-ocr page 1-
793
Van de voorzitter
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleulen-De Meem-Haarzuilens.
10e jaargang nr. l maart 1990 © 1990
Verschijnt 4x per jaar
Ingeschreven in het verenigingsregister van
de K.v.K. Utrecht e.o. onder nr. V. 479360
Indien u belangstelling en wat vrije
tijd heeft om ons met onze activiteiten
te helpen, dan bent u - uiteraard - van
harte welkom. Neem contact op met
een van de bestuursleden, die u er
alles van kan vertellen. Wij wachten
benieuwd af.
Ons Tijdschrift 1982, II, bh. 19.
Dagelijks bestuur:
Dr D.W. Gravendeel, voorzitter
't Zand 35, 3451 GP Vleuten
tel. 03406 - 61793
J.W. Schoonderwoerd, sekretaris
Mecmdijk 62,3454 HT De Meem
tel. 03406 - 61462
P.G. de Rooij, penningmeester
't Zand 1. 3451 GP Vleuten
tel. 03407 - 1483
A.J. van /x)eren, vice-voorzittcr
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
tel. 03407 - 1263
ik niet dat de toon van de analyse som-
ber en de smaak ervan zuur moeten zijn,
maar 't kan waarachtig geen kwaad af
en toe de balans op te maken of, zoals
sommige mensen zeggen, „de zaken
eens op een rijtje te zetten".
Wat was destijds de uitgezette koers?
En wordt die nog aangehouden? Wat is
er terechtgekomen van alle plannen?
Hoe „levend" is de vereniging?
Soms spreekt mij iemand, iimig ver-
genoegd en handenwrijvend, aan: 't
gaat goed met de vereniging, hè! Ik
ben dan altijd geneigd hem gelijk te
geven, maar vraag soms, waarop hij
zijn enthousiasme baseert. Het ant-
woord is dan: nou, actieve vereniging,
leuk boekje, veel leden. En dat zet mij
dan aan het denken.
Terugblik
Als we de oprichtingsvergadering
van 12 mei 1981 niet meerekenen, zal
onze vereniging op 24 april aanstaande
haar tiende algemene ledenvergadering
houden. U leest deze woorden in het
eerste nummer van de tiende jaargang
van ons tijdschrift. Onze vereniging
beweegt zich nu in het tiende jaar van
haar bestaan.
Natuurlijk is een rond getal altijd
een mooie aanleiding tot een feestelijk
gevoel, compleet met zelfvoldane te-
rugblik. Zo'n terugblik op de geschie-
denis - en die heeft de vereniging in-
middels - kan heel nuttig zijn, mits de
zelfvoldaanheid wordt ingeruild voor
kritische analyse. Met kritisch bedoel
Erelid:
Mevrouw Prof. Dr C. Isings, Soest
Ledenadministratie/Informatie:
Opgeven van nieuwe leden, mutaties en (na)-
bestellingen bij:
Mevrouw P.J. de Rcx)ij-Goes,
't Zand 1, 3451 GP Vleuten
tel. 03407 -1483
Kontributle:
De jaarlijkse kontributie bedraagt voor 1990
minimaal 130,-
poslabonnement f40,-- per jaar
Donateurs:
Minimaal f 12,50 per jaar
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Uitnodiging voor de algemene ledenvergadering
Een stijlkamer
Een dorp verandert
Een eigen R.K. kerk te Haarzuilens, deel 2
Wie wat bewaart die geeft wat
Luchtfoto van een stukje Vleuten
Het spoon/vegongeluk van 25 januari 1942
Oude perceelsnamen
De Wiel
Zonde
De vereniging heeft rekeningen bij de vol-
gende instellingen:
ABN - De Meem 55.66.33.040
RABO - Vleuten 36.75.17.574
POSTBANK 2 68 92 (K)
pag.
793
796
797
798
799
804
805
807
810
813
818
Gehele of gedeeltelijke overname va;i arti-
kelen uil dit tijdschrift is slechts toegestaan
na schriftelijke toestemming van de redaktie
Illustratie voorpagina;
Het spoorwegongeluk van zondagmorgen
25 januari 1942.
Foto Wim Goudappel.
LOSSK NUMMERS F 74!0
-ocr page 2-
794
ding werd vlijtig voortgegaan op de
ingeslagen weg. In november 1982
organiseerden wij de tentoonstelling
„Oude Ambachten" in Vleuten en De
Meern. Een maand tevoren was de op-
gravingscampagne op de Hoge Woerd
van start gegaan. In 't voorjaar van
1983 werd zo ongeveer de hele vere-
niging in groepjes rondgeleid in kas-
teel de Haar door de toenmalige be-
heerder Rudolf van der Sandt en in
datzelfde jaar werd in 't kader van
,,Kom in de Kas" een fikse tentoon-
stelling verzorgd in het gebouw van de
Bloemenveiling.
Ter gelegenheid van de inschrijving
van ons 500ste lid organiseerden wij
voor onze leden in de zomer van 1983
een rondvlucht boven de gemeente en
op 23 september van dat jaar deed on-
ze vereniging mee aan de presentatie
van de voorlopige monumenteninven-
tarisatie in De Schalm.
Van 12 mei tot 3 juni 1984 was er
de grote tentoonstelling „150 Jaar gra-
ven naar een Romeins castellum in De
Meern".
Tussen dit alles door werd trouw
„gekraamd" op viUe markten, koningin-
nedagen en braderieën, zoals dat trou-
wens tot nu toe een goede gewoonte is
gebleven.
Uitzien naar een huis
Reeds in het eerste jaar werd con-
tact gezocht met het gemeentebestuur
en diverse gemeentelijke instanties.
Uitgangspunt hierbij was de veronder-
stelde wederzijdse wil het historisch
erfgoed van onze gemeente te bewa-
ren.
Als we het over „de gemeente" heb-
ben, is het goed in dat begrip enige
nuancering aan te brengen. Ik onder-
scheid dan in eerste instantie „het ge-
meentehuis" en bedoel daarmee de amb-
tenaren. De medewerking die wij van
die kant altijd hebben ondervonden
verdient alle lof. Iets moeilijker ligt
het met „de raad". De mening van het
individuele raadslid lijkt tot ijlheid
vervlogen als zijn stem, via fractie- en
commissievergadering, de raadszitting
bereikt. Van het ,,gemeentebestuur in
engere zin" (B en W) hebben wij op
onze indringende toenaderingspogin-
gen nimmer een volmondig: Ja, ik wil,
mogen horen.
De vereniging intussen, verwierf be-
zittingen en kwam daarmee in een pro-
blematiek terecht, die de tweede fase
van haar bestaan zou beheersen.
Toen de nood heel hoog was, stelde
de gemeente de deel van de toenmalige
boerderij van van Dijk, aan de Thema-
terweg, ter beschikking als tijdelijke
opslagruimte. Wij waren daar natuur-
lijk heel blij mee, temeer daar ons in
het vooruitzicht werd gesteld dat er
,,op ambtelijk niveau" werd gewerkt
aan een betere oplossing. Wij waren
toen nog zo naief te veronderstellen
dat men ,,niet meer om ons heen kon".
Wij gingen zelfs zo ver dat wij op 10
juli 1986 een serieuze cultuur- en mu-
seumnota aanboden aan de burgemees-
ter, waarop ons de toezegging werd ge-
daan dat het stuk „zeer zorgvuldig in
de beslissing zou worden meegewo-
gen". Welke die beslissing dan ook
moge zijn geweest en of zij wel ooit
werd genomen, zij heeft in ieder geval
niet gevoerd tot een markant gemeen-
telijk cultuurbeleid. De betere oplos-
sing kwam dus niet, althans niet van
ambtelijke zijde.
In ons blad van december 1987
schreef ik een uitgebreid artikel over
de periode van zwoegen en sjouwen,
breken en bouwen, die uiteindelijk
leidde tot de ingebruikneming van ons
Kabinet. Op 1 augustus 1988 huurden
wij bovendien de Broederschapshuis-
jes.
Andere activiteiten gingen gewoon
door. Voor de jaren 1985 en 1986 werd,
in samenwerking met de Lions Club,
een historische kalender uitgegeven.
Hulp werd verleend bij de inrichting
van een tentoonstelling ter gelegenheid
van het 100-jarig bestaan van de Wil-
librordkerk, in juni 1985.
Op de ledenvergadering van 26 maart
1985 nam ik het voorzitterschap over
van Jan Schutte en ik beloofde mijn
taak met een zekere mate van ,,gezon-
de bezetenheid" te zullen waarnemen.
De tijdelijke opslagruimte aan de
Thematerweg was door ons inmiddels
ingericht als museum en dat betekende
openstelling op vaste tijden. Op 30 no-
vember 1985 mocht ik daar het eerste
exemplaar van ,, Van Oude Rijn tot
Leidse Rijn" aanbieden aan onze bur-
gemeester.
Van 8 tot 29 april 1988 was er in de
nieuwe Openbare Bibliotheek te Vleu-
ten een, mede door ons georganiseerde
tentoonstelling over Kees Valkenstein.
In de septemhermaanden van 1987
en 1988 deden wij mee aan de Open
Monumentendag.
In het kader van het Landelijk Mu-
seumweekend werd door ons in de ka-
pel van kasteel de Haar op 15 en 16
april 1989 een fototentoonstelling ge-
houden van alle bekende ridderhofste-
den in onze gemeente.
De Open Monumentendag 1989 werd
door ons „binnenshuis" gevierd door
Dat wij veel leden hebben, is buiten
kijf. Het aantal is zelfs buitensporig
hoog, in vergelijking met het ledental
van verenigingen in veel grotere plaat-
sen. De opmerking over het ,,leuke
boekje" laat ik voor wat ze is, ik heb
daar zelf een te groot aandeel in. Ten-
slotte: fs de vereniging werkelijk zo
actief en, zo ja, wfe zijn er dan zo ac-
tief en wat doen ze dan wel allemaal.
De overtuiging van mijn zegsman
en de daardoor bij mij opgeroepen ge-
dachten moeten in de bovenbedoelde
analyse meetellen.
Ik wil in die richting een poging doen.
De geschiedenis van de vereniging
is een beetje te vergelijken met die van
een nomadenstam, die zijn zwervend
bestaan tenslotte opgeeft en een vaste
verblijfplaats kiest. Dat is ook bij zo'n
stam geen zaak die in een handomdraai
haar beslag krijgt. Daar is soms een in-
grijpende verandering in de levensbe-
schouwing voor nodig.
U kunt zeggen: je gaat wat ver, wat
heeft onze levensbeschouwing met on-
ze vereniging te maken? Inderdaad, u
heeft gelijk, maar onze vereniging heeft
statuten en die zijn toch wel als een
soort geloofsbelijdenis te beschouwen.
Om kort te gaan, in het bestaan van
de vereniging zijn duidelijk drie fasen
te onderscheiden. Ik wil ze kort schet-
sen en vervolgens - door toetsing aan
de statuten - nagaan of de vereniging
zich aan haar doelstellingen heeft ge-
houden en in hoeverre zij die heeft
verwezenlijkt.
Zwerven
De eerste voorzitter, Dr B.J. van
Vliet, kon zijn functie maar heel kort
vervullen, omdat zijn werk hem naar
elders riep. Toch stammen uit zijn tijd
de talloze initiatieven, die het prille
bestaan van onze vereniging kenmerk-
ten. Er werden introductietentoonstel-
llingen gehouden (2 en 3 october 1981
in De Meern en 9 en 10 october in
Vleuten) en werkgroepen opgericht.
De laatste kregen de meest uiteen-
lopende onderwerpen te behandelen:
de geschiedenissen van de ridderhof-
stad Bottestein, de brouwerij en de
Willibrordkerk, genealogie, paleogra-
fie, archeologie, dorpsfilms, de opzet
van een foto-, film-, verhalen- en ge-
luidsarchief. Er moesten lezingen wor-
den gehouden en contacten gelegd met
alle instanties die maar even voor de
vereniging nuttig zouden kunnen zijn.
Reeds op de ledenvergadering van
10 november 1981 werd J. Schutte tot
voorzitter benoemd en onder zijn lei-
-ocr page 3-
795
den, moesten zich noodgedwongen
maar al te vaak beperken tot een „proef-
boring". Het gevolg is natuurlijk wel,
dat de vereniging, vaker dan prettig is,
het antwoord schuldig moet blijven als
haar als vermeende deskundige instan-
tie een vraag wordt gesteld op histo-
risch gebied.
Conclusie
Misverstanden schijnen in het bij-
zonder in het westelijk weide-gebied
heel gemakkelijk te ontstaan. Om die
te voorkomen, wil ik, vóór ik verder
ga, uitdrukkelijk stellen dat ik in mijn
analyse de vereniging-als-zodanig op
het oog had en dat ik mij heb onthou-
den van een beoordeling van personen
en functies.
eniging, 't Kan ook zijn dat zij op een ge-
geven moment wel eens resultaten van
him beloofde onderzoeken willen zien.
Bovendien is het heel goed mogelijk
dat sommigen onder ,,geschiedenis"
iets heel anders verstaan dan hun door
de vereniging bij voortduring wordt
geboden. Een goed voorbeeld hiervan
is het geval van de dame die haar lid-
maatschap en daarmee het abonnement
op ons tijdschrift opzegde, onder het
motto: er staat geen historie meer in!
fotomateriaal van gemeentelijke monu-
menten te exposeren in de Broeder-
schapshuisjes.
Al die jaren werd trouw meegewerkt
aan het Kursusprojekt en er werden
talloze dia-lezingen gehouden voor
evenzovele verenigingen en instellin-
gen.
Een enkele maal trad voor onze le-
den „een spreker van buiten" op.
Tussen de bedrijven door waren wij
enkele malen genoodzaakt ons hele
hebben en houden te verhuizen en zo
eenvoudig als het hier in enkele woor-
den wordt gezegd, was dat bepaald
niet.
U moet 't mij niet kwalijk nemen als
ik in dit vluchtig overzicht niet vol-
ledig ben. Het gaat er mij slechts om
een beeld te schetsen van de haast
chaotische toestanden in de afgelopen
jaren.
Heeft de vereniging de kennis van
de geschiedenis voldoende bevordert?
Deze vraag is heel wat minder eenvou-
dig en rechtlijnig te beantwoorden. Zij
hangt ook nauw samen met de volgen-
de: heeft de vereniging de studie van
de geschiedenis voldoende geani-
meerd en vervolgens de resultaten van
die studie voldoende uitgedragen? Ik
ben van mening dat er meer gedaan
had kunnen worden, maar ik voeg daar
direct aan toe dat de vereniging als zo-
danig in deze geen schuld treft. Het is
een kwestie van taken verdelen. Een
tentoonstelling inrichten en een huis
bouwen zijn andere zaken dan in de
geschiedenis duiken. Wij hebben vanaf
het begin een schrijnend tekort gehad
aan medewerkers, die de studie van
een of andere facet van de geschiede-
nis voor hun rekening wilden nemen.
Nu de vereniging „onderdak" is wordt
dat gemis nog pijnlijker en destemeer
omdat de opgeroepen belangstelling
(zie boven) antwoorden op vragen zal
gaan verlangen.
Heeft de vereniging voldoende ge-
daan aan het instellen van een histo-
risch archief? Deze vraag kan met een
volmondig ,,ja" worden beantwoord
als het erom gaat of de vereniging ge-
noeg moeite heeft gedaan om „spul-
len" te verzamelen, die kimnen dienen
tot illustratie van het historisch ver-
haal. Restauratie, registratie en docu-
mentatie zijn echter niet uit de verf
gekomen. Dat de expositie nog niet tot
een bevredigend resultaat heeft geleid,
is de vereniging nauwelijks aan te re-
kenen. Een en ander heeft alles te ma-
ken met het nog altijd aanwezige ruim-
teprobleem.
Het papieren archief groeit ook
niet snel. Weliswaar hebben wij zo lang-
zamerhand een aardige bibliotheek,
maar een goed geordende documen-
tatie waarin van alles op te zoeken is
betreffende de geschiedenis van onze
gemeente, is nog verre toekomstmu-
ziek. Daar is wel een verklaring voor.
De studie van de geschiedenis is nim-
mer over een breed front aangepakt.
De enkelingen, die zich geroepen voel-
Die analyse is zuiver „academisch"
of, zo u wilt „theoretisch". Daarom heb
ik ook de statuten gebruikt als toets.
Het is namelijk heel wel denkbaar dat
een vereniging zich voorspoedig ont-
wikkelt, maar daarbij ver afdwaalt van
haar statutaire uitgangspunten. Onze
vereniging kan zich zoiets niet veroor-
loven, zij zou er haar geloofwaardig-
heid door verliezen.
De conclusie moet zijn dat onze ver-
eniging zich goed aan haar doelstellin-
gen heeft gehouden, ze ten dele heeft
verwezenlijkt en ze voor een ander deel
nog echt moet waarmaken. Vooral dat
laatste brengt een grote verantwoor-
delijkheid mee, met het oog op de ge-
wekte verwachtingen.
De vereniging krijgt van mij een
dikke voldoende.
En dan nog het volgende. De Histo-
rische Vereniging Vleuten-De Meem-
Haarzuilens is géén gezelligheidsver-
eniging in de gangbare betekenis van
het woord. Dat wil natuurlijk allerminst
zeggen dat zij geen gezellige vereni-
ging zou kuimen zijn, maar op de vraag
of wij ook wel eens een kaartavond or-
ganiseren moet het antwoord toch per-
tinent ontkennend luiden.
Een veelverbreid misverstand is dat,
zodra iets in de hobby-sfeer ligt, er
geen verplichtingen aan vast zitten.
Dat moge opgaan voor de individuele
hobby, zodra er sprake is van een hob-
by in teamverband, vervalt die vrij-
blijvendheid. Men moet dan op elkaar
kimnen rekenen, afspraken moeten wor-
den nagekomen en verantwoordelijk-
heden moeten worden aanvaard. Men
moet bereid zijn zich aan een zekere
discipline te onderwerpen.
D.W. Gravendeel
Onder dak
i Op 30 october 1989 namen wij onze
gebouwen officieel in gebruik: het Ka-
binet in De Meem en de Broederschaps-
huisjes in Vleuten. En daarmee kwam
de vereniging in de derde fase van haar
bestaan.
Ons tijdschrift
Temidden van alle bovenaangehaal-
de ,.onrust" verscheen, schijnbaar on-
beroerd en met een ijzeren regelmaat,
elke drie maanden ons tijdschrift en
wij speelden het zelfs nog klaar drie-
maal een bijzondere uitgave (een spe-
cial) tot stand te brengen.
IToetsing aan de statuten
Heeft de vereniging er voldoende
' aan gedaan om de belangstelling voor
de historie te wekken? Ik geloof dat ik
oprecht mag stellen dat de vereniging
er werkelijk alles aan heeft gedaan om
die opdracht te vervullen. Nog onlangs
lieten wij - daartoe in staat gesteld door
een royale bijdrage van Engelhard BV
- een fraaie brochure drukken, vol in-
formatie over de geschiedenis van on-
ze gemeente en het werk van onze ver-
eniging.
De in deze richting door de vereni-
ging ontwikkelde activiteit vindt haar
beste bevestiging in het inderdaad zeer
grote ledental. Hoewel dat enerzijds
natuurlijk bijzonder verheugend is, kan
het anderzijds ook zorgen baren, 't Kan
zijn dat deze mensen lid zijn geworden
op grond van hun algemene belangstel-
ling voor geschiedenis of uit sympa-
thie voor de doelstellingen van de ver-
-ocr page 4-
796
Koninginnedag in Vleuten
Ter gelegenheid van de viering van koninginnedag in
Vleuten op maandag 30 april zullen de Broederschaps-
huisjes die dag van 10.00 - 17.00 uur geopend zijn.
Met enkele kleine exposities hopen wij daar weer veel
belangstellenden te kunnen verwelkomen. Ook u!
Verenigingsberichten
Openingstijden gebouwen
In het vorige nummer werden de openingstijden van on-
ze gebouwen nogmaals vermeld. Helaas is dit bericht niet
juist opgenomen. Voor de Broederschapshuisjes werd ver-
meld elke Ie maandag van de maand. Dit moet zijn elke
Ie vrijdag van de maand.
Nu goed herhaald:
Algemene contactavonden in:
De Broederschapshuisjes in Vleuten:
elke Ie vrijdag van de maand van 19.30 - 22.00 uur;
Het Kabinet in De Meern:
elke maandag van 19.30 - 22.00 uur.
Bijeenkomst van de genealogische werkgroep in de Broe-
derschapshuisjes:
elke 2e donderdag van de maand van 20.00 - 22.00 uur.
Medewerkers
In vergelijking met het totale ledental van de vereniging
van ruim 875 is het aantal leden dat regelmatig aktief
meewerkt aan de aktiviteiten van de vereniging maar erg
klein; amper 15.
Om het werk van de vereniging te kunnen voortzetten
zijn er meer nodig. Het grootste knelpunt is het gebrek aan
vrijwilligers die zich bezig willen houden met historisch
onderzoek en het schrijven van artikelen daarover, want
zonder auteurs kan ons tijdschrift niet op peil blijven.
Daarnaast dient ons fotoarchief zo snel mogelijk geordend
en geïnventariseerd te worden. Mensen met een goede
plaatselijke bekendheid zouden zich daarvoor zeer ver-
dienstelijk kunnen maken.
De genealogische werkgroep is o.a. bezig met het toe-
gankelijk maken van de archieven van de oude gerechten
van Vleuten, de Haar en Themaat, waarvan wij microfilms
in ons documentatiecentrum hebben. Voorzover daarin
alfabetische klappers zijn opgenomen dienen deze „ver-
taald" te worden in leesbaar nederlands en voorzover er
geen klappers van zijn moeten deze nog gemaakt worden.
Voor dit tijdrovende maar noodzakelijke werk zoeken wij
medewerkers die oude handschriften uit de 17e en 18e eeuw
kunnen lezen of willen leren lezen.
Wie biedt zich aan voor de hiervoor genoemde werk-
zaamheden? De secretaris wacht op uw telefoontje.
Uitnodiging
voor de algemene ledenvergadering
Bij deze nodigt het bestuur de ledep uit voor de algemene
ledenvergadering van de vereniging, welke gehouden zal
worden op dinsdag 24 april 1990 in het gebouw van de
vereniging Zandweg 147B te De Meern (achter het Ver-
enigingsgebouw). Aanvang 20.00 uur precies.
Agenda:
1.  Opening
2.  Vaststelling notulen van de vergadering van 11 april
1989.
3.  Ingekomen stukken en mededelingen.
4.  Jaarverslag over 1989.
5.  Rekening over 1989:
a. Verslag van de kascontrolecommissie;
b. Vaststelling rekening en balans.
6.  Benoeming nieuwe kascontrolecommissie.
7.  Vaststelling begroting voor 1991 en contributie voor
1991.
8.  Verkiezing bestuursleden.
9.  Rondvraag en sluiting.
Het bestuur.
Dr D.W. Gravendeel, voorzitter
J.W. Schoonderwoerd, secretaris
Toelichting:
Agendapunten 4, 5 en 7: De hier bedoelde stukken liggen
tien dagen voor de vergadering ten huize van de secretaris,
alsmede een uur voor het begin van de vergadering in de
vergaderzaal ter inzage voor de leden.
Agendapunt 8: Volgens het bepaalde in het huishoudelijk
reglement zijn dit jaar aan de beurt om af te treden me-
vrouw P.J. de Rooij-Goes en de heren K.B. Nanning en
P.G. de Rooij. Deze bestuursleden zijn herkiesbaar en
worden door het bestuur kandidaat gesteld.
Daarnaast treedt ook mevrouw L.M.T.J. Broekhuijse-Rood
af als bestuurslid, terwijl het tevens gewenst geacht wordt
het bestuur met één lid uit te breiden.
Voor de vervulling van deze twee vakatures worden door
het bestuur als kandidaten voorgesteld de heren T. van den
Berg te De Meern en Drs J.A.J. Konings te Vleuten.
Door tenminste tien leden kunnen ook kandidaten worden
voorgedragen. Deze voordracht dient uiterlijk drie dagen
voor de vergadering bij het bestuur te worden ingediend.
Na de vergadering zal door de heer Gravendeel een lezing
met dia's worden gegeven over het onderwerp:
„Een gouden vogel".
Documentatie
Onze oproep aan de leden om documentatiemateriaal
ter beschikking te stellen, zoals oude akten, bidprentjes en
overlijdensannonces, heeft al enig resultaat gehad. Van een
zestal personen ontvingen wij ruim 425 exemplaren van
bidprentjes en overlijdensannonces om te copiëren voor ons
documentatiecentrum.
Laat dit voor u een aansporing zijn om ook nog eens bij
u in de kast te kijken. Wij hebben de indruk dat er nog
veel meer te voorschijn kan komen!
-ocr page 5-
797
£en stijlkamer
In ons Kabinet in De Meem - u weet wel, Zandweg 147B (achter het Verenigingsgebouw) - zijn wij bezig met de in-
richting van een „stijlkamer". Dat gebeurt natuurlijk niet helemaal volgens de regels van de kunst, want daar hebben we
de ruimte niet voor. Toch blijkt het mogelijk te zijn een gezellige ouderwetse zitkamer te maken met een „open keuken" in
oude stijl. Wij maakten dankbaar gebruik van stukken uit de erfenis van de Kockengense Oudheidkamer, maar evenzeer
van schenkingen uit eigen kring. Het is niet de bedoeling te kiezen voor een bepaalde stijlperiode omdat wij dan te zeer in
onze mogelijkheden zouden worden beperkt. Wèl moet alles minstens 50 jaar oud zijn.
We missen natuurlijk nog wel het een en ander, bijvoorbeeld een passende tafel, een klein buffetje, een in de toon val-
lende lamp, maar daar kunt ü ons misschien wel aan helpen?
En............kom eens kijken!
-ocr page 6-
791
mmm
Een dorp verandert.
i-/M^^é[F:}f^^ *-M'^é
^*
Sorry, beste lezers van deze rubriek, dat ik in het vorige
nummer van drie maanden geleden, verstek heb laten
gaan. Persoonlijke omstandigheden maakten me het niet
mogelijk.....nee, ik ,,leg" niet in scheiding maar ik ben
gewoon een paar weken een beetje ziek geweest. Dat is nu
over en ik ben weer terug.
Eind september besloot ik m'n verhaal met: „Ditmaal
geen nieuwe raadselfoto want ik wil eerst eens de raadsels
opgelost hebben over de vorige foto rond niet meer dan 5
huizen".
Daar kwam niets van terecht. Ik hoorde niets meer. Ik
laat dit buurtje even rusten. Ik heb nu een totaal andere
raadselfoto. Waar is deze foto gemaakt en wanneer onge-
veer?
K.B.N.
-ocr page 7-
\
799
Een eigen R.K. kerkte Haarzuilens
door
Dr D. W. Gravendeel
deel 2
De afwijziging
Het bleef twee maanden stil, maar toen barstte de bom.
De heer H. de Greef te Haarzuilens ontving een op 5 juli
1934 gedateerde en door de aartsbisschop van Utrecht,
J.H.G. Jansen, persoonlijk ondertekende brief:
In beleefd antwoord op Uw schrijven van 8 maart j.l, waarin
U uit naam van meerderen Ons verzoekt, een onderzoek te
willen doen instellen naar de mogelijkheid in Haarzuilens een
kerk te stichten, deelen Wij U mede, dat het gevraagde onder-
zoek heeft plaats gehad; dat echter gehoord de verschillende
adviezen en na raadpleging van het Hoogwaardig Kapittel Wij
geen aanleiding vinden, vooralsnog stappen te doen ten einde te
komen tot de stichting van een kerk te Haarzuilens.
Met dit kille, hooghartige briefje maakte de aartsbisschop
een „kardinale" fout. Hij had namelijk de zaak wel degelijk
ernstig opgevat, getuige ook zijn verzoek aan pastoor Ohl
om zijn pogingen tot het plaatsen van een lening voorlopig te
staken. Hij was in overleg getreden met het Kapittel, dat
hem had voorgesteld twee kanunniken onderzoek te laten
doen en hij was met dat voorstel accoord gegaan.
Vervolgens had het Kapittel zélf twee kanunniken gekozen:
J.G. van Schalk, die de omstandigheden ter plaatse kende,
en J.H. Scholten. De heren hadden verslag uitgebracht en
de voor- en nadelen opgesomd.
Argumenten tegen waren in het kort:
1. Het is niet erg waarschijnlijk dat het aantal parochianen
in Haarzuilens groter zal worden;
2. Een behoorlijk onderhoud van de benoemde pastoor is
zeer onzeker.
3.Waarschijnlijk zal de kerk, behalve op zon- en
feestdagen misschien, de hele dag leeg staan in een gemeente
van 400 tot 500 zielen.
4. Een afstand van 6-7 kilometer tot de kerk in Vleuten is
voor één familie groot. Alle anderen kunnen er te voet
binnen een uur zijn.
5. Als in Haarzuilens een gemeente wordt gesticht, zal de
kerk in Vleuten ongeveer 900 zielen behouden. Dan zal één
pastoor voldoende zijn, maar de zorg voor de gemeenschap
en vooral voor de jeugd zal beter zijn als een kapelaan de
pastoor helpt.
Er waren ook argumenten vóór:
1. In Haarzuilens staat een katholieke school, waarvan de
kinderen door de weeks nooit naar de kerk kunnen.
2.  Als in Haarzuilens een kerk wordt gebouwd en de
gemeente in Vleuten wordt te groot, dan kan die in
Haarzuilens er wat bij nemen.
De conclusie was dat de vele nadelen niet konden worden
goedgemaakt door de enkele voordelen.
Had de aartsbisschop nu maar in een persoonlijk
onderhoud met de leden van het comité — iets waarom
herhaaldelijk was verzocht, maar wat nooit werd toegestaan
— in alle rust en op voet van menselijke gelijkheid, opening
van zaken gegeven, dan had men zich, zij het teleurgesteld,
bij de beslissing neergelegd. Men voelde zich echter
„genomen" omdat de ware redenen van de weigering (hoe-
wel in de wandeling wel degelijk vermoed) niet openlijk
H. de Greef
-ocr page 8-
800
Ons inziens is daarom het onderzoek te eenzijdig geweest en
zijn de woorden „verschillende adviezen" in Uw voornoemd
schrijven niet juist.
Te meer daar wij een onderhoud met Uwe Hoogeerwaarde
Excellentie hadden aangevraagd- doch niet verkregen -, spijt
het ons dat Uw adviseurs niet een onzer hebben bezocht, van
wien zij beter hadden kunnen vernemen hoezeer het geestelijk
belang van de katholieken van Haarzuilens hier een kerk
eischt. Immers 's zomers, als Baron van Zuylen hier in zijn
kapel 's Zondags een H. Mis liet lezen, gingen tientallen
personen daar naar de H. Mis in plaats van te Vleuten, hoewel
de pastoor zelf eens van de preekstoel heeft afgeroepen dat met
het hooren van die H. Mis niet kan worden volstaan.
Bij een onderhoud dat twee onzer hadden met den Vicaris-
Generaal, verklaarde deze ons dat vanzelfsprekend het
zielenheil voor alles ging. Wij verzochten hem te willen opge-
ven wat Uwe Hoogeerwaarde Excellentie van de katholieken
van Haarzuilens eischte, doch daarop ging Zijne Hoogeer-
waarde niet in en verzocht ons enkel schriftelijk te willen op-
geven wat de katholieken konden opbrengen.
Naar aanleiding daarvan zonden wij Uwe Hoogeerwaarde
Excellentie ons schrijven van 5 Mei 1934 met de noodige be-
scheiden. Onzerzijds was daarmede vrijwel al het mogelijke
gedaan en het resultaat leek ons alleszins bevredigend. Naar
onze meening zullen wel meer kerken gesticht zijn, waar een
zekerheid als door ons gegeven, niet gesteld zal zijn.
Het afwijzende antwoord van Uwe Hoogeerwaarde
Excellentie op ons verzoek heeft hier thans een geest van ver-
zet gekweekt, zooals wij ons nooit hadden kunnen indenken.
Men roept als het ware om een herroeping van Uwe beslissing
en wij hopen daarom dat het vorenstaande voor Uwe
Hoogeerwaarde Excellentie een reden daartoe zal zijn.
Veel hoop op de uitdrukking vooralsnog in Uw schrijven van
5 Juli 1934 hebben wij niet. want ook de Vicaris-Generaal was
van meening dat in deze geldt het parool,,nu of nooit", want is
eenmaal de kerk te Vleuten verbouwd, dan is daarmede het
heilig ideaal van geheel Haarzuilens „EENEIGEN KERK" te
niet gedaan.
J.S. Kooijman
werden uitgesproken. Dat werd er niet beter op toen aan-
sluitend het Kerkelijk Gezag in het geding werd gebracht,
een Gezag dat — althans naar het gevoelen van de leden van
het comité — geen boodschap had aan de mening van de
parochianen of daar in ieder geval niet rechtstreeks met hen
over wilde praten.
De commissie was obstinaat, gunde zich een kleine week
bedenktijd en schreef terug:
Aan Zijne Hoogeerw. Excellentie
den Aartsbisschop van Utrecht
Naar aanleiding van Uwer Hoogeerwaarde Excellentie's
schrijven van 5 Juli 1934, welk schrijven ons de grootst denk-
bare teleurstelling bracht door de mededeeling, dat Uwe Hoog-
eerwaarde Excellentie, gehoord de verschillende adviezen en
na raadpleging van het Hoogwaardig Kapittel, geen termen
aanwezig acht vooralsnog stappen te doen ten einde te komen
tot de stichting van een kerk te Haarzuilens, nemen wij met
diepen eerbied de vrijheid ons nogmaals tot Uwe Hoogeer-
waarde Excellentie te wenden.
Naar ons van betrouwbare zijde ter oore is gekomen, hebben
Uw adviseurs inlichtingen ingewonnen: 1ste bij den
Zeereerwaarden Heer Pastoor te Vleuten, die, hoewel hij ons
op een door Uwe Hoogeerwaarde Excellentie gewilde confe-
rentie alle medewerking toezegde, onze grootste tegenwerker
is geweest en 2de bij den Heer J.H. Teunissen, hoofd der R.K.
Lagere School alhier, die vanwege zijn betrekking geen juiste
inlichtingen kan verstrekken, daar hij dan tegen den zin van
den Pastoor, van wien hij ten zeerste ajhankelijk is, zou spre-
ken.
Dat de Pastoor ons heeft tegengewerkt, blijkt uit zijn eigen
gezegde (als het aan mij ligt komt de kerk er nooit) en onze
meening omtrent den Heer Teunissen moet juist zijn, daar hij,
toen hem gevraagd werd in onze commissie zitting te nemen,
daarvoor bedankte, omreden hij te veel van den Pastoor afhan-
kelijk was.
L. Hoogstraten
-ocr page 9-
801
Wij verzoeken Uwe Hoogeerwaarde Excellentie daarom
alsnog dringend tot de stichting van een kerk alhier te wil-
len overgaan en hopen een gunstige beslissing te mogen
ontvangen.
Verzet
Op 17 juli werd, op verzoek van verschillende
katholieken, een algemene vergadering gehouden, waarop
maar liefst 57 personen verschenen, waarvan 51 hoofden
van gezinnen. De voorzitter gaf een overzicht van de werk-
zaamheden van de commissie en zette uiteen hoe de zaak
ervoor stond. Het was vooral de heer H.A. van de Pavert die,
als tolk van de vergadering, zijn waardering uitsprak voor
het vele door de commissie verrichte werk en de algemene
gevoelens van teleurstelling, die de brief van de
aartsbisschop gebracht had, verwoordde. Hij signaleerde de
tegenwerking van pastoor Ohl en citeerde enkele uit diens
mond afkomstige uitspraken: Als het aan mij ligt, komt de
kerk er nooit. Nu schoot ik al zoo aardig op om aan het ver-
bouwen te komen en nu komen ze van De Haar om mij een
spaak in mijn wielen te steken
en Waar haalt KLEIN PARIJS
nu de vroomheid vandaan om zelf een kerk te willen hebben.
Er heerste een opstandige sfeer. De algemene opinie van
de vergadering was dat het onderzoek veel te eenzijdig was
geweest en dat de houding van de pastoor niets dan afkeu-
ring verdiende. Met algemene stemmen werd vervolgens de
volgende motie aangenomen:
De vergadering van de katholieken van Haarzuilens, verte-
genwoordigd door ruim 50 hoofden van gezinnen, heden bijeen;
Met leedwezen vernomen hebbende de beslissing van Zijne
Hoogeerwaarde Excellentie den Aartsbisschop inzake het
stichten van een kerk te Haarzuilens;
Overwegende, dat deze beslissing genomen is na
ingewonnen advies o.a. van den Zeereerwaarden Heer Pastoor
te Vleuten;
J.G. Versteeg
Spreekt haar afkeuring uit over de houding van den Zeer-
eerwaarden Heer Pastoor in deze;
Verzoekt alsnog met klem een nader onderzoek te doen
instellen;
Besluit het vorenstaande ter kennis te brengen van Zijne
Hoogeerwaarde Excellentie den Aartsbisschop
en gaat over tot de orde van den dag
Haarzuilens, 17 Juli 1934.
De secretaris kreeg opdracht de motie toe te zenden aan
de aartsbisschop, vergezeld van afschriften van de presentie-
lijst en de notulen.
Het terechtwijzende antwoord van de aartsbisschop liet
niet lang op zich wachten; het was gedateerd 23 juli 1934:
Noch de motie van 17Julij.l. noch het schrijven van 19 Juli
j. l. hebben Ons aanleiding gegeven op de genomen beslissing in
zake kerkbouw te Haarzuilens terug te komen, terwijl Wij het
ten zeerste betreuren, dat men gemeend heeft in den vorm van
een motie zijn afkeuring te moeten uitspreken over de gedra-
gingen van den Zeereerwaarden Heer Pastoor in dezen, die
zich vele en groote verdiensten heeft verworven voor de paro-
chie Vleuten.
Eindelijk wenschen Wij nog op te merken, dat Wij niet
alleen het oordeel van den pastoor (die in dezen belanghebben-
de was) hebben gevraagd, maar nog door twee anderen een
onderzoek hebben doen instellen, van wie een geacht moet wor-
den, ook met den toestand ter plaatse goed op de hoogte te zijn.
Op de volgende algemene vergadering, 28 juli, verschenen
67 personen. De commissie was in eerste instantie van
oordeel dat de zaak was afgedaan maar de vergadering toon-
de zich zeer onbevredigd en wilde de ware reden van de af-
wijzing weten. Het algemene gevoelen was dat het „om de
centen" ging; men besloot daarom door te werken en een
fonds te vormen. Tevens werd nog maar weer eens een brief
geschreven aan de aartsbisschop, een brief waarop overigens
nimmer antwoord kwam:
A.J. Versteeg
-ocr page 10-
802
Aan Zijne Hoogwaardige Excellentie
den Aartsbisschop van Utrecht
Zoodra de inhoud van Uw schrijven van 23 Juli j.l. den
katholieken alhier bekend was, bereikte ons een verzoek om
zoo spoedig mogelijk weer een bijeenkomst te houden.
De stemming op die vergadering was door Uw herhaalde af-
wijzende beschikking eensdeels neerslachtig, anderdeels erg
opstandig; immers men sprak zelfs van niet meer naarde kerk
gaan, van kinderen van de katholieke school afhalen en andere
handelingen, waarmede naar onze meening weinig te bereiken
is, doch dat er zulke dingen gaan gebeuren, staat voor ons vast.
De inhoud van Uw brieven van 3 en 13 Juli j.l. heeft, ook
buiten Uw afwijzing van ons verzoek, geen bevrediging ge-
schonken. Men zou graag willen weten of de door ons
genoemde redenen dan in het geheel niet gegrond zijn. En dat
schijnen zij wel geacht te worden, want uit den geheelen gang
van zaken blijkt duidelijk dat het financieele gedeelte op den
voorgrond treedt. Deelde de pastoor van Vleuten namens Ubij
het begin onzer actie ons reeds mede dat de katholieken van
Haarzuilens maar moesten opgeven wat zij konden opbrengen,
de vicaris-generaal sprak bijons meergenoemd onderhoud met
hem in denzelfden zin. Welnu we hebben alles gedaan wat we
konden, doch daarover wordt in Uw brieven geen woord
gezegd. Met de eenvoudige mededeeling dat er vooralsnog
geen reden is alhier een kerk te stichten, wordt getracht ons
tevreden te stellen. Wij voelen dat wij in deze gewoon voor
kwajongen gezet zijn, want zeggen dat er geen reden is om een
kerk te stichten had U zeker kunnen doen voordat wij al de
moeite, die wij ons nu getroost hebben om zoo goed mogelijk
voor den dag te komen, gedaan hadden. Daar is toch niet voor
noodig dat afgewacht wordt wat de katholieken kunnen op-
brengen.
Christus zelfheeft gezegd: ,,Laat de kleinen tot mij komen"
en het grootste verlangen van de geestelijkheid is dat zij dage-
lijks naar de H. Mis gaan en zoo mogelijk ook dagelijks com-
municeren, doch voor Haarzuilens, waareen katholieke school
staat met 75 leerlingen, geldt dat zeker niet? Neen, wij kunnen
ons niet indenken dat ons verzoek niet gegrond was. Uwe
Hoogwaardige Excellentie moet wel om zeer bijzondere
redenen hier een kerk niet noodig achten en deze redenen zou-
den wij zoo gaarne van U vernemen. Het is bedroevend dat nu
toch in Vleuten zoo veel geld uitgegeven zal worden voor ver-
bouwing, dat men daarvoor hier een kerk zou kunnen bouwen.
Pessimisten hebben zelfs durven meenen dat, als hier een kerk
gesticht zou worden, Vleuten daardoor noodlijdend werd, doch
wij weten maar al te goed welke bezittingen en schulden de
kerk te Vleuten heeft en hoezeer het aantal katholieken daar
gestadig toeneemt, om zulks ten sterkste te betwijfelen. En
veronderstel dat zulks zoo was, dan wordt Vleuten dus op de
been gehouden ten koste van het zielenheil van de kinderen van
Haarzuilens en van vele ouden van dagen, die nu nooit meer in
de kerk komen omdat de afstand te groot is.
Wij kunnen niet nalaten even terug te komen op de opmer-
king in Uw laatste schrijven, waarbij U verklaart het bedroe-
vend te vinden dat men hier zijn afkeuring heeft uitgesproken
over de houding van den Zeereerwaarden Heer Pastoor in
deze, die zich vele en groote verdiensten verworven heeft voor
de parochie Vleuten. Zeker, dat de Zeereerwaarde Heer
Pastoor dikwijls groot en verdienstelijk werk heeft verricht, is
waar en beaamt zonder uitzondering elk zijner parochianen,
zelfs de niet-katholieken weten zulks, doch dat hij nu, om zoo
te zeggen in zijn laatste levensdagen, ten koste van Haarzui-
lens zijn zin zal doordrijven, heeft de achting voor hem ten
zeerste doen dalen.
Tenslotte nog een opmerking over het onderzoek dat U door
2 personen hebt doen instellen. Waarom hebben deze personen
hun licht niet bij onze commissie opgestoken om daar nog eens
uitvoerig te vernemen wat onder de menschen heerscht. Waar-
om is wel het oordeel van den Pastoor, die belanghebbende
was, gevraagd, doch niet van onze commissie, die zeker even-
zeer belanghebbend is als de Pastoor. Voorts kunnen wij ons
moeilijk indenken dat Kanunnik van Schaik, met wien Uiiaar
onze meening den eenen der onderzoekers bedoeld moet
hebben, die ter plaatse goed op de hoogte zou zijn, daarmede
wel werkelijk zoo goed op de hoogte is.
Hoewel Uwe Hoogwaardige Excellentie reeds in Uw
meergenoemd schrijven van 23 Juli j.l. hebt te kennen gegeven
niet op Uw beslissing inzake kerkbouw alhier terug te komen,
nemen wij beleefd de vrijheid er nogmaals op aan te dringen
een beter onderzoek te doen instellen en toch wel Uw besluit te
herroepen, dan wel ons de redenen van Uw afwijzende beschik-
king kenbaar te maken.
De commissie beraadde zich op andere wegen en besloot
de zaak als „geloofskwestie" voor te leggen aan de Apologe-
tische Vereeniging „Petrus Canisius", maar deze haastte
zich op 14 september te verklaren dat de aangelegenheid
geheel buiten haar competentie lag.
Ieder ander zou nu toch het hoofd in de schoot hebben
gelegd. Niet aldus de commissie, die zich op 22 october
wendde tot alle katholieken van Haarzuilens:
Wij hebben de eer U te berichten, dat wij nog steeds onze
actie om alhier een kerk gesticht te krijgen niet hebben opge-
geven. Integendeel, wij hebben goede verwachtingen dat onze
bemoeiingen resultaat zullen hebben.
In onze laatste vergadering hebben wij besloten een propa-
ganda-afdeeling aan ons comité toe te voegen, van welke af-
deeling binnen kort enkele leden U over een en ander zullen
komen spreken.
Tevens meenden wij dat het aanbeveling verdient om
spaarbusjes ten behoeve van een nieuwe kerk te verspreiden,
waarvan in alle katholieke gezinnen er een bezorgd zal wor-
den.
De spaarbus. Omplakt en verzegeld met de busstrook „Steunt het
fonds voor eigen kerk", werd zij eind 1934 met een begeleidend briefje
bij de mensen thuis bezorgd.
-ocr page 11-
803
Op 1 maart 1935 vond de aanbesteding van de
verbouwing van de kerk te Vleuten plaats, wat voor de com-
missie aanleiding was tot het schrijven van de volgende brief:
Aan Zijne Hoogwaardige Excellentie
den Aartsbisschop van Utrecht
Aangezien gisteren, 1 Maart j.L, de aanbesteding van de ver-
bouwing van de kerk te Vleuten heeft plaats gehad, waardoor
de mogelijkheid om hier een eigen kerk te krijgen uitgesloten is
te achten en tevens van het stichten van een bijkerk wel niets
zal komen, verzoeken wij Uwe Hoogwaardige Excellentie wel
ons te willen terugzenden de bij ons schrijven van 5 Mei 1934
toegezonden bescheiden, te weten:
a de verklaring van de ingezetenen van Haarzuilens om jaar-
lijks de achter hun namen genoemde bedragen bij te dragen ten
behoeve van een hier te stichten kerk;
b de lijst van veehouders, betreffende de door hen te weiden
schapen;
N.v. De Vereenigde Blikfabrieken
AMSTERLMM-COVIRAK Z
UTROCMT , 25 november 1954.
llr. W. Th. RYMTJES,
Haarzuilen Ut 61.
r VtrltixipvoarwaarJcn «(dcponMFd h| Notant F- (- i* K>ip< AiM»r4an
-Ord^fNo. 79Y5 u.
flode van Goes.
i.o/o.
Imballagc
100 Collectebusjea BOxlTO inm. Rompen
blank, bodetui -in deksels uitwen-
dig ffoud^evernia*:. i:et los over
clultend deV.cel, voorzien van
gleuf er in'.ven'llE van 2 schuin»
geplaatste ctrool^jes blik. Bui-
tenkant van het deksel net 2
strookjes blik voor verzegeling
Romp voorzien van hnncertje. ƒ 22,50j|| 22
V.B.
YBU 3550 = 1 doo3 emballage
4 1t Omzetbelaating
DRUKKERIJ-HOONTE - UTRECHT
POSTREKENING 46446                      UTRECHT, December 19:54.
TELEFOON         11774
250
D No.
r. Bf l'vrrJ
NOTA VOOR jjen
Heer H IJ N T J E S,
i,;:^;r^: r ::tT.-:n'r™r:w'^.^2:n;
RBCLAMfS <win I 4>v«i u
H A A fl Z U I L E S S 61.
Fragment van de nota van N.V. De Vereenigde Blikfabrieken, van 23
november 1934.
FOL. 349
y^' fH°
1000 busstrooken
Steunt het fond
voor eigen kerli
Wij hopen dat daarin zullen terecht komen de giften die U
anders aan de kerk te Vleuten had toegedacht, zooveel eerder
zullen wij allen het geluk verkrijgen zelf een kerk te hebben.
De spaarbusjes werden besteld bij de N.V. De Vereenigde
Blikfabrieken te Utrecht, die er 100 leverde voor f 23,61;
drukkerij Hoonte te Utrecht rekende f 4,68 voor 1000 bus-
stroken Steunt het fonds voor eigen kerk. De busjes werden
tegen het eind van het jaar bij de metisen bezorgd met een
begeleidend briefje:
Wij hebben het genoegen U bijgaand te doen toekomen een
spaarbusje ten behoeve van een nieuwe kerk, zooals wij in onze
vorige circulaire reeds hebben toegezegd.
