-ocr page 1-
ONDERRIGTJNGEN en WBNKEN
OMTRKNI HIT
KUNSTMATIG ZINGEN,
TEN DIENSTE TAW ALLE, DIE ZICH ZEIVEW OF ANDERE
DAARfN GRONDIG WENSCHEN TE OEFENES;
TBIJ GEVOI.GD, MET TOEFASSIHO
OP DE BKHOEFTEN TAN DEN TEGENWOORDIGEN TIJD,
KAAR DE FRANSCHE VERTALISG *s
VAN DEN DERDEN^imiAANSdfl^DRUK
TAN HET WERK
TAB
J. B. MANCINI,
in Cevet) K_apeftiiee»tet to eweenen.
3m0fcrbam,
GEBROEDERS DIEDERICHS.
-ocr page 2-
VOORBERIGT.
De Pensieri e riflessioni pratiche sopra il canto fi-
gurato, door den Weener kapelmeester J. B. mancisi
het eerst in net licht gegeven in den jare J"60,
genoten steeds de welverdiende achting van alle,
die bij het verhevensle en tevens naiuurlijhste en
eenvoudigste gedeelle der muzijk prijs stellen op
ware kunst en gelouterden smaak. In
Duitschland,
Frankrijk en Italie werden dezelvegrctt'g onlvangen,
en van den derden , door den schrijver zorgvuldig
verbeterden en vermeerderden, italiaanschen druk
verscheen in J796 te
Parijs op nieuw eene fransche
vertaling, gelijk er twintig jaren vroeger reeds
eene het licht gezien hadvolgcns de eerste oorspron-
kelijke uitgave. De voorname reden van een en an-
der bestond voorzeker hierin , dat
BlAtfClM een der
laatste kweekelingen van den grooten zanger en
onderwijzer
bernacchi was , en diens grondbegin~
selen of methode op deze wijze meer algemeen be-
kend gemaakt had.
De naam van dozen laatste
moet bij onze duitsche naburen nog heden ten dage
in eere zijn; althans bediende men er zich weimg
tijds gelcden nog van , om ingang fe versehaffen
aan zeker niet onverdienstelijk werk betrekkelijk
de zangkunst, welks afkomst van genoemden mees-
ler intusschen niet ten voile blijkbaar schijnl.
Wij zouden verder yerschillende gefnigen voor
-ocr page 3-
IT                                     TOORBERIGT.
de erkende waarde van het werk van mancini kun~
nen aanvoeren
, maar onlhouden ons van dergelijke
aanprijzing
, en willen hopen, dat het ook in des-
zelfs nieuwen vorm zich zelf zal aanbevelen. Die
het oorspronkelijke kennen , mogen beoordeelen
, of
het door de omwerking en vcrkorling in waarde
gewonnen of vcrloren heeft. Ons doel ivas hoofd-
zakelijk, om onze landgenooten aandachtig ic ma-
ken op
era grondige tercgtwijzingen te geven ten
aanzien van de bedachtzame aanwending van
's
menschen zangvermogen; en daarmede in zekere
mate eenen dam te leggen tegen de al te eenzijdige
en uitsluitende vorming van hetzelve door koor- en
meerstemmige liederen-gezangen,
Ons vaderland is zoo ruim als eenig under land
voorzien van goede zangstemmen ; in het bijzonder
,
■meencn wij , is het niet arm aan zeer bruikbare alt-
en aan fiksche basstemmen. Gebrekkige en verkeerde
onlwikkeling doet er vele mislukken en vcrloren
gaan ; terwijl het ook niet te ontkennen zal zijn,
dat de, luchtgesleldheid in onze nicest aan zee gele-
gene provincien en misschien ook, in de grootere
steden althans , min geregelde of voor eene goede
gezondheid nadeelige levenswijzen hier dubbcle be-
hoedzaamhcid vorderen.
De hoogslvoorzigtige hiding, welke geheel den
geest van dit wcrkje schier op elke bladzijde ken-
tnerkt, is dus vooral in ons vaderland in acht lie
nemcn, en moge er
, al ware het slcchts enkel in
dit opzigt, cenigc bijzondere waarde aan geven
boven vele duitsche en fransche leerwijzen voor het
zingen , welke bij ons maar al te dikwijls blinde-
lings en zonder eenigcrhande ondersckeiding wor-
-ocr page 4-
V00I1BERIGX.                                        T
den gevolgd. Van het opnoemen en beoordeelen
van de voornaamste der bedoelde werken, waarloe
in het laatste hoofdstuk gereede aanleiding was,
onthielden wij ons opzeltelijk, zoo om niet in ceni-
gerlei opzigt parlijdig te schijnen , als omdat zulks
ook geheel vreemd is aan het oorspronkelijke werk,
dat wij enkel wenschten voor ons land en voor onzcn
tijd in eenen gepasten vorm aan de beharliging van
alle, die het met de edele muzijk en met de ver-
hevene en verheffende zangkunst vooral wel meem
nen
, op te dragen.
Overigens kan dit kleine geschrifl ook het zijde-
lingsohe nut stichten van meer bepaalde denkbeelden
te verspreiden , omtrent hetgeen bij het kunstmalig
zingen te verstaan is door
methode en wel door
goede methode. Hoe m.enigvuldig wordt de lofvan
eene zoodanige aan den dag te leggen , niet toege-
zwaaid daar, waar zich ter naauwernood zelfs
eene schaduw cr van laal bespeuren ? Mel betrek-
king tot zangers en zangeressen , geldt dit in de
eerste plaals ; maar
, al naar dat de inslrumenten
steeds meer of min zang hebben na te boolsen, laat
zich deze vraag ook toepassen op alle uilvoeringen,
welke slrckken kunnen, om virtuositeit in dit op-
zigt te beloonen. Het is met name het vijfde hoofd-
stuk
, dat wij aan alle zander onderscheid ter
bijzonderc beharliging aanbevelen.
Ten aanzien der gisping van onbedreven zangon-
derwijzers, moeten wij hier nog met een woord
verklaren , dat deze evenzeer uit het oorspronkelijke
werk ontlecnd en alzoogeenszins op rekening van den
Hollandschen bewerker te stellen is , dan in zooverre
dat hi) gecne vrijheidof redenen vond, om dezelvege-
-ocr page 5-
VI                                      V00RBER1GT.
«
heel achterwege te lalen. In alle tijden werden er
in alle vakken, zelfs in de meest ecrwaardige en
aanzienlyke, lieden gevonden, welke geaeht kon-
den worden dezelve niet tot eer of tot sieraad te
verslrekken. Aan dezidken moge het tot eene heu-
sche vermaning dienen: kunstlievende , onbaatzuch-
tige , achtenswaardige onderwijzers zullen er zich
niet door getroffen kunnen vinden
; maar veeleerer
hunne goedkeuring aan moeten hechien.
Onderwijzers van dezen stempel onderwerpen
zich toch volgaarne aan de volgende vorderingen:
»ledcr, die onderwyzer wil zijn , moet zich dui-
» delink bekend maken met hetgeen hij doen moet
,
» waartoe hij zich bepaalt, en onder welke voor-
» waarden hij daarin alleen zijn doel kan bereiken ,
»en zich zelven in het bezit stellen van al dat-
»gene, wat dienen kan om daarin wel te slagen.
» Maar buiten deze kennis , behoort nog de gaaf,
»geschiktheid en bedrevenheid tot onderwijzen hem
» bijzonder eigen te zijn, die hoogstnuttig voor zijne
»leerlingen wil wezen." En verder.- »grondig
» onderwy's vooronderstelt eenen onderwyzer, die
» het geduld bezit eene zaak honderdmaal voor te
» dragen en op nieuw weder van eene andere zyde
»te laten zien ; ook dicnt hij hetgeen hij onderwyst
» volkomen magtig te zijn , en van ieder woord, dat
rihij gebruikt, een duidelyk begrip te hebben.'1''

Be §§ 79 en 8J van niemeter's verkorte Grondbe-
ginselen Tan opvoeding en onderwijs, welke, onder
andere, deze vorderingen bevatlen, verdienen door
alle onderwijzers, zelfs ook die zich enkcl met tnu-
zijk bczig houden
, in dcrzelver verband gelczcn en
behartigd te worden.
-ocr page 6-
i m m Q) w &•
INLEIDING .......... bl. i.
HOOFDSTUK I.
Over de stem in het algemeen r en over
de registers der borst-, midden-en keel-
stem of faucet in het bijzonder , . » 15.
HOOFDSTUK II.
Over het aanheffen der toonen [Into-
natie)
...........» 24.
HOOFDSTUK III.
Over de houding van den mond en de
wijze, hoe denzelven te openen . . » 40.
HOOFDSTUK IV.
Over de gebreken van het stemgeluid en
over de middelen ter verbetering van
hetzelre ..,...,...» 50.
-ocr page 7-
IN HO U 0.
VIIJ
HOOFDSTUK T.
Over de zangmanieren of versieringen,
als:
1". het aanzwellen en weder vermin-
deren der toonen ; (messa di voce) bl. 62.
2°. het leiden der toonen ; (porta-
mento)
........» 69.
3°. de enkele en dubbele voorslagen
en drieslagen; (appogiature en
gruppelti).......» 71.
4°. den triller en den mordent . » 73.
HOOFDSTUK VI.
r Over de cadenzen.......» 83.
HOOFDSTUK VII.
Over de ligtheid der stem .... >7 89.
HOOFDSTUK VIII.
Over het recitatief en de verdere kun-
digheden , die voor eenen zanger noo-
dig zijn..........» 106.
HOOFDSTUK IX.
Over de middelen , door jonge lieden
aan te wenden, om wel te slagen in
hunne zangoefeningen.....» 115.
-ocr page 8-
V
IJVLEIDING*
iiHWH*»»ll
Is het waar, dat bij alio schoone kunsten Let
welslagen voor een groot deel afhangt van de kunde
der onderwijzers en van hunne bekwaamheid, van
de gaven, die zij voor het onderrigt bezitten ; dan
laat het zich ten aanzien van de zangkunst althans
wel verzekeren, dat de uitslag bijna uitsluitend van
den meester afhangt. Wij achten het niet ontijdig,
deze stelling eenigzins meer bepaald te ontwikkelen
en te bevfijzen.
Al rnoge een teekenmeester, een schilder, een
beeldhouwer, een bouVvkundige , een kapelmeester ,
een componist niet van den eersten rang, of
zelf niet vaardig en bevattelijk genoeg wezen in het
mededeelen van al zijne kundigheden aan zijne
." "
                        1
-ocr page 9-
■ ■
. wiWiWiJ^|HIWl.:,i)l||ppiU.,HI.. . J
Fig.la ■
&                 ^                                                            ftf Sor'sNcon&ity.
( * ) Afrfa een tfcfsztzf /aqrcr aezonyen i verqeluA- ftp. Z a: .
Fr'</. 2.(1.
d.
6.
m
m
-rr
-&-
wm
??:
^m
Fuf 3.c
f/.
IrJk
% J j2\r I IE
&> f *
j U J | \> -^j-^^^p
^p&-
m
> >
m
rny^ih j iHiiii
cirpaTK^
2jt
-ocr page 10-
2
scholieren , zoo kunnen dcze zich nogthans zclve volma-
ken, door het bestuderen ran de meesterstukken
der kunst, die voorhanden zijn en met beliulp der
boeken, waarin de voorbeelden of afbeeldsels er
van bewaard worden, Zoo doende kunnen de jonge
lieden te gcmoet komen in hetgeen hun meester hen
niet heeft onderrigt of leeren kennen, en de min
naauwkeurige denkbeeldcn, die hij hun gegeven
heeft, door eigene opmerkzaamheid en nadenken
aanvullen. Het zovt inderdaad overtollig wezen,
de gedenkstukken der beroemde schilders en beeld-
houwers van vroegeren en lateren tijd op te tellen,
<le schoone overblijfsels van tempels, schouwburgen,
Iriomfbogen en zuilen te vermelden, benevens al
hetgeen van lateren oorsprong nog aanwezig is; de
muzijkale voortbrengselen van onze dagen vereeni'gd
met die van de vijf of zes laatst voorafgegane eeuwen
te herinneren ; dit alles is een rijke schat van lee-
ling voor alien, die hunne beoefening van de kunst,
waarvoor zij leven willen, op eenen hechten grond-
slag wenschen te vestigcn. Van den anderen kant
geven de rcgels, w elke voortvloeiden uit de zamen-
gcvatte opmerking van al hetgeen eene gezette na-
sporing en beschouwing der voormelde kunstvoort-
brengselen als waarlijk schoon en vcrheven leerden
kennen, meer dan eenen niemven stelselmatigen •
leidraad aan de hand, om vorderingen te maken
en om met nadenken en werkzaamheid een uitste-
kend kunstenaar te worden.
Met de zangkunst is het anders gelegen. Te
dien aanzien bestaan er geene gedenkteekenen en
kunnen er die niet zijn, om de zecr eenvoudigo
-ocr page 11-
^?>. 4-9.
j.
Vu/- i- eu
b.
£
l#ft
¥tff.5.a.
A
#
J i 1
a
P^
P=B
±
2
«■ ---------- ^L
.3
^§y
gF~n r te^Bj
ss
^
y:
-*-
rLriTO^iaa^
,^4#
i
HI
i^T^^^
fio.p.a.
■Vy.
0M?*+M?M+a fffffp^
j+f'tTf frfrfrfrfr^fff**
-ocr page 12-
re.Ien, clat een voortreffelijk zanger niet in de mo-
gelijkheid is, om tot het nageslacht de lierinnering
over te brengen Tan de leiding, het overleg, de
bevalligheid, het vuur, waarmede hij gewoon was
zijnen zang te verfraaijen. Men vindt, wei is waar,
muzijk, die door groote meesters geschreven en door
enkele beroemde zangers volmaakt uitgevoerd werd;
maar in zulk een overblijfsel vindt men niet meer
dan eene dorre schets, welker eenroudige zangwijze
aan den uitvoerder voile vrijheid laat, om de za-
menstelling (compositie) naar zijnen smaak * te ver-
fraaijen. Wanneer een leerling deze schets tot voor-
beeld kiest, ziet hij er slechts het geraamte van, en
het welberekend overleg, den smaak, de buiging
en schakering, waarmede dezelve werd } uitgevoerd :
deze kan hij niet vinden. Laat hij, bij voorbeeld ,
eene aria nemen, welke de beroemde ridder fa-
jiinelli heeft gezongen en de afzonderlijk opgeschre-
vene veranderingen en verwisselingen er mede verge-
lijken, waarvan deze zich bediende, om het op te
sieren , — het schoone Ombra adorala, hetgeen cres-
centini zoo veel aanzien gaf, of de aria's en va-
riation , waar eene catalani mede schitterde, zoo
bespeurt hij ongetwijfeld derzelver talenten en kun-
digheden in dit opzigt, maar er laat zich naar ra-
den, welke naauwkeurig de manieren waren, die
de levendige voordragt zoo hoogst verwonderlijk en
voimaakt deden zijn: deze is met geene noten of
andere teekens, ja met geene woorden zelfs te ver-
klaren.
Bij de hoogere, meer kunstmatige zangkunsl komt
het dus bijzonder aan op mondelinge overlevering
1*
i
. Ismmki
-ocr page 13-
Fur- 72               W
w
^l_jj- ^n^
Fio.l4.et.
#~0-
Fzg.75a.
5
12.
~a
4^
-P-
1
3
5
^u
-#h^---------------^------U_J---------
Fig.l6.i
%
m
~S~
^ j | i^T r i g
t5>—-
~S"
-^
cr
-ocr page 14-
i
eh persoonlijke onderrigting. Daarvoor mogen zich
schriftelijke wenken en teregtwijzingen ktcn mede-
'deelen, maar bepaalde regels en voorschriften zijn
nlleen geldig en bruikbaar voor het meer eenvoudi-
ge, enkel natuurlijke zingen, of hoogstens voor het
afrigten ran zangkoren. Waar de mensch alleen
zingt, (of zij het ook met twee, drie of meerderen ,
dan toch hoofd voor hoofd op zich zelven), daar
moet hij een bepaald karakter uitdrukkcn en zijn
eigen gevoel doen spreken ; en voor dit een en an-
der zijn geene wetten te geven.
Maar ook verder, en om meer regtstreeks ten aan-
zien van zangonderwijs te spreken: hoe zal een leer-
ling, die geheel aan zich zelven en aan zijne boe-
ken is overgelaten, het bespeuren, wanneer hij zich
eenig grof gebrek aanwent ? hoe zal hij dezulken
gewaar worden, welke misschien uit eenen natuur-
bjken aanleg voortvloeijen en door eenen oplettenden
onderwijzer kunnen verbeterd worden? Indien de
natuurlijke gebreken of de slechte gewoonten door
den leerling zelven niet te kennen zijn, hoe klaar-
Mijkelijk is dan niet het bestuur van eenen deug-
delijken leermeester noodig, ten einde de goede
hebbelijkheden gaande weg worden verkregen en de
leergierige jeugd in de geheimen der kunst worde
ingewijd?
Tot een voorbeeld uit vele moge verstrekken de
vermaarde zanger antonio bernacchi, uit Bologna,
leermeester van den oorspronkelijken schrijver van
dit werkjc, j. B. mancisi. Deze bernacchi was,
■gelijk hij zelf meermalen bekende, niet van jongs
af met een gelukkig stemvermogen begaafd geyveest.
-ocr page 15-
5
Op het aanraden van knndige en welmeenende vricn-
den, besloot hij zich geheel te ondcrwerpen aan
het besluur van den onderwijzer F. a. pistocchi ,
welke in het begin der achttiende eeuw in Italic
in groot aanzien stond, en in de jaren 170S en
1710 bij, herhaling tot voor'zitter van de philarmo-
nische maatschappij te Bologna werd verkozen. Hiec
werd de jonge zanger niet slechts met toegenegen-
heid ontvangen, maar, zonder tijd te verliezen, werd
de rigting vastgesteld, welke hij aan zijne oefe-
ningen zou geven, zoowel ten einde de gebreken ,
die bij hem bespeurd vferden, te doen verdwijnen,
als om hem , zoo spoedig mogelijk, in staat te stel-
len tot het inoogsten der voordflelen, welke van eene
onafgebrokene en vlijtige inspanning met grond te
wachten zijn, De leergierige jongeling gaf zich
aan dit werk, hoe moeijelijk het hem ook viel, met
den meesten ijver over, en oefende zich gednrende
den bepaalden tijd volgens de voorschriften van den
meester, welken hij niet verzuimde elken dag te
raadplegen. Zoo lang deze studien hem bezig hid-
den , zong BEKNACCHI noch in kerken, noch op too-
neelen ; hij wilde zich zelfs niet aan zijne me.est ver-.
trouwelijke vi ienden doen hooren, en hicld dit be-
sluit vol, tot zijn meester hem raadde, van plan te
veranderen en hij die volmaakiheid had bcreikt, vrelr
ke hem aldra de algemcene bewondering vcrschaftc,
niet slechts in Italic, maar evenzeer in Engeland en
Duilschland, bijzonder in Beijeren, waar hij zich
geruimen tijd gevestigd hield..
Dit enkele voorbeeld zij voldoende om aan te too-
nen, hoe nutlig voor eeneij lectling de hulp en de
-ocr page 16-
G
zorg van eon' verstandigen onderwijzer zijn, en welke
vruchten hij te verwachtenheeft van zijne eigene vlijt.
Op deze vfijze geraakt men er toe, om natuurlijke ge-
breken onmerkbaar te maken en door langdurige en
aanhoudende oefening de zangwerktuigen zoodanig te
leeren beheerschen, dat "eene slechte stem niet slechts
middelmatig, maar waarlijk goed wordt.
Uit het aangehaalde omtrent den zanger ber-
NACCHI blijkt verder nog aan den anderen kant
met opzigt tot den leerling zelven, hoe voordeelig
het is, niet ingenomen te wezen met zijne eigene
begaafdheden.
Vele onzer lezers zullen zich verwonderen over de
meening , niet slechts in Italic , maar ook in andere
landen, dat de zang en daarmede ook al wat de vo-
kale muzijk uitmaakt en daarstelt, sints geruimentijd,
wat derzelver innerlijke en alleen wezentlijke kunst-
waarde aangaat, grootelijks in verval geraakt is, en
dat er even groot gebrek bestaat aan gocde scholen
en onderwijzers, als aan goedc zangers. Wij willen
toegeven, dat zoo deze verklaring niet geheel en in
alien deele op alle scholen en onderwijzers is toe te
passen, derzelver waarheid maar al te zeer erkend
moet worden met betrekking tot de zangers, als van
welken er naauwelijks een in staat is, de ledige plaat-
sen der beroemde zangers van vorige tijden waardig-
lijk te vervullen.
De bron van dit ongeluk is in de eerste plaats te
vinden in de baatzuchtigheid van een aantal onder-
wijzers , als welke er zich minder aan laten gelcgen
liggen, om de goede regels der kunst en de voor-
schriftcn en manicrcn, die zij kennen moeten, te
-ocr page 17-
7
docn opvolgcti, of om met behoorlijke aandacht do
verschillende begaafdheden hunner leerlingen na te
gaan, maar des te meer hierop bedacht zijn, dat
dezc, hoe ccr hoe beter, te voorschijn gebragt mogen
worden, ten einde daardoor eenen naam en bovenal
voordeel te verwerven. De leerling Tertoont dan
zijn onrijp talent, om het zoo te noemen , wordt
hoovaardig door de ontijdige toejuichingen van het
oogenblik, laat zijne studien varen en maakt yerder
niet de minste vorderingen in de geheimen en in
de fijnhedcn der kunst. Hoe kan men onder zulke
omstandigheden nog hoop koesteren van weltoege-
ruste zangers' te zien verscbijnen , daar zij ovcrgege-
ven zijn aan het winst- en roembejag van meesters,
die meer waarde hechten aan het aantal, dan aan
de hoedanigheid hunner leerlingen? Is het moge-
Kjk, dat een jongeling, die vlugtig de gronden der
toonkunst (*) heeft doorgoloopen (hoewcl dezc beter
geleerd worden door langdurige oefening en gewoon-
te) en die ter naauwernood in staat gesteld is, om
eenige noten of zelfs eene aria te neurien, ooit een vol-
(*) Het woord toonkunst is hier genomen in den zin \
waarin het voorkomt in het weik: De Socratische
school, of wijsgeerte voor de negenltende eeuw, door ph. w,
vas heusde. Utrecht, 482>p; I', deel; bladz. 33. Na
vooraf gezegd te hebben: »dat het wezen der rauzijk niet in
»'s menschen uilwendige zintuigen is te vinden, maar hoo-
»ger, in 'smenschen ziel zelve, gczocht moet worden," laat
de Hoog-Gel. Schrijver volgen: »Muzijk noeraen wij ook
» toonkunst i eene juiste benaming, wanneer wij van de kunst
»of van de theorie der muzijk spreken.,... Doch men be-
^^^^^-------^w^,------^mm^m*.**
-ocr page 18-
HjMjj. i . iui..w-"iinii«iJwnyn' . ■ „w
im^o^TO^;
8
maakt zanger worde ? Is dienvolgens het verloren
gaan van tie beste talenten niet een onbetwistbaar
uitvloeisel Tan de nalatigheid in het verbeteren van
ontluikende gebreken, die met den lijd onverbeter-
Jijk worden ?
Een tweede nadeel is daarin gelegen, dat de jon-
ge lieden ook voor hunne levenswijze te vroeg aan
zich zelven worden overgelaten. Zij geiaken te ligt
onder lieden van losbandige zeden, benadeelen hun-
ne gezondheid, bederven voor altoos hunne stem en
hunne borst en verliezen al spoedig, hetgeen in alien
gevaile te bejammeren is, voor al hun leven de regels
van eene reine zedekunde uit het oog. Mogten alien,
die de muzijk willen beoefenen, er zich geheel en
van ganscher harte op toeleggen met den wensch, om
zich zelven, hun vaderland en der kunst tot eera
te verstrekken. Dat zij elk oogenblik bcseffen, hoe
weinig de naauwgezette studie der muzijk, » welke ,"
f> driegt zich, zoo men het wezen tevens der muzijk door
* dit woord meent uit te drukken. De kunst der toonen,
»ja, om die joist te onderscheiden en op duizeuderlei wijzen
» zaatn te voegen, deze wordt door dal woord te kennen ge-
» geven; maar de verhcvene kunst, die van de Muzen hareri
» naara ontleent, de muzijk, hoe.zou er die door uitgedrukt
» worden ?" De oude fabel, die socraies bij piato verhaalt,
wegens het ontslaan der muzijk op aarde, de fabel der cica-
den, en hetgeen de hoog'eeraar verder aanvoert, om zijne
lexers te brengen tot » besef ecner hoogere muzijk, dan loon-
» kunst is of worden kan," verdierit in het werk zelf nage-
L'zcjtt te worden.
-ocr page 19-
9
gelijk zeker groot man (*) reeds voor drie eeuwen
zeide, » de hoogste plaats na de theologie verdient,"
aangezien zij ons moet opvoeren tot Hem, Yan
Wien deze aanvangt, is overeen te brengen met n;>-
latigheid, wat de goede zeden aangaat; dat ,zij zon-
der een onberispelijk levensgedrag nimmer waren,
onbevlekten roem en den eertitel ran virtuozen zul-
len verkrijgen; dat zoo min de grooten, als de vol-
keren hun onbepaalde hoogaehting zullen toedragen;
dat zij nimmer duurzaam geeerd zullen vrorden,
zoo zij de welluidendheid van hunnen zang niet we-
ten te paren met de vrelvoegerijkheid hunner zeden
en eene geregclde levenswijze ; dat de onzedelijkheid
in alle slanden en betrekkingen, doch bovenal in
dicn der muzijkbeoefenaren, welke zoo dikwerf hot
publiek onbeschroomd onder de oogen moeten ku«-
nen treden, even veiachtelijk is in zich zelve, als
schadelijk voor elks welbegrcpene en hoogste belan-
gen in het bijzonder ; eindelijk dat wel aan weiniga
andere oorzaken, dan aan de bedoelde, is toe te
schrijven, dat zoo veel jonge zangers reeds vroeg
zwakke, klanklooze en telkens onbruikbare stemmen
bekomen of zelfs hunne stem geheel verliezen.
Eene derde zeer schadelijke omstandigheid bestaat
hierin, dat vele lieden zich tot ondervvijzers in de
zangkunst opwerpen, zonder de regels er van door
eigene beoefening te hebben leeren kennen, en zonder
te weten langs welke wegen zij hunne leerlingen lei-
den moeten, al ware het enkel slechts, om hen het
volmaakte toontreffen te !ecr,en, gezwegen nog van
(*) Lutuer.
-ocr page 20-
10
mindere en mcerdere bekwaamheden, als bij voor-
beeld: maatgevoel en zangmanieren. Zij meenen,
dat tot het onderwijs in den zang niet veel meer ver-
eischt wordt, dan een of ander klavier- of strijk-in-
strument, of ook slechts eene guitarre te kunnen be-
spelen ; en terwijl zij hunne diensten beterkoop aan-
bieden, dan dit een meester kan doen, die zoowel
de bekwaamheden, als het geduld bezit, om al
zijne zorgen aan eenen leerling te wijden, vinden zij
personen, welke, door het schijnbare voordeel van
eene zekere spaarzaamheid Terbiind , zich of derzel-
rer kinderen aan hunne leidins; toevertrouwen. Zulke
onervaren meesters denken veel, ja alles gedaan te
hebben , wanneer hunne leerlingcn , hoe onvohnaakt
ook, zekere loopen weten uit te voeren, of eenige
uitgalmingen, die het oor kwetsen. — Zoo is het
onderVigt van eenige hedendaagsche meesters en zoo
ver gaat hunne vretenschap!
