-ocr page 1-

BIJZONDERE REGELEN

ZUSTERS VAN LIEFDE

DER

CONaZREG^VTIEl

VAN

0. L. V. MOEDER VAX BARMHARTIGHEID

gevestig\'dl te Tilburg.

KEEK EL IJK GO E D GEKEXJED.

s

w ■

0

1

m

;P

i 8

! I I

1 1

T IL B ü E G ,

STOOMDEUKKEEIJ VAN HET K. K. JONGENS--WEE9Hquot;UIS.

18 84

1

; \'.-rJ

■y-k

^//

\'4i$f

-ocr page 2-
-ocr page 3-

itfsjj; 48S£. ^ lA^n C—. (t^v^ClAJtylt^---^

BIJZONDERE REGELEN

VOOK DE

ZUSTERS quot;VAISr LIEFDE.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

Vaic

21

BIJZONDERE REGELEN

ZUSTERS VAN LIEFDE

CO N O Iv IXx A/IMK

VAN

0.1. V. MOEDER VAN BARMHARTIGHEID

gevestigd t© TiUburgf.

I^EIÏKECI.TK: goedgeklexjed.

TILBURG,

StoomDKrKKERU van het K.. K. Jongens-Weeshuis. 18 8 4.

-ocr page 6-

Vrede en barmhartigheid aan degenen, die dezen Regel zullen gevolgd hebben.

H. Paultjs Gai. VI. 16.

-ocr page 7-

GOEDKEURING.

Baar de DBUZONEEEE KEGELENquot; van de Congregatie der Zusters van Liefde te Tilburg , in het Diocees van \'s Bosch., opgerigt onder den titel van O. X.. quot;Vquot;. Moeder van Barmhartigheid , aan Ons onderzoek zijn onderworpen geworden, hebben Wij geoordeeld, dat dezelve goed en nuttig zijn tot bereiking van het doel, hetwelk gezegde Congregatie zich voorstelt; en verlangen mitsdien, dat die EE GELEN, voor zoo veel betreft de Huizen, die onder onze Jurisdictie zijn gevestigd , naauwkeurig worden onderhouden.

Gegeven te \'s Hage, den 9 April 1847.

J. Perrieri,

Vice-Superior der Hollandsche Zending, Zaakgelastigde van den H. Stoel bij den Koning der Nederlanden, enz. enz.

-ocr page 8-

GOEDKEURING. —mi—

De BIJZOnSTDEEE EBQ-EIjENquot; voor de Congregatie der Zusters van Liefde, van O. 1.. quot;Vquot;. jVCoeder van Barmliar-tigheid, gevestigd te Tilburg, zijn, na naauwkeurig onderzoek, door Ons bevonden goed en zeer geschikt, om, bij volmaking en heiliging der Leden, iet eeuwige en tijdelijke welzijn des naasten, zoo mede de goede tucht en den voortdurenden welstand der Congregatie te bevorderen, waarom Wij verlangen, dat dezelve, voor zoo veel betreft het Moederhuis, en andere Huizen onder onze Jurisdictie opgerigt, zeer naauwgezet worden nageleefd.

Gegeven te SK Michiels-Gestel, den 9 April 1847.

H. den Dubbelden,

Bisschop van Emaüs , Vicarius Apostoliek van \'s Bosch.

-ocr page 9-

GOEDKEURING.

Daar ie BIJZONDEEE KEGELEN van de Congregatie der Zusters van Liefde te Tilburg, in het Diocees van \'e Bosch, opgerigt onder den titel van O. TC. quot;V. Moeder van Barrtihartigheid , aan Ons onderzoek zijn onderworpen geworden, hebben Wij geoordeeld, dat dezelve goed en nuttig zijn tot bereiking van het doel, hetwelk gezegde Congregatie zich voorstelt ; en verlangen mitsdien , dat die EEGEXjEN , voor zoo veel betreft de Buizen, die onder onze Jurisdictie zijn gevestigd, naauwkeurig worden onderhouden.

Gegeven te Luik, den 10 April 1847.

t Cornelius,

Epiac. Leodiens.

-ocr page 10-

GOEDKEURING.

Daar de BUZO!Nquot;DE!RE Ti KO 1\' I ^ X can de Coinjre-gatie der Zusters van Liefde te Tilburg , in het Diocees van \'s-Bosch, opgerigt onder den titel van O. TL,. quot;Vquot;. Mocdei-van Barmhartigheid, aan Ons onderzoek zijn onderworpen geworden, hebben Wij geoordeeld, dat dezelve goed en nvittig zijn tot bereiking van het doel, hetwelk gezegde Congregatie zich voorstelt; en verlangen mitsdien, dat die KEG-EIjENquot; , voor zoo veel betreft de Huizen , die onder onze Jurisdictie zijn gevestigd , naauwkeurig worden onderhouden.

Gegeven te Roermond, den 10 April 1847.

t J. A. Paredis,

Bisschop van Hirene en Vikaris Aposioliek van Limburg.

-ocr page 11-

-A.-A-HSTBE\'VIEXjIIISr Gr.

De Congregatie der Zusters tan Liefde nan O. L. quot;Vquot;. Moeder van Barmhartigheid, onderscheidt zich , in haren oorsprong en hare geschied,enis, door die kenmerken, welke doorgaans worden opgemerkt bij instellingen, waaraan de Voorzienigheid van God kennelijk hare bescherming heeft geschonken.

Klein , onaanzienlijk en weirng beduidend in haren oorsprong, breidde zij zich allengs en bijna onopgemerkt uit, en klom, binnen weinig tijds, op die hoogte, waarop zij zich thans door Gods Goedheid geplaatst vindt.

Den 23 November van het jaar 1832 betrokken drie Zusters eene geringe woning in de Parochie van \'t Heike te Tilburg , en daar werd de grondslag gelegd eener Congregatie, die binnen een tijdverloop van vijftien jaren, ongeveer driehonderd Zusters en vier en twintig Af deelingen telt.

Door een zuiver godsdienstig en liefdadig gevoel ingegeven en geleid, zijn alle op eene met de burgerlijke orde overeenkomstige wijze gemeenschappelijk werkzaam aan eigene volmaking en aan het lot van diegenen harer evennaasten , die aan de opleiding en besturing eener liefdadige hand behoefte hebben.

Om, dat doel en de Congregatie zelve te bestendigen, is het noodig , dat in dezelve worden ingevoerd doelmatige voorschriften, welke het gedrag der Zusters in de verschillende betrekkingen en omstandigheden, waarin men zich bevindt, regelen, en dat deze met naauwgezetheid worden betracht en nageleefd.

Gezien en ondervonden hebbende , hoe dat werk werd geplant, hoe het werd besproeid en hoe eene zegenende hand het wasdom gaf, zoomede belast met de leiding der Congregatie in hare ver-

-ocr page 12-

schillende werkingen en Afdeelingen , van derzeloer oprigting af tot den huldigen dag, durven Wij deze TilJZOISTDEIiE EEG-ELEUquot;, meer uitgebreid en op den ruimeren werkkring , welken de Congregatie meer bijzonder in de laatste tijden heeft verkregen , toegepast, aan de Zusters aanbevelen , in de overtuigingt dat zij met het dubbele doel der Congregatie overeenkomen en geschikt zijn, om de Zusters te leiden in de vervulling harer pligten en in de betrekkingen , waarin zij geplaatst zijn.

Wij durven dit te vrijer doen, omdat dezelve onderworpen zijn geweest aan het oordeel van H. D. H. W. de Heeren Kerkooersten der Diocesen, in dewelke de Zusters werkzaam zijn, die , na een rijp onderzoek, aan dezelve niet alleen hunne goedkeuring hebben gegeven, maar bovendien het verlangen hebben geuit, dat zij naauwkeurig worden onderhouden.

Bij de aanbeveling dezer EEGEIL,B3Sr , de vrucht van onze langdurige ondervinding en rijpe overweging, voegen Wij den vurigen wensch en bede, dat de leden der Congregatie zich die eigen maken, en tot den geest doordringen; — dat zoowel oudeie als jongere Zusters, zoowel oversten als onderdanen wedijveren in derzeloer getrowee naleving en betrachting ; — dat allen, zoo geestelijken als leeken, die eenigermate met de Congregatie in betrekking staan, de Zusters in de geheele naleving dier EEG-ELEZST behulpzaam zijn, en, voor zooveel hen zeiven betreft, deze, ingevolge het verlangen der respectieve geestelijke overheid, naauwkeurig in acht nemen.

quot;Vrede en barmhartigheid zij dan aan degenen , die dezen Kegel zizllen gevolgd hebben ; terwijl Wij steeds gelukkig zullen zijn bij de gedachte, dat Gods werk gedijt, waardoor Wij onze pogingen meer dan duizendvoudig beloond achten.

Gegeven te Tilburg, op den eersten dag der MABiA-maand 1847.

t J. Z wij san,

Bisschop van Gerra.

-ocr page 13-

Aanteling voor flen tweeden flrnL

————gt;o~clt;--

Hadden Wij reeds ooervloe.dig reden van dankbare verwonde ring bij hel beschouwen der uitbreiding, welke de Congregatie der Zusters van Liefde van O. Xj, ÜVCoeder van IBarmhar-\' tigheid., onder Gods zegen , in de eerste vijftien jaren na hare oprigting ontvangen had; thans voorzeker nog meer, nu Wij to^ onzen groeten troost zien, dat diezelfde Congregatie, gedurende de laatste dertien jaren, zoo zeer is toegenomen, dat zij reeds ruim 800 Zusters telt, welke zich in 55 verschillende huizen aan de liefdewerken toewijden.

Ten gevolge van die even wonderbare als voor Ons troostrijke uitbreiding is eene nieuwe oplage der BIJZONDEEIE EE-GrEXiEÜST noodzakelijk geworden. Wij achten Ons alzoo gelukkig, dezen tweeden druk der BUZONDEEE 7ÏEG EL KIST, welken Wij bij dezen verklaren, in alles met den eersten druk overeen te stemmen, de Zusters aan te bieden, met den wensch, dat zij zich voortdurend beijveren, door de stipte onderhouding dier EEGE-len, onder welke de Congregatie tot nu toe zoo zeer heeft gebloeid , den zegen van God over zijn werk steeds overvloediger te doen afdalen

Gegeven op den huize Gerra , op het tweede eeuwfeest van den H. Vincentiüs a Paula, 27 September 1860.

t J. Zwijsen,

Aartsbisschop van Utrecht, Apostolisch Administrator van \'s Bosch.

-ocr page 14-

Goetteuring van den toden drni

Tot onzen grooten troont en met innige dankbaarheid jegens God kunnen Wij vermelden, dat sedert ongeveer 12 jaren het getal Zusters der Congregatie met 460 en dat der Succursaal-Huizen met 19 is vermeerderd. Ten gevolge van deze wonderbare uitbreiding is deze derde oplage der ZBUZOlSfDEiRE ÜE-GELENquot; noodzakelijk geworden , welke Wij verklaren in alles met de vorige overeen te stemmen.

Gegeven te *5 Bosch, O. L. V. Presentatie 1872.

•h J. Zwijsen,

Aartsbisschop-Bisschop van \'s Bosch.

GoeiMring yau den Tierden druL

Daar de Congregatie, onder Gods zegen, sedert 1872 wederom merkelijk is toegenomen, zoodat zij thans 82 Huizen en 1691 Zusters telt, is een vierde druk der BUZOINDEEE TiE-G-EX.ENquot; noodzakelijk geworden. Wij verklaren dezen in alles gelijkvormig met de voorgaande.

Tilburg, 28 Februarij 1884.

M. F. de Beer,

Sup.-Gen. en Deken,

Libr. Cens. ad hoc delegatus.

-ocr page 15-

BIJZONDERE REGELEN

der

emmmmm

EERSTE DEEL.

OVER HET DOEL OER CONGREGATIE, EN OVER DE DEUGDEN EN HOEDANIGHEDEN, WELKE DE LEDEN MOETEN BEZITTEN.

Eerste Hoofddeel.

Over het doel.

Art. i.

Het doel der Congregatie is : hare leden te heiligen door het betrachten der christelijke volmaaktheid , en den evenmensch nuttig te zijn

-ocr page 16-

2

door de oefening van verschillende liefdewerken.

Dit doel is het volmaaktste, daar het Maria en Martha , of het bespiegelend en het werkend leven vereenigt; welk leven het meest overeenkomt met het leven van onzen Zaligmaker Jezus Christus , die zich van tijd tot tijd afzonderde, om zijnen Hemelschen Vader te bidden, en het overige besteedde tot heil van den mensch.

Dat de Zusters dan nimmer vergeten, dat haar doel tweederlei is, namelijk : zich zeiven te heiligen, en het welzijn van anderen te bevorderen : en dat zij nimmer aan hare roeping zullen beantwoorden , wanneer zij alleen voor zich zeiven of alleen voor anderen werken.

Art. 2.

Om dit dubbel doel te bereiken , is het volstrekt noodzakelijk , dat de geest en de grondregelen der wereld uit de Congregatie ten eene-male verbannen worden, en dat de geest des Heeren en de grondregelen van de H. Godsdienst in dezelve heerschen, — dat de leden zich gemeenschappelijk toeleggen , om , overeenkomstig de voorschriften der Congregatie, haren evenmensch, vooral den behoeftigen, om God bijstand te verleenen, daar waar, en wanneer het in haar vermogen is.

-ocr page 17-

3

■ t Oo—3\'j\' —C —op——oo——oo——co—^3»

Tweede Hoofddeel.

Over de bijzondere deugden en

hoedanigheden der züsters.

Art. 3.

De bijzondere deugden en hoedanigheden, die de Zusters behooren te bezitten , zijn : ge-

hoorzaamheid, armoede, zuiverheid, liefde, ootmoedigheid, eenvoudigheid, versterving, zedigheid, zachtmoedigheid, betrouwen op God, opgeruimdheid des geestes, gezondheid en bekwaamheid tot het werk , waartoe zij zijn bestemd.

S

Derde Hoofddeel.

Over de Gehoorzaamheid.

Art. 4.

Voor zoo verre de Zusters nederig zijn, en ernstig naar ootmoed streven , zullen zij ook

-ocr page 18-

4

gehoorzaam wezen , de gehoorzaamheid beminnen, en de gelegenheid, om haar uit te oefenen, zoeken. Het zij aan de Zusters diep ingeprent, wat de H. Franciscus van Sales zegt, namelijk: cc Zij moeten alles uit liefde en niets uit » dwang doen.quot;

« Zij moeten de gehoorzaamheid meer be-» minnen dan de ongehoorzaamheid vreezen quot;

De Zusters moeten , met betrekking tot de gehoorzaamheid , zich aan het voorbeeld van Jezus spiegelen, die zich zclvev vernederd heejt, en yehnorzaain is yeworden lot den dood, ja tot den dood van het kruis. (Phil. II. 8.)

Onze Zaligmaker was steeds, en overal, en in alles : in gedachten en begeerten, in woorden en werken , in doen en laten , aan zijnen en onzen Vader, aan zijnen en onzen God stiptelijk en met vreugde gehoorzaam. Hij was ook aan de men-schen gehoorzaam , gehoorzamende in zijne geboorte aan den Romeinschen keizer , dewijl Hij zijne Moeder naar Bethlehem liet gaan ; het inzigt des keizers bij dit bevel mogt. juist niet heilig zijn, het bevel mogt ook onuoodig, ondoelmatig, onverstandig zijn : dit alles was Hem , die hart en nieren doorziet, die alle gebeurtenissen met verwijderde en nabij zijnde oorzaken en uitwerkselen doorgrondt, bekend ; maar Hij , de Heer des hemels en der aarde, eerde in den keizer

-ocr page 19-

ft

Hon , die (Ipii/clveii had aangesteld, en Hi] gehoorzaamde. I n Ilij, die eens in zijne Majesteit zal komen, om de wereld Ie ooideelen, liet zich binden, heen en weer slepen, en onderwierp zich aan het vonnis van onregtvaardige refters, aan geeseling, kruisiging en dood, en wel aan die wijze van sterven, die toen de wreedste en ver-achtelijkste was. Dit alles was eene afschuwelijke onregtvaardigheid; maar Ilij, wien legioenen van Engelen ten dienste stonden, en zich aan dit alles kon onttrekken, gehoorzaamde.

A ut. 5,

De gehoorzaamheid is eene volmaakte brand-oflerande van zich zeiven, waardoor men zijnen eigenen wil verzaakt, om denzelven te onderwerpen aan den wil van God , in den persoon die zijne plaats bekleedt. Zij is eene zeer aangename olïerande aan God.

De stem der gehoorzaamheid is de stem van God, die ons nitdrnkkelijk zijnen wil te kennen geelt: zij is onfeilbaar ten opzigte van dengene die gehoorzaamt, omdat zij gegrond is op het woord van God , die de eeuwige Waarheid is. Onze Zaligmaker, van de gehoorzaamheid, die

2

-ocr page 20-

6

men aan de oversten verschuldigd is, sprekende, zegt: «.Diquot; u hoort, hoort Mij; die u versmaadt, «.versmaadt Mijquot; (Luc. X. 16.) En de II. Apostel Pauliis, schrijvende aan de Ephcsers, leert, dat men aan de Overheid, als aan Christus /elven, moet gehoorzamen; en hierop komt het bijzonder aan : wanneer de Zusters in hare Oversten niet den, mensch , maar Christus zeiven beschouwen, die beveelt of verbiedt, zullen zij aan ieder bevel ol\' verbod, hoe onverstandig, hoe strijdig het haar ook voorkoine, volmaaktelijk gehoorzamen. De 11. Joannes Climaons verhaalt, dat zeker Overste van een klooster, eenen tachtigjarigen grijsaard gedurende twee uren voor zich aan tafel deed staan, om aan de anderen een voorbeeld van gehoorzaamheid te geven; toen men hem vraagde, hoe hij die versterving had kunnen verduren, was zijn antwoord , dat er in hem zelfs geene gedachte van ongehoorzaamheid was opgekomen, daar hij zich had verbeeld , dat hij voor Jezus Christus zeiven stond , en deze vernedering van Hem in persoon ontving, liet is om deze reden ook, dat de II. Philippus Nerius zegt , dat men in den dag des oordeels rekenschap zal moeten geven, of en hoe men gehoorzaamd heeft, maar geenszins over datgene, wat men uit gehoorzaamheid gedaan zal hebben.

-ocr page 21-

7

Art. 6.

Wanneer aan de Zusters de wil harer Overste kenbaar wordt gemaakt, zullen zij zich aan den-zelven onderwerpen doch wanneer zij in jjemoo de vermeenen , dat, indien de Overste met zekere omstandigheid bekend ware, zij dit bevel of\' dat verbod niet zou geven ol\' doen, zullen zij deze omstandigheid aan haar openbaren; wanneer de Overste bij haar bevel of\' verbod volhardt, zullen zij, hoe ondoelmatig of verkeerd het haar ook toeschijne, gehoor/amen, zonder op de zaak terug te komen of er later over te spreken, daar God van haar verlangt, dat zij gehoorzamen ; hiervan is slechts één enkel geval uitgezonderd , namelijk : wanneer een bevel of een verbod (jeheel duidelijk met een hooger bevel of verbod strijdig zoude zijn: ofwel, wat hetzelfde is , zij zullen altijd gehoorzamen in alles , wat niet zeer duidelijk zonde is; want in zulk geval moeten zij eerder aan God dan aan de menschen gehoorzamen.

Het bovengezegde geldt niet alleen ten aanzien van diegene, welke als Oversten in de Congregatie zijn aangesteld , maar ook ten aanzien van haar, die de Oversten vervangen, of ondergeschikte bedieningen waarnemen; derhalve zullen de Zusters»

-ocr page 22-

8

welke door de Overste toegevoegd worden aan eene Zuster , die met eene bediening , of\' met de leiding van een liefdewerk, of\'met bijzondere werkzaamheden belast is , aan die Zuster , in die betrekking, als aan de Overste zelve, gehoor/amen.

Wanneer de Overste eene Zuster stelt onder de gehoorzaamheid van eene andere Zuster, is deze ook verpligt aan haar te gehoor/amen als aan de Overste zelve.

Wanneer twee ol\' meer Zusters zich op reis of buiten het Huis bevinden, zal zij, die van haaide oudste is in de Congregatie, met het bestuur der andere belast zijn, ten ware de Overste hadde goedgevonden dit anders vast te stellen : — wanneer men zich lijdelijk iu een ander Huis ophoudt, zal men aan de Overste van dat llnis ondergeschikt zijn en aan haar {\'ehoorzamen : hiervan zijn alleen uitgezonderd de Algemeene Overste en de Assistanten van het Moederhuis.

Ten aanzien van de gehoorzaamheid moet men in aanmerking nemen, dat men nimmer moet zien op de persoon die gebiedt , maar slechts op het gezag, waarmede zij is bekleed; en dat, hoe kleiner de waardigheid is van de persoon , aan wie men gehoorzaamt, hoe aangenamer de gehoorzaamheid aan God is , en hoe grooter der-zelver verdiensten zijn.

-ocr page 23-

Ingeval eene Zuslci\' eene weigering ondergaat van eene Overste ot\' van eene Zuster , aan wie zij gehoorzaamheid verschuldigd is , zal zij zich te dien einde tot een hooger gezag mogen wenden , mits zij de weigering, die zij ondergaan heeft, en de reden dier weigering , wanneer zij aan haai\' bekend is, daarbij openbare.

Auï. 7.

De Zusters zullen hare Oversten en alle andere, aan wie zij gehoorzaamheid verschuldigd zijn , steeds met eerbied en lielde behandelen, niet om haar te behagen , of hare achting of eenig voorlegt te verwerven , maar omdat zij Gods plaats bekleeden , en dit te doen, Gods heilige wil is; en daarom zullen zij ook nimmer onderling spreken over de gebreken, die zij in haar opmerken, en altijd van zich verwijderen al de gedachten, die strijdig met den eerbied, welken zij aan haar verschuldigd zijn, bij haar opkomen.

De Zusters zullen, zonder zich te verontschuldigen , in ootmoed aannemen de vermaningen of boetdoeningen , die haar voor hare nalatigheden gedaan of opgelegd worden ; in bi j/.oudere gevallen, als zij niet pligtig mogten zijn aan hetgene

-ocr page 24-

to

haar te laste {jelefjd wordt, mogen zij lt;lo redenen harer onschuld blootleggen; doch wanneer deze niet voldoende worden geacht, moeien zij zich met liefde daaraan onderwerpen, in de zekere overtuiging, dat God, in zijne goedheid, haar die gelegenheid aanbiedt, om te voldoen voor gebreken, waaraan zij pligtig zijn, en die zij nog niet geheel geboet hebben.

Aut. 8.

Wat de verschillende betrekkingen der Congregatie betreft, waarvoor de Zusters kunnen worden geroepen , hierin zullen zij steeds volgen den gulden regel van den if. Franciscus van Sales : cc Zoek niets, weiger niets.quot; Nimmer dus zal eene Zuster naar eene bediening of\' betrekking verlangen , en nog veel minder haar verlangen daartoe te kennen geven ; wee aan haar die zich in eene bediening indringt, zonder daartoe van God geroepen te zijn , daar zij , in dit geval, daartoe geheel onwaardig zoude wezen en geen nut in dezelve zoude kunnen stichten ! « Daar Ik hen niet (jezonden heb , en hun (jcen yebod ycyeven heb , hebben zij aan dit volk yeene hulp loeye-braytzegt de lieer. (Jerem. XXI[l. 32).

-ocr page 25-

11

Wanneer echter eeiie bediening ol betrekking van God door de gehoorzaamheid aan de Zusters wordt opgedragen, /.uilen zij dezelve aannemen, in het zekere vertrouwen, dat God , die haar dezelve geelt, haar ook do noodige verlichting cn sterkte zal schenken , om ze volgens zijnen heiligen wil te vervullen. Mogt er eene of andere bijzondere reden bestaan , om deze o(\' gene bediening of betrekking , waartoe men geroepen wordt, niet te aanvaarden, zoo zal men dezelve aan de bevoegde Overheid bekend maken, en zich overigens geheel aan hare beslissing overgeven , zonder op de zaak terug Ie komen.

De Zusters zullen zich nimmer in de bedieningen of betrekkingen van andere indringen of zich hiermede bemoeijen, dan in zoo verre de bediening of betrekking, die zij zelve bekleeden, zulks vordert; noch gesprekken houden of gissingen maken , die daarop betrekking hebben. Niemand zal aan andere gebieden of vermaningen geven , tenzij uit kracht van hare bediening of betrekking, en in geval zij door de Overste daartoe gemagtigd is, of wei hel gebod van liefde zulks vordert; maar eenieder /al, oplettend op zich zelve, zich binnen de palen harer bediening of betrekking houden en afwachten , wat beslist zal worden over haar en over andere.

-ocr page 26-

12

Art. 9.

De Zusters zullen stiptelijk ondeihoiiden al hetgene dooi\' de Kegelen der Congregatie is voorgeschreven , zelfs de kleinste en geringste zaken. Zij die in kleine zaken nalatig is , zal weldra tot grootere overtredingen vervallen.

De onderhouding der Regelen is voor de Congregatie eene zaak van het grootste gewigt, en vereischt de bijzondere oplettendheid harer leden; eensdeels, omdat de Regelen door het kerkelijke gezag zijn goedgekeurd of\' ingevoerd, als middelen om tot de volmaaktheid te komen; en anderdeels, omdat de afwijkingen van de voorschriften der Regelen den goeden geest der Congregatie verderven en uit dezelve geheel doen heen wijken, waarvan het noodzakelijk gevolg is , dat Gods werk langzaam ondermijnd wordt en eindelijk te niet. gaat, waarvan de geschiedenis menigvuldige voorbeelden oplevert. Deze aanmerking wordt aan al de leden der Congregatie ernstig ter overweging aanbevolen, doch vooral aan de Oversten en aan al de andere Zusters, die eenig gezag in de Congregatie waarnemen. Deze toch zijn door God bijzonder aangesteld , om over de stipte naleving der Regelen en de bevordering van den goeden

-ocr page 27-

13

{jeest der Conjjregatie te waken , waarover zij aan God eene bijzondere rekenschap zullen moeten afleggen.

Even als de Zusters zrch moeten toeleggen op de naleving van alle Regelen, zoo ook znilen de Algemeene en andere Oversten zich zorgvuldig wachten van het invoeren en bijvoegen van oel\'e-ningen ot\' gebeden, welke in de Regelen niet zijn opgenomen, ten einde in de oefeningen en gebeden gelijkvormig te blijven in de verschillende afdee-lingen der Congregatie:, welke gelijkvormigheid tot het bereiken van derzelver doel van zeer veel gewigt is.

Opdat de Zusters niet onkundig zouden zijn omtrent de voorschrillen der Congregatie, zullen de bijzondere Regelen op de zon- en feestdagen gedurende een vierde uurs aan de vergaderde leden van het Huis duidelijk en langzaam worden voorgelezen.

Rovendien wordt aan iedere Overste en aan de Zusters bijzonder aanbevolen , de Regelen der Congregatie dikwijls te lezen en te herlezen, en daarvan het voorwerp harer meditatie te maken.

Art. 10.

De Zusters moeten zich zoo veel mogelijk op

-ocr page 28-

14

eene vol maakte gehoor/aiimhekl toeleggen;, nu, de volmaakte gehoorzaamheid vordert, dat al hetgeen zij uit gehoorzaamheid moeten verrigten, spoedig, stipt, blijmoedig en eenvoudig geschiede.

Zij moeten in de eerste plaats spoedig gehoorzamen; dat is, aanstonds, zonder ^uitstel, datgene doen, waartoe haar de gehoorzaamheid verpligt: en wel zoo, dat zij een begonnen werk staken, al was dit ook een liefdewerk , een begonnen gebed afbreken , en in het schrijven eene letter onvolkomen laten.

Wanneer do bidklok , de etensklok, de werkklok, of de klok, welke deze of gene Zuster roept, getrokken wordt, moet men dadelijk alles laten liggen en staan , en den roep der klok volgen. Dit is ook van toepassing op de Portierster, wanneer er aan het Gesticht gebeld wordt.

Zij zullen stipt gehoorzamen, hetgeen wil zeggen, dat zij haar werk met de noodige oplettendheid en naauwkeurigheid moeten verrigten, zelfs zonder een uitdrukkelijk bevel af te wachten , wanneer zij weten, dat zulks de wil der Overste is. Zij moeten steeds indachtig zijn, dat, gelijk de II. Maria Magdalena van Pazzi aanmerkt, zij niet (jedeeltelijk, maar (jcheel afstand gedaan hebben van haren wil, en alzoo alles ydieet moet geschieden, dat is: volmaakt, en overeenkomstig de

-ocr page 29-

15

bedoeling, het verlangen enden wil der Overste.

Zij zullen datgene wat zij moeten doen, blijmoedig verrigten. Men bedriegt zirh , zegt de H. Ignatius van Loyola, als men vermeent gehoorzaam (e zijn, wanneer men tegenzin ol\' ontevredenheid toont over datgene, wat voorgeschreven of\'verboden wordt; die waarlijk gehoorzaam is, neemt blijmoedig aan datgene, wat met hare eigenliefde of\' neiging strijdt, omdat zij dan zeker is , den wil van God en niet haren eigenen wil te volbrengen , en dat zij niet aan zich zelve, maar aan God alleen zoekt te behagen. — Dat zij dan elke verkeerde neiging, welke in dit opzigt liij haai\' opkomt, spoedig onderdrukken, en hare Oversten eene volkomene vrijheid laten, om over haar en alles wat haar aangaat te beschikken, en blijmoedig gehoorzamen. Dit is voor de Zusters van eene zeer groote aangelegenheid, daar zij in de gelegenheid zijn dikwijls van betrekking en plaats te moeten veranderen , en gebezigd te worden in zaken , die zeer strijdig zijn tegen de menschelijke natuur.

Eindelijk moeten de Zusters er zich op toeleggen om eenvoudig te gehoorzamen. De eenvoudigheid waarvan hier gesproken wordt, bestaat hierin, dat men zijnen wil en zijn oordeel blindelings on-derwerpe aan den wil en het oordeel dei\'Overste.

-ocr page 30-

16

Willen onderzoeken, zojjt de geleerde Blosius, of de {reboden der Oveisfe goed of\' kwaad zijn, oi\' de redenen opsporen , waarom zij ryebiedt otquot; verbiedt, dit is eten van den boom van kennis van {joed en kwaad; van dien boom, dien het Adam verboden was aan te raken. Het was dit middel, hetwelk satan bezigde, om Eva te bekoren en tot zonde te brengen , toen hij haar vraagde, waarom God haar niet toegelaten had , van alle vruchten van het paradijs te eten. Indien Eva had geantwoord, dat het haar niet betaamde, de redenen hiervan te onderzoeken, zou zij niet gevallen zijn; maar zij begon te redeneren, waarvan dan ook het gevolg was, dat zij aan God ongehoorzaam werd , en in zonde verviel. Ue groote wijsheid bestaat hierin , dat men met eenvoudigheid des harten gehoorzame en dat men datgene, wat de Overste gebiedt, als heilig en nuttig beschonvve, daar de Oversten, gelijk de 11. Maria Magdalena van Pazzi zegt, in het beheer harer gemeenten, door God bijzonder verlicht en geholpen worden.

Om tot dezen verhevenen trap van gehoorzaamheid te komen, moeten zij God , om wiens wil men gehoorzaamt , vuriglijk bidden en elke gedachte , strijdig met deze eenvoudigheid, door eene blinde onderwerping van den geest dadelijk van zich verwijderen.

-ocr page 31-

17

Bij deze gelegenheid wordt hier aangemerkt, dat, hoe meer de Zusters zich beijveren om de volmaakte gehoorzaamheid te oefenen, het des te zekerder te wachten is, dat God haar steeds eene Overheid zal geven , welke slechts het goede en doelmatige gebieden , slechts het kwade en ondoelmatige verbieden , en , in het algemeen , de Congregatie en derzelver leden op de aan God aangenaamste wijze geleiden zal.

Ook wordt aan elk lid der Congregatie, in welke betrekking het ook geplaatst zij , herinnerd , dat ééne enkele daad van hardnekkige wederspannigheid aan de bevelen der Overste, eene voldoende reden is om uit de Congregatie voor altijd weggezonden te worden.

c^5)(?K^ g/jjXgKg .

Vierde Hoofddeel.

O ver de A rmoede.

Art. 11.

In de armoede, welke het bolwerk van het geestelijke leven is, zullen de Zusters trachten te eereu en na te volgen Hem , wien Hemel en

-ocr page 32-

18

aarde ten dienste staan, die tot zijne Moeder eene arme Maagd, tot zijnen Voedstervader eenen handwerksman, tot zijne wieg eene krib, (ot zijn doodbed een kruis gekozen heei\'t, en die tijdens zijnen wandel op aarde geene vaste woonplaats had, en zelfs geen kussen bezat, om zijn hoofd daarop te laten rusten.

Art. 12.

De kleederen, de meubelen en het voedsel zullen zijn gelijk het past aan personen , welke vrijwillig den stand der werkelijke armoede omhelsd, en voor God en voor alle menschen betuigd hebben den armen Jezus te zullen navolgen. De Zusters zullen dan tevreden zijn, dat haar datgene wat voor hare geringe be-hoel\'ten vereischt wordt, volgens de in de Congregatie gebruikelijke eenvoudige wijze verschaft worde, zich steeds herinnerende, dat hoe strenger de ontblooting is, hoe meer regt zij hebben op het erfdeel der kinderen Gods; dat zij dienstmaagden der armen zijn en haar ook een arm leven past; echter zoo, dat haar onderhoud die eigenschappen hebbe , dat zij gezondheid en krachten behouden , om de bezigheden van haren staat behoorlijk te kunnen waarnemen : dus des irorgens, des middags en des avonds geene lekkernijen, geen weelderig, maar

-ocr page 33-

19

gezond en toereikend voedsel, behoorlijke kleede-ren, deksel en verwarming, en in ziekte behoorlijke verzoijfirijr. Behalve den ring en het kruis mogen de Zusters voor zich niets gebruiken, dat van zilver olquot; {fond gemaakt is.

Art. 13.

Geene der Zusters nuig ooit, zonder verlof der Overste, aan vreemdelingen te eten, te drinken ol aalmoezen geven.

Ariï. 14.

Wanneer aan de Zusters geschenken, het zij voor de Congregatie, het zij voor hulpbehoevende armen, die zij verplegen, ter hand gesteld worden, zullen zij die aannemen , wanneer er geene bijzondere redenen \\ an weigering bestaan; dan, zij geven deze dadelijk aan de Overste ot\' aan die Zuster, die belast is met het bestuur der hulpbehoevenden, waarvoor het geschenk is bestemd. Voor armen, die door haar niet verzorgd worden, nemen zij niets aan, omdat de Zusters zich niet mogen bezig honden met de verzorging van personen , die niet door de Congregatie aan hare zorgen zijn toevertrouwd. Zoo ook nemen zij geene geschenken aan, die voor haar persoonlijk bestemd zouden zijn ; in deze gevallen moeten zij het

-ocr page 34-

20

aangebodene niet vriendelijke dankbelnijjing af wijzen, zefigende, dat zij dit niet mogen aannemen.

Art. 15.

De Zusters zonden haar geweten bezwaren , wanneer zij geld oi\' datgene wat tot haar gebruik of tot gebruik der hulpbehoevenden bestemd is , door hare nalatigheid lieten bederven lt;»!\' verloren gaan. Zij doen geene onnoodige uitgaven, maar moeten in alles spaarzaam zijn. Eenieder zal ook bijzonder zorg dragen, om, zoo op haar persoon als in andere zaken, de /.indelijkheid te bewaren, welke stichting geeft en voordeelig is voor de gezondheid. Eene onzindelijke Zuster past niet onder de Zusters van Liefde.

A ut. 1(3.

De Zusters moeten zich in kleeding, voedsel, bedden, levenswijze, kortom ia alles, op de meest mogelijke gelijkvormigheid toeleggen , zich regelende naar het gebruik van het Moederhuis. ])e eene moet niets anders willen hebben dan de andere.

Art. 17.

Elke Zuster moet zich wel wachten, om datgene wat tot haar gebruik bestemd is te versmaden.

-ocr page 35-

21

het ongebruikt te laten staan, of\' daaraan zonder verlof der Overste iets te veranderen.

Art. 18.

De Zusters zullen zich ernstig beijveren om den geest der armoede te verkrijgen. Wanneer bij de uiterlijke armoede ook de geesf, of ten minste het ernslig streven om denzelven te verkrijgen , ontbrak, wat zou men dan daarvan moeten zeggen? zou het niet eene soort van huichelarij zijn, als die der Farizeers, welke uiterlijk eenige goede werken verrigtten , maar innerlijk zeer verkeerd gezind waren ? liet is aan de armen van geest, dat de lieer het rijk der Hemelen toekent. (Matth. V. 3.) Nu , de geest van armoede vordert:

Dat de Zusters, met betrekking tot het aardsche; niets verlangen, niets vreezen, maar haar geheel vertrouwen op Gods Voorzienigheid stellen, zich verzekerd houdende, dat, zoo lang zij getrouw zijn in de vervulling harer pligten, en den waren geest der Congregatie behouden. God haar in zijne bescherming zal nemen , en wat voor ziel en lig-chaam noodig is, zal verleenen.

Dat zij zich verloochenen, en alle aangekleefd-heid aan deze of gene zaak, hoe gering die ook zij, aan deze of gene bezigheid, aan deze of gene be-

3

-ocr page 36-

22

dieuing, aan deze ot\'{jene plaats, hulpbehoevenden, bloedverwanten, vrienden, enz., aflegden. Om tot die volmaakte verloochening van zich zelve te komen, en meerderen voortgang te doen in de onthechting , zullen zij dikwijls overdenken dat alle gehechtheid aan de goederen dezer wereld verwijdert van die, welke ons in de eeuwigheid moeten gelukkig maken. De Overste zullen op dat punt bijzonder acht slaan, en ten bekwamen tijde veranderen of afnemen , wat voor eene Zuster een voorwerp van aangekleefdheid zou zijn olquot; kunnen worden.

Dat zij eindelijk datgene hartelijk liefhebben en bij voorkeur verlangen, wat gewoonlijk aan de armoede eigen , en het deel diergenen is , welke dezelve werkelijk uitoefenen.

De H. ïeresia , van de armoede sprekende , vermaant hare geestelijke dochters , dat zij de armoede in alles moeten doen uitschijnen, doch dat dezelve vooral moet heerschen in het hart: en dat, zoo lang zij getrouwelijk de armoede uitoefenen en derzelver geest bezitten, de kloostertucht niet ligtelijk te niet zal gaan.

Ar.T. 19.

De Oversten der Congregatie worden bij deze

-ocr page 37-

23

{jelefjenheitl gewaarschuwd tegen de zucht om rijkdommen te vergaderen, die gewoonlijk de oorzaak zijn van den ondergang der Kloosters en Congregatiën ; terwijl de geest van armoede en een onbepaald vertrouwen op de goddelijke Voorzienigheid er altijd de steunpilaren van zijn geweest, en alle soorten van zegeningen over dezelve hebben doen nederdalen. Deze was de waarschuwing, welke de K. Abt Benedictus op zijn sterfbed aan zijne Broeders gaf; en de ondervinding heelt in het vervolg der tijden deze voorzegging bewaarheid.

Vijfde Hoofddeel.

Over de Zuiverheid.

Art. 20.

De Heer zegt : Zalig zijn zij, die zuiver van harte zijn , want zij zullen God zien. (Matth. V. 8.) Vit het hart komen dc slechte gedachten. (Matth. XV. 19.) Waar uw schat is, daar is uw hart. (Matth. VI. 21.) Daar komt eigenlijk alles op aan: dat de Zusters IrAnvgeheel hart voor den

-ocr page 38-

24

goddelijken Bïnitlegon harcr ziel , dat zij hare (jeheele lielde voor Hem zuiver bewaren; want zij zullen dan ook voor Uem niet alleen hare ziel, maar ook haar ligchaam, overeenkomstig haren verkozenen staat, geheel zuiver behouden.

Dat de Zusters zich dan dikwijls herinneren, dat zij bruiden zijn van Jezus Christus, die een Bruidegom is uitgelezen boven duizenden, en die in haar hart alleen wil zijn; wee aan haar, die in het minste den glans verdonkeren zoude van de leliën, in welke Hij zijn welbehagen schept !— dat, hoe schooner en kostbaarder de schat dei-zuiverheid is, zij des te meer op hare hoede moeten zijn, om denzelven ongeschonden te bewaren, steeds indachtig zijnde de volgende waarschuwing, die de II Hieronimus gal\' aan de II. Eustochium : « Mijne dochter, gij /ijt versierd » met goud; wacht u aoor de roovers.quot;

Art. 21.

De Zusters zullen het eerste begin der gedachten en begeerten, strijdig tegen de schoone deugd van zuiverheid, door eene godvruchtige verzuchting tot Jezus, door eene korte aanbeveling in zijn II. Hart olquot; zijne HH. Wonden, door de toevlugt tot de allerzuiverste Maagd en Moeder Gods Maria, of door eene meer ijverige betrachting harer bezig-

-ocr page 39-

25

»

heden, ernstig mnar bedaard trachten te verwijderen ; zij moeten vooruit niet barifj zijn , dat dergelijke bêproevingen komen , noch daarna in het bijzonder bedenken, welke en hoe zij hebben plaats gehad. Men moet in de bekoringen vooral in aanmerking nemen , dat er een groot onderscheid bestaat tnsschen de bevalligheid der bekoring Ie (jevoelen en de bevalligheid der bekoring te willen, tot het kwaad aamjespoord te worden en het kwaad te tvillcn. ; en dat een vaste wil, een ootmoedig gebed en een kalm betrouwen op haren Bruidegom , die altijd bij haar en haar Beschermer is, iti eiken strijd de overwinning zullen doen behalen.

Art. 2-2.

Zij moeten zorgvuldiglijk vlugteu al hetgene niet past aan eene bruid van Jezus Christus, en daarom vermijden zekere vriendschappen, die al te feeder zijn, en in haar hart de liefde tot haren Bruidegom zouden kunnen doen verflaauwen. Wanneer zij eene al te groote genegenheid voor een\' persoon, wie het ook zij, gevoelen, moeten zij de eerste beginselen daarvan trachten uit te dooven door waakzaamheid , het gebed , het vlugten der gelegenheden en het oefenen der versterving.

Zij moeien zich zooveel mogelijk toeleggen

-ocr page 40-

26

op bescheidenheid, welvoegelijkheid en zedigheid, en al hetgene wat hiertegen strijdt, of wat de teedere deugd van zuiverheid in dit opzigt zoude kunnen schaden , zorgvuldig vermijden.

Zij zullen zich ernstig beijveren, om alle ijdel-heid in kleeding , in gebaren , in het spreken ol\' in het gaan, af\' te leggen. De in de wereld gebruikelijke uitdrukkingen van genegenheid mogen zij onder elkander niet bezigen.

De Zusters moeten de ledigheid vlugten ; en daarom zullen zij , wanneer er na de oefening der liefdewerken of bezigheden van het Huis tijd overblijft, eenig handwerk verrigten of zich met iets anders bezig houden, en nimmer ledig zijn.

Art. 23.

Geen bezoek wordt aangenomen door de Zusters dan in het Gesticht zelf, en wel nergens dan in eene der daartoe bestemde kamers. In hare slaapkamers wordt nooit aan iemand de ingang veroorloofd , dan, ingeval van ziekte, aan den biechtvader, aan de bloedverwanten der zieke, en aan den geneesheer en den heelmeester; echter zal bij zulke bezoeken, dat van den biechtvader alléén uitgezonderd, de Overste of eene der Medezusters tegenwoordig zijn. Hare gemeenschappelijke werk-

r

-ocr page 41-

kamer, hare eetkamer en de keuken behooren insgelijks tot die plaatsen , waarin de ingang slechts dan wanneer het niet te vermijden is, en slechts aan dezulken geoorloofd is, die daar noodzakelijk iets Ie doen hebben.

Wanneer iemand eene Zuster komt bezoeken olquot; verlangt te spreken , zal de Portierster, ook ingeval het bezoek de Portierster zelve geldt, hem of haar in de spreekkamer brengen, en ua beleefdelijk den naam gevraagd te hebben, indien deze haar onbekend is, de Overste hiervan kennis geven , die het bezoek al oi\' niet zal toestaan. Indien het bezoek toegestaan wordt, kan do Overste, als zij dit voorzigtig oordeelt, eene andere Zuster tot gezelschap er bij plaatsen. Als de Overste oordeelt dat het bezoek niet toegestaan behoort te worden, zal men hem of haar die het bezoek vraagt, vriendelijk afwijzen, met te zeggen: dat men het niet kwalijk neme, dat op dat oogen-blik geen bezoek aangenomen kan worden. Wanneer bloedverwanten der Zusters, woonachtig buiten de plaats waar het Gesticht gevestigd is, komen om deze te bezoeken, zal de Overste hun eenige verversching of eten doen aanbieden, en hen zeer vriendelijk behandelen. Bloedverwanten of vrienden, welke Zusters komen bezoeken , ol andere vreemdelingen, zullen nooit in het Gesticht

-ocr page 42-

28

Ternachlen , in hare eetkamer eten of drinken , of bij hare uitspanningen tegenwoordig zijn.