Het ligt in de bedoeling de busjes eenmaal per 3 maanden te
komen ledigen, waarvoor U dan door de ophaler een kwitantie
van het daarin bevonden bedrag zal worden afgegeven, het-
geen door het comité daarna nog bevestigd zal worden.
Van de gespaarde gelden wordt een fonds gevormd, dat,
degelijk belegd, zal worden benut, zoodra van hoogerhand be-
sloten wordt hier een kerk te bouwen. Zoolang de kerk dus niet
gesticht wordt, blipen de gelden dan ook eigendom van de
spaarders.
Op de vergadering van 30 november werd het idee geop-
perd een brief aan de Paus te schrijven. De voorzitter ver-
wachtte daar weinig van. De brief zou immers via de nuntius
en de bisschop weer bij de pastoor terechtkomen. Tóch be-
sloot men tot het schrijven van een brief, waarin alles nog
eens uitvoerig werd uiteengezet. Er werd nimmer antwoord
op ontvangen.
68
/ 4j68
De rekening van drukkerij Hoonte te Utrecht voor 1000 busstroken.
Deze stroken dienden niet alleen om aan te geven wat het doel van de
spaaractie was, maar ook om de busjes te verzegelen. Ze werden over
de aan de buitenkant van het delisel zittende strookjes blik
geplakt.
-ocr page 12-
804
Bedoeld comité werd indertijd opgericht om door samenwer-
king van meerderen des te eerder en des te zekerder het doel te
bereiken, wat U en meerderen met U voor oogen stond, nl. een
eigen kerk in Haarzuilens.
De ijver en volharding, die Ugetoont hebt bij het nastreven
van dit doel, verdiende niet anders dan alle lof.
Echter is de beslissing van het kerkelijk gezag anders ge-
weest dan U zich dat had voorgesteld, en Wij kunnen het Ons
goed indenken, dat zulks vooral voor Una zoveel moeite en
arbeid zeer pijnlijk moet geweest zijn. Zelfs kunnen Wij heel
goed begrijpen, dat U nogmaals een poging deed, om te
voorkomen, dat alle inspanning te ver geefsch zou geweest zijn.
Maar nadat eenmaal de beslissing definitief was geworden,
hadden Wij toch van U ongetwijfeld mogen verwachten, dat U
zich zou neerleggen bij deze beslissing, al was het dan ook met
eenige moeite, en dat bijgevolg het comité, als geen reden van
bestaan meer hebbende, zou zijn opgeheven.
Echter is dit blijkens Uw schrijven nog niet het geval; zulks
kunnen Wij niet anders dan ten zeerste betreuren.
Het zal U echter thans begrijpelijk voorkomen, dat Wij na
de definitieve beslissing geen comité van actie uit de katho-
lieken van Haarzuilens meer kunnen erkennen en dat Wij op
die gevoerde actie, en alles wat daarmee verband houdt, niet
meer wenschen terug te komen.
De standpunten verhardden zich. Op 3 april 1935 was er
weer een algemene vergadering, waar 60 personen versche-
nen. De secretaris J.G. Versteeg bracht verslag uit en voor-
zitter H. de Greef vertelde dat er nimmer een geldige reden
voor de weigering was opgegeven. Hij vroeg de vergadering
of deze voor voortzetting van de actie was, maar stelde
tevens dat wij niet in opstandkomen tegen de Kerkelijke Over-
heid, doch langs eerlijken weg willen komen tot een eigen kerk.
Hiervoor is echter aller medewerking, moreel en financieel
i
noodig. Unaniem besloot de vergadering tot voortzetting der
actie.
c de verklaring van den Heer W.Th.Rijntjes, alhier, inzake
het kosteloos verrichten van behangers- en stoffeerderswerk;
d het afschrift van den brief van Baron van Zuylen.
Wij blijven bij onze meening dat een kerk alhier absoluut
noodzakelijk is en daarom zullen wij dezer dagen een bespre-
king hebben met een missiecongregatie om te komen tot de
stichting van een missiehuis met een publieke kapel.
Wij weten dat de inwoners van Haarzuilens alles voor een
eigen kerk over hebben en dat zij hun toezeggingen zeker ge-
stand doen, ook al kunnen zij geen eigen parochie-kerk krij-
gen.
Bij de te voeren besprekingen hebben wij genoemde beschei-
den noodig met de in ons bezit zijnde verklaring van wijlen
Baron van Zuylen, die de benoodigde grond zeer voordelig wil-
de afstaan, een toezegging die door zijn erven zeker zal worden
nagekomen.
Aangenaam zal het ons zijn de stukken dus per omgaande te
mogen terugontvangen.
Haarzuilens, 2 Maart 1935.
Het antwoord, gedateerd 8 maart 1935 en ondertekend
door de vicaris-generaal, was zeer hautain:
In antwoord op uw schrijven van 2 Maart j.L, waarin U ons
verzoekt om per omgaande diverse Ons bij schrijven van 5 Mei
1935 toegezonden bescheiden te willen terugsturen, deelen wij
U mede, dat Wij hiertegen bezwaar hebben, daar Wij de
gevraagde stukken wenschen te behouden. Derhalve zal Uw
verzoek niet worden ingewilligd.
De reacties van de commissieleden waren uiteenlopend.
Er waren er die, gekrenkt en verontwaardigd, de stukken
met geweld terug wilden halen, maar de meer bezadigden
wonnen het pleit. Men besloot de vicaris om een onderhoud
te vragen. Dat onderhoud werd niet toegestaan; inplaats
daarvan ontving de heer H. de Greef een brief, gedateerd 22
maart 1935, van de vicaris-generaal D. Huurdeman:
Uw schrijven van 18 dezer, hetwelk U onderteekent als
Voorzitter van het comité van actie uit de katholieken van
Haarzuilens, geeft Ons aanleiding tot de volgende
bemerkingen.
(slot volgt) j
Wie wat bewaart die
geeft wat
K. van Proosdij, Castellumlaan 10 De Meern
Vijf antieke deursleutels
F.H. Kerkhoven-Schmieman, Zandweg 104 De Meern
Boek Jac. de Bruijn ,,De Hervormde Gemeente De
Meern", paar slobkousen, biezen koffertje
W.H. Denekamp, Utenhamstraat 5 Vleuten
Cacao-bus van Betke cacao, ca 100 jaar oud
Door ons werden in dank, ten behoeve van onze biblio-
theek en onze verzameling, de volgende schenkingen aan-
vaard van:
N.N. te Vleuten
Varkensschraper, koffiemonstersteker, handworststop-
per, houten deurknoppen, handbrandspuit, schoenma-
kersleest, schilmachientje, oude nijptang, kachelpijp-re-
gelklep, snackknijper, schijvenpers, raspmolentje, straal-
kacheltje, zeis, kaarslantaarn, onbekend apparaat (merk
Frauenlob D.R.P.), poetsdoos, koffiemaatje, varkensprik-
ker, kleine trekzaag, vruchtensapmolen
B. Overkleeft, Touwslagerslaan 5 De Meern
Klomplaarzen
Mevrouw van Weerden-de Groot, Verlengde Hoograven-
seweg 248 Utrecht
Barometer, koffielood, twee koperen vazen, koperen wa-
terketel, theelicht, keuken-hakmes, rietmes, kluister, Oud-
hollands strijkijzer, zakketel, schapenscheerdersschaar,
kolenkit, spanzaag, petroleumkan, trekzaag, botervloot,
salamanderkachel, timmermanskraspen, nieuwjaarswens-
kaartje 1927, diverse kleingoed
J. Tukker, van Wanroystraat 16 Vleuten
Het kasteel te Woerden
..*,
-ocr page 13-
later, heel anders uitziet. ' ^'^ ^^^ terrein zijn nu nog zestien lu
On bovenstaande luchtfoto van medio juni 1965 zien we een stukje Vleuten dat er nu, bijna 25 jaar later, heel anders uitziet.            ërMt Vr'alUlH' "•" "°^ ""'!" '""* ^'" P*'P«''^"'"«) appartementen in aanbouw. Recht boven de kerk, aan de overzijde van
et middVn"?, H T Tn^'t^T ""'''J^^^^" ^! Vinkenbuurt - weldra zouden ook zij verdwijnen. Helemaal
et midden is de koepel herkenbaar van de oude hervormde kerk. In het midden van de foto zijn nog de
k
oevestiBd is In het midden ligt het in 1952 in gebruik genomen Dejaaruente.u. u... ^u jw.c..». e «»-------s j— •-•-' —-.        jjunant en Bronkh^r JfJl**** '■"•*e-P^""e"-buurt te zien. De bewoners van de Schweitzer, Oolders, Koch, Pasteur, Curie, Fleming,
ftap weer werd afgebrnkell en vervangen door het huidige huis Jozefzorg met de twee aanleunflats Bottenstein en Kinderstem. ,           «n Bronkhorstlaan zullen ontdekken dat voor hun riante woningen een grote boomgaard werd gekapt.
-ocr page 14-
807
Het spoorwegongeluk van 25 januari 1942
door
Klaas B. Nanning
In het weekend van zaterdag 24 tot maandag 26 januari
1942 was het vinnig koud. Er woei een felle noordoosten
wind met sneeuw en de temperatuur was ruim tien graden
onder nul.
Toch vertrok geheel volgens de dienstregeling om vijf
minuten over zes in de vroege ochtend vanuit Den Haag
jen electrisch tweewagentreinstel richting Utrecht. In
Gouda had het een kwartier vertraging voordat het, zoals
gebruikelijk, met een identiek tweewagentreinstel uit Rot-
:erdam werd gecombineerd. Omstreeks kwart over zeven
aasseerde de trein station Vleuten en enkele minuten later
lou hij in Utrecht arriveren. Even voor de boerderij ,,Hof
:er Weyde" bevond zich langs de lijn evenwel sein 8, het
nrijsein voor blok acht. De lichten waren dichtgesneeuwd
sodat de bestuurder zich pas bij het passeren van het sein
•ealiseerde dat het op onveilig stond: de arm van het hoofd-
iein stond horizontaal.
Ogenblikkelijk bracht hij zijn trein tot stilstand. Lang-
haam is hij teruggereden tot vóór het op onveilig staande
iein. Maar omdat hij het onveilige sein gepasseerd was,
lad station Vleuten via een railcontact het teken gekregen
lat het blok tussen station Vleuten en de „Hof ter Weyde"
veer vrij was. Het terugrijden van de electrische trein
leeft daar geen invloed op gehad. De signalering was al
vel electrisch maar het omzetten van het sein moest nog
jeschieden door tussenkomst van een spoorman. Geheel
'olgens de voorschriften heeft lijnassistent Jan van Maa-
ien daarop het sein voor het blok dat bij het station begon
blok zeven?) op veilig gezet.
Toen enkele minuten later de internationale D-trein 111,
ifkomstig uit Den Haag en getrokken door een locomotief
lit de 3900-serie, met een snelheid van ruim 100 kilome-
er station Vleuten passeerde, had Van Maanen geen enke-
e notie van de ernstige aanrijding die ruim een minuut la-
er zou plaatsvinden.
Het achterste rijtuig werd door de binnenrijdende locomotief
geheel opgetild. Rechts-onder zien we de loopwielen
van de
loc.
De zware sneltreinlocomotief boorde zich in volle vaart
in het achterste rijtuig. We citeren nu het gedetailleerde
verslag uit het ,.Algemeen Handelsblad" van maandag 26
januari 1942. De gevolgen waren ruïneus. De locomotief
schoof als het ware geheel in den achtersten wagon en
verdween grootendeels onder een ravage van staal en
ijzer. Doordat de D-trein vrij lang was en uiteraard uit
zwaarder materiaal bestaat dan dat van den electrischen
reed de locomotief nog eenige tientallen meters door,
voordat zij tot stilstand kwam. Ten gevolge van den
geweldigen schok derailleerde de op één na achterste
wagon van den electrischen, kantelde zijwaarts en gleed
van den dijk af. Voor de rest bleven èn de D-trein èn de
electrische op de rails staan. Het is uitsluitend aan een
gelukkig toeval te danken, dat hier niet een treinramp is
geschied, waarbij tientallen dooden te betreuren zouden
zijn, want ten eerste zit er in de meeste gevallen in
vergelijking met de andere wagons het minst aantal
passagiers in het achterste rijtuig en ten tweede betreft
het hier den eersten trein uit Den Haag, welke op Zondag
rijdt en derhalve nog maar een betrekkelijk klein aantal
reizigers vervoert. Thans zijn naar alle waarschijnlijkheid
slechts twee dooden bij dit treinongeluk te betreuren. Ten
eerste de 37-jarige postbeambte Houthuis uit Rotterdam,
terwijl verder nog wordt vermist de Utrechtse conducteur
Witcamp. Tien gewonde personen werden naar het Stads-
en Academisch Ziekenhuis in Utrecht vervoerd, waarvan
vijf, na verbonden te zijn, weer naar huis konden worden
overgebracht.
Tot zover het verslag uit het ,,Algemeen
Handelsblad".
De electrische trein die werd aangereden heeft, zoals al
eerder genoemd, waarschijnlijk bestaan uit twee tweewa-
gentreinstellen waarbij het achterste het stel uit Rotterdam
was. Arie Goudappel vertelde me namelijk het volgende.
,,Ook conducteur Witcamp kwam bij dit ongeluk om
het leven. Hij had dienst op deze trein en was „in functie"
m-
I
üj de Hof ter Weyde schoof de stoomlocomotief geheel in het
chterste rijtuig. Het tweede rijtuig van achteren kantelde en
leed van de spoordijk af. In het midden van het staande
ijtuig zijn de open wielen (met spaken) van de locomotief te
erkennen.
-ocr page 15-
808
gJllcuirc Jlmstcröamisc^c @ouranl
Al;
ANDELSBLAD
ALGEM
UI
N
Maandag 26 Januari 1942
TWEE TREINEN BIJ VLEUTEN
GEBOTST
Japansche landingen bij
Balik Papan en op
Zuidoost-Celebes
Luchtaanval op vlieg-
veld bij Palembang;
verscheidene toestellen
vernield.
SJANGHAI. 28 Jan. (D.N.B.) Het te Batavia
gepubliceerde legerbericht vermeldt, dat de
Japanners by Balik Papan aan de Oostkust
van Bomeo en te Kendari in zuldoosteiyk
Celebea zijn geland. Het iegeibericht voegt
hieraan toe, dat de N e d e r 1 a n d s c h-I n-
d 1 s c il e roepen verzet hebben gebodei Er
zyn evenwel geen by zonderheden bekend.
De laatste dagen ls boven de uiterste rand-
gebieden van den Nederlandsch-Indlschen ar-
chipel een aanzleniyke activiteit van de Japan-
sche luchtmacht gerapporteerd.
Uit Tokio meldt het D.N.B.: Daar de Japan-
sche luchtmacht enkele dagen geleden had
vernomen, dat op het vliegveld Palembang
verschslden vliegende forten en meer dan 24
Curtlss-Hawks der Nederlandse h-I ndl-
scha luchtmacht aanwezig waren, d«ed xy
volgens Domei Donderdag een vernietigende
aanval.
Ofschoon omstreeks 13 vtjaiidelyke jagen
ter verdediging war^n opgesicsen.' wierpen-d€
Japansche bommenwerpers een regen van ont-
plofbare stoffan op het vliegveld en vernielden
verscheidens toestellen op den grond, waar-
onder een vlle^rcnd fort.
Vyandeiyka Jagers achtervolgden de Japan-
: TROEPEN ZIJN
JENGERUKT
D-trein uit 's-Gravenhage ramt in volle vaart stilstaanden
electrischen. — Een postbeambte werd gedood, de con-
ducteur wordt vermist. — Tien personen gewond, waar-
van vijf licht.
Bangkok aan Engeland
he troepen bij Moulmein
3 Malakka hebben de
n de Oostkust bezet.
dlgd en heeft it)n fcasü wiarschtjivltj* ntel
meer bereikt.
In den sector Birm* en Zuidwe«t-China
Keeft de luchtmacht van bet Japansche legei
37 vrfandelijlce vHesrtnigen neergescboten en 13
op dén grond vernield.
Militaire installaties te
Singapore vernield.
TOKIO, 25 Jan. (D. N. B.) Vol(eiu
de laatste berichten van het front
naderen de vemietiffingagrevechten
tegen ongeveer 15.000 Britsch-Indiërs,
Australiërs en Engelachen ten Zuiden
van Klang op Malakka hun einde. Dee-
len van den verslagen vijand trekken,
achtervolgd door Japansche gemoto-
riseerde eenheden, terug op Jahore-
Baroe. De Japansche luchtmacht bom-
bardeert de wegen, waarlangs de
▼tjand terugtrekt, en de vesting Sin-
RAVAGE VAN STAAL EN
IJZER
Gisterochtend omstreeks half acht te
onder de gemeotte Vleuten een ernstig
treinongeluk gebeurd, dat, voor zoover de
gegevens thans strekken, aan één persoon
het leren heeft sekoat, terwijl een trein-*
conducteur wm-w Termiat.
TJit Den Ha«^ vertrok 'a morgeua de
electrische trein 605 van het Staataspoor
om ze« uur vijt richttng Utrecht; deze be-
hoorde T^OS uur in Utrecht aan te komen. De
trein .had In Gouda ongeveer een k:vvarti<r
vertraging. Aldaar werd h^, aooala gebrul-
ltel\}k la, met den uit Rotterdam komenden
electrischen trein gecombineerd. Het traject
Gouda-Utrecht leverde weer ongeveer 10
Tninulen vertraging op, zoodat de trein onge-
veer om half acht de gemeente Vleuten pas-
seerde. Op rond een kilometer van de spoor-
brug over hel Menvedekanaal moeat de
machlniat van dezen trejn stoppen voor een
onveHi^ signaal. Inmiddels was eveneens uit
Den Haag om 6.45 uur vertrokken de tnter-
natioale D-trein 111, welke zich via Utrecht
naar Duitschland wilde begeven. Deze trein
had aanzienlek minder vertraging, reed
regelrecht door over Gouda richting Utrecht,
en paweerde om half acht eveneens Vleuten.
Door nog onopgehelderde oorzaak Ls de
machinist van den D-treln in volle vaart op
den achtersten wagon van den stilstaanden
electrischen trein ingereden. De gevolgen
■waren ruïneus. De locomotief schoof als het
ware geheel in den achtersten wagon en
verdween grootendeels onder een ravage van
staal en Özer. Doordat de D-treln vrU lang
was en uiteraard uLt zwaarder materiaal be-
staat dan dat van den electrischen. reed de
locomotief nog eenige tientallen meters door,
voordat zö tot stilstand kwam. Ten gevolge
van den geweldigen schok derailleerde de op
één na achterste wagon van den electrischen,
kantelde zöwaarts tn gleed van d«i dyk af.
Voor de re«t Meven èn de D-treln ièn de
electrische op de rails staan Het is uitslui-
tend aan een gelukkig toeval te danken, dat
hier niet een treinramp is geschied, waarby
tientallen dooden te betreuren zouden zijn,
waa-t ten «érste zi>t er in de meeste gevallen
In vergelijking met de andere wagons het
minst aantal passagiers in het achterste
rütulg en ten tweede betreft het hier den
eersten trein uit Den HaaiTi welke op Zondag
rUdt en derhalve no^ maar een betrekkelijk
M«in aantal reizigers vervoert. Thans z^n
naar aJIe waarschljniyichelid slechts twee
dooden b\j dit treinongeluk te betreuren. Ten
eerste de ST-jarlge postbeambte Houthuls
uit Rotterdam, terwyi verder nog wordt
vermist de Utrechtsche conducteur Wltcamp.
Tien gewonde personen werden naar het
Stads- en AcadcmJach Ziekenhuis In Utrecht
vervoerd, waarvan vUf, na verbonden te «yn,
weer naar huls konden worden overgebracht.
De vyf andere gewonden zUn: de nmchlniat
Kropema, de rediiger Van Jeveren, de machine-
bankwerker Van der Gy-t, allen uJt Rotterdam
en de conducteur Van der Heyden uH Den
Haag. alsmede do leerlingnmohtaiat IQhlert, die
zich op d« locomotief bevond.
Stroomnet venüeld.
Daar <I« locomotief tengcToIg* van d«
groot* anelhcld In achain. opwaameht
richiing <fp het laatste rfjtulg van den
electrischen inreed, werd het stroomnet
volkomen ,vernield. De b^cBlciding^agbi
flaidcn temidden van Mn Irooêtelooce
massa verpllnterd Uzer en verwrongen
metaal. Een en ander was oorzaak, dat
hulp betrekkelijk laat kwam opdagen.
De telefooniyn was gestoord, bet was
op dat tydstip nog plkkedonker en het onge-
luk gebeurde op een betrekkelUk afgelegen
plek. Zoodoende was het eerst omstreeki
negen uur voordat van uit UtreiAt, de auto's
van den G.G.D. uitrukten. De directeur van
den G.G. en O.D., dr. Wlerenga, vertrok met
eenige dokters en verpleegsters naar de
plaata des onheus. Inmiddels had men van
gemeentewege eenige stadsauto'bussen ter
bcachlkklng geeteld, doch het was al ruim
negen uur, voordat de medische hulp goed en
wel op de plaats van het ongeluk arriveerde.
Van het CS. vertrok vrywel tegeiykertyd
een locomotief met efnlge materlaalwagenj.
Waaronder een ntontagewagen en e«n
hyschkrEian.
Direct werd een aanvang gemaakt met het
hulpvet^eenen. De op slag gedoóde postbe-
ambte, Houthuis, kon spoedig worden gebor-
gen, do<^ voor de rest moest de eerste hulp-
verleenlng zidi voomameiyk bepalen tot het
lUtza^en van eenige gewonden, hetgeen uiter-
aard veel tyd kostte.
Op het terrein van de nunp merkten wy
o.m. op, den directeur van de fipoorwegen,
den heer W. Hupkes, alsmede de beeren Gles-
i)erger. Goedhart en Drlessen, allen leidende
figuren by de Spoorwegen.
In het op de rails gebleven gedeelte van
den electrischen tiein namen de rel:«lgen
plaats, die lichte verwondingen hadden opg«-
loopen, en zy, die ongedeerd waren gebleven.
Met behulp van een uit Utreclit gerequl*
reerde locomotief werd de reis naar de Dom-
stad voortgezet, waar aan het station ver-
scheidene ziekenauto's klaar stonden om de
gewonde trelnreUigers onmiddeliy^k naar het
ziekenhuis over te brengen.
Naar het oordeel van deskundigen is het
uitsluitend te danken aan het uitstekende
materieel van de Spoorwegen, dat bier niet
een nog grootere ramp ts geet^ied. Dat by een
ongeluk van een dergeiyken omvang slechts
enkele dooden vaülen te betreuren, mag een
wonder heeten- In vier jaar tyds vervoerden
de Spoorwegen gemiddeld 90 mlllloen reizi-
gers per Jaar. JEn nu was er een record ont-
staan van nul dooden onder het reizend
publiek, tvat naar alle waarschyniykheld ook
thans cmder de trein passagiers geen dooden
zyn gevallen, mag dan eenerzyda als een
toevalligheid worden aangemerkt, anderzydt
la zeker het prima materieel van de spoor-
wegen er de ondubbelzinnige factor van, dat
Wer niet een catastro[die van ongekenden
aard heeft plaats gegrepen.
C
d
d
z
c
n
i
ti
b
V
d
Dl
ui
nii
di
ac
is
ac
-ocr page 16-
809
ligt. Dat daar ooit een derde spoor heeft gelegen is nu nog
te zien aan het extra brede portaal waarvan de staander
heel ongelukkig midden op de parkeerplaats staat.
Pas enkele dagen na de aanrijding begonnen de mensen
van de NS de wrakstukken met snijbranders te lijf te gaan.
Het was nog steeds bijzonder streng winterweer waarbij
een temperatuur van vijftien graden onder nul werd geme-
ten. Toen aan het einde van de werkdag de NS-medewer-
kers waren vertrokken, brak onverwacht in de avonduren
brand uit in de locomotief en het rijtuig dat er overheen
geschoven was. Vermoedelijk was het isolatiemateriaal
van de electrische trein na de behandeling door de snijbran-
ders blijven smeulen.
De Vleutense brandweer rukte uit met haar nieuwe mo-
torspuit, de Opel-Blitz, die bij de firma Van Bergen te Hei-
ligerlee was gebouwd en in 1941 in gebruik was genomen.
Twaalf brandweermannen onder commandant Mahne pro-
beerden de strijd met het vuur aan te binden, maar om wa-
ter te krijgen moest eerst een bijt worden gehakt in de be-
vroren spoorsloot.
Duidelijk is hier de tender te zien. De locomotief staat verder
naar rechts onder de opgetilde carosserie.
aat op de avond van zaterdag 24 januari in Rotterdam aan-
;ekomen. Hij moest daar overnachten (op de meeste gro-
e stations was een zogenaamde conducteurskamer aanwe-
:ig waarin zich ook één of meer rustbanken bevonden) en
Ie volgende ochtend per eerste gelegenheid naar zijn woon-
•laats Utrecht terugkeren. Hij maakte deze rit als gewoon
•assagier mee".
Deze vroege thuistreis is hem helaas noodlottig gewor-
len.
De trein achter de 3900-loc vervoerde Duitse militairen
ie, hoewel de rijtuigen licht beschadigd werden, alle met
e schrik vrijkwamen. De eerste rijtuigen van de aangere-
en electrische trein konden nog rijden en de gewonde rei-
igers zijn in deze wagons ondergebracht (en misschien
ok de Duitse militairen maar dat weten we niet) en zijn
iet een locomotief uit Utrecht naar het Centraalstation
ebracht, waar ziekenauto's klaarstonden om de gewonde
'einreizigers onmiddellijk naar het ziekenhuis over te
rengen
(AH).
Het vierde rijtuig met de ondergeschoven locomotief
'erd door een locomotief teruggereden naar Vleuten waar
e zwaar gehavende combinatie opzij werd gezet op het
lad- en losspoor, op de plaats waar nu het parkeerterrein
De Opel-Blitz autospuit waar de Vleutense brandweer in
1941 apetrots op was, maar die in 1943 bij de Duitse bezetter
moest worden ingeleverd.
Kort nadat men begonnen was met het blussen bevroor
de pomp, waarop de brandweer uit De Meern te hulp werd
geroepen. Toen deze onder commando van E. Bos arriveer-
de bleek ook de pomp van hun spuit bevroren te zijn. De
beide brandweercorpsen konden niets meer uitrichten
maar gelukkig bleef de brand van beperkte omvang. Eerst
werd nog gevreesd voor het in brand vliegen van de hooi-
berg van boer Jo Ebskamp, die woonde op de boerderij
waarin nu onder andere mevrouw Kroese woont. De felle
noordoosten wind joeg de vonken gelukkig de andere kant
op. Niet alleen de pompen van de spuiten waren bevroren
maar ook de slangen. Deze zijn in de stal van Ebskamp
neergelegd om te ontdooien.
Arie Goudappel had nachtdienst gehad op het stations-
kantoor In Utrecht. Toen hij hoorde dat de spoorverbin-
ding tussen Utrecht en Vleuten gestremd was, stond voor
hem geen andere mogelijkheid open dan maar naar Vleu-
ten te lopen. ,,Man, man, wat heb ik het met die wind en
die sneeuw en die vorst onderweg koud gehad!" zei hij mij
48 jaar later.
Piet van 't Clooster heeft van het ongeluk zelf niets ge-
merkt. „Ik had in Vleuten nachtdienst gehad. Ik werd 's mid-
dags om half twee wakker en ik hoorde beneden leven. Ik
dacht dat mijn vrouw naar familie in Naarden was vertrok-
l
r
Hocomotief is op de losplaats in Vleuten onder het rijtuig
tgehaald. De klap blijkt enorm te zijn geweest: de voorbalk
Bt de buffers is geheel ontzet, de schoorsteen en de gelei-
ngsplaten zijn verdwenen. Of de witte vlekken op de loc
htergebleven isolatiemateriaal van het aangereden rijtuig
of sneeuw en ijspegels voorstellen, hebben we niet kunnen
hterhalen.
-ocr page 17-
810
sein. Geruime tijd was deze gebeurtenis vaak onderwerp
van een gesprek tussen treinleiders. „Zet nooit je trein te-
rug, denk aan Vleuten".
Bronnen
Voor het samenstellen van dit verhaal zijn verschillende mensen mij
behulpzaam geweest. Ik heb gebruik gemaakt van de herinneringen van
oud-stationschef Piet van 't Clooster (87) en oud-spoorman Arie
Goudappel (74). Ad van Zoeren (42) gaf me inzage in de albums van de
Vleutense brandweer en het nummer van 26 januari 1942 van hei
Algemeen Handelsblad.
De ooggetuigen en tieners-van-toen Theo van den Berg en Jan
Schoonderwoerd vertelden me nog wat en op de avond dat ik m'n verhaal
uittypte kon en mocht ik Arie viermaal telefonisch lastigvallen voor de
oplossing van een klein probleempje waar ik mee zat. Beste mensen,
allemaal ontzettend bedankt!
ken maar ze was weer thuis en vertelde: ,,Er is iets ge-
beurd. Ik kon niet met de trein mee".
De plaats waar de aanrijding heeft plaatsgevonden is nu
nog te zien. Twee è drie portalen ten westen van de uitrit
van de „Hof ter Weyde" staan de twee staanders van de
bovenleiding nèt niet precies verticaal. Een portaal verder
richting Vleuten zijn de staanders tot op zo'n twee meter
met beton verstevigd. Hier zijn de rijtuigen uit de rails ge-
raakt.
De bewuste aanrijding heeft bij de machinisten en trein-
bestuurders een tijdje „de ramp van Vleuten" geheten. Wat
de treinbestuurder heeft gedaan was volkomen tegen alle
regels: het terugrijden van een trein tot vóór een onveilig
Oude perceelsnamen
Nu wij langzamerhand over wat meer archiefgegevens beschikken, wordt het mogelijk af en toe een met
name genoemd stuk land nauwkeurig te localiseren. Eerder beschreef ik reeds het Galgeveld in De Meern, de
Nes en de Duivelshoek in Vleuten en de vroegere lanen door de Vleuterweide.
Dat benoemen van een stuk grond had een heel praktische reden. Het bespaarde een tijdrovende om-
schrijving. De namen waren in oorsprong natuurlijk vanzelfsprekend, terwijl wij nu naar de betekenis ervan wel
eens moeten raden. Maar dat heeft z'n charme. Elke naam vertelt een stukje geschiedenis.
In oude abten gebruikte men, ter nadere aanduiding van de ligging van een perceel, de namen van de be-
lendende eigenaars. Dat was voor de mensen in die tijd natuurlijk wel voldoende, maar wij hebben er niet veel
aan, omdat die eigenaars daarna steeds wisselden. Het mooiste is het als een perceel zijn oude naam heeft
behouden tot op het moment dat het kadaster zijn intrede deed (1832). We kunnen dan exact aanwijzen waar
we op de kaart moeten kijken.
Ik zal het zeer op prijs stellen als lezers van ons blad mij op de hoogte willen brengen van hun bekende
perceelsnamen,
liefst natuurlijk met een zo nauwkeurig mogelijke plaatsaanduiding. Ik zal proberen iets te
weten te komen van de geschiedenis ervan en trachten een verklaring van de naam te vinden.
Over de betekenis van de naam hoeven we niet lang te»
twijfelen. Het land lag recht voor de, nog bestaande poort van
de ridderhofstad Den Ham.
De naam is al oud, want op 1 januari 1626 gaf Johan Uten-
ham in huurwaarde aan Lambert Jansz., om voor beider pro-
fijt te bebouwen, 4 morgen land, zijnde de oostzijde van
'l
Poortland, enz.
                                                              |
Dat die 4 morgen van toen overeenkomen met de opper *
vlakte van het Poortland van 1910 en toch slechts de oostzijd(
ervan uitmaakten, doet veronderstellen dat het hierbovei
genoemde perceel drie van de veiling er oorspronkelijk ooi
onder behoorde. Dat lijkt overigens ook niet meer dan lo jj
gisch.
                                                                          dj
In de acte van overdracht van Den Ham, van 23 juni 182Cn,
worden de grenzen van het Poortland omschreven: alwaatt
noordwaarts de Vleutensche Wetering, zuidwaarts het volG
gende perceel, oostwaarts de Domeinen en westwaarts
d'^
Aagjesboomgaard. Een aagjesappel is een bepaald soor™
lichtzure appel. Die boomgaard lag dus inderdaad op he"'
eerder genoemde perceel nummer drie van de veiling, In 171 '
werden door Vrouwe Anna Maria Bor, douariëre van Diederiljj|
van der Borgh, openbaar verkocht de boomvruchten van twc'^^
boomgaarden bij het huis den Ham, de eene genaamd dei
Poortland, Aagjesboomgaard, Donkersteeg
In een veilingcatalogus van 1910 wordt als perceel num-
mer vier genoemd: Een boomgaard genaamd het Poortland,
bezet met steenaarde, strekkende langs en vanaf de Vleutense
wetering tot aan- en langs den Groeneweg of Achterdijk,
tusschen de perceelen nommers drie en vijf, uitmakende het
perceel kadastraal bekend gemeente Vleuten, Sectie A nom-
mer 41, als bouwland (is boomgaard), groot 3 ha 60 a 60 ca,
in huur bij Teunis Davelaar.
De percelen nummers drie en vijf
waren ook in huur bij Teunis Davelaar. Nummer drie bestond
uit een boomgaard (Sectie A nommer 37), groot 1 ha 56 a 30
ca, en een stukje bouwland (Sectie A nommer 38), groot 20 a
70 ca. Nummer vijf was een boomgaard, groot 2 ha 99 a 60 ca
(Sectie A nommer 42).
Opvallend is dat alle percelen speciaal werden aanbevolen
om hun „steenaarde", wat betekent dat ze toen nog niet afge-
vlet waren.
Dat de Achterdijk ook Groeneweg werd genoemd, is niet
verwonderlijk. Die naam gold algemeen voor met gras be-
groeide wegen. Ook de Schoolstraat droeg die naam weleer.
Het Poortland is dus op de kadastrale minuut direct te vin-
den.
-ocr page 18-
i
811
; omgeving van Den Ham in 1832. Het noorden is boven. De
kke zwarte lijnen zijn wegen. Van boven naar beneden en
in of meer oost-west lopend: Thematerweg, Haarpad, de
genwoordige Parkweg en de nu verdwenen Achterdijk,
roeneweg of Donkersteeg. Tussen de beide laatste en om
sn Ham heen buigend de Vleutense Wetering. De min of
ier noord-zuid lopende dikke zwarte lijnen zijn, van links
ar rechts, de Eijklaan (tegenwoordig Eikslaan) en de
ostenlaan. Tussen beide in is de iets aangezette lijn het
de Kerkpad, dat het Haarpad verbond met de Hamlaan.
! in dit artikel beschreven percelen zijn: het Poortland (1),
Aagjesboomgaard (A), de Pottegieter (2) en de Kriek (3).
-ocr page 19-
812
boomgaard op het Poortland en de andere achter 't huis
gelegen,
enz.
                                 ^
Het perceel ten zuiden van het Poortland komt natuurlijk
ook voor in de acte van overdracht. Het lag op Vleuterweide
en werd noordwaarts begrensd door de Donkersteeg. En
daarmee hebben we nog weer een andere naam voor de Ach-
terdijk te pakken.
De Pottegieter
De naam komt al in 1630 voor. Op 31 juli van dat jaar
transporteert Elisabeth Nijhoff, samen met deken en rent-
meester van het kapittel van St Marie te Utrecht, aan Hillich-
gen Adriaensdochter, weduwe van Aert Gerrits de Licht, wo-
nende aan de Haar, 2 morgen lants, genaemt de Pottegieter,
soo groot ende cleijn die gelegen sijn in desen Gerechte
(Vleuten) op Wildervelt. De opgegeven belendingen doen er
nu niet zo veel toe, want die geven toch geen enkel houvast.
Hoewel de grond daarna waarschijnlijk lange tijd eigen-
dom is geweest van de bezitters van Den Ham, komt de naam
in het archief van de ridderhofstad niet meer voor totdat op 14
december 1811 het kasteel en de bijbehorende bezittingen
worden geveild. Er is dan sprake van een perceel extra goed
bouwland en bosch, groot 3 morgen 471 roeden, alwaar
noordwaarts de Heer Zuijlen van Nijveld, zuidwaarts de
Vleutensche dijk en westwaarts de zogenaamde Eijklaan
naast gelegen zijn.
Hiervan zijn 2 morgen 136 roeden in huur
bij Pieter Verkerk en de overige 1 morgen 335 roeden zijn het
Bosch van ouds genaamd de Pottegieter.
De zuidelijke en westelijke begrenzingen zijn maar voor
één uitleg vatbaar.
In latere acten wordt het gehele perceel wel met de naam
Pottegieter aangeduid.
Verder hebben we de beschikking over een veilingcata-
logus uit 1910, waarin onder andere te koop worden aange-
boden eenige perceelen hooiland, bouwland (deels genaamd
de Pottegieter),
hakhout en weg (Eiklaan), strekkende van
den Vleutenschen weg noordwaarts op tot nabij het Haarpad,
gelegen onder Vleuten, uitmakende de perceelen, kadastraal
bekend gemeente Vleuten Sectie B nummers 15 (bouwland
groot 2,6450 ha), 17 (bouwland en hakhout groot 2,0090 ha),
18 (hooiland groot 1,0490 ha), 19 (bouwland groot 1,9050
ha), en 518 (laan groot 0,2185 ha).
Hieruit kunnen we met een gerust hart de percelen 17 en
18 kiezen. Ze voldoen aan de eerder opgegeven begrenzingen
en de totale oppervlakte (3 ha 5 a 80 ca) komt vrijwel overeen
met de oude maat (3 morgen 471 roeden).
Hierbinnen moet de oude Pottegieter gelegen hebben.
De naam kan ik niet verklaren.
Kriek, Weijkamp, Hoppecamer
De naam komt al voor in 1595. Op 9 juni van dat jaar
verpachtte Johan van Wanroy Utenham aan Peter Cornelis
Gerritsz. een akker bouwland, gelegen in de Kriek op
Wielderveld. Idem de Weijkamp, daar ten einde aan ge-
legen,
groot omtrent 3 morgen. Idem 2 morgen bouwland,
alles te zamen groot 5 morgen 3 hond.
Op 11 maart 1596 transporteerden Margaretha Gerrits,
weduwe van.jonkheer Johan Utenham, en haar kinderen
Johan, Gerrit, Frederik en Elisabeth, aan Jan van Heusden,
schout te Vleuten, 1 morgen land, gelegen in de Kriek,
genaamd de Hoppecamer. De laatste werd overigens op
23 september 1602 weer teruggekocht. De Hoppecamer
komt verder in de archieven niet meer voor en ik kan ook
niet met zekerheid een verklaring van de naam geven.
Misschien was het een hopakker.
Het huurcontract van 1595 werd op 11 april 1598
verlengd, nu met Geertgen, de weduwe van Peter Cornelis
Gerritsz.
Op 3 april 1603 werden aan Geertgen verhuurd 10 mor-
gen 2 hond bouw- en weiland, gelegen op Wielderveld,
genaamd de Kriek. Die huur werd verlengd op 18 mei
1608. De verhuurder hield aan zich de tins en tienden
vallende op of uit den akker gelegen bij den Eikenlaan,
mitsgaders de schaapsweide.
De huur ging op 26 mei 1613 over op Cornelis Petersz.
en op 20 mei 1619 werd de Kriek, groot 10 morgen, weer
verhuurd aan Geertgen en haar zojuist genoemde zoon. De
huurders moesten aan den dam van de groote Kriek aan
de laan (Eiklaan?) een hek zetten.
Cornelis Petersz. - hij blijkt dan op Themaat te wonen ■
krijgt op 23 april 1629 de Kriek, groot 10 morgen, weer in H
huur. Hierna vermelden de archieven lange tijd geen ver-
pachtingen.
Als op 1 mei 1752 het bouwhuis op den Ham wordt T
verhuurd aan Jan Jansz. van der Lauw en Gerrigje Jansd(
Peeck, blijkt het land op de Kriek bij die boerderij te ho m
ren en dat is in 1786 nog zo.
Toen Olivier van Hacfort, Heer van Den Ham, overleed T
werd op 5 januari 1759 een inventaris opgemaakt van zijiizi
goederen. Als leengoederen van het kapittel van Oud d<
munster stonden daar onder andere op 3 morgen weiland
op de Kriek en een akker, ongeveer 1/2 morgen, aan deh\
westzijde van de Eikenlaan.
                                            pi
is
In het proces verbaal van veiling van den huize denZ(
Ham
van 14 december 1811 komen voor een perceel6i
bouwland, groot 4 morgen 351 roeden, alwaar noord „^
waarts het volgende perceel en zuidwaarts de zogenaamdt^i
Eijkslaan naast gelegen zijn, waarvan den akker aan dt
laan is tiendvrij.
Dat volgende perceel is een perceel wey «e
land, genaamd de Kriek, groot 2 morgen 467 roeden, al^
waar noordwaarts de Heer Zuijlen van Nijveld
zuidwaarts de zogenaamde Eijkslaan naast gelegen zijn
S^
Deze percelen komen overeen met enkele stukken grondde
die genoemd worden in de acte van donatie van 19 julS*
1824, waarbij Joseph Leydel het kasteel Den Ham met bij
behorende landerijen schenkt aan zijn dochter, getrouw(
met Hijmen Bart van Zijll, te weten een perceel bouwland^
groot 3 bunders 90 roeden 43 ellen, waarvan de akker
öüj"''
de laan tiendvrij is en een perceel weiland, genaamd di°P
Kriek, groot 2 bunders 36 roeden 59 ellen.
                      ^^^
Ik tekende de bezittingen van Hijmen Bart van Zijll ii_
op de kadastrale minuut en vond zo de gezochte percelei^
terug in de noordelijke hoek tussen de tegenwoordig'
Eikslaan en Parkweg.
                                                   ,
De boven weergegeven omschrijving suggereert dat al ^*
aai
va
leen het genoemde perceel aanspraak zou mogen make
op de naam „de Kriek". We zagen eerder dat er ooit ee'
veel groter stuk land mee werd aangeduid. Dat klopt oo
nu
wel, want in een veilingcatalogus van 1886 vond ik di,-
ook het weiland ten westen van ,,ons" perceel de naar
droeg.
laj
Krieken zijn een bepaald soort kersen of pruime^.*
(kroosjes) en de meest voor de hand liggende verklaring ^ •
dat er daar veel kersen- of pruimenboomgaarden hebbCj
gestaan.
me
we
de
noi
D.W.(
-ocr page 20-
813
De Wiel
door
Dr D. W. Gravendeel
In een vorig artikel schreef ik iets over het wiel aan de Meerndijk. Dat was een wiel in de betekenis zoals wij die
illen kennen, namelijk een waterplas ontstaan door uitspoeling tengevolge van een dijkdoorbraak.
Er waren ook andere wielen, waarbij van een dijkdoorbraak nooit sprake is geweest. Dat waren ook geen water-
klassen, maar percelen land die om de een of andere reden zo werden genoemd. Wat was in die gevallen de beteke-
lis van de naam "wiel"?
De benamingen „goed tot Wiel", „Wielderveld" en ver-
volgens ook „Wielderveldsche dijk" zijn dus tot één stam
terug te brengen: Wiel.
et Wielderveld
Misschien kent nog een enkele Vleutenaar deze naam?
3t ver in de 18de eeuw was hij algemeen in gebruik om
j ligging van een perceel grond nader aan te duiden (10
orgen bouwland, gelegen op Wielderveld).
Het Wielderveld wordt in het noorden begrensd door de
hematerweg, in het westen door de Eikslaan, in het
liden door de Rijn (Vleutense Wetering) en in het oosten
>or de Schoolstraat.
Van Dale geeft als betekenis van ,,veld", het open land
liten de steden en dorpen en in het bijzonder het land als
aats van de akkerbouw, akker. In het Middelnederlands
een „velt", „veld" of „veelt" het vlakke veld of akker.
) is „veltachtig" landelijk, een „velthuus" een landhuis,
m ,,veltcamp" een in het open veld gelegen akker,
'eltland" akkerland, een ,,veltman" een landbouwer of
•er en een „veltpert" een akkerpaard.
Het woord is van Germaanse oorsprong en heeft dan
n wat algemenere betekenis: vlakte, aarde, bodem, land,
iar toch ook afgescheiden stuk land.
Het Wielderveld voldoet in alle opzichten aan de boven
geven beschrijvingen: het is in zijn uitgestrektheid toch
grensd en het was in het verleden als stroomruggrond in
bruik als akkerland.
Wij weten dat het kapittel van Oudmunster in 1350
ond bezat op Wielrevelt, welke grond in pacht werd
:gegeven. In 1366 gaf datzelfde kapittel 44 morgen land
Wielderveld in leen aan Frederik Utenham en zijn
on Peter.
iWiel
De belening van 1366 hield meer in. Frederik en Peter
!gen ook in leen vier hofsteden te Wiel, later preciezer
igeduid als leggende onder Den Ham. Men sprak ook
Q 't goed tot Wiel of de vier hofsteden tot Wiel. Deze
itste formule werd in alle achtereenvolgende bele-
igsacten gebruikt, tot en met de laatste van 4 februari
93.
In het dagelijks leven sprak men van 't Rijnland. Het
; tussen de Heerenweg of Wielderveldschen dijk (nu de
'ipsstraat - Parkweg) en de Rijn (nu Vleutense Wete-
g). Johan Utenham verpachtte in 1618 aan Goyert
isz. 4 morgen bouwland op Wielderveld waarvan 2
rgen gelegen zijn aan de noordzijde van den Heeren-
8 of Wielderveldschen dijk, genaamd 't Kortland, en
andere 2 morgen aan de zuidzijde (nu het Rijnland ge-
imd doch vanouds die hofsteden en 't goed tot Wiel.
Er is een pendant.
In ons tijdschrift schreef ik een artikel over het grond-
bezit van de Heren van Voorn. Ik vertelde daarin onder
andere hoe deze Heren in het bezit kwamen van het Strij-
land, de grond gelegen ten noorden van Voorn. Het zuide-
lijkste perceel daarvan grensde aan de Leidse Rijn en
werd de Wielboomgaard genoemd.
In het archief van het Huis Voorn bevindt zich een copie
van een kaart van 9 juni 1554, destijds gemaakt ten
behoeve van een proces tussen de Heren van Voorn en die
van 't Strijland (het kapittel van St Marie). Op die kaart
staan op bedoeld zuidelijkste perceel twee huisjes gete-
kend, waarbij staat geschreven Jan Janz op de Wijck. Die
naam moet berusten op een verschrijving of slordigheid
van de (laat 19de eeuwse?) copiïst. Op de plattegrond, die
Evert van Schayck in 1539 maakte van de stad Utrecht
met haar vrijheid, komt de naam voor als Jan Janz op die
Wijl.
Op de „Caerte van de Vrijheyd der Stadt Utrecht", in
1700 getekend door C. Specht, staat bij het bewuste per-
ceel „De Wiel" gedrukt.
En dan is er in het huisarchief van Voorn nog een kaart
(eveneens 19de eeuws?), waarop alle verpachte landerijen
zijn getekend. De „Wiel-Boomgaard" komt daarop voor,
groot 1 bunder 16 roeden 56 ellen, gemeente Caüiarijne
Sectie C nummers 326 en 327.
Op de eerstgenoemde copie-kaart staat ook een brug
getekend, liggende over de Leidse Rijn en de verbinding
vormend tussen de Voomse Steeg en "den ouden Rijn-
schen dick". Die brug stond vroeger (in 1546) bekend als
de Wielbrug. Zij lag op 375 roeden vanaf de Hoogebrug
(bij Oog en Al) en op 680 roeden vanaf de Heul bij de
Meent in De Meem. Die heul werd ,,scheele" of „scheef-
se" brug en ook wel Cromme brugge genoemd, omdat zij
schuin over de Leidse Rijn lag.
In 1659 gelastte het stadsbestuur van Utrecht het ka-
pittel van St Marie (als eigenaar van de Wielboomgaard)
de houten brug vóór de Wielhofstede met het oog op de
verbreding van de Hollandse Rijn (nu Leidse Rijn) te
verlengen en de middelste jukken in het midden van de
vaart te plaatsen. De Wielhofstede moet wel identiek zijn
met het huis van eerder genoemde Jan Janz. en met de
door mij, in het artikel betreffende het grondbezit van de
Heren van Voorn, beschreven boerderij aan de overzijde
van de Leidse Rijn.
-ocr page 21-
ir
814
Fr
Fragment van het kadastrale minuutplan (1832), Vleuten Sectie A ten zuiden van de Heerenweg of Wielderveldschen dijk, Seclns
B daar ten noorden van. Helemaal boven de Thematerweg. De dubbele lijn links is de Eikslaan, de dubbele lijn rechts daarvan |jr
de Joostenlaan. De van linksboven naar rechtsonder lopende lijn is het Haarpad. De brede dubbele lijn onder is de Heerenwftu
(nu Dorpsstraat/Parkweg), de smallere dubbele lijn daaronder is de Rijn (nu Vleutense wetering). Het daartussen gelegen, nHhu
een raster aangegeven gebied was het "goed tot Wiel".
