|
|||||||||||||||||
Algemene
najaarsleden- vergadering 1996 |
|||||||||||||||||
11 oktober
Historisch café vanaf 17.00 uur.
Als inleiding een korte lezing over een Utrechts onderwerp. Om 19.00 uur aansluitend alge- mene ledenvergadering betr. wijziging statuten Plaats: Weeshuis, Domplein, Utrecht
29 oktober
Najaarsledenvergadering
Zie de aankondiging elders op
deze pagina.
t/m 10 november
Tentoonstelling "Het voormalig Predik-
herenklooster te Utrecht. Archeologisch en bouwhistorisch onderzoek van een middeleeuws convent" In 12.32 werd het Utrechtse pre- dikherenklooster gesticht. Aanvankelijk was dat een beschei- den nederzetting, die echter vanaf het midden der 13e eeuw aan- zienlijk uitgroeide. Het domein lag op de plek die atwweg begrensd wordt door de l-ange Lauwer- straat, de Korte Uiuwerstraat, de Breedstraat en hel Predikheren- kerkhol. Plaats: Waterleidingmuseum,
Lauwerhof 29, Utrecht, tel. 030-2 48 72 11 Openingstijden : di. t/m vrij. en zon. 13.30-17.00 uur, zat. 11.00-16.00 uur, ma. gesloten Avondopenstelling
Utrechts archief ledere donderdaga\'ond kunnen
onderzoekers gebruik maken van de studiezalen van hel Rijks- en Oemeente-archief. Tot 21.00 uur kan men er terecht voor informa- tie en onderzoek. Wel moeten voor 16.30 uur de gewenste stuk- ken worden aangevraagd. Voor meer informatie: 030 - 2 86 66 11 / 030-2 75 32 75 |
|||||||||||||||||
Alexander Numankade 201 in Utrecht.
Indien gewenst kunnen deze stukken ook worden opgestuurd. Hiervoor dient u kontakt op te nemen met de secretaris, mevrouw Pennings, tel. 030-2753275. Na afloop van de najaarsledenvergadering
op 29 oktober zal er een lezing worden gehouden (zie hieronder). Afsluiting met een drankje.
|
|||||||||||||||||
Het bestuur van de Vereni-
ging Oud-Utrecht nodigt de leden uit tot het bijwonen van de na- jaarsledenvergadering op dinsdag 29 oktober 1996 in het SNK-gebouw, Plompetorengracht 3 in Utrecht. Aanvang: 19.30 uur.
Agenda
1. Opening
2. Notulen van de voorjaarsledenverga-
dering op 5 juni 1996 (ter inzage) 3. Ingekomen stukken en mededelin-
gen 4. Begroting 1997 (zie elders)
5. Mededelingen vanuit de Vereniging
6. Samenstelling bestuur
Aftredend en niet herkiesbaar Arend Pietersma 7. Wijziging statuten en huishoudelijk
reglement 8. Rondvraag
9. Sluiting
Toelichting bij agendapunt 7
Op vrijdag 11 oktober zal er
in de kelder van café het Wees- huis aan het Domplein een bij- zonder algemene ledenvergade- ring worden belegd. Aanvang: 19.00 uur. De agenda voor deze vergadering
luidt: 1. Opening
2. Wijziging statuten en huishoudelijk
reglement 3. Sluiting
De statuten en het huishoudelijk reglement
liggen vanaf 1 tot en met 11 oktober ter inzage bij de balie van het Rijksarchief, |
|||||||||||||||||
Berichten
|
|||||||||||||||||
Na afloop van de najaars-
ledenvergadering op dinsdag 29 oktober a.s. zal een lezing wor- den gehouden door de mediëvist drs. Wolfert van Egmond over Utrecht in het duister tusien Bonija- tius en Balderik. De geschiedschrijving over Utrecht
in de vroege middeleeuwen con- centreert zich in het algemeen op Willibrord en Bonifatius. Het han- delen en het belang van deze mis- sionarissen is het onderwerp van uitgebreid onderzoek en discussie. Ook aan de activiteiten van de opvolgers van Willibrord en Boni- fatius, Gregorius en Liudger, wordt nog wel enige aandacht besteed, maar toch nog veelal in het licht van hun illustere voorgangers. Daarna lijkt de duisternis in te treden. Pas met het aantreden van bisschop Balderik in de vroege tiende eeuw worden we weer uit- voeriger geïnformeerd. Op het ogenblik loopt in het mu- seum het Catharijneconvent de tentoonstelling rond het Utrechts Psalter, een beroemd negende- eeuws handschrift dat gemaakt werd in de buurt van Reims. Dit lijkt een goede aanleiding nog eens te kijken naar Utrecht in de negende eeuw. |
|||||||||||||||||
107
|
|||||||||||||||||
seplemher/oklober 19 9 6
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
1925: Eerste radio-uitzending
van de Dombeiaard |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste maal dat in ons
land een beiaardconcert per radio werd uitgezonden vond plaats op zaterdag- avond 12 juni 1925, iets meer dan zeventig jaar geleden. Het betrof de beiaard van de Domtoren. De aankondiging in de Radio
Lui.s(tTgid.s van de Hilversumse Draadloze Omroep luidde: 8.30-9.30 uur: Uitzending van het Carillonspel van den Domto- ren te Utrecht. Carillonncur: J. A, H- Wagenaar, Programma: 1, Bciaaidlied (Ru-
bens Cantate), Peter Benoit, 2, Klokkenspelsuite, julius Röntgen: a) Het Sneker klokspel, b) Advo- caten en Procureuren, c) Ik voer laetst uit Holland, d) LX- lustige boer, e) Rondo, 3, Fantasie over twee oude kermisliederen, J, A. Wagenaar, 4. Oud-Nederlandse danswijzen: a) Nobcltnan, b) Bre- daas biertje, c) I3e boulon, cl) O mijn Hngelcyn, o, mijn "fcube- lijn, 5. Carillonsuitc, Joh, Wage- naar: Inleiding, Hollandse Mars, Menuet, Uittocht van David van Bourgondië, Utrechts Jolijt. 6, Van een herderin bekeerd, E. D, Pijzel. 7. Carillon, Joh. Wagenaar. 8, Lie- deren van Catharina van Rennes: a) Klokkedeuntje, b) Zomer- avond, c) Rondedans, d) Slotkoor Oranje-Nassaucantate. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Drs. Wolfert van Egmond stu-
deerde middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit van Amster- dam en bereidt thans, begeleid door dr. Marco Mostert en prol. dr. Maayke de Jong, in het kader van het Pionierproject Verschrif- telijking in de vroege middeleeu- wen (Rijksuniversiteit Utrecht), een proefschrift voor over heiligen- levens uit Utrecht, Wtirzburg en Auxerre van de vierde tot en met de tiende eeuw. Aanvang van de lezing: ca, 20.45 uur. Plaats: aula van het SNK-gebou»/, Piom- petorengracht 3, Utrecht. Entree: voor leden van Oud-Utrecht gratis; niet-leden betalen fl. 5.00. |
In het redactionele gedeelte van
de Radio Luis(ergids werd Wage- naar met een foto voorgesteld: De Zingende Domtoren, "Op zater- dag 12 juni 8.30 's avonds zal de eerste Radio-carillonuilzending plaats hebben vanuit Utrecht, De bekende klokkenist J, A, 11, Wagenaar zal daartoe het carillon bespelen. Hij is reeds dertJg jaar klokkenist van den Domtoren en organist van de Pieterskerk. Behal- ve van zijn vader heeft hij zijn muzikale opleiding genoten van Dr, Joh. Wagenaar (dii-ccleur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag). Dr. Joh, Wagenaar is geen lamilic van den klokke- nist, wel de pianist Jan Wagenaar, deze is zijn zoon," Ox'erigens moest een volgende Radio Luislergids, die van 19 juni, melden: 'Ter wegncming der nieuwsgierigheid over de ooizaak \aii siorencle geluiden bij de uit- zending van het carillonspel zij medegedeeld, dat de wind, die na het eerste gedeelte opstak, de mi- croloonspoel deed bewegen. De micjTiloon was opgesteld bij de wijzerplaat en de hoge jcgionen \an den Dojn zjjn verre van 'tochtvrij'. Hen volgende maal zal de wind ons geen parten spelen." |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Begroting 1997
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vereniging Oud-Utrecht
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Begroting 1997 auq-96
In Ned, gulden
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Begroting Jaarrekening Begroting Begroting
1995 1995 1996 1997 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jaarrekening
1994 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BATEN
Contributies 81,663
Advertenties 12,000
Verkopen 1,077
Donaties/Subsidies 13,637 Fin baten 8 036
Totaal Baten 116,413
LASTEN
laarboekO-U 44 186
Tijdschrift O-U 50,057
Gem, Arch, Kron 10 079
Prov Arch, Kron, Leerstoel Utr -stud, Utr Biografieën 0,-U,-pri)S Activiteiten 2 820
Beheerskosten 12209
Algemene kosten 5 981
Jubileum 1998 Totaal Lasten 125 332
Resultaat -8919
Eigen Vermogen 76,579
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
90,000 89281 90 000 90.000
13 000 16,100 12 000 10.000
p,m 1335 pm 1.000
11000 16 630 10 000 13.000
5,000 5,803 6000 6.000
119 000 129 149 118 000 120.000
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40.000
50.000
5.000 3.000 5.000 2.500 2.500 5.000 12.000
5.000 10.000
140.000 -20.000 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40,000 37,375
50000 46,777 13000 125 |
40,000
50 000
O
O
O
O
2,500
5000
16,500
5000
O
119 000
-1 000
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 242
1,910 3633 3,161 11,063 4,369 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
108
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 500
10 000 16500 5000
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
137,000 109 655
-18,000 19494
96073
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan J. van Herpen,
oud-medewerker vandeAVRO |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
s c p I c mhe r / o k t oh c
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRE C n T
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D E
|
KEUZE VA
|
N
|
||||||||||||||||||
De schotel van Klein Abbelaar
te Renswoude In hel voorjaar van 1984 brach-
ten kinderen van de heer H. van Veldhuisen, landbouwer op Klein Abbelaar, die bij kapper J.D.H, van den Brink hun haar wilden laten knippen, een plastic tas mee met scherven van aardewerk. Jan van den Bnnk is namelijk bestuurs- lid van de historische vereniging Oud Renswoude. De scherven waren gevonden bij
het uitgraven van een oude wa- terput bij de enige jaren daarvoor afgebroken boerderij op die plaats. Van den Brink bracht de scherven bij ondergetekende om- dat die zich in onze vereniging onder andere bezig houdt met aardewerk. Gelijkenis
De scherven waren beschil-
derd en na reinigen en lijmen bleek er een schotel te ontstaan waarop een dame met een kroon- tje was afgebeeld. Al bladerend in hel boek Neder- landse Majolica van Dingeman Korf, viel mij de gelijkenis op met de afbeelding met het nummer |
||||||||||||||||||||
558. Hetzelfde kroontje, dezelfde
wenkbrauwen, ogen, mond, en haardracht en ook de beschrijving bij de afbeelding klopte \Tijwel. Alleen was de kleur van de scher- ven eerder geel dan grijs. Het boek vermeldt over deze
schotel alleen dat de letters K en W, de initialen zijn van koning-stad- houder Willem III. Deze prins van Oranje was van 1675 tot 1702 koning van Engeland, Ier- land en Schotland. De letters op de schotel van Klein Abbelaar zouden dan kunnen slaan voor K(oning)I(n) N4A(ria 11 Sluart), de echtgenote van Wil- lem III. Zij was van 1689 tot 1694 koningin. Delfts
Daarmee zou de schotel dan
nauwkeurig gedateerd zijn. Dit vermoeden bleek moeilijk te kun- nen worden bevestigd. Zowel de schrijver van het boek als de eigenaar van het schotelfragment waren overleden en het was niet bekend waar hel fragment was gebleven. Omdat het vermoeden bestond dal
de schotel van Friese oorsprong |
||||||||||||||||||||
was, ben ik met de fragmenten
naar het 'spreekuur ceramiek' ge- gaan in het Princessehoff in Leeuwarden. Drs J.D. van Dam, aardewerk-
deskundige van dat museum kon mij vertellen dat de schotel 'Delfts' was. Bij een Friese schotel steekt de standring namelijk uit, zodat je de schotel eraan kunt oppakken. Dat was hier niet het geval. Overigens wordt de uit- drukking 'Delfts' gebruikt voor al het aardewerk dat in Holland werd gemaakt. Het Fries aardewerkmuseum De
Waag in Makkum, waar ik vervol- gens naar toe ging was gesloten, maa; men was zo vriendelijk de deur voor mij open te maken. In het depot, waar ik rond mocht kijken, vond ik een schotel met precies dezelfde afbeelding. Alleen was de beschildering blauw op wit De heer J.P. Tichelaar van de aar- dewerkfabriek aldaar heeft mij la- ter opgebeld en mijn vermoedens met betrekking tot afbeelding en datering bevestigd. Resumerend kan het volgende
over de schotel worden gezegd: De schotel is Delfis en uit het ein- |
||||||||||||||||||||
1. De schotel van
Klein Abbelaar 2. De schotel uit
'Nederlandse Majolica' 3. De schotel van
Klein Abbelaar na restauratie |
||||||||||||||||||||
J.B. de Vries
|
||||||||||||||||||||
r}tcmber/oljtober 199 6
|
||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
Kaaspakhuizen, bedrijfsnumumenten
uit het westen |
|||||||||||||||
de van de 17de eeuw. De kleuren
zijn geel, lichtblauw, groen en donkerpaars op wit. De scherl is geel met op de achterzijde crème getint loodglazuur. De alheekling is van Koningin Maria Stuart II, de echtgenote van Koning-slad- houder Willem lil. De schotel is gerestaureerd en op de oudheidkamer van Oud Rens- woude, in het gemeentehuis aan de Dorpsstraat 4 in Renswoude te bezichtigen. |
te trekken, lag dat voor het veen-
weidegebied lastiger. Terugkeer naar de agrarische sector was het enige en dat leidde tot een bloei van de kaashandel, die in bouw- kundig opzicht zijn sporen heelt nagelaten. Woerden, dal zich met enig
gevoel voor grandeur nog altijd kaasstad noemt, lelt een keur aan kaaspakhuizen in alle mogelijke stijlen, maar ook in nabijgelegen plaatsen als Harmeien, Oudewater, Kamerik, Kockengen en Breuke- len staan pakhuizen die vaak nog gewoon in lunclie zijn. Dat biedt ook de grootste zekerheid als het om behoud gaat: wanneer de kaashandel verdwenen is, blijkt er voor het pakhuis doorgaans weinig emplooi meer. Dat leert het voorbeeld van het Zuid-Hol- landse Bodegraven, waar veel waardevolle panden gesloopt zijn, waarmee niet gesuggereerd wil zijn, dat in de provincie Utrecht zuiniger met tic pakhuizen wordt omgesprongen. Monument
Kaaspakhuizen behoren tot
de categorie bedrij Ismonumenlen die geroken kan worden. Met name op een mooie zomerse dag, die zijn er ook, hangl een zware kaas- lucht over de omgeving. Wie over het Jaagpad langs de Oude Rijn in Woerden vanal hel station in oos- telijke richting loopt, komt de geur een aantal keren tegen en ook op veel andere plaatsen in het oude, nogal gehavende cen- trum zijn kaashandelaren nog al- tijd mei de plaatselijke trots in de weer. Juist hier echter slaat verval op de loer: Woerden is bezig met een groot vernieuwingsplan voor een deel van de binnenstad en de meeste kaaspakhuizen hebben |
||||||||||||||
De kaaspakhuizen Waar in de grote steden elders in
inKamerik het land de nijverheid van voor
Foto.' / r. van Es de industriële revolutie soms
naadloos, soms met aanzienlijk
meer moeite, overging in moderne bedrijvigheid, was er voor hel weidegebied van West-Utrecht en het aangrenzende deel van Noord- en Zuid-Holland een probleem. De enige industrieën die hier gevestigd waren, waren de steen- bakkerijen en de louwslagerijcn. Beide hadden in de negentiende
eeuw met een sterke terugval te maken. Waar het sommige steden, ook als ze niet gunstig lagen ten opzichte van verbindingen en bevolkingsconcentraties, lukt om Jan van Es nieuwe takken van bedrijvigheid |
|||||||||||||||
110
|
|||||||||||||||
sept ember / oh t obe r 1996
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Ruijs en zoon
Niet in de dorpen maar in de
