-ocr page 1-

TIJDSCHRIFT
VOOR
DIERGENEESKUNDE

UITGEGEVEN DOOR

KONINKLIJKE NEDERLANDSE
MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

ONDER REDACTIE VAN

Dr. W. SYBESMA, Voorzitter,
Dr. J.M. DE KRUIJF, Penningmeester,
Mw. Dr. 1. VAN DER GAAG, Prof. Dr. J.E. VAN DIJK,
Prof. Dr. G.H. WENTINK, Mw. Drs. L.M. OVERDUIN,
Drs. N.J.G.J. VAN DER WIELEN, Dr. Tj. JORNA, Leden.

Bureau-redacteur
R.G.J.M. HARING

HONDERD EN ACHTTIENDE DEEL

G. VAN DIJK B.V. - BREUKELEN - 1993

-ocr page 2-

INDEX VAN NAMEN

Aen, M. van, 199
Akkermans. J.P.W.M., 138, 156,
361,500,701
Augustijn, C., 41
Aukema,J.J., 142,606,670

Barr, F.J., 45S
Barteling, S.J.,513
Batt, R.M.,21

Beers-Scheurs. H.M.G. van, 729
Beijer,H.A.,356
Bekkum.A.E. van, 541
Belshaw, B.E., 268
Belt, A.J.M. van den, 298
Benedictus, G., 684
Bennet, D., I9S
Berger, J., 41

Bergh, J.P.A.M. van den, 304, 379
511,614

Bergh, S.O. van den, 588
Bemardina, W.E., 183
Bemdsen, F , 41
Bethlehem, M., 650
Beukelen, P. van, 581
Bijleveld, K., 793
Binkhorst, G.J., 765
Bocrsema,J.H.,379, 747
Boevé, M.H., 412,385, 39S
Bogaard Jr.,A.E.J.M. van den,
172, 565,569
Bokhout, B.A., 433
Borsje-Hillebrand, H., 178,214,
430,830
Bos,J.H.,64S
Bosch, J.C., 301, 541
Bosch-Boesjes, J.E., 120
Braunius, W.W.,469, 511
Breen, D.J.,439
Breeuwsma, A.J., 172, 569
Breukink, H.J.,65, 526, 820
Breur.G.J., 152
Bruyne, J.J. de, 439

Caramin, P., 698
Charpentier, G.,41
Comelissen, A.W.C.A., 53,64
Comelissen,J.M.M., 804
Crama, K., 185
Cremers, F.X.M.M.,471
Cutsem, J. van, 511

Davelaar, F.G., 751
Deconinck, R., 199
Deleu, S., 337, 354,410,417,425,
449,461,482,488,497,516,559,
602, 636, 706, 709, 725, 755, 758
778, 826, 828
Dijkerman, N.A., 679
Doom, A.J. van, 142
Dorrestein, G.M., 4,42
Duijkeren, E. van, 472

Edel, W., 307,668
Egberink,H.F.,66,244,435

Egmond, P.S. van, 551, 628
Eikelenboom, J.L., 64
Eibers, A.R.W., 769
Elsinghorst, H.A.M., 57
Elving,L., 139, 183
Emmerzaal, A., 134, 202
Endenburg, N., 219
Eshuis, J.,41

Exsel, A.C.A. van, 769, 803

Flamand, A.M.G., 500
Foreest, A.W. van, 278, 385, 125
Franken, P., 433
Friendship, R.M., 769

Gaag, I. van der, 534
Garderen, E. van, 298
Garretsen,J.W.,6l8
Geerts, A., 390
Gemert, W. van, 534
Cjiessen, J.W.B, van der, 84
Gisteren, T.M.A.C. van, 419
Goebbels, J.H.G., 346
Gooi, S. van, 8
Goudswaard,;., 99, 185,320
Granholm, S., I8S
Grijsen, L , 519
Grommers, F.J., 207, 645
Gruys, E.,514,655
Gulick. P.J.M.M.,46

Haagsma, J., 541
Hadderingh, H., 754
Haeringen, H. van, 648
Hage, M.H. van der, 42, 526, 527
Hartman, E.G., 195, 301,450,469
Hartman, W , 99,206,421, 601
668

Hartog. P. den, 284

Hazewinkel, H.A.W., 551, 745,45

Heida,J.,238

Heijn, A., 420,453,415

Hellebrekers, L.J., 314,402, 85,

665

Hemel, N.M. van, 66S
Hendriks, P.. 435
Herpen, H. van, 327
Hoenderken, R., 541
Hoogenboom-Verdegaal, A.M.M.,
307

Hoorn, C.J. van, 298
Horzinek, M.C.,435
Houwers, D.J., 66
Hoven, R. van der, 243
Hovenier, J., 793
Hoyer, M.J., 660
Hradil, R., 648
Huume, A.A.H.M.ter,679

Ingh, Th.S.G.A.M. van den, 264,
266

Jaartsveld, F.H.J., 803
Jansen, J., 611
Janssens, L.A., 115
Jedema, E.J., 243

De informatie is in onderwerpen opgesplitst. Naslag van de index geschiedt
hoofdzakeiiji< langs twee hoofdgangen:

1. de naam van de auteur(s) in een apart auteursregister;

2. de onderwerpen, gebaseerd op trefwoorden afgeleid uit de titels van de
publikaties. zoveel mogelijk per hoofdonderwerp gegroepeerd.

Verklaring der tekens:

S: verwijzing naar supplement (Proceedings \'Voorjaarsdagen 1993").

Jenniskens, J.,390
Jong, J.K. de, 397
Jong,W.T. de, 381
Jongbloed, A., 825
Jongejan, F., 227
Joma, Tj., 825
Julicher,C.H.M., 172,569

Kaashoek, M.J., 89
Kalsbeek,H.C., 183
Kamp, J.5. van der, 671
Kampelmacher, E.H., 108, 596,
786

Kemp, B , 505
Keulen, A. van, 54
Keurs, M. ter, 134
Kik, M.J.L., 115,420
Klein, W.R., 750
Klerx, 1,329

Knapen, F. van, 304, 379, 397, 611

Knijff,P.C.,460

Knol, B.W., 322,663, 816,655

Koch,M.J.M.,82

Kok, A.G.G., 90

Kolk, J.H. van der, 139,227,264,
298

Kooistra, H.S., 787

Koster, W., 87

Kraai, J., 424

Kroft, P.C., 287

Kruif, A.de,66, 100, 101,257,

478,684,816

Kruijff.J.M.de, 65, 192,819
Kuipers, J., 627

Lam,T.J.G.M., 116,439
Lambers, G.M., 151
Leenderlse, I.P.,365
Leeuwen, W.J. van, 307
Lende, T. van der, 505
Lieshout, J A.H. van, 331
Limborgh, L.C. van, 660, 787
Linde-Sipman, J.S. van der, 115
436

Linden. M. van de. 41
Linden. W.J. van der. 436
Linskens. M., 367
Lipzig. J. van, 705
Loefncr,5., 134
Logtestijn.J.G. van, 53, 135
Loon, J.Th.J. van. 166
Luer. R.J.T. van der, 650
Lumeij.J.T.,238

Malestein, A., 79
Mandigers, P.J.J., 42, 198, 655
Mannetje, L.\'t, 819
Martens, M., 59
Marlin, 5.W., 769
Meer, C. van der, 332
Meijer, M., 679
Mekel,J.F.,551
Menges,G.Th.A.,536,57l
Mensen, G.H., 755
Merkens,H.W., 116
Meutstege, F.J.,551
Meyer,H.P.,38l,436
Meyers, P., 332
Miettinen, 5., 185
Mijs, A., 668
Mijten, P.,257,478
Minderhoud, J., 167, 375,695
Mol,J.A.,36S
Moolhuizen. G., 284
Mostert. A., 172, 569
Mourits, B.,41

Mouwen, J.M.V.M., 205, 534
Müller, K.. 183,600

Nap, A.M.P., 685
Nap,R.C.,439,485,65
Nes.J.J.,581,65S
Nieuwcnhuijs,J.H.M., 172, 569
Nieuwstadt, R.A. van, 765
Noordhuizen, J.P.T.M., 329.405
Noordhuizen-Stassen. E.N., 116
329

Noon, R. van, 246, 340. 553,665

Oirschot, J.T. van, 89,514

Ooms, P., 729

Osse,J.W.M.,559

Overduin, L.M., 67, 100, 302,435

615

Overgauw, P.A.M., 340, 822
Overgoor, G.H.A., 534

Paling, R.W., 98,320,404.479

Patterson. D.F.,23S

Pekelder, J.J.,361,433

Pelgrim, W., 514

Peters, I.O.M., 439

Peterse, D.J., 84, 163.433.660

Pietcrse. M.C., 100

Pohl, P., 731

Poll. P.H.A., 484, 578

Postema. H., 328

Potters, 5., 390

Quaedvlieg, M., 541

Räihä.J.. 185
Raymakers, R.,478
Reens,N.,3l4, 332,665
Reijnders, P.J.M., 271, 735
Reinders,J.,536
Rcinders,J.M.C.,438
Rijkenhuizen, A.B.M., 10
Rijnberk, A., 453, 365
Rijsewijk, F.A.M., 89
Rinkinen, M., 185
Robben, J.H., 416, 675
Robijns, K.G., 668
Rooij,Sj.G.de, 12
Roosmaelen, L.J. van, 496, 571.
604, 760, 796, 833
Rossem, F.van, 91
Ros.sem, H. van, 769
Rothuizen, J., 285
Roudebush, Ph.,295
Rutteman,G.R.,32S
Rutten, W.L.C., 563.639, 759

5andt, R.R.O.M. van de, 385, 395
Sap, R., 402.665
Schaefcrs-Okkens, A.C., 816
Schell, W.E.R.. 185
Schep, J., 791
Schepper, J. de, 816
Scheurs, M.,611
Schmidt, M.L., 98
Schoenmaker, G., 500
Schoenmaker, G.J.W., 511
Schorn, H., 729
Schouten, G.J., 823
Schuijt,G.,316,382,663
Schukken, Y.H., 769
Schuttert. M., 576
Selman, P.J., 365
5ijpkens,C.D.B.,757
Sjollema, B.E., 695,155
51appendel.R.J.,21,43S
Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan. M.M., 161,472
Sluijs, F.J. van, 13S. 165,678
Smak, J., 668
Smit, M.P., 139

-ocr page 3-

Smulders. F.J.M., 581
Snoep, J.J., 151
Soede,N.M.,505
Sol,J., 151,454
Stades, F.C.,38S, 39S
Stadhouders, J., 349
Stekelenburg, F.K., 293
Stokhof, A.A., 66S, 67S
Straatman, Th.J.D. ,165
Strikwerda. R.,424
Suichies.H.R. 116
Sybesma. W., 19,55,64, 129, 134,
173, 196,240,275,308,341,342,
345.449, 516, 522, 654,657, 701,
811

Taverne, M.A.M.. 696
Terpstra, C.. 300
Teske.E.,412,594,32S
Tholhuizen, L., 96,243,524.632
Ticus, P., 524
Tielen,M.J.M.,769
Tiemessen, 1.,98,335
Tigchelaar, J., 332
Toor. A.J. van, 185
Törmala, P., 18S

Ubbink.G.J.,29S,65S
Udo,H.M.J.,750

Vaarkamp, H., 172, 569
Vaarten, J.L.M., 460
Vanopdenboseh, E., 731
Veen, M., 84

Velden, M.A. van der, 263
Veldhuis. J.G.F.. 18
Veling, J., 454,491.541
Vellema. P..433
Vellenga,L..443,729
Verbeek, B., 183
Vcrhoetï.J., 134. 172.251.541,
569

Vermeer,J.A.M.,41

Verwij. J.H.P., 534

Viehoff, F.W., 16S

Vielvoye-Kerkmeer, A.P.E., 5S

Visser, G., 379

Visser, I.J.R., 84

Vogcly,(i.M.,24

Voith, V.L.,58S, 59S,6IS

Voorhout, G., 327,66S

Vorstenbosch.J.M.G.,219

Vries, A. de. 41

Vries, F.P.W.de.419

Vries. T.S.de, 668

Vries-Chalmers Hoynck van

Papendreeht, H.R. de. 246

Vroom. M.W.. 315

Vulto.A.. 172,569

Vuurst. T.G. van de. 214, 637, 760

Walvoort, H.C., 397
Wandelen, R.M. van. 402
Want, C.J. van der. 765
Weber,M., 741
Weering. H.J. van. 82
Ween, W.P.S. van, 755
Weijden, G.C. van der, 175,777,
820

Wensing, Th., 183,514
Wentink. G.H., 183.232. 266.369,
514,803

Werkman. P.J.,629
Westenbrink, F , 433
Westerhof, 1,42
Westerhuis, A.H., 287
White. S.D..48S.53S
Wijden. M.W. van der. 227

Wijk. H. van. 41

Wijngaard. J.C. van den. 241.370,
634,668

Wijngaarden, Th. van, 611
Wijsmuller, J.M., 620
Willemse, A., 345,376
Willemse, T., 195
Willemsen,A.,439
Winzum,C. van, 373
Wisselink,M.A., 662,824
Wit, F. de, 478
Wit,J.J.de, 469,511
Woldman,J.R.,541
Wolvekamp, W.Th.C., 46S
Wouda,L.H., 142
Wouda. W., 84, 397

Zalsman,C.,332
Zeeuwen, A.A.P.A.. 803
Zeijst, B.A.M. van der, 532
Zimmer. G.M., 66, 314
Zwart, P., 108,786

INDEX VAN ONDERWERPEN

Aankoopkeuring, paard, 526
Aansprakelijkheid, 134
Aansprakelijkheid, dierenarts, 175
ACTH, pony, 298
Adenoom hypofyse, pony, 298
Afbreken loopsheid, hond. 818
B-Agonisten en hormonen, controle-programma. 379
Algemene betalingsvoorwaarden. 178
Alternatieven, huisvesting, leghennen. 445
Antibiotiea-residuen. melk, 133
Antibiotica-residuen, milieu. 8
Antibiotiea-residuen. slachtdieren. 293
Antibioticagebruik, veterinair. 172
Antibioticumbeleid. veterinair, 565, 568
Antibioticumgevoeligheid, 193
Antibioticumgevoeligheidsbepalingen, 450
Antiloopsheid-injectie, hond, 816
ANTIMICROBIëLE THERAPIE
Antibiotica-residuen, melk, 133
Antibiotica-residuen, milieu, 8
Antibiotica-residuen, slachtdieren, 293
Antibioticumgevoeligheid, 193
Antibioticumgevoeligheidsbepalingen.450
Veterinair antibioticagebruik. 172
Veterinair antibioticumbeleid. 565, 568
Arbeidsongeschiktheidsverzekering, 563,639,759
Arbitrage, 524,630, 823
Asfyxie. kalf, 684
Asieldierenartsen, tarieven. 252
Aspergillusflavus-infecUe, slachtkuikens. 511
Aspirine-gebruik, hond. 439
ATP-bepaling. slachtdieren, 293
Attest gemedicineerde voeders, 832
Aujeszky, ziekte van, 729

Autovaccin, Pasleurella analipeslifer, slachteenden, 469, 515

B

BACTERIOLOGIE
Brucella abortus, b79
Chlamydia psiltaci,
kat, 66, 242

Coagulase negatieve stafylokokken (CNS), nieuwmelkte vaarzen, 332,
659,660

Ehrlichia equi, 227
Leptospira hardjo, schaap, 433
MoraxeUa hovis, 82
Mycobacterium hovis, 541
Pasteurella anatipestifer, slachteenden, 469,515
Salmonella Jublin, rund, 82
Salmonella enteritidis, pluimvee, 665
Salmonella tvphimurium, vleeskalveren, 301
Ballonsonde-gebruik, kalf. 10. 346
Bedrijfsbegeleiding.482. 519
Belgische vleeskeuring, 91
Beo, voederadvies. 527
BERICHTEN EN VERSLAGEN
DSK: Kwaliteit en elan. 18
Mycoplasma\'s verdienen aandacht. 18

Weekenddienstregeling orthopedische spoedgevallen Zuid- West
Nederland. 19.274.693

Voortschrijdende verdinglijking van het dier. 19
Huisdier heeft heilzaam effect op de mens. 54
Tandheelkunde bij dieren Europees verenigd. 53
Veeteelt in ontwikkelingslanden. 55
Wettelijke bescherming lab-terroristen. 55
Video \'N schat van \'n kat. 56. 135

Advertisement of the European Society of Veterinary Neurology ESVN,
56

Prehistorische medische adviezen, 56

Onderzoek verbetering bevruchting bij rund en v arken. 57

Integratie Gezondheidsdienst voor Pluimvee. 57

-ocr page 4-

Doorbraak in bestrijding koeiegriep, 57

Rol van praktizerende dierenartsen in pitbullverbod. 88

Marker vaccins en diagnostische test voor de bestrijding van boviene

herpesvirus type I., 89

Organisatie keuring en toezicht, heden en toekomst. 91
Insturen van foto\'s ten behoeve van heupdysplasie-onderzoek, 93
Stuurgroep erkenningen varkenssector ingesteld. 94
MRIJ-koe ideaal voor kaas, 94

Benoeming dr. R.H. Meloen tot bijzonder hoogleraar. 95
Prof. dr. F.J. Grommers: De kunst is een onderscheid maken tussen on-
wil en onmacht. 128

Tafelrede van de voorzitter van de FIDIN, ing. S. Sietsma. tijdens de ge-
neral managers meeting op 25 november 1992, 131
Positie en verantwoordelijkheid van de produktschappen, 132
Eisen voor antibiotica in melk verscherpt, 132
Jaarverslag 1992 PR en ROCs, 134
Taxusvergiftiging versus aansprakelijkheid. 134
Zieke koe, 135

VVDO bestaat 75 jaar, 135, 547

Nieuwe algemeen directeur bij Gene Pharming Europe, 135
Themamiddag orde of chaos, 166
Activiteiten van UEVH, 166

Belangenbehartiging dierenartsen in overheidsdienst, 167

PR Publikatie, 167

Fysiotherapie voor dieren, 167

Vacature project-directeur VTSC Peshawar, 167, 344

Kampelmacher opent groothandelsmagazijn, 168

C omputersysteem tegen verspreiding van mond- en klauwzeer, 168

Bacteriën veroorzaken maagdelijke voortplanting bij parasitaire wespen,

In zeven stappen door studiedag HACCP, 192
Tentoonstelling dieren demonen, 192

Antibiotcumgevoeligheid van bacteriën geïsoleerd door de gezondheids-
diensten in Nederiand in 1991, 193

Ook alle burgerkippcn beschermen tegen pseudo-vogelpest, 195
Amsterdam heeft fysiotherapeutisch-revalidatiecentrum, 196
Getting no far for an answer, 196
Veterinair kampioenschap golf 1993, 197

Stichting voor Gezelschapsdieren be.stuurscommissie begeleiding on-
derzoek, 197

De Solleysel bestaat bijna zestig jaar, 198
Benoemd, 199

Over koetjes en kalfjes gesproken, 232
Dierenartsen geven gehoor aan oproep. 238
Stilte rond museum diergeneeskunde verdwenen. 239
Zo doende 1991.239

Nederlands Veterinair squash kampioenschap, 240

Enkele aspecten en ervaringen met betrekking tot de huidige NCD-be-

strijding. 241

Verbod op uitladen van vleeskuikens per I mei 1993,242
Euroregistratie van diergeneesmiddelen, 271
VVDO pakt verkwisting van slachtdieren bij de bron aan, 275
Animo groot voor Peerdepietendag, 276

Waltham Award 1993 voordiagno.sestelling ziekte van Cushing bij kat-
ten, 277

Registratie diergeneesmiddelen: orde of chaos?, 308
Museum beschikt over apotheekopstand, 309
25-Jarig jubileum Brr-Tup, 309

Amerikaanse vleeskeuring wetenschappelijk opgekrikt, 309
18 Miljoen voor biotechnologie, 310
AAHA Award voor professor Gajentaan, 310
Intervet stelt studentenprijs in, 310

Blaasjesziekte aangepakt door diergeneeskundig Nederland, 311
Aandacht voor ontwikkelingssamenwerking, 311
Benoemingen, 312

Hoe en met wie communiceert straks de dierenartsenpraktijk?, 337
Enkele begrippen, 338

Verslag Waltham symposium, Birmingham I april 1993,339
Illegale groeibevorderaars, 340
Leiden kandidaat voor vestiging EMA, 340
Culturele rondgang, 341

Boer pas op je kippen als de technoloog zegt welzijn te brengen, 341
Ethologie als middel ter verbetering van de gezondheid van mens en
dier, 342

Internationale erkenning opleiding dierenarts, 343
Enkele kengetallen, 343
Stikstofstromen in melkvee, 344
Jaarverslag RIVM. 344

Deelneming met overlijden kat of hond, 344

Belangstelling voor kwaliteitskeurmerk in dier\\oedingseclor boven ver-
wachting, 345

Toekomstvisie erkend en gegarandeerd. 345
Onduidelijkheid over uitlaadverbod vleeskuikens. 346
Oorzaken van de ontstane pseudovogelpestproblematiek, 370
Geneesmiddeleninnovatie, Europa en politiek. 373
Promoties. 373

Peerdepieten 1993: Weer zoals het hoort, 374.462
Italiaans vergaderen. 375
Gezondheid varkenshouder. 377
Open dag. 377

Uitreiking sterlab predikaat. 410

Symposium on veterinary .specialization in Europe. 411

Diergezondheid moet beter. 412

Collageen uit koemelk. 413

l&R schaap. 413

Kwaliteit varkensvlees beter, 414
Vleeskeuring doelmatiger. 414
Wiskunde en de pens, 415
IKB-erkenning \'Het Spelderholt\', 415
Telefonische conferentie: Diarree bij kalveren, 415
Prijzen, 415

Eiwitvertering biggen, 416
Bas Kolpa naar Australië, 417

Varkens houden na de eeuwwisseling; een gezonde blik vooruit en al-
leen wanneer \'pigs might fly\', 443

Onderzoek altematieve systemen voor huisvesting leghennen, 445

FIDIN Repertorium diergeneesmiddelen, 445

Brr-Tup: al 25 jaar een gezond geluid, 446

Opnamen satelliet-telefoon-conferenties, 446

Nieuwe Stichting ter financiering van Onderzoek en Informatie op het

terrein van de Diergeneeskunde, 447

Wereldcongres geschiedenis diergeneeskunde, 448

Meer winst en omzet 1992 agrarische divisie Upjohn. 449

Intermediaire zones bij uitslagen antibioticumgevoeligheidsbepalingcn

vanaf 1 juli 1993.450

\'Uit en voor de praktijk\', 450

Moskou, grootste producent van wetenschappelijke publikaties. 450

Hersens van wilde kat niet voor de poes. 450

Bedrijfsbegeleding met de computer steeds praktischer. 482

Invloeden van voeding op groei en skeletontwikkeling bij de hond, 485

Is een chirurg ook internist, 486

Vruchtbare pitbull: een zeldzaamheid?, 488

Het vrije beroep op de kaart. 489

De macht van een decaan moet niet overschat worden. 516
Bedrijfsbegeleiding en standaardoverzichten. 519
Buitengewoon lidmaatschap AUV, 519
Uw hond gehoorzaam in tien lessen. 519
GD Noord-Nederland verzendt uitslagen sinds 1 juli per fax. 520
Vier videobanden over varkens. 520
Embryotransplantatie. 521
City bike voor Katrien, 521

Overheid betaalt niet mee aan inenting tegen pseudovogelpest, 521
Wijzigingen in GVP-code. 522

Drastische bijstelling beleid dierengezondheidszorg dringend gewenst.

Wetenschap in de praktijk. 523
Cynophilia looft prijs uit. 523
Veterinaire mediatheek. 523, 659

Bedrijfsleven verantwoordelijk voor controle levensmiddelen, 546

Dierenartsen bezoeken CDI, 547

Meer dierenartsen vervolgd in Verenigd Koninkrijk, 547

Snijmaïs voor vleesstieren, 548

Melkveebedrijf met uitsluitend snijmaïs, 548

Annemiek Nap specialist Interne Geneeskunde, 549

Handboek voor de veehouderij is uit, 549

BLAD-onderzoek vooriopig naar Duitsland, 550

Genetische modificatie van dieren, mag dat?, 620

Vernieuwd handboek voor de varkenshouderij, 623

Wereldstandaard agrarische gegevensuitwisseling, 625

A licence to kill, 625

Veterinaire golfkampioenschappen, 627

Veterinaire ruiterdag, 628

De schaapjes op het droge, 628

Gevolgen veterinaire regelgeving, 628

Geen enkel compromis wat de kwaliteit aangaat, 654

Voorspelling leverbot najaar \'93, 655

-ocr page 5-

Blaasorkest zoekt landelijke blazers, 655

Epidemiologie voor toepassing in de tropen, 657

Virus-vaccinatie als bestrijdingsmiddel tegen vossen en konijnen, 658

Een appeltje voor de dorst, 659

Homeopathische voedingssupplementen, 660

NVDV viert het I O-jarig bestaan, 692

Bijeenkomst de Solleysel, 692

European Award voor tandheelkunde bij gezelschapsdieren, 693

Regeling voor integrale ketenbeheersing in rundersector, 694

Van Zuilen krijgt Doko-scholarship, 694

Lidstaten Animal Welfare Group van de FVE actief, 694

Compendium gereed, 695

Gironummer, 698

Prijs voor Aujeszky-onderzoek naar CDl-DLO-medewerkers, 740

Deelnemingskaart draagt bij aan keuze voor nieuw huisdier, 741

IVO, I VVO en CDl jaarverslagen 1992, 741

Kwantitatieve informatie veehouderij van de pers, 743

Binnen enkele minuten hond uitgekozen, 743

Eerste druk "Beslissen van kalf tot koe\' herzien, 744

Dierziektenbestrijding in België en Nederland; waar ligt de grens?, 778

Nieuwe situatie voor noodslachtingen, 786

Vijftien mille ter ondersteuning van onderzoek, 786

Rijnberk eert ook medewerkers vakgroep na toekenning Award, 787

Wim Kremer promoveert op actueel onderwerp, 809

Rob Meloen: Hoogleraar, 810

Scharrelen nu en in de toekomst; laten we wel zijn, 811

Leverbotbehandeling niet altijd nodig, 812

Aantal inzenders en gedegen motivatie gaven doorslag, 813

Diergeneesmiddel tegen varkenspest geregistreerd, 814

Dertig mille uit BAVD-pot, 814

Uitbreiding GMP-regeling in de diervoedersector, 814

BLAD-onderzoek,815

Bescherming persoonlijke levenssfeer door veterinair-farmaceutische
bedrijfstak, 815

Zie ook FACULTEIT, KNMvD-Algemeen en VARIA
Bemer Sennenhond, elleboogonderzoek, 656
BIJZONDERE DIEREN
Beo, voederadvies, 527
Cavia, schurt^behamdeling, 42
Ivermectine (in propyleenglycolj-gebruik, cavia, 42
Minor species, 4
Off-label-use, 4
Orphan drugs, 4
Papegaai, voeding, 526
Schurftbehandeling. cavia, 42
Therapieën, bijzondere gezelschapsdieren, 4
Vissen, witte uitslag, 629
Zie ook KONIJN en VOCiELS
BIOTECHNOLOGIE

Biotechnologisch onderzoek. 19
Ethische toetsing, 19.367
(ienetische manipulatie van dieren. 367, 620
Intrinsieke waarde, dier, 367
Kloneren, dieren, 367
Projectvoorstel biotechnologie. 310
Technologische toepassingen bij dieren. 367
Biotechnologisch onderzoek, ethische toetsing, 19
Blaasjesziekte, 311, 380, 550
BOEKBESPREKING

Alle geregistreerde diergeneesmiddelen in één oogopslag,555
Anatomie der Katze, 421

Animal cell technology: Basic and apllied aspects, 513

Atlas und Lehrbuch der Ultraschall-Diagnostik, 98

Automatic electronic identification systems for farm animals. 64

Bakterielle Zoonosen bei Tier und Mensch. 701

Biotechnology: Bridging research and applications, 532

Clinical dissection guide for large animals, 421

Compendium Laboratoriumonderzoek, 12

Control of the leishmaniases, 20

Dc DNA-makers, architecten van het leven, 700

Einführung in die Lebensmittelhygiene, 53

Equine practice, 65

Equine practice (2), 820

Equine surgery. 750

Farbatlas der Endoskopie. 245

Fami animal practice. 64

Geburtshilfe bei Haustieren. 777

Genetic improvement of hair sheep in the tropics. 749

Grundwerte der Tiergesundheit und Tierhaltung. 138
Help, mijn kat doet \'het\' naast de bak!. 435
Illustrated Veterinary Anatomical Nomenclature. 421
Krankheiten des Wirtschafïsgeflügels (2), 750
Laboratory Animal Handbooks no. 12, 53
Lehrbuch der Anatomie der Haustiere. 205

Lehrbuch der Anatomie der Haustiere, Band I: Bewegungsapparat, 668
Lehrbuch der Anatomie der Haustiere, Band IV: Nervensystem,
Sinnesorgane, endokrine Drüsen, 601

Lehrbuch der Veterinär-Anatomie, Band I: Bewegungsapparat, 99
Manual for the production of Marek\'s disease and inactivated Newcastle
disease vaccines, 633

Medium-sized abattoirs in developing countries, 819

Pathologie der Haustiere, 205

Practioner\'s guide to veterinary dentistry, 385

Praktijkgerichte vogelgeneeskunde deel 2: Papegaaiachtigen, 614

Proceedings of the expert consultation on genetic aspects of trypanotole-

rance, 320

Programme for the control of African animal Trypanosomiasis and rela-
ted development. 404.479
Protein sources for livestock. 819

Revue scientifique et technique-Veterinary public health. 173
Rinderkrankheiten. 369
Small Animal Practice, 246
Small-scale poultry processing, 471
Tiergebunshilfe, 820
Toxicologie van het immuunsysteem, 99
Training manual for embryo transfer in cattle, 438
Tropentierhygiene, 96
Tuberculosis in animals and man, 319
Turbellarian biology, 64
Ultraschalldiagnostik bei Hund und Katze, 618
Veterinär-medizinische Lebensmittelhygiene, 65
Veterinary dental techniques for the small animal practioner, 278
Voeding van jonge biggen, 98
Von Tieren und Menschen, 420
Botlengtegroei, 152

Boviene Leukaemia Virus (BLV), transmissie, 514
Bovine Leucocyte Adhesion Deficiency (BLAD), 183
Braakmiddel, hond en kat. 100
Brucella abortus, epidemiologie, rund. 679

Calcium-chloride (CaCl2), caustisch effect, rund, 266, 381

Castratie, kater, 314

Cavia, schurftbehandeling, 42

Certificering, veterinaire, 130

Chlamydia psittaci, kat. 66, 242

Clinafarm"^ (Enilconazole)-desinfectie, slachtkuikens. 511
Cluster epilepsie, hond. 615

Coagulase negatieve stafylokokken (CNS). nieuwmelkte vaarzen. 332,
659,660

Code Goede Veterinaire Praktijkuitoefening (GVP), 68.69
Coecum-in-colon invaginatie. paard. 161
Computerprogramma\'s, gezelschapsdierenpraktijk. 794
CONGRESSEN/CURSUSSEN

20.58. 105. 135, 171,201,244,280,312,347,384.452.490,524,551,
623,633,702,752,787,822
Corticosteroïdtherapie, hond en kat, 553,628
Cortisol, pony, 298
Cushing, ziekte van, pony, 298

Dekmanagement, varken, 505

Deosan-Rapid Mastitis Test Kit (RMTK). evaluatie. 329

Dermatitis digitalis, rund. 116

Diagnostiek geiteziekten, 361

Diagnostiek varkensziekten, 156

Diagnostiek, diarree, hond, 21

Diarree, diagnostiek, hond. 21

Diarree, kalf, 600, 731

Dierenarts-assistenten, pensioenregeling. 25
Dierenarts-opleiding, internationale erkenning. 343

-ocr page 6-

Dierenartsen, post academisch onderwijs, 578
Diergeneeskundig beroep, toekomstvisie. 596
Diergeneeskundige speciahsatie. 594
Diergeneeskundige studie, 576, 581
Diergeneesmiddelen, 8, 16,238,271, 308, 626, 735, 814
Diergeneesmiddelen, Euroregistratie, 271
Diergeneesmiddelen, gemedicineerde voeders, 16,238, 626
Diergeneesmiddelen, proefontheffingen, 200
Diergeneesmiddelen, registratie, 271, 308, 735, 814
Diergeneesmiddelenindustrie, privacy-gedragsregels, 20, 815
Diergeneesmiddelenwet, 4, 16
Dierpsychologie, referaat, 422
Dierziektebestrijding, 778
Dikke darm-diarree, hond. 268
Doden van eendagskuikens, 138
Doxycycline-vergiftiging. vleeskalveren, 803
Droogzeners, wachttijd, rund, 791
Duif zie VOGELS
Dwergkeeshond, 327

EASVO, 375

Echografie, leveraandoeningen, hond, 335
Echografie, schaap, 696
Economische schade, varkenshouderij, 769
Eend zie PLUIMVEE
Eendagskuikens. doden van, 138
Effectiviteit, kennelhoest-vaccins. 244
Ehrlichia equi, 227

Elektronische gegevensuitwisseling, 337, 338
Embryonale sterfte, varken, 505
Embryotechnologie, landbouwhuisdieren, ethiek, 645
Encefalomyelitis, hond, 397

Enilconazole (Clinafarm " )-desinfectie, slachtkuikens, 511
Epidemiologie,
Leptospira hardjo, schaap, 433
Epilepsie, hond, 615

Equine granulocytaire ehrlichiosis (EGE), 227
Errata, 515

Ethiek, embryotechnologie, landbouwhuisdieren, 645
Ethische aspecten, houden van gezelschapsdieren, 219
Ethische aspecten, technologische toepassingen bij dieren, 367
Ethische toetsing, biotechnologisch onderzoek, 19
Euroregistratie diergeneesmiddelen, 271

FACULTEIT

Gezocht: Honden met een insulinoom, 416

Gezocht: Konijnen met syfilis, 238

Speciaal nummer verbetert bereikbaarheid aanzienlijk, 195

Tarieven UKG, 345

UKG en dierenarts hebben gemeenschappelijk belang, 376
UKG zoveel mogelijk normaal, 786
Fertiliteit, rund, 257

Fibro-epitheliale hyperplasie, mammae, kat, 650

Gedragscorrigerende castratie, kater, 663
GEIT

Diagnostiek ziekten, 361
Sectie-bevindingen, 361
Gemedicineerde voeders, attest, 832
Gemedicineerde voeders, diergeneesmiddelen, 16, 238, 626
Genetische manipulatie van dieren, 367,620
Geschiedenis, zie VETERINAIRE HISTORIE
GEZELSCHAPSDIEREN
Computerprogramma\'s, gezelschapsdierenpraktijk, 794
Houden van gezelschapsdieren, ethische aspecten, 219
Koop van dieren, 120
Publieksfolders, 463
Referaten, 279,698

Verborgen gebreken bij dieren. 120

Zie ook BIJZONDERE DIEREN. HOND. KAT. VOGELS en KMvD-
Voorjaarsdagen
Goede Veterinaire Praktijkuitoefening (GVP). 68.69.522
Gonadotroop releasing hormoon (GnRH), rund. 257
Grass sickness, paard. 365

H

Heupdysplasie-onderzoek. 93
Histologisch onderzoek varkenshersenen. 156
Hoestende runderen. 66
Homeopathische voedingssupplementen, 660
HOND
Afbreken loopsheid, 818
Antiloopsheid-injectie, 816
Aspirine-gebruik, 439
Bemer Sennenhond. 656
Braakmiddel, 100
Cluster epilepsie, 615
Corticosteroïdtherapie, 553,628
Diagnostiek, diarree, 21
Diarree, diagnostiek, 21
Dikke darm-diarree, 268
Dwergkeeshond, 327
Echografie, leveraandoeningen, 335
Effectiviteit, kennelhoest-vaccins, 244
Elleboogdysplasie. 656
Encefalomyelitis. 397
Epilepsie. 615

Heupdysplasie-onderzoek. 93
Hydrocephalus, dwergkeeshond. 327
Insulinoom. 416

Kennelhoest-vaccins. effectiviteit. 244
Kerato-conjunctivitis sicca. 420
Leveraandoeningen, echografie, 335
Loopsheid, afbreken, 818
Los processus coronoideus (LPC), 552
Medroxy-progesteron acetaat, 66, 818
Neospora caninum, 397
Occipitale dysplasie, dwergkeeshond, 327
Oestruspreventie, 816
Ontwormingscampagne, 378
Osteochondritis dissecans (OCD), 551
Otitis externa, 87
Ovario-hysterectomie, 816
Pittbull-verbod, 88,213
Polymyositis, 397
Polyradiculoneuritis, 397
Prostaglandine-behandeling, pyometra, 818
Pyometra, prostaglandine-behandeling, 818
Referaten, 61, 103, 105,246,456, 555, 556,699, 748
Röntgendiagnostiek, skeletafwijkingen, 745
Skeletafwijkingen, röntgendiagnostiek, 745
Soortelijk gewicht, urine, 453
Spoelwormbestrijding, 747
Status epilepticus, 615
Strychnine-intoxicatie, 67, 302
Systemische lupus erythematodes (SLE), 185
Tablettype, aspirine. 439
Taktic-gebruik, 72
Tekenkoorts, 381
Torsio mesenterialis, 115
Toxacari canis, 304,611
Ulcus rodens, 453
Urine, soortelijk gewicht, 453
Voedingsallergie, West Highland White terriër, 315
Voeropname, aspirine, 439
Wat is uw diagnose?, 659 662; 823 824
West Highland White terriër, voedingsallergie, 315
Zie ook GEZELSCHAPSDIEREN
Houden van gezelschapsdieren, ethische aspecten, 219
Huidlaesies, paard, 161
Huisvesting, alternatieven, leghennen, 445
Hydrocephalus, dwergkeeshond, 327
Hyperglycemic, pony, 298

-ocr page 7-

IBR. marker-vaccins en diagnostisclie test, 89
IBR-beleid, Kl-verenigingen, 331
IBR-bestrijding,314
IBR-vaccin, rund, 300
Identificatie en registratie, schaap, 413
IKB-varkenshouderij, GVP, 69
Infectieuze kalverdiarree, 731
INGEZONDEN
Arbitrage, 524
Arbitrage (2). 823
Besturendag Naschrift, 551
Calcium-chloride, 381
Eendagskuikens, 138

Katteniesziekte-vaccins met Chlamydiapsillaci, 242
Kippe-entstof. 698
Laten we wel zijn, 95
Logboekperikelen, 757
Navelstreng (1), 199
Navelstreng (2), 199
Open brief, 243
Opnieuw over arbitrage, 631
Oppasen met trimethoprim bij dragende zeugen, 59
Orde of chaos?, 346
Orde ofchaos?,4l9
Stellingen, 524
TBC bij runderen, 418
Uierinfecties, 659 Naschrift, 660
Inhalatie-anesthesie, duif, 402
Insulinoom, hond, 416

Internationale erkenning, dierenarts-opleiding, 343
Intersex-diagnostiek, rund, 648
INTOXICATIES

Doxycycline-vergiftiging, vleeskalveren, 803
Mycotoxinen, varkenshouderij, 46
Oleander-intoxicatie, 436
Strychnine-intoxicatie, 67, 302
Taxusvergifïiging, 134
Zie ook RESIDUEN
Intrinsieke waarde, dier, 367
Invaginatie, coecum-in-colon, paard, 161
IPPV, duif, 402

Ivermectine (in propyleenglycoD-gebruik, cavia, 42

Jubilea 1993, 37

K

Kalf zie RUND en VLEESKALVEREN
Kalkoen zie PLUIMVEE
Kalverdiarree, infectieuze, 731
KAT

Braakmiddel, 100
Castratie, kater, 314
Chlamydia psitlaci, 66, 242
Corticosteroïdtherapie, 553,628
Fibro-epitheliale hyperplasie, mammae, 650
Gedragscorrigerende castratie, kater, 663
Mammae, fibro-epitheliale hyperplasie, 650
Oleander-intoxicatie, 436
Ontwormingscampagne, 378
Pilgebruik, 816

Progrestativa-behandeling, gecastreerde kater, 650
Referaten, 203,246,529, 748, 749,821
Spoelwormbestrijding, 747
Sterilisatie, 695
Toxacara cali, 304,611
Zie ook GEZELSCHAPSDIEREN
Keizersnede, rund, 151,478

Keizersnede, Vicryl* of catgut-hechtingen, rund, 478
Kennelhoest-vaccins, effectiviteit, 244
Kerato-conjunctivitis sicca, 420
Kerato-conjunctivitis, rund, 82
Keuringsrapport paarden, 145
Kl-verenigingen, IBR-beleid, 331
Kippe-entstof-gebruik, duif, 698
Klauwen-desinfectie, rund, 163

Klinisch-epidemiologische parameters, melkcelgetal, 329

Kloneren, dieren, 367

KNMvD-Afdelingen

Afdeling Groningen-Drenthe, 165, 671
KNMvD-Algemeen

Pensioenregeling dierenarts-assistenten, 25
Hoe bij (de tijd) te blijven?, 26

Wat is de waarde van de zoeksystemen voor de dierenarts?, 28
KNMvD is verontrust..., 35

Code voor Goede Veterinaire Praktijkuitoefening, 66

Dagje uit, 69, 178,214,430

Een gewaarschuwd mens telt voor twee!, 72, 795

Landelijke bijeenkomst van vrouwelijke dierenartsen, 74, 705

Tien mille voor onderzoek diergeneeskunde, 108

Artikelen met BTW belast, 109

Heefl u zich al aangemeld als dierenarts?, 143

Code voor de dierenarts, 144

Keuringsrapport voor paarden herzien, 145,212

Oudste diergeneeskundige gezelschap in Nederland viert 150-jarig jubi-
leum, 165

De algemene betalingsvoorwaarden herzien, 178
Modelcontract voor kortdurende waarnemingen, 179
Sollicitatietraining: Koers bepalen bij werk zoeken, 179
Overvragen: met de beide benen op de grond blijven en een stap vooruit
doen, 207

Pitbull-terriër-regeling, 213

Overwerkvergoeding voor dierenartsen werkzaam bij de RVV, 213
Alsnog toepassing van de complementaire schalenmaatregel voor die-
renartsen RVV, 251

Kadervorming voor vrouwelijke dierenartsen, 251, 322

Tarieven voor asieldierenartsen, 252

Jaarverslag 1992 Groep Veterinaire Homoeopathie, 285

Naamswijziging Groep Veterinaire Homoeopathie, 286

In memoriam A. Vrijlandt, erelid Groep Veterinaire Homoeopathie, 287

Stafmedewerker publiciteit, 323

Standpunt met betrekking tot dierenartsenpraktijk gecombineerd met

een dierenwinkel, 323

Nota draagt bij tot beeldvorming, 324

Verboden groeibevorderaars, 354

Presentatie? Uw eigen creatie!, 355

Inventarisatie softwarepakketten gezelschapsdierenpraktijk, 356

Verslag cursus intrede in de praktijk, 390

Kadercursus voor beginners, 391

Animalium hominumque saluti, 425

Zonovergoten dagje uit, 430

Er is meer dat alle dierenartsen bindt dan ze scheidt, 460

Bijdrage structuurdisscussie, 460

Enquête automatisering, 461

Registreren, 461

Waar ben ik goed in?, 463

Publieksfolders, 463

Nieuw elan in GKZ, 497

Reünie vijfde studiejaar 1985-1986,498

Logboek, 534

Enquête onder dierenartsenpraktijken, 535,607

Kandidaat-voorzitter houdt niet van ontploffingen, 559

Project versterking farmaceutische scholing van de dierenarts, 561

Hoogleraar Apotheek, 562

Een veterinair antibioticumbeleid, 565

Veterinair antibioticumbeleid: geen sinecure, 568

\'Ja hoor, we hebben alles met proeven bewezen...\', 602

Najaarsdag 1993: Beter bekeken, 606, 670, 724

Logboek diergeneesmiddelen: te duur en teveel werk, 636

Anderhalve eeuw KNMvD, Afdeling Groningen-Drenthe, 671

Logboek moet kinderziekten nog krijgen, 755

Dierenartsen staan voor kwaliteit, 758

Drie-in-één-verzekering afsluiten in het weekend, 793

Computerprogramma\'s in de gezelschapsdierenpraktijk, 794

Golfclub gevonden, 795

Oud-voorzitter Mertens van de Ereraad: \' Ik filosofeer maar wat..\', 826

-ocr page 8-

Goed dat we het gedaan hebben, 828
Nieuw attest gemedicineerde voeders, 832
Zie ook BERICHTEN EN VERSLAGEN
KNMvD-Algemeen Bestuur
Mededelingen, 638
Profielschets nieuwe voorzitter, 24
KNMvD-Bureau

Van het bureau, 32, 287, 795, 824
KNMvD-Commissies
Commissie Ethiek, 831
Commissie VDA, 74, 705
Tarievencommissie, 758
KNMvD-Dierenartsennetwerk
828

KNMvD-Diergeneeskundig Jaarboek
Diergeneeskundig Jaarboek 1994, 724, 762, 800
Ontbrekende gegevens, 466,537
KNMvD-Doorlopende Agenda
39, 76, 112, 148, 175, 182, 216,254,289,325, 358, 394,467,503, 538
573,609, 642, 677, 727, 762, 801, 836
KNMvD-Ereraad

Jaarverslag Ereraad 1992, 605
Publikatie van uitspraak Ereraad, 249
Publikatie van uitspraak Ereraad vanuit het Hoofdbestuur, 492
Van de Ereraad, De bestolen dierenarts, 428
Van de Ereraad, Taktic, 72
KNMvD-Federation of Veterinarians of the EC (FVE)

Animal Welfare Group van de FVE, 694
KNMvD-Financiële Dienstveriening

De arbeidsongeschiktheidsverzekering, 563,639, 759
Nieuwe regeling WAO, 564
KNMvD-Fiscaal-actueel
Eindejaarstips, 796

Keuzevermogen: Droomkeukens en andere verhalen, 760
Man/vrouw-maatschap, 496, 571
Meewerkende echtgenote: 9.000 gulden belastingvrij, 604
Miep Kraak-Helder en de fiscus, 833
KNMvD-Groepen
Groep Veterinaire Homoeopathic, 146,285,286, 287
(iroep Geneeskunde Gezelschapsdieren, 463,606, 670, 724
Groep Geneeskunde van het Rund, 251
Groep tlomoeopathisch-werkende Dierenartsen, 536, 571
Groep GKZ, 212, 348,497,637, 760
KNMvD-Hoofdbestuur

461,492,570,638, 832
KNMvD-ln Memoriam
Adrichem, P.W.M.,558
Anker, S. van den 533
Bruin, A.J., 24
EIgersma, A., 825
Frederiks,H.H.J.,754
Levy, S., 670
Makkinga, S., 793
Meijer, H., 705

Nadoom (Naaktgeboren), A.M., 534
Poulussen, J., 322
Stegehuis,G.J.,284
Straaten, W.Th., 754
Vegter, G.S.E., 142
Vries, J. de, 424
Wijhe,J.H.G.van,499
KNMvD-Jaarcongres en Algemene vergadering
Jaarcongres 1992

- Verslag, 33

- Na elf jaar weer terug in Utrecht, 588
Jaarcongres 1993; Congresthema:\' Arbeid(s)geschikt?\'

73, 143, 252, 287,323, 356, 391,429,464, 500, 535, 562,607

- Verslag Jaarcongres en Jaarrede 1993, 709

- Sportdag KNMvD 1993,392,429,463,498, 536, 562, 795

- Verslag sportdag, 706

140^ Algemene Vergadering 1993

- Kandidaatstellingen, 569

- Vacatures in besturen en commissies, 145

- Verslag van de 140^ Algemene Vergadering 1993, 725
KNMvD-Jubilea

Jubilea 1993,37
KNMvD-Nederlandse Vereniging van Dierenartsvrouwen
NVVD viert zilveren jubileum, 830

KNMvD-NOVAD Coöperatie Ideëel
Bestuur NOVAD Coöperatie Idecel, 462
Novad-Coöperatie Ideëel van start, 35

NOVAD en PAO organiseren infodag over elektronische berichtgeving,

KNMvD-PAO-Diergeneeskunde
Cursus PAO-Diergeneeskunde, 34

Cursussen Voorjaar 1993,38, 76, 111, 147, 181,216, 254,289,325,358
Cursu.ssen Najaar 1993, 393,431,466, 502,537,572,608,642,677
727, 762

Cursussen Najaar 1993, Voorjaar 1994, 800, 835

Jaarverslag 1992,484

Noot van de Stichting PAO-D, 91

PAO en NOVAD organiseren VAMPP Rund-cursus, 105

PAO in de educatie van dierenartsen, 578

Rectificatie, 39,432

Verslag van de PAO-D cursus Veterinaire Apotheek 1,90
KNMvD-Personalia
36, 108, 146, 179,214,252,288,324,356,392,430,464,501,536 606
640,675,726,761,798,834
KNMvD-Raad voor Specialisatie Diergeneeskunde
Annemiek Nap specialist Interne Geneeskunde, 549
Specialisatie in de diergeneeskunde, 594
Specialisme Veterinaire Diervoeding, 726
Registratie heeft gestalte gekrgen, 830
Veterinaire specialisten, 179
KNMvD-Stichtingen
Stichting Dienstverlening Dierenartsen, 390
Stichting voor Gezelschapsdieren, 197
Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen, 500
KNMvD-Studentenverenigingen
DSK, Peerdepieten, 276, 374,462
DSK, Symposium \'Struisvogelpolitiek\', 823
DSK, XVI® Veterinaire Studenten Almanak, 814
Veterinair Di.spuut Unitas, Oud-ledendag, 625
Veterinaire Studenten Rijvereniging\'de Solleysel\', 12^ lustrum, 198
Veterinaire Studenten Rijvereniging \'de Solleysel\', Historisch gezel-
schap, 692
KNMvD-Vacaturebank

Nieuw gezicht vacaturebank, 461
KNMvD-Vedias

Wijziging Infonnatie-telefoonnummers, 603
KNMvD-Veehouder en dierenarts
251,535,606

Afscheid Bart Rutgers, 354
KNMvD-Voorjaarsdagen

Bestuurswisseling Commissie Voorjaarsdagen, 144
De gemengd practicus en de viwrjaarsdagen, 177
Even voorstellen, 178

Partnerprogramma voorjaarsdagen 1993, 108
Proceedings, Voorjaarsdagen 1993, contents, 2S
Voorjaarsdagen 1993: Wat hebben we te bieden, 108, 143
Voorjaarsdagen 1994, 760

Waltham reikt Award uit tijdens voor Voorjaarsdagen. 812
KNMvD-Wie is wie en wie doet wat?
Commissie Ethiek. 831
Stichting Dienstverlening Dierenartsen. 390
Tarievencommissie, 758
Koemelk-celgetal, 329
KONIJN

Konijnesyfilis, 238
Koninklijke Onderscheidingen, 380,445
Koop van dieren, 120
Kwee, rund, 648

LANDBOUWHUISDIEREN
Attest gemedicineerde voeders, 832
Bedrijfsbegeleiding, 482,519
Certificering, veterinaire, 130

Diergeneesmiddelen, gemedicineerde voeders, 16, 238,626

Embryotechnologie, ethiek, 645

Ethiek, embryotechnologie, 645

Gemedicineerde voeders, attest, 832

Gemedicineerde voeders, diergeneesmiddelen, 16,238,626

-ocr page 9-

Koop van dieren, 120
Logboek, 534, 636, 755, 757
Nitrofuranen-verbod, 831
Noodslachtingen, 786

Registratie diergeneesmiddelen, gemedicineerdevoeders, 16,238, 626
Verbod nitrofuranen, 831
Verborgen gebreken bij dieren, 120
Veterinaire certificering, 130

Zie ook GEIT, PAARD, PLUIMVEE, RUND, SCHAAP, VARKEN en
VLEESKALVEREN
Laten schieten melk, oxytocine-gebruik. rund, 454
Leptospira hardjo, epidemiologie, schaap, 433
Leptospirose, zeugen, 769
Leveraandoeningen, echografie, hond. 335
Leverbotinfectie, prenatale, rund, 41
Literatuurinformatiesystemen, 26, 28
Logboek, 534,636, 755, 757
Loopsheid, afbreken, hond, 818
Los processus coronoideus (LPC), 552
Lymfosarcoom. paard, 264

M

Mammae, fibro-epitheliale hyperplasie. kat. 650
Man/vrouw maatschap. 496. 571
Matemale immuniteit. Ziekte van Aujeszky, 729
Mededeling. 274

Medicamenteuze therapie, sexueel hyperactieve hond, 817
Medroxy-progesteron-acetaat-injectie, hond, 818
Medroxy-progesteron acetaat, hond, 66
Meetnetten, varkensgezondheidszorg. 405
Melkziekte-preventie, rund. 266,381
MICROBIOLOGIE
Milieu, 8

Mineralen-noodzaak, rundveevoeding, 79
Minor species, 4
Moraxella bovis, 82
Mortellaro, ziekte van, 116
Mycobacterium bovis, 541
Mycotoxinen, varkenshouderij, 46

n

Narcolepsie, paard, 765
Navelstreng, te kort afgebroken, rund, 101. 199
NCD-bestrijding, pluimvee, 241
NCD-problcmatiek, oorzaken, 370
Niet anoniem, 787
Nederlandse vleeskeuring. 91
Neospora caninum, 397
Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW), 120
NIEUWS VAN DE INDUSTRIE
60. 96. 136. 170,201,243, 321, 348,377,418.451.491. 530.632. 663,
704,744.823
Nitrofuranen-verbod. 831
Noodslachtingen. 786

o

Occipitale dysplasie, dwergkeeshond. 327
Oestruspreventie, hond, 816
Off-label-use, 4
Oleander-intoxicatie, kat, 436
ONCOLOGIE

Adenoom hypofyse, pony, 298
Fibro-epitheliale hyperplasie, mammae, kat, 650
In.sulinoom, 416
Lymfosarcoom, paard, 264
Onthoomen, kalf, 263
Ontwormingscampagne, hond en kat, 378
Opiumwetmiddelen, voorraadopgave, 170
Orphan drugs, 4

Osteochondritis dissecans (OCD), 551

Otitis externa, hond, 87
Ovario-hysterectomie, hond, 816
Ovulatie-interval, varken, 505
Oxytocine-gebruik. laten schieten melk. rund. 454

PAARD

Aankoopkeuring, 526
ACTH, pony, 298
Adenoom hypofyse, pony, 298
Coecum-in-colon invaginatie, 161
Cortisol, pony, 298
Cushing, ziekte van, pony, 298
Ehrlichia equi, 227

Equine granulocytaire ehrlichiosis (EGE). 227

Grass sickness, 365

Huidlaesies, 161

Hyperglycemic, pony, 298

Invaginatie, coecum-in-colon. 161

Keuringsrapport. 145,212

Lymfosarcoom, 264

Narcolepsie, 765

Pijnstilleronderzoek, 526

Referaten, 139, 246,279, 317,383, 384,456,634.699, 700. 749, 791
Salmonellose, 472. 515
Ziekte van Cushing. pony, 298
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Papegaai, voeding, 526
Parken, Toxocara-eieren, 611
Parvovirus, zeugen, 769

Pasteurella anatipestifer, slachteenden, 469, 515

Pensioenregeling, dierenarts-assistenten, 25

Perinatale sterfte, kalf, 684

Pijnstilleronderzoek, aankoopkeuring, paard, 526

Pilgebruik, kat, 816

PittbulI-verbod,88,213

PLUIMVEE

Alternatieven, huisvesting, leghennen, 445
Aspergillusflavus-\'mkQXK. slachtkuikens, 511
Autovaccin,
Pasteurella anatipestifer, slachteenden,469,515
Clinafarm* (EnilconazoIe)-desinfectie, slachtkuikens, 511
Doden van eendagskuikens, 138
Eendagskuikens. doden van, 138
Enilconazole (Clinafarm*)-desinfectie. slachtkuikens, 511
Huisvesting, alternatieven, leghennen, 445
Kalkoen, 103
NCD-bestrijding, 241
NCD-problematiek. oorzaken. 370
Pasteurella anatipestifer, slachteenden. 469, 515
Referaten, 103, 104, 528,601, 748, 821
Salmonella enteritidis, 665
Uitlaadverbod, vleeskuikens, 242,346
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN en VOGELS
Polymyositis, hond, 397
Polyradiculoneuritis, hond, 397
Pony zie PAARD

Post academisch onderwijs, dierenartsen. 578
Prenatale leverbotinfectie, rund, 41

Privacy-gedragsregels. diergeneesmiddelenindustrie, 20. 815
Proefonthefflngen, diergeneesmiddelen, 200
Progrestativa-behandeling, gecastreerde kater, 650
Projectvoorstel biotechnologie, 310
Prostaglandine-behandeling, pyometra, hond, 818
Publieksfolders, gezelschapsdieren, 463
Pyometra, prostaglandine-behandeling, hond, 818

Recidiverende tympanie, kalf, 10, 346

Rectaal onderzoek, transmissie Boviene Leukaemia Virus (BLV), 514

Rectificatie, 39, 89, 346,445,462

Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten ((RBD), 788

Registratie diergeneesmiddelen, 16, 308, 735

Registratie diergeneesmiddelen, gemedicineerde voeders, 16

-ocr page 10-

RESIDUEN
Antibiotica-residuen, milieu, 8
Antibiotica-residuen, slachtdieren, 293
Antibiotica-residuen, melk, 133

Zie ook ANTIMICROBIëLE THERAPIE, INTOXICATIES en VLEES-
KEURING

Röntgendiagnostiek, skeletafwijkingen, hond, 745
RUND

B-Agonisten en hormonen, controle-programma 379

Asfyxie, kalf, 684

Ballonsonde-gebmik, kalf, 10, 346

Boviene Leukaemia Virus (BLV). transmissie, 514

Bovine Leucocyte Adhesion Deficiency (BLAD), 183

Brucella abortus, epidemiologie, 679

Calcium-chloride (CaCl2), caustisch effect, 266, 381

Coagulase negatieve stafylokokken (CNS), nieuwmelkte vaarzen 332

659, 660

Controle-programma, B-agonisten en hormonen, 379

Deosan-Rapid Mastitis Test Kit (RMTK), evaluatie, 329

Dermatitis digitalis, 116

Diarree, kalf, 600

Dierziektebestrijding, 778

Droogzetters, wachttijd, 791

Epidemiologie, Brucella abortus, 679

Fertiliteit, 257

Gonadotroop releasing hormoon (GnRH), 257

Hoestende volwassen runderen, 66

IBR, marker-vaccins en diagnostische test, 89

IBR-beleid, Kl-verenigingen, 331

IBR-bestrijding,3I4

IBR-vaccin, 300

Infectieuze kalverdiarree, 731

Intersex-diagnostiek, 648

Kalverdiarree, infectieuze, 731

Keizersnede, 151,478

Keizersnede, Vicryl» of catgut-hechtingen, 478
Kerato-conjunctivitis, 82
Kl-verenigingen, IBR-beleid, 331
Klauwen-desinfectie, 163

Klinisch-epidemiologische parameters, melkcelgetal, 329
Koemelk-celgetal, 329
Kwee, 648

Laten schieten melk, oxytocine-gebruik, 454
Leverbotinfectie, prenatale, 41
Melkziekte-preventie, 266,381
Mineralen-noodzaak, rundveevoeding, 79
MoraxeUa bovis, 82
Mortellaro. ziekte van, 116
Mycobacterium bovis, 541
Navelstreng, te kort afgebroken, 101, 198
Onthoomen, kalf, 263

Oxytocine-gebruik, laten schieten melk, 454
Perinatale sterfte, kalf, 684
Prenatale leverbotinfectie, 41
Recidiverende tympanie, kalf, 10, 346

Rectaal onderzoek, transmissie Boviene Leukaemia Virus (BLV) 514

Referaten. 174, 279, 317, 350, 384,456, 661

Rundertuberculose, 541

Rundveevoeding, mineralen-noodzaak, 79

Salmonella duhiin, 82

Sectiebevindingen, 151

Seleniumwaarden, bloed, 454

Spenenverwijdering, 263

Therapie witvuilen, 100

Transmissie Boviene Leukaemia Virus (BLV), rectaal onderzoek, 514
Tuberculose, 202.418,541
Tympanie, recidiverende, kalf, 10, 346
Uierinfecties, nieuwmelkte vaarzen, 332,659, 660
Vicryl* of catgut-hechtingen, keizersnede, 478
Wachttijd, droogzetters, 791
Witvuilen, therapie, 100
Ziekte van Mortellaro, 116
Zware partus, vaars, 316
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Rundertuberculose. 541
Rundveevoeding, mineralen-noodzaak. 79
RVV-dierenartsen.213.251

Salmonella duhiin, rund. 82
Salmonella enteritidis, pluimvee. 665
Salmonella typhimurium, vleeskalveren. 301
Salmonellose, 306
Salmonellose, paard, 472, 515
SCHAAP

Echografie, 696

Epidemiologie, Leptospira hardjo, 433
Identificatie en registratie, 413
Leptospira hardjo. 433
Referaten, 104
Sponzen, 100

Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Schurftbehandeling, cavia, 42
Sectiebevindingen, geit, 361
Sectiebevindingen, rund, 151
Seleniumwaarden, bloed, rund, 454
Sexueel hyperactieve hond, medicamenteuze therapie, 817
Skeletafwijkingen, röntgendiagnostiek, hond, 745
Soortelijk gewicht, urine, hond, 453
Specialisatie, diergeneeskundige, 594
Spenenverwijdering, rund, 263
Spoelwormbestrijding, hond en kat, 747
Sponzen, schaap, 100
Status epilepticus, hond, 615
Sterilisatie, kat, 695

Stichting Dienstverlening Dierenartsen, 390
Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen, 500
Stichting voor Gezelschapsdieren, 197
Strychnine-intoxicatie, hond, 67, 302
STUDENTENREFERATEN
Overzicht studentenreferaten, 62. 352.664

Alloplastiek bij de behandeling van grote buikwanddefecten bij grote
huisdieren. 206

Bloedkweken bij landbouwhuisdieren. 532

Chronische proliferatieve tepeltopaandoeningen bij het rund. 531

Cryptosporidiose bij het veulen, 422

De bedwelming van slachtvarkens: Elektrisch versus C02-gas, 531
De hoogproduktieve koe, meer door aandoeningen geveld?, 280
De invloed van het stalklimaat op de prevalentie van pleuritis bij zeugen.

De mogelijkheden van een intrademiale test als diagnosticum voor
voedselallergie bij kalveren. 102

De oxytocine-afgifte tijdens de partus en de invloed van stress hierop
600

De praam: de rol van de N. infraorbitalis, 206
De urine corticoïd/creatinine ratio:Nieuvv diagnosticum voor de ziekte
van Cushing bij de kat? Literatuurstudie en eigen onderzoek, 63
Diabetes mellitus bij het paard, 422

Enkele aspecten van infecties met Leptospira interrogans bij dier en
mens, 103

Epidemiologie van het humaan re.spiratoir syncytieel virus,247
Fcniliteit van de hengst; een quantificering van het reproduktieresultaat.

Hedendaagse inzichten in de etiologie van comage. 600

Het belang van een goede mens-dier-relatie in de intensieve veehouderij.

Het celgetal van de melk op biologisch-dynamische bedrijven.62
Het IBD-virus. vaccinatie en epidemiologie, 247
Hoe kiest men een hond?, 62

Hyaluronzuuren zijn toepassingsmogelijkheden bij gewrichtsaandoe-
ningen bij het paard. 457

Hyperthermie als behandelingsmethode van spontane tumoren bij de
hond en kat. 458

Hypogammaglobulinemie bij het neonatale veulen. 530
Injecteerbaar elektronisch identificatie- en registratiesysteem, 665
Katteziekte- en niesziekte-vaccinatie: werkzaamheid en veiligheid, 351
Literatuuronderzoek naar het potentieel gebruik van foetaal kalfsserum
in industrie en onderzoeksinstituten, 530

Medetomidine/fentanyl anesthesie voorovariohysterectomie bij de
hond, 556

Mond- en klauwzeer-enting: Risico van stopzetten, 174
Ovariumtumoren bij een aantal grote en kleine huisdieren, 385
Perinatale sterfte bij kalveren: een diagnostisch protocol, 751
Tandhalslaesies bij katten, 635

-ocr page 11-

Veulenziekten: Een retrospectief onderzoek. 63
Vleesvarkens vrij van dysenterie; reële kans of utopia?, 102
Vluchtige vetzuren en biggen met speendiarree: Wat moeten we ermee?,
63

Studie diergeneeskunde, 576, 581

Swine Vesicular Disease (SVD), 311,380, 550

Systemische lupus erythematodes (SLE), hond, 185

Tablettype, aspirine, hond, 439
Taktic-gebruik. hond, 72
Taxusvergiftiging, 134

Technologische toepassingen bij dieren, ethische aspecten. 367

Tekenkoorts, hond, 381

Terugkomen, zeugen, 769

Therapie witvuilen, rund, 100

Therapieën, bijzondere gezelschapsdieren, 4

TIJDSCHRIFT voor DIERGENEESKUNDE

Banden Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1992, 199, 247,310,313
Banden Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1993, 356, 385, 391,416,
423,452,463, 501, 527,529, 548,551, 556,561, 564, 604,606,634,
698, 701,704, 788, 795,810, 820, 822, 829, 832
Errata, 515

Hoofdredactie, 3,232,575

Ingezonden, 59,96. 138, 199,242,243, 346,381,418,419, 524, 631,
698,757, 823

Kopij op diskette. 587,601,623, 663,693,700,756,791,813,824
Mededeling, 274
Niet anoniem, 787

Nieuws van de industrie, 60,96, 136, 170,201,243, 321,419.451,491.

530,632, 663, 704, 744, 823

Op verwijzing, 10, 161,335,436,615

Rectificatie, 39, 89, 346,423,445,462

Redactionele Kolom, 3

Studentenreferaten, 62, 102, 174, 206,247, 280, 351, 352, 385,422,457,

530, 556,600,635, 664,665, 702,751

Van de redactie, 575

Verkeerd geschoten, 640

Verontschuldiging, 490

Vraag en antwoord, 21,66, 100, 101, 163, 175,202,244,263,268, 300,
302.314, 315, 316,331,349, 381,382,420,453,454,491, 526, 527,
551,553, 600,628, 629,663,695,696, 745, 747, 791, 816
Wat is uw diagnose?, 659 652; 823 824
Toekomstige varkenshouderij, 443
Toekomstvisie, diergeneeskundig beroep, 596
Toepassingsgebieden, varkensgezonheidszorg, 405
Torsio mesenterialis, hond, 115
Toxacari canis, 304,611
Toxacara cali, 304, 611
Toxacarose, 304, 611

Transmissie Boviene Leukaemia Virus (BLV). rectaal onderzoek, 514
Trimethoprim, drachtige zeug, 59
Tuberculose, rund, 202,418, 541
Tympanie, recidiverende, kalf, 10, 346

u

Uierinfecties, nieuwemelkte vaarzen, 332,659,660
Uitlaadverbod, vleeskuikens, 242, 346
Ulcus rodens, hond. 453
Urine, soortelijk gewicht, hond. 453

V

Vaccinatieschema. Ziekte van Aujeszky, 729
VARIA

Smakelijk bestek, 198
Varkenslever als stoplap, 17
Zie ook BERICHTEN EN VERSLAGEN
VARKEN

Aujeszky, ziekte van, 729
Blaasjesziekte, 311, 380,550

Dekmanagement, 505
Diagnostiek ziekten, 156
Economische schade, varkenshouderij, 769
Embryonale sterfte, 505
GVP, IKB-varkenshouderij. 69
Histologisch onderzoek hersenen, 156
IKB-varkenshouderij, GVP. 69,522
Leptospirose, zeugen, 769
Matemale immuniteit. Ziekte van Aujeszky, 729
Meetnetten, varkensgezondheidszorg, 405
Mycotoxinen, varkenshouderij, 46
Ovulatie-interval, 505
Parvovirus, zeugen, 769
Referaten, 61,246, 318, 699
Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten ((RBD), 788
Swine Vesicular Disease (SVD), 31 1, 380, 550
Terugkomen, zeugen, 769
Toekomstige varkenshouderij. 443
Toepassingsgebieden, varkensgezonheidszorg. 405
Trimethoprim, drachtige zeug. 59
Vaccinatieschema. Ziekte van Aujeszky, 729
Varkensgezondheidszorg. 405
Ziekte van Aujeszky, 729
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Varkensgezondheidszorg, meetnetten, 405
VD-Besmettelijke Dierziekten

22, 126,381,452,550, 633,790
VD-Mededelingen

De stand van zaken ten aanzien van pseudovogelpest (NCD) in
Nederland (27 april 1993), 349
Maatregelen bestrijding blaasjesziekte aangepast, 550
Pseudovogelpest in Nederland, 96
Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten ((RBD), 788
Swine Vesicular Disease (SVD), 380
VS verklaren Nederland vrij van Mond- en Klauwzeer, 418
Veehouder en dierenarts zie KN MvD-Veehouder en dierenarts
Verbod nitrofuranen, 831
Verborgen gebreken bij dieren, 120
Verkeerd geschoten. 640
Verontschuldiging. 490
Veterinair antibioticagebruik, 172
Veterinair antibioticumbeleid, 565
Veterinair Geneesmiddelen Registratiesysteem, 602
Veterinaire certificering, 130
VETERINAIRE HISTORIE

Anderhalve eeuw KNMvD, Afdeling Groningen-Drenthe, 671
Museum beschikt over apotheekopstand, 309

Oudste diergeneeskundige gezelschap in Nederland viert 150-jarig jubi-
leum. 165

Prehistorische medische adviezen, 56
VHI-Mededelingen

Controle van proefontheffingen voor diergeneesmiddelen, 200
Controle-programma op B-agonisten en hormonen bij meststieren en af-
gemolken koeien, 379

Het aantal gevallen van salmonellose bij de mens per jaar in Nederland,
306

Ontwormingscampagne honden en katten, 378

Salmonella enierilidis-bcwakine en -bestrijding bij reproductiepluimvee

in 1992,665

Toxacara species, ongenode gasten, 304
Veterinair antibioticagebruik en volksgezondheid, 172
Vicryl® of catgut-hechtingen, keizersnede, rund, 478
Vissen zie BIJZONDERE DIEREN
VLEESKALVEREN

Doxycycline-vergiftiging, 803
Salmonella tvphimurium, 301
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
VLEESKEURING

Amerikaanse vleeskeuring, 309
Belgische vleeskeuring, 91
Antibiotica-residuen, slachtdieren, 293
ATP-bepaling, slachtdieren, 293
Controle-programma, B-agonisten en hormonen, 379
Nederlandse vleeskeuring, 91
Noodslachtingen. 786

B-Agonisten en hormonen, controle-programma, 379
Zie ook RESIDUEN
VLEESTECHNOLOGIE

-ocr page 12-

Referaten, 61
Vleesvee, zie VLEESKALVEREN
Voedingsallergie, West Highland White terriër, 315
VOEDINGSMIDDELENHYGIëNE

Referaten, 104, 139, 173, 174, 204,351,455,528, 661
Voedingssupplementen, homeopathische, 660
Voeropname, aspirine, hond, 439
VOGELS
Duif, 402,698
Vogelgeneeskunde, 804
Zie ook PLUIMVEE
Volksgezondheid, 172

Vooijaarsdagen zie KNMvD-Voorjaarsdagen
Voorraadopgave opiumwetmiddelen, 170
VRAAG EN ANTWOORD

Aansprakelijkheid dierenarts, 175

Afbreken loopsheid, 818

Antiloopsheidinjectie, 816

Behandeling van witvuilen, 100

Benaderingswijzen OCD/LCD, 551

Bestrijding spoelwormen, 747

Betere diagnose door anamnese en röntgenfoto\'s, 745

Castreren van katers, 314

Chlamydia psittaci, 66

Desinfecteren van klauwen van koeien, 163

Diagnose diarree bij de hond, 21

Diarree van het kalf, 600

Dikke darm-diarree, 268

Effectiviteit \'kennelhoest\' vaccins, 244,490

Gedragscorrigerende castratie, 663

Het s.g. van de urine, 453

Hoe lang mag een schapespons blijven zitten?, 100
Hoestende volwassen runderen, 66
Huismiddel tegen braken, 100
IBR,33I

Injectie met medroxy-progesteron acetaat, 66
Injectie met medroxy-progesteron-acetaat, 818
Katten na sterilisatie, 695
Kerato-conjunctivitis sicca, 420
Lage Seleniumstatus, 454,494
Nederland IBR-vrij?, 314
Oestrus-preventie bij de hond, 816
Onthoomen kalveren en wegnemen spenen, 263
Opheffen krampen bij de hond, 67
Ovario-hysterectomie, 816
Oxytocine, 454

Pijnstilleronderzoek bij aankoopkeuringen, 526

Prik tegen de jeuk, 553,628

Prostaglandines, 818

Sexueel-hyperactieve hond, 817

Speling der natuur, 663

Te kort afgebroken navelstreng, 101

Tekenkoorts, 381

Telling van ongeboren lammeren bij schapen met behulp van echografie,
696

Test kwaliteitsnormen van melk, 349
Tuberculose bij runderen, 202
Vaccin tgenlBR, 300
Vlees met strychnine, 302
Voederadvies Beo, 527
Voedingsallergie bij de Westie, 315
Voer voor papegaai, 526
Wachttijd bij droogzetters, 791
Wanneer met de poezenpil beginnen?, 816
Wat verstaat men onder een \'Ulcus rodens\'?, 453
Witte uitslag bij vissen, 629
Zeer zwaar afgekalfde vaars, 316,382
VROUW

Referaten, 318

Rottweiler-reu, 659 662
West Highland White terriër, voedingsallergie, 315
WETGEVING

Diergeneesmiddelenwet, 4, 16
Witvuilen, therapie, rund, 100

Zandbakken, Toxocara-eieren, 611
Ziekte van Aujeszky, 729
Ziekte van Cushing, pony, 298
Ziekte van Mortellaro, 116
ZOÖNOSEN

Salmonellose, 306
Toxocarose, 304, 611
Zware partus, vaars, 316

Losse inleggers in 1993

T.v.D. 15 maart 1993 Inlegger Voorjaarsdagen 1993
T.v.D. I april 1993 Inlegger \'Dag van het aangespannen paard\'
T.v.D. I mei 1993 Inlegger Veterinair laboratorium Z.O.Drenthe
T.v.D. I5juni 1993 InleggerZeisterdagen 1993

w

Wachttijd, droogzetters, rund, 791
WAO-regeling, 564
WAT IS UW DIAGNOSE
Kooiker-reu, 823 824

Samengesteld door drs. G.Th.A. Menges, Woerden

-ocr page 13-

1 JANUARI 1 993

3 J

DEEL 118, AFLEVERING 1 " V. 7
ISSN G04G-7453

BIBLIOTHEEK DER
BJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

-ocr page 14-

Hier kan
geen dubbele dosis

tegenop.