-ocr page 22-
815
':^j:/ca'f^^üM^^aJ^. ^^^ /C^:^^^^^y<^
-^
5^ ^
'^ ^^.
y'y-?t^/e^ u^-/f^cn^'2^<: '-^
J^^/^?^ ticc>rt>
C^^-^^.^
s..
agment van de copie van de kaart van 9 juni 1554 in het archief van het Huis Voorn. De dubbele lijn boven is de onder vele
men bekend staande weg: Achterwech, Modderdijk, Heerenweg, Groenedijk. Hij leidde rechts naar Utrecht. De schuin van
ksboven naar rechtsonder langs het "huijs de Voern" lopende dubbele lijn is de Voornse Steeg, die de verbinding vormde
'^" ^^. '^''■csprong en de Leidse Rijn. Via een brug (de Wielbrug) kon men op "den ouden Rijnschen dick" komen. In het
isje bij de brug woonde, volgens de copie, Jan Janz. op de Wijck.
-ocr page 23-
816
lijk in de 15de eeuw, afgesneden door een nieuwe grift.
In dit licht bezien lijkt een en ander duidelijk te wor-
den. Waarschijnlijk noemde men de hele landtong tussen
de westelijke (neergaande) arm van bovenbedoelde kron-
kel en de oostelijk van Voorn in noordwestelijke richting
verder lopende Rijn "de Wiel". Het is dan niet zo vreemd
dat het door de nieuwe grift afgesneden stuk dezelfde
naam bleef dragen.
Camrre «/^ vt ^, _
?=
De betekenis
Het Middelnederlands heeft voor "wiel" vier bete-
kenissen: 1) draaikolk, grondeloze diepte, 2) poel, moe-
ras, 3) snel stromend water en 4) gat, veroorzaakt dooi
een dijkdoorbraak. De eerste en de vierde mogelijkheid
lijken het minst in aanmerking te komen, maar de keus uit
2) en 3) is nog moeilijk genoeg.
De Rijn zal wel ooit snel gestroomd hebben, maar of hij
dat nog deed toen zijn loop zich kenmerkte door een
eindeloze opeenvolging van lussen en kronkels, is zeer de
vraag. En dan wordt misschien toch opeens die her-
innering van Buijs van belang, namelijk dat de noor
delijke 70 tot 100 meter van "zijn" perceel uit zware klei
bestond. Dat is namelijk in de Wiel onder Den Ham óóli
het geval. Daar vond Berendsen immers een laag van 75
cm zware klei, waaronder achtereenvolgens lichte klei
i- Srh„l
Gedeelte van de "Caerte van de Vrijheyd der Stadt Utrecht"
van 1700, getekend door C. Specht. "De Wiel" staat gedrukt
boven 't Huys Voorn.
Tot zover deze opsomming van Wiel-namen ten noorden
van de Leidse Rijn.
Mijn bijzondere belangstelling werd gewekt toen de
heer J.Th. Buijs, Rijksstraatweg 39 in De Meern, mij
vertelde dat hij in z'n jeugd (hij is van 1912) en wel tot
1937 toe, ploegde op de Wiel.
Hij doelde daarbij niet op de grond ten noorden van de
Leidse Rijn, maar op een perceel land ten zuiden daarvan,
in de hoek van Leidse Rijn en Taatsen dijk, daar waar nu
de Aluminium Fabriek staat. Hem was daarbij opgevallen
dat de noordelijke 70 tot 100 meter uit zware klei be-
stond, zuidelijker was dat lichte zavel.
Storm van Leeuwen beschrijft in "Van Oude Rijn tot
Leidse Rijn", in het kader van zijn beschouwingen be-
treffende de Hooge en Lage Weide, een kronkel van de
Oude Rijn in noordelijke richting tot aan de vroegere
Heerenweg (nu gedeeltelijk Everard Meysterlaan in Oog
en Al). Hij acht het vrijwel zeker dat die kronkel zuidelijk
van de Leidse Rijn begon en ook eindigde. Hij is, moge-
zav
str(
wa;
Gedeelte van de kaart met verpachte landerijen in het archU (Jqc
van het Huis Voorn. Boven de Groenenweg ( dat is de Moil qiq
derdijk). Beneden, tegen de Leijdsche Rhijn aanliggend, d j^^
Wiel-Boomgaard, groot 1 bunder 16 roeden 56 ellen.
-ocr page 24-
817
Gedeelte van de Topografische kaart (1879). Met een raster
gaf ik het perceel aan waar de heer J. Th. Buijs in zijn jeugd
ploegde en dat bekend stond als de Wiel.
leelte van het kadastrale minuutplan (1832). Het boven de
dse Rijn gelegen gebied is Gemeente Catharijne Sectie C.
in de tekst beschreven kronkel van de Oude Rijn is goed
len. Ik gaf met een stippellijn aan hoe het verdere verloop
lomafwaarts ongeveer moet zijn geweest.
Bronnen
Ir JJi. Stonn van Leeuwen, Van Oude Rijn tot Leidse Rijn, 1985
Dr D.W. Gravendeel, Het grondbezit van de Heren van Voorn, Tijdschrift
van de Historische Vereniging Vleuten-De Meem-Haarzuilens, december
1985
Dr H.J.A. Berendsen, De genese van het landschap in het zuiden van de
provincie Utrecht, 1982
Utrechts Placaatboek, ordonnantie 03-09-1546
Vroedschapsresolutie Utrecht 26-07-1659
Rijksarchief Utrecht, Archief riddeihofstad Den Ham no. 4
Rijksarchief Utrecht, Archief kapittel Oudmunster, inventaris
Rijksarchief Utrecht, Topografische Aüas, minuut-plans kadaster
Archief ridderhofstad Voorn (LAP. van Seumeren)
el - zand. Zware klei wordt niet afgezet door snel
»mend water zodat de derde betekenis ook al niet zo
irschijnlijk is. De grondsoort laat echter slecht water
"■ en zo kan betrekkelijk hoog gelegen land toch, onder
standigheden (overstroming, zware regenval, slechte
atering), langdurig drassig zijn.
-ocr page 25-
818
Zonde
Ik weet het wel, ik ben geen engel.
Trouwens, ik zou dat ook niet willen
zijn. Niks voor mij, een beetje met
zo'n mooie jurk rondzweven.
Wat ik wèl ben, tenminste volgens
mijn voornaam, Theodorus: een ge-
schenk van God. M'n vader was het
daar niet altijd mee eens en zei: nou,
geschenk is een groot woord, zeg maar
een weggevertje.
Zo zit ik wel eens te mijmeren tij-
dens m'n avondgebed. We hebben en-
gelbewaarders, een beschermheilige, en
toch moet ik iedere twee weken gaan
biechten.
We hebben op de Catechismus ge-
leerd: er zijn dagelijkse zonden, dood-
zonden en pekelzonden. Zo ga ik dan
iedere twee weken met een rijtje zon-
den op m'n ziel naar de kerk.
Ik heb voor 't gemak vier rijtjes zon-
den uit m'n hoofd geleerd. Ik zit dan in
de biechtstoel niet met een mond vol
tanden en heb steeds wat anders.
Na 't bidden van een oefening van
berouw en een penitentie, zijn m'n zon-
den weer vergeven. Voor de vlekken
die op m'n ziel achterblijven, drink ik
dan een beker melk.
Pekelzonden zijn oude of heel klei-
ne zonden. Die mag je dan ook gerust
vergeten. Dagelijkse zonden zijn er
altijd genoeg, bijvoorbeeld ongehoor-
zaam zijn aan je vader en moeder of,
vooral 's zomers, appeltjes jatten. Dood-
zonden, daar weet ik geen raad mee,
maar dat moet wel iets heel ergs zijn.
Beurtelings brengen de jongens de
appels naar 't kerkhof en ik blijf met
een vroom gezicht bidden. Plotseling
paniek! Ik zie de pastoor aankomen,
hij loopt achter de kerk te brevieren. Ik
kan niet roepen of fluiten, maar ge-
lukkig horen de jongens m'n "psssttt"
waarschuwing. Snel verlaten we 't
kerkhof, zonder de mooie appels mee
te nemen.
We durfden ze ook later niet meer te
halen en eindelijk weet ik nu alles van
zonden.
Pekelzonden. Dat was 't appeltjes
jatten, vorig jaar, dat was ik vergeten
te biechten.
Dagelijkse zonden. Dat is steeds
weer appels pikken, zolang ze er zijn.
Maar die prachtige, mooie appels op
't kerkhof achterlaten, kijk, dat is nou
echt doodzonde.
Na 't biechten gaan we altijd even
naar 't kerkhof, om te bidden voor de
overledenen en ......'t kerkhof grenst
aan de boomgaard van mijnheer pas-
toor. Daar hangen zulke prachtige ap-
pels, nog uit de tijd van Adam en Eva.
We hebben zó afgesproken, twee of
drie jongens gaan de boomgaard in om
wat appels te verzamelen. Ik ga dan bij
een willekeurig graf staan bidden, op
een punt waar ik ook de boomgaard
kan overzien en bij onraad kan waar-
schuwen. Ik bid dan: Heer, geef de ziel
van deze dode de eeuwige rust en zeg
alstublieft niks tegen de pastoor van
die appels, misschien is hij wel familie
van U, maar geef ons ook een beetje
rust.
De Meem, september 1939
Theo van den Berg
Illustratie: Barbara Gravendeel
-ocr page 26-
819
Van de voorzitter
Tijdschrift van de Historische Vereniging:;
Vleuten-Do Mcem-Haarzuilens.
10e jaargang ni% 2 juni 1990 © 1990 ;: i
Verschijnt 4x per jaar
afschriften van oude acten en zo nu en
dan mag de hoofdredacteur een gewaar-
deerd artikel in ontvangst nemen dat
nu eens niet van de hand van de voor-
zitter is.
Het „front" blijft echter te smal. Daar-
door dreigen eenzijdigheid en eento-
nigheid, maar bovenal loopt de conti-
nuïteit gevaar.
Ik begrijp heel goed dat mijn her-
haalde oproepen niet tot een massale
stormloop op de archieven leiden: men
vindt dat maar griezelig, men denkt
geen tijd te hebben of men twijfelt aan
eigen kunnen.
De strekking van mijn verhaal was
dat men echt niet met het moeilijkste
hoeft te beginnen om toch op dit gebied
voor de vereniging een gouden vogel te
kunnen zijn. Ik noemde ook voorbeel-
den. Het verzamelen van oude perceels-
namen vereist geen bijzondere kundig-
heden, terwijl het ook nauwelijks tijd
kost. De vereniging zou graag een vol-
ledige verzameling hebben van repro-
ducties (de échte oude zullen we wel
nooit krijgen!) van alle ooit in Vleuten,
De Meern en Haarzuilens uitgegeven
prentbriefkaarten. Het opsporen daar-
van en ter reproductie aanbieden is toch
ook geen dagtaak. Oude eigendomsbe-
wijzen of copieön daarvan zijn van har-
te welkom en 't scheelt altijd als een goe-
de bekende van de bezitter erom vraagt.
Uw voorzitter blijft, ondanks zijn (tij-
delijke?) moedeloosheid, bereid samen
met u te zoeken naar een karwei(tje)
waarin uzelf plezier hebt en waarbij de
vereniging gebaat is.
In het vorige nummer vond u een
langer voorwoord dan ik mij gewoon-
lijk veroorloof. Daar heb ik een verkla-
ring voor. Ik wilde het neergeschreve-
ne gebruiken als openingswoord op on-
ze jaarvergadering van 24 april j.1.. Om-
dat de opkomst op deze vergaderingen
meestal maar matig is en ik mijn ana-
lyse toch aan alle leden wilde laten we-
ten, heb ik er die oplossing op gevon-
den.
Gouden vogels
Diegenen die de moeite hebben ge-
nomen het stuk te lezen, zal 't niet zijn
ontgaan dat ik mij in 't bijzonder zor-
gen maak over mate en tempo waarin
er binnen de vereniging aan geschied-
vorsing wordt gedaan, 't Wordt mis-
schien een beetje eentonig en voor som-
migen uwer wellicht irritant als ik daar-
op maar steeds weer terugkom. He< is
echter één van de minder aangename
taken van een voorzitter voortdurend
tot actie te moeten manen. Hij doet dat
niet op grond van zijn onaangename en
ontevreden karakter maar uit hoofde
van zijn functie.
De studie van de geschiedenis van
onze gemeente is misschien wel de be-
langrijkste doelstelling van de vereni-
ging. Het te bestuderen materiaal is ech-
ter zó omvangrijk, het aantal actieve
studiosi daarentegen zó gering, dat het
de ingewijden nauwelijks hoeft te ver-
bazen dat de voorzitter soms de moed in
de schoenen zinkt.
De leden die onze jaarvergadering niet
bezochten misten dus ook mijn diaver-
haal over de gouden vogels.
Ik zette uiteen dat er natuurlijk zo
nu en dan wel degelijk waardevol ma-
teriaal wordt aangedragen. Er bezoekt
mij zelfs wekelijks iemand met stapels
Ingeschreven Ln hot verenigingsregister van
de K.v.K. Utrecht e.o. onder nr. V. 479360
Dagelijks bestuur:
Dr D.W. Gravendeel, voorzitter
•tZand 35, 3451 GP Vleuten M
tel. 03406 - 61793
J.W. Schoonderwoerd, sckretaris is?
Meomdijk 62, 3454 HT De MeemÜ^
tel. 03406 - 61462
P.G. do Rooij, penningmeester
't Zand 1,3451 GP Vleuten
tel. 03407 -1483
A.J. van Zocrcn, vice-voorzittcr
Stationsstraat 34, 3451 BZ Vleuten
tel. 03407... 1263 •
Erelid:
Mevrouw Prof. IDr C. Isings, Soest
Ledenadministratie/informatie:
Opgeven van nieuwe leden, mutaties en (na)-
bestellingcn bij:
Mevrouw P.J. de Rooij-Goes,
't Zand 1,3451 GP Vleuten
tel. 03407 - 1483
Kontributie:
De jaarlijkse kontributie bedraagt voor 1990;
minimaal f30,--
posiabormcmcnt f 40,- per jaar
Donateurs:
Minimaal f 12,50 per jaar
De vereniging heeft rekeningen bij de yoli
gende instelUngen;
ABN - De Meem 55.66.33.040
RABO - Vleuten 36.75.17.574
POSTBANK 2 68 92 00
D.W. Gravendeel
In dit nummer
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Wie wat bewaart die geeft wat
Een eigen R.K. kerk te Haarzuilens (slot)
Een dorp verandert
De herberg Het Fortuyn te De Meern
ANWB-Provincie-ROB; informatiepaneel
bij voormalig Huys te Vleuten
Gouden vogel gezocht
De stad Utrechten de cholera 1832-1910
Belasting in Vleuten in 1632
Nieuwe leden
Potje breken
pag.
819
820
821
826
828
836
837
838
843
844
Gehele of gedeeltelijke overname van arti-;:
kelen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan:;
na schriftelijke toestemming van de rcdaktie ;
Illustratie voorpagina:
De Ooedenburch, Zandweg 225 De Meern.
Door onze vereniging bij de Boerderijen-
stichting Utrecht voorgedragen als "Boer-
derij van het jaar 1990".
Foto K.B. Nanning.
LOSSK XUMMKRS F 7,50
-ocr page 27-
820
Verenigingsberichten
Algemene ledenvergadering
Op 24 april j.1. werd 's avonds in het
Kabinet de algemene ledenvergadering
gehouden. Er waren die avond 23 per-
sonen aanwezig, waaronder 7 bestuurs-
leden. In deze vergadering werden de
jaarstukken over 1989 en de begroting
voor 1991 vastgesteld. De contributie
voor 1991 blijft ongewijzigd op f 30,-
per jaar. Verder werden mevr. P.J. de
Rooij-Goes en de heren K.B. Nanning
en P.G. de Rooij herkozen als bestuurs-
lid en werden de heren J.A.J. Konings en
T. van den Berg als nieuwe bestuurs-
leden gekozen.
Na afloop van de vergadering maak-
te de heer Gravendeel via een diapre-
sentatie duidelijk welke "gouden vo-
gels" er in de afgelopen jaren waren
komen aanvliegen om historische ob-
jecten te signaleren en kennis daarover
te vergaren en welke "gouden vogels"
de vereniging nog nodig heeft om meer
over de historie van onze gemeente
boven water te brengen. Naar zijn me-
ning liggen er nog genoeg onderwer-
pen om "op te pikken" en is het wach-
ten op leden die zich daarvoor willen
inzetten.
Naar aanleiding van hetgeen over de-
ze jaarvergadering in de pers werd ge-
publiceerd heeft zich intussen al één
lid gemeld om zoiets te doen. Wie volgt?
Legaat
In de jaarvergadering kon de voor-
zitter mededelen dat door een oud-in-
woner van Haarzuilens, de heer G.B.
van Dijk, die enige tijd geleden over-
leden is, een legaat van f 5.000,- aan
de vereniging werd vermaakt.
Hij zei zeer erkentelijk te zijn voor
een dergelijk royaal gebaar en te hopen
dat dit navolging zal vinden.
Open huis op koninginnedag
Op koninginnedag waren de Broe-
derschapshuisjes open voor belangstel-
lenden. En dat waren er veel, wel meer
dan 300! De kleine exposities van ou-
de mechanische muziekapparaten en
van lagere-school-handwerk uit de der-
tiger jaren en ons documentatiecen-
trum waren voor dit grote aantal men-
sen aanleiding om eens binnen te ko-
men kijken. Mede door het mooie weer
was het er een gezellige drukte.
Serviceverlening in ons documen-
tatiecentrum
Het komt meermalen voor dat be-
zoekers van ons documentatiecentrum
behoefte hebben aan copieën van stuk-
ken uit boeken of tijdschriften. Sinds
kort hebben wij de beschikking over
een copiëerapparaat waarmee wij, te-
gen betaling van een kleine vergoe-
ding, aan die vraag kunnen voldoen.
Open monumentendag
Zaterdag 8 september is de jaarlijk-
se open monumentendag. Op die dag
organiseert het plaatselijke comité
vanuit een drietal punten een monu-
mentenroute. Onze vereniging verleent
aan deze aktiviteit haar medewerking
door beschikbaarstelling van het Ka-
binet en de Broederschapshuisjes als
startpunt voor de routes in De Meern
en in Vleuten. Het derde startpunt is de
boerderij De Nieuwe Ham op de Joos-
tenlaan, waar de route door Haarzuilens
begint. Het comité hoopt dat weer ve-
len van hun interesse voor de monu-
menten in onze gemeente blijk zullen
geven.
Presentatie op braderie in Vleuten
en markt in De Meern
Bij gelegenheid van de braderie op
25 augustus in Vleuten en van de markt
op 7 september in De Meern zal onze
vereniging zich weer presenteren.
In Vleuten zal er in de Broederschaps-
huisjes een expositie zijn van oude
groepsfoto's, waarbij aan de bezoekers
gevraagd zal worden behulpzaam te
zijn bij het achterhalen van de namen
van degenen die op de foto's voorko-
men.
In De Meem zal in onze kraam een
aantal vergrote reproducties van oude
ansichtkaarten uit onze verzameling
tentoongesteld worden.
Contactavonden
Wij maken u graag nog eens attent
op de contactavonden die er zijn voor
leden (en andere belangstellenden). Ie-
dere maandagavond in het Kabinet in
De Meern en iedere Ie vrijdagavond
van de maand in de Broederschaps-
huisjes in Vleuten zijn wij van 19.30
tot 22.00 uur aanwezig om u te ont-
vangen. Tot nu toe was de belangstel-
ling daarvoor niet overweldigend. On-
zerzijds stellen wij een regelmatig con-
tact met onze leden zeer op prijs en wij
zouden graag zien dat dit een weder-
zijds genoegen is.
Wie wat bewaart die geeft wat
Door ons werden in dank, ten be-
hoeve van onze bibliotheek en onze ver-
zameling, de volgende schenkingen aan-
vaard van:
K. van Proosdij, Castellumlaan 10 De
Meem
Koperen deurknop
S. van Bemmel, Woerdlaan 6 De Meem
Utrechtse almanak 1925, handnaai-
machine merk Kayser
H.N. van Eek, Zandweg 225 De Meern
Zicht, stierengeleider
J.H. van der Poel, Zebraspoor 324
Maarssen
Gietijzeren kookpan met hengsel
J.H.P. Heesters, Laan 1954 36 De Meem
Zijn boek: Vier eeuwen behang, uit-
gave Delftse Universitaire Pers 1988
N.N. te Vleuten
Kolenschop, kachelpook, zes antie-
ke sleutels
-ocr page 28-
821
Een eigen R.K. kerkte Haarzuilens
door
Dr D. W. Gravendeel
slot
Fondsvorming
Wat de „fundraising" betreft, had men zich tot dat mo-
ment tot het kleinere werk beperkt. Op 15 mei 1935 werd de
eerste opbrengst van de spaarbusjes, ten bedrage van
f 129,70, solide belegd bij de Coöperatieve Boerenleenbank.
Verder waren er eigenlijk alleen maar toezeggingen verza-
meld. Nu het ernst werd moest men zich bezinnen op rui-
mere bronnen van inkomsten.
Men besloot daartoe gebruik te maken van de oude ge-
woonte van het houden van „kerkschapen". Vroeg in het
voorjaar werden lammeren gekocht en deze werden het jaar
door geweid. In het najaar werden de schapen verkocht en
de winst kwam in het fonds.
Veehouders, die bereid waren schapen te weiden ten
behoeve van de op te richten parochie, waren: G. van den
Bosch, E.W. van den Bosch, A.L. Broekhuijse, L.C. Broek-
huijse, E.L. van Dijk, J. de Goeij, P.A.Jansen, J.H. Kemp,
W. Knippers, Gebr. Kok, J.S. Kooijman, C.P. van der Meer,
Gebr. Oostrom, H.J. van Rooijen, A.J. van Rossum, CA.
van Rossum, C. van Schaik, J.W. Spliet, A.S. Verdam, J.A.
Verdam, A. Verhoef. G.J. Verhoef, L.H. Verhoef. M.J. Ver-
hoef, A.J. Versteeg, M.C. Versteeg, Wed. M.A. Versteeg,
Gebr. Vulto, F. van Zijl.
De mogelijkheid bestond een bijdrage te leveren in de
onkosten van de aankoop van de lammeren. Daarvan maak-
ten gebruik: N.J. van den Berg, J.W. van Dommelen, Th.
van Dommelen, C.C. Dijkers, H.G. Dijkers, C. van Eijk,
W.A. Geelen, H. de Greef, Th.C. van Leeuwen, H.A.
Miltenburg, W.Th. Rijntjes, J.G. Versteeg, L. Hoogstraten.
Ook kon men een gedeelte van het weigeld voor zijn reke-
ning nemen. Dat deden: J.A. Broekhuijse, C.J. van Rossum,
A. Verhoef, G.J. Verhoef, M.J. Verhoef.
De eerste aankoop vond plaats in het voorjaar van 1935.
M.C. Versteeg leverde toen 37 lammeren a f 7,- per stuk.
Koren op de molen van de commissie en haar achterban
was een artikel in de Utrechtse Courant van 4 mei 1935,
getiteld Godsdienstig Leven. De schrijver, A. van Wijnber-
gen, stelde zich de vraag: Zijn alle maatregelen genomen, die
het onzen kinderen op onze lagere en middelbare scholen
mogelijk maken het H. Misoffer bij te wonen en te commu-
niceeren??
Had de commissie niet zelf in haar eerste adres aan de
aartsbisschop erop gewezen dat de Haarzuilense schoolkin-
deren niet elke morgen naar de H. Mis konden en had de
vicaris-generaal niet in een later gesprek verklaard dat het
zielenheil vanzelfsprekend voor alles ging?
De kanselbrief
En toen was daar de brief van de aartsbisschop y4a« dege-
loovigen van de parochie Vleuten;
gedateerd 19 juli 1935:
Met leedwezen hebben wij vernomen, dat ook na de
afwijzende beschikking inzake den bouw eener kerk te Haar-
zuilens de gemoederen nog in beroering worden gehouden door
het destijds opgerichte comité van actie uit de katholieken van
Haarzuilens.
Bedoeld comité werd indertijd opgericht, om door samen-
werking van meerderen des te eerder en des te zekerder het
doel te bereiken, dai men zich voor oogen had gesteld, nl. een
eigen kerk in Haarzuilens.
De ijver en volharding, die men getoond heeft bij het nastre-
ven van dit doel, verdiende niets dan lof.
Echter is de beslissing van het kerkelijk gezag een andere
geweest dat men zich had voorgesteld en Wij kunnen het Ons
goed indenken, dat zulks vooral na zooveel moeite en arbeid
zeer pijnlijk moet geweest zijn. Zelfs kunnen Wij het billijken
dat men nogmaals een poging deed, om te voorkomen dat alle
inspanning te vergeefsch zou zijn.
Maar nadat eenmaal de beslissing definitief was geworden,
hadden Wij toch ongetwijfeld mogen verwachten, dat allen
zich zouden neerleggen bij deze beslissing, al was het dan ook
met eenige moeite, en dat bijgevolg het comité van actie, als
geen reden van bestaan meer hebbende, zou zijn opgeheven.
Echter is zulks blijkbaar niet het geval, hetgeen Wij ten
zeerste betreuren.
Immers in het bewustzijn van Onze verantwoordelijkheid
tegenover God, aan Wien Wij eenmaal rekenschap zullen moe-
ten afleggen (wie weet, hoe spoedig reeds!), hebben Wij ge-
meend niet te moeten medewerken aan de totstandkoming van
een eigen kerk te Haarzuilens, aangezien Wij van oordeel
waren, dat zulks niet in het belang was van de parochie Vleu-
ten.
Welnu, waar de Bischoppen door den H. Geest geroepen zijn
de Kerk Gods te besturen en Wij door den H. Stoel geplaatst
zijn onder de Bestuurders van Gods Kerk, daar rust op Ons de
-ocr page 29-
822
gewetensplicht die beslissingen te nemen, waardoor naar Ons
gevoelen het best de geestelijke belangen van alle aan Onze
zorgen toevertrouwde geloovigen worden behartigd.
Maar dan rust ook op degenen over wie Wij zijn gesteld, de
plicht van onderwerping en gehoorzaamheid aan de eenmaal
gevallen eindbeslissingen. Immers wanneer Christus Zijn Kerk
zoo heeft ingericht dat sommigen in overheid zijn gesteld en
anderen onderdanen zijn, dan is het tegen den wil van Jezus
Christus zelf, indien de onderdanen de bepalingen en besluiten
der overheid zouden weerstreven.
Wij vertrouwen dan ook dat van nu af allen zonder
uitzondering zich zullen neerleggen bij de genomen beslissing
en dat geen uwer in het vervolg nog zijn steun zal geven aan een
actie, die, hoe goed misschien bedoeld, in strijd is met de uit-
eindelijke beslissing Uwer kerkelijke overheid en dientenge-
volge onvereenigbaar met de aan het kerkelijk gezag verschul-
digde gehoorzaamheid.
En zal dit Ons schriften op den eerstvolgenden Zondag na
dagteekening dezes in de parochiekerk van Vleuten onder alle
vastgestelde diensten van den preekstoel worden voorgelezen.
De geest van verzet was niet gebroken. Het comité besloot
de actie onverminderd voort te zetten en door middel van
een enquête onder alle katholieken boven de 18 jaar na te
gaan of zij daar vóór of tegen waren. Op de vergadering van
6 augustus 1935 bestudeerde men de uitslag van het
onderzoek. Er waren 271 formulieren uitgegeven en die
waren ook alle terugontvangen. Vóór stemden 201 katho-
lieken, tegen 29, terwijl 41 zich van stemming hadden ont-
houden.
r
VERKLARING
wonende te
Haarzuilens, verklaart zich - -», het doorgaan met de
legen')
actie, gevoerd door hel comité voor het verkrijgen van
een eigen kerk te Haarzuilens.
HAARZUILENS, Augustus 1935.
»,*i,.»».Sf »»•
Aartsbisschop J. de Jong
') Doorhalen wat men niet wenscht.
De stemkaart van augustus 1935
besloot inderdaad tot het schrijven van een brief aan aarts-
bisschop de Jong. Vanzelfsprekend werd daarop nooit
antwoord ontvangen. Men ging accoord met een voorstel
van H. de Greef om aan H.G. Dijkers te vragen ofhij lid van
de commissie wilde worden en men stelde een circulaire aan
de katholieken van Haarzuilens op, waarin de stand van
zaken werd uiteengezet.
De laatste vergadering vóór de oorlog was op 17 mei 1939
in de raadzaal te Haarzuilens en uit de notulen daarvan
blijkt eigenlijk nog niets van een op handen zijnde
stopzetting van de activiteiten. Vermoedelijk echter hebben
de oorlogsjaren de gemoederen gesust en kwam men na die
tijd al snel tot de conclusie dat de „Commissie uit de Katho-
lieken van Haarzuilens ter verkrijging van een eigen Kerk"
geen reden van bestaan meer had.
Op 5 februari 1947 vergaderde het,,voormalig" comité in
het café van de weduwe M.A. Versteeg. Van die vergadering
zijn geen notulen bewaard, maar men besloot kennelijk het
gespaarde geld terug te betalen aan degenen die het in de
loop der jaren hadden bijeengebracht. Dat laatste
Gesterkt besloot men aan de aartsbisschop en de pastoor
exemplaren te sturen van de uitgegane circulaire en de stem-
kaart, alsmede de uitslag van de stemming. Het comité van
actie zou voortaan gaan heten „comité uit de katholieken
van Haarzuilens ter verkrijging van een eigen kerk".
De afloop
Toch verwaterde de zaak snel. In 1936 werd slechts twee-
maal vergaderd, in 1937 éénmaal. Voorzitter de Greef en
secretaris Versteeg trachtten hun mede-comitéleden tot wat
meer activiteit aan te sporen. Zij meldden dat er inmiddels ca
f 1.000,- in kas was en dat hen van verschillende zijden was
aangeraden bij den nieuwen bisschop nog eens een kans te
wagen om over onze zaak te schrijven of te gaan spreken.
Monseigneur De Jong schijnt een geheel ander kerkvorst te
zijn dan zijn voorganger Jansen.
De vergadering van 28 januari 1938 (de enige in dat jaar)
-ocr page 30-
823
geschiedde in de maand april aan 78 mensen; de bedragen
varieerden van f 0,50 tot f 70,75. Er was inderdaad zeer
nauwkeurig boekgehouden.
Het boekje van de Boerenleenbank vermeldde een saldo
van f. 1.888,35 en dat was 40 jaar geleden nog een heel be-
drag. Omdat echter de maatregelen in het kader van de na-
oorlogse geldzuivering van kracht waren, was een gedeelte
van het geld, te weten f 364,75, geblokkeerd.
Men verdeelde f 1.498,-. Wat er overbleef, zou worden ge-
voegd bij het geblokkeerde bedrag, hetwelk na het eventueel
vrijkomen voor een of ander doel bestemd zou worden".
Nieuw vuur
L. Broekhuijse
bericht dat hij op een bijeenkomst met de bisschop de kerk te
Haarzuilens ter sprake had gebracht, maar daarop geen re-
actie had gehad.
In februari kwam er bij de secretaris een brief binnen,
gedateerd 19 februari 1963, van Dr J. C. J. M. Poell, de alge-
meen-econoom van het Aartsbisdom Utrecht:
Mejuffrouw A. de Greef
Begin februari 1953 vergaderde het schoolbestuur te
Haarzuilens. Het was, om precies te zijn, op de avond van de
grote watersnoodramp. Men was zeer onder de indruk van
het natuurgeweld en in die gemoedstoestand kwam als het
ware vanzelf de vraag weer op of het nu toch echt niet moge-
lijk zou zijn zo niet alle, dan toch enkele godsdienstplichten
te vervullen binnen de veilige beslotenheid van het eigen
dorp. Een gerede aanleiding daartoe was ook dat in de
kerken op 3 februari de zogenaamde Blasiuszegen zou
worden gegeven.
Pastoor Beutener was nu niet direct enthousiast, maar
kapelaan Hesselink voelde er wel wat voor.
Echt goed op gang kwam de zaak toch niet en er vormde
zich na enkele jaren een nieuw comité. Dat werd gevormd
door J. Versteeg, voorzitter, A. IJlst, secretaris, mejuffrouw
A. de Greef, W. A. G. Witmer, C. van Zijl en L. Broekhuijse.
Men schreef op 6 maart 1962 weer een brief naar de
bisschop. Dat was nu Bernardus Johannes Alfrink. Helaas
neb ik deze brief niet kunnen achterhalen.
De commissie verzekerde zich van een adviseur van bui-
ten de eigen parochie. Dat was Dr P. de Bruin, pastoor te
Kockengen. Van deze adviseur kreeg IJlst in januari 1963
f W.A.G. Witmer
-ocr page 31-
824
- ■ . -<■ \ \ \ \ —. ^v., ';\
r -n.<>\ ^ ■, X \ \ .<■'-• r ■. \\ ■ .ifjp*^ ■'■'■'             . y^'
a\. A V \-"'. \ \ ^.'-V-^ J»ig> '' '. \\ ;■ v>if»>u;.f-<-
■n i-M^/^f •J'3^ Jlui» tr Vlciiicn'J^
i.
In de jaren zestig maakte het comité, op verzoek van Dr J.C.J.M. Poell, een kaart waarop de spreiding van de gelovigen stond aangegeven. In het
totaal ging het om 724 katholieken, die konden worden verdeeld in een aantal groepen:
1  Dorp                 414
2  Thematerweg 92
3  Parkweg              59
4  Eikslaan
5  Lage Haar
21
94
Laagnieuwkoop 21
7  Ockhuizen         23
-ocr page 32-
825
Door deze moge ik U, als secretaris ad hoc, namens Zijne
Eminentie de Aartsbisschop antwoorden op het schrijven van 6
maart 1962 over de zielzorgbelangen van de in- en omwoners
van Haarzuilens.
De minder gunstige situatie voor uw kleine gemeenschap
had en heeft de volle aandacht en belangstelling van Zijne Emi-
nentie en wordt ook door anderen met aandacht gevolgd en be-
studeerd.
De Aartsbisschop acht thans de tijd nog niet rijp om een be-
slissing te nemen, noch ook om enige toezegging te doen.
Is er, binnenkort of op den duur, een uitbreiding in of bij
Haarzuilens te verwachten?En kunt Umisschien
deze vraag
van mij-persoonlijk moge geen verwachtingen wekken
op
een niet al te kleine Schets(kaart)-op-schaal aangeven waar
de katholieken wonen en hoeveel zielen dit telkens zijn?
Het spijt me U geen beter bericht te kunnen geven.
De bisschop had dus weer ruim de tijd genomen. Nu was
dat niet zo verwonderlijk. Hij had het druk met het Tweede
Vaticaans Concilie (1962 - 1965), waarna hem nog meer
werk wachtte voor het daaropvolgende Pastoraal Concilie
(1966 - 1970). Hij antwoordde ook niet zelf, maar liet het zijn
secretaris doen.
Het antwoord was in feite net zo negatief als dat van
bisschop Jansen in 1934, maar de toon was aanmerkelijk
milder. Zelfs voegde Poell, persoonlijk en geheel vrijblij-
vend, nog een soort ,,ontsnappingsclausule" in door te in-
formeren naar een in de toekomst te verwachten
dorpsuitbereiding
De doop van Margaretha Cecilia Julia van Zuijlen in het Kleuterkas-
teel te Haarzuilens op 24 maart 1968. Zij is een dochter van Adrianus
Johannes van Zuijlen en Maria Hendrina Veldkamp en zij wordt ten
doop gehouden door haar tante Tnius Veldkamp. Links op de achter-
grond de heer en mevrouw Witmer en juffrouw Bouman, de kleuter-
leidster.
Een goede zet deed hij door om een kaart te vragen,
waarop aangegeven moest worden waar de katholieken
woonden en hoeveel zielen dit telkens waren. Die kaart werd
inderdaad gemaakt, maar ik weet niet of zij de bisschop ooit
bereikte. Een exemplaar ervan bevindt zich in het door ons
ontvangen dossier.
Liquidatie van het fonds
Zoals ik eerder vertelde, was er in 1947, na de
terugbetaling van het gespaarde geld, nog iets op het spaar-
bankboekje blijven staan (i.c. f 390,35 voor de goede reke-
naars), waarvan het grootste deel was geblokkeerd. Van een
deel van het geld liet men later een klok aanbrengen in de ge-
vel van 't Wapen van Haarzuilens. Die klok heeft — o ironie
— nooit goed willen lopen. Wat er nog overbleef werd in
1972 overhandigd aan het schoolhoofd L. A. Verleun, om er
na de verbouwing van zijn school iets voor de kinderen mee
te doen.
De eigen kerk bleef een droombeeld. Maar toch was er het
een en ander veranderd. De locale kerkelijke overheid was
makkelijker geworden en ook zelfstandiger. Bovendien nam
het aandeel van de leek in ,,zijn" kerkelijke organisatie
steeds toe. Toen in februari 1965 de nieuwe kleuterschool
Het Kleuterparadijs in gebruik werd genomen beschikte
Haarzuilens over een ruimte die gemakkelijk geschikt was te
maken voor kerkelijke acticiteiten.
Overigens moet uitdrukkelijk worden vastgesteld dat de
daar ontwikkelde activiteiten, strikt genomen, uitsluitend
voor de schoolkinderen bedoeld waren. De eigen-kerk-ge-
dachte had er nauwelijks mee te maken en ook het bovenge-
noemde comité had er geen bemoeienis mee.
De zogenaamde „schoolmissen" in de kerk te Vleuten
werden door de Baarse kinderen slecht bezocht. Daarom
werd besloten die voortaan ook in de school te Haarzuilens
op te dragen, de ene week voor de klassen 1 t/m 3 en de
andere week voor de klassen 4 t/m 6. Daarbij waren ook
andere dorpsgenoten welkom als de kerkgang naar Vleuten
voor hen te bezwaarlijk was. Meermalen vierde men het feest
van de eerste H. Communie, het zogenaamd klein-
aannemen. Zelfs vond er driemaal een doopplechtigheid
plaats, de eerste keer op 24 maart 1968. De dopeling heette
Margaretha Cecilia Julia van Zuijlen.
Deze activiteiten, die een einde namen rond 1975, hadden
geen verdere strekking dan ,,het brengen van de kerk onder
de mensen, in casu de schoolkinderen".
Bronnen
Dossier „Commissie Eigen Kerk", in hel bezit van de Historische Vereni-
ging Vleutcn-De Meern-Haarzuilens
Archief Aartsbisdom Utrecht
Mededelingen van de heren L.A. Verleun te Vleuten, W.A.G. WitmerteDe
Meern en A.J. van Zuijlen te Haarzuilens.
-ocr page 33-
826
Een dorp verandert
De raadselfoto uit het maartnummer
van dit jaar heeft niet tot veler verbeel-
ding gesproken. Ik kreeg drie reacties
waarvan er één helemaal fout zat: ,,lk
denk dat het iets met de tuinders te ma-
ken heeft, een apart soort kas of zo ...".
Teun Bruntink uit Vleuten schreef
me: ,,De raadselfoto in het eerste num-
mer van 1990 is een luchtfoto van de
waterzuiveringsinstallatie aan de Zand-
weg. De auto rijdt langs de Oude Rijn".
Hij had het goed al had hij misschien
beter kunnen zeggen: „de auto rijdt op
de Zandweg".
De volledigste reactie kregen we van
Frans Beusker, wonende in de Prins
Bernhardstraat te Vleuten: ,,De raad-
selfoto maart 1990 is volgens mij de
rioolwaterzuiveringsinstallatie in 1964
gereed gekomen. De bouw heeft onge-
veer 4 jaar geduurd".
Een ander luchtaanzicht van de rioolwaterzuiveringsinstallatie met een beter gezicht
op de beregeningsbassins en de droogbakken.
Voorzover U het nog niet weet ver-
tel ik het hier nog eens: tussen 1965 en
1972 heb ik als filmer-fotograaf van de
Grontmij (mijn werkgever in De Bilt)
tientallen luchtfoto's gemaakt van Gront-
mij-objecten in onze gemeente: de riool-
waterzuiveringsinstallatie aan de Zand-
weg en de sportvelden langs de Euro-
paweg. Telkens kon ik, na overleg met
mijn piloot, een extra bochtje maken
boven een wijk of zo van Vleuten. Daar-
om heb ik, naast de verplichte Gront-
mij-objecten, enkele malen een hoekje
van ons dorp vanuit de lucht apart kun-
nen fotograferen.
Een ander luchtaanzicht van de zui-
veringsinstallatie dat ik enkele weken
later maakte, laat wel duidelijk zien dat
de raadselfoto de twee beregenings-
bassins voorstelde met enkele bezin-
kingsbakken. Tot zover de laatste raad-
selfoto.
Den Hamstraat
We komen nog even terug op de ver-
dwenen huizen aan het begin van de
Den Hamstraat. Van Arie Goudappel,
die op de gekste ogenblikken met een
interessante foto of een goede herinne-
ring komt opdraven, kregen we de twee
hierbij gereproduceerde foto's. De eer-
ste stelt Giel (Chiel?) de Klein voor die
het straatje veegt voor het wat naar
achteren gelegen huisje met het rieten
dak dat omstreeks 1949 werd bewoond
door de familie Teunissen. Maar rond
1936 woonden daar Giel de Klein (de
naam kan verkeerd gespeld zijn) en Jan-
netje Mastwijk, een zuster van de vader
van slager Mastwijk. Op de tweede fo-
to poseren ze samen, waarschijnlijk op
dezelfde dag in 1936, in de voortuin van
hun huis.
Chiel de Klein veegt in 1936 het straatje voor zijn huis.
-ocr page 34-
827
Lieve lezers, blader eens terug naar
het septembernummer van 1989, blad-
zijde 745 derde kolom, regel 25 en 26.
Het echtpaar De Klein-Mastwijk heb
ik daar al genoemd, zonder jaartal. Nu
weten we dat dat omstreeks 1936 is ge-
weest.
Waar ze meer dan 50 jaar geleden
gestaan hebben, valt ook in 1990 nog
precies aan te wijzen. Op de achter-
grond zien we de voorgevel van het
lage witte huisje aan de noordzijde van
de Den Hamstraat, dat juist dit voor-
jaar, na een flinke renovatiebeurt, door
een jong stel is betrokken. Chiel en Jan-
netje stonden op een plek die nu ligt in
de voortuin van dominee J. van der
Schans.
Van Jannetje Mastwijk wist Arie
nog te vertellen dat ze iedere zondag
ter kerke ging met een uit haar huis
meegebrachte warme stoof.
Chiel de Klein en Jannetje Mastwijk poseren in 1936 in de voortuin van hun huis.
Hè-hè, eindelijk. Eindelijk hebben
we eens een oudere foto ontvangen uit
De Meem. Het betreft hier twee zaken-
panden die nogal centraal in het dorp
hebben gestaan. Op de voorgevels stond
uiteraard opvallend en trots de naam
vermeld maar daar hebben we een beet-
je vervelend mee gedaan.
Het moeten vooral de oudere en oor-
spronkelijke Meernenezen zijn die deze
panden thuis kunnen brengen.
We zijn reuze benieuwd naar uw re-
acties.
KBN.
-ocr page 35-
828
De herberg Het Fortuyn te De Meern
door
DrD.W. Gravendeel
De Geheym-schryver van Staat en Kerke der Vereenigde Nederlanden meldt in 1760 van De Meern: Dit
Dorp is zeer lustig en vermal<elyk Westwaarts gelegen, aan den Ouden Rhyn of Leydsche Vaart, een uur
gaans van de Stad Utrecht, en bestaat in omtrent 12 Huysen, behalven de Boerderyen. Het heeft voornamelyk
de Landbouw en Veehoederye tot een Hooftneering, daar by de Inwoonders een vergenoegt leven genieten.
Ik laat de verdere, door hem als vermeldenswaard beschouwde mededelingen betreffende De Meern hier
buiten beschouwing, behalve de laatste: Men heeft te De Meern maar één Herberg, genaamt het Fortuyn, daar
men wel te eeten en te drinken kan krygen, dog of men daar ook menschen wel Logeert, bekennen wy niet te
we eten.
De vraag is of er nog iets van de geschiedenis van die herberg boven water te brengen valt. Curieus is nu
dat Jac. de Bruijn in zijn boek ,,De Hervormde Gemeente De Meern" (1977) ons de eerste bouwstenen voor
het verhaal aanreikt.
naar van de vicarie was. Hij had er de inkomsten uit en
moest voor het onderhoud zorgen.
Ons interesseert in het bijzonder het wedervaren van
Alexander Cornelissen, of Sander, zoals hij meestentijds
werd genoemd.
De kapel „op die Maern"
Verondersteld wordt dat één van de Heren van Nijevelt
op De Meern vóór 1480 een huiskapel heeft gesticht. Ik
laat in het midden of dat inderdaad zo is of althans be-
wezen kan worden, maar zeker is dat de van Nijevelts in
de kapel een vicarie onderhielden, waarvan zij patroon en
collateur waren. Zij hadden die vicarie dus gefundeerd of
de rechten van de stichter verkregen en zij hadden ook het
recht van benoeming van de vicaris of kapelaan, die het
altaar van de vicarie moest bedienen. Dat altaar was ge-
wijd aan Sint Antonius.
Wij komen het een en ander van de vroege geschiedenis
van De Meern te weten dankzij een „burenruzie", door
Jac. de Bruijn in ons Tijdschrift van 1981 (het eerste num-
mer!) beschreven onder de titel „Een pachtboer met cou-
rage te De Meern".
Op 25 maart 1594 kan ons verhaal dan beginnen.
Wij Walraven van Brederoede, Heere tot Brederoede,
Vrijheer tot Vijanen ende Ameijde ende als Heer van
Nijvelt, patroon ende collatuer van seeckre Vicarie van
Ste Anthonis aen den Meern bij Utrecht, doen kondt ende
bekennen voor ons ende onsen nacomelingen, bij believen
van Mr Willem Quirijns van de Goije, vicaris ende posses-
suer der selver vicarie, in eenen euwigen erffpacht ge-
geven te hebben ende geven bij desen Alexander Corne-
lissen, wonende aen de Meern, voor hem, sijnen erven
ende nacomelingen, een huijs ende bogaert, staende ende
gelegen aen de Meern bij de Meernbrugge,
groot ontrent
eenen halven mergen lants gemeen met sestalff
(vijf-
eneenhalf) mergen lants daer noortwerts achter aenleg-
gende, mede aen de voornoemde Vicarie behoorende, daer
't Convent van de Wittevrouwen oostwerts boven ende Mr
Jan de Maan ofte sijns actie hebbende westwerts beneden
naest gelant sijn, sulcx de voorsz. Alexander Cornelissen
ende sijn ouders die van outs altijts tot noch toe ge-
bruijckt hebben,
enz.
Mr Willem Quirijns van de Goije was dus de toen-
malige vicaris/kapelaan. Dat hij ook ,,possessuer" (posses-
seur) werd genoemd, betekent niet dat hij tevens de eige-
Sander Cornelissen was een belangrijk man in De Meern.
Toen de landmeter Jan Rutgersz. van den Berch in october
1599 enkele percelen land in de Vleuterweide in kaart moest
brengen, schreef hij als oriëntatiepunt linksonder op zijn
kaart: Aen de Mere - daer Sander woont. De donkere band
links is de tegenwoordige Leidse Rijn, waarover de Meern-
brug. De lichtere band rechts daarvan is de Zandweg. Het
vrij hoge gebouw is het „capelligjen". Het naar rechts uit-
stekende bouwsel moet het „schoolhuis" zijn of anders wel-
licht de reeds door Sander tot wagenschuur-bakhuis ver-
bouwde resten daarvan.
-ocr page 36-
829
Sander Cornelissen
Vrij snel nadat Sander z'n erfpacht was aangegaan,
moet hij begonnen zijn met het uitbreiden van z'n gebied,
wat tenslotte leidde tot een proces. De getuigenverklarin-
gen, die daarbij werden afgelegd, leren ons een heleboel.
Tussen de kapel en de boerderij van Sander had ooit
een huisje gestaan van twee kamers groot. Dat huisje dien-
de tot verblijf van de vicaris. Het werd ook schoolhuis ge-
noemd. Tussen de kapel en het huisje was een vrije, be-
heinde ruimte voor de passanten en om een lijk om te dra-
gen ten tijde van een begrafenis.
Tengevolge van de Reformatie stonden kapel en school-
huis leeg en daar maakte Sander handig gebruik van. Hij
eigende zich het schoolhuis toe en bouwde z'n eigen wa-
genschuur-bakhuis vast aan de kapel.