steden lag de toekomst van kaas- pakhuizen. Daar immers woon- den de handelaren, daar waren betere mogelijkheden tot transport. Het vak van kaashandelaar was aanvankelijk maar één van de be- roepen die de betreffende lieden hadden. Egbertus Ruijs bijvoor- beeld, één van de Woerdense kaasmagnaten uit de negentiende eeuw, was onder meer vrachtrij- der, winkelier en dan handelaar en koopman in kaas. Hij sloeg de volvette Goudse bij de boeren in de regio in en verhandelde deze zelf op de markten in Utrecht en in Breda. Vanaf f824 was deze Ruijs in de
kaas werkzaam en zijn familie heeft de zaak later voortgezet tot het huidige smeerkaas-imperium ERU. In de Havenstraat staat het sobere pakhuis van Com. Ruijs & Zn. De langzaam vervagende letters hebben nog jaren op de zijgevel gestaan. Na een recente opknapbeurt is aan het pand nauwelijks meer te zien dat het ooit een kaasverleden heeft gehad. Het is een typisch voorbeeld van een sober pand, waarin gewoond en gewerkt moest worden. De opslagruimtes grensten aan de woonvertrekken. Rond de eeuwwisseling werden de mooiste pakhuizen in Woerden gebouwd, toen de handelaren wilden laten zien dat het hen goed ging. Het economisch getij was gunstig, na de diepe crisis van de jaren zeventig van de negentiende eeuw. Fraaie voor- beelden zijn te vinden aan de Eendrachtstraat, maar ook twee aan de Utrechtsestraatweg (vlak- bij het station) zijn de moeite waard en het mooie ervan is, dat ze nog in gebruik zijn. Op die |
||||||||||||
manier krijgen de pal<huizen re-
gelmatig een nieuw verfje en het onderhoud dat zij nodig hebben. Kaalslag
Na de Eerste Wereldoorlog
trad een versobering in de bouw- stijl op. Voorbeelden daarvan zijn ondermeer aan de Groenendaal en de Kruittorenweg te vinden. Juist die eerste pakhuizen zijn op dit moment bedreigd, terwijl ze toch in gebruik zijn. Hier heeft de gemeente zijn nieuwbouwplan- nen. De kaashandelaren kunnen worden uitgekocht en er is geen mogelijkheid om het behoud van de pakhuizen af te dwingen. Binnen de gemeenteraad zijn er slechts weinigen die zich opwer- pen voor het behoud van deze vaak monumentale panden. En Woerden is daarin niet uniek. Ook in andere gemeenten in het kaas-gebied is maar weinig begrip voor het overeind houden van dit stukje bedrijfsverleden. De sloop van pakhuizen in onder meer Montfoort en Oudewater is in dit verband exemplarisch. Als die tendens zich voort zou zetten, dreigt voor het gebied eenzelfde kaalslag als na de 'val' van de bak- steen- en dakpannenindustrie. Daar is anno f996 bitter weinig meer van over. |
||||||||||||
geen beschermde status, óók niet
als gemeentelijk monument. Die monumentenstatus biedt overigens geen absolute garanties, zoals het tragische voorbeeld leert van de oudste kaaspakhuizen uit de regio: die van het nabij Woer- den gelegen Kamerik. In f988 zijn ze gesloopt, nadat jarenlang plannen zijn gemaakt om de steeds verder vervallende panden een andere bestemming te geven. Ze zijn vervangen door een kopie die er op het eerste gezicht heel netjes uitziet, maar vooral nep is. De pakhuizen die er oorspronke- lijk stonden werden in f784 gebouwd door kaashandelaar Van der Plaats. Hij dacht zijn concur- renten te slim af te zijn door niet in de stad maar in een dorp, vlak- bij de producenten, te gaan zitten. In 1785 liet hij een voor Kamerikse begrippen luxe heren- huis naast zijn bedrijfspanden bouwen. Het onderscheidt zich nog door een majestueuze klok- gevel en een weinig dorpse ingangspartij. Het woonhuis is uiterlijk intact gebleven, de pak- huizen zijn na een decennium van verwaarlozing en niet-inge- loste beloften van subsidie door Monumentenzorg met de grond gelijk gemaakt. Aan de gevel zijn de oorspronkelijke muurijzers en smeedijzeren initialen van de bouwheer opnieuw bevestigd, terwijl ook het jaartal 1784 een beetje misplaatst op de vorige situatie wijst. Het hoeft niet altijd zo drama-
tisch te eindigen, tn Kockengen is aan de Voorstraat een oud kaas- pakhuis lot appartementencom- plexje omgebouwd zonder dat er eerst gesloopt werd. In Breukelen echter, waar ook een aantal kaas- pakhuizen staat, zijn plannen voor de sloop van minstens één ervan. |
||||||||||||
111
|
||||||||||||
september/oktober 19 9 6
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
Een Utrechter nu in Zuid-Afrika geëerd
|
||||||||||||||||
Onlangs verscheen In Zuid-Afrika in Engelse
vertaling het vierde en laatste deel van Antonius Matthaeus' boeit Over misdaden, waarvan de eerste drulc in 1644 verscheen. Matthaeus was hoogleraar te Utrecht en een geleerde van Europese vermaardheid. |
||||||||||||||||
praktijk. Dit gegeven heeft de
S.A. Law Commission er enige decennia geleden toe gebracht aan de vertaling van de 'Oude Autoriteiten' een hoge prioriteit gegeven. De vertalingen betroffen allereerst de privaatrechtelijke werken en werden veelal in het Engels, maar soms ook in het Nederlands of Zuid-Afrikaans, gemaakt. Vermaard
In het begin van de jaren
tachtig werd besloten ook het belangrijkste werk op het gebied van het strafrecht uit de tijd van de Republiek der Verenigde Ne- derlanden te vertalen. Dit besluit werd ingegeven door de wetenschap dat dit werk de grondslag heeft gelegd voor de ordening van het strafrecht in de moderne Europese codificaties. Dit besluit betekende tevens het doorbreken van de Hollandse hegemonie. Immers de grootste strafrechtsgeleerde van de Repu- bliek, een man van Europese ver- maardheid, was geen Hollander, maar de in Utrecht werkzame hoogleraar Antonius Matthaeus II. Antonius Matthaeus heeft het cijfer II achter zijn naam om hem te onderscheiden van zijn gelijk- namige vader (I) en zoon (III). Hij werd geboren in Marburg, maar kreeg zijn hele opleiding in Groningen, waar zijn vader hoog- leraar in de rechten was. Antoni- us Matthaeus I was namelijk uit het Duitse gebied gevlucht in ver- band met de dertigjarige oorlog. Zijn kennis van het geleerde recht stond er echter garant voor dat hij in de Republiek makkelijk een nieuwe baan zou kunnen vinden. In de 17de eeuw bestond er een
duidelijk onderscheid tussen |
||||||||||||||||
prakticijns en geleerde juristen.
De eerste groep kende het lokale recht van hun vestigingsplaats en behandelde zaken voor de plaat- selijke rechtbanken. Zij hadden hun kennis vergaard in de prak- tijk. Wilde men in hoger beroep of direct een zaak bij een Hof van Justitie aanspannen dan was ken- nis van het geleerde recht nood- zakelijk. Dit recht werd aan alle universiteiten in Europa, die een juridische faculteit hadden, gedo- ceerd. Het was universeel en stond los van de lokale juridische traditie en dus ook van de plaat- selijke rechtspraktijk. Door dit algemene karakter van het geleer- de recht, was de mobiliteit van de geleerde juristen, als Antonius Matthaeus I, groot. De geleerde juristen waren - meestal - magister utriusque iuris - meester in de beide rechten. In onze titulatuur is het meervoud nog steeds aanwezig! De middel- eeuwse scheiding van de samen- leving in een wereldlijk deel met eigen recht en een geestelijk deel met eigen recht klinkt hier nog door. Ons interesseert nu alleen het wereldlijk aspect. Daarvoor geldt dat overal door de geleerde juristen dezelfde wettekst, het Corpus Iuris Civilis werd ge- bruikt. Maar niet alleen de wet- tekst, ook de vaktaal was univer- seel; het Latijn. Vakinhoudelijk was er geen belemmering voor mobiliteit. Tegenwoordig ligt dit anders. Want er is nu een per staat verschillende wetgeving, die boven- dien in de landstaal is gesteld. Wat echter nu geen probleem meer is, namelijk de religie, was dat toen wel. Protestanten als de leden van de familie Matthaeus konden alleen aan universiteiten in protestante gebieden benoemd worden. De jonge Republiek der |
||||||||||||||||
In Zuid-Afrika is het 'Rooms-Hol-
landse recht', dat in de 17de en 18de eeuw ontwikkeld is, nog steeds voor een deel geldend recht. Dit recht is samengesteld uit een 'Rooms', dat wil zeggen Romeins en een 'Hollands' element. 'Hol- lands' moet hier letterlijk worden opgevat. In deze samensmelting is voor wat betreft het inheemse recht vooral gebruik gemaakt van het recht uit het gewest waaruit de geleerden die het maakten, af- komstig waren: Holland dus. Dit Rooms-Hollandse recht is met name het resultaat van de werk- zaamheden van de grote Hollandse (privaat-) rechtsgeleerden als Gro- tius (Hugo de Groot), Voetius (Johannes Voet, de kleinzoon van de beroemde Utrechtse theoloog) en Simon van Leeuwen, die de term voor het eerst gebruikte in de titel van zijn boek'. In overeenstemming met de
gewoonte van hun tijd schreven deze juristen hun werken voorna- melijk in het Latijn. Dit feit dreigt deze werken meer en meer on- toegankelijk te maken. Immers al een aantal jaren neemt de kennis van het Latijn onder juristen drastisch af. Dit is een zeer alge- meen fenomeen, dat zich ook in Zuid-Afrika voordoet. Alleen daar zijn, in tegenstelling tot in Europa, marijke van de een aantal van deze teksten nog Vmgt direct van belang voor de rechts-
|
||||||||||||||||
112
|
||||||||||||||||
sep t ember / o ktob er 1996
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
door een, voorzover het hem
betrof, ruimhartig salarisbeleid. De burgemeesters wilden Antonius Matthaeus II behouden voor hun universiteit, die zij zagen als een prestigeobject en een motor voor de werkgelegenheid. Verschrikkelijke boeken
De roem van Antonius
Matthaeus II is gebaseerd op zijn boek De Criminibus (Over mis- daden). Dit boek dat sinds de eerste publicatie in 1644 vele drukken heeft beleefd was - natuurlijk - geschreven in het Latijn en vormt een commentaar op de boeken 47 en 48 van de Digesten. Deze boeken die van- wege hun onderwerp, het straf- |
recht, ook wel de 'verschrikkelijke
boeken' worden genoemd, zijn een onderdeel van het Corpus luris Civilis. Het bijzondere van dit commentaar is dat, voor de bespreking van de diverse misda- den, voor het eerst een algemene inleiding wordt geboden waarin de belangrijkste centrale vragen uit het strafrecht worden behan- deld. In deze inleiding komen onderwerpen aan de orde als: wat is misdaad, toerekeningsvatbaar- heid, poging en deelneming. Door zijn systematische analyse van deze algemene problemen is Antonius Matthaeus II geworden tot de grondlegger van de inde- ling van de moderne wetboeken van strafrecht, die allen geken- merkt worden door een zoge- naamd Algemeen Deel. In het Algemeen Deel worden die onderwerpen geregeld die bij alle misdaden een rol kunnen spelen. De poging om een misdrijf te begaan komt toch niet alleen voor bij moord, maar eveneens bij diefstal of verduistering of welke ander misdrijf ook. Deze algemene leerstuken zijn nu in het Algemeen Deel van ons wet- boek van strafrecht vastgelegd en gelden voor alle delicten. Het maakt niet uit of het de delicten uit het wetboek zijn of economi- sche dan wel - bijvoorbeeld - mi- lieudelicten, die in andere wetten strafbaar zijn gesteld. Voor alle delicten gelden voor de poging dezelfde regels. De vertaling
Er waren al eerder pogingen
ondernomen om het werk van Antonius Matthaeus II te vertalen. Vastgesteld moet worden dat de 18de eeuwse Nederlandse ver- taling niet verder is gekomen dan de inleiding en de begin 19de |
|||||||||||||
Verenigde Nederlanden bood daar-
toe evenwel vele mogelijkheden. Elk gewest wenste zich toch een eigen universiteit en ook de stad- houders lieten zich niet onbe- tuigd. Zo werden dan ook vele nieuwe universiteiten gesticht, Leiden, Franeker, Groningen, Har- derwijk. Antonius Matthaeus II begon zijn loopbaan aan de uni- versiteit van Harderwijk. Hij wis- selde van leerstoel toen in Utrecht een Ulustre School werd opge- richt (1634), die twee jaar later al werd omgevormd tot universiteit. Deze universiteit bleef hij trouw ondanks de herhaalde, financieel zeer aanlokkelijke, aanbiedingen uit Leiden. De vroedschap maakte hem dat overigens makkelijk |
||||||||||||||
113
|
||||||||||||||
Antonius
Matthaeus Universiteits- museum: foto: JA. Stolp
|
||||||||||||||
september/oktober 19 9 6
|
||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
Een Utrechter nu in Zuid-Afnka geëerd
|
||||||||||||||
Leven en sterven in Utrecht
De Historische Steekproef
Nederlandse Bevolking is een omvangrijk onderzoeksproject waarin de levensloop van 70.000 personen wordt nagegaan, gebo- ren in Nederland tussen 1812 en 1912. In de centraal bijgehouden databank worden gegevens verza- meld die ontleend zijn aan geboorte-, huwelijks- en sterfte- akten. De provincie Utrecht is uitgekozen als proefproject om te laten zien wat mogelijk is met al deze gegevens. In totaal werden er bijna 4000 geboorteakten getrokken. Het resultaat is een aantrekkelijk vormgegeven boek waarin enkele van de belangrijk- ste demografische ontwikkelings- lijnen uit de vorige eeuw worden blootgelegd. In de periode van de 'lange negentiende eeuw' vervier- voudigde de Utrechtse bevolking en groeide van 108.000 (in 1809) naar 490.000 (in 1940). Utrecht raakte 'gevuld'. De toename van de bevolking werd veroorzaakt door afnemende kindersterfte. Andere interessante zaken die in het boek behandeld worden zijn de alfabetisering, de gemiddelde leeftijd bij het eerste huwelijk, sociale mobiliteit, migratiepatronen en het verschil tussen stad en platteland. De auteurs hopen met hun boek het leven van gewone Utrechters uit de vorige eeuw meer naderbij te brengen. (AvdZ) Kees Mandemakers & Onno Boonstra
(redactie), De levensloop van de Utrecht- se bevollcing in de negentiende eeuw. Uitgeverij Van Gorcum, Assen 1995,186 p., ilL, prijs ƒ 39,50. ISBN 90-232-3047-7. Bewoningspatronen
Dit met veel tabellen door-
spekte, historisch-geografische proefschrift gaat over de vraag |
||||||||||||||
eeuwse Italiaanse grote manco's
vertoont. De resultaten van het Zuid-Alri-
kaanse vertaalproject zijn staps- gewijs ter beschikking gekomen. Van de vier delen verscheen het eerste deel al in 1987, het tweede in 1993, het derde in 1994 en nu tenslotte het laatste in 1996^. De uitgave van alle vier de delen is schitterend. Het is een simultaan- editie met de Latijnse tekst van de druk van 1765 op de linkerpagina en de Engelse vertaling rechts. De vertahng is van hoge kwaliteit zoals uit de lovende recencies in de vakpers blij kt 1. In de 17de eeuw kende een ieder die zich geschoold wilde weten zijn klassieken. Citeren was mode en alle werken staan in ons gevoel bol van citaten. Ook Matthaeus II citeert: juridische autonteiten, klassieke auteurs en een aantal auteurs van de dag, waarbij hij veelal zowel de auteursnaam als de boektitel als de vindplaats samengevat en afgekort weer- geeft. M.L. Hewitt, de vertaalster heeft van de verschillende soor- ten citaten overzichten gemaakt. Dit is niet alleen voor de juridi- sche citaten in het werk van Mat- thaeus verhelderend, maar ook citaten in de werken van collega- juristen en tijdgenoten kunnen hierdoor worden teruggevonden. Daarnaast heeft de vertaalster, een classica, een verklarend overzicht opgesteld van alle verwijzingen (afkortingen, met veelal een andere citeerwijze dan nu gebrui- kelijk is) naar klassieke auteurs. En het kon niet op; zij heeft dat- zelfde ook gedaan voor een aantal heterogene citaten. Onderzoekers die met dit soort problemen wor- den geconfronteerd in 17de-eeuwse teksten zullen vaak in deze lijsten hun heil kunnen vinden. |
