CENTRALE OUD-KATHOLIEKE BIBLIOTHEEK
Universiteits-bibliotheek, Utrecht
CHRISTELIJKE ONDERWIJZINGEN EN GEBEDEN.
CHRISTELIJKE ONDERWIJZINGEN EN GEBEDEN.
\\ oor
voor
HUISELIJK EN KERKELIJK GEBRUIK.
Heer! leer ons bidden.
Luk. 11 vs. 1.
Tweede druk.
ROTTERDAM. — M. WYT amp; ZONEN.
1879.
VAN DEN EERSTEN DRUK.
Het gebedenboek, dat wij den geloovigen aanbieden, is, wat den inhoud betreft, niet nieuw. Voor het grootste deel is het eene samenvoeging van het handboek van gebeden en onderrichtingen met de zielsverheffingen en gebeden tot God.
Het handboek van gebeden en onderrichtingen werd in het jaar 1756 door de zorg van den eerw. heer Carolus Ignatius Pennaert, toen ter tijd pastoor te Enkhuizen, voor het eerst in het licht gegeven, prijkende met eene bijzonder gunstige goedkeuring; sedert iverd het belangrijk vermeerderd en meer dan eens herdrukt, zooals nog in deze eeuw in de jaren 1835 en 1860.
De zielsverheffingen en gebeden tot God, die in het jaar 1861 voor het eerst gedrukt werden, waren meest ontleend uit het handboek van gebeden en onderwijzingen, dat door den kardinaal de Noailles, aartsbisschop van Parijs, in het jaar 1701, ten gebruike van zijn bisdom uitgegeven werd en algemeen zooveel bijval vond, dat daarvan reeds in 1704 een hollandsclie vertaling het licht zag. Enkele gebeden, in de zielsverheffingen voorkomende, zijn opgesteld
VI
door den H. diaken Francis/cus de Paris, een man, die den eersten Mei 1727 te Parijs in geur van heiligheid gestorven en op het IcerTchof St. Medard begraven is, alwaar zijn graf door vele wonderen verheerlijkt is geivorden.
Deze beide gebedenboeken zien nu hier te zamen vereenigd het licht. Er behoeft dus over den inhoud, als reeds groo-tendeels bekend, weinig gezegd te worden. Alleen dit willen wij opmerken. De soortgelijke gebeden zijn hier zooveel mogelijk bijeen geplaatst. Ook zijn hier opgenomen: de gebeden voor de stervenden, voor de overledenen, en eenige andere gebeden, gedeeltelijk ontleend uit de zoo algemeen en gunstig bekende christelijke onderwijzingen en gebeden, voor het laatst herdrukt in 1785. Van dit gebedenboek, dat zeer schaarsch geworden is, vindt men den hoofdinhoud terug in hetgeen wij hier, en daarom onder denzelfden titel, den geloovigen aanbieden.
De moeite en zorg, die wij aan de uitgave van dit gebedenboek besteedden, zullen wij ruimschoots beloond achten, indien het eene goede plaats in aller harten mag vinden.
Dat voorts de heilige God onzen arbeid gelieve te zegenen en de geloovigen dit boek met vrucht gebruiken mogen, is de wensch en de bede van
23 Mei 1865.
DE VERZAMELAARS.
VAN DEN TWEEDEN DRUK.
Eene nieuwe uitgave van de Christelijke onderwgziugen
en gebeden was noodzakelijk geworden.
Op hoogvereerend verzoek hebben de Boetverzen, bijeenverzameld uit de zeven boetpsalmen, {zie Isteu druk, blz. 219J plaats gemaakt voor de Bediening van de H. Communie aan de zieken en eene andere wijze van de Inzegening der Kraamvrouwen, die in het Bisdom van Haarlem algemeen in gebruike is. Bovendien werden nog eenige verbeteringen in taal en stijl aangebracht. Overigens is deze uitgave een herdruk van die, welke in 186o te Dordrecht het licht zag.
Moge ook deze nieuwe uitgave haren weg niet ongezegend vervolgen.
Eotteedaji , J• A. VAN BEEK.
1 November 1879.
Bereid uwe ziel voor het gebed, en wees niet als een menseh, die God tergt. Eccli. 18 vs. 23.
De ware aanbidders zullen den Vader aanbidden in geest en in waarheid; want dat zijn de aanbidders, die de Vader zoekt.
Jezus Chuistus.
Wij weten niet wat wij bidden zullen, gelijk het behoort; maar het is de Geest, die zelf voor ons bidt met onuitsprekelijke verzuchtingen. P-A-üLUS.
Als wij tot den Heer bidden, moeten wij met het hart tot Hem roepen. Als uw verlangen naar Hem altijd voortduurt in uw hart, is het als de altijd voortdurende stem uws harten.
H. Augustinus.
Het denken aan God moest ons zoo gewoon zijn als het ademhalen. H. Geegorius van Nazianze.
Het bidden bestaat niet in het uitspreken van woorden; en toch laten wij niet na, ons bij het bidden van woorden te bedienen, opdat de woorden ons datgene herinneren, waarnaar wij moeten verlangen. aug-ustinus.
DAGELIJKSCHE GODSDIENST-OEFENINGEN EN GEBEDEN.
ONDERRICHT AANGAANDE HET GEBED.
Over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik een Geest van genade en gebeden uitstorten. Zach. 12 vs. 10.
Het gebed, in het algemeen genomen, is eene opheffing des harten tot God, zoowel om Hem te aanbidden en te danken, als om Hem te smeeken, dat wij door de hulp zijner genade van het kwaad behoed en tot hetgeen goed en zalig is bestuurd mogen worden. Het is een algemeen middel om God waardig te dienen en de eeuwige zaligheid te bekomen. Niets is er, dat de Heere Jezus door zijne woorden, door zijn voorbeeld en door zijn geheele leven, hetwelk een gedurig gebed is geweest, ons zoo ernstig heeft aanbevolen; niets is er, dat de apostelen zoo naarstig beoefend en den geloovigen zoo zorgvuldig voorgesteld hebben en dat de H. kerk, door de geheele wereld, dag en nacht, zoo getrouw onderhoudt.
Er is een inwendig en een uitwendig gebed, een bijzonder en een algemeen. Het inwendig gebed geschiedt alleen met het hart en met de begeerten; het
uitwendig wordt met den mond gesproken; doch, opdat dit voordeelig en niet geveinsd zij, zoo moet het hart met den mond overeenkomen. Het bijzonder gebed wordt door iemand afzonderlijk gedaan. Het algemeen gebed wordt in de openbare kerkdiensten eenparig door de ge-loovigen uitgestort. liet is als een heilig geweld, dat Gode aangedaan wordt; zulk een gebed is Gode welgevallig en vermag ook veel. Als de gebeden der zwakken met die van hen, welke vuriger bidden, vereenigd zijn, worden ze lichter verhoord.
Een goed gebed neemt zijnen oorsprong uit het geloof, het steunt op de hoop, en het is bezield en leeft door de liefde. Het wordt door den H. Geest in onze harten gestort; want wij weten niet wat wij bidden zullen, gelijk het hehoort; maar de Geest bidt zelf voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. Hij is het, die onzen nood ons doet kennen, onze ellenden gevoelen en die ons beweegt om er over te verzuchten.
Zoo moet het dan de voornaamste zorg van een christen wezen, om wel te bidden. »Die wel weet te biddenquot;, zegt de H. Augustinus, \'die weet wel te leven. Die wel leeft kan niet verloren gaanquot;. Die wel bidt, verkrijgt wat hij vraagt, volgens deze belofte van Christus : Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. Want al wie bidt, verkrijgt ; en wie zoekt, die vindt, en dengenen die klopt, zal men opendoen. //Gij zijt het, o Heere!quot; zegt wederom Augustinus, «die belooft, dat al wie bidt, verkrijgen «zal. Wie kan dan vreezen hierin bedrogen te worden, «dewijl de waarheid zelve het belooft?quot;
2
AANGAANDE HET GEBED.
2. Van de noodzakelijkheid des gebeds.
Het geloof leert ons, dat wij door onze eigene krachten, zonder de genade, die ons door Jezus Christus gegeven wordt. God niet kunnen dienen, gelijk het behoort, noch bidden, noch iets goeds kunnen denken. Zonder mij , zegt Christus, te weten, zonder mijne genade, kunt gij niets doen. Doch ofschoon wij niets kunnen door onze eigene krachten, zoo vermogen wij echter alles door Hem, die ons versterkt. God gebiedt geene dingen, die onmogelyh zijn, zegt het Concilie van Trente , maar door het gebieden vermaant Hij den mensch om te doen, hetgeen hij kan doen, en om hulp te verzoeken in hetgeen hij niet kan doen ; en Hij helpt hem , om het te kunnen doen.
Deze goddelijke hulp is ons noodig niet alleen tot ieder goed werk ter zaligheid, om het te beginnen, te bevorderen en te voltrekken, maar ook om alle bekoringen, die ons in dit leven aanvallen, te overwinnen, zooals het behoort. Wij hebben een gedurigen strijd tegen zeer machtige en listige vijanden, tegen de booze geesten in de lucht, die als brieschende leeuwen rondom gaan, zoekende wien zij mogen verslinden; tegen de wereld of minnaars der wersldsche zaken , die gedurig trachten ons door hunne 1]delheid en valsche regels aan te lokken, of door bedreigingen te verschrikken; en tegen het vleesch of de begeerlijkheden, die ons door haar gewicht gestadig van het goede aftrekken en tot het kwaad aansporen. In dezen strijd worden wij zekerlijk overwonnen, bijaldien God ons door zijnen bijstand niet te hulp komt.