Geestelijken , die in het Gesticht komen , om eenige diensten te vern\'gten , en Postulanten, die zich voor de Congregatie komen aanbieden, zullen in het Gesticht kunnen vernachten.

Personen die in het Gesticht hun vast verblijf hebben , zullen nimmer , wie zij ook zijn, in de eetkamer der Zusters eten of drinken , of hare uitspanning mogen bijwonen; de Zusters zullen steeds van deze personen gescheiden leven , en met dezelve niet meer omgang houden , dan de liefdeen de wederzijdsche betrekkingen vereischen.

Behalve de bovengenoemde gewone bezoeken, zullen er geene familie- of vrienden-maaltijden of gezelschappen in de Hm\'zen der Congregatie met de Zusters mogen gehouden worden.

Geene boodschap, hetzij die gering of gewigtig, schriftelijk of mondeling is, mag ooit eene der Zusters zelve bezorgen, laten bezorgen of aannemen; noch de Portierster of hare plaatsbekleedster mag A an eene der Zusters die aannemen of haar die bezorgen; alle bestellingen, ook brieven aan de Zusters of van de Zusters , moeten door de Overste bezorgd worden; hiervan zijn alleen uitgezonderd die bestellingen, welke de oefeningen der liefdewerken of bijzondere betrekkingen van

-ocr page 43-

29

het Huis betreffen ; deze kunnen ook (altijd met goedvinding der Overste) door de Zusters, welke met het bestuur dier liefdewerken of betrekkingen belast zijn, gedaan en aangenomen worden. Het hier gezegde , even als al hetgeen hier nog te zeggen is, geldt alle Zusters, doch bijzonderlijk de Portierster ot\'hare plaatsbekleedster, met betrekking tot de bestellingen en bl ieven van haar en aan haar, en wel te meer, daar deze meer gelegenheid heeft, om onopgemerkt daartegen te zondigen. De Oversten der Congregatie worden, bij deze gelegenheid opmerkzaam gemaakt, dat de betrekking van Portierster om vele redenen zeer gewigtig is, en deze niet mag toevertrouwd worden , dan aan personen , op wier deugd en discretie men allezins vertrouwen kan.

Geene der Zuslei s mag zonder verlof der Overste eenen blief schrijven, en de Overste heeft het regt om alle van de Zusters geschrevene en alle aan de Zusters gerigte brieven te lezen, en wanneer zij zulks nuttig oordeelt, noch deze noch gene verder te bezorgen. A!.le naar buiten at\' te zenden brieven worden door de Overste, of door iemand anders in haren naam, verzegeld. Alleen de brieven , gerigt aan of gezonden van den Hoog-Eerwaarden Heer Kerkoverste van het Diocees , onder wiens Jurisdictie men verblijft, zoo ook die

-ocr page 44-

30

fjen\'gt worden aan of gezonden worden van de Algemeene Overste der Congregatie, zijn hiervan uitgezonderd zoodat de Overste het regt niet heeft die te openen of Ie lezen, of derzelver verzending te weigeren ; zij mag zelfs niet vragen of tiachten te vernemen den inhoud van dezelve, of zich daarover bekommeren : echter door hare handen moeten ook deze brieven gaan, en de Portierster neemt ze niet aan dan van de Overste , en bezorgt ze niet dan aan de Overste.

Indien het onverhoopt gebeurde , dat eene Zuster, op welke wijze ook, aan het in dit artikel voorgeschrevene te kort bleef, en buiten weten der Overste bezoeken aannam , zich belastte met bestellingen , of brieven bezorgde of liet bezorgen, zal zij, gelijk ook de Zuster die dit geweten en niet dadelijk aan de Overste gezegd zoude hebben, ernstig vermaand , en gewaarschuwd worden, dat ingeval zulke overtredingen nog plaats hebben, er strengere maatregelen te haren opzigte zullen worden genomen.

Het is reeds aangemerkt, dat alles bij de bewaring der zuiverheid eigenlijk hier op neerkomt, dat de Zusters haar (jeheel hart en hare ycheele liefde aan haren goddelijken Bruidegom toewijden: daarom zou het juist geen goed teeken zijn , wanneer eene Zuster een groot verlangen had ,

-ocr page 45-

iJ 1 O «

om bezoeken, brieven of tijdingen van buiten te ontvangen , brieven te schrijven ot\' tijdingen te geven; het zon zijn , of deze vreesde te zeer afgescheiden van de wereld te zijn ofte worden: het zon den schijn hebben, alsof de bezigheden van haren staat haar niet vergenoegden : alsof het haar niet beviel, dezelve voor , en met, en in de tegenwoordigheid van God, in stilte te verrigten; men zon met reden mogen vermoeden, dat zij die ingetogenheid niet bezat, welke aan allen , maar bijzonderlijk aan de Zusters Aan Liefde, zoo noodzakelijk is om die wonder-schoone deugd , waarvan hier gesproken wordt, te bewaren.

Ap.t. 24.

De Zusters mogen nooit uitgaan, tenzij zij van de Overste gezonden worden. De Overste zal aan de Zusters niet toelaten uit te gaan, noch zelve nilgaan, dan in geval de heilige liefde, bijzondere verrigtingen, welke door andere niet kunnen geschieden, of andere wettige redenen zulks vorderen.

De Zusters zullen , voor zooveel haar aangaat, nooit verlangen iemand te zien of van iemand gezien te worden , of hare woning te verlaten , om alzoo geheel en alleen te leven voor God en van Hem alleen gekend te zijn.

-ocr page 46-

32

Wanneer zij , op bevel der Overste, moeten nitfjaan, zullen zij hierin de stem van God erkennen , die haar buiten hare eenzaamheid roept, en met eenen vasten moed, en gewapend met het schild des fjebeds, de stem der gehoorzaamheid volgen, in het gegronde vooruitzigt, dat God, die haar geroepen heelt, haar, en ook wel onbeschadigd , aan zijne sterke hand zal geleiden en bewaren.

Buiten hare woning zijnde , zullen zij steeds in haar hart trachten te bewaren de liefde tot hare afzondering, en het Aerlangen om naar dezelve terug te keeren.

Zij zullen niet langer uitblijven of verder gaan , dan het bevel strekt, dat haar door de Overste gegeven is, noch zich met andere zaken bezig houden, dan die haar uitdrukkelijk zijn opgedragen.

Op reis zijnde, zullen zij in- en uitwendig zeer ingetogen zijn, en niet meer spreken dan noodig is.

Wanneer zij zich moeten ophouden in steden of dorpen , waar geen Huis der Congregatie gevestigd is , zullen zij bij voorkeur in een openbaar logement haren intrek nemen , en zich in hare kamers afzonderen, ten ware do Overste ten aanzien van haar verblijf andere bepalingen hadde vastgesteld.

-ocr page 47-

33

Op reis zijnde, zullen zij niet uitgaan of van den regten weg afwijken , om bloedverwanten, vrienden of bijzondere zaken te zien , dan met uitdrukkelijke vergunning harer Overste.

Wanneer men van het eene Huis naar het andere overgaat, zal men niets medenemen bni-ten de voorkennis en goedkeuring der Overste.

Art. 25.

In den omgang met vreemdelingen, zoowel binnen als buiten het Huis, zullen zij zich nimmer nieuwsgierig toonen, om te weten wat er in de wereld omgaat.

Wanneer zij over wereldscha zaken hooien spreken, zullen zij zooveel mogelijk trachten aan het gesprek eene andere wending te geven , en hetzelve op eene stichtende zaak over Ie brengen.

Nieuwstijdingen of wereldsche zaken, die zij van wereldlijken hooien , zullen zij nimmer aan hare Medezusters, noch aan de Overste mogen verhalen, ten zij het eene zaak betreffe, die de Overste behoort te kennen , of die stichting aan de gemeente kan geven; in deze gevallen zullen zij dezelve aan de Overste mogen openbaren.

Zeggen vreemdelingen haar eenige vleijerij , deze laten zij onbeantwoord, alsof zij dezelve niet gehoord hadden.

-ocr page 48-

34

Zij zelve mogen zich nimmer eenige vleijerij of eenig bijzonder teeken van genegenheid veroorloven , en moeten zich in den omgang steeds eigen maken — vriendelijkheid met ernst gepaard.—

Zucht om te behagen, nieuwsgierigheid, voorbarigheid en zucht om le spreken , moeten zij bestrijden , en hare vijf zinnen, welke de ingangen zijn tot de ziel en tot het hart, in toom houden ; dit geldt vooral betrekkelijk het gezigt, en men moet bijzondei hierin de zedigheid in acht nemen.

Zij zullen met vreemdelingen nooit spreken over hare Medezusters, noch over de Regelen of de Gebruiken der Congregatie. Wanneer zij daarover ondervraagd worden, zullen zij het gesprek op eene andere zaak , b. v. op de liefdewerken , die in de Congregatie geschieden, overbrengen. In geval de vreemdelingen aanhouden met ondervragingen omtrent de Regelen en de Gebruiken der Congregatie, zullen zij met bescheidenheid zeggen, dat men het haar niet kwalijk neme, dat zij daarop niet antwoorden, dewijl zulks door hare Regelen is verboden.

Wanneer de gelegenheid zich opdoet , om over andere geestelijke Congregatién te moeten spreken, zullen zij dit met veel achting en eerbied voor dezelve doen.

-ocr page 49-

35

Zij moeten zich niet bekommeren of inlaten met de tijdelijke belangen van vreemdelingen , zelfs niet van hare nabestaanden en vrienden, daar zij de wereld met hare bekommeringen hebben verlaten , en God alleen voor haar deel en hare erfenis hebben gekozen.

AHT. \'26.

Er zullen tnsschen de Zusters en Fraters geene andere betrekkingen mogen bestaan , dan die , welke de bevordering van het belang der Con-gregatién vereiseht.

Nimmer zal eene Zuster met iemand der Fraters mogen spreken, zonder uitdrukkelijke toestemming van de Overste van het Huis.

A UT. 27.

De Oversten der Congregatie worden ten sterkste aangemaand , om steeds een waakzaam oog te houden op alles, wat betrekking heeft op de deugd waarvan hier gehandeld is; en te waken, opdat de bovenstaande voorschriften stiptelijk worden nagekomen ; zoomede te zorgen , dat zij , die , hetwelk God verhoede , door daden , strijdig met die deugd, ergernis zouden geven, aan de Alge-

-ocr page 50-

36

meeiie Overste worden bekend gemaakt, die de noodige maatregelen zal nemen, om dezulke voor allijd uit de Congregatie te verwijderen.

0 ^: ; e--quot;\'c:C6\\9 ^; e^-\' c)Squot;\\o 0\' r~-^i \\cj 09 ~~^s) **

Zesde Hoofddeel.

---

OVEH DE LlEPDEAVEEltEN.

Atr. 28.

De Heer zegt: Zedig zijn de harmhartiijcn , want zij sullen barmhartiyheid verwerven. (Matth. V. 7.)

Zij , die door God geroepen en versterkt, den stand van liefdadigheid of barmhartigheid gekozen hebben, moeten dezen stand zeer hoog achten , zonder echter andere standen of\' instellingen geringer te achten; noch om zich er iets op te laten voorstaan ; noch tot voeding harer eigenliefde ; maar om door meermaals rijpe overweging van datgene wat zij zijn, in vergelijking met dat waarin

-ocr page 51-

37

zij te kort schieten , de plijjten van haren roep stipter na te leven.

Art. 29.

De Zusters moeten bannhartiy zijn , zoo ah de hemelsche Vader barmharliu is : (Luc. VI. 36.) dus niet alleen jegens zulken baraihartig zijn , door wie zij bemind worden, die haar aangenaam zijn, van wie zij dank bekomen ot\' verwachten; maar jegens allen die hare hulp of verzorging behoeven , en zulks zonder onderscheid van godsdienst of natie. Zij moeten zich diep inprenten, dat het kenmerk der goddelijke liefde juist het meest gelegen is , in wel te doen aan diegenen welke ons het minste gunstig, ons afkeerig of vijandig zijn : «Doet wel aan. hen, die u haten quot; zegt Christus. (Matth. V. 44.)

Zij moeten niet slechts barmhartig zijn uit vataurhjk medelijden, of om zich het aangenaam gevoel te verschaüen, hetwelk het weldoen gewoonlijk vergezelt, noch om zich zeiven of anderen te behagen, maar om des Ileeren wille; om aan God te behagen ; opdat God , wien alle eer toekomt, opdat Christus, en niet opdat zij geëerd worden. Anders verrigten zij de werken van barmhartigheid zonder de deugd van barmhartigheid;

4

-ocr page 52-

38

hetwelk, daar zij den stand van barmhartigheid gekozen hebben, eene soort van huichelarij zonde wezen.

De door den II. Francisous van Sales gestichte orde van de Visitatie van Maria, waarvan de oppervoors tand ster was de II. Francisca van Chan-tal, geboren Fremiot, had in het eerst de bestemming van het oefenen der liefdewerken , en wel bijzonder van het verplegen der zieken ; en reeds had de genoemde Francisca eenen zieke verpleegd , die in znlk eenen walgelijken toestand was , dat men niet begrijpen kon, hoe zij derge-lijken zieke had kunnen verplegen. Toen men haar deswege ondervraagde, was haar antwoord, dat zij gedurende de verzorging zich alleenlijk had bezig gehouden met de gedachte, dat zij den Heer Jezus Christus zeiven verpleegde. Daar komt het bijzonder op aan ; wanneer de Zusters in de oefening der liefdewerken , hoedanig deze ook zijn , zich bezig houden met do levendige voorstelling, dat zij Jezus Christus, naar zijn woord, in zijne behoeftige ledematen zeiven bedienen en helpen, zullen zij eiken noodlijdenden of behoeltigen mensch, — hij moge haar volgens de natur.r nog zoo strijdig en onaangenaam zijn, hare eigenliefde krenken of vleijen, — met eene gelijkmatige liefde, naauwkeurigheid, toegenegenheid, achting en op-

-ocr page 53-

39

geruimdheicl behandelen, en om des Heeren wille verzorgen; en wel zonder gevaar, van door inblazingen van verkeerde en schadelijke gedachten, voorstellingen enz., gestoord te worden. Zij moeten zich daarom wel inprenten het woord des Heeren ;

«Waf (jij eenen dezer mijneryerinyste broeders » yedaan hebt, dat hebt gij Mij gedaanquot;

« Wat gij eenen dezer gering sten niet gedaan » Ar1/»/, dat hebt gij Mij niet gedaan.\'quot; (Matth. XXV. 40. 45.)

De Zusters moeten zich zoeken te gewennen om zich daarmede bezig te houden, vooral wanneer zij eenige traagheid, walging, droefgeestigheid ol bekoring gewaar worden; en dit moeten zij doen, niet slechts bij het verrigten van liefdewerken , maar bij elke andere bezigheid van het Huis. De werken der wereldlingen geschieden gewoonlijk voor de wereld , om tijdelijke winsten , om zich eenen naam te maken, enz. ; maar iedere bezigheid, ieder werk, door eene Zuster verrigt, geschiedt tot hetzelfde einde, namelijk voor onzen Heer Jezus Christus; b. v. dekéukenzusters koken voor de behoeftige ledematen van Jezus en zijne dienstmaagden; de Portierster bewaakt de woning des Heeren; eene andere zorgt voor de reinheid van dezelfde woning, en zoo voorts is het met alle andere bezigheden gelegen. Men verhaalt ,

-ocr page 54-

40

dat toon de H. Aloisius bczijj was met den vloer te vajjen , hem gevraagd werd waarom hij zoo naauwkeuriff hierbij te werk ging: «Het is voor Jezus , zeide hij , dat ik dit doe, en daarom kan het niet te schoon zijn.quot; Wanneer de Zusters , hij het verrigten van de bezigheden van het Huis, zoo denken, zullen zij alles naauwkeurig doen, en geheel onverschillig zijn omlrent de bezigheden, waartoe zij geroepen worden. Daar de herinnering of het gedenken waarvan hier gesproken wordt, eene zaak is van zeer veel belang, zoowel voor de Zusters als voor de hulpbehoevenden, die verpleegd worden, zullen de Zusters eiken zondag tot punt van het bijzonder onderzoek nemen, ol\' zij in het beoefenen der liefdewerken of andere bezigheden van het Huis steeds die gedachte levendig hebben gehouden, of dat zij in dit opzigt nalatig zijn geweesten vast voornemen , zich dit gedurig te herinneren.

Art. 30.

De Zusters moeten wel indachtig zijn , dat zij in de beoelening der liefdewerken zich op zachtmoedicjheid , (jcduld , vriendnlyjkhecd en (je-lijkmoedüjheid, welke in al hare woorden en manieren behooren uit te schijnen , moeten toe-

-ocr page 55-

41

legden , en zich nimmer eenige driftige , schampere of beleedigende woorden, uitdrukkingen of handelingen mogen veroorloven. Zij moeten al-lijd indachtig zijn, dat zij voor God en de wereld betuigd hebben Liefdezusters te wezen , en als Liefdezusters steeds op eene zachtaardige en liefderijke wijze te zullen handelen; en dat zij door elke daad, strijdig met, die liefde , zich voor God pligtig maken en aan de wereld tot ergernis verstrekken. Wanneer zich omstandigheden opdoen, waarbij zij eene ernstige houding moeten aannemen , — gfhjk hij de verzorging van vrouwelijke zinneloozen , in het vermanen , bestrafTen , enz. , kan plaats hebben , — zal dit mogen geschieden , voor zooveel het noodig is om het doel Ie bereiken : doch men zorge, dat de mensch, dé eigenliefde, er zich niet inmenge.

Art. 31.

De Zusters moeten bij het beoefenen der liefdewerken bijzonder in het oog houden, dat het heil der zielen de hoofdzaak harer bediening is ; en daarom moeten zij er zich vooral op toeleggen , om den mensch in zijnen geestelijken nood (zonder nogtans den ligchamelijken in het minste te verwaarloozen) te ondersteunen en te helpen ,

-ocr page 56-

42

hem liefde voor godsdienst en deugd in te boezemen , en zijne zaligheid te bevorderen.

Aut. 32.

Daar het doel der Congregatie is, bijstand Ie verleenen aan elk hulpbehoevend monsch, zullen de Zusters met een opgeruimd en vlijtig gemoed, voor zoo veel van haar afhangt, aan elk mensch die hulp verleenen, welke zijn toestand vordert, ook dan , wanneer men zijn eigen leven aan het grootste gevaar zag blootgesteld. De Zusters, welke gezonden worden, om met gevaar van haar leven liefdewerken te verrigten, b. v. het verplegen van eenen besmettelijken zieke, mogen zich gelukkiff achten, tot zulke bediening geroepen te worden, daar zij in de gelegenheid worden gesteld , en het voorregt genieten , om als Martelaressen van liefde haar leven te kunnen eindigen, en tot belooning eene onsterfelijke kroon in den Hemel te ontvangen. De H. Aloisius verpleegde uit eigene verkiezing de besmettelijke zieken in het hospitaal te Rome ; door de ziekte zelf aangetast , is hij als slagtoffer zijner liefde gestorven. Men verhaalt , dat de 11. Maria Mag-dalena van Pazzi hem in den Hemel in eene schier ongeloofelijke glorie door eene goddelijke

amp;

-ocr page 57-

43

openbaring heeft gezien ; zij noemt hem eenen nitmiintenclen Heilige, en eenen onbekenden Martelaar. Paus Benedictus XIII heeft hem onder het getal der Heiligen aangeschreven. In het verzorgen van zoodanige hulpbehoevenden zal men de regels van voorzigtigheid tegen het gevaar waaraan men blootgesteld wordt, in acht nemen, en zich overigens met een kalm betrouwen aan de beschikking der Voorzienigheid overgeven.

Art. 33.

De Zusters zullen de liefdewerken c/ralis ver-rigten , en voor dezelve geene vergelding mogen vragen. Het benoodigde tot haar onderhoud zal gevonden worden uit de liefdegiften, de inkomsten der Huizen, en de kostgelden der noodlijdenden, die in de Huizen wonen. De kostgelden der inwonende noodlijdenden zullen geregeld worden naar de middelen, die zij bezitten; zij die niets kunnen betalen, zullen niet uitgesloten worden, wanneer de fondsen der Huizen dit toelaten.

Aiit. 3i.

De Oversten zullen , voor zoo veel van haar afhangt, zorg dragen , dat aan de hulpbehoe-

-ocr page 58-

44

venden die in de Huizen wonen , jrelegenheid gegeven worde, om van tijd tot tijd eenen bintengewonen biechtvader te hebben.

Art. 35.

In het beoefenen van de liefdewerken in het algemeen, maar bijzonderlijk van die, welke hare tegenwoordigheid in de wereld vorderen, zal iedere Zuster op hare hoede wezen tegen de zielsgevaren, waaraan zij zou kunnen zijn blootgesteld; te dien einde zal zij dikwijls door schietgebeden de genade en den bijstand van God af\'smeeken, en steeds de regels van zedigheid onderhouden.

Art. 36.

Hoezeer alle soorten van liefdewerken, welke passen aan eene Congregatie van vrouwen, door de Zusters geoefend kunnen worden, zijn echter de opvoeding der jeugd en het verplegen van noodlijdende menschen, het voornaamste voorwerp barer zorgen.

IJe opvoeding, bestemd om het kinderlijk hart te vormen, het zaad der deugd , daarin besloten, te doen uitschieten, en dat zelfde hart tegen de droevige verleiding der ondeugd te

-ocr page 59-

45

behoeden , is zonder tegenspraak het edelste en gewigtigste gedeelte der opvoeding, en de voornaamste pligt der Zusters.

De teekenon van eene goede, zedelijke en godsdienstige opvoeding zijn ; eene oprechte godsvrucht, eene eerbiedige onderdanigheid aan ouders en oversten, eene zekere vriendelijkheid en beleefdheid ten opzichte van de gezellen , met wie de kinderen verkeeren, en een bijzonder ontzag voor bejaarde personen. De Zusters die met de opvoeding van kinderen in hare huizen ol\' in scholen belast zijn, moeten dikwijls de gelegenheid waarnemen, om hun liefde voor deze deugden in te boezemen , en ten zelfden tijde zorgen , om te verwijderen al wat hunne onnoozelheid zoude kunnen schaden ; zoomede om hen te onderwijzen in de godsdienst en de zedeleer.

Het onderwijs van de godsdienst en de zedeleer zal drie deelen bevatten, als: de gewone gebeden van een\' christen mensch — het kort begrip der christelijke leering in het catechismusboek van het Diocees , waar men zich bevindt — en de gewijde geschiedenis zoo van het Oude als Nieuwe Testament.

De Zusters moeten vooral bezorgd zijn ;

Dat de kinderen den tekst der gebeden en der christelijke leering van buiten weten en bondig

-ocr page 60-

46

verstaan, en dat zij doordrongen worden van eenen opreglen eerbied voor die gebeden en voor de groote waarheden van de II. Godsdienst.

Wanneer de Zusters het godsdienstige onderwijs zelve wei begrijpen, vereischt hetzelve geene groote inspanning van geest; het is een werk van geduld , dat gedurige vlijt en zellupollering vereischt : men moet de vragen en antwoorden op alle manieren draaijen , met de kinderen handelen op eenen kinderlijken spreektrant, en hun aldus de verhevene kennissen van de godsdienst aan het verstand brengen.

Wat aangaat de gewijde geschiedenis , zullen de Zusters het te verhandelen hoofdstuk den kinderen niet van buiten laten leeren , maar eischen dat zij er reden van weten te geven; te dien einde ondervragen zij hen , van punt tot punt, over de zaken en de bijzonderste omstandigheden die in dat hoofdstuk voorkomen; dan oefenen zij hen, om daarvan, ofschoon met andere woorden , een naauvvkeurig verhaal te doen , en eindelijk laten zij er de zedelijke bemerking op volgen.

Bij het naderen van feestdagen zullen zij de geschiedenis van het feest uit het Nieuwe Testament doen voorlezen , en dezelve uitleggen.

Wanneer het getal kinderen, hetwelk eene Zuster

-ocr page 61-

47

moet onderwijzen, groot is, zal zij met vrucht de volgende leerwijze kunnen in acht nemen :

1. Aan de kinderen eenige lessen gelijktijdig te doen opzeggen, met gemetene tusschenpoozing. De Zuster, o! een der kinderen, zegl de vraag en het antwoord duidelijk voor, en dan herhalen de kinderen dezelve.

2. Sommige leerlingen een voor een d ezel ld e les Ie doen opzeggen, l)ij voorkeur die oproe-pende , over wie men twijfelt, of zij noodig hebben aangespoord Ie worden

3. Op eene eenvoudige wijze uit te leggen den zin der woorden , die de kinderen niet goed verstaan , en

4. Te eindigen met eenige zedelijke aanmerkingen , die betrekking hebben op de uitgelegde lessen.

De Zusters ziilien trachten, door alle mogelijke middelen hare leerlingen tot ijverzucht aan te zetten , om de lessen met de meeste naauwkeu-righeid en met behoorlijke tusschenpoozing op te zeggen.

Bij kinderen van meer gevorderden leeftijd moeten de Zusters bijzonderlijk aandringen op de gewone oefeningen van het christelijk leven, als: op het bijwonen van de kerkelijke diensten, voornamelijk van het 11. Sacrificie der Mis ; —

-ocr page 62-

48

op het ontvangen van de H. Sak ramen ten ;—ojgt; de morgen- en avondgebeden ; — op de gebeden vóór en na het eten: — op de godsvrucht tot de II. Moeder Gods; — op het heiligen van den dag en van de werkzaamheden, die zij verrigten — op de pligten der kinderen ten opzigte van hunne ouders , broeders , zusters , kerkelijke of burgerlijke overheden , en andere menschen : — in één woord, zij zullen haar best doen, om hen krachtdadig op te wekken tot liefde voor de pligten, tot ijver voor het gebed en de godsdienstige oefeningen, en tot. onderhouding van de regelen der zedigheid en christelijke welgemanierdheid.

Daar de ondervinding leert, dat het kind zich schikt naar zijne onderwijzeressen , en hare manieren, goede hoedanigheden of fouten aanneemt, moeten de Zusters de grootste zorg dragen, om voor hare leerlingen een voorbeeld van alle deugden te wezen; zij moeten de deugd trachten beminnelijk te maken , zich gelukkig achten in het midden harer leerlingen, deze opregï beminnen , en hun de achting eener moeder toedragen.

Om de Zusters de hooge waarde der opvoeding te leeren schatten, zullen zij dikwijls overwegen de bemerking, welke de H. Joannes

-ocr page 63-

49

Chrysostomus, sprekende lot de ohiistene ouders en meesters, daarover maakt; « Wat vertoont » ons het geloot\' in dit kind, aan uwe zorg toe-» vertrouwd ? 0|) zijn voorhoofd leest gij den » stempel der genade, waardoor God het tot » zijn kind heeft aangenomen : het is nvv pligt » te waken, dat de zonde denzelven niet ver-» breke; zijne tong is nog besproeid met het » zout der wijsheid, hetwelk gij er op moet be-■» waren : zijn hoofd en zijne borst dragen nog »het merkteeken van kind Gods : gij zult er » rekenschap over afleggen, als dit vervalscht » wordt; zijn hart is de waarachtige tempel des » H. Geestes , en gij zijt er om zoo te spreken » de bewakers van; in zijne ziel bespeurt gij het » zaad en den oorsprong van alle deugden : gij » moet het vruchten doen voortbrengen. Jezus » Christus vertoont u de Engelen Gods , die » nacht en dag rondom het kind gelegerd zijn , » om het te beschermen : gij deelt met hen die » edele bediening.quot;

Overwegen zij nog, bij dit hartroerende tafereel, datgene hetwelk een kundig schrijver, die geheel zijn leven aan de opvoeding der jeugd toegewijd heeft, van den voornaamsten pligt des onderwijzers zegt: «Wat is een christen onder-)) wijzer , die belast is met de opvoeding der

-ocr page 64-

50

«jengel? Het is een mensch, in welks handen » Jezus Christus een zeker {jetal kinderen heelt gesteld , die Hij door zijn bloed vrijgekocht » en voor welke Hij zijn leven ten beste gegeven )) heelt ■ in wie Hij als in zijn huis en zijnen » tempel woont; die Hij als zijne ledematen ,

» broeders en medeërl\'genamen aanziet........

» En tot welk einde heelt Hij ze hem toever-»trouwd? Is het alleen geweest, om htm eenige «kennis van menschelijke wetenschap te geven? » Wie zon znlks durven zeggen, of zelfs denken? » Hij heeft ze hein toevertrouwd, om in hen »het dierbare pand der onschuld, hetwelk Hij » in hunne ziel door het Doopsel heeft ingeprent, » te bewaren, om ware christenen van hen te » maken. INu dan, welke grootheid , welken » adel zet zulk eene eervolle zending aan al de » plichten eens meesters niet bij !quot;

Hoezeer de godsdienstige en zedelijke opvoeding der jeugd het voornaamste deel der opvoeding uitmaakt, zullen de Zusters echter niet verwaar-loozen , aan de kinderen die menschelijke wetenschappen en vrouwelijke kundigheden te leeren, waardoor zij later, elk volgens haren stand, in de gelegenheid gesteld worden, om op eene fatsoenlijke wijze in de maatschappij haar bestaan te vinden te dien einde zullen zij ten aanzien

-ocr page 65-

51

van het onderwijs en de opvoeding in het algemeen zich stipt gedragen naar de handleidingen, voorschriften en gebruiken, die in de Congregatie door het wettig gezag zijn ingevoerd of\' later ingevoerd zullen worden.

Men zal zorgen, dat in de scholen , bestemd tot het aanleeren van genoemde wetenschappen en kundigheden , de godsdienst haren gedurigen invloed uitoefenen , en boeken gebruikt worden, waarin de beginselen van de godsdienst doorstralen , opdat de kinderen in de scholen steeds eene godsdienstige lucht inademen.

In de verschillende scholen der Congregatie zullen zooveel mogelijk dezelfde leerboeken gebruikt worden.

Behalve in de bewaarscholen, zullen do Zusters zich met de opvoeding van jongelingen niet mogen belasten.

De Algemeene en ondergeschikte Oversten der Congregatie worden opmerkzaam gemaakt, dat, hoezeer kinderen van vermogende ouders van hare zorgen niet geheel worden uitgesloten, echter het voorname doel der opvoeding in de Congregatie is; eene opvoeding te bezorgen aan verlatene , arme en minvermogende kinderen , aan welke de Zusters dus ook bij voorkeur hare diensten moeten wijden.

-ocr page 66-

52

Art. 37.

Bij de verpleging van noodlijdende menschen^ als: zieken, ongeneeslijken, zinneloozen, en oude mannen en vrouwen , moeten de Zusters in het oog houden, dat de verzorging van arme noodlijdenden bijzonder op haar rust; en dat het heil der zielen de hoofdzaak harer bediening is.

Ofschoon, bij het verplegen van noodlijdenden, het opbeuren, troosten en vermanen, door spreken , in het geheel niet vreemd moet zijn aan de Zusters, maar zij daarin eene groote gewoonte moeten trachten te verkrijgen, zullen zij echter, om dat zieleheil te bevorderen , op de noodlijdenden werken door uit liefde liefderijk verriyte liefdewerken en door gebed-, door biddend ver rig ie liefdewerken, dat is ; zich met de regterhand aan God houden , en met de linkerhand de bezigheden verrigten.

De Zusters zullen bij de behandeling der noodlijdenden steeds een vriendelijk en opgeruimd voorkomen toonen , en gereed zijn om hen met geduld en zachtmoedigheid bij te staan en te dienen. Zij /uilen, om zoo te spreken, zich bekleeden met hunne ellenden en er medelijden mede hebben, trachtende zooveel mogelijk in alles hunne verlangens te voldoen , zonder echter

-ocr page 67-

53

in het minste af Ie wijken van het voorschrift van den geneesheer of den heelmeester, zoowel met betrekking tol de artsenij als tot de dieet, en in alles wat de behandeling van de lijdenden betreft, zonder het minste er bij of af te doen. Hetgeen aan de noodlijdenden schadelijk of lastig is, zullen zij zorgvuldig verhoeden en afwijzen, en in alles de zindelijkheid betrachten.

De Zusters zullen , doch met bescheidenheid, de noodlijdenden trachten op te wekken tot het geduldig dragen van hun lijdentot overgeving in den wil Gods voor de toekomst, bijzonderlijk met betrekking tot de genezing, het leven en sterven ; — tot betrouwen op God , bijzonder wanneer zij bekommerd zijn over bloedverwanten, met betrekking tot dezelven — tot het bidden en het tijdig en behoorlijk ontvangen van de HH. Sakramenten der stervenden: — tot verzoening, wanneer zij \\ijandschap bemerken;—tot een stichtend leven in geval van genezing; — en in het tegenovergesteld geval, tot een christelijk afsterven. Is het een onkatholiek, die verpleegd wordt, en wil deze mei de Zusters over godsdienstzaken redetwisten, zoo zullen zij zich daarmede niet inlaten, en beleefdelijk antwoorden, dat zij bij hem niet gekomen zijn om over godsdienstzaken te twisten,

5

-ocr page 68-

54

maar otn hom te verplegen en voor hem te bidden.

In de gasthuizen, in dewelke zieken van beider geslacht worden opgenomen, zullen de Oversten de Zusters, zoo dikwijls zulks gevoegelijk kan geschieden, van de eene ziekenzaal naar de andere verplaatsen.

Om al te zware inspanning, waardoor de gezondheid zou kunnen worden benadeeld , te vermijden, zullen de Zusters nimmer twee nachten achter elkander mogen waken, ook niet den halven nacht, ol\' een deel van denzelven ; wanneer de nood zulks dringend vordert, mag zulks om den derden nacht geschieden. Als zij \'s nachts gewaakt hebben, leggen zij zich in den vroegen morgenstond , na ontbeten te hebben, tot den middag toe te bed.

Bij het verplegen van noodlijdenden, zal men zorgvuldig in acht nemen de regelen van zedigheid en de bepalingen in den omgang met vreemdelingen voorgeschreven ; zoomede naauwkeurig naleven de bestaande orde en de raadgevingen der Overste , aan wie men zijn hart. en zijne handelwijze geheel zal blootleggen.

Met het verplegen van mannelijke zinneloozen mogen de Zusters zich nimmer belasten.

-ocr page 69-

55

A n r. 38.

Hef verplegen van zieken aan tie woningen der ingezetenen, zal niet mogen geschieden, dan nadat dooc do Algemeene Overste der Congregatie het noodige verlof daartoe aan de Overste van een Huis verleend is.

Wanneer dit verlof gegeven is, en eene Zuster gevraagd wordt, om eenen zieke buiten het Huis te verplegen , zal de Overste van hetzelve het volgende onderhouden.

1. Zij zal, alvorens dit. in te willigen , zich verzekeren , dat de Eerwaarde hoer Pastoor der parochie, of de geestelijke die mot het geestelijk bestuur van haar Huis belast is, goedkeurt, dat tot verpleging van dien zieke eene Zuster worde gezonden.

2. De Zuster, die zij tot dat einde geschikt oordeelt en zendt, zal niet langer dan eene maand bij diezi zieke mogen verblijven; en do Overste /al, bij het afzenden der Zuster, aan de belanghebbenden te kennen geven, dat, wanneer de verpleging langer dan ééne maand noodzakelijk mogt wezen , die Zuster door eene andere vervangen zal worden.

3. De Zuster, na verloop van ééne maand , in het Gesticht teruggekeerd zijnde, zal eene ge-

-ocr page 70-

56

heele maand in het Gesticht verblijven, alvorens zij wederom tot verpleging van zieken uitgezonden zal worden.

4. De zieke moet zijne verblijfplaats hebben in de stad ol\' plaats, waar het Gesticht gevestigd is, zoodat de Zusters, builen de plaats van haar verblijf\', niet tot verpleging van zieken, zelfs niet van bloedverwanten, kunnen gezonden worden.

De verpleging van zieken aan de woningen van ingezetenen is een liefdewerk, hetwelk de bijzondere oplettendheid en zorg van de Oversten der Congregatie vereischt. Zij zullen dan ten deze met de meeste omzigligheid te werk gaan , en nimmer van de bovengenoemde bepalingen afwijken, dan met uildrukkelijke vergunning der Algeineene Overste, die, om wettige redenen, in bijzondere gevallen, deswege uitzonderingen kan toestaan.

Wanneer bij het aanvragen van eene Zuster soms de wensch geuit wordt, o n deze of gene Zuster te mogen hebben, wordt hot aan het oordeel der Overste overgelaten , om , met inachtneming der bovenstaande bepalingen, aan dien wensch al of niet te voldoen.

Wanneer de stem der gehoorzaamheid eene Zuster roept, om buiten hare afzondering eenen noodlijdende te helpen, zal zij die taak blijmoe-

-ocr page 71-

57

lt;li}j op zich nemen, in het, vaste vertrouwen, dat haar {fodfleüjke Bruidegom, die ^eze^d heeft; «Ik was ziek, en (jij heht Mij bezochtquot; haar ongehinderd in het. midden van het gevaar, gelijk de kinderen van Bnhyloniê, zal weten te bewaren.

Voor en aleer zij nitraat, zal zij zich voor Jezus Christus in het allerheiligste Sakrament neder-werpen, en Hem sterkte en genade vragen, om zich van haren pligt wel te kwijlen, en overeenkomstig zijnen II. Wil te gedragen. Hierna, zal zij zich bij hare Overste begeven, die haar zoodanige inlichtingen zal geven , als zij noodig zal oordeelen.

Bij den zieke gekomen zijnde, zal zij zich stiptelijk gedragen naar datgene, wat omtrent de verpleging van noodlijdenden in het vorige Artikel is voorgeschreven.

Tijdens haar verblijf in het huis van den zieke, zal zij zich met niets inlaten, dan met de verpleging van haren zieke en wat daarop betrekking heeft; zij zal volstrekt nergens mogen heen gaan, dan waar zij door de Overste gezonden wordt; één enkel geval is hiervan slechts uitgezonderd, namelijk, wanneer spoedig de biechtvader of de geneesheer moest geroepen worden, en er buiten haar niemand was, die deze boodschap konde doen. Wenschelijk ware het, dat de Zuster,

-ocr page 72-

58

afgescheiden van do huisgenoolen, afzonderlijk kon eten en drinken.

Als de zieke, die verpleegd wordt, komt te overlijden , zal zij niet langer dan den dag der begrafenis, in het sterfhuis mogen vertoeven; en wanneer de zieke de hulp der Zuster niet meer benoodigt , zal /ij onverwijld naar het Gesticht wederkeeren daar zij niet gezonden is tot lijdverdrijf of om gezelschap te houden, maar alleenlijk om bijstand aan den zieke te verleenen.

Wanneer men aan de Zuster bij haar vertrek eene belooning aanbiedt, zal zij deze beleefdelijk weigeren, zeggende, dat de liefdewerken gratis verrigt worden , doch dat het vrijstaat eene aalmoes aan het Gesticht zelf te geven.

De Zuster, in het Gesticht teruggekomen zijnde, zal zich wederom nederwerpen voor haren godde-lijken Bruidegom in het allerheiligste Sakrament, Hem bedanken voor de genademiddelen welke zij heeft ontvangen, en bidden voor het heil van den zieke dien zij verpleegd heeft.

De Zusters, die buiten hare afzondering zieken verpleegd hebben , worden herinnerd aan het in het vijfde Hoofddeel vastgestelde omtrent het mededeelen aan de Zusters van nieuwstijdingen , die men vernomen heeft.

-ocr page 73-

59

o^vs/\'\'\':\\ï(s7ïïquot;\'-ns.ê?ï~^n®(g?\'\'

Zevende Hoofddeel.

Over de Liefde tot de Medezusters.

a ut. 39.

l)e Heer spreekt;

« Dit is mijn yebod, dat y ij elkander beminnet, ygt; zoo ah Ik u bemind liehT (Joan. XV. 12.)

«.Dit (j eb led Ik n, dat (jij elkander beminnef.quot; (Ibid. XV. 17.)

Toen de II. Apostel Joaimes, wiens feestdaff de Congregatie den 27 December viert, door ouderdom zoo gebrekkig was , dat, hij niet langer zonder hulp naar de godsdienstoefening kon gaan, en daar slechts weinig vermogt te spreken, zeide hij tot de vergaderde geloovigen alleenlijk deze woorden :

« Mijne lieve kinderen , bemint elkander.quot;

En toen men hem vraagde, waarom hij steeds slechts dit zeide , antwoordde hij :

-ocr page 74-

60

« Het is het gebod des Ileeien , en wanneer » {jij dit vervult, dan is het genoeg.quot;

In de Handelingen der Apostelen staat geschreven, dat de christenen (eenige duizenden) slechts één hart en ééne ziel hadden ; zoo ook moeten do Zusters slechts één hart en ééne ziel hebben ; wat de liefde onder eenige duizenden vermogt , dat toch zal zij onder eenige weinige Zusters wel vermogen.

Zij moeien slechls hef ééne zoeken : — Dat zij Gods wil doen : — Dat zij Gode welgevallig zijn: — Dat zij om Gods wil de pligten van haren staat vervullen :—Dat zij in het vooruit-streven nooit nalatig zijn.

Zij moeten slechts het ééne vreezen : — Gode te mishagen : en dan zullen zij één hart en ééne ziel zijn. Het zal dus daar op aankomen , dat zij de heilige eenvoudigheid bereiken.

Art. 40.

De Zusters zullen zich beijveren , om elkander opregt te beminnen, en alle mogelijke liefde op de liefderijkste wijze te betoonen.

Zij moeten in het algemeen de gelegenheid zoeken , en zich deze te nutte maken, om elkander liefde te bewijzen; en zorgvuldig alles

-ocr page 75-

61

vermijden , wat do liefde en volmaaktste eend ragt zon kunnen storen. Daarom moeten zij elke af\'gc-keerdheid, elk liefdeloos oordeel, enz., zoo spoedip als het mogelijk is, verwerpen of afwijzen ; en indien eene Zuster , uit menschelijke zwakheid , eene andere beleedigd hadde, moet zij dadelijk , ol zoo spoedig mogelijk , en bij elk geval vóór het, slapen gaan, haar opregt om vergiffenis vragen ; en deze moet.zulks in ootmoed en met de grootste vriendelijkheid aannemen , zonder over het. gehemde te spreken, of eenige vermaning of berisping te geven. Is het de Overste die beleedigd is , dan komt het op de omstandigheden aan, of eene vriendelijke vermaning in dat oogenblik past of nietmaar zij moet haar oogmerk wel bewaken, en innerlijk biddende do vermaning geven.

Art. 41.

Zoo zeer als de Zusters zich moeten toeleggen op wederzijdsche liefde , even zoo zeer moeten zij zich wachten voor bijzondere toegenegenheid, bijzondere vertrouwelijkheid , bijzondere vriendschap met deze of gene Zuster. Zulke bijzondere vriendschappen zijn , voor zoo verre zij op het ware gegrond zijn, goed in de wereld ; in Congregatiën zijn zij verderfelijk. Hier moet de

-ocr page 76-

62

innigste vriendschap allen verbinden, hetgeen dadelijk ophoudt, wanneer genoemde bijzondere vriendschappen ingang vinden. Elke Overste moet op dit print een waakzaam oog honden , en die bijzondere vriendschappen door gepaste middelen tegengaan en vernietigen.

De Zusters mogen elkander geene geheimen toevertrouwen , en mogen van elkander geene geheimen aannemen ; geheimen welke deze ol\' gene Zuster oi alle Zusters mogen weten , doch welke aan do Overste niet mogen bekend zijn , zijn van eenen kwaden aard.

Aan wereldlijken, n;et wie zij moeten omgaan, mogen zij geene geheimen toevertrouwen , noch van hen geheimen die niet in hare betrekking te pas komen, aannemen. Wanneer men haar zulke geheimen zou willen toevertrouwen, moeten zij dadelijk ronduit verklaren , dat zij die niet mogen aannemen.

Art. -42.

De Zusters moeten zich steeds jegens elkander overal met eene christelijke vriendelijkheid, hoogachting en hartelijkheid gedragen ; deze gezindheid moet zich in alles: in het gezigt, in woorden en in gebaren toonen: nooit mogen zij hardheid.

