y46-3C
|
|||||||||||||||||
i6-L0P-TS ÖCT (^03
|
|||||||||||||||||
jr i<5^? ckL-io
|
|||||||||||||||||
Utrecht
|
|||||||||||||||||
70e jaargang nummer 1
|
|||||||||||||||||
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
'Hier word den Ouden stok gevoed...'
Utrechtse bejaardenverzorging in het verleden
Benoemd: de hoogleraar Utrecht studies
Johannes de Doperheeld na 33 jaar weer terug
in Catharinakathedraal van Utrecht |
|||||||||||||||||
De eetzaal van
huis Oudaen. |
|||||||||||||||||
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
|
|||||||||||||||||
2801 189 2
|
|||||||||||||||||
Oud-Utrecht
|
|||||||||
70^jaargang
|
|||||||||
19 9 7
|
|||||||||
Register 1997
|
|||||||||
R.P.M. van Antwerpen
Notebomenlaan 27 3582 CG Utrecht |
|||||||||
79
|
|||||||||
Register 1997
R.P.M, van Antwerpen Notebomenlaan 27 3582 CG Utrecht
|
||||||||||||||||
16 Vogelzang, F. Van de leestafel
37 Idem, Van de leestafel
79 Idem, Van de leestafel
66 Vroemen, J. Van de activiteitencommissie
88 Idem, Van de aktiviteitencommissie. Discussie-avond 27 mei
44 Vrugt, M. van der Romeinen: De bevoorrading van de Ro-
meinse grensforten 62 Idem, Jaarverslag vereniging Oud-Utrecht over het jaar 1996
124 Wingens M. Op bedevaart naar Kevelaer aan het begin van de
19de eeuw: De broederschap van Achterveld , Soest en Laren 21 Zeijden, A. van der Boekenschouw
31 Idem, Bij het afscheid van C. Dekker. Interview na 35 jaar
Utrecht 86 Idem, Boekenschouw
139 Idem, Utrechtse portretten in miniatuur. Over nut en nadeel
van de Kurzbiographie |
||||||||||||||||
SCHRIJVERS
52 Beek, P. van Het Koninidijk Nederlands Meteorologisch Insti-
tuut 1854-1951 108 Bergh, L.E. v. d. Twee bewaard gebleven zilveren zegelstempels uit de vroege veertiende eeuw 38 Boon, Herman F. Vingerhoeden van Mariken Pieters en An-
tonis van Gesteren 58 Burg, V.A.M, van der Het dienstpersoneel op de Zeister bui-
tenplaatsen aan de Driebergseweg 1850 - 1940 60 Eerden, P.C. v.d. Boekenschouw
129 Es, H.J. van De plek: Het Tinus de Witplantsoen te Breukelen
10 Haars, P. Johannes de Doperbeeld na 33 jaar weer terug in Catharinakathedraal van Utrecht
4 Heurneman, M. 'Hier word den Ouden stok gevoed...' Utrechtse bejaardenverzorging in het verleden 104 Hoekstra, T. Een stathe aan de Vecht. Ofwel: Natuurlijk had N. van der Monde gelijk
87 Isings, C. Romeinen: Een glasfragment uit Vechten 36 Kamp, E.A. De plek: De heks van Oostbroek 68 Kooistra, LI. Romeinen: Van haver tot gort: een Laat-Ro- meinse kuil met graan uit Houten
64 Kroes, P. Toelichting bij de jaarrekening 1996 38 Langedijk, CA. Vingerhoeden van Mariken Pieters en Antonis van Gesteren
21 Leguyt, J. Boekenschouw 31 Idem, Bij het afscheid van C. Dekker. Interview na 35 jaar Utrecht
42 Luijt J. Gouddiefstal uit de Utrechtse Munt 134 Meijer J.'Brahms was de held van de avond' Een korte historie over Utrecht als Brahmsstad
100 Meyere, J. de Nieuwe gegevens over Rubens bezoek te Utrecht?
90 Oskam J.J. De plek: Begraafplaats Oud-Zuilen 76 Pietersma, A. Jules Edouard Anne Louis Struick 1927 -1997 113 Pot Tj. Romeinen: Recente Romeinse vondsten, de 'Leidse
Rijn' 28 Reijnders, C. Tsofouno 1937-1943. Een Utrechtse
buurtsynagoge
80 Rooijen, C. van Stathe aan de Vecht. Ofwel het gelijk van N. Van der Monde
103 Rutten, J. Boekenschouw 131 Santen, B. van Romeinen:'t Was schitterend!'De opvoering van een toneelstuk over de Romeinen
18 Steenwijk, D. De plek: De'ondeugd'van dominee Buddingh 114 Stoppelenburg, N. De plek: Hoe een kale plek in Woerden iets
te maken kan hebben met het zonnige Smyrna 14 Tuuk, L.A. van der Romeinen: Een kampdorp bij het fort Fectio
61 Verduin, J. De plek: Kasteel Stoutenburg
|
||||||||||||||||
UTRECHT STAD
4 'Hier word den Ouden stok gevoed...' Utrechtse bejaarden-
verzorging in het verleden 10 Johannes de Doperbeeld na 33 jaar weer terug in Catharina- kathedraal van Utrecht 28 Tsofouno 1937-1943. Een Utrechtse buurtsynagoge 38 Vingerhoeden van Mariken Pieters en Antonis van Gesteren 42 Gouddiefstal uit de Utrechtse Munt 61 De plek: Kasteel Stoutenburg 80 Stathe aan de Vecht. Ofwel het gelijk van N. Van der Monde
100 Nieuwe gegevens over Rubens' bezoek te Utrecht? 104 Een stathe aan de Vecht. Ofwel: Natuurlijk had N. van der Monde gelijk
108 Twee bewaard gebleven zilveren zegelstempels uit de vroege veertiende eeuw
134 "Brahms was de held van de avond" Een korte historie over Utrecht als Brahmsstad |
||||||||||||||||
UTRECHT PROVINCIE
16 Van de leestafel: De Bilt, Mijdrecht en Vleuten
18 De plek: De 'ondeugd' van dominee Buddingh (Driebergen omstreeks 1800) 36 De plek: De heks van Oostbroek
37 Van de leestafel: Hoogland, Loenen, Maarssen en Woerden
58 Het dienstpersoneel op de Zeister buitenplaatsen aan de Driebergseweg 1850-1940
79 Van de leestafel: Loenen, Loosdrecht, Schalkwijk en Veenendaal ,' |
||||||||||||||||
80
|
||||||||||||||||
vereniging Oud«Utrecht
|
||||||||||||||||
mei /juni 1998
|
||||||||||||||||
yoste jaargang
|
||||||||||||||||||
90 De plek: Begraafplaats Oud-Zuilen
114 De plek: Hoe een kale plek in Woerden iets te maken kan hebben met het zonnige Smyrna
124 Op bedevaart naar Kevelaer aan het begin van de 19de eeuw; De broederschap van Achterveld, Soest en Laren
129 De plek: Het Tinus de Witplantsoen te Breukelen |
139 Idem
60 Ch. Kolman, B. 01de Meierink e.a.. Monumenten in Nederland: Utrecht.
86 B. J. Martens van Vliet & H. Scholtmeijer, De voUekstaol van de stad Uterech. Woordenlijst met gezegdes, uitdrukkingen en
zinsneden, opgeschreven in de Stad-Utrechtse uitspraak
21 Hans Noyens, Geschiedschrijving van 100 jaar Koninklijk Utrechts Mannenkoor Euterpe
21 E. Pelzers, W.H. de Beaufort (1881 -1976), natuurbeschermer, bosbouwer en jager
21 J.G. Riphaagen, Inventarissen van de archieven van de Oud- Katholieke parochies in de stad Utrecht en van het Collegium
Pastorum Ultrajectensium
|
|||||||||||||||||
PERSONEN
134 Johannes Brahms, in: 'Brahms was de held van de avond'
Een korte historie over Utrecht als Brahmsstad
18 Dominee Buddingh, in: De 'ondeugd' van dominee Buddingh 52 C.H.D. Buys Ballot, in: Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut 1854-1951
31 Prof. Dr. C. Dekker, in: Bij het afscheid van C. Dekker. Interview na 35 jaar Utrecht
134 Theodor Engelmann, in: "Brahms was de held van de avond" Een korte historie over Utrecht als Brahmsstad
38 Van Gesteren, in: Vingerhoeden van Mariken Pieters en Antonis van Gesteren
9 Piet 't Hart, in: Benoemd: de hoogleraar Utrechtstudies 100 Gerard van Honthorst, in: Nieuwe gegevens over Rubens' bezoek te Utrecht?
52 F.W.C. Krecke, in: Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut 1854-1951
42 Johan Adam Matthijsze, in: Gouddiefstal uit de Utrechtse Munt
38 Pieters, in: Vingerhoeden van Mariken Pieters en Antonis van Gesteren
100 P.P. Rubens, in: Nieuwe gegevens over Rubens' bezoek te Utrecht?
38 Schot, in: Vingerhoeden van Mariken Pieters en Antonis van Gesteren
76 Eduard Struick, in: Jules Edouard Anne Louis Struick 1927- 1997
134 lohannes Verhulst, in: "Brahms was de held van de avond" Een korte historie over Utrecht als Brahmsstad
|
||||||||||||||||||
ROMEINEN
14 Een kampdorp bij het fort Fectio
44 De bevoorrading van de Romeinse grensforten
68 Van haver tot gort: een Laat-Romeinse kuil met graan uit
Houten
87 Een glasfragment uit Vechten 113 Recente Romeinse vondsten, de'Leidse Rijn' 131 "t Was schitterend!" De opvoering van een toneelstuk over de Romeinen |
||||||||||||||||||
VERENIGING OUD-UTRECHT
13 Agenda
34 Agenda 57 Agenda 92 Agenda 116 Agenda
130 Agenda bijlage nr. 2 register Oud-Utrecht 1996
57 Voorjaarsledenvergadering 1997 62 Jaarverslag vereniging Oud-Utrecht over het jaar 1996 64 Toelichting bij de jaarrekening 1996
65 Oud-Utrechtprijs 1998
65 Lustrum Oud-Utrecht
66 Van de aktiviteitencommissie
88 Van de aktiviteitencommissie. Discussie-avond 27 mei
92 Uitnodiging voor het bijwonen van de Najaarsleden- vergadering 1997 117 Vereniging Oud-Utrecht Concept-begroting 1998
|
||||||||||||||||||
BOEKENSCHOUW
103 A. van Baal-de Vries, e.a. (redactie), Utrechtse biografieën,
deel 4: Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters 139 Idem
103 W. van de Broeke, e.a. (redactie), Regionale Utrechtse
biografieën, deel Vechtstreek: Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters uit de Vechtstreek |
||||||||||||||||||
8i
|
||||||||||||||||||
vereniging Oud • Utrecht
|
||||||||||||||||||
mei /juni 1998
|
||||||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks tijdschrifi
70e jaargang nr. 1 januari/februari 1997 ISSN 1380-7137 Oud-Utrecht Is een uilga\'C van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging lot beoeleningen tol verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. Voorzitter:].W. Lemaier
Secretariaat: Mw. J.C.M- Pennings, p/a Alexander Numankade 201, 3572 KW Utrecht. Pcnninf^meester: P. Kroes U kunt zich opj^even ak lid van de vereni- ging Oud-Utrecht door te schiijven naar: Oud-Utrecht, Pr. Hendriklaan 76, 3584 ER Utrecht. De contributie bedraagt f 54,= per
jaar (26-ƒ 30,=; 65-1-ƒ 44,= per jaar). Contributie- en ledenadministratie: P. Kroes, Betaling contributie op giro 575520. Redactie." M. Dolftn, B van den Ho\'en
van Genderen, J.Leguyt, M.C. van Oudheusden, P. Rhoen, 15. \'an Santen, M. \'an de Vrugt, en A. van derZeijden. Redaclieüdrc.v
Ak'xander Numankade 199,
3572KWUlrecht.
Vormgevini;: He Vormers, Utrecht
Druk: C^asparie Utrecht
Oud-Utrecht. Tweemaandclijk!. tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deudline aj^enda volf^ende nummer: 20 februari 1997, verschijningsdatum 1 april 1997. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, «72 KW Utrecht, op 5 'M of 3 V2 inch floppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0 of 5 I) Aanlie\'olen onn-ang lussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt inogelijk gehouden moet worden. Hel gebruik van lussen- kopjes wordt aangeraden; illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
|||||||||||||||
Van de redactie
|
|||||||||||||||
De redactie wenst al de lezers van Oud-Utrecht een voorspoedig en gezond 1997.
Zoals al aangekondigd in het vorige nummer starten in dit eerste nummer van 1997 twee nieuwe rubrieken: 'de Plek' en 'Romeinen'. In 'de Plek' wordt verhaald van plaatsen waaraan een bijzonder verhaal is verbonden. Dit hoejt niet per se een historisch verantwoord verhaal te zijn. Legende en 'men zegt' mogen in deze rubriek ook een grote rol spelen. De tweede rubriek spreekt vixyrzich: in 1997 is het 1950 jaar geleden dal het Romeinse fort Traiectum
werd gesticht en dit heuglijke feit wordt op vele manieren gevierd, onder meer met een aantal arti- kelen in Oud-Utrecht. Naast alle andere verhalen in dit nummer trejt u ook een stukje aan over Piet 't Hart die de nieuwe
leerstoel Utrecht Studies aan de Universiteit van Utrecht zal gaan bekleden. |
|||||||||||||||
Inhoud
|
|||||||||||||||
Ouderenzorg
Mieke Heurneman
Interview met Piet 't Hart
Johannes de Doperbeeld na 33 jaar weer terug
in Catharinalcathedraal van Utrecht P. Haars
Agenda
Romeinen: Een kampdorp bij het fort Fectio
L.A. van der Tuuk
Van de leestafel
De Plek: De 'ondeugd' van dominee Buddingh
D. Steenwijk
Boekenschouw
|
|||||||||||||||
10
13
14 16
18 3
21
|
|||||||||||||||
jünuüri/jehruari 19 9 7
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
"Hier word den Ouden stok gevoed...'
Utrechtse bejaardenverzorging in het verleden
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'Hier word den Ouden stok gevoed Met tydlyk brood en geestlyk goed.'
Dit staat als randschrift te lezen op de zilveren penning die werd geslagen bij de opening van het gereformeerde Diaconie Oude Mannen- en Vrouwenhuis Oudaen aan de Oudegracht. Op 24 april 1759 sprak predikant Gisbertus Elsnerus zijn zeventig bladzijden tellende inwijdingsrede uit, waarbij hij inging op de troostrijke woorden van Jesaja 46 vers 4: 'Tot den ouderdom ben Ik de- zelfde en tot de grijsheid toe zal ik U torsen ...' De Utrechtse burgers, die het Diaconiehuis grotendeels hadden bekostigd, werden geprezen om hun vrij- gevigheid. Elsnerus riep de bewoners van Oudaen op tot dankbaarheid en ontzag jegens hun weldoeners. Onder de aanwezigen bij de openingsplechtig- heid waren velen die deze woorden 'niet zonder het storten van hartelijke lief- detraanen' hadden aangehoord.1 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
disgenoten, sliepen met zijn allen
op een deel met bedsteden aan de kant. Meestal woonden er ook enkele proveniers, die voor hun opname hadden betaald en een eigen kamertje tot hun beschik- king hadden. De ouderen moes- ten zich houden aan een lange lijst met voorschriften. Op overtreding stonden straffen, die varieerden van een berisping door de regenten tot eenzame op- sluiting, verwijdering uit het huis of veroordeling tot het blok. Dit laatste dreigde te gebeuren met Agniet, een 17de-eeuwse be- woonster van het Bartholomeus- gasthuis. 'Vermits haer ontuch- tich dagelijx int aengrypen van manspersonen selfs op de straets wallen', waarvoor zij al eerder tij- delijk uit het huis was gezet, mocht Agniet voortaan niet meer uitgaan zonder toestemming van de eerste huismeester 'op poene van met een ketten aen een block aen haer been vastgemaekt te sullen worden, welk block ende keten tot een waerschouwinge middelerwyl haer voor ogen ge- hangen sal worden op de vrouwen-deel'.^ In de praktijk kwamen dergelijke straffen maar weinig voor. Tegen inlevering van hun privacy kregen de dis- genoten in de oudeliedenhuizen een heel redelijke verzorging. Ze kregen bijvoorbeeld goed te eten. De maaltijden waren vastgelegd in het schaftreglement, waarin per dag beschreven stond wat de bewoners voorgeschoteld kregen. Zo serveerde het Barbara- en Laurensgasthuis aan de Oude- gracht (waar later de Winkel van Sinkel is gebouwd) elke woens- dag 'pekelspek met knollen en aardappelen so lang die er zijn en als het pekelspek op is, runder- worst (de mensch op een half |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sober en streng
Oudaen was niet de enige in-
stelling voor ouderen in het 18de-eeuwse Utrecht. Al sinds de Middeleeuwen bestonden er gast- huizen, oorspronkelijk bestemd voor pelgrims en hulpbehoeven- den als zieken, bedelaars en ou- deren. Het oudste nog bestaande Utrechtse gasthuis is het in 1367 gestichte Bartholomeusgasthuis aan de Lange Smeestraat, dat tegenwoordig een modem ver- zorgingshuis is. Aan het begin van de 17de eeuw hadden de meeste Utrechtse gasthuizen zich gespecialiseerd in de verpleging van ouderen. Met name armlastige ouderen werden opgenomen. Rijken op leeftijd konden in hun onderhoud blijven voorzien en huurden zo nodig extra personeel in om hen te verplegen. Bejaarde armen waren echter aangewezen op de armenzorg, waarvan de ouderenzorg eeuwenlang deel heeft uitgemaakt. Naar onze maatstaven was de verzorging in de gasthuizen zeer sober en waren de regels streng. Gratis opgenomen ouderen, de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Oudaen ving de diaconie arm-
lastige gereformeerde ouderen op en gaf hen zo een verzorgde oude dag. De bewoners leefden in ge- meenschappelijke ruimten, man- nen en vrouwen gescheiden in ei- gen slaap- en eetzalen. Echtparen hadden een aparte zaal tot hun beschikking. Er was zowel een lichamelijke als een geestelijke verzorging. Naast brood, bed en bad kregen de diaconieouderen onderwijs in de gereformeerde leer. De bijbellezingen tijdens de maaltijd, de wekelijkse gods- dienstoefeningen in Oudaen en de zondagse kerkgang vormden de spil van het dagelijks leven van de bewoners. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.G. Holtzhey, Me-
daille met aan de voorzijde het Huis Oudaenen de dichtregel 'Hier word den Ouden stok gevoed Met tydlyk brood en geestlyk goed.' Zilveren medaille 0759). Foto Centraal
Museum Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mieke
Heurneman |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
januari/februari 199 7
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Pallaeskame- pond gereekend) en dan rook-
ren, gezien vanaf spek en als dat geconsumeerd is,
de Nieuwegracht. schapevleesch (gerekend als
Foto Gemeentelij- 's sondags) en dat met spenaat,
l(e Archiefdienst peulen of grote bonen na de
Utrecht(1970). tyd'.^Net als in Oudaen speelde
in deze oudeliedenhuizen het
'geestlyk goed' een belangrijke rol en werden de bewoners onder- wezen in de gereformeerde religie en was de kerkgang verplicht. Naast de gasthuizen en het Diaconiehuis bestonden er tal van vrijwoningen waar ouderen gratis of tegen een geringe huur konden wonen, zoals de Kameren van Pallaes, de Bruntenhof en de Gronsveltkameren. Deze huisjes, die ook wel godskameren werden genoemd, hadden één kamer en waren twee aan twee eikaars spiegelbeeld. Terwijl vrijwoningen in andere Nederlandse steden in de vorm van een hofje (U-vorm) werden gebouwd, staan ze in |
Utrecht meestal in een rijtje aan
de straat. Op veel plaatsen in de stad bepalen zij tegenwoordig nog steeds het straatbeeld. Eeuwenlang heeft de ouderen- zorg deel uitgemaakt van de armenzorg; een verzorgde oude dag was een gunst. Een uitzonde- ring op deze situatie vormden de gilden. In deze organisaties waren kooplieden, ambachtslieden en knechts verenigd. Naast allerlei regels met betrekking tot de uit- oefening van het vak hadden de gilden een aantal sociale voorzie- ningen. Zo keerden ze geld uit aan zieke en oude gildenbroeders en waren de leden verzekerd van een fatsoenlijke begrafenis. Het Utrechtse Smedengilde nam wat dit betreft een bijzon- dere plaats in. Het organiseerde iedere zondag in de Buurkerk brood-uitdelingen en bezat in de Boterstraat een gasthuis, |
het St. Eloyengasthuis, waar be-
jaarde gildenleden konden wor- den opgenomen. In tegenstelling tot andere ouderen was voor gildenbroeders en hun echtge- notes een verzorgde oude dag geen gunst, maar een recht. De negentiende eeuw
In de loop van de 18de eeuw
had de ouderenzorg meer en meer te lijden onder economische problemen. In de Franse tijd werd de toestand dramatisch. De overheid kapte in de uitgaven op sociale voorzieningen en de particuliere instellingen konden de gevolgen door eigen financiële problemen niet opvangen. Ook de gilden werden het slachtoffer van de nieuwe politiek en werden aan het begin van de 19de eeuw afgeschaft. Dat betekende voor de ambachts- en kooplieden een ein- |
|||||||||||
@
|
|||||||||||||
j an uar i/feb ruar i 199 7
|
|||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||
'Hier word den Ouden stok gevoed...'
Utrechtse bejaardenverzorging in het verleden
|
|||||||||||||||
de aan beschermde arbeidsom-
standigheden en sociale zeker- heid. Na 1813 zette de regering van koning Willem I het Franse concentratiebeleid voort. In 1817 moesten de Utrechtse gasthuizen (behalve Oudaen) fuseren tot de Vereenigde Gods- en Gasthuizen: de ouderen moesten naar het Bartholomeusgasthuis, de zieken naar het Apostelgasthuis, de an- dere huizen werden afgestoten. In de 19de eeuw trok de overheid zich steeds meer terug. Volgens de Armenwet van 1854 mocht de overheid slechts in geval van 'volstrekte onvermijde- lijkheid' bijspringen. Het particu- lier initiatief moest de nood lenigen. Zo ontstonden naast het Bartholomeusgasthuis en het Diaconiehuis Oudaen een aantal |
nieuwe instellingen voor ouderen-
zorg, zoals het rooms-katholieke Hieronymushuis aan de Malie- singel, het lutherse Oude Mannen- en Vrouwenhuis aan het Dom- plein en het Speyaert van Woer- denhofje in de Kerkstraat. Tegen het einde van de 19de
eeuw nam de overheid weer ver- antwoordelijkheid op zich, onder andere met de stichting van het Stadsarmenhuis in de Doelen- straat, waar veel bejaarden werden opgenomen en dat later werd omgedoopt in Gemeentelijk Tehuis voor Ouden-van-Dagen. De opnieuw vergrote rol van de overheid was een reactie op maat- schappelijke ontwikkelingen: de sterke groei van het aantal bejaar- den en de schaduwzijden van de |
||||||||||||||
opkomende industriële samen-
leving. Vanaf de eerste helft van de 19de eeuw was het geboorte- cijfer gestegen en na 1870 daalde het sterftecijfer en met name de kindersterfte. Door toegenomen medische kennis en hygiënische maatregelen als de aanleg van de waterleiding kwamen cholera- epidemieën niet meer voor en waren allerlei ziekten niet langer levensbedreigend. Hierdoor groeide het aantal mensen dat een hoge leeftijd bereikte. Verder had de industrialisatie de werksituatie van veel arbeiders drastisch ver- anderd. Fabriekseigenaren streef- den naar efficiency en winstver- groting, de verhouding met het personeel werd steeds onper- soonlijker en er kwamen nieuwe en snellere productiemethoden. |
|||||||||||||||
De eetzaal van
huis Oudaen. Foto Pers Bureau Utrecht (1928), Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht. |
|||||||||||||||
j anuar i/februar i 1997
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Oudere, langzamere arbeiders
pasten daar niet in en werden af- gedankt, zonder dat er voor hen goede pensioenvoorzieningen waren. De Utrechtse sigarenfabri- kant Ribbius Pelletier had wat dit betreft een bedenkelijke reputa- tie. Van verschillende kanten kwam heftige kritiek. In het tijd- schrift De Baanbreker van de destijds in Utrecht woonachtige sociaal-democratische voorman P.J. Troelstra moest Ribbius Pelletier het regelmatig ontgelden. In 1894 publiceerde het blad het verhaal van de oude portier van de fabriek: 'Die man was vroeger tabaks- kerver. Nu moet men weten, dat zulk werk erg zwaar is; maar hij verdiende niet meer dan 8 heele guldens. Thans is hij oud en haast heelemaal uitgezogen; nu werd hij portier voor 2 gulden minder, dus 6 gulden. Hij moet nu in de kou staan op de tocht van de deur... och, dan wordt hij gauw ziek en is spoedig opgeruimd. Dan zijn ze den man spoedig kwijt, die heeft medegewerkt, om hen van arm, rijk te maken'.** Le- vensverzekeringsmaatschappijen als De Utrecht sprongen in op de |
problemen van oudere arbeiders.
Geen aalmoes meer
In de eerste helft van de
20ste eeuw bleef de ouderenzorg nog onderdeel van de armenzorg, maar verbeterde de toestand van ouderen toch aanzienlijk door so- ciale wetgeving en modernisering en uitbreiding van de tehuizen. Door het groeiende aantal oude- ren was dat hard nodig. Zo onderging het Bartholomeus- gasthuis in 1926 een ingrijpende verbouwing. De Eerste Wereld- oorlog bemoeilijkte de leefsituatie van veel ouderen. De voedsel- prijzen stegen en werden voor armlastige ouderen onbetaalbaar. Verder raakten velen uit de mid- denklasse hun geld kwijt door waardeloos geworden beleggingen in Russische obligaties. Hierdoor zagen na de Eerste Wereldoorlog ook ouderen die voorheen tot de middengroepen hadden behoord, zich genoodzaakt een beroep te doen op de armenzorg. Omdat men opname in het Stadsarmen- huis of Oudaen, waar alleen de allerarmsten onderdak vonden, ongepast vond, stichtte de diaconie |
in 1924 speciaal voor deze 'stille
armen' een rusthuis aan de Bilt- straat. De verbeteringen van de voorzie-
ningen voor ouderen werden onderbroken door de crisis van de jaren '30 en de Tweede Wereld- oorlog. Na de oorlog pakte minister van Sociale Zaken W. Drees sr. de draad weer op. Zijn Noodwet Ouderdomsvoor- ziening uit 1947 gaf 300.000 ouderen een gegarandeerd doch bescheiden inkomen. De onder het derde kabinet Drees tot stand gekomen Algemene Ouderdoms- wet (AOW), die op 1 januari 1957 in werking trad, breidde het aantal uitkeringsgerechtigden sterk uit. Iedereen boven de 65 jaar kon met onmiddellijke in- gang een uitkering krijg. Aalmoes was recht geworden. Drees ont- ving hiervoor veel dankbetuigingen van bejaarden. Eén van de brieven eindigt met de ontroerende woor- den: 'Nogmaals Den Grote Dank voor onze Boterham'.5 Acht jaar later werd de AOW opgetrokken tot het sociale mini- mum. |
|||||||||||||
Gêzkhtopde
vleugel van het Bartholomeus- gasthuis aan de Pelmolenweg. FotoJ.G.Pierik (1969), Gemeente- lijke Archiefdienst Utrecht. |
|||||||||||||||
®
|
|||||||||||||||
januari/Jebruari 1997
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
'Hier word den Ouden stok gevoed...
Utrechtse bejaardenverzorging in het verleden
|
|||||||||||
In dezelldc periode onderging de
bejaardenhuisvesling een revolutie. Verouderde instellingen verhuis- den naar de buitenwijken, waar moderne \'erzorgingscentra ver- rezen: het Gemeentelijk Tehuis voor Oudcn-\'an-[^agen in de Doelenstraat naar Tuinwijk, Oudaen naar Huize Transwijk op het Kanaleneiland en hel gerefor- meerde Huize De Oorsprong aan de Biltstraat naar De Lichtkring in Tuindorp. Het enige bejaarden- huis dat in de binnenstad op dezelfde locatie bleel, was het Bartholoiricusgasthuis. I loewel veel moderne bejaarden- huizen voortgekomen zijn uit de verzuiling, speelt het 'geestlyk geied' hier tegenwoordig een minder grote rol dan in het \'erieden. De betaalbaarheid \an het 'dage- l>'ks brood' in de vorm van de AOW staal des Ie meer ter discus- sie. Zal 'den Ouden stok' ook in de toekomst verzekerd blijven \'an een \'erzorgde oude dag? Hoe de Utrechtse ouderenzorg
zich heelt omwikkeld van middeleeuwse armenzorg lot moderne bejaardenvoorzieningen is momenteel ie zien in het Centraal Museum. LX- tentoon- stelling "Van Aalmoes lot AO'W' vertelt hel verhaal van liefdadig- heid lot recht op een latsoenlijke uitkering. De ruim 450 voorwer- pen kennen een grote variatie; schilderijen, beeldhouwwerk, huisraad, documenten, maciuetles, loto's, vaandels en hulpmiddelen als gehoorapparaten. Onder de schilderijen zijn bekende werken als de Armenpol van Si. Jacob, de door jan van Scorel geschilderde Jeruzalembrüeders en Maria van Pallaes bij de uildeling van \'ocdsel aan haar huisarmen, geschilderd door Hendrik Bloemaert. |
|||||||||||
Gezicht op de
ingang van het
Diaconie
Oude Mannen- en
Vrouwenhuis
Oudaen.
Bewoners liomen
terug uit de l^eria.
Foto L.M. de /?/)(;
(c. 1900},
Oemeentelijlfe
Archiefdienst
Utrecht
|
|||||||||||
i a II u a r i / j e i} r u u I i 19 9 7
|
UTRECHT
|
||||||||||
Benoemd: de hoog-
leraar Utrecht studies |
|||||||||||||||||
Het bekendste document is het
originele exemplaar van de Alge- mene Ouderdomswet, de AOW, met de handtekeningen van minister Suurhoff en koningin Juliana- Deze ligt in een vitrine gewijd aan de toenmalige minis- ter-president W. Drees sr. met daarin verder de door hem inge- diende en ondertekende Nood- wet Ouderdomsvoorziening uit 1947, persoonlijke brieven en zelf vervaardigde geschenken van dankbare bejaarden. 'Van Aalmoes tot AOW' is tot 16 februari te zien in het Centraal Museum Utrecht, Agnietenstraat 1, tel. 030 2362362, openbaar ver- voer: bus 2/22. Openingstijden: dinsdag l/m
zaterdag 10.00-17.00 uur en zon- en feestdagen 12.00-17.00 uur. Bij de tentoonstelling is een gelijknamige geïllustreerde publi- catie verschenen, geschreven door Renger de Bruin, Mieke Heurneman en Frank van der Vecke (ƒ 3'5,-). |
Het bestuur van de Vereniging
Oud-Utrecht heeft door de jaren heen vele initiatieven genomen (denk o.m. aan het gevel- tekenfonds en het U.M.F.) om de doelstellingen van de vereniging te verwezenlijken. Het laatste ini- tiatief in die lange rij is de vesti- ging van een leerstoel Utrecht Studies aan de Universiteit Utrecht. In samenwerking met het P.U.G.(Provinciaal Utrechts Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen) werd de stich- ting Leerstoel Utrecht Studies op- gericht en de hobbelige weg inge- slagen die moest worden afgelegd om dit idee in werkelijkheid om te zetten. Na de lange administratieve mars
en de kritische toetsing van de kandidaten door de onafhankelijke en deskundige benoemings- adviescommissie kon ten slotte |
de eerste hoogleraar door het
College van Bestuur van de Uni- versiteit Utrecht worden be- noemd. Sinds 1 december j.1. is de - niet alleen in Utrechtse historische kringen - bekende en gewaardeer- de dr. P.D. 't Hart de bekleder van de nieuwe leerstoel, ledere hoogleraar heeft in zijn taak- omschrijving de bekende drie elementen; onderzoek, onderwijs en bestuur. Op de invulling komt het echter aan. Opvallend in dit geval is de nadruk, die bij onder- zoek en onderwijs gelegd wordt op de multidisciplinaire benade- ring van het onderwerp. Stad en provincie Utrecht staan centraal en kunnen vanuit zeer verschil- lende invalshoeken bestudeerd worden. De nieuwe hoogleraar, een historicus, zal dan ook bij veel onderzoek de rol van bemid- delaar en coördinator moeten vervullen. Ook op het terrein van het onder-
wijs wordt de multidisciplinaire aanpak nagestreefd. Natuurlijk gaat daarbij de eerste aandacht uit naar studenten en promovendi, maar daarnaast krijgen ook ande- ren, die door nieuwe vormen van onderwijs zoals het HOVO, Hoger Onderwijs Voor Ouderen, naar de universiteit komen, de aandacht van Piet 't Hart. Uiteindelijk gaat het erom zoveel mogelijk mensen op wetenschap- pelijk verantwoorde wijze voor Utrecht enthousiast te maken. Wij feliciteren Piet van harte met
de benoeming en wensen hem veel succes. |
|||||||||||||||
Piet 't Hsrt
Foto: Annette Vlug -
Utrechts Nieuwsblad |
|||||||||||||||||
1. J. Stouw, Eerzuil der milddaadigheid in
een verhaal van den aanleg voortgang voltrel(l(ing en inzegening van het diaconie oude mannen- en vrouwen- huis binnen Utrecht: nevens de inwij- dingsrede gedaan door den hoog eerwaarden en hooggeleerden heere Gisbertus(Utrecht 1759) 155. 2. Resolutiên van regenten van het gast-
huis, GAU, Archief Bartholomeus- gasthuis, inv.nr. 1606,4 juni 1651. 3. Resolutiên van de gasthuisbroeder-
schap, 24 februari 1764, GAU, Archief Barbara- en Laurensgasthuis, inv. nr. 1258. 4. De Baanbrel<er, 20 januari 1894.
5. Algemeen Rijksarchief, Archief Drees,
inv.nr. 510. |
|||||||||||||||||
januari/jebruari 1997
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
Johannes de Doperbeeld na 33 jaar weer
terug in Caiharinakathedraal van Utrecht |
|||||||||||||||||||
In het augustusnummer van 1996 van dit blad heeft u een artikel kunnen lezen
van Casper Staal dat de titel droeg: 'Het voormalig bisschopsaltaar in de Utrechtse Catharijnekerk'. |
|||||||||||||||||||
(voordien alja geheten) heeft
gebruikt. Hoewel voor dit soort restauraties vroeger dikwijls gips werd gebruikt, is dit minderwaar- dig produkt nu vermeden. Aan- gezien de kleuren van dit beeld op verschillende plaatsen even- eens waren aangetast, moesten ook die worden bijgewerkt. Onder het beeld moest levens een nieuwe console worden aange- bracht. Deze is wat betreft de dekplaat en profilering aan de bo- venzijde ontworpen door archi- tect Henk Scholte, terwijl ik heb voorgesteld twee engelen met schilden, voorstellend het Johan- nieter- en het Aartsbisdom Utrecht-wapen, alsmede de wol- kenband hierin een plaats te ge- ven. Voor dit deel kon de beeld- houwer min of meer zijn eigen visie volgen, mits passend bij het laatgotisch karakter van de kerk. Als beeldhouwer werd aange- zocht Antoon van Wiggen die zich reeds verdienstelijk heeft ge- maakt door een aantal toren- en kerkrestauraties in onder andere Zaltbommel, Arnhem, Amers- foort en die ook de kalkstenen consoles voor het Catharina- en Mariabeeld in de Catharinakathe- draal heeft vervaardigd. Als mate- riaal voor deze console is de fraaie Vaurionkalksteen gekozen. Deze is geheel beschilderd door kunst- schilder Frans van Hienen. Het meest opmerkelijke onder-
deel van het geheel is echter de zeer rijke tapijtschildering achter het beeld. Deze is uitgevoerd door Frans van Hienen naar ont- werp van architect Henk Scholte. Omdat het voor het aanbrengen van dit beeld nodig was, weder- om een tapijtschildering te laten aanbrengen, geheel in harmonie met het laatgotisch karakter van |
|||||||||||||||||||
Het Johannes de Doperbeeld
heeft tot circa 1963 deel uit- gemaakt van dit altaar en is op 29 januari 1996 na een 33-jarig verblijf in het museumdepot - een schenking uit de museum- collectie van het Museum Catharijneconvent - als pijler- figuur tegen de noordoostelijke vieringpijler als tegenhanger van het beeld van Catharina her- plaatst. Hiermee neemt dit beeld de
plaats in van een Jozefbeeld, dat inmiddels spoorloos is verdwe- nen en dat zich tot de plaatsing van een provisorische preekstoel, in de tijd vlak na de Tweede Wereldoorlog, tegen deze wand heeft bevonden. Omdat de viering na de herplaat-
sing van het Catharinabeeld in 1984 tegen de zuidoostelijke vieringpijler een zeer oneven- wichtige aanblik bood, heb ik de Interieurcommissie van de Caiharinakathedraal voorgesteld om hier weer evenwicht in te brengen door tegen deze noord- oostelijke vieringpijler het beeld van Johannes de Doper te laten plaatsen. Dit beeld was na de afbraak van het bisschoppelijk altaar terechtgekomen in het depot van het toenmalig Aartsbisschop- pelijk Museum en daarna in het depot van het Catharijneconvent. Zowel de directie van het Catharijneconvent als het kerk- bestuur van de Caiharina- kathedraal stemden hierin uitein- delijk toe, mits ik hiervoor zelf de financiën bij elkaar zou kunnen brengen. |
|||||||||||||||||||
Omdat het beeld van Jozef, dat
hier vroeger stond spoorloos was verdwenen en een Willibrord- beeld nooit in deze kerk heeft ge- staan, rees aanvankelijk de vraag welk beeld mét het Catharina- beeld het meest in aanmerking kwam om de apostelreeks af te sluiten. Aangezien met de afbraak van het bisschopsaltaar ook het beeld van de apostel Andreas in het depot terecht was gekomen en dit beeld nu ontbreekt in de apostelreeks (als dertiende apos- tel is in 1896 Paulus aange- bracht), zou het voor de hand hebben gelegen om met dit beeld deze reeks fraai te hebben kun- nen afsluiten. Om het idee van 'de twaalf apostelen' niet te ver- storen en vanwege het feit dat de Catharinakathedraal in de 16e eeuw als een Johannieterklooster- kerk is voltooid, is hier gekozen voor het beeld van Johannes de Doper. Met de beelden van Cat- harina en Johannes de Doper ver- wijzen de twee oostelijke viering- pijlers nu naar de twee heiligen die in de geschiedenis van deze kerk een belangrijke rol hebben gespeeld. Het Johannesbeeld had sinds de
restauratie van de kerk in de ja- ren zestig diverse verblijfplaatsen gekend. Het had hierdoor nogal wat stootschade opgelopen. Hier- door was restauratie noodzake- lijk. Kunstschilder Frans van Hie- nen, die tevens als medewerker verbonden is aan het Catharijne- convent, heeft dit beeld uiterst consciëntieus gerestaureerd, waarbij hij als nieuw middel Jahn
|
|||||||||||||||||||
10
|
|||||||||||||||||||
Peter Haan
|
|||||||||||||||||||
j anua r i/Jebr uar i 199 7
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Beeldhouwer Antoon van Wiggen
heeft de profielen van de dekplaat van de console volgens de bouw- tekeningen van Henk Scholte uit- gevoerd, terwijl hij de twee schildhouders als een min of meer vrije opdracht mocht be- schouwen, mits passend binnen de door Henk Scholte gestelde verhoudingen. Om te laten zien dat we hier met een eigentijds kunstwerk te maken hebben, heeft hij ernaar gestreefd moder- ne en laatgotische vormen met el- kaar te laten versmelten, waarbij hij er bewust voor heeft gekozen om in plaats van de wat lieflijke schildhoudende engelen wat for- ser en grover aandoende schild- houders aan te brengen. De af- sluitende wolkenband onderaan dit console is op uitdrukkelijk verzoek van de initiatiefnemer op laatgotische wijze uitgevoerd. De kleuren blauw, goud en don- kerrood van deze console houden enerzijds rekening met de kleur- stelling van het tapijt, terwijl de kleuren van de twee schildhou- ders geheel op zichzelf staan en meer passen bij de kleurstelling, die in de 15de en 16de eeuw, dus de bouwtijd van deze kerk, te doen gebruikelijk was. Als wapens heeft de initiatiefne- mer gekozen voor het Johannie- terwapen en het wapen van het Aartsbisdom Utrecht. Het wapen van de Johannieters voert ons te- rug naar de bestemming van deze kerk in de 16de eeuw als Johan- nieterkloosterkerk, terwijl het wapen van het Aartsbisdom ons herinnert aan de bestemming van deze kerk na het jaar 1853 als ka- thedrale hoofdkerk van het toen opnieuw opgerichte Aartsbisdom Utrecht. Door de twee nadrukkelijk bonte
tapijtschilderingen achter de |
||||||||||||||
Johannes
de Doperbeeld in
Catharina-
kathedraal van
Utrecht
Foto: auteur
|
||||||||||||||
het interieur van de kerk, de neo-
gotische inventaris en de tapijt- schildering achter het Catharina- beeld, heb ik architect Henk Scholte, die op dit gebied zeer deskundig is gevraagd dit project in zijn totaliteit te leiden. Bij zijn ontwerp heeft Henk Scholte zich laten inspireren door de weelden- ge en kwalitatief zeer hoogstaan- de gotische schilderingen op de koorpijlers van de Utrechtse Domkerk die hier in het midden van de 14de eeuw achter de, nu verdwenen, apostelbeelden zijn aangebracht. Tijdens de laatste Domrestauratie heeft hij kans ge- zien om de nu bleke taferelen op deze Dompijlers totaal te recon- strueren en hierbij ook de originele kleuren vast te stellen. Omdat de- ze momenteel slecht leesbaar zijn, heeft hij er bij wijze van hoge uit- zondering in deze kerk voor gekozen om een van deze koor- pijlerschilderingen enigszins aan te passen en model te laten slaan voor een nieuw aan te brengen schildering achter dit Johannes- |
||||||||||||||
beeld. De kleuren die hierin zijn
verwerkt, harmoniëren bijzonder goed met de kleuren van de neo- gotische beelden in de Catharina- kathedraal. Dit is niet vreemd, wanneer men bedenkt dat de ver- vaardiger van deze beelden, F.W. Mengelberg, zich bij zijn werk grotendeels liet leiden door de 14de eeuwse beeldhouw- en schilderkunst in de stad Keulen en het bijbehorende Rijnland. Deze 14de eeuwse Keuls-gotische kunst had in de Middeleeuwen ook al een grote invloed op de Utrechtse kunst en dan met name op de bouw van het Utrechtse Domkoor. Het prachtige resultaat van dit
ensemble is grotendeels gewor- den conform de hoge eisen die Henk Scholte aan de uitvoerders heeft gesteld. Wat betreft het schilderwerk en de restauratie van het Johannesbeeld heeft Frans van Hienen deze werk- zaamheden uiterst nauwkeurig en met veel geduld uitgevoerd. |
||||||||||||||
11
|
||||||||||||||
januari/Jebruari 19 9 7
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Johannes de Doperheeld na 33 jaar weer terug
in Catharinakathedraal van Utrecht |
|||||||||||||||
beelden van de HH. Catharina
van Alexandné en Johannes de Doper, wordt nog eens duidelijk verwezen naar de twee belangrij- ke heiligen van deze voormalige Johannieterkloosterkerk. Grote tapijtschilderingen als deze kwa- men niet alleen in de Utrechtse Domkerk voor, maar blijkens ve- le oude tekeningen en schilderij- en, alsmede nog ter plaatse aan- wezig, ook in zeer vele andere plaatsen en .steden in Europa. Ook de ons zo bekende 17de eeuwse Hollandse schilder, Pieter Janszoon Saenredam, die toen ook het interieur van de Cathari- nakathedraal (toen nog Catharij- nekerk gehelen) portretteerde, le- vert ons hiervan talrijke afbeeldingen. Wat betrek de door hem geschilderde Utrechtse ker- ken leveren vooral de Jans- en de Mariakerk hien.an prachtige voorbeelden. In deze kerken kre- gen de pijlers grote goudbrokaat- achtige versieringen. Bij de recen- te restauratie van de Janskerk in Utrecht in de zeventiger en tach- tiger jaren heeft men hiervan nog duidelijke sporen op de oostelijke vieringpijlers kunnen terugvin- den, die men toen echter heeft geconsolideerd en weer heeft overgewit. Wat betreft de beeldeninventaris
in de Catharinakathedraal is het interieur hiermee weer een fraai Mengelbergbeeld rijker geworden en hopelijk is dit niet het laatste beeld dat herplaatst is. Het prachtige Andreasbeeld, af- komstig van het bisschopsaltaar, alsmede een aantal beelden van het voormalig sacramentsaltaar van deze kathedraal maken mo- menteel deel uit van de museum- collectie van het Museum Catha- rijneconvent, waarvan de beelden |
ook al goede 19de eeuwse sculp-
tuur is overgebleven, zal de Roonis-Katholieke Kerk in Ne- dedand heel zuinig met wat nu nog aan 19de eeuwse op de Mid- deleetivven geïnspireerde kunst resteert, moeten omgaan! De beeldhouwwerken in deze Kathe- draal zijn duidelijk topprodukten van deze toen bloeiende neogo- tiek. Dat deze kunstvorm de hui- dige, rustige kkiosterkerkarchitec- tuur, niet hoeft te verstoren, bewijzen vooral het tot orgeltri- bune omgebouwde oxaal, de prachtige apostelreeks in het koor, de onlangs aangebrachte Mariamedaillons in het zuid- transept en het onlangs aange- brachte Johannes de Doperbeeld. Tenslotte wil ik met ere de .schen- kers noemen die dit bijzonder project hebben miigclijk geiuaakt I.W.: 1. het Kapittel van de Souvereine Militaire
Orde van Malta Nederland/Den Haag; 2. fiet Anjerfonds Utrecht;
3. de Stichting Cultureel Fonds Crediet
en Effectenbank/Utrecht; 4. het Fentener van Vlissingen
Fonds/Utrecht; 5. de Stichting K.F. Heinfonds/Utrecht;
6. de Stichting 5t.
Bonifatiusstichting/Den Haag; 7. de NVM-Makelaars/Utrecht
8. de sector Monumenten van de Dienst
Stadsontwikkeling/Utrecht; 9. het Provinciaal Bestuur Congregatie
Kleine Zusters van de H. Joseph/Heer- len; 10. het Provinciaal Utrechts Genootschap
van Kunsten en Wetenschappen/Utrecht; 11. Aannemersbedrijf G.W. Geelen
B.VA/leuten; 12. een aantal schenkers dat anomiem
wenst te blijven. |
||||||||||||||
van Leonardus van Veghel en
Barbara momenteel op de hoog- ste etage van dit museum slaan opgesteld. Te wensen zou zijn dat deze kwalitatief goede beelden te zijner tijd weer een ereplaats in de Catharinakathedraal kunnen krijgen. Door het herplaatsen van deze kwaliteitvolle Mengelberg- beelden mét beleid en op een lo- gische plaats, kan het huidige, nog wat sobere kloosterkerkinte- rieur op een passende wijze wor- den aangevuld en smaakvol wor- den verrijkt met een aantal belangrijke elementen uit de overgebleven rijke 19de ecuwsc inventaris, tot stand gekomen na de verheffing van deze kerk lot kathedraal in 185.3. Hierdoor wordt dan meteen ook duidelijk dat in dit gebouw niet alleen de 16de eeuw met haar klooster- kerkarchitecluur een allesover- heersende rol speelt, maar dal ook de 19de eeuw wel degelijk is vertegenwoordigd. Aan deze eeuw iminers heeft deze kerk haar promotie tot kathedraal te danken en onze voorouders heb- ben destijds kosten noch moeite gespaard om deze kerk geschikt te maken voor haar nieuwe lunc- tie, namelijk Rootn-Katholieke hoofdkerk van het Aart.sbisdom Utrecht. Het een hoeft het ander niet uit te sluiten! Wanneer nog een aantal Mengel- bergbeelden aan de huidige in- ventaris zouden worden toege- voegd, zou de Catharinakathedraal na de Willi- brordkerk in Utrecht weer een monument kunnen worden, waarin vele waardevolle produk- ten van het atelier Mengelberg, zoals vroeger, zijn te bewonde- ren. Aangezien er in de Nedcr- land.se kerken .slechts bitter wei- nig middeleeuwse en inmiddels |
|||||||||||||||
12
|
|||||||||||||||
januari/j f biuüri 19 9 7
|
|||||||||||||||
U T R H C n T
|
|||||||||||||||
Agenda
|
|||||||||||||||
12e Nicolaas Van der Monde-
lezing Marjo Montforts, archeologe en
werkzaam bij de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonder- zoek zal in het kader van het Romeinen-jaar spreken over Romeins Utrecht : "Trajectum ad Rhenum, 400 jaar Romeinen in Utrecht". Aan de hand van bijna 70 jaar ar-
cheologisch onderzoek wordt een beeld geschetst van het Romeinse verleden van Utrecht. Daarnaast wordt ook ruim aandacht ge- schonken aan wat zich elders, in de naaste omgeving van de stad, heeft afgespeeld: legerplaatsen in De Meem en Vechten, boerderij- en van de inheemse bevolking in Nieuwegein en Houten en zelfs een heuse Romeinse villa! Tijd : dinsdag 4 februari om 20.00 uur Plaats: Pieterskerk, Utrecht Toegang: gratis Tentoonstelling "Bouwen met
karakter". De Amersfoortse architecten
W.fi.Kam en H.Kroes, 1870-
1910
Plaats: Museum Flehite, Westsingel 50,
Amersfoort
Tijd: 22 februari t/m 13 april
|
|||||||||||||||
studies dr. P.D. 't Hart zal een le-
zing houden over het dagelijks le- ven van de Utrechters in de afge- lopen eeuwen. Zijn uitgangspunt is "verhalen"; waar vind je die en wat kun je er als historicus mee doen? Met de verhalen van de man en vrouw in de straat kun je proberen de sfeer van de tijd te doorgronden, en ze kunnen die- nen om bepaalde structuren of mechanismen te illustreren. Zo was er in de 19de eeuw een
beweging met de naam "midder- nachtzending". Dit was een groep van, voornamelijk, gereformeerde jongemannen, die zich voor de ingang van bordelen posteerde om iedereen die naar binnen wil- de gaan te waarschuwen voor de zonde die zij zouden begaan. Eventueel stuurden zij de echtge- notes van de bordeelbezoekers nog een bnef ook. Die jongens, die zich in enge ach- terbuurtjes waagden en een flink pak slaag riskeerden (en regelma- tig kregen), getuigden duidelijk van moed. Of was het een stel fa- natieke bemoeials? Waarom deed de overheid eigenlijk niets tegen de overlast die de bordelen ver- oorzaakten? Wat zegt zoiets over de verhoudingen in die tijd? |
zal opvoeren. Ter lering én ver-
maak : een toneelbelevenis die de historische sensatie compleet zal maken. Na de voorstelling is er gelegen-
heid om te borrelen in de bar van Parnassils. Tijd : zaterdag 5 april om 14.30 uur
Plaats: ParnassJJs, Kruisstraat 201, Utrecht Toegang: ff 10,-voor leden, niet-leden ff 15,- U kunt zich voor deze middag telefonisch
opgeven bij de fam. De Wit, tel.: 030 - 2617274 in de week van 3 tym 15 februari van 19.00 tot 20.00 uur s'avonds. |
||||||||||||||
Verhalen roepen vragen op en
aan de hand daarvan kunnen we proberen het verleden te recon- strueren. Verhalen mogen ons ook ontroeren of aan het lachen maken. Dr.'t Hart zal trachten in zijn voordracht het verleden voor U te doen herleven aan de hand van diverse "petites histoires". Na de lezing volgt een voorstel-
ling van een "instanttheater"- groep die een speciaal voor deze gelegenheid gemaakt stuk voor U |
|||||||||||||||
Lezing en toneel o\er dagelijks
leven Utrechters Op zaterdag 5 april organiseert
de Ver. Oud-Utrecht i.s.m. het Historisch Platform en de aluinnivereniging VIGU (Vrien- den Instituut Geschiedenis Utrecht) een bijzondere middag in Parnassi2s, hel internationaal en cultureel centrum van de Universiteit Utrecht aan de Kruis- straat 201. Bijzonder hoogleraar Utrecht- |
|||||||||||||||
13
|
|||||||||||||||
januari/Jebruari 19 9 7
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Een hampdorp hij het fort Fectio
|
||||||||||||||||||||||
In 1995 en 1996 vond er te Vechten in de gemeente Bunnik een opgraving
plaats langs de snelweg Al2, uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Oud- heidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort. Hierbij is direct ten noorden van het 19de eeuwse fort De Burg een gedeelte van een vicus of kampdorp opge- graven. Dit dorp is in de eerste eeuw van onze jaartelling aan de oostzijde van het castellum Fectio, langs de linker Rijnoever ontstaan. De oostelijke begren- zing is reeds in 1991 in de vorm van een restgeul van een rivier en een aarden wal teruggevonden in de buurt van de huidige Achterdijk. Eerdere opgravin- gen van het kampdorp vonden in 1938 plaats. Een groot deel van de vicus is destijds verdwenen door de aanleg van het 19de eeuwse fort De Burg. |
||||||||||||||||||||||
aarde gestort waardoor een opho-
ging werd gerealiseerd van onge- veer 80 cm. Hierop heeft vanaf het laatste kwart van de eerste eeuw bewoning plaatsgevonden 3. Van deze tweede bewoningsfase is alleen de onderkant van het woonniveau gedeeltelijk bewaard gebleven in de vorm van een geëgaliseerde puinlaag. Deze twee fasen van bewoning, gescheiden door een kleiige, practisch vondstloze ophogings- of overstromingslaag, zijn ook stroomafwaarts, bij het castellum in Utrecht gevonden. De gebeur- tenissen lijken dus niet tot Fectio beperkt te zijn geweest. Naarmate de opgraving oostelij-
ker kwam, werd steeds jonger materiaal gevonden. In het hoogst onderzochte vlak bij de Achterdijk komt Romeins materi- aal uit de derde eeuw voor. Daarmee lijkt er een bewonings- continuïteit voor de tweede bewoningsfase te zijn vanaf het einde van de eerste eeuw lot in de derde eeuw. Het gebrek aan middeleeuws materiaal lijkt er voorlopig op te wijzen dat het gebied, zowel de vicus als het castellum, na de Romeinse perio- de aan het einde van de derde eeuw is verlaten 't. |
||||||||||||||||||||||
maar door een naar het noorden
stromende voorganger^. Deze was in de Romeinse tijd niet meer actief maar kon blijkbaar nog wel als begrenzingssloot van de vicus dienst doen. |
||||||||||||||||||||||
Op een zich enigzins boven het
omringende landschap verheffen- de stroomrug hebben zich op de- ze plek in het tweede kwart van de eerste eeuw mensen gevestigd. De eerste bouwfase van het be- lendende castellum valt aan het begin van de eerste eeuw in de re- geringsperiode van keizer Augus- tus. Het dorp moet dus al snel na de bouw van het castellum Fectio zijn ontstaan. Dit castellum dien- de als steunpunt of uitvalsbasis voor de Romeinse veroverings- tochten in het vrije Germania. Nadat keizer Claudius in 47 na Christus de Rijn als definitieve rijksgrens aanwees, zal het fort opgenomen zijn in de reeks van forten die rond deze tijd langs de- ze rivier werden gebouwd. Het kleine percentage inheems
vaatwerk in het kampdorp wijst erop dat hier geen sprake is van de aanwezigheid van eerdere be- woning: pas met de komst van de Romeinen is hier een neder- zetting ontstaan. Verrassend is dat de rivierafzettingen waarop dit dorp is ontstaan niet door de ongeveer in NO-ZW richting er- langs stromende Rijn zijn afgezet, |
||||||||||||||||||||||
Overstroming
Overstromingen van de Rijn
uit de eerste eeuw hebben de be- woners uit hun vicus verjaagd en hebben tevens het grootste ge- deelte van de pre-Flavische (tot 70 AD) bewoningssporen opge- ruimd. In een door de overstro- ming afgezet zandpakkel wordt slechts verspoeld materiaal, dat bij deze eerste bewoningsfase hoort, aangetroffen. Door deze gebeurtenis werden de vicani (be- woners van de vicus) voorzichti- ger, want een tweede bewonings- fase lieten zij voorafgegaan door ophogingsactiviteilen. Daartoe werden op regelmatige afstanden smalle perceelgreppels ongeveer haaks op de rivieroever gegraven. In een aantal greppels zijn paal- sporen aangetroffen van wat mo- gelijk grondkeringen zijn ge- weest. Binnen de begrenzingen van deze grondkeringen werd |
||||||||||||||||||||||
Vondsten
Hoewel er een aantal stand-
greppels gevonden zijn met res- ten van houten palen erin zijn de- ze greppels meestal te lang - soms zijn ze te volgen over een afstand van meer dan 40 meter - om tot een huis te behoren. Bovendien zijn er geen middenstaanders en/of tussenwanden gevonden die de daken hadden moeten dra- gen. We hebben daarom met per- |
||||||||||||||||||||||
14
|
||||||||||||||||||||||
LA.
van der Tuuk <
|
||||||||||||||||||||||
januari/jebruari 19 9 7
|
||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||
:l o M E I N E
|
IN
|
||||||||||||||||||
opgraving 1995-1996
restgeul |
|||||||||||||||||||
250m
|
|||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||
ceelafscheidingen te maken.
Slechts in één geval is een aantal individuele paalsporen mogelijk als een gebouw te inteqjreteren. Verdere aanwijzingen voor bouwwerken zijn gevonden in de vorm van een tufsteen-opslag en een grote hoeveelheid leisteen. Gezien de enorme hoeveelheid smeedslakken die in dit deel van de vicus zijn gevonden mogen we ervan uitgaan dat er vele smeed- activiteiten hebben plaatsgevon- den. Een ovaalvormige structuur |
van de tijd wel meer van dergelij-
ke vondsten gedaan. De bekend- ste is een vondst uit 1867 waarop de naam van het castellum Fectio voorkomt. Afgedankte, soms gerepareerde
wijnvaten deden dienst als schachtbeschoeiing van water- putten. De vaten zijn vooral inte- ressant, omdat er zich een aantal stempels op (en in) bevinden. Een aantal stempels zullen huis- merken zijn, in andere stempels |
||||||||||||||||||
met concentraties smeedslak mag
mogelijk beschouwd worden als een smeedhaard. Van de vele vondsten die gedaan
zijn, vallen in de eerste plaats twee votiefstenen en een aantal houten waterputten te melden. Een van deze stenen is door een zekere G.Iulius Respectus gewijd aan de moedergodinnen 5. Op de andere steen, die slecht is gecon- serveerd, is geen tekst meer te on- derscheiden. Er zijn in de loop |
|||||||||||||||||||
15
|
|||||||||||||||||||
januari/februari 1997
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Een kampdorp bij
het fort Fectio |
||||||||||||||||||
Vleuten
Het is altijd interessant wan-
neer een onderzoek op basis van bestaande gegevens tot conclusies komt die diametraal staan ten op- zichte van de gangbare opvattin- gen. Meestal doet de nieuwe hy- pothese veel stof opwaaien en blijkt helaas vaak net zo min kei- hard te bewijzen als de oude. J.H.J. Joosten beweert in het sep- tembernummer van 'Historische Kring Vleuten De Meern Haarzui- lens' dat de plaatsnaam Fletione op de Peutingerkaart niet slaat op Vechten, zoals nu algemeen wordt aangenomen, maar op Vleuten. De vierde-eeuwse Peutingerkaart
is een Romeinse reiskaart en de oudste kaart van ons gebied. De kaart bestaat uit een lange smalle rol, waar de noord-zuid afstan- den sterk zijn ingekort. Door middel van plaatsnamen en hun onderlinge afstand geeft de kaart de Romeinse reiziger een mooi handvat om door deze gebieden te reizen. Het gebied van de Bataven be-
vindt zich op de kaart tussen de rivieren Rhenus en Patabus. Het Utrechtse is vertegenwoordigd met enkele plaatsnamen, waarvan Levefanum wordt geïdentificeerd met het tegenover Wijk bij Duur- stede liggende Rijswijk, Fletione met Vechten en l^urum met Woerden. Taalkundig lijkt Fletione veel op
Vechten, maar bij het Romeins castellum bij Vechten zijn vond- sten gedaan, die aangeven dat dit castellum recht zou hebben op die naam. Waarschijnlijk heeft de 16de-eeuwse kopiist een schrijf- fout gemaakt en had hij 'Fectione' moeten schrijven. Joosten is het daar niet mee eens. Door middel van de Peutingerkaart en een Ro- |
||||||||||||||||||
is de naam van de keizer, zoals
Caligula (de gulle gever van de wijn?) te herkennen ^. Dergelijke tonnen met huismerken waren in dit gebied al eerder gevonden. Ook in Utrecht is in de westelijke Romeinse vicu.s een dergelijke waterput gevonden 7 Een grote concentratie waterputten is mo- gelijk in verband te brengen met de reeds genoemde smeedacii\i- teiten. Vermeldenswaard is voorts een puntgaaf geconserveerde bronzen rantsoenpan, die in een van de hiervoor genoemde water- putten werd aangetrollcn en een ware muntschat van 48 denarii, geslagen tussen 139 BC en 74 AD, bevatte. |
zuidelijke deel van de vicus ge-
woond werd en moeten deze nog binnen hel l^de eeuwsc fort De Burg gezocht worden. I.De auteur dankt drs. W.A.M. Messing
en de overige medewerkers van de ROB te Amersfoort voor fiun belange- loze medewerking en in het bijzonder drs W.K. Vos voor zijn hulp met het ar- tikel. 2. H.J.A. Berendsen en S.L. Wynia 'Oude
rivierlopen rond het Fort te Vechten' lussen Rijn en Lekll, 3 (1993) 17-23. 3. De archeologen van de ROB interprete-
ren deze ophoging als antropogeen. De fysisch-geograaf dr. H.J.A. Berend- sen is echter van mening dat we met een door de rivier afgezette ophoging te maken hebben. Ook in Utrecht is een ophogingslaag uit deze periode op beide manieren geïnterpreteerd. 4. Voor zover er post-Romeins materiaal
is gevonden is dit nog niet geanaly- seerd. 5. De tekst op de steen luidt: MATRIBUS
SACRVM G.IVLIVS RE5PECTU5 PRO SE ET SVI5. V(otum) S(olvit) L(aetus) L(ibens). M(erito). 6. Een tweede afdruk van exact hetzelfde
stempel is bij opgravingen in Valken- burg teruggevonden. De tekst luidt: CCAE.AUG.GER. 7. J. de Groot, 'Zur Siedlungsgeschichte
der Stadt Utrecht' in: Festschrift für August Oxé (Darmstadt 1938) 210-220, speciaal 218. |
|||||||||||||||||
Tot slot
De hooggespannen verwach-
tingen om een deel van de ooste- lijke vicus en mogelijk een be- graafplaats vrij te leggen zijn niet helemaal uitgekomen. Het lijkt er meer op dat een 'buitengebied' van de vicus, aan de oever van de rivier, is aangesneden. De \'ele sporen van perceelscheidingen en afvalkuilen, alsmede de losse vondsten maken wel duidelijk, dat de kern van de vicus niet ver weg is. Mogelijk zijn deze per- ceelgrenzen voortzettingen van de percelen waarop in het meer |
||||||||||||||||||
Bronzen
rantsoenpan Foto: ROB, Amersfoort |
||||||||||||||||||
16
|
||||||||||||||||||
januari/febiuari 199 7
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
A F E L
|
||||||||||||||||||||||
VAN
|
DE LEEST
|
|||||||||||||||||||||
mende druk op de dijken. Een
rapport in augustus van dat jaar had al gewaarschuwd voor scheu- ren in een bepaald dijkperceel, maar dit slechte nieuws had Pro- vinciale Staten nooit bereikt. In december gebeurde het onvermij- delijke; de dijk verschoof en 10 miljoen kubieke meter water stroomde terug in de droogmake- rij. Het werk kon overnieuw be- ginnen, maar uiteindelijk werd de polder toch drooggemalen. Nog steeds is dat stuk dijk een zorgenkindje van het waterschap: onlangs nog is de dijk ingrijpend versterkt. |
was van Biltse katholieken duur-
de voort: heeft de school in het eerste jaar 50 leerlingen, drie jaar later is dat aantal meer dan ver- dubbeld. In 1937 zitten de in- middels 157 leerlingen opge- propt in vier lokalen en is opnieuw een uitbreiding van het gebouw gewenst. Ook de verwar- ming is hard aan vervanging toe. Ook na de Tweede Wereldoorlog blijft het leerlingaantal groeien. Dat is de reden dat ook in de ja- ren zeventig en tachtig diverse verbouwingen en uitbreidingen plaatsvinden. |
|||||||||||||||||||||
meins reisboek uit die periode
'wandelt' hij de plaatsen af die op de kaart staan. Telkens berekent hij de werkelijke afstand, mede met behulp van schattingen van de omwegen die in de Romeinse tijd moesten worden gemaakt langs de sterk meanderende rivie- ren, en vergelijkt die met de af- stand volgens de Romeinse kaart. Dat leidt tot de conclusie, dat Fle- tione niets anders kan zijn dan het castellum bij De Meem. Uiteraard is ook zijn bewijsvoe- ring niet waterdicht: diverse ma- len moet hij zijn berekeningen niet van plaats tot plaats, maar van (hypothetisch) kruispunt tot kruispunt maken. Bovendien ver- schuift niet alleen Fletione van plaats, ook Laurum blijkt in zijn optiek niet Woerden te zijn, maar Nieuwerbrug. Daar is echter nooit een Romeinse nederzetting gevonden. Zo roept ook deze nieuwe interpretatie weer vele nieuwe vragen op. |
||||||||||||||||||||||
De Bilt
Opeens lijkt het onderwijs in
het middelpunt van de belang- stelling te staan. De historische vereniging van Bunschoten plaatst in haar tijdschrift de schoolherinneringen van een ou- de bewoonster, de historische kring in Veenendaal wijdt een ge- heel nummer van haar tijdschrift aan de diverse scholen in die plaats, terwijl ook in de tijdschrif- ten van De Ronde Venen en De Bilt de geschiedenis van een school wordt beschreven. Voor De Bilt is dat de St. Theresia van Lisieux-school, beschreven door H. de Groot. Als in de jaren twintig het aantal katholieke ge- zinnen rond De Bilt, Den Dolder, Bilthoven en Maartensdijk blijkt te groeien, denkt men aan de stichting van een nieuwe pa- rochie. Een stuk land wordt aan- gekocht voor de bouw van een kerk, een pastorie en een school. De gemeente werkt echter de stichting van een bijzondere school tegen waardoor het tot in 1925 duurt voordat de eerste steen kan worden gelegd. De aan- |
||||||||||||||||||||||
Mijdrecht
P. Grundmann doet in de
Proostkoerier van september 1996 een watersnoodramp uit 1874 uit de doeken. In die perio- de was men bezig in het gebied van de Ronde Venen de laatste grote plassen droog te malen. De maatschappij die dit werk uit- voerde stond onder leiding van J.G. de Voogt, niet alleen burge- meester van Mijdrecht en Wilnis maar ook lid van Provinciale Sta- ten, de subsidiegever. In 1874 was de dijk rondom de nieuwe droogmakerij gereed en kon het malen beginnen. Nadat bijna 4 meter water was weggemalen, bleek zwaar weer op komst. Gro- te regenval zorgde voor een stij- ging van het water en een toene- |
||||||||||||||||||||||
17
|
||||||||||||||||||||||
F. Vogelzang
|
||||||||||||||||||||||
januari/jebruari 1997
|
||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||
De 'ondeugd' van dominee Buddingh
|
|||||||||||||||||
Het dorp Driebergen omstreeks 1800.