Het is eene wezenlijke heiligschennis voor de kunst,
dat een eenvoudig klavier-, viool- of guitarspeler
zich den titel van onderwijzer in den zang aan-
matigt, zonder zelfs de eerste beginselen hiervan te
kennen. Deze zoogenoemtle meesters doen hunne
kweekelingen luidkeels schreeuwen en bederven daar-
mede de schoonste stemmen, omdat zij er zich niet
op verstaan, om dezelve te ontvvikkelen en te be-
schaven; of men hoort ongelijkheid van registers,
onzuivere toonen, keel- en neusgelaiden, klanklooze
stemmen, daar dczc meesters met de stem willen
doen maksn, wat zij*op hun instrument weten te
doen. '
Hoe kunnen zulke meesters uitstekende zangers
-ocr page 21-
»"' -'■■--
11
vormen ?.... Het ware le wenschen , dat zulk gebrek-
kig en vcrkeerd onderrigt kon gewecrd en geen an-
dere ondenvijzers moglen toegelaten worden, dan
die de ware leerwijze toonden te kennen en beloof-
den te volgen.
Doch het zijn niet slechts zoodanige zangonderwij-
zers, die zelve in het geheel den zang niet beoefe-
nen, welke ongeschikt geacht moeten worden; het
zijn ook dezulken, welke, boven alle overigens
vereischte bekwaamheden, de gave niet bszit-
ten om de gebreken te vinden, welke dezen of ge-
ncn hunner leeilingen hinderlijk kunnen zijn, en
evenmin de middelen wcten , om die te verbeteren.
Deze gave is niet te verkrijgen, dan door getrouwe-
lijk de handelwijzen dor meest beroemde zangers te
volgen en hunne voetstappen te drukken, en nadat
men door eigene ondervinding en door die van ande-
ren den natuurlijksten en zekersten weg ontdekt
heeft, om aankomelingen wel te leiden. Een on-
derwijzer, die zelf den zang met welverdienden Jof
heeft uitgeoefend, zal dit alles te beter kunnen we-
ten. Het is toch geenszins voldoende er slechts zoo-
veel van te kennen , dat men eene enkele aria met
eenigen smaak voordraagt, met tusschenvoeging van
een paar streelende versieringen of loopen; maar
men moet de bestendige gewoonte hebben om
een aangenaam geluid voort te brengen , den mond
te openen en de versieringen en loopen uit te voe-
ren naar de leervvijzen der beste schoien. Zonder
deze bekwaamheden zal een onderwijzcr zelden den
juisten gang weten te bepalen , dien hij met clken
zijner leerlingen le volgen heeft; het zal hem geens-
-ocr page 22-
12
zins gemakkelijk vallen, om elk Jiunncr den mond
in- de meestgeschikte evenredigheid te doen openen,
en hij zal hen niet ongevoelig kunnen brcngen tot
de volkomene uitvoering van meergedachte gangen en
sieraden. Evenmin zal hij vervolgens zoodanige zans-
stukken voor ieder' zijner leerlingen weten te kiezen,
of zelfs te vinden, als voor elks bepaalden aanleg,
vorderingen en karakter gepast zijn, zoo in het al-
gemeen als opklimmender wijze. Ongeschikte onder-
wijzers bezitten naauwelijks oppervlakkige kennis aan
zangstukken, tasten bij de keuze daarvan in den
blinde rond en niet zelden mis. De goede model-
len kennen zij niet, en wat zij bij naam kennen of
toevallig in handen krijgen, weten zij niet te beoor-
deelen. De ondervinding leert meestal overtuigende,
dat men de onderwijzers vrij juist kan bcoordeelen
naar hetgeen zij aan hunne leerlingen in handen
geven.
Eindelijk bestaat een laatst, doch almede onmis-
baar vereischte bij eenen zangonderwijzer in dekunst
om de leerlingen grondig en naauwkeurig te onder-
rigten, zonder hen te veel te vermoeijen. Ongeluk-
kiglijk is ook deze hoedanigheid al vrij zeldzaam;
weinig meesters hebben gedulds genoeg, om zich
die te verwerven. Het is echter voor jonge lieden
eene hoogst wensehelijke zaak om in handen van
zulk een' onderwijzer te Talleh : van een' onderwijzer,
die toegevend, ijverig , geduldig , onvermoeibaar is
en wel let op hunne geaaidheid en op de eigendom-
melijkheden van hunnen aanleg.
Een zeer merkwaardig voorbeeld van de zorg,
waarmede oudtijds jonge lieden van bijzonderen aan-.
-ocr page 23-
13
kg tot zangers werden gevormd, vindt men in het-
geen aangeteekend is (*) omtrent den voovtreffclijken
ondenvijzer der napelsche zangschool, porpora.
Onder zijne talrijke leerlingen er eenen opmerken-
de, welke zich bijzonder onderscheidde, vroeg hij
hem, of hij moeds genoeg dacht te bezitten, om
onwankelbaar den weg te volgen, dien hij hem
zoude voorschrijven, hoe vervelend dezelve hem ook
schijnen mogt. Na het verkrijgen van een toestem-
mend antwoord, neemt porpora een blad muzijk-
papier en schrijft er de diatonisehe en chromatische
toonladders, op- en nederwaarts, op ; de tertsen-,
quarten-, quinten- en verdere sprongen, tot oefe-
ning in het treffen der toon-afstanden en in het
overdragen van het geluid; voorts trillers, driesla-
gen en voorslagen, benevens onderscheidene soorten
van loopen om te vocaliseren. Dit enkele blad
houdt bnderwijzer en leerling een jaar bezig; het
volgende jaar wordt er evenzeer aan toegewijd. Het
derde wordt er niet van gesproken om tot iets an-
ders over te gaan; dit doet den leerling eenigzins
ontevreden worden, maar de meester herinnert hem
zijne belofte. Het vierde jaar gaat voorbij, het
vijfde volgt en nog altijd is hetzelfde blad het on-
(*) Onder anderen in: Fins, la musique mt'se ct la for-
tie de tout le monde
, 2e. edition. Paris, dS3i; uit welk
werkje dit verhaal is overgenomen en waarvan bij deuitgevers
dezes eerlang insgclijks ejjne hollandscha ver'.aling zal in het
licht verschijnen.
-ocr page 24-
u
uitputtefijk ohderwerp. Met het zesde jaar lcjjt
men het nog niet ter zijde, maar worden er lessen
in het duidelijk zingen en uitsprcken van nolen
en Avoorden, als ook eindelijk in de goede voor-
dragt bijgevoegd; met het einde van dit jaar dacht
de leerling nog altijd niet meer dan de grondbe-
ginselen geleerd te hebben, maar stond hij niet
weinig verrast toen de meester hem zeide: »Ga
»nu heen, mijn vriend; nu hebt gij niets meer te
»leeren; gij zijt de eerste zanger van Italia en
»van de geheele wereld." De man sprak de
waarheid, want dcze zanger was: caffaREILI.
s.
-..........■*■
-ocr page 25-
HOOFDSTVK I.
Over de stem in het algemecn, en over
de registers der borst-, midden-
en keehtcm, of faucet, in het
bijzonder.
Het is met ongepast dit hoofdstuk aan te vangen
met de bepaling, welke rocsseau , in zijn algemeen
bekend Woordenboek der muzijk, geeft, wanneer
liij zegt: » de geheele omvang van al de geluiden ,
» die de mensch , met spreken , zingen of schreeuvven,
»door zijne spraakwerktuigen kan uitbrengen, stelt
» het vermogen te zamcn, dat men zijne stem noemt.
» Zij is bij de verschillende personen even verscheiden
» als de gelaatstrekken."
De natuur, welke nooit kwistig is met hare gaven,
vereenigt zelden in een' en denzelfden persoon al de
hoedanigheden, die eene volmaakte stem daarstellen.
Men vindt, wel is waar, losse stemmen, wier toonen
sterk , levendig en gemakkelijk zijn ; andere stemmen
ztjn zacht en buigzaam; weder andere zijn te gelij-
kertijd sterk, welluidende en van vrij grooten om-
vang; er zijn enkele schoone en aangename stemmen
-ocr page 26-
J<i
te bewondercn , die eenen vollen , rontlen , streelen-
den en bevalligen toon bezitten, maar men tie ft
evenzeer bij harde en zware, als bij buigzame en
ligle stemmen niet weinige aan, wier toonen, hoe
schoon ook hier en daar, toch zeer ongelijk aan el-
kander zijn en grootclijks de beschavende hand der
kunst noodig hebben. Over alle deze en dergelijke
gebreken zal in het IV0 hoofdstuk gehandeld wor-
den.
Iloezeer onze bedoeling niet verder strekt, dan
om de stem ran die zijde te beschouwen, van welke
de kunstenaars gewoon zijn dit te doen, met toe-
passing op derzelver vrerkelijke aanwending en uitoe-
fening, zoo is zulks toch niet grondig aan te vangcn
zonder vooraf in eenige bijzonderheden te treden met
opxigt tot de uiterlijke en innerlijke verdeeling der
zangstemmen ; te meer daar verschillende opzettelijke
leerboeken te dien aanzien diksverf zeer verschil-
lende beginselen bevatten, gedeeltelijk ook ge-
grond op de verschillende landen en volken, waar-
voor zij oorspronkelijk vervaardigd werden.
Uit de algemeene, natuurlijke verdeeling der zang-
stemmen in mannen- , vrouwen- en kinderstemmen
volgt de nadere verdeeling der eersten in tenor- en
6as-zangers en der beide laatsten in sopranen en
alten. De gewone omvang van elke dezer vier
stemsoorten vrordt hier achter, onder fig. 1, opge-
geven (t).
(1) Deze opgave is overgenomen nil het op veeljarige on-
dervinding gegronde werk van a. de garaote, nouvelle
methode de chant et de vocalisation, Paris,
in fol.
-ocr page 27-
lr
De meer bijzondere verdeeling der loonen van elke
afzonderlijke stemsoort, in zoogenoemde Registers,
wordt daarbij tevens aangewezen, terwijl wij als be-
kend vooronderstellen, dat dezelve voortvloeit uit de
andere wijze, waarop de onderseheidene tooncn
worden voortgebragt en waarop dezelve dien ovei-
eenkomstig ook eene andere soort van klank doen
hooren.
Als uitzonderingen of als bijsoorten zijn te be-
schouwen de halve of Mez-zo-sopranen , welke min-
der' omvang bezitten, en tevens minder voordeelen
aanbiedcn dan de Sopranen of de Allen ; voorls de
booge tenoren, in Frankrijk Haule-contrcs ge-
noemd, welke nog ccnige toonen hooger met de
borststem kunnen gaan , dan de gewone tenoren , en
deswegens wel eens in plaats van vrouwen- of jon-
gens-altstemmen worden gebezigd, doch tbans zeld-
zamer zijn geworden; de 2?areYora-zangers, welke
minder laag en vol van geluid zijn , dan de gewo-
ne bas-stemmen en daarentegen eenige toonen met de
faucet (*) kunnen maken; eindelijk de zeer diepa
Bassen,
die nog lager gaan , dan de aangewezene
grens, doch hoogst zeldzaam zijn ; allhan.s zoo
men er geene andere toe wil rekenen , dan die ook
op deze laagte eenen vollen ronden toon bezitten
en denzelven ten alien tijde kunnen doen hooren,
zonder dat dit een gevolg zij van verkoudheid of
(*) Het wonrd faucet schijnt eerder van het latijnsche woortl
jauces, de keel, dan van falsus, valsch, te moeten worded
afgeleid, en is alzoo verkiesselijk boveo falset of faicsset.
-ocr page 28-
18
&nilere ongesteldhcid, gelijk zulks wel eens Toor-
komt. — Met opzigt tot de bepaling zoo van den
omvang der stemsoorten, als Tan de indeeling der
stemregisters, zij nog aangemerkt, dat deze niet als
eene onveranderlijke maatstaf voor alle personcn
moeten worden aangenomen ; want bij de vergelijking
tlaarmede Talt zoowel geheel het karakter eener stem
als eenige meerdere of mindere uitgebreidheid naa'r
de hoogte of naar de laagte , in het oog te houden.
De groote, maar hedendaags ongelukkigerwijze al
te zeer Yerwaarloosde kunst van elken zanger of zanwe-
resse, de wezenlijke bassen alleen, alsook grooten-
deels de onmiskenbare altstemmenuitgezonderd ,moet
Toor alle dingen hierin besiaan , dat de meerdere of
mindere moeijelijkheid en ongelijkmatigheid in het
aangeven Tan de toonen der onderscheidene registers
geheel en al onmerkbaar gemaakt vrorde. Ten dien
einde moet men dezehe op het naauwkeurigst we*
•ten te Terbinden , hoe bezwaarlijk het ook dikwijls
7.ijn moge, hierin op eene natuurlijke en eenvoudige
Trijze te slagen. Het Tordert enkel te dezen aan-
zicn reeds veel inspanning, ondervinding en scherp-
xinnigheid, om de grootere en kleinere gebreken
in de stemYrerktuigen te Terbeteren , en er is zoo
reel behoedzaamheid in acht nemen , om de stem
nangenaam en welluidende te doen worden, dat
weinige leerlingen deze zwarigheid geheel over-
winnen en er niet veel onderwijzers worden aange-
troffen, die al de hulpmiddelen daarvoor kennen,
of ten minste die ze in beoefening doen brengen-
Ecn zanger zich in eene dergelijke onTolmaakte gc-
steldheid bevindende*. wel Terre van zich over zijne
-ocr page 29-
- -r.^^r^f*'" -^-■-::',-'>
19
stem te mogcn beklagen, besehuldigc dan veelecr
zich' zelvcn of zijne meesters, omdat deze hem nict
op het regte spoor wisten te brengen. Dit punl
van het grootste aanbelang zijnde, willen wij onze
meening daaromtrent geheel bloot leggen.
Het eerste, wat een zanger te doen staat, is
zorgvuldig na te gaan en met overleg van een kun-
dig meester vast te stcllen, tot welke soort zijne
stem behoort: dit zal vele vruchtelooze moeite kun-
nen besparen. Te bejammeren is het, dat maar al
te veel jonge beoefenaars van den zang vooral ook
in dit opzigt door onwetende onderwijzers misleid
worden, zulks menigmaal ook uit verkeerde toegeef-
lijkheid aan kleingeestige vooroordeelen of wen-
schen. Een aantal zeer middelmatige zoogenaamde
sopraan-zangeressen had bij eene verstandige teregt-
wijzing uitmuntende mezzo-sopranen of zelfs alten
kunnen leveren, even als een goed gedeelle gebrek™
kige tenoristen met meer voordeel voor hun zelven en
voor de kunst de lagere toonen der mannenstem had.
kunnen beoefenen. In beide gevallen zou er thans
niet zoo veel reden geweest zijn, om te klagcn over
gcbrek aan deugdelijk klankgevende lage stemmen aan.
den eenen, en aan geschikte moderne zangstukken er
voor aan den andercn kant. — De kunst is hierin
geiegen, dat men juist beoordeele, waar de natuur
ons hehen leidt en waar zij ons toe bestemd heeft;
en als de gaven der natuur eenmaal erkend zijn, kan
<le mensch zich zelven gemakkelijk volmaken door
dezelve aan te kweeken en te beschaven. Zoo handelt
ook een nadenkend landman ; en alleen dan mag hij
zich een' ruimen oogst beloven, wanneer hij met xorg
-ocr page 30-
20
overweegt, welke zaden het meest passen voor den
aard van den grond, dien liij te bebouwen heeft.
Dat de onderwijzers zich mitsdien wel wachten,
om hunne leerlingen verkeerd te leiden, door niel
derzelver natuurhjken aanleg te • volgen ; en de leer-
lingen , om meer hunne eigene verkeerde neiging,
die hunner meesters, of ook het voorbeeld van an-
dere zangers, die gelieel anderen aanleg hebben , te
volgen, zoo niet na te apen ; want, heeft men eenmaal
zijne oorspronkelijke geschiktheid veronachtzaamd of
verbasterd, dan schieten de hulpmiddelen der kunst
te kort, om het verkeerde en bedorvene te herstellea
of teregt te brengen.
De aanleg van den leerling alzoo, na rijp onderzoek ,
ontdekt zijnde, ga men met niet mindere zorg na, op
welke pun ten zich de overgang der stemregisters doet
aantreffen. Wij willen ons eene eerstbeginnendc
sopraan-zangeresse voorstellen. Deze zal de vier eer-
ste of borsttoonen gemeenlijk zeer krachtig aangeven ;
de volgende, als tot de middentoonen behoorende,
daarentegen veel flaauwer en sehroomvalliger, of on-
zekerder en minder zuiver, terwijl de onderste too-
nen der keelstem weder sterker zullen zijn dan de
lioogste middentoonen. Om deze ongelijkmatigheid
te verbeteren, moet men zich bedienen van de bij
iedereen aanwezige en zeer opmerkelijke geschikt-
heid om de twee of zelfs drie uiterste toonen van elk
stemregister, des verkiezende, ook met het naast-
aangrenzende te kunnen zingen; bijv. de laagste mid-
dentoonen met de borststem , of de hoogste met de
faucet; en omgekeerd de eerste of laagste toonen van
deze met de middenstem, enz. Daarbij zij men
-ocr page 31-
2i
Toorts bedacht, om de uiterste middentoonen, als
zwakker, steeds tc doen versterken, doch die dec
bcide aniTere registers evenrediglijk te doen verzach-
ten. Bij tenoren zal het noodig zijn, de hoogste
borsttooacn te matigen, doch de laagste toonen der
faucet nicer aan te zetten.
Bij doze defening, d;e dagelijks en zonder uitstel
behoort plaats te hebben, moet de meester niet
minder opletten dan de leerling. Deze beiJTere
zich om het levendige en schier onbedwingbare ge-
deelte der stem te beheerschen en het andere ge-
deelte, dat zwak is, krachtig te maken. De onder-
Avijzer van zijnen kant moet een' leerling hiermede
den juisten tijd we ten bezig te houden ; zoodra hij
beinerkt, dat de moeijelijke toonen meer kracht en
buigzaaroheid verkrijgen, doe hij van tijd lot tijd met
de natuurlijke kracht zingen, ten einde de hoe-
grootheid en den aard der geinaakte vorderingen te
beoordeelen.
Het gebeurt, dat de vereeniging der registers nict
spoedig tot de gewenschte gelijkheid kan geraken ;
Boch de meester noch de leerling geven daarorti
den moed op, want zij kunnen zich verzekerd hou-
den van te zullen slagen , zoo zij slechts aanhoudend
en voorzigtig met de oefening voortgaan. Tot aan-
moediging laat zich hier bijvoegen, dat de leerling
zelf zal moeten bekennen, hoeveel minder moeile en
jnspanning het hem gaande weg. zal kosten, om den
hinderpaal, die hem belemmert, te boven tc ko-
men; en dezelfde bekentenis moat aan beide ten waar-
torg verstrekkcn , dat de overwinning zcker is, zoo-
men op het aangewczcne spoor voortgaat. Bovcndiea
-ocr page 32-
22
js bet stellig zeker, dat al de volgende hoogere
loonen evenzeer in kracht zullen winnen. Bij jon-
gere lieden ondertusschen zal het gewenscht gevolg
langzamer worden verkregen, doch ook hier zal het,
ofschoon meer ongevoelig, eenmaal het geval wezen ,
wanneer een rijpere leeftijd den leerling meer oor-
deel geeft tot het wel bevatten en met meer kracht
opvolgen van het voorschrift, waarvan gehandeld
wordt. — Overigens moet men dit voorschrift ook
volgen in den tegenovergestelden zin, voor de meer
zeldzame gevallen, dat de borststem traag en flaauw,
en het volgende register levendig en krachtig is.
Ten slotte van dit hoofdstuk wordt nog aangemerkt,
dat er geene zijwegen te vinden zijn en men zich
te vergeefs vleijen zoude andere middelen gevonden
te hebben, om tot het voorgestelde doel te gera -
ken, Het opgegevene middel is beproefd op perso-
nen van geheel versohillenden aanleg en bestaat niet
in het dwingen of geweld aandoen , maar in het be-
hoedzaam leiden der natuur, Overigens is het wel
niet geheel te ontkennen, dat een zeker gebrek,
althans wanneer men het naar de strenge regels der
kunst zoo wil noemen, aan sommige zangers eene
verdienste geeft, welke zij niet bezitten zouden,
wanneer hun zingen niet dat gebrek bezat; dit
schijnt eene wohderspreuk: het is echter zoo, doch
enkel ten aanzien der stemmen, die men gedekt
noemt. Bijaldien zalfc eene stem genoegzame kracht
van toon bezit, om ook op eenigen afstand duidelijk
vernomen te worden, dan veroorzaakt de overeen-
kornst er van met de gewonc manicr orn sommige
aandoeningen uit te drukken, een zeicr streclem!
-ocr page 33-
■'■■...•','."••:,
I
23
vt dgevalien door de verwonderhjke zachtheid, waar-
mede derzelver toonen liefelijk tot het hart door-
dringen; nimmer toch heeft zulk eene stem iets
raws of schreeuwends. Ten overvloede herinneren
wij echter, dat het gezegde omtrent gedekte stem-
men alleen toepasselijk is op de sopraan- en alt-
zangeressen, en niet op tenor- en bas-zangers; want
deze twee laatste soorten der natuurlijke zangstem-
men moeten den steun en grondslag der harmonie
uitmaken en hiertoe klankrol, sterk en mannelijk
zijn; zij kunnen ook nimmer die aandoeningen uit-
drukken, of tot die toonhoogte klimmen, waartiit
cene gedekte stem eerst hare bevallighcid ,ontleent.
-ocr page 34-
■ '                                                                                                            i
HOOFDSTUIi II.
"
Over Act aanheffen der toonen (Intonatie).
De hoogste zuiyerheid in het aanheffen der too«
nen behoort tot de allereerste vereischten bij eenen
zanger. Hierop rust de overeenstemming der ac-
coorden en maken deze het we?,en der harmonie uit.
Is er dus een enkele toon , die het juiste punt niet
treft, zoo gaat de volmaaktheid der harmonie ver-
loren; vooral wanneer de zang, welke toch de
hoofdrol speelt bij de vokale muzijk , valsch is r wordt
de harmonie der begeleidende instrumenten, hoe zui-
ver deze orerigens onderling mogen stemmen,
geheel bedorven.
Er is bij een' zanger wel niets minder te verdragen
en te gelijker tijd minder te verschoonen, dan dat hij
onzuiver zingt; men lijdt het eerder, dat hij met de
keel of door den neus zingt. Er worden er echter
maar al te veel aaiigetroffen , wier stem, hoe deugd-
zaam ook voor het overige, in dit opzigt onaange-
naam is, aJs missende een goed steunpunt. Men kari
bij de keiuc van hen, die zich [in den zang viillea
-ocr page 35-
oefenen , en vooral die fer huu beroep van wilien
maken, hierop niet te naauvrlettend wezen. Er
moet zoo reel te zamen werkon om eene voortrefle-
jijke zangstem te vinden, dat de meest gezette waar-
neming naauwelijks toereikende is, om met voile ze-
kerheid iets goeds te kunnen verwachten. Gesteld
men wilde niemand aannemen, dan die met eene
goede stem begaafd ware, zoo zoude deze toch niet
de eenige maatstaf kunnen zijn, maar even/eer de
geschiktheid tot zuiver zingen dienen onderzocht
te worden ; alle andere gebreken laten zicli door
kunst en oefening verbergen, of althans in zooverre
verminderen, dat zij slechts door grondige kenners
te bespeuren zijn, doch onzuivere toonen zijn nooit
te vermommen; de minstkundige bemerkt ze, voor
zoo veel zijn gehoor maar eenigzins goed is (*).
(*) Mascisi lasrht te dezer plaats eene soort van anecdote
in, welke hij vond in eene Proeve over den goeden smaak in
de muzijk
, uilgcgeven te Parijs in 1732. Wij wilien de-
zelve niet geheel achterlaten, als kunnende aan dezen of ge-
nen, nieltegenstaande den grooten vooruifgang der muzijk,
ook na verloop van meer dan eene eeuw, welligt nog ten
spiegel verslrekken. »Ik bevond inij," zegt de schrijver,
»in een kleinen vriendeukring. Ofschoon niet vooraf beraamd,
» ontstond er een klein concert uit. Eene der jonge dames,
»die eenig werk van de muzijk raaakte, hoevrel zij, ge-
»lijk spoedig bleek, van alle gehoor ontbloot was, zong, eene
» geheele scene door, eenen halven toon te hoog zonder het te
»beraerken. Haar vader, die er bij tegenwoordig was en
» niet meer gehoor dan zijne dochter bezat, maar in plaata
»hiervan zich niet weinig liet voorslaan op zijnen zuiveren
»smaak, stond in verrukking zoo lang deze schreeuwenda
» wanluidcndlieid duuide! cm."
-ocr page 36-
Het onzuiver zingen of toonaanheffen vloeit voort
uit natuurlijke of uit toevallige oorzaken. De eerste
bestaan dan, wanneer iemand in zijnen oorspronkelij-
ken aanleg niet bevoorregt geworden is met een ge-
hoor, dat vatbaarheid voor de harmonie, voor de
onderlinge overeenstemming der toonen met elkan-
der bezit. Het is met zulk een gebrek niet moge-
lijk eenige vordering in den zang te maken, om de
zeer eenvoudige reden , dat het niet mogelijk is, om
eene in dit opzigt gebrekkige bewerktuiging te wij-
zigen of te verbeteren, gelijk zich zulks laat doen
met opzigt tot de hoedanigheid der stem.
Elk onderwijzer is verpligt, om te onderzoeken »
aan welke der genoemde oorzaken de onnaauwkeu-
righeid in het aanheflen der toorien bij zijnen leer-
ling is toe te schrijven. Het is niet moeijelijk dit
te beoordeelen, doch het vordert eene zekere mate
van ondervinding en behoort men zich daarbij te
wachten voor alle overhaasting en bovenal voor het
over het hoofd zien van ook slechts eene der omstan-
dioheden, waarop hier te letten valt. Men late den
leerling bij herhaling en op verschillende dagen zin-
mm of enkele toonen aangeven zonder doorgaande be-
"eleiding; nu eens bij een' helderen, dan bij eenen
nevelaclitigen dampkring; bij rustige of bij onstui-
mige luchtgesteldheid, bij droog of bij vochtig,
regenachtig weder; den eenen tijd zij de leerling ge-
heel nuchter, een' anderen tijd zinge hij kort na den
maaltijd ; in den voormiddag of in den avond. Wan-
neer hij , niettegenstaande de waarschuwingen en de
menigmaal herhaalde teregtwijzingen, dan evenwel (
steeds in gelijke mate van den juistcn toon afmjkt en-
-ocr page 37-
27
zelf niet e6ns hemerkt, dat hij met den bcsten wil
steeds valsch zingt, zoo laat het zich ontwijt'elbaar
opmaken en verzekeren, dat de onvatbaarheid aan
den natuurlijken aanleg of aan eene onvolmaakte be-
werktuiging Tan het oor moet worden toegeschreven.
