-ocr page 1-
Oud-Utrecht
73"= jaargang
2 0 0 0
Register 2000
R.P.M. van Antwerpen
Notebomenlaan 27
3582 CG Utrecht
41
-ocr page 2-
SCHRIJVERS
37    Antwerpen, R.P.M. van Register 1999
33    Biesma, H. Het Duitse Huis, een wonder in Utrecht
4    Blok, P.A. Van de bestuurstafel: Wat brengt het nieuwe jaar
32    Idem, Van de bestuurstafel: De Commissie van Acht
64    Idem, Van de bestuurstafel; In memoriam een weldoenster
92     Idem, Van de bestuurstafel: Voorjaarsledenvergadering 2000
120 Idem, Van de bestuurstafel: In memoriam een weldoenster
(bis)
148 Idem, Van de bestuurstafel
38     Bogaers, L. Karel V en Utrecht (1528 -1555), de haat-liefde
verhouding tussen een stad en haar keizer
104 Donkersloot-de Vrij, M. De Bruntenhoftuin, van gesloten
'speelhoff naar openbare stadstuin
93     Drie, V. van In de voetsporen van de meester
23    Hoogendoorn, W. Het zwerfsteneneiland Maarn
54    Idem, Laat maar waaien
82    Idem, Waar de blanke top der duinen...
110    Idem, Ramptoerisme naar het verleden
138    Idem, Aangetast... waardevol!
166    Idem, Utrechtse dalen naar de top
19    Jansen, A. Literatuursignalement
56    Idem, Literatuursignalement
81     Idem, Literatuursignalement
112    Idem, Literatuursignalement
136    Idem, Literatuursignalement
168    Idem, Literatuursignalement
bijl. 3  Kroes, P. Toelichting bij de jaarrekening 1999
76 Kuypers, K. Een lied op een glas
50 Lammertse-Tjalma, P. Van Schoonoord tot Flora's Hof, de
leertijd van tuinarchitect Hendrik van Lunteren
69 Idem, De Nieuwe Baan met de plaatsen de Oorsprong en het
Hoogeland
91 Idem, Rectificatie m.b.t. 'De Nieuwe Baan'
121 Langenberg, H. De oprichting van het Centraal Israëlitisch
Weeshuis in Utrecht
162 Lochem-van der Wel, S. van Natuur door de kunst geleid, de
Ruiterberg, een buitenplaats in de Kaapse Bossen bij Doorn
134 Luijt J.J. Aanvullende informatie over een zalfpotje
157 Mark, R. van der De boerderij Groenewoud in de voormalige
polder Papendorp
78 Marlens van Vliet, B.J. Voorzetsels, ook in Utrecht wonen wij
'op' of'in' een straat of een wijk, over het gebruik van voor-
zetsels voor straatnamen
133 Idem, Een Indonesisch schild met het Utrechtse gemeentewa-
pen
99 Meyere, J. Mevrouw drs. A.M. lanssens kapitale bijdrage aan
de historie van het Centraal Museum
149 Idem, Een Utrechts beeld van Karel V
129 Minkema, D. Wedrennen indelohannapolder(1904-1906)
76 Rauws, A.G. Een lied op een glas
65 Rhoen R.P.M. De eerste ambtsketen van de burgemeester van
Zeist
6 Smit, K. Provinciemaagd met mijter, de titelprent van het
Groot placcaatboek van Van de Water
9 Uppelschoten, H. Cajus en Titia, geloof, hoop en liefde in
Utrecht rond een huwelijksdispensatie in de Tweede Wereld-
oorlog
5 Vugts, N. Een korte wandeling langs de digitale snelweg
119 Idem, Redactioneel
147 Idem, Redactioneel
vereniging Oud ■ Utrecht ^^|
april 2001
-ocr page 3-
UTRECHT PROVINCIE
In de serie 'Aardkundige monumenten':
23 Het zwerfsteneneiland Maarn
54 Laat maar waaien (een project van de gemeente Soest)
82 Waar de blanke top der duinen... (rond de Lek in de omge-
ving van Willige Langerak)
110 Ramptoerisme naar het verleden (betreft overstromende
rivieren in het verleden)
138 Aangetast... waardevol! (vervening en droogmaking van de
Ronde Venen, petgaten in het Noorderparkgebied en het
Zwerfsteneneiland Maarn)
166 Utrechtse dalen naar de top (rivierdalen en smeltwaterdalen
in de provincie Utrecht)
50 Van Schoonoord tot Flora's Hof, de leertijd van tuinarchitect
Hendrik van Lunteren
15 Wilmer, T. Stadstuinen
74 Idem, laarverslag Vereniging Oud-Utrecht 1999
121 Zeben, M. van De oprichting van het Centraal Israëlitisch
Weeshuis in Utrecht
UTRECHT STAD
9 Cajus en Titia, geloof, hoop en liefde in Urecht rond een hu-
welijksdispensatie in de Tweede Wereldoorlog
15 Stadstuinen
33 Het Duitse huis, een wonder in Utrecht
38 Karel V en Utrecht (1528 -1555), de haat-liefde verhouding
tussen een stad en haar keizer
50 Van Schoonoord tot Flora's Hof, de leertijd van tuinarchitect
Hendrik van Lunteren
69 De Nieuwe Baan met de plaatsen de Oorsprong en het Hooge-
land
91 idem, Rectificatie m.b.t. 'De Nieuwe Baan'
76 Een lied op een glas (opgraving Walsteegterrein 1994 -1996)
78 Voorzetsels, over het gebruik van voorzetsels voor straatna-
65 De eerste ambtsketen van de burgemeester van Zeist
157 De boerderij Groenewoud in de voormalige polder Papendorp
162 Natuur door de kunst geleid, de Ruiterberg, een buitenplaats
in de Kaapse Bossen bij Doorn
PERSONEN
149 Rijde Hendricksz. van Beest, in: Een Utrechts beeld van Karel V
104 Frederick Brunt, in: De Bruntenhoftuin, van gesloten 'speel-
hoff naar openbare stadstuin
69 Unico W. T. Cazius, in: De Nieuwe Baan met de plaatsen de
Oorsprong en het Hoogeland
93 Matthijs van Dijk, in: In de voetsporen van de meester
99 Adeline M. Janssens, in: Mevrouw drs. A.M. Janssens kapitale
bijdrage aan de historie van het Centraal Museum
9 Mgr. Jan de Jong, in: Cajus en Titia
7 Karel V, in: Provinciemaagd met mijter
38 Idem, in: Karel V en Utrecht (1528 -1555)
104 De Bruntenhoftuin, van gesloten 'speelhofP naar openbare
stadstuin
121 De oprichting van het Centraal Israëlitisch Weeshuis in
Utrecht
129 Wedrennen in de lohannapolder (1904 -1906)
134 Aanvullende informatie over een zalfpotje (opgraving onder
het 'NV-huis)
149 Een Utrechts beeld van Karel V (het Huis De Keyser)
vereniging Oud Utrecht_^^
april 2001
-ocr page 4-
VERENIGING OUD-UTRECHT
22    Agenda
57    Agenda
85    Agenda
113    Agenda
141    Agenda
169    Agenda
4    Van de bestuurstafel: Wat brengt het nieuwe jaar
32
    Van de bestuurstafel: De Commissie van Acht
64    Van de bestuurstafel: In memoriam een weldoenster
92    Van de bestuurstafel: Voorjaarsledenvergadering 2000
120    Van de bestuurstafel: In memoriam een weldoenster (bis)
148    Van de bestuurstafel
5     Een korte wandeling langs de digitale snelweg
25
    De Commissie Actuele Ontwikkelingen
43    Register 1998 Oud-Utrecht
74     Jaarverslag Vereniging Oud-Utrecht 1999
bijl. 3 Bijlage voor ledenvergadering voorjaar 2000:
- agenda
- notulen van de najaarsledenvergadering 1999
- jaarrekening 1999 en aanvullende begroting 2000
- toelichting bij de jaarrekening 1999
75    Waken over cultureel erfgoed
Een legaat voor Oud-Utrecht
119 Redactioneel
bijl. 5 Bijlage voor ledenvergadering najaar 2000:
- agenda
- notulen van de voorjaarsledenvergadering 2000
- concept beleidsplan 2000 - 2005
- voorstellen tot besteding opbrengst erfenis
- conceptbegroting 2001
147 Redactioneel
149    Idem, in: Een Utrechts beeld van Karel V
9    Rudolf W. Lijdsman, in: Cajus en Titia
9    Mgr. F.A.H. van de Loo, in: Cajus en Titia
50    Hendrik van Lunteren, in: Van Schoonoord tot Flora's Hof
69 Idem, in: De Nieuwe Baan met de plaatsen de Oorsprong en
het Hoogeland
9    Annie Meijer, in: Cajus en Titia
9    H. Th. Mets, in: Cajus en Titia
149    Colijn de Nole, in: Een Utrechts beeld van Karel V
149    Willem van Noort, in: Een Utrechts beeld van Karel V
7    Philips II, in: Provinciemaagd met mijter
38    Idem, in: Karei V en Utrecht (1528 - 1555)
121 J. van Raalte, in: De oprichting van het Centraal Israëlitisch
Weeshuis in Utrecht
69 Willem E. Ram, in: De Nieuwe Baan met de plaatsen de Oor-
sprong en het Hoogeland
50    Hendrik Swellengrebel, in: Van Schoonoord tot Flora's Hof
64    Annelise H. Ulbrich, in: In memoriam een weldoenster
120    Idem, In: In memoriam een weldoenster (bis)
9    rector Venings, in: Cajus en Titia
6    Jan Wandelaar, in: Provinciemaagd met mijter
6    Johan van de Water, in: Provinciemaagd met mijter
LITERATUURSIGNALEMENT/PERSBERICHTEN
19    Literatuursignalement
56    Literatuursignalement
81    Literatuursignalement
112    Literatuursignalement
136    Literatuursignalement
168    Literatuursignalement
165 Persberichten:
- Aandacht voor archief Huis Amerongen via inventaris en website
- Monumenten-Inventarisatie provincie Utrecht, deel Harmeien
44
-%
vereniging Oud-Utrecht
april 2O01
-ocr page 5-
Tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht
\
,3.
C
73'= jaargang
2 0 0 0
■^EEK DER
^/iKöU/VIVERSITEIT
UTRECHT
c^^
c^>
(^
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
^"' H1
3143 412 3
hart voor historie en cultureel erfgoed in de provincie Utrecht
-ocr page 6-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen
Tel. 030-241 31 15
)
Broese Wristers
Boekverkopers
aan de Stadhuisbrug 5 - Utrecht - tel. 030 2335200
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxaieur
Lid. VH()K/€INOA/VNAG/NVK
l.id Sctl. Aniii/uair^ (iciiiinist ha/)
Utrecht
Korte.(ansstra:il 17-19. 3SI2(,M Itrecht
lel. 030 2318266, lax 030-2316*74
Ainslerclam                                                 laren
Kokin ^6, 1012 KV' Amsterdaiii          lorenlaan 5. I2SI III' Laren
lel. 020 6208100                                    lel. (»3S S381 154
A A N M E M I M C S B E D R I J F H.J. JURRIËNS BV
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT
K
Activiteiten o.a. op liet gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
*    Telematica
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
pLISU4N
&>USMAN
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
-ocr page 7-
ht
:c
Karel V-dag in het Duitse Huis
Najaren van verval van het gedeeltelijk middeleeuwse complex tussen de Spring-
weg en het Geertebolwerk, bekend onder de naam Het Duitse Huis, zijn pracht en
weelde terug op de plek waar in de veertiende eeuw de Ridderlijke Duitse Orde zijn
besluiten nam. Tijdens de omvangrijke restauratie en verbouwing zijn door middel
t bouwhistorisch en archeologisch onderzoek de laatste stukjes van de puzzel ge-
legd. Daarbij zijn onder meer de sporen gevonden van het bezoek van keizer Karel
V in 1545 aan het Duitse Huis. In de negentiende eeuw werd dit verbouwd tot Mili-
tair Hospitaal.
                                                                                   ;
En nu heeft Grand Hotel Karel V heeft zijn deuren geopend in het Duitse Huis-
complex. Het gebouw heeft een voor Nederlandse begrippen unieke historie, waar-
van de uiterlijke contouren bewaard blijven als gevolg van de nieuwe bestemming.
De Vereniging Oud- Utrecht nodigt haar leden en belangstellenden uit voor een
Karel V-dag met een lunch in het Duitse Huis, hedendaags het Grand Hotel Karel V.
Zaterdag 15 april 2000, van 11.00 tot 16.00 uur.
vervolg zie pagina 25
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
73ejaargangnr.i
februari 2000
ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging
tot beoefening en tot verspreiding
van de kennis der geschiedenis van
stad en provincie Utrecht.
Voorzitter: PA. Blok
Secretariaat:
Mw. CCS. (Tollen) Wilmer,
p/a Alexander Numankade 199-201,
3572 KW Utrecht.
Tel.: (030) 2866611
Fax: (030) 2866600
Het internetadres van Oud-Utrecht
is: www/.oud-utrecht.nl
Penningmeester: P. Kroes
U kunt zich opgeven als lid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar.
Oud-Utrecht,
Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar(26-/30,=;65+/44,= per jaar).
U-paslid/30,-
Familielidmaatschap ƒ 15,-
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C. van Oudheusden,
J.C.M. Pennings, P. Rhoen,
B. van Santen, M.A. Vugts en
M.vandeVrugt.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving:\&roen Tirion, Utrecht
Vormgeving cover: Hans Lodewijkx
Druh PlantIjnCasparie Utrecht
Oud-Vtrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda nummer 2,2000:
20 februari 2000,
verschijningsdatum 1 februari 2000.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 3 V2 inch floppy
(WordPerfect, versies 5,0 of 5.1 en
Word). Aanbevolen omvang 3000
woorden, waarbij het aantal noten
zo beperkt mogelijk gehouden moet
worden. Het gebruik van tussenkop-
jes wordt aangeraden; illustratie-
suggesties zijn zeer welkom.
Inhoud
Van de bestuurstafel
Een korte wandeling langs de digitale snelweg
NanetteVucts
Provinciemaagd met mijter
Kees Smit
4
5
Cajus en Titia
HenkUppelschoten
9
Stadstuinen
TOLIEN WiLMER
'5
Literatuursignalement
'9
Agenda
22
Het zwerfsteneneiland Maarn
WiAA Hoog EN DOORN
23
De Commissie Actuele Ontwikkelingen
25
vereniging Oud-Utrecht
februari 2000
-ocr page 8-
Van de bestuurstafel
Wat brengt het nieuwe jaar
Het bestuur wenst u, leden van on-
ze vereniging en lezers van ons Tijd-
schrift, van harte een voorspoedig
en gelukkig nieuwjaar.
Het oude jaar eindigde goed. Het
Historisch Café van december trok
bijzonder veel belangstellenden en
verliep heel geanimeerd. Sjarel Ex
bood inzicht in de toekomst van het
Centraal Museum. Volgens een in
korte tijd gegroeide traditie werd
het oude jaar voor de vereniging
Het lijkt dus als vanzelf te gaan om-
dat het aan het oog onttrokken ge-
schiedt. Maar het kost wel degelijk
veel inspanning van de redactie om
steeds zulke voortreffelijke jaarboe-
ken te blijven produceren. Haar
komt veel dank toe.
Die geldt evenzeer de tientallen ac-
tieve en enthousiaste leden die, on-
der regie van penningmeester
Kroes, de jaarboeken bij onze meer
dan 1900 leden in de hele provincie
bezorgen. Zij doen dat elk jaar in
weer en wind. En december staat
niet bekend om de heerlijke tempe-
raturen en de aangename zon-
uren. Deze vrijwilligers geldt een bij-
zonder woord van dank. Het is voor
een vereniging een voorrecht zulke
leden te mogen hebben.
De presentatie vond plaats tijdens
een bijeenkomst in de prachtige
Pieterskerk. Wethouder Van der Lin-
den sprak over het huidig en toe-
komstig cultuurbeleid in de hoofd-
stad. Gedeputeerde Kok lichtte de
cultuurhistorische voornemens en
perspectieven van de provincie toe
en mevrouw Van Son vertelde over
het cultuurbeleid van de gemeente
Utrecht in 1945-1965, waarover zij
ook een artikel in het Jaarboek
schreef
Voor hem gans onverwacht werd
aan het eind van de bijeenkomst de
heer Hoekstra het erelidmaatschap
aangeboden. Dat dit juist in de Pie-
terskerk gebeurde, waarover hij een
zeer informatief boekje heeft ge-
schreven en waar hij na de laatste
voorjaarsvergadering een erg ple-
zierige en leerzame rondleiding ver-
zorgde, deed hem en ons goed.
Aanleiding vormde het verlaten van
de redactie van het Jaarboek. Daar-
naast heeft hij nog vele verdiensten
voor onze vereniging gehad, gedu-
rende een groot aantal jaren en op
diverse gebieden. Zo heeft hij veel
initiatieven genomen, nieuwe we-
gen helpen banen en ook voor de fi-
nanciering daarvan zorg doen dra-
gen. Ik noem bijvoorbeeld de Stabu
als zijn geestekind.
Na deze terugblik een blik vooruit in
het eerste jaar van het nieuwe mil-
lennium. Dan kan gezegd worden
dat het 77e jaar voor de vereniging
een goed jaar beloofd te worden.
Allereerst lijkt ons iets zeer uitzon-
derlijks en verheugends te beurt te
gaan vallen. Thans kan ik nog niet
concreet zijn, maar in een volgend
Tijdschrift hoop ik u de nodige dui-
delijkheid te kunnen verschaffen.
Verder bleek het, dankzij meer ad-
vertenties, mogelijk het Tijdschrift
met vier pagina's uitte breiden. Ook
kon een meer kleurrijk uiterlijk aan
het tijdschrift worden verleend.
Ten derde heeft de evaluatie van de
lustrumcommissie tot een nieuw
voornemen geleid. Vanuit de leden
zijn vooral veel positieve reacties
ontvangen over de boottocht op de
Vecht. Dat heeft de commissie er-
toe gebracht het bestuur aan te be-
velen elk jaar een groter evenement
als een excursie aan de leden aan te
bieden. Het bestuur onderschrijft
dat daardoor de betrokkenheid van
de leden kan worden vergroot en
heeft de aanbeveling overgeno-
men. De Stichtendag in september
jongstleden vormde daarvoor ei-
genlijk reeds de opmaat. Inmiddels
bewegen de gedachten zich rond
keizer Karel V. De eerste informatie
hierover vindt u in dit Tijdschrift. Zo
worden u In het nieuwe jaar drie
prettige zaken in het vooruitzicht
gesteld: iets heel bijzonders waar-
over binnenkort meer, een omvang-
rijker en kleurrijker Tijdschrift en
een keizerlijke gebeurtenis.
Dat ook voor onze vereniging
2000 een goed jaar mag worden.
De eerste vooruitzichten lijken
daarop te wijzen.
echt afgesloten met de presentatie
van het Jaarboek. Graag onder-
streep ik hoe gelukkig Oud-Utrecht
zich kan prijzen dat elk jaar als van-
zelf een Jaarboek van hoge kwaliteit
kan worden gepresenteerd. Ik
schrijf "als vanzelf, omdat de wor-
dingsgeschiedenis voor de leden en
zelfs het bestuur volledig verborgen
is. En we vinden dat helemaal niet
erg, integendeel.
De enige inspanning van het be-
stuur is gelegen in het stellen van
de vraag aan de redactie of volgend
jaar weer op een Jaarboek mag wor-
den gerekend. Daarna breekt dan
het tijdperk van het grote wachten
aan. Slechts tweemaal wordt ope-
ning van zaken gegeven. Tijdens de
voorjaarsvergadering wordt gerap-
porteerd dat er goede vooruitzich-
ten bestaan, maar dat het niet van-
zelf gaat. En tijdens de
najaarsvergadering wordt medege-
deeld dat het weer is gelukt.
PA Blok
VOORZITTER
vereniging Oud*Utrecht
februari 2000
-ocr page 9-
Een korte wandeling langs de
digitale snelweg
Internet is tegenwoordig het medium om
informatie te zoeken. Via de verschillende
zoekmachines is het mogelijk om gericht te
zoeken naar onderwerpen waar men wat
meer van wil weten. Een aardige zoek-
machine in het Nederlands is www.ilse.nl.
Internet biedt veel; tegenwoordig kan je je
vliegtickets online bestellen bij www.klm.nl.
De weerberichten van de afgelopen tijd en
de weersvoorspelling van nu zijn te bekij-
ken op: www.knmi.nl. Maar wat is er voor
de historisch geïnteresseerde te vinden op
dit snelle medium?
Verschillende universiteiten en archieven
zijn te vinden op internet. Voor online zoe-
ken in een archief kan worden begonnen
bij de rijksarchieven. Er zijn een aantal rijks-
archieven die de mogelijkheid bieden 'on-
line' informatie uit hun archieven te halen.
Voor een overzicht van de verschillende
rijksarchieven kan de volgende site een
mooi begin zijn: www.archief.nl. Vanuit
deze site is er verder te surfen naar andere
sites van de verschillende archieven, bij-
voorbeeld www.hetutrechtsarchief.nl
De kleinere archieven zijn te vinden via de
gemeentelijke sites, kijk bijvoorbeeld eens
bij: ww.tref.nl/bunnik/romeinen/gesch.htm.
Op www.tref.nl zijn verder nog veel meer ge-
meentelijke sites te vinden via de zoekma-
chine. De informatie heeft meestal alleen
betrekking op de openingstijden van de ar-
chieven: er kan niet online gezocht worden.
Een klein rondje via de zoekmachines levert
aardig wat informatie op over de provincie
Utrecht. Dat varieert van verschillende ge-
meentes die een eigen website beheren tot
de provincie zelf: www.provincie-utrecht.nl.
De website van de gemeentes zijn erg mak-
kelijk te vinden. Typ eerst www. vul dan in
de gemeente die wordt gezocht, bv. Amers-
foort wordt www.amersfoort.nl. Ook een
andere site over Utrecht is een aanrader:
www.casema.net/~autummers/utrecht.html.
Op deze site staat enorm veel informatie
over Utrecht. Met name de pagina met de
links is indrukwekkend, 800 links op alfabe-
tische volgorde!
Voor meer surfmogelijkheden op het ge-
bied van kunst, cultuur en geschiedenis be-
staan er mooie sites om mee te beginnen.
Informatie over musea in heel Nederland
wordt gegeven op de mooie site: www.tri-
bute.nl/hollandmuseums, stilistisch erg
mooi en de zoekmachine werkt ook erg
goed. Ook de musea in de provincie Utrecht
zijn te vinden. Maar dat kan ook via een an-
dere weg: www.museum.ruu.nl/centraal-
museum.html.
Daarnaast bestaan er nog vele individuele
homepages die allerlei informatie bevatten
die degene die de homepage heeft ge-
maakt interessant vindt. Kijk bij deze indivi-
duele homepages vooral naar de links die er
staan, vaak kom je daardoor op de leukste
plekken terecht. Een voorbeeld van een ho-
mepage is: http://home.wxs.nl/~veraoooo/
webd0c5.html,
de auteur heeft hier een ver-
haal geschreven over Wie deed het met wie
in Zuilen in 1693.
Zoals bekend is Oud-Utrecht tegenwoordig
ook op internet te vinden op www.oud-
utrecht.nl maar er zijn meerdere historische
verenigingen die informatie aanbieden zo-
als Niftarlake: http://vechtstreek.nl/Oud-
heidkundiggenootschapniftarlake.htm.
De-
ze sites bieden vaak alleen informatie aan
over de vereniging en activiteiten.
Er zijn meerdere tijdschriften te vinden. Hier
het adres van aantal grotere: www.heem-
schut.nl de informatie is per provincie aan te
klikken en er is ook een link naar het tijd-
schrift. Het Historisch Nieuwsblad heeft als
adres: www.xs4all.nl/~hisnieuws en het
Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis:
www.sls.wau.nl/tvsg/. De grote tijdschriften
beheren hun sites vaak erg goed, dat bete-
kent dat de informatie vaak wordt bijge-
werkt en erg up to date is.
NANETTE VUCTS
Web-site Oud-Utrecht
Wilt U de meest recente
Oud-Utrecht informatie?
Bekijkt u ook de web-site van
Oud-Utrecht:
www.oud-utrecht.nl.
Door een onzer leden worden de
volgende uitgaven gevraagd:
Jaarverslagen van het Utrechts Mo-
numentenfonds (geniet) van 1944,
1954, 1955, 1958, 1959, 1960, 1964
en 1965.
Nieuwsbrief van het U.M.F, (gevou-
wen), nrs. 1 t/m 4, 52,56, 58 en 63.
Gevraagd door dhr. Martens van
Vliet, tel. 030 - 231 94 37. Vergoe-
ding in overleg.
-%
vereniging Oud-Utrecht
februari 2000
-ocr page 10-
Provinciemaagd met mijter
De titelprent van het Groot placcaatboek van Van de Water
In 1729 publiceerde Johan van
de Water (1689-1761) zijn
Groot placcaatboek.^ Dit
driedelige werk wordt nog da-
gelijks gebruikt door historici.
Toch is er opvallend genoeg
over Van de Water en zijn
plakkaatboek nauwelijk iets te
vinden. Alleen Dodt van
Flensburg heeft in 1842 het
contract met zijn uitgevers ge-
publiceerd.^ Van de Water
was getrouwd met
Wilhelmina Alstorphius (gest.
19sept. 1745), en woonde op
het Oudkerkhof. Hij studeerde
rechten in Utrecht, werd grif-
fier van het provinciale hof en
stierf op 4 maart 1761, zonder
kinderen na te laten.^
Kees Smit
%
vereniging Oud>Utrecht
februari 2000
-ocr page 11-
Ool< over de teJcenaar en graveur
van de titelprent Is weinig geschre-
ven. Jan Wandelaar^ (1692-1759)
was een leerling van Gerard de Lal-
resse. Dit Is aan de elegante figuren
van deze titelprent goed te zien. Hij
was ook als dichter actief, en hoorde
in Amsterdam bij de groep rond Ple-
ter Langendijk, voor wie hij verschil-
lende prenten getekend heeft.5 Bij
die groep hoorden ook 'oudheidlief-
hebbers' als Ludolf Smids,^ Claas
Bruin, M. Brouërlus van Nldek en
Andries en Gerrit Schoemaker. Pen-
ningkunde, topografie, regionale
geschiedenis en literatuur gingen
hand in hand. Wandelaar heeft ook
nog een toneelstuk op zijn naam
staan, Het gewaande bloedverwant-
schap
uit 1723. In dat jaar ging hij in
Leiden als anatomisch tekenaar
voor prof Albinus werken. Samen
maakten ze een van de mooiste en
grootste anatomische atlassen ooit.
Aan dit prachtige werk Is in 1991 in
het Museum Boerhaave te Leiden
een tentoonstelling geweid.7
In de 18e eeuw was het vrij ge-
woon dat een titelprent met alle-
gorische figuren In een gedicht
uitgelegd werd. Wandelaar deed
dat meestal zelf, zoals hier. Hij legt
eerst uit dat de drie standen in de
Utrechtse Staten aan hun attribu-
ten te herkennen zijn. De geeste-
lijkheid aan de mijter die de pro-
vinciemaagd op haar hoofd heeft
en de bisschopsstaf naast haar ze-
tel, samen met de lans van de rid-
derschap. De bijlbundel van de
stad Rome, omkranst met eiken-
loof, symboliseert de steden.
Het gewest of de provincie
Utrecht, in de 18e eeuw nog steeds
vaak 't Sticht, Gesticht of Neder-
sticht genoemd, ontvangt een
pakje 'plakkaten' uit handen van
de keizer. Deze wettelijke bepalin-
gen zijn bedoeld om allerlei mis-
standen tegen te gaan, en zijn be-
Muntschroefin
werking.
Tekening van
Dan. de Blieck,
1671
krachtigd met zegels. Karel V had
In 1528 een eind gemaakt aan de
zelfstandighbeld van het Sticht, en
Vredenburg gebouwd om de op-
standige stad eronder te houden.
Maar de keizer, geboren in Gent,
hier afgebeeld met de keten van
het Gulden Vlies, wordt, twee eeu-
wen later, als een groot man her-
dacht. Hij werd namelijk opge-
volgd door Philips II, die de
Nederlanden nog veel harder on-
derdrukte dan zijn vader.
Maar de Vrijheid, de maagd die te-
genover het Sticht staat, plant
haar standaard, met de vrijheids-
hoed erop, stevig in de grond, en
zet haar voet op de kop van Alva,
de gehate dwingeland. Met een
dolk en de Strop van de Bloedraad
machteloos in zijn hand, kan hij
niet meer bij een banderol komen,
waar 'non curamus vestros privile-
gios'
op te lezen staat. 'Wij bekreu-
nen ons niet om uw privileges',
dat lag Alva in de mond bestorven.
Bovenop de oude charters van Ka-
rel V geeft zij nieuwe bepalingen,
die landbouw (met korenschoof),
akkerbouw (met spade) en
veeteelt (op de achtergrond, met
herderstaf) er weer bovenop
helpen, evenals de adellijke jacht
(met valk). De Ouderijn, die in de
Tachtigjarige Oorlog en 1672 zo-
veel lijken wegvoerde, wordt uige-
beeld als stroomgod, zoals op
meer prenten van Jan Wandelaar.
Het net met drijvers dat op zijn
schoot ligt, beeldt de visserij uit.
De stok (roeiriem?) zal de scheep-
vaart weergeven.
Het volk schept weer moed en laat
weer munten van de schroefpers
(onder de valk) rollen. Die mecha-
nische pers had in 1671 na veel
weerstand de oude muntslag ver-
vangen in de munten van Dor-
drecht en Utrecht.^ De geruisloze
schroef werkte overigens wel frau-
de en diefstal in de hand.9 Maar
het (werk)volk gedraagt zich naar
behoren, want het beeld van Justi-
tla houdt toezicht. Ze heette In de
18e eeuw meestal Themis en was
nog niet geblinddoekt. De godin
zit dreigend op haar voetstuk, met
haar weegschaal en zwaard. Ja,
het plebs moest in de gaten en on-
der de duim gehouden worden.
Zo wordt de inhoud van het boek
uitgebeeld, en het moeizame
werk van het verzamelen van al
die oude oorkonden, waarvan er
%
Oud>Utrecht
vereniging
februari 2000
-ocr page 12-
VERKLARING
DER
Noten
1.  Grootplaccaatboek vervattende alle de
placaten ... der... Staten
's Lands van
Utrecht, mitsgaders van de... Borgemees-
teren en Vroedschap der stad Utrecht tot
denjare 1728,
Utrecht 1729, 3 dln., folio.
2.  Zie J.J. Dodt van Flensburg, 'Iets over
het uitgeven van het Utrechts-placcaat-
boek', in: Van der Monde's Tijdschrift
voor geschiedenis, oudheden en statistiek
ranL/(rec^(, 8 (1842), 426-428.
3.  Al deze gegevens ontbreken in Nieuw
Ned. Biogr. Wbk.4,
1441, waar een paar
regeltjes over J. van de Water staan.
4.  Zoon van de zeeman Thomas Wande-
laar Philips (gedoopt Amst. 25 mei
1664) en Ariaentje Mels Arents (geb. ca.
1665) geref., die op 30 okt. 1688 ge-
trouwd waren. |an Wandelaar trouwde
in 1713 met Eli.sabeth Smit (1686-1728),
remonstrants, dochter van Neeltjc
Springels (Neeltjc lans en jan Smit?).
5.  Zie C.G. M. Smit, '|an Wandelaar, teke-
naar van titelprent Westermeer', in:
Nieuwsbrief Vereeniging Oud-Heemste-
de-Bennebroekm.
28 (sept. 1981) p. 2-5.
6.  Hij schreef o.a. over Romeinse vondsten
bij Vechten, en wordt in Utrechtse lite-
ratuur steevast Ludovicus genoemd.
7.  Zie over zijn werk De volmaakte mens:
De anatomische atlas van Albinus en
Wandelaar,
Leiden 1991 (tentoonstel-
lings-catalogus Museum Boerhaave).
8.  In datzelfde jaar had Daniel de Blieck
een reeks technische tekeningen ge-
maakt om de werking van de munt-
schroef te verduidelijken. Zie C. Hoitse-
ma en F. Feith, De Utrechtsche munt, uit
haar verteden en heden,
Utrecht 1912,
76-77. Op de prent van Wandelaar is het
uiteinde van een van de armen te zien.
De woorden muntschroef of schroefpers
zijn overigens niet in ons hooggeprezen
zojuist voltooide Woordenboek der Ne-
derlandsche taal te
vinden, evenmin als
in de WP-encyclopedie.
9.  Vriendelijke mededeling van Janjaap
Luijt. Dank ook aan Joyce Pennings die
het artikel nauwgezet gelezen heeft.
TYTELPRINT.
_£\.in 's Blj]chopi Myter, Suf, den '^ddidyken Lmi,
Der Steden BoiMéyl, co zynen Eikfnk'mi
Is 't oud, en achtbaar STICHT VAN UTRECHT wel te kennen.
't Ontfangt TUcaten (om 't Gemeen aan tucht te wennen)
Met Zegtltn geïlerkt, op dat zy 't Rcch; bcwaai'
Van KARIL, haren Vorft, dien grootra Genrena.ir.
Doch, na dat NehlanJi Leeutf zyn zeven trouwe Landen
Geprangt zag door Philips t'ondraagelyken banden,
Red haar de VRYHtlT wéér van ALVAaS M ea/lrop;
Zy plant haar* Stander, zet haai' /^o« op 's Dwinglands kop.
En geeft aan 't Sticht noch meer 'PUcaien, Willekeuren,
Die LAND, en AKKERBOUW het hoofdt weer op doen beurenj
'c VEE HOEDEN fchept wcér aêm, met de adelyke JAGT,
En de oude RHYN , die eerft met Lyken wierd bevracht.
En menigwerf beroert door bittere Ooielogen,
Geeft aan de f^iffcheiy en SeheepVuarfneér vermogen:
Ja, 't algemeen fchept moedt, en doet den Mmtfchroef gan,
Naardien het THEMIS Schaal ea ZTmiardt ziet boven ftaan.
Dus ziet men afgebeelt den Inhoudt dezer Bladeren,
Waar van mco eenige op den Voorgrondt ziet vergaderen,
(Die ecrtydts waarcn in de duifternis verfprcit)
By de andeten, ia 't Lkk door LIEFDE en NAARSTIGHEIT.
J. WANDELAAR.
als 18e eeuwer decent gekleed
heeft. Een eeuw eerder zou ze er
waarschijnlijk bijgezeten hebben
als de boerenmeid rechts.
Niet alleen iconografisch, ook taal-
kundig leverde de maagd proble-
men op. Zij is uiteraard vrouwelijk,
maar omdat ze fungeert als 't
Sticht is ze onzijdig. Wandelaar is
over dat probleem gestruikeld. In
regel 4 schrijft hij "t Ontfangt',
maar in de volgende regel 'op dat
zy 't Recht bewaar'. Voornaam-
woordelijke aanduidingen, daar
hebben Nederlanders altijd al
moeite mee gehad. Gelukkig was
Wandelaar bekwamer met de gra-
veerstift dan met de ganzenveer.
Niet alleen de kunstenaar, ook de
rechtsgeleerde Van de Water en
zijn standaardwerk verdienen
meer aandacht.
heel wat zoek geraakt waren,
maar die nu weer met liefde en ij-
ver aan het licht gebracht zijn,
wordt verduidelijkt door twee put-
ti en een lichtend vlammetje. Ook
deze kleine godjes, de oude, lig-
gende stroomgod met zijn water-
kruik, het hoge voetstuk met het
beeld, komen vaker voor op de ti-
telprenten van Jan Wandelaar, die
zijn eigen prenten ook vaak zelf in
een gedicht uitlegde.
De provinciemaagd is een figuur
g die tussen de gangbare Hollandse
maagd en de vele stedenmaagden
gedacht moet worden. In 1728 was
de bisschoppelijke hiërarchie nog
lang niet hersteld, anders zou de
aartsbisschop ongetwijfeld gepro-
testeerd hebben tegen een maagd
die zijn mijter opgezet had. En dan
te bedenken, dat de tekenaar haar
%
vereniging Oud'Utrecht
februari 2000
-ocr page 13-
Cajus en Titia
Geloof hoop en liefde in Utrecht rond een huwelijksdispensatie in de Tweede Wereldoorlog
Het is 30 september 1943. In vrijheid rondlo-
pende joden kent Nederland al niet meer. Zelfs
de beide voorzitters van de joodse Raad, As-
scher en Cohen, zijn nu aangekomen in het
doorgangskamp Westerbork. Op die datum
vraagt de 24-jarige RudolfWillibrordus
Lijdsman dispensatie aan de aartsbisschop van
Utrecht om kerkelijk te mogen trouwen met
Antonette Auguste Zoeteman, 26 jaar oud.
Lijdsman, katholiek gedoopt in 1942, is half-
jood volgens de nazi-terminologie. Zoeteman is
niet-katholiek en ongedoopt. Naar zal blijken
was Zoeteman de schuilnaam van een vol-
joodse, dat wil zeggen dat zij vier joodse groot-
ouders had. Bijna haar hele familie was al naar
Polen gedeporteerd. Bij de bij het verzoek
betrokken geestelijkheid stond dit paar ook wel
bekend als Cajus en Titia, gebruikelijke code-
namen in kerkelijke kringen als anonimiteit
gewenst was.
Hoe verging het deze Cajus en Ti-
tia? Een antwoord op deze vraag is
te vinden in het archief van het
aartsbisdom^ Utrecht dat bewaard
wordt bij Het Utrechts Archief. Een
onderdeel van het archief van het
aartsbisdom vormt een serie bij de
aartsbisschop ingediende verzoe-
l<en voor huwelijl<sdispensatie.
Daarbij zijn speciaal die huwelijks-
dispensaties van belang die be-
trel<l<ing hebben op een verschil
van eredienst [in disparitas cultus).
Naast het dossier met betrekking
tot de huwelijksdispensatie van
Lijdsman en Zoeteman zijn gege-
vens voor dit artikel ontleend aan
Henk                        gesprekken gevoerd met de 8o-ja-
Uppelschoten           rige heer Lijdsman.
Alleen al de bestudering van de
twintig pagina's die dit dossier telt
roept veel vragen op. De aanvraag
van deze bruidegom in spe heeft
een uitzonderlijk traject doorlo-
pen. Mgr. dr. J. de Jong, de aarts-
bisschop, wees het verzoek in eer-
ste instantie af, verleende alsnog
dispensatie en trok die vervolgens
weer in. En dat alles binnen een
maand tijd, in oktober 1943. Zeven
maanden later kreeg het paar van
hem uiteindelijk toch nog het
groene licht.
Waren er nieuwe feiten, andere
omstandigheden? Zijn de aange-
voerde argumenten wel altijd ge-
loofwaardig geweest? Is de aarts-
bisschop met listig geformuleerde
halve waarheden benaderd, of is
hij mogelijk zelfs bewust misleid?
En zo ja, door wie? Door Cajus en
Titia zelf, of door de biechtvader
van Lijdsman, hun voorspreker bij
deaartbisschop?
Huwelijksdispensaties
'Zij is nou niet bepaald moeders
mooiste, nog afgezien van het feit
dat ze mank loopt. Eigenlijk is dit
haar laatste kans om nog aan de
man te komen.' Met deze uit het
leven gegrepen argumentatie pro-
beerde een dorpspastoor in de
Tweede Wereldoorlog toestem-
ming te krijgen voor een kerkelijk
huwelijk van een katholieke
vrouw met een niet-katholiek. En
hij had succes. De aartsbisschop
van Utrecht, De Jong, verleende
welwillend zijn dispensatie.
Gewoonlijk echter wendden de pa-
rochiegeestelijken zich in hun bes-
te kerklatijn, tot de aartsbisschop
met meer verheven motiveringen
{causae). Zoals het gevaar dat het
paar anders alleen een burgerlijk
huwelijk sluit: de katholieke partij
leeft dan in de ogen van de kerk in
concubinaat. De hoop op bekering
van de niet-katholieke partij speelt
een rol evenals het belang van een
katholieke opvoeding van de even-
tuele kinderen. Het verzoek om
dispensatie voor zo'n 'gemengd'
huwelijk moest vergezeld gaan
van waarborgen, vooral in verband
met dat laatste aspect. Ook bloed-
verwantschap, bijvoorbeeld een
huwelijk van neef en nicht, was
verschillende keren onderwerp van
dispensatie. Zo'n verzoek ging ver-
gezeld van keurig getekende stam-
bomen.
In feite moesten alle afwijkingen
van het canoniek recht aan de dio-
cesane curie worden voorgelegd.
Voor uitzonderlijke problemen
kon de aartsbisschop natuurlijk al-
tijd de Romeinse curie raadplegen.
De mogelijkheid van contact met
Rome werd tijdens de oorlog uiter-
aard steeds problematischer.
Daarom fungeerde het bisdom
tempore belli (in/wegens oorlogs-
tijd) als een nog zelfstandiger be-
stuursorgaan. Alle afwijkingen
van de kerkrechtelijke bepalingen,
ook de op het eerste gezicht trivia-
le, waren van belang.
Een dispensatie, die vaak voor-
kwam, was het ontslagen worden
van de voorgeschreven afkondigin-
gen van het huwelijk, drie weken
achter elkaar, op zondag vanaf de
preekstoel. Hierbij konden verschil-
lende factoren meespelen. Tempo-
re belli
kon er sprake zijn van een
onderduiker: zijn adres gaf je na-
tuurlijk niet prijs, of de man moest
zich op korte termijn melden voor
de arbeidsinzet in Duitsland. Of ter
vermijding van schandaal: de om-
geving wist niet beter of het paar
was al kerkelijk gehuwd, soms wa-
ren er al kinderen. Ook dreigend
schandaal voor de ouders kon een
valide argument zijn. Bijvoorbeeld,
de vader van een bruidegom is le-
raar aan de middelbare school en
%
Oud.Utrecht
vereniging
februari 2000
-ocr page 14-
lid van het kerkkoor. De vader van
de bruid is een vooraanstaand be-
stuurslid van de Vincentiusver-
eniging (R.K.-armenzorg). De jon-
gelui zijn pas 21 en zij is net
zwanger. Als ze nu in stilte kunnen
trouwenen naar A. verhuizen waar
niemand hen kent, kunnen ze daar
de geboorte afwachten en bijvoor-
beeld pas na de oorlog terugko-
men. Hier vraagt niemand in de
kennissenkring van de ouders zich
meer af of zij wel op tijd getrouwd
waren. Geen 'moetje'!
Zijn er nu tijdens de Tweede We-
reldoorlog volgens het archief van
het aartsbisdom Utrecht opval-
lend veel meer dispensaties ver-
leend dan in vergelijkbare perio-
des vóór en na de oorlog? Was
mgr. dr. De Jong extra soepel?
Nee. Wel opvallend is de voortva-
rendheid, vaak per kerende post,
waarmee de gevraagde dispensa-
ties in Utrecht zijn verleend. Dat
gold ook voor de 281 tempore belli
verzoeken uit deze periode. Een
snelle afhandeling vond echter be-
paald niet plaats met het verzoek
(beter nog de herhaalde verzoe-
ken) van Cajus en Titia.
De voorgeschiedenis
Ru Lijdsman was volgens het toen-
malige Duitse jargon een Misch-
ling,
een halfbloed, zoon van een
joodse moeder en een niet-joodse
vader. Dergelijke 'gemengd ge-
huwden' waren, mits als zodanig
erkend, gevrijwaard voor de mees-
te treiterijen, bepalingen, en erger,
van de jodenvervolgers. Natuurlijk
wel bis auf weiteres. Zo hoefden
zij geen jodenster te dragen.
De vol-joodse Annie Meijer, zijn la-
tere vrouw, was ondergedoken in
Amsterdam, evenals een zus. Haar
vader was een van de slachtoffers
van de ontruiming in januari 1943
van het 'Apeldoornse Bos'. De pa-
Gezicht op de St.
Wülibwrduskerk
in Minrebroeder-
straat. Vervaardi-
ger P.W. van de
Weijer n. A. Tepe
(1875).
totaal zo'n tachtig mensen, alleen
omdat ze joden waren. Zichronam
Uvracha?
Vooral na het verraad van haar
moeder in juli 1943 voelde Annie
Meijer zich niet meer veilig als on-
derduikster. Met hulp van het ver-
zet kreeg zij een nieuw paspoort
als Zoeteman, een kort tevoren
overleden leeftijdsgenote. Dankzij
de illegale medewerking van een
ambtenaar was dat overlijden uit
het bevolkingsregister verwijderd.
Dat gebeurde overigens wel meer.
Dat paspoort bevatte nu haar sig-
nalement. Annie Meijer ging weer
bovengronds leven, in Utrecht.
tiënten en een deel van het perso-
neel van dat joods krankzinnigen-
gesticht - meer dan 900 mensen -
werden op de meest afschuwelij-
ke manier eerst op vrachtwagens
en daarna in veewagons gesme-
ten. Hun trein ging rechtstreeks
naar Auschwitz/Birkenau, waar de
patiënten meteen na aankomst
levend werden verbrand. Hun,
soms vrijwillig meegegane, ver-
plegend personeel is later vergast.
Annie Meijer's moeder, die in Hil-
versum was ondergedoken, werd
verraden en naar Polen gedepor-
teerd. Haar hele familie, op die ene
zus na, is in de oorlog vermoord. In
10
vereniging Oud'Utrecht
februari 2000
-ocr page 15-
Het eerste verzoek afgewezen
Het verzoek om een 'gemengd hu-
welijk' {indisparitas cultus) tussen
Lijdsman en Zoeteman is opge-
steld door H.Th. Mets, hun pastoor
van de St. Willibrordus-parochie in
Utrecht. Over het feit dat de
vrouw jodin was, is van meetaf
aan door het paar open kaart ge-
speeld, maar dan wel als Zoete-
man. Haar echte identiteit, Annie
Meijer, is aan niemand verteld. In
het verzoek wordt een drietal re-
denen of motiveringen opgege-
ven. Ten eerste de hoop op een
waarschijnlijke bekering tot het
katholieke geloof van de bruid, die
al onderricht ontving. Bovendien
was de vrouw zwanger, bevrucht
door de bruidegom. Tenslotte was
er het gevaar van alleen een bur-
gerlijk huwelijk, als een kerkelijk
huwelijk werd geweigerd.
De hoop op bekering? Lijdsman
was zelf ruim een jaar eerder uit
overtuiging katholiek geworden
en gedoopt. Veiligheidsoverwe-
gingen hebben daarbij geen rol
gespeeld. Zijn vrouw was er echter
beslist nog niet aan toe.
Een zwangerschap? Titia zou
zwanger zijn sinds begin augustus
1943. De officiaal, mgr. van de Loo,
wijst in een brief van 23 april 1944
aan zijn aartsbisschop op 'de beval-
ling over eenigen tijd'. Dat zou nog
net kunnen. Maar op 7 mei 1944
rept hij terzake van 'over een paar
maanden'. Dat maakt nieuws-
gierig, want ook de celibataire
geestelijkheid kan toch wel tot ne-
gen maanden tellen? Wanneer
wordt er nu eindelijk eens een kind
geboren? Volgens het doopboek
van de parochie St. Willibrordus
werd op 9 december 1944 gedoopt
Oda Maria Juliette, dochter van
R.W. Lijdsman en A.A. Zoeteman.
Op 8 december was zij geboren.
Volkomen overbodig en riskant
ten zij dan zoo lang wachten, tot
zij werkelijk katholiek geworden
is. "Ja, maar het kan niet zoo lang
wachten: zij is zwanger!" Dat is
treurig genoeg, maar om die re-
den geven Wij zeker geen dispen-
satie: Wij zouden anders nog als
het ware een belooning geven
voor de zonde. Wat Wij nog wel
willen doen is: goedvinden, dat zij
in de Kerk wordt opgenomen,
zoodra U de overtuiging hebt, dat
zij gelooft, en zij de noodzakelijke
waarheden kent.'
Een tweede poging
Na deze niet te verstane afwijzing
trok pastoor Mets zich terug. Een
overweging daarbij kan zijn ge-
weest dat hij zelf geen onnodig ri-
sico wilde lopen. Hij was pas kort
geleden ontslagen uit Haaren, een
van de Brabantse kampen waar de
bezetters enkele honderden, veel-
al prominente, Nederlanders ge-
gijzeld hielden.
Hij liet het aan priester Venings
over om het paar op de hoogte te
stellen. Venings was als rector
(geestelijk verzorger) verbonden
aan het ziekenhuis St. Johannes de
Deo, ressorterend onder dezelfde
parochie. Tijdens de afwezigheid
van de pastoor werd hij de biecht-
vader van Cajus. Zij kenden elkaar
overigens al langer uit de muziek-
wereld.
Venings deed echter een ver-
nieuwde poging bij de aartbis-
schop. Hij begint met een schets
van de persoon en achtergrond
van Titia: 'Zij heeft ten gevolge
van de huidige oorlogsomstandig-
heden kortelings haar ouders en
nog andere naaste familieleden
verloren. Uitwendig doet zij zich
wat koud en cynisch en zakelijk
voor. Maar uit gesprekken met
haar weet ik hoezeer zij inwendig
ten prooi is aan droefheid, angst
noteert priester, tevens huisvriend
van het paar, C. Venings, als bijzon-
derheid in de kantlijn dat het kind
is geboren binnen een geldig hu-
welijk, dat nog niet burgerlijk is ge-
sloten.
Het gevaar van alleen een burger-
lijk huwelijk? 'Naar ons door de
betrokken Duitsche autoriteiten
wordt medegedeeld, is aan Joden
het huwen en de buitenechtelijke
geslachtelijke omgang met niet-
Joden verboden'. Deze bekendma-
king, ondertekend door de Joodse
Raad, verscheen in het Joodsche
Weekblad van 25 maart 1942. Te-
gelijkertijd besloot men dat Ne-
derlandse ambtenaren van de
burgerlijke stand voortaan alle ge-
vallen waarin joden met niet-jo-
den in ondertrouw gingen, onmid-
dellijk aan de Sicherheitspolizei
moesten melden. Joden die met
niet-joden in ondertrouw waren
gegaan, zouden worden gearres-
teerd. Voor de (immers) als arische
geregistreerde Titia en de als jood
geregistreerde Cajus was het dan
ook onvoorstelbaar dat een bur-
gerlijk huwelijk ooit zelfs maar
overwogen zal zijn.
Al met al blijft er van de aange-
voerde motiveringen niet veel
over. Bekering: twijfelachtig.
Zwangerschap: onzeker. Burgerlijk
huwelijk: onmogelijk. De aartsbis-
schop maakt er al een dag later, i
oktober, korte metten mee. Al rept
hij niet over dit derde argument,
klaarblijkelijk daarover niet door
pastoor Mets geïnformeerd: 'U
weet hoe streng Wij meenen te
moeten zijn inzake dispensatie
mixta religio enz. Het is hier wel
een uitzonderlijk geval (gelukkig),
maar de redenen, die U aanhaalt,
kunnen ons niet bewegen dispen-
satie te verleenen. Immers de ver-
wachting, dat zij Katholiek zal
worden, doet Ons opmerken: la-
%
Oud.Utrecht
vereniging
februari 2000
-ocr page 16-
Cajus en Titia
om het lot van haar dierbaren aan
wie zij zeer gehecht is, en angst
ook voor zichzelf.' Begrijpelijk dan
ook, zeker nu zij weet dat zij zwan-
ger is, dat zij voor haarzelf en hun
kind de veiligheid zoekt van een
geldige huwelijksband, aldus Ve-
nings.
Venings vervolgt verder dat wat
de hoop op een vaste en oprechte
bekering betreft, wel in het oog
gehouden moet worden dat Titia
pas sinds ongeveer twee maan-
den begonnen is met het katholi-
cisme kennis te maken, en dat niet
uit een behoefte van binnenuit.
Het is eerder te vrezen dat zij later
zo'n stap, gezet onder druk van de
omstandigheden, als onberaden
zal betreuren. Met als gevolg een
afkeer tegen het geloof. 'Zij meen-
de, naar ze mij bij haar eerste on-
derhoud verklaarde, "overtuigd
atheïste" te zijn, een mening die
overigens voornamelijk steunde
op de voor haar pijnigende raadse-
len van de combinatie ener Voor-
zienigheid van den enen, en alles
wat thans schijnbaar straffeloos
gebeuren kan van den anderen
kant.' Titia dreigt 'in wanhoop' on-
verbloemd met abortus. Telefo-
nisch laat zij Venings nog weten,
dat zij van plan is 'naar Oostenrijk
te gaan om daar in de Verpleging
te werken', als haar relatie met Ca-
jus niet gesanctioneerd kan wor-
den. Zo er iets onvoorstelbaar is,
dan toch wel dat een jodin - ook
nog onder een valse naam - , die
haar hele familie heeft verloren,
bereid zou zijn geweest om vrij-
willig midden in het nazi-rijk te
gaan werken! Het vermoeden is
gerechtvaardigd dat hier sprake is
van een code in de briefwisselin-
gen: dan ga ik weer Onderduiken,
en in het Verzet.
Ook de persoon en achtergrond
van Cajus worden geschetst. Hij is
opgegroeid in een anti-godsdien-
stig milieu en zijn recente over-
gang tot de kerk is onverdacht. Hij
is afgestudeerd in de wis- en na-
tuurkunde. Behalve intelligent is
hij ook zeer muzikaal begaafd. 'Bo-
vendien heeft hij zelf joods bloed',
aldus Venings. Hij heeft een baan-
tje als leraar, bij de LOI in de Burge-
meester Reigerstraat. De LOI
werkte namelijk niet met ariërver-
klaringen. Redenen genoeg voor
de rector om zijn aartsbisschop te-
gen te werpen: 'Dat een eventueel
thans verleende dispensatie een
soort premie op de zonde zou zijn
is o.i. nietwaar.'
Venings sluit als volgt af: 'In iure
resumerend kan worden gezegd
dat de door den Pastoor (die lang
afwezig was geweest en zich zeer
snel van de aanhangige kwestie
op de hoogte moest stellen) als
derde genoemde causa niet aan-
wezig moet worden geacht: de
mentaliteit van Cajus verzet zich
daartegen.' Een wel zeldzaam on-
begrijpelijke opmerking van hem.
De door rector Venings zo in ex-
tenso geformuleerde karakterbe-
schrijvingen en verstrekte achter-
grondinformatie leiden tot het
gewenste resultaat. Op 18 oktober
1943 verleent De Jong dispensatie
voor het sluiten van een gemengd
huwelijk. Een paar dagen later, op
22 oktober, komt de aap uit de
mouw. Na de aartsbisschop, mede
namens het betrokken paar, te
hebben bedankt vraagt Venings
een aanvullende goedkeuring, en
wel om alleen een kerkelijk huwe-
lijkte mogen sluiten. En niet in het
openbaar, maar zo stil mogelijk,
alleen in aanwezigheid van getui-
gen. 'Omdat het in de huidige om-
standigheden voor hen niet mo-
gelijk is burgerlijk te trouwen.'
Het zal De Jong niet zijn ontgaan
dat de biechtvader in zijn vorige
brief, over de derde van de door
Mets aangevoerde causae (het ge-
vaar van het sluiten van alleen een
burgerlijk huwelijk) schreef dat dit
gevaar '... niet aanwezig moet
worden geacht: de mentaliteit van
Cajus verzet zich daartegen.' En
dan nu dit. Begrijpelijkerwijs toont
de aartsbisschop zich gebelgd. Zijn
reactie op 26 oktober luidt als
volgt: 'Onze Secretaris heeft ons
nader uiteengezet de "omstandig-
heden", welke het partijen onmo-
gelijk maakt een burgerlijk huwe-
lijk aan te gaan. Maar daarmee is
er een factor in het geding ge-
bracht, waarmee Wij bij de verlee-
ning van de dispensatie in dispari-
tas cultus geen rekening hebben
gehouden, en wijl deze factor ge-
heel andere uitzichten opent, is
een en ander aanleiding gewor-
den de aangelegenheid opnieuw
onder oogen te zien. Toen Wij er
toe overgingen dispensatie te ver-
leenen, meenden Wij hiermede de
mogelijkheid te openen, dat par-
tijen ook in geweten een burger-
lijk huwelijk konden sluiten. Maar
nu kan dat burgerlijk huwelijk niet
plaatshebben. En bijgevolg betee-
kent dispensatie in casu niets an-
ders dan een legitimatie voor het
voortzetten van sexueel verkeer!
Wij zien niet, welke andere "voor-
deelen" een dispensatie in deze
omstandigheden nog heeft. Bur-
gerrechtelijk blijft het een concu-
binaat, het kind krijgt haar naam,
voor buitenstaanders (familie en
kennissen) blijft het een "hokpar-
tij". En daar zouden Wij nog wel
sanctie aan geven! Wat kan daar-
uit nog volgen, als dat eens tegen
Ons werd uitgespeeld?'
Vervolgens: 'Zij is niet-katholiek,
en stel nu eens, dat haar liefde be-
koelt (wat heel niet denkbeeldig
is), dan voelt zij zich niet gebon-
den, hij daarentegen wel. En moe-
verenlglng Oud-Utrecht
februari 2000
-ocr page 17-
ten Wij er nu in deze omstandig-
heden toe meewerken, dat hij ge-
bonden wordt, terwijl zij zich ui-
teraard niet gebonden voelt?
Maatschappelijk gezien is er O.i.
geen verschil, of zij kerkelijk ge-
huwd zijn of niet. In beide geval-
len moet hij zich het lot van haar
en haar kind aantrekken. Om al
deze redenen meenen Wij de ver-
leende dispensatie te moeten in-
trekken, gelijk Wij bij dezen doen.'
'Wat kan daaruit nog volgen, als
dat eens tegen Ons werd uitge-
speeld?' De aartsbisschop zal hier-
bij eerder gedacht hebben aan kri-
tiek na de oorlog door de Neder-
landse overheid, dan aan een reac-
tie van de kant van de Duitse be-
zetters, mocht zoiets nu onver-
hoopt al bekend raken. Is de rest
van zijn betoog gebaseerd op
wantrouwen jegens andersden-
kenden? Of vrouwonvriendelijk?
Venings is geschrokken van de
wending die de zaak heeft geno-
men, zo schrijft hij De Jong op 26
oktober. Cajus en Titia stelt hij
vooralsnog niet op de hoogte van
deze nieuwe afwijzing. Wel verze-
kert hij de aartsbisschop dat hij
zich vanzelfsprekend bij diens be-
slissing neerlegt, maar hij uit ver-
volgens impliciet zijn twijfels over
de juistheid ervan. Dat zij niet naar
het stadhuis kunnen gaan, de jon-
gen kan er toch niets aan doen dat
zijn moeder joods is? En heeft het
meisje al niet meer dan genoeg
zorgen? De hoop op haar bekering
wordt er zo ook niet beter op.
Zou Venings zich nu werkelijk niet
gerealiseerd hebben, dat hij zelf in
eerste instantie niet eerlijk, al-
thans niet volledig was geweest
met zijn informatie richting aarts-
bisschop? Begin november wor-
den Cajus en Titia geïnformeerd,
daarna blijft het een halfjaar stil.
Aartsbisschop De
long tijdens de
bisschopswijding
van mgr. Baeten in
december 1945
(collectie Ton van
Schaik).
De laatste, succesvolle poging
In april 1944 vertelde het paar rec-
tor Venings dat Annie zwanger
was, waarop hij beloofde opnieuw
met de aartsbisschop contact op
te nemen.
'Op het gevaar af U hiermee te
mishagen', zo begint hij zijn brief
van 20 april 1944 aan de aartsbis-
schop, 'waag ik het na lang aarze-
len U nogmaals lastig te vallen
over die Huwelijks-casus, die ik in
de 2e helft van het vorig jaar reeds
bij U aanhangig had gemaakt.'
Frappant detail is nog, dat Ve-
nings in zijn brief van twee kantjes
zorgvuldig de namen Lijdsman en
Zoeteman vermijdt. Logisch, in
correspondentie bleef dat gevaar-
lijk. Maar onlogisch en enigszins
naïef geeft hij wel hun adres prijs:
'Aan anderen zou hun samenwo-
nen zeker niet opvallen, daartoe
leent zich de straat en de buurt
niet (fam. Claassen, Heren-Mode-
Zaak, Korte Jansstraat).'
Het meest opvallende in deze brief
van 20 april 1944 is het ontbreken
van welke verwijzing dan ook naar
een zwangerschap. En toch moet
dat dé reden geweest zijn voor Ve-
nings om zich nogmaals tot zijn
aartsbisschop te wenden, maar
dan wel zonder hem volledig te in-
formeren. Nu was Titia zeker
zwanger. Welke toelichting dan
ook over dit gegeven zou welhaast
zeker de toorn van de aartsbis-
schop hebben afgeroepen. Zijn
hiervoor geciteerde brieven zijn
duidelijk genoeg. Het zou zijn on-
herroepelijke bevestiging hebben
betekend van zijn afwijzing van
het verzoek om dispensatie. Het
was het een of het ander: zij was
nu pas voor het eerst zwanger, en
dan was de aartsbisschop in het
najaar van 1943 inderdaad op dit
punt verkeerd voorgelicht. Of een
toch wel bestaande eerdere zwan-
gerschap was voortijdig beëindigd
(in welke vorm dan ook), maar dan
Oud.Utrecht
vereniging
februari 2000
-ocr page 18-
Cajus en Titia
hadden Cajus en Titia zich daarna
kennelijk weer niets aangetrokken
van het kerkelijk verbod op seksu-
ele omgang voor het huwelijk.
Hoe dan ook, Venings doet door
zijn zwijgen over dit facet impli-
ciet net alsof er in die situatie niets
veranderd is. En misleidt aldus de
aartsbisschop. Verschoonbaar mis-
schien, gezien alle omstandighe-
den, maar misleiding blijft het.
De Jong is blijkbaar niet mishaagd,
want hij gaat advies inwinnen bij
zijn officiaal, mgr. F.A.H, van de
Loo. De officiaal is een rechtsge-
leerde priester, die in naam van de
aartsbisschop de zorg heeft voor
de rechtsbedeling in het diocees.
De Jong is geïnteresseerd geraakt
in de doctrinaire kant van de zaak.
'Wat de opportuniteitskwestie be-
treft, staan Wij er nog zeer scep-
tisch tegenover.'
Van de Loo was in de oorlogsjaren
officiaal van het aartsbisdom
Utrecht. Nooit bevreesd, 'ook niet
voor de Dl' om voor zijn mening
uit te komen. Al op 23 april 1944
diende Van de Loo de aartsbis-
schop van advies. Zijn advies valt
in twee delen uiteen. Allereerst de
menselijke aspecten, vervolgens
de doctrinaire, waarbij overigens
het belang van de kerk niet uit het
oog wordt verloren. Het is toch
wel van groot belang dat tenmin-
ste een katholieke opvoeding van
het kind zo goed mogelijk wordt
veiliggesteld. Want terecht stipu-
leert Van de Loo nog, dat een kerk-
rechtelijke maar geen burgerrech-
telijke erkenning praktisch voor
het kind van weinig waarde is. 'En
zelfs weet men nog niet wat de
vrouw, in haar verbittering en
wanhoop, uiteindelijk nog met
het kind in utero doet, als dispen-
satie opnieuw - en nu vanzelf
practisch definitief geweigerd
wordt. Ze heeft immers destijds
onverbloemd te kennen gegeven,
dat ze dan serieus dacht over
abortus provocatus.' Hij is inder-
daad slecht in'tellen'!
Inmiddels is wel duidelijk gewor-
den dat de officiaal het paar ter
wille wilde zijn. Hij trok zijn eigen
juridische registers open om De
Jong argumenten te geven op
grond waarvan de dispensatie
toch verleend zou kunnen wor-
den. Zijn betoog komt samenge-
vat (zijn accentueringen) hierop
neer. De staat mist het recht onre-
delijke huwelijksvoorwaarden, op
straffe van nietigheid, voor de on-
gedoopten op te stellen. In casu is
handhaving in feite een groot on-
recht jegens de vrouw, vanwege
het veel te grote risico voor haar
leven. Het kan onmogelijk in het
algemeen belang zijn wanneer al-
les wat niet-ariër is geen geldig
huwelijk kan sluiten zolang de ter-
reur van de overweldiger in ons
land de scepter zwaait. Dat is bo-
vendien strijdig met het natuur-
recht, namelijk dat ieder mens van
nature recht heeft op het grote
goed van het huwelijk. Het kan
niet de bedoeling zijn van onze
wettige Nederlandse regering om
onder de huidige omstandighe-
den alleen kerkelijk gesloten hu-
welijken niet te erkennen. Zou dat
toch gebeuren, dan maakt ze zich
schuldig aan machtsoverschrij-
ding en dat maakt haar wetgeving
ongeldig.
De toestemming
De Jong is overgehaald. Op 8 mei
1944 geeft hij aan Lijdsman, ruim
zeven maanden na diens formele
verzoek, dispensatie om te trou-
wen met Zoeteman, die in de
stukken ook wel wordt aangeduid
als dochter van het Oude Verbond
(filia Abrahae). Nog dezelfde
maand zijn Cajus en Titia ge-
trouwd. In de huiskamer van het
echtpaar Claassen, die als getui-
gen optraden, stemden zij jegens
elkaar in met het huwelijk. Hierbij
gebruikten zij de naam Zoeteman
in plaats van Meijer.
Al snel na de bevrijding zijn zij als-
nog voor de wet getrouwd, in juni
1945. De echtgenote heeft meteen
in mei '45 een officier van justitie,
van wie zij wist dat hij in de oorlog
niet helemaal kosher was ge-
weest, onder druk gezet. Om ook
op papier weer haar echte identi-
teit aan te kunnen nemen, én om
de registratie in het bevolkingsre-
gister van hun dochter Oda aan te
laten passen aan de waarheid. Dat
zij zoiets misschien ook voor de
kerk hadden moeten doen, daar
hebben zij nooit bij stilgestaan.
Aartsbisschop De Jong is in de ge-
hele periode '40-'45 één keer met
een verzoek als dit benaderd. Dat
blijkt niet alleen uit de overgele-
verde huwelijksdispensaties, maar
vooral uit de uitgebreide juridi-
sche adviezen in deze zaak. En
juist in deze unieke casus werd hij
soms misleid. Met belanghebben-
den, en om hén te helpen, zal ook
de priester voor ogen hebben ge-
staan het adagium 'in de liefde en
in oorlog is alles geoorloofd!'
Noten
1   Met aartsbisdom wordt in dit artikel het
rooms-katholieke aartsbisdom bedoeld.
De inventarisnummers 452-456 bevat-
ten de bij de aartsbisschop in de oorlog
ingediende verzoeken voor huwelijks-
dispensaties.
2   Hun nagedachtenis zij hen tot ere.
vereniging Oud«Utrecht
februari 2000
-ocr page 19-
stadstuinen
Wat is een stadstuin? Het antwoord ligt voor de hand: een omheind terrein beho-
rend bij een gebouw gelegen in een stad. De vraag wat de kenmerken zijn van een
stadstuin is echter heel wat moeilijker te beantwoorden. Stadstuinen verschillen al-
tijd van elkaar in aard, omvang, aanleg en beplanting. Van de tuinen hij een rij
uniforme huizen zijn er geen twee op dezelfde manier aangelegd. Nergens komt de
smaak van stadsbewoners zo sterk tot uiting als in de aanleg van hun tuin.
geld ter beschikking had kon het
zich veroorloven om een gedeelte
van zijn terrein als siertuin in te
richten. Dit gedeelte was op zich-
zelf weer omheind. Een middel-
eeuwse siertuin bestond uit vier-
kante vakken met verspreid
staande sierplanten. Kloosters en
gasthuizen hadden veelal een krui-
dentuin met geneeskrachtige
planten.
Naarmate een stad dichter be-
volkt raakte, werden de binnen-
terreinen steeds meer bebouwd.
Langzaamaan verschoof de func-
tie van de stadstuin ook van nuts-
tuin naar siertuin. Groenten en
vruchten werden vooral op de ho-
veniersgronden buiten de stad
gekweekt en op markten verhan-
deld. De siertuinen in de zestien-
vond men kippenhokken, paarden-
stallen, schuren, een secreet, een
waterpomp, een keuken, een bak-
huisje en meer van dergelijke huis-
houdelijke voorzieningen. Een
middeleeuws huis met erf was een
economische eenheid waar zoveel
mogelijk in het eigen onderhoud
werd voorzien. Er werden groenten
en vruchten gekweekt voor eigen
gebruik. Wie voldoende grond en
Vroeger was dat niet wezenlijk an-
ders. Ool< in de Middeleeuwen
werden de onderlinge verschillen
bepaald door de omvang van de
tuin en de rijkdom van de eigenaar.
Een duidelijk verschil met de latere
tuinen is echter dat het toen voor-
namelijk nutstuinen waren. Het
terrein dat bij een gebouw behoor-
de werd gebruikt als voortzetting
van dat gebouw buitenshuis. Hier
Een omheinde
siertuin metgeo-
tiietrische perken
en verspreid ge-
plante boompjes,
ca. 1635. Deze tuin
Ih'lioorde hij hel
huis De Roode-
poort in de huurt
van de Jacohilcerk
in Utrecht.
Schilderij van Joost
Cornelisz Drooch-
sloot. Verblijf
plaats onbekend.
15
TOLIEN WiLMER
%
Oud.Utrecht
veren igmg
februari 2000
-ocr page 20-
stadstuinen
hl Mvcgfi' iriiweii
Ihidfcn <tiulstuiii
vooral ccn niittijic
functie. Deze iif-
heeldiiiii vuii ile
tuin achter hel
huis Heremtnmt
25 in Utrecht da-
teert weliswaar uit
hel midden van ile
lu'fienlienile eeuw.
maar de innchtiiij^
is vermoedelijk
sinds laiii; mei f^e-
wijzijid. Op de
voorfirond is een
hoenderhok anmw
volière te zien en
daarachter een
omheinde hooni-
piard.
l'ekeninji van Cd.
Haanen. Verhlijf-
plaals onhekend.
de- en zeventiende-eeuwse ste-
den waren verdeeld in geometri-
sche vakken die in steeds wisse-
lende patronen werden ingevuld.
Niet alleen bomen en planten kre-
gen een plaats in de stadstuinen,
op in het oog springende punten
werden ook tuinornamenten ge-
plaatst. In rijkere tuinen waren dit
vooral tuinvazen en -beelden en
in een vorm gesnoeide boompjes,
in kleinere tuinen kon een bloem-
pot op een stok ook als ornament
gelden.
Een gevolg van het steeds meer
dichtgroeien van de oude steden
was dat bewoners die het zich
konden veroorloven grond koch-
ten voor de aanleg van een tuin
met een tuinhuis in de directe om-
geving van de stad, op plaatsen
die inmiddels allang tot het stede-
lijke gebied behoren. In Utrecht
zijn verscheidene bolwerken daar-
voor gebruikt, vooral Lepelenburg
en het Begijnebolwerk. Ter weers-
zijden van de Maliebaan ontstond
een hele reeks kleine buitentjes,
een afspiegeling op klein formaat
van de verder buiten de stad gele-
gen grote buitenplaatsen.
In de 18de eeuw bereikte de barok-
ke tuinkunst haar hoogtepunt. De
natuur werd ondergeschikt ge-
maakt aan de tuinaanleg. Gescho-
ren hagen en vormbomen brach-
ten structuur aan in de stadstui-
nen zoals dat op een grotere
schaal in de tuinen van kastelen
en buitenplaatsen gebeurde.
Over de inrichting en het gebruik
van tuinen in dat deel van de stad
dat nu als binnenstad wordt aan-
geduid is weinig bekend. Vermoe-
delijk zijn veel van deze stadstui-
nen maar ten dele volgens de
gangbare tuinmode ingericht ge-
weest en hadden ze daarnaast een
praktisch nut. Rijk aangelegde
stijltuinen zoals die achter de Am-
sterdamse grachtenpanden, cul-
minerend In een fraai tuinhuis te-
gen de achtermuur, zijn ook in
Utrecht te zien geweest. Percelen
16
vereniging Oud>Utrecht
februari 2000
-ocr page 21-
In de tuin aciiter
Itcl huis Drift 25 in
Utrecht ifrts iii de
18de eeuw struc-
tuur imngchriicht
<loorniiditcl \'{Ui
golvende luij^en.
Deze mnnstwei is
l<ciinierkend voor
een Imrokke tuin-
luuileg.
Tekening viin jan
de Beijer, ca. 1745
De negentiende-
eeuwse land-
schapsstijl was in
veel stadstuinen
terug te vinden.
Dit is de tuin ach-
ter het huis Payen-
horg, Oudegracht
520 in Utrecht.
Kenmerkend voor
deze tuinstijl zijn
de grillig gevormde
gazons met ver-
spreid gelegen
bloem- en heester-
perken. In tegen-
stelhtig tot de
vroegere geome-
trisch aangelegde
tinnen was een
landschapstuin
niet in één keer te
overzien.
Foto van G.
lochmann, 1904
vereniging Oud*Utrecht
februari 2000
-ocr page 22-
De lumen achter
de huizen aan de
westzijde van de
Oiidegmeht in
Utrecht liepen oor-
ipivnkehjk tot aan
de hehonwing aan
hel Vredenhurji
door. Op deze te-
kening uit 1912 is
dat nog zo. De tuin
achter liet huis
Oiidaen is inmid-
dels verdwenen.
Aan de andere
kant van Zakkcn-
dragerssteeg- ach-
ter de tuinmnur -
is het enigszins te-
rugliggende koets-
huis van het huis
Oudegracht 107 te
zien. Evenals het -
verbouwde - koets-
huis heeft de Hun
achter dit huis
ihans nog vrijwel
zijn oorspronkelij-
ke omvang.
Aipuuel van Sara
vtui Heukclotn
langs de grachten en deftige
zijstraten hadden dikwijls een roy-
ale tuin met een koetshuis dat
vanuit de zij- of achterstraat be-
reikbaarwas. Er is helaas geen van
deze tuinen in zijn barokke vorm
bewaard gebleven.
Van de negentiende-eeuwse land-
schapstuinen, die als reactie op de
strakke barokke tuinaanleg overal
populair werden, is hier en daar
nog wel iets bewaard gebleven.
Over deze tuinen zijn we vooral
geïnformeerd door eigentijdse af-
beeldingen, die voor de vroegere
periodes helaas vrijwel ontbreken.
De tuinen in landschapsstijl wor-
den gekenmerkt door gazons om-
geven door slingerpaden en ver-
spreide bloembedden in de
gazons. Voor een onregelmatig
gevormde vijver, een geliefd on-
derdeel van de landschapstuin,
was in de stadstuinen meestal
geen plaats. Wel was er vaak een
prieel te vinden en, wanneer er
ruimte voor was, een kas.
Aan het eind van de negentiende
eeuw werd gedeeltelijk terugge-
grepen op de geometrische tuin-
stijlen. Dicht bij het huis werd een
rond of ovaal perk aangelegd. Dit
werd nog eens geaccentueerd
door symmetrisch opgestelde
kuipplanten of stamrozen.
Over de ontwerpers van stadstui-
nen is zeer weinig bekend. Voor de
aanleg van tuinen van een niet al
te grote maat zal in veel gevallen
de tuinman inspiratie hebben op-
gedaan bij de parktuinen van de
buiten de stad gelegen aanzienlij-
ke huizen. Een uitzondering is de
ontwerptekening van de tuinar-
chitect Leonard Springer uit 1919
die hij maakte voor het woonhuis
van F.H. Fentener van Vlissingen
aan de Maliebaan in Utrecht.
De aanleg van stadstuinen in de
20ste eeuw was steeds minder
aan een bepaalde stijl gebonden.
Dikwijls is de tuin aangepast aan
de stijl van het gebouw waarvan
hij het verlengstuk is. Er is veel te-
ruggegrepen op oudere tuinmo-
des, maar veel tuinen bij woonhui-
zen zijn toch naar de eigen ideeën
van de bewoners ingericht.
i8
Oud-Utrecht
vereniging
februari 2000
-ocr page 23-
Literatuursignalement
Boeken
Verkrijgbaar in de boekhandel of bij de
uitgever:
De bisschop van Utrecht: teksten
van de lezingen op de eerste Stich-
tendag op zaterdag 20 september
7997 in de Grote ofSt Lebuïnuskerk
te Deventer I
[eindred. en lil. F.D.
Zeiler]. - Zwolle : Vereeniging tot
beoefening van Overijsselsch Regt
en Geschiedenis, 1999. - (Vereeni-
ging tot beoefening van Overijs-
selsch Regt en Geschiedenis Wer-
ken ;no. 41).
linvol bezig zijn .- interviews met
actieve 50-plussers I
[interviews en
teksten Eva Prins ; fotogr. Mark
van Rotterdam ; eindred. Caroline
Hanrath en Mirjam Verhoef]. -
Utrecht: Stichting 't Gilde Utrecht,
1999.
Uitgegeven ter gelegenheid van
het 10-jarig bestaan van de Stich-
ting 't Gilde Utrecht. Stichting 't
Gilde Utrecht is een organisatie
die 50-plussers de mogelijkheid
biedt belangeloos hun kennis en
ervaring overte dragen.
\n de voetstappen van Hendrik
Marsman (1899-1940) door het
dorp Zeist
.- een route langs plaat-
sen waar Hendrik Marsman in Zeist
gewoond, gewerkt, liefgehad, ge-
wandeld, kortom geleefd heeft I
tekst R.P.M. Rhoen ; [coörd. L Smit
... [et al.]; fotogr. Mirjam Bleeker].
- Zeist: Gemeente Zeist, 1999. - -1-
Fietskaart/Wandelkaart.
Uitgegeven i.h.k. van de viering
van de lOOste geboortedag van
Hendrik Marsman.
yan Baerne tot Baarn I onder red.
van R.J. van der Maal en Y. van den
Akker. - Baarn : Historische Kring
Baerne, 1999.
Gedenkboek uitgegeven ter gele-
genheid van het 25-jarig jubileum
van de Historische Kring Baerne.
'£en eisch van dringende noodza-
kelijkheid' : uit de geschiedenis van
de gemeentelijke jeugdgezond-
heidszorg in de stad Utrecht 1907-
1997 I
P.D. 't Hart. - Utrecht: Ge-
meente Utrecht Gemeentelijke
Geneeskundige en Gezondheids-
dienst, 1999.
Uitgegeven ter gelegenheid van
de negentigste verjaardag van de
Utrechtse GG&GD.
Drank en gezang -. de student in
beeld I
[Gert-Jan Boeijen ; met
bijdr. van H. van Aarst... [et al.] ;
tekstred. en interviews Tim Koren-
hoff...[etal.];eindred.Tim Koren-
hoff]. - Utrecht: Stichting Boeijend
Boek, 1999. - Bevat: Verhalen van
De Aap op Unitas ; Verhalen van
Het Lam op Unitas ; Verhalen van
De Leeuw op Unitas ; Verhalen
van Het Varken op Unitas.
Afstudeeropdracht in de vorm van
een boek over de studentenver-
eniging Unitas S.R. met persoonlij-
ke verhalen van oud-leden van het
studentenleven op U.S.R. door de
decennia heen. Het boek bestaat
uit vier delen waarin de verschil-
lende types student centraal
staan.
Woudenberg .- geschiedenis en ar-
chitectuur I
Elisabeth Stades-Vi-
scher en Karen Veenland-Heine-
man. - Zeist : Kerckebosch ;
Utrecht: SPOU, 1999. (Monumen-
ten-inventarisatie            provincie
Utrecht; 23)
Geest koolzuur en zijk.- briefwisse-
ling van Erich Wichman I
verzameld en toegelicht door F.J.
Haffmans. - Westervoort : Van
Gruting, 1999.
Bevat brieven van kunstenaar en
non-conformist Erich Wichman
(Utrecht 1890-Amsterdam 1929)
aan o.a. Hendrik Marsman, Adrl-
aan Roland Holst, Clara Wichman.
Ook aan Wichman gerichte corre-
spondentie is opgenomen
Historisch groen.- tuinen en parken
in de stad Utrecht I
CCS. Wilmer. -
Utrecht : Stichting Matrijs, 1999.
Uitgegeven i.s.m. de Stichting Ar-
cheologie en Bouwhistorie van de
stad Utrecht (STABU).
Publicatie is een bewerking van de
Nicolaas van der Monde-lezing ge-
organiseerd door de STABU en ge-
houden door auteur in 1998. (His-
torische Reeks Utrecht; 28) (Boek
tevens verkrijgbaar bij Het
Utrechts Archief).
Anneke Jansen
Dz wereld m
De wereld in een doosje: de fotoal-
bums van de familie Van Rheden,
Utrecht-Wijk bij Duurstede 1863-
1876 I
Erik Tigelaar. - Utrecht: SP-
OU ; Het Utrechts Archief, 1999.