Een getuige verklaarde zeker te weten dat Sanders
ouders vanuit de boomgaard geen wagenweg als uitgang
hadden, doch gemeen met de tapperij. En hiermee weten
wij dan weer zeker dat er vóór 1600 al een herberg was op
die plaats.
Sander Cornelissen had uit een eerder huwelijk twee
kinderen, Comelis en Claesgen. Hij hertrouwde met Peter-
gen Claesse, uit welk huwelijk drie kinderen bekend zijn,
namelijk Claes, Hillichgen en Marrichgen.
Sander overleed vóór 1604 en Petergen hertrouwde met
Peter Willemsz. van Bijlevelt. Zij overleed in 1627.
Het echtpaar Peter Willemsz. en Petergen Claesse
leende op 14 october 1620 van Jan van Oort, drossaert
aen de Vaert,
f 600,-. Zij gaven als onderpand haerluijder
Huijsinge ende Hoffsteede, bergen ende Schuijren, met
alle sijne toebehooren, soe 't selve bij haerluijden jegen-
woordich bewoont wort, staende in desen Gerechte aen de
Meern, daer Cornelis Jacobszoon westwaerts ende het
Capelligjen aen de Meern oostwaerts naest gelegen sijn,
mitsgaders noch eenen mergen bouwlants, leggende
ontrent het Cruijs op het Sant.
Het Cruijs op het Sant herinnerde aan het gevecht op de
Woerd in 1301, tegen de Hollanders, waarbij de Utrechtse
bisschop Willem van Mechelen sneuvelde. Ook hierover
schreef Jac. de Bruijn in ons Tijdschrift (1981, II): Veld-
slag op de Woerd.
In het gerechtsboek waarin bovenbedoelde schuldbrief
is genotuleerd, staat in de marge dat Hendrick van Bijle-
velt op 1 november 1731 het gekwiteerde origineel toon-
de. Tot dan toe had dus de hypotheek op het goed gerust.
Het jaar 1638 brengt ons weer een stapje verder. Blijk-
baar was Marrichgen, dochter uit het huwelijk tussen San-
der Comeliisen en Petergen Claesse, „in zaken" gebleven.
Zij was eerst getrouwd met Cozijn Adriaensz. en daarna
met Jan Ghijsbertsz. van Rietvelt. Op 21 mei 1638 regelde
zij haar schuld aan Comelis Hendricksz. van Thiel, borger
ende mautmaecker te Utrecht.
Zij was hem f 1.692.04.08
schuldig ter saecke van gelevert mout, 't welck bij haer 't
haerder goeden contentemente was ontfangen.
Er was 't
een en ander te verrekenen en de vordering werd afge-
maakt op f 1.125,-, waarvan zij f 25,- contant betaalde.
Een brouwerij in De Meern!
De bovengenoemde leverantie van mout bracht ons na-
tuurlijk al op het spoor, maar de nu volgende ter sprake
komende acten maken het vermoeden tot zekerheid. De
Meern had ooit een brouwerij en dat is toch wel opmerke-
lijk voor een gehucht dat in 1760 nog maar 12 huizen tel-
de.
Op 22 mei 1641 kwam het tot een nieuwe regeling.
Marrichgen en Jan verbonden hypothecair seeckere haer-
luijder Huijsinge, Brouwerije ende Boomgaerdt, staende
ende gelegen aen de noordtsijde van de Meern, bij de
Meernbrugge, groot omtrent een halve mergen lants, daer
Aelbert Aertsz. de Licht oostwaerts ende de weduwe ende
erffgenaemen van Mr Steven Hessels westwaerts naest
gelegen sijn.
De vordering kwam in handen van Hermina van Tiel
(dochter van Cornelis Hendricksz.?), in 1661 weduwe van
Mr Henrick Wilhelmsz. van Nijenrode, in leven advocaet
's Hooffs van Utrecht.
Zij stond op 28 februari van dat jaar
aan de voogd van haar kinderen af onder andere een
plechtbrieff
(een plechtbrief of plichtbrief is een ge-
rechtsbrief, opgemaakt van de erkenning in rechte van een
schuld) van elff hondert guldens op de Huijsinge ende
Brouwerije van de weduwe van Jan Gijsbertsz. van Riet-
feit aen de Meern.
Op 24 februari 1666 transporteerde Marijchje Sanders,
eerst weduwe van Cosijn Adriaensz. Meerlo, laatst wedu-
we van Jan Gijsbertsz. van Rietveld, aan Gijsbert van
Beeck, borger ende corncooper te Utrecht, seeckere Hui-
singe, Berch, schuijr, Brouwhuijs
(brouwerij) ende
Brouwgetouw
(benodigdheden voor het brouwen), mits-
gaders seeckere Bomgert achter de voorschreve Huijsinge,
groot omtrent een halff mergen, staende ende gelegen aen
de Meern bij de Brug, daer oostwaerts den Convente van
de Wittevrouwen ende westwaerts Mr Jan de Man, in
sulcker voegen als de voorschreve Huijsinge, Berch,
schuijr, Brouwhuijs ende Bomgert jegenwoordich bij de
comparante bewoont ende gebruijct wort.
Er rustten nog wel twee hypotheken op, te weten één
van f 600,— ten behoeve van Johan van Mansfelt, Raet in
de Vroetschap ende Schepen der Stadt, en één van f
1.100,— ten behoeve van de ons reeds bekende Cornelis
Hendricksz. van Thiel.
Van Bijlevelt
Op 29 maart 1765 - dus in dezelfde tijd als waarin de
Geheym-schryver zijn mededelingen doet - maakten de
Vleutense brouwer Johannes Comelis van Bijlevelt en zijn
vrouw Yda Eycken hun testament. Zij legateerden aan hun
zoon Willem Hendrik een Huijsinge en Herberge het For-
tuyn, met bergh, schuer en boomgaard, gelegen aan De
Meern, bewoont door de weduwe van Jan van Schalkwijk.
Hoe was Johannes Comelis eraan gekomen? Dat moet
zijn gebeurd door erfenis van zijn moeder Cornelia van
Aelst enwel als volgt.
Op 3 februari 1676 vond een openbare verkoop plaats
van een door Gijsbert van Beeck, borger en wijncoper te
Utrecht,
nagelaten goed. Het betrof sekere Huijsinge,
bergh, schuer en Bouwhuijs, van outs geweest sijnde een
Brouwerije ende Herberge, met een Boomgaerd daer-
achter aengelegen, groot omtrent een halff morgen, ge-
legen aen De Meern.
Koper was Comelis Wernards van
den Bosch, Mr schoenmaker te De Meern.
Van den Bosch splitste de zaak. Op 7 november 1691
gaf hij het westelijk deel, seeckere Huijsinge ende erve,
aan zijn zoon Jan Corneliszoon van den Bosch ten hu-
welijk mee en op 10 september 1700 verkocht hij het
oostelijk deel aan Maria Hollaer, weduwe van Johan van
Aelst, in leven notaris te Utrecht en schout van Vleuten en
De Meem.
-ocr page 37-
830
Maria Hollaer kocht sekere Huijsinge, bergh, schuijr
ende bouwhuijs, van outs geweest sijnde een Brouwerij
ende Herberge, met den Boomgaert daer achter gelegen,
groot omtrent een half morgen, staende ende gelegen aan
De Meern onder den Gerechte van Vleuten.
Uit het huwelijk van Johan van Aelst en Maria Hollaer
was een dochter Cornelia geboren. Deze trouwde op 15
october 1700 te Vleuten met de Vleutense brouwer Hen-
drik Willemszoon van Bijlevelt, uit welk huwelijk Jo-
hannes Comelis werd geboren.
Verhuur
Op 9 november 1715 was Arie Govertszoon van den
IJssel, wonende aan De Meern, aan Hendrik van Bijlevelt,
brouwer te Vleuten, eene merckelijcke somme van pen-
ningen verschuldigt ter sake van leverantiën van bieren,
van tijd tot tijd aan hem gedaan.
Arie was niet in staat die
schuld te betalen en had daarom een inventaris laten ma-
ken van alle sijne meubilaire (roerende) goederen. De
waarde ervan was getaxeerd op 634 gulden en 17 stuivers.
Hij bood van Bijlevelt een en ander aan, in mindering op
diens vordering, en zag tevens af van de verdere hure die
hij aan de huijsinge van hem Bijlevelt, staande aan De
Meern, hadde, alsoo hij deselve bereijts verlaten en sijn
woonplaats genomen heeft in de vogelkoij van Joffrouwe
Stalpaart van der Molen op Heycop.
Van Bijlevelt nam het
aanbod aan en verhuurde een week later het huis aan
Arie's zoon Jacobus en wel voor zes jaar. Het was een
huijsinge, erve en boomgaart met berg en schuur, staande
binnen den dorpe De Meern.
Dertien jaar later, op 9 maart 1728 was Frederick van
Oostrum in dezelfde positie. Ook hij was Hendrik van Bij-
levelt een merckelijcke somme van penningen verschul-
digt ter sake van leverantiën van bieren, huijshueren ende
logiesgelt van tijd tot tijd aan hem gedaan
en ook hij had
een inventaris van zijn roerende goederen laten maken. De
waarde was bepaald op 715 gulden. Van Bijlevelt accep-
teerde de goederen in mindering op zijn vordering en Fre-
derick verliet het aan zijn schuldeiser toebehorende huis,
staande aen De Meern. Hij nam zijn intrek bij de weduwe
van Jan Corneliszoon van den Bosch. Dat was dus zijn
buurvrouw.
In 1743 waren de schoenmaker Jan Corneliszoon van
den Bosch en zijn vrouw Catharina Frederiks Voorhout
beiden overleden en de erfgenamen veilden enige roerende
en onroerende goederen. De veiling vond plaats ten huijse
van Johannes van Schalkwijk, hospes aan De Meern.
Dat
moet dus in de herberg het Fortuyn zijn geweest.
Eén van de geveilde onroerende objecten was een huij-
singe, erve en grond, staande en gelegen aan De Meern
onder den geregte van Vleuten, aan de noordsijde der
Steenstrate tegenover den brug, streckende van dezelve
Steenstrate tot aan het erff van de Heer Hendrik van Bijle-
velt, daar oostwaarts gemelde strate en de Heer van Bijle-
velt naast geland sijn.
Koper was Jacob Hollaar.
Dit moet het pand zijn geweest dat Comelis Wemards
van den Bosch ten huwelijk had meegegeven aan zijn
zoon Jan.
Kadastrale toestand ten noorden van de Meernbrug in 1832.
1 De oude Hervormde kerk. 2 Het oude schoolmeestershuis. 3
De boerderij van de landbouvfer-tapper Gerardus Albertus
van Dorsten. 4 De winkel van de weduwe van Wijnand van
den Brink.
huizinge en erve met bergen en schuur ende daar aan be-
hoorende grond, te samen groot een halve morgen,
staande ende gelegen aan De Meern bij de brug,
streckende voor uit het water genaamt de Lange Vliet
noordwaarts op over de straat tot aan de weduwe van
Jacobus van Berkestein, daar ten oosten de kosters-
huzinge en ten westen Wijnand van den Brink naast ge-
legen zijn.
Voor Gerrit en de na hem komende bezitters gold de
bijzondere bepaling dat zij gehouden en verpligt zullen
zijn het bier hetwelke zij zoo tot de Tapneering als hun
gebruik nodig hebben, uit de Brouwerij te Vleuten te
neemen.
Er was een relatie tussen de families van Bijlevelt en
van Schalkwijk. Willem Hendrik's zoon Johannes Hendri-
kus Josephus zou in 1803 trouwen met Gerrit's dochter
Cornelia.
Op 29 mei 1807 waren Gerrit van Schalkwijk en zijn
vrouw Maria Peek beiden overleden en de kinderen beslo-
ten de boedel te scheiden. Er waren vijf kinderen: Johan-
nes, Geertruida, getrouwd met Johannes Hendrikus Jose-
phus van Bijlevelt, Jan, Cornelia, getrouwdmet Hermanus
Verhoef en de nog minderjarige Coenraad.
Alle onroerende goederen gingen naar Jan en deze
kreeg, behalve ruim 17 morgen bouw-, wei- en hooiland,
ook een Huizinge en Erve met Bergen en Schuur en de
daaraan behorende grond, te zamen groot een halve mor-
gen, staande en gelegen aan De Meern, onder den Ge-
rechte van Vleuten, bij de Brug.
De oude verplichting, het
bier zo tot de tapnering als voor eigen gebruik benodigd
uit de brouwerij te Vleuten te nemen, bleef bestaan.
Van Schalkwijk
Op 19 april 1786 verkocht Willem Hendrik van Bijle-
velt, brouwer te Vleuten, aan Gerrit van Schalkwijk een
-ocr page 38-
Aan de
Een foto uit 1960, genomen in de zomer, op een rustige zondagmorgen. Er was heel wat overhoop gehaald om van de Meerndijl»
een doorgaande verbinding te maken. De huizen op de oostelijke (Wapen van Gouda) en westelijke hoek van de Meerndijk ^'^'
ren afgebroken en de Meernbrug was gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe, beweegbare brug. Bijna waren De MeC"'
noord en- zuid van elkaar gescheiden; er was op dat moment alleen een noodbrug voor voetgangers.
het café
het café
" ae overkant van de Leidse Rijn werd de Castellumlaan aangelegd. Op de foto staan het Groene Kruis gebouw en
h ^'^l".^'^"^ (csLfé van Straten) nog overeind maar daar tussenin is de boerderij van Wesseling al afgebroken. Links van
nuis van de familie Bonenkamp. De nieuwe Meernbrug werd eind 1960 in gebruik genomen.
•"■ al deze afbraken en vernieuwingen is 't gezellige centrum rond de Meernbrug voorgoed verdwenen. Foto J.G. Ederzeel.
-ocr page 39-
833
Verder wedervaren
Gemakshalve ga ik voor de beschrijving van de verdere
geschiedenis uit van de toestand in 1832. Wij beschikken
namelijk vanaf dat jaar over kadastrale gegevens. Omdat
de in 1691 door Cornelis Wernards van den Bosch ge-
scheiden panden naar mijn mening bij elkaar hebben be-
hoord, wil ik ze hier ook beide volgen tot hun einde in de
jaren zestig van deze eeuw.
Het westelijke pand, in 1832 bekend als Sectie A 499,
ligt op de kadastrale kaart recht tegenover de brug. Het
springt naar voren ten opzichte van de overige bebouwing.
Het was toen in het bezit van de weduwe van Wijnand van
den Brink. Zij was winkelierster.
De eigendom ging al snel over op de familie Klink. In
september 1905 diende de aannemer H.J. Brinkhof een
verzoek in bij B en W van Vleuten om voor de veehouder
Theodorus Klink een Woon- en KoffieHuis te mogen
bouwen. Daartoe moest het bestaande woonhuis afge-
broken worden.
Merkwaardig is dat op de bouwtekening de voorgevel
een eenvoudige mansardeafwerking heeft, maar dat hij als
trapgevel werd uitgevoerd. Ook het raam op de verdieping
werd rijker versierd.
Theodorus Klink was getrouwd met Theodora van der
Hans. Het koffiehuis ging bij legaat over op het Arm-
bestuur van de R.K. kerk te Oudenrijn en kwam later in
handen van Theodora Comelia van Straten. Als „café van
Straten" was het in oud De Meem een begrip.
Kadastrale toestand ten noorden van de Meernbrug in 1889.
Het oude schoolmeestershuis heeft plaatsgemaakt voor een
deel van de nieuwe Christelijke school. Vèr naar voren is een
nieuw schoolmeestershuls gebouwd (5).
De toestand zoals die in 1887 tot stand kwam. in dat jaar werd het huis met de statige voorgevel gebouwd als nieuwe woning
voor het hoofd van de Christelijke school. Tussen dit huis en het witte huis links was nog een ruimte van 13,75 meter. Daar lag
»achteruit gedoken" van oudsher de herberg Het Fortuyn. Rechts, achter de
begraafplaats, de oude Hervormde kerk.
-ocr page 40-
834
if.\"''"'
Het oostelijke pand, in 1832 bekend als Sectie A 491,
ligt op de kadastrale kaart ingeklemd tussen het vorige
pand en het schoolhuis van de Hervormde Gemeente (Sec-
tie A 489). Het werd toen bewoond door de landbouwer en
tapper met de toepasselijke naam Gerardus Albertus van
Dorsten, getrouwd met Catharina van Zijtveld.
In februari 1905 verzocht hun zoon Jan Koo B en W om
vergunning tot het daarstellen van een nieuw woonhuis in
gelijke rigting met het kosterhuis.
Dat kosterhuis was het
in 1887 nieuwgebouwde woonhuis voor de schoolmeester-
koster van de Christelijke school. Het stond veel verder
naar voren dan het oude schoolhuis, waardoor het pand
van van Dorsten wel erg „weggedoken" lag.
De oude herberg werd afgebroken en een nieuwe boer-
derij verrees, inderdaad met dezelfde rooilijn als het ,,kos-
terhuis", dat later bekend zou staan als het Groene Kruis
gebouw.
Jan Koo van Dorsten was al 73 jaar oud toen hij de
nieuwbouw pleegde. Hij was getrouwd met Elisabeth Ha-
moen. Hun dochter Jannetje, geboren 31 maart 1871 te
Vleuten, trouwde met de landbouwer Hermanus Dirk
Wesseling, geboren 1 juni 1870 te Harmeien. Naar dit
echtpaar heeft het pand bekend gestaan als de boerderij
van Wesseling.
i
Kadastrale toestand ten noorden van de Meernbrug in 1906. |
De boerderij is naar voren geschoven en ook het koffiehuis 1
van Theodorus Klink is zojuist gereed gekomen.
                     I
Het nieuwe Woon- en Koffiehuis (met trapgevel) van Theodorus Klink, de nieuwe boerderij van Jan Koo van Dorsten en het
schoolmeestershuis in volle glorie. De foto is van circa 1910 (tussen 1905 en 1913).
-ocr page 41-
835
Gezicht over de Meernbrug, vanaf de Meerndijli. Achter en naast het naar voren springende witte huis is een gedeelte te zien
van de oude boerderij-herberg. De foto is van vóór 1906.
Beide panden vielen, met vele andere, ten offer aan de
drang tot „dorpsvernieuwing" in de jaren zestig van deze
eeuw. Het is overigens opmerkelijk hoe knus en ,,gebor-
gen" de situatie in 1832 daar bij de brug in De Meern was.
Uit het oosten komend over de Zandweg, ging men eerst
tussen een rij aaneengesloten huizen en de Leidse Rijn
door en dan was daar opeens, even voorbij het kerkhof,
dat open pleintje met kerk, school, winkel en café. Het
vooruitgeschoven pand wees als het ware de weg naar de
brug. Zoiets is niet te „ plannen", dat moet groeien.
Opmerkelijk is ook dat het pleintje kennelijk al bestraat
was in 1743. Dat was op het platteland - en zeker voor die
tijd - heel ongewoon. Vermoedelijk had dat te maken met
de draai die men moest nemen om over de hoge Meern-
brug te kunnen komen.
Bronnen
Collectie van der Poel (afschriften van allerlei acten uit het Rijks-
archief en Gemeentearchief te Utrecht)
Gemeentearchief Vleuten-De Meern
Kadaster
Jac. de Bruijn „De Hervormde Gemeente De Meern" (1977)
D
-ocr page 42-
836
./>«• miBBKH MOFSTAB "Tï.EUTKM.
ANWB-Provincie-ROB
Informatiepaneel bij voormalig Huys te Vleuten
Op 1 augustus a.s. om 14.00 uur zal aan de Utrechtse-
weg bij de overblijfselen van het voormalig Huys te Vleu-
ten het eerste „monumenten-informatiepaneel" in de pro-
vincie Utrecht worden geplaatst. Met deze officiële plaat-
sing gaat in de provincie Utrecht het bijzondere project op
het gebied van informatievoorziening over Historische
Monumenten van start, dat ter gelegenheid van het 50-jarig
bestaan van het Prins Bemhard Fonds in samenwerking met
de ANWB is ontwikkeld.
Heel bewust werd door de provincie voor dit Vleutense ar-
cheologische monument gekozen, omdat het een belangrijk
archeologisch monument is, als eilandje, waarop de oorspron-
kelijke woontoren heeft gestaan en dat heel goed van de
weg af te zien is. Vele voorbijgangers worden door dit infor-
matiepaneel geïnformeerd over de betekenis van dit eiland-
je. Dat voor dit object is gekozen zou ook als reden gehad
kunnen hebben, dat deze plek bedreigd wordt door de uit-
breidingsdrift van de gemeente en de verdubbeling van de
spoorbaan.
De Ridderhofstad Vleuten heeft een lange geschiedenis.
In 1223 was ene Hugo van Vleuten getuige van de Graaf
van Holland en de Heer van Voorne. Zijn afstammelingen
werden beleend met dat Huys te Vleuten. In 1504 wordt
Frederik Utenham, Heer van Den Ham, lid van de Ridder-
schap van Utrecht, ermee beleend. Op 27 oktober 1536
wordt het Huys te Vleuten erkend als Ridderhofstad. De
Heerlijkheid was leenroerig aan Den Engh. In 1514 wordt
Gerrit van Zuylen van Nyevelt er mee beleend. Hij was
Schepen en Burgemeester van Utrecht en de zoon van Dirk
van Zuylen, Heer van de Haer en Zevender, Byleveld en Haan-
wijk.
In 1758 wordt het Huys te Vleuten gekocht door Jan
Maximiliaan Baron van Tuyll van Serooskerken, Heer van
Vleuten en Westbroek, geboren te Zuilen 25 april 1710,
Generaal-Majoor der Cavalerie, Commandeur van Wame-
lingen.
De laatste Tuyll die Vleuten bezat was Jan Maximiliaan
Baron van Tuyll van Serooskerken, geboren te Amsterdam
20 mei 1838, overleden te Brussel 14 mei 1904, die op 23
november 1871 te Heemstede huwde met Louise Anne Eli-
sabeth Barones van Utenhove, geboren te Amsterdam 4 juli
1843. Deze Jan Maximiliaan verkocht de grond - want het
huis moet voor 1830 reeds zijn afgebroken - op 1 augustus
1900 aan Gerrit Viveen te Harmeien.
J.F.K. Kits Nieuwenkamp
-ocr page 43-
837
Openbare Verkooping
▼an aanxtenlüke -
ONROERENDE BOEDEREN.
•.• Op Zaturdaf. il April
1868, des middags ten 12
ure. xullen in het Loliaal ?aD
Verlioopingeu te Utrecbt acb-
ter St. Pieter, wordeb geveild
en Terkocbt:
He BIDDfiRHOFSTAD
DEN ENOH,
met Heerenbuis, Stal èo Koetshuis en Tuin-
manswoning , de aan die Ridderhorstad verboo-
den regten en preeminentieo, enz., benevens
vier BOERENl 1AATSEN, te lamen groot ruim
iMMerd bvaden, waaronder ongeveer
éerUn kaadon, beset met «ltaa«Mt«ii«e
•leeaaaHie. alsmede de AMBACHTSHËER-
LIJKIIIilÜ THEMAAT WTTEN KNGHS, alles
gelegen onder de gemeenten Vleuten, Haar-
zuilen, Maarasenbroek en Catharyne, In de
nabgheid der stad Utrecht
In tliverse perceelen eo Massa s volgens
Notitiën en Kaart, te bekomen ten kantoren
van den Heer Mr. D. J. H. VAN EEDEN en
van den NoUris HONDIUS VAN DEN BROEK,
beiden te Utrecbt.
Gouden vogel gezocht!
De heer J.H. van der Poel, de man die ons geregeld een
grote hoeveelheid afschriften van acten uit de Utrechtse
archieven bezorgt, zou zeer gebaat zijn bij enige assisten-
tie.
Hij zoekt in het bijzonder naar kopen en verkopen van
onroerend goed in het verleden. Als hij de naam van de
notaris weet, die zich destijds met de transactie bemoeide,
kan hij in diens protocol de betreffende acte opzoeken en
copiëren.
Veel goederen werden openbaar verkocht en de aankon-
digingen van dergelijke veilingen verschenen in de krant,
met vermelding van de naam van de notaris (zie als voor-
beeld de afbeelding hiernaast). Het Utrechtse archief heeft
een grote verzameling van zeer oude kranten.
Van der Poel vraagt of er iemand bereid is in samen-
werking met hem die krantenverzameling op de bedoelde
advertenties door te nemen.
Belangstellenden kunnen zich melden bij onze secre-
taris. Hun medewerking zal op hoge prijs gesteld worden!
Bel onze secretaris
J.W. Schoonderwoerd
telefoon 03406 - 61462
De stad Utrecht en de cholera 1832-1910
om vanzelf, dat velen de oorzaak van de ziekte zochten in
de ellendige levensomstandigheden in de achterbuurten.
Sommigen meenden dat de ziekte verdween door een ver-
andering van de mentaliteit en door het ontwaken van hygië-
nisch besef. Bestudering van de ontwikkelingen in Utrecht
en vergelijking met wat elders gebeurde, laten in het boek
zien, dat het niet makkelijk is de geheimen van de cholera
te ontraadselen. De schrijver slaagt er echter in op een vlotte
wijze deze rampzalige ziekte voor velen van toen te beschrij-
ven.
Pas in 1883 ontdekte Robert Koch de verwekker van de
ziekte, de bacterieVibrio cholerae, die met de ontlasting of
het braaksel van een cholerapatient wordt uitgescheiden,
terwijl de verspreiding voornamelijk geschiedt via water
dat wordt gedronken of dat als waswater wordt gebruikt.
Zowel in 1866 als in 1892 en 1893 was er ook groot
alarm in Vleuten, zoals uit het artikel van dr Gravendeel
blijkt. Het was in de laatste genoemde twee jaren, dat BenW
van Vleuten verboden om te drinken uit de Vleutensche we-
tering, de Proostwetering, de Alendorpcrwetering, de Leid-
schenrijn en de Heicop, maar slechts na bekendmaking dat
er gevaar dreigde. Zelfs werden door de gemeente twee slo-
ten gedempt en werd ter plaatse riolering aangelegd.
Het boek is te bestellen bij de boekhandel. Het kost f 49,50
(ISBN 906011.699.2).
J.F.K. Kits Nieuwenkamp
In ons Verenigingsblad jaargang 7, nrs. 3 en 4 van sep-
tember en december 1987 bleek onze voorzitter een voor-
uitziende blik te hebben. Hij schreef toen namelijk een ar-
tikel over de dorpspompen in Vleuten-De Meem. Om het
belang van de dorpspompen aan te geven, of beter gezegd,
om het belang van schoon drinkwater aan te geven, wijdde
dr D.W. Gravendeel enkele kolommen aan de sinds 1830
ook in Nederland gevreesde vreemde ziekte cholera. Hij
vermeldde daar o.a., dat in Vleuten (rond 1866) de uit-
werpselen van een lijder aan cholera in de Rijn werden ge-
worpen, hetgeen tot gevolg had, dat bewoners van huizen,
die stroomafwaarts waren gelegen prompt door de cholera
werden aangetast.
Onlangs verscheen deel 15 van de Stichtse Historische
Reeks, getiteld De stad Utrecht en de cholera 1832-1910
van de hand van dr P.D. 't Hart, waarin zeer uitvoerig wordt
ingegaan op de wijze, waarop in de stad Utrecht gerea-
geerd werd op deze ernstige en vreemde ziekte, die als een
soort pest door Europa rondwaardde.
Omstreeks 1830 maakte Europa voor het eerst kennis met
de cholera, een nieuwe ziekte die tot het einde van de eeuw
tienduizenden slachtoffers eiste. De wetenschap stond mach-
teloos en de maatregelen van de overheid waren niet vol-
doende om de ziekte te weren. Dat bleek ook het geval te
zijn in Utrecht, waar de epidemieën tussen 1832 en 1895
meer dan 4.800 inwoners van de stad het leven kostten.
Net als elders waren de meesten armlastig. Het spreekt daar-
-ocr page 44-
838
Belasting in Vleuten in 1632
In het archief van het kapittel van Oudmunster vond ik een paar stukken die samen interessante gegevens
opleveren. Het eerste is een lijst van inwoners van Vleuten en Harmelerwaard uit 1632. De lijst werd opge-
maakt voor de quotisatie en dat betekent dat zij moest dienen om in een bepaalde belasting ieders aandeel te
kunnen berekenen. De Harmelerwaard hoorde toen nog onder Vleuten. In 1633 werd zij door het kapittel uitge-
geven aan de heer van Harmeien.
Het tweede stuk is een omslag van het huisgeld uit 1621. De belasting werd, naar eer en geweten, door sche-
penen en twee ,,toegevoegde" ingezetenen ommegeslaegen ende uitgeseth (omgeslagen en uitgezet).
Het was helaas niet mogelijk twee complete lijsten uit hetzelfde jaar op te diepen, maar we kunnen toch wel
een paar conclusies trekken.
Lijst van inwoners (1632)
bcH^TN
Belastingen
Van oudsher was het recht van belastingheffing voorbe-
houden aan soeverijnen, die het ten dele weer konden door-
geven aan lagere instanties. Die lagere bestuurlijke eenhe-
den hadden allemaal zo hun eigen financiële noden, zodat
op den duur alle graafschappen, bisdommen enz. een veel-
heid van verschillende belastingen kenden. Ze waren ui-
teraard bedoeld om de gewestelijke kas te spekken.
Zo kende men al vroeg de zogenaamde „verponding",
een grondbelasting en het „consumptiegeld", verterings-
belastingen op het verbruik van vele goederen. In 1552
werd in Holland een belasting van 6 stuivers op iedere haard-
stede gelegd, het zogenaamde „haardstedegeld" of „schoor-
steengeld".
Het „hoofdgeld" was een belasting, geheven per hoofd of
van ieder hoofd van een gezin. Het,,Herengeld" of dienst-
bode- en paardengeld werd geheven van „knegten, dienst-
maagden, paarden van plaisier (rijpaarden) en paarden van
labeur (werkpaarden)".
In 1569 werd door Philips II de 100ste penning inge-
voerd. Dit was een vermogensbelasting. Van het vermogen
moest 1% worden afgedragen.
Een dorp moest óók aan geldmiddelen zien te komen.
Men werkte vroeger niet met een begroting. De in een
bepaald jaar gedane uitgaven werden het jaar daarop over
de dorpelingen omgeslagen en de ,,quotisatie" moest ver-
volgens worden „ingegaard". Die ingaring werd gewoon-
lijk verpacht.
Er waren soms aanmerkelijke onvoorziene uitgaven. Zo
moesten bijvoorbeeld de kosten van herstel van kerken vaak
door het dorp zélf worden betaald. Daarnaast waren er
steeds weerkerende omslagen tot onderhoud van land- en
waterwegen.
:/c\ C-t • CL i>j I ^^3-f«t^^tlbi'
De vertaling hiervan luidt: ^taet ofte Lijste inhoudende de
noemen ende toenaemen
(een toenaam is een naam die aan de
doopnaam of familienaam van een persoon wordt toegevoegd
om deze te onderscheiden) van alle mannen, vrouwen ende
kinderen, wonende ende geseten onder den Gerechte van
Vleuten ende Hermelerweerdt, midtsgaders van de geschoren
schapen
(deze laat ik achterwege omdat ze in de lijst verder
niet genoemd worden), bij Schout ende Schepenen van den
selven Gerechte gemaeckt, volgens Acte van resolutie van de
Edele Mogende Heeren Stalen 's Landts van Utrecht in date
den 20sten Julij 1632, geinsinueert
(aangezegd) den lOden
Augustij daer aenvolgende.
Eerst op Vleuten
persoenen
De vrouw van Panhuijsen op Voorn ende haer
zoon Bartholomeus,
1 knecht genaemt Geurt,
3 maechden Geertruijt, Maria, Jannichgen
Willem Cornelisz. van der Wel, Neeltgen zijn
huijsfrou,
4 kinderen Heijltgen, Neeltgen, Annichen,
-ocr page 45-
839
10
ende Geertruijd,
■ 2 knechts ende 1 jongen Jan Cornelisz.,
Thonis ende Claes,
2 maechden Anna Meijerden ende
Merrichgen Willems
Dirck Adriaensz.
9
3
6 kinderen Adriaen, Trijntgen, Maeijchgen,
Jan, Gerritgen, Grietgen,
3 knechts Jan Thonisz., Thonis ende
Jan Adriaensz.,
%
4
1 maecht Grietgen Elberts
Bastiaen van Zijl ende Lijsbetgen Cornelis
zijn huijsfrou.
11 1
3
3 kinderen Cornelis, Aeltgen ende
Emmichgen,
3 knechts Gerrit Adriaensz., Jan Huijbertsz.
ende Cornelis Jansz.,
4
1 maecht Neeltgen Meijsdr.
Dirck Weijertsz. ende Sijchgen Cornelis
9
5
zijn huijsfrou,
1 kint Neeltgen,
2
zijn moeder Aeltgen Claes,
3 knechts Jan Gijsbertsz, Cornelis Claesz.,
Willem Petersz.,
3
1 maecht Aeltgen Peters
Harman Jansz. Brouwer ende Jannichgen
Rijssen zijn huijsfrou.
8
1 kint Jan
Gerrit Jacobsz. Spies ende Annichgen
3
6
Adriaens zijn huijsfrou,
3 kinderen Jacob, Weijntgen ende
Marrichgen,
1 knecht Cornelis Jansz.
6
6
Jannichgen Tijssen, weduwe,
1 dochter Ultgen Tijs,
1 maecht Aeltgen Cornelis
Jan Cornelisz. ende Merrichgen Tijs
zijn huijsfrou.
3
1 jongen Frederick Cornelisz.
Gerrit Jansz. onder 't Huijs te Vleuten ende
3
9
Mechteltgen zijn huijsfrou.
2 kinderen Weijntgen ende Gerrichgen
Huijch Thonisz. ende Jannichgen Gerrits
zijn huijsfrou,
3 kinderen Claes, Grietgen ende Hendrick,
1 knecht met 1 schaepherder Jacob
Adriaensz., Crijn Jansz.,
4
0
1 maecht Belichgen Aerts
Egbert Huijbertsz. ende Maeijchgen
8 1
zijn huijsfrou
Jan Cornelisz. Decker ende Adriaengen
zijn huijsfrou.
2 1
3 kinderen
5
9
Willem Adriaensz. van Montfoort ende
zijn huijsfrou Neeltgen Willems,
1 maecht Jannichgen Willems
3
4
Gerrit Petersz. ende zijn huijsfrou Jannichgen
Meerten Cornelisz. van Roij ende Grietgen
Adriaens zijn huijsfrou,
3 kinderen Maeijchgen, Gerrichgen
2
ende Cornelis
5
5
Cornelis Rutten ende Aeltgen Jans
zijn huijsfrou.
1 kint Cornelis Cornelisz.
3
3
Cornelis Harmansz. ende Gerrichgen
Gerrits zijn huijsfrou.
3 kinderen Gerrit, Fijchgen, Harman,
Aert,
1 meijt Teuntgen,
3 knechts Jan Cornelisz., Cornelis Dircksz.,
Dirck Jansz.
Willem Willemsz. aen den Dam ende zijn
huijsfrou Haesgen Thonis,
Marrichgen Aerts
Bart Jansz. van der Molen ende Neeltgen
Hendrix zijn huijsfrou,
1 kint Jannichgen Barten,
1 knecht Melchior
Cosijn Adriaensz. ende Maijchgen Sanders
zijn huijsfrou,
1 maecht Grietgen Adriaens
Cornelis Willemsz. Cassenaer ende
Marrichge Jans zijn huijsfrou,
1 kint Petertgen Cornelis,
zijn dochterskint Joost Dircksz.
Sander Cornelisz. ende Oijchgen Philips,
3 kinderen Gijsbert, Cornelis, Adriaen
Jan Adriaensz. Schoenmaecker,
1 dochter Neel Jans
Harman Jansz. Schipper ende Hendrickgen
Thonis zijn huijsfrou,
1  kint Belichgen
De weduwe van Claes Dircksz.,
2 kinderen Dirck ende Willem Claesz.,
2 maechden Neeltgen Jans, Jannichgen
Philips,
1  knecht Jan Cornelisz.
De weduwe van Huijbert Jansz.,
3 kinderen Claes Huijbertsz., Dirck ende
Elsgen,
2 knechts Dirck Jacobsz., Cornelis Jorisz.
Cornelis Jansz. de Roij ende Theuntgen
Cornelis,
2 kinderen Annichgen ende Jan,
3 knechts Jan Stevensz., Herbert Jansz.
ende Cornelis Willemsz.,
2 maechden Theuntgen Joris ende
Truijchgen
Jan Jansz. van Coten ende Maeijchgen Peters,
4 kinderen, Jannichgen, Adriaen, Aert
ende Geertruijt,
2 knechts Jacob Willemsz. ende Steven
Bastiaensz.,
2 maechden Neeltgen ende Jacobgen
Cornelis
Steven Baers ende zijn huijsfrou Adriaentgen
Hendrix,
5 kinderen Claes, Cornelis, Gerrit Stevensz.,
Jan, Marrichgen, Jannichgen (6?),
2 knechts Cornelis Aertsz. ende Willem
Hendricksz.
Theus van Everdingen op 't Huijs ten Enge
ende Maria Christiaens zijn huijsfrou,
2 kinderen Geertruijt ende Lijsbeth
Jonker van Raveswaij ende Emmichgen
IJsbrants Lievers zijn huijsfrou,
1 kint IJsbrandt,
2 maechden Beatrix Hendrix ende
Maeijchgen Jans
Anthonis Cornelisz. ende Neeltgen
zijn huijsfrou,
1 kint Maeijchgen
Mijn Vrouwe van den Ham met haer
3 kinderen jonker Jasper, Christiaen
-ocr page 46-
840
Willem Cornelisz. Appeldoorn ende
Ghillichgen Claes zijn huijsfrou,
1 kint Cornelis Willemsz.
Jelis Tijsz. ende Maritgen Peters
zijn huijsfrou,
1 kint Marrichgen Jelis
Cornelis Isbrantsz. ende Adriaentgen
Fredrix zijn huijsfrou,
1 kint
Fredrick Ewoutsz. ende Dirckgen Matheus
zijn huijsfrou,
1 dochter Metgen
Dirck Jansz. ende Weijntgen Aerts
zijn huijsfrou
Thonis Jansz. ende Marrichgen Willems
zijn huijsfrou,
1 kint Aeltgen
haer vader
Jan Beerntsz. ende Neeltgen zijn huijsfrou,
3 kinderen Beernt, Aeltgen ende Aertgen
Jan Huijbertsz. van Dijck ende Jannichgen
Jans zijn huijsfrou
Hendrick Fransz. ende Huijbertgen,
1 kint Belichgen
Jan Jansz. van Soest ende Annichgen Peters
zijn huijsfrou
Claes Claesz.
1  zoon Meerten Claesz.
Dirck Dircksz. ende Gerrichgen Cornelis,
4 kinderen Jan, Elbert, Geertgen ende
Merrichgen
Grietgen Cornelis
Maeijchgen Martens
haer dochter Merrichgen
Huijbert Jansz. ende Hillichgen Gerrits
zijn huijsfrou,
5 kinderen Harman, Claes, Sijmon,
Jannichgen ende Rutger
Cornelis Jansz. Mosserpath ende Eechgen
Crijnen
Jan Hendricksz. ende Aeffgen Allerts
zijn huijsfrou,
4 kinderen Allert, Jannichgen, Gerbrant
ende Marrichgen
Willeboort Cornelisz. ende Dirckgen Dirx
zijn huijsfrou
Willem Dircksz. ende Adriaentgen Wijerts
zijn huijsfrou,
2 kinderen Dirck ende Cornelis
Dirck Meijertsz. ende Geertgen Cornelis
zijn huijsfrou,
3 kinderen Adriaentgen, Stijntgen
ende Theuntgen,
haer suster Maeijchgen Cornelis
Govert Swanicken ende Petertgen Willems
zijn huijsfrou,
6 kinderen Geertgen, Jan, Swanick, Claes,
Cornelis ende Michiel
Adriaen Jansz. ende Dirckgen Swanicken,
3 kinderen Jan, Willem ende Lijsbeth
Laurens Rutten ende Jannichgen Cornelis,
2 kinderen Rutger ende Claesgen
Jan Aerden ende Griet Crijnen
zijn huijsfrou
1 knecht Willem Beerntsz.                                        6
Huijbert Egbertsz. ende Fijchgen Jans
zijn huijsfrou,
4 kinderen Cornelis, Dirck, Maeijchgen
ende Heijltgen,
1 knecht Frans Comelisz.,
1 maecht Petertgen Gerrits                                        8
Gerrit Stevensz. van Rossum ende
Maeijchgen Barten zijn huijsfrou,
1  kint Steven,
2 knechts Hendrick Eersten ende
Hendrick Willemsz.,
1 maecht Annichgen Cornelis                                   6
Jan Gerritsz. op Spijck ende Mechteltgen
Goijerts zijn huijsfrou,
5 kinderen Geertgen, Cornelia, Lijsbet,
Gerrit ende Goijert,
noch Sijchgen, voorkint,
3 knechts Cornelis Cornelisz., Aert Jansz.
ende Jan Willemsz.,
1  maecht Marrichgen Hendrix                                 12
Gerrit Thonisz. ende Neeltgen Joosten
zijn huijsfrou,
bij hem Marrichgen Baers, sijne moeder,
2 kinderen Thonis ende Goijert,
2 knechts Huijbert Adriaensz., Gerrit
Jansz. de Vos, Cornelis de Weerts van
in de Pop in Jutphaes (?).
2 maechden Geert Jans ende Gerrichgen Jans            11
Claes Splintersz. ende Meijntgen Hendrix
zijn huijsfrou.
Splinter Cornelisz., zijn vader,
3 knechts Thonis Thonisz., Cornelis,
Herbert,
2 maechden Jacobgen Aerts ende
Maeijchgen Dirx                                                     8
Splinter Claesz. ende Neeltgen Houyens
van Sijl,
2 knechts Bastiaen Jansz., Willem Thonisz.,
1 maecht Neeltgen Frans                                          5
Cornelis Aertsz. ende Jacobgen Gerrits
zijn huijsfrou,
1 kint Gerrit Cornelisz.,
Jannichgen, haer moeder                                          4
Daniel Meertensz., weduwnaar                                      1
Maeijchgen van Telingen,
Elisabet ende Mechtelt, hare dochters                        3
Jasper Adriaensz. en zijn zuster Jannichgen
Adriaens                                                                 2
Hendrick Petersz. Stoock ende Hillichgen
zijn huijsfrou                                                          2
Ds Slosius, predikant, ende zijn huijsfrou
Mechtelt,
5 kinderen Sweertgen, Antoni, Mechteltgen,
Aert ende Cornelis                                                   7
Peter Jansz. van Driebergen, coster, ende
Neeltgen zijn huijsfrou,
1 kint Jan                                                               3
Dese nabeschreven persoonen geven in consumptie
noch quotisatie daer van de gemeente meest onder-
houden worden.
Dit wil dus zeggen dat de volgende personen geen con-
sumptiegeld betaalden en ook niet meededen in de quoti-
satie. Zij werden meestentijds door de gemeente onder-
houden en waren dus min of meer armlastig.
-ocr page 47-
841
Hermelreweert
Enkele getallen
Er woonden in 1632 in het gerecht Vleuten (inclusief De
Meern en Harmelerwaard) 410 mensen
Vleuten en De Meern hadden samen 341 inwoners, waar-
van er 87 armlastig waren. Zij bewoonden 71 huizen. In 24
daarvan woonden arme mensen.
Harmelerwaard had 69 inwoners, waarvan er 7 armlastig
waren. Zij bewoonden 12 huizen. In één daarvan woonde
het arme huisgezin.
Er waren in totaal 53 knechts en 34 (dienst)maagden. Zij
waren vanzelfsprekend in dienst bij het „gegoede" deel der
bevolking.
Het aantal kinderen bedroeg 155, waarvan er 45 tot de
armlastige gezinnen behoorden.
Het aantal „gegoede" ingezetenen bedroeg (na aftrek van
de knechts en maechden) 229, waarvan 110 kinderen. Dat is
48%. Voor de ,,armlastigen" waren deze getallen respec-
tievelijk 94 en 45. Het kindertal was daar dus eveneens
48%, waarmee - althans voor die tijd - het sprookje van „de
arme mensen met de grote gezinnen" de wereld uit is. De
hoge zuigelingen- en kindersterfte hielden - ongeacht rang
of stand - de grootte van de gezinnen aardig in toom. Ge-
middeld werden per huis nog geen twee kinderen geteld.
persoonen
Theus Fredericksz. ende Fijchgen Verweij
zijn huijsfrou
Huijch Goijertsz. ende Jannichgen Cornelis
zijn huijsfrou,
4 kinderen Willem, Joosgen, Hendrick
ende Cornelis,
3  knechts Jacob Adriaensz., Jan Claesz.
ende Jan Cornelisz.
1 maecht Merrichgen Adriaens
Claes Willemsz. ende Merrichgen Elberts
zijn huijsfrou,
1  kint Willem,
Aelbert Thonisz., haer vader
Jan Jansz. de Roij ende Gijsgen Aelberts
zijn huijsfrou,
2 kinderen Merrichgen ende Aert,
1 knecht Dirck Fredricksz.,
1 maecht Jannichgen Adriaens
Dirck Jacobsz. ende Merrichgen Cornelis
zijn huijsfrou,
1 kint Cornelis,
1  maecht Emmichgen Claes
Dirck Petersz. ende Belichgen Thonis
zijn huijsfrou,
2 kinderen Peter ende Emmichgen
Joost Jansz. ende Aeltgen Jans
zijn huijsfrou,
4 kinderen. Peter, Merrichgen, Cornelis
ende Jan
Aert Aertsz. ende Neeltgen Adriaens
zijn huijsfrou,
4 kinderen Hendrick, Adriaen, Jan
ende Merrichgen
Cornelis Dircksz. ende Jannichgen Hendrix
zijn huijsfrou,
4 kinderen Hendrick, Geertgen, Merrichgen
ende Alexander
Willem Aertsz. Molenaer ende Grietgen Claes
zijn huijsfrou,
1  kint Jannichgen
Aert Jansz. Bosch ende Maeijchgen Splinters
zijn huijsfrou,
3 kinderen Jan, Thonis ende Meerten,
4 knechts Cornelis Claesz., Gijsbert,
Gijsbert Willemsz., Jan Wernertsz.,
2 maechden Nellichgen Huijgen ende
Nellichgen Jans
10
De omslag van het huisgeld
cv<vt
De vertaling hiervan luidt: Omslach vant huijsgelt van Vlooien
Oudemunsters Gerecht des Jaers 1621.
29-15-00
12-10-00
12-10-00
12-10-00
8-00-00
6-05-00
11-00-00
11-00-00
11-00-00
8-15-00
11-10-00
9-05-00
10-12-08
7-10-00
8-00-00
9-00-00
6-19-00
8-00-00
6-00-00
6-00-00
2-10-00
4-03-00
5-10-00
6-00-12
5-00-00
3-00-00
't Hoff ter Weijde
't Huijs ten Ham
't Huijs ten Engh
't Huijs t(e) Voorn
't Huijs te Vlooten
't Huijs ten Eijck
Anthonis Jansz.
Jan Gerritsz. op Spijck
Pieter Cornelisz.
Cornelis Woutersz.
Jan Huijbertsz. Hoet
Dirck Adriaensz.
Steven Baers
Gerrit Meusz.
Huijch Thonisz.
Aert Gijsbertsz Spijcker
Oth Jacobsz.
Sebastiaen van SijU
Jan Jansz. van Coten
Joost Goortsz.
Dirck Wijersz.
Claes Dirckszoons weduwe
Steven van Rossum
Jan Pietersz.
Huijbert Jansz.
Beemt Jansz.
11
Het huijsgen van den Heere van Harmeien opte huijsinge
ende Ridderhoffstede staende is behoorende onder Hermel-
reweert, ter memorie
Dit
nabeschreven huijsgesin leeft van de gemeente
"Jan Goijertsz. ende Adriaentgen Aerts,
5 kinderen Jannichgen (d'outste), Neeltgen,
Jannichgen (de jongste), Aeltgen ende Aertgen
-ocr page 48-
842
Huijbert Egbertsz.
5-15-00
Adriaen Comelisz.
3-19-00
Goort Jansz.
5-00-00
Pieter Willemsz.
4-00-00
Comelis Pietersz.
2-15-00
Lambert Jansz.
4-00-00
Willem Adriaensz.
1-16-00
Ghijsbert Cosijnsz.
5-00-00
Comelis Hendricksz.
1-00-00
Eerst Adriaensz.
1-00-00
Sebastiaen Cornelisz.
