-ocr page 1-

DE

OVERGEVOELIGHEIDSREACTIES
DER HUID BIJ ENKELE
HUIDZIEKTEN

19,25

t \' 2

-ocr page 2-

:

■-•\'iïf

. - •

r\'\'

,>/.>• r

■ V\'

. ■

........... ■ ■ \'

\' i

-ocr page 3-

\\ \'--y.\'^. T

•■\'it\'.\'

■ ..-v ■ ■

-ocr page 4-

X ".\'. i

■.-v.- iv y\'-. .,

Wàèm---.

- :

-ocr page 5-

de overgevoeligheidsreacties
der huid bij enkele huidziekten

-ocr page 6- -ocr page 7-

DE

OVERGEVOELIGHEIDSREACTIES
DER HUID Bij ENKELE
HUIDZIEKTEN

PROEFSCHRIFT

ter verkrijging van den graad van
DOCTOR IN DE GENEESKUNDE
aan de rijks-universiteit te utrecht
op gezag van den rector magnificus
m
r. j. ph. suyling. hoogleeraar in de
faculteit der rechtsgeleerdheid.
volgens besluit van den senaat der
universiteit tegen de bedenkingen
van de faculteit der geneeskunde
te verdedigen op dinsdag 3 nov. 1925,
des namiddags te a uur, door
JAN SCHOONENBERG
arts,

geboren te amsterdam

-ocr page 8-

mmmm^iim^y^ ... ........ -

■■ . ... - \' ■\'/ ■

■S
t\' \'■

U. \'Wr.

l\'y

\'-. y-. :y-..^ur- . •

7 .

f*\' ■ ■

r- ■ y\'

i

-ocr page 9-

^^A^ MIJN OUDERS

-ocr page 10-

lÄ:

.......

-i\'.:., •■• -•■

- ï;

mmnam

r- ÏLv

..■a VV-

. ; . ■ -y ■

■ ■■ • . • ■•,.- ■

-ocr page 11-

Het is mij een aangename taak U, Hoogleeraren en
Docenten der Medische en Philosophische Faculteiten, mijn
erkentelijkheid te betuigen voor het van U genoten onderwijs.

U. Hooggeleerden VAN LEEUWEN. Hooggeachten
Promotor, ben ik bijzonderen dank verschuldigd, niet alleen,
omdat Gij mij in de gelegenheid hebt gesteld, om onder
Uwe leiding dit proefschrilt te bewerken, maar vooral voor
de welwillende wijze waarop Uw hulp verleend werd.

De talrijke uren in Uw kliniek en polikliniek doorgebracht,
zijn mij door den aangenamen geest die er heerscht, steeds
kort gevallen.

Zeergeleerde BOSSCHA, de jaren dat ik Uw assistent
heb mogen zijn, zal ik nooit genoeg kunnen waardeeren.

Veel heb ik dien tijd geleerd, want nooit tevergeefs is
door mij Uw hulp ingeroepen, wanneer een ingewikkeld
ziektegeval mij moeilijkheden veroorzaakte.

Steeds heeft het mij dan getroffen, hoe het mogelijk was,
door een scherpe opmerkingsgave en een helder oordeel,
diagnostische moeilijkheden te overwinnen.

Dat Gij mij een groote mate van vrijheid liet, om patiënten
n^ar eigen inzicht tc behandelen, heb ik zeer op prijs gesteld.

Mijn dank ook uan U, Hooggeleerden STORM VAN
leeuwen, voor de bereidwilligheid waarmede Gij mij
van allergenen voorzien hebt. en voor de groote vriendelijkheid
tvaarmede Gij mij steeds ontvangen hebt. om mij Uwe
opvattingen en werkwijze duidelijk te maken.

Bijzonder verplicht voel ik mij jegens U, Mr. COCA,
voor de welwillende wijze waarop Gij, tijdens mijn kort-
stondig verblijf te New York, bereid waart, gedurende ver-
scheidene dagen Uwen kostbaren tijd op te offeren, om mij

-ocr page 12-

een inzicht in het groot-bedrijf van Uw asthmakliniek te geven.

Ook wil ik een woord van welgemeenden dank richten
tot U, Geachte Directrice, Mej. UTERMÖHLEN. als hoofd
van de groote huishouding waarvan ik sinds enkele jaren
deel uitmaak.

Dat Gij steeds getracht hebt, mij het verblijf in de kliniek
zoo aangenaam mogelijk te maken, zal in dankbare herinnering
bij mij blijven.

Tenslotte betuig ik mijn erkentelijkheid aan de verpleegsters,
zonder wier onmisbare hulp, een klinische werkkring onbe-
staanbaar is.

-ocr page 13-

INLEIDING.

Het zal dengene, die de Amerikaansch-medische literatuur
der laatste tien jaren gevolgd heeft, opgevallen zijn, dat er
een belangrijke plaats is ingeruimd aan de studie van een
aantal ziekelijke afwijkingen, die daar samengevat worden
onder den naam ,,allergische ziekten".

Met een slechts zelden verflauwend enthousiasme worden
daar klinische onderzoekingen beschreven, die den niet al
te kritisch aangelegden beoefenaar der geneeskunst met be-
wondering vervullen voor de belangrijke resultaten, aan gene
zijde van den oceaan bereikt, in het diagnostiseeren en be-
handelen dier ziekten.

De belangrijkheid dezer onderzoekingen wordt nog ver-
hoogd door het feit, dat het juist een aantal pathologische
afwijkingen betreft, waarbij zoowel het inzicht in het ont-
staan, als de behandeling zeer onvolledig is.

Wanneer we nu trachten weer te geven wat men onder
allergische ziekten verstaat, kan men zeggen dat het ziekelijke
afwijkingen zijn, die gemeenschappelijk hebben, dat ze ver-
oorzaakt worden door soms bekende, doch meest onbekende
stoffen, waarop het overgevoelige individu op pathologische
wijze reageert.

Deze stoffen, ,,allergenen" genaamd, zijn indifferent voor
den gezonden mensch, terwijl ze bij den overgevoeligen
patiënt soms lichte, soms de meest ernstige ziekteverschijn-
selen kunnen teweeg brengen.

Het woord allergie, door von Pirquet bij zijn studies over
revaccinatie in de medische nomenclatuur ingevoerd, is in

1

-ocr page 14-

Amerika gepopulariseerd, en wordt, zonder aan een bepaalde
wetenschappelijke definitie te beantwoorden, het best weer-
gegeven door den naam overgevoeligheid, overgevoeligheid
voor stoffen, waarvoor het niet-allergisch individu onge-
voelig is.

Niet elke vorm van overgevoeligheid mag echter met den

naam allergie bestempeld worden.

Wat men onder allergie te verstaan heeft is op zeer duide-
lijke wijze uiteengezet door
S t o r m v a n L e e u w e n. )

Hij onderscheidt daartoe zeer terecht een overgevoeligheid
in quantitatieven zin. van een overgevoeligheid in quahta-
tieven zin. De eerste vorm van overgevoeligheid noemt hij

idiosynkrasie, de tweede allergie.

Tot de overgevoeligheid in quantitatieven zin behoort de
geneesmiddehdiosynkrasie,
waarbij de verschijnselen, die bij

den overgevoeligen patient optreden, dezelfde zijn als bi) een
niet overgevoelige na een veel grootere hoeveelheid van het

vergift.

Een voorbeeld hiervan is de overgevoeligheid tegen coca-
ine, waarvan de letale dosis voor den een veel lager is dan

voor den ander.

Geheel anders is dit bij de overgevoeligheid in qualitatieven

zin waarbij verschijnselen op kunnen treden, die bij niet-
allergische individuen zelfs na de grootste hoeveelheden van
de schadelijke stof geheel ontbreken.

Voorbeelden hiervan zijn: het optreden van urticaria na
medicamenten, urticaria na het gebruik van aardbeien, hooi-
koorts na het inademen van stuifmeel, asthma afkomstig van

de huid van paarden, enz.

Wat oudere schrijvers idiosynkrasie noemden (koemelk-
idiosynkrasie bij kinderen, aardbeienidiosynkrasie, enz.) valt
bij deze indeehng onder het begrip allergie.

Waarop de overgevoeUgheid berust is niet bekend; wat
Rözle in 1913 over idiosynkrasie schreef (allergie volgens
de nu gebruikelijke nomenclatuur) is ook nu nog van toe-
passing.

-ocr page 15-

Wenn jemand auf den Genusz von Erdbeeren, f-fummern
u. dgl. mit Ausschlägen und schweren Durchfällen erkrankt,
wenn ein anderer schon durch die Einführung von Hühner-
eiweisz in den Mund lokale, zu erstickung führende Schleim-
hautanschwellungen bekommt, oder wenn wieder andere
gegenüber Arzneimitteln (Jod, Kokain, Salizylsäure) beson-
ders heftig d.h. unter Vergiftungssymptonen reagieren, so
sind dies zwar offenbar abnorme Reizbarheiten auf che-
micher Grundlage, aber Sitz der Ueberempfindlichkeit
(Schleimhäute, Nervensystem?) und die sich abspielenden
einleitenden Reaktionen sind uns dunkel.

In tegenstelling met de onbekendheid der geheimzinnige
processen die plaats vinden bij het optreden van overgevoe-
ligheidsverschijnselen, kunnen we in sommige gevallen wel
een vermoeden krijgen hoe een overgevoeligheid ontstaat.

Dit kan slechts in die gevallen, waar de overgevoeligheid
niet aangeboren is.

Bij de meeste allergische ziekten is niet uit te maken of de
overgevoeligheid aangeboren is of verworven, waarop echter
een uitzondering gemaakt wordt door de allergische reacties
die bij zuigelingen op kunnen treden, na gebruik van een of
ander voedingsmiddel.

Laroche, Richet en Sain t-G i r o n s hebben een
groot aantal gevallen van zuigelingen overgevoeligheid be-
schreven, die meest tot uiting kwamen door gebruik van
koemelk, geitenmelk, eiwit en soms door moedermelk.

De verschijnselen der overgevoeligheid (door hen ana-
phylaxie alimentaire genoemd) bestonden uit symptomen van
huid, maagdarmkanaal, ademhalingsorganen en zenuwstelsel,
waarvan de huid- en maagdarmsymptomen stééds die der
andere twee organen sporadisch aanwezig waren.

De verschijnselen ontstonden meest binnen twee tot dertig
minuten en waren:
Urticaria, braken, diarrhoe, soms asthma
en convulsies, waarbij in enkele gevallen de dood intrad.

Traden de verschijnselen op na een eerste toediening van
het voedsel, dan was de overgevoehgheid aangeboren, had

-ocr page 16-

het kind hetzelfde voedsel al eerder gehad zonder er hinder
van te ondervinden, dan kon met zekerheid aangenomen
worden, dat de overgevoeligheid verworven was.

De verworven overgevoeligheid schijnt het meest voor te
komen: volgens Finkelstein zijn het dikwijls kinderen
die eerst met de flesch gevoed zijn, daarna wegens voe-
dingsstoornis gevoed werden met moedermelk, waarbij dan
later als weer met koemelk begonnen werd, de allergische

verschijnselen optraden.

In dergelijke gevallen, heeft men de overgevoeligheid
trachten te verklaren door een slijmvliesdefect in de darmen
aan te nemen, waardoor niet-afgebroken eiwit in het bloed
kon geraken. Dit in de bloedbaan circuleerende eiwit, zou
dan sensibihsatie voor dit eiwit veroorzaken, waardoor bi,
een herhaling van het
oorspronkelijke dieet, de overgevoelig-
heids verschijnselen veroorzaakt zouden worden.

Het geheel kan dan op een anaphylactische reactie terug

gebracht worden.

Daar Laroche, Richet en Sa in t-Girons ook ge-
vallen beschrijven, waar de zelfde verschijnselen optreden na
een eerste toediening van het voedingsmiddel mag aan deze
verklaring van de overgevoeligheidsverschijnselen, slechts
beperkte waarde toegekend\'worden.

Op lateren leeftijd is het meestal niet meer uit te maken of
de overgevoeligheid aangeboren of verworven is; slechts in
die gevallen, waarin bewezen kan worden dat de patiënt
reeds eerder met de voor hem schadelijke stof in aanraking
is geweest zonder er hinder van te ondervinden, mag men
aannemen dat de overgevoeligheid later verkregen is.

Beschouwen we nu nader welke ziekten met den naam
allergisch aangeduid worden, dan blijkt dat hiertoe worden
gerekend, een aantal heterogene pathologische afwijkingen,
waarvan de meesten al, ofschoon van uit een ander gezichts-
punt tot één groep zijn samengebracht.

Vele van de door Czerny onder het beeld der exsudatieve
diathese beschreven ziekten vinden we hier terug.

-ocr page 17-

De overgevoeligheidsziekten1) zijn: hooikoorts, asthma
bronchiale, rhinitis vasomotoria, sommige ingewandsziekten
bij kinderen, enkele vormen van migraine en epilepsie, be-
nevens verschillende huidziekten waarvan de voornaamste
zijn: angioneurotisch of Quinckes oedeem, urticaria, prurigo
en eczeem.

Hierbij dient dan opgemerkt te worden, dat slechts in een
zeker percentage der gevallen, overgevoeligheid als aetiolo-
gische factor in aanmerking komt.

De verdienste der Amerikaansche onderzoekers is nu niet
alleen dat zij naar voren gebracht hebben, dat deze ziekten
kunnen ontstaan doordat een patiënt overgevoelig is voor
bepaalde stoffen, ,,allergenen", maar bovenal dat zij een
methode uitgewerkt hebben, waarmede zij het causule agens
dier ziekten op het spoor kunnen komen.

Deze methode was niet nieuw, maar de toepassing van
een door von Pirquet verbreide wijze van onderzoek.

1  Dat angst voor overgevoeligheid in bijgeloof kan ontaarden, is te
lezen in het boek van Dr. van Blankensteijn over Suriname.

Een groot deel der bevolking meent daar aan overgevoeligheid te lijden,
die daar treef genoemd wordt.

Deze treef is steeds voor één of meer voedingsmiddelen en de ver-
meende lijder aan overgevoeligheid weigert dan ook hardnekkig zoo\'n
voedingsmiddel tot zich te nemen.

De treef is dan ook een plaag voor de huismoeders, daar elk lid van
het gezin zijn bijzondere overgevoeligheid heeft, waardoor een algemeen
menu onmogelijk is.

In 1908 werd vastgesteld dat 75% van de schoolkinderen met een treef
waren behebt, in 1922 deelde de leider van het militaire hospitaal te Pa-
ramaribo aan Blankensteijn mede, dat de treef van de verpleegsters veel
last veroorzaakte.

Het merkwaardige is dat treef slechts bij uitzondering vastgesteld wordt
door slechte ervaringen met een bepaald soort voedsel, als regel geschiedt
het op bovennatuurlijke wijze.

Bij de geboorte van een kind, droomt een familielid of kennis wat de
treef van den pasgeborene zal zijn; vaak wordt daartoe ook gebruik ge-
maakt van oude negerinnen die een zekere autoriteit op dit gebied be-
zitten.

-ocr page 18-

waarbij aan de cutane allergie als diagnosticum bij infectie-
ziekten, een belangrijke plaats werd ingeruimd.

De bekende tuberculine reactie van v. P i r q u e t bestond
uit het experimenteel aantoonen van een huidovergevoelig-
heid voor een stof, die in verband stond met de oorzaak van
de ziekte.

Het experimenteel aantoonen van huidovergevoeligheid is
de basis geworden, waarop Amerikaansche onderzoekers
getracht hebben de diagnostiek der allergische ziekten op te
bouwen.

Zoowel bij de allergische huidziekten als bij allergische
ziekten van andere organen, bleek vaak een huidovergevoe-
ligheid te bestaan voor de stof die het lijden veroorzaakte.

Voor de allergische huidziekten is dit ook zeer aannemelijk,
daar er geen enkele reden is te veronderstellen, dat de huid
op stoffen, die met de bloedbaan aangevoerd worden meer
zal reageeren dan indien ze van buitenaf met de huid in
aanraking gebracht worden.

Merkwaardig daarentegen zijn andere allergische ziekten,
als die gevallen van asthma, waar een aanval opgewekt
wordt door het eten van een voedingsmiddel waar de patiënt
overgevoelig voor is, eri de huid geen verschijnselen ver-
toont.

Gelukt het nu met het schadelijke allergeen een huidreactie
te verwekken, dan is het lastig te verklaren waarom bij
orale toediening wel de slijmvliezen reageeren, doch niet de
huid.

Hoe dit ook zij. zoowel bij de allergische ziekten van de
huid als van andere organen schijnt een huidovergevoelig-
heid te bestaan, en van deze huidovergevoeligheid hebben
de medici der Nieuwe Wereld gebruik gemaakt, om de
aetiologie van deze ziekten te ontdekken.

Ten einde een goed inzicht te krijgen in de diagnostische
werkwijze bij overgevoeligheidsziekten, is het noodzakelijk
dat een kort overzicht gewijd wordt aan de cutane
diagnostiek der infectie ziekten, In het daarop volgende

-ocr page 19-

hoofdstuk, zal dan het ontstaan der huidreactie en haar toe-
passing bij hooikoorts en asthma bronchiale besproken wor-
den, om dan vervolgens aan de hand van literatuur en eigen
onderzoek na te gaan, in hoeverre de cutane reactie heeft
bijgedragen een beter inzicht in bovengenoemde allergische
huidziekten te verkrijgen.

-ocr page 20-

DE HUIDREACTIE ALS DIAGNOSTICUM BIJ
INFECTIEZIEKTEN.

Het was niemand minder dan J e n n e r, die de eerste
waarneming van het veranderde gedrag der huid ten opzichte
van een daarmee in aanraking gebracht virus verrichtte.

Hij nam waar dat de huid van iemand die aan koepokken
geleden had, op een cutane applicatie van het virus ant-
woordde, niet met de gewone, na drie dagen optredende
pokpuisten,, doch met een plaatselijke vervroegde huidont-
steking.

Door de infectieziekte had de huid dus een verandermg
ondergaan, die zich uitte, door anders op de pokstof, waar-
mede de huid geënt werd, te reageeren dan voor het door-
maken dezer ziekte het geval zou zijn.

Deze waarneming van J e n n e r trok niet de aandacht der
klinici in die mate, waarin ze dat verdiende, en zou misschien
in het vergeetboek geraakt zijn, als niet ruim honderd
jaar later, een dergelijke waarneming gedaan was, die meer
dan de vorige de aandacht der medici wist te boeien.

Het was C. v O n P i r q u e t die in 1907 in zijn „Klinische
Studien über Vakzination und Vakzinale Allergie", de ver-
vroegde huidreactie die optrad bij revaccinatie, tot onder-
werp van bijzondere studie maakte.

Dezelfde vervroegde huidreactie, die J e n n e r waarnam
bij menschen die aan koepokken geleden hadden, zag von
Pirquet bij personen die gerevaccineerd werden.

Deze vervroegde huidreactie, die soms al binnen 24 uren
optrad, bestond uit een hyperaemische zone met een kleine
efflorescentie in het midden, bestaande uit een urticapapel.

-ocr page 21-

Zoowel uit de waarneming van J e n n e r als uit die van
V. Pirquet was te besluiten, dat het doorstaan van een
infectieziekte de huid anders doet reageeren als daarvoor.

Dit veranderde reactievermogen betitelde v. Pirquet
met den naam ,,allergie" en dat hij daaraan niet alleen aca-
demische waarde toekende, blijkt uit de laatste zinsnede van
het hoofdstuk „Diagnostische Verwertung der Allergie" die
luidt:

,,Ich verspreche mir von der Verwendung der kutanen
Allergie als Diagnostikum eine bedeutende Bereicherung
der klinischen Uhtersuchungsmethoden.

Dat deze uitspraak gerechtvaardigd was, bleek nog in het
zelfde jaar, toen hij in Mei 1907 in de Berliner Med. Ge-
sellschaft kon mededeelen, dat de huid van eenige honder-
den lijders aan tuberculose, die geënt waren met tuberculine,
hierop haast zonder uitzondering had gereageerd met een
infiltraatje dat binnen 24 uur ontstond.

De practische waarde van de huidreactie als diagnosti-
cum was hiermede bewezen, wat tegenwoordig voor de
tuberculose van zoo algemeene bekendheid is, dat het on-
noodig geacht kan worden daar nog verder bewijzen voor
aan te voeren.

Deels uitgevoerd volgens het oorspronkelijke voorschrift,
deels in gewijzigden vorm, is zij heden het diagnosticum bij
uitnemendheid om een infectie met tubercelbacillen aan te
toonen.

De reactie is in den loop der jaren op vele manieren ge-
wijzigd, waarvan hier alleen gewezen behoeft te worden op
de modificatie ingevoerd door Mantoux, die het tuber-
culine intracutaan injiceerde teneinde de gevoeligheid van
de reactie te verhoogen, en wiens voorbeeld om dezelfde
redenen gevolgd werd door hen, die de huidreacties bij over-
gevoeligheidsziekten bestudeerden.