Een selectie van loo zgn. stereofo-
to's uit drie bij elkaar horende ne-
gentiende-eeuwse fotoalbums,
vervaardigd door de onderwij-
zer/kostschoolhouder Jordaan
Everhard van Rheden.
Van Rheden's foto's geven een
uniek beeld van leven en woon-
omgeving van zijn familie tot 1870
in Utrecht en vanaf 1870 in Wijk bij
Duurstede. De albums maken deel
19
vereniging Oud«Utrecht
februari 2000
-ocr page 24-
Literatuursignalement
fieën). (Boek tevens verkrijgbaar
bij Het Utrechts Archief).
langs de Oude Rijn .• levensbe-
schrijvingen van bekende en on-
bekende mensen uit Vleuten-De
Meern, Harmeien en Woerden I
onder red. van W.R.C. Alkemade
... [et al.]. - Utrecht: SPOU, 1999.
Een project van de Historische
Vereniging Vleuten-De Meern
Haarzuilens, de Stichts-Holland-
se Historische Vereniging, het
Streekarchivariaat Rijnstreek,
Het Utrechts Archief en de Stich-
ting Stichtse Geschiedenis.
(Utrechtse Biografieën). (Boek
tevens verkrijgbaar bij Het
Utrechts Archief).
Schetsboek van Dorus van de Beid I
[met een hommage van Clara An-
genent ; omslagtek. L van de
Werfj. - Utrecht: Peter van Kessel,
1999. Uitgegeven ter nagedachte-
nis van de op 5 november 1998
overleden Dorus van de Beid, ba-
sispastor in de Emmaüsparochie
te Utrecht.
Boekje met Utrechtse tekeningen
van Dorus van de Beid, afgewis-
seld met geschreven schetsen ter
herinnering aan deze pastor van
de Emmaüsparochie.
Zwerven tussen Dom en werven .-
een historische wandeling door
Utrecht I
samengest. door Mar-
griet Hoogendoorn en Henk Den-
neman ; foto's Rem Laan. - Utrecht
: Stichting De Plantage, 1999.
Bevat: Panorama Salvator / Ing-
mar Heytze. - Gedicht in opdracht
van het Centraal Museum ter ge-
legenheid van de kunstmanifesta-
tie Panorama 2000. - Uitgegeven
op initiatief van 't Gilde Utrecht.
Boekje is geschreven door enkele
gidsen van 't Gilde Utrecht, een
vrijwilligersorganisatie van 50-
uit van de collectie beeldmateriaal
van Het Utrechts Archief (Boek te-
vens verkrijgbaar bij Het Utrechts
Archief).
Twintig eeuwen Utrecht: korte ge-
schiedenis van de stad I
R.E. de
Bruin, T.J. Hoekstra en A. Pieters-
ma. - Utrecht : Stichting Publika-
ties Oud-Utrecht (SPOU) ; Het
Utrechts Archief, 1999 Ook uitge-
geven in het Engels o.d.t.: Ihe city
of Utrecht through twenty centu-
ries: a brief history.
Een handzaam en betrouwbaar
overzicht van de geschiedenis van
de Domstad, van het Romeinse
fort op het Domplein tot de ver-
kiezingsoverwinning van Leef-
baar Utrecht (Beide uitgaven te-
vens verkrijgbaar bij Het Utrechts
Archief).
Jef HinderdaeI's gedichten en ge-
dachten : ontstaan van een docu-
ment humain I
door Dirck Meurs.
- Amsterdam : D. Meurs, 1998.
Speciale eerste editie uitgegeven
bij de Hinderdael-tentoonstelling
van 4-20 december 1998, Ge-
meentemuseum Temse (Oost-
Vlaanderen).
Wordingsgeschiedenis van een
door Jef Hinderdael nagelaten Do-
cument Humain, alsmede de om-
standigheden waaronder die tot
stand kwam tijdens zijn verblijf in
de Nederlandse concentratiekam-
pen 1945-1948. Door zijn activitei-
ten binnen de Vlaamse Beweging
tijdens de Eerste Wereldoorlog
verbleef de in Vlaanderen geboren
Hinderdael in vrijwillige balling-
schap in Nederland (Soest).
Het Eemiand 2 -. levensbeschrijvin-
gen van bekende en onbekende
Eemlanders I
onder red. van Y.M.
van den Akker... [et al.]. - Utrecht:
SPOU, 1999 (Utrechtse, biogra-
plussers die stadswandelingen or-
ganiseert. Aan de hand van 22 fo-
to's van bekende bezienswaardig-
heden presenteren zij een beloop-
bare route door de binnenstad.
Met de camera door Wijk C: foto's
uit de jaren twintig en dertig van
een Utrechtse volksbuurt I
Bregje
van Cend ; met medew. van Katja
van Nus en Christianne Lukkenaer.
- Utrecht : Stichting De Plantage,
1999. (Utrechtse Wijken).
Impressie van het leven in Wijk C
in de jaren twintig en dertig van
de twintigste eeuw. Het boek is
samengesteld uit foto's groten-
deels afkomstig uit het tijd-
schrift Utrecht in Woord en Beeld
(verschenen tussen 1925 en 1941),
en ander beeldmateriaal uit het
archief van het Volksbuurtmu-
seum Wijk C.
Antonius Mor, hofschilder van Ka-
rel
V/ Thera Coppens. - Baarn : de
Prom, 1999. Biografie van de por-
tretschilder Anton Mor, tussen
1517 en 1519 geboren aan de
Utrechtse Oudegracht.
Geeft een panoramisch beeld van
het hof-en kunstenaarsleven in de
Renaissance.
Een commissaris in het verzet: Jhr
mr dr LH.N. Bosch ridder van Ro-
senthal I
door G. van Roon. - Kam-
pen : Voorhoeve, 1999.
Louis Bosch van Rosenthal was
van 1934 tot 1946 Commissaris
van de Koningin in de provincie
Utrecht. Zijn activiteiten in het
verzet tijdens de bezettingstijd
vonden een bekroning in het
voorzitterschap van het College
van Vertrouwensmannen der Re-
geering, in welke functie hij o.m.
het herstel van het binnenlands
bestuur heeft voorbereid. Deze
biografie beschrijft een belang-
ao
vereniging Oud'Utrecht
februari 2000
-ocr page 25-
standhouding van Oudaen. (Histo-
rische Reeks Utrecht; 26).
Ridders in een klooster -. het Duitse
Huis in Utrecht I
Hedde Biesma. -
Utrecht : Stichting Matrijs, 1999.
Met chronol. lijst van landcom-
mandeurs. - Uitgegeven i.s.m. het
Archeologisch en Bouwhistorisch
Centrum van de gemeente
Utrecht. (Historische Reeks
Utrecht; 27)
Verwisselde loterijbriefjes Mont-
foort 1783-1803 /
Kees Vossestein.
Hilversum: Verloren, 1999.
Schetst een beeld van idealisme
en eigenbelang van de Mont-
foortse politiek tussen 1783 en
1803. Geeft zicht op de ingewikkel-
de bestuurlijke en juridische ver-
houdingen van de achttiende
eeuw en de gevolgen die politieke
stellingname privé kon hebben.
Herrnhutters in Zeist: wonen, wer-
ken, geloven I
H. Wels; [onder red.
van Marieke Bemelman]. - Abcou-
de :Uniepers, 1999.
Een herinnering aan en kennisma-
king met de Herrnhutters in Zeist
en welke betekenis zij hebben ge-
had voor de bloei en ontwikkeling
van Zeist.
De heren van Amstel 1105-1378 :
hun opkomst in het Nedersticht
van Utrecht in de twaalfde en der-
tiende eeuw en hun vestiging in
het hertogdom Brabant na ugó I
Th.A.A.M. van Amstel. - Hilversum
: Verloren, 1999. (Middeleeuwse
Studies en Bronnen; dl. 6i).
Een genealogisch onderzoek naar
het geslacht Van Amstel in Bra-
bant en hun verwantschap met
het middeleeuwse Stichtse ge-
slacht Van Amstel.
langs de Vecht: van Utrecht naar
Muiden I
tekst Loekie Schwartz ;
rijke periode uit de bezettingsge-
scliiedenis van de provincie
Utrecht.
Feestelijk verval; Dirkje Kuik 70 jaar
I
samengest. door liet Comité
Dirkje Kuik 70 jaar Leonie Uitten-
bogaard, Henk van der Haar en
Paul Hoogervorst. - Amsterdam
[etc]: De Arbeiderspers, 1999.
Vriendenbundel uitgegeven ter
gelegenheid van de zeventigste
verjaardag van Dirkje Kuik. Bundel
met bijdragen van met Dirkje Kuik
bevriende schrijvers en kunste-
naars als J. Eijkelboom, Wessel te
Cussinkio, Gerrit Komrij en Geert
van Istendael, beeldend kunste-
naars als Dick Bruna, Joop Hek-
man en Peter Vos en bekendhe-
den uit het uitgeefwezen als Wim
Hazeu en Martin Ros.
Document van een stad: stedelijke
fotografieopdrachten gemeente
Amersfoort : Henze Boekhout, Je-
roen Alberts, Ellen Kooi [en] Caro-
line Schröder I
[samengest. door
Carolien de Boer... [et al.] ; onder
red. van Gerda Brethouwer ; met
teksten van Hans Bouman en Jo-
han de Vos ; vert. in het Engels
door Jo Nesbitt]. - Amersfoort: De
Zonnehof, 1999. - Met vert.in het
Engels. - Uitgegeven ter gelegen-
heid van de afronding van vier fo-
tografieopdrachten van de ge-
meente Amersfoort met als
thema 'Amersfoort groeistad'. Te-
vens gepresenteerd in de tentoon-
stelling 'Document van een stad'
van 2 juli t/m 26 september 1999
in het Rietveldpaviljoen van De
Zonnehof te .Amersfoort.
Oudaen .■ een weerbaar huis aan de
Utrechtse Oudegracht I
Evert van
Ginkel. - Utrecht : Stichting Ma-
trijs, 1999. Uitgegeven i.s.m. de
Stichting tot restauratie en in-
fotogr. Herman H. van Doorn ;
[vert. in het Engels door Gary
Schwartz]. - [S.I.] Scriptum,
[1999]. - Met vert. in het Engels
Fotoboek met beschrijvende
tekst van dorpen, steden, boerde-
rijen en buitenplaatsen, kastelen
en ridderhofsteden langs de rivier
de Vecht. (Onlangs geplaatst op
de lijst van de UNESCO World
Heritage Monuments)
De groene vingers van Utrecht-
Noordoost : hoe een stadswijk door
particulier initiatief fraaier en leef-
baarder wordt I
Anneke Filmer ;
[met bijdr. van Robert van 't Wout
... [et al.]. - Amsterdam : Jan Mets,
1999.
In het boek komen bewoners van
Utrecht-Noordoost aan het
woord die zelf het initiatief heb-
ben genomen om openbaar
groen te beheren
Scripties
ter inzage in de bibliotheek van HUA:
Voor godsdienst, vaderland en
Oranje -. het verzet van Utrechtse
protestanten tegen de rooms-ka-
tholieke kerkordening en de libera-
le staatsinrichting (1840-1858) I
S.T.
Buwalda. - Utrecht: S.T. Buwalda,
1999. Doctoraalscriptie Universi-
teit Utrecht.
Een kwestie van eer -. een onder-
zoek naar de rol van de eer in de
Utrechtse Vechtkeuren van 1489 en
1490 I
Inke Camphens. - Utrecht:
I.M. Camphens, 1999. Doctoraal-
scriptie Universiteit Utrecht.
De keurmeesters van de zgn.
Vechtkeuren hadden tot taak klei-
ne vechtpartijen tussen burgers in
de stad te onderzoeken ter advise-
ring van de raad om een vonnis te
kunnen vellen.
21
vereniging Oud'Utrecht
februari 2000
-ocr page 26-
Agenda
Bezoek aan de Hernnhutters
in Zeist
Zaterdagmiddag 19 februari a.s. is
een bezoek annex lezing gepland
in Zeist, welke verzorgd zal wor-
den door de Evangelische Broeder-
gemeente, ook wel Herrnhutters
(Unter des Herrn Hut) genoemd.
Deze christelijke beweging is in
1722 hernieuwd door Graaf van
Zinzendorf. Hij gaf een krachtige
impuls aan het streven naar de
verbreiding van het Evangelie aan
de "heidenvolken", de zg. Missie
of zending.
In Nederland zijn sinds 1735 en in
Zeist sinds 1746 Hernnhutters ge-
vestigd.
Rondleiding en lezing worden ver-
zorgd door dhr. H. Wels, historicus
en auteur.
Aanvang 14.00 uur, duur 2 a 2,5
uur.
Verzamelen voor de kerk aan het
Züsterplein in Zeist. Wees voorbe-
reid op parkeerproblemen.
Aanmelden bij Henk Uppelscho-
ten: tel. 030 - 2 80 09 97.
Formeel zijn aan deze excursie
geen kosten verbonden. Wel heeft
men een spaarpot - voor de res-
tauratie van een schilderij - waarin
bijdragen uiteraard zeer welkom
zijn.
Het Utrechts landschap toen
en nu
Wie tegenwoordig door het
Utrechtse landschap reist, kan zich
nauwelijks voorstellen hoe het in
de loop der eeuwen veranderd is.
Het woeste en ledige gebied, waar
nauwelijks mensen woonden,
werd een ware lustwarande. Dij-
ken en andere waterwerken leg-
den de rivieren aan banden. Kaste-
len en forten hielden de vijand op
afstand. In vredestijd bloeiden
prachtige tuinen en parken op. Te-
gelijk begon de aantasting van dat
fraais door de komst van spoor- en
landwegen, fabrieken, groeiende
steden en dorpen.
Al deze thema's komen aan bod in
een reeks van 6 lezingen, welke
georganiseerd is door de Utrecht-
se Volksuniversiteit, HOVO en uni-
versiteit Utrecht.
Data: 8,15, 22, 29 maart en 5 en 12
april.
Tijd: 20.00-22.00 uur.
Locatie: Drift 21, zaal 032, Utrecht
Aanmelden bij: Volksuniversiteit,
Nieuwegracht 41, Utrecht, tel. 030
-2313395-
Naar de mariniers in Doorn
Woensdag 15 maart a.s. bestaat de
mogelijkheid om een bezoek te
brengen aan de Marinierskazerne
in Doorn. Deze ligt aan de Arn-
hemse Bovenweg - hoek Mari-
niersweg.
Aanvang 13.30 uur (s.v.p. tijdig
aanwezig zijn), duur van het be-
zoek ca. 2,5 uur.
Luitenant D. Derks houdt een inlei-
ding met lichtbeelden over de his-
torie en de huidige taken van het
befaamde Korps Mariniers. Na de
koffiepauze volgt er nog een rond-
leiding door het complex van de
Van Braam Houckgeest-kazerne.
Aan dit bezoek zijn voor U geen
kosten verbonden.
Aanmelden voor deze excursie is
beslist noodzakelijk, en wel voor
23 februari, omdat bij te geringe
belangstelling de afspraak met
hen wordt geannuleerd.
Telefonische opgave bij Henk Up-
pelschoten: 030 - 2 80 09 97.
Historisch café
Op vrijdag 11 februari is er weer
Historisch Café in de keider van
Café 't Weeshuis, Domplein 16,
Utrecht. Spreker dit keer is de be-
kende Utrechtse kunstenaar Theo
van de Vathorst, de maker van on-
der andere de deuren van de Dom-
kerk. Vele beelden van zijn hand
sieren de stad. Hij zal het hebben
over zijn kunst en zijn relatie met
Utrecht.
De spreker voor het Café van 10
maart is Peter Hagenaar, coördi-
nator van het Lombok museum.
Zelfde tijd, zelfde plaats.
Karel V-dag in het Duitse
Huis
Exclusieve ontvangst voor Oud-
Utrecht leden, zaterdag 15 april.
Zie de aankondiging elders in het
blad.
Streekarchivariaat Vecht en
Venen
Sinds eind 1999 heeft het Streek-
archivariaat Vecht en Venen een
nieuwe archivaris, de heer drs. J.
Berghoef.
Voor vragen op zowel historisch
als genealogisch gebied betreffen-
de de regio Vecht en Venen kan
men zich wenden tot de streekar-
chivaris of 1 van zijn medewerkers.
Een bezoek ten behoeve van on-
derzoek in een bepaald archief is
mogelijk na telefonische afspraak.
Voor Breukelen, Loenen en Maars-
sen: tel. 0294-236213.
Voor Abcoude en de Ronde Venen:
tel. 0297-291616.
Voor Maartensdijk: tel. 0346 -
217211.
22
vereniging Oud*Utrecht
februari 2000
-ocr page 27-
Het zwerfsteneneiland Maarn
overig.|^.
noordelijk
stollir^é:gesteente
ïf^iv
noordelijk ^^
kristallijn ^„
gidsgesteentêX'
Oiftzettlngs-
geéteente
Jotnische zandsteen
zuidelijk
gesteente
■■^:!Sii»kJ!#hJ*»<fe*.,
Onlangs is door Gedeputeerde Staten van Utrecht als derde Aardkundig Monu-
ment in de provincie Utrecht het zwerfsteneneiland Maarn benoemd. Het monu-
ment werd door de Utrechtse gedeputeerde de heer Robbertsen en burgemeester
Burgman van Maarn gezamenlijk geopend. In dit artikel wordt verder ingegaan op
dit monument. Op aardkundige waarden in de provincie Utrecht en het beleid dat
de provincie ter bescherming daarvan ontwikkelt zal later, in een afzonderlijk arti-
kel, worden ingegaan. Aan de realisatie van het monument hebben diverse organi-
saties en particulieren hun steentje bijgedragen.
de loop der tijd, mede door bom-
bardementen in de oorlog. De rest
werd verplaatst van Maarn naar
de Kaapse Bossen in Doorn. Daar
hebben ze vele jaren als groen uit-
geslagen laanbeplanting gediend.
Op 11 oktober 1999 zijn ze, dankzij
de beschikbaarstelling door de
Vereniging Natuurmonumenten,
teruggebracht naar de zanderij.
De stenen
In de groeve werd in 1995 een gro-
te verzameling van zwerfstenen,
ca 700 grote exemplaren, heront-
dekt. Als je ziet hoeveel grote
zwerfstenen in Maarn en omge-
ving in particuliere tuinen liggen,
dan zijn er misschien ooit wel
1000 stenen ter plaatse van de
zanderij aanwezig geweest. Om-
dat de grote stenen zo lang onder
het zand vergeten zijn, heeft de
verzameling een zeer grote om-
De geschiedenis
Midden op de Utrechtse Heuvel-
rug ligt een grote zandgroeve van
de Nederlandse Spoorwegen. De
start van de ontgronding stamt al
uit het midden van de 19e eeuw.
Na de aanleg van de spoorverbin-
ding door de Heuvelrug besloot
men namelijk verder te gaan met
afgraven in de zanderij ten behoe-
ve van de aanleg van nieuwe
spoorwegen. Bij het graven stuitte
men aan het oppervlak en In de
bovenste meters op vele grote
zwerfstenen. Omdat het graven
lange tijd handwerk was, werden
de stenen eerder als een last dan
als een lust ervaren. Toch is dit
niet voor iedereen waar, want in
1919 benoemde de Vereniging tot
Behoud van Natuurmonumenten
al een kleine selectie stenen (ca.
90) tot geologisch park. Ongeveer
30 stenen hiervan verdwenen in
23
WiM
HOOGENDOORN
vereniglng Oud>Utrecht
februari 2000
-ocr page 28-
vang kunnen behouden. Determi-
natie door zwerfsteendeskundige
dhr. J. G. Zandstra leert dat ook de
samenstelling van de verzame-
ling zeer bijzonder is. De verzame-
ling bestaat uit ca. 170 stollings-,
130 afzettings- en 350 omzet-
tingsgesteenten van noordelijke
herkomst. Van 80 stollingsge-
steenten kon de plaats van her-
komst, in de omgeving van Stock-
holm, met grote nauwkeurigheid
vastgesteld worden. De overgrote
meerderheid kan echter van
meerdere plaatsen in Scandinavië
afkomstig zijn. Nader onderzoek
leert echter dat niet alle stenen in
de voorlaatste ijstijd, ongeveer
150.000 jaar geleden, door het
landijs aangevoerd kunnen zijn.
Minimaal 40 stenen blijken af-
komstig uit zuidelijke richting. Zij
zijn, mogelijk vastgevroren in ijs-
schotsen, door voorlopers van Rijn
en Maas, uit België en Duitsland
naar de omgeving van Maarn ge-
transporteerd. Bij het opstuwen
van de oorspronkelijke rivieraf-
zettingen door het oprukkende
landijs tot stuwwallen zijn de zui-
delijke stenen wellicht samen
met de andere afzettingen opge-
stuwd. Hun aanwezigheid boven-
op de Utrechtse Heuvelrug is an-
ders niet eenvoudig te verklaren.
De inrichting van het
monument
Om rekening te kunnen houden
met zowel wetenschappelijke,
educatieve, historische als estheti-
sche aspecten heeft de provincie
een beroep gedaan op de Maarnse
kunstschilder en ontwerper Peter
Enter om mee te denken bij de
vormgeving van het Zwerfstenen-
eiland. Hij bracht een nieuwe di-
mensie in het denken door het op-
nemen van enkele langs de
groevewand gelegen grote beton-
elementen in het ontwerp. Ter
plaatse van de huidige groeve
hebben namelijk ook vele andere
activiteiten plaatsgevonden. Op
luchtfoto's uit het begin van de
20e eeuw is bijvoorbeeld een
enorm rangeeremplacement van
de spoorwegen te zien. Hiervan
resteerden de oorspronkelijke
draaischijf voor de locomotieven
op het voormalige rangeerterrein.
Hier is dus sprake van industrieel
erfgoed. De kompasroos die op de
draaischijf voorkomt heeft model
gestaan voor de vormgeving op
het eiland zelf. De verschillende
hoofdgroepen van gesteenten die
onderscheiden konden worden,
zijn verwerkt in de 4 afzonderlijke
segmenten die op de foto zicht-
baar zijn. De zuidelijke stenen zijn
verwerkt op de zuidelijke punt van
het eiland. Onder deskundige be-
geleiding of met behulp van pane-
len en folders kan men zowel ken-
nis nemen van de verschillende
soorten en groepen gesteenten
als van bijzonderheden bij de af-
zonderlijke zwerfstenen. De dam
die het eiland met de groeve ver-
bindt, heeft nagenoeg een noord -
zuidligging. Hierdoor functioneert
de hoogspanningsmast tevens als
een gigantische zonnewijzer.
Bij het begin van de dam ligt het
prachtig voorportaal van het mo-
nument. Hier liggen rond de as
van de draaischijf de resterende
zwerfstenen van het oude geolo-
gische park. Nu de stenen zijn
schoongemaakt, is het duidelijk
dat bij de inrichting van het voor-
malige geologische park prachtige
exemplaren zijn uitgezocht. De
stenen zijn overigens om histori-
sche redenen niet verder onder-
verdeeld, zoals op het eiland wel is
gebeurd.
Het resultaat
In het aardkundig monument is
een unieke verzameling zwerfste-
nen veiliggesteld. De verzameling
stenen is voorlopig in handen van
de provincie en kan niet meer uit
elkaar vallen door aankoop van
particulieren. Door bij de inrichting
het industrieel erfgoed op te ne-
men in het aardkundig monument
loopt de provincie in feite vooruit
op het jaar 2000. In dat jaar vinden
tal van manifestaties plaats op het
gebied van natuur en cultuur en
wordt met name ook gekeken
waar en hoe natuur en cultuur el-
kaar kunnen versterken.
En wat niet vergeten mag worden:
het monument is een lust voor het
oog. Op dit moment is het slechts
onder begeleiding te bezoeken. U
kunt hiervoor een afspraak maken
via de VW in Maarn (tel. nr. 0343-
444787). Over 2 a 3 jaar zal het mo-
nument vrij toegankelijk worden.
24
vereniging Oud-Utrecht
februari 2000
-ocr page 29-
De Commissie
Actuele Ontwilcicelingen
De Commissie Actuele Ontwikkelingen bestaat
uit 4 verenigingsleden die op eigen initiatief en
op aanwijzing van andere leden de historische
consequenties van nieuwe ontwikkelingen onder
de loep nemen en desgewenst tot actie overgaan.
De commissie heeft op dit moment onder andere
de volgende aandachtspunten op de agenda:
De bouwplannen rondom en het
aanzicht van de Groenedijk in het
stadsdeel Leidsche Rijn worden
nauwletttend gevolgd. Het con-
tact met de historische vereniging
van Vleuten-De Meern is inmid-
dels tot stand gekomen en bin-
nenkort zal een gezamenlijk ver-
volg worden overwogen.
Verbouwing van Zonnenburg -
waaronder overkapping van de
binnenplaats - ten behoeve van
toeristische doeleinden dreigt de
vleermuispopulatie weg te jagen.
Inmiddels is besloten dat er een
speciale voorziening voor de vleer-
muizen wordt gerealiseerd, maar
de commissie houdt een en ander
onder de aandacht.
De commissie maakt zich zorgen
over het behoud van het stads-
aanzicht bij een te sterke versobe-
ring van de HOV route door de
binnenstad en houdt de ontwik-
kelingen nauwlettend in de gaten.
Ontwikkelingen rondom het UCP
vi/orden gevolgd, mede naar aan-
leiding van de uitgebrachte Cul-
tuur Historische Effect Rapporta-
ge (CHER).
Het voormalige St. Hieronymus-
verpleeghuis aan de Tolsteegsin-
gel staat inmiddels leeg. De eige-
naar heeft plannen om het
gebouw te voorzien van apparte-
menten. De commissie tracht in-
zicht te krijgen in deze plannen
om te zien in hoeverre het aan-
zicht van dit zeldzame neo-goti-
sche gebouw blijft behouden.
In hoeverre wordt de oorspronke-
lijke waterloop gevolgd bij het te-
rugbrengen van de Weerdsingel?
De commissie onderzocht en
kwam tot de conclusie dat er geen
reden is voor alarm...
Een ondergrondse bezoekers-
ruimte onder het Domplein?
Dwars door alle archeologische
schatten die zich daar bevinden?
De commissie nam contact op
met o.a. de stadsarcheoloog en
concludeerde dat er op dit mo-
ment geen reden is voor paniek.
En als laatste in dit rijtje... de com-
missie houdt in de gaten of het vol-
bouwen van de diverse binnenter-
reinen in de binnenstad geen
schrikbarende vormen aanneemt.
De Gimmissie Actuele Ontwikkelingen
kan als volgt worden bereikt:
Postadres: p/a dhr. D. v. Batenburg,
Hugo de Grootstraat 10,3581 XS
Utrecht of via e-mail: luit@tolsteeg.de-
mon.nl.
Karel V-dag (vervolg)
Programma'^
Ontvangst in de Unico van Wassenaer
zaal met koffie en thee en traktatie
Welkomstwoord door de directie van het
Grand Hotel Karel V
Rondleiding door het middeleeuwse
complex onder leiding van deskundigen
waarbij tevens archeologische vondsten
uit de geschiedenis van het Duitse Huis
te bezichtigen zijn

Een luxe en uitgebreid driegangen vijf-
sterren lunchbuffet in de Maria van
Hongarije zaal
opgeluisterd door passende muziek (o.a.
viola da gamba)
Een boeiende presentatie over de beteke-
nis van Karel V voor Utrecht

Concert met zang en declamatie met be-
geleiding van luit, vedel en cornet
Bourgondische hofdansen (uit het dans-
boekje van Margaretha van Oostenrijk)
door een gekostumeerd dansgezelschap
bestaande uit acht personen

Afsluitende borrel met bittergarnituren
'Wijzigingen voorbehouden
In het volgende nummer (april) leest u
meer over dit onderwerp en het pro-
gramma. U kunt zich nu al opgeven.
Inschrijving voor deelname aan deze his-
torische dag met lunchbuffet door over-
schrijving van het juiste bedrag op giro-
nummer 56066 t.n.v. de penningmeester
van Oud-Utrecht, o.v.v. Karel V. Oud-
Utrecht leden krijgen een forse korting!
Zij betalen slechts ƒ 60,-. De prijs voor
niet-leden is ƒ 85,-. N.B.: voor slechts ƒ
15,- per jaar bent u gezinslid en kunt u
ook profiteren van alle voordelen voor
Oud-Utrecht leden.
Het aantal plaatsen is beperkt, geef u dus
zo snel mogelijk op. U ontvangt een be-
vestiging wanneer het verschuldigde be-
drag binnen is.
Inlichtingen: tussen 18.00 en 19.00 uur,
lacques Hauptmeijer, telefoon
030-6047924.
25
vereniging Oud*Utrecht
februari 200Q
-ocr page 30-
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
A«agctlot*n bl|
Utrecht: Hermans & Schuttevaer • Maliebaan 81 «Tel. 030 -233 66 99
Vleuten: Notarispraktijk Hagen • Pastoor Ohllaan 25 • Tel. 030 - 677 6117
(maakt deel uit van Hermans & Schuttevaer).
POKMAAr
MOTARItHM
venmes f
bedrijfs/urid/sc/ie
d/ensfverlening
Mr J. C. V. Geenen
* Contracten
* Contractbesprekingen
* Behandeling én overname
van incasso's
* Begeleiding bij aan- en
verkoop onroerend goed
* Assurantiën en rinanciële
dienstverlening
Correspondentie
uitsluitend
Postbus 12062
3501 AB Utrecht
tel. 030-23168 40
fax 030-233 45 95
Sluit Oud-Utrecht in uw hart!
o Gewoon lid (per jaar ƒ 54,-; nu met korting: ƒ 40,-)
I O Gezin
(per jaar ƒ54,- -^ ƒ 15,- voor elk gezinslid; nu met korting: -l- ƒ 10,-)
O 26 jaar of jonger of U-pas houder
(per jaar ƒ 30,-; nu met korting: ƒ 20,-)
O 65 Jaar of ouder
(per jaar ƒ 44,-; nu met korting: ƒ 30,-)
O Met onmiddelijke Ingang.
U ontvangt dan alle tijdschriften en het jaarboek van het lopende verenigingsjaar.
O Met ingang van 1 januari 2001.
-ocr page 31-
Aan- en verkoopbegeleiding
Taxaties
Hypotheken
Verzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
m a k e I o fl r d i j
i n on roerende
goederen
Muus &
m
IJzerman
f\so^
"'♦WA*'
Maliebaan 48.Postbus 14014. 3508 SB Utrecht.Telefoon:030 - 234 00 08,¥ax:0i0 -131 19 70
O ONDERHOUD
O VERBOUW
O NIEUWBOUW
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
O RESTAURATIE
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2631111
fax: 030-2623274
O ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begcleiding
projektontwikkeling en herhuisvestging
Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
BEAUFORT
MAKELAARS
J&BConseilB.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 üM Utrecht
Tel. 030 - 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
cm. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 32-
pre-publishing
content management
c d - r o m
internet
digital print
drukwerk
direct mail
logistieke dienstverlening
teleservices
PlantijnCasparie
-^utrecht
Vrieslantlaan M
3526 AA Utrecht
Postbus 7052
3502 KBUtrectit
T 030-282 28 22
F 030-288 35 61
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
ilHHWillHllt
IJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE 1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
Jullie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
De Rabobank heeft iets met
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd:
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek.
Cobra of impressionisme, vaan-
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief.
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
kunst en cultuur.
Rabobank
Midden in de samenleving
Rabobank Utrecht (030) 287 87 00
-ocr page 33-
trecht
73*= jaargang
2 0 0 0
Utrecht
Van Schoonoord tot Flora's hof
Karel Ven Utrecht
Register 1999
Laat maar waaien
hart voorhlsto
-ocr page 34-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen
Tel. 030-241 31 15
BroeseWristers /
Boekverkopers '
aan de Stadhuisbrug 5 - Utrecht - tel. 030 2335200
Daatseiaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA/VNAG/NVK
Ijd Ni'il. AntiijHairs (Scnimht hap
Utrecht
Korte Jansstraat 17 19, 3512 <,M Utrecht
Tel. 030 23IK2W', fax 030-2316474
Amsterdam
Rokin 46, 1012 KV Amsterdam
Tel. 020-6208100
Ixiren
forenlaan S, 1251 111'^ l^iren
Tel, 035-5381454
A A M M e M I M C S B E D R I J F H.J. JURRIËMS BV
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT
K
Activiteiten o.a. op tiet gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*   Sanitair
*    Beveiliging
*   Telematica
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
oLISM4N
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
-ocr page 35-
Colofon
OuJ^Vtrecht
Tweemaandelijkstijdschrift
73ejaafgang nr. 2
april 2000
ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht Is een uitgave van de Ver-
enigingOud-Utrechtverenlglngtotbe-
oefening en verspreiding van de kennis
der geschiedenis alsmede het waken over
het behoud van het cultureel erfgoed van
stad en provincie Utrecht.
Voorzitter. P.A. Blok
Secretariaat:
Mw. CCS. (Tolien) Wilmer,
p/a Alexander Numankade 199-201,
3572 KW Utrecht.
Tel.: (030) 2866611
Fax:(030)2866600
Het internetadres van Oud-Utrecht
is: www.oud-utrecht.nl
Penningmeester: P. Kroes
U kunt zich opgeven als lid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-/30,-; 65-1-ƒ 44,- per jaar).
U-paslidf 30,-
Familielidmaatschap/15,-
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C. van Oudheusden,
J.C.M. Pennings, P. Rhoen,
B.van Santen, M.A.Vugts en
M. vande Vrugt.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: Jeroen Tirion, Utrecht
Vormgeving cover: Hans Lodewijkx
DruV; Casparie Utrecht
Oud-Utrecht.
Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda nummer 3,2000:
1 mei 2000,
verschijningsdatum 1 juni 2000.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 3 V2 inch floppy
(WordPerfect, versie 5 en Word versie
6). Aanbevolen omvang 3000 woor-
den, waarbij het aantal noten zo be-
perkt mogelijk gehouden moet wor-
den. Het gebruik van tussenkopjes
wordt aangeraden; illustratie-sug-
gesties zijn zeer welkom.
Het interieur van de Mariah^el, de vroegere sacristie van de verdwenen kloosterkerk van het Duitse Huis.
Inhoud
Van de bestuurstafel
Het Duitse Huis - een wonder in Utrecht
Hedde Biesma
Karel Ven Utrecht (1528 -1555)
Llewellyn Bocaers
Registenggg
R.P.M. VAN Antwerpen
Van Schoonoord tot Flora's hof
PlEN LAMMERTSE-TJALMA
Laat maar waaien
WiM HoogENDOORN
Literatuursignalement
Agenda
32
33
38
43
50
54
31
vereniging Oud Utrecht
april 2000
-ocr page 36-
Van de bestuurstafel
De Commissie van Acht
evenals retrospectief gezien de
kroniek in het Jaarboek. Verder
zou de frequentie van het Tijd-
schrift te laag zijn en de voorberei-
dingstijd te lang. Daardoor is het
lastig actuele informatie te geven.
Over deze punten is het bestuur in
gesprek met de redactie. Het is
een kwestie van voldoende geld
en kopij. Bovendien bieden het be-
nutten van de wikkel en het ge-
bruiken van inlegvellen goede mo-
gelijkheden. Tenslotte wordt de
wenselijkheid geuit de redactie
niet vrijwel geheel uit academici
te laten bestaan.
Over het cultureel erfgoed kwa-
men drie vragen naarvoren: watis
cultureel erfgoed, waartegen moet
het beschermd worden en wat kan
onze vereniging daaraan doen. Het
bestuur is bezig een beleidsplan en
een PR-plan op te stellen. Het ge-
deelte van het concept-beleidsplan
over het cultureel erfgoed zal met
de commissie worden besproken.
Uiteindelijk zal het volledige be-
leidsplan aan de ledenvergadering
worden voorgelegd. U hoort daar
dus nog meer over.
Er blijft nog net ruimte over om
heel kort stil te staan bij de Karel
V-dag op 15 april vanaf n.oo uur.
Het programma voorzag kennelijk
in een grote behoefte, want bin-
nen een week was de dag al royaal
overtekend. De Activiteitencom-
missie heeft er dus een goede
greep gedaan. Diezelfde commis-
sie heeft het gelukkig voor elkaar
gekregen dat nu aanzienlijk meer
deelnemers kunnen worden toe-
gelaten. Ik hoop en vertrouw dat
alle bezoekers met een voldaan en
feestelijk tintelend gevoel huis-
waarts zullen gaan.
Tenslotte vast de datum van de
voorjaarsledenvergadering: 22 ju-
ni aanstaande.
De Commissie van Acht zal vast
wel een lampje bij u doen bran-
den. Maar voor het geval u niet
volmaakt helder voor de geest zou
staan wat die commissie precies
doet, licht ik dat even toe.
De commissie is in het leven geroe-
pen naar aanleiding van een dis-
cussie in de ledenvergadering over
een brief van verontruste leden.
Die brief bevatte drie kernpunten.
Onze vereniging zou te stoffig zijn,
te weinig jonge leden hebben. Ver-
der zou het Tijdschrift te weinig
uitstraling bezitten. Ten slotte zou
aan de doelstelling te waken over
het behoud van het cultureel erf-
goed meer en anders aandacht
moeten worden gegeven.
Leden van de commissie werden
de briefschrijvers, degenen die
zich ter vergadering vrijwillig op-
gaven en een bestuurslid. Inmid-
dels is de commissie enigermate
gekrompen.
De commissie is enkele malen bij-
een geweest en heeft over de
kernpunten gediscussieerd. Graag
doe ik u hiervan beknopt verslag.
Over de vereniging passeerden de
volgende punten de revue. De sta-
tutaire doelstelling geeft aan dat
het werk van de vereniging zich uit-
strekt tot stad èn provincie. Moet
dat zo blijven? Alleen reeds de om-
standigheid dat 45 % van de leden
buiten de hoofdstad woont vormt
voldoende reden de doelstelling
ongewijzigd te handhaven. Dat het
Historisch Café een historisch, ro-
mantisch, maar geen ideaal onder-
komen heeft wordt onderschreven.
Wel zijn inmiddels enkele verbete-
ringen aangebracht en zit het aan-
tal bezoekers in de lift. Het valt ech-
ter lastig een geschikter onder-
komen te vinden. Zo blijkt ook De
Zes Vaatjes ons geen mogelijkheid
te bieden. Het zoeken gaat door.
Suggesties zijn welkom.
Toegezegd wordt voorts aandacht
te besteden aan het verslag van de
leerstoel Utrecht-Studies. Over de
samenstelling van het bestuurvan
de vereniging heerst enige be-
zorgdheid, nu de indruk bestaat
als zouden vrij veel bestuursleden
in provinciale of gemeentelijke
dienst werkzaam zijn. Naar blijkt
gaat het om twee van de zeven
bestuursleden. In dit verband
komt naar voren dat het bestuur
uitbreiding met twee leden, van
wie één ter versterking van het PR-
werk, nastreeft. Het bestuur heeft
reeds enkele kandidaten op het
oog. Suggesties zijn welkom.
Tenslotte wordt een hoger aantal
jonge leden wenselijk geacht. Van
onze leden blijkt 30 % 65-plusser
te zijn. Reeds in 1948 weerklonk in
onze gelederen de roep om jonge
leden. Toch bestaan we nog
steeds en met aanzienlijk meer le-
den dan toen. De laatste twee jaar
groeide de vereniging van 1700 tot
1900 leden. We blijven echter alles
in het werk stellen om ook meer
jonge leden aan te trekken, al blijft
dat moeilijk. In het PR-plan, dat
thans wordt opgesteld, wordt aan
die werving aandacht besteed.
Ook over het Tijdschrift kwamen
verschillende punten aan snee. Zo
zou het meer informatie moeten
bevatten over actuele, met name
ruimtelijke ontwikkelingen in
Utrecht en wijde omgeving. Aan-
gegeven wordt dat er weinig
hoopgevende ervaringen zijn met
het vinden van correspondenten.
Dat geldt ook voor het leveren van
een agenda, waarin vermeld staat
welke exposities, lezingen etc.
wanneer waar worden gehouden.
Ook hier zijn suggesties welkom.
Overigens geeft de Commissie Ac-
tuele Ontwikkelingen reeds ten
dele daaraan invulling, zoals in het
vorige Tijdschrift was te lezen.
p
PA Blok,
voorzitter
vereniging Oud>Utrecht
april 2000
-ocr page 37-
/\6--l.c^
)b-L0 9-'^ ^ Oc-r \
^^
Het Duitse Huis
een wonder in Utrecht
Dat het Duitse Huis in de Utrechtse binnenstad,
een kloostercomplex uit 1348 en nu een vier-
sterren-hotel met congrescentrum, nog bestaat,
is eigenlijk een klein wonder. Meer dan eens was
de toekomst van dit middeleeuwse monument
heel onzeker en dreigde verval of afbraak. Na
het vertrek van de vorige gebruiker, het Militair
Hospitaal, moest het zelfs tien lange jaren du-
ren voordat de nieuwe bestemming in de vorm
van het Hotel Keizer Karel V en een congrescen-
trum was gerealiseerd.
Het klooster werd gebouwd door
de Duitse Orde. In 1807 moest de
orde het complex verlaten, om-
dat koning Lodewijk Napoleon
van het toenmalige Koninkrijk
Holland (een Franse vazalstaat)
het wilde hebben. In 1813 werd
de Franse keizer Napoleon in de
volkerenslag bij Leipzig versla-
gen en werd Nederland bevrijd,
maar de Orde kreeg de gebou-
wen aan de Springweg niet te-
rug. Koning Willem I maakte er
een militair ziekenhuis van. In
1823 werd de noordelijke vleugel
en in 1831 de zuidvleugel van het
hospitaalgebouw aan het Geer-
tebolwerk gebouwd.
Na het vertrek van het Militair
Hospitaal in 1990 kocht de Ridder-
lijke Duitse Orde de gebouwen op
het voormalige kloosterterrein
aan de kant van de Springweg (de
commandeurswoningen) terug.
Ze werden gerestaureerd onder
leiding van de Amersfoortse archi-
tectenbureau Van Hoogevest en
op 27 maart 1995 in gebruik geno-
men. Het hoofdgebouw en de zie-
kenhuisvleugel aan het Geertebol-
werk bleven echter leegstaan, al
was er vanaf 1990 aan plannen
geen gebrek.
Als eerste ontwikkelde de Utrecht-
se Maatschappij tot Stadsherstel
NV samen met de Balije van
Utrecht en met Vastgoed RABO
Nederland BV een plan voor kan-
toren in het hospitaalgebouw aan
het Geertebolwerk, de bouw van
drie 'urban-villa's' met 27 apparte-
menten en de restauratie van het
middeleeuwse gebouw. In dat
deel zou de Orde weer een plek
krijgen en de rest zou een culture-
le bestemming kunnen krijgen,
zoals een museum of een centrum
voor oude muziek.
/// dil deel van het
complex van het
Duitse Htm is in
1995,Ie Ridder-
lijke Duitse Orde
Balije van Utrecht
teruggekeerd, liet
hoge gebouw links
is de vroegere
Vfoning van de
landcommandeur.
Rechts naast de
vlaggenmast staat
de Mariakapel, de
sacristie van de
kloosterkerk die bij
de stormramp van
1674 werd
verwoest.
Foto: Het
Utrechts Archief
33
Hedde Biesma
%
vereniging Oud'Utrecht
april 2000
-ocr page 38-
land BV en de Ridderlijke Duitse
Orde met een nieuw plan voor de
bouw van tachtig luxe woningen
en de vestiging van een Grand
Café met vergaderaccommodatie
in het middeleeuwse deel. De rid-
ders vestigden zich in dat plan in
de gebouwen tussen de hoek van
de Walsteeg en de Springweg, de
beide commandeurswoningen en
de zogeheten Mariakapel. In de
hospitaalvleugel aan het Ceerte-
bolwerk zouden veertien luxe ap-
partementen moeten komen.
De AMRO-bank presenteerde een
plan voor de bouw van een
vier/vijfsterrenhotel in de hospi-
taalvleugel met 38 kamers en vier
vergaderzalen, nieuwbouw aan
het Geertebolwerk boven een on-
dergrondse parkeergarage en con-
gres- en vergaderaccommodatie
met een exclusief restaurant in
het middeleeuwse deel. Ook in dit
plan keerden de ridders terug in
de gebouwen op de hoek van de
Walsteeg en de Springweg. In to-
taal zou het hotel, inclusief de
nieuwbouw, honderd kamers met
tweehonderd bedden krijgen.
B.V. Herstel 'Het Duitse Huis' van
G. J. Woudenberg en de Belg ir. J.
de Poorter kwamen in oktober
1990 met een plan voor de bouw
van 44 woningen en een congres-
centrum met een capaciteit voor
maximaal vierhonderd personen.
Het moesten luxe appartementen
worden, gedeeltelijk in het voor-
malige hospitaal aan het Geerte-
bolwerk, gedeeltelijk in nieuw-
bouw op de hoek met de
Zilverstraat. In een parkeergarage
onder de nieuwbouw was plaats
voor 150 tot 200 auto's en in de
tuin zou een soort oranjerie ko-
men. Ook in dit plan keerden de
ridders terug in de gebouwen op
de hoek van de Walsteeg en de
Springweg.
Samen met de woningbouwver-
eniging K77 ontwikkelde het aan-
nemersbedrijf GTB een plan voor
de bouw van honderdnegentig
woningen op het terrein van het
Duitse Huis. Later maakte GTB al-
leen nog een plan dat verder nooit
bekend is gemaakt.
ren betrokken. Volgens burge-
meester en wethouders was er
sprake van een 'uiterst gecompli-
ceerde situatie'.
Kamerleden van de WD stelden
schriftelijke vragen over de toe-
komst van het Duitse Huis, nadat
de Bond Heemschut scherpe kritiek
op Defensie had geleverd. Volgens
de bond had het ministerie geen
maatregelen genomen om het ver-
val van het Duitse Huis tegen te
gaan. De bond pleitte voor een
grondige restauratie: 'met lapmid-
delen kan niet worden volstaan en
uitstel van restauratie werkt alleen
maar kostenverhogend'.
Stadsherstel kwam in samenwer-
king met Vastgoed RABO Neder-
In de Kapittelzaal Ideeën voor vestiging van de Rijks-
van de Balije van gebouwendienst, voor de Centrale
Utrecht hangt de Raad van Beroep, voor huisvesting
witte mantel van van de Utrechtse rechtbank, van
delandcomman- het hele provinciebestuur, voor
deurklaarover een landelijk presentatiepunt voor
zijn stoel aan het mode en kostuums in de hospi-
hoofd van de tafel. taalvleugel en voor cascoherstel
Foto: Het van het middeleeuwse hoofdge-
UtrechtsArchief bouw leidden tot niets. En de ge-
meente Utrecht wachtte af; onder
andere of de Europese minister-
raad misschien zou besluiten het
Europees Milieu Agentschap in
Utrecht te vestigen.
Die langdurige onzekerheid over
de toekomst van het Duitse Huis
werd vooral veroorzaakt door het
feit dat er vijf ministeries bij wa-
34
vereniging Oud-Utrecht
april 2000
-ocr page 39-
had opgeleverd, ging de gemeen-
te op zoek naar andere gegadig-
den. Ondertussen kwamen de
Samenwerkende Protestantse
Kerken met het plan om van
Utrecht weer het kerkelijk cen-
trum van Nederland te maken,
wat de stad ook vóór de Kerkher-
vorming was geweest.
De Nederlandse Hervormde Kerk,
de Gereformeerde Kerken in Ne-
derland en de Evangelisch-Lutherse
Kerk probeerden burgemeester en
wethouders van Utrecht ervan te
overtuigen dat het Duitse Huis de
beste plek voor hun centrale huis-
vesting was. Bovendien zou vesti-
ging van de drie 'Samen-op-Weg-
kerken' in Utrecht door de vele
kerkelijke activiteiten een blijvende
grote meerwaarde voor de stad be-
tekenen. Utrecht zou dan een be-
grip worden bij de meer dan drie
miljoen leden van deze kerken en
zou als centrum van de rooms-ka-
tholieke kerk en met het Catharij-
neconvent, het museum voor reli-
gieuze kunst, aan de Nieuwegracht
en de Verenigde Protestantse Ker-
ken in het voormalige Duitse Huis
kunnen worden beschouwd als het
'Genéve van het noorden'.
De stad Utrecht wees ook dat plan
van de hand en sloot op 8 april
1994 een overeenkomst met pro-
jectontwikkelaar Van den Bruele
& Partners om van het Duitse Huis
een vijfsterrenhotel annex con-
grescentrum te maken. De pro-
jectontwikkelaar nam het com-
plex voor het symbolische bedrag
van één gulden over.
Van den Bruele liet het Harmelen-
se architectenbureau Van der
Hoeven plannen maken voor een
hotel in de hospitaalvleugel en
een congrescentrum in het mid-
deleeuwse kloostergebouw. De
gemeentelijke adviescommissie
voor welstand en monumenten
vond eind 1994 echter dat de aan-
pak van het bureau leidde tot een
aantal onbestemde compromis-
sen. De ingediende schetsontwer-
pen misten volgens de commissie
'elke spiritualiteit'.
Architect Van der Hoeven wilde in
de monumentale gebouwen laten
leden van de Nederlandse adel en
van reformatorische huize kunnen
lid van de orde zijn. Hun ouders
moeten bovendien behoren tot de
Nederlandse adel van vóór 1795.
Als charitatieve organisatie had de
Orde alle gebouwen niet langer
nodig. Ze kocht alleen het voor-
malige Commandeurshuis met
bijbehorende gebouwen aan de
Springweg terug. De project-
ontwikkelingsmaatschappij van
ABN/AMRO zou de rest kopen en
het casco van het middeleeuwse
hoofdgebouw laten restaureren in
afwachting van een nog onbeken-
de toekomstige bestemming.
Twee jaar later, in het voorjaar van
1993, waren de gemeente Utrecht,
ABN/AMRO, het rijk als eigenaar
en de Bilderberg-groep nog steeds
aan het onderhandelen over de
vestiging van een luxe hotel in het
Duitse Huis. ABN/AMRO wilde niet
langer wachten op de uitkomst
van die gesprekken: 'het loopt al
een tijd en we willen er nu gewoon
mee beginnen. We zijn met de ge-
meente in gesprek over de bouw-
vergunning en zodra dat rond is,
starten we met de restauratie van
het casco'. Na twee jaar overleg-
gen had de projectontwikkelaar
haast gekregen, maar de eigenaar
van de Bilderberg-groep kwam in
financiële problemen en haakte af.
De Ridderlijke Duitse Orde was
toen al begonnen met de restau-
ratie van de commandeurswoning
uit de zestiende eeuw aan de
Springweg, een vroegere com-
mandeurswoning uit de vijftiende
eeuw, twee gebouwen uit de zes-
tiende eeuw en de sacristie van de
verdwenen kloosterkerk (de Ma-
riakapel). Werkplaatsen uit de
achttiende eeuw op de hoek van
de Walsteeg en de Springweg
werden verbouwd tot expositie-
ruimte, waarin onder andere de
kostbare schilderijencollectie en
archiefstukken van de Orde wor-
den tentoongesteld.
Nadat het langdurige overleg
met de projectontwikkelings-
maatschappij van ABN/AMRO en
de Bilderberg-groep geen hotel
Burgemeester en wethouders van
de stad Utrecht kozen in december
1990 voorlopig voor de vestiging
van een luxe vijfsterrenhotel met
congresaccommodatie. Zij vonden
dat het leegstaande Duitse Huis
niet mocht worden versnipperd,
één geheel moest blijven en de
stad na zorgvuldige restauratie
'een meerwaarde' moest bieden.
Het karaktervan een middeleeuws
kloostercomplex zou behouden
moeten blijven.
B. en W. wezen plannen voor de
bouw van appartementen of wo-
ningen af, omdat het Duitse Huis
'een uitstraling voor de hele stad'
zou moeten hebben. Volgens het
college voldeed het plan van
AMRO Projectontwikkeling het
beste aan deze uitgangspunten.
'Het grootste belang van de ge-
meente is een zorgvuldige restaura-
tie op korte termijn met behoud
van de specifieke identiteit, eenheid
en samenhang. Het complex is zo
bijzonder en zodanig gelegen dat
het bovendien vraagt om een func-
tionele invulling die een meerwaar-
de voor de stad in zich heeft', aldus
burgemeesteren wethouders.
In maart 1991 gaf een meerderheid
in de Utrechtse gemeenteraad de
voorkeur aan één hoogwaardige
hoofdfunctie voor het complex
van het Duitse Huis. De raad was
het eens met burgemeester en
wethouders dat het AMRO-plan
voor een vijfsterrenhotel daaraan
het beste beantwoordde.
AMRO Projectontwikkeling kreeg
drie maanden de tijd voor het uit-
werken van de plannen voor een
vijfsterrenhotel, maar die termijn
werd ruimschoots overschreden.
Ondertussen bood de Dienst der
Domeinen van het Ministerie van
Financiën het complex te koop
aan aan de vroegere eigenares, de
Ridderlijke Duitse Orde Balije van
Utrecht. Bij de gedwongen ver-
koop in 1807 had de Orde namelijk
het recht van terugkoop gekregen.
Na de kerkhervorming was de oor-
spronkelijke kloosterorde van lie-
verlee veranderd in een protes-
tants liefdadig fonds met een
adellijk bestuur. Alleen mannelijke
35
vereniging Oud*Utrecht
april 2000
-ocr page 40-
Het Duitse Huis - een wonder in Utrecht
den gerealiseerd om het hotel ren-
dabel te kunnen exploiteren.
Alles bij elkaar zou het hotel over
maximaal zeventig tot tachtig
kamers beschikken en dat zou
voor een vijfsterrenhotel te wei-
nig zijn. Zo'n hotel moet 150 tot
200 kamers met een permanen-
te bezettingsgraad van zo'n 60
tot 70 procent hebben om renda-
bel te kunnen zijn. Die gewenste
bezettingsgraad zou volgens des-
kundigen In Utrecht nooit kunnen
worden bereikt, omdat Amster-
dam op twintig (auto)mlnuten van
Utrecht ligt en dé toeristenstad is.
Van den Bruele ging met de ge-
meente in de slag over alternatie-
ven. Eén daarvan behelsde de ver-
bouwing van de hospitaalvleugel
tot luxe appartementen. Het mid-
deleeuwse kloostergebouw zou
dan zelfstandig als zaalruimte ten
behoeve van congressen kunnen
worden geëxploiteerd.
Intussen had een groep jongeren
de voormalige hospitaalvleugel
aan het Geertebolwerk gekraakt.
Ze noemden zich 'Woongroep Mili-
tair Hospitaal' en ze wilden het ge-
bouw, dat toen al acht jaar lang
leeg stond, als woon- en werkruim-
te in gebruik nemen. In een brief
aan de officier van justitie, de wijk-
agent, pers en buurtbewoners we-
zen ze erop dat het complex door
verwaarlozing en leegstand In een
'schandalige staat van verkrotting'
verkeerde. Volgens hen werd geen
onderhoud meer gepleegd, lekte
het dak en sneuvelden steeds meer
rulten. Geregeld moest de politie
mensen uit het gebouw halen die
het gebruikten als ontmoetings-
plaats of slaapgelegenheid.
Met de bezetting van het gebouw
maakten de krakers de patstelling
tussen de gemeente en eigenaar-
projectontwikkelaar Van den Bru-
ele op pijnlijke wijze duidelijk. De
zien hoe die in de loop der tijd wa-
ren veranderd en aangepast, maar
daarbij niet verder teruggaan dan
tot het begin van de vorige eeuw.
Het rijk heeft er toen nogal wat
aan verbouwd om het complex
geschikt te maken als hospitaal.
De architect voelde er bijvoor-
beeld weinig voor om de oor-
spronkelijke gotische gevels van
het Duitse Huls te herbouwen:
'dat is het reconstrueren van din-
gen waarvan je niet precies weet
hoe die er hebben uitgezien'. Hij
wilde een 'terughoudende' res-
tauratie, waarbij de gekozen op-
lossingen volgens hem 'overeen-
stemmen met het gebouw'.
De leden van de commissie (archi-
tecten, stedebouwkundigen en
mensen uit de monumentenwe-
reld) vonden de visie van architect
Van der Hoeven 'niet overtuigend'.
Ze maakten zich grote zorgen over
de bouw van hotelkamers in de
voormalige hospitaalvleugel en de
congresfunctie In het middeleeuw-
se deel 'In relatie tot het monu-
ment'. Bovendien waren ze bang
dat het plan 'een klinische ver-
taling van het programma van ei-
sen voor het hotel en het congres-
centrum zou worden, waarin het
voorbijgaan van de tijd absoluut
niet meer zichtbaar Is'.
Begin 1995 schakelde projectont-
wikkelaar Van den Bruele de
Utrechtse architect A. Oosting In
als 'begeleider' van de restauratie
van het Duitse Huls. Oosting stel-
de als voorwaarde dat een restau-
ratieteam zou worden gevormd
en een goede tuinarchitect zou
worden aangetrokken. Architect J.
van den Hoeven uit Harmeien zou
zich bezig houden met de inrich-
ting van het negentiende-eeuwse
gebouw aan het Geertebolwerk
tot hotel. Met deze aanpak leek
Van den Bruele tegemoet te willen
komen aan kritiek van de gemeen-
telijke adviescommissie voor Wel-
stand en Monumenten.
Oosting had zich In Utrecht enige
faam verworven, onder andere als
architect van de restauratie en ver-
bouwing van het kantongerecht
aan het Janskerkhof. Hij gaf te ken-
nen dat hij bij de restauratie van
het Duitse Huls op zoek wilde gaan
naar de oude situatie en die op een
eigentijdse manier wilde restaure-
ren en aanvullen. Hij wilde bijvoor-
beeld de vorm van de verdwenen
trapgevel van het oorspronkelijke
Duitse Huls In een constructie van
Ijzer en glas laten terugkeren.
De gemeentelijke adviescommissie
Welstand en Monumenten was en-
thousiast over de plannen voor het
Duitse Huls die architect Oosting
had gemaakt. Vergeleken met eer-
dere plannen was er volgens de
commissie sprake van een verbete-
ring en van een heldere visie.
Projectontwikkelaar Van den Brue-
le verwachtte In september 1995 te
kunnen beginnen met de verbou-
wing van het Duitse Huls tot vijf-
sterrenhotel en congrescentrum.
Het hotel in de voormalige hospi-
taalvleugel aan het Geertebolwerk
zou dan een jaar later worden op-
geleverd en het congrescentrum In
het middeleeuwse deel In januari
1997. 'Als er geen verdere tegenval-
lers zijn', aldus Van den Bruele met
vooruitziende blik. Die tegenvallers
kwamen er toch, In de vorm van de
aanwezigheid van boktor en van
verrotte balkkoppen in de kap van
het toekomstige hotel.
Inmiddels werd wel duidelijk dat
het Van den Bruele niet lukte om
hotelketens voor een vijfsterrenho-
tel In het Duitse Huis te interesse-
ren. Belangrijkste probleem was
volgens hem dat er In het complex
onvoldoende kamers konden wor-
36
vereniging Oud-Utrecht
april 2000
-ocr page 41-
Van bovenaf te-
kent zich inde
Utrechtse binnen-
stad nog steeds de
structuur van het
voormalige kloos-
ter van de Duitse
Orde af. In het
midden staan de
witgepleisterde
middeleeuwse
kloostergebouwen.
Rechts naast het
hoofdgebouw, dat
weer een trapgevel
heeft gekregen,
staat aan de kant
van de Springweg
het gedeelte waar
de Bah je van
Utrecht weer zijn
intrek heeft geno-
men. Aan de ande-
re kant staat langs
het Ceertebolwerk
het vroegere mili-
tair hospitaal uit
het begin van de
19e eeuw waarin
nu het hotel Karel
V is onder-
gebracht. Het hoge
geboomte rechts
naast het middel-
eeuwse deel mar-
keert de plek waar
tot 1674 de kloos-
terkerk aan de
Wals teeg heeft ge-
staan.
Foto: Het
Utrechts Archief
Hedde Bicsma is
de auteur van
Ridders in een
klooster. Het Duit-
se Huis in Utrecht,
afgelopen najaar
verschenen bij
uitgeverij Matrijs.
bouwvergunning die in 1995 was
aangevraagd en verleend, was in-
middels verlopen en de werkzaam-
heden in de hospitaalvleugel lagen
stil. De gemeente hield Van den
Bruele echter aan het contract om
een vijfsterrenhotel op deze plek in
de binnenstad te realiseren, hoewel
hij had gezegd dat hij daar niet in
kon slagen.
Het middeleeuwse hoofdgebouw
werd steeds bouwvalliger. Weeren
wind hadden vrij spel en het dak
zou bij een zware storm, net als in
1674, ongetwijfeld weer in elkaar
storten. Bovendien waren in 1995
door een gesprongen waterleiding
de kelders vol water gelopen en
was door optrekkend vocht zwam
in de muren ontstaan.
De raad had twee jaar eerder inge-
stemd met een subsidie van 3,4
miljoen gulden voor herstel van het
casco. Dat geld werd beschikbaar
gesteld zonder dat het hotel was
gerealiseerd en een toekomstige
exploitant bekend was, hoewel de
raad in eerste instantie dat wel als
voorwaarde had gesteld. In decem-
ber 1996 werd begonnen met de
restauratie van het casco om het
voortbestaan van het monument
veilig te stellen. Het totale bedrag
dat de gemeente voor subsidie van
het Duitse Huis had gereserveerd,
bedroeg 4,9 miljoen gulden.
Bij de officiële start van de casco-
restauratie deelde projectontwik-
kelaar Van den Bruele mee dat de
plannen voor vestiging van een
vijfsterrenhotel waren afgeketst.
Hij wilde toen de hospitaalvleu-
gels aan het Ceertebolwerk ver-
bouwen tot een luxe appartemen-
tencomplex en daarover met het
gemeentebestuur gaan praten.
Volgens Van den Bruele had hij et-
telijke hotelketens proberen te in-
teresseren, maar hadden ze stuk
voor stuk, de Bilderberg-groep als
laatste, afgehaakt. Hij wilde daar-
om alternatieve plannen ontwik-
kelen. 'We blijven zoeken', zei de
projectontwikkelaar.
In de zomer van 1997 werd duidelijk
dat Van den Bruele van het Duitse
Huis afwilde en een paar maanden
later werden de gebouwen aan het
Ceertebolwerk en het oude hoofd-
gebouwvan het klooster overgeno-
men door de Vechtse Slag B.V. Deze
onderneming had het vertrouwen
dat ze de oorspronkelijke plannen
voor een vijfsterrenhotel met con-
gresaccommodatie in het complex
zou kunnen realiseren.
Volgens de woordvoerder van de
Vechtse Slag, U. Hylkema van Hyl-
kema Consultants BV, blijkt sinds
een jaar of vijf'datje het niet goed
doet als je met een hotel tot het
middensegment behoort. Alleen
onderin lukt het en aan de andere
kant met veel luxe en grote aan-
dacht voor de vormgeving en de in-
richting. Dat heeft zich bewezen als
een goede formule'.
Van den Bruele is, aldus Hylkema,
eerder een ontwikkelaar en een
verkoper van onroerend goed dan
een horecaman. 'Hij heeft het Duit-
se Huis aan een aantal bekende ho-
telketens aangeboden, maar die
hadden er om één of andere reden
geen trek in. De Vechtse Slag heeft
echter ervaring met de exploitatie
van grote luxueuze buitenhuizen
en de ontwikkeling vnn enkele
Franse kastelen tot horeca-onder-
nemingen'.
Hylkema Consultants BV werd bij
de verdere ontwikkeling van de
plannen betrokken. Het bedrijf
schakelde tekenaars en architecten
in die als groep werden belast met
de verbouwing en inrichting van de
voormalige hospitaalvleugel tot
Hotel Karel V en van het middel-
eeuwse hoofdgebouw van het
klooster tot congres- en vergader-
accommodatie.
37
vereniging Oud>Utrecht
april 2000
-ocr page 42-
Karel V en Utrecht (1528 -1555)
De haat-liefde verhouding tussen een stad en haar keizer
Het jaar 2000 is het herdenkingsjaar van keizer
Karel V. Op 24 februari 1500 werd deze vorsten-
zoon in Gent geboren. Van vaderszijde erfde hij
de Bourgondische en Habsburgse erflanden en
van moederszijde Spanje inclusief de overzeese
gebiedsdelen die zich uitstrekten van Italië tot
Amerika. Vandaar dat er gezegd wordt dat in
het rijk van Karel V de zon nooit onderging. Na
de dood van zijn grootvader Maximiliaan van
Habsburg kozen de Duitse keurvorsten in 1519
Karel tot keizer van het Heilige Roomse Rijk. In
1528 verwierf hij de landsheerlijke macht over
het Neder- en Oversticht. Karel V heeft onmis-
kenbaarzijn stempel gezet op bestuurlijke in-
stellingen in Utrecht, op het uiterlijk van de
stad, op het zelfbewustzijn van de Utrechters, en
op de godsdienstpolitiek. Reden genoeg om de
keizer ook in Utrecht te gedenken.
Voorspel
Karel V zond zijn schaduw reeds
lang vooruit. Bij onderhandelin-
gen over de bisschopszetel in 1516
steunden zijn ambassadeurs de
kandidatuur van zijn bloedver-
want Philips van Bourgondië. Te-
vens onderhandelde Karel V recht-
streeks met de paus. In ruil voor
18.000 dukaten bevestigde de
paus in 1517 de benoeming van
Philips tot bisschop. Kapittels, stad
en Staten van Utrecht waren bui-
tenspel gezet.^ Zij waren er niet in
geslaagd 'om te doen als goede
Sunte Meertijnsluyden [...] om
hoer rechten te helpen bescer-
men'.^ De stedelijke raad was niet
van plan zich de wet te laten voor-
schrijven. Op de toenemende druk
reageerde zij met een daad die de
eigen traditie onderstreepte: in
Karel V met hond,
Titiaan, olieverf op
doek
Museo del Prado,
Madrid
38
Llewellyn
BOGAERS
%
vereniging Oud-Utrecht
april 2000
-ocr page 43-
In de Geschiedenis van de provincie Utrecht {C. Dekker e.a., red.) schreefdecultuurhistoricaLlewellyn Bogaersvier
hoofdstukken over de politieke en religieuze ontwikkelingen in zestiende-eeuws Utrecht. In het Karel V-jaar verzorgt
zij rondleidingen door het voormalige Duitse Huis, nu Grand Hotel Karel V. Over de relatie tussen Karel V en de stad
Utrecht heeft zij een twee uur durende wandeling uitgezet onder de titel Merktekens van Karel V in Utrecht. Deze
tocht eindigt met een rondleiding door Grand Hotel Karel V. Voor data: zie de agenda op pagina 57 van dit blad
De aanloop tot de Habsburgse
machtsovername was de burger-
oorlog die in Utrecht in 1525 begon.
De strijd richtte zich aanvankelijk
tegen het patriciaat dat al enkele
generaties een beslissende stem in
de stedelijke raad had, en tegen de
bevoorrechte positie van de kapit-
tels die veel minder belasting hoef-
den te betalen op wijn en bier. Ge-
leidelijk aan verhardden zich de
verhoudingen. Op 1 augustus 1527
werd de elect [verkozen, doch niet
gewijde bisschop] de toegang tot
de stad ontzegd. De opstandige
factie ging vervolgens een bondge-
nootschap aan met de hertog van
Gelre en de bisschop met Karel V.
De burgeroorlog was niet langer
een stedelijke aangelegenheid:
Habsburg en Gelre streden om
zeggenschap over Utrecht. Het
einde van Utrechts autonomie was
onafwendbaar. In 1528 stelden de
Staten van Holland hun stad-
houder, Antonie de Lalaing, graaf
van Hoogstraten, 80.000 gulden
ter beschikking om de verhoudin-
gen in Utrecht te herstellen. In ruil
voor militaire steun was de elect
bereid ten gunste van de keizer af-
stand te doen van de wereldlijke
macht over het Neder- en Over-
sticht, nu de provincies Utrecht,
Drente en Overijssel. Op 1 juli 1528
trok de elect de stad Utrecht bin-
nen. Enkele prominente tegen-
standers kregen de doodstraf.
Op 21 oktober vond de machts-
overdracht plaats. Namens Karel V
aanvaardde de graaf van Hoog-
straten het wereldlijk bestuur over
het Nedersticht De overdracht
ging met rituelen en festiviteiten
gepaard. In de Domkerk werd een
plechtige hoogmis gevierd. Op de
Neude zwoeren de Utrechtse bur-
gers en ingezeten de nieuwe
landsheer de eed van trouw. De
stadhouder beloofde op zijn beurt
de stad te beschermen. Als teken
van blijdschap werden handenvol
goud en zilver over de bevolking
uitgestrooid, 's Avonds verlichtten
vreugdevuren en fakkels de stad.
Voortaan werd deze dag met een
jaarlijkse processie herdacht. Met
het Habsburgse bestuur begon
een periode van vrede, rust en
welvaart voor de stad.
De prijs voor de vrede
Door diplomatie, pressie en oorlog
had de keizer in 1528 aan het lang-
ste eind getrokken. Toch was hij
geenszins gerust op een goede af-
loop. Utrecht had nu eenmaal de
reputatie een oproerige stad te
zijn. Reeds drie dagen na de
machtsoverdracht zocht de stad-
houder naar een goede locatie
voor een dwangburcht, die de rust
in de stad moest garanderen. De
Vredenburg kwam in het westen
van de stad te staan, aan de stads-
wal, in de onmiddellijke nabijheid
van de Catharijnepoort. Het kas-
teel kon in tijden van nood reke-
nen op bevoorrading en verster-
king vanuit Amsterdam.
Aan de vrede hing een prijskaartje:
de Staten van Utrecht moesten de
keizer 80.000 gulden betalen als
welkomstgeschenk. De privileges
en rechtsgewoonten van de stad
Utrecht waren dood en ieniet ver-
klaard. De gilden verloren hun po-
litieke en militaire bevoegdheden.
De stadsbestuurders werden niet
langer vanuit de gilden gekozen,
doch rechtstreeks door de keizer
benoemd. De burgerwacht werd
opgeheven. Wel behielden de gil-
den hun sociaal-economische
functie, al mochten zij niet langer
op eigen initiatief vergaderen. De
stedelijke raad moest het aloude
raadhuis verlaten en zijn intrek
nemen in Hasenberch en de aan-
grenzende gebouwen aan de
1520 liet zij de Utrechtse bisschop-
pen vereeuwigen aan de gevel van
Hasenberch, de zetel van de
Utrechtse schepenbank [recht-
bank].3 De 24 beelden stonden
symbool voor Utrechts onafhan-
kelijkheid. Het stadsbestuur iden-
tificeerde zich steeds nadrukkelij-
ker met Sint-Maarten, de patroon-
heilige van de Domkerk en de
stad. Bij de bisschopskeuze van
1524 was de raad alerter dan in
1516 -1517 en vroeg zij de kapittels
een neutrale bisschop te kiezen
'die Sint-Maarten en de Staten be-
quaem, nut ende oirber' zou zljn'.4
Ook probeerde zij te voorkomen
dat gezanten van zowel de keizer
als diens rivaal, de hertog van Gel-
re, tijdens de verkiezing in de stad
zouden zijn.5
Met zijn expansiepolitiek zette Ka-
rel V de familietraditie voort. Nadat
het Bourgondische huis in 1428 Hol-
land en Zeeland had weten te ver-
werven, was het bisdom Utrecht
het volgende doelwit. De benoe-
mingvan David van Bourgondië tot
bisschop van Utrecht (1456 -1496)
was de eerste stap. Hoewel Utrecht
tot 1528 de zelfstandigheid wist te
bewaren, was het in de vijftiende
eeuw en het eerste kwart van de
zestiende eeuw vaak onrustig aan
de grens. De heren van het Hol-
landse IJsselstein, de hertog van
Gelre en de heren van Culemborg
en Vianen deden regelmatig een
inval. Het was prijsschieten. De oor-
logshandelingen kwamen Utrecht
duur te staan. De Utrechtse burger-
wacht en schutterij moesten tel-
kens weer in het geweer komen, de
verdediging kostte handenvol geld.
De vijandelijke legers waren niet
sterk genoeg om de stad In te ne-
men, maar brachten wel grote
schade toe aan het platteland. Al-
leen tegen grote afkoopsommen
waren zij bereid het veld te ruimen.
39
vereniging Oud*Utrecht
april 2000
-ocr page 44-
Karel V en Utrecht (1528 -1555)
Plaats [de liuidige Stadhuisbrug].
In het rechtssysteem kwamen
grote veranderingen. De schout
stond als hoofd van politie en
openbaar aanklager rechtstreeks
onder de keizer. Hij kreeg nieuwe,
uitgebreide bevoegdheden. In
1530 kreeg Utrecht er een recht-
bank bij, het Hof van Utrecht, dat
als provinciale rechtbank functio-
neerde en als beroepsinstantie. De
verdedigingswerken moesten
worden aangepast aan nieuwe
wapens zoals kanonnen: de mees-
te verdedigingstorens werden ver-
laagd, de stadspoorten verbouwd.
Bovendien kreeg de stad vier ste-
nen bolwerken. Pas nadat bestuur,
rechtspraak en defensie waren ge-
reorganiseerd, werd de stad in een
aantal oude privileges hersteld.
Sociaal-culturele organen als het
broederschapswezen, het buurtle-
ven en de rederijkerskamer bleven
buiten schot. Wel liet de keizer in
1538 de armenzorginstellingen
doorlichten op hun doelmatig-
heid. Tijdens zijn bezoeken, in 1540
en 1545/1546, zou hij steeds weer
belangstelling tonen voor de gang
van de zaken in de Staten van
Utrecht, de verhouding van de
stad tot de Staten en van de sche-
penbank tot het Hof van Utrecht,
en begeerde hij afschriften van
raadsbesluiten en van vonnissen
van de schepenbank.^
In het uiterlijk van de stad traden
veranderingen op. De beeltenis
van Sint-Maarten, de patroonheili-
ge van de stad, sierde niet langer
de openbare gebouwen, stads-
poorten en waterputten. Het wa-
pen van de keizer prijkte er voort-
aan. Sint-Maarten verdween uit
het stadswapen en het stadszegel.
Utrechtse muntjes werden nauwe-
lijks meer geslagen. Zelfs het wa-
pen van Adriaan VI, de Utrechter
die het in 1522 tot paus had ge-
bracht, werd van de stadspoorten
verwijderd. De meeste kerken en
kloosters hadden nu een gebrand-
schilderd raam met de beeltenis en
het wapen van de keizer. De nieu-
we verdedigingswerken met hun
waakhuisjes aan de stadssingel
kregen een nieuwe naam zoals de
Vos, de Bok, de Beer, etc. Niet lan-
ger herinnerde de naam aan het
gilde dat hun had beheerd. De bur-
gemeesters mochten alleen nog
maar een zwarte tabberd dragen;
de zilveren kovel die hun middel-
eeuwse voorgangers met zoveel
trots gedragen hadden, werd hun
ontzegd. Ook kregen de stadsdie-
naren een soberder versiering: zij
droegen alleen nog maar de naam
Utrecht in zilveren letters op hun
mouw. In 1545 moesten de bis-
schopsportetten met bijbehorende
tekstborden in het koor van de
Domkerk plaatsmaken voor de wa-
penborden van de ridders van het
Gulden Vlies. Hasenberch kreeg in
1546 een schitterende gevel in re-
naissancestijl, waarvoor de bis-
schopsbeelden moesten wijken.
Met al deze maatregelen probeer-
de Karel V de identiteit van de
Utrechters te breken.
Trouw aan de keizer?
Niet iedereen legde zich voet-
stoots neer bij de nieuwe ontwik-
kelingen. In de beginjaren kwam
het regelmatig voor dat mensen
nog de eed van trouw aan de kei-
zer moesten zweren. Ook waren er
rechtszittingen, waaruit onvrede
met de gewijzigde verhoudingen
spreekt. Een enkeling geloofde
niet dat het keizerrijk lang zou du-
ren.7 in de raadsbesluiten en
stadsrekeningen overheerst even-
wel een optimistische toon. In de
stad werd druk getimmerd: al in
augustus 1529 was de bouw van
Vredenburg zover gevorderd dat
het kasteel gebruiksklaar was. La-
ter volgde de ingrijpende verbou-
wing aan het stadhuis. Er was veel
aandacht voor openbare werken.
De verdedigingswerken werden
aangepast aan de eisen des tijds.
Utrecht-Oost kreeg een nieuw ri-
ool. De keizer wist zich verzekerd
van een loyaal bestuur, dat hij
hoofdzakelijk uit de gegoede bur-
gerij en het patriciaat recruteerde.
Hij schuwde niet om ook rebelse
kopstukken uit de jaren 1525 -1528
in het stadsbestuur op te nemen.
Hierdoor kreeg zijn beleid een
breed draagvlak. Frans van Nijen-
rode (overleden in 1560) is hiervan
een mooi voorbeeld. Deze Gel-
dersgezinde edelman verkreeg in
1527 kosteloos het burgerschap,
alsof hij een geboren burger was.^
In 1528 bevestigde Karel V dit bur-
gerschap en benoemde Frans van
Nijenrode vervolgens tot schepen.
In 1530 bracht deze nieuwkomer
het tot raadsheer van het Hof van
Utrecht. Deze functie bekleedde
hij tot zijn dood. In 1556 sierde een
beeld van Karel V zijn huis aan de
Oudegracht [nu nr. 120]. De voor-
malige tegenstander had zich ont-
popt tot een loyaal aanhanger.
De keizer had geen onbeperkte
armslag. Net als de landsheren
voor hem behoefde hij toestem-
ming van de Staten van Utrecht
om belastingen uit te schrijven.
Op dit terrein vond hij veel tegen-
werking. Met name de ridder-
schap en de steden Amersfoort,
Wijk, Rhenen en Montfoort, ston-
den op naleving van hun aloude
privileges, die vrijstelling van be-
lasting inhielden. Zelfs de stad-
houder Antonie de Lalaing, die zo
op sanering van de Statenfinan-
ciën aandrong, vroeg ontheffing
voor Honswijk, waarover hij door
zijn huwelijk met Elisabeth van
Culemborg heer was. Toch moest
40
%
vereniging Oud'Utrecht
april 2000
-ocr page 45-
over de heersende cultuur. Bij de
bezinning op het geloof en de
vormgeving ervan ging het om
zingevingsvraagstukken, waarbij
zich een steeds grotere groep
mensen betrokken voelde. De in-
terpretatie van de christelijke leer
en de plaats van rituelen en sym-
bolen werden in brede kring on-
derwerp van gesprek. In Utrecht
had men vooral aandacht voor de
betekenis van de eucharistie. Min-
ne Rode, de rector van het frater-
huis waaraan de Hieronymus-
school was verbonden, maakte
zich sterk voor een symbolische in-
terpretatie van het H. Sacrament.
Hij reisde al in 1521 naar Luther om
met hem over dit onderwerp te
praten. Luther was niet geïnteres-
seerd. Het lutheranisme heeft in
Utrecht weinig aanhang gevon-
den. De plaatselijke katholieke
kerk was pluriform en bood ruim-
te aan nieuwe inzichten.''"
De hervormingsbeweging raakte
echter-vanuit het perspectief van
kerkelijke en wereldlijke overhe-
den - het fundament van de sa-
menleving, omdat in die tijd reli-
gie en cultuur, kerk en samen-
leving nog nauw verweven waren.
De vorsten lieten de zaak niet op
zijn beloop en verklaarden ketterij
tot majesteitsschennis. In die zin
gebruikten zij de religie als instru-
ment om hun gezag te versterken.
Het was de tijd waarin vorsten
streefden naar alleenheerschap-
pij. Afwijkende meningen en ge-
dragingen waren koren op hun
molen. Overal nam men maatre-
gelen tegen de 'ketterij', vooral na-
dat de strijd tussen de keizer en
Luther geëscaleerd was. Ook het
Utrechtse stadsbestuur moedigde
de vernieuwingsbeweging niet
aan. Net als de graaf van Holland
(Karel V) en de hertog van Gelre
nam het maatregelen om de her-
De Tolsteegpoor- de bede van 80.000 gulden wor-
ten rond 1540. den opgebracht. Alleen de stad
Langs deze weg Utrecht nam haar verantwoorde-
reedKarelVin lijkheid en hief een extrabelasting
1540 de stad bin- op het bier, het zogenaamde stui-
nen. Potloodteke- vergeld. Jarenlang bleef de kwes-
ningdoorCW. tie slepen. Uiteindelijk heeft de
Wagenaarnaar        landvoogdes de knoop in 1539
een anonieme af- doorgehakt. Voor het platteland
beelding uit del 7e besloot zij tot een heffing op de
of I8e eeuw naar grond, waaraan de pachters en
een onbekend 16e grondeigenaren gelijkelijk moes-
eeuwsorigineel. ten bijdragen. Alleen de pachters
Foto: Het Utrechts Van de keizerlijke domeinen wa-
Archief ren van de heffing vrijgesteld. In
de stad(svrijheid van) Utrecht
bleef het stuivergeld van kracht.