-ocr page 77-

63

hevigheid , ot\' koudheid aan den dag legffen. Iets wat eene Zuster verlangt, te moeten weigeren , moet ieder steeds moeijelijk vallen , en men zal het. op zoodanige wijze weigeren , dat de andere duidelijk inerke, dat het uit pligt geschiedt.

Zij moeten elkander met de grootste toegevendheid , geduld en liefde verdragen , en voor zoo veel zij, zonder tegen de gehoorzaamheid of hoo-geren pligt (e zondigen, kunnen, zich naar de luimen, onvolmaaktheden, zwakheden, enz, harer Medezusters schikken; en dit moet haar zoo natuurlijk van de hand gaan, alsof dit juist hare eigene meening ware; dit is een hoofdmiddel , om eendragt en vrede in de Congregatie te houden.

Art. 4\'gt;.

Eenieder moet zich wel wachten, om datgene wat in de Congregatie behoorlijk ingevoerd is of zal worden , ol in het. algemeen het {jedrag en de handelingen harer Overste, en van degene die hare plaats bekleeden of\'ondergeschikte bedieningen waarnemen , Ie beoordeelen , daarover te morren , ol ooit iets dergelijks aan te hooien ; want dit zou de zekerste weg zijn, om ongehoor-

-ocr page 78-

^4

zaamheid fe verwekken, oneeniffheid 1e strooijen, en {jroote ergernis te geven. De Zusters moeten nooit vergeten , dat zij niet in de Congregatie zijn om de voorschriCten te beoordeelen en fe verbeteren , maar om die op te volgen. Alles beter willen weten; zich om dingen bekommeren, die niet tot hare betrekking bchooren ; nieuwsgierigheid toonen ; raden of vragen, waarom dit of\' dat is voorgeschreven of\' veranderd ; waarom aan deze of\' gene Zuster deze of die bediening wordt toevertrouwd ; waarom zij niet aan eene andere Zuster gegeven is; of aan welke deze of gene bediening gegeven zal worden , enz. ; dit alles moeten zij zorgvuldig vermijden ; ook niet uit scherts moet zulks plaats hebben , noch onder het dekmanteltje van daardoor het algemeen welzijn te bevorderen. Wanneer echter eene Zuster vermeenen zou, in eene zaak van gewigt eenige inlichting te kunnen geven, welke het algemeen welzijn zonde bevorderen, dan mag zij die in ootmoed en eenvoudigheid aan hare Overste, doch aan niemand anders , bekend maken, aan deze overlatende wat geschiéden moet, zonder daaraan verder te denken.

Art. 44.

De Zusters zijn verpligt elkander zusterlijk te

-ocr page 79-

(55

beminnen, zoo als Christus ons bemind heeft; alzoo ziju zij zeker verpligt, elkander door een goed voorbeeld te stichten , en altijd zorgvuldig te vermijden aan anderen ergernis te geven : dit zijn /ij nog meer verpligt dan die in de wereld leven , daar het doen en laten der wereldsche menschen dikwijls in het {jeheel niet gemerkt wordt, hetgeen in de Huizen der Congregatie het geval niet is; en indien ergernis in het algemeen, naar het woord des Heeren, een zoo schrikkelijk kwaad is, hoe veel te meer is deze zulks dan niet in de Congregatie , waar zij aan diegenen gegeven wordt, die men zoo zeer verpligt is te beminnen. Hierbij komt nog, dat dergelijke ergernissen ook de geheele Congregatie met eenen vol-komenen ondergang zouden kunnen bedreigen, en de oorzaak zouden kunnen zijn , dat de lieldadige werking van dezelve zoude ophouden.

Diegenen, welke in het bijzijn van alle ol\' vele Zusters zich schuldig gemaakt hebben aan eene openlijke font tegen de liefde, gehoorzaamheid, en in het algemeen tegen den Regel of de voorschriften der Congregatie , zullen in de gewone schuldbelijdenis, in allen ootmoed en eenvoudigheid hare schuld belijdende, de Zusters verzoeken, haar daarin niet na te volgen, en in ootmoed

-ocr page 80-

66

aannemen de vermaning of berisping , die haar door de Overste gegeven wordt. Ts het echter eene openlijke font tegen de Overste zelve begaan , b. v. tegen den aan haar verschiildigden eerbied of achting, dan zal de Overste, in de tegenwoordigheid der andere Zusters, diegene die misdaan heelt, in het geheel geene berisping doen, maar eene vermaning geven, die tot alle Zusters gerigt wordt.

De Oversten zullen in de vermaningen, de berispingen en het straffen met volle gelatenheid, uit liefde en op de meest liefderijke wijze te werk gaan.

Art. 45.

Daar de Overste niet overal kan zijn, en niet alles kan zien en weten, (waarvan zij toch haar bijzonder werk moet maken), moet elke Zuster, wanneer /ij in eene andere eene (jcwitjtitje fout gewaar wordt., ol bemerkt, dat eene Zuster door eene aanmerkelijke bekoring geplaagd of bevochten wordt, zonder het gevaar behoorlijk in te zien en te kennen, dit in het geheim aan de Overste, uit Helde en met lielde, bekend maken, en aan deze de verbetering overlaten. Alvorens hiertoe over te gaan , zal zij haar hart door het gebed

-ocr page 81-

67

bereiden , om er de nadeelige gevolfjen van te vermijden, en het ware oogmerk, elkanders verbetering, te bereiken. De Zuster, die het betreft, moet in eenvoudigheid , ootmoed en bereidvaardigheid aannemen , wat haar daarover door de Overste gezegd wordt, en zich verheugen , dat hare fout en de haar dreigende gevaren bekend zijn geworden aan haar, die haar kan helpen, en daarvan bevrijden; zij zal de Zuster, die het aangebragt heeft, wanneer zij deze kent, hartelijk dankbaar zijn.

Art. 46.

Nimmer zal men met Medezusters of vreemdelingen over bekoringen, die men gehad heeft, mogen spreken , tenzij met verlof der Overste.

Geen gesprek over de gebreken der Medezusters, of strijdig tegen de liefde, mag onder de Zusters plaats hebben ; zoo ook mag men niet iets dergelijks aanhooren. Wanneer eene dei-Zusters in die fout vervalt , moeten de andere haar dadelijk herinneren, dat zij hiermede moet ophouden. Gaat zij nogtans voort, dan moeten de andere haar verlaten, en het aan de Overste uit liefde bekend maken ; is de Overste bij zulk geval tegenwoordig, dan moet zij aan de Zuster dadelijk gebieden daarvan te zwijgen.

-ocr page 82-

68

AHÏ. 47.

Wanneer eene Zuster ziek of ongesteld is, zal zij hare kamer houden, zoo lanjj de Overste dit {joed vindt. Indien de ziekte van eenen ernstifjen aard mo^t wezen, zal men haar den geneesheer van het Huis toevoegen , en haar in de ziekenkamer brengen, alwaar zij verpleegd zal worden met al die oplettendheid, zorg en liefde, welke haar toestand vordert, vooral in datgene wat het heil barer ziel betreft, zoo als het tijdig ontvangen der HU. Sakramenten , enz.

Wanneer er gevaar is , dat de Zuster in die ziekte zal sterven, zal men aan de naaste bloedverwanten van haren toestand kennis geven, en bezoeken van dezen toelaten. De zieke zal aan de Zusters die met hare verpleging belast zijn , in alles wat de verpleging betreft, gehoorzamen.

liet geduld in het lijden , en de volmaakte overgeving aan den goddelijken wil, worden aan de Zusters in de ziekte bijzonder aanbevolen. Zij moeten de ziekte en derzelver gevolgen gelaten en blijmoedig van God aannemen, en dezelve aanzien als een kruisje, dat God in zijne goedheid op hare schouderen legt , om haar gelijkvormig te maken aan Jezus, dien zij als Bruidegom verkozen hebben ; en zoo veel mogelijk onverschillig zijn omtrent leven of sterven.

-ocr page 83-

69

De gelukzalige Ilumiiiana hield in de schrik-kelijkste ])ijneii, die zij moest verduren, hare handen hemelwaarts opgeheven en riep onophoudelijk tot God: «Wees gezegend, o mijn God! « wees gezegend !quot; De II. Clara liet gedurende hare acht en twintigjarige ziekle geene enkele klagt uit haren mond hooien. Menigvuldige HII. Martelaressen , wier vleesch met ijzeren haken verscheurd of met gloeijende ijzers gepijnigd werd, waren in de hevigste pijnen blijmoedig en droegen dezelve aan God op, zich gelukkig achlende voor Jezus die (e mogen lijden. Dat de Zusters in hare ziekte en pijnen zich aan deze voorbeelden spiegelen , en dezelve met Gods genade trachten na te volgen !

Art. 48.

Wanneer eene Zusier overleden is, zal haar ligchaain behoorlijk gelegd worden in eene platte doodkist van gewoon hout, welke men in de bidplaats ol\' kapel zal plaatsen, tenzij men om bijzondere redenen dit niet raadzaam oordeelde: de kist zal met een wit kleed bedekt worden, en er zal slechts ééne gewijde kaars voor dezelve branden.

In het Moederhuis zal, op den dag van het

6

-ocr page 84-

70

overlijden , of wel op den dag daaraanvolgende, en op den dag der teraardebestelling van het ligchaam , eene lezende ofquot; stille Mis geschieden. Het ligchaam zal na den middag, tnsschen drie en vier ure , door de Zusters begraven worden. Bloedverwanten, vrienden ol\' geburen znllen niet genoodigd worden , al ware het ook , dat de bloedverwanten eenige onderscheiding verlangden en dezelve wilden bekostigen; want ook hierin moet de door den Heer zoo hoog geprezene stand van armoede in acht genomen worden.

Wanneer eene Zuster in een Succursaalhuis of elders komt te overlijden , zal men omtrent de Zielmissen, de doodkist en het uur der begrafenis , zooveel mogelijk , de gebruiken van het Moederhuis onderhouden. Daar echter deze gelijkvormigheid met het Moederhuis niet altijd kan plaats hebben , zoo wordt voor de buiten het Moederhuis afgestorvene Zusters bepaald, dat hare begrafenis eene gewone burgerlijke begrafenis zal zijn ; dat daarbij echter alle overvloedige uitgaven zullen worden vermeden; immers dergelijke uitgaven zouden niet passen aan haar, wier roep het is, de arme ledematen van Jezus Christus te bedienen en te helpen, en zelve de werkelijke armoede te beleven; te meer, dewijl ook degt; kosten harer begrafenis uit gelden, welke tot eeu

-ocr page 85-

liefdadig doel bestemd zijn, moeten bestreden worden.

Omtrent het in dit Art. voorbeschrevene wordt tussohen de Oversten en de andere Zusters geen onderscheid gemaakt, en het is ook van toepassing op de Aspiranten , welke in de Congregatie komen te overlijden.

Art. 49.

Eindelijk moeten de Zusters alles in den geest der liefde doen, dat is : zij moeten alles om des Heeren wille , uit liefde tot God doen , en in den mensch , dien zij liefde bewijzen , Jezus Christus zei ven beschouwen.

Aitï. 50.

Indien het immer mogt gebeuren , dat eene Zuster zich schuldig zoude maken aan een ergerlijk gedrag , of de eendragt of eensgezindheid , op welke wijze ook , zoude storen , zal zij uit de Congregatie voor altijd weggezonden worden.

-ocr page 86-

72

ï -J o^JL^5\'»

Achtste Hoofddeel.

Oveb de Ootmoedigheid.

Art. 51.

De ootmoedigheid bestaat in do erkenning van en liefde tot onze armoede , nietigheid en ellende, in de erkenning van en liefde tot onze afhankelijkheid van God en in de blijmoedige overtuiging, dat al onze hoop alleen berust op Gods barmhartigheid door Jezus Christus.

Men zou denken , dat de deugd van ooimoedigheid den mensch naluurlijk moest zijn maar het voorbeeld en de lessen van den nederigen Jezus zijn noodig geweest, om deze minnelijke deugd, die echter nog van velen en zelfs van christenen miskend wordt, onder de menschen algemeen bekend te maken.

De eerste en laatste handelingen van het openbaar leven van Jezus waren voorbeelden van ootmoedigheid. Hij begon zijne predikatien , met zich in navolging der zondaren te laten doopen

-ocr page 87-

73

door den 11. Joannes Bap list a: en Hij eindigde zijn leven , met zich in het laatste avondmaal voor de voeten zijner Apostelen neder te werpen en dezelve te wassohen.

Airr. 52.

De Zusters moeten er zich veel aan gelegen laten liggen, om de heilige ootmoedigheid te verkrijgen , en niet vergeten , dat ootmoedigheid den grond legt tot elke andere deugd , even gelijk een hnis een fondament moet hebben, en dat zij vruchteloos aan hare volmaking zullen arbeiden, indien deze den waren ootmoed niet tot grondslag heefthet is daarom dat de II. Augustinus ze^t, dal de ootmoedigheid de wezenlijke deugd is , en dat zonder deze ^eene ware en echte deugd kan bestaan.

De Zusters zullen zich daarom goed trachten eigen te maken , hetgeen de II. Franciscus van Sales beveelt;

Zij moeten erkennen , dat zij een arm en klein schepsel zijn : zich verheugen het te zijn, en zich wel wachten , te beklagen , dat zij niets zijn : zij moeten zich veeleer daarover verheugen , daar hare ellende aan Gods goedheid tot een voorwerp dient, om zijne barmhartigheid te openbaren.

-ocr page 88-

74

Zij moeten erkennen, dat de ellendigste, die tevens hare ellende het meest erkennen , de beste zijn , en door Gods barmhartigheid liever aangezien worden.

Zij moeten zich steeds verootmoedigen , en aan de deur van den tempel der goddelijke goedheid niets aanbieden dan hare wonden : maar zij moeten het doen met vreugde, wel tevreden , dat zij geheel ledig zijn , opdat God haar met zijnen rijkdom vervulle.

Art. 53.

Indien de Zusters de ootmoedigheid willen verkrijgen , moet elke vernedering haar verhengen : de ooimoedigheid is eene deugd , en geene deugd wordt, buiten instorting, zonder dikwijls herhaalde oefeningen verkregen

Wat de uiterlijke vernedering betreft , deze moeten zij niet zoeken, maar wel blijmoedig aannemen , en dezelve nooit ontvlugten.

Tot de uiterlijke vernederingen behooren de berispingen. De II. Francisca van Chantal zegt tot hare geestelijke dochters , dat zij haar niet eerder voor ootmoedig zoude houden , voor dat zij de berispingen beminden.

De innerlijke vernedering moeten zij zoeken.

-ocr page 89-

75

en elke gelegenheid om dezelve le oefenen , zich te nutte maken.

Tot de innerlijke vernedering behoort: dat men steeds op zijne eigene onvolmaaktheden nederzie en zijne oogen sluite voor die van andere , ten ware pligt aan eene Zuster oplegde daarop te letten ; dat men zijn eigen gevoelen en oordeel al\'ga en dit aan andere onderwerpe. De volgende geschiedenis, welk een schoon voorbeeld van die vernedering oplevert , wordt ter overweging aan de Zusters bijzonder aanbevolen.

De Eerwaarde Pater Laynez, een der geleerdste Jezuieten van zijnen tijd en Provinciaal in Itnlië, beklaagde zich bij den H. Ignatius, Generaal der Jezuieten, dat deze zijne geschiktste Paters naar elders zond, en hij, bij gebrek aan ondersteuning, de werkzaamheden niet naar behooren kon doen verrigten. De H. Ignatius antwoordde hem zeer wijselijk, dat het billijk was, het algemeene welzijn der Societeit boven de belangen van bijzondere provinciën te stellen. Toen de 11. Ignatius voortging met eenige der beste arbeiders aan den Provinciaal Laynez te ontnemen, meende deze het nadeel, dat hij daardoor leed , aan zijnen Generaal herhaaldelijk onder het oog te mogen brengen. De II. Ignatius, ziende dat de Provinciaal, in weerwil van deszeifs verklaring,

-ocr page 90-

76

waarom hij zoo handelde, op zijn eigen gevoelen bleefquot; staan, en zich daardoor niet zoo gehoorzaam toonde, als het betaamde, liet hem in eonen brielquot; zijn misnoegen daarover blijken. « Meld mij ,quot; voegde de H. Ignatius er bij , a of gij , na alles wel overwogen te hebben, niet beseft eene font te hebben begaan ; en zoo gij 11 schuldig bevindt, laat mij dan weten , tot welke boetdoening gij ii zeiven veroordeelt.quot;

Deze vermaning van den Overste deed Pater Laynez in zijn binnenste treden , die dan ook spoedig zag, dat hij aan de ootmoedigheid en gehoorzaamheid , welke hij aan zijnen Overste verschuldigd was, was te kort gebleven. De brief, welken hij aan tien II. Ignatius heeft geschreven , en die woordelijk in de geschiedenis is opgenomen, behelst een bewijs van zijne diepe ootmoedigheid en volmaakte gehoorzaamheid. Hij begint zijnen brief met den H. Ignatius te bedanken over de goedheid die hij gehad heeft, van hem zijne fout onder het oog te brengen ; vervolgens bekent hij ootmoedig dat hij schuldig is, en vraagt vergiffenis over het leed , dat hij hem , wien hij als den vader zijner ziel eert, en wien hij allen eerbied verschuldigd is , heeft aangedaan. Op de vraag van den II. Ignatius, om te weten , welke straf hij voor zijn hoovaardig gedrag dacht

-ocr page 91-

77

verdiend te hebben, antwoordt hij: dat die, welke zijn Overste hem zal {jelieven op te le^fjen, hem de aangenaamste zal wezen; doch, daar de H. Ignatius verlangt, dat hij zich zelfquot; eene straf oplepge, schrijft, hij, dat de minste straf die hij verdiend heeft, is : dat men hem van zijne bediening ontzette, hem de studie verbiede, en niets dan zijn Getijdenboek late houden; dat men hein zijn geheel leven lang aan de kleine kinderen de spraakkunst late leeren; in een woord, dat men hem als een uitvaagsel beschouwe. Elierbij voegt hij nog vele andere boetdoeningen, als: vasten, lijf kastijdingen, enz. God gave, dat die heilige gevoelens in de harten der Zusters, in welke betrekking zij zich ook bevinden, diep indrongen !

Art. 54.

De Zusters moeten alles in den geest van ootmoed doen , dat is :

Zij moeten zich beijveren , om alles wat zij doen, zoo goed als mogelijk is, te verrigten; maar te gelijk zich overtuigd houden, omdat zij hare zwakheid en onvolmaaktheid erkennen, dat alles onvolmaakt zal uitvallen.

Den uitslag van haar werk moeten zij slechts van God, die het moet laten gedijen, verwachten , afsmeeken , en Hem in handen stellen.

-ocr page 92-

78

Eindelijk , wanneer zij ook alles behoorlijk zonden verligt hebben , moeten zij naar het woord des Heeren erkennen , dat zij onnuttige maagden des Heeren zijn, die enkelijk gedaan hebben , wat zij moesten doen.

IVegende Hoofddeel.

----

Oveii de Eenvoudigheid.

Art. 55.

De Heer zegt; nZvjt. lisiiy als de slanyen, en »eenvoudiy als de duiven.quot; (Matlh. X. 16.) Dit is genoeg, om voor de Zusters de eenvoudigheid beminnelijk te maken, en het streven naar dezelve in haar op te wekken en gaande te houden.

Er is eene eenvoudigheid, die voortkomt uit gebrek aan overleg, aan oordeel, aan kennis ot\'aan oplettendheid op datgene, wat men aan anderen verschuldigd is, of, in het algemeen, wat in

-ocr page 93-

79

den verschillenden toestand of in de verschillende omstondijfheden past en geschikt is. Wanneer de wereldlijken van eenen mensch /effreen , dat hij een eenvondi^ mensch is, dan meenen zij daarmede , dat hij onverstandig, ligtgeloovig , grof of bot, enz., is. Deze eenvoudigheid is de ware niet , en die in dezen zin eenvoudig zijn , hebben de slimheid van de slang niet, en kwetsen de liefde.

Zijne aandacht geheel op de schepselen te rig-ten, zonder op zich /.elven te zien, is de blindheid dergenen , welke aan het zinnelijke , aan het aardsche gehecht, zijn; dit strijdt tegen de heilige eenvoudigheid , en is een volslagen gebrek aan de slimheid der slangen.

Steeds met zich zelven bezig zijn : altijd na-snulfelen , in hoe verre men voor-of achteruit is gegaan: bestendig vorschen naar al zijne woorden en gedachten , naar al zijn doen en laten : altijd vreezen te veel of te weinig gezegd of gedaan te hebben; zich veronl rusten en angstig zijn over het geringste dat het welgevallen over zich zelven zou kunnen hinderen of in den weg staan die zoo handelen, kunnen, wel is waar, opregt zijn, en het wel met God meenen , doch zij zijn vol van zich zelven, en bezitten de Evangelische of heilige eenvoudigheid niet.

-ocr page 94-

80

De heilige eenvoudigheid lifjt in het midden r die haar bezitten, laten zich niet door de schepselen of uiterlijke /aken zoo trekken, dat zij gedurig in verstrooidheden voortleven ; zij zijn ook niet van het ff el al dergenen , die altijd met zich zeiven bezig zijn, maar zij zijn steeds oplettend op zich zeiven en op hetgeen zij moeten doen ; zij willen slechts Gods wil, Gods welbehagen volbrengen: geene vrees kennen zij , dan die van Gode te mishagen, en deze is eene kinderlijke , geene slaafsche vrees.

Zij wachten zich, aan anderen ergernis te geven : maar zij bekommeren zich niet over hetgeen anderen van hen zeggen of denken. Zij laten zich naar Gods welbehagen draaijen en wenden , en verrigten met eene bedaarde , zachte , onge-d won gene , blijmoedige oplettendheid wat zij moeien doen , en doen het zoo goed zij kunnen , den uilslag aan God overlatende.

Zij d ie de heilige eenvoudigheid bij ondervinding kennen , weten hoe liefelijk deze deugd is , en welken vrede zij aan de ziel schenkt. Zij zijn als het kindje in de armen der minnende moeder ; voor de kleine kinderen is, zoo als Jezus zegt, het rijk der Hemelen, en als (jij niet wordt nJs kleine kinderen , zult (jij in, het rijk der Hemelen niet in(j(tan. (Matlh. XVIII. 3.)

-ocr page 95-

81

Art. 5G.

De heilige eenvoudigheid , die eene dochter is der ootmoedigheid, is eene deugd, welke, gelijk elke andere deugd , door slrijden, bidden en aanhoudende oefeningen verkregen zal worden; de Zusters moeten dus ;

Nooit aan de eigenliefde , aan de zucht om in zich zeiven behagen te vinden of anderen te bevallen , vrijwillig toegeven; zij moeten steeds indachtig zijn , dat het er niet op aankomt, dat wij ons zeiven of anderen vergenoegen ; maar dat het geheel daarop aankomt , dat wij aan God welgevallig zijn.

Zij moeten zich goed inprenten, dat zij in het geheel niet behoeven te weten hoe volmaakt zij zijn, hoe veel of hoe weinig zij zijn vooruit gekomen; dit zou, wanneer zij werkelijk vooruit gekomen waren, de nederigheid kunnen schaden, of wel haar klein noedig maken, als zij terug gegaan waren; slechts daarvoor moeten zij zorgen, dat zij onophoudelijk vooruit willen, — en verzekerd zijn , dat wie zóó vooruit wil , ook werkelijk vooruit komt, dewijl God medewerkt. Het moet niet slechts een ik wilde wrl, maar een willrn zijn , waarvoor geen strijd te heet, geen offer te duur is ; geen opbruisend , geen hevig , geen

-ocr page 96-

82

voorbijgaand., maar een kalm, ernstig, zacht, vertrouwend willen ; een willen , hetwelk leidt tot de liefde, welke, naar er geschreven staat, sterk is gelijk de dood.

Alle gemaaktheid in handelen moeten zij zorgvuldig vermijden ; in haar geheel gedrag moet alles natimrlijk eenvoudig zijn. In het spreken over zich zelve , het zij goed of slecht, moeten zij zich op eenvoudigheid toeleggen; het zekerste en beste is, in gewone gesprekken in het geheel niet van zich zelve te spreken.

Zij moeten zich nimmer veroorloven , om bij het spreken of zwijgen , bij het doen of laten , een bijoogmerk te volgen : alles moet zoo klaar zijn als het reinste water, waarin men tot op den grond toe ziet.

De Zusters moeten al wat zij verrigten , in den geest der heilige eenvoudigheid doen; dat is, volgens den II. Franciscns van Sales :

Zij moeten bij het bidden , bij haar geheel gedrag, bij al haar doen en laten, hare geheele ziel, zich zelve, hare handelwijze, en den uitslag van alles , aan het welbehagen van God overlaten en overgeven. Fénélon , Aartsbisschop van Kamer ijk, aan jwicn het meeste van het hier opgemerkte ontleend is , zegt :

f( De hoofdzaak is , dat men opregt alles wat

-ocr page 97-

83

ons betreft : vermaken , iijdon , gemakken, roep, vernederingen , beproevingen , zoowel inwendige als uitwendige, in Gods handen stelle, het moge daarmede gaan zoo als het. wil ; en dat men onvoorwaardelijk alles van God aanneme.quot;

De H. Apostel Pauins zegt: « Ik leef niet meer, ernaar Christus leeft in mij ,quot; (Gal. II. 20.) dat is: men moet zich zei ven verloochenen, zich zeiven vergeten, en dit is de taal der heilige eenvoudigheid.

Tiende Hoofddeel.

O vee. de Versterving.

Art. 57.

De verstervingen zijn over het algemeen voortreffelijke middelen in de hand Gods, om ons wederspannig ligchaam in toom te honden , de slang der eigenliefde te dooden , en de oproerige natunr te kluisteren.

De lelie blijft schoon en behoudt haren geur in het midden der doornen ; zoo ook bewaart zich de maagd schoon en zuiver door eene

-ocr page 98-

84

gedurige versterving, en door eene kloekmoedifje verloochening van zich zelve; daarom moeten de Zusters zorg dragen, dat geheel haar leven geteekend zij met de roemrijke teekenen van de doornen kroon en het krnis.

Art. 58.

T)e ligchamelijke verstervingen waardoor de krachten des ligchaams kunnen verzwakt worden, passen niet aan de Leden dezer Congregatie, en aan deze mogen zij zich niet overgeven , zonder vertot\' harer Overste. Geheet anders is het gelegen met zich te versterven in datgene, wat geoorloofd is; dergelijke verstervingen passen zeer wel aan haren roep, en zijn voortrell\'elijke middelen, om tot de inwendige verstervingen te komen.

Art. 59.

De inwendige verstervingen moeten steeds de lievelingen der Zusters zijn, en elk geval om die te oefenen moeten zij te baat nemen.

Zij moeten, voor zoo veel van haar afhangt, hij voorkeur de geringste, de laagste, de minst geachte bedieningen en verrigtingen verlangen; die diensten zoeken, welke het meest hare natuur of natuurlijke neiging wederstreven; deze zijn

-ocr page 99-

85

aan God de aangenaamste , en geven den rijk-sten schat van vergelding.

Wanneer zij worden tegengesproken, — in het werk eenigen tegenstand ontmoeten ; — geroepen worden, terwijl zij eenig werk onder handen hebben, of in het gebed verdiept zijn : — eenige pijn, smart of minachting moeten verduren ; — van eene bediening of betrekking , welke haar welgevallig is , moeten veranderen; — van het eene naar het andere Huis, tegen hare neiging, verplaatst worden: — en in het algemeen , als hare eigenliefde of eigenzinnigheid gekrenkt wordt, bij welke gelegenheid het ook zij, moeten zij zich versterven , en erkennen , dat het Gods wil is, dat het zoo geschiede.

Zij moeten erkennen, en dikwijls rijpelijk overwegen de goedheid Gods, boven duizende andere haar bewezen , door haar uit het bederf der wereld te roepen , en te plaatsen in eenen staat, in welken zoo vele buitengewone genademiddelen ter zaligheid verleend worden : in eenen staat, waarin men heiliger en genoege-lijker leeft, geruster sterft en een grooter loon te wachten heeft. Wie toch zou bij de gedachte aan deze buitengewone genade , ondankbaar genoeg kunnen wezen, om niet eene krenking dei-eigenliefde uit liefde voor God te willen lijden ?

7

-ocr page 100-

86

eene voldoening, welke men in deze of gene betrekking, of in dit of dat Huis, waar men geplaatst is, geniet, niet gaarne te willen opofferen aan God, die dezelve van haar vraagt?

Zij moeten niet vergeten , dat iedere krenking harer eigenliefde een middel is , waarvan God zich bedient, om haar aan Jezns zijnen Zoon gelijkvormig, en aan zijne verdiensten deelachtig te maken; daarom zullen zij bij iedere gelegenheid als hare eigenliefde gekrenkt wordt, of als zij eenige versterving ondergaan. God daarvoor danken , en dezelve met liefde omhelzen ; deze dankbetuiging moet bij zulke gelegenheden het eerste zijn , wat haar invalt.

Zij moeten ook weten , dat , ofschoon de verstervingen voor ieder Christen , voor elke Congregatie noodig zijn, dezelve echter bijzonder noodig zijn voor de Leden dezer Congregatie , daar haar roep meer gelegenheden aanbiedt , waarin hare eigenliefde bevochten wordt; en dat zij nimmer het doel der Congregatie zullen kunnen bevorderen , tenzij zij haar best doen , om de eigenliefde te dooden.

-ocr page 101-

87

Elfde Hoofddeel.

Over de Zedigheid.

Arï. 60.

Dc ware zedigheid komt voort uit den grond des harten en uit de vreeze Gods. Zij regelt de woorden , het gelaal., en in het algemeen, het geheel uitwendig gedrag, en is de behoedster der kuischheid: deze twee deugden ondersteunen elkander, zoodat alwie de eene verwaarloost, zich aan het gevaar blootstelt van de andere te verliezen.

Art. 61.

Daar de ligtvaardigheid zeer onvoegelijk is , voornamelijk in personen welke anderen tot voorbeeld moeten dienen, zullen de Zusters zorgen eene achtbaarheid en zedigheid te hebben, welke noch geveinsd , noch gemaakt, noch ™nderling is, maar die blijkt voort te kom* n uit eene ziel, die zuiver God, hare zaligheid en die van haren evenmensch zoekt.

-ocr page 102-

88

Aut. 02.

De Zusters moeten de oogen gewoonlijk neergeslagen houden , en dezelve niet ligtvaardiglijk slaan op voorwerpen of personen , die rondom haar zijn ol\' voorbijgaan, tenzij de noodzakelijkheid of\' welvoegelijkheid dit vordere, !gt;. v. wanneer zij aangesproken worden, of wei iemand moeten ontvangen, aanspreken of bedienen; in elk geval moeion zij de oogen binnen de palen der grootste voorzigtigheid houden: en deze waakzaamheid der oogen is des te noodzakelijker, daar zij altijd de strikken moeten vreezen, welke de booze geest met eene groote arglistigheid van alle kanten in de wereld gespannen heeft.

In hare geheele houding , als : in het gaan , zitten, spreken, werken, enz. moeten zij, zoo wel binnen als buiten het huis, de zedigheid en de regels der wellevendheid in acht nemen, niet slechts in de tegenwoordigheid van andere menschen, maar ook dan wanneer zij alleen zijn, en ten allen tijde, zelfs wanneer zij slapen ; daar God en de H. Engelen altijd bij haar zijn.

Aut. 6:.).

De onderhouding van heigeen in dit Hoofddeel is voorgeschreven, is van een zeer groot belang;

-ocr page 103-

89

immers, de zedigheid is niet alleen voordeelig voor de Zusters zelve, maar brengt ook veel bij tot stichting van anderen. Zij moeten zich wel indachtig maken , dat alleen God hot hart doorgrondt , en dat de menschen gewoon zijn naar het uiterlijke te oordeelen, en van het uiterlijke stichting of ontstichting ontvangen. De Zusters moeten dus steeds op hare hoede zijn , vooral wanneer zij onder het oog zijn van wereldlijken, en zorgen , dat , gelijk de H. Apostel Paulus vermaant, hare zedigheid aan alle menschen bekend zij , en zij niemand eenige billijke redenen van misnoegdheid geven , opdat haar staat of hare bediening niet veracht worde ; dat zij door eene stipte onderhouding van alle kerkelijke en burgerlijke wetten en verordeningen, en van de regels van zedigheid en welvoegelijkheid, anderen tot voorbeeld strekken. Zij moeten zorgen, dat zij alles voor allen zijn , zich zooveel mogelijk in alle lijdzaamheid voegende naar de zwakheden en onvolmaaktheden diergenen, welke zij helpen, of met wie zij moeten omgaan ; om alzoo , na eerst hunne achting en genegenheid gewonnen te hebben , hen voor het goede te stemmen en voor God te winnen.

-ocr page 104-

90

Twaalfde Hoofddeel.

Over de Zachtmoedigheid.

Art. 6-i.

De Heer zefft: « Zalijj zijn de zachlmoediyen ; » wout zij zullen de aarde (den Hemel) bezit ten.\'\'\'\' (Matth. V. 4.)

«.Neemt mijn juk op u, en leert van Mij, dat » Ik zachtmoeduj en nederi(j van harte ben : en » (jij zult rust voor uwe zielen vinden; want » mijn juk is zoet, en mijn last is licit.1\'\'

(Matth. XI. 29. 30.)

De Zusters moeten zich ernstig beijveren, om, naar het voorbeeld en het gebod des Heeren, zachtmoedig van harte , dat is , van een zachtaardig gemoed te worden: daarom moeten zij zich niet alleen zorgvuldig wachten voor het uitdrukken van gramschap, en voor uitdrukkingen van drift; maar zij moeten zich ook naarstig toeleggen om elke innerlijke gramschap, elke innerlijke drift en neiging tot hevigheid te bestrijden , en met den wortel uit te roeijen.

Wanneer zij niets aardsch verlangen noch

-ocr page 105-

91

vreezen ; wanneer zij hare eigenliefde, haren eigenen wil bestrijden; wanneer zij geheel tevreden zijn met datgene , wat God met haar, door haar, en om haar beschikt, en voor het toekomende onvoorwaardelijk in den wil Gods berusten: wanneer zij de deugden van haren staat verkrijgen ; dan zullen zij zachtmoedig zijn, en die zielerust vinden , die voor allen zoo gewenscht, en voor allen , voornamelijk voor de Leden dezer Congregatie , zoo noodzakelijk is.

Art. 65.

De Zusters welke zachtmoedig zijn , maar ook slechts deze, zullen steeds aanspraak kunnen maken op gelijkmoedigheid, die tot hare werkzaamheid zoo noodzakelijk is ; zij zullen niet in het geval komen , van dan eens te verdrietig, dan te kortswijïig vriendelijk, dan te ernstig, dan gemeen (hetwelk op geene wijze en in geen geval mag zijn) te wezen ; maar zij zullen , door steeds gelijken ernst en vriendelijkheid , de noodige achting en liefde harer Medezusters en der noodlijdenden erlangen en blijven bezitten.

Art. 66.

Voor de zachtmoedige wordt het gemakkelijk de harten te leiden ; de driftige echter maken anderen des te meer afkeerig van haar , hoe meer

-ocr page 106-

92

deze bemerken, (en het wordt zoo ligt bemerkt) dat zij zich door hevigheid laten trekken en drijven, en de heilige liefde haar niet beweegt.

De Zusters moeten weten , dat zij van God geroepen zijn, om voor het heil van haren even-mensch , bijzonder voor het zieleheil der noodlijdenden , te werken ; dat zij vooral door haar voorbeeld, en door uit liefde liefderijk verrigte liefdewerken, op het hartmoeten werken:, en zullen de oploopende zulks kunnen ? Wat de zachtmoedigheid en de liefde op het heil der zielen vermogen , blijkt uit het volgende voorbeeld :

Een Turk , die op zee gevangen was genomen , werd ziek, en naar een hospitaal gebragt, hetwelk door vrouwen bediend werd. Eene der verpleegsters bragt hem eens een ei: hij nam het in den mond , en spoog het haar in het aangezigt en op het kleed. De verpleegster gaat heen , zonder niet het minste ongeduldig te worden , bereidt een ander ei, en geeft het den Turk, die echter met dit gelijk met het vorige handelde. Zij gaat andermaal heen, bereidt eene derde ei en geeft het den Turk, met deze woorden: dit ei zult gij nu toch ter liefde Gods nemen. Toen dacht de Turk : eene godsdienst, die zulk geduld, zulke zachtmoedigheid en liefde geven kan , moet wel de ware godsdienst zijn , — en hij nam de christelijke godsdienst aan. Een dergelijk geval komt ook

-ocr page 107-

93

voor in het leven van den U. Franciscus Xaveiius.

De Zusters moeten elkander in het goede voorthelpen, en de wederzijdsohe zwakheden verdragen, enz. Gaat dat zonder zachtmoedigheid? kunnen het de oploopende ?

jNimmer mogen de Zusters het hoofd, dat is, de tegenwoordigheid van geest verliezen ; de oploopende verliezen het hoofd bij elke gelegenheid.

Dat de Zusters zich dus nimmer eene soort van hevigheid veroorloven : niet in het denken , in afkeerigheid of toegenegenheid, niet in verlangen en vrees , niet in het werken , niet in het gaan, nergens, nooit; dat zij wel bedenken, dat zij door elke hevigheid of drift aan hare Medezusters , de noodlijdenden of anderen ergernis geven.

Dertiende Hoofddeel.

OVEE HET BETROUWEN OP Gd). Art. 07.

De H. Vineentius a Paula stelde al zijn betrouwen op de goddelijke Voorzienigheid , en wilde , dat.

-ocr page 108-

94

men met betrekking tot /ijne Congregatie geheel van haar zoude afhangen.

Merkwaardig zijn de volgende woorden, welke die heilige man bij zekere gelegenheid daarover sprak , en die aan de overweging van de Zusters bijzonderlijk worden aanbevolen ; « Laten wij , » Broeders, den Heer naar zijn goedvinden hande-» len : houden wij ons zeiven ootmoedig, iu de ver-» wachting van en in do onderwerping aan Gods « heilige voorzienigheid. Door zijne barmhartig-» heid heeft men tot hiertoe aldus in de Congrega-» tie gehandeld. Wij kunnen zeggen, dat er niets » in de Congregatie is, dan wat. God daarin )) geplaatst heeft ; en dat wij noch leden , noch » goederen , noch nieuwe oprigtingen onzer Con-» gregatie hebben gezocht.quot;

Zoo ook zullen de Zusters, naar het voorbeeld van haren heiligen Vader, nooit op hare eigene krachten steunen, maar zonder de gewone hulpmiddelen te verwaarloozen, een onbepaald betrouwen stellen op de goddelijke voorzienigheid, van wie zij voor zich en anderen alles moeten verwachten.

Akt. 08.

Nimmer zal men, noch regtstreeks, noch door

-ocr page 109-

95

omwegen, noch door eene derde hand, op welke wijze ook, iemand opwekken of aanzetten om medelid te worden van de Congregatie. Nimmer ook zal men pogingen aanwenden om zich naar elders te verplaatsen ol\' nieuwe stichtingen daar te stellen:, maar het moet aan God geheellijk overgelaten worden, of het Hem welgevallig is, nog andere en welke personen tot dien staat uit te kiezen, zoomede den liefdadigen werkkring der Congregatie uit te breiden Men moet, nogtans niet verzuimen te bidden , dat God de Congregatie zegene en derzelver Leden met zijnen geest vervulle ; dat Hij , tot zijne eer en tot heil der menschen, haar waardige Leden geven en dezelve uitbreiden wille; dat God de intrede van elke daartoe niet geroepene verhoede ; dat nimmer eenige werkelijk daartoe geroepene het voorbeeld volge van den rijke van het Evangelie, die, van de gehechtheid aan het aardsche bevangen, treurig terug ging. Opdat men in zulke gewig-tige zaak het gebed niet verzuime, wordt aan al de Leden der Congregatie voorgeschreven , iederen maandag de Litanie van den H. Geest te dier intentie te bidden.

-ocr page 110-

96

Veertiende Hoofddeel.

-•on--

Over de Opgeiitoidheid.

Aht. 09.

De H. Apostel Pauliis schrijlt :

«De treurigheid die volgens God is, bewerkt » boete tot duurzame genezing ; maar de treu-» righeid der wereld bewerkt den doodquot; (II. Cor. VII. 10.)

« Verheugt u in den. Heer , ik herhaal het , » verheugt u.quot; (Phil. IV. 4.)

Er is eene treurigheid, die volgens God is, en deze is goed ; maar er is eene treurigheid der wereld, en deze is verderfelijk. De Zusters moeten zich dus van deze laatste zorgvuldig wachten , en trachten steeds opgeruimd te wezen.

Art. 70.

De treurigheid dezer wereld kan ook in de Congregatiën, hoewel van de wereld afgezonderd , insluipen , omdat men zich zeiven overal medeneemt.

-ocr page 111-

97

Een natuurlijke aanleg tot droefgeestigheid , gepaard met de omstandigheid , dat de Zusters zich dikwijls, en sommige bijna altijd, onder lijdende en hulpbehoevende menschen bevinden, zou het bestaan van dezelve kunnen veroorzaken; hierop moet men dus bedacht zijn , en de eerste gewaarwording tegengaan, opdat de droefgeestigheid zich bij haar niet nestele.

Maar er is eene andere bron van droefgeestigheid, die dieper ligt: de eiyenlirfde, deze gc.aar-lijke vijandin der ziel verbergt zich soms onder het dekmanteltje van treurigheid. Men wil regt volmaakt zijn: geen vlekje, geene onvolmaaktheid mag de ziel ontsieren; men bespiedt zonder ophouden, gelijk iemand die zich steeds in den spiegel beziet, of alles wel sierlijk genoeg is, en of niets ontsierd is. Bij het beschouwen dier onvolmaaktheden of zwakheden, wordt men verdrietig, omdat men niet volmaakt is, of niet zoo volmaakt is, als men gaarne zoude willen. Men zonde gaarne niets meer te strijden of te waken hebben. Dat andere, met wie dusdanige Zusters moeten omgaan of werken, onvolmaakte, zwakke menschen zijn, dit maakt haar droefgeestig, en soms ongeduldig, bitter. Men ziet zoo ligt den splinter in eens anderen oog, en men gedenkt niet den balk in zijn eigen oog. Kleine beuzelingen of bekoringen

-ocr page 112-

98

zien zij dikwijls voor groote dingen aan Wie ziet in dit, alles de eigenliefde niet duidelijk uitschijnen?

Wanneer de Zusters zulke verkeerdheid des gemoeds niet met allen ernst en dadelijk tegengaan, en den wortel van dezen vergiftigen boom uitroeijen , zoo moet men bij haren roep, welke niet veel uiterlijk aangename voorwerpen aanbiedt, het ergste vreezen. Te dien einde moeten zij zich het volgende wel inprenten ;

Onze deugd op aarde bestaat niet in volmaakt te zijn, maar in volmaakt te willen worden. Bestond onze deugd in volmaakt te zijn , wie zou dan deugdzaam wezen? want wie is er zonder zonde ? De Zusters behoeven ook niet te weten, zooals vroeger gezegd is, hoe ver zij op den weg der volmaaktheid zijn vooruit gekomen ; het is genoeg, dat zij regt ernstig verlangen vooruit te komen, en al hare fouten uit te roeijen ; dat zij willen en kunnen doen wat pligt is , en dat zij het gevolg hiervan Gode in handen stellen, aan Hem overlaten en van Hem afsmeeken. Wanneer zij van dit alles goed doordrongen zijn , zullen zij met zich zelve en andere geduld hebben, en voor menig liefdeloos oordeel over andere behoed worden, daar zij nooit kunnen weten in welken graad deze of gene Zuster het streven bezit, om vooruit te komen.

-ocr page 113-

99

Alle menschen op aarde, zegt de H. Alf\'onsus de Ligiion, alle booze geesfen der hel zijn niet in staat ons van God te scheiden, wanneer wij zulks niet willen ; de goede wil biedt het hoofd aan alles. Wat in het bijzonder de bekoringen betreft, deze zullen hun niet tot zonde gerekend worden, als zij dezelve niet willen , en, zoo spoedig als zij ze gewaar worden, van zich verwijderen \\ maar zijn integendeel een bewijs , gelijk de H. Geest zegt, dat God , die een liefderijk Vader is ,. hen bemint en dezelve toelaat , om hen te beproeven , en verdiensten te doen vergaderen; daarom moet men nimmer vragen van bekoringen bevrijd te worden , maar wel genade en sterkte af\'smeeken, om onder dezelve niet te be/,wijken, en Gods heiligen wil te volbrengen.