||||||||||||||
Alle delen zijn van enkele illustra-
ties voorzien. In deel I natuurlijk een afbeelding van het enige schilderij van Antonius Matthaeus II. Dit schilderij bevindt zich in het bezit van de universiteit Utrecht. In de andere delen reproducties van schilderijen uit de collectie van het gemeentearchief Tot slot mag niet onvermeld blij- ven dat deze uitgave van inhou- delijk hoge en visueel fraaie kwa- liteit niet tot een goed einde zou kunnen zijn gebracht zonder de financiële steun van een aantal Utrechtse fondsen, waaronder het Fentener van Vlissingen Fonds en de Aemilius Papinianus Stichting. Voor Antonius Matthaeus II is het een waardig monument gewor- den. Noten
1. H. de Groot, Inleidinge tot de Hol-
landsche Rechts-geleerdheid, ed. S.J.Fockema Andreae (Arnhem 1910); J. Voet, Commentarius ad Pandectas (Leiden 1698-1704); S. van Leeuwen, Paratitula juris novissimi. Dat is: Kort begrip van het Rooms
Hollands regt, waar in de Roomse Wetten met het huydendaagse Neerlands Regt, in alles dat tot de dagelijkse onderhouding kan dienen, met een bysondere kortheit, so wel in de vaste Regts-stoffen, als in de manier van Regtsvordering over een gebragt werden (Leiden 1652). De Engelse vertaling is uit 1881. 2. Antonius Matthaeus, On Crimes, A
Commentary on the books XLVII and XLVIII of the Digest, edited and translated by M.L Hewitt and B.C. Stoop (only book 1,11 and III) (Pretoria/ CapeTown) 1987-1995, IV volumes. 3. Zie o.m. Tijdschrift voor Rechts-
geschiedenis 1990; 1996. |
||||||||||||||
114
|
||||||||||||||
september/okiübcï 19 9 6
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
B
|
•IE K E N S C H O
|
U W
|
|||||||||||||||||||
"welke ruimtelijke differentiaties
in de 19de eeuw hebben bestaan in de ontwikkeling van het bewo- ningspatroon van de stad Utrecht binnen de Singels." De auteur gaat daarbij diep: in een inlei- dend hoofdstuk schetst hij zelfs de geschiedenis van de stad sinds de Romeinen, "om het onderzoek van de Utrechtse binnenstad in de 19de eeuw te kunnen plaatsen tegen de achtergrond van de wor- dingsgeschiedenis van de stad." Denig vult onze kennis van een deel van het verleden gedetail- leerd aan. Enerzijds bevestigt hij zaken die we al wisten, zoals de groei van de buitenwijken na 1860 en het bescheiden begin van 'cityvorming' in de binnenstad. Anderzijds heeft Denig minder bekende ontwikkelingen aan het licht gebracht. Zo kwamen de modernisering en industrialise- ring nauwelijks tot uitdrukking in de bewoning van de binnen- |
stad. Ook veranderde zoetjesaan
de samenstelling van de beroeps- bevolking in bepaalde wijken. Rijk en arm woonden in 1891 wat minder dicht in eikaars buurt dan in 1793. Een recensie zonder kritiek is
nauwelijks denkbaar. Ook bij dit boek valt wel wat op te merken. Zo zou een historicus meer aan- dacht hebben besteed aan de waarde en de betrouwbaarheid van het archiefmateriaal. Als Denig een kortere periode had onderzocht, bijvoorbeeld alleen de tweede helft van de 19de eeuw, had hij meer kunnen ontdekken over de veranderingen die juist toen in de bewoning van de stad optraden. Hij had waar- schijnlijk een aantal vragen met grotere zekerheid kunnen beant- woorden als hij ook de buiten- wijken in zijn onderzoek had betrokken. Daar ontwikkelde de nijverheid zich en ontstonden |
tamelijk homogene arbeiders-
buurten. Ook beter gesitueerden vonden er op het einde van de eeuw speciaal voor hen aangeleg- de woonwijken. Met Denigs dissertatie als uit-
gangspunt kan er dus nog meer graaf-, turf- en rekenwerk wor- den verricht, bijvoorbeeld door geografen en historici. En waar- om zouden zij dat niet gezamen- lijk doen? (P.D. 't Hart) D. Denig, Utrecht van ancien régime tot
nieuwe tijd. De txwoning van de Utrechtse binnenstad in haar ruimtelijke structuur, 1793-1891. Uitgeverij Matrijs, Utrecht 1995, 220 p., prijs ƒ 39,95. ISBN 90 5345 076 9. Maliebaanschool
Ter gelegenheid van het 75-
jarig bestaan van de Maliebaan- school verscheen onlangs een buitengewoon leesbaar gedenk- boekje van de hand van de |
|||||||||||||||||||
115
|
|||||||||||||||||||||
Vismarlit rond
1870 Gemeente/i/'/ce
Archiefdienst |
|||||||||||||||||||||
!f^ó^
|
|||||||||||||||||||||
seplembcr/oktober 199 6
|
|||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||
Boekenschouw
|
||||||||||||||
Mijdrecht
In het tweede nummer van
De Proostkoerier van dit jaar be- schrijft Hein Röling het leven van Johannes Roelvink, later bekend als de Jezus van Eerbeek of zoals hij zichzelf toen noemde, Noah de Tweede. De in 1910 op een Mij- drechtse boerderij geboren Roel- vink heeft al vroeg belangstelling voor dieren en begint in zijn jeugd al met het opzetten en bewaren van dieren. Hij wordt op dat gebied een regionale bekend- heid, maar wegens het ontbreken van vergunningen voor dit werk krijgt hij regelmatig te maken met politie-invallen. Ook na zijn vertrek naar Utrecht
en later naar de Veluwe blijft Roelvink dieren, waaronder be- schermde soorten, opzetten en in enorme aantallen bewaren. De politie legt diverse malen beslag op Roelvinks collectie, maar de man wordt gedreven door de overtuiging, dat hij het werk van de Here uitvoert en houdt vol. In het eenzaam gelegen Veluwse huis worden in bouwvallige hutjes en vochtige kelders dui- zenden opgezette dieren be- waard, terwijl Roelvink enorme hoeveelheden voedsel inslaat, in de verwachting dat een natuur- ramp nakende is. Dat weerhoudt de plaatselijke politie er niet van, wegens gevaar voor de volks- gezondheid de inmiddels door schimmel aangetaste dierenver- zameling andermaal in vracht- wagens te laden. Roelvink wordt veroordeeld tot een geldboete. Zijn vrouw houdt het niet langer uit en trekt bij een zoon in. De vereenzaamde Roelvink trekt zich terug in een hutje in het bos in afwachting van zijn Verlosser, maar wordt ten prooi aan onder- voeding door een zoon naar het |
||||||||||||||
studente geschiedenis, M.E. Meijer.
De oprichting van deze protes- tants-christelijke school was een rechtstreeks gevolg van de gelijk- stelling van het openbaar, en bijzonder onderwijs, zoals deze in 1920 wettelijk was vastgelegd. Het was de eerste school in Utrecht waarbij Nederlands Her\'ormden en Gereformeerden samenwerkten. De schrijfster deelde het bock in
vier hoofdstukken in, t.w. de periode van de oprichting tot de oorlog (1921-1940), de ooriogs- jaren (1940-1945), de periode daarna tot aan het vertrek van het langst functionerende hoofd, de heer J. Zijlstra (1945-1974) en de laatste periode tot nu toe (1974- 1996). Jaarverslagen, financiële jaarverslagen en notulen van het bestuur van de Vereeniging voor Christelijk Lager en Uitgebreid Lager Onderwijs te Utrecht vorm- den de belangrijkste bronnen. Door goed gekozen citaten leve- ren deze op zich zakelijke bron- nen toch een levendig relaas. Voor het laatste hoofdstuk wer- den ook interviews afgenomen. De introductie van elk hoofdstuk plaatst de verschillende onderde- len steeds binnen een algemeen tijdskader. Ouders en bestuur waakten al die
jaren over het christelijk karakter van deze school. Tegenwoordig krijgt dit een ruimere interreli- gieuze invulling. Ongewild en strijdig met de oorspronkelijke doelstelling was de Maliebaan- school in de jaren vijftig zelfs enige tijd een standenschool. Later werd het meer een buurt- school met bijzondere aandacht voor kinderen in achterstandsitu- aties. De Maliebaanschool kampte geregeld met een te hoog leer- lingenaantal. In 1950 werd dit |
probleem met de ingebruik-
neming van de jan Willem Gunningschool opgeheven, ter- wijl de U.L.O. in 1959 uitweek naar een eigen gebouw, de Dr. de Nooyschool. Een jaar later was er nog een onvermeld geringer leer- lingenvertrek doordat de Gerefor- meerden (vrijgemaakt) aan de Ezelsdijk een eigen slreekschool openden. Inmiddels kan de Malie- baanschool vanaf augustus enkel als fusieschool voortbestaan. Ver- der vermeldenswaard is dat de leerkrachten van het eerste uur lang aan de school waren verbon- den. Mejuffrouw M.j. Eijkman vierde in 1961 zelfs haar 40-jarig jubileum. Zonder iets aan de kwaliteit van
dit boekje af te doen ter afsluiting nog een enkele opmerking. Veel- vuldiger gebruik van plaatselijke kranten had soms nu ontbreken- de informatie kunnen verschaffen. Dan had bijvoorbeeld kunnen worden meegedeeld dal J. de Bic Leuvelink Tjeenk - levens archl- lecl van hel Jaarbeursgebouw op het Vredenburg - de Maliebaan- school ontwierp. Behalve de bouw- tekeningen van de uitbreidingen zijn die van de bouw uit 1921 ook bewaard gebleven. Hoewel de oude school het langst heeft gestaan (1922-1985), is hiervan maar één foto tegen vier van de nieuwe opgenomen. Eén of meer voorbeelden van de specifieke categorie klassefoto's, die op de tentoonstelling van de reunie volop te zien waren, hadden het geheel nog meer kunnen comple- menteren. (H.J.Ph.G. Kaajan) M.E. Meijer, Maliebaanschool, 1921-1996,
z.p.zj. [Utrecht, 1996). Met il!., 58 p. Voor ƒ 5,- af te halen bij de Maliebaan- school, Maliebaan 56 of telefonisch te bestellen (030-2318839). |
|||||||||||||
116
|
||||||||||||||
september/o kt o bei' 19 9 6
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
VAN
|
lA F E L
|
||||||||||||||||
DE LEEST
|
|||||||||||||||||
Vreeland
In het vierde nummer van de
Vechtkroniek, uitgave van de Histo- rische Kring Gemeente Loenen, wordt aandacht besteed aan de kunstenaar C.A. Lion Cachet. Deze Amsterdamse schoolmeester vestigde zich in 1901 in Vree- land. Lion Cachet ontwierp vele interieurs voor de passagierssche- pen die in de jaren dertig op Nederlands-lndië voeren, maar ook huisinterieurs, postzegels, bankbiljetten en munten. Hij is de pionier van de batikkunst en paste de motieven voor het eerst toe in boekbanden. In Vreeland zelf heeft hij het interieur van het gereformeerde kerkje ontworpen: boogramen, de kansel, glas-in- lood en plafondversieringen. Ook de oorspronkelijke, door hem ontworpen lampen zijn terug- gevonden en hebben opnieuw een plaats in de kerk gekregen. Woerden
Na de aanleg van het jaagpad
langs de Oude Rijn van Utrecht naar Leiden werd hel economisch aantrekkelijk om onderweg gele- genheden in te richten, waar de passagiers even de benen konden strekken, een sanitaire stop kon- den maken en wat versnaperingen lot zich konden nemen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in Barwouiswaarder, iels ten westen van Woerden, rond 1670 een herberg werd geopend. De ge- schiedenis van die herberg, later bekend als Schotvarkens, wordt uit de doeken gedaan door W. Alke- made in het juninummer 1996 van Heemtijdinghen. Hel huis waar het om gaat blijkt in 1668 in bezit te zijn van de plaatselijke schout. Hel kwam wel meer voor dat een schout een kleine tapperij bezat waar ook |
|||||||||||||||||
lokale besturen vergaderden en
recht werd gesproken. Later gaat de herberg over aan Huijbert Rietkerk, die boven de dijksloot nabij hel huis een 'heimelijkheid', een toilet bouwde voor de passa- giers van de langskomende trek- schuiten. In de loop van de acht- tiende eeuw gaat hel minder goed met de herberg terwijl ook de combinatie met rechthuis verloren gaat. Dan heeft de herberg ook een eigen naam nodig: 'Recht- huis' is niet langer van toepas- sing. De nieuwe naam 'Schotvar- kens' heeft tot op heden geen afdoende verklaring: de leukste is waarschijnlijk dat de herberg door een walvisvaarder was opge- kocht, die een uithangbord maakte van zeehonden op een ijsschots. Die zeehonden leken echter meer op varkens en zo werd het Schotsvarkens, later Schotvarkens. Hoewel later het gemeentebe-
stuur weer ging vergaderen in Schotvarkens, liep de klandizie terug door de aanleg van een straatweg aan de overzijde van de Rijn. De herberg werd een winkel annex smederij en wagenmakerij. Aan hel einde van de negentiende eeuw maakte de toenmalige eige- naar er weer een herberg van, maar aan dit koffiehuis kwam door een snel om zich heengrij- pende brand in 1935 een abrupt einde. |
|||||||||||||||||
ziekenhuis gebracht. Daar sterft
deze dienaar van de Here. Niewwegein
Postuum is er in het derde
nummer van 1996 van Cronyck de Ceyn een artikel verschenen van Arie de Reuver over zijn bele- venissen ais dwangarbeider in de Tweede Wereldoorlog. In 1943 werd hij met een aantal mannen uil het zuidelijk deel van de pro- vincie weggevoerd naar Duitsland en kwam via een lange treinreis terecht in een metaalfabriek nabij Berlijn. Werkweken van 84 uur werden er al snel regel, waardoor velen afstompten. Gevaar dreigde ook van andere zijde, omdat de barakken waar men was gehuis- vest, regelmatig doelwit waren van bombardementen. Als straf voor sabotagepogingen werd De Reuver naar Polen gestuurd, waar hij in een werkkamp terecht kwam. Ook daar werd door de dwangarbeiders gesaboteerd. De naderende Russische legers dwongen tol ontruiming van de fabriek en De Reuver werd op transport gezel naar concentratie- kamp Erfurt, waar hij geen voed- sel kreeg "omdat wie niet werkt, geen eten nodig had". Vanuit een nieuw werkkamp in hel Harzge- bergte wist De Reuver te ontsnap- pen en vond hij onderdak bij een Duitse tuinder. Vlak daarna werd hij bevrijd, maar het duurde nog maanden voordat transport naar huis gevonden was. In Nederland werd hij, evenals de vele andere dwangarbeiders, als een collabo- rateur behandeld. Gelukkig was de ontvangst thuis zeer hartelijk. Nog steeds streven de dwangar- beiders naar erkenning van het hun aangedane leed. Duitsland heeft die erkenning al gegeven, nu Nederland nog. |
|||||||||||||||||
117
|
|||||||||||||||||
september/oktober 199 6
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
>Muus
|
||||||||||||||||||
Traditie, tijdschrift
over tradities en trends Je eet van een bord, je
begroet iemand door je rechterhand uit te steken, je viert je verjaardag. Zo doet iedereen het en niemand denkt er over na. Het lijkt wel alsof het nooit anders is geweest. Het zijn tradities die van ouders op kinderen over gaan. Er zijn ook gebruiken die pas kort bestaan. Bijvoorbeeld de gewoonte om iemand te feliciteren via een ad- vertentie in de krant. Een paar mensen beginnen er mee, het wordt een modeverschijnsel, een trend. Over al dit soort oude en nieuwe gebruiken en
gewoonten is te lezen in het tijdschrift: Traditie, tijdschrift over tradities en trends. Het laat op een heldere en levendige manier zien hoe achter de gewoonste dingen vaak een fascinerende wereld schuil gaat. Traditie, tijdschrift over tradities en trends is een
toegankelijk geschreven tijdschrift dat vier keer per
jaar verschijnt. Het is rijk geïllustreerd in full-color en wordt uitgegeven door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur. Een jaarabonnement kost ƒ 30,- of Bfrs 600. Vraag een proefnummer aan bij het Nederlands