De kloosters leverden hun gebrui-
kelijke bijdrage.9
Pas nadat Karel V het hertogdom
Gelre in 1543 had onderworpen,
kon hij grotere druk op de Utrecht-
se Staten uitoefenen. De keizer
heerste toen over een aaneenge-
sloten gebied in de Nederlanden.
In 1548 verenigde hij de Bourgon-
dische gewesten in de Bourgondi-
sche Kreits. Met de Pragmatieke
Sanctie (1549) regelde hij zijn op-
volging: alle Bourgondische lan-
den erkenden Karels zoon Philips
als hun toekomstige heer. De Blij-
de Inkomste van Philips II in 1549
vormde de plechtige bezegeling
van deze overeenkomsten. Vanaf
1549 nam de belastingdruk toe. De
Staten van Utrecht waren nauwe-
lijks genegen bij te dragen aan de
geldverslindende oorlog met
Frankrijk (1551 -1559) en traineer-
den de belastingheffing waar mo-
gelijk. Zij beschikten over een uit-
stekend breekijzer: de stem van
Utrecht was binnen de Staten-Ge-
neraal cruciaal. In de Nederlanden
kon alleen belasting worden gehe-
ven, als alle Bourgondische erflan-
den akkoord gingen. Deze status
had Utrecht in 1534 verkregen. Zij
was toen in een Unie met Holland
en Zeeland verenigd. De Utrechtse
Staten beantwoordden strijk en
zet elk belastingvoorstel met een
veel lager tegenbod. De verhou-
ding met Brussel, de hoofdstad
van de Nederlanden, was al ten tij-
de van de troonsafstand van Karel
V in 1555 ernstig bekoeld.
Godsdienstpolitiek
In het eerste kwart van de zestien-
de eeuw waren ook in Utrecht her-
vormingsgezinde geluiden te ho-
ren. Dit was geheel conform de
tijdgeest. Met hun belangstelling
voor de klassieke oudheid hadden
humanisme en renaissance bij de
intelligentsia vragen opgeroepen
41
%
vereniging Oud«Utrecht
april 2000
-ocr page 46-
Karel V en Utrecht (1528 -1555)
vorming in de klem te smoren. In
de Habsburgse landen werd In
1520 ketterse literatuur verboden
en in 1523 de Inquisitie ingevoerd.
Langzaam kwam daar de vervol-
ging van andersdenkenden op
gang. In het Sticht vonden in 1521
boekverbrandingen plaats. In 1524
werd er een commissie ingesteld
die erop moest toezien dat ketter-
se denkbeelden hier geen Ingang
vonden. Van vervolging was hier
nog geen sprake. Wie zich In de ja-
ren twintig al te zeer als sympathi-
sant van de nieuwe leer profileer-
de, kreeg de aanbeveling om stad
en land te verlaten.
Nadat Karel V In 1528 landsheer
van Utrecht was geworden, wer-
den hier dezelfde godsdienst-
plakkaten afgekondigd als elders
in de Bourgondische (erf)landen.
De keizer had de strijd tegen de
ketterij hoog In het vaandel, zeker
nadat de doopsgezinden in 1534 -
1535 een greep naar de macht had-
den gedaan in Munster en zij in
1535 een aanslag gepleegd hadden
op het stadhuls van Amsterdam.
De Habsburgse godsdlenstpolitlek
vond in Utrecht geen warm ont-
haal. Het stadsbestuur was er alles
aan gelegen om de eenheid van
de samenleving te bewaren en
stelde geen belang in de vervol-
gingvan hervormingsgezinde bur-
gers die zich niet aanstootgevend
gedroegen. Gebruikmakend van
een amnestieregeling die de cen-
trale regering had afgekondigd,
konden In 1534 veertien Utrechtse
herdoopten hun wederdoop her-
roepen. Tot de doperse woelingen
kreeg in Utrecht alleen in 1533 een
priester, die opruiend preekte, de
doodstraf omwille van de religie.
Pas toen de samenleving in gevaar
leek, zijn er tussen 1535 en 1546 op
grotere schaal doodstraffen vol-
trokken, en wel aan 17 mannen en
14 vrouwen die actief bij radicale
stromingen binnen de doperse be-
weging betrokken waren. Tussen
1546 en 1555 zijn er in Utrecht geen
dissenters om hun religieuze over-
tuiging gedood. In vergelijking
met de andere Habsburgse landen
Is de vervolging in Utrecht mild te
noemen. Het Hof van Utrecht had
na 1535 Inzake de religie geen
doodvonnis meer uitgesproken.
De Blijde Inkomste
In 1528 was Karel V aanvaard als
landsheer, maar de Utrechters
moesten nog bijna twaalf jaar
wachten voordat zij hem In leven-
de lijve konden aanschouwen. Van
14 tot 17 augustus 1540 bezocht de
keizer de stad. Het was zijn Blijde
Inkomste, zoals het eerste bezoek
van de landsheer traditioneel
werd genoemd. Kosten noch
moeiten waren gespaard om hem
een waardig welkom te bezorgen;
langs de route waren erebogen
opgetuigd met symbolen en
spreuken die getuigden van vere-
ring voor de keizer." Alle vooraan-
staande leden van de Utrechtse
samenleving maakten hun op-
wachting. De stad wemelde van
de mensen, van heinde en verre
waren zij gekomen om de keizer
te begroeten. Eindelijk was het zo-
ver, op zaterdagavond 14 augus-
tus, een warme zomeravond, na-
derde de keizer de stad. Zijn zuster
Maria van Hongarije en voorname
edellieden uit Spanje en de Neder-
landen vergezelden hem. Op een
mijl van de stad wachtte de ridder-
schap, in zwart fluweel gekleed,
het gezelschap op. Halverwege
stonden 1500 burgers en soldaten,
die op Vredenburg gelegerd wa-
ren, opgesteld. Zij vormden de ere-
haag waardoor het keizerlijk ge-
zelschap de stad bereikte. Vóór de
Tolsteegpoort ontmoette de kei-
zer de schout en het stadsbestuur.
De schout viel hem ten voet en
overhandigde hem op een goud-
omrand kussen de roede van justi-
tie. De eerste burgemeester sprak
vervolgens zijn vreugde uit dat de
keizer in de gelegenheid was de
stad te bezoeken. Hij hoopte dat
de keizer overtuigd was van de
trouw van zijn onderdanen en
dankte hem voor het feit dat hij de
stad Utrecht van de ondergang
had gered. Hierop overhandigde
hij de keizer de sleutels van de
stad op een prachtig geborduurd
kussen. De keizer beloofde daar-
opvolgend de belangen van de
stad te behartigen en de welvaart
van de inwoners te bevorderen.
Het gezelschap reed de stad bin-
nen. De keurtroepen van de keizer
werden gevolgd door de Utrechtse
burgerij, de ridderschap, de schout
en het stadsbestuur. Daarna volg-
de de keizerlijke hofhouding met
de pages in geel, grijs en violet flu-
weel. In het zwart geklede edellie-
den reden voor en naast de keizer.
Zij droegen een toorts waarmee zij
de keizer in het licht zetten. Een
lange man, In goudlaken, met een
kostbaar zwaard In de hand, ging
aan de keizer vooraf. Karel V zelf
oogde sober: hij droeg slechts een
kleed van zwart laken en een
zwartfluwelen mutsje met een
diamanten speld. De keizer ver-
keerde in de rouw na het overlij-
den van zijn vrouw Isabella van
Portugal In 1539. In zijn onmiddel-
lijke nabijheid reed zijn zuster Ma-
ria, eveneens in haar traditionele
weduwekledij. Het vorstelijke ge-
zelschap werd gevolgd door hoge
Spaanse en Nederlandse edellie-
den, die allen de kostbaarste kleu-
rigste gewaden droegen van
goudlaken en fluweel, bestikt met
goud- en zilverdraad, veelkleurige
linten, juwelen en edelstenen.
vereniging Oud*Utrecht
april 2000
-ocr page 47-
derij behaalden het geloof en de
kerkelijke tucht de overwinning op
de ketterij. In het bijschrift wordt
de ketterij de grootste pest der
maatschappij genoemd.
De keizer logeerde op het Janskerk-
hof ten huize van de domdeken,
Johan van de Vorst van Loenbeek,
de zoon van een van zijn ver-
trouwdste raadslieden. Hier werd
hem wederom een groots welkom
bereid. In de tuin ging een schilde-
rij van Jan van Scorel, de Nijd, in
vlammen op: waar de keizer ver-
scheen, verteerde de jaloezie. Inde
eetzaal wachtte hem een troon
met een goudgeborduurde hemel.
Hier kreeg Karel een banket aange-
boden. De stad vierde feest tot in
de kleine uurtjes. Pektonnen gaven
een rode gloed aan de warme zo-
mernacht. Het bezoek van de kei-
zer werd op 17 augustus besloten
met een plechtige processie door
de stad. Met alle denkbare ritueel,
kerkelijk en wereldlijk, was de kei-
zer in de stadsgemeenschap opge-
nomen. De dag nadat de keizer
vertrokken was, kregen de armen
een aalmoes bij de Tolsteeg- en
Weerdpoort. De blijde inkomste
kostte de stad inclusief de versie-
ring en de wijn ruim 2700 gulden,
wat een flink deel van de stedelijke
inkomsten was. Werkelijk, kosten
noch moeite waren gespaard om
de keizer een waardig welkom te
bezorgen. Uit de weloverwogen
aankleding blijkt dat de stad haar
gevoel van eigenwaarde en zelfbe-
wustzijn geenszins verloren was.
De massale toeloop laat zien dat
de grootse ontvangst niet alleen
plichtmatig was.
Van 21 december 1545 tot 4 febru-
ari 1546 bracht de keizer nogmaals
een bezoek aan de stad Utrecht.
Ditmaal voor de vergadering van
de ridders van het Gulden Vlies in
de Domkerk. Vijftig ridders waren
Gezicht op kasteel In de Tolsteegpoort en op de brug-
Vredenburg uit gen stonden beelden uit de klassie-
het zuiden in ke mythologie opgesteld: Vrouwe
vogeMucht. Fortuna, Bacchus, Alexander de Gro-
Kopergravure van te, Hercules, Jason en noem maar
S. van Lamsweerde. op. Hun verworvenheden en hei-
Foto: Het dendaden inspireerden tot loftuitin-
Utrechts Archief gen aan het adres van de keizer. Op
de bruggen nabij het oude centrum
vonden mimevoorstellingen plaats:
daar werd de strijd uitgebeeld die de
keizer tegen de Turken en indianen
had gevoerd. Een piramide op de
Hamburgerbrug herinnerde met
zijn opschriften aan de Romeinse en
de Habsburgse adelaar die beide
graag in Utrecht "nestelden'. Bij de
ingang naar de Lijnmarkt stond een
triomfpoort opgesteld, versierd met
de vlaggen van de keizer. De straten
waren versierd met sparren, de hui-
zen met groen en uithangborden
die de keizer prezen als 'Vader des
Vaderlands' en 'een zeer goed heer'.
Overal brandden lantaarns, kaarsen
en toortsen. Er klonk muziek. De
mensen waren uitgelopen. De
komst van de keizer was een ge-
beurtenis van de eerste orde.
Op de Sint-Maartensbrug be-
groetten de bisschop en de kapit-
tels de keizer. De kanunniken leid-
den de stoet naar de Domkerk,
waar het gezelschap luisterde
naar de lofzang Te Deum Lauda-
mus. Voort ging de stoet, via het
versierde Oudkerkhof, naar de
Stadhuisbrug. Voor het stadhuis
waren beelden geplaatst van vier
illustere voorgangers van Karel
die net als hij een sleutelrol had-
den gespeeld in de Utrechtse ge-
schiedenis: keizer Augustus, ko-
ning Dagobert, Karel Martel en
koning Hendrik I van het Duitse
rijk, ook wel de Vogelaar ge-
noemd (onder zijn bewind zou-
den de Noormannen uit Utrecht
verdreven zijn). Op een piramide
werd de lof gezongen van de kei-
zer. Onderweg naar de Neude ver-
welkomden nog meer groten uit
de oudheid de keizer: Themisto-
cles, Lucullus en Fabius. Vertum-
nus, de god van de herfst, en Po-
moena, de fruitgodin, hielden een
samenspraak op de Neude. Hier
stonden een welkomstbeeld op-
gesteld en een goudbeschilderde
stenen erepoort, waaraan schil-
derstukken van Jan van Scorel be-
vestigd waren. Hij had de strijd te-
gen de ketterij afgebeeld en het
schilderij als onderschrift meege-
geven dat 'het geloof, bij het wij-
ken der ketterij, weer zuiver te
voorschijn trede en zijn reinen
glans herneme'. In een ander schil-
47
%
vereniging Oud*Utrecht
april 2000
-ocr page 48-
Karel V en Utrecht (1528 -1555)
hier vergaderd. Nog in de zeven-
tiende eeuw hingen hun wapen-
borden boven de koorbanken. Na
de onderwerping van Gelderland
in 1543 wilde de keizer aan de
noordelijke provincies nog eens
een duidelijk signaal afgeven dat
hij nu de onbetwiste heerser was.
Tijdens dit verblijf logeerden Karel
en Maria in het Duitse Huis, het
klooster van de Ridderlijke Duitse
Orde aan de Springweg. Om hun
een passend onderkomen te be-
zorgen werd er op kosten van de
stad heel wat vertimmerd en ver-
rezen er drie nieuwe keukens. Het
hoge gezelschap dronk op kosten
van de vijf kapittels ruim i8oo liter
wijn. Ook het stadsbestuur liet bij
het logement van keizer, de konin-
gin en de hoogste edellieden en
bestuurders wijn bezorgen.
De keizer gebruikte zijn bezoeken
om de bestuurlijke affaires van
stad en Staten door te lichten. In
die zin waren het werkbezoeken.
In januari 1546 stelde hij het stads-
bestuur een beloning in het voor-
uitzicht als binnen twee jaar de ge-
vel van Hasenberch zou zijn
afgebroken en gelijkgetrokken
met de gevels van Groot en Klein
Lichtenberch, die al enkele jaren
gedrieën het Utrechtse stadhuis
vormden. Wellicht was dit een be-
dekte manier van zeggen dat hij
nu toch echt graag wilde dat de
bisschopsbeelden die sinds 1520 de
gevel van Hasenberch sierden, ver-
wijderd werden. De plannen voor
het nieuwe stadhuis stonden na-
melijk al sinds eind 1533 op stapel.
Een renaissancevorst
Hoezeer Karel V zich ook als katho-
liek vorst profileerde, toch was hij
een echte renaissancevorst. Niet
voor niets streefde hij naar de kei-
zerstitel. Hij begeerde het Romein-
se Rijk te doen herleven, maar nu
als christelijk imperium. Hij liet
zich twee keer tot keizer kronen, in
1520 in Aken, waar hij de kroon
van Karel de Grote droeg, en in
1530 te Bologna door de paus, die
hem tot keizer van het Heilige
Roomse Rijk der Duitse Natie
kroonde. Ook de persoonlijke sym-
bolen van de keizer waren ont-
leend aan de klassieke oudheid.
Boven zijn wapenschild stond de
keizerskroon afgebeeld. De Zuilen
van Hercules die aan weerszijden
van zijn wapenschild waren opge-
steld, droegen de banderolle met
zijn lijfspreuk Plus Oultre. De Zui-
len van Hercules waren de zuilen
aan weerszijden van de Straat van
Gibraltar, die tot de ontdekkings-
tochten van de vijftiende eeuw
het einde van de toen bekende
wereld aangaven. Plus Oultre be-
tekent altijd verder, altijd meer.
Met de ontdekkingsreizen was de
tijd van de onbegrensde mogelijk-
heden aangebroken. De kern van
zijn persoonlijke symboliek is dat
hij een grensverleggend vorst wil-
de zijn. In Utrecht kende men zijn
voorkeur: de erepoorten met de
beeldvoorstellingen en spreuken
spraken de taal van de klassieken.
Ook al staat hij niet als maecenas
te boek, toch begunstigde Karel
wel degelijk kunstenaars. Op zijn
reizen nam hij die 'sangers vande
capel der keyserlicke majesteyt'
mee. Hij bezat een schitterend re-
naissance reisaltaar, waarop naast
de klassieke scènes uit het levens-
en lijdensverhaal van Christus, ook
putti en maagden stonden afge-
beeld. Titiaan was zijn favoriete
schilder. Ook de Utrechtse kunst-
schilder Antonie Mor stond vanaf
1549 in de gunst van Karel V. Hij
schilderde diens naaste familiele-
den. Mor geldt als één van de be-
langrijkste portretschilders van de
zestiende eeuw. Eeuwenlang is
deze kunstenaar, die ook aan het
hof van Philips II werkte, in Neder-
land miskend, maar langzamer-
hand is het tij aan het keren^^. Die
miskenning hangt ongetwijfeld
samen met het Nederlands histo-
risch bewustzijn dat pas met de
Opstand een aanvang neemt. Mor
zat in het verkeerde kamp.
Balans
Het bestuur van Karel V bracht
Utrecht rust en vrede. Ook al was
de zestiende eeuw een moeilijke
periode voor wie op de rand van
het bestaan leefde, toch kende de
stad Utrecht tijdens zijn regering
een zekere voorspoed. Nu er geen
oorlog meer gevoerd hoefde te
worden, kon het overheidsgeld
besteed worden aan openbare ge-
bouwen, verdedigingswerken en
infrastructuur. De stad werd ver-
fraaid, de renaissance deed zijn in-
trede. Karel V had zich verzekerd
van een loyaal bestuur. Hij had
zijn getrouwen zorgvuldig gese-
Beeld van Karel V
zoals dat destijds
was aangebracht
op het pand
Oudegracht 120
Foto: Het
Utrechts Archief
48
vereniging Oud>Utrecht
april 2000
-ocr page 49-
Noten
1   In de Staten van Utrecht hadden de drie
Utrechtse standen zitting; de geestelijk-
heid ofwel de Utrechtse kapittels, de
ridderschap, en de steden Utrecht,
Amersfoort, Wijk en Rhenen.
2   GAU, SA 1,13 (Raads Dagelijks Boek),
f. 129v, lOdec. 1516,
3   GAU,SAI, 13(RDB),f.39v, Hjuni
1520.
4   GAU,SA1,13(RDB),f. 143,23april
1524.
5   GAU.SAI, 13 (RDB), f. 143-144,23
april-5mei 1524.
6   Zie voor 1540, J.J. Dodt van Flensburg,
'De stads-kameraars-rekeningen', in:
Archief voor kerkelijke en wereldlijke
geschiedenissen,
dl. III (1843) 221, en
voor 1545, SA 1,13 (RDB), f.l85v, )86v
(5 en lödec).
7   GAU, SA 1,13 (RDB), 24 mei 1532, f.105.
8   GAU, SA 1,16 (Buurspraakboek), 31 jan.
1527, f.62; SA 1,589 (rek. Ie cam.),
1526/27, f.9.
9   Johan vande Water, Groot Placaatboek,
Utrecht, 1729, dl. II, 2 augustus 1539,
544-545.
10 Llewellyn Bogaers, 'Utrecht at a Cross-
roads: Religious Affiliations in a Six-
teenth-Century Netherlandish City', in:
Crown and Mitre, W.M. Jacobs en Nigel
Yates eds., Woodbridge, 1993-1,1-19;
idem, 'Religieuze stromingen', in: C.
Dekker e.a. (red.). Geschiedenis van de
provincie Utrecht,
dl 2 (van 1528 tot
1780), Utrecht, 1997,93-111; idem,
'Broederschappen in laatmiddeleeuws
Utrecht op het snijpunt van religie, werk,
vriendschap en politiek', in: Trajecta.
Tijdschrift voor de geschiedenis van het
katholiek leven in de Nederlanden,
8
(1999) dl. 2,97-119.
11 Dit relaas is gebaseerd op het lofdicht dat
Cornelius Valerius schreef op de blijde
inkomste (A.M.C, van Asch van Wijck
(ed.), Plegtige intrede van keizer Karel den
vijfden in Utrecht, in denjare 1540,
Utrecht, 1838), en op de gegevens in het
Raads Dagelijks Boek, het Buurspraak-
boek en de cameraarsrekeningen (GAU,
.SAI, 13,16,17,590 en 634).
12 Getuige het recent verschenen boek van
Thera Coppens, Antonius Mor, hof-
schilder van Karel V,
Baarn, 1999.
13 Benjamin J. Kaplan, Calvinists and
Libertines. Confession and Community in
Utrecht, 1578 -1620,
Oxford, 1995,
138-155.
lecteerd. De schout, het stadsbe-
stuur en de de functionarissen aan
het Hof van Utrecht waren hem
toegewijd. Maar een enkel raads-
lid schaarde zich in de jaren zestig
achter de hervormingsbeweging.
Ook al wist Karel zich gesteund,
toch betekende dit niet dat het
stadsbestuur klakkeloos de rechts-
positie en verworvenheden van de
stad prijsgaf. Niet voor niets was
er de competentiestrijd met de
schout en het Hof van Utrecht en
werden de ketterijplakkaten niet
naar de letter uitgevoerd. Het
stadsbestuur droeg zorg voor de
saamhorigheid van de gemeen-
schap. In Utrecht waakten de be-
stuurlijke organen over de rechts-
positie van stad en Staten.
Vanuit de burgerij klonken in het
begin van Karels heerschappij zel-
den opstandige geluiden. Na 1543
verstommen zij. Dit is niet alleen
toe te schrijven aan de bevestiging
van het keizerlijk gezag in de ge-
hele Nederlanden, maar ook aan
de consequente strafrechtelijke
vervolging van dissidenten. Pas
met het uitbreken van de beelden-
storm in 1566 en van de Opstand
eind 1576 bleken onderhuidse ge-
voelens van onvrede te leven bij
die burgers die zich door het Habs-
burgse bestuur tekortgedaan
voelden. Nog al wat calvinisten
van het eerste uur waren succes-
volle ondernemers die buiten de
bestuurlijke kaders vielen.^3
De prijs voor de vrede was een ho-
gere belastingdruk. Dit was de be-
langrijkste bron van onvrede: de
Utrechtse Staten wilden niet bij-
dragen in de kosten van oorlogen
die ver van hun grenzen gevoerd
werden. De Staten van Utrecht
weerstreefden de Habsburgse be-
lastingpolitiek. Hier troffen zij de
regering te Brussel in een zwakke
plek: de Habsburgse vorsten be-
schikten niet over vaste inkom-
sten uit belastingen en moesten
elke bede bevechten. De Utrechtse
Staten lieten in de Staten-Gene-
raal geen gelegenheid voorbij-
gaan om de centrale regering de
voet dwars te zetten. Tijdens de
laatste regeringsjaren van Karel V
ontpopten zij zich ai als lastige on-
derhandelaars.
Karel liet zijn zoon een nagenoeg
failliete boedel na: een slepende
oorlog met Frankrijk, de gods-
dienstkwestie die niet opgelost
was, en een lege schatkist. De
zwakte van de regering gaf tegen-
standers de ruimte: de gods-
dienstpolitiek werd op de hak ge-
nomen, de nieuwe kerkelijke
indeling van de Nederlanden be-
kritiseerd en getraineerd, belas-
tingheffing gedwarsboomd. De
stemgerechtigde belangheb-
benden probeerden zoveel mo-
gelijk ruimte voor zichzelf te creë-
ren. Niet voor niets was de leus
van de opstandige beweging 'her-
stel van de oude vrijheden'. Philips
II probeerde met harde hand zijn
gezag af te dwingen. Dit werkte
uiteindelijk averechts. Toen er na
de dood van landvoogd Re-
quesens in 1576 een bestuursva-
cuüm was, maakten de Neder-
landse gewesten van de
gelegenheid gebruik om de Pacifi-
catie van Gent te sluiten. Voor
Utrecht was de eerstvolgende
stap het beleg van het kasteel Vre-
denburg, de burcht die de Utrech-
ters in bedwang moest houden.
Op 11 februari 1577 bliezen de
Spaanse soldaten de aftocht. Be-
gin mei volgde de ontmanteling
van het kasteel. Het tempo waarin
dit proces zich voltrok, maakt dui-
delijk hoezeer Utrecht verlangde
naar nieuwe verhoudingen. De
kiem hiervoor was al gelegd onder
het bestuur van keizer Karel V.
49
%
vereniging Oud>Utrecht
april 2000
-ocr page 50-
Van Schoonoord tot Flora's Hof
de leertijd van tuinarchitect Hendrik van Lunteren
De tuinarchitect Hendrik van Lunteren wordt in zijn eigen tijd genoemd als een
'vermaarde aanlegger van landgoederen en wat tot verfraaijing in het bouwkundig
vak daarbij behoort'.^ Ook in onze tijd verdient hij echter als belangrijk vertegen-
woordiger van de landschapsstijl in ons land naast J.D. Zocher zeker nog onze aan-
dacht.
In het jaar 1806 begint hij in de Utrechtse Servetstraat achter de Domtoren zijn
loopbaan als boomkweker en bloemist. De toegangspoort naar zijn kwekerij op het
terrein van de vroegere Bisschopshof bestaat nog steeds. Tot zijn dood in 1848 blijft
hij ook op deze plek wonen. In de ruim veertig tussenliggende jaren groeit hij uit tot
een belangrijk ontwerper van buitenplaatsen, parken en plantsoenen.
De tijd om een tuinbedrijf te beginnen is gunstig. Na de turbulente voorafgaande
periode wordt in de eerste helft van de negentiende eeuw onder het bewind van Lo-
dewijk Napoleon en later tijdens Willem I en Willem II aan de opbouw van het
land gewerkt; de infrastructuur wordt verbeterd, steden breiden uit, wallen en ves-
tingwerken worden geslecht en heringericht als wandelplaats. Door de aanleg van
wegen en ontginningen ontstaan aantrekkelijke plaatsen vooreen buitengoed, zo-
als bijvoorbeeld langs de Utrechtse heuvelrug.
omdat zijn aanleg voor het
tuinvak wordt ontdekt en ook de
kans krijgt tot ontplooiing te ko-
men. Uit verschillende documen-
ten uit het archief van de familie
Swellengrebel kunnen we ons een
beeld vormen van zijn opleiding
onder hoede van zijn 'baas' Hen-
drik Swellengrebel Jr.^
Hendrik Swellengrebel Jr.
Schoonoord wordt in 1751 als bui-
tenverblijf gekocht door de oud-
gouverneur van de Kaapkolonie,
Mr. Hendrik Swellengrebel Sr., na
zijn terugkeer naar Nederland. In
de winter woont de familie in de
stad Utrecht. De voormalige gou-
verneur laat het bekende 'Kaap-
sche Bos'aanplanten.
Bij zijn dood in 1760 erft zijn twee-
de zoon Hendrik Jr., die rechten
heeft gestudeerd en deken van
het Domkapittel van Utrecht is,
de buitenplaats. Hij gaat perma-
nent op zijn bezitting wonen,
wijdt zich aan het beheer ervan
en is zeer geïnteresseerd in bota-
nie. Hij is in 1734 op Kaap de Goe-
de Hoop geboren en behoudt zijn
hele leven een grote belangstel-
ling voor dit land. Hij onderhoudt
een geregelde briefwisseling met
familie en vrienden in Zuid Afrika
en maakt tussen 1775 en 1777 een
'ontdekkingsreis' naar de Kaap.3
Naast zijn interesse in de sociale
en politieke toestanden is er zijn
grote belangstelling voor de
voortbrengselen van de natuur.
Eenmaal weer thuis in Doorn wor-
den hem nog verschillende zaken
als ertsen, vogelnesten, zaden,
kersenpitten en wilde bloembol-
len nagezonden per boot. Ook la-
ter blijkt hij nog allerlei speciale
wensen voor zijn botanische ver-
zameling te hebben. In het archief
van de familie Swellengrebel
vond ik een lijst uit 1787 van bo-
Het zijn allereerst de landgoedbe-
zitters uit aristocratische kringen
en het patriciaat, die hun parken
volgens de mode van de tijd in de
landschapsstijl laten herinrichten.
Soms worden daarbij de ongerie-
felijke oude kastelen afgebroken
en vervangen door een neoclassi-
cistisch landhuis. Daarnaast ont-
staat een tweede categorie
opdrachtgevers. Ook de nieuwe
adel en rijk geworden burgers
kunnen zich een mooi huis met
park veroorloven.
De Engelse landschapsstijl, die in
het laatste kwart van de achttien-
de eeuw in ons land op kleine
schaal zijn intrede heeft gedaan,
zal in Van Lunterens tijd een alge-
mene mode worden en een grote
bloeitijd tegemoet gaan.
Belangrijke werken van Hendrik
van Lunteren in de provincie
Utrecht zijn: de zogenaamde
Nieuwe Baan met de daarbij gele-
gen plaatsen de Oorsprong en het
Hoogeland in de stad Utrecht; en
verder Vollenhoven en Sandwijck
bij de Bilt; Drakenstein bij De
Vuursche; Pijnenburg bij Soest-
dijk; Randenbroek en de Heiligen-
berg bij Amersfoort, en ook het
noordelijke en westelijke gedeelte
van de wallen van die stad.
Doorn, 1780-1806
Hendrik van Lunteren
Hendrik van Lunteren wordt op 3
september 1780 in Doorn gebo-
ren. Zijn vader Gijsbert van Lunte-
ren is als daghuurder werkzaam
bij de familie Swellengrebel op de
buitenplaats Schoonoord. Ook
Hendrik en zijn twee jaar oudere
broer Dirk gaan op het landgoed
werken. Voor de jonge Hendrik zal
die periode van grote betekenis
worden voor zijn verdere leven,
50
PlEN
Lammertse-Tjalma
vereniging Oud'Utrecht
april 2000
-ocr page 51-
c^^ Tuinen in Utrecht
men, struiken en bloemen, die hij
tijdens zijn reis gezien had en
waarvan hij graag zaad of bollen
wil ontvangen.
Deze Hendrik Swellengrebel, die
zijn hele leven vrijgezel is geble-
ven, moet een inspirerende baas
en leermeester voor de jonge
Hendrik van Lunteren zijn ge-
weest. Stellig ook vond hij in zijn
jonge naamgenoot een intelligen-
te leerling met interesse in plan-
ten en bloemen. Vanaf mei 1798
woont Hendrik als huisgenoot op
Schoonoord. Zijn opvoeding zal
dan, als in een echte negentien-
de-eeuwse 'Bildungsroman', ver-
der ter hand zijn genomen.
Buitengoed Schoonoord
Een boedelbeschrijving van het
buitengoed uit 1803 laat zien in
welke omgeving Hendrik's leer-
tijd plaats vindt. Het is een uitge-
breid bezit, waartoe ook diverse
boerderijen behoren. Bij het huis
bevinden zich binnen de grach-
ten een boomgaard en 'een Broey
en Bloemthuin'. In de 'Broeytuin'
groeien langs de schuttingen en
muur allerhande vruchtbomen.
In 1802 is er een nieuw 'coepels-
gewijze gemetzelde Orangerie
met twee Kaggels' gebouwd. An-
nex is een stookhuis met een
zaadkamer erboven. Ernaast be-
vindt zich een 'Blomkast met
twee kaggels en met negen on-
derglaasen en negen boven dito,
alsmeede twee omloopen onder
en boven. Voorts is er een 'ge-
metzelde Ananassekast' en ver-
schillende 'Perzikenkasten'.
De bloementuin is (zeer waar-
schijnlijk in de tijd van Hendrik
van Lunteren) 'op zijn Engelsch
aangelegt en voorzien van aller-
hande uitheemsche Bloemen en
gewasschen'. Er bevinden zich
drie vijvers in, waarvan één
de 'Goudvisch-kom' genoemd
wordt. Achter de hierboven be-
schreven tuinen ligt nog 'een
Tuin beplant met allerhande uit-
heemsche Boomen en Heesther-
gewassche' en een moestuin.
Verder zijn er op het landgoed
'fraaye alleen, schoone uitge-
strekte Laanen met zwaare hoog
opgaande zo Eiken als Beuke en
andere Boomen' en 'considerabe-
le Sparre Bosschen en dito met Ei-
ken, Beuke en ander hakhout be-
poot'. Men vindt er grote vijvers
en verschillende 'Hoogtens', één
met een 'Zoomerhuis' en één met
een 'Tafel', van waar af men de
'heerlijkste en ruimste uitzigten'
heeft tot in de Neder-Betuwe toe.
Een derde hoogte geeft uitzicht
overdeVeluwe.
Wonen en werken op een derge-
lijke buitenplaats moet van grote
betekenis zijn geweest voor
Hendrik van Lunteren niet alleen
in verband met zijn latere loop-
baan, maar ook in sociaal opzicht.
Het testament van
Hendrik Swellengrebel
Op i8 februari 1B03 sterft Hendrik
Swellengrebel. Uit zijn testament
blijkt hoe hij over de toekomst van
zijn pupil heeft nagedacht. 'In ver-
trouwen dat hij door goed gedrag
en voortdurende ijver en vlijt zig
Ingangspoort
bisschopstuin.
Servetstraat.
Foto: Het Utrechts
Archief.
51
%
vereniging Oud-Utrecht
april 2000
-ocr page 52-
Van Schoonoord tot Flora's Hof
zulks zal blijven waardig maken'
wil hij hem in staat stellen als
'bloemist' een bestaan op te bou-
wen. Boven zijn aandeel als huis-
genoot krijgt hij tweeduizend gul-
den, die door notaris Everard Kol
moeten worden beheerd en zo
met een jaarlijkse rente moeten
uitlopers' afnemen 'als die plan-
ten kunnen lijden'. Verder wordt
hem toegestaan om de gewassen
zo lang op Schoonoord te houden
en alle gebouwen die daar ge-
schikt voor zijn te gebruiken tot
de buitenplaats door de nieuwe
eigenaar, Swellengrebels neef J.C.
gemaakt linnen en katoen, dat
tot mijn lijf en niet tot de huys-
houding behoort'.
Zijn bevoorrechte positie ten op-
zichte van zijn familie wordt nog
eens benadrukt als we zien dat
zijn broer Dirk honderd gulden
krijgt en aan zijn vader Cijsbertus
Advertentiën.
16
H. VAN LUNTEREN & ZOON.
HOFLEVERANCIERS.
bevelen zich aan tot het leveren van plannen van aanleg van
Buitenplaatsen, Parken en Tuinen,
en belasten zich met de
uitvoering der werkzaamheden. Ook belasten zij zich met het onder-
houd van tuinen en buitenplaatsen.
Specialiteit in Bouquetten, GrafJ<ransen, enz. Versieringen
en Decoraties.
Regelen van PMete Yerkoopingeir m mumWmi m PLANTEN, enz, m
De advertentie van         oplopen tot een kapitaal, waar-
in, van Lunteren mee hij zig te Haarlem of elders,
& Zoon in de Gids met goedkeuring van voornoemde
van Utrecht naar Heer, een goede gelegenheid kan
Rhenen aanschaffen om aldaar het nodige
(datum onbekend). tot zodanig een bestaan door koop
of huur te verkrijgen.
Uit het volgende punt van het tes-
tament blijkt duidelijk hoe de
leermeester met zijn leerling de
liefde voor planten moet hebben
gedeeld. Hij vermaakt hem name-
lijk - direct na zijn overlijden- zijn
gehele botanische verzameling,
bestaande uit kas-, orangerie- en
buytenplanten, in potten, tobben
of kasjes staanden mitsgaders al-
le bollen van bolgewasschen. Van
alle gewassen die vast in de grond
staan mag hij 'zoveel stekken of
Romondt, in gebruik zal worden
genomen.
Ook aan studiemateriaal heeft hij
gedacht. Hij legateert hem 'alle
zodanige Boeken, tekeningen en
plaaten, als op eene door mij on-
derteekende notitie zullen zijn
uitgedrukt'. Helaas is deze lijst
niet bewaard gebleven, maar
wel verschaft deze notitie ons
een duidelijker beeld over Hen-
drik van Lunterens leertijd als
huisgenoot op Schoonoord. Het
lijkt gerechtvaardigd te veron-
derstellen dat er gezamenlijk bo-
tanische en waarschijnlijk ook
tuintheoretische boeken en
prenten werden bestudeerd.
Tot slot vermaakt hij hem nog
'alle mijne klederen, mitsgaders
van Lunteren slechts vijftig gul-
den wordt toegekend.
Hendrik van Lunteren zal tijdens
zijn jaren als huisgenoot op
Schoonoord naast zijn werk als
'bloemist' ook bij het beheer van
het landgoed zijn betrokken, aan-
gezien uit kasboeken blijkt dat hij
na de dood van zijn beschermheer
tot de overdracht van het land-
goed op 27 juli 1804 als zaakwaar-
nemer optreedt.
Flora's Hof
Nog voordat de nieuwe eigenaar
bezit van Schoonoord heeft geno-
men, vindt Hendrik van Lunteren
in het hartje van Utrecht al een
uitstekende vestigingsplaats voor
zijn bedrijf. Op 4 mei 1803 koopt
vereniging Oud'Utrecht
april 2000
-ocr page 53-
gerangschikt op genus, 'Vaste
Planten voor de Volle Grond,
Kast- en Oranjerey-Gewassen en
Boomen en Heesters'. Achterin
staat vermeld dat 'Bij dezelven
ook te bekomen zijn, alle zoorten
van wild Plantzoen, Vrucht-
boomen als Appel, Peeren, Prui-
men, Persiken, Wijngaarden, vas-
te planten. Bloem- en Moes of
Keuken-Zaaden enz.'
Het is boeiend te bedenken hoe
de botanische verzameling van
Mr. Hendrik Swellengrebel Jr. de
grondslag vormde voor Hendrik
van Lunterens 'Flora's Hof.
hij een open terrein bij de Domto-
ren, waar tot voor kort 'de Bis-
schopshof heeft gestaan. Boven-
dien wordt hij eigenaar van twee
rechts naast de ingangspoort ge-
legen huizen in de Servetstraat^
Omdat hij nog minderjarig is,
wordt de overdracht mede door
zijn vader en voogd Gijsbertus van
Lunteren ondertekend. Om het
geheel te kunnen financieren,
wordt met de huizen als onder-
pand een lening gesloten van
tweemaal f2000 tegen 5% per
jaar aangegaan bijJacobTaetsvan
Amerongen.5 De twee en twintig
jaar jonge Hendrik zal bij deze gro-
te onderneming door bovenge-
noemde notaris Everard Kol ter zij-
de zijn gestaan, zoals immers in
het testament was verlangd.
Met hulp van zijn vader en zijn
broer Dirk, met wie hij samen de
kwekerij gaat drijven, zal hij in de
daarop volgende tijd de tuin heb-
ben ingericht, terwijl ondertussen
het werk op Schoonoord doorging.
Vervolgens ziet Hendrik nog
kans, mogelijk door Britse rela-
ties van zijn overleden meester
gesteund, een jaar naar Enge-
land te gaan 'ter vermeerdering
zijner wetenschaplijke kennis
der horticultuur en ter vorming
van zijnen smaak in het aanleg-
gen van landgoederen'.^ Zijn op-
leiding mag hiermee dan echt als
voltooid beschouwd worden.
Op 26 maart 1806 worden Hen-
drik en Dirk van Lunteren als
boomkweker en bloemist in
Utrecht gepatenteerd. Hendrik
vestigt zich naast 'Flora's Hof en
treedt nog dat zelfde jaar in het
huwelijk met Maria Estop(p)ey.
De kwekerij aan de voet van de
Domtoren moet, gezien de drie
catalogi uit 1819 die bewaard zijn
gebleven, heel uitgebreid zijn ge-
weest.7 Ze bevatten alfabetisch
Noten
1.  Kramm, Chr., De levens en werken der
Hollandsche en Vlaamsche Kunstschil-
ders, Beeldhouwers, Graveurs en Bouw-
meesters van de vroegsten tijd tot op on-
zen tijd.
Dl. IV, p. 1023, Amsterdam,
1857-1861.
2.  Familiearchief Swellengrebel te Schagen.
3.  Een deel van de briefwisseling van mr.
Hendrik Swellengrebel Jr. is uitgegeven:
I.G. Sduitle,Briefwisseling van Hendrik
Swellengrebel Jr.
'Oor Kaapse Sake' 1788
-1792. Kaapstad 1982.
4.  GAU, Transporten Straten, pp. 276-280,
de koop van terrein en twee huizen, 6
juHl803.
5.  GAU, transporten Straten, pp. 451-456,
lening van J.C. Taets van Amerongen, 6
juh 1803.
6.  Kramm, Chr., Levens en werken...,
dl.lV.p. 1023.
7.  De originele catalogi bevinden zich in de
VS: Arnold Arboretum, Harvard Uni-
versity, Cambridge Ma.; kopieën in de
Landbouwuniversiteit van Wageningen,
afdeling Speciale Collecties.
53
%
Oud>Utrecht
vereniging
april 2000
-ocr page 54-
Laat maar waaien
Wanneer we praten over aardkundige waarden, dan hebben we het veelal over tast-
bare stukjes van een landschap waarbij de natuurlijke ontstaanswijze nog duidelijk
reconstrueerbaar is. Nu eens om een object, zoals de bedding van een rivier, dan
weer een patroon, bijvoorbeeld een riviersysteem, dat opgebouwd is uit een
combinatie van verschillende objecten.
Uiteraard zijn de processen, die al die eenheden gevormd hebben, ook van groot be-
lang. Aardkundige waarden zijn namelijk veelal onvervangbaar, omdat de proces-
sen die de bodems of het reliëf hebben doen ontstaan niet of nauwelijks meer voor-
komen. Een ijstijd is in een kleine afgesloten ruimte misschien wel na te bootsen,
maar het opstuwen en oppersen van bestaande afzettingen tot stuwwallen is geen
reële optie. Ook door zee en rivieren zijn grote delen van ons land gevormd. Inde
nabijheid van stromend water wanen we ons heel dicht bij de natuur. Toch zullen
we uit het oogpunt van veiligheid alles in het werk stellen om te voorkomen dat de
zee en de rivieren binnen onze dijken of ander waterkeringen hun natuurlijk werk
doen. Een ander belangrijk proces is de werking van de wind. Dit proces staat in de-
ze aflevering over de niet levende natuur in de provincie Utrecht centraal.
De verstuivingen hadden een
meer lokaal karakter en we spre-
ken nu niet van dekzand- maar
van stuifzandgebieden.
De stuifzandgebieden
Ten noorden van de Ai2 zijn haast
overal op de hogere dekzandgron-
den langs de stuwwallen stuif-
zandgebieden gelegen. Ten zuiden
ervan zijn enkele grotere com-
plexen gelegen, waarvan het Leer-
sumse Veld wel het bekendste is.
De stuifzandgebieden worden ge-
kenmerkt door een afwisseling van
landduinen en laagten. De duinen
steken veelal slechts één of twee
meter boven de directe omgeving
uit, maar er komen zeer plaatselijk
ook hoogteverschillen van 10 me-
ter voor. De laagten variëren van
kleine kommetjes tot honderden
meters brede uitblazingslaagten.
De eigenschappen van de niet le-
vende natuur verschillen in de
stuifzandgebieden sterk. Terrein-
gedeelten met dikke podsolbo-
dems uit het voormalige dekzand
of venige lagen gaan soms binnen
enkele tientallen meters over in
humusloos zand. Het grondwater
staat veelal laag, maar soms zijn er
vochtige plaatsen (schijngrondwa-
terspiegels) aanwezig boven
slechtdoorlatende lagen in de on-
dergrond.           De           dagelijkse
temperatuurverschillen kunnen in
de kale zandgebieden zeer ex-
treem zijn voor Nederlandse be-
grippen. In meer dan 90 % van het
oppervlak is de verstuiving aan
banden gelegd. Veelal zijn dit voor-
malige woeste gronden met grove
den. In het begin van de vorige
eeuw is deze boomsoort aange-
plant, eerst om de windkracht te
breken en mogelijke uitbreiding
van de verstuiving in de richting
van de bebouwing en de akkers te-
gen te gaan, later ook om geschikt
De werking van de wind
Een ieder die wel eens op het
strand loopt, weet dat de wind
zand kan verplaatsen. Als we er op
letten, dan merken we dat het
zand wel droog moet zijn en dat
een dichte begroeiing het wegbla-
zen van zand door de wind be-
moeilijkt. De wind laat juist op zul-
ke plaatsen, waar de windkracht
gebroken wordt, haar last vallen.
Rondom de stuwwal van de
Utrechtse Heuvelrug en de geïso-
leerde stuwwalheuvels bij Baarn
en Soest, die alle in de voorlaatste
ijstijd door het landijs opgestuwd
zijn, ligt een brede zone van dek-
zanden. Zand was in de laatste
ijstijd voldoende aan de opper-
vlakte aanwezig in de riviervlaktes
en op delen van de drooggevallen
Noordzeebodem. De strenge kou-
de maakte de begroeiing schaars,
waardoor de wind makkelijk vat
kreeg op het droge zand. Over-
heersende westenwinden trans-
porteerden het zand massaal
landinwaarts. Dikke zandpakket-
ten werden als een deken over het
toenmalige landschap heenge-
legd. De naam dekzand geeft dit
treffend weer. Ook in West-
Utrecht is het dekzand aanwezig.
Het is hier echter na de laatste ijs-
tijd weer afgedekt door veenpak-
ketten en rivierafzettingen en
daardoor niet meer aan de huidige
oppervlakte aanwezig. In de Mid-
deleeuwen is het zand op diverse
plaatsen binnen de dekzandgebie-
den weer in beweging gekomen.
Dit gebeurde op de hogere en
daardoor wat drogere delen van
de dekzandgebieden. Niet de kou-
de was deze keer de oorzaak van
het schaarser worden van de be-
groeiing. Overbeweiding met
schapen veroorzaakte kale plek-
ken, waardoor de wind vat kon
krijgen op het droge losse zand.
54
WiM
HOOCENDOORN
Oud'Utrecht
vereniging
april 2000
-ocr page 55-
<r^^ Aardkundige monumenten
hout voor mijnschachten te
produceren. Wanneer het reliëf ge-
fixeerd is door de begroeiing, dan
spreken we ook wel van passieve
stuifzandgebieden. Slechts heel
spaarzaam komen er nog relicten
van de vroegere actieve stuifzand-
gebieden voor, zoals bijvoorbeeld
in de Lange en Korte Duinen in
Soest.
De Lange en de Korte Duinen
In het zuiden van de gemeente
Soest zijn op de noordflank van de
Utrechtse Heuvelrug nog twee
grotere gebieden gespaard geble-
ven in de provincie Utrecht. Uit
luchtfoto-onderzoek blijkt dat zul-
ke stuifzandgebieden nu feitelijk
te klein zijn om zelfstandig te kun-
nen voortbestaan.
De bosaanplant in de omgeving
heeft de windkracht verminderd.
Vanuit de bosranden en vanuit
boseilandjes midden in het gebied
breidt de begroeiing zich uit. Mos-
sen, korstmossen en pioniersplan-
ten als Buntgras en Zandzegge be-
moeilijken het opnemen van het
zand door de wind.
Aan de terreinvormen is veelal nog
de geschiedenis van het terrein af
Foto'i:
RMG-plaatgroep
(H. Bol, W.
Hoogendoorn)
Aardkundig monument
De provincie heeft is in 1995 sa-
men met de gemeente Soest het
project 'Laat maar waaien' gestart
met als doel het proces van ver-
stuiving door de wind in stand te
houden. Hiervoor is, na onderzoek
van de aanwezige botanische
waarden, een deel van de begroei-
ing verwijderd. De gemeente
Soest voert als eigenaar van het
terrein een beheer dat erop ge-
richt is het kale zand in stand te
houden door het dichtgroeien van
de stuifzandgebieden met Zand-
zegge en Buntgras te voorkomen.
In 1997 is dit project bekroond
door de benoeming van deze
stuifzandgebieden door Gedepu-
teerde Staten van Utrecht in over-
leg met de gemeente Soest tot het
tweede Aardkundig Monument in
Utrechten in Nederland.
Mede dankzij de goede zorgen van
de gemeente Soest worden hier
de omstandigheden voor verstui-
ving geoptimaliseerd, zodat deze
verstuiving kan blijven voortgaan.
Een bondgenoot hierbij is de re-
creërende mens die door betre-
ding dynamiek aan het geheel
toevoegt. U wordt dan ook van
harte uitgenodigd dit prachtige
Aardkundig Monument te bezoe-
ken en er ter wille van het voortbe-
staan flink te stampen.
te lezen. In de heuvels ('forten') in
het stuifzandgebied treffen we
vaak nog oude bodemhorizonten
aan. Dit zijn de voormalige lagere
en nattere plekken in het terrein,
waaruit het zand moeilijk wegge-
blazen kon worden. Doordat de
oorspronkelijk hogere en drogere
omgeving weggeërodeerd is, heeft
er een totale omkering van het re-
liëf plaatsgevonden. Met andere
woorden wat vroeger laag was, is
nu hoog geworden en omgekeerd.
In de uitgeblazen laagten betekent
de aanwezigheid van een schijn-
grondwaterspiegel met vochtig of
nat zand erop het tijdelijk einde
van heteroderen.
55
vereniging Oud'Utrecht
april 2000
-ocr page 56-
Literatuursignalement
Boeken
Verkrijgbaar bij boekhandel ofuitgever:
Een tempel der l<aarten I door
Ben de Pater ; met bijdr. van
M.W. Heslinga ... [et al.]. -
[Utrecht] : Universiteit Utrecht
Faculteit Ruimtelijke Weten-
schappen, 1999. - 288 p. : ill.,
portr.; 30 cm. - Met reg. - Uitge-
geven ter gelegenheid van ne-
gentig jaar geografiebeoefening
aan de Universiteit Utrecht. -
ISBN 90-6266-177-7
Viersen ... [et al.] ; tekstbijdr, van
M.A. Kooiman ; foto's door A.J.
van der Wal ... [et al.]. - Zwolle :
Waanders ; Zeist : Rijksdienst
voor de Monumentenzorg, 1999.
- 343 p. : ill., graf, krt., pigr. ; 29
cm. - (De Nederlandse monu-
menten van geschiedenis en
kunst). - Met lit.opg., reg. - Geïllu-
streerde beschrijving uitgegeven
in opdracht van de Minister van
Onderwijs, Cultuur en Weten-
schappen. - ISBN 90-400-9407-1
Anneke Jansen
Eigenaren van graven in de l<eri<
te Veenendaal I
[samengest.
door J.J.C, van Hardeveld ... [et
al.]. - [Veenendaal] : Historische
Vereniging Oud Veenendaal,
[19..?]. - 2 dl. in 1 enveloppe ; 30
cm. - (Uitgave Historische Ver-
eniging Oud Veenendaal; nr. 1)
De buitenplaats VreedenHoff aan
de Vecht I
A.J.A.M. Lisman. - Hil-
versum : Verloren, 1999. -180 p.:
ill., pigr., portr.; 23 cm. - Met reg. -
Uitgegeven ter gelegenheid van
het feit dat 250 jaar geleden de
eerste steen voor het landhuis
werd gelegd en precies 25 jaar
geleden VreedenHoff in de fami-
lie Lisman van Raay kwam. - ISBN
90-6550-173-8
irtventaris van de archievert van
de gemeente Renswoude (1635)
i66g - iggo (1998) I
EJ. Wolles-
winkel. - Amersfoort: Gemeente-
lijke Archiefdienst, [199?].
- 85 p.:
ill.; 30 cm
Utrecht in opstand .• het einde van
de oude bisschopsstad:i528 -1580
I
A. van Hulzen. - Utrecht: Bijle-
veld, 1999. -160 p.: ill., portr.; 24
cm. - Met chronol. overzicht, reg.
-ISBN 90-6131-359-7
De geschiedenis van de oudste
Evangelisch-Lutherse gemeente in
Nederland (Woerden) I
door J.
Haitsma. - Woerden : Stichting
Stichts-Hollandse Bijdragen,
1999. - 252 p.: ill., portr.; 24 cm. -
Met reg. - ISBN 90-76093-10-5
Erratum
In het vorige nummer stond
een bon waarmee u zich kon
aanmelden als lid van Oud-
Utrecht. Per abuis is daar een
kortingsregeling bij vermeld.
Vanaf nu is deze bon niet
meer geldig.
De Utrechtse Heuvelrug .- de
Stichtse Lustwarande
.- buitens in
het groen I
Catharina L. van Gro-
ningen ; bouwhist. onderzoek A.
vereniging Oud>Utrecht
april 2000
-ocr page 57-
Agenda
Collectie Utrechts verzet
1940-1945
De collectie Utrechts Verzet 1940-
1945 is opgebouwd uit zeldzaam
materiaal dat werd afgestaan
door Utrechtse verzetsstrijders. In
de oorlogsjaren werd uit veilig-
heidsoverwegingen door de ille-
gale organisaties zo min mogelijk
op papier gezet en veel werd ook
vernietigd. Toch zijn van enkele
verzetsgroepen stukken bewaard
gebleven.
In overleg met het Utrechts
Archief heeft mevr. T. Spaans-van
der Bijl, zelf oud-verzetstrijdster,
andere oud-verzetstrijders of hun
nazaten gevraagd materiaal af te
staan aan het Urechts Archief
Het Utrechts Archief is gevestigd
aan de Alexander Numankade
199-201 te Utrecht.
Wandelingen Grand Hotel
Karel V (Llewellyn Bogaers)
Data: zondag 2 april, 16 april, 14
mei, 18 juni, 2 juli, 16 juli, 20
augustus, 17 september en 1 okto-
ber; zaterdag 24 juni, 8 juli, 22 juli
en 26 augustus.
Tijd: 10.00 uur koffie met huisge-
bakken taart, 10.30 - 11.30 uur
rondleiding. Kosten: ƒ 15,- pp, in-
clusief koffie met taart; kinderen
van 6 tot 13 jaar ƒ 7,50; kinderen
tot zes jaar gratis. Informatie en
aanmelding: Grand Hotel Karel V,
teL (030) 233 75 55.
Merktekens van Karel V in
Utrecht
Data: vrijdag 7 april, 12 mei, 16 „
juni, 7 juli en i september; zon-
dag 9 april, 21 mei, 25 juni, 9 juli
en 27 augustus.
Tijd: vrijdag van 13.30 tot 17.00 uur
en zondag van 10.00 tot 13.30 uur.
Kosten: ƒ 40,- pp, inclusief koffie of
thee met taart. Aanmelding: Lle-
wellyn Bogaers, tel. (030) 2 715 705.
Er is plaats voor max. 30 deelne-
mers. Aanmelden bij Henk Uppel-
schoten: (030) 280 09 97. Formeel
zijn aan deze excursie geen kos-
ten verbonden, wel heeft men
een spaarpot (voor de restauratie
van een schilderij) waarin bij-
dragen uiteraard welkom zijn.
Historisch café
Het Historisch café heeft weer
twee interessante sprekers weten
te strikken, en wel op 14 april Kees
Reichardt, directeur van Museum
het Catharijneconvent, die zal
spreken over de recente verbou-
wing en op 12 mei Ko Jacobs, be-
stuurslid van de Stichting Riet-
veldprijs, die het zal hebben over
de jurering en de lustrumactivitei-
ten van de Stichting. Zoals altijd
vanaf 17.00 uur in de kelder van
café Het Weeshuis, Domplein 16
te Utrecht.
Archief Nederlandse spoor-
wegen overgedragen aan het
Utrechts Archief
In 1996 startte het project Histo-
risch Archief NS, een samenwer-
kingsverband tussen NS en de
Rijksarchiefdienst (RAD) om de ar-
chieven van de NS te ordenen en
toegankelijk te maken. In vier jaar
tijd werden vele kilometers ar-
chiefmateriaal bewerkt, geselec-
teerd en geïnventariseerd.
Er liggen belangrijke bronnen
voor genealogisch onderzoek, rij-
dend materieel, spoorwegarchi-
tectuur, financiering en aanleg
van spoorlijnen, etc.
Ter gelegenheid van de over-
dracht van de archieven is een
gids verschenen 'Bronnen op het
spoor' voor het doen van onder-
zoek in spoorwegarchieven.
Het Utrechts Archief is gevestigd
aan de Alexander Numankade
199-201 te Utrecht.
Laatste excursie naar 'Inktpot'
Wie kent niet de buitenkant van
een de machtigste kantoorkolos-
sen van baksteen in Utrecht: in
spoorwegjargon 'HCB' III, in de
volksmond De Inktpot genaamd.
Beïnvloed door Berlage in 1918
ontworpen door spoorweg-archi-
tect Van Heukelom. Nog net voor
de 2 jaar durende renovatie be-
gint, wordt voor onze leden en in-
troducés een ongeveer één uur
durende rondleiding georgani-
seerd: woensdag 19 april, vanaf
20.00 uur.
Voorlopig uw laatste kans om
kennis te nemen van het schitte-
rende interieur. Aan dit bezoek
zijn geen kosten verbonden.
Inlichtingen: H.J. Uppelschoten,
Wageningseberg 338, 3524 LX
Utrecht, tel. (030) 280 09 97.
Nogmaals naar de
'Herrnhutters' in Zeist
Voor het bezoek in februari be-
stond zoveel belangstelling, dat al
snel 'uitverkocht' moest worden
meegedeeld. Er is nu een 2e ex-
cursie afgesproken: zaterdagmid-
dag 13 mei vanaf 14.00 uur. Duur:
2 a 2,5 uur. Verzamelen voor de
kerk aan het Zusterplein. Lezing
en rondleiding worden verzorgd
door dhr. H. Wels, historicus en
auteur. Zie ook de agenda van ons
februari-nummer.
vereniging Oud>Utrecht
april 2000
-ocr page 58-
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
Ainieilotin bl)
Utrecht: Hermans & Schuttevaer • Maliebaan 81 «Tel. 030 -233 66 99
NOTARiitiN Vleuten: Notarispraktijk Hagen • Pastoor Ohllaan 25 «Tel. 030 - 677 61 17
(maakt deel uit van Hermans & Schuttevaer).
\
^^«
J
tieenen es /
f "J 1 bedrijfs/tir/rf/sc/ie
^^^ \ (//ensfveriening
Mr J. CV. Geenen
* Contracten
* Contractbesprekingen
* Behandeling én overname
Correspondentie
uitsluitend
Postbus 12062
350IABUrecht
tel. 030-231 68 40
fax 030-233 45 95
van incasso's
* Begeleiding bij aan- en
verkoop onroerend goed
*Assurantiën en financiële
dienstverlening
Kies uw lidmaatschap O Gewoon lid (per jaar ƒ 54,-)
O Gezin (per jaar ƒ 54,- -^ ƒ 15,- voor elk gezinslid)
O 26 jaar of jonger of U-pas houder (per jaar ƒ 30,-)
O Ssjaarof ouder
(per jaar ƒ 44,-)
Aanvangsdatum O Met onmiddellijke ingang
U ontvangt dan alle tijdschriften en het jaarboek van het lopende verenigingsjaar
O Met ingang van 1 januari 2001
I
Geboortedatum
Adres
Eventueel U-pasnummer
Postcode / woonplaats
Telefoon Fax
1 ,
Handtekening
1 Rekeningnummer
1 Giro/Bank
IJHIIJH^^^g^uren naar: Oud-utrecht, Pr. Hendriklaan 76,3584 ER U
tredifc
-ocr page 59-
• Aan- en verkoopbegeleiding
•  Taxaties
•  Hypotheken
•  Verzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
tn o k 61Q a r d i j
in onroerende
goederen
Muus &
m
IJzerman
$ 9002i
Maliebaan 48,Poslbus 14014,3 508 SB Utrecht,Telefoon:030 - 234 00 08,Fax:030 - 232 19 70
O ONDERHOUD
O VERBOUW
O NIEUWBOUW
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
O RESTAURATIE
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2631111
fax: 030-2623274
O ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvestging
Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
BEAUFORT
MAKELAARS
J&B Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 254 32 12, Fax 030 ' 254 32 11
FINANCIEEL ^ ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 60-
'\
pre-publishing
contentmanagement
c d - r o m
internet
digital print
drukwerk
directmail
logistieke dienstverlening
teleservices
PlantijnCasparie
-^utrecht
Vrieslantlaan 14
3526 AA Utrecht
Postbus 7052
3502 KB Utrecht
T 030-282 28 22
F 030-288 35 61
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE 1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
Jullie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
De Rabobank heeft iets met
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd:
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als di
Jl
van u. Popmuziek of klassiek,
Cobra of impressionisme, vaan-
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief.
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
kunst en cultuur.
-ocr page 61-
Tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht
ud-Utrec
73-jaargang
De eerste ambtsketen van
de burgemeester van Zeist
Een lied opeen glas
Waar de blanice top der duinen ..
De Nieuwe Baan met de plaatsen
de Oorsprong en het Hoogeland
culfureel erfgoed in
1
€Ss 3è&.<S.=st:S£;fcae*
-ocr page 62-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen
Tel. 030-241 31 15
)
Broese Wristers
Boekverkopers
aan de Stadhuisbrug 5 - Utrecht - tel. 030 2335200
'beeldbepalend In bouwen'
■ mjljiii 1^
liii
«ÉHil^
utrecht*
Amsterdam
Groningen
Zeist
Maarssen
•Telefoon
030-2412912
(hoofdvestiging)
-«WKflIÉHpÉW
i
\AMMEM1NG SB EDR 1 J F H
J. JURRIËMS BV
si
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA/VNAG/NVK
l.id Nal. Anlifjiuiiis (if'iiot>i\t h(i/>
Utrecht
Korli-Jansstraat 17 19, 3512 (.M lltriclit
Tel. 03(1 231 «266, I ax 030 2316i7i
Amsterdam                                                  l^tr<-u
Kokin 46. 1012 KV Amsterdam          lorenlaaii 'S, 1251 lil-; laren
lel. 020-6208100                                 lel. 035 53«1 iSi
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT
K
Activiteiten o.a. op liet gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
*   Telematica
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
pLISM4N
&>LISU4N
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
-ocr page 63-
Oud-UtrechtB
enigIngOud-i
oefening en verspreiding varTOETSmis
der geschiedenis alsmede het waken over
het behoud van het cultureel erfgoed van
stad en provincie Utrecht
Voorzitter. PA Blok
Secretariaat:
Mw. CCS. (Tollen) Wllmer,
p/a Alexander Numankade 199-201,
3572 KW Utrecht
Tel.: (030) 2866611
Fax: (030) 2866600
Het Internetadres van Oud-Utrecht
Is:
www.oud-utrechtnl
Penningmeester: P. Kroes
U kunt zidi opgeven als lid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijwn naar.
Oud-Utrecht,
Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar {26-ƒ 30,-; 65+ƒ 44- per jaar).
U-paslld/30,-
Famllielldmaatschap ƒ 15,-
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M.Do\f\n,
B. van den Hoven van Genderen,
M.C van Oudheusden,
J.CM. Pennings, P. Rhoen,
B. van Santen, MA Vugts en
M.vandeVrugt.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht
Vormgeving: ieroen Tlrlon, Utrecht
Vormgeving coven Hans Lodewijkx
Druk PlantIjnCasparIe Utrecht
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda nummer 4/2000:
1 juni 2000, verschijningsdatum 1 au-
gustus 2000.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 3 V2 Inch floppy
(WordPerfect, versie 5 of Word versie
6). Aanbevolen omvang 3000
woorden, waarbij het aantal noten
zo beperkt mogelijk gehouden moet
worden. Het gebruik van tussen-
kopjes wordt aangeraden; lllustra-
tlesuggestles zijn zeer welkom.
63
-ocr page 64-
Van de bestuurstafel
In memoriam een weldoenster
Je leest er wel eens over. Over ie-
mand uit vroeger eeuwen, die een
vermogen naliet. Daarvan werd
dan bijvoorbeeld een hofje ge-
bouwd, waar bejaarden voordelig
konden wonen. Wapen of naam
van de milde gever werd duidelijk
zichtbaar afgebeeld, ter herinne-
ring. U zult zo'n hofje vast wel
eens hebben bezocht. En terwijl u
er rondslenterde, dacht u wellicht:
'Vroeger kwam zoiets wel voor,
maar tegenwoordig hoor je er ei-
genlijk niet meer van.' Maar soms,
heel soms, herleeft het verleden.
In Charlottenburg, bij Berlijn, werd
zij op 18 maart 1913 geboren, onze
weldoenster Annelise Helma Ul-
brich. Zij bleef enig kind. Op 23 juni
1999 overleed zij, 86 jaar oud.
Meer over haar stond in de brief
van de notaris niet vermeld. Be-
halve dan dat zij aan Oud-Utrecht,
naast andere organisaties, een le-
gaat had nagelaten. Hoe groot dat
was moest nog blijken, want de
erfenis bestond voornamelijk uit
aandelen en onroerende goede-
ren. Thans ziet het er naar uit dat
het om een bedrag van zo'n ander-
half tot één driekwart miljoen gul-
den gaat, mogelijk nog meer.
Van zo'n brief word je als bestuur
toch wel stil. Maar daarna ver-
dringen gedachten elkaar over
nieuwe, extra mogelijkheden
voor Oud-Utrecht. En vervolgens
denk je ook aan haar, onze wel-
doenster. Wie was zij en wat
heeft haar bewogen?
Op bezoek bij haar vroegere buur-
vrouw en vriendin, mevrouw G.C.
van Rooijen, mocht ik schoolrap-
porten en enkele andere papieren
inzien. Daaruit én uit het gesprek
rees het beeld op van mevrouw
A.H. Ulbrich. Geen duidelijk, geen
helder beeld, want zij was be-
scheiden en vertelde niet veel
over zichzelf.
Kort na de Eerste Wereldoorlog
werd vader Ulbrich directeur
van een Nederlands bedrijf. Het
gezin emigreerde naar Neder-
land en ging wonen in de Nach-
tegaallaan in Bilthoven. De klei-
ne Annelise bezocht, na een kort
verblijf op een kostschool in Zwit-
serland, de gemeenteschool voor
ULOaandeVanDijcklaan.
In 1925 ging ze naar de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes te
Utrecht, die een jaar later Gemeen-
telijk Lyceum voor Meisjes ging he-
ten. Het gezin verhuisde rond die
tijd naar de Ramstraat in Utrecht.
In 1931 werd haar het diploma uit-
gereikt. Vervolgens ging zij in
Utrecht farmacie studeren en werd
zij lid van de UVSV, later bestuurs-
lid. Na het afronden van haar stu-
die werkte zij in verschillende apo-
theken tot zij in 1958 de -thans niet
meer bestaande - Noorder Apo-
theek in de Noorderstraat te
Utrecht kocht. Aangenomen kan
worden dat zij toen in een of meer
apotheken heeft gewerkt. Intussen
bleef zij in de Ramstraat wonen. In
1973 verkocht zij de apotheek en
ging zij weer terug naar waar zij
opgroeide. Zij ging wonen aan de
Soestdijkseweg in Bilthoven.
Tot zover enkele feiten en jaartal-
len. Gelukkig is er nog wat meer.
Dat mevrouw Ulbrich bescheiden
was en weinig over zichzelf vertel-
de schreef ik al. Ook leefde zij zui-
nig en liet zij zich niet voorstaan
op haar aanzienlijke vermogen.
Daar sprak zij nooit over, zij deed
goed in stilte. Belangstelling had
zij met name voor natuur, cultuur
en historie. Opvallend hoge cijfers
prijkten op haar schoolrapporten
voor vaderlandse geschiedenis.
Vandaar ook haar lidmaatschap
van onze vereniging?
Ook hield zij van reizen, maar dan
met de trein, niet met het vlieg-
tuig. Vaak maakte zij dagtochtjes
naar tentoonstellingen en daar
vertelde zij dan heel enthousiast
over.
Het meest ging haar liefde uit naar
dieren. Meer dan eens deed zij in
huis een spin in een doosje en liet
die dan in de tuin weer vrij. Zo
deed zij dat ook met muizen, maar \
die werden verder weg in het bos \
losgelaten. En wanneer het dan
slecht weer was, vroeg zij een
vriendin om haar met de muis in
het doosje naar het bos te rijden. \
Was zij excentriek? Enigszins wel-
licht, in elk geval karakteristiek.
Maar bovenal was zij een goede
vrouw, die zich niet beter voor-
deed dan ze was, eerlijk ten op-
zichtevan zichzelf en anderen.
Aldus denkt het bestuur aan haar.
Voor onze vereniging herleefde
het verleden, maar toch weer an-
ders. Mevrouw Ulbrich bepaalde
niet dat haar naam verbonden zou
moeten blijven aan de nagelaten
legaten. Zij bepaalde helemaal
niets van die aard. Zij deed wel en
zag niet om. Zij liet haar vermogen
na aan verenigingen en organisa-
ties die haar aanspraken en die zij
het waard vond.
Laten wij, leden van Oud-Utrecht,
beantwoorden aan het vertrou-
wen dat mevrouw A.H. Ulbrich
met haar legaat in onze vereni-
ging stelde!
64
PA Blok,
voorzitter
vereniging Oud>Utrecht
]unt 2000
-ocr page 65-
De eerste ambtsketen van de
burgemeester van Zeist
In het augustus-nummer van 1999 van
Oud-Utrecht (nummer 4) staat het artikel 'De
ambtsketen van Utrecht' van Janjaap Luijt.
Uit dat interessante artikel blijkt dat het
stadsbestuur van Utrecht in 1852-1854 een voor
die tijd behoorlijk bedrag (375,50gulden) over
had voor de aanschaf van een ambtsketen voor
de burgemeester. Voor de gemeentebesturen van
kleine plaatsen was die uitgave te fors. Zijstel-
den niet zulke hoge eisen aan de ambtsketen.
Voor ongeveer 25 gulden had men al een zilveren
ambtspenning met een zilveren ambtsketen. De
penning aan een oranje lint was nog goedkoper.
het dorp telde in 1850 3654 inwo-
ners - had in 1853 wel Iets meer
over voor de ambtsketen, maar er
is een duidelijk verschil met de
stad Utrecht.
'Ten platten lande'
De burgemeesters in Nederland
dragen als teken van hun waar-
digheid bij bepaalde door de wet
genoemde gelegenheden een
ambtsketen met daaraan beves-
tigd een ambtspenning. Het dra-
gen van onderscheidingstekens
door gezagsdragers gaat al terug
tot in de oudheid. Door het tonen
van bepaalde gezagssymbolen
maakte men duidelijk welk ambt
men bekleedde. Een van die sym-
symbool. Voor het eerst komt dat
voor in het 'Reglement op het be-
stuur ten platten lande in de Pro-
vincie Utrecht' uit 1825. In artikel
90 van dat reglement staat: 'Bur-
gemeester en Assessoren zullen
bevoegd zijn om in de uitoefening
van hunne bediening een onder-
scheidend teeken van hunne
Waardigheid te dragen, het welk
bestaan zal in eenen penning,
waar op aan de eene zijde het wa-
pen van het Rijk, en aan de andere
de naam der Gemeente gegrift is.
Deze penning zal aan een breed
Oranje lint om den hals gedragen
worden'.
De ambtspenning aan een lint
was niet bedoeld voor de burge-
meesters in de steden. Voor hen
was in 1824 bepaald dat zij een
ambtskostuum moesten dragen.
In het reglement wordt niet ge-
zegd of het gemeentebestuur of
de burgemeester en de assessoren
de kosten van de aanschaf van
een ambtspenning moesten dra-
gen.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft
het gemeentebestuur van Zeist
geen onderscheidingsteken aan-
geschaft. Het was immers geen
verplichting. In de gemeentereke-
ning van 1825 en van 1826 komt in
ieder geval geen post voor voor de
aanschaf van een ambtspenning.
In de raadszaal in het gemeente-
huis van Zeist hangt een schilderij
van burgemeester Frans Nicolaas
van Bern (1786-1851), burgemees-
ter van 1814 tot 1850. Waarschijn-
lijk is dit schilderij in 1850 geschil-
derd. Van Bern draagt op dat
schilderij geen onderscheidingste-
kens. Het is natuurlijk niet uit te
sluiten dat het pas na zijn ontslag
als burgemeester geschilderd
werd. De aanschaf van een ambts-
penning had hij eventueel zelf
kunnen bekostigen, als die voor de
Foto's van de
ambtspenningen en
de keten. Gemaakt
in opdracht van het
gemeentearchief
Zeist
Voor de invoering van de gemeen-
tewet van 1851 werd onderscheid
gemaakt tussen de steden en de
plattelandsgemeenten. Aan de
besturen van de plattelandsge-
meenten in Utrecht werd in 1825
door het provinciebestuur al voor-
gesteld een ambtspenning aan te
schaffen voor de burgemeester en
de assessoren.
Het gemeentebestuur van Zeist -
bolen is de keten. Een voorbeeld is
de keten die de schutterskoningen
van de schuttersgilden droegen.
Een traditie die nog in ere wordt
gehouden door de schuttersver-
enigingen.
Burgemeesters van steden in de
Late Middeleeuwen en ook ten tij-
de van de Republiek hebben zich
nooit met een ambtsketen en een
ambtspenning getooid als gezags-
65
R.P.M. Rhoen
%
vereniging Oud>Utrecht
juni 2000
-ocr page 66-
Indien de gemeenteraad de kos-
ten voor de onderscheidingste-
kens niet had willen dragen, had
de burgemeester die voor zijn re-
kening moeten nemen.
Hoewel de burgemeestersketen
verbonden is aan het imago van de
burgemeester, is de penning toch
zijn belangrijkste gezagssymbool.
De nota voor de levering van de
ambtsketen is gedateerd 4 januari
1853 en de nota voor de penning is
van i8januari 1853. Hieruit zou men
moeten concluderen dat de leve-
ranties op die dagen plaats vond.
De burgemeester heeft zijn ambts-
keten dan voor het eerst kunnen
dragen in de raadsvergadering van
9 februari van dat jaar. Op 17 janu-
ari werd de eerste vergadering van
de gemeenteraad gehouden.
De ambtspenning
Volgens het K.B. van 16 november
1852 moest de penning van zilver
zijn. Over het zilvergehalte werd
niets gezegd. Verder werd over de
penning bepaald dat hij een mid-
dellijn van veertig millimeter
('strepen') moest hebben, dat aan
een kant het Rijkswapen erop
moest staan en aan de andere
kant het wapen van de gemeente.
Indien de gemeente over geen
wapen beschikte, moest de naam
van de gemeente op de penning
komen te staan.
De opdracht voor de levering van
een penning aan het gemeente-
bestuur van Zeist werd geplaatst
bij David van der Keilen (1804-
1879) en Johan Philip Menger
(1818-1895), graveurs aan de Rijks-
munt te Utrecht. Voor de 'Zilveren
Onderscheidings-Medaille voor
den Burgemeester' werd tien gul-
den betaald. De penning is aan
een kant gestempeld met het
Burgemeester
Mr.].]. Clotter-
booke Patijn van
Kloetinge (1S59-
1922). Burgemees-
ter van 1894 tot
1919. Collectie
Gemeentearchief
Zeist
provinciaal blad nummer 107, lie-
ten gedeputeerde staten aan de
gemeentebesturen weten dat het
mogelijk was de zilveren penning
te bestellen bij de graveurs van de
Rijksmunt. Het was wel de wens
van de graveurs dat de bestelling
en de betaling via de provincie lie-
pen.
In de vergadering van de gemeen-
teraad van 13 december 1852 werd
besloten het onderscheidingste-
ken voor de burgemeester voor re-
kening van de gemeente aan te
schaffen. Voorts werd besloten
een zilveren keten aan te schaffen
voor het dragen van de penning;
eveneens voor rekening van de ge-
meente. Hoe groot het bedrag van
de uitgaaf mocht zijn, werd niet
bepaald. De verdere afhandeling
liet de gemeenteraad over aan
burgemeesteren wethouders.
gemeente te begrotelijk geweest
zou zijn. Zijn nalatenschap be-
droeg meer dan één miljoen gul-
den.
'Door Ons te bepalen'
Het dragen van een ambtsketen
werd voor alle burgemeesters ver-
plicht gesteld met ingang van
1853. Artikel 76 van de gemeente-
wet van 1851 (wet van 29 juni 1851,
staatsblad 85) bepaalde: 'Hij
draagt de onderscheidingsteeke-
nen, door Ons te bepalen'. Die be-
paling werd nader uitgewerkt in
het Koninklijk besluit van 16 no-
vember 1852 (staatsblad 201).
Voorgeschreven werd dat de bur-
gemeester als onderscheidingste-
kens een zilveren penning aan een
zilveren keten of aan een oranje
zijden lint moest dragen.
In een circulaire van 26 november
1852, die opgenomen was in het
66
vereniging Oud<Utrecht
juni 2000
-ocr page 67-
Riji<swapen en aan de andere lont
is het wapen van de gemeente in-
gesneden. Op de rand onder het
oogje aan de kant waarop het ge-
meentewapen staat, staat het
meesterteken VK 74 geplaatst in
een rechthoekig kader. Dat bete-
kent dat de penning geslagen
werd bij J.M. van Kempen te
Utrecht. Aan de andere kant van
de penning staat onder het oogje
een zwaardje, het waarborgteken
voor het zilvergehalte. Hij is van
het ie gehalte, dat betekent dat
het zilvergehalte 925/1000 be-
draagt. De penning is klein ge-
keurd, waardoor bepaalde keur-
merken, zoals het muntmeester-
teken en het jaartal, ontbreken.
Het gewicht ervan is 20,9 gram.
In hun circulaire van 26 november
1852 vroegen gedeputeerde staten
het besluit van de Hoge Raad van
Adel waarbij het gemeentewapen
was vastgesteld en een afbeelding
van het wapen mee te sturen. Aan
dat verzoek zal door het gemeen-
tebestuur zeker voldaan zijn. Het
is dan ook verbazend te zien dat
de graveurs van de Rijksmunt zich
een 'artistieke' vrijheid hebben ge-
permitteerd met het gemeente-
wapen. De vorm van het schild
komt totaal niet overeen met het
door de Hoge Raad van Adel op 16
november 1816 vastgestelde ge-
meentewapen. Zij hebben het
schild vervormd tot een zoge-
naamd rococoschild.
In 1907 werd het Rijkswapen ge-
wijzigd. De grootste verandering
was dat de twee schildhoudende
leeuwen hun kroon verloren en
plaatsmaakten voor twee naar het
wapen toekijkende heraldische
leeuwen.
Op een portretfoto uit 1919 van
burgemeester Mr. Johan Jacob
Clotterbooke Patijn van Kloetinge
(1859-1922), burgemeester van
1894 tot 1919, staat deze afgebeeld
in ambtskostuum en ambtsketen.
Duidelijk is te zien dat de penning
uit 1853 vervangen is door een an-
dere. Over de aanschaf van een
nieuwe penning zijn geen stukken
voor handen. Mogelijk dat burge-
meester Patijn de nieuwe penning
betaald heeft. Zo schonk hij ook de
klok in de raadzaal. Uit het voren-
staande is in ieder geval duidelijk
dat tussen 1907 en 1919 een nieu-
we penning werd aangeschaft.
De nieuwe penning werd vervaar-
digd door de 'Koninklijke Utrecht-
sche Fabriek van Zilverwerken C.J.
Begeer'. Deze penning is groter
dan de oude penning. Hij heeft
een middellijn van 46 millimeter.
Het gemeentewapen is op de pen-
ning vast gesoldeerd. Het schild-
hoofd is zwart geëmailleerd. Op
de banderol met wapenspreuk on-
der het Rijkswapen staat: C.J. Be-
geer Utrecht. De penning is klein
gekeurd, hetgeen betekent dat
het jaartal er niet in staat. Het zil-
vergehalte is 925/1000. Op de
rand gegraveerd 'zilver' en het
zwaardje. Deze weegt 46,4 gram.
De ambtsketen
G.S. schreven in hun reeds meer-
dere malen genoemde circulaire:
'dat het besluit volkomen vrijheid
laat, de keten in zoodanigen vorm
te doen vervaardigen [...] als hij,
die de teekenen bekostigt, goed
acht'. De gemeentebesturen ont-
vingen in december 1852 reclame-
bladen van zes verschillende mo-
dellen van burgemeestersketens.
Op een reclameblad staat: 'Onder
deze modellen, is aan het model
N° 1 door Zijne Excellentie den Mi-
nister van Binnenlandsche Zaken
de voorkeur gegeven'. Nummer 1
is een eenvoudige keten , samen-
gesteld uit ovale, holle zilveren
schakels. De gemiddelde prijs van
die ketens bedroeg vijftien gulden.