Het noodzakelijkste middel om dezen bijstand der god-
1*
3
ONDERRICHT
delijke genade te bekomen, is het gebed. «God wil //zijne gaven geven,quot; zegt de H. Augustinus, «doch Hij »geeft ze niet, dan aan die ze vraagt.quot; Volgens denzelfden leeraar zijn er wel eenige dingen, die God verleent aan die ze Hem niet vragen, gelijk het begin van het geloof, een goeden wil, en de eerste geneigdheid tot het bidden; maar verdere genade geeft Hij niet, dan aan die vraagt, opdat Hij ze niet geve aan die ze niet begeert.
Zoo wie dan het bidden veronachtzaamt, die veront-achtzaamt zijne zaligheid, en zal door zijne vijanden overwonnen worden. Het is bij gebrek aan gebed, dat men niet wel leeft, dat men geen voortgang doet in de deugd, dat de rechtvaardige valt, dat de zondaar zich niet bekeert, dat hij in zijne zonden sterft en eeuwig verloren gaat.
3. Hoedanig het gebed moet zijn.
Velen bidden; - doch ze worden niet verhoord, of immers niet tot hunne zaligheid verhoord. Hoe komt dat? - Zie hier drie redenen: 1. Omdat zij Gods vrienden niet zijn, noch ook zoeken te wezen : Had ik onrecht beoogd in mijn hart, zeide David, zoo zoude de Heer mij niet verhoord hehhen; zoodanigen verdienen geene genade, maar wel straf. 2. Omdat zij dingen vragen, die noch tot Gods eer, noch ter zaligheid strekken, maar tot hunne eigene lusten gelijk de H. Jakobus zegt: Gij\' eischt en gij verkrijgt niet, omdat gij het Icwaliik eischt, om slechts aan uwe lusten ie kunnen voldoen. 3\'. Omdat zij deze heilige
4
AANGAANDE HET GEBED.
oefening en samenspraak met God al te achteloos verrichten, en niet, gelijk het betaamt.
Overzulks, als gij u tot het gebed begeeft, bereid vooraf uwe ziel; en wees niet als een mensch, die God tergt, die met den mond tot God spreekt, en wiens hart onderwijlen verre van Hem is. Wend u eerst tot den H. Geest, opdat Hij gelieve u te verlichten en te bewegen, om hetgeen gij vraagt, uit den grond uws harten te vragen, met den wensch van genadig verboord te worden.
Zijt gij in staat van doodzonde, zie u zei ven aan als onwaardig voor de aanbiddelijke majesteit Gods te verschijnen, voor welke de koningen der aarde maar een enkele niet zijn; belijd uwe onwaardigheid en smeek om zijne genade.
Vraag zaken, die tot Gods eer en tot uwe zaligheid strekken, als: zijne liefde en vriendschap, in deze aan te wassen, zijn eeuwig rijk, en al wat er u toe helpen kan, en vraag het op de volgende wijze:
1°. met zoo eene uitwendige geschiktheid des lichaams (\'t zij op uwe knieën, de handen te zamen of uitgestrekt , \'t zij plat ter aarde, enz.), dat zij den inwendigen eerbied uws harten te kennen geve.
2°. met eene diepe ootmoedigheid en verzuchting des harten, als een ellendige, die zijn nood en zijne armoede gevoelt en zich onwaardig acht verhoord te worden. Aldus heeft God het gebed van den tollenaar verhoord, terwijl Hij integendeel dat van den hoovaardigen farizeër heeft verstooten.
3°. met vast betrouwen: 1. op de goedheid Gods, die altijd bereid is, en meer geneigd om zijne gaven te geven,
5
ONDERRICHT
dan wij, om ze te vragen; 2. op zijne macht, die alles kan geven en ons helpen; en 3. op de beloften van Christus, die zegt: Al wat gij geloovende in het gebed zult verzoeken, dat zult gij verkrijgen.
4°. met volharding, gelijk de Zaligmaker ons door verscheidene voorbeelden leert: 1. van een vriend, die door zijn moeielijk aanhouden met \'s nachts te blijven kloppen, de verzochte brooden verkreeg: 2. van de weduwe, die recht verkreeg van den onrechtvaardigen rechter, omdat zij hem zoo moeielijk viel; 3. van de Chananeesche vrouw, die door haar volhardend bidden en roepen, schoon zij ook scheen verstooten te worden, eindelijk de gezondheid voor hare dochter heeft bekomen.
5°. Al wat gij van God vraagt, vraag het in den naam en door de verdiensten van Jezus Christus, betrouwende op deze zijne belofte: Al wat gij den Vader zult hidden in mijnen naam. Hij zal het u geven; naardien niemand tot den Vader komt, dan door Hem ; niemand van den Vader verhoord wordt, dan door Hem, en niemand van den Vader, dan door Hem, iets verkrijgt.
Vermits men altijd en op alle plaatsen gehouden is God te dienen en te beminnen, en men altijd en op alle plaatsen door bekoring kan vallen in zonde, zoo heeft men ook altijd en op alle plaatsen Gods genadehulp noodig. Daarom zegt de Heer: Men moet altijd hidden en niet verflauwen, en de apostel Paulus; Bidt zonder ophouden.
Doch altijd hidden is niet, gelijk sommigen zich inbeelden, gedurig in boeken lezen, of zich bezig houden
6
AANGAANDE HET GEBED.
met mondgebeden, of met zoodanige gedachten, die ons werk en beroep beletten; maar het is God beminnen, en deugdelijk voor God leven; het is in den grond zijns harten zijne onmacht gedurig erkennen en onophoudelijk nieuwe sterkte van den Heer verwachten. Het is de plichten van zijnen staat getrouw volbrengen en in de deugd aangroeien; en in al zijn doen en laten Gods eer en heerlijkheid beoogen. Zulk een christen bidt altijd en zonder ophouden, die in al zijn bedrijf geen ander streven heeft, dan den Heer te behagen en aan zijne zaligheid te arbeiden.
Dit leert ons de H. Augustinus: Br is een gedurig gebed, zegt hij , en dat is de begeerte en de wensch des harten. Indien gij in al uwe werken wenscht en verlangt naar het eeuwig leven, zoo houdt gij niet op van bidden, en uwe gedurige begeerte is eene gedurige stem. Gij begint te zwijgen, wanneer gij ophoudt te begeeren. Opdat deze heilige begeerte niet verflauwe of geheel verdwijne, moet zij van tijd tot tijd door eenige korte en vurige uitboezemingen opgewekt worden. En zoo plachten de eenzame broeders in Egypte onder hun werk veelvuldige, doch zeer korte verzuchtingen en gebeden naar den hemel op te zenden.
Men kan ook altijd door zijne werken bidden. Er is niet één werk, hoe gering het ook schijne, dat niet is een gebed, als het ter eere Gods gedaan wordt. Eten, drinken, slapen, werken, enz, met zoodanig inzicht, zijn goede gebeden; en al wat men doet, al wat men zegt, al wat men lijdt om God, het zijn alle geestelijke offeranden, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus.
7
8 GEBED OM DEN GEEST DES GEBEDS, ENZ.
Derhalve is er niemand, die zich van altijd te bidden verschoonen kan. Maar helaas ! die dit het meest behoorden te doen , letten menigmaal het minst daarop. Velen zien het bidden aan, als eene zeer lastige oefening, alleen noodig voor geestelijken, en geenszins als een gebod, maar slechts als een raad voor de menschen in de wereld. Doch, hoe deerlijk worden zoodanigen door den duivel bedrogen ! Wie ziet niet in, dat zij , die in meerder gevaar zijn en meer zorg en last hebben, ook meerder hulp van noode hebben; en bij gevolg meer verplicht zijn ze te vragen? En indien een geestelijke, die in de eenzaamheid schuilt, en in een deugdelijk leven reeds grooten voortgang gedaan heeft, nog met vreeze en achterdenken aan zijne zaligheid moet werken, zal dan iemand, die nog weinig in de deugd geoefend is, in het midden der bedorvene wereld en van al zijne vijanden , gerust kunnen zijn 7
Doch, al is het, dat men ten allen tijde verplicht is te bidden, er zijn evenwel tijden en stonden, waarop men bijzonderlijk zich tot het gebed moet begeven als op zondagen, heiligen- en vastendagen; als men ziek is; in eenig gevaar of grooten nood; als men aanvangt te werken, of iets van belang zoekt te ondernemen, enz.
GEBED OM DEN GEEST DES GEBEDS TE VERKRIJGEN.
O God! die wonderbaar zijt in uwe werken, rechtvaardig in uwe oordeelen en milddadig in uwe gaven, vermeerder over ons uwe barmhartigheid. Stort over ons
MOR6EN-GKBEDKN.
uit, gelijk Gij van ouds beloofd en ook op den Pinksterdag gedaan hebt, een geest van genade en van gebeden. Vervul ons hart met uwe genade, om ons het goede te doen nakomen; en doe ons te gelijk grondig kennen onze zwakheid en de noodzakelijkheid des gebeds, om uwe genadehulp onophoudelijk af te smeek en. Ja toch. Heer! zoo groot is onze armoede en onmacht, dat wij van ons zeiven, als uit ons zeiven, niet bekwaam zijn om iets te denken, of uit te werken ter zaligheid; en dat wij zonder uwe goddelijke hulp, tusschen zoo veel en groot gevaar, niet kunnen staande blijven. Onze mond is als gesloten; en zullen wij U om hulp aanroepen, zullen wij U onze belangen voordragen, zullen wij uwen lof verkondigen, zoo dient Gij vooraf onze lippen te openen. Dewijl wij dan niet kunnen, zelfs niet weten, wat wij zullen bidden, zoo kom, o goddelijke Geest! onze zwakheid te hulp; leer ons bidden, en bid zelf voor ons; doe ons bidden met onuitsprekelijke verzuchtingen. Verlicht en ontsteek ons hart door het vuur uwer goddelijke liefde, opdat wij mogen vragen al wat U behagelijk en ons ter zaligheid noodig is. Dit bidden wij in den naam en door de verdiensten van Jezus Christus. Amen.