De gewichtige ontdekking van v. Pirquet had de aan-
dacht gevestigd op de huidreactie, zoodat het geen verwon-
dering baart dat tallooze onderzoekers zich geroepen voelden

-ocr page 22-

eens te probeeren, wat met een dergelijk diagnostisch hulp-
middel bij andere ziekten te bereiken was.

In Europa werd het voetspoor van P i r q u e t gevolgd
en concentreerde zich de aandacht in hoofdzaak op de in-
fectieziekten.
veroorzaakt door bacteriën, later op die waar-
van schimmels of parasieten de oorzaak waren, terwi)l m
Amerika de gedachte langzaam baan brak om door deze
methode dieper in het wezen der allergische ziekten door te

"^"We" uilen eerst nagaan in hoeverre de huidreactie aan de
verwachtingen bij eerstgenoemde groep beantwoord heeft,
waarbij dan het voorbehoud gemaakt wordt, dat het met m
de bedoeling van deze verhandeling ligt om op dit gebied
ook maar eenigszins naar volledigheid te streven.

Degene die belangstelling voor dit onderwerp voelt, wordt
verwezen naar het bekroonde up to date werk van
R. Cr ans,ton Low, waarin een uitgebreid literatuur-
overzicht over deze materie te vinden is.

De meeste auteurs imiteerden v. P i r q u e t in zooverre da
uitgegaan werd van een gedoode bacteriecultuur of het fikraat
daarvan, dat dan cutaan of intracutaan aangewend werd.

Sommige namen geven duidelijk den aard van het materiaal
waarmede gewerkt werd weer, zooals een typhoidme dat
ontstond in 1908. Het typhoidine, op overeenkomstige wijze
bereid als het alttuberculine. heeft in den loop der jaren zi,n
voor- en tegenstanders gehad, met als een van
zijn laatste
verdedigers M\'K e n d r i c k, die een positieve huidreactie
hierop absoluut bewijzend vindt voor het feit, dat de betrof-
fen persoon is óf lijdende aan typhus óf bacillendrager.

Door het meerendeel der medici wordt er echter geen prak-
tische waarde aan gehecht. i

Het zelfde oordeel moet geveld worden over het luetme,
in 1911 bereid door N o g u c h i, waarvan ook nu nog door
een enkeling de lof gezongen wordt, tegenover een meerder-
heid die het als waardeloos beschouwt.

Door Bloch is in 1909 een lans gebroken voor het

-ocr page 23-

trichophytine waarop hij een reactie waarnam bij personen
die aan diepe trichophytie geleden hadden.

Ook hier heeft het aan tegenspraak niet ontbroken, en al
staan daar nu velen tegenover die dezelfde resultaten ver-
kregen als B 1 O c h, toch heeft de reactie het om begrijpelijke
redenen alleen maar tot theoretische belangstelling kunnen
brengen.

Naast het typhoidine, luetine, trichophytine en tuberculine
is er nog een extract dat een eigen naam veroverde en wel
het leprine en het leproline, het eerste bereid uit lepreuse
knobbels, het tweede uit de leprabacillen.

Deze namen hebben echter niet kunnen verhoeden dat het
weer in vergetelheid terugkeerde.

Even weinig blijvend succes viel er voor de volgende
naamlooze extracten te boeken, zooals het meningococcen-
extract dat dienst moest doen om bacillendragers op te spo-
ren, en het vaccin van de bacil van Ducrey waarmede Ito
in 1913 bij den lijder aan ulcus molle, een huidreactie trachtte
te verwekken.

De huid van den gonorrhoelijder werd ook niet vergeten
en geënt met gonococcenvaccin.

Als meest vurige bewonderaar van de diagnotische resul-
taten die daarmede verkregen werden moet H. Fuchs ge-
noemd worden, wiens waardeering zoover gaat, dat hij
slechts dan een gonorrhoe als genezen beschouwt, wanneer
geen huidreactie meer optreedt bij intracutane injectie van
gonococcen vaccin.

Voegen we hier nog aan toe dat Ravenne in 1912 bij
lijders aan carcinoma huidreacties verrichtte met een extract
van carcinomateus weefsel, en dat Engelhorn en
W i n t z nagevolgd door enkele anderen in het jaar 1914
van het reactievermogen der huid op placentaweefsel tracht-
ten gebruik te maken om de diagnose graviditeit te stellen,
dan geeft bovenstaande dorre opsomming toch ongetwijfeld
weer, welke verwachtingen men koesterde van de diagnos-
tische waarde der huidreactie.

-ocr page 24-

Helaas werden deze illusies gevolgd door des.llus.es
waardoor we somber over deze vergeefschen »o-^^"«
Tbe fgestemd zouden worden, indien er niet als l.chtpun
"genover te stellen ware, de groote suceessen bereikt b„ de

volaende twee ziekten.

Het was de diphtherie waar de huidreactie lauwer n

oogstte haast gehjkwaardig aan die der tubercuhne reactie

^^Hilr wl: het Vc h i c k die in 1913 de -gassende ontd^-
king deed. dat personen met een laag gehalte aan diphterie-

t toÏinen in het bloed, bi] intracutane inspuiting van e
zeer geringe
hoeveelheid diphtherietoxine, na tweemaal vier
en twintig uur een reactie der huid vertoonden, bestaande
uit een klein infiltraat omgeven door roode hot.

Een positieve reactie van S c h i c k beteekende vatbaar
heid voor diphtherie. waardoor deze reactie een belangnjke
p^fats in
zou\'nemen in de bestrijding van

infectieziekte. Bij honderdduizenden toegepast heeft z, haar

betrouwbaarheid wel onomstootelijk bewezen.

Doordat het een minder veelvuldig
betreft minder bekend, maar daarom niet minder interessant.

is de intradermoreactie van C a s s o n i.

Deze wordt verricht met steriel echinococcusvocht. waarop
de echinococcushjder binnen het kwartier reageert met een
urticapapel omgeven door een hyperaemische zone.

Een positieve reactie is bewijzend voor de ziekte, ofschoon
een negatieve deze niet schijnt uit te sluiten

Ook G O u d s m i t vond de reactie positief bi) drie pati n-
ten waarbij de diagnose bij één röntgenologisch, bi) beide an-
deren door operatie bevestigd werd. , , . ,

Het blijkt dus de diagnostische waarde der huidreactie

bij infectieziekten, vast staat voor twee ziekten.

Dit zijn de tuberculose (reactie van v. P i r q u e t) en de

diphtherie (reactie van Schick.)

Waarschijnlijk is de huidreactie een belangrijk diagnosti-
cum bij
echinococcusziekte. het aantal gevallen waarm deze

-ocr page 25-

is toegepast is echter te gering, om een vaststaande gevolg-
trekking te rechtvaardigen.

De echinocuccusreactie verschilt in zooverre van de reactie
die bij infectieziekten optreedt, dat er een vluchtige reactie
ontstaat binnen het kwartier, die evenals bij de allergische
ziekten bestaat uit een urticapapel omgeven door zone van
hyperaemie.

-ocr page 26-

DE HUIDREACTIE BIJ HOOIKOORTS EN ASTHMA
BRONCHIALE.

Aan V O n P i r q u e t komt de eer toe de huiddiagnostiek
der infectieziekten gegrondvest te hebben; het oorspronke-
hjke denkbeeld om de huidreactie als methode van onderzoek
te gebruiken is echter afkomstig van een ander.

Het was C. H. B 1 a c k 1 e y, van wienst hand in 187J de
klassiek geworden monographie
„Experimental researches on
causes
of hayfever and Asthma" verscheen, waarin voor het
eerst van de huidreactie als diagnosticum melding wordt ge-

maakt. ,

De door B 1 a c k 1 e y toegepaste methode berustte op het

daarvoor onbekende feit, dat de huid van den hooikoorts-
lijder. in innig contact gebracht met het stuifmeel dat het
lijden veroorzaakt, reageert met een duidelijk waarneembare

reactie. . .

Deze reactie was plaatselijk, en bestond uit een urticapapel

omgeven door een zone van hyperaemie, welke beiden bin-
nen een half uur ontstonden om spoedig daarna, zonder zicht-
bare verandering achter te laten, weer te verdwijnen.

Het innige contact werd evenals bij de veel later ontstane
methode
van v. P i r q u e t. verkregen door kleine scarifica-
ties in de huid van den opperarm te maken, waarin het stuif-

meel gewreven werd.

Gebeurde hetzelfde bij iemand die niet vatbaar was voor

hooikoorts dan vertoonde de huid geen spoor van reactie^

Omgekeerd werd uit een positieve huidreactie op een be-
paald soort stuifmeel de gevolgtrekking gemaakt, dat dit het
agens was dat het lijden veroorzaakte.

De gevolgtrekkingen die uit de waarnemingen van
B 1 a c k 1 e y gemaakt kunnen worden zijn de volgende:

-ocr page 27-

1) er zijn stoffen die, volmaakt onschuldig voor het groS
der menschen, de eigenschap hebben bij bepaalde personen
hooikoorts of hooiasthma te verwekken.

2) de huid van zoo\'n patiënt, geënt met de stof die de
ziekte veroorzaakt, vertoont een plaatselijke reactie.

Het is dus de verdienste van B 1 a c k 1 e y geweest, voor
twee ziekten aangetoond te hebben, dat ze kunnen ontstaan
door overgevoeilgheid voor stoffen, waarmee ieder in het
dagelijksche leven wel eens in aanraking komt, doch waarvan
alleen de overgevoelige patiënt schade ondervindt.

Het was pas in de jaren, volgende op de onderzoekingen
van
V. Pirquet, toen het scheen dat de huidreactie een
universeel diagnosticum zou worden, dat ook de studie der
overgevoeligheidsziekten weer werd ter hand genomen.

In navolging van B 1 a c k 1 e y was het vooral bij de hooi-
koorts en het asthma bronchinale dat de huidreactie diagnos-
tisch werd toegepast, en dit met gegronde redenen, daar
naast het stuifmeel nog vele andere stoffen bekend waren,
die bij overgevoelige personen een asthma aanval konden
verwekken.

Bekend was bijvoorbeeld het optreden van een asthma
aanval bij het binnentreden van een paardenstal, of door
emanaties van verschillende huisdieren zooals honden en
katten.

HydeSalter had in 1876 al bij zich zelf waargenomen
dat een asthma aanval kon ontstaan door aanraking van een
kat, waarbij hij dan tevens bemerkte dat een heftige con-
junctivitis ontstond, wanneer hij de hand waarmee hij de huid
van het beest gestreeld had aan zijn oog bracht.

Latere publicties hadden de aandacht gevestigd op den
asthma aanval, ontstaan door het eten van verschillende voe-
dingsmiddelen (literatuur bij Laroche, Rich et en
S a i n t-G irons.)

Vooral eieren, kreeft, oesters, mosselen en garnalen geno-
ten in dit opzicht een zeer slechte reputatie.

Voor het verrichten van huidreacties was nu noodig dat

-ocr page 28-

al deze stoflen in een gemakkelijk aan te wenden vorm ge-
bracht werden, wat in het algemeen geschiedde door ze met
een licht alkalische vloeistof te extraheeren, hetzij om dit als
zoodanig te gebruiken, of door het in te dampen tot poeder-
vorm, welk poeder dan direct voor het gebruik met wat

vloeistof gemengd werd.

De zoo bereide stoffen kregen den naam allergenen of ook
wel proteinen, welke laatste benaming verband hield met de
niet bewezen veronderstelling, dat het het eiwithoudende
bestanddeel was dat de huidreactie veroorzaakte.

Deze allergenen bestonden uit huidstof van onze huisdie-
ren, zooals horsedander (di i. huidstof van paarden verkre-
gen door roskammen), hondenhaar, kattenhaar, muizenhaar
enz., verder uit voedingsmiddelen, stuifmeelsoorten en alle
stoffen waarvan maar eenigszins verwacht kon worden, dat
ze in staat waren asthma te verwekken.

Met deze allergenen werd nu de huid van tallooze asthma-
hjders in aanraking gebracht, waarbij dan uit een positieve
huidreactie besloten werd, dat overgevoeligheid, hypersen-
sitiveness bestond voor de stof die de reactie veroorzaakte.

De meeningen over de verkregen resultaten zijn te zeer
verdeeld om een oordeel te durven vellen; vergoding en ver-
guizing staan ook hier lijnrecht tegenover elkander.

Volstaan zal dan worden met het objectief weergeven van
wat enkele auteurs meenen bereikt te hebben.

Van de Amerikaansche onderzoekers dient allereerst ge-
noemd te worden
C h a n d 1 e r W a 1 k e r die in 1918 be-
richtte, dat van de 400 asthmalijders door hem onderzocht,
bij 191 positieve reacties verkregen werden.

Van deze 191, reageerden 78 op huidstof f en, 68 op voe-
dingsmiddelen, 33 op bacterieele producten en 92 op pollen.

Bij 48% van zijn asthmapatiënten reageerde de huid op

één of meer proteinen.

VanderVeer vond in 1922 als resultaat zijner onder-
zoekingen, dat 50% der asthmalijders positieve huidreacties

gaven.

-ocr page 29-

Dergelijke resultaten werden verkregen door C o o k e en
Coca, die in het New York Hospital jaarlijks duizenden
asthmalijders op overgevoeligheid onderzochten.

In het algemeen kan gezegd worden, dat in Amerika niet
alleen het asthma als uiting van overgevoeligheid beschouwd
wordt, maar bovendien dat men de overtuiging heeft dat het
mogelijk is, door het verrichten van huidreacties de stoffen
te ontdekken waarvoor de patiënt overgevoelig is.

Anders staat de zaak in Europa, waar slechts door een
beperkt aantal onderzoekers, een lans gebroken wordt voor
de allergische oorzaak van het asthma.

De groote meerderheid, die daar tegenover staat, geeft
door een geheel negeeren van dit onderwerp blijk geen
waarde aan de cutidiagnostiek te hechten.

Tot de buitenlandsche artsen die de huidreactie bij asthma
toepassen, behooren de Franschen Pasteur, Vallery
Radot; Chandler te Londen, F r u g o n i te Florence
die allen in 1925 zich nog als voorstander deden kennen.

Voegen we hier nog aan toe dat R ó t h te Budapest in
33%, en M a c k e n z i e W a 11 i s te Londen bij 500 asthma-
lijders in 40% positieve reacties vond, dan blijkt hier ge-
noegzaam uit dat de diagnostiek door middel van huid-
reacties, ook in Europa niet verwaarloosd is.

In Holland is het Storm van Leeuwen die steeds
weer opkomt voor de allergische oorzaak van het asthma,
waarbij hij echter een afzonderlijk standpunt inneemt, door
aan de huidreactie in hoofdzaak waarde toe te kennen om
de allergische constitutie te ontdekken, en de kans om de
specifieke oorzaak op te sporen slechts gering vindt.

Het is dan ook een feit dat de huid van den asthmalijder
niet op één, doch soms op tientallen allergenen reageert, ter-
wijl tevens vaststaat, dat verwijderen van de stoffen die een
positieve reactie geven, lang niet altijd ophouden der aan-
vallen ten gevolge heeft.

Dat de asthmalijder soms zooveel positieve reacties ver-
toont, trachtten Grosser en Keilman te verklaren door

-ocr page 30-

een niet specifieke allergie of aangeboren verhoogd reactie-
vermogen van het capillaire zenuwstelsel aan te nemen.

Zij zagen bij voorbeeld huidreacties optreden bij applicatie
van isotonische keukenzoutoplossing, die toch voor de mees-
ten geheel indifferent is.

Kämmerer is van dezelfde meening en verklaart het
groote aantal positieve huidreacties door de niet specifieke
allergie, maar zegt daarnaast dat af en toe zulke typische
gevallen van overgevoeligheid voorkomen, dat bij die enkele
gevallen aan specifieke allergie niet te twijfelen is.

Het schijnt dus het beste, een oordeel over de diagnos-
tische waarde van de huidreactie bij asthma op te schorten,
tot over enkele jaren, waarin dan wel gebleken zal zijn of
de cutidiagnostiek zich hierbij bestaansrecht heeft verworven.

Het bovenstaande is als volgt samen te vatten.

De waarneming van B 1 a c k 1 e y, dat de huid van een
hooikoortslijder, in aanraking gebracht met het stuifmeel dat
deze ziekte veroorzaakt, een huidreactie vertoont, schijnt
niet aan twijfel onderhevig. Van asthma zijn er vaststaande
gevallen waargenomen, waar de aanval veroorzaakt werd
door stoffen die ook in staat waren een huidreactie te geven,
en waar de aanvallen achterwege bleven als deze stoffen

vermeden konden worden.

Dat overgevoeUgheid voor proteinen behalve in enkele
uitzonderingsgevallen een rol speelt bij het ontstaan van
asthma, wordt door het meerendeel der medici betwijfeld.

-ocr page 31-

URTICARIA, ECZEEM EN PRURIGO ALS MANIFES-
TATIES VAN OVERGEVOELIGHEID.

Literatuuroverzicht

Een van de eerste en meest bekende gevallen van urti-
caria veroorzaakt door overgevoeHgheid, welke door een
huidreactie aangetoond kon worden, is afkomstig van O s-
car M. Schloss (1912).

Het betrof een jongetje, dat toen het tien dagen oud was,
behandeld werd voor een lichte diarrhoe met eiwit in gort-
water.

Het kind vertoonde niets bijzonders, totdat het veertien
maanden oud was en voor de tweede maal in zijn leven een
ei gebruikte.

Direct in aansluiting hieraan kreeg het een zwelling van
wangslijmvlies en de tong, met om den mond typische
urticaria.

Schloss kon nu aantoonen, dat het eiwit, in de huid geino-
culeerd, een typische urticapapel veroorzaakte.

Het zal niemand verwonderen, dat de dermatologen, die
al jaren urticaria, eczemen en prurigo met dieet behandeld
hadden, waarbij empirisch geprobeerd werd welke voedings-
middelen invloed op het lijden uitoefenden, gretig de gelegen-
heid aangrepen, om door middel van de huidreactie beter
en sneller de oorzaak op het spoor te komen.

Toen dan ook C. J. W h i t e in 1916 publiceerde, dat 80%
der eczeemlijders positieve huidreacties gaven op voedings-
middelen, en genazen door onthouding daarvan, volgde wel-
dra een vloedgolf van mededeelingen over bereikte successen,
slechts nu en dan wat getemperd door de afbrekende kritiek
van een enkeling. Enkele voorbeelden mogen illustreeren
welke waarde gehecht werd aan de huidreactie, waarbij, om

-ocr page 32-

het niet al te uitvoerig te maken, alleen de hoofdzaken

zullen worden weergegeven.

F O X en F i s h e r vermelden een geval van een patiënt
met chronisch eczeem van de handen: het was bekend dat
de man veel zuurkool at, waarmee dan ook een sterke posi-
tieve huidreactie werd verkregen. Zij verboden den man
zuurkool en spoedig daarop was het eczeem genezen.

Na een maand werd hem dit verbod te machtig en ge-
bruikte hij zijn lievelingsspijs weer, waarop weer een recidief

van het eczeem ontstond. , , , ,

Eveneens beschrijven zij een patiente behandeld door
R a m i r e z. Het was een vrouw van 28 jaar met eczeem aan

de handen. . i

Een positieve huidreactie werd verkregen op banaan, ter-
wijl bij navraag bleek dat patiënte elke ochtend een banaan
gebruikte. Toen haar deze vrucht verboden werd, volgde
binnen een week genezing, terwijl zij later weer een recidief

kreeg na het eten van bananen.

Uitvoerig zijn de mededeelingen van Eng man en
W a n d e r in the arch. of derm. and syphil. van 1921.

Hierin beschreven zij 19 urticaria patienten, waarvan 15
positieve huidreacties gaven op voedingsmiddelen, en waar-
bij zeer bevredigende therapeutische resultaten verkregen
werden door deze voedingsmiddelen te onthouden.

Waar het dieet zoo gecontroleerd kon worden, dat de
stoffen, die positieve huidreacties gaven, vermeden konden

worden, volgde volledige genezing.

Van deze vijftien patienten gaven vijf een positieve huid-
reactie op eiwit, één op zalm, zes op tarwe, twee op kaas,

één op boonen.

Hetzelfde therapeutische succes werd verkregen bij vier
kinderen met eczeem, met respectievelijk positieve reacties
op moedermelk, koemelk, eiwit en tarwe, door deze stoffen

uit het dieet weg te laten.

Sterk sprekend zijn ook de gevallen, beschreven door
Highman en Michael in hetzelfde tijdschrift.

-ocr page 33-

Zij beschrijven veertien patienten, waarvan drie hjdende
aan angioneurotisch oedeem en elf aan urticaria.

Bij al deze patienten een meer of minder groot aantal posi-
tieve huidreacties.

Enkele van hun gevallen mogen hier volgen:

1. een patient heeft sinds vier weken angioneurotisch
oedeem van de oogleden.

Bij onderzoek blijkt een positieve huidreactie voor boek-
weit te bestaan.

Weglaten van boekweit uit het dieet geeft onmiddellijk
genezing.

2. een vrouw lijdt sinds drie maanden aan urticaria.

Positieve huidreacties op: boonen, bieten, kool, varkens-
vleesch, aardappel, uien, havermout, rijst, rogge, tomaat,
walnoot.