Een boerendorp, met amper 450 inwoners, inclusief de 'zeven man en een
paardenkop' van de naastgelegen buurtschap Rijsenburg. Het middelpunt was de kleine dorpskerk, met aan de overkant van de 'landstraat op Utrecht' de herbergen 'De Prins van Oranje (voorgrond rechts) en 'Het Wapen van Drie- bergen' (achtergrond, midden). Tegenover de kerk, tussen beide herbergen in - doch op deze prent door de grote inrijschuur aan het oog onttrokken - de pastorie van dominee Buddingh, in de Franse tijd een veel besproken doch weinig geacht man. |
|||||||||||||||||
zicht op de pastorie laat informe-
ren of dominee nog even terug wil komen om de vergadering, naar goed gebruik, met gebed te sluiten (dat doet-ie natuurlijk niet) gaan de ouderlingen en dia- kenen die avond onverrichter za- ke uiteen. Maar de kous is daar- mee niet af. Nog lang niet... Toen de brave dominee Henricus
van Wijck in 1789 het moede hoofd voorgoed ter ruste legde, had hij de gemeente van Drieber- gen 55(!) jaar gediend. Hij werd in het ambt opgevolgd door de jonge proponent Steven Adriaan Buddingh, die z'n theologische kennis had opgedaan aan de uni- versiteit van Harderwijk. Tijdens zijn bevestiging als predikant van Driebergen hadden de verzamel- de gelovigen te horen gekregen dat ze voortaan een heel andere man op de kansel en over de vloer kregen dan ze gewend wa- ren geweest. Maar daar was nie- mand van ondersteboven, het zou ook wel heel mal zijn geweest als zo'n jonge, vlotte vrijgezel niet anders dacht en sprak dan een 76-jarige grijsaard. Nee, 'ge- reformeerd' Driebergen vond dat best, al verwonderden velen zich al gauw over zijn vlotte handel en wandel binnen de gemeente. Dat hij graag een goede grap vertelde, a la bonheur, maar een gewaagde grap? Dat hij nog wel eens ver- keerde in de plaatselijke herber- gen, dat was tot daar aan toe, daar woonden ook schapen die hij had te hoeden. Maar zijn vrij- moedige benadering van de daar aanwezige dienstmaagden... Erger nog werd het toen de domi- nee zich ontpopte als een revolu- tionair, die de Bataafsche Vrijheid met lust omarmde, en zich bin- nen de kortste keren opwerkte |
|||||||||||||||||
Een vroege zomeravond, 13 mei
1802. In het zeskantige dorps- kerkje is de Driebergse kerken- raad in vergadering bijeen, 't Zal maar een korte vergadering zijn, want er is maar één agendapunt, de afhandeling van een routine- kwestie - het afsluiten van de dia- conie-rekening met de 'afgegane diacon' H. Floor. Dat neemt in- derdaad niet veel tijd in beslag, en ds Buddingh denkt de verga- dering al weer snel te kunnen be- sluiten. 'Ach dominee, nog even dit'. Ouderling Van Laar heeft nog iets op z'n hart. Hem is ter ore gekomen dat een aanstaande bruid (de datum voor het kerke- lijk huwelijk is al aangevraagd) al flink zwanger is. Dat kan zo niet passeren, en hij stelt voor de vrouw in kwestie stante pede in deze vergadering uit te nodigen, teneinde haar ernstig te onder- houden en te ondervragen aan- gaande het vaderschap. Ds Bud- dingh verschiet van kleur en wil het onderwerp wegwuiven: er is niets van waar. De bruid in kwes- tie is - zo drukt hij het uit - 'zo mager als een hond' en boven- dien acht hij de vergadering al ge- sloten. Maar de ouderlingen en diakenen houden aan: hier en nu! Met kwaaie kop staat de dominee op, beent de kerk uit en slaat de |
|||||||||||||||||
kerkdeur achter zich dicht. De
kerkenraadsleden zitten daar niet mee, ze hadden zo'n reactie wel verwacht, maar zijn vastbesloten hun zin door te zetten. En aldus wordt koster/schoolmeester Lof- feit naar de overkant gestuurd, naar de pastorie. Want de zwan- gere bruid is... de inwonende dienstmaagd van dominee Bud- dingh en ze zal eerstdaags gaan trouwen met... jawel, met domi- nee Buddingh! Beteuterd komt de koster na een
minuut of vijf terug, de a.s. domi- neese wenst niet te verschijnen. Ze heeft dat ook duidelijk gezegd. De meid van de dominee kan al- tijd aardig uit haar woorden ko- men, dat is in Driebergen wel be- kend. Maar ja, ze is als Haagse dame dan ook 'in meer dan één opzicht een mensch van meer dan gewoonen stempel', zo heeft ds Buddingh eens geschreven. Haar boodschap aan de kerken- raad getuigt ook nu weer van hel- dere woordkeus. Loffelt citeert (en zo wordt het ook genotu- leerd) : 'Zegt tegens den kerken- raad uit mijn naam dat ik wat in haar scheyt, en dat ze mijn gat kunnen kussen, zegt haar dat!' Daar is geen woord Frans bij... Nadat de kerkenraad koster Lof- felt nog eens met uitgestreken ge- |
|||||||||||||||||
18
|
|||||||||||||||||
Dick Steenwijk
|
|||||||||||||||||
j anuar i/Jehr uar i 199 7
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
DE PLEK
|
||||||||||||||
digde zich achteraf nog wel over
'de vroege ontbinding' van zijn vrouw, die - het zijn z'n eigen woorden - 'acht maanden en zes dagen te vroeg in het kinderbed was gekomen'. Voor de kerken- 't Dorp raad was het teveel van het goede Driebergen (de bekende druppel), en in een Afbeelding uit schrijven aan de classis, waarin Bultliuisen de bezwaren tegen Buddingh Bendorp: breed werden uitgemeten, ver- Vad. gezichten, langde de kerkenraad 'te mogen 1788. |
||||||||||||||
burgerlijke taken op zich nam.
Maar juist op het 'herder- en le- raarschap' van Buddingh viel zo- veel aan te merken... Het is niet de bedoeling van dit
artikel heel de groezelige was van de heer en mevrouw Buddingh buiten te hangen. Voor wie alvast de afloop weten wil: het huwelijk werd op de geplande datum ge- sloten. Ds Buddingh verontschul- |
||||||||||||||
tot secretaris van het plaatselijk
bestuur (1798-1802). Daar was Driebergen - indertijd ook al eens gecombineerd met Rijsenburg - slecht over te spreken. Dat de 'overigheid' moest worden ge- hoorzaamd, dat sprak vanzelf, maar met zoveel enthousiasme als de dominee aan de dag legde? En als die nou maar z'n herderlijke taak goed vervulde, dan was het nog tot daar aan toe dat hij ook |
||||||||||||||
19
|
||||||||||||||
januari /je b ruar i 1997
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
De 'ondeugd' yan dominee Buddingh
|
||||||||||||||
raad mee: 'Laat ze de zevenboom
gebruiken'. Met rood hoofd en zwaar gemoed keerde de arme vader huiswaarts. Schande! In het weerwoord van Buddingh lichtte de dominee 't nader toe - een wijd en zijd verbreid middel, de zevenboom stond niet voor niets bij alle boeren in de tuin... (ze- venboom= jeneverbes). In hun bewering dat het moreel
in Driebergen omstreeks 1800 te wensen overliet, spraken kerken- raad en dominee elkaar niet te- gen. Maar wel zocht de een bij de ander de oorzaak. Buddingh weet het aan kwade inborst en driften van achter de koeien en schapen opgevoede mensen, die hij toch nog zo dikwijls 'tot teugel' was geweest. De kerkenraad zag de predikant zelve als de grote boos- doener, die '...door zijn voorbeeld eene deur opende voor alle onrij- nigheid en hoererij die thans in onze gemeente meer dan ooit plaats heeft'. Had nog niet on- langs een jongeman (een aan- staand lidmaat) een proces aan z'n broek gekregen 'in cas van de- floratie' van z'n buurmeisje van de Hoendersteeg? Uit het verweerschrift van Bud- dingh blijkt ook dat in zijn tijd het vastenavond vieren in Drie- bergen nog in zwang was. Zich beklagend dat hij - om welke re- den dan ook - al jaren geen dienstmeid meer kon krijgen, leg- de hij uit dat hij in arren moede zich genoodzaakt had gezien 'ee- ne mensch van meer dan gewone stempel' in zijn dienst te nemen (zijn hiervoor reeds geciteerde bruid). Maar ook zij had helaas bloot gestaan aan debauche (vuil- spuiterij) en paskwillen (spotlied- jes), zoals op een avond, toen hij, Buddingh, zich nog wel in zeer |
ordentelijk en geleerd gezelschap
bevond. Een stel brooddronken jongekerels had de hele avond lang om de pastorie gerumoerd 'hetgeen men op zijn boersch een vastenavondpartij noemde'. Hier en daar zullen de bezwaarde
Driebergenaren - op vijf na schaarden zich alle manslidmaten achter het 'ontbindingsverzoek' van de kerkenraad - in hun getui- genissen de 'mis-daden' van Bud- dingh wel wat erg zwaar hebben aangezet. Maar Buddingh had, ondanks zijn wijdlopige verdedi- gingen, ook bij de classis geen poot meer om op te staan. Die classis schorste hem dan ook in de bediening van zijn ambt, de provinciale synode was 't er mee eens. Driebergen mocht uitzien naar een andere zielenherder, en vond die in de Werkhovense pre- dikant Johannes Amoldus Pluij- gers. 20 oktober 1803 schudde Bud-
dingh het stof van zijn voeten: met vrouw en zijn ruim één jaar oude zoontje keerde hij Drieber- gen voorgoed de rug toe. Hij kreeg het heilig kruis na en ... goede papieren mee. Het notu- lenboek van de kerkenraad bevat de aantekening "De kerkenraad voeld geene zwarigheid om het verzoek van ds S.A. Buddingh in te willigen en hem getuigenis te geven van onberispelijk gedrag, voor zoveel bekend is, sedert zij- ne dismissie tot zijn vertrek toe." Het gezin Buddingh reisde naar Holland, naar het dorp Kage. Daar vatte Buddingh de in Drie- bergen gebroken draad weer op: hij deed er al spoedig zijn intrede als predikant... |
|||||||||||||
worden ontbonden en ontheven
van zulk eenen voorganger, die in zijn betrekking als leraar aan deze plaats gene de minste nut kan aanbrengen...' Tegelijkertijd werd alle geschut in
stelling gebracht, werden alle mo- gelijke koeien uit de sloot gehaald en links en rechts getuigenissen afgelegd over de onheilige handel en wandel van Buddingh. Via woord en weerwoord ontstond een dik 'dossier Buddingh' bij de classis (RAU-Classis Rhenen/- Wijk, inv.nr 22). Met voorbijgaan aan de eigenlijke affaire bieden de ingediende stukken aardige door- kijkjes op de dorpssamenleving rond 1800, en worden en passant ook wat historische nieuwsfeiten aan onze kennis toegevoegd. Nooit geweten dat in begin 1795 het dorp Driebergen vol zat met franse soldaten (een cantonne- ring van wel 400 man), en dat er zelfs enige tijd een veldhospitaal moet zijn geweest. En passant wordt kennis aangereikt over een vrij algemeen toegepast middel om ongewenste zwangerschap- pen te beëindigen: de ze ven- boom. Zie het getuigenis van de wagen-
maker Comelis van Eist, wiens dochter in 1795 dienstmeid bij ds Buddingh was. Bij de dominee waren franse officieren ingekwar- tierd, en 't ging er lustig toe! Van Eist haalde daarom zijn dochter voor alle zekerheid mooi naar huis, waar hij haar op zolder 'ver- stak'. Maar al spoedig werd ze door franse soldaten teruggehaald naar de pastorie. Waarop Van Eist zich opnieuw met de domi- nee verstond, die hem verzekerde dat er niets onbehoorlijks met z'n dochter gebeurde. Maar voor het geval dat gaf Buddingh een goede |
||||||||||||||
20
|
||||||||||||||
j anuar i /Jeb ruar i 19 9 7
|
||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
B
|
•IE K E N S C H O
|
U W
|
|||||||||||||||||
W.H. de Beaufort
Vorig jaar is in het septem-
ber/oktobernummer (86, 1995, 100-104) van dit tijdschrift een artikel verschenen van de hand van Elio Pelzers over Willem Hendrik de Beaufort (1881- 1976). Diegenen onder u, die nieuws-
gierig zijn geworden naar het leven en werken van deze na- tuurbeschermer, worden thans op hun wenken bediend. De in het artikel aangekondigde biogra- fie is inmiddels verschenen. Dit boek is zowel chronologisch
als thematisch van opzet. Het eer- ste hoofdstuk bevat een overzicht van het leven van De Beaufort, met enige genealogische gegevens over de familie. Daarna worden in een drietal hoofdstukken de belangrijkste elementen uit het leven van De Beaufort besproken: natuurbescherming, jacht en de bosbouw. Deze thema's worden uiteindelijk geïntegreerd in de twee slothoofdstukken over het beheer van de landgoederen van de familie en de betekenis van W.H., zoals hij familie- en vrien- denkring werd aangeduid. Juist de combinatie van verschil- lende soorten activiteiten van De Beaufort en het feit dat hij zo nauw betrokken was bij vele or- ganisaties, maken zijn leven wer- ken. Zo stond W.H. mede aan de wieg van Het Utrechts Land- schap, maakte hij deel uit van het bestuur van de Vereniging tot Be- houd van Natuurmonumenten in Nederland en van de Nederland- se Bosbouwvereniging. Het boek geeft zo een goede indruk van de omgeving waarin natuurbescher- mers in het begin van deze eeuw elkaar vonden. |
|||||||||||||||||||
haar aartsbisschop, maar deze
werd door Rome niet erkend en zelfs geëxcommuniceerd. De Oud-Bisschoppelijke Cleresie ging op eigen houtje verder. Lan- delijk telt de kerk circa 8000 pa- rochianen, waarvan een relatief groot deel in Utrecht en in de Noord-Hollandse badplaats Eg- mond aan Zee. Het archief omvat de volgende parochies: St. Gert- rudis, St. Marie achter Claren- burg, St. jakobus, St. Marie op de Kamp en St. Nicolaas. (AvdZ) J.G. Riphaagen, Inventarissen van de ar-
chieven van de Oud-Katholiel<e parochies in de stad Utrecht en van het Collegium Pastorum Ultrajectensium, Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht, Utrecht 1996, 165 p., prijs ƒ 20,-. ISBN: 90-73190-12-6. |
|||||||||||||||||||
E. Pelzers, W.H. de Beaufort (1881-1976),
natuurbeschermer, bosbouwer en jager. StichtingTreekerElk 1996, nip. Het boek, dat ƒ 27,50 kost, kan alleen besteld worden via 't Schoutenhuis (het rentmeesterskantoor dat De Beaufort op- richtte). Postbus 13,3930 EA Wouden- berg, 033 - 286 11 66. (JL) |
|||||||||||||||||||
Euterpe 100 jaar
Een ordinaire ruzie was de
aanleiding. Vrijdag 24 juli 1896 besloten negen deftige heren, uit onvrede en ergernis over het be- stuur van mannenkoor Fidelio, een eigen mannenkoor op te rich- ten. Resultaat was het Utrechtse mannenkoor Euterpe, dat in 1996 haar honderdjarig bestaan vierde met een boekje over haar geschiedenis. Auteur is dirigent (niet van Euterpe) en student muziekwetenschappen Hans Noyens, die uitgebreid geput heeft uit oude verslagen van het bestuur. Het boekje is verzorgd uitgegeven, in eigen beheer. (AvdZ) Hans Noyens, Geschiedschrijving van
100 jaar Koninl(lijl( Utrechts Mannenl(oor Euterpe. Uitgegeven in eigen beheer, Utrechtl996, 79p. Prijs;/20,-. |
|||||||||||||||||||
Oud-Katholiek
Begin jaren negentig werden
in verschillende etappes de ar- chieven van de Oud-Katholieke parochies in Utrecht bij het Utrechtse gemeentearchief in be- waring gegeven. De Oud-Katho- lieke kerk dankt haar ontstaan aan het schisma van 1723. Het Utrechtse kapittel koos toen priester Comelis Steenoven tot |
|||||||||||||||||||
21
|
|||||||||||||||||||
januari /Je br uar i 1997
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
IVluus &
IJzerman
makelaardij
heeft hart voor
'Oud-Utrecht'
Aan- en verkoopbegeleiding
Taxaties Hypotheken Verzekeringen |
||||||||||||||||
Ttaditie, tijdschrift
over tradities en trends Je eet van een bord, je
begroet iemand door je rechterhand uit te steken, je viert je verjaardag. Zo doet iedereen het en niemand denkt er over na. Het lijkt wel alsof het nooit anders is geweest. Het zijn tradities die van ouders op kinderen over gaan. Er zijn ook gebruiken die pas kort bestaan. Bijvoorbeeld de gewoonte om iemand te feliciteren via een ad- vertentie in de krant. Een paar mensen beginnen er mee, het wordt een modeverschijnsel, een trend. Over al dit soort oude en nieuwe gebruiken en
gewoonten is te lezen in het tijdschrift: Traditie, tijdschrift over tradities en trends. Het laat op een heldere en levendige manier zien hoe achter de gewoonste dingen vaak een fascinerende wereld schuil gaat. Traditie, tijdsctirift over tradities en trends is een
toegankelijk geschreven tijdschrift dat vier keer per
jaar verschijnt. Het is rijk geïllustreerd in full-color en wordt uitgegeven door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur. Een jaarabonnement kost ƒ 30,- of Bfrs 600. Vraag een proefnummer aan bij tiet Nederlands
Centrum voor Vollfscultuur, Lucasbolwerlt 11, 3512 EH Utrecht {00-31-(0)30-2319997) |
||||||||||||||||
m
NVM
|
||||||||||||||||
r
|
||||||||||||||||
JSÊMuus & IJzerman
Telefoon 030-2J4 0008, Fax o}o-2}2 ig 70
Plompetorengracht 18, J512 CD Utrecht |
||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2623866/2626800
fax: 030-2623274
|
||||||||||||||||
Hierbij geef ik mij op als lid van de Vereniging Oud-Utrecht
naam
adres
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J >-D cn 5-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|og5
il»
jll |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
postcode
|
woonplaats
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geboortedatum
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a.u.b. aankruisen wat u kiest:
i met onmiddellijke ingang (u betaalt dan contributie over het lopende kalender-
jaar en ontvangt dan alle publikaties die dit jaar zijn verschenen) D met ingang van het volgende jaar
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maandblad en Jaarboek
Het Maandblad Oud-Utrecht geeft volop informatie
over de geschiedenis en het heden van stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en 'verenigingsnieuws' onmisbaar. Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen en om de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
®
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
• Elektra
• Klimaat
• Sanitair
• Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Tel. 030-288 24 64 Fax 030-288 57 33 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud-Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BEMIFORT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E L A A R S
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J&BConseilB.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
januari/jchruari 1997
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oud-utrecht
|
|||||||||||||||||
hier
postzegel plakken |
|||||||||||||||||
Vereniging Oud-Utrecht
Pr. Hendriklaan 76 3584 ER Utrecht |
|||||||||||||||||
Oud-Utrecht
'Vereniging tot beoefening en verspreiding
van de l<ennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht' opgericht in 1923 |
|||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES MAATKLEDING
OUDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74 |
|||||||||||||||||
IJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
|||||||||||||||||
TAILORSSINCE 1850
|
|||||||||||||||||
|i»ai'tl''m Hl!! ■ «
ENE/
Crediet en effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
|||||||||||||||||
Utrecht
|
||||||||
7 0c i (t a I ^ Cl i\ ^ n u lu lu e r 2
|
||||||||
Tsofouno
1937 - 1943 Een Utrechtse
buurtsynagoge Bij het afscheid
van C. Dekker Interview
na 35 jaar Utrecht Vingerhoeden
van Mariken Pieters
en Antonis van Gesteren Register 1996
|
||||||||
Op 20 september
j.l. nam prof. dr
C Dekker afscheid als rijksarchivaris en als hoogleraar |
||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Eendrachtlaan 260
3526 LB Utrecht Tel. 030-288 21 31 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
*;
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-2313804 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
J U R R I E ni S
|
BOUW
Restauratiewerken
Nieuwbouw
Onderlioud
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Aannemingsbedrijf
H.J. Jurriëns B.V. Sophialaan 1
Postbus 8110 3503 RC Utrecht Tel.: 030-2412 912 Fax: 030-2413 934 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Llil\t\l Allluillilli'. (nllnnlsjni
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
■/7/j^-O. //, Uy,yr//.W/. o.?o 2//<y^ 6Yy
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij drukken
ook
uw kosten
Bel ons voor een offerte
VOOR HET mooiste DRUKWERK
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
ff^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
&>LIS^f4N
BOUW&VASTGCXD
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
CASPARIE UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
:6'. jj ,r:
|
||||||||||||||||||||||||||
nr^.^C
|
||||||||||||||||||||||||||
-I?..\
|
||||||||||||||||||||||||||
JZ.
|
||||||||||||||||||||||||||
X
|
||||||||||||||||||||||||||
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
70e jaargang nr. 2 maart/april 1997 ISSN 1380-7137 Oud-Uircchl is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrechl, vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de l<ennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. Voorzitter: j.W. Lemaier
Secretariaat: Mw. J.C.M. Pennings, p/a Alexander Numankade 201, 3572 KW Utrecht. Penningmeester. P. Kroes V kunt zich opgeven als lid van de vereni- ging Oud-Utrecht door te schrijven naar: Oud-Utrecht, Pr. Hendriklaan 76, 3584 ER Utrecht. De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-ƒ 30,=; 65+ƒ 44,= per jaar). Contributie- en ledenadministratie: P. Kroes. Betaling contributie op giro 575520. Redactie: M. Dolfin, B. van den Hoven
van Genderen, J.Leguyt, M.C. van Oudheusden, P. Rhoen, B. van Santen, M. van de Vrugl, en A. van der Zeijden. Retitic/ieüdre.s:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving.- De Vormers, Utrecht
Druij: Casparie Utrecht
Oud-Vtrecht. Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 20 april 1997, verschijningsdatum Ijuni 1997. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 1/4 of 3 Vi inch floppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Het gebruik van tussen- kopjes wordt aangeraden; illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||||||||||||||||||
Het blad Oud-Utrechl is een uitgave van de Vereniging Oud-Utrecht en neemt naast allerlei artikelen
natuurlijk ook verenigingsnieuws op. De ene keer is dat meer dan de andere keer, afhankelijk van wat er aan informatie aangeleverd wordt. Er is een hernieuwd streven van bestuur en redactie om meer ruimte te creëren voor dit soort berichten en zo de leden en andere geïnteresseerden beter op de hoogte te houden van wat er te doen is. In de planning is opgenomen dat het blad altijd op of direct na de eerste van de maand bij u in de bus valt. Hoewel ieder onderdeel van het produktieproces nauwgezet gepland wordt - van redactie via vormgevers tol aan de drukkerij - kan er af en toe een kleine storing optreden, zodat het blad net één of twee dagen later dan gepland uitkomt en dat kan betekenen dat een aangekondigde activiteit al geweest is. Vandaar dal belangrijke activiteiten ruim van te voren aangekondigd worden. Deze maal is dat de voorjaarsledenvergadering die plaats zal vinden op 10 juni. Voorts is in dit nummer het register opgenomen, als altijd verzorgd door de heer van Antwerpen.
Daarvoor onze dank. |
||||||||||||||||||||||||||
Inhoud
|
||||||||||||||||||||||||||
27
28 31
34
36 37
38 42 27
44 |
||||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||||||||||||||||||
Tsofouno 1937 -1943 Een Utrechtse buurtsynagoge
Henk Reinders |
||||||||||||||||||||||||||
Bij het afscheid van C. Del<l(er Interview na 35 jaar Utrecht
Janna Leguyt en Albert van der Zeijden Agenda
De plelc De heks van Oostbroek
E.A. Kamp
Van de leestafel
|
||||||||||||||||||||||||||
Vingerhoeden van Maril<en Pieters en Antonis van Gesteren
Herman F. Boon en Catherjne A. Langedijk
Gouddiefstal uit de Utrechtse Munt
JanJaap Luijt
Romeinen De bevoorrading van de Romeinse grensforten
M. van de Vrugt Bijlage: Register 1997
R.P.M, van Antwerpen
|
||||||||||||||||||||||||||
maart/april 19 9 7
|
||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||
Tsofomw 1937 -1943
Een Utrechtse huurtsynagoge
|
||||||||||||||||||||
Wie zich als orthodoxe jood aan de regels wil houden, mag op sabbat (dat is
tussen de zonsondergangen van vrijdag en zaterdag) niet werken, rijden en dragen. Lopen mag men tot 2000 el buiten de woonplaats, ongeveer 1400 meter. Men mag wei kleding en sieraden dragen, maar bv. geen paraplu, tas of gebeden- boek. Het gevolg hiervan is, dat trouwe synagogebezoekers die ook op werk- dagen wel tot drie maal toe de synagoge bezoeken om te bidden, bij voorkeur in de buurt van het gebouw gaan wonen. Wie op sabbat uit het eigen gebeden- boek wil bidden, dient dit van te voren hebben gebracht. |
||||||||||||||||||||
Het aantal leden was toegenomen
tot 24 in 1792 toen men de gele- genheid kreeg om de leegstaande doopsgezinde kerk aan de Juffer- straat (nu Springweg) 164 te huren en als openbare synagoge in te wijden. Het jaar daarna werd het houden van particuliere diensten door het stadsbestuur verboden. In 1796 kregen de joden volledige burger- rechten: de Bataafse Republiek was na Frankrijk het tweede land dat deze belangrijke beslissing nam. Dit wilde overigens nog niet zeg- gen, dat daarmee de oude voor- oordelen en achterstelling op tal van terreinen in het openbare leven van de baan waren. Wel werd de vroegere macht van de pamassijns over de joodse gemeente beperkt en werd het mogelijk om in eigen huis of in een lokaal in de eigen woonbuurt diensten te gaan houden. In Utrecht werd deze mogelijkheid eerst 140 jaar later gebruikt. In 1809 was het aantal joden in
de stad al tot 352 toegenomen. Dit aantal groeide tot 659 in 1849. Van dit aantal woonden slechts 3 personen in de buiten- wijken. Deze wijken werden ge- bouwd na het slechten van de wallen tussen 1832 en 1837. Het toenemen van de joodse bevolking betekende nog geen gelijke groei in de geloofsbele- ving. De toenemende armoede in de 19de eeuw en de opkomst van de industrie werkten de arbeid op de sabbat en andere joodse feest- dagen in de hand. In de diamant- industrie werd wel de sabbalsrusl in acht genomen, maar Utrecht kende deze tak van industrie niet. De synagoge werd bouwvallig,
zodat er tijdelijk huisdiensten ge- houden werden, totdat het herstel |
||||||||||||||||||||
Het joodse leefpatroon
Een dienst kan pas worden
gehouden, als er 10 of meer vol- wassen mannen bijeen zijn. Ritueel meerderjarig wordt elke jongeman die op zijn 13e jaar bar-mit-zwah oftewel zoon van het gebod wordt tijdens een feestelijke dienst. Een van de aanwezigen kan de funktie van voorbidder, -lezer of -zanger vervullen. De aanwezig- heid van een rabbijn is niet vereist en vrouwen hebben geen sabbats- plicht. De aanleiding om met een groep
gelijkgezinden een eigen synago- ge in de woonbuurt te stichten kan zijn de te grote loopafstand, maar ook een verschil in opvat- ting met het bestuur van de offi- ciële synagoge. De meningen kunnen uiteenlopen over bv. orgelgebruik, of kunnen bestaan uit persoonlijke wrijvingen. De hoogte van de bijdragen voor plaatsengeld of voor het vervullen van een erefunctie tijdens de dienst kan voor minder draag- krachtigen een reden zijn om een eigen bedehuis te stichten. De synagoge is niet alleen bede- huis en ontmoetingsplaats, maar ook leerhuis en heet daarom ook wel sjoel, een Jiddische term, afgeleid van hel Duitse woord Schule. |
||||||||||||||||||||
Omdat het verbod om te werken
ook voor de joodse feestdagen geldt, zochten de joden meestal werk bij geloofsgenoten of vestig- den zij zich als zelfstandige, tus- sen de uitersten van straatventer tot zakenman of fabrieksdirecteur. |
||||||||||||||||||||
De joodse gemeente te Utrecht
Utrecht was de laatste van de
vier grote steden waar de joden zich vrij mochten vestigen. Wel was er in het naburige Maarssen een joodse gemeente die sedert 1720 een openbare synagoge be- zat. Omdat een aantal Maarssense joden hun beroep in Utrecht uit- oefende, lag het voor de hand dat de pamassijns bij het bestuur van deze gemeente een verzoek tot vrije vestiging in de stad indien- den. Dit gebeurde in het jaar 1788. Omdat de ideeën van de Eranse Revolutie ook in onze ge- westen weerklank vonden, stond het stadsbestuur de vestiging toe, mits men binnen de singels, dus in de stad zou gaan wonen. Een pas gevestigde joodse gemeen- te begint, zoals te doen gebruike- lijk, met een huissynagoge, omdat de groep nog klein is. Ook in Utrecht was de eerste vestiging in een woning, nl. in die van l.E. van Lier aan de Korte Nieuwstraat 12. |
||||||||||||||||||||
28
|
||||||||||||||||||||
HenkReinders
|
||||||||||||||||||||
maan/april 1997
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Er ontstonden plannen om een
synagoge in de wijk te stichten en daarom schreef de heer L. Engels- man een brief mede namens an- deren aan de pamassijns op 28 oktober 1937. Men verzocht om twee seforiem (tora- of wetsrollen) en een Aron Hakkodesj, d.i. een heilige arke of wetsrollenkast, te leen. Het bestuur schreef terug dat men wel wilde medewerken aan het houden van diensten in Tuindorp, maar alleen als een vereniging daarom verzocht. Er werd een vereniging opgericht met een voorlopig bestuur en 17 leden. Op 1 december vroeg deze vereniging of chewre, of het be- stuur van de grote synagoge een of meer leden wilde afvaardigen om de eerste dienst op 4 decem- ber een officieel aanzien te geven. Op die datum werd de dienst ge-
houden in de woning van de heer M. Onderwijzer, Prof. Pullelaan 33. Hierbij fungeerde de heer Onderwijzer als balkoure of voor- lezer en de heer A. de Haas, die het officiële bestuur vertegen- woordigde, als sjelie-ech tsibber of voorganger in het gebed. Op 2 december had het kerkbe- stuur van de joodse gemeente een overeenkomst gesloten met het voorlopige bestuur van de chewre. Hierin stond o.a. dat twee Heilige Wetsrollen met bijbehorende mantels, omwindsels en een Jad (handwijzer) ter waarde van f 1000,- in bruikleen werden ge- geven. De chewre diende zich aan de reglementen van de grote ge- meente en aan de aanwijzingen van de opperrabbijn te houden. Zoniet of hield men niet voldoen- de diensten, dan verviel de in- bruikleengeving. Eveneens op 2 december werd
d.m.v. een advertentie in het Cen- traal Blad voor Israëlieten in Neder- land om steun 'in natura' gevraagd in de vorm van torarollen, een Estherrol, versiering voor torarol- len, gebedskleden, die men omslaat tijdens het gebed, een achtarmige kandelaar en borden met het gebed voor het koningshuis. |
||||||||||||
Tsofcnmo of Noordwaarts in 1937
In de jaren dertig werd ten
zuidwesten van het fort Blauwkapel een buitenwijk. Tuindorp ge- naamd, gebouwd, gelegen binnen de gemeentegrenzen van Maartens- dijk. Er trokken veel middenstan- ders naar de nieuwe huizen, waar- onder ook joodse Utrechtenaren. Na verloop van tijd kwamen zij tot de ontdekking dat een loopafstand van ongeveer drie kwartier bij slecht weer en voor bejaarden be- zwaarlijk was. Wie zijn plichten trouw wil naleven gaat op vrijdag naar de avonddienst en op zaterdag naar de ochtend- en middagdienst. |
||||||||||||
Ie synagoge Ne- en de vergroting van het gebouw
derl. Isr. Gemeente in 1849 voltooid waren. De groei
Utrecht, Korte van de gemeente noopte pas tot Nieuwstraat U nieuwbouw in de jaren twintig van
Foto; auteur deze eeuw. Architect H. Elte ont-
wierp een nieuw complex met ken-
merken van de Amsterdamse School, zij het met een Griekse entree. Het nieuwe gebouw bood plaats aan 230 mannen en aan 150 vrou- wen op de galerij. Omdat op sab- bat geen vuur gemaakt mag wor- den, werden de diensten 's winters in een bijlokaal gehouden met ruimte voor 150 personen. In 1930 gaf de volkstelling in Utrecht een aantal van 1101 joden aan. |
||||||||||||
29
|
||||||||||||
maart/april 1997
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
Tsofouno 1937 -1943
Een Utrechtse huurtsynagoge
|
|||||||||||||||||||||
Na de feestdagen mocht men op
de sabbat over de zaal blijven beschikken. Van de opgeheven synagoge in Oudewater kreeg men een torarol in bezit, vier par- ticulieren gaven torarollen te leen en de Hoofdsynagoge in Amster- dam gaf een grote heilige arke in bruikleen. Het aantal leden was na twee jaar opgelopen tot 40. Er waren enige wrijvingen met de grote gemeente. Zo was de chewre niet vertegenwoordigd bij het 150-jarig bestaan van de grote synagoge en bij bar-mits-wah- vieringen hield men geen rugge- spraak met het synagogebestuur. Op 11 augustus 1941 bericht Het Joodsche Weekblad uit de notu- len van de grote gemeente dat er weer overleg komt. Het aantal leden van de chewre is dan 60 en ook niet-leden bezoeken de diensten. De duitse telling van 1 oktober 1941 vermeldt in Maartensdijk
166 joden, waaronder 67 buiten- landers. Er was wel een commissie om
bouwplannen te maken, maar het bleef bij plannen. In het boven- vermelde Weekblad van 17 april 1942 staat een voorstel van het
synagogebestuur om de chewre- sjoel tot wijksynagoge te bestem- men voor de bewoners van Tuin- dorp en de aangrenzende wijken. Op 8 mei kreeg de huurtsynago- ge deze hogere status en de heren L Leefsma, L Engelsman, B. de Vries en M. Onderwijzer van het chewre- bestuur werden tot gabbaj of bestuurders van de wijksynagoge benoemd. De ambtenaren en het zangkoor van de Springweg zou- den waar nodig hun diensten verlenen. De vreugde onder de leden van
Tsofouno om als tweede synagoge |
van de stad te worden be-
schouwd heeft nog geen jaar mo- gen duren. Op 23 april 1943 werd aan de joden het recht ont- zegd om in de provincie Utrecht te mogen verblijven. Aan burger- rechten van de joden had de be- zetter geen boodschap. Bij de volkstelling van 1947 lieten zich in Maartensdijk nog maar 61 per- sonen registreren, en van de 1866 joden die de stad Utrecht in 1941 telde, nog maar 381. Omdat van de grote gemeente de jaarverslagen uit de jaren denig en veertig spoorloos zijn en van de chewre geen reglement of notulen bewaard zijn gebleven, was het moeilijk om gegevens te verzame- len. Dank zij de medewerking van het stadsarchief, van enkele infor- manten en met berichten uit jood- se weekbladen kon een beknopte geschiedenis worden vastgelegd. Bronnen:
- Beem, J. De Utrechtse synagoge, Nl-
GUN, Utrecht, 1986 - Informanten; mevr. H. Romijn Luter-
aan te Utrecht; mevr. 5. Vorst te Ca- pelle aan de Ussel en de heer M. de Vries te Utrecht. |
||||||||||||||||||||
Op 5 december werd het voorlo-
pige bestuur aangevuld tot 5 leden en definitief benoemd. Als naam koos men Tsofouno, d.i. Noord- waarts, duidend op de ligging van de nieuwe wijk. Het bezoek aan de huissynagoge
nam gestadig toe en toen in 1938 de hoge feestdagen naderden, die altijd meer mensen trokken dan een sabbat, zocht men naar een grotere ruimte. De hoge feestda- gen vallen in de maanden sep- tember en oktober en betreffen: Rosj Hasjana of Nieuwjaar, Grote Verzoendag, het Loofhuttenfeest, het Slotfeest en Simchath Torah of Vreugde der Wet. Willem \an Noortplein
De Hervormde gemeente had
omstreeks 1927 een dubbel pand op de hoek van het Willem van Noortplein en de Pieter Nieuw- landstraat gebouwd als wijkge- bouw voor verenigingswerk en zondagsschool. Volgens het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 23 sep- tember 1938 kon men voor de hoge feestdagen en de tussenlig- gende sabbatdagen de beschikking krijgen over de grote zaal. Deze zaal was gebouwd in de vorm van een cirkelsegment met een gebro- ken zijde van 16 m. aan de bui- tengevelkant. De zijwanden wa- ren 7,5 m. lang en de korte wand aan de tuinzijde was een boog van 5 m. met 5 ramen. Halverwege de zaal stonden twee smalle pilaren. Men schutte voor de diensten een rechthoekige ruimte af in het mid- den van de zaal, met afmetingen van ca. 6 bij 4 m. Omdat een vrouwen- galerij ontbrak, zaten de vrouwen achter een dik tule gordijn aan de westkant, de heilige arke stond aan de oostzijde bij de tuinkant. |
|||||||||||||||||||||
Plattegrond wijk-
gebouw Willem van Noortplein. Gemeente Archief Utrecht |
|||||||||||||||||||||
I^^
|
|||||||||||||||||||||
30
|
|||||||||||||||||||||
®
|
|||||||||||||||||||||
maart/april 1997
|
|||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||
i
|
|||||||||||||||||||||
Bij het afscheid van C. Dekker
Interview na 35 jaar Utrecht
|
||||||||||||||||||
Op 20 september j.l. nam prof. dr C. Dekker afscheid als rijks-
archivaris in de provincie Utrecht en ais hoogleraar in de archiefwetenschap, alsmede de paleografie van de 14de tot en met de 17de eeuw aan de Universiteit van Amsterdam. Dit najaar verschijnt onder zijn redactie de grote provincie- geschiedenis van Utrecht. Reden genoeg voor een terugblik èn een vooruitblik... |
||||||||||||||||||
Globaal gezien komen er in ar-
chieven zo'n 60-90% genealogen. In het ene archief wat meer, in het andere wat minder. Bij het RAU lag en ligt het aantal gene- alogen betrekkelijk laag, dichter bij de 60 %. Daarnaast kwam er een categorie voor de middel- eeuwse en de kerkelijke archie- ven, zoals studenten die bezig waren met een scriptie en een en- kele keer ook een hoogleraar. Het aantal bezoekers en bezoeken is sindsdien vervijfvoudigd. (In 1961 kwamen er 503 bezoekers die het archief 2278 maal be- zochten, het aantal bezoeken is nu ongeveer 10.000 per jaar) De outillage is daarbij achter geble- ven. Door de explosieve groei van de bezoekersaantallen gaat de slij- tage van de stukken en met name van de verpakking veel sneller dan toen. Alle verfilmingsprojecten kunnen niet voorkomen dat dit proces verder gaat. Inventarisatie heb ik altijd als een
heel belangrijk aspect van het werk gezien. Een hoop papier op- slaan en bewaren is niet voldoende. |
||||||||||||||||||
Janna Leguyt
en Albert van derZeijden |
||||||||||||||||||
Archivaris
Waarom archivaris?
Toen ik 14 jaar was ben ik in de laatste week van 1949 met twee vriendjes naar het rijksarchief in Middelburg gegaan om mijn stamboom uit te zoeken. Ik ben dus via de genealogie tot de histo- rische wetenschap gekomen. Van het een kwam het ander. Ik ging in Gent studeren, waar een toon- aangevende medievistische school was in de traditie van Pirenne en Ganshof. Na mijn studie kreeg ik twee aanbiedingen om leraar te worden in Goes, maar ik heb toch voor het archiefwezen gekozen. In 1959 toog ik naar Den Haag voor mijn archiefstage en dat was toen nog onbetaald. Mijn vrouw heeft ons van een klein salaris on- derhouden, dat was echt armoe. Het liefst was ik daarna, toender- tijd althans, naar Middelburg ge- gaan, maar Utrecht was ook heel aantrekkelijk, door de centrale ligging en zijn prachtig middel- eeuws archief. U bent benoemd in april 1961.
Waaruit bestond uw taak? Het archief was gevestigd in een gebouw aan de Drift. Dit was veel te klein, ook omdat Muller in zijn eigenwijzigheid vond dat er wel een verdieping afkon. Aan de ene kant zat de gemeente, aan de an- dere kant het rijk en dat was toen |
||||||||||||||||||
strikt gescheiden. Van Campen,
de gemeentearchivaris was een beminnelijk man, Van de Ven, de rijksarchivaris had tirannieke trekken. Daar had ik geen enkel geestelijk kontakt mee. Ik heb zo'n twee jaar met hem moeten samenwerken. Mijn taak was het geven van inlichtingen en het in- ventariseren van archieven. Er waren de nodige vaste klanten, zoals een juffrouw die steevast boven de stukken in slaap viel. Daarnaast kwamen toen ook al veel genealogen en was er nog niets verfilmd. Bovendien moes- ten alle genealogische brieven uit en te na beantwoord worden. Dan krijg je wel werk! |
||||||||||||||||||
Aan het bureau
in het nieuwe gebouw aan de Alexander Numankade, 1369 |
||||||||||||||||||
31
|
||||||||||||||||||
maarl/apri l 1997
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
Bij het afscheid van C. Dekker
Interview/ na 35 jaar Utrecht
|
|||||||||||||||||||||
pleidooi gehouden voor het doen van
wetenschappelijk onderzoek door archivarissen, het zogenaamde grondslagonderzoek. Er werd betwijfeld of archivaris- sen zelfstandig onderzoek moes- ten doen. Dat heeft te maken met de twee stromingen in het ar- chiefwezen. De een legt de na- druk op het historisch-culturele wetenschappelijke aspect van het archief De ander ziet het archief- wezen als een verlengstuk van de administratie. De administratieve stroming heeft overigens gewon- nen, hoewel er nu langzamerhand een soort tegenbeweginkje op gang is gekomen. Mijn hart zit bij de wetenschap en ik zie daar een grote taak voor hel archiefwezen. Uw eigen wetenschappelijk werk kent
een aantal zwaartepunten: kerkelij- ke instellingen, historische geografie en paleografie. Institutionele geschiedenis wordt
bijna niet meer gedoceerd, dus als je daar een beetje vanaf weet, is het fijn om er over te publice- ren. Mijn werk over Zuid Bever- land was institutioneel en sterk historisch geografisch. Dat ik het landschap kende, ik ben er gebo- ren, speelde ongetwijfeld een rol. Dat was ook het geval bij het Kromme Rijn gebied, waar ik woon. Je ziet de vorm van de percelen en dat werpt vragen op. Het geldt niet voor dat laatste boekje over Eemland, want dat landschap ken- de ik zeer slecht. Waarin ligt uw affiniteit met kerke-
lijke instellingen? Ik ga altijd een beetje steigeren als
mij dat gevraagd wordt. Als het over waterschapsgeschiedenis gaat, wordt mij nooit gevraagd of ik af- finiteit heb met watergangen of sloten! Degene die al jaren bezig |
|||||||||||||||||||||
Het archief moet toegankelijk ge-
maakt worden voor het publiek. Tegenwoordig komen vele archi- varissen niet aan meer inventarisa- tie toe. Ik zet daar vraagtekens bij. |
naar de toekomst was modem.
Beelden, kruizen en ook archief- stukken werden in de uitverkoop gedaan. Bij de katholieken was dit nog sterker dan bij de protes- tanten. Ik heb hier wel met drie bisschoppen aan tafel gezeten. We hielden voorlichtingsbijeen- komsten voor kerkelijke autori- teiten. Alles zat daar naast elkaar: oud-gereformeerd, vrijzinnig en rooms. Je moest de mensen over- tuigen dat er voor het archief een mogelijkheid was. Er was sprake van een soort sneeuwbaleffect. k de rol van de archivaris veranderd?
Ja, men richt zich nu veel meer op de eigenlijke taak, dat wil zeg- gen het beheer van overheids- archieven. Terwijl ik altijd de me- ning heb gehad: wat fijn dat wij in onze collectie zulke belangrijke particuliere archieven mogen op- nemen ten behoeve van weten- schappelijk onderzoek en het algemeen belang. Tegenwoordig zijn de eisen die de archivaris aan de archiefvormer stelt veel hoger. De fixatie op management, een woord dat vroeger onbekend was, is hand over hand toegenomen. Dat is allemaal opgeklopt en ver- groot. Met name het centraal ni- veau, de centrale directie van de Rijksarchiefdienst, is enorm ge- groeid. Men gaf de archivarissen managementtaken: rapporten schrijven en nog eens rapporten schrijven! Het personeel is wel toegenomen, maar dit kwam niet ten goede aan het publiek. Dit is overigens een internationale trend. Om begrijpelijke redenen, want de hele maatschappij is ingewik- kelder geworden. |
||||||||||||||||||||
Acquisitie
Er waren in 1961 natuurlijk
minder archieven dan nu? Dat is waar, maar de middel- eeuwse kern was al aanwezig. Sindsdien geacquireerde archie- ven gaan zelden verder terug dan de 17de eeuw. De collectie is zeker toegenomen. Ik heb bijvoorbeeld de acquisitie van kerkelijke ar- chieven sterk bevorderd. De tijd was er rijp voor. In de jaren '60 en 70 heerste er een bepaalde mentaliteit bij de kerken. Kijken |
|||||||||||||||||||||
Middenjaren '70.
|
|||||||||||||||||||||
32
|
|||||||||||||||||||||
De onderzoeker
U heeft indertijd (1977) een
|
|||||||||||||||||||||
maart/april 1997
|
|||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||
Recente foto
|
||||||||||||
is met het uitgeven van de wer-
ken van Calvijn is een boeddist. Die kerkelijke affiniteit geldt maar voor één boek, dat over do- minee Budding. Dat was een stu- die waarvan ik wist dat mijn voorouders erin voorkwamen. Ik ben al vroeg begonnen met het maken van aantekeningen, niet wetend dat ik daar nog iets mee zou doen. Na mijn hartinfarct in 1985 moest ik totaal iets anders doen. Er is geen werk geweest, waar ik met zo veel plezier aan gewerkt heb. Ook nu krijg ik soms nog vragen over Budding en dan zeg ik, dat weet ik niet meer, ik ben nu teruggekeerd tot de watergangen in de 12de eeuw! Provinciegeschiedenis
Hoe bent u betrokken geraakt bij
de provinciegeschiedenis van Utrecht? Door een samenloop van omstan- digheden. Omdat ik mij in de provincie op historisch terrein bewogen heb, veel onderzoek heb gedaan en een grote parate kennis heb, is het vrij logisch dat ik bij zon project wordt inge- schakeld. Over een breed scala aan onderwerpen kan ik een woordje zeggen. Als archivaris krijg je natuurlijk een overzicht. De ene keer behandel je een pro- bleem uit de 18de, de andere keer de 19de of de zoveelste eeuw. Bovendien zijn er niet zoveel ar- chivarissen die zoals ik vanaf 1961 - hoe lang is dat - in hetzelf- de archief hebben gezeten. Tien jaar geleden hebben we al gesproken over de mogelijkheid van een boek over de provincie, maar toen waren er teveel lacu- nes. Toen is door professor Van Winter, dr. Berents en mij een la- cunelijst opgesteld. Dat had een groot resultaat. Er is de afgelopen |
10 jaar enorm veel gedaan aan de
geschiedenis van Utrecht. Wat heeft de lezer te verwachten?
Het boek komt in het najaar van 1997 uit. Drie delen van onge- veer 1000 pagina's totaal, die een overzicht geven van de geschie- denis van de provincie in zijn huidige vorm. De opzet is chro- nologisch-thematisch. Elk deel begint met het landschap en daarna volgen economie en staat- kundige geschiedenis. Het boek is gebaseerd op de literatuur die voorhanden is. Dat is een bewus- te keus. Het is een samenvatting van wat er nu bekend is. Tot nu toe is er veel gepubliceerd over de stad Utrecht, maar het is lang ge- leden dat er iets over de provin- cie als geheel verschenen is. Struick wilden we niet overdoen. Wij hebben ons de moeilijke taak gegeven, om een provinciege- schiedenis met nadruk op de pro- vincie te schrijven. De stad, die in de werkelijkheid zo gedomineerd heeft, mag in het verhaal niet do- |
|||||||||||
We werken met een beredeneer-
de bibliografie en niet met noten. Als je historici en zeker mediëvis- ten kent, die geen twee woorden kunnen schrijven zonder dat dit door een noot gerechtvaardigd is, begrijp je dat dit niet zonder meer gepasseerd is. Het werd door de praktijk ingegeven. Som- mige auteurs maken veel noten, anderen weinig. Het wordt dan een hybridisch geheel. We pre- tenderen een geschiedenis te schrijven, niet voor historici, maar voor gewone mensen. Die hebben meer aan een beredeneer- de bibliografie. Het werk is be- doeld als een synthese voor een groter publiek. |
||||||||||||
33
|
||||||||||||
maan/april 1997
|
UTRECHT
|
|||||||||||
Agenda
|
||||||||||||||||
'Franse' wandeling en historisch
concert in Utrecht Op zondag 25 mei organiseert
de Vereniging Oud-Utrecht i.s.m. het Historisch Platform en de Al- liance Frangaise een ochtend-wan- deling die ons voert langs plaat- sen waar de sporen zijn te vinden van de Fransen die door de eeu- wen heen Utrecht hebben aange- daan. Tijdens de wandeling zal natuurlijk ook uitgebreid inge- gaan worden op gebeurtenissen en personen die voor het onder- werp van belang zijn. De Franse invloed steeg tot een hoogtepunt in de zeventiende en achttiende eeuw, onder andere door de komst van veel Franse protestanten na het Edict van Nantes in 1685. De Franse tijd bracht ook veel Fransen naar de stad, onder wie Lodewijk Napoleon, die in 1807 een paleis liet bouwen aan de Voorstraat. Isabella van Tuyll van Seroosker- ken, beter bekend als Belle van Zuylen, is een goed voorbeeld van de Franse culturele invloed. Zij was tweetalig, evenals de meeste Stichtse adel en het patri- ciaat, en zij schreef uitsluitend in het Frans. De wandeling begint bij de Dom,
een product van de Noordfranse gothiek, en zal eindigen op de Drift, niet ver van het voormalig paleis van Lodewijk Napoleon. Het geheel wordt verzorgd door rondleiders van 't Gilde: de heer j.E.A.L. Struick, oud-archivaris van de stad Utrecht, mevrouw W. Winkelman en de heer R. Vermeer. De wandeling eindigt in de statige
Renaissance-hal van het Letteren- gebouw aan de Drift 21, waar U een kopje koffie of thee en een broodje kunt gebruiken. |
||||||||||||||||
Voorjaarsledem>ergadering 1997
Het bestuur van de Vereni-
ging Oud-Utrecht nodigt de le- den uit tot het bijwonen van de Voorjaarsledenvergadering op dinsdag 10 juni 1997 om 19.30 uur in het SNK-gebouw, Plompe- torengracht 3 te Utrecht. Agenda
1. Opening
2. Notulen van de najaarsleden
vergadering op 29 oktober 1996 (ter inzage) 3. Ingekomen stukken en mede-
delingen 4. Presentatie jaarrekening 1996
3. Mededelingen vanuit de Ver- eniging 6. Bestuurswisseling
De bestuursleden Hennie Zoon-
tjes en Lotty Broer treden af. Voorgesteld wordt Ilse de Wit en Jacquelien Vroemen te benoe- men tot nieuwe bestuursleden. Tegenkandidaten kunnen wor- den gesteld door tenminste tien leden, die hiervan tot drie dagen voor deze vergadering schriftelijk mededeling doen aan de secretaris. 7. Jubileum Vereniging in 1998
8. Rondvraag
9. Sluiting
Na afloop van deze voorjaarsle-
denvergadering zal er een veiling plaats vinden van boeken en tijdschriften van een oud-lid van onze Vereniging, dr A.H. Holtz. Deze boeken en tijdschriften met betrekking tot de geschiedenis van stad en provincie Utrecht werden door de heer Holtz aan Oud-Utrecht nagelaten. Het be- stuur meent met deze veiling, waarvan de opbrengst bestemd is voor het lustrum in 1998, een goe- de bestemming te hebben gevon- den voor deze collectie. Ook le- |
||||||||||||||||
den kunnen ten bate van het lus-
trum ter plekke boeken ter vei- ling aanbieden over de geschie- denis van stad en provincie of plaatsen in de provincie. Dit kan per exemplaar (in geval van dure boeken) of gebundeld per on- derwerp (maximaal 5). Ook kan men op een papiertje een aandui- ding van de inhoud geven, bij- voorbeeld '5 boeken over de ge- schiedenis van de Bilt'. Als veilingmeester zal optreden de heer Jos Lemaier, voorzitter van Oud-Utrecht. De boeken en tijd- schriften liggen vanaf 19.00 uur ter inzage. Afsluiting met een drankje.
|
||||||||||||||||
Lezing en toneel over dagelijks
leven Utrechters Op zaterdag 5 april houdt
bijzonder hoogleraar Utrecht- studies dr. P.D. 't Hart een le- zing geuteld: Wie hel kleine niet een... Zijn uitgangspunt is 'verhalen' .
Met verhalen kun je proberen de sfeer van de tijd te doorgronden en ze kunnen dienen om bepaal- de structuren of mechanismen te illustreren. Illustreren doet ook de instant-
theatergroep die na de lezing een speciaal voor deze gelegenheid gemaakt stuk genaamd Utrecht zegt voor u zal opvoeren. Na de voorstelling is er gelegen- heid om te borrelen. Tijd: zaterdag 5 april om 14.30 uur
Plaats; Parnassos, Kruisstraat 201, Utrecht Toegang; ƒ 10,- voor leden, niet-leden ƒ15,-. Er zijn nog enkele kaarten te koop.
U kunt zich telefonisch opgeven bij de fam. De Wit, tel. 030-2617274, bij voor- keur tussen 19.00 en 20.00 uur 's avonds. |
||||||||||||||||
34
|
||||||||||||||||
maar t/ apr il 199 7
|
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE PLEK
|
||||||||||||||||||||||||||
De heks
van Oostbroek
|
||||||||||||||||||||||||||
greep een balk van de hooizolder
vast en was dan ineens verdwenen. De knecht stelde zich de daarop volgende keer verdekt op. Na de verdwijning van zijn meesteres pakte hij eveneens de balk beet, voelde zich plotseling opgetild en door de lucht weggevoerd. De luchtreiziger belandde nabij Wijk bij Duurstede in een verborgen en onderaardse schuilplaats, te midden van een samenkomst van heksen, door zijn meesteres voor- gezeten. Het gezelschap was zeer verbaasd
de ongenode gast te zien binnen- vallen. Hij moest vertellen hoe hij hier was gekomen. Zijn meesteres wilde haar nieuwsgierige knecht op staande voet doden, maar de ande- ren hielden haar tegen. Wanneer de man beloofde een volkomen stilzwijgen in acht te nemen, zou hem geen leed worden aangedaan. De knecht deed de gewaagde toe- zegging en kon de vergadering als stomme getuige bijwonen. Na af- loop gebood zijn meesteres hem met haar mee te gaan. Samen op |
een stok gezeten, reisden ze door
het luchtruim huiswaarts. Onder- weg passeerden ze een diep moe- ras met riet begroeid. De heks be- sloot zich van de lastige getuige te ontdoen. Ze gooide hem naar be- neden. Gelukkig belandde hij aan de rand van het moeras en bleef daar met een gebroken been liggen. Daar werd de ongelukkige gevon- den door enkele veenarbeiders die hem naar Culemborg brach- ten. Aan de schout deed hij een uitgebreid verhaal van zijn bele- venissen. Onmiddellijk werd het bisschoppelijk gerecht op de hoogte gebracht. Die toog onmid- dellijk naar Oostbroekerland om de heks te vangen. Ze werd ge- grepen en in de kettingen gelegd. Na enkele pijnlijke verhoren be- kende ze en werd tot de brand- stapel veroordeeld. |
|||||||||||||||||||||||||
Nabij Oostbroek woonde een weduwe die een
groot huis en veel land in pacht had van de abdij (afbeelding). Ze werd voor zeer bemid- deld aangezien en haar knechten behoorden tot de geziene lieden van de streek. Eén van hen kwam op een ogenblik tot een merkwaardige ontdekking. |
||||||||||||||||||||||||||
Het gebeurde vooral in het
najaar herhaaldelijk dat zijn meesteres 's nachts afwezig was. De knecht, nogal nieuwsgierig uitgevallen, besloot de gangen van de weduwe na te gaan. In het holst van de nacht verliet zij haar woning, ging naar een schuur. |
||||||||||||||||||||||||||
(Bron: Utrechts Katholieli Dagblad, 08 ja-
nuari 1949. Oorspronkelijk verhaal van Dirk Corneliszoon, burgemeester van Gouda gedaan in het jaar 1540.) |
||||||||||||||||||||||||||
Uitsnede uit een
Itaart van enicele landerijen van de Sint Laurensabdij te Oostbroek (1648).Linl(shet 'öos' van Oost- broek, rechts de Kromme Rijn met een boerderij. Foto: Rijlfsarchief Utrecht, Archief S(. Laurensabdij. |
||||||||||||||||||||||||||
36
|
||||||||||||||||||||||||||
E.A. Kamp
|
||||||||||||||||||||||||||
i^uiiy j^vM
|
||||||||||||||||||||||||||
maart/april 1 997
|
||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||
FEL
|
|||||||||||||||||||||||
VAN
|
DE LEESTA
|
||||||||||||||||||||||
Woerden
In de negentiende eeuw werd
er een duidelijk onderscheid ge- maakt tussen stadsheelmeesters en geneeskundigen-ten-plattelan- de. Als dorp mocht je al blij zijn een eigen dokter onder de inwo- ners te tellen. Dat merkten ook de gemeenten Waarde.r en Driebrug- gen. In 1883 overleed Jan J. Rom- bach, die al decennia daar de heelkunde uitvoerde. Een opvol- ger kon niet snel worden gevon- den. Omliggende gemeenten de- den het voorstel, een gezamenlijke geneesheer aan te stellen. Omdat Driebruggen de eis stelde, dat de arts in dat dorp diende te wonen, werd het een kostbare zaak. Er was nl. geen dokterswoning, dus die moest speciaal gebouwd wor- den. De gemeenteraden overleg- den regelmatig met elkaar, maar na iedere overeenstemming schrok men toch weer terug voor de kos- ten en kwamen de besluiten op losse schroeven te staan. Pas toen de burgemeesters de koppen bij elkaar staken kon er een gemeen- schappelijke geneeskundige dienst worden opgericht. R. Alkemade beschrijft in het december 1996- nummer van Heemtijdinghen de geschiedenis van deze dienst en de artsen, die er voor gewerkt hebben. Belangrijk was Wilhelm Poolman, die in 1896 werd aan- gesteld. Hij was de oprichter van Het Groene Kruis, een provincia- le vereniging voor ziekenverzor- ging- |
|||||||||||||||||||||||
licht, maar door regelmatig huis-
bezoek won Riemens ook het ver- trouwen van deze Hooglanders. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat was hij met de fiets onder- weg om mensen te bezoeken en onderweg praatjes te maken. Op afgelegen boerderijen organi- seerde hij bijbellezingen, waar- van soms de nieuwsgierige koeien verwijderd moesten worden. Door de grote afstanden in de gemeente konden begrafenissen nogal eens uitlopen: soms was de stoet meer dan anderhalf uur onderweg. In 1908 verliet Rie- mens Hoogland voor een beroep elders. |
|||||||||||||||||||||||
tenplaats Bij dorp nabij Loenen.