MORGEN-GEBEDEN.
Ontwaakt zijnde, bid:
In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes, Amen.
Gezegend moet Gij zijn, o allerheiligste Drie-éénheid!
9
MORGEN-GEBEDEN.
die mij geschapen hebt, opdat ik ü uit ganscher harte zoude dienen en alzoo tot het eeuwig leven geraken. Leer mij kennen, van hoe grooten prijs de tijd dezes levens is, waarvan de lange eeuwigheid afhangt.
U kleedende, bid:
Had ik door de zonde niet verloren dat schoone kleed van de eerste rechtvaardigheid, ik zoude niet noodig hebben, mij nu door kleederen tegen zoovele ongemakken te verweren en door deze de ongeregeldheid mijner ledematen te bedekken.
Vergun mij nu, Heere! dat mij deze kleederen altijd zijn eene aanleiding om mij te verootmoedigen, en dat ik mij nooit daarop verhoovaardige.
Gekleed zijnde, kniel neer en bid:
Wij gelooven, o Heere! dat Gij hier tegenwoordig zijt, dat Gij ons ziet, dat Gij ons hoort, en dat al onze gedachten, al onze neigingen en de allerverborgenste bewegingen van ons hart aan ü bekend zijn.
Verzoek den bi/stand van den H. Geest.
Kom, o H. Geest! vervul de harten der geloovigen, die hier vergaderd zijn, en ontsteek in ons het vuur van uwe goddelijke liefde.
O God! die de geloovigen onderwezen hebt, en verlicht door het licht des H. Geestes, hetwelk Gij in hun hart gestort hebt, geef ons door dienzelfden Geest eene ware wijsheid, die ons doe kennen en beminnen, hetgeen heilig is, opdat wij. smakende de vertroostingen van dien
10
MO KGEN-GEBEDEN.
Geest van heiligheid, altijd mogen verheugd zijn, door onzen Heere Jezus Christus, uwen Zoon die met U leeft en heerscht in de eenheid van denzelfden H. Geest, God in alle eeuwigheid. Amen.
Aanbid God, en dank Hem voor al zijne weldaden, bi/zonder dat Hij u dezen nacht bewaard heeft.
Wij erkennen, o God! dat Gij onze opperste Heer en Meester zijt; dat wij geheel in uwe macht zijn, en zonder U, die ons geschapen hebt, niet met al vermogen. Gij zijt het, o Heer! die ons het leven gegeven hebt en ons onderhoudt in het leven; Gij zijt het, die ons verlost en tot het christendom geroepen hebt, die ons na dit leven de eeuwige zaligheid bereid hebt, en de middelen geeft om tot het geluk der zaligen te geraken. Wij danken ü, o Heere! voor alle gunsten en genade, die wij ontvangen hebben van het begin onzes levens af en nog dagelijks van uwe oneindige goedheid ontvangen. Houd nooit op, o God! uwen zegen over ons uit te storten. Zend ons uwen goddelijken bijstand, verlicht ons verstand met de stralen van uw goddelijk licht; versterk onze zwakheid; vervul onze harten met uwe liefde; genees de verdorvenheid van onzen wil, opdat wij, overwinnende al het geweld van onze zichtbare en onzichtbare vijanden, ü door een heilig gebruik van uwe genade mogen behagen.
Het a Onze Vaderquot;.
Onze Vader! die in de hemelen zijt; geheiligd zij uw naam; uw rijk toekome; uw wil geschiede op de aarde
11
MORGEN-GEBEDEN.
als in den hemel; geef ons heden ons dagelijksch brood; en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren; en leid ons niet in bekoring; maar verlos ons van den kwade. Amen.
Het a Wees gegroetquot;.
Wees gegroet, Maria vol van genade! de Heer is met u; gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht uws lichaams, Jezus. Heilige Maria, moeder Gods! bid voor ons zondaren, nu en in de ure onzes doods. Amen.
De twaalf artikelen des geloofs.
]. Ik geloof in God den Vader, almachtig, Schepper van hemel en aarde.
2. En in Jezus Christus, zijnen eenigen Zoon, onzen Heer.
3. Die ontvangen is van den heiligen Geest, geboren uit de reine maagd Maria.
4. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus; die gekruist , gestorven en begraven is.
5. Die is nedergedaald ter helle, en ten derden dage verrezen van de dooden.
6. Die opgeklommen is ten hemel, en zit aan de rechterhand Gods, zijns almachtigen Vaders.
7. En van daar zal komen oordeelen de levenden en dooden.
8. Ik geloof in den Heiligen Geest.
9. De heilige katholieke kerk; gemeenschap der heiligen.
10. Vergeving der zonden.
12
MORGEN-GEBEDEN.
11. Verriizenis des vleesches.
12. En het eeuwige leven. Amen.
De tien geloden Gods.
1. Eén God aanbid.
2. Niet ijdelijk zweer.
3. Den zondag vier.
4. Eer vader en moeder.
5. Ontneem met wil noch met werk het leven aan uwen broeder.
6. Doe geene onkuischheid; niemands vrouw onteer.
7. Steel niet.
8. Geef geen valsch getuigenis.
9. Begeer noch vrouw,
10. Noch iets, dat aan anderen eigen is.
De vijf geboden der kerk.
1. \'s Zondags en \'s heiligendags hoor mis, \'t is een gebod.
2. Biecht uwe zonden ééns ten minste alle jaren.
3. Ontvang op Paschen het H. Sakrament van onze altaren.
4. De heilige dagen vier tot eer en dienst van God.
5. Op vastendag zult gij u naar kerkgebruik versterven; \'s vrijdags en zaterdags gedenk het vleesch te derven.
Verzoek Gods genade, om Hem dezen dag niet te vergrammen.
v. Verwaardig U, o Heer! ons dezen dag van alle zonden te behoeden:
13
MORGEN-GEBEDEN.
a. Ontferm ü onzer, Heere! ontferm ü onzer. v. Stort, o Heer! uwe barmhartigheid over ons uit: a. Gelijk wij altijd op U gehoopt hebben.
v. Heer! verhoor onze gebeden :
a. En ons geroep kome tot U.
Almachtig, eeuwig God! die ons tot het begin van dezen dag bewaard hebt, bescherm ons vandaag door den bijstand uwer genade, opdat wij tot geene zonden vervallen, maar dat al onze woorden, gedachten en werken door het licht uwer wijsheid bestuurd worden tot het onderhouden van uwe rechtvaardige geboden, door onzen Heer Jezus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwigheid. Amen.
Verzoek den bijstand van uwen heiligen engel-bewaarder.
O God! die door eene onuitsprekelijke voorzienigheid, ü verwaardigt uwe heilige engelen tot onze behoeding te zenden, wij bidden U ootmoedig, dat wij hier door hunne zorg altijd tegen het geweld van onze vijanden beschermd worden, en ons in de hemelsche vreugde, die Gij ons bereid hebt, in hun gezelschap eeuwig mogen verheugen. Amen.
Draag al uwe werken aan God op.
Wij zijn, o Heer! tot geen ander einde in deze wereld, dan om uwen heiligen wü te volbrengen, en om U te dienen volgens den staat, waarin uwe goddelijke voorzienigheid ons gesteld heeft. Ontvang goeder-
14
VERHEFFINGEN TOT GOD, ENZ.
tierenlijk, o God 1 de offerande die wij ü opdragen van al de werken, die ons dezen dag te doen staan. Geef ons de genade om ootmoedig en getrouw te volbrengen, al hetgeen Gij van ons eischt, en maak dat wij bij al onze gedachten, woorden en werken geen ander inzicht hebben, dan U te behagen en uwen heiligen naam te eeren.
Schenk ons, o Heer! uwen zegen, bescherm ons van alle kwaad, leid ons tot het eeuwig leven en vergun door uwe goddelijke barmhartigheid, dat de zielen der overledene geloovigen in vrede rusten. Amen.
VERHEFFINGEN TOT GOD, BIJ HET BEGIN VAN DEN DAG.
O God, Gij :ijt mijn God! tot U maak ik van den vroegen morgen. Ps. G2 vs. 2.
O God ! ik geef U mijn hart; neem het aan uit barmhartigheid, opdat geen schepsel het ooit bezitte.
Heere ! wiens oneindige goedheid mij ontwaken doet als uit de schaduw des doods, en mij weder dezen dag verleent om ü te aanbidden en aan mijne zaligheid te werken, doe mij genadiglijk uwen heiligen wil kennen en vaardig ten uitvoer brengen. Geef dat ik onophoudelijk bidde door de begeerten mijns harten , opdat de voorwerpen dezer bedorvene wereld en de strikken des duivels mij niet in zonde doen vallen. Amen.
15
16 VERHEFFINGEN TOT GOD, ENZ.
(Gebed van den H. diaken Franeiskns de Paris.)
Nedergebogen voor de voetbank uwer goddelijke majesteit, aanbid ik U, o mijn God 1 uit den grond mijns harten. Ik erken U voor mijn oppersten Heer, mijn eerste begin en laatste einde; die mij in deze wereld geplaatst, en tot dit oogenblik toe bewaard hebt, en die mij eens voor de eeuwigheid zult oordeelen, als ik deze aarde verlaten zal hebben. Geef, Heer ! dat ik U om al deze redenen altijd al die hulde, eer en aanbidding toebrenge, die uwe schepselen U zoozeer verschuldigd zijn.
O God! doe mij de genade, van tot het kleine getal uwer uitverkorenen te behooren!
Doe mij de genade, dat ik met uwe heilige genade getrouw medewerke!
Doe mij de genade, om boetvaardig te leven en te sterven !
Doe mij de genade, van U in geest en waarheid te aanbidden!
Geef mij te doen al wat Gij gebiedt; en gebied mij dan al wat ü belieft!