Weglaten van die stoffen uit het dieet, die een positieve
reactie gaven, geeft veel verbetering.

3. een kind heeft al vier jaar last van urticaria, volgens
de moeder veroorzaakt door zalm.

Bij onderzoek blijkt dat alleen een positieve reactie op
zalm verkregen kan worden, alle andere allergenen veroor-
zaken geen reactie.

Therapie: weglaten van zalm uit het dieet, wat volledig
succes geeft.

4. een vrouw met chronische urticaria gedurende vijf
maanden. Positieve huidreacties op: rundvleesch, kool, ca-
seine, wortelen, kaas, lamsvleesch, tarwe, melk, kalfsvleesch.

Hier bleek dat het eten van wortelen de kwaal deed verer-
geren, en het niet meer eten van wortelen genezing ten gevol-
ge had.

Vervolgens worden nog tien dergelijke patienten beschre-
ven, die allen een getuigenis zijn voor de groote waarde van
de huidreactie.

Philips beschrijft dergelijke waarnemingen bij angio-
neurotisch oedeem, o.a. een man van 37 jaar, die jaren aan
deze ziekte geleden had en zijn genezing te danken had aan

-ocr page 34-

een positieve huidreactie op varkensvleesch, waardoor hij
dit voor hem schadehjke gerecht van zijn menu kon
schrappen.

Niet alledaagsch is ook de door hem beschreven jonge
hond, die na het verorberen van een maaltje gekookte ham,
een uitgebreid oedeem van mond en wang kreeg, en een po-
sitieve huidreactie op varkensvleesch vertoonde.

In aansluiting hieraan vermeldt hij een waarneming van
S c h r e c k, die gezien had dat twee jonge honden urticaria
kregen, na het oppeuzelen van een maaltje oesters, hierbij
wordt echter niet verteld of getracht is een positieve huid-
reactie te verwekken.

W. H. M O O k beschrijft een student, die overgevoelig
was voor chinine bij inwendig gebruik, zoodat de kleinste
hoeveelheid al een uitgebreid erytheem, gepaard met urtica-
ria veroorzaakte. Een cutane reactie op een 1% oplossing
van chinine was sterk positief.

L a m b r i g h t, die zich een niet al te warm voorstander
toont van de huiddiagnostiek bij allergische ziekten, weet
toch nog twee gevallen te vermelden, waar overgevoeligheid
door de huidreactie ontdekt werd en door verandering van
dieet genezing optrad. Het eerste geval betrof een kind van
twee jaar, dat voor het eerst een ei kreeg, waarop direct een
urticaria aanval volgde, het tweede een vrouw van 38 jaar
waar gebruik van varkensvleesch urticaria deed ontstaan.

Sidlick en Crozer vermelden, dat van 23 eczeem-
kinderen vijftien een positieve huidreactie gaven op één of
meer voedselproteinen, en negen van twaalf prurigokinderen
eveneens.

Dergelijke resultaten werden verkregen door A. Rami-
rez, die bij 30 van 78 eczeempatienten positieve reacties
vond, en door B 1 a c k f a n die hetzelfde bereikte bij 22 van
de 27 eczeemlijders.

Curiositeitshalve dient hier nog gememoreerd te worden,
de damesstudie, beschreven door Clarke en M ey e r, die
door het dragen van een zijden blouse aanvallen van\' asthma

-ocr page 35-

en urticaria kreeg, en waarbij een injectie van een extract dier
zijde ten gevolge had, dat binnen enkele minuten een aanval
van asthma gepaard met urticaria en zwelling der slijmvliezen
optrad, zoo hevig, dat een injectie van adrenaline noodig was
om erger te verhoeden.

Behalve de algemeene verschijnselen, was een duidelijke
reactie op de plaats van injectie aanwezig.

Aan bovengenoemde lijst van Amerikaansche onderzoe-
kers dient nog toegevoegd te worden A. G. Gould, wiens
resultaten een sprekende getuigenis afleggen, hetzij van de
waarde der methode, hetzij van de mentaliteit van den onder-
zoeker.

Hij onderzocht 15 studenten met eczeem of recidiveerende
urticaria, die alle vijftien op één of meer proteinen een huid-
reactie gaven en waarbij door weglating dier stoffen uit het
voedsel genezing optrad.

Deze korte bloemlezing uit de Amerikaansche literatuur,
welke zonder moeite door meerdere voorbeelden verveelvou-
digd had kunnen worden, kan voldoende geacht worden om
een oordeel te krijgen over de waarde, welke door vele
Amerikaansche dermatologen aan de ter sprake gebrachte
methode van onderzoek gehecht wordt.

Wenden we nu den blik buiten Amerika, dan blijkt het dat
het ook daar aan bewonderaars niet ontbroken heeft.

Enkele voorbeelden mogen dit illustreeren.

N. R ó t h te Budapest experimenteerde met negen aller-
genen, en zag bij zes urticarialijders vier maal een positieve
reactie.

Hij beschrijft een vrouw die jaren aan wekelijks-terugkee-
rende urticaria leed en waarbij ei, rund- en kalfsvleesch
positieve huidreacties gaven.

Door deze stoffen uit het dieet weg te laten volgde vol-
ledige genezing.

H. Greneten R. Clement geven de ziektegeschiede-
nis van een drie en zestig jarige vrouw, sinds twintig jaar
lijdende aan een hardnekkig eczeem, dat verbetert door ont-

-ocr page 36-

\'"ßtmeÄteen krasje van de huid gewreven, gat een

Sterke huidreactie. , , . -j

De Tapanner A o k i verdedigt de waarde der huidreactie

• bij urticaria, E. G a r t j e van de universiteit te Riga past
haar toe bij eczeem waar hij in 30% der gevallen bij kinderen
diagnostisch en therapeutisch succes zag.

De Franschman Haquenau hecht niet alleen hooge
diagnostische waarde aan de huidreactie, maar merkt tevens
op, dat het hem gelukt door dagelijks herhaalde reacties de
patiënt te desensibiliseeren.

Pasteur, VallerylRadot en Blamoutier zagen

vijf positieve reacties bij zeventien urticarialijders

Een zeer recent artikel is verschenen van de hand van
Haxthausen; deze gebruikte een veertigtal allergenen
en verkreeg in twaalf van vijftien gevallen van prurigo van

Besnier meerdere positieve reacties.

Toediening van die stoffen gaf verergering, weglating uit

het dieet genezing. , j .

Hij besluit dan ook zijn artikel met de volgende zinnen:

Les cuti-réactions indiquent la présence dune hypersen-
sibihté pour diverses substances dont la résorption ou le
contact peut déterminer l\'établissement de la diathèse pru-
rigineuse. L\'élimination des substances accusées par les cuti-
réactions a donné des résultats thérapeutiques encourageants.

Zooals in het hoofdstuk over asthma reeds werd vermeld,
wordt hier te lande door
S t o r m v a n L e e u w e n een ge-
heel afzonderlijk standpunt ingenomen, namelijk dat door de
huidreactie wel de allergische constitutie, doch als regel met
de specifieke oorzaak van de allergische ziekte gevonden

kan worden.

Vooropgesteld worde, dat hij zich, wat de hooikoorts be-
treft geheel aansluit bij de opvattingen van andere onder-
zoekers, en met hen van meening is, dat bij den hooikoorts-
lijder de huidreactie haast zonder uitzondering kan leeren,
voor welk stuifmeel de patient gevoelig is.

-ocr page 37-

Het zijn de andere overgevoeligheidsziekten, als asthma en
de allergische huidziekten, waarbij zijn opvattingen verschil-
len van die der Amerikaansche onderzoekers en hunne vol-
gelingen.

Hoe dit standpunt zich heeft ontwikkeld, zullen wij aan
de hand van eenige zijner publicaties trachten weer te geven.

In 1922, in zijn boek over „Oorzaken en behandeling van
asthma bronchiale, hooikoorts en verwante toestanden",
legt hij al den nadruk op de geringe kans die er bestaat, om
bij asthma door middel van huidreacties de specifieke oorzaak
te ontdekken.

Ofschoon niet ontkend wordt, dat er een gering aantal
asthmalijders is, waar de oorzaak van de kwaal door de
huidreactie opgespoord kan worden, is dit toch meer uitzon-
dering dan regel.

Regel is, dat de asthmalijder óf overgevoelig is voor een
zeer groot aantal stoffen, óf voor onbekende stoffen, zoodat
in beide gevallen de huidreactie niet aan de verwachtingen
beantwoordt.

De therapeutische consequentie hiervan is, dat bij die al-
lergische patiënten, waar de specifieke oorzaak niet ontdekt
kan worden, getracht moet worden, de allergische constitutie
te bestrijden.

Op grond van ervaringsoverwegen zijn de beste middelen
hiertoe een lang voortgezette tuberculine kuur, melkinjecties,
intramusculaire injecties van pepton of pepton per os,

In de uitzonderingsgevallen, waar het gelukt door huid-
reacties de specifieke oorzaak te ontdekken, moet een poging
gewaagd worden, den patiënt te desensibiliseeren door her-
haalde subcutane injecties met dit allergeen.

De huidreactie wordt vooral middel om de allergische con-
stitutie aan te toonen.

In het N. T. V. G. van Nov. 1922, geeft Storm van
Leeuwen een middel aan, waarmede het gemakkelijk
is, den allergischen toestand te diagnostiseeren.

Het was hem opgevallen, dat een groot percentage der

-ocr page 38-

asthmalijders positieve huidreacties gaven op stof van huid-
schilfers van paarden, en wel in 67% der gevallen.

Daar het lastig aan te nemen is, dat bij 67% paarden-huid-
stof de specifieke oorzaak is, trekt hij de conclusie dat deze
reactie alleen den allergischen toestand aantoont.

Een nog grooter aantal positieve huidreacties werd ver-
kregen door intracutane injectie van een extract van men-
schen-huidschubben. waarop 95% van de asthmalijders

positieve huidreacties gaven.

Hij acht deze reactie op menschen-huidschubben van groot
belang voor huidartsen, daar ze hen in staat stelt den aller-
gischen toestand te ontdekken, zoodat tot heil van den patiënt
spoedig een
anti-allergische therapie ingesteld kan worden.

In de „International Clinics" (1923) 3) wordt de waarde
van de huidreactie nog eens scherp in het licht gesteld, door

de volgende woorden:

„the causative agent of allergie attacks is almost never

revealed by skin reactions\' .

Een bladzijde verder, sprekende over het menschenhuid-

schubben-allergeen, zegt hij: .. r

„In cases of asthma, the diagnosis of „allergie state is for
most the part simple enough; but in cases of urticaria, of
eczema and other skin diseases and especially in cases of
migraine and epilepsy it often is extremely difficult to deter-
mine the presence of allergic disease. In those cases a diag-
nostic injection of extract of human dandruff may be very
useful.

In het jaar 1924 4) wordt naar voren gebracht dat asthma
een klimaatziekte is, veroorzaakt door stoffen, die in de lucht
zweven, en wordt een begin gemaakt met het determineeren
van deze stoffen. Een van deze stoffen bleek te bestaan uit

door mijten veranderde haver.

Inhalaties van met deze stof bezwangerde lucht, zou bij
8% van de Hollandsche asthmalijders een aanval veroor-
zaken, terwijl bij een nog grooter aantal met mijtenhayerex-
tract een positieve huidreactie verkregen kan worden.

-ocr page 39-

„Wie schon mehrmals betont wurde, sind wir der Auffas-
sung, dasz das Asthma bei 80-90 Proz. der holländischen
Asthmatiker eine Klimatkrankheit ist, hervorgerufen durch
die Anwesenheit von miasmenähnlichen Substanzen in der
Luft. (Zeitschr. f. Immf.).

AI dadelijk wordt er aan toegevoegd, dat mijtenhaver zekef
niet de belangrijkste stof is die asthma kan verwekken.

Hiermede is dan het tegenwoordige standpunt genaderd.

De meeste der overgevoeligheidsziekten (ook de aller-
gische huidziekten) worden veroorzaakt door stoffen die in
de lucht zweven. Sommige van deze klimaatallergenen ont-
staan in de huizen, zooals, door mijten veranderde meelsoor-
ten, door schimmels geïnfecteerde kussenveeren of door
schimmels geïnfecteerde kapok; van andere klimaatallerge-
nen is de oorsprong onbekend, men weet alleen dat zij in de
buitenlucht voorkomen.

De behandeling van de allergische patienten is nu als volgt:

In 2-3% van de gevallen kan de specifieke oorzaak door
de huidreactie ontdekt worden. Door vermijding van het
schadelijk agens of door desensibilisatie kan dan genezing
bereikt worden.

Bij de meerderheid wordt alleen de allergische toestand
gediagnostiseerd, getracht deze door anti-allergische therapie
te genezen. Heeft dit geen succes, dan wordt getracht de
schadelijke klimaatallergenen van den patiënt verwijderd te
houden.

Soms is dit mogelijk door sterilisatie van het beddegoed,
soms helpt niets anders als den patiënt in een omgeving te
brengen waar alleen gezuiverde lucht kan toetreden.

Dit laatste is door Storm van Leeuwen (6 bereikt,
door in zijn kliniek kamertjes te laten bouwen, waar alleen
lucht kan binnentreden die door een bijzondere bewerking
ontdaan is van al zijn schadelijke stoffen.

Hoe de huid reageert op het door Storm van Leeuwen
ingevoerde menschen-huidschubbenextract is nagegaan doof
Philip Keil er en de Vries Robles.

-ocr page 40-

Phlipp Keller vond een positieve schubbenreactie
door hem betiteld met den naam Stormsche reactie, bij een
bepaalde vorm van huidlijden in 100%; dit huidlijden was het
zoogenaamde Spätexsudativen Ekzematoid, een chronisch
eczemateuse huidverandering, die van kind af aan tot in den

volwassen leeftijd blijft bestaan.

Bij 21 volwassenen, lijdende aan die ziekte, vond hij 21
positieve Stormsche reacties, waarbij dan later bleek dat ze
allen ook op meerdere andere allergenen reageerden.

DeVriesRobles kwam daarentegen tot de conclusie,
dat de reactie geen waarde heeft, noch bij kinderen met ex-
sudatieve diathese, noch bij kinderen met asthma.

-ocr page 41-

KRITIEK OP DE HUIDREACTIE BIJ ALLERGISCHE

ZIEKTEN.

Volgens Amerikaansche dermatologen kon de dieetthera-
pie van eczeem, prurigo en urticaria op de meest rationeele
manier ingesteld worden, door die voedselbestanddeelen uit
het dieet te elemineeren, waarop een positieve huidreactie
kon verkregen worden. Talrijke dermatologen meenden op
deze wijze de schoonste therapeutische successen bereikt te
hebben, en voelden zich geroepen uitgebreide propaganda te
maken voor deze eenvoudige en toch zoo dankbare methode.

Het gevolg was dat weldra in veel ruimeren kring de huid-
reactie diagnostisch werd toegepast, maar tot groote verwon-
dering en teleurstelling van velen, zonder eenig of met zeer
gering practisch resultaat.

Zelfs in Amerika, waar de allergische ziekten al populair
waren geworden, deden zich stemmen hooren, die waar-
schuwden tegen al te overdreven verwachtingen.

Zoo deden velen de ervaring op, dat weglating uit het
dieet van die stoffen, waarop de huid een positieve reactie
gaf, niet den minsten invloed op het verloop der ziekte had
(o.a. G. L. Lam bright). Weer anderen zagen door be-
paalde allergenen, die met het voedsel opgenomen werden,
urticaria optreden, terwijl toch een intracutane injectie daar-
van niet de minste reactie veroorzaakte. (L. A. Maxwell)

Het sterkst in zijn afkeurend oordeel is Noeggerath,
die bij 33 kinderen met exsudatieve diathese geen enkele
positieve reactie verkreeg.

Hieronder waren kinderen, die na het gebruik van aard-
beien urticaria kregen, terwijl de huid niet reageerde op een
cutane applicatie daarvan.

Hij is dan ook van meening, dat de Amerikanen de me-

-ocr page 42-

chanische laesie door een kras veroorzaakt, verwarren met
de specifieke reactie. De resultaten van En g m an en
Wander die zooals in het vorige hoofdstuk vermeld is,
bij vier vijfde van de urticariapatienten en bij een dergelijk
percentage infantiele eczemen positieve reacties verkregen,
gaven aanleiding tot een redactioneel artikel in the J. A. M.
A.1) waarin de volgende zin voorkomt:

There is danger of undue enthusiasm in the light of so

many positive reactions.

Allergy must not be made a fetish in present day medicine.

D a r i e r wiens oordeel voor de meeste dermatologen wel
geacht kan worden van groote waarde te zijn, laat zich in
zijn bekend leerboek ook al niet gunstig uit:

Par cette cutiréaction et cette introdermoréaction, dont
les médecins américains se sont surtout occupés, on a esperé
pouvoir reconnaître quelle est, ou quelles sont, dans une asso-
ciation médicamenteuse ou dans un repas complet, les sub-
stances auxquelles le sujet est sensible.

Mais cette méthode d\'exploration, quoique intéressante,
n\'est pas fidèle, car on observe souvent, tantôt des réactions
sans électivité, tantôt des réactions discordantes; au total elle
est laborieuse et décevante, et par conséquent de faible valeur
pratique.

E. Scot O\'K e e f e beschrijft een paar gevallen van kin-
deren waar klinisch een overgevoeligheid voor koemelk be-
stond, zich uitende in eczeem en urticaria met toch negatieve
huidreacties.

CranstonLow vond bij 21 eczeemlijders vijf maal een
positieve reactie waarvan slechts één op dieet reageerde. Bij
acht urticarialijders geen enkele pos. reactie.

Het oordeel van Henry Hazen, sprekende over de
aetiologie van eczeem, is ook wel waard in zijn geheel over-
genomen te worden. Sensitization to some food protein is
even now on the high road to popularity and for the next

1  J. A. M. A. April 1921. p. 1010.

-ocr page 43-

few years we shall doubtless have an exhibition of thousands
of cases diagnosed by some foodtest, usually of cutaneous
type, and cured by either immunization with minute doses
of food or by abstinence from it altogether.

While we must remember that cutaneous tests may be im-
portant, let us not assume that such tests can take place of
all other diagnostic methods. Remember luetin.

Als bewijs hoezeer de appreciatie van een materie, bezien
door twee waarnemers, uiteen kan loopen, kan een publicatie
van K a r 1 H a j ó s dienen, afkomstig uit dezelfde stad waar-
uit R ó t h zijn geestdriftige mededeeling de wereld in-
stuurde.

H a j ó\'s, sprekende over urticaria, asthma, enz., zegt het
volgende:

Während der Beobachtung und Prüfung solcher Kranken
ist es von vornherein auffallend gewesen, dasz Patienten
welche gegen gewisse Eiweiszkörper eine kutane intra-
kutane Ueberempfindlichkeit zeigten, auf orale oder rectale
Verabreichung des fraglichen Nahrungsmittel nur aus-
nahmsweise mit den anaphylaktischen Symptomen rea-
gierten.

Ook heel weinig vleiend is het oordeel van Kämmerer:

Es macht ganz den Eindruck als ob das Schlagwort, Pro-
teinüberempfindlichkeit einmal wieder einen Tummelplatz
für allerlei phantasievolle Leute abgeben sollte, was dem
richtigen Grundgedanken zum Schaden gereichen würde.

Aus den widersprechenden Angaben über die Ergebnisse
der Kutanreaktionen und die Erfolge der Injectionstherapie
mit Proteinen, stellen wir zunächst eine ziemliche Unsicher-
keit fest, wir haben das Gefühl, dasz hier phantastische Deu-
tungen Tür und Tor geöffnet ist.

Hij wijst dan verder op het subjectieve in de beoordeeling
van een huidreactie, en op de speciale reactie-intensiteit van
verschillende personen, waardoor de huid van den één veel
meer als die van den ander op prikkels reageert.

Chandler, in een recent artikel in de Lancet, stelt zich

-ocr page 44-

ook op een meer skeptisch standpunt:

I have made hundreds of tests on scores of patients and
cannot yet be enthusiastic about the practical outcome of it
all, allthough I am convinced that the subject is worth pur-
suing. Hij zegt dan nog uitdrukkelijk, dat zelfs een sterk posi-
tieve huidreactie nog niet beteekent dat de patiënt deze stof
niet verdragen kan.

-ocr page 45-

DE KEUZE DER ALLERGENEN.

Norman Walker geeft in zijn leerboek een lijst van
de meest voorkomende voedingsmiddelen die Urticaria kun-
nen veroorzaken. Het zijn: oesters, mosselen, kreeft, zoute
visch, gedroogde visch, schelvisch, zalm, bot, aardbeien,
frambozen, kruisbessen, rabarber, kersen, pruimen, dadels,
vijgen, ananas, druif, meloen, gember, amandelen, cham-
pignons, tomaat, bloemkool, koffie, melk, kaas, komkommer,
augurk, rijst havermeel, rund-, varkens-, ganzen- en schapen-
vleesch, konijn, haas ën eieren.