De uit Brabant afkomstige dokter zag zijn gezin snel uiteenvallen. In 1871 overleed zijn vrouw, ter- wijl twee zoons toen net het ou- derlijk huis hadden verlaten om carrière te gaan maken in Neder- lands-Indië. Heimwee verteerde vooral de oudste zoon, die echter zijn post op een plantage niet durfde te verlaten, uit angst ont- slagen te worden. Twee dochters van Valkenhoff maakten weinig aanstalten een 'amant' te gaan zoeken: liever plukten ze fruit in de tuin en hielden ze zich onledig met hand werkjes en het verzor- gen van papa. Zus Marie echter zocht het avontuur en vertrok naar Indië om haar broers te bezoeken. De reis eindigde anders dan ze zich had voorgesteld: bin- nen het jaar maakte tyfus een ein- de aan haar leven. Daarmee waren de rampen niet voorbij: broer Josef, die voor Marie vlakbij zijn huis in Indië een tombe had opgericht, stierf in 1890 aan cholera. Vader Valkenhoff volgde zijn zoon vier jaar later in het graf. |
|||||||||||||||||||||||
Maarssen
Begrafenissen zijn het onder-
werp van de herinneringen van G.J. van Vliet, die van jongs af aan betrokken was bij het begra- feniswerk. Zijn vader, een man- denmaker, werd rond 1900 steeds vaker gevraagd om te hel- pen bij begrafenissen: het werk van 'aanzeggen', het verzorgen van de kist, aangifte doen op het gemeentehuis en het opstellen van de rouwcirculaires. De een zijn dood, de ander zijn brood bleek ook op te gaan in de con- currentiestrijd met de doodgraver in het naburige Tienhoven. Toen vader Van Vliet aangaf, te willen stoppen, liet deze concurrent met- een weten dat hij het bedrijf van Van Vliet had overgenomen. Van Vliet antwoordde met een cir- culaire waarin hij het weten dat er van overname geen sprake was. Het eind van het liedje was dat er twee begrafenis- verenigingen ontstonden, aldus het artikel in het februarinummer 1997 van Historische Kring Maarssen. |
|||||||||||||||||||||||
Hoogland
In het laatste nummer van de
tweede jaargang van De Be waars- man, het tijdschrift van de Histo- rische Kring Hoogland, wordt de geschiedenis verhaalt van domi- nee J. Riemens. Hoogland, een overwegend katholieke gemeente, vervulde in het nogal orthodox- protestante noordoosten van onze provincie de functie van vrij- plaats. Dat paste goed bij Riemens, die niets moest hebben van star- heid en scherpslijperij. Sommige conservatieve gemeenteleden von- den de jonge dominee en zijn plagerijtjes -zo zette hij modeme gezangen op het programma- te |
|||||||||||||||||||||||
37
|
|||||||||||||||||||||||
Loenen
In de Vechtkroniek van de-
cember vorig jaar komt ook een arts voor: Henricus B. Valkenhoff. Deze met een nazaat van Olden- bamevelt getrouwde medicus vestigde zich in 1852 op de bui- |
|||||||||||||||||||||||
F. Vogelzang
|
|||||||||||||||||||||||
maart/apri 1 1997
|
|||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||
Vingerhoeden
|
|||||||||||||||||||||
\an Manken Pieters en Antonis yan Gesteven
|
|||||||||||||||||||||
De put aan de Bergstraat
In een afvalput aan de Berg-
straat in Utrecht werden in 1991 enkele messing voorwerpen ge- vonden'. Het bleken gesoldeerde vingerhoeden te zijn, die nog niet af waren (zie foto). Sommige za- gen eruit als probeersels of mis- lukkingen. De maker ervan had het solderen kennelijk nog niet onder de knie. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat ter plaatse een vingerhoedmakerij gevestigd was. Gezien de bij- vondsten zou dit in de zeventien- de eeuw geweest moeten zijrf. De put lag achter het pand Berg- straat 14 tegen de grens met nr, 12. Het moest mogelijk zijn te achterhalen wie in de 17de eeuw de eigenaren van dit perceel wa- ren. Ze worden vermeld in de transportakten, vaak met hun be- roep erbij. Helaas bleek het be- roep vingerhoedmaker in de ak- ten van de Bergstraat niet voor te komen. Wel werd duidelijk dat niet zelden een perceel aan de Bergstraat verkocht werd samen met het erachter gelegen perceel aan de (Lange) Koestraat. De vingethoedmakersfamilie Schot
In de Koestraat blijkt wèl een
vingerhoedmaker te hebben ge- woond. Op 15 augustus 1659 sloot Maria Losser een plecht (hy- potheek) van ƒ 2000 af op haar huis in de Koestraat, dat zich uit- strekte tot aan de Bergstraat'. Ma- ria was de weduwe van jacob Claesz Schot, in leven vingerhoet- maecker. Vermeld werd dat het oorspronkelijk twee eigendom- men waren geweest, die nu ver- timmerd waren, en voorts dat Ja- cob het ene verkregen had van Thonis Hendricksz van Geeste- ren, zijn stiefvader, en van zijn |
|||||||||||||||||||||
zuster en broers bij akte op 4 juli
1643 en het andere van Claes Aertsz van Sweserengh op 25 ja- nuari 1638 bij transport. De familie Schot eigenaren \an
de put? De plaats van de put is aan te
wijzen op de oudste kadastrale kaart van 1832. Bergstraat 14 heeft het kadastrale nummer 803 (zie kaart), dat het kreeg bij de in- voering van hel kadaster. De eige- |
|||||||||||||||||||||
is het nodig de achtereenvolgen-
de eigenaren, te beginnen bij de beide ijzerkopers, in de tijd terug te volgen, want huisnummers be- stonden nog niet. Wel werden in transportakten de belendingen opgegeven. Aftellen van de hoek van de straat zou tot een verkeer- de conclusie kunnen leiden, om- dat af en toe panden zijn samen- gevoegd of gesplitst. |
|||||||||||||||||||||
Eigenaren van Koestraat 41
De koop van de stal aan de
Koestraat door Pieter Barbas werd gevonden op de datum 12 april 1813*. In de akte werden enkele voorafgaande transporten ge- noemd. Vroegst genoemde eige- naar was Gerrit van Meurs, die het op 30 december 1756 ver- kocht'. Hij bezat ook het aan- grenzende pand aan de westzijde, dat hij behield, evenals een erf direct achter de stal. Op 12 augustus van dal jaar had van Meurs de twee naast elkaar liggende percelen gekocht uit de boedel van de overleden Ida van Wijck'. Op beide stond toen een huis. In nauwelijks 4'/! maand moet hij dus het oostelijke huis hebben verbouwd lot of vervan- gen door een stal. Aan de achter- zijde liepen de erven van de twee huizen door tot aan de achterzij- de van de stal of grutterij van Gijsbert van Lochorst aan de Bergstraat. Wel had van Meurs nog een gang die uitkwam op de Bergstraat. Deze gang is op de ka- dastrale kaart nog te zien als on- derdeel van nummer 804 en liep precies over de afvalput, die toen natuurlijk gedempt was. Wanneer en van wie de familie Van Wijck de beide naast elkaar gelegen huizen in bezit had ge- kregen is niet bekend. Om toch |
|||||||||||||||||||||
naar in 1832 was jacobus Ber-
bers, een ijzerkoper, die meer onroerend goed bezat. Het ach- terliggende huidige perceel Koe- straat 41 bestond in 1832 uit de kadastrale nummers 886 (aan de straat) en 804, 805 en 806 (ertus- senin). De nummers 804 en 805 hoorden eveneens aan Jacobus Berbers, 886 en 806 waren eigen- dom van een andere ijzerkoper Pieter Barbas. Opmerkelijk is dat aan de Koestraat (op 886) toen alleen een stal stond. Om zeker te weten of Jacob Schol of wellicht nog een andere vin- gerhoedmaker heeft gewoond op de plaats, waar de vingerhoeden in de afvalput werden gevonden. |
|||||||||||||||||||||
38
|
|||||||||||||||||||||
Herman F. Boon
en Catherine A. Langedijk |
|||||||||||||||||||||
maan/april 1997
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
verder in de tijd terug te kunnen
gaan moeten we de transportak- ten van de buurhuizen bestude- ren. Voor het huis ten westen er- van komen we op 29 mei 1660 als oostelijke belending tegen: van outs Henrick van Wijch en nu de weduwe van Claes Schot. De broers Jacob en Claes zijn hier met elkaar verward. Claes woon- de ook in de Koestraat maar te- genover de stadsmuur. Met Ja- cobs weduwe wordt Maria Losser bedoeld, zijn tweede vrouw. Zij had het huis nog maar sinds 31 maart van dat jaar in eigendom. De omschrijving luidde toen: huysinge en cameren ende het secreet daarinne, leggende achter het huis. Het gaat hier dus om het westelij- ke van de twee, dat nooit in het bezit van Jacob is geweest. Ook met het pand ten oosten van de twee percelen konden we zo teruggaan en dan blijkt dat op 8 augustus 1655 de westelijke belending ervan inderdaad van Jacob Schot was. Dit is het ooste- lijke pand dat hij op de al eerder genoemde datum 4 juli 1643 ver- kreeg door vererving, het huidige nummer 41. Hiermee is bewezen dat de afval-
put, waarin de vingerhoeden en halffabrikaten werden gevonden zich op of achter het perceel van Jacob Schot bevond. |
||||||||||||||||
Omdat het net als bij de percelen
in de Koestraat ook nu niet dui- delijk is wanneer en van wie van Wijk ze in bezit had gekregen, moeten we naar de westelijke be- lending in 1718 kijken. Als we hiermee teruggaan in de tijd, vin- den we inderdaad dat op 23 ok- tober 1651 het perceel aan de oostzijde van Mr. Jacob Schot was. De aanduiding Mr. geeft aan dat hij een belangrijk man was. Dit perceel, het westelijke van de twee aan de Bergstraat, had hij bij transport op 25 januari 1638 verkregen van Nicolaes Aertsz van Sweserenge, blauwverver, en diens zuster en zwager. Het ging hier om een huis en daarachter gelegen stallinge, poort, poort- weg en schuer. Het huis had in 1584 de naam 't Hof ter Wey. Als woonplaats van Jacob werd op- gegeven: buiten bij Vianen. Hij- zelf werd hierbij ook als eigenaar van de oostelijke belending ge- noemd. Dit oostelijke perceel met huysse
ende hofstede aan de Koestraat (nu nr. 41) en de erachter gele- gen camere (woning) aan de Bergstraat (nu nr. 14) werd ech- ter pas aan hem getransporteerd op de genoemde datum 4 juli 1643. Hiervóór was het welis- waar van zijn stiefvader Antonis Hendricksz van Gesteren, maar het was Jacob al toegekend op 22 maart 1633 na de dood van zijn moeder Mariken Pieters. Dit was toen vastgelegd in een z.g. maeck- gescheyt met zijn stiefvader, zijn broers Samuel, Jan, Claes en Isaack en zijn zuster Adriaent- gen. Zijn moeder en stiefvader hadden het op 22 juli 1630 ge- kocht van Mathijs van Lienden, een lakenkoper. Er stonden toen een huis en een schuur op. Van Lienden had het op 16 mei 1626 bij wilhg decreet gekocht van Claes Jansz van Cuylen- borch', die het sinds 1584 bezat en wiens beroep niet be- kend is. Al met al bezat Jacob, en zeker
zijn weduwe, een heel complex van huizen en bijgebouwen. |
||||||||||||||||
Het octrooi \an Jacob Schot
De Staten Generaal verleen-
den Jacob Schot op 27 januari 1632 octrooi op het maken van vingerhoeden'. Uit de beschrij- ving blijkt, dat het om een giet- proces ging. Bijzonderheden wer- den niet gegeven. Als woonplaats van Jacob werd Vianen opgege- ven. Het octrooi was geldig in de Verenigde Nederlanden voor een periode van negen jaar. Des te opvallender is het dat de gevonden vingerhoeden niet zijn gegoten, maar gesoldeerd. Het is onwaarschijnlijk dat Jacob later in Utrecht nog gesoldeerde vin- gerhoeden heeft gemaakt, te meer omdat de Staten Generaal zijn oc- trooi op 5 januari 1641 nog met vijf jaar verlengden', een teken dat hij het gietproces ook werke- lijk toepaste. Als de vingerhoeden door Jacob
Schot gemaakt zouden zijn, zou dat vóór 1632 geweest moeten zijn, maar toen woonde hij nog in of bij Vianen. De conclusie is dat zijn moeder Mariken Pieters en Antonis van Gesteren ze gemaakt moeten hebben tussen 1630 en 1632. Dezelfde vingerhoeden zijn voorzo-
ver bekend nooit elders gevonden. Dit vvTJst erop dat ze slechts kort geproduceerd zijn of misschien niet eens in productie genomen. Vestiging van de familie Schot
in Utrecht Mariken Petersdochter, Ja-
cobs moeder, was afkomstig uit Dordrecht. Daar trouwde zij op 18 mei 1597 in de Hervormde Augustijnenkerk met Claes Ja- cobssoon Schot, die uit Brussel kwam. Aanvankelijk woonden zij in Dordrecht, waar in januari 1600 zoon Jacob werd gedoopt. Op 16 juli 1601 werd vader Claes |
||||||||||||||||
De vingerhoeden.
Foto: auteurs |
||||||||||||||||
Eigenaren van Bergstraat 14
Voor de erachter gelegen er-
ven aan de Bergstraat kan een zelfde zoektocht gedaan worden. Hierbij hoeven we niet uit te gaan van het jaar 1832, want we weten inmiddels dat grutter Gijsbertus van Lokhorst ze in 1756 in eigen- dom had. Van hem teruggaande komen we op 4 november 1718 uit bij Johan van Wijk, koopman in paarden, met de omschrijving: een huis en een stal met omtrent 6 voeten erf uitkomende in de Koey- straat. Deze Johan van Wijk bezat tot 1718 twee panden naast el- kaar aan de Koestraat mèt de er- achter hggende percelen aan de Bergstraat. |
||||||||||||||||
39
|
||||||||||||||||
maart/april 199 7
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
andere plaats zou kunnen gaan.
Dat hier Geesteren in Gelderland bedoeld wordt blijkt uit de pro- curaties, waarvan er een is gepas- seerd voor de bewindslieden over het ambt Steenier in het graaf- schap Zutphen (= Steenderen bij Baak) en de andere in de stad Borckeloo, waarbij Geesteren ligt. Het meest waarschijnlijk is dat Antonis uit dit laatste Geesteren, dus uit Gelderland kwam. Niet uitgesloten is dat het gezin van Antonis' ouders uit Brabant ver- huisd is naar Geesteren en daarna de naam van dit dorp heeft aan- genomen. In de betreffende archie- ven in Gelderland zijn geen akten uit die tijd bewaard gebleven. Het conflict met de boeren in 1628 dwong Antonis en Mariken naar een andere behuizing uit te zien, maar twee jaar later, op 26 februari 1630, toen het paar een testament liet maken, woonde het nog steeds aan het Zwarte Water". Maar dat zelfde jaar nog kochten ze de panden van Ma- thijs van Lienden aan de Koe- en Bergstraat. Waarschijnlijk hebben zij van 1628 tot 1630 wel vinger- hoeden geproduceerd, maar dit hoeft niet per se aan het Zwarte Water geweest te zijn. Het nieuwe bedrijf aan de Koe- straat had tenminste één nadeel; er was geen stromend water om een rad aan te drijven; er moest altijd van paardenkracht gebruik gemaakt worden. De watermolen of rosmolen was nodig om draai- banken aan te drijven. Hierop werden de werkstukken na het rondbuigen van een reepje metaal en aan elkaar solderen van de einden afgedraaid. Zoals aan de vondsten te zien is, waren de te solderen randen afgeschuind, een bekende techniek om de smelt- hitte beter te concentreren op de soldeerplaats en tevens een min- der dikke naad te krijgen. Door het afdraaien kregen de vinger- hoeden pas echt een regelmatige ronde vorm. Daarna werden ze in een draaibank rondom geput met een wielstempel. De top werd vervolgens erin gesoldeerd. |
|||||||||||||||||
Vingerhoeden
\an Manken Pieters en Antonis van Gesteven
|
|||||||||||||||||
veen de goot en het rad onklaar
hadden gemaakt door er mest op te gooien. In de vroedschap ont- spon zich daarop een discussie over de vraag of de gegeven ver- gunning niet in strijd was met het akkoord, dat met de Oostveners over deze vaart was gesloten. Kennelijk was de toestemming te lichtvaardig gegeven, want de stadsadvocaat werd met de zaak belast'\ Hoe de zaak afliep, is niet bekend. |
|||||||||||||||||
poorter van Schoonhoven. Daar-
bij en bij de doop van enkele an- dere kinderen gaf hij als beroep sweertveger (wapensmid) op. Mogelijk dat door het 12-jarig be- stand (1609-1621) de hoeveel- heid werk te wensen overliet, want, toen hij op 29 november 1621 burger van Vianen werd door aflegging van de borgereedt, was hij vingerhoedmaker'. Het ligt voor de hand, dat hij de kunst van het maken van vingerhoeden in Schoonhoven had geleerd. Daar woonde sinds 1612 Baptista van Regemorter'", een van de oudst bekende vingerhoedma- kers in de Nederlanden". Claes Schot heeft in Vianen niet lang geleefd, want op 14 januari 1625 bij het afgeven van een procuratie was Maria Petersdr zijn weduwe". Drie jaar later woonde Manken vlak bij Utrecht buiten de Weerd aan het Zwarte Water. Op 14 ja- nuari 1628 vroeg zij als vinger- hoetmaeckster aan Burgemeester en Vroedschap van Utrecht ver- gunning om besijden hare huisse aent Swarte Water te mogen stellen een schepradt omme doort verval vant water vingerhoeden te maken'K Zij zette dus het ambacht voort, wellicht met hulp van enkele zoons, die allen bedreven waren in het maken van vingerhoeden. Drie zoons, Jacob, Samuel en Jan werden bijna altijd vingerhoed- maker genoemd, Claes en Isaack soms; meestal werd als hün be- roep trompetmaker opgegeven. De vergunning werd na inspectie ter plaatse verleend onder voor- waarde dat de scheepvaart niet gehinderd zou worden en het er- naast gelegen schut geen schade zou lijden. Drie maanden later, op 21 april 1628, stond Mariken alweer voor de vroedschap met de klacht dat de boeren van Oost- |
|||||||||||||||||
Antonis Henricksz van Gesteven
Een jaar later, op 20 april
1629 lieten Mariken Pieters en Antonis Henrickssoon van Geste- ren door de notaris huwelijkse voorwaarden opmaken". Beiden woonden op dat moment aan het Swarte Water. Bepaald werd dat, als hij het eerst zou sterven, al het vingerhoedsgereedschap aan haar zou komen. Het huwelijk werd op 6 mei 1629
gesloten in de gereformeerde Jacobskerk. Vermeld werd dat Theunis Heyndricx uit Gaesteren kwam". Welke plaats hiermee be- doeld werd is niet zonder meer duidelijk. In Schoonhoven werd een attest voor het huwelijk te Utrecht afgegeven, waarin stond dat Teunis Hendrickss van Geesteren uit Brabant kwam". Dan zou het Limburgse Geijsteren bedoeld moeten zijn, omdat dit deel van Limburg toen bij Brabant hoorde. Dit is echter moeilijk te rijmen met een uitkoopakte van 26 november 1644', waarin vijf zusters van An- tonis werden genoemd. Van hen woonden er drie in Baak, een in Bathmen en een in (Gees)teren, dus alle vijf binnen een straal van 12 km. De eerste letters van de laatste plaatsnaam zijn onleesbaar, zodat het in theorie ook om een |
|||||||||||||||||
40
|
|||||||||||||||||
maart/apri I J 99 7
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||
Antonis weduwnaar
Antonis en Mariken hebben
niet lang samen plezier gehad van hun bedrijf binnen de stadsmu- ren. Op 18 december 1632 liet Mariken bij haar thuis haar testa- ment veranderen'". De notaris be- schreef haar als zxeckelyck van li- chame op 't bedde üttende. Haar zes kinderen benoemde zij tot erfgenamen. Korte tijd later stierf ze, waarna op 22 maart 1633 het genoemde maeckgescheyt werd opgesteld. Zoon Jacob zou daar- bij de vingerhoedmakerij voort- zetten. Een dag later, bij het af- sluiten van een huurcontract voor het huis de Drye Hammen in Schoonhoven, dat van Mariken en haar eerste man Claes Schot geweest was", werd Antonis vinger- hoedmaker genoemd. Toen Mari- ken nog leefde werd hij voorzo- ver bekend nooit zo aangeduid. Mariken was de vingerhoed- maakster en het lijkt erop dat hij het vak in de zaak van zijn vrouw geleerd heeft. Het lag voor de hand dat Antonis
vooralsnog het bedrijf voortzette. Jacob woonde nog bij Vianen. Sa- muel was verhuisd naar Aken en oefende daar blijkens een akte van 4 juni 1533 het beroep van vingerhoedmaker uit'°. Jan woon- de in ieder geval tot zijn huwelijk in 1633 aan de Koestraat'". Hij verhuisde naar de Weerd, waar ook zijn schoonouders woonden, en ging daar vingerhoeden ma- ken, zoals blijkt uit enkele dienst- contracten met knechten, die hij afsloot in april 1638^'. De behuizing aan de Koestraat en de Bergstraat (aan elk nog pas één perceel) bleek toch te klein om allen en ook het bedrijf te huis- vesten, want Jacob, die er zou komen wonen, had een gezin gesticht met Gij.sbertjen van Sun- deren. Zij had bovendien al een kind, Joris Ettison, uit een eerder huwelijk. Maar ook Antonis her- trouwde binnen l'A jaar na de dood van Mariken met Dirckgen Peters van Royen, die sinds 9 ja- nuari 1632 verderop in de Koe- straat woonde^ Zij was weduwe |
||||||||||||||||
van Sander Jansz Ogelbee en
bracht een jonge dochter Johanna mee. Verder woonden Marikens twee jongste kinderen Isaack en Adriaentgen nog bij hem. |
||||||||||||||||
Aan de Korte Viesteeg
Antonis kocht daarom op 4
juni 1636 voor zijn gezin 't Ver- gulde Peen aan de oostzijde van de Korte Viesteeg, waar tegen- woordig de Sint Jacobsstraat loopt'. Op 17 mei van dat jaar had hij al een akkoord gesloten met zijn nieuwe buurman over een loden afvoergoot". Ook aan deze steeg was hij volgens een ak- te van 19 juli 1639 nog steeds vingerhoedmaker". Antonis was niet onbemiddeld. Verscheidene buurtbewoners waren hem bedragen schuldig, die aangewend waren om een huis te kunnen kopen". Een deel van dat geld kan van zijn echtgenotes gekomen zijn, die beiden weduwe waren. De vinger- hoedmakerij zal echter ook lucra- tief geweest zijn, vooral omdat het octrooi van Jacob hem, even- als zijn stiefzoons, vanaf 1632 een voorsprong op concurren- ten gaf. Antonis moet gestorven zijn in
de periode mei tot juh 1644. Omdat zijn dood niet in Utrecht geregistreerd is, zal hij ergens anders overleden zijn. In het- zelfde jaar nog, op 21 oktober, werd zijn weduwe Dirckgen van Royen begraven. Noten
1. Oud-Utrecht, januari-februari 1994, 9
2. Met dank aan de heerT. Pot
3. GA Utrecht inv. nr. 3243 Transporten
4. Notaris Daniel Rother NAU293 a20
nr218 5. Notaris Jacob Smit NAU201 a6 nr. 134
6. GA Utrecht inv. nr. 207, Decreetboeken
1626,633 7. ARA 1.01.02 Staten Generaal 1632:
12304, fol. 99v; G. Doorman: Octrooien voor uitvindingen in de Nederlanden uit de 15e-18e eeuw ('s Gravenhage 1940) 8. ARA Staten Generaal 12306, fol. 134v
|
||||||||||||||||
9. RA Zuid-Holland Vianen DTB 15
10. GA Haarlem Coll.DTB inv.nr. 48,304
11. CA. Langedijk:Ant/eir januari 1995,
4-15 Nederlandse zilveren vinger- hoeden vanaf de 16de tot het einde van de 18de eeuw 12. RA Zuid-Holland Vianen 7
13.UtrechtArch.2, Inv.l21,62v 14. G. van Klaveren Pz: Economisch-
historisch jaarboek 3 (1917), 3-69 Bescheiden betreffende een verdwenen Nederlandsche nijverheid: de vinger- hoed-industrie 15. Notaris Gerrit van Waey NAU19 b1
16. GA Utrecht DTB 94-331
17. GA Schoonhoven Trouwen 7 II
18. Notaris Gerrit van Waey NAU19 c3
19. Notaris Nidaes van LostadtNAUIOalS
20. Utrecht Huwelijksboek 95,127
21. Notaris Nidaes van LostadtNAU10a21
22. Notaris Gerrit van Waey NAU 19 a7
fol. 77 23. Notaris Gerrit van Waey NAU19 aio
nr.95 24. GA Utrecht inv. nr. 3243 Transporten
1.4.1634,141: ƒ 400,-a5'/i%ZZ Koestraat
25.1.1636,28-31:
ƒ 400,-a 6% bij St. Catharynepoort
18.4.1638,158-159:
ƒ 200,-ZZ Koestraat
29.5.1640,159-160:
ƒ 300,-a 6% NZ Koestraat
18.3.1644,112-113:
ƒ 300,- ZZ Koestraat
1.5.1644,192-193:
ƒ 100,-NZ Koestraat
alle plechten t.b.v. Antonis
Hendricksz van Gesteren
|
||||||||||||||||
De vingerhoeder),
foto: auteurs |
||||||||||||||||
41
|
||||||||||||||||
taart/april 199 7
|
||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||
Gouddiefstal uit
de Utrechtse Munt Goud en zilver hebben op de mens altijd een grote aantrekkingskracht gehad.
Diefstal van deze metalen heeft in de geschiedenis dan ook meer dan eens plaats gehad. Sommige dieven kwamen er mee weg, doch anderen liepen door onachtzaamheid tegen de lamp. Johan Adam Matthijsze behoorde tot de dieven van de tweede soort. Hij liep tegen de lamp nadat de Utrechtse zilversmid Johannes de Brieder op 24 oktober 1800 tegenover de Schout verklaarde dat een werknemer van de Munt stukjes zuiver goud te koop had aangeboden. Naar aanleiding van deze verklaring stelde de Schout een onderzoek in dat leidde tot de aanhouding van de smeltersknecht Johan Adam Matthijsze. |
|||||||||||||||||||
ca. 200 kg.). Dit grote verschil
werd door de muntmeester aan- vankelijk geweten aan de slechte kwaliteit van de grondstoffen, maar dat veranderde toen na het vertrek van Matthijsze de verhe- zen weer binnen de gestelde mar- ges vielen (afb. 1). Muntmeester Langerak du Mar- chie Sarvaas begon Matthijsze te verdenken van diefstal van goud uit de smelterij van de Munt. Zijn verdenkingen jegens Matthijsze werden versterkt door enkele in het oog lopende transacties die Jan Matthijsze deed na zijn ver- trek van de Munt. Zo kocht hij diverse onroerende goederen, wat in zijn omgeving aanleiding gaf tot geroddel. Jan Matthijsze's plotselinge rijkdom gecombineerd met de goudverdwijningen bij de Munt, gaven de muntmeester aanleiding om de algemene aan- klager te verzoeken een onder- zoek naar de gewezen smelters- knecht in te stellen. Jan Matthijsze moest voor het gerecht verschij- nen dat hem aan een verhoor on- derwierp. Uit deze verhoren bleek dat hij in 1800 voor een ge- wezen smeltersknecht zeer wel bemiddeld was. Hij bezat een huis buiten de Catharijnepoort ter waarde van 2.194 gulden, twee kameren in de Catharijne- straat van respectievelijk 550 en 582 gulden en 15 stuivers en de genoemde herberg aan het Vre- denburg, goed voor nog eens 1.175 gulden. Daarnaast hadden verscheidene personen geld van hem geleend voor een totaal van 3.100 gulden en had Matthijsze in het voorgaande jaar een lening van 400 gulden afgelost. Tot slot had hij over het lopende jaar reeds voor 1.100 gulden aan di- verse rekeningen betaald. Voor het gerecht verklaarde Matthijsze dat zijn spontane rijkdom voort- kwam uit een prijs van 5.000 gul- den die hij in de loterij had gewonnen. Het gerecht geloofde dit niet en arresteerde hem op grond van de verklaring die de zilversmid Johannes de Brieder eerder had afgelegd. |
|||||||||||||||||||
Smelterknecht Matthijsze
Johan Adam Matthijsze, bij-
genaamd Matthijs de Hoezaar, werd rond 1764 in Walstein in de Pfalz geboren. Zijn opleiding was waarschijnlijk beperkt, zodat hij als huzaar dienst nam in het leger. In 1792 lag johan Mathijsze's garnizoen gelegerd in Utrecht; de stad waar hij in hetzelfde jaar in de Catharijnekerk met de rooms- katholieke Hendrika Mastwijk trouwde. Hendrika was voor Johan Mathijsze de reden zich in Utrecht te vestigen en voor 25 gulden het burgerschap te verwerven. Als smeltersknecht kreeg Johan Mat- thijsze een aanstelling bij de pro- vinciale Munt, in welke hoeda- nigheid hij de verantwoordelijkheid droeg voor het goud en zilver dat geraffineerd moest worden. De jaren negentig van de achttien- de eeuw werden gekenmerkt door economische achteruitgang, die zijn weerslag vond in een af- nemende vraag naar nieuwe munten. Als gevolg van de terug- loop in werkzaamheden, zag munt- meester Langerak du Marchie Sarvaas in juli 1797 zich genood- zaakt een aantal van zijn werkne- mers te ontslaan. Onder de onge- lukkigen bevond zich ook Johan Matthijsze. Toen in oktober 1798 |
|||||||||||||||||||
de werkzaamheden voor het munt-
bedrijf weer toenamen, mocht Jo- han Matthijsz op zijn aanhou- dend verzoek, wederom als smeltersknecht zijn werk hervat- ten. Hij bleef dit werk doen tot 15 maart 1800, de dag waarop hij zelf ontslag nam. Naar zijn zeg- gen zag hij af van zijn werk aan de Munt om zijn vrouw te kun- nen helpen in de huishouding. Ruim een week na zijn ontslag kocht de gewezen smeltersknecht de herberg 't Schot'. In deze bij de Catharijnepoon gelegen herberg begon hij een tapperij in sterke drank en dun bier. |
|||||||||||||||||||
Onverklaarbaar verlies
Gedurende het laatste dienst-
verband van Jan Matthijsze aan de Munt, had de muntmeester ondervonden dat het verlies bij het opwerken van oud goud on- verklaarbaar hoog was. Het verlies aan goud was zelfs zo groot dat de muntmeester op het punt had gestaan de Munt stil te leggen. Het verlies over iets meer dan een jaar bedroeg 1.175 mark goud tegen ongeveer 400 mark over vergelijkbare perioden in het verleden (het verschil van ca. 800 mark komt overeen met |
|||||||||||||||||||
42
|
|||||||||||||||||||
Janjaap Luijt
|
|||||||||||||||||||
maart/april 1997
|
|||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
De bekentenis
Bij een tweede verhoor be-
kende Johan Matthijsze dat hij verschelde malen goud en zilver had gestolen van de Munt. Hij verklaarde dat hij hiermee al was begonnen gedurende zijn eerste dienstverband en toen had gepro- beerd het gestolen goed te verko- pen bij de goud- en zilversmeden in de stad. De Utrechtse goud- en zilversmeden hadden de zaak echter niet vertrouwd en geweigerd het in te kopen. De weigerachtige houding van de goud- en zilver- smeden had Matthijsze genood- zaakt zich te wenden tot Samuel Israël Boas, een opkoper in oude kleren en galon (lint voor het ver- sieren van kleding), waarmee hij in het verleden al eerder zaken had gedaan. De broeders in het kwaad troffen elkaar in twee bui- ten de stad gelegen herbergen ge- naamd 'De Halve Maan' en 'Het Fortuin'. In die herbergen droeg Matthijsze het goud over aan Boas, die het gestolen goed verkocht in Amsterdam. Na een geslaagde ver- koop in Amsterdam kon Matthijsze zijn geld bij Boas komen halen. Deze manier van handelen ging goed totdat Samuel Israël Boas werd aangehouden voor het he- len van gestolen paarden. Boas werd veroordeeld tot tien jaar ge- vangenschap, zodat Matthijsze genoodzaakt was zich te wenden tot een nieuwe heler. In de pro- cessen-verbaal ontbreekt de naam van deze heler. Johan Matthijsze verklaarde dat
hij in ieder geval 840 gulden en 5 stuivers had ontvangen voor het gestolen goud, maar later ook nog een onbekende som geld, waarvan hij zich de hoogte niet kon herinneren. Dat deze onbe- kende som geld een groot kapi- taal vertegenwoordigde, blijkt uit de bekentenis waarin Jan Mat- thijsze verklaarde dat de helft van zijn bezittingen afkomstig waren van de diefstal van goud uit de Munt. In een van de processen- verbaal gaf de overheids contro- leur aan de Munt, de waardijn, op hoe groot de verliezen op de |
|||||||||||||||
raffinage van
het goud waren gedurende de aanwezigheid van Johan Mat- thijsze aan de Munt. Op basis van deze gege- vens blijkt dat in die periode voor ongeveer 10.000 gulden aan goud van de Munt ver- dween.
|
|||||||||||||||
afbeelding 1
|
|||||||||||||||
De \eroordeling
In de rechtzaak die volgde
werd Johan Matthijsze 'diefstal van iemand bij wie men inwoont' ten laste gelegd. De filosofie achter de terlastelegging was dat Mat- thijsze de diefstallen had ge- pleegd, terwijl het goud door de muntmeester aan hem was toe- vertrouwd. Aangezien het goud en zilver voor het vermunten door vele handen ging, was de muntmeester genoodzaakt ver- trouwen te stellen in zijn werkne- mers. Dat Johan Matthijsze dit vertrouwen had geschaad, werd als extra misdadig beschouwd, te- meer omdat bij dergelijke vergrij- pen nauwelijks viel na te gaan wie de diefstal had gepleegd. In de stad Utrecht konden derge- lijke diefstallen worden bestraft met de doodstraf. De openbare aanklager eiste deze straf, doch het gerecht vonnisde aldus: '[Hij zal] ... met een strop om den hals, aan de galg vastgemaakt, strenge- lijk met roeden worden gegees- seld en gebrandmerkt, en voords te worden gebracht in het dezer stads werkhuis, om aldaar geduu- rende den tijd van veertien achter eenvolgende jaaren met zijner Randen arbeid den kost te gewin- nen ... bannende hem gev[angennel wijders na exspiratie van voors- [chreve] tijd, zijn leven lang ...'. Daarnaast moest Johan Matthijsze het gestolen goud aan de munt- meester retourneren of de waarde van dien vergoeden. |
|||||||||||||||
De muntmeester vorderde direct
zijn vergoeding, maar die lag ho- ger dan wat Matthijsze kon terug- betalen. Aangezien Matthijsze in het gevang zat, viel niet te ver- wachten dat hij alsnog snel de schuld zou kunnen voldoen. De muntmeester liet daarom Johan Matthijsze failliet verklaren. Doordat Matthijsze in gemeen- schap van goederen was ge- trouwd, trof dit faillissement ook zijn vrouw, Hendrika Mastwijk. Over hoe het haar verging gedu- rende de gevangenschap van haar man is weinig meer bekend. Tot twee keer toe kreeg Johan Matthijsze verkorting van zijn ge- vangenschap. De uiteindelijke da- tum waarop hij in vrijheid gesteld zou worden was 3 januari 1811. Hij zou de smaak van de vrijheid echter niet meer proeven; hij stierf in gevangenschap in april 1810. Simon Schoennudter
In het jaar van de aanhou-
ding van Matthijsze vond nog een diefstal plaats aan het Utrechtse munthuis. 'Voor die diefstal werd ene Simon Schoenmaker, arbeider op de Munt, aangehouden. Hij verklaarde bij het schoonmaken van een hal in de Munt enkele stukken ongemunt goud en zilver te hebben gevonden. Deze stuk- ken goud en zilver had hij meege- nomen en bij verschillende goud- en zilversmeden in Utrecht te koop aangeboden. |
|||||||||||||||
43
|
|||||||||||||||
maart/apri l 1997
|
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
Gouddiefstal uit
de Utrechtse Munt |
||||||||||||||||||
:l o M E I N E
|
)N
|
|||||||||||||||||
De bevoorrading van de
Romeinse grensforten De Romeinse expansiepoli-
tiek ten noorden en ten oosten van de Beneden-Rijn kende enige tijdelijke successen. De tegensla- gen overheersten echter en dit leidde ertoe dat keizer Claudius in 47 n. Chr. deze politiek defini- tief liet varen. Hij schakelde over van een offensieve op een defen- sieve strategie ten opzichte van de Germanen. Deze omschakeling leidde tot de organisatie van een verdedigingsstelsel langs de Rijn, bestaande uit een gordel van wachtposten en kampen. Van dit limes-systeem dat zich geleidelijk ontwikkelde in de 250 jaar van zijn bestaan, zijn in ons land mei name de meest westelijke kam- pen Valkenburg, Zwammerdam, Utrecht en Vechten door stelsel- matige opgravingen goed be- kend. Claudius en zijn opvolgers streef-
den naar rust en orde en zetten daartoe de al door Augustus mei succes gevoerde politiek voort. Zij lieten de inheemse sociale structuren in stand. Ook verleen- den zij aan gewillige leden van de bovenlaag het Romeinse burger- recht en gebruikten zij op ruime schaal lokale hulptroepen ter on- dersteuning van de legioenen. De bevoorrading van de grotere en kleinere legereenheden kon niet met deze politiek in slrijd zijn. Zij moest dus niet door rooftochten en afpersing van de plaatselijke bevolking, maar op correcte wijze geschieden. Sommige producten, als wijn en
olijfolie moesten over lange af- stand worden aangevoerd; andere konden ter plekke worden ver- bouwd of moesten worden aan- gekocht in de wijde omgeving. Een bewijs voor de ordelijke aan- |
||||||||||||||||||
koop van vee, bedoeld voor con-
sumptie, levert de zogenoemde koopakte van Tolsum. Tolsum was een terp, even zuide- lijk van het huidige Franeker, die omsireeks 1910 is afgegraven. Tijdens de werkzaamheden vond men een groot aantal interessante vondsten die nu in het Fries Mu- seum in Leeuwarden bewaard worden. Daaronder ook een Ro- meins schrijftafeltje dat een in het Latijn gestelde koopakte bevat. Er is wel aan de echtheid van dit stuk getwijfeld, maar eind 1994 is door het Centrum voor Isoto- pen-onderzoek te Groningen met behulp van de versnelde 14C- methode aangetoond dal de akte stamt uit de Romeinse periode. Nadere technische datering is vanwege diverse oorzaken onmo- gelijk. Nu over de echtheid geen twijfel
meer bestaat, zou gedacht kun- nen worden dat de inhoud van de akte gebruikt zou kunnen wor- den om de datering nader te ver- fijnen. Dit is echter maar beperkt het geval. Er zijn inderdaad twee getuigen bij de transactie, waar- van niet alleen de naam, maar ook het legioen waarin zij dien- den, wordt genoemd. Deze twee legioenen I (Germanica) en V (Alau-dae) waren slechts gedu- rende de periode van 10 lot 70 tegelijkertijd in Germania Inferior gelegerd. Dit lijkt de datering te beperken, doch verdere gegevens zijn niet voor handen. De vermel- ding aan hel slot van de acte van de datum 9 september tijdens het consulaat van C. Fufius en Cn. Minicius zou het hele probleem van de datering kunnen ophef- fen, ware het niet dat dit consu- laat niet te daleren valt. Wat kenschetst verder de inhoud van de acte? De overgeleverde ro- |
||||||||||||||||||
foto; Pas de vijfde goudsmid, Abraham
Het Nederlands Rutgers, had interesse in hel aan-
Muntmuseum, geboden edelmetaal en was tot
Utrecht aankoop over gegaan. Tegenover
het gerecht verklaarde Simon
Schoenmaker dat hij van de zil- x'ersmid 48 of 50 stuivers voor het spul had gekregen. Rutgers kon wel herinneren dat hij het gestolen goed had gekocht, maar was vergeten voor welke prijs. Schoenmaker verklaarde tijdens het verhoor een persoonlijke vriend te zijn van Jan Matthijszc. Simon Schoenmaker werd voor de eenmalige diefstal veroordeeld tot ie pronk staan en 6 jaar gevangenis. Hij zat zijn volledige straf uit en kwam vrij in 1806. Bronnen:
- Gemeentearchief Utrecht, Stads-
archief II, inv. 380, 2244, 3243 en 3245. - Gemeentearchief Utrecht, Stads-
archief III, inv. 469,470 en 524. - Gemeentearchief Utrecht, Retro-acta
van de Burgelijke Stand, inv. 106 |
||||||||||||||||||
44
|
||||||||||||||||||
naarlJapril 19 97
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
meinsrechtelijke koopakten stam-
men uit ver van elkaar verwij- derde gebieden. Toch blijken zij te worden gekenmerkt door een vast patroon, waarvan die uit Tol- sum slechts op twee punten af- wijkt. Voorop in iedere acte treft men de namen van de koper en de verkoper, de koopprijs en de omschrijving van het gekochte aan. In de akte van Tolsum is het object een rund. Indien nu een transactie slaven of vee betrof, volgde standaard een tweede on- derdeel, waarin de verkoper ver- klaarde dat het gekochte vrij was van verborgen gebreken. Dit ele- ment en het gebruikelijk instaan door de verkoper voor uitwin- ning ontbreken in deze akte. Ver- der volgen nog in iedere akte de vermelding van de plaats waar en de datum waarop het contract is gesloten. Een koopakte tenslotte eindigt met de namen en zegels van de getuigen, alsmede die van de verkoper. Hoe kan nu het niet vermelden
van de vrijwaring tegen verbor- gen gebreken en uitwinning wor- den verklaard? Uit het vervolg van de akte kan worden afgeleid dat zij is opgemaakt nadat al aan de hoofdverplichtingen uit de koopovereenkomst, te weten de levering van het rund enerzijds en de betaling van de koopsom anderzijds, was voldaan. Voorts moet ook gekeken worden naar de functie van de akte. Zou de koper, Gargilius, een veeboer zijn geweest, dan had hij een duide- lijk belang bij de vrijwaring voor verborgen gebreken gehad. Geen boer die op melkproductie is ge- richt, wil zijn veestapel uitbrei- den met een koe die niet meer kan kalveren! Is de koper echter iemand die verantwoordelijk is voor de aanvoer van vlees dat be- |
|||||||||||||||||
stemd is voor onmiddellijke con-
sumptie in een legerplaats, dan is slechts de algemene gezondheid van een koe van belang. Het kunnen beschikken over een akte is voor zo'n leverancier van grote betekenis. Hij kon er im- mers mee bewijzen dat hij het rund op correcte wijze had ver- kregen en bovendien kon hij aan- tonen hoeveel hij ervoor betaald had. Dit laatste is van belang in- dien hij een voorschot had mee gekregen om zijn aankopen te be- talen. De akte uit Tolsum voldoet dus - juist in zijn afwijkingen van het algemene patroon - aan wat van een akte voor de aankoop van een rund voor vleescon- sumptie in een Romeinse leger- plaats mag worden verwacht. |
|||||||||||||||||
Of de koop ook werkelijk in het
Friese gebied waar de akte is ge- vonden, is gesloten, blijft onbe- kend. Als dat wel het geval zou zijn geweest, dan moet het rund nog wel of op de hoef of (gedeel- telijk) per schip naar één van de dichtsbijzijnde legerplaatsen (Utrecht?) zijn vervoerd. |
|||||||||||||||||
De koopakte
var) Tolsum, achterzijde. |
|||||||||||||||||
Voor uitgebreide documentatie zie:
E. Slob, De koopakte van Tolsum, in: Tijdschrift voor RechtsgesMedenis, 1997 (nog te verschijnen). |
|||||||||||||||||
45
|
|||||||||||||||||
M. van der Vrugt
|
|||||||||||||||||
maar tl ap ril 19 97
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
ËQI Uüus &
|
|||||||||||||||||||||
Ttatiit'ie, tijdschrift
over tradities en trends Je eet van een bord, je
begroet iemand door je rechterhand uit te steken, je viert je verjaardag. Zo doet iedereen het en niemand denkt er over na. Het lijkt wel alsof het nooit anders is geweest. Het zijn tradities die van ouders op kinderen over gaan. Er zijn ook gebruiken die pas kort bestaan. Bijvoorbeeld de gewoonte om iemand te feliciteren via een ad- vertentie in de krant. Een paar mensen beginnen er mee, het wordt een modeverschijnsel, een trend. Over al dit soort oude en nieuwe gebruiken en
gewoonten is te lezen in het tijdschrift: Traditie, tijdschrift over tradities en trends. Het laat op een heldere en levendige manier zien hoe achter de gewoonste dingen vaak een fascinerende wereld schuil gaat. Traditie, tijdschrift over tradities en trends is een
toegankelijk geschreven tijdschrift dat vier keer per
jaar verschijnt. Het is rijk geïllustreerd in full-color en wordt uitgegeven door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur. Een jaarabonnement kost ƒ 30,- of Bfrs 600. Vraag een proefnummer aan bij het Nederlands
Centrum voor Volkscultuur, Lucasbolwerk 11, 3512 EH Utrecht (00-31-(0)30-2319997) |
|||||||||||||||||||||
NVM
|
|||||||||||||||||||||
IJzerman
makelaardij
heeft hart voor
'Oud'Utrecht'
r Aan- en verkoopbegeleiding
► Taxaties ► Hypotheken * Verzekeringen JHNluus & IJzerman
Telefoon ojo -2J4 00 08, Fax ojo-zp ig 70
Plompetorengracht 18,3512 CD Utrecht |
|||||||||||||||||||||
r
|
|||||||||||||||||||||
Maandblad en Jaarboek
Het Maandblad Oud-Utrecht geeft volop informatie
over de geschiedenis en het neden van stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en 'verenigingsnieuws' onmisbaar. Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen en om de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar. |
|||||||||||||||||||||
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud-Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
|||||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
|||||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2623866/2626800
fax: 030-2623274
|
|||||||||||||||||||||
Hierbij geef ik mij op als lid van de Vereniging Oud-Utrecht
naam
adres
|
|||||||||||||||||||||||||
■
|
|||||||||||||||||||||||||
i
|
|||||||||||||||||||||||||
postcode
geboortedatum |
woonplaats
|
||||||||||||||||||||||||
a.u.b. aankruisen wat u kiest:
i i met onmiddellijke ingang (u betaalt dan contributie over het lopende kalender-
jaar en ontvangt dan alle publikaties die dit jaar zijn verschenen) Li met ingang van het volgende jaar
|
|||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT |
|||||||||||||||||||||||||
J.P. de Rijk
Voor degelijk
vakkundig onderhoud aan huis en tuin J.P. de Rijk
G.v.Walenborchstraat 18
3515 BT UTRECHT Tel. 030-2718901 |
|||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
• Elektra
• Klimaat
• Sanitair
• Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Tel. 030-288 24 64 Fax 030-288 57 33 |
|||||||||||||||||||||||||
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
|
|||||||||||||||||||||||||
BEMPFORT
I /\ ^MAKELAARS
|
|||||||||||||||||||||||||
J&BConseilB.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11 |
|||||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken |
|||||||||||||||||||||||||
oud-utrecht
|
|||||||||||||||||||
hier
postzegel plakken |
|||||||||||||||||||
Vereniging Oud-Utrecht
Pr. Hendriklaan 76 3584 ER Utrecht |
|||||||||||||||||||
Oud-Utrecht
'Vereniging tot beoefening en verspreiding
van de l<ennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht' opgericht in 1923 |
|||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES MAATKLEDING
OUDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74 |
|||||||||||||||||||
IJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
|||||||||||||||||||
TAILORSSINCE 1850
|
|||||||||||||||||||
ER IS EEN BAN
WAAR OUDE WAARDEN NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN. |
|||||||||||||||||||
ENE/
CREDIET EN EFFECTEN BANK
Herculesplein 5, Utrecht
|
|||||||||||||||||||
'^ "Tr od
|
|||||||||||||||
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Utrecht
|
|||||||||||||||
7 0e jaargang nummer 3
|
|||||||||||||||
Het Koninklijk
Nederlands Meteorologisch
Instituut
1854- 1951
Het dienstpersoneel
op de Zeister
buitenplaatsen
Romeinen
Van haver tot gort
Jaarverslag en
jaarrekening |
|||||||||||||||
mmv
|
|||||||||||||||
II
|
|||||||||||||||
Het KNMI gebouw
in 1910. |
|||||||||||||||
®
|
|||||||||||||||
Boeken over
UTRECHT, stad en provincie, hebben wij altijd ruim in voorraad |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen Tel. 030-241 31 15 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Broese Kemink
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*;
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekverkopers aan de stadhuisbrug
utrecht 030-2313804 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA/VNAG/NVK
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BOUW
• Restauratiewerken
• Nieuwbouw
• Onderhoud
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J U R R I E ni S
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aannemingsbedrijf
H.J. Jurriëns B.V. Sophialaan 1
Postbus 8110 3503 RC Utrecht Tel.: 030-2412 912 Fax:030-2413 934 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.icINcil. Anrii/iiiiiis (iciuxusi hup
lltrt-cht
Korte Jansstraat 17-19. 3512 GM Utrecht
Tel. 030-2318266, rax 030-2316474
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdam
Rokin 46, 1012 KV Amsterdam Tel. 020-620S100 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1^1 ren
l'orenlaati 5, 1251 ÏIF l^iren
Tel. 035 5381454
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij drukken
ook
uw kosten
Bel ons voor een offerte
VOOR HET mooiste DRUKWERK
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
éP
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
&>LISM4N
BOUW&VASTGCÏD
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CASPARIE UTRECHT
ONDEROEEl VAN ROTO SMEET5 DE BOER
l||[FfX3N 030 282282'/'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n^.^c
|
||||||||||||||||||||||||
•. <S^^ 0> c> i
|
^ol
|
|||||||||||||||||||||||
(^?>.\
|
||||||||||||||||||||||||
V
|
||||||||||||||||||||||||
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
70e jaargang nr. 3 mei/juni 1997 ISSN 1380-7137 Oud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Ulrechl, vereniging lot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. Voorzitter:].W. Lemaier
Secretariaat: Mw. J.C.M. Pennings, p/a Alexander Numankade 201, 3572 KW Utrecht. Pt'nnin^mft',s(fr. P. Kroes Ukunt zich opj^ewn uLs lid van de vereni- ging Oud-Utrectit door te .stlirijvcn naar: Oud-Utrecht, Pr. Hendriklaan 76, 3584 ER Utrecht, De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26- ƒ 30,=; 65+f 44,= per jaar). Contributie- en ledenadministratie: P. Kroes. Betaling contributie op giro 575520. Redactie: M. Dolfin, B. van den Hoven
van Genderen, J.Leguyt, M.C. van Oudheusden, P. Rhoen, B. van Santen, M. van de Vrugt, en A. van der Zeijden. Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: De Vormers, Utrecht
Drufe." Casparie Utrecht
Oud-Ulrechl. Tweemaandeliih tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 20 juni 1997, verschijningsdatum 1 augustus 1997. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 '/4of3 V2 inch lloppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0of5.1). Aanbevolen omvang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Het gebruik van tussen- kopjes wordt aangeraden; illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
||||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||||||||||||||||
Ook dit keer is het nummer van Oud-Utrecht gevuld met veel verenigingsnieuws. Allereerst is een
uitgebreide toelichting opgenomen van de komende ledenvergadering op 10 juni a.s. Naast de agenda treft u ook het jaarverslag en de jaarrekening aan. Maar er is nog veel meer te melden vanuit de vereniging; bijvoorbeeld de Oud-Utrechtprijs en het lustrum '75 jaar Oud-Utrecht'. Het lustrum wordt op dit moment voorbereid door een speciaal daartoe opgerichte feestcommissie. De eerste berichten van de commissie treft u aan in dit nummer en er zullen er ongetwijfeld nog vele volgen. En dan is er ook een enthousiast verslag van één van de vele aktiviteiten van de vereniging. Mocht u zich soms afvragen of het de moeite loont om een verenigjngsaktiviteit bij te wonen, dan zal dit verslag u daar zeker van overtuigen. |
||||||||||||||||||||||||
Inhoud
Van de redactie
Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut 1854-1951
Peter van Beek
Voorjaarsvergadering
Agenda Het dienstpersoneel op de Zeister buitenplaatsen aan de
Driebergseweg 1850 -1940
Mr. Dr. V.A.M, van der Burg
Boekenschouw
De plek Kasteel Stoutenburg
1. Verduin Jaarverslag Vereniging Oud-Utrecht
M. van de Vrugt
Oud-Utrecht prijs 1998
Lustrum Oud-Utrecht Van de activiteitencommissie Romeinen Van haver tot gort |
||||||||||||||||||||||||
51
52 57
57 58
60
61 62
65
65 66 68 |
||||||||||||||||||||||||
51
|
||||||||||||||||||||||||
mei/juni J997
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||
Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut 1854-1951 |
|||||||||||||||||||
Al lang voor de officiële oprichting van het Koninklijk Nederlands Meteoro-
logisch Instituut (KNMI) werden in ons land waarnemingen van het weer uitgevoerd. Mensen zijn altijd al gefascineerd geweest van de wisselende weersomstandigheden. Al eeuwenlang probeert men hier een duidelijke lijn in te vinden en mee hierdoor het weer te kunnen voorspellen. Voor veel beroepsgroepen is het weer van groot belang. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan boeren en zeevarenden. Reeksen waarnemingen van temperatuur, lucht- druk en windrichting kennen we al vanaf de zeventiende eeuw. In het begin van de vorige eeuw verrichtte professor R. van Rees op de Utrechtse Domtoren regenwaarnemingen. Van zijn vele studenten aan de Utrechtse Universiteit werden vooral twee van hen geïnspireerd tot het zich verdiepen in de weerkunde, de meteorologie. Deze twee, C.H.D. Buys Ballot en F.W.C. Krecke, zouden later aan het begin van het KNMI staan. |
|||||||||||||||||||
in Utrecht. Door de overtuigings-
kracht van beide oprichters en het belang van meteorologie voor de scheepvaart liet Thorbecke zich overtuigen van het nut van een meteorologisch instituut in Nederland. Een financiële toezeg- ging volgde dan ook spoedig. Nadat met een aanvraag tot erkenning als rijksinstituut werd ingestemd was bij Koninklijk Besluit van 31 januari 1854 de totstandkoming van het Konink- lijk Nederlands Meteorologisch Instituut een feit. Het KNMI onder leiding van
Buys Ballot In de eerste jaren van het
KNMI is een voortzetting van de activiteiten van vóór de officiële erkenning te zien. Buys Ballot onderhield als hoofddirecteur voornamelijk de contacten met buitenlandse waamemingsstations en bewerkte de gegevens. Krecke onderhield de binnenlandse con- tacten en verwerkte deze gegevens onder meer in de jaarboeken. M.H.Jansen onderhield als directeur van de afdeling waarnemingen ter zee de contacten met reders en gezagvoerders van de grote vaart. Deze laatste hielden nauwkeurig weerjoumalen bij tijdens hun reizen en stelden die aan het KNMI beschikbaar.Een belangrijk mo- ment in de geschiedenis van het KNMI was de oprichting van de stormwaarschuwingsdienst op 20 februari 1864. In het begin werd gewerkt met publikatieborden in de zeehavens. Hierop werden de nodige gegevens vermeld, In de praktijk functioneerde dit echter niet goed. In 1866 ontwikkelde Buys Ballot de aêroklinoskoop. Van dit ingenieuze apparaat, dat er uit zag als een seinpaal, kon men de te verwachten wind- |
|||||||||||||||||||
De tijd \an particulier initiatief
De officieuze start van wat later
het KNMI zou worden, gaven Buys Ballot en Krecke door vanaf 1 december 1848 te beginnen met geregelde waarneming. Zij deden dit op het bolwerk Zonnen- burg in Utrecht, Zij werden bij dit particuliere initiatief gesteund door het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, het Koninklijk Instituut van Ingenieurs en het Bataafs Genootschap van Proef- ondervindelijke Wijsbegeerte.Op dat moment werd in Nederland door meer mensen meteorologie bedreven en bestonden meerdere waamemingsstations. Een van de wensen van beide initiatiefnemers was het om deze stations te stimuleren tot onderlinge samen- werking. Als blijk van eigen inzet publiceerden zij in 1851 voor de eerste maal een meteorologisch jaarboek. Deze uitgave bevatte waarnemingen over de jaren 1849 en 1850 uit grote delen van Nederland. |
Het instituut krijgt vorm
In deze jaren ontstond er een
intensief contact met luitenant- ter-zee M.H. Jansen, één van de grote stimulatoren achter het ma- ritiem meteorologisch onderzoek. Tijdens een conferentie over ma- ritieme meteorologie te Brussel in 1853 werd besloten een stan- daard journaal te ontwerpen voor weerwaamemingen. Het ontwerp hiervan was ontwikkeld door Jansen en de Amerikaan Maury. Door de werkzaamheden van Buys Ballot en Krecke en de acti- viteiten op het gebied van de ma- ritieme meteorologie kreeg de voorloper van het instituut een geweldige kans zich te ontwikkelen. Zo zelfs dat Buys Ballot in 1852 zich per brief richtte tot de regering in Den Haag. Zijn be- doeling was het verkrijgen van financiële steun om een solide basis voor het instituut te ver- krijgen. Als gevolg hiervan bracht de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Thorbecke een bezoek aan het observatorium |
||||||||||||||||||
52
|
|||||||||||||||||||
Peter van Beek
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
mei/juni 1997
|
|||||||||||||||||||
De Nederlandse
Noordpool-expe- ditie 1882-1883. De schepen "Varna'en "Dymphna" ingeklemd in het poolijs, eind 1882. Foto: KNMI |
||||||||||||||
kracht en het luchtdrukverschil
tussen twee plaatsen aflezen.Een ander hulpmiddel bij het waar- schuwen voor stormen was sinds 1867 de telegraaf. Hiermee kon- den snel gegevens worden door- geseind van en naar de diverse havensteden. Ook weerkaarten waren in deze tijd belangrijk; al in 1890 werden deze kaarten dagelijks uitgegeven. Dit was een van de sterke kanten waardoor het nut van een instelling als het KNMI onomstotelijk vaststond. De jaarboek werden al snel uitge- breid met gegevens vanuit bui- tenlandse waarnemingen. Mede hierdoor nam het takenpakket van de medewerkers sterk toe. Als gevolg hiervan werd in 1877 opnieuw een fysicus aan het insti- tuut verbonden. Deze, dr. M. Snellen, kwam als
directeur van de afdeling waarne- mingen te land in dienst. Onder zijn bezielende leiding breidde het aantal waamemingsstations voor regenmetingen en onweers- waamemingen aanzienlijk uit. Vrijwel al dit werk gebeurde door vrijwillige medewerkers, waarvan er bijvoorbeeld rond 1880 al vier- honderd waren. In die tijd waren de hoofdwaamemingsstations ge- |
vestigd in Groningen (vanaf 1839),
De Helder (1843), Maastricht (1851) en Vlissingen (1854). Aangezien hier behoefte toe was werd in 1881 in Amsterdam een filiaalinrichting opgezet en in 1889 eveneens in Rotterdam. De belangrijkste doelstelling was het geven van inlichtingen aan gezag- voerders en stuurlieden van de koopvaardij. Daarnaast werden instrumenten, zoals kompas en meetapparatuur, door medewer- kers van de afdeling geverifieerd. In de jaren 1882-1883 werd deel- genomen aan het eerste Interna- tionale Pooljaar. In internationaal verband werden in het pool- gebied waarnemingen verricht, waarbij ook Nederland (lees: het KNMI) een waamemingsstation kreeg toegewezen. De periode 1890 tot 1940
Tot opvolger van Buys Ballot
werd M. Snellen benoemd. Toen in 1892 door het ministerie geld beschikbaar werd gesteld voor de nieuwe bouwplannen - noodzakelijk vanwege een groot ruimtegebrek - en vervolgens in 1893 het land- huis Koelenberg in De Bilt werd aangeboden, werd daar de kans gezien. Het voormalige landhuis |
werd aangepast aan de eisen en er
werden onder meer twee waame- mingspaviljoens en een 30 meter hoge toren voor windwaame- mingen gebouwd. Op 1 november 1896 kon een start worden gemaakt met de waarnemingen in De Bilt. Op 1 mei 1897 werd het nieuwe KNMl-gebouw officieel in gebruik genomen. Op dat moment waren er 15 personeelsleden die in het nieuwe gebouw hun werk- plek kregen.Aangezien het KNMI voornamelijk draaide op rijks- steun was de minister van mening dat er toch sprake van toezicht zou dienen te zijn. Hierom opperde hij de gedachte om een curatorium in te stellen. Doel was om samen met de hoofddirecteur ervoor te zorgen dat het instituut aan de wetenschappelijke doelstelling zou beantwoorden. In 1899 werd een start gemaakt met het College van Curatoren. De leden van het college waren voornamelijk weten- schappers. De gebouwen van het KNMI werden in de eerste decennia regelmatig uitgebreid om in de ruimtebehoefte te kunnen voor- zien. Gerealiseerd werden een instrumentenmakerswerkplaats, een laboratorium voor ijking en onderzoek van de instrumenten, |
||||||||||||
53
|
||||||||||||||
mei/juni 1997
|
UTRECHT
|
|||||||||||||
Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut 1854-1951 |
||||||||||||||||
seizoenverwachtingen dateert uit
deze tijd. De afdeling oceanografie en maritieme meteorologie hield zich met name bezig met het bewerken van de ontvangen scheepsjoumalen en hel uitwisselen van gegevens met buitenlandse instituten. Als resultaat hiervan werden regelmatig atlassen gepu- bliceerd. Ook werd deelgenomen aan internationaal oceaanonder- zoek en bijvoorbeeld ijswaame- mingen langs de kust. Onderzoek werd gedaan naar getijden, stormvloeden, waterbewegingen en bodemonderzoek. Hiernaast werden in de magneti.sche pavil- joens in De Bilt gegevens verza- meld over aardmagnetisme en seismologie. In 1938 moest deze |
||||||||||||||||
wingsdienst bleef wel in Amster-
dam. De weerkaarten werden niet alleen gemaakt voor de scheepvaart. Ook de luchtvaartmeteorologie was een belangrijke taak voor het KNMI. Veel weerkundig personeel is in de loop van de jaren werk- zaam geweest op de vliegvelden Schiphol, Eelde, Beek en Zestien- hoven. De taak van de klimatolo- gische afdeling richtte zich vooral op de controle van de waarneming posten. De ontvangen waarnemin- gen werden na ontvangst bewerkt en meestal ook gepubliceerd. In de jaren dertig ontwikkelden zich binnen de klimatologie bijzondere aandachtsvelden zoals de land- bouwmeteorologie en de micro- klimatologie. Ook het doen van |
||||||||||||||||
uitbreiding van werkruimte en
meer bergruimte. In 1911 werd een paviljoen voor seismologische waarnemingen gebouwd en in 1914 een nieuw magnetisch pa- viljoen. In 1916 werd de houten toren vervangen door een nieuwe en werd er een nieuwe directeurs- woning geplaatst. De waarnemingen en het wetenschappelijk onder- zoek concentreerde zich op een aantal specifieke onderzoeks- terreinen. Vanaf 1890 werden dagelijks weerkaarten verspreid, waarbij het gebruik van de tele- graaf een belangrijk hulpmiddel vormde. In 1896 ging de hoofd- zetel van de telegrafische weer- dienst over vanuit Amsterdam naar De Bilt. De stormwaarschu- |
||||||||||||||||
Gezicht op het
bolwerk Zonnenburg, 1859. Lithografie door
P. W. van de Weijer Foto: Gemeente- archief Utrecht |
||||||||||||||||
54
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
mei/juni 1997
|
||||||||||||||||
de oprichting van een personeels-
vereniging.Uiteraard gingen de acüviteiten van het KNMI niet ongemerkt aan de bezetter voor- bij. In januari 1943 werd een Duits meteoroloog op het instituut gedetacheerd. De controle nam allengs toe. Mede hierdoor werd het geleidelijk onmogelijk om nog enige illegale activiteiten te verrichten, zoals het doorzenden van berichten. Observator A.J. van Ginkel en de joodse bibliothecaresse C.H. Koperberg mochten de oorlog niet overleven. In september 1944 roofde een groep "Wetterdienst-personal" op doorreis vanuit Frankrijk enkele waardevolle meteorologische in- strumenten, In dezelfde tijd verdween ook de Duitse meteo- roloog. De bezetter nam zo'n acht miljoen ponskaarten in beslag, evenals ongeveer twintigduizend scheepsjournalen. Deze laatste waardevolle verzameling werd na de oorlog helaas niet meer terug- gevonden en verwacht moet wor- den dat ze zijn vernietigd.Door de oorlogsomstandigheden werd het werk vrijwel onmogelijk. In oktober 1944 werd de stroom- voorziening gestaakt. Op 26 maart 1945 werd het bevel ontvangen om het instituut te sluiten en de gebouwen werden tot verboden terrein verklaard. Na de bevrij- ding op 5 mei 1945 kon het gebouw weer in gebruik worden genomen en kon de periode van wederopbouw van start gaan. Wederopbouw \anaf 1945
Besprekingen op 14 mei
1945 tussen de toenmalige cura- toren prof. J.D. van der Waals jr. en prof. F.A. Vening Meinesz leidden ertoe dat de laatste per 1 juli 1945 de leiding van het instituut overnam. De vorige |
directeur, H.G. Cannegieter, had
in 1944 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.In veel opzichten werd bij de wederopbouw afge- weken van de werkwijze van vóór de oorlog. De organisatie kon hierdoor worden opgebouwd volgens nieuwe bedrijfsmatige eisen. Hiernaast werd rekening gehouden met de moderne vorm en ontwikkelingen van het weten- schappelijk onderzoek. Door de oorlogservaring waren de weer- dienst en de luchtvaanmeteorologie revolutionair veranderd. De nieuwe technische uitrusting, de moderne communicatiemiddelen en de uitbreiding van de wetenschap- pelijke staf op vliegveld Schiphol vereisten een geheel nieuwe structuur.Hierdoor ontstond een explosieve groei van het perso- neelsbestand. Tussen 1945 en 1951 steeg het
aantal personeelsleden van 89 tot ruim 300. Het hierbij inbegrepen wetenschappelijk personeel groei- de van 24 tot ongeveer 70. Een groot probleem was wel de huis- vesting. Wegens de na-oorlogse schaarste van bouwmaterialen duurde het tot september 1950 voordat met nieuwbouw begon- nen kon worden.Hoofddirecteur Vening Meinesz werd pe»" 1 maart 1951 opgevolgd door C.J. Wamers. Dit vertrek betekende tevens het afsluiten van een periode van wederopbouw en het ingaan van een geheel nieuwe fase in het bestaan van het KNMI. Hiermee eindigen we dan ook dit histo- risch overzicht. Archieven en mogelijkheden
van raadpleging De aangelegenheid voor het
schrijven van dit artikel was de officiële aanbieding op 17 april 1996 van de Inventaris van de |
|||||||||||
tak van dienst overigens verhuizen
naar Witteveen. De oorzaak hier- van was de toenemende storing van de waarnemingen door de electrificatie van de Nederlandse Spoorwegen. Het KNMI en de Tweede
Wereldoorlog Tijdens de mobilisatie in
1939 werd afgesproken dat in geval van oorlog de weerdienst zou worden uitgevoerd in de filiaalinrichting Amsterdam. In overleg met de militaire instanties bleek een school in Badhoevedorp een geschiktere plek. Tijdens de voorbereidingen werden onder meer goede afspraken gemaakt met land- en zeemacht. Toen op 10 mei 1940 de oorlog dan werkelijk uitbrak, vertrok de weerdienstgroep onmiddellijk naar Badhoevedorp. In verband met de onveilige toestand daar werd al snel besloten te verhuizen naar een school in Osdorp. Na de capitulatie keerde elke afdeling weer terug naar zijn eigen plek. In de eerste oorlogsjaren kon het werk van het KNMI vrij normaal doorgang vinden. De weerdienst werd uiteraard verboden, omdat ook de vijand hier profijt van zou kunnen hebben. Al het weten- schappelijke werk mocht van de bezetter worden voortgezet, evenals de klimatologische en magnetische waarnemingen. In deze tijd werden allerlei cursus- sen gegeven ten behoeve van de uitbreiding van de wetenschap- pelijke staf Ook werd veel tijd gestoken in het bewerken van diverse studies. Het personeel kreeg wel te maken met de arbeidsdienst en de tewerkstelling in Duitsland. De solidariteit onder het personeel nam in deze periode sterk toe, niet in het minst door |
||||||||||||
55
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
mei/juni 1997
|
||||||||||||
Portret van
prof.dr. C.H.D. Bup Ballot
Foto: KNMI |
||||||||||||
archieven van licl Koninklijk
Nederlands Meteorologisch Instituut (1852)1854-1951, samengesteld door P. van Beek. De inhoud van het voorgaande artikel is voorna- melijk afkomstig uit de inleiding van de inventaris. In deze inlei- ding is voor geïnteresseerden nog meer te lezen over ondermeer de organisatie van het KNMI en de internaticmale contacten. In een handleiding voor de gebruiker wordt aangegeven hoc de struc- tuur \'an de archiex'en is opge- bouwd. De beschreven archieven van het
KNMI, met een omvang van 67 strekkende meter, zijn in z'n geheel openbaar en te raadplegen in het Rijksarchief in Utrecht, Alexander Numankade 201.Naast archief- stukken wordt in de inventaris ook een belangrijk stuk docu- mentatie beschreven. Zo treft de onderzoeker de complete serie meteorologische jaarboeken aan, evenals de vrijwel volledige wetenschappelijke publicatie- reeks van hel KNMI. Tal van interessante studies passeren de revue. Voor ieder die zich bezig houdt met de geschiedenis van het KNMI of met de historie van de weerkunde in het algemeen is hel raadplegen van dit materiaal onontkoombaar. Hiernaast be- vinden zich bij hel rijksarchief nog meer archiefbescheiden van het KNMI, die buiten het bestek van deze inventarisatie bleven. De medewerkers op de studiezaal van hel rijksarchief kunnen hierover meer inlichtingen verstrekken.De gepubliceerde inventaris van de KNMI-archievcn is bij hel rijks- archiel aan te schaffen. |
||||||||||||
C.H.D. Buys Ballot
Christophorus Henricus Diedericus Buys Ballot, zoon van de hervormde
predikant Anthony Jacobus Buys Ballot en Geertruida Francoise Lix Raaven, werd op 10 oktober 1817 geboren in Kloetinge. Hij werd na zijn jeugd in 18.35 ingeschreven als student in de letteren aan de hoge- school in Utrecht. Naast deze opleiding volgde hij ook de colleges wis- en natuurkunde. Na een jaar maakte hij de definitieve keuze voor het laatste. Als student van de hoogleraar Van Rees werd zijn groie belangstelling gewekt voor de meteorologische verschijnselen en de weerkunde.Hij was achtereenvolgens praeses (1839), senator (1840) en ab-actis (I842-I843) van de filosofische faculteit van het studenten- corps "Utile Dulci". In 1844 promoveerde hij op de dissertatie "De Synaphia en Prosaphia". Vervolgens werd hij in het jaar daarna benoemd tot lector in de mineralogie en de geologie. In 1846 werd hij tevens lector in de theoretische chemie. In 1847 volgde zijn aanstelling als buitengewoon hoogleraar in de wiskunde. In 1857 werd Buys Ballot hoogleraar in de mineralogie en de geologie en vanaf 1867 in de natuurkunde.Buys Ballot stierfin Utrecht op 3 februari 1890. Tien jaar na zijn overiijden, in 1900, werd in De Bilt een standbeeld te zijner gedachtenis onthuld.Aan zijn naam is de bekende wet van Buys Ballot (1857) verbonden. In deze wet beschreef hij het verband tussen lucht- druk en wind. De Amerikaan William Ferrel was vanuil de theorie enkele jaren daarvoor al tot de zelfde conclusie gekomen, maar Buys Ballot kon de wet op praktische gronden aantonen. Hierdoor bleef zijn naam aan de wet verbonden.Buys Ballot was vanaf de oprichting in 1854 tot aan zijn overlijden in 1890 hoofddirecteur van het Koninklijk Neder- lands Meteorologisch Instituut |
||||||||||||
56
|
||||||||||||
1c i / j u n I 19 9 7
|
||||||||||||
u r R i: c H T
|
||||||||||||
Voorjaarsleden-
vergadering 1997 |
||||||||||||||||||
Agenda
Voorjaarsledenvergadering
Zie aankondiging hiernaast
|
||||||||||||||||||
In het vorige nummer van het
Tijdschrift verscheen reeds een uitnodiging van het bestuur van de Vereniging Oud-Utrecht aan alle leden tot het bijwonen van de voorjaarsledenvergadering op dinsdag 10 juni 1997 om 19.30 uur in het SNK-gebouw, Plompe- torengrachi 3 te Utrecht. Hierbij volgt nogmaals de agenda voor deze vergadering. |
||||||||||||||||||
meent met deze veiling, waarvan
de opbrengst bestemd is voor het lustrum in 1998, een goede be- stemming te hebben gevonden voor deze collectie. Ook leden kunnen ten bate van het lustrum ter plekke boeken ter veiling aan- bieden over de geschiedenis van stad en provincie of plaatsen in de provincie. Dit kan per exem- plaar (in geval van dure boeken) of gebundeld per onderwerp (maximaal 5). Ook kan men op een papiertje een aanduiding van de inhoud geven, bijvoorbeeld '5 boeken over de geschiedenis van de Bilt'. Als veilingmeester zal op- treden de heer Jos Lemaier, voor- zitter van Oud-Utrecht. De boe- ken en tijdschriften liggen vanaf I9.00u ter inzage. Afsluiting met een drankje.