Geef ons allen, Heer! de kennis van uw heilig woord, en prent het diep in ons gemoed! - Heer ! leer Gij ons bidden, en stort over ons uit den Geest van genade en van gebed 1 Zoo wij U vergeten, Heer ! vergeet Gij ons toch nimmer!
BEMERKING WEGENS HET LEZEN, ENZ. 17 VEKZUOHTING NAAK GODS H. GEEST.
(Gebed van den H. diaken Franciskus de Paris.)
Heere Jezus ! wij weten niet wat wij in onze gebeden U moeten vragen, gelijk het behoort. Maar zend Gij uwen H. Geest uit, opdat Hij in ons en voor ons bidde met onuitsprekelijke verzuchtingen. Dat die Geest onze harten met het vuur uwer liefde vervulle. Dat Hij ons met onze broeders door de banden der liefde verbinde, zoodat wij allen als maar één hart en ééne ziel hebben, en bereid zijn zelfs ons leven voor elkander te geven. Dat diezelfde H. Geest ons in U verandere, in nieuwe mensohen herscheppe, en zóó versterke, dat wij liever sterven dan U door zonden te vergrammen. Dat Hij de regel van ons gedrag en het beginsel van al onze handelingen zij ; in één woord, dat Hij altijd met ons blijve als het onderpand van het geluk, dat Gij voor die U oprechtelijk dienen, in alle eeuwigheid bereid hebt. Amen.
BEMERKING WEGENS HET LEZEN VAN GODS WOORD.
Vie Woord, Heere- ! zij de reine irellust mijns harten! H. Augustinus.
Onder alle oefeningen van godvruchtigheid is er geene nuttiger en meer in den geest des Christendoms, dan het aandachtig en veelvuldig lezen en overdenken der H. Schrift. Christus, zijne apostelen en al de heilige kerkvaders zeggen ons eenstemmig, dat wij de H. Schrift, Gods Woord, lezen, hooren en overdenken moeten, als wij waarlijk deugdzaam, wijs en gelukkig willen worden. In
•2
BEMERKING WEGENS HET
18
het leven van den echten christen neemt dan ook deze oefening eene voorname plaats in. Meer en meer tracht hij dat Woord te kennen, hetwelk zijne ziel kan zalig maken. En gelijk iemand, die een kostbaar kleinood bezit, er telkens meer waarde aan hecht, hoe beter hij er de eigenaardigheden of bekoorlijkheden van leert kennen, zoo gaat het ook dien christen met het kostbaar geschenk, dat God hem in het boek, dat wij gewoon zijn den Bijbel te noemen, gegeven heeft. Hoe meer hij met de H. Schriftuur bekend wordt, des te meer wordt zij het voorwerp zijner bewondering en ingenomenheid, en leert hij hare geheel eenige waarde steeds hooger schatten. In elke omstandigheid waarin hij verkeert, gevoelt hij er zich toe aangetrokken, om er of zijn troost, of zijne onderrichting of zijne opwekking in te vinden; of de woorden waardoor hij het dankgevoel zijns harten zal uitstorten; of zijn leed en kommer aan zijnen hemelschen Vader klagen; of zijne verzuchtingen van berouw en diepe verootmoediging hemelwaarts opzenden. En nimmer neemt hij tot dat Woord te vergeefs zijne toevlucht^ Altijd vindt hij er verkwikking, troost, bemoediging en kracht; en keert hij van de bevroeding daarvan als geheel vernieuwd en versterkt terug. Daardoor wordt dat Woord Gods hem telkens dierbaarder, en met den profeet herhaalt, hij vol erkentelijkheid: Heer ! uw Woord doet mij leven. Hoe zoet zijn mij uwe uitspraken! Ze zijn mij zoeter dan honig voor mijnen mond. Uwe wet is mij meer waard dan duizenden van goud of zilver. Ja, uwe getuigenissen heb ik lief, boven goud en kostelijk gesteente. - Die christen stelt zich dan ook niet met eene oppervlakkige lezing
LEZEN VAN GODS WOOKD.
tevreden. Gedachtig aan de waarschuwende stem van de laatste groote kerkvergadering: dat niemand den hemelschen schat der gewijde boeken , die door hooge gunst des H. Geestes den rnensch gegeven is, achteloos late liggen, beschouwt hij de kennisneming er van als eene zaak van het hoogste gewicht. Zoo dikwijls hij de H. Schrift in handen neemt (en hij doet dat zeer dikwijls, want hij beschouwt hare bevroeding als het dagelijksch brood zijner ziel;) is dit woord in zijn hart: Spreek, Heer! want uw dienaar hoort; — alsmede deze verzuchting: Beer! maak mij den weg bekend, dien ik moet bewandelen. Leer Gij mij uwen wil doen, want Gij zijt mijn God! Zóó gestemd, leest hij de woorden des eeuwigen levens, en let er aandachtig op, wat de Geest Gods tot hem spreken zal.
Laat ons dien christen navolgen. Laat ons ons zeiven oefenen in de wonderheden van Gods Woord met een nederig, kinderlijk geloof, waarbij wij ons kortzichtig verstand aan al zijne uitspraken onderwerpen, zonder met Hem te willen twisten, of van alles het hoe en waarom te willen weten. Laat het Woord Gods onze oogen verlichten, dan zal het ook ons hart verblijden. Laat ons de lezing nimmer aanvangen, zonder den Gever van alle goed te bidden, dat Hij zelf ons onderwijze in den weg zijner bevelen, en zijn Woord ons make tot eene fakkel voor onze voeten en een licht op onze paden, tot verlustiging voor onze gedachten en tot het onderwerp onzer zangen in deze plaats onzer vreemdelingschap; en Iaat ons dat heilige boek nimmer sluiten dan met de bede, dat de Heer zelf zijn woord in ons gelieve te zegenen, en make dat het niet ledig tot Hem wederkeere, maar in ons uitwerke,
19
20 BEMERKING WEGENS HET LEZEN, ENZ.
al wat Hij begeert; - kortom, laat ons het steeds lezen als in biddenden geest.
Daarom zeggen wij tot allen: neemt op en leest: al wat daar geschreven is, is tot uwe leering geschreven. Tot meerder aandrang voegen we hierbij de vermaning van den H. kerkvader Johannes Chrysostomus, waarin hij deze oefening allen christenen zoo hartelijk aanprijst: «Gij allen, - zegt hij, — die in de zorgen des levens u zijt gewikkeld, hoort naar mij. Schaft u de heilige
n boeken aan, die de geneesmiddelen zijn uwer ziel.....
«Bezit gij den ganschen Bijbel niet, mist ten minste niet «het nieuwe Testament, de Handelingen der apostelen, de «Evangeliën. Dat deze alle oogenblikken uwe leermeesters «zijn! De oorzaak van vele misslagen is de onkunde « daarvan; want dan gaat gij ongewapend naar den strijd. -jlk vermaan u immer, en zal niet ophouden u te vermanen: «vergenoegt u niet slechts met hetgeen gij hoort in Gods i huis; maar in uwe woningen teruggekeerd, weest nog «altijd in de lezing van Gods Woord! - En zegt mij «niet: ik ben in de wereld, ik kan zóó niet leven gelijk «anderen, die haar verzaakt hebben en in de eenzaamheid «leven; - hoe! oefent gij u niet in dit Boek, omdat «gij door levenszorgen belet zijt ? Juist daarom moest »gij daarin te ijveriger zijn .... De lezing der H. Schrift «is een zoo schoon behoedmiddel tegen de zonde, en men «is aan een diepen afgrond als men onwetend voortleeft, «want dan stelt men zijne zaligheid grootendeels in de « waagschaal.quot;
Bovendien moeten wij niet vergeten: 1°. dat wij Gods Woord langzaam, oplettend en zóó moeten lezen, als deden wij
GEBED VOOR HET LEZEN DER H. SCHRIFTUUR. 21
dit voor de eerste maal. Gelijk de veelvuldige herhaling van hetzelfde gebed ons gevoel voor de verhevenste zaken vaak verstompt, zoo verliezen ook de gewichtigste plaatsen uit het Evangelie haren indruk, wanneer wij ze zonder aandacht en als uit gewoonte lezen; - 2°. dat wij onder het lezen dikwijls den blik in ons binnenste werpen en vragen moeten: Hoe leerde, hoe handelde de Heer ? En hoe denk en handel ik ? Welke zijn mijne heerschende neigingen? Welke mijne daden? Zijn ze met \'s Heilands leer overeenkomstig of niet ? - En zoo wij dan, bij een zorgvuldig onderzoek van ons zeiven ontdekken, wat ons ontbreekt, dan moeten wij terstond de hand aan het werk onzer verbetering leggen, en van het gelezene getrouw gebruik maken. - Als de lezing der H. Schrift steeds zóó geschiedt, zal zij ons onderrichten in de groote kunst van wel te leven; zij zal ons verstand door de waarheid verlichten, ons hart warm doen kloppen voor al wat goed is, en ons kan wijs maken ter zaligheid. Zoo zij het!
GEBED VOOR HET LEZEN DER HEILIGE SCHRIFTUUR.
Vader der lichten! van wien alle goede gifte afdaalt, verwaardig U ons verstand en hart te openen voor uw heilig Woord; maak dat wij, het lezende, niets anders zoeken en vinden dan de kennis om beter te worden, getrouwer en stipter in het betrachten van onzen plicht en aangenamer voor de oogen uwer goddelijke majesteit. Laat deze heilige lezing in ons de begeerte ontsteken, om tot die kudde te behooren, welke Gij bestuurt; tot die kleinen. aan wie Gij U openbaart; tot die kinderen,
22 GEBED NA HET LEZEN DER H. SCHRIFTUUR.
welke Gij zegent; tot die armen, aan wie Gij het rijk der hemelen beloofd hebt. Amen.
GEBED NA HET LEZEN DER HEILIGE SCHRIFTUUR.