Waren dit de eenige voedingsmiddelen die Urticaria kun-
nen veroorzaken, dan zou men het aantal te gebruiken aller-
genen zeer kunnen beperken, daar de kans dat b.v. een poli-
klinisch patiënt Urticaria door kreeft, oesters, champignons,
gember of ganzenvleesch gekregen zou hebben, voor de
meesten wel zeer onwaarschijnlijk zou zijn.

\'s Winters zou dit aantal dan nog met de zomervruchten
te verminderen zijn, zoodat dan de keus tot een zeer klein
aantal beperkt kon worden.

Jammer genoeg is de zaak echter niet zoo eenvoudig.

In de eerste plaats geeft bovengenoemde lijst, de persoon-
lijke meening van N o r m a n W a 1 k e r ten opzichte van
zijn Engelsche patiënten weer, waarmede niet gezegd is dat
in Holland de zelfde voedingsmiddelen een rol spelen.

In de tweede plaats berust zoo\'n statistiek meer op een
indruk dan op zuiver-waargenomen feiten; patiënten waar
een bepaalde dieetfout
steeds gevolgd wordt door een urti-
caria-aanval zijn zoo zeldzaam, dat er wel meer dan een
menschenleven voor noodig is om een dergelijke betrouw-
bare statistiek te kunnen leveren.

Vooral als men in de gelegenheid is, zijn patiënten in de
kliniek te observeeren blijkt bijna altijd, dat het voedsel

-ocr page 46-

waaraan de patiënten hun ziekte toeschrijven, zonder eenige
schade voor den patiënt verdragen wordt.

Een nog grootere hjst voedingsmiddelen als die van
Norman Walker wordt gegeven door D a r i e r, met
den raad deze stoffen te vermijden wanneer de patiënt lijdt

aan urticaria, eczeem of prurigo.

Deze lijst verboden voedingsmiddelen bestaat uit verschil-
lende vleesch- en vischsoorten. verschillende soorten groen-
ten en fruit, bovendien uit kaas. koffie, chocolade, gebak en
specerijen.

Ofschoon hij toegeeft, dat het meestal op een misverstand
berust als de patiënt zijn ziekte aan één, van deze voedings-
middelen wijt, vindt hij toch een reden om deze spijzen te
verbieden in het feit, dat er nauwkeurig waargenomen ge-
vallen zijn, waar het lijden van de patiënt met zekerheid op
overgevoeligheid voor één of meer van die voedingsmid-
delen terug te brengen is.

Wanneer de anamnese van de patiënt geen aanwijzingen
geeft, in welke richting men de overgevoeligheid heeft te
zoeken, staat men voor de groote moeilijkheid, uit de on-
eindige reeks voedselproteinen een aantal te moeten kiezen,
groot genoeg om kans op succes te bieden, maar dat toch
niet zoo groot mag wezen dat het uithoudingsvermogen van
den patiënt daardoor op te groote proef wordt gesteld.

Welke methode men ook toepast, hetzij injectie- of kras-
methode, beiden veroorzaken zij den patiënt een lichte on-
aangename gewaarwording, zoodat het aantal scarificaties
of prikken niet onbeperkt opgevoerd kan worden.

De door de verschillende onderzoekers gebruikte aller-
genen wisselen dan ook zeer sterk in .aantal, zooals enkele
voorbeelden mogen illustreeren.

Highman en Michael gebruikten er 96, verdeeld

over 4 zittingen,

Strickler 6, Róth verkreeg bij vier van 6 urticaria-
lijders positieve huidreacties met niet meer dan negen
allergenen.

-ocr page 47-

Noeggerath en Reichle gebruikten er 16, Fox
en Fisher 24, Cranston Low 50. Haxthausen in
zijn prurigo-onderzoek 50.

Deze getallen geven niet alleen het aantal voedselproteinen
weer, doch het totaal aantal allergenen, dus voedselproteinen
huidstoffen en enkele pollensoorten.

In de Clinic of Applied Immunology, dit is de asthma en
hooikoortskliniek in het New-York Hospital onder leiding
van Cooke en Coca worden als regel achttien voedselpro-
teinen gebruikt in een eerste zitting, en achttien andere, be-
staande uit stuifmeel en huidschilfers, in een tweede zitting.

Een internationale slechte reputatie als oorzaak van huid-
ziekten hebben mosselen, garnalen, melk, eiwit, eidooier en
enkele vleesch- en vischsoorten, zoodat het gewenscht is
deze in ieder geval deel uit te doen maken van de collectie
allergenen.

Wat de huidschubproteinen betreft, deze zijn uit den aard
der zaak beperkt in aantal en omvatten alleen de huidstoffen
en haren van onze huisdieren.

Ancona, Frugonien later Storm van Leeuwen
hebben aan deze reeks nog enkele stoffen toegevoegd, waar-
voor een zeer groot percentage der allergische individuen
overgevoelig zou zijn.

Het was Ancona, die ontdekte dat menschen, die langen
tijd met bedorven graan omgingen, haast allemaal asthma
en urticaria kregen.

In Holland zouden volgens Storm van Leeuwen
door mijten veranderde meelsoorten een zelfde rol spelen;
contact ermede zou bij allergische personen een lijden der
huid of allergisch asthma kunnen veroorzaken.

F r u g O n i vond, dat veeren van sommige kussens de
eigenaardigheid hadden, bij gevoelige personen een asthma-
aanval te verwekken, terwijl andere veeren geheel onscha-
delijk waren.

Waarop dit verschil berust tusschen twee soorten veeren
die beide afkomstig kunnen zijn van dezelfde diersoort, is

-ocr page 48-

niet duidelijlc, waarschijnlijk zijn het schimmels, d.e stoffen
doen ontstaan, die een allergische aanval veroorzaken.

S t O r m van L e e u w e n heeft ook in Holland dergel,ke
veeren kussens ontdekt, die instaat waren een asthma-

aanval te verwekken.

Daarnaast doet hij in een zijner laatste publicaties () me-
dedeeling van een
soort kapok uit een matras, dte by twee

patiënten een eczeem veroorzaakt had. . r . a

Het bleek dat deze kapok door schimmels gemfecteerd
was, waardoor de kapok zoodanig veranderde dat met een
extract ervan bij een groot deel zijner allergische patienten
positieve huidreacties verkregen konden worden.

Sinds hij deze drie stoffen kent. nl. door mijten veranderde
haver, kapok door schimmels geïnfecteerd en veeren, die
waarschijnlijk ook door schimmels veranderd zijn, krijgt hij
veel meer positieve huidreacties dan vroeger.

Van honderd personen behebt met een allergische consti-
tutie, verkrijgt hij de volgende positieve huidreacties: 42 op
de door schimmels veranderde kapok, 21 op de waarschijn-
lijk met schimmels geïnfecteerde veeren, en 23 op haver met

mijten.

Onder de vele oorzaken, die bij overgevoelige personen
een allergische ziekte kunnen veroorzaken, zouden deze stof-
fen dan ook een belangrijke plaats innemen.

Zooals uit bovenstaande blijkt, bestaat er geen uniforme
meening, noch over het aantal, noch over het soort der te
gebruiken allergenen.

-ocr page 49-

DE BEREIDING DER ALLERGENEN,

Uitvoerige mededeelingen over het bereiden van aller-
genen zijn te vinden in de publicaties van Wodehouse
en O 1 m s t e d in 1917, en van Arthur F. Coca in 1922,

De door hen aangegeven methodes, worden ook nu nog
door de meesten als standaardprocédés beschouwd, waar-
naar zij hun allergenen laten bereiden.

W ode house en Olmsted maken poedervormige
allergenen, die wanneer ze droog bewaard worden niet aan
bederf onderhevig zijn en bovendien het voordeel bezitten
van gemakkelijk transportabel te zijn.

Bij het bereiden worden de voedingsmiddelen, die als regel
gekookt gegeten worden, iets anders behandeld, als de voe-
dingsmiddelen, die rauw genuttigd worden.

De eerstgenoemde soort wordt fijngemalen en daarna met
een dubbele hoeveelheid water gedurende een half uur
gekookt.

De laatstgenoemde, soort, wordt na fijnmalen, met een
tweevoudig volume water gedurende tweemaal vier en twin-
tig uur bij kamertemperatuur gemacereerd, terwijl wat toluol
toegevoegd wordt ter conserveering.

De verdere bewerking is voor beide soorten dezelfde en
komt ongeveer op het volgende neer.

Het extract wordt gefiltreerd, vermengd met toluol en ge-
durende eenige dagen bewaard. Was er vet aanwezig, dan
stijgt het in dien tijd naar de oppervlakte, en kan verwijderd
worden door afscheppen. Het extract wordt weer gefiltreerd,
en daarna op een waterbad van ongeveer 50 gr. C. met be-
hulp van een ventilator ingedampt tot een zoo droog mo-
gelijke massa.

-ocr page 50-

Deze massa wordt weer opgelost in de kleinst mogelijke
hoeveelheid water, en daarna geprecipiteerd door toevoeging
van een drievoudige hoeveelheid 95% alcohol.

Het precipitaat wordt door een centrifuge van de vloeistof
gescheiden, gewasschen met een mengsel van aceton en

aether en daarna gedroogd.

Na droging wordt de massa tot poeder gewreven en blijkt
dan bij het gebruik steeds oplosbaar te zijn in 1|10 N.NaOH.

De grondgedachte van deze in bepaalde gevallen nog ge-
compliceerder methode is, dat het werkzame bestanddeel
uit eiwit bestaat, zoodat zij er naar streven een eiwithoudend
allergeen te verkrijgen, dat door herhaalde precipitaties van
andere bestanddeelen bevrijd is.

De bereidingswijze der vloeibare allergenen is uitvoerig uit-
eengezet door Coca, die door het zeer groote aantal patiënten
dat jaarlijks zijn kliniek bezoekt, een groote ervaring op dit
gebied bezit.

Hij gebruikt alleen vloeibare allergenen, die intracutaan

aangewend worden.

Daar een deel van de door mij gebruikte allergenen, vol-
gens de door hem aangegeven methode bereid zijn, is het ge-
wenscht deze bereidingswijze hier weer te geven.

Zijn methode onderscheidt zich van die van vroegere on-
derzoekers, doordat hij inplaats van water, of physiologische
keukenzoutoplossing een speciale extractievloeistof gebruikt,
waarmede het uitgangsmateriaal bij kamertemperatuur ge-

macereerd wordt.

Het voordeel van deze extractievloeistof zou berusten op
het feit, dat in deze vloeistof de allergenen langer hun werk-
zaamheid behouden.

De concentratie van de extractievloeistof hangt af van
het watergehalte van het uitgangsmateriaal.

Wanneer de grondstof veel water bevat, dan wordt de
geconcentreerde vloeistof gebruikt om te groote verdunning
te vermijden.

De weinig geconcentreerde extractievloeistof bes\'taat uit:

-ocr page 51-

NaCl.......0.5°/o

NaHCOs..... 0.257o

Acid. Carbol .... 0.47o
De sterker geconcentreerde vloeistof heeft de volgende
samenstelling :

NaCl.......2.57o

NaHCOa..... 1.257o

Acid. Carbol .... 27o
De eerste vloeistof wordt gebruikt voor alle droge stoffen
zooals: huidschilfers, meelsoorten, boonen, vleesch, enz.

De tweede vloeistof dient voor waterrijke groenten, water-
rijke vruchten (bijv. meloen), visch, enz.

De hoeveelheid extractievloeistof die gebruikt wordt, is
ongeveer driemaal het gewicht van de grondstof.

Het extraheeren van de grondstof geschiedt bij kamertem-
peratuur, en duurt meestal vier en twintig uur, kan echter
wanneer er weinig in de vloeistof oplost, een dag of drie wor-
den voortgezet.

Daar de kiemdoodende kracht van 0,4% carboloplossing
niet voldoende is wordt toluol toegevoegd, dat de eigenschap
heeft bacteriegroei te belemmeren en bovendien de kiemen,
die geen sporen vormen, doodt.

Bestaat de grondstof uit poeder of meel, dan wordt de to-
luol daarmede gemengd voor de extractievloeistof toege-
voegd wordt. Dit verzekert een goede menging en voorkomt
meteen hinderlijke kluitvorming.

Bevat de grondstof olieachtige substanties, die het indrin-
gen van de extractievloeistof verhinderen, dan worden deze
eerst door wasschen met aether verwijderd.

Dit wasschen met aether wordt zoolang herhaald, tot de
gebruikte aether na verdamping op een waterbad geen olie
meer achterlaat.

Het verkregen extract wordt gefiltreerd, en bewaard onder
een laagje toluol.

In de meeste extracten ontstaat, ook al zijn ze pas gefil-
treerd, een neerslag, dat door herhaald filtreeren verwijderd

-ocr page 52-

moet worden. Dit filtreeren wordt elke week herhaald, tot
het blijkt dat er geen neerslag meer optreedt. „ , , , ,

Blijft het extract helder, dan wordt het door een Berkefeld
filter gefiltreerd, en bewaard in een steriele flesch.

Ook C o c a staat op het standpunt, dat het eiwit het werk-
zame bestanddeel van de allergenen is, en ziet in het eiwit-
gehalte een maatstaf, die het mogelijk maakt de sterkte van

de extracten onderling te vergelijken.

Hij verdunt daarom zijn extracten, tot ze 0,5 mg stikstol

per cc bevatten.

Bij de door mij gebruikte allergenen, die volgens zijn me-
thode bereid zijn, is ook dit voorschrift nauwkeurig gevolgd.
Het stikstofgehalte is volgens de methode van Kjeldahl
bepaald, waarna de extracten verdund werden, tot ze boven-
genoemd gehalte aan stikstof bevatten.

Dat het eiwitgehalte van het allergeen evenredig is aan
de werkzaamheid, is door velen tegengesproken, o.a. door
S t O r m van L e e u w e n die sterk positieve huidreacties
zag op extracten, waarin geen eiwit was aan te toonen.

De hypothese, dat het eiwitten zijn, waarop allergisch ge-
reageerd wordt, heeft ook voor hen die gezien hebben, dat
na gebruik van atophan, urotropine of andere chemicaliën
urticaria op kan treden, weinig aantrekkelijks.

Zoowel tegen de allergeenbereiding van W o d eh o u s e
en O 1 m s t e d. als tegen die van C o c a, is nog meer in te
brengen.

Zoo zal ieder, die wel eens een urticaria-aanval door het
gebruik van aardbeien heeft meegemaakt, en zich daarbij op
het bescheiden standpunt plaatste, dat het hem volkomen on-
bekend was welke van de vele bestanddeelen van zoo\'n
vrucht de aanval veroorzaakte, er wel van overtuigd zijn, dat
het geen zin heeft om op een ingewikkelde manier, een toch
nog onbekend eindproduct te verkrijgen. Dit is waarschijnlijk
ook de gedachtengang van R ó t h geweest bij het bereiden

zijner allergenen.

Hij stelt er zich dan ook mee tevreden, het uitgangsmate-

-ocr page 53-

riaal fijn te malen, het daarna op een zandbad te drogen en
het dan fijn te wrijven tot poeder.

Ook volgens deze methode zijn een deel der door mij ge-
bruikte allergenen bereid.

De grondstof werd daartoe, zoonoodig met behulp van een
vleeschmolen verkleind, en vervolgens in een broedstoof
bij een temperatuur van niet hooger dan 60° C. gedroogd.

Ook bij de geheel of half vloeibare voedingsmiddelen, zoo-
als melk en eieren, werd op deze manier een droog eindpro-
duct verkregen.

De droge massa werd daarna zoolang in een mortier ge-
wreven, dat het poeder het fijnste nummer van een in apothe-
ker gebruikelijke zeef kon passeeren.

Ook Storm van L e e u w e n die vloeibare allergenen
gebruikt, maakt zich geen illusie omtrent het verkrijgen van
een zuiver werkzaam bestanddeel.

Volgens een persoonlijke mededeeling worden de door hem
gebezigde allergenen bereid, door enkele grammen van de
grondstof met eenige tientallen cc water te koken, waarna
aan het fikraat genoeg carbol wordt toegevoegd om een half
procents oplossing te krijgen.

Het op deze wijze bereide product zou in werkzaamheid
niet onderdoen, voor de op Amerikaansche manier bereide
allergenen.

Ten gerieve van die medici, die niet in de gelegenheid zijn.
om proteinen in eigen laboratorium te vervaardigen, worden
door vele fabrieken, zooals Squibb, Arlington Chemical
Company e. a. proteinen in den handel gebracht, die het
voordeel hebben, door een handige verpakking weinig plaats
in te nemen.

Chandler van het Charing Cross Hospital te Londen
heeft gedurende jaren, de werkzaamheid van zijn allergenen
aan eenige daarvoor gevoelige patiënten kunnen toetsen,
waarbij hem bleek dat de poedervormige, mits droog be-
waard, onbeperkt bruikbaar bleven, en de vloeibare minstens
drie tot vier jaar.

-ocr page 54-

TECHNIEK EN BEOORDEELING DER
HUIDREACTIE.

Het verwekken van een huidreactie kan op twee manieren
geschieden, hetzij door de cutane- of krasmethode, hetzij
door de intracutane- of injectiemethode.

Beide methodes hebben hun voor en nadeelen, en daardoor

hun voor- en tegenstanders.

Bij de cutanemethode of krasmethode gaat men als volgt

^^ De^binnenzijde van den arm wordt met alkohol gedesinfec-
teerd, waarna met een zoogenaamd stylet van v. P i r q u e t
zooveel krasjes in de huid gemaakt worden als er allergenen
zijn. vermeerderd met één voor een controlereactie.

De krasjes zijn een halve cM. lang en mogen niet zoo diep

zijn dat er bloed te voorschijn komt.

Op elk krasje wordt een geringe hoeveelheid van het aller-
geen gedaan, dat daarna met een druppel \'/u. N.NaOH goed
in de wond gewreven wordt; in het controlekrasje wordt
enkel een druppel natronloog gewreven, waarop als regel de

huid niet reageert.

In plaats van de poedervormige allergenen die met een
druppel verdunde loog gebruikt worden, kan men ook de
vloeibare gebruiken zonder daar iets aan toe te vorigen.

Op eiken arm kunnen met voldoende tusschenruimte mak-
kelijk een tiental scarificaties gemaakt-worden zoodat het
mogelijk is in eene zitting op overgevoeligheid voor een twin-
tigtal proteinen, of mengsels van proteinen te onderzoeken.

Bij de injectiemethode, wordt 0,01 cc van het allergeen,
met een recordspuit intracutaan geïnjiceerd. Bij de injectie
ontstaat een bleeke quaddel, die bij negatieve reactie binnen
twintig minuten weer verdwenen is.

-ocr page 55-

Een controleïnjectie wordt verricht met aqua physiologica
waaraan 0.5% carbol is toegevoegd,

Ook bij de injectiemethode kan men een tiental allergenen
of allergeenmengsels per arm appliceeren.

Een nadeel van de injectiemethode is, dat voor elk aller-
geen een afzonderlijke injectiespuit gebruikt moet v/orden,
daar tot een goede beoordeeling yan de verkregen resultaten
noodzakelijk is dat men zeker weet, dat geen vermenging van
allergenen heeft plaats gevonden.

Een ander bezwaar tegen de injectiemethod-e is, dat
hiervoor vloeibare allergenen noodig zijn, die meer ruimte
innemen en lastiger te transporteeren zijn dan de poeder-
vormige.

Bij tegenstribbelende kinderen is het soms zeer lastig de
vloeistof juist intracutaan te injiceeren, terwijl volwas-
senen vaak meer bezwaar maken tegen een injectie als tegen
een krasje in de huid.

Het groote nadeel van de injectiemethode bestaat echter
in het vinden van te veel positieve reacties zonder, dat over-
gevoeligheid voor de allergenen waarop de huid reageert,
bestaat.

Bij asthmalijders schijnt het dan ook geen uitzondering te
zijn met de injectiemethode een twintigtal positieve reacties
te vinden, waarbij dan lastig aan te nemen is dat de patiënt
voor al die stoffen overgevoelig zou zijn.

Ook is het mogelijk, dat de intracutane injectie gevaar
oplevert voor den overgevoelige patiënt, zooals Cooke tot
schade van den patiënt moest ondervinden, waar een
diagnostische injectie den exitus ten gevolge had.

Behalve Coca en Cooke, zijn de meeste onderzoekers
dan ook overgegaan tot de cutane methode.

In de publicatie van PasteurValler y-R a d o t wordt
de algemeene opinie over deze kwestie vrijwel weergegeven.

Pour notre part, nous avons constaté que les intradermo-
réactions donnent souvent des pseudo-réactions qui peuvent
être des causes d\'erreur. D\'autre part, elles provoquent

-ocr page 56-

parfois des phénomènes généraux qui peuvent être graves.
Wat wordt nu verstaan onder een positieve huidreactie?
Zooals Cranston Low terecht opmerkt, bestaat de
grootste moeilijkheid van het geheele onderzoek in het be-
oordeelen van de reactie.

De meeningen hierover zijn dan ook ten zeerste verdeeld.
Volgens A a r o n B r o w n is een reactie positief (zoowel
bij cutane als intracutane methode) wanneer een urticapapel
ontstaat van minstens 0.5 cM. doorsnede, omgeven door een

zone van erytheem.

Bij de injectiemethode ontstaat de urticapapel gemiddeld
na iy2 minuut, op zijn vroegst na vier- en op zijn laatst na
elf minuten.