Eén dosis Terramycin®/LA
geeft betere resultaten dan een
dubbele dosis (20 mg/kg) gewone
oxytetracyeline 10% injectie. Dit
is de uitkomst van een onderzoek.

In dit onderzoek hebben we
kalveren eerst met oxytetracyeline
geïnjecteerd en vervolgens, na 48
uur, kunstmatig met Pasteurella
haemolytica. En dan blijkt zon-
neklaar dat Terramycin®/LA de

Animal Health

klinische symptomen vele malen
effectiever bestrijdt dan de dub-
bele dosis Oxytetracycline 10%.

Dat geldt voor de bestrijding
van Pasteurella haemolytica bij
kalveren. Maar het is ook op
dezelfde manier aangetoond bij de
bestrijding van pleuro{)neumonie
bij varkens.

Eén dosis Terramycin®/LA ver-
mindert de klinische symptomen
aanzienlijk. En dat konden we na
toediening van een dubbele dosis

Oxytetracycline niet zeggen.

Deze uitkomsten bevestigen het
eerder gedane farmacokinetische
onderzoek: betere serumconcen-
traties na 36 uur, betere halfwaar-
detijd en betere biologische be-
schikbaarheid.

Wilt u dus de beste resultaten
kies dan voor Terramycin®/LA.

teriamycinyla

Klinische proeven
zijn het levend bewijs.

Pfizer B.V., Animal Health Division, Postbus 8145, 3009 AC Rotterdam, tel. 010-4215122.

-ocr page 15-

Tijdschrift

vüqr

Diergeneeskunde

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 11 a, aflevering i. i januari 1993

Inhoud

V^ETENSCHAP

Redactionele kolom 3

□ verzichts artikelen

Problemen bij en aanbevelingen voor de behandeling van bijzondere gezelschapsdieren;

Geny M. Dorreslein 4

Overige artikelen

Mogelijke effecten van antibiotica-residuen in dierlijke mest op het milieu; S. van Gooi 8

□p verwijzing

Obstructie van de neusgang door een ballonsonde bij een kat; Astrid B. M. Rijkenhuiien 10

Boekbespreking 12

Berichten en verslagen

Definitief danwel voorlopig geregistreerde diergeneesmiddelen voor verwerking

in gemedicineerde voeders

Varkenslevers als stoplap

DSK \'kwaliteit en elan\'

Mycoplasma\'s verdienen aandacht

Weekenddienstregeling voor spoedgevallen fractuurbehandeling
Voorstschrijdende verdinglijking van het dier;
iV. Sybesma

Cursussen en congressen
Nieuw(S) van de industrie
Boekbespreking
Vraag en antwoord

Diagnose diarree bij de hond; R. M. Ban

ACTUA

16

17

18
18
19

19

20
20
20

21
22

Mededelingen VD

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

Orale rehydratie bij kalveren:

het enige rehydratiepreparaat met Lactosérum " voor een natuurlijk herstel.

• isotoon

• uitgebalanceerde natrium/substraatverhouding

• bevat kalium en bevat bicarbonaat precursors

virbac

diergeneesmiddelen

-ocr page 16-

colofon

Hoofdredactie

Dr. W. Sybesma (voorzitter)
Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)
Mw. dr. Ingrid van der Ga«g
Prof. dr. J. E. van Dijk
Prof. dr. G. H. Wenünk
Mw. drs. Lisette M. Overduin
Dr. N. J. G. J. van der Wielen
Dr. Tj. Joma

Wetenschappelijke redactie

Uis. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Rorida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Stons, Connecticut, U.S.A.)

Prof. dr. E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Prof. dr. M.W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr. M. F de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'l Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. R A. M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J. Th. van Oiischot (Lelystad)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof. dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof. dr. N. C. Pedeisen (Davis, California, U.S.A.)

Prof. dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof. dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof. dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof. dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof. dr. K. A. Schat (Ithaca, New York. U.S.A.)

Prof. dr. J. De Schepper (Gent, België)

Prof. dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof. dr. P F G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof. dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof. dr. L. F M. van Zutphen (Utrecht)

Bureau-redacteur

R G. J M. Haring

Redactie Adviesraad

In deze raad zijn veriegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-5101 Il/fax 030 - 51 1787).

Abonnementsprijs

Het Tydschri/t mor Diergeneeskunde is het verenigings-
tijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niet-dierenartsen wordt vastgesteld door
hel Hoofdbestuur.

Postgiro/Bank

Postgirorek. SI 1606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10, Utrecht.

Algemene Bank Nederland N.V., Postbus 30, 3500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crediet en Effectenbank
N.V., Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (lei. 03462-61304,
fax 03462-64565).

Advertenties

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065, fax
05987-13827)

Hqe bij de tijd

te blijven?
(foto: R. Kuiper)
(zie pagina 26)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan
8 - 10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax. 030-511787

Secretariaat

Hoofdbestuur

Prof. dr. E. H. Kampelmacher, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P. Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te GiCfel, secretaris

Desiree Raasing
Roelof-Jan de Haan
S. L. Oostindiën

Stafmedewerkers Mw. dis. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond

Chef de bureau

Vacaturebank

Administrateur

24

24

25

26
28

33

34

35

35

36

38

39

nhgud (vervolg omslag)
KNMvD

In memoriam
Algemeen

Van het Algemeen Bestuur
Pensioenregeling voor dierenarts-assistenten
Hoe bij de tijd te blijven?

Wat is de waarde van de zoeksystemen voor de dierenarts

Jaarcongres 1992

Cursus PAO-Diergeneeskunde

NOVAD-coöperatie Ideëel van start

De KNMvD is verontrust

Personalia

PAÜ-diergeneeskunde
Doorlopende agenda

10

Contents

Review papers

Problems and advice concerning the treatment of unusual companion animals;
Gerry A4. Dorrestein

Other papers

Possible environmental effects of antibiotic residues in animal manure; s. van Cool

Clinical referrals

Obstruction of the nostrils by a balloon catheter in a calf; Astrid B. M. Rijkenhuizen

All rights reserved

(Papers appearing in ihis journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmantal Science / Index-
Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts.
Cambridge Scientific Abstracts).

Richtlijnen voor auteuis (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uil dit tijdschrift mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt, d.m.v. druk, miaofilm of zonder schriftelijk

toestemming van de Redacteur.

-ocr page 17-

Redactionele kolom

Tijdschrift blijft

volop in beweging

Het afgelopen jaar heeft meer veranderingen in het tijdschrift

teweeggebracht dan menig jaar daarvoor

Dat geldt zowel voor personen als voor zaken

Na een periode van bijna 24 jaar nam de redacteur-secretaris, de

heer J. de Geus, afscheid en mocht z\'n opvolger, de heer R.

Haring, in een veranderende periodiek z \'n eigen weg proberen te

vinden

Prof.dr. W. Misdorp moest reglementair de Hoofdredactie
verlaten Zo\'n aimable lid met een zeer belangrijke inbreng, niet
in het minst door zijn grote betrokkenheid mist men natuurlijk
steeds opnieuw.

Prof.dr J.E. van Dijk was gelukkig bereid om als opvolger zijn
plaats in te nemen

De voorgenomen versterking van de verslaggeving kwam door
verschillende omstandigheden helaas niet van de grond Dit is in
verschillende opzichten zeer te betreuren.

Naast de vrij rigoureuze verandering van het uiterlijk werd
gestaag doorgewerkt om de leesbaarheid te verbeteren
De redactie is zich terdege bewust dat het doel, een tijdschrift te
maken dat door de lezers met plezier gelezen wordt en tevens een
zeer nuttige informatiebron is, nog lang niet bereikt is. Hoewelje
niet iedere lezer tevreden kunt stellen, streeft de redactie naar een
zo groot mogelijke verscheidenheid aan artikelen.
Ze is velen grote dank verschuldigd voor hun adviezen en
raadgevingen.

De Redactie Adviesraad (RAR) mag hierbij met ere worden
genoemd

De beperkingen van een tijdschrift als communicatiemiddel,
zijn in de wereld van de moderne informatie-overdracht evident.
Samen met anderen is het geheel van de kenniso verdracht met de
daarbij behorende literatuur-zoeksystemen tegen het licht ge-
houden in een bijeenkomst getiteld \'Bij (de tijd) blijven\'.
Een verslag ervan met de belangrijkste conclusies staat in deze
aflevering.

De KNMvD als beroepsvereniging wil de dierenartsen kennis
laten nemen van de moderne media. De beroepsuitoefenaar kan
hierdoor z \'n eigen weg zoeken door de nieuwste ontwikkelingen
in z\'n eigen vakgebied en blijft dientengevolge op de hoogte.
Dit is gezien vanuit de concurrentie- en inkomenspositie van de
dierenarts van groot belang.

Vandaar dat in de eerste aflevering van de nieuwe jaargang extra
aandacht wordt besteed aan deze ontwikkelingen
De redactie heeft in dit kader besloten om bij de Veterinary
Quarterly ter gelegenheid van het 15-jarig bestaan iedere
abonnee een floppy te sturen met alle abstracts van artikelen van
de voorgaande jaargangen.

Voordat een tijdschrift gelezen wordt moeten er schrijvers van
artikelen zijn Niet alleen van onberispelijk wetenschappelijke
maar zeker ook van voor practici belangwekkende artikelen.
Het één sluit het andere natuurlijk niet uit
A If Wight, zelf dierenarts en de schrijver van de bekende boeken
over James Herriot, stelt in een interview in het weekblad Time

International (Il-12-\'92) dat met de ontwikkeling van de
wetenschap in ons vak het lachen dien overeenkomstig is
verminderd

Practici worden hierbij opgeroepen om artikelen te schrijven die
de collegae informeren over zaken die het eirubtadium van de
wetenschappelijke analyse nog niet hebben bereikt.
Het hoeft per se niet tot lachen te leiden een glimlach van
herkenning is al genoeg.

De redactie gaat voortin het verder aanpassen van het tijdschrift.
Er komen onder meer nieuwe logo\'s voor de rubrieken in de
plaats van tekst. Het papier wordt glimmend en het ligt in de
bedoeling om per jaar enkele thema-afleveringen uit geven In
juni bijvoorbeeld komt er een speciale aflevering over de
opleiding van de dierenarts, zoals deze gestalte krijgt in de
komende jaren

Tenslotte wenst de redactie alle lezers veel voorspoed in het
nieuwe jaar toe.

Ze spreekt de hoop uit dat het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
daarbij, een nuttige rol mag vervullen

Hoofdredactie

-ocr page 18-

Overzichtsartikelen

Problemen bij en aanbevelingen vgür de

behandeling van bijzondere
gezelschapsdieren

Problems and advice concerning the treatment of unusual companion animals

Gerry M. Dorrestein^

Tijdschr Diergeneeskd 1993: 118: 4 ■ 7

SAMENVATTING
Voor het behandelen van vogels en andere bijzondere gezel-
schapsdieren is de dierenarts vaak aangewezen op gegevens van
andere diersoorten en de mens. Vaak moeten doseringen
geëxtrapoleerd worden en bestaan er weinig, of slechts empiri-
sche gegevens over farmacologie, toxiciteit, effectiviteit, etc. Op
basis van wat wel bekend is, en dan vooral bij de \'gewone\'
gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren, blijken er grote
verschillen te kunnen bestaan in farmacokinetiek en farmacody-
namiek veroorzaakt door verschillen in opname, verdeling van
het geneesmiddel, metabolisme en eliminatie. Anatomische,
fysiologische en genetische verschillen liggen hieraan ten
grondslag. Bij koudbloedige dieren speelt de omgevingstempera-
tuur een belangrijke rol bij de eliminatie van lichaamsvreemde
stoffen

Het bijzondere karakter en de aard van het bijzondere gezel-
schapsdier, zootechniek, voedingsgewoonten, huisvesting, etc.
.stellen vaak aanvullende bijzondere en creatieve eisen aan de
toediening van het geneesmiddel

Na het inwerking treden van de Diergeneesmiddelenwet zijn
bovendien begrippen als\'off-label-use\', \'orphan drugs\'en \'minor
species\' een rol gaan spelen

SUMMARY

When wanting to treat birds and other unusual companion
animals, veterinarians must often refer to data for other animal
species and humans. Doses must often be extrapolated from data
for other animals, and there is little, or only empirical,
information about pharmacology, toxicity, effectiveness, etc. On
the basis of what is known, and especially for \'ordinary\'
companion animals and farm animals, the pharmacokinetics
and pharmacodynamics of drugs vary considerably as a result of
species differences in drug absorpion, distribution, metabolism
and elimination Differences in anatomy, physiology and gene-
tics underlie these variations. For instance, environmental
temperature is important in the elimination of drugs by cold-
blooded animals.

The character and nature of unusual companion animals, their
zootechnics, feeding habits, housing requirements etc. often
require special and imaginative solutions to the problem of how
to administer veterinary medicines. Moreover, when the Veteri-
nary Medicine Act becomes law, terms such as \'off-label use\',
\'orphan drugs\' and \'minor species\' will also play a role.

INLEIDING

Er zijn meer dan 400 soorten zoogdieren, 9000 soorten vogels
en 4000 soorten reptielen en amfibieën. Als bijzonder gezel-

\' Dr. Gerry M. Dorreslein. vakgroep Pathologie, afdeling Laboraioriuiti en Bijzondere
Dieren. Faculteit Diergeneeskunde. Yalelaan I, 3584 CL Uirechi.

schapsdier worden vooral gehouden konijnen en knaagdieren
(gerbils, hamsters, muizen, ratten, degu\'s en cavia\'s); duiven
(post- en sierduiven), zangvogels (w.o. kanaries, tropische
vogels), papegaai-achtigen, en roofvogels; reptielen (slangen,
schildpadden, leguanen en hagedissen) en amfibieën. Veelal
zullen geen geregistreerde diergeneesmiddelen voor deze species
beschikbaar zijn. De belangrijkste mogelijkheid voor behande-
ling is geregeld via \'magistrale bereiding\' van (dier)geneesmid-
delen die geregistreerd zijn voor mens en andere diersoorten.
Hoewel voor sommige bijzondere gezelschapsdieren (konijn,
postduif, papegaai) de toepassing van geneesmiddelen steeds
meer gebaseerd wordt op onderzoeksgegevens, zijn de meerder-
heid van de doseringen voor vogels en bijzondere gezelschaps-
dieren nog steeds gebaseerd op empirische gegevens, vaak
afgeleid van de behandeling en indicaties bij mens en huisdieren.
Uitgaande van dit gegeven kunnen een aantal essentiële
gegevens bijdragen tot een meer verantwoorde toediening van
geneesmiddelen aan deze dieren. Een belangrijke steun tot
de juiste keuze te komen (een \'educated guess\') is kennis over:

— diagnostiek en pathogenese van de ziekte;

— gevoeligheid van het (micro-)organisme of parasiet;

— toxische eigenschappen van het geneesmiddel bij andere
diersoorten;

— farmacokinetiek en farmacodynamiek van het geneesmiddel
bij andere, liefst verwante diersoorten;

— huisvestings-, voedings- en verzorgingsstatus van het te
behandelen dier cq groep dieren;

— anatomische en fysiologische bijzonderheden van de soort.

Een nader onderzoek van de management-situatie van de
dieren, met daaruit voortvloeiende maatregelen, voordat tot een
medicamenteuze behandeling wordt overgegaan, voorkomt
onnodig en vaak teleurstellend gebruik van geneesmiddelen.

MATERIALEN EN METHODEN
Dosis extrapolatie

Behalve als we te maken hebben met een anaestheticum, zal het
voor de dierenarts meestal erg moeilijk zijn direct een indruk te
krijgen van het efi^ect van zijn ingestelde behandeling. Na een
juiste geneesmiddelkeuze kan het gewenste effect optreden, geen
effect waargenomen worden, of onbedoeld overgedoseerd
worden, met vaak schadelijke gevolgen. Voor veel gehouden
bijzondere gezelschapsdieren en indicaties zijn in moderne
handboeken doseringstabellen te vinden. Zijn deze gegevens niet
beschikbaar of niet voorhanden, dan zullen geneesmiddelen die
toegepast bij meerdere andere diersoorten veilig en effectief zijn
gebleken, met meer zekerheid ook bij bijzondere gezelschaps-
dieren ingezet kunnen worden. Er zijn echter uitzonderingen.

-ocr page 19-

— Zo is ivermectine relatief veilig gebleken bij een groot aantal
zoogdieren, vogels en reptielen. Na toepassing bij Schotse
collies, goudvinken, putters en schildpadden traden echter
toxische verschijnselen op.

— Toepassing van antibiotica bij konijnen en knaagdieren kan
leiden tot ongewenste bijverschijnselen (o.a. enterotoxinë-
mie door verschuiving van de darmflora) na toediening van
b.v. clindamycine, lincospectine, erythromycine en smal-
spectrum penicillines. Anderzijds zijn veel (dier)geneesmid-
delen getest voor wat betreft veiligheid en effectiviteit bij
laboratoriumdieren (konijn, rat, muis), waardoor veel gege-
vens bekend zijn in de vorm van publikaties of bij de
producent.

— De toepassing van benzimidazolen (anthelmintica) geeft bij
duiven toegepast tijdens de rui veerafwijkingen, en kan
aanleiding geven tot braken en sterfte bij nestjongen indien
toegepast tijdens de kweek.

— Levamisole is mogelijk toxisch voor sommige vinkachtigen
en grasparkieten.

Indien men niet beschikt over gegevens voor toepassing van een
geneesmiddel bij een bepaalde diersoort, moet nooit direct een
hele groep behandeld worden. Als test moeten één of twee
dieren, als vertegenwoordigers van de soort, eerst behandeld
worden. Gaat dit goed dan kan de rest ook behandeld worden.
Het is verstandig hierover aantekeningen bij te houden.
Zijn er geen harde gegevens, dan moeten doseringen van
antibiotica, anthelmintica, en andere geneesmiddelen, inclusief
voedingssupplementen voor vogels en bijzondere gezelschaps-
dieren, geëxtrapoleerd worden vanuit een wat vage achter-
grondkennis op basis van vaak twijfelachtige gegevens en
dubieuze therapeutische filosofieën die niet hun wortels hebben
in research of geaccepteerde principes, maar zich vaak baseren
op \'van horen zeggen\' en op positieve ervaringen. Aan deze
mystiek kan ten dele ontkomen worden door gebruik te maken
van extrapolatie op basis van allometrie.
In de (dier)geneeskunde wordt traditioneel de dosis van een
geneesmiddel berekend op basis van lichaamsgewicht of massa.
Dit levert weinig problemen wanneer we te maken hebben met
dieren met een gelijke metabole activiteit en grootte. Wanneer
echter het verschil in lichaamsgewicht en metabole activiteit
groot is, zoals bijvoorbeeld bij muis en paard, en hierbij
bovendien nog kan komen dat de dieren tot totaal verschillende
energie-groepen behoren, b.v. grasparkiet en hond, dan kunnen
er geweldig grote verschillen in behandelingsschema\'s optreden.
De mogelijkheden van dosis-extrapolatie zijn - met betrekking
tot de diergeneeskunde - voor het eerst door van Genderen
aangegeven (5).

De snelheid van vele fysiologische processen is mede afhankelijk
van het lichaamsgewicht. Zo is het energieverbruik gerelateerd
aan het lichaamsgewicht tot de macht driekwart (W ") en aan
de lichaamstemperatuur. Een dierenarts die veel werkt met
vogels en kleine zoogdieren weet bijna instinctmatig dat deze
dieren niet alleen klein zijn, maar ook een hoger metabolisme
hebben dan de gewone zoogdieren die het grootste deel
uitmaken van de veterinaire praktijk. Iedereen die vogels gefokt
heeft weet dat deze dieren meer voedsel per kilogram lichaams-
gewicht opnemen en dat ze vaker per dag moeten eten dan de
grote zoogdieren.

De tijdsduur van fysiologische processen, zoals bloedcirculatie-
tijd en verwijdering van stoffen uit de circulatie, nemen toe met
WO.25.

Voor de geïnteresseerde lezer wil ik verwijzen naar de reviews
van Boxenbaum en D\'souza (1), Chappel en Mordenti (2) en

Sedgwick en Pokras (7).

Op basis van gegevens over het basaal metabolisme van vele
diersoorten kwam men tot de volgende formule:

Y = K (WO.75)

Y = het energieverbruik in kilocalorien (kcal) van het dier in
rust per 24 uur

K = een constante, afhankelijk van de taxonomische groep
gebaseerd op de lichaamstemperatuur
W =het lichaamsgewicht in kilogrammen (kg)
De K-waarden die gevonden zijn per kg Ig voor elke groep zijn:
zangvogels (Passeriformes) 129

andere vogels 78

placentaire zoogdieren 70

buideldieren (Marsupialia) 49

reptielen (bij optimum temp) 10

Met deze gegevens kan het basale energieverbruik voor vrijwel
elke diersoort berekend worden. De Y wordt ook wel \'mini-
mum energy cost\' (MEC) genoemd.

Wat is nu bijvoorbeeld de MEC voor een muis van 23 g en een
hond van 12 kg ?

MEC = K (Wo.75)

MEC = 70 (0.230 ") = 4.1 kcal/dag (muis)
MEC = 70 (120") = 451.3 kcal/dag (hond)
(Zie ook eindnoot)

Met de MEC kan men een schatting maken van het energiever-
bruik voor elk individu binnen de amnioten (reptielen, vogels, of
zoogdieren) en omdat de opname, verdeling en uitscheiding van
de meeste geneesmiddelen vooral in relatie staan met het
metabole lichaamsgewicht (WO\'S), kan de MEC gebruikt
worden voor de extrapolatie van een dosis binnen één diersoort
bij verschillend lichaamsgewicht, of van de ene diersoort naar de
andere, zolang het metabole pad van het geneesmiddel heUelfde
blijft voor beide dieren.

Bij koudbloedige dieren (reptielen) speelt de lichaamstempera-
tuur een belangrijke rol\'. Deze is afhankelijk van de omgevings-
temperatuur, die vergeleken met de lichaamstemperatuur van
zoogdieren en vogels erg laag is. Dit kan leiden tot lange
eliminatie halfwaarde tijden (b.v. gentamycine bij bepaalde
slangensoorten, 82 uur bij 24°C). Dit leidt met zoogdierdoserin-
gen en -intervallen snel tot cumulatie en irreversibele nierbe-
schadigingen.

Omdat reptielen vaak onregelmatig eten en drinken moet erop
toegezien worden dat bij een antibioticumbehandeling (met
name gentamycine) voldoende vocht opgenomen wordt. Indien
nodig moet gelijktijdig een vloeistoftherapie toegepast worden
zodat de nierfunctie op peil blijft.

Zelfs als reptielen bij hoge omgevingstemperaturen gehouden
worden, is bij een vergelijkbaar lichaamsgewicht, de metabole
snelheid en dus de eliminatiesnelheid een factor 10 lager dan bij
de meeste zoogdieren. Daarom moet altijd, zeker als specifieke
gegevens ontbreken, bij reptielen het aantal doseringen verlaagd
worden in vergelijking met zoogdieren.

\' Alle reptielen hebben een oplimum temperaluuislraject. waarin ze het besie functione-
ren. Dii gebied kan niel alleen gedurende hel jaar maar ook binnen een dagcyclus
variëren (winterslaap, nacht-dag ritme). Deze variatie heefl duidelijk consequenties voor
hel toepassen van geneesmiddelen. Een daling van de omgevings- en dus lichaamstempe-
ratuur mei 6°C verdubbelt de eliminatie-halfwaarde lijd. waardoor een cumulatie van
hel geneesmiddel kan optreden. Bij vermelding van doseringen voor koudbloedige
dieren moet dan ook altijd de omgevingstemperatuur vermeld worden.

-ocr page 20-

Na toediening van Oxytetracycline aan kousebandslangen (dosis
50 mg/kg Ig i.m.) was een therapeutische bloedspiegel aanwezig
gedurende 48 uur bij 25°C; 24 uur bij 35°C en 96 uur bij 15°C.

De mate van metabole omzetting van een geneesmiddel kan bij
verschillende diersoorten voor eenzelfde geneesmiddel duidelijk
verschillen. Nauw verwante diersoorten zullen meestal dezelfde
metabole paden bewandelen.

Echter bij relatief verwante diersoorten en rassen kunnen in
afwijking op het allometrische model opmerkelijke verschillen
optreden in het metabole patroon (dispositie en eliminatie) van
geneesmiddelen. Na toediening van doxycycline (100 mg/kg Ig
IM, lx per week gedurende 6 weken) was de gemiddelde
bloedspiegel bij kanarievleugelparkieten (lichaamsgewicht 70
gram) 3.20 mg/ml bloed, bij grijsroodstaartpapegaaien (li-
chaamsgewicht 350 gram) 1.06 mg/ml (4).
Een deel van dergelijke verschillen kan verklaard worden door
de aanwezigheid van verschillende metabole paden voor
eliminatie.

Uit dit voorbeeld blijkt dat bij extrapolatie, zelfs wanneer
rekening gehouden wordt met het metabole lichaamsgewicht,
tussen relatief verwante species toch onverwachte verschillen
kunnen voorkomen. Als vuistregel kan gehanteerd worden dat
extrapolatie veiliger kan gebeuren wanneer het geneesmiddel
voor eliminatie weinig tot niet metabool omgezet hoeft te
worden. Geneesmiddelen die gemetaboliseerd moeten worden
voordat ze actief zijn, kunnen tot onverwachte effecten leiden.
Anderzijds treedt vaak tijdens een lange behandelingsduur (14-
42 dagen) een versnelde (metabole) eliminatie op zoals bij
tetracyclines en quinolonen bij psittaciformen.
Een andere duidelijke beperking van deze methode bij zoogdie-
ren is dat extrapolatie niet toegepast kan worden van carnivoren
naar herbivoren of omgekeerd. Echter wel binnen de groep van
carnivoren respectievelijk herbivoren (6). Vergelijkbare indica-
ties werden ook gevonden voor vogels (4).

Behalve door aanpassing van de dosis per kg Ig kan ook de
oplossing gezocht worden in een aanpassing van de doseringsin-
terval. Veronderstel dat een dosis bij een bepaalde diersoort is
vastgesteld op 10 mg/kg. De verwijdering van een geneesmid-
del uit de circulatie is gerelateerd aan W025. Wanneer we
gemakshalve aannemen dat behalve het lichaamsgewicht er
geen ander verschillen aanwezig zijn bij extrapolatie van de ene
naar de andere diersoort, dan kan de doseringsinterval aange-
past worden met de volgende formule:

F2 = F| (W,0.25 / WjO«)

W| en W2 = de lichaamsgewichten van de beide soorten (kg)
F| = doseringsfrequentie bij de bekende diersoort
F2 = de geschatte doseringsfrequentie van de te behandelen
patiënt.

Als bijvoorbeeld het lichaamsgewicht (Wj) 10 000 x kleiner is
dan W| moet de doseringsfrequentie, als alle andere omstandig-
heden en de dosis gelijk blijven, 10 x zo hoog worden\'.

Toedieningswegen

De keuze van de toedieningsweg wordt vaak bepaald door
factoren, zoals individu versus groepsbehandeling; huisvesting in
broedkooien of open weiland, hanteerbaarheid van het gezel-
schapsdier, jonge dieren tijdens handvoeding, enz. De waarde

\' De ratio van de voorspelde dosenngsfrequeniie Fi voor een dier met een lichaamsge-
wicht W; tot de aanbevolen doseringsfrequenlie F| bij een dier met lichaamsgewicht W|
(3).

van een regelmatige individuele toediening moet gewogen
worden tegen de stress van het hanteren. Als de eigenaar
gemakkelijk met zijn dier om kan gaan en weinig moeite heeft
met toedienen van het geneesmiddel, dan wordt de voorkeur
gegeven aan een direct orale toediening, omdat dit zeer
nauwkeurig kan geschieden. Voor uitgebreidere informatie,
m.n. over vogels zie Dorrestein (4).

Een probleem vormt het niet beschikbaar zijn van een preparaat
in de gewenste concentratie. Verdunnen of vermalen van
bestaande preparaten kan tot ongewenste effecten leiden of
onnauwkeurige doseringen.

Ook het mengen van verschillende geneesmiddelen tot een
combinatiepreparaat zoals dat vaak in de duivengeneeskunde
gebeurt, moet afgeraden worden omdat meestal enige kennis
omtrent combineerbaarheid en interacties ontbreekt. Een betere
diagnostiek maakt het gebruik van combinatiepreparaten vaak
overbodig. Indien bepaalde indicaties vaak gelijktijdig voorko-
men, moet vooral aandacht besteed worden aan het manage-
ment.

In een aantal gevallen leidt de combinatie tot toxische verschijn-
selen. De combinatie van coccidiostatica zoals monensin,
narasin, of salinomycine met tiamulin geeft een fatale intoxica-
tie. Ook de combinatie van monensin met erythromycine of
Sulfonamiden kan tot toxische bijverschijnselen leiden.
In de meeste gevallen verdient toediening van een oplossing of
een suspensie (d.m.v. een kropsonde of maagslang) de voorkeur
boven tabletten. De eisen die aan tabletten gesteld worden zijn
normaal gesproken gebaseerd op het zoogdier-maag-milieu; bij
vogels en reptielen zijn de magen anatomisch en fysiologisch
duidelijk anders. Capsules zijn wel goed bruikbaar. Slechts
indien een geneesmiddel eenmalig toegediend wordt en het
tijdstip van vrijkomen van het geneesmiddel geen belangrijke rol
speelt (b.v. anthelminticum) kunnen tabletten ingezet worden.
Toediening van geneesmiddelen via het drinkwater is zeer
gebruikelijk zowel bij moeilijk hanteerbare dieren (papegaai) als
bij grote aantallen vogels en bijzondere gezelschapsdieren.
Veelal zullen dieren blijven drinken, ook al eten ze niet meer. De
drinkwateropname, en daarmee de dosering, is echter slecht
voorspelbaar. De drinkwateropname moet altijd gemeten wor-
den. Indien nodig moet de concentratie van het geneesmiddel in
het water aangepast worden. Smaakcorrectie (honing, suiker)
kan de opname verbeteren.

Een praktische benadering is om elke dag de berekende dagdosis
in de helft van de te verwachten voer- en/of wateropname te
verstrekken. Dit moet eerst geconsumeerd worden voordat
ander water of voer verstrekt wordt. Op deze manier kunnen
grote groepen dieren zonder veel stress en met weinig extra werk
voor de eigenaar goed behandeld worden.
Toediening van geneesmiddelen via het drinkwater dient zoveel
mogelijk vermeden te worden; zeker als een systemisch effect
gewenst is. Door slechte acceptatie, geringe oplosbaarheid en
stabiliteit van het diergeneesmiddel zal een gewenste bloedspie-
gel zelden bereikt cq gehandhaafd kunnen worden. Indien het
doel van de behandeling slechts op maagdarmniveau ligt, kan
een toediening via het water wel gebruikt worden.
Is een individuele orale toepassing niet mogelijk dan verdient de
toediening via het voer de voorkeur. In veel gevallen stuit dit op
praktische bezwaren (konijnenpellets, zaadetende vogels) en
moeten \'plakmiddelen\', \'breivoeders\' en separate \'zachtvoeders\'
overwogen worden. In veel gevallen kan een combinatie van
toediening gelijktijdig via voer en water een uitkomst bieden.
Ongewenste interacties tussen het diergeneesmiddel en voedsel-
bestanddelen, zoals bekend tussen kalk en tetracyclinen, zijn niet
altijd te voorspellen (4).

-ocr page 21-

Bij een antimicrobiële therapie bieden bactericide stoffen
duidelijk meer kans op een therapeutisch succes omdat een
continue bloedspiegel, essentieel voor bacteriostatische midde-
len, zelden gegarandeerd kan worden.
In gevallen waarbij de totale behandeling tot één of enkele
injecties beperkt kan blijven, kan gekozen worden voor een
parenterale toedieningsweg. Veelal kunnen, vooral bij kleine
dieren, een ernstige te verwachten weefselnecrose of een relatief
groot toedieningsvolume deze toedieningsweg ongewenst ma-
ken. Een volume van 0.1 ml bij een kanarie van 20 gram is
vergelijkbaar met 2.5 L bij een koe van 500 kg.
Een subcutane toediening verdient meestal de voorkeur boven
een inramusculaire toediening. Bij vogels treedt na een IM-
toediening van een weefseltoxische stof een verhoging op van de
activiteit van CPK, ALAT en ASAT in het serum. Dit kan
storend werken in de leverdiagnostiek.
Bij reptielen wordt voor parenterale toediening van geneesmid-
delen vaak gebruik gemaakt van intra-abdominale injecties.
Voor de behandeling van luchtwegaandoeningen bij vogels
wordt soms gewerkt met vernevelen van geneesmiddelen. De
toepassing van deze techniek is discutabel, en wel vooral
vanwege de ongewenste zware belasting van de omgeving van
de patiënt met geneesmiddelen, maar ook omdat bij gebruik van
de meeste apparaten slechts de voorste luchtwegen met de stof in
aanraking komen. Meestal lukt het niet de diepere longdelen te
bereiken en is er zelden sprake van een systemische bloedspiegel.
Bij lokale toepassing van crèmes en zalven bij vogels moet
rekening gehouden worden met het opgebrachte volume. Bij
een overmatige applicatie zal het verenkleed zijn isolerend
vermogen verliezen en kan de lichaamstemperatuur van de
patiënt sterk dalen. Door het poetsgedrag van veel vogels zal
onnodig veel zalf oraal opgenomen worden. Omdat vele zalven
(basis en/of werkzame stoO toxisch zijn na orale opname, kan
dit snel leiden tot dodelijke ongelukken.
Sommige stoffen lenen zich goed voor lokale toediening op de
huid en percutane absorptie (\'spot-on\'). Dit wordt veel toege-
past ter behandeling van luchtpijpmijten met ivermectine bij
prachtvinken.

Diergeneesmiddelenwet

Sinds het inwerking treden van de Diergeneesmiddelenwet is
het aantal geregistreerde diergeneesmiddelen voor vogels en
bijzondere gezelschapsdieren drastisch afgenomen. Dit komt
enerzijds omdat het aantal diergeneesmiddelen van een twijfel-
achtige allure is afgenomen, anderzijds worden echter een groot
aantal diergeneesmiddelen met een klein indicatiegebied (or-
phan-drugs) of bestemd voor economisch minder interessante
diersoorten (minor species) niet meer voor registratie aangebo-
den. De kosten van het samenstellen van de dossiers nodig voor
registratie heeft geleid tot beperking van diersoorten en indica-
ties, waardoor een verantwoord diergeneeskundig handelen kan
worden bemoeilijkt. Door de wetgever wordt dit probleem
onderkend.

In de wet zijn enige ontheffingen gerealiseerd in het \'Besluit
uitzonderingen registratieregime diergeneesmiddelen\' en via de
Bijlage II en IV van de \'Kanalisatieregeling diergeneesmiddelen
en gemedicineerde voeders\'. Toch blijft er een probleem bestaan
ten aanzien van de vele bijzondere gezelschapsdieren. Via
\'magistrale bereiding\' is de behandeld dierenarts redelijk in staat
deze dieren te behandelen.

De opvatting om (dier)geneesmiddelen voor toepassing bij
vogels en bijzondere gezelschapsdieren te ontheffen van kanali-
satieplicht is ongewenst omdat door tussenkomst van een
dierenarts meer zekerheid geboden kan worden voor de
kwaliteit van diagnostiek en behandeling, en uiteindelijk het
welzijn van deze categorie dieren beter verzekerd is.
Teneinde de illegaliteit van de toepassing van geregistreerde
diergeneesmiddelen voor andere diersoorten (off-label-use) op
te heffen, zou gekomen moeten worden tot een formularium met
daarin indicaties, contra-indicaties, doseringsschema\'s en onge-
wenste effecten voor reeds geregistreerde diergeneesmiddelen
voor toepassing bij verschillende bijzondere gezelschapsdieren.
Deze gegevens kunnen ontleend worden aan de \'open\' literatuur
en zal in een aantal gevallen kunnen leiden tot een verkorte
registratie. Dit komt tegemoet aan de eis van een verantwoord
gebruik van diergeneesmiddelen, zonder dat reeds geregi-
streerde diergeneesmiddelen opnieuw volledig geregistreerd
moeten worden. Echter, voordat het formularium een feit is,
moet het \'off-label-use\' voor vogels en bijzondere gezelschaps-
dieren toegelaten worden onder de voorwaarde dat de dieren-
arts elk gebruik nauwkeurig vastlegt: diersoort, behandel-
schema, indicatie en evtentuele bijverschijnselen.

LITERATUUR

1. Boxenbaum H, and D\'souza RW. Interspecies pharmacokinetic scaling,
biological design and neoteny. Advances in drug research. 1990; 19: 139-
96.

2. Chappel WR, and Mordenti J. Extrapolation of toxicological and
pharmacological data from animals to human. Advances in drug research.
1991; 20: 1-116.

3. Debuf Y. The veterinary formulary. The Pharmaceutical Press, London.
1991.

4. Dorrestein, GM. The pharmacokinetics of avian therapeutics. In: pet avian
medicine. Vet Clin North Am: Small Animal Practice. 1991; 21: 1241-64.

5. Genderen H van. Inleiding over combinaties van geneesmiddelen en over
variaties in werking bij verschillende diersoorten. Tijdschr Diergeneeskd
1975; IOC: 25-36.

6. Miert, ASJPAM van. Extrapolation of Pharmacological and Toxicological
Data based on Metabolic Weight. Arch exper Vet med (Leipzig). 1989; 43:
481-8.

7. Sedgwick CJ, and MA Pokras. Extrapolating rational drug doses and
treatment periods by allometric scaling. AAHA\'s 55th Annual Meeting
Proceedings. 1988; 156-7.

Eindnoot

Het soort specifiek metabolisme (SMR = Specific metabolic rate in kcal/kg Ig)
is het MEC/lichaamsgewicht. In dit geval voor de muis 4.1/0.023 = 178.3
kcal/kg en voor de hond 451.3/12 = 37.6 kcal/kg. Indien de dosis van een
geneesmiddel bekend is bij de hond bv. 25 mg/kg Ig zal de dosis voor de muis
bedragen:

dosis (hond)/SMR (hond) x SMR (muis) = 25/37.6 x 178.3 = 118.6 mg/kg
Voorbeeld I.

Stel u wilt een konijn (3 kg) behandelen met Acedist® tegen leverbot:
Dosis rund 10 mg/kg, gewicht 6(X) kg

SMR (rund) = K (W»" ) /W = 70 (600»")/600 = 14.1 kcal/kg

Dosis in mg per kcal = 10/14.1 = 0.71 mg/kcal

(deze dosis in mg/kcal is nu onafhankelijk van de diersoort)

SMR (konijn) = 70 (3»" )/3 = 53.2 kcal/kg
Dosis konijn is 53.2 x 0.71 = 37.8 mg/kg Ig

Voorbeeld 2.

De dosis norfloxacine bij de mens (70 kg) is 400 mg, 2x daags.

De dosis bij de mens is dus 5.7 mg/kg Ig, 2x daags.
De SMR (mens) = (70/70»" )/70 = 24.2 kcal/kg

SMR (hond, 30 kg) = 9.9 kcal/kg
(kat, 4 kg) = 49.5 kcal/kg
(papegaai, 0.5 kg) = 92.8 kcal/kg

Dosis (hond) 9.9 / 24.2 x 5.7 = 7.0 mg/kg, 2 dd
( kat) 49.5 / 24.2 x 5.7 = 11.7 mg/kg, 2 dd
(papegaai) 92.8 / 24.2 x 5.7 = 21.9 mg/kg, 2 dd

Aanvaard op 1 oktober 1992.

-ocr page 22-

Overige artikelen

Mogelijke effecten van antibiotica-residuen
in dierlijke mest op het milieu

Possible environmental effects of antibiotic residues in animal manure

S. van GooP

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 8 - 10

SAMENVATTING
Diergeneesmiddelen kunnen na toediening aan dieren via mest
en urine in het milieu terecht komen. Over het effect hiervan op
het milieu is weinig bekend Antibiotica die via de mest in de
bodem terecht komen, kunnen door hun effect op micro-
organismen mogelijk kringlopen verstoren. Uiteen literatuuron-
derzoek naar de effecten die een aantal antibiotica en en
antiparasitair middel zouden kunnen hebben, blijkt dat hierover
nog weinig bekend is. Nader onderzoek is wenselijk.

SUMMARY

After application to animals veterinary drugs can enter the
environment faeces Little is known about the impact these
veterinary drugs can have on the environment. Antimicrobial
drugs, ended up in the soil via manure, could affect microorga-
nisms and thus disturb ecological cycles A study of the literature
on the impact on the environment of a number of important
(groups of) antibiotics and an antiparasiticum revealed that little
is known about most of these agents.

INLEIDING

Antibiotica zijn belangrijke diergeneesmiddelen. Ze worden
zowel curatief als preventief gebruikt. Deze middelen worden
bovendien als groeibevorderaars in veevoeders verwerkt. Aan
de dieren toegediende antibiotica worden, al dan niet gemetabo-
liseerd, weer uitgescheiden. Via mest en urine kunnen deze
uitscheidingsprodukten het milieu bereiken en mogelijk onge-
wenste effecten veroorzaken. De ongerustheid hierover is niet
nieuw. In 1980 verscheen een rapport van een onderzoek naar
de effecten van diergeneesmiddelen op het milieu (18). Later is
door de Landbouwadviescommissie Milieukritische Stoffen
opnieuw een overzicht gemaakt van wat er bekend was over de
effecten van de belangrijkste groepen antibiotica op het milieu
(10). Uit beide publikaties blijkt dat nog veel onderzoek moet
worden uitgevoerd om gefundeerde uitspraken te kunnen doen
over wat de werkelijke consequenties van het grootschalige
gebruik van (antimicrobiële) diergeneesmiddelen voor het
milieu zijn. In de hier beschreven literatuurstudie is gezocht naar
effecten die een aantal relevante antibiotica (tetracyclinen,
sulfonamiden, nitrofuranen, quinolonen, nitroïmidazolen, car-
badox, olaquindox, monensin, neomycine) en hun metabolieten
op het milieu hebben. Daarbij is ook het antiparasiticum
ivermectine meegenomen. Hierbij is vooral gezocht naar gege-
vens over de uitscheiding van het middel of zijn metabolieten in
de mest, over persistentie van de stof in mest, grond en water en

\' Drs. S. van Gooi is werkzaam bij de Stichting Natuur en Milieu, afdeling
Milieubescherming, Donkerstraat 17, 3511 KB Utrecht.

over de effecten van de stof op (micro-)organismen in het milieu.

RISICO\'S VOOR HET MILIEU
Per stof en per diersoort verschilt de uitscheiding en metabolise-
ring van de verschillende antibiotica. Naar schatting zou in
totaal 75 procent van de toegediende middelen weer in het
milieu terecht kunnen komen (1). Om een indruk te verkrijgen
van de hoeveelheden antibiotica die in Nederland theoretisch op
het land terecht kunnen komen, is een berekening gemaakt naar
aanleiding van de hoeveelheid antibiotica die, gemengd door het
voer, jaarlijks aan landbouwhuisdieren wordt toegediend,
omdat gegevens over andere toedieningswijzen ontbreken.
Aangenomen is dat 50 procent van het veevoer antimicrobiële
additieven bevat (antibiotica, coccidiostatica en groeibevorde-
raars), dat de gemiddelde concentratie van groeibevorderaars in
veevoer 100 mg/kg is en dat in gemedicineerd voer de
antibioticumconcentratie 400 mg/kg is (15). Aangezien verre-
weg de grootste bijdrage wordt geleverd door het gebruik van
antibiotica als groeibevorderaars, gelden de getallen alleen voor
de mest van varkens en slachtpluimvee, waarin 75 procent van
de toegediende middelen verondersteld werd weer uitgeschei-
den te worden. Uitgaande van officiële cijfers over veevoer en
mest (11, 16, 17) zou de concentratie in de mest gemiddeld 32
mg/kg kunnen bedragen. Als deze mest verspreid wordt over de
2 miljoen hectare cultuurgrond die Nederland bezit, zou jaarlijks
gemiddeld 130 mg/m^ antibiotica of metabolieten op het land
kunnen worden gebracht. Uitgaande van een verspreiding over
de bovenste 10 cm, kan berekend worden dat de concentratie in
de bodem 0.87 mg/kg is. Na verspreiding van antibiotica en de
erbij behorende metabolieten zijn verschillende processen mo-
gelijk. In de bodem kan afbraak plaatsvinden door chemische of
biologische processen. Er kan hechting aan bodemdeeltjes
plaatsvinden waardoor de stof wel aanwezig is, maar niet
beschikbaar voor opname door organismen (bodemfauna of
planten). Door uitspoeling kan de stof in het grondwater terecht
komen en door afspoeling kan verplaatsing naar oppervlakte-
water plaatsvinden (I). Antimicrobiële middelen kunnen in de
bodem effect hebben op de daar aanwezige micro-organismen,
die vaak een rol spelen in de kringlopen van stoffen. Door
aantasting van micro-organismen kunnen kringlopen verstoord
worden. Deze studie toont aan dat per antibioticum de
hoeveelheid informatie sterk verschilt. Er is speciaal gelet op de
volgende punten:

- hoeveelheid van de opgenomen stof die door het dier via de
mest en/of urine weer wordt uitgescheiden;

- persistentie van de stof in de mest;

- persistentie in bodem en water;

-ocr page 23-

- mobiliteit in de bodem, uitspoeling naar grondwater, afspoe-
ling naar oppervlaktewater;

- toxiciteit voor bodem- en waterorganismen;

- effecten op microbiële processen;

Een indicatie van de hoeveelheid die per jaar per middel
(werkzame stoQ wordt gebruikt is om een aantal redenen
moeilijk te geven. De hier vermelde geschatte hoeveelheden zijn
vaak noodgedwongen gebaseerd op informatie die reeds enkele
jaren oud is.

Tetracyclines

Tetracyclines worden veel toegepast in gemedicineerd voer voor
varkens. Het gebruik werd in 1984 geschat op 30,5 ton pure stof
en is sindsdien waarschijnlijk toegenomen. Het onderzoek dat
naar milieu-aspecten van tetracyclines is verricht, is voorname-
lijk uitgevoerd met oxytetracycline en chloortetracycline. Deze
stoffen vormen samen meer dan 95 procent van de gebruikte
tetracyclines. De uitscheiding van tetracyclines vindt bij zoog-
dieren voornamelijk via de urine plaats. Een niet onaanzienlijk
deel wordt in de oorspronkelijke vorm uitgescheiden. De
concentratie van chloortetracyclines, die via de mest op
landbouwgrond verspreid zijn, bleek sterk af te nemen in grond,
mest en afspoelend water. In een experiment met oxytetracy-
cline bleek dat deze stof na zes maanden nog steeds in de grond
aantoonbaar was (18). In een experiment met acht soorten
bodembacteriën bleek dat alle acht soorten geremd worden
door tetracycline (10 jug). In hoeverre dit experiment represen-
tatief is voor inhibitie in de bodem, een gecompliceerd
ecosysteem, wordt niet gemeld (10).

Sulfonamiden

Sulfonamiden worden veel toegepast in gemedicineerd voer. Uit
de wens van dierenartsen om gemedicineerd standaardvoer met
sulfa-trimethoprim te kunnen krijgen, blijkt dat dit een veel
gebruikt middel is. Onderzoek naar uitscheiding van sulfonami-
den door dieren is vooral met sulfadimidine uitgevoerd. Een
groot gedeelte van het toegediende sulfadimidine wordt weer
uitgescheiden. Een gedeelte wordt uitgescheiden als metabolie-
ten die in vergelijking met de oorspronkelijke stof geen of slechts
een geringe antibacteriële activiteit hebben. Sulfadimidine kan
in varkensmest gedurende langere tijd persisteren, in water is na
een jaar nog 75 procent aanwezig. In de bodem is sulfadimidine
weinig mobiel (10). Antimicrobiële activiteit tegen bodemorga-
nismen is niet beschreven. Van andere sulfadimidines zijn geen
gegevens gepubliceerd over hun gedrag in of effecten op het
milieu.

Nitrofuranen

Van deze groep is furazolidon het best onderzocht op milieu-
aspecten. In varkensmest blijkt ongeveer een kwart van het
toegediende furazolidon in ongewijzigde vorm terug te worden
gevonden. Over persistentie in mest of bodem is weinig bekend.
De biologische halfwaardetijd kan variëren van 50 uur tot 2
maanden (18). Furazolidon remt bacteriën bij een concentratie
van 1-10 mg/1. Furazolidon is een sterk mutagene stof (12).

Quinolonen

Er worden regelmatig nieuwe quinolonen geproduceerd. In de
diergeneeskunde zijn alleen flumequin en enrofloxacin van
belang. De uitscheiding door het dier verschilt per stof. Afgeleid
van de biologische beschikbaarheid (50 tot 100%) kan de
uitscheiding O tot 50 procent bedragen (6). Opname van
enrofloxacin na orale toediening bij runderen blijkt slechts 10
procent te zijn (19). Sommige quinoxalinen worden in grote
mate onveranderd uitgescheiden; andere worden grotendeels
gemetaboliseerd (3). Over persistentie van quinolonen in mest,
bodem of water, en over de effecten op organismen in het milieu
zijn geen gegevens gevonden.

Nitroïmidazolen

Nitroïmidazolen worden als groeibevorderaar en als diergenees-
middel gebruikt. In 1985 is volgens een globale schatting zo\'n
6000 kg gebruikt. Uitscheiding vindt plaats via de urine. In
welke mate de oorspronkelijke stof wordt uitgescheiden is niet
bekend (2). In de literatuur zijn geen gegevens bekend over
persistentie of milieu-effecten.

Carbadox

Carbadox wordt veel toegepast als groeibevorderaar in veevoe-
ders. Ook in gemedicineerd speciaalvoer wordt carbadox
toegepast. Carbadox is mutageen (5). Het is toxisch voor
varkens bij concentraties niet ver boven de concentratie die als
groeibevorderaar wordt toegepast (13). Een klein gedeelte van
de opgenomen carbadox wordt uitgescheiden in de oorspronke-
lijke vorm. Over persistentie van de stof in mest en bodem is
niets bekend. Voor wat betreft de effecten op waterorganismen
(alg, watervlo, gup en regenboogforel) is bekend dat 30 mg/1
geen effect heeft (18). Over effecten op bodem(micro-)organis-
men zijn geen gegevens gevonden.

Olaquindox

Olaquindox is evenals carbadox toegelaten als groeibevorde-
raar. Ook bij olaquindox treden toxische effecten op bij
concentraties die weinig hoger zijn (vanaf een factor 2) dan de
concentratie die als groeibevorderaar wordt toegepast (13).
Over de mate van uitscheiding is niets bekend. Evenmin is iets
bekend over de persistentie of over de effecten van olaquindox
op het milieu.

Monensin

Monensin wordt vooral gebruikt als groeibevorderaar bij
mestrunderen en pluimvee. Een te hoge dosering veroorzaakt bij
kippen en paarden snel intoxicatie (18). Bij rundvee wordt
ongeveer de helft van de toegediende stof onveranderd weer
uitgescheiden (7). Persistentie in de mest is onder anaërobe
omstandigheden vrij lang (na 10 weken nog 60-70% in
rundveemest). In aërobe omstandigheden verloopt de afbraak
sneller. In de bodem wordt monensin snel afgebroken (8). De
mobiliteit van deze stof is in de bodem gering. Voor regenwor-
men, vliegen en voor planten bleek monensin niet toxisch te zijn
(18).

Neomycine

Neomycine mag alleen als diergeneesmiddel gebruikt worden.
Na orale opname wordt 97 procent van de stof weer via de
faeces uitgescheiden (4). Het overgrote deel van wat oraal wordt
toegediend kan zo dus via de mest in het milieu terecht komen.
Gegevens over persistentie in mest zijn niet gevonden. Ook over
de persistentie in de bodem en de effecten op organismen in het
milieu zijn geen gegevens bekend.

Ivermectine

Ivermectine is geen antibioticum maar een antiparasiticum. Het
wordt hier echter vermeld omdat het een voorbeeld is van een
middel waarnaar wel onderzoek is gedaan voor wat betreft de
milieu-effecten. Een groot gedeelte van het oraal toegediende
ivermectine wordt onveranderd weer uitgescheiden; bij schapen
is dit meer dan 60 procent en bij varkens 40 procent (9).

1 I K . a I 1 I V 1 R I N (i I I 9 9 .1

TIJDSCHRIFT V O O K D I F. R (i i; N i E S K U N D K . D

-ocr page 24-

Ivermectine wordt in de mest niet snel afgebroken en blijft daar
lange tijd actief. Honderd dagen nadat faeces van koeien, die met
ivermectine zijn behandeld, op het land gedeponeerd zijn, zijn
deze nog vrijwel intact. Uitwerpselen van onbehandelde koeien
zijn dan al grotendeels afgebroken. In de faeces van behandelde
koeien zitten aanzienlijk minder insekten en andere organismen
dan in die van onbehandelde koeien (9). Ivermectine bindt sterk
aan de bodem en uit- of afspoeling speelt geen belangrijke rol.
Voor zoetwaterorganismen zoals watervlooien, vissen (9) en
zoetwaterslakken (14) is ivermectine nogal giftig. De metabolie-
ten zijn niet toxisch voor watervlooien. Vanwege de grote mate
van persistentie is voorzichtigheid geboden bij toepassing van dit
middel.

CONCLUSIES EN DISCUSSIE
Uit het bovenstaande blijkt dat van veel antibiotica die gebruikt
worden niet of niet voldoende bekend is wat het gebruik ervan
voor effecten op het milieu heeft. Zowel door De Roij en De
Vries in 1980 (18) als door de LAC-commissie Milieukritische
Stoffen in 1986 (10) is geconcludeerd dat er te weinig gegevens
zijn om op wetenschappelijk verantwoorde wijze mogelijke
ongewenste effecten te kunnen uitsluiten. Het van nature in het
milieu voorkomen van sommige antibiotica zegt niets over de
schadelijkheid van concentraties boven de natuurlijke waarden.
Over de mogelijke milieuschadelijkheid is enige ongerustheid
ontstaan en daarom heeft de overheid voor de toelating van
diergeneesmiddelen criteria gesteld met betrekking tot onder-
zoek naar mogelijke milieu-effecten. Deze criteria geven aan
welke eigenschappen moeten worden onderzocht. Een kwanti-
tatieve invulling van deze criteria (eisen aan de eigenschappen
van een middel) is er echter niet. Het is wenselijk dat naar
analogie aan de bestrijdingsmiddelen, ook de gegevens van
diergeneesmiddelen openbaar worden na registratie.

DANKBETUIGING

Dit onderzoek werd mogelijk gemaakt door subsidie van het ministerie van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu.

LITERATUUR

I. Addison JB. Antibiotics in sediments and run-off water from feedlots.

Residu Reviews 1984; 92: 1-24.

2. Breccia A, Cavalleri B, and Adams GE. Nitroimidazoles. chemistry,
pharmacology and clinical application. Proceedings international confe-
rence on Nitroimidazoles August, 1980, Italy.

3. Brouwers JRBJ. Pharmacokinetics of the newer fluoroquinolones. Pharma-
ceutisch weekblad Scientific edition 1987; 9: 16-22.

4. Carii S, Perretta G, Monti F, Sonzogni O, and Faustini R. Serum levels,
tissue distribution and residues of neomycin following intramuscular
administration in chicks. Journal of Veterinary Pharmacology and Thera-
peutics 1982; 5:203-7.

5. Cihak R, Srb V, and Vontorkova M. Cytogenetic effects of quinoloxaline-
1,4-dioxide-type growth-promoting agents. Mutation Research 1983; 116:
129-35.

6. Crumplin GC. The 4-Quinolones. Springer Series in Applied Biology 1990.

7. Davidson KL. Monensin absorption and metabolism in calves and
chickens. Journ Agric Food Chem 1984; 32: 1273-7.

8. Donoho AL. Biochemical studies on the £ate of monensin in animals and in
the environment. Journal of animal science 1984; 58 (6): 1528-39.

9. Halley BA, Jacob TA, and Lu AYH. The environmental impact of the use of
ivermectin: environmental effects and fate. Chemosphere 1989; 18: 1543-
63.

10. Landbouwadviescommissie Milieukritische stoffen. Milieurisico\'s van Dier-
geneesmiddelen 1986; LAC nr. 86.4.

11. Landbouw Economisch Instituut. Jaarstatistiek van de veevoeders 1985/
1986 en 1986/1987.

12. Miert ASJPAM van, Vroomen LHM en Jager LP. Farmacologie en
toxicologie vanfurazolidon en carbadox; een literatuuronderzoek, Tijdschr
Diergeneeskd 1984; 109(22): 928-33.

13. Nabuurs M J A, Molen EJ van der, Graaf GJ de and Jager LP. Clinical signs
and performance of pigs treated with different doses of carbadox, cyadox
and olaquindox. Journal of Veterinary Medicine 1990; 37: 68-76.

14. Okafor FC. On the effect of ivermectin on freshwater snails of medical and
veterinary importance. Angew. Parasitol. 1990; 31: 65-8.

15. Produktschap voor Veevoeder. Diervoederwetgeving in Nederland, deel 1,
1990.

16. Produktschap voor Veevoeder. Informatiebulletin diervoeder, statistische
jaarcijfers 1988.

17. Produktschap voor Veevoeder. Het gebruik van gemedicineerd voeder in de
intensieve veehouderij in 1984 en 1985.

18. Roij ThAJM de en Vries PHU de. Milieutoxicologische aspecten van het
gebruik van veevoederadditieven en therapeutica. Persistentie in dierlijke
excreta en milieu, serie Bodembescherming 1982; 4: 1-134.

19. Vancutsum PM, Babish JG, and Schwark WS. The fluoroquinolone
antimicrobials: Structure, antimicrobial activity, pharmacokinetics, clinical
use in domestic animals and toxicity. Cornell Vet 1990; 80, 173-86.

Aanvaard op 25 september 1992.

üp verwijzing

Obstructie van de neusgang door een

ballonsonde bij een kalf

Obstruction of the nostrils by a balloon catheter in a calf
Astrid B. M. Rijkenhuizen\'\'
Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 10 ■ 12

SAMENVATTING
Decompressie van de pens ais ondersteunende symptomatische
therapie bij recidiverende tympanie bij kalveren en jonge
runderen wordt regelmatig toegepast Hiertoe staan verschil-
lende mogelijkheden ter beschikking waaronder het inbrengen
van een ballonsonde via de neusgang. Het gebruik van de
ballonsonde is echter niet altijd zonder risico, hetgeen aan de
hand van een patiënt wordt besproken.

\' Vakgroep Algemene Heelkunde der Grote Huisdieren.

SUMMARY

Decompression of the rumen as a supporting symptomatic
therapy of recurrent bloat in calves and juvenile cattle is used
regularly. The gas should be released for several days. This is
facilitated by the use of a balloon stomach tube, which can be left
in situ for up to five days. However, the use of this tube is not
always without risks, which will be discussed on base of a patiënt.

INLEIDING

Het gebruik van de ballonsonde als ondersteunende therapie bij

-ocr page 25-

recidiverende tympanie bij kalveren en jonge runderen is niet
altijd zonder risico. Recidiverende tympanie bij kalveren en
jonge runderen komt regelmatig voor (2). Het is een symptoom
waaraan verschillende oorzaken ten grondslag liggen. Bij het
instellen van een behandeling gaat de aandacht onder andere uit
naar het aflaten lopen van het overtollige gas in de pens. Hiertoe
staan verschillende mogelijkheden ter beschikking, waaronder
decompressie via een schroeftrocard volgens Buff aangebracht
in de pens dan wel door middel van een maagsonde. Het
aanbrengen van een trocard is een chirurgische ingreep waarbij
de buikwand en de pens worden geperforeerd met kans op post-
operatieve complicaties zoals peritonitis en abcesvorming. Een
andere mogelijkheid is het één of meerdere malen per dag
sonderen van de pens. Deze methode is arbeidsintensief en heeft
als nadeel dat door het regelmatig inbrengen van de sonde de
farynx, larynx en oesofagus geïrriteerd kunnen raken, hetgeen
een ontstekingsreaktie tot gevolg kan hebben. Tevens kan de
punt van de sonde in het vaste deel van de pensinhoud komen
waardoor de sonde verstopt raakt en het aflopen van gas
verhinderd wordt.

De Rüsch ballonsonde^ wordt in de literatuur aangegeven als
een mogelijk alternatief ter voorkoming van deze problemen
(1). De Rüsch ballonsonde is een gummisonde die ingebracht
wordt via de onderste neusgang door de oesofagus tot in de pens.
De sonde is 135 cm of 170 cm lang en heeft een externe diameter
van 7 mm (Figuur 1). De opblaasbare ballon aan het uiteinde

ml lucht. Door een ventiel wordt voorkomen dat de ballon leeg
loopt. De sonde wordt aan het halster bevestigd en kan
van de sonde zorgt ervoor dat de punt van de sonde blijft drijven
op de pensvloeistof in de vrije gasbel. De twee eindstandige
zijopeningen kunnen dan de decompressie verzorgen. De ballon
wordt na het inbrengen van de sonde opgeblazen met 100-120
meerdere dagen (tot 5 dagen) op zijn plaats gelaten worden. Dat
het gebruik van deze sonde niet zonder risico is zal aan de hand
van de volgende patiënt worden besproken.

PATIËNT

Een Fries-Holstein vaarskalf van 8 maanden oud werd aangebo-
den aan de Kliniek voor Algemene Heelkunde en Heelkunde
der Grote Huisdieren. Bij het kalf was 8 dagen geleden door de
verwijzend dierenarts een Rüsch ballonsonde van 135 cm
ingebracht in verband met recidiverende tympanie van de pens.
De sonde diende ter ondersteuning van de conservatieve
behandeling van de tympanie. Na enkele dagen knapte het kalf
goed op en werd besloten de sonde te verwijderen. De lucht

! Rüsch ballonsonde: Willy Rüsch AG. Waiblingen. Germany.

werd uit de ballon gezogen en daarna werd de sonde voorzichtig
teruggetrokken. Aanvankelijk verliep dit zonder problemen,
echter op een gegeven moment was verder terugtrekken niet
meer mogelijk. Gedacht werd dat de ballon niet goed leeggezo-
gen was. De sonde werd doorgeknipt op ± 20 cm van de
neusspiegelopdat de ventiel werking opgeheven werd en de lucht
uit de ballon kon lopen. Van de sonde werd ongeveer 95 cm
verwijderd. Echter nog steeds was er geen beweging in de
ballonsonde te krijgen. Besloten werd het kalf door te sturen.
Bij aankomst in de kliniek bleek het kalf in een goede conditie te
verkeren. Behalve dat het kalf af en toe hoestte ondervond het
dier geen last van de sonde. Wel was de patiënt licht tympanisch.
De sonde bevond zich in de linker neusgang en stak ± 20 cm
buiten de neus. Met tractie en voorzichtig roteren bleek ook nu
geen beweging in de sonde te krijgen te zijn. Het kalf in- en
expireerde via de sonde. Zowel bij aanzuigen als bij blazen in de
sonde was geen obstructie van het lumen te constateren. Bij het
blazen zwol het gebied van de farynx/larynx op. Gezien deze
bevinding tezamen met de gegeven lengte van het achtergeble-
ven deel (± 40 cm) moest de punt van de sonde zich ter hoogte
van de farynx/larynx bevinden. Bij röntgenologisch onderzoek
werd bevestigd dat de sonde voor ± 20 cm aanwezig was in de
onderste neusgang en het uiteinde van de sonde zich ter hoogte
van de nasofarynx bevond. Het cervicale deel van de oesofagus
liet een dilatatie zien. De röntgenfoto gaf geen aanwijzing voor
een oorzaak van het feit dat de sonde niet kon worden
verwijderd.

In overleg met de Kliniek voor Inwendige Ziekten en Voeding
werd besloten om met behulp van een fiberscoop de farynx/
larynx te beoordelen om de oorzaak voor het niet kunnen
verwijderen van de sonde te kunnen achterhalen. Daar de

-ocr page 26-

tympanie van het kalf toenam werd met behulp van een
Marekse penssonde het overtollige gas verwijderd. Vervolgens
werd de fiberscoop in de rechter neusgang ingebracht. Bij
inspectie van de Earynx/larynx bleek het slijmvlies over de
arykraakbeenderen wat gezwollen en bevond er zich voedsel in
de linker neusgang. De sonde was niet zichtbaar.
Besloten werd het dier in algehele anesthesie te brengen opdat
een manuele exploratie uitgevoerd kon worden.
Na een premedicatie met atropine (5 mg intramusculair) en een
inductie met chloralhydraat 10% (80 gr/100 kg intraveneus)
werd de patiënt in linker zijligging gebracht. Het kalf werd
geïntubeerd en kreeg een onderhoudsanesthesie met zuurstof,
lachgas en halothane.

Bij de orale exploratie kon manueel alleen de omslag van het
palatum molle gepalpeerd worden. Het was niet mogelijk om
via de farynx de neusgang te palperen gezien de beperkt
beschikbare ruimte. Wel leek een prop voedsel te palperen te
zijn. Herhaalde tractie aan de sonde had opnieuw geen resultaat.
Vervolgens werd een metalen staaf in de sonde gebracht. Deze
was verder op te duwen dan dat de sonde lang was, waardoor
weer bevestigd werd dat de sonde volledig passabel was. Met
behulp van tractie en rotatie van de sonde rond de metalen staaf
kwam uiteindelijk de sonde los.

Het bleek dat zich rond de leeggelopen ballon vezelrijk voedsel
had vastgedraaid en opgehoopt (Figuur 2) waardoor de ballon
met voedselprop vastliep net in het achterste deel van de linker
ventrale neusgang. Na het inbrengen van de metalen staaf, die
het lumen van de sonde geheel opvult, bleek rotatie van de sonde
beter uitgevoerd te kunnen worden. Door middel van tractie en
rotatie werd nu voldoende beweging teweeggebracht om dit
deel van de neusgang te passeren. Het kalf vertoonde geen
bloedneus nadien. Daar de tympanie gedurende de opname op
de Kliniek voor Inwendige Ziekten en Voeding niet recidiveerde
kon het kalf na vier dagen naar huis.

DISCUSSIE

Obstructie van de neusgang door een ballonsonde is niet eerder
beschreven. Alhoewel de sonde als symptomatische behande-
ling van de recidiverende tympanie ook in dit geval goed
gefunctioneerd had, bleek het gebruik ervan toch niet zonder
risico\'s. Gedurende de aanwezigheid van de sonde in de pens
heeft zich vezelrijk voer rond de ballon verzameld en zich
vastgedraaid. Dit had tot gevolg dat bij extirpatie van de sonde
een vrij grote massa de &rynx/larynx/neusgang moest passeren,
hetgeen aanleiding was voor de obstructie.
Door middel van de aanvullende diagnostische methoden was
het mogelijk de punt van de sonde nader te lokaliseren en een
indicatie te verkrijgen over secundaire problemen. Bij deze
patiënt was de sonde zonder chirurgisch ingrijpen te verwijde-

DANKWOORD

De auieur dankt de collegae van de vakgroep Radiologie. Kliniek voor
Inwendige Ziekten en Voeding en Kliniek voor Algemene Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisdieren die hun medewerking verleent hebben aan het
onderzoek van de patiënt.

LITERATUUR

1. Doll K. Eine neue Ballonsonde zur Behandlung der rezidivierenden
Tympanie bei Kalb und Jungrind. Collegium veterinarium 1988; XIX: 59-
60.

2. Fox. The digestive system. In: Bovine Medicine and Surgery and Herd
Health Management. American Veterinary Publications, Illinois. 1970;
424-5.

Aanvaard op 17 december 1992.

namens de

op verwijzing ^^^
Groep Veterinaire Specialisten

coördinatie R.C. Nap, spec chir gezelschapsdieren

De Gezondheidsdiensten voor Dieren
en de Gezondheidsdienst voor Pluimvee
geven sinds kort een \'Compendium La-
boratoriumonderzoek\' uit. Het compen-
dium geeft overzicht van de onderzoe-
ken, die door de laboratoria van deze
diensten worden uitgevoerd. Het dient
als handleiding voor inzenders van on-
derzoeksmateriaal en het behandelt per
diersoort de betekenis van onderzoeks-
uitslagen en referentiewaarden.
Het kwaliteitsniveau van de laboratori-
umuitslagen is sterk afhankelijk van de
wijze van verzamelen, verpakken en
verzenden van het te onderzoeken mate-
riaal. Aan internationaal erkende kwali-
teitsbeheersingssystemen, zoals die ook
gaan gelden voor de laboratoria van de
Gezondheidsdiensten, zijn dan ook
voorwaarden gesteld aan deze aspecten
van het onderzoek. Inzenders dienen op
de hoogte te zijn van deze voorwaarden.
Het compendium bevat dus de accepta-
tievoorwaarden waaraan te onderzoe-
ken materiaal moet voldoen om door
het laboratorium op de voorgeschreven
wijze te kunnen worden behandeld.
Deze voorwaarden zijn vastgelegd in het
hoofdstuk \'Algemeen\'. Daarnaast gaat
men in aparte hoofdstukken in op de
bepalingen die per diersoort zijn uit te
voeren. Aangegeven wordt het soort
onderzoek, de methode, het te onderzoe-
ken materiaal, de uitslagvorm en de
betekenis van de uitslag of de referentie-
waarden. Per bepaling of groep van
bepalingen is getracht op grond van de
huidige stand van de wetenschap, een
toelichting te geven op de interpretatie
van de uitslagen en de vermelde referen-
tiewaarden.

De redactie van het compendium is er
zich van bewust dat deze eerste uitgave
onvolkomenheden zal bevatten. Daar-
naast zullen als gevolg van ontwikkelin-
gen in de wetenschap en van de labora-
toriumtechnieken wijzigingen en
aanvullingen van de inhoud nodig zijn.
De redactie is dan ook voornemens elk
jaar verbeteringen en aanvullingen uit te
brengen. Het compendium is uitgevoerd
als losbladig ringbandsysteem op A4
formaat.

De Gezondheidsdienst voor Dieren en
de Gezondheidsdienst voor Pluimvee
stellen het compendium aan de dieren-
artsenpraktijken ter beschikking. Die-
renartsen, studenten, instellingen en an-
dere geïnteresseerden kunnen tegen
betaling van ƒ 50,= een exemplaar ver-
krijgen bij de Gezondheidsdienst voor
dieren in hun regio of bij de Gezond-
heidsdienst voor Pluimvee. Aanvullin-
gen en wijzigingen zullen te zijner tijd
ook via deze diensten tegen kostprijs aan
de afnemers van het compendium wor-
den aangeboden.

Sj. G. de Rooij

Boekbespreking

Compendium

laboratoriumonderzoek

-ocr page 27-

De Universiteit Utrecht is in drieénhahe eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit van
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde instelling van wetenschappelijk
ondenvijs en onderzoek. De 14 faculteiten,
1S onderzoeksinstituten en $3 studie-
richtingen bieden studenten en medewerkers
boeiende mogelijkheden zich verder te ont-
plooien. De rijkdom aan disciplines en de
nadruk op kwaliteit bepalen de aantrek-
kingskracht van Utrecht. Wetenschappelijke
traditie, moderne technieken en op de toe-
komst gerichte programma\'s dragen daaraan
verder bij. Met bijna 25.000 studenten,
ruim 7.000 personeelsleden en een jaarom-
zet van 700 miljoen gulden vormt de uni-
versiteit de spil van het Kenniscentrum
Utrecht, lénuit deze positie in Midden-
Nederland onderhoudt zij een gevarieerd
contactenpatroon met universiteiten en
gespecialiseerde oiulerzoeksinstituten over
de gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof en een beperkte mogelijk-
heid tot kinderopvang.