Eindelijk, het gevaar van droefgeestigheid moet voor iedere Zuster een spoorslag zijn, om hare eigenliefde zeer ernstig, standvastig en onophoudelijk te bestrijden en te dooden.

Art. 71.

De treurigheid, die uit God is , is goed, daar zij op de liefde tot God gegrond is , en deze moet men beminnen.

De Zusters zullen dan tremen, maar treuren, om-

-ocr page 114-

100

dat door anderen en door haar /.elvo, de Geliefde haars harten zoo dikwijls beloedigd wordt; omdat zijn allerheiligste Naam niet behoorlijk geheiligd, maar niet dan al te dikwijls mot den mond , en meer nog door werken, gelasterd wordt. Zij zullen treuren , omdat niet allen het rijk Gods toebehoort; omdat Gods rijk niet in allen is ; omdat zij, in een vreemd land reizende, niet de zekerheid hebben, van in het goede tot het einde toe te zullen volharden ; omdat zij nog niet van aangezigt lot aangezigt Hem zien kunnen, dien haar hart zoekt; edoch de liefde, welke de grond van haar treuren is, zal ook haar hart lenigen, en bewerken , dat zij den wil van haren Geliefde boven het verlangen van haar hart zullen stellen. Dat heilig treuren zal zeker bewerken , dat de genoegens van de kinderen dezer wereld haar niet verheugen ; maar des te meer zullen zij zich verheugen in den Heer;, zij zullen zich verheugen in zijnen wil le doen , naar zijnen wil te lijden. Hem te beminnen, van Hem bemind te worden ; zij zullen zich verheugen bij elke gelegenheid waarin zij hare liefde, voornamelijk door hard te strijden, en door het oefenen van liefdewerken, aan Hem kunnen bewijzen:, zij zullen zich eindelijk verheugen over het steeds naderende oogen-blik barer vereeniging met God , en zij zullen

-ocr page 115-

101

gelijk de H. Apostel Paulus wil, zonder bekom-niering zijn , God aanbiddende , smeekende , dankende ; en de vrede Gods, welke alle begrip te boven gaat, zal haar hart en hare gedachten in Christus Jezus beschermen:, en deze haar inwendige vrede zal gelijkmoedigheid en opgeruimdheid bij haar openbaren : eene gelijkmoedigheid en opgeruimdheid, welke in elke Congregatie, maar vooral in eene Congregatie van Liefdezusters , onmisbaar noodzakelijk is.

Vijftiende Hoofddeel.

Over de zorg voor de Gezondheid.

Art. 72.

Even gelijk eene al te groote zorg voor het ligchaam berispelijk is, en niet dan hinderlijk aan de deugd kan wezen , evenzoo is eene geregelde en gematigde zorg voor de gezondheid, om dezelve voor de dienst van God te besteden , loffelijk, en de ware deugd keurt dit niet alleen goed,

8

-ocr page 116-

102

maar maakt er zelfs eenen plifjt van voor de Leden dezer Congregatie. De Oversten zullen hierop bijzonder acht slaan , en al hetgene wat aan de gezondheid nadeelig kan zijn , als : te sterke inspanning, groote ligchamelijke verstervingen, enz. tegengaan. Eveneens zullen zij al wat aan de gezondheid voordeelig kan zijn , als : goed bereide en genoegzame spijzen, behoorlijke nachtrust, zindelijkheid in alles , het behoorlijk reinigen van het ligchaam, enz. zoo veel mogelijk bevorderen.

De Oversten zullen zorgen, dat de Zusters die uit hoofde der betrekking welke zij waarnemen, weinig in de opene lucht komen, dikwijls, b. v. tijdens do uren van uitspanning en wanneer het weder zulks toelaat, in de opene lucht wandelen.

Wanneer iemand zal ondervinden, dat de eene of andere zaak haar schadelijk is, b. v. wat het voedsel, de kleeding , de woning , de bediening , of dergelijke zaken betreft; zoo ook , wanneer zij mogt meenen , dit of dat nooclig te hebben, iets ongewoons ol\' bijzonders, uit hoofde van onpasselijkheid of zwakte, te behoeven, zal zij, na alvorens God door het gebed geraadpleegd te hebben , aan hare Overste daarvan kennis geven, aan deze overlatende, wat desaangaande zal be-hooren te geschieden.

-ocr page 117-

103

Als eene Zuster ziek ol\' aan eenig ligchamelijk gebrek onderhevig wordt, zal zij dit onverwijld aan de Overste bekend maken, opdat de noodige geneesmiddelen tijdig toegediend worden.

Indien iemand , uit eene verkeerde liefde tot de versterving, of , hetgeen nog erger is , uit menschelijk opzigt, verzuimde hare noodwendigheden aan de Overste te kennen te geven, zoude zij zich weinig onderdanig toonen aan de voorschriften der Congregatie, die zulks gebieden, en de nadeelige gevolgen , die uit hare stilzwijgendheid zonden voortspruiten , niet kunnen verantwoorden.

Art. 73.

Wanneer iemand, ook de Overste, volgens het oordeel van den geneesheer of van de Overste , buitengewone spijzen moet gebruiken, zal zulks geschieden aan eene bijzondere ziekentafel , of wel vóór of na de gestelde maaltijden, doch nimmer aan de gewone tafel der Zusters.

Art. 74.

De Zusters worden hier andermaal aangemaand zich te wachten voor droefgeestigheid, waarvan in het veertiende hoofddeel wordt gesproken, en die zoo nadeelig werkt voor de gezondheid ; en

-ocr page 118-

104

zich op te wekken tot opgeruimdheid, die de gezondheid steeds bevordert; want de H. Schrift zegt: « Een vrolijk hart maakt bet ligchaam »jeugdig, maar een droevig gemoed zal de » beenderen uitmergelen.quot; (Proverb. XVII. 22.)

Zeslieiule Hoofddeel.

Over de koodige bekwaamheid tot het

beoeeenen der lieedeaverkex.

Arrr. 75.

De Zusters zullen tot het beoefenen van een bepaald liefdewerk niet gebezigd worden, zonder daartoe de noodige geschiktheid te bezitten: zonder deze geschiktheid zou hare werking geen nut aanbrengen voor den evenmensch, en bovendien daardoor in het algemeen de achting voor de Congregatie kunnen worden verminderd. Daarom zullen zij , alvorens gebezigd te worden voor de liefdewerken , behoorlijk worden voorbereid in het vak waartoe zij bestemd zijn.

-ocr page 119-

105

Art. 76.

Wanneer op het beoefenen van sommige liefdewerken eenige wettige \'s Lands verordeningen bestaan, zal men dezelve, voor zoo veel als mogelijk is, naauwkeurig onderhonden. In het algemeen wordt hier aangemerkt, dat de Leden der Congregatie verpligt zijn , in alles wat niet strijdt tegen de wetten van God en van de H. Kerk, aan de voorschriften der wereldsche magten te gehoorzamen, steeds indachtig zijnde de vermaning van den 11. Apostel Panltis, die leert, dat alle magt op aarde van God gesteld is, en dat hij die aan de wereldsche magten wederstaat, aan God zeiven wederstaat.

gt; »V

-ocr page 120-

TWEEDE DEEL,

• ne

OVER DE GEBEDEJf EN GODSDIENSTIGE OEFEMSGEN, DIE IN DE CONGREGATIE GESCHIEDEN.

Zeventiende Hoofddeel.

Over de gemeenschappelijke Gebeden en Oefeningen.

Art. 77.

De gebeden en godsdienstige oefeningen , die in de Congregatie geschieden , bestaan in yemeen-schappelijke en afzonderlijke.

Gemeenschappelijke gebeden en oefeningen zijn dezulke, die in de Regelen zijn voorgeschreven , en gewoonlijk in communiteit of te zamen geschieden.

Er mogen geene andere gemeenschappelijke gebeden en oefeningen geschieden, dan die welke in de Regelen zijn opgenomen en vastgesteld. Hoezeer niemand op zonde verpligt is die te onderhouden, zullen echter de Zusters zich

-ocr page 121-

107

beijveren om dezelve met naauwkeurigheid te doen, en zich aan dezelve nimmer onttrekken , dan in de gevallen , dat zij door de Overste van de onderhouding zijn ontslagen , oi\' door wettige redenen verhinderd zijn daaraan te voldoen.

Wanneer het gebeurt, dat men, uit hoofde van het beoefenen der liefdewerken, of van andere dringende bezigheden van het Huis, de voorge-schrevene gemeenschappelijke gebeden en oefeningen niet kunne onderhouden, en de Zusters alzoo God om God moeten verlaten, om Hem te dienen in den persoon van haren evenmensch, kunnen zij zich verzekerd houden, dat zij daardoor geen geestelijk voordeel zullen verliezen; en dat, wanneer zij waarlijk met den geest Gods bezield zijn, zij God zullen vinden, zoowel in de werken van liefde en in de bezigheden die men uit gehoorzaamheid verrigt, als in het gebed.

Mogt het nogtans gebeuren, dat men, uit hoofde van verhindering, tot eene aanhoudende nalating van die gebeden en oefeningen genoodzaakt zoude wezen, zoo zal men aan de Algemeene Overste der Congregatie daarvan kennis geven , die de noodige maatregelen zal nemen, dat de Zusters het dubbele doel der Congregatie : Bidden en arbeiden , kunnen bereiken.

-ocr page 122-

108

Achttiende Hoofddeel.

Over de Dagorde.

Art. 78.

Te half vijf ure \'s morgens, zoowel in den winter als in den zomer, zal het teeken tot opstaan gegeven worden , waarop eenieder zich zal werpen in het H. Hart van Jezus, zich de stof van de meditatie van den dag in het geheugen zal brengen, en dadelijk zal opstaan.

Gekleed zijnde, zal men het bed afhalen, en wanneer het weer zulks toelaat, de vensters openen, opdat de lucht, de kamer en het bed ververscht worden. Vóór negen ure \'s morgens moet het bed wederom opgemaakt zijn.

Te vijf ure bidt men de Metten en Lauden. Daarna begint de meditatie, welke voortduurt tot zes ure. Te zes ure bidt men het Angelus Domini, waarna ieder zich naar de bezigheden harer betrekking begeeft.

-ocr page 123-

109

Om half zeven ure neemt men het ontbijt.

Te zeven ure zal men het H Sacrificie der Mis bijwonen.

Het bidden van de Primen , Tertien, Sexten en Nonen geschiedt des voormiddags gezamenlijk of ieder voor zich zelve alleen , zoo als het geschiktste met de bezigheden zal overeenkomen.

Tusschen elf en twaalf ure doet men het bijzonder onderzoek van het geweten.

Te twaalf ure wordt het Angelus Domini gebeden , en onmiddelijk daarna neemt men het middagmaal. Voor het middagmaal en de gebeden vóór en na hetzelve wordt drie vierde uurs verleend. Tijdens hetzelve, zoo ook onder het avondmaal, wordt iets stichtends voorgelezen.

Na het middagmaal, één kwartier vóór één ure , worden de Vespers en Completen gebeden.

Van één tot twee ure is het geoorloofd te spreken , waarna men zijne gewone bezigheden hervat.

Te drie ure bidt men drie Onze Vader en drie Wees yeyroet, gezamenlijk of ieder bij zich zelve, ter eere van het lijden en den dood van Christus, en na eenige verversching genomen te hebben, doet men het bezoek bij het allerheiligste Sakrament.

Te zes ure bidt men het Angelus Domini.

Te zeven ure neemt men het avondeten; voor

-ocr page 124-

110

het avondmaal en de gebeden vóór en na hetzelve wordt een tweede uurs verleend.

Na het avondeten is het geoorloofd te spreken tot bij half negen ure.

Onder het middag- en avondeten zal zich niemand van hare plaats begeven : maar een ieder zal den tijd die tot het eten niet vereischt wordt, besteden om de voorlezingen aan te hooien; hiervan zijn uitgezonderd de Zusters die met de dienst der tafel belast zijn, of zaken moeten ver-rigten , die geen uitstel lijden.

Te half negen ure bidt men den Rozekrans van vijf tientjes, en daarna in stilte de oefeningen van Geloof, Hoop en Liefde.

Hierop volgt het algemeen onderzoek van het geweten;,— dit geëindigd zijnde, bidt men het volgende.

Laat ons bidden voor de hulpbehoevenden, welke in de Conyreyatie verpleeyd worden, en bij zonder-lijk voor die welke naar de ziel in y root en nood ver keer en. Onze Vader, enz. Wees yeyroet, enz.

Laat ons bidden voor de afyestorvene Leden der Conyreyatie. Onze Vader, em. Wees yeyroet, enz.

Laat ons bidden voor de yeestelijke en wereldlijke Overheden ; voor de weldoeners der Conyreyatie ; voor de ver heer lij kin y van Gods ICerk , opdat alle menschen haar als hunne Bloeder

-ocr page 125-

Ill

erkennen. Onze Vader, enz. Wees yeyroef, enz.

Bezoek , o Heer ! deze woniny , en verwijder van ons alle vervolyiny des vijands ; laat in haar uwe Engelen wonen, en deze ons in vrede beschermen ; uw zeyen zij altijd over ons, door Jezus Christus onzen Heer, die met Uen den H. Geest, waarachtig God, leeft en regeert in eeuwiyheid. Men antwoordt: Amen-

Engelen Gods ! gij die onze getrouwe bewaarders zijt, en aan wier zoryen wij door Gods oneindige goedheid zijn toevertrouwd , yewaardig t L ons gedurende dezen nacht te verlichten , te bewaren, te yeleiden en te bestieren. Men antwoordt: Amen.

Vader! ik beveel mijnen en ons aller geest en liychaam, voor leven en dood, voor lijden en vreugde, voor het teyenwoordiye en het toeho-inende, voor tijd en eeuwigheid, in de handen uwer oneindige barmhartigheid door Jezus Christus onzen Heer. Men antwoordt: Amen. — Waarna, de stof van de meditatie van den volgenden dag opgegeven zijnde , eenieder zich ter rust begeeft, zich bezig houdende met de stof der meditatie te overdenken , tot dat men inslaapt.

Art. 79.

Daar het U. Sacrificie der Mis in de verschil-

-ocr page 126-

112

lende Huizen niet altijd op het bepaalde uur zal kunnen geschieden , zullen de Oversten het uur van het ontbijt vaststellen, zoo als het geschiktste voorkomt.

Wanneer iemand verhinderd is om het bijzonder onderzoek op den bepaalden tijd te doen, zal men dit op een ander uur van den namiddag kunnen verrigten. Men kan dat onderzoek , wanneer de tijd daartoe geheel ontbreekt, ook onder het werk doem

Van zaturdag na Asoh-woensdag tot en met zaturdag vóórPaschen, uitgenomen de zondagen, zal men de Vespers vóór den middag bidden.

In de Huizen , waar des namiddags het Lof\' gezongen wordt, zal men het bezoek bij het Allerheiligste onder hetzelve doen , en het An-yelus Domini bidden, onder het zingen van het Ave Maria.

Zij die belet zijn om op het bepaalde uur het bezoek te doen , kunnen dit op eenen anderen tijd verrigten.

Op de zon- en feestdagen zal men na het Lof, of na het bezoek bij het Allerheiligste, den Rozekrans van vijf tientjes met de Litanie van het H. Hart van Maria bidden, en\'s avonds, om half negen ure, in plaats van den Rozekrans, een vierde uurs langzaam en duidelijk voorlezing doen

-ocr page 127-

113

uit de Bijzondere Regelen , die de Zusters ieder voor zich zelve in haar Regelboek zullen volgen.

Op de maandagen zal, na het bezoek van het Allerheiligste , de Litanie van den II. Geest gebeden worden.

Er zullen geene zingende of solemneele Missen in de Congregatie mogen geschieden, dan op Kerstdag, op de feestdagen van het II. Hart van Maria ; den H. Vincentus a Paula, den Patroon van het Huis en op Allerzielendag.

Behalve op de vaste-dagen der H. Kerk , zal men ook vasten op alle zaturdagen van het jaar, uitgezonderd , wanneer op eenen zaturdag een feestdag invalt, die gevierd wordt als de zondag.

De Oversten zullen zorg dragon , dat de gebeden en oefeningen op het vastgestelde tijdstip, op de minuut, eenen aanvang nemen ; te dien einde zal men het teeken tot dezelve eenige oogenblikken te voren laten geven.

De Oversten kunnen , in bijzondere gevallen, om wettige redenen , de bovenstaande dagorde geheel of gedeeltelijk veranderen, zoo nogtans , dat de tijd, verleend voor de nachtrust, niet worde verminderd. Wanneer men, uit hoofde van de betrekkingen of bezigheden van het Huis, tot eene aanhoudende verandering der dagorde zoude genoodzaakt wezen , zal men daarvan aan

-ocr page 128-

114

de Algemeene Overste kennis geven , en zich ten deze naar hare beslissing gedragen.

Art. 80.

De Zusters zullen voor genoemde gebeden en oefeningen , zoomede voor Gods Huis en alle heilige zaken , eenen grooten eerbied hebben , dien zij in haar geheel gedrag zullen doen uitschijnen.

Negentiende Hoofddeel.

Over het bidden van de Getijden van O. L. V.

Art. 81.

Daar in dit hoofddeel wordt gehandeld over het bidden der Getijden van O. L. V. , wordt aan de Zusters herinnerd , dat de Congregatie staat onder de bijzondere bescherming van de H. Maagd Maria, onder den titel van : Conijre-(jatie der Zusters van Liefde van O. L. V. Moeder

-ocr page 129-

115

van barmhnrtiyheid ; — dat ieder Lid den naam draagt van Maria , en op eene bijzondere wijze aan haar is toegewijd, en dus iedere Zuster, als eene waardige Liefde-dochter van eene barmhartige Moeder, eene bijzondere godsvrucht tot Maria moet hebben.

De godsvrucht tot de H. Maagd Maria bestaat hierin: dat men voor haar hebbe eene groote achting , die voortkomen moet uit de overtuiging van hare verhevenheid ; — dat men een kinderlijk en onbegrensd vertrouwen steile op haren bijstand, gegrond op de overtuiging van hare magt bij God, en goedheid en liefde jegens alle menschen : — dat men haar eene opregte liefde toed rage , die in ons eene vurige begeerte opwekke , om hare deugden na te volgen.

Om zich tot deze godsvrucht, op te wekken , zullen de Zusters dikwijls , doch bijzonder op de feestdagen van de H. Maagd Maria, tot dat einde overwegen , dat Maria is de Dochter van eenen Vader, die zijnen eenigen Zoon voor haar ten beste heeft gegeven : de Moeder van eenen Zoon, die zijnen laatsten druppel bloeds voor haar vergoot , en de Bruid van den H. Geest , die haar in het Doopsel gehr „gd heeft — dat Maria is de koningin der m gden , de toevlugt der zondaars , de troosteres der bedrukten, de hulp der

-ocr page 130-

116

christenen, cene magtige , goedertierene cn liefderijke Moeder voor alle menschen, doch, gelijk de H. Alfonsus zegt, bijzonderlijk voor haai\', die alles verlaten , om het voorbeeld van Jezus en zijne geliefde Moeder na te volgen.

De Zusters zullen zich dikwijls opwekken tot eerbied jegens deze H. Moeder, tot navolging harer deugden en tot dankbaarheid jegens de goedheid Gods , die haar zonder hare verdiensten uit de wereld heeft geroepen, om de voetstappen van Jezus na te volgen , en haar heeft opgenomen in eene Congregatie , waarvan Maria de H. Moeder is. Zij zullen zich bijzonder toeleggen , en zelfs zich ten pligt maken , om de godsvrucht tot Maria te verspreiden , vooral onder de kinderen en noodlijdenden die aan hare zorgen worden toevertrouwd.

Art. 82.

Onder de gebeden en oefeningen, welke de Congregatie bezigt, om Maria bijzonderlijk te eeren , bekleedt het dagelijks bidden van de Getijden van O. L. V. eene eerste plaats.

Het bidden der Getijden is, gelijk de H. Alfonsus zegt, na het H. Sacrificie der Mis , het verhe-venste gebed. Zij die deze gebeden dagelijks met godsvrucht verrigten , bekleeden het ambt der

-ocr page 131-

117

Engelen en der Heiligen , die aanhoudend voor God eerbiedig neergeknield in eene heilige vreugde zingen; Heilig! heilig! heiliy! Honderde bijzondere gebeden, zegt dezelfde Heilige, zijn niet van eene zoo groote waarde, als een enkel Getijdengebed. De H. Maria Magdalena van Pazzi was gewoon te zeggen, dat elk ander gebed, in vergelijking van dit, weinig verdienstelijk is.

Hat de Zusters dit dikwijls, bijzonderlijk wanneer zij naar het koor gaan, overwegen, en daarbij met een levendig geloof gedenken , hoe aangenaam het aan de H. Maagd hare Moeder is, haar dagelijks door dit verheven gebed te loven en te vereeren, en welken grooten schat van genaden en verdiensten zij door het godvruchtig bidden der Getijden kunnen vergaderen.

Art. 83.

Be Zusters zullen de Getijden met godsvrucht en aandacht bidden, en de woorden duidelijk uitspreken. Men begint de Getijden met het gebed : Heer, open mijnen mond, onder hetwelk men twee kruisen met den regterduim maakt: een op den mond en een op de borsten men sluit dezelve met het gebed; Altijddurende lof, en één Onze Vader en Wees gegroet, knielend te bidden , zonder iets meer.

9

-ocr page 132-

118

Wanneer de Getijden gemeenschappelijk in koor gebeden worden , zal dit staande geschieden , met uitzondering van het Wees (jeyroet bij het begin , van het Heer, ontferm U onzer, enz. van het Onze Vader voor de Lessen, van de Antiphonen : Alma Redemptoris , Ave Reyi-na. coelorum en Salve Reijina , de oratiën niet daarbij gerekend , en van het Onze Vader, het Wees Gegroet en het Geloof na de Completen , welke knielend gebeden worden. Onder de Lessen gaat men zitten. Men zorge , om zoo veel mogelijk eene volkomene overeenkomst in den toon der stem , zoomede om de poozen of rustpunten wel in acht te nemen. De Direktrice van het koor geeft met haar boek een teeken , om het gebed: Heer, open mijnen mond, te beginnen.

Alle Zusters zullen gedurende de Octaaf van Allerzielen, en op eiken eersten maandag van de maand, in plaats van de Metten, Lauden en Vespers van de Getijden van O. L. V. , het eerste Nocturnum der Metten, en de Lauden en Vespers der Overledenen bidden, en zulks ter lafenis der zielen van de afgestorvene Zusters der Congregatie.

Wanneer eene Zuster komt te overlijden, zullen de leden van het Huis, waar dezelve overleden

-ocr page 133-

119

is, in plaats van de Metten , Lauden en Vespers van de Getijden van O. L. V. bidden het eerste Noctnrnnm der Metten , de Lauden en Vespers der Overledenen, tot lafenis van de ziel dei-afgestorvene , en zulks zoo lang het lijk boven aarde staat.

Twintigste Hoofddeel.

Over de Meditatie en Contemplatie.

aut. 84.

Mediteren is : zich eene waarheid herinneren en over die waarheid nadenken , maar op eene zoodanige wijze , dat de wil er ten goede door bewogen worde.

Alzoo, willen de Zusters mediteren over de zonde der Engelen, dan herinneren zij zich, hoe zij de gehoorzaamheid aan hunnen Schepper weigerden, de genade verloren, en van het hoogste der hemelen in de hel werden neergestort. Vervolgens moeten zij daarover met aandacht nadenken , zoodat zij beschaamd worden

-ocr page 134-

120

en zich vernederen, als zij vergelijken de menigvuldigheid harer zonden met de enkele zonde, die de Engelen bedreven ; die enkele zonde was voldoende, om hen tot de hel te veroordeelen; wat haar moet doen besluiten, hoe menigmaal zij diezelfde straf verdiend hebben.

Om des te beter te mediteren en dos te spoediger en gemakkelijker te verkrijgen , wat men door de meditatie betracht, zullen de Zusters het volgende, zoo veel mogelijk , naauwkeurig onderhouden.

Art. 85.

Om in die heilige oefening wel te slagen , is het volstrekt noodzakelijk, zich op dezelve voor te bereiden. Er zijn drie soorten van voorbereiding , die alle drie noodzakelijk zijn, te weten; de verwijderde voorbereiding, de nadere voorbereiding , en de onmiddelijkc voorbereiding.

Verwijderde voorbereiding. — Deze bestaat in eene gedurige ingetogenheid, voortkomende uit het gedenken van de tegenwoordigheid Gods, en in de getrouwheid aan de voornemens die men in de vorige meditatie heeft gemaakt. De oefeningen van deugden gedurende den dag kunnen beschouwd worden als een deel der verwijderde

-ocr page 135-

121

voorbereiding, dewijl zij bestemd zijn om het vuur der volgende meditatie op te wekken.

Nadere voorbereiding. — \'s Avonds te voren moet men het voorwerp zijner meditatie vaststellen, hetzelve lezen en met aandacht overdenken, om het in een zeker getal punten te verdeelen. Het is God tenteren , als men zich voor Hem vertoont, zonder te weten waarover men met Hem gaat spreken.

Nadat men zich ter rust heeft begeven, en voor dat men inslaapt, eenige oogenblikken, b. v. den tijd van een Wees yeyroct, besteden, om zich het uur te herinneren , wanneer men moet opstaan , en de voornaamste punten der meditatie, die men doen moet.

\'s Morgens uit zijnen geest verwijderen alle andere gedachte dan die der meditatie, en, om te beginnen met eene heilige en heilzame beschaming, zich deze vergelijking voorstellen : Hoe zoude een soldaat voor zijnen koning, in het midden van deszelfs hof, verschijnen , welke zouden zijne ongerustheid en zijne schaamte zijn, indien hij , na eene menigte weldaden van dien vorst te hebben genoten, overtuigd was, dat hij hem grovelijk had beleedigd ?

Op eenen anderen tijd, denkende aan de menigte zijner zonden, zich verbeelden, dat men geboeid

-ocr page 136-

122

is, om op hetzelfde oogenblik voor den oppersten Regter te worden gebracht , in denzclfden staat, waarin zich een misdadiger bevindt, die des doods schuldig is, als men hem, met ketenen beladen, voor de vierschaar brengt, die hem moet vonnissen. Doordrongen van deze en dergelijke gedachten , die betrekking hebben tot het voorwerp der meditatie, zich kleeden. . . .

Onmiddelijke voorbereiding. — De H. Ignatius raadt aan, dat, eer men beginne te mediteren, men eerst een ol\' twee voetstappen verwijderd sta, dan ernstig denke : God ziet mij ! en, doordrongen van deze gedachte, eerbiedig op de knieën valle, en dadelijk beginne met het

Voorbereidem) gebed. — Dit bestaat in God de genade te vragen, dat al de krachten en werkingen onzer ziel eeniglijk strekken tot zijne glorie en zijne heilige dienst.

I. Voorspel. — Men verbeeldt zich, naargelang der waarheid waarover men moet mediteren, eene plaats die dezelve als voor den geest brengt. Om dit beter te begrijpen , moet men in aanmerking nemen , dat elke meditatie een ligcha-melijk of geestelijk voorwerp tot stof heeft. Is het onderwerp der meditatie eene ligchamelijke of zigtbare zaak, b. v. eenige handeling van Jezus Christus, dan moet men zich eene plaats ver-

-ocr page 137-

123

beelden , waar het mysterie waarover men gaat mediteren , geschiedt, b. v. den stal waarin onze Heer Jezus Christus is geboren, de groote en versierde zaal waar Hij de voeten zijner Apos-len wascht, of den berg waarop Hij geleden heeft; in een woord , al hetgeen eenige betrekking tot de meditatie heeft.

Die voorstelling van plaats helpt veel om aandacht te honden en heilige bewegingen in het hart op te wekken , omdat, om zoo te spi eken, daardoor de verbeelding aan eene bepaalde plaats wordt geboeid , en ten gevolge van dien de geest er zich ook niet gemakkelijk van kan verwijderen, of verwijdert hij er zich van , een gemakkelijk middel heeft om terug Ie komen , door zich de gesteldheid der plaats te herinneren , waar hij bij het begin geweest is. De H. Bonaventura zegt hierover in de voorrede zijner meditatiën het volgende : « Verbeeld u , dat gij zoo wezenlijk )gt; tegenwoordig zijt bij al de woorden en daden » van Jezus Christus , alsof gij dezelve met uwe » ooren hoordet en met uwe oogen zaagt; leg )) er u op toe met al de genegenheid van uw «hart, met al de zorg van uwen geest; heb er » grooten smaak in , en laat voor alsdan alle » andere bekommering varen.quot;

Die soort van voorstelling van plaats geschiedt

-ocr page 138-

124

in de meditatie niet dan over zaken die onder de zinnen vallen , dat is, die gezien of gehoord kunnen worden. Betrekkelijk de voorwerpen die enkel verstandelijk zijn, en uit hunnen aard niet onder de zinnen vallen , zooals de beschou wing der zonden en diergelijke, geschiedt de voorstelling van plaats, die in elke meditatie noodzakelijk is, op eene andere wijze. Bij voorbeeld , men kan zich verbeelden, dat de ziel in dit sterfelijk ligchaam, als in eenen kerker, opgesloten is ; dat de mensch zelf een banneling is in dit dal van tranen en ellende, in hetwelk hij veroordeeld is te leven in het midden der stomste dieren.

Er is nogtans eene aanmerking te maken over de voorstelling van plaats, namelijk : dat men tot dezelve niet te veel tijd bestede, en zich hiermede niet vermoeije ; want het is niet hierin, dat de voornaamste vrucht der meditatie bestaat; het is slechts een middel om de ingetogenheid te bevorderen. Het is zeker, dat er personen zijn, wier verbeelding levendiger is , en die hiermede zeer gemakkelijk te werk gaan ; zij die zulks zoo gemakkelijk niet kunnen, moeten er zich niet te veel mede plagen , want zij zouden daardoor den goeden uitslag der meditatie beletten.

11. Voorspel. — Men vraagt aan God wat men

-ocr page 139-

125

betrekkelijk het voorwerp der meditatie verlangt. Bij voorbeeld, moet men over de verrijzenis onzes Heeren mediteren, dan vrage men een gevoel van geestelijke blijdschap. Of is het lijden het voorwerp der meditatie, dan vrage men droefheid , tranen, om zirh te vereenigen met de smarten van Jezus. In de meditatie over de zonden moet men beschaamdheid en berouw vragen, ziende dat zoo vele duizende menschen om ééne enkele doodzonde verloren zijn gegaan. Het voorbereidend gebed blijft hetzelfde voor alle meditatiën maaide voorspelen verschillen volgens de verscheidenheid der onderwerpen.

Houding des Ligchaams. — Na die voorafgaande zaken zal men de meditatie beginnen, of ter aarde liggende, of staande , of zittende , o( in elke andere houding , waarin men denkt des te gemakkelijker de gevoelens en de bewegingen te kunnen opwekken , die men in zijn hart verlangt voort te brengen.

Art. 86.

Gedurende de meditatie moet men zich minder toeleggen om veel te denken , dan om de waarheid , waarover men mediteert, wel te begrijpen en inwendig te smaken. Het is niet de

-ocr page 140-

126

uitgestrektheid der kennissen, en de diepzinnigheid der opmerkingen , maar het is het gevoel, het is de inwendige smaak, die de ziel verzadigt, en hare wensohen vervult. Aldus , indien eene gedachte ons treft, en in ons gevoelens van godsvrucht opwekt, moeten wij bij dezelve blijven stilstaan , zonder ons te bekommeren om verder te denken.

Het is van zeer veel belang , te zorgen , dat men zich niot vermoeije door eene al te groote inspanning van geest, die niet zonder gevaar zoude zijn , hetzij ten tijde van de dorheid , als wanneer de ziel grootere pogingen doet, om tegen den stroom op te varen, hetzij ten tijde van den troost, in denwelken zij , om zoo te spreken, den wind in het zeil heelt.

Het geweld , dat men zich aandoet, mag niet lang duren , en zoude een hinderpaal voor den goeden uitslag der meditatie zijn. Daarenboven, de wezenlijke vrucht , die men moet zoeken, is de kennis der waarheden en de beweging van den wil, en de eene en de andere spruiten voort uit het inwendige licht, en niet uit die hevige inspanning of uit die gedwongene tranen. Eindelijk , ofschoon het gebed onze medewerking vereischt, hangt hot nogtans meer van God af, en het is eene gave zijner barmhartigheid. De

-ocr page 141-

127

ziel moet dus zich eerder tot hetzelve voorbereiden door de nederigheid en de zuiverheid, dan door te steunen op de voorbereiding en op de zorg zelve.

Troost.—Wordt men gemakkelijkheid en troost gewaar, dan moet men twee zaken in acht nemen:

1. Zorgen, dat het gevoel van troost niet voorbij ga, zonder dat men er al de vrucht uit hebbe getrokken, die het moet voortbrengen. Die vertroostingen moeten gestierd worden naar de verbetering onzer zeden en de verkrijging der deugden; want er staat geschreven: «Niet zij, » die de wet hooren ; maar die dezelve in oefening » brengen , zullen yeregtvaardiyd worden.quot; (Rom. 11. 13.)

2. Geen ijdel welbehagen , maar liever een gevoel van nederigheid hebben. Denken wij dan, hoe zwak en lat\' wij zullen zijn ten tijde der mistroostigheid en dorheid , opdat, wanneer wij daarvan worden overvallen, wij manmoedig staan blijven. De godvruchtige Thomas a Kempis zegt hierover zeer juist het volgende: «Als God u » eenigen geestelijken troost schenkt, neem dien » dan met dank aan; maar erken, dat deze eene » gave van God, en niet de belooning uwer ver-» diensten is. Wacht u wel van u te verhef-y) fen: wacht u van er eene groote blijdschap

-ocr page 142-

128

»en eene ijdele vermetelheid over te toonen. » Dat die gave n nederiger, omzigtiger en vromer » in al uwe handelingen make; want dat oogen-» blik zal voorbijgaan , en dan zal de bekoring » komen.quot; (Navolg. TI. B. IX. H.)

Dorheden en Mistroostigheden. — De tijd dei-meditatie loopt snel heen, als men de hemelsche vertroostingen smaakt; maar hij schijnt lang aan eene ziel, die in mistroostigheid is gedompeld en ter prooi is aan dorheid. Het is even zoo gemakkelijk in den eersten toestand, als moeijelijk in den tweeden, om den bepaalden tijd met de meditatie door te brengen. ïen tijde van bekoring en dorheid moet men de verveling en walging bestrijden , en dat is grootmoedig; in plaats van in zulk geval den tijd der meditatie te verkorten, moet men liever dezelve langer dan naar gewoonte maken. Dat is het middel , om niet slechts den vijand te wederstaan, maar om hem aan te vallen en te overwinnen. Heeft men dus den smaak en het gevoel der genade verloren, de genade zelve heeft men toch behouden , die ons zeker veel noodzakelijker is. God en zijne genade blijven steeds bij ons , om ons te ondersteunen en te versterken , en de bezoeking des hemels en de troost zullen weldra tot ons terug komen.

-ocr page 143-

129

Ziet hier overigens drie nuttige raadgevingen voor die moeijelijke oogenblikken : 1. Onderhondt niet meer zorg en oplettendheid al de regelen en raadgevingen, welke strekken om den goeden uitslag der meditatie gemakkelijker te maken. Onderzoekt u , hoe gij die regelen onderhoudt, om te verbeteren wat gebrekkig is. 2. Houdt u overtuigd, dat, indien gij met moed, geloof en betrouwen aan de deur der goddelijke barmhar-lijjueid blijft kloppen, het niet mogelijk is, dat dezelve gesloten blijve, volgens dat er geschreven slaat: « Stelt de Heer uit te komen , verwacht » Hem toch ; want Hij zal zekerlijk komen en » niet vertoeven.\'\'\'\' (Habac. II. 3.) 3. Eindelijk, heeft men alles gedaan, wat men kan, dan moet men het overige aan den wil en de goedheid van God overlaten , en gelooven , dat Hij die dorheid slechts toelaat, omdat dezelve ons voordeelig is. Dat gevoel van nederigheid en onderwerping is dikwijls het krachtdadigste middel, om God te bewegen, dat Hij ons de genade schenke van goed te bidden.

Zamekspraken.— Men zal de meditatie eindigen met eene of meer zamenspraken : in deze handelt de mensch met God , als een zoon met zijnen vader; dan wederom als een dienstknecht met zijnen heer, als een vriend met zijnen vriend ,

-ocr page 144-

130

of als een schuldige met zijnen regter; nu smeekt hij eenige weldaad af, of bedankt God, omdat Hij dezelve heeft ontvangen ; dan wederom verkeert hij gemeenzaam met God, en openbaart Hem zijne gevoelens , of iets bijzonders, wat hem kwelt, waarover hij raad of hulp vraagt , enz.

T)ie zamenspraken geschieden met God den Vader, of met onzen Heer Jezus Christus, of met de H. Maagd, of somtijds met alle drie achtervolgens ; men sluit dezelve, naar gelang met wien men gesproken heeft, óf met een Wees yeyroei, óf met een Onze Vader, óf met een ander gebed

Betrekkelijk de zamenspraken zijn er drie aanmerkingen te maken; 1. Ofschoon de zamenspraak gewoonlijk de meditatie sluit, kan hogtans, ieder volgens zijne devotie, er eene houden bij het begin of in het midden der meditatie, en dikwijls trekt men daaruit veel nut; doorgaans geschiedt dezelve bij het einde, omdat de ziel alsdan, dooide overdenkingen die voorafgegaan zijn , nader bij God is.

De nuttigste zamenspraken zijn die, welke van zelf geschieden ten gevolge der verschillende gemoedsbewegingen, die men gewaar wordt.

2. Al iiien in de zamenspraken zich met den Heer b Ig houdt, moet men zulks met meer eerbied doen, dan wanneer het verstand alleen werkt om het onderwerp te verstaan.

-ocr page 145-

131

3. Als de zamenspraak met Jezus geschiedt, om Hem te smeeken, dat Hij van zijnen Vader de vruchten der meditatie verkrijge, wordt Hij beschouwd als Mensch, als Middelaar, Voorspreker en Beschermer.

Voornemens.— Men moet nimmer de meditatie eindigen , zonder een of meer werkstellige voornemens te maken , welke strekken om voortgang te doen in de deugd , en nog dienzelfden dag geoefend kunnen worden.

Opdragt der voornemens.— Men draagt vervolgens zijne voornemens aan God op , smeekt Hem die te zegenen , en vraagt, om hieraan getrouw te zijn, de hulp van de H. Maagd, van den H. Engel Bewaarder en van zijne HH. Patronen.

Geestelijke ruiker. — Het is ook zeer nuttig, bij het einde der meditatie te doen, wat de H Franciscus van Sales den Geestelijken Ruiker noemt, en waarvan hij het gebruik in deze bewoordingen leert: « Zij die in eenen schoonen » tuin hebben gewandeld , verlaten denzelven niet » gaarne , zonder vier of vijf bloemen mede te » nemen , om die door den dag te bewaren en » daaraan te rieken ; zoo ook , als onze geest in » de meditatie eenig Mysterie heelt doorloopen , » moeten wij ééne, twee of drie gedachten kiezen, » in welke wij den meesten smaak hadden, en

-ocr page 146-

132

» die het nuttigste voor onzen voortgang zijn, » om daaraan het overige van den dag te denken, » en op eene geestelijke wijze genot te hebben )gt; van derzelver goeden geur.quot;

Het is niet noodig, bij elke meditatie den geestelijken ruiker te veranderen; écne gedachte waarin men smaak heeft, kan verscheidene dagen , weken , ja zelfs maanden lang duren.

Art. 87.

Ais de meditatie geëindigd is, besteedt men eenige oogenblikken om na te gaan , op welke wijze men dezelve gedaan heeft. Is zij niet goed uitgevallen , dan spoort men daarvan met droefheid de oorzaak op, en men belooft zich te zullen beteren. Heeft men reden om er over voldaan te zijn, dan bedankt men den Heer.

Art. 88.

In de contemplatie of wijze van mediteren over voorwerpen die onder de zinnen vallen , en waarvan de Mysteriën onzes Heeren het gewone voorwerp uitmaken , beschouwt men personen , hoort men woorden aan , overweegt men handelingen, waaruit men eenige vrucht voor zijne ziel zoekt te trekken.

-ocr page 147-

133

Men moet hierbij hetzelfde in acht nemen als vóór de meditatie ; alleenlijk voegt men er een voorspel bij. Alzoo , in de meditatie is het eerste voorspel de voorstelling van plaats : in de contemplatie plaatst men , na het voorbereidend gebed , en vóór de voorstelling van plaats , eene soort van verbeelding van de geschiedenis of van het Mysterie , dat men gaat overwegen. Men meene echter niet; dat men alsdan reeds het Mysterie moet overwegen; want dan zon het voorspel van de overweging zelve niet verschillen; alleenlijk moet men , in dit eerste voorspel, zich de geschiedenis, te zamen genomen, eu als geheel onder één gezigtspunt voorstellen, opdat men hel onderwerp waarover men gaat nadenken, leere kennen, en de ziel beginne er zich op voor te bereiden en zich te verhellen ; het is niet dan later, gedurende de contemplatie zelve, dat zij stil blijft staan bij elk der deelen, om die te doorgronden en te doordringen. Immers, als men zijne oogen slaat oj) eene schilderij, die verschillende voorwerpen voorstelt, ziet men die bij den eersten oogslag door elkaar, zoodanig dat men toch weet wat de schilderij verbeeldt: maar het is niet dan later, als men zijne oogen vestigt op ieder voorwerp in het

10

-ocr page 148-

134

bijzonder, dat men het een na het ander met meer zorg en oplettendheid onderzoekt.

In het tweede voorspel verbeeldt men zich de plaats, waar het Mysterie is geschied.

Het derde bestaat in den Heer te vragen wat men verlangt, overeenkomstig het Mysterie dat men overweegt.

Art. 89.

Gedurende de contemplatie beschouwt men : 1. de personen met hun goed en kwaad ; 2. de in- ol\' uitwendige woorden ; en 3. de loffelijke otquot; laakbare handelingen , opklimmende tot de oorzaak , om er des te meer nut uit te trekken.

Uit elk dier punten tracht men eenig geestelijk voordeel te trekken , door tot zijn binnenste terug te keeren.

Men past op zich de bemerkingen toe, die men over de verschillende voorwerpen maakt, om daarin stof tot stichting en onderrigting te vinden. Men kan ook beschouwen de wijze waarop die Mysteriën zijn geschied, hun doel, hunne oorzaak en gevolgen, het tijdstip en de andere omstandigheden , (lie geschikt zijn om het onderwerp der meditatie v ruchtbaarder, en de vrucht

-ocr page 149-

135

overvloediger te maken. In de Mysteriën van het Lijden voegt men bij de drie punten , waarbij men de personen , de woorden en de handelingen beschouwt, nog drie andere :

1. Wat onze Heer J. C. in zijne menschheid lijdt ot\' begint te lijden. 2. Hoe zijne Godheid zich verbergt, en hare vijanden laat handelen en spaart; en 3. Wat men moet doen of lijden voor eenen Meester, welken onze zonden tot eenen dusdanigen staat hebben gebragt.

In het Mysterie der Verrijzenis, voegt men er slechts twee bij : 1. Hoe de Godheid in het voorgestelde Mysterie uitschijnt; en 2. Met welk eene goedheid onze Heer J. C. zijne discipelen troost.

De gewone verdeeling der drie punten , die de contemplatie uitmaken, is : de personen te beschouwen , de woorden aan te hooien en de handelingen na te gaan. De punten , die men in de Mysteriën van het Lijden of van de Verrijzenis er bijvoegt, moeten niet worden gescheiden van de drie eerste, maar met deze vereenigd blijven , volgens dat de bemerkingen medebrengen. Men is niet zoo streng gehouden om de orde der drie voornaamste punten in acht te nemen, zoodat men het ééne voor het andere mag stellen, als men zulks gemakkelijker en

-ocr page 150-

136

voordeeliger vindt. Indien het gebeurde, dat men het onderwerp beter konde overwegen , zonder het te verdoelen, mag zulks plaats hebben.

Men eindigt met ééne of meer zamenspraken, waarop het Onze Vader of een ander gebed volgt.

Het overige als in de meditatie.

Art. 90.

De gebeden vóór en na de meditatie zullen geschieden , gelijk zij hier volgen ; echter is men aan dezelve niet gehouden , wanneer men de meditatie afzonderlijk verrigt.