Burgemeester en wethouders,
waarschijnlijk had burgemeester
Mr. Willem Daniël Schas (1821-
1897), burgemeester van 1850 tot
1863, de grootste stem in het ka-
pittel, kozen voor het model waar
de minister zijn voorkeur aan
hechtte.
Het maken van de zilveren ambts-
keten werd opgedragen aan de
Zeister zilversmid Ernst Ludwig
van Calker (1825-1884). Zijn beroep
van zilversmid bij de Broederge-
meente duurde maar twee jaar;
van 1852 tot 1854. In het bevol-
kingsregister staat hij nadien ver-
meld als horlogemaker. Hij ont-
ving voor de ambtsketen 31,50
gulden, maar het zijn dan ook
massief zilveren schakels. Het zil-
vergehalte is 925/1000. In de ke-
ten is het keurmeesterteken van
E.L van Calker, een balans met
daaronder de letter Z, geslagen.
Voor zover bekend is dat de enige
burgemeesters keten die Van Cal-
ker gemaakt heeft en vormt daar-
mee voor de Zeister zilverindustrie
een uniek exemplaar.
De keten bestond uit 31 ovale
schakels, die met elkaar verbon-
den waren door kleine ovale scha-
kels. Aan de beide uiteinden wa-
ren de kleine ovale schakels
67
vereniging Oud«Utrecht
juni 2000
-ocr page 68-
De eerste ambtsketen van de burgemeester van Zeist
verbonden met een ronde schakel.
Hieraan hing verbonden door een
kleine schakel weer een tweede
ronde schakel, die door het oog
van de penning ging. De lengte
van de keten bedroeg 95 centime-
ter. Met behulp van twee zilveren
haken die aan de achterzijde za-
ten, kon de keten ter hoogte van
de schoudernaden of de revers op
het ambtskostuum of op het col-
bert worden bevestigd, waardoor
de penning op de borst hing.
Op de portretfoto van burgemees-
ter Mr. Cornelis Jan Baron van
TuyII van Serooskerken (1869-
1945), burgemeester van 1919 tot
1934, is te zien dat een viertal scha-
kels zijn dicht gezet. Omdat nog
een schakel bewaard gebleven Is
met daarin een zilveren plaatje
waarop de naam van een burge-
meester gegraveerd staat, weten
wij dat in die vier schakels de na-
men stonden van zijn vier voor-
gangers die de keten gedragen
hebben. Behalve de reeds ge-
noemde burgemeesters Schas,
van 1850 tot 1863, en Patijn, van
1894 tot 1919, waren dat Jhr. Wil-
lem Karel Huydecoper (1830-1882),
burgemeester van 1863 tot 1882,
en Gerrit Costerman (1843-1894),
burgemeester van 1882 tot 1894.
Het zilveren plaatje met de naam
van burgemeester Jhr. Dr. Marie
Louis van Holthe tot Echten (1896-
1970), burgemeester van 1934 tot
1939, is bewaard gebleven.
Voor burgemeester Mr. Willem
Adriaan Johan Visser (1904-1975),
burgemeester van 1939 tot 1947,
zal als laatste een plaatje in deze
ambtsketen zijn aangebracht.
Diefstal in 1963
De keten is tot 1963 gebruikt. In de
nacht van 22 op 23 augustus 1963
werd ingebroken in het gemeente-
ambtsketen zou beduidend goed-
koper zijn geweest. Het feit dat het
een sobere keten was, zal zeker
een rol hebben gespeeld. De bur-
gemeester schreef op 26 augustus
1963 aan zijn ambtgenoot te Be-
verwijk: '(...) getooid met het fraaie
exemplaar, dat belangrijk decora-
tiever is dan het verdwenen stuk'.
De opdracht voor de nieuwe keten
ging net als in 1852 naar een in
Zeist gevestigd bedrijf, in dit geval
de N.V. Koninklijke Nederlandse
Fabrieken van Gouden en Zilveren
Werken Van Kempen & Begeer.
Een jaar later, op 2 november
1964, kon burgemeester Korthals
Altes zich tooien met zijn nieuwe
ambtsketen.
Bronnen
Archief der gemeente Zeist, 1599-1905,
inv.ms. 103 en 146 (f.
/^2j; Gemeentear-
chief Zeist.
Archief der gemeente Zeist, 1946-1965,
inv.nr. 2H2;
Gemeentearchief Zeist.
W. Koonings, Meestertekem van Neder-
landse Goud- en Zilversmeden 1814-1
963,
's-Gravenhage 1981.
B. ter Molen-den Outer, Ambtsketens van
burgemeesters in Nederland,
's-Gravenhage
1979.
Pieter A. Scheen, Lexicon Nederlandse beel-
dende kunstenaars 1750-1880,
's-Graven-
hage 1981.
Noten
1. In 1960 kreeg Beverwijk een nieuwe
ambtsketen. Volgens B. Ter Molen-den
Outer in Ambtsketens van burgemees-
ters in Nederland ('s-Gravenhage 1979)
zou de oude ambtsketen in 1959 samen
met die van de opgeheven gemeente
Wijk aan Zee en Duin zijn versmolten
tot de nieuwe ambtsketen. Hetgeen op
foutieve informatie moet berusten.
Met dank aan Juweliersbedrijf Van de
Weerd-Janssen te Zeist voor het gegeven
advies.
huis. Hierbij werd ook de ambtske-
ten ontvreemd. De burgemeester
van Beverwijk, J.G.S. Bruinsma,
bood burgemeester Mr. Aleid Pieter
Korthals Altes (1903-1984), burge-
meester van 1947 tot 1968, de oude
ambtsketen van Beverwijk te leen
aan.^ Zo kon de burgemeester de
raadsvergadering van 26 augustus
toch voorzitten met een ambtske-
ten om zijn schouders. In januari
1965 werd die ambtsketen weer te-
ruggebracht naar Beverwijk.
Een bejaard echtpaar uit Zeist
bood een ambtsketen afkomstig
van een oud familielid te leen aan.
De krant berichtte op 2 september
1963 dat de gestolen ambtsketen
ernstig beschadigd teruggevon-
den was. De dief had geprobeerd
de keten te smelten. Hierdoor zijn
in totaal negen schakels verloren
gegaan en zes zilveren plaatjes
met de naam en de ambtsperiode
van de burgemeesters, die in de
schakels waren aangebracht. De
penning werd daarbij ernstig
beschadigd.
De dief betuigde aan de burge-
meester zijn spijt. Burgemeester
Korthals Altes schreef op 18 sep-
tember 1963 op vaderlijk toon aan
hem: 'Ik vergeef je graag je misstap
als je me belooft onmiddellijk als je
vrij komt weer voor vast aan het
werk te gaan en nimmer meer aan
het 'zwerven'. Wees dan ook voor-
zichtig in de keuze van je vrienden
en ga b.v. weer voetballen'.
De gemeenteraad besloot in zijn
vergadering op 4 november 1963
een nieuwe ambtsketen aan te
schaffen. Volgens het raadsvoor-
stel was de oude keten onherstel-
baar beschadigd. Restauratie nu
zou om en nabij de duizend gulden
bedragen. Restauratie in plaats
van aanschaf van een nieuwe
68
%
vereniging Oud>Utrecht
junt 2000
-ocr page 69-
De Nieuwe Baan met de plaatsen
de Oorsprong en het Hoogeland
In het vorige nummer van dit tijdschrift is de jeugd en de opleiding van de Utrecht-
se tuinarchitect Hendrik van Lunteren beschreven, met name zijn leertijd in Doorn
en de erfenis die hij kreeg van zijn leermeester Hendrik Swellengrebeljr. Ditmaal
gaat het over de opdracht, die Hendrik kreeg om in zijn woonplaats Utrecht een
park en twee tuinen van buitenplaatsen aan weerszijden daarvan te ontwerpen.
Het betreft de zogenaamde 'Nieuwe Baan', het gedeelte van de Maliebaan dat in
1768 naar de Biltstraat is doorgetrokken, en de plaatsen 'De Oorsprong' en 'Het
Hoogeland', die omstreeks 1823 en 1825 even buiten de stad aan deze straatweg
naar De Bilt werden gebouwd.
afbeelding l
Kaart van de
Nieuwe Baan
en het huis
de Oorsprong,
ca. 1850
Bron: Het
Utrechts Archief
van het park laat niets meer zien
van de vroegere aanleg. Naar De
Oorsprong verwijst alleen nog een
huis met die naam. Een spoorlijn
en een straat scheiden de twee
vroeger door de 'Nieuwe Baan' ge-
koppelde 'buitenplaatsen'. De Bilt-
straat, eens een landelijke door
linden en platanen overschaduw-
de laan, waar in de negentiende
'Verrukkelijk is het gezigt dat men
door dit park heeft als men op de
steenen brug op de Biltsche
Straatweg staat en dan naar de
Maliebaan ziet' schreef J.B. Chris-
temeyer in 1836.^ Helaas is van dit
beeld niet veel meer over. Het in
de loop der jaren sterk vergrote
Hoogeland is onlangs wel grondig
gerestaureerd, maar het restant
eeuw de reeks buitens langs de
Utrechtse Heuvelrug begon, is nu
een drukke invalsweg geworden.
Er zijn helaas geen ontwerpteke-
ningen of archiefstukken van de
aanleg bewaard gebleven, maar
met behulp van tekeningen, kaar-
ten en raadsverslagen uit Het
Utrechts Archief kan toch enig in-
zicht in het plan geboden worden.
69
PlEN
Ummertse-Tjalma
vereniging Oud>Utrecht
juni 2000
-ocr page 70-
« S y. V-t ♦ ^ *
afbeelding 2
Kaart van het
terrein hij het ein-
de van Maliehaan
en Biltstraat, 1878
Bron: Het
Utrechts Archief
I ♦ é
*\. .^*
De Maliebaan^
De Maliebaan werd oorspronkelijk
In 1637 aangelegd als speelveld
voor het maliespel, vooral als at-
tractie voor de studenten van de
in 1636 gestichte Academie. Vier
rijen lindenbomen aan weerszij-
den van de lange, door lage schut-
tingen omheinde baan, vormden
schaduwrijke wandel- en ruiterpa-
den. Op het terrein langs de Malie-
baan ontstonden kleine pleziertui-
nen voor de burgerij met
tuinhuisjes of prieeltjes aan de
kant van het speelveld. De verdere
grond werd voornamelijk aan
warmoezeniers verhuurd. In het
jaar 1767 werd besloten om de Ma-
liebaan, die dan nog tot de weg
naar Oudwijk liep, door te trekken
tot aan de Biltstraat. Hiertoe werd
terrein ten noorden van de Baan,
genaamd het 'Hooge Land', door
de vroedschap aangekocht.
De Nieuwe Baan wordt een feit. De
rijen bomen worden verlengd en
aan de westkant bij de Biltstraat
wordt een plantsoen, even rechtlij-
nig als de baan zelf, aangelegd.
Over de Blitse Grift komt een brug,
de Baanbrug genaamd, (afb. i) Op
de kaart zien we, ten westen van de
Nieuwe Baan In de hoek gevormd
door de Biltstraat en de nu door de
Baan onderbroken weg naar Oud-
wijk, de herberg Het Boompje met
drie grote bomen ervoor. Op deze
plaats zal in 1823 de buitenplaats De
Oorsprong gebouwd worden. Ten
oosten van de Nieuwe Baan zal om-
streeks 1825 in plaats van de daar
gelegen hofstede 'Het Hooge Land'
het huis van de heer W.E. Ram ver-
rijzen. De rechte verlenging van de
Maliebaan wordt weer ongedaan
gemaakt. Het stadsbestuur van
Utrecht acht een eigentijdse park-
aanleg aantrekkelijker en hoopt
hiermee ook nieuwe vermogende
burgers aan te trekken. Hendrik van
Lunteren zal de Nieuwe Baan veran-
deren in een park in landschapsstijl.
De Oorsprong
Op de kaart uit 1783 zagen we de
ligging van de herberg Het Boom-
pje. Dit huis wordt met terrein
aangekocht door de cementfabri-
kant Unico Willem Teutonicus Ca-
zius. Uit Utrechtse raadsverslagen
komen we het één en ander te we-
ten over zijn perikelen bij de aan-
leg van zijn park. Hij richt zich
veelvuldig tot de raad met verzoe-
ken en protesten: op 3 maart 1823
verzoekt hij 'daar er geen genoeg-
zaam terrein voorhanden is om
zijn ontworpen plan ten uitvoer te
brengen' of hem de zijweg, die
van de Biltstraat langs Het Boom-
pje naar de Maliebaan loopt, met
het daarbij gelegen water in erf-
pacht kan worden gegeven. Bo-
vendien vraagt hij de drie linden-
bomen voor zijn huis te mogen
kappen en zijn terrein hier met zes
voet te mogen vergroten. In de zo-
mer wordt zijn nieuwe huis ge-
bouwd. In november van hetzelf-
de jaar verzoekt hij de Vechtloop
te mogen dempen. Alles wordt
hem uiteindelijk onder bepaalde
voonwaarden toegestaan. Er mo-
gen geen hoogopgaande bomen
worden geplant en de veranderin-
gen moeten volgens de aanwijzin-
gen van 'gecommitteerden ter ka-
mervan Fabricage' geschieden. Hij
zal de nieuwe weg behoorlijk
moeten verzorgen en bezanden
en over de (nieuwe) waterloop
moet een brug ter breedte van
tien voet komen.
70
Oud'Utrecht
vereniging
juni 2000
-ocr page 71-
O^; Tuinen in Utrecht
afbeelding 3
Situatieschets
terrein tussen
Biltstraat en
Oudwijkerveld-
straat, 1827
Bron: Het
Utrechts Archief
</<,^^-^^^[h.i/fr f^ 'U ƒ*■^,i^.
Hendrik van Lunteren zal de loop
van de Oude Vecht - die eerst nog
direct langs de weg naar Oudwijk
in de richting van de Gildbrug liep
en daar aansloot op de Biltse Grift
- veranderen en de weg verplaat-
sen. Op een tekening uit 1878
wordt de toestand van 3 novem-
ber 1824 weergegeven, (afb. 2) Op
de huidige kaart zou het hele
grondgebied van De Oorsprong
ongeveer het terrein omvatten
dat begrensd wordt door de Bilt-
straat, de Maliebaan en de Malie-
straat. Het parkgedeelte waar het
ons om gaat en zoals we het op de
afbeelding zien, neemt hier maar
een deel van in beslag. In het an-
dere gedeelte bevonden zich bij-
gebouwen en ook moet er een
moestuin en een goudvisvijver zijn
geweest.3
De volgende stap voor Van Lunte-
ren is nu de verdere aanleg van
het Nieuwe Baan Plantsoen.
Merkwaardigerwijs zendt de heer
Cazius op 1 juni 1826, als dit park al
klaar is, een klacht naar de raad:
dat er voor zijn huis een hoogte
van aarde is opgeworpen, die met
heestergroen en sparrenbomen is
beplant, waardoor de toegang tot
zijn huis wordt belemmerd. Bo-
vendien loopt water af op de
grond waar hij onlangs een stal-
ling heeft laten zetten. Vervolgens
verzoekt hij eerbiedig of de voor-
noemde hoogte voor de tijd van
99 jaar in erfpacht aan hem mag
worden afgestaan. Ook vraagt hij
nog een stukje grond voor zijn
huis met het aanbod daar een
koepel te laten bouwen ter ver-
fraaiing van de Nieuwe Baan. De
Commissie van Onderzoek is ver-
baasd dat Cazius met zijn klachten
komt als alles al klaar is, terwijl hij
bekend was met het plan van aan-
leg en niet heeft geklaagd toen
men met het werk bezig was. Het
tuinhuis heeft hij laten zetten,
toen de verhoging al bestond en
ook heeft hij al een andere toe-
gang gemaakt, slechts enkele el-
len verwijderd van de vorige. Zijn
klachten zijn grotendeels als on-
waar of overdreven beoordeeld en
men adviseert dan ook afwijzend
op het rekest. Toch wil men deze
vermogende stadgenoot wel te-
gemoet komen; stadsarbeiders
zullen een greppel graven, enige
struiken van de opgeworpen
hoogte wegnemen en daarvoor in
de plaats enige bomen poten, die
hoog opgesnoeid kunnen worden.
Cazius ziet echter van alle schik-
kingen af Ook op zijn verzoek om
een stukje grond voor een koepel
wordt niet ingegaan, aangezien
het geheel volgens de ingediende
tekening veel groter is dan men
had gedacht en slechts tot ontsie-
ring van de zo kort geleden ge-
maakte veranderingen zal leiden.
vereniging Oud*Utrecht
luni 2000
-ocr page 72-
De Nieuwe Baan met de plaatsen
de Oorsprong en het Hoogeland
Men vermoedt dat de heer Cazius,
aangezien hij van schikkingen niet
wil horen, andere bedoelingen
heeft. De Commissie raadt daar-
om aan met voorzichtigheid te
werk te gaan.
Het Hoogeland
Ondertussen worden de terreinen
van het 'Hooge Land', gelegen aan
de oostzijde van de Nieuwe Baan
en Maliebaan, door de stad
Utrecht te koop aangeboden. Op
de publieke verkoping van 5 juni
1824 wordt het gebied, aangekon-
digd als 'een byzonder aangena-
me en zeer geschikt tot het aan-
leggen van een Buitenverblijf
gelegen Warmoesiers Hofstede
met huis, berg en schuur', ver-
kocht aan de meestbiedende. Wil-
lem Eliza Ram, een vooraanstaand
'rentenier' uit de stad Utrecht met
veel officiële functies, wordt voor f
13.340 de nieuwe eigenaar.
'Ten einde dezelve meer geschikt
voor een klein buitenverblijf in te
rigten en ook een morgen grond
met plantsoen en ander houtge-
wasch te doen beplanten' moeten
de bestaande gebouwen op het
terrein afgebroken worden. Om-
dat het gebied tot 's lands militaire
gronden behoort, moet de eige-
naar hiervoortoestemming vragen
aan de Commissaris-Generaal van
Oorlog. De Zuid-Nederlandse ar-
chitect T.F. Suys ontwerpt in 1825
een neoclassicistisch huis voor de
heer Ram. Op 12 september 1825
wordt er nog een stuk terrein aan
het einde der Maliebaan, dat in het
bezit van de heer Cazius was, ge-
kocht.4 Het bestaat uit 'Eene War-
moesiers Hofstede' met bijgebou-
wen en een stuk 'Teelland' ter
grootte van circa een bunder. In
1827 wordt een kaart gemaakt van
het omstreeks 9 hectare grote be-
zit van de heer Ram, gelegen tus-
afbeelding 4
De oorsprong met
theehuis, de ingang
de Biltstraat en de
Veeartsenijschool,
ca. 1840
Bron: Het
Utrechts Archief
sen de Biltstraat en de weg naar
Oudwijk, die hem ook toebehoort.
Aan de oostzijde vormt de Ridder-
schapsvaart de grens. (afb. 3)
De structuur van de hele
aanleg
De aanleg van de Nieuwe Baan
met de nieuwgebouwde lusthui-
zen 'De Oorsprong' en 'Het
Hoogeland' doet het gebied 'als
een uitgestrekt buitengoed voor-
komen' schrijft N. van der Monde
in zijn boekje Utrecht en derzel-
ven fraaye omstreken uit 1842.^
De grote verdienste van Hendrik
van Lunteren is dat hij er inder-
daad in is geslaagd de drie parken
als een in elkaar overvloeiend ge-
heel te ontwerpen.
Uitgaande van de situatie ter
plaatse vormt hij zijn park met de
elementen van de landschapsstijl:
het water, de aarde en de beplan-
ting. Volgens de principes van de-
ze stijl gebruikt hij hierbij uitslui-
tend gebogen lijnen. Van Lunteren
weet altijd op ingenieuze wijze
gebruik te maken van het aanwe-
zige water of het nu een oude ri-
vierarm, een wetering, vaart of
gracht is. Zij worden zo vergraven
tot een doorlopende waterpartij,
nu eens smal dan weer verbreed
tot een vijver, dat de illusie van
een natuurlijke stroom wordt
opgeroepen. Het water van de
Oude Vecht en de Biltse Grift
wordt benut voor de waterpartij-
en van elk van de drie parken af-
zonderlijk, maar vormt ook een
doorlopend geheel, zoals we op de
hiervoor genoemde tekening kun-
nen zien. (afb. 3) De rondlopende
hoofdweg van de Nieuwe Baan
met zijn uitgebalanceerde aan-
sluitingen op de Maliebaan, de
Biltstraat en de twee buitenplaat-
sen zorgt voor een tegenspel met
het water. Zo wordt de basis voor
het ontwerp gelegd.
Het graven van de waterpartijen
levert de aarde voor de in de
landschapsstijl zo belangrijke
hoogteverschillen in het terrein.
Ook in dit Utrechtse ontwerp is
hier zonder twijfel gebruik van
gemaakt. Zonder ontwerpteke-
ningen zijn deze hoogten helaas
niet te traceren, maar door de
klachten van de heer Cazius we-
ten we, ook al is de precieze
plaats niet duidelijk, wel van de
opgeworpen hoogte bij zijn huis.
vereniging Oud*Utrecht
junt 2000
-ocr page 73-
Wandelpaden of wat bredere rij-
tuigwegen in het plantsoen zor-
gen voor de verbindingen. Er is in
alle parken, groot of klein, altijd
een 'wandeling' buitenom langs
de grenzen van het terrein met
verrassende uitzichten op het om-
ringende land en in dit geval dus
ook vanaf de Nieuwe Baan op de
waterpartijen en de twee lustho-
ven en andersom. Paden binnen-
door lopen, al naar gelang de situ-
atie, vaak geheimzinniger tussen
dichter groen door met soms een
verrassende doorkijk.
Een situatietekening van buiten-
goed 'De Oorsprong' aan de Nieu-
we Baan geeft een globaal idee
van de indeling van het plantsoen
en de vergravingen van Blitse Grift
en Oude Vecht, maar toont vooral
goed hoe de twee parken in elkaar
overlopen, (afb. i)
Van het Hoogeland bezitten we
geen enkele indeling van het park,
maar we weten dat als basis van
de aanleg de Oude Vecht is vergra-
ven tot een lange waterpartij, die
zich bij de Nieuwe Baan splitste in
twee korte zijarmen, (afb. 3) Aan
de uiteinden van deze twee armen
bevonden zich twee door hekken
afgesloten inritten naar het huis.
(afb. 4) De noordelijkste weg was
de verbinding met de Biltstraat en
de andere die met de Maliebaan.
De kadastrale kaart uit circa 1832,
die ons meer zou kunnen vertellen
over het padenverloop in het park
van 'Het Hoogeland', verkeert he-
laas op de essentiële plaatsen in
een slechte staat. Het is wel duide-
lijk dat de weg via de noordelijke
inrit rechtstreeks naar de achterin-
gang van het huis voert, waar een
soort plein is. De zuidelijke weg,
die met enkele flauwe bochten
onderlangs de waterpartij loopt,
buigt zich via een brug noord-
waarts langs een koetshuis ook
naar dit plein. Vanaf de Biltstraat
is aan de oostkant van het huis
een inrit, die waarschijnlijk ook
weer aansluiting vindt bij koets-
huis en plein.
Het door Van Lunteren ontworpen
park is een voortzetting van het
Nieuwe Baan Plantsoen en moet
gelegen hebben ten westen en
ten zuiden van het huis rond de
waterpartijen. Op afbeeldingen
zien we voor het huis een open
wei met een enkele boomgroep
en vredig grazend vee.
De beplanting.
Bij de inrichting van het landschap-
spark heeft de beplanting tenslot-
te een belangrijke functie. Door de-
len open of gesloten te beplanten
ontstaat afwisseling, wordt het
uitzicht geleid en kunnen verschil-
lende sferen worden opgeroepen.
Ook de verschillende kleuren spe-
len hun rol in het geheel.
Door een gelukkig toeval weten
we, afgezien van de sparren die
het uitzicht van de heer Cazius be-
lemmerden, in dit geval nog wat
meer over de beplanting. Uit oude
kasboeken van de firma Copijn uit
Groenekan blijkt namelijk, dat Van
Lunteren in de jaren dat hij bezig
was met deze opdracht 24 grote
rode ceders en twaalf grote hulst-
bomen heeft besteld, omdat zijn
eigen bestand kennelijk niet toe-
reikend was. Verder zijn er bij 'De
Oorsprong' onder meer nog eens
twaalf rode ceders, tien grote la-
rixen, een plataan, twee gele es-
sen, twee soorten acacia's, een zil-
verspar, groene en bonte
hulststruiken, azalea's en verschil-
lende vruchtbomen afgeleverd. Bij
de heer Ram zijn twee zware ie-
pen, een gewone en twee oosterse
platanen, beu ken heesters, drie
moerbeibomen, drie rode kastan-
jes, twee catalpa's, ook weer ne-
gen grote rode ceders, meidoorns
en vruchtbomen bezorgd.
Met al deze gegevens tezamen
kan een ieder zich, hoop ik, met
enige fantasie wel een beeld vor-
men van het 'verrukkelijke gezigt'
dat J.B. Christemeyer had, toen hij
vanaf de Biltstraat naar de drie in
elkaar overvloeiende parken keek.
afbeelding 5
Het huis de
Oorsprong, door
].D. Steuerwald
naarP.J. Lutgers,
litho, ca. 1869
Bron: Het
Utrechts Archief
Noten
1.   J.B. Christemeyer, Landelijk Schoon in
het Sticht van Utrecht en in deszelfs
omstreken (Utrecht 1836).
2.   W.A.G. Perks, Geschiedenis van de
Maliebaan (Utrecht 1971)
3.   CCS. Wilmer, Buitens binnen
Utrecht, voormalige buitenplaatsen in
de Gemeente Utrecht (Vianen 1982)
4.   'Plan van verdeelde gronden bij Ruyling
tusschen de Stad Utrecht en de Heer
W.E. Ram', 1825, Het Utrechts Archief.
5.   N. van der Monde, Utrecht en derzel-
ven fraaye omstreken (Utrecht 1842).
73
-t
vereniging Oud'Utrecht
juni 2000
-ocr page 74-
Jaarverslag Vereniging Oud-Utrecht 1999
Samenstelling bestuur en commissies
Het bestuur vergaderde acht keer op de vaste
vergaderplaats, de Fundatie van Renswoude,
en één keer ten huize van de voorzitter, gedeel-
telijk samen met de Activiteitencommissie.
In het bestuur trad een verandering op. Me-
vrouw J.C.M. Pennings verliet het bestuurom
de plaats in de redactie van het Tijdschrift in te
nemen die was vrijgekomen na het vertrek van
mevrouwJ. Leguyt. In haar plaats werd inde
najaarsledenvergadering mevrouw M.E.C. Dir-
ven benoemd, die hiermee de PR-portefeuille
op zich heeft genomen.
Mevrouw J. Leguyt en de heer A. van der
Zeijden verlieten de Tijdschriftredactie en aan
het eind van het jaar eveneens mevrouw MJ.
Dolfin. Mevrouw M.A. Vugts nam een van de
opengevallen plaatsen in.
De heer T.J. Hoekstra verliet de Jaarboekredactie.
Bij de Activiteitencommissie namen twee leden
afscheid: mevrouw I. Donkersloot-de Wit en de
heer H. Hodes. De commissie werd weer op
sterkte gebracht met de dames J.C. van Kui-
pers-van der Wal en N. Viot-Werner.
In de overige commissies deden zich in het ver-
slagjaar geen veranderingen voor. Er werd een
jury benoemd voorde Oud-Utrecht-prijs 2000.
Deze bestaat uit de heren P.D. 't Hart (voorzit-
ter), F.J.W. van Kan en C.H. Staal.
Het Tijdschrift
Het tijdschrift bood in zes afleveringen een gro-
te verscheidenheid aan onderwerpen. Nieuw
was de rubriek Literatuursignalement, waarin
ook op moeilijk of niet in de boekhandel ver-
krijgbare publicaties de aandacht wordt geves-
tigd. De kinderpagina verscheen niet in elk
nummer, zoals de bedoeling was.
Het Jaarboek
De presentatie van het Jaarboek 1999 vond op
12 december plaats in de Pieterskerk. Drie spre-
kers haakten vanuit verschillende invalshoeken
in op het thema cultuurbeleid, te weten me-
vrouw A. van Son, een van de auteurs, gedepu-
teerde mr D.H. Kok en de Utrechtse wethouder
voor Cultuur mevrouw P.M. van der Linden-de
Feijter. Beide laatstgenoemden namen een eer-
ste exemplaar in ontvangst. Muziek van Vival-
di, uitgevoerd door conservatoriumstudenten.
vormde twee maal een muzikaal intermezzo.
Bij deze gelegenheid werd de heer T.J. Hoeks-
tra tot erelid benoemd wegens zijn grote ver-
diensten voor de vereniging tijdens zijn be-
stuurslidmaatschapen later als redacteur van
het Jaarboek.
Ledenvergaderingen en
andere activiteiten
•   De voorjaarsledenvergadering werd gehou-
den op 10 juni in de Deken-kapel van de Pie-
terskerk, waar ons lid T.J. Hoekstra de aan-
wezigen na afloop rondleidde.
•   De najaarsledenvergadering vond plaats op
28 oktober in het SNK-gebouw aan de Plom-
petorengracht. Door de onverwacht lange
vergadering was er na afloop geen gelegen-
heid voor een lezing over LJtrechtse molens.
•   Dit jaar was Utrecht aan de beurt om de
Stichtendag te organiseren. Deze ontmoe-
ting van leden van oudheidkundige vereni-
gingen van Sticht en Oversticht vond op 24
september plaats in Wijk bij Duurstede. Er
was veel belangstelling voor deze dag, ge-
wijd aan David van Bourgondië, die behalve
door leden van Oud-Utrecht ook door deel-
nemers uit Overijssel en Drenthe werd be-
zocht, 's Ochtends was het gezelschap te
gast in de Grote Kerk, waar de heer P. Beliën,
medewerker van het Nederlands Munt-
museum, een inleiding hield over de munt-
slag ten tijde van David van Bourgondië en
de heer S.B.J. Zilverberg sprak over het leven
van David van Bourgondië als bisschop en
landsheer. De lunch vond plaats in de Bour-
gondische toren van het kasteel van Duur-
stede, muzikaal omlijst door het Geselscap
Goet ende Fyn. Na een rondleiding door Wijk
bij Duurstede werd 's middags het historisch
triviantspel gespeeld door teams van het
Historisch Genootschap Overijssels Regt en
Geschiedenis en van Oud-Utrecht, onder lei-
ding van de hoogleraar Utrechtstudies, P.D.
't Hart. Een borrel sloot deze geslaagde
Bourgondische dag af.
Er werden nog andere activiteiten door de
vereniging of In samenwerking met anderen
georganiseerd.
•   Het Historisch Café, dat met uitzondering
van de zomermaanden in de kelder van 't
Weeshuls plaats vond. Vooral de laatste
maanden was erveel belangstelling voor de-
ze informele ontmoeting tussen leden en
niet-leden.
•   Op 25 april was er In Museum Catharijnecon-
vent een speciale ontvangst voor leden van
Oud-Utrecht, waarbij de CD-Dom werd ge-
presenteerd. De projectleider, mevrouw G.
Bakker, vertelde hier over de totstandko-
mingvan deze CD-Dom.
•   Op 8 mei was er een wandeling over de
Grebbeberg onder leiding van de historicus
R. Mulder, die deze excursie mede namens
het Historisch Platform organiseerde.
•   Mevrouw A. van Dijk verzorgde op 30 mei
een literaire wandeling doorde stad Utrecht
onder het motto 'Utrecht beschimpt en
bezongen'.
•   In samenwerking met Het Utrechts Land-
schap en het Historisch Platform werd op 9
oktober een bezoek gebracht aan de land-
goederen Vollenhoven en Beerschoten.
•   De volgende dag konden leden van Oud-
Utrecht een bezoek brengen aan het huis
Sparrendaal in Driebergen. Deze excursie
was samen met de Stichting Historische Be-
hangsels georganiseerd.
•   De lezing die op 29 april In en samen met het
Wijk C-museum was georganiseerd trok wei-
nig bezoekers en werd daarom op 23 novem-
ber herhaald. Op die avond waren er veel be-
langstellenden op deze dubbellezing
afgekomen, gehouden door mevrouw L. Bo-
gaers en de heer A. van Wersch.
Actuele ontwikkelingen
In samenwerking met de Commissie Actuele
Ontwikkelingen en de Historische Vereniging
Vleuten-De Meern werd in een brief aan de
Utrechtse wethouder van Leidsche Rijn door de
vereniging bezorgdheid geuit over de ontwik-
kelingen rond de aantasting van de Groenedijk
In Vleuten. Deze kwestie en de andere onder-
werpen, waarover de vereniging eerder haar
bezorgdheid uitte, waren in het verslagjaar nog
niet opgelost.
De secretaris
vereniging Oud-Utrecht
17 \juni 2000
-t
-ocr page 75-
heer van het vermogen ware aan een banktoe
tevertrouwen.Dejuridischeverhoudingtussen
het bestuur van de stichting en dat van de ver-
eniging zat in notariële akte nader worden gere-
geld. Jaarlijks zal aan het bestuurvan de vereni-
ging èn aan de ledenvergadering worden
gerapporteerd hoe het staat met de omvang
van het vermogen, de bruto-opbrengst ervan en
het als netto-opbrengst van het vermogen aan
de vereniging overgemaakte bedrag.
7   Wederom uitgaande van een keuze voor het
benuttenvan de jaarlijkse opbrengst van het
vermogen, kunt u als ledenvergadering ideeën
aanreiken, waaraan die netto-opbrengst, thans
te stellen op ca. ƒ 30.000,- en in 2001 op een ho-
ger bedrag, ware te besteden. Om de gedach-
ten te bepalen zijn in het bestuur als ideeën
genoemd: een extra aflevering van het Tijd-
schrift (themanummer), het aanstellen van een
eindredacteur van het Tijdschrift, een extra bij-
drage aan het Jaarboek, het achterwege laten
van een anders noodzakelijke, aanzienlijke con-
tributieverhoging, verhoging van de Oud-
Utrecht-prijs, verhoging van de PR-uitgaven en
een subsidie ten behoeve van de leden aan één
grote gebeurtenis, zoals een excursie, per jaar.
8   Het bestuur gaat ervan uit dat de in de voor-
jaarsledenvergadering aangedragen ideeën na-
der onderzoek en/of uitwerking behoeven. In
de najaarsledenvergadering zal dan definitief
kunnen worden besloten over de aanwending
van de netto-opbrengst van het vermogen.
9  Als gevolg van het aanvaarden van het legaat is
Oud-Utrecht ook mede-eigenares geworden
van onroerende goederen. Die moeten worden
verkocht teneinde de opbrengst daan/an over
de erfgenamen te kunnen verdelen. Juridisch
heet het verkopen van onroerende goederen
het vervreemden van registergoederen. Onze
statuten schrijven voor dat voor besluiten van
het bestuur daartoe goedkeuring van de alge-
mene ledenvergadering nodig is. Voorgesteld
wordt die te verlenen.
10 Resumerende stelt het bestuur u voor:
a.  de netto-opbrengst van het gelegateerd ver-
mogen jaarlijks aan te wenden in de exploitatie
van de vereniging;
b.  ideeën voor die aanwending in de voorjaarsle-
denvergaderingte inventariseren en daarover
in de najaarsledenvergaderingte beslissen;
c.  in te stemmen met het onderbrengen van het
gelegateerde vermogen in een afzonderlijke
stichting, met inachtneming van hetgeen in
punt 6. van dit voorstel is opgenomen;
d.  goed te keuren de besluiten van het bestuurtot
vervreemding van registergoederen in het ka-
der van het afwikkelen van het legaat van me-
vrouw Ulbrich.
goed door middel van de Commissie Actuele Ont-
wikkelingen. Deze is door het bestuur ingesteld en
bestaat uit enkele verenigingsleden die op eigen
initiatiefofopverzoek van het bestuur nieuwe
ontwikkelingen in stad en provincie in de gaten
houden en de consequenties daarvan voor het
cultureel erfgoed onderzoeken. De commissie
stelt de leden van haar bevindingen op de hoogte.
Ook kan het bestuur besluiten tot het uiten van
bezorgdheid bij de betreffende overheidsinstan-
ties, het organiseren van discussiebijeenkomsten
en andere vormen van actie.
Waken over cultureel erfgoed
I-let bestuur bereidt een beleidsplan voor het
komende decennium voor, uitgaande van de doel-
stellingen zoals die in de statuten van de vereniging
zijn omschreven. Over het tweede deel daarvan,
'het waken over het behoud van het cultureel
erfgoed van stad en provincie Utrecht', is nog niet
eerder in de vereniging van gedachten gewisseld.
Onderstaande concepttekst dient als discussiestuk
over dit onderwerp.
Methettweededeelvan haar doelstelling, het wa-
ken over het cultureel erfgoed, profileertOud-
Utrecht zich nog onvoldoende. Om een waardevol-
le invulling aan deze doelstellingte kunnen geven
is het belangrijk allereerst het begrip 'cultureel erf-
goed' te definiëren. Vervolgens kan worden be-
paald op welke wijze Oud-Utrecht dit deel van
haardoelstetling zou kunnen venwezenlijken.
Wat is cultureel erfgoed?
'Onder cultureel erfgoed wordt verstaan datgene
wat In tastbare zin is overgebleven uit het verle-
den en wat de samenleving als collectief van be-
lang vindt om te behouden: in de gebouwde om-
geving; in de wijze waarop het landschap en de
ruimte is vorm gegeven; in voorwerpen van kunst
en cultuur, wetenschap, techniek en geschiedenis
die bewaard worden door musea, oudheidkamers
en universiteiten; in foto's en films; in originele
documenten in archieven maar ook in sporen van
een ver verleden, onzichtbaar voor het blote oog
verborgen onder de grond.'
Definitie overgenomen uit het projectplan van Erf-
goed Actueel.
Oud-Utrecht en het cultureel erfgoed
Cultureel erfgoed is dus een heel breed begrip.
Oud-Utrecht voelt zich vooral geroepen om te wa-
ken over de gebouwde omgeving en de wijze
waarop het landschap en de inrichting van de
ruimte is vormgegeven.
Juist dit deel van het cultureel erfgoed staat bloot
aan bedreigingen. Zo zorgen de economische ont-
wikkelingen ervoor dat in de stad de waarde van
de grond steeds meer toeneemt met als gevolg in-
tensivering van het ruimtegebruik in de breedte
en in de hoogte. Daardoor komen bestaande be-
bouwing, tuinen en parken onder grote druk te
staan; daarmee verbonden waarden dreigen te
worden aangetast.
Soortgelijke ontwikkelingen doen zich ook buiten
de stad voor. Te denken valt aan de grote verande-
ringen in het historisch gegroeide landschap rond
Utrecht doorgrootschalige nieuwbouw en aanleg
van infrastructuur.
Oud-Utrecht komt thans op voor het cultureel erf-
Een legaat voor Oud-Utrecht
1.   Onze vereniging heeft een legaat ontvangen.
Het is een zeer fors legaat, ons nagelaten door
mevrouw A.H. Ulbrich, in leven lid van Oud-
Utrecht. Over onze weidoenster kunt u meer le-
zen in de rubriek 'Van de bestuurstafel'. De om-
vang van het legaat zal, naar verwachting,
uiteindelijk anderhalf a ééndriekwart miljoen
gulden bedragen. In grote dankbaarheid heeft
het bestuur het legaat aanvaard.
2.  Vanzelfsprekend geeft het begiftigd worden
met een legaat van deze geweldige omvang
grote vreugde. Toch zit er ook een gevaarlijke
kant aan. Wij zijn een prettige vereniging van
leden met een grote liefde voor stad en provin-
cie Utrecht en van enthousiaste vrijwilligers.
Dat wil het bestuur graag zo houden. Het en-
thousiasme en de liefde voorstad en provincie
moeten onze vereniging blijven kenmerken en
bezielen, niet de onkostenvergoeding.
3.  De vreugde overheerst echter ruimschoots en
juist de genoemde kenmerken vormen alle
aanleiding voorop te stellen dat het legaat ten
voordele moet strekken van het inhoudelijke
werk van onze vereniging en van onze leden.
Het legaat biedt onze vereniging extra moge-
lijkheden en nieuwe kansen.
4.  Met deze overwegingen als vertrekpunt legt
het bestuur aan de ledenvergadering de vol-
gende voorstellen voor.
5.  Het bestuur stelt voor het vermogen van het le-
gaat niet eenmalig te besteden, maar het in
stand te laten. De opbrengst ervan zal dan ver-
volgens, na inflatiecorrectie en aftrek van de
beheerskosten, in de exploitatie van de vereni-
ging worden aangewend. Dat betekent dat on-
ze vereniging er elk jaar weer voordeel en ple-
zier van zal hebben.
6.  Mocht daarvoor gekozen worden, dan is het
verstandig dat vermogen in een afzonderlijke
stichting onder te brengen. Het bestuur daar-
van kan bestaan uit twee leden van het bestuur
en een lid van onze vereniging. Het dagelijks be-
%
vereniging Oud «Utrecht
)juni
2000
-ocr page 76-
Een lied opeen glas
In de jaren 1994 tot en met 1996 is in Utrecht
een grote opgraving uitgevoerd in het Walsteeg-
terreinJ' ^ Dit gebied lag eertijds binnen de im-
muniteit van Sint-Marie en de onderzochte
percelen corresponderen met die van de vroege-
re kanunnikenwoningen.^ Na de Reformatie in
Utrecht, (1580) kwamen hier gegoede families
wonen, rooms-katholiek zowel als calvinistisch.
Een opgraving 'op stand' dus. Dat is onder meer
gebleken uit de opvallend grote hoeveelheid
glaswerk die is opgegraven, waaronder veel
luxueus glas, zoals grote dunwandige bekers,
fa^on de Venise glazen en glazen schenkgerei.
Bij dit giaswerl< zijn fragmenten
afb. UDebeschre- van een met diamantgraveerwerk
ven berkemeier gedecoreerd drinl<glas gevonden
(afb. i), een zogenaamde berl<e-
meier. Deze zal hieronder nader
worden besclireven. Een berke-
meier is een glas met een cylindri-
sche benedenhelft, of stam, gede-
coreerd met glasdoorns of
braamnoppen, en een kegelvormi-
ge, soms licht gebolde, boven helft,
de cuppa (zie afb 2). De berkemei-
er is de voorloper van de roemer,
een drinkglas dat vooral in de 17e
eeuw in de Nederlanden en tot op
de dag van vandaag in de Duitsta-
lige landen wordt gebruikt voor
witte wijn.
A.G. Rauws               Op de cuppa van deze berkemeier
EN                            is een golvende notenbalk met
Katrijn Kuypers een melodie gegraveerd, waaron-
der een tweeregelige Franse tekst
Archeologisch en            (afb. 3). Op de bodem zijn naam en
Bouwhistorisch              herkomst gegraveerd van vermoe-
Centrumvande             delijk de schenken 'J. Mangel-
Gemeente Utrecht          schots, Dixmudano, Flandr...', een
burger dus van Diksmuide in
Pandhuis,                    West-Vlaanderen (afb. 4). De ber-
Zwaansteegii               kemeier is typologisch gedateerd
3511 VG Utrecht           op eind i6e, begin 17e eeuw.4
Ondernomen actie
Glas, in vochtige grond, in een af-
valkuil of in een beerput wordt
met verloop van tijd, afhankelijk
van samenstelling en oppervlakte
afwerking, aangetast. Dit berust
op het binnendringen van water-
moleculen en waterstofionen in
het silicanetwerk van het glas, ge-
volgd door uitlogen van vooral na-
trium-, kalium- en calciumionen.
Het vroegste stadium resulteert in
een, vaak als fraai beschouwd, iri-
serend glasoppervlak. In latere fa-
sen vreet het corrosieproces zich
een weg in de diepte, waarbij het
verband in de glasstructuur verlo-
ren gaat. In de slotfase ziet men
een opgezwollen 'bruine-suiker'-
achtig materiaal, dat nog de oor-
spronkelijke vorm van het glas
heeft, maar tussen de vingers kan
worden fijngewreven.
Onze berkemeier is zwaar gecorro-
deerd.tot in het 'bruine-suiker'sta-
dium, en de opgravers en de eerste
bewerker, de heer Stafleu (toen in
dienst van het Archeologisch en
Bouwhistorisch Centrum), verdie-
nen lof voor het grotendeels ber-
gen en voor de eerste reconstructie
van de uiterst kwetsbare en moei-
lijk hanteerbare fragmenten. Om
zoveel mogelijk informatie te ver-
krijgen zijn de fragmenten later op
een uit karton en papier gemaakte
mal geplakt. Deze mal is gemaakt
op basis van de uit de restanten
geschatte maten van de berkemei-
er. Hiermee is het leesbaar maken
van melodie en tekst merkbaar
vergemakkelijkt.
Uitgaande van de onderstelling
dat er een directe relatie bestaat
tussen melodie en tekst zijn de
maten van de melodie en het uit
tekstdelen gereconstrueerde me-
trum van de tekst met elkaar in
verband gebracht. Een probleem
daarbij is vooral de lacune aan het
begin van de notenbalk. Daardoor
is de toonaard onbekend. Vermoe-
vereniging Oud*Utrecht
juni 2000
-ocr page 77-
biance suggereren, misschien een
herinnering moeten oproepen. Wèl
kan men de sfeer van de tekst proe-
ven, een hoofs lofdicht ('Je suivrai
vostre Loy...') op een grande dame,
vermoedelijk meer mooi dan lief,
voorwerp van een heildronk en on-
afb. 2: Voorbeeld
vaneen 'modale'
berkemeier
Literatuurverwijzingen en noten
1.   C.A.M, van Rooijen, Bouwen op histori-
sche gronden.
Natuur en Techniek 65
(1997)(10): 66-73.
2.   C.A.M. van Rooijen en M. Stafleu, Maria-
plaatsfWakteeg,
Arcneologisclie Kroniek
Provincie Utrecht, 1996-1997,83-117.
? «ae? ?
n , f j; 1' i' !-------r-
r-f—T—
-'M' ^=^' l 1 1
?
1---------------'—s—'—*—7—t~l
— \-----?----♦ t «------------1
'-■-'-■7 ♦ » *. Ij . "
\____ f---------------------------—----------------------------------------1
L-...*- .i- ..+ .,., ♦ ♦ .,.i |. ..
—1-------^
-4----^----!---k---^—J---^^4---Ur
-^---^-^-r-i--------i
77V Mv iKMA tWiA— // ■ ó- la Mmii, cw, ulaxLa/rrui,. W ixjüa Ifc p<W«, iu4< itto- w- !mA a tou., /oti, tou/ al/nM om....
(Pau/miMj, ub ujJAJi
         1/ '. i/t/ Ti«. twiMj ooA «aMa {/rda/rrvb, 5a oü, imi. mi «mA, |i!. /'"W 'Miii<MV 77xa /ou,, % itMyuii ufl-iiu .iwA.
delijk moet 'B' 'bes' zijn. Dit resul-
teert dan in een melodie in 'F'. De
uniforme lengte van de stok van
de noten maakt het mogelijk een
deels weggevallen noot te re-
construeren. Bij een lacune aan
het andere eind van de stok be-
staat onzekerheid over de duur
van de noot. Extrapolatie is op
afb.. 2 aangeduid met een'?'.
derwerp van een gelofte.
Tot nu toe is het niet gelukt nade-
re informatie te vinden over de
dichter en de componist. Comple-
tering van de tekst is dus voorals-
nog niet mogelijk. Evenmin is het
bij de huidige stand van onze ken-
nis mogelijk deze vondst te inter-
preteren als een getuigenis uit een
vroegere levensfase van een brave
kanunnik, dan wel als een gevolg
van de secularisering van deze im-
muniteit op het 'breukvlak der tij-
den' in het Utrecht van het eind
van dei6eeeuw.
Evenmin hebben naspeuringen
naar de naam 'Mangelschots' in
Diksmuide en Utrecht tot resul-
taat geleid. De naam wordt inder-
daad in de Middeleeuwen en ook
later in Vlaanderen gevonden,
maar wordt niet vermeld in Diks-
muide en omgeving.^ Ook in de
Utrechtse 'transporten en plegten'
(onder Mariaplaats) is de naam
niet aangetroffen.
De auteurs zullen dankbaar zijn
voor elke informatie leidend tot
verdere completering van tekst en
melodie.
E. van Ginkel, Verleden wijk. De immu-
niteit van Sint-Marie,
Utrecht (1998).
H.E. Henkes, Glas zonder glans: vijf eeu-
wen gebruiksglas uit de bodem van de La-
ge Landen,
J300-W00, Coördinatie
Commissie van Advies inzake Archeolo-
gisch Onderzoek binnen het Ressort
Rotterdam, Rotterdam, 1994.
'Ik ga drinken [lacune] op de gezond-
heid van Mevrouw. Ik draag het (glas?)
naar U toe naar boven onder de bomen,
(ik) doe alles zodanig dat [lacune]
Waarom het doen [lacune]. Ik wil niet
eerloos zijn, wat er ook van kome (?), ik
zal mij erbij neerleggen, op mijn woord.
Ik zal Uw wet volgen [lacune]'
Dewilde M. (Instituut voor het Archeolo-
gisch Patrimonium, Buitendienst West-
Vlaanderen, Woumen-DUcsmuide), per-
soonlijke mededeling. Hiervoor onze
hartelijke dank, evenals aan de archivale
collega's en zegslieden van dhr. Dewilde:
de heren Vandamme en Vandenberghe
(Bru^e) en Opsommer (leper).
fl/i). 3.- Deefe
gereconstrueerde
melodie en tekst op
de beschreven
berkemeier
afb. 4: Het
opschrift op de bo-
dem van de
berkemeier:
'J. Mangelschots,
Dixmudano,
Flandr...'
77
Interpretatie van de tekst
De bestaande tekst kan per woord
worden vertaald, maar door de la-
cunes is een inhoudelijke vertaling
nog niet mogelijk.5 Bovendien is
niet te ven/vachten dat de complete
twee regels ook het gehele gedicht
vormen. Zij zullen meer een am-
vereniging Oud<Utrecht_
■^1 juni 2000
-ocr page 78-
Voorzetsels
Ook in Utrecht wonen wij 'op' of Hn' een straat of een wijk
Over het gebruik van voorzetsels voor straatnamen
In een kort stukje in het Utrechts Nieuwsblad van 9 april 1998 schreef ik dat de in-
wonersvan Utrecht, overeenkomstig het gewone Nederlandse taalgebruik, 'op'of
'in' een straat wonen. De redacteur E. Sluis schreef acht dagen later in de krant dat
'aan' ook mocht. Nu had ik niet beweerd dat 'aan' niet zou mogen worden geschre-
ven. Het ging mij er om dat het Nederlands een voorzetselgebruik voor straatna-
men kende en dat het jammer was dat het U.N. zich er niet aan hield.
Sluis had R.Kiezebrink van het Genootschap Onze Taal nog gevraagd welk voorzetsel
in dezen het beste voor Nederlandse straatnamen kon worden geplaatst. Kiezebrink
vond dat taalgebruikers 'intuïtief een eigen keuze maken', maar het leek hem 'hetge-
bruikelijkst dat mensen 'in' een straat wonen, 'op' of 'aan' een weg en'aan' een laan'.
'In'en 'door'
Men woont, bevindt zich, of iets
speelt zich af 'in' straten die een
doorgang vormen met een be-
perkt uitzicht, hetgeen ook door
de aanwezigheid van bomen kan
worden veroorzaakt. Het betreft:
a. straten waarvan de naam ein-
digt op -baan: in de Maliebaan
(een enkele keer nog: in de Baan,
vroeger een afgeperkt speel-
terrein); -bos: in 't Sterrenbos; -dal:
in 't Lange Rozendaal; -gaard: in de
Lichtegaard; -hoek: in de Grift-
hoek; -kwartier: in 't Gildenkwar-
tier; -park: in 't Moreelsepark; -
passage: in de Vre(d)e(n)burg-
passage; -plantsoen: in 't Kouwer-
plantsoen; -poort: in de Water-
poort; -steeg: in de Catharijne-
steeg (de klemtoon wisselt), of
-straat: in de Korte Nieuwstraat.
Op deze laatste regel zijn vijf uit-
zonderingen: op de Biltstraat, op
Uit vraaggesprekken met meest
oudere inwoners van de stad is mij
gebleken dat in Utrecht:
-  het gebruik van 'op' en 'in' voor
straatnamen, zoals in het Neder-
lands, vrij helder wordt onder-
scheiden, behalve voor straten die
op -laan(tje) eindigen, en dat
-  'aan', in dit verband een woord
afkomstig uit de kadastertaai, per
traditie niet wordt gebezigd.
In de stad komen enkele uitzonde-
ringen op het Nederlandse gebruik
voor die kleur aan de locale taal ge-
ven. In het onderstaande heb ik het
gebruik per type straatnaam ge-
groepeerd, de uitzonderingen aan-
gegeven en voorzien van voorbeel-
den. Reacties van lezers op de tekst
zou ik zeer op prijs stellen.
78
B.J. Mariens
VAN Vliet
Nieuwegracht 82
3512 LW Utrecht
:%
vereniging Oud-Utrecht
jurji 2000
-ocr page 79-
de Breedstraat, op de Lange
Nieuwstraat, op de Voorstraat en
op de Wittevróüwenstraat. Het is
mogelijl< dat de ophoging van de
binnenstad hier eerder heeft
plaatsgevonden dan in andere de-
len; misschien waren deze straten
vroeger open 'wegen' die maar
voor een deel waren bebouwd, en
dus geen straten met een beperkt
uitzicht. Ook voor 'jach', Stad-
Utrechts voor een vrij onooglijke,
beruchte straat, wordt 'in' ge-
bruikt: in de Ketielejach (Eligen-
straat);
b. straten waarvan de naam niet
eindigt op een van de onder a. ge-
noemde woorden, maar waar
eveneens sprake is van een be-
perkt uitzicht: in 't Achterom, in 't
Hanengeschrei, in de Lauwerecht,
in 't Massegast, in 't Ondiep (klem-
toon op O), in de Ridderhofstad, in
de Trans, in 't Wed, in de Wijde
Doelen.
Indien een van deze 'in'-straten
wordt doorgelopen of doorgere-
den, wordt 'door' gebruikt: door
de Kanaalstraat naar 't station;
men wandelt 'in' deze straten: zij
liep in de Bouwstraat.
Als de straatnaam op '-laan(tje)'
eindigt, wordt het gebruik van 'in'
afgewisseld met 'op' - een vast ge-
bruik is (nog) niet ontstaan. Som-
mige krijgen steeds 'in' (in de Mar-
nixlaan), andere 'op' (op de
Croeselaan, op de Laan van
Nieuw-Guinea), bij weer andere
wordt zowel 'in' als 'op' gebruikt:
in/op de Laan van Minswéérd,
in/op 't Loolaantje. Hoger opgelei-
den en bewoners die hun eigen
laan voor aanzienlijk houden, heb-
ben een voorkeur voor 'in': in de
Emmalaan - anderen zeggen: op
deEmmalaan.
Neude, ca. 1900
Foto linkerpagina:
Voorstraat, ca. 1908
Foto's: Het
Utrechts Archief
Wijken
Men woont 'in' een wijk als:
1. de naam eindigt op -buurt: in de
Schepenbuurt, in de Vogelen-
buurt, in de Zeeheldenbuurt; -
dorp (en wel zonder het lidwoord):
in Tuindorp, in Tuindorp-Oost, in
Voordorp; -park: in 't Majellapark,
in 't Wilhelminapark; of -wijk: in
't/in de Dichterswijk, in 't/in de
Geuzenwijk, in 't/in de Rivieren-
wijk, in 't/in de Sterrenwijk, in 't/in
Wijk C; zonder het lidwoord: in
Elinkwijk, in Oudwijk, in Transwijk,
in Tuinwijk;
2. het grondgebied ervan altijd tot
de oude stadsvrijheid heeft be-
hoord: in Abstede, in Pijlswéérd, in
Tolsteeg, in Wittevrouwen (de
klemtoon wisselt).
Men rijdt of loopt 'door' deze wij-
ken en wandelt'erin'.
Ten slotte: Kees woont Buiten
Wittevrouwen (de klemtoon wis-
selt) - hij rijdt of loopt 'door' die
wijk en wandelt 'erin'.
'Op' en 'over'
Men woont, bevindt zich, of iets
speelt zich af 'op' straten die een
open vlakte aanduiden, waar een
vrij uitzicht is. Het betreft:
a. straten die langs een water lig-
gen en ernaar zijn genoemd: op de
Drift, op de Krommerijn, op de Ou-
degracht, op de Runnebaan (west-
zijde van de Nieuwegracht tussen
de Trans en de Hamburgerstraat),
op de Vleutensevaart, op 't Zwar-
tewater, alsmede straten waarvan
de naam duidt op de nabijheid van
water en die eindigt op -barrière
of -brug: op de Tolsteegbarrière,
op 't/op de Stadhuisbrüg; -bol-
werk of -burg: op 't Lucasbolwerk,
op 't Lepelenburg, op Manenburg,
op Wolvenburg; -dam: op 't Jans-
dam, op Pausdam; -dijk: op de Eer-
ste Daalsedijk; -helling (werf): op
de Helling; -kade: op de Merwede-
kade, en, ook een kade: op de Be-
muurde Wéérd; -singel: op de Klei-
ne Singel, op 't/op de Maliesingel;
of-sluis: op de Noordersiüis;
79
vereniging Oud>Utrecht
juni 20 00
-ocr page 80-
Voor straten die op -laan(tje) ein-
digen, zie hierboven bij 'In' en
'door'.
Wijken
Men woont 'op' een van de volgen-
de wijken: op de Halve Maan, op
Den Hommel, op Hooch Boulandt
('Hoog Bouwland'), op Hoog
Catharijne, op Jaffa, op 't Kanalen-
eiland, op Lombok, op Lunetten, op
Nieuw-Engeland, op Oog in Al, op
Overvecht (de klemtoon wisselt),
op Rijnswéérd, op Transvaal, op de
Uithof, op Welgelegen, op Zuilen;
ook de wijken die op -raven eindi-
gen krijgen 'op'; op Hoog-, Laag- en
Westraven. Maar voor sommige
van deze wijken gebruikt men ook
'in', bijv.: in Overvecht, in de Uithof.
'In' klinkt wat statiger, net als het
wonen 'in'een laan.
Men rijdt of loopt 'door' deze wij-
ken en men wandelt 'erop', maar
ook weleens'erin'.
De meestal wat hoger op het land
liggende Utrechtse dorpen krij-
gen in het Stad-Utrechts ook 'op':
ik heb een dochter op De Bilt wo-
nen, op de Blauwkapèl, op Jut-
faas, op Zeist.
her 'in' die nauwe straat gehou-
den); -omloop: op de Omloop; -
oord (een gebied in Pijlsweerd,
verbasterd tot 'noord'): op de Ho-
ge-, Lage-, Nije- en Oudenóórd; -
pad: op 't Houtensepad; -plateau:
op 't Steven Butendiekplateau; -
rading (grens): op de Blitse Rading;
-traverse: op de Gildentraverse; -
veld: op 't Jansvèld; -(straat)weg:
op de Draaiweg, op 't/op het
Springwèg/op de Springweg, op
de Weg der Verenigde Naties, op
't/op de Straatweg (of: op de Am-
sterdamsestraatweg); of -weide:
op de Lagewei/op de Lageweide;
e. de straten in de wijk Lunetten.
Indien een van deze 'op'-straten
wordt doorgelopen of doorgere-
den, wordt 'over' gebruikt: hij
reed van de Drift over de Voor-
straat naar de Neu; men wandelt
'op' deze straten: hij liep op 't
Oudkerkhof.
Straatnamen die beginnen met
een voorzetsel worden soms niet
en soms wel voorafgegaan door
een extra voorzetsel: zij woont
Achter de Dom, hij woont op ('t)
Voor Clarenburg; als men deze
laatste straat (eventueel voor een
deel) doorloopt of doorrijdt, dan
wordt 'over' gebruikt: het was niet
toegestaan, maar toch fietste zij
over 't Voor Clarenburg. Rustig lo-
pen doet men hier zo: zij liep op 't
Voor Clarenburg te wandelen.
•^
Oudegracht,                   b. alle pleinen: op 't 5-meiplein, op
c(i.!9W                        de Mariaplaats, op de Neu/op de
Neude, op Oudenrijn (verkeers-
Foto rechts:                    knooppunt), op 't Vreeburg/op 't
Bruntenhofje, 19S9           Vredenburg;
Foto's: Het                     c. straten die naar een huis of een
Utrechts Archief              buitenplaats zijn genoemd: op
Clarenburg (een deel van Hoog-
Catharijne bij het Vreeburg), op
Heuveloord, op Oudwijk, op Raad-
wijk, op Rotsoord; uitzondering: in
Kintgenshaven (verbastering van
'have van Geenkiin', een familie
die een bezitting tussen de Gan-
zenmarkt en dit straatje bewoon-
de; evenmin als de Neude is het
een 'haven' geweest);
d. straten waarvan de naam ein-
digt op -akker: op de Hopakker; -
dreef: op de Bantoedreef; -erf: op
't Ledig Erf; -hof(je): op de Brun-
tenhof (of: op het Bruntenhofje, in
de Bruntskameren); -hoog: op 't
Hoogt; -kamp: op de Nieu-
wekamp; -kerkhof: op 't Janskerk-
hof; -landen; op de Hogelanden; -
markt: op de Zoutmarkt
(uitzondering: in de Lijnmarkt - de
lijnslagersmarkt werd van ouds-
8o
Noot
Drie stukjes over dit onderwerp (van J.G.
Raatgever jr., B. Kruitwagen en W. van
Beusekom) zijn verschenen in het Maand-
blad van Oud-Utrecht, 9de jaargang (1949).
vereniging Oud-Utrecht
juni 200O
-ocr page 81-
Literatuursignalement
Boeken
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgeverij:
Leven na de dood: gedenken in de
late Middeleeuwen I
Truus van
Bueren ; met bijdr. van W.C.M.
W.stefeld ; [tekstred. Truus van
Bueren ; i.s.m. B.C. van den
Boogert... [et al.]. - Turnhout: Bre-
pols, 1999. - 280 p. : ill. ; 28 cm. -
Met lit.opg., reg. - Catalogus bij de
gelijknamige tentoonstelling in
Museum Catharijneconvent te
Utrecht, 11 december 1999-26
maart 2000. - ISBN 2-503-50942-8
Groeten uit Lombok .• het wijk in de
twintigste eeuw I
[teksten Mare
Uijland en Peter Hagenaar]. - Zalt-
bommel : Europese Bibliotheek,
1999. - 91 p.: foto's, pigr.; 15x21 cm.
- (Toen Boekje). - Met lit.opg., reg. -
Een productie van Het Volksbuurt-
museum Oud Lombok. - ISBN 90-
288-15287
Selectie van 91 oude ansichtkaar-
ten vanaf begin 1900 die ooit van-
uit de wijk Lombok zijn verstuurd.
Pater... [et al.]. - Naarden : Streng-
holt, 1999. -175 p.: ill., krt., portr.;
30 cm. - ISBN 90-6010-982-1
Bundel artikelen van verschillende
auteurs over o.a. cultuur, architec-
tuur, handel en industrie van het
Gooi. Drie hoofdstukken in het
boek zijn verhalen over het Gooi
geschreven door de winnaars van
de schrijfwedstrijd speciaal uitge-
schreven voor deze uitgave.
Leven en werken van de genees-
heel en verloskundige Dr. GJ. Teljer
in Jutphaas 1824-1880 I
door J.
Schut. - Nieuwegein : [J. Schut],
1999. - 304 p.: ill., pigr., portr., tab.;
30 cm. - Met lit.opg., reg.Boek be-
vat een verzameling van archief-
stukken welke een duidelijk beeld
geven van de persoon van dr. Ger-
ardus Josephus Teljer, die van 1824
tot 1876 genees-, heel- en vroed-
meester was in Jutphaas. Deze
bronnen geven een duidelijk beeld
van zijn functioneren als platte-
landsdokter in de Jutphase sa-
menleving van die tijd. Bevat te-
vens          een           (onvolledige)
opsomming van genealogische
gegevens van de familie Teljer.
Een zonovergoten kamer: tien jaar
wetenschappelijk onderwijs over
de Schreef /
Niels Bongers en Erik
Hardeman. - Utrecht : Poseidon,
1999. -128 p.: tek.; 24 cm. - ISBN
90-5546-0397
Bundel van 53 combinaties van
cartoons van Niels Bongers met
satirische columns 'Schreef van
Erik Hardeman, die beide in de ja-
ren tachtig en negentig hun bij-
dragen leverden aan de geschied-
schrijving van het universitaire
leven in het Utrechts Universi-
teitsblad.
Utrecht of Maastricht I J.P.M. Krei-
jns en LP. Pirson. - Maastricht :
Gadet, 1998. -119 p.: ill., krt., tab.;         Anneke Jansen
24 cm + Tijdschaal 540-980. - Met
litopg. - ISBN 90-70469049
Uiteenzetting van de zienswijze                          • •
van auteurs, dat 'Traiectum', de
zetelplaats van het Friese bisdom
van Willibrord gedurende de pe-
riode 700-950, niet in Utrecht ......,
maar in Maastricht gezocht moet
worden.
Scriptie
' Verheffing' in de zeven steegjes :
een onderzoek naarde bescha-
vingsarbeid van het Parochiaal
Armbestuur in een Utrechtse buurt
1860-igoo I
Bregje van Gend. -
[Utrecht]: Bregje van Gend, 1998. -
105 bl.: krt., tab.; 30 cm. - Met bijl.,
lit.opg. - Scriptie cultuurgeschie-
denis Universiteit Utrecht.
Oud- Utrecht heeft een aanbieding voor
haar trouwe leden!
Verkoop oude jaarboeken op 17 juni
Op zaterdag 17 juni kunt uvan 9.00 tot 12.15 uur bij het
Utrechts Archief de jaarboeken van 1974 tot en met 1989
en van 1991 tot en met 1998 voor de kortingsprijs van
ƒ10,- per stuk aanschaffen. Oude nummers van het tijd-
schrift en de verzamelkroniek 1926-1972 zijn op die dag
gratis verkrijgbaar.
De korting geldt overigens de hele maand juni. U kunt de
jaarboeken dus ook bestellen, maar dan kunt u ze niet van
tevoren inzien. U kunt op twee manieren bestellen.
U kunt uw bestelling telefonisch doorgeven aan Nettie
Stoppelenburg (telefoon 030 286 66 82); de boeken liggen
dan een week later bij de receptie van Het Utrechts Archief
voor u klaar en kunnen contant worden afgerekend voor
ƒ10,- per stuk.
Wilt u de boeken thuisgestuurd krijgen, dan dient u ƒ 15,-
per jaarboek over te maken op girorekening 56066 van de
penningmeester van de Vereniging Oud-Utrecht onder
vermelding van de jaargang van het jaarboek. In dat geval
hoeft u uw bestelling niet telefonisch door te geven.
Het Gooi leeft
vroeger, nu en straks
81
Het Gooi leeft .- vroeger, nu en
straks I
Vereniging van Vrienden
van het Gooi ; [red. (voorz.) Ruud
vereniging Oud>Utrecht
juni 2000
-ocr page 82-
Waar de blanke top der duinen...
Waar de blanke top der duinen schittert in 't rivierengebied. Dat zullen maar
weinig mensen zingen. De bewoners van het zuidwesten van de provincie Utrecht,
en dan met name langs de Lek in de omgeving van Willige Langerak, zouden het
wel kunnen doen. Duinen kennen we van langs de zee en in het vorige nummer ben
ik ingegaan op de landduinen, die we aantreffen in stuifzandgebieden, zoals de
Lange Duinen in de gemeente Soest.
afbeelding 2
ven en NederRijn, De Lek en de
Nieuwe Maas van Lobith tot
Brielle, blad 13, 1837. i:io.ooo).
Rechts op de kaartuitsnede staat
het eiland 'de Bol' aangegeven.
Ook over de ontstaanswijze er-
van valt iets te vertellen. Uit
schriftelijke bronnen is bekend
dat de verhouding tussen water-
afvoer en transportlast (klei,
zand en grind) niet altijd hetzelf-
de is geweest. In een langere pe-
riode van geringere waterafvoer
verschenen zandbanken in de ri-
vier. Door natuurlijke oorzaken,
zoals een grotere afvoer van Rijn-
Bij Willige Langerak liggen op
het schiereiland De Bol meters
hoge rivierduinen. De hele om-
geving is hier overigens een lust
voor natuur- en cultuurliefheb-
bers. Rijdend over de winterdijk
zien we aan de ene kant een
prachtige boerderijstrook en aan
de andere kant een klein kreekje
temidden van een moddervlakte
met vaak tal van vogels. Als we
het treffen dan zien we een
andere keer een echte rivierarm.
Eb en vloed geven hier een extra
belevingswaarde aan het land-
schap. Wanneer we een kilome-
ter verder richting Schoonhoven
rijden, dan zien we weer zo'n
brede met riet omzoomde getij-
dekreek met daar achter een
schiereiland. Beide gebieden lij-
ken op elkaar, maar hebben toch
een andere ontstaanswijze. In
het onderstaande wordt hier bij
stilgestaan.
Een beeld uit het verleden
Wanneer we het gebied op oude
kaarten zoeken, dan treffen we
een interessant beeld aan op de
kaarten van Goudriaan (zie afb.
iA: Kaart van de rivieren De Bo-
82
WiM
HOOCENDOORN
vereniging Oud'Utrecht
]ur)\ 2000
-ocr page 83-
c^; Aardkundige monumenten
afbeelding l
water, en door menselijke ingre-
pen (verleggen rivieren, aanleg
kribben en strekdammen) waar-
door de afvoer vergroot of de
bedding verkleind werd, werden
de meeste obstakels in de bed-
ding weer door erosie opge-
ruimd. Het eiland de Bol is ken-
nelijk zo'n voormalige zandbank,
die gespaard is gebleven.
Kaartuitsnede iB geeft de situ-
atie rond 1890 (Chromo-topo-
graphische kaart van het Konink-
rijk der Nederlanden, 1:25.000,
blad nr. 484 Tienhoven verkend
in 1888 en blad nr. 503 Langerak,
verkend in 1889) weer. Door de
aanleg van twee strekdammen
en kribben is de rivierbedding
aanzienlijk versmald. Bij normale
waterpeilen stroomt de rivier al-
leen door de hoofdbedding,
waardoor de bevaarbaarheid van
de Lek ongetwijfeld verbeterd is.
Rechts op kaart iB verschijnt de
naam Binnen Lek. Het eiland de
afbeelding 3
83
vereniging Oud<Utrecht
juni 2000
-ocr page 84-
Bol is door de aanleg van een
stekdam een schiereiland gewor-
den. Links op kaart iB is nog een
strekdam te zien.
Op afbeelding iC (Grote provin-
cieatlas 1:25.000, 1985 - 1989,
blad 72) is te zien hoe de Binnen
Lek, tussen het schiereiland de
Bol en de winterdijk smaller is
geworden door sedimentatie. In
het westen is tegen de strekdam
een aanwas, een nieuw schierei-
land, gevormd.
Zo ontstaan op verschillende wij-
zen 2 schiereilanden die door een
strekdam met de uiterwaarden
of winterdijk verbonden zijn.
Het hedendaagse beeld.
Afbeelding 2 toont het huidige
beeld bij de Binnen Lek. De werk-
zaamheden samenhangend met
de Lekdijkverzwaring zijn links
zichtbaar. Rietgorzen omzomen
het voormalige noordelijke ge-
deelte van het zomerbed van de
Lek. Door de aanwezige invloed
van eb en vloed is de Binnen Lek
veranderd in een brede getijde-
kreek. De op de afbeelding geel
gekleurde rietgorzen worden re-
gelmatig opgehoogd door sedi-
mentatie.
In het zuidwestelijke gedeelte
van de Binnen Lek (zie ook afb. 3)
ontbreken de rietgorzen groten-
deels en vindt plaatselijk zelfs
erosie plaats. Dit is vanaf de win-
terdijk zichtbaar in de vorm van
door afkalving ontstane klifjes.
Afbeelding 3 toont op het eiland
g. de Bol aan de rivierzijde een wit-
te streep. Hier zijn langs de rand
van het zomerbed door de Lek
oeverwallen gevormd. Bij overs-
tromingen zijn hier de grofste
deeltjes door het overstromende
water afgezet. Plaatselijk wordt
de oever beschermd door krib-
ben en aangebrachte grindige
afbeelding 4
oeververstening (zie inzet afb. 3).
Bij de contactpunten van de ui-
terwaarden en de kribben wordt,
ook elders in de uiterwaarden,
het zand van de oeverwallen
vaak wat opgeblazen tot lage
duintjes. Bij het uiteinde van de
strekdam naar de Bol ligt echter
een complex van ca. 3 meter ho-
ge rivierduinen. Dergelijke rivier-
duinen zijn uniek in de provincie
Utrecht.
Het beeld voor de toekomst
De aardkundige processen in de
vorm van erosie en sedimentatie
en eb en vloed zijn duidelijk van-
af de winterdijk zichtbaar. De
unieke rivierduinen zijn echter
nauwelijks vanaf de winterdijk
waarneembaar. Staatsbosbe-
heer, de eigenaar van de rivier-
duinen, is momenteel in overleg
met de provincie Utrecht om na
te gaan of een benoeming tot
Aardkundig Monument in de
toekomst haalbaar is. Door het
optreden van diverse aardkundi-
ge processen, zoals getijdewer-
king, erosie, sedimentatie en ver-
stuiving door de wind en de
aanwezigheid van aardkundige
objecten als rivierduinen, oever-
wallen, getijdekreken en aan-
wassen is het gebied hiervoor op
inhoudelijke gronden zeker ge-
schikt. Ander criteria als bereik-
baarheid, toegankelijkheid en
kwetsbaarheid vergen nog aan-
vullend onderzoek. De mogelijk-
heid voor parkeren van auto's bij
de Lekdijk is nihil, maar voor fiet-
sers is dit geen probleem. Uiter-
aard kan er geen permanente
toegankelijkheid van de rivier-
duinen gegarandeerd worden,
omdat in het voorjaar de strek-
dam bij hogere waterstanden
onder water kan staan. Boven-
dien dient de mogelijkheid om
de rivierduinen waar te nemen
geoptimaliseerd te worden. Om
volop van het eiland en de Bin-
nen Lek en al de genoemde
facetten te kunnen genieten, zou
je eigenlijk een rondwandeling
moeten kunnen maken. Door het
voormalige brug- getje, waarvan
de schilderachtige restanten nog
te zien zijn op afbeelding 4, van
het eiland naar de winterdijk te
herstellen kan dit gerealiseerd
worden. Wanneer enkele organi-
saties als Staatsbosbeheer, Rijks-
waterstaat, het Hoog- heem-
raadschap de Stichtse Rijnlanden
en de provincie Utrecht elkaar
hierin zouden kunnen vinden,
dan kan hier een prachtig Aard-
kundig Monument ontstaan.
Als u iets meer wilt lezen en met name ook
zien over Aardkundige Waarden, dan is er
goed nieuws. De provincie Utrecht heeft
het boekje Aardkundige Waarden in de
provincie Utrecht herdrukt. In de 2c her-
ziene druk is een extra hoofdstuk opgeno-
men over het vorig jaar gerealiseerde aard-
kundig monument 'Zwerfsteneneiland
Maarn'. Het boekje is telefonisch te bestel-
len (030-2582228) en de prijs blijft ƒ15,-.
%
Oud-Utrecht
vereniging
juni 2000
-ocr page 85-
Agenda
Historisch Café
Op vrijdag 9 juni is het laatste His-
torisch Café van dit seizoen. Gast-
spreker deze keer is de heer Gerrit
Jansen, de 'kermisprofessor'. Hij
zal het hebben over de Piekenker-
mis op de Maliebaan.
Plaats: de kelder van Café 't Wees-
huis, Domplein 16, Utrecht
Tijd: 17.00 uur
Wist u al dat wij tegenwoordig
ook hapjes serveren?
Op 8 september beginnen we
weer met het eerste Café.
Filosofentniddag
Op zondag 24 september organi-
seert Oud-Utrecht samen met de
Alliance Frangaise een filosofen-
middag. Dit ter ere van de 350ste
sterfdag van René Descartes, die
verscheidene jaren in Utrecht
heeft gewoond (op de Maliebaan).
Op het programma staat in ieder
geval een lezing over Descartes;
wellicht komt er ook een filosofen-
wandeling, waarbij aandacht be-
steed zal worden aan andere filo-
sofen die in Utrecht vertoefd
hebben.
Aan het programma wordt nog
gewerkt, zet de datum alvast in
uw agenda!
Karel V en Gent
'In Gent stond de wieg van de
grootste keizer van het Westen,
Karel V. Hij zag zich een rijk in de
schoot vallen waarvan vóór hem
geen vorst had kunnen dromen.
Maar met geen enkele stad heeft
de keizer in zijn streven om als
modern monarch de staat te cen-
traliseren zozeer af te rekenen ge-
had als met zijn rebelse geboorte-
stad Gent. De traditie van
eigenzinnigheid waartegen de
graven van Vlaanderen en na hen
de Bourgondische hertogen zo
lang ten strijde waren getrokken.
was hier verre van uitgedoofd. Op
zijn veertigste verjaardag heeft de
keizer zonder mededogen en zeer
radicaal een einde gemaakt aan
de eeuwige opstandigheid. Hij
maakte de Gentenaars tot 'strop-
dragers', de spotnaam waarmee
ze de geschiedenis zijn ingegaan.'
Johan Decavele, Centenaars strop-
dragers,
1995.
Excursie
Op 15 april mochten wij 120 be-
langstellenden verwelkomen in
het Grand Hotel Karel V, voor een
dag die geheel in het teken stond
van Karel V. Het animo voor deze
dag was groot, zo groot dat wij he-
laas vele mensen hebben moeten
teleurstellen. Zij konden niet deel-
nemen aan de Karel V-dag.
Herhaling van deze dag in het
Duitse Huis was om verschillende
redenen niet mogelijk. Daarom
heeft de Activiteitencommissie
gezocht naar een alternatief. Wij
denken dit nu gevonden te heb-
ben in de op 8 oktober 2000 ge-
plande excursie naar Gent, met als
thema 'Karel V en Gent'.
Het programma * ziet er als volgt uit:
8.00 uur: vertrek per luxe touring-
car, stop met kopje koffie onder-
weg
n.oo uur: ontvangst in Gent met
koffie
11.30 uur: lezing door Johan Deca-
vele (zie citaat hierboven), oud-
stadsarchivaris van Gent, thans
hoofd dienst cultuur van deze stad.
De lezing, getiteld 'Keizer Karel V,
Mythe en werkelijkheid', wordt een
historisch-biografische karakter-
schets van Karel V; een dubbelpor-
tret van enerzijds een goedmoedig
keizer, dichtbij het volk, anderzijds
een meedogenloos heerser.
1245 uur: warme lunch in (waar-
schijnlijk) Restaurant Carlos Quinto.
14.15 uur: rondleiding in de St.
Baafskathedraal, waar Karel V ge-
doopt is; bezichtiging van het be-
roemde 15de eeuwse altaarretabel
'Het Lam Gods'.
15.00 uur: koffie/theepauze
15.30 uur: wandeling door Gent
onder leiding van deskundige gid-
sen, waarbij onder andere aan
bod komen: een beeld van het
middeleeuwse Gent; de Prinsen-
hof, waar Karel V geboren is en
waar hij in 1540 zijn intrek nam
tijdens de bestraffing van Gent;
een beeld van Gent in KareI's tijd
(Patershol); we eindigen bij het
stadhuis, waar verschillende ele-
menten nog herinneren aan de
bestraffing van Gent.
17.45 "ur: vertrek naar Utrecht,
koude avondmaaltijd in de bus
20.00 uur: aankomst te Utrecht
* wijzigingen voorbehouden
U kunt zich inschrijven voor deze
excursie door overmaking van
ƒ60,00 (leden) of / ƒ120,00 (niet-
leden) op girorekening 56066
t.n.v. De penningmeester van
Oud-Utrecht, o.v.v. 'Karel V en
Gent'.
Degenen die zich hadden inge-
schreven voor de Karel V-dag op 15
april, en die toen niet deel konden
nemen, krijgen voorrang bij de in-
schrijving. Hun namen zijn bij de
penningmeester bekend. Inschrij-
ven is mogelijk tot 1 juli 2000.
Voor meer informatie: Jacquelien
Vroemen, van 1 juni tot 12 juni tus-
sen 18.00 en 19.00 uur, telefoon
030-2662914. Van 12 juni tot 1 juli
kunt u bellen naar: Jacques Haupt-
meijer, ook tussen 18.00 en 19.00
uur, telefoon 030-6047924. Als u
een antwoordapparaat krijgt:
spreek a.u.b. duidelijk uw naam en
telefoonnummer in zodat wij u te-
rug kunnen bellen.