|
||||||||||||||||||
Lezing over historisch
Amersfoort Op 31 juli zal de heerB.G.j. Elias,
directeur van museum Flehite te Amersfoort een dialezing houden over de rijke Amersfoortse ge- schiedenis. Plaats: Evangelische Broedergemeente,
Zusterplein 20, Zeist Nadere informatie: Mevr. M.A. Hofman - Roggeveen, tel. 030 - 6920561 Gewijzigde openingstijden
Waterleidingmuseum Van 1 april t/m 16 november
zullen de openingstijden van het
Waterleidingsmuseum te Utrecht
zijn:
dinsdag t/m vrijdag en zondag :
13.30-17.00 uur
zaterdag : 11.00-16,00uur
maandag: gesloten
Adres: Lauweriiof 29, Utrecht
|
||||||||||||||||||
Agenda
1. Opening
2.Notulen van de najaarsleden-
vergadering op 29 oktober 1996 (ter inzage) 3. Ingekomen stukken en mede-
delingen 4.Presentatie jaarrekening 1996
5.Mededelingen vanuit de
Vereniging 6. Bestuurswisseling
De bestuursleden Hennie Zoontjes en Lotty Broer treden al. Voorgesteld wordt Ilse de Wit en Jacquelien Vroemen te be- noemen tot nieuwe bestuursleden. Tegenkandidaten kunnen wor- den gesteld door tenminste tien leden, die hiervan tol drie da- gen voor deze vergadering schriftelijk mededeling doen aan de secretaris. /.Jubileum Vereniging in 1998
8. Rondvraag
9. Sluiting
Na alloop van dez: voorjaars-
ledenvergadering zal er een veiling plaats vinden van boeken en tijd- schriften van een oud-lid van onze Vereniging, dr A.H. Holtz. Deze boeken en tijdschriften met be- trekking tot de geschiedenis van stad en provincie Utrecht werden door de heer Holtz aan Oud- Utrecht nagelaten. Het bestuur |
||||||||||||||||||
Historisch café
ledere 2e vrijdag van de maand,
vanaf 17.00 uur. Als inleiding een korte lezing
over een Utrechts onderwerp. Plaats: Weeshuis, Domplein |
||||||||||||||||||
57
|
||||||||||||||||||
m e i /] u II i 19 9 7
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
Het dienstpersoneel op de Zeister buiten-
plaatsen aan de Driebergseweg 1850-1940 |
|||||||||||||||||||
Het Zeister Historisch Genootschap Van de Poll-Stichting organiseerde in 1988 de tentoonstelling
'Van Goede Huizen', Zeister buitenplaatsen aan de Driebergseweg 1850-1940. Naar aanleiding van deze tentoonstelling verschenen bij deze stichting twee uitgaven: één over de architectuur van de hand van Mw. Drs. D. Hamer en één over de bewoners van enkele grote buitenplaatsen ('Beek en Roijen', 'Hoog Beek en Roijen', 'Sparrenheuvel', 'Het Molenbosch', 'Schoonoord', 'Heerewegen', 'Nieuw Beerschoten', 'De Breul'\ 'Tallyho Cottage') en al die andere kleinere villa's van de hand van de gemeentearchivaris van Zeist R.P.M. Rhoen . Over de hoofdbewoners van deze buitenplaatsen en villa's, die voor een deel tot de adel behoorden, is reeds veel geschreven, over het dienstpersoneel niets. |
|||||||||||||||||||
Hoeveel personeel was er nu op
zo'n buitenplaats? Deze vraag laat zich aan de
hand van de bewonerslijsten be- antwoorden. Gemiddeld drie: een tuinman (tuinbaas), een dienstbode en een (huis)knecht/palfrenier. De tuinman/tuinbaas woonde in de tuinmanswoning. De dienst- bode en de knecht intern op het buiten. Buiten deze drie vaste personeelsleden waren er ook anderen. Op de villa 'Noordberch', Driebergseweg 24, bijvoorbeeld woonde van 1925-1926 een gezelschapsjuffrouw. Waren er kleine kinderen op een buiten dan was er een kinderjuffrouw, liefst uit Zwitserland, zoals op de Tweede Dorpsstraat 58, maar ook wel uit Duitsland. Een oriëntatie wat personeel betreft op Frankrijk ontbrak geheel. De grote buitens hadden in de 19e eeuw een aparte palfrenier (koetsbediende/stal- knecht) in dienst. In de huidige eeuw werd dat de chauffeur. Werd de villa niet op permanente wijze bewoond, dan treffen we een huisbewaarder aan, zoals in 1926 op 'Nieuw Beerschoten'. De verzekeringsmaatschappij 'De Kosmos' (thans het gebouw waar- in de sector Stadsbeheer van de gemeente Zeist is gevestigd), aan de Tweede Dorpsstraat 60, had |
|||||||||||||||||||
een conciërge in dienst. Op 'De
Breul' was tussen 1937-1940 een linnenmeisje werkzaam. De villa 'Nye Wilp', Driebergse- weg 16C, huisvestte tussen 1937- 1938 een kapster. Het dienstpersoneel kwam behalve de kindermeisjes (Zwitserland en Duitsland) uit het Sticht zelf of daarbuiten en meestal van het platteland. Een uitzondering is de gouvernante op 'De Breul' van 1859-1861 die uit Berbice (Guyana) afkomstig was. De burgerlijke staat van het
personeel Het interne personeel op het
buiten was meestal ongehuwd. Een uitzondering hierop vormde het echtpaar DetoUenaere-Demets, op 'De Breul' tussen 1892-1909, toen daar de r.-k. familie ■Vercruijsse-Bonnike uit Kortrijk (B.) gevestigd was. Het nageslacht van dit echtpaar is te Zeist blijven wonen. De tuinlieden/tuinbazen daaren-
tegen waren over het algemeen gehuwd en woonden in de tuin- manswoning op het buitengoed. Soms van generatie op generatie (bijvoorbeeld Van Burken op 'Het Molenbosch'). Veel nakomelingen van dit tuinpersoneel behoren thans tot de Zeister middenstand |
en zijn werkzaam in de bloemisterij,
kwekerij en tuincentra's. De duur van het dienstverband
Te oordelen naar de vestiging en
het vertrek uit de gemeente was één dienstbode gemiddeld tussen de een en vier jaar op een buiten aanwezig. De kinderjuffrouw bleef een periode van vier a vijfjaar, al zijn er ook die al binnen een jaar weer zijn vertrokken. Charlotte Ott uit Zwitserland (Bazel) verbleef van 1860-1866 bij de familie Van de Poll op 'Beek en Roijen'. De huisknecht, die meestal jong en ongehuwd was, verbleef op 'Het Molenbosch' van 1919-1924 (A. Veldhuizen), maar vertrok soms ook hetzelfde jaar weer. De palfrenier en later de chauffeur op de buitens die eigen rijtuigen en eigen auto's hadden, hebben in het algemeen ook maar een dienstverband van enkele jaren. Geheel anders is het patroon bij de tuinlieden/tuinbazen. Deze personeels- leden woonden met hun gezin voor een langere periode op het buiten. Op 'Schoonoord' bijvoorbeeld C. van der Weerdt (ook wel Van der Weerd) van vóór 1872 tot aan zijn overiijden in 1898. Tuinknechts waren ongehuwd en bleven korter. De gezelschapsjuffrouw was een enkele
keer gehuwd, zoals C.M. Goenee op de villa 'Noordberch', Driebergseweg 24, maar bleef vaak maar een jaar. |
||||||||||||||||||
58
|
|||||||||||||||||||
Mr.Dr. V.A.M,
van der Burg |
|||||||||||||||||||
mej/jutii 19 9 7
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Tuinpersoneel van
Hoog Beek & Royen |
|||||||||||||
Elders typeert de schrijver de
huisknecht/palfrenier van een adellijke familie als volgt: "Toen Jan, de huisknecht der freules Van Lakervelde, dienst doende als palfrenier, die namiddag aan de pastorie had gebeld, verzette hij, die toch wist wat deftig ge- duld is, vijf malen het, in een glanzig geribde schaftlaars gevatte rechterbeen van het trottoir op de stoeptree en van de stoeptree op het trottoir; en enkele malen lichtte hij de, op de rug in de linker rustende, rechter glacé-hand tot op een derde van de hoogte der huisbel, voordat hij, bij de derde aandrang, werkelijk voor de tweede keer belde." Wie de sfeer wil proeven van Zeist in 1912 leze deze hele roman, die een fel realistisch beeld geeft van het leven in dit deftige dorp ontdaan van alle uiterlijke glans van de buitenplaatsen, waar het dienstpersoneel in de schaduw van de families leefde en werkte. Personeel Van de Breul tijdens de bruiloft van een
dienstbode. Foto: C. G. C. Detollenaere |
|||||||||||||
'Hoog Beek en Roijen' had meerdere
malen een kamenier in dienst die als ongehuwde juffrouw zéér lang bleef (bijvoorbeeld F. Caspersen van 1898-1929). De personeelsvertrekken waren
in het souterrain of in de kelder van hel buiten. Op de zolder be- vonden zich de bedsteden van het personeel. De kleding van hel dienst-
personeel Aan de kleding was duidelijk
herkenbaar dat men behoorde tot het dienstpersoneel. De huisknecht had een katoenen huisjasje met rode en witte streepjes aan. De dienstbode had altijd een wit gesteven schort voor. Het tuin- personeel liep in bruine of groene manchesterbroek. Bij een enkele grote buitenplaats met equipages had de koetsier een livreipet op en een jas aan versierd met livrei- knopen met een familiewapen getooid'. Johan de Meester, die als jcingen
in Zeist gewoond heeft, spreekt in zijn boek "De zonde in het deftige d()rp"uil 1912, herhaaldelijk over het dienstpersoneel op de bui- tens. De vrouw van de dominee laat hij klagen over de boersheid van het personeel uit Zeist: "Als domineesvrouw in dit dure dorp |
|||||||||||||
had Aleida met de dienstboden
déboires (=teleurstellingen schr.) gehad. Zij was een deftiger boden gewoon dan er voor de pastorie hier bereikbaar bleken. Een meisje als Neeltje, hoe gewillig, was van een soort, met welke het Aleida moeilijk viel, te huishouden, te leven" In deze roman, waarvan de basis-
gegevens aan historische feiten zijn ontleend, bezwangert overigens de zoon van de dominee het in- wonend dienstmeisje. Vandaar de titel: "De zonde in hel deftige dorp". |
|||||||||||||
me\l juni 1997
|
UTRECHT
|
||||||||||||
Bijlage
Bekende Zeister namen onder het
dienstpersoneel op de buitens waren: Aalten, Achterbergh, Van Barneveld, Van den Berg, Van Bielen, Bloemheuvel, Bouwman, de Bruijn, Buddingh, Van de Burgt, Van Burken, Coljee, Van Delft, Van Denderen, Van den Dolder, Dorresteijn, Van Driel, Van Dijk, Dijkhorst, Dijkhuizen, Dijkland, Van Ee, Van Ek, Van Essen, Van de Flier, Geijtenbeek, Van Ginkel, Van der Grift, Gussekloo, ten Haaft, ten Ham, Heger, Hendrikse, Hootsen, Jacobse, Jansen, de Jong, de Jonge, Van de Kamp, Klomp, Koetsier, Van Koetsveld, Koster, Kruiswijk, Van Laar, Lagerweij, Van Lingen, Lodder, Lodewijks, Van Lunteren, Van Maanen, Maaswinkel, de Man, Van Mastrigt, Meijer, Nebbeling, Van Nimwegen, Van Ooik, Oskam, Overeem, Pennin, Van Reenen, Van Renen, Renes, Van Rheenen, de Ridder, Van Schalk, Schneider, Schoemacher, Smit, Van Soest, Van der Steenhoven, Van Stroe, Struve, Van Tellingen, Uijlenbroek, Versteeg, Visee, Van der Vliet, Voermans, Van Vonno, Voorneveld, Van der Weerd, Van Wermeskerken, Wernsen, Wessels, Westening, Wildschut, Willem(sen), Wolleswinkel, Zeldenrijk, Van Zeijl, Zirkzee, Van Zcest. Aantekeningen.
1. Alleen 'De Breul' werd in de behandel-
de periode tijdelijk van 1892-1909 door een r.-k. geslacht bewoond. Het dienstpersoneel was daar ook in die tijd r.-k. en afkomstig uit Vlaanderen (B.). De overige buitenplaatsen werden be- woond door de heersende elite van N.H. huize en hadden dienovereen- komstig personeel. Van de kleinere vil- la's werd alleen 'Nye Wilp', Drieberg- seweg 16C, door een R.-K. vanaf 1923 bewoond: Ir. A.F.C, de Pont (Tilburg 1885-Zeistl968). 2. Z.pl. z.j. (1988). Te verkrijgen bij het
Zeister Historisch Genootschap Van de Poll-Stichting, Postbus 342,3700 AH go Zeist a ƒ 5,— per deel.
3. Nederland's Patriciaat 1988, biz. 152.
4. Johan de Meester, De zonde in het def-
tige dorp, (Utrecht/Antwerpen 1982), bl2.35. 5. Idem, bIz. 37.
6. Idem,blz.120.
7. Idem, bIz. 160.
|
|||||||||||||||||
B O
|
|||||||||||||||||
EKENSCHO
|
U W
|
||||||||||||||||
Monumenten in Nederland:
Utrecht. Het eerste deel van de nieuwe
reeks 'Monumenten in Neder- land' is aan de provincie Utrecht gewijd. De reeks wordt aange- kondigd als de opvolger van het 'Kunstreisboek voor Nederland', waarvan de achtste druk in 1987 is blijven steken nadat vier pro- vinciale delen waren verschenen. Bijna een halve eeuw heeft dit Kunstreisboek door zijn opzet en omvang in een grote behoefte kunnen voorzien. Het was bedoeld om 'onderweg' te worden ge- bruikt en om ter plekke beknopte informatie over de aanwezige monumentale bebouwing te ver- schaffen. Vooral met de afzonderlijke provinciale delen van de laatste druk werd een internationaal niveau bereikt, te vergelijken met dat van het fameuze 'Handbuch der Deutschen Kunstdenkmaler' van Georg Dehio.Om onbegrijpe- lijke redenen heeft men thans deze beproefde formule verlaten. De prestigieuze nieuwe reeks verschijnt in groot formaat en is vcx5t2ien van uitgebreide inleidingen en talrijke illustraties. Voor gebruik buitenshuis heeft het boek daar- mee alle nut verloren. Als opvolger van het vertrouwde Kunstreis- boek kan men het derhalve met de beste wil van de wereld niet beschouwen. De vraag is, welk doel dan wèl met deze uitgave is gediend. De illustraties zijn fraai, maar alleen zwart-wit en toch weer te beperkt in omvang en aantal om met populaire salontafel- boeken te kunnen concurreren. Als naslagwerk in de studeer- kamer kan het niet wedijveren met vollediger inventarisaties. Voor de provincie zal men al |
|||||||||||||||||
gauw de lopende 'gele reeks' van
het Monumenten Inventarisatie Project prefereren en voor de oude huizen van de stad zijn er natuur- lijk de twee delen 'Utrecht, de huizen binnen de singels' uit de 'Geïllustreerde Beschrijving'. Het recente provinciale kastelenboek is ook al van een veel hoger gehalte, dan het hier aangekondigde werk. Door het ontbreken van noten met literatuurverwijzingen, schakelt het zich zelfs uit als geschikt vertrekpunt voor nadere kennisverwerving. Zo blijven we zitten met een hybride product, waarvan de be- scheiden inhoud de opgeblazen vorm geenszins rechtvaardigt. En dat is dubbel jammer. Vooral voor de vele monumenten- liefhebbers, die voorlopig een bevredigende veldgids moeten ontberen. Maar ook voor de auteurs, die hun op zichzelf verdienstelijke inspanningen om een actueel overzicht van het Utrechtse monumentenbestand te vervaar- digen, nauwelijks zullen zien renderen. Ch. Kolman, B. Olde Meierink e.a..
Monumenten in Nederland: Utrecht Zeist-Zwolle 1996 (352 p., geilL, ISBN 90 400 97577, f 95,-) |
|||||||||||||||||
P.C v.d. Eerden
|
|||||||||||||||||
mei /j uni 199 7
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||
DE PLEK
|
|||||||||||||||
Kasteel Stoutenhurg
|
|||||||||||||||
Halverwege de Stoutenburgerlaan
ligt een haakse bocht. Precies op deze plek heeft het middeleeuwse kasteel gestaan. In het weiland naast de bocht ligt als zichtbare herinnering een restant van de oude slotgracht. Forse libellen vliegen heen en weer en water- hoentjes zoeken een schuilplaats tussen de weelderige overbegroei- ing. Het is lang geleden dat hier gewapende ridders uitreden en schone jonkvrouwen toefden. Oude rekeningen kunnen veel vertellen. Het kasteel werd rond 1330 ver-
sterkt. We kunnen het al lezend herscheppen, met zijn stenen hoofdgebouw van twee verdie- pingen en zijn grote, met eiken- hout betimmerde zaal. Er was een kleinere voorburcht met een poortgebouw, een binnenplaats met een rosmolen en turfschuur. Het geheel werd beschermd door een dubbele grachtengordel met bruggen. Er waren vensters van waaruit je de Cnordeniip (de hui- dige de Korte Niep) kon zien lig- gen. Daar woonde Ghyselbrecht Falyen, die met zijn 15 bewapende boeren uit de direkte omgeving te hulp kon schieten als er gevaar dreigde. Zo'n dreiging was nooit ver weg. De bisschop Jan van Diest was een zwakke figuur en het wél zeer nabije Gelre lag constant op de loer. De slotheer Amoud van Yselsteyne moest dan wel met zijn mannen de eerste klappen opvangen. In 1334 was het weer zovei. Dit keer was Amersfoort de boosdoener. De middeleeuwse mens was een ras- opportunist en trouwbreuk was aan de orde van de dag. De latere bisschop David mocht dit aan den lijve ervaren toen men hem |
in 1483 op een mestkar de Keistad
binnenvoerde. Maar dat is een ander verhaal.Ons oorlogje begon omtrent St. Margrieten en duurde tot St. Katrinen, met zo nu en dan een kort bestand. Er werd wat extra volk ingehuurd, 6 soldaten, een torenwachter en een poort- wachter. Dat stelde nog niet veel voor. Men trok 's zondags na St. Andries op tegen Amersfoort, kennelijk zonder het gewenste resultaat. De wijnrekening van die dag mocht er best wezen. De krijgskansen wisselden en de bezetting met vreemd soldaten- volk werd constant aangepast. Na St. Odolph werd het menens. Otto van Yselsteyne schoot zijn bloedverwant te hulp en bracht 40 voetsoldaten en 8 ruiters mee. Er werd een volledige wapen- smidse ingericht, er werden bogen vervaardigd en gerepareerd en men construeerde 2 werptoesteUen, Amersfoort zou er dit keer van lusten. Niet alleen Otto was voor de afrekening uitgenodigd. Amoud had persoonlijk wat vrienden gevraagd om mee te doen. De rest van de invitaties werd door boden, zowel te voet als te paard, rondgebracht. Het buitenkansje om een stad te plunderen mocht je niet laten schieten. Voor het brandstichten waren twee vaklieden ingehuurd om leiding te ge ven.'t Zou zonde zijn als de rode haan te vroeg ging kraaien. Eerst moesten de goeie spullen de stad zijn uitge- sleept. Aan proviand was gedacht. De
heren aten geen roggebrood zoals de boeren. Er is sprake van 150 mud tarwe en van even zovele va- ten Homburgs bier. Daarnaast 50 schapen, een koe, wijn en andere levensbehoeften. De beek was |
goed bevaarbaar en men huurde
schepen voor het transport. Je kon de goede dingen des levens niet achterlaten als je ten strijde trok.De Stoutenburgse boeren onder Ghyselbrecht Falyen lijken zich tijdens de oorlog kranig te hebben geweerd. Goeiisken de schut (schutter van schapen ?) werd van zijn paard gestoken. Zijn rode hengst liet daarbij het leven. Ook het paard van Willaem van Achtevelde bleef dood achter. Over de boeren zelf wordt in de rekeningen niet gerept. Een dood paard moest worden vergoed, maar wat moest je met een dooie boer ? Amersfoort is er genadig van af gekomen. Vlak voordat de stad zou worden aangepakt, koos men eieren voor zijn geld en werd er een bestand gesloten. Dat heeft de stad veel geld gekost. Geen middeleeuws kasteel zonder
jonkvrouwen. Zij mochten - dat was nog vóór de oorlog met Amersfoort - bij hun vader op de kamer slapen toen er minder- broeders op bezoek kwamen. Er werd nog druk verbouwd en dan zat je wel eens onthand met de logeergelegenheid. Men was des- tijds niet preuts maar je kon je dochters niet bij die broeders te slapen leggen. Dat ging ook heer Amoud te ver. Het bezoek heeft één pond aan kosten met zich meegebracht: 'Item dien Minre- broederen, doe die joncfrouwen in mins heren camer waren'. De klerk wist het zich nog goed te herinneren toen hij de kosten noteerde. Bron: Mr. 5. Muller: "De Registers en
Rekeningen van het bisdom Utrecht", pag. 466 t\m 508. |
|||||||||||||
61
|
|||||||||||||||
J. Verduin
|
|||||||||||||||
mei/juni 1997
|
UTRECHT
|
||||||||||||||
Jaarverslag vereniging Oud-Utrecht
over het jaar 1996 |
|||||||||||||||||
1996 vormde voor de historische
vereniging Oud-Utrecht een mijl- paal op een aantal terreinen. Zo werd na jarenlange inspanningen een bijzonder hoogleraarstoel Utrecht Studies ingesteld door het Provinciaal Utrechts Genoot- schap en de vereniging Oud- Utrecht. Op 1 december werd dr P.D. 't Hart voor een periode van driejaar in deze functie benoemd. Een ander historisch moment vormde de goedkeuring door de ledenvergadering in oktober van de nieuwe statuten, waardoor de vereniging zich nu met rechte kan opwerpen als de bewaarder van het cultuur-historisch erf- goed in de stad en provincie Utrecht. Een ander belangrijk verschil met de oude statuten betreft een wat meer eigentijdse verenigings- en bestuursstruktuur. Het Tijdschrift
Naast de vaste rubrieken en
de ingezonden artikelen bevatte het Tijdschrift in 1996 twee nieuwe rubrieken: De Keuze en Nijver- heid. In de eerste rubriek kregen medewerkers van een aantal provinciale musea de gelegenheid een museumstuk dat hen om bepaalde redenen ter harte gaat eens extra in de belangstelling te plaatsen. De tweede rubriek hing samen met het feit dat 1996 werd uitgeroepen tot het jaar van het Industrieel Erfgoed. Hetjaarboek
In het jaarboek 1996 werd
onder andere een artikel opgeno- men van Martin de Bruijn over het ontstaan van de Utrechtse Gemeenteraad in 1196. Dit artikel |
werd als overdruk gepresenteerd
aan de deelnemers van de feeste- lijke viering van 800 jaar Utrechtse Gemeenteraad in de Stads- schouwburg. Hiervoor ontving Oud-Utrecht een financiële bij- drage van de gemeente.Carla Gijskens werd aangetrokken als nieuwe samenstelster van de Kroniek voor hetjaarboek. De aktiviteiten
In de eerste helft van hel jaar
viel de geringe opkomst bij de door de aktiviteitencommissie georganiseerde lezingen op. Het bezoek aan het historisch café - telkens op de tweede vrijdag van de maand in café Het Weeshuis - liep echter goed.De aktiviteiten- commissie besloot in het najaar de koers enigszins te verleggen door ook aktiviteiten op zondag- middag aan te bieden en op dit terrein meer te gaan samen werken met andere cultuur-historische instanties. Dit bleek een gouden greep. Zo werden in oktober op twee zondagmiddagen excursies georganiseerd naar de begraaf- plaatsen Soestbergen en Kovels- wade, die goed werden bezocht. De lezing over het Utrechts Psalter was ook een succes, vooral dank- zij de samenwerking met de Alliance Frangaise. Een dergelijke vorm van samenwerking met andere cultuur-historische instel- lingen zal in de toekoinst vaker worden beproefd. Actuele ontwikkelingen
De vereniging Oud-Utrecht
acht het van groot belang de blik niet alleen op het verleden, maar ook op de toekomst te richten. Het streven is allerhande ontwik- kelingen en plannen die de histo- rische omgeving in het Utrechtse ingrijpend dreigen te veranderen |
nauwgezet te volgen en hierover
de verantwoordelijke beleids- makers van advies te dienen. Hierin wordt het bestuur van de vereniging geadviseerd door een drietal zeer aktieve leden van de commi.ssie actuele ontwikkelingen. In 1996 was er een aantal actuele zaken, waarover zij verslag uit- brachten. In sommige gevallen was dit aanleiding voor een schrijven van het bestuur aan het college van B&W van de stad Utrecht. De commissie actuele ontwikkelingen bracht advies uit over: - Situatie op de begraafplaats
Soestbergen. - Plannen met betrekking tot de
aanleg van een fietspad langs de Leidsche Weg. - De geschiedenis achter de ver-
dwenen poort van het Duitse Huis. - Plannen met betrekking tot de
herinrichting van de Neude. Het bestuur richtte zich tot wethouder Rijckenberg met een pleidooi om vooral het uil- zicht op het gaafste gedeelte (het zuiden) te bewaren. - Plannen met betrekking tot de
aanleg van een bushaan door de stad Utrecht. In een brief aan B&W heeft het bestuur aandacht gevraagd voor de gevolgen van deze werkzaam- heden voor de vele waardevolle historische panden die hier zijn gelegen en de effecten voor het bodemarchief Verder is gewezen op het feit dat er ons inziens sprake zal zijn van een visuele en ruimtelijke aantasting van een beeldbepalend deel van de historische binnenstad. Verder volgde de commissie de ontwikkelingen rondoin het Domplein en het Museum- kwartier en de ondergrondse |
|||||||||||||||
62
|
|||||||||||||||||
M. V. d. Vrugt
|
|||||||||||||||||
m e i /) un i 19 9 7
|
OUD-UÏRIÏCHT
|
||||||||||||||||
water. De eerste plannen voor de
uitwerking van dit thema werden in 1996 gesmeed. Samenstelling bestuur en com-
missies In 1996 trad Joop Baars als
penningmeester af en werd hij opgevolgd door Peter Kroes, die tevens het verzorgen van de ledenadministratie op zich nam. Deze werd vele jaren verzorgd door Constance de Leeuw. In het bestuur werd verder Resl Rive be- noemd als tweede secretaris en Hennie Zoontjes als bestuurslid belast met PR-zaken. In de najaarsledenvergadering trad Arend Pietersma af als bestuurs- lid.De redactie van het Tijdschrift werd in 1996 versterkt door twee nieuwe redactieleden. Janna Leguijt en Pierre Rhoen, beiden afkom- stig uit het archiefwezen. Tot de aktiviteilencommissie traden drie nieuwe leden toe: Hubert Luijsterburg, Jacqueline Vroemen en Ilse de Wit. De nieuwe Stich- ting Oud-Utrecht 75-jaar kreeg |
||||||||||||||
grafieën verscheen deel III. Dit
deel werd in het Centraal Muse- um feestelijk aangeboden aan oud-burgemeester Vonhoff, die zelf in deze bundel een biografie verzorgde over oud-burgemeester De Ranitz. (zie afbeelding). Van de Provinciale Archeologische Kro- niek verschenen de delen over de jaren 1970/1979 en 1988/1989. De SPOU werd in 1996 versterkt door een bureaumedewerkster, mevrouw Jozé Rutten te Biltho- ven. |
||||||||||||||
parkeergarage Lepelenburg.
Tenslotte werd er geëxperi- menteerd met het fenomeen historische schouw, waarbij de bedoeling is een wijk of een straat op een historisch verant- woorde manier te onderzoe- ken. De Stichting Publicaties Oud-
Utrecht (SPOU) Deze "dochter" van de
vereniging Oud-Utrecht bracht ook in 1996 vele uitgaven met betrekking tot de Utrechtse geschiedenis op de markt, In 1996 verschenen in de gemeente- lijke monumenten-reeks delen over De Bilt en over Amerongen. In de monumenten-reeks van de stad Utrecht kwamen in 1996 vertalingen van de deeltjes over de Domtoren en de Aula en Pandhof uit. De uitgave over de volkstaal van de stad Utrecht was in korte lijd uitverkocht. In de reeks uitgaven Kadastrale Atlas kwam in december het deel over Zeist uit. Van de Utrechtse Bio- |
||||||||||||||
Voorbereiding lustrum 1998
In 1998 hoopt de vereniging
haar 75-jarig bestaan te vieren. Om een en ander groots en mee- slepend te kunnen vieren werd een Stichting Oud-Utrecht 75 jaar in het leven geroepen en een comité van aanbeveling samenge- steld. Commissaris Beelaerts van Blokland toonde zich bereid het voorzitterschap van dit comité op zich te nemen. Het thema van het lustrum luidt: Utrecht en het |
||||||||||||||
63
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
mei/juni 19 9 7
|
||||||||||||||
Jaarverslag Vereniging Oud-Utrecht over het jaar 1996
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drie bestuursleden, te weten
Resl Rive, Peter Kroes en Nelleke Schimmelpenninck van der Oye. Toelichting bij de jaarrekening
1996 Hierbij bied ik U de jaarreke-
ning van het verenigingsjaar 1996 in verkorte vorm aan. Exemplaren van de volledige door de accountant getekende jaarrekening zullen op de Voor- jaarsledenvergadering aanwezig zijn. Het financiële jaar 1996 is nogal rustig verlopen. Een batig saldo van ƒ 5880,—, zoals te ver- wachten veel minder spectaculair dan in 1995, verstevigt onze financiële situatie enigszins. Dit was zeer wenselijk na de negatieve saldi van bijvoorbeeld 1993 en 1994.De baten geven een lichte teruggang te zien ten opzichte van 1995 met als exponent de nog sterker dan verwachte terug- val van de inkomsten uit adver- tenties. Er wordt thans gewerkt aan het aantrekken van een groter aantal adverteerders. Wat de lastenkant betreft consta- teer ik een geringe toename van vrijwel alle lastenposten. Met be- trekking tot de "Activiteiten e.d." is dit een verheugend verschijnsel en de activiteitencommissie bij monde van haar voorzitter heeft mij toegezegd dit in komende jaren nog te zullen verbeteren. De Jaarboekredactie en de Tijdschrift- redactie bleven keurig binnen hun begroting en zowel de Kos- ten van Beheer als de Algemene Kosten vertonen gelukkig maar een zeer geringe toename. De twee Archeologische Kronieken van de Provincie Utrecht die U tesamen met het Jaarboek heeft ontvangen, hebben dit jaar slechts verpakkings- en verzend- kosten met zich mee gebracht. |
Naar verwachting zullen er in
1997 weer twee verschijnen die echter wel betaald zullen moeten worden.De Oud-Utrecht prijs is dit jaar niet uitgereikt en de gelden daarvoor zijn dus ook niet uitge- geven maar gereserveerd om in ons lustrumjaar, 1998, één of meer prijzen feestelijk te kunnen uitreiken. De Leerstoel Utrecht- studies zijn aanloopkosten van deze instelling die in december j.1. een feit geworden is.Over de omvang van ons ledental maak ik mij enigszins zorgen. Ultimo 1995 waren er ca. 1750 leden ter- |
wijl er op 31 december 1996 nog
maar ca. 1690 waren. Naar mijn gevoel een te sterke teruggang. Ik wil dan ook gaarne van deze gelegenheid gebruik maken U aan te moedigen in Uw omgeving nieuwe leden te werven zodat Uw vereniging versterkt kan toegroeien naar ons driekwart-eeuwfeest in 1998. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Utrecht. 17 april1997
P. Kroes, penningmeester
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jaarrekening
1996 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jaarrekening
1995 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Begroting
1995 |
Begroting
1996 |
Begroting
1997 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Baten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
64
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
m e i /] u n i ] 997
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oud- Utrechtprijs
1998 |
||||||||||||||
Lustrum
Oud-Utrecht |
||||||||||||||
In 1998 wordt voor de derde
maal de Oud-Utrechtprijs uitge- reikt voor de beste publicatie over de geschiedenis van Utrecfit in de ruimste zin van het woord. We spreken dan uiteraard over de stad én provincie Utrecht. De prijs van f 3000,- wordt beschik- baar gesteld door de Vereniging Oud-Utrecht, die in 1998 haar 75-jarig bestaan viert. De feeste- lijke uitreiking van de prijs vindt plaats in mei 1998. De rijke Stichtse historie is een
onuitputtelijke bron van interes- sant onderzoek. De Vereniging Oud-Utrecht wil door deze prijs mensen stimuleren dit onderzoek uit te voeren. Maar niet alleen dat: zij wil zorgen dat dit onder- zoek onder de aandacht komt van een breed publiek. Pas dan krijgt de geschiedenis de aan- dacht die zij verdient. De prijs is daarom niet beperkt
tot professionele historici. Ook mensen die in hun vrije tijd een onderzoek hebben gedaan, amateur- historici, journalisten, publicisten en studenten die bezig zijn met onderzoek worden van harte uit- genodigd mee te dingen naar de prijs van f3000,-. Het onderzoek mag daarom een
breed terrein bestrijken: historisch- geografische studies, rechts- historische studies en sociale geschiedenis zijn even welkom als politieke of kunsthistorische onderwerpen. Zolang het vanzelf- sprekend over stad of provincie Utrecht gaat. Indien de winnende inzending nog niet eerder in druk is verschenen, neemt het bestuur van Oud-Utrecht een inspannings- verplichting op zich het stuk alsnog te doen publiceren. |
De jury van de Oud-Utrechtprijs
1998 is als volgt samengesteld: Voorzitter prof. dr. P.D. 't Hart (bijzonder hoogleraar Utrecht- studies), secretaris L.C.M. Peters (archivaris van het Streekarchiva- riaat Rijnstreek in Woerden) en lid mevrouw drs B. van Santen (medewerkster van de afdeling Monumenten van de gemeente Utrecht). Er zijn enkele voorwaarden:
* De inzending moei minimaal
een lengte hebben van 3000 woorden en maximaal 20.000 woorden. * De inzending moet vóór
1 januari 1998 worden ingele-
verd bij de jury. * Het moet - uiteraard - eigen
werk van de inzender zijn. * Indien de inzending reeds
gepubliceerd is, dient deze publicatie tussen 1 januari 1996 en 1 januari 1998 verschenen te zijn. Inzendingen (in drievoud) moeten
worden gestuurd aan de heer L.C.M. Peters, p/a Streekarchiva- riaat Rijnstreek, Postbus 45, 3440 AA Woerden. Voor uitge- breide informatie en een uitge- breid reglement kunt u telefonisch contact met hem opnemen: 0348-428846. |
In 1998 hoopt de Vereniging
Oud-Utrecht haar 75jarig bestaan te vieren. Inmiddels is een lustrum- commissie benoemd, die lot taak heeft het lustrum gestalte te geven. Op 20-12-96 is de Stichting Oud-Utrecht 75 jaar in het leven geroepen met als doelstelling 'Het op bijzondere wijze aan- dacht besteden aan het vijfen- zeventigjarig bestaan van de vereniging en de organisatie van de feestelijkheden dienaangaande en voorts al hetgeen met één en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevor- derlijk kan zijn, alles in de ruime zin des woords'. Natuurlijk worden er door de lustrumcommissie nu al plannen gemaakt om dit een heuglijk jaar voor de leden te laten zijn. De voomaamste drijfveer is: de vereniging meer bekendheid te geven en het aantal leden te vergroten.Het ligt m de bedoeling dit jaar een jaar vóór leden en dóór leden te laten zijn. Verdere ontwikkelingen en het programma worden gepubliceerd in een vol- gend nummer. Op dit moment is er vooral nog behoefte aan leden die zich willen inzelen voor het wer\'en van sponsors en personen met kennis op het gebied van PR.Een ieder die tijd en belang- stelling heeft, melde zich aan bij : Paulien van Hesik, tel. 030- 2753275. |
||||||||||||
mei/juni 199 7
|
UTRECHT
|
|||||||||||||
Van de activiteitencommissie
|
||||||||||||||||
over het narrativisme, over de
voor- en nadelen van de microlo- gische benadering van het verieden of over evenementieel versus structureel. Ik moet u op voor- hand teleurstellen: ik weet van die dingen veel te weinig en vertel alleen maar een paar verhalen die ik zelf interessant vind." Een deel van het publiek lachte opgelucht. Fijn, tenminste geen zwaar ver- haal. De professor is er echter niet uit-
sluitend op uit zijn publiek te vermaken, hoewel hij dat mooi meegenomen vindt. Ontroerende of grappige anekdotes kunnen aan de luisteraar een lach en een traan ontlokken en dat mag ook. Geschiedenis moet immers leven. En iedereen zal beamen dat \erhalen-van-vroeger een beeld geven van sfeer en omstandigheden waarin de mensen leefden. Maar dr. 't Hart wil meer. Hij beijvert zich ervoor de zogenaamd alle- daagse verhalen van zogenaamd onbelangrijke mensen een promi- nentere plaats in de geschiedenis te geven. De term 'petite fiistoire' wordt vaak enigszins badinerend gebruikt en 't Hart is het daar niet mee eens. Zo vertelde hij van een ingezon-
den briefin een UD van 1871. De schrijver beklaagde zich over de wrede manier waarop jonge kalveren, volgepakt op karren, vervoerd werden naar de plaats waar het vee gekeurd werd. "Is het zooals het behoort, dat zulke gruwelijke dierenmartelingen geregeld plaats kunnen hebben onder de oogen der politie zelve?", zo vroeg hij zich af. Een interessant punt, want het vee werd daar al jaren gekeurd en het akelige schouwspel was dus niets nieuws. Het kan natuurlijk dat de briefschrijver daar pas was |
||||||||||||||||
komen wonen. De klacht kan
echter ook een teken zijn dat de tijden aan het veranderen waren, 't Hart haalde in dit verband de beschavingstheorie van Norbert Elias aan. Een ander voorbeeld uit 't Harts
lezing, die overigens vooral bestond uit wat hijzelf noemde 'vieze verhalen' (Elias heeft na- tuurlijk gelijk met zijn stelling dat vuiligheid en wreedheid in vroe- ger jaren veel meer onderdeel van ieders leven waren). Uit een krant van rond 1870 haalde 't Hart een verhaal van een armendokter die een visite bracht bij een patiënt en bij de deur terugdeinsde voor de walgelijke stank. Dat wil wat zeggen voor een armendokter, die wel het een en ander gewend was op het gebied van stinkende mensen. De oorzaak lag dan ook niet bij de patiënt, een oude man die op een laag vies stro lag. De échte stank kwam van onder de bedstee. Daar lag een paardekop waarin de man maden fokte, die hij aan vissers verkocht. Een ver- haal om lekker bij te griezelen en tegelijk voer voor vragen. Bijvoor- beeld: hoe was de medische zorg voor de armen georganiseerd? Was vissen een vrijetijdsbesteding of een poging om het menu aan te vullen? Door op deze wijze met het bronnenmateriaal om te gaan kan de historicus belangrijke ont- wikkelingen op het spoor komen of ten minste illustreren. Het is daarbij wel zaak voorzichtigheid te betrachten. De onderzoeker moet, in het geval van de boven- genoemde briefschrijver, weten of het "gaat om een eenzame klager, een zonderling, of dat hij een ge- dachte onder woorden bracht die toen bij veel mensen leefde." Als je het materiaal zorgvuldig behandelt kan de geschiedenis |
||||||||||||||||
Naar aanleiding van de lezing van
dr. Piet 't Hart 'wie 't kleine niet eert...' met aansluitend toneelstuk 'Utrecht Zegt' door theatergroep Instant I, georganiseerd door Oud-Utrecht, Historisch Platform en Alumnivereniging VIGU van de Universiteit Utrecht. Op 5 april jl. in PamassQs. 'Petite histoire' in woord en
beeld, of: is 'human interest' historisch relevant? Volgens bijzonder hoogleraar
Utrecht-studies dr. Piet 't Hart kun je met anekdotes een aantal vensters openen op de werkelijk- heid van vroeger. Hij kreeg de kans deze stelling te bewijzen tijdens de lezing die hij zaterdag 5 april jl. in PamassQs hield. Tijdens de inleiding op zijn lezing
waarschuwde hij zijn gehoor al- vast: "Misschien verwacht u wel dat ik een geleerd verhaal afsteek |
||||||||||||||||
66
|
||||||||||||||||
Jacquelien
Vroemen |
||||||||||||||||
m ei I juni 19 97
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||
van het dagelijks leven veel meer
zijn dat een aaneenrijging van anekdotes. Piet 't Hart vindt zich- zelf dan ook absoluut geen "folk- lorist met een amateuristische belangstelling voor de geschiedenis van de horlepiep en de driekus- man." Zijn lezing heette niet voor niets 'Wie 't kleine niet eert...'. Een waarschuwing aan vakbroeders die liever over De Grote Structuren praten? Het publiek, dat met meer dan
honderd personen de zaal letter- lijk tot de nok toe vulde, genoot duidelijk van 't Harts luchtige lezing met een serieuze onder- toon. Echt aanschouwelijk werd de geschiedenis in het hieropvol- gende toneelstuk 'Utrecht Zegt'. Instant I, een zevenkoppige amateurgroep verbonden aan cultureel centrum PamassQs, speelde de geschiedenis van een denkbeeldige familie Achterberg uit Wijk C. Het stuk was speciaal voor deze gelegenheid geschreven, gebaseerd op anekdotes van 't Hart. Leuk in de voorstelling was de wisseling tussen actualiteit en verleden. Het verhaal werd verteld door de overleden oma van het gezin, die komt spoken bij haar kleindochter. Deze gaat oma's spullen opruimen en stuit zo op diens oude opbergkist. Aan de hand van verschillende voor- werpen die kleindochter Beppie vindt, vertelt oma geschiedenissen van haar ouders, haar opa en haar |
tante. Een fraai stel was dat. Piet 't
Hart had al verteld dat het volks- leven in vroeger dagen lang niet zo romantisch was als sommigen tegewoordig wel willen doen ge- loven en daar was deze familie een goede illustratie van. Een oude waterpomptang die uit de kist te- voorschijn komt heeft toebehoord aan opa Gerrit. Deze was bier- pompenreparateur en altijd dron- ken. Hoe dat kwam? Als opa Gerrit onder een vat lag om zoge- naamd een moertje vast te draaien, maakte hij het kraantje open dat in die tijd altijd onder de biervaten zat. En dan maar "lekker lurreke"! Tante Lenie was een woekeraar- ster die arme mensen het vel over de oren trok door hen geld te lenen met vijfentwintig procent rente en haar familie de ogen uitstak met haar dure kleren. Het maakte haar niets uit dat haar slachtoffers haar uitscholden voor secreet en ook verschillende cel- straffen, opgelegd wegens over- treding van de geldschieterswet, deden haar niet tot inkeer komen. Dan is er nog vader Teunis, die doodgraver is geworden vanwege de leuke bijverdiensten: het 'be- stelen' van de lijken net voordat hij de kist moet sluiten. Alleen moeder Jopie is goed, hoewel ook zij de regels overtreedt. Zij is verpleegster in het Wilhelmina- kinderziekenhuis, waar het streng verboden is de kinderen aan te raken in verband met besmet- tingsgevaar. Op een nacht, als er |
|||||||||||
geen toezicht is, besluiten Jopie
en een paar andere zusters om een van de patientjes eens lekker te gaan kietelen en knuffelen. Hij mankeert medisch gezien niets en toch ligt hij weg te kwijnen. En zie, het jochie leeft op en een paar weken later kan hij genezen naar huis. Oma, dan nog een klein meisje, zegt nooit iets maar weet des te meer. Ze houdt iedereen in de gaten en oordeelt. Het beeld dat uit het verhaal oprijst is er een van veel treurnis en armoede en weinig liefde. Begrijpelijk mis- schien, als je de barre omstandig- heden waarin zij moesten leven in aanmerking neemt. Veel zicht op verbetering is er ook niet, gezien het einde van het verhaal. Beppie vindt in de kist een ver- droogd oor, een van de trofeeën van lijkenpikker Teunis, met een gouden oorbel eraan. Daar is ze maar wat blij mee: "Zo eindelek weer wat poen voor een shotje...prostitutie is ook nie al- les..!" Waarop oma hol schate- rend het toneel verlaat. Een fel-realistisch drama dus, geheel gesproken in onvervalst plat-Utrechts. Hoewel, onvervalst? Niet iedere acteur bleek de 'vollekstaol' machtig en het Bra- bantse accent van sommigen werkte wel enigszins vervreem- dend. Na de toneelvoorstelling begon
dan eindelijk, volgens 't Hart, het hoofdprogramma: de borrel in de bar van PamassQs. Het grootste deel van de bezoekers had inmid- dels wel genoeg bijgepraat tijdens ontvangst en pauze en daarom verkozen zij het huiswaarts te gaan. Niettemin bleef er een geanimeerd gezelschap over dat onder het genot van een drankje de doorstane emoties van zich af kon praten. |
||||||||||||
67
|
||||||||||||
mei/juni 19 9 7
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
Van haver tot gort:
een Laat-Romeinse kuil met graan uit Houten |
|||||||||||||||||||
Verkoolde haver
met één gerste- korrel (in het midden). Foto: L I. Kooistra |
|||||||||||||||||||
In Houten is nog weinig over de
mensen uit de Laat-Romeinse tijd bekend. Het pakket verkoold graan was dan ook een welkome bron van informatie en is alleen al om die reden van haver tot gort onderzocht. Drie vragen stonden centraal: welke gewassen hebben de mensen gegeten, waar kwam het graan vandaan en hoe is het verbouwd. Op de eerste vraag is het ant-
woord kort. De gevonden soorten zijn emmenarwe, haver en bedekte zesrijige gerst. Emmertarwe is een tarwe die nu niet meer wordt verbouwd. De soort heeft een |
|||||||||||||||||||
"Van haver tot gon' betekent volgens
het Nederlands woordenboek Van Dale 'door en door \ haarfijn'. De uitdrukking lijkt gemaakt voor het onderzoek aan planten- resten uit archeologische opgra- vingen, want in een aantal gevallen is het noodzakelijk om niet alleen alle fragmenten van de verschil- lende planten te determineren maar ook te tellen. Het kan daarbij letterlijk voorkomen dat de aan- wezigheid van een enkele gerste- korrel (gort is een ander woord voor gerst) informatie oplevert over de productie van voedsel in het verleden. Dat gold in elk geval voor een pakket verkoold |
graan uit de tweede hellt 3de-
eerste helft 4de eeuw A.D., dat in één van de Romeinse nederzettin- gen van Houten is aangetroffen (zie ook Kooistra 1996, 306-22). Als gevolg van de één of andere
ramp is het graan verbrand, waar- bij een deel volledig verloren is gegaan en een deel is verkoold. Dat verkoolde restant lag in een rechthoekige kuil van circa drie bij anderhalve meter. Het is mo- gelijk dat de kuil in een huis heeft gelegen, want de vorm en grootte zijn zeer vergelijkbaar met keider- kuilen die Van Es in Wijster aan- trof (Van Es 1965, 196-7, 116-8). |
||||||||||||||||||
68
|
|||||||||||||||||||
Laura I. Kooistra
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
mei/juni \ 991
|
|||||||||||||||||||
:l o M E I N E
|
|||||||||||||||
IN
|
|||||||||||||||
veel lagere opbrengst dan bij-
voorbeeld broodtarwe en het kaf zit zo stevig om de korrels dat één keer dorsen het kaf niet van het koren scheidt. Een positief punt is dat emmertarwe geen hoge eisen aan de omgeving stelt. Dat laatste geldt ook voor haver en bedeke zesrijige gerst, gewassen die tegenwoordig nog wel in Nederland worden verbouwd. Het rivierengebied zag er in de
Romeinse tijd heel anders uit dan tegenwoordig. De agrarische bevolking kampte met hoge grondwaterspiegels, hoewel de bodem over het algemeen rede- lijk vruchtbaar was. Er konden dan ook alleen gewassen, zoals emmertarwe, haver en gerst verbouwd worden, die onder vochtige tot natte omstandigheden toch redelijk goede opbrengsten gaven. Dit is de eerste aanwijzing voor de lokale herkomst van het Laat-Romeinse graan. De tweede aanwijzing is gevonden in de samenstelling van de wilde planten. Er zijn alleen soorten gevonden die in de omgeving van het romeinse Houten voorkwamen. De wilde planten leverden even-
eens informatie op over de wijze waarop het graan werd ver- bouwd. Aan de hand daar\-an kon gesteld worden dat de drie graansoorten als zomergewassen zijn verbouwd, dat wil zeggen dat het graan in het voorjaar is ge- zaaid en in de late zomer geoogst. Het giaan dat in de Laat-Romeinse
kelderkuil is gevonden, lag voor consumptie gereed. Bij graan dat kant en klaar ligt, mag verwacht worden dat het uit één soort bestaat. Het graanpakket bestond echter voor 85 procent uit |
|||||||||||||||
emmertarwe, 14 procent uit
haver en 1 procent uit gerst. Voor dit resultaat zijn verschillende verklaringen denkbaar. Alle ver- klaringen hebben echter betrek- king op de wijze waarop het graan is verbouwd. Verklaring 1 is dat het graan, dat van verschil- lende akkers kwam, tijdens het dorsen door elkaar is geraakt. Uit etnografisch onderzoek in Griekenland van Jones en Halstead (1995) is echter gebleken dat op de dorsvloer geen vermenging van gewassen optreedt. Verklaring 2 is dat er op één akker verschillende gewassen worden ingezaaid. De reden van de handelswijze, die masteluin wordt genoemd, is risicospreiding. Als het ene gewas het niet goed doet, doet het andere het mis- schien wel. In ons geval is ook verklaring 2 niet waarschijnlijk. Emmertarwe stelt, in vergelijking tot haver meer eisen aan de bodem. Wanneer emmertarwe en haver in gelijke hoeveelheden zouden zijn ingezaaid, is een op- brengst van 85 procent haver aannemelijker. Verklaring 3 is dat op één akker in achtereenvolgende jaren verschillende gewassen worden verbouwd. Dit systeem wordt in de akkerbouw aange- duid met rotatiebouw of slagstelsel. Er zijn veel verschillende typen slagstelsels, welke in het Laat- Romeinse Houten is toegepast weten we niet. We weten wel dat de gewassen als zomergranen zijn verbouwd, dat er braakjaren voorkwamen én dat op één akker in verschillende jaren gerst, haver en emmertarwe kan zijn verbouwd. |
|||||||||||||||
Literatuur.
Van Es, W.A., 1965(1967): Wijster,
a Native Village beyond the Imperial
Frontier, Palaeohistoria 11.
Jones, G., &P. Halstead 1995: Maslins,
Mixtures and Monocrops: on the
interpretation of Archaeobotanical Crop
Samples of Heterogenous Composition,
Journal of Archaeological Science 22,
103-14.
Kooistra, L.I., 1996: Borderland Farming,
Poisibilities and ïmitations of farming in
the Roman Period and Early Middie Ages
between the Rhine and Meuse
(dissertatie), Amersfoort\ Assen.
|
|||||||||||||||
69
|
|||||||||||||||
m e i / j u n i 19 9 7
|
UTRECHT
|
||||||||||||||
Muus &
IJzerman
makelaardij
heeft hart voor
'Oud-Utrecht'
► Aan- en verkoopbegeleiding
► Taxaties Hypotheken
Verzekeringen |
|||||||||||||||||||||
m
NVM
|
Itaditie, tijdschrift
over tradities en trends Je eet van een bord, je
begroet iemand door je rechterhand uit te steken, je viert je verjaardag. Zo doet iedereen het en niemand denkt er over na. Het lijkt wel alsof het nooit anders is geweest. Het zijn tradities die van ouders op kinderen over gaan. Er zijn ook gebruiken die pas kort bestaan. Bijvoorbeeld de gewoonte om iemand te feliciteren via een ad- vertentie in de krant. Een paar mensen beginnen er mee, het wordt een modeverschijnsel, een trend. Over al dit soort oude en nieuwe gebruiken en
gewoonten is te lezen in het tijdschrift: Traditie, tijdschrift over tradities en trends. Het laat op een heldere en levendige manier zien hoe achter de gewoonste dingen vaak een fascinerende wereld schuil gaat. Traditie, tijdschrift over tradities en trends is een
toegankelijk geschreven tijdschrift dat vier keer per
jaar verschijnt. Het is rijk geïllustreerd in full-color en wordt uitgegeven door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur. Een jaarabonnement kost ƒ 30,- of Bfrs 600. Vraag een proefnummer aan bij het Nederlands
Centrum voor Volltscultuur, Lucasbolwerli 11, 3S12 EH Utrecht (00-31 (0)30-2319997) |
||||||||||||||||||||
r
|
|||||||||||||||||||||
JHMuus & IJzerman
Telefoon 030-2340008, Fax 030-232 19 70
Plompetorengracht 18,3512 CD Utrecht |
|||||||||||||||||||||
Maandblad en Jaarboek
Het Maandblad Oud-Utrecht geeft volop informatie
over de geschiedenis en het heden van stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en 'verenigingsnieuws' onmisbaar. Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen en om de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar. |
|||||||||||||||||||||
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud-Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
|||||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
|||||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel; 030-2623866/2626800
fax: 030-2623274
|
|||||||||||||||||||||
Hierbij geef ik mij op als lid van de Vereniging Oud-Utrecht
naam |
: < <
> o o
I o o
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
,11
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B
|
'Il
,-S »■ 5 g;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ui
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
adres
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woonplaats
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
postcode
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S<Sf Si
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geboortedatum
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a.u.b. aankruisen wat u kiest:
□ met onmiddellijke ingang (u betaalt dan contributie over het lopende kalender-
jaar en ontvangt dan alle publikaties die dit jaar zijn verschenen) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D met ingang van het volgende jaar
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.P. de Rijk
Voor degelijk
vakkundig onderhoud aan huis en tuin J.P. de Rijk
G.v.Walenborchstraat 18
3515 BT UTRECHT Tel. 030-2718901 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
®
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op het gebied van:
• Elektra
• Klimaat
• Sanitair
• Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Tel. 030-288 24 64 Fax 030-288 57 33 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BEAUFORT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MAKELAARS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J&B Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 ' 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oud-utrecht
|
|||||||||||||||||||
hier
postzegel plakken |
|||||||||||||||||||
Vereniging Oud-Utrecht
Pr. Hendriklaan 76 3584 ER Utrecht |
|||||||||||||||||||
Oud-Utrecht
'Vereniging tot beoefening en verspreiding
van de l<ennis der gescfiiedenis van stad en provincie Utrecht' opgericht in 1923 |
|||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74 |
|||||||||||||||||||
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
|||||||||||||||||||
TAILORSSINCE1850
|
|||||||||||||||||||
JC^JIV k\J I-^X^l^ JLJrTL.
WAAR OUDE W*
NOG IN ^
WORDEN GE |
|||||||||||||||||||
l>"s!!l!!«l'l!!H' B J
ENE/
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
|||||||||||||||||||
A^i^
|
||||||||||||||||
fjö~Lot^ : 1^ oc] igoh
|
||||||||||||||||
Utrecht
|
||||||||||||||||
7 0e jaar^an^ nummer 4
|
||||||||||||||||
Jules Edouard Anne Louis Struick
* 1927 i-1997
Stathe aan de Vecht
Ofwel het gelijk van N. Van der Monde
|
Één van de schepen die bij de bouw van de
Kamer van Koophandel aan de Waterstraat is gevonden wordt, ten behoeve van het transport naar het Scheepvaartmuseum in Ketelhaven, in Ideinere delen gezaagd. Vanwege het schuine en gladde oppen/lak is enige ondersteuning van de man met de kettingzaag nodig. |
|||||||||||||||
p , /• . ., * ^KSUNIVERSlr
Een glasjragment uit Tecmep.-j-nrr-Ljf.
|
'
"
|
|||||||||||||||
EIT
|
||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen Tel. 030-241 31 15 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA/VNAG/NVK
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lu! \fil. Anlujiidii s (ii'iuiolsi liup
Utrecht
Korte Jansstraat 17 19. SSIZ GM Utrecht
Tel. 030-2518266, tax 030 2S16474
Amsterdam Ijiren
Rokln 46. 1012 KV Amsterdam Torenlaan 5, 1251 HF. laren
Tel. 020-620«100 Tel. 035-5.381454
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij drukken
ook
uw kosten
BEL ONS VOOR EEN OFFERTE
VOOR HET MOOISTE DRUKWERK |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
éP
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BOUW&VASTGCXD
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CASPARIE UTRECHT
ONDERDEEL VAN ROTO SMIITS DE BOER
IIIU'y )N 030-2822822
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrili
70e jaargang nr, 4 juli/auguslus 1997 ISSN 1380-7137 Oud-Utrechl is een uilgave van de
Vereniging Oud-Ulrechl, vereniging lol beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht. Voorzitter:}.\N. Lemaier
Secretariaat: Mw. J.C.M. Pennings, p/a Alexander Numankade 201, 3572 KW Utrecht. Penninffneester: P. Kroes U kunt zich opj^even als lid van de vereni- ging Oud-Utrecijt door te schriiven naar: Oud-Ulrechl, Pr. Hendriklaan 76, 3584 ER Utrecht. De contributie bedraagt f 54,= per
jaar (26-ƒ 30,=; 65-^ ƒ 44,= per jaar). Contributie- en ledenadministratie: P. Kroes. Betaling contributie op giro 575520. Redactie: M. Dolfin, B. van den Hoven
van Genderen,J.Leguyt, M.C. van Oudheusden, P. Rhoen, B \'an Santen, M. \'an de Vrugl, en A. \'an der Zeijden. Redacticadrcs:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: De Vormers, Utrecht
Druk: Casparie Utrecht
Oud-Utrecht. Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 20 augustus 1997, verschijningsdatum 1 oktober 1997. Uw bijdragen kunt u loesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 1/4 of 3 Vi inch floppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen omvang lussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal nolen zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Het gebruik van lussen- kopjes wordt aangeraden; illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||||||||||||
Onverwacht hebhen wij in mei afscheid moeten nemen van een markante Utrechtse figuur,
dr. Eduard Struick, oud-gemeentearchivaris. Uiteraard besteden wij in dit nummer aandacht aan hem.
Verder veel activiteiten en aandacht voor een vraag die velen al langer bezig houdt:
Waar lag de oude handelsnederzetting Stathe?