Gebed vóór de meditatie. Almaglige, eeuwiffc. God! God van grootheid cn liefde, ik hen niet waardig om mijne Imien voor U te huigen, veel minder om mei U té spreken en mijn hart ana U Ie openharen. Gij zijl hier wezenlijk cn waarachtig tegenwoordig ; dit erken ik, en ik belijd lerens, dat ik zonder U mets kan, niets vermag. Als kind kom ik tol U, mijn\'\' besten en liefderijken. Vader, in eenvoudigheid des harten biddende, dal alle gedachten en bewegingen van mijn hart, en alle werkingen van mijne ziel, zuiver en ten volle strekken tot de dienst en de glorie van uwe goddelijke Majesteit. Verlicht mijn verstand, om uwe goddelijke waarheden te kennen, en beweeg door uwe genade mijnen wil, om volgens die waarheden mijn leven in te rig ten. — Onze Vader. Wees gegroet.

-ocr page 151-

137

Gebed na de meditatie. Ik n/fcr U up, mijn God , alle heilige qednchlen , gnede bewegingen en voornemens , die Gij U gewanrdigd hehl mij Ie geven, lot uwe meerdere glorie en tot zaligheid mijner ziel; He stel die in uwe heilige handen , opdat zij aldaar eeuwig bewaard blijven , en dezelve nimmer uit mijn geheugen gaan. Ik draag ü ook op mijne ziel en mijn ligchaam, en al de krachten der zelve; en beloof die te zullen gehruiken, tot het gene ik in deze meditatie mij voorgenomen heb ie zullen doen.

Ileeiel geef mij de noodige genade, om die voornemens getrouwelijk uil Ie voeren.

Allerheiligste Maagd, mijne lieve Moeder, mijn heilige Engel Bewaarder, mijne heilige Patronen, weest mijne voorsprekers bij God, en verwerft voor mi] , dat ik deel hehbe in al de aanbiddingen die gij doet voor den hoon. des AU er hoogs! en, opdat ik , na dit sterfelijk leven , Hem met u moge loven , aanbidden, dienen en beminnen in alle eeuwigheid. Amen. Onze Vader. Wees gegroet.

-ocr page 152-

138

Een en twintigste Hoofddeel.

OVEE HEÏ BIDDEN VAN HET ANGELUS DOMINI.

Art. 91.

Het godsdienstig gebruik om driemaal daags namelijk ; \'s morgens , \'s middags en \'s avonds , tot het bidden van het Anyelus Domini de klok te luiden, is eene gewoonte, die sedert vele eeuwen in de Christenheid is ingevoerd.

Het voornaamste oogmerk der H. Kerk bij de invoering van het Avyelus Domini is : om met aandacht en dankbaarheid zich de mensch-wording van Gods Zoon te herinneren ; dat groote Mysterie, waardoor onze verlossing geschiedde ; een Mysterie der goddelijke liefde tot ons , waarvoor wij Hem nooit genoeg erkentenis en dankbaarheid kunnen bewijzen.

Bij de overweging van de drie punten, waaruit het Anijelus Domini bestaat, heeft de H. Kerk gevoegd drie Wees gegroet, om ons tevens te doen gedenken het deel, dat de H. Maagd Maria aan

-ocr page 153-

139

de menschwording van Christus gehad heeft, en ons aan te sporen, om Haar aan te roepen, ten einde door hare voorspraak de vruchten der menschwording van Christus te mogen genieten.

De Zusters behooren het doel, dat de H. Kerk bij dit gebed zich voorstelt , dikwijls te overwegen , vooral dan , wanneer zij hetzelve zullen bidden.

Art. 92.

Z H. Paus Benedictus XIV heeft vastgesteld, dat het Anyelus Domini \'s zaturdags \'s avonds , \'s zondags den geheelen dag, zoomede \'s zaturdags \'s middags in de vaste, wanneer de Vespers vóór den middag worden gebeden, staande moet worden verrigt; — dat van \'s zaturdags \'s middags vóór Paschen lot de Vespers van den zaturdag vóór H. D rievuldigheidzondag , in plaats van het Anyelus Domini, het Reyina Coeli, enz. altijd staande, en het Anyelus Domini, op de andere tijden van het jaar, geknield moet worden gebeden.

Om deelachtig te worden aan de aflaten, moeten de Zusters zich stipt naar het bovenstaande gedragen, en het Anyelus Domini bidden op het luiden der klok , wanneer zij in de gelegenheid zijn om die te hooien.

-ocr page 154-

140

De Oversten zullen zorgen , dat de Zusters, door een te voren te geven teeken, in de eetzaal, zoo veel mogelijk, vergaderd zijn, om het Anijelus Domini \'s middags te bidden , ten einde men de gebeden vóór het eten onmiddelijk op hetzelve kunne laten volgen.

Twee en twintigste Hoofddeel.

-^-

Over het H. Sachieicie der Mis.

art. \'j3.

Het bijwonen van het H. Sacrificie der Mis is, volgens de uitdrukking van den 11. Franciscus van Sales, de zon der devotien. Het is daarom, dat de Zusters hoog moeten schatten het onwaardeerbare voorregt, dat zij hebben, van dagelijks dat aanbiddelijk Sacrificie te kunnen bijwonen, dat niets minder is dan de voortduring van de offerande van het kruis. Het is, volgens de H. Kerkvergadering van Trente, hetzelfde Slagtoffer, dat op den Kalvarieberg is opgedragen; dezelfde Verlosser, die zich op het kruis opofferde, offert

-ocr page 155-

141

zich nog dagelijks op door de hand des priesters ; Jezus maakt ons daar deelachtig aan de genaden , die Hij voor ons door zijnen dood heelt verworven.

Hieruit blijkt genoegzaam, zegt diezelfde Kerkvergadering, welk eene zorg wij moeten aanwenden, om met de meest mogelijke inwendige reinheid van hart en uitwendige godsvrucht bij dit zoo heilige en goddelijke werk tegenwoordig te wezen , dat voor de Zusters het gunstige oogen-blik is, om met Jezus haren Bruidegom over de groote zaak dor zaligheid te handelen, de deugden van haren staat af te smeeken , en de genaden te vragen , die haar noodig ziju , om dezelve te verkrijgen.

Art. 94.

De Zusters kunnen, onder het H. Sacrificie der Mis, zich bedienen van verschillende gebeden die daartoe in de kerkboeken worden aangetroffen , of van de volgende manier van Mis hooren bij wijze van meditatie, die het meest met den geest der H. Kerk overeenkomt.

Art. 95.

De Zusters moeten zich vereenigen met de intentie van den priester, die het H. Sacrificie moet

-ocr page 156-

142

opdragen , om te voldoen voor de vier schuldige pligten die wij bij God hebben, en die, volgens den H. Thomas , de volgende zijn :

De eerste is, van de oneindige Majesteit van God te loven en te aanbidden ; de tweede, van te voldoen voor onze zonden; de derde, van Hem te danken voor al de weldaden , die wij ontvangen hebben ; de vierde, van Hem te smeeken als de bron en den Gever van alle genaden.

Als derhalve de Zusters bij de H. Mis tegenwoordig zijn , vervullen zij eenigerwijze de bediening van priester; zij moeten zich dus zoo veel mogelijk toeleggen om die vier einden te overdenken , hetgeen haar gemakkelijk zal zijn , als zij gebruik maken van het volgende.

Art. 96.

Als de H. Mis eenen aanvang neemt, en de priester, zich vernederende aan den voet des altaars , het Confiteor bidt, moeten zij zich opwekken tot een leedwezen over hare zonden, en God nederig om vergeving vragen. Hierna vragen zij den bijstand van den H. Geest en van de H. Maagd , om de H. Mis met den meest mogelijken eerbied en devotie bij te wonen. Vervolgens moeten zij de Mis in vier deelen afdeelen , om

-ocr page 157-

143

zich dos te beter fe kwijten van de vier schulden, waarvan boven gesproken is , en die tevens de vier einden zijn , waartoe God dat aanbiddelijk Sacrilicie heelt ingesteld.

Art. 97.

In het eerste deel , van het begin tot aan het Evangelie, moeten zij zich kwijten van de eerste schuld, welke bestaat in Gods Majesteit, die on-eindigen lof en eer waardig is, te aanbidden en te loven. Te dien einde moeten zij zich met Jezus Christus vernederen, in haar niet nederzinken, opregt belijden , dat zij onwaardig zijn voor die onmetelijke Majesteit te verschijnen, en zoo vernederd van geest en van ligchaam , (want men moet altijd in de eerbiedigste en zedigste houding de H. Mis bijwonen,) zullen zij God aanbidden en loven door gedachten of woorden, die de devotie haar zal ingeven, of die zij in een kerkboek zullen bidden.

In het tweede deel, van het Evangelie tot aan de Elevatie, zullen zij eenen oogslag op hare zonden werpen, en zich diep voor God verootmoedigen bij het zien der schuld, die zij bij de goddelijke Regtvaardigheid te betalen hebben, waarna zij eenen vrijen loop geven aan de be-

-ocr page 158-

144

wegingen van haar hart, en Jezus uit den grond harer ziel smeeken om de tranen van Petrus, het berouw van Maria Magdalena en de droefheid van alle Heiligen, die van zondaars ware boetvaardigen zijn geworden, en om, door de verdiensten van dit II. Sacrificie, hare fouten volkomen uit te wisschen.

In het derde deel, dat is: van de Elevatie tot de Communie, moeten zij beschouwen, met hoe vele en hoe groote weldaden zij boven anderen overladen zijn geworden , en daarvoor aan God wedergeven eene offerande van oneindige waarde, te weten, het kostbaar Ligchaam en Bloed van Jezus; zij noodigen de Engelen en Heiligen des hemels uit , om God voor haar te danken , zich bedienende van de woorden , die hare devotie haar ingeeft.

In het vierde deel, van de Communie tot het einde der Mis, als de priester wezenlijk het. Ligchaam en Bloed van Jezus nuttigt, moeten zij op de volgende manier eene geestelijke Communie doen.

Met eene diepe ingetogenheid moeten zij eene akte van waar berouw verwekken , en op hare borst slaan, om te toonen, dat zij eene zoo groote gunst onwaardig zijn , en al de akten van liefde , van offerande , van ootmoedigheid , enz. doen , die zij gewoon zijn te bidden, als zij tot de H.

-ocr page 159-

145

Tafel naderen; hierbij moeten zij voeden een allervurigst verlangen om Jezus Christus te ontvangen , die zich voor ons onder de gedaanten van brood en wijn heeft willen verbergen; en om hare devotie op te wekken, moeten zij zich verbeelden , dat de H. Maagd Maria , of de H. Vincentins u Paula, of de Heilige wier naam zij dragen, haar de heilige Hostie komt aanbieden, en dat zij die wezenlijk ontvangen, waarna zij, Jezus innig met haar hart vereenigd houdende, herhaaldelijk zullen zeggen : «Kom, mijn Jezus, de liefde en het leven mijner ziel , kom in dit arm hart, kom en vervul mijne wenschen, kom en heilig mijne ziel , kom , zoete Jezus , kom.quot;

Vervolgens moeten zij zich overtuigen, dat haar goddelijke Meester haar verlangen venult, door zich in haar hart (e plaatsenzij moeten zich alsdan opwekken tot een groot betrouwen , en met vurigheid en eene diepe nederigheid vragen, wat zij verlangen of noodig hebben voor zich, voor diegenen welke aan hare zorgen zijn toevertrouwd, en voor alle personen in wie zij belang stellen.

Art. 98.

AJs de Mis geeindigd is, moeten zij eene korte oefening van dankzegging doen en de kapel

-ocr page 160-

146

verlaten, zich voorstellende, dat zij den berg van Kalvarie afgaan.

Eene Mis, op die wijze gehoord , kan niet dan groote vruchten voortbrengen.

\'quot;nexsy-o\' «^sxs^ ^(sy^ l?\\gXsyv

Drie en twintigste Hoofddeel.

Over het onderzoek van het geweten.

Art. 99.

Alle personen , die hunnen geestelijken voortgang naauvv ter harte nemen , erkennen , dat, indien de meditatie noodzakelijk is voor degenen die Jezus willen leeren kennen en beminnen , het onderzoek des gewetens eveneens een magtig middel is, om dat dubbel doel te bereiken. Inderdaad , het is hierdoor, dat het hart meer en meer van zijne kwade neigingen wordt gezuiverd , en bekwaan wordt, om het verborgen manna te smaken, dat het leven en de leer des Zaligmakers aan de zielen , die goed voorbereid zijn , zoo overvloediglijk aanbieden.

Eenieder weet, en de dagelijksche onderviu-

-ocr page 161-

147

ding bevestigt, dat onze natiuir, verdorven dooide zonde van onzen eersten vader, een dorre grond is , die uit zich zeiven niets dan distelen en doornen voortbrengt ; van den eenen kant groeijen de zaden van het goed in denzelven niet dan door aanhoudenden en zwaren arbeid op ; en van den anderen kant brengen de kiemen der ondeugd onophoudelijk takken des doods voort, als men verzuimt die at\' te snijden , te besnoeijen en onophoudelijk te werken : « Ik beny zegt de Wijze Man, door het veld des lu ij aards » en, door den wijngaard des dwazen yecjann. , » en. alles ivas vol distelen ; alles was in. den-ygt; zeiven overdekt met doornen , en de drnnye » muur was omver yewurprnHet geweten van hen die zich niet onderzoeken, is een wijngaard die onbebouwd ligt, en vol wordt van distelen en doornen, omdat men er niets aan doet.

Het veelvuldig onderzoek van het geweten , dat zoo noodzakelijk is voor den voortgang in de deugd, is zulks ook voor onze zekerheid : (( Zijt ten allen tijde bereid , zegt de Heer , want » (jij weet noch den dacj , noch het uur, waarop » de Zoon des nvnsc.hen zal komen. quot; Ed och , welk een krachtdadiger middel , om altijd gereed te zijn , is er toch, dan dagelijks met zijnen Meester af te rekenen ? Op die wijze worden

-ocr page 162-

148

de schnlden niet {{root; want zoodra zijn dezelve niet gemaakt, of men lost die af, door den Heer een opregt leedwezen aan te bieden , hetwelk steunt op de verdiensten van zijnen god-delijken Zoon, en vol van betrouwen is op zijne barmhartigheden.

Het is waar, dat de personen, die bezorgd zijn om hunne ziel in eenen goeden staat te houden , de heilige gewoonte hebben van dikwijls tot het II. Sakrament der Biecht te naderen ; maar behalve dat de tijd van de eene Biecht tot de andere nooit zoo kort kan zijn, of de ziel heeft den tijd om eenigermate bevlekt te worden , is het daarenboven blijkbaar , dat het noodzakelijk is , zich dikwijlder te onderzoeken dan onmiddelijk voor dat men tot de 11. Biecht nadert, wil men uit dezelve al de vruchten van zaligheid trekken, die er in zijn opgesloten.

A ut. 100.

De II. Ignatius beveelt twee soorten van onderzoek aan, te weten ; het bijzonder en hel alqcmcen. Het bijzonder onderzoek wordt aldus genoemd , omdat het over eene bijzondere stof loopt; het algemeen onderzoek geschiedt over al de fouten.

-ocr page 163-

149

die men door den dag met gedachten, woorden en werken gedaan heeftmen noemt het algemeen , omdat het alle zaken omvat.

Art. 101.

In dit bijzonder onderzoek zijn twee zaken aan te merken: de eene, waarover het moet geschieden ; de andere, hoe het moet geschieden.

Ter wereld komende brengen wij allen het zaad van alle driften mede: maar in een ieder onzer is er doorgaans eene, die heerschender is dan de andere, die als derzelver oorzaak en wortel is, en den grond van ons aanzijn uitmaakt.

Indien men in zich meer van die heerschende fouten ontdekt, is het goed er eene uit te kippen, om deze met alle zorg uit te roeijen, en later, na dezelve overwonnen of merkelijk verzwakt te hebben, eene andere aan te vallen, en zoo voorts. Men moet bij elke de krachtdadigste pogingen in het werk stellen.

Dit is het doel van het bijzonder onderzoek , welks onderhouding het geheele leven lang moet duren, als men waarlijk aan zijne volmaking wil werken.

Het onderwerp van het bijzonder onderzoek

11

-ocr page 164-

150

gekozen zijnde, is het zeer goed niet in het algemeen te beschouwen de verkrijging der deugd of de uitroeijing der ondeugd , die men zich voorstelt; men moet zijne stof in verschillende punten verdeelen; op die wijze komt men tot meer bijzonderheden , en zal men gemakkelijker bekomen wat men verlangt. Eenige voorbeelden zullen dit duidelijk maken. Wil men dus de uitgestortheid, die onverzoenlijke vijandin van alle grondige deugd , overwinnen , dan zoude men , om te beginnen, deze drie punten kunnen nemen: 1. Heb ik gesproken , zonder na te denken wat ik zegde ? — 2. Heb ik toegegeven aan die nieuwsgierigheid , die alles wil zien , hooien en weten ? — 3. Heb ik mij buiten noodzakelijkheid bemoeid met eens anders zaken \'l ... .

Heeft men eenige gemakkelijkheid verkregen van zich in die drie punten te overwinnen, dan kan men zich toeleggen op de drie volgende :

1. Heb ik het verlies van tijd, de nuttelooze gesprekken zorgvuldig vermeden ? — 2. Heb ik uit mijnen geest verbannen alle herinnering, gedachte of plan , dat niet gelijkvormig was aan den wil Gods? — 3. Heb ik getracht altijd met eenige goede gedachte bezig te zijn, mij in de tegenwoordigheid Gods te houden , schietgebeden te doén ? .........

-ocr page 165-

151

Het voorbeeld welk gaat volgen , kan dienen voor de meer inwendige en gevorderde personen ; het is toegepast op de deugd van nederigheid.

1. Zich niet verontschuldigen , als men berispt wordt, of eenig verwijt krijgt, onaangezien wie het doe. — 2. Alle barsche en trotsche manieren vermijden , jegens wien het ook zij, en nimmer, ten opzigte van zich zeiven , op eenige beleefdheid of oplettendheid gesteld zijn. — 3. Niet van zich zeiven spreken, noch goed noch kwaad , of anderen onderhouden over hetgeen ons aangaat of bekommert. De drie volgende punten kunnen dienen , als men genoegzaam op de andere gewerkt heeft:

1. Nimmer diegenen beoordeelen, met wier leiding men niet belast is; maar zorgvuldiglijk de eerste gedachte , die te hunnen nadeele is , verwijderen , om aanstonds de oogen te werpen op zijne eigene ellende. — 2. Alle gedachte van ijdelheid verzetten , zich niet inwendig ver-schoonen , met zich zeiven geen medelijden hebben. — 3. Niet twisten, maar voor elkander bij elke gelegenheid zwichten.

Die twee voorbeelden zijn voldoende, om te doen begrijpen , hoe men de stof van het bijzonder onderzoek moet verdeelen. Om hetzelve ordelijk te doen , zal men de volgende manier onderhouden :

-ocr page 166-

152

\'s Morgens moet men , zoodra men opgestaan is , zich het onderwerp herinneren, waarover men besloten heeft het bijzonder onderzoek te doen, en het vaste en edelmoedige besluit maken, om geene gelegenheid te laten voorbijgaan van te strijden en te overwinnen, zooveel mogelijk voorziende, welke die gelegenheden kunnen zijn, ten einde er zich op voor te bereiden.

Wanneer men het bijzonder onderzoek begint, moet men, na zich in de tegenwoordigheid Gods gesteld te hebben , de vijf volgende punten in acht nemen.

1. God bedanken over de weldaden die wij van Hem hebben ontvangen : in het kort in ons geheugen terug roepende die, welke het geschiktste zijn om onze dankbaarheid op te wekken: die eerste oefening stemt het hart tot leedwezen.

2. Met vurigheid den bijstand van God afsmee-ken , om zijne fouten te kennen en te verfoeijcn.

3. Zorgvuldig zijne gedachten, woorden en werken, met betrekking tot de stof van het bijzonder onderzoek, nagaan; al de uren die tusschen het een en ander bijzonder onderzoek verloopen zijn , achtervolgens nadenken , en in zijn geheugen prenten , of, hetgeen nog beter-is, op een klein lijstje, waarvan wij aan het slot dezes een model geven , zoovele punten aantee-kenen , als men fouten begaan heeft.

-ocr page 167-

153

4. Zich \'/elven opwekken tot de verfoeijing der begane fouten , God er vergeving over vragen, en zich, in den geest van boetvaardigheid, ééne of\' meer oefeningen der tegenovergestelde deugd opleggen. Het is goed dat die oefeningen eenigzins hard vallen , vooral aan de eigenliefde , opdat dezelve de fouten zouden herstellen ; want als men zich wil verbeteren , moet men geene enkele fout ongestraft laten.

5. Een nieuw besluit maken , om met meer ijver de uitroeijing der ondeugd of de verkrijging der dengd, die het onderwerp van het ondeizoek is, voort te zetten.

Men zal eindigen met het bidden van het Onze Vader of eenig ander gebed. Om de vrucht van het bijzonder onderzoek te verzekeren, zalmen:

1. In den loop van den dag, telken male als men het ongeluk gehad heeft de fout te begaan, die men besloten had te vermijden, eene verheffing des harten tot God doen, om te betuigen, dat zij ons leed doet. Dit kan onopgemerkt geschieden.

2. Na het onderzoek zal men eene vergelijking maken tusschen den dag van heden en gisteren, tusschen de tegenwoordige en verledene week, om te zien , of men begint zich te beteren.

3. Het voorwerp van het onderzoek niet veranderen , nemende vandaag deze en morgen eene

-ocr page 168-

154

andere zaak; maar blijven arbeiden, tot dat de fout geheel uitgeroeid is, en eerst dan moet men tot een ander voorwerp overgaan.

In de figuur die hier volgt, moet men in aanmerking nemen, dat de regel van den eersten dag meer punten bevat, dan die van de volgende dagen: ulzoo is het zeer juist, dat van dag tot dag het getal der fouten vermindere, en dat men eindelijk eindige met zich geheel en al te verbeteren.

Lijstje voor het bijzonder onderzoek.

Zondag .............

Maandag............

Dingsdag ...........

Woensdag........

Donderdag......

Vrijdag.....

Zaturdag .

Art. 102.

Het algemeen onderzoek moet eiken avond geschieden , over al de fouten die men in den loop van den dag begaan heeft door gedachten , woorden, werken en verzuimenissen. Het wordt verdeeld in vijf punten, die dezelfde zijn als in het

-ocr page 169-

155

hijzonder onderzoek. Het is niet noodzakelijk , dat men het getal fouten aanteekene , waaraan men zich schuldig kent; maar men moet nooit ter rust gaan, zonder dezelve, zoo veel mogelijk , door een opregt leedwezen te hebben uit-gewischt. Aldus doende , zal men zijn hart altijd zuiver houden, altijd in staat zijn om goede en heilzame biechten te doen , en altijd gereed zijn om voor God te verschijnen, indien het Hem behaagde ons onverwacht tot zich te roepen.

De gebeden van dankzegging, enz., welke men bij het bijzonder of algemeen onderzoek behoort te doen , zullen op de volgende wijze geschieden , zonder echter hieraan gehouden te zijn , wanneer men het bijzonder of algemeen onderzoek bij zich alleen doet.

I. Punt. Ik aanbid , loof en prijs U, o mijn God, en betuig U eeuwigen dank voor al uwe weldaden, voornamelijk voor die, welke Gij zoo overvloediylijk door uwe menschwording aan mij en alle menschen verleend hebt. lie dank U voor al de genademiddelen, die ik in het bijsonder van uwe goedheid heb ontvangen : voor de weldaad van mijne schepping, van mijne heiligmaking , en voornamelijk voor die van mijnen roep uit de wereld lot de Congregatie en voor zoovele ontelbare andere, die Gij mij hebt geschonken. Tot dankzegging offer ik U op, mijn God! de loftuigingen van geheel de strijdende en zegepralende Kerk, de verdiensten van

-ocr page 170-

156

uwen lieven Zoon Jezus en hel oneindig dierbaar Bloed, dat Hij op hel kruis gestori heeft uit de wonde van zijne heilige linkerhand.

II. Punt Ik smeek U, o God mijns harten! door het dierbaar Bloed, dat uit de wonde van de r eg Ier-hand mijns Zaligmakers gevloeid is, dat Gij mij overvloedige genaden willet geven, om mijne zonden te kennen, te ver foei jen en Ie be ween en , en mij van dezelve te beteren , opdat ik in den taatsten dag des oordeels niet aan uwe linker- , maar aan uwe reg! er zijde door uwe heilige Engelen moge geplaatst worden. Kom, waar licht, komende in deze wereld, verlicht mijn verstand!

III. Pust. o Heer! hoe ver ben ik wederom van den weg der volmaaktheid afgedwaald, alhoewel Christus mij denzelven met bloedige voetstappen heeft aangewezen! Hoe dikwijls ben ik wederom gevallen!

Hier volgt het onderzoek van het geweten, dat niet langer dan een half kwartier uurs mag duren.

o Hoe ondankbaar en laauw, hoe onwaardig ben ik den naam van Zusier te dragen , en le wonen in het gezelschap van zoovele kinderen Gods! hoe vele misslagen, nalatigheden en onvolmaaktheden heb ik wederom bedreven! Het heiligste Bloed, dat uit de wonde van den linkervoet mijns Zaligmakers gevloeid is, wissche de voetstappen uit, die mij van zijne navolging en van den weg zijner deugden hebben verwijderd!

IV. Punt. Tegen U alleen, o mijn God, heb ik gezondigd, en in uwe tegenwoordigheid heb ik het kwaad

-ocr page 171-

157

bedreven; hel smart mij uil het binnenste mijns harten, dat ik U, mijnen God, mijnen Schepper, mijnen Verlosser , mijn eerste begin en mijn laatste einde, aldus vergramd heb. Ik ben grootelijks bedroefd, omdat ik boven U bemind heb zaken van geen hel minste belang, en om deze U, mijn eerste en opperste goed, beleedigd heb. Ik werp mij ootmoedig aan de voelen van uwen lieven Zoon, en door de verdiensten van het dierbaar Bloed, dal uit zijnen regtervoel is gevloeid, smeek ik van uwe goedheid vergeving, o God! werp uwe oogen op mij, en wees mij arme zondares genadig!

Pust. o Liefderijke Jezus! van dit uur af aan ga ik voldoen aan het zoo regtvaardig verlangen uws Harten, dat voor mijne zaligheid aan hel kruis is doorboord geweest. Ik ga al mijne misslagen, nalatigheden en onvolmaaktheden verbeteren. Nooit, nooit zal ik U willens en wetens beleedigen , zelfs niet in de minste zaken, o Oneindige goedheid ! bekrachtig dit voornemen door uw dierbaar Bloed. Mijn arm hart, hetwelk ik vereenig met uw doorwond hart, is bereid om zich zelf van alle zonden en onvolmaaktheden te beteren. Onze Vader. Wees gegroet.

-ocr page 172-

158

Vier en twintigste Hoofddeel.

Over de gebeden en geestelijke lezing bij de maaltijden.

art. 103.

Naar het voorbeeld van den Zaligmaker , die noch zich zeiven noch anderen immer heeft gespijsd zonder zegening en dankzegging , zullen Je Zusters de maaltijden niet beginnen , zonder Gods zegen over zich zelve en de voorgestelde spijzen afgesmeekt te hebben, noch dezelve eindigen , zonder God voor de genotene weldaden te bedanken.

De Overste, of de Zuster die haar aan tafel vervangt, zal de gebeden vóór het eten verrig-ten , gelijk volgt.

Vóór het middageten. — Aller oogen zijn mei betrouwen op U gevestigd, o Heer! en Gij geeft hun hun voedsel ten bekwamen tijde. Gij openl uwe hand, en vervult ieder schepsel met uwen zegen.

f. Glorie zij den Vader, en den Zoon , en den II.

-ocr page 173-

159

Geest. itf. Gelijk het was in den beginne, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. J. Heer ontferm U onzer. b). Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer. Onze Vader, in stille. f. En leid ons met in bekoring,. Maar verlos ons van den kwade. Amen.

ons

Zegen, o Heer! ons en deze uwe gaven, die wij door uwe milddadigheid zullen nuttigen. Door Christus onzen Heer. Amen.

Na. het middageten. — Wij danken U, almagtige God! over al Uwe weldaden: die leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen, iï. Amen.

f. Glorie zij den Vader, enz. Heer, ontferm U onzer. fi. Christus, ontferm U onzer. fi. Heer, ontferm U onzer. Onze Vader, in stilte, f. En leid ons niet in bekoring. /$. Maar verlos ons van den kwade. Amen.

Laat ons

Gewaardig U, o Heer! ons alle die steeds het goede betrachten, om uwen heiligen Naam het eeuwig leven te geven. Amen.

jK Laat ons den Heer loven. Si. Laat ons God bedanken. % Dal de zielen dei- geloovigen door Gods barmhartigheid rusten in vrede. n). Amen.

Vóór het avondeten. — De armen zullen zich voeden en verzaad worden , en zij, die den Heer bemin-

-ocr page 174-

160

nen, zullen Hem. loven: hunne zielen zullen leven in de eeuwen der eeuwen.

gt;*■. Glorie zij den Vader, enz. y. Heer, ontferm U onzer. itj. Christus, ontferm U onzer. f. Heer, ontferm U onzer. Onze Vader , in stilte, jfr. En leid ons niet in bekoring, li). Maar verlos ons van den kwade. Amen.

LüJit ons

Zegen, o Heer! ons en deze uwe gaven, enz. gelijk boven.

Na het avondeten. — De genadige en barmhartige God heeft ons eene gedachtenis zijner wonderheden en liefde nagelaten: Hij heeft eene spijs gegeven aan die Hem vreezen. jü\'. Glorie zij den Vader, enz. gelijk boven.

Heer, ontferm U onzer. ü). Christus, ontferm U onzer. f. Heer, ontferm U onzer. Onze Vader, in stille. J. En leid ons niet in bekoring, k). Maar verlos ons van den kwade. Amen.

J jjmt ons bidden.

Gezegend zij God in zijne gaven , en geheiligd in al zijne werken: die leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen. Amen.

?. Laat ons den Heer loven. Laai ons God bedanken.

Dat de zielen der geloovigen door Gods barmhartigheid in vrede rusten, k). Amen,

-ocr page 175-

161

De bovengenoemde gebeden worden door de Zusters, elk op hare plaats aan tafel, staande verrigt.

Aut. 104

Bij de maaltijden zal men zich niet tevreden houden met de gemeenschappelijke gebeden vóór en na het eten met godsvrucht te doen ; maar ter zelfder tijd dat het ligchaam zijn voedsel neemt , moet de ziel ook het hare hebben ; daarom zal de Overste, ten minste de helft van den tijd bestemd voor de maaltijden , door eene of twee Zusters, op eene afgezonderde plaats , duidelijk en langzaam geestelijke voorlezingen laten doen, die de Zusters, terwijl zij eten, zoo veel mogelijk met aandacht aanhooren , en onder dewelke zij van tijd tot tijd haar hart tot God verheffen zullen.

De geestelijke lezing wordt aan de Zusters ook buiten de maaltijden bijzonder aanbevolen , wanneer hare bezigheden dit veroorloven. Door zulke lezingen zal men op een meer bijzondere wijze de grootheden van God en zijne aanbiddelijke volmaaktheden leeren kennen en beschouwen. Uit de lezingen zal men het denkbeeld putten, hetwelk ieder christen van de groote

-ocr page 176-

162

Mysteriën des Gelooi\'s en van de groote waarheden van de Godsdienst, moet hebben. Door de lezingen zal men, onderrigt door de groote voorbeelden der Heiligen, aangezet worden om hen na te volgen. Welke hulp hebben de Heiligen in het lezen van goede boeken niet gevonden ! Door het lezen van de levens der Heiligen maakte de H. Ignatius het voornemen van de wereld volkomen te verlaten; en zich zonder voorbehouding aan God toe te wijden.

Omtrent de keuze van boeken voor de geestelijke lezing , moet men met omzigtigheid te werk gaan. Niet alle boeken , hoezeer zij goed en in het algemeen nuttig zijn , passen voor de Zusters van Liefde. Elke Congregatie in de H. Kerk is bezield met eenen geest welke haar eigen is, en waardoor zij leeft: men moet dus boeken nemen, die zoo veel mogelijk met dien geest overeenkomen , en in allen gevalle met denzel-ven niet strijdig zijn, opdat die geest niet veranderd worde , hetgeen het doel der Congregatie zoude schaden. Daarom mogen de Oversten door de Zusters nimmer boeken laten lezen, die handelen over de instellingen , regelen of gebruiken van andere Congregation of religieuze Orden; maar men zal boeken gebruiken, die voor allen kunnen dienen , of met den geest

-ocr page 177-

163

der Congregatie overeenkomen , onder andere: de geschiedenis van het oude en nieuwe Testament 5 de Navolging van Jezus Christus door Thomas a Kempis, een goddelijk boek, waarvan een zeker schrijver zegt, dal het zoo vele Heiligen heeft gevormd , als het letters bevat; de geschiedenis van de levens der Heiligen, en vooral het Regelboek. De lezing der Regelen , die geheel overeenstemmen met den geest welke de Leden moet bezielen, is onder alle andere de nuttigste welke de Zusters kunnen doen ; zij zullen zich niet tevreden houden met dezelve te hooi en lezen op de zon- en feestdagen, maar, zoo dikwijls de tijd zulks toelaat, dezelve lezen, herlezen en overwegen; in één woord , zich dezelve geheel eigen maken, en hare neigingen en handelingen geheel daarnaar inrigten.

Men zal de geestelijke lezing doen in de meening en met het opregt inzigt van er nut uit te trekken ; te dien einde vraagt men vóór de lezing het licht en de genade van den H. Geest, die de ware bron is van alle genade. Wanneer men een goed voedsel voor de ziel in dezelve vindt, moet men dat nemen en zich tijd geven om het te verleren ; dat is : men moet hetzelve wel overwegen , en diep in de ziel prenten.

De geestelijke lezingen in het koor, en in de

-ocr page 178-

164

eetkamer onder de maaltijden, eindigt men met de woorden ; Heer, wees ons barmhartig ! en alle antwoorden : Laat ons God bedanken.

Art. 105.

Hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, doet alles tot eer van God, zegt de H. Apostel Panlus. (I. Cor. X. 31.)

De Zusters moeten bij het eten en drinken de regelen van matigheid, wellevendheid en armoede in acht nemen, en omtrent het getal der portiën, de soorten van spijzen, en de wijze van dezelve voor te dienen, zich schikken naar de gebruiken van het Moederhuis.

Zij mogen noch inwendig noch uitwendig morren over het eten en drinken, dat haai voorgesteld wordt, en geen onderscheid maken tusschen de verschillende soorten van spijzen; immers, of dezelve smakelijk of onsmakelijk zijn, het zijn toch gaven van God , zij dienen om haar Ie onderhouden tot zijne glorie, en geven haar een uitmuntend middel aan de hand om de versterving te kunnen oefenen, zonder dat de gezondheid worde benadeeld.

Het is reeds aangemerkt, dat het voor de Leden der Congregatie een pligt is, te zorgen dat

-ocr page 179-

165

zij de noodige krachten des ligrhaams bewaren ; en daarom worden de Oversten aangemaand, om de Zusters van gezond, behoorlijk en toereikend voedsel te voorzien. Daarom ook zijn de Zusters gehouden , het voedsel dat zij tot behoud harer krachten noodig hebben , te gebruiken en zich ten deze geene ontberingen op te leggen zonder verlof der Overste.

Nimmer mag iemand, buiten de tijden bestemd voor het eten of drinken, iels gebruiken, zonder daartoe het verlof der Overste bekomen te hebben.

\'s Morgens, \'s middags en \'s avonds mag men, buiten de gewone eetzaal , noch eten noch drinken , ten zij iemand , uit hoofde van ouderdom, ziekte , het oefenen van liefdewerken of andere beletselen , verhinderd zoude wezen zulks in de eetzaal te kunnen doen.

In de keuken mag nooit iemand iets gebruiken.

Opdat men onder de gebeden vóór de maaltijden niet verstrooid worde , en onmiddelijk na dezelve de maaltijd kunne beginnen , zullen de Oversten zorgen, dat, juist op den slag der uren bestemd voor de maaltijden, spijzen ter tafel zijn aangebragt.

Het ontbijt zal \'s morgens op een bepaald uur beginnen, waarbij alle, zoo veel doenlijk, tegenwoordig zullen wezen. Het staat eenieder

12

-ocr page 180-

166

vrij zich van het ontbijt te verwijderen , zoodra men het noodige heeft gebruikt.

Het. gebed vóór en na het ontbijt bestaat in staande en in stilte een Onze Vader en Wees geijroet te bidden.

Vóór en na het gebruik der verversching na den middag, begint en eindigt men met het teeken van het H. Kruis met godsvrucht te maken.

Clt;XO^OCO^lt;^gt;Clt;AXltcCO;lt;XX)COCC^CCüjOClt;JwKX\' I/X)OXCUCiClt;XJClt;XXt«lt;XoCCCÖClt;X-OJC^CCOOOOOCO^üOüOOCO.

Vijf en twintigste Hoofddeel.

OVER HET BEZOEK BIJ HET ALLERHEILIGSTE

Sakrament.

Auï. 106.

« Geheel het leven van den mensch,quot; zegt de geleerde Pater Bourdaloue , « is niets dan ellende ygt; en kwelling van den geest, en in weerwil der » voorregten van den religieuzen staat, heeft » eenieder in denzelven, zoo als elders, zijne kwel-» lingen. Maar hoe gelukkig is de neergedrukte

-ocr page 181-

167

» ziel, die weet waar zij het geneesmiddel voor » hare kwaal kan vinden, en die bij Jezus Christus » haren troost gaat zoeken ! Een enkel bezoek )) bij het Allerheiligste is soms voldoende, om » eensklaps de gesteltenis van een hart te veran-» deren , en de onrust en de droefheid door de » zoetste rust en eene volkomene tevredenheid te » doen opvolgen. Men komt gansch neergeslagen » en kwijnende , en men keert vol van sterkte , » van moed, en zelfs van vreugde, terug. Hoe » komt dit toch ? Dat is een geheim , hetwelk » aan de kennis Gods is voorbehouden. Het is » genoeg, dat wij weten dat het zoo gebeurt ; » maar den grond daarvan te willen doordrin-» gen , dat behoort ons niet toe.quot;

Welken troost, welke genoegens zullen de Zusters dan smaken, wanneer zij dagelijks, naar behooren, een bezoek afleggen bij haren heiligen Bruidegom , bij haren besten Vriend , bij haren goddelijken Gastheer, die zoo groot behagen schept in haar te ontvangen !

Art. 107.

Het bezoek bij het Allerheiligste zal iedere Zuster in stilte bij zich zelve doen. Voor haren goddelijken Bruidegom neergeknield, zal zij Hem zeggen , wat haar hart haar zal ingeven. Het

-ocr page 182-

168

zijn geene bestudeerde gesprekken, die God van haar verlangt; neen, ach neen : hetgeen Hem het meest behaagt, is : eenvoudigheid des harten ; en hoe volmaakter die eenvoudigheid is , hoe meer Hij zich voldaan toont. — Zij spreekt met God over hare behoeften, over hare ellende, over haar strijden; zij vraagt Hem wat zij noodig heeft; en Jezus, die in zijnen Tabernakel rust, heeft zijne handen vervuld met genaden , om dezelve over haar uit te storten.

Den tijd , dagelijks voor dat bezoek te besteden , zal men regelen naar gelang der bezigheden die men moet verrigten; buiten den tijd onder het Lof, zal het niet langer dan een vierde uurs mogen duren.

Zes cn twintigste Hoofddeel.

OVEB, HET BIDDEN VAN DEN EoZEKllANS.

Art. 108.

De Rozekrans is in de H. Kerk ingesteld dooiden H. Dominicus, in het jaar 1208.

-ocr page 183-

169

Het bidden van den Rozekrans is een zeer krachtig gebed , vooral wanneer men de Mysteriën van Jezus Christus en de H. Moeder Gods daarbij overweegt.

De Rozekrans van vijf tientjes, welken de Zusters , volgens de voorschriften van de Regelen, dagelijks moeten bidden , zal op de volgende wijze geschieden :

Na zich in de teyenwoordiyheid Gods gesteld te hebben, dat is ; na zich herinnerd te hebben, dat men met Jezus en Zijne H. Moeder gaat spreken , (hetgeen men bij alle andere gebeden trachten zal te onderhouden) , begint men met het bidden van de Twaalf Artikelen des Geloofs — één Onze Vader— en drie Wees ijeyroet. Vóór het eerste Wees yeyroet voegt men de woorden : Ik yroet U, Dochter van God den Vader ; vóór het tweede : Ik yroet U, Moeder van God den Zoon ; en vóór het derde : Ik yroet ü, Bruid van God den II. Geest. Hierna volgt het Glorie zij den Vader, met het gebed: De HII. Namen van Jezus, 31 aria en Vincentius zijn yehenedijd. Van nu af tot in eeuwiyheid.

Vervolgens gaat men over tot het bidden van de tientjes ; ieder tientje bestaat uit één Onze Vader, tien Wees yeyroet, en één Glorie zij den. Vader, met het gebed als boven.

-ocr page 184-

170

De Mysteriën, welke men moet overwegen bij het bidden van den hozekrans, zijn in drieklassen verdeeld, te weten: de blijde Mysterien, de droevige Mysterien en de glorierijke Mysterien.

Om zich te beter het Mysterie, dat met ieder tientje overeenkomt, te herinneren, kan men het uitspreken onder ieder Wees (jeijroet, zeggende na het woord Jezus voor de blijde Mysterien: Dien Gij Mdin/d ontranyen hebt—Dien Gij, Elizaheth hezoekendc, yedrayen heht—Dien Gij Man yd (jehaatd hebt—Dien Gij Muayd inden tempel opyeofferd hebt — Dien Gij Maayd in den tempel yevonden hebt.

Voor de droevige Mysteriën : Die voor ons bloed yezweet heeft — Die voor ons yeyeeseld is — Die voor ons met doorven yekroond is — Die voor ons het kruis yedrnyen heejt — Die voor ons yekruist is.

Voor de glorierijke Mysterien : Die van den dood verrezen is — Die ten Hemel opyeklommen is — Die den H. Geest yezonden heeft — Die U ten Hemel op yenomen beeft — Die U in den Hemel yekroond heeft.

Vóór en na het bidden van den Ro/.ekrans , zoomede vóór en na de andere gebeden en godsdienstige oefeningen van den dag , zal men het teeken van het H Kruis met godsvrucht maken

-ocr page 185-

171

Art. -109.

De Rozekrans zal in de Congregatie tot de volgende bijzondere intentién gebeden worden : \'s zondags voor Z II. den Paus van Ro?ne ; \'s maandags voor den Kerkoverste van het Diocees , onder wiens jurisdictie het Huis, tot welk de Zusters behooren , gevestigd is; \'sdingsdags, voor de Algemeene Overste der Congregatie; \'s woensdags in het Moederhuis voor de eerste Assistants, en in de Succursaal-huizen voor de Oversten derzelve; \'s donderdags , \'s vrijdags en \'s zaturdags om de aflaten, voor het bidden van den H. Rozekrans vergund, te verdienen.

Bij het bidden van den eersten der drie laatstgenoemde Rozekransen zal men de blijde, bij den tweeden de di oevige, en bij den derden de glorierijke Mysterien overwegen. Bij het bidden der vier eersten, zal men in den Advent de blijde, in de Vaste de droevige, en in den Paaschtijd de glorierijke Mysterien overdenken. Ten einde in alles zoo veel mogelijk de gelijkvormigheid in de verschillende Huizen te onderhouden, zal men op de andere tijden \'s zondags de glorierijke , \'s maandags de blijde , \'s dings-dags de droevige, en \'s woensdags de glorierijke Mysterien bij den Rozekrans voegen , en overal

Y

-ocr page 186-

172

dezelfde soort van Paternosters dragen , die gewijd behooren te zijn , en aan welke men slechts één kruis en twee medaljes zal hechten.

Zeven en twintigste Hoofddeel.

— mc*—

Over de stilzwijgendheid en de recreatie.

art. 110.

Het wel onderhonden der stilzwijgendheid is een groot kenmerk der geregeldheid in de Congregatie : alsdan woont er God , heerscht er de inwendige geest, en zijn er de godsvrucht en heilige oefeningen in achting. Integendeel, waaide regel der stilzwijgendheid kwalijk wordt onderhouden , is het een Huis , waaruit de orde reeds is verbannen; ten minste, waarin dezelve niet lang zal kunnen in stand gehouden worden; de ondervinding geeft daarvan de droevigste getuigenis. De Oversten moeten dus op de onderhouding der stilzwijgendheid naauwkeurig toezien , en iedere Zuster moet het zich ten pligt

-ocr page 187-

173

rekenen, van de voorschriften wegens» dezelve niet af te wijken, zich dikwijls herinnerende de woorden der H. Schrift: « Die zijnen mond » bewaart , bewaart zijne ziel ; maar die on-» voorziytiy is in zijne woorden , zal in onye-» lukken vervallenquot; (Prov. XIII. 3.)