Bij de krasmethode gemiddeld na 11^ minuut (respectie-
velijk 5 en 22 minuten.)

C a u 1 f i e 1 d vindt den eisch van een galbult van 0.5 cM.
te sterk, en stelt zich met geringere afmetingen tevreden,
mits de andere krasjes geen spoor reactie vertoonen..

Cranston Low spreekt van een positieve reactie als
deze tweemaal zoo groot is, als die door de controlevloeistof
veroorzaak is.

Larsen, RoycePaddockenAlexander zijn min-
der gauw tevreden, en noemen de reactie slechts dan positief,
wanneer de diameter van de urticapapel meer dan een c.M.
is, omgeven door een roode hof.

Zij komen tot de conclusie dat een duidelijke typische
huidreactie bij een overgevoelig individu steeds te verkrijgen
is, onverschiUig welke methode men toepast.

Ook Strickler stelt zich op dit verstandige standpunt
en geeft den raad aan zwak positieve reäcties geen aandacht
te schenken.

Houdt men zich aan sterk positieve reacties, dan blijken
deze altijd zoowel cutaan als intrucaan verkregen te kunnen
worden.

Algemeen is men het er overeens dat de allergenen alleen
bij allergische personen een reactie mogen veroorzaken, bij

-ocr page 57-

normale personen mag tusschen de controle en proteine-
reactie geen verschil zijn.

Het geheele onderzoek is zeer vereenvoudigd door de zoo-
genaamde „Group Testing", dit is het vereenigen van ver-
schillende allergenen tot groepen, waarmede dan gezamenlijk
geëxperimenteerd wordt.

Chandler heeft bij enkele overgevoelige patiënten na-
gegaan, dat het vereenigen van acht verschillende proteinen
tot ééne groep, aan de gevoeligheid der reactie geen afbreuk
doet.

Wordt dit getal aanmerkelijk overschreden, dan is het
mogelijk dat de verdunning van het werkzame allergeen te
groot wordt, zoodat geen reactie optreedt.

Wanneer men „Group Testing" toepast, is het noodig bij
een positieve groepreactie, de reacties te herhalen met de
afzonderlijke allergenen, om de inactieve allergenen van de
groep uit te kunnen sluiten.

-ocr page 58-

EIGEN ONDERZOEK.

Het aantal en soort der gebruikte allergenen.

Voor onderzoek hebben gediend honderd twee en vijftig
patiënten, waarvan het grootste deel bestond uit bezoekers
en bezoeksters van de universiteitspolikliniek voor huid- en

geslachtsziekten.

Van deze patiënten kon een deel klinisch geobserveerd
worden op de dermatologische afdeeling. terwijl ook een ge-
ring aantal onderzocht kon worden op de andere afdeehngen
van het Stads en Academisch ziekenhuis.

Waar de omstandigheden het toelieten werden alle urti-
caria- en prurigopatiënten op hunne huidreacties onderzocht,
terwijl van de talrijke eczeempatiënten slechts die gekozen
werden waar redelijker wijze een overgevoeligheid tegen
voedselbestanddeelen als oorzaak niet geheel onwaarschijnlijk
leek.

Uitgesloten werden dus de impetigineuse, parasitaire en

beroepseczemen.

Daar geheel in strijd met de verwachtingen door de
Amerikaansche literatuur gewekt, positieve reacties tot de
uitzonderingen behoorden, zelfs door mij en de als regel te-
genwoordige toeschouwers als zeldzame gebeurtenissen ge-
rekend werden, werd onwillekeurig aan de werkzaamheid

van de allergenen getwijfeld.

Dit is de reden dat vier maal van serie proteinen veranderd
werd, waardoor allergenen gebruikt konden worden, die tel-
kens op een andere wijze bereid waren. ^

Dit veranderen werd gestaakt toen door welwillendheid
van P r
O f. S t o r m v a n L e e u w e n mij een aantal werd
toegezonden, aan wier werkzaamheid, gezien zijn groote
ervaring op dit gebied, niet kon worden getwijfeld.

-ocr page 59-

De allergenen waarmede geëxperimenteerd werd, waren:

1) 24 poedervormige allergenen v an Squibb ö Sons te
New York.

2) 40 poedervormige allergenen bereid onder eigen toe-
zicht op een dergelijke methode als door R ó t h is aangege-
ven. (zie hoofdstuk bereiding der allergenen).

3) 33 vloeibare allergenen bereid onder eigen toezicht
volgens methode Coca. (zie hoofdstuk bereiding der aller-
genen).

4) 20vloeibare allergenen beschikbaar gesteld door Prof.
St. v. L. en in zijn laboratorium bereid.

Allergenen van Squibb:

1. Pork.

2. Lamb.

Allergenen bereid in laboratorium
V. dermat. polikliniek, volgens een
methode die ook door Röth toe-
gepast is:

3. Beef.

4. Chicken.

5. Salmon.

6. Crab.

7. Cowmilk.

8. Egg.

9. Corn.

10. Oat.

11. Wheat.

12. Barley.

13. Potato.

14. Stringbeans.

15. Navybeans.

16. Peanut.

17. Brazilnut.

18. Celery.

19. Tomato.

20. Pear.

21. Banana.

22. Prune.

23. Apple.

24. Peach.

Rogge.

Tarwe.

Haver.

Mais.

Boekweit.

Gerst.

Rijst.

Griesmeel.

Grutten.

Gort.

11. Paardenvleesch.

12. Schapenvleesch.

13. Varkensvleesch.

14. Kippenvleesch.

15. Rundvleesch.

16. Aardappel.

17. Tapiocca.

18. Sago.

19. Arrowroot.

1.
2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.
9.

10.

-ocr page 60-

Allergenen bereid in laboratorium
V. dermat. polikliniek, volgens een
methode die ook door Roth toe-
gepast is:

20. Eidooier.
21\'. Eiwit.

22. Melk.

23. Caseine.

24. Witte boonen.

25. Bruine boonen.

26. Doperwten.

27. Capucijners.

28. Andijvie.

29. Wortelen.

30. Bieten.

31. Knolraap.

32. Spruitkool.

33. Witte kool.

34. Roode kool.

35. Bloemkool.

36. Boerenkool.

37. Uien.

38. Kabeljauw.

39. Stokvisch.

40. Garnalen.

41. Tomaat.

42. Pinda.

43. Appelen.

Deze allergenen worden gemaks-
halve op de volgende bladzijden
aangeduid met de letters Rp.

-ocr page 61-

Beide soorten allergenen waren poedervormig, die van
Squibb werden afzonderlijk gebruikt, de tweede soort
zooals door de horizontale lijnen is aangegeven, in groepen.

Overeenkomstig Amerikaansch voorschrift, werden met
deze allergenen eerst een twintigtal patiënten, die niet leden
aan een allergische ziekte onderzocht, om te zien of de al-
lergenen ook prikkelende substanties bevatten, die ook bij
niet-overgevoeligen, oorzaak van een huidreactie zouden
kunnen zijn.

Bij de volgende allergenen is djt, gezien het groote aantal
negatieve reacties, bij personen waarbij positieve reacties
verwacht werden, niet geschied.

Nadat met de poedervormige allergenen bij de eerste
dertig patiënten geen huidreactie verkregen was, werden bij
de daarop volgende honderd twee en twintig patiënten,
steeds vloeibare allergenen gebruikt.

Steeds werden alle vloeibare allergenen gebruikt, bestaande
uit drie en dertig bereid volgens voorschrift van Coca, en
twintig verkregen van Prof. Storm van Leeuwen.

Allergenen bereid in laboratorium Allergenen van Storm van Leeuwen:
van dermat. polikliniek, volgens
voorschrift van Coca:

1. Koemelk.

34.

Hoofdschubben.

2. Geitenmelk.

35.

Veeren van asthmakus-

3. Koffie.

sen.

4. Cacao.

36.

Mijtenhaver.

5. Paardenvleesch.

37.

Horsedander.

6. Kippenvleesch.

38.

Caviahaar.

7. Schapenvleesch.

39.

Hondenhaar.

8. Mosselen.

40.

Kattenhaar.

9. Garnalen.

41.

Konijnenhaar.

10. Stokvisch.

42.

Muizenhaar.

11. Kabeljauw.

43.

Kreeft.

12. Spliterwten.

44.

Paling.

13. Bruine boonen.

45.

Zalm.

14. Witte boonen.

46.

Schelvisch,

4

-ocr page 62-

Allergenen bereid in laboratorium
van dermat. polikliniek, volgens
voorschrift van Coca:

15. Capucijners.

16. Tarwe.

17. Rogge.

18. Boekweit.

19. Haver.

20. Gerst.

21. Rijst.

22. Mais.

23. Witte kool.

24. Roode kool.

25. Bloemkool.

26. Spruitkool.

27. Aardappelen.

28. Knolraap.

29. Wortelen.

30. Bieten.

31. Ganzenveeren.

32. Kippenveeren.

33. Zeegras.

De allergenen die volgens het voorschrift van C o c a bereid
zijn, zullen aangeduid worden met de letters Cv. De allerge-
nen van Prof.
S t o r m van L e e u w e n met de letters St. v. L.

Met deze 53 vloeibare allergenen zijn de meeste patienten
onderzocht, waarbij de allergenen als regel in twaalf groepen

"^\'Ee^elkdrtaal zijn zij ook afzonderlijk gebruikt, bij

patiënten die klinisch behandeld werden.

Bij enkele patiënten werden naast deze vloeibare aller-

qenen, ook de poedervormige gebruikt.

Met de poedervormige allergenen werd uit den. aard der
zaak de cutane
methode toegepast, met de vloeibare aller-
genen óf de cutane- óf de injectiemethode, soms beide

Het hoofdschubbenextract werd volgens voorschrift van
S t o r m Van L e e u w e n steeds intracutaan geïnjiceerd.

Allergenen van Storm van Leeuwen:

47. Rogge.

48. Haver.

49. Katoen.

50. Rundvleesch.

51. Varkensvleesch.

52. Eiwit.

53. Thymoti (stuifmeel-
soort.

54. Controle 0,5% carbol-
opl.

-ocr page 63-

OVERZICHT DER ONDERZOCHTE PATIENTEN.

1. J. K. H., geslacht M.
Leeftijd; 46 jaar.
Diagnose: acute urticaria.
Allergenen: Squibb.
Resultaat: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

2. J. V. D., geslacht M.
Leeftijd: 2 jaar.
Diagnose prurigo infantum.
Allergenen: Squibb.
Resultaat: reacties allen negatieL

3. G. V. E., geslacht M.
Leeftijd: V/j jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: Squibb.
Resultaat: reacties allen negatief.
Onderzocht: poliklinisch.

4. J. W. K.. geslacht V.
Leeftijd: ly^ jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: Squibb.
Resultaat: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

5. M. V. G-v. V., geslacht V.
Leeftijd: 22 jaar.
Diagnose: acute urticaria.
Allergenen: Squibb.
Resultaat: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 64-

6. A. E. de G.. geslacht V.

Leeftijd: lYi jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: Squibb.
Resultaat: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

7. E. B.. V. G., geslacht V.
Leeftijd: 49 jaar.
Diagnose: acute prurigo.
Allergenen: Squibb.
Resultaat: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

8. B. V. H. geslacht V.

Leeftijd: 11 jaar.

Diagnose: chronisch eczeem.

Allergenen: Squibb.

Resultaat: reacties allen negatief.

Onderzoek: poliklinisch.

9. G. V. d. B., geslacht V.
Leeftijd: 46 jaar.

Diagnose: acuut generaal eczeem.
Allergenen: Squibb.
Resultaat: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

10. M. V. B.. geslacht V.

Leeftijd: 5 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: Squibb.
Resultaat: reacties negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 65-

11. G. P., geslacht V.
Leeftijd: 19 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: Rp.

Resultaat: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

12. H. K., geslacht M.
Leeftijd: 78 jaar.

Diagnose: acute pruritus cutaneum generalis.
Allergenen: Rp.

Resultaat: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

13. A. V. d. L., geslacht V.
Leeftijd: 3 jaar.
Diagnose: acute
Urticaria.
Allergenen: Rp.

Resultaat: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

14. C. M., geslacht M.
Leeftijd: 3 jaar.

Diagnose: Urticaria sinds twee weken.
Allergenen: Rp.

Resultaat: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

15. J. V. E., geslacht M.
Leeftijd: 4 maanden.
Diagnose: eczema capitis et facei.
Allergenen: Rp.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 66-

16. D. V. D., geslacht M.

Leeftijd: 23 jaar.

Diagnose: eczema subchronicum.

Allergenen: Rp.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

17. G. V., geslacht M.

Leeftijd: 4 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: Rp.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

18. H. B., geslacht M.

Leeftijd: 23 jaar.
Diagnose: urticaria chronica.
Allergenen: Rp.

Resultaten: reacties allen negatieL
Onderzoek: poliklinisch.

19. A. K., geslacht V.
Leeftijd: 19 jaar.

Diagnose: prurigo sinds eenige maanden,
Allergenen: Rp.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

20. J, V. B., geslacht M.
Leeftijd: 1>2

Diagnose: eczema chronicum v. gelaat.
Allergenen: Rp.

Resultaten: reacties allen negatief.
O-.cderzoek: poliklinisch.

-ocr page 67-

21. J. V. d. B., geslacht M.

Leeftijd: 6 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: Rp.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

22. E. S„ geslacht V.
Leeftijd: 16 jaar.

Diagnose: pruritus generalis chron.
Allergenen: Rp.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: polikhnisch.

23. W. V. d. B., geslacht M.
Leeftijd: 28 jaar.
Diagnose: eczema chronicum.
Allergenen: Rp.

Resultaten: reacties allen negatieL
Onderzoek: poliklinisch.

24. J. W. C., geslacht M.
Leeftijd: 8 maanden.
Diagnose: acuut eczeem.
Allergenen: Rp.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

25. W. de L., geslacht V.
Leeftijd: 16 jaar.

Diagnose: acuut eczeem van gelaat.
Allergenen: Rp.

Resuhaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 68-

26. J. B.. geslacht M.
Leeftijd: 31 jaar.
Diagnose: eczema chron.
Allergenen: Rp.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

27. C. B.. geslacht M.
Leeftijd: 21 jaar.
Diagnose: acute urticaria.
Allergenen: Rp.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

28. J. V. d. B., geslacht V.
Leeftijd: 2 jaar.

Diagnose: recidiveerende urticaria.
Allergenen: Cv. en St. v. L.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

29. G. W.. geslacht M.
Leeftijd: 31 jaar.

Diagnose: chron, eczeem, chron, prurigo, asthma.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

30. A. V. d. L., geslacht M.

Leeftijd: 2 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 69-

31. W. S. de G.. geslacht M.
Leeftijd: 23 jaar.

Diagnose: chron, eczeem en prurigo.
Allergenen: St. v.
L.; Cv. en Rp.
Methode: cutaan en intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

32. C. S., geslacht V.
Leeftijd: 17 jaar.
Diagnose: acute
Urticaria.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: alle reacties negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

33. W. K.. geslacht M.

Leeftijd: 3 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: pohklinisch.

34. A. V. d. L., geslacht M.

Leeftijd: lYi jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch,

-ocr page 70-

35. E. V. d. L.. geslacht M.

Leeftijd: jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatieL
Onderzoek: polikhnisch.

36. M. S. V. W., geslacht V.

Leeftijd: 44 jaar.
Diagnose: chronische urticaria.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: polikhnisch.

37. T. B., geslacht V.

Leeftijd: 19 maanden.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

38. H. V. V., geslacht M.
Leeftijd: 9 maanden.
Diagnose: prurigo.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatieL
Onderzoek: klinisch.

-ocr page 71-

39. A. V. V.. geslacht V.

Leeftijd: 9 maanden.
Diagnose: prurigo.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

40. J. H., geslacht V.

Leeftijd: 2 jaar.
Diagnose: prurigo.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

41. G. v. d. K. V. M., geslacht V.
Leeftijd: 53 jaar.

Diagnose: Pruritus generalis (sinds 4 weken),
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

42. J. S., geslacht M.

Leeftijd: 6 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatieL
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 72-

43. M. V. L., geslacht V.
Leeftijd: 2 jaar.

Diagnose: prurigo, chronische urticaria.
Allergenen St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

44. H. A., geslacht M.

Leeftijd: 2}^ jaar.
Diagnose: prurigo.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

45. R. K. H., geslacht V.

Leeftijd: 29 jaar.
Diagnose: acuut eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

46. A. de L., geslacht V.

Leeftijd: 2 jaar.
Diagnose: prurigo.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 73-

47. B. S., geslacht V.
Leeftijd: jaar.

Diagnose: Urticaria (sinds 14 dagen.)
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatieL
Onderzoek: poliklinisch.

48. B. V. d. N., geslacht V.
Leeftijd: jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

49. W. V. W.. geslacht M.
Leeftijd: 19 jaar.
Diagnose: acuut eczeem.
Allergenen: Squibb; Rp.; Cv.; St. v. L.
Methode: intracutaan en cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

50. J. V. d. B., geslacht M.

Leeftijd: 13 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L.; Cv.; Squibb; Rp.
Methode: cutaan en intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

-ocr page 74-

51. C. P.. geslacht M.
Leeftijd: 1 jaar.

Diagnose: Urticaria (sinds 14 dagen).
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

52. A. W., geslacht V.

Leeftijd: 5 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: Squibb; Cv. St. v. L.; Rp.
Methode: cutaan en intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatieL
Onderzoek: khnisch.

Na een tijdelijke verbetering in de kliniek, recidief na
een week, onderzoek herhaald, weer geen positief re-
sultaat.

53. A. W., geslacht M.

Leeftijd; 3^ jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatieL
Onderzoek: poliklinisch.

54. J. L., geslacht M.

Leeftijd: 27 jaar.
Diagnose: acute urticaria.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode; intracutaan.
Resukaten; negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 75-

55. A. Sch., geslacht V.
Leeftijd: 7 jaar.

Diagnose: prurigo infantum eczeem.
Allergenen: Rp.; Cv.; St. v. L.; Squibb.
Methode: cutaan, intracutaan.

Resultaten: cutane of intracutane applicatie van aller-
genen veroorzaakte geen spoor huidreactie.

Intracutane injectie van verschillende soorten vleesch-
allergenen, werd steeds gevolgd door een algemeene
reactie, bestaande uit huiduitslag en jeuk.
Onderzoek: klinisch.

Zal nog uitvoeriger besproken worden.

56. A. T., geslacht V.

Leeftijd: 23^ jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

57. N. V.. geslacht V.
Leeftijd: 12 jaar.

Diagnose: urticaria (sinds 4 weken).
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

59. W. L., geslacht V.

Leeftijd: 43^ jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 76-

60. Jos. Gr., geslacht V.
Leeftijd: 16 jaar.

Diagnose: urticaria chronica. Hysterie,
Allergenen: Squibb; St. v. L.; Cv.
Methode: cutaan en intracutaan.

Resultaten: Deze patiënte is herhaalde malen onder-
zocht, waarbij verschillende malen sterk positieve
reacties werden verkregen.
Onderzoek: klinisch.

Zal nog nader besproken worden.

61. G. de B., geslacht M.
Leeftijd: 11 jaar.

Diagnose: sinds drie weken prurigo.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

62. J. C., geslacht V.

Leeftijd: 1 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

63. A. V. B.. geslacht M.

Leeftijd: 13 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatiel.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 77-

64. H. H., geslacht M.
Leeftijd: 2 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv..
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: polikhnisch.

65. T. J. V. S., geslacht M.
Leeftijd: 19 jaar.
Diagnose: chron. prurigo.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

66. C. P.. geslacht M.
Leeftijd: 24 jaar.
Diagnose: acute
Urticaria.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

67. E. B., geslacht M.
Leeftijd: 46 jaar.

Diagnose: eczema chron. generalis.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

-ocr page 78-

68. K. V., geslacht M.

Leeftijd: 1 jaar.
Diagnose: eczema chron.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

69. H. B., geslacht M.

Leeftijd: 10 maanden.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

70. P. V. d. B., geslacht V.
Leeftijd: 8 jaar.

Diagnose: prurigo (sinds 6 maanden).
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resukaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

71. H. H. V. G., geslacht V.

Leeftijd: 27 f iar.
Diagnose: prurigo (sinds IH
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.

Resultaten: zwakke doch duidelijk positieve reacties op
horsedander en hondenhaar, ook bij herhaling steeds
op te wekken, hoofdschubben ook steeds positief.
Onderzoek: khnisch.

-ocr page 79-

72. M. V. D., geslacht V.
Leeftijd: 33 jaar.

Diagnose: residiveerend eczeem (sinds 1 jaar).
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

73. J. S., geslacht V.
Leeftijd: 25 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

74. H. R., geslacht M.
Leeftijd: 14 jaar.
Diagnose: chronisch prurigo.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intractutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

Na een week recidief van de door klinische behan-
deling veel verbeterde prurigo, onderzoek herhaald
met de zelfde allergenen, nu cutane methode, reacties
weer negatief.