Faculteit Diergeneeskunde
De faculteit Diergeneeskunde is de enige in
Nederland. De faculteit neemt in Europa een
toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en Is geaccredi-
teerd door de American Veterinary Medical
Association.

Bij de faculteit is plaats voor een

Dierenarts-assistent

U gaat werken bij de vakgroep Algemene
Heelkunde & Heelkunde der Grote Huisdieren.
Deze vakgroep verzorgt een essentieel deel van
de laatste fase van het onderwijs aan toekom-
stige dierenartsen. Dit vooral praktijkgerichte
onderwijs vindt met name plaats in de voor
Nederland unieke Kliniek voor Heelkunde.
Jaarlijks worden meer dan 4.000 patiënten (74%
paarden, 24% koeien en 2% andere diersoorten)
onderzocht en poliklinisch behandeld of opge-
nomen in de kliniek. De in totaal ongeveer 60
medewerk(st)ers van de vakgroep zijn, ieder op
hun eigen werkterrein, direct of indirect, nauw
betrokken bij de belangrijkste taak van de vak-
groep: onderwijs door middel van patiënten-
zorg. Daarnaast verzorgen deze medewerk-
(st)ers belangrijke andere taken op het gebied
van de maatschappelijke dienstverlening en het
onderzoek. Het wetenschappelijk onderzoek
van de vakgroep staat nationaal en
internationaal op een zeer hoog
peil. Samenwerkingsverbanden binnen en bui-
ten de Utrechtse universiteit leveren hieraan een
belangrijke bijdrage.

B ^ Universiteit Utrecht

Uw taken bestaan in hoofdzaak uit klinische
werkzaamheden, inclusief het daarmee verbon-
den onderwijs op het gebied van de heelkunde
der grote huisdieren. Bij verlenging van de aan-
stelling zal bij gebleken geschiktheid participatie
in het onderzoek worden bevorderd.
Wij vragen iemand met een voltooide dieren-
artsopleiding. Ook zij die binnenkort afstuderen
kunnen reflecteren.

Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst
voor de periode van een jaar, met de mogelijk-
heid van verlenging afhankelijk van functiever-
vulling en financiering. De omvang van de func-
tie is 100%. Uw salaris bedraagt maximaal
f 5854,- (schaal 10 BBRA) bruto per maand.
Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor meer
inlichtingen contact opnemen met prof. dr.
A. Barneveld, telefoon (030) 531323 of 531350.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan de
afdeling Personeel S Organisatie van de facul-
teit Diergeneeskunde, t.a.v de heer
W.G. van Hooft, Yalelaan 1, de Uithof,
3584 CL Utrecht. Vacaturenummer 70240.

ACHTERSTALLIGE BETALINGEN

Naarmate de tij(d verstrijkt worden ze oninbaar en een bron van ergernis,
nog afgezien van de financiële nadelen.

Tijdige aanpak is geboden!

Wij werken betrouwbaar en efficiënt.
Vrijblijvend verstrekken wij u uitvoerige informatie.

Bemiddelings- en Adviesbureau Valynco BV

Mr. G. J. Teerink
Albrechtlaan 3 - 1404 AH Bussum - Tel. 02159 - 42018

-ocr page 28-

NU OOK

Hiiri

PRESCRIPTION

DIET.

Hill\'s.

PRESCRIPnO

DIET.

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET

FELINE

p/A
y

é

FELINE

FELINE

iwü

é

FELINE

Er bestaan 8 verschillende Hill\'s Prescription Diets voor katten :

• Feline c/d, k/d, p/d*, r/d, s/d en w/d, die verkrijgbaar zijn in 2 en 5 kg verpakkingen en in blikken
van 425 g;

• Feline d/d en h/d, die uitsluitend in blikken van 425 g verkrijgbaar zijn.

-ocr page 29-

KG

[N

FEUNE
k/d

• Voor inlichtingen en bestellingen, bel Aesculaap,
Boxtel, tel. 04116-75915.

• Voor wetenschappelijke informatie, zie de «Sleutel
voor Prescription Diet en Science Diet» of bel Hill\'s
Customer Service te Weesp, tel. 02940-30989.

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET

Committed to nutritional
excellence en innovation.™

-ocr page 30-

Definitief danwel voorlopig geregistreerde

diergeneesmiddelen voor verwerking in
gemedicineerde voeders

1. Bij Bureau Registratie Diergenees-
middelen te Wageningen heeft een
screening plaatsgevonden van alle
diergeneesmiddelen die aangemeld
zijn voor registratie. Dit houdt in dat
de status van \'voorlopig geregi-
streerd\' (voorlopig toegelaten) leidt
tot een nieuwe status die door middel
van een beschikking wordt vast-
gesteld:

- definitief geregistreerd (definitief
toegelaten);

- definitief afgewezen.

Vóórdat bepaalde produkten defini-
tief afgewezen worden, bestaat de
mogelijkheid om gebruik te maken
van een beroepsprocedure. Han-
gende deze procedure is de afwijzing
nog niet definitief en blijft de status
\'voorlopig geregistreerd\' gehand-
haafd, totdat door middel van een
beschikking uiteindelijk vastgesteld
wordt of het produkt definitief wordt
afgewezen danwel alsnog definitief
geregistreerd wordt.

2. Voor gemedicineerd voeder zijn
slechts van belang de diergeneesmid-
delen die een aanvraag hebben met
betrekking tot verwerking in dier-
voeder. In totaal zijn indertijd zo\'n
250 diergeneesmiddelen aangemeld
met zo\'n aanvraag.

3. Recent heeft het VVR een lijst ont-
vangen van zo\'n 145 diergeneesmid-
delen die thans geregistreerd zijn
voor verwerking in diervoeder (het-
zij \'voorlopig\' danwel \'definitief).
Het produktschap is voornemens om
periodiek deze lijst te actualiseren, op
basis van informatie van het Bureau
Registratie Diergeneesmiddelen.
Deze lijst zal ook nog naar de betref-
fende farmaceutische firma\'s verzon-
den worden met de vraag om aan te
geven of de etikettering van het
diergeneesmiddel zodanig is dat de
mengvoederbereider weet hoe dit
diergeneesmiddel verwerkt moet
worden in het diervoeder.

Bij een gebleken adequate etikette-
ring zal dit te zijner tijd aangegeven
worden in de lijst.

Ada]UU(
Ulxl

Volsno.

Middelnum Aanvrugno

Aanvrager

1

Amoxy Exlrt W.O.

6885

Velico Farma B.V.

2

Amoxycol CiU» W.O.

5849

W. Ocllingi Holding B V

3

Amprol H|.E Prod nr 9591 X

2773

Merck Sharp A Dohme B V

4

Amprd Mix 25« prod.nr 9585

2051 •

Merek Sharp « Dohme B V

5

Amprot Mix Super prod.nr. 9587

2813 •

Merck Sharp * Dohme B V.

i

Amprol Plui ConccnUile 75%

2809 •

Merck Sharp « l>ohme B V

7

Amprol Plui Prod.nr. 9552

2606 •

Mcrck Sharp * Dohme B V

8

ApraUn 100 Premix

2494

Uli Lilly Nederland B.V./lUanco Diviiie

9

Alrofic 100 Granular

4767

Cyanamid Animal Health, DG I.ederlc NL BV

10

Hiocillinc

5429

W Oellingi Holding B V

II

Biosol 70«

2646 •

Upjohn Ncdcrland

12

C N F Mix W O.

3227

Velimex Produktic- en Handclsmij I

) V.

13

Cambcndarijle Premix 20« prod.

nr. 18012

3103

Mcrck Sharp 4 Dohmc B.V

14

Chlooramphenicol

7248

Hak Pharma B V

15

Chlooranrphenicol Palmiuat

3788

) V.

16

dik»400

2418

Florit Velcrinaire Produkten U.V.

n

Chloramphenicol PalmiUal

1689

Floris Velcrinairc Produkten B.V.

18

Chloramphenicol PalmiUal

3170

W Ocllings Holding B V

19

Chloramphenicol PalmiUat

3851

Stichting Regishare

20

Cliloramphenicol PalmiUal

5624

Farmed B V

21

Chlortetracycline HCL

5428

W Gcllingi Holding B V

22

Colidron

5401

W Oellingi Holding B V

23

Colincd/Fccd

54 3 3

W. Oellingi Holding B.V

24

CS 82

2362

Cheviu GmbH

25

l)imeUida7X>l Mix 300

3020 *

A.U.V.

26

Dimelrida/ol450 V9

3823 •

A U.V.

27

DiincUidazole- Rase

2016

Dopharma Reiearch B.V.

28

Direx Varkcni

6177

Maatsch. Groepipr. dri. de Vin

29

Duodciran 12« prod nr 59491

1436 •

Mcrck Sharp A Dohme B V

30

Emfa Mix

2965

A.U.V.

31

nmfa Mix F

3011

A.U V.

32

Hmfamix Spiramycinc

4057

A.U.V.

33

Cmiiymix 300

4967 •

RhoocPoulenc Nederland B V.

34

nsB-3

5145

Ciba-Gcigy Agro B.V.

35

Feedmix Amoxy 150

5430

W. Gcllingi Holding B.V.

36

Fccdmix Ampi 4 «

1984

Dopharrru Research B.V.

37

Fccdmtx Aracn

4022 •

Dopharau Rcicarch B.V.

38

Fccdmix AT

2158 •

Dopharrru Reiearcb B.V.

39

Feedmix CAF 8«

2170

Dophamu Research B.V.

40

Feedmix Coliitinc

2578

Dophamu Reiearch B V.

41

Fccdmix CIC

2685

Dopharma Research B.V.

42

Fccdmix Cubar

2021

Dophamu Research B.V.

43

Feedmix Dimctri

2583

Dopharma Research B.V.

44

Feedmix Doxy-B

258«

Dopharma Research B.V.

45

Fccdmix Flijncquinc 4 «

2073

Dophamu Research B.V.

46

Fccdmix Furars

4020

Dopharma Research B.V.

47

Feedmix Furarolidon 10«

2702

Dophamu Research B.V.

48

Fccdmix Griscofulvinc 10«

3326

Dopharrru Research B.V.

49

Feedmix LS

2707

Dopharrru Research B.V.

50

Fccdmix Mebendazole

5591

Dopharma Research B.V.

51

Feedmix Nedooli

3335

Dopharma Reaeanrh B V

52

Feedmix Nedooli

6887

Vetico Farma B.V.

53

Feedmix O.R.

5590

Dopharrru Research B.V

54

Fccdmix OON

2732

Dopharrru Research B V

55

Fccdmix OF

2721

Dopharrru Research B.V.

56

Feedmix Oxy 10«

2004 •

Dopharrru Research B.V.

57

Fccdmix Oxy 400

7798

Fkms Velennsirc Produkten B.V

58

Fccdmix P2

5603

Dohantu RcKarch B.V.

59

1 eedmix Plï(-V

3089

Dopharrru Research B V.

60

Feedmix Rcnidarol 12«

5589

l>apharrTU Research B.V.

61

Feedmix Sulfa 8«

5746

Doplunru Research B.V.

62

l-eedmix Sulfatrim

3615

Dopharrru Research B.V.

63

Feedmix Trim/Sul 420/80

1808 •

Vetico Farma B.V

64

Feedmix VI

5070 \'

Dopharrru Research B.V.

65

Feedmix VI1

5068 •

Dopharma Research B V

Feedmix V12

5074

Dopharma Reaearch B.V.

67

Fccdmix V2

506« •

Dopharma Research B.V.

68

Fccdmix V3

5072

Dophamu Research B V.

69

Fccdmix V4

6000

Dophamu Research B.V.

70

FeedmU V7

5605 •

Dopharma Research B V.

71

Feedmix V9

6003 •

Dopharma Research B.V.

72

Feedmix Vibrio^ 3S25

3590

Dopharma Research B.V.

73

Feedmix Vibrio-F

3675

Dopharma Research B.V.

74

Flubcnol 0,6«

5335

Janssen Phamuccutica B.V.

75

Flubcnol 5«

3106

Janssen Pharrruccutica B.V.

76

Flubcnol 7.5«

5261 •

Jsnssen Pharrruccutica B.V.

77

Filmiquil poeder

5284

Pitman Moore Ncdcrland B V

78

Filiquil 50« poeder

5291

Pitman-Moore Ncdcrland B V

79

Filmix 30

3272

A.U.V

80

Fhitelmium 0.6«

6082

Janssen Phsrrruceutics B.V.

81

Flutelmium 7.5«

6010-

Janssen Phamuccutica B.V.

82

Fura-200 P2

2297

A U.V.

Uitverlooplcimüi
i.g
V. «fwijzing

21 jimiiri 1993
12 fcbnuri 1993
0« dcccmbcr 1992
21 jiniuri 1993

M dcccmbcr 1992

12 rcbnuri 1993
12 fcbnuri 1993
12 fcbnuri 1993

09 dcccmbcr 1992
OS mun 1993

12 fcbnuri 1993

21 november 1992

(M dcccmbcr 1992

21 november 1992

-ocr page 31-

Voicno MkMclnum

«3 Fur«-300 V7 229! •

84 Gcmedkinccrdc Premix 4%
PunzoUdoic Veprol
Fl 4051

85 CcmcdiciiKtrdc Premix 6%
Pur«Kili<k«ie Vtprol V7 4052 •

86 Hoclmix V.ikcni 3036

87 Hociliioolcr Vartcni 5251

88 Khiumycin II« 3342

89 Kiuumycin 2,2S 3337

90 Linco-SpccUn 22 V12 75l> *

91 LiiKO-Sp«lin33 VII 2295 \'

92 Linco-ipecün Premix 2817 •

93 LiiKomix 110 Premix 7265 \'

94 LincomU 44 Premix 3008 •

95 l.incamix S Premix 3346

96 Lincomyciii-llOVI 7516-

97 l.iiiciiniyciii-44 V2 7517 •
9« LinciMpecüi 33-33 5372

99 LS 44 PremU 6973

100 Mebenvel 2790

101 Myixblin 90« 5898

102 MypUbin 10« Premix 5902

103 Mypiabin 2« Premix 5896
Ittt Mytlull 1849

105 Mylha 18 1147

106 Nenuf« 14 6784 •

107 Neomyciiie.Sulfi.1 1641

108 O S.l\'. Mu 4203

109 OTC-400 7254 •

110 Oxomid 5 Premix 5016

111 Oxomid 50 Premix 50M

112 Oxy-«OOV4 250«

113 Oxy-400 V4 3298

114 Oxy-400 V4 7277 •

115 OxylurFcol 5363

116 Oxyltir Mu 40^100 3000

117 Oxyteu« 3113

118 Oxylelra Fecd Mix 100 2600

119 Pineoxin 3368

120 Premix I 4503

121 Premix 10 4546

122 Premix 5 4351
12) Rooidtzol VI 4012 •

124 Ronidizol 2682

125 Speclinomycinc-Suirul 1936

126 Spir«mycine^Adipi«t 2683

127 Spirunycinc-EmlKKuat 3025

128 Sunmix Mcalkuüteni 3690

129 Sunpoeder Pluimvee I 5218

130 Slulbnisui 2312

131 Sulft-400 2597 •

132 Suirtlrim F 2751

133 Teirurveio Feed Suppiemenl 50« 2592

134 Tiunuün 10« Premix 3444

135 TrimeÜ>o«ilf Premix 7589 •

136 TyUn lOO Premix 10« 3917*

137 Tyl« 20 Premix 2« 2489 \'
131 Uloccoi\'I\'xmix 1232 *

139 V.12 Pj«ri-33/33 7754 •

140 V-12 Mix 22/22 1112 \'

141 V-12 Mix 22/22 Feed MU 7375 \'

142 Vibrio Mix Spec 2406

143 Vibrioniix-3S25 5320

144 Vibriomix-F 5318

145 Z45 PremU 4262

Veprol NederUnd B.V.

Veprol Nederland B V.

Dophjrma Research B V.

MaaUch.Crocpipr. dra. de Vin

InlTa Nedcrland B V.

InlTi Nederland B.V.

A.U.V.

A.U.V.

Upjohn Nedcrland
Upjohn Nederland
Upjohn Nedcrland
Upjohn Nederland

A.U.V.
A.U.V.

W. Gcllin(< Holdint B.V.

Treaink Vclcrinaire Produllcn B V

Jansico Pharmaceutica B.V.

Toyo Jozo Co. Ud.. Veterinary Diviaioo

Toyo Jozo Co, Lid,, Veterinaiy Diviaion

Toyo Jozo Co, Ud,. Veterinary Division

OyitershcU bvba

Oyslcriheli bvba

Rhooe-Merieux B V

Dopharma Reiearch B,V,

A.U.V.

Franklin Pharmaceuücalf Ud,

Virb«: Nederland B V.

VirbK NederUnd B.V.

A.U.V

A.U.V.

A.U.V,

W Gellinci HoMinf B.V.
A.U.V.

W GeUinci Holdinj B V.
A.U.V

Merek Sharp * Dohme B V.

Feed Farm B V

Feed Farm B V.

Feed Farm B.V,

A.U.V.

Dophaima Research B.V.
Dophaima Research B,V,
Dophamu Reacareh B,V.
Dopharma Research B,V.
Dophanma Research B V
Maalsch. Oroepspr, drs. de Vin
Pharma SUlln OmbH
AU.V

Vetimex Produklie- en Hutdelsmij B V
PTizcr B.V

A.U.V.
A U.V.

Eli I.Uly Nederland B V VElaiKO Divisie

Eli LiUy Nederland B V./Ëlanco Divuie

Meotvoeder UT-Dciria B V.

Velico Fanna B.V,

Veüco Farm« B.V

Hak Phamu B,V

Floris Vclcrinaire Produkten B,V,

Dopharma Rescareh B,V,

Dcpharrrxa Research B,V,

Veprol Nedcrland B.V,

Aanvrftic no. Aanvra(er

Ujtverfcoofrifnnija
i.f.v. «fwijjins

Adequut
Ubel

09 december 1992
21 november 1992

18 juni 1993
18 juni 1993

21 januari 1993

19 ■
23.

1 1993
I 1993

28 november 1992

04 december 1992

Bron: Inrormatie van Bureau Rcf istratic Dieiieneesmiddelen, Wafenin(en per 10 november 1992
Toelichüng:

- De roet een * gemerkte produklen zijn dcrmiticr gcre{istreerd; dit betreft 42 middelen per 10 november 1992.

- De middelen die definitier zijn altewezen en waarvoor een uitvciiooptermijo {eldt, zijn aancetcven; dit betreft 23 middelen per 10
november 1992.

■ De mate waarin een adequaat label bijtevoefd is bij de middelen, is thans niel bekend by VVR; dit zal noc worden naeegaan.

bereider verwerkt worden in ge-
medicineerd diervoeder (op basis
van een attest van de dierenarts).

5. In overleg met de KNMvD zal ge-
zorgd worden dat ook de dieren-
artsen de beschikking krijgen over de
VVR-lijst van definitief danwel voor-
lopig geregistreerde diergeneesmid-
delen, opdat zij op hun attest slechts
die diergeneesmiddelen voorschrij-
ven die (nog) in diervoeder verwerkt
mogen worden.

Den Haag, 25 november 1992

Varkenslever als

stoplap

In oktober jl. werd door een team
van chirurgen van het Cedars-
Sinai Medical Center in Los Ange-
les een varkenslever ingebracht in
een stervende 26-jarige vrouw.
De bedoeling was om een periode
te overbruggen nodig om een do-
norlever te vinden. Toen die lever,
die overigens eerst bestemd was
voor een andere patiënt, gevonden
was en overgezet werd stierf de
vrouw. Daarna werd die laatste
lever onmiddellijk verder getrans-
porteerd naar de andere receptor
waar hij eigenlijk voor bestemd
was. Als de varkenslever als tijde-
lijke oplossing wordt gekozen zal
het maken van keuzen voor toewij-
zing van geschikte donorievers
alleen maar moeilijker worden.
De \'concurrentie\' tussen de patiën-
ten wordt daardoor alleen maar
aangewakkerd met alle vervelende
consequenties van dien.
(Uit de rubriek Notebook, The
Scientist, 1992; 23 (6): p4)

4. * De status van de 42 definitief
geregistreerde produkten is duide-
lijk: deze kunnen verwerkt wor-
den in gemedicineerd diervoeder
(op attest van een dierenarts).

* De status van de 23 definitief
afgewezen produkten is eveneens
duidelijk, met de opmerking dat er
een zogenaamde \'uitverkoopter-
mijn\' geldt van één jaar na datum
van de (negatieve) beschikking.
Tot één jaar nä afgifte van de
negatieve beschikking mogen deze

produkten nog verwerkt worden
in diervoeder (op attest van een
dierenarts); deze uiterste datum is
aangegeven in het overzicht. Al-
dus wordt voorzien in het wegwer-
ken van voorraden.
De status van de produkten die
nog voorlopig geregistreerd zijn
(hoogstwaarschijnlijk in een be-
roepsprocedure verwikkeld zijn),
is voorlopig gelijk aan de 42 defi-
nitief geregistreerde produkten;
deze mogen door de mengvoeder-

-ocr page 32-

De voorzitter en de Algemeen Se-
cretaris van de KNMvD woonden
op 30 september vorig jaar de
opening bij van het twaalfde DSK-
lustrum bij en waren verheugd met
de visie van het College van Be-
stuur, verwoord door voorzitter
drs. J.G.F. Veldhuis. Een samen-
vatting van de rede willen wij u
niet onthouden.

Zestig jaar D.S.K.: feest! En daar bestaat
alle aanleiding toe. Bij en rond de
opening van het Academisch Jaar en de
opening van het Parlement is in Neder-
land weer volop geklaagd over de uni-
versiteiten en haar wetenschappelijk on-
derwijs en onderzoek. Dat werd nog een
versterkt door eenzijdige berichtgeving:
alleen reageren op \'slecht nieuws\' en dan
ook nog gretig. Dat is onterecht, omdat
het uiterst eenzijdig is.
Vandaag viert een organisatie feest, die
kwaliteit en élan uitstraalt. Kwaliteit en
élan van studenten. Maar de hele facul-
teit Diergeneeskunde straalt dat uit, dus
ook haar vele medewerkers.
Is dit ronkerige feesttaal?

1. De decaan van de medische faculteit
in Utrecht roept steeds dat zijn me-
dische faculteit de intelligentste stu-
denten van Nederland binnen haar
poorten heeft. Hij heeft - gelet op de
selectie via gewogen loting èn op de
disproportioneel grote belangstelling
van aspirant-studenten voor een me-
dische studie in Utrecht - gelijk.
Maar., slechts voorzover hij de dier-
geneeskundigen niet meerekent.
Want deze laatsten zijn - eveneens
gelet op de gewogen loting èn op de
enorme jaarlijkse belangstelling van
aspiranten (± 800) voor de studie
diergeneeskunde - nog intelligenter,
dat wil zeggen zonder meer de intelli-
gentsten.

2. De Utrechtse faculteit Diergenees-
kunde is al jaren de enige veterinaire
faculteit in Europa (en de wereld) die
erkend wordt door de Amerikaanse
en Canadese Veterinarian Medical
Associations. Deze erkenning vloeit
voort uit intensieve visitaties om de 5
ä 7 jaar. Eind 1992 vindt weer een
visitatie plaats, waar nu ook de
Europese Commissie in participeert.
En er is aanleiding om de uitkomsten
met groot vertrouwen tegemoet te
zien.

3. Dan weer opnieuw de studenten:

DSK: \'Kwaliteit en elan\'

- ze zijn zeer actief in de D.S.K.;

- ze zijn voor een belangrijk deel
zeer actiefin andere studentenvereni-
gingen èn

- ze hebben uitstekende studieresul-
taten, een rendement van ± 85%.

Dit zijn óók feiten over de universiteit,
over haar onderwijs en onderzoek, over
haar studenten en haar staf Ik tart
eenieder om deze feiten tegen te spreken.
Ik weet dat dat niet kan. Daarom is er
alle reden voor een goed feest.
Ik wens alle betrokkenen, niet alleen de
studenten, maar ook het personeel en
het bestuur van de faculteit, geluk. Ik
betrek hierin ook graag nauw verwante
organisaties, waarbij ik op de eerste
plaats denk aan de
Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergenees-
kunde.
U allen, organisaties en faculteit,
hebt uiteindelijk een zeer belangrijke
bijdrage geleverd aan de Nederlandse
succes-story die \'landbouw\' heet. Ook
daar worden we tegenwoordig te eenzij-
dig vergast op negatieve bij-effecten. We
dienen echter nooit te vergeten dat juist
de landbouw Nederland welvaart heeft
gebracht, mede door zijn gigantische
bijdrage aan de export. Nederland is, na
de USA en
ex aequo met Frankrijk, de
grootste landbouwmacht ter wereld. Het
onderwijs en onderzoek speelden daarin
een cruciale rol. Een bijkomende reden
voor feest.

Ik wens u allen bijzonder plezierige
dagen. Er is alle aanleiding toe.

J. G. F. Veldhuis.
voorzitter College van Bestuur
Universiteit Utrecht.

MYCÜPLASMA\'S

VERDIENEN

AANDACHT

Op 3 december 1992 promoveerde
drs. Ed A. ter Laak aan de Rijks-
universiteit te Utrecht op het
proefschrift \'Mycoplasmas of the
bovine respiratory tract\' (Neder-
landse titel: \'Mycoplasma\'s in de
luchtwegen van runderen\').
Drs. Ed A. ter Laak is dierenarts-
onderzoeker bij het DLO-Centraal
Diergeneeskundig Instituut te Le-
lystad.

Uit het onderzoek komt naar voren dat
mycoplasma\'s (kleine bacteriën) wel
degelijk een belangrijke rol spelen bij
luchtwegaandoeningen van kalveren in
Nederland. Mycoplasma\'s kunnen de
weerstand van kalveren tegen andere
infecties verlagen en soms zelf ziekte
veroorzaken. Tevens levert het proef-
schrift een waarschuwing aan het agra-
risch bedrijfsleven op, om melk- en
opfokvee strikt gescheiden te huisvesten
van vleesvee om verdere besmetting van
melk- en opfokvee met
Mycoplasma
bovis
te voorkomen. Mycoplasma bovis
veroorzaakt namelijk, economische be-
langrijke, ontstekingen van uier en ge-
wrichten. Tot nu toe zijn deze infecties
zeldzaam in Nederland. Tot 1986 kwam
M. bovis alleen voor in de luchtwegen
van vleeskalveren, maar daarna ook in
die van fokkalveren, waarschijnlijk door
besmetting van het vleesvee.
Mycoplasma\'s behoren tot de kleinste
bacteriën. Ze leven op slijmvliezen en
zijn meestal gastheerspecifïek. Tot nu toe
was er vrijwel niets bekend over het
voorkomen en de betekenis van myco-
plasma\'s bij luchtwegaandoeningen van
kalveren in Nederland.
Ter Laak vond bij zijn onderzoek zeven
soorten mycoplasma\'s in de luchtwegen
van zieke kalveren, waarvan vier talrijk,
te weten:
Ureaplasma diversum. Myco-
plasma dispar. Mycoplasma bovirhinis
en Mycoplasma bovis.
Bij gezonde kal-
veren kwamen deze vier soorten ook
voor, zij het in mindere mate. Echter bij
gezonde oudere dieren werd van deze
soorten alleen
M. bovirhinis geïsoleerd,
zodat geconcludeerd kon worden dat
koeien een ondergeschikte rol spelen in
de verspreiding van ziekteverwekkende
mycoplasma-soorten van kalveren in
Nederland. Dit is een belangrijk gegeven
voor een eventuele bestrijding of pre-
ventie van infecties met deze soorten
mycoplasma\'s. Tevens toonde de onder-
zoeker in experimentele infecties aan,
dat
U. diversum inderdaad een ziekte-
verwekkend agens is bij luchtwegaan-
doeningen van kalveren. Het voorko-
men van
Mycoplasma canis bij runderen
was niet eerder aangetoond; deze soort
blijkt tot de normale mycoplasmaflora
van runderen te behoren.
Tijdens het onderzoek werd ook de
gevoeligheid van de mycoplasma\'s voor
zestien antimicrobiële middelen be-
paald. Een beginnende resistentie van
M. bovis en M. dispar werd vastgesteld.
Inlichtingen zijn te verkrijgen bij drs. M.
Vedder-Rootjes, afdeling PRI van het
DLO-Centraal Diergeneeskundig Insti-
tuut, telefoon: 03200 - 73233.

-ocr page 33-

Het zal worden uitgevoerd door de firma
Gene Pharming Europe BV en het IVO-
DLO.

W. Sybesma

Het gaat hierbij om genetisch gemodifi-
ceerde runderen in die zin dat deze
runderen lactoferrinen in de melk uit-
scheiden. Deze stoffen bieden perspec-
tieven voor de bestrijding zowel in de
veterinaire gezondheidszorg op het ge-
bied van mastitis als in de humane
gezondheidszorg en wel bij darminfec-
ties, vooral bij kinderen.

Weekenddienstregeling vgqr spoedgevallen
fractuurbehandeling Zu
ID-WeST Nederland

2/3 januari
9/10 januari
16/17 januari
23/24 januari
30/31 januari
6/7 februari
13/14 februari
20/21 februari
27/28 februari
6/7 maart
13/14 maart

K. Crama, Rotterdam (010-4212858)
N. Fernhout, Den Haag (070-3524221)
I. Palgi, Honselersdijk (01740-24544)
Th. Ottenschot, Utrecht (030-516683)
J. van de Vijfer, Voorburg (070-3862210)
J. Lutz, Prinsenbeek (076-415030)
J. van de Broek, Rotterdam (010-4191491)
J. Hoevers, Utrecht (030-517517)
J. Lutz, Prinsenbeek (076-415030)
I. Palgi, Honselersdijk (01740-24544)
J. Lutz, Prinsenbeek (076-415030).

Ethische toetsing van voorgenomen biotechnolo-

gisch onderzoek

Voortschrijdende

verdinglijking van het dier

Inleiding
Vooruitlopend op de inwerkingtreding
van de Gezondheids- en Welzijnswet
voor Dieren werd door de minister van
Landbouw ten behoeve van de ethische
toetsing van voorgenomen biotechnolo-
gisch onderzoek een speciale commissie
ingesteld. Deze voorlopige commissie
ethische toetsing genetische modificatie
van dieren, staat bekend als de commis-
sie Schroten.

Op 1 oktober jl. kreeg de minister het
advies over het voorgenomen onder-
zoek: \'Weefselspecifieke expressie van
genen in de melkklier van genetisch
gemodificeerde runderen\'.

Uitslag advies
Dit advies, overgenomen door de minis-
ter, luidt in het kort dat dit onderzoek
gewoon door kan gaan. Wel wil de
minister dat de Tweede Kamer er even-
eens mee instemt.

De commissie was het overigens niet
onderling eens.

Drie van de acht leden vonden dat dit
onderzoek net een stap te ver was op de
weg van, zoals de commissie het formu-
leert, \'een voortschrijdende verdinglij-
king van het dier\'. Dat wil zeggen op de
weg naar het steeds meer aanpassen van
het dier aan de behoeften van de mens.
Hierdoor vermindert namelijk de eigen-
waarde van het dier.
Want een stap hoe klein ook, in de
verkeerde richting, is er één te veel.

Doelstelling en vragen
De doelstelling van het onderzoek is,
zoals gezegd, om lactoferrine ten be-
hoeve van een preparaat ter bestrijding
van mastitis, alsmede voor biomedische
toepassingen te maken uit de melk van
deze genetisch gemodificeerde koeien.
De concrete vragen waarover de com-
missie zich boog waren :

- Hoe en in welke mate wordt het
veranderde gen overgedragen en komt
het tot expressie in de nakomelingen.

- Hoe staat het met het welzijn en de
gezondheid van deze dieren?

- En wat zijn de verschillen en overeen-
komsten tussen deze lactoferrinen en het
humane lactoferrine? Dit onderzoek
stond verder model voor de algemene
vraag van in hoeverre deze manier van
geneesmiddelenproductie eigenlijk wel
wenselijke respectievelijk acceptabel is.

Het uitgangspunt van deze ethische toet-
sing was het al eerder door de minister
vastgelegde \'nee, tenzij-beleid\'.
Er werd bekeken of de doelstellingen
wel voldoende belangrijk waren om een
opheffing van het verbod (nee, tenzij) op
transgenese te overwegen.
Het belang van de bereiding van vitale
eiwitten voor medisch gebruik recht-
vaardigt volgens de commissie ethisch
gezien deze ontheffing, daarbij beden-
kend dat in dit geval de expressie zich
waarschijnlijk zal beperken tot de melk-
klier, waarin normaal al lactoferrine
wordt geproduceerd.

Integriteit geschaad
Wel vond men dat de integriteit van het
dier in principe geschaad is. Echter
gezien de beperking van de uitscheiding
van lactoferrine tot de uier, mag worden
verwacht dat de fysiologie van het dier

-ocr page 34-

nauwelijks anders wordt.
\'De autonomie van een dier dat geken-
merkt wordt door de aspecten integri-
teit, eigenwaarde en de mate waarin het
dier soort-specifiek normaal functio-
neert wordt al met al in dit geval door
deze transgenese geen geweld aange-
daan\', aldus het oordeel van de commis-
sie.

Zeldzaam landbouwhuisdier
De commissie boog zich in feite over de
vraag of het eerste en tot nog toe enige
dier op deze wereld dat op deze wijze
met succes behandeld is, wel gebruikt
mag worden voor verder onderzoek.
Het gaat hierbij om de zwartblaarstier
Herman, die ingezet zal worden om
nakomelingen te creëren voor het ma-
ken van lactoferrine-preparaten. Een
zeldzaam landbouwhuisdier in dubbel
opzicht dus.

Daarbij verbood de commissie om deze
stier anders te gebruiken dan voor dit
onderzoek. Voor de fokkerij is dit dier
dus beslist taboe. Althans voorlopig
want als blijkt dat de nakomelingen
inderdaad beter bestand tegen mastitis
zijn dan andere koeien dan ligt het voor
de hand deze genetische eigenschap te
verspreiden over alle melkgevende run-
deren in Nederland of zelfs daarbuiten.

Congres over

vqgelziekten

(The 1993 European Conference on
Avian Medicine & Surgery Utrecht,
March 3-6)

Het internationale congres over vogel-
ziekten in Europa wordt dit jaar georga-
niseerd door de Europese afdeling van
de Association of Avian Veterinarians
(AAV) in samenwerking met de Neder-
landse Vereniging van Dierenartsen
voor Vogels (NVDV).
Het congres, dat georganiseerd wordt in
het kader van het tienjarig bestaan van
de NVDV, vindt van 3 tot en met 6
maart plaats in Utrecht.
Het wetenschappelijk programma om-
vat:

1. Een Basic Avian Medicine Sympo-
sium: huisvesting, voeding, therapie.

2. Praktische oefeningen: pathologie,
cytologie, radiologie, chirurgie van
de zachte weefsels, endoscopic, elec-
trochirurgie en het omgaan met vo-
gels.

3. De Main Conference: presentaties
over nieuwe ontwikkelingen en inte-
ressante patiënten.

De Main Conference wordt voorafge-
gaan door het NVDV Jubilee Lecture
over The State of The Art, gegeven door
prof. dr. J. Koesters van de Universiteit

De Privacy-Gedragsregels van de
Vereniging van Fabrikanten en Im-
porteurs van Diergeneesmiddelen
(FIDIN) voldoen aan de eisen van de
Wet persoonsregistraties. Dit staat in
de verklaring van de Registratieka-
mer, die toezicht houdt op de naleving
van de Wet persoonsregistraties.
De verklaring is onlangs aan de FIDIN
uitgereikt en geldt voor de komende vijf
jaar. De FIDIN is hiermee de zevende
organisatie in Nederland, die beschikt
over een goedgekeurde privacy-gedrags-
code. De volledige tekst van de gedrags-
code en de verklaring van de Kamer zijn
eerder in de Staatscourant verschenen.

Fabrikanten en importeurs van dierge-
neesmiddelen houden twee soorten ge-
gevensverzamelingen bij. Dit zijn gege-
vens van dierenartsen, die in het kader
van de wettelijke voorschriften met be-
trekking tot medicijnen worden geregi-
streerd. Tevens worden gegevens betref-
fende dierenartsen vastgelegd in
verband met (commerciële) begeleiding
in distributie ervan. Daarnaast worden
gegevens bijgehouden van onderzoe-

Boekbespreking

Control of the

leishmaniasis

Control of the leishmaniases: report of a
World Health Organization (WHO) Ex-
pert Committee. Technical Report Series
793. WHO. Geneva 1990. 158pagina\'s,
prijs Sw.fr 18.00.

De technische rapporten van de WHO
geven de laatste inzichten van verschil-
lende internationale groepen deskundi-
van München. Tijdens de conferentie is
er een excursie naar Burgers\' Bush, waar
tevens het congresdiner wordt gehou-
den.

Inlichtingen zijn te verkrijgen bij dr.
Gerry M. Dorrestein, Yalelaan I, 3584
CL Utrecht, telefoon 030-534357, fax
030-516853.

Privacy-gedragsregels voor de
□iergeneesmiddelenindustrie

kers, die diergeneesmiddelenonderzoek
in opdracht verrichten.

Voor de omgang met deze gegevens
bevatten de Privacy-Gedragsregels van
Fidin nadere waarborgen. Deze houden
onder meer in dat persoonsgegevens van
dierenartsen en onderzoekers niet buiten
hun medeweten worden bijgehouden.

De geregistreerden krijgen op verzoek
een overzicht van alle vastgelegde gege-
vens, inclusief de verslaglegging van
(commerciële) rapportage van de bui-
tendienst. In de code is vastgelegd welke
gegevens maximaal in een registratie
van fabrikant en importeur mogen wor-
den opgenomen en wat de gegevens-
bronnen er van zijn. Verder geldt dat
gegevens van dierenartsen alleen aan
externe bestanden worden ontleend,
wanneer die bestanden er zijn ten be-
hoeve van de diergeneesmiddelenbe-
drijfstak en de privacy van de dieren-
artsen niet onevenredig wordt
geschonden. Gegevens van onderzoekers
tenslotte worden door fabrikant en im-
porteur niet aan anderen verstrekt.

gen, die de WHO wetenschappelijke en
technische adviezen geven op medisch
gebied en over zaken, die betrekking
hebben op de volksgezondheid.
Rapport 793, uitgegeven in de vorm van
een handzaam boekje, is samengesteld
door een commissie, die zich onder
voorzitterschap van dr. Killick-Ken-
drick bezig houdt met het bestrijden van
leishmaniasis. De bedreiging die leish-
maniasis vormt voor de gezondheid van
de wereldbevolking is lang onderschat.
Volgens de commissie lopen maar liefst

T I J I) S < II R I I T VOOR D 1 E R (j E N F, F. S K U N I) E . D E F I. 11«. A I- L E V F R 1 N Ci I I 9 9 .1

20

-ocr page 35-

Waar
herinnert
dit u aan ?

AOJESZKY

VLEKZIEKTE
VACCIN

Btuwu:

ttlS2KY-E.IllU

PARVO

uvebegdni» SKY live 783

NOei-VACIUI

PORCOLI

-ocr page 36-

Intervet...

Het komplete

programma

varKensvaccins

Op de produkten van Intervet kun je vertrouwen.
Daarmee heeft Intervet een goede reputatie
opgebouwd. Dierenartsen en varkenshouders weten
hoe effektief en veilig de diergeneesmiddelen van
Intervet zijn.

De varkensvaccins van Intervet zijn een goed
voorbeeld van de hoge kwaliteit die Intervet levert.
Er ligt dan ook een jarenlange research en produkt-
ontwikkeling aan ten grondslag. Dat geldt voor alle
Intervet produkten. Wereldwijd wordt er graag op
vertrouwd.

A

^ JJESZKY-E.CflU

"live begonia

Intervet

-ocr page 37-
-ocr page 38-

Dit zijn de varkensvaccins van Intervet:

NOBI®-PORVAC AUJESZKY-E.COLI -

NOBI®-PORVAC AUJESZKY LIVE

BEGONIA -

NOBI®-PORVAC AUJESZKY LIVE 783 -

NOBI®-PORVAC AUJESZKY PARVO -

Een geïnaktiveerd vaccin tegen de Ziekte van Aujeszky en E.coli
enterotoxicose. Zie ook Nobi-Vac Porcoli.

Een levend geattenueerd gevriesdroogd vaccin tegen de Ziekte van
Aujeszky.

Het vaccin bevat per dosis ^ 10® TCID50 Aujeszky virus stam Begonia.

Een levend geattenueerd gevriesdroogd vaccin tegen de Ziekte van
Aujeszky.

Het vaccin bevat per dosis > 10® TCID50 Aujeszky virus stam 783.

Een geïnaktiveerd vaccin tegen de Ziekte van Aujeszky en porcine
parvovirus infektie.

NOBI®-PORVAC PARVO - Een geïnaktiveerd vaccin tegen Porcine parvovirusinfektie.

NOBI®-VAC AR-T - Een geïnaktiveerd vaccin voor immunisatie van varkens tegen
Atrofische Rhinitis (A.R.). Het bevat ^ lO"\' kiemen van een
A.R.-pathogene Bordetella bronchiseptica en 45 Vero units van het
A.R.-toxine van Pasteurella multocida.

NOBI®-VAC AUJESZKY
NOBI®-VAC PORCOLI

Een geïnaktiveerd vaccin dat bestemd is voor aktieve immunisatie
van varkens tegen de Ziekte van Aujeszky.

Een geïnaktiveerd vaccin ter preventie van neonatale enterotoxicosis
en van speendiarree. Het bevat naast het LT-toxoïd de antigenen
K88ab, K88ac, K99 en 987P van Escherichia coli.

VLEKZIEKTE VACCIN - Een geïnaktiveerde gekoncentreerde suspensie van vlekziekte

bakteriën gebaseerd op een kuituur van 4 stammen E. rhusiopathiae.

Intervet

Intervet, voor een Nederlands kwaliteitsprodukt

INTERVET NEDERLAND B.V.
Boxmeer.

-ocr page 39-

350 miljoen mensen gevaar de ziekte op
te lopen en zijn er recent 12 miljoen
geïnfecteerd.

In het rapport wordt de huidige stand
van zaken met betrekking tot deze we-
reldwijd verspreide zoönose in kaart
gebracht en worden aanbevelingen ge-
daan voor bestrijding.
Een vergelijkbaar rapport verscheen in
1984. Sindsdien is meer bekend over
verspreiding en frequentie van voorko-
men van deze ziekte. Bovendien is onder
meer door modern immunologisch on-
derzoek, iso-enzym-analyse en DNA-
typering, meer inzicht verkregen met
betrekking tot de identiteit van de ver-
schillende leishmania-species en hun
vectoren (febotomen) in de verschil-
lende gebieden.

Het rapport omvat tien hoofdstukken.
Eerst wordt in hoofdlijnen aangegeven
hoe de klinische en patholoog-anatomi-
sche verschijningsvormen van de ziekte
bij de mens zich verhouden tot de
verschillende leishmania-species en hoe
ze geografisch zijn verspreid. Vervolgens
worden de methoden aangegeven voor
het identificeren van de verschillende
soorten leishmaniasis met aanwijzingen
hoe en waar men daarvoor bij interna-
tionale referentielaboratoria terecht kan.
De taxonomie van de trypanosomati-
dae, de familie waartoe de leishmaniasis
behoren, wordt schematisch gepresen-
teerd.

De voorwaarden, waaraan besmette
diersoorten moeten voldoen om als gast-
heer-reservoir te worden aangemerkt,
worden omschreven.
Van diergeneeskundig belang is daarbij
dat de hond in veel gebieden en ten
aanzien van menig leishmania-species
aan die voorwaarden voldoet, maar dat
er ook endemische gebieden zijn waar
de hond nauwelijks of geen rol speelt in
de ziekte-overdracht.
Omgekeerd is ook leishmaniasis waar-
genomen in hondenpopulaties in gebie-
den waar de ziekte niet bij de mens
voorkomt (USA). Als natuurlijk ziekte-
reservoir speelt de hond vooral een
belangrijke rol in de cyclus van
L.
infantum
in het Middellandszee-gebied
en in Portugal.

In de laatste twee paragrafen van hoofd-
stuk 2 wordt uitvoerig aandacht besteed
aan de vectoren en aan de epidemiolo-
gie. Hoofdstuk 3 is gewijd aan de
bestrijding van parasiet-, vector- en gast-
heerreservoirs. De laatste zijn vooral
knaagdieren. Twee pagina\'s kleurenfo-
to\'s geven een aardig idee welke exoti-
sche dieren hierbij zijn betrokken.
Met betrekking tot gedomesticeerde
honden wordt serologisch populatie-
onderzoek in endemische gebieden aan-
■ bevolen (nog geen melding wordt ge-
maakt van de zeer betrouwbare en
relatief goedkope agglutinatie-methode,
die recent voor de diagnostiek bij mens
en hond werd ontwikkeld door Harith
et
aL,
en die momenteel ook in de Univer-
siteitskliniek voor Gezelschapsdieren in
Utrecht wordt toegepast, ref.). Wel is
men inmiddels tot de conclusie geko-
men dat aanbevelingen om besmette
huishonden te elimineren niet realistisch
zijn.

Ergo worden doseringen en behande-
lingsschema\'s met antimoonpreparaten
gegeven en adviezen voor het onder
controle houden van de infectie bij
besmette dieren. Deze adviezen zijn
overigens niet wetenschappelijk onder-
bouwd.

Preventieve vaccinatie van mensen is
nog steeds niet mogelijk. Bij de hond
worden momenteel in verschillende lan-
den in Europa vaccins tegen visceral
leishmaniasis uitgeprobeerd. Spectacu-
laire resultaten schijnen daarbij nog niet
te zijn behaald.

In hoofdstuk 4 wordt in tabelvorm een
zeer gedetailleerd overzicht gegeven van
de geografische verspreiding van de
verschillende vormen van de ziekte, de
bijbehorende leishmaniasis, de vectoren
en de gastheer-reservoirs in de gehele
wereld.

Ook de frequentie van voorkomen in de
verschillende gebieden wordt, voor zo-
ver bekend, vermeld. Dit wordt nog
eens geïllustreerd met behulp van enkele
landkaartjes. Deze zijn echter nog wei-
nig gedetailleerd en wekken bijvoor-
beeld onterecht de indruk dat leish-

Diagnose

diarree bij de
hond

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heer prof
dr R.M. Batt (The Royal Veterinary
College, London, Engeland) bereid
om voor de lezers een antwoord te
formuleren.

maniasis niet zou voorkomen op
Eilanden in de Middellandse Zee.
In de hoofdstukken 5 tot en met 8
worden de strategieën beschreven die in
de verschillende gebieden zijn uitgezet
om de ziekte te bestrijden en worden
aanbevelingen gedaan hoe de bestrijding
het best georganiseerd kan worden.
Aanbevelingen ten aanzien van de
research (hoofdstuk 9) betreffen vooral
het ontwikkelen van vaccins en het
zoeken naar effectieve veilige medicij-
nen. Het rapport signaleert hier verder
dat er nauwelijks iets bekend is over de
immunologische afweer van de gast-
heer-species, die als natuurlijk reservoir
vigeren.

Dit rapport is uiteraard geen handlei-
ding voor individuele patiëntenbehan-
deling en geeft ook geen informatie over
symptomen bij huisdieren.
Wel is een aanhangsel toegevoegd met
een aantal praktisch gerichte paragrafen,
waarin onder meer de samenstelling en
bereiding van voedingsbodems en tech-
nieken voor het isoleren en invriezen
van parasieten.

Een beschrijving hoe bij de hond een
aspiraat uit een lymfklier kan worden
genomen geeft, naar de ervaring van de
referent, onterecht aan dat daarbij lokaal
anesthesie nodig zou zijn.
Ook is het jammer dat nauwelijks refe-
renties worden aangegeven.
Het rapport geeft echter een voortreffe-
lijk overzicht van de huidige stand van
zaken met betrekking tot de epidemiolo-
gie en de bestrijding van leishmaniasis.
Het is dan ook aan te bevelen voor een
ieder, die zich via onderzoek of anders-
zins bezig houdt met de bestrijding van
deze zoönose.

R. J. Slappende!

Vraag en antwoord

Vraag

What are the main conditions that cause
malabsorption in the dog and how do
you diagnose these diseases?

Antwoord
De diagnose van acute diarree blijft
vaak beperkt tot een goede anamnese en
klinisch onderzoek, aangezien in de
meeste gevallen de diarree van tijdelijke
aard is en met symptomatische behande-
ling volstaan kan worden. Dit kan even-
tueel aangevuld worden met een faeces-
onderzoek op wormeieren en
Giardia,
terwijl in ernstiger gevallen bloedonder-

-ocr page 40-

zoek verricht zal worden, voornamelijk
om de ernst van de secundaire gevolgen
van de diarree te evalueren (hemato-
kriet, witte bloedcellen, eiwitten, elek-
trolyten, nierfunctie). Voor de diagnose
van chronische diarree is echter uitge-
breider laboratoriumonderzoek vereist.
De recente introductie van nieuwe diag-
nostische tests heeft dit ook toegankelijk
gemaakt voor de prakticus in de alge-
mene praktijk.

In eerste instantie zijn een goede anam-
nese en routine-onderzoek van bloed,
ontlasting en urine nodig. De anamnese
helpt om te differentiëren tussen dikke
en dunne darm-diarree; bloed- en urine-
onderzoek helpen om metabole oorza-
ken uit te sluiten en de faeces wordt
onderzocht op specifieke pathogenen
(wormen,
Giardia, Salmonella en Cam-
pylobacter).
Kleuring van ontlastinguit-
strijkjes met Soedan III kan een idee
geven of er steatorree is, wat duidt op
een malabsorptie. Bevindingen die van
belang kunnen zijn bij de verdere inves-
tigatie zijn eosinofilie (parasitisme of
eosinofiele gastroenteritis), neutrofilie
(ontstekingen), lymfopenie (lymfangiec-
tasie) en hypoproteïnemie (protein-lo-
sing enteropathy). Röntgenfoto\'s zijn
over het algemeen niet erg zinvol aange-
zien in de meeste gevallen de morfologi-
sche veranderingen in de mucosa gering
zijn en niet röntgenologisch zichtbaar.
Buikfoto\'s zijn geïndiceerd indien men
obstructie of neoplasie vermoedt, en
bariumonderzoek is verder nuttig in
geval van een portein-losing enterop-
athy om te zien of er infiltratie van de
darm is (ontstekingsweefsel of tumor).
Vervolgens moet men een onderscheid
maken tussen exocriene pancreas insuf-
ficiëntie (EPI) en dunne darm-enterop-
athieen, die beide malabsorptie kunnen
veroorzaken. Eerst wordt EPI uitgeslo-
ten, aangezien dit een omschreven ziek-
tebeeld is met secundaire consequenties
die kunnen interfereren met de diagnose
van dunne darm-enteropathieen.
Vroeger werd dit gedaan via bepaling
van faecale proteolytische activiteit - b.v.
door vertering van strookjes röntgenfoto
of door assay van trypsine met specifieke
substraten-, maar deze tests leverden
teveel vals-negatieven en positieven op
om betrouwbaar te zijn. De BT: PABA-
test was gevoeliger maar te gecompli-
ceerd voor gebruik in de praktijk, o.a.
omdat analyse van diverse bloedmon-
sters vereist was. Respons op empirische
behandeling met pancreasenzymen is
ook niet betrouwbaar aangezien som-
mige honden met een primaire entero-
pathie tijdelijk hierop kunnen verbete-
ren. Bepaling van serum trypsin-like
immunoreactivity (TLI) is een nieuwe
test die zeer gevoelig en specifiek is, en
verricht kan worden in een enkel bloed-
monster. In deze test wordt trypsinogeen
gemeten dat uit de pancreas in de
bloedstroom lekt, en het geeft dus indi-
rect een idee over de hoeveelheid functi-
oneel pancreasweefsel. In honden met
EPI is de exocriene pancreas bijna ge-
heel verdwenen en serum TLI-concen-
tratie is bijzonder laag (altijd kleiner dan
5 ng/L en meestal kleiner dan 2.5 ng/V,
normaalwaarden 5.2-34
fxg/L).
Als EPI uitgesloten is worden verdere
darmfunctie tests verricht. Problemen
waarmee men hier te kampen heeft zijn
de ongevoeligheid van routine scree-
ningstests (zoals de xylose-absorptie-
test), de relatieve ontoegankelijkheid
van de dunne darm voor biopsie en het
feit dat in een aantal chronische enterop-
athieen er geen histologische afwijkin-
gen in darmbiopten te vinden zijn. Bepa-
ling van serum folaat en cobalamine
concentraties heeft het voordeel dat dit
niet alleen kan helpen bij de detectie
maar ook bij de karakterisatie van
dunne darmaandoeningen. Absorptie
van folaat vindt normaliter plaats in de
proximale dunne darm, en een vermin-
derde serum folaat-concentratie is een
indicatie van een proximale enterop-
athie. Cobalamine-absorptie gebeurt in
het ileum, en aandoeningen daar kun-
nen een verlaagde serum cobalamine-
concentraties veroorzaken.
Een vaker voorkomende oorzaak van
een lage serum cobalamine-concentratie
is echter bacteriële overgroei in de
dunne darm (small intestinal bacterial
overgrowth-SIBO-).
Diverse enterale bacteriën hebben de
eigenschap dat ze cobalamine kunnen
binden, zodat het niet geabsorbeerd kan
worden. Bovendien kunnen sommige
bacteriën folaat aanmaken waarna dit in
het jejunum geabsorbeerd wordt wat
resulteert in verhoogde bloedcontraties.

De normaalwaarden voor serum folaat
en cobalamine variëren met de methode
die gebruikt wordt; de normale range
voor de meest gebruikte radio-isotoop-
kit is 3.5-8.5 jug/L voor folaat en 215-
5(X) ng/L voor cobalamine. Normale
serumconcentraties voor deze enzymen
sluiten echter niet uit dat er een bacte-
riële overgroei of enteropathie aanwezig
kunnen zijn, aangezien dit afhangt van
de aard, ernst en duur van de mucosale
veranderingen en van het type en aantal
bacteriën dat aanwezig is. EPI vaak
gepaard met een secundaire bacteriële
overgroei en moet eerst uitgesloten wor-
den.

Vervolgens kan men overgaan tot het
nemen van darmbiopsieën, of men kan
eerst de respons op modificatie van het
dieet afwachten; zo wordt een lage
folaatconcentratie in jongere honden
vaak gezien in het kader van een voedsel-
intolerantie of -allergie, en men kan dan
eerst een proef nemen met een hypoal-
lergeen dieet.

Darmbiopsieen kunnen endoscopisch of
operatief genomen worden. Endoscopie
heeft het voordeel dat het niet-trauma-
tisch is en dat het inwendige maagdarm-
kanaal bezichtigd kan worden; de beno-
digde apparatuur is echter duur en het
vereist enige expertise, terwijl men bo-
vendien alleen maag en duodenum inves-
tigeren kan. In de praktijk zal men
daarom vaker biopsieën via laparotomie
nemen; het is dan belangrijk altijd biop-
ten van minimaal 3 plaatsen - zoals b.v.
duodenum, jejunum en ileum - te ne-
men. Tegelijkertijd kan enig duodenaal
darmsap voor bacteriële kweek verkre-
gen worden.

Mededelingen
VD

Besmettelijke dierziekten
In Nederland kwamen in de periode van
19 oktober t/m 6 december 1992 de
volgende gevallen van besmettelijke
dierziekten, waarvan aangifte verplicht
is, voor:

Rotkreupeb

Totaal 2 gevallen in 2 gemeenten.
Groningen 1 geval

Noord-Holland 1 geval

Schurft

Totaal 1 geval in Noord-Holland.
Pseudo-vogelpest

Totaal 3 gevallen in 3 gemeenten in
Noord-Brabant.

SVD

Totaal 10 gevallen in 2 gemeenten in
Gelderland.

-ocr page 41-

Enthousiaste dierenarts met ruime ervaring zoekt werk in een

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

of gemengde groepspraktijk met nadruk op kleine huisdieren.

Voorkeur: midden of zuidoosten van Nederland. Reacties telefonisch: 071 -128293.

Ter overname gevraagd een

GEMENGDE PRAKTIJK

in het noorden van het land

Uw reacties gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht onder nummer 80/92.

Dix voor een
deskundige diagnose

Vindt u verzekeringen en financieringen
ondoorzichtig? Da\'s jammer. Maar nog spij-
tiger wordt \'t als u zich daarbij neerlegt.
Want dan mist u — bijvoorbeeld — de
deskundige diagnose van Dix & Co. Een
diagnose, die uitmondt in haarscherpe ad-
viezen.

Maak geen brokken en kies tijdig één advi-
seur, niet meer. Eén adviseur, die onafhan-
kelijk is en uw héle financiële bescherming
verzorgt. En die daardoor uw persoonlijke
situatie op spannende momenten helder en
snel in beeld kan brengen. Omdat hij het
totale overzicht heeft.

^ Laat Dix uw éne adviseur zijn ^

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Tel 030 - 51 15 20 Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

ENGAGIERTER
DEUTSCHER
NACHWUCHS-
PRAKTIKER

Tierarzt, 32 Jahre alt, verheiratat,
Diplom, bald promoviert, ein halbes
Jahr Grosstierpraxis, solide arbei-
tend, lernwillig, korrektes Auftre-
ten, sucht Position als praktischer
Tierarzt (Grosstiere).
Langfristige Zusammenarbeit wird
angestrebt.

Bereitschaft zum Umzug und zum
erlernen der holländischen Sprache
vorhanden. Zuschriften erbeten un-
ter 81/92,

Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht.

-ocr page 42-

Op woensdag 27 mei waren we getuige van een
indrukwekkende uitvaartdienst van collega A.J.
Bruin en van zijn echtgenote Gerritje Bruin-
Smeenk in de Nederlandse Hervormde Kerk te
GorsseL Beiden waren al enkele maanden ernstig
ziek en stierven bijna tegelijkertijd in het zieken-
huis in Deventer, waar ze al een aantal weken
waren opgenomen.

Anton Bruin werd op
22 december 1919 in
Haarlem geboren, al-
waar hij ook zijn
schoolopleiding volg-
de. Het liefst was hij.
evenab zijn vader, de
zeevaart ingegaan,
maar hiervoor werd
hij afgekeurd. Hij
ging in Utrecht stude-
ren en behaalde in
1947 het dierenarts-
diploma. Na eerst in
enkele praktijken te
hebben waargeno-
men werd hij al spoe-
dig benoemd tot keu-
ringsdierenarts aan
het Openbaar Slacht-
huis in Utrecht Ook
hier heeft hij vrij snel problemen met zijn
gezondheid gekregen en moest in het begin zelfs
een jaar gaan kuren In 1952 trad hij in het
huwelijk met iVilhelmina Casemire Laarman.
Uit dit huwelijk werden een zoon en twee
dochters geboren.

Gezondheidsproblemen hebben een grote rol in
zijn leven gespeeld en hebben zijn ontplooiings-
mogelijkheden sterk beperkt. Zelf was hij een
ernstige diabetespatiënt, maar ook overleed zijn
vrouw in 1975 na een ernstige ziekte. In 1984
hertrouwde hij met Gerritje Smeenk. die hij op
een reis van de Nederlandse Diabetes Vereniging
had ontmoet. Na zijn pensionering zijn zij samen
in Gorssel gaan wonen, waar zij vandaan kwam
Collega Bruin heeft ruim 37 jaar aan het
slachthuisin Utrecht gewerkt, waarvan de laatste
14 jaar als adjunct-directeur Hij heeft hierbij
ook al die tijd als wetenschappelijk medewerker
van de Rijksuniversiteit, de co-assistenten in hun
opleiding begeleid Hij deed dit met veel plezier en
met een grote plichtsbetrachting, maar wel geheel
op zijn eigen wijze. Vele aanstaande dierenartsen
hebben van zijn kennis kunnen profiteren. Hij
voelde zich bij dit onderwijs en bij de studenten
betrokken en heeft hierdoor de ontwikkelingen
in de organisatie van de vleeskeuring en van het
slachthuiswezen dan ook maar moeilijk kunnen
accepteren.

In memoriam

A. J. Bruin

Bruin had alleen een ruime belangstelling, maar
was ook sterk algemeen ontwikkeld De belang-
stelling voor de zeevaart heeft hij altijd behouden,
maar ook was zijn kennis van de paleografie en
van het Bargoens erg groot Eveneens was zijn
kennis van de streektalen in Nederland goed
ontwikkeld Zo probeerde hij bij de uitspraak van
iedere student altijd vast te stellen, uit welke
streek van Nederland hij (of zij) afkomstig was.

Met zijn tweede vrouw heeft hij aanvankelijk in
Gorssel nog een goede tijd gehad, alhoewel hun
beider kwaal op den duur steeds grotere proble-
men ging geven Zo zelfs, dat ook zijn gezichts-
vermogen erg achteruit ging. Mede doordat
beiden aan dezelfde ziekte leden en de secundaire
verschijnselen wel heel erg zwaar werden waren
zij ook emotioneel sterk aan elkaar gebonden.
Uiteindelijk heeft dit alles tot hun overlijden
geleid Met het verscheiden van collega Bruin,
hebben we van een markante figuur uit Dierge-
neeskundig Nederland afscheid genomen. Velen
zullen hem niet makkelijk vergeten.

G.M. Vogely

In de laatst gehouden vergadering van het
Algemeen Bestuur op 2 december 1992 is de
profielschets voor de nieuwe voorzitter van de
KNMvD besproken. De huidige voorzitter,
prof.dr. E.H. Kampelmacher, is op de aan-
staande Algemene Ledenvergadering van okto-
ber 1993 reglementair aftredend en niet herkies-
baar.

Uit de leden van het Algemeen Bestuur is een
Vertrouwenscommissie gevormd, die bestaat uit
de collegae J. Minderhoud (Tilburg), mevrouw
dr. G.J. Binkhorst (De Bilt), R. Back (Lochem),
W.J.R Coops (Capelle aan de IJssel) en prof.dr.

Van het Algemeen Bestuur

E.H. Kampelmacher, Bilthoven.
De Vertrouwenscommissie fungeert enerzijds als
aanspreekpunt voor het vertrouwelijk doorge-
ven van namen van mogelijke kandidaten en zal
anderzijds gesprekken kunnen voeren met kan-
didaten.

De leden van het Algemeen Bestuur zullen met
hun achterban de invulling van het voorzitter-
schap bespreken en uitzien naar mogelijke kan-
didaten.

Leden van de KNMvD kunnen uiteraard ook
namen van kandidaten doorgeven aan de Ver-
trouwenscommissie.

De profielschets is voor leden van de KNMvD
beschikbaar op het secretariaat, tel. 030 - 510
111 (vraag naar Karin Nutters).

-ocr page 43-

Zoals u weet is op 1 januari 1992 de Pensioen-
regeling voor Dierenarts-assistenten van start
gegaan. Deze pensioenregeling is tot stand
gekomen na uitvoerig overleg tussen de
KNMvD en de Vedias, de Vereniging van
Dierenarts-assistenten.

Er bleek zowel van de kant van de prakticus-
werkgever als van de dierenarts-assistent be-
hoefte te bestaan aan een pensioenregeling voor
dierenarts-assistenten. Daarin zou naast een
ouderdomspensioen vanaf de 60-jarige leeftijd
ook een invaliditeitspensioen moeten worden
opgenomen, plus een tijdelijk ouderdomspensi-
oen om de jaren tussen het 60ste en 65ste
levensjaar te overbruggen. Uiteraard mocht een
nabestaandenpensioen ook niet ontbreken.
Nadat met verschillende verzekeraars overleg
was gevoerd en advies was uitgebracht door de
actuaris-adviseur van de KNMvD, is er uiteinde-
lijk voor gekozen om de Pensioenregeling voor
Dierenarts-assistenten onder te brengen bij
Avéro Pensioenverzekering N.V. te Leeuwarden,
een verzekeraar die in de agrarische sector tot de
grootste pensioenverzekeraar kan worden gere-
kend.

De Pensioenregeling die tot stand is gekomen is
een vrijwillige regeling; de werkgever is niet
wettelijk verplicht pensioen aan zijn/haar die-
renarts-assistent toe te kennen. Maar bij goede
arbeidsvoorwaarden behoort echter ook een
goede pensioenvoorziening. Het Hoofdbestuur
van de KNMvD en Vedias adviseren dan ook de
Pensioenregeling op zo groot mogelijke schaal in
te voeren. Ook de Groepen Geneeskunde Gezel-
schapsdieren en Practici Grote Huisdieren van de

KNMvD

Pensioenregeling voor

dierenarts-assistenten

KNMvD staan achter deze Pensioenregeling.
De kosten van de Pensioenregeling worden voor
2/3e deel betaald door de werkgever en voor 1 /
3e deel door de dierenarts-assistent.

Inmiddels is de Pensioenregeling nu bijna een
jaar van kracht en hebben ruim 30 dierenartsen-
praktijken voor hun dierenarts-assistenten van
de Pensioenregeling gebruik gemaakt. Het gaat
dan in totaal om zo\'n 40 werknemers. De
dierenartsenpraktijk in Lichtenvoorde geeft
daarbij het goede voorbeeld en heeft voor alle
vijf dierenarts-assistenten een pensioenvoorzie-
ning getroffen. Reden genoeg voor de KNMvD,
Vedias en Avéro om hieraan aandacht te beste-
den door middel van persoonlijke gelukwensen
en presentjes. Eén van de dierenartsen, H.W. van
Ruitenbeek, vertelde dat de praktijk het vanzelf-
sprekend vindt dat, nu er een pensioenvoorzie-
ning is gekomen voor de dierenarts-assistenten,
hiervan ook gebruik wordt gemaakt. De dieren-
artsen en de assistenten van de praktijk hebben er
niet veel woorden aan vuil gemaakt, maar de
daad bij het woord gevoegd en de vijf inschrijvin-
gen waren een feit.

De KNMvD en Vedias hopen dat dierenartsen
en hun dierenarts-assistenten dit voorbeeld vol-
gen en zich aanmelden voor de Pensioenregeling.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen
met mevrouw M. C. van Oostrum-Schuurman
Hess van de KNMvD, tel. 030-510111.

■^ir

^ ff . i

De dierenartsenprakti|k in Lichtenvoorde maakt voor alle
vi|f dierenartsassistenten gebruik van de pensioenregeling
(foto\'s: Fotostudio Vreeman-Kolkman)

-ocr page 44-

Onder de titel \'Hoe bij de tijd te blijven\' werd
op 17 september jl., in het Hoofdgebouw van
de Faculteit Diergeneeskunde, een bijeen-
komst georganiseerd door de KNMvD, de
redactie van het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
en de Bibliotheek van de Faculteit,
mede op instigatie van dr. Th.A.M. Eising-
horst van Euroscience.
De bedoeling was om vanuit verschillende
invalshoeken de moderne literatuurinforma-
tiesystemen te belichten. De opzet was vooral
om de betekenis ervan voor de praktische
uitoefening van de diergeneeskunde te be-
spreken.

□e voordrachten

Dr. Tj. Jorna, Algemeen secretaris van de
KNMvD, wees er in zijn welkomstwoord op dat
de Maatschappij grote waarde hecht aan de
kennisvernieuwing van de dierenarts ten einde
zijn beroep optimaal te kunnen uitoefenen.

\'Waarvoor heb je welke informatie eigenlijk
nodig is de basisvraag die men moet stellen bij
het nadenken over het verzamelen van docu-
mentaire informatie voor eigen gebruik\', stelde
drs. A.H.H.M. Mathijsen, bibliothecaris van de
Faculteit.

In de medische beroepen worden, naar uit
onderzoek is gebleken, tot nog toe de traditionele
bronnen (boek en tijdschrift), maar daarnaast
vooral de informele kanalen (collegiaal overleg,
vakbijeenkomsten) gebruikt om zich van infor-
matie te voorzien. Zowel de practicus als de
specialist laten de mogelijkheden, die de compu-
ter kan bieden bij het opslaan en terugvindbaar
maken van literatuur, vaak onbenut. Maar juist
de mogelijkheid om informatie-opslag en -selec-
tie te automatiseren geeft een toegevoegde
waarde aan de informatie, terwijl de waarde van
de informatie zelf alleen een potentiële is. Pas
achteraf kan men de eigenlijke waarde ervan
vaststellen. Voor het inrichten van een beroeps-
praktijk is het wezenlijk de toegangen tot de
meest geëigende informatiekanalen te organise-
ren. Men dient ervoor te zorgen in een \'informa-
tion rich environment\' te werken.
De Bibliotheek van de Faculteit vervult voor
diergeneeskundig Nederland, naast de traditi-
onele rol van documentleverancier op basis van
een up-to-date boeken- en tijdschriftencollectie,
ook de rol van informatiemakelaar.

Twee practici die beiden gebruik maken van
literatuurzoeksystemen, nl. drs. M. Bethlehem
(Dierenartsassociatie Coevorden) en drs. A.J.
van Toor (Praktijk voor Gezelschapsdieren, Den
Haag), vertelden over de manier waarop zij ten
behoeve van hun praktijk omgaan met het

Hoe bij (de tijd] te blijven?

aanbod van wetenschappelijke informatie. Nu
een groot percentage van de praktijken ten
behoeve van de administratie en/of de bedrijfs-
begeleiding over PC\'s beschikt, kunnen deze ook
voor literatuurinformatie worden ingezet. Door
zich te abonneren op een attenderingsdienst in
machine-leesbare vorm (bijvoorbeeld Current
Contents on Diskette) kunnen wekelijks de van
belang geachte artikelen worden geselecteerd en
in het computergeheugen worden vastgelegd.
Tevens kan een \'bibliotheek\' worden opge-
bouwd door van de meest belovende titels
overdrukken of fotokopieën aan te vragen. In
een gemengde groepspraktijk is het zinnig om
één persoon te belasten met de informatievoor-
ziening. Zowel voor iedere dierenarts afzonder-
lijk, overeenkomstig belangstelling en werkter-
rein, als voor collectief gebruik kunnen
bestanden (personal files) worden opgebouwd
en bijgehouden. Aldus is actuele informatie
permanent beschikbaar.

Het bijblijven is nodig om nieuwe ontwikkelin-
gen tijdig te kunnen inpassen in de eigen praktijk-
voering zodat men èn kwaliteit aflevert èn
tegelijkertijd plezier houdt in het werk.
De clou is echter om te weten welke tijdschriften
de artikelen publiceren die het beste overeen-
stemmen met het eigen interessegebied, en tevens
welke secundaire systemen de meeste van deze
tijdschriften in hun verzameling hebben opgeno-
men.

Dr. J.D. Kuiper (Proefdierkundig Expertisecen-
trum, PREX), mede namens prof.dr. L.F.M. van
Zutphen (Vakgroep Proefdierkunde), wees op de
mogelijkheid om nog op een andere manier
gebruik te maken van de PC, namelijk door deze
te voorzien van een communicatieprogramma
en vervolgens via een modem aan te sluiten op
een \'host computer\', waarop een of meer litera-
tuurbestanden zijn geladen. Naar behoefte kun-
nen dan de literatuurgegevens worden afgetapt.
Het voordeel is dat men niet zelf voor de
bestandsopbouw hoeft te zorgen en dat van meet
af aan over een langere in de tijd teruggaande
periode gezocht kan worden.
PREX kan naast proefdierkundige bestanden en
naast bestanden op CD-ROM, ook een op de
veterinaire praktijk gericht literatuurbestand
aanbieden. De heer Kuiper demonstreerde het
on line-zoeken in een dergelijk bestand en liet
zien hoe de geselecteerde literatuurreferenties
vanuit de facultaire host computer naar de eigen
PC kunnen worden overgebracht en bewerkt.

Dr. Th.A.M. Elsinghorst maakte in zijn inleiding
duidelijk dat men er na aanschaf van een eigen
computer nog niet is. Er dienen nog heel wat
keuzes gemaakt te worden. Allereerst de keuze

-ocr page 45-

van het uitgangsbestand; dit kan een on line-
bestand zijn, een CD ROM-bestand of een
bestand op diskette. Voor de eerste twee dient de
hardware te worden uitgebreid met respectieve-
lijk een modem of een CD ROM-reader. Wil
men kunnen zoeken in de geïmporteerde litera-
tuurreferenties dan is een database management-
programma nodig. Via een conversieprogramma
kunnen de gegevens die vanuit het uitgangsbe-
stand op schijf zijn gezet zodanig gestructureerd
worden dat zij in het database managementpro-
gramma kunnen worden ingelezen. Bij sommige
van deze programma\'s kan men de literatuurge-
gevens naar eigen keuze indelen.

Gedurende de pauze werd een aantal program-
ma\'s op zes PC\'s door de heer Elsinghorst en
mevrouw drs. M.H.F. van Niel gedemonstreerd.