Art. 111.

De legel van stilzwijgendheid vordert, dat er buiten den tijd der recreatie steeds stilte zij, en men noch lagche , noch teekens geve, noch spreke, zelfs niet één woord , dan wanneer het noodzakelijk of nuttig is, of de werkzaamheden of de bediening het vorderen ; en in deze gevallen moet het spreken dan nog altijd op eenen stillen toon geschieden, en niet langer duren dan het noodig is. Met zijne Overste mag men echter overluid spreken, mits dit geschiede in eene afgezonderde kamer; zoo ook wanneer de Zusters kinderen onderwijzen, hulpbehoevenden verplegen of andere liefdewerken oefenen, of met wereldlijken omgaan, is het overluid spreken onderling toegelaten , indien het noodzakelijk of nuttig is , of de welvoegelijkheid zulks vordert.

In de kapel of bidplaats, in de slaapzalen of slaapkamers , en op alle plaatsen , welke de

-ocr page 188-

174

Overste om wettige redenen uitzondert, zal men den regel van stilzwijgendheid altijd onderhonden.

De stilzwijgendheid moet geregeld zijn door de bescheidenheid , die het zont van alle deng-den is ; nu, de bescheidenheid vordert, dat men zwijge, wanneer het verboden is Ie spreken, en spreke, wanneer men behoort Ie spreken ;— dat men niet te voorbarig zij in het spreken, maar eerst wel oplette wat men moet zeggen; — dat men met eenen bijzonderen eerbied spreke tot de Priesters, de Oversten en oudere Zusters ; — dat men , in het verkeer met zijne Medezusters, de regelen van liefde en wellevendheid in het spreken in acht neme; — dat men, in de gesprekken met vreemdelingen, de voorzigtigheid , zedigheid en welvoegelijkheid in het oog houde, zich gedragende gelijk een welopgevoed , zedig en godvruchtig mensch, en vooral eene Zuster van Liefde betaamt.

Art. 112.

De recreatie, welke op bijzondere tijden wordt verleend, strekt om den geest te ontspannen en geschikter te maken voor de dienst, van God r, zoomede om aan het ligchaam nieuwe krachten te geven , ten einde de bezigheden der betrek-

-ocr page 189-

175

kingen behoorlijk te kunnen waarnemen. Zij bevordert de liefde en sticht veel nut, als zij wel geschiedt. Eene recreatie, welke men neemt uit den geest van gehoorzaamheid en met een zuiver inzigt, kan even zoo verdienstelijk zijn als de arbeid en het gebed. Daarom zal men, wanneer zij verleend wordt , van dezelve een goed gebruik maken , en het zou geen goed teoken zijn , wanneer iemand zich zonder reden aan dezelve onttrok ; het zou schijnen , alsof zij iets buitengewoons of anders wilde doen, dan hare Medezusters, hetgeen altoos vermeden moet worden. In dezelve zal men nogtans altijd de matigheid , die door de oprechte versterving vereischt wordt, onderhouden en zich onthouden van luidruchtige wereldsche vermaken, van gesprekken over familie-betrekkingen en wereldsche zaken , en bijzonderlijk van al hetgene de zusterlijke liefde zoude kunnen kwetsen.

Art. 113.

Behalve den tijd die dagelijks voor het spreken verleend is, zullen in de Congregatie de volgende dagen recreatie-dagen zijn : — eerste dag van het jaar — het feest van Driekoningen — O. L. V. Lichtmis — het feest van den H. Jozef — O. L. V. Boodschap — eerste Paaschdag — O. H. Hemel-

-ocr page 190-

176

vaart — eerste Pinksterdag — H. Sakraments-daff — H. Joannes Baptista — H. Vincentius i Paula — H. Martha — O. L. V. Geboorte — Naamfeest van de H. Maagd Maria — H. Hart van Maria — Allerheiligen — H. Stanislaus Kostka -— H. Cecilia — H. Nicolans — O. L. V. Onbevlekte Ontvangenis — Goedkeuring der Constitutie en Regelen — eerste Kerstdag — Onnoozele Kinderen — Patroonfeest van ieder Huis voor de Leden van hetzelve — Patroonfeest van den Kerkoverste, onder wiens jurisdictie de Zusters geplaatst zijn — Patroonfeest der Algemeene Overste — Patroonfeest van de ondergeschikte Overste voor de Leden van het Huis — jaarlijksche gedachtenis van de verkiezing der Algemeene Overste — de dag, waarop de jaarlijksche of algemeene Retraite eindigt voor de Leden van het Huis.

De feestdagen van het 11. Hart van Maria, van den IL Vincentius a Paula en van den Patroon van het Huis zal men vieren als den heiligen zondag.

Gedurende het octaaf van den H. Vincentius a Paula zal, na de gestelde Mis, de Litanie van dien Heilige gebeden worden, om door zijne voorspraak Gods zegen over de uitoefening der liefdewerken te verkrijgen.

-ocr page 191-

177

De bovengenoemde recreatie-dagen kan de Overste van het Huis in twee halve dagen verdeden , zoodanig dat zij den éénen halven dag op eenen anderen dag naar goedvinden , doch buiten de vaste-dagen en vóór den eersten dag van het volgende jaar, onverdeeld kan geven en door hare onderhoorige Zusters zelfs vooruit laten houden. Hiervan zijn uitgezonderd de feesten van het H. Hart van Maria, van den II. Vincentius a Paula, van den H. Joannes Baptista, het Patroonfeest van den Kerkoverste van het Diocees, het Patroonfeest der Algemeene Overste, het Patroonfeest der ondergeschikte Overste, Onnoozele Kinderen , de dag waarop de goedkeuring der Constitutie gevierd wordt, en de dag waarop de jaarlijksche algemeene Retraite eindigt, welke dagen niet verdeeld worden ; op deze dagen zal men geene geestelijke lezing onder de maaltijden houden , en kan men, met goedvinden der Overste, een uur later gaan slapen, en \'s anderendaags een uur later opstaan.

Buiten bovengenoemde recreatie-dagen mogen er in geen geval andere gehouden worden, dan met uitdrukkelijke vergunning van de Algemeene Overste der Congregatie, die bij buitengewone gelegenheden en in bijzondere gevallen dezelve kan verleenen.

-ocr page 192-

178

Art. 414

De Overste is bevoegd , onder de uren van recreatie, aan eene of meer Zusters de stilzwijgendheid om billijke redenen op te leggen. Indien iemand, uit hoofde der betrekking welke zij bekleedt, of om de bezigheden van het Huis, de recreatie geheel of gedeeltelijk moet missen, zal zij daarvan eene offerande doen aan God , die deze opoffering van haar verlangt, en dezelve ook zal vergelden.

Wanneer twee recreatie-dagen op denzelfden dag invallen, of indien een recreatie-dag valt op eenen dag , dat men geestelijke afzondering houdt, alsdan kan de Overste de bepaalde recreatie op eenen anderen dag vaststellen. De vastgestelde dagelijksche uren van recreatie zal men niet mogen verschuiven , dan in geval het middag- of avondeten worde verzet , waarop de recreatie telkens moet volgen. De tijd van het middag- of avondeten zal niet veranderd worden, dan in geval het, op den bestemden tijd niet kunne plaats hebben.

De H. Vincentius a Paula, sprekende van de dagorde , welke de Zusters van Liefde overal moeten volgen , zegt , dat men zich zoo veel mogelijk stipt moet houden aan de uren van

-ocr page 193-

179

den Piemel , beginnende met het opstaan ; en waarlijk , het is schoon en troostelijk te gedenken , dat alle Zusters , waar ook geplaatst , op hetzelfde uur vereenigd zijn , om God te loven en te eeren door het gebed , door het nemen der noodige spijzen , door de uitspanning , enz.

Acht en twintigste Hoofddeel.

Over de Biecht.

art. 115.

De HU. Sakramenten in het algemeen zijn r gelijk de H. Franciscus van Sales zegt, de kanalen waardoor God tot ons nederdaalt , gelijk wij door het gebed tot God opklimmen. Daarom moet eenieder zich tot het ontvangen der HH. Sakramenten behoorlijk voorbereiden, en dezelve ontvangen met eene vurige begeerte om zich met God naauwer te vereenigen, en aan Hem meer en meer welgevallig te worden.

-ocr page 194-

180

Art. 116.

De H. Biecht is dat groote werk van onze H. Godsdienst, in hetwelk tusschen God en den mensch over de belangen zijner zaligheid wordt gehandeld — waarin de mensch zich stelt aan den voet van het kruis, in de hoedanigheid van boetvaardigen zondaar , om zijne zonden en ongetrouwheden jegens God tebeweenen; — waarin hij zich gaat vertoonen bij zijnen 0|)-perregter, om Hem rekening van zijne werken te geven; — waarin hij zijne ziel van hare vlekken zuivert , om haar daardoor aan de oogen van haren God aangenamer te maken; — waarin hij de uitwerkselen van het aanbiddelijk Bloed van Jezus Christus ontvangt, wiens verdiensten hem door de genade van het H. Sa-krament moeten worden toegevoegd. Dat werk Tereischt, dat de Zusters zich, door vurige gebeden en verzuchtingen tot God en door een naauwkeurig onderzoek van haar geweten , behoorlijk voorbereiden.

De Zusters moeten in den biechtvader beschouwen Jezus Christus zeiven, die, vol van barmhartigheid, hare zonden en ongetrouwheden vergeelt, en haar zijne genade terugschenkt of die vermeerdert, en zullen aan hem , gelijk

-ocr page 195-

181

aan Jezus Christus zeiven, gelijk een kind aan zijnen vader, haar geweten met een liefderijk betrouwen, zonder vrees, kort en duidelijk openbaren, en niets daarbij voegen, dat onnoodig is.

In hare twijfelingen en scrupulen zullen zij den raad van haren biechtvader met eenvoudigheid , met onderwerping en zonder tegenspraak volgen, zich overtuigd houdende, dat de goddelijke Voorzienigheid niet zal gedoogen , dat zij bedrogen worden , wanneer zij zich aan het oordeel onderwerpen van hem die Gods plaats bekleedt, en wien zij haar geweten openbaren, met het voornemen otn den wil van God te kennen, in alle zuiverheid naar ziel en ligchaam Hem fe dienen en te streven naar de volmaaktheid.

Terwijl de biechtvader tot haar spreekt, zullen zij met eerbied en oplettendheid naar hem luisteren, alsof God zelf door zijnen mond sprak. De heilige woorden : Ik onthind u, moeten zij voor kostelijk en dierbaar houden, daar zij worden gesproken van den priester , aan wien God gezegd heeft: « Wier zonden gij zult vergeven » hebben, deze worden hun vergevenquot; en zich, onder het uitspreken derzeive, door een hartelijk leedwezen voor God vernederen.

Na de biecht te goeder trouw gedaan te hebben, moeten zij zich niet meer bekommeren, of onder-

1 *4 1 O

-ocr page 196-

182

zoeken , of zij alles wel gezegd hebben ; maar veeleer moeten zij die kostelijke oogenblikken waarnemen , om zich kalm en aandachtig bezig te honden met Jezus, met wien zij verzoend zijn , en Hem te bedanken voor de weldaden, die zij hebben genoten.

De Zusters mogen nimmer iets mededeelen of te kennen geven van hetgeen tot de gedane biecht behoort, noch zich over den biechtvader beklagen, noch tegen hem morren. t)e H. Vin-centius a Paula heeft dat geheim bijzonderlijk ingeprent aan de Zusters van Liefde , die door hem gesticht zijn.

Art. 417.

De Zusters zullen gewoonlijk eens ter week biechten, bij den biechtvader welke haar zal aangewezen worden. Viermaal in het jaar, en wel in de kvvatertemper-dagen, zullen zij zich bij den buitengewonen biechtvader vervoegen, om te biechten, of om eenige vermaningen te ontvangen. Niemand zal in die week bij den gewonen biechtvader biechten. Met verlof der Overste zal men zich ook dikwijlder bij den buitengewonen biechtvader mogen vervoegen, welk verlof de Overste niet zal weigeren, indien daartoe geene gegronde redenen bestaan.

-ocr page 197-

183

De Zusters kunnen, indien zulks noodig is, bij eiken anderen goedgekeurden biechtvader biechten , na hiertoe verlof aan den gewonen biechtvader gevraagd te hebben. Wanneer er wettige redenen bestaan, om dat verlof aan den biechtvader niet te vragen, of indien men hetzelve niet wel kan vragen, b. v. als eene Zuster zich van huis begeeft, alsdan zijn de algemeene en ondergeschikte Oversten , of die haar vervangen , bevoegd om hare onderhoorige Zusters in die ver-pligting te dispenseren, waardoor men van dezelve wordt ontslagen.

De Kerkoversten der Diocesen, in welke de Huizen gevestigd zijn , zullen benoemen de gewone en buitengewone biechtvaders der Zusters, die dezelve bewonen.

-ocr page 198-

184

\' ■ crnlt;3x5yoquot; \' c:n^lt;5y0\' cnlt;£x5gt;^d \' quot; cx^sgt;\'i\' c^,(s/^\'

Negen en twintigste Hoofddeel.

Over de H. Communie.

Art. 118.

Ten aanzien van de 11. Communie kan niets waardiger , heiliger en verhevener voorgesteld worden, dan de volgende woorden van Jezus Christus over dit aanbiddelijk Sakrament : « Het

» is hier het brood ten leven^ afyedaald van den » Hemel. Mijn Vleesck is waarlijk eene spijze, » en mijn Bloed is waarlijk een drank. Hij die D mijn Vleesch eet en mijn Bloed drinkt, blijft » in Mij, en Ik in hem. Uwe voorvaderen hehhen y) het manna gegeten, en zij zijn gestorven : die y) dit brood van leven eet, zal eeuwig leven.quot; (Joann. VI. 51. 56. 57. 59.)

Op deze groote woorden en onveranderlijke waarheden kan men de volgende bemerkingen maken.

Het aanbiddelijk ligchaam van Jezus Christus is inderdaad eene hemelsche spijze, en zijn dierbaar Bloed de drank van onsterfelijkheid, die ons

-ocr page 199-

185

in deze plaats van ballingschap moet voeden en ondersteunen; dit aanbiddelijk Sakrament is het brood van den Hemel afgedaald, het brood zelfs der Engelen , het keurigste manna, hetwelk ons in de woestijn van dit leven moet verzaden, het hemelsch banket, waarop wij, bij voorkeur der Engelen zeiven, zijn uitgenoodigd.

Door de H. Communie woont Jezus Christus in ons en wij in Hem. Hij komt in ons. Hij ver-eenigt zich met ons , Hij werkt in ons ; zoodat wij het niet zijn , die leven , maar het is Jezus Christus zelf, die in ons leeft en ademt.

De H. Communie wordt niet alleen voor dit leven eene overvloedige bron van alle hemelsche genadegunsten , maar geeft ons nog het onderpand , de kiem , den voorsmaak der gelukzalige onsterfelijkheid, waarnaar wij haken. De Oud-vaders hebben slechts een vergankelijk en aardsch manna gegeten; wij ontvangen het hemelsch manna en in hetzelve het onderpand der verheerlijkende onsterfelijkheid.

Ach! hoe dierbaar moet de ziel van den mensch in de oogen van God zijn ! hoe dierbaar moet derzelver heiligmaking aan het Hart van God wezen !

Eene der zaken, die de Zusters haren heiligen staat moet doen beminnen en hoogachten, is het

-ocr page 200-

186

geluk dat zij hebben, van dikwijls te kunnen communiceren , en zich met haren goddelijken Bruidegom te vereenigen. Jezus Christus zelf roept haar, noodigt haar, betuigt haar het grootste verlangen van zich met haar te vereenigen, haar zijne gaven mede te deelen, en eene aanzienlijke plaats in zijn Hart te schenken. Hoe droevig en ondankbaar handelt dus eene Zuster, die door hare eigene schuld de H. Communie volgens den Regel niet ontvangt, en er zich opzettelijk en met eenen vrijen wil van verwijdert ! En wat is hiervan doorgaans de oorzaak, tenzij hare eigenzinnigheid, hare onachtzaamheid, hare laauvvheid, hare kwijning ? Maar wat doet zij daardoor ? Zij berooft zich van de grootste genade; — zij betuigt eene onverschilligheid aan haren hemel-schen Bruidegom —zij geeft stof tot ontstichting; — zij stelt zich in gevaar van meer en meer in onachtzaamheid, afkeer en laauwheid te vallen ; — zij verzaakt aan een dierbaar middel van heiligmaking en van volmaaktheid. Men vreest rekening te geven van de H. Communie welke men ontvangt ; en men vreest niet, rekening te geven van die welke men verzuimt !

Art. 119.

De Zusters moeten zich tot het ontvangen der H. Communie behoorlijk voorbereiden.

-ocr page 201-

187

De bereiding vóór de H. Communie is tweederlei ; de verwijderde bereiding en de nadere bereiding.

De eerste is gelegen in het vermijden van alle vrijwillige en voorbedachte fouten, en in het opregt verlangen naar de volmaaktheid.

De tweede bereiding bestaat hierin, dat zij zich vóór de H. Communie opwekken tot een levendig geloof, dat haar van de waarheid, van de heiligheid , van de majesteit, van de grootheid van dit aanbiddelijk Sacrament doordringe, en van dan af haar vervulle met ootmoedigheid , met eerbied, met eene heilige vernietiging van zich zelve , op het zien van eenen God, dien zij gaan ontvangen ; — dat zij zich opwekken tot eene sterke hoop , steunende op de goedheid en almogendheid Gods , en tot een vurig verlangen van hetzelve te ontvangen , een verlangen , bezield met eene nog vuriger liefde voor haren goddelijken Bruidegom.

Wanneer zij de H. Communie ontvangen hebben, moeten zij God bedanken, gelijk het betaamt na het genieten van zulk eene groote weldaad , en zorgvuldig gebruik maken van die kostbare oogenblikken , in dewelke zij met haren goddelijken Bruidegom innig vereenigd zijn. Het is immers dan voor haar de tijd om God te loven,

-ocr page 202-

188

te aanbidden , te bedanken , zich in alles en tot alles aan Hem op te dragen , en hare behoeften en verlangens te openbaren.

Gedurende den dag zullen zij dikwijls het groot geluk gedenken, dat zij \'s morgens genoten hebben, en datgene wat zij met haren goddelijken Bruidegom besloten hebben, getrouwelijk naleven.

Art. 120.

Ieder Lid der Congregatie zal driemaal in de week communiceren , echter altijd volgens heit oordeel van haren biechtvader en van haar geweten , zoodat de Overste niet bevoegd is om iemand tot het ontvangen der H. Communie te noodzaken.

Wanneer het mogt gebeuren , dat eene Zuster zich dikwijls aan de II. Communie onttrekken, en daardoor aan andere ontstichting geven zoude , zal de Overste daarvan verslag doen aan de Algemeene Overste der Congregatie, die deswege de noodige maatregelen zal nemen.

De Oversten kunnen en zijn verplicht, wanneer daartoe wettige redenen zouden bestaan, voor hare onderhoorige Zusters de Communie-dagen , voor ieder in het bijzonder , of in het algemeen, in te trekken.

-ocr page 203-

189

Gewoonlijk zal men communiceren op de zondagen , (lin^sdagen en donderdagen van iedere week. Wanneer er één of twee feestdagen in de week invallen , die gevierd worden als de zondag, of de Overste nnttig oordeelt, dat de Gemeente om eene bijzondere reden op eenen anderen dag communicere , of wanneer eene Zuster op eenen anderen dag tot eene bijzondere intentie de H. Communie wenscht te ontvangen, kan de Overste de Communie-dagen van den dingsdag en donderdag op andere dagen van dezelfde week laten houden.

Indien iemand belet is, op de gestelde dagen de H. Communie te ontvangen , kan zij zulks , met verlof der Overste , doen op eenen anderen dag van die week , maar niet buiten dezelve.

Op iederen tweeden zondag van de maand zal er eene generale Communie gedaan worden voor het welzijn van alle Huizen der Congregatie, opdat het God behage aan de Oversten het noodige licht te schenken, om dezelve wel te bestu ren.

Na het overlijden van den Oprigter der Congregatie zullen de Zusters, op den feestdag van den H. Joannes Baptista, (den 24 Junij), de H. Communie opofferen, en den Aflaat toevoegen tot lafenis zijner ziel; en alle gebeden en goede wer-

-ocr page 204-

190

ken , welke op dien dag in de Congregatie geschieden , zullen tot diezelfde intentie aan God worden opgedragen.

Op den feestdag van Allerzielen zullen de H. Communiën , de Aflaten en de vruchten der goede werken van dien dag toegevoegd worden aan de zielen van de overledene Zusters der Congregatie. Tot dezelfde intentie zullen , in het Moederhuis indien zulks kan zijn , of elders , gedurende het oktaaf, eenige HH. Missen gecelebreerd worden.

Wanneer de twee laatstgenoemde Communiën vallen buiten zondag , dingsdag of donderdag , zullen zij buitengewoon gehouden worden , zoodat zij altijd op de bepaalde dagen geschieden.

Art. 121.

Men zal de dankzegging na de H. Communie eindigen met het loflied: Z7, o God, loven tvij, hetwelk door de Zusters staande in koor zal gebeden worden , wanneer men de H. Communie gezamenlijk ontvangt; en in stilte, wanneer de eene of andere Zuster alleen communiceert.

Na genoemd danklied gebeden te hebben, verlaat men onmiddelijk de kapel of bidplaats.

-ocr page 205-

191

Dertigste Hoofddeel.

Over de schuldbelijdenis.

akt. 122.

De schuldbelijdenis is, wanneer zij naar behoo-ren gedaan wordt, een der voornaamste bolwerken tegen de verslapping van de Regelen en gebruiken der Congregatie. De H. Dominions, van dezelve sprekende, zegt, dat de duivel niets zoo zeer haat als de schuldbelijdenis, daar deze de fouten uit-wischt, die hij in de Communiteiten doet begaan.

Het is een gewigtige pligt voor iedere Overste, de schuldbelijdenis geregeld te houden, en dezelve nimmer achter te laten. In geval zij ziek of afwezig is, zal dezelve gehouden worden door de Zuster van het Huis , die haar regtens opvolgt.

De schuldbelijdenis zal iedere week ééns geschieden, en zulks op eenen dag en een uur, welke vooraf zullen bepaald worden : de Zusters zullen^ buiten wezenlijk beletsel, die alle moeten bijwonen. Dezelve zal plaats hebben buiten den tijd

-ocr page 206-

192

der recreatie, in het koor, of in een afgezonderd vertrek, maar nimmer in de eetzaal. Men begint dezelve met het gebed ; Kom, Schepper, Heilige Geest, nedergeknield te bidden, waarna de Overste gaat zitten.

Het is vooral in de schuldbelijdenis, dat de Overste , of de Zuster die haar vervangt, ingewanden van liefde hebben, met voorzigtigheid handelen, en niets beoogen moet, dan Gods meerdere eer, het welzijn van de Congregatie en van ieder in het bijzonder, elkeen behandelende volgens haar verstand, hare inborst en deugd.

Art. 123.

Elke Zuster, te beginnen met de jongste, beschuldigt zich openlijk, met ootmoed en openhartigheid, van de uitwendige overtredingen, gebreken en fouten, welke zij tegen de Regelen en tegen de gebruiken van het Huis bedreven heeft, en neemt de vermaningen die men haar toevoegt, en de boeten welke men haar oplegt, nedeiig aan. Zij zal zich verheugen, ook hierin eenigzins gelijk te zijn aan haren goddelijken Bruidegom, die, ofschoon de Heiligheid zelve, van de grootste misdaden beschuldigd en ter dood veroordeeld werd , zonder zijnen mond te openen , om zich te verontschuldigen.

-ocr page 207-

193

Gebreken en fouten, welk alleen inwendiy zijn, mag men in de schuldbelijdenis niet openbaren : evenmin mag men de gebreken van anderen bekend maken, tenzij zulks te doen door de Overste vvierde voorgeschreven.

Indien het gebeurt , dat iemand vergeet zich van eene fout te beschuldigen, welke aan andere bekend is , kan zij , die dezelve weet , deze aan de Overste openbaren ; de Overste zal daarvan naar goedvinden gebruik maken, zonder dat daardoor echter de Zuster bekend worde, die dezelve geopenbaard heeft.

Indien iemand zich aan eene fout hadde schuldig gemaakt, waarvan de openbaring zou kunnen ergeren, of die zij niet zou durven belijden, kan zij dezelve afzonderlijk aan hare Overste bekend maken.

Om het doel der schuldbelijdenis te bereiken, zullen de Zusters zich tot dezelve behoorlijk voorbereiden , met een zuiver inzicht, namelijk ter verbetering harer gebreken, dezelve bijwonen, de haar toegevoegde vermaningen naleven, en de opgelegde boeten volbrengen.

De schuldbelijdenis wordt met het volgende gebed gesloten ;

o Almachtige en barmhartige God! zie met medelijden op onze ellende en zwakheid neder; sta ons bij, opdat wij de fouten, welke wij openlijk beleden hebben, niet meer bedrijven.

-ocr page 208-

194

Verken ons deze genade, door de voorspraak van omen tl. Engelbewaarder, onzen H. Vader 1 incentius, onze H. Moeder Maria, en door de verdiensten van Jesus, uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in eeuwigheid. Amen — Onze Vader. Wees gegroet.

De Overste is bevoegd om ook builen den tijd der schuldbelijdenis, de Zusters zich van hare uitwendige gebreken en fouten in het openbaar te laten beschuldigen.

Omtrent het opleggen der penitentiën of boeten , zal men overal, zooveel mogelijk , het gebruik van het Moederhuis volgen.

Art. 126.

Al hetgeen in de schuldbelijdenis of\' in de openbaring der gebreken beleden wordt of gezegd is, zal een geheim blijven, waarover noch de Overste, noch de Zusters, noch in het openbaar , noch onderling, zullen mogen spreken.

Een en dertigste Hoofddeel.

—i—gt;—

Over de geestelijke apzoxdemng.

Art. 127.

Onder de oefeningen van godsvrucht is de geestelijke afzondering een zeer krachtig middel, om

-ocr page 209-

199

den mensch tot het ware geluk te leiden. Het is daar, in die zalige afzondering, dat God tot het hart spreekt, dat de zondaar zich bekeert, en de regtvaardige krachtdadig bewogen wordt, om op den weg der volmaaktheid met blijdschap te vorderen. De ondervinding heeft overtuigend bewezen , dat men dezelve nimmer te vergeefs doet, en dat zij overvloedige vruchten geeft, wanneer dezelve behoorlijk geschiedt.

Art. 128.

Om de geestelijke afzondering wel te doen, en de uitwerkselen derzelve te genieten , zullen de Zusters het volgende onderhouden :

1. Bij het begin der afzondering zullen zij zich wel overtuigen en doordringen van de liefde en goedheid Gods, die haar de buitengewone genade doet, om zich uitsluitend met God en de belangen barer ziel te kunnen bezig houden ; wel beseffende hoe noodzakelijk het is, zich van tijd tot tijd af te zonderen , om den waren geest te hernieuwen , zich van de gebreken te zuiveren en een heilig leven te leiden

2. Zij zullen bereid zijn haar hart geheel aan God te geven, en zulks zonder eenige uitzondering, met den II. Apostel Paulus vragende : « Heer, wat

-ocr page 210-

200

» wilt Gij , dat ik doe V en, met veel betrouwen op den bijstand Gods, met David daarbij voegende : « Mijn hart is bereid, o Heer, mijn ygt; hart is bereid /quot;

3. Zij zullen zich afzonderen van alles, wat den {jeest en het hart zoude kunnen verstrooijen, en stiptelijk naleven alle oefeningen , die in de geestelijke afzondering worden voorgeschreven.

4. Zij zullen zich gedurende de afzondering eenige verstervingen voorschrijven, en vooral het stilzwijgen onafgebroken en naauwkeurig onderhouden.

5. Zij houden aanteekening van datgene, hetwelk haar gedurende de afzondering bijzonder heeft getroffen , en van de goede voornemens , welke zij gemaakt hebben, om dezelve later met Gods bijstand krachtdadig ten uitvoer te brengen.

6. Zij kunnen, met goedvinding van den biechl-vader, eene biecht spreken van geheel haar leven, of van den tijd af derlaafstegeestelijkeafzondering.

Art. 129.

De geestelijke afzondering zal \'s avonds één kwartier vóór acht ure beginnen met het bidden of zingen van het Veni Creator, eene korte aanspraak en eene aanbidding van het allerheiligste

-ocr page 211-

201

Sakrament, waarna men de avondgebeden doet als naar gewoonte.

Men sluit dezelve den tienden dag \'s morgens met eeue generale Communie , op de gebruikelijke wijze.

Alle dagen zullen er drie meditatiën gedaan worden, te weten: de eerste, na het lezen van de Metten en Lauden , de tweede, om negen ure, en de derde, namiddag om vijf ure.

ïe tien ure bidt men de Primen, Terticn, Sexten en Nonen ; — om elf ure doet men het onderzoek over de pligten van zijnen staat, tot half twaalf ure.

Om half twee ure voorlezing uit de Bijzondere Regelen der Congregatie, tot twee ure; — om half drie ure conferentie over de pligten van den staat of over de volmaaktheid, tot drie ure. De overige oefeningen geschieden als naar gewoonte, met uitzondering van het bezoek bij het Allerheiligste, hetwelk een tweede uurs zal duren.

Na deti vierden dag der geestelijke afzondering kan men zich voor het H. Sakrament van de biecht aanbieden, en zich in den vrijen tijd bij den Direkteur vervoegen , om inlichting te vragen , als men zulks noodig oordeelt.

Gedurende de afzondering zal men niet communiceren, dan alleen bij het sluiten van dezelve.

-ocr page 212-

202

Het is zeer voordeelig, gedurende de afzondering eiken dag eenen bijzonderen Beschermheilige te nemen, en drie Onze Vader en drie Wees gegroet te bidden : de eerste ter eere van den H. Beschermer van den dag; de tweede voor de zielen, die het ongeluk hebben in staat van doodzonde te zijn; en de derde voor haar, met wie men geestelijke afzondering houdt : de liefde vereenigt de harten en trekt de genade tot zich.

Elke Zuster, waar ook geplaatst, zal jaarlijks eene afzondering houden van acht volle dagen , dat is ; het jaar gerekend van primo Januarij tot ultimo December ; zoodat eene Zuster aan dat voorschrift voldoet, wanneer zij in dat tijdsverloop de afzondering houdt, onaangezien of de tijd van de laatste afzondering korter of langer dan een jaar zij geleden.

De Algemeene Overste, de Assistanten, en de Oversten der Succursaal-huizen zullen gezamenlijk jaarlijksche afzondering houden , om na het eindigen derzelve over de belangen der Congregatie te kunnen handelen. Hiervan is uitgezonderd de Assistante, die tijdens de afzondering met het bestuur van het Moederhuis belast is.

Niemand der Oversten zal zich aan het bijwonen dezer afzondering onttrekken, zonder uitdrukkelijke vergunning der Algemeene Overste.

T

.

-ocr page 213-

203

In het Moederhuis en in ieder Succursaalhuis zal jaarlijks eene algemeene afzondering voor de andere leden van dezelve gehouden worden, ten ware de Algemeene Overste raadzaam oordeelde, de Zusters van eenige andere huizen in een bepaald huis tot dat einde te vereenigen : in dit geval zal het huis, waarin de afzondering wordt gehouden, door de respectieve huizen der Zusters hiervoor schadeloos worden gesteld.

De afzonderingen zullen , zoo mogelijk, door priesters, die jurisdictie hebben in het Diocees, waar dezelve plaats hebben, gegeven en bestuurd worden , die, tijdens de afzondering, ook als buitengewone biechtvaders zullen mogen biecht hooien voor de Zusters, die afzondering houden, en bij hen vei langen te biechten.

Wanneer eene of meer Zusters, door ziekte of andere wettige redenen , verhinderd zijn de jaarlijksche algemeene afzondering bij te wonen, zullen zij dezelve op eenen anderen tijd afzonderlijk houden , en, zooveel mogelijk, de bovengestelde dagorde volgen.

De gewone werkzaamheden en liefdewerken kunnen gedurende de afzondering verrigt worden ï echter die, welke gevoegzaam kunnen worden uitgesteld , zal men tot op eenen anderen tijd verschuiven.

-ocr page 214-

204

Art. 130.

De Zusters zullen iedere maand één\' dag zich afzonderen , om meer ernstig in zich te keeren, ten einde te onderzoeken, hoe zij zich gedurende de laatste maand van hare pligten hebben gekweten , zoomede om de goede voornemens, welke zij bij de jaarlijksche afzondering gemaakt hebben , te hernieuwen, levendig te houden y en vruchten te doen dragen, en om zich tot eenen zaligen dood voor te bereiden.

De sterkste voornemens verzwakken zeer spoedig, indien dezelve niet hernieuwd worden. De ijver vermindert steeds , de heiligste zaken geschieden als uit gewoonte , en , zonder het te bemerken , vervalt men allengs tot laauwheid , of lot eenen staat , die nog erger is , indien de mensch niet van tijd tot tijd stilstaat, om te zien , of hij nog altijd op den goeden weg voort-wandelt. De maandelijksche afzondering zal r indien zij wel geschiedt, de Zusters van die gevaren vrijwaren, en daarom zullen zij er zich veel aan gelegen laten liggen , om dezelve met groote oplettendheid en godsvrucht te verrigten.

De derde donderdag van iedere maand is voor elk huis een vast bepaalde dag, waarop de afzondering zal gehouden worden. Hoezeer som-

-ocr page 215-

205

mige Zusters, uit hoofde van de beoefening der liefdewerken , volstrekt belet zijnde om op dien dag afzondering te houden , dezelve op eenen anderen dag kunnen doen , zal echter die dag, al ware het ook maar door enkele Zusters , tot dat einde besteed worden, om, door vereeniging van gebeden in de Congregatie, des te krachtiger Gods zegen af te smeeken en te verkrijgen.

Wanneer de feestdagen van het H. Hart van Maria , of van O. L. V. Hemelvaart, of van den H. Vincentius a Paula, op den derden donderdag van de maand invallen , zal men de geestelijke af/.ondering tot den vierden donderdag van de maand versohuiven.

Op den dag der afzondering zal men bijzonder ingetogen zijn, den geheelen dag de stilzwijgendheid onderhouden , en alles vermijden, wat zoude kunnen verstrooijen, om des te vrijer met God te kunnen spreken en zijne stem te hooien.

De werkzaamheden en de liefdewerken van den dag kan men verrigten; echter die welke niet volstrekt noodzakelijk zijn , zal men tot op eenen anderen dag uitstellen.

Art. 131.

De maandelijksche afzondering zal op de volgende wijze geschieden :

-ocr page 216-

206

1. \'s Avonds te voren zal men, na de gewone avondgebeden, in koor bidden het (jebed: Kom, Schepper, heilige Geest, om de genaden van den H. Geest over de afzondering af te smeeken.

2. Er zullen op den dag der afzondering drie meditatiën gedaan worden, te weten; de eerste, na het lezen der Metten en Landen; de tweede, om negen ure; en de derde, namiddag om vijf ure, van welke ieder omtrent een tweede uurs zal duren.

3. Te tien ure het bidden van de Primen, Tertiën, Sexten en Nonen. De Vespers worden op den gewonen tijd gebeden.

4. Te elf ure onderzoek over de pligten van den staat.

5. Te half twee ure\' geestelijke lezing uit de Bijzondere Regelen , tot twee ure.

6. Het bezoek bij het Allerheiligste op den gewonen tijd, hetwelk een tweede uurs zal duren.

7. \'s Avonds te acht ure zal men de af/.on-dering sluiten met de voorbereiding tot den dood , waarna om half negen ure de gebeden naar gewoonte worden verrigt.

Men offert dien dag de H. Communie op als eene Teerspijze, in diezelfde gevoelens, als men zou wensehen dezelve bij het einde des levens te ontvangen. Na de H. Communie zal men

-ocr page 217-

207

Jezus vurig bidden om de genade van een zalig afsterven, eene kostbare en beslissende genade , waaraan men gewoonlijk niet genoeg denkt, om ze te vragen.

Art. 132.

De voorbereiding tot den dood zal geschieden als volgt ;

Voor hot Crucifix neergeknield , zal men een weinig tijds besteden met zich te verbeelden, dat het uur van sterven is genaderd , en dat de Engel Bewaarder komt zeggen, gelijk eertijds de Profeet zegde aan Ezechias : üw tijd is yeëin-diijd; stel orde op uwe zaken, (jij ijaat sterven.

(IV. Reg. XX. 1.)

Men moet niet vreezen zich met de gedachte van den dood gemeenzaam te maken ; hoe meer men daaraan denkt, hoe meer de vrees voor den-zelven vermindert. In plaats dan van die gedachte te verwijderen, moet men dezelve levendig doorgronden, en dikwijls bij zich zeiven zeggen : Ik moet sterven.

Hierna doet men met eene heilige aandacht de volgende overweging.

I. Punt. Wat is sterven ?

Ik zal sterven ! dat wil zeggen ; ik zal alles

-ocr page 218-

208

verlaten, zonder uitzondering..... ik zal mijne

broeders, zusters, vrienden, al hetgeen mij dierbaar is , verlaten ; ik zal hun een eeuwig vaarwel zeggen____ ik zal alles verlaten wat tot mijn

gebruik dient; ik zal volstrekt alles verlaten____

Gij wordt door vrees bevangen, mijne ziel, op de gedachte van alles te moeten verlaten ! .. . .

Het zal nogtans zoo moeten wezen..... Ach !

welke dwaasheid is het, zich te hechten aan iets dat zoo spoedig voorbij gaat. . . .

Ik zal sterven ! dat wil zeggen : mijne ziel zal mijn ligchaam verlaten , hetwelk alsdan tot niets nuttig meer zal zijn, en waarvan men zich spoedig zal ontdoen. . . . men zal het in de aarde begraven. ... en wat zal er dan van dit ligchaam geworden, waaraan ik mij zooveel laat gelegen liggen. . .. Wat zal er van die voeten , van die handen, van dat hoofd geworden ! . .. . Wat ben ik toch dwaas aan dat ligchaam gehecht te zijn, dat weldra niets zal zijn ^dan stof en asch !

Ik zal sterven ! dat wil zeggen: mijne ziel gaat verschijnen voor den regterstoel van God ! o geducht oogenblik ! ik alleen in de tegenwoordigheid van God ! . . . ondervraagd te worden over geheel mijn leven, door een God , oneindig regtvaardig, oneindig verlicht, vijand dei-zonden en dan zonder barmhartigheid. . . .

-ocr page 219-

209

II. Punt. Wanneer en hoe zal ik sterven ?

Hoe lanff heb ik no(j tijd te leven ? ik weet

het niet: men sterft in allen oudenlom.....Zal

ik den tijd hebben , om mij tot den dood voor te bereiden ? ik weet het niet.....ik weet alleenlijk , dat vele menschen, zelfs na eene lange ziekte, sterven op een oogenblik , dat zij er het

minst aan denken..... Zal ik de laatste Hli.

Sakramenten ontvangen, of sterven zonder biechten ? . . . . ik weet het niet. ... ik kan op één oogenblik de spraak , het verstand verliezen. . .. Overigens, waartoe is men in staat, wanneer men ziek is? ... . welke uitzinnigheid , te rekenen op het laatste oogenblik , wanneer het de eeuwigheid geldt !

III. Pumt. Ben ik gereed om te sterven ?

Als ik op dit uur moest sterven, ben ik gereed 1... . ben ik gereed, om alles te verlaten ? . . . ben ik vooral gereed, om te verschijnen voor den regterstoel van God ? . . . is er niets, hetgeen mij kwelt ? . . . is mijn geweten geheel gerust ? . . . heb ik niets te vreezen wegens de vervulling van de pligten van mijnen staat ? .... welke on-voorzigtigheid , te leven in eenen staat, waarin ik niet zonde wenschen te sterven !

-ocr page 220-

210

Na eenige oogenblikken bij die punten te hebben stil gestaan , zal men eenige goede voornemens maken , die het geschiktste voorkomen voor de gesteltenis, waarin men zich bevindt, en eindigen met het bidden der Litanie van den zaligen dood.

Twee en dertigste Hoofddeel.

Over de aezoxderlijke gebeden en gods-

diensïoeeeningen , over de inten-tiën en over den arbeid.

art. 133.

Door afzonderlijke of bijzondere gebeden en oefeningen verstaat men in de Congregatie de zulke, welke door de Regelen niet zijn voorgeschreven , en die gewoonlijk iedere Zuster bij zich zelve verrigt, als: het bijwonen der kerkelijke diensten; het doen van den Kruisweg en van Novenen ; het deelnemen aan Broederschappen ; het bidden onder het werk, en, in het algemeen,

-ocr page 221-

211

alle andere gebeden en oefeningen, die in de Regelen niet zijn opgenomen of vastgesteld.

Niemand is, krachtens de voorschriften dei-Congregatie , tot het verrigten van afzonderlijke gebeden en oefeningen gehouden, en de Oversten zijn niet bevoegd, dezelve te bevelen; maar het staat eenieder vrij dezelve te verrigten, wanneer de tijd en de bezigheden dit toelaten , en de Oversten , om billijke redenen, dit niet beletten.

Daar, waar de Zusters de H. Mis geregeld in het huis kunnen hooien , wonen zij dezelve in de parochie-kerken of elders, niet bij, dan wanneer hare bediening of betrekking zulks vordert, Namiddag zullen zij de kerkelijke diensten buiten haar huis nimmer bijwonen; wanneer de Vespers of het Lof niet in het huis gedaan worden , zal men op zon- en feestdagen, na het bezoek bij het Allerheiligste, in plaats van den Rozekrans van vijf, dien van vijftien tientjes bidden. De Zusters worden , in het algemeen , hier opmerkzaam gemaakt, dat zij zich tot regel moeten stellen , nimmer in bet publiek te verschijnen , dan wanneer de liefde haar roept, of men noodzakelijk moet uitgaan.

Het is aan de Oversten geoorloofd, gebeden of

-ocr page 222-

212

Novenen tot bijzondere intentiën voor vreemdelingen te doen, en zelfs de Zusters te verzoeken daaraan deel te nemen ; maar het staat iedere Zuster vrij, dit verzoek al of niet in te willigen; zij worden nooit gemeenschappelijk verrigt.

Den Kruisweg zal men op Goeden Vrijdag en Allerzielendag te zamen mogen doen.

Niemand mag deel nemen aan Broederschappen of bijzondere devotiën , waaraan eenige ver-pligtingen zijn verbonden , dan aan dezulke, waarin alle Leden , met vergunning der Alge-meene Overste, zijn ingeschreven. De Algemeene Overste zal , omtrent het laten deelnemen aan Broederschappen , met bescheidenheid te werk gaan , en toezien , dat men niet te veel tot het bespiegelend leven overhelle, en daardoor het tweede doel der Congregatie, het oefenen der liefdewerken, benadeele. Deze aanmerking wordt aan de overweging van alle Oversten bijzonder aanbevolen.

Onder het verrigten van de liefdewerken en van den arbeid, kunnen de Zusters zich onderling bezig houden met overluid den Rozekrans of andere gebeden te bidden , indien die werkzaamheden niet te zwaar zijn of te veel beweging vereischen , daar zulks de gezondheid zou kunnen schaden.

-ocr page 223-

213

Art. 134.

Elke Zuster is bevoegd, hare gebeden en oefeningen van godsvrucht, zoo wel gemeenschappelijke als afzonderlijke, tot zoodanige intentiën te verrigten of op te dragen, als zij zal verkiezen. Hiervan zijn uitgezonderd die gemeenschappelijke gebeden en oefeningen, waarvan de intentiën in de Kegelen zijn vastgesteld, volgens welke intentiën die dan ook moeten geschieden.

De geestelijke vruchten of verdiensten, welke de liefdewerken en andere werkzaamheden geven, zijn gemeen , en in dezelve deelen alle Zusters, zonder aanzien van het werk, hetwelk zij in de Congregatie verrigten, mits zij haren pligt betrachten ; met uitzondering alleen van die , waarvan de verdiensten , op zekere dagen , aan bijzondere intentiën zijn toegevoegd. Het zal aan elke Zuster vrij staan , haar aandeel in die verdiensten dagelijks tot eene bijzondere intentie aan God op te dragen.