75. V. L., geslacht V.
Leeftijd: 46 jaar.

Diagnose: pruritus (sinds 3 jaar).
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

-ocr page 80-

76. J. d. W. geslacht M.

Leeftijd: 26 jaar.
Diagnose: acuut eczeem handen;
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: Cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief. Patiënt is bakker
en dacht dat zijn eczeem veroorzaakt was door bewer-
ken van deeg. Intracutane injecties van meelsoorten en
mijtenhaver geen reactie.
Onderzoek: poliklinisch.

77. J. H., geslacht M.

Leeftijd: 6 jaar.
Diagnose: acuut eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

78. H. t. W.. geslacht M.
Leeftijd: 20 jaar.

Diagnose: eczema chronica generalis.
Allergenen: St. v. L. en Cv.\'
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

79. H. H.. geslacht M.

Leeftijd: 36 jaar.
Diagnose: eczema chronicum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Ond.erzoek: poliklinisch.

-ocr page 81-

80. M. D., geslacht M.
Leeftijd: 5 jaar.
Diagnose: eczema acutum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

81. A. K., geslacht M.
Leeftijd: 40 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L.; Squibb en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: bij eerste onderzoek positieve reacties op
aardappelen, mais, eiwit, melk, hoofdschubben, nog
tweemaal herhaald met telkens veertien dagen tusschen-
pooze, waarbij steeds negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

82. L. D., geslacht V.
Leeftijd: 4 maanden.
Diagnose: eczema madidans.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

83. B. B., geslacht V.
Leeftijd: 25 jaar.

Diagnose: eczeem (sinds 8 weken).
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 82-

84. F. T., geslacht M.

Leeftijd: 45 jaar.
Diagnose: Chron. eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resukaten: reacties allen negatieL
Onderzoek: poliklinisch.

85. H. V., geslacht M.

Leeftijd: 14 jaar.
Diagnose: chron. eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resutaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

86. G. D., geslacht V.

Leeftijd: 20 jaar.
Diagnose: chron. eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resukaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

87. P. V. d. B., geslacht V.

Leeftijd: 8 jaar.

Diagnose: chronisch prurigo.

Allergenen: St. v. L. en Cv.

Methode: cutaan.

Resukaten: reacties allen negatief.

Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 83-

88. H. W., geslacht M.

Diagnose: chronisch prurigo.
Leeftijd: 25 jaar.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

89. J. J. V. L., geslacht M.
Leeftijd: 53^2

Diagnose: chronisch prurigo.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: sterk positieve reactie op mijtenhaver, dui-
delijke reactie op hoofdschubben.
Onderzoek: poliklinisch.

90. C. de B., geslacht M.

Leeftijd: 8 jaar.
Diagnose: acuut eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

91. J. K. O., geslacht V.

Leeftijd: 54 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 84-

92. T. V. W., geslacht V.

Leeftijd: 7 jaar.
Diagnose: acuut eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

93. W. H. M., geslacht M.

Leeftijd: 21 jaar.
Diagnose: acuut eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: duidelijke reactie op veeren van asthma-
kussen. zwakke reactie op hoofdschubben.
Onderzoek: poliklinisch.

94. M. B. H., geslacht V.

Leeftijd: 34 jaar.
Diagnose: acuut eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

95. G. B. S.. geslacht V.

Leeftijd: 34 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 85-

96. P. L., geslacht M.

Diagnose: chronisch eczeem.
Leeftijd: 26 jaar.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties alen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

97. J. V., geslacht V.
Leeftijd: 7 jaar.
Diagnose: acuut eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties alen negatief.
Onderzoek: poliklinisch:

98. J. H., geslacht V.
Leeftijd: 12 jaar.
Diagnose: acuut eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan:

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

99. J. D. G.. geslacht M.

Leeftijd: 24 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: polikhnisch.

-ocr page 86-

100. G. R., geslacht M.

Leeftijd: 54 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

101. H. S., geslacht M.

Leeftijd: 51 jaar.

Diagnose: Quinckes oedeem.

Allergenen: St. v. L. en Cv.

Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.

Onderzoek: poliklinisch.

102. G. H. P., geslacht M.

Leeftijd: 27 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: alle reacties ook controle positieL
Onderzoek: poliklinisch.

103. S. A. B., geslacht" M.

Leeftijd: 32 jaar.

Diagnose: chronisch prurigo.

Allergenen: St. v. L. en Cv.

Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatieL

Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 87-

104. V. B., geslacht M.

Leeftijd: 34 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

105. C. ].. geslacht M.

Leeftijd: 37 jaar.

Diagnose: chronisch eczeem.

Allergenen: St. v. L. en Cv.

Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.

Onderzoek: poliklinisch.

106. J. B. V. S.. geslacht V.
Leeftijd: 31 jaar.
Diagnose: acuut eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

107. J. B.. geslacht M.

Leeftijd: 14 jaar.
Diagnose: acute urticaria.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 88-

108. M. B., geslacht V.
Leeftijd; 30 jaar.

Diagnose: chronische urticaria pigmentosa.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

109. L. S. M., geslacht V.

Leeftijd: 29 jaar.

Diagnose: chronisch eczeem.

Allergenen: St. v. L. en Cv.

Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.

Onderzoek: poliklinisch.

110. H. D.. geslacht M.
Leeftijd: 50 jaar.

Diagnose: acuut generaal eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

111. L. V. V., geslacht M.

Leeftijd: 32 jaar.

Diagnose: chronisch eczeem.

Allergenen: St. v. L. en Cv.

Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.

Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 89-

112. J. D. de G., geslacht V.
Leeftijd: 45 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

113. H. S., geslacht M.
Leeftijd: 49 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

114. A. S., geslacht M.
Leeftijd: 30 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L, en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

115. M. J. de V., geslacht V.
Leeftijd: 68 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv,
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 90-

116. M. K. W., geslacht V.

Leeftijd: 34 jaar.

Diagnose: chronisch eczeem,

Allergenen: St, v. L, en Cv.

Methode: cutaan.

Resukaten: reacties allen negatieL

Onderzoek: poliklinisch.

117. J. B., geslacht M.

Leeftijd: 3 jaar.
Diagnose: prurigo, eczeem.
Allergenen: Squibb; Rp.; St. v. L,; Cv.
Methode: cutaan, intracutaan.
Resukaten: reacties allèn negatieL
Onderzoek: klinisch.

118. 1. T. V., geslacht V.

Leeftijd: 38 jaar.
Diagnose: chronische urticaria.
Allergenen: St. v. L, en Cv.
Methode: cutaan.

Resukaten: alle reacties ook controle positief.
Onderzoek: klinisch.

119. J. S., geslacht V.

Leeftijd: 14 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v, L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resukaten: reacties allen negatieL
Onderzoek: klinisch.

-ocr page 91-

120. A. V. D.. geslacht V.
Leeftijd: 28 jaar.
Diagnose: chronische urticaria.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan, intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

121. A. M. V. d. K., geslacht V.
Leeftijd: 18 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L.; Cv. en Rp.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

122. M. O. V. d. W., geslacht V.
Leeftijd: 51 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
I Allergenen: St. v. L. en Cv.
/ Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

123. W. G., geslacht V.

Leeftijd: 6 jaar.

Diagnose: prurigo infantum.

Allergenen: St. v. L. en Cv.

Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.

Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 92-

éo

124. B. V. B., geslacht M.

Leeftijd: 53 jaar.
Diagnose: chronische pemphigus.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: intracutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

125. A. V.S., geslacht V.

Leeftijd: 53 jaar.
Diagnose: acute urticaria.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

126. A. D.. geslacht V.

Leeftijd: 6 jaar.

Diagnose: prurigo infantum.

Allergenen: St. v. L. en Cv.

Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.

Onderzoek: poliklinisch.

127. G. K.. geslacht M.

Leeftijd: 3 jaar.

Diagnose: prurigo imfantun.

Allergenen: St. v. L. en Cv.

Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.

Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 93-

128. E. H., geslacht V.
Leeftijd: 4 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
^Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

129. G, de G.. geslacht V.
Leeftijd: 42 jaar.
Diagnose: chronisch prurigo.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

130. M. de G., geslacht V.
Leeftijd: 2 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

131. E. A., geslacht V.
Leeftijd: 2 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 94-

132. J. F., geslacht M.

Leeftijd: 17 maanden.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

133. C. de H., geslacht M.

Leeftijd: 1 jaar.

Diagnose: chronisch prurigo.

Allergenen: St. v. L. en Cv.

Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.

Onderzoek: poliklinisch.

134. J. J. S., geslacht M.

Leeftijd: 2 jaar.

Diagnose: chronisch prurigo.

Allergenen: St. v. L. en Cv.

Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.

Onderzoek: poliklinisch.

135. M. V. H., geslacht M.

Leeftijd: 45 jaar.

Diagnose: chronisch prurigo.

Allergenen; St. v. L. en Cv.

Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.

Onderzoek: pohklinisch.

-ocr page 95-

136. T. B. V. D.. geslacht V.
Leeftijd: 33 jaar.
Diagnose: chronische
Urticaria.
Allergenen: St. v. L. cn Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

137. H. Z., geslacht V.
Leetfijd: 31 jaar.
Diagnose: acute urticaria.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan en volgens ]Bloch.
Reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

138. P. J. M. G., geslacht V.
Leeftijd: 14 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan en volgens Bloch.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

139. P. J. W.. geslacht V.
Leeftijd: 37 jaar.
Diagnose: chron. prurigo.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resulaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

-ocr page 96-

140. H. P. M. R., geslacht V.

Leeftijd: 16 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan en volgens Bloch.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

141. M. S.. geslacht V.

Leeftijd: 12 jaar.
Eiagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan en volgens Bloch.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

142. J. F., geslacht M.

Leeftijd: 16 maanden.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan en volgens Bloch.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

143. R. V. d. M., geslacht M.
Leeftijd: 7 maanden.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: Squibb; St. v. L.; Cv. en Rp.
Resultaten: sterke positieve reacties op: kippeneiwit.
eierdooier, kippenveeren van asthmakussen, hoofd-
schubben.

Methoden: cutaan, intracutaan en volgens Bloch,
Onderzoek: klinisch.

-ocr page 97-

144. L. V., geslacht V.
Leeftijd: 12 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan en volgens Bloch.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

145. K. W., geslacht M.
Leeftijd: 40 jaar.

Diagnose: chronisch eczeem (zou verergeren na eten

van visch en boonen),

Allergenen: St. v. L. en Cv.

Methode: cutaan en intracutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.

Onderzoek: poliklinisch.

146. C. T., geslacht V.
Leeftijd: 7 jaar.
Diagnose: prurigo infantum.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan en volgens Bloch.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

147. M. D., geslacht M.

Leeftijd: 2j/2 maand.
Diagnose: acuut eczeem.
Allergenen: St .v. L. en Cv.
Methode: cutaan en volgens Bloch.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

-ocr page 98-

148. J. v: d. W., geslacht M.

Leeftijd: 4 jaar.
Diagnose: acuut eczeem.
Allergenen: St. v. L. enCv.
Methode: cutaan en volgens Bloch.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

149. R. Z., geslacht V.

Leeftijd: 2 jaar.
Diagnose: chronisch eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan en volgens Bloch.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

150. J. M., geslacht M.
Leeftijd: 13 jaar.

Diagnose: chronisch asthma, acuut eczeem.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: poliklinisch.

151. L. M., geslacht M.

Leeftijd: 16 jaar.
Diagnose: acute prurigo-aanval.
Allergenen: St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.

Resultaten: reacties allen negatief.
Onderzoek: klinisch.

-ocr page 99-

152. D. P.. geslacht V.
Leeftijd; 39 jaar.
Diagnose: chronische urticaria
Allergenen; St. v. L. en Cv.
Methode: cutaan.
Resultaten: reacties allen negatieL
Onderzoek; klinisch.

Ten einde een overzicht van de onderzochte patiënten te
verkrijgen, zijn de patiënten met gelijksoortige diagnose in
tabellen vereenigd.

De patiënten waarbij één of meerdere positieve reacties
verkregen werden, zullen meer uitvoerig besproken worden.

Bij een tiental patiënten is naast de cutane- of intracutane
applicatie van het allergeen, ook nog een methode toegepast,
die afkomstig is van B. B 1 o c h,

Bloch vergeleek in zijn uitgebreide studie over eczeem,
de huidgevoeligheid van normalen met die van eczeemlijders,
door lapjes, gedrenkt in zeer verdunde oplossingen van che-
mecaliën, gedurende vier en twintig uur op de huid te bren-
gen, onder een afsluitend verband van Billroth batist.

De lapjes waren ongeveer een vierkante cM. groot, en ge-
drenkt in verdunde oplossingen van formaline, sublimaat,
chinine, terpentijn, lysoform enz.

Met deze methode gelukte het hem, bij concentraties die
bij normalen geen reactie veroorzaakten, bij eczeemlijders een
eczeem te verwekken.

De methode van Bloch is hier in zooverre gewijzigd,
dat in plaats van chemicaliën, de allergenen op de huid ge-
bracht werden.

-ocr page 100-

24 URTICARIAPATIENTEN.

il

Ö

IH

4) 4J

a (8

Q Ol
l>

Leeftijd

Acuut
Chron.

Allergenen

Methode

Resultaat

Onderzoek

1.

1.

46

jaar

Ac.

Sq.

Cut.

_

Polikl.

2.

5.

22

jaar

Ac.

Sq.

Cut.

Polikl.

3.

13.

3

jaar

Ac.

Rp.

Cut.

Polikl.

4.

14.

3

jaar

Ac.

Rp.

Cut.

Polikl.

5.

18.

23

jaar

Chr.

Rp.

Cut.

Polikl.

6.

27.

21

jaar

Ac.

Rp.

Cut.

Polikl.

7.

28.

2

jaar

Chr.

St.; Cv.

Intrac.

Polikl.

8.

32

17

jaar

Ac.

St.; Cv.

Intrac.

Polikl.

9.

36.

44

jaar

Chr.

St.; Cv.

Intrac.

Polikl.

10.

43.

2

jaar

Chr.

St.: Cv.

Intrac.

_

Polikl.

11.

47.

IV2

jaar

Ac.

St.; Cv.

Intrac.

Polikl.

17.

51.

1

jaar

Ac.

St.; Cv.

Intrac.

Polikl.

13.

54.

27

jaar

Ac.

St.; Cv.

Intrac.

.—

Polikl.

14.

57.

12

jaar

Ac.

Si.; Cv.

Intrac.

Polikl.

15.

60.

16

jaar

Chr.

St.; Cv.; Sq.

Cut. Intr.

Positief

Klinisch

16.

66.

24

jaar

Ac.

St.; Cv.

Intrac.

_

Polikl.

17.

107.

14

jaar

Ac.

St.: Cv.

Cut.

Polikl.

18.

108.

30

jaar

Chr

St.; Cv.

Cut.

Polikl.

19.

118.

38

jaar

Chr.

St.; Cv.

Cut.

Positief

Polikl.

20.

120.

28

jaar

Chr.

St.: Cv.

Cut. Intr.

Polikl.

21.

125.

3

jaar

Ac.

St.; Cv.

Cut.

Polikl.

22.

136,

33

jaar

Chr.

St ; Cv.

Cut.

Polikl.

23.

137.

31

jaar

Ac.

St.: Cv.

Cut. Bloch

Klinisch

24.

152.

39

jaar

Chr.

St.; Cv.

Cut.

Klinisch

In de tabellen beteekent:

Sq. = poedervormige allergenen van Squibb.

Rp. = poedervormige allergenen bereid in het labora-
torium van de dermatologische polikliniek.

Cv. = vloeibare allergenen bereid in het laboratorium
van de dermatologische polikliniek.

St. = vloeibare allergenen verstrekt\' door Prof. Storm
van Leeuwen.

-ocr page 101-

Van de vier en twintig urticariapatiënten hebben twee en
twintig geen spoor van een huidreactie vertoond, noch op
een controle noch op een van de allergenen.

Een uitzondering wordt gevormd door patiënt No. 60
(volgnummer tabel 15). Deze patiënte, 16 jaar oud, was sinds
twee jaar lijdende aan chronische urticaria, en was bovendien
in hooge mate hysterisch.

Bij een aanval was haar lichaam gedurende eenige uren
bedekt met groote urticapapels, welke daarna weer spoor-
loos verdwenen.

Soms had patiënte deze aanvallen weken achtereen dage-
lijks, dan weer was zij er eenige maanden vrij van.

Tijdens haar verblijf in de kliniek, had zij bijna dagelijks
aanvallen van urticaria.

Bij deze patiënte is vier maal haar huidgevoeligheid na-
gegaan.

16 October: injectiemethode, allergenen van St. v. L. en
allergenen volgens Coca bereid. (Cv.)

positieve reacties op 17 allergenen, n.1. horsedander,
kattenhaar, hondenhaar muizenhaar, konijnenhaar,,
caviahaar, hoofdschubben, paardenvleesch, rundvleesch,
schapenvleesch, varkensvleesch, kippenvleesch, aard-
appelen, rijst, bieten, wortelen, erwten.

20 October: injectiemethode met zelfde reeks allergenen.

Positieve reacties op hoofdschubben, paardenvleesch,
rundvleesch, schapenvleesch, varkensvleesch, kippen-
vleesch, De andere allergenen, ook die waar de vorige
maal wel op werd gereageerd, veroorzaakten nu geen
huidreactie.

24 October: injectiemethode: met weer dezelfde reeks al-
lergenen

Positieve reacties op hoofdschubben, kabeljauw, melk,

garnalen

Op de allergenen waar vroeger op was gereageerd,
ook nu weer geen reactie.

-ocr page 102-

27 October: cutane methode met allergenen van Squibb.

Hierop geen enkele huidreactie, ook niet op de
vleeschproteinen.

Aan de positieve reacties die de huid van deze patiënte
vertoonde, kon niet getwijfeld worden, daar de doorsnede
van de kleinste urticapapel minstens zoo groot was als een
kwartje.

De beoordeeling der verkregen resultaten was hier niet
makkelijk. Terwijl men in den eenen arm de allergenen in-
jiceerde, ontstonden ook op borst en rug urticapapels, die in
grootte soms die van de zoogenaamde positieve reacties
overtroffen.

Het is dus zeer de vraag, of de papels, die als positieve
reacties beschouwd werden, werkelijk iets met het geinji-
ceerde allergeen te maken hadden, of veel meer onder invloed
van haar abnormale psyche ontstonden.

Zeker is het dat deze wisselende reacties geen antwoord
gaven op de vraag, of er overgevoeligheid voor bepaalde
allergenen bestond.

De tweede uitzondering is patiënte 118 (volgnummer ta-
bel 19.)

Deze patiënte leed jaren lang aan aanvallen van urticaria,
en gaf op alle allergenen zoowel als op de controle positie-
ve huidreacties.

Deze reacties bestonden uit urticapapels van iets minder
dan één cM. doorsnede, omgeven door een kleine zone van
erytheem.

Deze patiënte past dus waarschijnlijk in het kader van
patiënten met een niet specifieke allergie (aangeboren ster-
ker reactievermogen van het capillaire zenuwstelsel) in den
zin van Grosser, Keilman en Kämmerer.

-ocr page 103-

55 PRURIGOPATIENTEN.

bl

! E Ï

i

3 E

i ßCl

L

> a

c

1 l>

1.

38,

9

2.

39.

9

3.

69.

10

4.

133.

12

5.

62.

12

6.

142.

16

7.

6.

18

8,

48,

18

9.

132.

18

10.

37.

19

11.

130.

2

12.

131.

2

13.

64.

2

14.

46.

2

15,

2,

2

16,

30,

2

17,

134.

2

18.

40,

2

19.

4.

2V2

20.

34.

2V2

21.

56.

2V2

22.

44.

2V2

23.

33.

3

24.

127.

3

25.

35.

3V2

26.

58.

31/2

27.

53.

3V2

28.

17.

4

29.

128.

4

30.

59.

4V2

31.

52.

5

32.

10.

5

33.

89,

5V2

34.

123.

6

35.

126.

6

36.

42.

6

37.

21,

6

38.

146,

7

35.

70,

8

40.

87.

8

41.

61.

11

42.

141.

12

43.

63.

13

44,

74.

14

45.

119.

14

46.

151.

16

47.

19.

19

48.

65,

19

49,

88,

25

50.

71.

27

51,

103.

32

52.

139.

37

53.

129.

42

54.

135.

45

55.

7.

49

Leeftijd

maand
maand

jaar
jaar

Allergenen

St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
Sq.

St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
Sq.

St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
Sq.

St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
Rp.

St.; Cv.
St.; Cv.
St. Cv.Sq.Rp.

Sq.

St.; Cv.
St.; Cv.
St.: Cv.
St.; Cv.
Rp.

St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
Rp.

St.; Cv.
St.; Cv.\'
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
Sq.

Methode

Intrac.

Intrac.

Intrac.

Cut.

Intrac.

Cut.; Bloch

Cut.

Intrac.

Cut.

Intrac.

Cut.

Cut.

Intrac.

Intrac.

Cut.

Intrac.

Cut.

Intrac.

Cut.

Intrac.

Intrac.

Intrac.

Intrac.

Cut.

Intrac.

Intrac.

Intrac.

Cut.

Cut.

Intrac.

Cut. Intrac.

Cut.

Cut

Cut.