Dit gebrek, gelijk reeds gezegd werd, is onherstel-
baar, welke moeite men ook zou willen aanwenden ;
en elk regtschapen onderwijzer zal in zulk een gcval
niet beter kunnen doen, dan de ouders van den
leerling waarschuwen, opdat deze zijnen tijd niet
nutteloos verkwiste, maar zich op andere oefeningen
moge toeleggen.
Het valsch zingen daarentegen, dat uit toevallige
oorzaken ontspruit, laat zich teregt brengen , wanneer
de oorzaak ophoudt, hetgecn meestal het geval is na
het herstellen van voorbijgaande of tijdelijke ziekten
en ongesteldheden. Als een leerling, die deri eenen
dag valsch zingt, den volgenden , bij dergelijke omstan-
digheid zuiver zingt, en nog te meer, als hij zeli' be-
speurt wanneer hij eene fout begaat, dan is er niet
de minste twijfel of het komt uit eene toevallige oor-
zaak voort, die weg te ruimen is. De ondervvijser
heeft dan geene reden om zijne goedc vervvachtingen
op te geven, maar zal met verdubbelde aandacht den
oorsprong van het kwaad behooren op te sporen, ten
einde de gepaste hulpmiddelen daartegen tc kunnen
aanwenden.
Onder de voorbijgaande of toevallige oorzaken van
het onzuiver aanheffen der toonenlaat zich tellen eene
zwakke maag, of eene tijdelijke verstoring in de spijs-
vertering ten gcvolgc van sehadelijke spijs of drank
of van andere daarop weikcnde omsttindigliedcu.
-ocr page 38-
28
De ondenvfjzer kan op verschillende wijzen zorg
dragen dat de aangeduide hinderpalen tot het zuiver
zingen min schadelijk gemaakt en zooveel mogelijk
weggenomen worden. Hiertoe is na het aanwenden
van gepaste, en vooral steeds welwillende vermanin-
gen, te rekenen , dat men de stem niet te veel verge ;
dat men den leerling niet tot andere ocfeningen doe
overgaan, dan nadat het zuiver zingen hem tot ge-
woonte zij geworden ; dat hij op de bedenkelijke da-
gen of uren niet dan met halve stem zinge : bij het
volgen eener andere handelwijz,e, loopt men gevaar
de stem geheel te bederven, in plaats van dezelve te
verbeteren.
Bij de voornaamste reeds vermelde oorzaken eener
toevallige onzuiverheid van stem, zijn er nog van
minder belang te voegen. Eene hiervan is de ver-
strooidheid. Deze laat zich gereedelijk verbeteren ;
als enkel voortvloeijende uit onoplettendheid van de
zijde des leerlings, die zijnen geest met andere zaken
onledig houdt, in plaats van naar de piano te luiste-
ren of acht te geven op de noten. Zoodra hem dit
onder het oog vrordt gebragt, zal hij, als uit ecn
droom ontwaakt, de noot wel aangeven en vohnaakt
zuiver weten te treffen.
Eene andere oorzaak is dikwijls daarin te vinden,
dat de leerling bij een te zwak instrument wordt ge-
oefend, bij voorbeeld, bij eene weinig toongevende
piano, bij eene guitarre, of bij eenig ander instru-
ment , \vaarop zich vteinige of geene accoorden laten
aangeven. De leerling onderscheidt dan niet dnide-
lijk den toon, dien hij te zingen heeft en gewent
zich , zonder het te wctcn , om , als het ware , allcea
-ocr page 39-
V
i
29                                                                          I
zich zelven te hooren , zonder zich naar het instru-
ment te rcgelen. Dit mankt hem meer en meer
ongeschikt om daarmede te stemmen , en doet hem
dikvrijls de grootste fouten begaan.
                                                        !
Hct is niet ongepast, eenigzins breeder te spreken                          " a
over het zingen bij zwakke instrumenten, als waar-                           (-
omtrent men het niet altijd van hetzelfde gevoelen                           i
is. Voorzeker is het een oud en wel zeer ond                            j
voorschrift, om bij het begeleiden van een groot                           i
zanger slechts weinig ringers op het klavier to zet-                           I
ten en gcene willekeurige veranderingen of versie-                           (
ringen zich te veroorlooven, maar integendeel het
accompagnement hoogst eenvoudig en gcleidend te
                           \
doen zijn, opdat het den zanger in het minst niet
hinderhjk worde. Het is intusschen geheel iets
                           j
anders, jonge lieden , die nog niet zeker van hunne                           f-
zaak zijn, te begeleiden; hiertoe kunnen zwakke                           l
instrumenten , onzes oordeels, nimmer geschikt ge-                           i
acht worden. Al wie eenige ondervinding hierom-                           j
trent bezit, zal moeten toestemmen, dat het menig-                           V
maal noodig is met beide handen voile accoorden te
grijpen en zelf er de stem bij te voegen, om het
juist aangeven der toonen bij de leerlingen te be-
sturen en bijna af te dwingen. Met dit laatste hulp-
middel zij nogthans behoedzaamheid aangeradcn:
te menigvuldig aangewend, sleept het ongerieven
na zich, welke aan alle ervarene mannen bekend
zijn.
Het oefenen 'met of bij een enkel strijk- of blaas-
instrument loopt te zeer in tegen alle fijn gevoel en
kieschen smaak, dan dat wij ons daarover in het
minst zouden behoeven uit te laten. Wie zou daar-
-ocr page 40-
■ --,-^i-p..«w.i»-.v-.-»■» "P—'aiijiiirt'^.^jMrv^^^ww;r".-;.'m?w.--7'——-■■—■■-—■..-.■- -v......
\                                                                                          I
V                              31                                                    J
\ -
papier gezien hebben. Baarentegen is het onbe-
twistbaar zekcr, dat al wie zijne oefeningen inrigt
volgens deugdelijke groadregels, de zuiverheid van
zijnen zang steeds volmaakler doet worden, terwijl
hij hierin nimmer slaagt, als hij die verzuimt of
                            j
zich aan zijne eigene denkbeelden overgeeft.                                          j
De grootste moeijelijkheid nu is hierin gelegen,
om die manier te kiezcn, welke de geschiktste is
                            j
om het opgenoemde aan den Ieerling op de bevat-
telijkste wijze met het oor te leeren kennen en on-
derscheiden en hem geheel zeker te maken in de
uitvoering.
                                                                                                |
Het is in den tegenwoordigen tijd, op weinige
uitzondering nas algemeen genoeg erkend, ofschoon
                            |
niet zoo algemeen, althans niet bij het individueel
onderrigt, ten regel aangenomen, dat de eerste zang-
oefeningen, nadat men zich genoegzaam rerzekerd
acht ran den aanleg en de vatbaarheid van den
Ieerling, bestaan moeten in het Solfieren of zingen
met opnoeming der no ten van den toonladder met
                             !
de groote terts, daarna van de kleinere en grootere                            j
sprongen, welke op- en nederwaarts met de natuur-                            i
lijke toonen te maken zijn, en vervolgens van de
toepassing der verhoogde en verlaagde toonen op
                          - 1
deze beiderlei volgorden.                                                                        /
Hierbij is eehter veel in het oog te houden. Het
eerste en dikwijls evenwel meest veronachtzaamde is
wel de ademhaling. Wordt deze niet opzettelijk,
                            i
al ware het geheel op zich zelve en zonder zingen of
geluid geven , geoefend , opdat het den Ieerling welzij
ingeprent, dat hij daarbij zoo good als op de te-
                            I
genovergeslelde wijze van het gewone natuurlijke                            1
^*^*i-*ta—---------------                              ..,___                                             —.                                                              ____
-ocr page 41-
\ '                              3,                      ^             
Y
papier gezien hebben. Daarentegen is het onbe-
twistbaar zeker, dat al wie zijne oefeningen inrigt
rolgens deugdelijke grondregels, de zuivcrheid van
zijnen zang steeds volmaakter doet worden , terwijl
hij hierin nimmer slaagt, als hij die verzuimt of
zich aan zijne eigene denkbeelden overgeeft.
De grootste moeijelijkheid nu is hierin gelegen,
om die manier te kiezen, welke de geschiktste is
om het opgenoemde aan den leerling op de bevat-
telijkste wijze met het oor te leeren kennen en on-
derscheiden en hem geheel zeker te maken in de
uitvoering.
Het is in den tegenwoordigen tijd, op weinige
uitzondering na, algemeen genoeg erkend, ofschoon
niet zoo algemeen, althans niet bij het individueel
onderrigt, ten regel aangenomen, dat de eerste zang-
oefeningen, nadat men zich genoegzaam rerzekerd
acht ran den aanleg en de vatbaarheid van den
leerling, bestaan moeten in het Solfieren of zingen
met opnoeming der noten van den toonladder met
de groote terts, daarna van de kleinere en grootere
sprongen, welke op- en ncderwaarts met de natuur-
lijke toonen te maken zijn, en vervolgens van de
tocpassing der verhoogde en verlaagde toonen op
deze beiderlei volgorden.
Hierbij is echter veel in het oog te houden. Het
eersle en dikwijls evenwel meest veronachtzaamde is
wel de ademhaling. Wordt deze niet opzettelijk ,
al ware het geheel op zich zelve en zonder zingen of
geluid geven , geoefend , opdat het den leerling wel zij
Jngeprent, dat bij daarbij zoo gocd als op de te-
genovcrgcstelde wijze van het gewone natuurlijke
-ocr page 42-
/
;
ademhalen moet te werk gaan, zoo zal hij het gchecl
onregelmatig en verkeerd doen, dikwijls met hevig
slokken of hijgen, en alzoo zijne gezondheid benadee-
len en verwoesten, terwijl het zingen met eene gere-
gelde, wel afgemetene ademhaling die zou bevorderen
en zelfs Tersterken. Slaat men toch iemand, die met
■wel verdeelde ademhalingen zingt, zeer naauwkeurig
gade , zoo zal men bespeuren , ofschoondaarvanopper-
vlakkig niets bemerkbaar behoort te zijn, dat hij
zeer snel, als bij het doen eener diepe zucht, doch
veel minder hoorbaar, de lucht inademt, maar de-
zelve niet dan zeer langzaam en spaarzaam doet uit-
vloeijen : gelijk van zelve spreekt, al zingende. Bij
het gewone natuurlijke ademhalen daarentegen
ademt men meestal langzaam in en meer plotseling
uit. Dat kunstmatig doen uitvloeijen van den adem
nu is voor groote oefening en vohnaking ratbaar ; het
laat zich tot 20 en 25 seconden brengen, en is deze
bekvvaatnheid roor eenen zanger van groot nut en veel
vraarde. Schreven wij een opzettelijk leerboek, zoo
zouden wij dit gewigtige punt nog zeer uitbreiden;
thans willen wij ons tot deze korte voorlichting be-
palen en alleen hier en daar, vraar het bijzonder
noodig schijnt, aan de zoo hoognoodige zorg voor het
welbestuurde ademhalen met eenen wenk herinneren.
Is eenmaal het ademhalen wel geregeld en de
borst geheel met lucht gevuld, om zoo te spreken,
dan zal het wel geene vborafgaande aanbeveling be-
hoeven, om steeds met de meeste naauwgezetheid op
de zuiverheid der toonen acht te geven, waartoe het
meest bevorderlijkizal zijn, elken toon juist, maar
zacht en voorzigtig, hocwel altoos zeer beslemd , te
-ocr page 43-
33
doen aangeven* Verder is het Tan bet boogste be-
j;ing geene volgende oefening aan te vangen, alvorens
de voorgaande geheel en al voltooid zij. Wil men
zich hieromtrent yerzekeren , zoo doe men elke oefe-
ning,nazoo juist mogelijk gesolfiecrd te zijn ,t»oc«-
liseren of zingen op de enkele klinkletters a * d
of o. Dit voorkomt tevens het gevaar, dat de ge-
woonte , om gedurig de noten te noemen en uit te
spreken, niet eenigzins de goede houding Tan den
mond yerstoore, terwijl bij het vocaliseren het aan-*
geven der toonen Taster, de stem zeke ligter en
deze teTens meer gewend wordt om de klinkers dui-
delijk en juist Toort te brengen. Het is immers op
dezen, dat het bij het zingen schier uitsluitend aan-
komt, want de medeklinkers zou men de omkleed-
sels kunnen noemen, die uit de eenTOudige of zaam-
geroegde klanken woorden doen geboren worden,
Intusschen Tordert bet uitspreken der enkele en der
zamengestelde medeklinkers bij bet zingen almede
yeel zorg om het juist en zuiver te doen plaats
hebben.
Met opzigt tot het solfieren of zingen op noten t
moeten wij aanmerken , dat hieromtrent hoofdzake-
bjk tweeerlei manieren in gebruik zijn, Tan welke
ieder derzelyer groote Toorstanders heeft, te weten :
het bezigen Tan ul, (of do,) re, mi, fa , sol, Id t
si,
zonder Terandering of "wijziging ten aanzien der
wezenlijk of toeTallig met kruisen of mollen Terhoog-
de of yerlaagde toonen; en dat tan 6, d> &if,
g, a, b,
of wel h , met teranderiiig of bijvoeging
Tan is Toor de kruisen en Tan es Voof de' mollerl.
In dit laatste is het Termeende Toordeel gelegen t
8
-ocr page 44-
u
hetgeen de eene manier vooral boven de andere
hebben zoude, doch er staat tegenover, dat het
menigvuldig gebruik van is en es even bezvraarlijk
bij levendige uitvoering als onaangenaam voor het
gehoor is (*). Zonder overigens het pleit te willen
beslissen, zij het in acht nemen Tan bovenstaande
raadgeving omtrent het vocaliseren bij het volgen der
laatstgemelde handelwijze vooral, dringend aanbevolen,
als gevende het zingen met c , cis, dis enz., veel meer
dan dat met ut, (of do) re , mi enz., aanleiding tot eene
gedwongene en verdraaide houding van den mond. — Dat
overigens het ut, re , mi, van latere dagteekening is dan
het gebruik van a, b, e,bij de muzijk,zal voor velen
weinig afdoen , evenmin als het, oorspronkelijk althans
en toen nog het transponeren in gebruik en bruikbaar
was, veel meer in verband staan van het eerste met
de eigendommelijke inrigting der toonladders.
Het zingen met getallen, van 1 tot 7 , dat in som-
mige gedeelten van Duitschland en Zwitserland op
de lagere scholen in gebruik is, even als de nieer-
maals voorgeslagen, doch nimmer opgang gemaakt
hebbende manier, om, bij het bezigen van ut, re,
mi
enz., de chromatische halve toonen pa , bo , tu,
de, no
of anderzins te noemen; deze twee minder
bekende leerwijzen worden met stilzwijgen voorbijge-
(*) RoussEiTj zegt hieromtrent in zijn JVoordenhoek der
muzijk:
»Deze manier van noten zingen is zoo hard en
» verward, dat men een geboren Duitscher dient te zijn om
i> ze ie kunnen gebruiken en desnieilemin cen groot iBuzij-
>• kant Ic wordiin,''
-ocr page 45-
35
gaan. — Wclken gang men ten deze ook volgen
moge, men vergete nimmer het hoofddoel: den leer-
line op den meest geleidelijken voet eene volledige,
eigene voorstelllng te vcrschaffen -van al de verschil-
lende toonhooglen ; en zulks hetzij door middel van zijn
herinneringsvermogen, hetzij door tusschenkomst zij-
ner verbeeldingskracht.
In bet voorbijgaan zij hier aangemerkt, dat slechts
zeer enkele zangonderwijzers overtuigd schijnen van
de bijzondere zorg en oplettendheid, die er noodig
iSjOm goede solfegeste schrijven. Men vindt er van
zulken hoogstverkeerden aanleg en inrigting, zoo ge-
heel ontbloot van natuurlijken gang, van geest en
smaak, dat zij den leerling, in plaats van aantrekke-
lijk, ten uiterste vervelend vailen f en, vvat het,
ergste is , zijne lust uitdooven. Laat een onderwijzer
zich bevlijtigen , om zulke sol/egos op te stellen, die
bij eenen natuurlijken en bevalligen gang eene goede
welluidende toonwisseling of modulatie bezitten, of vindt
hij zich hiertoe niet in staat, dan doet hij beter zulks
voor meer kundigen over te laten, want dit punt is
van het hoogste belang, en daarvan vooral hangt
het welslagen der vorming van eenen jongen zanger
grootendeels af.
Voorts bestiere men de oefeningen in het zuiver
zingen tevens zoodanig, dat te gelijkertijd de stem
door geheel den omvang, waarvoor zij bij elk per-
soon vatbaar is, zoo na mogelijk eene gelijke mate
van sterkte verkrijge. De natuurlijke stemomvang
van elk , die gezegd kan worden eenen goeden aan-
leg tot zingen te hebben, stelt men, zoo als wij
reeds zagen , door elkander op twee octaven of vijf->
-ocr page 46-
;jG
lien dialpnische toonen; om het oTen vrelke de
soort ran stem zij. Wei is «waar, men eischt dik-
wijls eenen grooteren omvang en schat zelfs een
zanger meer of minder hoog, al naar dat hij meer
of minder toonen kan uitbrengen. De verdienste
xal intusschen te grooter zijn , wanneer deze toonen
gelijke hoedanigheid en eene volmaakte. zuiverheid
bezitten. In alien gevalle bewerke men die gelijk-
heid van stem van den beginne af aan ; de midden-
toonen toch zijn nit hunnen aard gelijksoortig en
aangenaam en meestal is dit ook het geva'l met de
lagere toonen. De hoogere toonen daarentegen zijn
moeijehjker te dwingen, aangezien de stem in dat
gedeelte meestal scherp en schieeuwende is. Op de
ondervinding hiervan berust het oude voorschrift om
bij het opstellen van zangmuzijk de moeijelijke in-
tervallen der" groote .quint, der kleine quint, en
der groote, kleine en verminderde septimes altoos
liever nederwaarts dan opwaarts te bezigen ; de re-
den daarvan is natuurlijk deze, dat de hoogere too-
nen steeds meer moeite kosten, zelfs inspanning,
zoo niet dwang. De grootste oplettendheid wordt
dus gevorderd, om den leerling er aan te gewennen,
dat hij dit gedeelte zijner stem met zachtheid en
behoorlijke evenredigheid wete te behandelen: zulks
te meer, naardat men zich tegenwoordig minder
door dergelijke voorschriften gebonden rekent, of
ook de componisten kennis van den verschillenden
aard der zangstemmen toonen te bezitten.
Er bestaan- verder menigvuldige uitwendige belet-
selen om de stein tot de hoogstmogelijke zuiverheid
te brengen en het kost hem , die ze wil te boven
-ocr page 47-
37!
feomen, niet minder inspanning dan oplellendheidL
Daar er geen muzijkinsttument te yinden is , dat in
alien deele zuiver gestemd is of zijn kan, zoo vindt
een zanger zich difcwerf bezwaard en onzeker in de
keus van datgene, aan hetwelk hij zich te houdcn
en dat hij voor het meest geschikt te schten
heeft. Een ieder toeh weet dat de kiaricrinstru-
menten , als vaststaande geluiden bezittende, op alio
intervallen, het oetaaf uitgezonderd, getemperd zijn,
dat wil zeggen, dat eenigen hooger, en anderen
lager gestemd zijn, dan het juiste punt, hetgeen
ibeoretisch gevorderd wordt. De strijkinstrumenteu
hebben gedeeltelijk vaststaande , gedeeltelijk beweeg-
bare toonen; znlks omdat zij bestendig in zuirera
quinten worden gestemd, terwijl de beweegbare,
toonen met de vingers gegrepen worden. De toonen
der blaasinstrumenten zijn vaststaande naar den aard
van derzelver werktuigelijke inrigting, doch kunnea
gewijzigd worden naarmate er meer of minder sterk
op geblazen wordt. Ervaren meesters we ten in dit
ongerief te voorzien , door hun- blazen met de meeste
iiaauwkeurigheid te matigen.
Uit dit een en ander vloeit voort, dat de zanger,
die natuurlijk den zuiveren en bestemden toon der
intervallen tr'acht te treffen, zich niet weinig verle-
gen bevindt in de keuze tasschen" de verschillende
temperaturen , welke hij heeft te volgen. Intusschen
zal hij zich wel genoodzaakt zien om de stemming
der klavierinstrumenten tot grondslag aan te nemen,
aangezien deze , hpewel aan de■'■' tempeiatuur onder-
worpen en dienvolgens onvolmaakt in dit opzigt»
BOgthans wederkeerig ten grondslag en rigtsnoer vex--
-ocr page 48-
38
strckken voor alle andere instrumenten, Uit dezen
hoofde was het ook dat, vooral vroeger, geen groot
zander zich wilde doen hooren , zoo er zich in het
orchest geen klavierinstrument bevond ; welk gebruik
sints eenigen tijd hier en daar op nieuw ingevoerd
is.
Het kan te dezer gelegenheid niet genoeg aanbevo-
len warden, dat degenen, die klavierinstrumenten
stemmen, een hoogst zuiyer gehoor bezitten, en den
meest mogelijken ijver en naauwgezetheid aanwenden
om de onvermijdelijke temperatuur, zoovecl het im-
mer te doen zij, onmerkbaar te maken door de na-
tuurlijke onzuiverheid op de allergelijkste wijze onder
al de toonen te verdeelen; dan eerst kan een zan-
ger zich op hen verlaten.
Eindelijk is een laatste, doch niet het minst gewig-
tige punt bij het zuiver zingen, het juist aanheffen
der groote en kleine halve toonen. Zonder ons te
verdiepen in de berekeningen en bewijzen nopens de
juiste hoogte en het verschil dier toonen, als hier
niet te pas komende, merken wij enkel aan, dat de
juiste zuiverheid het naast bereikt wordt door ver-
hoogde noten nog iets hooger, doch daarentegen de
verlaagde nog iets lager te nemen, dan een weinig
geoefend gehoor dit gewoonlijk voor zuiver rekent.
Ook op gronden uit de regels der harmonic ontleend,
laat zich dit voorschrift verdedigen. Het is bovenal
ook met inzigt om do zuiverheid der halve toonen te
bevorderen, dat de verschillende boven aangehaalde
wijzigingen in de namen der noten bedacht werden.
Het komt in dit geval echter meer op de juiste voor-
stelling dan op den naam aan, en of bij het lezen
-ocr page 49-
:ji»
Tan muzijk gene zoo zeer door dezen wordt bevor-
derd , zou te bewijzen staan ; bij elke leerwijze, in
welk rak ook, kan men de hulpmiddelen wel te zeer
vermenigvuldigen, daarmede het verstand geheel in
slaap sussen en alles op het werktuigelijke laten
aankomen. Ook bij de beoefening der muzijk kan
het nadenken nooit te veel opgewekt en noodzake-
lijk gehouden worden. Het zij om die reden hier
nog ten slotte van dit hoofdstuk gezegd, dat het
Tocaliseren bijzonder eene eerste oefening en proef-
neming te dien aanzien wezen moet.
-ocr page 50-
HOOFOSTOK III,
Over de houding van den mond en de
wyze hoe denzelven te openen.
Bij den eersten opslag schijnt het ran minder be-*
Jang, welke de houding van den mond zij, om wel
te zingen. Daar niets intusschen meer invloed heeft
op de helderheid der stem, zullen wij eerst spreken
van de meest gewone verkeerdheden in dit opzigt,
aangezien het, na deze te hebben teerea, kennen*
des te gemakkelijker zal vallen de hudpmiddelen er
tegen op te geven.
De eerste verkeerdheid is, dat men zingt zonder
in het minst er op te letten hoe men den mond
opent, en dit slecht doet; namelijk zoo, da.t de
stem noch helder, noch klankrol, noch welluidcnd
is. Men bedriegt zich met te gelooven, dat niets
gemakkelijker is te yerbeteren. Het eerste, wat de
onderwijzer aan zijnen leerling zegt en gedurig voor^
houdt, is: »open uwen mond!" en daarmedc racent
hij zijnen pligt yolbragt te hebben. Naar onze ge-.
dachte echter geenszins: bij moet met za.chlh.uid
-ocr page 51-
duidelijk verklaren, welke juist voor dezen zijnen
leerling de goede houding Tan den mond is; en be-
boort niet moede te worden, om zulks telken reize,
wanneer het noodig is, op nieuw duidelijk te doen
begrijpen, als zijnde dit het punt, waarop alles aan-
kojmt.
Yan den beginne af aan moet de jonge zanger
leeren en het steeds bedenken, om den mond vyel
te openen, zulks volgens de goede regels en niet
naar eigene verkiezing. Deze regels zijn niet \oU
strekt algemeen, noch evenzeer op ieder persoon
toe te passen, want de natuur heeft niet iedereen
met eene gelijkmatige wijdte van mond voorzien.
Bij den eenen is dezelve grooter dan middelmatig;
bij den anderen is dezelve naauwer; en het is tegelij-
kertijd op te merken dat de tanden bij sommigeu te
groot, bij anderen te klein, of ook bij eenigen ge-
heel ongeregeld zijn. Deze verschillende afwijkin-
gen en nog vele andere betrekkelijk de gesteld-
heid van de werktuigen , die bij het voortbrengen
van den zangstem invloed hebben, met name ook
van de tong en de lippen, en bijzonder ook van
het verhemelte, maken het voor de onderwijzers tot
noodzakelijke v.erpligting, om zorgvuldig na te gaan
met welke opening van den mond de stem het meest
helder en zuiver klinkt en zich het best ontwik-
kelt; terwijl zij hiernaar bcpalen kunnen , hoe groot
de" opening van den mond bij ieder, hoofd voor
Jioofd , juist wezen moet.
De dagelijksehe ondervinding leert, dat eene te
groote of te kleine mondopening aan de stem groote
wijziging geeft, en die raw en onaangenaam maakt;
*
...........
-ocr page 52-
42
van Let wanstaltige spreken wij nu niet. Met ai!en
groiid is dan ook de goede houding ran den mond
te beschouwen als een der wezenlijkste en belangrijk-
ste punten, waarop een zanger heeft te letten. Niet-
tegenstaande alle overige bekwaamheden in de andere
deelen der kunst, zal hij , zonder deze hoedanigheid ,
bijna nooit kunnen behagen en dikwijls zelfs zich be-
lagchelijk en hinderlijk maken.
Een tweed e gebrek is, dat jonge lieden, aan wel-
ke men steeds voorhield : » open uwen mond !" denzel-
ven ook zoodanig openen , dat de gelijkenis op eenen
kleinen oven niet ver te zoeken is. Als dergelijke
leerlingen zich in handen van een' onbedreven' onder-
wijzer bevinden, die hen niet weet de font aan te
wijzen , zullen zij uit henzelven nimmer ontdekken ,
dat zulk eene onmatige mondopening veroorzaakt, dat de
stem in de keel wordt gevormd ; en zullen zij des te
minder dit in het vervolg kunnen verbeteren, omdat
de keelspieren, welke zoo doende steeds gespannen
blijven , alias de noodige buigzaamheid verliezen, fom
aan de stem derzelver natuurlijke helderheid te geven,
en de gemakkelijkheid om die te doen? uitkomen.
Als zulk eene verkeerde gewoonte niet tijdig wordt
verbeterd , zal de ongelukkige leerling, wel is waar,
zingen, docji steeds met een dof, raauw en log
geluid.