Centrum voor Volkscultuur, Lucasbolwerk 11, 3512 EH Utrecht (00-31-(0)30-2319997) |
||||||||||||||||||
NVM
|
||||||||||||||||||
/^
|
||||||||||||||||||
Makelaardij in
onroerende goederen • Aan- en verkoop-
begeleiding • Taxaties
• Hypotheken
• Verzekeringen
Plompetorengracht 18
_______Utrecht_______ 030-234 00 08
|
||||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2623866/2626800
fax: 030-2623274
|
||||||||||||||||||
september/oktober 199 6
|
||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||
Hierbij geef ik mij op als lid van de Vereniging Oud-Utrecht
naam
adres
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
il!}
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
postcode
geboortedatum |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
woonplaats
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
a.u.b. aankruisen wat u kiest:
met onmiddellijke ingang (u betaalt dan contributie over het lopende kalender-
jaar en ontvangt dan alle publikaties die dit jaar zijn verschenen) LJ met ingang van het volgende jaar
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Maandblad en Jaarboek
Het Maandblad Oud-Utrecht geeft volop informatie
over de geschiedenis en het heden van stad en provincie. Het is met zijn artil<elen, boel<besprel<ingen en 'verenigingsnieuws' onmisbaar. Het Jaarboel< Oud-Utrecht is bel<end om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen en om de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op tiet gebied van:
• Elektra
• Klimaat
• Sanitair
• Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Tel. 030-288 24 64 Fax 030-288 57 33 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud-Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
BEAUFORT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
MAKELAARS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
119
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
J&BConseilB.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 •• 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
cm. restauratiefinancieringen en hypotheken |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
september/oktober 199 6
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
IK'
|
|||||||||||||||||||||||||
oud-utrecht
|
|||||||||||||||||||||||||
hier
postzegel
plal<ken
|
|||||||||||||||||||||||||
Vereniging Oud-Utrecht
Pr. Hendriklaan 76 3584 ER Utrecht |
|||||||||||||||||||||||||
Oud-Utrecht
'Vereniging tot beoefening en verspreiding
van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht' opgericht in 1923 |
|||||||||||||||||||||||||
•<r^'-
|
|||||||||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74 |
|||||||||||||||||||||||||
BtJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
|||||||||||||||||||||||||
TAILORSSINCE 1850
|
|||||||||||||||||||||||||
ER IS EEN BA
WAAR OITDF WAARDFi
■ NOG IN ERE
WORDEN GFHOl JDFN
|
|||||||||||||||||||||||||
ENÜ
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
|||||||||||||||||||||||||
september/oktober 19 9 6
|
|||||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||
A fi-xc
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lVl,t»-.1 '-.'-«--l i'\o'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrécnt
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 9e jaargang nummer 6
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-288 2131 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-2313804 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S:ï^aa/ie^f/^ erf f^r/me^^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l.ul \cJ Aniujiiaiis Cn-noot^i luip
.7/JrM yff^,.i.i//f,r,//7 /.9
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ü drukken
ook
uw kosten Bel ons voor een offerte
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
&>LISI14N
BOUW&VASTGCXD
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE BOER CUPERUS
ONDERDEEL VAN ROTO 5MEETS DE BOER
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HO(JN (ÏM'AV/lVn
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'^^^^^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
69e jaargang nr. 6 november/december 1996 ISSN 1380-7137 Oud-Ulrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrechl, vereniging lot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. Voorzitter: j.W. Lemaier
Secretariaat: Mw. J.C.M. Pennings, p/a Alexander Numankade 201, 3572 KW Utrecht. Penningmeester: P. Kroes U kunt zich opgeven ah lid van de vereni- ging Oud-Ulrecht door te Khrijven naar: Oud-Utrecht, Antwoordnummer 3335, 3500 VP Utrecht. De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-ƒ 30,=; 65+ƒ 44,= per jaar). Contributie- en ledenadministratie: F. Kroes. Betaling contributie op giro 575520. Redactie: M. Dolfin, B. van den Hoven
van Genderen, M.C. van Oudheusden, B. van Santen, M. van de Vrugl, A. vanderZeijden,P. Rhoen en J.Leguyi. Rcdaitieadrcs:
Alexancler Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: De Vormers, Utrecht
Dmfe. De Boer Cuperus
Oud-Ulrecht. Tweemaandehiks lijdschriji
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 20 december 1996, verschijnings- datum I lebruan 1997. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 1/4 of 3 '/2 inch lloppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij hel aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Het gebruik van lussen- kopjes wordt aangeraden; illuslratie- suggesties zijn zeer welkom. |
|||||||||||||
Van de redactie
|
|||||||||||||
Het is voor de redactie van een historisch tijdschrift bijzonder verheugend als een ingezonden artikel
niet alken een historisch interessant onderwerp behandelt maar tevens aan de actualiteit raakt. In dit nummer is dat het geval met het artikel over de opvang van Hongaarse vluchtelingen in Zeist, dit jaar 40 jaar geleden. De enorme betrokkenheid en inzet van de zeister bevolking is hartverwarmend. Hoe anders dan destijds is in Nederland inmiddels de situatie rond de vluchtelingen problematiek! In dit nummer nemen we afscheid van de rubrieken 'De keuze van...'en 'Nijverheid'. De redactie heeft voor het nieuwe jaar iets nieuws voor u in petto. Iets om naar uil te kijken dusl Nadat wij de afgelopen maanden tweemaal afscheid hebben moeten nemen van redactie-leden, kunnen
we nu al weer twee nieuwe leden aan u voorstellen: janna Leguyt en Pierre Rhoen. Beiden zijn werkzaam als archivaris, de één in Utrecht en de ander in Zeist. We verheugen ons in de snelle aanvulling van de redactie en hopen op een vruchtbare samenwerking. |
|||||||||||||
Inhoud
|
|||||||||||||
Van de redactie 123
Utrecht in 1853 Het begin van de Utrechtse zilverindustrie 124
Annelies Krekei-Aalberse
Agenda 128
Berichten en oproepen 129
De Iceuze van... 130
drs. S.C.P. Kreuger
Hulp uit Zeist voor vluchtelingen van de Hongaarse opstand in 1956 131
Opvang van gevluchte studenten op 'Heerewegen'
R.P.M. Rhoen
Nijverheid 138
Bert van Holst
Boekenschouw 140
|
|||||||||||||
123
|
|||||||||||||
no\emher/decemher 199 6
|
|||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||
Utrecht in 1853
Het begin van de Utrechtse zHyerindustrie
|
|||||||||||||||||||
Tot het midden van de negentiende eeuw was er in Nederland nog geen sprake
van industriële zilverproductie. Ook al was het merendeel van deze bedrijven gevestigd in Amsterdam, toch vond men in elke stad wel enkele 'fabrieken' zoals de zilverateliers toen werden genoemd, onafhankelijk van het aantal werklieden. Zo ook in de stad Utrecht waar onder andere de werkplaatsen van de firma H.J. Hardenberg, L.N.S. van Voorst, J. van Nieuwcasteel en Schonen- berg gevestigd waren. De bekendste was de fabriek van J.M. van Kempen. Zijn grootvader was in 1789 als zilversmid in Utrecht begonnen en was de stamvader van een fabrikantengeslacht dat zich zes generaties lang heeft toegelegd op de productie van zilver. |
|||||||||||||||||||
heid moet hebben, om niet ziek
te worden. Ze zijn achter en voor van een wand voorzien, maar men zit als het ware helemaal buiten, blootgesteld aan weer en wind omdat er geen zijwanden zijn. Laat in de avond kwam ik aan in
Utrecht. Omdat ik van te voren geen gelegenheid had te informe- ren naar een van de eerste hotels, had ik moeite iemand te vinden die Duits verstond. Een stations- knecht bracht mij naar 'het Oude Gasteel van Antwerpen'. Het lag aan een van de hoofdstraten, tus- sen een aaneengesloten rij hui- zen, zonder onderbreking, zoals men die overal in Holland vindt. Op mijn vraag of naar onderdak heeft men mij in het Duits geant- woord. De eetkamer waarin men mij had ontvangen maakte een zeer warme, behagelijke indruk, ondanks of eerder dankzij de oude, degelijke inrichting en het vaste tapijt op de vloer. Behalve het personeel was er niemand in het hotel aanwezig. Op mijn vraag mij naar mijn kamer te brengen, zodat ik mij kon opknappen verscheen er direct een kelner in rok met twee zilveren blakers, die mij voorging naar mijn kamer. Nadat ik alleen gelaten was en rondkeek, was ik helemaal verbluft. Ook in de kamer lag vast tapijt en stonden voorname oude meubels met een lampetslel en in het midden langs een van de muren stond een groot hemelbed, geheel wit gestoffeerd, de hemel die net als alle meubelbekledingen en de kanten gordijnen ook wit waren, was afgezet met een galon en om- geven met gordijnen aan de hoe- ken. In mijn eenvoudige millieu had ik nog nooit zo'n kamer ge- zien, laat staan dat het gelukkige |
|||||||||||||||||||
In het midden van de negentien-
de eeuw liet Peter Bruckmann (Heilbronn 1778-1850) oprichter en directeur van de grootste zilver- fabriek in Duitsland een speciale teken- en modelleerschool bou- wen, die ook door vele toekom- stige goud- en zilversmeden werd bezocht. Een van hen was Her- mann Bauer (Abstatt 1833 - Schwabisch Gmünd 1919), die zich in 1867 als sieraden en zilver- fabrikant vestigde in Schwabisch Gmünd. Na zijn opleidingstijd bij Bruckmann heeft Bauer gewerkt in verschillende buitenlandse zil- verateliers onder andere als staal- graveur en modelleur bij de firma J.M. van Kempen in Utrecht. In 1913 heeft hij zijn wederwaardig- heden opgeschreven voor zijn kin- deren. Dit document is bewaard gebleven en geeft een ooggetuige- verslag van de gang van zaken in de werkplaats van J.M. van Kem- pen, die sinds 1851 gevestigd was in het middeleeuwse pand 'Freesenburgh' aan de Oude Gracht. Bovendien geeft hij een boeiende, soms amusante impressie van het dagelijks leven in Utrecht in 1853. Enkele relevante delen uit |
dit relaas volgen hieronder.
Afgelegen land
'Kort na het vertrek van W.F.
Broers ("werkman" bij Van Kem- pen) kreeg ik het bericht dat een mijnheer Van Kempen uit Utrecht mij wilde spreken. Toen ik mij bij hem aandiende trof ik een zilverfabrikant die mij voor- stelde tegen goede betaling en vrij reizen bij zijn fabriek in dienst te treden. Een reis naar Holland gold in die jaren als een gebeurtenis, maar daar voor langere tijd te verblijven werd als een waagstuk beschouwd. Van ons uit beston- den er nog geen treinverbindin- gen met dat land, de heen- en terugreis verliepen met Rijn- stoomboten, wat zeer tijdrovend was. Daarom werd Holland nog beschouwd als een ver afgelegen land. [...] Nadat ik in Arnhem van boord was gegaan, ben ik meteen naar het station gegaan en korte tijd later zat ik in de trein naar Utrecht. Gebruik makend van de goedkoopste klasse viel mij op dal men in de Hollandse treinen, als men van deze wagons gebruik maakt, een goede gezond- |
||||||||||||||||||
124
|
|||||||||||||||||||
Annelies
Krekel-Aalberse |
|||||||||||||||||||
n ov emb e r/de c ember 1996
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
weg naar mijn toekomstige
patroon Van Kempen, wiens kan- toor en fabriek slechts enkele huizen van het hotel verwijderd waren. Zoals te verwachten werd ik vriendelijk ontvangen door deze heer, die mij onmiddellijk zijn bedoeling duidelijk maakte: [hij wilde] zijn nog niet erg belangrijke zilver- en sieraden- fabriek uitbreiden en ik zou hem moeten helpen bij de noodzake- lijke technische inrichting. Bij de rondleiding door het bedrijf zag ik meteen dat in de werkplaats slechts met de hand werd ge- werkt en dat er nog nauwelijks machines aanwezig waren. In de algemene ruimte, waar on- geveer 25 mensen zaten, zag ik Broers, mijn vroegere collega bij Bruckmann, terug die mij zeer hartelijk begroette. In een zij- lokaal, dat voor een tekenaar was ingericht, werd ik voorgesteld aan een heer van Docum (G.W. van Dokkum Utrecht 1828- 1903), ontwerper en tekenaar voor de firma, opgeleid tot kunst- schilder en een voorname ont- wikkelde heer.l Verder was er nog een ruimte met een stoom- machine met ketel, met een werkplank ervoor, die als mijn werkplaats bedoeld was, tot een in aanbouw zijnde kamer gereed zou zijn. Dat de stoommachine de hele dag
in bedrijf was om platen te maken voor zo weinig mensen, wekte mijn achterdocht. Zoals ik al dacht, bleek later dat het draai- en van deze motor eerder een re- presentatieve dan een werkelijke functie had. Er was een grote pers voorhanden, met alleen een vlak- ke valhamer en de mogelijkheid boven- en onderstempels te mon- teren ontbrak. De provisorische werkplaats bij de stoommachine |
||||||||||||||||
). Hermann Bauer
(1833-1919), op- richter vande zil- ver- en sierader)fa- briek Hermar)r) Bauer ir) Sctiwa- bisch Gmür\d Foto: auteur |
||||||||||||||||
lot mij de gelegenheid bood zo'n
kamer te bewonen en in zo'n rijk gedrapeerd en versierd hemelbed te slapen. [...] Aan tafel gezeten met de enige gast die aanwezig was serveerde men mij thee met kostelijk wittebrood, met een soort stol, die eruit zag alsof hij gebakken was van noten, met verschillende soorten koud vlees, vis enz. zoveel, dat de tafel bijna doorboog. [...] |
daar gracht genoemd, met flinke
bomen erlangs, aan deze en gene kant twee rijen van meest kleine huizen, die aan elkaar vast zijn gebouwd, zonder enige tussen- ruimte. De waterspiegel van het kanaal lag enkele meters dieper dan de rijweg, waaronder een verbindingsgang gebouwd was, die vanuit elk huis met een afge- sloten deur bereikbaar was en die voor verschillende praktische doel- einden gebruikt werd. Ook waren de kanalen op korte af- standen overbrugd. In het water zag men voortdurend schuiten varen. Vanuit mijn gezichtspunt werd
de bocht van de straat afgesloten door het grote gebouw van het stadhuis met hierachter de onge- woon hoge toren van de Dom. Nadat ik mij zo netjes mogelijk had aangekleed begaf ik mij op |
|||||||||||||||
Deprimerend
's Morgens na het ontbijt, dat net
zo uitvoerig was als de avond- thee, stak ik mijn neus buiten de deur en was meteen aangenaam verrast over fraaie aanblik van de straat. Deze was ongewoon breed, eigenlijk waren het twee straten, die doorsneden werden door een waterstraat, een kanaal. |
||||||||||||||||
125
|
||||||||||||||||
november/december 19 9b
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
Utrecht in 1853
Het begin van de Utrechtse zHverindustrie
|
|||||||||||||
was niet bepaald uitnodigend.