Cut.

Intrac.

Cut.

Cut.; Bloch

Intrac.

Cut.

Intrac.

Cut.; Bloch

Intrac.

Intrac.

Cut.

Cut.

Cut.

Intrac.

Cut.

Cut, Intrac.

Cut.

Cut.

Cut.

Cut,

Cut.

Resultaat

Positief

Positief

Onderhoek

Klinifich

Klinisch

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Klinipch

PolÜ-l.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl,

Polikl.

Polikl.

Polikl,

Polikl.

Klinisch

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl,

Polikl,

Polikl.

Polikl.

Polikl,

Polikl,

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Klinisch

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Klinisch

Klinisch

Pohkl.

Klinisch

Klinisch

Polikl.

Klinisch

Klinisch

Klinisch

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Klinisch

Pohkl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Acuut
Chron.

Chr.
Cjir.
Chr.
C
C

c
c
c
c
c
c

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Ac.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Ac.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Ac.

jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

jaar

-ocr page 104-

Van vijf en vijftig prurigopatiënten, die in de tabel volgens
den leeftijd gerangschikt zijn, hebben maar twee patiënten
een positieve huidreactie vertoond.

Bij de rest, was noch met de cutane- noch met de intra-
cutane methode een huidreactie te verwekken.

De eerste positieve huidreactie werd gevonden bij patiënte
71 (volgnummer van de tabel 50.)

Deze patiënte ,een vrouw van 27 jaar, leed sinds V/2 jaar
aan chronische prurigo.

Tijdens haar verblijf in de kliniek, was het mogelijk op
vier verschillende dagen huidreacties bij haar te verrichten.

Hierbij werden steeds zwakke, doch duidelijke reacties
verkregen op paarden-huidstof en hondenhaar, terwijl ook
alle vier keeren op het hoofdschubbenextract positief gerea-
geerd werd.

Daar op de rest van de allergenen, evenmin als op de con-
trole, ook maar eenigszins gereageerd werd, waren de posi-
tieve huidreacties gemakkelijk te herkennen.

De reacties waren met de cutane methode even duidelijk
als met de injectiemethode.

De tweede patiënt die een duidelijk positieve huidreactie
vertoonde, was een poliklinisch patiëntje van 5)^ jaar.
(patiënt 89, volgnummer van üe tabel 33).

Dit jongetje leed aan chronische prurigo, en gaf een zeer
sterke huidreactie op mijtenhaver (St. v. L.) en duidelijke
reactie op hoofdschubben.

Bij cutane applicatie gaf geen der allergenen of controle
een spoor van reactie; terwijl op de plaats, waar de mijten-
haver in de huid gewreven was, een urticapel ontstond van
bijna l]/^ cM. doorsnede, omgeven door een hyperaemische
zone van ruim een vinger breedte.

Zoowel in de anamnese van de eerste patiënte, als in die
van de tweede, waren geen aanknoopingspunten te vinden,
die het aannemelijk maakten, dat de stoffen waarop positief
gereageerd^ werd in oorzakelijk verband met het lijden
stonden.

-ocr page 105-

Over de eerste patiënte berichtte de huisarts, die op ver-
zoek een onderzoek had ingesteld, dat hij in het huis van
patiënte niets had kunnen ontdekken, waarvan de stoffen,

waarop patiënte positief reageerde, afkomstig zouden kunnen
zijn.

_67 ECZEEMPATIENTEN.

i)

E M
go,

3 .

2 >

Acuut
Chron.

Leeftijd

S E

> 3
C

Allergenen

Methode

Resultaat

Onderzoek

2V2 maand
4 maand
4 maand

7 maand

8 maand
1 jaar
IV2 jaar
IV2 jaar

jaar
jaar
jaar

144.

98.
150.

50.
138.

85.
140.

25.
121.
49.
11.
78.

86.
93.
31.
16.

99.
83.
73.
76.
96.

102.

jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
25 jaar

25 jaar

26 jaar

26 jaar

27 jaar

jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
12 jaar

12 jaar

13 jaar

13 jaar

14 jaar
14 jaar
16
16
18
19

19

20
20
21
23

23

24

1.
2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.
9.

10.
11.
12.

13.

14.

15.

16.

17.

18.

19.

20.
21.
22.

23.

24.

25.

26.

27.

28.

29.

30.

31.

32.

33.

34.

35.

36.

37.

38.

39.
•ÏO.

147,
15.
82.

143.
24.
68.
7.
1.
149.
117.

148.
80.
77.
55.
97.
92.
33.

Ac.

Chr.

Chr.

Chr.

Ac.

Chr.

Chr.

Chr.

Ac.

Chr.

Ac.

Ac.

Ac.

Chr.

Ac.

Ac.

Ac.

Chr.

Chr.

Chr.

Ac.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Ac.

Chr.

Ac.

Chr.

Chr.

Chr.

Ac.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Ac.

Chr.

Chr.

2

3

4

5

6
7
7

7

8
11

St.; Cv.
Rp.

St.; Cv.

St. Cv.Sq.Rp.

Rp.

St.; Cv.

St.; Cv.
St. Cv.Sq.Rp.
St. Cv. Sq. Rp.
St.; Cv.
St.; Cv.
St. Cv.Sq.Rp.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
Sq.

St.; Cv.
St.; Cv
St. Cv.Sq.Rp.
St. Cv.Sq.Rp.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
Rp.

St. Cv. Rp.
St Cv.Sq.Rp.
Rp.

St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St. Cv. Rp.
Rp.

St.; Cv..
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.

Cut. Bloch

Cut.

Cut.

C. Intr. Bl.

Cut.

Intrac.

Cut.

Cut.

Cut. Bloch
Cut. Intr.
Cut. Bloch
Cut.
Cut.

Cut. Intr.

Cut.

Cut.

Cut.

Cut.

Cut. Bloch
Cut.

Cut. Bloch
Cut. Intr.
Cut. Bloch
Cut.

Cut. Bloch
Cut.
Cut.

Cut. Intr.
Cut.
Cut.
Cut.
Cut.

Cut. Intr.
Cut.
Cut.
Cut.
Cüt.
Cut.
Cut.
Cüt

Positief

Positief

Positief

Positief

Klinisch

Polikl.

Polikl;

Klinisch

Polikl.

Klinisch

Polikl.

Polikl.

Klinisch

Klinisch

Klinisch

Polikl.

Polikl.

Klinisch

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Klinisch

Polikl.

Klinisch

Klinisch

Klinisch

Polikl.

Klinisch

Polikl.

Klinisch

Klinisch

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Klinisch

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Klinisch

Polikl.

Polikl.

Polikl.

-ocr page 106-

ij jj
B ra
ecu

3 .
2 >

Acuut
Chron.

Onderzoek

Resultaat

Methode

Allergenen

Leeftijd

>i
a

Rp.

St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
Rp.

St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St. Cv. Sq.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
Sq.

St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.; Cv.
St.: Cv.

Chr.

Ac.

Chr.

Chr.

Ac.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Ac.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Chr.

Ac.

Chr.

Ac.

Chr.

Chr.

Chr

Chr.

23.
45.

109.

114.
106.

26.
29.
111.
72.

104.

94.

95.
116.

79.

105.
81.

145.
84.
112.
67.
9.
113.

110.
122,

91.
100.

115.

28
29

29

30

31
31

31

32

33

34
34
34
34

36

37
40
40
45

45

46
46

49

50

51
54
54
68

4U

42.

43.

44.

45.

46.

47.

48.

49.

50.

51.

52.

53.

54.

55.

56.

57.

58.

59.

60.
61.
62.

63.

64.

65.

66.
67.

jaar
aar
aar
aar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar

Cut.

Intrac.

Cut.

Cut.

Cut.

Cut.

Intrac.

Cut.

Intrac.

Cut.

Cut.

Cut.

Cut.

Cut.

Cut.

Cut.

Cut. Intr.

Cut.

Cut.

Intrac.

Cut.

Cut.

Cut.

Cut.

Cut.

Cut,

Cut.

Polikl.
Polikl.

PoUkl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Klinisch

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Klinisch

Polikl.

Polikl.

PoliKl.

Klinisch

Polikl.

Polikl.

Polikl.

Positief

In het geheel zijn 67 eczeempatienten onderzocht, die in
de tabel volgens den leeftijd genummerd zijn.

19 van deze patiënten waren lijdende aan acuut eczeem,
48 aan chronisch eczeem.

Van deze 67 patiënten gaven twee en\' zestig geen huidre-
actie, noch op één van de allergenen, noch op de controle.
Een patiënte gaf een negatieve huidreactie met daarnaast
een duidelijke algemeene reactie.

Vier patiënten vertoonden één of meer positieve huid-
reacties. We zullen deze vijf patiënten afzonderlijk bespreken.

1). Patiënte No. 55 (volgnummer 14), is wel de moeite
waard om ,er de aandacht aan te wijden, aangezien de resul-
taten bij haar met de cutidiagnostiek verkregen, in hooge

-ocr page 107-

mate tegen de diagnostische waarde van de huidreactie
pleiten.

In haar ziektegeschiedenis staat het volgende opgeteekend:

Patiënte A.S. 7 jaar oud, is sinds drie jaar lijdende aan
prurigo infantum, met daarnaast een eczeem van het gelaat
dat even lang bestaat.

Bij opname zijn rug, borst, armen en beenen bedekt met
prurigopapels, terwijl het gelaat ingenomen wordt door een
gelichenificeerd eczeem.

Patiënte is in de kliniek geweest van 6 October-8 Novem-
ber 1924.

7 October: De poedervormige allergenen (Squibb en Rp)
cutaan aangewend, waarop evenmin als op de controle
een huidreactie volgde.

7-24 Oct.: Patiënte is behandeld met zalven, X-stralen en
een dieet, dat geen vleesch bevat.

24 Oct.: Pat. krijgt wat rundvleesch aan haar dieet toege-
voegd, waarna \'s nachts een jeukaanval volgt ,en de
volgende ochtend blijkt dat haar eczeem in het gelaat
toegenomen is.

28 Oct.: Intracutane injectie van rundvleeschallergeen,
waarop zelfs geen aanduiding van een dermoreactie,
doch \'s nachts daarop weer heftige jeuk met den volgen-
den ochtend toename van het eczeem.

31 Oct.: intracutane ;injectie van rundvleeschallergeen,
weer niet de minste huidreactie, maar \'s nachts heftige
jeuk, gevolgd door toename van het eczeem.

4 November: intracutane injectie van de andere vleesch-
allergenen, geen huidreactie, maar wel de andere ver-
schijnselen (jeuk, toename van eczeem) ofschoon in veel
mindere mate als bij rundvleeschinjectie.

6 November: Intracutane injectie van rundvleeschallergeen,
geen huidreactie, doch wel gevolgd door jeuk, en ver-
ergering van het eczeem.

-ocr page 108-

Resumeerende kan hier met steUigheid gezegd worden, dat
patiënte overgevoehg was voor rundvleesch en in mindere
mate voor andere vleeschsoorten.

De diagnose van de overgevoeligheid werd hier gesteld
door verandering van het dieet, en daarna bevestigd door
parenterale toevoer van de stof waarvoor patiënte overge-
voelig was.

Terwijl bekend was voor welk allergeen patiente over-
gevoelig was, gelukte het nochtans niet een huidreactie met
deze stof te verwekken.

2). Positieve huidreacties zijn gezien bij patiënt 81. (volg-
nummer van de tabel 56).

Deze patiënt, kleermaker van beroep, was jaren lijdende
aan een chronisch eczeem van armen en onderbeenen, waar-
voor hij geregeld poliklinisch behandeld werd met zalven en
X-stralen. In verband met de geheel onbekende genese van
zijn huidlijden, is zijn huidgevoeligheid onderzocht met de
53 vloeibare allergenen (St. v. L. en Cv.)

Het bleek dat duidelijke positieve huidreacties ontstonden
op aardappelen, mais, melk en eiwit, benevens het hoofd-
schubbenextract. Gezien het ongewone resultaat, werden
dadelijk op den anderen arm de allergenen van Squibb ge-
appliceerd, waarbij Potato, Cowmilk, en Egg hetzelfde
resultaat gaven.

Terwijl daar, waar de andere allergenen geinoculeerd
waren, geen reactie optrad, ontstonden op de plaats van
bovengenoemde allergenen duidelijk urticapapels van één
cM. doorsnede, omgeven door een smalle roode hof.

Patiënt, die om de veertien dagen röntgenologisch be-
straald werd, is daarna nog tweemaal met dezelfde allergenen
onderzocht, maar vertoonde later zelfs op intracutane injectie
van deze allergenen geen spoor van reactie.

De oorzaak van de de eerste maal optredende reactie, is
zelfs niet te benaderen, zeker is het dat daaruit geen con-
clusie te trekken valt over een bestaande overgevoeligheid

-ocr page 109-

3). Patient 93 (volgnummer van de tabel 32), een man van
21 jaar, bezocht de polikliniek voor een acuut eczeem.

Van de cutaan geappliceerde allergenen, reageerde de huid
met een urticapapel van ruim één cM. doorsnede, op veeren
van een zoogenaamd asthmakussen.

De urticapapel was omgeven door een smalle hyperae-
mische zone. Ook op het hoofdschubbenextract werd, of-
schoon zwak, gereageerd. Op de andere allergenen zelfs geen
aanwijzing van een reactie.

Bij navraag bleek dat de patiënt al sinds jaren niet van
bed-onderdeelen veranderd was, zoodat een overgevoeligheid
voor veeren wel onwaarschijnlijk geacht kan worden.

Dat zijn eczeem spoedig daarna, onder zalfbehandeling
genas, kan deze meening slechts versterken.

4). Patiënt 102 (volgnummer van de tabel 40) vertoonde
ook het vroeger al eens waargenomen verschijnsel, dat som-
mige menschen de eigenaardigheid hebben, om op allerlei
prikkels meer dan normaal te reageeren.

Zoo ontstonden bij hem uit alle krasjes, zoowel controle
als allergenen, kleine urticapapels van bijna één cM. door-
snede, waaruit dus hoogstens de allergische constitutie in

den zin van G r o s s e r, K e i 1 m a n en K ä m m e r e r, valt

te concludeeren.

5). Het was de honderd drie en veertigste patiënt, wiens
huid door mij op overgevoeligheid onderzocht werd, die bijna
aan de twee door Cooke gestelde eischen voor het aan-
nemen van overgevoeligheid voldeed.

Volgens Cooke mag overgevoeligheid slechts dan als
oorzaak van een ziekte aangenomen worden wanneer:

a. een typische reactie ontstaat bij cutane of intracutane
aanwending van het allergeen,

b. wanneer de origineele allergische manifestatie gerepro-
duceerd kan worden, door, hetzij injectie, ingestie, of
inhalatie van dit allergeen.

Aan beide voorwaarden moet worden voldaan.

-ocr page 110-

R. V. d. M., 7 maanden oud. Patiënt 143 (nummer
van de tabel 4) werd verpleegd op de dermatologische af-
deeling van 13 Mei-18 Augustus 1925.
In de ziektegeschiedenis staat het volgende:
Bij opname had patiënt een nattend eczeem op hoofd, borst
en armen, dat sinds vijf maanden bestond.

13 Mei-ló Juni: zalfverbanden en behandeling met X-
stralen, waardoor het eczeem veel verbeterde.

17 Juni: Huidonderzoek cutane methode met de vloeibare
allergenen (St. v. L. en Cv.).

Sterke positieve reacties op kippeneiwit, eidooier en in
geringe mate op veeren van asthmakussen.
De positieve reacties op eiwit en eidooier bestonden uit
urticapapels van een gulden in doorsnede; die op de
veeren zoo groot als een kwartje.

Om alle drie een enkele cM. breede hyperaemische zone.

18 Juni: injectie hoofdschubbenextract; de kleine door in-
jectie ontstane papel werd in twintig minuten, inplaats
van als bij een negatief verloop te verdwijnen, tweemaal
zoo groot, waarbij er een smalle roode hof omheen
ontstond, dus een positieve reactie.

19 Juni: Cutane applicatie op R. dijbeen van de vloeibare
allergenen, op L. dijbeen de poedervormige (Squibb en
Rp). Op kippenei na tien minuten een guldengroote
quaddel, zoowel op de droge, als vloeibare allergenen.
Een kleinere reactie op de kippenveeren van asthma-
kussen. Om alle positieve reacties een breede roode hof.
Andere allergenen en controle negatief.

20 Juni: Cutane applicatie van gekookt eiwit met hetzelfde
resultaat, nl. een zeer flinke positieve reactie.

Later op den dag kreeg patiëntje per os een half eiwit
in zijn melk.

Na uur foudroyante verschijnselen.
Patiëntje werd onrustig, kreeg sterke jeuk over het ge-
heele lichaam, zoodat hij met alle vier extremiteiten
krabbelende bewegingen maakte.

-ocr page 111-

Groote urticapapels op het gelaat en de extremiteiten.
Beenen vuurrood. Sterke rhinitis en licht glottis oedeem
(stridor).

Bij auscultatie boven de longen sterk verlengd piepend
in- en expirium te hooren.

Na een uur verschillende keeren heftige diarrhoe.
Na vier uur zijn alle verschijnselen weer verdwenen.

21 Juni: Patiëntje krijgt per os weer een half eiwit.

Na twintig minuten weer dezelfde verschijnselen als
den vorigen dag, ofschoon iets minder heftig, (rhinitis,
stridor, jeuk, urticaria, piepend in- en expirium.

22 Juni: Patiëntje krijgt nu maar een half theelepeltje eiwit
per os.

Na twintig minuten jeuk over het geheele lichaam,
lichte stridor, diffuse roodheid van de extremiteiten;
geen rhinitis, geen urticaria, longen geen afwijkingen.
Na ongeveer vier uur alle verschijnselen weer ver-
dwenen.

26 Juni: Daar het eczeem na het eiwitgebruik snel schijnt
te verbeteren, weer een half eiwit per os.

De algemeene reactie die hierop volgt, is zeer hevig.
De eczeemplaatsen in het gelaat krijgen een vuurroode
kleur, daarna roodheid der extremiteiten en sterke jeuk
over het geheele lichaam.
Zeer sterke rhinitis.

Glottisoedeem veel sterker dan de vorige malen, zich
uitende in een op grooten afstand hoorbare stridor.
Pulmones verlengd piepend in- en expirium.
Na een half uur wordt het gelaat van patiëntje zeer
bleek en maakt hij een zeer zieken indruk, waarom be-
sloten wordt tot een subcutane injectie van adrenaline.
Na een paar uur is de toestand weer normaal.

27 Juni: Het eczeem is duidelijk weer verbeterd.

7 Juli: Intracutane injectie van alle vloeibare allergenen,
waarvan het eiwit-allergeen sterk verdund is.
Sterk positieve reacties op eiwit en eidooier.

-ocr page 112-

Minder sterk positieve huidreacties op veeren van asth-
makussen en hoofdschubben.
Geen algemeene reactie.

10 Juli: Per os wat gekookt eiwit.

Na een half uur wordt dit gevolgd door een lichte
rhinitis. Iets jeuk en roodheid van de extremiteiten. Geen
stridor. Alle verschijnselen zeer weinig heftig.

15 Juli; Het poedervormige eiwitallergeen (Rp)), wordt
met water gemengd en daarmede een lapje van één
vierkante cM. doordrenkt.

Dit onder een stuk taf, gedurende vier en twintig uur
op het onderbeen gelegd.

Den volgenden dag, was op de plaats waar het lapje
gezeten had een eczeem ontstaan, van hetzelfde type als
op de rest van het lichaam reeds aanwezig was.

Resumeerende kunnen wij zeggen, dat patiëntje overge-
voelig was voor kippenei, terwijl het een duidelijke positieve
reactie vertoonde op veeren van een z.g asthmakussen en
op het hoofdschubbenextract.

Deze reacties konden op alle tijden verkregen worden.

Ingestie van kippenei gaf alarmeerende algemeensymp-
tomen, bestaande uit urticaria, rhinitis, asthmatische aanval-
len en glottisoedeem.

Het eczeem gedroeg zich hierbij zeer eigenaardig.

Voor de algemeene verschijnselen optraden, werden de
eczeemplekken vuurrood en schenen vochtiger te worden.

Den volgenden dag was het eczeem .als regel veel ver-
beterd.

De verschijnselen ontstonden niet binnen de twintig mi-
nuten en meest binnen een half uur.

Cutane applicatie volgens Bloch had een typisch eczeem
ten gevolge, terwijl inoculatie gevolgd werd door een urtica-
papel, die in ongeveer twintig minuten ontstond.

Zoowel de cutane- als intracutane methode gaven posi-

-ocr page 113-

tieve reacties. Geen verschil in werkzaamheid bestond
tusschen de diverse allergenen (Sq., St. v. L., Rp.)

Wat echter de oorzaak van het eczeem aangaat, zeker is
het dat het eczeem geen gevolg is van het gebruik van eieren,
daar behalve op bovengenoemde data geen ei aan patiëntje
verstrekt werd.

Door de belangstelling, die de overgevoeligheid voor
kippeneiwit genoot, is aan de positieve huidreactie op de
veeren geen voldoende aandacht geschonken.