2-06-00
Mathijs Jacobszoons weduwe
1-16-00
Claes Michielszoons weduwe
1-00-00
Jan Comelisz in den Nobel
0-06-00
Comelis Willemsz. op te Hooch Woert
0-06-00
Comelis den Backer
0-08-00
Meerten de Smith
2-10-00
Comelis Hermensz. Timmerman
1-10-00
Comelis Adriaensz.
0-15-00
Gerrit Pietersz.
0-08-00
Willem Hermensz.
0-08-00
Willeboort Comelisz.
0-08-00
Comelis de Snijer
1-00-00
Comelis Pietersz. Timmerman
0-08-00
Comelis Joppen
0-08-00
Frederick Eewoutsz.
0-08-00
Dirck Aelbertsz.
0-12-00
Comelis Willemsz. Hovelingh
0-06-00
Frederick Ottenszoons weduwe
1-00-00
Claes Claesz.
0-08-00
Adriaen Gijsbertsz.
0-06-00
Laurens Jutten
0-06-00
Jan Huijbertsz.
0-06-00
Dirck Taets
0-06-00
Jan Adriaensz. Schoenmaecker
0-06-00
Comelis Rutten ende
Jan Hendricksz.
1-17-08
Dirck Beemtsz. Timmerman
0-06-00
Govert Swanicken
0-06-00
Gerrit Jacobsz. Schoenmaecker
Eewout Thonisz.
Willem Dircksz.
Aert Cornelisz.
Dirck van Hattum
Willem Comelisz. van Goch
Meerten Janszoons weduwe
Hermen Jansz. aen de Meeren
Willem Comelisz. Appeltoorn
Pieter Cornelisz. Dijckman
Gerrit Jansz. bij 't Huijs Vlooten
Hendrick Stoock
Pieter Jacobszoons weduwe
Cornelis Sandersz.
Bart Jansz. Smith
Adriaen Jansz.
Jan Goosensz.
Jan Beemtsz. Schipper
Jan Jansz. op ten Dijck
Eewout Willemsz.
Pieter Jansz. Snijer
d'Erffgenaemen van Aert Jaspersz.
van 't huijs in 't dorp
Jan Aertsz. achter de Well hoffstede
Claes Oemstensz.
Jan Oemstensz.
Hendrick Fransz.
Jacob Hendricksz. Schoenmaecker
Adriaen Cornelisz. Hollander met
de weduwe van Bruijn Hermensz.
Merrichgen van Telingen
d'Erffgenaemen van Jan Willemsz.
Huijbert Jansz. Schipper
Pieter Jansz. Schoolmeester
Hermen Swanicken
Dirck Meijerden
Somma 301 gulden 7 stuivers 12 penningen
^OM ^jj
i^rt-y-y
Dit waren dus: Willam Adrijaensz. (zelf aangeslagen voor 1 gulden en 16 stuivers), Anthonis Jansz. (11 gulden), Dirck
Adrijaensz.
(9 gulden 5 stuivers), Beerent Jansz. (3 gulden). Peter Willemsz. van Bijlevelt (4 gulden). Jan Jansz. van Coeijten (hij
kon niet schrijven, tekende met een merk, maar moest wel 6 gulden betalen) en Steven Stevensz. van Rossum (5 gulden 10
stuivers).
-ocr page 49-
843
Nog wat cijfers
De eerder beschreven lijst van inwoners levert een totaal
van 83 huizen op, waarvan er dan nog 25 werden bewoond
door ,,persoonen" die geen consumptiegeld betaalden of in
de quotisatie meededen. Dat betekent dat er dan maar 58
„belastbare" huizen zouden overblijven.
De ,,omslag van het huisgeld" levert 98 namen van hui-
zen en personen en dat zijn er heel wat meer. Het verschil
tussen 83 en 98 is nog wel te verklaren door het feit dat er
meer dan tien jaren liggen tussen de ene en de andere lijst.
We moeten derhalve aannemen dat er in dit geval onder
,,huisgeld" een soort combinatie van ,.hoofdgeld" en
,,dienstbodengeld" werd verstaan. Idereen werd immers
aangeslagen. Men kon blijkbaar zo arm niet zijn of er vielen
nog wel zes stuivers te halen. Willem Cornelisz. Appel-
doorn bijvoorbeeld, meest van de gemeente onderhouden,
werd toch in dit kennelijk laagste tarief aangeslagen. Jan
Gerritsz. op Spijck daarentegen moest elf gulden betalen.
„Knechts en maechden" telden zwaar.
In het laagste tarief (6 stuivers) vielen 38 personen. Zij
brachten samen 11 gulden en 8 stuivers op.
De bovenlaag (5 gulden of meer) leverde 26 namen. Zij
stonden voor 238 gulden en 13 stuivers. Een vette kluif was
't Hoff ter Weijde met 29 gulden en 15 stuivers.
De lijst werd afgesloten met een verklaring van de ge-
rechte ende twee buijren van Vlooten,
door schepenen en
buren ondertekend.
Bron
Rijksarchief Utrecht, archief kapittel van Oudmunster, inventarisnummers
582 en 589
D.W.G.
Nieuwe leden
Bemmel, C. van
Berg, T.J.F, van den             p/a
Bibliotheek Archiefdiaist Gemeente Utrecht
Blekkenhorst, J.J.H.
Bouter, W.J. de
Brandsma, A.M.
Bransen, H.J.
Drost, G.
Esch, P.A. van
Feitsma, J.
Gerritsen, P.W.
Gietelink, F.W.
Griffioen, A.
Groot, L.B. de
Harsveld, F.X.
Hoven-de Kruijf, A.J. van den
Husen, P.C. van
Jacobs, L.A.C.
Kalksma, W,A .
Klein, J.B,
Klever, H.J .
Kromwijk, J.M.
Leusden, C.J. van
Maanen, R. van
Miltenburg-van Kleinwee, J.C.
Mossink, R.
Thematerweg                       11
Glazenierslaan                21
Alexander Numankade 199
Ten Veldestraat              13
Stationsstraat                11
Stationsstraat                39
J.F. Kennedylaan            48
Zonstraat                             6
Bazuinhof                           43
Zandweg                             219
Glazenierslaan                26
Ten Veldestraat              28
Dorpsstraat                     199
Ursulinenhof                    75
Secr. Versteeglaan         6
Tolakkerweg                       92
Schoolstraat                    17
Rosweydelaan                    40
Rubenslaan                         16
Prins Hendrikweg            56
Meerndijk                             61
Schrijnwerkerslaan            1
Prins Hendrikweg            42
Julianalaan                       10
Dorpsstraat                       30
Rembrandtlaan                  54
3455 SM Haarzuilens
3454 GP De Meern
3572 KW Utrecht
3454 EH De Meern
3451 BV Vleuten
3451 BW Vleuten
3451 ZH Vleuten
3454 AG De Meern
3525 GC Utrecht
3454 HE De Meern
3454 GR De Meern
3454 EL De Meern
3481 EE Harmeien
4133 DB Vianen
3451 XJ Vleuten
3739 JR Hollandse Rading
3451 AA Vleuten
3454 BT De Meern
3451 JL Vleuten
3451 CN Vleuten
3454 HP De Meern
3454 DR De Meern
3451 CN Vleuten
3451 CX Vleuten
3451 BL Vleuten
3451 JD Vleuten
Vervolg in het septembernummer.
-ocr page 50-
844
Potje breken
Een slechte leerling schreef eens in
z'n taalschrift:
Ik delf 't onderspit
Wij spitten onder Delft
Wij hebben Delft ondergespoten
Dit schrift is totaal vernietigd.
't Grapje van de meester van "Nijme-
gen legt of ligt aan de Rijn" had ik door.
Ik wist toevallig dat Nijmegen aan de
Waal ligt. Ik mocht daarvoor een potje
breken.
Ook met een eigengemaakt rijmpje
had ik succes:
Toen de kip gegeten had
Hoorde ik haar zeggen
Ik ben 't behoorlijk zat
Ik ga maar effe leggen
Hier moest de meester even denken,
daarna glimlachte hij en zei: je mag nog
een potje breken.
Of een woord met alleen een „d" of
met „dt" geschreven moest worden was
nog wel eens een probleem. Thuis hoef-
de ik 't niet te vragen. M'n moeder was
geboren in Utrech(t) en daar gebruikt
men geen „t". Trouwens, als ze aan m'n
vader vroeg: wil je thee, zei hij altijd:
voor mij geen thee, maak maar een
lekker bakkie koffie.
Nu is 't dan zover, we gaan naar de
zesde klas, naar meester Maarseveen.
De eerste dag, tijdens het speelkwar-
tier, greep meester Thijhaar me in m'n
krullen: zal je goed je best doen jochie?
Nou meester, an mijn zalt nie legge,
zei ik. Z'n kuif begon al te schudden.
Toen zei hij: zakkie in de geut schuppe!
Nee meester, niet doen, ik mocht nog
twee potjes breken. En ik zal nooit een
kwaad woord over U zeggen of schrij-
ven. Dag meester!!!
Deze week hebben we afscheid ge-
nomen van de vijfde klas.
Drie jaar hebben we les gehad van
meester Thijhaar. Een strenge meester,
die na 't aap-noot-mies van 't leesplank-
je bij juffrouw Staal, ons verder heeft
leren lezen en schrijven.
Dat viel niet mee, meester Thijhaar
was nogal driftig en als de les niet naar
z'n zin was, begonnen z'n neusvleugels
te trillen, z'n opzijgekamde krullende
kuif begon te schudden en z'n gezicht
werd vuurrood.
Had iemand een taalles erg slecht ge-
maakt, dan scheurde hij 't hele schrift
in stukken. Zat je te praten of te verve-
len, dan kreeg je een klap met de line-
aal of met z'n linkerhand, waar een gro-
te ring om z'n vinger zat.
Deed je echter goed je best, dan mocht
je een potje breken. Je mocht dan tij-
dens de les een keer hoesten of praten,
zonder straf te krijgen.
Moeilijk hoor, de Nederlandse taal.
In de sterk verouderde schoolboeken
stond vlees nog met een ,,sch" en zo
met twee „o"s, dat moesten we dus ver-
geten.
We leerden 't verschil tussen kunnen
en kennen en liggen of leggen, tegen-
woordige en verleden tijd en dan ook
nog netjes schrijven met een kroontjes-
pen.
De Meem, april 1941
Theo van den Berg
Illustratie: Barbara Gravendeel
-ocr page 51-
845
Van de voorzitter
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vleuicn-Dc Mecm-Haar^uilens
10e jaargang tir. 3 september 1990 © 1990
Verscbiy nt 4x per Jaar
Êigeschrcven in het vcrenigingsrcgisler van
<Jc K v.K. Utrecht e o onder nr. V. 479360
keuring. In het zakenleven echter ver-
hoogt ,,marktverkenning" de kans op
overleven en zo zou dat bij ons ook wel
eens kunnen zijn.
Verenigingsleven
Een vereniging zonder bijbehorend
„leven" heeft de dood in de schoenen.
Onze statuten vermelden de doelstel-
lingen van de vereniging en het huis-
houdelijk reglement zegt dat voor de
verwezenlijking daarvan door het be-
stuur vaste commissies en commissies
ad hoc kunnen worden ingesteld. Alle-
maal heel goed en nodig want het werk
moet gedaan worden, maar daarmee is er
nog geen sprake van verenigingsleven.
Ik weet dat ik een teer punt aanroer,
want dit begrip wordt maar al te gemak-
kelijk verward met „gezelligheidsleven".
Onze vereniging is géén gezelligheids-
vereniging in de gangbare betekenis
van het woord, wij organiseren geen
kaartavonden en wie eens een avond ge-
noeglijk vacantiebelevenissen wil uit-
wisselen kan met meer effect zijn bu-
ren op de borrel noden.
Wat dan wèl?
De doelstellingen van de vereniging
zijn duidelijk en met hun lidmaatschap
geven onze leden aan dat zij bereid zijn
„samen te werken" ter „bevordering" van
de verwezenlijking van die doelstellin-
gen.
Het „bevorderen" kan wel stilzwij-
gend met mentale en financiële steun,
maar het „samenwerken" zou wat meer
letterlijk opgevat kunnen worden. Ik
verlang zeker niet dat alle leden zich in
een commissie of werkgroep laten in-
lijven, maar iets meer persoonlijk con-
tact en wat vaker getoonde warme be-
langstelling zouden toch aan de begrip-
pen „vereniging" en „verenigingsleven"
aanmerkelijk meer inhoud kunnen ge-
ven.
D.W. Gravendeel
Vereniging
Wij zijn met z'n allen lid van de His-
torische Vereniging Vleuten-De Meem-
Haarzuilens, ook wel bekend als ,,die
vereniging met die lange naam". Maar
wat is eigenlijk een ,,vereniging"?
De encyclopedie spreekt van: een or-
ganisatievorm die het personen mo-
gelijk maakt zich aaneen te sluiten ten-
einde samen te werken volgens regels
en voor een doel door hen vastgesteld.
Van Dale zegt 't iets anders: lichaam ge-
vormd door de aaneensluiting van een
aantal personen ter bevordering van enig
(niet-commercieel) belang, met een be-
stuur en gebaseerd op statuten.
Onze vereniging is erkend, bezit rechts-
persoonlijkheid en is ingeschreven bij
de Kamer van Koophandel, maar dat zijn
aspecten waarop ik nu niet verder inga
omdat ze niets te maken hebben met
mijn vraagstelling.
Ik begrijp dat ik de bedoeling van
mijn vraag duidelijk moet maken. On-
ze vereniging heeft een „onwaarschijn-
lijk" groot aantal leden. Onwaarschijn-
lijk groot in vergelijking met gelijksoor-
tige verenigingen in veel grotere plaat-
sen of veel grotere rayons. Hoe komt dat
en wat beweegt al die mensen jaarlijks
trouw f 30,- aan de peimingmeester over
te maken? Laat er geen misverstand
ontstaan! Het bestuur is dolgelukkig
met al die leden en met het geld dat zij
samen bijeenbrengen, maar tegelijker-
tijd weet het van die leden zo weinig
af. Er bestaat bij onze administratie
geen goed inzicht in de verdeling van
het ledenbestand naar sekse, leeftijd, be-
roep, speciale vaardigheid, bijzondere
belangstelling of voorkeur.
Waarschijnlijk hebben velen er niet de
minste behoefte aan met één van de ge-
noemde qualificaties in onze registra-
tie bekend te staan en dat is natuurlijk
hun goed recht. Aan de andere kant is
het bestuur dan wel gedwongen min of
meer ,,aanvoelend" zijn eigen weg te
gaan, in de hoop op stilzwijgende goed-
Dagelijks bestuur:
Dr D.W. f n-avcndeel, V(ï0mtfBr
'tZaid35,34510PV1cuim
tej.03406-61793
T.W. Schoonderwoerd, sekretaris
Mecmdijk 62, 3454 HT De Mecm
tel. 03406 - 61462
P.G de Rooij, penningmeester
't Zand 1, 3451 GP Vleuten
tel. 03407 - 1483
A.J. van Zocren, vice-v(X)r/itter
Siauonssiraat 34, 3451 BZ Vleuten
lel. 03407- 1263
Erelid:
Mevrouw Prof. DrC. Isings, Soest
Ledenadministratie/informatie:
Opgeven van nieuwe leden» mutaties en (na)-
bestellmgen bij:
Mevrouw P.J. de Rtxiij Oocs,
't Zand 1,3451 GP Vleuten
tel 03407 , 1481
Kontributie:
De jaarlijkse kontributie bedraagt v(x)r 1990
minimaal f 30, -
postalx)nnement f 40,-- per jaar
Dunateurs:
Minimaal f 12,50 jierjastr
De verem^g tiecft rekemngot M| de yól-
jende «istelUnijent
ABN. Tm Meem 55.66:33.040
RABO - Vl«it«ni36.75,ï7J574
JPOSTB ANK 2689200
ö^ektdf gedeeltelijke overname van artr-
ketetl XÓi dit lijdsclmft is slechts toegesuan
A* 6Chrifii^ijkei toestenunidj; *«tt ée, tedakde
In dit nunnmer
pag.
845
846
847
848
859
860
870
Van de voorzitter
Verenigingsberichten, nieuwe leden
Aanslag op de oudste (Romeinse) bewoningsresten in De Meernl
De ridderhofsteden Vleuten en Den Engh en hun wederzijdse
erfdienstbaarheden van weg
Een dorp verandert......
Hinderstein
Hoorndol                                                                  " ,
Het hufs Alenvelt te Vleuten,
gesloopt In december 197<J,
FotoK.B.Nainiiflg.
tOSSE NUMMERS FT^O
-ocr page 52-
846
Verenigingsberichten
Gouden vogels
Naar aanleiding van hetgeen onder
deze kop door de voorzitter in het vo-
rige nummer werd geschreven, heeft zich
een aantal leden gemeld om mee te hel-
pen aan het werk van de vereniging. En-
kelen zijn daarmee al begonnen en an-
deren zullen er binnenkort mee begin-
nen. Het is verheugend voor het be-
stuur zich op deze wijze gesteund te voe-
len. Meerdere aanmeldingen zijn wel-
kom.
Presentatie op braderie in Vieuten
en marl(t in De Meern
Bij gelegenheid van de braderie op 25
augustus in Vleuten en van de markt op
7 september in De Meem heeft ook on-
ze vereniging zich weer gepresenteerd.
De Broederschapshuisjes in Vleuten,
waar iedereen kon binnenlopen en waar-
in oude groepsfoto's werden geëxpo-
seerd, mochten zich verheugen in een
groot aantal bezoekers.
In De Meem, waar in onze kraam een
aantal oude ansichtkaarten en foto's uit
onze verzameling te zien was, toonden
ook velen hun belangstelling. Op deze
twee dagen meldden zich 7 nieuwe leden
aan.
lijkse landelijke Open Monumentendag.
Samenwerlcing liistorische vereni-
gingen
Op 5 september werd door de histo-
rische verenigingen en kringen en aan-
verwante organisaties in de provincie
Utrecht besloten tot het oprichten van
een stichdng, die zich ten doel stelt het
ondersteunen van niet-professionele
lokale en regionale organisaties in de '
provincie Utrecht die tot doel hebben
de geschiedenis van deze provincie te
bestuderen en de opgedane kennis te ver-
spreiden.
Gepland is dat deze stichting in het
begin van 1991 formeel opgericht zal
kunnen worden en met haar taken zal
kunnen beginnen.
Contactavonden
Wij maken u graag nog eens attent
op de contactavonden die er zijn voor
leden (en andere belangstellenden). Ie-
dere maandagavond in het Kabinet in
De Meem en iedere Ie vrijdagavond van
de maand in de Broederschapshuisjes
in Vleuten zijn wij van 19.30 tot 22.00
uur aanwezig om u te ontvangen.
          f
Open monumentendag
Ondanks het tamelijk ongunstige weer
was er op zaterdag 8 september toch nog
een honderdtal belangstellenden voor
de 3 routes die door het Comité Open
Monumentendag waren uitgezet in Haar-
zuilens, Vleuten en De Meem waarvan
de laatste 2 hun startpunt hadden in de
Broederschapshuisjes en Het Kabinet.
Door een aantal leden en bestuursleden
van onze vereniging werd medewerking
verleend aan de bezetting van de start-
punten en de verschillende posten langs
de routes.
Wiimaars van de aan de route verbonden
puzzel waren: de heer en mevrouw ter
Beek, Zandweg 190 De Meem, C. Ver-
meer, Herman Heyermansstraat 13 Vleu-
ten, Teun Mooy, Dammolen 15 Harme-
ien, Frank Vellinga, Vechtensteinlaan
42 Maarssen en Jonny Viel, Alendorper-
weg 24 Vleuten.
Voor wie het nog niet mocht weten:
het plaatselijk Comité Open Monumen-
tendag is samengesteld uit vertegenwoor-
digers van de gemeentelijke Monumen-
tencommissie, van onze vereniging en
van de Bond Heemschut en organiseert
zijn aktiviteiten in het kader van de jaar-
Nieuwe leden
Mulder, M.G.J.
Dorpsstraat
11
3481
EA
Harmeien
Peek, S.G.
Veldhuizenlaan
43
3454
EG
De Meern
Peek, T.H.
Dirck van Hornelaan
7
5581
GZ
Waalre
Poel , J.H. van der
Zebraspoor
32A
3605
GS
Maarssen
Proosdij, K. van
Gastelluralaan
10
3454
VB
De Meern
Renardus, L.
Rosweydelaan
132
3454
BS
De Meern
Rooij, B.F.P. de
Dorpsstraat
15
3451
BH
Vleuten
Rog ij en, E.A. van
Mul tatulistraat
103
3451
AF
Vleuten
Schalk, A.A. van
Zandweg
180
3454
HD
De Meern
Schalk, W.J.M, van
Putkop
21
3481
LK
Harmeien
Schrijvers, A.J.
Ridderhoflaan
15
3451
XB
Vleuten
Schuurman,
Kleerraakerslaan
25
3454
GT
De Meern
Snel, Mw. C
Wolweverslaan
10
3454
CL
De Meern
St ra ver , C .
Zandweg
179
3454
HG
De Meern
Termeulen , C.
Julianalaan
7
3451
CV
Vleuten
Troost, R.
Henri Dunantlaan
25
3451
EN
Vleuten
Vandeput te, J.
Lage Haarsedijk
21
3455
RW
Haarzu ilens
Velden, M. van der
Louis Pasteurlaan
4
3451
EJ
Vleuten
Vernooij, J.J.
' t Hoog
5
3451
RC
Vleuten
Versteeg, M.C.J.
Gamphuijsenstraat
50
3451
BE
Vleuten
V i anen, Marien
Goudplev ier
48
3831
GT
Leusden
-ocr page 53-
847
Aanslag op de oudste (Romeinse)
bewoningsresten in De Meern!
dat ook de Rijksdienst voor het Oudheid-
kundig Bodemonderzoek, de R.O.B., te
Amersfoort en de Provincie Utrecht er
net zo over denken, zoals uit overleg is
gebleken.
Voorts blijkt, dat de Bond Heemschut
onze bezwaren deelt. Ook deze organisa-
tie heeft inmiddels een bezwaarschrift
ingediend. Tenslotte zijn de plannen van
de gemeente onderwerp van discussie ge-
weest bij de Europa-overkoepelende-
heemschut-organisatie Europa Nostra,
alwaar een motie is aangenomen, waarin
de gemeente wordt verzocht de plan-
nen zodanig aan te passen, dat dit stukje
- vooral voor onze gemeente, maar ook
nationaal - belangrijk cultureel erfgoed
voor het nageslacht bewaard blijft.
Met zorg volgt het bestuur van onze
Historische Vereniging de ontwikkelin-
gen rondom het gemeentelijke bestem-
mingsplan 't Weer. Dit bestemmingsplan,
dat met ingang van woensdag 12 sep-
tember j.1. ter gemeentesecretarie ter in-
zage werd gelegd, voorziet in de bebou-
wing van het gebied in De Meern, ge-
legen ten noorden van de Zandweg en
ten westen van 't Zand/Castellumlaan.
Dat is ook precies het gebied waar de
restanten liggen van de Romeinse ne-
derzetting, die zich daar in het begin
van onze jaartelling heeft bevonden en
waarvan het Castellum (= legerplaats)
en een badhuis zijn teruggevonden. Hoe-
wel er reeds vele malen kleine(re) ver-
kenningen zijn uitgevoerd, met name
in 1940, 1957, 1960, 1973 en 1982/1983,
werd geen afgerond onderzoek gedaan
en werden de vondsten nog niet veilig ge-
steld. Diverse interessante vondsten zijn
toen gedaan, doch geldgebrek noopte
ertoe de opgravingen te beëindigen. Om-
dat het gebied zelve niet bedreigd werd
door ontgravingen, gold toen de stelling
van elke archeoloog: geen beter archief,
dan het grondarchief. Maar nu wordt dit
archief ernstig bedreigd door de plarmen
van de gemeente.
Dat is dan ook de reden, dat het be-
stuur van de Historische Vereniging in-
middels bezwaar heeft aangetekend te-
gen het ter visie gelegde bestemmings-
plan, waarin op het grondgebied waar
het castellum oorspronkelijk gelegen
heeft een bouwbestemming is gelegd,
terwijl direct langs de nog aanwezige
fundamenten van het badhuis de rond-
weg om De Meern is geprojecteerd: een
aantasting van een cultuur-historisch
waardevol gebied, die niet noodzake-
lijk is en derhalve niet geaccepteerd kan
worden. Gelukkigerwijs lijkt het erop.
J.F.K. Kits Nieuwenkamp
Een Romeins badgebouw bestond steeds uit meerdere, op rij gelegen ruimten, die men door een ingenieus stelsel van warmtedis-
tributie ieder hun eigen „klimaat" kon geven. Zo kon de „badgast", desgewenst meerdere malen en in volgorde van persoonlijke
voorkeur, een cyclus afwerken van sauna tot koudwaterbad, met een warm en een lauw stadium daartussen. Bovenstaande
tekening geeft een goede indruk hoe het badhuis op de Hoge Woerd eruit kan hebben gezien; zij toont ook duidelijk het onder-
vloerse verwarmingssysteem (hypocaust).
-ocr page 54-
848
De ridderhofsteden Vleuten en Den Engh
en hun wederzijdse erfdienstbaarheden van weg
door
IrJ.A. Storm van Leeuwen
In het artikel „Lanen door de Vleuterweide" in de aflevering van december 1989 van dit tijdschrift (jaargang 9,
nummer 4) beschreef Dr D.W. Gravendeel twee voorbeelden van „eigen wegen" in Vleuten, en wel een laan
van de ridderhofstad Bottestein in 1779 en een laan van het Huis te Vleuten in 1832. Beide niet meer be-
staande „lanen" leidden naar de Zandweg die langs de noordzijde van de Leidse Rijn loopt. Het nu volgende
verhaal vertoont hiermee enige samenhang, het heeft zich echter honderd jaar eerder afgespeeld.
Inleiding
Deze bijdrage gaat over twee met elkaar verband hou-
dende reeksen van gebeurtenissen
die gelijktijdig en in
dezelfde omgeving plaats vonden.
De eerste reeks handelt, evenals het hierboven aan-
gehaalde artikel, over vroegere kasteellanen. Eén daarvan
is wederom die van de ridderhofstad of het Huis te Vleu-
ten, de andere behoorde bij de ridderhofstad of het Huis
den Engh en liep naar de toen zo genoemde Vleutense
Dijk of Heerenweg, nu Utrechtseweg geheten. Het bij-
zondere evenwel van deze twee lanen is, dat er in de 17de
en 18de eeuw wederzijdse rechten van overweg op waren
gevestigd. Die toestand duurde tot 1830.
In de tweede reeks van gebeurtenissen zullen de ves-
tiging en de beëindiging van een recht van voetpad ten
dienste van het Huis te Vleuten over het land van het Huis
den Engh worden besproken.
Dit dubbele - of zo men wil driedubbele - onderwerp
komt hier tamelijk uitgebreid aan bod. Dat kan ook uit een
ander historisch oogpunt van nut zijn, omdat over de
uitgestrektheid en de ligging van de landerijen van beide
ridderhofsteden nog betrekkelijk weinig bekend is.
Een ridderhofstad was oorspronkelijk een versterkt
(verdedigbaar) stenen huis op het Utrechtse en Hollandse
platteland. Het was omringd door een gracht met daarover
een ophaalbrug. De eigenaar had bepaalde rechten en
voorrechten van bestuurlijke en fiscale aard. Het Huis te
Vleuten en het Huis den Engh werden beide in 1536 door
de Staten van Utrecht erkend als ridderhofstad. In de loop
der tijden verdwenen soms de uiterlijke kenmerken van de
ridderhofsteden, de benaming bleef echter gehandhaafd en
gebonden aan de grond, waarop het versterkte huis stond
of eens had gestaan.
Het Huis te Vleuten, dat alleen bestond uit een vier-
kante woontoren binnen een tegenwoordig nog aanwezige
rondlopende gracht, werd tussen 1772 en 1832 afgebro-
ken, het Huis den Engh in 1896.
Publieke verkoping van de ridderhofstad Vleuten
(12-8-1699)
Een aantal jaren geleden was ik in de gelegenheid aan-
tekeningen te maken uit enige aan mij ter inzage gegeven
archivalia die zich in particulier bezit bevonden. Deze
waren afkomstig uit het huisarchief van de voormalige
ridderhofstad Den Engh te Vleuten.
Eén stuk daarvan bestond uit een door notaris Everard
Vlaer te Utrecht op 6 augustus 1729 - in de toenmalige
spelling - geschreven copie van een dertig jaren oudere
akte. Deze betrof de op 12 augustus 1699 door notaris F.
de With te Utrecht opgestelde Conditien en voorwaarden
waar naar Johannes Cornelis van Egmond van der
Nijenburgh, heer van den Engh en de ridderhofstad
Vleuten, Etc. van mening is publijequelijck te verkoopen
de nae beschreven riddermatige hofstad, huysen ende
landen.
Koper van deze ridderhofstad met alle bijbehorende
gebouwen en gronden met een gezamenlijke oppervlakte
van 41 morgen (dat is rond 35 hectaren) werd Cornelis
van de Minnebeeck voor de som van 12.800 gulden.
Op de uitvoerig beschreven algemene veilingvoorwaar-
den van juridische, financiële en administratieve aard zal
ik niet ingaan. Belangrijker voor ons zijn de bijzonder-
heden.
De te veilen onroerende goederen waren de ridder-
hofstad en huysinge Vleuten met zijn voorburgh, hoven,
boomgaerden, lanen, boschen, verdere plantagie, huys-
manswooninge en verder getimmer (exempt de bergen,
staende op 't voorburg, den bruycker competerende en
derhalven niet en werden verkoft), visserije ende vordere
praeminenten daartoe van outs specterende, mitsgaders
ontrend een en veertigh mergen lands daar van behoo-
rende, zijnde de voorschreeve ridderhofstad met acht
mergen lands, leenroerigh aan den huyse den Engh, te
verheergewaden als 't verschijnt met vijff goede franck-
rijckse schilden ofte met goed payement dier weerden,
ende de resterende drie en dartigh mergen vrij allodiaal.
Verheergewaden betekende: het eenmalig voldoen van
een bepaald recht aan de leenheer door de nieuwe leenvol-
ger. Frankrijkse schilden waren gouden munten; men kon
echter ook betalen met ander gangbaar geld. Allodiaal is
niet-leenroerig, dat wil zeggen eigen erfgoed.
Deze gronden waren alle gelegen in de provintie van
Utrecht onder den geregte van Vleuten, streckende uijt de
Vleutense wateringe off Rijn over den Tiendweg tot in de
Heycopper wetering toe, te weten ontrend 231/2 mergen op
ten Nesse tusschen de Vleutense weteringe ende den
Tiendwegh, ende de andere seventien en halff mergen op
Vleuterweyde tusschen den Tiendweg ende de Heycopper
weteringe, soo ende sulcx deselve landen jegenswoordig
bij Abraham van Zijll in huere gebruykt worden.
-ocr page 55-
849
T Huys te Vleuten.
Uit Utrechtsche Ridderhofsteden, door C. Specht, 1698. Kopergravure van I. van Vianen.
Topografische Atlas Rijksarchief Utrecht, catalogus 1120 p 18.
De gronden lagen dus aan weerszijden van de Tiendweg
3f Krochtdijk, nu Europaweg geheten. Het noordelijke
ituk ter grootte van 231/2 morgen of ca. 20 hectaren vorm-
ie een deel van de Nesse of Nes waaraan Gravendeel een
irtikel heeft gewijd in het bovengenoemde nummer van
)ns tijdschrift; het zuidelijke stuk ter grootte van 17i/2
norgen of ca. 15 hectaren lag in de Vleuterweide.
heet de Leidse Rijn de Lijdse Vaart of Heycopper Wete-
ring.
Wert expresselijk bedongen en geconditioneerd, dat de
heeren en vrouwen van 't Huys te Vleuten, mitsgaders de
besitters des voorschreven landen in der tijt
(op dat ogen-
blik) sullen moeten laten ende gedoogen, dat de heeren
ende vrouwen van den Huyse den Engh en die van haar
familie ten aller tijden en ten eeuwigen dagen soo met
wagen en paarden als te voet gebruyken ende overwegen
door de laanen ende over de landen voorschreven, begin-
nende van den Dijck off Heerenweg bij 't Huys te Vleuten,
nevens het land van de heeren van Oudmunster, daarvoor
desen den uytweg geweest is, tot op het Sandpad offSand-
weg aan de Lijdse Vaart of Heycopper Weteringh, ende
van 't selve Sandpad tot op den voorschreven Dijck of
Heerenweg.
De plaats waar deze laan van het Huis te Vleuten ooit
heeft gelopen is nog enigszins te herkennen in de ver-
kaveling. In de Nesse was dat het zogenaamde Appel-
laantje, in de Vleuterweide geeft een aantal smalle per-
celen grasland en boomgaard het tracé aan van deze voor-
malige eigen weg. Zie daarvoor de kaartjes bij het artikel
van Gravendeel.
De toekomstige eigenaren van het Huis te Vleuten zou-
:rfdlenstbaarheden van weg van de huizen Vleuten
in Den Engh (12-8-1699)
In de lengterichting van de percelen liep door de twee
•ovengenoemde kavels de particuliere weg of laan van het
iuis te Vleuten naar de langs de Leidse Rijn gelegen
'andweg. Deze verbinding was niet alleen van belang
'oor de bewoners van het Huis te Vleuten, maar ook voor
lie van de ridderhofstad Den Engh. Deze laatsten maakten
laar blijkbaar van ouds gebruik van.
Dit gebruik werd in de veilingvoorwaarden uitdruk-
elijk vastgelegd in de vorm van een nieuw recht van weg,
n de wandeling een overpad genoemd. Men mocht er ook
net wagens en paarden over rijden zodat het beter is te
preken van een overweg. In het hierna volgende artikel
-ocr page 56-
850
Erfdienstbaarheid van voetpad ten dienste van het
Huis te Vieuten (12-8-1699)
De kopers van het Huis te Vleuten kregen nog een an-
der
recht van overgang, en wel van voetpad, zoals uit het
volgende blijkt: Nogh (voorts) sullen de heeren en vrou-
wen van 't Huys te Vleuten voor haar en die van haar
familie, mitsgaders de bruykers des voorschreven Huyse
Vleuten, bouwhuys
(boerderij) ende landen voor altijt en
ten eeuwigen dage hebben ende behouden het recht om te
voet te passeeren van 't Sandtpad gaende over het wey-
land, gelegen over
(tegenover) den Heerenwech of Dijck
ten noorden van 't Huys te Vleuten tot op denselven Dijck,
ende van den Dijck naar en tot op het voorschreven
Sandtpad, en ten dien eynde altijd mogen een boom
(een
van boven afgeplatte boomstam, dienst doende als voet-
bruggetje) over de slooth tusschen den Dijck en het voor-
schreven weylant daar en soo die nu is leggende.
Deze voorwaarde is om verschillende redenen interes-
sant.
In de eerste plaats komt hier duidelijk naar voren hoe-
veel waarde men hechtte aan een bruikbaar looppad naar
het publieke voetzandpad (zo werden dergelijke bezande
voetpaden toen genoemd) tussen Utrecht en Vleuten,
indertijd wel als het Vleutense Zandpad aangeduid. Dit
liep onder andere tussen het Hof ter Weyde en de Neder-
lands Hervormde kerk te Vleuten benoorden de Heeren-
weg of Vleutense Dijk (nu de Utrechtseweg en Hinder-
steinlaan). Deze dijk of weg was namelijk, evenals vrijwel
alle wegen in de klei- en veengebieden, een kleiweg die in
de natte jaargetijden nauwelijks begaanbaar was voor
voetgangers. Deze toestanden zijn ons bekend uit eigen-
tijdse beschrijvingen van wegen in het westelijke polder-
gebied. Wij moeten hierbij in het oog houden, dat verre-
weg de meeste mensen zich vroeger te voet - en indien
mogelijk per schuit - verplaatsten. Alleen de meer welge-
stelde lieden reisden te paard of per koets. Dit was de
reden dat in de eerste helft van de 17de eeuw op grote
schaal voetzandpaden werden aangelegd, meestal op of
langs bestaande kleiwegen. Er bestonden ook vrijliggende
voetzandpaden, daar was het Vleutense Zandpad er één
van. Ik hoop daar later meer over te kunnen meedelen.
In de tweede plaats is van belang, dat nu niet alleen de
eigenaren, maar ook de pachters van het Huis te Vleuten
worden genoemd. Deze laatsten hadden dus toestemming
om van hetzelfde recht van voetpad gebruik te maken als
de „heeren en vrouwen" van dat huis.
In de derde plaats wijzen de laatste woorden en soo die
nu is leggende
dat dat looppad tussen de ,,Dijck" en het
„Sandtpad" al langer in gebruik was. Deze gemakkelijke
gelegenheid moest nu notarieel worden vastgelegd in de
vorm van een erfdienstbaarheid, omdat de onroerende
eigendommen van het Huis den Engh door de verkoping
van het Huis te Vleuten met de bijbehorende gronden wer-
den gesplitst: er kwamen twee verschillende eigenaren.
Deze omstandigheid gold trouwens ook voor de Laan van
het Huis te Vleuten en de Laan van het Huis den Engh.
De erfdienstbaarheid van voetpad veranderd
(13/23-11-1699) en vastgelegd in het
pachtcontract (25-11-1699)
Het recht van overpad voor de bewoners en pachters van
het Huis te Vleuten naar het publieke voetzandpad (het
Vleutense Zandpad) werd enige maanden later weer ver-
anderd.
den daarentegen volgens de veilingvoorwaarden het recht
verkrijgen om de laan, die tussen de Thematerdijk (nu
Smalle Themaat geheten) bij het Huis den Engh en de
Vleutense Dijk of Heerenweg (nu Utrechtseweg) liep, zo-
wel te voet als te paard of met wagens te gebruiken. Af-
gezien van een later omgeleid kort stukje bij Den Engh is
deze laan de tegenwoordige (tijdens de ruilverkaveling
openbaar gemaakte) Enghlaan. Het vervolg van de hier-
boven geciteerde bepaling luidt namelijk: behoudens dat
de heeren en vrouwen van den Huyse den Engh voorschre-
ven in der tijt ook altijt ende ten eeuwigen dage sullen
moeten laten en gedogen dat de besitters heeren en vrou-
wen van den Huyse Vleuten indertijd en die van hare
familie soo met waagen ende paarden als te voet gebruy-
ken de Laan, behoorende aan den selven Huyse den Engh
ende daar over haren overweg hebben, beginnende van
den Heerenweg tot voorbij de poort van 't Huys den Engh
ende ook van daar tot op die Dijk of Heerenwech voorbij.
Erfdienstbaarheden
In het bovenstaande citaat is sprake van de vestiging
van twee erfdienstbaarheden of servituten. Wat verstaat
men daaronder?
Een erfdienstbaarheid is volgens het hedendaagse Bur-
gerlijk Wetboek een last, waarmee een erf (in de ruimere
betekenis van een stuk grond) is bezwaard tot gebruik en
ten nutte van een erf dat aan een andere eigenaar toebe-
hoort. Deze last rust alleen op de grond, niet op de per-
soon. Dat stuk grond is het dienstbare of lijdende erf, het
andere het heersende erf. Een erfdienstbaarheid bestaat
dus uit de verplichting om iets te dulden of te gedogen
(ook wel om iets niet te doen) ten behoeve van een ander
erf. De vestiging van een erfdienstbaarheid moet notarieel
worden vastgelegd.
Er zijn verschillende soorten van erfdienstbaarheid. Wat
de rechten van overgang op een ander erf betreft onder-
scheidt men drie categorieën, t.w. die van voetpad, van
rijpad of dreef en van weg. Het recht van voetpad is zon-
der meer duidelijk. Dat van rijpad of dreef houdt in, dat
men over een ander zijn land te paard mag rijden of bees-
ten mag drijven. De erfdienstbaarheid van weg is alles-
omvattend, men mag dan ook met een wagen, een rijtuig
enz. over het lijdende erf rijden.
Deze soorten van erfdienstbaarheid bestaan al heel lang.
In ons geval van 1699 ging het in de eerste plaats om erf-
dienstbaarheden van weg. Maar ook een recht van voet-
pad over een ander stuk land werd in die akte geregeld.
Evenals tegenwoordig het geval is, moesten de eige-
naren van de lijdende erven ervoor zorg dragen, dat de
overwegen en het overpad ongehinderd konden worden
gepasseerd. Daarom werd ten aanzien van het recht om
van eikaars lanen gebruik te maken het volgende bepaald
in de veilingvoorwaarden van het Huis te Vleuten: Ende
soo wanneer de voorschreven lanen, steegen ofte over-
wegen met hecken, boomen
(afsluitbomen) of dierge-
lijcken mogten werden geslooten, soo sal daarvan bij
(door) en aan de besitters heeren en vrouwen der voor-
schreven huysen in der tijt gelevert worden bequaame
sleutels ten kosten van den geenen die de heckens, boo-
men of diergelijcken op ofte aan de laanen ofte stegen sal
hebben gesteldt of doen stellen.
Het is merkwaardig dat de heersende erven niets be-
hoefden bij te dragen in de kosten van het onderhoud van
de lanen van de lijdende erven. Men deed dat blijkbaar
met gesloten beurzen.
-ocr page 57-
851
^
54%
Het Huis den Eng.
Pen en penseel in grijs van J. de Beijer, 1750.
Atlas Coenen van 's Gravesloot 15-85-2, museum Flehite te Amersfoort, in bewaring bij Rijksarchief Utrecht.
Op 13/23 november 1699 kwamen de verkoper en koper
/an het Huis te Vleuten overeen, dat de eigenaren en ge-
)ruikers van die ridderhofstad voortaan, in plaats van over
:en boom over de wegsloot van de Vleutense Dijk naar
iet aan de overzijde gelegen weiland te gaan, gebruik
nochten maken van den dam leggende neffens het huyssie
>an den heere verkooper.
Dat huisje stond tegenover het
iuis te Vleuten en komt straks weer ter sprake.
Wanneer die overweg met boomen ofte heckens wierde
tfgeslooten
zouden door de verkoper of diens nakomelin-
gen (eigenlijk: diens rechtsopvolgers) bequame sleutels
lan de heer cooper, sijne nacomelingen ende voorschre-
ven bruykers indertijd
worden geleverd.
Deze zaak was van de zijde van de grondeigenaar dus
!oed geregeld. Maar ook de pachter van het dienstbare
lijdende) erf moest dit recht van overpad respecteren,
daarom werd op 25 november 1699 een nieuwe „huur-
edulle" (pachtcontract) opgemaakt door notaris F. de
Vith te Utrecht, waaruit ik het volgende overneem (Ge-
meentelijke Archiefdienst te Utrecht, Notariële archieven,
nventarisnummer U 112 a 001): /n manieren naebeschre-
en heeft de hoogedelgeboren heer Cornelis van Egmond
an der Nijenburgh, heer van den Engh, etc, verhuurt
nde in een jaerlijcxe pacht gegeven aan ende ten behoeve
van Cornelis Janssoon Hovelingh, die oock bij desen
bekent gehuyrt te hebben, ontrent drie mergen weyland
mettet boogaertie ende huysinge daer op staende, gelegen
onder den gerechte van Vleuten, belent ten oosten de heer
advocaet Blom ende ten westen de wateringe genaamt het
Leywerck; item noch ontrent vijff hond weylant, gelegen
ten westen van een gedeelte van de voorschreven drie
mergen lants, over en alsulcx oock ten westen van de wa-
teringe voorschreven, voor den tijt van seven aeneen-
volgende jaren, waervan het eerste jaer ingaen sal in
reguard van de landen met 1- Januarij, ende van de
huysinge op de vervaartijt
(het tijdstip, waarop de huur
eindigt) van Paasschen des jaars seventien hondert, jaar-
lijcx om de somme van tnegentich gulden, te weeten, etc.
In de bovenstaande tekst is de watergang genaamd het
Leywerck de tegenwoordige Vleutense wetering tussen het
voormalige Huis den Engh en de brug in de Hinderstein-
laan bij de spoorwegovergang. De drie morgen land lagen
aan de oostzijde van het Leiwerk of de Vleutense wete-
ring, de vijf hond (500 vierkante roeden; zes hond was een
morgen) aan de westzijde daarvan.
Het recht van overpad ten dienste van de bewoners van
het Huis te Vleuten werd alsdus vastgelegd: Den huurder
sal moeten gedogen den overwegh den besitter van 't Huys
-ocr page 58-
852
te Vleuten in der tijt voor hem, sijn familie ende desselfs
bruykers competerende om te voet te mogen passeren van
den Heerewegh over de voorschreven drie mergen lant tot
op 't Sandpad.
Op deze erfdienstbaarheid van voetpad kom ik later terug.
Openbare verkoping van het Huis den Engh
(14-5-1729)
Op 14 mei 1729, het jaar waarin notaris Vlaer de oude
akte van 1699 inclusief de daarin later aangebrachte
veranderingen afschreef, vond een openbare verkoping
plaats van het Huis den Engh. Wat de opstallen en lan-
derijen betrof gebeurde dat in vijf kavels, in die tijd per-
celen genoemd. Deze gingen alle naar verschillende ko-
pers, zodat de bezitting in delen uiteenviel.
De door deze notaris opgestelde Conditien en voor-
waarden waar na de heer Cornelis Jacob Luyk, secretaris
van Mijdregt als speciale gemagtigde van de hoogwel-
geboren jonkvrouwe Maria van Egmond van de Nijenburg
zou opveylen en verkopen de nabeschreven ridderhofstad
den Engh met desselfs aanhorige landerijen
bevatten veel
belangwekkende gegevens over de ligging van de (niet
aaneengesloten) landerijen ter grootte van 167 morgen
(142 hectaren) van deze ridderhofstad. Ik zal hier echter al-
leen ingaan op de voorwaarden ten aanzien van het
handhaven van de erfdienstbaarheden van weg en van
voetpad, die verbonden waren aan de landerijen vermeld
in het eerste en in het vierde perceel van de veiling. Men
kan de vele andere beschrijvingen lezen in de minuut van
deze akte in de Gemeentelijke Archiefdienst te Utrecht
(Notariële archieven. Inventarisnummer U 166 B 001).
De koper van het eerste perceel diende rekening te
houden met onder andere de volgende voorwaarde: Wij-
ders is conditie dat den coper off die hem representeert,
als mede den bruyker off bruykers van de nabeschreve
hofstede en landerijen alle de vrijheid zullen hebben ('t
geene den cooper van dezen Huyze den Engh ook sal
moeten gedogen) dat zij de Laan off Steegh van de The-
materdijk tot den Vleutensen Dijk sullen mogen passeren
en repasseren, soo na de Themater als Vleutense Dijken
en na de landen rontomme de Steeg leggende, te voet, te
wagen en te paard, mitsgaders met beesten als anders.
Deze conditie sloeg op de grondgebruikers van den
Engh, die misschien verschillende andere landheren zou-
den krijgen. De tweede voorwaarde was bedoeld voor de
eigenaren van het Huis te Vleuten: Den coper van dit
parceel sal ook moet gedoegen den uyt- en overwegh den
heere en bruykers van 't Huys te Vleuten, mitsgaders hare
familien, over de voorschreven Steegh als anders com-
peterende en daar tegens ook weder de Steeg off Laan van
den Huyse Vleuten te mogen gebruyken, alles volgens de
oude contracten daar van zijnde.
Wij zien dus dat de oude wederzijdse erfdienstbaar-
heden gehandhaafd werden, echter met dit verschil, dat nu
ook de grondgebruikers of pachters van de huizen Vleuten
en Den Engh uitdrukkelijk werden vermeld als recht-
hebbenden. Dat laatste is tegenwoordig niet meer nodig,
omdat - zoals eerder is gezegd - een erfdienstbaarheid ge-
bonden is aan de grond (aangeduid door middel van ka-
dastrale perceelnummers) en niet aan de persoon (eigenaar
of gebruiker).
Koper werd Johannes Cyprianus van Ewijck voor zich-
zelf of voor iemand anders, waarvan hij de naam binnen
drie dagen bekend zou maken, voor de som van 7575 gul-
den.
Einde van de erfdienstbaarheid van voetpad
(14-5-1729)
De Conditien en voorwaarden van de veiling van de
ridderhofstad Den Engh met bijbehorende gebouwen en
gronden in 1729 omvatte als vierde perceel het huyssie
aan de Vleutense Dijk, dat werd genoemd in de overeen-
komst van 13/23 november 1699 over het recht van voet-
pad ten behoeve van het Huis te Vleuten naar het publieke
zandvoetpad tussen Utrecht en Vleuten. Wij lezen: Nogh
een huyzinge, gelegen over
(tegenover) 't Huys te Vleuten,
met ontrent vier mergen boomgaerd, weg en hoijlanden,
gelegen onder den geregte van Vleuten, belend ten oosten
de heer en meester Coenraad Blom, ten zuyden den Vleu-
tensen Dijck, ten westen de Vleutense weteringe ende heer
Masseyst, en ten noorden de landen van den Engh.