Wij danken U, barmhartige God! voor de genade, die Gij ons zoo onverdiend bewezen hebt, van uw heilig Woord te mogen lezen! Maar schenk ons ook die gunst, o Heer! zonder welke de eerste ons onnut, ja schadelijk wezen zou; dat wij de kennis van uw aanbiddelijk Woord niet misbruiken, om er onze ijdelheid mede te voeden, en bij de menschen voor geleerd te worden aangezien. Ach! wat zouden wij U dan kunnen antwoorden, in dien verschrikkelijken dag, wanneer Gij ons de vruchten van dit goddelijk zaad zult afvragen ? — Zoo Gij ons niet helpt, o Heer! zal onze bedorvenheid er evenwel dit slechte gebruik van maken. O geef dan, dat wij die waarheden, die ons klein verstand nog niet heeft kunnen begrijpen, met nederigheid en hartelijk gevoel van onze onwaardigheid aanbidden, en dat wij in die waarheden, die het U behaagd heeft ons te doen begrijpen, niets anders zoeken en vinden dan het middel om uwen aanbiddelijken wil in alles te kennen en te volbrengen, opdat wij U behagen en meer en meer met U vereenigd mogen worden, totdat wij eindelijk op eene volmaakte wijze met U in den hemel vereenigd, ons eeuwig verheugen in de vervulling der beloften, die Gij ons in uw onfeilbaar Woord hebt toegezegd; door onzen Heer Jezus Christus, enz. Amen.
VOOK BENE GODSDIENSTIGE LEZING. 23
GEBED VOOR HET HOOKEN VAN GODS WOORD.
Zalig zijn zij, die het Woord Gods hooren, en dat onderhouden. Luk. 11 vs. 28.
O God! die ons uw H. Woord tot eene fakkel gegeven hebt om ons in de duisternis dezes levens vóór te lichten, en tot een krachtig brood om ons op onzen aardschen pelgrimstocht te versterken; geef dat wij het meer en meer leeren kennen en smaak er in vinden. Bewaar ons genadelijk, dat wij ooit nalatig zouden zijn om de woorden des eeuwigen levens te hooren, of ze te hooren zonder er beter van te worden. Stort daartoe in ons uit de zalving van uwen Geest, die ons alles leere! Amen.
GEBED NA HET HOOREN VAN GODS WOORD.
Heer! ik heb uwe heilige woorden gevonden en er mij mede gevoed. Maak Gij ze nu tot de vreugde en het vermaak mijns harten, opdat het zich onbesmet beware in het onderhouden uwer bevelen. Dat het nu voortaan ook mijne spijs, de lust en de behoefte zij mijns levens, de begeerte welker vervulling mij \'t naast aan \'t harte ligt, — uwen wil te volbrengen met een waarlijk groot hart en geheel bereidvaardig gemoed. Amen.
VOOR EENE GODSDIENSTIGE LEZING, God van alle waarheid! bereid Gij zelf onze harten, opdat deze lezing niet ter onzer veroordeeling, maar tot onze stichting diene, om ons wijzer te maken ter zaligheid en met nieuwen lust te vervullen tot het onderhouden uwer heilige wet. Amen.
BEMERKINGEN OP DEN ARBEID.
NA BENE GODSDIENSTIGE LEZING.
Prent Gij, mijn God! de heilige waarheden, die ik zoo even las, diep in mijn geheugen en hart, opdat ik ze nooit vergete, maar door uwe genade altijd in beoefening brenge. Amen.
BEMERKINGEN OP DEN ARBEID.
De memoh wordt tot den arbeid geboren, gelijk de vogel om. te vliegen. Job. 5 va. 7.
Niemand kan zich van den arbeid vrijpleiten. Iedereen is verplicht die werken te doen, die zijn beroep, staat, bekwaamheid en gelegenheid medebrengt; en dit om de volgende redenen;
1°. Omdat wij misdadige kinderen zijn van den zondigen Adam, in wien ook tegen ons dit vonnis is uitgesproken : De aarde zal ontzegend zijn om uwentwille; met arbeid zult gij er van eten al de dagen uws levens. Met zweet uivs aangezichts zult gij het brood nuttigen (Gen. 3 vs. 17, 19). De spijs moet dan gekocht worden voor den prijs van den arbeid; en al wie weigert te werken, heeft ook geen recht om te eten (2 Thess. 3 vs. 10).
2°. Opdat de duivel ons nooit ledig vinde. De ledigheid wordt het oorkussen van den duivel genoemd. Zij verkwist den kostelijken tijd, en bemoeit zich maar met ijdele dingen (2 Thess. 3 vs. 11). De nietsdoeners loopen ledig bij de huizen, en niet alleen ledig, maar ook klapachtig en nieuwsgierig, snappende hetgeen niet betaamt (1 Timoth. 5 vs. 13). En het is genoeg, om verloren te gaan, dat men onnut en niet bezig is.
24 \'
BEMERKINGEN OP DEN ARBEID. 25
3°. Opdat men zijn eigen brood ete (2 Thess. 3 vs. 12); en niet slechts niemand tot last worde, maar zelfs in staat zij om anderen bij te staan. Dat ieder met zijne handen iets goeds werke, opdat hij moge hebben om mede te deelen dengenen die gebrek lijdt, gebiedt de apostel (Efes. 4 vs. 28\'). En bij dit gebod heeft de apostel Paulus ook zijn voorbeeld gevoegd. Want, onaangezien zijnen apos-tolischen arbeid, werkte hij nog nacht en dag om, zegt hij (2 Thess. 3 vs. 8, 9), niemand van u tot last te zijn; maar opdat wij ons zeiven u tot een voorbeeld .zouden geven, om ons na te volgen. Gij tveet zeiven wel, zegt hij elders (Hand. 20 vs. 34), hoe deze handen mij gediend hebben tot hetgeen ik, en degenen die met mij waren, van noode hadden.
Opdat nu onze arbeid Gode een behagelijk boetoffer, en ons voordeelig zij , moet die geschieden tot eer en heerlijkheid van God, volgens dit gebod des apostels (Kol. 3 vs. 17): Al wat gij doet, hetzij in woorden of in werken, doet het alles in den naam van den Heere Jezus Christus; dat is, met inzicht van Gods wil daardoor te volbrengen, Hem te verheerlijken en te behagen. Het is niet genoeg met den mond te zeggen: Heer! ik wil dit werk doen ter uwer eere; maar wij moeten die begeerte in het hart hebben, ze dikmaals vernieuwen, en ons uitwendig zóó gedragen, dat men met waarheid van ons zeggen kan: die mensch leeft en werkt voor den Heer; hij is een godvreezend dienaar Gods.
Sla te dien einde dikwijls de oogen uws geloofs op onzen Heer Jezus Christus, en vereenig uw inzicht met dat, hetwelk Hij in zijne werken gehad heeft; dewijl
GEBED VOOR DEN ARBEID.
niemand den wil Gods zóó volmaakt volbracht, en zijne heerlijkheid zóó gezocht heeft, als Hij. Aldus zullen uwe werken, hoe gering zij ook zijn, door deze vereeniging Gode aangenaam zijn en u nuttig ter zaligheid worden.
GEBED VOOE DEN ARBEID.
Heere Jezus! in de vereeniging met uw heilig inzicht, waarmede Gij op aarde uwe werken gedaan en opgedragen hebt aan uwen hemelschen Vader, offer ik u al mijne werken op; gelief ze door den invloed uwer genade te voorkomen, en door uwe medewerking te voltrekken, opdat zij mogen geschieden tot eer en lof van uwen naam, tot mijne zaligheid en tot voordeel van mijnen naaste. Amen.
ANDEE GEBED VOOE DEN ARBEID.
Goddelijke Zaligmaker ! die arm geworden zijt om onzent-wil, en om ons in last en arbeid waart van der jeugd af aan; maak, dat wij ons van goeder harte aan het vonnis onderwerpen, dat ons veroordeelde om in het zweet onzes aanschijns ons brood te eten; vergun ons onze werkzaamheden met de uwe te vereenigen, in uwen geest te arbeiden, en gewillig, getrouw en met al onze macht te doen, wat onze hand te doen vindt, opdat alzoo de straf zelve onzer zonden een heilzaam middel worde tot boeting er van. — Geef, dat nooit oneerlijk winstbejag ons streven zij, noch dat luiheid ons den
26
NA DEN ARBEID.
27
1
f
■011
|
: i ;|
kostbaren tijd doe verbeuzelen, of ons verleide om onze taak achteloos en nalatig te volbrengen; maar dat wij steeds arbeiden als onder uw oog en om uwe goedkeuring te winnen; wetende, dat wij, zoo wij op onzen post getrouw bevonden worden, van U, Heer! tot belooning de erfenis der zaligheid ontvangen zullen. Amen.
NA DEN ARBEID.
Hartelijk dank ik U, Heer! voor de ondersteuning en hulp, die ik bij den arbeid op nieuw van U mocht ondervinden. Zoo er iets goeds in is, U alleen zij de eer er van gebracht. En wat er niet goed in is door mijne schuld, wil mij dat genadig vergeven. — Heer I Gij hebt mij weder mijne taak ten einde doen brengen, en vergunt mij thans eenige rust te nemen, om mij tot het volgende werk in staat te stellen. Doe mij van die ontspanning een goed gebruik maken. Dat ik met nieuwen lust mijn arbeid hervatte, en ook daarbij aan ü blijve gedenken. Amen.
■
I
ilj I
I
mm
i
VOOR EENE ONTSPANNING OF VERMAAK.