Discussie

Het liet zich raden dat er tijdens de discussietijd
veel vragen waren welke aanpak nu voor de
eerstelijns dierenarts de beste is. De discussielei-
der, dr. W. Sybesma, kondigde aan dat de
initiatiefnemers van deze middag het voornemen
hebben om een gevarieerd aanbod uit te werken.
Hierbij willen zij zich echter mede laten leiden
door de wensen die in het veld leven.
Een op specifieke vragen van een bepaalde
beroepsgroep toegesneden informatiebron in de
vorm van een \'host computer\' biedt natuurlijk
veel voordelen gezien de flexibiliteit in het
zoekproces, maar de kosten dienen dan wel
concurrerend te zijn met eigen abonnementen.
Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde zou op dit
gebied ook een rol kunnen vervullen door
diskettes te leveren met de cumulatieve inhouds-
opgaven (met samenvattingen der artikelen) van
een aantal jaargangen. Bij de Veterinary Quar-
terly wordt dit voornemen volgend jaar al
uitgevoerd. Dit kan men als een variant beschou-
wen op de methode geïntroduceerd door de
JAVM A en die nu ook wordt toegepast door een
aantal andere Amerikaanse veterinaire tijdschrif-
ten waarbij in elke aflevering strips zitten die in
gecodeerde machine-leesbare vorm de bibliogra-
fische informatie bevatten.
Opgemerkt werd dat het lezen van wetenschap-
pelijke artikelen vaak geen oplossing biedt voor
de problemen uit de dagelijkse praktijk. Ook zal
veel meer voorlichting en instructie nodig zijn
om de dierenarts in de gelegenheid te stellen de
juiste keuzes uit het grote aanbod aan hulpmid-
delen en systemen te doen maken. Volgens dr.
RH.A. Poll, directeur PAO-D, staat of valt de
ontwikkeling van de diergeneeskunde in belang-
rijke mate met de toegankelijkheid van de
literatuur. De presentaties van deze middag
gehoord hebbend en beseffend dat op dit gebied
inderdaad meer voorlichting en instructie nodig
is, stelde hij voor een PAO-programma te
organiseren, waarin de elementen die nu voorge-
dragen zijn, aan de orde zullen komen.

Toekomstige activiteiten

In een nabespreking door de inleiders werd
geanalyseerd welke zaken verdere aandacht ver-
dienen en met welke toekomstige activiteiten de
dierenarts gebaat is.

Zeer belangrijk is dat er een brug geslagen wordt
naar de gebruikers en dat betaalbare en gebrui-
kersvriendelijke systemen worden aangeboden.
Een inventarisatie van de reeds aanwezige en nog
te ontwikkelen diensten leverde het volgende
beeld op:

1. De Bibliotheek Diergeneeskunde functioneert
nu al als intermediair voor gebruikers die zich tot
haar wenden en die bereid zijn te betalen voor de
verleende diensten. Via de afdeling Biomedische
Informatie kan literatuur over een breed veld van
biomedische en klinische vraagstellingen worden
opgespoord. Tevens kunnen via de bibliotheek
de documenten ook worden geleverd.

2. PREX is een zogenaamde host-organisatie in
ontwikkeling die on line algemene en proefdier-
kundige literatuurbestanden aan geregistreerde
gebruikers ter beschikking zal stellen. In de
toekomst zullen ook dierenartsen via PREX de
beschikking kunnen krijgen over specifiek dier-
geneeskundige bestanden. Deze bestanden kun-
nen via een modemaansluiting aan het openbare
telefoonnet geraadpleegd worden. Aan gebrui-
kers zal hiertoe gebruikersvriendelijke program-
matuur ter beschikking worden gesteld. Wat de
kosten betreft wordt gedacht aan een abonne-
mentsprijs van enkele honderden guldens op
jaarbasis.

3. Euroscience zal, in samenwerking met de
Bibliotheek Diergeneeskunde, een Literatuur
Service Programma opzetten. Dit houdt in de
uitgave van een maandelijks bulletin waarin de
inhouden van zo\'n honderd veterinaire tijdschrif-

-ocr page 46-

ten worden ontsloten. De prijs zal ongeveer 175
gulden bedragen. De hierin opgenomen gege-
vens zullen ook in een diskette-editie verkrijg-
baar zijn. Aangezien de samenstelling van bulle-
tin en diskette gebaseerd wordt op door de
bibliotheek ontvangen materiaal, is een snelle
verkrijgbaarheid van fotokopieën gegarandeerd.
4. Het Institute for Scientific Information (Phila-
delphia) heeft aangekondigd in maart 1993 met
een product op de markt te komen dat geheel aan
de diergeneeskunde gewijd zal zijn. De titel is
Focus on: Veterinary ^ience & Medicine.
Maandelijks zullen ongeveer 12(X) abstracts (uit-
eraard tezamen met de bijbehorende bibliografi-
sche gegevens) op diskette worden uitgebracht.
De geannonceerde prijs bedraagt $ 215 $ 45
(porto).

5. Op 29 januari 1993 zal een PA O-cursus
worden georganiseerd, die gewijd zal zijn aan het
gebruik van de PC bij de verwerking van
literatuurinformatie. De geconstateerde knel-
punten die de toepassing van geautomatiseerde
hulpmiddelen in de weg staan, zullen speciale
aandacht krijgen.

Het programma en de aanmeldingsvoorwaarden
zijn elder afgedrukt in deze aflevering.

Wat is de waarde van de zoeksystemen voor

de dierenarts?

Inleiding tijdens een voorlichtingsbijeenkomst
voor dierenartsen o.d.t. \'Hoe bij (de tijd) te
blijven\' op 17 september 1992 door
A.H.H.M.
Mathijsen.

Als iemand er zijn levenswerk van maakt om de
informatiebronnen op veterinair gebied te verza-
melen en zodanig te organiseren dat hiervan door
zoveel mogelijk gegadigden gebruik kan worden
gemaakt, is die persoon dan ook de meest
aangewezene om de waarde ervan aan te geven?
Hij kan een uiteenzetting geven over de verschei-
denheid van de hulpmiddelen om informatie te
verkrijgen, van de eigenschappen en de kosten
van elk systeem; hij kan ook een advies geven
welk systeem het beste lijkt te passen in een
bepaalde situatie, maar wat hij niet kan, en wat u
dus ook niet mag verwachten, is dat hij uitspra-
ken kan doen over de waarde van de informatie
zelf die u aan het aan te schaffen systeem gaat
ontlenen.

Net zo min als de kok kan garanderen dat de
door hem bereide maaltijd bij alle gasten goed
valt - het is niet voor niets dat hij er altijd naar
komt vragen - kan de bibliothecaris uitspraken
doen over de waarde van de documenten die hij
ter beschikking stelt. De uiteindelijke gebruiks-
waarde kan alleen door de afnemer worden
bepaald en deze gebruikswaarde zal van geval tot
geval kunnen verschillen. De verstrekker zal
hooguit uit de terugkeer van zijn klanten kunnen
afleiden dat zijn diensten nuttig gevonden wor-
den. Expliciete uitspraken over het gebruik, het
nut, de waarde van afeonderlijke publikaties
hoort de bibliothecaris zelden. Deze horen trou-
wens ook thuis in de dialoog tussen de auteurs en
de lezers. Als de lezer vervolgens auteur wordt,
zal in zijn citatielijst een evidente maatstaf
gevonden kunnen worden in hoeverre hij de
aangereikte bronnen ook gebruikt heeft, en
alleen door lezing van de tekst kan blijken wat de
kwaliteit, dus de waarde, van deze bronnen was.
Op het verschil in de mogelijkheid om de waarde

vast te stellen van de ontleende informatie zelf en
van het systeem met behulp waarvan de informa-
tie gevonden kan worden, zal onderstaand (sub
8) nog worden terugkomen.

Eerst lijkt het goed om de literatuurinformatie,
de informatie vastgelegd in documenten, af te
zetten tegen andere informatiebronnen waarmee
de clinicus werkt, om zodoende aan te geven dat
de documentaire informatie, hoe belangrijk ook,
geen monopoliepositie heeft. Aansluitend zal het
relatieve belang van de verschillende informatie-
bronnen worden besproken zoals gebleken uit
een recent onderzoek onder Amerikaanse die-
renartsen. Vervolgens zullen we ons beperken tot
de documentaire informatie en nagaan in welke
organisatievormen deze benaderbaar is en welke
benaderingswijzen open staan.

De eis \'weten waar het staat\' kan niet meer
volgehouden worden nu de vragen die gesteld
kunnen worden steeds gedetailleerder en com-
plexer geworden zijn en het aantal plaatsen waar
het antwoord kan staan, onoverzichtelijk groot
geworden is.

Des te dwingender is echter, ook voor de
practicus, de eis geworden \'de weg tot de

Figuur 1

EXTERNE INFORMATIEBRONNEN

I. INFORMATIE UIT DE LITERATUUR

II. FEITELIJKE INFORMATIE:

" patiëntgebonden inl.

• bedrljlslnl.

• farmaceutische Inl.

• toxicologische Int.

• besmettelijke ziekteninf.

• stamboeklnf.

III. INFORMELE KENNISOVERDRACHT

-ocr page 47-

KNMvD

wetenschap\' te vinden. Hij zal zich de kennis
\'waar te zoeken\' en \'hoe te zoeken\' eigen moeten
maken. Deze dient permanent in het RAM-
geheugen van zijn brein beschikbaar te zijn!

Informatiebronnen

De informatie die uit de Uteratuur gewonnen kan
worden, vormt slechts een deel van de totale
informatie waarmee de clinicus werkt (Figuur
1). De documentaire informatie is algemeen
toegankelijk; het is publiek beschikbare informa-
tie. Daarnaast zijn er enige categoriën van
informatie die in het algemeen niet publiek
toegankelijk zijn\'. Het betreft speciale informa-
tie, die bestaat uit feitelijke informatie: patiënt-
gebonden informatie (afkomstig van onder meer
gezonheidsdiensten of vakgroepen van de facul-
teit), bedrijfsinformatie van veehouders, farma-
ceutische informatie over in ontwikkeling zijnde
geneesmiddelen, toxicologische informatie, nati-
onale en internationale gegevens over besmette-
lijke ziekten en gegevens van de stamboeken. Via
jaarverslagen en statistieken komt een deel van

JOURNALS

1 r

\'BOOKS

I

CONTINUING EDUCATION

PRIVATE PRACTITIONERS

I I

UNlVERSnV CLINICIANS

OTHER

20 40 60 80 100 120 140 180 180 200 220 240 280 280
NUMBER OF RESPONSES
(A faw ratpondant* tuppllad mora than one resource)

deze informatie periodiek beschikbaar en wordt
dan weer gedekt door literatuurinformatiesyste-
men.

Een bepaald type informatiebron heeft, zover ik
weet, in Nederland nog geen ingang gevonden in
de veterinaire sector, maar speelt in onder meer
de V.S. en Australië een rol van betekenis; ik
bedoel de systemen voor Computer Assisted
Diagnosis.

Deze representeren een mengvorm van feitelijke
gegevens (symptomen en differentieel diagnosti-
sche criteria) en literatuurgegevens, die de bron
vormen waaruit de feitelijke gegevens zijn afge-
leid.

Een derde, zeer belangrijke categorie om infor-
matie te verkrijgen, wordt gevormd door het
informele circuit waarin iedere beroepsbeoefe-
naar zich beweegt. Componenten hiervan zijn:
correspondentie en gesprekken met collegae en
deskundigen, vergaderingen, congressen en an-
dere vormen van mondelinge kennisoverdracht
zoals PAO.

De eigenschappen van mondelinge informatie-
uitwisseling maakt dat deze vorm complemen-
tair is aan kennisverwerving uit gedrukte bron-
nen: de uit deze bronnen verkrijgbare \'know-
how\' is vaak niet in de literatuur te vinden.

Naast de speciale en informele bronnen, die alle
extern zijn, mogen in de opsomming de kern-
bronnen niet vergeten worden die als intern
aangemerkt kunnen worden: de eigen waarne-
mingen, metingen en experimenten, die de pri-
maire gegevens leveren, die geverifieerd en aan-
gevuld moeten worden met de gegevens van
anderen, te leveren door personen of instituten,
dan wel te destilleren uit de literatuur.

Het gebruik van informatiebronnen door
Amerikaanse practici

In 1989 werd een gebruikersonderzoek gedaan
onder dierenartsen die praktizeerden in die staten
waarin de \'veterinary college libraries\' ook aan
externe gebruikers diensten verlenen 17 Van de
27 blijken zulks te doen. Hoewel de steekproef
klein was (270 respondenten) bevestigt dit on-
derzoek de uitkomst van soortgelijke onderzoe-
kingen onder medici, namelijk dat beide be-
roepsgroepen uiterst traditioneel zijn in het
gebruik van informatiehulpmiddelen. Noch de
PC, noch databases^ noch bibliotheken spelen
een rol van betekenis. Slechts 45% bleek over een
PC te beschikken en slechts 7% hiervan (d.i. 9
van de 287 respondenten) bleek deze voor
literatuurdoeleinden te gebruiken.
Figuur 2 toont de verdeling van de informatie-
bronnen, die gebruikt werden bij klinische pro-
bleemgevallen. Het aantal keren dat informele

Voor een meer uivoerige beschrijving van feitelijke veterinaire informa-
tiebronnen, zie: D.C. Blood and P. Brighlling.
Velerinaiy information

manegemeni. London etc.: Bailliire Tindall, 1988. p. 3-7.

Nancy L. Pelier and Joan M. Leysen. Use of information resources by

veterinary practitioners. Bulletin of the Medical Library Association,

79(1), 10-16, 1991.

Voor een omschrijving van het begrip \'database\', zie sub 6.

-ocr page 48-

bronnen genoemd werden (collegae en diagnos-
tische laboratoria) was 480, tegenover 350 keren
dat boeken, tijdschriften, bibliotheken en andere
bronnen werden gebruikt.
Als het gaat om bij te blijven (Fig. 3) zien we een
ander beeld; dan overwegen de formele bronnen:
215 keer worden tijdschriften, boeken en andere
hulpmiddelen (databases) genoemd tegenover
180 keer bijscholing en collegae.
Ondanks de \'computer revolution\' en de be-
schikbaarheid van goed geoutilleerde bibliothe-
ken blijkt het moeilijk om de practici te doen
profiteren van deze kennisreservoirs.
Er is weinig aanleiding te veronderstellen dat in
Nederland gebruikersonderzoek onder dieren-
artsen andersoortige uitkomsten zou geven. Wel
gaf een vorig jaar gehouden steekproef aan dat
er, bij groepspraktijken althans, belangstelling is
om gebruik te maken van literatuurinformatie in
geautomatiseerde vorm.
De verwachting is dat herstructurering van het
curriculum een gedragswijziging in de omgang
met informatie zal kunnen bewerkstelligen.
Maar betere voorlichting, al of niet door middel
van PAO, kan zeker ook een bijdrage ten goede
leveren.

Bronnen van literatuurinfonnatie

Langs de volgende vijf wegen kan de practicus
zich van literatuurinformatie voorzien:

1. De praktijkbibliotheek

- eigen aanschaf: -tijdschriften

-handboeken
-naslagwerken
- tijdschriftenportefeuille

2. Gespecialiseerde boekhandel met voorraad
aan veterinaire literatuur

3. Bibliotheken van Faculteit en/of Instituten

4. Literatuurinformatiediensten (al of niet via 3)

- eigen aanschaf: abonnement op Index Veterina-

rius. Veterinary Bulletin, Cur-
rent Contents (on Diskette)
Buil.

- on line-database-raadpleging (bij \'hosts\' via een
in- termediaire instantie, bv. de Afdeling Bio-
mededische Informatie bij de Bibliotheek Dier-
geneeskunde*)

- retrospectieve vragen

- attendering

- CD-ROM-databases

* zie: Diergeneeskundig jaarboek 1992, p. ISI.

\'Personal files\', opgebouwd via \'downloa-
ding\' uit data-bases, al of niet aangevuld met
eigen inbreng.

Elke van de vijf wegen heeft zijn voordelen en
beperkingen; elke stelt eigen eisen aan het
zoekgedrag, dat weer bepaald wordt door de
specifieke informatiebehoeften van de gebruiker
of door de eisen van het moment.

De verschillende benaderingswijzen van in-
formatiebronnen

De verschillen in doelstelling leiden tot verschil-
len in benadering en daaraan gekoppeld tot
verschillen in systeemkeuze of publikatietype. Er
zijn vijf mogelijke benaderingen te onderschei-
den\'.

Gericht op een specifiek antwoord op een vraag
die voortkomt uit het dagelijks werk.
Eerst in aanmerking komende bron: naslagwerk
in eigen bibliotheek of specifiek artikel, gevon-
den in \'personal file\' of via een van de literatuur-
informatiediensten of via een tip van een collega.

2. Bij de tijd blijven
Methodes:

a. eigen tijdschriftabonnementen

b. attenderingsdienst:

- abonnement op in aanmerking komende
abstract- of attenderingstijdschriften (b.v.
Current Contents)

- \'Selective Dissemination of Information\'
(d.i. een computerattendering volgens een
eigen profiel)

c. overzichtsartikelen (\'reviews\')

3. Oriëntatie op kwesties buiten het eigen domein
Via overzichtsartikelen of monografieën

4. Gericht op een compleet overzicht

Via manueel of geautomatiseerd retrospectief
literatuuronderzoek, aangevuld door de
\'sneeuwbalmethode\'

5. Grasduinen (\'browsen\') in boekhandel of
bibliotheek om ongezochte vondsten te doen.

6. De zoeksystemen

Dit zijn de systemen die informeren over het al of
niet bestaan van literatuur over welk onderwerp
dan ook. Deze literatuur moet dan nog verkre-
gen, gelezen en geïnterpreteerd worden, voordat
de eigenlijke informatie vrij komt en deel kan
gaan uitmaken van het eigen kennisreservoir.
Het is strikt genomen onjuist te zeggen dat
literatuurinformatiesystemen, en dus ook bibli-
otheken, informatie leveren. Zij leveren die
noodzakelijkerwijs steeds in verpakte vorm, als
nootjes waarvan de schil moet worden afgepeld
voordat ze geconsumeerd kunnen worden. Pas
na consumptie blijkt of vertering plaats vindt en
een bijdrage geleverd wordt aan het kennismeta-
bolisme.

De ervaring van het dagelijks leven leert dat
slechts zeer weinig wordt opgenomen uit het
grote informatie-aanbod, waarmee wij door de
media en het maatschappelijk verkeer over-
stroomd worden. Iedereen heeft zijn eigen filter-
systeem om alleen dat toe te laten wat op het
moment van aanbieding van belang geacht

\' Naar D. Grogan. Science and technology. An introduction to the
literature.
London: Bingley. 1970. p. 16-18.

-ocr page 49-

wordt. Zonder dat afweersysteem zou krankzin-
nigheid dreigen!

Toevoer van informatie gebeurt altijd op selec-
tieve basis. Ook bij het opsporen van informatie
maken we gebruik van selectiemiddelen^. Tele-
foonboeken, kookboeken, reisgidsen zijn voor-
beelden van selectiemiddelen uit het dagelijks
leven.

Het is de kunst voor elke opkomende vraag het
juiste selectiemiddel te kiezen. De kwaliteit van
het gekozen selectiemiddel (S) in combinatie met
de juiste vraagstelling (V) bepaalt de kwaliteit
van de uitkomst (U): S x V = U.

Alle wetenschaps- en onderzoeksgebieden be-
schikken over eigen selectiemiddelen in de vorm
van indexen, referaatbladen of bibliografieën,
tezamen \'secundaire publikaties\' genoemd om-
dat zij de \'primaire publikaties\' ontsluiten. Met
behulp hiervan kan het bestaan van publikaties
worden vastgesteld, hetzij van een bepaalde
auteur, hetzij over een bepaald onderwerp.
De primaire publikaties zijn in een secundair
bestand gerepresenteerd door een formele be-
schrijving aangevuld met descriptoren, ontleend
aan een standaard en vaak met de samenvatting.
De ordening van deze substituut-documenten
vormen een bibliografisch bestand. Is dit laatste
in electronische vorm, dan spreken we van een
database.

Voor de diergeneeskunde zijn allereerst die
secundaire bronnen van belang, waarin de pri-
maire veterinaire tijdschriften worden ontsloten
(Index Veterinarius/Veterinary Bulletin; Biblio-
graphy of Agriculture; Index Medicus; Current
Contents/ Agriculture, Biology & Environmental
sciences),
en daarnaast die waarin de publikaties
van voor de diergeneeskunde belangrijke onder-
zoeksgebieden worden vastgelegd (bv.
Food
Science and technology abstracts. Animal breed-
ing abstracts. Nutrition abstracts and reviews.
Virology abstracts. Toxicology abstracts enz.).
De productie van secundaire publikaties moet
gelijke tred houden met de uitbreiding van het
aantal primaire publikaties; het op de markt
brengen van deze informatiehulpmiddelen is
uitgegroeid tot een eigen tak van industrie,
waarin twee technologieën een overwegende rol
spelen: de electronische informatieverwerking en
de telecommunicatie.

Deze toepassingen hebben onder meer ertoe
geleid dat een en hetzelfde literatuurbestand in
meer dan een vorm beschikbaar kan zijn:

- in gedrukte vorm

- als online te raadplegen database, die onderge-
bracht is bij een \'host-computer\'

- als CD-ROM

- als diskette.

Het gelijktijdig beschikbaar zijn van meer dan

De term selectiemiddel wordt hier In brede zin gebruikt, omvattend
zowel hel ontsluitingssysteem zelf als de elementen ervan waarop de
selectie aangrijpt (zoektermen, codes).

een raadplegingsvorm wordt behalve door tech-
nologische vooral ook door economische facto-
ren bepaald\'.

Welke mogelijkheden staan voor de practicus
open om databases te raadplegen?

Te onderscheiden:

(1) incidentele raadpleging n.a.v. actuele vragen;

(2) regelmatige attendering over nieuwe litera-
tuur op het eigen interessegebied.

Voor (1) staan de volgende wegen open:

a. Zoeken in eigen verzameling van gedrukte
bronnen.

Alleen goed toepasbaar als deze verzameling
adaequaat is, d.w.z. gevarieerd, recent en
geordend

b. Zoeken in eigen computerbestand (\'personal
file\')

Hiervoor gelden dezelfde restricties. Boven-
dien zal het eigen bestand verwijzingen bevat-
ten naar literatuur die niet in huis is en dus nog
opgevraagd zal moeten worden

c. Zelfstandig zoeken m.b.v. CD-ROM
-in eigen of buurpraktijk

-in bibliotheek
-online (PREX/Faculteit)

d. Het zoeken uitbesteden aan een intermediair
(bv. van de Afd. Biomedische Informatie van
de Faculteit), die behalve tot de bestanden op
CD-ROM toegang heeft tot veel meer bestan-
den bij \'host-computers\' (o.a. van DIMDI)®.

Voor (2) kan men kiezen uit de volgende
mogelijkheden:

a. Abonnementen op een selectie van primaire
tijdschriften, aangevuld met een abonnement
op een of meer secundaire tijdschriften (b.v.
Veterinary Bulletin, Veterinary Update of Cur-
rent contents/Agriculture, Biology & Environ-
mental Sciences).
Terugzoeken van specifieke
informatie is arbeidsintensief; het succes is
mede afhankelijk van eigen geheugen

b. Attenderingsdienst, waarbij de output op fi-
ches wordt aangeleverd. Terugvindbaarheid
wordt verhoogd, mits de fiches maandelijks
worden ingevoegd

c. Inschakeling van PC, voorzien van een \'data-
base management program\' (b.v. CARDBOX
of PRO-CITE), waarin een of meer eigen
bestanden worden aangemaakt. Deze bestan-
den kunnen verkregen worden door:

- externe attenderingsdienst, waarbij de output
op diskette wordt aangeleverd. De output
vanuit de laatste maand toevoeging aan een
van de databases, volgens een profiel naar

Voor meer uitgebreide gegevens over voor de diergeneeskunde van
belang zijnde bestanden, zie: A. Mathijsen.
Op zoek naar een boek.
Inleiding lol hel bibliotheek- en lileraluurgebruik ten behoeve van de
bezoekers van de Bibliotheek Diergeneeskunde.
Utrecht 1992. p. 34-
59.

Deze dienstverlening is reeds sinds 1974 bij de Bibliotheek Diergenees-
kunde beschikbaar. Zie: A. Mathijsen Nieuwe ontwikkelingen op het
gebied van de literatuurinformatie ten behoeve van de diergenees-
kunde. Tijdschr Diergeneeskd 1974; 99; 527.

-ocr page 50-

eigen keuze (b.v. gebaseerd op diersoorten,
ziek tenamen, tijdschrifttitels, maar met uit-
sluiting van bepaalde talen) wordt na ont-
vangst ingelezen, waarna onbruikbaar geachte
referenties worden verwijderd.
PUDOC-attenderingen kunnen rechtstreeks
in CARDBOX worden ingelezen.

- eigen abonnement op een van de diskette-
versies van
Current Contents (CCOD) waarin
ook de samenvattingen van de tijdschriftarti-
kelen worden geleverd. De selectie hieruit
gebeurt ook m.b.v. een van tevoren opgesteld
profiel. D.m.v. een conversieprogramma wor-
den de referenties geschikt gemaakt om ingele-
zen te worden.

Deze dienst is wekelijks, dus zeer up-to-date.

- \'downloading\' vanuit een CD-ROM-be-
stand, waarna conversie.

- eigen input.

Waarde van informatie en informatiesyste-
men

Informatie heeft waarde in culturele zin: een
goed geïnformeerde burger kan erdoor beter
functioneren in de maatschappij. Hij is erdoor in
staat zich in de complexe samenleving te bewe-
gen en er zijn burgerplichten te vervullen. De
overheden trachten dan ook onder meer door het
in stand houden van een stelsel bibliotheken de
toegang tot informatie te bevorderen.
Informatie heeft tevens waarde in economische
zin. In een op competitie berustende samenleving
is het bedrijf dat over de juiste informatie
beschikt, duidelijk in het voordeel in vergelijking
met de concurrent die op een bepaald moment
de vitale informatie mist. In de Westerse en
Japanse economieën nemen de informatiepro-
duktie en het informatiegebruik nog steeds in
betekenis toe. Onder de produktiemiddelen heeft
informatie eigenschappen die afwijken van die
van andere grondstoffen. Men spreekt wel van
\'de anomalie van informatie\'\'.
Zo blijft informatie anders dan andere grondstof-
fen na gebruik onveranderd. De waarde ervan
vermindert niet door gebruik; in tegendeel, de
waarde neemt toe naarmate ervan door meer
mensen gebruik gemaakt wordt. De waarde kan
niet vooraf bepaald worden. Pas na gebruik kan
vastgesteld worden of de informatie waardevol
was. Een directe relatie tussen kosten en ge-
bruikswaarde van informatie is niet te leggen, net
zo min als dit bij wetenschappelijk onderzoek
mogelijk is.

Informatie bezit geen intrinsieke waarde. Infor-
matie krijgt slechts waarde binnen de context
waarin er gebruik van gemaakt wordt. De
waarde van informatie is een potentiële
waarde\'®.

< A G. Kouwenhoven. De anomalie van inforniatie. Problemen rond hei
selecteren en bewaren van documenuire informatie. Afescheidscollege
Universiteit van Amsterdam. Vakgroep Boek-, Bibliotheek- en Infor-
matiewetenschap. 1992.

J.S. Mackenzie Owen. Waarde-aspecten van informatieverzorging.
Den Haag; RABIN, 1992. p.73-74.

Een gevolg is dat een optimale omvang van de
informatievoorziening niet is aan te geven. Te-
genover de dreiging van een teveel (\'information
overload\') staat die van verschraling, als alleen
informatie naar aanleiding van concrete vragen
(informatie op maat) zou worden verstrekt\'\'. Het
beste is te zorgen voor een \'information rich
environment\'.

Anders staat het met de waardebepaling van
informatiesystemen. Deze maken het mogelijk
om de potentiële informatie te benutten. Het zijn
deze technische hulpmiddelen die een toege-
voegde waarde aan de informatie geven die
gemeten kan worden in kwantitatieve en kwali-
tatieve zin, b.v. naar de snelheid waarmee
specifieke informatie gevonden kan worden, dus
in termen van tijd- en kostenbesparing; naar het
bedieningsgemak (de gebruikersvriendelijk-
heid); naar de geboden faciliteiten om relevante
en irrelevante informatie te scheiden.

Tenslotte

De revolutionaire vernieuwingen die zich in de
laatste kwarteeuw hebben voorgedaan in de
informatieverwerking maken het nu voor iedere
beroepsbeoefenaar mogelijk om zich te voorzien
van de aan eigen behoeften aangepaste middelen.
Men hoeft zich niet meer gehinderd te weten
door een te grote afstand tot centrale voorzienin-
gen. Ook de openingstijden van een bibliotheek
spelen een ondergeschikte rol, want \'electronic
mailbox\' en fax kennen het verschil tussen dag en
nacht niet.

Omdat de informatieverwerkende apparatuur,
behalve opslaan en bewaren, selecteren mogelijk
maakt, hoeft de angst om te verdrinken in de
massaliteit van de bronnen geen rol meer te
spelen.

Iedereen kan, zonder zijn eigen geheugen geweld
aan te doen, beschikken over achtergrondgeheu-
gens met een zeer grote capaciteit. Iedereen kan
deze geheugens aftappen en de selecties naar zich
toe halen om die te gebruiken op de tijdstippen
dat er behoefte aan is.

Het grote excuus om de literatuur terzijde te laten
vanwege de omvang, de onoverzichtelijkheid of
de ontoegankelijkheid, doet niet langer opgeld!

" l.a.p..p.47.

De medewerk(st)ers
van het Bureau van de
KNMvD wensen u een
goed 1993!

-ocr page 51-

Jaarcongres 1992

De Afdeling Utrecht van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
had
ons dit jaar uitgenodigd om, mogelijk met enige
nostalgie, naar Utrecht terug te komen. Onder
het motto Back to the Roots gaven hier vele
collegae gehoor aan. Het was spijtig dat de eerste
vrouwelijke collega als voorzitter van de Jaar-
congrescommissie Utrecht, Margriet Bos, van-
wege ziekte moest afhaken. Ze werd echter op
voortreffelijke wijze vervangen door collega Jan
Vernooij. Wij denken dat een woord van waar-
dering zeker op zijn plaats is. Het Vechthuis bij de
Rode Brug, deze laatste bij velen uit de studen-
tentijd niet onbekend, bleek een uitstekende
locatie. Al bij de ontvangst, onder het genot van
een kop koffie, ontstond de sfeer van een reünie.
Het officiële programma begon met een wel-
komstwoord van de voorzitter van de Afdeling
Utrecht, collega Bart Rutgers.
Als bijzonderheid had Rutgers de CD \'Overste-
kend Wild\' meegebracht, die hij uitreikte als
Jaarcongrescadeau aan mevrouw E. Lindenho-

vius-Zijderveld als waardering voor haar als
scheidend Hoofdbestuurslid.
De officiële opening werd verricht door Wethou-
der Van Willigenburg. In zijn toespraak wees hij
op de bijzondere relatie die veterinair Nederland
heeft gehad en nog steeds heeft met de stad
Utrecht.

Daarna sprak onze voorzitter, prof.dr. E.H.
Kampelmacher, zijn Jaarrede uit, die in het teken
stond van de interne zaken waarmee de KNMvD
zich het afgelopen verenigingsjaar heeft bezigge-
houden. U kunt de rede lezen in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 1 oktober 1992.
Voorzitter dr. W. Sybesma van de Hoodredaktie
van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde wees
in zijn jaarrede op de omvangrijke \'facelift\' die
het Tijschrift heeft ondergaan. De plannen zijn
voor een groot deel gerealiseerd, maar inhoude-
lijk is de redactie nog niet klaar. Om het

Prof. dr. J A R A M. van Hooff hield een aanstekelijk
betoog over \'het leerproces bi| dieren\'

Tijdschrift een optimale informatiebron voor de
leden te laten worden en de leesbaarheid te
verhogen is meer nodig. Met de nieuw aange-
stelde bureauredacteur en Stafmedewerker Pu-
bliciteit hoopte de redactie dit te bereiken.
Daarna reikte collega Sybesma de jaarprijs van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde uit aan
collega Jhr. A.W. van Foreest voor zijn artikel
\'Inleiding tot en overzicht van de tandheelkunde
bij Gezelschapsdieren\' (TvD dl 116, afl. 11, juni
1991, 551-7). Het was een eerste artikel in een
lange reeks, van belang voor de algemeen
prakticus. Collega Van Foreest sprak een dank-
woord uit, waarin hij vermeldde dat hij verheugd
was dat de tandheelkunde in de diergeneeskunde
de aandacht krijgt die het verdient.
Vervolgens had de uitreiking plaats van de
Certificaten van Registratie aan de volgende
specialisten: dr. E. Schrauwen, dr. K. Weijer,
C.RL.J. Verschueren, B.E. Sjollema, H. van
Herpen, mevrouw dr. A. Appeldoorn en Th.R.F.
Ottenschot.

De specialisten vormen binnen de diergenees-
kunde een groep waarvoor op deze manier
aandacht wordt gevraagd. De profilering van het
specialisme aan de beroepsgroep komt zo tot zijn
recht.

-ocr page 52-

KNMvD

Na deze uitreiking kwam de voorzitter van de
KNMvD naar voren met een niet in liet pro-
gramma vermeld gebeuren. Hij kon het besluit
van het Algemeen Bestuur bekend maken
waarin collega dr. P.H. Bool werd benoemd tot
erelid van de KNMvD en overhandigde aan het
ontroerde kersverse erelid de oorkonde. Collega
Bool sprak een dankwoord uit en wilde als
tegenprestatie de KNMvD de muzikale uitvoe-
ring van het Absyrtus aanbieden.
De uitreiking van het Geschenk ter Onderschei-
ding kon door ziekte van collega G.Th.A.
Menges niet aan hem worden uitgereikt (dit heeft
inmiddels plaatsgevonden op de bijeenkomst
tijdens het lustrum van de Groep Veterinaire
Homoeopathie).

Na de onderbreking werden de congresgangers
door prof.dr. S.G. van den Bergh, decaan aan de
Faculteit der Diergeneeskunde, ingeleid in \'Stu-
deren voor dierenarts: beestachtig\', al werd
gesuggereerd dat hij de titel niet zelf had bedacht.

De lezing die in het Tijdschrift zal worden
gepubliceerd riep bij verschillende dierenartsen
de nodige vraagtekens op. De visie van de
decaan zal na lezing nog wel tot discussie leiden.
Daarna werd \'Het leerproces bij dieren\' gebracht
door prof.dr. J.A.R.A.M. van Hooff. Veel leer-
processen en gedragsuitingen bij het dier zijn een
spiegel voor ons. Op een zeer geestige manier
waren wij even als mens en dier bijeen.
Het middagprogramma bestond uit het bezoeken
van de vakgroepen op de Faculteit der Dierge-
neeskunde en aan het Academisch Ziekenhuis
Utrecht (AZU). Het AZU verwelkomde de
gasten met een inleidende videopresentatie, die
een zeer duidelijk overzicht gaf over structuur,
aanpak, werkwijze en organisatie. Na een \'rond-
leiding\' aan de hand van de videopresentatie
volgde een echte rondleiding door het zieken-
huis, waarbij een beeld verkregen werd hoe een
modern ziekenhuis kan worden gebouwd, om
daarna optimaal te functioneren met behulp van
de vele medewerkers en artsen.
Het avondprogramma was zeer geanimeerd. Het
diner werd opgesierd door de muzikale en vocale
uitvoering van \'Overstekend wild\' met collega
Frans Smulders. Aansprekende Nederlandse
liedjes, inhoudelijk zeer gevarieerd.
Tot in het begin van de volgende dag duurde een
gezellig feest. Deze volgende dag, de zaterdag,
stond in het teken van de Algemene Vergadering,
terwijl de partners Utrecht introkken per boot.
De Algemene Vergadering stond in het teken van
een motie op de begroting 1993 van collega S.J.
Kleinjan of de Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren, de automatisering, statutaire wanorde,
stemmingen en het verwerpen van het voorstel.
Veel zaken in de agenda kwamen door tijdge-
brek niet aan de orde. Tijdens de lunch kon op de
tonen van een pierementje, bespeeld door tand-
arts Van Halem weer tot rust worden gekomen.
Het was een goed georganiseerd Jaarcongres,
vandaar.........Afdeling Utrecht, bedankt!!

Tijdens de lunch ter afsluiting van het Jaar-
congres op 3 oktober 1992 is er door de
dochter van tandarts Van Halem ƒ 427,05
opgehaald voor het Wereld Natuur Fonds.
Dit bedrag is overgemaakt op de project-
girorekening ten bate van het project \'zwarte
neushoorns\'. Dit project beoogt de zwarte
neushoorns voor uitsterven te behoeden door
ze te laten \'onthoomen\' door dierenartsen.

Met de cursus \'toegang tot de veterinaire litera-
tuur met behulp van computers\' biedt PAO-
Diergeneeskunde belangstellenden de mogelijk-
heid om daadwerkelijk \'bij de tijd te blijven\'.
De cursus (93/40) is op 29 januari in Conferen-
tiecentrum Woudschoten, Woudenbergseweg
54 in Zeist (telefoon 03439-1344).
De doelgroep zijn de praktici, die met behulp van
een Personal Computer praktisch en eenvoudig
toegang tot de literatuur willen krijgen.
De onderwerpen spitsen zich toe op het kennis-
maken en leren werken met systemen en pro-
gramma\'s, die op eenvoudige wijze tijdschriftar-
tikelen selecteren, die juist voor de cursist
interessant zijn.

Auteurs, titels, onderwerpen en abstracts ver-
schijnen op het beeldscherm! Originele artikelen
zijn eenvoudig op te vragen. Men blijft vanuit de
praktijk \'up to date\' met kennis van de dierge-
neeskundige literatuur.

De cursusleiders zijn dr. Th. A. M. Elsinghorst
(Euroscience) en dr. J.D. Kuiper (FD, Prex).
De kosten (inclusief lunch) bedragen 800 gul-
den. Belangstellenden dienen zich zo spoedig
mogelijk aan te melden via PAO-Diergenees-
kunde, telefoon 030-517374.

Cursus PAÜ-Diergeneeskunde

-ocr page 53-

Tijdens de extra Algemene Ledenvergadering op
23 september jl. is de NOVAD-Coöperatie
Ideëel formeel onafhankelijk geworden. De aan-
delen in de NOVAD B.V., die nog in het bezit van
de Coöperatie waren, zijn overgedragen aan de
AUV en het bestuur is uitgebreid met vertegen-
woordigers van het Algemeen Bestuur van de
KNMvD, van de Groep Praktici Grote Huisdie-
ren en van de Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren. Het Dagelijks Bestuur wordt gevormd
door de collegae J. Floor, H. Wessels en A.
Pijpers.

NOVAD-Coöperatie Ideëel richt zich met haar
werk op de gehele beroepsgroep en op alle
firma\'s die op automatiseringsgebied actief zijn in
de veterinaire wereld.

Het is de bedoeling dat begrippen als standaardi-
satie en uniformering bij het vastleggen van
gegevens nader worden ingevuld door allen die
betrokken zijn bij de vastlegging en uitwisseling
van die gegevens. Juist de wensen vanuit de
beroepsgroep bepalen datgene wat de takorgani-
satie tracht te realiseren.

Projecten

De eerste projecten die inmiddels op gang
gebracht zijn, zijn het EDI-dap varkenshouderij,
de gegevensuitwisseling tussen de varkenshouder
en zijn dierenartsenpraktijk, en het Tauruspro-
ject, de gegevensuitwisseling in de rundveesector.
Met de Gezondheidsdienst wordt gewerkt aan
een project van uitwisseling van gegevens in de
pluimvee-gezondheidszorg.
Hoog op de prioriteitenlijst staat het formuleren
van een informatieplan apotheekbeheer, waar-
mee niet bedoeld is het voorraadbeheer in de
apotheek, maar wel het vastleggen van gegevens
en relaties tussen dieren, diergroepen, diagnoses
en therapeutisch handelen, zoals dat in de
diergeneesmiddelenwet is aangegeven. Dit on-
derdeel is ook voor de gezelschapsdierensector
van groot belang.

Het overleg betreffende deze punten en nog
zovele andere, gaat alle dierenartsen aan, door
welke commerciële firma\'s dan ook van appara-
tuur en programmatuur voorzien, reden voor de
takorganisatie om een zo breed mogelijk draag-
vlak na te streven.

Waarom lid van NOVAD-Coöperatie Ideëel?

Het (onafhankelijke) kader, waarbinnen dit
overleg kan plaatsvinden is thans geschapen en,
naar het oordeel van het Bestuur van de NO-
VAD-Coöperatie Ideëel, zijn er geen belemme-
ringen meer die het lidmaatschap in de weg
staan. Het lidmaatschap bedraagt f 300,-- per
jaar. Er is geen entreegeld verschuldigd. Men
ondersteunt het ideële werk, stimuleert de ont-
wikkeling op automatiseringsgebied, men kan

NÜVAD-Cügperatie ideeel van start

door het lidmaatschap de activiteiten van de
takorganisatie controleren en men versterkt het
werk van de dierenarts in de (nabije) toekomst.
Belangstellenden kunnen zich aanmelden bij de
veterinair directeur van de NOVAD-Coöperatie
Ideëel, de heer J.J. de Veer (kantoor KNMvD,
tel.: 030 - 545749, of bij het Bestuur van de
Coöperatie (A.J. Plaisier, tel.: 05784 - 1492).

Bestuur NOVAD-Coöperatie Ideëel

DeKNMvD is

verontrust....

In september jl. werd op verzoek van de secreta-
rissen-generaal van de ministeries van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij en Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur een advies opge-
steld door de heren J.P.M. Hendriks (oud-
staatssecretaris WVC) en A. de Zeeuw (oud-
directeur-generaal LNV) met betrekking tot een
evenwichtige taakverdeling tussen beide ge-
noemde departementen op het terrein van de
levensmiddelenwetgeving en -controle.
Zeer in het kort komt dit advies erop neer dat er
een Nederlands Controlebureau Levensmidde-
len (NCL) dient te worden ingesteld, een \'para-
plu\', waaronder alle betrokken diensten en
publieks- alsmede privaatrechtelijke organisaties
worden gebundeld. Een en ander zou betekenen
dat de herkenbaarheid van veterinaire diensten
zo goed als geheel verloren gaat. Welke conse-
quenties dit in de contacten met veterinaire
diensten in andere landen zal hebben laat zich
raden, zeker wat betreft de EG-landen waarvoor
onder meer Nederland in juli 1992 buitengrens
voor de invoer is geworden. Bovendien zal in de
toekomst, bij welke opzet op het gebied van
levensmiddelen-produktie en -controle dan ook,
in het kader van de IKB de medewerking van
Gezondheidsdiensten voor Dieren, veterinaire
onderzoeksinstellingen en niet in de laatste plaats
van de prakticus, zeer belangrijk zijn.
In dit samenspel zal een veterinaire leidingge-
vende instantie onmisbaar zijn.
Het Hoofdbestuur heeft met verontrusting kennis
genomen van de voorstellen van de adviescom-
missie Hendriks/De Zeeuw. Deze verontrusting
werd op 3 december 1992 bij het ministerie van
LNV door voorzitter en algemeen secretaris aan
betrokken ambtenaren ter kennis gebracht. Bo-
vendien werden onze bezwaren samengevat in
een brief aan de b)eide secretarissen-generaal, die
als volgt luidt:

-ocr page 54-

\'Hoogedelgestrenge heren.
Enkele weken geleden heeft het Hoofdbestuur
van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde
kennis genomen van het
advies \'Op weg naar een gezonde kwaliteit\', in uw
opdracht samengesteld door de heren Hendriks
en De Zeeuw. Aangezien in de voorstellen om te
komen tot een nieuwe opzet betreffende de
levensmiddelenwetgeving en -controle, dieren-
artsen zowel in ambtelijke posities als ook bij de
praktijk-uitoefening (IKB) een niet onbelang-
rijke rol spelen, voelen wij ons genoodzaakt als
beroepsorganisatie, die de Nederlandse dieren-
arts vertegenwoordigt, een aantal kanttekenin-
gen te maken.

In het advies, waarbij de verantwoordelijkheid
van uitvoering en controle bij het Nederlands
Controlebureau Levensmiddelen (NCL) wordt
geconcentreerd verliezen ons inziens de veteri-
naire instanties zo goed als geheel hun herken-
baarheid Dit laatste lijkt ons in verband met de
Nederlandse exportbelangen en daarmede de
contacten met veterinaire instanties in andere
landen geen goede zaak. Bovendien zijn wij in het
kader van EG-regelingen inmiddels buitengrens
geworden (invoerhavens, vliegvelden) voor de
invoer van levensmiddelen, voornamelijk vlees,
hetgeen een specifieke verantwoordelijkheid legt
op de veterinaire controle-organisaties In het
kader van de Federation VeterinaireEuropeen
(FVE) ontmoeten vertegenwoordigers van de
veterinaire instanties van zowel de EG als ook de
EFTA-landen elkaar regelmatig in Brussel ten-
einde aan de verantwoordelijke EG-commissie
gemeenschappelijk opgestelde adviezen voor te
leggen.

Het laat zich aanzien, dat bij een opzet, zoals
voorgesteld in het rapport Hendriks/De Zeeuw
de Nederlandse delegatie niet meer met een eigen
en herkenbare veterirmire stem zal kunnen spre-
ken. Men zal voortdurend gedwongen zijn eerst
overleg te plegen met het bestuur van het NCL.
Dit laatste wordt nog onderstreept door het advies
om de huidige taken van de adviesorganen
Warenwet en Vleeskeuringswet door het NCL te
laten overnemen (Pag. 26, rapport Commissie
Hendriks/De Zeeuw).

De KNMvD heeft hierover zorg en spreekt uit
dat, wat ook de structuur zal worden, de herken-
baarheid van de veterinaire instanties gewaar-
borgd zal blijven.

Behalve op de internationale participatie willen
wij ook wijzen op de rol die de veterinaire
overlegstructuur binnen Nederland, zoals deze
wordt uitgeoefend door de veterinaire instanties
te weten de Veterinaire Inspectie, de Veterinaire
Dienst, de Rijksdienst voor de Keuring van Vee
en Vlees, de Gezondheidsdiensten voor Dieren,
de veterinaire onderzoekingsinstellingen en ze-
ker niet in de laatste plaats de praktizerende
dierenartsen, kan worden toebedeeld in het beleid
en de aanpak van de dierziektenbestrijding en in
een nieuwe, integrale opzet van toezicht en
controle bij de gehele levensmiddelenproduktie.
In de opzet, zoals weergegeven in het rapport
Hendriks/De Zeeuw, is de benodigde noodzake-
lijke samenwerking op veterinair terrein niet
duidelijk weergegeven. Deze zou ons inziens
onder elke overkoepelende organisatie bevor-
derd moeten worden

Overigens zijn wij gaarne bereid een en ander
nader toe te lichten\'.

Personalia

Voor hel lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Barczyk, Z.A.; 1992; 3515 XK Utrecht; B.F.
Suermanstraat 3.

Bodet, R.J.F.G.; 1992; 5345 KS Oss; Weegbree 7.
Bussel, P.L. van; 1992; 6521 MV Nijmegen; Jozef
Israëlsstraat 51.

Cleef, Mevr. K.J.W. van; 1992; 3981 ZN Bunnik;
Vletweide 118.

Deleu, Mevr. S.A.M.; 1992; 5094 EA Uge
Mierde; Kloosterstraat 41 A.
Dijk, B. van; 1992; 6701 AX Wageningen; Junus-
straat I A.

Kessel, S.A.A. van; 1992; 7345 ED Wenum-
Wiesel; EIburgerweg 19.
Mulder, J.M.; 1992; 1251 RJ Uren (NH); \'t
Paadje 36.

Ree, G. van der; 1992; 3511 VG Utrecht; Zwaan-
steeg 27.

Spek, A.N. van der; 1992; 3151 AH Hoek van
Holland; Prins Hendrikstraat 205 A.
Tange, J.P.; 1992; 6814 MP Arnhem; Bakenberg-
seweg 140.

Vandehoek, Mevr. J.E.D.; 1992; 3512 PB Utrecht;
Lange Nieuwstraat 25 bis.

Vries, C.J. de; 1992; 2665 XK Bleiswijk; Mesdag-
straat 2.

Wijden, M.V. van der; 1992; 3911 WJ Rhenen;
Petuniastraat 30.

Zijm, Mevr. J.P.; 1992; 3524 AM Utrecht; Ame-
land 101.

□verleden
Op 8 december 1992 Drs. G.J. Stegehuis te Neede.

Jubilea

G.F Meijer te Delft, afwezig, 35 jaar, 15 jan. 1993
Dr. S.W.J. van Dieten te Eindhoven, aanwezig, 50
jaar, 22 jan. 1993

Geslaagd voor hel dierenartsenexamen van 30
november 1992:

Bos, A.

Marcus, Mevr. S.E.

Geslaagd voor het dierenartsenexamen van 4
december 1992:

Bodet, R.J.FG.
Bommer, Mevr. M.
Haringsma, P.C.
lokhorst. Mevr. M.
Rosmalen, K.A.J. van
Schat, Mevr. B.

Mutaties

204 Alphen, M M. van; Gent-1988; 6883 JH

Velp (Gld); Biljoen 3; tel. 085-616372 privé,
647260 prakt.; p., medew. bij H.A. Luten.
208 Beek-Wagemakers, Mevr. H.G.J.M. van der;
1988; 5045 AL Tilburg; Harmelenstraat 5;
tel. 013-711542; wnd.d.
211 Bijlsma, J.G.; 1984; naar het buitenland.
348 Bijlsma, J.G.; 1984; Riyadh 11693 (D.Q.)
(Siaudi Arabia); Diplomatic Quarter,
P.O.Box 94307; tel. 09-966-1-4881590
privé, 4020902 bur.; fax 09-966-1-4020902;
vet. adv. S.A.D.P-project.

211 »Bijlsma-van der Pasch, Mevr. M.H.W.;
1988; naar het buitenland.

348 \'Bijlsma-van der Pasch. Mevr. M.H.W.;
1988; Riyadh 11693 (D.Q.) (Saudi Arabia);
Diplomatic Quarter, RO.Box 94307; tel. 09-
966-1-4881590; d.

212 Blommaart, R.A.M.; 1988; 1315 LB Almere;
Bankierbaan 52; tel. 036-5345306 privé,
02290-15461 prakt.; p., medew. bij K. Bijle-
veld en Mevr. E.M. Bijleveld-Huussen.

213 »Bodet, R.J.F.G.; 1992; 5345 KS Oss; Weeg-
bree 7; tel. 04120-36346; wnd.d.

214 »Bommer, Mevr. M.; 1992; 3582 SM
Utrecht; l^pelaarstraat 53 bis; tel. 030-
514171; wnd.d.

215 *Bos, A.; 1992; 8265 HV Kampen; Veenmos
135; tel. 05202-31227; wnd.d.

217 Braam, K.J.; 1981; 9641 GH Veendam;
Buitenwoelkade 2; tel. 05987-25924 privé,
12074 prakL; fax 05987-13844; p., geass.

-ocr page 55-

met Mevr. M. Geijzendorffer-Veldman.
Dijk, Mevr. R.E.; 1991; 3262 LP Oud-
Beijerland; Plaatseweg 2; tel. 01860-21026
privé, 12066 prakt.; p., medew. bij A. Fen-
nema.

Dobbelaere, Mevr. F.M.F.C. de; Gent-1987;
4515 SO IJzendijke; Isabellaweg 11; tel.
01176-1370 privé, 010-4470744 bur.; k.d.
R.VV. kring Rotterdam.
Douw, B.C.; 1992; 7156 MC Beltrum; Mees-
ter Nelissenstraat 14 A; tel. 05448-2323/
2295 privé, 1366 prakt.; p., medew. bij H.B.
van Lom en J. Neleman.
Engel, J.M.J.; 1978; 5235 BG \'s-Hertogen-
bosch; Emmaus 12; tel. 073-418192 privé,
416578 prakt.; p., geass. met H.J. Wezelen-
burg.

Grommers, Prof.Dr. F.J.; 1959; U-1967;
3723 GP Bilthoven; Van Goyenlaan 22; tel.
030-283879 privé, 030-531248 bur.; fax
030-521887; bijz. hlr. Relatie Mens-Dier,
R.U. (FD.).

Haarsma, Mevr. J.; 1983; 2221 MS Katwijk
(ZH); Regulus 18; tel. 01718-31926 privé,
12930 prakt.; p., gezelschapsd.
•Haringsma, P.C.; 1992; 3522 JM Utrecht;
Merwedekade 222; tel. 030-893826; d.
Heijmans, J.W.P.; Gent-1985; 5571 LN
Bergeyk; Weebosserweg 60; tel. 04975-4517
privé, 1275 prakt.; fax 04975-4765; p., geass.
met A.J.A. Hartman. A.A.P. van Montfort en
PG M. Morssinkhof.

Hornstra, FH.; 1991; 3241 GL Middelhar-
nis; Juliana van Stolberglaan 36; tel. 01870-
87680 privé, 82897 prakt.; p., medew. bij
W.J. Vink.

Karelse, W.H.; 1951; 7909 EB Hoogeveen;
Jennerstraat 54; tel. 05280-79198; r.d.; oud-
i.V.G.

Linden, Mevr. J.C.M. van der; 1977; naar het
buitenland.

Linden, Mevr. J.C.M. van der; 1977; Aus-
spannplatz, Windhoek 9000 (Namibia); Pri-
vate Bag 12027; d.

•Lockhorït, Mevr. M.; 1992; 3581 AM
Utrecht; Nachtegaalstraat 76; tel. 030-
316602; wnd.d.

•Marcus, Mevr. S.E.; 1992; 3581 KG
Utrecht; J.M. Kemperstraat 7; tel. 030-
513102; d.

Maus, Mevr. M.E.; 1989; 3572 ZR Utrecht;
Buys Ballotstraat 13; tel. 030-721846; wnd.d.
Meer, Mevr. M.C. van der; 1977; 3056 JV
Rotterdam; Terbregseweg 95; tel. 010-
4567239; fax 010-4569325; p., gezelschapsd.
Nahuijsen, H.; 1988; 3524 KV Utrecht;
Lombardije 35; tel. 030-882658 privé, 076-
415030 prakt.; p., medew. bij J.E.G. Lutz.
Nauta, T.; 1961; 3931 VK Woudenberg; De
Steen 29; tel. 03498-1746; r.d.
Nauu-Koot, Mevr. S.B.W.; 1961; 3931 VK
Woudenberg; De Steen 29; tel. 03498-1746;
r.d.

Nijhuis, J. van; 1989; 2611 KZ Delft; Vla-
mingstraat 66; tel. 070-3106708 privé, 015-
120740 prakt.; p., gezelschapsd.
Oude Hengel, Mevr. G.A.H.M.; 1974; 7971
AK Havelte; Wandelbosweg 8, huis 41-42;
tel. 05214-2891; d.

Pranger. J.F.; 1991; 6942 LB Didam; Bunder
18; tel. 08362-21231 prakt.; p., medew. bij P
Strooker en C.J.M. Vissink.
*Quax, M.V; 1992; 6132 SE Siturd; Bloe-
mendalerhof 2; tel. 046-528939; wnd.d.
Reekers, S.A.L.; 1986; 3882 RZ Putten;
Kromme Koesteeg 1; tel. 03494-53500
privé. 08858-1711 prakt.; p., medew. bij
H.M.J. Bekkers. A.J. Derks, K.K. Kadijk.

229

230
234
243

245

246
248

255

263

111
354

277

280

281
281

287

287
287

289

293

298

299

300

Mevr. E.M.M. Romijnders en M.H.J.M.
Rutten.

355 Reither, N.P; 1990; 0872 Oslo (Noorwe-
gen); Maridalsveien 264; tel. 09-47-2-
230670; d.

302 Rietjens, J.J.M.; 1978; 6017 AN Thorn;
Trippaardstraat 18; tel. 04709-98888 bur.;
docent IPC-D Praktijkschool Horst.
304 \'Rosmalen, K.A.J. van; 1992; 6525 DR
Nijmegen; Gerrit van Durenstraat 1; tel. 080-
232261; wnd.d.
304 Rossem, H. van; 1987; 5404 LZ Uden; Ploeg
40; tel. 04132-60449 privé, 51159 prakt.;
p.,geass. met P Goedendorp en A.G. Peters.

306 Schaeffer, F; 1984; 6862 DP Oosterbeek;
Weverstraat 30; tel. 085-340756 privé,
333730 prakt.; p.

307 \'Schat, Mevr. B.; 1992; 6702 CM Wagenin-
gen; Groen van Prinstererstraat 27; tel.
08370-10345; wnd.d.

308 Schmidt, Mevr. M.L.; 1988; 6866 BX Heel-
sum; Pr. Bernhardlaan 2; tel. 08373-19032
privé, 05270-13500 prakt.; p.; specialist bij
Diergeneesk. Centrum Noord-Nederland;
specialist Veterinaire Radiologie.

308 Scholten, E.C.; 1980; 3141 EG Maassluis;
Korte Buurt 20; tel. 01899-12011 privé,
14470 prakt.; p., geass. met H.J. van de
Kamp, A. Slikkerveer en H.W. Wagenaar.
312 Slingeriand, J.; 1956; 3329 LC Dordrecht;
Zeedijk 11; tel. 078-162121 privé, 165330
prakt.; p., medew. bij G. van den Brink,
J.L.H. Hopmans en H.T.M. van der Linden.
321 Tiemessen, Mevr. 1.; 1986; 3581 LP Utrecht;
Bankstraat 52; tel. 030-520973 privé, 070-
3651970 prakt.; p., radiologie; specialist Ve-
terinaire Radiologie.
324 Valks, M.M.H.; 1989; 1075 TE Amsterdam;
Sluisstraat 18 hs; tel. 020-6712257 privé,
08855-87658 bur.; fax 08855-78062; wet.
medew. Intervet Nederland.
328 Verhoeven, Mevr. S.A.M.; 1989; 4423 PD
Schore; Molenweg 22; tel. 01102-44622
privé, 01131-2756 prakt.; p., medew. bij
Mevr. L. Huiskes-Cornelisse.
330 Vink, K.D.; 1962; 8601 XE Sneek; Grutto-
laan 2; tel. 05150-13655; r.d.
335 Wagemakers, Mevr. H.G.J.M.; 1988; zie:
Beek-Wagemakers. Mevr. H.G.J.M. van der

340 Wieten, Mevr. W., 1992; 8017 BV Zwolle;
Schellerdijk 10; tel. 038-658433 privé,
05231-3333 prakt.; p., medew. bij J.M.M.
Graafmans en G.J. Streefland.

341 Wijnen, PJ.M.; 1989; 7261 LE Ruurlo;
Haarweg 14; tel. 05736-1473 privé, 05735-
1168 prakt.; p.

346 Zwart, Prof.Dr. D.; 1954; U-1962; 3723 EM
Bilthoven; Vermeerlaan 23; tel. 030-286924
privé, 08370-83959 bur.; fax 08370-85006;
hlr. Trop. Veeteelt (L.U. Wageningen).

Jubilea

25 jaar (1968), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

H.H. Stigter. Gorssel, 01-02-1993, afwezig

G. van Dommelen, Katwijk-Cuijk , 02-02-1993.
aanwezig

Mevr. W. van Ree-Boersma, Vollenhove, 02-02-
1993, afwezig

PR. de Vries, Onstwedde, 01-03-1993, afwezig
PM.A. van den Berg. Krimpen a/d Lek. 04-03-
1993, afwezig

H.H. Poppinga. WommeU, 15-03-1993, afwezig
L. Belonje, Wychen. 08-04-1993. afwezig

G. van der Horst, Voorst (GId). 08-04-1993.
afwezig

K.FG. Moll. Clearbrook (Canada) 08-04-1993.

aanwezig

C. van der Hem, Harskamp, 26-04-1993, afwezig
J. Elving, Coevorden, 10-05-1993, afwezig
J.A.G. Geurts, Blerick, 10-05-1993, aanwezig
H.PA.M. de Greef, Eindhoven, 10-05-1993, af-
wezig

J.L.A.M. Remmen, Helvoirt, 10-05-1993, aanwe-
zig

Dr. AA. Stokhof, Nieuwegein, 10-05-1993, afwe-
zig

D.A.M. Franssen, Wernhout, 24-05-1993, afwe-
zig

PC. van der Hooft, Klarenbeek, 31-05-1993,
afwezig

Dr. B W. Knol, Leersum, 05-07-1993, afwezig
J.J.G.M. Oomen, Ulvenhout, 05-07-1993, aan-
wezig

Dr. K. Weijer, Amsterdam, 05-07-1993, afwezig
J. Egter van Wissekerke, Haarlem, 01-10-1993,
aanwezig

TH. Hofstra, Bennekom, 01-10-1993, afwezig
G.J. Schouten, \'s-Gravenhage, 01-10-1993, afwe-
zig

Dr. J.H. Westerhuis, Beusichem, 01-10-1993,
afwezig

S.D. Blanksma, Heerhugowaard, 25-10-1993,
aanwezig

J.J. Pekelder, Oud-Sabbinge, 25-10-1993, afwe-
zig

M.Th. Voets, Sint-Oedenrode, 25-10-1993, afwe-
zig

T.J. de Vries, Luttenberg, 25-10-1993, afwezig
W.PJ.A. Brooijmans, Margraten, 22-11-1993, af-
wezig

B. Bruins Jzn, Zuidhorn (Gr), 22-11-1993, afwe-
zig

Mevr. M. Keusters-Klasens, Beugen, 22-11-1993,
afwezig

PD. Verhulst, Sint-Oedenrode, 22-11 -1993, afwe-
zig

Mevr. E.M. Bijleveld-Huussen Hoorn, 20-12-
1993, afwezig

Mr. H.J. Rouwé. Ferwerd, 20-12-1993, afwezig

E. van Veldhuizen. Nijkerk, 20-12-1993. aanwe-
zig

PA.M. Verhoeven, Sittard, 20-12-1993, afwezig
ProfDr. H.W. de Vries, Nieuwegein. 20-12-1993,
afwezig

J.Ph. Vente, Mook, 22-12-1993, afwezig

30 jaar (1963), WoonplaaU, Datum, aanwezig/
afwezig

Dr. H.P Hoebe, Bentelo, 12-02-1993, afwezig
J.C.M. Huijg, Ouderkerk a/d. Amstel, 12-02-
1993, aanwezig

Mevr. A.E. Wagenaar-Schaafsma Arnhem, 12-
02-1993, afwezig

R Lycklama a Nyeholt, Bakei, 01-03-1993, aan-
wezig

Dr. A.L. van Zuyien, Enschede, 01-03-1993,
afwezig

J. Bootsma. Blesse (F), 13-03-1993, afwezig
J. Abma. Vriezenveen, 21-03-1993, afwezig
Th.G.J.H. Hendrickx. Echt, 21-03-1993, afwezig
A.J. Derks, Overioon, 22-03-1993, afwezig
M.M.FH. van Kuijk. Someren, 24-03-1993, af-
wezig

N.P Kas, Heemstede, 02-04-1993, afwezig
Mevr. T. van Kekem-Pauw, Bruchkobel. (Duits-
land), 16-05-1993, aanwezig
J.R. van der Lee, Losser, 16-05-1993. afwezig
E.J.J.C. van Oostveen, Warmenhuizen. 16-05-
1993, afwezig

Mevr. M. J. van der Wal-Zoon: De Wijk. 16-05-
1993, afwezig

G. Porte, Apeldoorn, 08-07-1993, afwezig
A. Snijders, Ruurlo, 08-07-1993, afwezig
Mevr. l.C. Verhaar-Loeber, Emmeloord. 08-07-

-ocr page 56-

1993, afwezig

H.G.A. Olde Riekerink, Beuningen (O), 27-09-
1993, afwezig

H.W.F. Picard, Wierden, 27-09-1993, afwezig
J.W. Lesschen, Dalfsen, 28-10-1993, afwezig
A.J.1. le Maarssen, Groenlo, 28-10-1993, afwezig

A.E. Schuring, Oldeberkoop, 28-10-1993, afwe-
zig

Dr. H.J.G. Grooten, Heythuysen, 27-11-1993,
afwezig

P. de Heer, Dedemsvaart, 27-11-1993, afwezig
Dr. W. Band, Amstelveen, 20-12-1993, afwezig
L. Harms, Spakenburg, 20-12-1993, aanwezig

35 jaar (1958), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

G.F. Meijer, Delft, 15-01-1993, afwezig

Mevr. I. Ooms-Siebenga, Breskens, 06-02-1993,

afwezig

E.T.B. Dinkla, Haren (Gr), 08-02-1993, afwezig
PL. van Paassen, Schalkwijk, 20-02-1993, afwe-
zig

J.J.M. Pijnappel, Nijmegen, 07-04-1993, aanwe-
zig

G.B. de Voogd, Wassenaar, 09-05-1993, afwezig
J.G.J. Wulffraal, Eethen, 09-05-1993, afwezig
K. van Horssen, Heerde, 16-05-1993, aanwezig

H.J.J. Luijerink, Ba vel, 07-06-1993, afwezig
J.W. Laveaux, Kessel (L), 07-07-1993, aanwezig
O.K. Sandvik, Randaberg, (Noorwegen), 08-07-
1993, aanwezig

Mevr. D.M. Grootenhuis-Wölling, Naarden, II-
07-1993, aanwezig

W.H.M. van lersel, Sint-Oedenrode, 11-07-1993,
afwezig

Dr. M.M. Krasselt, De Bilt, 30-09-1993, afwezig
J. Jacobs, Antwerpen (België) 10-10-1993, afwe-
zig

Dr. J.B. Litjens, Heythuysen, 11-10-1993, afwezig
Dr. J. Dorresteijn, Zaltbommel, 05-11-1993, af-
wezig

J. de Bie, Hollandscheveld, 08-11-1993, afwezig
H.L.M. Houben, Veghel, 08-11-1993, afwezig

G. Rijpkema, Heerenveen, 08-11-1993, afwezig

B.G. Schoonman, Winterswijk, 08-11-1993, af-
wezig

Mevr. E.G. van Boven-Toebes \'s-Gravenhage, 12-
11-1993, afwezig

J. Janssen, Grez-Doiceau, (België), 04-12-1993,
aanwezig

H. Lempke, Amsterdam, 04-12-1993, afwezig

C.J.J. Meeuwissen, Mouijou, Calvinet
, (Frankrijk), 08-12-1993, afwezig

A. Klimp, Slochteren, 19-12-1993, afwezig
A.J.M. Vermeulen, Sint-Oedenrode, 19-12-1993,
afwezig

40 jaar (1953), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

A.M.F de Bok, Vught, 03-02-1993, afwezig
J. Kramer, Wolvega, 03-02-1993, afwezig
Mevr. A.C. Bander, Wassenaar, 20-02-1993, af-
wezig

G.H.G. Lindenhovius, Assen, 01-04-1993, afwe-
zig

Dr. h.c. PH. Bool, Rhoon, 27-04-1993, afwezig
L. Zegers, Bloemendaal, 13-05-1993, aanwezig
Mevr. J.H.C. Brooymans-Schallenberg, \'s-Gra-
venhage, 13-05-1993, afwezig

G. Jensma, Balk, 15-05-1993, afwezig

Dr. PJ. BerteU, Zevenaar, 05-06-1993, aanwezig
Dr. H.A. Brouwer, Hoofddorp, 13-06-1993, aan-
wezig

D.B. Streefkerk, Heenvliet, 16-06-1993, afwezig

H. Heinrich, Hoofddorp, 30-06-1993, afwezig

J. Driessen, Voorburg (ZH), 04-07-1993, afwezig
A. Langevoort, Enschede, 05-07-1993, afwezig
K.P Postma, Aerdenhout, 07-08-1993, afwezig

Mevr. PJ. Straver, Lelystad, 22-09-1993, afwezig
Prof.Dr. J. Bouw, Wageningen, 13-10-1993, af-
wezig

J. Dersjant, Buren (GId), 13-10-1993, afwezig
S. van Harten, Ottoland (ZH), 13-10-1993, afwe-
zig

J. Kruize, Aalten, 13-10-1993, afwezig

G.H.A. Overgoor, Velp (Gld), 13-10-1993, afwe-
zig

S. Bakker, Leersum, 30-10-1993, afwezig
Dr. O.L. Beiboer, Ureterp, 30-10-1993, afwezig
Prof.Dr. G. Bijlenga, U Tour, (Frankrijk), 30-10-
1993, aanwezig

FPG. Schwering, Bergen (L), 30-10-1993, afwe-
zig

J.E. Smit, Maria Alm, (Oostenrijk), 03-11-1993,
aanwezig

W. J. van de Weg, Oosterwolde (Gld), 30-10-
1993, aanwezig

J.PH. Vermeij, Leerdam, 23-11-1993, afwezig
B.C. Koeslag, Dalfsen, 24-11-1993, afwezig

B.H. Spijker, Apeldoorn, 26-11-1993, afwezig

C.M.J. Blok, Oud-Beijerland, dec. 1993, afwezig
Prof.Dr. C C. Oosterlee, Heteren, 05-12-1993,
afwezig

D. van der Zee, Uffelte, 12-12-1993, afwezig

45 jaar (1948), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

H.J. van der Hammen, Steenbergen, 27-02-1993,
afwezig

C.J. Vermeulen, \'s-Gravenhage, 03-03-1993, af-
wezig

J.P Coppoolse, Voorthuizen, 07-05-1993, afwezig
S. de Haan, Dalfsen, 26-05-1993, afwezig
H.A. van den Berg, Didam, 19-06-1993, afwezig
W.T. Koopmans, Joure, 19-06-1993, afwezig
N.J. Bouwman, Glimmen, 03-07-1993, afwezig

B.R. de Vries, Zuidwolde, 09-07-1993, afwezig
J.J. den Hertog, Alphen a/d Rijn, 20-10-1993,
afwezig

W. Velema, Damwoude, 17-11-1993, afwezig
Prof.Dr. I. Titus, Bogor (Indonesië) 18-12-1993,
afwezig

50 jaar (1943), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

Dr. S.W.J. van Dieten. Eindhoven, 22-01-1993,
aanwezig

H. Sorgdrager, Haren (Gr), 23-02-1993, afwezig
W. Hiddema, Lelystad, 24-03-1993, afwezig
PJ. Bruins, Oss, 10-04-1993, afwezig

55 jaar (1938), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

C. van Beusekom, Bergen (NH), 08-04-1993,
afwezig

W H. van Hulzen, Amsterdam, 04-06-1993, afwe-
zig

C.H. Herweijer, Alkmaar, 07-10-1993, afwezig

60 jaar (1933), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

A.W. Groenwoud, Assen, 18-06-1993, afwezig
H.A.M. van de Vijver, Biervliet, 03-10-1993,
afwezig

70 jaar (1923), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

J. Nip. Meppel. 03-07-1993, afwezig

Cursussen

voorjaar 1993

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Praktische anaesthesie gezelschapsdieren

(/•965,-)

2 aaneengesloten dagen op a&praak (93/33)

Heroriëntatie op gezelschapsdierenpraktijk

(/■ 4.420,-)

6 aaneengesloten weken van vijf dagen op af-
spraak (93/31)

Praktische echografie gezelschapsdieren

(/■390,-)

9 januari 1993 (93/08)

13 maart 1993 (93/09)

Digestie apparaat pluimvee (/■ 750,-)
12
en 13 januari 1993(93/01)

Echografie pezen paard

C^550.-)

14 januari en 20 januari 1993 (93/04)
14 januari en 21 januari 1993 (93/05)
14 januari en 22 januari 1993 (93/06)
14 januari en 9 februari 1993 (93/60)
14 januari en 10 februari 1993 (93/61)

14 januari en II februari 1993 (93/62)

Endocrinologie gezelschapsdieren

(ƒ875,-)

15 en 16 januari 1993(93/02)
Kwaliteitsbewaking varken

(/■500,-)

19 januari 1993(93/03)

Praktische röntgenologie gezelschapsdieren

{f525-)

23 januari 1993(93/10)

5 juni 1993(93/21)

Gynaecologie paard

(/■710,-)

26 en 27 januari 1993 (93/27)

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij ge-
zelschapsdieren

(f235r)

Thorax 27 januari 1993 (93/11)
Thorax 16 februari 1993 (93/14)
Abdomen 3 februari 1993 (93/12)
Abdomen 2 maart 1993 (93/15)
Skelet 10 februari 1993(93/13)
Skelet 9 maart 1993 (93/16)

Praktische Echografie Gynaecologie Rund
(/■895,-)

28 januari 1993 Te Utrecht (93/43)
30 maart 1993 Te Utrecht (93/44)

7 april 1993 Te Utrecht (93/45)

21 april 1993 Te Drachten (93/56)
28 april 1993 Te Drachten (93/57)

6 mei 1993 Te Drachten (93/58)

Toegang tot de Veterinaire Literatuur met
behulp van computers

(ƒ800,-)

-ocr page 57-

29 januari 1993(93/40)
Basale tandheelkunde hond

(/■400,-)

30 januari 1993(93/25)
Samenwerken en leidinggeven in de praktijk

(/■ 2.875,-)

4,5 en 6 februari 1993 (93/22)

Veterinaire apotheek I gemengde praktijk

(ƒ■ 1.100,-)

10,11 en 12 februari 1993 (93/46)
2, 3 en 4 juni 1993(93/47)

Coli Mastitis

(/•375,-)

15 februari 1993 (93/28)

Voortgezette praktische tandheelkunde hond

C/-950,-)

20 februari 1993 (93/26)

Deelname is slechts mogelijk voor hen die de

Basale cursus Tandheelkunde gevolgd hebben.

Selectiebeelden bij de kat

(/•240,-)

23 februari 1993 (93/19)
Schrijven van een artikel

(f 1050,-)

1 maart en 5 april 1993 Te Utrecht (93/07)
Struisvogels

(/■195,-)

2 maart 1993 (93/23)
Deze cursus is Engelstalig.