-ocr page 86-
Een straatlengte voorsprong in service!
Wij geven u de ERA Service Waarborg waarin duidelijk
staat wat u van ons mag verwachten. Daarnaast bieden wij u
de mogelijkheid van het Koper Garantie Plan tegen gebreken.
En u krijgt een uiterst professionele begeleiding tot na de
overdracht.
Kortom, wij wachten niet af, maar gaan actief voor u op
loek naar een koper. Sterk door service is ons motto.
Wij maken het iedere dag waar!
Daar kunt u op rekenen bij de verkoop van uw huis
door ERA Makelaardij Utrecht.
Gaat u maar na. Wij geven uw huis een opvallende
presentatie op een druk punt in het winkelgebied Utrecht-
Oost, in het landelijke ERA Woonmagazine en op internet
(www.era.nl en www.nvm.nl).
Wij plaatsen opvallende "te koop" borden, adverteren
VDor u en sturen een mailing aan de omwonenden.
Sf:
i
Burgemeciter Reigerstraat 65, 3581 KN Utrecht
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26.
E-mail: MakeIaardijUtrecht@era.nI
Internet: www.era.nl/MakelaardijUtrecht
NVM
mm CS
§
bedii\hjundische
dienstverlening
Mr J. CV. Geenen
* Contracten
* Contractbesprekingen
* Behandeling én overname
van incasso's
* Begeleiding bij aan- en
verkoop onroerend goed
* Assurantiën en financiële
dienstverlening
Correspondentie
uitsluitend
Postbus 12062
3501 AB Utrecht
tel, 030-23168 40
fax 030-233 45 95
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
86
Aftnvcilotcn bi)
Utrecht: Hermans & Schuttevaer • Maliebaan 81 «Tel. 030 -233 66 99
NOTAltiHiN Vleuten; Notarispraktijk Hagen • Pastoor Ohllaan 25 • Tel. 030 - 677 61 17
(maakt deel uit van Hermans & Schuttevaer).
vereniging Oud>Utrecht
juni 2000
-ocr page 87-
Aan- en verkoopbegeleiding
Taxaties
Hypotheken
Verzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
Muus &
makelaardij
in on roeren de
goede ren
m
IJzerman
% 9002 $
Maliebaan 48, Postbus 14014,3508 SB Utrechl.Telefoon: 030 - 234 00 08, Fax:030 - 232 19 70
O ONDERHOUD
O VERBOUW
O NIEUWBOUW
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
O RESTAURATIE
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2631111
fax: 030-2623274
O ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvestging
Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
BEAUFORT
■MAKELAARS
J&BConseilB.V.
Rika Hoppcrlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 ' 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 88-
. ^V^
pre-publishing
content management
c d - r o m
internet
digital print
drukwerk
direct mail
logistieke dienstverlening
te Ie services
PlantijnCasparie
^utrecht
Vrieslantlaan H
3526 AA Utrecht
Postbus 7052
3502 KB Utrecht
T 030-282 28 22
F 030-288 35 61
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
üiHm'IJMM»»
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
Jullie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
.^.^.---------..„....^...„.....„.^
De Rabobank heeft iets mei
I
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd|
I
we zijn er gek op. En onze f
smaak is al even breed als die ^
van u. Popmuziek of klassiek,
Cobra of impressionisme, vaan-
delzwaaien of klootschieten,
het is ons allemaal even lief
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genikunst en cultuur.
É
Rabobank
Midden in de samenleving
Rabobank Utrecht (030) 2878700
-ocr page 89-
Tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht
^%^ ^"^.
tree
yS^jaargang
2 0 0 0
^"^'^t'MAf
Drs. A.M. Janssens
Ramptoerisme naar het verleden
J^
De Bruntenhoftuin
"S»i
:f'/»-
zy*^'^-r^>^<g»g»i'^^>^maÊssss:^i3^è^0^^s^
,1 'R
-ocr page 90-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen
Tel. 030-241 31 15
)
Broese Wristers
Boekverkopers
aan de Stadhuisbrug 5 - Utrecht - tel. 030 2335200
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA/VNAG/NVK
Lid NciL Anliquiliiw Cicnootsiluip
\ Itnc ht
Korte Jansstraat 17 19, 3512 (iM Utreclit
Ttl. 030-2318266, fax 030-2316474
Amsterdam
Rokin 46, 1012 KV Amsterdam
Tel. 020-6208100
I^ireji
1'orenlaan 5, 1251 Hl'; Laren
lel. 035 5381454
A AH N E M I M C S B E DR I J F H.J. JURRIËNS BV
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT
II
Activiteiten o.a. op het gebied van:
*   Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
*   Telematica
Kaap de Goede Hooplaan 7,3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
pLISIMN
&>LISU4N
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
-ocr page 91-
. <^-i>^S*^iS^W»ilSï'Jï?^*ii5iÈ.^Sf^^;-'«ia*i^¥i^^
IBR.
Rectificatie
Oud-Utrecht !teer) uitgave van de Ver-
eniging Oud-UtreM,i
oefening en verspreiding vanTlPKBffliis
der geschiedenis alsmede het wal<en over
liet behoud van het cultureel erfgoed van
stad en provincie Utrecht
Voorzitter: P.A. Blok
Secretariaat:
Mw. CCS. (Tollen) Wilmer,
p/a Alexander Numankade 199-201,
3572 KW Utrecht.
Tel.: (030) 2866611
Fax: (030) 2866600
Het Internetadres van Oud-Utrecht
is: www.oud-utrecht.nl
Penningmeester: P. Kroes
U kunt zich opgeven als lid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-ƒ 30,-; 65-1-ƒ 44,- per jaar).
U-paslldf 30,-
Famillelidmaatschapf 15,-
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: B. van den Hoven van
Genderen, M.C van Oudheusden,
J.C.M. Pennings, P. Rhoen,
B. van Santen, M.A. Vugts en
M. vandeVrugt.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: Jeroen TIrlon, Utrecht
Vormgeving cover: Hans Lodewijkx
Druk: PlantijnCasparIe Utrecht
Oud-Utrecht.
Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes nnaal per jaar.
Deadline agenda nummer 5/2000:
20 augustus 2000, verschijnings-
datum 1 oktober 2000.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 3 V2 inch floppy
(WordPerfect, versie 5 of Word versie
6). Aanbevolen omvang 3000
woorden, waarbij het aantal noten
zo beperkt mogelijk gehouden moet
worden. Het gebruik van tussen-
kopjes wordt aangeraden; illustra-
tiesuggesties zijn zeer welkom.
In het artikel van mevrouw Lammertse-Tjalma getiteld 'De Nieuwe Baan met de plaatsen de Oorsprong en het Hoogeland'
(nummer 3 van deze jaargang) is het een en ander misgegaan met de volgorde van de afbeeldingen. Dit is de juiste afbeel-
ding 1 behorend bij dit artikel [Kaart van de Maliebaan en omliggende landen,
J 783. Bron: Het Utrechts Archief].
De bij het artikel opgenomen afbeelding 1 (kaart van het buitengoed de Oorsprong aan de Nieuwe Baan, ca 1850) is in wer-
kelijkheid afbeelding 4.
De redactie
Inhoud
Van de bestuurstafel             92
In de voetsporen van de meester             95
Vincent van Drie
Mw. drs. A.M. Janssens:
Kapitale bijdrage aan historie van Centraal Museum             gg
Jos DE Meyere
Bruntenhoftuin
Van gesloten 'speelhoff naar openbare stadstuin            104
Marijke Donkersloot-de Vrij
Ramptoerisme naar het verleden             na
WiM Hoocendoorn
Literatuursignalement             in
Agenda             113
91
vereniging Oud Utrecht
gustus 2000
-ocr page 92-
Van de bestuurstafel
Voorjaarsledenvergadering 2000
Eerst nadat de datum voor de
voorjaarsledenvergadering op 22
juni was vastgesteld werd ik me
ervan bewust dat die op gespan-
nen voet stond met de naam van
de vergadering. Op 22 juni zou im-
mers de zomer al officieel begon-
nen zijn. De datum was echter op
voorstel van de secretaris zeer be-
wust op de eerste voetballoze
avond rond de langste dag van het
jaar bepaald. Dan zouden immers
de fraaie gebrandschilderde ra-
men van de St. Antoniuskerk het
beste bezichtigd kunnen worden.
Niet alleen de datum, ook de loca-
tie was met zorg gekozen. Onze
vereniging heeft zich immers in-
gezet voor behoud van pastorie en
tuin van de St. Antoniuskerk. Die
werden bedreigd door apparte-
mentenbouw. Gelukkig lijkt thans
de ernstigste dreiging afgenomen.
De keuze voor de vergaderlocatie
leek temeer aangewezen, nu de
agenda als onderwerp bevatte
het onderdeel van het beleidsplan
inzake het waken over het be-
houd van het cultureel erfgoed.
Aan de formulering daarvan le-
verde de Commissie van Acht een
belangrijke bijdrage.
Maar niet alleen datum en locatie
maakten de voorjaarsledenverga-
dering 2000 bijzonder. Die verga-
dering was het meest memorabel,
omdat gesproken zou kunnen
worden over het bestemmen van
de opbrengst van het zeer grote
legaat van mevrouw Ulbrich. Dat
legaat biedt onze vereniging extra
mogelijkheden en nieuwe kansen.
Alvorens kort in te gaan op de ver-
gadering, beken ik u dat die mij in
tweeërlei opzicht enigermate
heeft teleurgesteld. Allereerst had
ik, gelet op de agenda, een wat
royalere opkomst verwacht. Meer
nog stelde de toonzetting van de
Vleuten-De Meern, ondersteu-
nen van historisch onderzoek
over Utrecht en jaarlijks een gro-
te activiteit voor de leden. Op
voorstel vanuit de vergadering
werd besloten dat tot i septem-
ber a.s. nog wensen bij het be-
stuur kunnen worden ingediend.
Alle wensen zullen, voorzien van
een kostenplaatje én een advies
van het bestuur in de najaarsle-
denvergadering van 23 novem-
ber a.s. aan de leden worden
voorgelegd.
Ook werd besloten dat de con-
cept-statuten van de stichting,
die belast zal worden met het be-
heer van het legaat, ter inzage
zullen liggen bij Het Utrechts Ar-
chief. Van de zijde van het be-
stuur werd en wordt erop gewe-
zen dat de bestemming van de
netto-opbrengst van het legaat
volledig bij de ledenvergadering
zal berusten; de stichting zal zich
dan ook uitsluitend met het be-
heer bezighouden.
Zie hier een bondige weergave
van wat besproken en besloten
werd.
Tijdens de vergadering zagen we
de ramen van de kerk in kleuren-
rijkdom afnemen. Niet afgeno-
men was het enthousiasme van
de heer Staal, die bouwkundige
aspecten en het interieur van de
kerk boeiend toelichtte. Dat die
toelichting nog na de rondleiding
doorging in de vorm van ant-
woorden op vragen gaf aan hoe-
zeer de leden geboeid waren ge-
raakt. Aldus kwam een einde aan
een ledenvergadering die memo-
rabel was door datum, locatie,
beleidsplan en vooral het legaat.
Ik stel mij voor in het volgende
tijdschrift nog een keer op onze
weldoenster terug te komen.
discussie over het legaat mij te-
leur. Ik vond dat er wel erg van-
zelfsprekend en koel over het ver-
delen van de opbrengst werd
gesproken. Ik miste een vleugje
emotie, vreugde en dankbaarheid
over het uitzonderlijke dat onze
vereniging na 77 jaar is overko-
men. Die gedachte kwam bij mij
op tijdens de thuisreis.
Tijdens de vergadering hoorden
we eerst wat de redacties en com-
missies uit onze vereniging aan de
leden te rapporteren hadden en
wat ons nog allemaal te wachten
staat. De tijd en inzet door leden
ten behoeve van de vereniging in
die fora besteed én de resultaten
vind ik indrukwekkend.
Vervolgens werd het deel van het
beleidsplan inzake het waken over
het behoud van het cultureel erf-
goed aanvaard. Dat deel van het
beleidsplan geeft weer hoe onze
vereniging tegen het tweede deel
van haar statutaire doelstelling
aan kijkt. Die doelstelling staat
vermeld in de colofon op de vorige
bladzijde. Uitwerking is nog nodig,
vond de vergadering. Het bestuur
zal die gaarne ter hand nemen.
Dat het meeste zou worden ge-
sproken over de gewenste be-
stemming van de opbrengst van
het legaat was te voorzien. Be-
langrijk discussiepunt vormde de
stelling van de kascommissie dat
de structurele kosten van de ver-
eniging, zoals die voor Tijdschrift,
Jaarboek en beheer, uit de contri-
buties moeten worden betaald en
niet mede vanuit het legaat beko-
stigd zouden mogen worden.
Die gedachte vond veel steun,
die nadien meer genuanceerd
werd. Als wensen werden geuit:
het frequenter verschijnen van
het Tijdschrift, ondersteuning
van de Kadastrale Atlas van
P.A. Blok,
VOORZITTER
vereniging Oud'Utrecht
augustus 2000
-ocr page 93-
In de voetsporen van de meester
Historische achtergronden bij een gesigneerde penanttafel
(MVD) 1766, toegeschreven aan Matthijs van Dijk (Utrecht 1745
- Schiedam 1800), élève van de Fundatie van Renswoude en leer-
ling van de meesters beeldhouwen Arnoldus Koopman en Willem
van der Wall te Utrecht.
Cestempelde
signatuur op de bo-
venzijde van linker
penanttafel in de
Regentenzaal van de
Fundatie van Rens-
woude te Utrecht,
toegeschreven aan
Matthijs van Dijk.
Foto: VA. van Drie
gels als de meubelen speciaal zijn
gemaakt om geplaatst te worden
voor de penanten, de smalle
muurdelen tussen de raamkozij-
nen. De penantmeubelen zijn ge-
heel in overeenstemming met de
principes van de rococo-stijlperio-
de vormgegeven en vormen een
geheel met het interieur van de
Regentenzaal. De tafels zijn ge-
beeldhouwd uit een eiken frame.
De penanttafel maakt deel uit van
de collectie meubelen van de
Utrechtse Fundatie van Renswou-
de, aan de Agnietenstraat. Het
meubel vormt een set met een
tweede tafel en twee bijbehoren-
de hoge spiegels. Zij staan nog
steeds op hun oorspronkelijke
plaats in de Regentenzaal van het
Fundatiegebouw. Men spreekt
van penanttafels en penantspie-
gepolychromeerd met lichtgroen
en goud en voorzien van een don-
kergrijs hardstenen blad. Ze zijn
met bouten aan de muur beves-
tigd omdat er alleen voorpoten,
ofwel voorstijlen, zijn aange-
bracht waardoor het meubel niet
zelfstandig aan de muur kan
staan. Het gesigneerde exem-
plaar bevindt zich voor de linker
penant aan de zijde van de Agnie-
tenstraat. De tafel is in centime-
ters gemeten, 89 hoog, 78 breed
en 49 diep. De linker stijl is aan de
onderzijde, en de rechter stijl aan
bovenzijde gestempeld met de
letters MVD.
In 1991 is het snijwerk van de pe-
nanttafel gerestaureerd en werd
de signering ontdekt.^ Men ging er
bij de Fundatie vanuit dat de bo-
vengenoemde meubelen uit het
bezit van de stichteres, Maria
Duijst van Voorhout kwamen. Zo-
wel de aanwezigheid als de bete-
kenis van de aangetroffen signe-
ring op een van de twee
exemplaren was niet bekend. In
de wetenschap dat het zeer uit-
zonderlijk is om een in Nederland
vervaardigd meubel met een sig-
natuur aan te treffen, ben ik op
onderzoek uitgegaan. Het resul-
taat is de hier beschreven levens-
Portret van
Matthijs van Dijk
met gesneden vrou-
wentorso en beeld-
houwersgereedschap,
door een leerling van
Van Velthoven.
FotodienstvanHet
Utrechts Archief
93
Vincent VAN
Drie, MEUBEL-
RESTAURATOR.
-%
vereniging Oud>Utrecht
augustus 2000
-ocr page 94-
In de voetsporen van de meester
geschiedenis van een leerling van
de Utrechtse Fundatie van Rens-
woude, die tot beeldhouwer werd
opgeleid en zich vestigde in Schie-
dam alwaar hij tweehonderd jaar
geleden is overleden.
Weesjongen in het Ambachts-
kinderhuis.
Matthijs van Dijk wordt in 1745 te
Utrecht geboren als zoon van Cer-
rit van Dijk en Stephanie Peerde-
voet. Hoewel zijn vader roomska-
tholiek is, wordt hij op i juni in
Buiten Tolsteeg hervormd ge-
doopt. Op 12 december 1748 wordt
hij op driejarige leeftijd in het
Stads Ambachtskinderhuis te
Utrecht geplaatst. Mogelijk is het
verschil in kerkelijke gezindte bij
de ouders van Matthijs, de reden
waarom hij zeer waarschijnlijk als
wees, juist in dit kinderhuis wordt
geplaatst. Dit kinderhuis nam als
enige kinderen uit gemengde hu-
welijken op, maar droeg vanzelf-
sprekend een gereformeerd karak-
ter, omdat in die tijd de heersende
religie onverbrekelijk met de
heersende stand was verbonden.
Verder is er geen familie bekend.
De kosten voor levensonderhoud
worden betaald door de Aalmoe-
zenierskamer. In het kinderhuis
ontvangt hij beperkt onderwijs,
waarbij hij op elfjarige leeftijd
J. Krakoo, 1777.
Leerlingen met oplei-
dingsattributen, het
gebouw, wapen en
borstbeeld van de
Vrijvrouwe. Schoor-
steenstuk in het
Fundatiegebouw te
Utrecht.
Fotodienst van Het
Utrechts Archief
leert spellen. In 1757 krijgt hij on-
derwijs in de speciaal ter voorbe-
reiding van de opname in de Fun-
datie opgerichte kweekschool,
eveneens in het gebouw van het
Ambachtskinderhuis.
Elève van de Fundatie van
Renswoude.
In 1749 maakt Maria Duijst van
Voorhout (Delft 1672 - Utrecht
1754), Vrijvrouwe van Renswoude,
haar testament op. Zij heeft het
voornemen om haar kapitaal na
haar dood beschikbaar te stellen
voor de opleiding van verstandi-
ge, schrandere en bekwame jon-
gens die in twee weeshuizen in
Delft en Den Haag en in het Stads
Ambachtskinderhuis van Utrecht
verblijven. Het is haar bedoeling
dat zij les krijgen in hetzij 'de Ma-
thesis, Teekenen of Schilderkonst,
Beeldhouwen of Beeldsnijden, oe-
feningen in sware Dijkagien tot
behoudinge van ons Landt tegens
sware overstromingen van het
water of dergelijke Libere Kon-
sten'. Zij overlijdt op 26 april 1754
op het Janskerkhof te Utrecht.
Een gesigneerde pe-
nanttafel (MVD),
Utrecht ca. 1768,
toegeschreven aan
Matthijs van Dijk.
Fotodienst van Het
Utrechts Archief
94
%
vereniging Oud'Utrecht
augustus 2000
-ocr page 95-
.■:T-^gBï$^K:c^:3S -^ r-ïïii
de kleuren van het wapen van de
Vrijvrouwe. Een binnenvader is
verantwoordelijk voor de dage-
lijkse gang van zaken. Hij ziet er
op toe dat Matthijs en zijn mede-
leerlingen om 6 uur 's ochtends,
net gekleed naar beneden komen
en zich verzamelen in 'een ge-
meen' vertrek om aan het och-
tendgebed deel te nemen. Op
zondag is er de gebruikelijke dub-
bele kerkgang; 's ochtends naar
de Nicolaïkerk en 's middags naar
de Geertekerk. Het eten wordt op-
gediend op met tafellinnen en
servetten gedekte tafels. Matthijs
moet zijn tweepersoons bed de-
len met de twee jaar oudere Jaco-
bus van Wijk.
De weekindeling van de alumni is
bepaald door circa 20 uur mathe-
sis en minstens 2 uur catechese,
waarbij er per vier dagen van de
week 2 uur tekenen, en soms
Frans of Engels wordt gegeven.
Laurens Praalder (1711-1793) krijgt
in juni 1761 een aanstelling als bin-
nenvader en vooral mathemati-
cus. Hij geeft wiskunde, natuur-
kunde, mechanica, kosmografie,
en alles wat verder bij landmeten
en navigatie te pas komt. Dirk de
West gaat 'schoonschrijven' ge-
ven. Een zekere 'vader' Anthonie
Veerman leest de kranten en gaat
de geografische gegevens met
hen na op de globe. Hendrik van
Velthoven (1728-1770) wordt aan-
gesteld als tekenmeester, hoewel
de benoeming vanwege zijn ka-
tholieke gezindte omstreden is.
Hij geeft aan enkele leerlingen de
opdracht om de portretten van de
élèves op papier vast te leggen. De
portretten sieren nog steeds de
wanden in het gebouw. Het Is zeer
waarschijnlijk dat er ook exempla-
ren door Matthijs zijn getekend
omdat tekenen en schetsen tot de
basisopleiding behoren van een
toekomstig beeldhouwer.^ Ook
Matthijs is geportretteerd met
naast hem een van zijn gesneden
werkstukken en zijn beeldhou-
wers gereedschap. Dat Matthijs
tekentalent heeft blijkt uit het feit
dat er wordt geopperd om hem de
nog ontbrekende schilderijen
boven de deuren, de sopraportes
van het interieur in de Regenten-
kamer te laten maken. De reden
waarom hem de opdracht uitein-
delijk niet wordt gegeven is niet
bekend. In 1770 wordt Van Veltho-
ven opgevolgd door Johann Jacob
Maurer (1737-1780).
In april 1763 wonen er 11 jongelin-
gen en 2 dienstmaagden in het
Fundatiegebouw. De volgende
kleine anekdote uit het archief van
de Fundatie illustreert een stukje
van Matthijs'fundatieleven.
Hij is tijdens de regentenvergade-
ring van 13 juli onderwerp van ge-
sprek. Er blijken problemen te zijn
geweest tussen de twee dienst-
maagden en de overbuurvrouw in
verband met een vermeende dief-
stal van turf. Lange Ka rel, de vader
van de jongste dienstmaagd zou
daarbij betrokken zijn geweest.
Tijdens een onderzoek door enkele
regenten komt heel wat naar bo-
ven. Matthijs van Dijk heeft ge-
zegd dat hij halverwege de maand
juni 's morgens vroeg de sleutel
van de poort in de kelder heeft ge-
vonden. Hij heeft de poort geo-
pend en 'een boodschap verricht'.
Volgens zijn zeggen heeft hij tij-
dens zijn afwezigheid gedurende
een half uur, de poort open laten
staan. Hij acht het mogelijk dat
toen de turf van de Fundatie is ge-
stolen. Als de heren informeren
.'.:^SiT^yvm^-^
Haar testament wordt op i mei
openbaar gemaakt. Na de daar uit
voortvloeiende oprichting van de
drie Fundaties van Renswoude
wordt door de regenten in
Utrecht besloten tot de bouw van
een Fundatiegebouw aan de Ag-
nietenstraat, op de kop van de
Lange Nieuwstraat. Joan Verkerk
krijgt de opdracht om dit presti-
gieuze gebouw te ontwerpen en
toezicht te houden op de bouw.
Als het gebouw in 1761 gereed is,
worden de jongens in oktober
toegelaten. Zij heten voortaan
alumni, kwekelingen of élèves.
Matthijs van Dijk behoort dan, op
16-jarige leeftijd tot de eerste
groep. Zijn leven speelt zich vanaf
dat moment voornamelijk binnen
de muren van het Fundatiege-
bouw af. Hij krijgt een zeer mo-
dern kostuum aangemeten in de
kleuren blauw, wit, zwart en rood.
J. Vermeer, 1792.
Vooraanzicht van
het Fundatiegebouw
met Hnks het Fun-
datiehuis en rechts
het Stads Ambachts-
kinderhuis. De Re-
gentenzaal bevindt
zich achter de hoge
ramenpartij, in het
middengedeehe van
het gebouw.
Het Utrechts Archief'
Plattegrond
Fundatiegebouw.
Het Utrechts Archief
95
-%
vereniging Oud*Utrecht
augustus 2000
-ocr page 96-
paal en perk is gesteld aan het
vrije leventje van de kwekelingen.
Het Fundatiegebouw wordt al in
de beginjaren regelmatig gebruikt
voor representatieve doeleinden
ten behoeve van de stad. Zo wordt
op 8 maart 1766 Prins Willem V
door het Stadsbestuur in het mo-
derne gebouw ontvangen. De
Utrechtse regenten blijken zich-
zelf goed te hebben bedeeld met
een fraaie Regentenzaal, die cen-
traal tussen het Fundatiehuis en
het Ambachtskinderhuis was gesi-
tueerd. Vanuit de zaal had men
een vrij uitzicht, over de Lange
Nieuwstraat richting de Dom en
via de tuinen richting de wal.
Opleiding tot beeldhouwer.
In 1763 heeft Matthijs op i8 jarige
leeftijd voor timmeren als beroeps-
opleiding gekozen. Op 13 juli is hij
'op ambacht' gegaan bij beeldhou-
wer Arnoldus Koopman (meester
1755)-^ Deze woont op de Lange
Nieuwstraat vlakbij het Fundatie-
gebouw. Hij leert schetsen, ont-
werpen, boetseren, beeldhouwen
en beeldsnijden. Daarvoor betaalt
de Fundatie 80 gulden per jaar aan
Koopman. Het leergeld ten behoe-
ve van het Antijcksnijdersgilde
(bijlhouwersgilde) bedraagt 2 gul-
den en wordt door Matthijs zelf, op
25 maart 1764 afgedragen.4
In de Regentenzaal worden lang-
zaam maar zeker de door timmer-
man Adrianus Verbeek uitgevoer-
de lambrizeringen gecompleteerd
met schilderingen. Bij Arnoldus
Koopman worden de penant-
meubelen besteld. Koopman had
al in 1760 met beeldhouwer
Adrianus Beertens voor de Funda-
tie gewerkt. Zij leverden toen
'Cardousen, Lijsten en Leuningen'
en het 'ajourwerk' onder de trap
naar de Regentenzaal. Een derde
beeldhouwer, G. Bakker blijkt in
1761 te zijn ingeschakeld bij werk-
zaamheden aan het plafond en de
sopraportes.
De penantspiegels en tafels blij-
ken bij Koopman te zijn vervaar-
digd, als Matthijs van Dijk daar in
de leer is. De meubelen worden
door W. Schouten verguld en de
tafels door Cornelis Verkerk Jansz.
van marmeren bledden voorzien.5
Vooreen penanttafel met blad be-
taalt de Fundatie 77 gulden. Het is
zeer waarschijnlijk dat Matthijs, in
belangrijke mate aan één penant-
tafel heeft meegewerkt. De op de
penanttafel aangetroffen letters
M V D komen overeen met de ini-
tialen van Matthijs van Dijk. De
élève lijkt er letterlijk en figuurlijk
zijn stempel op te hebben ge-
drukt. Aangezien er in het gilde
naast Matthijs als leerling, geen
andere personen met deze initia-
len worden aangetroffen en de
andere betrokken ambachtslieden
afwijkende initialen hebben, is het
zeer waarschijnlijk dat deze letters
naar hem verwijzen.
Deze penanttafel behoort tot de
heel zeldzame gesigneerde Neder-
landse meubelen. De in ons land
vervaardigde meubelen worden
zelden voorzien van stempels. Als
ze worden aangetroffen gaat het
meestal om het stempel van het
Amsterdamse St. Jozefsgilde en
vaak niet zoals bij Franse meube-
len om een verwijzing naar de ma-
ker. Een uitzondering op deze re-
gel vormen de stoelen van Adam
Struys (1721-1782) uit Den Haag, die
zijn meubels stempelt met AS of
A. STRUYS. Een ander voorbeeld
vormen de twee stoelrompen uit
ca. 1675-1680, met daarop de letter
G gesneden en het wapen van
Leiden gestempeld.
Het is bekend dat vaak door de
élèves van de Fundatie als blijk
van hun kunnen en waarschijnlijk
ook als dank, een door hen ver-
vaardigd product werd geleverd.
Het is vanwege dit gebruik en het
feit dat geen ander produkt van
Matthijs bij de Fundatie bekend is,
dat de gestempelde initialen aan
Matthijs van Dijk kunnen worden
toegeschreven. Het meubel is be-
gin 1766 in de werkplaats van Ar-
noldus Koopman zeer waarschijn-
lijk door Matthijs vervaardigd.
Men spreekt bij deze constatering
van een toeschrijving omdat er
Regentenzaal                naar de boodschap blijl<t Matthijs
Utrechtse Fundatie in grote verlegenheid te worden
vanRenswoude.             gebracht. Hij zweert eerst dat hij
FotodienstvanHet          'zulks maar eens van zijn leven ge-
UtrechtsArchief             daan heeft' en bekent daarna dat
hij bij een 'vrouw van zonden' is
geweest op de Oude Gracht bij de
Geertebrug. Na deze bekentenis
komen er allerlei pekelzonden aan
de orde. Alle jongens blijken te
weten dat de sleutel van de kleer-
kast op de slaapkamerdeur, en de
ladesleutels op de ramen aan de
walkant passen. De oudste van de
alumni bezit een vuurslag en een
tondeldoos en er wordt 's nachts
flink tabak gerookt, waarna in de
kelder bier wordt getapt om de
dorst te lessen. Het onderzoek
naar de diefstal levert geen een-
duidige verklaring op. Matthijs
van Dijk, bijgestaan door Jacobus
van Wijk, verklaart dat buurtbe-
woner Willem Odijk en de buur-
vrouw van nr 10 iets hebben ge-
zien. Volgens hen is '...eenen
lange Carel uijt de poort.-..' geko-
men '...met een witte sak, waar-
scheijnlijk met turf, op zijn rug...'.
De diefstal is niet opgelost maar
zal er wel toe hebben geleid dat er
96
vereniging Oud-Utrecht
augustus 2000
-ocr page 97-
Beeldhouwer, schoolmeester,
tekenleraar.
Op 18 oktober (St. Lucas) 1771 als hij
26 jaar oud is, treedt Matthijs toe
tot het Lucasgllde van Schiedam.
Als gildebroeder betaalt hij ieder
jaar 4 stuivers. Er wordt hem geen
diensten en die van zijn vrouw als
breimoeder, ontvangt hij 110 gul-
den per jaar en kost en inwoning
voor zijn gezin. Dat is in die tijd
een redelijk salaris. Er wordt ver-
meld dat hij burgers van buiten
het Weeshuis tekenonderricht
geen document is gevonden waar
de levering uit blijkt van Matthijs
aan de Fundatie of aan Koopman.
Na Matthijs zijn vertrek bij Koop-
man in 1769/1770 neemt Jacobus
Schrieder zijn plaats in. De mees-
ter beeldhouwer is in die periode
tekenmeester van het Gerefor-
meerd Burgerweeshuis gewor-
den. Ten behoeve van zijn lessen
koopt hij diverse boeken en pren-
ten. Symon Bosboom, Cort onder-
wijs van de vijf Colommen
en
Abraham Bloemaert, Oorspronl<e-
lijl< en vermaard iconstrijk telden-
boek,
zijn enkele voorbeelden.
Boeken waar Matthijs mogelijk
ook les uit heeft gekregen. Zijn
volgende leermeester wordt de
beeldsnijder Willem van der Wall
(meester 1755).^ Deze leerperiode
is echter aanzienlijk korter omdat
op 1 april 1771 door de regenten,
een maximum leertijd van 10 jaar
wordt ingevoerd. Matthijs van
Dijk en Jacobus van Wijk worden
beiden, kort daarop op staande
voet ontslagen uit de Fundatie
van Renswoude.
Matthijs vertrekt dan naar Schie-
dam en lijkt zijn naam iets te heb-
ben aangepast. 'Mattheus van
Dijk ... geboortig van Utrecht' ver-
krijgt op 3 augustus 1771 het Klein
Burgerrecht van Schiedam. Op 28
augustus beklaagt hij zich over
het feit dat hij ondanks zijn eervol
ontslag nog steeds geen 'uitzet'
heeft mogen ontvangen. De oor-
zaak voor het uitblijven van zijn
uitkering lijkt een interne ruzie te
zijn over de financiën, tussen de
Regenten van de Fundatie en een
van de drie executeurs-testamen-
tair Van Wachendorff.
De vorm waarin door de Funda-
tie wordt uitgekeerd is per geval
verschillend. Het bedrag wordt
bij voorkeur in porties voldaan.
Er wordt onregelmatig uitge-
keerd. Matthijs ontvangt telkens
50 gulden. Als de uiteindelijke
bestemming dan conform de be-
doeling van De Fundatie is, volgt
de finale uitzet.
L^-
mag blijven geven. Daaruit valt te
concluderen dat hij dit vooraf-
gaand aan deze periode ook deed.
De burgers melden zich op 9 juni
aan om onderwezen te worden in
de tekenkunst. Matthijs krijgt toe-
stemming om niet aanwezig te
zijn bij de avondlijke catechisatie.
Voor wat betreft de tekenles aan
de weeskinderen krijgt hij op 8
september 1783 de complimenten
voor de behaalde gunstige exa-
menresultaten. Twee jaar later
krijgt Grietje de nieuwe functie
van naaimoeder.
Patriottentijd
Vóór 1787 is het Weeshuisarchief
onvolledig. De oorzaak is niet te
achterhalen, maar mogelijk heeft
dit te maken met het roerige ein-
de van de Patriottentijd. In die pe-
riode vallen de Pruissen Nederland
binnen om het gezag van Willem
V te herstellen waarbij de patriot-
ten van hun stellingen worden
verdreven. Naar schatting 5% van
de bevolking van de Noordelijke
Nederlanden slaat in de maanden
september en oktober over het al-
gemeen gedurende enkele dagen
op de vlucht. Diverse patriotten,
onder wie Willem Koopman (1758-
i8o8)7, de zoon van Arnoldus,
vluchten naar Grevelingen of St.
Omar in Frankrijk^. In het volgen-
de jaar 1788 is Matthijs van Dijk
niet meer in dienst van het Her-
vormd Weeshuis en wordt hij in
meesterproef afgenomen want
dat is alleen gebruikelijk voor de
glazenmakers. In het jaar 1777
wordt vrijwel bij iedere gildebroe-
der van het Lucasgilde zijn beroep
vermeld. Als enige staat beeldhou-
wer Matthijs vermeld. In 1781 be-
taalt hij zijn laatste bijdrage aan
het gilde.
In verband met zijn aanstaande
huwelijk vraagt Matthijs op 24
maart 1773 'een uitzetje' aan de
Fundatie. Hij gaat op 24 april her-
vormd in ondertrouw met Grietje
van der Horst. De volgende dag
richt hij zich in een brief tot de bin-
nenvader, waarin hij zich beklaagt
over het uitblijven van de financië-
le steun. Op 16 juni krijgt het prille
paar bezoek van de heer Van Wa-
chendorff. Hij doet hiervan 'een
weledele en zeer gunstige getui-
genis' bij de Fundatie. Mattheus
en Grietje laten een 'Testament
van egtelieden niet boven 4000
gulden' op de langst levende op-
stellen. Hun eerste dochtertje Pie-
ternella wordt in 1774 geboren,
maar leeft slechts 18 dagen. Op 4
juni 1775 wordt Pieternelletie van
Dijk geboren.
In 1781 heeft hij een betrekking ge-
kregen als schoolmeester van het
Hervormd Weeshuis in Schiedam.
Het is niet duidelijk of hij zijn
werkzaamheden als beeldhouwer
is gestopt. Als vergoeding voor zijn
Handtekeningen
van Mattheus van
Dijk en Grietje
van der Horst.
97
%
Oud.Utrecht
vereniging
augustus 2000
-ocr page 98-
In de voetsporen van de meester
door Jacob Cressant en de Haagse beeld-
houwerjan Baptist Xavery opgeleid. In
1764 werd hij lid van het Utrechtse schil-
derscollege, waar hij in 1778 zelfs tot me-
dedirecteur werd benoemd.
Zijn werk stond geheel onder invloed van
de zuidnederlandse barok, hij was direc-
teur van de Stads Tekenschool.
Werkzaamheden:
1755 terracotta beeldengroep met de allego-
rische voorstelling van de christelijke lief-
de Caritas.
1764/1765 twee altaarbeelden en een preek-
stoel voor de katholieke schuilkerk St.
Catharina te Utrecht.
1782 witmarmeren beeld van Galateia.-
Willem Rutgaart van der Wall, (Utrecht
1756,Utrecht 1813). Leerling van zijn
vader Willem Hendrik van den Wall
(beeldhouwer). In 1778 lid en in 1795
meester van het Utrechtse Gilde. Schilder
van landschappen met vee. Hij was leer-
meester van Jan Kobell.
7    Willem Nicolaas Koopman, (Utrecht
1758,Antwerpen 1808).
Werkzaamheden:
177Sportretreliëf G. Bonnet (1723,1805).
1781 beeldvan Keizer Hendrik IV, voorde
St. Mariakerk ter vervanging van een ou-
der exemplaar uit 1563 dat werd ver-
vaardigd door Rijck Henricksz. van
Beest. Deze is in 1844 bij de sloop verwij-
derd, verblijfplaats onbekend.
1783 portretreliëf, Cypriaan Berger
(1700,1786).
1796 portretreliëf Sebald Rau (1725,1818).
8    De betrokkenheid met de patriotten blijkt
uiteen op 18 januari 1796 in de Raad
van Utrecht besproken rekening:
Door order van de Heere Raden de Stadt
Utrecht in het jaar 1787, heeft A. Koop-
man, beetthouder, gemaakt een rouwhort
met zeyn kreystroffees, een eike krans
daarom, ovaal, 664 letters daarop gesne-
den voor Van der Vlerk.
voor het snijden van ider letter 1 Sr   33, 4, -
voor de ijke krans daarom               28, O, -
voor de kreystroffees                       16,0,-
voor het hout                                10,0,-
Dit artikel kunt u met het complete notenapparaat en de literatuurver-
wijzingen eveneens aantreffen op internet:
www.oud-utrecht.nl
het archief niet meer aangetrof-
fen. Er is dan sprake van een ande-
re schoolmeester. De reden voor
zijn ontslag is niet gevonden.
Er zijn geen feiten gevonden met
betrekking tot zijn leven na deze
periode. Tweehonderd jaar gele-
den, is Mattheus van Dijk op 23 au-
gustus i8oo in zijn w/oonplaats
Schiedam overleden. Hij is 55 jaar
geworden. Zijn weduwe Grietje
van der Horst overlijdt 20 maart
1820 in haar woning aan de
Gooijstraat te Schiedam.
1769 tekenmeester van het Gereformeerd
Burgerweeshuis.
1762-1777 onderdelen van het interieur van
Kasteel Loenersloot, voor Strick van Lin-
schoten.
1781 Fronton met wapen van de stad, boven
IJsselpoort aan het Stadhuis te Mont-
foort.
1787 Een rouwhort voor het graf van gesneu-
veld patriot, van der Vlerk in de Wees-
kerk.
1801 stopt als tekenmeester van het Gerefor-
meerd Burgerweeshuis.
4    HET UTRECHTS ARCHIEF, Bewaarde
arch. I, inventaris nr. 141,
; Rekenboek
A n tijcksnijdersgilde 1611-1792.
5    HET UTRECHTS ARCHIEF, Archief
Fundatie Vrijvrouwe van Renswoude
n.B.5., inv. nr. 86. Uit het 'Tweede Ca-
pittel. Uitgave van Tractementen aan
Meesters en Officianten deeser Fundatie'
blijkt het volgende:
Betaald 80gulden, 'Aan Arnoldus Koop-
man Mr Beeldhouwer voor Een laar on-
derwijs aan Matthijs van Dijk, versche-
nen den 31 December 1766.'
HET UTRECHTS ARCHIEF, Archief
Fundatie Vrijvrouwe van Renswoude
II.B.5., Bijlagen tot de rekeningen, inv.
nr. 108. Met betrekking tot de penant-
meubelen is het volgende gevonden:
1 meij 1766, debet aanA. Koopman voor
hetsneijden van twee spiegellijsten voor
de penanten f120, twee penanttafels fSO.
15 may 1766,2fraje blauwe marmer ge-
polijste penantbledden, gebruik op de
Zaal, 't stuk met arbeidsloon a 21 guld...
f42. Per ordere Jan Verkerk, Comelis
Verkerk Jansz.
27Maaij, debet aan W. Schouten, 2
penant Taafels Verguld & uijtgediept
a.l6.gl. tstuk... 32:-:-:,2extragrootepe-
nantlijsten dito a.26.gl. tstuk... 52:-:-:
De rekeningen blijken in Maart 1767 te
zijn voldaan.
6    Willem Hendrik van der Wall, (Utrecht
1716, Utrecht 1790).
Meesterbeeldhouwer in het Antijcksnij-
dersgilde te Utrecht op 27-12-1755 op
voorspraak van de Vroedschap. Hij werd
Noten
1    De restauratie werd door de auteur uit-
gevoerd, in opdracht van mevrouw Ma-
rian Langenbach, toenmalig Ch&telaine
van de Fundatie van de Vrijvrouwe van
Renswoude te Utrecht. Zij heeft mij zeer
geïnspireerd en gestimuleerd bij dit on-
derzoek.
2    Het werd at waarschijnlijk geacht maar
nu vanwege dit onderzoek meer gegevens
met betrekking tot het beroep en het ta-
lent van Matthijs van Dijk bekend zijn
geworden, is de conclusie gerechtvaar-
digd dat hij ook deel nam aan het teke-
nen van de portretten.
3    Arnoldus Koopman, (..., Utrecht 1805).
Meester Beeldhouwer 15-1-1755, gere-
formeerd, gehuwd 26 december 1757
met Diewertina Bak. Lange Nieuwstraat
W.Z., WijkA (Oranjestam) nr. 309, in
eigendom 6-9-1766.
Uit dit huwelijk:
13 december 1758, Willem Nicolaas
beeldhouwer, distillateur en patriot
(overleden te Antwerpen 1808.
7 september 1760, Clasina Rutgera.
4 september 1763, Gergregta Christina.
Werkzaamheden:
1760 onderdelen voor de trap naar de Re-
gentenzaal van de Fundatie van Rens-
woude.
1766 tweepenantspiegels en een penanttafel
voor de Fundatie van Renswoude te
Utrecht.
98
SommaF
87,'
De patriot Van der Vlerk sneuvelde op
9 mei 1787 tijdens de gevechten nabij
Jutphaas.
Koopman werd negen jaar later uit-
betaald.
%
vereniging Oud-Utrecht
augustus 2000
-ocr page 99-
Mevrouw drs. A.M. Janssens
Kapitale bijdrage aan historie van Centraal Museum
Op 17 januari 2000 overleed op 74-jarige leef-
tijd drs. Adeline Maria Janssens, voor intimi Li-
neke. Van 1972 tot 1988 was ze directeur van
het Centraal Museum te Utrecht. Jos de Meyere,
die in die periode conservator van dat museum
was, blikt terug op die periode.
In 1972 maakte mevrouw Jans-
sens de overstap van het Aarts-
bisschoppelijk Museum (thans
Museum Het Catharijnecon-
vent) naar het Centraal Museum
(CM), een overstap tevens van
een geborgen museum naar een
turbulent instituut. Ze was haar
carrière in 1956 begonnen als
wetenschappelijk assistente en
in 1960 werd ze adjunct-direc-
teur van het Aartsbisschoppelijk
Museum, dat onder één dak was
gehuisvest met het CM.
De desastreuze situatie waarbij
ze bij haar aantreden in 1972
werd geconfronteerd, viel haar
zwaar tegen, ondanks het feit
dat ze beschikte over de degelij-
ke basis die noodzakelijk is voor
een taak als die van directeur
van een der grootste musea in
Nederland. Bij haar afscheid in
1988 liet ze een museum achter
dat niet alleen nationaal maar
ook internationaal meetelde.
Mevrouw Janssens
en wethouder Pot
bij het begin van
de viering van het
150-jarig bestaan
van het Centraal
Museum in 1988.
ten van de heer Gans werd een
anti-Janssens-campagne ge-
voerd. Ook na de benoeming van
mevrouw Janssens bleef het
Utrechts Nieuwsblad jarenlang
tegen haar ageren. Krantenkop-
pen als 'Voordracht Centr. Mu-
seum gaat aan vernieuwing
voorbij' (22-4-1972), 'Troonrede'
en 'Pruiken' ('Een van de eerste
daden van dra. Janssens als mu-
seumdirecteur zal zijn zo verne-
men wij, het inrichten van een
verzameling oude pruiken' 6-5-
1972) liegen er niet om.
Behalve deze weinig kiese cam-
pagne was daar ook de negatie-
ve houding van de afdeling Cul-
turele Zaken (CZ) van de Ge-
meente. De chef van die afde-
ling, drs. B. Peiser, was
uitgesproken voorstander van
drs. W. Kotte als directeur van
het CM. De heer Kotte was toen
hoofd Hedendaagse Kunst
Utrecht (HEDAKU). Beide heren
zouden het, mede door de
machtspositie die de chef CZ
binnen de gemeente innam,
mevrouw Janssens jarenlang ui-
termate lastig maken. In de eer-
ste tien jaren van haar direc-
teurschap had mevrouw
Janssens te maken met niet
minder dan zeven wethouders
Moeilijke start
Mevrouw Janssens begon haar
loopbaan als directeur van het
CM met veel tegenwind. Ge-
steund door haar voorganger,
mevrouw dr. M.E. Houtzager,
had het Utrechts Nieuwsblad
een intensieve campagne ge-
voerd om dr. L Gans als directeur
van het Centraal Museum aan te
stellen. De heer Gans was toen
freelancer; voorheen conservator
van het Stedelijk Museum te Am-
sterdam. Parallel met het promo-
99
Jos DE Meyere
vereniging Oud*Utrecht
augustus 2000
-ocr page 100-
Relaties
Toen mevrouw Janssens directeur
werd van het CM was het haar
niet onbekend dat er nogal wat
mis was met wat tegenwoordig
'externe communicatie' heet. Van
nabij had ze, om slechts één voor-
beeld te noemen, de 'affaire Blan-
kert' meegemaakt: een proces
tussen conservator Albert Blan-
kert en zijn directeur Houtzager
betreffende auteursrechten. Het
betekende niet alleen het vertrek
van de erudiete kunsthistoricus
(later dr.) Blankert uit het CM,
maar tevens stapte toen diens
promotor, de eminente hoogle-
raar dr. J.C. van Celder op als lid
van de museumcommissie. Het
werd een definitieve breuk tussen
CM en het Kunsthistorisch Insti-
tuut van de Utrechtse universi-
teit.
Mevrouw Janssens slaagde er in
om de verbroken relationele ban-
den weer te lijmen en bovendien
zowel in binnen- als buitenland
tal van nieuwe contacten aan te
knopen. Internationaal gezien
leidde dat tot intensieve samen-
werking met onder meer het Wal-
Iraf-Richartz-Museum te Keulen
en het Herzog Anton Ulrich-Mu-
seum te Braunschweig.
Ook in Utrecht werden, om dicht-
bij huis terug te keren, de banden
weer aangehaald. Zo trok me-
vrouw Janssens al vrij kort na haar
aanstelling twee nieuwe mede-
werkers aan die duidelijke ban-
den met het Kunsthistorisch Insti-
tuut hadden: dr. Derk Snoep,
wetenschappelijk medewerker bij
professor Van Celder, werd con-
servator van de historische afde-
ling en mevrouw drs. Hoos Blot-
kamp, echtgenote van dr. Carel
Blotkamp (die toen wetenschap-
pelijk medewerker moderne
kunst bij het Kunsthistorisch In-
stituut was), werd hoofd educa-
tieve afdeling van het CM. De
heer Snoep werd later directeur
van het Frans Hals Museum te
Haarlem; mevrouw Blotkamp
eerst hoofd afdeling beeldende
kunsten en bouwkunst bij het Mi-
nisterie van Welzijn, Volksge-
zondheid en Cultuur, en later di-
recteur van het Nederlands Film-
museum te Amsterdam.
Dankzij haar integriteit, strategie
en charme wist mevrouw Jans-
sens een breed vertakt relationeel
netwerk op te bouwen waardoor
het Centraal Museum zowel in
binnen- als in buitenland weer als
bonafide partner meetelde.
Exposities
Mede dankzij goede relaties was
het mogelijk een aantal spraak-
makende exposities samen te
stellen. Zo leverde de heer Blan-
kert bijvoorbeeld het concept
voor de tentoonstelling 'Nieuw
Licht op de Gouden Eeuw', die in
samenwerking met het Herzog
Anton Ulrich-Museum te Braun-
schweig in 1986-1987 gereali-
seerd werd.
De goede banden met het Kunst-
historisch Instituut lieten ook op
tentoonstellingsgebied hun spo-
ren na. Zo kwamen bijvoorbeeld in
samenwerking met Carel Blot-
kamp en Frans Haks, die toen bei-
den aan dat instituut verbonden
waren, tentoonstellingen tot
stand als 'Peter Struycken' in 1974-
1975 en 'Het nieuwe wereldbeeld -
Het begin van de abstracte kunst
in Nederland 1910-1925' in 1975. In
samenwerking met professor Ed-
dy de Jongh kwam de serie 'Een
schilderij centraal' tot stand: een
reeks van zes exposities waarin
telkens een schilderij uit de collec-
tie van het CM, daterend uit zes
achtereenvolgende eeuwen en
vervaardigd door Utrechtse kun-
stenaars, werd belicht.
Tot de hoogtepunten behoort
een baanbrekende en tegelijk
spectaculaire expositie als 'De
kogel door de kerk?', die ter gele-
genheid van de herdenking van
de Unie van Utrecht in 1979 werd
gehouden. Overigens leidden
meerdere 'jubilea' tot opvallende
tentoonstellingen. Zo bijvoor-
beeld 'Landschap in Utrecht' in
1974 ter gelegenheid van het 75-
jarig bestaan van Staatsbosbe-
heer en 'Dood en begraven' in
1980 naar aanleiding van het
'cultuur', waarvan de ene nog
minder geïnteresseerd was in
het CM dan de andere: een si-
tuatie die uiteraard ten faveure
van dechefCZ werkte.
Wellicht het zwaarste probleem
was de erfenis van haar voor-
ganger. Het personeelsbeleid
was één groot debacle. HEDAKU,
dat hierna nog aan de orde
komt, was opgericht ten gevolge
van wanbeleid op gebied van
moderne en hedendaagse kunst
binnen het CM.
HEDAKU
In 1974 werd in de Museumnota
van de gemeente Utrecht expli-
ciet de wens geuit om HEDAKU,
dat in 1970 officieel was geo-
pend, te integreren bij het CM.
Door beide instituten werden
stapels beleidsvisies, -voorne-
mens, etc, etc. geproduceerd. In
augustus 1977 werd het conflict
tussen HEDAKU en CM openbaar
toen wethouder Hartekamp tij-
dens een raadscommissie voor
culturele zaken op provocerende
wijze een vertrouwelijke brief
van mevrouw Janssens open-
baar maakte. In haar schrijven
maakte ze namelijk bezwaar dat
het beleidsplan van HEDAKU in
de bewuste raadsvergadering
behandeld zou worden zonder
dat het CM daar vooraf bij be-
trokken werd.
De controverse, die uitgroeide
tot een uitermate nare affaire,
zou zich nog jaren voortslepen,
tot wethouder Pot daadwerke-
lijk de kluwen van knopen zou
doorhakken. Per 1 januari 1990
werd HEDAKU gesloten, waar-
mee de integratie bij het CM een
feit werd. Het college van B&W
baseerde zijn besluit op het ad-
vies dat het had ingewonnen bij
dr. S.H. Levie en dr. R.W.D. Oxe-
naar, directeuren van respectie-
velijk het Rijksmuseum te Am-
sterdam en het Rijksmuseum
Kröller-Müller te Otterlo. Daar-
mee kwam een einde aan wat
wethouder Pot 'het meest weer-
barstige probleem' uit zijn jaren-
lange wethouderschap noemde.
100
%
Oud-Utrecht
vereniging
augustus 2000
-ocr page 101-
Experimentele
opstelling van de
afdeling schil- ,
derijen, 1978.
Gérard Grassère (1986) en Pieter
d'Hont(i987).
Herinrichting
Mevrouw Janssens hechtte zeer
veel belang aan de wijze van pre-
senteren. Niet zo verwonderlijk
dus dat alle collectie-afdelingen
op geheel nieuwe wijze werden
gepresenteerd.
Als eerste kwam de historische af-
deling in 1975 in aanmerking voor
herinrichting. In 1978 volgden de
kostuumafdeling en de afdeling
schilderijen. Sinds de eerste op-
stelling in de jaren '20 van de
20ste eeuw was de kostuumafde-
ling nooit ingrijpend gewijzigd en
leidde een verborgen bestaan op
zolder. Bij de herinrichting werd
die afdeling verplaatst naar de
begane grond.
De afdeling schilderijen werd niet
op traditionele wijze gepresen-
teerd, maar in een experimentele
opstelling onder de titel 'Spelen
met de vaste collectie'. De schilde-
rijen werden niet op de conven-
tionele kunsthistorische wijze op-
gehangen - chronologisch en/of
stilistisch - maar rond bepaalde
thema's. Bovendien werden de
schilderijen gecombineerd met
andere objecten uit de collectie.
Het was voor het eerst dat in een
Nederlands museum een dergelij-
ke opzet daadwerkelijk in praktijk
werd gebracht.
In 1981 volgde een enigszins ver-
gelijkbaar project in de dependan-
ce van het CM, aan de Utrechtse
Maliebaan. Onder de titel 'Een
museum is meer' werd daar door
alle afdelingen van het museum
een presentatie gegeven van
werkzaamheden 'achter de scher-
men'. Ook deze opzet was uniek
in Nederland.
In 1982 volgde tenslotte de herin-
richting van de afdeling kunst-
nijverheid.
Afgezien van deze presentaties
waren er nog de projecten van de
afdeling educatie. In nog sterkere
mate maakten projecten als 'Wat
is werkelijkheid?', 'Ruimte en per-
spectief' en 'Kijk maar, er staat
niet wat er staat'de tongen los.
In geen Nederlands museum
kreeg de presentatie in de jaren
'70 en '80 van de 20ste eeuw zo-
veel aandacht als in het CM onder
150-jarig bestaan van algemene
begraafplaatsen in Utrecht.
De lijst van tentoonstellingen die
onder mevrouw Janssens wer-
den gerealiseerd is zeer lang en
respectabel. Haar expositiebe-
leid was goed doordacht en
evenwichtig. Zowel oude als mo-
derne en hedendaagse beelden-
de kunst en kunstnijverheid in-
clusief kostuums, evenals
historie kwamen goed gedo-
seerd aan bod. Ook dat deel van
de eigen collectie dat gewoonlijk
in depots was ondergebracht,
werd regelmatig op aardige en
boeiende wijze gepresenteerd.
Het regelmatig geponeerde ver-
wijt dat mevrouw Janssens voorbij
ging aan Utrechtse moderne en
hedendaagse kunstenaars is vol-
strekt onjuist. Ten bewijze noem
ik de exposities van de volgende
Utrechters: Johan Uiterwaal
(1973), Alain Teister (1975), Otto en
Adya van Rees (1975), Charles Don-
ker (1976), Sybold van Ravesteyn
(1977-1978), Gerrit van 't Net
(1979), Johan Miedema(i982), Tom
Eyzenbach (1982), Erich Wichmann
(1983), Janus de Winter (1986),
vereniging Oud'Utrecht
augustus 2000
-ocr page 102-
Mevrouw drs. A.M. Janssens
Kapitale bijdrage aan historie van Centraal Museum
king met het Utrechts Nieuws-
blad, de 'Rietveldlezing' ingesteld.
Wat mevrouw Janssens als 'bouw-
pastor' heeft gepresteerd, dwingt
tot zeer groot respect en zelfs be-
wondering, zeer zeker wanneer
men bedenkt dat externe steun en
financiële middelen in die periode
gering waren.
Museale taken
Aan een van de museale taken,
namelijk exposeren, is hier reeds
aandacht besteed. Tot de andere
taken behoren: verzamelen, be-
schrijven, conserveren/restaure-
ren, bestuderen en publiceren. Het
is niet mogelijk om binnen het be-
stek van dit artikel in extenso in te
gaan op al die aspecten. Wel kan
gesteld worden dat mevrouw
Janssens ook hieraan alle nodige
aandacht besteedde, ondanks het
feit dat dit voor 'de buitenwereld'
niet altijd even spectaculair was.
De collectie van het CM is onder
mevrouw Janssens aanzienlijk uit-
gebreid aan de hand van een wel-
overwogen en consequent verza-
melbeleid waarbij alle afdelingen
aan bod kwamen. Een van de
meest bijzondere aanwinsten was
'Mercurius, Argus en lo', omstreeks
1594 geschilderd door de Utrechtse
kunstenaar Abraham Bloemaert.
De Utrechtse hoogleraar kunstge-
schiedenis Peter Hecht noemde
het de belangrijkste aankoop die
sinds tien jaar op gebied van oude
schilderkunst was gedaan door
een Nederlands museum.
Wat de moderne beeldende
kunst betreft werd een sterk ac-
cent gelegd op werk van 'vroege
Nederlandse abstracten'. In geen
ander museum werd daar aan-
dachtaan besteed.
Van kapitale betekenis was het in
1979 in langdurig bruikleen krij-
gen van de collectie Van Baaren.
mevrouw Janssens. Dat geldt zo-
wel voor de inhoud als voor de
vormgeving. Wat dit laatste be-
treft trok ze vormgevers van naam
en faam aan als Anton Beeke en
Jan van Toorn.
Verbouwingen
Het is moeilijk om te taxeren waar
het aandeel van mevrouw Jans-
sens als directeur van het CM het
sterkst was. In elk geval was dat
niet het minst op het gebied van
verbouwingen binnen het CM. Het
begon bescheiden, in 1973, met de
verbouwing van de conciërge-wo-
ning tot verkoop- en koffiekamer.
Spectaculair was de opening met
de expositie van 'Eat-Art', letterlijk
eetkunst. Die expositie, die geor-
ganiseerd werd in samenwerking
met de Düsseldorfse kunstenaar
Daniel Spoerri, begon in de hal van
het museum, zette zich voort in de
stijlkamers en eindigde in de
nieuw geopende ruimte.
In 1974 werd het CM uitgebreid
met de naast het museum gele-
gen pand 'De hoge stoep'. Daar
kregen staf en administratie een
onderkomen, terwijl een gedeelte
van het gebouw tevens als depot
werd gebruikt.
In 1977 verliet het Aartsbisschop-
pelijk Museum (thans Museum
Het Catharijneconvent) het CM,
waar het jarenlang gehuisvest
was geweest in de bewaard geble-
ven vleugel van het voormalig Ag-
nietenklooster en de Agnietenka-
pel. De vrijgekomen ruimten
werden grondig verbouwd. Daar-
na werd het complete museum-
gebouw systematisch aangepakt.
Als architect werd wijlen Mart van
Schijndel aangetrokken. Hij was
het ook die de voormalige, in zeer
vervallen staat verkerende artille-
riestallen verbouwde. In 1987 wer-
den 'De stallen', zoals het complex
voortaan genoemd zou worden,
geopend. Aansluitend bij De Stal-
len enerzijds en De Hoge Stoep an-
derzijds, creëerde Mart van Schijn-
del een aula, die hijzelf volkomen
terecht als een hoogtepunt bin-
nen zijn oeuvre beschouwde. Ter
gelegenheid van de opening van
De Stallen werd op gezamenlijk
initiatief van de Utrechtse galeries
een Kunstweekend in de Domstad
georganiseerd.
Los van de uitbreiding met De
Hoge Stoep en de ingrijpende
verbouwing van het gehele mu-
seumcomplex, inclusief De Stal-
len, werden in 1978 onderhande-
lingen aangeknoopt met het
College van Kerkvoogden van de
Hervormde Gemeente. Doel was
het medegebruik, althans voor
een gedeelte, van de naast het
CM gelegen Klaaskerk. Onder
meer werd daar Middeleeuwse
steensculptuur uit de collectie
van het CM tentoongesteld.
Tot slot was er het wereldberoem-
de, uit 1924 daterende Rietveld-
Schröderhuis. In 1983 aanvaardde
de Utrechtse gemeenteraad het
monument voor ƒ i,- per jaar erf-
pacht van de Stichting Rietveld-
Schröderhuis; het beheer van het
pand én van de archieven van ar-
chitect Rietveld en mevrouw
Schröder kwam in handen van het
CM. Na restauratie werd het huis,
dat op de Wereldlijst Monumen-
ten staat, in april 1987 voor het pu-
bliek opengesteld.
In 1988 werd niet alleen het i50-ja-
rig bestaan van het CM gevierd,
maartevens de herdenking van de
looste geboortedag van Rietveld.
Het CM organiseerde toen de ex-
positie 'Het Rietveld Schröderar-
chief. Tevens vond de presentatie
plaats van de ontwerpen van een
Rietveldmunt. Bovendien werd
toen door het CM, In samenwer-
102
Oud.Utrecht
vereniging
augustus 2000
-ocr page 103-
dedelingen' die in 1973 startte. Per
kwartaal verscheen een aflevering
die telkens door een andere kun-
stenaar op eigen wijze werd inge-
vuld. Onder hen waren Constant,
Moesman, Lucebert, Willink, Ar-
mando, Sandberg, Schoonhoven
en Ca rel Visser.
Niet alleen de informatie van het
CM werd op aparte wijze ver-
werkt; dat gold ook voor de aan-
winsten, die in een 'Spectacle
Coupé' werden gepresenteerd,
eerst in 1974 en nogmaals in 1982.
Ook dat was een primeur in het
Nederlandse museumland.
Uit de veelheid van andere activi-
teiten die onder mevrouw Jans-
sens plaatsvonden noem ik slechts
hettuinconcert, in 1973, met India-
se sitar-muziek, waar meer dan
600 mensen op afkwamen; het
lo-jarig bestaan, in 1977, van Stu-
dio Laren, met 20 kleine concer-
ten; de opvoering, eveneens in de
tuin, in 1983, van Aristophanes'
'Lysistrata' met o.a. Nelly Frijda
onder regie van Aram Adriaanse
en, in 1988, 'Koningin Sophie', ge-
speeld door Nel Ka rs.
Afscheid
In 1988 werd het 150-jarig bestaan
van het CM gevierd. De eerste in
een rij van exposities ter gelegen-
heid van dat jubileum was gewijd
aan de geschiedenis van het ge-
bouw. Andere tentoonstellingen
belichtten onderdelen van de eigen
collectie. Hoogtepunten waren de
exposities 'De ideale stad' en
'Utrecht op schilderijen'. Naast ten-
toonstellingen, die vergezeld gin-
gen van wetenschappelijk verant-
woorde publicaties, stonden nog
tal van andere activiteiten op het
programma zoals lezingen, cursus-
sen, concerten, toneelvoorstellin-
gen en, niet te vergeten, een spec-
taculaire kostuumshow 1838-1939.
Het jubileumjaar was ook het
jaar waarin mevrouw Janssens
het CM verliet, op 11 november
1988. Wethouder Pot prees haar
om haar 'geduld, gewetensvol
handelen en vriendelijkheid'. Ze
werd benoemd tot officier in de
orde van Oranje-Nassau en ont-
ving de zilveren stadsmedaille. En
in het Utrechts Nieuwsblad ver-
scheen een positief artikel over
mevrouw Janssens.
De waardering, met name van
haar werkgever de gemeente
Utrecht, kwam erg laat. Anderen
hadden mevrouw Janssens al
veel eerder geëerd. België bij-
voorbeeld met de benoeming tot
officier in de orde van Leopold II.
Niet zonder reden bezochten le-
den van het Nederlands konink-
lijk huis - Juliana (als koningin en
als prinses), Beatrix (als prinses
en als koningin). Claus en Mar-
griet - herhaaldelijk het CM, offi-
cieel en incognito.
In het genoemde artikel in het
Utrechts Nieuwsblad (10-11-1988)
staat ondermeer het volgende
citaat van mevrouw Janssens: 'Het
ligt niet in mijn karakter om het
Centraal Museum als 'mijn' mu-
seum te beschouwen. Het is dacht
ik aardig gelukt om samen met de
voortreffelijke mensen die hier
werken het museum verder uit te
bouwen. Ik denk, dat velen die hier
werken, spreken van 'ons' mu-
seum. En dat is goed: ik hou niet
van nadrukkelijke presentatie van
één persoon, zeker niet de mijne'.
Bescheidenheid en respect voor |q,
anderen sierden mevrouw Jans-
sens in zeer hoge mate, maar wer-
den slechts matig begrepen en
nog minder gewaardeerd. De ge-
schiedenis zal bevestigen dat ze
een kapitale en unieke bijdrage
heeft geleverd aan de ontwikke-
lingvan het CM.
Deze verzameling, die bijeen is
gebracht door de Utrechtse aan-
nemer LH. van Baaren, bevat
voornamelijk werk van igde- en
vroeg-20ste-eeuwse Nederlandse
en Franse kunstenaars, waaron-
der Mondriaan, Van Gogh, Wil-
link, Jongkind, Courbet, Rousseau
en Daubigny.
Mevrouw Janssens stimuleerde
haar medewerkers om historisch
en kunsthistorisch onderzoek te
verrichten en de resultaten daar-
van te publiceren. Ook externe
deskundigen nodigde ze daartoe
uit. Zo kreeg de Amerikaanse
kunsthistoricus dr. Molly Faries de
mogelijkheid om in Utrecht archi-
valisch, kunsthistorisch en natuur-
wetenschappelijk onderzoek te
doen betreffende Jan van Scorel.
Dat onderzoek lag aan de basis
van de expositie 'Jan van Scorel in
Utrecht. Altaarstukken en schilde-
rijen omstreeks 1540 - Documen-
ten, technisch onderzoek' die in
1977 behalve te Utrecht ook in het
Franse Douai werd gehouden.
Het initiatief voor het publiceren
van onder meer de catalogus oude
schilderijen van het CM (die thans
is verschenen) werd onder me-
vrouw Janssens genomen; een
zeer aanzienlijk deel van het voor-
bereidend werk werd onder haar
gerealiseerd.
Grote zorg had mevrouw Janssens
ook voor het degelijk conserveren
en vakkundig restaureren van de
haar toevertrouwde collectie. Ook
dat leidde tot exposities zoals
'Nieuwe zorg voor oude beelden'
in 1976 en 1979 naar aanleiding
van de restauratie van de 15de-
eeuwse zogeheten Dombeelden.
'CM Mededelingen'
Ook weer uniek in de Nederlandse
museumwereld was de serie 'Me-
%
Oud.Utrecht
vereniging
augustus 2000
-ocr page 104-
De Bruntenhoftuin
Van gesloten 'speelhoff' naar openbare stadstuin
Ingang van de tuin
in 1975, met Itnks
het kaarsenwiniceltje
van Ruud Snel,
dat in 1979 werd
gesloopt.
Het Utrechts Archief
De tuin van de Bruntenhof, aangelegd volgens
zeventiende-eeuwseprincipes, is nu bijna een
kwart eeuw oud. Dit stukje stadsgrond heeft een
lange groene voorgeschiedenis gekend. Het in de
late middeleeuwen ommuurde terrein werd ver-
moedelijk eerst gebruikt als moestuin, waarin
ook wat fruitbomen stonden. In de 17de eeuw
werd het een 'speelhof' (een tuin om van te ge-
nieten), waarin naast nutsplanten ook sier-
planten een plaats kregen. Vervolgens, vanaf de
tweede helft 18de eeuw, was hier gedurende
twee eeuwen een particuliere plantenkwekerij.
Tenslotte werd de verlaten en verwilderde plek
getransformeerd in de huidige semi-openbare
stadstuin, inmiddels bekend bij vele tuinlief-
hebbers en rustzoekers.
Ligging van de tuin
Oude topografische tekeningen
en l<aarten laten zien dat de
Bruntskameren (tegenwoordig
Bruntenhof genoemd), In 1621 ge-
sticht, pal tegen de oostelijke ves-
tingwal en stadsmuur lagen, ge-
scheiden door een smal straatje.
Midden negentiende eeuw veran-
derde die situatie enigszins door
de afbraak van de stadsmuur. Een
heuvel, de vergraven stadswal,
met daar bovenop het huis Lieven-
daal (uit 1862), kwam er voor in de
plaats en het nabijgelegen bol-
werk Lepelenburg (uit 1579) was
plantsoen geworden. Deze heuvel
is nu vooral bekend door de uit-
bundige bloei van sneeuwklokjes,
crocussen en fluitekruid later in
het voorjaar.
Aan de zuidkant van de Brunten-
Marijke                      hof loopt de Schalkwijkstraat
Donkersloot-            waar aan de overkant nog altijd
deVru                        het pestgasthuis Leeuwenberch
/f,
Vrijkameren zonder tuin
Iets verderop stond, tot de afbraak
in 1804, het 'sterke' huis Croot-Le-
pelenburg (gebouwd ca 1400) op
de zuidoostelijke hoek van de Bri-
gittenstraat. Op de meeste oude
kaarten is Groot-Lepelenburg door
zijn toren goed te onderscheiden
van de omringende bebouwing.
Hier woonde 's winters, vanaf
1609 of mogelijk reeds eerder, de
zeer vermogende advocaat mr.
Frederick Brunt (ca. 1530 - 1622),
die in Rijswijk bij Den Haag zijn zo-
merverblijf had.
Nadat Brunt in 1609 eigenaar was
geworden van Groot-Lepelenburg
kocht hij in 1621 het aangrenzende
Klein-Lepelenburg, eveneens rond
1400 gebouwd, met het bijbeho-
rende grote erf [zie hiernaast]. Te-
voren was dit huis veelal bewoond
geweest door kanunniken van het
kapittel van Oud-Munster (i). De
aankoop hield verband met
Brunts wens om hier armenwo-
ningen te bouwen; godskameren
of vrijkameren genoemd, omdat
(1567) staat, nu in gebruik als kerk.
Hier bevindt zich de toegang tot
de tuin. Velen herinneren zich mis-
schien nog het, in 1979 gesloopte,
kaarsenwinkeltje van Ruud Snel
(nu Donkerstraat 23), dat links van
de tuiningang stond. Het maakte
plaats voor het huidige smeedijze-
ren hekwerk gevat in stenen met-
selwerk.
Aan de westkant van de tuin be-
vindt zich de bebouwing van het
Achterom. Op de hoek staat het
brandspuithuisje (gebouwd mid-
den 19de eeuw, nu een architec-
tenkantoor) en verderop het socia-
le woningbouwcomplex uit 1983
met de ondiepe tuintjes grenzend
aan de laurierheg van de Brunten-
hoftuin. De noordgrens van de
tuin wordt gevormd door de ach-
tergevels van de huisjes van de
Metelerkampfundatie (uit 1844)
die aansluiten op de vier kameren
van het Bruntenhofcomplex aan
de Bruntensteeg. Het kaartje op
pagina 105 bovenaan geeft meer
zicht op de situering van de tuin.
104
%
vereniging Oud«Utrecht
augustus 2000
-ocr page 105-
De situering van
de Bruntenhof en
de tuin. Tekening
door de auteur.
en kaas en brandstof zoals turf).
Klein-Lepelenburg (thans Brunten-
hof 5), gelegen op de hoek van de
vroeger veel bredere Hoeksteeg
(ook Croenesteeg geheten) ging
als hoofd- of regentengebouw met
de nieuwgebouwde, fraai gebeeld-
houwde, poort deel uitmaken van
het gehele complex, waarvan de
bouw in 1624 werd voltooid.
De vier kameren die het eerst ge-
bouwd werden, kwamen te staan
tegen de 45 cm dikke middel-
eeuwse tuinmuur en zijmuur van
Klein-Lepelenburg aan de Hoek-
steeg, die daardoor aanmerkelijk
werd versmald (de huidige Brun-
tensteeg is hiervan het restant).
Nog altijd is deze noordelijke
tuinmuuraanwezig.
Een klein afgerond poortje (waar-
in zich een houten deur bevindt)
dat nog altijd bestaat, vormde de
toegang tot het oorspronkelijke
omheinde binnenterrein (de hof
oftuin).
Aansluitend aan Klein-Lepelen-
burg werd langs de stadswal de
overige reeks van elf kameren ge-
bouwd. De huisjes hadden oor-
spronkelijk geen uitgang naar de
hof. Bij de restauratie in 1979-
1981 (volgens plannen van de ar-
chitecten CA. Baart de la Faille en
A. Verlaan) heeft een groot aan-
tal huisjes (nrs 8 tot en met i6)
aan de achterkant een keuken-
aanbouw gekregen en tevens een
deurnaardetuin.
Voorgeschiedenis van de tuin
Voor de bedijking heeft hier een
voormalige Rijnloop vruchtbare
zandige klei afgezet en vanaf het
ontstaan van de stad of al eerder
heeft dit stukje grond een agrari-
sche functie gehad. Vanaf 1252
maakte het deel uit van het
grondbezit van het kapittel van
Oud-Munster dat als Boeltgens
de bewoners geen huur hoefden
te betalen en het woongedeelte
uit één kamer bestond. De toen al
zeer bejaarde, vrijgezel Frederick
Brunt die rooms-katholiek was,
voelde het als zijn christelijke
plicht dit goede werk te doen,
waarschijnlijk ook om zich hier-
mee te verzekeren van een plaats-
je in de hemel. Bij testament liet
hij vastleggen dat een aanzienlijk
bedrag uit zijn vermogen werd
vrijgemaakt voor het onderhoud
en de gebruikelijke preuven (le-
vensmiddelen zoals brood, boter
- - ^.*' "j^.
Toegangshek van
de tuin (met
bloeiende hop).
Foto van de auteur,
september 1999
Een vergroot detail uit de kaart van Frans Hogenberg, vervaardigd in 1570 (afkomstig uit de stede-
natlas van GeorgBraun, uitgegeven in Keulen). Het noorden is linksboven. Vrij gedetailleerd is de
topografie weergegeven die bestond voordat de Bruntskameren werden gebouwd: Groot-tepelen-
burg (met torentje) op de hoek van de Brigittenstraat en iets verderop Klein-Lepelenburg (thans
Bruntenhof 5) aan de Hoeksteeg, beiden vlakbij de stadswal en muur. Bolwerk Lepelenburg was er
nog niet. De hof van Klein Lepelenburg (nu de tuin van de Bruntenhof) is omheind door een
muur. Daarbinnen zijn (fruit)bomen en een waterput(?) weergegeven. Facsimile auteur
vereniging Oud-Utrecht
augustus 2000
-ocr page 106-
Begin januari 2000 is het verwaarloosde pand aan de overzijde van de
Bruntensteeggesloopt om plaats te maken voor de bouw van vier mo-
derne stadsappartementen. Hierdoor was (tijdelijk) een goede over-
zichtsfoto van de kameren aan de Bruntensteeg te maken. Duidelijk is
het poortje met houten afgeronde deur, de vroegere tuiningang, midde-
nin zichtbaar. Foto auteur, januari 2000.
bloemist hofleverancier was van
Koning Willem II en zijn gemalin.
Tenslotte maakt het adresboek
van de stad Utrecht tussen 1860
en 1867 melding van de bloemist
J.R. de Groot. De naam De Groot
zal in het negentiende eeuwse
Utrecht in de bloemistenbranche
redelijk bekend zijn geweest, want
verschillende anderen met dezelf-
de familienaam waren elders in de
stad als bloemist of hovenier
werkzaam.
Na drie generaties De Groot werd
in 1871 de bloemisterij overgeno-
Plantenkwekerij
Vanwege financiële tekorten
werd de hof vanaf 1756 verhuurd
aaneen hovenier-plantenkweker.
Dit gebeurde toen de laatst over-
gebleven erfgenaam van de Fun-
datie Bruntskameren (Catharina,
gravin van der Nath, die zich in
een klooster vestigde) het be-
stuur niet wenste over te nemen.
Het beheer van het complex was
vanaf die tijd in handen van
administrateurs.
Het binnenterrein is onafgebro-
ken verhuurd geweest, voor zover
thans bekend, aan een planten-
kweker tot circa 1960. Veel is over
deze bedrijven niet bekend. Enkele
kwekers kennen we inmiddels wel
van naam.
Achter Bruntenhof 6 en 7 werd in
de tweede helft van de achttiende
eeuw een gebouwtje neergezet
dat veelal als hovenierswoning
wordt aangeduid. Of het deze
functie gehad heeft is echter on-
duidelijk, want in de negentiende
eeuw huurden de opeenvolgende
plantenkwekers het hoofdge-
bouw (Bruntenhof 5).
De eerste hovenier van de Brun-
tenhof die we van naam kennen is
Gerrit de Groot. Hij huurde vanaf
1812 voor ƒ 70,- per jaar ook het
hoofdgebouw (3). Een verrassend
gegeven verschaft een tekening
uit 1843, bewaard in Het Utrechts
Archief: een reclamebord boven
de gebeeldhouwde ingangspoort
van het hoofdgebouw laat zien
dat een zekere C. de Groot - mis-
schien de zoon van Gerrit - als
camp bekend stond.
Nadat rond 1400 de eerste bebou-
wing - Groot- en Klein-Lepelen-
burg - kwam, werd het gebied
ommuurd en bleef het gebruik
ongewijzigd. Hierbij kan gedacht
worden aan een moestuin met
wat fruitbomen. Deze situatie zal
vermoedelijk zo gebleven zijn tot
inBruntstijd.
Klein-Lepelenburg en het om-
muurde, bijbehorende erf werd in
Brunts eerste fundatiebrief (30
april 1621) aangeduid als 'Speel-
huijs ende hoff... [voor] mijn erf-
genaemen ende descendenten
ende oick alle mijn bloetvrienden
soo in Hollant als in de stad van
Utrecht wonende'. Aangenomen
mag worden dat het hoofdge-
bouw niet uitsluitend bedoeld
was voor de bestuurswerkzaam-
heden ('omme nopende die Codts
cameren te besoigneren'), maar
ook diende voor - onze fantasie
kan hierbij de vrije loop nemen -
het aangenaam verpozen bij een
aantrekkelijke tuin. In zijn tweede
fundatiebrief van 10 november
1621 wordt gesproken over 'speel-
hoff van mijn erfgenaemen ende
die vrinden van Utrecht' (2).
Over de inrichting van de 'hof
vanaf 1624 is helaas niets bekend,
maar men mag aannemen dat de-
ze tuin in die tijd een geometrisch
patroon had, zoals toen gebruike-
lijk was. Behalve nutsplanten en
fruitbomen die er voordien al wa-
ren, zullen er ook enige sierplan-
ten in hebben gestaan.
io6
Tekening van de poort van het hoofdgebouw van de Bruntskameren,
gemaakt doorj.H. de Haas in 1843. Een (houten?) plank met opschrift
boven de poort van het hoofdgebouw, die gedeeltelijk het beeldhouw-
werk (met engeltjes en wapenschild enz.) afdekt, laat zien dat de toen-
malige hovenier C. de Groot, hofleverancier van Koning Willem II en
zijn gemalin was. Het toenmalige adres was: wijkA nr 1108, zoals dui-
delijk te lezen is op deze tekening (later werd dat Lepelenburg 9 en
thans is het Bruntenhof 5). Het Utrechts Archief
^
vereniging Oud«Utrecht
augustus 2000
-ocr page 107-
c^^ Tuinen in Utrecht
Het tuinontwerp,
getekend in 1976
doorC.W. Werner
van de Plantsoe-
nendienst van
Openbare Werken.
Fotokopie UMF
men door de weduwe A. van
Nooy. Zij maakte al spoedig plaats
voor J.W. van Nooy (mogelijk haar
zoon), onder wiens naam het be-
drijf vanaf 1874 tot 1906 bekend
staat. Van 1876 tot 1884 huurde
deze bloemist het hoofdgebouw
met de tuin en de plantenkas voor
ƒ 400,- per jaar (3). Waar hij na
1884 woonde is onbekend. Het
adres van de bloemisterij bleef
hetzelfde, namelijk Schalkwijk-
steeg A no8 en vanaf 1891 (na de
afschaffing van de wijknummers)
Schalkwijksteeg 32.
J.W. van Nooy werd opgevolgd
door A. Boere, die de bloemisterij
dreef tot 1933 of nog later. Gege-
vens over de periode daarna ont-
breken vooralsnog. Met Theo
Oostveen, die tot circa 1960 in de
Bruntenhoftuin zijn bloemen
kweekte en verkocht in zijn winkel
op de Lange Smeestraat nr. n, ein-
digde de lange periode van bloem-
kwekers in de Bruntenhoftuin (4).