Andere eerstbeginnenden daarentegen meenen hun-
nen mond naar behooren te openen , wanneer zij het
zoo min mogelijk doen , met eene juist ronde vorm ,
en, wat nog het ergste is, met de tong tot op de
lippen. Deze gedrogtelijke stelling veroorzaakt crnstige
gebreken: K verkrijgt dc stem daardoor, om het
-ocr page 53-
13
zoo te noemen, iets hois en gedempts; 2". is het
hieraan te wijten , dat de jonge lieden dikwijls door
de neus zingen ; 3". wordt de uitspraafc met dit een
en ander tevens stamelende en stotterende. Het eer-
ste laat zich zoo verklaren, dat de tong, door niet
in hare natuurlijke ligging te blijven, de stem
verhindert om klinkende buitenwaarts te vloeijen,
maar deze tegen het verhemelte doet terug kaatsen
en in de keel verstikken. Met het tweede is het
nagenoeg gelijkenvijze gelegen, de stem vrordt
door de dikte van de tong belet vrij uit te Yloeijen,
en de zaamgeperste lucht geenen anderen uitgang
dan door den neus vindende, wordt het geluid bo-
vendien dat3 wat men nasal (neusgeluid) noemt.
Het derde geval eindelijk, doet zich van zelf be-
grijpen; het is toch natuurlijk, dat men met eene
opgezette en uitgerekte tong wel niet veel meer doen
kan dan stotteren en stamelen.
Velen zijn er verder, die met de tanden op el-
kander gesloten zingen. Dit is mede een der groot-
ste gebreken, het benadeelt de stem in een' hoogen
graad, verhindert derzelver geheelen omvang te doen
kennen en niet minder om de woorden duidelijk en
met de juiste onderscheiding uit te spreken.
Al deze gebreken laten zich, eenmaal tot ge«
woonte geworden zijnde, bijna nooit geheel verbe-
teren. Zij bederven de stem , want bij de geringste
oplettendheid toch ziet men duidelijk, dat het de
opening van den mond is, die haar geheel bestuurt
en regelt. Indedaad, wanneer eene natuurlijke
sterkte van borst en eene goede gesteldheid der
stemwerktuigen eenmaal voorhanden zijn, is het ge-
.. _.i_-w..-—(-..
-ocr page 54-
~~" ....." ...........
I                                                   li
J                           hiiil van de zangslem steeds overeenkomstig met d'e
]                           bonding van den mond. De onophoudelijke alge-
meene aanmerkingen der onderwijzers, welke niet
anders roepen dan : »gij opent den mond te Teel;
»g-ij opent dien te weinig ; gij zingt door de tan-
»den;" zijn dus als ontoereikende en ondoelmatig
af te keuren.
Hoe we] algerneene voorschriften meestal' overtoil ig
i                           zijn, zoo kan derzelver verstandige toepassing toch
veel goeds stichten. Met herinnering aan de regeis,
j                           Behoort de onderwijzer aan zijnen leerling de ware
en onberispeiijke houding ran den mond te toonen.
Hij zal spoedig bemerken hoe zeer deze handeiwijze
de voorkeur verdient boven den algemeenen uitroep,
I                            waannede het openen van den mond bij de loerliii-.
gen gewoonlijk wordt teregt gewezen.
Men ga hierbij ]iever te werk als bij het onder-
rigt in het dansen ; men roepe elken leerling aJ'zon-
i                           derlijk voor zich ; na hem goed geplaatst te hebben,
I                           zeiJge mea •' »^et we^ °P > neem u zelven wel in
»acht;... rigt uw hoofd op;... laat het niet voor-
1                          »over hangen ,... niet achterover ... houd het regt
»op, nataurlijk, ongedwongen ;" op dezo vfijze
blijven de spieren van den luehtpijp vrij en buig-
«aam, want als het hoofd zich voorover buigt, wor-
den dezelve gespannen en dit gebeart nog uieer , als
het hoofd aehterover gaat. Wordt nu verder de
mond verkeerd geopend, dan wijze men naauwkeu-
rig aan, hoe znlks behoort te gesehieden. Bij het
,                           opvolgen van deze handeiwijze zal men met ons de
geldigheid inzien van deavolgenden algemeenen regel:
»Elk zanger moet zijnen mond- houden , zoo als
\
-ocr page 55-
i.»
»]>ij (lit gewoon is te doen, wanneer hij natuurlijk
>> glimlacht, namelijk op zulk eene wijze, dat de
»tanden middelmatig van elkander gescheiden zijn,
»wel zorg dragendc dat de boventanden niet over
»de ondertanden, noch deze voor gene uitsprin-
» gen."
Het is ten gevolge van menigvuldige met het
meeste geduld herhaalde proei'nemingen en vergeiij-
kingen , dat de verlangde uitwerking steeds verkre-
gen en de overtuiging vastgesteld werd van de nood-
zakelijkheid der naauwkeurige opvolging van den
voorschreven regel, welke overigens eenvoudig en
in alien deele met de leerwijze der beste scliolen
overeenkomstig is. Wij durven alzoo de gelukkigsle
gevolgen van deszelfs inachtneming beloven. Met
eene zeer eenvoudige proefneming laat zich deszelfs
deugdelijkheid bemerken ; men doe slechts den leer-
ling met de opgegevene houding van den mond de
vijf klinkletters: a, e, i, o, u, uitspreken en men
2al zien, dat enkel de beide laatsten eene geringe
■wijziging vorderen ; bij de o is deze bijna onmerk-
baar, doch bij de 'u moeten zich de lippen een
weinig vooruitstrekken. In geen dezer gevallen ech-
ter wijkt de mond ver af van de natuurlijke bevve-
ging, maar behoudt zijnen gewonen stand en doet
alle scheve en belagchelijke vertrekkingen vermijden.
Men vetbeelde zich intusschen geenszins, dat de
mond in zijne gewone beweging moet belemmerd
vvorden ; doze is niet slechts noodig, om de vvoor-
den goed uit te spreken, maar evenzeer om de stem
te verspreiden, terwijl het overigens den onderwij-
zer zij aanbevolen om aandachiig op te merken bij
-ocr page 56-
10
welke houding, gelijk wij hier boTen herinnerd
hebben, zijn leerling het best slaagt, ten einde hem
daarin te oefenen en van zijnen natuurlijken aanleg
het meeste voordeel te trekken.
Het maken van onnoodige en buitengewone be-
weqin^en met den mond , den hals, het hoofd , de
oix'en en andere ligchaamsdeelen, vordert almede
eene bijzondere opmerking. Vele zangers zijn, door
■verkeerde aanvrensels, in de meening geraakt, dat
zij met zekere bewegingen zich het treffen van hooge
toonen, het uitvoeren van versieringen en loopen,
pemakkelijker maken ; zij bedriegen aich evenwel, en,
wat het ergste is, bemerken zij niet, dat de bedoel-
de bewegingen hoe langer hoe heviger, daardoor
wanstaltig, tevens tot vaste gewoonten en eindelijk
peheel onherstelbaar worden. De ooruaak hiervan
is gedeeltelijk aan een' anderen misslag toe te schrij-
ven, welke daarin bestaat, dat de zanger het ge-
luid niet enkel door de natuurlijke kracht van de
borst voortbrengt en aanhoudt, maar er eene bui-
tengewone inspanning of zamentrekking der keel toe
aanwendt. Dit ontsprnit echter uit een verkeerd
denkbeeld, want, behalve dat deze handelwijze on-
voldoende is, om de stem, welke een zoogenaamd
keekeluid heeft, en raauw of dof is, te verbeteren,
zoo is dezelve ook volstrekt nadeelig, om de eenvou-
dicre reden, dat de keel behoort tot de stemwerktui-
gen, zoodat het geluid nooit helder en ongedwon-
gen te voorschijn kan komen, als de keel eene ge-
dwongene houding heeft, die haar buiten staat stelt
om vrij en natuurlijk mede te werken. De keel
staat in dit opzigt gelijk met den mond en moet
-ocr page 57-
daarmede overeenstemmen, of met amlere woorden,
de keel moet even als deze met eene slechts zeer
geringe beweging de stem behulpzaam wezen en elken                               )
klinkletter helder doen worden, zulks niet alieen bij                                f
het uitspreken, maar evenzeer als er op stil gestaan
wordt bij het maken van eenige passage of der-
gelijke.
De leerling geve zich dus veel moeite , om zijne
borst te gewennen aan het natuurlijk en ongedwon-
                               i
gen voortbrengen der stem en om de keel daartoe                               !
ligt en zonder overtollige inspanning te doen mede-
vrerken. Heeft de zamenwerking dezer werktuigen
                               [
het juiste punt van overeenstemming getroffen,                               (
dan is het geluid helder en welluidend. Zijn zij
integendeel niet vereenigd , maar als in strijd met
elkander, zoo kan de stem niet anders dan ruw en
                            , j
onbeschaafd zijn, en moet zij alzoo den zang be-
derven. Is al verder eene verkeerde houding van
den mond schadelijk voor de schoonheid van stem
en uitdrukking, gelijk breedvoerig is aangewezen ,
                               l
hoeveel te meer zal er ook niet eene bevallige hou-
ding van geheel het aangezigt door lijden, waar-
                              |
op een zanger niet minder acht moet geven , daar
het toch bij het zingen aan de blikken van velen
blootgesteld is, terwijl een ieder als het ware aan
zijne stem hangt en gereed staat om in elk opzigt,
                               if
ook het geringste, hem te prijzen of te laken.
                                         |
Voor en aleer van het gewigtige onderwerp van                               f
dit hoofdstuk af te stappen, willen wij twee hulp-
middelen opgeven, wdker doelmatigheid door de
                               1
ondervinding bewezen is. Het eerste strekt om de
gebreken van het geluid tegen te gaan en bestaat
                               ';
-ocr page 58-
13
daarin , dat men den leerling zoo getrouw mogelijk
zoekt na te doen, wanneer hij door de neus, met
de keel of met eene raanwe , logge stem zingL Dit
wekt ten sterksle zijne oplettendheid ; hij bemerkt
en veroordeelt zoo doende de fouten, welke hij aan
en uit zich zelven nooit bespeurd zou hebben. Deze
kunstgreep is geene uitvinding van ons zelven of van
eenen onzer tijdgenooten, maar werd omstreeks het
einde der 17<le eeuw zeer geestig bedacht en in
beoefening gebragt door de met roem bekende
zangmeesters fedi te Rome, wier school toen de
beste van geheel Italie was. Men verhaalt name-
lijk dat deze groote zangers de gewoonte hadden om
met hunne leerlingen dikwijls te wandelen naar de
plaats buiten de St. Paulus-poort, waar de ver-
maarde echo wordt gevonden, en hen daar oefen-
den om met voile stem te zingen. De echo nu
nietsmeerdan de opgevangen toonen terugkaatsende,
bespeurde de zanger van zelf de gebreken van zijn
geluid en gevoelde ten sterkste de noodzakelijkheid
om zich te verbeteren.
Het andere hulpmiddel moet dieneh om de ver-
dere meer uitwendige gebreken grondig op te spo-
ren en te doen verbeteren, en bestaat hierin dat
de leerling zich overeind tegenover den onderwijzer
stelle en zijne les uit het hoofd opzinge. Deze han-
delwijze is even voordeelig voor den eenen, als voor
den anderen ; de onderwijzer vindt daardoor de bes-
te gelegenheid om de minste fout op te merken en
de leerling oefent daarbij niet slechts zijn geheugen,
dat voor eenen zanger almede van zoo veel gewigt is,
maar hij leert kngs dien weg destemeer Op zich teU
-ocr page 59-
i<>
Ten en zijne gebreken letten, als niet genoodzaakt
zijnde om zijne oogen bepaald op de noten gevestigd
te houden. Dit ait het hoofd zingen is echter alleen
toepasselijk op de dagelijksche les ter oefening in het
dragen der stem of op de Solfege, die dezelve moet
doen losraken ; het overige gedeelte der oefeningen
moet op de gewone wijze plaats hebben, ten einde
de leerling vastheid verkrijge in alle soorten ran zang-
stukken.
Overigens wordt aan de meesters evenzeer als aan
de leerlingen de gave Tan een onuitputtelijk geduld
toegevfenscht, welke alleen de geheele Tolmaking Tan
het werk kan te weeg brengen. Tea aanzien der
eersten is wel minder Trees dan met opzigt tot de
laatsten, want deze houden al de Toorgedragene
opme^kingen spoedig Toor oTertollig of min noodza-
kelijk en Terwaarloozen dezeke mitsdien, zelfs al
gaat hun ongeduld niet zoo Ter, dat zij gemelijk
worden OTer de teregtwij zingen , welke hunne gebre-
ken gedurig of Tan tijd tot tijd uitlokken en onver-
mijdelijk maken.
-ocr page 60-
HOOEDSTVK IV.
Over de gebreken van het stemgeluid
en over de middelen ter verbetering,
van hetzelve.
/
Men treft niet zelden stemmen aan, die ran na-
ture zonder gebreken zijn en eenen grooten omvang
bezitten, doch vrelken een vol welklinkend geluid,
kracht en buigzaamheid ontbreken. Eene stem zon-
der kracht draagt den naairi van eene zvrakke stem ;
zij stelt den zanger bniten staat om zich in ruime
plaatsen te doen booren. Een toI en klinkend geluid
of eene sterke stem is eene gaye der natuur,
doch is dezeJve in zekere mate ook door oefening en
kunst te verweryen.
Het meest gebruikelijke en door yelen als het beste
geoordeelde middel om eene stem krachtig te doen
•vrorden, bestaat daarin, dat men de jonge lieden,
van de eerste oefeningea af aan, er toeverpligt, om
hunne stem geheel uit te zetten. Dit middel wordt
dan aangewend op alle leerlingen zonder onderscheid,
niettegenstaande ook hierbij valt in het oog te hou-
-ocr page 61-
51
den, dat de hoedanigheden en vatbaarheden der
stemmen tallooze verscheidenheden opleveren en dat
niet alien door hetzelfde gebrek of in gelijke mate
verkeerd handelen, zoodat het, orftes oordeels al-
thans, buiten alien twijfel is, dat het bedoelde hulp-
middel, hoe goed ook op zich zelf, toch niet op
alle mogelijke gevallen kan toegepast worden. Hieruit
is deze gevolgtrekking te maken, dat elk gebrek in
de stem een bijzonder hulpmiddel vereischt, overeen-
komstig met de oorzaken , waaruit het voortvloeit.
Het is hier de plaats niet, om ons in te laten
met de moeijelijke opsomming tot in de kleinste
bijzonderheden van alle de soorten van gebrekkige
stemmen. Om wel begrepen te worden en nuttig
te zijn, zonder al te groote uitvoerigheid, willen
wij ons tot drieerlei soort Tan stemmen, als de
•meest gewone, bepalen en voor elke een geschikt
hulpmiddel voordragen.
Tot de eerste soort rekenen wij de raauwe , schel-
le en als het ware dartele, spotachtige stemmen ;
tot de tweede de meer beperkte en eenigzins zwak-
ke, en tot de derde de zeer ligte en in derzelver
geheelen omvang zwakke stemmen. Aan de beide
laatste soorten geven de Italianen den naam van:
kleine stemmen , (vocelle). *
Aan de sterke, raauwe en schelle stemmen valt
niets anders te doen, dan ze te verzachten en te
zuiveren. Niemand zal betwijfelen, dat de zooda-
nigen niet verbeterd zouden worden, als men een
zanger met eene dergelijke stem aanspoorde, om toch
vooral zijne voile stem te doen hooren! Integendeel
men zou het gebrek verergeren , want verre van de
4*
-ocr page 62-
52
slechte hoedanigheid der stem te verbeteren, zou
men hare raauwheid en onregelmatige buigzaamheid
en bewegelijkheid grooter doen worden. In dit ge-
val is er meer kans om te slagen, als men den
leerling verpligt, om zijne stem in evenredigheid
met zijne krachten en ouderdom intehouden, ten
einde langs dezen weg de aangename uitwerking te
Terkrijgen, die ran alle welbestuurde zangmuzijk
met regt verlangd wordt.
Met deze bedoeling behoort men onafgebroken
daarop acht te geven, dat de stem belet wordt te
schreeuwen, vooral in de hoogere toonen, opdat
geheel het register eene naauwkeurlge gelijkmatig-
heid bekome. Men zal te dien aanzien wel nooit
eene volslagene overwinning behalcn, zoo men den
leerling niet geruimen tijd oefejie met eene Solfege,
voornamehjk te zamengesteld uit lange noten in de
lagere en middentoonen, en slechts met behoed-
zaamheid afgewisseld door hoogere toonen. Te gelij-
kertijd moet de verdeeling dezer toonen zoo ingerigt
zijn, dat zij geen bezwaar opleveren tegen de yer-
eeniging der registers. Het is te vergeefs andere
wegen in te slaan of andere voorschriften te willen
volgijn; want de raauwheid en schelheid der stem
zijn door niets anders te verbeteren, dan door be-
daarde gelijkmatige zangoefeningen. Jonge lieden,
die op zoodanige wijze tot eene gelukkige en ge-
makkelijke uitvoering zijn geraakt, mogen zich
yleijen groote vorderingen te zollen maken.
Eene andere soort van stemmen, die wij als ge-
brekkig opgaven, doch met behulp van studie en
kunstmiddelen te verbeteren, zijn die , welke min-^
-ocr page 63-
53
deren omvang bezitten en eenigzins zwak zijn, Deze
hoedanigheden zijn zeker niet gunstig, als ongeschikt
makende, om anders dan tot eene zekere hoogte en
slechts in kleinere lokalen te slagen; terwijl het
voor zangers van eenigen naam een onmisbaar ver-
eischte is, evenzeer in groote, als in kleine zalen
zich te kunnen doen hooren.
Dergelijke stemmen mag men daarom toch niet
geheel en al verwerpen , want het is zeker, dat er
geschikte hulpmiddelen bestaan, die dezelven rijker
in omvang en grooter in kracht kunnen maken.
De meeste ondenvijzers denken dit een en ander
te zullen verkrijgen, met nu althans den leerling
luidkeels te doen zingen bij de algemeene oefenin-
gen, als hopende zij hem met kracht van schreeu-
wen en geweld maken eene sterkere borst en meer
kracht en omvang te doen verkrijgen. Ons daaren-
tegen komt deze handelwijze even onz^ker als ge-
vaarlijk voor, want een leerling van twaalf, dertien
of veertien jaren bezit geene kracht van borst ge-
noeg om eene dergelijke, ongeregelde vermoeijing te
kunnen doorstaan; zulks vooral ook, wanneer zijn
zwak stemgeluid daarvan reeds een kenmerk oplevert.
Yeeleer zal hij, onzes inziens, op dusdanige wijze
den minderen graad van kracht, welken hij op dien ou-
derdom bezitten kan, geheel verliezen, of althans al
meer en meer doen afnemen en verzwa.kken.
De bedoelde handelwijze zou misschien goed te
keuren, zijn bij leerlingen, wier eerste oefeningen
verkeerd bestuurd werden en wier borst alreeds
tot voile kracht gekomen is. Dit geval is inder-
daad van een geheel anderen aard ; maar jonge lie-
-ocr page 64-
u
den van nog teederen leeftijd aan hevige middelen te
onderwerpen, is ernstig af te raden ; zachte midde-
len slechts, overeenkomstig met hunne behoeften en
omstandigheden, zijn aan te bevelen. Na eene veel-
jarige ondervinding is ons het navolgende als een
meestgeschikt hulpmiddel voorgekomen.
Eene beperkte en zwakke stem zal eene merkbare
gemakkelijkheid bespeuren, wanneer zij zich bij hare
dagelijksche oefeningen insgelijks in de eerste plaats
bezig houdt met eene Solfege, die nit lange noten
zamengesteld is. De uitslag zal des te zekerder zijn,
naar mate de Solfege den omyang niet te buiten gaat,
welken de natuur op den aangewezen ouderdom leve-
ren kan. Aan alien, die zich in dergelijke omstan-
digheid bevinden, is voorts aan te raden, om hunne
stem door menigvuldig, maar steeds regelmatig en
vooral ook behoedzaam ademhalen gaande weg meer
kracht te geven, opdat dezelve langzamerhand met
behulp der kunst en met aanhoudende oefening meer-
dere volheid en welluidendheid erlange. Deze eerste
hinderpaal overwonnen zijnde, Terandere men de
Solfege, door er hoogere toonen bij te voegen. Daar
dit hoogere gedeelte der stem ahhans bij sopranen en
tenoren alras tot het keelregister behoort, gelijk el-
ders is aangewezen, raadplege men hetgeen daar ge-
zegd is over de vfijze, om bet methetandere te veree-
nigen, want de oefening, die nu bedoeld wordt, kan
geen gewenscht geyolg hebben, als men niet zorgt,
dat de stem oyer geheel haren omvang gelijk en eenzel-
vig gemaakt wordt. Het is zoo goed als zeker, dat
de leerlingen met eene aanhoudende en welbestuurde
oefening, yolgens deze aanwijzing, tot eene kracht
-ocr page 65-
55
van geluid ge raken zullen, welke zij in den beginne
niet hadden durven verwachten ; zulks bijzonder wanneer
zij er in de eerste jaren mede aanvangen, als de
borst sterker kan worden bij bet vermeerderen der
jaren en het verstand allengskens beter de wijze
voorschriften der onderwijzers weet te vatten.
Er blijft nog over te spreken van die kleine stem-
men , welke ligt en zwak zijn door geheel hare uit-
gestrektheid. Naar onze meening is er weinigwaar-
de aan te hechten, omdat elke stem, zoo veel het
wezen kan, toch eenige zelfstandigheid moet bezit-
ten. Men heeft opgemerkt, dat deze stemmen
meestal in de borsttoonen zeer zwak en daardoor
van lage toonen ontbloot zijn, maar somtijds een
scherp geluid in de hoogte, zelfs wel eens met het
keelregister bezitten. Als men het geluk heeft aan
deze ongelukkige stemmen kracht te doen verkrij-
gen, dan kunnen zij nog goed, aangenaam en zelfs
lofwaardig worden.
Er bestaat geen zekerder middel om het zoo ver
te brengen , dan dat zij, die zich in zullten toe-
stand bevinden, enkel geoefend worden in het zin-
gen met de benedenregisters. Zulks behoort te ge-
schieden met een Solfege in eene langzame bewe-
ging en zoo veel mogelijk met lage toonen door-
inengd, waarbij het voorts bovenal noodzakelijk is
den leerling wel te doen begrijpen, dat elke toon niet
slechts klankvol, welluidend en volmaakt goed en
zuiver moet wezen, maar tevens met eene voile en
deftige uitspraak moet worden voortgebragt, opdat
zoo doende de kinderachtige uitspraak verbeterd
worde , welke aan deze soort van stemmen gewoonlijk
-ocr page 66-
als aangeboren is. Heeft men deze zwarigheid over-
wonnen, dan kunnen de toonen Tan het andere
stemregister mede in de oefening worden opgeno-
men en dewijl deze in het thans bedoelde gevalgun-
stig zijn voor den leerling, als hebbende hij een
natuurlijken aanleg voor dezelven, zoo zal de ge-
lijke vereeniging met de andere toonen zich zonder
hinder en voorspoedig bewerkstelligen laten.
Het navolgende voorval moge ten aandrang ver-
strekken voor hetgeen wij zoo even aangeraden heb-
ben. Men gaf eenen jongeling aan onze zorg over,
welken zijne rroegere overigens zeer bekwame on-
derwijzers hadden opgegeven, dewijl zij steeds vol-
hielden, dat hij evenmin een goede borst, als eene
goede stem zoude hebben ; zij verklaarden hem dus
ongeschikt om in de kunst van zingen ooit eenige
vordering te maken. Met alle geduld onderzochten
wij hem , en op grond van eenige kenmerken ; die de
ondervinding aan de hand geeft, oordeelden wij dat er
wel partij te trekken was van den aanleg, welken
wij bij hem meenden te vinden. Ons alzoo met
eene zachte hoop streelende, ondernamen wij wel-
gemoed den moeijelijken taak, om het jonge mensch
te oefenen, zonder ons te laten weerhouden door zijn
teeder gestel en jeugdigen ouderdom , als naauwelijks
dertien jaren bereikt hebbende. Gedurende zeer ge-
ruimen tijd, weerhielden wij ons zijne stem eenig het
minste geweld aan te doen; en bepaalden zich onze
zorgen tot het gewennen aan het zuiver toonaanhef-
fen, aan het welverbinden en bedwingen of wijzigen
der stem. Na een zeker tijdsverloop en terwijl de
leerling in grootte toegenomen was, slaagde hij langs
* &
-ocr page 67-
57
dezen weg al meer en meer tot zulk eene hoogte,
dat zijne stem schitterende, krachtig, van eenen groo-
ten omvang en tevens geschikt werd om zonder moei-
te in de hooge toonen op te klimmen tot aan de
hoogste re, zoodat hij zonder schroom zich op de
meestberoemde tooneelen kon doen hooren. — Met
dit eenvoudig hulpmiddel zijn vele leerlingen verder
gebragt, dan zij in het eerst schenen te beloven ;
en houden Avij ons rerzekerd, dat vele anderen,
wanneer zij , even als de eerstgemelden, langen tijd
aan dezelfde leiding waren toevertrouwd geweest,
daarvan gelijke vruchten zouden geplukt hebben.
Uit het aangevoerde is op te maken, dat de meestal
opgevolgde regel, om met voile stem te doen zingen,
niet voor alle gevallen is goed te keuren ; dat dit
somtijds zelfs schadelijk is, bijzonder wanneer de
leerling geene vaste en zekere stem bezit. In dit
geval is het zeker, dat hij zijn gebrek niet zal kun-
nen ontdekken, als hij uit de voile borst zingt en de
kunst niet verstaat om het geluid gematigd voort te
brengen, door elken langeren toon met dien ligten
ademtogt aan te zetten, welke zoo geschikt en on-
vermijdelijk is om denzelven juist aan te grijpen en
uit te houden ; zingt hij daarentegen onder de lei-
ding van eenen goeden meester, met matiging en beleid ,
dan zal hij zijne minste gebreken zelf bespeuren en
zich leeren wachten om ze te herhalen.
Deze leerwijze, die zoo onmisbaar is, om de stem
vastheid te doen verkrijgen, mag niet verwaarloosd
■worden; zij laat zich zelfs aanwenden, wanneer een
leerling reeds eenige losheid in het zingen verkregen
heeft en de toonladder benevens de regelmatige spron-
-ocr page 68-
58
gen juist aangeeft, zullende hij daardoor nog tijdig
genoeg gewend worden om zijne stem naar den regel
der kunst te oefenen in het aanzwellen en weder
verminderen van het geluid, hetgeen in het volgende
hoofdstuk opzettelijk zal worden behandeld.
Dit toch is de eenige goede manier om de stem
te oefenen in het aanhouden van halve noten in eene
langzame beweging, als welke iedef eene trapsgewijze
toe- en afneming moeten opleveren. Het versterken
der stem in het aigemeen moet achtereenvolgende
en ten gepasten tijde in orereenstemming worden ge-
bragt met de bekwaamheden van den leerling, ter-
wijl de opklimming door den onderwijzer niet overhaast
mag worden, maar slechts langzamerhand tot het
bepaalde punt gevoerd, dat voor hem als het meest
gepaste erkend zal worden.
Wij kunnen ons niet onthouden nogmaals te her-
halen wat reeds vroeger gezegd is, dat namelijk de
onafgebroken gewoonte om het aangewezen voetspoor
te volgen, het eenige middel is om nut en eene
krachldadige uitwerking vande gegevene voorschriften
te verkrijgen. De natuurlijke gebreken en evenzeer
die, welke uit eene verkeerde leiding ontstonden ,
laten zich niet anders verbeteren dan door eene
langdurige opvolging en herhaling van oefeningen en
handelwijzen, wier bepaald doel het. is om die
verkeerdheden te wijzigen of geheel tegen te gaan.