Het wordt aan de Zusters aanbevolen te bidden : voor hare Medezusters en derzelver familiën, zoo levende als doode ; voor de bekeering der onge-loovigen en zondaren ; voor de geloovige zielen in het vagevuur ; voor alle geestelijke en wereldlijke overheden , en in het bijzonder voor hare

15

-ocr page 224-

214

biechtvaders; voor de weldoeners der Congrega tie ; voor hare ouders en bloedverwanten , enz. De liefde vordert, dat men voor alle menschen, maar bijzonderlijk voor zijne ouders en familiën bidde. Hoezeer de Zusters , overeenkomstig de heilige armoede van den geest, alle aangekleefd-heid, ook aan bloedverwanten, moeten afleggen, moeten zij niettemin hare ouders en familiebetrekkingen beminnen ; ja , zij moeten zulks nu doen met eene meer heilige en zuivere liefde , en hartelijk deelnomen in hun geestelijk en tijdelijk geluk, en, door vurige gebeden tot God, dit trachten te bevorderen.

Art. 135.

Om meer en meer in de liefde Gods te vorderen, wordt aan elke Zuster aanbevolen, de heilige gewoonte aan fe nemen , van bij het begin van den dag aan God zijne genade te vragen , en Hem al haar doen en laten, elke gedachte, elke begeerte , elk verlangen , hare vrees , alle neigingen, elk woord en werk op te dragen , zich vast voornemende, om alle moeijelijkheden en verstervingen , welke zij gedurende dien dag zal ontmoeten , in vrede en zachtmoedigheid te aanvaarden, als komende van de vaderlijke hand

-ocr page 225-

215

van onzen goeden Verlosser, wiens heilige meeniüg het is, haar door zulke middelen verdiensten te doen vergaderen, om die daarna door den overvloed zijner liefde te beloonen. Zoo ook zullen zij zich gewennen, om gedurende den dag dikwijls de tegenwoordigheid Gods te gedenken, vooral wanneer zij de klok hooren slaan, en in stilte eene verzuchting of een kort gebed tot God op te zenden.

Art. 136.

De Congregatie heeft tot regel aangenomen, dat elk Huis zal onderhouden worden uit des-zelfs inkomsten, uit de liefdegiften die aan hetzelve gedaan worden, en uit den arbeid dei-Zusters ; en dat al hetgeen niet benoodigd is voor het gewone onderhoud, tot liefdadige einden zal worden besteed. De Zusters moeten dus, als arme ledematen van Jezus Christus, naar het voorbeeld van den H. Apostel Paulus, zoo veel mogelijk door handarbeid in haar onderhoud trachten te voorzien, en daarom het handwerk, hetwelk de Gehoorzaamheid haar oplegt, in het belang van het huis beminnen en met vlijt, zorg en oplettendheid verrigten. Die den arbeid niet bemint, heeft den geest der Con-

-ocr page 226-

216

gregatie niet, en zij die denzelven veronachtzaamt, doet te kort aan de heilige armoede.

Alle werkzaamheden van het huis worden dooide Leden der Congregatie zelve, zonder aanzien van personen en zonder medehulp van zoogenaamde werkzusters, dienstboden of anderen , verrigt. Wanneer echter de betrekking van het huis de n.edehulp van dienstboden vereischt , zooals in de Gasthuizen, tot het doen van commission naar buiten, enz. zal men zich van dezelve kunnen bedienen. Wanneer, door ziekte, of bijkomende omstandigheden, de bezigheden te menigvuldig of te zwaar voor de Zusters zijn , is de Overste in geweten verpligt, daarin te voorzien , of wel door het tijdelijk schorsen van een of ander liefdewerk, of door den bijstand van vreemdelingen in te roepen, en zulks in tijds, zonder daarmede te wachten , tot dat er in het huis verwarring ontsta, of, door eene te zware inspanning , de Zusters ziek worden. Op ondersteuning uit het Moederhuis mag men niet rekenen, daar de Algemeene Overste niet in staat is , om in alle tijdelijke behoeften , welke in de huizen ontstaan , door het zenden van Zusters te voorzien.

Om den handarbeid zoo verdienstelijk mogelijk te maken , zullen de Zusters, 1°. voor zoo

-ocr page 227-

217

veel van haar afhangt, die werkzaamheden verlangen , welke het meest tegen hare natuurlijke neiging strijden ; 2°. bij het begin van het werk , zich zelve en dien arbeid aan God opofferen , en 3°. in den geest van boetvaardigheid zich daaraan onderwerpen, zich herinnerende , dat God , door een onherroepelijk vonnis , den mensch tot den arbeid veroordeeld heeft, om zijne zonden te boeten. Indien de Zusters in dien geest den arbeid verrigten, zullen zij daardoor , behalve de verdiensten , eene gerustheid , eene ingetogenheid en een voedsel voor de ziel verkrijgen, welke zij buiten den arbeid niet zullen vinden.

-ocr page 228-

DERDE DEEL.

OVER DE BEDIENINGEN.

Drie en dertigste Hoofddeel.

OvEll DE I\'LIGTEN IN HET ALGEJIEEN VAN DE

Zusters , die eenig gezag in de Congregatie uitoefenen.

art. 437.

De Algemeene en plaatselijke Oversten en zij, die eenig gezag in de Congregatie uitoefenen, zullen hare bediening en hare pligten, met waardigheid en getrouwheid, overeenkomstig de Constitutie, Regelen en bestaande Gebruiken, waarnemen, en eenieder zal, voor zooveel haar aangaat , zich bovenal toeleggen , om het doel en den geest der instelling, alsmede de goede orde,

-ocr page 229-

219

de tucht en de onderlinge liefde tusschen alle Leden te handhaven.

De Oversten en die haar vervangen hebben de magt, om hare onderhoorigen, om billijke redenen in de onderhouding der Regelen te dispenseren ; maar zij moeten van die magt zoo zeldzaam mogelijk gebruik maken, ten einde de regeltucht niet te doen lijden. Nimmer zullen zij de Regelen mogen afschallen of buiten werking stellen.

Art. 138.

De hoedanigheden , welke in elke Overste vereischt worden , zijn : ijocd voorbeeld, waakzaamheid , liefde, standvasliyJieid, voorzichtigheid.

Goed voorbeeld.— Jezus Christus is zelf hiermede begonnen : Hij heeft eerst door zijne werken en vervolgens door zijne woorden geleerd. Zij is Overste , het is waar ; maar hiermede houdt zij niet op Zuster, Lid der Congregatie te zijn; en daarom is zij altijd verpligt, om aan hare eigene volmaaktheid en aan haren geestelijken voortgang te werken, volgens den geest van de Regelen en door het bezigen der middelen , welke dezelve voorschrijven.

-ocr page 230-

220

Zij moet hare onderhoori^en in alles met een goed voorbeeld voorgaan, en wel in dier voege, dat zij met den H. Apostel Pauhis aan hare gemeente kunne zeggen : cc Wsest mijne navohjers, qelijk ik die van Christus ben. (I. Cor V. 16). Zij zal alle bijzonderheden , hetzij in voedsel, hetzij in kleeding, hetzij in meubelen, zorgvuldig vermijden. De H. Francisous van Sales zegt, dat de deugden der Oversten de eenige bijzonderheden moeten zijn, waardoor zij zich onderscheiden , en die bijzonder opgemerkt worden.

Waakzaamheid. — Iedere Overste is verantwoordelijk voor diegene, welke God aan hare zorg heelt toevertrouwd. Gelijk een huisvader over zijn huisgezin, een herder over zijne schapen, zoo ook moet zij waken over hare gemeente en over haar huis. Het bestaan of de ondergang van de gemeente hangt hiervan af. Zij moet waken, opdat de Regelen en de behoorlijk ingevoerde gebruiken onderhouden worden ; opdat er geene misbruiken insluipen en elke der Zusters zich van haren pligt kwijte ; dit alles moet nogtans geschieden zonder vitten of angstvalligheid.

Liefde. — O, gave de goede God, dat de Oversten deze in die volmaaktheid bezaten, gelijk zij in eene Overste behoort te zijn ! Eene gewone liefde, die men elkander schuldig is, is voor

-ocr page 231-

221

haar niet voldoende , maar zij moeten eene moederlijke liefde voor hare dochters hebben, dat is : deze liefde moet teeder zijn , om medelijden te hebben met hare dochters; zij moet weldadiy zijn , om haar het benoodigde , overeenkomstig haren staat, te verschaffen ; zij moet beleefd en voorkomend zijn, om de Zusters vertrouwen in te boezemen en haar openhartig te doen wezen ; zij moet zoet aar di(j zijn, om de Zusters ten allen tijde te hooien , haar nooit stuursch te behandelen of af te wijzen , hoe lang en verdrietig het ook moge wezen , en om haar op eene zachte en liefderijke wijze bekend te maken met datgene, wat zij moeten doen; zij moet algemeen zijn, en alle dochters eveneens omhelzen in den Heer, zonder onderscheid te maken, en zonder de eene meer dan de andere te beminnen. Indien de Oversten met deze liefde bezield zijn, zullen zij in haar bestuur al die vaste en gevoelige vertroosting genieten , welke eene Overste zou kunnen wenschen , terwijl de Zusters uit liefde , en niet uit vrees , zullen gehoorzamen en met een volkomen betrouwen tot hare Oversten zullen komen, om ondersteuning te zoeken in hare pijnlijkheden en om haar hart getrouwelijk te openbaren, en hare ziel geheel in hare handen over te geven. De Oversten moeten zich dikwijls de leer

-ocr page 232-

222

van Christus herinneren, te weten: dat het juk van de heilige godsdienst zoet, en de last ligt moet zijn; en daarom moeten zij uit al haar vermogen werken, om het leven der Zusters aangenaam te maken , haar te verkwikken en op te beuren, en haar alle voldoening te geven, die niet strijdt tegen de voorschriften, noch aanleiding tot verslapping zou kunnen geven.

Standvastigheid. — Deze is het middel tegen eene laffe verdraagzaamheid. De liefde mag niet overslaan tot eene blinde toegevendheid, noch het bestuur verzwakken; neen , als het de eer van God en de onderhouding der voorschriften van de Congregatie geldt, moet eene Overste standvastig zijn , en zich niet\' laten afschrikken door onaangename gevolgen, die zij voorziet, maar hare pligten betrachten en het overige Gode in handen stellen. Wanneer de liefde alleen niet voldoende is, om het bestuur te handhaven, moei zij de roede gebruiken en straffen. In geval dan van overtreding, zal zij hare onderhoorigen, zonder drift of hevigheid , maar met liefde vermanen , en indien het noodig is, haar eenige versterving of boetpleging, geëvenredigd aan de grootheid der overtreding, voorschrijven. Van groote overtredingen , welke in de Succursaalhuizen onverhoopt mogten plaats hebben, zal de Overste van

-ocr page 233-

223

het huis aan de Algemeene Overste kennis geven. En ware het dat de overtredingen van zulken aard mogten zijn, dat eene Zuster onwaardig geoordeeld moest worden , langer Lid der Congregatie te zijn , en uit dezelve behoorde weggezonden te worden, dan zal men, na alles, en wel bijzonderlijk wat het belang der Congregatie vordert, overwogen , en God om verlichting gebeden te hebben, hiertoe besluiten en handelen overeenkomstig de bestaande voorschriften. Zij , die eenmaal aldus uit de Congregatie ontslagen zijn , zullen nimmermeer in dezelve aangenomen kunnen worden.

Voorzigtigheid. — Onder de verschillende deugden en hoedanigheden, die eene Overste moet bezitten , is voorzeker de voorzigtigheid de voornaamste. Ja, de voorzigtigheid is in eene Overste van meer waarde dan de heiligheid. De voorzigtigheid houdt het midden tusschen het overtollige en het gebrekkige ^ zij overweegt en doet alles met beleid, naar gelang van tijd , personen en omstandigheden. De voorzigtigheid is eene bijzondere gave Gods , die men , gelijk de H. Apostel Paulus leert, van God vragen en wel beoefenen moet. Geene Overste, wie zij ook zij, hoe rijk in ondervinding, moet te veel op hare bekwaamheid en eigene wijsheid

-ocr page 234-

224

steunen, maar zij moet met eene groote nederigheid en een groot betrouwen tot God hare toe-vlugt nemen, Hem de noodige verlichting en genade afsmeeken, en bij alle verrigtingen of ondernemingen, die van belang zijn of gevolgen kunnen hebben, raad vragen , daar waar zulks behoort. Gebrek aan voorzigtigheid in handelen kan een huis , ja zelfs de geheele Congregatie, met eenen volslagenen ondergang bedreigen. Dat de Oversten dit nimmer uit het oog verliezen.

Vier en dertigste Hoofddeel.

O VEE. DE ALGEMEENE OvEKSTE , DE ASSIS-TANTEN , HET MoEDEEIIUIS EN DE SUCCURSAALHTJIZEN.

Art. 139.

Het hoofdbestuur der gansche Congregatie is opgedragen aan eene Algemeene Overste, bijgestaan door vier Assistanten.

-ocr page 235-

225

De Algemeene Overste en Assistanten worden, bij meerderheid van stemmen der kiezende Leden, voor den tijd van zes jaren , benoemd.

De Algemeene Overste neemt de nieuwe Leden in de Congregatie aan, zendt en verplaatst dezelve , rigt de Succursaalhnizen op, welke zij door ondergeschikte Oversten bestuurt, benoemt en ontzet de Oversten en Raadzusters, en visiteert zelve , of door hare Gedelegeerde , de huizen ; alles overeenkomstig de Constitutie en Regelen der Congregatie.

De Algemeene Overste zorgt, dat de registers bijgehouden en de archieven en fondsen behoorlijk bewaard, en van een en ander naauwkeurige aanteekeningen gehouden worden. Zij zendt, vóór 1° April van ieder jaar, aan de Succursaalhnizen eenen staat van het personeel der Congregatie , en van de veranderingen en bijzonderheden , welke in het afgeloopen jaar, tot en met ultimo December, in dezelve hebben plaats gehad.

Daar de betrekking van Algemeene Overste, zoo ten aanzien der Zusters als ten aanzien der liefdewerken , welke in de Congregatie beoefend worden , van het hoogste gewigt is , zal men , telkens wanneer men tot de keuze eener Algemeene Overste moet overgaan , God vuriglijk bidden, opdat de keuze moge vallen op haar ,

-ocr page 236-

226

die het meest waardig is die betrekking te vervullen : te dien einde zullen alle Leden, gedurende de negen dagen , welke den dag der benoeming voorafgaan , gezamenlijk , of ieder in het bijzonder, dagelijks bidden de Litanie van den H. Geest, een kruisgebed doen van vijf Onze Vader en vijf\' Wees yeyroet ter eere van de vijf HH. Wonden van Jezus Christus , op den eersten en negenden dag vasten, en op den negenden dag de H. Communie tot dezelfde intentie aan God opofferen, zelfs buitengewoon communicerende, wanneer de negende dag buiten zondag , dingsdag of donderdag invalt.

Alle , zoowel de Oversten als hare onderhoo-rige Zusters, moeten zich beijveren, de gewigtige taak, welke de goddelijke Voorzienigheid op de schouderen der Algemeene Overste gelegd heeft, te ondersteunen , door dikwijls voor haar te bidden, zich met een kinderlijk betrouwen aan haren wil te onderwerpen, en haar in alles ten dienste te wezen, om de algemeene belangen der Congregatie te bevorderen.

Zij moeten haar beschouwen als hare algemeene Moeder, met wie zij naauw vereenigd moeten blijven, en die zij eene opregte liefde, onbegrensde hoogachting en eenen hoogen eerbied moeten toedragen.

-ocr page 237-

227

Art. 140.

De Assistanten maken den Raad uit gt;an de Algemeene Overste; ten minste tweemaal in de maand vergadert zij dezelve, om haar over alle zaken van eenig gewigt te raadplegen.

De Assistanten moeten in de vergaderingen vrijmoedig haar gevoelen zeggen, indachtig zijnde, dat zij haren pligt te kort zouden doen, wanneer zij, uit menschelijk opzigt, datgene wat zij voor God redelijk oordeelen , zouden verzwijgen. Zij moeten steeds innig met de Algemeene Overste verbonden, standvastig, bescheiden en voorzigtig zijn , en zeer zorgvuldig geheim houden wat haar is toebetrouwd , noch buiten de vergaderingen daarover onderling spreken.

De Assistanten zullen zich geen gezag in de Congregatie aanmatigen , dan dat haar door de Constitutie, of door de Algemeene Overste is gegeven. Wanneer zij zich in een Succursaalhuis bevinden, zullen zij met het bestuur van hetzelve zich niet verder mogen inlaten , dan haar door de Algemeene Overste uitdrukkelijk is opgedragen ; echter, indien zij kennis dragen van misbruiken of groote overtredingen, welke in de Congregatie plaats hebben, zullen zij aan de Algemeene Overste daarvan kennis geven.

-ocr page 238-

228

In geval van overlijden, afwezigheid, ziekte, enz. der Algemeene Overste, wordt de eerste der Assistanten, en in geval van verhindering dezer, de tweede, enz. voorloopig met hare bediening belast.

ART. 141.

De Congregatie heeft een Moederhuis, gevestigd te Tilbury in het Diocees van \'s Bosch, onder het toezigt en de jurisdictie van den Ordinaris van het Diocees.

Het Moederhuis wordt bestuurd door de Algemeene Overste, welke, om des te beter de algemeene belangen der Congregatie te kunnen bevorderen , dat bestuur door hare eerste Assistante geheel of gedeeltelijk kan laten waarnemen.

De Algemeene Overste en Assistanten zijn in het Moederhuis gevestigd.

Art. 142.

De Succursaalhuizen der Congregatie staan onder het toezigt en de jurisdictie van de Ordi-narissen der Diocesen, waarin zij opgerigt zijn ; zij zijn van het Moederhuis afhankelijk en kunnen niet van hetzelve afgescheiden worden.

Het Moederhuis en de Succursaalhuizen zullen

-ocr page 239-

229

hunne bijzondere goederen en inkomsten hebben dezelve zullen, onder het gezag en de waakzaamheid der respectieve Oversten, afzonderlijk worden beheerd ten voordeele van het huis en van de Zusters, die in hetzelve gebezigd worden; zoodat de Algemeene Overste wel bevoegd is toe te zien, dat de Overste van een Sucoursaalhuis, ten aanzien van het beheer en gebruik dier goederen , haren pligt kwijte; maar zij kan over die goederen of inkomsten niet beschikken, of deze tot andere einden gebruiken, daar dezelve geheel zijn en blijven moeten het eigendom van dat huis.

Wanneer de Zusters zich vestigen in een Gasthuis, Weeshuis of andere liefdadige Instelling, waar het huishouden voor rekening eener plaatselijke Administratie geschiedt, zullen het aannemen en wegzenden der hulpbehoevende personen , welke, volgens overeenkomst, door de Zusters daar onderwezen, verpleegd of geholpen kunnen worden, zoo ook het beheer der fondsen, inkomsten en liefdegiften, welke aan dat Gesticht gedaan worden, alleen van de Administratie afhangen , en zal de Overste zich daarmede niet inlaten; doch al wat de huishouding, de regeling en handhaving der tucht van het Gesticht, de opvoeding en het beoefenen der liefdewerken

16

-ocr page 240-

230

betreft, is aan de Overste opgedragen , die ten deze alleen zal afhangen van het bevoegde gezag der Congregatie. Het benoodigde geld, om de kosten van haar huis te bestrijden, zal haar door de Administratie worden ter hand gesteld. De huisbedienden van het Gesticht, betrekkelijk het aannemen, hel ontslag en in elk opzigt, zoomede de keuze en verwisseling der huisbedienden tot de verschillende bezigheden, zullen ook van de Overste alleen afhangen.

Ieder Succursaalhuis zal zich bepalen bij het doel, waarover men bij de oprigting van hetzelve is overeengekomen, en de Overste zal geene andere liefdewerken of bezigheden mogen aannemen of beginnen , zonder voorkennis en goedkeuring der Algemeene Overste. De ondergeschikte Oversten worden ten sterkste aangemaand, om van deze bepaling onder geen voorwendsel of in geen geval hoegenaamd af te wijken.

Wanneer de Hoogeerw. Ileeren Kerkoversten der Diocesen of de Algemeene Overste goedvinden , zeiven of door hunne Gedelegeerden de huizen te visiteren, is ieder Lid gehouden kenbaar te maken de misbruiken tegen de Regeltucht, welke in het huis, waar zij verblijft, zijn ingeslopen , en welke de Overste niet kan of wil verbeteren , en openhartig te antwoorden op de

-ocr page 241-

231

vragen welke haar bij die gelegenheid worden gedaan. Men zorge hierin met een opregt inzigt en bedaard te werk gaan, opdat de visitatie, die geschiedt om den vrede en de eendragt te handhaven , niet strekke om dezelve te storen.

Vijf en dertigste Hoofddeel.

O ver de Oversten en IIaadzusïers der succtjrsaalhuizen.

art. 143.

De Oversten der Succursaalhuizen worden benoemd voor den tijd van zes jaren en bijgestaan door twee Raadznsters-

De Oversten en Leden der Succursaalhuizen zijn , in alles wat hare personen en bedieningen betreft, ondergeschikt aan de Algemeene Overste. De Oversten geven alle drie maanden, in de kwatertemperdagen , aan de Algemeene Overste een omstandig verslag over de liefdewerken en over het gedrag van iedere Zuster van haar

-ocr page 242-

232

huis, zoomede over de dispensatiën of uitzonderingen van de Regelen, welke zij gemeend hebben, gedurende de drie laatste maanden te moeten verleenen, met opgave van de redenen welke voor die dispensatiën of uitzonderingen hebben bestaan. In de gevallen, dat de regelen uitdrukkelijk bepalen, dat er uitzonderingen of veranderingen kunnen gemaakt worden , als in de onderhouding der dagorde en andere punten , behoeven zij dezelve niet op te geven. Zij zenden jaarlijks, vóór 1° April, aan de Algemeene Overste eene behoorlijke rekening van ontvangsten en uitgaven van haar huis, mede opgemaakt en geteekend door de Raadzusters.

Overigens schrijven de Oversten en hare onder-hoorige Zusters zoo dikwijls aan de Algemeene Overste , als zij in het belang van het huis of van hare personen noodig of raadzaam oordeelen. Brieven , die alleen een vriendschappelijk onderhoud of heilvvenschen , enz. ten doel hebben, mogen zij niet schrijven aan de Algemeene Overste, of aan hare Medezusters, daar zulks onnoodige uitgaven veroorzaakt, welke men moet vermijden; het schrijven echter van zulke brieven aan bloedverwanten en kennissen is geoorloofd, wanneer de welvoegelijkheid, welke men in alles en overal in acht moet nemen , zulks vordert,

-ocr page 243-

233

en de voorschriften ten aanzien van het schriiven van brieven onderhouden worden.

Noch de Oversten, noch hare onderhoorige Zusters mogen zich buiten de stad of gemeente waar zij gevestigd zijn , begeven , zonder verlof der Algemeene Overste.

Alle Leden van het huis moeten de Overste als hare bijzondere Moeder beschouwen, innig met haar verbonden zijn, en haar beminnen, hoogachten en eerbiedigen.

De Zusters worden hier herinnerd aan hetgeen vroeger van de Gehoorzaamheid is gezegd, namelijk : dat de stem der Gehoorzaamheid de stem is vari God , waaruit volgt, dat, wanneer eene Zuster door de Gehoorzaamheid geplaatst wordt in een huis, zij daar is door den wil van God, en dat de Overste, onder welke zij staat, door God is gesteld , om haar te besturen en te geleiden op den weg der volmaaktheid; — dat, wanneer eene Zuster zich ontevreden toont over de plaats, waar zij gevestigd is, of over de persoon, onder welke zij staat, zij zich ontevreden toont tegen God zeiven, die het aldus gewild heeft: — dat, wanneer zij door haar gedrag de Overheid als noodzaakt, om haar het huis te doen verlaten en naar elders te verplaatsen, zij geenszins zal mogen rekenen op de verdiensten en bijzondere gena-

-ocr page 244-

234

den, welke God verleent aan diegenen, die zich blindelings door de Overheid laten geleiden en bewegen.

Dat de Zusters zich van deze waarheid wel doordringen en zich overtuigd houden, dat eene Zuster, wie zij ook zij , die opregt wenscht te vorderen op den weg der volmaaktheid, en den goddelijken bijstand daartoe te verkrijgen, in waarheid moe\' kunnen uitroepen : Waar ik ben, wat of hoe ik ben , ben ik door den wil van God, omdat ik daar en zóó ben door den vrijen wil der Overste, die voor mij de plaats van God bekleedt.

Wanneer er echter bijzondere redenen mogten bestaan voor eene Zuster, om van plaats te veranderen , zal zij deze aan de Algemeene Overste kenbaar mogen maken , aan haar overlatende , wat ten deze zal worden beslist.

Art. 144.

De Raad/.usters maken den Raad uit der ondergeschikte Overste; ten minste ééns in de maand vergadert zij dezelve, om haar over alle zaken van eenig gewigt te raadplegen.

Ook de Raadzusters moeten in de Vergadering vrijmoedig haar gevoelen zeggen, en indachtig zijn

-ocr page 245-

235

dat zij haren pligt te kort zonden doen, wanneer zij uit menschelijk opzigt datgene wat zij oordee-len nuttig te zijn, zouden verzwijgen. Zij moeten bescheiden en voorzigtig zijn, en zeer zorgvuldig geheim houden, wat haar is toevertrouwd, noch buiten de Vergadering daarover onderling spreken.

Wanneer zij kennis dragen van misbruiken of gewigtige overtredingen , die in het huis plaats hebben, zullen zij hiervan aan de Overste kennis geven. Wanneer zij zich hierin van haren pligt gekweten hebben, moeten zij zich niet ontevreden toonen , als de Overste niet doet, hetgeen zij , overeenkomstig haar gevoelen, vermeenen dat behoort te geschieden.

De Raadzusters moeten , ten minste alle zes maanden, de Algemeene Overste verwittigen nopens de wijze, waarop de plaatselijke Overste zich van hare pligten kwijt. Van dat berigt, hetwelk de Raadzusters volgens haar geweten moeten geven, zal de Overste van het huis geene kennis dragen, en het zal afzonderlijk door iedere Raadzuster, beurtelings om de drie maanden, ook zonder inzage van de andere, gedaan worden. In dat verslag zal men ook voegen al datgene, wat men voor God oordeelt nuttig te wezen , dat aan de Algemeene Overste worde bekend gemaakt.

-ocr page 246-

236

Aan de eerste Raadzuster wordt opgedragen r om met allen betamelijken eerbied en nederigheid aan de Overste hare gebreken onder het oog te brengen, hetgeen deze met liefde zal aannemen.

In geval van overlijden , afwezigheid, ziekte ^ enz. der plaatselijke Overste, is de eerste der Raad-zusters, en in geval dat deze verhinderd zij, de tweede voorloopig met hare bediening belast.

De Raadzusters zullen zich geen ander gezag aanmatigen, dan dat, hetwelk haar door de Regelen of door de Overste is opgedragen , en worden aangemaand zich steeds zeer eerbiedig jegens hare Overste te toonen, geheel met hare Overste in geest en hart vereenigd te zijn , en door eene nederige onderwerping aan haren wil en eene stipte naleving der Regelen en Gebruiken van het huis, anderen tot voorbeeld te verstrekken.

Art. 1-45.

Elk Lid zal in de Congregatie plaats nemen volgens den rang, welke haar toekomt. De Al-gemeene Overste, en na haar de Assistanten van het Moederhuis, hebben overal in de Congregatie den eersten rang. Hierop volgen de Oversten

-ocr page 247-

237

en Raadzusters der Suocursaalhuizen. Na de Raadzusters komen de overige Leden, ieder volgens den tijd harer opneming in de Congregatie. De onderlinge rangen tusschen Assistanten, Oversten en Raadzusters regelen zich naar den tijd harer benoeming.

De Aspiranten der Congregatie staan, in alles wat de onderhouding der regelen en de levenswijze betreft, gelijk met de Leden der Congregatie. De tijd, gedurende welken zij Aspirant blijven, kan onbepaald uitgesteld worden, en zij mogen niet vragen , om Lid der Congregatie te worden, maar moeten dit aan de beslissing der Algemeene Overste overlaten. Zij nemen plaats na de Leden der Congregatie.

\'cNlt;2)5gt;^, cN®X5x^\' crNlt;2)|Sy0 tr\\2X$y^

Zes en dertigste Hoofddeel.

Over eenige bijzondere bedieningen.

Art. MG.

De Sacristine of Zuster, aan welke is opgedragen de verzorging van al hetgeen tot de gods-

-ocr page 248-

238

dienst behoort, zal hare bediening hoog schatten, daar zij zich met dingen bezig houdt, die haaide groote liefde van den Zaligmaker herinneren, namelijk ; met hostiën , misgewaad , alben , corporalen, gewijde vaten en dergelijke te bereiden. Al deze dingen behoort zij met aandacht en ingetogenheid des geestes , en met de meening van daardoor het H. Sakrament des Altaars te vereeren , te behandelen.

Zij moet de Priesters met groote achting bejegenen , zich wachten van jegens hen zich te gemeenzaam te gedragen, en niet méér spreken, dan hare bediening betreft of de wellevendheid vordert.

Zij zal zorgen dat de kapel, het koor, de ornamenten, enz. zindelijk gehouden, wel bewaard , en naar gelang der feesten behoorlijk gebruikt worden. Zij zorgt, dat het uurwerk onderhouden worde en geregeld ga ; — dat het licht in de kapel of op het koor vroegtijdig ontstoken worde ; — en dat alles in gereedheid zij , wat voor het H. Sacrificie der Mis of de Officien noodig is.

Wanneer hare bezigheden te menigvuldig zijn, om dezelve alleen te verrigten, zal de Overste haar eene of meer Zusters tot onderstand toevoegen.

Zij ontvangt en bewaart de liefdegiften, welke

-ocr page 249-

239

aan de Kapel gedaan worden, doch zal geene uitgaven mogen doen buiten verlof der Overste.

ART. 147.

De Portierster of Zuster, die belast is met het sluiten en ontsluiten van den ingang tot het Gesticht, moet beleefd, zacht, zedig, spraakzaam, zeer ingetogen zijn, en hare bediening, overeenkomstig de voorschriften op het toelaten van bezoeken van vreemdelingen , en het bestellen van brieven, enz. , behoorlijk waarnemen.

Als zij den ingang opent, zal zij zich wachten van te zien wat er buiten omgaat, en de oogen neergeslagen houden.

Zij zorgt, dat de poort altijd behoorlijk gesloten zij \'s avonds eer men gaat slapen , zal zij de sleutels afgeven aan de Overste of hare Assistante of Raadzuster, die dezelve \'s nachts bewaart en \'s morgens wederom aan de Portierster overhandigt.

Art. 148.

De Zieken-oppasster moet vooral met veel liefde gewapend zijn, en zoo veel mogelijk trachten na te leven datgene, wat omtrent de verpleging van zieken in de Regelen is opgenomen. Zij

-ocr page 250-

240

moet zich niet kwellen, indien zij, uit hoofde van hare bediening, de H. Mis niet geregeld kan bijwonen , noch andere geestelijke oefeningen van godsvrucht verrigten, daar zij door den bijstand, dien zij aan de zieken bewijst, veel meer winst zal doen dan door dit alles. De H. Alfonsns de Ligorio zegt, dat eene zieken-oppasster , die haar ambt opregt waarneemt, aan God ten hoogste lief en aangenaam is.

Art. 149.

De Zuster, die met het bestuur der keuken en al wat hiertoe behoort , belast is, moet zorgen , dat alles ordelijk op tijd en uur gereed zij. Zij wachte zich voor twee dingen : voor verkwisting, door alle onnoodige uitgaven te vermijden en niets door onreinheid of achteloosheid te laten bederven , en voor karigheid , zorgende dat de Zusters het behoorlijk en toereikend voedsel genieten , gelijk de Regelen en Gebruiken van het huis voorschrijven.

Zij zal zoo veel doenlijk zorg dragen, om de gebeden en oefeningen van den dag bij te wonen en hare bezigheden daarnaar regelen, ten einde in het geestelijke leven geene schade te lijden.

In den omgang met vreemdelingen zal zij alle

-ocr page 251-

241

onnoodige gesprekken vermijden , en in het aan-koopen van het benoodigde voor het huishouden, zoo ook in het verkoopen, moet zij niet over den prijs twisten, gelijk de wereldlijken gewoon zijn te doen , maar handelen als Zuster, en niet als koopvrouw , zegt de H. Alfonsus de Ligorio.

art. 150.

De Zusters, welke met de bovenstaande of andere bedieningen door de Overste van het huis belast worden , zijn in alles wat die bedieningen betreft, aan haar ondergeschikt.

0 ^ ______________^ ö\'i)0\' e--\' c)\'s *

Zeven en dertigste Hoofddeel.

Over de goedkeuring dek Bijzondere Regelen.

Art. 151.

De Bijzondere Regelen zullen door de Alge-meene Overste worden onderworpen aan de goedkeuring der Ordinarissen van ieder Diocees , waar de Zusters zich gevestigd vinden.

-ocr page 252-

242

De jaarlijksche gedachtenis van de goedkeuringen der Constitutie, Gemeene en Bijzondere Regelen zal gehouden worden op O. L. V. Hemelvaart, op welken dag elke Zuster de H. Communie zal opdragen, ten einde door de voorspraak van de Koningin des Hemels de genade af te smeeken. dat de Constitutie en Hegelen in de Congregatie naauwkeurig onderhouden worden. Wanneer die feestdag buiten de gewone Communie-dagen invalt, zal men eene der gewone Communiën op dien feestdag stellen.

Art. 152.

Wanneer de Zusters geroepen worden , om een Succursaalhuis op te rigten, zal de Algemeene Overste de Bijzondere Regelen aan de goedkeuring van den Ordinaris van het Diocees onderwerpen , ten ware dezelve reeds voor dat Diocees waren goedgekeurd , en zich vooraf verzekeren , dat in de nieuwe stichting de Regelen kunnen onderhouden worden.

Gewoonlijk zullen de omstandigheden, in den beginne dat men van een Gesticht bezit neemt, niet gedoogen, dat de Regelen in hun geheel onderhouden worden, en de Algemeene Overste zal deswege de noodige uitzonderingen kunnen toelaten; doch wanneer die uitzonderingen of

-ocr page 253-

243

afwijkingen zouden moeten voortduren of het te voorzien is, dat men de Regelen niet geheel zoude kunnen volgen , zal men in dat geval , van de stichting afzien , en wanneer men er reeds bezit van genomen mogt hebben , dezelve verlaten , ten einde de eenheid niet te verbreken.

Er moet in de Congregatie in alles eenheid bestaan : eenheid in doel, eenheid in geest, eenheid in bestuur, eenheid in de onderhouding der Regelen, eenheid in handelen; in één woord, eenheid in alles , overal en altijd. De eenheid is een behoedmiddel tegen scheuringen , welke de werking van Instellingen niet alleen verlammen , maar eene geheele ontbinding derzelve soms ten gevolge hebben , waarvan de geschiedenis verschillende voorbeelden oplevert. Om de Congregatie voor zulke onheilen te behoeden, wordt aan al diegene, welke met het bestuur van huizen zijn belast of in de toekomst belast zullen worden, andermaal ten naauwste op het hart gedrukt, dat zij steeds met het hoofdbestuur der Congregatie met geest en hart ver-eenigd blijven, zich streng vast houden aan het dubbele doel, dat de Congregatie zich voorstelt, en den goeden geest bij hare onderhoorigen steeds bewaren en bevorderen, waaraan zoo veel gelegen is; immers, daar waar de geest

-ocr page 254-

244

kwijnt, verzwakt het geheele ligohaam; en zoodra de geest is verdwenen, is het leven weg en het ligchaam dood. Eindelijk, dat zij, roet betrekking tot de naleving der Regelen, zich houden aan de spreuk :

(Meel fle Regel en niets dan de Regel.

-ocr page 255-

FORMULEN VAN GEBEDEN,

DIE IN DE

Büzonclere Regelen zp yoorgeschreTen.

---

Het ^ViifieJiiw Domini,

y. De Engel des Heeien heeft aan Maria geboodschapt.

En zij heeft ontvangen van den H. Geest Wees yeyroet, enz.

Zie de dienstmaagd des Heeren.

it. Mij geschiedenaar uw woord. Wees yeyroet, enz. y. En het Woord is Vleesch geworden, i^. En Het heeft onder ons gewoond. Wees yeyroet, enz.

y. Bid voor ons , II. Moeder Gods ,

i^. Opdat wij waardig worden der beloften van Christus.

Laat ons bidden.

Wij bidden U, Heer! stort uwe gratie in onze harten ; opdat wij , die door de boodschap des Engels de Menschwording van Christus uwen Zoon gekend hebben , door zijn lijden en kruis tot de glorie der verrijzenis mogen gebragt worden. Door denzelfden Christus onzen Heer. Amen.

17

-ocr page 256-

II

Het liofi\'iriJt Coeli.

f. Verheug U, Koningin des hemels : Alleluja.

Omdat Hij , dien Gij waardig zijt geweest te dragen : Alleluja.

f. Is verrezen, gelijk Hij gezegd heeft: Alleluja, i^. Bid God voor ons ; Alleluja.

y. Verheug en verblijd U, Maagd Maria: Allel. Sj. Want de Heer is waarlijk verrezen: Alleluja.

Laat ons bidden.

o God , die U gewaardigd hebt, door de verrijzenis van uwen Zoon, onzen Heer Jezus Christus , de wereld te verblijden ; vergun ons, door de voorspraak van zijne Moeder, de Maagd Maria, aan de vreugde van het eeuwige leven deelachtig te worden. Door denzelfden Christus onzen Heer. Amen.

LOFZANG.

XJ , o Ood , loven quot;wif.

U, o God! loven wij; U, oHeer! belijden wij. U eeuwigen Vader eert de gansche aarde. U roepen al de Engelen , de Hemelen , al de Magten ,

-ocr page 257-

Ill

De Cherubijnen en Serafijnen onophoudelijk toe: Heilig, Heilig, Heilig is de Heer God dei-Heerscharen !

Hemel en aarde zijn vol van de Majesteit uwer glorie.

Het glorierijke koor der Apostelen , Het lolwaardige getal der Profeten , Het blinkende heer der Martelaren looft U. De Heilige Kerk belijdt U door geheel de aarde.

U , Vader van oneindige glorie.

Uwen hoogvvaardigen, waren en eenigen Zoon, Alsmede den Vertrooster, den heiligen Geest. Christus ! Gij zijt de Koning der glorie , Gij zijt de eeuwige Zoon des Vaders. Gij hebt, wanneer Gij , om den mensch te verlossen, de menschheid zoudt aannemen, den schoot eener Maagd niet geschroomd.

Gij hebt, nadat Gij den schicht des doods overwonnen hadt, voor de geloovigen het rijk der hemelen geopend.

Gij zit aan de regterhand Gods, in de glorie des Vaders.

Wij gelooven, dat Gij eens als Regter zult wederkomen.

Wij bidden U dan, kom uwe dienaren te hulp, die Gij door uw dierbaar Bloed verlost hebt.

-ocr page 258-

IV

Geef, dat zij, in de eeuwige glorie, onder het getal uwer Heiligen mogen zijn.

Heer, maak uw volk zalig en zegen uw erfdeel.

Bestier hen en verhef hen tot in eeuwigheid.

Dagelijks loven wij U.

En wij prijzen uwen Naam in eeuwigheid, en in eeuwigheid der eeuwigheden.

Gewaardig U, o Heer ! ons heden zonder zonde te bewaren.

Ontferm U onzer, Heer ! ontferm U onzer.

Laat, o Heer ! uwe barmhartigheid over ons komen, gelijk wij op U gehoopt hebben.

Op U, o Heer ! heb ik mijne hoop gesteld , en in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden. -f—|sclt;s|^s®g—s--

LOFZANG.

Kom, Schepper, Heilige Oeest.

Kom, Schepper, Heilige Geest, bezoek de zielen dergenen, die U toebehooren, en vervul met uwe genade de harten, die Gij gevormd hebt.

Gij, die de Trooster, de gave des allerhoogsten Gods, de levende bron, het vuur, de liefde en de geestelijke zalving genoemd wordt.

Gij zijt zevenvoudig in uwe gaven; Gij zijt de vinger van \'s Vaders regterhand ; Gij zijt de

-ocr page 259-

V

belofte des Vaders, de tongen met allerhande talen begavende.

Ontsteek nw licht in onze zinnen ; stort uwe liefde in onze harten ; versterk de zwakheden van ons vleesch met eene gedurige kracht.

Verdrijf den vijand verre van ons, en geef ons haastelijk vrede; opdat wij, onder uw geleide, ontvlngten al wat ons schadelijk is.

Geef, dat wij door U den Vader en den Zoon kennen; en dat wij ten allen tijde gelooven, dat Gij de Geest van beiden zijt.

Glorie zij God den Vader, en den Zoon, die van den dood verrezen is , en den Trooster den

Heiligen Geest, in de eeuwen der eeuwen. Amen.

--

LITANIE

VAN DEN

HEILIGEN GEEST.

Heer, ontferm U onzer.

Christus , ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

*

-ocr page 260-

VI

Christus , verhoor ons.

God hemelsche Vader, ontferm U onzer.

God Zoon, Verlosser der wereld ,

God H. Geest,

H. D rievuldigheid , één God ,

H. Geest, die van den Vader en den Zoon

voortkomt,

Geest der eemvijre waarheid ,

Geest van wijsheid en verstand ,

Geest van raad en sterkte ,

Geest van vreeze des Heeren ,

Geest van heiliffmaking,

Geest van kracht, liefde en matigheid , Geest, door wiens ingeving tie Profeten gesproken hebben ,

H. Geest, wiens zalving ons alle dingen leert, H. Geest, die de dolende zondaren bekeert, H. Geest, die uwe ware geloovigen één naar

hart en ziel maakt,

H. Geest, die aan uwe kinderen den waren

vrijdom verleent,

H. Geest, die de dubbelhartigen en geveinsden ontvlugt,

H. Geest, die alleen ons Gods wet kunt doen

volbrengen,

H. Geest, die zelf ook de Gever van het bidden zijt.

-ocr page 261-

VII

H. Geest, die zelf in ons en voor ons bidt, door onuitsprekelijke verzuchtingen , ontf. U onzer. H. Geest , die onze harten van droefheid verlost, en dezelve met liefde, blijdschap en vrede vervult,

H. Geest, die ons verduldigheid , goedertierenheid en goedheid geeft,

H. Geest, die onze zielen met zachtmoedig- O

beid en zedigheid versiert,

H. Geest, die ons de onthouding en kuischheid § verleent, Ö

II. Geest, die de liefde Gods in onze harten o 1 B

uitstort, S

H. Geest, die in uwe geloovigen als in uwe

tempels woont,

H. Geest, die uit uwe geloovigen stroomen van levende wateren doet voortvloeijen, H. Geest, door wien wij nu niet meer slaven , maar kinderen en erfgenamen Gods zijn , Wees genadig, spaar ons , Heer.

Wees genadig, verboor ons, Heer. ^

Van alle zonden , verlos ons, Heer. ^

Van vermetelheid en wanboop, ^

Van ongeloovigheid en hardnekkigheid tegen de bekende waarheid , M

7

Van alle bekoringen en lagen des duivels, ?

-ocr page 262-

VIII

Van afgekeerdheid, tweedragt, gramschap en nijd tegen onzen naaste , verlos ons , Heer. lt;5 Van alle onzuiverheid van ziel en ligchaam, Van onboetvaardigheid en verhardheid des § gemoeds, ^

Van allen geest, die aan U tegenstrijdig is , g Wij zondaressen, wij bidden U, verhoor ons. Dat Gij van ons nooit weggaat,

Dat wij U nooit bedroeven,

Dat wij U nooit wederstaan,

Dat wij altijd volmaakt gehoorzaam zijn, Dat wij de H. Armoede altijd beleven,

Dat wij altijd arm van geest mogen zijn , ^ Dat Gij ons zuiver van harte willet maken ,

opdat wij God mogen zien ,

Dat Gij ons de zachtmoedigheid en liefdadig- § heid jegens alle menschen, doch bijzonder d jegens de arme ledematen van Jezus Chris- ^ tus , willet instorten ,

... c

Dat wij de liefde met onze evennaasten zoo § onderhouden, dat wij kinderen Gods mogen ^ genoemd worden, 5

Dat wij vorderen mogen op den weg der volmaaktheid ,

Dat Gij onze Congregatie zegenet,

Dat Gij uw licht en uwe genade willet schenken

-ocr page 263-

IX

aan diegene, die God gesteld heeft om haar te besturen , wij bidden U , verhoor ons. ^ Dat Gij , tot eer van God en tot heil der mensohen, haar waardige Leden geven en dezelve uitbreiden willet, §-

Dat Gij de intrede van elke daartoe niet ge- ^

roepene verhoedet,

Dat wij alle in onzen roep mogen volharden, ^ Dat Gij, tot het einde toe, ons in het volmaakte ó leven willet bevestigen, (1) squot;

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons, Heer.