Tenslotte, wij maken natuurlijk ook fouten. Het artikel over Tsofouno dat in het maart/april-
nummer is verschenen is niet van de hand van H. Reinders maar van C. Reijnders. Bij deze.
|
||||||||||||||||||||
Inhoud
|
||||||||||||||||||||
Van de redactie
Jules Edouard Anne Louis Struicl<
* 7927 11997
A. Pletersma Van de leestafel
Stathe aan de Vecht
Ofwel het gelijk van N. Van der Monde
C. van Rooljen Boekenschouw
|
||||||||||||||||||||
75
76 79
80 86
87 88
90 92 |
||||||||||||||||||||
Romeinen
Een glasfragment uit Vechten
C. Isings Van de aktiviteitencommissie
Discussie-avond 27 mei
1. Vroemen |
||||||||||||||||||||
75
|
||||||||||||||||||||
De plek
Begraafplaats Oud Zuilen
J.J. Oskam |
||||||||||||||||||||
Agenda
|
||||||||||||||||||||
j u l i / a u gust us 199 7
|
||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
Jules Edouard Anne Louis Struick
* 1927 11997 |
|||||||||||||||||||
Eduard Struick heeft in 1988 afscheid genomen als gemeentearchivaris van
Utrecht, maar hij heeft die functie nooit uit het telefoonboek laten schrappen. Wie zou hem ook na zijn pensionering deze eretitel misgunnen? Zeker niet de honderden mensen die hem na een Indrukwekkende dienst op 5 mei 1997 ten grave droegen. |
|||||||||||||||||||
Met inventariseren, zeker voor ar-
chivarissen van zijn generatie dé archieftaak bij uitstek, heeft hij zich ook later nauwelijks bezigge- houden. Hel was ook niet zijn fort en hel slim koketteren met zijn onvermogen op dit terrein heeft hem veel lastig en tijd- rovend werk bespaard. De tijden van de legendarische vernieuwer Muller waren al lang voorbij, maar diens geest heerste nog altijd in het gebouw aan de Drilt, dal toen door Rijks- en Gemeentearchief werd gedeeld. Zelfs zijn oude pluchen stoel was nog in gebruik. Crisis en Tweede Wereldooriog hadden in hel archief hun sporen nagelaten. Bezoekers kwamen er nauwelijks en habitués konden hun gang gaan zonder tussenkomst van het personeel. Dal bestond toen uil vijf man, allen archiefamblenaren. Er was geen administratieve kracht, geen binder en geen foto- graaf Daar zou overigens ook geen ruimte voor geweest zijn: hel gebouw was veel te klein. Struick bemoeide zich intensief met de ontluikende bouwplannen, met name na zijn benoeming lol opvolger van Van Campen in 1964. In 1968 vond de verhui- zing plaats naar het nieuwe gebouw aan de Alexander Numan- kade; de cohabitatie van het Rijks- en het Gemeentearchief werd voortgezet, zij het niet altijd zonder strubbelingen. Toen be- gonnen de gouden jaren voor Eduard Struick en kon hij mei alle faciliteiten die het gebouw bood lonen wal het 'geheugen van de stad' in huis had, daarbij gerugge- sleund door de in 1968 van kracht geworden nieuwe Archief- wel. Al vóór de verhuizing was de geleidelijke uitbreiding van het personeel op gang gekomen en |
|||||||||||||||||||
gezakt was op paleografie: hij
kreeg een herexamen. De banen in het archiefwezen lagen ook toen niet voor het opscheppen en bovendien was hij alleen geïnte- resseerd in een archiefdienst van enige importantie. Struick begon daarom met een promotieonder- zoek, dat in 1960 leidde tot het proefschrift Gelre en Hahsburg 1492-1528. Toen was hij inmiddels zelf al
weer zes jaar chartermeester aan het Utrechtse Gemeentearchief, na een sollicitatie waarbij hij tegenover burgemeester De Ranitz moest toegeven dat hij niets van Utrecht wist, maar dat hij zijn best zou doen. En daar heeft hij zich aan gehouden. Gemeente- archivaris was toen mr J.W.C, van Campen en die zette hem aan het werk met het indiceren van de eigendomsregisters van hel Utrechtse gerecht, de herorde- ning van de catalogus van de Topografisch-Historische Atlas, het behandelen van schriftelijke verzoeken om inlichtingen en het schrijven van historisch-rechts- kundige rapporten voor hel gemeentebestuur. Samen met dr. F. Ketner, de bewerker van het Oorkondenboek. huisde hij in de vroegere slaapkamer van ko- ning Lodewijk Napoleon, die Utrecht een blauwe maandag de status van residentie had gegund. Inventariseren deed hij niet of nauwelijks, want dat had Samuel Muller al gedaan en sindsdien was er nauwelijks archief bijgekomen. |
|||||||||||||||||||
Eduard Struick werd in 1927 in
Den Haag geboren in het gezin van een KNIL-officier. Die achtergrond voerde hem ook naar Indie, waaraan hij dierbare herinneringen overhield, herin- neringen die hij overigens nooit heeft willen verversen. Nog voor de oorlog was hij weer terug in Den Haag, waar hij het Gy-mnasium Haganum bezocht. In verband met de ontruiming door de Duitsers van een deel van de stad ten behoeve van de kust- verdediging verhuisde het gezin naar de omgeving van Nijmegen. Daar ging hij school bij de jezuïeten, die hij later dankbaar was voor de discipline die ze hem bijbrachten. Daarna studeerde hij aan de Katholieke Universiteit Nijmegen geschiedenis met als hoofdvak middeleeuwen. De laat- ste jaren van zijn studie was hij volontair aan het Nijmeegse ge- meentearchief. De reden hiervoor was dat hij de smaak van het his- torisch onderzoek te pakken had gekregen en zich hierin verder wilde bekwamen. Een loopbaan in het onderwijs trok hem niet en leek hem ook niet met weten- schappelijk onderzoek te combi- neren. Na zijn afstuderen behaalde
Struick in 1952 het diploma wetenschappelijk archiefambte- naar. Toen hij later de cursus oud schrift van het Utrechtse Gemeentearchief verzorgde kon hij zijn leerlingen met smaak ver- tellen hoe hij zelf de eerste keer |
|||||||||||||||||||
76
|
|||||||||||||||||||
Arend Pietersma
|
|||||||||||||||||||
juli/augustus 199 7
|
|||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
foto; Gemeente
archief Utrecht |
||||||||||||||
werden er met bescheiden middelen
tentoonstellingen georganiseerd. In 1965 gaf het Gemeentearchief voor het eerst een cursus paleo- grafie. Het werd een doorslaand succes en het begin van een lange traditie. Struick bleek een vaardig en enthousiast popularisator in een tijd dat de belangstelling voor lokale en regionale geschiedenis |
groeide en archie\'en wat aarzelend
hun deuren op een kier zetten. Het gemeentebestuur vond het prachtig en Struick kon dit verzil- veren met een uitbreiding van personeel - dikwijls vrouwen, want hij voerde een progressief perso- neelsbeleid - en middelen. Ook medewerkers van de sociale werk- voorziening en vrijwilligers |
stroomden toe. Al snel bleek het
gebouw te klein en in 1975 werd een uitbreiding gerealiseerd. Struick stimuleerde ook zijn medewerkers om het archief naar buiten toe te verkopen en vele jaren achtereen werden tentoon- stellingen georganiseerd, waar\'an een indrukwekkende reeks cata- logi nog steeds getuigt: Burger in |
||||||||||||
77
|
||||||||||||||
i lil i / a u gus { us (997
|
||||||||||||||
LJ T R n C H T
|
||||||||||||||
Jules Edouard Anne Louis Struick
''1927 f1997 |
|||||||||||||||
Utrecht, Van gasthuisbed tot
verzorgingsflat, Oudegracht in de Bocht, Recht en slecht, Vreden- hurg gekraakt en vele andere. In 1968 verscheen zijn magnum opus Utrecht door de eeuwen heen, een overzichtswerk over 2000 jaar geschiedenis van de stad Utrecht, bijeengeschreven na zeven jaar avondlijke literatuur- studie. In vier drukken gingen er meer dan 10.000 exemplaren over de toonbank. Het maakte Struick tot een bekende persoon- lijkheid in de stad en deze bekendheid kwam het archief uiteraard ten goede. Met dit werk en vele tientallen artikelen en kleinere publicaties - vaak ter gelegenheid van herdenkingen - wist hij op basis van een grondige kennis van de stadsgeschiedenis een groot publiek te bereiken. Enkele voorbeelden: De Stadhuis- brug tussen winkel en raadhuis, Wande/gids van Utrecht, Goede huur oj verre vriend (over de relatie stad en universiteit) en Ach Lieve Tijd Daarnaast stond hij ook wetenschappelijk zijn mannetje met een aantal artikelen over de Utrechtse middeleeuwen. Iets minder diepe voren trok hij door het archiefwezen. Hij was onder meer redacteur van het Nederlands Archievenhlad. Zijn opvattingen over de educatieve taak van archieven waren baanbrekend. Uiteraard leverde Eduard Struick ook zijn bijdrage aan de activiteiten van de Vereniging Oud-Utrecht. Van 1964 tot 1972 diende hij de vereniging als secretaris en van 1969 tot 1977 als redacteur van het Jaarboek. Het waren wat roerige jaren, waarin de vereni- ging voor de vraag werd gesteld of zij ook actie zou moeten ondernemen tegen de 'milde' variant Kuiper van het beruchte |
verkeersplan Feuchtinger. Als
bestuurslid stelde Struick zich op een gematigd standpunt, van hem mocht wel eens iets worden afgebroken. De bouw van Hoog Catharijne symboliseerde voor hem zelfs het begin van de wederopstanding van de oude binnenstad. In zijn bijdrage aan Utrecht in 2005, waarin Sociëteit De Constructieve in 1980 de speelse toekomstvisie van een aantal prominente Utrechters bundelde, liet Struick het com- plex overigens wel tot de grond toe afbranden. In 1978 werd Eduard Struick
getroffen door een ernstig hart- infarct, hij moest het wat kalmer aan doen en een deel van de leiding over het Gemeentearchief aan A. Graafhuis als adjunct- archivaris overlaten. Langzamer- hand leerde hij deze verandering te aanvaarden en wist hij ook de positieve kanten te waarderen: meer tijd voor vrouw en kinderen en een ontdekking van de vele andere aantrekkelijke kanten van het leven. Bijvoorbeeld toneel, dat hij op niet onverdienstelijke wijze ging beoefenen als lid en medeoprichter - samen met zijn vrouw Paula - van het gezelschap De Roos. In 1988 maakte Eduard Struick
gebruik van de mogelijkheid met vervroegd pensioen te gaan. Hij lijkt daar geen moeite mee te hebben gehad. Hij wist dat het Gemeentearchief zoals veel andere archieven een herstructurering op terreinen als management, archiefbeheer en automatisering moest doormaken en dat liet hij liever aan anderen over. Het werd wat stiller om hem heen, maar - niet ongebruikelijk bij gepensio- neerde archivarissen - hij bleef kind aan huis. Hij gaf cursussen. |
verzorgde lezingen en leidde
excursies. Het Gilde, het PUG, de Rotary en de Adelbert-vereniging profiteerden van zijn toegenomen vrije tijd. Enkele jaren geleden werd in
nauw overleg met hem besloten het inmiddels uitverkochte Utrecht door de eeuwen heen een opvolger te geven. Enthousiast dacht hij mee over de opzet, trad toe tot de redactie en zette zich aan het schrijven van zijn hoofd- stuk over de periode 918-1304. Hij heeft dit helaas niet kunnen voltooien. Eduard Struick had in woord en
gebaar de uitstraling van de archi- varis, de middelaar tussen heden en verleden van 'zijn' stad, waarvan hij nooit meer heeft willen scheiden. Een man met religieus en maatschappelijk soms onorthodoxe opvattingen, zeer geïnteresseerd in wat mensen bewoog, ook mensen van andere generaties en andere signaturen. Daarnaast kon hij lastig en eigen- gereid zijn, maar nooit zonder de charme die het weer goedmaakte. Hij is heengegaan, te vroeg, en betreurd door de velen die hem graag zagen en hoorden. 'Wij zul- len hem missen en zijn nagedach- tenis met respect eren. |
|||||||||||||
78
|
|||||||||||||||
juli/augustus 19 9 7
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
VAN
|
FEL
|
||||||||||||||||
DE LEESTA
|
|||||||||||||||||
Loosdrecht
Het tweede nummer van dit
jaar van het tijdschrift Tussen Vecht en Eem is geheel gewijd aan Loosdrecht. In 1997 bestaat de Historische Kring van Loosdrecht 25 jaar en dat wordt niet alleen gevierd met dit themanummer, maar met een groot feest en de uitgave van een apart jubileum- boek, waarin diverse beroemde en minder beroemde Loosdrechters over het voetlicht worden ge- bracht. In dit themanummer is er ruim
aandacht voor de plassen. Zo gaat A.A. Manten in op de dreigende inpoldering in de negentiende eeuw. Door de turfwinning was veel landbouwgrond verloren gegaan en de verschillende ge- meenten hoopten door het aanleggen van polders 'onland' weer produktief te maken. Volgens sommigen zou dat ook veel hygiënischer zijn. De op- komende recreatie na de Eerste Wereldoorlog en de groeiende behoefte aan drinkwater van de gemeente Amsterdam hebben voorkomen, dat er nu slechts uit- gestrekte polders zouden zijn, waar •m] gewend zijn aan water- sporters en jachthavens. Veenendaal
Behalve tabak was ook de
textielindustrie voor Veenendaal van groot belang. Het meinummer van Oud-Veenendaal gaat in op de geschiedenis van de Scheepjes- wolfabriek. G. Takken beschrijft de geschiedenis van de Scheepjes- wolharmonie, die dit jaar hon- derd jaar bestaat. Aanleiding voor het ontstaan was de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898. Bij de voorbereidingen van de feestelijkheden werd in veel gemeenten het gemis aan een |
|||||||||||||||||
eigen muziekgezelschap ervaren.
Net als elders werd in Veenendaal het initiatief genomen tot oprich- ting van een fanfare, met als prettige bijkomstigheid dat een Doorns muziekgezelschap net dat jaar werd opgeheven en de Veenendalers voor een zacht prijsje hun muziekinstrumenten konden overnemen. Het eerste optreden vond plaats op een snikhete septemberdag, het was letterlijk 'zweten geblazen'. Bij het vijftigjarig bestaan werd een eigen jubileumlied gemaakt, en de komst van dirigent De Graaff, die iedere dag liet oefenen, bracht de harmonie op een hoog niveau. Regelmatig werd opgetreden bij internationale voetbalwedstrijden. In de jaren zeventig mochten ook vrouwen lid worden en ontstond er een eigen majorettekorps. Na de sluiting van de fabriek kwam de harmonie op eigen benen te staan, maar ondanks dat groeide het ledenaantal gestaag en is het nog steeds een bloeiende vereni- ging- Loenen In de Vechlkroniek, de
uitgave van de Historische Kring Gemeente Loenen wordt inge- gaan op het ambacht van de goudleermaker. In Vreeland werd in 1634 door Hans Ie Maire een goudleermakerij geopend. Deze Le Maire was afkomstig uit Aken en was een van de eerste goud- leermakers in de noordelijke Nederlanden. Het was een kapi- taalsintensief bedrijf: Le Maire moest bladzilver en kalfsleer in- slaan, terwijl zijn klanten vaak laat betaalden. Bij de opening van zijn eerste werkplaats in Amster- dam had hij naar huidige maat- staven omgerekend twee miljoen gulden schuld. Toch breidde zijn |
klantenkring zich uit en besloot
hij in Vreeland, gunstig aan het water gelegen, een tweede werk- plaats te openen. Hans overleed in 1641 maar zijn weduwe zette het bedrijf voort. Zij bezat in Vreeland een woonhuis, een werkhuis en een aparte looierij. De weduwe trok zich in 1674 terug uit de goudleermakerij, maar nog tot in de negentiende eeuw bleef het huis bekend staan als de 'Goudleermaekerij'. Pas in 1914 kreeg het gebouw de minder inspirerende naam van 'Wel te Vree'. Inmiddels is daar een kapsalon gevestigd. Schalkwijk
In Nieuws over Oud, berichten
over de historie van Schalkwijk en Tuil en 't Waall wordt de geschiedenis geschetst van de plaatselijke ijsclub Vooruit! In 1929 werd de vereniging opge- richt en werd er vooral geschaatst op het Brede Water, waarschijn- lijk ontstaan door het uitgraven van grond voor de spoorbaan. Daar werd 'schoon' gereden, wat minder sloeg op de zwierige bewegingen van de schaatsers, dan op hun pogingen om niet aan het einde van de baan in de opge- slagen turf terecht te komen. Wat later werd een heuse ijsbaan geopend door de burgemeester, die in zijn praatje verwees naar Julius Caesar, sindsdien de bij- naam van de man. Door woning- bouw werd het terrein van de ijsbaan steeds kleiner. Mollen ondergroeven de baan, waardoor het water wegliep en in 1978 werd de baan gesloten. Pas veer- tien jaar later werd een nieuwe ijsbaan geopend. |
||||||||||||||||
79
|
|||||||||||||||||
Frecf Vogelzang
|
|||||||||||||||||
juli/augustus 19 97
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
Staihe aan de VechV
Ofwel het gelijk van N. Van der Monde
|
|||||||||||||||||||||
In 1960 publiceerde Dr F. Ketner
in het Jaarboek Oud-Utrecht zijn artikel 'De betekenis van vicus in de Utrechtse oorkonden'. In dit artikel behandelde hij alle ver- meldingen van vici in Utrecht. Daarbij komt ook Stathe cq de vicus Stathensi aan bod, een befaamde handelswijk die in een bron uit 1127 in samenhang met de verplaatsing van twee jaar- markten wordt genoemd (Oorkondenboek van het Sticht Utrecht I, nr 322). Deze wijk lag in injeriori parte civitatis oftewel in het meer stroomafwaarts gelegen gedeelte van de mitatis. Aangenomen wordt dat dit vanuit het castellum gezien moet wor- den, zodat het gebied tussen de Stadshuisbrug en de Bakkerbrug hiervoor in aanmerking kon komen. Dit leek te meer waar- schijnlijk, omdat in dat gebied toentertijd, naast de oude markten en de Buurkerk ook de oudste huizen bekend waren. Bovendien kwam Ketner nog met een ander historisch gegeven, dat hij als volgt bracht: "Het is opmerkelijk dat deze naam (hij bedoelt Stathe) in latere bronnen vrijwel niet meer voorkomt. Slechts in één oorkonde meen ik haar te kun- nen terugvinden: in 1242 gaf het kapittel van St. Marie in erfpacht twee hofsteden gelegen in het eind van de Donkerstraat versus stadium in civitate Traiectensi. Vermoedelijk hebben wij hier van doen met een verlatijnsing van Stathe; ..." In een noot voegt hij toe: "Zo is Stadium de Latijnse naam voor Stade". Sinds dit artikel van Ketner is het
als een vaststaand feit geaccep- teerd dat Stathe in het gebied bij de Buurkerk gezocht moet worden. De sinds 1973 aan de gemeente |
|||||||||||||||||||||
verbonden archeologen (waar-
onder de ondergetekende) en bouwhistorici, hebben niet nage- laten dit beeld te ondersteunen en versterken. Bij een nadere be- schouwing blijkt echter dat een herbezinning op zijn plaats is en dat er, met name op basis van archeologische gegevens, veel voor is te zeggen om de vicus Stathensi ofwel Stathe langs de oude Vechtloop te zoeken (afb.2). Hoewel het altijd moeilijk zal blijven om een historische naam aan archeologische vondsten te koppelen, lijkt dat hier wel mogelijk. De discrepantie tussen de vondst van een groot handels- centrum langs de Vecht en de tot nu toe algemeen aanvaarde theorie dat Stathe bij de Buurkerk ligt, vraagt om een oplossing. Hel hier gepresenteerde artikel is dan ook bedoeld als aanzet tot een discussie over de locatie van Stathe en daarmee samenhangend een herwaardering van de omvangrijke handelsnederzetting langs de Vecht. |
geschikter voor handel (dan op
de geplande nieuwe locatie). - Een wijk die geschikter was voor de handel (dan het gebied bij de nieuw gegraven gracht).' |
||||||||||||||||||||
Langs de Vecht
Valt het gebied langs de (ver-
dwenen) Vechtloop - hier wordt de strook Waterstraat en Lange Lauwerstraat bedoeld - wel onder de omschrijving van in inferiori parte civitatis?' Als we de situatie in 1127 bekijken, lijkt dit wel mogelijk. Immers de Rijn was ter hoogte van Achter Clarenburg al lang en breed verland en het noorddeel van de Oude Gracht was reeds, mogelijk al in de 10de eeuw, gegraven. Het water dat dus langs het castellum stroomde, ging via een stukje oude Rijnloop (tot de Bakkerbrug) en via een ge- graven kanaal (het noorddeel van de Oude Gracht) naar het eerder aangegeven gebied, waar de stroom in de Vecht uitmondde. (afb.2) Was de Vecht als handelsrivier
interessant genoeg om de locatie van een dergelijke belangrijke vicus te rechtvaardigen? Het is al sinds langere tijd bekend dat de Vecht een grote rol heeft gespeeld in de Utrechtse handel. Uit diverse historische bronnen blijkt dat de handel van de wijk Stathe vooral op de bovenloop van de Rijn en het Fries/Scandinavische gebied, via de Vecht, gericht was. Handel via de benedenloop van de Rijn, naar Engeland en Vlaanderen, speelde voor 1127 geen rol van betekenis. Daarnaast is één van Neerlands archeologische toppers: 'Hel Utrechts schip' in een verlandde bocht van de Vecht gevonden. Deze in 1930 aange- |
|||||||||||||||||||||
Stathe
Wat is er op basis van histo-
rische gegevens bekend over Stathe? Uit de eerder vermelde bron van 1127 zijn de nodige zaken te distilleren die een beschrijving geven van de vicus. - Stathe ligt stroomafwaarts vanaf
de locatie waar de oorkonde is geschreven; vermoedelijk het castellum. - Het is een vicus waar al gedu-
rende lange tijd vier jaarmarkten werden gehouden (dus in ieder geval in de 1 Ide- en het begin van de 12de-eeuw; mogelijk eerder). - Een wijk waar de huizen steviger
en beter gebouwd waren en dus |
|||||||||||||||||||||
80
|
|||||||||||||||||||||
Cees van Rooijen
|
|||||||||||||||||||||
juM/augusfu."; 1997
|
|||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||
moeten worden. Een stukje van
een derde bootje werd gevonden in een dichtgegooide sloot aan de Lange Lauwerstraat (hoek Korte Lauwerstraat). Ook dit fragment moet van de 12de eeuw of eerder zijn. Tevens is bij die opgraving een houten gebouw, mogelijk 12de-eeuws, aangetroffen. In 1934, de jaren veertig en 1979- 1981 werden langs de Waterstraat schoeiingen gevonden die een opschuivende oever lieten zien en die het, mede in vergelijking tot andere plaatsen, aannemelijk maakten dat hier sprake is geweest van een handelsnederzetting uit de besproken periode. Daarnaast vormt het vele, deels vrijwel complete, importaardewerk een aanwijzing voor de nabijheid van een handelslocatie. Verder is langs de Waterstraat een fundering van een tufstenen gebouw gevonden (afb.3). Hoewel een exacte datering ontbreekt, is dit het enige stenen gebouw in Utrecht dat in de vroege 12de eeuw (of eerder) is te dateren en dat met (particuliere) burgerlijke activiteiten verbonden kan wor- den. Het is goed mogelijk dat het hier om een (handels)huis gaat. Tijdens de campagne van 1979- 1981 zijn ook de resten van een houten gebouw uit de 10de-12de eeuw aangetroffen. Zeer recent (augustus 1996) is er bij de Waterstraat/Jacobikerk ook weer een zware paal van een constructie tevoorschijn gekomen die ergens in de 10de-12de eeuw thuis hoort. In 1985 werd er langs de Lange
Lauwerstraat een vroeg 11de- eeuws houten gebouw gevonden, dat aan het eind van de 11de eeuw hersteld of vernieuwd is. Aardewerk in een dichtgegooide oudere sloot en iets jongere vloer- niveau's maken een bebouwing/- gebruik tussen de late 10de en het midden van de 12de eeuw aannemelijk. Eerder, in 1981, werden veel verder westelijk aan de Waterstraat ook al resten van een huis uit de 'goede' periode vrij gelegd. |
||||||||||||||
afb.3
De fundering van
een tufstenen gebouw dat uit het begin van de 12de eeuw {mogeiijli eerder) dateert. Het is het enige stenen gebouw uit die periode in Utrecht dat met handel geasso- cieerd l(an worden. Dit gebouw lag een tiental meters ten noorden van de Waterstraat, langs de huidige Jan Meijenstraat. (Fotodienst Ge- meente Utrecht) |
||||||||||||||
troffen boot dateen waarschijnlijk
uit het begin van de 11de eeuw, de tijd waarin Stathe gefunctio- neerd moet hebben. Kortom de rol van de Vecht is nauwelijks omstreden. Dit te meer omdat de benedenloop van de (Oude) Rijn al ruim voor de 10de eeuw verland moet zijn geweest en dus geen verbindingsweg meer vorm- de. Wat zijn nu de specifieke aanwij-
zingen om de handelswijk langs de Vecht (Waterstraat-Lange Lauwer- straat) te plaatsen? Eenvoudig samengevat, kan er geconstateerd worden dat nergens in Nederland een laat 10de-12de-eeuwse neder- zetting, geassocieerd met handel is gevonden die van vergelijkbare omvang is als wat in Utrecht langs de Vecht is aangetroffen. Natuurlijk zegt dit niet alles, immers in de voormalige Wijk-C |
is veel opgegraven, terwijl het in
Tiel (de recente vondsten aldaar zijn hierniet inbegrepen), Deventer, Stavoren etc. om kleinere opgra- vingen gaat en er dus nog veel verscholen kan liggen. Maar hoewel het complex aan vondsten langs de Vecht indrukwekkend is, moet toch worden bedacht dat ook hier door de omstandigheden zeker het nodige zal zijn gemist. Daarbij komt dat in de genoemde strook geen enkele opgraving is uitgevoerd zonder dat er structurele vondsten uit de 11de en 12de eeuw zijn gedaan. Absoluut onovertroffen is de vondst van twee schepen langs de Waterstraat (afb. 1, zie omslag). Deze werden beiden bij de opgra- vingen/ontgrondingen t.b.v. de bouw van de Kamer van Koop- handel gevonden. Ondertussen weten we dat deze schepen in de 10de en 11de eeuw gedateerd |
|||||||||||||
81
|
||||||||||||||
ju/i/augustus 199 7
|
||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||
Stathe aan de VecW
Ofwel het gelijk van N. Van der Monde
|
||||||||||||||||
de Hema. Deze laatsten worden
veelal, onbeargumenteerd, als llde/12de-eeuws aangehaald, maar staan in het opgravings- verslag als eind 12de-eeuws gedateerd. Vloeren, paalgaten en tonputten, laat staan schoeiingen, schepen of stenen huizen uit de periode vóór 1150 ontbreken ten enenmale! Dat is natuurlijk een magere
indicatie voor een locatie van Utrechts fameuze handelswijk, zeker als dit afgezet wordt tegen de overvloed aan vondsten langs de oude Vechtloop. Dit gebrek aan archeologische gegevens in het stadscentrum wordt vaak geweten aan de beperkte archeo- logische waarnemingsmogelijk- heden in de binnenstad. Lang- zamerhand heeft daar echter een redelijk aantal kleine waarnemin- gen en onderzoeken plaatsgevon- den, dat telkens niets opleverde. Nu zal er voor de kelders welis- waar veel vergraven zijn, maar onder de keldervloeren, tussen de kelders, bij de Hema-opgraving en bij de recente onderzoeken in de Donkerstraat en op het Buur- kerkhof, is niets maar dan ook niets gevonden dat de locatie van de wijk Stathe alhier kan recht- vaardigen.'' Het is tekenend dat als er plaatjes worden afgebeeld van de 10de tot 12de-eeuwse handel in Utrecht er altijd afbeel- dingen van de zone langs de Vecht worden gebruikt; ook als het erom gaat om Stathe (in het centrum) te beschrijven. Voor- waar de archeologie als leverancier van plaatjes voor de geschiedenis! De enige waarneming in het stadscentrum die wel verband kan houden met de rivierhandel, is de vondst van een van nature schuin aflopende oever. Deze onder de huidige HEMA gevonden |
||||||||||||||||
Aan het eind van deze opsom-
ming van de belangrijkste vondsten kan opgemerkt worden dat bij in de buurt gelegen opgravingen (zuidelijk langs de Waterstraat) met name enkele sloten en afval- kuilen uit de 11de en 12de eeuw tevoorschijn kwamen. Samenvattend kan er geconsta- teerd worden dat de bewonings- sporen zich vooral op de oude oeverwal langs de Vecht en ook wel - het tufstenen gebouw - boven de eerste verlandingsfase van die rivier bevinden. In de - verschui- vende - Vechtloop liggen vooral de schoeiingen en schepen, terwijl zuidelijk van de oeverwal een spaarzaam benut 'kom'gebied is aangetroffen, (afb.2) Zoals al gezegd wijst dit alles op een groot (handels)activiteiten- gebied uit de periode 975-1175 dat niet te vergelijken is met el- ders in Nederland aangetroffen handelslocaties uit die periode. Langs de oude Vechtloop ligt dan ook een langgerekt gebied dat geschikt was voor de handel en waar, zeker in eerste instantie, - een deel van - de haven als 'gestade haven' (waar de boten op de oever werden getrokken) dienst kan hebben gedaan. Daar stonden stevige gebouwen voor de handel, daar was ruimte voor wonen en werk en daar ook bleef ruimte genoeg over voor jaarmarkten. Gezien de vondsten heeft dit alles daar ook daadwerkelijk plaats- gevonden, en wel in de periode dat Stathe met zekerheid gefunc- tioneerd heeft! |
ceerde waren er nog weinig
archeologische gegevens voor- handen. Zijn gedachte om versus stadium aan 'Stathe' te relateren was dan ook zeer aannemelijk. Nu weten de meeste onderzoe- kers wel dat het gelijkstellen van de twee namen (Stathe=Stadium) uit de verschillende bronnen een interpretatie is die zeer wel onjuist kan zijn, maar van een tweede nevenconsequentie van deze inter- pretatie lijkt niemand, behalve Ketner, zich bewust te zijn ge- weest. Door dit verband tussen de twee bronnen te leggen wordt er feitelijk ook gezegd dat het Stathe uit 1127 in 1242 nog bestaat en dus in het latere stads- centrum gecontinueerd wordt. Dit nu lijkt aanvechtbaar. Feitelijk gezien weten we, op basis van historische gegevens, namelijk niet met zekerheid of Stathe na 1127 nog bestaan heeft! Als Stathe gezocht wordt moet dus gekeken worden naar vondsten van vóór 1127. Als op de locatie waar deze vondsten gedaan worden na die tijd nog steeds activiteiten plaats- vinden, dan mag het bestaan van Stathe 'opgerekt' worden naar recenter tijden. Voorheen is er bij voortduring omgekeerd gerede- neerd; er waren 13de-eeuwse (en jongere) gebouwen, dus de oudere zouden er ook wel zijn geweest. Bij het lokaliseren van Stathe rondom de Buurkerk werd, als het gaat om archeologische en bouwhistorische vondsten, veelal verwezen naar gebouwen, funde- ringen, putten, houtconstructie's etc. van eind 12de of begin 13de eeuw. Vondsten die in de periode tussen circa 1000 en 1150 zijn te plaatsen bestaan er nauwelijks. Te noemen vallen hooguit een waterput bij de Boterstraat en mogelijk wat houten palen onder |
|||||||||||||||
82
|
||||||||||||||||
Langs de dode Rijn-arm
■Waarom zoekt men dan toch
altijd de \icus Stathensi in het gebied bij de Buurkerk? Toen Ketner in 1960 zijn theorie lan- |
||||||||||||||||
jul i / au guslus 199 7
|
||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||
afb.2
Plattegrond van
de noordelijke helft van de binnen- stad. Daarin zijn de rivierlopen zoals die vermoedelijk in de lOdelUde eeuw gelegen hebben ntet licht grijs aangegeven en is de gegraven 'oude gracht' zwart weerge- geven. Langs de Vecht is de zone waarin en waar- langs de vondsten van de vicus Stat- hensi zijn gedaan schuin gearceerd: de werkelijke vicus kan dus uitgestrek- ter zijn geweest Het gebied waar Stathe altijd ver- moed rrtaar nooit gevonden is heeft een horizontale arcering. De loop van de Vecht is hier overigens in zijn 'uitgangspositie' aangegeven, in werkelijkheid is deze rivier deels naar het noorden opgeschoven. Tekening: C van Rooijen |
|||||||||||||||
oeverzone kan als 'gestade haven',
een natuurlijke haven waar de schepen aan land werden getrok- ken, dienst hebben gedaan. De vermelding van itadium uit 1242 kan zeer wel aan deze locatie gerelateerd worden. Gezien alle activiteiten vanaf circa 1175 in dit gebied (het huidige winkel- gebied), is dit zelfs waarschijnlijk. Let wel; niet over de periode vóór 1127 en iets later! Het is op archeologische en bouw-
historische gronden beslist niet mogelijk om te stellen dat de belangrijke handelswijk Stathe (er zijn immers vier 'internatio- naal' belangrijke jaarmarkten) daar lag waar niets is gevonden, terwijl daar waar Neerlands grootste handelscomplex van tus- sen 975 en 1175 is opgegraven niets of nauwelijks iets van belang zou zijn geweest. De archeologische gegevens staan
dus haaks op de tot nu toe getrof- fen interpretaties van de twee historische bronnen. Als die bronnen echter anders bekeken worden, wat gezien de inhoud |
geen probleem is, dan zijn alle
gegevens eenvoudig op één lijn te krijgen. Als Stathe in de zone langs de Lange Lauwerstraat - Waterstraat wordt geplaatst is de discrepantie verdwenen. De bron uit 1242 slaat misschien wel op een 'gestade haven', maar dan wel in een latere periode en op een andere locatie. Van de Vecht naar het nieuwe
centrum Zoals al eerder vermeld lijkt
Ketner de enige te zijn die de dubbele consequentie van zijn in- terpretatie van de bron uit 1242 inziet, zowel ten aanzien van de locatie als van de datering. Hij meldt dat de naam Stathe na 1127 niet meer voorkomt. Dit laatste is op zich al vreemd als ge- dacht wordt aan alle bronnen die er zijn over de huizen en percelen in het gebied waar Stathe altijd gezocht wordt. Minder vreemd wordt dit, als er vanuit gegaan wordt dat de handel zich ver- plaatst heeft en daarmee ook het economisch zwaartepunt. De historische bronnen zullen deze |
verschuiving gevolgd hebben,
waardoor Stathe automatisch uit het archief verdwijnt. Gezien alle vondsten in het ge-
bied van Stathe (langs de Vecht) heeft de handel hier tussen circa 975 en 1175 gefloreerd. Ergens aan het eind van de 12de eeuw verdwijnen de (handels)activiteiten uit dit gebied en worden hier uit de Ode eeuw dan ook minder en andersoortige vondsten gedaan. Het tufstenen gebouw(huis) lijkt door de vertrekkende handels- lieden, mogelijk binnen 50 jaar na de bouw ervan, te zijn ingepakt en meegenomen en ook de eerst volgende bewoningsfase boven de 11de- en 12de-eeuwse houten huizen aan de Lange Lauwer- straat stamt pas van rond 1400. Dergelijke ontwikkelingen in de bewoningsgeschiedenis lijken zich in het gehele gebied van Stathe (langs de Vecht) voor te hebben gedaan. Er kunnen twee mogelijke oor-
zaken voor het verdwijnen van de handel langs de Vecht genoemd worden. Ten eerste zijn er bewijzen |
|||||||||||||
83
|
|||||||||||||||
®
|
|||||||||||||||
j uli/ au gustus 1997
|
UTRECHT
|
||||||||||||||
Stathe aan de Vecht^
Ofwel het gelijk van N. Van der Monde
|
|||||||||||||||
dat de rivier(bocht) aan het eind
van de 12de eeuw verland is. Dat blijkt ca. uit het feit dat in het rivierzand, ongeveer onder de huidige Oranjestraat rond de O NAP, een penning van bisschop Herman van Hoome (1150- 1156) is gevonden. Dit muntje geeft, samen met wat midden 12de-eeuws aardewerk, het einde aan van de snelle verzanding. Gezien de hierop volgende kleiiger sedimenten, vondt de rest van de verlanding in rustiger water plaats. Het definitieve verlanden van de riviergeul moet dus na 1150, maar gezien restanten van o.a. een boerderij en sloten op die afzettingen, vóór de 13de eeuw hebben plaatsgevonden. Mogelijk dat het snelle verzanden samen- hangt met de grote overstromingen van 1170 en vondt daarna de rustige sedimentatie plaats. Een tweede reden voor het ver- dwijnen van de vicus langs de Vecht is dat de lange afstands- handel aan het eind van de 12de eeuw inzakte en veranderde van aanzien. Waar tot in de 12de eeuw sprake was van lange afstandshandel (door de mercato- res), lijkt na die tijd vooral van import en kleinhandel sprake te zijn. De handelaren worden meer kleinhandelaren (mercenariorum), en de nijverheid komt gestadig tot ontwikkeling. Dat de handel in Utrecht zich kan handhaven lijkt voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de 'spin-off van 84 het kerkelijk centrum. Was alleen de haven van Stathe
verzand, dan hadden de handels- lieden deze vanuit economische overwegingen wel uitgediept of iets verplaatst. Als alleen de aard van de handel veranderd was, dan had de latere bewoning/- handel zich wel in het Stathe- |
|||||||||||||||
gebied gecontinueerd, waar im-
mers aanvoer en infrastructuur geregeld waren. Omdat beide fenomenen min of
meer gelijktijdig plaatsvonden, lag het verplaatsen van de 'haven' het meest voor de hand. Langs de oude Rijnloop en de no\umfosia- tum in de stad was ruimte genoeg voor havenactiviteiten èn de bouw van koopmanswoningen. Bovendien bevond men zich daar dichtbij het kerkelijke centrum dat met alle kapittels de grote afnemer was van al het materiaal. Verder was het zo dat de voor 1122 gegraven zuidelijke Oude Gracht en de verbinding met de Rijn via de Doorslag, de nieuwe locatie ook aantrekkelijker maakte. De no\um jossatum opende daar- mee nieuwe mogelijkheden voor de handelaren, die nu een verbinding met onder andere Holland en Zeeland kregen. Dat deze verplaatsing van de haven
met name na 1170 (de overstro- mingen) heeft plaatsgevonden, is niet alleen aannemelijk te maken aan de hand van de verzande haven in de vicus Stathensi en de datering van de bouwwerken in het latere centrum, maar ook aan de hand van ophogingslagen in de stad. In het gebied tussen de Jans-, de Dom- en Salvator- en de Maria- immuniteit is het hele stadsgebied opgehoogd. De onderliggende ophogingspakketten bestaan voor- al uit veen en mestlagen die deels in de 12de en 13de eeuw geda- teerd kunnen worden. Het lijkt erop dat men massaal veen uit de ontginningsgebieden buiten de stad heeft gebruikt voor het op- hogen van het maaiveld. De immuniteiten, waar de oudste huizen en kerken staan, zijn niet opgehoogd. |
|||||||||||||||
Blijkbaar heeft de overstroming
in 1170 een schok veroorzaakt en heeft men, toen men toch ging verhuizen, besloten om eerst het nieuwe woongebied op te hogen. Alle opgegraven laat 12de-eeuwse of jongere bouwwerken liggen op deze (veen)ophogingen, terwijl van de nu nog bestaande gebouwen het oudste vloemiveau ook op die hoogte ligt. De immuniteiten, die al eerder bebouwd waren en waar het water ook wel zal zijn gekomen, zijn vanwege de bestaan- de gebouwen niet opgehoogd. De ophogingen zijn mede de oorzaak van het hoogteverschil tussen b.v. de Zadelstraat en de Mariaplaats cq De Gaard, Ook de verlaten wijk Stathe is niet opgehoogd, de handelaren zijn vertrokken en als er al lieden achterbleven, dan hadden die niet de mogelijkheid om zich beter te beschermen. Het is denkbaar dat de bisschop (en de rest van de kerkelijke instellingen) zich heeft ingezet om het veen, uit de ontginnings- gebieden die in kerkelijke handen waren, naar het stadscentrum te verplaatsen. Ook voor hen was de verplaatsing van het handel en nijverheidscentrum aantrekkelijk. De belangstelling hiervoor uit de geestelijke hoek was al in 1127 gebleken, toen heeft de bisschop namelijk gepoogd om twee van de jaarmarkten te verplaatsen vanuit Stathe naar de novum Jos- satum. Dat was toen vanwege de weerstand van de handelaren mislukt, nu kreeg de bisschop wel zijn zin en kwam de handel nog meer binnen zijn invloed. |
|||||||||||||||
Problemen en losse flodders
Het zal duidelijk zijn dat het,
gezien de hiervoor gevolgde rede- natie, onhoudbaar is om Stathe in |
|||||||||||||||
juli/auguslus 1997
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
het gebied rond de Buurkerk te
situeren. Stathe, op basis van de historische bron gedateerd vóór 1127 en met behulp van archeo- logische materiaal geplaatst tussen circa 975 en 1175, heeft langs de Vecht gelegen! Doordat Stathe de afgelopen 36
jaar wel rond de Buurkerk is gezocht, zijn er natuurlijk de nodige interpretaties, theorieën etc. ontwikkeld op basis van een uitgangspunt dat in het geheel niet zeker is. Zo is er gezegd dat de Maria-
immuniteit, de westelijke punt van het kerkenkruis, zover weste- lijk ligt omdat Stathe tussen de immuniteiten van de Dom en Sinte Marie lag. Als het 11de- eeuwse 'kruisbeeld' wordt bekeken, blijkt dit echter niet gelijk-armig te zijn zoals in de voorgaande redenatie wordt verondersteld, en dus past de locatie van de Mariakerk juist uitstekend in het kerkenkruis. Ook heeft Ketner in 1960 het begrip vicus in de 13de en 14de eeuw wel heel eenvoudig met 'steeg' of 'straal' vertaald in plaats van met 'wijk' (wat hij voor de vicus Stathaisi in 1127 nog wel doet). In zijn gedachtengang omtrent de locatie van Stathe is dit niet geheel onlogisch, omdat hij anders met de vermelding uit 1260 van de Ecdesiam Cmlem in de no\o vico mercenariorum niet uit de voeten kwam.'Volgens de nu gevolgde argumentatie is deze nieuwe wijk voor de (klein)hande- laren niet de Massegast of de Hekelsteeg, maar een veel groter gebied in het huidige stadscen- trum. De in de bron uit 1260 impliciet genoemde oude handelswijk was de langs de Vecht gelegen vicus Stathensi. |
Bijna aan het eind van dit schrijven
volgt nog een rare gedachten- sprong; is het toeval dat de bis- schop in 1127 de Maria- en de Maartens-markt vanuit Stathe (aan de Vecht) wil verplaatsen, terwijl de Jans- en de Paasmarkt daar blijven? De hier gevolgde theorie omtrent de locaties volgend, blijft in het geval van die marktverplaatsingen de jansmarkt dan bij de St Jan in de buurt, terwijl de Maria- en de Maartens- markt dichter bij de desbetreffen- de immuniteiten komen te liggen. Hoewel hiervoor nog niet ter
sprake gebracht, is een groot deel van de hier gevolgde gedachten- vlucht in gang gezet door de onvolprezen Nicolaas van der Monde. Hij legde reeds in 1844 een verband tussen een oude verzande rivierloop, handel en oude Utrechtse geslachten die langs de Waterstraat bezittingen hadden. Ook vermeldt hij daar, naast andere steegjes, nog het Wijnpoortje. Het zou interessant zijn om te bekijken of de door hem genoemde families inder- daad aan vroege Utrechtse hande- laren (via het wantsnijdersgilde?) zijn te koppelen en of het Wijn- poortje mogelijk een oude oor- sprong heeft en in relatie met de wijnhandel is te brengen. Het zou Van der Monde zeker plezieren als hij wist dat de door hem in de 19de eeuw gedane waarnemingen en conclusies nu aanleiding zijn (geweest) voor een herbezinning op de locatie van Stathe. |
||||||||||
1. De meeste gebruikte gegevens in dit
artikel komen uit de diverse Archeo- logische en Bouwhistorische kronieken, van nog lopend onderzoek en uit publicaties van: K. van Vliet; Markt in middeleeuws Utrectit en Middeleeuws Utrecht, een markt in ontwikkeling, van H.L. de Groot; Schoeiingen, scherven en schepen. Rijn en Vecht in Utrecht in de 11de en 12de eeuw. 2. Denieuwgegravengracht is, naar
algemeen wordt aangenomen, het zuiddeel van de Oude Gracht. Het noorddeel van de oude gracht wordt als oudste deel (lOde-eeuws?) gezien. 3. Waarom was deze omschrijving van
de locatie nodig als Stathe, zoals algemeen wordt aangenomen, vrijwel tegen het castellum aanlag? 4. Ook sporen van een alles verwoesten-
de overstroming, die ook wel als oorzaak voor het ontbreken van gegevens wordt aangevoerd, zijn hier nooit gevonden. 5. Bij de verklaring van vicus in de 13de
en 14de eeuw, lijkt allereerst de vraag gerechtvaardigd: wat is een vicus? Het lijkt niet onlogisch dit als 'wijk' te vertalen, waarbij een wijk soms niet meer zal zijn geweest dan een straat met wat huizen, maar wel degelijk groter kon zijn. Daar waar Ketner in een vicus-vermelding een steeg of straat meent te herkennen, is het meestal logischer om de term met 'wijk' i.p.v. 'straat' te vertalen, b.v 'in fini vici dicti Tollenstege'. Zie voor
een uitgebreidde beschouwing over het begrip Wik: L. Schutte, Wik, Eine Siedlungsbezeichnung in Historischen und Sprachligen Bezügen, Köln 1976. |
|||||||||||
85
|
|||||||||||
j ul i / augustus 19 9 7
|
|||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||
B O
|
||||||||||||||||||||
EKENSCHO
|
U W
|
|||||||||||||||||||
Een hündig boekie
De dialecten hebben het tij mee,
In verschillende provincies wordt gestreefd naar officiële erkenning. In de provincie Limburg werd deze onlangs toegekend. Een verhaal apart vormen de zoge- naamde stadsdialecten, waarvan het stads-Utrechts er één is. Stadsdialecten gaan, meer dan de 'plattelandsdialecten', gebukt onder het imago de taal van het gewone, ietwat 'a-sociale' volk te zijn. Vanuit de elite is er altijd op neergekeken. Als je solliciteert naar een beetje redelijke baan dan is het nog steeds verstandig om niet al te plat Utrechts te praten. In Zeeland heeft de Commissaris van de Koningin onlangs voorgesteld om in de Provinciale Staten voortaan het Zeeuwse dialect te hanteren. Ze zijn daar trots op hun taal. In de Utrechtse gemeenteraad zie ik iets dergelijks voorlopig niet gebeuren, al heeft de gemeente wèl enkele promotiecampagnes achter de rug waarin stadsplat gebruikt werd ('Uterech, staodsie waor'). Alle misprijzende opmerkingen
vanuit de elite ten spijt, is het toch vanuit deze groep dat de reddingsoperaties worden onder- nomen. Voor hen is het stadsplat iets exotisch, waard om te boek te stellen. Wat je ook van de heren Scholtmeijer en Martens van Vliet (nomen est omen) kunt zeggen, niet dat ze afkomstig zijn uit de achterbuurten van Utrecht. Martens van Vliet is in Utrecht geen onbekende, op vergaderingen van de Vereniging Oud-Utrecht laat hij regelmatig van zich horen en hij publiceerde al eens in dit tijdschrift. Scholtmeijer is als dialectoloog verbonden aan het |
||||||||||||||||||||
Amsterdamse P.J. Meeriens-Insti-
tuut voor Dialectologie, Volks- kunde en Naamkunde. Hij woont in Utrecht en publiceerde eerder het Zuidutrechts Woordenboek. Dialecten en volksleven in Kromme- Rijnstreek en Lopikerwaard (Utrecht 1993). Samen stelden zij nu een stads-Utrechts woorden- boekje samen, waarvan de eerste oplage van 1500 exemplaren al binnen twee weken uitverkocht was. Dialecten zijn, bijna per definitie,
spreektalen waarover schriftelijk niets is vastgelegd. Een woorden- boek behoort dan ook tot de eer- ste desiderata. Het initiatief voor het Utrechtse woordenboek lag bij Martens van Vliet. Hij maakte gebruik van een drietal interview- projecten: in Wijk C (door het Volksbuurtmuseum), de Kovelaar- straat (een project onder leiding van G.H. Jansen) en Sterrenwijk (M.E.H. Schouten). Hij vulde deze gegevens aan met door hem zelf verzamelde woorden. Scholt- meijer schreef een uiterst leesbare en interessante inleiding waarin hij de klank- en vormleer van het stads-Utrechts uiteenzet. Ook gaat hij kort in op de geschiedenis van het Utrechtse dialectonder- zoek, die teruggaat tot meer dan een eeuw geleden toen Johan Winkler zijn Algemeen Neder- duitsch en Friesch Dialecticon publiceerde, met daarin ook aan- dacht voor het Utrechtse dialect. Bij een dialectwoordenboek als dit zijn er altijd twee grote dilem- ma's; welke woorden moeten worden opgenomen en in welke spelling. Wat betreft het eerste moet dit woordenboek vooral ge- zien worden als een eerste aanzet. De omvang van de negentig pagi- na's tellende woordenlijst duidt er al op dat er niet naar volledig- |
heid is gestreefd, zo dit al moge-
lijk is. Maar het eerste begin is er in ieder geval. Voor de gehanteerde spelling moest een compromis gevonden worden. Het fonetische schrift moet natuurlijk zo veel mogelijk de werkelijkheid bena- deren maar tegelijkertijd niet teveel afbreuk doen aan de lees- baarheid. De gebruikers van het woordenboek zijn immers stan- daard nederlands als schrijftaal gewend, fonetisch schrift kan dan heel vermoeiend zijn. De gekozen oplossing is per definitie een compromis die zich in de praktijk zal moeten bewijzen. Het boekje is verrijkt met een kleine twintig prachtige foto's van 'volkse' tafe- reeltjes. B.J. Martens van Vliet & H. Scholtmeijer,
De vollekstaol van de stad Uterech. Woordenlijst met gezegdes, uitdrulddngen en zinsneden, opgeschreven in de Stad- Utrechtse uitspraak, Utrecht 1996, uitgave van de 5P0U. |
|||||||||||||||||||
86
|
||||||||||||||||||||
Albert van der
Zeijden |
||||||||||||||||||||
juli/augustus 199 7
|
||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
N
|
|||||||||||||||||||||||||||||
: o M E I N E
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Een glasfragment uit Vechten
|
|||||||||||||||||||||||||||||
in geval men vergat ze in de glas-
vorm in spiegelbeeld te zetten) FO. Dit zal moeten worden aan- gevuld tot 'Officina', een uit terra sigillata bekende aanduiding van het bedrijf, waarvan de persoon in kwestie eigenaar was. Tijdens de opgraving te Vechten in 1920 werd een fragment van een prisma- kan gevonden, waarop nog een deel van een aantal concentrische ringen te zien is, een nop in de hoek en aan weerszijden van deze nop de letters FO (afb.) Het frag- ment vertoont grote gelijkenis met een groter stuk, dat te Nijmegen werd opgegraven^ en waar te lezen is: ZENONIS FO. Kisa vermeldt een uit Keulen af- komstig deel van een soortgelijke stempel: ZE| |NIS FO, een nop is afgebeeld, of er ook ringen aan- wezig waren is niet bekend". Mo- gelijk was ook dit een identiek stempel. Een kan van kleiner for- maat uit Xanten heeft eveneens een stempel van Zeno'. De naam is Grieks, Zeno zal vermoedelijk uit het Grieks- sprekende deel van het Romeinse rijk afkomstig zijn geweest. Mis- schien was hij een vrijgelatene, die een eigen bedrijfje had opge- zet. Dat bedrijf zal waarschijnlijk in Keulen geweest zijn, waar in de Romeinse tijd veel glas is ver- vaardigd. Vandaar werd het ook naar de omgeving uitgevoerd, onder meer naar de vestingen langs de Rijn. Over de vondstomstandigheden
van de Vechtense scherf is weinig bekend, de opgravingssleuf (1920, grep 4) lag midden in het castellum, maar over de diepte waarop dit vondstnummer gevonden werd is niets vermeld. |
De overige vondsten dateren voor
een groot deel uit de Ie eeuw, enkele zijn tweede-eeuws. Het Nijmeegse fragment is afkomstig uit de castra en het zal waar- schijnlijk tussen circa 70 en 105 gedateerd kunnen worden. |
||||||||||||||||||||||||||||
Onder de vele vondsten, die in de
loop van de tijd te Vechten aan het licht kwamen, bevinden zich ook enkele glasfragmenten. Veel ervan waren toe valsvondsten, daarnaast werden er ook tijdens opgravingen gevonden. Hun aantal is, vergeleken met bijvoorbeeld aardewerk, niet groot. Sommige fragmenten waren afkomstig van fijn tafelglas of ook van wellicht kostbare voorwerpen ', veel is echter gewoon gebruiks- glas geweest, zoals bijvoorbeeld prismatisch gevormde potjes en kannen, die door hun vorm ge- schikt waren voor vervoer in kis- ten of ook voor het opbergen in de woning'. In de provincies dragen deze kan-
nen vaak een bodemstempel in reliëf, dit kan variëren tussen combinaties van concentrische ringen al of niet samen met andere ornamentjes en stempels met daarbij een aantal letters of soms een naam. Welke naam of namen achter de letters schuil gaan is nog onbekend, mogelijk betreft het de naam van de eigenaars van het glasbedrij f. Vv'anneer een volledige naam
voorkomt zou gedacht kunnen worden aan de inhoud', waar- schijnlijker echter is ook hier aan de eigenaar te denken - naar ana- logie van een stempel dat bekend is van een rechthoekige amfoor uit Aquileia, waarop vermeld staat dat Sentia Secunda te Aquiliea glas maakte. Dat zal wel betekenen, dat zij eigenares was en dat haar slaven of slaaf voor de vervaardiging van het glaswerk zorgden"*. Een enkele maal is de eigennaam
aangevuld met de letters OF (of. |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
foto; Gemeente
Archief Utrecht |
|||||||||||||||||||||||||||||
Zie bijvoorbeeld: C. Isings, 'Millifiori.
Floral and Striped Mosaic Glass from Vechten'. BaBesch. 57,1982, 208-212. Kostbaar is waarschijnlijk: een slang- draadfragment: C. Isings, "Slangdraad- glas uit Vechten", Westerheem 28, 1979, p.209. Geneviève Sennequier, Venene dépoque
romaine retrouvée en Haute-Normandie. Diss. Tours 1993, p. 73. C. Isings, In het glas gekeken (Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon lector in de Romeinse Archeologie en het Romeinse glas in het bijzonder op donderdag 13 november 1J72), p. 16. Zo bijvoorbeeld een parfumflesje, waar- voor deze suggestie werd gegeven: LJ.A.M. van den Hurk, 'The Tumuli from the Roman Period of Esch, Province of North Brabant, II', Ber. ROB 25,1975, p.81. Zie: Victorine von Gonzenbacfi, Recensie
van: M.C. Calvi, / vertri Romani dl Aquileia, Aquileia 1968, in Jahrbuch derSctmeize- riscl)en Gesellschaft für l/r- und hüh- gesch(chte56,1971,p.271. Publicatie in voorbereiding A. Kisa, Oas G/as /m Altertume Leipzig 1908, III, p. 499,102 Dorothy Charlesworth, 'The Xanten Glass', BeitrSge zur Archaologie des rómischen Rhienlands 4 (Rheinische Ausgrabungen, Band 23), 1984, p. 296, pi. 196,1 en 108,3. |
|||||||||||||||||||||||||||||
87
|
|||||||||||||||||||||||||||||
C. Isings
|
|||||||||||||||||||||||||||||
juli/augustus 1997
|
|||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Van de aktiviteitencommissie
|
|||||||||||||||||||
Discussie-avond 27 mei
|
|||||||||||||||||||
Mag je hoger bouwen dan de Dom? Deze vraag was inzet van de discussie-avond
die Oud-Utrecht organiseerde samen met de Stichting Restauratiefonds Gertrudisicapel. De inleiders waren mevrouw drs E. Leenheer-Wessel, Icunst- historica en beieidsmedewericster monumenten voor de Provincie Utrecht en mevrouw H.E. (Rielc) Baicker, de stedenbouwlcundige van Utrecht. Het forum bestond behalve uit beide inleiders uit: de heer mr C.H.M, van Steenhoven, directeur van DTZ-Zadelhoff makelaars; de heer ir J.M. Sluijmer, architect en medewerker van de Adviescommissie voor Welstand en Monumenten; en de heer ir A.P.M. Adriaans, projectontwikkelaar en bestuurslid van de Stichting Hoogbouw. Voorzitter was de heer mr B.E.J.M. Tomlow van Tomlow Advocaten. |
|||||||||||||||||||
veel te hoge toren, zal de aanblik
van Utrecht 'verruineren'. Dat dit een moeilijk punt is bleek later tijdens de discussie. Een voorstander van hoogbouw vroeg of de Domtoren dan zo zwak was, dat hij die concurrentie niet aan zou kunnen. Iemand anders zei dat het niet om het gebouw gaat, maar om de omge- ving. "Ik snap niet dat dat niet begrepen wordt. De Dom con- curreert helemaal nergens mee en niks kan concurreren met de Dom maar wat er verloren gaat is dat beeld van die toren dat stadsbepalend is." We moeten ons trouwens niet blind staren op die ene hoogbouw-toren, waarschuwde mevrouw Leenheer: er zijn namelijk nog drieëndertig torens van zestig meter of hoger gepland: een donderwolk van torens, een Singapore aan de (weer geopen- de) stadssingel! Los van al deze meer 'emotionele
bezwaren' zijn er nog de techni- sche nadelen van hoogbouw: de windhinder, de schaduwzones en het aantrekken van grote verkeersstromen. Bovendien moet je bij zo'n hoog gebouw de grond zeer diep bemalen waardoor het grondwaterpeil zozeer daalt, dat historische panden zullen verzakken en scheuren. Mevrouw Bakker begon haar inleiding met te zeggen dat ze zich in het hol van de leeuw voelde en dat bleek ook wel uit de manier waarop zij zich presen- teerde. Keer op keer gebruikte zij woorden als 'oprecht', 'open' en 'zorgvuldig'. Op alle mogelijke manieren probeerde ze duidelijk te maken dal ze werkelijk probeert om Utrecht iets moois te geven: een "ranke, slanke, gevoelige toren", en een "ensemble van |
|||||||||||||||||||
De heer Tomlow beet het spits af
met de opmerking dat er op dit moment in Kuala Lumpur een gebouw wordt neergezet van vierhonderdvijftig meter hoogte. "De toren waar hier sprake van is doet honderdveertig meter." Hij zei dit 'voor de beeldvorming' en zette daarmee meteen twee be- langrijke lijnen uit: ten eerste de telkens terugkerende verleiding bij voorstanders van hoogbouw om vergelijkingen te maken met geslaagde voorbeelden elders, van Rockefeller Centre in New York tot Singapore en Maleisië, wat onmiddellijk protesten opriep bij tegenstanders die stelden dat Utrecht geen Rotterdam is (om het wat dichter bij huis te houden). Ten tweede maakte Tomlow hiermee duidelijk dat hijzelf ge- rekend kon worden tot het kamp der voorstanders en dat was eigenlijk wel jammer, want van een voorzitter moei je neutraliteit kunnen verwachten. Mevrouw Leenheer legde in haar inleiding de nadruk op de sym- bolische functie die de Dom heeft als natuurlijk hoogtepunt van Utrecht en de wijde omge- ving. De toren is een baken en dat moet zo blijven. Een andere. |
|||||||||||||||||||
In de zaal zaten meer dan honderd
mensen, waarvan een aantal graag met het forum van gedach- ten wilde wisselen over de vraag of je hoger mag bouwen dan de Dom. Dat het een moeilijke en eigenlijk onbeantwoordbare vraag is, bleek al gauw. Want
waar praat je over: over de Dom zelf of over die 'andere toren'? Of over vernieuwing versus behoud in het algemeen? En als je hel hebt over die 'andere toren': kan die dan concurreren met de Dom? En als je over de Dom praat: die was destijds toch ook nieuw en ongehoord hoog? Waarom geen 'Piek van Riek' maar wel een 'Piek van de bis- schop'? Forum en publiek kwamen er
niet uit maar dat had waarschijn- lijk ook niemand verwacht. De avond moest een bijdrage leveren aan de meningsvorming over een kwestie, die vele Utrechters tot in het diepst van hun Utrechtse ziel raakt. Dat doel is bereikt. Om iedereen die er niet was in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van hetgeen er naar voren is gebracht, volgt hier een verslag van de avond. |
|||||||||||||||||||
88
|
|||||||||||||||||||
/ Vroemen
|
|||||||||||||||||||
juli/auguslMS 199 7
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
gebouwen die daar op die plek
met elkaar aan de praat gaan". Dat is toch prachtig gezegd? Het grote probleem echter, waar iedere planoloog en stedenbouwkundige in Utrecht tegenaan loopt is natuurlijk dat er bij de bevolking absoluut geen vertrouwen meer bestaat als het gaat om nieuw- bouw. De Neudeflat en Hoog Catharijne werden keer op keer aangehaald als verschrikkingen waar men de buik van vol heeft. Verschillende mensen hielden pleidooien voor verbetering van al het lelijks dat er al is, in plaats van plannen maken voor nog meer grote en ongetwijfeld lelijke gebouwen. Mevrouw Bakker was een roepende
in de woestijn met haar verzeke- ring dat dat nou juist de bedoe- ling is van het Utrecht Centrum Project: de stad teruggeven aan de Utrechters en het gebied rond Hoog Catharijne leefbaar maken. Zij toonde zich daarbij niet on- gevoelig voor de betekenis van symbolen. De geplande afbraak van het Gildenkwartier moet helpen "om in één gebaar een stuk uit de collectieve herinne- ring aan Hoog Catharijne te halen." De vraag werd gesteld of verbeteren |
van dit gebied niet mogelijk was
zonder die toren. Volgens de heer Adriaans niet: om op een kleine locatie heel veel functies te realiseren zoals wonen, werken, uitgaan en openbaar vervoer, moet je sterk geconcentreerd bouwen, wat inhoudt 'hoog- bouw plegen'. Bovendien is er een sterk economisch argument: goede locaties zijn schaars, dus is de grond duur. Verdicht bouwen, hoogbouw dus, is economisch voordelig. En dan is er nog het uitzicht naar buiten, dat altijd zeer gewaardeerd wordt. Die opmerking werd, zoals te ver- wachten, met enig gehoon begroet. Helemaal op het eind van de avond kwam een vrouw uit het publiek hierop terug: "Het is voor een kleine groep die er kan zitten misschien leuk, maar de grootste groep moet er tegenaan kijken", zei ze. Het economische argument werd
door de heer Van Steenho\'en onderuit gehaald. Volgens hem nemen de bouwkosten boven de zeventig meter zo enorm toe, dat de grondopbrengst navenant slinkt. Daar komt nog eens bij dat de meeste kanloorgebruikers helemaal niet zitten te wachten op een hoge toren: die willen |
relatief grote vloeroppervlakken
en zo min mogelijk communicatie- problemen door verticaal trans- port. Een interessante visie: als Van
Steenhoven gelijk heeft valt er een belangrijke pijler onder de hoogbouwplannen weg. Helaas kregen zijn opmerkingen niet de aandacht die ze verdienden. Sommigen in het publiek erger- den zich eraan dat de discussie af en toe nogal chaotisch verliep. Zij probeerden de voorzitter te bewegen tot het aanbrengen van wat meer structuur. Zo vroeg iemand om een reactie van mevrouw Bakker op de zakelijke bezwaren van de heer Van Steenhoven. Het gesprek ont- spon zich aldus: Bakker: 'ja, nou, daar gaan we.
Windturbulentie kan ik oplossen." Van Steenhoven: "Waarom is dat dan nog nooit opgelost?" Bakker: "Dat wordt opgelost." Tomlow: "Kunt u zeggen wat plintbebouwing is?" Bakker: 'Ja, dat kan ik zeggen." (volgt uitleg) Man uit het publiek: "Maar is de
hoogbouw die u voorziet in het plan economisch rendabel te maken?" Bakker: "U wilt technische dingen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het panel
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
89
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
j ul i /au gust us 19 9 7
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE PLEK
|
|||||||||||||
Even buiten het dorp Oud-Zullen ligt één van
de oudste buitenbegraafplaatsen in Nederland. Op 18 maart 1782 werd zij officieel in gebruik genomen. Het College van Beheer kampt echter met grote financiële tekorten. Vandaar dat een sponsoractie is gestart om geld te werven. Buiten de bebouwde kom
In de tweede helft van de
achttiende eeuw kwam er een trend om de doden niet meer in de kerk te begraven. Een historie- schrijver uit die tijd betreurde het dat deze tendens op den duur weer 'in vergetelnisse' raakte. Hij prees het loffelijke voorbeeld van baron Willem René van Tu)'ll van Serooskerken, heer van Zuyien en Westbroek. Deze diende in 1782 bij de Staten van Utrecht het verzoek in om een begraaf- plaats te mogen inrichten in de nabijheid van kerk en kasteel en buiten het eigenlijke dorp Oud-Zuilen. Deze begraafplaats werd op 18 maan 1782 officieel in gebruik genomen. De adellijke lamilie nam zelf ook een deel van de dodenakker in gebruik. Recht tegenover de ingang bevindt zich de graftombe van het baronnen- geslacht Van Tuyll van Seroosker- ken. De Hervormde Gemeente Zuilen
kreeg de begraafplaats in beheer, een eer die later overging op de Hervormde Gemeente Utrecht - nu de Samen op Weg Gemeente Utrecht. De begraafplaats heeft een grote
cultuurhistorische betekenis. J.J. Oskam, Zo ligt de in 1889 overleden coördinator professor dr. F.C. Donders hier
fondsvorming met zijn echtgenote en dochter
iran hetCo/fege begraven. De ingangspartij met
van Beheer twee pilasters met historische
|
|||||||||||||
van mij horen. Ik probeer het
hele rijlje Ie beantwoorden," Man uit het pubhek: "Nee, ik wil weten of de economische bezwaren..." Tomlow: "Van Steenhoven zegt..."