Tot hiertoe gesproken hebbende over de geval-
len , waarin men de stem bij de oefeningen te veel
wil uitzetten en haar alzoo geweld aandoen, reke-
nen wij ons verpligt voor eene dwaling te waar-
schuvven, tot welke inderdaad kundige en ervaren
-ocr page 69-
59
zangers echter dikwijls bij openbare uitvoeringen
vervaljen. Als deze zich zullen doen hooren in
groote lokalen, als kerken of schouwburgen, dan
zullen zij zich dikwijls bedriegen omtrent de weini-
ge kracht hunner eigene stem; want in het ledi-
ge lokaal zal hen die bevallen en voldoende ge-
klonken hebben, maar wanneer hetzelve met toe-
hoorders bezet is, zal de vermindering van het ge-
luid, ontstaande uit de meer te zamengedrongen
lucht, welke den weergalm wegneemt en den klank
dof doet worden, hen aansporen om zich geweld
aan te doen en luidkeels te gaan zingen. Dit is
eene handelwijze, welke aan de stem geene
meerdere doordringendheid verschaft, maar hoogst
nadeelig is voor het behoud van eene schoone stem
en van eene sterke borst; het zal het geluid in-
tegendeel dun en schraal maken en er nog te meer
eenen goeden en aangenamen indruk aan ontnemen.
De ondervinding leert, dat het, liever dan de stem
buitensporig uit te zetten, in de meeste omstan-
digheden beter is aan dezelve meer ronding te ge-
ven, want hoe meer een zanger zijn adem weet
te beheerschen of te matigen, hoe beter hij zich
zal doen hooren , zonder zich te vermoeijen en zijne
borst te verzwakken.
Weinigen zijn met deze kunstgreep bekend;
ware dit het geval en vond men goed die aan te
wenden, dan zouden vele zangers tot in vergevor-
derden leeftijd eene sterke en aangename stem
behouden, gelijk verscheiden groote zangers van
vroegeren tijd dit voorregt genoten.
-ocr page 70-
60
Wanneer men dus zijne stem heeft beproefd, en
na herhaalde proefnemingen erkend, dat zij toI-
doende is om in een groot lokaal gehoord te wor-
den, zoo moet men ran haar niet meer vergen. Wei
is waar, niet in alle gevallen is dezelfde kracht van
stem toereikende en een bekwaam zanger moet uit dien
faoofde, met onderzoek, nadenken en oefening zijne
stem in eyenredigheid weten te brengen met de
plaats, waar hij zingt, doch is het evenzeer onbe-
twistbaar, dat hij, zijne stem ontoereikende bevin-
dende voor eene bepaalde ruimte, dezelve nooit ge-
weld behoort aan te doen, uit Trees van en stem
en borst onherstelbaar te benadeelen.
-ocr page 71-
HOOFDSTUK \T.
Over de zangmanieren of versieringen.
Het schoone en beyallige, hetwelk den beschaaf-
den zanger de voorkeur doet verwerven boren den
onbesehaafden, om zoo te zeggen natuurzanger, al
bezit deze de schoonste en welluidendste stem, die
men wenschen kan, spruit hoofdzakelijk voort uit
de welaangebragte manieren en rersieringen. Voor
een oogenblik moge een eenvoudig natuurlijk gezang
het oor en het hart streelen, zoodra het eenigzins
aanhoudt of herhaald wordt, vindt een man van
smaak, hij denke overigens over muzijk, gelijk hij
wil, zulks eentoonig, stijf en verrelende.
De bedoelde manieren bestaan voornamelijk uit de
■volgende:
1°, het aanzwellen en weder verminderen der
stem of der toonen op zich zelven; (messa di
voce).
2°. het leiden, oyerbrengen of buigen der stem
yan den eenen toon op den anderen ; {portamento).
3°, het vertragen van dezen of genen toon, door
-ocr page 72-
er eenen of meer toonen, anders gezegd eukele of
dubbele voorslagen (appogiature) of ook drieslagen
(grtippelti) aan vooraf te doen gaan ;
4". het meer of minder herhalen van eenen be-
paalden toon beurtelings met den naastaanliggenden
hoogeren, hetgeen geboren doet worden wat men
trillcrs en mordenten noemt.
Wij zullen omtrent elke dezer manieren of ver-
sieringen trachten te doen opmerken, al wat strek-
ken kan, om ze naar bebooren uit te voeren en te
pas te brengen.
Door het aanzwellen en weder verminderen der
stem of der toonen op zich zelven, of het zetten
der stem (messa di voce), verstaat men de kunst,
waarmede een goed zanger iedere noot van eenigen
duur weet te schakeren, door er aanvankelijk slechts
weinig kracht, vervolgens trapsgewijze meerdere en,
zulks gepast zijnde, tot den hoogsten graad toe,
aan te geven, en verder op gelijken voet het geluid
te verzachten, even gelijkmatig als naauwkeurig.
Stellig gevorderd wordt dit bij het begin van elk
zoogenaamd CanlabUe en bij noten , die met orgel-
punten voorzien zijn, terwijl het onvermijdelijk is
om behoorlijk eene cadens aan te vangen; doch be-
dreven zangers bepalen zich niet hiertoe en bedie-
nen er zich van bij alle langere noten en zonder
onderscheid te maken tusschen de soort van stuk-
ken, waarin zij voorkomen.
Onbetwistbaar verschaffen de zvreltoonen aan alien
zan<* groote bevalligheid en zoetvloeijendheid; vol-
maakt goed uitgevoerd en aan een triller verbonden,
wordt er niets meer gevorderd om eene cadens en*
-ocr page 73-
63
evenzeer den zanger zelven te doen toejuichen , want
is deze in staat om zijne stem met gemak en zonder
de minste fout uit te houden en te regeren, dan
verbeelde hij zich Trijelijk niet slechts het geheim
der kunst, maar de kunst zelve te bezitten. Het is
zeer te bejammeren, dat de kunstenaars van den
tegenwoordigen tijd onverstandig genoeg zijn, om
dit kunstmiddel te veronachtzamen en in vergetel-
heid te doen geraken, niettegenstaande het zulke
heilzame uitwerkingen voortbrengt, en dat zij het,
wat nog erger is, niet slechts als nutteloos, maar
zelfs als nadeelig beschouwen voor eene krachtige
voordragt. Men hoort dus wel eens zonder ver-
zuim elke noot even krachtig en onbesuisd aan-
pakken, waarmede aan alle bekoorlijkheid den
bodem wordt ingeslagen. Van tijd tot tijd, ja, is
er de een of ander, die zich verbeeldt, dat het ge-
noeg is te beginnen met het aanzwellen der stem,
of met dezelve er toe voor te bereiden, om te kun-
nen zeggen, dat hij het oude voorschrift volgt;
maar, zulks gebrekkig doende, bemerkt hij weldra
aan de koelheid zijner toehoorders, welke er kunst,
noch berekening, begin, midden noch einde aan
bespeuren kunnen, dat hij den beoogden indruk
geenszins weet te verwekken.
Tot eene andere fout vervalt dat klein aantal zan-
gers, dat meer ter goeder trouw de bedoelde ma-
nier denkt te kennen en in acht te nemen, schoon
ieder, die hen hoort, al spoedig van het tegen-
deel overtuigd kan worden. Bij gebrek aan de
gevorderde langdurige en grondige oefening, is de
noot naauwelijks half zuiver aangegeven, of men
-ocr page 74-
64
waagt het die te doen aanzwellen en brengt, in plaats
ran eene noot, er meerderen voort; want, niet we-
tende den adem uit te sparen, is men buiten staat
een enkelen toon lang uit te houden. — Dit is ins-
gelijks eene onvergefelijke d waling, als enkel het ge-
rolg ran onbedachtzaamheid en roekeloosheid zijnde.
Indien zulke zangers zich zelren en hunne eigene
krachten beter geraadpleegd en bovenal de bekende
voorsehriften ten dezen aanzien beter beoefend had-
den, dan zoaden zij zeker niets hebben ondernomen ,
wat zij niet verzekerd waren met gemak en zonder
aarseling te kunnen uitvoeren.
Hoezeer de nalatigheid omtrent het streng regel-
matig aanzwellen en afnemen der zangtoonen nu wel
eTen diep is ingeworteld als de Terkeerde handelwij-
zen daaromtrent bij hen, die het nog denken te
doen, willen wij onze meening niet achter houden wegens
den geschiktsten weg , dien men te volgen heeft om
zulks naar behooren te leeren en zich in dit opzigt
in alien deele te Tolmaken.
Wij hebben Troeger reeds opgegeTen langs welken
weg de borst versterkt en tot elke soort Tan zang
bruikbaar gemaakt kan worden. Men Terbeelde zich
niet, in de kunst der zweltoonen of het messa di
voce
te zullen slagen, zonder Tooraf die van het be-
waren, uitzetten of inhouden Tan den adem Terkre-
gen te hebben , aangezien juist enkel hierdoor aan
het geluid de geyorderde en naauvykeurig yerdeelde
toe- en afneming te geTen is zonder de borst meer
dan gewoonlijk te vermoeijen. Al wie deze oefening
naar eisch wenscht te beginnen, behoort, na alvo-
rens eene ruime ademhaling gedaan te hebben . den
-ocr page 75-
63
toon zoo zacht mogelijk met tie meeste zuiverheid
aan te vangen ; den adem geenszins met kracht uit te
drijven, maar met de meeste sftaarzaamheid bedaar-
delijk en schier van zelf te laten uitvJoeijen; het
geluid niet dan trapsgewijze te versterken en eerst
gaande weg tot den hoogsten graad te brengen, ten
einde vervolgens, geheel en al op gelijksoortige manier,
het geluid te verminderen en weder even trapsgewijze
te laten afnemen. Deze handelwijze volgende, zal
men den toon ten einde toe kunnen uithouden en de
onaangenaamheid ontwijken, welke de meeste zan-
gers ondervinden, als zij zich op eens buiten adem
gevoelen, nadat zij de stem in den aanvang onbe-
dwongen uitgezet hebben. Deze fout doet den toon
nog wel eens deszelfs zuivere hoogte te boven gaan
en naderhand door dezelfde oorzaak te laag zinken,
in welke beide gevallen het geluid valsch en hinder-
lijk wordt voor. den toehoorder.
In den beginne zal de leerling ongetwijfeld veel
zwarigheid vinden in het opklimmen en nederdalen
bij intervallen, die meer dan eenen toon van elkan-
der verwijderd zijn , maar hij kan er in te gemoet ko-
men, door bij de thans bedoelde oefening gepast den
mond te openen. Aanvankelijk moet zulks zeer ge-
ring zijn ; dit werkt bijzonder mede om de stem eerst
slechts zacht te doen uitvloeijen en vervolgens traps-
gewijze te versterken door den mond iangzamerhand
op dat punt te brengen, hetwelk de kunst voor-
schrijft. Men zorge intusschen , dat de klinker, dien
men zingt, niet van klank verandere, bij voorbeeld
de o in oa, de doffe e in eene heldere e; enz,
Eindelijk zij men er bovenal op bedacht om de oefe-
-ocr page 76-
. ■ ■ . ■.
- ■■                                                                                                       .
66
ningen in het aanzwellen der toonen met tie meeste
matiging te beginnen, daar men anders gevaar loopt
de borst te veel te ^vermoeijen ; en het is dan ook
raadzaam om daarbij dikwijls te rusten , hoezeer het
overigens dagelijks hervat en voortgezet moet worden.
JVaar het oordeel van menigeen hebben wij welligt
te lang bij dit ondeswerp stil gestaan; maar het ver-
dient zoo bij uitstek wel ter harte genomen, ja zelfs
op den voorgrond gesteld te worden, dat het'niet
genoeg yan alle zijden is te beschouv^n. Tot meer-
deren aandrang zelfs -willen wij nog een zeer uit-
stekend voorbeeld vooral aan de jonge lieden voor
oogen stellen; het is de ridder carlo broschi , ge-
meenlijk bekend onder den naam van Farinelli ,
welke, boven en behalve de verdere sieraden en
bevalligheden van den zang, in de volmaaktheid
het zwellen der toonen verstond, zijnde het door
deze kunst, dat hij zich onder de zangers van alle
tijden eene onuitwischbare verdienste heeft ver-
worven.
Deze ridder CARto broschi werd geboren in het
koningrijk Napels. Van zijnen eersten leeftijd af
aan bespeurde men dat de natuur hem in de ruim-
ste mate met begaafdheden had toegerust. Zijne
eerste oefeningen vierden bestuurd door den beroem-
den porpora , te JVapels, en genoot hij , na alvo-
rens Rome besocht te hebben en reeds tot den ou-
derdom van 22 jaren gevorderd te zijn , te Bologna
het onderrigc en het voorbeeld van denzelfden BER-
nacchi, over wien reeds in de inleiding van dit
werkje werd gesproken en welke toen voor den
voortreffelijksten zanger van Ilali'e werd gerekend.
-ocr page 77-
* ,                          67
Onder de leiding dezer twee mannen maakte~FARi*
nelli zulke groote vorderingen, dat zijn naam bin-
nen weinig tijds door geheel Europa vermaard was.
Zijne stem werd voor een wonder gehouden, omdat
dezelve eene volmaakte gelijkheid van kracht, wel-
luidendheid en Tolheid, evenzeer in de lagere en
zelfs diepe als in de hooge toonen bezat en wel
zoo, als men vroeger of later nimmer gehoord heeft.
Daarenboven was hij begunstigd met eene groote
vindingskracht, die hem zulke verbazende en oor-
spronkelijke gangen en trekken ingaf, dat niemand
in staat was dezelve over te nemen of na te bootsen.
De kunst om den adem zoo behendig te bedwingen,
te bewaren , te hervatten , dat niemand het ooit be»
speurde, ontstond en verging met hem! Eene onver-
gelijkelijke zuiverheid van toon, gepaard met deszelfs
gelijk en altoos vol geluid ; eene vloeijende leiding,
juiste vereeniging, ligtheid, de kunst om het hart
te treffen, ook in den bevalligen stijl, een volmaak-
ten triller, eenig in zijn soort; alle deze hoedanighe-
den bezat farinelli in dezelfde volmaaktheid en er
is geen' stijl van zingen te bedenken, welken hij niet
wist uit te voeren op eene wijze, die voor elken
anderen onbereikbaar was.
Naauwelijks verspreidde zich de faam der buiten*
gemeene begaafdheden van dezen grooten zanger, of
om strijd beriepen hem de eerste steden van Ilalie.
Overal, waar hij zong, ontving hij zooveel toejui-
ching, dat men er hem wenschte te behouden. De
verschillende hoven van Europa betoonden eenen
gelijken naijver om hem te beroepen, te beloonert
en met eerbetooningen te overladen, Deze welver-
-ocr page 78-
G8
r                   " ■
diende onderscheidingen bekroonden reeds de eerste
jaren Tan zijnen loopbaan, en evenwel liet hij nim-
mer na zijne stndien steeds voort te zetten. Hij
deed dit met zulk eenen ijver, dat hij , juist ten
zelfden tijde, dat hij zich reeds een' grooten naam
en een schitterend fortuin verworven had, er toe
overging om zijne aangenomene manier van zingen
nog grootendeels te veranderen en eene steeds meer
volmaakte zich eigen te maken,
Deze gJansrijke ster, en men zoude schier zeggen
dit toonbeeld der kunst, onderscheidde zich niet eh-
kel door zijn zeldzaam talent, maar in gelijke mate,
zoo niet nog meer , door de braafheid van zijn ge-
drag en de edelmoedigheid van zijn hart. Hij leef-
de langen tijd op een landgoed in de nabijheid van
Bologna en stierf in 1782, den ouderdom van 77
jaren bereikt hebbende. Wanneer een man van
zulke uitstekende begaafdheden nimmer naliet met alle
mogelijke vlijt en naauwgezetheid zijne oefeningen
roort te zetten, vvat behooren dan niet zoo vele
anderen te doen, die niet met zijne schoone hoe-
danigheden en voorregten zijn uitgerust geworden ? —
Het antwoord op deze vraag met vertrouwen aan
onze lezers overlatende, keeren wij tot ons on-
derwerp terug.
Zoodra de onderwijzer er in geslaagd is, om den
leerling, wiens stem nankelende of zwak was, met •
behuJp van het messa di voce zoowel als naar de
vroeger opgegevene leerwijzen, meerdere vastheid of
kracht te doen verkrijgen , behoort hij denzelven te
oefenen in de tweed e der voorschreven zangmanie-
ren, of het wel leiden der stem , door de Italianen
-ocr page 79-
69
portamento geheeten en ten alien tijde, e?en als, de
eerst behandelde, gehouden voor eene,Tan de wezen-
Jijkste deelen der zangkunst. Dat deze oefening niet
in haren geheelen omrang plaats kan vinden, tenzij
de leerling de stemregisters naar eisch wete te ver-
binden, is algemeen genoeg bekend en meet aan elk
«
                 als van zelf in het oog vallen. Wij verwijzen
ten dien aanzien naar bet eerste hoofdstuk Tan
dit werkje.
Door het gezegde portamento , of de kunstmatige
stemleiding of buiging, bedoelt men het o\ergaan
Tan den eenen toon op den anderen door middel
Tan het aangeTen Tan den klank des laatsten eTen
Toor het tijdpunt, waarop deze werkelijk intreedt,
of naar de maatTerdeeling behoort in te treden, zie
fig. 2: zulks in eene Tolmaakte eTenredigheid en
Tereeniging, zoodat de toonen als het ware in el«
kander smelten, . en dat eTenzeer bij het opklim-
men, als bij het nederdalen. Elk gezang klinkt des
te schooner en beschaafder, naar mate het minder
wordt afgebroken door het ademhalen, en oefene
men zich dus zeer gezet om dit door eene naauw-
keurige en zuhrer afgemeten Terdeeling te regelen en
met het OTergaan Tan den eenen toon op den ande-
ren te Terbinden.
De beste wijze om eenen leerling de gewoonte
eener goede stemleiding te doen eigen worden, is
hem dezeke te doen oefenen in eene solfege, wel-
ke hij Tocaliseert op a of e , zijnde beide deze klin-
kers tot dit doel eTen geschikt. Dusdanige solfege
moet Toornamelijk bestaan uit halve noten, bij af-
wisseling op- en nedergaande en naar goedvinden ver-
-ocr page 80-
7o
mengd met regelmatige sprongen. De leerling wach-
te zich daarbij adem te lialen tusschen traps- of
sprongsgewijze apgaande noten; hij doe dit enkel
bij nederdalende. Opdat Toorts de vordering om-
trent het spaarzaam adenihalen den kweekeling niet
te zwaar valle, bijzonder als hij geene sterke borst
heeft, en ten einde de stem zich evenwel ruim-
schoots ontwikkelen moge , doe men hem van maat
tot maat ademhalen en de beweging aanvankelijk
niet te langzaam nemen. Wanneer hij de beide
noten van elke maat zonder hinder kan uithouden,
onder behoorlijke verbinding der beide toonen, dan
is hem eerst te vergunnen, om er eene derde noot bij te
voegen, maar nimmer meerdere, ten einde de borst
niet te veel te vergen; en eerst naderhand is boven-
dien de beweging nog, naar omstandigheid, langza-
mer te nemen. Zelfs is het raadzaam, om een leer-
ling met eene sterke borst gelijke voorzorgen te doen
in acht nemen ; uit aanmerking van zijne meerdere
kracht, zou hem meerdere vrijheid gegeven kunnen
worden, wanneer rijpere jaren zijn gestel tot den
staat der volwassenheid gebragt mogten hebben.
Voorts zalhet bij de beoefening duidelijk blijken,
dat het dubbel voorschrift, om de eerste noot met
ligtheid en behoedzaamheid aan te vangen en om
zonder ademhaling met gelijke omzigtigheid tot de
tweede noot over te gaan, den leerling almede zal
gewennen, om zijnen adem met spaarzaamheid te
gebruiken, dien te regelen, te wijzigen en in te
houden naar verkiezing ; om al meer en meer meester
te worden van het aanvangen, afbreken en hervatten
der stem, en om naar behoefte zelfs met onmerkbare
-ocr page 81-
71
moeite en inspanning adem te halen. Dit alles vor-
dert ontegenzeggelijk aanhoudende vlijt, langdurige
oefening en onvermoeid geduld, doch men zal - die
rijkelijk beloond zien, als men zich eindelijk in staat
gevoelt, om zonder vermoeijenis te zingen en in elke
soort van stijl te behagen ; terwijl men , eenmaal eene
krachtvolle borst Terkregen hebbende, benevens de
bekwaamheid om onmerkbaar ran de eene noot op
de andere over te gaan, er in zal slagen , om aan de
stem zulk eene volmaakte buigzaamheid te geven,
dat er van gezegd kan worden: »zij streelt het
hart!"
Is de leerling tot de hoogte gekomen dat hij de
opgemelde toonen zonder gedurige ademlialing kan
aanheffen en aanhouden, dan moet hij de oefening
voortzetten met het zingen van solfeges of liever
vocalises, gelijk het nu vooral heeten en geheel be-
hooren te wezen , meer opzettelijk berekend voor het
los- en ligtmaken der stem; zulks steeds op de klin-
kers a en e. Dit zal hem verder in staat stellen ,
om naar vrillekeur elke soort van passage te schake-
ren met al die uitdrukking, welke het licht en
bruin doet ontstaan, dat in alien zang, van welken
aard ook , onmisbaar vereischte is.
Met deze nieuwe studie behoort de oefening in de
voorslagen (appogiatiire), of het muzijkaal accent,
worden verbonden; over welk laatste echter meer
bepaald bij het beschouwen van het recitatief zal
worden gehandeld. Door voorslagen verstaat men
eene of meerdere noten, welke de komst van de
hoofdnoot vertragen ; zij worden mitsdien onderschei-
den in erikele en dubbele ch in groeperingen of
-ocr page 82-
72
drieslagen (grvppetli). Om te gemoet te komen
in Terschillende verkeerde begrippen te dezen aan-
zien, herhalen wij hier kortelijk de algemeene en
vaste regels, dat alle voorslagen uitgevoerd of aan^
gevangen .worden op en niet voor den tijd Tan de
noot, waarbij zij behooren; dat de enkele voorsla-
gen steeds de helft van die noot bekomen, als
deze eene twee- of vierdeelige, doch tweederden,
als zij eene driedeelige waardij heeft; voorts dat de
enkele voorslagen zich eenen toon hooger of lager
dan de hoofdnoot laten nemen , in welk laatste ge-
val zij meestal slechts een halven toon verschillen;
dat de dubbele en gegroepeerde voorslagen insgelijks
van onder- of van bovenaf te nemen zijn ; dat deze,
behoudens de betrekkelijke beweging van het stuk,
waarbij het te pas komt, meerdere snelheid of min-
dere waardij verkrijgen dan de enkele voorslagen;
dat de gegroepeerde voorslagen van drie noten of
zoogenoemde drieslagen gemeenlijk in den omvang
eener kleine of eener verminderde terts zijn begre-
pen, en dat daartoe, zoo noodig, de onderste noot
een' halven toon hooger wordt genomen dan de
toon van het stuk medebrengt. Men zie ten overvloede
wegens dit een en ander de voorbeelden onder fig.
3, 4 en 5, waarbij voorts nog zij herinnerd, wat
de -werkelijke voordragt aangaat, dat alle voorslagen,
dubbelslagen en drieslagen , doch bovenal de enkele
voorslagen steeds meer nadruk moeten erlangen dan
de hoofdnoot zelve.
l)e dubbelslagen en drieslagen worden overigens
ook aangewend als naslagen en dan gerekend te
behooren bij de voor'afgaande noot, van welker
-ocr page 83-
73*
■■"■■■-.■.'-■-■'■                                                                                                                                                                                                                                                                                              '•                                                                                            i
waarde zij in dit geval worden afgetrokken, zie fig-.
6 en 7.
De juiste uitvoering ran al deze voor- en na-
slagen vordeft inderdaad. niet weinig oefening en
berekening; want met te veel schroomvalligheid of
daarentegen onachtzaam gemaakt, zijn zij flaauw,
onduidelijk of verward, en drukt men er al te bui-
tensporig op , dan verliest men de goede verhouding
tot het orerige uit het oog en doet ze ruw en on-
aangenaam worden. Men dient hierbij de juiste
maat te kunnen vinden en wel daarop acht te ge-
ven, dat van den stijl, waarin men zingt, Teel af-
hangt.
Wij moeten alle min ervarenen aanraden, zich
M'el te wachten Toor het te yeelvuldig en dikwijis
zeer ontijdig aangewend gebruik of het misbruik der
bedoelde versieringen ; zij zijn niet onbepaald over-
al te pas te brengen en in te vlechten, al moge
menig zanger of zangeresse van naam hierover an-
ders schijnen te denken. Niet zelden vindt het
plaats om te gemoet te komen in de moeijelijkheid
om langere noten aan te houden, wanneer iemand
het messa di voce nimmer of niet meer dan opper-
vlakkig geoefend heeft.
De vierde zangmanier of versiering, waaraver wij
ten laatste spreken zouden, is de triller, benevens
de mordent. Dit is het bezwaarlijkste, maar , onbe-
rispelijk uitgevoerd, gelijktijdig het schitterendste,
dat een zanger kan voortbrengen. Wij zullen er onze
denkbeelden zoo beknopt mogelijk over mededeelen.
Met eene zangversiering hielden de zangmees-
ters van den ouden tiid hunne leerlingen onver-
-ocr page 84-
.:• . •
?
I           H       • \ •"
wijld bezig: met den triller. Zij verpligtten hen
vroegtijdig om zich daarin te oefenen, minder opdat
men er reeds dadelijk meester van zoude worden,
dan wel met het doe!, om het goed slagen er in
voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door Tan
tijd tot tijd meer losheid in de keel te brengen. Het
gevolg van dit wijs berekend plan was, dat de leer-
lingen al ras op het spoor ter volmaking geraakten ,
al ware het dan ook niet ten eenenmale zonder hin-
derpalen en zwarigheden te moeten overwinnen.
Tegenwoordig is deze wel doordachte handelwijze
grootendeels omgekeerd. De nieuwere meesters laten
hunne leerlingen, nog voor dat zij tot eenige rijpheid
zijn gekomen , met zangstukken optreden, welke door
groote zangers of zangeressen werden voorgedragen, en
zamengesteld zijn met vertrouwen op de grondige
stiidie, de veeljarige oefening, het wetenschappehjk
gevormde ootdeel en de beschaafde talenten, die
hen kenschetsen; maar de trillers en andere strui-
kelblokken worden zooveel doenlijk weggeruimd of
ontweken, zoo niet kort af overgesprongen. Wel-
ke gevolgen heeft deze veranderde handelwijze ein-
delijk te weeg gebragt ? Het aldus verminken der
zangstukken zelve daargelaten, geene andere dan
deze, dat de schoonste stemmen, welke met eene
trapsgewijze en doordachte oefening volgens de er-
kende regels der kunst naar derzelver onderscheiden
aanleg goed en deugdelijk hadden kunnen worden,
in den grond bedorven zijn; want door er meer van
te vorderen, dan er nog van te verkrijgen is, voeren
dergelijke ongevormde stemmen al wat er mede
ondernomen wordt, slecht althans zeer onvolmaakt
-ocr page 85-
75
uit; zij klinken zwak en kinderachtig, daar er de
kracht aan ontbreekt, die enkel door eene gezette
regelmatige oefening is te verwerven.