Merkwaardig was, dat op een extract van gewone Jcippen-
veeren geen huidreactie ontstond; het was alleen op het
veerenextract afkomstig van Prof. St. v. L. (veeren van een
zoogenaamd asthmakussen) dat positief gereageerd werd.

Daar patiëntje tijdens zijn langdurig verblijf in de kliniek,
nog al eens van bed verwisseld is, waarbij zijn eczeem niet
beinvloed werd, schijnt het niet waarschijnlijk dat deze over-
gevoeligheid oorzaak van zijn eczeem zou zijn.

Naast de in de tabellen genoemde patiënten, zijn nog on-
derzocht: twee patiënten met acute pruritus (No. 12 en 41);
twee patiënten met chronische pruritus (No. 22 en 75); één
patiënt met Quinckes oedeem (No. 101); één patiënt met
chronische pemphigus (No. 124).

Bij geen van deze patiënten is een positieve huidreactie
verkregen.

-ocr page 114-

SAMENVATTEND OVERZICHT.

Bij honderd twee en vijftig patiënten lijdende aan huid-
ziekten, die niet door externe oorzaken te verklaren waren,
is getracht door het verwekken van zoogenaamde huidreac-
ties de oorzaken van hun lijden te benaderen.

In flagrante tegenstelling met hetgeen vooral de Ameri-
kaansche literatuur deed verwachten, is het slechts in een
zeer klein percentage der gevallen gelukt, positieve huid-
reacties te verkrijgen.

Bij het beoordeelen der resultaten werd uitgegaan van het
standpunt dat een reactie slechts dan als positief gold, wan-
neer de ontstane urticapapel van dusdanige afmetingen was,
dat ook de niet bevooroordeelde buitenstaander van het
positieve resultaat overtuigd werd.

De als positief geboekte reacties bestonden dan ook allen
uit een papel van ongeveer één cM. doorsnede omgeven door
een hyperaemische area.

Een uitzondering werd gevormd door patiënte No. 71.
waar op vier verschillende dagen op dezelfde allergenen ge-
reageerd werd, met een urticapapel van ruim een halve cM.
doorsnede, terwijl noch op de controle, noch op de andere
allergenen een spoor reactie ontstond.

Van de honderd twee en vijftig patienten hebben acht
één of meer positieve huidreacties vertoond, terwijl bij ééne
patiente na intracutane injectie geen huidreactie doch wel
een algemeene reactie optrad.

Twee van de acht patiënten met positieve huidreacties,
gaven positieve reacties op alle allergenen evenals op de
controle. Hier hebben we dus te maken met twee gevallen van
niet-specifieke allergie, wat volgens Kämmerer een veel
voorkomend verschijnsel is.

-ocr page 115-

Twee patiënten vertoonden positieve huidreacties die niet
constant waren; de eene patiënt, die bij een eerste onderzoek
op vier verschillende allergenen reageerde, gaf bij een tweede
en derde onderzoek geen enkele positieve huidreactie meer.

De andere patiënte, met een niet twijfelachtige psychopa-
tische constitutie, reageerde nu eens op het ééne, dan weer op
het andere allergeen, waardoor de reacties uit diagnostisch
oogpunt geheel waardeloos werden.

Drie patiënten reageerden met een duidelijke huidreactie
op allergenen, die waarschijnlijk niet in eenig oorzakelijk
verband met hun lijden stonden.

Dit waren:

a) Patiënte 71 met chronische prurigo, die positieve huid-
reacties gaf op paarden-huidstof en hondenhaar.

Door den huisarts, die ter plaatse een onderzoek had
ingesteld, werd bericht, dat hij de bron niet kon ontdek-
ken, waaruit deze stoffen afkomstig zouden kunnen zijn.

b) Patiënt 93 met acuut eczeem, met een positieve huid-
reactie op een extract van veeren van een zoogenaamd
asthmakussen.

Dat overgevoeligheid tegen veeren als oorzaak van het
eczeem niet waarschijnlijk was, bleek uit het feit, dat hij
na korten tijd door zalfbehandeling genezen was, zonder
dat zijn kussenmateriaal in dien tijd veranderd was.

c) Patiëntje 89 met chronisch prurigo, met een positieve
huidreactie op mijtenhaver.

De ouders van dit patiëntje wisten noch in hun huis,
noch in het stadsdeel waar zij woonden, bronnen aan te
geven die meelstof verspreidden.

Deze zeven patiënten pleiten dus noch vóór, noch tegen de
diagnostische waarde der huidreactie bij allergische huid-
ziekten. Geheel anders is dit met de resteerende twee patiën-
ten waarvan de één de verdediging en de andere de kritiek
vertegenwoordigt.

-ocr page 116-

Pat. 143 die uitvoerig beschreven is, is slechts ten deele
een pleitbezorger voor de cutane diagnostiek.

Zijn duidelijke cutane reacties op, zijn geweldige algemeene
reacties na het gebruik van kippeneiwit, toonen slechts aan
dat een overgevoeligheid voor een bepaalde stof, aangetoond
kan worden door de huidreactie.

Zijn huidreacties hebben echter niet bewezen, dat het
mogelijk is, om door middel van huidreacties de oorzaak van
een huidziekte te vinden.

Merkwaardig en niet te verklaren is het feit, dat het eiwit
in de huid geinjiceerd of in een krasje gewreven, een urtica-
papel veroorzaakte, terwijl bij contact gedurende vier en
twintig uur (methode Bloch) een blijvend eczeem ontstond.

De geheel afbrekende kritiek op de waarde van de huid-
reactie, wordt geleverd door de ziektegeschiedenis van
patiënte 55.

Bij haar was bekend, dat het eten van rundvleesch gevolgd
werd door een aanval van jeuk en door toename van het
eczeern.

Op vier verschillende dagen zijn de vleeschallergenen bij
haar in de huid geinjiceerd, wat steeds gevolgd werd door
een jeukaanval en een verergering van het eczeem.

Zoowel bij injectie van de vloeibare- als bij inoculatie van
de poedervormige allergenen ontstond geen huidreactie.

Het aantal patiënten, waarbij positieve huidreacties ver-
kregen werden, was veel geringer dan volgens de Ameri-
kaansche literatuur verwacht werd.

Wanneer de twee patiënten, die op alle huidprikkels even
sterk reageerden, en de twee patiënten waar de huidreacties
niet constant waren, niet meegerekend worden, schieten er
slechts vier patiënten over, wier huid overgevoelig was voor
bepaalde allergenen.

De uitspraak van Storm van L e e u w e n, dat het slechts
zelden mogelijk is om door huidreacties de specifieke oorzaak
van allergische ziekten te ontdekken, is hier volkomen be-
waarheid.

-ocr page 117-

De resultaten zijn ook in overeenstemming met hetgeen
Coca mij tijdens een bezoek aan zijn kliniek mededeelde.

Volgens hem waren de publicaties van zijn landgenooten,
geheel verschillend van hetgeen hij waargenomen had.

In tegenstelling met de vele specifieke huidreacties die hij
bij asthma- en hooikoortslijders waarnam, had hij bij huid-
lijders slechts zelden positieve reacties gezien, en nog veel
zeldzamer was het, als in zoo\'n geval, de stof waarop po-
sitief gereageerd werd, in verband met de ziekte stond.

Bezien van het standpunt van Storm van Leeuwen,
zou de huidreactie in zooverre aan de verwachtingen beant-
woord hebben, dat hierdoor bij vier patiënten de allergische
constitutie aangetoond kon worden.

Dat deze vier patiënten, ook op het hoofdschubbenextract
een positieve reactie vertoonden, is hiermede dan in over-
eenstemming.

Volgens zijn opvatting, zou bij deze patiënten door een
anti-allergische therapie (tuberculinekuur, melkinjecties enz.)
therapeutisch succes te bereiken zijn.

CONCLUSIE.

Bij geen van de honderd twee en vijftig huidpatiënten is
het gelukt, om door middel van het verwekken van huidre-
acties, de oorzaak van hun lijden te ontdekken.

Geheel in strijd met de opvattingen, die door Ameri-
kaansche onderzoekers en hunne volgelingen gehuldigd wor-
den, blijkt het, dat aan de huidreactie geen diagnostische
waarde toegekend kan worden, voor het vinden van het
causale agens van de zoogenaamde allergische huidziekten.

De kans om door middel van huidreacties de oorzaak van
Urticaria, prurigo of eczeem te vinden, is zoo gering, dat
deze
methode uit praktisch oogpunt geen waarde heeft.

Mogelijk is, dat misschien in de toekomst met deze methode

-ocr page 118-

iets te bereiken valt, wanneer door meerdere bekendheid
met de oorzaken van deze ziekten, met andere allergenen
geëxperimenteerd kan worden.

Het feit, dat een geheel onschuldige stof zooals eiwit, bij
een daarvoor overgevoelig individu (pat. 143), in staat is,
een sterk positieve huidreactie te veroorzaken, terwijl bij
een meer langdurige aanraking (methode Bloch) een
eczeem ontstaat, pleit voor een zeker verband tusschen
overgevoeligheid, allergische huidziekte en huidreactie.

De eenige goede opvatting over deze kwestie, wordt m. i.
dan ook weergegeven door F. G. Chandler:

To sit down to a case of some obscure malady with a
miscellany of test proteins is not likely to yield any very
useful result, but to investigate any of strongly suspected
idiosynkrasy, and to publish it, will yield valuable material
for the study of idiosynkrasy.

-ocr page 119-

LITERATUUR.

ANCONA. Lo sperimentale arch, di biol. norm, e patol.
Pasc. 4. (Zie Zeitschr. f. Immunitätsf. 1924. Bnd 40
S. 569.

T. AOKI. Praktische Anwendung der Proteinsensibilisation
der Haut für Dermatosen.
Japan. Zeitschr. f. Derm, und Urol. 1922.
(Ref. Zentralbl f. Haut- und Geschlechtskr. 1923 Bnd. 8.
K. D. BLACKFAN. Amer. Journ. dis. of children 1916 Vol.
11 p. 441.

C. H. BLACLEY. Exp. Researches on Causes and Nature

of Hayfever and Asthma. 1873.
M. VAN BLANKENSTEIJN. Suriname 1923.
B. BLOCH. Pathogenese des Ekzems Arch. f. Derm, und

Syph. 1923 Bnd 8.
B. BLOCH. Studien über Immunität bei Hyphomyzetener-
krankungen.

Zeitschr. f. Hyg. und Infektionskr. 1909 Bnd. 63.
AARON BROWN. Studies in specific hypersensitiveness.

J. of Immunology 1922 p. 96.
A. H. W. CAULFIELD. Sensitisation in bronchial asthma

and hayfever J. A. M. A. 1921 Vol. 76.
F. G. CHANDLER. Skintests, asthma, idiosynkrasy.

The Lancet June 1925
A. CLARKE and G. P. MEYER. A case of hypersensiti-
veness to silk.
J. A. M. A. 1923 Vol. 80.
ARTHUR F. COCA. Studies in specific hypersensitiveness.
The preparation of fluid extracts and solutions for the
use in the diagnosis and treatment of the allergies.
J. Immunology 1922.
R. A. COOKE. Studies in specific hypersensitiveness.
J. of Immunology 1922 Vol. 7.

-ocr page 120-

R. A. COOKE. Studies in specific hypersensitiveness.

On constitutional reaction; the danger of injections of
allergens.

J. of Immunology 1922 Vol. 7.
J. DARIER. Précis de dermatologie 1923.
ENGELHORN und WINTZ. Uber eine neue Hautreaction
in der Schwangerschaft.
Münchener Med. Woch. 1914.
M. F. ENGMAN and W. C. WANDER. The application
of cutaneous sensitisation to diseases of the skin.
Arch, of Derm, and Syph. 1921 Vol. 3.
H, FINKELSTEIN. Ernährungsstörungen der Säuglinge.

(in Lehrbuch der Kinderheilkunde von E. Feer) 1919.
H. FUCHS. Hautallergie bei Gonorrhoe.

Arch. f. Derm, und Syph. 1917.
FRUGONI. Uber den gegenwärtigen Stand der Frage des
anaphylaktischen Asthma.
Beiträge zur Klinik der Tuberkulose Mai 1925.
H. FOX und J. E. FISHER. Proteinsensitisation in eczema
of adults.

J. A. M. A. Sept. 1920.
H. GRENET et R. CLEMENT. Eczéma et prurit par
anaphylaxie à la farine.

Bull, et mém, de la soc, méd, des hôp, de Paris, 1924,
Zentralbl. f. Haut- und Geschlechtskr, Bnd. 11),
A. G. GOULD. Protein sensitisation.

J. A. M, A, 1923 Vol. 80.
E. GARTJE. Uberempfindlichkeit bei cönstitutionellem Ek-
zem der Kinder,

Monatschr, f, Kinderh, Bnd. 26 1923.

J. GOUDSMIT. Over de Huidreactie bij echinococcusziekte.
N. T.
V, G, Sept. 1924.

GROSSER und KEILMAN. Zur Bewertung Diagnostischer
Hautreaktionen bei Säuglingen Klinische Wochenschrift
Nov, 1922.

-ocr page 121-

KARL HAJOS. Beitrage zur aetiologie der anaphylaktische
Erkrankungen.

Wiener Kl. Wochenschr. 1924.
J. HAQUENAU. La cutireaction dans les affections ana-
phylactiques.

Zentralbl. f. Haut- und Geschlechtskr. 1923 Bnd. 7.)
H. HAXTHAUSEN. Le prurigo de Besnier.

Annales de Dermatologie et de Syphiligraphie Mai 1925.
H. H. HAZEN. The etiology of eczema.

Arch, of Derm, and Syph. 1920.
HYDE SALTER in Asthma van Fr. Coke (Bristol 1923).
WALTER JAMES HIGHMAN and J. C. MICHAEL. Pro-
tein sensitisation in skin diseases.
Arch, of Derm, and Syph. 1920 Vol. 2.
ITO. Klinische und bact. Studien über ulcus molle und
Ducreysche Streptobazillen.
Arch. L Derm, und Syph. 1913.
PH. KELLER. Beitrag zu den Beziehungen von Asthma und
Ekzem.

Arch. f. Derm. und Syph. 1925 Bnd. 148.
W. M.\'KENDRICK. Cutaneous hypersensitiveness in enteric
infections.

Journ. of Path, and Bact. 1923.
H. KAMMERER. Beziehung des Bronchialasthma zu an-
dere Erkrankungen.
Münch. Med. Woch. April 1922.
H. KAMMERER. Ueber allergische Konstitution.

Münch. Med. Woch. April 1924.
G. L. LAMBRIGHT. Urticaria, Classification of types and
its causes.

Amer. Journ. of Med. Sc. 1921.
LAROCHE, RICHET et SAINT-GIRONS. L\'Anaphylax.ie

alimentaire 1919.
LARSEN, ROYCE PADDOCK and H. L. ALEXANDER.

Bronchia! asthma and allied conditions.
J. of Immunology 1922.

-ocr page 122-

R. CRANSTON LOW. Anaphylaxis and Sensitisation 1924.
MANTOUX. Presse médicale 1910.

L. A. MAXWELL. Modem Vieuws of Asthma, Hayfever,
and allied disorders such as Urticaria and Angioneurotic
edema.

Med. Journ. of Australia 1923 Vol. 2.
W. H. MOOK. Skin reactions to apothesin and quinine.

Arch, of Derm, and Syph. 1920.
C. NOEGGERATH und H. REICHLE. Uber nichtbacte-
rielle und nichtarzneiliche Uberempfindlichkeiten bei
Kinderkrankheiten.

Monatschr. f. Kinderh. 1923 Bnd. 24.
H. NOGUCHI. The luetin reaction.

J. A. M. A. 1912.
PASTEUR VALLERY-RADOT et P. BLAMOUTIER. Les
cutiréactions dans I\'asthma, I\'urticaria et I\'eczema.
Presse médicale 1925. Mars.
J. M. PHILIPS. Angioneurotic Edema.

J. A. M. A. Febr. 1922.
C, VON PIRQUET. Klinische Studien über Vakzination

und Vakzinale Allergie (1907).
C. VON PIRQUET. Berl. Kl. Wochenschrift (1907.)
F. RAVENNE. Ricerche sull anafilassi attiva e passiva dei
tumori maligni;
Pathologica 1912.
N. ROTH. Die neueren Richtungen in der Pathogenese und
Therapie des Asthma bronchiale und sein Ätiologischer
Zusamnienhang mit anderen Krankheiten.
Kl. Wochenschr. 1. S. 1500.
A. RAMIREZ. Protein sensitisation in eczema.

Sept. 1920 Arch, of Derm, and Syph.
R. ROSZLE. Innere Krankheitsbedingungen.

(Pathologische Anatomie v. L. Aschoff 1913.
OSCAR M. SCHLOSS. Am. Journ. of Dis. of Children. 1912.
SIDLICK and CROZER. The value of cutaneous sensitisa-

-ocr page 123-

tion tests employed in eczema and papular urticaria in
childhood. Am. Journ. Dis. Childr. 1922 Vol. 23.
SCHRECK. Am. Journ. Vet. Med. 1920.
E. SCOTT 0\'KEEFE. Protein sensitivity in children with
negative cutaneous reactions.
J. A. M. A. 1923 p. 1120.
W. STORM VAN LEEUWEN\'), Oorzaken en behande-
ling van asthma bronchiale, hooikoorts en verwante toe-
standen (1922).
W. STORM VAN LEEUWEN BIEN en VARE-
KAMP. Diagnose der allergische ziekten.
N. T.
V. G. Nov. 1922.
W. STORM VAN LEEUWEN % Diagnosis and treatment
of allergic diseases.
International Clinis Vol. 2-3 Series 33.
W. STORM VAN LEEUWEN % Experimentelle Aller-
gische Krankheiten.

Zeitschr. f. Imm. und experimentelle Therapie. 1924.
Bnd. 40.

W. STORM VAN LEEUWEN % Asthma und Klima.

Kl. Wochenschr. Juh 1925.
W. STORM VAN LEEUWEN-^), Zuivere luchtbehande•
ling van asthma en andere ziekten van de luchtwegen.
Brochure 1925.
SCHICK. Miinchener Wochenschr. 1913. No. 47.
A, STRICKLÈR. The result of foodanaphylaxis obtained by
cutaneous and intracutaneous methods.
J. A. M. A. Sept. 1922.
VAN DER VEER. The present status of the treatment of
hayfever and asthma.
Am. Journ. of Med. Sc. Mai 1922.
DE VRIES ROBLES. Onderzoek naar het verband tusschen
asthma en exsudatieve diathese.
N. T.
V. G. Juni 1923.
CHANDLER WALKER. A clinical study of 400 patients
with bronchial asthma.

-ocr page 124-

Boston Med. and Surg. Journ. Aug. 1918.
NORMAN WALKER. An introduction to dermatology 1923.
C. J. WHITE. The treatment of eczema in childhood.

Bost. Med. and. Surg. Journ. 1918.
C. J. WHITE. The anaphylactic phenomena in eczema.

Journ. Cut. Dis. Febr. 1916.
R. P. WODEHOUSE and J. M. D. OLMSTED. Prepara-
tion of vegetable proteins for anaphylactic tests.
Bost. Med. and. Surg. Journ. March 1917.
R. P. WODEHOUSE and J. M. D. OLMSTED. Preparation
of animal food proteins for anaphylactic tests.
Bost. Med. and. Surg. Journ. July 1917.

-ocr page 125-

STELLINGEN.

1. Bij asthma bronchiale behoort een onderzoek naar huid-
overgevoeligheid ingesteld te worden.

2. Nóch in de kliniek, nóch in het laboratorium is het bewijs
te leveren dat lues genezen is.

3. Bij chronische ileus, veroorzaakt door inoperabel carci-
noma recti, worde slechts dan een anus praeternaturalis
aangelegd, wanneer het niet gelukt is door Roentgen-
therapie de ileus op te heffen.

4. Het Roentgen-onderzoek van de longen na inspuiting
van lipiodol in de luchtwegen, is niet in het belang van den
patiënt.

5. Het is zonder operatief ingrijpen niet mogelijk, bij een
acute of chronische ontsteking van het middenoor, met
zekerheid een complicatie uit te sluiten.

6. Voor de mikroscopische diagnostiek van neurinomen is
de zoogenaamde „palissadenstelling" van de kernen van
weinig belang.

-ocr page 126- -ocr page 127-

INHOUD.

Inleiding.

De huidreactie als diagnosticum bij infectieziekten
De huidreactie bij hooikoorts en asthma bronchiale
Urticaria, eczeem en prurigo als manifestaties
overgevoehgheid (Literatuuroverzicht) ....
Kri iek op de huidreactie bij allergische ziekten

De keuze der allergenen.......

De bereiding der allergenen......

Techniek en beoordeeling der huidreactie .

Eigen onderzoek........

Samenvattend overzicht........

Conclusie. . . .........

Literatuur............

Blz.
8

H

19
29
33
37
42
46
102
105
107

van

-ocr page 128-

a-i •ll

! •

. \'f■

-ocr page 129- -ocr page 130-
-ocr page 131-

4. = - ,

i

J

M

ISiK
• ■ . ■ ■

-"■frlÂ

-ocr page 132-