Zelfs een stoel ontbrak en de on- ontbeerlijke voorwerpen voor een staalgraveur bleken ook niet voorhanden. Het begin was voor mij nogal de-
primerend, niet alleen vanwege mijn werkplek, maar vooral om- dat er al een tekenaar aanwezig was, waardoor het ontwerpen van zilverwerk dus uitgesloten was. Een zekere bevrediging vond ik in het feit dat er wel een tekenaar voorhanden was, maar niemand die deze [vlakke] ontwerpen drie- dimensionaal kon uitvoeren en hierdoor kon ik voorlopig als mo- delleur vooruit. Deze werken, die in was werden uitgevoerd, vonden weldra bijval. Het eerste stuk, herinner ik mij nog, was een jachtdrinkhoom met een geboei- de jachtvalk, die goed uitgevallen was. 2 Met uitzondering van enig forceerwerk, [een techniek] die nog in de kinderschoenen stond, was alles nog handwerk met hamers, ponsen en staken. Gebruiksvoorwerpen waren in Nederland meestal helemaal glad, alleen bewerkt met een bruineer- staal, waarmee de graveur een enorme vaardigheid en routine had. Men paste een decoratie- techniek toe, die mij zeer interes- seerde en die in Duitsland totaal verdwenen was [...[ de oude cise- leerkunst met hamers en ponsjes. Er werkten enige ciseleurs, die het drijfwerk, uitgevoerd in een soort rococo, nog zeer behendig konden toepassen. |
|||||||||||||
126
|
|||||||||||||
Lezenaar en bijbel
De sfeer in het bedrijf was zeer
patriarchaal. Koffie en thee was er in overvloed en werd door de fabriek geleverd, 's Morgens was er voor hel gehele personeel kof- |
|||||||||||||
nov emb e r / dec e mb e r 1996
|
|||||||||||||
OUD-UT RECHT
|
|||||||||||||
onze goede prestaties scheef aan-
gekeken. Onze leraar, de beeld- houwer Rombouts 3 was ons goed gezind. Als hij eigen werk klaar had werden wij altijd uitgenodigd het te bezichtigen en er ons oor- deel over te geven. |
|||||||||||
fie, om 11 uur thee voor de aris-
tocratie |!l van het bedrijf en om vijf uur nogmaals voor iedereen. Het droge ontbijt moest meege- nomen worden, dan had ieder een kop in vorm en grootte van een kleine waskom, die telkens tot aan de rand werd gevuld met koffie. Nu nog herinner ik mij de huisknecht met zijn theeketel voor circa 30 personen, zo groot dat men er een kind zou kunnen baden en die hij door de werk- plaatsen rondzeulde. Maar wat mij het meest verbaasde was dat de voorman vóór het ont- bijt met een lezenaar en bijbel verscheen en daaruit het hele per- soneel een hoofdstuk voorlas. |...1 Dankzij de vrijheid van de ouders hun kinderen al dan niet naar school te sturen, was het aantal analfabeten zeer groot |...1 Na verloop van enkele weken vond men een studentenwoning voor mij aan de zogenaamde Neude. Deze bestond uit twee kamers, een woon- en een slaap- kamer. Beide waren goed gemeu- bileerd en er lagen tapijten op de vloeren, comfort dat bij ons onbekend was. |...] Men had mij een interessante op- dracht gegeven: de ambtsketen van de burgemeester van Utrecht. Als hanger diende een grote me- daille met aan de voorzijde het Hollandse wapen met het op- schrift "Je maintiendrai', aan de keerzijde het wapen van Utrecht met het randschrift "Sol justitia [sic] illustra nos". [...] (Inmiddels was ook zijn neef Cjustav Baucr bij Van Kempen in dienst gekomen als staalgraveur.) Samen volgden wij in de winter- maanden een avondcursus teke- nen en modelleren. Door de andere deelnemers werden wij zowel als buitenlanders als door |
|||||||||||
Mode en roddels
Het openbare leven was volstrekt
anders dan bij ons in Zuid-Duits- land. Er waren geen herbergen, wijn- of bierkroegen waar alge- mene aangelegenheden en dage- lijkse gebeurtenissen besproken werden. Het leven daar speelde zich af in de familiekring. Als men bij vreemden een zeker wan- trouwen overwonnen had en als 'versoenliker mensch' geaccepteerd was en bij een familie geïntrodu- ceerd werd, dan liep het contact met vrienden en familie vanzelf en volgden verdere uitnodigingen, zodat men weldra een grotere vriendenkring kreeg. Zo droog en afstandelijk als de Hollanders buitenshuis lijken, zo ongedwongen, vaak uitgelaten, is hun familieleven. Dit betreft ook de contacten tussen jongens en meisjes die alleen bij zulke familie- bijeenkomsten de gelegenheid hebben elkaar beter te leren ken- nen. Toen ik de taal enigszins beheerste, kwamen dergelijke contacten mij weldra goed van pas.|...l Bij wederzijdse familiebezoeken,
die meestal op zondag bij onze huisbaas plaatsvonden, ontston- den natuurlijk altijd groepen. De mannen spraken over openbare zaken en algemene gebeurtenis- sen, rookten daarbij als schoor- stenen, zodat men de vuist voor het gezicht niet meer kon zien. De vrouwen spraken over familie- aangelegenheden, mode en rod- |
|||||||||||
dels, de jongelui onderhielden Foto boven:
zich op hun eigen wijze en ver- Ambtsketen van dreven de tijd met alle mogelijke de burgemeester onzin, in feite net als bij ons. van Utrecht, 1853 Bij zulke bijeenkomsten spreekt foto; Gemeente- het vanzelf dat een meisje de ene archief, Utrecht jongen aardiger vindt dan de ander en omgekeerd waarbij liefde in de Foto links: plaats kan komen van de vriend- Het huis'Freesen- schappelijke contacten. Als de burgh'aande jongeman vermogend is of een Oudegracht, waar goede baan heeft, biedt dat hoop de firma J.M. van voor de toekomst en wordt hij Kempen was aangespoord tot een positieve gevestigd van verklaring. De hele vrienden- en 1851-1858 familiekring komt bij elkaar en foto; Gemeente- helpt met attenties, uitnodigingen archief, Utrecht en dergelijke en ontsnappen door de snoodaard is uitgesloten. De koopmansgeest, die het hele leven in Holland doordringt, doet zich zelfs in liefdeszaken gelden." |
|||||||||||
127
|
|||||||||||
november/december 19 9 6
|
|||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||
Utrecht in 1853
Het begin \an de Utrechtse zHvcrindustrie
|
Agenda
|
|||||||||||||||
Cursus archiefonderzoek
Begin volgend jaar organiseert
de Gemeentelijke Archiefdienst opnieuw een cursus Archiefon- derzoek. De cursus wordt eens in de veer-
tien dagen gehouden op maan- dagavond en bestaat uil enkele onderdelen, waarop men ook afzonderlijk kan intekenen: 1. Een inleiding over de aanpak
van archiefonderzoek, in het bijzonder in het Utrechtse Gemeentearchief (één les op 13 januari) 2. Een globaal overzicht van
2000 jaar Utrecht aan de hand van dia's (één les op 27 januari) 3. Behandeling van enkele
belangrijke voorkomende ar- chietbronnen zoals notariële, belastingregisters, resoluties van de vroedschap e.d. (vier lessen op resp. 10 februari, 24 februari, 10 maart en 24 maart). De deelnemers ontvangen een
syllabus en moeten opdrachten uitvoeren. De cursus wordt afge- sloten met een rondleiding door het archiefgebouw en de depots. De docenten zijn Arend Pietersma en Gert Jan Röhner. Het cursusgeld bedraagt ƒ 10,- voor elk van
de onderdelen 1 en 2 en ƒ 70,- voor het onderdeel 3. Voor meer informatie én inschrijfformu-
lieren kan men bellen naar de Gemeente- lijke Archiefdienst, tel. 030 - 286 6611. |
||||||||||||||||
uitbreiding der sedert 1857 alhier
gevestigde fabriek van van Lier en Bauer welke in 1858 eene som van ƒ 220,18 meer heelt aange- bracht dan in 1857 [...H Gustav Bauer, die na het vertrek van zijn neef Hermann bij Van Kempen was blijven werken, had deze fabriek opgericht in 1857 samen met de heren S. enj. van Lier. Dit bedrijf, gevestigd op het Dom- kerkhof, werd in 1868 over geno- men door C.J. Begeer. |
||||||||||||||||
Tot zo ver een samenvatting van
Hermann Bauer's Utrechtse bele- venissen. In de loop van 1854 reisde hij via Brussel en Parijs weer naar Duitsland om zich te vestigen als sieradenfabrikant, aanvankelijk in Pforzheim en vanaf 1867 in Schwabisch Gmünd. Het groeiend aantal machines in Van Kempens fabriek aan de Oude Gracht veroorzaakte in toe- nemende mate overlast in de buurt en toen er een stoomval- hamer achter in de tuin \an Freesenburgh werd geïnstalleerd was de maat vol. Het bleek uitein- delijk niet mogelijk een geschikte locatie in Utrecht te vinden en in juli 1858 verhuisde Van Kempen met 50 man personeel naar Voortschoten. Naar aanleiding van de verhuizing
van Van Kempen merkte een ambtenaar van het Waarborgkan- toor in Utrecht in 1859: 'De alge- meene opbrengst van dit kantoor welke in 1857 was opgeklommen tot ƒ 9587,981/2 heeft m 1858 slechts bedragen 6863,66 '/2 en derhalve eene vermindering on- dergaan van ƒ 2724,32 welke zich echter hoofdzakelijk heelt doen gevoelen bij de stad Utrecht, en zulks ten gevolge der verplaatsing der goud- en zilverfabriek van J.M. van Kempen uit dezer stad naar Voorschoten. Gedurende de eerste helft van 1858, zijnde het tijdvak dat gemeld etablissement nog te Utrecht gevestigd was, is daaruit ontvangen f 2494,09, en 128 daar de opbrengst van het zelve over 1857 eene som had bedra- gen van / 5639,23'/2 zoo volgt daaruit, dat bij die verplaatsing en de ontvangsten van dit kantoor over 1858 een verlies is geleden ten bedrage van ƒ 3145,141/2. Dit verlies wordt echter voor een klein gedeelte vergoed door de |
||||||||||||||||
Noten
1. G.W. Van Dokkum was een leerling
van de Utrechtse portretschilder B. de Poorter (1813-1880). Op 18-jarige leeftijd trad hij in dienst bij de firma J.M. van Kempen. 2. Vergelijk 'De Lelijke Tijd', cat. nr. 80,
Rijksmuseum 1995-1996. 3. Onder deze naam niet te vinden in
P.A. Scheen. 4. R. van der Voort, Algemeene Compa-
ratieve Jaarstaat van de Fabricatie, den Invoer en de Ontvangsten van het kantoor van Waarborg der Gouden en zilveren w/erken te Utrecht over het dienstjaar 1858, opgemaakt en getekend op 20-M859. |
||||||||||||||||
no\ e mb c r / ile c e mb e I 19 9 0
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
Berichten & oproepen
|
|||||||||||||||||||
12e Nicolaas \an der Monde-
lezing Matjo Montforts, archeologe
en werkzaam bij de Rijksdienst voor Oudheidkundig bodem- onderzoek zal in het kader van het Romeinenjaar spreken over Romeins Utrecht. Nadere informatie in het volgende
nummer. Dinsdag 4 februari om 20.00 uur Pieters-
kerk, Utrecht. |
Informatie gevraagd
Van 1910 tol 1924 hadden
mijn overgrootouders Gustaaf de Lobel en Hendrika Adriana de Lobel-Belgraver, een naaimachi- nehandel in de Haverstraat 18 te Utrecht. l.v.m. een siamboomonderzoek
zou tk graag in kontakt willen komen met mensen die over deze naaimachinehandel gegevens heb- ben. Dit vraagt:
P. de Lobel Peppengouw210 1351NRAImere tel. 036-5319501 |
Vooraankondiging
'Geschiedenis van de provincie Utrecht' De Stichting Stichtse Histori-
sche Reeks is voornemens een monumentale uitgave het licht te doen zien, getiteld 'Geschiedenis van de provincie Utrecht'. Deze uitgave geeft een volledig over- zicht van de geschiedenis van de provincie van prehistorie tot heden. Een team van deskundige auteurs staat onder leiding van een redactiecommissie met prof Dr. C. Dekker, oud -archivaris in de provincie Utrecht als eind- redacteur. De uitgave zal bestaan uit een
driedelig werk van meer dan 1000 pagina's. De delen zullen in het najaar van 1997 verschijnen. De verkoopprijs is ƒ 350,- per set.