Met de Vleutense wetering werd hier weer bedoeld dat
deel van die watergang, dat tussen de huizen Den Engh en
Vleuten liep. Een andere naam daarvoor was het Leiwerk
(zie voren), die nog in de tweede helft van de vorige eeuw
in gebruik was. De ,,huyzinge" stond dus ten oosten van
die wetering, mogelijk tussen de brug en de huidige spoor-
wegovergang. Onder „weg" werd hier verstaan het stukje
Vleutense Dijk vóór het huis. Daarvan hadden de bermen
waarde voor de eigenaar vanwege de mogelijkheid er bo-
men op te planten, terwijl het grasgewas kon worden ver-
pacht aan de gebruiker van het land.
Aan de koop van dit huis met bijbehorende grond was
de volgende voorwaarde verbonden: Den coper van dit
parceel sal moeten gedogen het overpad, 't geen den heer
en vrouwe van Vleuten nevens haar familie, bruykers als
anders is hebbende volgens de oude contracten, etc.
Wij zien hier dus de erfdienstbaarheid van voetpad naar
het Vleutense Zandpad weer te voorschijn komen.
Koper van dit perceel werd Matthijs Hoveling voor
zichzelf of voor degene die hij binnen drie dagen bekend
zou maken en wel voor de som van 1645 gulden. Op de-
zelfde dag „nomineerde" hij Hendrik Jan van Minnebeeke,
de eigenaar van het Huis te Vleuten. Deze aanvaardde de
koop en de daaraan verbonden voorwaarden. Omdat Van
Minnebeeke toen eigenaar was geworden van zowel het
heersende als van het lijdende erf, was het verdere bestaan
van de erfdienstbaarheid van voetpad overbodig geworden
en kon deze zonder meer vervallen.
Het is mogelijk, dat dit looppad later uitgroeide tot een
particulier rijpad naar enige woningen en percelen grond,
waarlangs tijdens de ruilverkaveling een parallelweg be-
noorden de spoorweg werd aangelegd. Dit is de tegen-
woordige Hof ter Weydeweg, gelegen tussen de Utrecht-
seweg bij de hofstede De Hoed en de Hindersteinlaan bij
het café-restaurant De Tol. Het voormalige rijpad kwam
uit op de Hindersteinlaan tussen de brug over de wetering
en de spoorwegovergang in de Utrechtseweg. Na de aan-
leg van de Hof ter Weydeweg werd het rijpad overbodig
en opgeruimd.
Transport van een gedeeite van het aan Van Ewijcl(
toegewezen eerste perceel van de veiling
(12-7-1729)
Wij keren weer terug naar Johannes Cyprianus van
Ewijck, aan wie op de veiling van 14 mei 1729 het eerste
p)erceel (waarin het Huis den Engh was begrepen) was toe-
gewezen voor hemzelf of voor een eventuele andere gega-
digde.
-ocr page 59-
853
Jü ff i. Ife'
■4 ii
Luchtfoto van het gebied dat in dit artikel wordt behandeld. Toestand 1953. Het noorden is boven.
De opvallende witte kronkellijn die midden op de foto van links naar rechts loopt is de Utrechtseweg. Deze begon toen by het
dorp Vleuten, dat linksboven is te onderscheiden. De spoorweg Rotterdam-Utrecht ziet men als een rechte lijn dwars over de fo-
to gaan en de L'trechtseweg bij het Huis te Vleuten kruisen. Van deze voormalige ridderhofstad is het eilandje, waarop oudtijds
de woontoren heeft gestaan, zichtbaar als een wit stipje in een kleine zwarte cirkel (de gracht) in de zuidwestelijke hoek tussen
de Utrechtseweg en de spoorweg. Het Huis den Engh staat in de rechterbovenhoek van de foto. Daar eindigt, van links komende,
de Thematerdijk, nu Smalle Themaat geheten. Naar boven (richting Zuilen) gaan van hier naast elkaar de Proostwetering
(zwart) en de vroegere Kantonnaleweg (wit). Tussen de huizen Den Engh en Vleuten loopt als een licht gebogen zwarte lijn het
gedeelte van de Vleutensewetering dat vroeger ook het Leiwerk werd genoemd. In de linkerbenedenhoek komt een kort stuk van
de Zandweg (wit) langs de Leidse Rijn (zwart) op de foto voor. De Enghlaan gaat van Den Engh naar de Utrechtseweg en wordt
doorsneden door de spoorweg. De voormalige Laan van het Huis te Vleuten is nog te herkennen als een rechte zwarte l^n vanaf
deze vroegere ridderhofstad (bij de spoorwegovergang van de Utrechtseweg) tot aan de Krochtdijk (nu Europaweg) die schuin
Van linksboven naar rechtsonder loopt; vandaar geven de smalle percelen grasland het oude tracé aan tot aan de Zandweg. Het
eveneens In het artikel genoemde Hof ter Weyde bevindt zich rechts benoorden de spoorweg, bij de noordwaarts gerichte
kronkel van de Utrechtseweg.
Foto Landinrichtingsdienst, Utrecht (fotomozafek K.L.M. Aerocarto).
-ocr page 60-
854
Thematerdijk (nu Smalle Themaat)
Zuilen
Proostwetering
Voormalige Kantonnaleweg
Huis den Engh
Vleutense wetering of Stadswetering
Leiwerk of Vleutense wetering
Laan of Steeg van tiet Huis den Engti
(nu Engfilaan)
Vleutense Zandpad
Kantonnaleweg
Vleuten
Vleutense wetering of Rijn --------
Vleutense Dijk, Dijk of Heerenweg
(nu Hlnderstelnlaan)
De Tol -----------------------------
Huis te Vleuten
Nes of Nesse -------
i5.,_jl#^- HofterWeyde
Laan of Steeg van het Huis te
Vleuten door de Nesse
(nu z.g. Appellaantje)
Hof ter Weydeweg
Spoorweg
Vleutense Dijk, Dijk of Heerenweg
(nu Utrechtseweg)
Aiendorperweg
Alendorperwetering
Laan of Steeg van tiet Huis te
Vleuten door de Vleutenvelde
Tiendweg of Kroclitdijk (nu
Europaweg)
Meander van de Oude Rijn
Zandweg ■-------------------------------
Leidsevaart of Heycopper wetering
(nu Leidse Rijn)
Rijksstraatweg
Schetskaartje waarop de ligging van de twee ridderhofsteden Vleuten en Den Engh met hun lanen Is aangegeven. Deze ridder-
hofsteden en het Hof ter Weyde (geen ridderhofstad) zijn door middel van vierkantjes en de lanen met dikke lijnen aangeduid.
De overige getrokken lijnen stellen de achttiende-eeuwse wegen en waterlopen voor, de gestippelde lijn geeft op schematische
wijze de ligging van het Vleutense Zandvoetpad weer. De onderbroken lynen betekenen enige later aangelegde wegen. Ter oriën-
tatie is ook de spoorweg Rotterdam-Utrecht met een streeplijn Ingetekend.
Op dit schetskaartje zijn alle In het artikel genoemde topografische namen aangegeven.
Twee maanden later, namelijk op 12 juli 1729, vond het
transport plaats voor schout en schepenen van het gerecht
Vleuten van het gedeelte van het perceel, dat Van Ewijck
wenste te behouden. Daaraan waren de in 1699 vastge-
legde wederzijdse rechten van overweg over de lanen van
de huizen Vleuten en Den Engh verbonden.
De voor ons van belang zijnde passage in de akte luidt
als volgt: Den voornoemden heere Ewijck sal ook moeten
gedogen den uyt- en overweg den heere en bruykers van 't
Huys te Vleuten, mitsgaders hare familien over de voor-
schreven Steegh als anders competerende en daar tegens
ook weder de Steegh off Laan van den Huyse Vleuten
(dit
is de laan door de Nes en door de Vleuterweide naar de
Zandweg langs de Leidse Rijn) te mogen gebruyken, alles
volgens de oude contracten daar van sijnde en waartoe
ook word gerefereert, mitsgaders tot de coopconditien den
Men May 1729 voor den notaris Everard Vlaer en getuy-
gen tot Utrecht gepasseert.
Einde van de wederzijdse rechten van overweg van
de liuizen Vieuten en Den Engli (19/22-6-1830)
De overeenkomst betreffende de wederzijdse rechten
van het gebruik van de lanen van de huizen Vleuten en
Den Engh werd in 1830 beëindigd. Op de achterzijde van
de akte van 12 augustus 1699 is het volgende geschreven:
Bij ace oord in dato Haarlem den 19 Junij en te Utrecht
den 22 Junij 1830 tusschen jonkheer Jan Maximiliaan
baron van Tuyll van Serooskerken van Vleuten, als eige-
naar van de ridderhofstad Vleuten en daarbij behoorende
landen ter eenre, en de weledele heer Hendrik Ravee, eige-
naar van de ridderhofstad en huizinge den Engh met de
daarbij behoorende landen ter ander zijde, zijn de in deze
vermelden overpaden en overwegen, die partijen uit
krachte dezes konden uitoefenen, vernietigd.
En zo eindigt dan de geschiedenis van de wederzijdse
erfdienstbaarheden van weg, die de eigenaren met hun
pachters van de huizen Vleuten en Den Engh meer dan een
eeuw lang op eikaars „lanen" bezaten,
Chronologische samenvatting
De rechten van overweg en overpad, die in deze bij-
drage zijn beschreven, geven enigszins een indruk van de
afdoende wijze, waarop men dergelijke zaken al drie
eeuwen geleden regelde. Omdat in ons geval sprake is van
twee reeksen van handelingen, raakt men al lezende mis-
schien beide draden kwijt, die door het verhaal lopen. Daar-
om zal ik de stof hieronder in een chronologisch overzicht
samenvatten.
De handelingen die te maken hadden met de wederzijd-
se erfdienstbaarheden van weg zijn telkens aangeduid met
de letter W, die welke betrekking hadden op de erfdienst-
baarheid van voetpad met de letter V.
-ocr page 61-
855
12-8-1699             Publieke verkoping van het Huis te Vleuten met bijbehorende gebouwen, boerderij en landerijen.
Verkoper: Johannes Cornelis van Egmond van der Nijenburgh.
Koper: Cornelis van de Minnebeeck (later geschreven van of van de Minnebeek(e)).
W Wederzijdse vestiging van erfdienstbaarheden van weg op eikaars lanen.
V   Vestiging van erfdienstbaarheid van voetpad op grond van het Huis den Engh t.b.v. het Huis te
Vleuten met een boom (voetbrugje) over de wegsloot.
13/23-11-1699 V Overeenkomst tussen koper en verkoper van het Huis te Vleuten dat i.p.v. de boom over de weg-
sloot voortaan gebruik mag worden gemaakt van een dam naast een huisje, dat eigendom is van de
verkoper.
25-11-1699            V Pachtcontract tussen Cornelis van Egmond van der Nijenburgh als landheer en Cornelis Janssoon
Hovelingh als pachter van het huisje met grond, waarin bovengenoemd recht van overpad wordt
vastgelegd.
14-5-1729             Openbare verkoping van het huis den Engh.
Verkoopster: Maria van Egmond van de Nijenburgh.
Koper van perceel 1: Johannes Cyprianus van Ewijck.
W Op de Steeg of Laan (nu Enghlaan) blijft de wederzijdse erfdientbaarheid gehandhaafd, maar deze
is nu ook voor de pachters van toepassing.
Koper van perceel 4: Jan van Minnebeeke.
V   De erfdienstbaarheid van voetpad wordt door deze aankoop beëindigd (dezelfde grondeigenaar).
12-7-1729             Transport van de aankoop door Johannes Cyprianus van Ewijck.
W Alle wederzijdse erfdienstbaarheden van weg worden gehandhaafd, nu ook geldig voor de pachters.
19/22-6-1830         W Beëindiging van de overeenkomst over wederzijdse erfdienstbaarheden van weg over de lanen van de
huizen Vleuten en Den Engh.
De Zandweg:
Utrecht
de beste wegverbinding met de stad
In dit opstel zijn, zoals gezegd, twee hoofdlijnen te on-
derscheiden:
-   de vestiging en beëindiging van de erfdienstbaarheid
van voetpad voor de bewoners van het Huis te Vleuten
met hun pachters over het land van het Huis den Engh
naar het Vleutense Zandpad;
-   de vestiging en beëindiging van de erfdienstbaarheid
van weg, die de eigenaren van de twee huizen hadden op
eikaars lanen.
De betekenis die aan eerstgenoemde erfdienstbaarheid
werd toegekend is duidelijk en reeds uiteengezet. Iets an-
ders is, waarom de eigenaren van beide huizen zoveel prijs
stelden op een recht van overweg op eikaars lanen, te we-
ten de laan van het Huis te Vleuten naar de Zandweg langs
de Leidse Rijn en de laan (Enghlaan) van het Huis den
Engh vanaf de Vleutense Dijk of Heerenweg (Utrecht-
seweg) naar de Thematerdijk (Smalle Themaat). Daarvan
is de eerste naar mijn mening de belangrijkste geweest.
De laan van het Huis te Vleuten vormde een korte ver-
binding met de heden nog bestaande Zandweg die langs de
noordzijde van de Leidse Rijn tussen de Stadsdam en de
Heldam was gelegen. Deze Zandweg was oorspronkelijk
een smal voetpad van vijf voeten of ca. anderhalve meter
breedte, dat de Staten van Utrecht in 1604 hadden doen
aanleggen ten behoeve van het voetgangersverkeer tussen
de stad Utrecht en Harmeien; van daar af werd het door
het grootwaterschap van Woerden doorgetrokken naar
Woerden en verder westwaarts. Hoewel dit niet met zoveel
woorden werd gezegd lijkt het mij aannemelijk toe, dat
het voetzandpad niet langs de waterkant, maar aan de
landzijde op de dijk of weg kwam te lopen, althans voor
zover dit in de latere gemeente Vleuten-De Meem lag. Het
Het oostelijke gedeelte van de Thematerdijk of Thematerweg,
nu Smalle Themaat geheten, gezien vanuit het noordwesten
in de richting van de hofstede Den Engh. Daar eindigt deze
weg. Foto van de schrijver, februari 1962.
Deze kaarsrechte polderweg is, evenals een aantal andere we-
gen in de omgeving van Vleuten, De Meern en Haarzuilens,
van hoge ouderdom. Hij werd in de middeleeuwen als een on-
verharde kleiweg aangelegd als uitgangslijn (basis) van de
ontginning Themaat (links op de foto te zien). Dit deel van de
Thematerdijk vormde lang geleden de verbinding van Den
Engh met het dorp Vleuten, althans in de droge jaargetijden.
De Kantonnaleweg, waarvan rechts op de foto de wegbeplan-
ting nog flauw is te onderscheiden, werd pas in het begin van
de vorige eeuw als zandweg aangelegd.
-ocr page 62-
856
was strikt verboden voor paarden, vee en wagens. Daartoe
was het voetpad van de dijk of weg op bepaalde plaatsen
gescheiden door een gelind (een houten heining, bestaande
uit palen en horizontale rondhouten staken, sparren ge-
noemd), op andere plaatsen waarschijnlijk door een grep-
pel. Voorts had men volgens voorschrift bij de toegangs-
dammen schuttingen van hout of van rijs dwars over het
zandpad gemaakt, met overstappen voor de passanten
(voorbijgangers) (Groot Placaatboek, Dl. 2, Blz. 256).
In 1625 besloten de Staten van Utrecht, in samenwer-
king met die van Holland, het zandpad geschikt te maken
voor het gebruik te poste en te peerde, zowel gedurende de
zomer als de winter. Dit gebeurde op aandrang van de stad-
houder prins Maurits, opdat men het zandpad zou kunnen
berijden met een paard om bij een vijandelijke invasie zo
spoedig mogelijk berichten te kunnen overbrengen. Het
pad werd in 1626 verbreed tot 8 voeten. Dit betekende ech-
ter niet, dat iedereen dit pad te paard of met een wagen
mocht berijden; ook het drijven van vee daarover was ver-
boden (Groot Placaatboek, Dl. 2, Blz. 261).
Bijna veertig jaren later, in 1664, legden de steden Utrecht,
Woerden en Leiden ten dienste van een op te richten trek-
schuitenveer gezamenlijk een bezand trek- en jaagpad
langs de Leidse Rijn en de Oude Rijn aan, namelijk tussen
het Leidse Veer in Utrecht en het Utrechtse Veer in Lei-
den. Het gedeelte tussen de Stadsdam en de Heldam bleef
waarschijnlijk van het oude zandpad tussen Utrecht en
Harmeien gescheiden door de resterende strook van de
dijk of weg. De ontworpen breedte van het jaagpad be-
droeg 1 Rijnlandse roede (ongeveer 3,77 meter). Dit zal de
afmeting zijn geweest van het gehele lichaam van het
jaagpad, dus met inbegrip van bermen en glooiingen.
Van dit jaagpad mochten, behalve voetgangers, uiter-
aard ook de jagers van de schuiten gebruik maken, mits de
schippers het verschuldigde tolgeld betaalden al naar ge-
lang van het aantal passagiers dat zij vervoerden. Dit „pad-
geld", zoals het gewoonlijk werd genoemd, werd aan de
Utrechtse kant van het jaagpad geïnd door de sluiswachter
aan de Stadsdam. Het was niet toegestaan er met wagens
over te rijden.
Dat laatste was trouwens ook nog lange tijd het geval
met het in 1626 verbrede voetzandpad, dat (waarschijnlijk)
langs de andere zijde van de dijk of weg liep. In 1682 or-
donneerden de Staten van Utrecht namelijk, dat niemand
wien het ook soude mogen wesen het zandpad mocht be-
rijden met wagens, karossen of chesen of met achter-
aangestaarte paarden.
Hiervan werden uitgezonderd de
prins van Oranje met zijn gevolg als mede die gene die
daar toe schriftelijk consent
(vergunning), met de hand
van alle drie de heeren gecommitteerden van 't voor-
schreven sandpad onderteekent
hadden gekregen. Ook de
landbouwers die aan het zandpad woonden mochten dit in
de oogsttijd gebruiken.
Het is mogelijk, dat de eigenaren van de verschillende
versterkte huizen in Vleuten een dergelijke vergunning
konden bemachtigen. In ieder geval was het zandpad in
1777 al geruime tijd voor alle verkeer opengesteld, getui-
ge de volgende ordonnantie van de Staten van Utrecht in
dat jaar: Alzoo hun edelmogenden voor lange jaaren tot
gerief van den passerenden man een voetpad hebben doen
maken en zanden, strekkende van Utrecht af tot Harmeien
toe, en hetzelve vervolgens tot een bekwamen rijweg ge-
approprieert nu reets veele jaren door een iegelijk alzo
gebruikt en bereden wordt,
etc. (Vervolg Groot Placaat-
boek, Dl. 2, Blz. 61).
De Enghlaan met bloeiende perebomen, gezien in noord-
westelijke richting. Foto van de schrijver, mei 1972.
De Enghlaan behoorde tot aan de ruilverkaveling Vleuten
(1953 - 1963) in eigendom toe aan de eigenaar van de hof-
stede Den Engh en was vanouds een particuliere laan of eigen
weg. Ten dienste van de daarop uitwegende percelen grond
van andere eigenaren was de kavel, waarop de weg lag, belast
met verschillende erfdienstbaarheden van weg. In het raam
van de ruilverkaveling werd de Enghlaan openbaar gemaakt
en in eigendom, beheer en onderhoud toegewezen aan de ge-
meente Vleuten - De Meern. De erfdienstbaarheden konden
toen worden opgeheven. De stroken van de bermen waarop
de vruchtbomen stonden zijn evenwel om bepaalde redenen
aan de oude eigenaar als kavels toegedeeld. Zie daarvoor het
Tijdschrift van de Historische Vereniging, jaargang 8, num-
mer 2 (juni 1988), bladzijde 621.
Om deze reden was de laan van het Huis te Vleuten naar
de Zandweg ook van belang voor de bewoners van het
Huis den Engh. Zij konden daarover met wagens en koet-
sen op een goed berijdbare weg komen, die tot aan de
Stadsdam langs de noordzijde van de Leidse Rijn naar de
stad Utrecht voerde. De straatweg aan de overzijde van
het water was toen nog niet tot stand gebracht; dat was pas
in 1827/28 het geval.
In hoeverre de laan van het Huis den Engh (de tegen-
woordige Enghlaan) tussen de toeiunalige Thematerdijk en
de Vleutense Dijk werd gebruikt door de bewoners van het
Huis te Vleuten is mij niet bekend. De behoefte daaraan
lijkt mij niet groot te zijn geweest, men kon vanaf de The-
materdijk alleen over graskaden langs de Proostwetering
in Zuilen komen. De Kantonnale Zandweg, die op dat tra-
ject nu voor een groot gedeelte is verdwenen, was toen
nog niet aangelegd; dat gebeurde omstreeks 1827.
Toen de Vleutense Dijk werd bezand - hij ging toen
Vleutense Zandweg heten - verloor de laan van het Huis te
Vleuten haar betekenis voor de ridderhofstad Den Engh
als verbinding met de Zandweg langs de Leidse Rijn. Dat
gebeurde kort vóór 1830, het jaar waarin de wederzijdse
rechten van overweg van de twee ridderhofsteden krach-
tens een onderlinge overeenkomst tussen de eigenaren na
131 jaren werd opgeheven.
-ocr page 63-
.# ^/
,* -^ #"■' ' •<»•
iBfc: ' '""" ■" '"
'^^;
*. «, fc*^.. >^-«»,rji.
'— •
i^>
««
■^-f
*i»***'
""T^
'#.*"
ï;»^#
-^-«1
—■^■aa—■—m,...................nyiijiiiiii............,111 .—.—„.
Tijdens de braderie op 25 augustus toonden we in de Broederschapshuisjes een aantal groepsfoto's waarvan we graag zoveel mo-
gelijk namen wilden weten van personen die er op voorkwamen. Wonderlijk was aan het einde van de middag dat vooral de ou-
dere foto's een goede respons hadden opgeleverd maar dat van enkele foto's van zo'n dertig jaar geleden de namen maar
mondjesmaat binnenkwamen.
Van bovenstaande foto van de Katholieke Jonge Vrouwen, die uit ongeveer 1935 dateert, kregen we élle namen! Helaas waren
niet alle handschriften even goed leesbaar zodat een enkele naam fout gespeld kan zijn. Ook de hardnekkige gewoonte van Vleu-
tenezen om namen verkeerd te spellen: Kees de Wens - Kees van der Wens, Jan Lens - Jan Lenssinck kan ons misschien parten
spelen. Onze excuses daarvoor!
Alle namen van links naar rechts. Zittend op de voorgrond: Dora Heyn, Lien Miltenburg, Annie van Koten, SJaan van Rossum.
Staand, de rij zigzagt een beetje: Tonia van Leusden, Joke van Vliet, Marie van der Meer, Anna Ekelschot, Lea Carpay, Corri de
Lange, Mien Jacobs, Lien van Dijk, Janna Verlaan, Dora Goes, Truus van der Bilt, Mien Wibbeke, Annie van Rijnsoever, Riek
van der Gun, Tonia de Groot, Catrien Jacobs, Marie de Jong, Jo van Dijk.
Bovenste rij: Grad van Kleef, Lies Staal, Riek Mandjes, Anna Wieman, Jo Teunissen, Marie van den Berg, Corrie Boeyen, Pietje
van Leusden, Jo van Kleef, Fie de Klein, Anna Geelen, Greet van Kleef, Dora van Dommelen, Alie van Kleef, Annie van Kleef,
Willy Spithoven, Stien van Rijnsoever.
Hartelijk dank aan allen die ons van dienst zijn geweest!                                                                                                   KBN
j
-ocr page 64-
859
geloven maar ik heb het zelf op de af-
druk in mijn boekje niet kunnen lezen!
KBN.) In het rechterpand was G. Bo-
nenkamp gevestigd, de kachelsmid waar
alles op kachelgebied te koop was en
wat niet op voorraad was, gewoon werd
gemaakt. Ook je schaatsen werden er
vakkundig geslepen.
Tenslotte dan de reactie van de heer A.
Huijden, telefonisch binnengekomen bij
onze secretaris: Geheel links smederij
van Toon Willemse, later Has Willem-
se, nu apotheek. Links (winkel) was
vroeger (plm. 1910} woning van school-
meester Sluiter, later kruidenierswin-
kel H. Bos, weer later Brons.
(En dèt
was in de tijd dat de foto gemaakt
werd, 1960. KBN.) Midden plm. 1910
kolenschuur van smederij Bonenkamp,
later verbouwd met woonhuis erop. Fiet-
senzaak P. Bonenkamp, van 't Hoog,
nu Knijff. Rechts smederij van Arie,
later van Geert Bonenkamp.
Dat waren de vier binnengekomen re-
acties die elkaar wel aardig aanvullen,
op dat genoemde huwelijk na. Mis-
schien weten familieleden ons het fijne
er van te vertellen.
Ter verduidelijking plaatsen we nu
de hele foto waarbij het duidelijk zal
zijn dat de beschrijving alleen maar
slaat op de 3 è 4 huizen links van het
midden. De rechterhelft vonden we in
het vorige nummer terug op de mid-
denpagina, welke grote foto een mon-
tage was met de scheiding rechts langs
café Van Straten.
De nieuwe raadselfoto zal tenslotte
voor de oude Vleutenaren wel niet zo'n
groot probleem opleveren.
KBN.
Een dorp verandert
de benzinepomp en de fietsenzaak van
Piet Bonenkamp. Daarnaast de smede-
rij van Geert Bonenkamp. Uiterst rechts
is nog iets te zien van een smal poortje
tussen smederij en woonhuis van Geert
Bonenkamp. Op de foto op het midden-
blad is uiterst links nog iets te zien van
dat smalle poortje.
De derde reactie kwam uit Kocken-
gen van Ko van Oostrum: In het lin-
kerpand was kruidenier G. Bos geves-
tigd. Deze was getrouwd met ... Haaks-
man. Het middelste pand, het hoogste,
behoorde toe aan P.H. Bonenkamp, hij
had daar zijn fietsenhandel annex huis-
houdelijke apparatuur. Het bovenste
gedeelte werd door hemzelf bewoond.
Zie ook de „KVP lijst 1 "-affiche op het
kamerraam.
(Ik ben graag bereid dit te
De heer A. Huijden van de Heycop-
perkade heeft de eer van De Meem ge-
red! Ik kreeg achtereenvolgens twee
reacties binnen uit Vleuten en één uit
Kockengen. „Dat wordt me wat moois"
begon ik te denken, .jiiks uit De Meem!",
maar het is dus toch nog goed geko-
men.
De eerste reactie kwam van mijn vas-
te correspondentievriendin mevrouw
Griffioen die nu amicaal met „Annet"
tekende:
De laatste raadselfoto in ons blad
komt uit De Meern; met enige hulp
van m'n ouders en graven in m'n ge-
heugen - ik heb namelijk in De Meern
op de lagere school gezeten
- hoop ik
U uit de droom te helpen wat betreft de
drie panden op de foto. Het eerste pand
links is een kruidenierszaak van G. v.d.
Bosch, gehuwd met Neeltje van Tuyl.
Het tweede pand is de winkel plus bo-
venwoning van P. Bonenkamp, o.a.
fietsenmaker, maar ik dacht ook iets
van een electrotechnisch bedrijf. Het
rechtse pand is de smederij van G. Bo-
nenkamp, een broer van eerstgenoem-
de P.
Op een gedeelte van deze twee pan-
den samen staat nu het Expert-bedrijf
van de firma Bonenkamp. Een zoon
van P., Hans, staat nu nog in die zaak,
dacht ik. De zonen van G. hebben een
bedrijf op de Castellumlaan 2-4. Het
pand van G. v.d. Bosch is nu de fiet-
senzaak van de firma Knijff. - Ik fiets
deze brief even bij U langs.
De tweede reactie kwam van J.B.
Klein uit de Prins Hendrikweg. Hij
vertelde ons: Uiterst links het woon-
huis en de smederij van Has Willemse.
Daarnaast de poort naar het huis van
Leen van Bommel. Daarnaast de krui-
denierszaak van Henk Bos. Vervolgens
-ocr page 65-
860
Hincjerstein
door
Dr D. W. Gravendeel en J.H. van der Poel
Als we ons verdiepen in de geschiedenis van het Vleutense landgoed Hinderstein - het latere Alenvelt - komt
meteen de vraag op of er wellicht verband bestaat met de ridderhofstad Hindersteyn onder Neerlangbroek. Dat
verband hebben wij niet kunnen vinden. De vroegst bekende persoon, die ca 1315 met genoemde ridderhof-
stad beleend was, noemde zich wel naar zijn leen maar zijn eigenlijke naam was Willem van Suermont. Het
geslacht (van) Suermont hield de ridderhofstad in leen tot 1463.
De familie, waaraan het Vleutense goed zijn naam dankt, heette echter wel degelijk van Hinderstein of mis-
schien moeten we zeggen dat de familie van Hinderstein ter plaatse grond bezat in de tijd dat ons verhaal aan-
vangt.
Knijfgensdorp
Met deze naam werd van oudsher een tiendplichtig stuk
grond aangeduid, begrensd door de Rijn (Vleutense Wete-
ring), de tegenwoordige Schoolstraat, de Thematerdijk en
het Leywerk. De naam is al heel oud. Het kapittel van Oud-
munster bezat er veel land en de bewaard gebleven pacht-
overeenkomsten vangen aan in 1351.
Over de betekenis van de naam durven wij niets zekers te
zeggen. Dorp (doorp, dorpe, derp, darp, durp) kan, behal-
ve dorp, ook akker, hoeve of landgoed betekenen. Knijff is
een nu nog voorkomende persoonsnaam.
Het landgoed Hinderstein besloeg niet het gehele gebied
van Knijfgensdorp, maar wel een groot deel ervan.
Kijfgensdorps Thienden in 1805.
Het noorden is boven. De begrenzingen waren: in het noorden de Thematerdijk (nu Smalle Themaat), in het zuid-oosten het
Leywerk (ook wel de Vleutense Wetering genoemd), in het zuiden de Vleutense Wetering en in het westen de Kerkweg of
Groeneweg (nu Schoolstraat). Rechtsboven Den Engh. Door het zuidelijke gedeelte van Knijfgensdorp liep van oost naar west
het oude voetzandpad.
Rijksarchief Utrecht, Topografische Atlas, Archief Oudmunster 713 I.
-ocr page 66-
861
De familie van Hinderstein
De naam van de familie duikt voor 't eerst op in 't Vleu-
tense in 1487. Op 22 februari van dat jaar verscheen voor
de Proost van Oudmunster een zekere Dirck Jacobsz. Speijert.
Deze droeg zijn leenheer op die leenweer van drie morgen
lants, gelegen op Knijfgensdorp, in den Gerechte van
Vlueten
(dat betekent dus dat Dirck afstand deed van zijn
leenrecht). Vervolgens beleenden de Proost en zijn leen-
mannen Adriaen van Hijndersteijn met diezelfde drie mor-
gen.
Op dezelfde datum kreeg Adrijaen van Hijnersteijn van
Deken en Kapittel van Oudmunster in erfpacht negen mer-
gen lants, also sij gelegen sijn in den Kerspel van Vloeten
......, item noch seven hont lants, gelegen in den Kerspel
van Vloeten, in den camp geheten Loetmergen,......Ook de-
ze grond was daarvoor in er^acht geweest bij Dirck Jacobsz.
Speijert.
Wij willen hier niet ingaan op de subtiele verschillen
tussen „leen" en „erfpacht". Dat is wellicht een mooi on-
derwerp voor een apart verhaal.
Adriaen stierf ca 1509. Hij was, in tweede huwelijk, ge-
trouwd met Marie Adriaens van Wesell, die in december 1514
overleed.
Om misverstand te voorkomen is het wellicht goed hier
reeds op te merken dat de eigenaren van Hinderstein nim-
mer zelf onder Vleuten geboerd hebben. Zij behoorden al-
tijd tot de klasse van de elders wonende grondbezitters en
bekleedden veelal hoge posities, die niets met het boeren-
bedrijf te maken hadden.
Adriaen werd opgevolgd door zijn zoon Claes, die evenals
zijn zusters Hadewich en Hülegond was gesproten uit het
eerste huwelijk van Adriaen. De naam van hun moeder is ons
niet bekend.
Claes was getrouwd met een zekere Alit, die in januari
1533 weduwe was.
Er berust op het Rijksarchief te Utrecht een ,,Blaffert
van Oudschild gelden" (een register van een bepaalde belas-
ting). De weduwe van Hijnderstijn (dit moet de genoemde
Alit zijn) met Willem ende Adriaen, haar soonen waren
aangeslagen voor 40 morgen land, gebruikt door Adriaen
Gerritsz. van Roijen. Bovendien bezat die pastoor tot
Vleuten 1 morgen lants,
gebruikt door Willem Hijnder-
steijn voorschreve. Die 40 morgen slaan zonder enige twij-
fel op „ons" Hinderstein, wat trouwens bevestigd wordt door
de in de Blaffert genoemde latere eigenaars.
Claes en Alit hadden overigens drie kinderen. Er was nog
een dochter Hillegont.
Hoe het bezit inmiddels was aangegroeid tot 40 morgen
laten we in het midden.
Opvolger was zoon Willem. Deze overleed tussen 1545
en 1556. Hij was getrouwd met Alit Gerrits Knoops, die
nd 1562 overleed. Daarmee was de dynastie van Hinder-
stein - voorzover die althans het Vleutense aangaat - ei-
genlijk uitgepraat. Het echtpaar had wel zes kinderen, maar
dat waren allemaal dochters: Hillegont, Comelia, Gerarda,
Alit, Wilhelma en Nicolaa.
Adriaen van Hinderstein + ca 1509
X NN
Hillegont
Hadewich
Claes van Hinderstein + ca 1532
X Alit
Willem van Hinderstein + tussen 1545 en 1556
X Alit Gerrits Knoops
Hillegont
Adriaen
---------------------------------------------^                                 ^                                    I
Nicolaa van Hinderstein + ca 1623 Alit Wilhelma Hillegont
X Willem Cornelisse (van Pijlsweert) + vóór 1613
Cornelia
Gerarda
Willem van Pijlsweert + Utrecht 07-08-1626
X Alit van Merenburch + Utrecht 07-02-1651
Hendrick Zas van Weldam
^ generaties van Hinderstein waaraan het landgoed zijn naam te danken heeft.
-ocr page 67-
862
Van Pijlsweert
Eén der dochters, Nicolaa (Claesgen) van Hinderstein
(overleden circa 1623), trouwde met Willem Cornelisse
(van Pijlsweert), overleden vóór 1613.
Hun zoon Willem van Pijlsweert was de oorzaak van
een zeer ingewikkeld vervolg. Hij overleed kinderloos op
7 augustus 1626 te Utrecht en werd in de Buurkerk begra-
ven. Zijn weduwe, Alit van Merenburch, overleefde hem
maar liefst 25 jaar. Zij overleed op 7 februari 1651 te Utrecht
en werd in de Jacobskerk begraven. Zij had gewoond aen
de Oudegraft ontrent Draeckenburchsteech.
Toen pas kon de nalatenschap verdeeld worden en ook
toen pas kwam het testament boven water, dat Willem kort
voor zijn dood, op 11 juli 1626 gemaakt had en waarin hij
zijn neven en nichten in gelijke portiën tot zijn universele
erfgenamen benoemde. Bovendien had hij er de bepaling
in doen opnemen dat de goederen bij hem nagelaten moes-
ten succederen aen den naeste van den bloede van den tes-
tateur.
Willem was zéér vermogend geweest en er waren 18 ge-
gadigden, die allemaal wel graag aan hun trekken wilden
komen. Een onderlinge verkoop was de oplossing en zo
werden de goederen verkocht voor de gerechten van de
stad Utrecht, Pijlsweert, de Oude en de Nieuwe Poort, West-
broek, Lage Weide, Overeind van Jutphaas, Gieltjesdorp,
Heijcop, Maarssen, Westraven, Hoograven, Harmeien en
Vleuten.
De lezer zal 't ons niet kwalijk nemen dat wij ons ver-
der niet hebben verdiept in de familieverhoudingen.
Hendrick Zas van Weldam
Op 7 februari 1653 transporteerden de verschillende erf-
genamen aan Hendrick Zas van Weldam, als vader en voogd
van zijn kinderen en in die kwaliteit gerechtigd tot vier-
achtiende deel van de nalatenschap van Willem van Pijls-
weert: Een Huijsinge, Hoffstede met drie bergen, schuijren
ende alle vorder getimmer daerop staende. Een cleijne
Huijsinge ende Hoffstede daer annex, met Boomgaerden,
jlantinge ende bepotinge, met weij- ende Bouwlanden,
Igendefnt Hijndersteijns Hoffstede, gelegen op Knijffgens-
\dorp, groot te saemen ontrent 55 mergen, streckende wt den
Vleutensen Rijn tot aen den Thematerdijck toe.
Het landgoed moest uit de handen van alle gerechtigden
„bij elkaar gepeuterd" worden, maar tenslotte was het dan
toch weer één geheel. Het is dèn ook voor het eerst dat de
„hofstede" met naam, ligging en oppervlakte zo duidelijk -
wordt omschreven.
Hofstede
Als wij het tegenwoordig hebben over een hofstede, den-
ken we in de eerste plaats aan een hoeve of boerderij.
Toch is dat, historisch gezien, niet helemaal juist. Een
,,stede" (stade, stat) was van oudsher een plaats in de
ruimste zin van het woord. Onder een „hof verstond men
vroeger, behalve een woning van de aanzienlijken (heren-
huis, kasteel, woning van de vorst, hof, paleis), toch meer
een min of meer beperkte ruimte in de betekenis van erf of
tuin. Men sprak dan ook van „huus ende hof' als men een
huis en erf wilde aanduiden.
Een hofstede was dus, strikt genomen, niet meer dan een
stuk grond met een erf. Was er ook een huis aanwezig, dan
werd dat apart vermeld: een huijsinge, hoffstede, bergen,
schueren ende alle vorder getimmerte daerop staende.
Ook de erbij behorende landerijen werden apart ver-
meld: boomgaerden, bosch, weij-, hooij- ende bouwlan-
den.
Jacob van Voorburgh
Hij was de volgende eigenaar van Hinderstein. De man
was Borgemeester tot Rotterdam, maar verder weten wij
niet veel van hem. In 1683 was hij overleden, want op 18
april van dat jaar verzocht zijn weduwe, Maria van Vre-
denburgh. Vrouwe van den Bosch, het Gerecht de waarde
van het onroerend goed te bepalen ten behoeve van de suc-
cessie. Huijsinge ende Hoffstede werden getaxeerd op f 600,--
en de 57 (blijkbaar was er iets bijgekocht) morgen land op
f7.125,-. De hofstede was in gebruik bij Comelis Dircksz.
van Bijlevelt.
Hun dochter Margareüia kreeg de hofstede mee ten huwe-
lijk bij huwelijksvoorwaarden van 24 november 1690.
Mr Allart van der Duijn
Mr Allart, getrouwd met Margaretha van Voorburgh, was
advocaat te 's-Gravenhage. Op 23 november 1693 verhuurde
hij aan Comelis Dircksz. van Bijlevelt zijn Huijsinge ende
Hofstede, van outs genaemt Hindersteijns Hofstede, tot
noch toe bij den huijrder gebruijckt,
voor 6 jaar tegen jaar-
lijks f 380,-.
In 1694 had Mr Allart geld nodig en op 9 juni van dat
jaar leende hij van Ds Bartholdus van Hattem, bedienaer
des Goddelijcken woorts tot Vleuten,
f 3.000,— (dominees
waren destijds wel eens kapitaalkrachtig!). Hij verbond hypo-
thecair de hofstede, nog steeds in gebruik bij Cornelis
Dircksz. van Bijlevelt. De kleijne Huijsinge werd bewoond
door Hermen Jansz. Smith.
De geldelijke problemen waren daarmee voor het echt-
paar blijkbaar niet uit de wereld, want op 17 juni machtig-
de Margaretha haar man haer wooninge, genaempt Hin-
dersteijn met sijne alinge
(alle) landerijen in 't openbaer ofte
uijtterhant te verkopen.
Cornelis Johannes van Roijen
Op 19 maart 1695 was het zover. Mr Allart transporteerde
aan Anna Eijckels, laatst weduwe van Willem van Velpen,
in leven notaris te Utrecht seekere huijsinge, Hoffstede
met drie bergen, schueren ende alle vorder getimmerte daer-
op staende, mette brouwketel, boom gaarden, bepotingen
ende beplantinge, mette weij- ende bouwlanden, met nog
een kleine huijsinge ende Hoffstede daer annex gelegen,
tot Vleuten, van outs genaamd Hindersteijns Hoffstede,
streckende uijt den Vleutenschen Rhijn tot aan de The-
mater dijk toe. Sulx de groote Huijsinge ende Hoffstede
bij Cornelis Dirkssoon van Bijlevelt ende de cleijne bij
Herman Janssoon van Blanckevoort gehuijrt ende gebruijckt
worden. Groot te zamen 54 morgen ende 305 roeden, waar-
onder 3 morgen leenroerig sijn aen de Proostdije van Oud-
munster ende 2 morgen aen den Huijse van de Haer.
Anna kocht het goed voor haar nog onmondige zoon
Cornelis Johannes van Roijen, uit haar tweede huwelijk
met Johan van Roijen. Zij betaalde er f 8.500,— voor.
Anna Eijckels was driemaal getrouwd geweest. De eer-
ste maal met Dirk van Eek, schout te Maarssenbroek. Uit
dit huwelijk werd een dochter geboren, Christina, die in
1682 trouwde met Dirk Willemszoon van Bijlevelt, brou-
wer te Utrecht in de Boogh. Deze Dirk was een broer van
de Vleutense brouwer Hendrik Willemszoon van Bijlevelt.
P
V
a
U
-ocr page 68-
863
J
I Op 11 juli 1721 maakte Comelis Johannes van Roijen
fzijn testament. Hij had geen kinderen en zijn vrouw Maria
Bakker was overleden. Hij was in volle gezondheid, woonde
normaliter in Utrecht, maar had voor de gelegenheid de
notaris ontboden op zijn Hoffsteede, gelegen aan den Rijn
onder den Gerechte van Vleuten.
Hij benoemde zijn broers
en zusters tot universeel erfgenaam. Dat leek meer dan het
was. Zijn stiefbroer Gijsbertus, geboren uit het huwelijk
van zijn moeder met de Utrechtse notaris Willem van Vel-
pen, overleed en zo bleef akas zijn stiefzuster Christina over
als enige erfgenaam.
Comelis Johannes overleed in 1724 en ten behoeve van
de successie werden zijn goederen te Vleuten getaxeerd.
Men kwam op een bedrag van f 9.800,—. Zij omvatten se-
kere huijsinge, Hofstede met sijne verder getimmer daar
opstaande, van outs genaamt Hindersteijn, bestaande soo
uijt bouw-, weijlanden als boomgaarden, te samen groot
49 morgen 305 roeden.
De 3 morgen land, leenroerig aan
het kapittel van Oudmunster, werden getaxeerd op f 450,--, de
2 morgen, leenroerig aan de Haar, op f 300,- en de kleine
huijsinge, bewoont wordende door Crijn van Groeningen
op f 50,-.
Christina's zoon, Henricus van Bijlevelt, die na het over-
lijden van zijn vader brouwer in de Utrechtse brouwerij de
Werelt was geworden, verkocht op 19 october 1726 open-
baar o.a. seekere nieuwe weldoortimmerde Heeren huij-
singe, van ouds genaamt Hinderstijns Hofstede, met een
.boerenwoninge en drie bergen en verder getimmer daarop
\staande. Met brouwketel en toebehoren. Mitsgaders boom-
gaarden, bepotinge en beplantinge daarop staande. Mette
bouw- en weijlanden daar aanbehorende ende eene kleijne
huijsinge daar annex, groot te samen 54 morgen 305 roe-
den. Alle gelegen onder den Geregte van Vleuten, strek-
kende uijt den Vleutensen Rijn tot aen de Thematerdijk
toe, waaronder drie morgen leenroerig zijn aan de Proos-
dij van Oudmunster ende twee morgen aan den Huijse de
Haar
Cornelis van Maseijs
Het goed werd voor f 12.550,- gekocht door Hendrik
van Bijlevelt, brouwer te Vleuten, voor Comelis van Maseijs,
wijnkoper te Utrecht.
Deze Comelis van Maseijs was in 1720 getrouwd met
Anna Maria van Bijlevelt, dochter van Dirk Willemszoon
van Bijlevelt, brouwer te Utrecht in de brouwerij de Boogh,
en Christina van Eek. Hinderstein bleef dus wel in de fa-
milie. De overdracht vond plaats op 28 october 1727.
Comelis kocht er op 5 juli 1729 van Mr Hendrik Jan
van Minnebeecke, wonende te Utrecht, vijf hond (ca 70 are)
hooiland bij. Dat was de punt tussen de Kantonnale weg
ïn het Lei werk, bij de Tol.
Op 9 december 1730 verhuurde van Maseijs aan Teunis
fansse Blickendael seekere des verhuurders Hoffsteede, ge-
laemt Hinderstijn anders den Dicken Boom
(een kennelijk
loer de dorpelingen gegeven bijnaam), met de betimme-
'inge daerop staende, met omtrent 54 morgen soo bouw-,
^eij- als hoijlandt, gelegen onder den Geregte van Vleuten,
'oor f 870,- per jaar.
Het is dit huurcontract dat ons bevestigt dat er iets gaande
vas met de boerderij. Buiten de verhuring bleven het voor-
^lijn daer drie nooteboomen op staen ende de verdere be-
potinge ende beplantinge daer op staende. Als ook het nieuwe
'oorhuijs ende twee opkaemers, de halve kelder, sijnde de
Werst e helft e die affgeschooten is. Item den geheelen
>^ijn, de boomvrugten van de twee nieuwe boomgaerden,
ook de nooteboom agter het backhuijs ende de nooteboom
aen de mestvaelt, alle hetwelke den verhuurder aen sigh
behouwt. Die dan ook, als hij buijten komt, sal hebben het
gebruijk van den hengstenstal en ook de vrijheijdt, als hij
buijten komt, om de paerden in den boomgaert te laaten
loopen ende sijn rijtuijgh in de schuuren te setten.
Cornelis van Maseijs overleed in 1730 en op 20 juli
1731 werden huwelijksvoorwaarden overeengekomen tus-
sen zijn weduwe, Anna Maria van Bijlevelt, en Mr Paulus
van Alen, advocaat voor den Edele Hove van Utrecht, we-
duwnaar van Sibilla Cuijper.
Anna Maria van Bijlevelt overleed op 24 augustus 1750.
Zij liet geen kinderen na.
Alenvelt
Het ten behoeve van de successie in 1751 opgemaakte
taxatierapport spreekt niet meer over Hinderstein maar
over Alenvelt. Die naam moet dus tussen 1730 en 1750 in
zwang zijn gekomen.
Paulus van Alen overleed op 3 november 1762. Hij woon-
de toen in Utrecht op de Oudegracht bij de Weesbrug.
Alenvelt kwam in handen van een neef van Anna Maria,
namelijk Johannes Cornelis van Bijlevelt, brouwer en
schepen te Vleuten, getrouwd met Ida Eijcken. Deze ver-
huurde op 21 juni 1766 aan Goosen de Rooij en diens
vrouw Feijgje van Cuijk een Hoffstede genaamd Alenveld,
anders den Dikken Boom, met de betimmeringe daarop
staande, nevens omtrent 57 morgen soo bouw- als hooij-
land en nog een camp je land,
voor 7 jaar voor f 800,— per
jaar.
Er bleven weer enkele zaken buiten de verhuring: het
voorplijn daar de vier lindeboomen op staan bij het schuijten-
huijs en de verdere bepotinge en beplantinge daar op
staande als ook de geheele nieuwe Heere Huijzinge en kel-
der. Item den geheelen tuijn, de boomvrugten van de twee
nieuwe boomgaarden, de nieuwe Stallingen, knegtskamer
en Koetshuijs, mitsgaders het daghuurdershuijsje met de
nieuwe aangelegen moeshoff en boomgaardje. En het
vertrek aan het nieuwe getimmerde Bakhuijs, het welke
den Heere verhuerder aan sigh behoud. Soo dikwils als hij
buijten is sijn rijtuijgen in de schuur zal mogen setten.
Het zal de lezer niet zijn ontgaan dat het oude Hinder-
stijn 54 morgen 305 roeden grond omvatte en dat van Bij-
levelt in 1766 meer dan 57 morgen verhuurde. Hij had
daar dus ongeveer 2 1/2 morgen aan toegevoegd. Dat hoeft
ons niet te verbazen als we weten dat de familie van Bijle-
velt grond had verworven, die aan de noord- en westzijde
aan Hinderstein/Alenvelt grensde.