Veterinair handelen bij hippische wedstrijden

(/■390,-)

4 maart 1993 (93/24)
Hartafwijkingen bij de hond en de kat

(/•375,-)

5 maart 1993 (93/17)
14 mei 1993 (93/18)

Klinische les gezelschapsdieren hartgeruisen

(/■lOO,-)

9 maart 1993 (93/54)
Bloedonderzoek gezelschapsdieren

(/■325,-)

10 maart 1993 (93/39)
Capita Selecta vleestechnologie

(/" 1.425,-)

16 en 23 maart 1993 (93/36)
Vampp

(/■600,-)

17 maart 1993(93/55)
Ademhalingsziekten rund

(/•725,-)

22 en 23 maart 1993 (93/29)
Praktische anaesthesie paard
(ƒ965,-)

23 en 24 maart 1993 (93/50)
Praktische anaesthesie paard
(/• 1.375,-)

5, 6 en 7 april 1993 (93/51)

Assistentie voorbereiding en nazorg operatie-
patiënten

(/•355,-)

3 april 1993(93/30)
Diarree rund
(/200,-)

5 april 1993 (93/32)

inleiding in de diergeneeskunde begeleiding
van melkveebedrijven

(/■ 1.650,-)

19,20 en 21 april 1993 (93/53)
Veterinaire wetgeving
(/■450,-)

22 en 29 april 1993 (93/37)

Patiëntendemonstratie gezelschapsdieren

(/■lOO,-)

28 april 1993 (93/35)

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

(/■800,-)

6 en 7 mei 1993 (93/48)
De benauwde patiënt

(/^325,-)

7 mei 1993 (93/20)

Assistentie bij gebitsreiniging van gezelschaps-
dieren

(/•530,-)

12 mei 1993 (93/41)

Verbanden en spalken bij gezelschapsdieren
(/■650,-)

15 mei 1993 (93/34)

Ziekten en chirurgie bij knaagdieren

(/■435,-)

26 mei 1993 (93/42)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
vooijaar 1993.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde,
Postbus 85205, 3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030-517374, £ax. 030-516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100;
Gironummer van de ABN 1412.

Rectificatie

De cursusduur en -prijs van de cursus
Ziekten en Chirurgie bij Knaagdie-
ren (93/42) is foutief opgenomen in
onze cursusbrochure. Dte juiste gege-
vens zijn:

Ziekten en Chirurgie bij Knaagdie-
ren (93/42)

Woensdag 26 mei 1993, 13.00 -
17.00 uur.

De cursusprijs is ƒ 415,-.

Doorlopende

agenda

1993

Januari

7 Archaeopteryx lezing: \'De cavia, van voe-
ding tot therapie\'. Info en aanmelding: Jaap
Jan van Dijk, tel. 03404-51083 na 18.00
uur.

9 PAO-D cursus: 93/08 Praktische Echogra-
fie GD.

12—13 PAO-D cursus: 93/01 Digestie Appa-
raat Pluimvee.

14 en 20 PAO-D cursus: 93/04 Echografie Pe-
zen Paard

14 en 21 PAO-D cursus: 93/05 Echografie Pe-
zen Paard

14 en 22 PAO-D cursus; 93/06 Echografie Pe-
zen Paard

15-- 16 PAO-D cursus: 93/02 Endocrinologie
Gezelschapsdieren

19 PAO-D cursus: 93/03 Kwaliteitsbewaking
Varkens

19 Vergadering Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei, aanvang 20.15 uur in de Molen te

Otlerlo.

20 Vaccinaties bij varkens door prof. dr. J. TT.
Oirschot, Gezondheidsdienst Gouda, aan-
vang 13.45 uur.

21 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

21 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Schaap/Geit, avond
Boxtel.

23 PAO-D cursus: 93/10 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

26— 27 PAO-D cursus: 93/27 Gynaecologie
Paard

27 PAO-D cursus: 93/11 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Thorax Gezelschaps-
dieren

28 PAO-D cursus: 93/43 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

28 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Pluimvee, middag
Boxtel.

29 PAO-D cursus: 93/40 Toegang tot de Vete-
rinaire Literatuur met behulp van Compu-
ters.

30 PAO-D cursus: 93/25 Basale Tandheel-
kunde Hond

Februari

3 PAO-D cursus: 93/12 InterpreUtie Röntge-
nologisch Onderzoek Abdomen Gezel-
schapsdieren

4— 6 PAO-D cursus: 93/22 Samenwerken
en Leidinggeven in de Praktijk

9 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Paard, avond Boxtel.

9 PAO-D cursus: 93/60 Echografie Pezen
Paard

9 PAO-D cursus: 93/61 Echografie Pezen
Paard

9 PAO-D cursus: 93/62 Echografie Pezen
Paard

10 PAO-D cursus: 93/13 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Skelet Gezelschaps-
dieren

10—12 PAO-D cursus; 93/46 Veterinaire
Apotheek I Gemengde Praktijk

11 Ontwikkelingen rondom PEARS door dr.
G. Wensvoort. Het vrijmaken van een regio
van de Ziekte van Aujesky door drs. J. H.
Lambers, Gezondheic^ienst Gouda, aan-
vang 13.45 uur.

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur, Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur, Paviljoen Mo-
lenwijk

15 PAO-D cursus: 93/28 Coli Mastitis

16 PAO-D cursus: 93/14 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Thorax Gezelschaps-
dieren

18 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

18 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

20 PAO-D cursus: 93/26 Voortgezette Prakti-
sche Tandheelkunde Hond

23 PAO-D cursus: 93/19 Sectiebeelden bij de
Kat

Maart

1 (enlSapril) PAO-D cursus: 93/07 Schrij-
ven van een Artikel

2 PAO-D cursus; 93/23 StruisvogeU

2 PAO-D cursus: 93/15 InterpreUtie Röntge-

-ocr page 58-

nologisch Onderzoek Abdomen Gezel-
schapsdieren

3— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

4 PAO-D cursus: 93/24 Veterinair Handelen
bij Hippische Wedstrijden

5 PAO-D cursus: 93/17 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

9 PAO-D cursus: 93/16 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Skelet Gezelschaps-
dieren

9 PAaD cursus: 93/54 Klinische Les

10 PAO-D cursus: 93/39 Bloedonderzoek Ge-
zelschapsdieren

11 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Varken, avond Boxtel.

13 PAO-D cursus: 93/09 Praktische Echogra-
fie GD

16 en 23 PAO-D cursus: 93/36 Capita Selecu

Vleestechnologie

17 PAO-D cursus: 93/55 VAMPP

18 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Gezelschapsdieren,
avond Boxtel.

22 Ventileren... het gaat niet altijd voor de
wind, door dr. W. Kalkman. Dekmanage-
ment door dr. R. de Koning, Gezondheids-
dienst Gouda, aanvang 13.45 uur.

22— 23 PAO-D cursus: 93/29 Ademhalings-
ziekten Rund

23— 24 PAO-D cursus: 93/50 Praktische
Anaesthesie Paard

25 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Pluimvee, middag
Boxtel.

26— 28 \'Vooijaarsdagen 1993\', Amsterdam.

30 PAO-D cursus: 93/44 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

April

3 PAO-D cursus: 93/30 Assistentie Voorbe-
reiding en Nazorg Operatie Patiënt

5 PAO-D cursus: 93/07 Schrijven van een
Artikel

5 PAO-D cursus: 93/32 Diarree Rund

5— 7 PAO-D cursus: 93/51 Praktische Ana-
esthesie Paard

7 PAO-D cursus: 93/45 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

15 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

19— 21 PAO-D cursus: 93/53 Inleiding in de
Diergeneeskundige Begeleiding van Melk-
veebedrijven

21 PAO-D cursus: 93/56 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

22 en 29 PAO-D cursus: 93/37 Veterinaire
Wetgeving

27— 30 First European Comparative Clinical
Pathology Conference (ECCP, 93), East
Midlands Conference Centre, Nottingham.

28 PAO-D cursus: 93/35 Patiëntendemonstra-
tie Gezelschapsdieren

28 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten.

28 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

29 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

Mei

6 PAO-D cursus: 93/58 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

6— 7 PAO-D cursus: 93/48 Apotheek voor
Assistenten in de Dierenartsenpraktijk

7 PAO-D cursus: 93/20 De Benauwde Pa-
tiënt

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur, Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

11 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur, Paviljoen Mo-
lenwijk

12 PAO-D cursus: 93/41 Assistentie bij Ge-
bitsreiniging van Gezelschapsdieren

14 PAO-D cursus: 93/18 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

15 PAO-D cursus: 93/34 Verbanden en Spal-
ken bij Gezelschapsdieren

22— 23 Antwerpen, provinciehuis. \'Endocri-
nological and Reproductive Problems in
Dog and Cat\', Porf. dr. Ed Feldman (Univ.
of California, Davis). \'Interpretation of La-
boratory Results and Usefullness of the
different Laboratory Tests in specific case
histories\'. Dr. Peter Bloxham (Bloxham
Veterinary Laboratories, Devon UK). Infor-
mation: dr. R. Lippens, tel. 32.3.658.25.35
or 32.3.658.88.27.

26 PAO-D cursus: 93/42 Ziekten en Chirurgie
bij Knaagdieren

27 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

Juni

2— 4 PAO-D cursus: 93/47 Veterinaire Apo-
theek I Gemengde Praktijk
5 PAO-D cursus: 93/21 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

27— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund:

28— 2-7 World Congress Animal Production,
Edmonton, Canada.

September

15 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur, Paviljoen
Molenwijk

15 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur, Paviljoen Mo-
lenwijk

16 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

30 Sportdag KNMvD.

Oktober

I—2 Jaarcongres KNMvD.
6— 9 Weltcongress WSAVA u. 39. Jahres-
gang der DVG-FG Kleintierkrankheiten.
24— 29 I Ith. Internat. Symposium of
WAVFH), Bangkok (pag. 1148).

December

15 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

In onze gemengde praktijk, ca. 70% landbouwhuisdieren (voornamelijk runderen en schapen) en 30%
gezelschapsdieren, is per 1 februari \'93 plaats voor een

DIERENARTS M/V

Na gebleken geschiktheid en goed functioneren is het de bedoeling tot associatie over te gaan.

Sollicitaties met c.v. gaarne binnen 14 dagen richten aan dierenartsenpraktijk Oosthuizen/Edam,
p/a Seevanckweg 19A, 1474 HD Oosthuizen.

-ocr page 59-

Dé oplossing tegen
vlooien, luizen en teken

Speciaal voor de hond:
Pulvex spot-on.

Pulvex spot-on is een nieuw,
niet-systemisch insekticide
tegen vlooien, luizen en teken
bij honden. Het werkt zeer
effectief en is door het eenmalig
opbrengen op de rug van het dier
zowel voor de hond als het baasje
uiterst gebruiksvriendelijk.

Doodt vlooien, luizen en
teken onmiddellijk.

Na eenvoudig openknippen en
opbrengen verspreidt Pulvex
spot-on zich binnen 24 uur over het
gehele lichaam van de hond en
doodt alle vlooien,
teken en luizen
waarmee het in
contact komt.
Eenmaal behan-

schuilt in een
klein hoekje.

deld is de hond tenminste 4
weken verlost van deze verve-
lende parasieten.

Veilig en gemakkelijk
toe te dienen.

Door de ingenieuze
verpakkingswijze is
Pulvex spot-on heel
veilig en gemakkelijk

toe te passen.
In tegenstelling tot bij
andere insekticiden komen
problemen met het opbren-
gen (morsen etc.) bij Pulvex spot-on
praktisch niet voor en behandeling
geschiedt in een handomdraai.
Pulvex spot-on is niet voor niets de
ideale keuze voor de behandeling
van vlooien, luizen en teken bij de
hond.

Pulvex spot-on

Het \'knippen-knijpen-klaar\' insekticide tegen vlooien luizen en teken.

(ï*^ Pitman-Mooie

Pitman-Moore Nederland BV, Emrikweg 11, 2031 BT Haarlem. Tel. 023-319536.

-ocr page 60-

LEVEN
in HARMONIE

Pijn en ontstekingen aan het bewegingsapparaat kunnen het levensgeluk
van kleine huisdieren danig verstoren.

Met Ketofen heeft u nu de beschikking over een geregistreerd krachtig NSAID dat een goede tolerantie
koppelt aan een uitgesproken analgetische, anti-iriflammatoire en antipyretische werking.

De 1X daagse dosering en de 3 beschikbare breuktabletten (5 mg, 10 mg en 20 mg)* garanderen een
optimale en gebruiksvriendelijke therapie voor elke hond of kat.

KETOFEN

beter resultaat, zonder bijwerkingen

RHONE MÉRIEUX

Voor nadere informatie:

RHONE MERIEUX b.v. Postbus 338 -1180 AH Amstelveen -Tel.: 020-5473933

Voor volledige produktinformatie zie de bijslultertekst

-ocr page 61-

voor

Diergeneeskunde

Een intra-uteriene en prenatale
leverbotinfectie op een rundveebedrijf in
Zuid-IMederland

Een veldonderzoek naar de effectiviteit van
ivermectine in propyleenglycol bij de
behandeling van schurft bij cavia\'s

Kunnen mycotoxinen in de Nederlandse
varkenshouderij bepaalde
bedrijfsproblemen verklaren

Huisdier heeft heilzaam effect op de mens

Tandheelkunde bij dieren Europees
Verenigd

Veeteelt in ontwikkelingslanden

\'IM schat van een kat

Onderzoek verbetering bevruchting bij
rund en varken

Code voor goede veterinaire
praktijkuitoefening (GVP)

Landelijke bijeenkomst van vrouwelijke
dierenartsen -

15 JANUARI 1993
DEEL 118, AFLEVERING 2
ISSN 0040-7453

fc Tijdschrift

-ocr page 62-

B

Verbetering van de gezondheid van alles wat leeft

Dat is het uitgangspunt van geneesmiddelenfabrikant
Merck Sharp & Dohme. Zelden werd dit beginsel zo duidelijk
in een middel gerealiseerd als bij Ivermectine.

Ivermectine is afgeleid van de avermectines

die ziekteverwekkende parasieten bestrijden bij mens,

dieren gewas.

Ivermectine is een van oorsprong natuurlijk product
met een grote effectiviteit.

Ivermectine, een product van wereld-formaat

van Nederlands grootste exporteur van farmaceutische

producten.

Divisie van Merck Sharp & Dohme B.V.
postbus 581,2003 HAARLEM tel. 023-153153

-ocr page 63-

inhoudsopgave

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 11 b. aflevering 2.15 januari 1993

nhoud

WETENSCHAP Voor de praktijk

Een intra-uteriene en prenatale leverbotinfectie op een rundveebedrijf in Zuid-Nederland;
J.A.M. termeer, C. Augustijn, J. Berger, F. Berndsen, G. Charpentier, J. Eshuis.
M. v.d. Linden. B. Mourits, A. de l^ries en H. van Wijk

Een veldonderzoek naar de effectiviteit van ivermectine in propyleenglycol bij de
behandeling van schurft bij cavia\'s;
P.J.J.Mandigers. M.H. van der Hage, /. Wesierhof en
G.M. Dorreslein

Overige artikelen

Kunnen mycotoxinen in de Nederlandse varkenshouderij bepaalde
bedrijfsproblemen verklaren;
P.J.M.M. van Gulick

Boekbespreking

41

42

46
53

ACTUA Berichten en verslagen

Huisdier heeft heilzaam effect op de mens
Tandheelkunde bij dieren Europees Verenigd
Veeteelt in ontwikkelingslanden
Wettelijke bescherming LAB-terroristen
\'N schat van een kat
Prehistorische medische adviezen

Advertisement of the European society of veterinary neurology EVSN
Onderzoek verbetering bevruchting bij rund en varken
Integratie gezondheidsdienst voor pluimvee
Doorbraak in bestrijding koeiegriep

Cursussen en congressen
Ingezonden

Nieuw(S) van de industrie
Referaten
Studentenrefaten
Boekbesprekingen

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

54

54

55

55

56
56

56

57
57

57

58

59

60
61
62
64

Orale rehydratie bij kalveren :

het enige rehydratiepreparaat met Lactoserunf
voor een natuurlijk, snel herstel.
• iso toon

• uitgebalanceerde natrium / substraatverhouding
• bevat kalium en bevat bicarbonaat precursors

®

virbac

Diergeneesmiddelen

-ocr page 64-

COLOFON

Hoofdredactie

Dr. W. Sybesma (voorTitter)
Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)
Mw. dr. Ingrid van der Gaag
Prof. dr. J. E. van Dijk
Prof. dr. G. H. Wenünk
Mw. drs. üsette M. Overduin
Drs. N. J. G. J. van der Wielen
Dr. Tj. Joma

Wetenschappelijke redactie

Dis. A. e. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorreslein (Utrecht)

Drs. W. F G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof. dr. E. D. Heller (kraël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Prof. dr. M.W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr. M. F de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J. Th. van Oirschot (Ulystad)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof. dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof. dr. N. C. Federsen (Davis, California, U.S.A.)

Prof. dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof. dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof. dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof. dr. K. A. Schat (Ithaca, New York, U.S.A.)

Prof. dr. J. De Schepper (Gent, België)

Prof. dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof. dr. R F G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof. dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof. dr. L. F M. van Zutphen (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax. 030-511787

Secretariaat

Hoofdbestuur

Prof. dr. E. H. Kampelmacher, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te GiCfel, secretaris

Desiree Raasing
Roelof-Jan de Haan
S. L. Oostindiën

Stafmedewerkers Mw. drs. M. c. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond

Chef de bureau

Vacaturebank

Administrateur

66
66
66
67

Vraag en antwoord

Chlamydia psillaci; H.F. Egberink
Injectie met medroxy-progesteron acetaat; A. de Kruif
Hoestenden volwassen runderen; G. M. Zimmer
Opheffen van krampen bij de hond; L M. Overduin

Bureau-redacteur

R. G. J. M. Haring

nhqud

Cvervolg omslag)

KNMvD

Redactie Adviesraad

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

Bureau

Julianalaan g-10. Postbus 14031, 3508 SB Uuecht (tel.
030-5101 11/^(030-51 17 87).

Algemeen

Code voor goede veterinaire praktijkuitoefening (GVP)
Een gewaarschuwd mens telt voor twee!
Van de Ereraad: Taktic

Landelijke bijeenkomst van vrouwelijke dierenartsen

PAÜ-diergeneeskunde
Doorlopende agenda

68
72
72
74

76

76

Abonnementsprijs

Het Tydschrift voor Diergeneeskunde is het verenigings-
tijdschrift van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niet-dierenartsen wordt vastgesteld door
hel Hoofdbestuur.

Postgiro/Bank

Postgirorek. SI 1606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10, Uuecht.

Algemene Bank Nederland N V, Postbus 30, 3500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crcdiet en Effectenbank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Contents

Clinical referrals

An intra-uterine and prenatal infection with Fasciola hepetica on a dairy farm in

the South of the Netherlands; J.A.M. Vermeer, C. Augustijn, J. Berger, E Berndsen,

G. Charpenlier, J. Eshuis, M. v. d Linden, B. Mourils. A. de Vries and H. van Wijk 41

A fieldstudy for the effectiveness of ivermectin in propyleneglycol in the treatment of mange
in guinea pigs;
P.J.J. Mandigers. M. H. van der Hage, I, Westerhof en G.M. Dorreslein 42

Could mycotoxins in Dutch pigfarming declare certain managementproblems;

P.J.M.M. van Gulick 46

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 03462-61304.
hx 03462-64565).

Advertenties

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065, tax
05987-13827)

All rights reserved

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmantal Science / Index-
Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar

Adverteniies kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uil dit tijdschrift mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaaki. d m v. druk. microfilm of zonder schriftelijk

toestemming van de Redacteur.

-ocr page 65-

Voor vlekziekte en E.Coli
had u tot nu toe 2 vaccins nodig

i/anaf nu alleen nog Colisorb

Hoechst Animal Health heeft een belangrijke stap
voorwaarts gezet in de varkensgezondheidszorg.
/Vij zijn trots u te kunnen informeren over onze
lieuwe generatie varkensvaccins.

Erysorb Plus

Dp basis van het gerenommeerde Erysorb is Erysorb
=\'lus-i- ontwikkeld. Door de toevoeging van de
bescherming tegen serotype 1 naast serotype 2 is de
Deschermende waarde tegen vlekziekte sterk toe-
genomen.

forcovac Plus

^\'orcovac Plus is een geheel nieuw ontwikkeld
E.Coli-vaccin. De werking is gebaseerd op een drie-
/oudige bescherming: E.Coli cellen, E.Coli aanhech-
tingsfactoren en Labiel Toxine B fragmenten. Het
meest geavanceerde vaccin tegen colidiarree is hier-
mee tot uw beschikking gekomen.

Colisorb

Een uniek combinatievaccin dat niet alleen tijd en
werk bespaart, maar ook de stress voor het dier ver-
mindert. Immers, één enkele vaccinatie biedt een
optimale bescherming tegen zowel vlekziekte als
E.Coli

Hoechst

-ocr page 66-

VüüR DE PRAKTIJK

Een intra-uteriene en prenatale

leverbütinfectie üp een rundveebedrijf in

zuid-nederland

An intra - uterine and prenatal infection with fasciola hepetica on a dairy farm in the south of

the nederlands

Vermeer, C. Augustijn, J. Berger, F. Berndsen, G. Charpentier, J. Eshuis, M. v.d. Linden, B. Mounts, A. de

Vries en H. van Wijk.i

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 41-2

samenvatting
Op een rundveebedrijf in Zuid-Nederland werd bij één drie-
jarige vaars een intra-uteriene leverbotinfectie aangetoond
Twee kalveren bleken een prenatale infectie te hebben. Uit het
verdere bedrijfsonderzoek bleek leverbot algemeen voor te
komen bij het overige vee.

summary

A intra-uterine infection with Fasciola hepatica in a three years
old cow is proved on a milking cow herd in the South of the
Netherlands. Two calves showed to have a prenatal infection.
Futher investigations on the farm revealed a general presence of
this parasite.

geschiedenis
Fasciola hepatica komt in Nederland algemeen voor, vooral in
de laaggelegen weidegebieden van West- en Noord-Nederland.
Ook in de zandgebieden in het Zuiden en Oosten dient men
langs kanalen, beken en vennen rekening te houden met
infecties. Op een melkveebedrijf met 40 melkkoeien werd in
1989 een ongewoon geval van onvruchtbaarheid geconstateerd.
De weilanden grenzen aan het Wilhelminakanaal te Diessen.
Koeien en jongvee werden op deze percelen geweid. De
veehouder voerde geen preventieve, cq. therapeutische maatre-
gelen tegen leverbot uit. Een driejarige vaars, werd ter onder-
zoek aangeboden, omdat zij meer dan 100 dagen geleden
gekalfd had en ondanks herhaald insemineren niet drachtig
werd. De intervallen tussen de tochtigheden waren normaal.
Ten opzichte van het bedrijfsgemiddelde produceerde de vaars
goed en had een redelijke conditie. Bij het rectale onderoek
werden geen afwijkingen aan het geslachtsapparaat gevonden.
Vaginoscopisch onderzoek leverde een verrassing op: een
leverbot in de portio uteri, zwemmend in groenbruin tochtslijm.
De koe werd behandeld met bromofenofos (Acedist®) in een
dosering van 12 mg. per kilogram lichaamsgewicht. Zes weken
later (24 juli 1989) bood de veehouder de koe opnieuw voor
onderzoek aan. Weer werden volwassen leverbotten aangetrof-
fen. Samen met de Faculteit Diergeneeskunde en het Centraal
Diergeneeskundig Instituut (C.D.I.) werd het bedrijf parasitolo-
gisch onderzocht. De koe is op 8 augustus 1989 naar het C.D.I.
overgebracht.

I Drs. J. Vermeer, drs. C. Augustijn, drs. J. Berger, drs. F. Berndsen, drs. G.
Charpentier, drs. J. Eshuis, drs. M. van der Linden, drs. B. Mourits, drs.
A. de Vries en drs. H. van Wijk, Groepspraktijk Dierenartsen Diessen,
Beekseweg 1 la, 5087 KA Diessen. Correspondentieadres: Drs. J. A. M.
Vermeer, Uge Haghorst 11, 5087 TX Diessen.

41

methoden

Op het C.D.I. werd een e.p.g. (8) uitgevoerd van de afgenomen
feecesmonsters. Van de bloedmonsters werd een ELISA (9)
bepaald, een Indirecte Hemagglutinatie Test (IHA), een
gamma-GT en een bloedcellendifferentiatie.

resultaten

Het bedrijf

Wat betreft het voorkomen van de slak Lymnaea truncatula
werden binnen het biotoop (vlotgras, geknikte vossestaart)
enkele lege huisjes van deze slak aangetroffen. Vanwege de
droge zomer werden geen slakken op de weide gevonden, maar
slechts enige kleine exemplaren onder in een droge sloot.

De patiënt

Voor aankomst op het C.D.I. was de laatste tochtigheid
geconstateerd op 24-07-89, na aankomst aldaar op 08-08-89,

28-08-89 en 21-09-89. Bij de tochtigheid van 08-08-89 en 28-
08-89 bevatte het tochtslijm enkele witte vlokjes. Tijdens de
laatste tochtigheid was het tochtslijm volkomen helder. Portio
en vagina vertoonden geen afwijking. Er konden geen leverbot-
eieren in worden aangetoond. Faecesonderzoek gaf een lichte ei-
uitscheiding te zien vanaf het moment van aankomst en
gedurende de weken erna (gemiddeld 5 e.p.g.). De differentiatie
van de bloedcellen liet een perifere eosinofilie (11-23 %) zien. Bij
serologisch onderzoek bleek de koe een IHA-titer ten opzichte
van leverbot te hebben van 1:200 (normaalwaarde < 25). Op

29-09-89 is de koe geseceerd. De lever was matig aangetast.
Lokaal waren verklevingen in de buik aanwezig. De uterus was
normaal van omvang en consistentie. Inwendig waren geen
tekenen van ontsteking zichtbaar.

De veestapel

Van 21 dieren werd een faeces- en bloedmonster genomen op 13
oktober 1989. De dieren varieerden in leeftijd van 6 maanden
tot 3 jaar en waren deels uitgeschaard. Acht dieren hadden een
positief e.p.g. variërend van 1-30 eieren per 3 gram faeces, 13
een positieve ELISA, geen enkel dier een gamma-GT groter dan
of gelijk aan 25. Het aantal eosinofielen varieerde van 2-24
Op 30 november 1989 werd van 26 dieren (waarvan 3 voor de
tweede maal onderzocht werden) een bloed- en mestmonster
genomen. Veertien dieren hadden weidegang genoten. Van deze
groep hadden 5 een positief e.p.g., 12 een positieve ELISA, allen
een gamma-GT kleiner dan 25 en het percentage eosinofielen
varieerde van 2-18%.

Bij de 26 dieren, die op 30 november werden onderzocht.

T I J [) s C H R I K T VOOR D I E R ü F. N E F S K U N D F. . D E E I, 118. A F L F V F R I N ü 2 I 9 <)

-ocr page 67-

bevonden zich 12 kalveren die geen weidegang hadden gehad en
niet waren gevoerd met vers gras. Eén kalf (nr. 9025) had een
positief e.p.g. (17 eieren/3 gram), 8 een positieve ELISA, 2
twijfelachtig, 7 een gamma-GT lager dan 25, 5 hoger (50-75).
Een tweede onderzoek van deze 12 kalveren op 16 maart 1990
leverde het volgende resultaat. Twee hadden een positief
e.p.g.(nr. 9025: 2 eieren /3 gram), 1 een positieve ELISA, 4
twijfelachtig en allen een gamma-GT lager dan 25.

conclusie

Bij één koe werd een intra-uteriene leverbotinfectie gevonden.
Het is bekend, dat na een herhaalde infectie
Fasciola hepatica
kan doordringen in de uterus. Als de koe op dat moment
drachtig is, kan de lever van het kalf geïnfecteerd worden
(5,6,7). De koe was herhaald geïnsemineerd. Bedrijven met een
leverbotinfectie hebben naast een verminderde melkproduktie
ook een afnemende vruchtbaarheid, die tot uiting komt in een
verlaagd non-retumpercentage (1), een te hoog inseminatie-
getal (2) en het ontstaan van endometritiden (1,3). Over de
vruchtbaarheid van het betreffende bedrijf was op het moment
van onderzoek weinig bekend. Binnen de groep jongvee en de
koeien werd via mest- en bloedonderzoek een leverbotinfectie
aangetoond.

Daarna is getracht een verticale transmissie aan te tonen bij de
jongste kalveren.

Kalf 9025 is geboren op 26-09-89. Dit kalf en de overige kregen
tijdens de opfok alleen (kunst)melk met als ruwvoer, hooi en
maïs.

Kalf 9025 heeft bij herhaald faecesonderzoek een positief e.p.g.
Bij het onderzoek van 16 maart 1990 werd bij een jonger kalf
een positief e.p.g. gevonden.

Bij de kalveren zonder weidegang zijn de ELISA-titers gemeten
op 13 oktober 1989 hoger dan op 16 maart 1990. Dit kan
verklaard worden door de dalende maternale immuniteit. Gelet
op de leeftijd van de kalveren op het moment van bloed tappen,
en gelet op de positieve e.p.g\'s., gevonden bij twee kalveren die
géén patente infectie kunnen hebben verkregen door de opname
van metacercariën na hun geboorte, is hier sprake van een intra-
uteriene infectie van het ongeboren kalf.

WETENSCHAP

dankbetuiging

De auteurs zeggen Dr. M. Eysker (R.U.U.), Dr. H.J. Over, Drs. W A. de Leeuw
en de Hr. C.RH. Gaasenbeek (allen C.D.L) hartelijk dank voor hun bijdragen
aan het onderzoek. Dr. Eysker en Dr. H.J. Over waren betrokken bij het
veldwerk. Drs. W.A. de Leeuw heeft de serologische en immunologische
bepalingen uitgevoerd en de Hr. C.RH. Gaasenbeek het faecesonderzoek.

literatuurlijst

L Mage C Leisel J, and Bonnand R Fasciola hepatica infection and fertility
problems in dairy herds. Revue de Médécine Vétérinaire 1989; 140:929-31.

2. Romaniuk K. Relationship between chronic fascioliasis in cattle or the
experimental disease in rats, and fertility. Zeszyty Naukowe Akademii
Rolniezo - Technieznej. W Olsztnie, Weterynaria, 1977; 8 : 3-49.

3. Thom KL. Fasciola hepatica als Ursache einer Endometritis des Rindes.
Deutsche Tierärzüiche Wochenschrift 1956; 37/38: 389-90.

4. Enigk K und Düwel D. Zur Häufigkeit der pränalen Infektion mit Fasciola
hepatica
beim Rinde. Beriiner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift
1959; 18: 362-3.

5. Enigk K. De praenatale en galaktogene helminteninfectie bij de huisdieren.
Vlaams Diergeneesk Tijdschr 1970 39; 1-10.

6. Rees JB, Sykes WE, and Rickard MD. Prenatal infection with Fasciola
hepatica
in calves. Australian Veterinary Journal 1975; 51: 497-9.

7. Pecheur M. Prenatal infection of calves with Fasciola hepatica. Annales de
Médécine Vétérinaire 1984; 128: 567-8.

8. Dorsman W. A new technique for counting eggs of Fasciola hepatica in
cattle faeces. J of Helminthol 1965; 30:165.

9. Tiggele U van en Over HJ. Serological diagnosis of Fascioliasis. Veterinary
Parasitology 1976; 1: 239-48.

Aanvaard op 16 december 1992.

Een veldonderzoek naar de effectiviteit van

ivermectine in propyleenglycol bij de
behandeling van schurft bij cavia\'s

A fielüsrudy for the effectiveness of ivermectin in propyleneglycol in the treatment of mange in guinea pigs

P. J. J. Mandigers\\ M. H. van der Hage^, I. Westerhof^ en G. M. Dorrestein^

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118:42-46

samenvatting
Bij een populatie cavia\'s in Utrecht werd de diagnose schurft
vastgesteld Ingegaan wordt op de etiologie en op de behandeling
door middel van twee subcutane injecties met ivermectine 0.2
mg/kg in een interval van tien dagen. In totaal werden 37cavia\'s
met aanvankelijk beelden van schurft en 36 cavia\'s zonder
beelden van schurft behandeld Op dag 21 waren alle cavia\'s met

\' Destijds co-assistent diergeneeskunde. Thans Vakgroep Geneeskunde Gezelschapsdie-
ren, Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 8, 3584 CL Utrecht.
^ Vakgroep Pathologie, afdeling Laboratorium en Bijzondere Dieren, Faculteit Dierge-
neeskunde, Yalelaan I, 3584 CL Utrecht
\' Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren, afdeling vogels en bijzondere dieren.
Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 8, 3584 CL Utrecht

Voor correspondentie : P.J.J. Mandigers, Goedestraat 14c 3572 RT Uttecht

42

beelden van schurft, vrij van symptomen Bij 11 van de 73 dieren
trad een bijwerking op in de vorm van een ontsteking leidend tot
een (sub-)dermale necrose bij de jongere dieren en bij de oudere
dieren tot een ontsteking van de subcutis. De optredende
bijwerkingen van de behandeling werden waarschijnlijk veroor-
zaakt door het gebruikte verdunningsmiddel propyleenglycol

summaray

The clinical manifestation of mange in a guinea-pig population
in Utrecht is discussed The etiology and the treatment with two
subcutaneous injections of ivermectin 0.2 mg/kg with a ten days
interval, is described A total of 37 guinea-pigs with symptoms
and 36 guinea-pigs without signs of mange were treated On the

TIIOSCHRIIT VOOR DiERCiENEESKUNDE. DEEL 118. AFLEVERING 2 1993

-ocr page 68-

21st day all previously infestated guinea-pigs were free of
symptoms. During this study side-effects occurred in 11 of the 73
animab. The most prominent side-effects were a (sub-)dermal
necrosis in the younger animals arid an itis of the cutis in the
older animab. The side-effects were probably caused by
propyleneglycol which was used as a diluent

inleiding

Onder 73 fokcavia\'s verdeeld over de stad Utrecht trad in de
jaren \'90-\'91 herhaaldelijk een beeld van schurft op. Het
klinische beeld varieerde van een miliaire dermatitis tot nage-
noeg kale cavia\'s. Schilfervorming, alopecia en uitgebreide
(secundaire) laesies van de huid waren in veel gevallen
aanwezig. Door de eigenaren, werden de dieren met wisselend
succes, met diverse anti-ectoparasitica (dichloorvos en trichloor-
vos), behandeld. Als oorzaak voor de terugkeer van de
symptomen werd gedacht aan (her-) besmetting vanuit roule-
rende dekberen. Besloten werd een veldonderzoek uit te voeren
naar de verwekkers en de gehele populatie (lijders en niet-
lijders) in een tijdbestek van 10 dagen tweemaal parenteraal te
behandelen met een verdunning van ivermectine in propyleen-
glycol. Propyleenglycol wordt veel gebruikt als een oplos- en
verdunningsmiddel voor lipofiele stoffen.

Etiologie

Schurft bij cavia\'s wordt veroorzaakt door de mijten Sarcoptes
scabiei
en Trixacarus caviae (5,6,7). De tot de familie van
sarcoptidae behorende
Trixacarus caviae is een in, en rond de
haarfollikels levende mijt. De infectie manifesteert zich, ook bij
geringe infectie, als een met heftige jeuk gepaard gaande
huidaandoening. In het verloop van de infectie treedt alopecia
en secundair door krabeffecten uitgebreide huiddefecten op.
Hyperkeratose en
Seborrhoe kunnen het klinisch beeld kom-
pleet maken (5,7). De mijt
Sarcoptes scabiei zou in Nederland
niet voorkomen (5,6). Strikt genomen spreekt men, bij cavia\'s,
alleen van schurft wanneer als etiologische factoren de mijten
Sarcoptes scabiei en Trixacarus caviae een rol spelen. Ook de
mijt
Chirodbcoides caviae (6,7) en de bijtende luizen zoals
Gliricola porcelli, Gyropus ovalb (5,6,7) kunnen een klinisch
beeld veroorzaken dat overeenkomt met dat van schurft.
Chirodbcoides caviae-inieciies worden door Hamel (7) be-
schreven als veel voorkomend. De infecties verlopen meestal
symptoomloos. Ernstige infecties gaan gepaard met jeuk,
alopecia en krablaesies. De eveneens veel voorkomende luizen
Gliricola porcelli en Gyropus ovalb leven onder meer van
huidschilfers. Geringe infecties zijn symptoomloos. Zwaardere
infecties veroorzaken jeuk. De gevonden huidbeschadiging,
laesies aan oorranden, nek, rug en alopecia zijn waarschijnlijk
het gevolg van krabben (6,7).

Tot de predisponerende factoren, leidend tot een verzwakking
van het afweerstelsel en een klinische manifestatie van schurft-
beelden moeten gerekend worden: te hoge omgevingstempera-
tuur, slechte ventilatie, overbevolking en voedingsdeficiënties
(onder meer vitamine C) (5,7). Uit eigen waarnemingen is
gebleken dat de incidentie van schurft bij zeugen toeneemt rond
de partus. Dorrestein (5) beschrijft daarnaast enkele gevallen
waarin een latente infectie met
T. caviae pas na 2 jaar tot
klinische beelden leidde.

materiaal en methode
In een periode van tien dagen werd de gehele populatie
onderzocht en behandeld. De onderzochte groep bestond uit 27
beren en 46 zeugen. Zes zeugen waren ongeveer twee weken
drachtig. De gemiddelde leeftijd was 1,2 ± 1 jaar en het aantal
cavia-biggen beneden de leeftijd van twee-en-een-halve-maand
bedroeg 25. Van alle cavia\'s met het beeld van schurft (38 van de
73) werden zo mogelijk drie monsters verzameld voor diagnos-
tiek. Het vinden van de weinige aanwezige mijten is een moeilijk
en tijdrovend karwei. Bij klinisch niet aangetaste dieren is de
kans op het vinden van mijten nog kleiner (5). Derhalve zijn de
op het oog niet aangetaste cavia\'s niet bemonsterd maar wel
behandeld. De huid werd verdoofd met een subcutane injectie
van O.I ml lidocaine 2% cum adrenaline\'. Bij afkrabben van een
niet geanestheseerde huid kan het dier in een coma raken door
hyperaesthesie (7). De monsters werden verzameld aan de
randen van de laesies. Verzameld werden haren, korsten en met
een scherpe lepel werd tot bloedens toe, een huidafkrabsel
gemaakt. De monsters werden onder lichte verwarming opge-
helderd met chloriactophenol. Elk monster werd microscopisch
onderzocht op parasieten, microsporie en/of trichofytie. Van
elke bemonsterde cavia werd een schimmelkweek ingezet op
een DTM-medium (Dermatofyten Test Medium). In totaal
werden 113 monsters bij 38 cavia\'s verzameld en onderzocht.
Ivermectine is een lipofiele, instabiele en in wateronoplosbare
stof (12,13). Als oplosmiddelen wordt standaard in IVOMEC®
gebruik gemaakt van 60% v/v propyleenglycol en 40% v/v
glycerolformal (waarin 5% polyvinylpyrrolidone). Ter stabilise-
ring worden verder lidocaine en benzylalcohol toegevoegd^.
Propyleenglycol is een veel gebruikt oplosmiddel voor farmaca
die of slecht in water oplosbaar zijn of instabiel zijn in waterig
milieu. Toediening kan intraveneus, intramusculair, subcutaan
en dermaal plaats vinden. Van organische oplosmiddelen is
propyleenglycol, evenals glycerolformal betrekkelijk weinig
toxisch en zij worden daarom frequent gebruikt. In dit geval is
gekozen als verdunningsmiddel propyleenglycol. De verdun-
ning was nodig in verband met het geringe lichaamsgewicht van
de dieren.

Alle dieren werden tweemaal subcutaan ingespoten, na desin-
fectie met 70% alcohol, met een steriele verdunning van 0.2 mg/
ml ivermectine^ in polypropyleenglycol. De gehanteerde dosis
was 0.2 mg ivermectine per kilogram lichaamsgewicht. De
dieren werden
lege artb met insulinespuitjes van 1 ml en 26G\'/2
naaldjes gespoten op dag 1 en dag 11. Toediening vond plaats
onder de intacte huid van de ribwand. Op dag 11 en 21 werden
de dieren uitgebreid onderzocht. Telefonisch werd een laatste
controle ongeveer 50 dagen na de eerste injectie uitgevoerd.
Biopten voor histologie werden genomen onder algehele anes-
thesie met medetomidine*, Medetomidine in Domitor®, Smith-
Kline Beecham, Zoetermeer Ketamine in Aescoket®, Aescu-
laap b.v. Boxtel en ketamine\' gefixeerd in 4% gebufferde
formaline en gekleurd met hematoxyline en eosine. Voor de
statistische evaluatie is gebruik gemaakt van de chi-kwadraat
toestingsmethodiek en tabellen van Fisher and Yates (statistical
tables published by Oliver & Boyd, Ltd Edingburgh and
London).

resultaten

Bij één cavia werd met behulp van kweek en microscopie een
trichofytie-infectie gediagnostiseerd. Bij 4 van de 38 bemon-
sterde cavia\'s werd een menginfectie van
Glirocola caviae en
Chirodbcoides caviae gevonden (Groep A). Bij 13 van de 38

Lidocaine 2% cum adrenaline p.i. 100 ml, Apharmo, Arnhem.
Europees Patent. Trichloorvol in Tugon®, AUV Cuyk.
Ivermectine als werkzame stof in IVOMEC®, MSD Agvet, Haarlem.
Medetomidine in Domitor®, Smithkline Beecham, Zoetermeer.
Ketamine in Aescoket®, Aesculaap b.v. Boxtel.

-ocr page 69-

WETENSChiAP

bemonsterde cavia\'s werd de mijt Trixacarus caviae gevonden
(Groep B). Bij de 20 overige cavia\'s werden geen mijten
gevonden (Groep C). Er was geen geslachtspredispositie en
leeftijdspredispositie aanwezig (P>0.05). De localisatie van de
laesies in groep A beperkte zich tot de voorpoten, de ribwand,
flank en de onderzijde van de buik. Bij twee cavia\'s was meer
dan 30% van de totale huidoppervlakte aangetast. Bij de dertien
cavia\'s uit groep B waren negen cavia\'s nagenoeg kaal. De
laesies bevonden zich op het gehele lichaam. Meest aangedaan
waren de kop en de hals, de voorpoten, de gehele rug en rib- en
buikwand (Figuur 1). Schilfer-, korsvorming en alopecia waren
zeer evident. Bij twaalf dieren viel ernstige jeuk op. Bij vijf dieren
viel een hyperaesthesie van de huid op. Bij de twintig cavia\'s uit
groep C werd nagenoeg dezelfde localisatie van de laesies
aangetroffen als bij groep B. Elf cavia\'s waren voor meer dan
30% van hun totale huidoppervlak kaal. Drie dieren vertoonden
hyperaesthesie en jeuk viel op bij 12 dieren. In het algemeen
bestonden de korsten uit haren, huidschilfers en een sereus-
hemorragisch exsudaat. In totaal waren 22 cavia\'s voor meer
dan 30% van de totale huid aangetast (Figuur 1). In tabel 1 en 2 is
voor de 37 cavia\'s een overzicht weergegeven naar localisatie en
het karakter van de huidlaesies.

De cavia geïnfecteerd met T. mentagrophytes is behandeld met
drie eniconazol® (2 mg/ml) wassingen. Alle 37 op het oog
aangetaste cavia\'s waren op dag 21 na behandeling, vrij van
symptomen van schurft. Gedurende de uitvoering van het
onderzoek trad bij 11 van de 73 cavia\'s op de plaats van injectie
een zichtbare reactie op. Zeven cavia-biggen vertoonden een
huidlaesie in de vorm van een (sub-)dermale necrose; vier
volwassen cavia\'s, hadden een harde omschreven zwelling in de
subcutis. Van een cavia-big en een volwassen beer is op
respectievelijk dag 15 en dag 18 na de eerste injectie, de gehele
injectieplaats histologisch onderzocht (figuur 2). Op dag 50
waren de vermelde verschijnselen niet meer aanwezig. De
histologie van het huidbiopt van de cavia-big liet een necrose
zien van de subcutis tot en met de huid-spierlaag, met een
rondkernige reactie en meerkernige reuscellen, trombosering
van de vaatjes en zeer weinig purulente reactie. Bij de volwassen
beer lag de nadruk van de reactie op een hyalien-schollige
degeneratie van de huidspier met vooral polymorfkernige
granulocyten-infiltratie.

Geen van de 73 cavia\'s heeft verder tekenen getoond van
algemeen ziek zijn. Er is een cavia gestorven ten gevolge van een

\' Enicoiuzol in Imaverol*. Janssen pharmaceutica. Tilburg.

44

DISCUSSIE

Cavia\'s met beelden van schurft worden met een zekere
regelmaat aangeboden voor behandeling. Differentieeldiagnos-
tisch kan o.m. gedacht worden aan een schimmelinfectie,
meestal betreft het
Trichophyton mentagrophytes (7). Voor het
stellen van de diagnose luizen kan een goede vachtinspectie
reeds genoeg zijn (7). Een stofmonster kan onderzocht worden
{Gliricola porcelli, Gyropus ovalis en de mijt Chirodiscoides
caviae).
Voor het stellen van de diagnose schurft veroorzaakt
door
Trixacarus caviae is een huidafkrabsel noodzakelijk (5).
Vier cavia\'s uit deze populatie waren licht besmet met C.
caviae
en G. porcelli (groep A). De mijt T. caviae werd bij deze cavia\'s
niet gevonden. De gevonden krablaesies bij nagenoeg alle 37
cavia\'s duiden echter op een door
T. caviae gecompliceerde
aandoening (5,6,7). De verschillen in klinisch beeld tussen de
groepen A,B en C waren niet significant afwijkend (P>0.05).
Dorrestein
et aL, (5) beschrijven een effectieve behandeling met
twee tot meerdere wassingen met een week tussentijd met
lindaan\' of een 0.15% oplossing met trichloorvos^. Nadelen van
deze behandeling zijn o.m. de toxiciteit van de oplossing en het
onderdompelen van de stress-gevoelige cavia (8).
Ivermectine is werkzaam tegen de bijtende en zuigende luizen,
teken en mijten (17). Er bestaat nagenoeg geen literatuur over de
toediening van ivermectine aan cavia\'s. Harvey (8) beschrijft
een behandeling met ivermectine in een dosis van 0.2 mg/kg in
drie sessies met zeven dagen tussentijd. McKellar
et aL, (14)
beschreven onlangs een behandeling bij cavia\'s in een dosis van
0.5 mg/kg in twee sessies met zeven dagen tussentijd. Wilkins
et
aL,
(19) echter beschrijven een effectieve behandeling van de
teken
Rhipicephalus sanguineus en Amblyomma americanum
met slechts een eenmalige dosis van 2 mg/kg ivermectine. Op
basis van gegevens ontleend aan behandelingsvoorschriften
voor andere knaagdieren is gekozen voor slechts tweemaal
behandelen met een interval van tien dagen en een dosis van 0.2
mg/kg (17). Ivermectine is na opname bij muizen 14 dagen
werkzaam Ó)- McKellar
et aL, (14) vonden in hun onderzoek
bij cavia\'s echter al naar 72 uur zeer lage waarden. Zij baseerden
hun uitspraak echter op een klein aantal dieren en één enkele

1 Inmiddels voor dil doel niel meer verkrijgbaar.

2 Trichloorvos in Tugon AUV. Cuyk.

a F l. E V E R I N CJ 2 19 9 3

t I .1 1) s l\' H R I I T VOOR d I E R (i F N E F S K U N l> E . d F F I I

-ocr page 70-

bloedafname op 72 uur na toediening (14).
Lankas en Cordon (11) melden dat bij chronische toxiciteit
onderzoek bij de rat geen effect gezien werd op het paren, de
fertiliteit, dracht en de draagtijd bij een dosis van 3,6 mg/kg per
dag. Wel zagen zij bij een dosis van meer dan 1,2 mg/kg per dag
een toename van postnatale sterfte bij de zeugen, meer
pupsterfte en een afname van het lichaamsgewicht. In het
algemeen wordt geadviseerd bij de toediening van ivermectine
aan drachtige en jonge dieren de nodige voorzichtigheid te
betrachten. De gegevens over drachtige zeugen verkregen uit dit
onderzoek zijn te summier om een statistisch verantwoorde
uitspraak te kunnen doen.

De in dit veldonderzoek gevonden subcutane zwellingen bij de
oudere dieren, en de subdermale en dermale necrolysis bij de
jonge dieren werd voor caviae nog nergens beschreven. De bij
paarden optredende bijwerkingen na intramusculaire-injectie
van een waterhoudende formulering op basis van micellen met
ivermectine (2% w/v) betroffen complicaties in de vorm van
Clostridium spp-infecties (3). Demey et aL (4) meldden een
propyleenglycol-intoxicatie bij humane patiënten in The Lancet
na een intraveneuse toediening. Zij dienden een nitroglycerine-
oplossing in propyleenglycol toe in combinatie met 50% bloed.
Hemolyse van de rode bloedcellen trad op ten gevolge van de
propyleenglycol-toediening. Daarnaast vonden zij een hypero-
smolariteit, lactaatacidose en stoornissen van het centraal
zenuwstelsel (4). Bij de dermale applicatie van propyleenglycol
op verbrande huid trad bij mensen een toegenomen hyperosmo-
lariteit op (10).

Propyleenglycol wordt gemetaboliseerd in de lever tot lactaat en
pyruvaat. Een deel wordt door de nieren uitgescheiden (4). De
door ons gevonden ontstekingsreacties ter plaatse van de injectie
bestaan dan waarschijnlijk ook uit een door propyleenglycol
geïnduceerde aseptische ontstekingsreactie (16). De injectie
heeft lokaal een intravasale stollingsreactie met trombosering
geïnduceerd, waarbij de necrosehaard is gaan fungeren als een
ontstekingsprikkel. Infiltratie van macrofagen, monocyten en-
granulocyten met vorming van meerkernige reuscellen is het
gevolg. De vermelde laesie was op 50 dagen, na injectie, niet
meer voel- en zichtbaar. De laesie moet dan ook als een
opruimreactie worden beschouwd. Bij de jonge cavia\'s traden
naast reacties in de subcutis, ernstige huiddefecten op. Bij de
oudere dieren werden deze niet gevonden. Een verklaring
hiervoor kan zijn de relatief en absoluut dunnere huid bij de
cavia-biggen. De bestaande formulering van IVOMEC® bevat
zowel propyleenglycol als glycerolformal. Van glycerolformal
en propyleenglycol is bekend dat het aanleiding geeft tot acute
locale reacties na intramusculaire toediening (16). Uit nader
onderzoek is inmiddels gebleken dat toediening van de onver-
dunde oplossing (in 1 /20 van het door ons gebruikte volume) de
bovengenoemde bijwerkingen niet laat zien. Het is echter
onwaarschijnlijk dat zij niet aanwezig zullen zijn. Daarnaast is
nauwkeurige dosering dan moeilijk. Voor dieren met een laag
lichaamsgewicht kan men zogenaamde insulinespuitjes gebrui-
ken. Intramusculaire injecties zijn in verband met de omvang
van de spieren in de poten af te raden. Een formulering van
ivermectine op basis van het verdunningsmiddel polyvinylpyr-
rolidon geeft waarschijnlijk minder nevenwerkingen. Alterna-
tieve behandelingsmethoden worden beschreven door Baumans
et aL, (2) en Hasslinger et aL, (9). Met een 0.01 % spray
ivermectine in water werden de mijten
Myobia musculi en
Myocoptes spp effectief bij muizen bestreden (2). Voor de
gravende
Sarcoptidae kan een toevoeging van DMSO (dimet-
hylsulfoxide) aan deze spray gebruikt worden om de opname
van ivermectine door de huid te bevorderen. Een andere
effectieve bestrijdingsmethode wordt beschreven door Hasslin-
ger
et aL, (9). Orale toediening van ivermectine gedurende 24
uur via het drinkwater (totale dosis 1.0 mg/kg) bleek effectief te
zijn bij de muis. Rajasekariah
et aL, (15) beschrijven een gelijke
behandeling bij muizen met een dosis van 0.3 mg/kg. McKellar
et aL, (14) beschrijven zowel een topicale, orale als een
subcutane toediening van 0.5 mg/kg ivermectine met zeven
dagen tussentijd bij cavia\'s. In alle drie de experimenten
verbeterden de door
T. caviae geïnfecteerde cavia\'s. De tweede
behandeling voerden zij echter subcutaan uit zodat gefundeerde
uitspraken toch moeilijk blijven.

Een cavia drinkt ongeveer 60-120 cc per kilogram lichaamsge-
wicht per dag (afhankelijk van de groenvoeropname). Een
nadeel van medicatie via het drinkwater is dan ook de relatieve
onnauwkeurigheid in opname van ivermectine. De orale
opname verloopt in vergelijking met subcutane toediening snel
(\'/2 dag ten opzichte van 2-3 dagen). De piekwaarde is echter
lager en tevens is de t\'/2 kleiner (18). Een laatste alternatief is de
met steriel water verdunde suspensie. Deze moet dan, in
verband met de instabiliteit, direct gebruikt worden. Deze
mogelijkheid is -voor zover bekend- bij de cavia nog niet
onderzocht.

Tabel 1: Localisatie van de laesies bij de in totaal 37 aangetaste dieren. In groep A was een infectie met Glirocola caviae en Cfiirodiscoides caviae gevonden, in
groep B een Trixacarus caviae en in groep C geen enkele mijt Weergegeven zijn de aantallen dieren en de localisatie op het dier

Groep

n

hoofd en hals

voorpoten

achterpoten

rug

kruis

rib- en
flank

buik

A

4

1

1

-

-

-

2

2

B

13

5

13

6

13

12

11

5

C

20

3

5

4

11

6

9

5

Tabel 2: Aard van de schurftlaesies bij de 37 dieren Aangegeven is hoeveel procent van de totale huidoppervlakte was aangetast. Tevens is aangegeven bij
hoeveel dieren oppervlakkige danwel diepere huidlaesies zichtbaar waren De geconstateerde jeukklachten bij de dieren betrof het antwoord op een
anamnesevraag

Groep

n

< 30 % van de
huid aangetast

> 30% van de
huid aangetast

Opper-
vlakkige
leasies

Diepe
leasies

Schilfers en
korstvorming

alopecia

jeuk

A

4

2

2

4

2

4

1

1

B

13

6

9

8

8

13

13

12

C

20

9

11

12

12

16

14

12

-ocr page 71-

conclusie

Een tweemalige toediening subcutaan van ivermectine in een
dosering van 0.2 mg/kg met een interval van 10 dagen bleek in
dit onderzoek, effectief bij het bestrijden van schurft van cavia\'s.
Bijwerkingen traden op bij 15% van de dieren in de vorm van
lokaal weefselnecrose met een ontstekingsreactie ter plaatse van
de injectie. Het is het meest waarschijnlijk dat deze bijwerkingen
optraden ten gevolge van het gebruikte oplos- en verdunnings-
middel propyleenglycol. 2^wel de gekozen formulering in
IVOMEC® en verdunning in dit onderzoek kunnen dus
aanleiding geven tot entreacties en daarom dient het volume van
de injectie maximaal te worden beperkt. Een formulering op
basis van polyvinylpyrrolidon geeft waarschijnlijk minder
nevenwerkingen.

dankbetuiging

Dank aan dr. A.G. Vulto, hoofd apotheek diergeneeskunde, voor zijn adviezen
bij het tot stand komen van dit artikel en dank aan alle eigenaren die aan dit
onderzoek mee hebben gewerkt.

naschrift

De divisie MSD Agvet van de firma Merck Sharp & Dohme liet schriftelijk
weten dat de formuleringen van ivermectine (IVOMEC® en EQVALAN®) niet
zijn geregistreerd voor toepassing bij cavia\'s en andere rodentia. Toediening en
advisering zijn derhalve voor eigen risico.

literatuur

1. Proceedings of the MSD Agvet Symposium. Recent developments in the
control of animal parasites, (eds) Leaning WHD, Siegmund OM, and
Eraser CM. 1983 XXII World Veterinary Congres, Perth, Australia

2. Baumans V, Havenaar R, Van Herck H, and Rooymans TP. The
effectiveness of Ivomec and Neguvon in the control of murine mites. Lab
Anim 1988;22:243-5

3. Campbell WC, Leaning WHD, and Seward RL. Use of Ivermectin in
Horses. In: Ivermectin and Abamectin, Campbell WC (ed) Springer-Verlag
New Vork Ine, 1 th ed. 1989; 234-44

4. Demey H, Daeleman R, De Bruin ME, and Bossaen L. Propyleneglycol
intoxication due to intravenenous nitroglycerin. Lancet 1984:( 1 )8390:1360

5. Dorreslein GM and Bronswijk JEHM. Trixacants caviae Fain, Howell &
Hyatt 1972 (acariscarcoptidae) as a cause of mange in guinea-pigs and
papular urticaria in man. Vet Parasitology 1979;5:389-98

6. Dorrestein GM. Huidparasieten bij de cavia. Biotechniek 1978;17:86

7. Hamel I. Das Meerschweinchen -Heimtier und patient- VEB Gustav
Fischer Vertag Jena Uipzig, I990;223-6

8. Harvey RG. Use of ivermectin for guinea pig mange. Vet Ree 1987; 120:351

9. Hasslinger MA, Wiethe T. Oxyurids of small laboratory animals and their
control with ivermectin. Tierärztl Praxis 1987;15:93-7

10 Kulick MI, Lewis NS, Bansal V, and Warphea R. Hyperosmolarity in the
bum patient: Analysis of an osmolal discrepancy. J Trauma 1980;20:223-
8

11 Lankas GR and Gordon LR. Toxicology. In: Ivermectin and abamectin,
Campbell WC (ed) Springer-Vertag New York Inc 1989;89-112

12 Lo P-KA, Fink DW, Williams JB, and Blodinger J. Pharmokinetic studies
of ivermectin: effects of formulation. Vet Res Commun 1985;9:251-68

13 Lo P-KA and Williams JB. Solubilization of ivermectin in water. US Patent
1983;4:389-97

14 McKellar QA, Midgley DM, Galbraith EA, Scott EW, and Bradley A.
Clinical and pharmacological properties of ivermectin in rabbits and
guinea-pigs. Vet Ree 1992;130:71-3

15 Rajasekariah GR, Deb BN, Dhagï KR, and Bose S. Response of laboratory-
adapted human hookworm and other nematodes to ivermectin. Ann Trop
Med Parasit 1986;80:615-21

16 Rasmussen F. Tissue damage at the injection site after intramuscular
injection of drugs in food-producing animals In: Trends in Veterinary
Pharmacology and Toxicology, (eds) van Miert ASJPAM, Frens J, and
van der Kreek FW. Elsevier Sei Publ. Ainsterdam, 1980;27-33

17 Soil MD. Use of Ivermectin in laboratory and exotic mammals and in birds,
fish an reptiles. In: Ivermectin and Abamectin, Campbell WC (ed) Springer-
Verlag New York Inc 1989;260-86

18 Tolan JW, Eskola P, Fink DW, Mrozik H, and Zimmerman LA.
Determination of avermectins in plasma at nanogram levels using high-
performance liquid chromatography with fluorescence detection. J Chro-
matogr 1980;190:367-76

19 Wilkins CA, Conroy J, Ho P, O\'Shanny WJ, and Capizzi T. The effect
of ivermectin on the live mass, period of attachment and percent control
of ticks. In: Tick biology and control, (eds) Whitehead GB and Gibson
JD, Rhodes University, Grahamstown, SA 1981;I37-42

Aanvaard op 13 juli 1992

Overige artikelen

Kunnen mycotoxinen in de nederlandse

varkenshouderij bepaalde
bedrijfsproblemen verklaren?

Could mycotoxins in the Dutch pigfarming declare certain management problems

P. J. M. M. van Gulicki

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118:46-51

samenvatting
De auteur vermeldt een aantal praktijkgevallen, die sterk doen
vermoeden dat schimmels en schimmeltoxinen een grote rol
spelen in de Nederlandse varkenshouderij. Daarom lijkt het hem
wenselijk een werkgroep te formeren die na onderzoek adviezen
geeft om problemen met mycotoxinen bij landbouwhuisdieren in
de toekomst te beperken.

summary

The author reports a number of practical cases, indicating that
moulds and mycotoxins may play an important role in Dutch
pigfarming. Therefore it seems desirable to him to form a study

I Dr P.J.M.M van Gulick, dierenartsenpraktijk Gemen.

group that after investigation advises how problems with
mycotoxins in farmanimals can be restricted in the future.

inleiding

In de Nederlandse varkenshouderij worden praktizerende
dierenartsen als bedrijfsbegeleiders regelmatig geconfronteerd
met problemen waarvoor niet altijd een goede verklaring kan
worden gegeven.

Het grote aantal infectieziekten dat de varkensstapel bedreigt, de
kennis hiervan, alsmede de mogelijkheden om via sectiemateri-
aal en serologisch onderzoek een verbeterde diagnose te stellen,
zijn er de oorzaak van dat vele problemen op varkenshouderij-
bedrijven worden toegeschreven aan bacteriële of virale aandoe-

-ocr page 72-

ningen.

In een aantal gevallen heeft dit zoeken naar bekende infecties
geen oplossing geboden.

Gebrek aan kennis bij dierenartsen, voederfabrikanten en
varkenshouders over schimmels en de produktie van schimmel-
toxinen in grondstoffen en voeders is dan ook de reden dat
hierover in Nederland te weinig wordt gediscussieerd. Aan de
hand van enkele praktijkgevallen wordt bij de differentiële
diagnose gewezen op mycotoxinen als mogelijke oorzaak van de
beschreven problemen.

literatuur

Reeds in de prehistorie was bekend dat niet alle paddestoelen
zondermeer gegeten konden worden (14). In de Middeleeuwen
stierven er al mensen na het eten van roggebrood, besmet met
ergot-alkaloïden of moederkoren-alkaloïden. Deze groep toxi-
nen wordt geproduceerd door de schimmel
Claviceps purpurea
(7, 14).

Patiënten, die besmet waren met een van deze toxinen kregen
een tintelend gevoel, voordat door necrose hun vingers of tenen
gevoelloos werden. De aandoening is bekend als Sint Anthoni-
usvuur. De ergot-alkaloïden worden ook als oorzaak genoemd
van de hysterie rond de heksenjacht in Salem, beter bekend als
de \'Salem witch trials\' (5). Ofschoon in de literatuur melding
gemaakt wordt van mycotoxicose-uitbraken aan het einde van
de vorige en het begin van deze eeuw in Oost-Europa en Azië
(14) en na de Tweede Wereldoorlog in Japan, de Balkanlanden
en Rusland (22), heeft het toch tot 1960 geduurd voordat er pas
serieus naar gekeken werd.Toen er in Engeland plotseling een
massale sterfte onder kalkoenen optrad na het eten van
aardnotenmeel, geïmporteerd uit Brazilië, bleek dat aflatoxinen
hiervoor verantwoordelijk waren (7, 22).
Deze zogenaamde Turkey-x-disease was de aanleiding tot het
naarstig gaan zoeken naar aflatoxinen in voedingsmiddelen
(14).

Dit heeft geleid tot het opstellen van EG-bepalingen omtrent
toegestane hoeveelheden aflatoxinen in grondstoffen en in
voeders.

Intussen zijn er wel 100.000 toxine-producerende schimmels
geïsoleerd en zijn er meer dan 300 mycotoxinen aangetoond
(12).

De groei van schimmels en de vorming van toxinen worden
bepaald door temperatuur, vochtgehalte, pH en de voedingsbo-
dem.

Bovendien is er zuurstof nodig (3, 18). In tabel 1 zijn de
belangrijkste schimmelspecies weergegeven met de toxinen die
ze kunnen produceren, waarmee we in de varkenshouderij
problemen kunnen krijgen. Tevens is aangegeven binnen welk
temperatuurstraject de schimmels kunnen groeien en wat de
temperaturen zijn voor optimale groei.

Tabel 1. Voor de varkens belangrijke schinnmelspecies met de toxinen die
gevormd kunnen worden en de temperatuur waarbi] deze schimmelsoorten
kunnen groeien met hun optimum.

Species

Groeitraject in °C

Toxinen

Optimale tempera-
tuur in °C

Aspergillus spp Aflatoxinen 3-45 25 - 35

Ochratoxinen

Pénicillium spp OchMoxinen -2-37 10-30

Fusarium spp Vomitoxinen -4-30 4- 16

Zearalenon
T2-toxine
Diacetoxyscipenol

Over het algemeen groeien schimmels het beste in een vochtig
milieu, bij een lage pH en op koolhydraten. De grondstoffen
voor varkensvoer, inclusief bijprodukten zijn hoofdzakelijk
plantaardig.

Schimmelinfecties kunnen reeds optreden voor de oogst. Deze
pre-harvest infecties zien we bij
Fusarium-species.
Penicillium-
en Aspergillus-s^cies, treden vaak pas op na de
oogst, tijdens opslag.
Aspergillus-^\\>Gc\\es, geven vaak problemen
in de tropen, terwijl de andere twee over de hele wereld
problemen veroorzaken. Toxine-vorming vindt plaats aanslui-
tend aan de exponentiële groeifase (22).Dit houdt in dat de
aanwezigheid van schimmels niets zegt over de hoeveelheid
toxinen in een bepaald monster (10).

Bovendien blijkt dat het nemen van meerdere monsters van een
partij grondstof of van een charge mengvoeder noodzakelijk is
om een indruk te krijgen van de besmettingsgraad van het
produkt, want schimmels en toxinen zijn niet homogeen
verdeeld over het te bemonsteren materiaal (3). Zo is in
Nederland het droge stofgehalte van het mengvoer bepaald op
minimaal 88%. Dit houdt in dat een silo met 10 ton voer
maximaal 1.200 liter vrij en gebonden water mag bevatten.
Door wisselende temperaturen overdag en \'s nachts zal een deel
van dit water verdampen, weer condenseren en zich door het
voer bewegen. Op diverse momenten kunnen er schimmels
groeien en toxinen geproduceerd worden. In veel gevallen zullen
combinaties van schimmels en hun toxinen voorkomen (1, 7).
Deze kunnen synergistisch werken, waardoor de symptomen
verergeren (13).

Aflatoxinen

Aflatoxinen wordt gevormd door Aspergilius-species. Afhan-
kelijk van de hoeveelheid aflatoxinen en de lengte van de
periode waarin voer met aflatoxinen wordt verstrekt, worden er
verschillende ziektebeelden bij varkens waargenomen. Dit geldt
zowel voor gezuiverde aflatoxine wanneer dat aan het voer
wordt toegevoegd als voor gecontamineerd voer.
Gennge hoeveelheden aflatoxinen (50-200 ppb) leiden tot
gebrek aan eetlust, groeivertraging, achterblijvers en verminde-
ren de weerstand tegen infectieziekten. Grote hoeveelheden
aflatoxinen (500 ppb of meer) kunnen leiden tot acute sterfte,
sterk verminderde voedselopname, bloederige diarree en bij
zeugen tevens tot agalactie, verwerpen en doodgeboren biggen.
Door de angst dat aflatoxinen uit diervoeders in voedingsmidde-
len van dierlijke oorsprong worden teruggevonden, is er voor de
EG-landen bepaald dat varkensvoeders niet meer dan 20 ppb
aflatoxinen mogen bevatten. De EG-bepalingen ten aanzien van
het voorkomen van aflatoxinen in diervoeders worden in
Nederland door het Produktschap voor Veevoeder uitgevoerd.
Kritische grondstoffen worden, voordat ze het land binnenko-
men bemonsterd en de monsters worden onderzocht door het
laboratorium van het comité voor graanhandelaren. Grondstof-
fen, die meer dan 200 ppb aflatoxinen bevatten, mogen niet
worden ingevoerd. Voederfabrikanten kopen alleen grondstof-
fen als er tevens een garantieverklaring wordt afgegeven ten
aanzien van de hoeveelheid aflatoxinen. De Algemene Inspectie
Dienst controleert steekproefsgewijs zowel grondstoffen als
eindprodukten bij de voederfabrikant.
Ten aanzien van de produktie van melkveevoeders zijn er tussen
het Produktschap voor Veevoeder en de zuivelindustrie conve-
nanten gesloten, waarbij de veevoederfabrikant een zekerheids-
stelling geeft, dat het door hem geproduceerde voer, voor
melkvee maximaal 5 ppb aflatoxine BI kan bevatten, herleid tot
een vochtgehalte van 12%. De melk wordt regelmatig onder-
zocht op aflatoxine Ml door de zuivelindustrie.

-ocr page 73-

Aflatoxine BI, door een melkkoe opgenomen wordt voor een
gedeelte als aflatoxine Ml in de melk teruggevonden.
Van interacties tussen aflatoxinen en andere mycotoxinen
blijken de interacties tussen aflatoxine met ochratoxine A en van
aflatoxine met T2-toxine de meest toxische bij pluimvee en
varkens (13). Vier groepen biggen van ± 15 kg kregen
gedurende 6 weken voer verstrekt dat resp. geen toxinen, 2 ppm
aflatoxine, 2 ppm ochratoxine A en de combinatie van 2 ppm
aflatoxine en 2 ppm ochratoxine A bevatte. De gewichtstoe-
name van de biggen in de vier groepen was gemiddeld 18,2;
13,5; 13,8 en 8,8 kg. Deze cijfers wijzen op een cummulatieve
werking als aflatoxine en ochratoxine in eenzelfde voer verstrekt
worden.

Residuen van aflatoxinen worden bij varkens zelden gevonden
omdat de biologische halfwaardetijd kort is (90% wordt binnen
48 uur via melk en urine uitgescheiden). De hoogste carry-over-
rate bij dierlijke produkten vindt bij melkkoeien plaats. Afhan-
kelijk van het gecontamineerde voer bedraagt dit 1,50 - 1,96%
(10).

In West-Europa bracht onderzoek van voedingsmiddelen aan
het licht, dat contaminatie met aflatoxine BI weinig wordt
aangetroffen, wat duidelijk aantoont dat de EG-richtlijn, met
betrekking tot toegestane hoeveelheden aflatoxine BI (ook voor
aflatoxine M1 in melk) effectief is (12). De maximale toegestane
hoeveelheid in melk bedraagt 10 ng/kg.

Zearalenon (F2)

Zearalenon wordt gevormd door Fusarium-species.
Zearalenon heeft een oestrogene werking en afhankelijk van de
hoeveelheid en de tijdsduur dat het verstrekt wordt via het voer
treden de volgende verschijnselen op: bij 3 ppm of meer
gedurende 10 dagen in het voer zien we bij mannelijke dieren,
ongeacht hun leeftijd, een geringe ontwikkeling van de testikels,
vroegtijdige ontwikkeling van tepels, oedeem rond de tepels en
er kan rectum prolaps optreden. Bij jonge beren kan de
Spermatogenese verminderen. Bij vrouwelijke dieren zien we
geschrompelde ovaria, vroegtijdige ontwikkeling van het uier en
de tepels, oedeem van de tepels, gezwollen en veel te grote vulva
in verhouding tot de leeftijd van de dieren, prolaps van de vulva
en of van de vagina, rectum prolaps. Bij zeugen kunnen zich
daarnaast de volgende verschijnselen voordoen: vergrote en
gezwollen uterus, onvruchtbaarheid en schijnzwangerschap,
verminderde toomgrootte, fris doodgeboren of slappe biggen,
het voorkomen van mummies en van biggen met spreidzit (4,6,
7, 8, 9, 10, 15, 19,21 en 22).

Voer dat meer dan 0,5 ppm zearalenon bevat, wordt niet
geschikt geacht voor dieren bestemd voor de fokkerij (2). Er zijn
proeven genomen (6) waarbij 256 biggen tussen 9 en 25 kg
gedurende 28 dagen gevoerd werden met een mengvoeder
waarin met zearalenon gecontamineerde maïs was verwerkt.
Andere schimmeltoxinen kwamen in dit voer niet voor. Er
werden 5 monsters getrokken uit de partij maïs. De hoeveelhe-
den zearalenon die gemeten werden, waren 0,8-1,2-1,4-1,5
en 5 ppm. Reeds na een week voeren, traden oestrogeenachtige
verschijnselen op. Gebrek aan eetlust noch groeiverhoging
werden waargenomen. De gemiddelde daggroei bij de proef- en
de controle dieren was resp. 562 en 568 gram. Puur zearalenon
geeft groeibevordering, vanwege de oestrogeenachtige werking.
Normaal leidt het voeren van met zearalenon besmet graan wel
degelijk tot groeivertraging en verminderde voeropname, waar-
uit dan ook wordt geconcludeerd (1, 7) dat er meer toxinen j
geproduceerd worden dan alleen zearalenon. De hoeveelheid en
de lengte van de periode waarin dit voer verstrekt wordt, zijn [
weer bepalend voor de ernst van de symptomen. Ook de leeftijd 1

van de varkens speelt hierbij een rol: hoe jonger, hoe gevoeliger.
In andere proeven (21) werd aan telkens 2 of 3 gelten gedurende
4 - 8 dagen 1 - 5 - 10 - 25 en 50 mg kristallijn F2-toxine oraal
verstrekt. Daarnaast werden 3 gelten gedurende 4 dagen met 0,5
mg ECP (Oestradiol 17 Cyclopentyl proprionaat) intramuscu-
lair behandeld. Ook kregen 3 gelten gedurende 6 dagen een voer
verstrekt, waarin 80 gram maïs, die 600 ppm F2-toxine bevatte.
Bij sectie werden de gewichten van ovaria en uterushoomen
bepaald. De gelten, waaraan 25 - 50 mg kristallijn F2-toxine
was verstrekt, vertoonden een verdubbeling van het gewicht van
de ovaria en een viervoudig gewicht van de uterushoomen.
Daarnaast waren de ovaria van de gelten uit de ECP-groep
slechts weinig toegenomen. De uterushoomen waren drie keer
zo zwaar als bij de controledieren. Bij gelten, die de besmette
maïs in hun voer hadden gekregen, waren de ovaria geschrom-
peld terwijl de uterushoomen ook drievoudig in gewicht waren
toegenomen.