Wij weten, o Heer! uit uw H. Woord, dat al wat wij doen, eten, drinken, slapen, ons zeiven ontspannen, of wat het ook zij, - dat wij dit alles behooren te doen ter uwer eere, zóó dat het uwe goedkeuring weg-drage; daarom heften wij onze harten tot U op bij deze ontspanning, waartoe wij ons begeven, en bidden U
VERHEFFINGEN TOT GOD,
nederig: gedoog toch niet, dat wij ons daarbij tot eenige uitspatting, onmatigheid, wulpschheid, of het vergeten uwer tegenwoordigheid laten vervoeren, of ü op eenige wijze vertoornen; maar geef dat wij bij al onze vermaken of vreugdebedrijven, ons altijd mogen verblijden als in den Heer, en nimmer onzen heiligen roep als christenen uit het oog verliezen, maar in alles ons onberispelijk gedragen, en steeds waardig wandelen voor U, die ons in Christus Jezus tot uw rijk en heerlijkheid hebt geroepen. Amen.
VERHEFFINGEN TOT GOD, GEDURENDE DEN DAG.
Alle morgenstonden betoont Gij, Heer! nieuwe barmhartigheden en ontfermingen. Groot is uwe trouw !
Heer! ik ben niet waard uwe barmhartigheden en uwe trouw, die Gij mij zoo onverdiend bewezen hebt. Wat zal ik Uquot; wedergeven, Heer? — Ik zal U ten allen tijde loven; uw lof zal altijd in mijnen mond zijn.
28
Loof, mijne ziel! den Heer; en al wat binnen in mij is, zijnen heiligen naam! Loof, mijne ziel! den Heer; en vergeet toch geene van al zijne weldaden!
Ik zeide in mijnen voorspoed: ik zal niet ontroerd worden in der eeuwigheid. Maar Gij, Heer! keerdet uw aangezicht van mij af, - en, ik ben ontroerd geworden. — Toen zeide ik in de verslagenheid mijns gemoeds: ik ben verstooten van voor het aanschijn uwer oogen.
I
GEDÜKENDE DEN DAG.
29
■i
I
ïfi\'i
Doch Gij hoordet de stem mijns gebeda, als ik tot U riep. Gij ontfermdet U mijner. Gij zijt mijn helper geworden. Heer mijn God! in der eeuwigheid zal ik U loven!
Zalig is de mensch, wiens hoop de naam des Heeren is, en die niet omziet naar ij delheden of valsche dwaasheden !
Geleid mij , Heer! in uwen weg; dat ik in uwe waarheid wandele; laat mijn hart zich verblijden, dat het uwen naam mag vreezen.
Bevestig mijne gangen in uwe paden, dat mijne voetstappen niet glibberen.
Geleid mij op den weg uwer geboden; want daar heb ik behagen in. Neig mijn hart tot uwe getuigenissen, en niet tot gierigheid of vuil gewin. Keer mijne oogen af, dat zij naar de ijdelheid niet omzien; doe mij leven op uwen weg.
Bestuur mijne gangen naar uw woord; en laat geene ongerechtigheid over mij heerschen.
Verleen toch het oor aan mijn gebed, dat niet uit bedriegelijke lippen voortkomt.
\' V
ijrilj
■fHif
Stel eene wacht aan mijnen mond, en bewaar de deur mijner lippen, opdat mijn hart niet geneigd worde tot snoode woorden.
Open Gij, Heer! zelf mijne lippen; en dan zal mijn mond uw lof verkondigen.
ji li
ll
30 VERHEFFINGEN TOT GOD, ENZ.
Verlos mij van de booze menschen. — Ik haat de vergadering der kwaadwilligen, en heb geen omgang met hen, die ongerechtigheden bedrijven.
Om de woorden uwer lippen heb ik zware wegen onderhouden; — versterk mij, Heer! in deze uur, en behoed mij door uwe kracht!
Keer uw aangezicht af van mijne zonden, en wisch uit al mijne boosheden. Schep in mij een zuiver hart en vernieuw den rechten geest in mijn binnenste. Verwerp mij niet van uw aanschijn, en neem uwen heiligen Geest van mij niet weg 1
Heer! wijk niet weg in uwe gramschap van uwen dienaar. Wees mijn helper, verlaat mij niet, en verstoot mij niet, o God! mijn Zaligmaker!
Uwen wil te doen, mijn God! dit is hetgeen ik wensch; en uwe wet is in het binnenste mijns harten. — Gij dan, Heer! wend toch uwe barmhartigheden van mij niet af. Uwe barmhartigheid en uwe trouw hebben mij altijd behoed.
Gij zgt mijn God, Heer! Mijn lot is in uwe handen. Verlos mij uit de hand mijner vijanden, en van die mij vervolgen.
Doe het licht uws aangezichts op uwen dienaar schijnen ; verlos mij door uwe barmhartigheid.
Op U, Heer! heb ik gehoopt; Iaat mij nimmer beschaamd worden. Wees mij tot een beschermenden God
VKKZUCHTINGEN EN KORTE GEBEDEN, ENZ. 31
en tot een vaste burcht, om mij te behouden, want Gij zijt mijne sterkte en mijne toevlucht; Gij zijt mijne verwachting en mijne hoop, van mijne jeugd af aan!
Verwerp mij niet in mijne oude jaren; en als mijne kracht vergaan zal zijn, verlaat mij ook dan niet.
Gij zijt waardig. Heer onze God! den roem, de eer en de macht te ontvangen; Gij, die alle dingen geschapen hebt, en door wiens wil alleen het is, dat zij bestaan.
Daarom zij aan U, die op den troon zetelt, en aan het Lam, dat voor ons geslacht is geweest, de zegelof, de eer en heerlijkheid toegebracht, tot in alle eeuwigheid 1 Amen.
VERZUCHTINGEN EN KORTE GEBEDEN OP DEN DAG.
Wat heb ik in den hemel, en wat wensch ik op aarde, buiten U ? Mijn vleesch en mijn hart bezwijken van verlangen naar U, o God mijns harten, en mijn deel in eeuwigheid!
Hoe liefelijk zijn uwe woningen, Heer der heerkrachten ! mijne ziel wenscht naar de voorzalen des Heeren; mijn hart en mijn vleesch haken vroolijk naar den levenden God; ik wensch ontbonden en met Christus te zijn.
Men bemint ü te minder, o Heer! als men met U iets anders bemint, dat men niet uit liefde tot U bemint.
VEKZUCHTINGEN EN KORTE
O liefde! die altijd brandt en nooit wordt uitgedoofd, mijn God! die zelf die liefde zijt, ontsteek mij toch!
Uwe getuigenissen, Heer! zijn mij geloofwaardig ge-geworden boven mate.
Ik geloof, Heer 1 help mijne ongeloovigheid, vermeerder mijn geloof. Geef mij het geloof, dat door de liefde werkt, opdat ik uit de werken mijn geloof toone.
Leer mij uwen wil doen, want Gij zijt mijn God.
3. Uitboezeming van betrouwen.
Wij storten onze gebeden voor uw aanschijn uit, o God! niet steunende op onze gerechtigheden; maar op uwe menigvuldige ontfermingen.
Heer! Gij zijt goed voor die op U hopen, voor eene ziel, die U zoekt.
Gij, Heer! zijt mijne hoop van mijne jonkheid af; ik zal altijd op ü blijven hopen.
Het is mij goed Gode aan te hangen, mijn betrouwen te stellen op God den Heer.
4. Verzuchtingen van boetvaardigheid.
Vader! ik heb gezondigd tegen den Hemel en tegen U; ik ben niet waardig uw zoon genoemd te worden; maak mij als een van uwe huurlingen.
O Heer! gedenk de misdaden mijner jonkheid niet, noch mijne onwetendheden. Doch gedenk mijner naar uwe barmhartigheid, om uwe goedheid , Heer!
Heer! ontferm U mijner; genees mijne ziel, want ik heb voor U gezondigd.
32
GEBEDEN OP DEN DAG.
Bekeer mij, en ik zal bekeerd worden, want Gij zijt mijn God. Spreek maar één woord en mijne ziel zal gezond worden.
Heer ! indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen.
O God! wees mij zondaar genadig; wees mij hier en in in het toekomende leven genadig om de zwakheid van mijne natuur en om uwe goedheid.
5. Opwekking tot bereidwilligheid in lijden.
Jezus ! leer mij met oprechtheid zeggen : ik ben tot de geeselen bereid.
Uw naam, o Heer! zij gezegend, zoo in tegenspoed als in voorspoed. Gelijk het U beliefde, is het geschied.
Het is mij goed, dat Gij mij verootmoedigd hebt, opdat ik uwe gerechtigheden leere.
Vader der barmhartigheden ! laat niet toe, dat ik uwe tuchtiging verachte, of bezwijke, als ik van U bestraft word; want wien Gij lief hebt, dien kastijdt Gij, en Gij tuchtigt, dien Gij tot uw kind aanneemt.
Tuchtig mij hier, mijn God! als Gij maar hier namaals mij spaart.
Leer mij toch alles verdragen met geduld en lijdzaamheid, en in den geest van boetvaardigheid; dat ik dagelijks mijn kruis opneme, en U volge.
Maak, o God 1 dat ik zalig sterve op het kruis der boetvaardigheid, dat ik in uwen naam heb begonnen te dragen.
O God! ik ben ellendig, arm, blind en naakt!
Ik ben niet bekwaam van mij zeiven om iets goeds
3
33
GEBED IN TIJD VAN BEKORING.
te doen of ook te denken, als uit mij zeiven; maar al mijne bekwaamheid is van U, o God!
Heilige Geest! kom mijne zwakheid te hulp; haast ü om mij te helpen.
Ik vermag alles door U, mijn Jezus! die mij versterkt. Werk in mij uit het willen en het volbrengen.
O God des vredes! maak mij toch bekwaam tot elk goed werk, opdat ik uwen wil doe, werkende Gij in mij, hetgeen U behagelijk is door Jezus Christus.
Almachtige God! wil genadelijk ook onzen wederspan-nigen wil tot U buigen.
Verleen ons, dat wij, hetgeen Gij ons gebiedt te doen, door uwe genade mogen volbrengen.