Na 1960 heeft het terrein een nog-
al rommelige en onduidelijke be-
stemming. Voor onderzoeksdoel-
einden heeft de universiteit er
tijdelijk nog een plantenbelich-
tingskas gehad, waar tot slot de al
genoemde kaarsenwinkel van
Ruud Snel enige tijd was.
Foto's uit 1975, aanwezig in de Col-
lectie beeldmateriaal van Het
Utrechts Archief, laten zien dat
onder andere een langwerpige
glazen (ingestorte) plantenkas
stond tegen de blinde achtermuur
van de kameren in het verlengde
van de zogenaamde hovenierswo-
ning, waar zich nu de keukenaan-
bouw bevindt.
Een nieuwe periode breekt aan
Financiële problemen waren de
oorzaak van de verkoop in 1975
van het Bruntenhofcomplex
(voor het symbolische bedrag van
ƒ 1,-) door de fundatie aan de
Stichting Het Utrechts Monu-
mentenfonds (UMF).
Tegelijk met de renovatie van de
huisjes werd het binnenterrein in-
gericht als siertuin met een ze-
ventiende-eeuws karakter. Een
belangrijke financiële steun die
de gemeente gaf in het kader van
het Europese Monumentenjaar
1975 maakte deze bijzondere tuin-
aanleg mogelijk. De totale kosten
van de tuinaanleg bedroegen         Tuin van deBrm-
ruim ƒ 85.000,-.                                             tenhof vlak voor de
November 1976 werd begonnen         restauratie. Plan-
met de sloop van de oude kassen         tenkassen van de
en schuurtjes en de verwijdering        voormaligekweke-
van de verwilderde planten van de         rij staan tegen de
oude kwekerij. De oude bomen,        achtergevel van de
enkele taxussen (venijn-boom)        huisjes (nrs. 8 tot
bleven gespaard, ook de oude wa-         11), waarzich
terput nabij de hovenierswoning        thans de keuken-
bleef
bestaan. Een klein gedeelte        uitbouw bevindt
in de noordoostelijke hoek bleef        Fotodienst van Het
afgescheiden van de tuin en in ge-         Utrechts Archief
107
Oud.Utrecht
vereniging
augustus 2000
-ocr page 108-
waren te verkrijgen. Om die reden
is nogal van de lijst afgeweken.
In het midden van het eerste gras-
perk bevindt zich een cirkelvormig
plaveisel, waarop in het centrum
een bronzen beeld staat, vervaar-
digd door de Amsterdamse kun-
stenaar Hans Bayens. Door een
succesvolle actie - actie Brunten-
hof geheten - is het benodigde
geld (ƒ 20.000,-) hiervoor bijeen-
gebracht. Vele begunstigers van
het UMF leverden een bijdrage. Dit
beeld, een man met schuiftrom-
pet, met daaronder de tekst: 'en
hoe verder hij ging, des te langer
was zijn terugweg' is bedoeld om
de herinnering aan de Utrechtse
schrijver CCS. Crone (1914-1951) le-
vend te houden (5). Ter gelegen-
heid van de officiële openstelling
van de tuin voor het publiek werd
onder zeer grote belangstelling
(men schatte het aantal personen
op circa 500) op 16 juni 1979 het
beeld onthuld. Dit gebeurde door
mevrouw J.P.W. Crone-Marken-
hof, echtgenote van de schrijver en
toen wonend in een van de huisjes
van de Bruntenhof De schrijver Si-
mon Carmiggelt en muziek-criti-
cus Wouter Paap waren uitgeno-
digd om te spreken over het leven
en werk van Crone. Pers, radio en
TV schonken uitgebreid aandacht
aan deze feestelijke, muzikaal om-
lijste, manifestatie.
Bij de zitgelegenheid achterin de
tuin werd aan het noordeinde van
de centrale as tegen de achter-
muur van een van de Meteler-
kamp-huisjes in 1983 een passend
tuinhuisje neergezet. Dit werd
ontworpen door architect Verlaan
en was een geschenk van een aan-
nemerscollectief en een loodgie-
tersbedrijf aan het UMF ter gele-
genheid van het 40-jarig jubileum
van de stichting.
De tuin gezien
naar het noorden.
Taxussen, deels
begroeid met klim-
op; daaronder in
de verte, beeld en
tuinhuisje op de
centrale as.
Foto auteur,
maart 2000
bruik bij de huurders van de bene-
denwoning van het hoofdge-
bouw. Twee grote esdoorns die
aanvankelijk ook gehandhaafd
werden, zijn omstreeks 1995 ver-
vangen door Parottia persica, die
minder groot zullen worden.
De ideeën voor de tuinaanleg en
de nieuwe beplanting waren af-
komstig van CS. Oldenburger-Eb-
bers, toen werkzaam bij het Bio-
historisch Instituut van de
Universiteit Utrecht, en M.P. Hou-
dijk-Haks van de Gemeentelijke
Plantsoenendienst. Samen stel-
den zij een lijst van zeventiende-
eeuwse sierplanten op. De gege-
vens hiervoor zijn ontleend aan
twee oude tuinboeken, namelijk
het Cruyde Boeck (uit 1554) van
Rembert Dodoens en Den Neder-
landtsen Hovenier
(uit 1669) van
Jan van der Groen. Deze laatste
was hovenier in dienst van de
Prins van Oranje. Vooral het des-
tijds populaire boek van Van der
Groen, waarin ongeveer 800 plan-
ten worden besproken, is geraad-
pleegd om tot een zorgvuldige,
historisch juiste plantenkeuze te
komen. Ik zal er hier geen opsom-
ming van geven. Er werden plan-
ten gekozen die wat betreft kleur
en bloeitijd goed op elkaar zijn af-
gestemd. Bolgewassen, geïntro-
duceerd in ons land eind zestiende
eeuw en die in de zeventiende
eeuw tot statussymbool werden
(vooral tulpen), zijn natuurlijk ook
opgenomen. Ook heesters en bo-
men werden op de lijst gezet.
Het tuinontwerp werd getekend
door C.W. Werner van de Plant-
soenendienst. Het huidige tuinpa-
troon is grotendeels ongewijzigd
en heeft een symmetrische inde-
ling met aparte tuinvakken. De
met ijsselsteentjes, geplaveide pa-
den begrenzen de tuinvakken. De
voor dit soort tuinen kenmerken-
de, centrale as (ongeveer 60 m.
lang) loopt nagenoeg van zuid
naar noord. Deze zogenaamde
formele tuin met strak geometri-
sche vorm verwijst naar de Hol-
lands classicistische tuinaanleg
(1600-1680), overgaand in de
Franse tuinstijl. Deze gingen voor-
af aan de Engelse landschapstuin,
die eind achttiende eeuw in
zwang kwam.
Het centrale gedeelte van de tuin
bestaat uit twee grasperken. Het
eerste grasperk heeft op de vier
hoekpunten een kegelvormig ge-
snoeide buxus van circa 1 m hoog.
Het andere wordt aan drie kanten
begrensd door tuinvakken met
verschillende soorten planten. De
beplantingswerkzaamheden na-
men enige jaren in beslag, mede
doordat bepaalde planten moeilijk
108
Oud'Utrecht
vereniging
augustus 2000
-ocr page 109-
Met dank aan Carla Oldenburger voor
het commentaar op een eerdere versie
van de tekst.
Voor het schrijven van dit artikel is
dankbaar gebruik gemaakt van het
Utrechts Documentatiesysteem (UDS) -
Bruntenhof, Bruntensteeg en Schalk-
wijkstraat 32, de jaarverslagen en
nieuwsbrieven van het Utrechts Monu-
mentenfonds vanaf 1975 en de adres-
boeken van de stad Utrecht vanaf 1850,
voor zover aanwezig in het Utrechts
Archief. Voorts werd geput uit de na-
volgende literatuur:
Bruijn, M.W.J. de, Husinghe ende Hof-
stede. Een institutioneel-geografische stu-
die van de rechtspraak over onroerend
goed in de stad Utrecht in de middeleeu-
wen. Utrecht,
1994
Burgers, J.W.J., 'De 14e-eeuwse verka-
veling van Boeltgens camp in Utrecht'
in Historisch-Geografisch Tijdschrift jig
8,nr3, 1990,p.90-101
Dolfin, Marceline J., E.M. Kylstra en
Jean Penders: Utrecht. De huizen bin-
nen de singels.
SDU Uitgeverij, 's Gra-
venhage 1989 (p.233-236)
Doorn, Z. van, 'Meester Frederick Rei-
niersz. Brunt en zijn familierelaties' in
Gens Nostra. Maandblad van de Neder-
landse Genealogische VerenigingJTg.
14
nr7-8,1959, p. 155-171
Doorn, Z. van, 'Lepelenburg en het
Bruntenhof in De Stichtse Heraut,
Mededelingenblad van de Afdeling
Utrecht der Nederlandse Genealogische
Verenigingjrg
6 nr 4,1959 p.465-481
Graswinckel, D.P.M., Nederlandsche
'Aofies.
Allert de Lange, Amsterdam
1947 (derde druk)
Hofies in Nederland (door Robert Lo-
pes Cardozo e.a.). J.H. Gottmer, Haar-
lem 1977
Oldenburger-Ebbers, C.S. De tuinen-
gids van Nederland.
Rotterdam 1989
            |{,g
Thoomes, W., Hofjes in Utrecht. Histo-
rische Reeks Utrechts.
Matrijs, Utrecht
1986 (vierde gewijzigde druk)
Wagenaar, C.W. Vrije Vi/oningen te
Utrecht.
Utrecht 1913 (heruitgegeven
als 'Nieuwe en oude hofjes', Steengoed
nr 26, tijdschrift Utrechts Monumen-
tenfonds, juni 1998)
Vele bezoekers vonden hun weg
reeds naar deze groene oase; de
laatste jaren vooral ook op Open
Monumentendag, de tweede za-
terdag in september. Bruntenhof-
bewoners schenken op die dag
koffie en thee bij hettuinhuisje.
De Bruntenhoftuin, ooit een geslo-
ten 'speelhof voor weinigen gedu-
rende eeuwen, bestaat nu bijna
een kwart eeuw als semi-openbare
stadstuin - 's avonds gaat het hek
op slot. Tuinliefhebbers en rustzoe-
kers zijn zich goed bewust van de
kwaliteit van deze enigszins ver-
borgen tuin. Wie geluk heeft kan
er ook aardige vogelwaarnemin-
gen doen. Naast merels, koolmees-
jes en eksters zijn onder andere
ook de meer bijzondere soorten als
grote bonte specht, vlaamse gaai
en boomklevertjes erte zien.
Het is te hopen en zeker te ver-
wachten dat dit jonge 'tuinmonu-
ment' tot in lengte van jaren zal
blijven bestaan.
De tuin gezien ^^ tuitt, een blijvend juweel
naar het zuidoos- Hetonderhoud van detuin wastot
ten vanaf het 1982 (toen de aanleg van de be-
tuinhuis. planting vrijwel voltooid was) in
Op de voorgrond handen van de gemeente, daarna
blauw-paarse werd dit een taak van het UMF.
irissen Ook vrijwilligers, waaronder enke-
foto «Miewr, Ie Bruntenhofbewoners, zijn hier-
april2000 bij betrokken. In de praktijk bleek
al gauw dat in deze historiserende
stadstuin niet al te strak kon wor-
den vastgehouden aan planten-
soorten die in onze zeventiende-
eeuwse siertuinen voorkwamen;
het onderhoudsarme karakter
werd sterk bepalend voor de keu-
ze. Ook zorgden wensen van de
Bruntenhofbewoners voor nogal
wat water in de wijn. Plantensoor-
ten, zoals bijvoorbeeld vlambloem
of Phiox (vanaf circa 1750 in Neder-
landse tuinen), vrouwenmantel of
Alchemilla en vlinderstruik of Bud-
dleia (beiden pas vanaf eind ne-
gentiende eeuw ingevoerd) von-
den inmiddels een plaatsje in de
tuin. De drie grote leivruchtbomen
(peer, kers en appel) die in decem-
ber 1999 werden geplant in het
voorste gedeelte parallel aan het
brandspuithuisje, zijn wel weer
meer historisch verantwoord.
Vorig jaar is een globale inventari-
satie gemaakt van de planten,
struiken en bomen die thans in de
tuin voorkomen. Deze informatie
is bij een tuinplattegrond, opge-
hangen in hettuinhuisje.
Noten
1    Van Doorn (1959-11) geeft een lange
opsomming van personen die vanaf
circa 1400 tot eind achttiende eeuw
woonden in Klein-Lepelenburg.
2    De aangehaalde woorden zijn afkom-
stig uit fundatiebrieven, integraal gepu-
bliceerd als bijlagen in het artikel van
Van Doorn (1959-11). Van Doorn heeft
destijds inzage gehad in het archief van
de Fundatie Bruntscameren. Dit ar-
chief is thans (april 2000) onvindbaar.
3    Zie Van Doorn (1959-11) p. 478
4    Ruud Snel wist mij de naam van de
laatste bloemist te noemen.
5    De tekst is ontleend aan Crones novelle
Het feestelijk leven. Wereldbibliotheek
N.V.Amsterdam, 1939 (p.82).
vereniging Oud>Utrecht
augustus 2000
-ocr page 110-
Ramptoerisme naar het verleden
In eerdere afleveringen van deze serie is vermeld
dat ons aardkundig erfgoed bestaat uit objec-
ten, patronen en processen. De processen kun-
nen nu veelal niet meer of minder uitbundig
optreden. Processen die gebonden zijn aan
ijstijden, zoals de vorming van stuwwallen en
regionale verplaatsing van zand door wind zijn
verleden tijd. Lokale verplaatsing van zand en
erosie en sedimentatie door rivieren werd tot
enkele tientallen jaren geleden slechts mondjes-
maat toegestaan. Nu wordt het zeer plaatselijk
en binnen duidelijk gestelde grenzen aangemoe-
digd als een vorm van natuurontwikkeling.
WiM                            De procesliefhebber die eens wil
HoocENDOoRN           §330 kijken hoe de rivier uit haar
nauwe korset van het zomerbed
barst en overstroomt binnen de
Foto's: wlnterdljken, wordt door de me-
RMG-plaatgroep dia betiteld als ramptoerist.
(H.Bol/W. Gelukkig is er een alternatief. We
Hoogendoorn) kunnen op een rustige zonnige
dag eens wat rampen uit het ver-
leden bekijken.
Rivieren voor de bedijking
Een groot deel van de provincie
Utrecht is opgebouwd uit afzet-
tingen van rivieren. Deze afzet-
tingen liggen soms nog aan het
oppervlak, zoals bijvoorbeeld in
het Kromme Rijngebied. In het
westen van de provincie Utrecht
zijn deze afzettingen op veel
plaatsen weer bedekt door veen-
pakketten. Wanneer we op een
plaats In het rivierengebied een
gat in de grond boren, dan kun-
nen we veelal meerdere lagen
onderschelden. Soms is de ge-
laagdheid een gevolg van bo-
demvormende processen. Maar
in andere gevallen zien we een
afwisseling tussen zandige, kleii-
ge en venige lagen. Wat kunnen
we ons hierbij voorstellen?
Rivierwater transporteert grind,
zand en klei stroomafwaarts. Als
het water minder snel stroomt,
kunnen de grofste deeltjes niet
meer verplaatst worden. In een
snel stromende bergbeek in de
bovenloop van de Rijn treffen we
dan ook grotere stenen aan dan
in de benedenloop In Nederland.
Ook op de onderste afbeelding op
pagina iii is te zien dat de bak-
stenen door het overstromings-
water minder ver zijn verplaatst
dan het zand.
Dwars op een rivier geldt even-
eens een dergelijk selectiemecha-
nisme. Als de overstromende ri-
vier haar (zomer)bedding verlaat,
neemt de stroomsnelheid af en
worden de grofste deeltjes afge-
zet. Naast de rivierbedding vor-
men zich dan natuurlijke oever-
wallen, die meestal opgebouwd
zijn uit zandig materiaal. Klei-
deeltjes zweven verder in het
overstromingswater en bezinken
pas als het water tot stilstand
komt op grotere afstand van de
rivier (komgronden).
Wanneer we in ons boorgat op-
eens een duidelijke afwisseling
zien van kleiige en zandige lagen,
dan is dat een mogelijke aanwij-
zing dat in het verleden zich een
rivier verlegd heeft. Zand op klei
betekent dat de rivier dichterbij
ons boorgat is gekomen. De aan-
wezigheid van een veenlaag, zon-
der kleideeltjes, betekent dat de
invloed van de rivier nagenoeg
verdwenen Is. In hoeverre deze
natuurlijke verleggingen van de
rivier een ramp betekenden voor
de toenmalige, duizenden jaren
geleden levende mens, is nauwe-
lijks bekend. Voor de recreant Is
deze vorm van ramptoerisme via
onderzoek in boorgaten niet echt
spectaculair en veel te arbeidsin-
tensief. Dat laten we liever over
aan aardkundigen. Door de aan-
leg van kaden en dijken heeft de
mens echter meegeholpen aan
het veroorzaken van rampen die
nu nog wel in het landschap
zichtbaar zijn.
vereniging Oud>Utrecht
augustus 2000
-ocr page 111-
^^^^^^SSS^^ÊnYnKiinniop tvintiiifviptitpvi ~~
^^H^Bj^
^^^^mm!m
^WÊ^^^^^^'
drassige laagten. Daar werd, in
dit geval niet voor de steenfabrie-
ken, maar voor herstel en onder-
houd van de dijk, klei gewonnen.
Op diverse plaatsen treffen we
deze kleiputten nog langs de ri-
vieren aan.
Bij nadere bestudering van bij-
voorbeeld oude rivierkaarten blijkt
dat veel wielen en kleiputten in de
loop der tijd gedempt zijn. Toch
kunnen we, gewaarschuwd door
een stevige kronkel in de winter-
dijk, vaak nog wel in het terrein
zien waar het wiel gelegen heeft.
Er is in de provincie Utrecht nog
een plaats waar een hele verza-
meling wielen te zien is. Ook hier
is overstromend water weer de
boosdoener, maar in dit geval
hebben we niet te maken met
een rivier, maar met de zee. De af-
beelding rechtsboven op deze pa-
gina toont de overgang van de
hogere stuwwalgronden van het
Gooi naar de lagere gronden in
Eemland. Langs de Meentdijk en
de Zomerdijk ligt een kralensnoer
van ronde plasjes. De Zuiderzee is
herhaaldelijk over en door de dijk
gestroomd en heeft daarbij kolk-
gaten gevormd. De dijk is telkens
om deze wielen of waaien heen-
gelegd en heeft daardoor een
zeer bochtig verloop gekregen.
Veel plezier als ramptoerist in de
prachtige en veelzijdige provincie
Utrecht. En mocht het weer te-
genzitten... breng dan een bezoek
aan http://go.to/aardkundige-
waarden op internet.
De afbeelding linksboven op deze
pagina toont een gedeelte van het
rivierengebied bij Wijk bij Duur-
stede. Iets links van het midden
loopt de winterdijk als een kron-
kelig lint door de foto. Links liggen
de binnendijkse gronden en rechts
liggen buitendijks de uiterwaar-
den en de Lek. Veel van het oor-
spronkelijke landschap is veran-
derd. Nieuwe infrastructuur zoals
de weg links en linksboven het
Amsterdam Rijnkanaal met de
sluizen hebben binnendijks veel
veranderingen met zich meege-
bracht. Buitendijks, in de uiter-
waarden, ligt heel kenmerkend
voor het rivierengebied een steen-
fabriek. Veel van de bestaande na-
tuurlijke hoogteverschillen zijn
door de met de steenfabrikage
gepaard gaande kleiwinning ver-
dwenen. Nieuwe hoogteverschil-
len, in de vorm van ontgrondings-
plassen, zijn gevormd.
Temidden van al die veranderin-
gen in het landschap zijn nog en-
kele gevolgen te zien van voor-
malige natuurrampen. De
winterdijk slingert niet voor niets.
Binnendijks, met andere woorden
links van de winterdijk op de foto,
is een min of meer rond plasje te
zien. Dat is het restant van het
kolkgat dat het overstromings-
water bij de dijkdoorbraak ge-
vormd heeft. De dijk is vervolgens
om het plasje heen gelegd, waar-
door in dit geval het wiel binnen-
dijks is komen te liggen. Aan de
rechterzijde van de winterdijk lig-
gen direct onderlangs de dijk wat
Il Ai.
\ ^ iL
Rivieren na de bedijking
De mens is op een gegeven mo-
ment zijn woongebied gaan be-
schermen tegen overstromingen
door de aanleg van dijken. Aan-
vankelijk zal dat wel zeer lokaal
gebeurd zijn, maar vanaf de ne
eeuw is dit meer systematisch
aangepakt. Een doorbraak door
een dijk had tot gevolg dat het
achterliggende gebied gedeeltelijk
onder water kwam te staan. Dat
betekende uiteraard tijdelijk een
hoop ellende voor de bewoners,
maar met het water verdwenen
ook weer de meeste sporen van de
overstroming. Dicht bij de doorge-
broken dijk bleef een kolkgat ach-
ter. Het uit het kolkgat afkomstige
materiaal werd landinwaarts over
de reeds bestaande rivierafzettin-
gen als een zogenaamde overslag-
waaier afgezet. Kolkgaten, ook wel
wielen of waaien genoemd, zijn
vaak nog herkenbaar in het land-
schap als ronde plasjes naast een
kronkelige dijk.
vereniging Oud'Utrecht
augustus 2000
-ocr page 112-
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
Aftn|tllot*n bil
Utrecht: Henrians & Schuttevaer• Maliebaan 81 «Tel. 030 -233 66 99
Vleuten: Notarispraktijk Hagen • Pastoor Ohllaan 25 «Tel. 030 - 677 61 17
(maakt deel uit van Hermans & Schuttevaer).
POKMAAr
NOTAKIMIH
/
ïemics
bedrijfs/und/sche
rfiensfverlening
^g
Mr J. CV. Geenen
* Contracten
* Contractbesprekingen
* Behandeling én overname
van incasso's
* Begeleiding bij aan- en
verkoop onroerend goed
* Assurantiën en financiële
dienstverlening
Correspondentie
uitsluitend
Postbus 12062
3501 AB Utrecht
tel. 030-23168 40
fax 030-233 45 95
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
waarde-indicatie. Of gewoon om meer te
weten te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levert u waarde-
volle informatie op.
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw huis
is hoogstwaarschijnlijk meer waard geworden.
Maar boeveel? Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik? Of kunt u met de overwaarde de
keuken moderniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw
huis waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en
geheel vrijblijvend een waarde-indicatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden.
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huis te weten, bel dan met ERA voor die gratis
BON VOOR GRATIS WAARDE-INDICATIE
Graag wil ik een vrijblijvende, gratis waarde-indicatie
van mijn woning. Bel mij voor een afspraak.
Naam:     ...............................................................
Straat:     ...............................................................
Postcode:  ...............................................................
Plaats:     ...............................................................
Telefoon:  ...............................................................
Knip de bon uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht, Burg. Reigerstraat 65,3581 KN Utrecht.
na
ERA
Makelaardij Utrecht
Burgemeester Reigerstraat 65,
3581 KN Utrecht.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E-mail: MakelaarclijUtrecht@era.iJ
Internet: www.era.nl/Makelaardij Utrecht
-ocr page 113-
Aan- en verkoopbegeleiding
Taxaties
Hypotheken
Vérzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
makelaardij
in onroerende
floederen
Muus &
m
IJzerman
Maliebaan 48, Postbus 14014,3508 SB Utrecht,Telefoon:030 - 234 00 08, Fox:030 - 232 19 70
O ONDERHOUD
O VERBOUW
O NIEUWBOUW
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
O RESTAURATIE
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2631111
fax: 030-2623274
O ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvestging
Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
BEAUFORT
MAKELAARS
J&BConseilB.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 114-
Een straatlengte voorsprong in service!
Daar kunt u op rekenen bij <ie verkoop van uw huis
ERA Maltelaattlij Uttecht.
ij Gaat u maar na. Wij geven uw huis een opvallende
presentatie op een druk punt in het vfinkelgebied Utrecht-
Oost, in het landelijke ERA Woonmagaxine en op internet
(www.era.nl en www.nvm.nl).
Wij plaatsen opvallende 'te koop" borden, adverteren
voor u en sturen een mailing aan de omwonenden.
Wij geven u de ERA Service Waarborg waarin duidelijk
staat wat u van ons mag verwachten. Daarnaast bieden wij u
de mogelijkheid van het Koper Garantie Plan tegen gebreken.
En u krijgt een uiterst professionele begeleiding tot na de
overdracht.
Kortom, wij wachten niet af, maar gaan actief voor u op
zoek naar een koper. Sterk door service is ons motto.
Wij maken het iedere dag vraar!
ERA
Mulvclaardij Utrecht
Bui^mccstcr Reigerstraat 65, 3581 KN Utrecht
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26.
E-mail: MakelaardijUtrccht@era.nI
internet: www.era.nl/MakclaardijUtrecht
venen CS
bedrijfs/ur/d/sche
d/en$fverlening
Mr J. CV. Geenen
* Contracten
* Contractbesprekingen
* Behandeling én overname
van incasso's
* Begeleiding bij aan- en
verkoop onroerend goed
* Assurantiën en financiële
dienstverlening
Correspondentie
uitsluitend
Postbus 12062
3501 AB Utrecht
tel. 030-23168 40
fax 030-233 45 95
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
114
A«nc«ilot«ii bl|
Utrecht: Hermans & Schuttevaer • Maliebaan 81 •Tel. 030 -233 66 99
Vleuten: Notarispraktijk Hagen • Pastoor Ohllaan 25 «Tel. 030 - 677 61 17
(maakt deel uit van Hermans & Schuttevaer).
PORMAAr
NOTAHItlIM
vereniging Oud>Utrecht
augustus 2000
-ocr page 115-
Aan- en verkoopbegeleiding
Taxaties
Hypotheken
Verzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
Muus &
m a k e I a fl r d i j
in onroerende
goederen
m
IJzerman
H9002 £
Maliebaan 48, Postbus 14014,3508 SB Utrecht,Telefoon: 030 - 234 00 08, Fox: 030 - 232 19 70
O ONDERHOUD
O VERBOUW
O NIEUWBOUW
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
O RESTAURATIE
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2631111
fax: 030-2623274
O ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvestging
Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
BEAUFORT
MAKELAARS
J&BConseilB.V.
Rika Hoppcrlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 ■- 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 116-
pre-publishing
content management
c d - r o m
internet
digital print
drukwerk
direct mail
logistieke dienstverlening
te Ie services
PlantijnCasparie
^utrecht
Vrieslantlaan 14
3526 AA Utrecht
Postbus 7052
3502 KB Utrecht
T 030-282 28 22
F 030-288 35 61
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters
Jullie zijn hier gewoon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
iSSimSmiismmmmissBsmmm_______
De Rabobank heeft iets me
kunst en cultuur. Eerlijk gezegc
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek,
Cobra of impressionisme, va|||
delzwaaien of klootschieten"
het is ons allemaal even lief
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onz
steun. En u krijgt van ons e
em
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
i
kunst en cultuur.
Rabobank
Vlidden in de samenleving
Rabobank Utrecht (030) 287 87 00
-ocr page 117-
a3
Tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht
Oud-Utrecht
BIBLIOTHEEK DER '
2 0 0 0
De oprichting van het Centraal Israëlitisch
Weeshuis in Utrecht
Wedrennen in de Johannapolder
Aangetast...Waardevol!
^^
hart voor historie en cultureel erfgoed in de provincie Utrecht
-ocr page 118-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen
Tel. 030-241 31 15
)
Broese Wristers
Boekverkopers
aan de Stadhuisbrug 5 - Utrecht - tel. 030 2335200
beeldbepalend in bouwen'
^
iiii
^H| .«1
Utrecht*
Amsterdam
Groningen
Zeist
Maarssen
■ ^Ll ILLU- I> ■'
ÉÊSm
030-2412912
(hoofdvestiging)
m
ir '1BW '
'■WS.',.,. ^
•»E
1 ■ Il
'-jtjoip:^
_ T 1 \
A A N N E M 1 M G S B E O R 1 J F H.J. JURRIËM
S BV
F'^H
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA/VNAG/NVK
Lifl Ncil. Anlitjiulirs (icilootschdp
i;iricht
Kortfjansslraat 17-19, 3512 GM lilri-cht
ïel. 030-2318266, lax 030-2316474
Amsterdam                                                 Uireii
Kokin 46, 1012 KV .ViiisUrdam          Torcnlaan 5, )2'51 llli l^ircn
Tel. 020-620« 100                                   Tel. 039-5381454
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT
K
Activiteiten o.a. op hiet gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
*   Telematica
Kaap de Goede Hooplaan 7,3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
pLISM4N
tPUSMAN
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
-ocr page 119-
Redactioneel
Enkele lezers was het al opgevallen, ons Tijdschrift heeft een kleine verandering
ondergaan. Oud-Utrecht heeft tegenwoordig kleurenpagina's. De redactie dacht
deze speciale kleurenpagina's voor kleurenfoto's te reserveren. Dat bleek ten koste te
gaan van het stukje dat de redactie zelf altijd schrijft in het Tijdschrift. Maar wat
bleek Oud- Utrecht heeft meer lezers dan kijkers en het verzoek aan de redactie was
dan ook het 'Van de redactie' weer in ere te herstellen.
In dit nummer staan veel korte berichten maar ook twee langere artikelen. De ene
handelt over een renbaan die ooit in Utrecht heeft gelegen. De baan heeft maar
korte tijd bestaan en is daardoor enigszins in de vergetelheid geraakt. Het tweede
artikel gaat over het joodse Weeshuis en wordt opgeluisterd met enkele fraaie
afbeeldingen van details van het nu nog aanwezige interieur. De voorstellen voor
de bestedingen van het legaat worden uitvoerig behandeld in dit nummer. Daar-
naast zijn de gebruikelijke rubrieken weer terug te vinden in dit nummer, waarvan
helaas het stuk over de tuinen dit keer niet aanwezig is. De redactie hoopt dit
volgende keer weer te kunnen presenteren. Veel lees- en kijkplezier in dit nummer
van Tijdschrift Oud-Utrecht.
Namens de redactie, Nanette Vugts
Oud-Utrechtn
Vereniging Oud-l
beoefening en verspreldingvifi BS Kennis
der geschiedenis alsmede het waken over
het behoud van het cultureel erfgoed van
stad en provincie Utrecht.
Voorzitter: P.A. Elol<
Secretariaat:
Mw. CCS. (Tollen) Wilmer,
p/a Alexander Numanl<ade 199-201,
3572 KW Utrecht.
Tel.: (030) 2866611
Fax: (030) 2866600
Het internetadres van Oud-Utrecht
Is: www.oud-utrecht.nl
Penningmeester: P. Kroes
U kunt zich opgeven als lid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-ƒ 30,-; ös-r ƒ 44,- per jaar).
U-paslldf 30,-
Familielldmaatschap ƒ 15,-
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: B. van den Hoven van
Cenderen, M.C. van Oudheusden,
J.CM. Pennings, P. Rhoen,
B. van Santen, M.A. Vugts en
M. vande Vrugt.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving; Jeroen Tirion, Utrecht
Vormgeving cover: Hans Lodewijkx
Druk: PlantijnCasparie Utrecht
Oud-Utrecht.
Tweemaandelijics tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda nummer 5/2000
20 oktober 2000, verschijnings-
datum: 1 december 2000.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 3 V2 inch floppy
(WordPerfect, versie 5 of Word versie
6). Aanbevolen omvang 3000
woorden, waarbij het aantal noten
zo beperkt mogelijk gehouden moet
worden. Het gebruik van tussen-
kopjes wordt aangeraden; illustra-
tlesuggesties zijn zeer welkom.
Inhoud
Van de bestuurstafel
De oprichting van het centraal Israëlitisch weeshuis in Utrecht
Henk Langenberg en Mieke van Zeben
Wedrennen in deJohannapolder (1904-1906)
D. Minkema
Hulp gevraagd
Een Indonesisch schil met het Utrechts gemeentewapen
Aanvullende informatie over eenzalfpotje
JanJaap Luijt
Uteratuursignalement
Aangetast... Waardevol!
W. Hoogendoorn
Agenda
uo
ut
ug
133
129
136
138
141
119
vereniging Oud Utrecht
oktober 2000
-ocr page 120-
Van de bestuurstafel
In memoriam een weldoenster (bis)
een tweede In Memoriam, waar-
mee bovendien de dankbaarheid
van onze vereniging voor haar
royale geste wordt onderstreept.
Mevrouw Hylkema ontmoette
mevrouw Ulbrich voor het eerst
in 1920, in de tweede klas van de
lagere school. Met nog vier
andere meisjes bezochten ze
daarna de middelbare school in
Utrecht. Daarnaast vormde de
padvinderij in Bilthoven een
gemeenschappelijke liefhebberij.
En juist de padvinderij bracht de
zes meisjes van de lagere en
middelbare school, die elkaar uit
het oog waren verloren, weer bij
elkaar. Een ontmoeting, tijdens
een reunie in het begin van de
zestiger jaren leidde vanaf 1968
jaarlijks tot een eigen reunie van
de zes. Mevrouw Hylkema en
mevrouw Ulbrich bezochten
elkaar vanaf 1988 frequenter, zij
gingen uit eten en maakten
uitstapjes.
Dagexcursies vond zij heerlijk.
Eenmaal was zij met een vlieg-
tuig naar het Zuiden geweest.
Vreselijk had zij dat gevonden en
voortaan ging zij, zolang het haar
mogelijk was, weer dagjes uit.
Van een bezoek met haar aan
tuinen, zoals die te Arcen, konden
de anderen genieten. Alle bomen
en planten kende zij bij naam.
Planten en dieren waren haar
grote liefde. 'Dieren zijn veel
leuker dan mensen', was één van
haar karakteristieke uitspraken.
Toen zij na een kwart eeuw een
foto van haar gerestaureerde
vroegere auto kreeg, merkte zij
dankbaar op: 'Fijn dat er nu weer
een foto van Ferdinand op het
kastje kan staan'. Ter verklaring:
de BMW 501a placht liefkozend
de Barokengel te worden
Met haar erfenis aan Oud-
Utrecht heeft mevrouw Ulbrich
veel in beweging gezet. In de
bestuursvergaderingen heeft de
erfenis menigmaal op de agenda
gestaan en is er langdurig over
gesproken. Ook in de voorjaarsle-
denvergadering maakte haar
erfenis vele tongen los en tijdens
de najaarsledenvergadering zal
dat zonder twijfel wederom het
geval zijn. En door de erfenis ben
ik zo nieuwsgierig geworden
naar haar, dat ik tot het bedrijven
van oral history ben gebracht.
Mevrouw Ulbrich is in onze
vereniging nooit actief geweest.
Zij betaalde haar contributie en
las tijdschrift en jaarboek.
Daarmee hield het op. De kans
om meer over haar te weten te
komen dan ik dankzij haar vroe-
gere buurvrouw In het junl-
nummer kon schrijven leek dan
ook klein. Tot bleek dat mevrouw
Hylkema, de moeder van één van
mijn voorgangers als voorzitter,
haar al op de lagere school en ook
nadien gekend heeft. En tot bleek
dat het stukje over haar in ons
tijdschrift te Dongen onder de
aandacht was gekomen van de
voorzitter van de Club voor Klas-
sieke BMW Automobielen. Hij
belde mij op en vertelde dat hij
jaren geleden een oude auto had
gekocht, waarvan mevrouw
Ulbrich de eerste eigenaar bleek
te zijn geweest en dat hij vervol-
gens met haar in contact was
120 gekomen. Hij had zelfs de
oorspronkelijke reservesleuteltjes
nog van haar gekregen; die had
ze meer dan twintig jaar
bewaard en na, veel zoeken, weer
gevonden. Ook haar vroegere
buurvrouw gaf nog enkele
aanvullingen.
Alle aanleiding, dunkt mij, voor
genoemd; na het bijwonen van
een barok muziekstuk met in de
hoofdrol een zekere Ferdinand,
noemde zij haar auto voortaan
naar die zanger.
Zij liet er zich niet op voorstaan
dat zij zeer vermogend was, inte-
gendeel. Toch kon zij lachend aan
haar goede vriendinnen vertellen
dat zij toen zij eens zat te eten als
flard van een gesprek opving:
'Weetje wie er achter je zit? Eén
van de rijkste vrouwen van Bilt-
hoven.'
Aan het onderhoud van huis en
tuin besteedde zij weinig
aandacht. Binnen zou het huis
een wat meer opgeruimde indruk
kunnen maken, om het voor-
zichtig uit te drukken. Haar
commentaar daarop was helder:
'een huisvrouw ben ik nooit
geweest'.
Om uiterlijk vertoon gaf zij niet.
Zij liep in eenvoudige oude
kleren. Tot het laatst droeg ze
nog een rok, die zij in haar
studententijd had gekocht.
Mevrouw Ulbrich was een
begaafde, boeiende en interes-
sante vrouw, die graag haar
eigen gang ging. Al was zij
eenzaam, toch vulde zij haar
leven, op haar eigen markante
manier.
In haar opvattingen was zij
duidelijk en had uitgesproken
sym- en antipathieën. Door haar
sympathie voor het werk van
onze vereniging nam zij ons op in
haar testament. De vereniging
Oud-Utrecht denkt aan haar met
erkentelijkheid.
P.A. Blok,
VOORZITTER
%
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2000
-ocr page 121-
De oprichting van het Centraal
Israëlitisch Weeshuis in Utrecht
Henk Langen-
BERG EN MiEKE
VAN ZEBEN
Een groep wees-
kinderen, 1932.
Het Utrechts
Archief
Tussen 1871 en 1942 was, op de hoek van de
Magdalenasteeg in Utrecht aan de Nieuwe
Gracht, het Centraal Israëlitisch Weeshuis
(C.I.W.) gevestigd. Er werden wezen, halfwezen
en later ook voogdijkinderen verpleegd, jongens
en meisjes. Het weeshuis heeft nooit veel
pupillen uit Utrecht gehad. De meesten waren
afkomstig uit Amsterdam, maar daarnaast
waren er kinderen uit het hele land. Het was
voor zijn tijd zeer modern.
Iemand schreef in het Tijdschrift
van de Vereeniging voor
Weezenverpleging: 'Dit wees-
huis is opgericht in 1871; terwijl
er eene uitbreiding reeds heeft
plaats gehad in 1873. Tijdens ons
bezoek bevonden zich in dat
weeshuis 31 jongens en 14
meisjes. Het is wel de moeite
waard om dit gesticht te zien,
dat voor een weeshuis uitste-
kend is ingericht. In het nieuw
gebouwde gedeelte vindt men
zeer bezienswaardige, ruime,
goed geventileerde slaapkamers.
Op de school hoorden wij op
allerliefste wijze door de
kinderen een lied zingen dat bij
de viering van het tweejarig
bestaan der stichting en de
inwijding van het nieuwe
gedeelte van het gesticht
gezongen was. (...) De kleeder-
dracht is zeer eenvoudig. (...)Wij
kunnen iedere belangstellende
aanraden dit waarlijk goed inge-
richt weeshuis eens te gaan
bezichtigen. Hij zal niet onvol-
daan huiswaarts keeren.'^ Hoe is
dit weeshuis tot stand gekomen
en tegen welke achtergrond?
Wie waren de initiatiefnemers,
en wat waren hun motieven?
Joodse wezenzorg in
Nederland
Nederland kende al vanaf de
Middeleeuwen instituten waarin
wezen, vaak samen met
bejaarden, werden verzorgd.
Daarnaast werden weeskinderen
in pleeggezinnen geplaatst. Voor
joodse kinderen was uitbeste-
ding, indien mogelijk bij joodse
gezinnen, tot ver in de 19e eeuw
de enige vorm van zorg. De
verzorging van de kinderen in
pleeggezinnen was vaak
schamel. Er kwam weinig terecht
van godsdienstig onderwijs en
het leren van een vak, en volgens
sommigen leidden de kinderen
een leven dat resulteerde in slor-
digheid, onreinheid, ongehoor-
121
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2000
-ocr page 122-
De oprichting van het Centraal Israëlitisch Weeshuis in Utrecht
van wezen die ook in Amsterdam
had geleid tot veranderingen.
Men wilde ook kinderen uit de
Mediene meer bieden dan op dat
moment mogelijk was.
Het initiatief
Het initiatief om een C.I.W. op te
richten werd genomen door de
afdeling Utrecht van de Maat-
schappij tot Nut der Israëlieten
in Nederland. Deze was in 1849
opgericht. De grondlegger was
de jurist Abraham De Pinto. In
zijn dagelijks leven was hij
onder andere deken van de orde
van advocaten, rijksadvocaat en
gemeenteraadslid van Den
Haag.^ Tijdens de algemene
vergadering van de Maat-
schappij tot Nut der Israëlieten
op 6 augustus 1865 kwam de
afdeling Utrecht met het voor-
stel om een centraal weeshuis
op te richten. Deze poging
strandde nog diezelfde dag: het
zou teveel kosten, en het zou
beter zijn om aansluiting te
zoeken bij het pas opgerichte
Israëlitische Jongensweeshuis in
Amsterdam. Maar het initiatief
was opgemerkt. Kort na de
vergadering publiceerde de
Groningse arts I. Oppenheim de
brochure: 'Abtaljon, of een goed
woord tot alle Israëlieten en
Israëlietinnen in Nederland'.3 De
brochure was bedoeld om onder
een breed publiek steun te
winnen voor de oprichting van
een Centraal Israëlitisch Wees-
huis, dat vooral bedoeld zou zijn
om kinderen uit de Mediene op
te vangen. Een hartverscheu-
rende beschrijving van de
ellende van een wees werd
ingezet als beproefde methode
om liefdadigheid te genereren.
'Wil men een beklagenswaardig
wezen schilderen, dat door
waren er dan wel in een aantal
grote steden joodse weeshuizen,
maar deze hadden allemaal een
plaatselijke functie. Maar ook in
de Mediene kwamen weeskin-
deren voor. Ook daar heersten
dodelijke (besmettelijke) ziektes,
ook daar was de gemiddelde
levensverwachting een stuk
lager dan tegenwoordig, ook
daar was binnen de joodse
gemeenschap armoede een veel-
vuldig voorkomend verschijnsel.
Plaatselijke joodse armbesturen
waren verantwoordelijk voor
hun geloofsgenoten die één of
andere vorm van ondersteuning
nodig hadden. Dit kon
verschillen van tijdelijke onder-
steuning in de vorm van geld, tot
hulp in natura, waaronder
kosher vlees of pesachbroden.
Maar het kon ook - in het geval
van weeskinderen - gaan om
vrijwel permanente ondersteu-
ning tot zij volwassen waren en
voor zichzelf konden zorgen. In
de Mediene leefde dezelfde
onvrede over de uitbesteding
Fotovanhet zaamheid en onoppassendheid.
plafondvande Soms werden kinderen genade-
Synagogegemaakt loos uitgebuit. In reactie op dit
na'herontdekking' 'assepoester-syndroom' werd in
van de ruimte. 1836 in Amsterdam het eerste
Foto:Archeologisch joodse weeshuis voor jongens
en Bouwhistorisch geopend. Dit voorbeeld werd
Centrum gevolgd: eind 19e eeuw vormden
vier Amsterdamse joodse wees-
huizen, samen met weeshuizen
in Leiden, Rotterdam, Den Haag
en het C.I.W. in Utrecht de kern
van de joodse wezenzorg in
Nederland. Aan uitbesteding van
weeskinderen is echter nooit een
einde gekomen. Voor een deel
had dit te maken met een gebrek
aan opvangmogelijkheden, maar
ook met veranderende opvat-
tingen over wezenzorg, zoals we
later zullen zien.
Problemen in de Mediene
De Mediene bestond uit een
veelheid van middelkleine en
kleine plaatselijke zelfstandige
joodse gemeenschappen, die
over heel Nederland verspreid
waren. Halverwege de ige eeuw
122
%
Iging Oud-Utrecht
oktober 2000
-ocr page 123-
Gezicht op de
voorgevel van het
weeshuis, 1932.
Het Utrechts
Archief
Achtergrond van de discussie
Dat het initiatief en de daarop-
volgende discussie zich juist in
deze periode afspeelden sluit
aan bij meer algemene ontwik-
kelingen: na 1850 groeide het
aantal tehuizen in Nederland
snel, onder meer doordat er
door de economische groei in
Nederland in die periode meer
geld beschikbaar kwam. Het
aantal particuliere huizen was
tussen 1830 en 1850 verdubbeld,
maar in de ruim twintig jaar
daarna verviervoudigde het.5 De
discussie die nu op gang kwam,
sloot aan bij een bredere
discussie die in de 19e eeuw
werd gevoerd, over gestichtsver-
pleging versus gezinsverpleging.
In deze periode ontstond weten-
schappelijke belangstelling voor
de opvoedingsproblematiek en
werd er een basis gelegd voor de
professionalisering van de peda-
gogiek. Dit vond plaats tegen de
achtergrond van een ver-
schuiving in denkbeelden over
gezin en samenleving, die ook in
de wezenzorg zou doordringen.
In de loop van de negentiende
eeuw was het leven binnen de
ramp op ramp getroffen, aan
jammer en lijden overgegeven,
van rijke verwanten vervreemd,
van machtige vrienden verlaten,
aan niemand openhartig zijn
nood durft klagen, aan niemand
Zijne behoeften vertrouwelijk
durft blootleggen, dat hulpeloos
en eenzaam, zonder steun en
zonder stut, zonder leidsman en
raadgever in de wereld staat,
dan kan men dit niet treffender
doen, dan onder het beeld van
een weesl'^ Zoals in die tijd
gebruikelijk werd de brochure
via advertenties in de joodse
pers onder de aandacht van het
publiek gebracht. Zo werd gead-
verteerd in het Weekblad voor
Israëlieten van 27 oktober 1865.
Zowel deze redactie als de
redactie van het Nieuw Israëli-
tisch Weekblad zouden zich
steeds een groot voorstander
van de Utrechtse zaak tonen. De
advertentie was voor de
redactie van het Weekblad voor
Israëlieten de aanleiding om
zich achter het initiatief te
stellen. Hiermee werd de
discussie verplaatst naar het
publieke domein.
beschutting van het gezin
vooral bij de burgerij een steeds
belangrijker rol gaan spelen.
Ook werd het gezin in toene-
mende mate een essentiële rol
toebedacht bij de opvoeding van
kinderen. Juist deze pedagogi-
sche functie van het gezin ging
in het debat over de gestichts-
opvoeding weerklinken, ook in
de joodse gemeenschap.^
Voor- en tegenstanders
De cholera-epidemie in 1866
legde de discussie stil. De afde-
ling Utrecht had op dat moment
wel wat anders aan het hoofd.
De plaatselijke joden nadden alle
hulp nodig die er maar gegeven
kon worden. Met het wegebben
van de cholera werd de discussie
in de joodse pers voortgezet. De
aftrap werd gedaan door B.l. Levi
uit Schiedam. Hij toonde zich een
groot voorstander van een
centraal weeshuis.7 Voor Levi
was met name het lot van joodse
wezen in kleine plattelandsge-
meenten een probleem. Twee
weken later werd in het Week-
blad voor Israëlieten op het stuk
van Levi gereageerd door de
«3
vereniging Oud*Utrecht
oktober 2000
-ocr page 124-
De oprichting van het Centraal Israëlitisch Weeshuis in Utrecht
de kinderen daar zouden krijgen,
kunnen leiden tot maatschappe-
lijk isolement.^° Verpleging in
een gezin zou dit probleem
tenminste voorkomen. 'De
Weezenliefhebbend' (zijn pseu-
doniem is tot op heden niet
ontrafeld) uit Rotterdam vond
het juist wèl heel belangrijk dat
er een nieuw joods weeshuis zou
komen. De joodse gemeenschap
in het land was armer dan
andere gezindten; men moest
ondanks deze financiële positie
blijven streven naar iets blij-
vends en kenmerkends voor de
joodse gemeenschap in Neder-
land. Een volgend argument dat
hij hanteerde was dat het uitbe-
steden van kinderen in pleegge-
zinnen meer zou kosten dan het
oprichten van een weeshuis. En
tenslotte vond hij het geven van
een joodse godsdienstige opvoe-
ding aan weeskinderen wèl van
belang." Hij voegde nog een
aantal elementen toe aan de
discussie, als aanvulling op het
gedachtengoed van Levi. Levi
was er van uit gegaan dat de
jongens in de weeshuizen een
ambachtelijke opleiding zouden
moeten volgen. De 'Weezenlief-
hebbend' koos voor een meer
specifieke opleiding voor de
weesjongens. Liever eerder nog
een opleiding op kantoren van
joodse handelaren, bankiers,
makelaars etc. dan het aanleren
van een ambacht. Een ambach-
telijke opleiding zou te weinig
kansen bieden om los te komen
van de kleinhandel in lucifers,
garen en band etc. waartoe veel
joden veroordeeld waren. Van
Raalte somde zijn bezwaren
tegen een centraal weeshuis in
Utrecht in het Weekblad voor
Israëlieten nog eens op. Hij
gooide het nu over een andere
boeg: hij presenteerde zich nu
niet meer als tegenstander van
gestichtsverpleging als zodanig,
maar eerder als tegenstander
van het idee dat het weeshuis
juist in Utrecht zou moeten
komen. In Utrecht heerste onver-
draagzaamheid tegen de joden,
er waren weinig fabrieken en er
was minder handel zoals in
Rotterdam en Amsterdam, aldus
Van Raalte. Hierdoor zouden er
te weinig werkbazen zijn voor al
de weesjongens om in de leer te
kunnen gaan. Wanneer de
jongens en meisjes uit het wees-
huis de leeftijd zouden bereiken
om ontslagen te worden uit het
weeshuis, was de kans erg groot
dat zij zich blijvend in de stad
Utrecht zouden gaan vestigen.
Als deze jonge mensen er niet in
zouden slagen een zelfstandige
positie in de Utrechtse maat-
schappij te vinden, zag Van
Raalte dit als een bedreiging
voor de gehele welvaart en de
toekomst van de joodse kerke-
lijke gemeente in de stad. Hij
raadde de Utrechtse joodse
gemeente dan ook aan een
reserve-armenfonds op te
richten 'om zoodoende middelen
te vergaren, die spoediger dan gij
denkt verslonden zullen
worden'.^^
Op 1 maart 1867 verscheen in het
Weekblad voor Israëlieten een
laatste stuk van Van Raalte. Hij
stelde nu voor om een centraal
fonds te creëren voor de opzet
van Provinciale Israëlitische
Weeshuizen. Hieraan zouden
twee voordelen zijn verbonden:
Ten eerste waren provinciale
weeshuizen minder aan een
plaats gebonden zoals de stad
Utrecht met al haar verderfelijke
invloeden. En ten tweede zouden
de kosten eerlijker worden
Foto van het nieuwe voorzitter van de
plafond van de Utrechtse afdeling van de Maat-
Synagogegemaakt schappij tot Nut der Israëlieten,
na 'herontdekking' HJ. van Lier.^ Hij meldde dat nu
van de ruimte. de choleraepidemie over haar
Foto:Archeologisch hoogtepunt heen was, men het
en Bouwhistorisch initiatief weer zou gaan
Centrum oppakken. Hij riep op tot het
geven van geld en medewerking.
Een regent van het joodse wees-
huis in Rotterdam, J. van Raalte,
reageerde op de oproep van Levi
en het antwoord van Van Lier
met een stuk in het Weekblad
voor Israëlieten.9 Hij maakte
vooral principieel bezwaar tegen
het feit dat kinderen die uit
diverse milieus kwamen in één
weeshuis bij elkaar gestopt
zouden worden, een onnatuur-
lijke situatie. Bovendien zou de
orthodoxe joodse opvoeding die
124
%
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2000
-ocr page 125-
verdeeld over meerdere
gemeenten, in plaats van dat de
gemeente Utrecht alle l<osten
zou moeten dragen. Andere
voordelen ten opzichte van een
weeshuis in Utrecht zouden
kunnen zijn dat een provinciale
oplossing goedkoper was dan
een instelling in Utrecht. Bijvoor-
beeld vanwege kapitaal dat
nodig was voor inrichting, stich-
ting, personeel e.d. voor het
verzorgen van zo'n 200 weeskin-
deren. Voor de kinderen zou een
groot voordeel van een provin-
ciale oplossing zijn dat zij niet zo
ver van huis zouden worden
verzorgd. Bovendien bood een
provinciale oplossing ook nog
eens meer kans op opleiding en
daaruit voortvloeiende werkge-
legenheid voor de weesjongens.
Hier kwam bij dat provinciale
weeshuizen            kleinschaliger
waren, waardoor er meer kans
zou zijn op een echt familieleven
in de instelling. Dit zou dan weer
gunstig zijn voor de verstande-
lijke en zedelijke ontwikkeling
van de kinderen. Tot slot zou een
provinciaal weeshuisbestuur
dichter bij de pupillen staan dan
een centraal bestuur. Dit zou
zeker voor de oudere kinderen
beter zijn. Naar de werkelijke
motieven die Van Raalte had om
zich zo hard te verzetten tegen
een centraal weeshuis kan nog
slechts worden gegist. In ieder
geval blijft het opmerkelijk, dat
juist hij, als bestuurder van een
weeshuis, zich zo sterk beriep op
argumenten die het hele feno-
meen weeshuis ter discussie
stellen. Hij heeft zich echter
nooit uitgelaten over de vraag
wat de gevolgen van zijn opvat-
tingen voor zijn eigen weeshuis
zouden moeten zijn. Opmerkelijk
is ook zijn geestelijke lenigheid:
(Arnhem), E.L Jacobson (Den
Haag), B.l. Levi (Schiedam), H.J.
de Beer, Mr. L. de Hartog, Mr. H.J.
van Lier, Mr. S.M.A. de Mosch en
J. de Rooij (allen uit Utrecht). De
zelfde commissie werd ingescha-
keld om geld in te zamelen. De
commissie vormde tegelijk het
Voorlopig Bestuur. Zij organi-
seerde de fondsenwerving via
subcommissies, die door middel
van 'correspondenten' de
contacten onderhielden. In die
tijd met gebrekkige communica-
tiemiddelen was dit een gebrui-
kelijke opzet. Niettemin duurde
het lang voordat deze structuur
daadwerkelijk iets opleverde.
Voor een deel had dit te maken
met het feit dat ook in 1867 nog
veel geld nodig was in verband
met de nog steeds aanwezige
cholera, hoewel de epidemie
over het hoogtepunt heen was.
In een verslag van de commissie
uit 1869 klonk dan ook een hoop
geklaag op: 'geen enkele
penning werd geschonken, geen
enkele belofte zelfs werd
gedaan'.^3 Dit duurde tot ver in
het jaar i868, maar daarna
begon de fondsenwerving toch
redelijk op gang te komen: met
de toezegging van A.E. Cohen uit
Arnhem om 600 gulden te
schenken leek nu ook een finan-
ciële doorbraak te zijn gereali-
als de argumenten tegen
gestichtsverpleging het niet
meer zo goed doen, schakelt hij
over op de negatieve kanten van
de stad Utrecht, terwijl hij
tenslotte maar accepteert dat er
een instelling moet komen, maar
dan wel versnipperd in de
provincies. Alles bij elkaar
ontstaat toch de indruk dat enig
eigenbelang hier zeker niet
afwezig was: het zou immers
kunnen gaan om een concurrent,
die wellicht een aanzuigende
werking zou krijgen op de
beschikbare geldstromen. Ook in
de ige eeuw bestond er immers
een soort van liefdadigheids-
markt, die bewerkt moest
worden.
De doorbraak
In januari 1867 werd op initiatief
van de afdeling Utrecht van de
Maatschappij tot Nut der Israë-
lieten in Nederland de oprich-
tingsvergadering gehouden in
Utrecht. Ter vergadering werd
een commissie ingesteld, die zich
bezig zou gaan houden met het
opstellen van ontwerp-statuten
voor een C.I.W. in Utrecht voor
zowel Portugees Israëlitische als
Nederlands                Israëlitische
kinderen. De commissie bestond
uit de heren Roelof Citroen
(Amsterdam), A.E. Cohen
Foto van het
plafond van de
Synagoge gemaakt
na 'herontdekking'
van de ruimte.
Foto: Archeologisch
en Bouwhistorisch
Centrum
«5
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2000
-ocr page 126-
De oprichting van het Centraal Israëlitisch Weeshuis in Utrecht
februari 1869. Daarna werd op 1
mei 1869 het belendende pand
aangekocht. Toen de aankoop
eenmaal was gerealiseerd,
stroomde het geld weer sneller
binnen: kennelijk was er doordat
er nu iets concreets gebeurd was
het vertrouwen in de onderne-
ming ook groter.
Amsterdamse bemoeienis
Tot het moment dat er naar een
pand werd gezocht had de
joodse gemeenschap uit
Amsterdam zich grotendeels
afzijdig gehouden in de discus-
sies over het centrale weeshuis,
wellicht uit een gebrek aan inte-
resse voor al het gedoe in de
Mediene. Immers: Amsterdam
had al vier weeshuizen, dus wat
viel er nog te doen? Maar op 3
januari 1869 was ook daar
opeens een subcommissie van
het joodse Nut opgericht, die
zich bezig hield met het C.I.W.
Het is verleidelijk om te denken
dat grootstedelijke arrogantie en
opportunisme hier een belang-
rijke rol in speelden. Anderzijds
blijkt dat H.J. van Lier inmiddels
van Utrecht naar Amsterdam
was verhuisd, en het is waar-
schijnlijk niet toevallig dat juist
hij optrad als voorzitter van de
Amsterdamse subcommissie. De
Amsterdammers pakten meteen
fors uit met een gift van 6800
gulden ineens en een toezegging
om ieder jaar nog eens 1000
Gezicht in de seerd. Er werden van dit geld
eetzaahan het circulaires verspreid onder
weeshuis, 1932. geloofsgenoten en er volgde een
Het Utrechts advertentiecampagne in de
Archief beide joodse weekbladen, die
stevig werd ondersteund in
redactionele artikelen. En inder-
daad, het hielp: 'Zoo koud men
vroeger was, zoo onverschillig
men zich had getoond, zoo
ijverig, ja vurig toonde men zich
nu'.^4 Eind i868 was er ongeveer
30.000 gulden toegezegd, inclu-
sief een gift van Koning Willem
III. Er was nu genoeg geld om een
pand te kopen. Het oog viel op
een pand aan de Nieuwe Gracht
in Utrecht, op de hoek van de
Magdalenasteeg. De overdracht
van het pand vond plaats op 1
126
%
Oud.Utrecht
vereniging
oktober 2000
-ocr page 127-
aantal kinderen moest het wees-
huis een beetje laten lijken op
een gezin, ook het feit dat
jongens en meisjes in het wees-
huis samenwoonden moest hier
aan bijdragen. Het C.I.W. was
ook in dit opzicht zeer modern.
Natuurlijk was men zich bewust
van de enorme gevaren - vooral
op zedelijk terrein- die dit met
zich meebracht, maar men zag
de voordelen, al was het maar
dat broertjes en zusjes bij elkaar
konden blijven. Overigens was
dit 'samenwoonen' eigenlijk
alleen maar mogelijk in kleine
weeshuizen. En hoewel het
natuurlijk gevaarlijk was
gruwden bestuurders al hele-
maal bij de gedachte aan de tafe-
relen die zich zouden kunnen
afspelen bij een langdurige
scheiding der sexen: dat zou
kunnen leiden tot 'eigenaardige
en zeer groote gevaren aan het
afzonderlijk wonen van jongens
en meisjes verbonden'. Het
gevaar van heteroseksuele
'ongeoorloofde vrijagie' was in
te dammen door goed toezicht.
Het belangrijkste voordeel van
een gemengde populatie lag
echter in '...den beschavenden
invloed der vrouw. Het ongema-
nierde, kalfachtige der jongens
verdwijnt bij den omgang met
de meer verfijnde, vaak meer
schrandere, maar stellig op
gelijken leeftijd meer ontwik-
kelde meisjes. Is het onschuldige,
argelooze meisje bij haar
intreden in de wereld vaak het
slachtoffer van gewetenloze
mannen, door hare onbekend-
heid met de maatschappij, en
door gemis aan tact hoe zij zich
tegenover de man heeft te
gedragen, voor een goed deel
kan, wanneer in het gesticht op
oordeelkundige wijze de
omgang tusschen jongens en
meisjes wordt bevorderd, het
meisje beter toegerust de
beproevingen tegen gaan, die
voor geen meisje uitblijven'.^S En
dan was er natuurlijk de onver-
mijdelijke 'Hollandsche gezellig-
heid'. In het weeshuis was dit
niet vanzelfsprekend, maar er
werd bewust naar gestreefd om
het leven in het weeshuis enigs-
zins draaglijk te maken. De
belangrijkste reden hiervoor was
het alomtegenwoordige spook
van uithuizigheid en het
daarmee            samenhangende
drankgebruik. Uit onderzoek was
gebleken dat met name mili-
tairen er op dit terrein wat van
konden. Hun drankzucht zou
voor een groot deel voortkomen
uit het gebrek aan gezelligheid
in de kazernes, waar zij zich
enorm verveelden. Daarom
trachtte men in het weeshuis het
verblijf zo aangenaam mogelijk
te maken, door een 'goede
inrichting der kamers en zalen
waar de verpleegden na
volbrachten arbeid bijeenkomen,
met gelegenheid tot lectuur, tot
dam- en schaakspelen'. En
natuurlijk was er het onvol-
prezen dominospel, waarvan de
beschavende invloed alom was
geaccepteerd.
Later zou het weeshuis zelfs
beschikken over een eigen
vakantiehuis. Aan het eind van
de negentiende eeuw werd het
belang van frisse buitenlucht en
het vieren van vakantie in
bepaalde kringen steeds belang-
rijker gevonden als onderdeel
van de ontwikkeling van
kinderen. In deze periode zien we
allerlei buitenverblijven en
vakantiekolonies verschijnen,
met name aan de kust van de
Noordzee en op de Veluwe. Dit
gulden bij te dragen. Maar er
werden wel voorwaarden
verbonden aan de Amsterdamse
inzet. Het ging om het recht van
toezicht en het recht van plaat-
sing van Amsterdamse kinderen
in het weeshuis. Het is daarom
niet verwonderlijk dat gedu-
rende de hele periode dat het
weeshuis in Utrecht bestond, de
meerderheid van de kinderen uit
Amsterdam afkomstig was.
Een modern weeshuis
In 1871 werd het voorlopige
bestuur vervangen door een
college van regenten dat optrad
als dagelijks bestuur. Een
commissie van Toezicht vanuit
de Maatschappij tot Nut der
Israëlieten was bedoeld om het
dagelijks bestuur in het gareel te
houden. Uiteindelijk gingen in
1871 de deuren van het weeshuis
open. In het weeshuis was plaats
voor ongeveer 50 kinderen,
terwijl in andere weeshuizen het
aantal pupillen kon oplopen tot
ver over de 200. Dit kleine aantal
had te maken met ontwikke-
lingen in opvattingen over
gestichtsopvoeding. Zo rond 1875
waren de meeste discussies over
opvoeding in weeshuizen
geluwd. Vrij algemeen heerste
nu de overtuiging dat plaatsing
in een gezin de beste optie was,
maar omdat daar risico's aan
waren verbonden in de sfeer van
uitbuiting, misbruik en andere
gruwelijkheden was de verple-
ging in een gesticht een goede
tweede optie. Maar dan moest
zo'n gesticht wel zoveel mogelijk
op een gezin lijken.
Er moesten een 'vader' en een
'moeder' zijn, en ook de bestuur-
ders moesten de kans hebben
om de kinderen te kennen. Niet
alleen het betrekkelijk kleine
«7
vereniging Oud-Utrecht
oktober 2000
-ocr page 128-
De oprichting van het Centraal Israëlitisch Weeshuis in Utrecht
Noten
1     Tijdschrift van de Vereeniging voor
Weezenverpleging,
Jaargang 6, no. 1,
1875, p. 18.
2    Ibid.,p.l9
3    1. Oppenheim, Abtaljon, of een goed
woord tot alle Israëlieten en Israëlie-
tinnen in
Neder/and (Groningen 1865)
4    Abtaljon, p. 4.
5    J. Dane (ed.), Wezen en boefjes. Zes
eeuwen zorg in wees- en kinderhuizen.
(Hilversum 1997), p, 286.
6    I. Dankers, en J. Verheul, Als een groot
particulier gezin. Opvoeden in het
Utrechtse Burgerweeshuis tussen caritas
en staatszorg 1813-1991.
(Zutphen
1991), p. 117,
7    Weekblad voor Israëlieten, 14 september
1866,No.9,Jrg. 12.
8     Weekblad voor Israëlieten, 28 september
1866,No. ll.Jrg. 12
9     Weekblad voor Israëlieten, 25 januari
1867, No. 28, Irg. 12.
10   Weekblad voor Israëlieten, 28 december
1866, No. 24, Irg. 12.
11   Nieuw Israëlitisch Weekblad, 18 januari
1867, No, 25, )rg. 2.
12   Weekblad voor Israëlieten, 4 januari
1867, No, 25, Irg. 12.1. van Raaite.
13  A.W. lacobson. Verslag der commissie
belast met de zorg voor het bijeenbrengen
der gelden voor een algemeen verple-
gingsgesticht voor Israëlitische weezen in
Nederfafid (Utrecht 1869)
14  Ibidem
15   Tijdschrift van de Vereeniging voor
Weezenverpleging,
Irg. 6,1875, no,3
159.
16  Dit is recentelijk gebleken uit onder-
zoek van bouvrtekeningen en foto's in
het gemeentearchief van Amsterdam,
Van den Bergh wordt in deze bron
genoemd.
onderdeel van een 'goede opvoe-
ding' kwam rond 1908-1909 ter
sprake in het bestuur van het
C.I.W. Een anonieme gulle gever
bleek ergens tussen 1908 en 1910
behulpzaam te zijn geweest.
Dankzij zijn bijdrage werd in Den
Dolder een vakantieoord aange-
kocht en verbouwd. De kinderen
van het Utrechtse weeshuis
maakten daarvan in 1911 voor het
eerst gebruik. Deze gulle gever
was I. van den Bergh uit
Rotterdam, regent van het C.I.W
en een van de grondleggers van
het Unilever-concern.^^
Tot de deportatie van kinderen
en staf in 1942 hebben er altijd
veel meer jongens dan meisjes in
het weeshuis gewoond, meestal
ging het om halfwezen, waarvan
de vader was overleden. De
meest voor de hand liggende
verklaring hiervoor is dat het
vaak meisjes waren die de rol
van een overleden moeder in het
huishouden overnamen. Er
hebben nooit meer dan twee
kinderen uit Utrecht in het wees-
huis gewoond. Amsterdam is
altijd de grootste 'leverancier'
geweest: vanaf 1887 schom-
melde het aantal Amsterdamse
kinderen rond de twintig, bijna
de helft van de verpleegden. Het
geringe aantal Utrechtse
kinderen mag niet worden
gezien als een aanwijzing dat in
de Utrechtse joodse gemeen-
schap meer weerstand bestond
tegen plaatsing in een weeshuis
,28 dan elders. Kinderen werden
namelijk - als dat enigszins kon -
bij voorkeur geplaatst buiten
hun eigen woonplaats. Dit had
vooral te maken met de
gedachte dat een weeshuis toch
een soort van rehabiliterende
functie zou moeten hebben,
waardoor de vaak verwaarloosde
kinderen zouden worden
verheven uit hun slechte
omstandigheden. Verplaatsing
naar een andere omgeving
hoorde daarbij.
Tot slot
Het dagelijks leven in het wees-
huis moet nog worden
beschreven, we hebben nog niet
gesproken over zaken als opvoe-
ding en onderwijs, de plaats die
het weeshuis innam in de
Utrechtse samenleving, gods-
dienstige aspecten en het sociale
netwerk van regenten, corres-
pondenten en andere betrok-
kenen en hun bestuurlijke
carrières en de ontwikkeling die
het weeshuis doormaakte tot
zowel weeshuis als voogdij-
instelling. Al deze zaken zullen in
het vervolg van ons onderzoek
nog aan de orde moeten komen.
Niettemin is duidelijk geworden
dat het C.I.W. is voortgekomen
uit initiatieven die werden
genomen in een beperkte kring
van joodse notabelen, die op
landelijk niveau met elkaar
samenwerkten, zij het moei-
zaam. De initiatiefnemers zijn
gedeeltelijk geslaagd in hun
oorspronkelijke opzet: voor een
deel voorzag het weeshuis in de
behoefte aan opvangmogelijk-
heden voor kinderen uit de
Mediene, maar de joodse
gemeenschap uit Amsterdam
wist een flinke claim te leggen
op de beschikbare plaatsen.
Dit artikel verscheen eerder in bewerkte vorm
in Misjpoge, Jaargang 13 (2000), nr. 3
vereniging Oud>Utrecht
oktober 2000
-ocr page 129-
Wedrennen in de Johannapolder
(1904-1906)
De baan bleef nog 20 jaar in
gebruik als trainingscentrum voor
dravers, eerst bij de trainer Piet
Smit (die er veterinaire studenten
klaarstoomde voor de befaamde
Peerdepietenkoers), later voort-
gezet door diens weduwe. In april
1993 werden de restanten van de
tribune en stalgebouwen gesloopt
en al spoedig werd er de golfsport
op een driving range beoefend. In
de jaren 1998 en 1999 is de draf-
baan met de aanpalende lande-
rijen opgegaan in de golfbaan
Amelisweerd.
Het Nederlandsche
Sportterrein
Minder bekend is dat Utrecht in het
begin van de 20ste eeuw ook al een
heuse draf- en renbaan bezat en
wel op het nieuwe sportterrein in
de Johannapolder. Dit sportterrein
was in feite de opvolger van het
Nederlandsche Sportterrein, dat in
1895 was aangelegd ten oosten van
het Oudwijkerveld, waar een paar
jaar later (1898) het Wilhelmina-
park zou komen. Het Nederland-
sche Sportterrein lag tussen de
huidige Mauritsstraat, Willem de
Zwijgerstraat en Frederik Hendrik-
straat. Het omvatte o.m. een
wielerbaan, een kleine 'paarden-
baan' voor concoursen-hippique,
een tennisbaan, een voetbalveld en
twee zwembaden, één voor heren
en één voor dames. Al in het begin
van de 20ste eeuw moest dit sport-
terrein wijken voor de stadsuitbrei-
ding, nadat het de laatste jaren nog
slechts als ijsbaan dienst had
gedaan.
Het Nieuwe Sportterrein
in de Johannapolder
In het voorjaar van 1904 kocht een
voorlopig comité onder voorzitter-
schap van jhr. C.R.F. Kraijenhoff
van de landbouwer en veehouder
Jhr. C. dePesters
op L'Oaasion.
Foto: Jochtnann
Uit: De Revue der
sporten, jaargang
1 (1908), m. 19.
Menig Utrechter zal zich nog de draverijen
herinneren op de baan Mereveld, welke op 6
juni 1938 geopend werd en die zich bevond in
de vork tussen de spoorlijn naar Arnhem en die
naar Den Bosch, toen nog Bunnik's grondge-
bied. De drafsport beleefde er hoogtijdagen tot
in de 60-er jaren het tracé van de rijksweg A27
er dwars door heen geprojecteerd werd. Uitein-
delijk kwam die weg pal ten westen van de baan
te liggen, maar intussen was Mereveld ten dode
opgeschreven. Het leidende orgaan, de Stichting
Nederlandse Draf- en Rensport, kwam tot de
conclusie dat er in Midden-Nederland naast de
gemoderniseerde baan van Hilversum geen
plaats was voor een tweede. Mereveld sloot haar
poorten definitief op 24 oktober 1971.
D.MiNKEMA
vereniging Oud-Utrecht
oktober 2000
-ocr page 130-
Wedrennen in de Johannapolder (1904-1906)
Kortebaandraverij
De inmiddels opgerichte NV 'Het
Nieuwe Sportterrein' ging onder
voorzitterschap van de heer P.J.
Roskam voortvarend te werk. In
juli 1904 werd al het verzoek tot
het aanleggen van twee lawnten-
nisbanen gedaan en begin
augustus 1904 schreef men de
minister van Oorlog aan om
diverse tijdelijke houten gebouw-
tjes en een afrastering te mogen
plaatsen om op koninginnedag 31
augustus 1904 een kortebaandra-
verij te houden. Deze vond plaats
in samenwerking met de Vereni-
ging tot Bevordering van het
Vreemdelingenverkeer           voor
Utrecht en Omstreken.
Deze kortebaandraverij, waaraan
overigens slechts 7 dravers deel-
namen, werd gewonnen door
Sador II van H.K. Glas Jzn uit het
Groningse Loppersum, in die tijd
een bekend draver-eigenaar,
gereden door de pikeurJan Ensing.
Drie weken later werd er een
concours-hippique gehouden,
alsmede opnieuw een kortebaan-
draverij. Ditmaal gewonnen door
Colombine van stal Avanti,
gereden door Jan G. de Boer.
Het Nieuwe Sportterrein was
vanuit de stad te bereiken via de
Baanstraat (toen nog doorlopend
tot het Wilhelminapark), door dit
park en vervolgens langs de nieuw
aangelegde, 18 meter brede. Prins
Hendriklaan, dan langs de Laan
van Minsweerd om tenslotte de
gedekte gemeenschapsweg en de
Minstroom overstekend het sport-
terrein te betreden.
Utrechtsche Vereeniging voor
Paardensport
Op 3 oktober 1904 kwam het
verzoek van het bestuur van het
Nieuwe Sportterrein om een baan
voor wedrennen en harddrave-
Voor zover bekend
de enige afbeelding
van de renbaan in
de Johannapolder.
Ontleend aan Jan
Reeskamp,
'Utrecht in oude
ansichten'.
autoriteiten. Er mochten alleen
houten opstallen geplaatst
worden en in geval van mobili-
satie of oorlog konden tot 1000
meter vanaf de verdedigings-
werken alle gebouwen zonder
vorm van proces gesloopt of afge-
brand worden om een vrij
schootsveld te krijgen. Pas in 1963
is de Kringenwet opgeheven,
nadat deze in 1951 al was opge-
schort.
Roodvoets had in februari 1904
zonder toestemming grind aange-
bracht op de over zijn grond
lopende sintelweg, later bekend
als het Zwarte Wegje. Dat liep van
de Verlengde Rembrandtkade tot
de Oostbroekselaan. Wegens
gebrek aan bewijs werd hij echter
van deze overtreding vrijge-
sproken. Begin 1904 werd ook
proces-verbaal tegen hem opge-
maakt toen hij zonder toestem-
ming een 'houten getimmerte'
had geplaatst op één van zijn
percelen, dat hij had verhuurd aan
de Centrale Commissie 'Rein
Leven' voor een openluchtmee-
ting op de 2de Pinksterdag 1904.
A. Roodvoets jr. een terrein van 10
ha. weiland in de Johannapolder.
Deze polder maakte toen nog deel
uit van de gemeente De Bilt.
Roodvoets, die aan de Absteder-
dijk 218 in Utrecht woonde, lag
regelmatig in de clinch met de
autoriteiten omdat hij het niet zo
nauw nam met de beperkingen
die hem werden opgelegd door de
wet op de Verboden Kringen. Zijn
landerijen in de Johannapolder
lagen deels binnen de kleine en de
middelbare Verboden Kringen van
de Linie van Utrecht langs de
gedekte           gemeenschapsweg
tussen het fort op de Biltstraat en
het fort Vossegat. Bij de Krin-
genwet van 1853 waren denkbeel-
dige kringen rondom deze verde-
digingswerken van de Nieuwe
Hollandse Waterlinie getrokken
waarbinnen allerlei beperkingen
golden ten aanzien van beplan-
tingen en het bouwen van
opstallen. Binnen de eerste 300
meter, de zogenaamde kleine
kring, moest men zelfs voor het
graven van een greppel of het
planten van een boom al toestem-
ming hebben van de militaire
verenlging Oud-Utrecht
oktober 2000
-ocr page 131-
over een natte kleiweg, die in een
afschrikwekkende             conditie
verkeerde. Vervolgens kon men
nauwelijks uit de voeten op het
gladde kleiachtige terrein. Dat
moest bij binnenkomst helemaal
worden overgestoken om de
tribune te kunnen bereiken. Veel
hakken en zolen gingen hierbij
verloren. Ook de hier en daar
gelegde planken waren levensge-
vaarlijk glad. Het paddock leek op
een modderpoel en de baan was
net een moeras, waar vanwege de
ondoorlaatbaarheid van de
bodem het water overal opstond.
Germanicus
Zowel In 1905 als in 1906 werden
er vijf meetings per jaar
gehouden. Op zaterdag 30 juni
1906 kreeg de renbaan ter ere van
de lustrumfeesten van het
Utrechtse Studenten Corps
bezoek van Germanicus en zijn
staf. Germanicus arriveerde om 4
uur op het Nieuwe Sportterrein,
gezeten in zijn zegewagen,
getrokken door vier vossen.
Voorafgingen de lictoren, gezeten
in een brik en getrokken door
twee schimmels. Het gezelschap
werd ontvangen door het bestuur
van de Utrechtse Vereenigng voor
Paardensport en haai voorzitter
jhr. Huijdecoper van Maarseveen
tot Nigtevecht sprak de hoge gast
toe, waarna de erewijn werd
aangeboden. Honderden belang-
stellende hadden zich langs de
Prins Hendriklaan opgesteld om
de 'vorst der week' hulde te
brengen. Bij deze meeting was er
een nieuwe toegangsweg naar de
tribune aangelegd via de
Verlengde Rembrandtkade en het
Zwarte Wegje, hetgeen een hele
verbetering was. Hierlangs
konden de bezoekers zowel te
middenterrein was een buffet en
een totalisatorinrichting. De jury-
en rechterstoel stond vlak voor de
tribune en benam enigszins het
zicht. Een bezwaar was verder dat
alles wat te ver uiteen lag. Aan de
binnenzijde van de renbaan werd
een 8 meter brede trainingsbaan
aangelegd en 2 banen voor
hindernisrennen. Op de renbaan
werd rechtsom gelopen. Het
sportterrein omvatte ook nog een
voetbalveld, tennisbanen en een
ijsbaan. Per omnibus kon men zich
van het station Biltstraat naar de
renbaan laten rijden. Voor ƒ 15,-
werd men lid van de U.V.P. en had
men toegang met dame tot alle
meetings van de vereniging.
Modderpoel
De openingsmeeting werd eerst
een paar keer uitgesteld omdat
de grasbaan nog niet berijdbaar
was, maar kon tenslotte op
donderdag 29juni 1905 doorgang
vinden in tegenwoordigheid van
de Utrechtse burgemeester. De
entreeprijs voor de tribune be-
droeg voor een heer ƒ 5,- en voor
een dame ƒ1,-. Het middenterrein
kostte twee kwartjes. Men trof
die dag prachtig weer en een
groot en elegant bezoek bevolkte
de renbaan. De pers sprak van
een schilderachtig terrein in een
prachtige omgeving van natuur-
schoon. De Veldartillerie zorgde
voor muziek. De heer Bus van het
café-restaurant 'De Vereniging'
liet keurig afgewerkte linnen
omslagen voor het programma
uitreiken. De openingsprijs
(ƒ400,-) werd gewonnen door de
4-jarige schimmel Clendina van
deheerA. Aartman.
Hoeveel minder aangenaam was
het er met slecht weer. Eerst
moest men een heel eind lopen
rijen te mogen aanleggen en om
hiervoor de sloten tussen de
percelen te mogen dempen, om
aan de binnenkant van de baan
een greppel voor de afvoer van het
hemelwater te graven en om een
afrastering langs de baan te
plaatsen.
In november 1904 werd de
Utrechtsche Vereeniging voor
Paardensport opgericht met als
voorlopig bestuur: Jhr. C.R.T. Kraij-
enhoff (voorzitter), iste Luitenant
H.B. van den Oudendijk Pieterse
(secretaris), Ritmeester Baron van
Boecop, W.H.J. Blom (een bekend
draver-eigenaar uit Utrecht), iste
Luitenant Jhr. Elias, R.H.J Veeren,
P.J. Roskam, H.N. Ravesteyn, mr. C.
de Wilde Jr., C.J. Hoogland (rijks-
veearts te Utrecht, wonende aan
de Biltstraat), Jhr. Rutgers van
Rozenburg, Jhr. F. Bosch van
Drakestein (eigenaar van de
draverstal Avanti te Lage Vuur-
sche), A.van Eysden Jr. en mr. dr.
W.A.vanZijst.
Van het definitieve bestuur zou
later jhr. mr J.E. Huijdecoper van
Maarseveen tot Nigtevecht voor-
zitter worden. De vereniging had
tot doelstelling het organiseren
van harddraverijen, rennen en
concoursen-hippique.