Toen Goosen de Rooij's tijd om was verhuurde Ida Eijcken,
inmiddels weduwe, op 26 november 1773, weer voor 7 jaar
de Hoffstede genaamt Alenveld, onder den Dikken Boom,
nevens omtrent 57 morgen soo bouw-, weij- als hooijlan-
den
aan Dominicus van Niekerken. De inmiddels bekende uit-
zonderingen werden gemaakt, waarbij nu gevoegd werd
het blijckveld dat nevens den dijck aan het water is.
Bij eigenhandig geschreven, besloten testament van 29
maart 1765 legateerden Johannes van Bijlevelt en Ida Eijcken
aan hun zoon Paulus de Heere Huijsinge en Hof met Koets-
huijs en stallinge, alsmeede alle de meubilen en huijs-
ciraed die in de Huijsinge sullen werden bevonden bij het
overlijden van den langstlevende van ons beijden, met een
Hofsteede, Bouhuijs en Kaashuijs, Bergen en schuer
daarop staande, genaamt Alenvelt, met nogh een daghuer-
ders Huijsje en Hof, annex landerijen.
-ocr page 69-
864
De Utrechtsche Courant adverteerde op 2 maart 1789:
Met primo May aanstaande te Huur Een zeer vermake-
lijke Buitenplaats genaamd Alenvelt, geleegen nabij het
Dorp Vleuten, in de Provincie van Utrecht; voorzien van
twee behangen Beneden-kamers, een kelder, keuken, een
voorhuis, vier boven-kamers, een solder met een meijde-
kamer. Voorts een stalling voor vier paarden, een ruim
Koetshuis, Een Engelsche Thuin en een moestthuin.
Nader te bevraagen bij den Boekverkoper D. Wante-
naar in de Choorestraat te Utrecht en bij J. Gasse, Mr
Timmerman en Sluiswagter aan den Heldam bij Vleuten.
Paulus van Bijlevelt, pastoor te Vleuten, overleed al-
daar op 20 mei 1795. Als erfgenamen liet hij na zijn zuster
Comelia van Bijleveld, getrouwd met Theodorus Gerardus
Bosch, koopman te Utrecht, en zijn broer Willem Hendrik
van Bijleveld, brouwer en schepen te Vleuten. De afwik-
keling verliep niet zo vlot en partijen stortten zich een ge-
rechtelijke procedure. Men was dus verplicht de zaak voor-
lopig in gemeenschappelijk bezit te houden en verhuurde
op 13 october 1795 voor 1 jaar aan Dirkje van Dijk, weduwe
van Dominicus van Niekerken, een Hoffstede genaamd
Alenveld, bestaande in een Boere Huijzinge, Bakhuijs,
Staliinge en drie koorn- en hooijbergen
met bijbehorende
landerijen. Het herenhuis komt ditmaal slechts zijdelings ter
sprake: De Huurdersse neemt verders aan ...... de be-
woonders der Heere Huijzinge mitsgaders de Eijgenaars
van voorschreve Hofstede en landerijen en derselver
Familie vriendelijk en ordentelijk te behandelen en
behoorlijke oppassing te verzorgen, zonder dat de Huur-
dersse daarvoor ietwes zal mogen pretenderen en voorts
alles meerder te doen 't geen een goed en getrouw Huur-
dersse schuldig en verpligt is te doen.
Op 20 september 1797, het derde jaar der Bataafsche Vrij-
heid, verschenen er in de Utrechtsche Courant twee adver-
tenties:
Vrijwillige verkooping van een propre en fraaie inboe-
del, bestaande in Ledikanten en Paviljoenen met der-
zelver Behangzels, Bedden en haar Toebehooren, Ma-
honyhouten Tafels, Moderne Stoelen, Speigels, etc. etc,
te zien den 22 en 25 en Koop den 26 September 1797,
bij de Heer en Mevrouw Vivier op de Buytenplaats Alen-
veld bij Vleuten.
Te Huur om met 1 November eerstkomende te aanvaar-
den het zeer aangenaam Buitenverblijf Alenveld, be-
staande in een Heere Huizinge, voorzien van verschelde
Kamers, zoo Behangen als Onbehangen, Keuken, Kel-
der, enz. Item ruim Koetshuis en Staliinge voor vier Paar-
den en een groote Thuin met vruchtbare Boomen, ge-
legen nabij Vleuten 1 lU uurs van Utrecht. Nadere infor-
matie bij den Notaris en Procureur Kelfkens in de Heere-
straat te Utrecht.
Willem Hendrik van Bijlevelt overleed in 1799 en zijn
weduwe, Alyda Odilia van Rietveld op 2 november 1801.
Hun zoon Paulus Martinus erfde Alenveld nadat Theodo-
rus Gerardus Bosch was uitgekocht met f 10.000,-. Men
was overeengekomen dat de Hofsteede Aalenveld en Klein
Aalenveld met aanhorige landerijen
zouden worden toebe-
deeld aan Paulus Martinus.
Paulus Martinus, Hoogheemraad van den Lekdijk Bo-
vendams, wonende op Alenvelt, verhuurde op 19 april 1823,
zekere Hofstede genoemd Alenvelt met de bijbehorende grond
aan de landbouwer Jan van Nes, wonende thans onder de
Gemeente van Ouden Rijn,
voor zes jaar, voor f 1.375,—
per jaar.
De verhuurder had niet veel pretenties. Hij behield aan
zich om van het voorhuis te nemen een vertrek of gang ter
breedte en lengte, zoo als dezelve zal goed vinden. Voorts
reserveert zijn Edele aan zich de vrije jagt en visscherij
op dit verhuurde.
De huurder had een paar „bijkomende"
verplichtingen: hij zal de melk voor het huishouden moe-
ten leveren tegen drie en een achtste cents de eene kan en
acht maatjes, en de eijeren tegen tien cents de vijf, en des
zomers van tijd tot tijd eenige versche boter moeten leve-
ren tegen convenable betaling. Daarenboven zal hij ten
zijnen kosten jaarlijks moeten voeden vier kalkoenen en
een jagthond.
Paulus Martinus was in 1812 getrouwd met Petronella
Johanna Antonia Mouton. Petronella overleed op 1 augus-
tus 1820 te Utrecht, nalatende twee minderjarige kinderen,
Alyda Odilia Wilhelmina en Simon Petrus Wilhelmus Hen-
ricus.
Op 23 januari 1829 werd de in gemeenschap bezeten boe-
del gescheiden en het is om diverse redenen van belang de
bij die gelegenheid gemaakte inventaris nader te bezien.
In de eerste plaats omdat enkele jaren later het kadaster
werd ingevoerd. In de kadastrale leggers werd ieders bezit
aan onroerend goed opgetekend, compleet met de nummers
van de percelen en de grootte. Die nummers waren (en zijn)
terug te vinden op de zogenaamde kadastrale minuutplans,
oftewel de eerste kadastrale kaart. Tevens ging men over
van de oude maten (morgen, roede, voet) op bunder, roede
en el, die vervolgens werden tot de ons bekende hectare,
are en centiare.
De in oude stukken genoemde percelen zijn meestal moei-
lijk te localiseren omdat men vaak alleen de belendende
grondeigenaren opsomde.
De invoering van het kadaster maakt het mogelijk de
nog in het begin van de 19de eeuw volgens het oude sy-
steem beschreven percelen exact op de kaart aan te wij-
zen.
In de tweede plaats lijkt het van belang de grenzen van
het oude Hinderstein en het latere Alenvelt eens wat pre-
ciezer te bekijken opdat deze historische namen niet mis-
plaatst worden gebruikt. De dorpsuitbreiding in Vleuten,
in de hoek Schoolstraat-Smalle Themaat, gebeurde name-
lijk beslist niet op Hindersteinse grond. Knijfgensdorp of
Zuijlenvelt zouden voor deze wijk betere namen zijn ge-
weest.
Tenslotte is er nög een zaak die verwarring zou kunnen
scheppen. De boerderij die tegenover de pastoor Ohllaan
ten noorden van de Hindersteinlaan stond en die in het ka-
der van de „dorpsvernieuwing" in de jaren zestig werd af-
gebroken, heette immers ook Hinderstein.
De boedelscheiding van 1829
Wij willen vooropstellen dat wij ons beperken tot het
grondbezit van Paulus Martinus van Bijlevelt tussen de
Vleutense Wetering en de Thematerweg, omdat immers van
oudsher „Hijndersteijns Hoffstede" hierdoor werd begrensd.
Op de oostgrens kwam later (1827) de Kantonnale weg te
liggen. Aan de westzijde hadden de van Bijlevelts al grond
verworven vóór zij in het bezit van Hinderstein kwamen.
Die percelen laten wij hier buiten beschouwing. Ze wor-
den in een apart artikel behandeld.
-ocr page 70-
865
Paulus Martinus en zijn twee kinderen bezaten in 1829 on-
der andere:
De Heeren Huijzinge Alenveld met Koetshuis, Stalling, tui-
nen en boschje, gelegen onder de Gemeente van Vleuten,
met eene Hofstede, bestaande in eene Boerenwoning, kaas-
huis, bakhuis, bergen en schuur, daghuurderswoning en 't
Hof, met annex landerijen, te zamen groot 47 bunders 65
roeden en 5 ellen.
Toen Allart van Duijn in 1695 Hinderstein verkocht,
was de totale oppervlakte 54 morgen 305 roeden. Als we
in de eerste kadastrale legger, in het artikel waarin de ten
name van Paulus Martinus staande percelen zijn opge-
somd, de later verworven gronden wegschrappen, komen
we op een totale oppervlakte van 46 bunders 33 roeden 46
ellen en dat komt overeen met 54 morgen 306 roeden oude
maat. Die overeenkomst is te frappant om toevallig te zijn
en we kunnen dus met een gerust hart het oude Hinder-
stein op de kaart intekenen.
Het huis Hindersteln/Alenvelt
Het is duidelijk dat van de opstallen op de hofstede be-
stemming en uiterlijk in de loop van de tijd veranderden.
Laten we eens kijken of in dat proces een bepaalde lijn
valt te ontdekken.
Het was eertijds de gewoonte dat er op een pachtboer-
derij een zogenaamde „herenkamer" gereserveerd was. Dat
was een kamer, waar de landheer vertoeven of logeren kon.
De pachter was verplicht die kamer schoon te houden, te
luchten, indien nodig te verwarmen, terwijl hij ook zijn
pachtheer, bij diens komst, diende te „onthalen" op spijs
en drank. In ons geval was dus reeds in het begin van de
18de eeuw die enkele herenkamer uitgegroeid tot een
appartement waar min of meer zelfstandig gewoond kon
worden. Daar was kennelijk een verbouwing voor nodig
geweest.
In het begin was er slechts sprake van een Huijsinge ende
Hofstede.
Margaretha van Voorburgh machtigde in 1694
haar man haar wooninge te verkopen. In 1695 verkocht
Allart van Duijn een huijsinge, Hofstede, met nog een kleine
huijsinge ende Hofstede daer annex gelegen.
Die „kleine
huijsinge" was er overigens in 1653 al. Dat moet de latere
Tol zijn geweest.
Comelis Johannes van Rooijen verWeef in 1721 op zijn
Hoffsteede, gelegen aan den Rijn, toen hij zijn testament
maakte.
De grote en de kleine huizinge waren rond 1700 afzonder-
lijk verhuurd.
Henricus van Bijlevelt verkocht in 1726 seekere nieuwe
weldoortimmerde Heeren huijsinge met een boerewoninge.
Het is waarschijnlijk Comelis Johannes van Rooijen ge-
weest, die rond 1700 die verbouwing liet uitvoeren.
De volgende eigenaar, Comelis van Maseijs, verhuurde
Hinderstein in 1730.
Het werd blijkbaar meer en meer de gewoonte van de stad-
se eigenaars om naar „buijten" te gaan. In het begin namen
zij blijkbaar genoegen met het gebruik van de „mooie ka-
nier", maar naarmate hun bezoeken veelvuldiger en lang-
duriger werden ontstond de behoefte aan een privé afde-
ling in de boerderij. In het contract van 1730 bleven dan ook
buiten de verhuring het nieuwe voorhuijs, de twee opkae-
mers, de halve kelder en den geheelen tuijn.
Er wordt zelfs
gesproken over het voorplijn daer drie nooteboomen op
staen.
Toen Johannes Comelis van Bijlevelt in 1766 Alenvelt
verhuurde waren er nog meer uitzonderingen: de geheele
nieuwe Heere Huijzinge en kelder, de nieuwe stallingen,
knegtskamer en Koetshuijs, het daghuurdershuijsje en het
vertrek aan het nieuwe getimmerde Bakhuijs.
Het kan heel
goed zijn dat Mr Paulus van Alen met de verbouwingen en
verbeteringen is doorgegaan. Hij zal wel trots zijn geweest
op z'n bezitting en buitenverblijf. Hij gaf er tenslotte ook
z'n naam aan.
Ida Eijcken bedong in 1773 nög een uitzondering, name-
lijk het blijckveld (bleekveld) dat nevens den dijck aan het
water is.
Dat zou op een wat permanenter bewoning kun-
nen duiden en dat wordt ook wel bevestigd door het testa-
ment van Johannes van Bijlevelt en Ida Eijcken. Toen zij
dat testament in 1765 opmaakten was er blijkbaar op de
hofstede een volledige scheiding tussen het „herengedeel-
te" en het „boerengedeelte". Hun zoon Paulus zou enerzijds
krijgen de Heere Huijsinge en Hof met Koetshuijs en stal-
linge, alsmeede alle de meubilen en huijsciraad,
ander-
zijds een Hofsteede met een Bouhuijs en Kaashuijs, Ber-
gen en schuer, met nogh een daghuerders Huijsje.
Bij de verhuur in 1795, door de erfgenamen van Paulus
van Bijlevelt, komt dat nog duidelijker tot uiting. Verhuurd
werd een Hoffstede genaamd Alenveld, bestaande in een
Boere Huijzinge, Bakhuijs, Stallinge en drie koorn- en
hooijbergen.
Daarnaast bestonden er voor de huurder ver-
plichtingen ten aanzien van de bewoonders der Heere Huij-
zinge.
In de advertenties van 1789 en 1797 wordt respectieve-
lijk gesproken over een zeer vermakelijke Buitenplaats ge-
naamd Alenvelt,
de Buytenplaats Alenveld en het zeer aan-
genaam Buitenverblijf Alenveld.
Na het overlijden van Paulus Martinus kwam Alenvelt
aan zijn zoon Simon Petrus Wilhelmus Hendrikus, wethou-
der van Vleuten, getrouwd met Elisabeth Bemardina Ie Brun.
Welkome details lezen wij in een polis, behorende bij de
brandverzekering die Simon Petms Wilhelmus Henricus
van Bijlevelt en zijn zuster Aleida Odilia Wilhelmina op
21 october 1862 afsloten bij de Onderlinge Brand Waar-
borg Maatschappij, onder de zinspreuk „Zekerheid en Rust".
Verzekerd werden:
a. De heerenhuizinge Alenvelt, van steen gebouwd, met pan-
nen gedekt, door de geassureerden bewoond, voor f 8.000,-.
b. De boerenwoning Alenvelt, van steen, met voor- en ach-
terhuis met veestalling, met het heerenhuis aan elkander
verbonden, waarvan het voor- of woonhuis is gedekt met
pannen en het achterhuis met riet, voor f 5.500,-.
c.  Eene kaaskamer met karnhuis, bevattende twee vertrek-
ken, van steen gebouwd, met riet gedekt, nevens het laatst-
vermeld perceel op circa eene el afstand, voor f 1.000,—.
d. Een koetshuis met stal voor vier paarden, van steen ge-
bouwd, met pannen gedekt, aan het laatst omschreven per-
ceel verbonden, voor f 1.350,-.
e.  Een zomerhuis of bakhuis met mangelkamer, van steen
gebouwd, met pannen gedekt, met een aangebouwde loots,
mede met pannen gedekt, staande op een grooten afstand
tegenover het laatst omschrevene, voor f2.200,—.
f.  Eene wagenschuur met veestalling, op een steenen voet,
met planken opgetimmerd doch van achteren met een stee-
nen muur opgetrokken, gedekt met riet, voor f800,—.
g. Twee vijfroedige hooibergen, ieder op f350,—, en twee
vierroedige dito, ieder op f 250,-, op eene rei naast elkander
staande, liggende evenals de wagenschuur meer dan 20 voe-
ten (6 ellen) van al de vorenvermelde perceelen verwijderd,
zamen f 1.200,-.
-ocr page 71-
r
866
De situatie in 1832. Het noorden is boven.                    ,,,„!„,„„„ p««,„„r Ohllaan) De zwarte blokjes links stellen de bebou-
irrra^rhirb^^: Lrrra^nrrrt'^St-r^^^^^^                         t Jno, een combinatie van
her^nhren boerderij. Het kleine zwarte blokje op eenderde van rechts .s de oude tuinkoepel.
De situatie in 1950.
De zwarte blokjes geheel rechts
stellen de in 1871 nieuw gebouwde hofstede Alen velt v<.r.L^k^^
De Zwaan voortgekomer
-ocr page 72-
867
den, maar die gebouwen op eenigen afstand van de hee-
renhuizinge opterigten.
Ik heb de eer U in antwoord op dit verzoek te informe-
ren dat, ofschoon de Maatschappij de herstelling op den
ouden voet kan vorderen, wij evenwel hiervan in het be-
staande geval geen gebruik zullen maken en U de vrijheid
laten te bouwen gelijk U zult goedvinden, mits de toege-
stane vergoeding van f 8.266,- geheel worde gebruikt tot
den herstel.
Ik hoop. Mijnheer, dat U thans de overtuiging zult heb-
ben bekomen dat de Maatschappij ten uwen opzigte
(gelijk trouwens overal) hare verpligtingen op eene loyale
wijze is nagekomen, alsook dat zij door het toestaan van
uw verzoek aan U een bewijs wil geven van welwillend-
heid, waardoor wij ons dan ook vleijen dat de Maatschap-
pij uwe aanbeveling zal blijven ondervinden.
h. Eene koepel van hout, met riet gedekt, bij den weg, op groe-
ten afstand der heerenhuizinge ca. verwijderd, voor f 500,--.
Het geheel was verzekerd voor een bedrag van f 20.550,--
en dat was maar goed ook, want in de voormiddag van 8
april 1869 brak er brand uit op Alenvelt, waardoor de boe-
renwoning en veestalling flinke schade opliepen.
De gebeurtenis zette van Bijlevelt aan het denken en hij
vatte het plan op nu het herenhuis en de boerderij ook ruim-
telijk te scheiden. Daartoe was natuurlijk wel overleg met
de verzekeringsmaatschappij nodig, maar die was van goede
wil. Van Bijlevelt ontving van de directie een brief, geda-
teerd 3 mei 1869:
De heer De Wit heeft mij het verlangen mede gedeeld,
door U uitgedrukt bij brief van 28 April, strekkende om
bij den herbouw der boerenwoning en stal op Alenveld te
Vleuten niet het tot heden bestaanhebbende plan te behou-
De toestand in 1842 -1872. Het noorden is boven.
De licht gerasterde percelen werden gepacht door Jan van Nes. De grof gerasterde percelen behoorden bij het herenhuis
Alenvelt. Samen vormden zij (met uitzondering van het zuidoostelijke driehoekje) het oude landgoed Hinderstein. Op de ooste-
lijke grens daarvan werd in het begin van de 19de eeuw de Kantonnale weg aangelegd.
De donker gerasterde percelen werden gepacht door Cornelis Vermeulen. Zij werden tussen 1662 en 1681 gekocht door Willem
Dirckszoon van Bijlevelt, die toen nog niet kon bevroeden dat zijn nakomelingen ooit het grote Hinderstein zouden bezitten.
-ocr page 73-
868
De hofstede Alenvelt, gebouwd in 1871.
Dwarshuis-boerderij met mooie, symmetrische voorgevel. Ook hier een vooruitspringende middenpartij en gemetselde pilasters
op de hoeken. Witgekalkt met zwarte plint.
Foto K.B. Nanning, 1990.
1
Een drieluik
Op een lijst van goederen van de erven Paulus Martinus
van Bijlevelt (1842-1872) komen tenslotte drie bezittingen
voor, die een min of meer zelfstandig bestaan leiden. Daar-
van is er één eigenlijk niet uit het oude Hinderstein voort-
gekomen. Wij doelen op de oude herberg De Zwaan, waar-
over in een vorig artikel iets werd geschreven. De kadas-
trale legger vermeldt in 1876 van dat perceel: wijziging van
cultuur
en daaraan werd de conclusie verbonden dat toen het
gehele boerenbedrijf van Alenvelt daarheen werd ver-
plaatst. Dat is niet juist. Slechts de door de van Bijlevelts
verworven - en niet tot het oude Hinderstein behorende -
gronden werden verpacht aan de bewoner van De Zwaan,
in die tijd Comelis Vermeulen. Zijn boerderij stond bekend
als de Hofstede Hinderstein, maar dat was dus eigenlijk
niet terecht. Overigens had Vermeulen ook nog grond in
pacht in de polders Themaat en Vleuterweide. In totaal
huurde hij van de van Bijlevelts 15 bunders 57 roeden 80
ellen.
De tweede bezitting is de Hofstede Alenveld. Simon
Petrus voerde zijn plan uit en bouwde naast zijn woonhuis
een nieuwe boerderij. De kadastrale legger noemt als stich-
tingsjaar 1871. Het is het huidige pand Hindersteinlaan 36,
De toenmalige bewoner was Jan van Nes. Bij deze boerderij
hoorde alle, van oudsher Hindersteinse grond, met enkele
kleine toevoegingen, uitgezonderd de percelen die aan het
herenhuis bleven. Van Nes pachtte ook grond in de polders
Themaat en Rosweide. In totaal huurde hij 50 bunders 67
roeden 20 ellen.
Tenslotte de Heeren Huijzinge Alenveld, bestaande in
een woonhuis, stal voor de paarden, koetshuis, koepel
bosch, tuin en moestuin, groot 5 bunders 87 roeden 89 el-
len.
Van Bijlevelt wachtte tot het boerenbedrijf weer op
gang was en verbouwde in 1883 het oude huis. Eigenlijk
was er helemaal geen sprake van een vebouwing, want het
nieuwe grondplan week totaal af van het oude. We kunnen
dus rustig zeggen dat hij een nieuw huis bouwde.
-ocr page 74-
869
Huize „Alenvelt", gebouwd in 1883.
Typisch voorbeeld van het klassieke herenhuis. Fraaie, evenwichtig ingevulde voorgevel met schuiframen en luiken. Vooruit-
springende middenpartij met bordes, monumentale voordeur en balkon met openslaande deuren, waarboven een paar zolder-
ramen. Gestucte plint. Voorgevel en middenpartij waren op de hoeken afgewerkt met paneelpilasters, waarop de uitgehoekte
kroonlijst mooi aansloot. Links de aan de weg staande tuinkoepei. Foto omstreeks 1910 (?).
Een tuinkoepei komt in de oudere stukken niet voor,
maar er staat er wel een getekend op het kadastrale minuut-
plan van 1832. Deze koepel werd, volgens de kadastrale
legger, in 1841 verplaatst en dat klopt wel, want de brand-
verzekeringspolis van 1862 noemt eene koepel van hout,
net riet gedekt, bij den weg.
Simon Petrus speelde met de gedachte zijn huis en naaste
omgeving nog verder te verfraaien, maar daar is het niet
van gekomen.
Het huis is maar net ongeveer een eeuw oud geworden. In
1976 werd het afgebroken.
Vraag aan de lezers!
Jammer genoeg beschikten wij niet over een goede afbeel-
ding van de in 1961 afgebroken boerderij Hinderstein. Die
had natuurlijk bij dit artikel afgedrukt moeten worden.
Wij zullen zeer gelukkig zijn als één uwer ons zo'n afbeel-
ding zou willen lenen (of schenken). Die kan dan in het vol-
gende nummer alsnog een plaats krijgen.
Bronnen
Collectie van der Poel
Gemeentearchief Vleuten-De Meem
l^daster
^Rijksarchief Uuecht, Topografische Atlas
-ocr page 75-
870
Hoorndol
Vaak had ik het m'n moeder horen
zeggen: "m'n kop loopt om" of "ik word
er hoomdol van". Die dag zou ik daar 't
een en ander van meemaken.
't Was maandagmorgen en onze klas
had geen school. De meester was ziek.
Dat was voor moeder niet plezierig, want
maandag is wasdag en dan lopen kin-
deren in de weg. Bovendien was 't gaan
regenen, zodat de hele was binnen ge-
droogd moest worden.
In huis werd 't voor ons een mooi
doolhof want op 't wasrek en aan lijnen
werden overal lakens en slopen gehan-
gen. Zo konden we prachtig verstop-
pertje spelen.
Moeder vond dat niet zo leuk en al
gauw begon haar hoofd een beetje om
te lopen. Haar laatste waarschuwing
was dan ook: "ik geef jullie straks een
slag om je harses". Deze waarschuwing
ging echter gedeeltelijk verloren want
de achterdeur was opengegaan.
"Volk!!! Mins, ik dach da je me nooit
zou hore, de melkboer!!!" "Oh, doe maar
twee kan volle en een kan kerremelk,
de pan staat in 't klompenhokje".
Vakkundig schepte hij twee kan vol-
le melk schuimend in de pan. En altijd
weer, heel demonstratief "en ... een lik-
kie voor de poes", "'t Is zonde dakket
zeg", zei Moe, "maar je staat me te ver-
nachelen met je likkie voor de poes".
Onze melkboer had hele grote dui-
men en die hield hij altijd in de pan.
Zo bleef er met het likkie voor de poes
en het schuim, na aftrek van z'n grote
duimen, dan toch maar krap twee liter
over.
Tegen koffietijd kwam Sien "de kof-
fer" met de bus uit Utrecht. We noem-
den haar zo omdat ze met haar omvang
plus haar koffers ongeveer twee meter
breed was. Ze sjouwde zo heel De Meem
over. De koffers gingen open. Dan werd
eerst koffie ingeschonken en werden
alle nieuwtjes van De Meem bespro-
ken. Over "haar" van de Zandweg en
over "hem" (mins, ik hoef z'n naam niet
te noemen, we weten allebei wie 't is).
Sien ging verkopen: '"k heb haarkam-
men, stofkammen, drukkertjes, elestiek,
jarretellen". "Nee mins", zei Moe, "ik kan
niks prakkezeren". "Och, een kaartje
brat* zal je wel nodig hebben".
Tegen de middag kocht Moe een kaar-
tje veiligheidsspelden en ging Sien weer
door. Tijdens het eten kwam er nög een
mannetje met negotie. Die verkocht een
kaartje drukkertjes.
't Wasgoed was bijna droog, maar
moest nog even buiten gehangen wor-
den. Met een grote mand ging het naar
buiten, maar daar hoorden we alwéér
een luide stem:
Klaas van Ingen staat te springen,
ofu nog wat nodig heb vandaag.
Potten en pannen, ketels en kannen,
nachtspiegels, want de nachten wor-
den langer
Zo kwam deze man z'n waren ver-
kopen, alles op een grote bakfiets. Nu
was Moe keihard, ze had al 12 1/2 cent
uitgegeven. "Nee Klaas, je bin overbo-
dig, niks nodig!"
's Middags mochten we nog wel mee
boodschappen doen. Eerst naar de elle-
warenwinkel van Anna Blom. Dat duur-
de anderhalf uur, want onderweg was
er met verschillende mensen wel wat te
praten. Zo gingen we weer naar huis
met een kaartje directoir-elestiek. Toen
bij de kruidenier nog drie kan peterolie
gehaald.
Intussen was de school uitgegaan en
buiten zochten wij onze vrienden. Wt
besloten met zes jongens te gaan hoe
pelen naar de Waagkuil**.
"Christenezielen", zei Moe, "ik moi
gauw de arepels gaan schillen. Jullie zijn
op tijd terug, anders krijg je grommes
van Pa". "Ja Moe, we gaan naar de Waag
kuil". "O ja, je weet 't. Wat zei je? Naai
de Waagkuil?". En toen kwam haar be
kende Utrechtse uitdrukking: "dus naai
de deur om in de Bilt te gaan schijten"
We waren op tijd terug. We aten zoute
bonen uit de Keulse pot en kerremelkst
pap. Na 't eten bidden en naar bed.
We hoorden Moe nog tegen Pa zeg
gen; "m'n kop liep vandaag weer om, ü:
ben zo moei as een koei".
Pa bracht ons boven en dekte ons toe
met een glimlach. Beneden gekomea
zei hij: "mins, je moet vandaag aan de
dag overal een beetje mee marchande
MAM II
ren .
* brat (van borat) is een soort sajetgaren, ge-
maakt uit gekamde wol, minder soort stop-
sajet.
** de Waagkuil is het Wiel aan de Mecmdijk'
De Meem, september 1941
Theo van den Berg
Illustratie Barbara Gravendeel
-ocr page 76-
871
Van de voorzitter
Tijdschrift van de Historische Vereniging
Vlcuien-De Mcem-Haar/uilens.
lOe Janrgang or. 4 december 1990 © 1990
Vcrschynt 4x per Jaar
Ingeschreven In hel vereanigingsregister van
de K.v K Ulrechi e.o. onder nr. V. 479360
De tiende jaargang van ons tijdschrift
is vol! Wie had dat, bij de start in sep-
tember 1981, kunnen denken. Er zijn
nu 38 ,.boekjes" verschenen en 932 pa-
gina's volgeschreven.
De geschiedenis van onze gemeente
komt op papier. Weliswaar niet in een
doorlopend verhaal met een ,,kop en
een staart" en ingedeeld in herkenbare
hoofdstukken, maar toch. Voor een zo-
veel mogelijk ..alles omvattend" boek
zou een onderzoeker/schrijver zich et-
telijke jaren moeten afzonderen en wat
zou er dan van ons tijdschrift terecht-
komen?
Het heeft ook z'n aantrekkelijke kan-
ten, al „plukkend en pluizend" steeds
weer andere verrassende facetten naar
voren te halen en die in afgeronde ar-
tikelen te verwerken. Op den duur wordt
toch hetzelfde resultaat bereikt. Er is
dan nog wat ordening en aanvulling
vereist en Vleuten-De Meem heeft een
eigen geschiedenisboek!
In mijn „terugblik" in het maartnum-
mer van dit jaar zei ik dat onze vere-
niging zich nu „beweegt in het tiende
jaar van haar bestaan". Op 12 mei 1981
zullen dus in het voorjaar van 1991 ons
10-jarig bestaan kunnen vieren.
Bij een viering hoort feest en uw be-
stuur is druk doende dingen te beden-
ken die bij u in de smaak zouden kun-
nen vallen. Suggesties van uw kant zijn
overigens van harte welkom.
In zijn „verenigingsberichten" ver-
klapt onze secretaris al een onderdeeltje
van de plannen, maar niet alles hoeft zo
serieus te zijn. Denkt u mee?
Het jaar is weer om. Ik hoop dat 't ve-
len uwer heeft gebracht waar zij naar
verlangden en wellicht min of meer op
rekenden.
Onze vereniging is gezond. Aan de
desondanks nog steeds aanwezige „struc-
turele" (modewoord!) problemen wordt
naarstig gewerkt. Dit is niet het moment
daarop diep in te gaan. Ik zal u daar-
over op de komende jaarvergadering
uitvoerig vertellen. In ieder geval is er
zeker geen reden geen vertrouwen in de
toekomst te hebben. Stapje voor stapje
komen we heus wel verder!
Ik wens u en de uwen een goed 1991
toe.
D.W. Gravendeel
Dagelijks bestuur:
Dr D<W, Gravciuleel, voorzUter
tZtotd35.345lGPVleutea
tft|,03406-61793
J.W. Schoonderwoerd, selcrelaris
Mtemdijk 62. 3454 HT De Mcem
tel 03406-61462
P.G de R(X)ij, penningmeester
't Zand 1.3451 GP Vleuten
tel. 03407 -1483
AJ. vanZoeren, vicc-voorziiter
Staüonsstraat 34, 34il BZ Vleuten
tel. 03407-1263
Erelid:
Meviouw Prof. Dr C Isings, Soest
Ledenadministrutie/informatie:
Opgeven van meu*e leden, mutaties en (na)-
bcslellmgen bij:
Mevrouw PJ de Rootj-Goc»,
IZand 1,3451 GP Vleiltéh
tel. 03407-1483
Kontributle:
De jaarlijk.se kontributic heótiigtyóOt 1996
mimmaal f30,"
poslabonnemeiU f 40,— por jaar
Donateurs:
Minimaal f 12,50 fKfjiim
In dit nummer
i^deiwUi^Qifigcm:
ABH.DpM«era55,«J;33,040
RABO - Vïeatoi 36.75.17^74
pag.
871
872
873
874
877
878
879
891
892
896
Van de voorzitter
Verenigingsberichten
Een dorp verandert
Wat is oud?
Nieuwe leden
Een trouwpartij in Vleuten
De Meerndijk, een reconstructie aan de hand
van een bestek uit 1928
Uit het archief van het gerecht Vleuten en De Meem
Een „steene caemer"
Koek
Gélwla pf jf^xMleiyite QVentaroo vm KlJ-
Icdm tsüt dit tljdsiMft i» «lechts toegestu»
«clmf^Ujke tQe$teiTun»)|i vm «fe re4sk(l«
Dbntratie vootpaglBii;
tmcUlt Iti de Me«nidqKi«»iir<i«
RUksstrmtvreg.
MtÉÉtÉMtÉÉiÉÉMèèèÉééÉÉèéMèÉÉM4ÉÉéèèÉÉÉÉMéÉ*ÉèÉÉÉi^iÉrpk4|U4|H|kè*UM*ÉÉÉÉÉèÉ*Éfc
-ocr page 77-
872
Verenigingsberichten
Gemeentelijke broederschapshuisjes
Reeds geruime tijd heeft het gemeen-
tebestuur zich beraden over opknappen
van de gemeentelijke broederschaps-
huisjes. Dat zijn de 5 huisjes aan de
Dorpsstraat en de Schoolstraat, die ge-
legen zijn naast de (vroeger 4) huisjes
van de Broederschap, waar onze ver-
eniging is gehuisvest.
Deze gemeentelijke broederschaps-
huisjes, die tot nu toe nog bewoond zijn,
zijn toe aan een grondige onderhouds-
beurt en de gemeente heeft daartoe een
restauratie/renovatieplan opgesteld,
waarbij er vanuitgegaan is dat de hui-
dige woonbestemming zal worden ge-
handhaafd.
Om de huisjes te laten voldoen aan
de eisen die tegenwoordig voor bewo-
ning gelden, moet er veel aan gedaan
worden. De totale kosten van het plan
van de gemeente worden geraamd op
ruim ƒ 1,1 miljoen gulden (exclusief kos-
ten van tijdelijke voorzieningen voor de
bewoners, directie en toezicht en on-
voorzien). Aan diverse subsidies denkt
de gemeente ongeveer ƒ 300.000,— te
kurmen krijgen, zodat het de gemeente
netto zo'n ƒ 850.000,- zal kosten.
Toen het college van burgemeester
en wethouders dit plan in oktober voor-
legde aan de commissie van advies voor
volkshuisvesting en welzijn, heeft uw
bestuur gemeend een alternatief plan
ter tafel te moeten brengen. Hiervoor
waren drie redenen.
In de eerste plaats het zeer grote kos-
tenbedrag dat ten laste van de gemeen-
te zou blijven, waarvan men zich kan
afvragen of dat voor vijf kleine huisjes
wel verantwoord is, mede gezien het
feit dat - ook met kostbare geluidwe-
rende voorzieningen - de ligging van
deze woningen (pal langs een drukke
straat en praktisch zonder tuin of erf)
bepaald niet ideaal is.
In de tweede plaats omdat door de ge-
plande renovatie er, behoudens de bui-
tengevel, weinig meer zou overblijven
van het oude interieur van deze histo-
risch belangrijke huisjes, waarvan wij
vinden dat ze in hun oude toestand de
aantrekkelijkheid van het centrum van
het dorp Vleuten zouden kunnen ver-
hogen.
En in de derde plaats omdat deze huis-
jes, als ze aan onze vereniging zouden
worden verhuurd, de mogelijkheid zou-
den kunnen bieden voor uitbreiding
van onze aktiviteiten, zoals we hierna
zullen uiteenzetten.
Wij hebben de raadscommissie ge-
vraagd een visie te ontwikkelen voor de
(nabije) toekomst, waarbij afgewogen
zou moeten worden het handhaven van
de huidige woonbestemming van en-
kele woninkjes tegenover het instand-
houden van een stuk cultuur-historisch
erfgoed, waarvan alle inwoners kunnen
meegenieten en dat mede bepalend is
voor de waardering voor het centrum
van het dorp.
Om inwoners en bezoekers kennis te
kunnen laten maken met een stukje
cultuur en historie van het dorp, heb-
ben wij de suggestie gedaan ter plaatse
een complex te realiseren, waarin zijn
ondergebracht:
a.  een woning zoveel mogelijk inge-
richt in de stijl en de vorm van zo'n
100 jaar geleden;
b.  een ruimte ingericht voor perma-
nente tentoonstelling van oude am-
bachtelijke handgereedschappen en
werktuigen (zoals thans in opbouw in
ons gebouw in De Meem);
c.  een ruimte ingericht als documen-
tatie- en informatiecentrum, waar
men kennis kan nemen van de his-
torie van de gemeente en haar in-
woners (zoals nu in een deel van de
huisjes van de Broederschap door
onze vereniging is gerealiseerd);
d.  een ruimte ingericht voor expositie
van archeologische vondsten uit on-
ze gemeente en voor zichtbaar ge-
maakte ontwikkelingen van de bo-
dem van de gemeente (thans in ons
gebouw in De Meem in wording);
e.  een ruimte te gebruiken als VVV-
kantoor (momenteel misschien niet
zo urgent, maar bij grotere uitbrei-
ding van de gemeente zeker nodig);
f.   een ruimte voor (permanente) expo-
sitie van werken van plaatselijke kun-
stenaars;
g.  een ruimte voor wisselende expo-
sities over verschillende thema's;
h. werk- en opslagruimte ten dienste
van de vorenomschreven funkties.
Realisering hiervan zal in fasen die-
nen te geschieden, ten eerste omdat daar-
bij ervan uitgegaan wordt dat de hui-
dige bewoners er nog blijven wonen tot-
dat zij er zelf uitgaan en ten tweede van-
wege het verwerven van de nodige fi-
nanciële middelen.
Gezien de slechte onderhoudstoe-
stand van de woningen zal dit alterna-
tief voor de gemeente ook een flink be-
drag vergen, doch dat zal ongetwijfeld
veel lager zijn dan wat nodig is om de
woningen aan de huidige wooneisen
aan te passen, terwijl onze vereniging i
er op rekent voor de inrichting voor i
het door haar beoogde doel steun van \
particuliere zijde te kunnen verwerven.
Helaas hebben onze gedachten, die
wij mondeling in de commissie nog ?
mochten toelichten, geen weerklank
gevonden bij de commissie en ook niet
bij de gemeenteraad, die in zijn ver-
gadering van 30 oktober j.1., kennis
genomen hebbende van een uitvoerige
schriftelijke uiteenzetting van uw be-
stuur, besloot de huidige woonbestem-
ming, met acceptatie van de hoge kos-
ten, te handhaven en het restauratie/-
renovatieplan verder te vervolgen.
Rest ons slechts te constateren dat wij
datgene hebben gedaan, wat wij in het
belang van de gemeente en haar his-
torie en van onze vereniging hebben ge
meend te moeten doen en het te betreu-
ren dat geen ander resultaat werd be-
reikt.
Register op de inhoud van ons tijd-
schrift
Al meermalen is de wens uitgespro-
ken om te kunnen beschikken over een
register van de inhoud van ons tijd-
schrift over de afgelopen jaren.
Wij onderkennen de behoefte hier-
aan en vinden het nu voltooid zijn van
10 jaargangen een goede reden om de-
ze wens te vervullen.
Er wordt momenteel gewerkt aan het
opmaken van zo'n register, dat wij ho-
pen u bij het eerste nummer van het
volgende jaar te kunnen aanbieden.
Contributiebetaling voor 1991
Bij dit nummer van ons tijdschrift
wordt u de acceptgiro aangeboden om
de contributie voor 1991 te betalen. Be-
gin het nieuwe jaar goed met het me-
teen aan uw bank zenden van de accept-
giro!
Mocht er aan uw naam of adres iets
niet goed zijn wilt u dat dan zo snel mo-
gelijk doorgeven aan onze ledenadmi-
nistratie: Mw. de Rooij, 't Zand 1, 3451
GP Vleuten, tel. (03407) 1483.
-ocr page 78-
873
Een dorp verandert
Toen ik op bladzijde 859 van het vo-
rige nummer de nieuwe raadselfoto pu-
bliceerde schreef ik dat deze „voor Vleu-
tenaren wel niet zo'n groot probleem
(zou) opleveren". Toch kreeg ik maar
twee reacties, één uit Harmeien en één
uit Vleuten. Annet was er niet bij.
Uit Harmeien kwam het volgende ver-
haal: ,,De raadselfoto van deze keer is
gemaakt in de Stationsstraat, tegenover
de apotheek. Het hele linkse huis is van
de familie Selders. Nu zit Boeve, de fy-
siotherapeut, er in. Het winkelpand was
van Griffioen, geen familie van de aan-
nemer en timmerman van nu. Het was
een kruidenierswinkel. Later is de zaak
gekocht door Weller, de dierenwinkel.
Die zit er nu nog. Daarnaast nog net een
klein stukje van het huis van Geelen,
de aannemer. Die heeft er tot een paar
jaar terug altijd gewoond". De brief was
met vriendelijke groeten ondertekend
door A. Vaneveld-Van Eijk.
Uit Vleuten kwam de volgende brief
van de heer H. Selders: ,,Hiermede wil
ik reageren op de raadselfoto in het jong-
ste nummer van de historische vereni-
ging. De betreffende huizen staan in de
Stationsstraat. De woning met winkel
was de kruidenierswinkel van Jas Grif-
fioen; volgens mij waren ze aan het ver-
bouwen. De gehele onderwoning werd
toen zelfbediening en de bovenverdie-
ping werd toen opgetrokken. Er is nu
de dierenwinkel in gevestigd. (Dat klopt.
Ik maakte de foto toen de winkel leeg
stond en Griffioen een houten nood-
winkel had betrokken op het bestrate
voorerf van de boerderij Odenvelt aan
de Den Hamstraat die bij gemeentewer-
ken in gebruik was. Dat was in de zo-
mer van 1965). Rechts is nog een heel
klein stukje te zien van het woonhuis
van Geert Geelen, de aannemer. - En
dan het huis links van de winkel. Hier
heb ik heel goede herinneringen aan;
ik heb er namelijk ongeveer veertig
jaar gewoond, de omgeving is mij zeer
bekend. Thans is er gevestigd fysiothe-
rapie Boeve".
Ik heb aan deze herinneringen niets
toe te voegen. De winkel van Jas Grif-
fioen was voor ons in de jaren zestig,
zowel voor als na de verbouwing, een
goed adres voor onze dagelijkse inko-
pen. In het nummer van maart 1987
van ons periodiek heb ik op bladzijde
499 enkele herinneringen aan die tijd
opgeschreven.
Nu de nieuwe raadselfoto. Waar heeft
deze boerderij gestaan? (De naam op
de voorgevel hebben we op de foto
verdoezeld om het wat spannender te
maken). Wie hebben op deze boerderij
gewoond, wie kan ons wat over de be-
woners vertellen en wie kan ons onge-
veer zeggen wanneer deze boerderij is
gesloopt? We zijn benieuwd!
KBN.
-ocr page 79-
874
Wat is oud?
Lexicon
In 1989 verscheen als deel 8 in de serie „Publikaties
van het P.J. Meertens Instituut" te Amsterdam, van de hand
van R.E. Künzel, D.P. Blok en J.M. Verhoeff, de tweede
druk van het „Lexicon van nederlandse toponiemen tot
1200". Een lexicon is een wetenschappelijk woordenboek
en een toponiem is een plaatsnaam. Het boek geeft een over-
zicht van alle nederlandse plaatsnamen uit de tijd vóór het
jaar 1200, die uit daartoe geëigende bronnen bijeenge-
bracht konden worden.
De naamsvormen tot en met het jaar 1200 werden ver-
zameld uit maar liefst 302 bronnen. Voorbeelden hiervan
zijn de Aimales Egmundenses, Bellum Gallicum van Cae-
sar, Excerpta Romana van Byvanck, Itinerarium Antonini,
Oorkondenboek Utrecht.
Ten behoeve van commentaar en etymologie (woordaf-
leidkunde) werd gebruik gemaakt van literatuur en bron-
nen in nog eens 219 titels. Enkele auteurs: van der Aa,
Blok, Dekker, Gottschalk, Heeringa, Maris, Muller, Op-
permann.
De namen zijn gerangschikt onder hun moderne vorm
of onder de laatste vorm waarin ze zijn aangetroffen. Zo
werden Thomen en Damen onder Doom geplaatst en staat
Dolre als zodanig vermeld. De eerste twee oude vormen
waren met Doom te identificeren en dus te localiseren, de
derde oude vorm was niet met een nu bestaande plaats te
identificeren. De ligging daarvan is onbekend.
De aldus opgestelde lijst omvat circa 2000 namen, waar-
van er veel geïdentificeerd en gelocaliseerd konden wor-
den. Toch blijven er nog ruim 800 over, waar geen touw
aan vast te knopen valt: ligging onbekend!
Een deel van de bronnen is in origineel bewaard, een
ander deel werd gelijktijdig of later gecopieerd.
Soms moet aan de echtheid van een stuk worden getwij-
feld omdat vorm, inhoud en/of datering niet kloppen. Men
spreekt dan van een „falsum", al of niet onder voorbehoud.
Ik telde in het boek 1864 betrouwbare eerste vermeldin-
gen waarvan het leeuwedeel een plaats vindt in de 12de
eeuw. De verdeling in de tijd is te zien in bijgaand staatje.
Ik heb geen directe verklaring voor het relatief „tegen-
vallende" aantal bronnen uit de 11de eeuw. Als we het be-
gin van de middeleeuwen situeren tussen de 5de en de 8ste
eeuw, dan is het wel duidelijk dat eigenlijk pas na dat be-
gin bronnen van enige omvang voor de geschiedvorsing
beschikbaar komen. De periode daarvóór is met recht een
„zwart gat".
Het is natuurlijk niet zo dat er vroeger ook niet het no-
dige werd opgeschreven. Daar waar bezit was en rechten
werden uitgeoefend, moest administratie worden bedre-
ven. De omvang ervan was echter veel beperkter en ook
toen al achtte men niet alles de moeite van het bewaren
waard. Daarbij komt dat onophoudelijk al of niet door
mensenhanden veroorzaakte catastrofen waardevolle ar-
chieven aantastten. Sommige verzamelingen werden ge-
spaard, grote gaten werden geslagen in andere en weer an-
dere gingen geheel verloren. Het is deze „bronnenleegte"
waarop elke historicus stukloopt in zijn streven verder in
de geschiedenis door te dringen.
12de
eeuw
788
42,3%
11de
eeuw
211
11,3%
10de
eeuw
430
23,1%
9de
eeuw
283
15,2%
8ste
eeuw
104
5,6%
7de
eeuw
6
6de
eeuw
2
5de
eeuw
0
4de
eeuw
15
3de
eeuw
7
2de
eeuw
10
1ste
eeuw
6
Vóór Chr.
2
97,5%
Plaatsnamen in onze regio
Ik verzamelde de in het lexicon voorkomende plaatsna-
men binnen het gebied, in het zuiden begrensd door de
Lek, in het oosten door de Vaartse Rijn en de Vecht tot
Breukelen, in het noorden door de lijn Breukelen - Wilnis -
Woerdense Verlaat en in het westen door de lijn Woerden -
Oudewater - Schoonhoven.
Daarbinnen vond ik 25 naar een moderne vorm te her-
leiden
namen. Ik zal ze hieronder opsommen, met jaar of
periode van eerste vermelding en eventueel iets over de ety-
mologie.
A Waterloop van Breukelen tot 2 km ten noord-noordoos-
ten van Nieuwer Ter A; heet van daar af Kromme Ang-
stel, 1138.
Aha, ahe, a(a) - „water".
A Plaats 2 km ten westen van Nieuwer Ter A, 1156.
Breukelen, Bmklede, Broclede, 1130 - 1161.
Lada, leda, lede, leede, leide, lida - „watergang, speci-
aal veenwater", met broec, broic, broc, bruc, bruke -
„broekland".
Demmerik, Denemarc, 1138.
Vemoeming naar Denemarken.
Etteren, Aitumon, Aiteron, Eitthera, Eiteron, Eitera, Eite-
ren, Bytere, 10de eeuw.