Al mijne hoop steunt op tiwe overgroote barmhartigheid, o God! Geef mij dan, hetgeen Gij mij gebiedt, en gebied, wat U belieft.
GEBED IN TIJD VAN BEKORING.
Waakt en hidt, opdat gij niet valt in de bekoring. Matth. 2K vs. 41.
Heer! voor uw goddelijk aanschijn belijd ik, dat ik in zonde ontvangen en geboren, en door de zonde zoozeer bedorven en gewond ben, dat ik verpletterd en de spot van de vijanden mijner ziel zal worden, zoo Gij door uwe krachtige hulp mij niet gedurig sterkt. Zie dan, o Heer! op mij en sta mij bij, opdat ik niet verwonnen worde. Maak, dat ik uwe heilige geboden vurig beminne en de boosheid, meer dan den dood, vreeze en ontvluchte, opdat
34
SMEEKGEBED OM VEKGEVING EN HULP. 35
mijne ziel behouden blijve, die niet door zilver of goud, maar alleen door het dierbaar bloed van uwen beminden Zoon heeft kunnen worden vrijgekocht. Door denzelfden Christus Jezus onzen Heer. Amen.
UITSTORTING VAN DANKBAAR VERTROUWEN.
(Vgl. Ps 22.)
De Heer bestuurt mij , en mij zal niets ontbreken.
In eene groene landsdouw heeft Hij mij gesteld.
Hij voedt mij op bij verfrisschende wateren.
Hij verkwikt mijne ziel. Hij geleidt mij op de rechte paden, om zijnen naam.
Ook al wandelde ik in het midden van de schaduw des doods, zal ik geen kwaad vreezen; want Gij zijt met mij. Uw stok en uw staf, die vertroosten mij.
Gij hebt voor mij eene tafel opgedischt tegen degenen die mij kwellen. Gij hebt mijn hoofd met olie gezalfd; en hoe kostelijk is mijn verheugende drinkbeker!
En uwe barmhartigheid zal mij volgen al de dagen mijns levens, opdat ik wone in het huis des Heeren, in lengte van dagen.
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz.
SMEEKGEBED OM VERGEVING EN HULP.
(Vgl. Ps. 24.) Tot U, Heer! heb ik mijne ziel opgeheven.
Mijn God! op U betrouw ik; laat mij niet beschaamd worden.
3*
36 SMEEKGEBED OM VERGEVING EN HULP.
En laat mijne vijanden mij niet beschimpen, want allen die U verwachten, zullen niet beschaamd worden.
Laat hen beschaamd worden, allen die ongerechtigheden plegen, buiten reden. — Toon mij, Heer! uwe wegen, en leer mij uwe paden.
Bestuur mij in uwe waarheid, en onderwijs mij; want Gij zijt God, mijn Zaligmaker! op ü heb ik gewacht den geheelen dag.
Wees gedachtig. Heer! uwer erbarmingen en uwer barmhartigheden, die van alle eeuwen geweest zijn.
Gedenk de misdaden mijner jonkheid niet, noch mijne onwetendheden. Maar gedenk mijner naar uwe barmhartigheid, om uwe goedheid, Heer!
De Heer is goed en recht; daarom wijst Hij zondaren den rechten weg aan.
Hij zal de zachtmoedigen besturen in gerechtigheid; Hij zal den goedertierenen zijne wegen leeren.
Al de wegen des Heeren zijn barmhartigheid en waarheid dengenen, die zijn verbond en zijne getuigenissen zoeken.
Om uwen naam. Heer! zult Gij mijne zonde genadig zijn, want zij is groot!
Wie is de mensch, die den Heer vreest? Hij zal hem wijzen op den weg, dien hij te kiezen heeft.
Zijne ziel zal in het goede wonen; en zijn zaad zal het land ten erve hebben.
De Heer is een vaste stut dengenen die Hem vreezen, en zijn verbond maakt Hij hun bekend.
Mijne oogen zien altijd op den Heer, want Hij is het, die mijne voeten uit den strik zal trekken.
GODS ALWETENDHEID, ENZ.
Zie op mij en ontferm U mijner! want ik ben alleen en arm.
De benauwdheden mijns harten zijn vermenigvuldigd; trek mij toch uit mijnen nood.
Aanzie mijne ellenden en mijne zwarigheid; en vergeef mij al mijne misdaden.
Aanzie mijne vijanden, hoezeer zij vermenigvuldigd zijn en hoe geweldig zij mij haten.
Bewaar mijne ziel en verlos mij; laat mij niet beschaamd worden, want op U heb ik mijne hoop gesteld.
De onschuldigen en rechtvaardigen hebben mij aangehangen, omdat ik op U wachtte.
O God! verlos Israël uit al zijne verdrukkingen.
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz.
GODS ALWETENDHEID EN ALOMTEGENWOORDIGHEID.
(Vgl. Ps. 138.)
Heer 1 Gij doorgrondt mij en Gij kent mij.
Gij kent mijn zitten en mijn opstaan.
Gij verstaat mijne gedachten van verre; mijne paden en mijn omgang spoort Gij na.
En Gij hebt al mijne wegen te voren gekend, ook al eer het woord op mijne tong is ....
Zoo weet Gij, Heer! alle dingen, zoo wel voorledene als toekomende.
Gij hebt mij gemaakt, en uwe hand op mij gelegd.
Al te wonderbaar is mij uwe kennis; zij is mij te verheven en ik kan ze niet bereiken.
37
GODS ALWETENDHEID, ENZ.
Waar zal ik henengaan voor uwen geest, of waar zal ik voor uw aanschijn vluchten?
Zoo ik in den hemel klim, (Mar zijt Gij; zoo ik tot den afgrond afdaal, — Gij zijt er tegenwoordig.
Al nam ik mij vleugelen aan van den dageraad; al ging ik wonen aan het uiterste der zee, zoo zoude uwe hand mij ook derwaarts geleiden, en uwe rechterhand zoude mij vasthouden.
En zeg ik; mogelijk zal de duisternis mij bedekken.... doch ook zelfs de nacht wordt mij tot een licht rondom mij.
Want de duisternissen zullen voor U niet duister zijn; de nacht is U zoo helder als de dag; duisternis en licht zijn TJ al hetzelfde!
Want Gij doorgrondt mijne nieren; Gij hebt mij opgenomen van uit \'s moeders schoot.
Ik zal U danken, omdat Gij zoo wonderlijk verheerlijkt zijt. Wonderbaar zijn uwe werken; mijne ziel gevoelt dit zeer diep.
Mijn gebeente was ü niet verborgen, dat Gij in \'t heimelijke gemaakt hebt, noch geheel mijn wezen, in \'t diepst verblijf der aarde.
Uwe oogen zagen mij, toen ik nog vormeloos was; en in uw boek waren zij allen reeds opgeschreven, - de dagen, die nog worden moesten, waarvan er nog niet één aanwezig was!
O God! hoe onbegrijpelijk zijn mij uwe gedachten! hoe machtig veel haar aantal!
Wil ik ze tellen, ze zullen het zand in getal te boven gaan. — Ontwaak ik, dan nog ben ik bij ü, en vind U altijd weer terug.
38
GEBED NA DEN MAALTIJD. 39
Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij en doorzoek mijne wegen.
En zie, of er ondeugende wandel bij mij is; en geleid mij op den eeuwigen weg.
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz.
GEBED VOOR DEN MAALTIJD.
Aller oogen wachten op U, o Heer! en Gij geeft hun hunne spijs ter rechter tijde. Gij opent uwe hand en vervult met uwen zegen alles wat er leeft.
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz,
HeerI ontferm U onzer.
Christus! ontferm ü onzer.
Heer! ontferm U onzer. Onze Vader, enz.
Heer! zegen ons en deze uwe gaven, die wij van uwe milde hand ontvangen zullen, door Christus onzen Heer. Amen.
De Koning der eeuwige heerlijkheid verwaardige zich ons eens deelachtig te maken aan zijnen hemelschen maaltijd. Amen,
GEBED NA DEN MAALTIJD.
Wij danken ü. Heer! almachtig God! voor al uwe gunsten en weldaden, die leeft en heerscht in alle eeuwigheid, Amen,
Heer! ontferm U onzer.
Christus ! ontferm U onzer.
40 REGELS VAN HET CHRISTELIJK LEVEN,
Heer! ontferm U onzer. Onze Vader, enz.
Heer! verwaardig U allen, die ons om wille van uw naam goed doen, met het eeuwige leven te vergelden. Amen.
Laat ons den Heer loven!
God zij gedankt!
Dat de geloovige zielen door Gods barmhartigheid in vrede rusten! Amen.
REGELS VAN HET CHRISTELIJK LEVEN, GETROKKEN UIT DE H. SCHRIFTUUR.
Wat staat er in de met geschreven? Hoe leest gij daar? Luk. 10 vs, 26.
1. De gansche wet is besloten in de twee geboden der liefde tot God en tot den naaste.
Een wetgeleerde vraagde Jezus: Meester! welk is het groot gebod in de wet? Jezus zeide tot hem: Gij zult den Heer uwen God liefhebben uit geheel uw hart, uit geheel uwe ziel en uit al uw verstand. Dit is het grootste en het eerste gebod.
En het tweede is aan dit gelijk: Gij zult uwen naaste liefhebben, als u zeiven. In deze twee geboden hangt de geheele wet, en de profeten (Matth. 22 vs. 36-40),
2. Indien men zich inbeeldt, dat men God en den naaste bemint, maar dit door de werken niet toont, zoo bedriegt men zich zeiven.
Indien gij mij lief hebt, zeide Jezus, onderhoudt mijne
GETROKKEN UIT DE H. SCHRIFTUUR.
geboden. Die mijne geboden heeft, en die onderhoudt, hij is het, die mij lief heeft. Die mij niet lief heeft, onderhoudt mijne woorden niet (Joh. 14 vs. 15, 21, 24).