Ilet is te hopen , dat de menigvuldige roorbeelden
van de verderfelijke gevolgen dezer verkeerde inrig-
ting alien , die eenigen prijs stellen op waarlijk goede
zangers en zangeressen , tot de zoo doelmatige leer-
stelsels der oude zangscholen zullen doen terug keeren «
welke in het bijzonder steeds daar lieen strekten om
de stemmen wel te leiden en toch zoo zeer te sparen.
Eene in den aanvang verkeerd ontwikkelde stem,
welker gebreken versterkt, in plaats van tegengaan
zijn, is hoogst moeijelijk grondig te verbeteren. Eene
vroegtijdige, steeds wel bestuurde oefening van den
triller kan daartoe almede dienstbaar zijn. Gewoon-
lijk beroepen zij , die geen triller maken kunnen,
zich daarop , dat de natunr hun den aanleg er toe
geweigerd heeft. Dit is een bedriegelijk denkbeeld ; om
den triller meester te worden , heeft men den gering-
sten natuurlijken aanleg slechts te ondersteunen door
eene gehoorzame, geduldige en goed geregelde oefe-
ning, omtrent welk laatste, gewigtige punt onderwij-
zer en leerling zich wederkeerig de hand moeten
bieden.
Na al deze voorloopige aanmerkingen zal men bil-
lijkerwijze een bepaald voorschrift venvachten, hoe
een ieder,die het maken van den triller goedwenscht
te besturen voor zich zelven of voor anderen, het
heeft aan te vangen. Een zoodanig is echter niet
te geven, daar het hierbij wel het allermeest aan-
komt op - en afhangt van de persoonlijke geschikt-
-ocr page 86-
*;
76
heid en vatbaarheid van elken leerling; en moeten
wij ons alzoo tot algemeene opgaven bepalen.
35en oud schrijver, p. r. tosi , zegtt »dat men
»zich bij het ondenvijzen van den triller moet be-
»dienen van de stem en van de instrumenten, opdat
»de leerling er eenen leere maken, welke gelijk,
yyparel- of korrelachtig, vast, rustig
en matig
» sncl zij.'1'' Dit zijn er juist de schoonste en meest
geachte hoedanigheden van; maar zal men zich die
eigen maken, dan behoort men wel te weten wat
tot die gelijkheid en vastheid meer bijzonder wordt
gevorderd.
Het is bekend, dat elke triller bestaat uit eene
hoofdnoot benevens de naastaangrenzende hoogere als
bijnoot, zijnde het onbepaald, met welke dezer
beide noten moet aangevangen worden. Bij het
zingen echter is het van ouds her het meest voor-
deelig bevonden, zulks met de bijnoot te doen. Bij
sluitingen in de groote toonsoort verschillen de bei-
de noten eenen geheelen, in de kleine slechts een
halven toon. Dit onderscheid juist in acht te ne-
men is eene eerste moeijelijkheid, want zeer dik-
wijls naderen de beide toonen, in het eene geval
niet minder dan in het andere , zoo zeer tot elkan-
der, dat de triller, in plaats van voortdurende uit
twee geheele of uit twee halve toonen te bestaan,
al ras op een enkelen trillenden of veeleer bevenden
toon uitloopt, waardoor de zoogenaamde bokken- en
paardentrillers [caprino e cavaliero) ontstaan, over
welk gebrek straks nader. Deze onvastheid is het
gevolg van overhaaste oefening; den triller met ge-
-ocr page 87-
77-
duld, bedaardheid en oplettendheid bestuderende,
zalmen die klip leeren vermijden. Een tweede mis-
slag is aan de eene noot steeds meerdere kracht of
ook meerdere lengte te geven dan aan de andere.
Zulks is enkel bij groote of lange trillers veroorloofd
en zelfs manier bij het aanvangen, zie fig. 8; en
dit is dienstig om , als het ware , en zanger en toe-
hoorder op den triller voor te bereiden. Eenmaal
aan den gang zijnde, drage men echter zorg voor
de meestmogelijke onderlinge gelijkheid van kracht
en van lengte, opdat de triller aan. de voorschre-
vene wel korte , maar veelomvattende vordering be-
antwoorde.
De trillers worden naar de wijze , waarop zij voor-
komen of geplaatst zijn, in verschillende soorten
verdeeld. Voornoemde schrijver tosi gaat tot acht
soorten toe x en geeft aan elk eenen bijzonderen
naam. Geene opzettelijke handleiding schrijvende , wil-
len vrij met een woord alleen de drie moeijelijkste,
doch ook tevens meest schittercnde vermelden.
De eerste soort is de zoogenoemde kcttingtrillcr
en bestaat uit een' onafgebroken triller, welke traps-
gewijze van de eene op de andere noot der toon-
schaal of toonladder overgaat en evenzeer opklim-
mende als nederdalende kan plaats vinden; zie fig.
9. Deze triller kan in beiderlei gedaante over al
de acht, of ook over slechts een gedeelte van de
toonen der schaal voortgezet worden; in alien ge-
valle behoort dezelve de verschillende toonen geheel
zuiver en duidelijk onderscheidbaar te doen hooren.
Dit kost bovenal zeer veel moeite en behoedzaamheid,
aangezien daartoe eene tolmaakte juistheid van into-
-ocr page 88-
• 7S
natie wordt vereischt, zoo bij het opklimmen als bij
het nederdalen ; bovendien moet de zanger geheel en
al meester zijn van het aanhouden, temperen en uit-
sparen van den adem, aangezien het niet geoorloofd
is ergens de minste gaping te veroorzaken. Einde-
lijk wordt er bij gevorderd den overgang van den
"eenen toon op den anderen met zulk eene zuivere en
welverzekerde afmeting te doen plaats grijpen, dat
er geene andere afwisseling worde bespeurd, dan
het ongedwongen, gerust en naauwkeurig opvolgen
der toonen, met behulp van het verzachten en ver-
sterken der stem. Deze beide trillers zullen bij eene
goede behandeling naar de regels der kunst aan
hen, die ze volmaakt weten uit te voeren, steeds
veel lof en eer verschaffen ; maar er is veel tijd en
moeite toe noodig, om de stem tot het wel slagen
te brengen.
De tweede soort heet de verdubbelde triller, en
kan geheel op zich zelf worden gebezigd, zonder
behulp van eenigerhande voorbereidende passage of
inleiding, zijnde derzelver eenvoudigheid alleen vol-
doende om toejuiching te doen inoogsten , voor zoo veel
deze triller slechts naar behooren en met de bepaalde
toe- en afneming van stem, als welke er een wezen-
lijk vereischte bij is, wordt voorgedragen. Men vangt
hierbij aan met een messa di voce op de noot, die
tot hoofdnoot voor den triller zal strekken; hierop
wordt aanzwellender- en afnemenderwijze de triller
gernaakt, waarna onmiddellijk een drieslag volgt,
dienende om zonder afbreken over te gaan tot het
heihalen van den triller; dit schertsende spel, om
het zoo uit te drukken, wordt naar verkiezing voort-
-ocr page 89-
79
gezet tot men op de hoofdnoot sluit, gelijk fig. 10
aanwijst. Het hoofdvereischte, dat tevens het mees-
te bezwaar oplevert, is dat alles in e'enen adem
worde uitgevoerd en vooral de gruppetti of driesla-
gen er zeer vloeijende worden ingevlochten. Om de
stem hierop te oefenen is het goed deze kleine ver-
sieringen nu eens Tan boven en dan eens van onder
af te studeren. — Als deze verdubbelde of herha-
lende triller volmaakt goed gezongen wordt, is er
weinig te bedenken , dat denzelven te boven gaat;
men verstoute zich evenwel niet om het blindelings
te ondernemen zonder zich vooraf daarin rijpelijk geoe-
fend te hebben en denzelven geheel meester geworden
te zijn. Er is eene goede borst noodig om de eerste
noot wel uit te houden, kunst om den adem te
bewaren, en een juist oordeel om het aanzwellen en
afnemen telkens zoo evenredig te verdeelen} dat de
triller zonder verflaauwing kan eindigen ; in een
woord, voor zooveel men geene bijzondere gaven
van de natuur en van de kunst bezit, onthoude men
zich liever van dezen triller, daar men er dan on-
getvvijfeld schipbreuk mede zal lijden. Het zal ook
wel uit dien hoofde wezen, dat dezelve, althans
bij het zing en , schier nooit meer gehoord wprdt.
Bit is nog wel het geval met eene derde soort,
wel eens klokketriller geheeten, naar het gedurig
toe- en afnemen van deszelfs kracht, op gelijksoor-
tige wijze als het gelui eener klok, dat op een' ze-
keren afstarid gehoord wordt. Figuur 11 wijst de
inrigting van dezen veel indrukmakenden triller zoo-
veel mogelijk naamvkeurig aan. — Na al het voorgaande
betrekkelijk de beide andere trillersoorten, zal het
ji_____..._
-ocr page 90-
— -- —
so
vvel overtollig wezen hier meer ter opheklering of ook
ter aanbeveling eener zorgvuklige uitvoering te la-
ten Tolgen.
Uit den triller ontspruit de 'mordent, zijnde
slechts een .verkorte triller zonder eenigen voor- of
naslag ; ziellg. 12. Hij vordert gelijke omzigtigheid als
genen, maar juist oindat hij korter is en ligter daar-
lieen geworpen vrordt, laat hij zich eerder over-
winnen. Er is velerlei gelegenheid om den mor-
dent
te pas te brengen, en in solfeges of anderzins
goed geoefend en onberispelijk uitgevoerd, doet deze
kleinere versiering niet minder genoegen dan menige
onvolledige triller.
De gebreken in de uitvoering der thans behan-
delde versiering bestaan hoofdzakeljjk in de boven
reeds vermelde bokken- en paardentrillers (caprino
e cavalierd).
Zij vinden plaats, wanneer trage of
eigendunkelijke leerlingen zich niet houden aan het
onfeilbare voorschrift, om den triller te maken met
eenen zacht en gelijkmatig uitvloeijenden adem. Wil
men eenen triller zingen met eenen uitgestooten, be-
venden adem, of brengt men daarbij den mond in be-
weging , als bij het lagchen , zoo ontstaat een geluid ,
dat zeer natuurlijk het geschreeuw van een bok of
geit, of het hinniken van het paard nabootst, vvat.
alzoo ook aanleiding gegeven heeft, om deze foulen
met de voormelde benamingen aan te duiden. Bo-
vendien is de triller nog op menigerlei andere wijzen
verkeerd te maken ; bij voorbeeld : al te Isngzaam en
kwijnende in zijn geheel; of levendig. begonnen en
in het midden of tegen het einde verflaauvrende en
dus met ongeregelde snelheid en kracht; dan weder
te kort, met overhaasting, of omgekeerd , zonder dat
-ocr page 91-
men gevoegelijk weet te eindigen. AI deze misgre-
pen na te gaan behoort in de opzettelijke leerboe-
ken voor den zang te huis. Het moge hier vol-
staan met de ernstige herinnering, dat deze zang-
manier bij eene volmaakte uitvoering eene juiste maat
Tordert om dezelve steeds gepast en zonder overdrij-
ving aan te brengen , waartoe een verstandig beleid
en een gezuiverde smaak de beste gidsen zijn zullen.
Bij het oefenen en studeren, zoo van den tril-
ler als van elke andere zangversiering, hoede men
zich voorts om het te doen met halver stem of bin-
nensmonds. Vele zangers gevvennen zich dit, doch
zijn zij dan eenmaal genoodzaakt meer in het groot,
in mime zalen of lokalen, er mede op te komen,
dan kunnen zij dezelfde versieringen of ook passa-
ges niet uitvoeren, of, zoo zij het doen, zijn dezelve
vol onnaauwkeurigheden. Even gemakkehjk en ver-
leidelijk als het voor eenen ongeoefenden is, om alle
yersieringen halver stem te maken , even zwaar valt
het hem, zulks met een vol en sterk geluid te doen.
Dit is al weder eene reden te meer, om steeds
op eene breede uitvoering te doelen. Na den leer-
ling duidelijk te hebben doen begrijpen, hoe een
triller behoort te vcezen, zij- men dus verstandig
genoeg, om aanvankelijk wel een rond en vol gc~
luid te vorderen , maar overigens met de meest be-
daarde oefening tevreden te zijn. Dit geeft do
jonge lieden zelfsvertrouwen ; en wordt hunne stem
met den tijd krachtigcr, dan gaat het met den tril-
ler gelijkcn gang. Dat men vlijtige leerlingen hier-
bij toch nimmer ontmoedige, maar hen met voor-
komenheid minzaam en \vc!\villend ondersteune;
-ocr page 92-
82
faij de geringste liefde voor de kunst zullen zij dan
ras de goede Tan de slechte trillers Weten te onder-
sclieiden; niet tevreden met zich zelve, de les-
sen hunner meesters des te getrouwer opvolgen , en
met het hooren en navolgen van uitstekende zan-
gers roordeel trachten te doen zooveel zij slechts
vermogen.
Wij bevelen het ten slotte elken jongen zanger
ten ernstigste aart,: om dit laatste nimmer te ver-
zuimen niet alleen, maar de gelegenheid er toe
steeds op te zoeken, al ware het oofc met opoffe-
ringen tot het doen van reizen. Doch men hoore
met verstand en met gevoel, want dan eerst ■ zal
men het fijne in stijl en voordragt onderscheiden,
wel ratten en waarderen. Hoe menigeen veroordeelt
niet in eenen zanger het maken van een' triller, op ,
grond dat het dien tot een muzijkinstriiment zoude
verlagen; maar laat men twee zangers nevens elkan-
der steJJen, waarvan de een eene schoone stem,
eene gemakkelijke en naauwkeurige voordragt , een
goeden smaak, een bevalligen. stijl, volmaakte ca-
denzen , aangename gangen , welgekozen rustpunten ,
doch geen' triller bezit ; en laat de andere zanger
slechts half bedeeld zijn met de opgetelde hoeda-
nigheden, doch eene juiste stemleiding, eene ver-
standige manier en oordeelkundig beleid in achtne1-
men en er een' triller bijvoegen, zou het dan nog
twijfelachtig zijn, welke van hen beide de voor-
keur zou behalen ? Zonder bedenken zou dit aan
den laatsten te beurt vallen, want hetgeen een zanger
den kroon op het hoofd zet, is een volmaakte triller.
-ocr page 93-
1IOOFDSTITK ITT.
Over de cadenzen.
Bij het kunstmatig zingen moeten bepaaldelijk die
cadenzen of sluitingen in overweging komen , welke
er op aangelegd zijn, om den zanger aan het einde
van cene groote aria of scene gclegenheid te geven en de
vrijheid te laten om nog voor het laatst zijn gevoel
geheel te ontboezeraen, zonder in het minst door
het accompagnement te worden beperkt of onder-
steund. Dezelve zijn tegenwoordig meer in on-
bruik geraakt; intusschen geven zij den zanger eene
aanleiding te meer ? dat hij zijn eigendommelijk ta-
lent in alien opzigte moge aan den dag leggen en nog
eenmaal met de meeste kracht op zijne toehoorders
werken. Het is te wenschen , dat de zangers van
onzen tijd zich niet immer uitsluitend zullen laten
leiden door de zucht om de heerschende mode te
volgen, maar ook dit middel der kunst zullen in
stand houden en althans daar weten aan te wenden ,
waar het onmiskenbaar wordt verwacht, zoo niet
gevorderd..
6 ";
-ocr page 94-
SI
Ten aanzien van de behandeling dezer cadenzen
bestaat hoofdzakelijk tvreeerlei meening. De een
houdt het daarvoor, dat dezelve behooren aan te
vangen of voorbereid te worden met het aanzwellen
en afnemen der noot, vvaarop de cadens gegrond
moet wezen, en dat al het volgende eene soort van
narede op of gevolgtrekking uit de aria zelve (een
resume, complement of r.orollaire) behoort te zijn ,
namelijk' eene korte en beknopte zamerrvatting en
herhaling van de voornaamste gangen en denkbeel-
den, daarin voorkomende; en vordert men dan,
dat' deze gangen en denkbeelden wel verdeeld, goed
geordend, in eenen enkelen adem voorgedragen en
met den gewonen triller besloten worden. ,
Anderen daarentegen zijn van oordeel, dat de
cadens iets geheel willekeurigs is, aan den luim van
den zanger gansch en al vrijlatende het uitstallen
van allerlei loopen en kunststukken, welke de los-
heid zijner stem, en al hetgeen hij daarmede weet
uit te voeren, kunnen ten toon spreiden.
Het zal weinig tegenspraak vinden, dat de eerste
meening de billijkste en verstandigste is en de ca-
dens dus niets meer, maar ook niets minder mag
wezen, dan een passend slot- of besluit van de
aria. De andere meening geeft meer vrijheid en
gemak aan een' zanger, als kunnende hij in dit ge-
val eene overgroole hoeveelheid naar verkiezing te
zaamgeraapte noten daarheen werpen, wat op het
gros der toehoorders soms eenige werking kan doen.
Een ander nog verkeerder denkbeeld, vooral bij
jonge lieden, is dan ook, dat niets gemakkeljjker
le maken is dan eene cadens.
. ' ^. , ~-^~*3m~. ~---- \.......,|
-ocr page 95-
.....-"' ~ *"""--------------"""
85
Vele denken zoo, doch zij bedriegen zich. Het
is niet te veel gezegd, als men v erzekert, dat de
cadens gerekend wordt tot het neteligste en gevaar-
lijkste, vrat de zangmnzijk aanbiedt; en dat er een
aantal zwarigheden zijn te overwinnen, alvorens men
die zonder eenigen hinder weet te maken. Om
zich hiervan te overtuigen, bedenke men, dat er
toe gevorderd wordt:
le. eene ongedwongene, maar tevens wel bere-
kende toonwisseling (modulatie) ; als zonder welke
men gevaar loopt den triller in eenen verkeerden
toon te brengen ;
2e. eene goed bestuurde en wel verdeelde adem,
gelijk in alle andere gevallen der hoogere zangkunst;
3e. het voorregt Tan eene vruohtbare vindings-
kracht; want het zijn bijzonder de verrassende denk-
beelden , die den grooten zanger oogenblikkelijk ken-
merken, mits hij dezelve met een verstandig oordeel
tot een schoon geheel weet te verbinden.
De twee eerste vereischten zijn voor iedereen door
studie en oefening te verkrijgen, en, hoezeer de viri-
dingskracht meer eene natuurgave zij , kan een zan-
ger met volhardenden ijver het mede in dit opzigt
Ter genoeg brengen om zich in een gunstig daglicht
te mogen stellen. De bekwaamheid , waarop het ook
ten dezen al weder hoofdzakelijk en noodwendiglijk
aankomt, is het beheerschen der stem wat de adem-
haling betreft, opdat de cadens van het begin tot
aan het einde de gevorderde kracht verkrijge en men
niet verpligt zij dezelve af te breken. Een nederig
en bescheiden oordeel over zich zelven en zijne be-
kwaamheden zal den. leerling terughouden van te on-
<L
-•'--i-rr"^'" li'if-""'                     .          ------- .....— . ii
-ocr page 96-
86
dernemen, wat zijne krachten te boven gaat en hem
bewaren voor de schande van bij eene cadens uit
gebrek aan adem te kort te schieten ; dergelijke mis-
lukking levert het dubbel on'gerief op , van de cadens
door bet nalaten van den triller onvolkomen te moe-
ten laten en van zelfs niet eens naar behooren de
slotnoot te kunnen aangeven en gevoelen. Even oor-
deelkundig moet men te werk gaan bij het kiezen
en inrigten der cadens in overeenstemming met de
muzijk en evenzeer met de woorden van de aria ;
is deze van eenen teederen of vrolijken aard, zoo zal
men er toch wel eene andere cadens aan mogen ver-
binden, dan wanneer dezelve eene ontroerde of diep
getroffene stemming voorstelt. Nalatigheid en gebrek
aan nadenken in dit opzigt kan de grootste tegenstrij-
digheden, maar ook tevens een sprekend bewijs van
de smakeloosheid en onbedachtzaamheid van een zan-
ger opleveren.
Eene bijna even ongelukkige dwaling is het zijnen
roem te stellen in het noodeloos verlengen eener ca-
dens. Eene gepaste beperking hierbij in het oog te
houden, is wel het verstandigst en behoedt de toe-
hoorders voor verveling en teleurstelling. Wie te
veel onderneemt, ontmoet niet zelden zwarigheden,
die niet te overwinnen zijn, dan ten koste van de
gewenschte schakering en uitdrukking, terwijl men
noten zonder zamenhang vermenigvuldigt of ohophou-
delijk dezelfde gangen herhaalt. Een man van on-
dervinding wacht zich dus altijd, (ook wanneer hij
moet wedijveren met eenig blaas- of strijkinstrument)
de gepaste maat en grenzen te buiten te gaan ; de-
gelijkheid en beknoptheid verschaffen algemeen achting,
* -
-ocr page 97-
87
* ■ .
BJijkens al het aangevoerde behoort er dus zeer
veel toe om ook dit gedeelte der kunst meester te
worden. Men ontzie moeite, noch inspanning om
voordeel te doen met de lessen van gbede onderwij-
zers en de voorbeelden van groote zangers. Van de
eerste noot af aan tot de laatste toe wordl de stem
aan zich zelve overgelaten; dit is een spoorslag te
meer om alle feilen te kunnen vermijden. Elken
toonjuist en met de meeste zuiverheid aan te geven,
staat op den voorgrond ; schakering, uitdrukking en
kracht, om de stem met zulk een vuur te bezie-
len, dat elke noot tot de laatste toe goed verstaan-
baar is, het bovenal wel doen vatten van de laatste
lettergreep of van het slotwoord , ten einde niet
kwijnende of stervende af te treklcen; dit alles werd
steeds volstrekt noodig geacht tot het verdienstelijk
voordragen van cadenzen. Het overige blijft aan
het eigen oordeel van den zanger overgelaten , die,
zoo als reeds te kennen gegeven werd, overigens
uit het hoofd- of ander thema van de aria , of uit
de ritornel zoodanige aanleiding ontleenen mag, als
hem gepast toeschijnt, om, schrander verbonden
met eigene vindingen, de kundigen zoo wel als de
minkundigen onder zijne toehoorders te streelen en
genot te verschaffen.
Met opzigt tot de cadens raden wij , even als ten
aanzien van den triller, elken jongen zanger of
leerling ernstig aan om , onder bestuur van zijnen
meester, er vroegtijdig mede aan te vangen, waartoe
vooreerst niet meer dan eenige weinigc noten toerei-
kende zijn. Met onafgebroken oefening zal hij gaan-
de weg de goede handeling verkrijgen, bij rijpere
-ocr page 98-
88
jaren en krachten al meer en meer uitgebreidheid
aan zijne cadenzen leeren geven en eindelijk in staat
zijn die geheel naar de goede regels der kunst te
maken. — Dat de onderwijzer zorg. moet dragen,
ook bij deze oefening niets te vergen, dat schadelijk
Toor de stem of nadeelig voor de borst Kan wezen,
zal wel geene herhaalde aanbeveling behoeven.
Naar onze meening is het dus niet noodig, gelijk
sommigen denken, om het oefenen van cadenzen uit
te stellen tot eenen lateren leeftijd, die men daar-
voor meer geschikt acht. Wij keuren dit een noo-
deloos tijdverlies voor de jonge lieden.
Niet minder schadelijk en zelfs zeer verkeerd re-
kenen wij het te veroorlooven, dat men bij herha-
ling adem haalt in eene cadens en dezelve dus als
het ware er bij gedeelten uitbrengt. Men is ge-
woon dit eene kunst-vrijheid te noemen, doch ei-
genlijk is het iets dat tegen alle regels der kunst
aanloopt, en waartegen wij ernstig waarschuwen.
^""'-'^.^^^^y^'
-ocr page 99-
IIOOFD8TOH VII.
Over de liglheid der stem.
De ware ligtheid der stem is eene aangeborene
hoedanigheid, gelijk zoo vele andere begaafdheden
voor het zingen. Die dezelve niet Tan de natuur
ontvangen heeft, zal ze op geenerlei wijze met vol-
maaktheid kunnen verkrijgen. Er bestaat, wel is
waar, geen gebrek aan zangers, die zich verbeelden
de bedoelde ligtheid van stem te bezitten, maar
ongelukkig heeft men hen slechts even te hooren,
om zich te overtuigen, dat zij die gave niet dan in
zeer geringe mate ontvangen hebben, of zelfs er geheel
en al van ontbloot zijn. Wij hadden ons voorgesteld
om de gewone oorzaak van dit gebrek aan te wij-
zen, benevens de middelen om daarin te gemoet te
komen; na de ernstigste overdenkingen vinden wij
er alleen dit van te zeggen , dat het kwaad zijnen
oorsprong heeft, of in de verkeerde meening der
zangers, alsof zij niet zouden kunnen behagen en
zich eenen naam maken, zoo' zij niet in den ligten
stijl zongen, weshalve zij zich geweld aandoen, om
-ocr page 100-
<)D
er mede te voorschijn te komen zoo goed of kwaad
het ook moge vvezen , of wel in de slechte handel-
wijze van vele ondenvijzers, welke den leerling,
ook bij volslagen gemis van natuurlijken aanleg er
toe, steeds noodzaken in dezen stijl te zingen, hem
al de voorschriften daaromtrent , sehoon niet meer
dan zekere hebbelijkheid Terschaff'ende, doen ken-
nen, en hem in den stelligen waan brengen , hoe-
zeer ten onregte, dat bij uitstekend geslaagd is!
De eerste bedriegen zich in hunne meening, de
laatste in hunne handelwijze; gene wijl het on-
"waar is, gelijk wij nader willen aantoonen, dat ,al-
leen de ligte stem de verdienste en de" roem ran
eenen zanger is; deze qmdat bet onmogelijk is, aan
eenen leerling met eene zware en ruwe stem enkel
door oefening eene volmaakte ligte en buigzame
stem te bezorgen. Wij herhalen het, deze is niet
volmaakt te verkrijjen, zoo zij niet natuurhjk is;
en zoo zij niet volmaakt is, dan valt zij den toe-
hoorder meer vervelende en hinderlijk , dan dat zij
hem vermaak doet.
Zonder aangeboren aanleg voor den ligten stijl ,
verlieze men dus geen tijd om dien stijl te verwer-
Ten, noch putte men de krachten van borst en
stem uit om het zelfs te beproeven. Wanneer een
onderwijzer zulk eenen leerling aan zijne zorg ziet
toevertrouwen, is hij verpligt hem onverwijld op
eenen anderen baan te brengen, gelijk er in bet
■ zingen zoo vele ziin, als men maniercn en karak-
ters kan bedenken , vfaarin een zanger met roem te
voorscbijn zou kunnen treden. Bespeurt de onder-
wijzer inlusschen niet meer dan eenen matigen aan-
-ocr page 101-
1)1
leg , zoo trachte hij dezen, op den gescliikten tijd
te ontwikkelen en te versterken zooveel de vatbaar-
heid van den leerling veroorlooft, al ware het enkel
om aan deszelfs eigendommelijk karakter, lietgeen
zich begin t te vormen, eene gelegenheid te meer tot
veelzijdige beschaving te verschaffen. Elke stem ,
hoe klein en beperkt die ook wezen moge, zal,
zoodra zij niet van alien aanleg verstoken is, haren
eigenaardigen en natuurlijken stijl ontdekken kun-
nen. De groote zwarigheid intusschen bestaat in
het doen dezer ontdekking, zijnde het eerst daarna
mogelijk zich met vrucht met het ontwikkelen , be-
schaven en Ios maken der stem bezig te houden. —
Het zal naauvrelijks herinnering behoeven, dat hier-
aan niet te denken valt, als riet vooraf de zuivere
verbinding der stemregisters, waarover in het eerste
hoofdstuk gehandeld vrerd, geheel en al verkregen
is. Wanneer dit punt niet zorgvuldig is ter harte
genomen, zou de thans bedoelde oefening allerna-
deeligst op de verdere beschaving der stem vrerken,
zoo wat derzelver helderheid , als wat derzelver ge>-
lijkmatigheid aangaat.