Man uit het publiek: "Ik wil het horen van iemand uit het lorum, niet van de voorzitter." De heer Sluijmer vond dat er
niet gesproken moest worden van individuele torens. "We zou- den het moeten hebben over groepjes van torens die met elkaar een nieuw karakter van de stad vertegenwoordigen en ik denk dat er een hele grote kans is om dat goed te doen aan de westkant op de plek van het UCP." Het schrikbeeld van mevrouw Leenheer positiel benaderd dus. Hij benadrukte wel dat het belangrijk was om aan de skyline van Utrecht in groot verband 'echt te ontwer- pen". Al die andere torens die de stad nu kent "staan structureel symbool voor bedrijven die in hun eentje het recht hebben ver- kregen die torens te bouwen. Dat kan nooit tot een goed resul- taat leiden: je ziel dat die torens als een soort strooigoed over de stad zijn verspreid." Het idee dat de hoge toren een kantoor wordt is blijkbaar voor veel mensen een extra (negatie- ve) dimensie. Mevrouw Bakker verraste voor- en tegenstander door te zeggen dat de toren wel- gQ licht een woonfunctie kan krijgen. De heer Van Steenhoven was daardoor in eerste instantie uit hel veld geslagen, maar kwam terug met de opmerking dat op die grote hoogte geen ramen open mogen en dat hij zich niet kon voorstellen dat iemand daar zou willen wonen. Hier spitste |
de discussie zich, niet voor het
eerst, toe op technische details en het was wel grappig om te merken dat men zelfs over zulke harde' zaken van mening kan verschillen. Volgens Bakker en Adriaans waren al dit soort problemen namelijk wél op te lossen, maar hoe, dat werd niet duidelijk. De verwarring werd vergroot doordat men het over verschillende dingen bleek te hebben. Mevrouw Bakker zei gewoond te hebben in een hoog- bouw-toren, mét open ramen en balkon, dus dat kon allemaal prima. "Waar staat in Nederland dan een woontoren van honderd- veertig meter?" vroeg Van Steen- hoven. Het bleek dat mevrouw Bakker op de achttiende verdie- ping had gewoond; geen goed vergelijkingsmateriaal dus. Vele bezwaren en voordelen zijn
genoemd. Zullen de voor- en tegenstanders tioil nader tot elkaar komen? Wat ligt er aan hun overtuigingen ten grond- slag? De tegenstanders weten zeker dat een tweede toren afbreuk zal doen aan de eeuwen- oude /andmarfe functie van de Domtoren en daarmee de identi- teit van de stad zal aantasten. De voorstanders menen oprecht dat een tweede toren juist kan en moet dienen als tweede land- mark, namelijk van het nieuwe stadsdeel dat er hoe dan ook komt. De tegenstanders spreken van concurrentie, de voorstanders hebben het over een dialoog tussen beide torens. Twee ziens- wijzen, die moeilijk met redelijke argumenten hard zijn te maken. Het is goed dat er over gediscus- sieerd is, laten we hopen dat de discussie voorlopig niet ver- stomt. |
||||||||||||
j u I i / (J u g tl s f IJ s 19 9 7
|
|||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||
Begraafplaats Oud-Zuïlen
|
||||||||||||||||
afdekplaten en een tussenliggend
hekwerk met dorpel en stoepplaat zijn seden 1988 een subsidiabel beschermd rijksmonument, e\'en- als de graftombe van de familie Van Tuyll. Het is onmiskenbaar dat velen
deze unieke builen de bebouwde kom gelegen begraafplaats graag willen behouden. De begraaf- plaats is onvervreembaar verbon- den met Oud-Zuilen. Er is sprake van een belangrijke emotionele waarde voor families in en buiten de regio. Families als Blaauwen- draad, Delfgou en Plomp liggen hier generaties lang begraven. Unaniem is men van oordeel dat deze begraafplaats niet \'erloren mag gaan. |
ingangspartij, muren, hekwerken
en het baarhuisje nog dit jaar uit te voeren. De kosten hiervan zijn door het gerenommeerde architectenbureau Van Hoogevest begroot op ƒ 86.000. Fonds B dient voor het opbouwen van een kapitaal waarvan de beleggingsrente benut kan worden voor het jaarlijkse onderhoud. Getracht wordt deze doelstelling langs diverse kanalen te bereiken. Van de sponsors wordt hiertoe een opbrengst van / 10.000 ver- wacht. 'Wy leven om te sterven' leert één
van de pijlers aan de ingang van het kerkhof. Om de laatste rust- plaats in ere te houden, ziet de Werkgroep Behoud Begraafplaats Oud-Zuilen uit naar sponsors. Ook de lezers van Oud-Utrecht worden hiertoe van harte uitge- nodigd. Helpt U mee de sponsor- actie tot een succes te maken? Bijdragen kunnen worden over-
gemaakt op: bankrekening 69.93.15.26.3 of
girorekening 17975 ten name van SoW-gemeente Utrecht met eventuele voorkeur voor Fonds A dan wel Fonds B. |
|||||||||||||||
Graf F.C Donders
|
||||||||||||||||
Fondswerving
Het College van Beheer
kampt echter al een reeks van jaren met toenemende financiële tekor- ten bij de exploitatie van het kerkhof. In 1995 bedroeg het te- kort circa / 22.000. Deze situatie kan zo niet langer voortduren. Het onderhoud van de kerken, wijkgebouwen en pastorieën in de zestien Utrechtse wijken vormt een grote kostenpost voor de Samen op Weg gemeente die toch al grote moeite heeft om de begroting sluitend te krijgen. Het College van Beheer heeft een werkgroep ingesteld die fondsen werft om de liegraafplaals te kunnen behouden. Het voo-tbestaan van de begraafplaats in Oud-Zuilen staat op het spel. Het College van Beheer doet een
uiterste poging om structureel voldoende geldmiddelen te ver- werven. Hiertoe zijn er twee fondsen gestart. Fonds A is bedoeld om de restau-
ratie van de monumentale |
||||||||||||||||
Begraafplaats Oud
Zuilen |
||||||||||||||||
91
|
||||||||||||||||
juli/augustus 19 9 7
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
De Utrecht
Agenda 1998; Een meisjes water- poloteam van de Utrechtse Zwem- club, 1927, foto:G.A.U. |
|||||||||||||||||||||
Agenda
|
|||||||||||||||||||||
Mededeling
Op zaterdag 30 augustus organi-
seert de aktiviteitencommissie een archeologische fietstocht door het Leidsche Rijn gebied. De
fietstocht zal plaatsvinden onder
leiding van Herre 'Wynia en Erik
Graafstal, de projectarcheologen
van Leidsche Rijn. De fietstocht
begint om 10.30 uur en duurt
circa 3 uur.
Kosten zijn ƒ 5,- inclusief koffie.
Opgave voor 23 augustus bij
B.H. Luysterburg, tel. 030-2441649.
Glos in lood
Glas in lood was in het begin van
deze eeuw een vanzelfsprekend onderdeel van de architectuur van woonhuizen. Van arbeiders- woning tot herenhuis: Utrechts glas in lood toont een grote varia- tie in stijl, vorm en kleur. Het project Gekleurd Licht wil hier de aandacht vestigen. Het project bestaat uit een fotowedstrijd en een expositie over glas in lood in Utrechtse huizen. Zowel amateurs als professionele fotografen kunnen deelnemen. De inzendtermijn sluit eind september. In november vindt een expositie van foto's en dia's van glas in lood plaats in architectuurcentrum Aorta. Voor de expositie en een mogelijk daaruit voortvloeiende publicatie zijn wij nog op zoek naar mensen die over informatie over dit onderwerp beschikken, bijvoor- beeld over glazeniers die vroeger in Utrecht actief waren. Uw reactie wordt zeer op prijs gesteld! Informatie over het project en een deel-
nameformulier voor de fotowedstrijd zijn verkrijgbaar bij Metamorfose, Postbus 13322, 3507 LH Utrecht of via Judith Zadoks, tel. 0652871752 (overdag) of 030-2710883 ('s avonds). |
|||||||||||||||||||||
Project 'Kerken Kijken Utrecht'
Ook deze zomer zullen 9 binnen-
stadskerken hun deuren openen voor geïnteresseerden. De deel- nemende kerken zijn dit jaar: St. Augustinuskerk, Ste. Gertrudis- kathedraal en -kapel, Lutherse kerk, Jacobikerk, Janskerk, Pieterskerk en St. Willibrorduskerk. Deze zijn geopend van dinsdag t/m vrijdag van 11.00 tot 16.30 uur en op zaterdag van 12.00tot 16.00 uur. Op zaterdag zijn ooic de Doopsgezinde kerk en de Geertekerk geopend. Periode: t/m 13 september 1997 Toegang:gratis |
|||||||||||||||||||||
en bronzen assen, dupondi en
sestertii, die eeuwenlang in de grond verborgen lagen. Periode:t/m 7 november 1997 Tijden: werkdagen 10.00 tot 16.00 uur, weekend gesloten Toegang: gratis Plaats: Nederlands Muntmuseum,
Leidseweg 90, Utrecht De Utrecht Agenda 1998
De Utrecht agenda is inmiddels
een begrip geworden. Naast een agenda is de Utrecht Agenda ook een waardevol fotoboek, dat ook na 1998 waarde heeft. De Agenda van 1998 staat in het teken van de sport. De foto's komen uit de collectie van het Utrechts Archief. De agenda (a fl. 29,90) zal in de boekhan- del verkrijgbaar zijn of is te bestellen bij: Uitgeverij Prestige, Doelenstraat 46, 3512 XJ Utrecht. |
|||||||||||||||||||||
Tentoonstelling 'Defortengordels
rond de stad Utrecht' Het Utrechts archief i.o. wijdt in
samenwerking met de Provincie Utrecht, de organisator van Sep- tember Fortenmaand, een kleine tentoonstelling aan de verdedig- ingswerken rond Utrecht. Er zijn vooral kaarten en bouwtekeningen te zien, waarop de ontwikkelingen in de verdedigingsstelsels te volgen zijn. Periode: t/m 4 oktober 1997 Tijden: ma. 13.30 tot 17.00 uur; di., woe., vrij. 9.00 tot 17.00 uur; don. 9.00 tot 21.00 uur; zat. 9.00 tot 12.30 uur (niet in juli en augustus) Toegang: gratis Plaats: AlexanderNumankade 199-201,
Utrecht |
|||||||||||||||||||||
Oproep: enthoiisiaste
Internetter gezocht J Sinds kort is de stad Utrecht op
Internet vertegenwoordigd via de website 'City on line'. Verenigin- gen en clubs wordt de mogelijk- heid geboden via deze website gratis allerlei informatie aan te bieden. Het zou prachtig zijn als Oud-Utrecht haar activiteiten en plannen op deze manier onder de aandacht van een breed publiek zou kunnen brengen. Het bestuur van de Vereniging Oud-Utrecht is dan ook op zoek naar een enthousiaste 'Internetter' in het bezit van een computer met Internet-aansluiting, die voor de Vereniging een homepage wil opzetten en onderhouden. Onkosten worden vergoed. Bent U geïnteresseerd, neemt U dan con- tact op met Joyce Pennings (secretaris), tel. 030-2753275. |
|||||||||||||||||||||
Tentoonstelling 'Romeinse
tnunt\ondsten in de provincie Utrecht' Aan de hand van een aantal
Utrechtse bodemvondsten toont de expositie de geschiedenis van de muntcirculatie in de provincie Utrecht ten tijde van de Romeinse overheersing. In de tentoonstel- ling staat de bezoeker oog in oog met goude aureii, zilveren denarii |
|||||||||||||||||||||
92
|
|||||||||||||||||||||
jut i/ au gu slu!. 1997
|
|||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||
Regionale Utrechtse biografieën:
deel Vechtstreek Naast de drie succesvolle delen
over de stad en de twee delen die nog in voorbereiding zijn, wordt de serie Utrechtse Biografieën uitgebreid met regionale delen. Het deel over de Vechtstreek is daarin het eerste en verschijnt november a.s. Bent U lid van de Vereniging
Oud-Utrecht, dan bestaat de mogelijkheid tot voorintekening op het deel Vechtstreek. U ontvangt dit deel dan niet voor fl. 25,- maar voor fl. 22,50. Indien U van deze mogelijkheid
gebruik wilt maken, dient U voor 1 oktober a.s. fl. 22,50 over te maken op giro 560666 t.n.v. penningmeester Oud-Utrecht te Utrecht o.v.v. 'Vechtstreek'. Uw boek ligt dan klaar vanaf 17 november bij de receptie van het Rijksarchief Utrecht, Alexander Numankade 201 te Utrecht. |
Nedersticht en Oversticht voor
Één dag herenigd
Eerste 'Stichtendag' op
20 september a.s. in Deventer
Op zaterdag 20 september 1997
worden na meer dan 450 jaar Nedersticht en Oversticht voor één dag herenigd. Het Sticht vormde in de late middeleeuwen een onafhankelijke staat onder de bisschop van Utrecht, die behalve kerkvorst ook staatsman en leger- aanvoerder was. Het Nedersticht omvatte globaal de huidige provincie Utrecht, het Oversticht bestond uit Overijssel, Drente en de stad Groningen. In 1528 maakte Karel V een einde aan het bisschoppelijk bewind en werd het Sticht deel van de Verenigde Nederlanden. Utrecht, Overijssel en Groningen vormden nader- hand drie van de Zeven Provin- |
||||||||||||||
's Ochtends zal een drietal lezingen
over de geschiedenis van het Stichts worden gehouden. Prof C. Dekker, oud-rijksarchivaris in Utrecht, zal ingaan op de rol van de bisschop in het Neder- sticht, terwijl mr E.D. Eijken, oud-rijksarchivaris in Overijssel, die rol in het Oversticht zal belichten. De gemeentearchivaris van Deventer, drs E.T. van Hoog- straten-Suir, zal haar licht laten schijnen over Deventer als bisschopsstad. Tijdens de lunch- pauze wordt een informatiemarkt gehouden met stands van de provinciale en regionale organisa- ties in de betrokken provincies, 's Middags zullen excursies plaatsvinden naar verschillende historische locaties onder des- kundige leiding van leden van de vereniging 'Oud Deventer'. Deze 'Stichtendag' is een initiatief
van de vereniging 'Oud Utrecht', de vereniging 'Stad en Lande' in Groningen en de 'Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis'. Kosten die voor deelname verbonden zijn aan de eerste Stichtendag op 20 september 1997 in Deventer bedragen ƒ 25,- voor leden van Oud Utrecht en ƒ 30,- voor niet-leden. Hierbij inbegrepen zijn de kosten voor een lunch en een (later te ver- schijnen) bundel met (samen- vattingen van) de voordrachten die 's ochtends worden gehouden. Inschijvingen en verdere inlich- tingen zijn te verkrijgen bij Jacquelien Vroemen, telefoon 030 - 266 29 14. |
|||||||||||||||
In die bisschoppelijke tijd is de
grondslag gelegd voor de huidige maatschappij. De steden kregen hun stadsrecht, de waterschappen hun dijkrecht, de veenontginners hun lokale bestuur en de gewes- ten hun Statencolleges. Ook de onafhankelijksheidszin van de Drenten en de Stellingwervers wortelt in die periode. Het leek de historische verenigingen in de betrokken provincies een aardig idee, om in navolging van de 'Gelredag', die om de drie jaar in één van de Gelderse kwartieren plaatsvindt, een 'Stichtendag' in het leven te roepen. Niet vanuit een soort regionale nostalgie, maar uitsluitend ter bevordering van het historisch bewustzijn. |
|||||||||||||||
Cursussen Utrechts Archief i.o.
Hel Utrechts Archief i.o. (Gem.
Archiefdienst Utrecht en Rijks- archief Prov. Utrecht) organiseert in 1997/1998 weer een aantal cursussen. Deze zijn o.a. 'Archief- onderzoek', 'Nederlandse paleo- grafie', 'Latijnse paleografie voor gevorderden', 'Genealogie voor beginners' en vele andere. Voor meer informatie kunt U bellen: Gem. Archiefdienst, tel. 030-2866611. |
|||||||||||||||
93
|
|||||||||||||||
De eerste 'Stichtendag' zal zoals
gezegd plaatsvinden op zaterdag 20 september 1997 in de Grote of Lebuïnuskerk in Deventer. |
|||||||||||||||
;ufi/augustus 19 9 7
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Traditie, tijdschirift
over tradities en trends Je eet van een bord, je
begroet iemand door je rechterhand uit te steken, je viert je verjaardag. Zo doet iedereen het en niemand denkt er over na. Het lijkt wel alsof het nooit anders is geweest. Het zijn tradities die van ouders op kinderen over gaan. Er zijn ook gebruiken die pas kort bestaan. Bijvoorbeeld de gewoonte om iemand te feliciteren via een ad- vertentie in de krant. Een paar mensen beginnen er mee, het wordt een modeverschijnsel, een trend. Over al dit soort oude en nieuwe gebruiken en
gewoonten is te lezen in het tijdschrift; Traditie, tijdschrift over tradities en trends. Het laat op een heldere en levendige manier zien hoe achter de gewoonste dingen vaak een fascinerende wereld schuil gaat. Traditie, tijdschrift over tradities en trends is een
toegankelijk geschreven tijdschrift dat vier keer per
jaar verschijnt. Het is rijk geïllustreerd in full-color en wordt uitgegeven door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur. Een jaarabonnement kost ƒ 30,- of Bfrs 600. Vraag een proefnummer aan bij het Nederlands
Centrum voor Volkscultuur, Lucasbolwerk 11, 3S12 EH Utrecht (00-31 (0)30-2319997) |
||||||||||||||||||||||||
^
|
Ml/1/5 £
IJzerman |
|||||||||||||||||||||||
NVM
|
||||||||||||||||||||||||
makelaardij
heeft hart voor 'Oud'Utrecht' ► Aan- en verkoopbegeleiding
^ Taxaties Hypotheken
Verzekeringen |
||||||||||||||||||||||||
JSÊMüus & IJzerman
kÊÊK^Ê^Ê makelaardij ia oaratraaja goajtraa
Telefoon ojo - 2^4 00 08, Fax 030 -232 ! g 70
Plompetorengracht 18,3512 CD Utrecht |
||||||||||||||||||||||||
Maandblad en Jaarboek
Het Maandblad Oud-Utrecht geeft volop informatie
over de geschiedenis en het heden van stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en 'verenigingsnieuws' onmisbaar. Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen en om de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar. |
||||||||||||||||||||||||
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud-Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
||||||||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
||||||||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2623866/2626800
fax: 030-2623274
|
||||||||||||||||||||||||
Hierbij geef ik mij op als lid van de Vereniging Oud-Utrecht
naam |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
< <
o o
o o |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
illl
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a ° °
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
urn
|
lii
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
adres
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
postcode
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woonplaats
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geboortedatum
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a.u.b. aankruisen wat u kiest:
met onmiddellijke ingang (u betaalt dan contributie over het lopende kalender-
jaar en ontvangt dan alle publikaties die dit jaar zijn verschenen) IJ met ingang van het volgende jaar
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.P. de Rijk
Voor degelijk
vakkundig onderhoud aan huis en tuin J.P. de Rijk
G.v.Walenborchstraat 18
3515 BT UTRECHT Tel. 030-2718901 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
®
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Activiteiten o.a. op tiet gebied van:
• Elektra
• Klimaat
• Sanitair
• Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Tel. 030-288 24 64 Fax 030-288 57 33 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvesting Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B^IFORT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E L A A R 5
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J&BConseilB.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t<
|
||||||||||||||||||||
oud-utrecht
|
||||||||||||||||||||
hier
postzegel plakken |
||||||||||||||||||||
Vereniging Oud-Utrecht
Pr. Hendriklaan 76 3584 ER Utrecht |
||||||||||||||||||||
Oud-Utrecht
'Vereniging tot beoefening en verspreiding
van de kennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht' opgericht in 1923 |
||||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74 |
||||||||||||||||||||
IJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
||||||||||||||||||||
TAILORSSINCE 1850
|
||||||||||||||||||||
ER IS EEN BAN
WAAR OUDE WAARDE B NOG IN ERE WORDEN GEHOUDEN.
|
||||||||||||||||||||
|iȕgit|;iii|iigig H M
ENJD
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
||||||||||||||||||||
>4B<\c
|
||||||||||||||
/^b-LOf. TS ÖCT i^o-b
|
||||||||||||||
Utrecht
|
||||||||||||||
7 0e jaargang nummer 5
|
||||||||||||||
11— .■—
|
||||||||||||||
/.• • LI' 1 ,L •-■
|
||||||||||||||
Rubens' bezoek aan Utrecht
Zilveren zegelstempels
uit de vroege 14^ eeuw
Stathe aan de Vecht
Een reactie
|
||||||||||||||
De Oudegracht ter hoogte van «'t Casteel
van Antwerpen" |
||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen Tel. 030-241 31 15 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA/VNAG/NVK
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BOUW
• Restauratiewerken
• Nieuwbouw
• Onderhoud
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J U R R I E M S
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aannemingsbedrijf
H.J. Jurriëns B.V. Sophialaan 1
Postbus 8110 3503 RC Utrecht Tel.: 030-2412 912 Fax: 030-2413 934 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lul Neet. Atiiic/iitiir.s (.ifucolschap
Utrecht
Korte Jansstraat 17-19, 3SI2 GM Utrecht
Tel. 030 2318266, Fax 030 2316474
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdam
Rokin 46, 1012 KV Amsterdam Tel. 020-6208100 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uiren
Torenlaan 5. 1251 \\\'. l-aren
Tel. 035-5381454
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij drukken
ook
uw kosten
BEL ONS VOOR EEN OFFERTE
VOOR HET MOOISTE DRUKWERK m
CASPARIE UTRECHT
ONDfRDEIL VAN ROTO SMEETS DE BOER
lillFOON 030 282282?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
éF
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
&>LISM4N
BOUW&VASTGCÏD
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks ti|dschnlt
70e jaargang nr, 5 september/oktober 1997 ISSN 1380-7137 Oud-Utrcchl is een uitgave van de
Vereniging Oud-Ulrechl, vereniging tot beoelening en tot verspreiding van de kennis der gesehiedenis van stad en provineie Utreeht, V()()r;i((er: J W I.ciTiaier
Secretariaat: Mw, J.C.M. Pennings,
p/a Alexander Numankade 201,
3572 KW Utrecht,
Penningmeester: P. Kroes
U kunt zich opgeven ali lid van de vereni-
gin^ Oud-Utrcchil door te sehiijven naar:
Oud-Utrecht,
Pr. Hendriklaan 76,
3'584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt / 54,= per
laar (26- / 30,=; 65+ƒ 44,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contributie op giio 575520.
Redactie: M. Dollin. B. \an den Hoven
van denderen,J.l.eguyt, M.C. van Oudhcusden, P. Rhocn, B. \an Samen, M. \'an de X'rugt, en A. \"an der Zeijden. Rcdaetieadres:
Alexander Nuniankade 199,
3572 KW Utreclil.
V(»rmt^c\'in_t;." He \'orniers, Utrecht
Ihiik: Cjsparie LTrechl
Oud-Utrecht. Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 20 oktober 1997, verschijningsdatum 2 december 1997. Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Ale.xander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 'M of 3 V2 inch floppy (WordPerfect, \'ersics 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen omvang lussen de 2000
en 4000 woorden, waarbi] het aantal noten zo beperkt nKigeli)k gehouden moet worden. Hel gebruik van tussen- kopjes wordt aangeraden; illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
|||||||||||||||
Van de redactie
|
|||||||||||||||
In de voorlaatste aflevering van dit tijdschrift puhUceerden wij Cees van Rooijens artikel
"Stathe aan de Vecht" waarin nader werd ingegaan op de vraag waar de oude handehnederzetting
Stathe zou hebben gelegen.
Deze bijdrage heeft nogal wat reacties los gemaakt. Een van deze reacties, nl. van Tarq Hoekstra
wilden wij U niet onthouden en plaatsen wij in dit nummer.
Naast onze vaste rubrieken treft U een bijdrage aan over het bezoek dat Rubens bracht aan Utrecht
in 1627 waarbij hij toonaangevende Utrechtse kunstenaars als Bloemaert en Honthorst ontmoette. De najaarsledenvergadering vindt plaats op donderdag 6 november om 19.30 uur in het S.N.K.-
gebouw, Plompetorengracht 3 te Utrecht. Een nadere aankondiging vindt U op pag. 102. |
|||||||||||||||
Inhoud
|
|||||||||||||||
Nieuwe gegevens over Rubens' bezoek te Utrecht?
Jos de Meyere
Najaarsledenvergadering 1997
Boekenschouw Een stathe aan de Vecht.
Tarq. Hoekstra
Twee bewaard gebleven zilveren zegelstempels
uit de vroege veertiende eeuw L.E, V. d. Bergh
Romeinen Recente Romeinse vondsten, de 'Leidse Rijn'
Tjeerd Pot De plek Hoe een kale plek in Woerden iets te maken kan hebben
met het zonnige Smyrna Nettie Stoppelenburg Agenda
Vereniging Oud-Utrecht Concept-begroting 1998
|
|||||||||||||||
100
102
103 104 108
113
114 116
117 |
|||||||||||||||
99
|
|||||||||||||||
SC pt e mhe I / akt obe r 199 7
|
|||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||
Nieuwe gegevens over Rubens'
bezoek te Utrecht? |
|||||||||||||||||||
Enige tijd geleden werd in het Centraal Museum te Utrecht de expositie "Het
Huis van Bloemaert" gehouden. Ter gelegenheid van die tentoonstelling werd de brochure "Wandelen rond Bloemaert" uitgegeven. Het laatste hoofdstuk van deze brochure is gewijd aan "De wandeling van Rubens". De informatie die daar te vinden is over Rubens' verblijf in Utrecht, blijft beperkt tot de volgende twee zinnetjes: "In dit huis logeerde Rubens in 1627. Hij bracht toen ook een bezoek aan Abraham Bloemaert". Met "dit huis" wordt de woning van Roelant Savery bedoeld. |
|||||||||||||||||||
winlerkoningin, die in Den Haag
resideerde. Zij was een dochter van de Engelse koning Willem I en een zuster van de latere koning Karel I. In 1628 - een jaar na Rubens' bezoek in Utrecht - zou Van Honthorst in Engeland een aantal belangrijke opdrachten voor Karel I uitvoeren. Van Hont- horst werd door de Engelse ko- ning niet alleen royaal in pecunia beloond voor zijn werk, maar werd bovendien overladen met kostbare geschenken, ontving het Engelse staatsburgerschap en een pensioen van honderd pond per jaar. Gerard van Honthorst zal het zeer zeker niet in zijn hoofd hebben gehaald om ook maar iets te ondernemen dat de Engelsen onwelgevallig zou zijn (2). Laat ik de gegevens die mij
over Rubens' bezoek aan Utrecht bekend zijn, op een rijtje zetten. Een van de twee bronnen
over Rubens' kortstondige verblijf in de Domstad is Joachim von Sandrarts Teutiche Academie der Bau-, Büd- und Mahlerenkümlc uit 1675 (3). Ten tijde van Rubens' bezoek was Von Sandrart in Utrecht leerling van de schilder Gerard van Honthorst. Deze laat- ste was volgens Von Sandrart de gastheer van Rubens. Maar Van Honthorst kon zijn gast niet ver- gezellen "wegen etwas Unpass- lichkeit", aldus Von Sandrart die, zoals reeds werd opgemerkt, als vervangend begeleider dienst moest doen. Zij brachten een bezoek bij "Abraham Blomart, Comelius Pullenburg und andere". Wie behalve Abraham Bloemaert en Comelis van Poelenburch die "andere" waren wordt niet expli- ciet vermeld. Evenmin wordt trouwens uitdrukkelijk gesproken over schilders of kunstenaars. |
|||||||||||||||||||
land beschermd was tegen het
kopiëren van zijn werk. Rubens' reis viel uitgerekend in 1627. Evenmin was het toeval dat Ru- bens bij Van Honthorst op visite ging: deze laatste onderhield na- melijk niet alleen goede relaties met Carleton, maar ook met het huis van Oranje en met het En- gelse vorstenhuis. Ten huize van Gerard van
Honthorst - een riante woning aan het Domplein (1) - werd wel een banket gegeven ter ere van Rubens' bezoek, maar kennelijk ging het de Utrechtse schilder te ver om met zijn Vlaamse collega 'n veertiendaags reisje door Neder- land te maken; dat liet Van Hont- horst over aan diens Duitse leeriing joachim von Sandrart. Officieel heette Van Honthorst ziek te zijn, maar naar alle waar- schijnlijkheid ging het om een tac- tische en diplomatieke afwijzing. Zou Rubens het gewaagd
hebben om over zijn diplomatie- ke opdracht te praten met Gerard van Honthorst? Afgezien van "zwijgplicht" die we aan de zijde van Rubens mogen verwachten, zou hij ongetwijfeld bij Van Honthorst bot hebben gevangen. Want deze laatste onderhield goede, zelfs uitstekende relaties met de Engelsen. Om te beginnen met Elisabeth, bijgenaamd de |
|||||||||||||||||||
In de brochure "Wandelen
rond Bloemaert" zijn geen bron- vermeldingen opgenomen, zodat onbekend is waar de gegevens te vinden zijn over het feit dat Rubens bij Savery logeerde. Dat is zeer jammer, want als die vermelding juist is, dan is hier sprake van volstrekt nieuwe informatie, die, kunsthistorisch gezien, zelfs zeer bijzonder genoemd mag worden. Ik vrees echter dat het om pure fantasie gaat. Rubens' bezoek aan Utrecht
was geen hoofddoel, maar had meer iets van het-aangename-aan- het-nuttige koppelen. De Antwerp- se schilder was namelijk als "secretaris des Konings in sijnen secreten Raedt" op terugweg van een geheime diplomatieke zen- ding in Den Haag. Doel van die missie was het bondgenootschap dat tussen Nederland en Enge- land bestond te ontkrachten. Overigens draaide Rubens' diplo- matieke opdracht op niets uit. Sterker nog; ze maakte hem zelfs tot een verdacht persoon, zowel bij vriend als vijand. Bezoek aan Honthorst
Dankzij de Engelse ambassa-
deur Sir Dudley Carleton verwierf Rubens een privilege, waardoor hij van 1620 tot 1627 in Neder- |
|||||||||||||||||||
100
|
|||||||||||||||||||
Jos de Meyere
|
|||||||||||||||||||
se ptembe r / ok l ob e r 1997
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
"t Gasteel \an Antwerpen"
't Gasteel van Antwerpen lag
aan de Oudegracht, bij de Bakker- straat. Kastelein was Jan Jansz. ter Brugghen, broer van de schilder Hendrick ter Brugghen. Daar, in 't Gasteel van Antwerpen, arri- veerde Rubens op de avond van 27 juli 1627. Noch bij Joachim von Sandrart
noch bij Richard ter Brugghen - de meest importante informanten betreffende Rubens' verblijf te Utrecht in 1627 - is de naam van Roelant Savery te vinden. Ook uit andere bronnen is mij niets ge- bleken over het feit dat Rubens in Utrecht bij Savery zou hebben ge- logeerd. Mogelijk zijn er tijdens de
voorbereiding van de tentoonstel- ling "Het Huis van Bloemaert", die in het Centraal Museum te Utrecht werd gehouden, nieuwe gegevens ontdekt? Wanneer dat niet het geval is, dan is de bewe- ring dat Rubens bij Savery logeerde ronduit een blunder die zeer te betreuren is, simpelweg omdat |
||||||||||||||
Het blijft dus gissen. Dat
heeft Swillens gedaan in een ove- rigens informatief artikel in het jaarboekje van "Oud-Utrecht" 1945-1946 (4). Swillens laat alle schilders van enige betekenis die tijdens Rubens' bezoek in 1627 werkzaam waren te Utrecht, de revue passeren. Bovendien gaat Swillens ervan uit dat ze stuk voor stuk óf bezoek ontvingen van Rubens óf zelf bij Rubens op visite gingen op diens logeeradres (5). Dit laatste gegeven - zowel
over de visite bij Rubens als over diens verblijfplaats in Utrecht - is bekend dankzij Notificatie oj Waanchouwing aan alk Liejheb- bers van de Schildc^konsl etc. van Richard ter Brugghen, zoon van de schilder Hendrick ter Brugghen (6). Het zal duidelijk zijn dat deze Notificatie de tweede bron over Rubens' bezoek aan Utrecht is. Overigens dateert Ter Brugghens Notijicatie vermoedelijk uit 1707, toen alle betrokkenen overleden |
Richard ter Brugghen schreef
zijn Notificatie uit frustratie over de onderwaardering voor zijn vader. Interessant in deze context is wat Richard ter Brugghen te melden heeft in \erband met Ru- bens' \'erblijf te Utrecht. Rubens zou toen Hendrick ter Brugghen geprezen hebben als de enige ech- te schilder die in de Nederlanden te vinden was! 'Von Sandrart rept met geen woord over Hendrick ter Brugghen, tot grote ergernis \'an Richard. 'Wel schrijft Richard ter Brugghen in lovende bewoor- dingen over Abraham Bloemaert. Dat doet hij in verband met het bezoek dat bij Rubens wordt af- gelegd door leden van het Utrechtse schildergilde, "daar on- der den vermaerden Blommaerd was" (7). Tevens - en nu kom ik tot de
kern van de kwestie - vermeldt Richard ter Brugghen, zoals reeds is aangekondigd, het logeeradres van Rubens: "t Gasteel van Ant- werpen". |
|||||||||||||
De Oudegracht ter
hoogte van «'t Casteet van Antwerpen" ca 1615, naar Jan Breugle (?) Gemeente Archief Utrecht |
||||||||||||||
101
|
||||||||||||||
september/oktober 19 9 7
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Najaarsledenvergadering
1997 |
|||||||||||||||||
Nieuwe gegevens
over Ruhens' bezoek te Utrecht? |
|||||||||||||||||
dergelijke informatie door de dui-
zenden bezoekers van de tentoon- stelling op gezag van deskundigen voor waar is aangenomen. Noten;
1. Zie in verband met dit huis: J.A.L.de
Meyere, "Nieuwe gegevens over Gerard van Hontiiorst's beschilderd plafond uit K22", Jaarboek Oud- UtrechtWi, 7-29; aanvulling in Maandblad Oud-UtrecbtW7,17. 2. Zie in dit verband: G.Schwartz,
Rembrandt, Maarssen 1984,49. 3. A.R.Pelzer, Joachim von Sandrarts
Academie der Bau-, Bild- und Mahlerey-Künste von 1675, IVlünchen 1925, 157. 4. P.T.A.Swillens, "Rubens' bezoek aan
Utrecht", Jaarboekje van ■Vud-Utrecht" 1945-1946,105-125. 5. Ibidem, 116-117.
6. Van Richard ter Brugghens Notificatie
is onbekend waar en wanneer dit geschrift is gepubliceerd. Mogelijk gebeurde dat in 1707, toen Richard vier schilderijen met "De evangelisten", vervaardigd door zijn vader, cadeau gaf aan de stad Deventer. Van de Notificatie is geen exemplaar meer bekend. Delen ervan werden geciteerd in C.de Bie, Den Spiegel van de Verdrayde Werelt, Antwerpen 1708, 273-277 en C.Kramm, De Levens en Werken der Hollandsche en Waamsche Kunstschilders. Beeldhouwers, Graveurs en Bouwmeesters, Aan- hangsel, Amsterdam 1864, 147-148. Zie in dit verband ook B.Nicholson, Hendrick Terbrugghen, Den Haag 1958,28-33. 7. Swillens(noot4), 116.
|
Het bestuur van de Vereni-
ging Oud-Utreeht nodigt de le- den uit tot hel bijwonen van de Voorjaarsledenvergadering op donderdag 6 november 1997 om 19.30 uur in het SNK-gebouw, Plompetorengrachl 3 te Utrecht. |
||||||||||||||||
Agenda
|
|||||||||||||||||
1. Opening
2. Notulen van de voorjaarsleden\'ergadering op 10 juni (ter inzage)
3. Ingekomen stukken en mededelingen
4. Begroting 1998 (voorslel zie elders in dit tijdschrilt)
5. Mededelingen van uil de Vereniging
6. Samenstelling van het bestuur
Het bestuur stelt voor lot nieuwe bestuursleden te benoemen: Pietcr
Blok (vicevoorzittcr'i en Yvonne Nobel (belast mei PR-zaken). Tegenkandidaten kunnen worden gesteld door tenminste tien leden, die hier\'an tot drie dagen voor deze vergadering schrillelijk mede- deling doen aan de secretaris In \crband met het verstrijken van de statutaire zittingslcrmijn \an drie jaar zijn de bestuursleden Saskia \'an Dockum en Renger de Bruin herkiesbaar. Na afloop \'an deze najaarsle-
denvergadering zal er een lezing worden gehouden door A.J.H, van Marion, conservator \'an het Spoorwegmuseum in Utrecht. De heer Van Marion zal spreken over de geschiedenis van de Spoorwe- gen, met name in relatie tol de stad Utrecht. Afsluiting met een drankje.
|
|||||||||||||||||
102
|
|||||||||||||||||
sepli-mber/olnohci 199 7
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
U W--*-' S ••*'••
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B O
|
EKENSCHO
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunstenaars als Lucas Rotgans,
P.j. Lulgers en N. Bastert inspi- reerde. De oudst beschrevene in deze
bundel boeiende persoonlijkhe- den is de prediker Liudger, die meer dan duizend jaar geleden in de voetsporen van zijn leermees- ter Bonifatius trad. De jongste is 'Ome' Chris van Elk, de Breukelse weldoener die slechts luttele maanden geleden overleed. En wat te denken van de fabrikanten Van Leer en Twijnstra, die met hun fabrieken voor veel werk zorgden, of een man als Richard Erdmann, die zijn droom van een eigen landgoed in de vorm van Terra Nova gestalte gaf? Hun levens hebben kleur ge-
geven aan de geschiedenis \'an de Vecht en op hun beurt hebben zij die geschiedenis mee-geschreven. De reeks Utrechtse biogra-
lieën is een project van de Gemeentelijke Archiefdienst en de Vereniging Oud-Utrecht en wordt uitgegeven door de Stichting Pu- blikaties Oud Utrecht. Het deel over de Vechtstreek
is een samenwerkingsverband van de Vereniging Oud-Utrecht, de historische verenigingen in de Vechtstreek, het Rijksarchief Utrecht en de Stichting Stichtse Geschiedenis. Zie bestelbon elders in dit blad. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De herbergierster Adriaentgen
Adriaans is een voorbeeld van een vrouw, die door hard werken een eigen bedrijf wist op te bou- wen, terwijl de bijna blinde Petronella Moens ondanks haar handicap een belangrijke dichteres werd. Marie Anne Teilegen maakte met haar persoonlijkheid grote indruk en speelde een heldhaftige rol in het verzet in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4 slaat opnieuw weer
boordevol namen die nog steeds een belletje doen rinkelen zoals Wim Sonneveld, Jan van Scorel, Martinus Nijhoff en Gerrit Riet- veld, maar ook mensen die mis- schien in kleinere kring nog steeds herinnerd worden, zoals de voetballer Wout Buitenweg, de Utrechtse Nobelprijswinnaar Van Heuven Goedhart en pastoor Van Nuenen. Naast hen hebben ook de 'pest van Utrecht', luitenant- stadhouder Willem Pesters en de gevreesde theoloog Gijsbert Voetius een plaats in dit deel gevonden. Na de succesvolle delen over
de stad, wordt de serie Utrechtse biografieën nu uitgebreid met re- gionale delen. Het eerste regionale deel betreft de Vechtstreek. De geschiedenis van de Vecht is de geschiedenis van de mensen die aan haar boorden hebben geleefd en gewerkt. Niet alleen beroemd- heden zoals de schatrijke Amster- damse koopman Johan Huyde- coper, die er prachtige buitens bouwde, maar ook eenvoudige mensen als de scheepswerfeige- naresse Annetje Bolst of de boerin johanna Borra. De Portugees Abraham Aboab stichtte in Maarssen de eerste synagoge in het Sticht.Het was aan de Vecht dat Gerrit van Velzen, de moor- denaar van Floris V, zijn gerechte straf niet ontging, terwijl de rivier |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De dichteres litrcchtsc biogro/ïeën
Petronella Moens In de reeks Utrechtse biogra-
fieën komen dit jaar twee delen
uit. Allereerst verschijnt het vier- de deel over mensen, die in de stad Utrecht een rol hebben gespeeld. Bijna tegelijk ziet het eerste regionale deel het licht, dat bijna veertig personen beschrijft, die in de Vechtstreek geleefd en gewerkt hebben. In het vierde deel in de reeks
jver de stad maakt de lezer onder meer kennis met een aantal zeer uiteenlopende VTOuwen. Zo is daar de vroedvrouw Ytje Ban, die door haar klanten ervan werd beschul- digd, hen met syfilis te hebben besmet. Ook in aanraking met justitie kwam Maria Christiaens, die haar man na diens geheimzin- José Ratten nige dood eerlijk wilde begraven.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
103
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sepl emb e r/ ok t obe r 1997
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een stathe aande Vecht
Ofwel: Natuurlijk had N. \an der Monde gelijk
|
||||||||||||||||||||||
Het omverwerpen van heilige huisjes is een belangrijke taak van allen die zich
met de geschiedenis bezig houden. Aan één voorwaarde dient daarbij echter wel voldaan te worden: het huisje dat er voor in de plaats komt, dient beter gefundeerd en geconstrueerd te zijn dan het omvergeworpen exemplaar. Het artikel van Cees van Rooijen in de vorige aflevering van dit Tijdschrift verdient een onderzoek naar zijn degelijkheid. Zijn stelling in het artikel komt hier op neer dat de vicus Stathensis die in een
oorkonde van 1127 voorkomt, niet langs de Oude Gracht/Rijn, maar langs de Waterstraat/Lange Lauwerstraat aan de Vecht gelegen heeft. Ten bewijze hier- van gebruikt hij zowel geschreven als archeologisch/bouwhistorische bronnen en dat is een goede, maar geen eenvoudige zaak. Als Van Rooijens stelling juist zou zijn, dan heeft dat een ingrijpende wijziging
in de opvattingen over de vroege topografie van Utrecht tot gevolg . |
||||||||||||||||||||||
archeologische gegevens ongenu-
anceerd met elkaar te vergelijken. |
||||||||||||||||||||||
De Buurkerk
Nu zijn gevonden voorwer-
pen' niet alleenzaligmakend. Niemand twijfelt aan het feit dat de Buurkerk de oudste parochie- kerk van Utrecht is. Stichting in de late 10e of vroege He eeuw wordt - voor zover ik weet - door niemand bestreden. Van Rooijen laat de Buurkerk in zijn verhaal alleen op een indirecte manier optreden, namelijk in verband met de ligging van de immuniteit van St Marie. Die zou zo ver naar het westen liggen, omdat dan een betere kruisvorm verkregen zou worden en niet omdat de Buur- kerk in de weg lag. Nu lijkt het gelijkarmige kruis voor de 11e eeuw waarschijnlijker, maar dat is in dit geval een niet zo wezen- lijk punt. Belangrijker is, dat hij lijkt te suggereren dat in 1080 de Buurkerk nog niet bestond. Dat zal hij vermoedelijk niet serieus menen, maar intussen zit hij dan wel met een Buurkerk die in een onbebouwd gebied op honderden meters afstand ligt van zijn meest belangrijke parochianen aan de Vecht. En dat voor een ecclesia dvilis, een kerk van de burgers! Pas na 1170 zou er door een soort massale verhuizing vanuit het noorden, uit 'de verlaten wijk Stathe' (p. 84), (weer?) bewoning bij de Buurkerk gekomen zijn. Een onwaarschijnlijke situatie. |
||||||||||||||||||||||
De archeologische bronnen
In het noordwesten van de
oude stad - nawweg Wijk C - zijn al meer dan zestig jaar archeolo- gische waarnemingen en opgra- vingen gedaan. Dat is niet zo verwonderlijk, want dit deel van de stad is vanaf de jaren dertig zeer grondig "gesaneerd'. Vanaf de benoeming van de stads- archeoloog in 1972 was het mo- gelijk daar grootschalig onderzoek te doen. Het eerste vond plaats in 1974, toen de schepen gevonden werden . Daarna volgden de lang- durige en uitgebreide opgravingen aan de Jan Meijenstraat e.o. . Tenslotte was er het onderzoek aan de Lange Lauwerstraat resp. in 1984 en 1985". Er is, zoals Van Rooijen terecht opmerkt, in Ne- derland nog nooit over een der- gelijke lengte een rivieroever/- havenfront opgegraven. Schril steekt daarbij het aan-
tal en de oppervlakte van de opgravingen in het hart van de stad af. Daar is dan ook bijna niet gesaneerd. De opgravingen van |
||||||||||||||||||||||
1976/77 bij de HEMA aan de
Steenweg waren exemplarisch voor de beperkingen die opgra- ven daar met zich meebrengt: wegens belendende bebouwing kon slechts het middendeel van het terrein opgegraven worden en toen het net interessant', name- lijk lle/12e-eeuws, begon te wor- den, bleken alle verdere lagen in de richting van de Steenweg door in de 15e eeuw gegraven kelders volledig opgemimd te zijn. Eigen- aardig genoeg vergeet' de schrij- ver zijn eigen artikel over oude vondsten in de Buurkerk te ver- melden op grond waarvan aldaar - terecht - een 8e/9e-eeuwse nederzetting gestipuleerd wordt . In zijn opinie moet er - wegens gebrek aan vondsten - dus een "bewoningsgat' zijn tussen deze nederzetting en die, welke in de late 12e eeuw daar zou zijn ont- staan. De conclusie uit het boven-
staande moet dan ook zijn, dat het zeer riskant is gebieden met een zó verschillende hoeveelheid |
||||||||||||||||||||||
104
|
||||||||||||||||||||||
Utrecht inde Heen vroege I2e
eeuw Utrecht was in de 11e en
vroege 12e eeuw een zeer belang- rijke plaats, waar onder andere een enorme bouwactiviteit ontplooid |
||||||||||||||||||||||
Tarq. Hoekstra
|
||||||||||||||||||||||
september / oktober 1997
|
||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||
voor de topographie van de stad:
in denzelven wordt vastgesteld, dat, van de vier hoofdmarkten, voortaan twee in de Beneden- en even zoo veel in de Bovenstad zouden gehouden worden; de be- woners van het Beneden-einde vermeenden daardoor in hun regt, hetwelk zij op de jaarmarkten hadden, verkort te zijn. Hieruit kan men afleiden, dat dit gedeelte der Stad de eigenlijke Oude Stad moet geweest zijn (), aan welk gevoelen het bestaan der oudste huizen in de nabijheid van het tegenwoordige Stadhuis en op de Oude Gracht, in de Noordelijke rigting, tot bewijs verstrekt()". Van der Monde's noot 1 is hier niet van belang, in zijn noot twee citeert hij zijn eigen publicatie Utrecht en derzelver Jraaije omstre- ken en wel p. 37, waar de huizen 14
die hij op het oog heeft, opsomt .
Het is een enorm aantal, waarvan de meeste tussen de Stadhuisbrug en de Viebrug liggen. Daar ligt dus volgens de gangbare opvatting de vicus Stathemii, ook volgens Van der Monde! Terecht meldde hij overigens dat hem - over welke huizen dan ook - geen gegevens ouder dan de 13e eeuw ter beschikking staan. De 'steviger huizen'
Als een van de redenen om
de markten in 1127 weer naar de vicus Stathensis terug te verplaat- sen, wordt het feit genoemd dat de huizen daar steviger zijn. De schrijver doet daarom zijn best aan te tonen dat dergelijke huizen in het noorden wel voorkwamen, maar in het midden van de stad niet. Dat hij daarbij het lle/12e- eeuwse fundament dat bij de Jan Meijenstraat is opgegraven, aan- wijst is begrijpelijk, maar helaas |
|||||||||||
werd. In die tijd werden minstens
vijf grote kerken gebouwd: een nieuwe, zeer grote Dom door bisschop Adelbold II, de Pieters-, Jans- en Pauluskerk door bis- schop Bemold en de Mariakerk door bisschop Koenraad. De 'noor- delijke' haven heeft daarbij waar- schijnlijk een belangrijke rol gespeeld. Sterker nog, te eniger tijd is daar zelfs een stade' geweest (afb. 1), zoals bij de opgravingen in 1974 is aangetoond. Later - in de 11e eeuw - werden er aan de waterkant schoeiingen tegen aan- gezet, zodat technisch gesproken niet meer van een 'stade' sprake was. In de vroege 12e eeuw, wan- neer er van de vicus Stathensis sprake is, is op alle opgegraven terreinen in het noorden van de stad in ieder geval geen "stade' meer geweest. Hier doet zich dus het pro-
bleem voor van de discrepantie tussen verschijnsel en naam. Dat een naam langer blijft bestaan dan het verschijnsel zelf is mooi te demonstreren bij diezelfde noor- delijke haven. Langs de Water- straat loopt al sinds de late He eeuw of eerder geen water (van de Vecht) meer en toch bestaat die naam nog. Het is daarom niet verbazingwekkend als er in 1242 nog sprake is van een straat die versus Stadium gaat , ook al is er fysiek geen stade' meer. Het lan- ger dan honderd jaar uit de ge- schreven bronnen blijven van deze term is, gezien de schaarste van de stukken, niet onmogelijk . Natuurlijk had Van der Mon-
de gelijk, toen hij schreef dat er een rivier en belangrijke huizen in het noorden van de stad geweest waren (waarover straks meer), maar hij meldt ook over de oorkonde van 1127 . "Deze brief (...) is voornamelijk belangrijk |
moet de arme, onvolprezen Van
der Monde het bewijs voor het bestaan van die huizen met de volgende uitspraak bij de be- schrijving van de Wijde Water- steeg leveren : 'De Noord-Westzijde der Stad
tusschen de Waard- en de Catha- rijnepoort, waarin ook de Water- stegen begrepen waren, vormde oudtijds eene wijk, welke der moeite waardig is, in het kort, meer van nabij te beschouwen. De plek werd bewoond door
de oudste, adellijke en aanzien- lijkste Stichtsche geslachten, die er hunne steenen huizen en voor- raadschuren bezaten, even als in het midden-gedeelte aan de Oude Gracht nabij Hazenberg, den Springwijk enz.'. Op basis van dit - door de
auteur van het artikel wat onvol- ledig gebruikte citaat - Stathe vanuit het midden van de stad naar het noorden te verplaatsen, is wel erg kras. Zonder daar overigens verder
onderzoek naar gedaan te heb- ben, lijkt het me onwaarschijnlijk dat de door Van der Monde genoemde 'Stichtsche geslachten' tot in de vroege 12e eeuw ver- volgd kunnen worden. Hoe weinig de auteur op de
hoogte is van de mogelijkheden en onmogelijkheden bij het gebruik van schriftelijke bronnen blijkt uit zijn inderdaad 'losse flodder' over het Wijnpoortje, waarvan nagegaan zou moeten worden of het - in de 12e eeuw? - 105 iets met de wijnhandel te maken had. Ik vermoed dat zelfs de onvolprezen Van der Monde hierbij de wenkbrauwen gefronst zou hebben. Zijn er dan in het geheel geen
12e-eeuwse resten van huizen of gebouwen in het midden van de |
||||||||||
scptemb e r/oittobe r 1997
|
|||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||
Een staihe aan de Vecht
O/wel: Natuurlijk had N. van der Monde gelijk
|
||||||||||||||||||
bijvoorbeeld door de betekenis
van het graven van het noordelijk deel van de Oude Gracht om- streeks 1000 nader te behandelen. Laten we volstaan met de constatering dat Van der Monde gelijk heeft, zelfs meer gelijk dan de auteur vermoedt. Van der Monde stelde zeer scherpzinnig en met haast "moderne, archeolo- gische' methoden vast, dat er in het noorden van de stad een ri- vier gelopen moest hebben - door hem nog Rijn genoemd -, waarbij hij een daarbij passende bewoning veronderstelde. Dat laat onverlet dat hij de wijk Stathe in het mid- den van de stad situeerde. Zo zal het ook geweest zijn: een handels- nederzetting in het noorden, die een relatief kort leven beschoren is geweest , een centrale (handels)- wijk, die vanaf de 8e/9e eeuw be- staan heeft en waarin de oudste |
||||||||||||||||||
stad te vinden? Jawel, alleen die
zijn- zoals gewoonlijk - moeilijk op een kwart eeuw nauwkeurig te dateren. Van het huis Drakenburg wordt een datering in de He of 12e eeuw gegeven . Verder zijn nog te noemen Zadelstraat 9, Oude Gracht 129 en Choorstraat 7 . Zij wegen in ieder geval gemak- kelijk op tegen de vondsten en "vermeldingen' uit de noorden van de stad. |
plaats van met wijk' (wat hij voor
de vicus Stathensi (sic!) in 1127 nog wel doet)". Allicht doet Ket- ner dat laatste, want hij toonde aan dat het woord vicus na de 12e eeuw een begripsverandering had ondergaan van wijk' naar "straat'. Te veronderstellen dat Ketner problemen had met de Buurkerk in novo vico mercenario- rum berust op het feit dat Van Rooijen niet goed gelezen heeft. In de bedoelde oorkonde van 1260 staat dat een aantal burgers een huis heeft in novo vico merce- nariorum en wel het vijfde huis gerekend vanaf de Buurkerk aan de westzijde (van de straat). Ein- de argument. Conclusie
Het heeft weinig zin nog
dieper op deze zaak in te gaan. |
|||||||||||||||||
Afb.l
Bij de opgraving in
Wijk C, in 1974 is mhetgrond- profiel de glooien- de rivieroever zichtbaar Foto: Tarq. Hoekstra |
||||||||||||||||||
Het woord 'vicus' en zijn
betekenis Geheel "unverfroren' kruist
de schrijver de degen met een van de zorgvuldigste Utrechtse me- diëvisten, Dr F. Ketner , door op te merken: "Ook heeft Ketner in 1960 het begrip vicus in de 13de en 14de eeuw wel heel eenvoudig met steeg' of 'straat' vertaald in |
||||||||||||||||||
106
|
||||||||||||||||||
s ept embe r / ohlober 1997
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
parochiekerk gesticht werd, een
wijk waarin de bewoners in 1007 hun huizen in brand staken alvo- rens ze naar de bisschoppelijke burcht vluchtten en die in 1127 vicus Stathensis genoemd werd. Dat er waarschijnlijk zelfs nog een derde burgerlijke nederzetting bij de Twijnstraat is geweest, kan blijken uit de vorm die de stad in 1122 aannam . |
|||||||||||||
De Groot 1997 (in druk)
H.L. de Groot, 'De Haven die verdween'.
In: Metstenen Geheugen. Vijfentwintig jaar archeologisch en bouwhistorisch onderzoekin Utrecht, Utrecht 1997 Hoekstra 1989 T.J. Hoekstra, 'De vroege topografie van
Utrecht'. In: Dolfin/Kylstra/Penders 1989, 1-20 Hoekstra 1997 (in druk)
T.J. Hoekstra, 'Vredenburg. De Bouw van een zestiende-eeuwse citadel (1529- 1532)'. In: Het Stenen Geheugen. Vijfen- twintig jaar archeologisch en bouwhisto- risch onderzoek in Utrecht, Utrecht 1997 Ketner1960 F. Ketner, 'De betekenis van vicus in de
Utrechtse oorkonden'. Jaarboekje van Oud-Utrecht 1960, Utrecht 1960,47-54 Van der Monde (1842) N. van der Monde, Utrechten derzelver fraaije omstreken. Beknopt overzigt dier stad en provincie, in hare bijzonderheden, Utrecht (1842) Van der Monde 1844/46 N. van der Monde, Geschied- en Oud- heidkundige Beschrijving van de pleinen, straten, stegen, waterleidingen, wedden, putten en pompen der Stad Utrecht I-Hl, Utrecht 184^46 osu
Oorkondenboek van het Sticht Utrecht
tot 1301,S delen, uitgegeven door S. Muller Fzn, A.C. Bouman, F. Ketner e.a. Utrecht/'s-Gravenhage 1920-1959 VanderWal197S H. van der Wal, 'De bouwgeschiedenis van het huis Drakenburg te Utrecht, Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 1975-2, 71-79 Van Winter 1986 J.M. van Winter, 'De Heren van St. Catha-
rijne te Utrecht'. In: De historicus in het spanningsveld tussen economie en cultuur Album Amicorum aangeboden aan prof. dr H.F.l.M. van den Eerenbeemt ter gelegenheid van zijn 25-jarig profes- soraat', Tilburg 1986,349-364 |
|||||||||||||
11 051/11,988
12 Zo hebben de johanniters het voor
elkaar gekregen ongeveer anderhalve eeuw na hun vestiging in Utrecht uit de geschreven stukken te blijven. Zie Van Winter 1986. Zelfs als men haar scherpzinnige reconstructie niet accepteert, dan nog hebben de op- gravingen uit 1976 bouwresten van de kerk van dat klooster tevoorschijn gebracht die van ver vóór 1248 date- ren. Zie Hoekstra 1997 (in druk). 13 VanderMondel, 1844,15
14 Van der Monde (1842), 37-42
15 Van der Monde II, 1845,268; met
Wijde Watersteeg wordt de huidige Waterstraat bedoeld tussen de Oude Gracht en de huidige Willemstraat, daarna begon de Nauwe Watersteeg tot aan de Bollaartstoren. 16 Van der Wal 1975 geeft op basis van
de steenformaten 11e eeuw, Ooifin/Kylstra/Penders 1989, 395 en 430 ■ zonder nadere argumentatie - 12e eeuw. 17 Dolfin/Kylstra/Penders 1989,430-431
met literatuurverwijzing. 18 Ketnerl960
19 De Groot 1997 (in druk)
20 Alpertus van Metz,ed. Van Rij 1980,
22/23 21 Hoekstra 1989,10-11
Geraadpleegde literatuur
Alpertus van Metz ed. Van Rij 1980 Alpertus van Metz, Gebeurtenissen van
deze tijd & Een fragment over bisschop Diederili I van /Wetz. Ingeleid, uitgegeven en vertaald door Hans van Rij, Hilversum 1980 Dolfin/Kylstra/Penders 1989
Marceline J. Dolfin, E.M. Kylstra en Jean Penders, Utrecht De huizen binnen de singels, 's-Gravenhage 1989. De Neder- landse Monumenten van Geschiedenis en Kunst. Geïllustreerde Beschrijving. De provincie Utrecht, de gemeente Utrecht, deel UIA, Beschrijving. |
|||||||||||||
Afkortingen
ABKGU Archeologische en Bouw-
historische Kroniek van de Gemeente Utrecht AKGU Archeologische Kroniek van de
Gemeente Utrecht MOU Maandblad Oud-Utrecht
1 Tijdschrift Oud-Utrecht, 70e jaargang
nr4,juli-augustus 1997,80-85 2 En niet Stathensi, zoals hij tot minstens
vijf keer toe schrijft, vermoedelijk naar aanleiding van in vico stathensi. 3 OSU 1,332
4 Het zou, gezien het belang van het
onderwerp, prettig geweest zijn als de schrijver in staat gesteld was zijn beweringen met vermelding van bronnen in noten te staven. 5 En niet in 1973, zoals Van Rooijen
beweert. 6 AKGU 1973/1974(MOL/1979-1), 31-35
7 AKGU 1978-79-80 {MOU 1981-3),
44-50 en 80-81; ABKGU 1981 (MOU 1982-2), 31 -40 en 83-84. Zie voor een samenvattend overzicht De Groot 1997 (in druk). 8 ABKGU 1984(MOU1985-4), 119-124
en ABKGU 1985 (MOU 1986-11), 176- 181 9 AKGU 1976/1977 [MOU 1980-1), 16-24
10 ABKGU 1991/1992, 7-11. Later is door
een nog ongepubliceerd, klein onder- zoek vóór de toren van de Buurkerk deze opvatting nog versterkt. |
|||||||||||||
september/oktober 19 9 7
|
|||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||
Twee bewaard gebleven zilveren
zegelstempels uit de vroege veertiende |
||||||||||||||||||
eeuw
|
||||||||||||||||||
Zilveren voorwerpen uit de Middeleeuwen komt men tegenwoordig nog maar
zelden tegen. Toch weten we uit middeleeuwse inventarissen en rekeningen, dat het bezit van zilverwerk in die tijd, en met name In de late Middeleeuwen, In bepaalde kringen helemaal niet uitzonderlijk was. Van alle zilveren voor- werpen die In de Middeleeuwen in gebruik waren, zijn er nog maar zo weinig over, omdat de meeste in de loop der tijd in de smeltkroes zijn verdwenen. Het loon van de zilversmid was zo gering in vergelijking met de waarde van het edele metaal, dat men voor een gering bedrag zijn zilverwerk tot nieuwe voorwerpen kon laten omsmelten. Het feit dat zilveren voorwerpen vooral als 'geld' (ongemunt zilver) werden beschouwd, maakte hen dus zeer 'kwetsbaar'. Graag wil ik daarom de aandacht vestigen op twee in mijn ogen unieke stukken middeleeuws zilverwerk uit de collectie van het Centraal Museum in Utrecht, die de tijd wel hebben doorstaan. Het betreft twee grote zilveren zegelstempels (typaren) die tot de oudste behoren die in ons land bewaard zijn gebleven. |
||||||||||||||||||
over de eigenaar/zegelaar. Door
stempeling met het zegel kon men een document voorzien van een waarmerk, een blijvende ge- tuigenis van de aanwezigheid van de persoon of de vertegenwoordi- gers van de betreffende instelling bij de bezegeling en daarmee van de authenticiteit van het docu- ment. Oorspronkelijk voorzagen alleen vorsten en andere heersers, later ook de hoge en lage adel, oorkonden van hun zegel. In de late middeleeuwen bezegelden ook alle steden en de stedelijke instanties hun brieven en oor- konden. Bovendien voerde elke geestelijke instelling, maar ook de functionarissen daarvan, zoals de proost, de abt en de kanunnik een eigen zegel, terwijl ook vele burgers in de veertiende eeuw reeds een zegelstempel bezaten. Het aantal stempels dat in om- loop was, was derhalve zeer groot. Met een dergelijke om- vangrijke clientèle is het niet ver- wonderlijk dat dit onderdeel van het ambacht van de zilversmid tot grote bloei kon komen. Op artis- tiek gebied ontstonden vooral in de veeniende en vijftiende eeuw prachtige exemplaren. Het snijden van de vele zegels vormde voor de zilversmeden vermoedelijk een aanzienlijke bron van inkomsten, vooral in de hoogtijdagen van het zegelen, toen dit gebruik in vele lagen van de maatschappij was doorgedrongen. Enige bewaard gebleven
middeleeuwse zegelstempels Er zijn weinig grote zilveren
zegelstempels uit de periode vóór 1600 bewaard gebleven. Slechts enkele Noordnederlandse steden bezitten nog hun middeleeuwse grootzegel. Het grootzegel van de stad Amersfoort, gemerkt met |
||||||||||||||||||
De betreffende zegelstempels
zijn in gebruik geweest bij twee van de belangrijkste kapittels van het bisdom Utrecht, het domka- pittel en het kapittel van Sint Jan. Zij werden eertijds gehanteerd bij het bezegelen van charters (oor- konden), waarin voor deze kerken gewichtige rechtskundige kwesties werden geregeld en vastgelegd. Beide zegelstempels geven
een buitengewoon goede indruk van de grote perfectie die de zilver- smeden/stempelsnijders in de late middeleeuwen konden bereiken. Zij getuigen door hun verfijnde uitvoering van de kundigheid van hun makers. Zonder hier al te diep op de zegelkundige aspecten in te gaan - de zegelkunde is een vak op zich - zal ik trachten deze objecten de plaats te geven in de zilverwereld die ze toekomt. Ze- gelstempels krijgen namelijk vaak niet die aandacht die zij, gezien hun status in het verleden, ver- dienen. Het vervaardigen van der- gelijke grote en vaak 'gewichtige' |
||||||||||||||||||
werkstukken was een belangrijk
onderdeel van het ambacht van de middeleeuwse zilversmid. Het 'steecken' of 'grahen' \an
zegels Zegelstempels worden ge-
maakt door het graveren van een voorstelling in een rond of ovaal stuk zilver. Hierbij wordt het zil- ver met een burijn meer of min- der diep weggestoken. Heel lang is in geheel Europa dit "steecken' of graben' van een stempel een verplichte opgave voor de zilver- smid geweest ter verkrijging van de meestenitel. Figuren, heraldi- sche dieren of gehele bouwwer- ken konden een plaats krijgen in het zegelveld. De toekomstige ge- bruiker, de zogenaamde zegelaar, kon worden uitgebeeld als perso- nage, vaak in functie, ofwel door zijn wapenfiguur; in het rand- schrift werd de naam van de persoon of instelling vermeld. Beeld en tekst samen moesten duidelijke informatie verschaffen |
||||||||||||||||||
L.E. V. d. Bergh
|
||||||||||||||||||
september I oktob e r 1997
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
een klein (meester)teken, dat mo-
gelijk een visje of botje' weer- geeft, dateert van het einde van de veertiende eeuw. Het bevindt zich nog steeds te Amersfoort in het Museum Flehite. Ook de veertiende-eeuwse zegelstempels van de stad Zwolle, die in gebruik waren van 1385 tot 1415, en van de stad Zutphen van circa 1350 bleven behouden. Het is uitzon- derlijk dat deze grote stukken zil- verwerk bewaard zijn gebleven. In de meeste gevallen werden de stempels, na slijtage door veelvuldig gebruik, vanwege hun aanzienlijke gewicht, omgesmolten. In Utrecht werd het een algemeen gebruik dat de kanunniken van het dom- kapittel hun zilveren zegel of sig- net aan de eigen kerk nalieten. Dit had alles van doen met de geldwaarde. Het was simpel een geldelijk legaat. Deze stempels gingen soms regelrecht naar de zil- versmid, die ze omsmolt ter ver- werking in een nieuw stuk zilver- werk. Bovendien was het ook uit veiligheidsoverwegingen de nor- male gang van zaken om stempels ongeldig te maken bij overlijden van de eigenaar of nadat men, om welke reden dan ook, tot vervan- ging was overgegaan. Dit alles om fraude of misbruik te voorkomen. Men vernietigde de zegelstempels ook wanneer het gebruik ervan ten einde liep. Dit laatste was bij- voorbeeld het geval bij de uitgifte van stedelijke rentebrieven. Bij sluiting van de inschrijving wer- den de stempels onmiddellijk on- bruikbaar gemaakt, in tegenwoor- digheid en onder toezien van getuigen. Door dit 'verbreecken van den seghel' zijn vele stempels verloren gegaan. Wat wel bewaard bleef, weggeborgen in de depots van de archieven, zijn vele afdruk- ken in was van die oude stempels. |
||||||||||||||
De middeleeuwse zegelstempels
in het Centraal Museum De twee Utrechtse zilveren
zegelstempels worden voor het eerst vermeld in de Catalogus van het Historisch Museum van de Stad van 1928, onder de nrs. 1370 en 1371. Zij zijn in de jaren tussen 1904 en 1928 als schenking van Mr. CJ.W. Loten van Doelen Grothe te Soest in de collectie ge- komen. Het is niet bekend hoe of wanneer deze eigenaar in het be- zit is gekomen van de stempels. Het is denkbaar dat ze reeds in de zeventiende eeuw in handen van de protestantse kanunniken wa- ren gekomen en vandaar verder in het particuliere circuit. Bij de secularisatie van de voormalige ka- pittelbezittingen in 1811 worden ze niet opgenomen op de lijst van goederen. We zullen de beide zegel-
stempels uit het Centraal Museum wat nader bekijken. Het grote ronde stempel van het kapittel van Sint Jan (zie afb. 1) heeft als zegelomschrift: S' • CAPITULI • ECCLESIE • SCI 'J
OHIS'TRAIECTENSIS (zegel van het kapittel van de kerk van de heilige Johannes te Utrecht) en als opschrift: ECCE«AGNUS«DE1 (zie het Lam Gods). De diameter is 8,3 cm en het gewicht 298 gram. Aan de achterkant bevindt |
||||||||||||||
zich een handgreep en een teken-
tje van een vijf-bladig bloempje. Het zegelstempel van het dom-
kapittel (zie afb. 2) is eveneens rond en draagt het zegelom- schrift: +:SIG1LLUM:CAP1TUL1:ECCLE-
S1E:TRAIECTENS1S: (zegel van het kapittel van de kerk te (van) Utrecht) en het op- schrift: S'« MARTIN' EPISCOPUS
(de heilige Martinus bisschop). De diameter van dit zegel is iets kleiner, 8,2 cm, maar het gewicht is daarentegen iets hoger, name- lijk 310 gram. Aan de achterzijde bevindt zich een handgreep met open gotische traceringen. Naast de handgreep is het stuk gemerkt met een Franse lelie'. De voorstellingen op de zegel-
stempels De voorstelling op het zegel-
stempel van het kapittel van Sint Jan toont Johannes de Doper, de patroon van de kerk. De heilige is geplaatst onder een open, gotisch baldakijn, dat gedragen wordt door twee pijlers. De pinakels van het baldakijn doorbreken aan de bovenzijde het omschrift. Johan- nes staat enigszins afgekeerd, met de rechter voet iets naar achter. Zijn korte overmantel is in zware plooien opgenomen. In zijn lin- ker hand houdt hij een schriftrol |
||||||||||||||
Afb. 3
Charter met zegels, 1331 |
||||||||||||||
109
|
||||||||||||||
september/ohtoher 19 9 7
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
Twee hcM^aard gebleven zilveren
zegelstempels uit de vroege veertiende eeuw |
|||||||||||||||
SCS-MARTIN-ElPCl-ECCE-
TRAIECTEN-IPATRON-TRIIV- MORTVOR-SVSCITATOR- MAGNIFICI (De heilige bisschop Marti-
nus, patroon van de Utrechtse kerk, de grootste opwekker van drie doden). Dit uitvoeriger om- schrift sluit naadloos aan bij de uitbeelding van de heilige op het zegelstempel in het Centraal Museum.. Het wonderverhaal van Sint-
Maartens opwekking van drie overledenen uit de dood, dat reeds door Sulpitius Severus in zijn Vita Sancti Martini is opgenomen, is niet vaak uitgebeeld. Het ver- haal is ook minder bekend dan dat waarin Sint Maarten zijn rode soldatenmantel in tweeën deelt. De uitbeelding daarvan kwam overigens wel voor op het contra- zegel van het kapittel (slechts be- kend van de afdruk in was). Het contra-zegel werd, gezien de stijl van werken, vermoedelijk door dezelfde stempelsnijder vervaar- digd. De datering \an de stempels
Middeleeuwse zegels zijn
moeilijk dateerbaar. In het alge- meen zijn de voorstellingen stereotiep en bovendien bleven de stempels lang in gebruik. Wel kan men aanwijzingen over de periode van hun ontstaan ontle- nen aan het type letters van het omschrift. Tot ongeveer de helft van de veertiende eeuw was dat de gotische majuskel. Daarna werd de letter vervangen door de gotische minuskel. Op beide Utrechtse stempels zijn de om- schriften uitgevoerd in de gotische majuskel. Toch werd tot voor kort hun datering zeer ruim ge- nomen. |
Het zegel van Sint jan ver-
toont een stilistisch kenmerk, dat op zegels uit de dertiende eeuw nauwelijks wordt gevonden, na- melijk de zeer uitgewerkte goti- sche traceringen van het balda- kijn (zie afb. 1). Nadere datering van beide
stempels werd mogelijk toen bleek dat een aantal vroeg-veer- tiende-eeuwse charters nog voor- zien was van een serie uithangende zegels, waaronder afdrukken van de hier besproken zegelstempels. De betreffende charters bevinden zich in het Rijksarchief te Utrecht. Van belang zijn enerzijds het charter met het nummer RAU, bisschoppen, nr. 78-6 (Muller, Regesten, nr. 658) van fS jan. 1331, met daaraan de vrijwel gave zegels van de bis- schop in rode was en van alle vijf Utrechtse kapittels in groene was (zie afb. 3). Anderzijds betreft het het charter met het nummer RAU, bisschoppen, nr. 262 (Muller, Regesten, nr. 736) van 21 aug. 1337, met daaraan het zegel van de bisschop in rode was en de zegels van domproost Hen- rik, van het domkapittel en van de stad Amersfoort (geen afdruk van het bewaard gebleven zegel- stempel van die stad) in groene was. In dit laatste stuk verheft bisschop jan (ill, van Diest, 1323-1340) de parochiekerk van St. Joris te Amersfoort tot een ka- pittelkerk. Door het bestuderen van genoemde afdrukken kon de datering van beide stempels vrij nauwkeurig worden vastgesteld. Uit de afdrukken blijkt dal
het zegelstempel van het kapittel van Sint Jan werd gebruikt op 18 januari 1331 om het bovenge- noemde charter te bezegelen. Het stempel moet dus vóór die |
||||||||||||||
ofwel banderol waarop de woor-
den ECCE AGNUS DEI. Met de rechter arm ondersteunt hij een discus (een rond schild) met de af- beelding van het Lam Gods. Ter weerszijden van de figuur rijzen twee bomen met zijtakken op uit begroeide heuveltoppen. Uit de kruinen fladderen vogels om- hoog. De achtergrond van de voor- stelling bestaat uit een patroon van twee formaten ruiten, gevuld met rozetten. De gehele voorstelling is, tot in de details verfijnd, in diep reliëf in het zilver weergegeven. Het zilveren stempel is hoogst- waarschijnlijk te Utrecht vervaar- digd. Het zegel van de dom toont
in een rond, deels door tien lobben omgeven zegel veld, de pa- troon van de kerk. Sint Maarten. De achtergrond waartegen de hei- lige is uitgebeeld wordt gevormd door blad- en bloemranken. Sint Maarten is weergegeven als 'op- wekker van drie doden'. Hij is ge- kleed in bisschoppelijk ornaat met in de hand de kromstaf die naar rechts is gekeerd. Boven zijn kazuifel is de kraag van de amict, het linnen onderkleed be- horende bij de bisschoppelijke dracht, zichtbaar. Het hoofd van de heilige is getooid met de bis- schoppelijke mijter. Heraldisch rechts ziet men een knielende vrouw die de heilige haar gestor- ven kind aanreikt; aan zijn linker zijde, in de ronding van het vlak, zijn een dode man en vrouw weergegeven. Deze enigszins raadselachtige voorstelling wordt begrijpelijk wanneer we kijken naar het omschrift van een eerder zegelstempel van het domkapit- tel, dat ons overigens slechts be- kend is van een afdruk in was. De volledige tekst van dat om- schrift is namelijk: |