Terrein ten noorden van IJsselstein.
Gein, Geyn, Gheyn, 1200.
Gebied en polder op de grens van de gemeenten Jutfaas
en Vreeswijk.
Hollandse IJssel, Isla, Hisla, Isle, Isela, eerste helft 9de
eeuw.
Oude watemaam. Afleiding van de indo-europese wor-
tel eis - „stromen".
Isla et Lake, Lacke et Isla, Lake et Isla, 944.
Gebied tussen en langs de Hollandse IJssel en de Lek.
Zie de watemamen IJssel en Lek.
-ocr page 80-
875
Jutfaas, ludifax, Judifas, Jutphaes, Judefaes, 1165.
Kamerik, Kamerka, 1131.
Vernoemd naar Kamerijk/Cambrai in Frankrijk.
Lek, Lokkia, Legka, Loccha, Laica, Lecca, Lecka, 777.
Lac(h)a, lake, leca, leke -,,waterloop".
Linschoten, Lindescote, 1172.
Scote - „hoge hoek land, uitspringend in het laag-land",
met linde - ,,linde" of met een watemaam Linde.
Lopik, Lobeke, Lobica, Lopica, Lopeke, 1155.
Maarssen, Marsna, Marsnen, Marsne, Marsen, 918 - 948.
De Meern, Marre, 1173.
Maer, Mara, Mare, Mera, Mere, Marne, Meme met n-
achtervoegsel - ,,waterloop".
Mije, Mi, My, 1119.
Gemeenten Bodegraven en Zegveld.
Genoemd naar het water de Mije.
Nirtarlaca, Nifterlaco, Niftarlaca, Nisterlake, Nifterlake,
723.
Gebied aan weerszijden van de Vecht, van Utrecht tot
Muiden.
Lake: zie boven. Niftar, after -,,achter".
Polsbroek, Pulsebroch, 1155.
Pols? Broek: zie boven.
Rijn, Rhenum, Renum, Hreni, Rhin, Rin, Rheni, 52
vóór Chr.
Praegermaans reinos, keltisch renos, germaans rinaz -
„stroom".
Swezen, waarschijnlijk oude naam voor Zuilen, Suabsna,
Suahsna, Suegsna, Suecsnon, Suesne, Suesen, Swesen,
Suesen, 840 - 849.
De naam leeft voort in de naam Zwesereng, een terrein
ten zuidwesten van Zuilen.
Vecht, Fetha, Uetha, Feht, Fethu, Vecht, 786.
Vleuten, Floeten, Flothen, Flutene, Fletene, 1130 - 1161.
Uit de indo-europese wortel pleud - „stromen". Ger-
maans flötina.
Vreeswijk, Fresionouuic, 918 - 948.
Vic(h), wie, wich, wiic, wijc - ,,nederzetting, vaak met
bepaalde functie", met tweede persoon meervoud van
Fresia - „Fries".
Wilnis, Wildenisse, 1185.
Wildernesse, weldernesse, wildernesse - „wildernis,
woeste grond".
Woerden, Wirda, Wyrdam, Worthen, Wordene, Wrthen,
Worthene, Worden, 786.
Uurd(e), uurdh(i), uurdi, uurt(hi), werd, wert, wirde,
wrde, wrt(h), wurd, wurth, wyrd - „bewoonde hoogte,
omheind terrein".
Persoonsnamen
Van namen die met enige zekerheid binnen het gebied
van de huidige provincie Utrecht te plaatsen zijn, kon ik
een dertigtal voorbeelden vinden. Een bijzonder groepje
wordt gevormd door de plaatsnamen waarin een persoons-
naam
is verwerkt.
Algothesdorpe, 1130- 1161.
De persoonsnaam is Algoth.
Dorp, doorp, dorpe, dorf, thorp(a), thorpe - „dorp,
dochtemederzetting".
Berenwerde, 1179.
De persoonsnaam is Bere.
Wa(a)rd, waert, weert, weritha, werth - „land aan het
water".
Fresdore, 918-948.
Waarschijnlijk uit Fresodurum, wat zou kunnen wijzen
op de volksnaam der Friezen.
Het keltische durum betekent - „vesting".
Hasehem, 918-948.
De persoonsnaam is Haso.
Haim, heim, hem, heym - „woonplaats".
Lanthem,918 -948.
De persoonsnaam is Lant.
Hem: zie boven.
Mansus Wereberti, 1145.
De persoonsnaam is Werebert.
Mansus is latijn voor - „hoeve". Dus eigenlijk de hoeve
van Werebert.
Rudinhem,918-948.
De persoonsnaam is Rudo.
Hem: zie boven.
Terra Bertoldi, 1178.
De persoonsnaam is Bertoldus.
Terra is latijn voor - „land". Dus eigenlijk het land van
Bertold.
Waldekewerthe, 1130 - 1161.
De persoonsnaam is Waldeke.
Werthe: zie boven.
Alle kanten
En dan is er een groep namen binnen de provincie Utrecht,
waarmee we bijna „alle kanten opkunnen".
Elbisge, in het oosten van de provincie Utrecht, 2de helft
9de eeuw.
Galana, waarschijnlijk in de omgeving van Galesloot, 5 km
ten zuiden van Oudenrijn, 918 - 948.
Waarschijnlijk een oude waternaam.
Graueningo, in de omgeving van Utrecht, 723.
Graven, graft, greft - „sloot, gegraven water", met ach-
tervoegsel „ing". De betekenis zal geweest zijn „door
sloten ontwaterd land".
Helspenni, 918-948.
Holanuuehg, in de omgeving van Wijk bij Duurstede, 918
-948.
Uuehg, wegh, wech - „weg", met hola - ,,hor'.
Holzhusen, in het oosten van de provincie Utrecht, 2de helft
9de eeuw.
Hus, huus, hues, huys - „huis", met holt (verhoogduitst
tot holz) - „hout, bos".
Coppelwethe, mogelijk in de omgeving van Koppel, 5 km
ten noorden van Houten, 1159.
Wethe (eigenlijk wede) - ,,bos" of wethe (naast weithe)
- „weide", met coppel -,,gemene weide".
Levefano, Evitano, in de omgeving van Wijk bij Duur-
stede, 365.
Lietnen, in lïct Sticht Utrecht, 1143.
Lindis, in het Sticht Utrecht, 1131.
Nesse, misschien identiek met Nes, polder 1,5 km ten
noorden van Vreeland, 918 - 948.
Nesse, nissa, nisse, nes - „in het water uitstekend stuk
land".
Nesseshort, 918 - 948.
Pascua, in het Sticht Utrecht, 1156.
Pascua is de latijnse vertaling van „weide".
Perke, in het Sticht Utrecht, 1169.
Perk, perkei - „omheind terrein".
Ree, in de omgeving van Wijk bij Duurstede, 918 - 948.
Misschien is ree een nevenvorm van rak, rac, ree -„recht
gedeelte van een waterloop".
Röthen, Rothe, Rodhe, Rod, Rotha, in het Sticht Utrecht,
1108.
-ocr page 81-
876
1788 V
j„ Nieuw-Loosdfec
iJKT-r
\
(i
vNoordcMfde
'... zevéNHovENr
PMSSEW
Muy«yeld
.1 _                         ,_                      Boomtioeli
Breuhtlev««rrtl '         p^^^
j
, 2173                  .- ^>-4,                            «W,
JrtArHArt , n J                     "'"^ ^ ^ 1'. - ■                 il
■-, ■m-
Hollandse
Noorden ''.'(^_^^:i_;i^-■' !
/ Mieuwlroop
" 'S^--7^i          \ ï«0          ■ Ji»nhoven
\                   *                     v'% v'^
'                    \                f >^ Oud Ma»fii«*«ri .
- ■'                  ■ «             '*'** )^>, /■"-/*. /
* u           \ * y^ int y^6646 '"^-* vju ., .
\"                       \,-<.                 /                                 -Westbroek
F#\ \ ^-y * N ■'             ■/                                      / •o* *•'"•             61
.%«4»!.>\m.........^*       . Mol,npold„ /                       _^^^
2.
%- r / ■ '*                   //
rNEBAANl
.1114
W^^ ,Il """^-SX "ij* KyCio.» '                      Harniel«4/^\
jT Tili^ I                    " ^1 .....                                    \ (:>tf« ^
V»...J.r.. ■ jHS^Sa                   /\ ,                  „^.ViJÏ^'-Linscholefi
f-' , \ jij^ ȕ T"V
'Driebruggen                     >^ \               i' ■ l'fr
H OLL aHD F""'""
I \'           ' neg«brug I
Usselsteinl,-, a. ïrtv '^■'ÏÏGEtti'S            '
„^1 I ^~ "11 * '^          Roi.nji.1 ^ '                             1343
ll Sl.1» .-^*40o..»-Ma..l,..ki
f°7 fC Haasirechl
|U»iMiüuln|
9       Ij 7IÏS
' /L^ 4"4        IW'JHfuwg^tn-Zi__,         - iê ■■
■^V ir" OA"' '- V
""Va LckbrBgS
.Hag«8teln,.^^^ll
■■/■ //4.,>....'--i,i ') ?"i;
■"/// ■'' '• \'<
>/Hagé.t.in--iV^,
l?4,i -^ «" iN
^KnoSftunl             \\
Everdirigen
Gnenrf":
^<' ^Apolsbroekerdarr
"\
iitvSlolwijlt _> '. "3^^11,1            V jF^Polibroel
S-^: -iB....».ii ^5>-'VS>
t^               ^                     ,,                   \ >"
/
ïxmond *'
bossen
.7/
.^_____l-J.e «71           ' ^'^ .^^^""■'^               A'^ / .\ \ ^ ,*>-:r-'-V ,             -            655?
\k.
«'t?
Hei- en Boêicop*,t^,v..                  '
/ landen/' I
Z(jdtf»eld 4
'X
' V.IU...W          ^t>.^^8«33
)t-Amnieri .-vi? ,,
Middtlkoop Schoontewoèi
■Meerkerk
.^t
Fragment van de ANWB toeristenkaart Utrecht, het Gooi en Amsterdam, uitgave 1982/83, schaal 1:100.000 tot 70% verkleind.
De 25 „naar een moderne vorm te herleiden" namen binnen het in de tekst bedoelde gebied zijn hierop bijna alle terug te vin-
den. De stad Utrecht, reeds genoemd in de 7de eeuw, liet ik buiten beschouwing.
Hoewel wetenschappelijk niet geoorloofd, is het verleidelijk alle niet genoemde hedendaagse plaatsnamen eens weg te poetsen
om de „leegte" van het overblijvende kaartbeeld te ervaren!
-ocr page 82-
877
Rothe, rode, rathe - „plaats waar bos gerooid is".
Sluodwethe, 1130-1161.
We the: zie boven.
Walde, in het Sticht Utrecht, 1172.
Walde, walt, wold - ,,woud".
Onze gemeente
Wat is oud en hoe oud is oud? We moeten goed besef-
fen dat zo'n vroegste vermelding in de bronnen niets zegt
omtrent de ouderdom van een plaats op dat tijdstip. Het
vóór een bepaald jaar niet in de acten voorkomen van een
plaats hoeft niet te betekenen dat zij vóór dat jaar niet be-
stond.
Zoals eerder opgemerkt, is er veel archiefmateriaal ver-
loren gegeaan. Bovendien geschiedde de administratie met
een bepaald doel en het kan heel goed zijn dat plaatsen,
die voor die administratie onbelangrijk waren, niet werden
vermeld.
Het gebied van onze gemeente komt er maar bekaaid af.
De vermelding van de Rijn (52 vóór Chr.) hebben we te
danken aan de Romeinen, die al vroegtijdig in onze stre-
ken vertoefden. Hun geschiedschrijvers tekenden veel op.
De Meem (1173) wordt in de bronnen niet zodanig ver-
meld dat er ondubbelzinnig het bestaan van een dorp uit
afgeleid kan worden: mansum.........cuius situs est prope
Marre versus Rhenum (Oorkondenboek Utrecht I 476).
Dat betekent zoveel als „een hoeve ......... waarvan de
ligging is nabij de Marre in de richting van de Rijn". Mar-
re (maer, mara, mare, mera) betekent „waterloop". Ik ga
hierop nu niet verder in want er is, als alles gaat zoals het
moet gaan, binnenkort veel wetenswaardigs te vertellen over
de legendarische Mare.
Met Vleuten (1130 - 1161) ligt de zaak eigenlijk niet
anders. Er wordt in de acten (Liber sancti Adalberti en
Fontes Egmundenses) gesproken van: dimidium mansum
in villa que vocatur Floeten (Flothen),
wat betekent ,,een
halve hoeve in het landgoed genaamd Floeten (Hothen)".
We moeten bij het woord „hoeve" niet in de eerste plaats
denken aan een boerenwoning, boerderij of wat we tegen-
woordig een hofstede noemen. Een hoeve was destijds een
stuk grond van bepaalde grootte, veelal 16 morgen (13,6 ha).
Ik vertaalde hierboven ,,villa" met ,,landgoed", maar
men kan er evengoed „landerijen" mee bedoeld hebben.
De middeleeuwse klerken schreven hun acten in het latijn,
maar zij hadden voor de hier gangbare begripppen niet
altijd een latijns woord met precies dezelfde betekenis tot
hun beschikking.
Ook als Vleuten in 1164 (Oorkondenboek Utrecht I 442)
weer ter sprake komt, lezen we slechts: VII jugera que
sunt apud Flutene,
ofwel „zeven morgen (land), die liggen
nabij Flutene". Pas als in 1224 (Oorkondenboek Utrecht I
716) de kerk te Floten wordt genoemd, mogen we aanne-
men dat er toen een dorp (en parochie) van die naam be-
stond. Maar dat valt buiten het bestek van het hier bespro-
ken lexicon.
Het is curieus dat van al die kastelen, die ons grondgebied
ooit sierden, er vóór 1200 niet één wordt genoemd, terwijl
toch althans De Haar en Den Ham volgens het Kastelenboek
van de provincie Utrecht toen al moeten hebben bestaan.
D.W.G.
Bron
R.E. Künzel, D.P. Blok, J.M. Verhoeff, Lexicon van nederlandse toponie-
men tot 1200, deel 8 in de serie .J^iblikaties van het P.J. Meertens Insti-
tuut" te Amsterdam, tweede druk, 1989.
Nieuwe leden
Viel, H.
Alendorperweg
24
3551
GM
Vleuten
Vlak, A.J.V.
Prof. Bronkhorstl
aan
46
3451
ET
Vleuten
Vies, J.N.
Nieuwe Vaart
10
3451
AJ
Vleuten
Voorn, R.P.
Beeldsweg
It
3214
VA
Zuid land
Vriezen-Wieman, C
.J.M.
Curie laan
3
3451
EK
Vleuten
Wieman, J.P.
Thematerweg
15
b
3455
SM
Haarzuilens
W ij ng aarden, J.C.
van
Hof ter Weydeweg
8
3451
SV
Vleuten
Wt tewaa11, 0.J .
Wickenburghseweg
19
b
3997
MT
't Go'y
Zijerveld, A
Prof. Bconkhorst 1
aan
9
3451
ER
Vleuten
Zoeren, J.E. van
't Zand
16 A
3451
GR
Vleuten
Zuurveen, H.K.
Schrijnwerkerslaan
36
3454
DS
De Meern
26 juni 1990
-ocr page 83-
878
Een trouwpartij in Vleuten
Over de plaats waar deze foto werd
gemaakt hoeft niemand lang na te den-
ken want zowel het huis op de voorgrond
als het wat bleek afgebeelde huis op de
achtergrond staan in het Vleuten-van-
nu nog recht overeind. Het eerste is het
vroegere café van Piet Bos (waar dus
kennelijk de bruiloft is gevierd) en waar
tot voor kort Ad van Breukelen woon-
de en het tweede huis is nu de woning
van Gerrit en Rina van Doom. De gril-
lige boom is allang verdwenen.
Nu komt natuurlijk de onvermijde-
lijke vraag: wie herkent nog mensen
van deze foto en wie zijn het bruids-
paar? Gert Versteeg vertelde me later
nog: „Ik denk dat de foto omstreeks 1909
is gemaakt toen m'n vader m'n moeder
nog niet kende".
Ik waag me nu aan een veronderstel-
ling. Het bruidspaar zal niet veel ouder
zijn geweest dan de vader van Gert Ver-
steeg. Als het bruidspaar kinderen heeft
gekregen zullen die nu ook al de zeven-
tig-plus zijn gepasseerd, maar nog ruim
in staat zijn om hun ouders te herkennen.
Ook kan in het familiearchief van een
andere oudere Vleutenees deze foto voor-
komen waarop (bijvoorbeeld) een hel-
dere geest van toen de namen van de
afgebeelde personen heeft geschreven. Je
weet maar nooit.
We zijn bijzonder belangstellend naar
elke reactie op deze ruim tachtig jaar
oude foto.
U kunt me opbellen (03407-1505) of
schrijven: Utenhamstraat 15, 3451 BR
Vleuten.
Klaas B. Nanning
Van Gerardus Comelis Petrus (Gert)
Versteeg die op 8 mei 1912 in Haarzui-
lens werd geboren, ter plaatse één van
de bekendste inwoners werd omdat hij
jarenlang het café „Het wapen van Haar-
zuilen" heeft gerund en nu, rustig maar
nog allerminst vergeten, 79 jaar oud in
het schitterende huis links naast de op-
rijlaan van kasteel „De Haar" woont, kre-
gen we bijgaande foto.
Het betreft hier een grote groep fa-
milieden en vrienden van het in het mid-
den gezeten bruidspaar: een bruidegom
in imiform rechts naast zijn bruid in het
wit, links voor ons. Gert Versteeg ken-
de géén van de afgebeelde personen be-
halve zijn vader. Dat is de op één na
hoogste persoon met donker haar op de
scheiding van het meest linkse raam en
het bijbehorende luik.
-ocr page 84-
879
De Meerndijk
Een reconstructie aan de hand van een bestek uit 1928
door
Ir J.A. Storm van Leeuwen
in april 1990 werd de meer dan zeven eeuwen oude Meerndijk doorgegraven voor het leggen van een duiker.
Het was een onderdeel van een plan tot verbetering van de waterhuishouding in de polders ten zuiden van de
Leidse Rijn (zie het kaartje van afbeelding 1).
Dit door het waterschap Leidse Rijn ondernomen werk is in zekere zin een historische gebeurtenis op water-
staatkundig gebied geweest. De Meerndijk had eeuwenlang tot waterscheiding tussen de stroomgebieden van
de Vecht en de Amstel gediend en oorspronkelijk ook het stroomgebied van de Oude Rijn in het oosten afgeslo-
ten.
Deze dijk had echter al eerder een ingrijpende verandering ondergaan, namelijk in 1928, toen de provincie
Utrecht het eerste wegvak van de provincialeweg tussen De Meern en Oudewater volledig reconstrueerde. Aan
de hand van de tekeningen van het bestek voor dat werk kunnen de oude afmetingen van deze voormalige
waterkering worden teruggevonden. Het is bij wijze van spreken een momentopname geweest van de toestand,
waarin de Meerndijk meer dan 60 jaren geleden verkeerde.
Het ondenwerp van dit artikel brengt met zich mee, dat de tekst en de illustraties min of meer een technisch
karakter dragen. Gezien het documentaire doel van deze bijdrage is dat onvermijdelijk.
Inleiding
De Meerndijk heeft gedurende zijn bestaan niet te kla-
gen gehad over gebrek aan belangstelling. Dat geldt niet
zozeer de weg, dan wel de waterkering van die naam.
Over het ontstaan van deze dijk, die vele eeuwen ge-
leden tussen de Hollandse IJssel en de Oude Rijn (nu Leid-
se Rijn) schuin door de polders werd aangelegd, is niets
bekend. Wel heb ik aan de hand van oude waterstaatkun-
dige gegevens gemeend te kunnen vaststellen, dat de Meern-
dijk of Marendijk kort na 1226 moet zijn aangelegd. Hij
deed dienst als slaperdijk die de ten westen daarvan gele-
gen landerijen en dorpen tot aan de Gouwe toe moest be-
schermen tegen overstromingswater uit het oosten. Dit
water kon aflcomstig zijn uit de Nederrijn of de Lek bij
doorbraken van de Lekdijk Bovendams (d.i. de Noorder-
lekdijk tussen Amerongen en de omstreeks 1285 aange-
legde IJsseldam in de bovenmond van de Hollandse IJssel
bewesten Vreeswijk) of uit de bovenloop van de Hol-
landse IJssel (tussen de IJsseldam en de aansluiting van de
Meerndijk aan de Noord-IJsseldijk bij de Meernhoeve).
Maar deze als tweede waterkering fungerende dijk is
ook van belang geweest voor vrijwel het gehele gebied
van Rijnland, dat wil zeggen het grootste gedeelte van
Holland, dat vanouds lager is gelegen dan het oostelijk
daaraan grenzende Land van Woerden. En dit laatste ligt
weer lager dan de streek ten zuidoosten van Harmeien.
De aanleg van de Meerndijk, waarvan het tracé vreemd
genoeg niet de toen al bestaande polderkaden en perceel-
richtingen volgt, zou naar mijn mening het gevolg kunnen
zijn geweest van een beslissing die de toenmalige bisschop
van Utrecht onder politieke druk van de graaf van Holland
had moeten nemen. Uitzonderlijk was dat niet, hetzelfde
Mmim
Afbeelding 1
J'ragment van de topografische Itaart 1 : 25.000, bladen 31 G
(Woerden) en 31 H (Utrecht). Het noorden is boven. De dilike
^warte lijn stelt de Meerndijk voor tussen de Rijksstraatweg
"1 De Meern en de Noord-IJsseldijk bij de Meernhoeve. Op de
plaats, die is aangegeven met een kruisje, werd de Meerndijk in
april 1990 doorgegraven voor het leggen van een duiker.
-ocr page 85-
880
zou enige tijd later ook gebeuren met de IJsseldam in
1285 1).
De functie van een betrouwbare slaperdijk had de Meem-
dijk echter al vroeg verloren, omdat de periodieke verho-
gingen van de Lekdijk Bovendams (vanwaar het grootste
gevaar dreigde) niet gepaard gingen met overeenkomstige
werken aan eerstgenoemde dijk. Zo bedroeg het gemid-
delde hoogteverschil tussen die twee waterkeringen in 1858
4,5 meter 2). Weliswaar behoefde de Meerndijk als sla-
perdijk niet even hoog te zijn als de rivierdijken, maar aan
de andere kant had het geen nut de landen te willen bevei-
ligen door middel van een onvoldoend hoge tweede ke-
ring. Dit bleek onder andere in 1726, toen het gevaar niet
uit het oosten kwam, maar (met een omweg) uit het zuiden.
In het begin van dat jaar brak eerst de Lekdijk Beneden-
dams ten oosten van Schoonhoven door, gevolgd door een
doorbraak van de Noord-IJsseldijk tussen Jutphaas en IJs-
selstein (de Randdijk). Het water liep de polders van Hey-
cop, genaamd de Lange Vliet binnen en kwam tegen de
Meerndijk te staan. Ondanks het tijdelijk verhogen van de
dijkskruin met behulp van palen, planken, horden en grond
kon men het overstromingswater niet tegenhouden. Het
water liep over den Marendijk, doch werd tegen den Prin-
cendijk
(Enkele Wiericksedijk) gestuit, d.i. tussen Woerden
en Bodegraven 3). Het gehele Nedersticht, dat wil zeggen
West-Utrecht, liep onder.
De Meerndijk kreeg evenwel later een tweede functie.
In 1413 ging hij namelijk het oostelijke deel van de ring-
kade van het thans niet meer bestaande grootwaterschap
Bijleveld en de Meerndijk vormen. Het gebied daarvan
mocht toen onder bepaalde voorwaarden het overtollige
water door een daartoe aangelegd afwateringskanaal (later
de Bijleveld genoemd) via de Amstel lozen op het IJ en op
de Zuiderzee. De geërfden (eigenaren van de desbetreffen-
de gronden) hadden echter de verplichting op zich moeten
nemen om de waterkeringen aan de achterzijde en de zij-
kanten van hun gebied gesloten en in goede staat te houden.
Het was wel geoorloofd om water uit de Hollandse IJssel
in te laten voor de drenking van het vee. Afgezien van „noot-
vloeden" uit de Zuiderzee, de Lek of de Hollandse IJssel
mocht tussen 1 april en 11 november geen ander water op
de Amstel worden geloosd dan uit hun eigen polders.
Met deze bepaling hadden de verleners van de concessie,
te weten de graaf van Holland en de Heer van Woerden, in
het bijzonder het aangrenzende en iets oudere grootwater-
schap Heycop, genaamd de Lange Vliet op het oog. Daar-
mee ontstonden later vaak geschillen over al dan niet ver-
meende illegale lozingen door het grootwaterschap Hey-
cop.
Eigenlijk was de kans, dat er Heycops water over de
Meerndijk zou lopen veel kleiner dan dat dit op andere
plaatsen zou gebeuren. Ik doel hierbij op het traject, waar
de Heycop en de Bijleveld naast elkaar in noordwestelijke
richting stroomden, namelijk tussen De Wel (ten zuiden
van De Haar) en de Joostendam (ten noorden van Kocken-
gen). Bij de Joostendam scheidden zich hun wegen. De
Bijleveld voerde het water verder in noordwestelijke rich-
ting naar de Amstel af, terwijl de Heycop dit oostwaarts
leidde naar de Vecht bij Breukelen. Op het traject De Wel
- Joostendam kwam het regelmatig voor, dat er Heycops
water over de kaden liep, die de Heycop en de Bijleveld
van elkaar scheidden. Omgekeerd gebeurde dat niet, om-
dat de Bijleveld altijd een iets lagere waterstand had.
Sinds 1959 wordt het overtollige water uit de polders
binnen het voormalige grootwaterschap Bijleveld en de
Meerndijk niet meer door de Bijleveld naar de Amstel af-
gevoerd, maar stroomt het - evenals dat van een deel van
U-U'
die Sl^hicm. \
Afbeelding 2
Verbetering van de provincialeweg De Meern - Oudewater, weg-
vak De Meern - Montfoort (Heeswijk). Gedeelte langs de Meern-
dijk. Tekening van de oude situatie in 1928 bij de aansluiting
van de Meerndijk aan de Rijksstraatweg in De Meern. Het
noordoosten is boven. Links de Rijksstraatweg; van links
naar rechts de provincialeweg, toen een grindweg met in het
midden over een lengte van ca. 80 meter een bestraat paar-
denpad (de dikke zwarte band in de tekening). Van de gebou-
wen zijn alleen de omtrekken getekend. De kruisjeslijnen stel-
len de erfscheidingen voor. De streep-puntlijnen geven de
plaatsen aan waar de dwarsprofielen nrs. 1 en 2 haaks op de
weg werden opgenomen. Naar een tekening uit het bestek I,
dienst 1928 van de Provinciale Waterstaat van Utrecht.
de vroegere Heycopse polders - oostwaarts door de Leidse
Rijn naar het Amsterdam-Rijnkanaal. De functie van de
Meerndijk kwam toen grotendeels te vervallen. Tot dat
jaar moest men echter nog volledig rekening houden met
de voorwaarden die in het handvest van 1413 waren vast-
gelegd.
Voor wat de Meerndijk betreft heeft deze omstandig-
heid een grote rol gespeeld bij het ontwerpen van het plan
tot verbetering van de provincialeweg De Meern - Oudewa-
ter. Daarvan werd het eerste gedeelte tussen De Meern en
Montfoort in 1928 uitgevoerd. Toen verbreedde en recon-
strueerde de provincie Utrecht de naast de eigenlijke Meern-
dijk gelegen grindweg tussen De Meern en de aansluiting
daarvan aan de Noord-IJsseldijk over een lengte van 3,5
kilometer. De dijk - toen een grasdijk van kleigrond - werd
geheel in het nieuwe weglichaam opgenomen.
Op de bestekstekeningen van dat werk zijn de oude af-
metingen van de waterkering terug te vinden. Dit is de
laatste en wellicht enige uitgebreide opmeting geweest
van de Meerndijk, toen deze nog als zelfstandige waterke-
ring bestond.
De hoogten van de dijk en van de weg werden aangege-
ven ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil, afge-
kort N.A.P. Dit is in ons land het vergelijkingsvlak voor
de vaststelling van de hoogten van terreinen, dijken, we-
gen, kunstwerken (zoals bruggen en sluizen), waterstan-
den, enz. Het is bijvoorbeeld het nulpunt van peilschalen,
waarmee waterstanden worden gemeten.
Het loont naar mijn mening de moeite die gegevens in
dit tijdschrift vast te leggen en het beschikbare materiaal
in het archief van de Historische Vereniging op te slaan.
Een exemplaar van de proefdruk met verbeteringen van
het bestek bevindt zich in het archief van de provincie
Utrecht en werd mij, tezamen met enige andere stukken,
door de archivaris welwillend ter inzage gegeven 4). Ver-
der is in het Rijksarchief te Utrecht correspondentie over
dit onderwerp te vinden s).
-ocr page 86-
881
Afbeelding 3a en 3b.
De provincialeweg De Meern - Oudewater, gedeelte langs de Meerndijk bij de Waaykuil. Toestand vóór en na de verbetering in 1928.
Naar twee foto's, afgebeeld in het Verslag over den toestand der provincie Utrecht in 1929, uitgebracht door Gedeputeerde Staten
'" de zomerzitting van de Provinciale Staten van Utrecht in 1930.
-ocr page 87-
882
Slechte toestand van de provincialeweg De Meern -
Oudewater
In het najaar van 1924 verscheen in het Utrechtsch Pro-
vinciaal en Stedelijk Dagblad een artikel van de hand van
enige ingezetenen van de stad Montfoort, waarin uitvoerig
werd gewezen op den erbarmelijken toestand, waarin de
provinciale weg, hopende van De Meern tot even voorbij
Oudewater
verkeerde 6). Deze weg, die vanouds de hoofd-
verbinding vormde van de stad Utrecht met Gouda, Rotter-
dam en Den Haag, was deerlijk in verval.
Sedert het midden van de vorige eeuw was dit een grind-
weg, die alleen bij De Meern over een kort stuk (ca. 80 me-
ter) in het midden was voorzien van een paardenstraatje
van klinkers. Zie de tekening afbeelding 2. De weg was
smal, vooral langs de Meemdijk, waar de bestuurders van
vrachtauto's elkaar slechts met moeite konden passeren. Door
de aanwezigheid van de veel hogere grasdijk (de eigen-
lijke Meemdijk) naast de rijweg bleef er weinig ruimte
over voor het verkeer. De foto op afbeelding 3a, die is over-
genomen uit het „Verslag over den toestand der provincie
Utrecht in 1929, uitgebracht door Gedeputeerde Staten in
de zomerzitting van de Provinciale Staten van Utrecht van
1930", geeft hiervan een goede indruk. Ter vergelijking
met de nieuwe toestand is de foto op afbeelding 3b even-
eens opgenomen.
De Meemdijk veroorzaakte ook een slechte afwatering
van de emaast lopende weg. Daardoor ontstonden plassen
die de grond doorweekten en tot de vorming van sporen en
knikken leidden. In 1924 was de weg vol met gaten en
kuilen. De schrijvers van het artikel drongen er daarom op
aan, dat het Provinciaal Bestuur een algehele reconstruc-
tie met gelijktijdige verbreding van deze hoofdweg ter hand
zou nemen.
De Provinciale Waterstaat, die reeds een jaar tevoren waar-
nemingen had verricht ten behoeve van een mogelijk ver-
beteringsplan, onderschreef de klachten. Door de sterke
toeneming van het autosnel- en transportverkeer voldeed
de verharding niet meer aan de daaraan te stellen eisen. De
verhardingsbreedte was te gering en de grindverharding te
zwak, terwijl op het gedeelte langs de Meemdijk deze ho-
ger gelegen grasdijk de afvoer van het hemelwater belem-
merde. Verbetering in de slechte toestand kon volgens de-
ze dienst alleen maar plaats vinden, indien de waterkering
bij de weg zou worden getrokken. Bovendien zouden in
het weggedeelte tussen de Meemhoeve (bij de Noord-IJs-
seldijk) en Oudewater verschillende bochten moeten wor-
den afgesneden.
Slechts een klein gedeelte van de weg, die in 1821 aan
de Provincie in beheer en onderhoud was toegewezen ?), was
eigendom van het Rijk; het overgrote deel behoorde toe
aan andere eigenaren. De verwerving van de gronden die
nodig waren voor een wegverbreding zou daarom grote
uitgaven vergen.
Alvorens plannen op te stellen voor een kostbare weg-
verbetering had de Provinciale Waterstaat in 1923 en 1924
verkeerstellingen verricht. Het is wel interessant kennis te
nemen vaii de resultaten daarvan, men krijgt dan een in-
druk van de samenstelling van het verkeer in die jaren.
In 1923 passeerden langs de oude Hoogeboomsbrug over
de Hollandse IJssel gedurende één werkdag tussen 7 en 20
uur:
Auto's en vrachtauto's, zonder motorbussen         108
Motorrijwielen                                                  64
Rijwielen                         '                              478
Bespannen voertuigen                                        37
Voetgangers                                                      32
Het jaar daarop werd de telling herhaald op een zondag.
De getallen waren toen als volgt:
Auto's en vrachtauto's, met motorbussen             412
Motorrijwielen                                                 170
Rijwielen                                                       1558
Bespannen voertuigen                                        69
Voetgangers                                                      52
In 1924 bestonden er tussen Utrecht, Montfoort en Ou-
dewater drie autobusondememingen, die tezamen 32 maal
op een dag de weg via De Meem bereden. Waarom de bus-
sen in de telling van 1923 niet waren begrepen is mij niet
bekend. Verder vestig ik de aandacht op het grote aantal
wielrijders, dat van dezelfde slechte en smalle weg gebmik
moest maken; er waren toen nog geen fietspaden langs de rij-
weg aangelegd.
Afbeelding 4
Bijgewerkt fragment van het kadastrale minuutplan van de ge-
meente Veldhuizen, Sectie B, uit ca. 1832. Het noorden is bo-
ven. Hierop zijn de percelen Nrs. 655 (water) en 655 bis (dijk,
d.w.z. waterkering -t- weg) aangeduid. Het ronde perceel is de
Waaykuil, toen verdeeld in de kadastrale nummers 654 (links,
op dit kaartje weggelaten) en 655 (rechts). Van het rechtse per-
ceel 655 moest de Provincie een klein gedeelte van het groot-
waterschap Bijleveld en de Meemdijk aankopen ten behoeve
van de voorgenomen wegverbreding. Het perceel 655 bis, dat
volledig moest worden aangekocht en de toenmalige waterke-
ring benevens de ernaast gelegen rijweg omvatte, is met kruis-
jes in de lengterichting aangegeven.
-ocr page 88-
884
Afbeelding 5
Verbetering van de provincialeweg De Meern - Oudewater, wegvak De
Meern
- Montfoort (Heeswijk). Globale situatietekening van het bestek
van het gedeelte langs de Meerndijk en langs de Noord-Usseldijk tot aan
proflel 88. Het stuk langs de Meerndijk loopt tot aan de Meernhoeve
(dwarsprofiel 68). De profielnummers zijn terug te vinden in de tekening
van
het lengteproflel (afbeelding 6).
Afbeelding 6
Verbetering van de provincialeweg De Meern - Oudewater, wegvak De Meern - Montfoort
(Heeswijk). Bestekstekening van het lengteprofiel. Op deze afbeelding is alleen het gedeelte
overgenomen tussen De Meern en de Noord-IJsseldijk (tot en met de driesprong). De bete-
kenis van de verschillende lijnen is voldoende duidelijk aangegeven en behoeft hier geen
nadere toelichting. De nummers van de dwarsprofielen zijn in de onderste horizontale
strook van het schema vermeld. Voor ons is vooral van belang de streepjeslijn die de kruin
van de oude Meerndijk aangeeft, dus de hoogte van de oude waterkering in 1928. Op de
hoger gelegen gronden bij De Meern (tot en met dwarsprofiel 12) en bij de aansluiting aan
de Noord-IJsseldijk (dwarsprofielen nrs. 68 en 72) lag de Meerndijk vanouds hoger dan
het tussengelegen gedeelte. Dat laatste was verreweg het langste stuk. Het rustte op een
door klei bedekte veenlaag boven het dieper gelegen dekzand. Zie de bodemprofielen die
zijn getekend aan de hand van de grondboringen. De dikgetrokken lijn stelt de kruin van
de nieuwe weg voor. Deze zou overeenkomstig de afspraak met het grootwaterschap Bijle-
veld en de Meerndijk op tenminste 0,80 meter boven N.A.P. komen te liggen.
.H ï 11 i 11 V tft-ig èii-yu IV i c-tttociu ^^-^
/JO*
-...(jtg*
—r
^uexjfl___I.___
lp, i o 11 ii l> f i l 11 UI V'^^Xi
1.
-------?l-----------------^                   r          ^'      TTl
CXr-.>K\iigl Vol IJl of-I cfcin inb t.<c' -91i-L'fi lu
-ocr page 89-
885
Besluit tot verbetering van de weg
In 1925 besloten de Provinciale Staten van Utrecht over
te gaan tot het verbeteren en waar nodig verbreden van de
provinciale weg De Meem - Oudewater.
Omdat tussen het Rijk (als gedeeltelijke eigenaar van de
weg) en enige aangelande eigenaren een geschil bestond
over de eigendom van de bermen was het voor de Provincie
niet mogelijk de benodigde gronden aan te kopen. Uitein-
delijk werd tussen het Rijk en de Provincie overeenge-
komen, dat deze laatste alle rechten die de Staat meende te
kunnen doen gelden op de bij de Provincie in beheer en
onderhoud zijnde weg zou overnemen tegen de koopsom van
tien gulden.
Een tweede probleem aangaande de grondaankopen vorm-
de de Meemdijk, zowel de waterkering als de ernaast ge-
legen rijweg. Deze grond was het eigendom van het groot-
waterschap Bijleveld en de Meemdijk en bestond in 1928
uit de navolgende kadastrale percelen:
Gemeente Sectie Nummer Bestemming Oppervlakte
sche voorbereiding van het werk aanzienlijk vertraagd,
maar kon eindelijk ter hand worden genomen. Al eerder
was besloten dat men eerst het wegvak De Meem - Hees-
wijk (aan de oostzijde van Montfoort) zou verbeteren. De
in dit vak gelegen Hoogeboomsbrug, toen nog een draai-
brug over de Hollandse IJssel, wilde men echter in een la-
ter stadium tot een vaste brug vemieuwen en gelijktijdig
in stroomopwaartse richting (zuidoostwaarts) verplaatsen.
Het te verbeteren wegvak vormde daardoor geen aaneen-
gesloten geheel (zie het kaartje van afbeelding 7).
Pt MEtEM-
Veldhuizen
A
481
weg en kade 2.42.30 ha
Veldhuizen
B
655 ged.
water 0.01.00
Veldhuizen
B
655 bis
dijk 3.08.00
ecMtcriTE. LinscHOTtn.
Linschoten
F
3 bis
dijk 0.76.90
r-f^^^"'*^'^ I
6.28.20 ha
Totaal
Als voorbeeld is de situatie bij de Waaykuil afgebeeld
aan de hand van het kadastrale minuutplan van de gemeen-
te Veldhuizen, Sectie B. Daarop staan twee van de hierbo-
ven genoemde percelen getekend, namelijk Nr. 655 gedeel-
telijk (water) en Nr. 655 bis (dijk, dat wil zeggen water-
kering + weg). Voor de verbreding van de weg was een klein
1 stukje van de Waaykuil nodig (afbeelding 4).
Het Grootwaterschap was slechts bereid van de boven-
genoemde vier percelen grond afstand te doen, indien de
(Provincie zich verplichtte er voor zorg te dragen, dat door
of over de Meemdijk geen vreemd water kon worden ge-
bracht op Amstellands boezem. Bovendien wenste het ze-
kerheid te krijgen, dat de Meemdijk niet verlaagd zou wor-
den. Deze eisen waren gebaseerd op de eerder genoemde
rechten en verplichtingen ten opzichte van het hoogheem-
raadschap Amstelland.
Om aan de door Bijleveld en Meemdijk gestelde voor-
waarden te kunnen voldoen deed de Provincie het voorstel
om de kmin van de nieuwe weg langs de Meemdijk op
een hoogte van 0,80 meter boven N.A.P. te brengen. De
waterkering, die bij de weg zou worden getrokken en daar-
' mee één geheel zou gaan vormen, werd dan zelfs hoger in
plaats van lager. De nieuwe weg langs het gedeelte van de
Noord-IJsseldijk, dat in het plan was opgenomen en een
lengte had van ca. 900 meter, zou echter op een hoogte
van 1,60 meter boven N.A.P. worden aangelegd; dat was
gelijk aan of iets hoger dan de kruinshoogte van de bestaan-
Ide waterkering. Deze laatste vormde namelijk vanouds de
zuidelijke begrenzing van het grootwaterschap Bijleveld
en de Meemdijk en was behalve een waterkering langs de
Hollandse IJssel tevens een tweede waterkering achter de
Lekdijk Benedendams.
Met dit voorstel stemde het Grootwaterschap in. Voor-
zover het betrekking had op de Meemdijk tussen De Meem
en de Noord-IJsseldijk is een en ander weergegeven op de
tekeningen van de afbeeldingen 5 en 6. Deze zullen later
nogmaals aan de orde komen.
Door deze perikelen en andere oorzaken was de techni-
Afbeelding 7
Schetskaartje van de provincialeweg De Meem - Oudewater,
wegvak De Meern - Montfoort (Heeswijk). Het noorden is bo-
ven. Op dit kaartje is de situatie bij de Hoogeboomsbrug over de
Hollandse IJssel in 1929 weergegeven. De oude Hoogebooms-
brug was een draaibrug en vormde een verbinding tussen de
Noord-IJsseldijk en de Hoogeboomslaan. Deze laatste sloot
aan op de Zuid-IJsseldijk. De nieuwe brug werd in 1932 als
vaste brug zuidoostelijk (stroomopwaarts) van de oude brug
gebouwd. De aanleg van het gestippelde gedeelte van de weg,
dat indertijd de „IJsselcoupure" werd genoemd, volgde twee
jaren later. Dit stuk nieuwe weg verbond de twee gedeelten
van de provincialeweg tussen De Meern en Montfoort (Hees-
wijk), die in 1928/1929 werden verbeterd volgens het bestek
dat in dit artikel wordt besproken. Het kaartje is een frag-
ment van een kaartje in bijlage 19 van de Handelingen der
Staten van Utrecht 1929, Notulen der tweede buitengewone
zitting (Centrale Bibliotheek van de Provinciale Griffie).
Aanbesteding en uitvoering van de weg verbetering
In het begin van 1928 werd het eerste wegvak van de
provincialeweg No. 5 (nu S 19) aanbesteed en een jaar la-
ter opgeleverd. Het bestek omvatte het verbreden, onder
profiel brengen en verharden van weggedeelten langs de
Meemdijk, de Noord-IJsseldijk en de Zuid-IJsseldijk tot
Heeswijk. Zoals gezegd, vormde dit stuk geen aaneenslui-
tend geheel, omdat de Hoogeboomsbrug over de Holland-
se IJssel op een later tijdstip zou worden verplaatst.
Voor zoveel dit bestek het gedeelte tussen De Meem en
de Noord-IJsselsijk betrof werd de waterkerende grasdijk
volgens plan geheel in de nieuwe aardenbaan van de weg
opgenomen. De kruinshoogte daarvan kwam overeen-
komstig de afspraak met het grootwaterschap Bijleveld en
-ocr page 90-
886
Afbeelding 8
Verbetering van de provincialeweg De Meern - Oudewater, wegvak De Meern - Montfoort (Heeswijk) in 1928. Schema voor de uit-
voering van het grondwerk ter plaatse van profiel nr. 36. Op de bovenste tekening is dit dwarsprofiel in de oude toestand weer-
gegeven. Daaronder is de toekomstige toestand geschetst. Op deze tweede tekening is het oude dwarsprofiel met een dubbele arce-
ring aangegeven, behalve op de plaats waar de waterkerende dijk of kade moest worden afgegraven om het zandbed van de nieu-
we weg door te laten lopen. Daar is een streepjeslijn getekend. Het zandbed is met stippels aangeduid, de aanvulling daaronder en
de afdeklaag op de bermen, beide met klei, zijn door middel van een schuine arcering aangegeven. De gekruiste arcering stelt de
nieuwe verhardingslaag voor. De glooiingen of taluds links en rechts moesten met stapelzoden of blokzoden worden opgezet. Het
rijwielpad op de linkerberm is nog niet ingetekend; de aanleg daarvan werd aanbesteed met een aanvullende overeenkomst.
Voor de geschiedenis van de Meerndijk zijn al deze ge-
gevens misschien van weinig belang, maar het leek mij
aardig om de sierlijke bestrating van het granieten klein-
plaveisel, dat hier vroeger heeft gelegen, aan de vergetel-
heid te onttrekken. Bovendien weten wij nu hoe de onder-
bouw van deze provincialeweg is en waarom die zo'n stuk
boven het omringende land uitsteekt.
De tekeningen van het bestelt
Wel belangrijk voor de geschiedenis van de Meerndijk
zijn de tekeningen die bij het conceptbestek en het defini-
tieve bestek van 1928 hebben behoord. Deze bestonden
uit:
a) bij het conceptbestek: een gedetailleerde situatieteke-
ning van het uit te voeren werk met aanduiding van de
plaatsen van alle opgemeten en ontworpen dwarsprofie-
len van de oude en de nieuwe weg;
b) bij het definitieve bestek: een globale situatietekening
met de plaatsen van een kwart van de oorspronkelijke
getekende dwarsprofielen; daarop waren ook de punten
aangegeven van de verrichte grondboringen;
c) tekeningen van deze dwarsprofielen;
d) een tekening van de lengteprofielen van de Meerndijk
(de grasdijk), van de oude grindweg ernaast en van de
nieuw te maken weg die bovenop de dijk en de oude weg
zou worden aangelegd (zie daarvoor de eerder ter spra-
ke gekomen afbeelding 6).
Onder profiel wordt hier verstaan: de verticale doorsne-
de van een wegenbouwkundig of waterbouwkundig object.
Een dwarsprofiel van een weg is dwars daarop gemten en
getekend, een lengteprofiel is in de lengterichting van de
weg genomen.
De dwarsprofielen van de Meerndijk ca. werden op ie-
dere 50 meter weglengte opgenomen. De plaatsen waar dit
de Meerndijk op tenminste 0,80 meter boven N.A.P. te
liggen. Bij De Meern liep de kruin tot 1,20 meter en bij de
Noord-IJsseldijk tot 1,60 meter boven N.A.P. De kruin van
deze aardenbaan was buiten de toenmalige zuidelijke be-
bouwing van het tegenwoordige dorp De Meern (toen nog
gemeente Veldhuizen) 14 meter, daarbinnen minimaal 7,50
meter breed. Langs de Waaykuil kwam een beschoeiing
van damplanken van gewapend beton.
De aanvullingen en ophogingen vonden voor een klein
gedeelte plaats met klei (onder andere uit de oude dijk) en
voor een groot gedeelte met van elders aangevoerd zand. Het
schema op de tekening van afbeelding 8 verduidelijkt deze
werkwijze.
De eerste 120 meter lengte vanaf de Rijksstraatweg in
De Meern kreeg een bestrating van straatklinkers, op de
overige 3335 meter kwam op voorstel van de Provinciale
Waterstaat een verharding van kleinplaveisel, bestaande
uit bekapte keitjes van Zweeds graniet. Deze moesten aan-
eensluitend in zogenaamd „segmentverband" worden ge-
legd. Eigenlijk zou men moeten spreken van „sectorver-
band", de keitjes werden namelijk waaiervormig geplaatst,
zie de foto van afbeelding 9.
De verhardingsbreedte biimen de bebouwing was over
de eerste 120 meter lengte 7,50 meter, die daarbuiten 5,50
meter. Deze laatste werd in 1942 op 6,20 meter gebracht.
In het jaar 1928 werd ook een 2 meter breed rijwielpad
met een asfaltverharding aangelegd op de brede oostelijke
berm van de nieuwe weg. De uitwegen kregen een verhar-
ding van vlak gelegde klinkers op zand, met daarover ge-
klopt klinkerpuin.
Het granieten kleinplaveisel heeft tot 1958 dienst ge-
daan; in dat jaar bracht de Provincie er een koudasfaltlaag
op aan, die minder onderhoud vergde. In 1981 werd het
kleinplaveisel volledig opgebroken en vervangen door as-
faltbeton.
-ocr page 91-
887
,t„ .--?;* :'?«r'
.^ikSfm
*'^*K.~-,
IJS *KLm«ui ^,
'i.-^'^m^:^^<- ■
. «ap.. ^"^^^^ ■'.sï'-^
Sr»»»»»
i^*!«-
«flPif*