Bij andere proeven (8) werden gelten vanaf 3 dagen na de
dekking gevoerd met voer dat kristallijn F2-toxine bevatte in de
volgende hoeveelheden: O - 5 -15 - 30 - 60 - 90 ppm, terwijl aan
andere groepen gelten voer werd toegediend met natuuriijk F 2-
toxine in concentraties van: O - 7 - 38 en 64 ppm. Bij slachten na
33 dagen bleek dat het aantal \'levende\' foeten omgekeerd
evenredig was met de concentratie zearalenon in het voer.
Bij 60 ppm in de eerste groep en bij 64 ppm in de tweede groep
werden geen \'levende\' foeten meer waargenomen. Zo werd aan
64 gelten vanaf hun eerste bronst tot aan het dekken (in principe
3 weken later, bij de tweede bronst) voer verstrekt met O - 3 - 6 -
9 ppm zuiver zearalenon. 88% van de gelten, die 6 of 9 ppm
kregen toegediend vertoonden schijnzwangerschap (23). In
vergelijkbare proeven (9) werd met lagere concentraties zeara-
lenon, (3,61 en 4,33 ppm) via natuuriijke besmetting in de
grondstoffen van het voer gekomen, 45% schijnzwangerschap-
pen gemeten.

Deze pseudodracht-werd bevestigd door het meten van het
progesterongehalte in het bloed en door een uitgebreid onder-
zoek van de voortplantingsorganen. Corpora lutea, ontstaan bij
de eerste bronst, waren bij het slachten 50 dagen later nog steeds
aanwezig (9, 23).

In Duitsland mag zeugenvoer maximaal 50 ppb zearalenon
bevatten.

Deoxynivalenol, DON, Vomitoxine

Deoxynivalenol wordt gevormd door Fuserium-species en
wordt op basis van zijn structuurformule gerangschikt bij de B-
groep van de trichothecenen (14). Het veroorzaakt braken en
wordt daarom ook wel vomitoxine genoemd. Hoeveelheden
van 1,3 ppm in het voer verminderen de eetlust en veroorzaken
daardoor groeivertraging bij gespeende biggen. Ernstig vermin-
derde voedselopname en zelfs gewichtsveriies treden op bij 10
ppm, terwijl bij 12 ppm geen voedsel meer wordt opgenomen.
Mochten hongerige biggen voedsel opnemen dat nog zwaarder
besmet is dan volgt braken. Afhankelijk van de besmettings-
graad en de lengte van de periode waarin besmet voer verstrekt
wordt, treden gastro-intestinale bloedingen en darmontstekin-
gen op (12). Combinaties van mycotoxinen, door dezelfde
schimmelsoort gevormd, geven een vertekend beeld. Zo wordt
zearalenon vaak naast DON aangetroffen. Uit proeven met
gemeten hoeveelheden zearalenon en DON bleek, dat zeara-
lenon verantwoordelijk is voor vroeg-embryonale sterfte en niet
DON.

In Nederland werd bij monsters onderzochte granen een gelijk
percentage besmetting met DON vastgesteld als door de
wereldvoedselorganisatie gerapporteerd is over graanmonsters

-ocr page 74-

afkomstig uit 21 landen, nl. 47%. De in de Nederlandse monsters
gemeten hoeveelheden DON varieerden van 0,1-1,9 ppm. Het
moet niet uitgesloten worden dat combinaties van mycotoxinen
een verminderde voedselopname kunnen veroorzaken, die
resulteert in slechte technische resultaten (24).
In Nederland is (nog) geen regelgeving ten aanzien van de
hoeveelheden DON in varkensvoer.

Ochratoxine-A (OjA)

Ochratoxine-A (OjA) wordt gevormd door species van Asper-
gillus
en Penicillium.

Langdurige opname van voer met 200 ppb OjA veroorzaakt
groeivertraging, polydipsie en polyurie en kan nierafwijkingen
veroorzaken (12, 17). Deze nefropathieën worden in verband
gebracht met nierafwijkingen, veroorzaakt door OjA-infecties
bij mensen (Balkan - Nefropathie) (12). Bij 1000 ppb in het voer
is de groeivertraging al 5% en bij 4000 ppb wel 20%. Na het
stoppen van voeren van besmet voer blijft de polydipsie
voortduren.

OjA heeft, zelfs als het in hoge doseringen in het voer aanwezig
is, geen gevolgen voor de ontwikkeling van de biggen in de
baarmoeder. Het wordt ook niet via de zeugenmelk aan de
biggen overgedragen (20). Wel blijkt het toxine aantoonbaar in
vlees en organen van slachtdieren die besmet voer hebben
gegeten. Dit komt door een lange halfwaardetijd (11). Slacht-
varkens, die gedurende hun groei van 20 - 90 kg voer kregen
toegediend met O, 200, 1000 en 4000 ppb OjA, hadden bij het
slachten resp. O, 5, 14 en 51 ppb OjA in hun nieren als residu.
1000 ppb kristallijn
OtA in het voer, toegediend tijdens de
mestperiode van 20 - 90 kg, resulteerde in residuen in nieren,
lever, vlees en vet van resp. 27, 11, 10 en 3 ppb. OjA is
carcinogeen en de angst dat vlees en organen van slachtvarkens,
gecontamineerd met OjA voor de consumptie worden vrijgege-
ven, heeft de Denen al in 1978 doen besluiten dat als in de nieren
van slachtvarkens meer dan 10 ppb OjA wordt aangetroffen het
hele dier voor (menselijke) consumptie moet worden afgekeurd.
OjA komt veelvuldig voor in gerst. In Duitsland en Denemar-
ken blijken 25% van de onderzochte monsters gerst OjA te
bevatten.

Biggenvoeders bevatten over het algemeen veel gerst (30-50%).
Omdat OyA reeds bij lage concentratie (200 ppb) immuno-
depressief werkt kan door besmet voer de gezondheidstoestand
van varkens worden aangetast.

Naast bovengenoemde mycotoxinen kunnen er nog veel andere,
zoals T2-toxine en deacetoxyscirpenoi, de gezondheid van de
varkensstapel bedreigen.

Zo zijn er intussen wel 30 tremor verwekkende mycotoxinen
aantoond. Over een relatie tussen deze groep mycotoxinen en de
etiologie van myoclonia congenita
suis (epidemie tremor) bij
jonge biggen is in de door mij geraadpleegde literatuur niets
vermeld. Ik acht zo\'n relatie niet uitgesloten.
Enkele auteurs wijzen erop dat door de aanwezigheid van
mycotoxinen in varkensvoer de weerstand tegen infectieziekten
vermindert (12, 16,21,24).

Dit werd als volgt aangetoond (16). 24 SPF biggen van 4 - 6
weken oud werden verdeeld in 3 groepen. Groep 1 en 2
ontvingen gedurende 21 dagen voer met 0,07 ppm aflatoxine
BI. Groep 3 ontving voer zonder mycotoxinen. Na 4 dagen
werden alle dieren van groep 2 en 3 oraal besmet met
Treponema hyodysenteriae.

Biggen uit groep 2 vertoonden na een kortere incubatietijd een
meer acuut en heftiger klinisch beeld dan de dieren uit de groep
3. In groep 2 stierven vier biggen, in groep 3 slechts één.

praktijkwaarnemingen
Bij het begeleiden van bedrijven met slachtvarkens valt het op
dat 10-80% van de vrouwelijke dieren reeds lang voordat ze
geslachtsrijp zijn een forse zwelling van de kling laten zien en dat
een even groot percentage zowel mannelijke als vrouwelijke
dieren een ontwikkeling van de tepels vertoont die niet past bij
dieren van zo\'n jonge leeftijd.

Deze waarnemingen zijn gedaan bij varkens die gevoerd werden
met mengvoeders van 13 fabrikanten die binnen ons praktijkge-
bied voeders leveren. Soms worden deze oestrogeenachtige
verschijnselen reeds gezien bij dieren die startvoer verstrekt
krijgen.

Het meest opvallend zijn de verschijnselen waar te nemen 5 tot
10 dagen nadat varkens zijn overgeschakeld op afmestvoer
(gewichten: 35-40 kg). Afmestvoer bevat minder verschillende
grondstoffen dan startvoer. Wel zijn deze in grotere hoeveelhe-
den aanwezig. Hierbij valt op, dat niet alle dieren in een afdeling
dezelfde verschijnselen in dezelfde mate vertonen. Mogelijk
wordt dit veroorzaakt, doordat mycotoxinen niet homogeen
verdeeld zijn door het voer en door verschillen in individuele
gevoeligheid veroorzaakt door eerder opgenomen mycotoxi-
nen. Zelfs binnen een hokje van 10 varkens zie je grote
verschillen. Het optreden van prolapsus recti bij biggen, de
eerste weken nadat ze in de mesterij worden ingezet, varieert van
bedrijf tot bedrijf De biggen krijgen vaak voer van een andere
firma, of worden met een andere voersoort van dezelfde firma
opgevangen.

Op onregelmatige tijden worden dergelijke biggen voor een
veterinaire behandeling aangeboden; vaak door dezelfde eigena-
ren. Met 20 eigenaren van varkenshouderijbedrijven heb ik
uitgebreid gesproken over het optreden van prolapsus recti op
hun bedrijven. Hieruit bleek dat prolapsus recti ook bij oudere
varkens voorkomt: meestal bij enkele dieren in een korte
tijdspanne (duplicité des cas rares). Procentueel komt men erg
laag uit (< 1%). De economische schade en het extra werk
blijven aanwezig.

Oudere varkens worden dan apart gezet of snel afgevoerd met
de ophaaldienst voor wrakke dieren of gewoon met een lading
slachtvarkens meegegeven. Dierenartsen worden alleen bij
behandelbare biggen geconsulteerd en heus niet op elk bedrijf.
In een mestbedrijf van 600 varkensplaatsen ontstond in één
weekend in december 1991 bij 7 varkens een rectum-prolaps.
De gewichten van de varkens varieerden van 45 -100 kg. In mei
van dat jaar was dit in 2 dagen tijd ook bij 5 dieren opgetreden.
In beide gevallen was er ongeveer 5 dagen eerder nieuw voer
aangevoerd.

Op een fokbedrijf waar regelmatig gelten vanuit Engeland
worden aangevoerd, werden we geconfronteerd met het feit dat
binnen een periode van een maand bij 5 primipari Large White
zeugen ongeveer 3 weken na het werpen een rectum-prolaps
optrad. Bij F1-zeugen en oudere Large White zeugen werd dit
niet waargenomen. Enkele maanden later herhaalde dit ver-
schijnsel zich weer bij 2 jonge Large White zeugen.
F1 zeugen zijn door het heterosiseffect over het algemeen sterker
en hebben daardoor ook een betere weerstand tegen infecties
dan zuiver rasdieren. Dat deze rectum-prolaps uitsluitend
voorkwam bij jongere zeugen die na hun eerste worp in een
negatieve energie-balans verkeerden en dat dit bij oudere
raszuivere dieren niet voorkwam, pleit tegen de gedachte van
rasgebondenheid (erfelijke factor). Bovendien krijgen zeugen
enkele weken na het biggen een maximale hoeveelheid voer en
is de kans op een rectum prolaps als gevolg van mycotoxinen in
het voer groter.

-ocr page 75-

Ademhaling en groei hebben met elkaar
te maken. Dat geldt voor ballonnen maar
ook voor varkens. Immers een goede
ademhaling komt de groei van de varkens
ten goede. Terwijl aandoeningen aan
longen en de bovenste luchtwegen resul-
teren in groeivertraging, mogelijke sterfte en een
verhoogd medicijngebruik.

Ademhalingsproblemen dienen zoveel
mogelijk voorkomen te worden door een goed
stalklimaat, bedrijfshygiëne en een goed vacci-
natieprogramma tegen Aujeszky en Influenza.

Bij met suvaxyn Flu-3 gevaccineerde
varkens zien we na een Influenza infectie

Duphar Nederland B.V.

Animal Health
Postbus 7133
1007 JC Amsterdam
Tel. 020-5490832/830

QÜiAMV Ammal Mpaith

reductie van virusvermeerdering, minder
klinische verschijnselen en een beperking
van groeiverliezen in vergelijking met
ongevaccineerde varkens.

Suvaxyn Flu-3 (wat geadjuveerd is
met suvaxyn O/W-emulsie) kan met
Duphar\'s Aujeszky vaccins gecombineerd geënt
worden. Met deze combinatie-
enting wordt door de speciale
eigenschappen van de suvaxyn

O/W-emulsie tevens ______j

de immuniteitsopbouw
tegen Aujeszky verbe-
terd en de Aujeszky iwxyn\'
fiu 3 n«.-)
veldvirusexcretie ver-
minderd. _^^ _____

Suvaxyn Flu-3 is een essentiële schakel
om ademhalingsproblemen te voorkomen.

suvaxyr Flu-3 sowi

•oummvctcwmmm mow« ..

ademhaling laten

, wij graag

. ballonnetje

-ocr page 76-

Suvaxyn® Aujeszky NIA3-783

is zeer veilig voor pasgeboren biggen, drachtige
zeugen, mestbiggen, runderen en schapen.

blijft niet latent achter in het dier (Tk").

is zeer effectief, zowel in klinisch opzicht als in de
nnate van onderdrukking van het veldvirus.

is gl\'.

wordt als enig vaccin gebruikt in de "Diessen/
Aujeszky-eradicatieproef".

Handelsvorm (incl. diluent)

10 flacons à 10 doses

10 flacons à 50 doses

-ocr page 77-

Bij bedrijfsbezoeken in landen in het Verre Oosten heb ik dit
verschijnsel waargenomen bij zeugen van allerlei kruisingsty-
pen, ook in verschillende stadia van de zeugencyclus.
Als practicus word je bij de begeleiding van zeugenhouderijbe-
drijven met een goed management en met goede technische
resultaten vaak geconfronteerd met plotseling optredende
bronstproblemen bij zeugen van verschillende pariteiten.
Soms wordt een groep gelten plotseling niet meer bronstig en
kan de koppel niet worden ingepast in het produktieschema.
Een andere keer worden alle of bijna alle gespeende zeugen niet
bronstig op het verwachte tijdstip. Allerlei ingrepen zoals
veranderen van hok, verlichting, hokgenoten, het geven van
uitloop, extra vitaminen en hormooninjecties hebben vaak geen
resultaat. Na verloop van enkele weken is het probleem over.
Ondanks of dankzij de ingrepen? Het enige wezenlijke dat in
zo\'n periode verandert is een nieuwe hoeveelheid zeugenvoer
die wekelijks of elke 14 dagen wordt aangevoerd en die
wisselende hoeveelheden mycotoxinen zou kunnen bevatten.
Dit zou ook kunnen verklaren waarom we moeten constateren
dat op \'goede\' bedrijven van een groep zeugen die in een korte
periode bigt, plotseling alle of bijna alle dieren een te klein aantal
levend geboren biggen werpen. Voor en na zo\'n periode zie je
uitsluitend grote tomen. Bij onderzoek kun je geen aanwijsbare
oorzaak vinden. Bij virale of bacteriële infecties zou zo\'n periode
langer duren.

Door de vermeerderaars worden steeds grotere koppels biggen
van een zelfde gewicht geproduceerd. De afdelingen in de
mesterijen zijn in de loop der jaren kleiner geworden. Het all-in
all-out systeem blijkt echter steeds moeilijker te hanteren voor
wat betreft het laatste deel. Dit wordt veroorzaakt door de
enorme groeiverschillen tussen de individuele dieren. Het
ad
libitum
-verstrekken van voer heeft hierin zeker geen verbetering
gebracht.

Aangezien mycotoxinen als ze in het varkensvoer aanwezig zijn
nooit homogeen verdeeld zijn, kunnen individuele varkens als
gevolg van eerder opgenomen mycotoxinen een verminderde
eetlust vertonen die zich uit in verminderde groei.
Onlangs werd op een vermeerderingsbedrijf een brijvoederin-
stallatie in gebruik genomen. Na enkele maaltijden weigerden
steeds meer zeugen in de kraamstal het voer. In de stal met
drachtige zeugen was het aantal voerweigeraars veel minder. De
hoeveelheid opgenomen voer per zeug is hier veel lager dan in de
kraamstal.

Bij het samenstellen van het brijvoer was een nieuwe partij
wortelstoomschillen aangebroken. Toen deze wortelstoomschil-
len uit het voer werden weggelaten, herstelde de eetlust meteen.
Alle ingrediënten van het voer werden onderzocht. In de
wortelstoomschillen werden zeer veel schimmels aangetoond
(meer dan 1000 per gram). De schimmels zijn niet gedetermi-
neerd en er is niet naar toxinen gezocht. Als het probleem
voorbij is en er een schaderegeling getroffen wordt, is niemand
bereid een voortgezet onderzoek te financieren. Op de vraag in
hoeverre deze partij wortelstoomschillen een andere smaak zou
hebben dan voorgaande partijen blijf ik het antwoord schuldig.

discussie en conclusie
Praktijkvoorvallen, gecombineerd met aanwijzingen in de
literatuur doen vermoeden dat technische resultaten op varkens-
houderijbedrijven mogelijk negatief beïnvloed kunnen worden
door mycotoxinen in het varkensvoer. Het optreden van
prolapsus recti bij biggen wordt door veel collegae toegeschre-
ven aan de combinatie van twee symptomen, nl. hoesten en
diarree. Hierover heb ik grote twijfels.
Schimmels en schimmeltoxinen blijken niet homogeen verdeeld
in grondstoffen en voeders zodat men door onderzoek van
monsters alleen maar een indruk krijgt over de aanwezigheid
van deze agentia. Het is bovendien een momentopname. Door
zowel schimmelgroeiremmende middelen, zoals Myco-curb\' als
door toxinebinders zoals Toxi-curb^ met het zeugenvoer te
mengen, proberen we op het bedrijf waar de jonge zeugen
vanwege rectum-prolaps uit de produktie werden genomen het
probleem op te lossen.

Het grote aantal oestrogeenachtige verschijnselen bij mestvar-
kens en de grote individuele gewichtsverschillen aan het einde
van de mestperiode doen vermoeden dat ook hier combinaties
van mycotoxinen groei en voederconversiecijfers mede zouden
kunnen bepalen.

Voor zeugenvoer en mestvarkensvoer worden veelal dezelfde
grondstoffen gebruikt. Reproduktieproblemen als gevolg van
mycotoxinen zijn dan ook zeer wel denkbaar op bedrijven waar
zeugen worden gehouden.

Het voeren van bijprodukten, die vaak in grote hoeveelheden
geleverd worden en daardoor langer in voorraad worden
gehouden, werkt de vorming van mycotoxinen mogelijk in de
hand. De reclame die mengvoederfabrikanten maken om steeds
grotere hoeveelheden mengvoer per keer te bestellen, bevordert
dat schimmels en mycotoxinen zich ontwikkelen in de voersilo\'s
op de bedrijven. De buikkortingen moeten nogal groot zijn,
willen deze het verlies aan voedingswaarde, smakelijkheid en
verandering in fysische eigenschappen van het voer door
schimmelgroei en toxineproduktie compenseren.
Het is zeker niet mijn bedoeling om alle problemen in de
varkenshouderij toe te schrijven aan schimmels en toxinen maar
de voorbeelden uit de praktijk rechtvaardigen een oriënterend
onderzoek om meer aandacht aan mycotoxinen te besteden.
Het lijkt mij wenselijk een werkgroep te formeren met als doel
de mycotoxinen in onze varkenshouderij te onderzoeken en
richtlijnen op te stellen, zodat we ook deze problemen in de
toekomst kunnen voorkomen. In zo\'n werkgroep zouden
vertegenwoordigers van de mengvoederindustrie. Gezondheids-
diensten, Faculteit der Diergeneeskunde, CDI, RIVM en
RIKILT moeten zitten, zonodig aangevuld met EG-specialisten.

dankbetuiging

Met dank aan dr. ClilTord Adams, Technical Department Kemin Europe NV,
Industriezone Wolfstee, 2410 Herentals, België, voor het ter beschikking stellen
van zijn bibliotheek en voor zijn waardevolle adviezen.

literatuur

1. Adams CA. Persoonlijke mededelingen. 1991.

2. Betina V. Mycotoxins, production, isolation, seperation and purification.
1984; Elsevier Amsterdam.

3. Betina V. Mycotoxins chemical, biological and environmental aspects.
1989; Elsevier Amsterdam.

4. Blancy BJ, Bloomfield RC, and Moore CJ. Zearalenone intoxication of
pigs. Austr Vet Journal 1984; 61: (1) 24-7.

5. Caporael LR. Ergotism: The Satan loosed in Salem? Science 1976; 192:21-
6.

6. Castaing J. Fekete J, and Leuillet M. Effect of a high content of Zearalenone
in a batch of maize on the performances of piglets. Proc. 34 Congress of the
European Association of Animal Production 1983.

7. Cornelisse JL. Bacteriële ziekten en mycotische aandoeningen bij dieren.
1988; 233-9. Utrecht, wetenschappelijke uitgeverij Bunge.

8. Dickman MA, and Long GG. Mycotoxins and reproduction in swine.
Animal Nutrition and Health 1984; July - August 22-8.

9. Etienne M, and Jemmali M. Effects of Zearalenone (F2) on estrous activity
and reproduction in gilts. J Anim Sei 1982; 55: 1-11.

(vervolg lileraluurlijsl pag. 53)

\' Myco-curb is een schimmelgroeiremmend middel op basis van propionzuur geprodu-
ceerd door Kemin Europe NV.
\' Toxi-curb is een schimmeltoxine-binder waarin o.a. kleimineralen geproduceerd door
Kemin Europe NV.

T VOOR D I E R (i F. N E F. s K U N I) E . D E E t. 118. A F 1. E V E R I N O 2 1993

50

T I .1 t) s c

-ocr page 78-

NU OOK

HilM

PRESCRIPTIO

DIET.

3

UB

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET.

à

FEUNE

FELINE

_Hiir.^

emïmïîssi

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET

é

FELINE

Er bestaan 8 verschillende Hill\'s Prescription Diets voor katten :

-ocr page 79-

KG !

LN

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET.

é

FEUNE

FELINE
k/ü

• Voor inlichtingen en bestellingen, bel Aesculaap,
Boxtel, tel. 04116-75915.

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET

Committed to nutritional
excellence en innovation.™

-ocr page 80-

10. Fink-Gemmels J. Bedeutung der Mykotoxinaufnahme für das Schlachttier.
Dtsch Tierarzt Wschr 1989; %: 360-3.

11. Fink-Gemmels J. Möglichkeiten und Risiken einer Lebensmittel Kontami-
nation durch Mykotoxinen, int. l.FF Symp. 1990; 61-86.

12. Fink-Gemmels J. Mycotoxicose bij landbouwhuisdieren. Lezing Groep
Geneeskunde van het Varken maart 1991.

13. Huff WE, Kubena LF, Harvey RB, and Doer JA. Mycotoxin interactions in
Poultry and Swine. J Anim Sd 1988; 66: 2351-5.

14. Jarvis BB. Mycotoxins - an overview. Proceedings of the 9\'h World
Congress on Animal, Plant and Mycrobial Toxins. Stillwater, Oklahoma,
August 1988; 17-29.

15. Jensen V. Rectal prolapse in fattened pigs. Dansk veterinaer tidsskrift 1989,
72: (10), 557-65.

16. Joens LA, Pier AC, and Cutlip RC. Effects of Aflatoxin Consumption on
the Chnical Course of Swine Dysentery. Am J Vet Res 1981; 42: (7) 1170-
2.

17. Josefsson BGE, and Möller TE. Heat stability of Ochratoxin-A in pig
products. J Sei Food Agric 1980; 31: 1313-5.

18. Lacey J. Pré- and postharvest ecology of fungi causing spoilage of food and

Boekbespreking

Einführung in die

lebensmittelhygiene

Prof. dr Hans-Jürgen Sinell
Verlag Paul Parey, Berlin en Hamburg
3e druk 1992

Twaalf jaar geleden al, verscheen de eerste druk van dit in onze
sector zo gewaardeerde handboek. Collega Sinell heeft de moed
gehad en veel tijd kunnen vrijmaken om dit naslagwerk weer
up-to-date te brengen. Het boek bevat vijf hoofdstukken. Na een
algemene inleiding geeft hoofdstuk 2 een uitvoerig overzicht van
de (zeer vele) risico\'s die de consument via levensmiddelen
bedreigen. Die risico\'s zijn vooral van microbiële aard. Er wordt
een kort doch helder overzicht gegeven van de verschillende
micro-organismen die als zodanig of via gevormde toxinen de
gezondheid bedreigen. De risico\'s via residuen van milieuconta-
minanten, farmaca en andere chemische stoffen worden behan-
deld, zoals groeibevorderaars, tranquillizers, zware metalen en
radionucliden.

In hoofdstuk 3 wordt het bederf van allerlei levensmiddelen
behandeld en de in- en extrinsieke factoren die dat bederf
beïnvloeden.

Hoofdstuk 4 gaat over allerlei methoden die worden toegepast
om levensmiddelen te conserveren of anderszins geschikt te
maken voor consumptie: fysische en chemische methoden en
verpakking en dergelijke.

Hoofdstuk 5 behandelt de mogelijkheden om de consument te
vrijwaren van alle eerder genoemde narigheid. Wat jammer,
maar begrijpelijk is dat de in Nederland zo sterk in de aandacht
gekomen integrale beheersing van de kwaliteit in de voedings-
middelenketen weinig of geen aandacht krijgt: de nadruk ligt
nog wat te zeer op controle door overheidsinstanties. En hier in
Nederland is gelukkig de overtuiging gegroeid dat maatregelen
en vergaande afspraken en samenwerking door de hele keten
heen, noodzakelijk zijn om aan het eind van de keten aan de
consument redelijkerwijs gegarandeerd veilige levensmiddelen
te kunnen aanbieden.

Overigens heb ik veel waardering voor dit boek. Ik kan het allen
die meer of minder direct betrokken zijn bij de levensmiddelen-
hygiëne, van harte aanbevelen. Het boek is de prijs van slechts
36 Duitse marken meer dan waard. Een vertaling in het Engels
zou de toegankelijkheid, zeker ook voor onze studenten, zeer

J.G. van Logtestijn

other stored products. J Applied Bacteriology Symp. supp. 1989; 67: 1 Is-
25s.

19. Mirocha CJ, Pathre SV, Christensen CM. Zearalenone. Scientific Journal
Series, Paper no 9964, Minnesote Agr. Exp. Station. Mycotoxins in Human
and Animal Health 1977; Pathotox Publisheis, inc.

20. Mortensen HP, Hald B, Larsen AE, and Madsen A. Ochratoxin A
Contaminated Barley for Sows and Piglets. Acta Agriculturae Scandinavica
1983; 33: 349-53.

21. Nelson GH. Biological effects of mycotoxins (others than aflatoxin) on
swine. National Academy of Sciences USA 1979; 77-86.

22. Osborne BG. Mycotoxins and the cereals industry - a review. J Food
Technol 1982; 17: 1-9.

23. Young LG, and King GJ. Low concentrations of Zearalenone in diets of
mature gilts. J Amin Sci 1986; 63: 1191-6.

24. Veldman A, and Borggreve GJ. Een inventarisatie van het gehalte aan
mycotoxinen Doxynivalenol, Ochratoxine A en Zearalenon in veevoeder-
grondstoffen. Praktijkverslag 314, CLO-lnstituut voor veevoeding. Okt. 1991.

Aanvaard op 15 september 1992.

Laboratory animal

handbooks no. 12

Parasites of Laboratory Animals. D.G. Owen
Royal Society of Medicine Services Ltd, 1992
ISBN 1-85315-159-9

De auteur van dit boek beoogt de lezer een overzicht te
verschaffen van de belangrijkste parasieten van laboratorium-
dieren. Als uitgangspunt is gekozen voor een zeer praktische
aanpak: de praktijkervaring van de auteur. De door de auteur
uitgevoerde selectie is redelijk en betekent dat de endo- en
ectoparasieten van muis, rat, hamster, cavia, konijn en zes
primatensoorten behandeld worden.

De indeling van het boekwerk is pragmatisch en bestaat uit acht
onderdelen. Het eerste hoofdstuk beschrijft kort en bondig een
aantal algemene technieken, inclusief die voor serodiagnostiek,
die in gebruik zijn in de parasitaire diagnos-tiek. De beschrijving
voorzien van fotografische illustraties en/of tekeningen van de
ecto- en endoparasieten volgen in respectievelijk, het tweede en
derde hoofdstuk. Het boek vervolgt met twee aanhangsels,
waaronder uitvoerige lijsten van parasiet- gastheercombinaties
van knaagdieren, haasachtigen en primaten (appendix A) en
gedetailleerde receptuur voor concentratietechnieken en histo-
logie in appendix B. Het boek eindigt tenslotte met een
literatuurlijst, een verklarende woordenlijst en een uitvoerige
index.

In het boek wordt er van uit gegaan dat algemene parasitologi-
sche kennis bij de lezer voorhanden is. Met dit uitgangspunt
voor ogen, kan geconcludeerd worden dat de auteur er
inderdaad in is geslaagd om een bruikbaar overzicht te geven
van de voornaamste parasitaire infecties bij de meest gebruikte
laboratoriumdieren. Het boek kan dan ook dienen als hulpmid-
del en beknopt naslagwerk bij de diagnostiek van deze infecties.
Zoals bij bijna elk naslagwerk het geval is, vertoont ook dit boek
een aantal kleine omissies. Het heeft weinig zin om deze hier aan
te geven, aangezien deze tekortkomingen beperkt zijn en de
bruikbaarheid van het boek nauwelijks aantasten.

Het boek kan dan ook worden aangeraden aan dierenartsen en
wetenschappers die betrokken zijn bij de produktie en het
gebruik van laboratoriumdieren.

A.IV.C.A. Cornelissen

-ocr page 81-

Voor u gelezen in een \'dierendag-
speciaP van het Goois Weekblad
door collega A. van Keulen, erelid
van de KNMvD, r.d. te Blaricum

Het houden van dieren als huisvriend
heeft op mensen tal van heilzame effec-
ten. Uit Amerikaans onderzoek is geble-
ken dat mensen met huisdieren sneller
en beter herstellen van bijvoorbeeld een
hartinfarct. En het is niet moeilijk te
bedenken dat een hondebezitter meer
lichaamsbeweging zal krijgen. De ge-
middelde hond wordt zo\'n acht uur per
week uitgelaten; de helft van de honde-
bezitters is zelfs tot twintig uur per week
op pad. Die extra uren lichaamsbewe-
ging hebben natuurlijk een positief effect
op de gezondheid.

Het effect van huisdieren op het emo-
tionele welbevinden van de mens is een
stuk moeilijker te meten. Uit buiten-
lands onderzoek was al gebleken dat
huisdierbezitters zich beter, gezonder en
tevredener voelen dan mensen zonder
huisdieren.

Dat resultaat is door recent onderzoek in
Nederland bevestigd. Uit veertig inter-
views met willekeurig geselecteerde
mensen bleek dat de huisdierbezitters
emotionele steun van hun dier ondervin-
den. Mensen hebben allemaal behoefte
aan liefde, warmte en aandacht en aan
een mogelijkheid zich te uiten.
Dieren kunnen op een bepaalde manier
in die essentiële behoeftes voorzien. Een
huisdier oordeelt niet. Het stelt zijn bazin
of baas niet bloot aan kritiek, maar geeft
een grote loyaliteit. Ook zijn dieren
vrijwel altijd constant in hun reacties.
De relatie met een hond of kat hoeft niet
alsmaar te worden bijgesteld. Het dier
garandeert de voortdurende aanwezig-
heid van iets vertrouwds in onze omge-
ving.

Dieren in de winter
Door (plotselinge) extreme weersom-
standigheden kunnen dieren in grote
problemen komen. Soms is het zo, dat
dieren in de open lucht meer kunnen
verdragen dan wij denken. Maar dan
moet er wel extra aandacht worden
besteed aan een aantal zaken. Een goede
lichamelijke conditie, bijvoeren, vol-
doende drinkwater en beschutting ma-
ken het voor sommige dieren mogelijk
ook bij strenge vorst buiten te blijven.
Vooral vers drinkwater is voor dieren
onontbeerlijk!

In tegenstelling tot wat vaak wordt
beweerd, zijn bijvoorbeeld landbouw-
huisdieren niet in staat om uit sneeuw
voldoende drinkwater te halen. Een
paard drinkt op een zeer koude dag
gemiddeld 25 liter water. Uit vijf liter
sneeuw kan één liter water worden
gesmolten. Het paard zou dus meer dan
honderd liter sneeuw moeten eten om
aan zijn vochtbehoefte te voldoen!
Schapen, pony\'s en ruigbehaarde paar-
den kunnen goed tegen de kou. Wel
moeten ze een plek in de luwte kunnen
opzoeken, bij een gebouw of bebossing.
Ijtx de dieren dus niet vast! Geiten zijn
slecht bestand tegen kou, regen, harde
wind en vorst. Rondom de eigen woning
gaat het om dieren als voliérevogels,ko-
nijnen en kippen. Voor deze dieren geldt
\'s winters dat ze; beschut moeten zijn
tegen extreme weersinvloeden; extra
(kracht) voer moeten krijgen; voldoende
drinkwater hebben; (extra) stro krijgen.

Gedragscode
(misschien een idee voor in de
wachtkamer)

- Leer uw hond de elementaire ge-
hoorzaamheidsregels, zodat u hem
altijd onder controle heeft.

- Voer uw hond of kat regelmatig en
geef geen lekkere hapjes tussendoor.

- Voer uw hond of kat uit zijn eigen
bak, houd die gescheiden van de
borden waar u zelf van eet en was ze
ook apart af

- Houd uw hond aan een riem bij
wegen en in de buurt van vee.

- Sta uw hond niet toe om gebouwen,
trottoirs, grasvelden, tuinen of speel-
plaatsen voor kinderen te bevuilen.

- Laat uw hond geen lawaai maken als
de buren daar last van kunnen heb-
ben.

- Zorg voor een goede slaapplaats
voor uw hond of kat. Laat ze nooit in
uw eigen bed slapen.

Berichten en verslagen
Huisdier heeft heilzaam

effect op de mens

- Neem uw hond nooit mee een le-
vensmiddelenzaak in.

- Houdt uw hond schoon en borstel
hem regelmatig. Ook uw kat moet
geborsteld worden, vooral de lang-
harige soorten.

- Als u niet wilt dat uw hond of kat
jongen krijgt, raadpleeg dan tijdig uw
dierenarts.

- Zorg voor een goede regeling voor
uw huisdier als u op vakantie gaat.

- Registreer uw huisdier als patiënt en
uzelf als cliënt bij de dierenarts van
uw keuze.

Mensen met een huisdier voelen zich beter,

gezonder en tevredener dan mensen zonder

huisdier.

Tandheelkunde bij

dieren europees
verenigd

In september van dit jaar werd in Rome
een Europese vereniging voor tandheel-
kunde bij dieren opgericht: The Euro-
pean Veterinary Dental Society
(EVDS). De vereniging is in het leven
geroepen om dierenartsen te scholen in
tandheelkunde bij dieren en om onder-
zoek hiernaar te ontwikkelen. Ieder jaar
zal de EVDS een congres houden in één
van de Europese landen, in september
jongstleden werd het eerste congres in
Rome gehouden.

Volgend jaar, op 6 oktober, is het
congres bij te wonen in Berlijn. Aanslui-
tend hierop organiseert de World Small
Animal Veterinary Association van 7 tot
9 oktober haar congres eveneens in
Beriijn. Voor 1994 denkt de EVDS aan
Amsterdam.

Behalve dierenartsen zijn ook tandartsen
welkom als lid van de EVDS. leder lid
ontvangt automatisch het kwartaalblad
\'The Journal of Veterinary Dentistry\'
van The American Veterinary Dental
Society en is tevens buitengewoon lid
van deze vereniging.
De voorzitter van de EVDS is Karl
Zetner (Oostenrijk); vice-voorzitter is
Peter Fahrenkrug (Duitsland) en secre-
taris is Franz Schütz (Oostenrijk). Toe-
gevoegde leden zijn: Guy Camy (Frank-
rijk), Norman Johnston (Engeland),
Fidel San Roman (Spanje) en Peter
Remeeus (Nederland).
Voor verdere inlichtingen over de
EVDS kan contact worden opgenomen
met drs. A.W. van Foreest te Door-
werth, tel.: 085-342012 (Uit: Neder-
lands Tandartsenblad).

-ocr page 82-

In het vooijaar van 1991 werd door het
bureau Studium Generale van de Uni-
versiteit van Utrecht, in samenwerking
met de stichting Diergeneeskunde In
Ontwikkelingslanden (DIO), een lezin-
gencyclus georganiseerd met als onder-
werp: Veeteelt in ontwikkelingslanden.

Van deze cyclus is inmiddels een bundel
verschenen met de lezingen van de
verschillende sprekers.

De westerse wereld schenkt veel aan-
dacht aan de plattelandsontwikkeling
van de ontwikkelingslanden, in een po-
ging deze landen te helpen om vooruit te
komen. De veeteelt speelt hierbij ook
een belangrijke rol. Het vee vervult
immers vele functies voor de platte-
landsbevolking. Niet alleen is het een
leverancier van melk, vlees, eieren, wol,
mest en huiden, maar tevens wordt het
vee gebruikt voor trekkracht om bij-
voorbeeld het land te bewerken of water
te putten en fungeert het als investering.

Het succesvol houden van vee vereist
bepaalde inzichten en technieken. Bij
het overdragen van dergelijke kennis
stuit de westerling vaak op problemen.

Onbekendheid met de plaatselijke hië-
rarchische structuren, met de b^taande
infrastructuur en met de beperkingen die
het milieu met zich meebrengt zijn
daarvan voorbeelden.

Dit alles rechtvaardigt de vraag naar de
rol van kennis- en technologie-over-
dracht.

De verschillende aspecten van de vee-
teeltontwikkeling en de bijkomende
problemen zijn door de sprekers belicht.

De heer Kuyvenhoven, sprak over
\'Structurele aanpassing en landbouw-
ontwikkeling\', mevrouw Vijfhuizen
over \'Boerenkennis en voorlichting\', en
de heren de Jong en Zwart spraken over
\'Duurzame veeteelt in ontwikkelings-
landen\' gedurende de twee inleidende
avonden.

Gedurende de vier thema-avonden
sprak de heer de Haan over \'Structurele
hervormingen in de veeteeltsector in
ontwikkelingslanden\', mevrouw
Broerse over \'Biotechnologie voor
kleine (vee-)boeren in ontwikkelings-
landen\', de heer van de Sande over
\'Technologie-overdracht in relatie met
lokale mogelijkheden in ontwikkelings-
landen\' en de heren De la Rive Box, Van
de Ploeg en mevrouw Bunders bediscus-
sieerden uiteindelijk de perspectieven.

De bundel \'Veeteelt in ontwikkelings-
landen\', nr. 9110 van de Studium Gene-
rale reeks, ISBN 90-72145-26-7, is voor
fl 10,- te verkrijgen bij: Bureau Studium
Generale, Heidelberglaan 8, 3584 CS
Utrecht, tel. 030-532436.

Wettelijke

bescherming
lab-terrüristen

In de Verenigde Staten bestaat de onder-
grondse organisatie ALF (Animal Libe-
ration Front) die er haar werk van
maakt laboratoria waar proeven met
dieren worden gedaan behoorlijk te
beschadigen tot zelfs plat te branden.

In \'87 werd een Veterinair diagnostisch
laboratorium in Califomië verwoest. De
schade beliep zo\'n 4.6 miljoen dollar.

In East Lansing in Michigan gebeurde
hetzelfde met een toxicologisch labora-
torium, waarbij tevens alle gegevens
verforen gingen. In Texas werd een
slaapritme-onderzoeklaboratorium
(met katten als proefdieren) verwoest in
\'89.

In \'89 werd in Arizona een bacteriolo-
gisch lab volledig in de as gelegd. Er
werd in drie ruimtes door gemaskerde
personen ingebroken; computers wer-
den vernield, de muren werden beklad
en tenslotte werd het microbiologische
lab platgebrand.

Veeteelt in

ontwikkelingslanden

Sinds \'82 is het ALF al actief, maar tot
nog toe is nog geen enkele dader gevon-
den.

De nieuwe wet met de naam Animal
Enterprise Protection Act of \'92 brengt
\'animal enterprise terrorism\' als straf-
baar feit onder in de federale wetten. Tot
op heden waren deze overtredingen of
misdaden alleen maar strafbaar in de
staat waar ze begaan, respectievelijk
gepleegd waren.

PETA (People for the Ethical Treatment
of Animals), de spreekbuis voor de
ondergrondse ALF, ziet weinig heil in de
nieuwe wet.

Deze organisatie telt 400.000 leden en
heeft een budget van 8 miljoen gulden.

Er gaan vanuit de universitaire wereld
stemmen op om PETA verantwoorde-
lijk te stellen voor de aanslagen die nog
steeds worden gepleegd, vooral in de
vorm van inbraak en vernielingen.

De veterinair Elliot M. Katz is president
en oprichter van de In Defense of
Animals. Hij is al 25 keer gearresteerd,
omdat hij op vreedzame wijze de toe-
gang tot onderzoeksaccommodaties re-
gelmatig verspert. Katz verdenkt de
biomedische gemeenschap ervan de wet
te willen gebruiken om alle dierenbe-
schermers als terroristen te brandmer-
ken.

Andere groepen, zoals landbouworgani-
saties, biomedische wetenschappelijke
en industriële organisaties, alsmede de
Americans for Medical Progress steun-
den het tot stand komen van deze wet
van harte.

Afhankelijk van de ernst van de begane
daad kan men boetes krijgen vanaf 5000
dollar en gevangenisstraffen variërend
van één jaar tot levenslang (als er doden
vallen).

Ron Kaufman, The Scientist, vol 6, no
21, ocL 26,\'92.

Geciteerde literatuur over ALF: Ingrid
Newkirk auteur van het boek \'Free The
Animals\', The NobelPress,Chicago \'92.

W. Sybesma

-ocr page 83-

\'N schat van
\'n kat

De video \'n Schat van \'n Kat is een meer
dan zestig minuten durende videoband
over de verzorging en opvoeding van
katten. De kattenliefhebber kan aan de
hand van deze video leren hoe de kat
gezond, speels en huiselijk te houden.
Het programma is van oorsprong Ame-
rikaans en aangepast aan de Neder-
landse markt. Ter ondersteuning van de
populariteit is Martin Gaus gevraagd het
Nederlands commentaar in te spreken.
De video geeft veel informatie; door de
presentatie en de afwisseling met soms
vertederende beelden is het een band die
uitnodigt om vele malen bekeken te
worden.

De presentatie wordt verzorgd door
Ann Childers, een in Amerika bekende
biologe en dierenarts.

Na een korte introductie over onder
meer de geschiedenis van de kat wordt
het gedrag van een poes met haar kittens
getoond. Er wordt verteld waar op gelet
moet worden bij de aanschaf van een
kitten. Ook de voorbereiding voor de
thuiskomst van het nieuwe huisdier is
van belang: wat het betekent om een kat
te nemen, wat er allemaal nodig is en
normaal en abnormaal gedrag bij jonge
katjes.

In het hoofdstuk \'Gezondheid\' wordt
het bezoek aan de dierenarts behandeld.
Niet alleen het eerste bezoek maar ook
het inentingsprogramma, de voordelen
van castratie en sterilisatie, een aantal
veel voorkomende ziekten en een paar
ernstige ziekten. Ook de dikke en de
oudere kat komen aan bod.
Vervolgens wordt getoond welke zorg
men zelf thuis aan de kat kan geven, niet
alleen de verzorging, maar ook het
vroegtijdig onderkennen van mogelijke
ziekten. Medicijngebruik, zelfs EHBO
komt ter sprake.

Natuurlijk wordt ook de voeding be-
sproken: wat goed is en wat niet.

Een kat heeft dagelijks beweging nodig,
spelen met een kat is plezier voor twee.
Maar ook als de eigenaar niet thuis is
hoeft de kat zich niet te vervelen. Er
wordt getoond hoe de kat speels wordt
gehouden.

Aan het slot van het hoofdstuk \'Gezond-
heid\' wordt nog ingegaan op het verlies
van een kat door overlijden of euthana-
sie.

In het hoofdstuk \'Opvoeding\' wordt
gesproken over aanleren en afleren, on-
der meer door beloning en corrigeren
van de kat.

Het verhelpen van veel voorkomende
gedragsproblemen, zoals \'vlaggetjes zet-
ten\', onzindelijkheid, aanvallen, klau-
wen aan meubels en klimmen in gordij-
nen wordt ook in dit hoofdstuk getoond.

Aansluitend worden specifieke gevallen
behandeld zoals wat te doen bij verhui-
zing, gezinsuitbreiding en allergie.
De band wordt afgesloten met de kat als
gezelschapsdier.

Deze video is beslist geschikt om in
wachtkamers vertoond te worden. Bij
deze wordt dan ook toestemming gege-
ven voor publieke vertoning van het

Advertisement of

the european
society of
veterinary
neurology ESVN

The ESVN has new guidelines for the
application procedure to submit creden-
tials for recognition
as a de facto mem-
ber of the ESVN.
De facto members
shall be the foundation diplomates of the
ESVN (to become the ECVN following
approval by the Registration Committee
of the Board of Specialisation in
Europe). These foundation diplomates
will become members of the following
ESVN Committees:

- training and residency programme
approval committee

- credentials approval committee

- examination committee

If you are interested to become a de facto

member of the ESVN please write for

further information to the secretary of

the ESVN:

Dr. Andrea Tipold

Institute for Animal Neurology

Bremgartenstr. 109a

CH-3001 Berne, Switzerland, FAX:

031/274538.

programma door dierenartsen.
De video kan ook door dierenartsen
worden verkocht. De aanbevolen con-
sumentenprijs is f 29,95. Voor dieren-
artsen geldt een korting van dertig pro-
centen (plus verzendkosten). Bij
bestelling van tien exemplaren geldt een
korting van veertig procent en worden
geen verzendkosten berekend.Voor de
dierenartspraktijk die de video verkoopt
èn deze in de wachtkamer vertoont
wordt bij de eerste bestelling een gratis
extra video geleverd.

De video \'n Schat van \'n Kat krijgt
aandacht in diverse media. Naast be-
spreking in de gedrukte pers is ook een
deel van het beeldmateriaal ter beschik-
king gesteld aan de TV-omroepen.

Prehistorische

medische adviezen

Professor Holt Parker van de Univer-
siteit van Cincinnati heeft een bijna
1500 jaar oude tekst gevonden in
waarschijnlijk het oudste medische
boek.

Het is geschreven door een Griekse
genaamd Metrodora en bevat 40
pagina\'s met beschrijvingen van ge-
neesmiddelen.

Deze worden onder meer aanbevo-
len voor aambeien, baarmoederkan-
ker, allerlei infecties, voor zwanger
worden, het herstellen van de maag-
delijkheid, het beperken van de
grootte van de borsten. Voorts bevat
het recepten om impotentie op te
heffen.

Volgens Parker zijn sommige van de
aanbevolen geneesmiddelen nog
steeds goed maar andere zijn poten-
tieel gevaarlijk.

(Uit de rubriek Notebook, The Scien-
tist, 1992; 23 (6): p4)

-ocr page 84-

Onderzoek

verbetering

bevruchting bij

rund en varken

Het DLO-Instituut voor Veeteeltkundig
Onderzoek (IVO-DLO) in Zeist doet
onderzoek naar processen die een rol
spelen bij de bevruchting bij het rund en
het varken. De resultaten van deze
projecten kunnen van groot belang zijn
voor de verdere verbetering van de
kunstmatige inseminatie (KI) en de ont-
wikkeling van nieuwe voortplantings-
technieken, zoals de
in vitro bevruchting
van eicellen. Twee promovendi, ir
Einko T. Topper en ir Wiepk Harkema,
hopen over vier jaar op deze projecten te
promoveren.

Het onderzoek naar de processen die een
rol spelen bij de bevruchting bij het rund
wordt verricht in samenwerking met de
Erasmus Universiteit te Rotterdam en
wordt voor een belangrijk deel tevens
gefinancierd door Holland Genetics BV.
Het onderzoek naar de bevruchting bij
het varken wordt verricht in samenwer-
king met de Rijksuniversiteit Utrecht en
financieel ondersteund door de \'Maat-
schap Onderzoek Varkens-KI\' waarin
de Bond van Varkens Kl-verenigingen
en een aantal fokkerij-instellingen parti-
ciperen.

Bij het rund zal onderzocht worden
welke eiwitten in de \'eischaal\' (zona
pellucida) betrokken zijn bij de binding
van de zaadcel aan de eicel. Het vermo-
gen van de zaadcellen om te binden aan
de zona pellucida wordt hierna in kaart
gebracht. De ontwikkeling van dit ken-
merk gedurende het verblijf van de
zaadcellen in de baarmoeder en eileiders
van de koe zal dan worden onderzocht.
Bij het varken richt het onderzoek zich
op de kwaliteit en de kwantiteit van
zaadcellen na inseminatie in de baar-
moeder en de eileiders. Er zal onder-
zocht worden hoe en waarom die zaad-
celpolulaties veranderen afhankelijk van
de grootte van de inseminatie-dosis en
gebruik van dubbele inseminaties.
In beide gevallen wordt geïnvesteerd in
fundamenteel onderzoek, dat uiteinde-
lijk antwoord moet geven op vragen en
problemen in de praktijk. Het runder- en
het varkensonderzoek moet elkaar daar-
bij onderiing versterken en ondersteu-
nen.

Integratie

gezondheids

dienst voor

pluimvee

Geachte dames en/of heren.
Zoals u wellicht uit eerdere berichtge-
ving hebt vernomen worden de taken
van de Gezondheidsdienst voor Pluim-
vee per 1 januari 1993 geïntegreerd in
het takenpakket van de Gezondheids-
dienst voor Dieren West- en Midden
Nederland.

Per genoemde datum eindigt derhalve
het bestaan van de rechtspersoon Ge-
zondheidsdienst voor Pluimvee en con-
tinueert de Gezondheidsdienst voor
Dieren West- en Midden Nederland
haar activiteiten op de lokaties Gouda
en Doorn, tot het moment waarop de
nieuwbouw gereed is in De Uithof te
Utrecht en de activiteiten van beide
lokaties vanuit één nieuw gebouw kun-
nen worden uitgevoerd. Er wordt naar
gestreefd de nieuwbouw gereed te heb-
ben tegen het eind van 1994.

De nieuwe dienst staat vanaf 1 januari
1993 onder directie van ondergete-
kende. Aangezien de directie kantoor
houdt op de lokatie Gouda wordt u
verzocht alle correspondentie te richten
aan; Gezondheidsdienst West- en Mid-
den Nederland, Postbus 87, 2800 AB
Gouda (bezoekadres: Ronsseweg
553, tel. 01820-14588).
Op de lokatie te Gouda zijn vanaf heden
eveneens de financiële en personele ad-
ministraties geconcentreerd voor beide
lokaties. Voor financieel-administra-
tieve zaken of personele aangelegenhe-
den dient u zich dus eveneens te richten
tot de lokatie Gouda. De sector admini-
stratie en personeelszaken staat onder
leiding van de heer J.R van der Bas.

Aangezien de centrale pluimveetaken
vooralsnog uitgevoerd blijven vanuit de
lokatie Doorn kunt u zich met techni-
sche vragen en bescheiden op het terrein
van:

- de tweedelijns pluimveegezond-
heidszorg voor de fok-, reproduktie-
sector en kuikenbroederijen;

- de georganiseerde ziektebestrijdings-
programma\'s (NCD-entingen, on-
derzoek CRD, 5.
pullorum. S. enteri-
tidis,
begeleiding Marek-entingen,
broederij hygiëne programma);

- uitslagen serologisch en overig labo-
ratoriumonderzoek;

- technische aspecten van het praktijk-

onderzoek;
- importcontroles en exportbegelei-
ding

blijven wenden tot Gezondheidsdienst
West- en Midden Nederland, Postbus
43, 3940 AA Doorn (bezoekadres:
Oude Rijksstraatweg 43, te Doorn, tel.
03430-13641).

De leiding van de pluimvee-activiteiten
berust bij drs. T.S. de Vries. Laatstge-
noemde blijft zijn werkzaamheden dus
vooralsnog verrichten vanuit de lokatie
in Doorn.

Praktizerende dierenartsen en pluimvee-
houders, werkzaam in de provincies,
Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland
en Utrecht kunnen zich met onderzoek-
materiaal en vragen, voorzover het de
eindsector ei en vlees betreft, blijven
richten tot de lokatie Gouda. Aan-
spreekpunt voor de pluimvee-activitei-
ten in genoemde regio blijft drs. J.
Heijmans, die dus vooralsnog blijft func-
tioneren vanuit Gouda. Naast eerderge-
noemde heren J.R van der Bas en drs.
T.S. de Vries functioneren als sector-
hoofden en leden van het management-
team: dr. H. Verhoef (sector herkau-
wers), dr. R. de Koning (sector varkens),
dr. F. Westenbrink (sector laboratorium)
en ing. J. Steenbergen (sector organisatie
en informatisering).

Met het bovenstaande hoop ik u vol-
doende te hebben geïnformeerd, waarbij
u -in het belang van een vlotte behande-
ling van uw facturen- nadrukkelijk
wordt verzocht goede nota te nemen van
de aangegeven adresseringen.

Hoogachtend,

drs H.A.M. Elsinghorst,
waarnemend directeur Stichting
Gezondheidsdienst voor Pluimvee te

Doorn.

Doorbraak in

bestrijding
koeiegriep

Het DLO-Centraal Diergenees-
kundig Instituut (CDI-DLO) te Le-
lystad heeft een unieke, nieuwe
combinatie van vaccin en diagnos-
tische test ontwikkeld waarmee
het mogelijk is koeiegriep uit te
roeien.

Koeiegriep is een virusziekte bij runde-
ren. De ziekte wordt veroorzaakt door
een herpesvirus en komt wereldwijd

t i .11) S C H R I ( T VOOR d i E R Ci h N K K S K U N i) K . d E F i i 1 K . a

57

1 F V F R i N Ci 2 I 9 9 .1

-ocr page 85-

MYCOFARM DOET

MEER.....

IN EEN REEKS ARTIKELEN BESPREEKT MYCOFARM
EEN AANTAL ONDERWERPEN TOEGESPITST OP KLEINE HUISDIEREN.

I ...»„«kw " ï».\'.\' •

-ocr page 86-

Oogaandoeningen bij het kleine huisdier

Klein maar fijn! (1)

In het Mycofarm-pakket bevinden zich een aantal
preparaten die gezien hun beperkte indicatiegebied vaak
worden vergeten .

Derhalve nu eens aandacht voor deze in onze ogen
"kleine" preparaten die ieder voor zich zeer waardevol
kunnen zijn voor de praktijk.

In twee nummers van het Diergeneeskundig
Memorandum* worden de belangrijkste oogaandoenin-
gen bij de kat beschreven. Uiteraard zijn de meeste
zaken ook van toepassing op de hond. Onder de kop
\'thera-peutische mogelijkheden\' wordt ingegaan op een
aantal belangrijke aspecten van therapieën, waaronder
de verschillen tussen oogdruppels (gemakkelijker toe te
dienen, minder invloed op visus, beperkte inwerkings-
duur) en oogzalven (langere inwerktijd, beter glad-
makend effect, beïnvloeding van visus, ontstaan van
afscheiding).

Bij de antibacteriële middelen wordt chlooramfenicol
(als druppel of als zalf) als eerste keuze aangegeven.

Andere antimicrobiële middelen worden bij voorkeur pas
toegepast na een uitstrijkje, bij nadrukkelijke verdenking
van een specifiek infectieus agens of na een
antibiogram.

Chlooramfenicol is een breedspectrum, bacteriostatisch
antibioticum dat een groot doordringend vermogen in de
oogbol heeft.

Het is werkzaam tegen gevoelige micro-organismen
zoals staphylococcen, Streptococcen, Corynebacterium
spp, Aotinobacillus spp, Rickettsiae spp, Mycoplasma
spp en Chlamydiae. Als bijwerkingen worden overge-
voeligheid (zeer zeldzaam) en bij kat en hond reversibele
veranderingen in het bloedbeeld aangegeven. De a-
plastische anemie zoals beschreven na langdurig
gebruik bij de mens zijn bij de kat en de hond onbekend.
Als indicaties voor chlooramfenicol bevattende oogzalf
(z) resp. oogdruppels (d) worden de volgende
oogaandoeningen aangegeven:

-ocr page 87-

Luxatio buibi
Trauma

Cornea-defecten

Ankyoblepharon

Distichiasis

Entropion

Cysten

Eversio/lnversio membranae nictitantis
Hypertrophia(-piasia) glandulae membranae
nictitantis

Puruiente conjunctivitis
Conjunctivitis neonatorum
Operaties aan membrana nictitans en
conjunctiva

Cornea sequester, mummificatie, Cornea
nigrum of Cornea necrose
(z) In de meeste gevallen adviseren de beide auteurs de

(z/d) chlooramfenicoldruppels of -zalf 4 maal per dag toe te

(d) dienen.

(z) Uit bovenstaande blijkt dat chlooramfenicol voor veel

(z) oogaandoeningen het aangewezen therapeuticum is.

(z) Mycofarm heeft 2 preparaten in haar pakket met als

(z) werkzame stof chlooramfenicol:

(z)

* Gloveticol® oogzalf:

(z/d) een tube met 5 gram watervrije zalf a 10 mg

(z/d) chlooramfenicol per gram
(z/d) *
Optlcure":

een isotone oplossing van 5 mg chlooramfenicol

(z) per ml in een handige druppel-flacon van 5 ml.

(z) Dat is nou wat je noemt:

"Oog voor de praktijk".

Oogafwijkingen bij de kat

door F.C. Stades en M.H. Boeve:

36e jaargang no. 2 (juni 1989) en no.4 (november 1989).

Server\' 10"

J^^uoolii»\'»\'\' .1,,

-ocr page 88-

MYCOFARM DOET DUS MEER!

WIJ LEVEREN EEN UITGEBREID PAKKET VOOR KLEINE HUISDIEREN:
NOBr- VAC: VACCINS VOOR HOND EN KAT
HORMONEN
ANTIBIOTICA
OVERIGE PRODUKTEN

Mycofarm Nederland B.V. De Bilt. telefoon 030-212800

rjMrMycofarm mmm

OOG VOOR DE PRAKTIJK

-ocr page 89-

voor. De mens is ongevoelig voor hel
virus.

De infectie veroorzaakt bij koeien afwij-
kingen aan de ademhalings- en ge-
slachtsorganen, abortus en hersenontste-
king. Als bijverschijnsel wordt ook de
werking van het immuunsysteem onder-
drukt, hierdoor kunnen andere ziekten
makkelijker optreden. In Nederland is
ongeveer de helft van de rundveestapel
besmet; de schade wordt geschat op 40
miljoen gulden per jaar.

In een samenwerkingsproject met het
Duitse concern Bayer AG, zijn onder-
zoekers van het CDI-DLO, onder lei-
ding van prof.dr. J.T. van Oirschot, er in
geslaagd een nieuw \'deletie\'-vaccin te
maken. In combinatie hiermee is een
bloedtest ontwikkeld, die heel speciale
antistoffen tegen het virus kan aantonen.
Na inenting met het nieuwe vaccin kan
met behulp van deze test onderscheid
worden gemaakt tussen gevaccineerde
runderen en runderen die met het veld-
virus zijn besmet. Met alle bestaande
vaccins is dit onmogelijk.

Toepassing van de vaccin-test combina-
tie van het CDI-DLO kan leiden tot
volledige uitroeiing van het virus. Door
een intensieve vaccinatie campagne
wordt de verspreiding van het veldvirus
sterk onderdrukt, terwijl tegelijkertijd de
besmette runderen kunnen worden op-
gespoord. Deze runderen kunnen dan
vervroegd worden afgevoerd, waardoor
uiteindelijk het bedrijf vrij van koeie-
griep-virus zal zijn.

Congressen/

CURSUSSEN
Slachtbijprüduk-

ten: verwerken
aan de bron

op 11 maart 1993 organiseert de Vak-
groep Voedingsmiddelen van Dierlijke
Oorsprong (VVDO) van de Faculteit
der Diergeneeskunde te Utrecht een
bijeenkomst met als thema \'Slachtbij-
produkten: verwerken aan de bron\'. Het
doel van deze bijeenkomst is een over-
zicht te geven omtrent de mogelijkheden
en problemen bij het verwerken van
slachtbijproduken. Resultaten van on-
derzoek, milieu-aspecten, wetgeving en
logistiek zullen tijdens deze dag aan de
orde komen. Deze bijeenkomst is een
onderdeel van de viering van het 75-
jarig jubileum van VVDO in 1993.

58

Programma:

Verwerken van
slachtbijprodukten

09.30 uur - Ontvangst

- Inleiding. Verwerken
aan de bron: relatie met
economie, milieu en ge-
zondheid van mens en
dier. J.G. van Logtestijn.

- Eetbare slachtbijpro-
dukten: winning, logistiek
en consumenten accepta-
tie. RG.H. Bijker.

- Slachtbijprodukten voor
diervoedsel: veiligheid en
verwerkingsmogelijkhe-
den. H.A.R Urlings.

- Wetgeving: (on-) moge-
lijkheden en ontwikkelin-
gen. W.F.G.L. Droppers
(VVP/WVC).

12.30 uur - Lunch

Middag: Milieu-aspecten van
slachtbijprodukten

13.45 uur - Hygiëne-aspecten van
slachterij-afval waterslib.
N.G. Fransen.

- Milieu-aspecten van op-
slag, transport en verwer-
king van slachtbijproduk-
ten. H.A.R Urlings.

- Integrale milieuzorgsys-
temen voor slachterijen. H.
Rang (PVV).

16.00 uur - Sluiting.

Deelname aan deze dag kan plaatsvin-
den door middel van overschrijving van
de deelnamekosten a f 100,- (inclusief
lunch en koffie) op bankrekeningnum-
mer 39.45.60.078 ten name van VVDO
Utrecht, onder vermelding van slachtbij-
produkten. Gaarne overschrijven voor
25 februari. Deze dag vindt plaats in het
Hoofdgebouw Diergeneeskunde, eerste
etage, Yalelaan 1, Uithof, Utrecht.

Symposium oio

De stichting DIO, Diergeneeskunde in
Ontwikkelingssamenwerking, organi-
seert op 27 januari 1993 haar jaarlijkse
symposium.

Ochtend:

t I .1 1) s ( H R I 1 T VOOR d I F. R Ci K N I [ S K U N 1) h . d F. E I I 1 K . a I I E V E R I N (i 2 199.*

Het onderwerp zal dit keer zijn:
Veeteelt en ecologie in ontwikkelings-
landen.

Er komen verschillende aspecten aan de
orde, zoals:

- natuurbescherming;

- de rol van de overheid;

- hoe werkt het in de praktijk;

- de ecologische verantwoording.

Het sympsoium vindt plaats in de colle-
gezaal van de kliniek gezelschapsdieren
van de Faculteit Diergeneeskunde, op
de Uithof, in Utrecht, Aanvang 20.00
uur, entree fl. 2,50.

Voor meer informatie kan men zich
wenden tot:

Stichting DIO, Yalelaan 17, Postbus
80156, 3508 TD Utrecht, tel.: 030 -
532032.

International

veterinary congress
The Netherlands Association for Com-
panion Animals Medicine, March 26-
28, 1993, R.A.I.-Congress Centre, Am-
sterdam, The Netherlands.
International Veterinary Congress.
Main congress language is English. For
further details or registration please con-
tact: KNMvD, for the attention of
\'Voorjaarsdagen\', RO. Box 14031,3508
SB Utrecht, The Netherlands.

Workshop

recombinant-dna
technologie

In Utrecht wordt van 7 tot en met
18 juni dit jaar een workshop
gehouden van onderzoekers die de
recombinant-DNA technologie
willen toepassen. Er is geen voor-
afgaande kennis in de moleculaire
biologie vereist. De nadruk ligt op
laboratoriumwerk, waar zo\'n zes
uur per dag aan wordt besteed.
Verder zijn er elke dag lezingen en
werkcolleges, waarin de theoreti-
sche achtergronden en de biotech-
nologie of medische toepassingen
worden besproken. Inlichtingen
zijn verkrijgbaar bij dr. J.A. Len-
stra en prof. dr. B.A.M. van der
Zeijst, Faculteit der Diergenees-
kunde, telefoon 030-534888.

-ocr page 90-

Achtste ISAH-

cüngres in USA

De ISAH (International Society for
Animal Hygiene) organiseert van 12 tot
16 september 1994 haar achtste congres
in St. Paul, Minnesota (Verenigde Sta-
ten), met als thema; \'Environmental and
Management Systems for Total Animal
Health Care in Agriculture\'. De ISAH is
een internationale vereniging voor op de
eerste plaats dierenartsen en verder voor
academici op het gebied van dierhygiëne
in de ruimste zin van het woord. Dit
blijkt ook uit de voor het congres
gekozen onderwerpen.

Deze onderwerpen zijn onder meer de
huisvesting (vervuiling, stank, infec-
tieuze agentia en hun effecten op de
diergezondheid); onderzoek naar ge-
zondheid en produktie (in welke mate is
gezondheid, produktie en economische
efficiëntie afhankelijk van de hygiëne in
de directe omgeving van het dier); in-
vloeden van het milieu (water- en voed-
selkwaliteit, management, kadaverver-
werking en milieuvervuiling); praktijk-
studies; dierwelzijn en tot slot desinfec-
tie.

Vijf hoofdgroepen komen aan de orde te
weten; herkauwers (vlees- en melkvee
en kleine herkauwers), pluimvee, var-
kens, waterdieren, en algemeen.

De exacte titels en samenvattingen kun-
nen vanaf januari 1993 aangevraagd
worden.

Geschatte kosten: inschrijfgeld congres -
350 dollar (inschrijving geeft toegang tot
alle studiebijeenkomsten, demonstraties
en recepties. Inbegrepen zijn verder zes
onderbrekingen met drankjes, drie lun-
ches en een speciaal opgeluisterd diner).
Hotelkosten variëren van 80 tot 100
dollar per nacht; voor studenten is er een
gereduceerd tarief

Voor meer informatie: VII Congress
Secretariat, 225 Veterinary Teaching
Hospitals, College of Veterinary Medi-
cine

1365 Gortner Avenue S.E., St. Paul,
Minnesota 55108, U.S.A.
Fax 612-625-6241.

Ingezünden

Oppassen met
Trimethoprim

bij dragende
zeugen

In november vorig jaar kreeg ik in het
kader van bedrijfsbegeleiding op een
varkensfokbedrijf (vermeerderaar) de
klacht te horen dat meerdere zeugen
witvuilden en dat er vlokjes en pus op de
roosters lagen. Daarnaast hadden enkele
zeugen bloederige urine gehad. De
meesten hiervan waren al geruimd. Van-
wege de vermoedelijke oorzaak (baar-
moeder- en/of urineweginfecties) en het
vrij veel voorkomen van de klachten
door de zeugenstapel heen, besloot ik
een chemotherapeuticum in te zetten.

Vanwege de goede doordringing in on-
der meer de urinewegen meende ik voor
Trimethoprim® te moeten kiezen. De
varkenshouder zou zelf elke zeug apart
over het voer het medicijn toedienen,
vanwege de grote verschillen in kilo-
grammen voer per zeug in het gehan-
teerde voerschema. Het combinatiepre-
paraat Trimethoprimsulfe® leek mij niet
praktisch, omdat elke zeug dan twee
maal daags 40 gram per 200 kilogram
lichaamsgewicht nodig heeft.
Gekozen werd voor de pure stof Trime-
thoprim® die gedurende 10 dagen twee-
maal per dag over het voer werd ver-
strekt. De dosering was tweemaal daags
3 gram voor gelten en tweemaal daags 4
gram voor zeugen. Dit komt ongeveer
overeen met 20 milligram per kilogram
lichaamsgewicht tweemaal daags.
De algemeen geadviseerde dosering is
tweemaal daags 10 milligram per kilo-
gram lichaamsgewicht. Er werd dus
tweemaal zo hoog gedoseerd.

In maart van dit jaar werden op dit
bedrijf zes tomen geboren met afwij-
kende biggen. Bijna de helft van de toom
was afwijkend. De dieren hadden gede-
formeerde onder en/of bovenkaken, zes
tenen aan de achterpoten, of achterpo-
ten die te ver naar voren 180 graden

Tnmethosulfmix» A.U.V.
Trimethoprim® 500 gr. A.U.V

gedraaid waren ingeplant. De andere,
niet duidelijk afwijkende toomgenoten
waren wel licht en zwak. De zeugen die
afwijkende tomen voortbrachten waren
in de eerste twee weken van de dracht
ten tijde van de Trimethoprim®-kuur.

Gezien dit niet alledaagse beeld en dat
het strikt bij deze zeugen voorkomt
besloot ik na te gaan of de medicatie er
iets mee te maken kon hebben.
Uit literatuuronderzoek blijkt dat Tri-
methoprim® een zeer veilig medicijn is,
alleen kan het dosisafhankelijk bij ratten
en konijnen teratogene effecten geven.
Dit wordt verklaard door het ingrijpen
van Trimethoprim® op de folinezuur-
synthese.

Gezien de hoge (dubbele) dosering en de
(onnauwkeurige) wijze van toedienen
denk ik dat de afwijkingen bij de biggen
best een gevolg kunnen zijn van de
medicatie, in relatie met de dosering. Bij
dragende dieren is het mijns inziens
veiliger om Trimethoprim alleen gecom-
bineerd met sulfa te gebruiken. Men kan
dan volstaan met toediening van een
derde of de helft van de pure stof-
dosering.

De problemen ten aanzien van witvui-
len op het genoemde bedrijf waren na de
kuur wel voorbij.

Literatuur

1 Der praktische Tierarzt 9/1980, E. Heisier.
Präkiinisch und klinische Untersuchungen ei-
nes Antibiotikums für verschiedene Tierarten.

2 Repertorium diergeneesmiddelen, 5e editie
1990, Fidin Amsterdam.

M. Martens
destijds D.A.P Uden,
thans V.O.C. Nieuw-Dalland te Merselo

-ocr page 91-

Faber brengt
Vesys

Na een ontwikkelingsperiode van ruim
anderhalf jaar, waarbij tevens alle facet-
ten van het programma in de praktijk
zijn uitgetest, brengt ingenieursbureau
FABER te Hilversum thans haar soft-
warepakket voor dierenartsen VESYS
op de markt.

VESYS kan zo\'n 32.000 NAW-(eigena-
ren) kaarten bevatten, met per eigenaar
99 dieren. Per eigenaar en per dier
kunnen verschillende vaste (codetabel-
len) en variabele gegevens worden opge-
nomen. Per dier kan een (medisch)
journaal met een full-screen editor (inge-
bouwd in de software) worden aange-
maakt. Hierop kunnen via de verrichtin-
gen- (ongeveer 1000 rubrieken) en
medicijnen-codetabel (2000 rubrieken)
naast gewone tekst ook rekeningregels
worden gegenereerd. Naar believen
worden deze regels op een contantbon,
een kasbetaalde rekening of een verza-
melrekening, die al of niet -in de wacht-
gezet kan worden afgedrukt, waarbij
tevens het debiteurenbewakingsbestand
wordt bijgewerkt. In het journaal wor-
den deze regels daarna bijgewerkt, zodat
alleen hun medische relevantie blijft
behouden. Van de debiteurenbewaking
kunnen allerlei overzichten worden ge-
produceerd. Ook de BTW-aangifte
wordt in VESYS voorbereid. Allerlei
soorten aanmaningen kunnen worden
afgedrukt.

Alle dieren kunnen onder meer worden
voorzien van maximaal acht oproepco-
des per dier. Automatisch wordt een
oproepdatum berekend, waarna op pas-
sende momenten oproepbrieven en
overzichtslijsten worden uitgedraaid.

VESYS houdt van alle handelingen
automatisch een logboek bij, zodat men
na lange tijd nog steeds kan terugvinden
voor welke eigenaren en welke dieren
welke categorie van handelingen is ge-
pleegd.

Het programma bevat op een groot
aantal plaatsen on line-hulpschermen.

Voor meer informatie kan men contact
opnemen met Ir. Bur. Faber, telefoon:
035-851726.

een nieuw nsaid

voor hond en kat

Rhône Mérieux introduceert voor vete-
rinair gebruik een nieuw NSAID: KE-
TOFEN.