|||||||||||||||
110
|
|||||||||||||||
s ept e mbe r / oht ob er 1997
|
UTRECHT
|
||||||||||||||
Afb.1
Zegelstempel
kapittel StJan |
Afb.2
Zegelstempel
domkapittel
|
|||||||||||||||
Noten
1. Centraal Museum Utrecht, inv.nrs.
3041,3042; cat. Zilver, collectie Centraal Museum Utrecht, Utrecht 1972, nrs. 3,4; verder L.E. van den Bergh-Hoogterp in: cat. Goud, Zilver, Bror)s en andere metalen, 1997 (in druk). Voor zegels in het algemeen zie: E. Kittel, Siegel (Braunschweig 1970). Voor zegels van Utrechtse in- stellingen en personen na 1300 zie: Nederlandsche kloosterzegels, uitg. W.A. Beelaerts van Blokland, D.P.M. Graswinckel e.a., 3 din. ('s-Gravenhage 1928-1952) en het recent verschenen werk van J.H. de Vey Mestdach, Liber sigillorum, zegels uit het archief van de Ridderlijk Duitsche Orde, Balije van Utrecht (Utrecht 1995). 2. De oudste op schrift gestelde eisen
voor proefstukken dateren uit een latere periode dan de onderhavige Utrechtse stempels, zoals de bepaling van 21 mei 1451 voor het tweede proefstuk dat de goudsmeden in Breslau moesten maken:'..., eyn ingsi- gil zugraben mit helme und schilde und helmdecke,...'; de ordonnantie volledig in: E. Hintze, Die Breslauer Goldschmiede, eine archivalische Stud/e (Breslau 1906) p. 24. 3. Van de veelheid van stedelijke en bur-
gerlijke zegels geeft ook H. Kohlhaus- sen in: Nürnburger Goldschmiede- kunst des Mittelalters und der Dürerzeit 1240 bis 1540 (Berlijn 1968), pp. 11-78, een mooi overzicht. |
||||||||||||||||
datum zijn ontstaan. Het stempel
werd vervaardigd van zilver met een gehalte van 960/000, wat in de periode van ontstaan een gangbaar gehalte is geweest. Weliswaar hangt aan dit
charter van 1331 ook het zegel van het domkapittel, maar die af- druk is niet gemaakt met het be- waard gebleven stempel, maar met een ouder stempel. Het be- waard gebleven stempel van het domkapittel werd wel gebruikt op 21 augustus 1337. De date- ring staat in dit geval dus abso- luut vast binnen een marge van zes jaar. Het blok zilver dat de zil- versmid gebruikte om het zegel in te snijden is van een hoog ge- halte zilver, namelijk 975/000. Dat is hoger dan het allooi dat in 1340 door de stedelijke raad werd voorgeschreven, hetgeen overeenkomt met 962,5/000. |
middeleeuwse zilversmid/stem-
pelsnijder is geweest. Uit de vroege veertiende
eeuw zijn enkele namen bekend van Utrechtse zilversmeden. Jo- han van Ghent bijvoorbeeld ver- wierf in 1306 het burgerschap van de stad Utrecht. Bij zijn in- schrijving werd erbij vermeld dat hij van beroep zilversmid was. In een document uit 1334 wordt opnieuw een zilversmid bij name genoemd. In dat document wordt gesproken over een huis waar de zoon van de zilversmid Peter woont. Het betreffende pand wordt in een document uit 1350 "Leliènberch, neffens de St. Jans- brug' genoemd. Zou Peter uit het huis Leliënberch misschien een lelie als (meester)teken heb- ben gevoerd? Maar er werkten rond 1330
ongetwijfeld meer zilversmeden in de stad, van wie geen namen of andere gegevens bewaard zijn ge- bleven. Ook één van deze mees- ters kan het (meester)teken "Franse lelie' geslagen hebben op het domzegel. |
|||||||||||||||
Mogelijke makers
Op beide stempels komt een
teken voor. Op het zegel van Sint Jan is het niet duidelijk of dit teken (een vijfbladig bloemetje) verwijst naar de maker. Op het zegelstempel van de dom ziet men aan de achterzijde, ter hoog- te van het handvat, het merkteken "Franse lelie', dat mogelijk wel een (meester)teken van de |
||||||||||||||||
s epte mbe r/oktohe r 1997
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
4. Wel bleven enige Utrechtse stads-
stempels bewaard uit de 17de en 18de eeuw, bijvoorbeeld het door Roeloff van Cuyienburch gesneden zegel van 1658. De zilversmid kreeg volgens de Vroedschapsresoluties een bedrag van 400 gulden voor zijn werkzaamheden (res. 27 sept. 1658) uitbetaald; cat. Zilver 1972 (noot 1), nr.28. 5. Het is goed denkbaar dat het stempel
het werk is van een Utrechtse meester. 6. Voor Zwolle zie B. Dubbe, Monumen-
ten in zilver, geschiedenis van het Zwo/sestac/s2;7ver (Zwolle 1976), p. 19 en J.M. Fritz, Goldschmiedelfunst der 6ot;(r in Mitteleuropa (München 1982), afb. 393 en 394; Voor het zegel van de stad Zutphen zie W.J.5. van Al- phen en M.M. Doornink-Hoogenraad, Zutphens zilver (Zutphen, z.j,), p. 8, afb. 2 (deze publicatie ook verschenen als 'Zutphens zilver en zijn makers', in: Bijdragen en mededelingen 'Ge/re', Vereeniging tot beoefening van Geldersche geschiedenis, oudheid- kunde en recht 54 (1954). Van de stad Den Bosch bleef een stadszegel uit de zestiende eeuw bewaard, zie: cat. tent. Zilver uit 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch 1985), nr. 32, Zie verder Van den Bergh-Hoogterp, Goud- en zilversmeden te Utrecht in de late middeleeuwen ('s-Gravenha- ge/Maarssen 1990), pp. 197-99. 7. Van den Bergh-Hoogterp 1990, pp.
380-81. 8. Zie hierover W/.J.A.Visser, Een inven-
taris van goederen toebehoorende aan de vijf kapittelen te Utrecht, die in 1811 bij de saecularisatie in staats- bezit zijn overgegaan'. Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrec/it 58 (1934), pp. 207-9. 9. Rechts en links kunnen verwarring
scheppen. Hier wordt het heraldische rechts en links bedoeld; dat wil zeg- gen dat het zegel wordt beschreven vanuit de positie van de op het zegel afgebeelde figuur. Rechts wil dus |
zeggen aan de kant van de rechter-
hand van de afgebeelde. 10. In het verleden werd de voorstelling
wel zeer vreemd omschreven als Sint Maarten met het Christuskind op de arm en een man met een strop om de hals etc. in: Centraal Museum Utrecht, catalogus van het Historisch Museum c(erStad(Utrecht1928), nr. 1307. 11. Grammatikaal is het woord 'magni-
fici' in het omschrift moeilijk te dui- den. Zie voor dit zegel: K. Heeringa e.a., Corpus sigillorum Neerlandico- rum. De Nederlandsche zegels tot UOO ('s-Gravenhage 1937-1940), plaat 10, afb. 59; daar een afdruk van het zegel uit 1294 (dat ook in 1293 reeds in gebruik is geweest). Het is af- wijkend van de stempelafdruk aan het charter van 1331. Er moet dus nog een zegelstempel in gebruik zijn ge- weest in de periode globaal tussen 1300-1335. 12. De voorstelling kwam ook voorop
een Utrechtse 'brutse' (een koor-man- telsluiting of f ibula) van verguld zilver, mogelijk afkomstig van thesaurier Ghiselbertus van Jutphaes en date- rende van c. 1346. Het stuk wordt in 1483 beschreven bij een taxatie van kerkelijke stukken (RAU, dom, inv.nr. 1058): Item noch een vergulden brutse dair inne stont sunte Martijn in medio ende aen die een zijde drie doede [doden], die zunte Martijn verweckede [tot leven wekte], ende aen die andere side een canoniek knyelende cum armis [etc.]'. 13. Zie cat. Zilver, collectie Centraal Mu-
seum Utrecht (Utrecht 1972), nrs. 3 en 4, respectievelijk 14de en 14/15de eeuw. 14. Het charter van ISjanuari 1331
behelst de erkenning van de bisschop van Utrecht van de verkoop van de rente van de tol van Rhenen aan heer Willem van Boekelo en zijn vrouw Co- negunde, gravin van Dalen en vrou- we van Diepenheim. Ook zij bezegel- den het document. |
15. De afdruk van het zegel hangt ook
aan een oorkonde in het Gemeente- archief van Zwolle en dateert van 13 september 1404 (GA Zwolle, inv.nr. AAZOl, charternr. 404.13.); de Vey Mestdagh 1995 (noot 1) geeft als nr. 629/1 een afdruk van het zegel van 31 augustus 1346 aan een oorkonde uit het archief van de Ridderlijk Duitsche Orde. Met dank aan mevr. drs. C. Hes- selink-Melchior voor haar onderzoek in het Zwolse archief. 16. Zie hiervoor Van den Bergh-Hoogterp
1990, bijlagen, p. 675. 17. GAU, SA, suppl. inventaris, inv.nr. 11,
p. 3; zie verder: Van den Bergh-Hoog- terp 1990, 593 (biografie nr. 1). 18. GAU, bibliotheek, hss.. Van der Mon-
de, nr. XB 26 en 27 (aantekeningen betreffende openbare en particuliere huizen, oud nr. 2166x); RAU, Van Buchell, hs. register 17 B, f. 62v (charter van 1334); zie verder Van den Bergh-Hoogterp 1990 (noot 6), 593 (biografie nr. 2). |
|||||||||||
112
|
|||||||||||||
septcmbcr/oklober 199 7
|
|||||||||||||
U T R E c: H T
|
|||||||||||||
o M E I N E
|
N
|
||||||||||||||||||
Recente Romeinse vondsten, de Teidse Rijn'
|
|||||||||||||||||||
Voor een 'Oud-Utrecht'-lid
die al jaren vrijwillig een hand toe- steekt bij de vondstbewerking in het Pandhuis zijn, als het om Ro- meinse vondsten gaat, gouden tij- den aangebroken. Vanuit een an- dere discipline afkomstig ontketende het vinden van een terra sigillata- scherfje bij de opgraving Vissers- plein (1980) een ongekende fasci- natie voor de Romeinen in Utrecht. Die is gebleven en het is misschien wel het voorrecht van een niet- deskundige om onbevangen over de binnenstromende Romeinse vondsten uit de opgraving Leidse Rijn te bespiegelen. Voorbijgaand aan het opgra-
ven en documenteren ter plaatse, bepaalt de vondstbewerker zich tot het uitzoeken en waar dat mo- gelijk is tot het reconstrueren en restaureren van het geborgene. De daarin opgeslagen wetenschappe- lijke informatie wordt daarmee toe- gankelijk(er) voor de deskundige, maar de ambitie van de schrijver van dit stukje is vooral op het uiterlijke vertoon gericht, op het meer tastbaar maken van die Ro- meinen van weleer. Wellicht is het belang van mede-argelozen daar- mee vooralsnog meer gediend dan met een gedetailleerde weten- schappelijke verantwoording. Terzake. Als de gecodeerde
zakjes met vondsten in grote getale binnenkomen, kan daaruit afge- leid worden dat het opgraven en bergen ervan geen sinecure was. De aanklevende taaie klei is bij- zonder moeilijk van de scherven te verwijderen. Bovendien overtreft de hoedanigheid van het gemid- delde baksel maar nauwelijks van die van licht gekoelde roomboter. Hoewel het aardewerk bijna tweeduizend jaar oud is, is dat |
verschijnsel verrassend en voorals-
nog niet verklaard ... herhaalde bemesting door de eeuwen heen? Het heeft er in het veld soms toe geleid dat bij het aantreffen van een omschreven schervencom- plexje werd besloten dat in kluit- vorm te bergen. Daarmee kon een stukje opgraving in huis worden voortgezet. Het is boeiend om min of
meer intacte objecten in de zakjes aan te treffen. Wat te denken van een vrijwel intacte mantelfibula, een glazen kraal, een bronzen knop, diverse en zo te zien veelge- bruikte wetstenen om sikkels en dergelijke te scherpen. Daarmee komen die Romeinen wat tast- baarder naar voren. Dat is nog meer het geval bij die bijna com- pleet geborgen geribbelde twee- orige bolle roodaardewerken kruikamfoor, die met koesterende handen werd gereinigd en ietwat bijgegipst, een prachtexemplaar. En even later nog dat tweederde één-orig witaardewerken kruik- amfoortje dat via veel geduld slank en elegant uil de talloze fragmen- ten verrees! Tenslotte het vrijwel complete sobere terra sigillatabord met stempel (dat de krant al eens haalde), het substantiële fragment van een wrijfschaal dat karakteris- tiek met scherpe fragmentjes natuursteen is doorspekt. Die Ro- meinen konden er wat van ... dat moet toch ook door anderen ge- zien en genoten worden!? En wel- ke verrassingen zullen zich nog aandienen in die talloze zakken die nog op reiniging en nadere ex- ploratie liggen te wachten? Trouwens, zo tussen de be-
drijven door wordt er tegelijkertijd nogal wat inheems aardewerk van rond het begin van de jaartelling |
||||||||||||||||||
aangetroffen. Dat is minstens even
zo boeiend als het Romeinse mate- riaal. Het is nog kwetsbaarder dan het Romeinse aardewerk en de grootste charme bestaat uit het feit dat het met de hand gevormd werd, de gebruikte klei weinig ho- mogeen was en dat het bakken er- van kennelijk maar matig onder controle kon worden gehouden. Over vuur gesproken, er werd bij de opgraving een grote hoeveelheid verkoold graan gevonden en ook veel houtskool dat doet vermoeden dat er ter plaatse eens een hevige brand heeft gewoed. Dat lijkt be- vestigd te worden door de vondst van talloze fragmenten aardewerk met brandsporen op plaatsen waar die op grond van hun gebruik niet voor de hand liggen. Wat te den- ken van die geblakerde plekken op dat wrijfschaalfragment, waarop brandsporen toch al onwaarschijn- lijk zijn en in dit geval ook nog eens op de binnenkant? Verder opgraven en vondstbe-
werken dienende zal de toekomst uitwijzen of er voor die voorlopig veronderstelde brand nog nadere aanwijzingen kunnen worden ver- kregen en zo ja, wanneer. Het blijft spannend met die Romeinen! |
|||||||||||||||||||
De twee Romeinse
amioren en het irhiwr- heemse werk. Wat een verschil in kwaliteit! Foto: Fotodienst gemeente Utrecht |
|||||||||||||||||||
113
|
|||||||||||||||||||
Tj. Pot
|
|||||||||||||||||||
se ptembe r/ohtob e r 1997
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
DE PLEK
|
|||||||||||||||||||
Een molen op de oude stadswal. Langsrijdende auto's naar het centrum.
Parkeerplaatsen. Eigenlijk is het een vrij kale plek. Het bijzondere ligt onder de grond, tussen de vervuiling die de gasfabriek heeft nagelaten. |
|||||||||||||||||||
meter breed en had een mastbank
en een ijzeren ring voor het af- meren. De schepen waren niet afgezonken ter versterking van de beschoeiing. Ze moeten tijdens de dooi in het vroege voorjaar door de hoge waterstand en de kracht van de stroming zijn los- geslagen, gezonken en bedekt met zand. Nu, bijna tweeduizend jaar later, werden ze tamelijk ruw aan de vergetelheid ontrukt en vervolgens vernietigd. Alleen ijze- ren spijkers en een bootshaak resteren. Niet af te schrikken door de
stank in de put bleef Beunder het werk van de machine volgen. Er kwam een onverwachts groot moment: hij signaleerde in de bak van de kraan een stuk steen. Het werd op de rand van de put gezet, maar kwam daarbij zo wankel terecht op de grote klomp klei aan de onderzijde dat het viel en in twee stukken brak. Samen met Mart Scheer, die zich vanwe- ge zijn werkzaamheden regelma- tig door Woerden verplaatst, on- derzocht Beunder zijn vondst. Het was een rechthoekige bekap- te steen, met versieringen aan de bovenzijde en een inscriptie aan de voorzijde. De conclusie lag voor de hand: een altaar. Stevig boenen reinigde het
altaar van de vervuilde grond, maar verwijderde helaas ook de laatste rode verfresten uit de let- ters. Het zijn, zoals gebruikelijk in de Romeinse tijd, hoofdletters, maar er zijn ook on-Romeinse aspekten aan deze letters. De O's hebben een passerpunt in het midden, een truc die van middel- eeuwse inscripties bekend is. Omdat de afkortingen op
verschillende wijzen kunnen worden aangevuld, is de tekst voor meerdere interpretatie vatbaar. |
|||||||||||||||||||
Dat laatste bleek niet uit te komen:
de grond was veel dieper ver- vuild. Onder de gasfabriek trof men een rivierbedding, die in de Romeinse tijd intensief was ge- bruikt. Al snel werd duidelijk dat de
grond vol zat met Romeins mate- riaal, ledere zichzelf respecterende amateurarcfieoloog van Woerden en omgeving kwam een kijkje nemen. Ook Cees Beunder, een amateurarclieoloog wiens grote kennis van de Rijnstreek tussen Alpfien en Woerden uit zijn vele publicaties blijkt, bleef daarbij niet achter. De zuidelijke put was het minst vervuild: hierboven had zich de kolenopslag van de gasfabriek bevonden. Boven de noordelijke put had het zuive- ringshuis gestaan. De teerlucht was hier bijna bedwelmend zwaar. De noordelijke oever van de
rivier was in de 2de eeuw na Christus voorzien van een be- schoeiing van elzenhout. Die ont- dekking was geen nieuws: op an- dere plaatsen in de binnenstad waren al eerder sporen van een Romeinse haven ontdekt, com- pleet met twee schepen. Tijdens het voortgaan van de machine kwam het derde schip van Woer- den aan het licht: een platbodem, die zo'n 25 meter lang moet zijn geweest. Voor de vondst van het volgende schip werd de machine op verzoek van Beunder een uur stilgezet. Het vierde schip van Woerden bleek een boomstam- kano te zijn, verhoogd met een ovemaads opgezette plank. Dit schip was twaalf meter lang, 1.25 |
|||||||||||||||||||
Nu bijna tien jaar geleden, in
1988, werd een begin gemaakt met de grondsanering van de gas- fabriek in Woerden. Aan weers- zijden van de Oranjestraat werd de grond van twee terreinen verwijderd. Men verwachtte geen archeologische vondsten. Het ge- bied ligt op enige afstand van de binnenstad, waar het castellum vermoed wordt. Bovendien zou men naar verwachting alleen de ver- stoorde bovengrond verwijderen. |
|||||||||||||||||||
Het altaar.
Stadsmuseum Woerden. Foto: Nettie 114 Stoppelenburg |
|||||||||||||||||||
Nettie
Stoppelenburg |
|||||||||||||||||||
se pt emb e r/ok t obe r 1997
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
Hoe een kale plek in Woerden iets te maken
kan hebben met het zonnige Smyma |
|||||||||||||||||||
genoeg van zijn dwaasheden en
uitspattingen, dat ze de keizer en zijn moeder vermoordden. De akaarsieen kan op deze
manier keurig gedateerd worden: tussen 218 en 222. Na de dood van de keizer moet een altaar voor de god Helagabalus een ge- nante herinnering zijn geweest aan een periode die men het liefst zo snel mogelijk wilde vergeten. De vermelding van Miner\'a kon daar kennelijk niet tegenop wegen: de altaarsteen werd in het water gekiept. Grappig genoeg bleef het altaar op die manier nu juist be- houden. Er kwam geen boer langs, die zijn erf wilde verharden; geen priester, die stenen nodig had voor zijn kerk; geen landeigenaar die een muur om zijn terrein wilde bouwen. Het altaar is te zien in het
Gemeentemuseum van Woerden. Zoals in de folder van het Romei- nenjaar is aangekondigd, zal de opstelling in het museum gewij- zigd worden, maar dit zal waar- schijnlijk in 1998 plaatsvinden. De altaarsteen zal ook van deze nieuwe opstelling deel uitmaken. |
|||||||||||||||||||
P.S.I.C.T.A.HA
AAP.
SOLl. HELAGA
BALO ET MINER
L. TERENTIVS
BASSVS S COH.
lil. BREVCOR
De meest gangbare lezing van de
complete Latijnse tekst is de vol- gende (hoofdletters zijn overge- nomen van de inscriptie, kleine letters aangevuld): Pro Salute Imperii Cohortis Totius Auxilio Hanc Aram Aediculam- que Posuit SOL Invicto HELA- GABALO ET MINERvae Lucius TERENTIUS BASSUS Signifer COHortis III BREUCORum. De vertaling luidt: Tot heil van het rijk, met mede- werking van de hele hulptroep, heeft Luciius Terentius Bassus, vaandeldrager van de derde hulp- troep Breuci, dit altaar en zijn onderkomen, gewijd aan Sol In- victus Helagabalus en Minerva, geplaatst. Helagabalus (') is niet de
meest gebruikelijke godheid om een altaar aan te wijden en dat is nog voorzichtig uitgedrukt. Hij was een van oorsprong Syrische zonnegod die vereerd werd in Smyma, in het huidige Turkije. Niets meer dan een lokale god, maar daar kwam tijdelijk veran- dering in door een ondernemende moeder. In 218 werd een jonge priester van Helagabalus tot Ro- meins keizer uitgeroepen omdat zijn moeder verklaarde dat hij de zoon en erfgenaam van keizer Caracalla was. Hij regeerde onder de naam Marcus Aurelius Antoni- nus Heliogabalus en zijn regering zou Louis Couperus zeventien eeuwen later inspireren tot de roman "Een berg van licht". Na vier jaar hadden zijn soldaten zo |
|||||||||||||||||||
(1) Helagabalus is de Semitische vorm van
de naam die dus grappig genoeg op het altaar is gebruikt, Heliogabalus is de Latijnse vorm. |
|||||||||||||||||||
De Plek.
Foto: Nettie Stoppelenburg |
|||||||||||||||||||
Het vierde schip
van Woerden. Foto: Mart Scheer |
|||||||||||||||||||
115
|
|||||||||||||||||||
september/oktober 19 9 7
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Agenda
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r<^///^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Historisch café
ledere 2e vrijdag van de maand,
vanaf 17.00 uur. Als inleiding een
korte lezing over een Utrechts
onderwerp.
Plaats: Weeshuis, Domplein
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Foto:
Opgraving op het Domplein in 1933 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de collectie van het Natuurkundig
Gezelschap (1779). Maar er is meer te zien dan alleen maar na- tuurkunde. Op zaterdag 25 oktober as. is, in
overleg met het museum het vol- gende programma opgesteld: 14.00 uur:
Ontvangst met koffie, thee en
cake. Er wordt een inleiding ver- zorgd door de bijzonder hoogle- raar Utrecht Studies Prof. Dr. P.D. 't Hart. 15.00 uur:
Rondleiding door gidsen van het
Universiteitsmuseum. Als er nog tijd overblijft kunt U wandelen in de altijd boeiende Oude Hortus waar een Ginkgo Qapanse Notenboom) staat, naar alle waarschijnlijkheid geplant in 1775 en waar men de Regius (kruiden)tuin heeft aangelegd vol- gens oude richtlijnen. Om, in verband met het aantal
gidsen, inzicht te krijgen in het aantal bezoekers, wordt U vrien- delijk verzocht zich voor zaterdag 11 oktober op te geven tussen 18.00 en 19.00 uur bij: J.H. de Wit, Pekingdreef 76, 3564 JR Utrecht, tel. 030-2 6172 74. De kosten bedragen f 8,50 per
bezoeker, bij het tonen van een Museumjaarkaart wordt f 3,50 in mindering gebracht. Deze kosten worden voldaan in het museum. De activiteitencommissie hoopt U op zaterdag 25 oktober te kunnen begroeten. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Najaarsledenvergadering
Zie de aankondiging elders in dit
blad. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Utrecht Agenda 1998
De Utrecht agenda is inmiddels
een begrip geworden. Naast een agenda is de Utrecht Agenda ook een waardevol fotoboek, dat ook na 1998 waarde heeft. De Agenda van 1998 staat in het teken van de sport. De foto's komen uit de collectie van het Utrechts Archief. De agenda (a fl. 29,90) zal in de boekhan-
del verkrijgbaar zijn of is te bestellen bij: Uitgeverij Prestige, Doelenstraat 46,3512 XJ Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lezing, tentoonstelling en glas.
De betekenis en de invloed die de
Romeinen gehad hebben op ons land zijn nog altijd aanwijsbaar. Zo stonden hun wetten model voor onze wetgeving, de stad Utrecht dankt haar bestaan en haar naam aan hun verblijf m onze streken en woorden als museum, provincie, Domkerk en munt zijn rechtstreekse afleidingen uit het Latijn. In hel kader van het nu lo-
pende Romeinenjaar is er in Het Nederlands Muntmuseum een tentoonsteUing gaande over geld uit de Romeinse tijd, dat bij ver- schillende gelegenheden, soms per toeval, is gevonden in de provincie Utrecht. Zo is er de be- roemde schat van het Domplein, toevallig gevonden bij opgra\in- gen in 1933 en zijn er tekeningen van de munten die de 16e eeuwse advocaat Aenout van Buchell in Vechten en De Meem van de lo- kale bevolking opkocht. Bijzon- dere aandacht krijgen de recente vondsten die gedaan werden op het Pieterskerkhof. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over deze en andere zaken
organiseert Het Nederlands Munt- museum, in samenwerking met de Vereniging Oud Utrecht, een lezing op \Tijdag 31 oktober. Hier zullen de inleiders drs. J. Ter Brugge, provinciaal archeoloog, drs. H. De Groot, stadsarcheoloog en dr. J. van der Vin, conservator Antieke Munten van het Konin- klijk Penningkabinet in Leiden, elk een korte (15 min.) inleiding houden over het onderwerp Romeinse muntvondsten in de pro- vincie Utrecht, zoals ook de titel van de tentoonstelling luidt. Deze kan ook na de lezing worden bezocht en de middag zal besloten worden met een (goed) glas voor een aangenaam samenzijn. De aanvang is 14.00 uur, af-
sluiting om 17.00 uur, plaats Het Nederlands Muntmuseum, Leidse- weg 90, Utrecht, Vanwege het beperkte aantal
plaatsen is opgave vooraf zeer gewenst op nr. 030-2910478 (museum, Mw.Heppenhuis). De middag is toegankelijk voor leden en niet-leden. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"Kennismaking" met het Uni-
\ersiteitsmuseum II oktober 1996, ongeveer een
jaar geleden, was een belangrijke dag in het bestaan van het Uni- versiteitsmuseum. Toen werd het gebouw betrokken in het muse- umkwartier, adres Lange Nieuw- straat 106 te Utrecht. Het is een historische locatie; vroeger waren hier het Botanisch Laboratorium en de Hortus Bota- nicus gevestigd. Het is de moeite waard, vond de activiteitencom- missie van Oud-Utrecht en het Historisch Platform, om een "kennismaking" met het museum te organiseren, een museum waarvan de stichting plaats vond in 1928 en dat voortbouwde op |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
116
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
september/oktober 19 9 7
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
september/oktoheT 199 7
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Muus &
IJzerman
makelaardij
heeft hart voor
'Oud-Utrecht'
Aan- en verkoophegeleiding
► Taxaties ► Hypotheken Verzekeringen |
|||||||||||||||||||
Ttaditie, tijdschrift
over tradities en trends Je eet van een bord, je
begroet iemand door je rechterhand uit te steken, je viert je verjaardag. Zo doet iedereen het en niemand denkt er over na. Het lijkt wel alsof het nooit anders is geweest. Het zijn tradities die van ouders op kinderen over gaan. Er zijn ook gebruiken die pas kort bestaan. Bijvoorbeeld de gewoonte om iemand te feliciteren via een ad- vertentie in de krant. Een paar mensen beginnen er mee, het wordt een modeverschijnsel, een trend. Over al dit soort oude en nieuwe gebruiken en
gewoonten is te lezen in het tijdschrift: Traditie, tijdschrift over tradities en trends. Het laat op een heldere en levendige manier zien hoe achter de gewoonste dingen vaak een fascinerende wereld schuil gaat. Traditie, tijdschrift over tradities en trends is een
toegankelijk geschreven tijdschrift dat vier keer per
jaar verschijnt. Het is rijk geïllustreerd in full-color en wordt uitgegeven door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur. Een jaarabonnement kost ƒ 30,- of Bfrs 600. Vraag een proefnummer aan bij het Nederlands
Centrum voor Volkscultuur, Lucasbolwerk 11, 3512 EH Utrecht (00-31-(0)30-2319997) |
|||||||||||||||||||
NVM
|
|||||||||||||||||||
JHNluus & IJzerman
Telefoon 030-234 00 08, Fax 0}0-2}2ig 70
Plompetorengracht 18,3512 CD Utrecht |
|||||||||||||||||||
Maandblad en Jaarboek
Het Maandblad Oud-Utrecht geeft volop informatie
over de gescfiiedenis en het heden van stad en provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen en 'verenigingsnieuws' onmisbaar Het Jaarboek Oud-Utrecht is bekend om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen en om de Kroniek: een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het voorbije jaar. |
|||||||||||||||||||
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud-Utrecht.
|
|||||||||||||||||||
ONDERHOUD
VERBOUW
NIEUWBOUW
RESTAURATIE
ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
|
|||||||||||||||||||
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
|
|||||||||||||||||||
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2623866/2626800
fax: 030-2623274
|
|||||||||||||||||||
Hierbij geef ik mij op als lid van de Vereniging Oud-Utrecht
naam |
||||||||||||||||||||||||||||||
IF[|
|
||||||||||||||||||||||||||||||
03 CD < < <
|
||||||||||||||||||||||||||||||
llll
|
||||||||||||||||||||||||||||||
adres
|
||||||||||||||||||||||||||||||
postcode
|
woonplaats
|
|||||||||||||||||||||||||||||
geboojtedaturri^
|
||||||||||||||||||||||||||||||
a.u.b. aankruisen wat u kiest:
L met onmiddellijke ingang (u betaalt dan contributie over het lopende kalender-
jaar en ontvangt dan alle publikaties die dit jaar zijn verschenen) |
||||||||||||||||||||||||||||||
D met ingang van het volgende jaar
|
||||||||||||||||||||||||||||||
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT Activiteiten o.a. op het gebied van:
• Elektra
• Klimaat
• Sanitair
• Beveiliging
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Tel. 030-288 24 64 Fax 030-288 57 33 |
||||||||||||||||||||||||||||||
J.P. de Rijk
Voor degelijk
vakkundig onderhoud aan huis en tuin J.P. de Rijk
G.v.Walenborchstraat 18
3515 BT UTRECHT Tel. 030-2718901 |
||||||||||||||||||||||||||||||
A
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projeictontwilclieling en herhuisvesting Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
|
||||||||||||||||||||||||||||||
MAUFORT
|
||||||||||||||||||||||||||||||
'MAKELAARS
|
||||||||||||||||||||||||||||||
J&BConseilB.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11 |
||||||||||||||||||||||||||||||
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken |
||||||||||||||||||||||||||||||
oud-utrecht
|
|||||||||||||||||||
hier
postzegel plakken |
|||||||||||||||||||
Vereniging Oud-Utrecht
Pr. Hendriklaan 76 3584 ER Utrecht |
|||||||||||||||||||
Oud-Utrecht
'Vereniging tot beoefening en verspreiding
van de l<ennis der geschiedenis van stad en provincie Utrecht' opgericht in 1923 |
|||||||||||||||||||
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74 |
|||||||||||||||||||
MJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER |
|||||||||||||||||||
TAILORSSINCE1850
|
|||||||||||||||||||
ER IS EEN BAN
WAAR OUDE WAARDE NOG IN ERE
WORDEN GEHOUDEN. |
|||||||||||||||||||
END
Crediet en Effecten Bank
Herculesplein 5, Utrecht
|
|||||||||||||||||||
M ioP:Tjc>cf 1303
|
|||||||||
Utrecht
|
|||||||||
7 o i' j a Cl r ^ « n ^ nu m nt c i' 6
|
|||||||||
Foto uit 1931 of 1932 van de Utrechtse
bedevaartprocessie in Kevelaer (Utrecht, Museum Catharijneconvent) |
|||||||||
Op bedexaart naar Kevelaer aan het begin van de 19de eeuw
De broederschap van Achterveld, Soest en Laren
"t Was schitterendV'
De opvoering van ccn toneelstuk over de Romeinen
"Brahms was de held van de avond"
Een korte historie over Utrecht als Brahmsstad
|
|||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GREEP Schilders bv
• Restauratiewerken
• Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen Tel. 030-241 31 15 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA/VNAG/NVK
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l.iil \'c(l. AiitHjiuiirs (iciiixHschap
lltrtcht
Korte Jansstraat 17-19. 3512 GM Utrecht
Tel. 030-2318266, Fax 030-2316474
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdam
Rokin 46. 1012 KV Amsterdam Tel. 020-6208100 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l^ireii
Torenlaan 5, 1251 HF. [.aren
Tel. 035-53S1454
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij drukken
ook
uw kosten
BEL ONS VOOR EEN OFFERTE
VOOR HET MOOISTE DRUKWERK |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BOUW&VASTGCSD
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CASPARIE UTRECHT
ONDERDEEL VAN ROTO SMEETS DE SOER
IIIÜOON 030-?8';?8?'/'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R?3.\o(^ -.'^^ :)cA i<^o^
|
||||||||||||||||||||||
f^^.-^
|
||||||||||||||||||||||
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
70e jaargang nr. 6 november/december 1997 ISSN 1380^7137 Oud-Ulrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van stad en prosdncie Utrecht. Voorzitter: j.W. Lemaier
Secretariaat: Mw, J.C.M, Pennings,
p/a Alexander Numankade 201,
3572 KW Utrecht.
Penningmeester: P. Kroes
Ukunt zich opgeven als Hd van de vereni-
ffng Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Pr. Hendriklaan 76,
3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt / 54,= per
jaar (26-ƒ 30,=; 65-1- ƒ 44,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contnbutie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, B. \'an den Ho\'cn
van Genderen, J.Leguyt, M.C. van Oudheusden, P. Rhoen, B. \'an Santen, M. \'an de Vrugt, en A. van der Zeijden. Redaetieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht,
Vormgeving: De Vormers, Utrecht
Drufe.- Casparie Utrecht
Oud-Utrechi Tweemaandelijiis tijdschnfl
verschijnt zes maal per jaar. Deadline agenda volgende nummer: 20 december 1997. verschijningsdatuin 2 februari 1998, Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199, 3572 KW Utrecht, op 5 '/4of3 '/2 inch floppy (WordPerfect, versies 4.2, 5.0 of 5.1). Aanbevolen oni\'ang tussen de 2000
en 4000 woorden, waarbij het aantal noten zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Het gebruik van tussen- kopjes wordt aangeraden; illustratie- suggesties zijn zeer welkom. |
||||||||||||||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||||||||||||||
Volgend jaar is het 75 jaar geleden dat de Vereniging Oud-Utrecht werd opgericht.
U heeft ongetwijfeld hier en daar al geluiden over dit feestelijke lustrum gehoord. In dit nummer in
ieder geval een eerste aankondi^ng van de tot nu toe geplande aktiviteiten die volgend jaar aan ons
voorbij gaan trekken. Noteert u de data al vast in uw agenda!
Vanaf het eerste nummer in 1998 wordt u regelmatig en uitgebreid op de hoogte gehouden van alle
lustrum aktiviteiten.
Maar eerst nog uw aandacht voor dit nummer met opnieuw een diversiteit aan artikelen. De redactie
verheugt zich nog steeds in het aantal auteurs dat ons telkens weer zonder enige moeite weet te vinden. Zij maken voor een groot deel het blad. Onze dank daarvoor en we zien uit naar uw inzendingl |
||||||||||||||||||||||
Inhoud
|
||||||||||||||||||||||
Op bedevaart naar Kevelaer aan het begin van de 19de eeuw
De broederschap van Achterveld, Soest en Laren
Mare Wingens De plek Het Tinus de Witplantsoen te Breukelen
H.J. van Es
Agenda
Romeinen "t Was schitterend!"
De opvoering van een toneelstuk over de Romeinen "^
Bettina van Santen
"Brahms was de held van de avond"
Een korte historie over Utrecht als Brahmsstad
Jean-Paul Meijer
Utrechtse portretten in miniatuur
Over nut en nadeel van de Kurzbiographie
Albe 11 van der Zeijden |
||||||||||||||||||||||
124
|
||||||||||||||||||||||
129
|
||||||||||||||||||||||
130
|
||||||||||||||||||||||
131
|
||||||||||||||||||||||
134
|
||||||||||||||||||||||
123
|
||||||||||||||||||||||
139
|
||||||||||||||||||||||
november/december 19 9 7
|
||||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||
Op hede\aart naar Kevelaer aan het begin van de 19de eeuw:
De broederschap van
Achterveld, Soest en Laren |
|||||||||||||||||||
Van 11 oktober 1997 toten met 11 januari 1998 is in Museum Het Catharijne-
convent te Utrecht de tentoonstelling 'Bedevaarten in Nederland' te zien\ Een belangrijk deel van deze tentoonstelling is gewijd aan het Duitse Maria- oord Kevelaer, dat op slechts enkele kilometers afstand van de Nederlandse grens ligt ter hoogte van het Noord-Limburgse Bergen aan de Maas. Hoewel Kevelaer geen Nederlandse plaats is en er strikt genomen dus geen 'bedevaarten in Nederland' naar worden ondernomen, is deze plaats sinds de 17de eeuw het Nederlandse bedevaartsoord bij uitstek geweest^. |
|||||||||||||||||||
in 1721 en Amersfoort in 1750.
Deze bedevaartorganisalies hadden een regionale functie: er gingen niet alleen stedelingen mee naar Kevelaer, maar ook inwoners uit de dorpen in de omgeving. De deelnemende plaatsen waren in het broederschapsbestuur vertegenwoordigd door broeder- meesters die lokaal de leden inschreven en de contributies inden. De Kevelaergenootschappen be-
schouwden zichzelf als kerkelijke broederschappen, maar de meeste waren dat in strikte zin niet. Het ontbrak hen namelijk aan een kerkelijke goedkeuring en zij stonden niet onder leiding van een geestelijke. De broederschappen werden bestuurd door leken uit de stedelijke middenstand. Onder normale omstandigheden zou de katholieke kerkelijke overheid zich tegen deze gang van zaken hebben verzet en hebben getracht de broederschappen aan zich te onderwerpen. In de I8de-eeuwse Nederlandse Republiek ontbrak een katholieke kerkelijke leiding echter, evenals een kerkelijke organisatiestructuur, aangezien de katholieke kerk er semi-illegaal was. De broederschappen hielden zich bovendien bezig met een onwettige activiteit: de bedevaart. Plaatselijke geestelijken wilden hiervoor niet graag de verant- woordelijkheid dragen. Zij waren namelijk bang dat de - calvinisti- sche - wereldlijke overheid hierin een aanleiding zou kunnen zien om hen hun pastorale arbeid te ontzeggen. Toen de verschillende godsdiensten
in Nederland in 1795 wettelijk gelijk werden gesteld, brak er een |
|||||||||||||||||||
van het Mariabeeld dat in Luxem-
burg werd vereerd. Zij wist het prentje te verkrijgen en liet het aan de kapelwand bevestigen. Het kleine kapelletje trok onmid- dellijk bedevaartgangers. Al snel deden zich dankzij Onze Lieve Vrouw van Kevelaer vele wonderen voor, vooral genezingen. Het bisdom Roermond, waartoe Kevelaer ker- kelijk behoorde, stimuleerde de nieuwe bedevaartplaats. Binnen enkele jaren stond het kapelletje niet meer temidden van akkers en velden, maar op een plein met een bedevaartkerk en een kloos- ter voor de religieuze congregatie die de verering in goede banen moest leiden en propageren. Het propagandamateriaal, in de vorm van prentjes en mirakel- boekjes, bereikte ook de Neder- landse katholieken. Aanvankelijk trokken zij individueel of in kleine groepjes naar Kevelaer, maar omstreeks 1700 gingen zij zich ook organiseren. In de grotere Nederlandse steden werden broederschappen opgericht die eens per jaar een bedevaart naar Kevelaer ondernamen'. De eerste van deze broederschappen ontstond in 1715 in Amsterdam. In het gewest Utrecht volgden de stad Utrecht |
|||||||||||||||||||
Aan het einde van de 16de
eeuw kreeg het calvinisme de overhand in het gebied dat al snel de Republiek der Verenigde Nederlanden ging heten. Openbare uitingen van het katholieke geloof werden hier verboden, wat onder meer betekende dat Nederlandse katholieken niet meer in eigen land op bedevaart mochten gaan. Hoewel sommige heilige plaatsen, zoals het Mariaoord Heiloo in de buurt van Alkmaar, bedevaart- gangers bleven trekken, was een legale, openlijke en uitbundige tocht met bijbehorende ceremo- nieën niet langer mogelijk. In het katholieke buitenland kon dit uiteraard nog wel. Daarom weken veel Nederlandse pelgrims uit naar heilige plaatsen over de grens. Zij gingen vooral naar Kevelaer. Kevelaer ontwikkelde zich tot bedevaartplaats nadat een mars- kramer daar in 1642 even buiten het dorp een veldkapelletje had opgericht. De bouw van het kapelletje zou hem zijn opgedragen door de moeder Gods, Maria. Ook de vrouw van de marskramer kreeg een teken uit de hemel. In een visioen zag zij een klein devotieprentje in het kapelletje hangen met daarop een afbeelding |
|||||||||||||||||||
124
|
|||||||||||||||||||
Uarc Wingens
|
|||||||||||||||||||
november/december 1997
|
|||||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||||
nieuwe tijd aan voor de katholieke
kerk én de Kevelaerbroederschap- pen. De katholieke kerk begon met de opbouw van een kerkelijke organisatie die in 1853 resulteerde in het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie. Maar al voor het zover was begonnen geestelijken hier en daar hun greep op de katholieke gelovigen te versterken, de Keve- laerbroederschappen inbegrepen. Een van de eerste broederschappen die daarmee te maken kreeg was de broederschap van Amersfoort. Deze broederschap organiseerde de bedevaart naar Kevelaer voor katholieken in het noorden van het gewest Utrecht, het aangren- zende Gelderse gebied en het Gooi in het westen. Drie van de deelnemende plaatsen waren het Utrechtse Achterveld en Soest en het Gooise dorp Laren. In het Utrechtse gemeentearchief bevindt zich in het archief van de Utrechtse Kevelaerbroederschap een stuk met de titel 'Reglement betreffende de Broederschap van Achterveld, Soest en Laren tot Eer van Jezus onzer Heiland en van zijne gebenedijde Moeder Maagd Maria, opnieuw begonnen in 1803'.'' Het reglement is ^schreven door de 'Processie Pater', een franciscaan met de naam Timot- heus Luitz die de bedevaart bege- leidde. De ondertekenaars zijn pastoor Hundertmark van Ach- terveld als 'Preces' (praeses, hoofd) van de broederschap en zijn zes onderhorige broedermeesters. Uit het bovenstaande mogen we afleiden dat de Achterveldse pastoor er in 1803 in is geslaagd de door leken geleide Amersfoortse broederschap te splijten door de broedermeesiers van de drie betreffende plaatsen onder zijn gezag te stellen. Gaandeweg zou alle Nederlandse Kevelaerbroeder- schappen iets dergelijks overkomen. Aan het einde van de 19de eeuw stonden zij allemaal onder kerke- lijk toezicht en hadden zij hun regionale functie meestal verloren omdat lokale geestelijken hun parochianen liever in een parochiale Kevelaerbroederschap onder- |
||||||||||||
moeilijk ter been waren. Schilderij
Het reglement geeft de meest (ca. 1820) op linnen
uitvoerige lijst die bekend is van metborduunverlc wat later 'broederschapsstatuten' en applicaties. Het zouden worden genoemd. Het is schilderij toont de bovendien een van de oudste; de Kevelaerse Kapel- meeste Kevelaerbroederschappen lenplatzmetiinli.i kregen pas vanaf het midden van het Priesterhaus de eeuw statuten van de kerkelijke en rechts de bede- overheid. Tot die tijd deden vaartliapellen met zij het meestal zonder regels. Het daar linl(s voor meest unieke aan dit document enkele kramen in is echter dat het op de bladzijden een halve kring. vier tot en met zestien een uit- Het schilderij bevat gebreide beschrijving bevat van een uurwerk en de reisroute en de religieuze een muziekdoosje. plechtigheden en rituelen die Het behoorde ooit onderweg en in Kevelaer werden aandeAmster- uitgevoerd. De schaarse reis- damse Kevelaer- programma's die in de 18de en broederschap. 19de eeuw werden afgedrukt in (Langedijk, broederschapsboekjes met gezangen Parochie St. Jan en gebeden voor onderweg, zijn de Doper) meestal niet meer dan enkele regels lang'. Het reglement van de broederschap van Achterveld, Soest en Laren is het enige bekende document dat een vrijwel volledig inzicht geeft in het verloop van een georganiseerde reis naar Kevelaer voor de komst van de trein in de jaren zestig van de 19de eeuw. Alleen over de over- nachtingsplaatsen leert het ons helaas niets. Het reglement is geschreven in
1803, in een tijd waarin de Nederlandse katholieken nog |
||||||||||||
gebracht zagen.
Het document is maar liefst 31
bladzijden lang. De tweede helft geeft vanaf pagina 17 een uitvoerig overzicht van de taken, rechten en plichten van het hoofd van de processie, op dat moment de pastoor van Achterveld, van de 'processiepater', de geestelijke die de bedevaart naar Kevelaer begeleidde; van de zes 'Processie meesters' (twee uit elke plaats) die de broederschap met de praeses bestuurden en van de overige leden van de broeder- schap. Al deze regels hadden tot doel de bedevaart zo ordelijk, gedisciplineerd en 'stichtig en zedig' mogelijk te laten verlopen. De deelnemers mochten bijvoor- beeld niet roken, dienden zich van 'ijdele gesprekken' te onthouden en waren te allen tijde gehoor- zaamheid verschuldigd aan hun meerderen - dat wil zeggen aan de processiepater en de processie- meesters. De laatste pagma's (29-31) geven
de 'Orde van de Wagens, en overige Rijtuigen bij de Processie'. Uit dit onderdeel blijkt dat er een 'pakwagen' meeging waarop de processieattributen (vaandels, processiestaven, een Mariabeeld, liturgische kleding) werden vervoerd. Daarnaast was er een 'Provisiewagen' en reden er enkele rijtuigen mee voor pelgrims die |
||||||||||||
125
|
||||||||||||
november/december 199 7
|
||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||
Op bedevaart naar Kevelaer aan het begin van de 19de eeuw:
De broederschap van Achterveld, Soest en Laren
|
|||||||||||||||||
te stellen. Tot op de dag van
vandaag vertonen Nederlandse Kevelaerprocessies zich alleen buiten Nederlands grondgebied. De 'Orde der Processie' begint als volgt; 'De pelgrims gaan 's jaarlijks den 15 Augustus, zijnde de Hemelvaartdag van Maria, de moeder van onzen gezegenden Heiland op Reis, en Verzamelen zich, zoo veel het doenlijk is, 's morgens vroeg te Achterveld in de Kerk, uit welke Kerk, naar geëindigde dienst en Korte toespraak aan de |
Duiven kende in de 17de en 18de
eeuw, evenals het gehele land van Kleef, godsdienstvrijheid, waardoor de katholieken er hun geloof in alle openheid konden belijden. Voor de Amersfoortse bedevaartgangers betekende dit in de 18de eeuw dat zij in Duiven voor het eerst openlijk een processie konden formeren. In 1803 deed de Ach- terveldse afscheiding hen dit na, onder leiding van de processie- pater die het gezelschap bij de grens opwachtte. Deze geestelijke, die tevens de
auteur is van het reglement, was een franciscaan uil het klooster te Elten in het land van Kleef Ook de Amersfoortse bedevaart werd vanaf het midden van de 18de eeuw door EItense paters naar Kevelaer begeleid. Andere Keve- laerbroederschappen maakten eveneens gebruik van de diensten van ordegeestelijken uit buiten- landse kloosters in de nabijheid van de grens. Omdat deze paters niet in de Nederlandse Republiek werkzaam waren en de pelgrims slechts buiten 's lands begeleid- den, hadden zij geen repercussies te duchten van de kant van de Nederlandse overheid. De gods- dienstvrijheid bracht in de 19de eeuw met zich mee dat steeds meer Nederlandse geestelijken de Kevelaerbedevaarten gingen begeleiden - van het vertrek tot de thuiskomst. In 1803 werd door de Achterveldse broeder- schap echter nog niet van het 18de-eeuwse gebruik afgeweken. De EItense processiepater, Timo- theus Luilz, zal voordien ook met Amersfoortse bedevaarten zijn meegereisd. Als auteur van het reglement dat vanwege de eerste Achterveldse bedevaart werd opgesteld, moet hij namelijk kennis over de gang van zaken tijdens de reis hebben gebruikt die hij bij eerdere tochten had opgedaan. Onder leidingvan deze |
||||||||||||||||
maar net begonnen waren met
het aftasten van de grenzen van hun herwonnen vrijheid in hun overwegend protestantse vader- land. Van katholieke emancipatie was nog nauwelijks sprake. De 'Orde der Processie' lijkt zich dan ook, afgezien van de krachtige kerkelijke disciplinering die iedere vorm van plezier op afstand trachtte te houden, in grote lijnen op dezelfde manier te hebben voltrokken als in de voorgaande eeuw gebruikelijk was. Dit bete- kende in de eerste plaats dat er op Nederlandse bodem volstrekt niet van een processie sprake was, ook al werd de reis van begin tot einde zo genoemd. Het verbod op bedevaarten voor de gelijkstelling van het katholicisme met gods- diensten in 1795, had tot gevolg dat broederschapsbedevaarten altijd als anonieme reisgezelschappen naar de Nederlandse grens trokken. Pas na het overschrijden van de grens, op katholiek grondgebied, stelde de bedevaartgroep zich in processievorm op en kwamen de vaandels, processiestaven en dergelijke te voorschijn. Dan pas durfde men luidop te bidden en te zingen. Ondanks hun nieuw verworven
vrijheid weken de Achterveldse, Soestse en Larense Kevelaergangers hier volgens het reglement van 1803 nog steeds niet van af Ken- nelijk waren zij nog altijd bang om aanstoot te geven bij het doortrekken \'an het overwegend protestantse Oost-Nederlandse gebied. Uiteindelijk zou hierm ook geen verandering komen. 126 De afwijzende houding van het protestantse deel van de Neder- landse bevolking ten aanzien van de (bedtvaart-)processies die het wel aandurfden openlijk op Nederlands grondgebied te trekken, deden de landelijke overheid al snel besluiten om opnieuw een processieverbod in |
|||||||||||||||||
Devotieprentje
van 01. l/rouw van Kevelaer. Kopergravure door Charles Neel te Antwerpen, begin 18de eeuw. (Utrecht Museum Catharijneconvent) |
|||||||||||||||||
pelgrims, zoo het den Preses
|de pastoor] behaagt, en naar Sacramenteele Zegening de pro- cessie Vertrekt en op Reis gaat [...]'. Deelnemers die niet bij de inleidende mis aanwezig konden zijn, mochten zich later, te Arnhem of Westervoort, aansluiten. De pelgrims van Achterveld, Laren en Soest liepen de route die zij ook al hadden gevolgd toen zij nog deel uitmaakten van het Amersioortse broederschapsgezel- schap. Deze route werd nog geheel bepaald door de territoriale politiek-religieuze situatie van voor 1795. Via Arnhem liepen de pelgrims naar Duiven, een plaats- je dat tot de vaststelling van de nieuwe Nederlandse staatsgrens in 1815 een Kleefse enclave vormde, omringd door Gelders gebied. |
|||||||||||||||||
novcmherldccemhe
|
|||||||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||||||
's Avonds om negen uur verza-
melden de pelgrims zich opnieuw bij de grote kapel 'alwaar de processie Pater in persoon met zijne processie meesters, en wel met hunne Staven [de stokken met zilveren bekroningen die zij droegen als tekenen van hun waardigheid] in de hand moeten tegenwoordig zijn. Men trekt driemaal onder het gezang: Maria wij vallen U te voeten [...] rond- om de groote Kapel en de 3e keer trekt men tot voor de kleine [waarin het miraculeuze prentje hing], men begint aldaar de Alge- meene gebeden, dat is: men bidt daar knielende voor het beeld het [aan-]bevelings Gebed: O! Aller- zuiversteJonkvrouwe Maria! [...]'. De ommegang rondom het plein met de kapellen - de heilige kern van Kevelaer - was een gangbaar processieritueel waarmee de deel- nemers als het ware trachtten om de aanwezige heilige kracht in te kapselen en zich er een stukje van toe te eigenen. Meestal vond deze ommegang drie maal achter- een plaats; het getal drie werd namelijk beschouwd als een heilig getal en maakte het ritueel dus extra effectief 18 augustus werd er rustdag gehouden in Kevelaer, wat niet wil zeggen dat er geen devotionele activiteiten plaatsvonden: om vier uur 's ochtends begon de proces- siepater alweer met het horen van de biecht. Om negen uur had de plechtigste mis van de reis plaats, 'welke dienst voor de geheele Processie aan God wordt opge- dragen, wordende hier bijzonder de stichting en het authoritatief gedrag van de processie Meesters speciaal vereischt; zij komen dan op bestemden tijd met hunnen Processie Pater Gravi Modo [plechtig], met de broedermeesters 127 Staf in de regterhand in de Sacristij [...[, zij gaan de offerende [celebrerende] Priester vooruit, tot voor het hooge Altaar, alwaar zij gedurende den dienst met hunne Staven in de regterhand authoritatief man tegen man blijven staan of knielen.' Na de |
|||||||||||||
foto uit 1931 of
1932 van de Utrechtse bede- vaartprocessie in Kevelaer. (Utrecht, Museum Catharij- neconvenfj |
|||||||||||||
franciscaan trok de processie
vervolgens op naar de kerk van Duiven, 'onder het gezang 'Komt Pelgrims, komt volgt mij naar", een van de oudste Kevelaerliede- ren, geschreven omstreeks 1645 door de jezuïet Adriaen Poirters." In de Duivense kerk ontvingen de pelgrims de benedictie (zegening door de parochiegeestelijke) met het heilig sacrament (het lichaam van Christus in de vorm van een hostie en gevat in een monstrans). Na vijf onzevaders en vijf wees- gegroeten vertelde de processie- pater 'wanneer den volgenden morgen de dienst is eer men vertrekken wil'. Vervolgens moch- ten de bedevaartgangers hun slaapplaats gaan opzoeken. De volgende dag, 16 augustus, vertrok het gezelschap om vijf uur 's ochtends, na de mis, richting het eveneens Kleefse Zevenaar. Onderwijl zong en bad men afwisselend een 'Litanie van de Moeder Gods', en een 'Rozen- kransvan 15 tientjes' (vijftien maal tien weesgegroeten, afgewisseld met een onzevader). Om het bidden en zingen eenstemmig te laten verlopen en om te voorkomen dat de vaart eruit raakte of mensen afhaakten, waren er voorzangers en -bidders aangesteld. Onder het zingen van 'Wij groeten U, o zuivere Maagd!', trok het gezelschap vervolgens weer in processiefor- matie de Zevenaarse kerk binnen, waar hetzelfde ritueel plaatsvond als eerder te Duiven. 'Een weinig buiten Zevenaar [werd] een Vierde Uur gepleisterd', waarna men |
|||||||||||||
doorliep naar Elten, 'alwaar het
Vaandel wordt opgestoken, en jde processie] stichtig in orde gerang- schikt, onder het gezang van de Litanie van de moeder Gods'. Omstreeks het middaguur trok men de kerk van het franciscaner klooster binnen, waar een mis werd opgedragen ten behoeve van de overleden broederschaps- leden, voorafgegaan door het voorlezen van hun namen en gebeden voor hun zieleheil. Tijdens de preek collecteerden de proces- siemeesters voor de kaars die in Kevelaer aan Onze Lieve Vrouw zou worden geofferd. Om drie uur 's middags vertrokken de pelgrims uit Elten, om ter hoogte van 'Griethuizen' (Griethausen) het veer over de Rijn te nemen. Vervolgens trok men via Griet- hausen naar Kleef. In beide plaatsen werd wederom processiegewijs de kerk aangedaan om de benedictie te ontvangen. Op 17 augustus vertrokken de
bedevaartgangers om vijf uur 's ochtends uit Kleef, om via Goch en Weeze naar Kevelaer te lopen. Ook in deze plaatsen trok de processie de kerk binnen. In de loop van de middag kwam het gezelschap te Kevelaer aan: '[...] men strekt het Vaan, en men trekt dan met de kaarsen, die men offeren wil, solemneel een- maal rond, om de groote Kapel [de bedevaartkerk, tegenwoordig 'Kaarsenkapel' geheten]: ingetrok- ken zijnde wordt de benedictie gegeven'. De rest van de middag was er gelegenheid tot biechten. |
|||||||||||||
n ov e mb e r / de cemb e r 1997
|
|||||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||||
Op bedevaart naar Kevelaer aan het begin \an de 19de eeuw:
De broederschap van Achterveld, Soest en Laren
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mis in de grote kapel volgde
er icn preek in de Kevelaerse parochiekerk, 's Middags konden nieuwe leden zich in de broeder- schap inschrijven en had er een lol |de aanbidding van het lichaam van Christus, aanwezig in de getoonde hostie] plaats. In de namiddag \'ergaderde hel broeder- schapsbestuur met de processie- pater in diens logement, waarna om zes uur een processie begon waarin de deelnemers brandende kaarsen droegen: de kaarsenpro- cessie. Na enkele malen 'met Vaan en Kruis in ornato pleno [in \ol ornaat] ■ rondom de kleine en grote kapel en de parochiekerk te zijn heengetrokken, hield men bij het 'Kevelaarsche Kaïis' in de nabijheid van de parochiekerk 'intentie, voor die geenen, die om bijzondere omstandigheden een algemeen gebed van de pelgrims verzocht hebben". Op dit bidden om voorspraak voor het welzijn van thuisblijvers volgde een rozen- kransgebed 'voor de gebrekkige en Kranke Broeders en Zusters van het broederschap'. Op 19 augustus ging men weer naar huis, waarbij in omgekeerde volgorde dezelfde plaatsen en kerken werden aangedaan. De 21ste waren de bede\'aartgangers terug in Achterveld. Zij hadden een voetreis van zeven dagen achter de rug. Hoeveel mensen gingen er nu
eigenlijk mee met zo'n broeder- schapsbedevaart? Helaas zijn er geen aantallen pelgrims bekend van de Achterveldse broederschap. Van de Amersfoortse broederschap 128 ^'i^ die er echter wel. In 1784 schatte een Nederlandse protestant die Kevelaer aandeed, het aantal deelnemers aan de Amersfoortse processie die hij op zijn pad trol, op zo'n 300'. Een telling door de Pruisische overheid resulteerde in 1818 in een gelijk aantal". Kennelijk had de afscheiding van de afdelingen |
uit Achter\'eld, Soest en Laren
weinig effect gehad op het aantal deelnemende pelgrims. Aangezien de Amersfoortse broederschap over een aanzienlijk grotere achter- ban beschikte dan spijtoptanten uit Achterveld, Socsl en Laren, moeten we het aantal deelnemers aan de bedevaart van de alge- scheiden broederschap een stuk lager inschatten. Veel meer dan 100 zullen het er niet zijn geweest. Lang heeft de broederschap \'an Achter\'eld, Soest en Laren niet bestaan. In 1836 trok Gijsbert Antoon Vermeulen, aartspriester van Utrecht - het hoogste katho- lieke gezag in de provincie voor het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 -, het bestuur over de Amersfoortse broeder- schap naar zich toe. Hij wist toen tevens voor elkaar te krijgen dat de broederschap van Achter\'eld, Soest en Laren weer met die van Amersfoort verenigd werd. De nieuwe naam werd: 'Broederschap \'an Onze L. V. van Kevelaar te Amersfoort en omliggende Gemeenten in Eemland, Gooy- land en de Vcluwe''. De broederschap van Onze Lieve Vrouw van Kevelaer van Achter- veld, Soest en Laren heelt slechts 33 jaar bestaan. Niettemin heelt zij ons een document nagelaten dat beter dan enige andere bron inzicht geeft in de gang van zaken tijdens een georganiseerde voet- bedevaart naar Kevelaer in de pe- riode 1700-1850. ' Bij de tentoonstelling is ook een catalogus
verschenen: Casper Staal en Mare Wingens, Bedevaarten in Nederland (Zutphen: Walburgpers, 1997). 'Zie hiervoor mijn proefschrift: Oi'erde
grens. De bedevaart van katholieke Nederlanders in de zeventiende en achft/enc/e eeuw (Nijmegen: Sun, 1994). 'Ibidem, 221-259.