Bij voorintekening bedraagt de prijs slechts ƒ 275,-, waarvan ƒ 95,- bij inschrij- ving en ƒ 180,- bij aflevering. Voor voorintekening kunt u zich richten
tot: Stichting Stichtse Historische Reeks t.a.v. mev. J.W.J.A. Rutten-Nass Overboslaan 19 3722 BJ Bilthoven. |
|||||||||||||||||
Lezing van de vereniging
Oud Utrecht Dinsdag 28 januari 1997 dubbel-
lezing Historie en toekomst in Leidse Rijn. Sprekers: mevrouw Riek Bakker,
als planoloog betrokken bij de ontwikkling van het Leidse Rijn- gebied en de heer Huib de Groot, als archeoloog o.a. verantwoorde- lijk voor de tot standkoming van de Cultuurhistorische effect rap- portage over het gebied. Aanvang 20.00 uur, CSB-gebouw, Kromme
Nieuwegracht 39, Utrecht. Leden van Oud-Utrecht graties. Niet-leden betalen ƒ5,- |
|||||||||||||||||||
Vrifmlligers gevraagd
Het rijksarchief in Utrecht
heeft voor de komende jaren twee projecten gepland waarbij de belangrijkste genealogische bestanden elektronisch toeganke- lijk gemaakt worden. Voor het indiceren van deze archiefbestan- den is de hulp van vrijwilligers zeer gewenst. Het betreft hier de akten van de Burgelijke Stand en de doop-trouw-en begraafregisters. De uitvoering van deze twee om- vangrijke projecten gaat het RAU boven zijn macht. Het RAU heeft daarom zijn hoop gevestigd op vrijwilligers met genealogische belangstelling. Vrijwilligers zou- den hiervoor minimaal één dag- deel per week inzetbaar moeten zijn. Computers en programma- tuur worden ter beschikking ge- steld. Reiskosten worden vergoed op basis van tarieven van het openbaar vervoer. |
|||||||||||||||||||
129
|
|||||||||||||||||||
Voor meer informatie over deze projecten
en opgave als vrijwilliger kunt u kontakt opnemen met Els Elenbaas, tel: 030 - 2753275. |
|||||||||||||||||||
novemher/december 19 9 6
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
D E
|
KEUZE VA
|
N
|
||||||||||||||||||
Het Militaire Luchtvaart
Museum en de P-51K Mustang jager Het Militaire Luchtvaart
Museum, opgericht in 1968, beschikt over een collectie van zo'n 120 vliegtuigen uit de ge- schiedenis van de Koninklijke Luchtmacht, de Marine Lucht- vaartdienst en de Militaire Lucht- vaart van het KNIL. Daarnaast bestaat de collectie uit vliegtuig- motoren, uniformen, vliegeruit- rustingen, schilderijen, bewape- ning en diverse andere luchtvaart gerelateerde objecten. Eén van de vliegtuigen in de
collectie is een North American P-51K Mustang jager, zoals ge- bruikt tijdens de Politionele Acties in Nederlands-lndiê. Als zodanig is het toestel ook in het museum te zien. Maar voor wie het weet gaat onder het kleuren- schema van de ML-KNIL een heel andere geschiedenis schuil, waar- van nog niet alle feiten boven water zijn gekomen. De Mustang was volgens velen het beste jachtvliegtuig van de Tweede Wereldoorlog. Een geluk- kige combinatie van een engelse Rolls-Royce motor met een ameri- kaanse romp bracht een zeer wendbaar toestel voort, met een enorm vhegbereik en prettige vliegeigenschappen. Dit maakte de Mustang bij uitstek geschikt als escortejager, om Amerikaanse B-17 en B-24 bommenwerpers te begeleiden naar hun doelen diep in Duitsland. Van de Mustang in het museum
was bekend dat hij afkomstig was uit de technische verzameling van de Faculteit Vliegtuigbouw van de TU-Delft. Naspeuringen maakten al snel duidelijk dat dit geen toe- stel van de ML-KNIL uit Indië |
||||||||||||||||||||
betrof, maar een Amerikaanse
jager. Het serienummer '44-12125' en de Squadroncode 'MX-U' bracht ons weer een stapje verder en leverde de productiedatum (december 1944) en een kort overzicht van de loopbaan op, waarin het toestel tot zomer 1945 zo'n 30 escortemissies boven be- zet Europa heeft gevlogen en waarschijnlijk drie Duitse jagers heeft neergeschoten. Na de oor- log kwam de '44-12125' op een vliegtuigdump terecht en werd in juni 1947 gekocht door de TU- Delft voor aanschouwelijk onder- wijs aan de studenten. In 1968 stond één van de medewerkers van de TU al met een snijbrander klaar om het toestel te vernietigen (er was geen ruimte meer voor) toen het net opgerichte Lucht- macht Museum uit Soesterberg belde dat ze de Mustang dolgraag wilden hebben. Zo werd een historisch belangrijk
vliegtuig gespaard. Daarmee is het één van de weinige Mustangs, waar ook ter wereld in een muse- um, met een echt oorlogsverleden! |
||||||||||||||||||||
Dit voorbeeld illustreert dat
achter de meeste objecten in een museum veel meer schuil gaat dan je er op het eerste gezicht aan afleest. Overigens zijn de overige 29 toe-
stellen en andere objecten in de permanente expositie het bekijken ook meer dan waard. Militaire Luchtvaart Museum
Kampweg 2 3769 ZK Soesterberg tel. 03463-5 38 15 |
||||||||||||||||||||
drs. S.CP. Kreuger
conservator Militaire Lucht- vaart Museum |
||||||||||||||||||||
130
|
||||||||||||||||||||
november/december 199 6
|
||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
Hulp uit Zeist voor vluchtelingen van de
Hongaarse opstand in 1956 Opvang van gevluchte studenten op 'Heerewegen*
|
||||||||||||||||
"Vandaag hangen de vlaggen halfstok. Het
gaat hierbij echter niet om uiterlijk vertoon. Het gaat om de gevoelens in ons hart. Wij willen vandaag uitdrukking geven aan onze gevoelens jegens wat in Hongarije gebeurt en bezig is te gebeuren. Dit is niet met woor- den tot uitdrukking te brengen. Met diepe deernis zijn wij begaan met het lijden van het volk van Hongarije en met wat in hun harten omgaat. Wij zijn daardoor diep geschokt en vragen niet alleen naar het waarom der dingen maar ook hoe gezocht moet worden naar een oplossing. Wat kunnen wij doen? Wat wordt van ons verwacht?" |
||||||||||||||||
Landelijke hulpverlening
Spotprent in Veertig jaar geleden op
de nieuwe maandag 5 november 1956
Zeistercourant U opende burgemeester Korthals
november 1956 Altes met deze woorden de verga-
dering van de gemeenteraad van
Zeist. Op 4 november was het le- ger van de Sovjet-Unie Hongarije binnengevallen om de opstand tegen het Stalinistische regime, die op 23 oktober begonnen was, neer te slaan. Meer dan 150.000 Hongaren ont-
vluchtten hun land. De Neder- landse regering was bereid onge- veer 1300 vluchtelingen op te nemen. Eind november waren echter al 2000 vluchtelingen in ons land aangekomen en op 30 april 1957 bedroeg hun aantal 2853. Bijna 10% van hen had toen al een vaste woonplaats in de provincie Utrecht gevonden. Daarna kwam nog wel een aantal gezinsleden van vluchtelingen naar Nederland. R.P.M. R/ioen De tegenwoordig bekendste vluch- |
||||||||||||||||
waaruit adviezen konden worden
gegeven voor de bestemming van de ingezamelde gelden. Op verzoek van de plaatselijke af- deling van het Rode Kruis en het Veteranen Legioen werd ook een Zeister comité opgericht. Van het Zeister Comité voor Vluchtelin- genhulp was burgemeester A.P. Korthals Altes voorzitter en D. Roosjen secretaris-penning- meester. Het Nadonaal Comité belastte zich
voornamelijk met de financiële acties. Op het gebied van de zorg voor de vluchtelingen waren de Interdepartementale Commissie voor Vluchtelingenzaken onder voorzitterschap van Dr. E.O. Baron van Boetzelaer van het ministerie van Buitenlandse Zaken, het Nederlandse Rode Kruis, de Nederlandse Federatie voor Vluchtelingenhulp en de directie Aanvullende Werken van het ministerie van Sociale Zaken werkzaam. |
||||||||||||||||
teling zal waarschijnlijk J.D. Ga-
bor zijn, staatssecretaris van het ministerie van Landbouw, Natuur- beheer en Visserij in het derde kabinet Lubbers. Hij stamt uit Hongarije, waar hij in 1940 werd geboren. Om hulp te verlenen aan de Hon-
gaarse vluchtelingen in Nederland en in andere landen, met name in Oostenrijk, werd het Nationaal Comité Hulpverlening Hongaarse Volk opgericht. De koningin was bereid als beschermvrouwe van het comité op te treden en de oud-voorzitter van het N.V.V., E. Kupers, nam het voorzitter- schap op zich. Op 13 november werd het
Utrechts Provinciaal Vluchtelingen Comité ingesteld, met als voorzit- ter Prof.Dr. V.J. Koningsberger. Het doel van die commissie (van bijstand) was om als centraal punt te fungeren waar onderling overleg plaats kon vinden en van |
||||||||||||||||
131
|
||||||||||||||||
@
|
||||||||||||||||
november/december 19 9 6
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
Hulp uit Zeist voor vluchtelingen van de
Hongaarse opstand in 1956 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hulpacties in Zeist
In Zeist hingen op maandag
5 november de vlaggen halfstok, bijna alle feestelijke bijeenkom- sten werden uitgesteld en haast iedere vergadering werd begonnen met een staande herdenking van de slachtoffers van het Hongaarse verzet. In verschillende kerken werden bidstonden gehouden en op donderdagmiddag 9 novem- ber nam de bevolking 3 minuten stilte in acht als blijk van protest tegen de Russische inval in Hongarije. In de lokale kranten van 5
november deden het Veteranen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren ook leden van de Zeister
Colonne behulpzaam. Het hoofdbestuur van het Neder- landse Rode Kruis gaf op 13 november aan de Zeister afdeling opdracht om de in het rampende- pot Broederplein 29 opgeslagen goederen over te brengen naar Utrecht. Het betrof hier een volle- dige uitrusting voor een opvang- centrum met 90 bedden. De plaatselijk afdeling was tot op dat moment niet op de hoogte van het feit dat één van de 85 rampen- depots van het Rode Kruis zich in Zeist bevond. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vluchtelingen werden na hun
aankomst in ons land onderge- bracht in de Jaarbeursgebouwen in Utrecht. Na twee dagen wer- den zij vanuit Utrecht overge- bracht naar voorlopige opvang- De groep centra verspreid over het land. De Hongaarse vluchte- duur van het verblijf in de op-
lingen i/oor hef bor- vangcentra werd zo kort mogelijk des van 'Heeren- gehouden. Daarna werd een pas- wegen'. In het sende eindbestemming voor hen
midden burgemees- gezocht.
ter Korthals Altes, De eerste groep van 650 vluchte-
rechts naast hem lingen arriveerde per trein aan het
Mr. W.J. Geertsema. Centraal Station in Utrecht op 14
november. Voor hun opvang was (Foto Gemeentelijk door het Rode Kruis de Julianahal archief Zeist.) in gereedheid gebracht. Hierbij |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
132
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
november/december 19 9 6
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUDUTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brief mededeling in de vergade-
ring van burgemeester en wet- houders van 13 november. Het werden echter geen 'gewone'
vluchtelingen die in Zeist op 'Heerewegen' onderdak vonden maar studenten. Dat gebeurde op initiatief van de Nederlandse Studenten Raad in Leiden en de Stichting Universitair Asyl Fonds, gevestigd in Utrecht. In overleg tussen het Universitair Asylfonds en het ministerie voor Maatschappelijk Werk werd Mr. W.J. Geertsema, burgemeester van Warffum en oud-voorzitter van de Nederlandse Studenten Raad, tot leider van de staf van 'Heerewegen' benoemd. Toen men in Zeist vernam dat het
aantal onder te brengen vluchte- lingen meer dan zestig zou bedra- gen, werd besloten het stalgebouw van de voormalige buitenplaats 'Heerewegen' ook in te richten als vergaderruimte. De burgemeester schreef later hierover: 'Dit bericht bereikte mij toen ik 's avonds op de vergadering van de Willem Amtsz stichting was te Utrecht. Ik heb van daaruit mij in verbin- ding gesteld met de directeur van gemeentewerken teneinde te zor- gen, dat door diens zorgen in het grote vertrek van het stalgebouw een houten vloer zou worden aangebracht. Later werden daar ook in de grote staldeuren ramen gemaakt, zodat hier een prettiger uitzicht en belichting kwam. Ook liet de directeur van gemeente- werken de verUchting nazien en verbeteringen en stopcontacten aanbrengen voor een meer gezel- lige verlichting. Ook werd door gemeentewerken meubilair ge- haald voor dit gebouw, dat ik had los gekregen bij hotel 'Figi' en |
||||||||||||||
Legioen en het Rode Kruis een
oproep om kleding en levensmid- delen te schenken voor de Hon- gaarse vluchtelingen. De goederen stroomden de dag daarna binnen op Slot Zeist. De inwoners van Zeist waren ook
bereid financiële hulp te verlenen, Aan de afdeling Zeist van de Nederlandse Federatie voor Vrouwelijke Hulpverlening werd op 7 november een vergunning verstrekt voor het houden van huis-aan-huiscollecte op 8 en 9 november. Die collecte bracht ƒ 25.289,24 op. Twee jongetjes van 10 en 11 jaar,
Joop Lammerts van Bueren en Jan van Ede, vroegen ook om een collectevergunning. Zij haalden met hun kijkdoos ƒ 45,00 op. Dat geld gaven zij aan het comité voor hulpverlening. De leerlingen van het blinden- instituut Bartimeüs brachten samen met het personeel van het instituut ƒ 250,00 bijeen voor het Hongaarse kind. De leerlingen van de Zeister
Industrie- en Huishoudschool gingen op 21 november langs de huizen zakjes met typisch Zeister koekjes, zogenaamde Hemhut- tertjes, verkopen. Zij hadden die zelf gebakken. De opbrengst van die actie bedroeg ƒ 1234,00. De Zeister-Jeugd-Federatie besloot om op 8 december huis aan huis oliebollen te verkopen. Een veer- tiental leerlingen van het Open- baar Lyceum 'Schoonoord' waren bereid in de kerstvakantie vakan- tiewerk te doen, waarvan de opbrengst ten bate zou komen van de Hongaarse vluchtelingen. Het Zeister Onderwijsparlement vroeg aan alle scholen voor lager, voortgezet lager en uitgebreid lager onderwajs een gezamenlijke inzamelingsactie te houden onder |
de leerlingen van die scholen ten
behoeve van het Rode Kruis. De Nederlandse Jeugd Gemeenschap vroeg medewerking van de open- bare scholen voor haar actie 'Toverbal', een hulpactie opgezet voor Hongaarse jongeren. Een collecte die gehouden werd na het liefdadigheidsconcert dat op 20 december in Boschlust gegeven werd door Nettie Bos, sopraan, en het piano-duo Magda Evertse en Jan Sinning, bracht bijna tach- tig gulden op. Voor het concert, waarvan de opbrengst bestemd was voor hulp aan de Hongaarse vluchtelingen, bestond jammer genoeg maar weinig belangstel- ling. De musici kregen na afloop wel een staande ovatie. |
|||||||||||||
'Zeist is \oor ons een
droomwereld' Veel Zeistenaren waren bereid
een of meer vluchtelingen in huis op te nemen. Zij meldden zich aan bij de afdeling Zeist van het Rode Kruis. Zo was in Zeist plaats voor meer dan 125 vluchtelingen. De burgemeester schreef op 7 november aan de Interdeparte- mentale Commissie voor Vluch- telingenhulp: 'Hierbij deel ik u mede, dat ik gaarne de diensten van deze gemeente en de bevol- king daarvan met haar vele orga- nisaties en verenigingen aanbied voor het onderbrengen van Hon- gaarse vluchtelingen. Na de ramp- dagen in 1953 is het mogelijk ge- bleken hier een aantal van 1200 vluchtelingen goed onder te brengen. (...) Ik heb van ds A.G. van Gilsen, directeur van het Intern. Doopsgezind Conferentie- centrum 'Heerewegen', Driebergse- weg 11, alhier, het aanbod gekre- gen om terstond 30 vluchtelingen op te nemen.' Hij deed van deze |
||||||||||||||
133
|
||||||||||||||
november/december 19 9 6
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Hulp uit Zeist voor vluchtelingen van de
Hongaarse opstand in 1956 |
|||||||||||||||
Men vond in Zeist dat het voor
hen niet prettig zou zijn om zich in tweedehands kleding tussen de Nederlandse studenten te moeten bewegen, daarom mochten zij naar eigen keuze nieuwe kleren aanschaffen. Op de dag van hun aankomst hadden zij trouwens al direct twee stellen ondergoed en nachtkleding ontvangen. De kosten voor het verstrekken van kleding e.d. kwamen op een totaal bedrag van ƒ 51.806,30. Opmerkelijk is dat alle goederen alleen geleverd werden door win- kels in Zeist. Een van de studenten merkte
tegen een journalist op dat voor hen Nederland een droomwereld was. Zij hadden zich nooit kun- nen voorstellen dat er ergens in de vrije wereld zo een hoge graad van welvaart mogelijk was. De verbazing van de Hongaren was de burgemeester ook opge- vallen en hij noteerde later: 'Trouwens bij het toeren naar het badhuis, waarbij ik zelf de eerste keren het gezelschap begeleidde bleek wel, dat deze Hongaren hun ogen uitkijken voor de Nederlandse etalages en voor al het fraais, wal ze hier zien. Er gaat voor hun hier een hele nieuwe wereld open.' Op de eerste maandag na hun
aankomst in Zeist werd met twee bussen een excursie door de gemeente gemaakt, zodat zij ter plaatse een beetje bekend zouden raken. Tijdens de excursie werd vooral aandacht geschonken aan de woningbouw, de bejaarden- tehuizen en de scholen. In de Verzetswijk werden enkele wo- ningen bezocht. De Hongaren vertelden dat bij soortgelijke be- zoeken in hun land onder het Sovjet-regiem een week van te voren de huizen werden ingericht en dat na het bezoek van de buiten- landers de meubels weer werden weggehaald. Men reed ook langs verschillende
fabrieken. Bij de Gero-fabriek werd de etalage bezichtigd. Die |
|||||||||||||||
eerste groep Hongaarse vluchte-