Ketofen is een NSAID met een goede
effectiviteit en veiligheid. Het geeft
dankzij het unieke viervoudige wer-
kingsmechanisme betere analgetische,
anti-inflammatoire en anti-pyretische
resultaten. Ketofen wordt mede daarom
humaan veel toegepast. Ook in buiten-
landse veterinaire praktijken wordt Ke-
tofen al veelvuldig gebruikt.
Ketofen is een NSAID met een sterke
alBniteit voor gewrichten. Het leidt hier
echter niet, in tegenstelling tot vele
andere NSAlD\'s, tot aantasting van het
gewrichtskraakbeen.
Ketofen-tabletten zijn zeer handig in
gebruik: ze hoeven slechts 1 x per dag
toegediend te worden, zijn verkrijgbaar
in makkelijk deelbare tabletten, voor 5,
10 en 20 kilogram lichaamsgewicht en
zijn zowel voor honden als katten te
gebruiken.

Verpakking: doos met 10 blisters à 10
tabletten

Reg NL: 7327 (5mg), 7328 (lOmg),
7329 (20mg)

In de nabije toekomst zal Ketofen 1%
(=injectievloeistof voor parenterale toe-
passing) beschikbaar zijn.

Püedermelk voor

puppies en kittens

Vetam B.V. brengt een poedermelk voor
puppies en kittens op de markt. Het is
onder meer samengesteld uit melk en
melkprodukten en bevat alle noodzake-
lijke bestanddelen, zoals proteïnen, vet-
stoffen, vitaminen en mineralen, die no-
dig zijn voor de optimale groei van
puppies en kittens.

Milkodog wordt zeer goed verdragen en
kan zonder bezwaar toegediend worden
vanaf de geboorte.

Het is verkrijgbaar in verpakkingen van
200 g en 1 kg met een duidelijk doseer-
schema. Bij de grootverpakking wordt
tevens een zuigflesje meegeleverd. De
houdbaarheid bedraagt twee jaar.

Nieuw(s) van de Industrie

Nieuws over
Finadyne®

Recent werden de Finadyne tabletten
voor de hond door de autoriteiten in
Nederiand geregistreerd. Daarna is door
Myco&rm alles op alles gezet om de
tabletten zo snel mogelijk te introduce-
ren.

Finadyne-tabletten bevatten als werk-
zame stof flunixine-m^lumine dat tot
de groep niet-steroïde ontstekingsrem-
mers (NSAID\'s) behoort. Flunixine is
een potente ontstekingsremmer en ver-
oorzaakt geen immunosuppressie.
Voor de volgende indicaties werd een
registratie verkregen:

— Aandoeningen van het bewegingsap-
paraat gepaard gaande met pijn en
ontsteking (reuma, arthrosis, arthritis,
gevolgen van trauma, hernia nuclei pul-
posi).

— Vermindering van postoperatieve
reaktie (bij orthopedische ingrepen).

De dosering is 1 mg/kg per etmaal,
gedurende drie tot vijf dagen. Finadyne-
tabletten zijn beschikbaar in presentaties
van vijf en twintig mg. E)e deelbare
tabletten zijn verpakt in een kartonnen
doosje dat een doordrukstrip è tien
tabletten bevat.

Finadyne-tabletten zijn verkrijgbaar bij
Mycofarm Nederland b.v.

Een nieuwe generatie

varkensvaccins

Hoechst Holland N.V., afdeling Animal
Health zet met de introductie van Porco-
vac Plus en Colisorb weer een stap
voorwaarts in de varkensgezondheids-
zorg.

Porcovac Plus is een geheel nieuw ont-
wikkeld
E. co//-vaccin. Het bevat alle
belangrijke aanhechtingsfactoren: K88,
K99,987P en F4I. Porcovac Plus bevat
een via genetische manipulatie verkre-
gen LT-B fractie en de meest voorko-
mende £.
coli-O\' en \'K\'-serotypen, die
veroorzakers zijn van diarree en andere
ziektesyndromen.

Colisorb is een combinatievaccin dat
niet alleen tijd en werk bespaart, maar
ook de stress voor het dier vermindert.
Eén enkele vaccinatie biedt bescher-
ming tegen zowel vlekziekte als
E. coli
Colisorb geeft de meeste uitgebreide
bescherming die met vaccineren moge-
lijk is tegen deze twee ziekten.

-ocr page 92-

Referaten

Varken

Deense ervaringen met het slach-
ten van mannelijke varkens
Dänische Erfahrungen mit der Schlach-
tung männlicher Schweine. Svend Vah-
lun. Dänisches Forschungsinstitut für
Fleischwirtschafi

Fleischwirtschaft 72 (7) 1992 pagina
987

De eis die aan detectie en selectie van
geslachtsgeur gesteld dient te worden
moet zijn: te voorkomen dat onwelrie-
kend vlees bij de consument terecht
komt omdat dit de goede naam van
varkensvlees in het geheel zal schaden.
De onaangename reuk die bij een klein
deel van de niet gecastreerde varkens bij
verhitting vrijkomt wordt veroorzaakt
door meerdere chemisch verschillende
reukstoffen. Bij selectie op reuk dient
men gebruik te maken van een compo-
nent met het grootst mogelijke verband
met reuk- en smaakbeoordeling, en een
selectiedrempel vast te stellen die de
garantie biedt dat alle kwalijk riekende
vlees wordt uitgesorteerd.
Als voorbeelden worden in de vaklitera-
tuur vooral skatol en androstenon ge-
noemd.

Onderzoeken in Denemarken hebben
aangetoond dat skatol een zekere com-
ponent is voor de typische mannelijke
geslachtsgeur. De selectiedrempel is
0.25 ppm skatol. De correlatie tussen
analyse en reukbeoordeling is 0.7, de
reproduceerbaarheid is 0.8.
Vastgesteld wordt dat de goedgekeurde
mannelijke dieren niet verschillen van
vrouwelijke dieren en borgen.
Ondenoeken waarbij androstenon ge-
bruikt wordt geven een kleinere correla-
tie.

Het is natuurlijk niet uit te sluiten dat in
andere landen andere resultaten geboekt
worden. Factoren als ras, voeding en
slachtgewicht hebben invloed op de
resultaten.

In Denemarken worden varkens op zo\'n
laag slachtgewicht geslacht, dat bijna
alle dieren minder dan 80 kg wegen.
Desondanks worden alle niet gecas-
treerde beren in exportslachthuizen ge-
analyseerd. Uitgesorteerde dieren wor-
den uitgesloten van de handel in vers
vlees.

De voordelen van het niet castreren - als
lager voerverbruik, magerder vlees en
een hoger welzijn voor de dieren -
komen zowel varkensmester, vleesver-
werkende industrie als consument ten
goede.

Doordat beren agressiever zijn dan gel-
ten en borgen neigen zij eerder tot
vechtpartijen, hierdoor zou bij beren
meer DFD-vlees voorkomen, hetgeen
minder geschikt is voor rauwe ham en
droge produkten.

W.J. Bruckwilder

Hond

Borrelia burgdorferi bij de

hond: voorspellende waarde van
circulerende antilichamen voor
het optreden van klinische symp-
tomen

Levy SA, Magnarelli LA. Relationship
between development of antibodies to
Borrelia burgdorferi in dogs and the
subsequent development of limb/joint
borreliosis. J Am Vet Med 1991;
200: 344-7

Auteurs onderzochten de relatie tussen
de aanwezigheid van antilichamen tegen
Borrelia burgdorferi en het vervolgens
voorkomen van klinische borreliosis, in
het bijzonder het optreden van locomo-
tiestoornissen.

Hiertoe onderzochten zij 234, overigens
gezonde, honden.

De klinische toestand van deze honden
werd gedurende 20 maanden vervolgd.
Tevens werden de sera van de honden in
deze periode tweemaal, met een tussen-
ruimte van een jaar, getest op het voor-
komen van antilichamen tegen
B. burg-
dorferi
Dit serologisch onderzoek werd
uitgevoerd door middel van een en-
zyme-linked immunoabsorbent assay
(ELISA).

Van de 125 aanvankelijk seropositieve
dieren ontwikkelden er 6 (4,8%) het
ziektebeeld. Bij de 109 aanvankelijk
seronegatieve dieren waren dit er 5
(4,6%). Van de honden die in het serolo-
gisch onderzoek tweemaal seropositief
(pos,pos) waren, werd tussentijds 25%
bo/80) met antibiotica behandeld.
Voor de andere serologisch te onder-
scheiden groepen honden lagen deze
percentages als volgt: pos,neg: 24% (6/
25); neg,pos: 22% (2/9); neg,neg: 18%
(16/88). Tweeëndertig dieren werden
slechts éénmaal serologisch onderzocht.
Geconcludeerd wordt dat de aan- res-
pectievelijk afwezigheid van antilicha-
men tegen
B. burgdorferi niet voorspel-
lend is voor het optreden van klinische
borreliosis.

J. Vaarten

Hond

Waarde urine cdrtisol-creatinine

ratid voor diagnostiek van hyper-

adrenocorticisme bij de hond
Feldman EC, Mack RE. Urine Cortisol
creatinine ratio as screening test for
hyperadrenocorticism in dogs. J Am Vet
Med Ass 1992; 200: 1637-41.

Bij 83 honden, 20 gezonde honden, 40
honden waarbij hyperadrenocorticisme
(HAC) was vastgesteld en 23 honden
met polydipsie/polyurie (PU/PD) ten
gevolge van een andere oorzaak werd in
een monster, \'s morgens, spontaan ge-
produceerde urine de
Cortisol : creati-
nine ratio bepaald. De c:c ratio\'s van de
gezonde honden (5,7 x W ± 0,9) en de
c:c ratio\'s van de HAC honden (337,7 x
W ± 72,0) vertoonden geen overlap-
ping. Wel werden er samenvallende
resultaten gevonden bij de HAC-groep
en de PU/PD-groep. Wanneer de ge-
middelde urine c:c ratio van de gezonde
honden (± 2 SD) als normaalwaarde
wordt gekozen dan vallen 100% van de
HAC dieren en 77% van de PU/PD
dieren hier buiten. Alle dieren lijdend
aan HAC hebben een positieve testuit-
slag maar lang niet alle dieren met een
positieve uitslag lijden aan HAC. De test
kan wel dienen voor een eerste screening
van de patiënten maar voor een defini-
tieve diagnose is verder onderzoek ver-
eist.

J. Vaarten

Vleestechnglügie

Effecten van warm ontbenen en
calciumchldride-injectie op mals-
heid in rundvlees

Wheeler TL. Koohmaraie M. Crouse
JD. J of Animals Science 1991; 694871-
5

Uit eerder onderzoek van deze onder-
zoeksgroep bleek rundvlees malser te
worden door CaCl2 te injecteren. De
verklaring daarvoor wordt gezocht in de
rol die Ca2 speelt bij het vrijkomen van
proteolytische enzymen. De toevoeging
van extra Ca2 aan het spierweefsel
veroorzaakt geen sterke spiercontractie
waardoor het vlees weer minder mals
wordt als de spieren aan het karkas
worden gelaten. Dit onderzoek gaat om
de combinatie van warm ontbenen en
CaCl2 binnen dertig minuten na ont-
bloeden. Warm ontbenen heeft in dit
onderzoek geen negatief effect op de

-ocr page 93-

malsheid (gemeten met de shearforce-
meting). Injectie van CaCl2 reduceert de
rijpingstijd voor een normale malsheid
tot één dag p.m. geïnjecteerde spieren
vertonen een groter kookverlies en heb-
ben een langere kooktijd nodig dan de
controle. De auteurs beogen CaCl2-
injectie te gebruiken om warm ontbenen
in de praktijk beter toepasbaar te maken
doordat de negatieve effecten van warm
ontbenen, door te snel koelen (coldshort-
ening) worden gecompenseerd. De toe-
pasbaarheid zal nog meer worden ver-
groot als de injectie pas 24 uur p.m.
behoeft te worden toegepast. In dat
geval kan de CaClj-bewerking in plaats
van het gebruik van een vermalser
worden gesteld. Een sensorische evalu-
atie door een panel gebeurde in dit
onderzoek niet. Over de praktische toe-
pasbaarheid van deze methode heeft uw
referent zo haar twijfels. Meer kookver-
liezen en langere kooktijd, hygiënische
aspecten van water in vlees en hoe
verkoopt men een consument met water
opgeblazen vlees? Het middel zou hier
wel eens erger kunnen zijn dan de
kwaal.

E van Rossem

Studenten

referaten

Ewes\' milk in Northwest Spain: quality
and hygiene; H. Swam en J. v.d. Weele:
SR/164/92: 48 pp

Vleesvarkens vrij van dysenterie; reële
kans of utopie?; F.H.J. van Hagen en
K.A.J. van Rosmalen: SR/165/92: 27
PP

De invloed van een acute coliforme
mastitis op de fertiliteitsstatus van het
rund onder praktijkomstandigheden;
R.J. Kramer: SR/166/92: 43pp

Hoe kiest men een hond?; K. Schoen-
makers en R.M. Tijhuis: SR/167/92:
39 pp

Vluchtige vetzuren en biggen met
speendiarree: wat moeten we ermee?
L. Pouwels en A. van der Wielen: SR/
168/92: 44 pp

Mond- en klauwzeerenting: risico van
stopzetten? J.R. Vollema: SR/169/92:
20 pp

Ureaplasma, mycoplasma en achole-
plasma infecties van de rundergenitalia;
G.E. Kooyman *)

Veulenziekten. Een retrospectief onder-
zoek; S. van Kessel: SR/170/92: 33 pp

Pathogenen in het maagdarmkanaal
van reptielen; PL. van Bussel: SR/171/
92: 24 pp

Musearinereceptoren en COPD, een
literatuuroverzicht; D. van Houten en
M. Lockhorst; SR/172/92: 23 pp

Virale hepatitis bij haasachtigen: het
european brown hare syndrome. R.C.A.
van de Water: SR/173/92: 32 pp

Oral vaccination against newcastle
disease in Indonesia an experiment; W.J.
van der Linden: SR/174/92: 26 pp

Enige aspecten van de biokinetische
analyse van de locomotie van het paard;
T.A. van Dijk: SR/175/92: 30 pp

Preventie van anthelminticum-resisten-
tie van
Haemonchus contortus bij scha-
pen; H.J. Benard: SR/176/92: 51 pp

Virale, bacteriële en mycotische huid-
aandoeningen bij het schaap; E.W.D.
Eshuis: SR/177/92: 50 pp

De urine corticoïd/creatinine-ratio:
nieuw diagnosticum voor de ziekte van
Cushing bij de kat. Literatuurstudie en
eigen onderzoek; M. Goossens: SR/
178/92:51 pp

Effects from melengestrole-acetate and
bovine antireproductive vaccine on re-
production in the whiptail wallaby, ma-
cropus parrayi; C. SteenmeU: SR/179/
92: 29 pp

De mogelijkheden van een intrader-
male test als diagnosticum voor voedse-
lallergie bij vleeskalveren; R. Bodet en
M. Bommen SR/180/92: 49 pp

De boer als dorpsveterinair; B. Schat:
SR/181/92: 41 pp

Het celgetal van de melk op biologisch-
dynamische bedrijven; I.J. Buitink: SR/
182/92: 54 pp

"Zijn niet (of nog niet) door ons lever-
baar

hqe kiest men een
hond?

K. Schoenmakers en R.M. Tijhuis

In Nederland zijn 1,35 miljoen honden
(15). De eigenaren van deze honden
hebben allen een keuze moeten maken.
In dit referaat is onderzocht hoe mensen
tot de keuze van een hond komen, en of
deze keuze weloverwogen gemaakt is.
Uit literatuuronderzoek blijkt dat men
op grond van gegevens over rassen en
rasgroepen veel eigenschappen van een
hond kan voorspellen (3, 9, 10, 11, 12,
18). De in de literatuur beschreven
cognitieve benaderingstheorie van Az-
jen en Fishbein (2) gaat er van uit dat
alle gedragshandelingen van de mens te
herleiden zijn tot een basaal viertal
elementen.

Uit dit onderzoek blijkt dat deze theorie
niet opgaat bij de keuze van een hond.
De aanschaf van een bond blijkt vaak
een impulsieve actie te zijn.
In dit referaat is de hypothese: \'veel
hondeneigenaren gaan niet weloverwo-
gen over tot de aanschaf van hun hond,
en dit kan een bron zijn van veel
problemen\', geaccepteerd.
SR 167/92 39pp

Het celgetal van de
melk op biologisch-
dynamische
bedrijven
I. J. Buitink

Voortkomend uit een vraag van de
melkfabriek te Limmen waar melk
wordt verwerkt uit de biologisch-dyna-
mische landbouw is een onderzoek ge-
daan naar de factoren die van invloed
zijn op het celgetal op biologisch-dyna-
mische bedrijven.

In een literatuuronderzoek is in het
algemeen gekeken naar de factoren die
van invloed zijn op het celgetal. Daar-
naast is er nagegaan of er bedrijfsfacto-
ren zijn die specifiek zijn voor de biolo-
gisch-dynamische landbouw.
In een eigen onderzoek werden twee
groepen Indrijven bezocht. Groep één
bestond uit tien bedrijven die alle een
gemiddeld celgetal hadden van meer
dan 350.000 cellen/ml over de periodes
12 van 1989 tot en met 10 van 1991.
Groep twee bestond uit vier bedrijven
die over dezelfde periode een gemiddeld
celgetal hadden van minder dan
250.000 cellen/ml. Tijdens het bezoek
werd een vragenlijst met de veehouder
doorgenomen. Tevens werd het avond-
melken biigewoond.

Uit het onderzoek werd duidelijk dat de
biologisch-dynamische rundveehoude-
rij verschillende bedrijfsfactoren kent
die een hoger gemiddeld celgetal in de

-ocr page 94-

hand werken. Hiertoe moeten worden
gerekend: een lagere gemiddelde pro-
duktie, het veel voorkomen van uiersto-
ten door het gehoornd zijn van de koeien
en een grote terughoudendheid tegen-
over het gebruik van antibiotica. De
invloed van een hogere gemiddelde leef-
tijd waarvan sprake is op een gedeelte
van de bedrijven kon in het eigen
onderzoek niet worden teruggevonden.
Verder bleek uit het eigen onderzoek dat
het, ondanks deze factoren, toch moge-
lijk is om melk te produceren met een
lage hoeveelheid cellen. Opvallend was
wel, dat in beide groepen bedrijven
werden aangetroffen met meerdere
knelpunten. Hoe in dit verband de
relatie is tussen weerstand en infectie-
druk, zal verder moeten worden onder-
zocht.

SR/182/92 41 pp

Veulenziekten.
Een retrospectief

onderzoek
S. van Kessel

Een retrospectief onderzoek werd uitge-
voerd met betrekking tot de aangeboden
veulens op de kliniek voor Inwendige
Ziekten over het jaar 1990. Daartoe zijn
de veulens ingedeeld naar leeftijd, klacht
en het ziekteverloop (levend - dood).
Verder is gekeken naar de uitslagen van
bacteriologisch onderzoek en het bijbe-
horend antibiogram. Ook is geprobeerd
een verband te leggen tussen totaal eiwit
gehalte en de gamma-globulinen fractie
van het bloed enerzijds en de prognose
voor het veulen anderzijds. In 1990 zijn
in totaal 136 veulens aangeboden waar-
van er 79 na behandeling levend naar
huis zijn gegaan en 57 zijn gestorven en
vervolgens ter sectie aangeboden. Van
37 veulens is bacteriologisch onderzoek
gedaan en van 12 veulens eveneens een
antibiogram. Er bleek een significant
verschil te bestaan tussen het totaal eiwit
gehalte en de gamma-globuline fractie
bij levende en gestorven veulens. Met
betrekking tot enkele vaak voorko-
mende problemen zoals immuniteit van
het pasgeboren veulen, neonatale isoery-
throlysis en het vervoer van het neona-
tale veulen is een beperkte literatuur-
studie gedaan.

SR 170/92 33pp

de urine corticoïd/
creatine-ratio: nieuw
diagnosticum voor
de ziekte van
cushing bij de kat?
literatuurstudie en
eigen onderzoek
M. Goossens

In het algemeen is met betrekking tot de
fysiologie, pathofysiologie en ziektes
over de kat minder bekend dan over de
hond. Dit geldt onder andere voor het
cortisolmetabolisme en de ziekte van
Cushing bij de kat. In deze scriptie
worden verschillende aspecten van deze
twee onderwerpen besproken. In deel
één zijn de bevindingen van het litera-
tuuronderzoek weergegeven. Als eerste
worden de beschreven gevallen van de
ziekte van Cushing bij de kat aange-
haald. Hierbij is gekeken naar de klini-
sche verschijnselen, de laboratoriumge-
gevens en het stellen van de diagnose.
Vervolgens wordt het corticoïdmetabo-
lisme bij verschillende diersoorten en
tenslotte het gebruik van de corticoïd/
creatinine (C/C-ratio) in de urine bij de
hond besproken.

Conclusie uit het literatuuronderzoek
kan zijn dat hoewel de ziekte van
Cushing bekend staat als een zelden
optredend ziektebeeld bij de kat, er de
laatste jaren toch meer gevallen gediag-
nostiseerd lijken te worden. Er is voor
het stellen van de diagnose echter geen
betrouwbare diagnostische test voor-
handen. Onderzoek naar een betrouw-
bare test is daarom nodig.
Met betrekking tot het corticoïdmetabo-
lisme bij de kat is uit het literatuuronder-
zoek gebleken dat er weinig corticoïdex-
cretie in de urine plaatsvindt. Een
verminderd vermogen tot vorming van
glucuroniden zou hieraan ten grondslag
liggen. In deel twee worden de bevindin-
gen van het eigen onderzoek besproken.
Er is onderzocht of er corticoïdexcretie
in de urine van de kat optreedt, bepaald
met een radio-imuunassay. Aangezien
er wel excretie vastgesteld werd, zijn de
referentiewaarden voor de C/C-ratio bij
de kat vastgesteld. Hierbij is ook geke-
ken naar leeftijds- en geslachtsinvloed
op de C/C-ratio en naar de dag tot dag
variatie in de corticoïdexcretie. Als laat-
ste worden vier gevallen van de ziekte
van Cushing bij de kat besproken waar-
bij ook de C/C-ratio in de urine is
bepaald.

De in dit onderzoek vastgestelde refe-
rentiewaarden voor de C/C-ratio in de
urine van de kat variëren van 2-36 x 10^
met een mediaan van 13 x 10^. De
katten in dit onderzoek vertonen een
aanzienlijke dag-tot-dag-variatie in de
excretie van corticoïden in de urine. Er
lijkt een tendens aanwezig te zijn tot een
toename van de corticoïdexcretie met
toenemende leeftijd, wat ook bij de
hond bekend is. De vier katten met de
ziekte van Cushing hadden waarden van
de C/C-ratio die boven de vastgestelde
referentiewaarden lagen. De bepaling
van de C/C-ratio in de urine lijkt dan
ook een waardevolle methode te wor-
den om te screenen op de aanwezigheid
van de ziekte van Cushing bij de kat.
Voor verdere validering van deze me-
thode, met name bepaling van de gevoe-
ligheid en specificiteit, is verder onder-
zoek nodig Het kunnen bepalen van
deze parameters zal echter nog enige
jaren op zich laten wachten, omdat de
diagnose \'ziekte van Cushing\' nog maar
incidenteel gesteld wordt.

SR 178/92 51 pp

Vluchtige vetzuren

en biggen met
speendiarree: wat
moeten we ermee?
L. Pouwels en A. van der Wielen

Speendiarree is één van de meest ge-
bruikte namen voor een aandoening van
de digestietractus, gepaard gaande met
te dunne faeces, die voor kan komen na
het spenen van biggen op een leeftijd van
drie tot vier weken (Nabuurs 1991).
Nabuurs (1991) stelt dat een deel van
het toekomstig onderzoek met betrek-
king tot speendiarree gericht dient te
zijn op de effecten van VVZ op de
resorptie van vocht en electrolyten in de
dikke darm.

Uit het onderzoek blijkt dat er een
positieve correlatie tussen het VVZ-
gehalte in de faeces en het optreden van
speendiarree aanwezig is. Ook is er een
correlatie aanwezig tussen het VVZ-
gehalte in de faeces en die in het plasma,
deze is echter laag tot zeer laag.

SR 168/92 44 pp

-ocr page 95-

Boekbespreking

Automatic

electronic

identification
systems for farm
animals

E. Lambooij (Office for official publica-
tions of the european communities L
2985 Luxemburg, 131 pagina\'s).

Dit boekje geeft de stand weer van
zaken betreffende de injecteerbare chips
in de diverse landbouwhuisdieren. We
zijn inmiddels weer ruim een jaar ver-
der, wat zoveel wil zeggen dat er onge-
twijfeld meer kennis is bijgekomen op
dit terrein. Dit neemt niet weg dat men
een goed en compleet beeld krijgt van de
gehele problematiek.
De verschillende diersoorten vragen een
verschillende aanpak. Bij paarden gaat
het om een identificatie die van duurza-
mer aard moet zijn dan van bijvoorbeeld
mest varkens.

De electronische benadering van het
vaststellen van de identiteit van elk
individueel dier lijkt op het eerste ge-
zicht vele voordelen te hebben boven de
traditionele wijzen van merken. Het is
van buitenaf onzichtbaar, het is gemak-
kelijk om het diernummer snel en duide-
lijk met afleesapparatuur te registreren.
Met name voor de dierziekten-bestrij-
ding is een dergelijk uniform systeem
van deze aard van zeer groot belang.
Het was dan ook geen wonder dat de
Veterinaire en Zoötechnische Afdeling
van de Commissie van de EG deze
bijeenkomst bij elkaar geroepen had.
Maar ook voor de handel en de voedsel-
ketenbewaking heeft het systeem in
potentie vele mogelijkheden.
Uit de meeste Europese landen hebben
onderzoekers van wetenschappelijke in-
stellingen van overheid en bedrijfleven
hun ervaringen op papier gezet. Daaruit
komen niet alleen, zoals te verwachten
was voordelen naar voren maar ook vele
knelpunten.

Het verliespercentage kan al gauw vijf
tot tien procent bedragen. Fraudegevoe-
ligheid is ook een niet geheel uit te
sluiten mogelijkheid. Na het slachten
moet het
corpus alienum wel terug te
vinden zijn.

Er bestaan reeds diverse fabrikaten met
verschillende systemen en verschillende
soft- en hardware. Hoe breng je die

64

onder één noemer? Een ook niet onbe-
langrijk detail is de prijs die zo\'n electro-
nisch oomummer mag hebben. Op dit
moment is die zeker te hoog. Er worden
aanbevelingen gedaan met betrekking
tot de koers die de EG in dezen zou
moeten varen. Initiatieven dienen van
die kant te worden genomen om de
harmonisatie en standaardisatie zo snel
mogelijk van de grond te krijgen.

Dit informatieve boekje kost 11.25
ECU, ongeveer dertig gulden en is te
bestellen bij de SDU Overheidsinforma-
tie, Postbus 20014 in Den Haag-2500
EA.

W. Sybesma

t I .1 15 S C- H R I F T VOOR d I E R (i E N E E S K U N [3 E , d F. E L 118. a F l E V E R I N G 3 1 9 9 .1

Farm animal
practice

(self-assesment picture tests in veteri-
nary medicine)

R.W. Biowey, D. Taylor, A.C. Winter,
M.J. Clarkson, S. Lister and J.C. Stuart
Wolfe Publishing Ltd, 2-16 Torrington
Place, London WCIE 7LT, England

Dit is het vijfde boek in deze serie.
Eerder kwamen titels uit over de diagnos-
tiek bij hond en kat, de paardenpraktijk,
de exotische diersoorten en over de
gezelschapsdierenpraktijk.
De inhoud van dit boek is opgebouwd
uit genummerde foto\'s met daarbij één
of meer vragen. Bij enkele vragen staat
geen foto. Achterin staan, onder het-
zelfde nummer, de antwoorden.
De foto\'s zijn erg duidelijk en geven
klinische beelden weer (bijv. spastische
parese) of beelden van de pathologische
anatomie (bijv. schapenlever met
Fas-
ciola hepatica).
Het gaat om het herken-
nen van de beelden op de foto\'s en om de
achtergronden daarvan. De antwoorden
zijn gemakkelijk achter in het boek te
vinden en geven relevante informatie.
De antwoorden zijn praktijkgericht,
minder wetenschappelijk.
Enkele vragen betreffen de huisvesting,
voeding of het bedrijfsmanagement.
Er staan 76 foto\'s met vragen en ant-
woorden in over koeien, kalveren, 75
over varkens, 60 over schapen en geiten
en 63 over pluimvee.
Helemaal achterin is een goede index
opgenomen van alle onderwerpen die in
het boek aan de orde komen.
Het boek is zeer praktijkgericht, duide-
lijk en overzichtelijk met goede kleuren-
foto\'s. Het kijken en lezen in dit boek
geeft een zekere spanning omdat je
benieuwd bent of je de antwoorden
(nog) weet.

Farm Animal Practice is zeer aan te
bevelen voor de grote huisdierenpracti-
cus en de veterinaire student die de
praktijk in wil.

J.L. Eikelenboom

Turbellarian

biology

ed S. Tyler

Kluwer Academic Press, 1991
ISBN 0-7923-1373-9

Van het Phylum Plathelminthes zijn
twee van de drie klassen zonder uitzon-
dering parasitair. De platwormen die tot
deze twee klassen behoren, de Trema-
toda (zuigwormen) en de Cestoda (lint-
wormen), zijn dan ook van belang voor
diergeneeskundigen. De derde klasse
omvat de vrijlevende Turbellaria. Deze
platwormen worden gezien als de voor-
ouders van de parasitaire wormen. Hier-
mee is eigenlijk het belang van dit, op
zich interessante, boek als veterinaire
informatiebron reeds aangegeven.
Het boekwerk omvat 55 artikelen, ge-
spreid over een breed terrein van de
Turbellaria biologie en is duidelijk ge-
richt op gespecialiseerde onderzoekers.
In het kader van deze bespreking is het
niet zinvol om gedetailleerd op de in-
houdelijke kant van de verschillende
artikelen in te gaan. Voor de geïnteres-
seerde (veterinaire) lezer is de toeganke-
lijkheid van het boek, ondanks de the-
matische rangschikking van de
artikelen, door het ontbreken van een
index beperkt. De vraag blijft of deze
laatste groep niet voldoende heeft aan
het tijdschrift Hydrobiologia (volume
227), waarin het boek in 1991 integraal
gepubliceerd is.

A. W.C.A. Cornelissen

-ocr page 96-

Veterinär-
medizinische

lebensmittelhygiene

Fehlhaber K, Janetschke R
Guslav Fischer Verlag: Jena en
Stutlgart

De schrijvers, die beiden hoogleraar zijn
aan de veterinaire faculteit in Leipzig,
hebben een redelijk compleet en dege-
lijk boek samengesteld met de medewer-
king van een aantal voornamelijk Oost-
duitse wetenschappers. In 584 pagina\'s
wordt uitvoerig ingegaan op verschil-
lende aspecten van de levensmiddelen-
hygiëne.

In het eerste algemene gedeelte worden
de verschillende oorzaken van door
voedingsmiddelen overgebrachte ziek-
ten besproken. De auteurs besteden in
het algemene gedeelte ook aandacht aan
de residuen die in voedingsmiddelen om
verschillende redenen aanwezig zijn. De
behandeling van de residuproblematiek
is wat minder degelijk dan de overige
capita van het boek.

In het tweede gedeelte worden de ver-
schillende voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong en hun produkten meer
speciaal besproken: vlees, pluimvee-
vlees, vis (inclusief schaal- en schelpdie-
ren), wild, melk en eieren.
Daarnaast is er extra aandacht voor het
verwerken van dierlijke vetten en con-
serven. Bij vlees en vleeswaren wordt
vooral ingegaan op de hygiëne van de
verschillende bewerkingsfasen, voe-
dingswaarde en postmortale veranderin-
gen.

In het hoofdstuk over pluimveevlees
wordt vooral het slachten en de keuring
met veel aandacht voor de pathologie
aan de orde gesteld.
Bij vis, schaal- en schelpdieren gaat de
meeste aandacht uit naar de vis.
Naast de verschillende visziekten en de
bewerking van vis is er ruim aandacht
voor het beschrijven van de verschil-
lende soorten zoetwater- en zeevissen.
In het hoofdstuk over wild en gevogelte
worden de verschillende wildsoorten
gedefinieerd, het ontweiden en onthui-
den behandeld en aandacht geschonken
aan volksgezondheidsapsecten.
Het onderwerp melk wordt op klassieke
wijze besproken.

In het hoofdstuk over vetten wordt de
samenstelling en de verwerking van

vetten van land- en zeedieren beschre-
ven.

Het tweede gedeelte wordt besloten met
een aantal pagina\'s over conserven.
Naast volconserven, halfconserven en
conserven voor de tropen wordt een
vierde categorie, namelijk driekwart-
conserven opgevoerd. Verder is de be-
spreking van de conserven traditioneel.

Het plezierige van dit boek is dat er
duidelijke tabellen, schema\'s en tekenin-
gen in staan. Op een aantal plaatsen
wordt de tekst met goede foto\'s geïllu-
streerd. Per hoofdstuk zijn er actuele
literatuurlijsten toegevoegd. Op enkele
plaatsen wordt er in de tekst naar wetten
verwezen. Uiteraard zijn dit Duitse wet-
ten. De schrijvers hebben zich in deze
nog niet echt Europees georiënteerd.
Het boek is voor de levensmiddelenhy-
giënist een interessant naslagwerk en
mag een aanwinst genoemd worden
voor het vakgebied.

J. M. de Kruijf

Equine practice

edited by S.J. Dyson
Wolfe Publishing Ltd. 1992

Dit boek op formaat 13x19 bevat de
ziektegeschiedenissen van 335 paarden,
pony\'s en veulens van allerlei leeftijden.
Het geheel is vervat in een \'vraag en
antwoord\'-vorm waarbij in het eerste
deel de ziektegeschiedenis wordt weer-
gegeven, deels aan de hand van een
kleurenfoto of andere illustraties, zoals
röntgenfoto, bloedbeeld, echografisch
beeld, E.C.G., histologisch beeld en
andere.

Het tweede deel van het boek bevat de
antwoorden op de vragen en bestaat uit
een diagnose, een eventuele differentiële
diagnose en een beschrijving van de
nadere diagnostiek, of van de gevraagde
behandeling.

Bij de antwoorden wordt bij diverse
patiënten, als daartoe aanleiding is, vrij
uitgebreid ingegaan op de etiologie en de
Pathogenese van de betreffende aandoe-
ning.

Het boekje is gedrukt op kwaliteitspa-
pier, zodat met name de kleurenfoto\'s
heel goed uitkomen. De foto\'s zelf zijn
eveneens van goede kwaliteit en vaak
zeer instructief. De röntgenfoto\'s zijn
wat klein afgedrukt, hetgeen enig kwali-
teitsverlies oplevert.

Onder de 335 besproken gevallen is er
een groot aantal dat in de dagelijkse
praktijk van een paardenpracticus kan
voorkomen. Er is uiteraard een aantal
gevallen bij die vrij zelden voorkomt
maar deze zijn zodanig gepresenteerd
dat ze niet als overbodige informatie
overkomen.

De hier gekozen vorm van self-asses-
ment, het vraag- en antwoordspel,
wordt op een manier gepresenteerd die
behalve een interessante test ook een
waardevol naslagwerk oplevert. De on-
derwerpen zijn zeer veelzijdig en bestrij-
ken alle aspecten van de diergenees-
kunde van het paard.

De samensteller Sue Dyson, van de
Equine Clinical Section van de Animal
Health Trust - New Market, Engeland,
heeft samen met zo\'n twintig vooraan-
staande clinici een kwalitatief hoog-
waardig boek geproduceerd, dat door
paardenartsen zeker zal worden gewaar-
deerd.

H.J. Breukink

-ocr page 97-

NEDERLAND

VAN
SZKY

Suvaxyn 0/W-emulsie is een bijzonder adjuvans. Combinaties van
dit adjuvans met Duphar\'s Aujeszky vaccins geven een sterke
vermindering van veldvirusexcretie. Bij strikt en consequent uit-
gevoerde vaccinatieprogramma\'s wordt het aantal infecties van de
ziekte van Aujeszky sterk gereduceerd.

Dat blijkt ook uit de Diessenproef, waar een dergelijke combinatie
werd toegepast.

Bij eradicatieprogramma\'s zal suvaxyn O/W-emulsie dus een
belangrijke rol vervullen.

Suvaxyn O/W-emulsie draagt bij aan eradicatie.

-ocr page 98-

Nieuw van Duphar
amoxycilline voor hond en kal

(en een sticker voor de baas) ^

duphamox Tabletten

40 mg en 200 mg

• 500-tabletten verpakking.

• Patiëntenbijsluiter op zelfklevend
etiket. Gratis nneegeleverd.

Duphar Nederland B.V.
Animal Health
Piislbus7133
1007 JCAmsieriJam
Tel. 020 6490832/830

geen

kwaliteit in preventieve en
curatieve zorg

Duphar Animal Health

-ocr page 99-

Chlamydia

psittaci

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heren Dr.
D.J. Houwers en Dr. H.F. Egberink
(Vakgroep Infectieziekten en Immu-
nologie) bereid om voor de lezers een
antwoord te formuleren.

Vraag

Heeft het toevoegen van Chlamydia
psittaci
aan het katteniesziekte-vaccin
zin?

Antwoord
Onder \'niesziekte\' bij de kat wordt
verstaan een complex van symptomen
waarbij naast rhinitis in variërende mate
ook nog conjunctivitis, stomatitis,
koorts en anorexie worden waargeno-
men. De aandoening kent een veelal
chronisch verloop. Calicivirus en her-
pesvirussen zijn belangrijk in de etiolo-
gie. Of (en hoe)
Chlamydia psittaci een
rol speelt staat nog niet vast. C.
psittaci
wordt aangetoond bij niesziekte, maar
niet in alle gevallen.
Anders ligt de zaak ten aanzien van
ongecompliceerde conjunctivitis. Hier-
bij is tenminste aangetoond dat C.
psit-
taci
de aandoening kan veroorzaken
(soms tevens een milde rhinitis). In
conjunctivaal swabs van patiënten is het
agens vaak aantoonbaar. In hoeverre C.
psittaci bij klinisch gezonde katten voor-
komt is echter onbekend. Voorts is
onduidelijk of er eventueel verschillende
Chlamydiastammen bij de kat voorko-
men. Meerdere stammen bemoeilijken
het ontwikkelen van een effectief vaccin.
Grotere effectiviteit van niesziektevac-
cins met C.
psittaci zou een indirect
bewijs kunnen vormen voor een etiolo-
gische rol van dit agens. Voor de onge-
compliceerde conjunctivitis bestaat een
dergelijk bewijs wel: gevaccineerde kat-
ten vertoonden na challenge een milder
ziektebeeld.

Voor toevoeging van C. psittaci aan
niesziekte-vaccins ter verbetering van
hun effectiviteit bestaat geen weten-
schappelijke argumentatie. Echter, de
verwachting van enig effect ten aanzien
van \'chlamydia-conjunctivitis\' lijkt wel
gegrond. In dat verband kan toevoeging
van Chlamydia als zinvol worden be-
schouwd; in principe geldt dit voor elk
kattevaccin.

Daarmee is de kous niet af, want er zijn
ook bezwaren. Een \'levend verzwakt\'
vaccin brengt altijd, ondanks uitge-
breide tests, het risico van \'terugmutatie\'
mee. Dit geldt zeker voor de bacterie
Chlamydia, waarvan feitelijk nog maar
heel weinig bekend is. Men zal dus wat
dat betreft volledig moeten vertrouwen
op het onderzoek in deze van de fabri-
kant.

Samenvattend stellen wij dat het incor-
pereren van levend-geattenueerd C.
psit-
taci
in (niesziekte-) vaccins slechts een
geringe meerwaarde biedt en tevens een
risico. Zowel de meerwaarde als het
risico zijn vermoedelijk het grootst in
catteries. De wetenschappelijke basis is
(te) smal en evaluatie van de werking
van dergelijke vaccins onder praktijk-
omstandigheden ontbreekt.

Injectie met

medroxy-

progesteron

acetaat

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heer prof
dr. A. de Kruif (Faculteit van de
Diergeneeskunde te Gent) bereid om
voor de lezers een antwoord te formu-
leren.

Vraag

Tot welk tijdstip van de echte oestrus
mag je bij de hond nog een injectie met
medroxy-progesteronacetaat geven? En
hoe zit het met proligeston? Hoe groot is
het risico op een endometritis?

Antwoord
Medroxy-progesteronacetaat en ook de
meeste andere progestagenen kunnen
het beste parenteraal worden toegediend
in de diepe anoestrus, 1-2 maanden vóór
de te verwachten loopsheid. Als me-
droxy-progesteronacetaat te vroeg in de
anoestrus wordt toegediend, is het effect
tekort, maar als het te laat, dus al te dicht
voor de volgende loopsheid wordt gege-
ven, is er meer kans op het ontstaan van
cysteuze endometrium hyperplasie
(C.E.H.) - endometritis. De uterus is
namelijk gevoeliger voor het ontwikke-
len van C.E.H. als een progesteronderi-
vaat wordt toegediend ten tijde van een
verhoogd oestrogeen niveau.
Proligeston mag eventueel nog in de
pro-oestrus, dus bij de start van de
ioopsheidsymptomen worden toege-
diend. Het heeft een zwak progestageen
effect en is daardoor minder riskant
i.v.m. de ontwikkeling van C.E.H. -
endometritis. Het effect van proligeston
toegediend in de pro-oestrus, is daaren-
tegen vaak zo minimaal, - de hond blijft
nog dagen loops en kan drachtig worden
als ze in deze dagen wordt gedekt - dat
het ook voor proligeston niet aan te
raden is het toe te dienen in de pro-
oestrus.

Vraag en antwoord

Progesteronderivaten veroorzaken bij
de teef een toestand, die vergelijkbaar is
met de metoestrus maar dan met een
metoestrusfase, die meestal langer duurt
dan normaal. De predispositie tot het
ontwikkelen van C.E.H. - endometritis
is daardoor ingebouwd. De kans op het
ontstaan ervan is dus echter afhankelijk
tagene effect van het gebruikte middel,
van een reeks factoren, zoals het proges-
de dosis etc.

Hoestende

volwassen

runderen

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heer drs.
G.M. Zimmer (Gezondheidsdienst
voor Dieren in Zuid-Nederland) be-
reid om voor de lezers een antwoord
te formuleren.

Vraag

De laatste jaren kom je steeds meer
rundveebedrijven tegen waar de koeien
hoesten ten gevolge van een longworm-
infectie. De koeien hoesten zo erg dat de
melkstellen er tijdens het melken onder-
uit vallen. Deze diagnose is steeds door
bloedonderzoek bevestigd en een inge-
stelde anti-longwormtherapie heeft ook

-ocr page 100-

steeds goed resultaat. Op deze bedrijven
wordt het jongvee, in het eerste jaar dat
zij naar buiten gaat voorbehoedend of
therapeutisch tegen maagdarmwormen
en longwormen behandeld door middel
van boli- of ivomec-injecties.
Is dit probleem van de hoestende melk-
koeien het gevolg van een onvoldoende
opgebouwde immuniteit?
Welke preventieve of therapeutische
maatregelen bij het jongvee werken deze
onvoldoende immuniteit in de hand?
Wat is ter voorkoming van gesteld
probleem uw ontwormadvies bij het
jongvee?

Antwoord
Het verschijnsel hoestende koeien gedu-
rende de weideperiode (nazomer en
herfst) wordt op steeds meer rundveebe-
drijven waargenomen.
De literatuurgegevens over dit onder-
werp zijn schaars en het stellen van de
juiste diagnose verloopt vaak onbevredi-
gend.

Virale of andere agentia en metabolisch-
toxische oorzaken komen voor een diag-
nose niet in aanmerking vanwege het
klinische (langdurige) verloop.
Serologisch en hematologisch onder-
zoek duiden vaak op een longworm-
(her)infectie als etiologie van de hoes-
tende koe.

In de praktijk worden verschillende
preventieve beweidingsmaatregelen en
ontwormingsschema\'s toegepast. Het
doel hiervan is de voorkoming van
klinische long- en maagdarmwormin-
fecties. De opname van infectieuze long-
wormlarven bepaalt in hoge mate de
opbouw van de immuniteit. Deze zal
groter zijn naarmate de dieren vaker in
aanraking komen met infectieuze lar-
ven.

Het optimum tussen preventie en de
opbouw van immuniteit zal sterk afhan-
kelijk zijn van de bedrijfsvoering. Een
jaarlijkse booster met een veldinfectie is
voor een goede immuniteitsopbouw een
noodzakelijke voorwaarde. Nauwelijks
of niet is in de praktijk uit te maken of
grasland wel of niet en in welke mate
besmet is met longwormlarven. In ver-
band hiermee kan het advies voor pre-
ventief behandelde dieren niet gedege-
ner zijn dan ze te laten weiden op door
koeien of pinken besmette percelen.
Mogelijke longwormpreventie in com-
binatie met (na)weiden op besmette
percelen kan geschieden door middel
van:

1. Tweemalige longwormvaccinatie al
dan niet in combinatie met Paretect
Flex®-bolus voor maag-darmwor-
men preventie.

2. Toedienen van oxfendazole bolus
(Multidose®, Repidose®).

3. Toedienen van Levamisole-bolus
(Chronomintic®).

4. Toedienen van Ivomec® op 3, op 8
en op 13 weken na het naar buiten
gaan.

5. Toedienen van Fenbendazole, Ox-
fendazole, Albendazole of Netobi-
min op 3, op 6 en op 9 weken na het
naar buiten gaan.

Longwormvaccinatie niet toepassen in
combinatie met schema 2, 3, 4 en 5.

Te allen tijde dient men bedacht te zijn
op longwormuitbraken laat in het wei-
deseizoen. Indien zich een uitbraak
voordoet is behandeling met Ivermec-
tine de eerste keus.

Bij dieren die in het eerste weideseizoen
binnen worden gehouden dient het-
zelfde preventiesysteem te worden ge-
volgd als zou zijn toegepast bij kalveren
in het eerste weideseizoen.

De opmerking van de vragensteller dat
een ingestelde anti-longwormtherapie
steeds goede resultaten heeft kan niet
zonder meer onderschreven worden,
wel in combinatie met het opstellen van
de aangetaste koppel.

Opheffen van
krampen bij de

hond

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie mevrouw drs.
LM. Overduin (Veterinaire Specia-
listen Oisterwijk) bereid om voor de
lezers een antwoord te formuleren.

Vraag

Welk middel (ingespoten) heeft mo-
menteel de voorkeur om Strychnine-
krampen op te heffen bij de hond:
Nembutal, Euthesate,...?

Antwoord
De te gebruiken stof hangt onder meer
af van de ernst van de klinische ver-
schijnselen. Gebruikt kunnen worden:

- diazepam intraveneus of rectaal,
eventueel aangevuld met een lang-
werkend benzodiazepine subcutaan

(clonazepam)

- thiopental intraveneus, op effect toe
te dienen; bij ademdepressie dient de
patiënt geïntubeerd en beademd te
worden.

- fenobarbital intraveneus of subcut-
aan.

Bij ernstige strychninevergiftigingen kan
het noodzakelijk zijn regelmatig thi-
opental toe te dienen. Ook worden
inhalatie-anesthesie wel als een mogelijk-
heid beschreven. Dit heeft echter het
nadeel dat de apparatuur geheel geblok-
keerd is voor gebruik bij andere patiën-
ten.

Nembutal is moeilijk te \'sturen\' en
overdosering is een potentieel gevaar.

-ocr page 101-

Code voor goede veterinaire

praktijkuitoefening (GVP)

Inleiding

Het Hoofdbestuur van de KNMvD is ver-
heugd u in dit nummer de Code voor Goede
Veterinaire Praktijkuitoefening (G VP- Code),
met aanvullend de GVP-Code voor de IKB-
varkenshouderij te kunnen presenteren
Maanden van discussies en overleg waren
nodig om te komen tot een Code die voor alle
betrokken partijen aanvaardbaar was. De
Code voor GVP is aan de orde geweest op de
vergadering van het Algemeen Bestuur van 2
december jL Met inachtneming van enkele
kleine wijzigingsvoorstellen heeft het Alge-
meen Bestuur zijn goedkeuring gegeven.

Het schriftelijk vastleggen van de regelen waar-
aan de veterinaire praktijkuitoefening en -bege-
leiding moeten voldoen, is één van de eisen van
de IKB-varkensvlees ketenbegeleider. Ook zijn
eisen vastgelegd voor de varkenshouder, de
ketenbegeleider, etc. Alleen op deze wijze kan de
ketenbegeleider garanties geven ten aanzien van
de kwaliteit van het varkensvlees.
De regelen, verwoord in de Code, moeten
worden gezien als algemene gedragsregelen. De
voor u liggende Code verwoordt de gedragsrege-
len van nu. Omdat gedragingen aan veranderin-
gen onderhevig zijn, zal de Code in de loop der
tijd worden bijgesteld.

De GVP-Code IKB-varkenshouderij bestaat uit
twee gedeelten: een algemene GVP-Code en een
GVP-Code speciaal geschreven voor de IKB-
varkenshouderij. De algemene GVP-Code geldt
voor alle disciplines binnen de diergeneeskun-
dige praktijk, zowel voor de (IKB-) varkenshou-
derij, de gezelschapsdierensector, de pluimvee-
houderij, etc. In dit gedeelte zijn dan ook
algemene regelen gesteld, zoals: wie is bevoegd
tot het uitoefenen van de diergeneeskunde, wat
zijn de algemeen aanvaarde gedragsregels van de
beroepsgroep, wanneer vindt toetsing plaats, wat
is GVP Omdat het hier gaat om regelen die van
toepassing zijn binnen alle diersectoren, is de
algemene GVP-Code tot stand gekomen in
overleg met de Groepen Praktici Grote Huisdie-
ren en Geneeskunde van Gezelschapsdieren, het
Hoofdbestuur en vertegenwoordigers van enkele
andere Groepen.

Het tweede gedeelte is een aanvullende Code,
specifiek gericht op de IKB-varkenshouderij. In
de GVP-Code IKB-varkenshouderij worden de
algemene gedragsregelen verwoord over begelei-
ding van een IKB-varkenshouderijbedrijf, ge-
bruik en administratie van diergeneesmiddelen
en naleving van de GVP-Code IKB-varkenshou-
derij. Ter illustratie worden in de bijlage voor-
beelden gegeven van standaardprotocollen voor
bedrijfsbegeleiding, het bedrijfsjournaal en de
verklaring van levering.

Aan de GVP-Code IKB-varkenshouderij is door
velen medewerking verleend, genoemd moeten
worden: Groep Geneeskunde van het Varken,
Groep Praktici Grote Huisdieren, PVV, Hoofd-
bestuur, TNO. Tevens hebben wij vanuit veteri-
nair Nederland van vele praktici een reactie
mogen ontvangen. Ook enkele ketenbegeleiders
hebben suggesties aangedragen.

Verwacht wordt dat in de toekomst ook voor
enkele andere diersectoren een aanvullende
Code zal worden geëist.

Met instemming van het Algemeen Bestuur stelt
het Hoofdbestuur voor de GVP-Code met de
aanvullende GVP-Code IKB-varkenshouderij in
de praktijk te introduceren en als maatstaf te
gaan gebruiken.

Indien u het niet eens bent met dit voorstel van
het Hoofdbestuur, of suggesties (tot wijziging)
wilt aandragen, stellen wij het zeer op prijs uw
reactie schriftelijk te vernemen. Uw schrijven
kunt u richten aan Dr. Tj. Jorna, algemeen
secretaris van de KNMvD.

Art 1. Dierenarts.

Onder dierenarts wordt verstaan: de persoon die
op grond van de Wet op het wetenschappelijk
onderwijs, de hoedanigheid van dierenarts heeft
verkregen en volgens de Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde 1990 (WUD 1990) is
toegelaten de diergeneeskunde in de volle om-
vang uit te oefenen.

Art 2. Gedragscode

De normen en richtlijnen voor elke dierenarts
zijn vastgelegd in de Code voor de Dierenarts,

publikatie periodiek 1992-....., uitgegeven door

de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde te Utrecht. De algemene uit-
gangspunten geven aan dat de Code voor de
Dierenarts representatief is voor de gehele be-
roepsgroep, ongeacht of men lid is van de
KNMvD en ongeacht zijn functie of plaats in de
samenleving.

Art. 3. Toetsing

In het kader van de GVP moet benadrukt
worden dat op grond van de WUD 1990 op een
dierenarts één of meerdere tuchtmaatregelen
kunnen worden toegepast, indien:

a. de dierenarts door enig handelen of nalaten te
kort schiet in de zorg die hij in zijn hoedanig-
heid behoort te betrachten ten opzichte van
een of meer dieren met betrekking tot welke
zijn hulp is ingeroepen, wordt verleend of in
geval van nood behoort te worden verleend
(art. 14 sub a WUD 1990);

-ocr page 102-

b. de dierenarts op andere wijze in zodanige
mate te icort schiet in hetgeen van hem als
beoefenaar van de diergeneeskunde mag
worden verwacht, dat daardoor voor de
gezondheidszorg voor dieren ernstige schade
kan ontstaan (art. 14 sub b WUD 1990).

Art. 4. Goede Veterinaire Praktijkuitoefening
In het kader van bedrijfsbegeleiding en/of pa-
tiëntenbehandeling wordt onder Goede Veteri-
naire Praktijkuitoefening (GVP) verstaan:
het afnemen van een anamnese, het doen van
onderzoek, het stellen van de (waarschijnlijk-
heids-)diagnose, het instellen van een eventuele
behandeling, hel selectief toepassen van dierge-
neesmiddelen met inachtneming van de te ver-
wachten werkzaamheid en mogelijke schade-
lijke neveneffecten en het geven van advies.
Tevens dient de GVP-code voor de specifieke
diercategorie in acht genomen te worden.

Dagje uit

1887, 1990, 1993...Goede tradities
dienen in stand gehouden te worden.
Daarom organiseert de Nederlandse
Vereniging van Dierenartsvrouwen
dit vooijaar een dagje uit voor leden
van de KNMvD van 65 jaar en ouder
en hun partners en voor weduwen
van leden.

Indien u eerder zo\'n bijeenkomst heeft
meegemaakt, noteer dan alvast de
datum in uw agenda. Dit geldt uiter-
aard ook voor potentiële debutanten.
Het dagje uit heeft plaats op donder-
dag 6 mei.

art. 2

De dierenarts neemt bij zijn bezoek aan het
varkenshouderijbedrijf de wettelijk voorge-
schreven hygiënische voorzorgsmaatregelen in
acht.

art. 3

De dierenarts begeleidt een varkensfok- en
vermeerderingsbedrijf minimaal één keer per
maand. Begeleiding op een vleesvarkenshoude-
rijbedrijf vindt tenminste driemaal per mestperi-
ode plaats.

arL 4

De dierenarts dient de door hem te overleggen
administratieve gegevens (o.a. laboratoriumuit-
slagen, uitslagen managementprogramma) te le-
veren aan het varkenshouderijbedrijf

(bijlage 2)

art.
a.

De dierenarts legt zijn klinische bevindingen
en adviezen in het bedrijfsjournaal vast,
waaronder de voorgeschreven dierbehande-
ling naar stal, afdeling en hok (bijlage 2\')-
De dierenarts dient bij elk bezoek aan het
bedrijf het bedrijfsjournaal te controleren en
te paraferen.

VOORBEELD BEDKUFSJOUKNAM.

Adres: ----

woonplaats:

rsi li I ■iiiioBii

Datai

maAB/ (uBeti*
b«*e«kar

doal b«ie«k/

b«*iii4lB9«B/ ifipr«k«A

P«-
r«af

In het bedrijfsjournaal wordt aantekening gehouden door iedereen die
vanwege zijn professie hel bedrijf betreedt (bv. Veevoedingsadviseur,
adviseurs van landbouworganisaties etc.). Hel bedrijfsjournaal dienl
tevens als logboek voor de varkenshouder.

Code voor goede veterinaire
PRAKTIJKuitoefening (GVP) in de
ikb-varkenshouderij

Bedrijfsbegeleiding

art. 1

De dierenarts dient GVP, in het kader van de
bedrijfsbegeleiding uit te voeren volgens stan-
daardprotocollen m.b.t. bedrijfsbezoek, gege-
vensverwerking en evaluatie (bijlage 1\').
De dierenarts heeft een bijzondere verantwoor-
delijkheid op het punt van begeleiding en advise-
ring van de varkenshouder als het gaat om het
instellen van een eventuele behandeling, het
selectief toepassen van diergeneesmiddelen met
inachtneming van de te verwachten werkzaam-
heid en mogelijke schadelijke neveneffecten.

•). Voor een juiste uilvoering, zie bijlage 1: siandiardprotocollen. Voor
gedetailleerde toelichting op de standaardprotocollen verwijzen wij
naar de Map Begeleiding Varkensbedrijven van de KNMvD.

art. 6

De dierenarts dient een van de GVP-code
afwijkend onderzoek of een van de GVP-code
afwijkende behandeling slechts in overleg met de
varkenshouder, en met nadrukkelijke toestem-
ming van de varkenshouder, uit te voeren. De
dierenarts dient hiervan een aantekening te
maken in het bedrijfsjournaal.

Gebruik en administratie diergeneesmiddelen

art 7

De dierenarts zal de varkens die vallen onder de
PVV-IKB regeling uitsluitend behandelen met
diergeneesmiddelen die zijn toegelaten voor ge-
bruik bij varkens. Er dient rekening gehouden te
worden met een eventueel aangepaste wachtter-
mijn in verband met weefsel-irritatie of residu-
vorming op de injectieplaats wanneer devarkens-
vleesproduktiekolom, zulks in contract heeft
vastgelegd.

art. 8

De dierenarts voert een adequaat vaccinatie-

-ocr page 103-

schema uit en noteert het toegepaste schema in
het bedrijfsjournaai, met inbegrip van merk en
chargenummer van het vaccin. Op een varkens-
fok-/ vermeerderingsbedrijf dient tenminste ge-
vaccineerd te worden tegen: Ziekte van Aujeszky
en Vlekziekte. Op een vleesvarkenshouderijbe-
drijf wordt geadviseerd minimaal tweemaal te-
gen de Ziekte van Aujeszky te enten.

art. 9

De dierenarts dient iedere door hem verrichtte
behandeling van de varkens met diergeneesmid-
delen te registreren in het logboek diergenees-
middelen. De volgende gegevens dienen daarbij
tenminste vermeld te worden:

- datum, tijdstip

- behandelde (koppel) varkens (aantal)

- vermelding van reden

- toegepast middel (naam)

- wijze van toediening

- dosering

- duur behandeling

- wachttermijn

art. 10

De dierenarts dient, met inachtneming van de
Diergeneesmiddelenwet, alle aan het bedrijf
afgeleverde diergeneesmiddelen en gemedici-
neerde diervoeders te voorzien van een verkla-
ring van levering (bijlage 3).

Nian dIvboiMkr:

Mim-.................

WooopUU: .........

UBN M.: ............

VOORBEELD VERKLARING VAN LEVERING (BIJLAGE 3)

DIERENARTSENPRAKTUK
HET WITTE SCHAAP

WaMto >, W»> AA PMtMiMI. W.: 0H7*44U

Ohnmrtii: f. Sc/Mjpffr* wi J.C. Ttttlti

DATUM: BON NR.:
Ptrmaf afleveraar: ..............

DMnoorf: ptard / nad ! variua / «cbup / phiiiBvM !.

VERKLAWNO VAN LSVBWNO/VOOR TOEP AMINO (

DBUMAIin
VUHOUP»

UC NL 1 taKk
•Mar«**!

•MUI

••nil
4am

.MUI

•MW.

•^tOt
tm

.............

Opcncrkingcn

art. 11

De dierenarts draagt zorg voor een juiste etikette-
ring van de afgeleverde diergeneesmiddelen. Op
het etiket dienen de volgende gegevens duidelijk
te zijn aangegeven:

T.a.v. produkt T.a.v. toediening

- naam produkt

- naam / adres
reg. houder

- Reg NL/batch
nr.

- aantal eenheden

- vervaldatum

- bewaarcondities

- naam veehouder

- naam dierenartspraktijk

- datum van afleveren

- diersoort/categorie, aantal

- reden van toepassing

- toedieningswijze

- toedieningduur

- dosering

- veiligheids - wachttermijn

- voorschriften

- samenstelling
werkzame

- bestanddelen

Naleving GVP-code IKB-varkenshouderij

art. 12

De dierenarts dient vertegenwoordigers van de
IKB-varkensvleesproduktiekolom en van de
controlerende instelling desgevraagd inzage te
verschaffen in de werkwijze en de gegevens
m.b.t. IKB-varkenshouderijbedrijven.

art 13

De dierenarts die de GVP-code voor de IKB-
varkenshouderij niet naleeft, kan door de IKB-
varkensvleesproduktiekolom worden geschorst
of worden uitgesloten van de veterinaire begelei-
ding van de aangesloten bedrijven, waarbij de,
indien overeengekomen, contractuele geschillen-
regeling in acht genomen dient te worden.

Standaardprotocollen

bedrijfsbezoek, gegevens-
verwerking. evaluatie
(BIJLAGE 1)

De hieromschreven bedrijfsprotocollen be-
treffen slechts een globale algemene bedrijfs-
analyse. De dierenarts zal aan de hand van
zijn anamnese een specifiek op het bedrijf
gerichte begeleiding uitvoeren.

Protocol bedrijfbezoek

- voorbereiding

- prioriteitsstelling

- klinische beoordeling

- verrichtingen

- evaluatie en planning

- rapportage

Voorbereiding, prioriteitsstelling

- plattegrond van het bedrijf en de afdelingen.
Het nummeren van de hokken en zeugen-
plaatsen.

- technische kengetallen volgens SIVA-nor-
men (periode overzichten)

- sectie en laboratoriumgegevens

- logboek met ziektegevallen en behandelingen

- attentielijst van de te vaccineren zeugen en
beren

- IKB-gegevens van de slachterij (classificatie,
vleeskwaliteit, slachtafwijkingen)

- bevindingen vorig(e) bedrijfsbezoek(en)

- technische resultaten, kengetallen (voercon-
versie, groei, uitval, enz.)

- knelpunten op het bedrijf

Klinische beoordeling (rondgang over het
bedrijO

Checklist diergebonden factoren
Kraamafdeling, zeugen

- conditie bij werpen en spenen

-ocr page 104-

- huidaandoeningen

- icreupelheden

- ademhalingsstoomissen

- maagdarmstoornissen

- uieronsteking, baarmoederontsteking

- reproduktiestoomissen

- voer- en drinkwateropname

- klinisch onderzoek van zieke varkens

- bespreking op te ruimen zeugen

Kraamafdeling, biggen

- toomgrootte

- uitval

- groei

- uniformiteit

- geboortegewicht

- leeftijdsspreiding

- diarree

- kreupelheden

- ademhalingsstoomissen

- hersenverschijnselen

- huidafwijkingen

- andere gezondheidsstoornissen

Afdeling gespeende biggen

- voer- en drinkwateropname

- groei

- uniformiteit

- conditie

- leeftijdsspreiding

- diarree

- ademhalingsstoomissen

- hersenverschijnselen

- huidafwijkingen

- kreupelheden

- overige gezondheidsstoornissen

Afdeling opfokdieren

- voer- en drinkwateropname

- bezettingsgraad -l- leeftijdsverdeling

- contact met andere dieren en de beer

- locomotiestoornissen

- overige gezondheidsstoornissen

Afdeling dekstal

- voer- en drinkwateropname

- conditie

- uier

- beenwerk

- ectoparasieten

- te lang guste zeugen

- gezondheidstoestand zeugen en beren

- onderzoek en/of bespreking van eventueel
op te ruimen varkens

Afdeling dragende zeugen

- voer- en drinkwateropname

- conditie

- ectoparasieten

- beenwerk

- uitvloeiing

- overige gezondheidsstoornissen

- drachtigheidsdiagnostiek

Vlees varkensbedrijf

- bezettingsgraad

- uniformiteit van de koppel

- huidaandoeningen

- kreupelheden

- ademhalingsstoomissen

- maagdarmaandoeningen

- staart- en oorbijten

- hokbevuiling

- voerschema

- regime

- systeem

- huisvesting, klimaat, hygiëne

- klinisch onderzoek van zieke varkens

- Checklist niet-diergebonden factoren

- afscherming van het bedrijf t.o.v. de omge-
ving. Wijze van aan/afvoer van mestbiggen,
slachtvarkens, slacht-zeugen en fokmateriaal,
andere bedrijfscontacten.

- hygiëne, desinfectie, ongediertebestrijding

- huisvesting, stalklimaat, ventilatie

- voeding, voerregime, voersilo\'s, voersamens-
telling, watervoorziening

- fokkerijbeleid, erfelijke gebreken

- vaccinatiebeleid

- stalbouw, renovatie

- quarantainestal

- begeleiding van de veterinaire handelingen
die de varkenshouder zelf verricht (zie Rege-
ling toegelaten handehngen, WUD 1990):
onvruchtbaar maken van mannelijke biggen
tot een leeftijd van ten hoogste vijf weken, het
aanbrengen van neusringen, het verwijderen
van staartjes tot een leeftijd van vier dagen,
aanbrengen van oormerken, knippen van
hoektanden bij biggen tot een leeftijd van
zeven dagen, subcutaan of intramusculair
aanbrengen van micro-electronica, tatou-
eren, ijzerinjectie, naveldesinfecteren, toedie-
nen van medicijnen bij bepaalde infectieziek-
ten.

- begeleiding bij te gebruiken materialen voor
bovengenoemde handelingen: castratieme-
sjes, tandenkniptang, staartcoupeertang, in-
jectiespuit met naalden, desinfectievloeistof

- controle van de opgeslagen hoeveelheid me-
dicijnen en de manier waarop deze medicij-
nen bewaard worden. Aangebroken flakons
dienen maximaal één maand na het openen
verwijderd te worden.

- container/koeling voor kadavers

- bedrijfskleding en -schoeisel

Evaluatie, planning en rapportage (in samenwer-
king met de varkenshouder)

- technische kengetallen

- bespreking van de inspectieronde

- vastleggen van de bevindingen in het logboek
of bezoeksrapport

- vastleggen en afspreken van aan te vragen
onderzoek en in te sturen materiaal naar de
Gezondheidsdienst of te consulteren specia-
listen.

- vastleggen van behandelingsstrategie, wacht-
termijnen en andere adviezen m.b.t. manage-
ment, klimaat, hygiëne in het logboek of
bezoeksrapport.

-ocr page 105-

Een gewaarschuwd mens telt

voor twee!

Met deze zinspreuk willen wij uw aandacht
vestigen op het volgende.

Nederland wordt overspoeld door publikatie- en
adverientiebureaus
die werven voor allerlei tele-
foon- of faxgidsen. Een aantal van deze bureaus
benadert zijn potentiële cliënten schriftelijk,
terwijl ook een persoonlijk bezoek door een
vertegenwoordiger gebruikelijk is. Vaak wordt
de indruk gewekt dat de betreffende gidsen een
uitgave van de PTT zijn, wat echter niet het geval
is. Vrij snel wordt de cliënt verzocht \'iets\' te
ondertekenen waarna het bureau stelt dat er een
overeenkomst tot plaatsing van een advertentie
tot stand gekomen is. De bewuste cliënt, den-
kende dat het een PTT-uitgave betreft, ziet zich
gebonden aan een niet gewenste overeenkomst.

Hoe kunt u dit voorkomen?

Allereerst is het van belang dat u alvorens u \'iets\'
(veelal een abonnementsopdracht) ondertekent

de inhoud ervan zorgvuldig leest. In de kleine
lettertjes van de u aangeboden overeenkomst
staat meestal dat het
geen PTT-uitgave betreft.
Lees derhalve de tekst goed en vertrouw niet
alleen op de mondelinge informatie!
Heeft u reeds ondertekend en ontvangt u een
factuur of bevestiging dan dient u direct schrifte-
lijk te
reclameren indien u geen advertentie
wenst. Bewaar een copie van deze brief en
verstuur hem aangetekend.
Heeft u reeds betaald en is er al een advertentie
geplaatst dan is het zaak, indien u geen verdere
advertenties wenst, de overeenkomst goed te
lezen. Vele overeenkomsten bevatten namelijk
een stilzwijgende verienging en stellen eisen aan
een
opzegging. Let er op dat u tijdig per
aangetekend schrijven opzegt!
Het is raadzaam om uw medewerkers van het
bovenstaande op de hoogte te stellen.
Conclusie

Onderzoek en lees goed de door publikatie- en
advertentiebureaus aangeboden overeenkoms-
ten. Let goed op of het een PTT-uitgave betreft.
Adequaat reageren is van het grootste belang.

Van de ereraad

Taktic

In het kader van bekendheid geven aan overwe-
gingen van de Ereraad omtrent problemen
waarop ook andere collegae kunnen stuiten,
volgt hier een deel van de uitspraak inzake het
gebruik van Taktic bij de hond.

Evenals dat het geval was in de klachtzaak
omtrent het gebruik van een geboortekrik, wette-
lijk niet toegestaan, heeft de Raad geoordeeld
dat, op zich genomen, tuchtrechtelijk het gebruik
van Taktic bij de hond geen aanleiding mag
geven om een tuchtmaatregel op te leggen.

Het vertrouwen bestaat dat de Wetgever op dit
punt de (goede) veterinaire praktijk zal volgen.

\'Met betrekking tot de bij de Ereraad ingediende
klacht dient deze, alvorens na te gaan of ver-
weerster een verwijt treft omtrent door (niet)
vermelde gegevens inzake naam en gebruik van
het voorgeschreven middel, te worden onder-
zocht of op zich beschouwd het middel, te weten
Taktic, ter bestrijding van demodicose zowel
wettelijk als veterinair-praktisch gezien voor
verweerster het aangewezen middel was.

Taktic, met als werkzaam bestanddeel amitraz in
een verhouding van 12,5 gram per liter, is
weliswaar als diergeneesmiddel opgenomen in
het Repertorium diergeneesmiddelen als anti-
ecto-parasiticum voor gebruik bij grote huisdie-
ren, terwijl in de toelichting op de werkzame stof
amitraz ook het gebruik bij de hond wordt
vermeld, maar anderzijds conflicteert het
voorschrijven ervan als diergeneesmiddel met
het bepaalde in de Diergeneesmiddelenwet. Im-
mers, deze wet is niet van toepassing op substan-
ties voor zover daaromtrent regelen zijn gesteld
bij of krachtens de Bestrijdingsmiddelenwet.
Krachtens laatste wet zijn omtrent Taktic regelen
gesteld: als bestrijdingsmiddel is het geregistreerd
voor gebruik bij landbouwhuisdieren en - uit-
drukkelijk - niet bij het paard. Het gebruik tegen
demodicose bij de hond is evenmin toegestaan:
een desbetreffend verzoek tot registratie heeft,
naar de Raad bij onderzoek is gebleken, de
betrokken ministers niet bereikt.

Moet op grond van vorenstaande vaststelling
geconcludeerd worden, dat formeel het voor-
schrijven van Taktic bij de hond wettelijk niet is
toegestaan, het gebruik daarvan acht de Raad, bij
de beoordeling van de vraag of verweerster
tuchtrechtelijk in dit opzicht een verwijt treft,
alleszins toelaatbaar. Daarbij heeft de Raad in
zijn overwegingen mede betrokken, dat ten tijde
van het omstreden handelen van verweerster er
noch als diergeneesmiddel noch als bestrijding-
middel een doeltreffend middel ter bestrijding
van demodex bij de hond was geregistreerd.
Bovendien zal, naar het Hoofd Hoofdafdeling
Diergeneesmiddelen van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de
Raad heeft medegedeeld, in 1993 een middel
tegen demodex bij de hond geregistreerd wor-
den, dat als werkzaam bestanddeel 7 gram per
liter amitraz heeft. Gelet op de in de praktijk en

-ocr page 106-

bij verweerster kennelijk gebruikelijke voor-
schriften tot verdunning acht de Raad het ver-
schil in concentratie niet van doorslaggevende
betekenis.

Na aldus te hebben vastgesteld, dat het niet te
allen tijde en in alle opzichten handelen in
overeenstemming met de formele regelen van
geldend publiek recht in deze zaak, gelet op de
eisen van goede veterinaire praktijk, niet op die
grond kan leiden tot het opleggen van een
tuchtmaatregel, dient te worden bezien of overi-
gens de klacht van klaagster gegrond is.

Vaststaat, dat verweerster op het aan klaagster
afgegeven flesje Taktic slechts vermeld heeft, dat
het om een vergif ging en dat het middel was
\'niet-om-in-te-nemen\', terwijl voorts een verdun-
ningsvoorschrift werd aangegeven, de frequentie
van toepassing en de wijze van gebruik (hond
met spons afsoppen en handschoenen gebrui-
ken). Niet vermeld werd evenwel de naam van
het middel (Taktic) en eveneens niet die van de
werkzame stof. Ook het N-nummer (8049) van
het bestrijdingsmiddel werd achterwege gelaten.

Het een en ander heeft tot gevolg gehad, dat
klaagster in het ongewisse bleef omtrent de aard
van het middel, toen haar zoontje in diens gezicht
uitslag kreeg en zij tegenover haar huisarts de
mogelijkheid van causaal verband te berde
bracht. Evenmin kon zij bij gebreke van gege-
vens telefonisch uitsluitsel krijgen via haar arts
van de zogenaamde giflijn.