Het zou hier niet te pas komen , om alle gangen
en figuren, die in den zang voorkomen, in de bij-
zonderheden na te gaan. Wij zullen ons alzoo tot
de voornaamste bepalen en aan de ondenvijzers over-
laten, om zorgvuldig de meest geschikte voor el-
ken hunner leerlingen daaruit te kiezen , ter dage-
lijksche beoelening. De een toch zirgt met gemak
oploopende tertsengangen, terwijl zijne stem traag
en weerbarstig is in het tegenovergestelde geval; een
ander vindt geene moeite bij de teruggaande, maar
-ocr page 102-
..--.. -. Ipwag
92
destemeer in de opgaande beweging. Evenzeer treft
men meermalen stemmen aan, die stug en onhandig
zijn voor het zingen van triolen of sextolen. Wil
men nu dergelijke stemmen dwingen tot het uitvoe-
ren van hetgeen met hare natuur strijdig schijnt,
zoo vreezen vrij dat er groot nadeel uit zal ontsprui-
ten en de leerling , bij al te lang aanhouden, wel-
ligt buiten staat gesteld zal worden zelfs andere oefe-
ningen voort te zetten.
Met opzigt tot dezulken, die moeite hebben , om
de gangen, vvelke zij gemakkelijk opwaarts zingen,
even gereedelijk nedenvaarts uit te voeren, of op-
waarts die, vfelke zij gemakkelijk nederwaarts ne-
men, raden wij hen geenszins af te vrijzen of te
veronachtzamen. Blet gepaste dagelijksche oefening
en gecluldige volharding in overeenstemming met de
eigenaardige behoefte, laten zich deze moeijelijkhe-
den oyerwinnen ; yerstandig gekozen solfeges zijn er
zeer dienstbaar toe, vooral wanneer men ze van tijd
tot tijd met gelijksoortige gangen weet te vermengen
en af te wisselen.
Niet minder zorg en behoedzaamheid is er te be-
steden aan leerlingen, die met gemak en met een
zeker genoegen triolen en sextolen duidelijk voordra-
gen ; bij eene goede leiding is van deze geschiktheid
veel goeds te verwachten voor het verkrijgen van
eene ligte en levendige manier, die tot velerlei af-
vvisseling in staat stelt en uitzigt geeft om bij ver-
dere volmaking evenzeer in vele andere manieren
met roem te slagen. De vroegtijdige oefening van
den triller kan hier vooral ook plaats vinden en is
-ocr page 103-
93
niet'te verzuimen, ten einde deze bevoorregte stem-
men in alien deele wel uit te rusten.
De zoogenaamde volatine of gezwinde loop be-
hoort geheel te huis bij den ligten stijl van zingen.
Al wie slechts eenigzins dezen stijl beoefent, nioet
alle vlijt besteden om zich daarin te bekwamen.
Dit figuur wordt opga'ande en neergaande gebezigd ;
en wordt het enkel genoemd , wanneer het niet het
octaaf te buiten gaat, terwijl het anders verdubbeld
wordt geheeten. Elke dezer verschillende aanvven-
din«en heeft zijne bijzondere zwarigheden, op het
overwinnen waarvan men zich dus moet toeleggen.
Onder alle gangen en figuren van den zang is er
geen, waarvan meer in elke omstandigheid gebruik
is te maken ; deze figuur vindt even goed zijne plaats
bij vrolijke en levendige, als bij ernstige en meer
slepende of dragende onderwerpen , en kan ter ver-
siering strekken bij alle noten met orgelpunten en
is dikwijls alleen voldoende , terwijl er tot meerdere
versiering slechts een triller bijgevoegd behoeft te
worden. Wanneer ook slechts de enkele gezwinde
loop goed op zijne plaats staat, kan zulks verband ,
klem en levendigheid verschaffen aan de daarop vol-
gende passage , zoowel in den vrolijken als in den
ernstigen stijl. De verdubbelde loop is buitehgemeen
opwekkende , wanneer men die weet te pas te bren-^
gen bij zulk eene cadens, welke strikt op de maat
sluiten moet. Het kom,t er dan vooral op aan zoo-
danig te verdubbelen en tevens te schakeren, dat
dit laatste niet verzuimd wordt, maar zeer naauw^-
keurig het geval is.
De wijze , waarop men de volatine moet oefenen,
-ocr page 104-
<)i
om er steeds naar verkiezing een behoorlijk gebruik
van te kunnen maken , heeft veel overeenkomst met
de studie der zweltoonen. Om het wel te doen ,
mag de adem niet dan trapsgewijze uitvloeijen ; na-
dat de eerste voorbereidende noot genoegzaam en
eenigzins breeder aangegeven is, moet de schaal met
eenen gelijken en ligten adem, en zonder de stem
geweld aan te doen, worden voorgedragen, met ver-
mijding van alle verdere medewerking, dan noodig
is, om den loop wel verdeeld ten einde te bren-
gen. — Op netheid en geregelde afmeting komt het
hier niet minder aan, dan bij gelijksoortige loopen
en gangen, hetzij enkele, hetzij verdubbelde, te
midden der gewone in de maat gezongene passages.
Eens aangevangen , mogen zij niet afbreken en met
dezelfde ademhaling moet men het einde weten te
bereiken. Het gewone voorschrift zegt, dat de
volatine gepareld of korrelig en uiterst gezwind be-
hoort te wezen; wij zijn ran hetzelfde gevoelen,
maar voegen er bij , dat ook de minste fout of wat
eenigzins hinderlijk kan zijn, almede voorgekomen
dient te worden.
Niettegenstaande nu deze regels duidelijk genoeg en
door de ondervinding der meest eryaren zangers ge-
staafd zijn, vindt men wel min ervarene, die, bij
gebrek aan stem om de eerste noot eenigzins uit te
houden, nog minder de kunst verstaan , om den adem
zachtjes te verdeelen ; waaruit voortvloeit, dat zij de
eerste noot onbesuisd uitstooten en , niet in staat om
die te bedwingen, geen beter raad Aveten om zich
te redden, dan de keel bijna toe te knijpen. Bij
zulk eene verkeerde gesteldheid , kan bet niet mi.«-
-ocr page 105-
95
sen , of het geluid moct onaangenaam en zwaarmoedig
klinken, want de stem wordt in de keel als opge-
sloten en het weinige , dat naar buiten komt, wordt
verzwakt tegen het verhemelte , zoodat men , in plaats
van een duidelijken vluggen loop , slechts een heesch
geschuifel hoort. Wij herhalen het, het komt hier
en bij alien ligten zang aan op kracht van borst,
op eene welafgemeten ruimc ademhaling en op eene
buigzame keel, zoodat elke noot duidelijk verstaan-
baar en desniettemin in de snelste opvolging te
voorschijn kome. Er is een zekere tijd noodig om
dit alles meester te worden en aanhoudende vlijt,
ten einde zich niet met de halve bereiking van het
doel tevreden te stellen. Deze tijd en inspanning
zullen echter niet nutleloos besteed zijn, daar men
er eene goed afwisselende en nangename manier door
zal verkrijgen.
Het zingen van halve-looaen-reeksen op- en ne-
derwaarts vordert insgelijks eene vrij aanzienlijke
mate van losheid der stem en bovenal de meeste
zuiverheid in het aangeven der loonen ; maar is
zulks met gepaste oefening te verwerven. Bij ge-
noegzame geschiktheid kan men den leerling al
spoedig eene voorbereidende sotfege in eene bedaar-
de beweging laten zingen, opdat hij elke afzonder-
lijke lettergreep of notenbenaming ten duidelijkste
moge doen hooren. De ondervvijzer moet hierbij.
veel geduld oefenen, omdat de beoogde verdere
studie op haar zelve zeer bezwaarlijk is en lang
volgehouden inspanning vereischt. De gedachte sol-
fege
moet echter met gcene kwijaende stem wor-
den gezongen, hoe bedaard ook overigens; maar
-ocr page 106-
9G
behoort de stem integendeel goed gedragen en de
zuiverheid van toon wel verzekerd te worden , op-
dat elke noot de bepaalde graden van zacht en sterk
doe hooren en de geheele loop of toonladder van
het begin tot aan . het einde onberispelijk zij. Uit
zulk eene juiste voordragt zal de deugdelijkheid van
den ondenvijzer evenzeer blijken als de verdienste-
lijkheid van den leerling.
Wij zullen nu nog spreken van een drietal zang-
manieren , welke men steeds gerekend heeft tot den
ligten stijl te behooren en welke ook bijzondere op-
merking verdienen, uit hoofde van de moeijelijkheid
om ze goed uit te voeren. Wij rekenen daartoe
het zingen van zich herhalende noten, het zingen
van gebroken accoorden en het zingen van meer
verwijderde sprongen. Bij elke dezer manieren staat
al weder als eerste vereischte op den vobrgrond ,
geheel meester te zijn van het bedwingen en sparen
van den adem en tevens van het volkomen zuiver
aangeven der toonen.
De eerstgenoemde manier is zeer moeijelijk, zal
zij beantwoorden aan hetgcen er bij gevorderd wordt.
Terwijl zij bestaat uit eene figuur van vier of meer
noten, waarvan er eene hooger of lager, doch alle
de overige van gelijke hoogte zijn, zie fig. 13, zoo
is de zwarigheid hierin gelegen, om dezelve met
de meeste snelheid en desniettemin met de meeste
juistheid niet slechts aan te geven, maar met be-
vallige schakering te zingen. Blijft dit laatste ach-
ter, zoo ontaardt het in iets, dat met geen ande-
ren naam dan van gekakel is aan te duiden. Het
schijnt dat de groote moeijelijkheid deze zangmanier
-ocr page 107-
.in onbruik heeft doen geraken. In •werken tan'
latere componisten dan Mozart (*) wordt dezelve
schaars aangetroffen en de groote zangers en zangeres-
sen Tan de negentiende eeuw hebben zich onthou-
den Tan er mede te willen schitteren. Het zij toJ >
doende er hier melding Tan gemaakt te hebben en
het moge ter opwekking strekken toot een of ander
buitengevroon talent, dat met de hoogste losheid
Tan stem de Terdere geschiktheid meent te bezitten,
welke noodig is om de geTorderde moeijelijke en
langdurige oefeningen te ondernemen, die enkel
uitzigt geTen kunnen op het bereiken Tan de Tol-
maaktheid in dit opzigt.
Meer gebruik wordt er nog steeds in alle soorten
Tan zang en op Terschillende wijzen gemaakt Tan
het zingen , Tan gebroken accoorden, ofschoon het
al weder niet aan alle stemmen gegeTen is, er in
te kunnen slagen, aangezien er voornamelijk een
groote omTang Tan stem toe noodig is. Meent een
ondernijzer er bij zijnen leerling aanleg Toor te
bespeuren , dan kan hij denzelven oefenen met eene
solfege, waarin dergelijke gangen Toorkomen , we"!-
ke aanleiding geVen om de stemregisters gelijkelijk
te beschaTen, opdat deze zich ook hierbij, door
aanhoudende studie, ten naauwste Terbinden en
ineensmelten. De onderwijzer moet in den aanvang
behoedzaamheid gebruiken met de soort van ganger*
(*) Zie in de Tcoverf.uit de grooie aria van de Konin^in1
<3er Nacht.
?
-ocr page 108-
98
en met <le snclheid der beweging, itoodat den leer-
ling tijd gegeven vrordt om elkep toon zuiver aan te
geven en tevens om zich niet te veel te vermoeijen.
Het vfijst zich van zelf aan, als de leerling genoeg-
zaam gevorderd is, om eenige meerdere snelheid
aan te nemen, waaromtrent men niet te voorzigtig
kan wezen, wil men de vereischte duidelijkheid en
afgemetenheid van elken toon leeren bewaren. Dit
■wil niet zeggen , dat men stootende (staccato) be-
hoort te zingen of elke noot geheel afgescheiden van
de andere ; integendeel, naar onze meening beant-
woordt het eerst dan aan het vereischte, vvanneer
de eerste noot iets meer aangezet wordt en de ove-
rige drie, vijf of meer, die dezelfde figuur uitma-
ken , naauwkeurig verbonden zijn, waarbij zich te-
vens het zachte en sterke zal doen bespeuren, dat
zoo nobdig is om goeden smaak in geheel de voor~
dragt te brengen. Eindelijk is het niet geoorloofd
om den zang door ongepaste ademhalingen af te
breken.
Het zingen van groote sprongeh , waarover wij in
de laatste plaats spreken wilden , valt niet minder
in de termen der oefeningen, die enkel door meer
gevorderden, van bepaalden aanleg hiertoe voorzien ,
kunnen ondernomen worden. Het levert groote zvra-
righeden op, en er is eene krachtvolle stem toe noo-
dig, die tevens welluidend en buigzaam is en even
veel gemak vindt voor de lage als voor de hoogere
toonen, al geldt het ook eene bovenstem, sopraan
of tenor. Zonder deze voorregten behoeft men de
studie naauwelijks te beproeven ; deze althans is niet
-ocr page 109-
._._. —_-....-.......— ._... ... —           .... .              , .....
99
met geweld te overwinnen, en slaat geheel op zieh
zelve, afgescheiden van alle andere studien. Het
toonaanheffen, bij roorbeeld , hoe goetl men dit voor
alle andere gevallen meester zij, moet hier als van
voren af aan geoefend worden, ten einde de stem er
aan te gewennen , om plotseling en meermaais achter
elkander van eene der laagste op eene der lioogste
noten te springen, of omgekeerd, en zulks steeds
met de meestmogelijke zuiverheid. Men denkt wel
eens, dat dit vrij gemakkelijk is, maar men bedriegt
zich, want, boven en behalve dit volmaakt zuiver
aanheffen der toonen, is het een vereischte, de stem
in de beide uitersten, zoowel opwaarts als neder-
waarts, tegen zich zelve, als het ware, te doen
opwegen. Natuurlijkerwijze wordt elke op zich
zelf lage toon golvende (vibrerendc) gezongen of
althans krachtig uitgehouden, al naar dat de gele-
genheid dit vordert, en de hooge toon zal steeds
met zachtheid dienen behandeld te worden, opdat
men tusschen de beide stemregisters eene welgeevcn-
redigde betrekking bshouden moge.
Niet minder noodig is het de rigtige uitvoering
dezer zangmanier te doen vergezeld gaan van het
portamento, aangezien zonder het verbinden der
eerste nool aan de tweede, het loslaten of afjtoo-
ten ontstaat; zie Sg. 14,
Intusschen kan het evenzeer geoorloofd zijn eene
noot, waar een sprong op volgt, los te laten of af
te stooten, wanneer zulks te pas komt, om meer
levendigheid bij te zetten aan het slot van een siuk
of van een zeker gedeelte , of om eene plaats, die
7*
-ocr page 110-
100
daartoe bij uilstek geschikt schijnt, sterk te doen
uitkomen , of ook, en hierbij is het zelfs een Taste
regel, voor eene syncope;, lie. fig. 15 en 16.
De veiligste wijze om het zingen van sprongen
meester te worden, is het te oefenen met lange,
zuiver aangegeven en vrel gedragen noten, waarbij
men niet menigvuldiger ademhaalt, dan eene ver-
standige zorg voor de kraehten van de borst vordert.
Zoo doende zal het zingen in eene meer vlugge be-
weging , of van korter noten , minder moeite kosten.
De oefenings-soZ/e^e moet verder niet enkel regel-
matige, maar ook onregelmatige sprongen behelzen.,
"opdat deze naderhand geene verdere zvrarigheden
mogen opleveren , en onderzoeke men eindelijk zorg-
vuldig, welke regels of kunstgrepen met vrucht aan
te weriden zijn bij het oefenen der opvraartsche
sprongen, als welke de meeste moeite kosten. Voor
een gebrek willen wrj in het bijzonder waarschuwen ,
omdat zoo vele overigens vrij bekwame zangers er
aan onderhevig zijn ; het uiterst zacht voordragen der
lage en het bijna uitschreeuwen der hooge noot. Dit
is zeef- hinderlijk voor de toehoorders en er behoort
vooral op gewerkt te worden om beide de noten van
eenerlei geaardheid te doen wezen.
In het algemeen vordert al vrat tot den in dit
hoofdstuk bedoelden stijl van zingen behoort, de ui-
terste voorzigtigheid gepaard met beleid en bereke-
ning, want hoe vlugger men daarbij wil te werk
gaan, hoe meer gevaar men loopt van te struikelen
en zich belagchelijk te maken , zoo men niet de oogen-
jchijnlijk geringste bijzonderheden bedacht, met naauw-
-ocr page 111-
pjUPpR'
101
gezetlieid geoefend en voor zich zelven geregeld heeft.
ZeJfs zij , die met zuJk eenen Toortreffelijken aanleg
begaafd zijn, dat zij zonder eenige studie met gemak
alles kunnen zingen , wat hun voorkomt, mogen deze
waarschuwing niet uit het oog verliezen. Gerust
op , zoo niet meer of min ingenomen met zich zel-
ven , zingen zij meestal zonder nadenken , al wat af-
wisseling en verscheidenheid te weeg brengt, en be-
houden zoodoende steeds hunne eenige manier, ter-
wijl zij evenmin bedenken dat, bij vervolg van tijd ,
stem en borst derzelver jeugdige kracht verliezen en
zij buiten staat zullen zijn niet slechts om op het
ingeslagen spoor voort te gaan , maar zelfs om eene
dan meer geschikte manier aan te nemen. Het op-
volgen en beoefenen van de regels der kunst kan hen
voor dit een en ander vrijwaren, en mogen zij even-
min , als de onderwijzers, zich ontslagen rekenen
van de verpligting om zich met de gewone en ge-
regelde studien, welke van alle soorten van stem
zonder onderscheid gevorderd worden, naauwkeurig
bezig te houden. De meer voordeelige aanleg zal
deze studien des te gemakkelijker doen vallen, ter-
wijl dezelve door meerdere beschaving meerdere waar-
de zal verkrijgen en welligt buitengewone gevoJgen
te weeg zal brengen. Daarenboven zullen verschil-
lende gebreken , die aan de bedoelde natuurzangers
eigen zijn , langs den aangewezen weg voorgekomen
of verwijderd worden:
Deze gebreken zijn van allerlei aard. Eenige zijn
er bij voorbeeld , die meenen wel te doen met de
eerste en de laatste van elk viertal of ook van elk
^
**- i                                     XpsHmL
-ocr page 112-
102
drietal noten in alle loopen of passages zeer sterk aan
te geven of te accentueren, en de eene of beide tus-
schen invallende noten bijna geheel te verzwijgen ;
dit is niet ligt zingen, maar onregelmatig ; en aan
wansmaak, zoo niet aan overdrijving van smaak , te
wijten. Andere doen hun best om elke noot bui-
tengemeen sterk te doen hooren , hetgecn ten gevolge
heeft, dat alle schakering verloren gaat en alzoo die
bevalliglieid, welke de smelting van het geluid te
weeg brengt en den zang behoorlijk en volmaakt
doet worden , geheel gemist wordt. Deze onhandige
ruwheid geeft een smakeloos gezang, waar enkel
de naam van kraaijen op is toe te passen. Nog
andere denken hun zingen ligt te maken door de
long krachtig te doen medewerken , ook dit is ver-
keerd, want de gedurige beweging der tong belem-
mert de juiste uitspraak van den klinker, die ge-
zongen moet worden, en doet veeleer eene menigte
andere klinkers ontstaan , waardoor de passage onnaauvr-
keurig en de zanger belagchelijk wordt.
Ieder, die zich voor deze uitersten wil wachten ,
moet zich steeds herinneren , dat de schoonheid van
alle soorten van passages bcstaat in het volmaakt en
duidelijk aangeven van elke afzonderlijke noot, waar-
bij de mond welstandig en de tong onbewegelijk
wordt gehouden. Dit laatste is van zoo veel aan-
belang, dat groote zangers zich dikwijls veel moeite
gaven om de tong zoodanig te buigen, dat dezelve
in het midden als het ware gootsgewijze uitgehold
was, opdat het stemgeluid bij het uitstroomen gee-
nerlei beletsel mogt vinden. Wanneer zich bij dit
-ocr page 113-
1»3
alles paart eenu ligle beweging in de keel en de
hebbelijkheid om de stem met de borst te beheer-
schen, dan zal elke passage ran het begin tot aan
het einde behoorlijk kracht bezitten. Het aanhou-
ilend oefenen van vocalises is zecr doelmatig om de
stem regt los te maken en derzelver gebreken te
ontdekken en tegen te gaan. Men zorge slechts met
de meeste oplettendheid, om aan elken klinker ge-
gedurig zijnen eigen' klank te geven van den be-
ginne af aan en zonder den zang zelven te hinde-
ren. Geeft men, bij voorbeeld , aan de e niet der-
zelver juisten klank, dan wijkt zij af naar i of u
en wordt hinderlijk. Deze twee klinkers zijn ook
steeds ongeschikt geacht om grootere passages of
cadenzen op te zingen; men vermijdt bet zooveel
mogelijk op de o; maar de a en e zijn ten alien
tijde hiertoe bij voorkeur gekozen, zoodat ook op
dezen vooral de oefeningen tot het losmaken dec
stem worden gehouden.
Hiermede het voornaamste, wat bij het zingen
zelven valt op te merken, meenende afgehandeld te
hebben, sluiten wij dit hoofdstuk met eene alge-
meene raadgeving aan alle jonge zangers, die wij
wenschen dat zij steeds in levendig aandenken mo-
gen houden.
» Tracht er naar, jonge lieden, om, wanneer gij
in het openbaar zult zingen, nooit beschroomd,
nooit zwaarmoedig, nooit vreesachtig te zijn. Er
is kracht, moed en onversaagdheid noodig, anders
wordt alles gebrekkig, kwijnende en onvoldoende.
De beschroomdheid is aan alle eerslbeginnenden ei-
-ocr page 114-
104
gen; daarom zal een verstandig onderwijzer zijnen
leerling er gaande weg aan gewennen, om voor
andere te zingen; eerst voor eenige vrienden en
bekenden en daarna trapsgewijze in meer talrijke
gezelschappen. Dit zal u kloekmoedig doen wor-
den ; maar wacht u yoor onbeschaamdheid en stout-
moedigheid!"
»Zorgt voorts bij het zingen steeds u zelven te
beheerschen ;' weest niet verstrooid, noch afgetrok-
ken, noch ook onvergenoegd of onwillig. Men is
niet altijd in dezelfde gemoedsgesteldheid; men is
dan eens vrolijk en levendig , dan weder beschroomd
en neerslagtig; jonge lieden moeten zulk eene on->
aangename gesteldheid op den dag, waarop zij in
het openbaar zullen zingen, weten te overwinnen ;
zij moeten zich zelven er toe weten te brengen,
om vrolijk en opgeruimd te wezen door kraoht van
ziel en eigen wil, doch zonder de toevlugt te
nemen tot zoodanige middeleri, die eene zekere
overprikkeling en bedwelming te weeg brengen,
maar, uitgewerkt hebbende, verdooving van lig-
chaams- en zielsvermogens nalaten, tot welker ver-
drijving nieuwe prikkels zouden noodig wezen, Te-
gen dergelijke opwekking waarschuwen wij u ern-
Ptig." (*)
De aanbevolene innerlijk te weeg gebragte opge-.
(*) Nuttige waarschuwingen en raadgevingen voor alien,
die zich op den zang toeleggen en die kunst beoefenen, zijn
onder anderen te vinden in het stukje: Gezondheidsregekn
voor de stem.,
enz. Amst. Wed. vah huist, enz. 1830; 16
bj. in gr, 8°,
                                         . -
-ocr page 115-
105
ruimdheid en vrolijkheid alleen zijn het, welker
invloed *'zoo bijzonder heilzaam medewerkt tot eeno
gelukkige uitvoering; want zij bepalen den zanger
geheel bij hetgeen hij doet, en maken dat hij er
genoegen in vindt; hij ziet vooruit, wat et volgt;
dit heilzame vooruitzien verzekert den goeden voort-
gang, maakt het welslagen gemakkelijk voor den
zander, aangenaam en bevallig voor de toehoor-
ders ; en even zeker, als de stijve , onvergenoegde ,
gedwongen voordragt van een slepend en onbe-
vallig gezang de toehoorders naar het einde doet
verlangen, zoo houdt de levendige, vrolijke uit-
boezeming van een opgewekt gezang hunne aan-
dacht onafgebroken gespannen en doet hen steeds
naar meerder wenschen.
-ocr page 116-
*
HOOFDSTUK VIII.
Over het recilalief en de verdere kundig-
heden , die voor eenen danger noodig zijn.
Of eene klankvolle , welluidende en daarbij welge-
oefende en welgevormde stem alleen toereikende zrj,
om den naam van eenen grooten zanger te kunnen ves-
tigen, is eene vraag, welke niemand, zoo hij er
goed over nadenkt, geheel toestemmende zal beant-
woorden. Er is ook eene ruime mate van uiterlijke
beschaving noodig, om zich voor alle gevallen eene
smaakvolle voordragt eigen te maken. Uit dit oog-
punt beschouwd, staat de zanger gelijk met den
redenaar; taal- en geschiedkunde vooral zijn voor
beiden onmisbaar, en de kennis ran vreemde talen
zal voor elken zanger nuttig zijn , wanneer hij zich
in verschillende oorspronkelijke stijlen vril oefenen,
want met ondergeschoven vertaalde teksten gaat alle
juiste uitdrukking toeh meestal geheel te loor. Om
zelfs het eenvoudigste zangstuk naar eisch voor te
dragen , behoort de zanger toch de meerdere of min-
-ocr page 117-
107
ilere kracht van elk -woord wel te vatten en leveus
aan zijne toehoorders weten te doen gevoelen. Ver-
staat hij dit nu niet, zoo zal een groot deel der ge-
•Nvaarwordingen en aandoeningen, welke zijn gezang
moest opwekken, geheel achter blijven, Wanneer
daarmede onkunde in de geschiedenis gepaard gaat,
zoo kan een zanger tot belagchelijke origerijmd- en
tegenstrijdigheden vervallen. Het zou niet veel moei-
te kosten , hiervan eenige proeven, als voorbeelden ,
bij te voegen.
Bij het voordragen van een recitatief is het bo-
venal , dat de gelijkenis tusschen een zanger en een
redenaar het meest is op te merken. Daarbij im-
mers is de zanger meer, ja bijna geheel aan zijn
                            !
eigen gevoel overgelaten. Hetgeen hem staat voor-
geschreven is naauwelijk meer dan eene schets te
                            j
noemen, als bepalende het zich tot de toonhoogten,
waarop hij zoo goed als reciteren moet, terwijl het
                            I
korter of langer aanhouden van elken lettergreep
hem vrij staat en daarmede tempo en maatverdce-
ling worden opgeschorst. Men zal dit te beter in-
zien, als men nagaat dat het recitatief oorspronke-
                            j
*.»             lijfc in gebruik werd gebragt, ten einde den minder
aangenamen indruk van eene alleen- of zamenspraak
tusschen de gezongen gedeelten der groote zangstuk-
ken voor te komen. Bekwame zang-componisten,
dit steeds voor oogen houdende, dragen zorg de
                            ')
recitatieven zeer eenvoudig te schrijven en le dien
einde niet slechts te blijven binnen den natuurlijken
omvang van elke stem, maar ook zoo naauwkeurig
mogelijk den natuurlijken spreektoon en spreekwijze
na te bootsen, zoodat de indeeling der volzinnen
-ocr page 118-
108
en der zinsneden met de zin- en scheiteekens dui-
delijk kan bemerkt worden.