lingen, die voor langere tijd in de provincie Utrecht werd onderge- bracht. Daarna volgden nog vier groepen. In totaal hebben er 154 vluchtelingen tijdelijk onderdak gevonden. Tot 2 februari 1957 is dit conferentieoord in gebruik geweest als opvangcentrum. Het ging om studenten die de gelegenheid zouden krijgen hun studie aan de Nederlandse uni- versiteiten of hogescholen af te maken. Zij waren door het Uni- versitair Asielfonds en de Neder- landse Studentenraad in het kamp St. Wolfgang in Oostenrijk opgehaald. Een groot deel van de studenten was afkomstig van de universiteit van Sópron en uit Boedapest. Het lag in de bedoeling om gedu-
rende hun verblijf in Zeist de mensen te testen op hun oplei- ding, belangstelling en vermogens om te zien op welke universitei- ten of hogescholen zij hun studie zouden kunnen voortzetten. Te- vens zouden zij bekend worden gemaakt met de Nederlandse le- vensgewoonten en met de Nederlandse taal. Tijdens de ontvangst van de eer-
ste groep vluchtelingen werd al snel duidelijk dat deze mensen maar één grote wens hadden en dat was om een bad te kunnen nemen. Het badhuis aan de Steyn- laan werd daarom 's middags voor het Zeister publiek gesloten. Met een autobusje van de Studenten- vereniging N.B.BS. en de auto van de burgemeester werden zij naar het badhuis gebracht. Het eerst gingen de vijftien vrouwen van de groep en daarna de vijftig mannelijke studenten. De vluchtelingen kwamen scha- mel gekleed op 'Heerewegen' aan. |
|||||||||||||||
restaurant 'René'. Een 70-tal rieten
fauteuils moesten er een prettige sfeer in deze lokaliteit, die niet teveel leslokaal moest worden, brengen. Ook werden nog 10 tafels van restaurant 'René' ont- vangen benevens een 25-tal tafel- kleedjes om de gewenste sfeer te brengen. Door bemiddeling van de afdeling Zeist van de Konink- lijke Maatschappij voor Tuinbouw met name de heer Van Loenen werd gezorgd, dat er een voor- raad bloemen en planten kwam op zaterdagmorgen. Onmiddel- lijk was de heer Van Loenen hier- toe bereid. De afdeling Zeist van de Neder-
landse Vereniging voor huisvrou- wen verleende haar bemiddeling voor het aanvoeren van een zestal schemerlampen. Drie staande lampen en enige kleine lampen. Door de firma Van Grondelle, Steinlaan 28, eigenaar de heer Van Doesburg, werd belangeloos een tweetal kachels beschikbaar gesteld, die ook door hem van pijpen voorzien werden, zodat ze onmiddellijk konden branden. Van de firma Radio Becker werd een radiotoestel benevens een pick- up met platen gratis beschikbaar gesteld voor de periode, dat de studenten op Heerewegen zouden zijn.' De Ernst Sillem en het Zeis- ter ziekenhuis stelden extra bed- den en matrassen beschikbaar. De kosten voor het geschikt maken van 'Heerewegen' voor tijdelijke huisvesting van de gevluchte studenten bedroegen ƒ4051,48. Op 17 november werd de eerste
groep van 65 uit Hongarije ge- vluchte academici, studenten en toekomstige studenten op het conferentiecentrum 'Heerewegen' ontvangen. Dat was tevens de |
|||||||||||||||
134
|
|||||||||||||||
november/december 1996
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
fabriek wilden zij later nog wel-
eens van binnen bezichtigen. Veel Zeistenaren boden aan om
een of meer studenten in de weekends en tijdens de vakanties thuis te ontvangen. De burge- meester had zich voor die actie sterk gemaakt en hij omschreef dat als 'een vriendenband, die de familieband, die elke Nederlandse student heeft, moet vervangen.' Zelf waren de burgemeester en zijn vrouw ook bereid als gastge- zin te fungeren of iemand tijdelijk onderdak te verlenen. |
winkel, die hiervoor nodig is -
niet zomaar in een handomdraai is op te lossen. Onder de Hon- gaarse studenten bevinden zich namelijk drie verloofde paren, die - en dat is alleszins te begrijpen - zo spoedig mogelijk vWllen gaan trouwen.' Toch werd dat probleem snel opgelost. Al op 1 december konden de vier paren, niet drie zoals de krant berichtte, in Zeist in het huwelijk treden. Omdat zij de vereiste papieren niet konden overleggen, moesten zij onder ede verklaringen afleggen en de officier van justitie bij de arron- dissementsrechtbank te Utrecht verleende dispensatie van de wachttijd na de huwelijksafkon- diging. Kalman Boross trouwde met Marta Szalay, Tibor Csengö met Éva Laczi, Imre Csikós met Hedvig Vargha en József Toth met Erzsébet Molnar. De staf van 'Heerewegen' vond het wenselijk dat die huwelijken de sfeer van een studentenhuwe- lijk zouden dragen. Gevolggevend aan een oproep van het damescomité dat zich met de verzorging van de vluch- telingen had belast, hadden veel Zeistenaren zich bij het gemeen- tehuis verzameld om de bruid- sparen te verwelkomen. Enkele |
garagehouders hadden een bruids-
auto beschikbaar gesteld, zodat elk bruidspaar gebruik kon ma- ken van een eigen bruidswagen. De N.B.M. (N.V. Nederlandse Buurtvervoer Maatschappij) stel- de gratis twee bussen beschikbaar voor het vervoer van het uit 84 personen bestaande gezelschap. De bruidsboeketten waren een geschenk van de commissaris van de Koningin en de corsages wa- ren geschonken door de firma Van Tuin. Om 9 uur werd het burgerlijk
huwelijk (Ie klas) op het ge- meentehuis voltrokken. De bur- gemeester trad op als ambtenaar van de burgerlijke stand, daarbij geassisteerd door de heer Van Lunteren, terwijl Mr. W.J. Geert- sema en Ds. A.G. van Gilse als ge- tuigen fungeerden van alle vier de bruidsparen. Daarna ging het hele gezelschap
naar de R.K. kerk aan de Utrecht- seweg waar om 10 uur drie paren in het huwelijk werden verbon- den door pater Radanyi. Na die plechtigheid ging het gezelschap naar de Doopsgezinde kerk aan de Pauw van Wieldrechtlaan voor de inzegening van het huwelijk van het vierde paar door ds. Tus- ky om 11.30 uur. |
||||||||||||||
Vierdubbel Hongaars huwelijk
Van alles werd gedaan om de
Hongaarse vluchtelingen zo goed mogelijk op te vangen. Toch deed zich een bijzonder probleem voor. De Nieuwe Zeister Courant schreef op 26 november; 'Mr. W.J. Geertsema, de tehuisleider van het vluchtelingencentrum 'Heerewegen', doet werkelijk wel z'n best om aan de verlangens van de Hongaarse studenten tegemoet te komen. Maar er is één pro- bleem, waarvoor zelfs hij nog geen oplossing heeft kunnen vin- den. Het is dan ook een kwestie, die - gezien de ambtelijke papier- |
||||||||||||||||
De vier Hongaarse
bruidsparer), 1 december 1956. Burgemeester Korthals Altes trad op als ambtenaar van de burgerlijke stand. (Foto: Gemeente-
lijk archief Zeist) |
||||||||||||||||
135
|
||||||||||||||||
november/december l 99 t
|
||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||
Hulp uit Zeist voor vluchtelingen van de
Hongaarse opstand in 1956 |
||||||||||||||||||
Bij het verlaten van het gemeente-
huis en van de twee kerken zorg- de een geluidswagen van de firma Triezenberg voor Hongaarse mu- ziek, die door Radio Becker was opgenomen. Hierna werd aan de bruidsparen met hun xrienden een lunch ('déjeuner dinatoire') aangeboden in Slot Zeist, waarbij ongeveer 125 gasten aanzaten. Het gemeentebestuur had voor de middag een zaal in hel Slot be- schikbaar gesteld. De Zeister Bloemisten Patroonsvereniging had gezorgd voor een feestelijke tafelversiering. Leerlingen van de Huishoudschool verzorgden de tafels en de bediening en Studen- ten Zigane voor de muziek. Namens het gemeentebestuur schonk de burgemeester elk bruidspaar een couvert \'an de Zeister zilverfabriek Gero. De V.V.V. bood aan iedere bruid een grote chocoladeletter aan, welke de eerste letter was van de naam van hun bruidegom en iedere bruidegom kreeg een doos met 50 sigaretten, 's Avonds bracht het Veteranen Legioen een seren- ade op Heerwegen. Een vijfde Hongaars paar trouw-
de op 9 januari. Het waren de jonge predikant Pal Kovacs en Edit Hona Buch die op die dag in het huwelijk traden. Nu ook weer stelde het gemeentebestuur een zaal in Slot Zeist beschikbaar voor het gebruiken van de lunch en schonk het aan het bruidspaar net als bij de vorige gelegenheid een couvert van Gerozilver. Ene zekere Elias N. Catsicoyannis
uit Athene vroeg om een foto van de bruidsparen, nadat hij over de trouwerij in Zeist had gelezen. Uit een onderzoek dat de Nederland- se ambassadeur in Griekenland |
op verzoek van de burgemeester
had ingesteld, bleek dat het opge- geven adres niet bestond. Op die manier had men mogelijk de in Hongarije verblijvende fa- milieleden van de bruidsparen in moeilijkheden kunnen brengen. |
|||||||||||||||||
komst van de eerste groep \'luch-
telingcn in Utrecht, had hel over- grote deel van de vluchtelingen een woonplaats gevonden. Als laatste van de 44 opvangcentra sloot 'Bos en Hei' te Uddel op 30 april 1957 de deuren. De aan- dacht ging nu voornamelijk uit naar hun welzijn en de integratie in de Nederlandse maatschappij. Waarschijnlijk op verzoek van de Stichting voor Maatschappelijk Werk in de provincie Utrecht werd een lijst opgesteld van de in de gemeente Zeist gevestigde Hongaren. Op 4 februari 1957 bedroeg hun aantal 56. Uil een opgave van 1 maart 1958 aan de Stichting Nederlandse Federatie voor 'Vluchtelingenhulp in Den Haag, blijkt dat op die datum ze- ven alleenstaande Hongaarse vluchtelingen in Zeist woonden. Hun namen komen niel voor op de lijst van 1957. Na hel vertrek van de laatste
Hongaarse student van 'I leerewe- gen' leefde nog steeds de zorg voor die mensen en probeerde men gelden in te zamelen. De bekende cellist Tibor de Machula, zeil Hongaar van geboorte, gaf op 22 februari 1957 in de Concert- zaal van hotel Figi in Zeist belan- geloos een concert ten bate van zijn gevluchte landgenoten. De Machula debuteerde reeds in 1924 op 12-jarige leeftijd met het Boedapest Philharmonisch Orkest onder leiding van Bernard Tittel en irad in Amerika onder andere op in de Boston's Symphony Hall en in de Carnegic Hall in New York. Sinds 1940 was hij verbonden
aan hel Concertgebouw Orkest als solo-cellist, nadat het
hem niet gelukt was uil te wijken naar de Verenigde Staten. |
||||||||||||||||||
Koninklijk bezoek
Geheel Nederland voelde
mee met de Hongaarse vluchte- lingen, die in hun eigen land niet in vrijheid mochten leven. Het medeleven wordt misschien het best tol uitdrukking gebracht door hel bezoek van de vorstin vlak voor Kerstmis. De Nieuwe Zeister Courant deed hier\'an op 24 december verslag. 'Onver- wacht voor de Hongaarse studen- ten op 'Heerewegen' werden zij gistermiddag verrast door een bezoek van H.M. de Koningin vergezeld van de prinsessen Beatrix, Irene, Margriet en Marij- ke. Om ongeveer kwart voor drie arriveerde de koninklijke familie en tol ruim 4 uur hebben zij te- midden van de Hongaarse vluch- telingen verkeerd. Hel werd een ongedwongen en genoeglijk samenzijn. De studenten zongen Hongaarse volks- en kerstliede- ren en er was een uitnemende danser van hel Hongaarse ballet bij, die de aanwezigen van zijn danskunst deed genieten. Tegen het einde van het bezoek zaten de koningin zowel als de oudere prin.sessen temidden van een groepje der studenten, waar- bij het gesprek door een tolk ver- taald werd of men veel plezier had om elkaar toch te kunnen be- grijpen zonder tolk." |
||||||||||||||||||
136
|
||||||||||||||||||
Tibor de Machula
Ruim vijf maanden na aan-
|
||||||||||||||||||
novi'mbcr/decemher 19 9 6
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
DE LEEST
|
|||||||||||||||||||||||
VAN
|
'A F E L
|
||||||||||||||||||||||
In dit nummer een wat andere Leestafel dan dat u gewent bent.
Dit maal met slechts een voor u gelezen artiltel. |
|||||||||||||||||||||||
Het Wcrkcomité van dal bene-
fietconcert werd gevormd door Mr. A.P. Korthals Alles, Mr. J.M.H. Baron van Heemstra, chel van het Kabinet van de burge- meester van Utrecht, I. Tamoczy uil Utrecht, Cï.P. Luden uit Leer- sum, mevrouw E.M.M.H.A. Baro- nes van Eys-von Griesheim uit Zeist, J.G. Hailsma Mulier uil Zeist en mej. M. van Basten Batenburg, eveneens \'an het Kabinet van de burgemeester van Utrecht. Gravin van Lynden van Sandenburg-Labouchere was bereid op te treden als bescherm- vrouwe van die uitvoering en Jhr.Mr. CJ.A. de Ranitz, burge- meester van Utrecht, was ere-voor- zitter. Bijna zestig personen uit de regio werden verzocht zitting te nemen in het Erecomité. De Machula werd aan de vleugel begeleid doorjean Antonetti. Uit- gevoerd werden werken van Bach, Van Beethoven, Brahmscn Kodaly. Er werden 225 kaarten verkocht a ƒ 5,00. Het batig saldo bedroeg f 1021,65 en werd geschonken aan het Universitair Asylfonds in Utrecht voor de opleiding van de Hongaarse gevluchte studenten in Nederland. |
|||||||||||||||||||||||
Zuster Bertken blijft in de belang-
stelling staan. In het jonste num- mer van Ons Geestelijk Erf 69 (1995). p. 133-156 (het tijdschtift is inderdaad eenjaar achter) publi- ceert José van Aelst over deze beroemde kluizenares een artikel 'Geordineert na dye getijden. Suster Bertkens passieboekje'. Zuster Bertken heeft een klein literair oeuvre nagelaten waaron- der een boekje met lijdensmedi- taties. Na haar dood in 1514 werd het vier keer gedrukt. De rubrieken van de druk van 1518 bij Jan Seversz. wijken in ge- bruikte terminologie en systema- tiek af van de tekst zelf. Ze werden door de drukker of de bewerker eraan toegevoegd. Zus- ter Bertken volgt in haar boekje de uren van de getijden, het ker- kelijk koorgebed. Ze laat elemen- ten uit Jezus' lijdensverhaal ach- terwege en er is sprake van het ontbreken van een heldere struc- tuur zoals we die treffen in andere dergelijke werkjes die een didac- tisch doel hebben. Bertkens boekje is daarom een zeer persoonlijke tekst. Die is gegoten in de vorm van gebeden. De tekst was voor haar eigen gebruik bestemd en wilde niet anderen onderwijzen. Het boekje van zuster Bertken staat in een grote traditie waar- over nog niet veel bekend is. Lijdensmeditatie die de uren van het koorgebed volgen, hebben niet alle dezelfde structuur. De schrijfster analyseert de structuur van Bertkens werkje en plaatst het in een groter geheel zonder daarover overigens het laatste |
woord te zeggen. De schrijfster
deelt mee dat zij met dit soort lijdensmeditaties zal bezig blijven, hetgeen waarschijnlijk betekent dat we er naar mogen uitzien dat zij te zijnertijd het werk van deze geletterde Utrechtse recluse in een breder westeuropees kader een plaats zal geven. |
||||||||||||||||||||||
Bron
Archief van de gemeente Zeist, 1946-
1965, inv.nr. 1432; Gemeentearchief
Zeist
Archief van de Gemeentelijke Dienst
voor Sociale Zaleen te Zeist, dossier
Hulp aan Hongaarse vluchtelingen,
1956-1957; Gemeentearchief Zeist.
|
|||||||||||||||||||||||
137
|
|||||||||||||||||||||||
Casper Staal
|
|||||||||||||||||||||||
november/december 19 9 6
|
|||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||
Dit is de laatste aflevering in een korte serie,
waarin naar aanleiding van "1996 - Jaar van het Industrieel Erfgoed" speciale aandacht wordt besteed aan onze industriële erfenis. Ditmaal een bijdrage over het begin van de telefonie in Utrecht. |
|||||||||||||||||||
ten constructie, bestaande uit vier
stevige houten pijlers (19xl9cm), die, blijkens de bronnen, de onderbouw hebben gevormd van de telefooninstallatie van de Nederlandsche Bell Telephoon Maatschappij, uit 1883. De aftim- mering van de kap met kraal- delen maakt in ieder geval duide- lijk dat de zolder ooit als gebruiksruimte werd benut. |
wist zich met het voorstel kenne-
lijk geen raad, want heeft er nim- mer op gereageerd! Nieuwe initiatiefnemers dienden zich aan, zoals de Amsterdamse firma Ribbink, Van Bork en Co. ("elec- triciêns der Koninklijke Mari- ne...") en ook de Nederlandsche Bell Telephoon Maatschappij. De gemeenteraad was opnieuw af- wachtend. De besluiteloosheid zal zijn ingegeven door een ge- brek aan deskundigheid, maar een rol speelde zeker ook de ver- wachting, bij een eventuele con- currentiestrijd garen te spinnen -aangezien de verschillende par- tijen nogal uiteenlopende abon- nementsprijzen vroegen. Ook bij het nut en de noodzaak van de nieuwe vinding werd stilgestaan. Een raadslid stelde: "Hier zal men zoveel schatten aan abonnements- geld niet ontvangen; de stad is niet uitgebreid genoeg en er gaat niet genoeg om, om dat te ver- wachten. Men kan daardoor -heeft men iets mede te delen- den afstand gemakkelijk loopen- de afleggen en tijd daartoe heeft men in de regel hier ook." Na lang gedelibereer werd hel be- sluit genomen om de concessie te verlenen aan de Nederlandsche Bell Telephoon Maatschappij. De N.B.T.M, kreeg op 13 december 1882 het alleenrecht, voor een periode van 15 jaar, voor de aan- leg en exploitatie van een voor het publiek bestemd telefoonnet. |
||||||||||||||||||
De eerste telefooncentrale in
1. De Neude aan Vtrecht 'herontdekt'
het einde van de Het vertrek van de firma
19de eeuw. Rechts Lammerts van Bueren uit haar op de foto (Neude behuizing aan de Neude, begin 37) het bureau van 1995, vormde een geschikte aan- de Nederlandsche leiding voor een 'bouwhistorische Bell Telephoon opname' door de gemeente Maatschappij, (sector Monumenten), voordat de met op het dak de panden zouden worden ver- merkwaardige bouwd tot een nieuw 'grand café'. kooiconstructie. Bij deze momentopname kwam foto.'Gemeente- op de zolder van no.37 een curi- archief, Utrecht. eus bouwonderdeel opnieuw aan het licht.