Er werd een grote, rechthoekvor-
mige renbaan aangelegd met een
lengte van 1125 meter en een
breedte van 22 meter. De rechte
lijn tot de finish was ruim 240
meter lang. De bochten hadden
een straal van 65 meter. Er kwam
een tribune voor 600 personen,
een clublokaal, een perslokaal, een
totalisatorgebouw, een buffet,
een 'afgekapt terrein voor de
gevers' (bookmakers), een lokaal
met twee kleedkamers, een zadel-
plaats en 20 boxen. Ook op het
i|i
%
vereniging Oud<Utrecht
oktober 2000
-ocr page 132-
Wedrennen in de Johannapolder
(1904-1906)
treffen. In de sportbladen
verscheen de mededeling dat de
Utrechtse Vereeniging voor Paar-
densport wel bleef bestaan maar
in 1907 geen meetings zou
houden. Men was reeds begonnen
de opstallen te slopen. In het paar-
denblad Hippos van 9 maart 1907
verscheen de volgende adver-
tentie: 'Te koop, tribune, gestaan
hebbende op de renbaan te
Utrecht. Vermeer, aannemer,
Steniaweg, Zeist'.
De baan zal men op geen enkele
kaart uit die tijd terug vinden. De
exacte lokatie kwam ik op het
spoor via het Genie-archief in Het
Utrechts Archief. De baan bevond
zich in de Johannapolder ten
noorden van het fort Vossegat en
de plaats waar, in 1913, de Krom-
houtkazerne werd gebouwd. Er
hebben nog lang sportvelden
gelegen, evenals direct ten
noorden er van een ijsbaan, later
werd dit een camping. Iets verder
oostelijk aan het inmiddels ver-
dwenen Zwarte Wegje lag een
manege en een windhondenren-
baan. Bij de grenswijziging van ^
januari 1954 kwam dit gebied bij
de gemeente Utrecht.
Eind zestiger en begin zeventiger
jaren werd hier de wijk Rijns-
weerd-Zuid met de toneelspelers-
buurt gebouwd. De huidige Louis
Bouwmeesterlaan omsluit gro-
tendeels het tracé van de vroegere
renbaan.
Bronnen:
Het Utrechts Arcliief, archief van de eerst-
aanwezend ingenieur der Genie te Utrecht
Jan Reeskamp, Utrecht in oude ansichten,
Europese Bibliotheek (Zaltbommel 1969)
Utrechts Nieuwsblad
Utrechtse Courant
Utrechts Dagblad
Tijdschrift Nederlandsche Sport
Tijdschrift Hippos
Jan G. de Boer
met zijn eigen
draver Olgu mor
zijn zaak op de
Biltstraat.
Uit: 'De Paarden-
wereld', 11 septem-
ber 1924. De foto is
vermoedetijk van
ca. 1890.
voet als per rijtuig de tribune
bereiken. Auto's en rijtuigen
konden gratis op het middenter-
rein gestald worden, hetwelk via
de Prins Hendriklaan bereikbaar
bleef.
Rennen en draverijen
Het programma van een meeting
omvatte twee vlakkebaanrennen,
één hordenren en drie draverijen,
waarvan er dikwijls één een heat-
draverij was. De meest succesvolle
reneigenaar in het slechts tweeja-
rige bestaan van de baan was
Herman F. Bultman Hzn. uit de
Haarlemmermeer, die 8 rennen
won. Walter Jochems uit Wasse-
naar, de man die in 1906 de
renbaan Duindigt liet aanleggen,
won 7 keer met zijn volbloeds. En
Jhr. C. de Pesters uit Zeist won 6
keer. Deze laatste woonde op villa
Nuova aan de Utrechtseweg te
Zeist (het tegenwoordige hoofd-
kantoor van Schuttersveld NV) en
trainde zijn paarden op de heide in
Soesterberg, op de plaats waar nu
het vliegveld ligt. Het meest
succesvolle renpaard was Chatter
Way, die met jockey Matthews 3
maal een hordenren won. Jhr. De
Pesters was de eigenaar. De meest
succesvolle jockey was Killick, die 5
keer won waarvan 4 keer voor de
stal Jochems.
Bij de dravers was de meest gelau-
werde eigenaar Jhr. Bosch van
Drakestein, wiens stal Avanti 10
keer won. Zijn beste paarden Dops
en Colombine wonnen beide 4
koersen. De Rotterdamse eigenaar
W.A. Ockhorst won 5 koersen. De
meest succesvolle pikeurs waren
Piet Doelman en Jan G. de Boer,
die elk 9 maal wonnen. Jan G. de
Boer trainde de paarden van de
stal Avanti. Hij woonde van 1890
tot 1911 in het Zuid-Hollands
Koffiehuis, Biltstraat 45 te Utrecht,
nu Chinees-lndisch Bezorgservice
'Nieuw China'.
Snelle teloorgang
De laatste meeting op de renbaan
in de Johannapolder vond op
donderdag 20 september 1906
plaats. Voor 1907 waren wel voor-
lopig drie data vastgesteld maar
de vereniging bleek met de eige-
naar van het terrein geen behoor-
lijke regeling meer te kunnen
132
vereniging Oud-Utrecht
oktober 2000
-ocr page 133-
r
Hulp gevraagd
Waar liepen in het verleden de oude zand-
wegen, kerkepaden, kanaaltjes en lokaalspoor-
wegen in de provincie Utrecht? Beschikt u over
enige kennis op dit gebied, laat het dan weten
aan de Stichting Stichtse Geschiedenis of Het
Utrechts Archief.
bezien of het mogelijk is een
aantal kaarten te vervaardigen,
waarop dit soort oude wegen en
paden is ingetekend.
Informatie is welkom bij Fred
Vogeizang (Stichting Stichtse
Geschiedenis), tel. 030-234 38 80.
Ten behoeve van een onder-
zoeksgids over verkeer en
vervoer in Utrecht zijn zij op zoek
naar mensen die kennis hierover
hebben verzameld, zonder dat
die kennis tot een publicatie
heeft geleid. Deze lokale kennis
willen zij graag gebruiken om te
Een Indonesisch schild met het
Utrechtse gemeentewapen
Het wapen van de Indonesi-
sche (land) strijdkrachten
T.N.I., aangebracht in haut-
reliëfop de kolommen van de
tuinmuur van een vooroor-
logse kazerne in Jakarta, hoek
Jalan Medan Merdeka Utara
(de noordelijke straat langs
het voormalige Koningsplein)
en Jalan Veteran I.
Het schild is doorsneden van
rood (heraldisch: keel) en zilver
van de rechterbovenhoek (heral-
disch: linkerbovenhoek) naar de
linkerbenedenhoek (heraldisch:
rechterbenedenhoek) en van
achteren vastgehouden door de
fabelvogel garuda, staande op
een vleugelband, onder een vijf-
punige ster - alles van goud.
Als het schild langs de boven-
zijde wordt omgeklapt, wordt
het gemeentewapen van Utrecht
zichtbaar.
Tekst en foto: B.j. Marlens van Vliet.
133
%
vereniging Oud<Utrecht
oktober 2000
-ocr page 134-
Aanvullende I
over een zalfpotje
Tijdens naspeuringen in kranten die verschenen
rond de eeuwwisseling van de negentiende
eeuw, vond ik in de Binnenlandsche Bataafsche
Courant een met regelmaat terugkerende
advertentie van Salomon Nathans, 'geëxami-
neerd en geadmitteerd kies- en tandmeester'J
Deze advertentie deed mij terugdenken aan een
artikel in het tijdschrift Oud- Utrecht van
november 1999,
waarin Tjeerd Pot een archeologische vondst in
het riool van het weeshuis beschreef^
JanJaapLuijt
Bij opgravingen had de Archeolo-
gisclie Dienst onder andere een
geglazuurd zalfpotje gevonden
met daarop de tekst: 'oplat van
S:.Nathans denstlst A: Amst'. Het
opgegraven zalfpotje bleek te
voldoen aan de beschrijving in de
advertentie.
In advertenties in de Binnenland-
sche Bataafsche Courant maakte
de Amsterdamse tandarts
Salomon Nathans bekend welke
steden hij gedurende welke
periode zou bezoeken om er prak-
tijk te houden. De lezers werden
op de hoogte gebracht bij wie ze
een afspraak konden maken en
waar Nathans hen zou behan-
delen. Zo blijkt uit de advertenties,
dat Nathans tweemaal per jaar
Utrecht bezocht en daar dan
gedurende drie dagen praktijk
hield ten huize van J.F. Martens,
een kok en pasteibakker, die
woonde in het huis De Hoop aan
de Oudegracht bij het Stadhuis.
Nathans' werkzaamheden zullen
vooreen groot bestaan hebben uit
het trekken van kiezen. Een
handeling, die hij 'met onge-
meene gezwindheid, en zonder de
miste pyn' verrichtte ('die bang
zyn, smeert hy iets aan, dat
De plaatsen waar
Simon Nathans'
Opiat Royal te
kiwp was.
dezelve (tanden) van zelvs
uitvallen'). Maar niet alleen het
trekken van tanden en kiezen
behoorden tot zijn kunde. Hij
maakte ook de zwartste tanden
wit zonder het email te bescha-
digen, zette valse tanden die van
de eigen tanden niet te onder-
scheiden waren, vulde holle
kiezen met goud, zilver of lood en
vijlde de 'scherptens en punten'
van de kiezen, zodat ze de tong,
lippen en wangen niet meer
beschadigden.
Om de mond, de tanden en het
tandvlees tot op hoge leeftijd te
conserveren, recommandeerde
Simon Nathans zijn opiaat royaal
aan. Dit middel versterkte het
gebit, verfriste tanden en kiezen
en zuiverde de mond. Tevens
maakte het de tanden wit en deed
het tandvlees weer tegen de
tanden aangroeien. Losse tanden
en kiezen zouden weer vastkomen
en het haalde de kwade smaak uit
de mond en de 'scheurbuik en
brand' uit de tanden. Dit wonder-
'34
vereniging Oud-Utrecht
oktober 2000
-ocr page 135-
Najaarsledenvergadering
Het bestuur van de vereni-
ging Oud-Utrecht nodigt de
leden uit tot het bijwonen
van de najaarsledenvergade-
ring op donderdag 23
november om 19.30 uur in het
Broodhuis, de voormalige
synagoge, Springweg 162 in
Utrecht. De vergaderstukken
zullen u separaat worden
toegestuurd. Na afloop van
de vergadering zal de heer K.
Asberg, voorganger van de
gemeente van Ruth die In het
Broodhuis haar samenkom-
sten houdt, een inleiding
houden over dit gave Art
Deco gebouw.
middel stilde ook nog kies- en
tandpijn en belette het invreten
van de holle kiezen en tanden,
zodat die niet getrokken hoefden
te worden. Dit 'wondermiddel'
was te koop voor ƒ 2-10 per potje
in een groot aantal steden in de
Republiek (zie kaartje).
Een van deze potjes, zo blijkt uit
het opschrift, is dus onlangs
gevonden door de Archeologische
Dienst. Gezien het grote aantal
plaatsen waar het middel te koop
was, zou men verwachten dat
dergelijke zalfpotjes in grote
getalen bekend zijn. Navraag bij
een aantal archeologen, museum-
conservatoren en antiquairs
leerde mij echter dat een zalfpotje
met 'opdruk' zoals Nathans
gebruikte zeer bijzonder is. Geen
van de ondervraagden had ooit
een dergelijk zalfpotje gezien.
Met de vondst van de krantenad-
vertentie uit 1802 is in ieder geval
aanvullende informatie gevonden
over de opmerkelijke vondst in het
Utrechtse riool.
1     Binnenlandsche Bataafsche Courant,
gedrulct en uitgegeven door J.I
Stuerman in de Hage. In de Universi-
teitsbibliotiieek Utrecht onder signa-
tuur AB: Sfol 1698. Citaten in dit
artikel afkomstig uit de edities van 4 en
8 mei 1802 en 21 december 1802.
2    Tjeerd Pot, 'Vondsten met een luchtje',
in: Tijdschrift Oud-Utrecht 72 [1999)
pp. 135-139.
Het zalfpotje, rechts
op de foto, meteen
gedeelte van de
tekst zichtbaar.
Foto: Archeologisch
en Bouwhistorisch
Centrum
Presentatie Jaarboek en Oud-Utrecht-prijs
kerkhof 1 in Utrecht. De
bijeenkomst begint om 15.00
uur en zal rond 17.00 uur
met een drankje worden
afgesloten.
U bent van harte welkom.
Op zondag 10 december zal
de presentatie van het Jaar-
boek 2000 en de uitreiking
van de Oud-Utrecht-prijs
2000 plaats vinden in de zaal
van Palladio, Klein Geerte-
'Halloween' met Oud-Utrecht
en het Historisch Platform
Op zondag 29 oktober organi-
seert de Vereniging Oud-
Utrecht in samenwerking met
de afdeling Utrecht van het
Historisch Platform vanwege
'Halloween' oftewel Aller-
zielen een bezoek aan de
begraafplaatsen Soestbergen
en St. Barbara.
Edwin Maes, auteur van het
boek Begraafplaatsen in
Utrecht en groot kenner van
de Utrechtse begrafeniscul-
tuur, leidt u rond door de
fraaie Utrechtse begraafplaats
Soestbergen, een van de
oudste en meest sfeervolle
begraafplaatsen van ons land.
Hij zal vertellen over de bete-
kenis van Allerzielen en uitleg
geven over de vele beziens-
waardige grafmonumenten
ter plekke. Daarna wordt een
bezoek gebracht aan de
katholieke begraafplaats St.
Barbara, waar Allerzielen nog
steeds in ere wordt gehouden.
De excursie begint om 13.30
uur aan de ingang van
Begraafplaats Soestbergen
aan de Gansstraat 167 in
Utrecht. De middag zal rond
15.30 uur worden afgesloten.
Prijzen: ƒ 7,50 voor leden, ƒ 10,-
voor niet-leden. U kunt reser-
veren via het Historisch Plat-
form, telefoon 020-4208598.
Het aantal deelnemers is
beperkt.
vereniging Oud-Utrecht
oktober 2000
-ocr page 136-
Literatuursignalement
Verkrijgbaar bij boekhandel
of uitgeverij:
Joods Rhenen: verdwenen maar
niet vergeten (i634-igi6) I
Willem
H. Strous. - [Rhenen]: Historische
Vereniging              Oudheidkamer
Rhenen e.o., 2000. - 96 p. : ill.,
portr., tab., tek.; 30 cm. - (Histori-
sche Heuvelrug-Reeks; 10). - Met
lit.opg. - ISBN 90-800286-7-3
Geschiedschrijving van het
joodse bevolkingsdeel van
Rhenen van de laatste eeuwen.
Woerden: geschiedenis en archi-
tectuur I
Jan van Es en Saskia van
Ginkel-Meester ; eindred. Agnes
E.M. Jonker. - Zeist: Kerckebosch ;
Utrecht: SPOU, 2000. - 350 p.: ill.,
krt. ; 21 cm. - Met lit.opg. - ISBN
90-6720-221-5
De geschiedenis van Woerden,
Kamerik en Zegveld en beschrij-
ving van ruim driehonderdvijftig
monumentale gebouwen in
woord en beeld. Een nieuw deel
in de bekende MlP-reeks.
Schilderl<unst tot 1850 I Liesbeth
M. Helmus. - Utrecht : Centraal
Museum, 1999. - 2 dl. : ill. ; 13x17
cm. - A: Selectie uit de collectie. -
Concord., lit.opg., reg. - B: Cata-
logus schilderkunst tot 1850. -
ISBN 90-73285-61-5
Wetenschappelijke ontsluiting
van de bijna duizend schilderijen
omvattende verzameling schilder-
kunst tot 1850 met bovendien een
perceptie- en verzamelgeschie-
denis van de Utrechtse School.
De madonna's van Jan van Score!
I4g5-i562: serieproductie van een
geliefd motief I
Molly Faries en
Liesbeth M. Helmus; met medew.
van J.R.J. van Asperen de Boer;
[eindred. Dorien Duyster]. -
Utrecht: Centraal Museum, 2000.
-101 p., [19 pi.] : ill.; 24 cm. - Met
lit.opg. - Catalogus bij de gelijk-
namige tentoonstelling in het
Centraal Museum, 8 april t/m 2
juli 2000. - Ook uitgegeven in het
Engels onder de titel The Madon-
nas of Jan van Scorel (1495-1562):
serial production of a cherished
motif. -
ISBN 90-73285-63-1
Theo van Doesburg: oeuvre cata-
logus I
onder red. van Els Hoek ...
[et al.] ; [tekst Marleen Blokhuis,
Ingrid Goovaerts en Natalie
Kamphuys ; met bijdr. van Meta
Knol... [et al.]. - Utrecht: Centraal
Museum, 2000. - 840 p. : ill.,
portr.; 23 cm. - Met bibliografie /
[Roman Koot]. - Met reg. - Deze
publicatie is gelijktijdig versche-
nen met de tentoonstelling Theo
van Doesburg: schilder, dichter,
architect in het Centraal
Museum Utrecht en het Kröller-
Müller Museum Otterio, van 12
maart t/m 18 juni 2000. - ISBN
90-6868-255-5
Over monumenten gesproken...:
monumenten en hun verhalen in
Oudewater I
Merel Visse. -
Utrecht : Matrijs, 2000. - 112 p. :
ill., ill., pigr., portr. ; 24 cm. - Met
lit.opg. - Met lijst van monu-
menten. - ISBN 90-5345-160-9
Verhalen van eigenaren en bewo-
ners over de geschiedenis, de
betekenis en de gebruiksfunctie
van maar liefst vijfenzeventig
monumenten.
Gewijde aarde: de R.K. Begraaf-
plaats St. Barbara aan de Prinses-
selaan in Utrecht I
Ton H.M. van
Schalk. - Utrecht: [Stichting R.K.
Begraafplaats St. Barbara], 2000.
-157 p.: ill., portr., uitvouwb. pIgr.;
23 cm. - Uitgegeven ter gelegen-
heid van het feit dat 125 jaar
geleden de Begraafplaats St.
Barbara werd geopend. - ISBN 90-
9013745-9
Het boekje kan als wandelgids
dienst doen langs bijzondere
graven, met beschrijvingen van
de monumenten en soms ook
over de (bekende) mensen die er
begraven liggen.
Clara Schumann : lettres auto-
graphes conservées a la Bibli-
othèque royale de Belgique
=
autografische brieven bewaard in
de Koninklijke Bibliotheek van
België I
textes établis et annotés
par Gerd Nauhaus; ed. Yves
Lenoir. - [Bruxelles]: Bibliotheca
Regia Belgica, 1999. - 29 p.: ill.,
portr. ; 27x35 cm. - (Fontes
Musicae Bibliothecae Regiae Bel-
gicae, Series 1: Manuscripta ; VI). -
Tekst in het Nederlands, Duits en
Frans.
Acht brieven van Clara Schumann
aan de Utrechtse muziekdirec-
teur J.H. Kufferath en zijn echtge-
note. De brieven bevinden zich in
de collectie van de Koninklijke
Bibliotheek van België en hebben
betrekking op de eerste twee
concertreizen die Clara Schu-
mann eind 1853 en begin 1855
naar Nederland ondernam. In het
bijzonder gaan ze over de drie
concerten van het Collegium
Musicum Ultrajectinum waarop
Clara onder leiding van Kufferath
speelde.
De huisbewoonsters van Drift ig
1931-1941 en 1945-1965 I
door Loek
Caspers. - [S.I.] : [s.n.], 2000. - 40
p.: ill., portr.; 21 cm. - Uitgegeven
ter gelegenheid van de reünie
van oud-huisbewoonsters op 20
november 1999 in het Club-
gebouw van de loo-jarige
Utrechtse Vrouwelijke Studenten
Vereniging. - Met lijst van huisbe-
woonsters. - ISBN 90-9013838-2
Anneke Jansen
Het Utrechts
Archief
136
■%
vereniging Oud*Utrecht
oktober 2000
-ocr page 137-
Het Gele Huis : loo jaar PhRM aan liet
Jansl<erl<hof I
onder red. van Jim van
der Meer AAohr... [et al.]; eindred. Bert
Wiskie. - [Utrecht] : Het Utrechtsch
Studenten Corps, 2000. - 144 p. : ill.,
pigr., portr. ; 24 cm. - Gedenkboek
uitgegeven ter gelegenheid van het
loo-jarig bestaan van de Sociëteit van
het Utrechtsch Studenten Corps 'Placet
hic Requiescere Musis' gevestigd aan
het Janskerkhof. - ISBN 90-9013760-2
De wantsenjagers I door CD. Laros. -
[S.l.]: CD. Laros, 2000. - 232 p.: ill., krt.,
portr.; 24 cm. - Met lit.opg., reg. - ISBN
90-76859-01-9
Belevenissen van onvrijwillig tijdens de
Tweede Wereldoorlog in Duitsland
terechtgekomen Utrechtse studenten,
vastgelegd in brieven en dagboeknoti-
ties. Het boek begint met de beschrij-
ving van het Utrechtse studentenleven
in de eerste jaren van de oorlog.
Op gezang en vlees belust: over leven,
werk en stad van Jan Engelman I
onder
red. van Liesbeth Feikema, Roman Koot
en Edwin Lucas. - [Utrecht]: Kwadraat,
2000. - 206 p.: ill., portr.; 25 cm. - Met
reg. - Uitgegeven ter gelegenheid van
de honderdste geboortedag van Jan
Engelman op 7 juni 2000. - ISBN 90-
6481-341-8 (geb.)
Dichter, journalist en criticus Jan
Engelman woonde bijna gedurende
zijn hele leven in Utrecht. Hij ontving in
1955 de Constantijn Huygensprijs voor
zijn gehele oeuvre.
Fietsroute Leidsche Rijn .- 3000 jaar
wonen: een historische fietstocht van
20 kilometer I
[samenst. en tekst Herre
Wynia en Tarq Hoekstra ; eindred.
Hellen Clemens en Mieke Snelleman]. -
Utrecht: Matrijs, 2000. - 63 p. : ill.; 21
cm + kaart met routebeschrijving -
ISBN 90-5345-164-1
Fietsroute door Leidsche Rijn, dat al
3000 jaar door mensen wordt bewoond.
Een gids langs de bezienswaardigheden
Zwerven tussen Dom en Werven : een
historische wandeling door Utrecht
I
samengesteld door Margriet Hoogen-
doorn en Henk Denneman ; foto's Renn
Laan. - Utrecht: Stichting De Plantage,
2000.2e dr.. - 48 p.: ill.; 22 cm. - Uitge-
geven op initiatief van 't Gilde Utrecht.
- ISBN: 90-800224-9-7
Boekje geschreven door enkele ervaren
gidsen van 't Gilde Utrecht, een
vrijwil-
ligersorganisatie van 50-plussers die
stadswandelingen organiseert. Aan de
hand van 22 foto's van bekende
bezienswaardigheden presenteren zij
een beloopbare route door het zuide-
lijke deel van de binnenstad.
Wandering the Warves : a historical
walk through Utrecht city I
composed
by Margriet Hoogendoorn and Henk
Denneman ; photographs by Rem Laan
; translated by Emilin Lap. - Utrecht :
Stichting De Plantage, 2000. - 48 p. :ill.;
22 cm. - Uitgegeven op initiatief van 't
Gilde Utrecht. - ISBN: 90-805746-1-9.
Korte weergave van de inhoud zie de
nederlandse uitgave: Zwerven tussen
Dom en Werven.
Het bastion Sterrenburg te Utrecht I A.J.
Six. - Utrecht : Stichting De Plantage,
2000. - 31 p. ; ill., 24 cm. - ISBN: 90-
805746-3-5.
De geschiedenis van een intrigerend
bouwwerk dat wat merkwaardig
midden in een verwilderd plantsoen
ligt: het bastion Sterrenburg. Het huis
Sterrenburg diende in de 18e eeuw tot
inspiratie voor diverse Utrechtse
kunstenaars.
137
%
vereniging Oud'Utrecht
oktober 2000
-ocr page 138-
Aangetast... waardevol!
Verveningen droogmaking
van de Ronde Venen
In het noordwesten van de
provincie Utrecht heeft meerdere
malen grootscheepse vernietiging
van het landschap plaatsge-
vonden. In de omgeving van de
huidige gemeente De Ronde
Venen is eeuwenlang veen afge-
graven voor turfwinning. Aanvan-
kelijk was dat om de behoefte van
de plaatselijke bevolking te
dekken. Ver van de grote rivieren
verwijderd, was hier met name
hoogveen gevormd. Door het
ontbreken van rivierafzettingen
(klei) in het veen was de kwaliteit
van de turf uitstekend. Toen later
de vraag naar turf als brandstof
sterk toenam, is het gebied groot-
scheeps op de schop gegaan. Zoals
bekend zijn uit de gebieden met
legakkers en petgaten door de
werking van de golfslag uiteinde-
lijk grote plassen ontstaan. Dit
plassengebied is vervolgens ook
weer verdwenen, toen de plassen
werden drooggemalen. Al deze
ontwikkelingen zijn nog goed te
reconstrueren met behulp van
oude topografische kaarten. Waar
het mij hier echter om gaat, is dat
na het verdwijnen van het
(hoog)veenlandschap en het plas-
senlandschap in de droogmakerij
een blik op de ondergrond
geworpen kan worden. Afbeel-
ding 1 toont patronen die ons
doen denken aan de huidige
Waddenzee, De sterk kronkelende
getijdekreken getuigen ervan dat
de kust hier ooit zeer nabij was. De
patronen zijn zichtbaar geworden
door verschil in korrelgrootte van
de verschillende onderdelen van
dit voormalige getijdelandschap.
Op recent geploegde percelen
worden de relatief wat zandiger
oeverwallen langs de kreken
sneller opgewarmd dan de omrin-
Het aardkundig erfgoed is onder andere van waarde omdat de aardkundige
objecten, patronen en processen meestal onvervangbaar zijn. De benodigde
omstandigheden zijn niet te reconstrueren of wij willen dat niet.
belangrijk deel wel vervangbaar
kunnen zijn. Om veiligheidsre-
denen zijn we echter niet meer
bereid de rivieren door de veilige
winterdijken heen toe te laten. De
voor de hand liggende conclusie is
dat bij aantasting altijd verlies op
aardkundig gebied geleden wordt.
Maar dat blijkt niet helemaal waar
te zijn. In het onderstaande zal ik
enkele voorbeelden aanstippen
van onverwachte winst bij aantas-
ting van de bestaande waarden.
Een ijstijd l<unnen we alleen in een
laboratorium nabootsen. Stuw-
wallen, ijssmeltwaterdalen, enzo-
voort kunnen we niet namaken.
Honderdduizend vrachtwagens
zand kunnen wel een mooie rug
opleveren, maar bezitten niet de
kenmerkende gelaagdheid, tex-
tuurverschillen,          stuwingsver-
schijnselen, bodemvorming van
een natuurlijk gevormde stuwwal
als de Utrechtse Heuvelrug. Rivier-
afzettingen zouden voor een
W. HOOGEN-
DOORN
Foto's: RMG-
plaatgroep (H.
Bol, W. Hoogen-
doorn)
Afbeelding 1
138
vereniging Oud-Utrecht _y8
oktober 2000
-ocr page 139-
<:k^ Aardkundige monumenten
gende moddervlakte en de
bedding zelf. De drogere, lichter
gekleurde oeverwallen langs de
kreken steken daardoor scherp af
tegen de omgeving. Op de linker-
kant van de foto is op dit moment
weinig te zien. Wanneer hier het
gras gescheurd wordt, zullen weer
andere delen van deze puzzel
zichtbaar worden. Hoewel het
nooit een rol gespeeld heeft bij de
afwegingen om te vervenen of om
droog te leggen, is hier onver-
wachts compensatie geboden
voor de verloren aardkundige
waarden. Een getijdelandschap
met sterk vertakte kreekstelsels en
een grote abiotische diversiteit als
gevolg van verschillen in textuur
en hoogteligging hebben we weer
in beeld gekregen.
Petgaten in het
Noorderparkgebied
Direct ten noorden van de stad
Utrecht ligt het Noorderparkge-
bied. Ook hier heeft in het
waarden zou moeten leiden. Maar
door dergelijke ingrepen zorgen
groene terreinbeherende organi-
saties als Vereniging Natuurmo-
numenten en Staatsbosbeheer
ervoor dat in het Noorderpark de
tijd een stukje teruggezet wordt
en diverse ontwikkelstadia van de
vegetatie permanent in het
gebied aanwezig blijven. Ook in
aardkundig opzicht is het een
goede zaak dat zo het proces van
verlanding permanent werkzaam
en zichtbaar kan blijven.
Profielen en stenen uit de
voorlaatste ijstijd
Tot slot nog een voorbeeld uit het
zandgebied en dan met name uit
het stuwwalgebied. In het artikel
'Het Zwerfsteneneiland Maarn'
(Oud-Utrecht, 73e jaargang, nr 1,
pp. 23 en 24), ben ik al eens inge-
gaan op de zwerfstenen die in de
provincie Utrecht gevonden zijn.
Deze getuigen uit de ijstijd zijn
met name aan het oppervlak en in
verleden vervening plaatsge-
vonden. De dekzandondergrond
heeft wat grotere hoogtever-
schillen en ligt wat hoger t.o.v.
NAP. Hier zijn geen plassen
ontstaan. Plaatselijke groepen
petgaten getuigen nog van de
vroegere vervening. Ecologisch
gezien is het voorspelbaar wat er
met deze petgaten gaat gebeuren.
Na verschillende successiestadia
van de vegetatie wordt het uitein-
delijk een moerasbos. Afbeelding
2 toont het noordelijk gedeelte
van het Noorderpark, dat rechts-
boven overgaat in de hogere zand-
gronden van het Gooi. Links op de
luchtfoto is te zien dat op veel
plaatsen moerasbossen aanwezig
zijn. Trilvenen (inzet afbeelding 2)
en andere interessante stadia van
verlanding lijken niet veel meer
aanwezig te zijn. Rechts op de foto
is een gebied (op)nieuw afge-
graven. Dat lijkt dus weer een
aantasting van het landschap die
tot verlies van aardkundige
139
vereniging Oud'Utrecht
oktober 2000
-ocr page 140-
en het resultaat is veel te kwets-
baar (onder andere voor vanda-
lisme). Door de mogelijkheid van
onderzoek en regelmatig fotogra-
feren is echter het inzicht in de
ondergrond - en daardoor in de
ontstaanswijze van dergelijke
gebieden - enorm toegenomen.
Ook hier hebben we dus ondanks
de aantasting van de aardkundige
waarden, naast het aardkundig
monument Zwerfsteneneiland
Maarn, iets bijzonders terug-
gekregen.
Conclusie
Veel aardkundige objecten,
patronen en processen zijn door de
mens aangetast. Het willen
werken, wonen en recreëren eist
zijn tol. Het is dan ook zeer
gewenst om bij de integrale belan-
genafweging bij ingrepen in het
landschap rekening te houden met
de aardkundige waarden. Juist
door de onvervangbaarheid,
veroorzaakt door het ontbreken
van de omstandigheden die
tijdens het ontstaan van deze
waarden golden, lijkt de aardkun-
dige erfenis eindig te zijn. Het is
dus zaak om alert te zijn op onno-
dige aantastingen. Daarnaast
dient ook gekeken te worden of
het verlies mogelijk beperkt kan
worden. Het verleden leert ons de
les dat aantastingen op aard-
kundig gebied soms onverwachte
tegenprestatie opgeleverd heb-
ben. Het zichtbaar maken van
oude oppervlakken met bijbeho-
rende afzettingen (kreekstelsels
Ronde Venen), het opnieuw acti-
veren van processen (verlanding in
het Noorderparkgebied) en een
verdieping van de kennis over de
vorming van de objecten en
processen (groeves in de stuwwal;
zwerfsteneneiland) zijn hier enkele
sprekende voorbeelden van.
m^:i:<
Afbeelding 3
zijn de lagen meer dan 90 graden
verbogen. Oudere afzettingen
kunnen dan plaatselijk op de
jongere liggen. Op afbeelding 3
(boven) is ook een dik pakket van
smeltwaterafzettingen zichtbaar.
In de lagen zijn zelfs haarscherp
gedetailleerde structuren zicht-
baar, die informatie verschaffen
over de manier waarop de afzet-
tingen zo'n 150.000 jaar geleden
zijn afgezet.
Al deze waarnemingen in de
ondergrond zijn helaas slechts
tijdelijk mogelijk. Door graaf-
werkzaamheden worden ze weer
opgeruimd en als er niet
gegraven wordt, dan verdwijnen
ze door erosie. De taluds worden
flauwer en de begroeiing rukt op.
Het is niet mogelijk om beelden
zoals die in afbeelding 3 te
behouden. Het fixeren van
grotere oppervlakken is erg duur
de bovenste meters van de
stuwwal gevonden. Dankzij
ontgrondingen hebben we ook
dieper in het binnenste van de
stuwwal kunnen kijken. De
oorspronkelijk horizontaal afge-
zette riviersedimenten, stam-
mend van vóór de voorlaatste
ijstijd, zijn veelal scheefgesteld
door het landijs (zie afbeelding 3
onder). Het landijs heeft de onder-
grond vaak in schubben gebroken
waardoor, gaande door een
ontgronding als de zanderij in
Maarn, een bepaalde laagvolg-
orde regelmatig terugkomt.
Onder in afbeelding 3 is ook te
zien dat juist rechts naast de
schrijver een bruine kleiige laag
voorkomt. Het zal duidelijk zijn
dat in zo'n ondergrond de infil-
tratie van regenwater wel eens
wat anders verloopt dan volgens
de theoretische modellen. Soms
140
%
Oud.Utrecht
vereniging
oktober 2000
-ocr page 141-
Agenda
Infocentrum Nieuwegein
Het gemeentearchief van Nieuwe-
gein is verhuisd en maakt nu deel
uit van het nieuwe gemeentelijk
Infocentrum, waar u behalve voor
de bibliotheek en een collectie
documentatie betreffende Nieu-
wegein terecht kunt voor genealo-
gisch onderzoek. Ook kunt u hier na
een telefonische afspraak de histo-
rische archieven raadplegen, die
tijdelijk zijn overgebracht naar Het
Utrechts Archief. Op het nieuwe
adres bent u als vanouds van harte
welkom: Martinbaan 2 in Nieuwe-
gein. Telefoon: 030 - 607 19 11, e-
mail: infocentrum@nieuwegein.nl.
Digitaal lespakket over Trijn
van Leemput en Kasteel
Vredenburg
Volgens de overlevering was het de
hopmansvrouw Trijn van Leemput
die op 2 mei 1577 het voortouw nam
in de bestorming van de gehate
dwangburcht Vredenburg en de
eerste steen loshakte. In 1528 had
keizer Karel V de wereldlijke macht
in Utrecht overgenomen van de
bisschop en opdracht gegeven tot
het bouwen van het kasteel
Vredenburg om de Utrechtse
burgers in bedwang te houden.
De levensgeschiedenis van Trijn van
Leemput en de geschiedenis achter
de bestorming van kasteel Vreden-
burg staan centraal in het virtuele
lespakket dat u aantreft op de
website van Het Utrechts Archief
(www.hetutrechtsarchief.nl, rubriek
onderwijs). Aan de hand van
gescande prenten van Vredenburg,
afbeeldingen van Trijn en oude reke-
ningen en met behulp van toelich-
tende teksten en opdrachten
kunnen leerlingen zelf de geschie-
denis van deze Utrechtse heldin
achterhalen. Het lespakket is in
opdracht van Het Utrechts Archief
samengesteld door Buro 1896.
Nederlands Waterleiding-
museum organiseert drie
tentoonstellingen
Tot en met 5 november zijn er in
het Waterleidingmuseum aan de
Lauwerhof in Utrecht de volgende
exposities te bel<ijken:
Predikheren en leerlooiers te Utrecht
ten tijde van Karel V.
Op de plel< van
het huidige Waterleidingmuseum
stond in de i6e eeuw het klooster
van de predikheren. Pal daarachter
oefenden de leerlooiers eeuwen-
lang hun ambacht uit. De expositie
biedt een overzicht van de geschie-
denis van de Utrechtse predikheren
en de leerlooiers.
Water uit de sloot, water uit de
pomp, water uit de kraan.
Een expo-
sitie over de ontwikkeling van het
gebruik van oppervlaktewater tot
en met de aanleg van water-
leidingen.
Beeld op het Werk. Arbeid en indus-
trie in de Nederlandse beeldhouw-
kunst.
Een reizende tentoonstelling
van foto's van loo beeldhouw-
werken.
De geschiedenisdagen
Het Koninklijk Nederlands Histo-
risch Genootschap organiseert op
17 en 18 november de geschiede-
nisdagen in het Koninklijk Insti-
tuut voor de Tropen in
Amsterdam. Op 17 november is er
een speciaal programma voor
vakdeskundigen met lezingen en
workshops; op zaterdag 18
november is er voor alle historisch
geïnteresseerden de themamani-
festatie 'Nederland in de koloniën,
de koloniën in Nederland'.
Sinterklaasverkoop in
Het Utrechts Archief
Op 29 november houdt Het
Utrechts Archief haar jaarlijkse
sinterklaasverkoop. Van 19 tot
20.30 uur is het archief geopend
voor kooplustigen op zoek naar
een cadeau met een historische
uitstraling. De Fotodienst verkoopt
zoals gebruikelijk afdrukken van
oude en recente foto's van Utrecht,
waaronder een aantal grote
formaten. Verder kunt u vele publi-
caties van Het Utrechts Archief
kopen (onder meer de in november
te verschijnen grote geschiedenis
van de stad Utrecht), de Saenre-
damkalender voor 2001, prent-
briefkaarten en fraaie reproducties
van een oude provinciekaart en
een stadsplattegrond.
Overzichtstentoonstelling
over reliekverering
Van 16 december 2000 tot en met
22 april 2001 zal in De Nieuwe Kerk
in Amsterdam en in Museum
Catharijneconvent te Utrecht de
tentoonstelling De weg naar de
hemel
te zien zijn. De tentoonstel-
ling over reliekverering in de
Middeleeuwen is speciaal voor deze
twee instellingen samengesteld
door gastconservator Henk van Os.
Voor het eerst in Europa wordt er
een grote overzichtstentoonstelling
gewijd aan de vorm en functie van
middeleeuwse reliekhouders.
Geïnspireerd door textiel
Tot en met 15 oktober 2000 is in
het grachtenpand van Museum
Catharijneconvent nog het werk
van vijftien amateur-kunstenaars
te zien. Unieke en kostbare
middeleeuwse gewaden, zeld-
zame weefsels en veel borduur- en
kantfragmenten uit de collectie
van het museum vormen voor hen
de inspiratie. In de kleine tentoon-
stelling laten zij een geheel eigen
'vertaling' van deze kunstschatten
zien. Deze presentatie is een
bijdrage aan het landelijke project
Textiel 2000. Circa 115 Nederlandse
musea nemen hieraan deel.
W
vereniging Oud*Utrecht
oktober 2000
-ocr page 142-
Hermans Q Schuttevaer
notarissen
Atngcilottn bil
Utrecht: Hemians & Schuttevaer • Maliebaan 81 • Tel. 030 - 233 66 99
NOTARiiuM Vleuten: Notarispraktijk Hagen • Pastoor Ohllaan 25 • Tel. 030 - 677 61 17
(maakt deel uit van Hermans & Schuttevaer).
;
mim as
I bedrijfs/ur/d/scfte
Mr J. CV. Geenen
* Contracten
* Contractbesprekingen
* Behandeling én overname
van incasso's
* Begeleiding bij aan- en
verkoop onroerend goed
* Assurantiën en financiële
dienstverlening
Correspondentie
uitsluitend
Postbus 12062
3501 AB Utrecht
tel, 030-231 68 40
fax 030-233 45 95
Weten wat uw huis waard is?
Vraag naar de gratis waarde-indicatie!
De prijzen van koopwoningen zijn de af-
gelopen jaren flink gestegen. Ook uw huis
is hoogstwaarschijnlijk meer waard geworden.
Maar hoeveel? Ligt dat droomhuis nu binnen
uw bereik? Of kunt u met de overwaarde de
keuken moderniseren?
Wat uw wensen ook zijn: u kunt pas echt
plannen gaan maken als u weet hoeveel uw huis
waard is!
ERA Makelaardij Utrecht geeft u gratis en
geheel vrijblijvend een waarde-indicatie van
uw woning. En dat is slechts één onderdeel
van de service die ERA u kan bieden.
Als het u wat waard is om de waarde van uw
huis te weten, bel dan met ERA voor die gratis
waarde-indicatie. Of gewoon om meer te weten
te komen over de diensten die wij
bieden. Dat kost u niets en levert u waarde-
volle informatie op.
BON VOOR GRATIS WAARDE-INDICATIE
Graag wil ik een vrijblijvende, gratis waarde-indicatie
van mijn woning. Bel mij voor een afipraak.
Naam:     ...............................................................
Straat:     ...............................................................
Postcode:  ...............................................................
Plaats:     ...............................................................
Telefoon:  ...............................................................
Knip de bon uit en stuur op naar ERA Makelaardij
Utrecht, Burg. Reigerstraat 65,3581 KN Utrecht.
M
ERA
Makelaardij Utrecht
Burgemeester Reigerstraat 65,
3581 KN Utrecht.
Tel. 030 233 21 32. Fax 030 254 60 26
E-mail: MakelaardijUtrecht@era.nl
Internet: www.era.nl/Makelaardij Utrecht
-ocr page 143-
Aan- en verkoopbegeleiding
Taxaties
Hypotheken
Verzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
makelaardij
in on roerende
goederen
Muus &
m
IJzerman
Maliebaan 48, Poslbus 14014,3508 SB Ulrecht,Telefoon: 030 - 234 00 08, Fax:030 - 232 19 70
O ONDERHOUD
O VERBOUW
O NIEUWBOUW
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
O RESTAURATIE
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2631111
fax: 030-2623274
O ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvestging
Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
BEAUFORT
MAKELAARS
J«SiBConseilB.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 144-
pre-publishing
content management
c d - r o m
internet
digital print
drukwerk
direct mail
logistieke dienstverlening
teleservices
^.
PlantijnCasparie
^utrecht
Vrieslantlaan K
3526 AA Utrecht
Postbus 7052
3502 KB Utrecht
T 030-282 28 22
F 030-288 35 61
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHT 118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
Je moet ze soms horen over deze kunst. Dan zeg ik: verderop hangen de Hollandse meesters.
Jullie zijn hier gew^oon nog niet aan toe. Dat laatste zeg ik natuurlijk niet. Dat denk ik alleen.
De Rabobank heeft iets metj
kunst en cultuur. Eerlijk gezegd,
we zijn er gek op. En onze
smaak is al even breed als die
van u. Popmuziek of klassiek, |
Cobra of impressionisme, vaan-
delzwaaien of klootschieten, ^
het is ons allemaal even lief.
Daarom krijgen heel veel ver-
schillende evenementen onze
steun. En u krijgt van ons een
gratis Museumjaarkaart op uw
Europas. Want we willen graag
dat iederéén kan genieten van
kunst en cultuur.
-ocr page 145-
Tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht
-ocr page 146-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen
Tel. 030-241 31 15
)
Broese Wristers
Boekverkopers
aan de Stadhuisbrug 5 - Utrecht - tel. 030 2335200
'beeldbepalend in bouwen'
1
iijriii
1
liii
1,
'"1 ""^ :-^i
utrecht*
Amsterdam
Groningen
Zeist
Maarssen
•Telefoon
030-2412912
(hoofdvestiging)
'f' ^jwr i'
^fi j ' Il
-mmm<mÊÊÊÊtÉ\9
' n
»
lANMEMIMCSBE
DRIJF H
J. JURRIËNS BV
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA^VNAG/NVK
tJtlNcd. Aiuiqiuür^ (.ifilootMluip
lllncht
Korte Jansstraat 17-19, 3512 (.M lltrcchl
Tel. 030-2318266, lax 030-2316474
Amsterdam
Rokin 46, 1012 KV Amsterdam
Tel. 020-6208100
1x1 ren
Torenlaan 5, 1251 Hl-: r.aren
Tel. 035-5381454
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT
K
Activiteiten o.a. op liet gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
*    Telematica
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
&>LISM4N
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
-ocr page 147-
Redactioneel
Colo
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
73ejaargangnr. 6
december 2000
ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht vereniging tot
beoefening en verspreiding van de kennis
der geschiedenis alsmede het vlaken over
het behoud van het cultureel erfgoed van
stad en provincie Utrecht
Voorzitter: P.A. Blok
Secretariaat:
Mw. CCS. (Tollen) Wllmer,
p/a Alexander Numankade 199-201,
3572 KW Utrecht.
Tel.: (030) 2866611
Fax: (030)2866600
Het Internetadres van Oud-Utrecht
Is: www.oud-utrecht.nl
Penningmeester: P. Kroes
Ukunt zich opgeven als lid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar
Oud-Utrecht,
Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-ƒ 30,-; 65-h ƒ 44,- per jaar).
U-paslld/30,-
Famlllelldmaatschap/15,-
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: B. van den Hoven van
Genderen, M.C. van Oudheusden,
J.CM. Pennings, P. Rhoen,
B. van Santen, M.A. Vugts en
M. vande Vrugt.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: Jeroen Tirlon, Utrecht
Vormgeving cover: Hans Lodewijkx
Druk: PlantijnCasparie Utrecht
Oud-Utrecitt.
Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda nummer 1/2001
20 december 2000, verschijnings-
datum; 1 februari 2001.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 3 V2 Inch floppy
(WordPerfect, versie 5 of Word versie
6). Aanbevolen omvang 3000
woorden, waarbij het aantal noten
zo beperkt mogelijk gehouden moet
worden. Het gebruik van tussen-
kopjes wordt aangeraden; lllustra-
tlesuggestles zijn zeer welkom.
Karel V is Heer der Nederlanden geweest. In die jaren breidde hij het Bourgon-
disch-Habsburgse gebied in de Nederlanden sterk uit. Utrecht speelt door de
centrale ligging in de Nederlanden hierin een rol en dat wordt dit jaar herdacht.
Hieraan kan het Tijdschrift Oud-Utrecht niet zo maar voorbijgaan. In dit
nummer staat een uitgebreid artikel dat geheel gewijd is aan Karel V in Utrecht. De
noten en de literatuuropgave van dit artikel zijn opgenomen op de website van
Oud-Utrecht:
www.oud-utrecht.nl, zie verder aldaar.
Maar dat is niet het enige wat dit nummer u biedt ook de gebruikelijke rubrieken
zijn weer aanwezig. Deze keer is de buitenplaats de Ruitenberg in Doorn aan de
beurt in de rubriek Tuinen. En de historische geografen onder ons kunnen hart
ophalen in de rubriek over de Utrechtse dalen en toppen. Daarnaast nog een
artikel over een verloren gegane boerderij en het nummer is alweer vol.
Veel leesplezier!
Namens de redactie, Nanette Vugts
Inhoud
Van de bestuurstafel
Een Utrechts beeld van Karel V
JosdeMeyere
De boerderij Groene woud in de voormalige polder Papendorp
René van der Mark
Natuur door de kunst geleid
Sandra van Lochem-van der Wel
157
162
Persberichten
165
Utrechtse dalen naarde top
166
Wim Hoogendoorn
Literatuursignalement
168
Agenda
169
'47
-ocr page 148-
Van de bestuurstafel
P.A. Blok, voorzitter
Voor u ligt alweer het zesde en
laatste Tijdschrift van het jaar
2000, het Oudejaarsnummer
derhalve. Dan komt onweerstaan-
baar de gedachte op terug te zien
op hetgeen het jaar 2000 onze
vereniging heeft gebracht.
In het eerste nummer schreef ik
dat in het nieuwe jaar onze
vereniging drie prettige zaken te
wachten stond: iets heel bijzon-
ders, een omvangrijker en kleur-
rijker Tijdschrift en een keizerlijke
gebeurtenis.
Het heel bijzondere was vanzelf-
sprekend de erfenis van mevrouw
Ulbrich. Dit biedt onze vereniging
extra mogelijkheden en nieuwe
kansen. Welke dat voor het
volgend jaar zullen zijn is na de
najaarsledenvergadering duide-
lijk geworden.
Van het omvangrijker en kleur-
rijker Tijdschrift hebben wij dit
jaar kunnen genieten. Verder is
achteraf gebleken dat ons twee
keizerlijke gebeurtenissen ten
deel zijn gevallen. Allereerst was
er de Karel V-dag in het Duitse
Huis. Waarvoor de belangstelling
overweldigend bleek. Helaas
moesten velen teleurgesteld
worden. Als herkansing en goed
alternatief werd er een excursie
naar Cent aangeboden, met als
thema 'Karel V en Gent'. Ook daar-
voor bestond veel belangstelling.
Ook een hoogtepunt in ons
verenigingsleven is dat zich nog
net in het jaar 2000 het tweedui-
148 zendste lid heeft aangemeld. Bij
de uitreiking van de Oud-Utrecht-
Prijs en het Jaarboek zal aan deze
verheugende gebeurtenis aan-
dacht worden geschonken. Heel
bijzonder is dat in driejaartijd het
aantal leden met driehonderd is
toegenomen, een groei van
gemiddeld netto honderd leden
per jaar. Heel veel dank aan de
leden, die zich ervoor hebben
ingespannen het grootste aantal
leden te bereiken dat onze vereni-
ging ooit heeft gekend.
Volharding is echter noodzakelijk.
Elk jaar vallen er leden af en
nieuwe leden blijven alleen al
nodig om niet achteruit te gaan.
Bovendien zou het geweldig zijn
als het ledental nog meer zou
toenemen.
Het jaar 2000 bracht onze vereni-
ging daarnaast ook de gebruike-
lijke zaken, waaraan wij al
gewend zijn geraakt. Ook daar-
voor past evenwel vreugde en
erkentelijkheid. Want zes Tijd-
schriften, een Jaarboek thuisbe-
zorgd en wel, tien goedbezochte
Historische Cafés, excursies, toe-
kenning van de Oud-Utrecht-Prijs,
presentie op Internet en adviezen
op financieel gebied en over
actuele ontwikkelingen, zij zijn er
niet vanzelfsprekend. Dat alles
wordt mogelijk gemaakt en geor-
ganiseerd door de inzet en het
werk van vrijwilligers, van actieve
en betrokken leden van onze
vereniging. Dankzij hun inspan-
ningen draait onze vereniging.
Het bestuur is hen allen zeer
erkentelijk.
Die erkentelijkheid geldt ook
degenen die onze vereniging
vertegenwoordigen bij opening-
en, jubilea, presentaties, sym-
posia etc. Het bruist in en rond
Utrecht en elke week is er wel iets.
Dan is het goed dat onze vereni-
ging zoveel mogelijk haar gezicht
laat zien en van haar betrokken-
heid getuigt.
Het bestuur heeft enkele initia-
tieven genomen om de communi-
catie te verbeteren. Zo bezoekt
een delegatie van het bestuur
eenmaal per jaar de redactie van
het Tijdschrift en die van het Jaar-
boek. Wij hebben begrepen dat
die ontmoetingen op prijs worden
gesteld.
Daarnaast nodigt het bestuur
degenen, die onze vereniging
vertegenwoordigen in andere
organisaties, jaarlijks uit een deel
van de bestuursvergaderingen bij
te wonen. Dat geldt met name de
Stichting Utrechtse Kastelen, de
Stichting De Utrechtse Molens, de
Stichting Leerstoel Utrecht
Studies, het Utrechts Monumen-
tenfonds, de Stichting Utrechts
Geveltekenfonds, de STABU en de
Stichting Stichtse Geschiedenis.
Over ieder van deze 'familieleden'
zal volgend jaar een kort stukje in
het Tijdschrift verschijnen.
Gaandeweg heeft zich in het
bestuur de praktijk ontwikkeld
dat naast de voorzitter, de secre-
taris en penningmeester ook
andere bestuursleden zich met
een specifiek aandachtsveld zijn
gaan bezighouden. Thans zijn er
drie 'portefeuilles', te weten het
Tijdschrift, de activiteiten en de
communicatie en pr. Het streven
is erop gericht binnenkort ook een
bestuurslid in eerste aanleg de
speciale zorg voor het waken over
het behoud van het cultureel
erfgoed van stad en provincie
Utrecht toe te vertrouwen.
Geruggensteund door de vele
goede ervaringen van het aflo-
pendejaar en de bewonderswaar-
dige vrijwillige inzet van onze
actieve medeleden ziet onze
vereniging met veel vertrouwen
het jaar 2001 tegemoet.
Het bestuur wenst u veel voor-
spoed en gezondheid toe.
vereniging Oud*Utrecht
december 2000
-ocr page 149-
Een Utrechts beeld van Karel V
JOS DE MEYERE
Dit jaar wordt het feit herdacht dat vijfhonderd jaar geleden, op 24 februari 1500,
keizer Karel Vte Gent werd geboren. In België, Spanje, Oostenrijk en Duitsland
wordt het herdenkingsjaar van deze Bourgondisch-Habsburgse vorst op grootse
wijze gevierd. In Nederland is de belangstelling daarentegen zeer matig.
In het aprilnummer van dit tijdschrift ging historicus Llewellyn Bogaers nader in
op de haat-liefdeverhouding tussen de stad Utrecht en keizer Karel V. In onder-
staande bijdrage gaat kunsthistoricus Jos de Meyere nader in op een beeld van
Karel Vdat in Utrecht bewaard is gebleven (afb. 1).
gebouwd en nogal cynisch kasteel
Vredenburg werd genoemd.
Bescheidener van omvang, maar
daarom niet minder opvallend was
het wapen van de keizer dat op tal
van plaatsen in de stad aange-
bracht was en duidelijk maakte wie
in Utrecht de macht in handen had.
Verder was de beeltenis van de
keizer natuurlijk te vinden op schil-
derijen, tekeningen, miniaturen,
kunstnijverheidsproducten - zoals
aardewerken kruiken, penningen in
edele en onedele metalen, tegels
etc, etc. - en beeldhouwwerken.
Wat van die productie bewaard is
gebleven in Utrecht, is uitermate
gering en staat in elk geval niet in
verhouding tot wat er oorspronke-
lijk aanwezig was. Bovendien zijn
die bewaard gebleven objecten niet
alleen kwantitatief gezien mini-
maal maar ook kwalitatief bieden
ze geen maatstaf voor objectieve
beoordeling.
De reden voor het beperkt aantal
sonen die er een andere geloofs-
visie op nahielden, wordt hem tot
op de dag van vandaag in de Noor-
delijke Nederlanden hoogst kwalijk
genomen. Keizer Karel V is voor
Noord-Nederlanders in de historie
primair als dwingeland en ketter-
vervolger bijgeschreven en niet als
politiek en bestuurlijk hervormer. In
dat licht gezien is het zeer bijzonder
dat het beeld van Karel V, dat in dit
artikel centraal staat, de eeuwen
getrotseerd heeft, zeker wanneer
men bedenkt dat die sculptuur een
markante plaats innam aan de
gevel van een pand aan de
Utrechtse Oudegracht (afb. 2).
HuisdeKeyser
Het beeld van keizer Karel V gaf zijn
naam aan het huis waar die beel-
tenis onderdeel uitmaakte van de
geveldecoratie. 'De naam van het
huis de Keyser', aldus Muller, 'komt
voor in een transport van 12 Mei
1696. Nog in 1780 behoorden, blij-
kens een transport van 21 Juni 1780,
de beide huisjes aan denzelfden
eigenaar'.^ In diezelfde periode van
dat transport vermeldt de Amster-
dammer Andries Schoemaker (i66o
-1735) in zijn 'Beschryving der stad
Uytregt' over het huis: 'gemenelijk
genaampt keyser karels huys'.^ Het
pand waarvan de gevel in 1867
gesloopt werd, lag aan de Oude-
gracht, destijds Wijk G nr. 38, later
nr. 49 en nu nr. 120; het vormde
oorspronkelijk één geheel met het
pandnr.nS.
Nadere beschouwing van afbeel-
dingen die door LP. Serrurier om- ,._
streeks 1730 (afb. 3), door J.A. van
Straaten omstreeks 1900 (afb. 4) en
door C. de Hoog omstreeks 1910
(afb. 5) werden gemaakt van het
Huis De Keyser, leert dat ook op de
beide geveltoppen van het pand
beeltenissen stonden. Schoemaker
geeft de oplossing: behalve het
Karel V was behalve 'keizer van het
Heilig Roomse Rijk' ook 'landsheer
van het Neder- en Oversticht' en als
zodanig opperste gezaghebber van
de stad Utrecht. Dat liet Karel
duidelijk merken toen hij de inwo-
ners van Utrecht, geestelijken even-
zeer als burgers, in 1528 dwong de
macht aan hem over te dragen. Het
meest opvallende element van 's
keizers macht in de Domstad was
de citadel die in i528-'29 werd
afb.l
Anoniem Utrechts
Beeld van Karel V,
Bentheimer zand-
steen, gepolychro-
meerd, 1556 (?)
(afkomstig van het
pand Oudegracht
120)
Utrecht, Centraal
Museum
bewaard gebleven beeltenissen
van keizer Karel V in Utrecht (en
overigens ook in de rest van de
Noordelijke Nederlanden), is niet
erg ver te zoeken. Weliswaar
beleefde men in de Domstad onder
het bewind van Karel V een periode
van relatieve welvaart en vrede,
maar van absolute rust was uitein-
delijk toch geen sprake. De geloofs-
opvattingen van de keizer die
leidden tot vervolging van per-
vereniging Oud>Utrecht
december 2000
-ocr page 150-
bracht. Het centrale gedeelte van
dat fries bestaat uit twee zittende
naakte vrouwen die een drapering
vasthouden die overgaat in de
bekroning van de nis. De rest van de
decoratie blijft hier verder buiten
beschouwing omdat ze niet essen-
tieel is voor het verder onderzoek
van het beeld van Karel V.
De zuilen met het opschrift 'Plus
Oultre' zijn van bijzondere bete-
kenis in de keizerlijke iconografie.
Ze gaan terug op de zuilen die
volgens de legende door Hercules
waren geplaatst op de rotspunten
aan weerszijden van de Straat van
Gibraltar en de grens van de Oude
Wereld markeerden. Met zijn trotse
lijfspreuk 'Plus Ultra' of 'Plus Oultre'
(steeds verder) gaf keizer Karel in
niet mis te verstane termen aan dat
zijn rijk zich uitstrekte tot buiten de
grenzen die door de zogeheten
Herculeszuilen waren aangegeven.
Het heroïsche devies ontstond rond
1516 in de Nederlanden, nog vóór
Karel V naar Spanje afreisde; voor-
dien gebruikte de keizer een leeuw
alsembleem.7
Hercules is de Romeinse naam voor
de van oorsprong Griekse mytho-
logische figuur Heracles. De popu-
laire held van de Oudheid werd in
de Middeleeuwen voorbeeld van
deugdzaamheid en werd zelfs ver-
geleken met de bijbelse figuur
Samson. In de zestiende eeuw ge-
noot Hercules een mascotteachtige
verering door vorsten als de Franse
Bourbons, de Florentijnse Medici en
niet in het minst door Karel V. De
keizer zag in Hercules vooral het
ideale heerserstype. De monumen-
tale Herculeszuilen spraken dan
ook zeer tot de verbeelding van
Karel V en zouden een kapitale rol
gaan spelen bij het uitbeeldings-
programma van de keizer.^ Het zal
duidelijk zijn dat de 'Plus Oultre'-
zuiltjes een onverbrekelijke eenheid
vormen met de beeltenis van Karel
V. Het is trouwens best mogelijk en
zelfs waarschijnlijk dat op de
(verloren gegane) kapitelen van de
zuilen respectievelijk een konings-
kroon en een keizerskroon waren
weergegeven, zoals dat op tal van
zestiende-eeuwse afbeeldingen
afb.2
Huizen aan de
Oudegracht, met
het Huis De
Keyser, foto, circa
1860
Het Utrechts
Archief
beeld van Karel V stonden daar ook
het beeld van 'Philip de eerste vader
van den keyser' en dat van 'Philip de
tweede zoon van de keyser'. Verder
vermeldt Schoemaker dat het huis
gebouwd werd in 1556, 't zelfde jaar
als den keyser de nederlanden aan
zijn zoon Philip overdroeg'.^
Reconstructie
De reconstructietekening die door
De Hoog werd gemaakt van het
Huis De Keyser werd in opdracht
van de toenmalige Utrechtse archi-
varis Muller uitgevoerd aan de
hand van gegevens die hij had
verzameld.4 Muller baseerde zich
voornamelijk op de aquarel die Ser-
rurier had vervaardigd (afb. 3)5, op
een potloodtekening van A. Olt-
mans, vermoedelijk uit 1836 (afb. 6),
op een foto van omstreeks 1860
(afb. 2) en tenslotte op de fragmen-
ten die na het slopen van de gevel
in 1867 bewaard waren gebleven.^
Beeld
Het gepolychromeerde beeld van
Karel V (afb. i) stond op een sokkel
in een nis die zich boven de
ingangspartij van het Huis De
Keyser bevond, tussen twee ramen
op de eerste verdieping (afb. 2-5).
Aan weerszijden van de nis stonden
gecanneleerde zuiltjes die ge-
flankeerd zijn door reliëfs (afb. 6).
Deze reliëfs bestaan uit rankmotie-
ven en cartouche-elementen met
bovenaan leeuwenkoppen en on-
deraan poten. Halvenwege de rank-
motieven staat een vogel, in loop-
pas en in de richting van de keizer
kijkend. De kapitelen van de zuiltjes
waren nog aanwezig toen de resten
van de gevel van het Huis De Keyser
in het museum terecht kwamen
(afb. 6), maar zijn later verdwenen.
Op het onderste gedeelte van de
zuilschachten staat links het
opschrift 'PLVS' en rechts 'OVLTRE'.
Die inscripties worden vastge-
houden door ruggelings naar elkaar
staande satyrs. Tussen hen in is een
zuiltje weergegeven met de ko-
nings- en keizerskroon. De zuilen
die de nis flankeren rusten op
consoles, waartussen de volgende
tekst staat:
'CAROLVS.0
VINTVS.RO
MANOR.IMP
ERATOR.Z.'
Die inscriptie is als volgt te lezen:
'Carolus quintus Romanorum Im-
perator etc.'(Karel V, Romeins Kei-
zer etc). De koepel van de nis en de
zwikken hebben beslagdecoratie.
De kroonlijst daarboven is versierd
met draperieën en vruchten waar-
tussen maskers zijn weergegeven.
De nis is bekroond met een bol-
werkcartouche waar in het midden
een man aan benen, handen en
hoofd gekluisterd zit. In zijn handen
houdt de man een drapering die
rechts en links door satyrs wordt
omklemd. Het bovenste gedeelte
van de nisbekroning gaat over in
het fries dat tussen de eerste en
tweede verdieping was aange-
150
vereniging Oud*Utrecht
december 2000
-ocr page 151-
met de Herculeszuilen te zien is
(afb. 7). Laten we nu nader ingaan
op de diepere betekenis van het
beeld zelf (afb. 1).
Karel V is staand en in vol ornaat
weergegeven: met hermelijnen
mantel, kroon op het hoofd, opge-
heven zwaard in zijn rechter hand
en globus, die gewoonlijk (rijks)-
appel wordt genoemd, in zijn linker
hand. Het betreft de monarchale
insignes die tegenwoordig worden
bewaard in de Schatzkammer van
het Kunsthistorisches Museum te
Wenen. Als belangrijkste insigna
golden kroon, zwaard, scepter en
rijksappel. Het zijn objecten waar-
van het gebruik was voorbe-
houden aan keizers en koningen
en, althans deze vier insigna, terug-
gaan tot de Klassieke Oudheid. In
kapittel XXVI van zijn Pantheon
behandelt Gottfried van Viterbo de
vraag die hem was voorgelegd
door keizer Karel de Grote (742 -
814): 'Quae sint insignia imperialia,
et quid significet uumquodque?':
welke zijn de keizerlijke insignes en
wat betekenen ze? Viterbo, hofka-
pelaan van Karel de Grote en ge-
schiedschrijver, vermeldt behalve
kroon, zwaard, scepter en rijks-
appel ook kruis en lans; de mantel
wordt daarbij niet vermeld.
Kruis en lans speelden als 'insignia
imperialia', keizerlijke tekenen, ten
tijde van Karel V geenszins meer de
rol die ze enkele eeuwen eerder
onder Karel de Grote hadden. In het
kruis zat hout dat afkomstig heette
te zijn van het kruis waaraan
Christus was gestorven en de lans
bevatte een spijker die doorging als
een van de spijkers waarmee
Christus gekruisigd was. Hierdoor
waren de 'insignia imperiali' tevens
reliekhouders.9
De kroon is het meest monarchale
symbool; ze is het zinnebeeld van
ovenA/inning.^° Toen Karel V in 1520
te Aken tot keizer werd gekroond
droeg hij de kroon die afkomstig
was van Karel de Grote. Deze
laatste gold als een soort histori-
sche oer-patroon voor de West-
Europese keizers die na hem
zouden komen. In dat licht gezien is
het geenszins bevreemdend dat
het Utrechtse beeld van Karel V
zeer verwant is aan beeltenissen
van Karel de Grote (afb. 9).
Het zwaard is eveneens symbool
van overwinning, maar ook van
gerechtigheid en van deugd in het
algemeen."
De rijksappel - een wereldbol
bekroond met een kruis - is het
symbool van heerschappij, erfelijke
macht, en staat voor 'Heilig Rijk',
want veroverd op de heidense
Romeinse keizers. Het kruis werd
gezien als teken van universaliteit
van de christelijke religie.^^
Volgens de legende zou koning
Alexander de Grote (356 - 323 v.C.)
een rijksappel vervaardigd hebben
uit goud dat afkomstig was van de
landen die hij aan zijn heerschappij
had onderworpen. De globe
evenals de kroon, het zwaard en de
scepter werden, zoals reeds werd
vermeld, al gebruikt door de Ro-
meinse keizers. Het leggen van de
relatie met de keizers uit de Klas-
sieke Oudheid werd vooral door
keizer Maximiliaan I (1459 - 1519)
gestimuleerd en onder diens klein-
zoon Karel V verder doorgevoerd.
Dat past perfect in het kader van de
Renaissance, de 'wedergeboorte'
van de Oudheid.
Op Karels borst is de adelaar weer-
gegeven, de vogel die in de heral-
diek wel het meest voorkomt. De
adelaar is teken van oppergezag,
'imperium', en wordt als zodanig
óók al bij de Romeinen gebruikt. De
eenkoppige adelaar geldt als
koninklijk teken, de tweekoppige,
zoals te zien is op het beeld van
Karel V, als keizerlijk. De dubbelkop-
pige adelaar duikt vanaf omstreeks
1335 op als symbool van het Heilig
Roomse Duitse keizerrijk.
Om zijn hals draagt keizer Karel V
de keten van de Orde van het
Gulden Vlies. Dit insigne bestaat uit
een kleine gouden ramsvacht met
kop en poten die aan een gouden
ketting hangt met op de schakels
het Bourgondisch vuurslagmotief
afgebeeld. De Orde van het Gulden
Vlies is een der oudste en aanzien-
lijkste wereldlijke ridderorden. Ze
werd door Philips de Goede van
Bourgondië op 10 januari 1430 inge-
steld ter gelegenheid van zijn afb. 3
huwelijk met Isabella van Portugal. L.P.Serrurier
De oprichting heette speciaal be- HetHuisDe
doeld te zijn ter ering van de ridder- Keyser, aquarel
stand en ter verdediging van het circa 1730
christelijk geloof, maar had ook Het Utrechts
zeer duidelijk een politiek doel. Via Archief
de Orde van het Gulden Vlies bracht
Philips de Goede immers een aantal
hoge edelen uit zijn territorium en
een aantal vorsten van buiten dat
gebied nauw met elkaar in relatie
en onderwierp ze tevens aan zijn
gezag als 'hoofd en soeverein' van
de Orde. Keizer Karel breidde het
aantal ridders dat volgens artikel i
van de statuten van de Orde voor-
heen beperkt bleef tot eenendertig,
uit tot eenenvijftig. Vermeldens- afb. 4
waardig is het eenentwintigste J.A.van Straaten
kapittel van de Orde van het HetHuisDe
Gulden Vlies dat onder Karel V Keyser, penteke-
plaatsvond te Utrecht in 1546.                     
ning, circa 1900
Alle tekenen waarmee Karel V op Het Utrechts
het beeld te Utrecht bekleed is. Archief
hebben betrekking op wat in de
151
?«....-.•,..„.,^. ' /'^..i-„\ .H,.,j. TCrefvrLEH^-tk:: <ro<u,.-,<,c->,i
%
vereniging Oud>Utrecht
december 2000
-ocr page 152-
Datering
Bij de diverse auteurs die over het
Huis De Keyser of het gevelbeeld
van dat pand hebben geschreven,
lopen de dateringen uiteen van
1540 tot 1560. Nogal resoluut
vermeldt De Bruin: 'Het zandstenen
beeld uit i54o'.^9 Muller schrijft: 'De
tijd van den bouw der huisjes wordt
eenigszins aangegeven door het
(zéér goed gelijkende) beeld van
keizer Karel V In den gevel: zij
moeten dateeren van omstreeks
1550'.-^° Kllnckaert dateert het beeld
ruim: i550-'6o.^^ Bogaers vermeldt,
zoals hierboven geciteerd, expliciet
1556. Kuyper plaatst het na 1549.^^
Op kunsthistorische gronden, met
name stilistische elementen Is een
datering tussen 1540 en 1560 verde-
digbaar, alhoewel 1540 wel aan de
zeer vroege kant is. In de jaren
veertig van de zestiende eeuw zijn
wel degelijk al Renaissancemo-
tieven terug te vinden in beel-
dende- en toegepaste kunst in de
Noordelijke Nederlanden, maar de
echte doorbraak komt toch vooral
na de zogeheten Blijde Inkomst In
1549. Ook al in 1540 vond een derge-
lijke Inkomst plaats, maar die had
weinig artistieke Impact. Keizer
Karels visite van 24 december 1545
tot 4 februari 1546 ter gelegenheid
van de bijeenkomst van het kapittel
van de Orde van het Gulden Vlies
brengt ons daarentegen een stap
verder. In 1546 werd op eerder
gedane Instlgnatie van de keizer
begonnen met de vernieuwing van
de gevel van het Utrechtse stad-
huls; de werkzaamheden waren In
1547 gereed, niet vóór de vergade-
ring van de Orde van het Gulden
Vlies in de Domstad, maar in elk
geval wel ruim vóór de Blijde
Inkomst van Karel en diens zoon en
enige erfgenaam Philips II, In 1549.
Utrecht was een van de steden in
de Noordelijke Nederlanden waar
die Blijde Inkomst groots werd
aangepakt. Dankzij de Spanjaard
Juan Christobal Galvete de Estrella,
die in het gevolg van keizer en
kroonprins meereisde en zijn erva-
ringen en bevindingen vastlegde,
zijn we redelijk goed ingelicht over
de vorstelijke tournee van 1549.^3
Karel V, in den gevel, met een
Latijsch onderschrift, staat ge-
plaatst; het daaraangrenzende
huis, naar de zijde van Drakenburg,
was vóór eenige jaren, nog In
denzelfden renalssance-stijl, met
een van boven vooruitstekend
gedeelte voorzien, en heeft aan
elkaêr behoord, of wel tot
vergrooting van het eerste
gediend'.^4 Muller is iets genuan-
ceerder: 'De tweeling-huisjes met
het beeld van keizer Karel V -
volgens eene onzekere overlevering
de woning van den stadsarchitect
Willem van Noort, die in 1547 den
(...) gevel van het stadhuls had
ontworpen en uitgevoerd (...)'.^5
Recent is naar voren gebracht dat
het Huls De Keyser niet in bezit was
van Van Noort: 'Het huls behoorde
tot 1551 toe aan Jan Gerrits, manden-
maker. Het was in 1556 in handen
van Frans van Nyenrode (t 1560),
oud-schepen van de stad Utrecht en
raadsheer van het Hof van Utrecht,
en van zijn echtgenote Mechteld
Lauwerman'.^^ Bogaers, die deze
gegevens achterhaalde, biedt In
haar reeds genoemde artikel in dit
tijdschrift extra informatie over
Frans van Nyenrode: 'Deze Gelders-
gezinde edelman verkreeg in 1527
kosteloos het burgerschap, alsof hij
een geboren burger was. In 1528
bevestigde Karel V dit burgerschap
en benoemde Frans van Nyenrode
vervolgens tot schepen. In 1530
bracht deze nieuwkomer het tot
raadsheer van het Hof van Utrecht.
Deze functie bekleedde hij tot zijn
dood. In 1556 sierde een beeld van
Karel V zijn huls aan de Oudegracht
(nu nr. 120). de voormalige tegen-
stander had zich ontpopt tot een
loyaal aanhanger'.^7
Met een hoge graad van zekerheid
mag worden aangenomen dat
Frans van Nyenrode de opdrachtge-
ver was voor het vervaardigen van
een beeld van Karel V als onderdeel
van de geveldecoratie van zijn pand
aan de Oudegracht. Die opvatting
wordt verstrekt door de reeds
aangehaalde vermelding bij Schoe-
maker In diens 'Beschryving der
stad Uytregt' dat het huis In 1556
gebouwd werd.^^
afh.5 contemporaine terminologie 'Mo-
G.deHoog narchia universalis' (totale alleen-
HetHuisDe heerschappij) werd genoemd en
Keyser, penteke-          beschouwd werd als de grondge-
ning, circa 1910 dachte voor macht, gebaseerd op
Het Utrechts erfopvolging. Duidelijk komt die
Archief opvatting tot uiting in de beginfrase
van een lange toespraak die groot-
kanselier Mercurino Gattinara met-
een na Karels verkiezing tot keizer
hield: 'Sire, God de Schepper is zo
genadig u boven alle christelijke
koningen en vorsten te verheffen,
want hij heeft u tot grootste keizer
en koning gemaakt, sinds de verde-
ling van het rijk van Karel de Grote,
uw voorganger en hij wees u de
weg naar de rechtmatige wereld-
heerschappij om de hele wereld
onder één hoederte verenigen'.^3
Opdrachtgever
Volgens overlevering werd het Huis
De Keyser in de zestiende eeuw
bewoond door de stadsarchitect
Willem van Noort. In zijn blografie
van Willem van Noort vermeldt
Kramm: 'Zijn woonhuis was ver-
moedelijk, dat, wat nog heden
gedeeltelijk te zien Is, over de Jans-
brug, aan de zijde van het huis
Drakenburg, alwaar een klein
beeld, ten voeten uit, van Keizer
152
vereniging Oud>Utrecht
december 2000
-ocr page 153-
Willem van Noort ^^
Uitgaande van de gedachte dat
Willem van Noort het pand be-
woonde waar het beeld van Karel V
de gevel sierde, lag het voor de
hand om hem in aanmerking te
nemen als maker van de beeltenis.
Er is echter, zoals reeds werd opge-
merkt, geen enkel bewijs aan te
voeren dat Van Noort het Huis De
Keyser bewoond heeft. Bovendien
is het maar de vraag of Willem van
Noort beeldhouwer was.
Waar en wanneer Willem van
Noort geboren is, is onbekend; in
1556 is hij te Utrecht overleden. De
oudste vermelding betreffende
Willem van Noort dateert uit 1524
en heeft betrekking op het maken
van tien kruisbloemen voor de
balustrade van de Utrechtse Dom-
toren. In 1535 krijgt hij opdracht
voor het bouwen van een nieuwe
stadspoort bij de Tolsteeg. In 1540
werd Willem van Noort officieel
aangesteld als 'metselriemeester'
van de stad Utrecht. Van 1553 tot
zijn dood in 1556 deed hij dienst als
stadsarchitect.
Blijkens rekeningen oven538-'39 en
i54i-'42 verricht Van Noort werk-
zaamheden voor de Mariakerk; in
1539 voor de Janskerk en de Buur-
kerk. Verder was hij betrokken bij
ontwerpen en/of de bouw van de
commanderie van de Johannieters
te Montfoort in 1544, verdedigings-
werken te Delft in 1556 en, samen
met Marcelis Keldermans, het kas-
teel te Hagestein bij Vianen in 1546.
De naam van Willem van Noort is
ten nauwste verbonden met de
verbouwing, in 1546, van de
Utrechtse huizen Groot- en Klein
Lichtenberch en Hasenberch tot
stadhuis in Renaissancestijl. Van
Noort had de leiding over het
project en leverde, zoals toen te
doen gebruikelijk was, de beno-
digde materialen.^'' Over de vraag
naar Van Noorts aandeel in het
ontwerp van de geveldecoratie van
het nieuwe Utrechtse stadhuis
bestaat echter geen consensus;
zelfs wordt zijn aandeel daarin in
twijfel getrokken.
In 1549 werkte Willem van Noort,
zoals reeds ter sprake kwam, samen
met de schilder Jan van Scorel en de
beeldhouwer Colijn de Nole, aan de
decoraties in het kader van de Blijde
Inkomst van Karel V en diens zoon
Philips II te Utrecht. In datzelfde jaar
werd Van Noort lid van de Utrechtse
Raad en ook in datzelfde jaar
klopten Van Noort en Van Scorel
aan bij die Raad met het verzoek om
financiële steun voor hun plannen
betreffende het baggeren en
uitdiepen van Rijn, Vecht en andere
rivieren. De uitvoering van de plan-
nen mislukte en beide heren raak-
ten daarover in conflict!^^
In de rekeningen van de Utrechtse
stadskameraar over 1556 - het over-
lijdensjaar van Willem van Noort -
wordt 'mr. Willem van Noert, in syn
leven der stads architect ende
metselrie-mr.' genoemd.-^^ Daar
noch, voor zover mij bekend, in
andere contemporaine documen-
ten, wordt melding gemaakt van
Willem van Noort als beeldhouwer.
We leren Van Noort kennen als
architect, opzichter en Iandmeter3°
en in 1540 wordt hij, zoals al
vermeld, als stadsmetselriemeester
aangesteld wegens zijn diensten 'te
weten in 't ordineren deser stads
nye poorten ende muren, oick brug-
gen ende anders, omme te allen
tyde dieselve te visiteren, ende die
gebroken daervan'.3i Als 'metselrie-
meester' en als 'steenhouwer' was
het, volgens de strenge regels die
toen binnen de Utrechtse gilden
De organisatie van de Blijde
Inicomst van 1549 was in handen
van de schilder Jan van Scorel, die
ook het concept leverde voor de
onderwerpen die werden uitge-
beeld op de route waar Karel en
Philips langs kwamen. Daar trof
men erepoorten en triomfbogen
aan, die voorzien waren van
beelden en beschilderingen, heral-
dische wapens en inscripties. Ook
was er bladgroen te vinden, onder
meer bij bestaande bouwwerken,
waar tevens vlaggen en wimpels
waren aangebracht. Jan van Scorel,
die ook al, weliswaar op zeer
bescheiden wijze, betrokken was bij
de Blijde Inkomst van 1540, werd
voor de uitwerking van het decora-
tieve program bijgestaan door de
beeldhouwer Colijn de Nole en de
stadsarchitect Willem van Noort;
voor de financiën en het algemeen
toezicht op de gang van zaken was
Frans Bogaert, raad van de vroed-
schap, verantwoordelijk.-^'^
De Blijde Inkomsten in de Noorde-
lijke Nederlanden werden vooraf-
gegaan door Inkomsten in de
Zuidelijke Nederlanden. Daar wa-
ren ze met name te Gent en vooral
te Antwerpen zeer groots opgezet.
Jan van Scorel, die goede contacten
had in de Scheldestad, zal zich daar
zeer zeker op de hoogte hebben
gesteld van de plannen voor de
Blijde Inkomst. Het decoratieve
programma dat daar toen werd
ontwikkeld had in elk geval een niet
te onderschatten invloed op de
ontwikkeling van de Renaissance,
zoals Kuyper op overtuigende wijze
heeft aangetoond in zijn studie The
Triumphant Entry of Renaissance
Architecture into the Netherlands.
De gevel van het Huis De Keyser,
inclusief het beeld van Karel V, past
perfect in deze sfeer en moet, zoals
Kuyper terecht stelt, na 1549
ontstaan zijn.^5 Een datering 1556 is
zeer acceptabel.
Maker
Drie namen zijn als makers in
verband gebracht met het beeld
van Karel V: Willem van Noort,
Rijck Hendricksz. van Beest en
Colijn de Nole.
afb.6
Opname van het
beeld van Karel V
waarbij de (thans
verdwenen) kapi-
telen op de zuilen
nog aanwezig zijn
153
vereniging Oud'Utrecht
december 2000
-ocr page 154-
laatste vermelding betreffende
deze beeldhouwer.