' Gemeentearchief Utrecht, Archief van
de parochie Onze Lieve Vrouw ten |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hemelopneming, inv. 376, nr. 207. Vier schildjes
^ Van de Achterveldse broederschap uit de periode
verscheen in 1822 zo'n boekje: De Keve- 1730^1845 voor de
laarsche devotie tot de H. Maagd Maria processiestaven
bestaande in godvruchtige lof-zangen: van de Utrechtse
bij een vergaderd tot gebruik van de broederschap van
Achterveldsche, Soestsche en Larensche 01. Vrouw van
pelgrims, In hunne processie. Dewelke Kevelaer. Op de
de eerste Reis gedaan hebben naar schildjes is aan
Kevelaar, in 't jaar 1803 (Utrecht: Banning, de voorzijde O.L.
1822). Op bladzijde vier staat een kort Vrouw van Keve-
reisprogramma. laer te zien; aan
' Het Pelgrimken van Kevelaer door den de achterzijde
eervv. P.Ajdrlaen] Pjoirters] Societatis Sint Maarten,
Jesu. Inhoudende de litanlen, hymni, de patroon van
liedekens, herder-dichtjens reysgebeden de stad Utrecht.
etc. Voor de processie van Kevelaer De staven werden
(Roermond, G. [= C] du Pree, z,j. tijdens de bede-
(ca. 16451). vaart gedragen
' Reize langs den Nederrhyn over het door de broeder-
Loo, EIten, Emmerik, Wezel, Dulsburg, meesters, als tekens
Kelzerswaart, Dusseldorp, Keulen tot van hun gezag.
Bon, en voorts over Krevelt, Gelder, (Utrecht Museum
Kevelaar, Kleef, Nymegen, Arnhem, Catharijneconvent)
Roosendaal en Dieren te rug. In oogst-
maand des jaars MDCCLXXXIV etc. (Kampen 1785) 183. ' P. Dohms met W. Dohms en V. Schroe-
der, Die Wallfahrt nach Kevelaer zum Gnadenbild der 'Trösterin der Betrüb- ten'. Nachweis und Geschichte der Prozessionen von den Anfangen bis zur Gegenwart, deel il van R. Schulte Staade ed., 350 JahreKevelaer-Wallfahrt 1642- 1992 (Kevelaer: Butzon & Bercker, 1992) 316. ' Rijksarchief In Utrecht, Archief van de
aartspriesters van de Hollandse Zending, inv, nr, 1550, statuten dd. 4-7-1836. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
no\eniber/december 19 9 7
|
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DE PLEK
|
||||||||||||||||||
Het Tinus de Witplantsoen te Breukelen
|
||||||||||||||||||
en Schuurman, die ook een kaas-
waag hadden. Als een boer zijn partij verkocht had, bracht Tinus de volle kaasbrik, naar de door de kaaskoper aangewezen waag. Hij liep dan in het lemoen en trok de kar door de smalle stralen van hel dorp. Voor en na schooltijd kreeg hij vaak hulp van schooljongens, die van de boer voor een paar cent achter de brik mochten du- wen. Bij de waag legde Tinus de zware kazen op de weegschaal en laadde ze na weging op de hand- kar van de kaaskoper om ze naar de kaaspakhuizen of naar de marktschuiten in de Vecht of in de Kerkgracht te brengen. Omstreeks 1950 was Tinus weduwnaar en woonde hij in het achterste diaconiehuisje op het Kerkplein. Dal was vlak bij de kerktoren, waar hij om twaalf uur de klok luidde. Voor verschillende schooljongens was het dan een feest om met hem aan het klokke- touw te mogen trekken. Op zijn oude dag was Tinus een echte dorpsfiguur, die bijna dagelijks bij de brug in de Straatweg te vinden was. Hij sloeg daar het verkeer gade, groette vrienden en bekenden en maakte een praatje met wie zich daarvoor de tijd gunde. Naast de sluis had enkele eeuwen lang een bakkerij gestaan, maar toen bakker Broere geen opvolger had en stil ging leven, werd het gebouw omstreeks 1967 afgebroken. Op de vrijgekomen plek werd een tamelijk grote bruine beuk gepoot, die burgemeester Bijleveld daarvoor had afgestaan. De gemeen- te plaatste er een houten bank en zaaide er gras. Enkele vrienden van Tinus,
onder andere zijn achterbuurman G. Willemsen, die aan de andere kant van de Kerkgracht op de Stationsweg woonde, hebben |
||||||||||||||||||
Tussen de Dannesluis en de
Pieterskerk, dus midden in het dorp Breukelen, ligt aan de Straatweg het Tinus de Witplantsoen. Het is de enige plek in Breukelen, die genoemd is naar een eenvoudige burger. De naam is echter niet officieel, want de gemeenteraad heeft nooit een besluit tot deze naamgeving genomen. Martinus de Wit werd in 1889 in Breukelen-Nijenrode geboren en heeft tol 1980 in zijn geboortedorp gewoond. Hij was aanvankelijk los werkman en veedrijver, maar in 1915 volgde hij zijn vader Gijsbert de Wit op als asman en marklknecht van de gemeente Breukelen-Nijenrode. Hij genoot toen een salaris van ƒ110,- per jaar voor het schoonhouden van straten, goten en putten. Daarvan moest hij echter ook een met lui- ken afgedekte schuil bekostigen, waarmee hij hei straatvuil naar de stortplaats aan het Merwede kanaal vervoerde. Toch besloot hij na deze benoeming te gaan trouwen. Hij had immers neven- inkomsten, want voor zijn werk als knecht op de kaasmarkt kreeg hij een beloning van / 1,- per marktdag. Een vetpot was hel niet, zeker niet toen zijn gezin groeide. Toen de Breukelse kaasmarkt in
1923 tol grote bloei was gekomen en er op vrijdagmorgens in het seizoen wel meer dan honderd kaasbrikken naar het Kerkplein en de Nieuwstraat kwamen, vroegen de marktknechten een salaris- verhoging. Het gemeentebestuur weigerde die, waarop Tinus de Wit ontslag nam, want hij kon als los werkman meer verdienen door hand- en spandiensten aan de boeren en de kaaskopers te verlenen. Hij bracht de uitgespannen paarden naar de stalhouders Baas |
||||||||||||||||||
toen als grap een slraamaambord
met "Tinus de Witplantsoen" aan de muur van het catechesalie- en spaarbankgebouw (nu rouw- centrum Van Dijk) bevestigd. Toen ruim 20 jaar later het naam- bord verdwenen was, heeft de Historische Kring Breukelen er bij de burgemeester op aange- drongen een nieuw bord te plaat- sen. Dal is gebeurd en nu prijkt de naam van Tinus aan de paal, waaraan ook het bord "Kerkplein" bevestigd is. In 1995 is de houten bank, waarop Tinus en zijn vrien- den vroeger het dorpsnieuws bespraken, vervangen door de stenen bevrijdingsbank, die her- innert aan de Tweede Wereldoorlog en die tot dan toe elders in het dorp had gestaan. |
||||||||||||||||||
Het "Tinus de
Witplantsoen" te Breukeien |
||||||||||||||||||
129
|
||||||||||||||||||
HJ.vanEs
|
||||||||||||||||||
november/december 1997
|
||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||
Agenda
|
||||||||||||||
Lustrumactiviteiten
Volgend jaar wordt onze vereniging
75 jaar! Natuurlijk een aanleiding om feest te vieren. De lustrum- commissie is al een jaar geleden begonnen met plannen maken voor deze veijaardag, met als thema Utrecht (stad en provincie) en hel water, d.w.z. dat ook de on- langs gerestaureerde bruggen in de stad, werven, sluizen, kades e.d. daarbij horen. In februari zal een speciale lustrumeditie van ons tijd- schrift verschijnen met daarin het uitgebreide programma van de viering. Hieronder volgt nu een korte opsomming om alvast in de stemming te komen! 14 maart De lustrumviering zal worden geo-
pend in Slot Zeist. Dan zal ook de Oud-Utrechtprijs worden uitge- reikt 10 maart t/m 7 april
Op zes dinsdagen worden lezingen gehouden, georganiseerd door het Studium Generale met als onder- werp "Utrecht en het water" 13juni Boottochten over de Vecht i.s.m.
de historische vereniging Maarssen, voor een buitengewoon aantrekke- lijke prijs inclusief lunch 27juni Fietstocht (30 a 35 km.) langs water
en waterwerken in de provincie 28juni Om 14.00 uur wandeling in het
kader van Utrecht, bruggen en wa- ter o.l.v. gidsen van het Gilde; al- leen toegankelijk voor leden en hun introducé's 12 september Op de Open Monumentendag
wordt om 11.00 uur een fototen- toonstelling in het architectuur- centrum AORTA geopend *) 4 oktober Eindronde Triviant in de Aula van
de Universiteit. Meer informatie |
||||||||||||||
over voorrondes in de provincie
komt in het speciale lustrumnum- mer, dat in februari verschijnt *) I.s.m. de Utrechtse Amateur- fotografenvereniging, het architec- tuurcentrum AORTA en de Vereniging Oud-Utrecht wordt een wedstrijd georganiseerd voor ama- teurfotografen met als onderwerp Utrecht (stad en provincie) en het water; bruggen, sluizen, werven, kades e.d., kortom alles wat met water in relatie tot de -Utrechtse- omgeving te maken heeft. Het wedstrijdreglement en andere "spelregels" worden in het februari- nummer bekend gemaakt. De lustrumcommissie * Rondleiding door 'Het Stenen
Geheugen' Van 25 oktober l/m 4 januari' is
in het Centraal Museum een tentoonstelling over 25 jaar archeologisch en bouwhistorisch onderzoek in Utrecht te bezichtigen. De expositie is georganiseerd door het Centraal Museum in samen- werking met het Archeologisch en Bouwhistorisch Centrum (ABC). Op zaterdag 13 december verzorgt gastconservator mevr. drs. Geeske Bakker een rondleiding voor de Vereniging Oud-Utrecht. De ten- toonstelling 'Het Stenen Geheugen' omvat zes thema's, waaronder de haven van Utrecht uit de eerste helft van de 11^ eeuw, het middeleeuwse handelshuis, het Vredenburg en de winkels aan de Oudegracht. Leden van Oud-Utrecht kunnen gratis deelnemen aan deze bijzondere rondleiding. Niet- leden betalen ƒ5,-. U kunt zich tot 12 december opgeven bij j. Vroemen, telefoon 030-2662914. Datum; zaterdag 13 december 1997
Tijd: 14.00 tot±15.45 uur (met koffiepauze halverwege) |
||||||||||||||
Plaats: Het Centraal Museum,
Agnietenstraat 1 Entree: leden Oud-Utrecht gratis, niet-leden ƒ 5,- * Gezocht:
Kroniekschrijver Vanouds is de Kroniek in het Jaar-
boek van onze vereniging een han- dig hulpmiddel voor ieder die snel wil nakijken wanneer iets aan de hand is geweest in stad en pro- vincie. De schrijver van de Kroniek leest
elke dag het Utrechts Nieuwsblad, op zoek naar nieuwtjes over de stad die hij/zij voor het nageslacht wil vastleggen. Informanten leveren informatie uit de provincie. Samen met de gemeentelijke fotodienst zoekt hij/zij een aantal geschikte foto's uit. De redactie van het Jaarboek leest vervolgens de tekst, levert commentaar en uiteindelijk wordt het stuk opgenomen op zijn vaste plaats: achterin het Jaarboek. Tot 31 december 1997 verzorgt mevrouw Geijskes de Kroniek. Dan legt zij dit werk neer. En dus zoekt de redactie iemand die de fakkel van haar wil overnemen. Neem voor inlichtingen en der- gelijke contact op met P.D. 't Hart, 030-2610015. * Gedocht;
Enthousiaste vrijwilliger De Stichting Publikaties Oud-
Utrecht (SPOU) is voor haar BoekenDistributieCentrum op zoek naar een enthousiaste vrijwilliger. De SPOU geeft zelfstandig en i.s.m. anderen publicaties uit op het gebied van geschiedenis, archeologie en monumenten van stad en pro- vincie Utrecht. Informatie en aanmelding: Bureau SPOU (José Rulten - Nass), tel, 030 - 2 28 46 55 |
||||||||||||||
130
|
||||||||||||||
november/december 199 7
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
t Was schitterend!
|
||||||||||||||||||||
cc
|
y^
|
|||||||||||||||||||
vragen zij ons ook geen literaire
maatstaf aan hun werk te leggen 'de versvorm is hoofdzakelijk tot gemak van de spelers gekozen' verklaren zij. Na al deze veront- schuldigingen gaat men zich bijna afvragen of het stuk nog wel gelezen dient te worden. Maar laten wij dit vooral doen, want juist dit stuk voor en door amateurs geeft zo aardig aan, welke beelden men in 1923 had van de Germanen en de Romeinen, of: van onze vader- landse geschiedenis. Het stuk heeft een klassieke opzet
met vijf bedrijven. In het eerste bedrijf, getiteld 'Germaansch familieleven' wordt de situatie uiteen gezet. De verhouding tussen de Germanen en de Romeinen is verstoord. Na een heftig geschil heeft het Romeinse leger onder leiding van Percennius het fort verlaten. De Germaanse families zijn gespannen in afwachting van het vervolg van dit conflict. De nobele Herman en zijn echtgenote |
||||||||||||||||||||
Met deze uitroep opent een recensie in de Zeister Courant van 8 september 1923.
De lyrische kritiek betrof de opvoering van een openluchtspel in de Zeister bossen waarin de strijd tussen de Germanen en de Romeinen verbeeld werd. Ook in 1923 kende men al een Romeinenjaar. |
||||||||||||||||||||
Dit laatste is niet helemaal waar,
het was meer een Romeinen- week. De opvoering van een toneelstuk over de Romeinen vond plaats ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in sep- tember 1923. Het stuk, geheten 'SAESTUM'
was geschreven door J. Femhout en P. Minderaa, die ook de regie voor hun rekening namen. Over de uitvoerenden dadelijk meer. Eerst het thema van het spel: de opstand van de Germanen onder leiding van Herman tegen het Romeinse leger onder leiding van Drusus. Deze opstand speelt zich af bij een Romeins legerkamp te Saestum, ofwel: Zeist. De schrijvers geven zelf aan in een |
||||||||||||||||||||
verantwoording vooraf, dat de
Romeinse benaming Saestum voor Zeist nog met enige onze- kerheid omkleed is. Wel is zeker, aldus de auteurs, dat dicht bij Zeist een zeer belangrijke haven- plaats van de Romemen gelegen heeft. Zij refereren daarbij aan "de onlangs door Prof. Holwerda opgegraven fundamenten van een groot kamp in de buurt van Vechten". Ook verontschuldigen de auteurs
zich bij voorbaat voor historische vrijheden, wél hebben zij elementen overgenomen uit het werk van de Romeinse schrijver Tacitus én, zo beklemtonen zij, de figuur van Drusus is historisch geheel ver- antwoord'. Alsof dit nog niet voldoende is, |
||||||||||||||||||||
Bettina van
Santen |
||||||||||||||||||||
n ov e mbe r / dec embe r 1997
|
||||||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||||||
De opvoering van een toneelstuk
over de Romeinen |
|||||||||||||||
van cijns of tollen, slechts
voor dienstbetoon een billijke vergoeding, mild en licht- Ik vraag u mannen, eed'len,
rij voor rij waren wij ooit zo schade-
en smaadvol vrij? (gemompel van afkeuring) Wij stelden onzen heirban naar 't verdrag. Zij eischten meer, zij eischten altijd meer. De jonge knapen zwierven
baard'loos al naar 't verre Oost en Zuid.
Wie keerden weer? (gemompel) W'ontvingen legioenen in
ons land, wij waren gastvrij, lieten
veer op veer aan brute roof, wij droegen,
schonken rijker zij eischten meer, zij eischten akijd meer. (gemompel, toenemend) Wat toen Bataven, wil ge heel
de smaad
van 't volk hier hooren?
'T Vee werd afgeslacht,
wij stelden d'opbrengst
onzer arme akkers
ter pand, wij hebben slave'en
vrucht gebracht
naar Vechten, wij verpandden
huis en have
wij werkten als daglooners
voor een heer.
Er waren, die hun lijf zelfs
stelden, slaven!
Hij eischte meer, hij eischte
altijd meer!
(zwaar gemompel)
Herman weel hoe hij het volk
moet opjutten met zijn herhaling van 'zij eischten meer, zij eischten altijd meer'. Dat leidt dan ook tol |
|||||||||||||||
Thusnelda spelen hierin een
centrale rol. In bedrijf 2, getiteld "Het Thing" wordt een typisch Germaans gebruik geschetst. Het Thing is een bijeenkomst van alle Germaanse families (stammen), waarbij de mannen (wie anders) hun trouw zweren aan elkaar, "één in strijden, één in lijden". Tijdens deze bijeenkomst komt het bericht dat Percennius hulp heeft gezocht bij Drusus. Deze laatste is met een groot leger op weg om de opstand neer te slaan. De Germanen kiezen Herman tot hun leider. Bedrijf 3, getiteld 't Romeinsche
leger' verplaatst de handeling (u raadt het al) naar het Romeinse kamp. Er zijn enkele krijgsgevan- genen gemaakt, waaronder Her- mans vrouw Thusnelda, die een dapper betoog houdt tegenover Drusus over de vrijheid der Ger- manen. Tegelijkertijd wordt een beeld geschetst van de ontevreden Romeinse soldaten. Een kleine interne opstand wordt door Drusus ferm, doch niet zonder mededogen de kop in gedrukt. In het vierde bedrijf, getiteld 'de Strijd', doen de Germanen een vergeefse poging het fort te bestormen. Na een korte beraad- slaging stellen de Germanen een tweekamp voor tussen Herman en Drusus. Wint Herman, dan ver- krijgen de Germanen hun vrijheid, wint Drusus dan zal Herman met zijn familie als slaven toebehoren aan de Romein. De kamp wordt aangegaan, maar de strijd eindigt onbeslist. Op aandringen van Thus- nelda wordt de strijd opgegeven en naar een rechtvaardige oplos- sing gezocht. Deze wordt gevonden in het laatste bedrijf, getiteld 'De Verzoening". Hierin wordt de corrupte Percennius ontmaskerd als bron van de opstand der |
Germanen en wordt het bond-
genootschap tussen Germanen en Romeinen hersteld. Het laatste bedrijf maakt overdui-
delijk dat er geen sprake is van goede Germanen versus slechte Romeinen, of omgekeerd. Integen- deel: beiden hebben een nobel karakter en een hoogstaande opvatting over recht en eer. Maar ónder deze edele mensen bevinden zich af en toe ook schurken, zoals de corrupte Percennius die zijn macht misbruikte en daarmee aanleiding geeft tot de rebellie. Het slotkoor vat dit fraai samen: "Verbonden tezaam met hechten band, Romein thans en Germaan tot welzijn van ons land. Rust en voorspoed heersche! Uit 't rijke Room' nu kunst en kennis tot ons ook koom'. De Romeinse bezetting wordt in essentie als een verrijking van het natuurlijke Germaanse leven gezien. De recensent voelt dit feilloos aan in zijn schets van de spelers: "de (...) Germanen en Friezen; forsche gestalten; type- rend den echten natuurmensch. Daartegenover de (...) Romeinen, meer beschaafd en plechtig". Voor de Germanen is vrijheid het hoogste goed en slavernij het grootste onrecht. In een vlammend betoog schetst de dappere Herman wat er is gebeurd. Zijn toespraak wordt met veel instemming door de aanwezigen aangehoord, waar- van het gemompel (tussen haakjes in de tekst) blijk geeft. Hier volgt een deel van deze grootse toespraak "Gij allen kent de wetten
van 't verdrag,
door den Romein ons listig
toebereid
Wij zouden vrienden, vrije
vrienden zijn,
met eigen landsbestuur en
zonder plicht
|
||||||||||||||
132
|
|||||||||||||||
no V emb e r / de c e mbe r 1997
|
|||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
|||||||||||||||
o M E I N E
|
N
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was". Ook ir. Brandt als Drusus
"verdient hulde voor zijn op- treden. Zijn woorden en daden teekenden den Romein; anders van temperament, meer beraden in woord en daad". Tenslotte nog even aandacht voor
de opstand onder de Roineinen. Hierbij hebben de auteurs zich laten inspireren door Tacitus, die meerdere levendige beschrijvingen van soldatenonrust heeft gegeven. De onvrede van de soldaten over hun dienst wordt als volgt gete- kend: "En wat een weer! De zon schijnt
nooit \ in dit barbaarsche woest verblijf,\ 't is regen mist en grauwe wolkenX en rheumatiek door heel je lijf'. (...) al dertig, veertig jaar dient ge,\ voor 't meest met wonden overlaanV (.......) En als je
alles overleeft soms,\ dan kun
je gaan de wereld uit,\en krijgt moeras of zandwoestijnenX als bouwland, deftig ten besluit\(....) Als Drusus poolshoogte komt nemen, volgt het volgende tafereel: de soldaten laten hun wonden zien, opgelopen in de krijgsdienst en één pakt Drusus hand en duwt die in zijn mond "Kom kijk, neen tast! Zijn er nog tanden? (pathe- tisch) Met al mijn kracht vergaan, verwoest!". Dit krachtige beeld van de
slopende soldatendienst hebben de auteurs dankbaar ontleend aan de klassieken. De foto's die zijn overgebleven
van de opvoering tonen dat het een fraai aangeklede voorstelling moet zijn geweest. We laten het laatste woord over aan de recensent, die ongetwijfeld de gevoelens van het publiek vertolkte met de volgende woorden. "Volstaan wij tenslotte met de vermelding, dat |
driemalen een talrijk publiek
dankbaar genoten heeft van wat er deze week in ons bosch te zien. en te hooren werd geboden. (...) Na een enthousiast applaus, dat ook na elke acte van het open- luchtspel deed weten, hoezeer werd genoten, werd spontaan het Wilhelmus gezongen, waarna de heer van Zanten namens het feestcomité nog woorden van hulde sprak en lauwerkransen en bloemen uitreikte." ' Het verhaal is ongetwijfeld geïnspireerd
op de opstand in het Teutoburgerwoud, waarbij de Germanen onder leiding van Arminius in 9 na Chr. drie Romeinse legioenen onder leiding van Varus in de pan hakten. Deze vernedering zou de toenmalige keizer Augustus slapeloze nachten bezorgd hebben, waarbij hij herhaaldelijk uitriep: 'Varus, waar zijn mijn legioenen!' Tacitus verhaalt in zijn Annalen uitgebreid over Arminius, die overigens pas na de publicatie van Tacitus' werken in de 16e eeuw in de Duitse cultuur de naam Herman kreeg. Arminius\Herman had inderdaad een vrouw genaamd Thusnelda. Deze komt echter pas op het wereldlijk schouvrtoneel na de slag in het Teutoburgerwoud. Thusnelda werd inderdaad gevangen genomen, maar door Germanicus, de zoon van Drusus. De auteurs schuiven dus wat met de tijd: zij laten het verhaal onder Drusus spelen die in 9 vóór Chr. overleed. Alsof een aantal jaren vóór de opstand in het Teutoburgerwoud Arminius\Herman al wat aan het oefenen was in rebellie, maar dan nog met een happy end. Willen we écht aan scherp- slijperij doen, dan moet opgemerkt worden dat Arminius\Herman in de periode die de auteurs beschrijven waarschijnlijk nog in de zandbak speelde, hij is namelijk geboren in 16 vóór Chr. Het lijkt niet waarschijnlijk dat hij als kleuter al de Germanen bij Zeist aanvoerde. > |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een uitbarsting, lussen haakjes:
(Gejuich, trampelen met de voeten, men slaat de speerbladen tegen elkaar). Als we de recensent moeten geloven,
was de voordracht uitstekend: "bij de Germanen was het Herman (ir. de Pont) die spel te zien gaf, dat boven alle lof verheven was. Gebaren en woorden, zij troffen doel en met ademlooze stilte volgde het talrijke publiek de handeling". Maar ook de andere spelers
waren subliem. Wat te denken van Mevrouw Modderman, die "in meesterlijke voordracht en spel" gestalte gaf aan Thusnelda. Of Mejuffrouw van Wermesker- ken die "bezwaarlijk verbeterd kon worden" als profetes. "Voeg daarbij het optreden van de andere Germanenhoofden en Germanen, dat in één woord af |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Drusus, gespeeld
door ir. Brandt |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nüvember/defembcr } 9 9 7
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"Brahms was de held yan de avond'
Een korte historie over Utrecht als Brahmsstad
|
||||||||||||||||
In 1997 Is het honderd jaar geleden dat componist Johannes Brahms overleed.
Genoeg reden voor Den Haag om in de maanden april en mei het Brahms Festival te houden. Maar waar hoort een Brahmsherdenking in Nederland thuis? Bijna alle zalen die Brahms tijdens zijn Nederlandse bezoeken aandeed zijn immers gesloopt of verbrand. Het Utrechtse Gebouw voor Kunsten & Wetenschappen (K&W), dat dit jaar zijn 150-jarige bestaan viert, is de enige afgebrande concertzaal waar Brahms heeft opgetreden die uit haar as is herrezen. Reden genoeg voor een historisch overzicht van Brahms en zijn 'verhouding' met de Domstad. |
||||||||||||||||
De Utrechtse chirurg werd ge-
vraagd en de dag erna, op 20 ok- tober 1875 schreef Engelmann op een bcleelde, doch zakelijke loon: "Zeer geachte heer Brahms! De sedert jaren door alle hier aanwe- zige muziekvrienden gekoesterde, maar tot op heden onvervuld gebleven wens u eenmaal in Nederland welkom te mogen heten, is kort geleden heel levendig ge- worden. In de gisteren gehouden Algemene Vergadering van de van Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Rotterdam en Utrecht werd een- stemmig besloten u nadrukkelijk uit te nodigen om in het komende winterseizoen uw medewerking te verlenen aan een cyclus van vijf concerten in de genoemde steden. Met grote vreugde vervul ik hier- mee de opdracht u dit verzoek voor te leggen, in de vurige hoop dal u ditmaal door interne noch externe oorzaken verhinderd zuil zijn aan ons verlangen gevolg te |
||||||||||||||||
Het eigenlijke verhaal van
Brahms in Nederland begint niet in Utrecht. Johannes Verhulst, de toenmalige dirigent van het Diligentia Orkest in Den Haag en de Amsterdamse orkesten van Felix Meritis en Caecilia, was een groot bewonderaar van Brahms. Verhulst drukte als dirigent een grote stempel op het Nederlandse muziekleven in de tweede helft van de negentiende eeuw, dat gekenmerkt werd door een twee- Brahms neemf ap- deling. De strijd tussen de neo- plaus in ontvangst. klassieken (aangevoerd door Verhulst
Tekening van Willy met als middelpunt Brahms) en von Beckerath uit de modernen (aanhangers van
1890. Liszt en Wagner) woedde in alle
hevigheid. Verhulst, grootgebracht
met de Romantiek van componisten als Mendelssohn en Schumann, verafschuwde de experimentzucht op het gebied van harmonie, tonaliteit, orkestratie en vorm. Wie componeerde diende de klassieke beginselen van balans, eenheid, tonale logica en functionele harmonieleer in ere te houden. Het beleid van Verhulst, zelf een fel anti-Wagneriaan, was er op gericht om een ieder die vorm en structuur ondergeschikt maakte aan een buitenmuzikaal programma of zich te buiten ging aan onge- breidelde chromatiek of onopgeloste Jean-Paul Meijer dissonanten, meedogenloos te weren |
van de concertzalen.'
Verhulst had een aantal onvrucht- bare pogingen ondernomen om Brahms naar Nederiand te krijgen, voordat hij zich in 1875 richtte tot het invloedrijke bestuur van de Maatschappij lot Bevordering der Toonkunst, een organisatie die in de grote Nederlandse steden actief was. Na een aantal maal vergaderd te hebben besloot het bestuur een uitnodiging aan Brahms te sturen, met het verzoek om de vijf grote steden die Nederland kende te eren met een concert- bezoek. De vraag alleen was nu, wie die brief zou moeten schrijven. Vanaf dat moment speelde Utrecht een belangrijke rol. De Utrechtse chirurg Theodor Engel- mann leek een goede kandidaat. Engelmann, een gevierd amateur- cellist, was net als Verhulst een liefhebber van Brahms. De eerste ontmoeting met Brahms was al in de zomer van 1874 aan de Züricher See. De echtgenote van Engelmann, de beroemde pianiste Emma Brandes, had al eerder contact gehad met Brahms via pianiste Clara Schumann, de eega van componist Robert Schumann. Op de kennismaking van Brahms en Engelmann zou al snel een brielwisseling en een innige vriend- schap volgen. |
|||||||||||||||
134
|
||||||||||||||||
vcmherldecemher 1997
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
geven. Vanzelfsprekend is hel
ieders wens u niet alleen aan de vleugel, maar ook op het dirigeer- platform te zien. Als honorarium kunnen de orkestdirecties u / 1000,- voor vijf concerten aan- bieden".' Brahms kon de verleiding van
dit toentertijd niet onaanzienlijke bedrag niet weerstaan en schreef binnen enkele dagen enthousiast terug. Hij bedankte Engelmann voor de brief en nam de uitnodiging van harte aan en zei dal hij zich verheugde op het weerzien van de heer en mevrouw Engelmann. Na deze brief van Brahms werd er een aantal zakelijke dingen geregeld, waarbij Engelmann er nog een bescheiden lijstje mei wensen aan toevoegde: "Voor wat betreft het concert in Utrecht wil ik nog even kwijt dat wij bijzonder graag uw Pianoconcert willen horen, dat in Nederland nog nooit in het openbaar heeft geklonken. Van de Orkeslvariaties hebben er reeds twee repetities plaatsgevonden. Als hel mogelijk is, hopen wij ook de Rhapsodie te laten horen - met mevrouw joachim als all! Dal zou heerlijk zijn!"' De wensen werden door de componist goedgekeurd, hoewel Brahms opmerkte dat hij er zich voor moest hoeden niet het recht te verliezen om zijn eigen tournee te programmeren. Aan het eind van de maand okto- ber schreef Engelmann dat heel muzieklievend Nederland uilkeek naar zijn bezoek. Gesterkt door Brahms' toezegging om in Neder- land een aantal concerten te geven, trok Engelmann de stoute schoenen aan en schreef hij de componist een brief, waarin hij alle schroom van zich afwierp: "Heeft u geen zin om voorafgaand aan het concert in Amsterdam een dagje of langer |
in Utrecht te logeren? Ik heb
dan nog vakantie en zal u met alle plezier van dienst zijn. Onze logeerkamer staat tot uw beschik- king zolang u in Nederland bent. Maakt u voor mijn vrouw maar een lijst met uw lievelingsgerechten en dranken, eventueel met de wijze van bereiding. Als geoefend bergbeklimmer schikt het u hopelijk dat u een kamer krijgt op de derde etage? U kunt ons geen groter plezier doen dan ons huis als standplaats te kiezen. We zullen u zo vrij laten als we maar kunnen. Trouwens, de hotels in Utrecht zijn hoogst onbehaaglijk. Men kan ze met de beste wil niet aanbevelen. Wij vragen u, zegt u alstublieft gewoon ja!"* En Brahms zei ja. De componist arriveerde op 14 januari om kwart voor twaalf op het Utrechtse station, waar Engelmann hem ophaalde om naar diens huis ie gaan aan hel Lucas Bolwerk nr. 16. Brahms zou twee weken lang van de gastvrijheid van de heer en mevrouw Engel- mann gebruik maken. Ka en Wee
Hel concert in Utrecht zou
plaatsvinden in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen aan de Mariaplaats. Sinds 1847 werden in de eerste grote concertzaal van Nederland regelmatig concerten georganiseerd. En nu nog steeds klinken er dagelijks concerten. In 1987 werd K&W immers onderdeel van het Utrechtse Con- servatorium. Naast maslerclasses en bijzondere projecten die door het conservatorium georganiseerd worden, kan het publiek genieten van uilvoeringen van docenten, studenten en bekende musici. In de vorige eeuw werden de concerten georganiseerd door het bestuur van hel Collegium |
MusicumUltrajectinum. De orkest-
leden van deze muziekinslelling bestonden voornamelijk uit ama- teurs, wal heel gewoon was voor die tijd. Het orkest stond onder leiding van de jonge dirigent (toen nog directeur genoemd) Richard Hol. Zoniet de avond van hel Derde Stadsconcert op 22 januari 1876. Naast enkele liederen en een Hongaarse dans stond ook Brahms' Pianoconcert en de Variaties op een Thema van Haydn onder de leiding van de componist. De pers was na het concert laaiend enthousiast over het optreden van Brahms als pianist en dirigent: "Een nuchter persoon vroeg mij bij hel einde van hel concert wal ik nu wel het mooiste had gevonden. Ik liet de vrager zonder antwoord. Hoe ter wereld is het mogelijk, Brahms' gigantische spel, zijn onovertroffen directie, zijn van genie fonkelende composities onderling ie vergelijken! Allereerst iets over Brahms de klavierspeler. Geniaal is de weer- gave van zijn klavierconcert; geniaal is Schumann's Fantasie en zijn eigen bekende Hongaarse dansen; geniaal is de onberispelijke ver- tolkingvan Gluck's lieflijke Gavotte. Onberispelijk is de directie. De rust, de kalmte, waarmede meest ingewikkelde variaties zowel als het lachende thema van Haydn werden geleid, dwong ons de meest ongeveinsde bewondering af. Doch in zijn volle grootte vertoonde Brahms zich eerst in zijn composities. Het klavierconcert, ernstig, streng van stijl, met zijn stoute inleiding, zijn zangerige middel-deel, zijn breed gefugeerd slot, kon niet nalaten een grote indruk te weeg te brengen, zelfs bij hen die - zoals schrijver dezes - het voor de eerste maal hoorden. Over het orkest niets dan lof; het |
|||||||||
nov embe r / de c embe r 1997
|
|||||||||||
UTRECHT
|
|||||||||||
Een korte historie over Utrecht als Brahmsstad
|
||||||||||||
Maar ook de stad Utrecht zelf was
voor Brahms een plek waar hij kon genieten. Tijdens de vele anonieme wandelingen langs de gracht belandde Brahms op een dag op de vismarkt, waar hij paling leerde eten. Paling zou zijn lievelingsgerecht worden. Premières
Ondanks de tevredenheid die
Brahms uitstraalde na zijn bezoek aan Nederland en in het bijzonder aan Utrecht verzette hij zich een tijdlang tegen een tweede concertreis. Engelmann bleef intensief met hem corresponderen en mede door de volhoudend- heid van de professor kreeg hij alsnog zijn zin. Nederland zou op deze tournee twee premières beleven, onder leiding van de componist zelf. Op 26 januari 1878 zou in Utrecht voor het eerst in ons land de Eerste Symfonie te beluisteren zijn. Een week later had het Amsterdamse publiek de eer om de juist een jaar daarvoor voltooide Tweede Symfonie in première te zien gaan. Volgens een recensent werd de Eerste Symfonie onder leiding van dirigent Richard Hol "aller verdienstelijk en uitstekend ingestudeerd en opgevat. Zodoende was het ook mogelijk die duidelijkheid en nuancering te verkrijgen, die alleen het grootse werk kunnen doen waarderen en genieten. De indruk was dan ook hoogst gunstig en Brahms werd begrepen, zelfs bij een eerste uitvoering."' In de pauze van het concert ontving Brahms een diploma van het erelidmaatschap van het bestuur van het Collegium Musicum Ultrajectinum. De in verlegenheid geraakte componist kreeg naast deze eer een fotoalbum van de kunstwerken van het Rijksmuseum |
te Den Haag. De secretaris maakte
bij de overhandiging een verge- lijking met de oudvaderlands schilderkunst en de composities van Brahms. Dit concert zou in ieder geval bij één recensent nog lang in zijn geheugen gegrift staan: "Blijkbaar aangedaan be- dankte de gevierde toonzetter voor de veelvuldige eerbewijzen hem gebracht. Want dat het aan toejuichingen, lauwerkransen, fan- fares, enz. niet ontbrak, spreekt vanzelf en de avond van 26 januari zal als een der schoonste en heer- lijkste in dankbare herinnering blijven bij allen die de kunst lief- hebben en er deel aan namen."" Op 8 februari vertrok Brahms weer naar Duitsland. Heros der hedendaagse
toonkunst Ook de derde maal dat Brahms
naar Nederland kwam voor een serie concerten sloeg hij zijn kwartier op aan het Utrechtse Lucas Bolwerk nr. 16, waar het gezin Engelmann, intussen uit- gebreid met twee koters, hem met open armen ontvingen. Tijdens zijn verblijf maakte Brahms er een gewoonte van om na zijn ochtend- wandeling naar de kinderkamer te gaan. Na uitgelaten met hen gespeeld te hebben nam hij een van de kinderen op de schouders om naar het ontbijt te dragen. Brahms, die kinderloos zou blijven, moet aan deze gezellige momenten ongetwijfeld veel plezier hebben beleefd. Maar er moest ook een boterham verdiend worden. Het programma van het Tweede Stadsconcert op 21 januari 1882 (alweer moest Brahms in een ijzige winter onze koude sneeuw- buien trotseren) stond op Schu- mann's Ouverture Genoveva na, geheel in het teken van Brahms. |
|||||||||||
deed zijn leider, Hol, alle eer
aan."' Ook het publiek was razend enthousiast over het concert. De gegoede Utrechtse burgers vielen de geroemde componist met veel stampvoeten en handgeklap bij. Op het moment dat twee jonge meisjes op het podium kwamen om Brahms een krans te overhan- digen bereikte de geestdrift een hoogtepunt. Brahms die normaal gesproken alle loftuitingen met terughoudendheid en zelfs met norsheid opnam, ging deze avond in het Utrechtse K&W op in alle huldigingen en was de vriendelijk- heid zelve. Op 2 februari pakte Brahms zijn
koffers om terug te reizen naar Wenen. Voor de familie Engel- mann en in het bijzonder voor de dienstmaagd Antje - met haar maakte Brahms onafgebroken grapjes - was het een trieste dag. In Wenen aangekomen ontving de 'gastvriend' al snel een ontroerende brief van Engelmann: "Nog altijd hangt hier de sfeer die u achterliet, we genieten er nog steeds van. Hoe klein voelen wij ons tegen- over uw talent! Dank, duizendmaal dank, dat is het enige wat we kunnen uitbrengen. Toen u ver- trokken was werden we door melancholie overvallen. Vriendelijke blikken werden ernstig, fonkelende ogen dof en diep, diep moesten we zuchten..."" Maar ook voor Brahms moet het afscheid zwaar zijn gevallen. Uit brieven die hij aan Engelmann schreef blijkt dat 35 hij het uitermate naar zijn zin had tijdens zijn logeerpartij in, wat Brahms noemde, het 'Engel-hotel'. Eenmaal thuis gekomen kreeg de componist bijna heimwee naar de gastvrijheid van het gezin Engel- mann, voornamelijk omdat Antje niet langer op elk uur van de dag de tafel voor hem kon dekken. |
||||||||||||
november/december 1997
|
||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||
^=?.v'
|
||||||||||||||||
Klonk zes jaar geleden nog zijn
Eerste Pianoconcert, stond deze avond in een bomvol K&W zijn kersverse Tweede Pianoconcert centraal. Over dit concert zei de pers het volgende: "Op het derde concert was Brahms de held van de avond. Met fanfares door het orkest begroet, ontving hij bij zijn optreden ook de hulde van het talrijk (te talrijk) opgekomen publiek. Zijn tweede Pianoconcert, dat tot verschillende beoordelingen aanleiding gaf, en gelaakt en geprezen werd naarmate hij in Duitsland vrienden of vijanden bezit, heeft hier zéér voldaan en werd, ofschoon 't zeer moeilijk is, door het orkest uitmuntend begeleid, hetgeen de componist- uitvoerder aanleiding gaf om onze Directeur en zijn wakkere schaar hartelijk dank te brengen en te prijzen"." Bijzonder aan dit optreden van Brahms was dat het pianoconcert door |
hemzelf gespeeld werd uit het
manuscript. Na de pauze kon Brahms verder
zijn heldendaden verrichten. Ditmaal niet als pianist, maar als dirigent. De notulen van het Collegium Musicum Ultrajectinum melden dat de ernst, de energie en het geniale dirigeertalent van de componist ieders bewondering wekte. Brahms was zelf zeer tevreden over de vertolking van zijn werk en schreef dit voorna- melijk toe aan de zorg waarmee Richard Hol het had ingestudeerd. Dat Brahms over het algemeen zeer tevreden was over de prestaties van het Utrechtse amateurorkest bleek uit de gedenkwaardige woorden die hij sprak na een concert in Amsterdam, waar zijn Derde Symfonie werd uitgevoerd. Toen Brahms naar Utrecht vertrok om een paar dagen bij zijn vriend Engelmann te logeren zouden zijn laatste woorden op het |
Amsterdamse slation geweest
zijn: "Jullie zijn beste mensen, maar slechte muzikanten. Musiceren doe ik verder alleen nog in Utrecht. Naar Amsterdam kom ik alleen nog om te eten." Slotconcert
Deze uitspraak maakte Brahms
niet waar. In het jaar 1885 volgde nog een kort bezoek aan Nederland, nu als leider van de Meininger Hofkapel. Als eerste deed Brahms Utrecht aan. Op 11 november ging zijn Vierde Sym- fonie in de herensociëteit Tivoli in première, alvorens hij zijn tournee vervolgde naar Amsterdam en Den Haag. In de tweede grote concenzaal aan de Kruisstraat waren er vanaf 1871 regelmatig concerten te bewonderen. Deze concerten waren niet openbaar: alleen (heren)leden waren welkom op deze avonden. Zes dagen later was hetzelfde programma, met |
||||||||||||||
Joseph Joachim,
professor Th. W. Engélsmar^n (staande) en Emma Engelmann-Brandes. Foto: Collectie Haags Gemeente- museum |
||||||||||||||||
137
|
||||||||||||||||
november/december 19 9 7
|
||||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||||
Een korte historie over Utrecht als Brahmsstad
|
||||||||||||||||||||||||||||||
onder andere Beethoven's Fidelio
en Zesde Symfonie, de ouvertures van Der Meistersinger en Der Fliegende Hollander van Wagner, wegens succes opnieuw te horen in Tivoli. Bijzonder was dat Brahms zijn gloednieuwe symfonie uit het hoofd dirigeerde: pas een jaar later zou zijn laatste symfonie op de drukpersen gelegd worden. Alhoewel één recensent na eenmaal horen het werk niet helemaal begreep (waarschijnlijk vond hij er niet veel aan, maar durfde hij dat uit eerbied voor de componist niet op te schrijven) schreef hij tot slot: "Met weemoed, maar dankbaarheid namen wij, Utrech- tenaren, afscheid van deze voor- treffelijk samengestelde kapel, waarvan de herinnering niet licht uit ons geheugen zal gaan.""' In de jaren die volgden onder- hielden Engelmann en Brahms een innige vriendschap. Ze bleven elkaar schrijven, tot aan Brahms' dood toe. Toen de componist aan leverkanker bleek te lijden schreef hij hevig geëmotioneerd: "Dat waren nog eens tijden, toen ik kon schrijven: alles gaat goed. Nu is dat voorbij en het ziet er steeds somberder en donkerder uit. Mijn arts probeert me hoop te geven. Hij schrijft me geneeskrachtige baden voor en benadrukt dat ik vooral geduld moet hebben. Maar u zult begrijpen dat ik me moe, lusteloos en verdrietig voel. Zulke aardige brieven als die van u doen me ook goed, al kan ik ze niet met evenveel optimisme beantwoorden". Engelmann advi- seerde vooral niet de hoop te verliezen: "Als je ziet hoe de medische wetenschap zich in de afgelopen dertig jaar heeft ont- wikkeld, hoe we inzicht hebben gekregen in de geheimen van het |
leven, hoe we de ziekten de baas
zijn geworden waar we duizenden jaren lang machteloos tegen waren, en als je bedenkt dat nog dage- lijks nieuwe, belangrijke dingen worden ontdekt waarmee we de vijanden van onze gezondheid kunnen verslaan - dan is er toch geen reden om de moed zo snel te verliezen?"" De laatste brief van Engelmann
aan Brahms werd geschreven op 30 maart 1897. De arts besloot zijn brief met een recept tegen darmstoomissen. Het zou niet meer baten: een paar maanden later stierf Brahms. In datzelfde jaar was Brahms' Tweede Symfonie nog eens te horen in KSsW. Deze keer is de aankondiging zwart omkaderd: het is het herdenkings- programma voor Brahms. Een Brahmsherdenking die thuis hoort in Utrecht. ' Zanden, v.d., J., Johannes Brahms in
Nederland, Rondom RO, jg. 10, nr.6, maart1997, p. 13. ' Röntgen, J., Johannes Brahms im Brief-
wechsel mit Th. Wilhelm Engelmann, Hans Schneider, tweede druk, 1974, p. 14-15. ' Röntgen, J., Johannes Brahms im Brief-
wechsel mit Th. Wilhelm Engelmann, Hans Schneider, tweede druk, 1974, p. 18. ' Röntgen, J., Johannes Brahms im Brief-
wechsel mit Th. Wilhelm Engelmann, Hans Schneider, tweede druk, 1974, p.31. * Caecilia, jaargang 33,1876, p. 25.
' Röntgen, J., Johannes Brahms im Brief-
wechsel mit Th. Wilhelm Engelmann, Hans Schneider, tweede druk, 1974, p.37. 'Caediia, jaargang35,1878, p.31.
' Caecilia, jaargang 35,1878, p. 32.
' Caecilia, jaargang 35,1878, p. 32.
'• Caecilia, jaargang 42,1885, p. 225.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
<r'
|
||||||||||||||||||||||||||||||
(• ollcgiiim lliiisitiilii |{||tiijctililiii|.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Twi-:i-:i)i-:sTAi)s-a)X(;KRT,
i'l> Zul 11 ld HE 91 Jannuij ISSÜ.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
1 y\. K D HOL.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
KSTK AFDEELINO.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Akiiran^ ti>n '_R n
|
||||||||||||||||||||||||||||||
f
|
||||||||||||||||||||||||||||||
-»|-
|
||||||||||||||||||||||||||||||
" Röntgen, J., Johannes Brahms im Brief-
wechsel mit Th. Wilhelm Engelmann, Hans Schneider, tweede druk, 1974, p. 175-177. De vertalingen van de briefwisseling tus-
sen Brahms en Engelmann zijn ontleend aan het artikel van Zanden, v.d., J., Johannes Brahms in Nederland, Rondom RO, jg. 10, nr.6, maart 1997, p. 12-16. |
||||||||||||||||||||||||||||||
Aankondiging
tweede stads- concert op 21 januari 1882. |
||||||||||||||||||||||||||||||
138
|
||||||||||||||||||||||||||||||
®
|
||||||||||||||||||||||||||||||
no\ember / d ecember 1997
|
||||||||||||||||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Utrechtse portretten in miniatuur
Over nut en nadeel van de Kurzbiographie
|
||||||||||||||||
Onlangs verscheen het vierde deel van de onvolprezen reeks Utrechtse biogra-
fieën.' Het aantal Utrechters dat tot nu toe een plaats heeft gekregen, steeg daarmee tot 157. Aangezien in de vorige aflevering van dit tijdschrift de in- houd van dit laatste deel al uitvoerig is aangekondigd, voelt deze recensent zich ontslagen van de plicht een reguliere bespreking te schrijven. In plaats daarvan staat hij stil bij de (impliciete) vooronderstellingen van de reeks. Over nut en nadeel van de Kurzbiographie. |
||||||||||||||||
Niet vanwege diens "innerlijke
betekenis als persoon", zoals Romein schrijft, maar "om wat hij vertegen- woordigt": namelijk de integratie van het katholieke volksdeel binnen de Nederlandse natie." De opmars van de regio
Dat het nationalistische kader van
de geschiedschrijving inmiddels aanmerkelijk aan betekenis heeft ingeboet, blijkt onder andere uit de verschijning van diverse regionale reeksen. De Utrechtse biografieën zijn er een voorbeeld van maar ook in Drenthe en Noord-Brabant lopen vergelijk- bare projecten. In de reeks Utrechtse biografieën worden personen opgenomen "die van belang zijn geweest voor de geschiedenis van Utrecht of daarin een interessante rol gespeeld heb- ben" (uit het voorwoord van deel 1). Het locale kader wordt dus nadrukkelijk als uitgangspunt genomen. Maar wat is eigenlijk de betekenis van dat 'Utrechtse' uit de reekstitel? Of, concreter gezegd, wat hebben in het laatst verschenen deel de zeventiende- eeuwse herbergierster Adriaentgen Adriaens, de achttiende-eeuwse patriottenleider en dichter Paul Strick van Linschoten en de in 1974 overleden cabaretier Wim Sonneveld met elkaar gemeen, dat hun behandeling in één boek rechtvaardigt? Wat bindt de afzonderlijke essays bijeen tot een samenhangend geheel? Of is die samenhang maar zeer betrekkelijk? Welke pretenties koestert de redac- tie van de Utrechtse biografieën? Gewone Utrechtse mannen en
vrouwen Een vluchtig doorbladeren van de
tot nu toe verschenen delen leert |
||||||||||||||||
Nationaal monument
In een lezing voor een historisch
gezelschap vroeg de eindredacteur van het Biografisch woordenboek van Nederland AJ.C.M. Gabriêls zich enkele jaren geleden af waarom veel biografieën toch zo omvang- rijk moeten zijn.* Meer dan 500 pagina's zijn bepaald geen uit- zondering. Het is een negentiende- eeuwse hang naar volledigheid, waarbij elk detail van de beschreven held van belang wordt geacht. De antiquarische biografie hing nauw samen met de opkomst van de professionele geschiedschrijving, waarbinnen de nadruk lag op bronnenkritische acribie.' Het gevonden materiaal werd in extenso geciteerd. Toch zou de negentiende eeuw ook twee omvangrijke monumenten met miniatuurbiografieên nalaten: Van der Aa's Biografisch woordenboek der Nederlanden (in 21 delen ver- schenen tussen 1852 en 1878) en het tiendelige Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek (NNBW), dat tussen 1911 en 1937 uit- kwam. Dit laatste werk verscheen weliswaar na 1900, maar is toch duidelijk een erfenis van de pro- fessionaliserende wetenschap aan het eind van de vorige eeuw. In beide biografieprojecten is de vol- ledigheid niet in diepte gezocht, maar in de breedte: in het aantal beschreven personen. In het |
||||||||||||||||
NNBW werden bijvoorbeeld
23.000 personen opgenomen. Naast de zich professionaliserende
wetenschap moet ook het natio- nalisme genoemd worden als bepalende achtergrond. Het NNBW was een eregalerij van helden van het vaderland. Net als in de nationalistische geschiedschrijving werd het beeld bepaald door politici en militairen: de 'grote mannen' die de geschiedenis maakten. Dat Nederland ook een domineesland is, blijkt uit het hoge aantal beschreven predikanten: maar liefst 32% van het totaal.* De nationalistische context zou lang de kaders van het genre van de Kurzbiographie bepalen. Zelfs de bekende marxistische historicus jan Romein ontkwam er niet aan. In zijn in de jaren dertig verschenen Erflaters van onze beschaving publiceerde hij 36 biografische essays over even zovele Hollandse levens "die allen hebben bijgedra- gen tot dat komplexe geheel, dat wij Nederlandse beschavingsge- schiedenis noemen".^ De erflaters die hij beschreef waren in feite de grote mannen die onze nationale identiteit gevormd hebben. Romein koos dan ook voor een exempla- rische benaderingswijze waarin bijvoorbeeld ook iemand als de katholieke emancipator Herman Schaepman een plaats moest krijgen. |
||||||||||||||||
139
|
||||||||||||||||
november/december 19 9 7
|
||||||||||||||||
OUD-UTRECHT
|
||||||||||||||||
Utrechtse portretten in miniatuur
|
||||||||||||||
de geschiedenis. De alfabetische
opzet van de reeks past toch vooral bij het grote mannen model van de oude geschiedschrijving. In alfabetische overzichten zoek je naar meer of minder bekende personen, waarover je graag meer wilt weten. Maar als het je gaat om de gewone, vaak anonieme mensen uit de geschiedenis dan is een typologiserende benaderings- wijze meer geschikt. Het gaat dan niet zozeer om bijzondere en kleurrijke individuen als wel om wat wij via gewone mensen te weten kunnen komen over het dagelijks leven in vroeger tijden. Hoe was het bijvoorbeeld om in de vroeg-modeme tijd herber- gierster of vroedvrouw te zijn? Pas in dat kader krijgen (in dit deel) de levensbeschrijvingen van Adriaentgen Adriaens en Ytje Ban zin en betekenis. Maar als het ons werkelijk daar om te doen is, dan is het ook beter om voor een typologische opzet te kiezen. Zoals bijvoorbeeld Beliën, Van Deursen en Van Setten hebben gedaan in hun Gestalten van de Gouden Eeuw. Een Hollands groepsportret (Amsterdam 1995). In dit boek zijn onder andere hoofdstukken opgenomen over 'De dominee', 'De soldaat', 'De ar- me' en 'De vrouw'. Je krijgt zo een afgerond beeld van het dagelijks leven van de verschil- lende maatschappelijke groepen in het zeventiende-eeuwse Holland. Een vergelijkbaar beeld is uit de Utrechtse biografieën niet zo makkelijk te distilleren. De gekozen alfabetische opzet maakt het daarenboven niet een- voudig om een goed tijdsbeeld te krijgen van de afzonderlijke historische perioden. De eeuwen zijn volledig door elkaar heen |
||||||||||||||
al snel dat de redactie niet heeft
gekozen voor 'grote mannen' gescfiiedenis oude stijl. In deel 4 zijn biografieën opgenomen van nationaal bekende figuren als Abraham Bloemaert, Jan Engel- man, Van Heuven Goedhart, Martinus Nijhoff, Gerrit Rietveld en Gisbertus Voetius, die ook in het Biografisch woordenboek van Nederland niet misstaan zouden hebben. Maar ook 'kleinere' figuren met gewone mensen beroepen komen aan bod zoals een vroed- vrouw, een herbergierster, een koopman, een voetballer en zelfs "een vrouw uit duizenden". Der- gelijke gewone mensen hebben een exemplarische waarde omdat hun leven een inkijkje geeft in de geschiedenis van het dagelijks leven van het gros van de Utrechters. Er is ook bewust gestreefd de in de geschiedschrijving vaak onder- bedeelde vrouwen een plaats te geven (de score van 16% vrouwen is heel behoorlijk). De invloeden van de sociaal-economische geschie- denis en van het feminisme zijn hier merkbaar. De aandacht voor vrouwen en bijvoorbeeld arbei- ders werd in aanleg veroorzaakt door een emancipatiestreven van deze groepen.' Natuurlijk wilden zij er ook bijhoren, liefst met terugwerkende kracht. Hun aan- wezigheid is niet meer dan billijk. Ook gewone mensen hebben een geschiedenis, die het waard is om verteld te worden. Een geschied- schrijving die het overgrote deel van de bevolking buiten schot laat, is geen knip voor de neus waard. Het is echter de vraag in hoeverre
de gekozen opzet van de Utrechtse biografieën voldoende recht doet aan juist die 'gewone' mensen uit |
geklutst. Zeventiende-eeuwers staan
naast twintigste-eeuwers, middel- eeuwse kanunniken worden gevolgd door negentiende-eeuwse dominees. In een typologische opzet is een chronologische volg- orde te prefereren boven een willekeurig alfabetische. Pas dan krijg je een beeld van het dagelijks leven in een bepaald afgerond tijdvak. Ook in de meer conservatieve opzet van de Utrechtse biografieën zou een chronologische volgorde (met een alfabetisch register achterin) niet misstaan hebben. 'Utrechtse' persoonlijkheden?
De Utrechtse biografieën geven
een beeld van 2000 jaar Utrechts leven. Maar kun je nu ook spreken van een typisch Utrechtse ge- schiedenis? Hoe zinvol is de locale benadering binnen het bio- grafische genre? Zijn de beschreven personen bijvoorbeeld wel zo Utrechts? Een probleem is vaak dat de bestaanshorizon van beroemde personen de locale grenzen ver overstijgt. Een 'Wim Sonneveld is weliswaar geworteld in de Utrechtse wijk Lombok, waar zijn vader een kruideniers- zaak had in de J.P. Coenstraat, maar zijn latere carrière, die hem tot een beroemd man maakte, heeft toch weinig Utrechts. Hij werd niet bekend als Utrechter, maar als begenadigd humorist. Een ander voorbeeld is de dichter Martinus Nijhoff, die slechts korte tijd van zijn leven in Utrecht doorbracht en dus absoluut geen Utrechter mag heten (zijn naam zou meer op zijn plaats zijn in het Biografisch woordenboek van Den Haag, waar de dichter geboren werd en ook stierO. Toch is het aardig om over Nijhoff te lezen. |
|||||||||||||
140
|
||||||||||||||
n ov ember / de c embe r 1997
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||
■. *t,"
|
||||||||||||||
vooral herinnerd worden als
spits van U.V.V. en later Hercules. Interessant is ook het verhaal over Ytje Ban (1647-1730), die na haar twaalfde bevalling besloot vroedvrouw te worden. Haar verzoekschrift bij de vroedschap is bewaard gebleven. In 1716 werd Ytje er van beschuldigd dat ze een aantal vrouwen zou hebben besmet met syfilis. Ytje vroeg enkele van haar cliënten om ten gunste van haar te getuigen. Daarom weten wij meer over haar beroepspraktijk. De meeste van haar klanten woonden in haar eigen wijk, buiten Wittevrouwen, de rest in Tolsteeg en in Abstede. Ytje assisteerde waarschijnlijk minstens één keer per week bij een bevalling. Haar levensverhaal illustreert de praktijk van het bevallen in het Utrecht van rond 1700. Betekent dit dat de redactie zich
beter had kunnen beperken tot, om Romein te parafraseren, figuren "die allen hebben bijgedragen tot dat complexe geheel, dat wij Utrechtse beschavingsgeschiedenis noemen"? (Mits uiteraard ook vroedvrouwen en voetballers tot deze beschaving worden gerekend.) Een strengere selectie van werkelijk 'Utrechtse' figuren zou de reeks zeker een meer Utrechts gezicht hebben gegeven. Toevallige min of meer beroemde passanten zouden dan zijn buitengesloten. Maar we zouden dan ook veel moois en interessants gemist hebben. Misschien is Utrecht niet meer dan een concrete aanleiding om aandacht te besteden aan het dagelijks leven (van hoog tot laag) in een grote stad. Een locale invalshoek heeft als voordeel dat het de geschiedenis letterlijk |
'thuis' brengt. Voor de lezer is het
een sprankelend feest in een bekende omgeving. ' Utrechtse biografieën. Lever)5beschrij-
vingen \iar) belfende en onte/tende Utrechten, deel 4, een uitgave van de SPOU, Utrecht 1997. Prijs: ƒ 25,00. ' A.J.C.M. Gabriëls, 'Portretten in minia-
tuur: het Biografisch woordenboelt van Nederland', in: BertToussaint & Paul van der Velde (redactie), Aspecten van de historische biografie (Kampen 1992) 50-64, aldaar 50-51. ' A.A. Van den Braembussche, 'Hef
biografisch element in de geschied- schrijving. Een geschiedtheoretische verkenning', in: Tijdschrift voor sociale geschiedenis 15 (1989) 26-60, aldaar 33. ' Gabriëls, 'Portretten in miniatuur', 63.
* Jan en Annie Romein, Erflaters van onze
beschaving. Nederlandse gestalten uit zes eeuwen, 4 delen, (Amsterdam 1941), citaat in het inleidend voorwoord, 9. Over Romeins liefde voor het vaderland en zijn historische werlten op dat terrein zie I. Schöffer, 'Jan Romein en de geschiedenis van Nederland', herdrulct in I. Schöffer, Veelvormig verleden. Zeventien studies In de vaderlandse geschiedenis (Amsterdam 1987) 227-235, aldaar met name 230-232. Meer spedfielc over de Erflaters: H.IVI. Bellen (redactie), Vijftig jaar erflaters Een terugblik op De erflaters van onze beschaving van Jan en Annie Romein (Den Haag 1990). ' Jan Romein, 'Herman Schaepman:
's pausen Zwitser', in: Erflaters deel 4, 178-179. 'Van den Braembussche, 'Hetbiografisch
element', 40-44. Speciaal over vrouwen en biografie: Mieke Aerts e.a. (redactie). Naar het leven. Feminisme en biografisch onderzoek (Amsterdam 1988). |
|||||||||||||
omdat zijn belangrijke gedicht
'Awater' is opgezet als een wande- ling door de stad Utrecht. Voor nog weer anderen lijkt de stad Utrecht slechts een toevallige context van de werkzaamheden die hen naar de Domstad voerden. Dit geldt zeker voor vele hoog- leraren van de Utrechtse Univer- siteit, die net zo goed in een andere universiteitstad hadden kunnen werken. De hoogleraren geschiedenis Geyl en Gerretson zijn voorbeelden uit de eerste delen van de Utrechtse biografieën, die nauwelijks in het Utrechtse stedelijke leven participeerden. Het zijn geen 'Utrechtse' persoon- lijkheden. Iets anders ligt het voor de in deel 4 beschreven historicus C.D.J. Brandt, die geboren en getogen is in Utrecht en ook actief was in diverse locale maat- schappelijke organisaties. Andere figuren zijn evenwel niet denkbaar zonder hun Utrechtse context. Zo is de hoofdredacteur van het Utrechts Nieuwsblad qualitate qua een Utrechtse per- soonlijkheid. In nog veel sterkere mate geldt dit voor locale ambts- dragers. 'Voor burgemeesters van Utrecht als Hendrick Moreelse (1615-1666) maar ook voor ker- kelijke bestuurders zoals kanunnik Evert Foec (1345-1418), die deken van Oudmunster was en vanwege zijn tact regelmatig gevraagd werd te bemiddelen bij (Utrecht- se) conflicten. Juist de gewone alledaagse figuren
functioneren meestal in een locaal Utrechtse context, en zijn daarom extra interessant om over te lezen in de Utrechtse biografieën. 'Voet- baller Wout Buitenweg verwierf nationale bekendheid door zijn optreden in het Nederlands elftal, maar in het Utrechtse zal hij toch |
||||||||||||||
141
|
||||||||||||||
@
|
||||||||||||||
november/december 199 7
|
||||||||||||||
UTRECHT
|
||||||||||||||