Lam Gods, enz. verhoor ons , Heer.

Lam Gods, enz. ontferm U onzer.

Christus , hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm U onzer.

Onze Vader, enz.

Laat ous bidden.

o God! die de harten der geloovigen dooide verlichting van den H. Geest hebt onderwezen , geef ons, dat wij in denzelfden Geest de

1

Wanneer de Litanie van den H. Geest gebeden wordt voor de verkiezing eener Algemeene Overste, zal men hier tot driemaal toe laten volgen : Dat Gij gevet, dat de keuze moge vallen op haar die het meest waardig is, om de betrekking van Algemeene Overste te vervullen.

-ocr page 264-

X

ware wijsheid bezitten, en ons altijd over zijne vertroosting mogen verblijden. Door onzen Heer Jezus Christus, die met U leeft en heerscht, in de eenheid van denzelfden H. Geest, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

-•0OS!0£ÏSgt;C»-

I .ITA N I K

VAN HET

H. HART VAN MAETA.

Heer, ontferm U onzer.

Christus , ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus , hoor ons.

Christus , verhoor ons.

God hemelsohe Vader, ontferm U onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontf. U onzer. God H. Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid , één God, ontferm U onzer. Hart van Maria, zonder vlek ontvangen, bid voor ons.

Hart van Maria, vol van gratie , bid voor ons.

-ocr page 265-

XI

Hart van Maria, onder alle harten gebenedijd ,

bid voor ons.

Allerootmoedigst. Hart van Maria ,

Allerzuiverst liart van Maria ,

Allerminnelijkst Hart van Maria ,

Hart van Maria , H. Rustplaats van de allerheiligste Drievuldigheid ,

Hart van Maria , zeer gelijkvormig aan het

allerheiligste Hart van Jezus ,

Hart van Maria, Tabernakel van God, Mensch geworden op den dag van uwe Boodschap , Hart van Maria, met nieuwe gratiën vervuld

in uwe Visitatie , W

Hart van Maria , H. Woonplaats van Jezus, ^ gedurende den tijd van negen maanden, § Hart van Maria , overgoten met blijdschap in 0 de geboorte van Jezus , S

Hart van Maria , vol van bewondering in de

aanbidding der Wijzen ,

Hart van Maria , doorstoken met het zwaard van droefheid , om de voorzegging van den H. Simeon, in uwe Purificatie,

Hart van Maria , vol van zorg en ongemak

in de vlugt naar Egypte,

Hart van Maria , bedrukt om het verlies van Jezus , en wederom verblijd om zijne vinding in den Tempel ,

-ocr page 266-

XTI

Hart van Maria , met droefheid bevangen met Jezus , in den hof Gethsemane, bid voor ons. Hart van Maria , inwendig doorscheurd in

zijne geeseling,

Hart van Maria , met doornen doorstoken in

zijne krooning ,

Hart van Maria, vol van angst en benaanwd-heid in de ontmoeting van Jezus, dragende zijn kruis ,

Hart van Maria, deel hebbende in al de pijnen

en smarten van uwen lieven Jezus , ^

Hart van Maria, met Jezus genageld aan het El

kruis, -s

. 0 Hart van Maria, overgoten met droefheid in

den dood van Jezus, g

Hart van Maria , met Jezus gestorven en in ^

het graf gelegd ,

Hart van Maria , met blijdschap verrezen in

de verrijzenis van Jezus ,

Hart van Maria , vervoerd van liefde in de

openbaring en hemelvaart van Jezus ,

Hart van Maria , door nieuwe gratiën geheiligd in de komst van den H. Geest,

Hart van Maria, boven alle Gelukzaligen verheven op den dag uwer Hemelvaart,

Hart van Maria , gesteld aan de regterhand van uwen Zoon in den Hemel,

-ocr page 267-

XIII

Hart van Maria, toevlugt der zondaren , bid voor ons.

Hart van Maria, steun der regtvaardigen ,

Hart van Maria , blijdschap der Maagden, S Hart van Maria , troost der bedrukte en zieke

menschen, §

Hart van Maria , hoop der stervenden , 0

Hart van Maria, blijdschap der Engelen en S

van alle Heiligen ,

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons , Heer.

Lam Gods , enz. verhoor ons , Heer.

Lam Gods, enz. ontferm U onzer. Heer. y. Heilige Maagd , gedoog dat wij U loven.

Verleen ons sterkte, om onze vijanden te wederstaan.

GEBED.

Heilige Maria, Moeder van onzen Heer Jezus Christus en Koningin van de geheele wereld, die niemand verlaat noch verstoot, zie mij aan met een oog van genade en barmhartigheid ; o verhevene Vrouwe, bekom mij bij uwen lieven Zoon vergiffenis van al mijne zonden; opdat ik, nu in den geest met alle mogelijke liefde overleggende den lof en de verdiensten van uw heilig en onbevlekt Hart, hiernamaals moge ver-

-ocr page 268-

XIV

krijgen de kroon der eeuwige zaligheid. Door onzen Heer Jezus Christus, die leeft en heerscht met God den Vader, in de eenheid van den 11. Geest, God in alle eeuwen der eeuwen. Atnen.

Maria! allerwaardigste Moeder Gods, ik eer uw Hart als het allerzuiverste, allerzoetste, allerschoonste, alleredelste, allerheiligste en allervolmaaktste van alle harten na dat van uwen lieven Zoon Jezus Christus, mijnen Zaligmaker ^ ik loof het als den troon van barmhartigheid en medelijden over onze ellenden, ik erken het als het gelijkvormigste met het Hart van Jezus , ik zie het aan als een spiegel van alle deugden en volmaaktheden , ik gebenedijd het als het paleis der goddelijke liefde, waarin de 11. Drievuldigheid meer glorie en behagen heeft, dan in de harten van alle andere Heiligen, ja meer dan in de vlammen der Engelen en Serafijnen zelven; ik bemin het als het Hart van mijne allerliefste Moeder , en bemin het met kinderlijke teederheid, omdat het mij , van mijne jeugd af tot nu toe , altijd met eene moederlijke liefde bemind, omhelsd en beschermd heeft. Met deze hoogachting en liefde tot uw minnelijk Hart, o Maria! durf ik mij nederwerpen voor uwe voeten en U mijn hart opdragen ; ik geef het U on wederroepelij k voor alle eeuwigheid ; ontvang het toch, o ware

-ocr page 269-

XV

Moeder van mijnen God ! vereenig het roet het uwe; verlos het, door uwe allerkrachtigste voorspraak, van de groote menigte zijner ongeregelde driften ; bevrijd het van eigenliefde en van alle ijdele genegenheid der schepselen ; overstroom het met leedwezen over zijne zonden; vervul het met liefde tot Jezus, tot de allerheiligste Drievuldigheid, tot den evennaaste en tot zijne vijanden ; maak het gelijk aan het uwe; opdat het door een allerzuiverst vuur van liefde brande en vlamme tot in alle eeuwigheid. Amen.

Onze Vader. — Wees yeyroet.

__________ ._____.j, »__

LITANIE

VAN DEN

H. VINOENTIUS A PAULA,

Bij zonderen Patroon en toevlugt van alle arme gebrekkelijke en verlatene mensehen.

Heer , ontferm U onzer.

Christus , ontferm U onzer.

Heer , ontferm U onzer.

Christus , hoor ons.

-ocr page 270-

XVI

Christus , verhoor ons.

God hemelsche Vader, die uwen Zoon op de wereld gezonden hebt, om de armen, ge-brekkelijken, blinden en kreupelen tot uw Avondmaal te roepen , ontferm U onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, die zelf op aarde gekomen zijt, om den armen het Evangelie te verkondigen , ^

God H Geest, die de armen dezer wereld S5 verkoren hebt, om hen rijk te maken in 3 het Geloof, ^

Heilige Drievuldigheid, één God, Vader der § barmhartigheden, en God aller vertroos- 2 tin gen ,

Heilige Maria, Moeder der barmhartigheid en

troosteresse der bedrukten, bid voor ons. H. Vincentius, ware en opregte vader der armen ,

H. Vincentius, getrouwe navolger van den 5

armen en veriatenen Jezus ,

H. Vincentius, die van arme en behoeftige § ouders geboren zijt, 0

H. Vincentius, met wien de barmhartigheid S en mededoogendheid tot den arme schijnt als geboren te wezen ,

H. Vincentius, die tot troost en hulp der armen van God aan de wereld zijt gegeven ,

-ocr page 271-

XVII

H. Vincentius, die n van uwe jeugd af het noodige hebt leeren onttrekken, om daarmede de armen te ondersteunen , bid voor ons. H. Vincentius, die, nog hoedende het vee uws vaders, van toen af reeds liet blijken, hoe mildelijk de Hemel u met zijne gaven had verrijkt,

H. Vincentius, die, tot den priesterlijken staat van God bestemd , door heiligheid en bekwaamheid u den/elven hebt waardig gemaakt ,

H. Vincentius, die, naauwelijks Priester zijnde , van de zeeroovers gevangen, weg- S gevoerd en als slaaf in Barbarije verkocht zijt geworden , o

II. Vincentius , die, twee jaren de boeijen der 0 slavernij gedragen hebbende, uwen meester p zeiven voor God hebt weten te winnen, H. Vincentius, die, door eenen bij/.onderen bijstand der II. Maagd, met uwen meester vlugtende, in Frankrijk zijt aangeland, en van daar de begraafplaatsen der HH. Apostelen te Rome zijt gaan bezoeken, II. Vincentius, die, van daar wedergekeerd, te Parijs u dadelijk tut het bezoeken en bijstaan der arme zieken hebt begeven . H. Vincentius, die, vier jaren lang aanhou-

18

-ocr page 272-

XVIII

dend bekoord, van deze bekoring zijt verlost geworden, door een vast voornemen van u in het vervolg aan den dienst der armen toe te wijden, bid voor ons.

II. Vincentins, die in twee gemeenten het herderlijk ambt, tot zaligheid der schapen en tot troost der armen, zeer roemrijk hebt bediend,

11. Vincentins, die met eene bijzondere liefde degenen welke tot de galeijen veroordeeld waren , gingt bezoeken en onderwijzen , II. Vincentins, die, door eene heldendaad van liefde, n zeiven in de plaats van eenen roei-slaaf hebt gesteld, om hem van zijne boeijen 5 en tevens van zijne wanhoop te verlossen , ^ II. Vincentins, die eene Vergadering van § Priesters hebt gesticht, om het woord Gods 0 inzonderheid aan de arme landlieden te S verkondigen,

H. Vincentins, die menigvuldige Seminariën hebt helpen oprigten, om waardige en ijverige werklieden voor den wijngaard des Heeren Ie bezorgen ,

II. Vincentins, die uwe Vergadering der Dochters van liefde hebt gesticht, om door deze alle soorten van armen en noodlijdenden, ieder naar den aard hnnner behoeften, te verzorgen ,

-ocr page 273-

XIX

H. Vincentins, die Italië, Polen, Schotland, Ierland , Barbar ij e en de Indien , in de alles verslindende pest, in oorlog en hongersnood zijt te hulp gekomen , bid voor ons. H. Vincentius, die, even als Job, het oog waart der blinden en de voet der kreupelen ,

H. Vincentius, die met de daad een geestelijke Vader waart der vondelingen en dei-arme verlatene kinderen,

H. Vincentius, die de steunstok en de troost \'

waart der arme afgeleefde ambachtslieden, H. Vincentius, die uwe liefdadigheid over W alle plaatsen en over alle slag van behoef- ^ tigen hebt uitgebreid , §

H. Vincentius, die volmaakt, naar het gebod 0 des Ileeren, uwen naaste in alles hebt S bemind, gelijk Jezus ons bemind heeft, H. Vincentius, luister en sieraad des Pries-terdoms ,

H. Vincentius, volstandige versmader van de

eerambten en grootheden dezer wereld, H. Vincentius, opregte minnaar van het kruis

van Christus ,

H. Vincentius , die gestadig uw vleesch gekruist hebt, om Jezus volmaakt in alles te volgen ,

-ocr page 274-

XX

H. Vincentius , die {jeen behagen hebt genomen, dan in Jezus alleen aan te hangen , en voor Hem alleen te leven, bid voor ons. H. Vincentius, getrouwe verdediger van de

Kerk en de Leer van Jezus,

H. Vincentius, onvermoeide ijveraar voorde glorie Gods en de zaligheid uws naasten , H. Vincentius, Engel in leven en zeden , H. Vincentius, Patriarch door uwe uitgebreide zorgvuldigheid voor het volk des Heeren, H. Vincentius, Apostel door uwe veelvuldige

apostolische zendigen ,

H. Vincentius, Leeraar der volkeren , W

H. Vincentius, Martelaar in uwe kinderen en door uw allervurigst verlangen, om uw § bloed voor Jezus te vergieten , 0

H. Vincentius, Belijder door uwe deugd en p

gestrengheid van leefwijze,

H. Vincentius, Maagd door uwe zuiverheid

naar ziel en ligchaam,

H. Vincentius , Vader en Patroon der armen, verkrijg van Jezus voor de kinderen de onschuld, gehoorzaamheid en zedigheid uwer jeugd ,

H. Vincentius, verkrijg van Jezus voor alle Priesters , Zendelingen en Predikers , den zuiveren en waren ijver der zielen ,

-ocr page 275-

XXI

H. Vincentius , verkrijg van Jezus voor alle kerkelijke bedienaars de heiligheid van zeden en de getrouwe onderhouding van al hunne pligten, bid voor ons.

H. V incentius , verkrijg van Jezus voor alle geestelijke Dochters uwen geest en uwe liefde tot de armen ,

H. Vincentius , verkrijg van Jezus voor alle armen en behoeftigen den zaligen troost naar ziel en ligchaam ,

H. Vincentius , verkrijg van Jezus voor alle gd zieke en verlatene menschen den geest van ^ lijdzaamheid en gelatenheid , o

II. Vincentius, verkrijg van Jezus voor de ^ zondaars eene ware bekeering en boet- 0 vaardigheid ,

H. Vincentius , verkrijg van Jezus voor de regtvaardigen de standvastige volharding , H. Vincentius , verkrijg van Jezus voor alle Christenen, dat zij eene ware liefde hebben tot elkander ,

Help ons, H. Vincentius.

In het vermijden van de gevaren dezer wereld ,

help ons, II. Vincentius.

In het overwinnen der bekoringen , help ons ,

H. Vincentius In de heiligheid \\an ons Doopsel te beleven, help ons, H. Vincentius.

-ocr page 276-

XXII

In de zuiverheid van onzen staat ongeschonden

te bewaren , help ons , H. Vincentius.

In de armen met liefde bij te staan en te

behandelen,

In ons onbevlekt van deze wereld te bewaren ,

H

In ware vruchten van boetvaardigheid te doen , 2-In den behagelijken wil Gods gestadig te vol- 0 brengen, S

In het uur van onzen dood , ^

Door den overvloed der gratiën, waarmede quot;

God u steeds verrijkt en geholpen heeft, ^ Door de gestrengheid uws levens , §

Door uwe ootmoedigheid, armoede en zui-

verheid, Squot;

Door uwe volmaakte liefde, met dewelke gij

God en uwe naasten altijd bemind hebt.

Door al uwe deugden en verdiensten ,

Jezus Christus , voor ons allen arm geworden, hoor ons.

Jezus Christus, waarachtige Vader der armen,

verhoor ons.

Lam Gods , dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons, Heer.

Lam Gods , enz. verhoor ons , Heer.

Lam Gods , enz. ontferm IJ onzer.

\'f. Bid voor ons , II. Vincentius.

Opdat wij waardig worden de beloften van Christus.

-ocr page 277-

XXI [I

GEBED.

o God ! die, tot troost en zaligheid der armen, den H. Vmcentuis hebt opgewekt, om eene nieuwe Vergadering in uwe II. Kerk op te rigten ; verleen ons, bidden wij U, dat zijn geest en zijne liefde onze en aller harten zoodanig vervullen, dat wij uw gebod van liefde, naar zijn voorbeeld , op aarde volbrengende, ook den loon van hetzelve met hem in alle eeuwigheid mogen genieten in

den Hemel. Amen.

----

LITANIE

VAN DEN

ZALIGEN DOOD.

--

Heer Jezus, God van goedheid, Vader dei-barmhartigheid , ik vertoon mij voor U met een verootmoedigd, beschaamd en door de droefheid verbrijzeld hart; ik beveel U mijn laatste uur en al hetgene hetzelve moet volgen ;

-ocr page 278-

XXIV

Wanneer mijne onbewegelijke voeten mij zullen waarschuwen , dat mijn levensloop in deze wereld op het punt is van te eindigen , barmhartige Jezus , ontferm U dan mijner.

Wanneer mijne verstijfde en bevende handen uw afbeeldsel, o gekruisigde Jezus ! niet meer tegen mijn hart zullen kunnen drukken, en zij tegen mijnen dank hetzelve op mijn bed van smarten zullen laten neervallen ,

Wanneer mijne oogen, verduisterd en ont- 3, steld door het aannaderen des doods, hunne quot; droevige en stervende blikken tot TJ zullen cg\' wenden , ^

Wanneer mijne koude en bevende lippen g voor de laatste maal uwen aanbiddelijken ~ Naam zullen uitspreken, g

Wanneer mijne bleeke en doodverwige ^ wangen aan de omstanders medelijden en 3 schrik zullen inboezemen, en mijn haar, met d het doodzweet bevochtigd, te berge rijzende, g-mijn aanstaande einde zal aankondigen ,

Wanneer mijne ooren, gereed om zich voor el; altijd voor de redenen der menschen te sluiten, 2 zich zullen openen om uwe stem te hooien, die het onherroepelijke vonnis zal uitspreken, hetwelk mijn lot voor de eeuwigheid moet beslissen ,

-ocr page 279-

XXV

Wanneer mijne verbeelding, gekweld door treurige en schrikverwekkende hersenschimmen , in doodelijke droef heden zal gedompeld zijn ; wanneer mijn geest, ontsteld op het gezigt mijner hoosheden en door de vrees voor uwe regtvaar-di^heid , tegen den engel der duisternissen zal worstelen, die mij het gezigt uwer barmhartigheid zal willen ontnemen om mij in wanhoop te storten , barmhartige Jezus, ontferm U dan mijner.

Wanneer mijn zwak hart, onderdrukt dooide smart der ziekte, zal bevangen zijn door tö de akeligheden des doods , en uitgeput door | de pogingen, welke ik zal aangewend hebben g-tegen de vijanden mijner zaligheid , é.

Wanneer ik, als een teeken mijner ontbin- ^ ding, mijne laatste tranen zal storten, ontvang o dan dezelve als een boetoiïer, opdat ik mijnen ° geest geve als een slagtoffer der boetvaardig- 0 heid : en in dat verschrikkelijk oogenblik , H.

Wanneer mijne bloedverwanten en mijne | vrienden , rondom mij vergaderd , zich over ^ mijnen staat zullen bedroeven en U voor mij ^ zullen aanroepen , s

Wanneer ik het gebruik mijner zinnen zal g verloren hebben , wanneer geheel de wereld ~~B\' voor mij zal verdwenen zijn, en ik in de on- r-derdrnkkingen van mijnen laatsten doodsangst

-ocr page 280-

XXVI

en in den strijd des doods zal zijo, barmhartige

Jezus , ontferm U dan mijner ,

Wanneer de laatste zuchten van mijn hart

mijne ziel zullen noodzaken uit het ligchaam tjj

te scheiden , ontvang dan dezelve als voort- |

komende uit een heilig ongeduld van tot U gf

te gaan , r.

Wanneer mijne ziel, op mijne lippen zwe- m

vende, voor altijd uit deze wereld zal vertrek- tëquot;1 . ïï ken, en mijn ligchaam bleek, koud en leven- S

loos zal achterlaten, ontvang dan de vernieti- ^

ging van mijn wezen als eene hulde, welke ik E

aan uwe goddelijke Majesteit wil bewijzen, |

Eindelijk, wanneer mijne ziel voor ü zal

verschijnen en voor de eerste maal den luister

uwer Majesteit zal aanschouwen, verwerp §

haar dan niet van voor uw aanschijn; maar =

gewaardig U , mij in den schoot uwer barm-

hartigheid te ontvangen , opdat ik eeuwig ~

uwen lof zinge,

Laat ons bidden.

o God, die ons tot den dood veroordeelende , ons het oogenblik en het uur daarvan verborgen hebt, geef, dat ik, al de dagen mijns levens in regtvaai digheid en heiligheid overbrengende, moge verdienen in den vrede van een goed ge-

-ocr page 281-

XXVII

weten deze wereld te verlaten en in uwe liefde te sterven. Door onzen Heer Jezus Christus, die met U leeft en heerscht, in de eenheid van den H Geest, God in alle eeuwen der eeuwen.

Amen.

Nota. Wanneer de bovenstaande gebeden in koor geschieden, is het, ter bevordering der aandacht, nuttig , dezeloe in het Regelboek te volgen.

-ocr page 282-
-ocr page 283-

BEMINDE ZUSTERS,

Er is niets in de Congregatie van zoo groot gewigt als de opvoedingsgestichten , hetzij voor burger-, hetzij voor arme kinderen. Als kostbare panden worden zij daar dag en nacht aan de Zusters geheel toevertrouwd, opdat zij over haar naar ligchaam en ziel, met de leedersle waakzaamheid en liefde een er brave moeder, zorg zouden dragen.

De Zusters de hooge ivaarde der opvoeding te wiüen leer en schatten of de heilige en zware verpligtingen ten aanzien der haar toevertrouwde kinderen op het hart te wülen drukken, zoude gansch overbodig wezen, wijl dit in de HU. Regelen op eene uitmuntende wijze gedaan wordt; edoch, haar eenige voorzighgheidsmaat-regelen, eenige bijzondere voorschriften ten aanzien der opvoeding, op de ondervinding gegrond, aan Ie bieden,

-ocr page 284-

4

achten Wij èn voor de Zusiers zelve, èn voor de kinderen , aan haar loehe/rouwd, zeer dienstig.

Ofschoon dezelve \'^hoofdzakelijk zijn ingeriyt voor Zusters, op welke de geheele opvoeding der kinderen rust, als in Pensionnat en en Weeshuizen, zijn zij ook in vele opzigten dienstig en van toepassing voor Zusters, welke slechts gedeeltelijk met de opvoeding zijn belast, als in burger- en armenscholen.

Om in deze zoo gewigtige zaak niet ligtvaardig te werk te gaan , hebben Wij deze Bijzondere Voorschriften aan hcl onderzoek van de Kerkelijke Overheid onderworpen en de Bisschoppelijke goedkeuring verzocht, welke Z. D. 11. dan ook gaarne heeft verleend, met den wensch , dat de Zusters ze dikwijls lezen, herlezen en zich getrouw naar dezelve gedragen zouden.

Zr. MARIA BEGGA,

A If/cmeene Overste.

■Ss»*k;lt;s|—-s--

-ocr page 285-

BIJZONDERE YOOE SCHRIFTEN

VOOR DE ZUSTERS WELKE IN DE CONGREGATIE

met de

OPVOEDING VAN KINDEREN

GEHEEL OF GEDEELTELIJK BELAST ZIJN. .

Art. 1.

Op de slaapkamers.

1°. De Zusters zullen zorgen, dat de kinderen van hare vroegste jeugd de vaste en heilige gewoonte verkrijgen , om zoodra het teeken tot ontwaken gegeven wordt, dadelijk op te staan en zich met godvruchtige gedachten bezig te houden ot\'eenige gebeden te verrigten; ook gedurende den tijd, dat zij zich kleeden, wasschen, enz. Dat de Zuster deze gebeden van tijd tot tijd luid op godvruchtig voorbidt, is zeer nuttig.

2°. De Zusters zullen nimmer toestaan , dat de kinderen in het kleeden zich onderling helpen,

-ocr page 286-

4

tenzij in het toehaken der kleedjes nadat zij zich hebben {jewasschen , wanneer de Zusters hiertoe geen tijd hebben. Zij moeten zeer waakzaam zijn, dat de zedigheid niet in het minst geschonden worde.

3°. De Zusters zullen zich niet belasten de kinderen te kappen, dan alleen, wanneer deze zich zeiven hierin niet kunnen helpen noch door anderen kunnen geholpen worden. Zij moeten, zoo veel mogelijk, zich gedragen, alsof zij hierin onkundig waren en deze ijdele optooijingen niet meer kenden, of althans doen zien, dat zij er geen behagen meer in scheppen.

4°. Zij moeten eene groote zorg dragen, dat er eene stipte stilzwijgendheid op de slaapkamers onderhouden worde, en vooral dat de kinderen zich nimmer in elkanders slaapplaatsen begeven; dit zoude voor haar eene gelegenheid kunnen worden van zonden.

5°. Gedurende al den tijd dat de kinderen te bed zijn , moet er altijd eene Zuster op de slaapzaal wezen. Er mag alsdan niet het minste gerucht gemaakt worden.

6°. Eene of meer Zusters zullen altijd op de slaapkamers der kinderen moeten vernachten.

7°. Wanneer een kind des nachts eenige hulp noodig heeft, zal de aanwezige Zuster haar met

-ocr page 287-

5

veel liefde de noodige hul]) toebrenfjen. Nooit zal men hiertoe oene der kinderen mogen bezigen.

Art. 2.

quot;Wegens de kleedereu.

1°. De bergplaatsen, voor de goederen der kinderen bestemd, zullen dikwijls door de/nsters worden nagezien, ten einde zij zich overluigen , dat hare zaken geregeld zijn. Zij zullen zorgen, dat de goederen behoorlijk worden versteld r. en dat de kinderen veel overleg en netheid in de behandeling barer goederen verkrijgen.

2°. I e Zusters zullen vooral de kleine en minst ervarene kinderen eene moederlijke zorg toed ragen.

3°. Zij zullen bezorgd zijn, dat eenvoudigheid en netheid in de kleederen der kinderen uitschijnen.

4quot;. Nooit mogen de Zusters laten blijken , behagen te nemen in de bevalligheid der kleederen ; nooit mogen zij de kinderen over de modes ondervragen , dan alleen , wanneer zij , uit hoofde harer bediening, hieromtrent iets zouden moeten weten, zoo als b. v. de Zusters, die met het onderwijs der handwerken belast zijn , om een kleedje te maken , enz. Iets wat de onzedige kleeding begunstigt, rnag nimmer in de Congregatie gemaakt, zelfs niet {vetoond worden.

19

-ocr page 288-

6

Dat de Zusters er wel op bedacht zijn , dat een hart, hetwelk zich gaarne met wereldsche optooisels en ijdelheden bezig houdt, verre van God verwijderd is.

5°. De goederen, die verzonden moeten worden , als ook die , welke de kinderen ontvangen, moeten naauwkeurig nagezien worden, teneinde zich te verzekeren, dat er geene geheime brieven in vei borgen zijn ; en niemand mag haar deze goederen overhandigen, dan de Zuster die er mede belast is. De brieven, welke zij ontvangen, zullen, zonder geopend te worden, aan de Overste ot aan haar, die hiertoe zal aangewezen zijn, bezorgd worden.

6°. Men verzekere zich wel, dat bij hetgeen de kinderen , bij hare intrede in het Gesticht, ol\' bij hare terugkomst van de vacantie, medebrengen , ook bij heigeen zij ontvangen , geene boeken , prenten of\' andere voorwerpen bevonden worden, die met de godsdienst of de goede zeden strijdig zouden zijn.

Art. 3.

In lt;le klasse.

1°. Alles wat tot de klasse behoort, zal bij lijds in gereedheid gebragt worden, ten einde

-ocr page 289-

7

de oefeningen op het bepaalde uur te kunnen beginnen.

2°. Men begint en eindigt de klasse met het godvruchtig maken van het teeken des H. Kniises en een klein gebed.

3°. Gedurende de klas-oefeningen spreken de Zusters niet meer dan hare pligten het vereischen, en zorgen , dat er stilte en orde heerschen.

4°. üe Zusters zullen het als een voornamen pligt beschouwen, zich met de lompste en minst ervarene kinderen bezig te houden en haren voortgang te behartigen.

5°. De Zusters moeten zorgen, dat de kinderen slechts zulke boeken lezen , welke met hare jaren en vatbaarheid overeenstemmen ; zij overtuigen zich wel, dat er noch uitdrukkingen, noch platen in gevonden worden, die hare deugd zouden kunnen schaden. Zij moeten den kinderen eenen grooten afschrik van slechte boeken inboe-zemfn , en haar over het algemeen tegen het lezen zelfs van goede romans oj) hare hoede doen wezen; want deze lezingen wekken meer en meelde verbeelding en de nieuwsgierigheid op, waaruit volgt, dat men er zich, vooral in de jeugd , gansch aan verslaaft, den kostbaren tijd verspilt en de pligten van zijnen staat verwaarloost; zij benemen ook den smaak voor godvruchtige en

-ocr page 290-

8

andere ernstige leziii{Tpn , waaruit men zoo veel nut kan trekken, en zijn gewoonlijk de eerste stap tot de lezing van wereldsche en dikwijls van slechte romans.

Art. 4 In de recreatie.

1°. De Zusters zullen de kinderen nimmer alleen laten, ook niet buiten den tijd der uitspanning.

2°. Zij zullen nimmer toeslaan , dat er twee of meer eeue bijzondere vriendschap onderhouden. Zij moeten dit in het begin met voor-zi g t i ghei d tegen ga a n.

Zij zullen derhalve zorgen , dat. de kinderen elkander nooit te gemeenzaam bejegenen: zij zullen, wanneer zij dit in de kinderen opmerken, niet verzuimen haar daarvoor te waarschuwen , en indien er geene beterschap volgt, haar strengelijk straffen.

Zij zullen niet toelaten, dat zij zich afzonderen om in het geheim te spreken: — dat zij elkander brieven schrijven , of onderling gesprekken voeren , die hare onschuld en deugd ernig nadeel zouden kunnen toebrengen.

3°. Zij zullen ook niet gedoogen, dat de kinde-

-ocr page 291-

9

ren lijdens de nitspanninfr slapen, lezen, studeren otquot;, /onder noodzakelijkheid, aan een handwerk dat veel oplettendheid vordert , bezi^ zijn

4n. De Zusters bepalen zich gedurende de speeluren geheel bij de kinderen , en trachten ze op alle wijzen te vermaken.

Art. 5.

In dca omgang met de kinderen en in het bestraffen derzelve.

1°. De Zusters mogen niet toelaten, dat do kinderen te gemeenzaam met haar zijn, haar vleijen olquot; over hare deugden en bekwaamheden spreken. Maar wel moeten zij gaarne hooien, dat hare Medezusters geprezen worden ; ja , zij zullen zelfs, zoo veel mogelijk, de liefde en achting der kinderen te haren opzigte vermeerderen. Een tegenovergesteld gedrag zou een jaloersch karakter verraden, hetwelk aan de opmerkzaamheid der kinderen niet zoude ontgaan.

2°. De Zusters zullen ninmer een kind tot straf naar bed zenden , haar in eene donkere kamer opsluiten , of haar zonder bezigheden laten , in geval zij van de andere afgezonderd is.

3°. Ook zullen zij haar nimmer eene straf

-ocr page 292-

10

oplegden , die uit gebeden bestaat. Hierdoor zouden de kinderen at\'keerig worden van het gebed.

4°. Men moet, om een kind te doen gehoorzamen, nimmer straffen aanwenden, dan in geval goedheid niet voldoende is.

5°. Ook mag men op alle kleinigheden niet vitten. Kleine fouten moet men dikwijls onopgemerkt voorbij laten gaan; zonder dat, worden de kinderen ai\'keerig van degene, die haar bestieren , en zullen het zich tot een genoegen maken , haar op hare beurt verdriet te veroorzaken.

6°. De Zusters moeten gaarne, zoo veel hare pligten en het welzijn der kinderen het toelaten , zich naar de genegenheden der kinderen voegen, en haar trachten te overtuigen, dat het. slechts uit pligt is , wanneer zij dezelve somtijds bestrijden.

Hoeveel goed zal eene Zuster in de harten der kinderen doen , hoe vele gelegenheden van zell-opoffering zal zij vinden, en hoe vele verdiensten vergaderen , wanneer zij dit bovenstaande wel weet te beoefenen !

7°. Wanneer men genoodzaakt is geweest eene straf op te leggen , moet men dezelve ook doen volbrengen ; alvorens de strafte geven , overwege men , op welke wijze zij zal aangenomen worden , en welke gevolgen zij kan hebben.

8°. Vele bedreigingen doen en er weinig van

-ocr page 293-

11

uitvoeren, is het middel om alle fjezag te verliezen.

9°. Is een kind getroffen over hare fouten en vraagt zij om verschooning, dan zal men met eene kleine straf tevreden zijn , haar met goedheid bejegenen , en geene nieuwe berispingen meer doen. Als de fout openlijk geschied is en de andere verergerd heeft, moet men er op staan, dat de vergeving ook in het openbaar gevraagd worde.

10°. Nimmer mogen de Zusters met de kinderen twisten , noch toelaten, dat zij haar be-leedigend toespreken of behandelen.

11°. Is een kind in drift en heeft het door haar gedrag de andere verergerd, zoo onthoude men zich van haar te berispen men zondere haar van de andere af, en wanneer de drift bedaard is, zal men haar, na eene zachte vermaning, met bescheidenheid eene straf opleggen.

12°. Wanneer men berispt, mag men zich nimmer van bijtende of te zeer vernederende woorden bedienen : deze maken een kind wel gramstorig, maar verbeteren het niet.

13°. Nimmer mag men straffen of berispen , als men zelve door drift ontsteld is; men wachte dan hiertoe, indien de zaak uitstel kan lijden, een bedaard oogenblik af.

14°. Men mag de kinderen nimmer eenig

-ocr page 294-

12

mistrouwen laten blijken, zelfs niet aan diegene , welke ons verdacht voorkomt-n : hierdoor zonde men zich als in de onmogelijkheid stellen, ooit haar vertrouwen te winnen.

Een openlijk mistrouwen is dikwijls schadelijk aan diegene, welke onschuldig zijn, daar integendeel een bewijs van vertrouwen meermaals de ])ligtigen tot inkeer brengt. Men moet dan ten allen tijde en op alle plaatsen met naauwgezetheid de kinderen bewaken en hare daden gadeslaan, doch nimmer eenig mistrouwen laten blijken.

15°. De Zusters moeten trachten de kinderen eenen grooten afschrik voor de leugentaal in te boezemen , en het haar als eene groote schande te doen aanzien, hierop betrapt te worden. Men zal zich dus wachten , de kinderen ligtvaardig van eene dergelijke fout te beschuldigen , zelfs wanneer men aan de waarheid van hetgeen zij zeggen , zoude twijfelen ; want, zoo lang zij bemerken, dat men ze op haar woord gelooft, zullen zij vreezen dit vertrouwen te verliezen, en zich in bedwang houden ; integendeel zullen zij zich met zoo veel te meer stoutmoedigheid aan de leugentaal overgeven, zoodra zij bespeuren , dat men ze niet meer gelooft en zij alle vertrouwen verloren hebben.

16°. De Zusters moeten altijd elkanders gezag

-ocr page 295-

13

verdedigen , en nimmer toelaten , dat. een kind hare Medezusters beleedigt of laag behandelt.

17°. Nimmer mag de eene Ziisfer toestaan, wat door eene andere Zuster zoude zijn geweigerd , noch verbieden , wat de/e zoude hebben toegestaan. Ook zullen zij een kind nimmer gelijk geven , wanneer zij zich over eene barer Medezusters zoude beklagen.

18°. Mogt het gebeuren-, dat eene Zuster verkeerd gehandeld hadde, dan zal zij , die hiervan kennis draagt, zooveel mogelijk het \'gedrag harer Medezuster bij de kinderen regtvaar-digen; maar zij geve, indien de zaak van belang is, aan de Overste, en aan niemand anders, kennis van hetgeen er voorgevallen is.

19°. Wanneer een kind aan eene Zuster iets heeft toevertrouwd, mag zij hiervan nimmer iets aan de andere kinderen mededeelen. Ook zullen zij nimmer over de fouten en gebreken der kinderen spreken, noch toelaten, dat de kinderen zich hierover onderling onderhouden.

20quot;. Nimmer mogen zij zich met het (jewelcn der kinderen inlaten, dan met uitdrukkelijke vergunning van den Biechtvader en de Overste, en in dit geval zijn zij jegens hare Medezusters en de kinderen tot de stiptste geheimhouding verpligt.

21°. De Zusters zullen altijd een opgeruimd

-ocr page 296-

14

en vriendelijk gelaat trachten te hebben, en de kinderen nin mer laten bemerken , dat zij neèr-slagtig zijn of inwendige pijnlijkheden hebben : dit maakt den nadeeligsfen indruk op de harten der kinderen en veroorzaakt verkeerde gevoelens omtrent de Zusters en het religieuze leven.

22°. De kinderen zouden zeer te beklagen zijn, indien zij zich onder het bestuur eener Zuster bevonden, die, telkens wanneer zij eene vernedering ondergaan ol\' eene berisping ontvangen heeft, hare kwade luim op de kinderen uitoefende, en deze alzoo de straf, die zij van haar ontvingen, veel meer aan de kwade gezindheid harer Meesteresse, dan aan hare bedrevene fouten moesten toeschrijven. Welk oordeel toch zoude men over de deugd eener dusdanige Religieuze kunnen strijken 7

23°. Het gelaat eener ware Zuster van Liefde is altoos vrolijk en lieftallig, en geeft steeds het geluk te kennen, dat zij geniet met geheel voor God te leven. Geene kwellingen, geene bekoringen kunnen dat vreedzame en minnelijke gelaat, dat zoo zeer de kinderen voor God wint, veranderen , noch den vrede harer ziel benemen. Zij zoekt niets dan God en zijn goddelijk welbehagen en Hem in alles vindende, door zich met liefde en naauwgezetheid van alles., wat de

-ocr page 297-

15

11. Gehoorzaamheid haar oplegt, te kwijten, geniet zij de volheid van het fjeluk, dat aan de Bruiden van Jezus Christus hier op aarde is voorbehouden.

24°. Ongeliikki}} , ja duizendmaal ongelukkig die Zuster, welke in de verhevene bediening , waarin God haar geplaatst heelt, zich zelve zoude zoeken ; — die zich niet zoude schamen hare plig-ten te verwaarloozen, de gehoorzaamheid en de Regelen onder de voeten te treden, om zich aan een kind beminnelijk te maken ; — die alles maar zoude toegeven om aan hetzelve te behagen ! ! . .. Helaas ! in welken diepen afgrond zou de duivel hare ziel storten ! . . . . Hoevele vreemde zonden zoude zij ten opzigte der kinderen zich te verwijten hebben ! . . . Hoevele zuchten zoude zij de beklemde harten ham Medezusters hooien lozen , die, door hare jjclrousvheid aan haren hemelschen Bruidegom en in de vervulling barer pligten, een voorwerp van verachting en spot voor de lievelingen van zulke onwaardige Medezuster zouden geworden zijn !. . . \\ roeg olquot; laat zal God deze hoovaardige Zuster op eene gevoelige wijze straffen , en zij zal alsdan veracht worden door diegene zelve , om welke te behagen , zij bare ongelukkige ziel geslagtofferd heelt.

God beware alle hiervoor in eeuwigheid!

-ocr page 298-

16

Art. 6.

A iin tafel.

1°. De Z usters zullen zoifjen , dat de wellevendheid aan tafel onclerhoucien worde.

2°. Niet alleen ojtzigtens de Zusters, maar ook jegens elkander, moeten de kinderen zeer wellevend en voorkomend zijn.

3°. De Zusters onderrigten de kinderen in alles wat eene goede opvoeding hieromtrent zonde kunnen vorderen : hoe zij zich aan tafel moeten gedragen; de spijzen moeten dienen; hoe de tafel moet gedekt worden , en/.

4°. De kinderen moeten met vertrouwen hare behoeften durven bekend maken, en als/.ij zulks doen , moeten de Zusters haar altijd met liefde aanhooren en in dezelve voorzien , zoo dat zij dan ook in haar een tweede moeder terug vinden.

5°. Ten opzigte van het straffen door onttrekking van voedsel moet men omzigtig wezen , wijl dit dikwijls ontevredenheid en klagten van den kant der ouders veroorzaakt, en soms naueelig kan wezen voor de gezondheid.

6°. Mogt het gebeuren , dat er iets aan het voedsel der kinderen ontbrak , dan geven de Zusters hiervan kennis aan de Overste.

-ocr page 299-

17

Art. 7.

Het gebed.

1°. Behalve de gebeden, welke ieder christen mensch behoort te doen, en die, waarvan reeds gesproken is, zal men de kinderen nog de prijzenswaardige gewoonte doen verkrijgen van dagelijks het Rozenhoedje te bidden.

2°. Nooit mogen de \'Austers een gebed laten beginnen, alvorens er eene groote stilte heerscht.

3°. liet is zeer nuttig de kinderen gewoon te maken dagelijks eene kleine godvrucht \'ge overweging ot\' lezing te doen.

4°. Het is van het grootste belang, dat do kinderen zeer dikwijls onderligt ontvangen in de godsdienst en goede zeden.

-ocr page 300-

INHOUD.

EERSTE ZDEEIL.

1I00FDD. BLADZ.

1.

Over het doel.............

1

2.

Over de bijzondere deugden en hoedanigheden der

Zusters...............

O «-gt;

3.

Over de qehoorzaamheid.........

4.

Over de armoede............

17

5.

Over de zuiverheid.........

23

G.

Over de liefdewerken...........

36

7.

Over de liefde tot de Medezusters......

59

8.

Over de ootmoedigheid..........

72

9.

Over de eenvoudigheid..........

78

10.

Over de versterving...........

83

11.

Over de zedigheid...........

87

12.

Over de zachtmoediqheid.........

90

13.

Over het betrouwen op God........

93

14.

Over de opgeruimdheid..........

96

45.

Over de zorg voor de gezondheid.......

101

16.

Over de noodige bekwaamheid tot het beoefenen dei-

liefdewerken..............

104

-ocr page 301-

Tquot;WEEIDE IDIEZEIL-

HOOFDD. BLADZ.

47.

Over cl/! gemeenschappelijke gebeden en oefeningen.

106

•J8.

Over de dagorde............

108

19.

Over het bidden van de Getijden van 0. L. V. .

11-4

20.

Over de Meditatie en Contemplatie......

119

21.

Over het bidden van het Angelus Domini. . .

138

22.

Over hel II. Sacrificie der Mis.......

140

23.

Over hel onderzoek van het geweten.....

146

24.

Over de gebeden en geestelijke lezing bij dcmaal-

.158

25.

Over het bezoek bij het Allerheiligste Sakrament.

166

20.

Over hel bidden van den Itozekrans.....

108

27.

Over de stilzwijgendheid en de recreatie. . . .

172

28.

Over de Biecht............

179

29.

Over de II. Communie..........

184

30.

31.

Over de geestelijke afzondering.......

198

32.

Over de afzonderlijke gebeden en godsdienstoefe

ningen , over de intentiën en over den arbeid.

210

IDEÜXOE ZDIEEXj.

33.

Over de pligten in het algemeen van de Zusiers,

3

die eenig gezag in de Congregatie uitoefenen.

218

34.

Over de Algemeene Overste, de Assistanten , het

Moederhuis en de Succursaalhuizen......

224

3o

Over de Oversten en Raadzusters der Succursaal-

36.

Over eenige bijzondere bedieningen......

237

37.

Over de goedkeuring der Bijzondere Regelen. . .

241

-ocr page 302-

FORMULEN VAN GEBEDEN

DIE IN DE

Bijzondere Regelen zp yoorgesclimen.

BLADZ.

Het Angelus Domini......................I

Het Bi\'ijiiia Cwli........................II

Lofmuq : U , o (lod , loven wij..............II

Lofzang : Kom , Schepper , Heilige Geest. ... IV

Litanie van (lm Heiligen Geest..............V

Litanie van het Heilig Hart van Maria. ... X

Litanie van den II. Vincentins a Paula. . . . XV

Litanie van den zaliyen dood........XXIII

^X^XISTHI^XISrCS-SEI-..

ART.

1. Op de slaapl.anurs............1

2. Wegens de L leederen...........5

3. In de llasse..............6

4. In de recreatie.............8

5. In den omgang met de hinderen en in het bestra/jen derzelve................9

6. Aan tafel...............16

7. Het gebed, ..............\'17

-ocr page 303-