Swillens' toeschrijving van het
beeld van Karel V aan Rijck Hen-
dricksz. van Beest is gebaseerd op
vergelijking met het beeld van
Hendrik IV dat zich in het Rijksmu-
seum te Amsterdam bevindt. 'De
stijl, de uitvoering en de compositie
van beide beelden', aldus Swillens,
'verraden dezelfde maker. De
enigszins vluchtige, decoratieve
behandeling, die beiden gemeen
hebben, mag worden verklaard uit
de hoge standplaats, die zij
eenmaal hebben ingenomen'.45 Bij
nadere bestudering van beide
beelden kan men niet anders dan
tot de conclusie komen dat Swil-
lens het niet bij het rechte eind
heeft. Belangrijk obstakel om tot
een gerechtvaardigd oordeel te
komen is de conserveringsstaat
waarin het beeld van Karel V ver-
keert. De basis om die beeltenis toe
te schrijven aan Rijck Hendricksz.
van Beest is te smal.
Colijn de Nole "^^
In 1530 wordt 'Colyn Willems van
Camerick, steenhouwer' als 'vrye
burger' ingeschreven in het
Utrechtse Buurspraakboek. Wan-
neer de uit het Noord-Franse Cam-
brai - Kamerijk - afkomstige Colijn
de Nole, zoals hij gewoonlijk wordt
genoemd, geboren werd, is onbe-
kend. Hij was de zoon van de Kame-
rijkse beeldhouwer Cuillaume -
Willem - de Nole. Ook Colijns zoon
Jacob en kleinzoon Willem waren
beeldhouwer. Colijn de Nole is vóór
9 november 1558 overleden; op die
datum wordt namelijk melding
gemaakt van de Nole's weduwe.
Uit het Utrechts Raads dagelijks
boek blijkt dat er in 1532 sprake is
van een conflict tussen het steen-
bikkersgilde en De Nole, die in
datzelfde jaar lid was geworden van
het zadelaarsgilde. De steenbikkers
maakten moeilijkheden 'om des-
willen zy hem bevonden souden
hebben beelden in steen te maken'
en om die reden vonden ze dat De
Nole lid diende te zijn van hun gilde.
De vraag of beeldhouwers thuis-
hoorden in het steenbikkers- of in
golden, Van Noort wel toegestaan
decoratief beeldhouwwerk te leve-
ren, 'grof werk' zoals kruisbloemen
voor de Domtoren, maar het
vervaardigen van beelden, 'fijn
werk', moest hij overlaten aan
'beeltsnyders ofte beeldemakers'
zoals Rijck Hendricksz. van Beest of
Colijn de Nole.
Over deze kunstenaar is weinig
bekend. Zo is bijvoorbeeld onbe-
kend waar en wanneer hij is
geboren en overleden. Over zijn
activiteiten als beeldhouwer zijn
we summier ingelicht. Voor het
eerst wordt hij vermeld in de reke-
ningen van de Utrechtse Dom in
1544; dan wordt hem gevraagd om
acht beelden te maken voor het
oostelijk portaal.3^
Blijkens de rekeningen van de
Utrechtse Buurkerk over 1544-'45
wordt betaald aan 'Ryck Hendriksz.
die beeldsnyder van de foey onder
die orgelen te snyden'.37 Ver-
volgens duikt hij eerst in i56i-'62
weer op; dan wordt 'Richard Henrix'
vermeld in de rekeningen van de
Utrechtse Salvatorkerk.^^ In 1563
wordt 'Richardo Henrici, sculptori'
betaald voor werkzaamheden in de
Mariakerk te Utrecht.39 Kort
daarvóór wordt 'Rychardi, sculp-
toris' betaald; ongetwijfeld gaat het
om dezelfde beeldhouwer.^" Die
betaling betreft het vernieuwen
van een houten beeld van keizer
Hendrik IV dat op het koordak van
de Mariakerk stond. Dat beeld, dat
op 24 juli 1563 voltooid was en op 30
juli op het dak werd geplaatst, is
niet bewaard gebleven, maar
kennen we dankzij tekeningen van
onder meer Pieter Saenredam. Een
ander beeld met de voorstelling van
keizer Hendrik IV, dat in 1569 werd
vervaardigd door Rijck Hendricksz.
van Beest, is wel bewaard gebleven
en bevindt zich in het Rijksmuseum
teAmsterdam.41
In de rekeningen van de 'kerkmees-
ters van S. Barbaren kerke binnen
Culenborch' over i566-'67 staat:
'Item, Antho. Wellants heeft
gecofft Utrecht een cruys, ghe-
sneden van een, ghenaemt Ryck
Henricksz.'.42
In een rekening van 30 augustus
1569 is weer sprake van drie
beelden die Rijck Hendricksz. van
Beest vervaardigde voor de
Utrechtse Mariakerk.43 in datzelfde
jaar wordt 'Ryck Hendrickss. van
Beest' vermeld op de ledenlijst van
het Utrechtse zadelaarsgilde,
waaronder de beeldhouwers
ressorteerden.44 Dat is tegelijk de
afb.7
'Newezeytung...',
houtsnede, 1535
Bekroond keizer-
lijk wapen; keten
van de Orde van
het Gulden Vlies;
Herculeszuilen
met keizers- en
koningskroon;
devies 'Plus Ultra'
Wenen,
Österreichische
Nationalbibliothek
jug/r nb cmbtmhs t>re XtfniB;
Interessant in deze context Is een
proces dat in 1543 gevoerd werd
tussen Willem van Noort en de
Utrechtse beeldhouwer Jacob van
den Borch.32 ygp Noort weigerde
namelijk een bedrag van ƒ 140,-,
dat hij ontvangen had voor het
maken van een ontwerp, te delen
met Van den Borch, die het werk
zou uitvoeren. Met deze informatie
komen we tot de kern van de zaak:
Van Noort was geen beeldhouwer
alhoewel hij zich wel bepaalde
rechten probeerde toe te eigenen,
maar was wel actief als ontwerper
en als maker van 'grof werk'.33 jn dit
licht gezien zal een aantal toeschrij-
vingen aan Willem van Noort moe-
ten worden herzien. Overigens is
het werk dat op zijn naam staat
zodanig uiteenlopend in kwaliteit,
dat het onmogelijk van één en
dezelfde persoon kan zijn. Kuyper
beschouwt Willem van Noort trou-
wens wel als 'ontwerper' van de
gevel van het Huis De Keyser.34
Rijck Hendricksz. van Beest
Swillens beschouwde het beeld
van keizer Karel V als werk van de
Utrechtse beeldhouwer Rijck
Hendricksz. van Beest.35
154
vereniging Oud'Utrecht
december 2000
-ocr page 155-
graftombe van Reinout van Brede-
rode en diens echtgenote Philipotte
van der Marck in de N.H. kerk te
Vianen en de schoorsteen voor de
schepenzaal in het raadhuis te
Kampen, respectievelijk in i540-'42
en i543-'45 vervaardigd.
Colijn de Nole is eveneens in
verband gebracht met het beeld van
Karel V dat in deze bijdrage centraal
staat. Volgens Galland is de deco-
ratie van het Huis De Keyser afkom-
stig uit het atelier van De Nole.54
Hedicke rubriceert het beeld even-
eens onder 'Werkstattarbeiten' van
De Nole, echter 'unter Vorbehalt
spaterer exakterer Forschungenl'SS
Terecht merkt Veenstra op dat het
beeld van Karel V door 'een veel
minder vaardige hand' dan die van
Colijn de Nole is vervaardigd en
'zeker niet door hem gemaakt'.S^
Museumstuk
Het Huis De Keyser bestond oor-
sponkelijk uit een combinatie van
een smalle en een brede gevel: het
beeld van Karel V stond in het
midden van de brede gevel (afb.2-
5). Eind achttiende- begin negen-
tiende eeuw werd het pand
gesplitst: het smalle gedeelte werd
samengevoegd met de aanpalende
panden aan de noordzijde. Het
brede gedeelte werd rond 1860
grondig verbouwd; toen werd de
gevel gesloopt. Toen A. Bressier in
1839 in dat pand een winkel met
'alle soorten van Engelsche, Duit-
sche en Inlandsche Garens en
Linnen, als ook gebreide en ge-
weefde Goederen' opende, heette
het nog 'alwaar de keizer in de
gevel staat'.57 in i86o stelde
Kramm vast: 'Het is zeer te bejam-
meren dat dit geheel niet is be-
waard gebleven, als model van den
bouwtrant der XVI. eeuw'.S^
Op 18 juni 1867 stuurde 'De
Commies-Archivaris' J.W.L Raven,
die ook als museumbeheerder
actief was, aan het college van
Burgemeester en Wethouders van
Utrecht een brief waaruit geheel
duidelijk wordt hoe het beeld van
Karel V en de overige gevelfrag-
menten van het Huis De Keyser
terechtkwamen in het Historisch
Museum der Stad Utrecht, thans
Centraal Museum: 'Eenigen tijd
geleden werd mij berigt dat ten
gevolge van de verbouwing van het
huis gelegen aan de Oude-gracht
over de Jans-brug tusschen de
Drakenborg- en Vinkenburgstegen
het zadelaarsgilde was een l<westie
die al jaren aansleepte en nog jaren
zou duren.47 Hoe dan ook, in 1532
besliste de Utrechtse Raad dat De
Nole's lidmaatschap van het zade-
laarsgilde voldoende was.^^
Regelmatig duikt Colijn de Nole op
in rekeningen van Utrechtse ker-
ken. In i537-'38 en in i54i-'42 wordt
hij betaald voor werkzaamheden in
de Oudmunster- of Salvatorkerk. In
i538-'39 wordt hij vermeld in de
rekeningen van de Mariakerk in
verband met werk dat hij samen
met Willem van Noort verrichtte.
Verder komt De Nole voor in reke-
ningen van de Mariakerk over de
jaren i54i-'42, i547-'48/'49. i552-'53
en i554-'55. In i544-'45 wordt hij
betaald voor het vervaardigen van
'aensichten ende X dolmesgens'
aan de orgeltribune van de Buur-
kerk.5° Tevens wordt dan 'Rijck
Heynrickss' betaald voor zijn
aandeel aan beeldhouwwerk voor
de orgeltribune.
Zoals reeds aan de orde kwam
leverde Colijn de Nole in 1549
'beelden en hooffden' die 'deur
ordonnantie van Mr. Johan van
SchoerI, Cononick van Sinte Marie,
gemaickt worden' en bestemd
waren 'totter triumphe van de
incompste van den prince van
Hyspanie'; die 'beelden en hooff-
den' waren geplaatst 'in dezen
stadhuysinge'van Utrecht.5^
In 1552-53 wordt De Nole betaald
'uyt saecke by duer bevel van de
oversten gemaickt ende gelevert
heeft gehadt een patroen waerna
hy presenteerde een schoerssteen-
mantel te maicken in de nye Camer
van Cleyn-Uchtenberch'52; uit de
rekeningen over i553-'54 blijkt dat
Willem van Noort, 'deser stadt
metseiryemeester' betaald wordt
omdat hij 'gemaickt ende geset
heeft voer Lichtmisse anno 54 die
schoersteenmantell mitten toebe-
horen, staende in de nyewe camer
van Cleyn Lichtenberch, genoemt
nu der stadt wijnhuis'. Fragmenten
van die schoorsteen voor het
Utrechtse stadhuis zijn bewaard
gebleven.53
Colijn de Nole's belangrijkste be-
waard gebleven werken zijn de
Wijk G no. 38 de antieke gebeeld-
houde gevel van dat huis door een
moderne zou worden vervangen.
Zoo als U.E.A. welligt bekend zal zijn
bestond die antieke gevel uit onder-
scheidene bouwkundige versierse-
len en historische bas-reliefs terwijl
er bovendien in geplaatst was een
beeld voorstellende Keizer Karel V.
De gevel echter was door den eige-
naar van het huis aan den aanne-
mer der verbouwing (den heer van
der Lip) afgestaan geworden, doch
had eerstgenoemde zich den eigen-
dom van het beeld gereserveerd.
Vermits nu, toen mij de plaats te
hebben verbouwing van dat huis
gemeld werd, de steiger reeds voor
hetzelve geplaatst was en men met
het afbreken van den ouden gevel
afb.8
A. Wouters
Bewaard gebleven
gedeelte van de
gevel van het Huis
De Keyser,
gewassen penteke-
ning, 1857
Het Utrechts
Archief
afb.9
Anoniem
Keizer Karel de
Grote, houtsnede
in 'DieAlder
excellenste cronyke
van Brabant',
Antwerpen 1497
155
%
vereniging Oud'Utrecht
december 2000
-ocr page 156-
heer Cem. Architect is het mij
echter gelukt én den gevel én het
beeld voor eene gezamenlijke som
van ƒ 30,00 van den aannemer (v.
der Lip) over te nemen, die zich met
den eigenaar van het beeld ver-
staan heeft over het aandeel voor
dien laatsten in die som v. ƒ 30,00
voor het beeld te ontvangen.
Ik neem mitsdien de vrijheid U.E.A.
beleefdelijk te verzoeken dien door
mij gedanen aankoop wel te willen
goedkeuren en te magtigen de
daartoe benoodigde gelden te vol-
doen uit den post voorkomende op
volgn. 110 der Cem. Begrooting.59
Tot besluit
De geveldecoratie die in de zestien-
de eeuw het Huis De Keyser aan de
Utrechtse Oudegracht sierde, is
slechts fragmentarisch bewaard
gebleven. Van de beelden die oor-
spronkelijk deel uitmaakten van die
decoratie, is alleen het beeld van
keizer Karel V over, bovendien in
nogal gehavende staat.^° De loop
der Noord-Nederlandse historie was
alles behalve bevorderlijk voor het
conserveren van beeltenissen van
keizer Karel, zodat het als bijzonder
mag worden beschouwd dat het
beeld de eeuwen getrotseerd heeft.
Andries Schoemaker vermeldt in
zijn beschrijving van de stad
Utrecht omstreeks 1700 dat het
Huis De Keyser dateert uit 1556;
vrijwel zeker bedoelt hij daarmee
de verbouwing van de gevel. In dat
jaar was het pand in bezit van Frans
van Nyenrode, raadsheer van het
Hof van Utrecht, eerder schepen
van de stad Utrecht en, nadat hij
eerst een tegenstander van de
keizer was, uiteindelijk fervent
aanhanger van Karel V. Wanneer
op 15 mei 1556 door Willemtgen,
weduwe van mandenmaker Jan
Gerrits, het pand verkocht wordt
aan Mechtelt, echtgenote van Frans
van Nyenrode, is in de akte geen
sprake van iets dat wijst op verbou-
wingen. Wanneer door Mechtelt,
weduwe van Frans van Nyenrode,
op 28 september 1562 het huis
getransporteerd wordt aan haar
broer Steven Lauwerman, wordt in
de beschrijving van het pand
vermeld: 'zoe als die nu ter tijt
betimmert staet mit alle verbete-
ringevandien'.^^
Ongetwijfeld was Frans van Nyen-
rode opdrachtgever voor het ver-
vaardigen van een nieuwe gevel,
inclusief het beeld van Karel V. Wie
de maker was van die beeltenis, is
een gecompliceerder kwestie. Mede
door de slechte staat van conserve-
ring is het moeilijk, zoniet zelfs
onmogelijk de maker van het beeld
te achterhalen. Voor zover er sprake
kan zijn van vergelijkend onderzoek
moet worden vastgesteld dat het
bewaard gebleven oeuvre van Rijck
Hendricksz. van Beest en van Colijn
de Nole in stijl en uitvoering zodanig
afwijkt van het beeld van Karel V
dat geen van beide beeldhouwers in
aanmerking komt als maker. Wat
Willem van Noort betreft moet,
zoals hier betoogd is, ten zeerste
betwijfeld worden of hij als beeld-
houwer werkzaam was; wel als
maker van 'groff werk en als
zodanig mocht hij volgens een
besluit van de Utrechtse raad uit
1540, wel 'schoersteenen ofte
metsellerie' produceren maar geen
'beelden'.^^ Overigens is het, uit-
gaande van de stelling dat het beeld
uit 1556 dateert, maar de vraag of
Willem van Noort op biografische
gronden in aanmerking zou komen:
hij stierfin 1556.
Het beeld van Karel V vertoont
meer verwantschap, zowel wat stijl
als techniek betreft, met werk van
de Utrechtse beeldhouwer Cornelis
Sas, die onder meer in 1554 een serie
keizerbeelden vervaardigde voor
het Nijmeegse stadhuis (afb. 10)
dan met het werk van de bovenge-
noemde beeldhouwers.^3 Daarmee
is overigens geenszins beweerd dat
het beeld van Karel V meteen kan
worden toegevoegd aan het oeuvre
van Cornelis Sas.
Uit nadere beschouwing van het
beeld kan worden vastgesteld dat
de iconografie zeer goed doordacht
is. Karel V komt expliciet naar voor
in al zijn keizerlijke waardigheid.
Om die reden zijn voetstuk, nis en
(Hercules)zuilen met wapenspreuk
bij presentatie van het beeld abso-
luut onmisbare onderdelen.
afb.10
Cornelis Sas
Beeld van een
keizer, Bentheimer
zandsteen, 1554
(afkomstig van het
Nijmeegs Stad-
huis)
Nijmegen,
Museum Het
Valkhof
een aanvang ging maken, kon ik de
vernietiging dier antiquiteit niet
anders voorkomen dan door met
den aannemer der verbouwing en
eigenaar van den gevel (den heer
van der Lip) een dadelijke overeen-
komst te treffen, waarbij ik hem de
toezegging deed dat hij voor den
afstand van dien gevel aan de stad
en voor het meerdere arbeidsloon
voor het voorzigtig afbreken van
denzelven altijd op eene som van
± ƒ 25,00 zou kunnen rekenen,
waarmede door hem genoegen
werd genomen, en de fragmenten
van dien gevel door hem aan Stads
Timmerhuis werden gedeponeerd.
Wat het beeld betreft was de eige-
naar tot den afstand daarvan voor
eene som van ƒ 40,00 bereid.
Aangezien echter die som mij veel
te hoog voorkwam en bovendien
vernietiging van dat voorwerp geen
gevaar liep, trad ik over den aan-
koop daarvan in geen onderhande-
ling. Door bemiddeling van den
156
vereniging Oud>Utrecht
december 2000
-ocr page 157-
De boerderij Groenewoud
in de voormalige polder Papendorp
René VAN DER Mark
Op 22 februari werd
begonnen met de sloop van de
monumentale boerderij Groe-
newoud, gelegen in de voor-
malige polder Papendorp in
het zuidwesten van de
gemeente Utrecht. De reden
tot sloop werd gevormd door
de herinrichting van het
gebied tot een kantorenpark.
Hiertoe diende alle bestaande
bebouwing langs de Groene-
woudsedijk opgeruimd te
worden, zo ook de boerderij
Groenewoud. De polder zelf
zou bij het bouwrijp maken
grotendeels verdwijnen onder
een pakket ophogingszand.
Bij de ontwikkeling van het gebied
was helaas weinig ruimte voor
archeologisch en bouwhistorisch
onderzoek. De boerderij Groene-
woud vormt een van de weinige
cultuurhistorische objecten die uit-
voeriger onderzocht kon worden
eer zij zou verdwijnen.
Het onderzoek is uitgevoerd door
het Archeologisch en Bouwhisto-
risch Centrum van de gemeente
Utrecht in samenwerking met de
werkgroep Archeologie van de His-
torische Kring Nieuwegein.
Het gebied Papendorp
De polder Papendorp vormt een
restant van een vroeger groter
gebied, waartoe ook een groot deel
van het huidige Kanaleneiland be-
hoort. Dit deel is in de jaren vijftig
afgesneden door de aanleg van het
Amsterdam-Rijnkanaal en de bouw
afb.l
De Croenewoudse-
dijk vanuit het
zuiden gezien, foto
auteur
van de wijk Kanaleneiland. De
grenzen werden vroeger gevormd
door: in het noorden de Leidsche
Rijn, in het westen de Taatsedijk, in
het oosten de Dwelfsloot en in het
zuiden de Rijnwetering (Oudland-
sewetering). Het gebied ligt thans
ingeklemd tussen het Amsterdam-
Rijnkanaal, de Ai2 en de A2. Het bij-
zondere aan het gebied is dat er
geen grootscheepse ruilverkave-
lingen hebben plaatsgevonden,
waardoor de middeleeuwse struc-
tuur nog goed herkenbaar is
gebleven.
Het gebied Papendorp is een over-
wegend i2e-eeuwse copeontgining
en vormde samen met de polder
Galecop een ontginningseenheid.
Alleen het noordelijke deel kende
een wat onregelmatiger blokverka-
veling en is vermoedelijk eerder
ontgonnen.
Bij een copeontginning werd vanaf
de ontginningsbasis, in het geval
van Papendorp de Groenewoudse-
dijk (voorheen Galecoperdijk), een
reeks van evenwijdig aan elkaar
liggende sloten gegraven. Hierdoor
ontstond een strokenverkaveling
die haaks op de ontginningsas
stond. De stroken liepen vanaf die
ontginningsas tot de achterkade
van de ontginningseenheid. In het
geval van Papendorp was dat in het
westen de Taatsedijk en in het oos-
ten de Dwelfsloot. De strookvormi-
ge kavels hadden meestal een vaste
maat van ongeveer 115 meter breed
en 1250 meter lang. De gelijke maat
van de kavels valt te verklaren uit
het feit dat ontginning geschiedde
op initiatief van de landsheer, in
deze de bisschop van Utrecht. De
cope is de overeenkomst tussen de
landsheer en de ontginner.
Op de kop van de kavels langs de
Croenewoudsedijk ontstonden de
eerste boerderijen. Archeologisch
proefonderzoek in mei 1999 wees
uit dat de oudste bewoning in de
eerste helft van de 12e eeuw is te
dateren. Die bewoning was aan-
vankelijk gesitueerd aan de west-
zijde van de Croenewoudsedijk.
Deze bewoningsplaatsen waren
door een noordzuid lopende sloot
van een kavelstrook gescheiden,
waardoor een vierkant of recht-
hoekig perceel ontstond, dat ver-
moedelijk overeenkomt met de
oppervlakte van het erf.
Aan de oostzijde van de Croene-
woudsedijk ontstonden de eerste
boerderijen in de eerste helft van de
17e eeuw. Voorbeelden van deze
boerderijen zijn Oud Welgelegen
(thans Kanaleneiland), de Sterhof
157
vereniging Oud'Utrecht
december 2000
-ocr page 158-
Wijze van onderzoek
Om de ontwikkeling van een
gebouw te herleiden en om tot een
reconstructie van de oorspronkelijke
opzet van het gebouw te komen,
dienen in eerste instantie alle rele-
vante bouwsporen in kaart gebracht
te worden. Hiertoe is een deel van de
gevels ontpleisterd en zijn de
verlaagde plafonds en delen van de
houten vloeren verwijderd. Hierdoor
kwamen wijzigingen in de con-
structie van het gebouw in het zicht
die er in de loop van de tijd hebben
plaatsgevonden. Tevens zijn de con-
structies van de kap, het houtskelet
en de balkenlagen in kaart gebracht.
Al deze gegevens zijn opgemeten,
gefotografeerd en getekend op
schaal 1:20,1:50 en i:ioo.
Dit bouwhistorisch onderzoek is
aangevuld met gegevens die ver-
kregen zijn uit een interview met de
laatste bewoner. Deze had met
name nog veel informatie over de
ontwikkeling van de boerderij van-
af igoo: het gebruik van de verschil-
lende ruimtes, alsmede de grootte
en de aard van het bedrijf. Deze
informatie is aangevuld met gege-
vens uit het kadaster die tot 1832
terugvoeren. Oude foto's en carto-
grafisch materiaal leverden even-
eens bruikbaar materiaal op voor
het onderzoek. De oudste kaart
waarop de naam Groenewoud als
toponiem voorkomt dateert uit de
eerste helft van de 17e eeuw. Histo-
rische foto's zijn met name gebruikt
voor de reconstructie van de achter-
gevel van de stal, die bij een storm
in 1990 is verwoest, als ook de
noordgevel. Bij de reconstructie van
de laatste gevel was een foto uit
1920 bruikbaar; deze gaf de situatie
weer van vóór de wijzigingen die in
1949 plaats hebben gevonden.
Tot slot leverde een bescheiden
archeologisch onderzoek op het
terrein na de sloop gegevens op
over wanneer de eerste bewoning
en de indeling van het erf tot stand
kwamen.
Beschrijving van het gebouw
Het woonhuis
De voorgevel had een ongelijke
verdeling van de vensters en is aan
de zuidzijde hoger dan aan de
noordzijde. Aan de noordzijde
bevond zich het kelderlicht met
diefijzers van de melkkelder, ver-
moedelijk i8e-eeuws. In het cen-
trale deel van de gevel zaten twee
ige-eeuwse zesruits schuifvenster
van de woonkamer, aan de zuid-
zijde een vierruits schuifvenster
van de kaaskamer. Op de verdie-
ping bevond zich een klein venster
voor de zolder en aan de zuidzijde
een venster voor de knechten-
kamer; dit laatste venster stamt uit
het begin van de 20e eeuw.
In de noordgevel van het woonhuis
bevond zich aan de voorzijde een
tweede kelderlicht, eveneens voor-
zien van diefijzers. Achter dit ven-
ster bevond zich een groot door-
zonvenster uit circa 1949; de kap
was hier ter plaatse opgehoogd.
afb. 2 en Croenewoud. Opmerkelijk is dat
Luchtfoto van het de en/en van deze boerderijen, net
gebiedPapendorp als in de middeleeuwen, op een
in 1990, Foto- kopkavel waren gelegen.
dienst Gemeente In de 19e eeuw ontstaat de eerste
Utrecht bebouwing langs de Taatsedijk,
een achterkade van het gebied; de
bebouwing bestond hier voorna-
melijk uit landarbeiderswoningen.
Het gebied Papendorp is een over-
gangszone van de hoger gelegen
stroomrug naar de lager gelegen
komgebieden. Het zuidelijk deel
bestaat voornamelijk uit klei op
veen; door afwatering van het
gebied is het veen ingeklonken en
werd de afwatering bemoeilijkt.
Dit is de reden dat dit gebied in de
late middeleeuwen en de vroeg-
moderne tijd alleen nog geschikt
was voor veeteelt.
De boerderij Groenewoud
In het gebied Papendorp stamt de
afb. 3 enige nog bewaard gebleven boer-
De boerderij derij met een hoofdopzet uit de
Groenewoud eerste helft van de 17e eeuw, Groe-
vanuit het zuid- newoud. Zowel de boerderij als de
oostengezien indeling van het erf waren nog
omstreeks 1974 grotendeels oorspronkelijk van op-
foto: zet. De boerderij behoort tot het
Het Utrechts zogenaamde 'langhuistype', waar-
Archief. bij stal en woonhuis onder één dak
zitten. De plattegrond van het
gebouw was rechthoekig en had
een lengte van 27.60 meter en een
breedte van 12.60 meter. De gevels
waren grijs gepleisterd en oor-
spronkelijk wit gekalkt met een
zwarte spatrand; het dak had een
rieten kap met wolfseinde.
I .rj Ij ^;_,
^^. ff J
158
vereniging Oud>Utrecht
december 2000
-ocr page 159-
n.____
----=r-
-— I
"...::7..
/
1
1
1
^
\
V
i
•■
Op een foto uit de jaren twintig is
te zien dat zich hier oorspronkelijk
een vierruits venster bevond. Meer
noordelijk zat de toegangsdeur, die
oorspronkelijk toegang gaf tot de
uit omstreeks 1850 daterende
woonkeuken.
De zuidgevel had een zesruits
venster met luiken voor de kaas-
kamer en nog een uit 1949 date-
rende erker.
Indeling woonhuis
Het oudste gedeelte van het woon-
huis bevond zich aan de voorzijde
en bestond uit een woonkamer met
bedsteewand en schouw. Deze
schouw dateert net als de bedstee-
wand uit het begin van de 19e
eeuw. De schouw die tegen de
brandmuur was geplaatst zal een
grotere voorganger hebben gehad.
Van deze voorganger was op de
zolder nog het rookhok te zien.
De vloer in de woonkamer bestond
uit een grenen plankenvloer waar-
onder nog een plavuizenvloer aan-
wezig was. De woonkamer zal van
oorsprong tevens de woonkeuken
hebben bevat. De woonkamer had
een samengestelde balkenlaag met
moer- en kinderbinten; drie van de
9 kinderbinten waren gekantrecht.
In het begin van deze eeuw zijn de
kinderbinten en vermoedelijk ook
het plafond betimmerd, waardoor
het in eerste instantie leek of we
van doen hadden met een enkel-
voudige balkenlaag. Hoewel toen
niet meer gebruikelijk, is deze
balkenlaag te dateren in de 18e
eeuw. Dit wordt ondersteund door
de hartmaat van de moerbalken die
0.90 meter was en het gebruik van
grenenhout voor de constructie.
Aan de noordzijde liep een trap
achter de bedsteewand naar de
zolder toe. Opmerkelijk was dat
zich onder deze trap in de vloer een
gietijzeren kluis bevond, aan de
binnenzijde afgewerkt met kurk en
lood. Die is te dateren in het begin
va n de 19e eeuw. De toega ng tot de
deel lag naast de schouw; bij een
verbouwing in de 19e eeuw werd
dit een muurkast.
Ten noorden van de woonkamer
bevond zich de melk- en voorraad-
kelder, die oorspronkelijk alleen
toegankelijk was via een deur en
trapje in de woonkamer. In de
kelder was nog de i8e-eeuwse
plavuizenvloer aanwezig. Aan de
noordzijde bevond zich de kaas-
kamer, later in gebruik als slaap-
kamer. In de 19e eeuw is deze kaas-
kamer circa 1.50 meter verlengd,
waartoe een deel van de brand-
muur is afgebroken.
Achter de kaaskamer bevond zich
het pomphuis, oorspronkelijk een
onderdeel van de stal. In 1949 is dit
deel bij het woonhuis getrokken;
hier bevond zich de zogenaamde
erkerkamer. Onder de houten vloer
bevond zich nog een deel van een
klinkerbestrating; dit deel van de
stal zal waarschijnlijk als achter-
huis hebben gefunctioneerd. In dat
achterhuis leefde men van oor-
sprong in de zomermaanden als
het vee op het land was. Ten
westen van de erkerkamer bevond
zich de woonkeuken en ook dit
deel behoorde oorspronkelijk tot
de stal en werd rond 1850 bij het
woonhuis getrokken. Bij het
verwijderen van de verlaagde pla-
fonds kwam de oude balkenlaag in
het zicht. Deze had een afwijkende
richting in vergelijking tot de
balkenlaag in de woonkamer. De
balken waren vierkant met een
typisch i9e-eeuwse profilering. De
gang achter de woonkeuken is een
toevoeging uit 1949; aanvankelijk
kwam men bij het betreden van de
boerderij direct in de woonkeuken
terecht.
Boven de woonkamer bevond zich
aanvankelijk een ruimte, waar zich
het rookkanaal met rookhok en een
bedstee bevonden. Later is deze
ruimte gesplitst. Ter weerszijden
van de zolder bevonden zich twee
kleinere laaggelegen zoldertjes. De-
ze waren van oorsprong toeganke-
lijk via de stal, later was de meest
noordelijke bereikbaar via de woon-
keuken. In de noordelijke werd nog
een lye-eeuws deurtje aangetrof-
fen; dit zoldertje had geen vensters
en zal voor opslag gediend hebben.
Het zuidelijke zoldertje had een
venster en is in gebruik geweest als
knechtenkamer.
J
afb.4
plattegrond van de
boerderij, in het
zwart de 17e
eeuwse bouwdelen,
tekening auteur.
---------            12,26 -----------
Destal
De stal, die na een zware storm in
1990 is afgebroken, was driebeukig
van opzet. Het gaat hierbij om een
zogenaamd voerdeel. Daarbij was
de mestgeul (grup) georiënteerd
langs de zijgevels en de voeder-
plaats van het vee (de knieval) was
gericht op het centrale gedeelte van
de stal (de deel).
Opvallend was dat de gehele hout-
constructie, inclusief de gebinten,
van grenen was, in plaats van
eikenhout dat beter tegen de
inwerking van mest bestand is. De
constructie bestond uit ankerbalk-
gebinteri met A-spanten. In de 19e
of de vroege 20e eeuw zijn de
dakdekking en een aantal gor-
dingen van zowel de stal als het
woonhuis vernieuwd. De stal was
in vier traveeën verdeeld; oorspron-
kelijk waren dit er vijf. Rond 1850 is
de meest westelijke travee bij het
woonhuis getrokken om plaats te
bieden aan de woonkeuken en het
pomphuis. In de zijgevels van de
stal bevonden zich aan iedere zijde
vier gietijzeren grupvensters, die
waarschijnlijk rond 1910 zijn aange-
bracht ter vervanging van de
houten mestluiken. De achtergevel
heeft een gelijkmatige indeling met
in het midden een opvallend smalle
staldeur (circa 1.50 meter breed)
met daarboven een twaalfruits
venster. Hierboven bevond zich een
open slaand twaalfruits zolderven-
vereniging Oud*Utrecht
december 2000
-ocr page 160-
ster. Ter weerszijden van de stal-
deur bevonden zich twee 19e-
eeuwse gietijzeren vensters. Aan de
zijkanten bevonden zich twee
mestdeurtjes. Hoewel het niet
meer mogelijk was om de stal nog
bouwhistorisch te onderzoeken,
kan op grond van foto's van de
achtergevel gesteld worden dat de
indeling nog grotendeels 18e-
eeuws was. Die zal waarschijnlijk
nog wel overeengekomen zijn met
de lye-eeuwse situatie.
Bouwfasen en constructie
Bij het onderzoek aan de gevels is
een groot gedeelte van de pleister-
laag verwijderd; scheuren in het
pleisterwerk vergemakkelijkten het
werk. Een scheur verraadt niet
zelden een dichtzetting of een
ander bouwspoor. De meeste infor-
matie werd verkregen uit de voor-
gevel van de boerderij; in totaal
konden hier vier bouwfasen worden
onderkend.
De eerste fase dateert vermoedelijk
van rond 1650. De boerderij was
toen aanmerkelijk lager. De zijge-
vels waren rond de 1.60 meter hoog
en de nok van de voorgevel was
rond de 4.30 meter. Dit kon gere-
construeerd worden aan de hand
van sporen van de vlechtingen aan
de noordzijde van de gevel. Aan de
zuidzijde was dit niet meer waar te
nemen omdat de gehele zuidwest-
hoek rond 1800 werd vervangen.
Hoewel er geen bouwsporen van
zijn teruggevonden, heeft de voor-
gevel waarschijnlijk een topgevel
gehad en geen wolfseinde.
Het keldervenster aan de noord-
zijde was aanvankelijk groter en er
zijn geen aanwijzingen om te
veronderstellen dat de boerderij in
deze periode een kelder had; deze is
er waarschijnlijk pas in het begin
van de 18e eeuw aan toegevoegd.
De twee vensters van de woon-
kamer waren aanvankelijk smaller,
wat onder meer bleek uit de
breedte van de rollagen en het
afgehakte metselwerk voor het
plaatsen van de latere vensters. Die
vensters bestonden vermoedelijk
uit kruiskozijnen; resten daarvan
zijn teruggevonden in de kapcon-
structie van de boerderij. Men heeft
deze delen dus kennelijk bij een
reparatie van de kap hergebruikt.
Direct ten zuiden van deze vensters
werden de sporen aangetroffen
van een dichtgezette deur, die eens
direct in de woonkamer uitkwam.
Ten zuiden van deze deur werd nog
een dagkant van een venster aan-
getroffen en gezien het hoekver-
band van het metselwerk gaat het
hier om een oorspronkelijk venster.
Aangezien de bouwsporen van dit
venster nogal fragmentarisch wa-
ren, was een reconstructie moeilijk.
Mogelijk ging het om een soortge-
lijk venster als aan de noordzijde
van de gevel.
Uit deze periode waren ook nog
enkele muurankers aanwezig in de
gevel; gezien het voegwerk in leem
zal de gevel een pleisterafwerking
hebben gehad.
De tweede fase dateert uit het
begin van de 18e eeuw. In deze
periode wordt de boerderij ingrij-
pend verbouwd; de achtergevel van
de stal krijgt zijn definitieve vorm en
werd waarschijnlijk geheel nieuw
opgetrokken. De voor- en zijgevels
worden verhoogd en deels opnieuw
opgetrokken onder een bestaande
muurplaat, wat onder andere blijkt
uit een stroomlaag aan de noord-
gevel. Bij de voorgevel is dat te zien
aan vulwerk boven de lye-eeuwse
vlechtingen en het opnieuw op-
trekken van de bovenverdieping.
Die krijgt zijn huidige vorm met
zowel aan de voor- als achterzijde
wolfseinden. De indeling van het
woonhuis blijft grotendeels het-
zelfde, alleen de kelder aan de
noordzijde wordt toegevoegd. Te-
vens worden de meeste vloeren in
het woongedeelte vervangen door
nieuwe plavuizen.
Fase drie breekt aan tussen 1840-
1850, waarbij vooral de traditionele
lye-eeuwse indeling van de boer-
derij een aantal wijzigingen onder-
gaat. Aan de zuidzijde van het
woonhuis wordt een groot deel van
de gevel vervangen en opgehoogd
tot een hoogte van 2.10 meter. In de
zuidgevel komt een extra venster
voor de kaaskamer. De meeste
vensters worden vervangen door
schuifvensters en de voordeur in de
voorgevel verdwijnt. De gevels
worden voorzien van kalkpleister
met een lichtblauwe kleur. De stal
wordt met een travee verkleind om
plaats te maken voor een woon-
keuken. In de noordgevel komt een
vierruits venster en de voordeur
geeft direct toegang tot de woon-
keuken.
Fase vier, 1949-1960. De boerderij
ondergaat de laatste verbouwings-
fase in haar bestaan. Aan de noord-
zijde wordt het venster van de
woonkeuken vervangen door een
doorzonvenster en ten westen van
de woonkeuken komt een gang,
zodat men niet meteen meer met
de deur in huis valt. Aan de zuid-
zijde wordt het pomphuis
verbouwd tot kamer en aan de
zuidgevel komt een erker.
In de jaren zestig volgen nog enkele
moderniseringen zoals de bouw van
een badkamer en toilet in de stal.
Erfindeling en grondgebruik
De boerderij bevond zich aan de
kop van drie strekkende kavels, die
door een sloot waren afgesneden.
ail. 5
De schouw en I9e
eeuwse hedstee-
wand in de woon-
kiuncr,
foto /. van der
Hoeve ABC.
afb. 6
Doorsnede van het
stalgedeehe, de 17e
eeuwse opzet van
de constructie is
nog goed waar-
neembaar, teke-
ning}, van der
Hoeve, ABC.
i6o
%
iging Oud-Utrecht
december 2000
-ocr page 161-
Hierdoor ontstonden drie rechthoe-
l<ige l<opl<avels, op de middelste
was de boerderij gesitueerd. Op het
zuidelijke kavel bevond zich de
melkwei en op het noordelijke
kavel de moestuin en een hoog-
stamboomgaard. Een bescheiden
archeologisch onderzoek heeft uit-
afb. 7 gewezen dat deze structuur zich in
Sporen van de 17e de 17e eeuw heeft ontwikkeld;
eeuwse voordeur, oudere bebouwingssporen zijn niet
zoals deze tezien aangetroffen. Direct achter de boer-
waren na gedeelte-          derij zijn de resten van de houten
lijkeontpleistering staanders van een hooiberg ge-
van de voorgevel,
vonden die eveneens uit deze
foto J. van der periode Stamt.
Hoeve, ABC. Aan het einde van de 19e eeuw
wordt een deel van de sloot naast de
noordelijke kavel gedempt. Hier ver-
schijnt een houten wagen- en jong-
veeschuur en achter deze schuur
wordt een tweede hooiberg ge-
bouwd. Deze ontwikkeling hangt
waarschijnlijk samen met een ver-
groting van het bedrijf gedurende
deze periode. Daarnaast zal men
compensatie hebben gezocht voor
de verloren gegane stalruimte bij de
afscheiding van de woonkeuken.
De boerderij was aan de zuid- en
westzijde omgeven door leilinden
en aan de sloot, die langs de zuid-
zijde liep, zijn ook nog de resten van
een boenstoep aangetroffen.
mensen hebben gewoond en ge-
werkt. De boerderij was dan ook
geen statisch gegeven, waarin maar
één periode uit de tijd is gefossili-
seerd. Men heeft het gebouw steeds
aan de eisen destijds aangepast. Het
is dan ook niet zozeer een architec-
tonisch monument, maar meer een
monument vol dynamiek van men-
selijk zijn en handelen. Het pand
met omliggend erf was karakteris-
tiek voor het gebied Papendorp en
was één van de nog oudst be-
staande in het Leidsche Rijn-gebied.
Het valt in hoge mate te betreuren
dat men in onze tijd niet de creativi-
teit heeft opgebracht om een
dergelijk monument bij de onont-
koombaar veranderende omstan-
digheden te sparen, dan wel aan of
in te passen.
Dankwoord
Bij liet tot stand Icomen van dit artikel gaat
dank uit naar dhr. J. van der Hoeve, bouw-
historicus bij het A.B.C., T. Pot voor het
redigeren van de tekst en dhr. D. van der
Geer sr., laatste bev^oner van de boerderij
Groenewoud.
Verklaring van enige termen
Dagkant - rechte zijde van venster of deur.
Diefijzer - tralie aangebracht in een raam-
kozijn.
Gekantrecht - een met een bijl recht
gehakte zijde van een balk.
Geriefbosje - perceel waar men voor eigen
behoefte gebruikshout, voor bijvoorbeeld
gereedschap of brandstof.
Gording - houten ligger aangebracht in de
lengte richting van een kap.
Hartmaat - maat tussen het midden van
twee punten.
Muurplaat - houten plaat gelegen op de
buitenmuur waarop de sporen rusten.
Rollaag - reeks van op hun kant gemetselde
stenen te afdekkinking van een muur of
kozijn.
Stroomlaag - rij van schuin op hun kant
gestelde stenen op een plaats waar geen
ruimte is voor een haaks metsel verband.
Taszolder - opslag zolder voor bijvoorbeeld
hooi.
Travee - ruimte tussen twee steunpunten.
Vlechting - dooreenwerking van metsel-
lagen meestal wigvormige stukken aan
eindvlakken van de gevel ter versteviging
van het metselverband.
boomgaard en een lager gelegen
strook nabij de Dwelfsloot als
griend en geriefbosje. Getuige de
kadastrale minuut van 1832 moet
het terrein achter het erf al voor
deze periode in gebruik zijn
geweest als boomgaard. In de
periode 1914-1918 was tien procent
van het grondoppervlak in gebruik
als akkerland. Dit zogenaamde
scheurland (op verordening van de
overheid) verplichtte veel boeren
om een deel van hun land om te
zetten in akkerland. In verband met
de oorlogsdreiging kwam de op-
brengst daarvan ten goede aan het
leger. Met name de verbouw van
haver was van belang, als voer voor
de paarden van de cavalerie.
Tot slot
De boerderij Groenewoud is in de
17e eeuw gebouwd en tenminste
sinds de 18e eeuw ingericht als
veeboerderij met kaasmakerij. De
smalle staldeur is daar het meest
kenmerkend voor. Bij een gemengd
bedrijf was het namelijk noodzake-
lijk om een brede staldeur te
hebben; de oogst kon dan naar
binnen gereden worden om deze op
te slaan op de taszolder. Daarnaast
heeft het woonhuis een typische
indeling voor een kaasboerderij,
met op het noorden van de woon-
kamer de melk- en voorraadkelder
en op het zuiden de kaaskamer.
De verschillende bouwfasen geven
een ontwikkeling weer van een
pand waarin vanaf de 17e eeuw
aft). 8         Rond 1900 had het bedrijf een
Papendorpanno          oppervlakte van 38 hectare, de
1999 het landelijk          percelen lagen aan weerszijden van
karakter van het         de Groenewoudsedijk. In het wes-
gebiedverdwijnt         ten was dat tot aan de Taatsedijk
ondereen laag van          en In het oosten tot aan de Dwelf-
zand om plaats te          sloot. Voor zover na te gaan be-
maken voor een          stond de grond voornamelijk uit
kantorenpark,          weidegrond, alleen een deel direct
foto auteur.          achter het erf was in gebruik als
161
-%
vereniging Oud*Utrecht
december 2000
-ocr page 162-
Natuur door de kunst geleid
De Ruiterberg, een buitenplaats in de Kaapse Bossen bij Doorn
Sandra van Lochem-van der Wel
Midden in natuurgebied de Kaapse Bossen in Doorn ligt een
begin 20e-eeuwse buitenplaats, de Ruiterberg. Na een aanvanke-
lijke bloeiperiode van de buitenplaats in de eerste helft van de 20e
eeuw, leidde de buitenplaats de laatste decennia een 'slapend'
bestaan. Totdat zij in 1997 uit haar winterslaap werd gehaald.
Vereniging
werkelijk grootsche natuur. Dichte
bosschen, met hun grassigen of
mossige, gloeienden bodem,
waardoor hooge, door licht-groen
of bruin getooide bermkanten, die
teekenachtig 't sombere dennen-
groen garneren, klimmen ter
linker tegen de Doornschen
heuvelrug op en begrenzen voort-
durend den Straatweg. Nu en dan
ziet men door een opening van 't
bosch een heuvelachtig verschiet
en doet de streek meer en meer
aan 't Geldersche denken'.
Door de kunst geleid
Het is in deze omgeving dat in 1917
een buitenplaats gesticht werd
luchtfoto De
Ruiterberg in
1926,8 jaarna de
aanleg.
Foto: KLM-
AEROCARTO,
Arnhem.
en revitaliseringsplan gemaakt.
'Grootsche natuur'
De bossen tussen Doorn en
Leersum worden in de 'Nieuwe
Groote Gids voor de Stichtsche
Lustwarande', die verscheen in
1909, beschreven als: '...hier
bekoort zijn oorspronkelijke, zijn
,g2 Natuurmonumenten, die tegen-
woordig het natuurgebied
beheert, liet in dat jaar onderzoek
vefichten naar de tuinaanleg bij
het landhuis. Een juweeltje van
een begin 2oe-eeuwse terrassen-
tuin kwamtevoorschijn. In samen-
werking met de huidige bewoners
van het landhuis werd een herstel-
-%
Oud-Utrecht
vereniging
december 2000
-ocr page 163-
c^^ Tuinen in Utrecht
waarmee natuur en cultuur met
elkaar verbonden werden. Of als
we In de termen van de genoemde
gids spreken 'was daar de natuur
dan ook door de kunst geleid'. De
zakenman Jan Wilmink kocht
grond aan om op de hoge
heuvelrug een buitenplaats aan te
leggen. Wilmink was directeur van
de rederij Koninklijke Hollandsche
Lloyd, die in Amsterdam gevestigd
was. In 1918 en 1919 verrezen van
de hand van Utrechtse architect
J.C. Wentinck een landhuis, poort-
gebouw, jachthuis met kas, oran-
jerie en boerderij/houtvesterij,
compleet met ijskelder in de oude
buitenplaatstraditie.
De hoge ligging en hoogtever-
schillen van het terrein en de
prachtige uitzichten over de
heuvelrug en het lager gelegen
rivierengebied inspireerde de
aangetrokken tuinarchitect P.H.
Wattez tot het ontwerpen van een
uitgebreide terrassentuin in de
vorm van een ruit. De tuin beslaat
meerdere niveaus met het huis als
middelpunt. Ten noorden van het
huis is een open zichtas in het bos,
die door rododendrons en indruk-
wekkende coniferen in de bosrand
wordt begeleid. Het gebruik van
coniferen als beplanting in
bosranden zien we vaker in het
begin van de 2oe-eeuw, maar de
grote diversiteit aan soorten op de
Ruiterberg is bijzonder. In 1998
werden tijdens inventarisatie nog
meer dan twintig soorten en
variëteiten in deze bosrand
gevonden.
Terrassentuin
De verschillende niveaus ten
zuiden van het huis zijn binnen
een symmetrische opzet ingevuld
met losse boom- en heester-
groepen. Ook hier weer vele coni-
feren, zoals de opvallende blauw-
De vele groenblij-
vende coniferen in
de tuin, winter
1997, voor het
herstel. Foto: S.
van Lochem.
De (productie)bossen rond de
eigenlijke tuinaanleg werden
doorsneden met lanen. Ook deze
waren met bijzondere bomen
beplant. Sommige lanen hebben
een onderbeplanting van rodo-
dendrons. De laan van Picea oriën-
talis in het bos ten oosten van het
landhuis wordt in 1968 bij een
bezoek van de Nederlandse
Dendrologische            Vereniging
speciaal om zijn prachtige
(naald)bomen genoemd. Inmid-
dels is deze laan opnieuw met
jonge Picea's ingeplant, zodat we
ook in de toekomst weer van dit
beeld kunnen genieten. Verder
waren in het gebied enkele akkers,
een boomgaard en ommuurde
kweektuinen opgenomen.
Tuinonderhoud
De glorietijd van de Ruiterberg
duurde tot 1945. Sinds 1923 was de
buitenplaats in bezit van dr.
Willem Daniel Cramerjr. Het tuin-
onderhoud was toevertrouwd aan
de goede zorgen van tuinbaas D.
Keurhorst. Een luchtfoto uit 1926
geeft een goed beeld van de
aanleg. In de jaren dertig werden
regelmatig excursies naar de
ceders Cedrus libani 'Clauca',
maar ook bijzondere loofbomen
zoals de zuileik Ouercus robur
'Fastigiata'. Deze eiken accentu-
eren met hun hoge zuilvorm het
verloop van de zichtas over de
tuin. Het laagste niveau is inge-
vuld met geometrische patronen
van taxus- en buxushagen. Over
de terrassen is een doorzicht naar
het zuiden. Vroeger was er vanuit
het huis een uitzicht over de
bomen heen helemaal naar het
rivierengebied. Tegenwoordig zijn
de bomen zo hoog dat het zicht
stopt bij het heuveltje dat de tuin-
aanleg begrenst.
De hoogteverschillen in de tuin
vergde verschillende trappen en
muurtjes. Naar mode van die tijd
zijn deze, evenals het terras rond
het huis, vervaardigd van kunst-
steen. Deze werden geleverd door
de firma F.J. Moerkoert jr. uit De
Bilt, die gespecialiseerd was in het
maken van kunstmatige rots-
werken en cementrustieke
bruggen. Op de Ruiterberg legde
Moerkoert een terras met flag-
stones van kunststeen en imitatie
natuurstenen trappen en muur-
tjesaan.
163
%
Oud-Utrecht
vereniging
december 2000
-ocr page 164-
Ruiterberg georganiseerd, door de
V.V.V. en tuinbouwopleidingen. In
de excursleverslagen wordt
lovend gesproken over de tuin-
aanleg en beplantingen. In de kas
en moestuin werden bijzondere
planten en groenten gekweekt,
waarmee de tuinbaas Keurhorst
prijzen in de wacht sleepte op
bijeenkomsten van de plaatselijke
afdeling van de Koninklijke
Nederlandsche Maatschappij van
Tuinbouwen Plantkunde.
In de Tweede Wereldoorlog is het
landhuis door een bominslag
zwaar beschadigd. Het werd in
1950 vervangen door een nieuw
(kleiner) huis naar ontwerp van
architectenbureau Sutterland. Het
tuinonderhoud werd vereenvou-
digd, met minder tuinlieden dan
voor de oorlog, wat consequenties
had voor de staat van onderhoud.
Sinds 1965 is de buitenplaats in
handen van de Vereniging
Natuurmonumenten, die de tuin
in erfpacht gaf aan de bewoners
van het landhuis. Na enkele bewo-
nerswisselingen lijkt nu echter een
nieuwe glorietijd voor de buiten-
plaats te zijn aangebroken.
Historisch onderzoek
Bij het onderzoek naar de tuin-
aanleg die Vereniging Natuurmo-
numenten in 1997/1998 door
bureau SB4 liet verrichten, bleek
dat het oorspronkelijke ontwerp
van Wattez uit 1918 nog heel goed
bewaard gebleven was. Nadat de
volop aanwezige boom- en struik-
opslag verwijderd was, bleek dat
de tuin de tand des tijds opmerke-
lijk goed heeft doorstaan. Hoewel
details inmiddels verdwenen of
vervaagd zijn, zijn de contouren
nog gaaf aanwezig. Er is in de loop
der tijd nauwelijks iets aan veran-
derd en vele bomen en heesters
zijn nog aanwezig. Zowel het
originele ontwerp als de invulling
daarvan met beplanting konden
in samenhang bestudeerd wor-
den. Documentatie in de vorm
van hoveniersverslagen en oude
excursleverslagen vullen het
beeld van de buitenplaats aan.
Bijzonder is ook de omvang van
de tuin, het is een van de laatste
grote tuinen die in het begin van
de 20e eeuw werd aangelegd. De
bijzondere collectie bomen en
heesters met vele zeldzame culti-
vars omvat ruim 140 soorten.
Inmiddels is een procedure voor
bescherming van de buitenplaats
via de Monumentenwet in voor-
bereiding.
Herstelplan
Gezien de waarde van deze voor
Nederland unieke en zeldzame
begin 2oe-eeuwse tuin is in 1998
een herstel- en revitaliseringsplan
opgesteld door landschapsarchi-
tect Michael van Gessel. Tegelij-
kertijd werd een restauratieplan
voor de gebouwen voorbereid.
Inmiddels is alle boom- en strui-
kopslag verwijderd. Bijzondere
bomen zijn uit de bosrand vrijge-
steld om ze meer groeikansen te
geven. Lanen zijn opnieuw inge-
plant. Het padenstelsel is op-
nieuw aangelegd. Het jachthuisje
en de oranjerie zijn in restauratie.
De cementrustieke trappen,
muurtjes en terrastegels zijn
hersteld en waar nodig aange-
vuld. Hiervoor werden mallen
ontworpen om nieuwe terraste-
gels in oude stijl bij te kunnen
maken. Nieuw zijn twee recht-
hoekige vijvers, die zijn ingepast
in de oude structuur van de tuin.
Het sterk uitgegroeide rododen-
dronbosje die de zichtas vanuit
het huis geheel versperde is ge-
snoeid en gedeeltelijk verplaatst
naar de omringende lanen.
Verschillende lanen rond de tuin-
aanleg worden door Natuurmo-
numenten in stand gehouden.
Het voormalige productiebos
tussen de lanen wordt langzaam
omgevormd naar gemengd
natuurlijker bos, waardoor de
natuurwaarde toeneemt. De
voormalige akkers worden open-
gehouden zodat ze herkenbaar
blijven als onderdeel van de
buitenplaats. De ijskelder wordt
geschikt gemaakt voor het over-
winteren van vleermuizen.
De bekoorlijkheid van de natuur,
die al in 1909 door een natuurlief-
hebber in de gids voor de Sticht-
sche Lustwarande werd opge-
merkt, heeft anno 2000 niets van
zijn charme ingeboet. Op de
Ruiterberg gaan natuur en
cultuur nog steeds hand in hand.
Bronvermelding
Blok, E. Hovenicrskunst, de vervolmaking
van tuin en park. In: Buitenplaatsen, jaar-
boek Monumentenzorg 1998.
Zwolle/Zeist, 1998.
SB4, bureau voor historische tuinen,
parken en landschappen. Ontstaans- en
ontwikkelingsgeschiedenis van De Ruiter-
berg te Doorn, incl. dendrologi.sch onder-
zoek. Wageningen, 1998.
Michael R. van Gessel. De Ruiterberg te
Doorn, plan in hoofdlijnen voor de tuin.
Amsterdam, 1998.
De auteur is beleidsmedewerker cultuur
historie en landschap bij Vereniging
Natuurmonumenten.
i64
Openstelling
Het bosgedeelte van de buitenplaats, met
de lanen (waaronder de rododendron-
lanen) is vrij toegankelijk voor bezoekers,
de kern van de tuin is privégebied en wordt
lx per jaar voor bezichtiging opengesteld.
vereniging Oud>Utrecht
december 2000
-ocr page 165-
Persberichten
Is een speciaal gedeelte gewijd aan
het archief van het Huis Ame-
rongen. Hierin wordt door middel
van enkele topstukken uit het
archief iets verteld over de geschie-
denis van het kasteel Amerongen
en haar bewoners.
Monumenten-Inventarisatie
provincie Utrecht deel
Harmeien
Op een november 2000 wordt een
voor de Inwoners van Harmeien
een Interessante publicatie gepre-
senteerd. Het boek gaat over de
geschiedenis en de architectuur
van Harmeien. Het Is de Stichting
Publicatie Oud-Utrecht (SPOU)
gelukt om nog net voor het
samengaan van de gemeentes
Harmeien en Woerden dit boek uit
te geven. In het voorjaar zag het
deel Woerden in dezelfde serie het
licht.
In dit boek worden de geschie-
denis van de gemeente, met de
nadruk op de hlstorlsch-geografl-
sche ontwikkeling, en circa
honderd monumentale gebou-
wen geschreven. Bijna acht
eeuwen geleden was er voor het
eerst sprake van Harmeien. De
lezer wordt Ingewijd In de
ontstaansgeschiedenis van het
typische veenweidelandschap en
het gebruik door de eeuwen heen.
Onderwerpen als Infrastructuur
met de dijken, de wegen en
de waterlopen, en bovendien
thema's als archeologische en
cultuurhistorische terreinen ko-
men aan de orde. Met de lange
agrarische traditie verbaast het
niet dat er een groot aantal monu-
mentale boerderijen In het boek
worden beschreven. Maar ook de
geschiedenis van andere gebou-
wen, zoals de verschillende kerken
en huize Harmeien, worden be-
handeld. Behalve aan de oude
bouwkunst wordt voor het eerst
ook aandacht besteed aan de
jongere bouwkunst (1850).
'Harmeien, geschiedenis en archi-
tectuur' Is deel 27 in de reeks
'Monumenten          Inventarisatie
Provincie Utrecht'. De uitgave is
tot stand gekomen door samen-
werking van SPOU, Provincie
Utrecht en gemeente Harmeien
en werd verzorgd door Uitgeverij
Kerckebosch te Zeist. De auteurs
zijn de hlstorisch-geografe drs
Elyze Smeets en de architectuur
historicus drs Karel Loeff.
De eindredactie was In handen van
drs. Karen Veenland-Helneman.
Plaatselijke historici en leden van
de monumentencommissie van
Harmeien waren eveneens
betrokken bij de totstandkoming.
Het boek is geïllustreerd met
talrijke afbeeldingen, zoals oude
kaarten, prenten, bouwteke-
ningen, oude en nieuwe foto's.
Deze laatst zijn gemaakt door
Henk Bol, fotograaf van de pro-
vincie Utrecht.
Mr. D.H. Kok, gedeputeerde van de
Provincie Utrecht reikt op i
november 2000 het eerste exem-
plaar uit aan drs J.H. Burger,
burgemeester van Harmeien.
Harmeien, geschiedenis en archi-
tectuur. Deel 27 In de Reeks Monu-
menten-Inventarisatie provincie
Utrecht. ISBN: 90-6720 2339 - Drs
E. Smeets en drs K. Loeff; SPOU-
Utrecht / Uitgeverij Kerckebosch-
Zeist, verkoopprijs: ƒ 29,50
Nadere Informatie SPOU, J.W.J.A.
Rutten-Nass telefoon 030-2284655
of nadere Informatie de gemeente
Harmeien J. van Leer 0348-449111.
september 2000
Aandacht voor archief Huis
Amerongen via inventaris en
website
De archieven van Huls Amerongen
zijn sinds maandag i8 september
voor een leder toegankelijk. Op
deze dag werd een zeer omvang-
rijke Inventaris op het huis zelf
gepresenteerd. Op de website van
Het Utrechts Archief wordt uitge-
breid aandacht aan de geschie-
denis van het Huis en haar bewo-
ners besteed.
Het archief van het Huis Ame-
rongen Is één van de belangrijkste
en omvangrijkste huisarchieven in
Nederland. Het archief Is uniek
door de vele brievencollectles van
onder andere Margaretha Turnor
('Mijn heer en liefste hartje'),
Godard Adriaan van Reede en
Henriette van Nassau van Zuyle-
stein. Doordat de complete admi-
nistratie van de huishouding vanaf
1750 tot 1940 Is bewaard, kan aan
de hand van het archief het dage-
lijkse leven op het kasteel In al zijn
aspecten worden gereconstrueerd.
Het archief van het Huls
Amerongen wordt al sinds 1988 bij
Het Utrechts Archief (toen: Rijksar-
chief In de provincie Utrecht)
bewaard. De Inventarisatie heeft
vele jaren in beslag genomen. De
inventaris, die voor onderzoek In
het archief onmisbaar is, beslaat
362 pagina's en Is voorzien van een
index op namen. Deze inventaris is
voor fl. 34,50 te koop bij Het
Utrechts Archief, Alexander
Numankade 199-201 te Utrecht.
Op de website van Het Utrechts
Archief (www.hetutrechtsarchlef.nl)
vereniging Oud-Utrecht
december 2000
-ocr page 166-
utrechtse dalen naar de top
WiM HOOCENDOORN
Bij bergen denken we aan dalen en bij bergen en dalen denken we aan het buiten-
land of aan de vakantie. Dalen zijn meestal langgerekte laagten waar water door
stroomt. Kennen wegeen dalen in Nederland? Jawel hoor, een hele rij: beekdalen,
rivierdalen, smeltwaterdalen, gullies en misschien nog wel meer. De provincie
Utrech t heeft dit jaar de dalen een traal gesteld. Na de stuwwal (Grebbeberg, 1995),
verstuiving door de wind (Lange en korte Duinen te Soest, 1997) en de overblijf-
selen uit de voorlaatste ijstijd (Zwerfsteneneiland Maarn, 1999) zijn op 1
november 2000 twee dalen tot vierde en vijfde aardkundig monument benoemd.
Het ene is een rivierdal, het andere een smeltwaterdal.
Kromme Rijn zelf heeft diverse
lopen gekend. Zo'n 3000 jaar
geleden maakte de bedding van de
Kromme Rijn ten noorden van
Bunnik een ruime bocht richting
Zeist. Restanten van deze bedding
zijn nog te vinden op de landgoe-
deren Oostbroek en De Niënhof
van Het Utrechts Landschap. Deze
restanten bestaan soms uit smalle
kronkelende sloten en dan weer uit
wat bredere moerassige banen.
Afbeeldig 1 toont de omgeving van
het landgoed De Niënhof Op de
inzet is te zien dat de bedding na
graafwerkzaamheden weer allure
heeft gekregen.
In samenwerking met de provincie
Utrecht heeft Het Utrechts Land-
schap stukjes van de voormalige
bedding uitgegraven als natuur-
ontwikkelingsproject. Het zijn
kralen die mogelijk later met een
schoonwaterplan aan elkaar
geregen kunnen worden. Uit
educatief oogpunt is het van
belang dat op beide plaatsen een
goede indruk verkregen kan
worden van de opbouw van het
landschap ter plaatse. Zowel op
Oostbroek als op De Niënhof is dan
ook de combinatie van de uitge-
graven en de verlande bedding op i
november 2000 benoemd tot
Aardkundig Monument.
Smeltwaterdalen
Op de Utrechtse Heuvelrug kunnen
we veelal door de bossen de
kenmerkende hoogteverschillen
niet meer zien. Maar die zijn er wel
degelijk. Bovenop zijn dat soms
opmerkelijk platte plateaus. De
flanken zijn daarentegen door-
sneden door enkele meters diepe
dalen. Opvallend is dat deze dalen
droog zijn. Alleen bij echte hoos-
buien zien we een sliertje water
door zo'n dal stromen. Op de
Utrechtse Heuvelrug treffen we
Rivierdalen
In een groot deel van de provincie
Utrecht liggen rivierafzettingen
aan de oppervlakte. Deze afzet-
tingen stammen van na de laatste
ijstijd en zijn veelal niet meer dan
enkele honderden of duizenden
jaren oud. Door het rivienwater
wordt grind, zand en klei stroomaf-
waarts vervoerd. Als bij een
overstroming het rivierwater de
bedding verlaat, vermindert de
stroomsnelheid van het water. Het
grind is heel zwaar en kan de
bedding meestal niet verlaten.
Direct naast de bedding worden de
zandige deeltjes neergelegd,
omdat het wat langzamer stro-
mende water daar niet meer de
kracht heeft deze deeltjes verder te
verplaatsen. Omdat dit proces zich
vaak herhaalt, worden langs de
bedding zandige ruggen opge-
bouwd die we oeverwallen
noemen. De kleinste (klei)deeltjes
zweven verder in het water en
bezinken pas als het water tot stil-
stand komt in de kommen. De
rivierafzettingen bestaan dus uit
beddingen met grind die begrensd
worden door natuurlijke zandige
oeverwallen. Wat verder van de
rivier af liggen de kleiïge kommen.
Vaak kunnen we de opbouw van
een rivierkleigebied zonder een
boor in de grond te steken, ontrafe-
len. De oeverwallen vormen de
hogere delen in het landschap. Zij
waren al snel geschikt voor bewo-
ning en vertonen vaak een blokvor-
mige verkaveling en kronkelige
wegen. Watervoerende sloten
komen weinig voor. Vroeger lagen
op deze oeverwallen meestal
akkers en boomgaarden , maar nu
treffen we alleen de laatste nog
aan. De kommen liggen nu laag in
het terrein, zijn natter en hebben
een dicht slotenpatroon. Vaak
treffen we er, heel systematisch,
smalle, langgerekte kavels aan die
in gras gelegen zijn. Het wegenpa-
troon is recht en hoekig. Dit basis-
patroon van oeverwallen, bed-
dingen en kommen is door de
bedijking van de rivieren geheel
vastgelegd.
Deze eenvoudige opbouw van het
landschap is verstoord, doordat de
rivieren hun loop zo nu en dan
verlegd hebben. Zandige oever-
wallen kunnen uiteindelijk weer
bedekt worden door kleiige
kommen van nieuwe riviersys-
temen. Zo heeft het Kromme Rijn-
systeem machtige voorgangers
gehad die het rivierkleigebied
tussen de huidige loop van de
Kromme Rijn en het Amsterdam
Rijnkanaal hebben opgebouwd
met brede oeverwallen en talrijke
beddingen. Ook de bedding van de
166
vereniging Oud>Utrecht
december 2000
-ocr page 167-
^:^^ Aardkundige monumenten
Utrecht in overleg met de eigenaar
Het Utrechts Landschap benoemd
tot Aardkundig Monument.
Door de feestelijke opening van de
bovengenoemde twee typen dalen
door de gedeputeerde van Natuur
en Landschap, dhr. R. C. Robbertsen,
bezit de provincie Utrecht nu vijf
aardkundige monumenten. Omdat
de besprekingen over de monu-
menten zes en zeven reeds gaande
zijn, lijkt het door gedeputeerde
staten van Utrecht geformuleerde
streefbeeld om in 2007 een
netwerk van twaalf Aardkundige
permanent bevroren. In voorjaar en
zomer smolt de sneeuw en uitein-
delijk ontdooide de bovengrond.
Het smeltwater stroomde door
dalen uit de voorlaatste ijstijd en
andere laagten over de helling naar
beneden, sneedt daarbij de smelt-
waterdalen verder uit en legde bij
de uitmonding een puinkegel neer.
De dalen zijn niet altijd even mooi
symmetrisch ingesneden. Dat
maakt het herkennen niet
eenvoudig. Dit wordt nog versterkt
door de bebossing, die tegen-
woordig een goed overzicht over
het reliëf belemmert.
afbeelding 1                  vrijwel altijd zand aan de opper-
vlakte aan. Het regenwater kan
daarin gemakkelijk de bodem
indringen. Als een bodem bevroren
is, wordt ze echter ondoordring-
baar. Op de hellingen concentreert
het afstromende water zich dan in
ondiepe terreinlaagten en snijdt
een dal in de harde ondergrond.
Deze 'droge dalen' zijn dan ook
onder andere klimaatsomstandig-
afbeelding2 heden dan nu gevormd. Het zijn
relicten uit de ijstijd(en), toen de
bodem bevroren was. We kennen
twee soorten smeltwaterdalen: ijs-
smeltwaterdalen en sneeuwsmelt-
waterdalen.
Uit de voorlaatste ijstijd, waarin
ook de stuwwallen door het opruk-
kende landijs zijn gevormd, stam-
men de ijssmeltwaterdalen. Het
smeltwater van de landijsmassa
heeft op enkele plaatsen grote
dalen in de stuwwal geslepen. Het
bekendst hiervan is wel de Darthui-
zerpoort bij Leersum. Deze is zo
breed en diep dat de meeste
mensen niet in de gaten hebben
dat het een dal is. De afzettingen
die bij deze ijssmeltwaterdalen be-
horen, noemen we fluvio-glaciale
afzettingen. Vóór de uitmonding
van de dalen is het meegevoerde
materiaal afgezet in de vorm van
puinkegels. Tussen Amerongen en
Rhenen zijn deze puinkegels aan de
zuidzijde van de stuwwal vergroeid
tot brede smeltwaterwaaiers
('sandrs').
De sneeuwsmeltwaterdalen die nu
nog zichtbaar zijn, stammen met
name uit de laatste ijstijd. Toen
was hier weliswaar geen landijs,
maar de ondergrond was wel
Monumenten te benoemen, reali-
teit te worden.
De twee aardkundige monu-
menten zijn openbaar toegankelijk
en uiteraard een bezoek meer dan
waard. De ter gelegenheid van de
benoeming geschonken informa-
tiepanelen geven de nodige uitleg.
Voor de liefhebbers zijn bovendien
twee folders bij de provincie
Utrecht (tel. 030-2582228 / e-mail
marleen.karssen@provincie-
utrecht.nl) verkrijgbaar. Wie meer
over aardkundige waarden wil
weten kan terecht op go.to/aard-
kundigewaarden.
Afbeelding 2 toont de Plantage
Willem III bij Eist die gelegen is op
de bovengenoemde ijssmeltwater-
waaiers (sandrs) uit de voorlaatste
ijstijd tussen Amerongen en
Rhenen. Door het ontbreken van
bos zijn hier de reliëfverschillen
goed zichtbaar. In de laatste ijstijd
zijn hier ook sneeuwsmeltwater-
dalen gevormd. De inzet van
afbeelding 2 toont de plaats waar
een sneeuwsmeltwaterdal uit het
bos het open gebied inloopt. Het
reliëf is hier wel heel opvallend
aanwezig en dit gedeelte van het
smeltwaterdal is door de provincie
167
vereniging Oud-Utrecht
december 2000
-ocr page 168-
Literatuursignalement
Anneke Jansen, Het Utrechts Archief
Deze publicatie, eerste in een
reeks, behandelt de (oorspronke-
lijke) kloostervestiging van de
Duitsche Orde, een ridderlijke
kloosterorde die zich aanvankelijk
toelegde op de verpleging van
zieke kruisvaarders. Na verwoes-
ting van het klooster in 1345 werd
het binnen de stadsmuren geves-
tigd aan de westzijde van de
Springweg.
Springlevend : de Springhaver-
buurt in Utrecht / [samenst. en
red. Gert Boven ... [et al.] ; [inter-
views Frans Crone ... [et al.]; por-
tretfoto's Willem Mes]. - Utrecht:
Stichting buurtfeest Springhaver,
2000. -
Uitgegeven in opdracht van de
Stichting Buurtfeest Springhaver
ter gelegenheid van het tiende
Springhaverbuurtfeest.- ISBN 90-
805223-3-3
Tweeduizend jaar geschiedenis
van de Springhaverbuurt in
Utrecht beeldend beschreven.
Bevat een hoofdstuk met
portretten van buurtbewoners.
100 jaar Soest en Soesterberg in
woord en beeld / Henk Gerth en
Joop Piekema. - [Soest] : [s.n.],
1999 (Soest : Practicum). - Uitge-
geven op initiatief van de Stich-
ting Coördinatie Kermissen Soest.
Een overzicht ingedeeld in tien
decennia over de ontwikkeling
van Soest en Soesterberg in zoveel
mogelijk facetten van het dage-
lijkse leven.
Muziekvereniging 'Zuilens Fanfare
Corps' 1900-2000 : een eeuw
achter de muziek aan / [samen-
gest. door Ted Stegers en Gerrit
Verweij]. - Utrecht : [s.n.], -
Gedenkboek uitgegeven ter gele-
genheid van het loo-jarig bestaan
van het Zuilens Fanfare Corps
Opgenomen : foto's van weten-
schap, studenten en expedities
1850-1925 : collectie Universiteit
Utrecht / Hans Rooseboom. -
Bussum : Thoth ; Utrecht: Univer-
siteitsmuseum, 2000. - Uitge-
geven tegelijk met de gelijkna-
mige tentoonstelling van 29
februari- 6 november 2000 in het
Universiteitsmuseum Utrecht. -
ISBN 90-6868-247-
Een monument voor langzaam
leven : overzicht van de ontwer-
penprijsvraag Utrechtse stads-
bank / [eindred. Marty Langeler]. -
[Utrecht] : Gemeente Utrecht
Dienst Stadsbeheer en Wijkbu-
reau Binnenstad, 2000. Catalogus
van de tentoonstelling in Architec-
tuurcentrum Aorta van de 54
inzendingen voor de ontwerp-
wedstrijd voor een nieuwe
Utrechtse stadsbank uitge-
schreven door de gemeente
Utrecht.
Flehite : historisch jaarboek voor
Amersfoort en omstreken. -
Amersfoort : Stichting Museum
Flehite, 2000-. Dit eerste deel van
het jaarboek bevat zeven weten-
schappelijke artikelen over het
Amersfoortse verleden; een
Kroniek van restauraties en
archeologische opgravingen uit
1999; een overzicht van publica-
ties verschenen in 1999 en een
viertal recensies.
Handboek Jeugdactiviteiten Open
Monumentendag / [tekst
Marielies Schelhaas ; prod. Edith
den Hartigh ; ill. Els Geelen ;
eindred. Jacques Poell].
Amsterdam : Stichting Open
Monumentendag, [2000]
Dit handboek is door de landelijke
Stichting Open Monumentendag
samengesteld om comités hand-
Verkrijgbaar bij boekhandel of uitgever:
Het stadhuis van Utrecht = The
town hall of Utrecht / Ingrid Jacobs
... [et al.]; eindred. Jo Jamar; [vert.
Donald Gardner... [et al.]. - Utrecht
: Matrijs, 2000.-Tekst in het Neder-
lands met daarnaast de vertaling
in het Engels. - Het artikel van
Arend Pietersma en Tolien Wilmer
tevens uitgegeven in de reeks
Utrechtse Monumenten. - ISBN
90-5345-171-4 (Tevens verkrijgbaar
bij Het Utrechts Archief)
Hoofdstukken in het boek:
-Het stadhuis van Utrecht : een
historisch overzicht = The town
hall of Utrecht: an historical over-
view / Arend Pietersma en Tolien
Wilmer.
-Een heropend stadhuis: een
droom werkelijkheid geworden =
A town hall reopend : a dream
became truth / Ingrid Jacobs.
-Onuitgevoerde nieuwbouwplan-
nen : tussen droom en daad =
Unperformed building plans inter-
fering between dream and action
/ Bettina van Santen.
Rondom de Dom : een rondwan-
deling door de provincie Utrecht.
- 2e dr. - Utrecht : Nederlandse
Wandelsport Bond (NWB),
[2000?]. - Routebeschrijving met
topokaartjes. - Titel omslag:
Wandelpad Rondom de Dom. -
ISBN 90-74056-02-4
De vestiging van het Duitse Huis
in de stad Utrecht / Martin de
,g3 Bruijn, Gerard Pouw en Luit van
der Tuuk ; [onder red. van Anne-
sietske Stapel; fotogr. en pigr. Luit
van der Tuuk]. - Utrecht : Ridder-
lijke Duitsche Orde Balije van
Utrecht, 2000. - ISBN 90-805816-1-
5 (Bijdragen tot de geschiedenis
van de Ridderlijke Duitsche Orde
Balije van Utrecht ;i)
vereniging Oud-Utrecht
december 2000
-ocr page 169-
Agenda
Bezichtiging van en lezing
over het St. Eloyen Gasthuis
Donderdag 1 februari 2001 zal de
heer Rutten uit Bilthoven ons
rondleiden in het St. Eloyen-gast-
huis en over de achtergronden
vertellen.
Het Smedengilde St. Eloy heeft
sinds 1304 in Utrecht bestaan en
het gasthuis (=rusthui5-verpleeg-
huis) is sinds 1440 het bezit van dit
smedengilde. Het gaat hier om
een periode van 560 jaar.
Met Open Monumentendag is dit
gebouw weliswaar ook gedeelte-
lijk open geweest, maar als u meer
wilt zien, dan is deze bezichtiging
een mooie gelegenheid.
Deze activiteit van de vereniging
begint om 20.00 uur. Eloyen Gast-
huis, Boterstraat 22. Toegangsprijs
bedraagt/5,-voor leden en ƒ 7,50
voorniet-leden.
U kunt zich aanmelden bij de heer
H. Uppelschoten, tot 10 januari
2001: tel. 030 280 09 97.
Restauratie Piramide van
Austerlitz.
Afgelopen oktober heeft de
Provincie Utrecht op feestelijke
wijze het restauratieplan gepre-
senteerd van de Piramide van
Austerlitz.
In 2004, ter gelegenheid van zijn
200-jarig bestaan, zal de Pyramide
weer in oorspronkelijke staat
herrezen zijn. De architect, Pieter
van Traa, heeft van de provincie
opdracht gekregen een ambitieus
restauratieplan te maken: een
onbegroeide piramide met treden
en hellingbanen van graszoden op
een boomloos plateau, dat
begrensd wordt door de oorspron-
kelijke droge gracht.
De Piramide werd opgericht door
generaal Marmont en zijn Frans-
Bataafse leger ter ere van Napo-
leon. De Piramide kreeg haar
reikingen te bieden voor het orga-
niseren van jeugdactiviteiten. De
nadruk ligt op concrete tips,
uitwerking van activiteiten en
ideeën voor lokale invulling.
naam twee jaar na de bouw, in
1806, van koning Lodewijk Napo-
leon als herinnering aan de Slag
bij Austerlitz in 1805. Geïnspireerd
door zijn Egyptische veldtocht met
Napoleon in 1798 koos Marmont
vooreen aarden piramide met een
obelisk. 'Deze constructie, zowel
heel simpel als duurzaam, is
bestand tegen de verwoestingen
van de tijd schreef Marmont in
zijn Mémoires. En daar had hij
deels gelijk in, want dit unieke
monument wordt voor oktober
2004 in zijn oorspronkelijke staat
hersteld.
Nieuwe fietsroute langs de
Noordgrens van het
Romeinse Rijk
Het Utrechts Bureau voor
Toerisme heeft samen met de
Federatie Stichts Cultureel
Erfgoed een nieuwe fietsroute
ontwikkeld langs de voormalige
Romeinse Limes door de provincie
Utrecht: 'Fietsen langs de
Romeinse Limes'. De tocht gaat
langs de Romeinse grens zoals
deze vermoedelijk heeft gelopen
en langs de plekken waar de vijf
castella van Utrecht hebben
gelegen en die meestal nog als
verhogingen in het landschap zijn
terug te vinden.
De folder is bij alle VW Utrecht
verkrijgbaar.
Inventarissen:
Inventaris van het archief van het
huis Amerongen 1405-1979 /
samenst. E.P. de Booy ; afwerking
LP.W, de Craaff en H.LPh. Leeu-
wenberg. - Utrecht: Het Utrechts
Archief, 2000. ISBN: 90-76366 06
3 (Toegangen van Het Utrechts
Archief; 1)
Het archief bevat belangwek-
kende stukken over de militaire en
diplomatieke daden van de Van
Reedes in de 17e en 18e eeuw en
interessante verwijzingen naar de
woon- en leefwijze van een toon-
aangevende adellijke familie in
het Sticht. Huis Amerongen is
vooral bekend geworden doordat
het na de Eerste Wereldoorlog
anderhalfjaar de Duitse ex-keizer
Wilhelm II heeft geherbergd. (Te-
vens verkrijgbaar bij Het Utrechts
Archief).
Inventaris van de archieven der
Hervormde Gemeente te Oude-
water (ca i572-ca 1970) / vervaar-
digd door P.P.J.M. Biemans, A. Pak
en P.M. Schumacher. - [S.I.]: [s.n.j,
2000.
Inventaris archief afdeling Oude-
water Aartsdiocesane R.K. Boeren-
en Tuindersbond te Arnhem
gevestigd te Oudewater 1923-1997
/ H.W. Luten. - Oudewater: H.W.
Luten, 2000.
vereniging Oucl*Utrecht
december 2000