Het nalaten van de vermelding van essentiële
gegevens inzake de veiligheid bij gebruik zoals
vermeld in de \'Beschikking samenstelling, inde-
ling, verpakking en etikettering bestrijdingsmid-
delen\' van 22 februari 1980, laatstelijk gewijzigd
12 maart 1992 (Staatscourant 54), is naar het
oordeel van de Raad een handelen in strijd met
de eisen van zorgvuldigheid, waaraan een goed
dierenarts in zijn praktijk behoort te voldoen.
In het bijzonder het niet vermelden van (han-
dels) naam, werkzame stof en gehalte alsmede
toelatingsnummer (i.c. voor landbouwhuisdie-
ren) ziet de Raad als verwijtbaar. Van belang
toch is, dat ook derden in geval van bijvoorbeeld
vergiftiging de mogelijkheid wordt gegeven snel
doeltreffend op te treden.

Tijdens het onderzoek in deze zaak is de Raad
gebleken, dat mede in afwachting van unificatie
van de Europese regelgeving op dit gebied en van
integratie van de wetgeving inzake diergenees-
middelen en bestrijdingsmiddelen, ook collegae
van verweerder het belang van de bestaande
wettelijke voorschriften - en zo nodig van het
analoog toepassen daarvan - onderschatten. Of-
schoon er in deze klachtzaak niet sprake is van
slechts een vrij onschuldige, nauwelijks laakbare
tekortkoming, die zeker geen bestraffmg maar
slechts een terechtwijzing wettigt, vindt de Raad
in het vorenstaande redenen aanwezig om ver-
weerder niet een berisping op te leggen, maar te
volstaan met de volgende beslissing.\'

(Volgt als beslissing: waarschuwing).

1993, Nu ZONDER

PASPOORT BEREIKBAAR:

ALMELO

Jaarcongres 1993, almelo

30 september,
1 en 2 oktober 1993

-ocr page 107-

commissie

vrouwelijke

tx

dierenartsen

Landelijke bijeenkomst van vrouwelijke dierenartsen 1992

Op zaterdag 28 november werd in
Utrecht de jaarlijkse landelijke dag ge-
organiseerd door de Commissie voor
Advies voor de Beroepsuitoefening van
de Vrouwelijke Dierenarts (Cle VDA).
De opkomst was, met een kleine 100
aanwezigen, zeer goed te noemen.

□verzicht activiteiten

Nadat voorzitter Kik alle aanwezigen hartelijk
welkom had geheten, volgde, zoals te doen
gebruikelijk, een jaaroverzicht.
In 1992 hebben 3 leden, te weten Tineke Deden,
Josien Haarsma en Corrie Struijk-Meijer, de
commissie verlaten. Zij werden opgevolgd door
Ruth Zadoks (student), Liesbeth Auwerda en
Ilse Tiemessen.

I. Tiemessen

Dit jaar is een succesvol begin gemaakt met de
zogenaamde regionale kadercursussen. Deze
cursussen, die geïnitieerd zijn door de Cie VDA,
worden georganiseerd en gesponsord door de
KNMvD en hebben gezien de goede opkomst
hun doel bereikt, nl. het verzorgen van postaca-
demische cursussen, die een lage drempel hebben
voor vrouwen. De onderwerpen, die ter sprake
kwamen, waren injectie anesthesie bij gezel-
schapsdieren en zoönosen in de praktijk. De
reacties op deze cursussen waren in het algemeen
zeer enthousiast. De voorbereidingen voor een
volgende cursus, die in april/mei 1993 moet
plaatsvinden, zijn al in volle gang.
Er zijn dit jaar door de Cie VDA contacten
gelegd met zusterorganisaties (vrouwelijke art-
sen, tandartsen en landbouwingenieurs) om tot
een gezamenlijke aanpak van problemen te
komen. De Cie VDA heeft een bijeenkomst
georganiseerd, die gebruikt is voor wederzijdse
kennismaking en inventarisatie van gemeen-
schappelijke problemen. Het is de bedoeling 2
keer per jaar dergelijke bijeenkomsten te houden
aan de hand van een bepaald thema.
Met betrekking tot de discussie, die vorig jaar
gevoerd is op de landelijke dag, over de vraag of
de Cie VDA een groep moet worden of een
commissie moet blijven, merkte Kik op, dat de
Cie VDA volgens de statuten van de KNMvD
geen groep kan worden, waarmee deze discussie
voorlopig gesloten kan worden. Het blijft dus
belangrijk, dat vrouwen zich meer laten zien op
afdelingsbijeenkomsten, om zo invloed uit te
kunnen oefenen binnen de KNMvD.
De werkgroep beroepsuitoefening diergenees-
kunde heeft inmiddels de diverse knelpunten
geïnventariseerd en is in afwachting van een
reactie van het Hoofdbestuur van de KNMvD.
De dierenarts-medewerkers in de praktijk
(DMP) hebben inmiddels zitting in de Commis-
sie Dierenartsen in Dienstverband van de
KNMvD.

Met de regio contacten van de VDA blijft het
helaas tobben. In twee regio\'s zijn wel regelmatig
bijeenkomsten gehouden, met een wisselend
aantal bezoekers. Kik benadrukte nogmaals het
belang van vooral de netwerkfunctie. Bovendien
zijn voor de organisatie van de regionale kader-
cursussen actieve Vrouwen in de regio\'s nodig.
Als laatste punt kondigde Kik de voltooiing aan
van de nota \'Ongebruikt kapitaal. De beroeps-
(on)mogelijkheden van de vrouwelijke dieren-
arts: een inventarisatie\'. Deze nota zal later op de
middag aan prof dr. E.H.Kampelmacher worden
aangeboden.

Verbetering beroepspositie

vrouwelijke (dieren)ahtsen

Mettiena Leemeyer, sinds 2 jaar stafmedewerk-
ster emancipatiezaken bij de KNMG, hield een
voordracht over de verbetering van de beroeps-
positie van vrouwelijk dierenartsen, aan de hand
van een beschrijving van de knelpunten, die
vrouwelijke artsen tegenkomen en de activitei-
ten, die de KNMG hierbij ontwikkeld heeft.
Binnen de KNMG heeft de Commissie Vrouwe-
lijke Artsen er voor gezorgd, dat een project
emancipatiezaken van start is gegaan. Dit project
wordt betaald door het ministerie van WVC, het
ministerie van Sociale zaken en Werkgelegen-
heid en de KNMG.

Inmiddels zijn de knelpunten geïnventariseerd en
zijn diverse successen geboekt m.b.t. het oplossen
van deze knelpunten. Zo geeft de KNMG
voorrang aan vrouwen bij kadercursussen, om
vrouwen te stimuleren bestuurlijke functies op
zich te nemen, en is de werkweek van arts-
assistenten in opleiding teruggebracht tot maxi-
maal 48 uur per week.

Een belangrijke taak binnen dit project is het
informeren, adviseren en coördineren binnen de
beroepsorganisatie.

In principe verschillen de knelpunten, die bij
geneeskunde zijn gesignaleerd, niet veel van die
in de nota \'Ongebruikt kapitaal\' zijn beschreven.
Leemeyer sprak de hoop uit, dat haar voordracht

-ocr page 108-

er toe zal bijdragen, dat de KNMvD soortgelijke
activiteiten zal ontwikkelen als de KNMG, zodat
ook binnen de diergeneeskunde, zij het op
termijn, de knelpunten weggewerkt kunnen wor-
den.

Dierenartsen met dubbele belasting:

preventie van vitale uitputting

Drs. H. Wemekamp, huisarts te Amsterdam,
schetste, n.a.v. een door haar gepubliceerd artikel
in het Tijdschrift voor Geneeskunde, een spre-
kend beeld van de carrièrevrouw met dubbele
belasting (praktijk en huishouding) en de uitput-
ting, die daardoor kan ontstaan. De problemen
ontstaan vooral bij mensen met een hoog ont-
wikkeld verantwoordelijkheidsgevoel.
Nadat ze de verschijnselen, zoals lusteloosheid,
concentratiezwakte en nervositeit, de revue had
laten passeren, kwam ze tot enige praktische tips
om vitale uitputting te voorkomen. Overigens is
gebleken, dat het burn-outsyndroom bij mannen
even veel voorkomt als bij vrouwen.

Uitreiking nota

Na de voordrachten was het tijd voor de
uitreiking van de nota aan prof.dr.
E.H.Kampelmacher.

Kik bedankte met name Kati Strobl, die met
ondersteuning van het bureau van de KNMvD,
een groot deel van het werk op zich genomen
had.

In de nota wordt na een historisch overzicht van
de rol van de VDA binnen de diergeneeskunde,
de problematiek van de werkende VDA van alle
kanten belicht.

Prof.dr. E.H.Kampelmacher feliciteerde de Cie
VDA met het verschijnen van de nota. Hij
benadrukte, dat het belangrijk is, dat zo veel
mogelijk collega\'s deze nota lezen en ter harte
nemen.

Rondvraag

Tijdens de rondvraag ontstond een discussie over
het functioneren van de vacaturebank. Er blijken
nog steeds praktijken te zijn, die om mannelijke
collega\'s vragen. Bovendien lijkt er sprake te zijn
van \'verborgen discriminatie\', m.a.w. vrouwen
kunnen wel solliciteren, maar worden vervol-
gens niet serieus genomen als kandidaat, zonder
dat dit overigens openlijk ter sprake komt.
De bijeenkomst werd daarna besloten met een
geanimeerde borrel.

De organisatie van de middag werd mede

mogelijk gemaakt door:

Alfasan

Animed/Virbac
AUV

Duphar Nederland
KNMvD

Leo Pharmaceutical Products B.V.
het maandblad \'Opzij\'
Rhône Mérieux B.V.

De Landelijke Bijeenkomst van vrouwelijke
dierenartsen zal in 1993 gehouden worden op
zaterdag 13 november. Noteert u deze datum
alvast in uw agenda.

ENTHOUSIASTE DIERENARTS

met 3V2 jaar ervaring in de gemengde praktijk en de bedrijfsbegeleiding rund en varken, zoekt
vaste baan met uitzicht op mogelijkheid tot associatie, in de regio zuid.
Reacties s v p. aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder nummer 01/93.

Ter overname aangeboden:

REFLOCTRON

Inclusief bijbehorend instrumentarium en documentatie. Inlichtingen: 072-117505.

-ocr page 109-

Cursussen

voorjaar 1993

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Praktische anaesthesie gezelschapsdieren

(/■965,-)

2 aaneengesloten dagen op afspraak (93/33)

Heroriëntatie op gezelschapsdierenpraktijk

(ƒ4.420,-)

6 aaneengesloten weken van vijf dagen op af-
spraak (93/31)

Praktische echografie gezelschapsdieren

(/"390,-)

13 maart 1993 (93/09)

Endocrinologie gezelschapsdieren

(/■875,-)

15 en 16 januari 1993 (93/02)
Kwaliteitsbewaking varken

(/■500,-)

19januari 1993(93/03)

Praktische röntgenologie gezelschapsdieren

{f525,-)

23 januari 1993(93/10)

5 juni 1993 (93/21)

Gynaecologie paard

(/•710,-)

26 en 27 januari 1993 (93/27)

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij ge-
zelschapsdieren

(/•235,-)

Thorax 27 januari 1993 (93/11)
Thorax 16 februari 1993 (93/14)
Abdomen 3 februari 1993 (93/12)
Abdomen 2 maart 1993 (93/15)
Skelet 10 februari 1993 (93/13)
Skelet 9 maart 1993 (93/16)
Praktische Echografie Gynaecologie Rund
(/■895,-)

28 januari 1993 Te Utrecht (93/43)
30 maart 1993 Te Utrecht (93/44)

7 april 1993 Te Utrecht (93/45)

21 april 1993 Te Drachten (93/56)

28 april 1993 Te Drachten (93/57)

6 mei 1993 Te Drachten (93/58)

Toegang tol de Veterinaire Literatuur met
behulp van computers

(/■800,-)

29 januari 1993 (93/40)

Basale tandheelkunde hond

(/■400,-)

30 januari 1993(93/25)

Samenwerken en leidinggeven in de praktijk

(/■ 2.875,-)

4.5 en 6 februari 1993 (93/22)

Veterinaire apotheek 1 gemengde praktijk
(/" 1.100,-)

10,11 en 12 februari 1993 (93/46)
2, 3 en 4 juni 1993(93/47)

Coli Mastitis

(/■375,-)

15 februari 1993 (93/28)

Voortgezette praktische tandheelkunde hond

(/"950,-)

20 februari 1993 (93/26)

Deelname is slechts mogelijk voor hen die de

Basale cursus Tandheelkunde gevolgd hebben.

Selectiebeelden bij de kat

(/■240,-)

23 februari 1993 (93/19)
Schrijven van een artikel

(f 1050,-)

1 maart en 5 april 1993 Te Utrecht (93/07)

Struisvogels

(ƒ195,-)

2 maart 1993 (93/23)
Deze cursus is Engelstalig.

Veterinair handelen bij hippische wedstrijden

(/"390,-)

4 maart 1993 (93/24)
Hartafwijkingen bij de hond en de kat

(/•375,-)

5 maart 1993 (93/17)
14 mei 1993(93/18)

Klinische les gezelschapsdieren hartgeruisen

(f 100,-)

9 maart 1993 (93/54)

Bloedonderzoek gezelschapsdieren

(f325,-)

10 maart 1993(93/39)

Capita Selecta vleestechnologie

(/■ 1.425,-)

16 en 23 maart 1993(93/36)
Vampp

(/"600,-)

17 maart 1993(93/55)
Ademhalingsziekten rund

(f125,-)

22 en 23 maan 1993(93/29)
Praktische anaesthesie paard

(/•%5,-)

23 en 24 maart 1993 (93/50)

Praktische anaesthesie paard

(ƒ 1.375,-)

5,6 en 7 april 1993 (93/51)

Assistentie voorbereiding en nazorg operatie-

patiënten

(ƒ355,-)

3 april 1993 (93/30)

Diarree rund

(/■200,-)

5 april 1993(93/32)

Inleiding in de diergeneeskunde begeleiding
van melkveebedrijven

(/■ 1.650,-)

19,20 en 21 april 1993 (93/53)
Veterinaire wetgeving
(ƒ450.-)

22 en 29 april 1993 (93/37)

Patiëntendemonstratie gezelschapsdieren

(ƒ100.-)

28 april 1993 (93/35)

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

(ƒ800,-)

6 en 7 mei 1993 (93/48)

De benauwde patiënt

(ƒ325,-)

7 mei 1993 (93/20)

Assistentie bij gebitsreiniging van gezelschaps-
dieren

(/•530,-)

12 mei 1993 (93/41)

Verbanden en spalken bij gezelschapsdieren

(/•650,-)

15 mei 1993 (93/34)

Ziekten en chirurgie bij knaagdieren

(/■435,-)

26 mei 1993 (93/42)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
voorjaar 1993.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde,
Postbus 85205, 3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030-517374, fax. 030-516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100;
Gironummer van de ABN 1412.

Doorlopende

agenda

1993

Januari

19 PAO-D cursus: 93/03 Kwaliteitsbewaking
Varkens

19 Vergadering Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei, aanvang 20.15 uur in de Molen te
Otterlo.

20 Vaccinaties bij varkens door prof. dr. J. TT.
Oirschot, Gezondheidsdienst Gouda, aan-
vang 13.45 uur.

21 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

21 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Schaap/Geit. avond
Boxtel.

23 PAO-D cursus: 93/10 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

26- 27 PAO-D cursus: 93/27 Gynaecologie
Paard

27 PAO-D cursus: 93/11 1 nterpretatie Röntge-
nologi.sch Onderzoek Thorax Gezelschaps-
dieren

28 PAO-D cursus: 93/43 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

28 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Pluimvee, middag
Boxtel.

29 PAO-D cursus: 93/40 Toegang tot de Vete-
rinaire Literatuur met behulp van Compu-
ters.

30 PAO-D cursus: 93/25 Basale Tandheel-
kunde Hond

Februari

3 PAO-Dcursus:93/121 nterpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Abdomen Gezel-
schapsdieren
4- 6 PAO-D cursus: 93/22 Samenwerken

en Leidinggeven in de Praktijk
6 Symposium Archaeoptrys Anesthesie bij
exotische dieren. Faculteit Diergenees-
kunde. hoofdgebouw, vanaf 9.30 uur. Voor

-ocr page 110-

informatie en aanmelding: Roland Bronne-
berg, tel. 030-322447 (na 19.00 uur).

9 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Paard, avond Boxtel.

9 PAO-D cursus: 93/60 Echografie Pezen
Paard

9 PAO-D cursus: 93/61 Echografie Pezen
Paard

9 PAO-D cursus: 93/62 Echografie Pezen
Paard

10 PAO-D cursus: 93/13 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Skelet Gezelschaps-
dieren

10— 12 PAO-D cursus: 93/46 Veterinaire
Apotheek I Gemengde Praktijk

11 Ontwikkelingen rondom PEARS door dr.
G. Wensvoort. Het vrijmaken van een regio
van de Ziekte van Aujesky door drs. J. H.
Lambers, Gezondheidsdienst Gouda, aan-
vang 13.45 uur.

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

15 PAO-D cursus: 93/28 Coli Mastitis

16 PAO-D cursus: 93/14 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Thorax Gezelschaps-
dieren

18 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

18 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

20 PAO-D cursus: 93/26 Voortgezette Prakti-
sche Tandheelkunde Hond

23 PAO-D cursus: 93/19 Sectiebeelden bij de
Kat

Maart

1 PAO-D cursus: 93/07 Schrijven van een
Artikel

2 PAO-D cursus: 93/23 Struisvogels

2 PAO-D cursus: 93/15 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Abdomen Gezel-
schapsdieren

3— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

4 PAO-D cursus: 93/24 Veterinair Handelen
bij Hippische Wedstrijden

5 PAO-D cursus: 93/17 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

9 PAO-D cursus: 93/16 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Skelet Gezelschaps-
dieren

9 PAO-D cursus: 93/54 Klinische Les

10 PAO-D cursus: 93/39 Bloedonderzoek Ge-
zelschapsdieren

11 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Varken, avond Boxtel.

13 PAO-D cursus: 93/09 Praktische Echogra-
fie GD

16 en 23 PAO-D cursus: 93/36 Capita Selecta

Vleestechnologie

17 PAO-D cursus: 93/55 VAMPP

18 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Gezelschapsdieren,
avond Boxtel.

22 Ventileren... het gaat niet altijd voor de
wind, door dr. W. Kalkman. Dekmanage-
ment door dr. R. de Koning, Gezondheids-
dienst Gouda, aanvang 13.45 uur.

22— 23 PAO-D cursus: 93/29 Ademhalings-
ziekten Rund

23— 24 PAO-D cursus: 93/50 Praktische
Anaesthesie Paard

25 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Pluimvee, middag
Boxtel.

26— 28 \'Vooijaarsdagen 1993\', Amsterdam.

30 PAO-D cursus: 93/44 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

April

3 PAO-D cursus: 93/30 Assistentie Voorbe-
reiding en Nazorg Operatie Patiënt
5 PAO-D cursus: 93/07 Schrijven van een
Artikel

5 PAO-D cursus: 93/32 Diarree Rund
5— 7 PAO-D cursus: 93/51 Praktische Ana-
esthesie Paard
7 PAO-D cursus: 93/45 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

15 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

19—21 PAO-D cursus: 93/53 Inleiding in de
Diergeneeskundige Begeleiding van Melk-
veebedrijven

21 PAO-D cursus: 93/56 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

22 en 29 PAO-D cursus: 93/37 Veterinaire

Wetgeving

27— 30 First European Comparative Clinical
Pathology Conference (ECCP, 93), East
Midlands Conference Centre, Nottingham.

28 PAO-D cursus: 93/35 Patiëntendemonstra-
tie Gezelschapsdieren

28 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten.

28 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

29 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

Mei

6 PAO-D cursus: 93/58 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

6— 7 PAO-D cursus: 93/48 Apotheek voor
Assistenten in de Dierenartsenpraktijk

7 PAO-D cursus: 93/20 De Benauwde Pa-
tiënt

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

11 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur, Paviljoen Mo-
lenwijk

12 PAO-D cursus: 93/41 Assistentie bij Ge-
bitsreiniging van Gezelschapsdieren

14 PAO-D cursus: 93/18 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

15 PAO-D cursus: 93/34 Verbanden en Spal-
ken bij Gezelschapsdieren

22— 23 Antwerpen, provinciehuis. \'Endocri-
nological and Reproductive Problems in
Dog and Cat\', Porf. dr. Ed Feldman (Univ.
of California, Davis). \'Interpretation of La-
boratory Results and Usefullness of the
different Laboratory Tests in specific case
histories\'. Dr. Peter Bloxham (Bloxham
Veterinary Laboratories, Devon UK). Infor-
mation: dr. R. Lippens, tel. 32.3.658.25.35
or 32.3.658.88.27.

26 PAO-D cursus: 93/42 Ziekten en Chirurgie
bij Knaagdieren

27 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

Juni

2— 4 PAO-D cursus: 93/47 Veterinaire Apo-
theek 1 Gemengde Praktijk

5 PAO-D cursus: 93/21 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

27— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund:

28— 2-7 World Congress Anima! Production,
Edmonton, Canada.

September

15 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

15 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

16 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

30 Sportdag KNMvD.

Oktober

1—2 Jaarcongres KNMvD.
6- 9 Weltcongress WSAVA u. 39. Jahres-
gang der DVG-FG Kleintierkrankheiten.
24 29 llth. Internat Symposium of
WAVFH), Bangkok (pag. 1148).

December

15

Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

-ocr page 111- -ocr page 112-

UIT HET GOEDE HOUT GESriEDER

Medicijnen van Boehringer Ingelheim.
Helpen de dierenarts zorgen dat paarden
snel weer hun draai vinden.

BOEHRINGER
INGELHEIM
SPECIALIST IN
PAARDE
GEZONDHEID

Alle produkten van
Boehringer ligelheim
zijn uitsluitend verkrijgbaar
via de diererarts.

Ventipulmin*

Granulaat of siroop tegen
hardnekkige hoest of
chronische bronchitis.
De opluchting voor
paarden

Sputolysin*

Voor genezing van
verkoudheid in een vroeg
stadium.

Geeft paarden weer
lucht en voorkomt erger

Finalgon^

Veterinair warmteliniment
voor pees-
en spierblessures
Genezende warmte met
krachtig diepte-effect

HylartirVet.

Bestrijdt kreupelheid als
het gewricht de oorzaak is.

Brengt paarde-
gewrichten in beweging

\\ Boehringer
7 Ingelheim

Postbus 8037
1802 KA Alkmaar

BOEHRINGER INGELHEIM. UW PAARD IS HET WAARD!

-ocr page 113-

ock t?ZLj

1 februari 1993
deel 118, aflevering 3
issn (x)4ü-7453

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

Voorjaarsdagen 1993
Wat hebben we te bieden?
Partnerprogramma

jprjrrrm

-ocr page 114-

Hier kan
geen dubbele dosis

tegenop.

Eén dosis Terramycin®/LA
geeft hetere resultaten dan een
dubbele dosis (20 mg/kg) gewone
oxytetracycline 10% injectie. Dit
is (Ie uitkomst van een onderzoek.

In dit onderzoek hebben we
kalveren eerst met oxytetracycline
geïnjecteerd en vervolgens, na 48
uur, kunstmatig met Pasteurella
haemolytica. En dan hlijkt zon-
neklaar dat Terramycin®/LA de

Animal Health

klinische symptomen vele malen
effectiever bestrijdt dan tle duh-
hele dosis oxytetracycline 10%.

Dat geldt voor de bestrijding
van Pasteurella haemolytica hij
kalveren. Maar het is ook op
dezelfde manier aangetoond hij de
bestrijding van pleuropneumonie
hij varkens.

Eén dosis Terramycin*/LA ver-
mindert de klinische symptomen
aanzienlijk. En dat konden we na
toediening van een duhhele dosis

zijn het levend bewijs.

Pfizer B.V., Animal Health Division, Postbus 8145, 3009 AC Kotterdam, tel. 010-4215122.

oxytetracycline niet zeggen.

Deze uitkomsten bevestigen het
eerder gedane farmacokinetische
onderzoek: hetere serumconcen-
traties na 36 uur, hetere halfwaar-
detijd en hetere biologische be-
schikbaarheid.

Wilt u dus de beste resultaten
kies dan voor Terramycin®/LA.

Terramycin/LA

Klinische proeven

-ocr page 115-

_ TS ÓT

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 11 a. aflevering 3, i februari 1993

Inhoud

inhoudsopgave

Verzoekartikelen

Noodzaak en toedieningswijzen van mineralen in de rundveevoeding; A. Maleslein

Voor de praktijk

Een uitbraak van kerato-conjunctivitis op een melkveebedrijf; H. J. van Weering en
M. J. M. Koch

Overzichtsartikelen

Salmonella Dublin op melkveebedrijven in Noord-Nederland; I. J. R. Visser, M. Veen,
J. W. B. van der Glessen, D. J. Peterse en W. Wouda

Voor de praktijk extra

Bastaard bouvier met otitis externa; W. Koster

WETENSCHAP

79

82

84
87

Berichten en verslagen

Rol van praktizerende dierenartsen in pitbullverbod

Marker vaccins en diagnostische test voor de bestrijding van bovine herpesvirus type I

Verslag PAO-D cursus veterinaire apotheek I: A. G. G. Kok

Organisatie, keuring en toezicht, heden en toekomst; F. van Rossem

Insturen foto\'s ten behoeve van heupdysplasie onderzoek

MRIJ-koe ideaal voor kaas

Stuurgroep erkenningen varkenssector ingesteld

Benoeming bijzonder hoogleraar

Ingezonden
Mededelingen VD
Nieuw(S) van de industrie
Boekbesprekingen
Vraag en antwoord

Huismiddel tegen braken; L M. Overduin

Behandeling van witvuilen; A. de Kruif

Hoe lang mag een schapespons blijven zitten; M. C. Pieterse

Te kort afgebroken navelstreng

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

ACTUA

88

89

90

91

93

94

94

95

95

96

96

97

100
100
100
101

Orale rehydratie bij kalveren :

het enige rehydratiepreparaat met Lactoserum"
voor een natuurlijk, snel herstel.
• isotoon

• uitgebalanceerde natrium / substraatverhouding
• bevat kalium en bevat bicarbonaat precursors

®

yitbac

Diergeneesmiddelen

-ocr page 116-

COLOFON

Hoofdredactie

Dr. W. Sybesma (voorzitter)
Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)
Mw. dr. Ingrid van der Gaag
Prof. dr. W. Misdorp
Prof. dr. G. H. Wentink
Mw. drs. Lisette M. Overduin
Drs. N. J. G. J. van der Wielen
Dr. Tj. Joma

Wetenschappelijke redactie

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof. dr. E. D. Heller (Israel)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. s. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. M.W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr. M. F de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. R A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (LelysUd)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof. dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U.S.A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Glessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca, New York, U.S.A.)

Prof. dr. J. De Schepper (Gent, België)

Prof. dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof. dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof. dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F M. van Zutphen (Utrecht)

Bureau-redacteur

R. G. J. M. Haring

Redactie Adviesraad

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus I403I, 3508 SB Utrecht (tel.
030-5101 Il/fax030-51 17 87).

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift mor Diergeneeskunde is het verenigings-
tijdschrift van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niet-dierenartsen wordt vastgesteld door
het Hoofdbestuur.

Postgiro/Bank

Postgirorek. 511606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10, Utrecht.

Algemene Bank Nederland N.V, Postbus 30, 3500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crediet en Effectenbank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

□ruk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 03462-61304,
fax 03462-64565).

Advertenties

Bureau Weijer B.V, Veendam (tel. 05987-23065, fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax. 030-511787

Hoofdbestuur

Prof. dr. E. H. Kampeltnacher, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
T. W. te Gitfel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond

Desiree Raasing

Jacqueline Duerinck

S. L. Oostindiën

StUDENTENREFATEN 102

Referaten 103

Cursussen 105

nhqud (vervolg omslag)
KNMvD
Algemeen

Tien mille voor onderzoek diergeneeskunde 108

Voorjaarsdagen 1993 108

Het partnerprogramma voorjaarsdagen 1993 108

Artikelen met BTW belast 109

Personalia i09

PAD-diergeneeskunde 111

Doorlopende agenda 112

Contents

Other papers

Necessity and ways of administration of minerals in cattle nutrition; A. Malestein 79

Veterinary scene

An outbreak of kerato-conjunctivitis in a dairy herd; H. J. van Weering and M. J. M. Koch 84

Review papers

Salmonella Dublin in dairy farms in the North of the Netherlands; 1. J. R. yisser, M. Veen,

J. W. B. van der Giessen, D. J. Peterse and W. Wouda 84

All rights reserved

(Papers appearing in thisjournal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmaniai Science I Index-
Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt, d m v. druk, microfilm of zonder schriftelijk

toestemming van de Redacteur.

Secretariaat

Stafmedewerkers

Chef de bureau

Vacaturebank

Administrateur

-ocr page 117-

Bovenstaande situatie geeft misschien aanleiding tot een
moment van reflectie. Er bestaat immers zoiets als een Ms
in het leven. Het afsluiten van een arbeidsongeschiktheids-
verzekering valt derhalve een beetje in de categorie nood-
zakelijk kwaad. Het moet. En als het dan toch moet,
dan maar goed.

MOVIR-DTO is een onderlinge verzekeringsmaatschappij,
gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, met

een premiestelling die gebaseerd is op het specifieke risico
van de door haar verzekerde beroepsgroepen. Wat dat in uw
situatie betekent, rekent uw vertrouwde assurantie-adviseur
u graag voor.

Mocht u zich liever vooraf willen oriënteren, dan is een
reactie naar onderstaand adres meer dan voldoende om de
voorlichtingsbrochure te ontvangen.

9

mmm^&TQ

JVIO VIR-D TO arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
Een premium product voor een onderlinge prijs.

Postbus 2160,3430 CV Nieuwegein.
Telefoon: 03402-47420.

-ocr page 118-

Voor vlekziekte en E.Coli
had u tot nu toe 2 vaccins nodig

E.coIi

Vlekz

De vaccins die u nodig heeft
om ze te bestrijden

Vanaf nu alleen nog Colisorb

Hoechst Animal Health heeft een belangrijke stap
voorwaarts gezet in de varkensgezondheidszorg.
Wij zijn trots u te kunnen informeren over onze
nieuwe generatie varkensvaccins.

Erysorb Plus

Op basis van het gerenommeerde Erysorb is Erysorb
Plus ontwikkeld. Door de toevoeging van de
bescherming tegen serotype 1 naast serotype 2 is de
beschermende waarde tegen vlekziekte sterk toe-
genomen.

Porcovac Plus

Porcovac Plus is een geheel nieuw ontwikkeld
E.Coli-vaccin. De werking is gebaseerd op een drie-
voudige bescherming: E.Coli cellen, E.Coli aanhech-
tingsfactoren en Labiel Toxine
B fragmenten. Hj
meest geavanceerde vaccin tegen colidiarree is hie
mee tot uw beschikking gekomen.

Colisorb

Een uniek combinatievaccin dat niet alleen tijd «
werk bespaart, maar ook de stress voor het dier ve
mindert. Immers, één enkele vaccinatie biedt ei
optimale bescherming tegen zowel vlekziekte a
E.Coli

Hoechst 1

-ocr page 119-

Verzoekartikelen

Noodzaak en toedieningswijzen van

mineralen in de rundveevoeding

Necessity and ways of administration of minerals in cattle nutrition

A. Malestein 1
Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 70-82

SAMENVATTING
Op de rundveebedrijven kunnen de bodemomstandigheden sterk
variëren, waardoor de mineraienvoorziening niet steeds gewaar-
borgd is. Op zand-, veen- en ijzerrijke kleigrond zijn het eerst
tekorten te verwachten. Ook rantsoenen kunnen sterk van
elkaar verschillen. Daarmee verschilt ook de noodzaak van
bijvoeding van mineralen. Vooral naarmate er minder kracht-
voer wordt gegeven, of er meer enkelvoudige produkten worden
gegeven, zal een aanvulling eerder nodig zijn. Binnen een bedrijf
zijn vaak verschillende samenstellingen gewenst al naar gelang
het rantsoen en de behoefte van de dieren. In het algemeen wordt
er in de praktijk te weinig aandacht geschonken aan de
voorziening van de dieren die geen krachtvoer krijgen. Er zijn
verschillende manieren om aanvullend in de behoefte van de
diverse groepen te voorzien. Op basis van een grondige
beoordeling van de bedrijfsomstandigheden en het rantsoen kan
bepaald worden of een aanvulling noodzakelijk is en indien dat
het geval lijkt te zijn, op welke wijze dit het goedkoopst en het
meest doeltreffend kan worden uitgevoerd.

SUMMARY

The soil of cattle farms can differ markedly, thus making it
impossible to guarantee that animals receive an adequate supply
of minerals. Mineral deficits are expectedfirst in animals grazing
pastures on sand, peat and iron-rich clay soils The quality of the
rations can also differ, which underlies the necessity of mineral
supplementation.

Supplementation is especially necessary when fewer concentra-
tes are given or when more single products are given. Different
formulations are often needed on one farm, depending on the
feed available and the needs of the animals. In general, too little
attention is paid in practice to animals that are not given
concentrates There are different ways of meeting the require-
ments of the different groups. On the basis of a thorough
investigation offarm practices and rations, it can be determined
whether supplementation is necessary, and if necessary, how this
can be best achieved cheaply and effectively.

INLEIDING

In de praktijk is een toenemende belangstelling te bespeuren
voor de mineraienvoorziening van rundvee. Die belangstelling
is terecht wanneer we de veranderde omstandigheden op veel
rund veebedrijven in ogenschouw nemen. Zo wordt er in
toenemende mate gestreefd naar verlaging van de kostprijs van
de melk. Om dat te bereiken wordt er op veel bedrijven meer
zorg besteed aan de ruwvoerwinning dan voorheen. Bovendien
is er op veel bedrijven steeds meer ruwvoer beschikbaar,

I Inj!. .A- MaIcMcin. V.o.l\'. VecvcK-dinp .AdMcsbureau v\'A.b.

vanwege de krimpende veestapel. Het gevolg is dat er de
afgelopen jaren een duidelijke verschuiving is ontstaan van
melkproduktie uit krachtvoer naar produktie uit ruwvoer. Het
krachtvoerverbruik per kg geproduceerde melk is duidelijk
afgenomen. Daarmee worden tevens minder mineralen in het
rantsoen opgenomen.

Daar komt nog bij dat op veel bedrijven de mineralensamenstel-
ling van de bodem teveel afwijkt om een goede mineralensa-
menstelling van het gewas en vervolgens om een goede
mineraienvoorziening van de dieren te waarborgen. Waar-
schijnlijk wordt dit nog versterkt door de toegenomen groeisnel-
heid van het gras en de veelal gewijzigde manier van drijfmest-
toediening. Bij een hoge groeisnelheid van het gras mag in het
algemeen een vermindering in de gehalten worden verwacht
van die mineralen die niet in eerste instantie nodig zijn voor de
grasgroei. Hiertoe behoren onder andere calcium, magnesium,
natrium en de spoorelementen.

MINERALEN EN RUWVQER
Gras heeft in vergelijking met bijvoorbeeld maïs meestal een
gunstig gehalte aan diverse mineralen. Echter van bedrijf tot
bedrijf of van perceel tot perceel binnen een bedrijf kan de
samenstelling behoorlijk variëren. Naast de gehalten aan de
diverse mineralen in de bodem, hebben ook diverse andere
factoren tijdens de groeiperiode invloed op de mineralensa-
menstelling van het gras. Het is duidelijk dat bij een tekort in de
bodem van bijvoorbeeld magnesium of van natrium de opname
van deze elementen door het gras wordt verminderd. Daarmee
neemt de kans op een onvoldoende voorziening van die
elementen bij de dieren toe. Ook fosfor zou in dit verband
genoemd kunnen worden. Echter de behoefte aan fosfor voor de
grasgroei is haast nog hoger dan de behoefte voor het dier. Een
fosfortekort in de grond veroorzaakt direct een fosfortekort in
het gras. Er is dan te weinig fosfor in de plant beschikbaar voor
een snelle eiwitvorming en daardoor wordt de grasgroei
vertraagd. Het fosforgehalte in het gras is dan weliswaar laag,
maar meestal nog niet zo laag dat er bij het dier een fosfortekort
ontstaat. Het eiwitgehalte van het gras is dan ook laag en veelal
zal dan ook eiwitrijk krachtvoer nodig zijn. Met de verstrekking
van eiwitrijker krachtvoer wordt tevens meer fosfor gegeven.
Het gaat echter niet alleen om de goede gehalten van mineraal-
stoffen in de bodem, maar ook om de onderlinge verhoudingen
van die stoffen. Zo is reeds lang bekend dat een hoog kali-gehalte
in de bodem nadelig is voor de opname van magnesium en van
natrium door het gras. Op veel bedrijven is de kali-toestand van
de grond hoog en heeft vaak nog de neiging tot stijgen.
Daarnaast kan als gevolg van het aanwenden van een grote
hoeveelheid drijfmest ineens, dat is meer dan 10 ä 15 m\' per

-ocr page 120-

hectare per gift, tijdeliji< een overaanbod aan kali voor het gras
aanwezig zijn.

Een ander voorbeeld is ijzer. Een hoog gehalte aan dit element in
de bodem is nadelig voor de opname van fosfor en van koper en
waarschijnlijk ook van selenium door het gras. Ook de pH van
de grond heeft daar invloed op. Zowel een hoge als een lage pH
van de grond zijn nadelig voor de opname van selenium door het
gras. Een hoge pH in de grond is ook nadelig voor de opname
van onder ander cobalt, jodium, koper, zink en mangaan. Het
kan daarom best voorkomen dat er volgens het grondonderzoek
voldoende van een element in de bodem aanwezig is, maar dat
de gehalten in het gras toch laag zijn.

NOODZAAK VAN AANVULLING
Onderzoek van gras(kuil) op het gehalte aan mineralen geeft al
een beter inzicht in de opname van de elementen door het gras.
Uit het onderzoek van de afgelopen jaren is een duidelijke
tendens tot toename van het kali- en fosforgehalte in het gras
geconstateerd en een afname van onder andere het calciumge-
halte.

Bij de interpretatie van het kali- en fosforgehalte van gras moet
ook rekening worden gehouden met het groeistadium of het ruw
eiwitgehalte van het gras.

Zowel kali als fosfor zijn belangrijk voor de grasgroei. In figuur 1
is het gewenste kaligehalte in relatie tot het ruw eiwitgehalte
gegeven en in figuur 2 dezelfde relatie met betrekking tot het
gewenste fosforgehalte. Wanneer het gehalte aan kali of fosfor
hoger ligt dan de getoonde lijn, is er sprake geweest van een
overmatig aanbod van kali of van fosfor aan het gras. Wal kali
betreft, veroorzaakt dat dus een verhoogde kans op een
magnesiumtekort bij de dieren.

Wat het praktijkonderzoek van mineralen in ruwvoer betreft,
zou het scala best uitgebreid mogen worden met de bepaling van
de diverse spoorelementen. Blijkt uit dit onderzoek een tekort
aan één of meer elementen, dan kan een passend mengsel ter
aanvulling worden gegeven. Dit is vaak goedkoper en doeltref-
fender dan te proberen via bemesting de gehalten op een
gewenst niveau te brengen.

Figuur 1: De gewenste relatie tussen het ruw eiwitgehalte en het kali-gehalte
in gras(kuil)

50 -,

Relatie Re en K in gras

g K/kg ds

Snijmaïs is arm aan de meeste elementen, met name aan
calcium, natrium en spoorelementen. Meer snijmais in het
rantsoen betekent doorgaans een verhoogde noodzaak tot
aanvulling van het rantsoen met mineralen. Enkelvoudige
krachtvoeders zijn meestal ook niet rijk voorzien van mineralen,
maar ze bevatten vaak wel een hoog gehalte aan een bepaald
element. Zo is bietenpulp rijk aan calcium en zijn bierbostel en
maïsglutenvoer rijk aan fosfor. Daarentegen bevat bietenpulp
zeer weinig fosfor en bevatten bierbostel en maïsglutenvoer zeer
weinig calcium.

Een rantsoen waarin snijmaïs is opgenomen of maïsglutenvoer
behoeft al gauw een aanvulling met bijvoorbeeld calcium,
natrium en spoorelementen, terwijl een aanvulling met fosfor
niet nodig is.

Bij veel voederbieten zijn naast calcium en fosfor ook spoorele-
menten nodig, maar het is meestal niet nodig natrium aan te
vullen.

De noodzaak van aanvulling bij een grasrantsoen is moeilijker
aan te geven. Dat komt vooral door de grote invloed van de
bodem- en groeiomstandigheden op de mineralensamenstelling
van gras, zoals voorgaand reeds is aangegeven.

DOELGERICHT ONDERZOEK
Door doelgericht onderzoek van gewas of voer, of van bloed of
van urine, kan bepaald worden of er een aanvulling nodig is.
Wanneer dat gedaan wordt, zal blijken dat op veel grasbedrijven
een tekort aan magnesium aanwezig is bij de droogstaande
koeien en de drachtige pinken. Een magnesiumtekort kan
voorspeld worden uit het gehalte aan magnesium en kalium in
de grond, of uit het kalium-, magnesium- en ruw eiwitgehalte
van het gras of de graskuil. Onderzoek van het magnesiumge-
halte in de urine van de dieren geeft de meeste duidelijkheid.
Bloedonderzoek is in dit verband ook minder geschikt. Bloedon-
derzoek op het Mg-gehalte is alleen zinvol om de diagnose
kopziekte te bevestigen.

Bepaling van het gehalte aan calcium, fosfor en natrium in het
voer, gevolgd door een rantsoenberekening, kan aanduiden of
een aanvulling aan deze elementen nodig is. De behoefte aan
deze mineralen is bij hoogproduktieve koeien en bij het jongere

Figuur 2:De gewenste relatie tussen het ruw eiwitgehalte en het fosforge-
halte in gras(kuil)

Relatie RE en P in gras
5.0-] g P/kg ds

4.0-

40 -

30 -

3.0-

2.0-

20 -

10 -

1.0^

—I-1-

50 100

g RE/kg ds

—I—

50

i

250

i

300

100
g RE/kg ds

150

200

300

150

200

250

-ocr page 121-

jongvee het grootst. Het totale rantsoen voor deze dieren moet
minimaal 5 gram calcium, 3,5 gram fosfor en 1,5 gram natrium
per kg droge stof bevatten.

De noodzaak van aanvulling van koper en selenium kan goed
worden bepaald door bloedonderzoek en dan bij voorkeur bij
de oudere hoogdrachtige pinken in de nazomer-herfst. Blijkt
hieruit geen tekort aantoonbaar te zijn, dan is de kans op een
tekort bij andere diergroepen of in een ander seizoen uiterst
klein, tenzij er een ander ruwvoer van een totaal andere
herkomst wordt gegeven. Blijkt er wel een groot tekort
aantoonbaar te zijn, dan is aanvullend onderzoek bij de andere
diergroepen en herhaling in een ander seizoen zinvol.
Op zand-, veen- en ijzerrijke kleigrond zijn het eerst tekorten aan
deze elementen te verwachten.

De noodzaak van aanvulling van cobalt kan worden afgeleid
van grondonderzoek. Als echter de pH van de grond hoog is, of
als de vochtvoorziening van het grasland niet in orde is, geeft
grondonderzoek minder zekerheid. Dat kan wel worden verkre-
gen door onderzoek van het cobaltgehaite in de lever, of van het
gehalte aan vitamine 8,2 in het bloed. De kans op cobalttekort is
het grootst op zandgrond. Bij produktieve dieren is de cobaltbe-
hoefte het hoogst. De jodiumvoorziening kan worden bepaald
aan de hand van het jodiumgehalte in de melk of door bepaling
van bepaalde hormonen in het bloed. De kans op een tekort is
hel grootst bij produktieve dieren. Op zandgrond is het eerst
jodiumtekort te verwachten, vooral als tevens de pH van de
grond hoog is.

Bepaling van het gehalte aan zink en mangaan in het voer kan
aantonen of er een tekort is te verwachten. Omtrent de
Nederlandse situatie zijn hierover nauwelijks gegevens beschik-
baar. Oude gegevens toonden aan dat een tekort nauwelijks was
te verwachten. Of dat in de huidige situatie nog zo is, is onzeker.
Mangaantekort zou het eerst te verwachten zijn als de pH van de
grond hoog is en de gehalten aan ijzer en fosfor hoog zijn.
Een tekort aan mineralen kan de gezondheid, de produktie en de
vruchtbaarheid van de dieren nadelig beïnvloeden. Voorkomen
is daarom ook nu beter dan genezen.

WIJZE VAN AANVULLING
De meest bekende aanvulling van mineralen heeft plaats via het
mengvoer. Nu er echter steeds minder mengvoer gebruikt en
vaak een deel van het mengvoer wordt vervangen door een
enkelvoudig produkt, is de aanvulling via deze methode niet
altijd toereikend. Door verhoging van de gehalten in het
mengvoer kan aan dit bezwaar soms worden tegemoet geko-
men. Er zijn echter binnen de veestapel vrijwel altijd diergroe-
pen die geen krachtvoer in de vorm van mengvoer krijgen en dus
krijgen deze dieren ondanks verhoging van de gehalten in het
mengvoer nog niets extra. De gehalten aan diverse mineralen
worden meestal niet op de label of de afleveringsbon vermeld,
zodat in voorkomende gevallen de gehalten bij de leverancier
opgevraagd moeten worden. Per fabrikant en per samenstelling
kan de toevoeging nogal verschillen. Een andere mogelijkheid is
de verstrekking in de vorm van een speciaal mineraalbrokje.
Mineraalbrok is er reeds lang, waarbij het gehalte aan toege-
voegde mineralen meestal circa ïO^c bedraagt. Het beval
meestal een standaard mineralenmengsel. Van zo\'n mineralen-
brok moei bijvoorbeeld 1 kg per koe of 0,5 kg per pink per dag
worden verstrekt om in de behoefte le voorzien. Met 1 kg van dil
krachtvoer wordt evenveel mineralen gegeven mei 4 of 5 kg van
een normale brok. Hel is evenwel de vraag of de gegeven
samenstelling wel voldoende passend is ten opzichte van de
behoefte van de dieren. Een speciaal voorbeeld is ook de anli-
kopziektebrok. Hierin is alleen extra magnesium opgenomen, in
een hoeveelheid van 2,5 a 5% MgO. Meestal is verstrekking van
1 kg (bij 5%) of van 2 kg (bij 2,5%) voldoende om in de Mg-
behoefle van melkkoeien te voorzien. Voor een goede opname
door de dieren is het belangrijk dal de grondstoffen die in deze
anti-kopziektebrok worden gebruikt goed smakelijk zijn. Verder
is hel belangrijk dal de gebruikte Mg-bron (meestal Mg-oxyde)
een goede oplosbaarheid heeft.

Een nieuwe ontwikkeling is een hoog geconcentreerd minera-
lenbrokje. Het is mogelijk een brokje le persen van een mengsel
dal circa 70% mineralen beval. Met een hoeveelheid van circa
150 gram per dier per dag wordt daarmee vaak al een voldoende
aanvulling gegeven. Voordeel van een brokje is dat het niel stuift
en er geen ontmenging kan optreden. Door een smakelijke
drager le gebruiken wordt levens de opname bevorderd. Hel kan
daardoor ook gemakkelijk gedoseerd aan de dieren worden
verstrekt, zonder dal daar nog weer andere produklen of
installaties voor nodig zijn. De samenstelling kan aan de bodem-
of bedrijfsomstandigheden worden aangepast. De meest gebrui-
kelijke verstrekking van extra mineralen heeft plaats via een
droog mineralenmengsel in poedervorm. Er zijn diverse slan-
daardmengsels beschikbaar, bijvoorbeeld als aanvulling op
snijmaïs of tijdens de droogsland. Per leverancier kunnen die
samenstellingen nogal verschillen. In label 1 is van enkele
leveranciers de samenstelling van snijmaïsmineralen gegeven en
in tabel 2 die van droogslandmineralen.

Tabel 1: De samenstelling van sniimaismineralen bi| 4 verschillende leveran-
ciers

A

B

C

D

Calcium, g/kg

140

150

130

180

Fosfor, g/kg

110

50

80

50

Magnesium, g/kg

40

120

50

100

Natrium g/kg

60

100

70

100

Selenium, mg/kg

10

20

5

20

Jodium, mg/kg

20

40

30

100

Tabel 2: De samenstelling van droogstandsmineralen bi| 4 verschillende

leveranciers

A

B

C

D

Calcium, g/kg

30

20

5

50

Fosfor, g/kg

80

50

80

50

Magnesium, g/kg

150

200

150

200

Natrium g/kg

70

120

60

50

Selenium, mg/kg

15

20

10

20

Jodium, mg/kg

50

20

50

100

De opname door de dieren wil nog wel eens een probleem zijn.
Een voldoende opname door de dieren is daarom niel altijd
gewaarborgd. Dat geldl speciaal voor Mg-oxyde of voor Mg-
rijke mengsels. De opname lukt meestal beter als de mineralen
samen met een vochtig smakelijk produkt worden gegeven.
Afhankelijk van de concentratie zijn doseringen tol circa 100 a
150 gram per koe per dag nodig.

Tamelijk nieuw is ook de verstrekking van mineralen in
vloeibare vorm. In deze vorm kunnen de mineralen via een
doseerinrichling aan hel drinkwater worden toegevoegd. Één-
maal ingesteld behoeft dil systeem geen dagelijkse zorg. De
vraag is overigens wel of alle dieren in voldoende male worden
voorzien. De opname aan drinkwater wordt namelijk naast de
vochtbehoefte sterk beïnvloed door bijvoorbeeld de vochtigheid
van het voer. Als een deel van de veestapel een natte graskuil
krijgt, bijvoorbeeld het jongvee, en een ander deel een droge
graskuil, zal het jongvee relatief erg weinig water opnemen en

-ocr page 122-

daarmee mogelijk te weinig mineralen opnemen. Ook moet
bedacht worden dat tijdens de weideperiode ook bij het jongvee
een aanvulling gewenst kan zijn en dat de wateropname dan
sterk afhankelijk is van het weer. Daarnaast is het zo dat niet alle
mineralen in voldoende mate oplossen. Dat geldt duidelijk voor
calcium en ook wel voor magnesiumverbindingen.
Vetoplosbare vitamines als vitamine A, D en E lossen ook niet in
water op. Een vloeibaar mengsel kan dus niet onder alle
omstandigheden als enige aanvulling worden toegepast. Eén
garantie is bij vloeibare mineralen duidelijk te geven, namelijk
dat de in de vloeistof aanwezige stoffen oplosbaar zijn. Tenslotte
kan worden aangegeven dat er nog enkele speciale mogelijkhe-
den zijn van mineralentoediening. Zo is er de bekende liksteen.
Daarmee is op een gemakkelijke manier zout te verstrekken, of
eventueel zout plus bepaalde spoorelementen. Er zijn ook
likstenen waarin calcium of magnesium aanwezig is, maar de
opname van calcium of magnesium via een liksteen is meestal
niet toereikend als er daadwerkelijk een aanvulling van deze
mineralen gewenst is. Zo\'n liksteen bevat bijvoorbeeld 100 gram
Mg per kilogram. Bij een opname per dag van 35 gram van de
liksteen wordt slechts 3 gram Mg opgenomen, terwijl in veel
gevallen een aanvulling van bijvoorbeeld 20 gram Mg per koe
per dag gewenst is. Verder zijn er nog likrollen of likemmers. Het
hoofdbestanddeel is bijvoorbeeld melasse, waardoor mineralen
als mengsel of enkelvoudig zoals bijvoorbeeld magnesium-
oxyde zijn gemengd. Door de smakelijkheid van de melasse
wordt het magnesium goed opgenomen.
Voor sommige elementen is een toediening per injectie mogelijk.
Dit kan bijvoorbeeld voor elementen als koper, seleen of
jodium. Toediening per injectie kan zinvol zijn als er bijvoor-
beeld reeds een duidelijk tekort aanwezig is en een snel herstel
wordt beoogd.

Toediening kan tenslotte ook plaatshebben in de vorm van een
bolus. Deze ingegeven bolus komt in de pens-netmaag terecht en
geeft, afhankelijk van de samenstelling, langzaam één of
meerdere elementen, bijvoorbeeld koper af. Een bolus is
geschikt als aanvulling van spoorelementen. Zo\'n bolus kan 2 ä
3 maanden werkzaam zijn. Deze toedieningsvorm kan toege-
past worden om een tekort te voorkomen, bijvoorbeeld een Cu-
tekort bij pinken tijdens de weideperiode, nadat in een
voorgaand jaar tijdens de weideperiode bij het jongvee hiervan
een tekort is vastgesteld. Zijn meerdere tekorten, waaronder
magnesium, mogelijk, dan kan beter een mineralenmengsel,
bijvoorbeeld in brokvorm, worden gegeven gedurende het
weideseizoen.

CONCLUSIES

De afgelopen jaren is het krachtvoerverbruik per liter geprodu-
ceerde melk op veel rundveebedrijven sterk afgenomen. Er
wordt nu dus meer melk uit ruwvoer geproduceerd. Het
ruwvoer bestaat veelal uil een groter aandeel snijmaïs, dat altijd
arm is aan mineralen. Op veel bedrijven zijn de bodemomstan-
digheden zodanig, dat een voldoende mineralenopname door
het gras niet steeds gewaarborgd is. Bovendien is de groeisnel-
heid van het gras toegenomen.

Hierdoor is het te verwachten dat de opname van elementen, die
niet in eerste instantie nodig zijn voor de grasgroei, achter blijft.
Hiertoe behoren calcium, natrium, magnesium en de spoorele-
menten.

Door deze veranderde omstandigheden is het nodig meer
aandacht aan de mineralenvoorziening te schenken. In de
praktijk wordt te weinig aandacht geschonken aan de minera-
lenvoorziening van de dieren die geen krachtvoer krijgen.

LITERATUUR

Handleiding mincralenonderzoek bij rundvee in de praktijk. Vierde druk. 1990.
NRIjO. Commissie Onderzoek Minerale Voeding. "s-Gravenhage.

Aanvaard op 7 oktober 1992

VüüR DE PRAKTIJK

Een uitbraak van kerato-conjunctivitis op

een melkveebedrijf

An outbreak of kerato-conjunctivitis in a dairy herd
H.J. van Weeringi, M.J.M. Koch2

Tijdschr Diergeneeskd 1993: 118: 82-4

SAMENVATTING
Er wordt een uitbraak beschreven van infectieuze kerato-
conjunctivitis bij koeien op een melkveebedrijf tijdens de
stalperiode. Bij drie dieren werd uit het oogvocht
MoraxeUa
geïsoleerd Het optreden van de infectie is wellicht geïnitieerd
door vaccinatie met geattenueerde virusstammen van IBR-virus,
adenovirus type 3 en para-influenza 3-virus. Vermoedelijk
spelen stalklimatologische omstandigheden een belangrijke rol
bij het klinisch manifest worden van de infectie.

1 Gezondheidsdienst in West- en Midden-Nederland, Postbus 87, 2800 AB
Gouda

2 DAP Koch, Klaverpad 7, 2971 BL Bleskensgraaf

SUMMARY

An outbreak of infectious kerato-conjunctivitis is described in a
dairy herd during the (winter)stable period
MoraxeUa was
isolatedfrom lacrimation fluid from three animals. The develop-
ment of the infection was possibly precipated bij a vaccination
with modified live IBR virus, adenovirus type 3 and para-
influenza virus type 3. Presumably, climatological-stable condi-
tions play an important role in the clinical manifestation of the
infection.

INLEIDING

Op 6 mei 1992 werd de Gezondheidsdienst \'West- en Midden-
Nederland\' geconsulteerd in verband met het veelvuldig optre-

-ocr page 123-

den van kerato-conjunctivitis op een melkveebedrijf.
Op het bedrijf zijn 135 runderen gehuisvest in een noord-zuid
richting gelegen ligboxenstal. Aan de oostzijde bevindt zich een
éénrijig ligbox-gedeelte, waar ongeveer 45 stuks jongvee vanaf
een leeftijd van 6 maanden en een 10-tal droge koeien zijn
gehuisvest. Aan de westzijde bevindt zich een drierijig ligboxge-
deelte, waar gemiddeld 80 melkkoeien ondergebracht zijn. In de
ligboxen wordt wit houtzaagsel gestrooid. Aan de westzijde
bevinden zich lange inlaatkleppen, die recentelijk zijn aange-
bracht, waardoor de binnenkomende koude lucht niet meteen
neervalt op de dieren die in de boxen tegen de muur liggen.
Op 24 december 1991 zijn alle dieren in deze stal geënt met
combinatievaccin tegen IBR, adenovirus-type 3 en para-influ-
enza-3 virus. Dit vaccin werd intranasaal 2 ml per dier in één
neusgat toegediend. De reden hiervoor was, dat er af en toe
individuele gevallen van ademhalingsaandoeningen optraden.
Deze dieren hadden sereuze tot muco-purulente neusuitvloei-
ing, maar vertoonden geen algemene ziekteverschijnselen of
produktiedaling. Men is begonnen met het enten van de
melkkoeien aan de westelijke zijde en vervolgens zijn het
jongvee en de droogstaande koeien gevaccineerd aan de
oostzijde van de stal.

Half januari, ongeveer twee weken na de vaccinatie, werden er
verschillende dieren onder de melkkoeien gezien met ernstige
ooguitvloeiing. Eén a twee dagen na aanvang van de uitvloeiing
was er veel muco-purulent materiaal op de oogbol aanwezig,
waarvan de veehouder opmerkte dat het opvallend wit van
kleur was. Deze oogontstekingen kwamen zowel eenzijdig als
beiderzijds voor. Al naar gelang de ernst van de ontsteking en
het al dan niet beiderzijds voorkomen was de visus van de
aangetaste dieren in meer of mindere mate gestoord. Er werden
geen algemene ziekteverschijnselen waargenomen. Over de
melkproduktie van de dieren waren geen klachten, behalve bij
die dieren waar de visus gestoord was, trad melkproduktiedaling
op. In verloop van de tijd kregen steeds meer dieren deze
oogontstekingen. Opvallend hierbij was dat deze oogontstekin-
gen alleen voorkwamen bij de dieren, die aan de westzijde van
de stal waren gehuisvest. Bij het jongvee en de droogstaande
koeien werden geen oogontstekingen gezien. In een bepaalde
periode waren er wel twaalf dieren tegelijk met matige tot
ernstige purulente ooguitvloeiing. Bij de meeste dieren trad in
een week tijd spontaan herstel op. Bij enkele dieren leek de
aandoening te recidiveren, maar over het algemeen trad het
maar éénmaal op. Bij enkele dieren duurde het proces langer,
doordat het hoornvlies in ernstige mate in het ontstekingsproces
betrokken was. Bij deze dieren was op moment van het
bedrijfsbezoek nog een litteken in het hoornvlies zichtbaar, maar
was de buitenzijde weer geheel hersteld, behalve bij één dier
waar nog een actief ulcus corneae aanwezig was.

Bedrijfsbezoek

Bij het bedrijfsbezoek van de Gezondheidsdienst waren de
problemen volgens de veehouder al aanzienlijk verminderd.
Toch waren er bij een tiental dieren nog duidelijke traanstrepen
zichtbaar soms eenzijdig soms aan beide zijden. De conjunctivae
van de aangetaste ogen waren te rood van kleur terwijl er
purulent materiaal aanwezig was in de mediale ooghoek. Bij één
dier was een ulcus corneae te zien. De visus van dit oog was
duidelijk verminderd. Bij de overige dieren werden geen
defecten van de cornea geconstateerd. Er werd geen fluorescine-
kleurstof gebruikt, omdat dat niet voorhanden was.

Aanvullend onderzoek

Van vijf dieren (A t/m E) met de duidelijkste ontstekingsver-
schijnselen werden met behulp van droge swabs monsters
genomen voor bacteriologisch, virologisch en microscopisch
onderzoek (voor het aantonen van
Chlamydia spp). De swabs
voor bacteriologisch en virologisch onderzoek werden direct na
monstername in een transportmedium bewaard tot het moment
van onderzoek.

Voor microscopisch onderzoek werd met een droge swab een
monster genomen, dat ter plaatse op een voorwerpglaasje werd
uitgestreken. Bij de dieren D en E werden ook neusswabs
genomen voor onderzoek op IBR-virus, omdat deze dieren een
sereuze tot muco-purulente neusuitvloeiing hadden. De resulta-
ten staan vermeld in tabel 1.

Tabel 1: De resultaten van het aanvullend onderzoek bij vijf melkkoeien.

Diernr.

Aard

Bacteriologisch

Onderzoek op

Micrologisch

materiaal

onderzoek

I.B.R.-virus

onderzoek op

Chlamydia

A

ooguitvl.

Moraxella

negatief

negatief

B

ooguitvl.

Moraxella

negatief

negatief

C

ooguitvl.

Moraxella

negatief

negatief

D

ooguitvl.

P. mullocida

negatief

negatief

D

neusuitvl.

-

negatief

-

E

ooguitvl.

negatief

negatief

negatief

E

neusuitvl.

-

negatief

-

resultaten

Opgemerkt dient te worden, dat de gekweekte Moraxella niet
verder is getypeerd. Het betreft zeer waarschijnlijk
Moraxella
bovis. De uitstrijkjes voor microscopisch onderzoek waren
dermate dun uitgestreken, dat er zeer weinig cellen aanwezig
waren om
Chlamydia te kunnen aantonen.

discussie

Met inachtneming van de gegevens van de anamnese en de
resultaten van het bacteriologisch onderzoek moet de oorzaak
van de oogaandoening gezocht worden in een infectie met
Moraxella bovis.

Moraxella bovis veroorzaakt bij het rund een infectieuze kerato-
conjunctivitis, welke zowel eenzijdig als beiderzijds kan optre-
den. In Nederland komt de infectie vooral voor in warme
zomermaanden bij koppels jongvee, waarbij stof, ultraviolet
licht en de aanwezigheid van vliegen rond de ogen als
predisponerende factoren worden beschouwd. De aandoening
is goed te behandelen met een antibioticum-bevattende oogzalf.
Moraxella bovis is onder andere gevoelig voor tetracyclinen.

-ocr page 124-

penicilline, erytromycine en Sulfonamiden.
Als differentiële diagnose komen in aanmerking IBR, BVD-
Mucosal disease, BCK, Chlamydia
conjunctivae-\'mïtcXie., Pas-
teurellose en fysische of chemische prikkelingen van conjuncti-
vae en cornea.

Het bijzondere van het bovengeschreven geval is, dat de
aandoening uitsluitend optrad bij de melkkoeien en juist niet
gezien werd bij het jongvee en dat de aandoening in de winter
optrad.

Op grond van de verzamelde gegevens lijkt het waarschijnlijk
dat de infectie subklinisch bij een aantal dieren aanwezig was en
dat deze door de vaccinatie manifest is geworden, waarna
verspreiding heeft plaatsgevonden. Dat alleen de melkkoeien
gehuisvest aan de westelijke zijde van de stal aangetast werden,
moet waarschijnlijk toegeschreven worden aan het feit dat
alleen aan die zijde specifieke predisponerende factoren aanwe-
zig waren. Hierbij kan gedacht worden aan een slechter
stalklimaat door een grotere concentratie vrijkomende gassen
uit de drijfmest-kelder (twee roosterpaden in plaats van één aan
de oostelijke zijde) en mogelijk een verminderde ventilatie door
de aangepaste inlaatkleppen. Op het moment van het bedrijfsbe-
zoek gingen de koeien overdag naar buiten, zodat geen zinvolle
klimaatsmeting uitgevoerd kon worden, die representatief
genoeg kon zijn om de situatie in de stalperiode te beoordelen.
Het is ook mogelijk, dat de infectie zich heeft kunnen
verspreiden door de wijze van fixatie tijdens de vaccinatie.
Hierbij kan de kleding van degene, die de koeien aan de kop
vasthield, besmet zijn geraakt waardoor de infectie op de nadien
geënte dieren overgebracht kan worden. Alleen is het dan niet
verklaarbaar, waarom het jongvee en de droge koeien niet
besmet zijn geraakt, omdat die als laatsten zijn gevaccineerd.
Een ander verschil tussen de dieren aan de oost- en westzijde van
de stal is, dat tijdens de stalperiode om de drie weken gedurende
3 dagen een voetbad aan de melkkoeien wordt gegeven.
Hiervoor wordt meestal een 3%-formaline oplossing gebruikt en
een enkele keer een lincomycine-oplossing. Het is de veehouder
echter niet opgevallen, dat na het installeren van het voetbad de
problemen toenamen, zodat er geen verband lijkt te bestaan
tussen het voetbad en de gesignaleerde problemen.

Geadviseerd werd het dier met de ulcus corneae en de dieren
met muco-purulente ooguitvloeiing te behandelen met een
Oxytetracycline bevattende oogzalf. Tevens werd aanbevolen bij
aanvang van de komende stalperiode een stal-klimatologisch
onderzoek te laten uitvoeren en aan de hand daarvan advies in te
winnen over mogelijke verbeteringen. De met de oogzalf
behandelde dieren herstelden voorspoedig.

LITERATUUR

1. Cornelisse JL. Bacteriële ziekten en mycotische aandoeningen bij
dieren. Bunge, Utrecht, 1988: 48-9.

2. Bisping W and Amtsberg G. Colour atlas for the diagnosis of
bacterial pathogens in animals. Paul Parey Scientific Publishers,
Berlin and Hamburg, 1988: 158-9.

3. Blood DC, Henderson JA and Radostits OM. Veterinary Medicine
Baillière Tindall. London, 1979: 516-8.

Aanvaard op 28 augustus 1992

Overzichtsartikelen

Salmonella Dublin op melkveebedrijven in

Noord-Nederland

Salmonella Dublin in dairy farms in the north of the Netherlands
I. J. R. Visserl, m. Veen^, J. W. B. van den Giessens, D. J. Peterse^ en W. Wouda^

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 84-7

SAMENVATTING
Salmonella énhMn-infecties bij kalveren en koeien worden al
sinds het begin van deze eeuw in Nederland beschreven, vooral
in de provincie Friesland De symptomen die hierbij kunnen
optreden zijn ernstig acuut zieke dieren, diarrhee en abortus. In
dit artikel zijn retrospectief paratyfus-infecties vermeld vanaf
1919 tot heden, zoals deze werden gediagnostiseerd op de
Gezondheidsdienst voor Vee in Friesland en de Gezondheids-
dienst voor Dieren Noord-Nederland Hieruit blijkt dat er een
dalende lijn is waar te nemen voor het percentage
S. dublin-
infecties, echter af en toe vindt een opleving plaats. Na 1988
neemt het aantal melkveebedrijven met
S. dublin problemen
weer toe, met hoge kalversterfte, abortus en ernstig zieke koeien.

\' Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland, postbus 361,9200 AJ Drachten.
2 Studente Diergeneeskunde, Simplonbaan 565, 3524 GK Utrecht.
\' Vakgroep Infectieziekten en Immunologie. Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 1,3508
TD Utrecht.

SUMMARY

During the last century many calves and cows with Salmonella
dublin infections are diagnosed in the North of the Netherlands,
especially in the province of Friesland In this paper are
retrospectively traced the problems by paratyphus infections in
cattle, from 1919 till now, the diagnosis of which was made at the
Animal Health Service in Friesland and North-Netherlands.
Over the decennia a decrease is noticed for the percentage of
necropsies of calves with
S. dublin infections, although some
irregular peaks appear. However since 1988 an increase is
observed in dairy farms with
S. dublin problems, revealing high
mortality in calves, abortions and sick cows.

INLEIDING

Bij melkvee worden bedrijfsproblemen ten gevolge van sal-
monellose vrijwel uitsluitend veroorzaakt door
Salmonella
dublin
en Salmonella typhimurium (2,3,4). De schade veroor-
zaakt door onder meer sterfte, atortus, groeivertraging en

-ocr page 125-

behandelingskosten is aanzienlijk, hoewel exacte cijfers ontbre-
ken. In het werkgebied van de Gezondheidsdienst voor Dieren
Noord-Nederland werd vanaf 1988 een toename geconstateerd
van uitbraken veroorzaakt door
S. dublin (15). Tijdens bezoe-
ken aan de besmette melkveebedrijven bleek dat behalve
kalveren ook een aantal koeien ernstige klinische verschijnselen
vertoonde: hoge koorts, uit de melk en soms diarrhee. Deze
zieke dieren waren meestal zonder nader laboratoriumonder-
zoek naar het slachthuis afgevoerd of bij sterfte gedestrueerd. Bij
slechts een beperkt aantal koeien werd de klinische diagnose
bevestigd door middel van bacteriologisch onderzoek. Dat de
kalverziekten reeds in de vorige eeuw in Friesland aanleiding
gaven tot grote bezorgdheid blijkt uit het feit dat dierenarts Poels
in 1897 de opdracht kreeg van de minister van Binnenlandse
Zaken om hiernaar onderzoek te doen (10,14). Poels (10)
constateerde dat de door hem genoemde \'pseudo-coli\' bacil een
belangrijk aandeel had in de kalversterfte in Friesland. Hij
differentieerde infecties tussen \'coli\' bacillen en \'pseudo-coli\'
bacillen op grond van verschillen in de klinische verschijnselen
met de pathologisch-anatomische bevindingen van de dieren en
de morfologische en biochemische eigenschappen van de
geïsoleerde bacillen. Poels toonde de \'pseudo-coli\' bacillen ook
aan in de faeces en het vestibulum vaginae van runderen en op
de bodem van de stallen. Ter preventie voor de kalversterfte
adviseerde hij hygiënische maatregelen rond de geboorte. De
veehouder diende het vestibulum vaginae van de in partu zijnde
koe nauwgezet schoon te maken en te desinfecteren met een
sublimaatoplossing of een creolineoplossing met behulp van een
ballonspuit. Faecale verontreiniging van het kalf tijdens en na de
geboorte diende te worden voorkomen. De navel van het kalf
moest worden gedesinfecteeerd en het kalf diende op een nieuw
schoon strooisel in een aparte ruimte te worden opgestald. Een
rieten muilkorQe werd omgebonden zodat het dier geen vuil op
kon nemen. Zieke dieren moesten worden geïsoleerd. Deze
adviezen stonden lange tijd bekend als de \'methode Poels\'. Het
werd echter niet consequent toegepast omdat velen, zowel
veehouders als dierenartsen het te omslachtig vonden. In de loop
van enkele generatie\'s raakte de \'methode Poels\' in de vergetel-
heid.

In de vijftiger jaren wijst Sjollema (12) op de aspecten van de
Salmonellose bij runderen en vermeldt Dijkstra (2) gunstige
resultaten in de bestrijding van
Salmonellose door het opsporen
en afvoeren van drager-koeien op de bedrijven.

WETENSCHAP

In dit artikel zal worden ingegaan op het voorkomen van
salomonella-infecties in Noord-Nederland gedurende de afgelo-
pen decennia.

MATERIAAL EN METHODEN

1. De jaarverslagen (5) van de Gezondheidsdienst voor Vee in
Friesland (1919-1982) en de Gezondheidsdienst voor Die-
ren Noord-Nederland (1982- heden) werd bestudeerd op het
voorkomen van paratyfus infecties bij melkvee.

2. De van melkveebedrijven afkomstige Salmonella serotypen
werden vanaf 1985 per jaar nader gerubriceerd.

3. Het aantal melkveebedrijven met S. dublin werd per jaar
(1985 t/m 1991) uitgesplitst naar de aard van het primair
ingezonden materiaal: i -geaborteerde vrucht, ii - gestorven
dier en iii - faeces, waaruit deze besmetting werd geconsta-
teerd..

4. De gevoeligheid van S. dublin voor antibacteriële middelen
werd procentueel berekend voor isolaten afkomstig van
sectie\'s in 1990 en 1991.

RESULTATEN

Uit de jaarverslagen blijkt dat paratyfus al vanaf de begin jaren
van de Gezondheidsdienst voor Vee in Friesland als de meest
voorkomende ziekte onder de kalveren staat vermeld. Bij ter
sectie aangeboden kalveren overheerst de diagnose paratyfus.
Vanaf 1925 worden in de jaarverslagen de aantallen ingezonden
dieren en diagnoses gerubriceerd. Het percentage van de dieren
gestorven aan paratyfus ten opzichte van het totaal aantal
uitgevoerde secties schommelt jaariijks rond de 20 - 30 procent,
met hogere pieken in 1933 en 1939. Na 1955 dalen deze sterfte
percentages door salmonella-infecties tot onder de 20 procent en
begin zeventiger jaren tot onder de 10 procent. Als klinische
symptomen van de kalveren worden in 1925 genoemd: septica-
emie met acute sterfte, diarrhee en hoesten, met als pathologi-
sche bevindingen \'bloedrijke longkwabjes, bloedingen in maag
en darmen, met darmontsteking\'. \'Tevens worden gezwollen en
bleke schijlklieren gevonden, terwijl de lever typische okergele
vlekken vertoondde. Vaak waren een sterk gezwollen milt en
nieren met gele vlekken, als ook infarcten aanwezig. Uit alle
organen konden paratyfus bacillen worden gekweekt\'. De
bacteriën werden gedetermineerd op grond van suikervergisting
en agglutinatie-reacties. Welke suikers in die tijd gebruikelijk
waren, wordt niet vermeld. Evenmin wordt aangegeven met

Tabel 1. Salmonella-isolaties bij melkvee In de laren 1985 t/m 1991. Gezondheidsdienst voor Dieren Noord-Nederland,

1985

1986

1987

1988

1989

1990

1991

S. dublin

20

24

12

38

127

249

255

S. typhimurium

37

43

36

28