Bert van Holst Midden in de kap staat een hou-
|
|||||||||||||||||||
Het begin van de telefonie in
Utrecht Alexander Graham Bell deed
zijn uitvinding van de (bruikba- re) telefoon in 1876. Zo vroeg als 1879 deden de Utrechtse ondernemers OUand en Witteveen de gemeenteraad een voorstel tot het aanleggen van een telefoonnet. Zij hielden de gemeente voor hoe bijzonder het wel zou zijn dat Utrecht, naar hun weten, de eerste stad in Europa zou zijn, waar de burgers in "telephonische corresponden- tie" konden treden. De gemeente |
|||||||||||||||||||
138
|
|||||||||||||||||||
De eerste telefooncentrale
Als plaats voor het centraal-
bureau werd de Neude no. 117 (nu no. 37) gekozen. Dit winkel/ woonhuis, dat nog maar kort tevoren (in 1864) nieuw ge- bouwd was (zij het op oudere fundamenten), lag midden in de |
|||||||||||||||||||
nov emb er / decemb e r 1996
|
|||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
stad en was het hoogste pand in
de gevelrij. Wellicht speelde ook de architectuur, t.w. de hoge ver- diepingen, een attiek en de afwer- king van de voorgevel in statig neoclassicistisch pleisterwerk, een rol bij die keuze. Na goed- keuring van de bouwplannen werd vanaf augustus 1883 de centrale ingericht en begonnen met de aanleg van de draden. Het meest opmerkelijk bouwkundig onderdeel van de centrale was de zend- en ontvanginstallatie boven op het dak, waar de abonnee- lijnen samenkwamen. De functie van dit onderdeel laat zich nu niet meer direct aflezen, maar valt aan de hand van de bouwtekening en een archieffoto nog goed te reconstrueren. Vanaf de zoldervloer rees een houten toren, opgenomen in de kapcon- structie, zo'n 7m hoog door het dak. De toren was omgeven door een ijzeren kooi-constructie, waar de abonneelijnen eindigden op isolatoren; vandaar liepen koper- draden (geïsoleerd met guttaper- cha, een soort natuurrubber) door de torenwand naar binnen naar de verbindingskast op de zolder, waar zij aan de uiteinden van de kantoordraden waren vastgeschroefd; de kantoordraden liepen door naar de posten op de onderliggende verdieping, waar de eigenlijke verbindingen (door telefonistes) lot stand werden ge- bracht. Vanaf de toren waaierden de
lijnen uit naar de abonnees, bij wie vergelijkbare, zij het kleinere, 'kooipalen' en 'dakstellingen' waren geplaatst. Eén draad per abonnee, door de lucht, was in de begintijd voldoende voor lokaal gespreksverkeer; voor de andere verbinding werd de aarde ge- bruikt. Dit had overigens wel zijn |
bezwaren: bij draden die over
langere afstand dicht langs elkaar liepen, kon een abonnee duide- lijk horen wat een ander te mel- den had! De uitbreiding van het stedelijk
telefoonnet ging zeer geleidelijk. De eerste telefoongids, van 20 februari 1884, vermeldt 70 abon- nees, waarvan er op dat moment slechts 44 waren aangesloten. In 1892 is het aantal aansluitingen 163; zes jaar later zijn er 500 toestellen. Tot de aangeslotenen behoorden van aanvang aan par- ticulieren, maar ook bedrijven, waarvan sommige nog altijd be- staan. Als minder bekende, en inmiddels verdwenen firma's noemt de gids van 1891 o.a. de Aschvaalt, Beetwortelsuiker- fabriek, Koninklijke Hoeden-
fabriek. Maatschappij Ooster Stoomtram, Stoombierbrouwerij, Utrechtse Ijzergieterij en Zeep- ziederij "De Zon". Een telefoonnet was niet com- pleet zonder openbare telefoon- cellen. Niet-aangeslotenen kon- den dan ook gebruik maken van "publieke Telephoonstations voor het plaatselijk telephoonverkeer", zoals de officiële naam luidde. Eén cel bevond zich in de vesti- bule van het station van de Hol- landsche IJzeren Spoorweg Maat- schappij aan de Maliebaan, een andere op het perron voor door- gaande reizigers (derde klasse) van de Maatschappij tot Exploita- tie van Staatsspoorwegen. Een derde cel bevond zich in het bureau van de Maatschappij op de Neude. Zonder kinderziekten was het
eerste telefoonnet niet. Na vele klachten (over meeluisteren, sto- ringen en de werkingen van de telefoontoestellen) voerde de |
||||||||||||||
N.B.T.M. nog vlak voor het einde
van de concessietijd drastische vernieuwingen in de centrale door. |
|||||||||||||||
2. Bouwtekening
"Toren Bureau
Telephoon
Maatschappij te
Utrecht
Met doorsnede
toren en Platte
grond (...)
Bell Telephoon
Maatschappij 16
juli 1883".
Tekening:
Gemeente-archief,
Utrecht
|
|||||||||||||||
De "Telephoonkwestie"
Met het eind van de concessie
(in 1897) in zicht, stond de ge- meente voor een groot probleem. Moest zij de concessie verlengen, met een ander in zee gaan of over- gaan tot eigen exploitatie? De ge- meenteraad had opnieuw moeite tot een wijs besluit te komen en liet vooral de mogelijkheid van een gemeentelijke exploitatie uit- puttend onderzoeken. Het ge- drukte verslag van de heer F.J. Nieuwenhuis, directeur van ge- meentewerken, getiteld "Rapport in zake De TELEPHOONKWESTIE te Utrecht" concludeerde "dat het tegenwoordig oogenblik voor Utrecht niet nodig of wenselijk maakt om tot kostbare eigen inrichting en exploitatie over te gaan". Toch duurde het nog vele |
|||||||||||||||
139
|
|||||||||||||||
november/december 19 9 6
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Utrechtse biografieën
In november is alweer het
derde deel uit de reeks "Utrechtse biografieën" verschenen. De twee voorgaande delen verschenen reeds in de afgelopen twee jaar. In totaal zal de serie "Utrechtse biografieën" vijf delen gaan omvatten, waarin dan zo'n 200 portretten verwerkt zullen zijn. Het vijfde en laatste deel zal een index op persoonsnamen bevatten. In dit derde deel vinden we de
levensbeschrijvingen van zo'n 40 personen terug. De beschreven personages zijn zeer divers qua beroep, maatschappelijke positie en historisch belang. Een dergelijke brede aanpak vergroot de lees- baarheid van de uitgave als geheel. De relatie met Utrecht is overi- gens niet altijd even sterk: slechts een minderheid van de biogra- fieën betreft in Utrecht geboren en getogen personen en in een enkel geval is de relatie met het Utrechtse soms wat ver gezocht. |
|||||||||||||||||||||||
raadsvergaderingen -waarin zelfs
de kleinste technische details werden besproken- voordat de raad, in zijn "majestueuse lang- zaamheid", in februari 1897 besloot een nieuwe concessie te verlenen aan de N.B.T.M., voor nog eens 15 jaar. Toen werd ook besloten een geheel nieuwe cen- trale, met grotere capaciteit, in te richten op de zolder van het grote Vleeshuis aan de Voorstraat. In 1926 zou ook deze oude loka- le telefooncentrale buiten dienst worden gesteld. De '2650 boven- grondse en 1550 ondergrondse' aansluitingen werden daarna aan- gesloten op een nieuwe automati- sche lokale centrale die stond op- gesteld op de eerste verdieping van het nieuwe postkantoor aan de Neude. Met de vondst van het onderstel
van Utrechts' eerste telefooncen- trale is een stukje van de 'oer-ge- schiedenis' van de telefonie in de stad ineens weer tastbaar gewor- den. Die 'vier palen op de zolder' van Neude no.37 vormen een bescheiden, maar concrete illus- tratie van deze vroege fase in de telecommunicatie van Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||
In het voorjaar van 1996 is
opgericht: de Utrechtse Stichting voor het Industrieel Erfgoed (kortweg: USINE), de stichting zet zich in voor het behoud van de monu- menten van nijverheid en techniek in de provincie en de stad Utrecht. Geïnteres- seerden kunnen zich melden als donateur van de stichting, door opgave aan: USINE, Mariaplaats 23, 3511 LK Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||
Geraadpleegde literatuur
De Utrechtse "Telephoonkwestie"
75 jaar geleden, Maria W. Derks- Verhagen en Peter H. Kylstra, in: MOU, 1972, p.82-86. Het eerste jaar van de Bell Telephone Compagnie te Utrecht, W.A.G. Perks, in:MOU1977,p.128-129. Van koord tot beeldscherm:{...) Gedenkboekje ter gelegenheid van de ingebruiknenning van de geauto- matiseerde 008-dienst op 28 april 1978, Red. C.H. Schaap, e.a,, uitgave telefoondistrict Utrecht, 1978. Honderd jaar telefoon; geschiedenis van de openbare telefonie in Neder- land 1881-1981, red. J.H. Schuilenga, e.a., 's-Gravenhage, 1981. |
|||||||||||||||||||||||
In
|
|||||||||||||||||||||||
ri
|
|||||||||||||||||||||||
y~
|
|||||||||||||||||||||||
■ir--^
|
|||||||||||||||||||||||
140
|
|||||||||||||||||||||||
Spotprent op Historisch gezien heeft men een
S. Muller respectabele periode willen over-
bruggen: beginnend met de be-
stuurder Lambert Frese, geboren rond 1250 en eindigend met Aart Schoonhoven, eigenaar van de |
|||||||||||||||||||||||
3. 'Vier palen op
zolder'. Opname augustus 1996. |
|||||||||||||||||||||||
november/de cember 1996
|
|||||||||||||||||||||||
B O
|
EKENSCHO
|
U W
|
||||||||||||||||
Oudenrijn
De bekendste kruising van auto-
snelwegen in Nederland, knoop- punt Oudenrijn, is sinds kort klaverblad af en de benaming kla- verturbine rijk. Ter verhoging van de feestvreugde over alle 'fly- overs' verscheen dit boek, en het moet gezegd worden, het is een heel aardig boek geworden over een betrekkelijk onbekend onder- deel van het recente verleden, waar velen van ons toch bijna dagelijks mee te maken hebben. Beide auteurs hebben zich er niet makkelijk van afgemaakt: het gaat bepaald niet alleen over een groot uitgevallen klaverblad, maar biedt in feite ook een beknopte geschie- denis van het concept autosnel- weg, de discussie hierover en de introductie hiervan in Nederland, de nieuwe tracés, belangengroe- peringen, de technische proble- men, verkeerskundige ingrepen en de inrichting van de openbare ruimte, en dat alles tegen de ach- tergrond van economische en sociale veranderingen en de gewel- dige groei van het automobiel- bezit. Een verrassend boek kort- om over een onderwerp dat voor de economie en het landschap van de provincie grote gevolgen heeft gehad, maar dat zich beslist niet tot de provincie beperkt en een wijdere zeggingskracht heeft. De goedgekozen illustraties bren- gen bovendien een sterk nostal- gisch gevoel te weeg. (BHG) Hans Buiter en Kees Volkers, Oudenrijn.
Geschiedenis van een verlieersltnooppunt. Uitgeverij IVIatrijs, Utrecht 1996,104 p., il!., prijs f 29,95. ISBN 90 5345 987 4. |
Liber ordinarius
Het is niet erg gebruikelijk om in
dit tijdschrift een boek aan te kondigen dat bestaat uit een tekstuitgave van bijna 200 blad- zijden Latijn, voorafgegaan door een inleiding van ruim 20 blad- zijden in het Engels en gevolgd door meer dan 170 bladzijden met indices. Het onderwerp van dit alles is het uit ongeveer 1425 daterende liber ordinarius van het kapittel van Sint-Marie. Een boek waarmee de liturgische dienst in deze kapittelkerk gere- geld werd. Geen boek om nu eens een avondje in te gaan zitten bladeren, maar onmisbaar voor een ieder die zich met middel- eeuwse muziekgeschiedenis of liturgie bezighoudt. Het belang van het boek is des te groter om- dat er verscheidene andere litur- gische boeken uit dezelfde kapit- telkerk bewaard zijn gebleven evenals ordinarii van het dom- kapittel en het kapittel van Oud- munster. De uitgave is daarbij aanzienlijk toegankelijker dan die van de domkerk, zoals die 75 jaar geleden door Séjoumé is ge- maakt. De uitvoerige indices door Bouke Jan van der Veen maken vergelijking makkelijk en zullen hun nut ongetwijfeld bewijzen. (BHC) Kees Vellekoop ed., Liber ordinarius
sancte Marie Traiectensis. The ordinal of St Mary's Church, Utrecht (ms. London, British Library, Add.9769). Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziek geschiedenis, Amsterdam 1996,433 p., ill., prijs ca. f 90,-. ISBN 90 6375 1575. |
|||||||||||||||||
gelijknamige stalhouderij, overle-
den in 1989. |
||||||||||||||||||
Fresenburg
Een de verbeelding prikke-
lende figuur is de genoemde patriciër Lambert Frese (ca. 1250 - 1316), stammend uit één van de meest aanzienlijke Utrechtse fami- lies in de dertiende eeuw. De familie Frese bewoonde het stadskasteel Fresenburg, het hui- dige pand Oudegracht 113. Lamberts vele politieke escapades leidden tot zijn uiteindelijke ver- banning: hij zou niet meer in Utrecht terugkeren. Wegens \akantie gesloten
Maar ook het leven van een
kleurrijke en nonconformistische figuur als Holly Hasenbos (1947 - 1984), exploitant van de werfkel- der Sarasani, leverde interessant materiaal op. Hasenbos kwam tij- dens zijn leven meerdere malen met de politie in aanraking en bracht regelmatig zijn tijd door aan het Paardenveld en het Wolvenplein. Niet zonder humor bevestigde hij in dergelijke gevallen een bordje op de deur met de tekst: "Wegens vakantie zijn we weer gesloten en u weet wel waar ik dan verblijf." Uiteindelijk zou Hasenbos in 1984 tijdens een vuurgevecht met de politie omkomen. Niet alle bijdragen hebben derge-
lijke kleurrijke personages tot on- derwerp. Als geheel echter zijn al- le levensbeschrijvingen zeer de moeite van het lezen waard en vormen ze een bron van informa- tie voor een ieder die geïnteres- seerd is in Utrecht en haar vele byzondere bewoners. MCvO |
||||||||||||||||||
141
|
||||||||||||||||||
november/december 199 6
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||