Het zingen der recitatieven, onverschillig van
welke soort, hetzij namelijk dat dezelve hoogsteen-
voudig enkel met een gering accompagnement, het-
zij dat dezelve meer breedvoerig en met meerdere
instrumenten vergezeld geschreven zijn , behoort wel
is waar met juist inachtnemen der bedoelde toon-
hoogten en alzoo duidelijk ge'intoneerd, maar toch
overigens zoo los en vrij plaats te hebben , dat het
bijna overeenkomt met eene goede gesprokene decla-
matie. Het is alzoo te veel zingen, als men de
toonen aanhoudend gebbnden voordraagt en uit het
oog verliest, dat de onderscheidene uitdrukkingen
steeds merkbaar gemaakt moeten worden door het
Tersterken of verflaauwen , het afbreken of inhouden
der stem, gelijk elk beschaafd man zulks bij het
spreken en bij het voorlezen van iets weet te doen
of wel als van zelven dit doet. Een krachtig hulp-
middel ontleent een recitatief uit het gepast aan-
brengen van den voorslag of den muzijkalen nadruk,
gelijk het wel eens wordt genoemd. Deze sierlijke
zangmanier , welke zulk een bijzonder gewigt heeft,
als men die wel weet te gebruiken, bestaat uit het
vertragen Van den voorgeschreven toon door dien-
genen, welke eene noot hooger is; en wordt deze
manier rooral gebezigd wanneer twee lettergrepen
van hetzelfde woord op een en denzelfden toon en
dus op twee gelijke noten geplaatst zijn. Het komt
er bijzonder op aan , op welk eene wijze men zulks
doet, gedragen of gestooten. Dit hangt af deels
van den geest der woorden, want er laten zich
-ocr page 119-
100
even goed teedere als gramstorige, ernstige als
schertsende aandoeningen mede uitdrukken en op-
wekken, deels ook van de taal, waarin men zingt,
want in de Italiaansche laat het zich meestal ge-
schikter aanwenden, dan in onze meer noordclljke
talen. Een zanger moet ook hiermede zijne kunde
en goeden smaak aan den dag leggen , dat liij dit
alles wel weet te onderscheiden en uit te drukken.
Zijne wetenschappelijke studien zullen hem hierom-
trent moeten voorlichten en zouden wij evenwel de
jonge lieden aanbevclen om hunne oefeningen in dit
opzigt almede reeds te beginnen, terwijl zij zich
nog onder de leiding van een ervaren onderwijzer
bevinden.
Eene scherpe beoordeeling van het gebrekkig
voordragen van recitatieven en daarmede tevens eene
nuttige vermaning voor alien, aan wien dit te pas
kon komen, treft men aan in het werk van den
reeds aangehaalden zangonderwijzer r. F. tosi. Hij
zegt: >> Bij de recitatieven hoort men tallooze ge-
»breken en onverdragelijke verkeerdheden. De een
»zingt het recitatief op het tooneel geheel op de-
» zelfde wijze als in de kerk of in eene kamer ; het
»is een onafgebroken zingen , waarbij men inslaapt ;
»andere maken er te veel werk van en verdooven
>> de toehoorders, terwijl weder andere het als in
» stilte opzeggen ; deze draagt het verward en slordig
»voor, gene doet het stootende en afgebroken ; er
>> zijn er, die het niet begrijpen, en andere, die
»het niet doen begrijpen ; de een smeekt, de ander
»verwenscht steeds; deze lacht, gene weent bij al-
>> les j men hoort enkel piaten , of niet dan fluiste-
-ocr page 120-
110
»ren ; er zijn er die schreeuwen, huilen, losbars-
»ten; maar onder alle verkeerdheden is deze de
»grootste, dat er niet gedacht wordt aan eenige
» verpligting om eenen beteren weg in te slaan." —
Het geeft een geringen dunk van de kunstliefde en
het schoonheidsgevoel der zangers , wanneer zij dat
gedeelte der muzijk , dat het naast aan het drama-
tische grenst, voor eene gemeene of verachtelijke
zaak houden , terwijl zij uit eigene ondervinding en
uit ervaring met andere zeer goed weten moesten,
dat een verstandig en smaakvol voorgedragen reci-
tatief evenveel toejuiching verschaft als de voortref-
felijkst gezongene aria. — Middelmatige zangers ver-
kregen menigvverf hunnen roem enkel door hunne
bijzondere verdiensten in het zingen van recitatie-
ven. Van de andere zijde beschouwd., ligt er ook
iets bekoorlijks in een goed recitatief. Terwijl het
aan het gehoor eenige rust verschaft, als verpoozen-
de de meer levendig en sterk gekleurde zangstuk-
ken, wekt het de aandacht der toehoorders ook
daardoor op, dat het meer tot het verstand alleen
spreekt, de omstandigheden en voorvallen te meer
begrijpelijk maakt en den voortgang der handeling
bespoedigt.
Als een der laatste, maar tegelijk als een der
hoogste uiterlijke vereischten in eenen zanger moeten
vt'ij nog opgeven, dat hij meester moel zijn van
zijne houding en gebaren. Alle zang en bovenal de
voordragt van recitatieven zal koud en laf wezen,
zoo die niet gepast daardoor vergezeld wordt. Dit
geeft veel kracht, uitdrukking, levendigheid en te-
vens invloed aan eenen zanger, zoowel als aan elken
-ocr page 121-
Ill
redenaar , om van liet tooneel nicl le spreken. Hier
zal iedereen toch toestemmen dat zulks onmisbaar is ,
terwijl men het vve'ligt bij eenen redenaar en zangcr
ran minder belang zal rekenen. Ongetwijfeld mce-
ten deze laatste zich weten te wachten voor al!e
die bewegingen , die behooren tot hetgeen men onder
»handcling" verstaat. Dat hunne hooding en ge-
baren daarom niet steeds en in alle omstandigheden
dezelfde, of eerder nog altoos koud en stijf moeten
zijn, zal toch wel niemand, die smaak en gevocl
voor kunst heeft, ooit beweren kunnen. Wij willen
dus hieromtrent ook nog eenige wenken en onder-
rigtingen laten volgen.
Het is een verkeerd begrip, de houding en de ge-
baren van eenen zanger enkel aan de natuur over te
laten. Er wordt wel degelijk kunst en oefening toe
gevorderd. Wij ontkennen geenszins, dat er perso-
nen en volken worden gevonden, die in dit opzigt
meer natuurlijken aanieg bezitten, dan andere ;
maar aanieg alleen is niet -voldoende, om eene zaak
te verstaan ; bij jonge lieden met veel aanieg wordt
gelijke studie en oefening ter ontwikkeling en be-
schaving gevorderd, als bij zulke, welke de. natuur
minder ruim bedeeld heeft. Men zegt dikwijls, en
met alle regt, dat houding en gebaren natuurlijk en
ongekunsteld moeten wezen , dit beteekent evenwel niet,
dat men de goede handelwijzen ten deze niet zou behoo-
ren te bestudcren ', het beteekent slechts dat het uiter-
lijke ,vrij moet zijn van verwaandheid , aanmatiging en
overdrijving, en dat het moet overeenstemmen met
het karakter en de gezegden van den voorgestelden
-ocr page 122-
112
persoon. Bit is het, wat meer bepaald »natuur"
heet en ook juist waar men het meest op studeren
moet, om het te verkrijgen en meester te worden.
De aangeborene natuurlijkheid gaat niet verder dan
het gelaat en de min of meer bevallige beweging der
armen.
Ofschoon de kunst der gebaren geene vaste en be-
paalde regelen voor deze of gene bepaalde omstandjg^
heid voorschrijft, zoo doet zij toch algemeene opmer-
kingen kennen, welke Toldoende zijn, om zich er
verder naar te kunnen gedragen. De bijzondere
voorschriften Toor dezen of genen stand zijn alleen
op'ervaring gegrond en moeten uit een rijp oordeel
voortvloeijen of verkregen zijn door het menigvuldig
waarnemen van groote redenaars en tooneelkunste-
naars. De aJgemeene regelen zijn geheel beschouwe-
lijk en kunnen met een1 goeden onderwijzer of uit
boeken worden aangeleerd.
Onder deze algemeene regelen is eene der voor-
naamste, hoe men zich bevallig en welvoegehjk moet
weten voor te doen of op te komen. Dit zal nog
ruim zoo goed door eenen dansmeester worden onder-
wezen, daarbij toch geldt het de beste wijzen om
de voeten te zetten , de armen en het hoofd te hou-
den en te bewegen , als ook de gepaste beweging van
geheel het ligchaam. Goed onderrigt in het scher-
men en in het paardrijden is al verder zeer doelma-
tig, zoo voor het geval, dat een zanger zich verder
en meer bepaald aan het tooneel wijdt, waar der-
gelijke oefeningen veelvuldig te pas kunnen komen,
als ook wijl het kracht, los- en vlugheid aan het
ligchaam verschaft.
-ocr page 123-
IT3
De gelaatsuitdrukking of gelaatsverandering is eeno
zaak , welke bij den zanger schier even belangrijk als
bij een' tooneelkunstenaar is. Zonder hierin zoover
te mogen gaan als deze , behoort gene toch geheel
meester er ran te zijn, en zich nu eens trotsch,
gramstorig of vertoornd , dan weder kalm , goedhar-
tig, teeder en liefderijk te kunnen vertoonen, al naar
dat de uitdrukking of indrukken, die hij geven of
maken wil, bet vorderen. Het moeijelijkst is, dit
alles natuurlijk en gepasl te doen , en moet een zanger
in het oog houden, of hij alleen , en dus enkel voor
zijne toehoorders, dan of hij met een' of meer anderen
zingt, bijzonder wanneer dit is in duos , trios of der-
gelijken, welke uit stukken zijn ontleend, waarbij
meer of min handeling gerekend wcrdt plaats te grij-
pen. Zou het niet eene grove fout wezen , met een
onverschillig gelaat bet berigt of ook het verhaal van
een geiukkig of rampspoedig voorval, klagten of ge-
lukwenschingen , smeekingen of verwijten aan te hoo-
ren ? Een zanger nloct dan ook steeds aandachtig en
oplettend zijn, hetzij hij zelf of dat een under ,aLware
het ook slechts het orehest of het accompagnerende
instrument, iets voordraagt. Hij behoort zich steeds
als een deel van het geheel aan te merken , en tot in
schijnbaar geringe bijzonderheden het goed gelukken
van hetgeen hij uilvoert te bevorderen. Door ver-
strooid of koel te zijn beleedigt hij evenzeer zijne toe-
hoorders , als hij zich blootstelt aan misgrepen van
Ycrschillenden aard, die elk deskundige zich ligtelijk
kan voorstellen , zonder onze annwijzing. Tot de ern-
ttig af te keuren verstrooidheid, die wel eens voor
xrijmoedigheid moet doorgaan , biengen wij de niet
8
-ocr page 124-
114
teldzame gewoonte van vele zangers, om gedurende
dat zij zwijgen moeten, of ook zelfs terwijl zij zingen ,
de zaal rond te zien, de toehoorders op te nemen,
vrienden en bekenden te groeten en alle dergelijke
onwelvoegelijkheden , welke nadeelig zijn\oor de goede
uitwerking van het voorgedragene en levens voor den
goeden naam Tan de zangers.
Dat deze voorts de woorden zoowel als de muzijk
hunner partijen naauwkeurig uit het hoofd moeten
kennen, mag overtollig schijnen hier te herinneren.
De wenk kan intusschen nultig zijn ; want door zich
te verlaten op de partij, die men in handen heeft, op
den orchestmeester of ook op de medezangers, legt
men zich aan banden, wier inrloed dikwijls maar al
te zigtbaar is, en grootelijks de vrije natuurlijke voor-
dragt, hoe goed deze overigens zijn rnoge, belemmert
en benadeelt, al ware het bij voorbeeld enkel hier-
door, dat men niets vooruitziet, maar by elke noot
*chier van het oogenblik afhangt.
-ocr page 125-
HOOFDSTUK. HE..
Over de middelen, door jonge liaden aan le
wenden , om wbl te slagcn in hunna
zangoefeningen.
Het ligt buiten ons bestck , na te sporen, langs
welken weg het mogelijk is, ora jonge lieden het
best en het kortst roor den zang op te leiden : vrij
beoogden slechts wenken en ondenigtingen te geven
omtrent de wcrkelijke uitvoering en trachtten alle
afgetrokkene bescliouwingen te vermijden. Men ver-
sta ons center1 wel, en leide hieruit geenszins af,
dat wij alle regelen en voorschriften verwerpen. Het
tegendeel hlervan zal in den loop van dit werkover-
vloedig gebleken zijn. Laten trage zielen, die vol-
hardende werkzaamheid schuwen, uitroepen , dat de
grondbeginselen en regelen der kunsten nuttelooze
banden zijn , overtollig en onopvnlgbaar Toor vindende
en scheppende genien, als welke zich wel zonder
zulke hulpmiddelen \veten te verheffen en op hun
Jlandpnnt te geraken ; laat hen verzekeren , dat de
8 '
-ocr page 126-
116
Toorschriften en leerwijzen van onze voorgangers uh
hunne kleingeestige en waanwijze inzigten voortvloei-
den ; zij zullen toch wel de dagelijksche ondervinding
niet kunnen weerspreken! Zijn er, in welk vak van
kunsten of wetenschappen ook, mannenvan erkende
duurzame verdiensten te vinden, omtrent welke men
verzekerd is, dat zij alle gezetle studien veracht
hebben ? Is het niet met sprekende bewijzen te
staven, dat virgiucs , tasso , metastasio , niette-
genstaande de buitengewone gaven, waarmede zij
bedeeld waren , grondige onderzoekingen en oefenin-
gen te werk gesteld hebben ? Ieder , die verstand
bezit en billijk is, zal toestemmen, dat in elke
kunst, van welken aard ook verscheidene jaren
oefening noodig zijn , om zich met de eerste begin-
selen gemeenzaam te maken, die tot grondslag en
steanpunt der kunst zelve strekken moeten.
De jonge lieden mogen zich dus ten voile over-
tuigd houden, dat het onvermijdelijk voor hen is,
om met de meest gezette naauwkeurigheid, welke
zelfs met den toenemenden ouderdom en krachten
gelijken tred moet houden, de voo'rscluiften, die in
al het voorgaande zijn medegedeeld, op te volgen,
en dat van hunnen meerderen of minderen ijver in
dit opzigt het welslagen hunner pogingen afhangt.
Wij moeten hier nogmaals herhalen, dat het lang -
durig zingen van welberekende, opklimmende solfe-
ges
het eenige van ouds her erkende en steeds gel-
dende middel is, om goede zangers te worden. De
groote zangers en zangmeesters van vorige dagen heb-
ben merkwaardige gedenkstukken van dien aard na-
gelaten. De werken van leo , roiiPOKA , hasse en
-ocr page 127-
117
zoo vele andereri beratteu le dien aanzien eene keur
van schatten , waarbij onderwijzers, die de grondige
vorming hunner kweekelingen bedoelen , niet verlege.n
zullen staan (*). In die verzamelingen weten zij eim"
welgeordenden zang, een' afwisselenden stijl en bij
dit een en ander nog steeds eene verscheidenheid te
vinden, waarmcde aan elks behoeften te voldoen is.
Men zegt welligt ■ »maar zulke zangoefeningen zijniti
» eenen oudenvetschen , lang voorbijgeganen smaak ; te-
»genwoordig volgt men geheel andere zangwijzen."
Hierop is het antwoord , dat deze aanmerking onge-
grond is, aangezien zaken van deze soort aan geene
verandering van tijd of smaak onderhevig zijii ; dat
deze soort van solfeges integendeel boogst nuttig is,
niet enkel omdat zij door bekwamemannengeschreven
zijn, maar bovenal ook omdat zulks dagteekent van
den tijd , dat men nog enkel zulken zang toejuichte,
vvaarin een zuivere smaak , juistheid en regelmatigheid
heerschten. Een bijkomend voordee] van het zingen
van solfeges der dude meesters is, dat het gehoorvan
den jongen zanger zich er door gewent aan eene zoo-
genoemde magistrate of meesterlijke baspartij, die
den zanger behaagt en ondersteunt, en zijne stem wel
doet uitkomen; welk een en ander geenszins het ge-
val kan zijn bij eene baspartij , die zelve den boventoon
schijnt te moeten hebben , en den zanger meerbelem-
mert, dan wanneer zij enkel ondergesehikt bleef. -—
(*) Aan de koninklijke muzijkschool te Amsterdam woidt
eene niet onaanzienlijke voorraad zangoefeningcn , nit de seho-
len vau deze en andere meesters, gevondeu en gebezigd.
-ocr page 128-
H8
Het is geene overdrijving te beweren , dat de groole
voorbeelden , over welker gemis de tegenwoordige tijd
zich regtmatig beklagen mag , hoofdzakelijk te danken
geweest zijn aan de iloelmalige soffege.i en aan de
kunst en voorzorgen , waarmede de onderwijzers er
gebruik ran maakten.
Ten bewijze Tan de bijzondere zorg der pude zang-
onderwijzers in Italt'e, brengt de oorspronkehjke schrij-
rer dezer onderrigtingen , juncini , ook nog bij , wat
hem zelven eens wederraren is. Op den ouderdom
Tan Teertien iaren was hij reeds sedert twee jaren
toeTertrouwd aan den beroemden leoiurdus leo,
Deze had de gewoonte , om elke drie dagen Toor ieder
zijner scholieren eene nieuwe solfege te schrijven ,
daarbij bijzonder de krachten en bekwaamlieden Tan
een' iegelijk in het_oog houdende. Onder de school-
makkers Tan buncini bevonden er zich eenige van
meerderen leeftijd en dus meer gevormd en van ster-
ker borst Toorzien , zoodat de onderwijzer hun grootere
moeijelijkheden Tooriag, zoo in den gedragen als in
den ligten stijl. Toen nu de onderwijzer hem eens
eene naar gewoonte opzettelijk ven'aardigde nieuwe
solfege wilde geven, was mancini naijverig op zijne
medeleerlingen en tevens onbedachtzaam genoeg, om
te zeggen: »mij dunkt, ik zou ook wel de solfeges
»van mijne medemakkers kunnen zingen en evengoed
»uitvoeren, ofschoon zij ouder zijn dan ik." De
Toortreffelijke meester gaf aan dezen wensch welwil-
lend toe, hoewel hij de krachten zijns ieerlings toI-
maakt kende en zeer gocd wist, hoe ver deze gaan
kon, maar met ooginerk, om denzelven eene kleine
bestrafnng te bezorgen voor zijne vcrwaandheid, Onze
-ocr page 129-
u<>
jonoeling begon stout weg aan zijne solfegc , en slaagde
met de eerste gedeelten ; het ging hem verrolgens ech-
tcr als een kind, dat, zoader zijne krachten in het oog
te houden , eeno groote wandeling onderneemt, doch
ter halver weg reeds geheel buiten adem is en uitgeput
ter nedervalt. Om ran andere zwarigheden niet te
spreken , was het genoeg zelf te bespeuren , dat zijne
krachten hem begonnen te begeren , toen het er op
aankwam, om de stem te bedwingcn en te buigen.
De meester zich toen met een lagchend gelaat omkee-
rende , zeide : »ik hob uw veilangen bewonderd ; ik
»prijs u deswege ; inaar ik mag er niet verder aan
» roldoen, omdat het een sprong in uwe oefeningen
»zou geven en u zelven benadeelen. Ga voort regel-
»matig en geduldig te studeren, dan zult gij binnen
» weinig tijds uwe kameraden inhalen en met des te
»meer eer met hen kunnen wedijveren."
Onderwijzers en ieerlingen kunnen hieruit eene ge-
wigtige les trekken : de eerste , dat zij , het schrij-
ven gewoon zijnde, trapsgewijze opklimmende solfc-
ges
behooren op te slellen, overeenkomstig met de
jaren en de krachten der laatste; deze zicn er uit,
dat zij geene andere solfeges mogen kiezen of ver-
langen , dan die voor hunne krachten berekend zijn.
Dan eerst ontwikkelt ook de stem zich trapsgewijze,
en geraakt zij eenmaal langs den zekersten weg tot
eene gewenschte uitkomst. — Als zangonderwijzers
de studien hunner Ieerlingen niet op den gepasten
leeftijd met beleid doorzetten , dan zijn zij nooit zeker
vervoJgens hierin te slagen ; want dan ontbreekt ras
de natuurlijke buigzaamheid en tevcns zcer dikvvijls
de geneigdheid totgehoorzaamheid.
-ocr page 130-
120
Is deze eersle studie naar behooren volbragt, dan
kan de leerling overgaan tot het recitatief, niet
slechts ten einde er zich aan te gewennen , oin de
lettergrepen juist onder de noten te plaatsen, maar
bovenal met het doel om zijn toonaangeven zeker te
maken en nieester te worden van de losse zangvrijze
der gesprokene recitatieven; want wij zouden het
niet aanraden, om even spoedig tot de theatrale re-
citatieven over te gaan, tenzij dezelve met behoed-
zaamheid geschreven zijn.
Voor deze tweede oefening moet eene keuze ge-
daan worden uit de verzamelingen solfeges en can-
tates
van Alexander Scarlatti , van den ridder
d'astorga , van bononcijvi , gasparijvi , berxardes
marcello of nicolaas porpoba. Tan dezen laatste
zijn er onder anderen twaalf gedrukt, die zijnen
naam waardiglijk handhaven. —- De opgenoemde
meesters hebben uitmuntende recitatieven geschreven,
en kunnen er geene nuttiger oefeningen aan de leer-
lingen opgegeven worden: elk recitatief toch bezit
zijne eigene melodie, en is voor geene verandering
vatbaar, daar het van de natuurlijke voordragt kan
noch vermag af te wijken. De voltooijing dezer
oefening bevordert reeds op jeugdigen leeftijd eene
goede manier van opzeggen, welk talent voor elken
zanger almede groote waarde heeft.
Vervolgens is de studie der madrigahn , of zang-
stukken voor meerdere stemmen en meest in den
strengen stijl, hoogst nuttig en onmisbaar voor ailen,
die zich aan den zang wijden ofdenzelvenmetvrucht
beoefenen willen. Niets is meer geschikt, om te
gelijkertijd aan het toonlreffen vastheid en zuiver-
-ocr page 131-
121
heid te geven, de borst aan vermoeijcnis te gewcnnen
en aan het gehoor de meestmogelijke scherpzinnigheid
te verschaffen , waardoor het onder anderen ook de
fijnste maatverdeelingen zal weten te onderscheiden
en in a'cht te nemen. Reeds het zingen ran duetten
verschaft deze voordeelen, en kan men daarmede aan-
vangen, orn den leerling trapsgewijze die zuiverheid,
uitdrukking en smelting in zijne stem te doen verkrij-
gen , welke noodig zijn , om volmaakt overeen te stem-
men met dengenen , die de andere partij voordraagt.
Er bestaat een groot aantal twee-, drie- en meer-
stemmige zangstukken of madrigalen, welke de oude
meesters met opzet ter vorming van jonge zangers ge-
schreven hebben, en, allhans vroeger, bij alle gron-
dige zangonderwijzers bekend en in gebruik waren.
Het is te hopen , dat bij de groute uitbreiding vanhet
beoefenen der muzijk in den tegenwoordigen tijd en
bij het weder te voorschijn brengen van zoo Tele over-
blijfsels uit rorige dagen, ook de bedoelde gedenk-
stukken van den goeden smaak bij het beschaven en
veredelen van de meestzielverheffendedermenschelijke
kunstvatbaarheden, meer en meer uit de vergetelheid
terug geroepen zullen worden. De ondervinding zou
het onderscheid tusschen deze stukken en vele heden-
daagsche koren en meerstemmige liederen op het ver-
rassendste in het licht doen komen , en derzelver
meerdere fijnheid en voortrefi'elijkheid doen kennen.
Toen de zangkunst nog meer bepaald en uitsluitend
door groote imiglingen aangekweekt en voortgeplant
vverd , volgde men steeds eene dergelijke vaste leer-
wijze zonder afwijking, en noodznakte men elken
leerling stelselmatig en stap voor stap om alderegelcn
-ocr page 132-
122
der kunst door le gaan: hierdoor Tverdcn krachtige
en deugdelijke stemmen voor alle soorten van zang
verkregen. Niet enkel de zangers, maar ook de com-
ponisten, die zoo opgevoed werden, spreiduen er de
heilzame vruchten van ten toon in hunne welbere-
kende werken. Volgt men niet denzelfden gang,
maar deelt men het onderrigt slechts naar omstan-
diglieden mede , dikwijls met zoogcnaamde verkorting
en bespoediging, dan zijn de gevolgen steeds onvol-
maakt, zoo niet gebrekkig, en componisten, die
enkel harmonic- of instruinenten-kennis bezitten, le-
veren bijna nimrner eigenlijke zangstukken.
De jonge lieden behooren niet minder te beseffen,
dat zij niet dan in voile rijpheid te voorschijn mogen
treden ; veelmin mogen zij hunne oefeningennalaten.
Zij bedenken zelden , dat de toejuichingen, welke
zij bij hunne voorbarige en gevraagde proefnemingen
somnijlen inoogsten , geenszins aan hunne reeds vver-
kelijk bestaande verdiensten zijn toe te schrijven,
maar enkel te beschouwen als eene goedkeuring op
hunnen ijver en hunne vlijt, en als eene aansporing
om op den goeden weg voort te gaan. Welke we-
zenlijk uilstekende verdiensten toch kan eenjongeling
of een meisje van zestien of zeventien jaren bezit-
ten ? Zij mogen eene goede soort van stem en ge-
lukkigcn aanleg doen hooren , maar al het overige,
dat slechts door verdere vrerkzaamheid en bovenal
door eigen gevoel en nadenken te verkrijgen is, ont-
breekt nog. Het is waar eene bevalligc stern , cen
innemend voorkomen , eene aangename houding en
een beminnelijk gclaat zijn altemaal uiterlijke voor-
deelcn , die toejuiching en toegenegenheid verschaf-
-ocr page 133-
123
fen ; maar niet zelden laat een jong mensch er zich
te reel op yoorstaan , rckcnt op hersenschimmen en
venvaarloost zijne sludien. Kwalijk begrepen eerzucht
is eene inwendige vijand, die ons inblaast hetgeen
regelregt tegen de waarheid en onze eigene meening
inloopt, ofsclioon bij er ten laatsle in slaagt, om ons
tot zijne verkeerde meening over te halen, en ons
waar belang uit het oog te doen vcrliezen.
Ilet zij ten slotte heihaald, onvermoeide arbeid-
zaarnheid , vrijwillige en ongeveinsde lcerzaamheid,
onbepaalde zucbt naar kennis en volmaaklheid; voorts
nederigheid , bescheidenheid en reine zeden : ziedaar
de hoedanigheden van ziel, die onmisbaar zijn om
een groot zanger te worden , geacht en beroemd bij
zijne tijdgenooten en bij het nageslacht.