Zoo wie het goed dezer wereld heeft, en zijnen broeder ziet gebrek lijden, en zijn hart voor hem sluit, hoe blijft de liefde Gods in hem? Mijne kinderkens! laat ons beminnen niet met woorden noch met de tong, maar met de daad en waarheid (1 Joh. 3 vs. 17, 18).
3. Om zalig te worden, moet men Gods geboden onderhouden en goede werken doen.
Alle boom, die geene goede vruchten voortbrengt, zal uitgekapt en in het vuur geworpen worden (Matth. 3 vs. 10).
Zij zullen niet allen in het rijk der hemelen komen, die mij zeggen: Heer, Heer! maar zoo wie den wil mijns Vaders doet, die in den hemel is, die zal in het rijk der hemelen komen (Matth. 7 vs. 21).
Wilt gij tot het leven ingaan, onderhoud de geboden (Matth. 19 vs. 17).
Wat zal het baten, mijne broeders, zoo iemand zegt, dat hij het geloof heeft, indien hij toch de werken niet beeft ? Zal dat geloof hem kunnen zalig maken (Jak. 2 vs. 14)?
4. Velen znllen verloren gaan, omdat zij niet genoeg de werken der barmhartigheid betracht hebben.
Zalig zijn de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven. Die geen barmhartigheid gedaan heeft.
41
42 REGELS VAN HET CHBISTELIJK LEVEN,
zal ook een oordeel zonder barmhartigheid ontvangen (Matth. 5 vs. 7. Jak. 2 vs. 13).
Als de Zoon des menschen zal komen in zijne heerlijkheid, en al zijne engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den zetel zijner heerlijkheid. En alle volkeren zullen voor Hem vergaderd worden; en Hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt. En Hij zal de schapen aan zijne rechterhand en de bokken aan zijne linkerhand stellen. Dan zal de Koning zeggen tot degenen, die aan zijne rechterhand zijn: Komt gezegenden mijns Vaders, bezit het koninkrijk, hetwelk van de grondlegging der wereld voor u bereid is. Want Ik heb honger gehad, en gij hebt mij gespijsd. Ik heb dorst gehad, en gij hebt mij te drinken gegeven..... Dan zullen Hem de rechtvaardigen antwoorden : Heer! wanneer hebben wij U hongerig gezien, en hebben U gespijsd; of dorstig, en hebben U te drinken gegeven ?..... En de Koning zal hun antwoorden , zeggende: Ik zeg u voorwaar, zoo dikmaals als gij dit aan een van deze minste broederen gedaan hebt, zoo hebt gij het mij gedaan.
Dan zal Hij ook zeggen tot degenen, die aan zijne linkerhand zijn: Gaat weg van mij, gij vervloekten, in het eeuwig vuur, hetwelk den duivel en zijnen engelen bereid is. Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt mij niet geherbergd; Ik was naakt, en gij hebt mij niet gekleed; ziek en in de gevangenis, en gij hebt mij niet bezocht.
GETROKKEN UIT DE HEILIGE SCHRIFTUUK. 43
Dan zullen zij Hem ook aldus antwoorden; Heer! wanneer hebben wij ü hongerig, of dorstig, of een vreemdeling, of naakt, of ziek, of in de gevangenis gezien, en hebben U niet gediend? Maar Hij zal hun antwoorden, zeggende : Ik zeg u voorwaar, zoo dikwijls gij dit aan een van deze minsten niet gedaan hebt, zoo hebt gij het mij ook niet gedaan. En dezen zullen in de eeuwige straffen gaan, en de rechtvaardigen in het eeuwig leven (Matth. 25 vs. 31-46).
5. Het is niet genoeg goede werken te doen; maar, opdat zij Gode aangenaam zijn, en ons ter zaligheid strekken, moeten zij met een goed inzicht geschieden, te weten om God.
Ziet toe, dat gij uwe rechtvaardigheid niet doet voor de menschen, om van hen gezien te worden; anders zult gij geen loon hebben bij uwen Vader, die in den hemel is.
Wanneer gi] dan aalmoezen doet,.... ook als gij bidt, doet niet gelijk de schijnheiligen .... voorwaar Ik zeg u, zij hebben hun loon al weg (Matth. 6 vs. 1, 2, 5).
Hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, hetzij gij iets anders doet, doet het alles ter eere Gods (1 Kor. 10 vs. 31).
Al wat gij doet, hetzij in woorden of in werken, doet het alles in den naam van den Heer Jezus Christus, dankende God den Vader door Hem (Kol. 3 vs. 17).
Dat onder u alles met liefde geschiede (1 Kor. 16 vs. 14).
Al had ik al het geloof, zoodat ik bergen verzettede, indien ik de liefde niet had, zoo ware ik niets.
44 REGELS VAN HET CHRISTELIJK LEVEN,
Ofschoon ik al mijne goederen uitdeelde tot spijs der armen, en al gaf ik mijn lichaam over om te branden, indien ik de liefde niet had, het zoude mij niet baten (1 Kor. 13 vs. 2, 3).
6. Een christen moet zich zeiven verloochenen, en niet voor zich zeiven, maar ten dienste van God leven.
Jezus zeide tot allen: zoo iemand mij wil navolgen, die verloochene zich zeiven, en neme dagelijks zijn kruis op, en volge mij (Luk. 9 vs. 23).
Zoo iemand tot mij komt, en niet haat zijn vader en moeder, en vrouw en kinderen, en broeders en zusters, ja ook zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet wezen. En zoo wie zijn kruis niet draagt, en mij navolgt, die kan mijn discipel niet wezen (Luk. 14 vs. 26, 27).
Gij zijt uws zelfs niet; want gij zijt gekocht voor een hoogen prijs (1 Kor, 6 vs. 19, 20).
Christus is voor allen gestorven, opdat degenen, die leven, niet meer voor zich zeiven leven, maar voor Dengenen, die voor hen gestorven en verrezen is (2 Kor. 5 vs. 15).
7. Een goed christen moet een afschrik hebben van de gierigheid.
Ziet toe, en wacht u van alle gierigheid; want het leven van een mensch hangt niet af van den overvloed der dingen, die hij bezit (Luk. 12 vs. 15).
Uw wandel zij zonder gierigheid, weest vergenoegd met het tegenwoordige (Hebr. 13 vs. 5).
GETROKKEN UIT DE HEILIGE SCHRIFTUUR. 45
Het is een groot gewin, de godsvrucht met vergenoegdheid. Want wij hebben niets in deze wereld ingebracht; buiten twijfel dat wij er ook niets kunnen uitdragen. Als wij dan ons voedsel en ons deksel hebben, zoo laat ons vergenoegd zijn. Want die rijk willen worden, vallen in bekoring en in vele onnutte en schadelijke begeerlijkheden , die de menschen doen wegzinken in het verderf en in de verdoemenis. Want de geldzucht is de wortel van alle kwaad (1 Tim. 6 vs. 6—10).
Niets is ondeugender, dan een gierig mensch (Eccli. 10 vs. 9).
Gij moet wél weten, dat geen gierigaard, hetwelk een afgoderij is, erfdeel heeft in het rijk van Christus en van God (Efes. 5 vs. 5).
8. Men moet mededeelzaam zijn zonder bekrompenheid.
Het is zaliger te geven, dan te ontvangen (Hand. 20 vs. 35).
Vergeet de weldadigheid en mededeelzaamheid niet, want door zoodanige offeranden behaagt men aan God (Hebr. 13 vs. 16).
Heelt mede voor de behoeften der heiligen (Rom. 12 vs. 13).
Doe barmhartigheid, zooveel als in uwe macht is.
Hebt gij veel, geef rijkelijk; hebt gij weinig, wees zorgvuldig om ook van dat weinige iets met goedhartigheid mede te deelen (Tob. 4 vs. 8, 9).
Ik heb noodig geacht de broeders te verzoeken, dat
46 REGELS VAN HET CHRISTELIJK LEVEN, ENZ.
zij vooraf tot u zouden gaan en bezorgen, dat deze beloofde zegen [of milde gif te] te voren bereid zij, en dat als een zegen, niet als eene afgeperste gift. Want ik zeg u: die schaars zaait, zal schaars maaien; en die mildelijk zaait, zal mildelijk maaien. Elk geve gelijk hij in zijn hart besloten heeft, niet met droefheid of uit dwang, want God heeft den blijmoedigen gever lief (2 Kor. 9 vs. 5, 6, 7).
Die werken doet van barmhartigheid, [doe ze] met blijmoedigheid (Rom. 12 vs. 9).
9. Een goed christen heeft een afschrik van de zonde, en tracht bestendig in de deugd te blijven.
De genade van God onzen Zaligmaker is verschenen aan alle menschen, ons onderwijzende, dat wij de goddeloosheid en de wereldsche begeerlijkheden verzakende, matig, en rechtvaardig, en godvruchtig in deze wereld zouden leven; verwachtende de verhoopte zaligheid, en de heerlijke toekomst van onzen grooten God en Zaligmaker Jezus Christus, die zich zei ven voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zoude verlossen van alle ongerechtigheid en ons voor zich zoude reinigen tot een aangenaam volk , ijverig tot goede werken (Tit. 2 vs. 11-14).
Die Christus toebehooren, hebben hun vleesch gekruist met de begeerlijkheden en kwade lusten (Gal. 5 vs. 24).
GEWICHTIGE BEMERKING OVER, ENZ 47
VOOR HET ONDERZOEK DES GEWETENS.
Bij het einde van den dag.
(Gebed van den H. Franciskua de Paris.)
Verlicht mij, mijn God! door het licht van uwen Geest. Versterk mij door uwe genade, opdat ik mij zeiven kenne zooals Gij mij kent. Dat ik in mij bate, wat Gij in mij haat; dat ik verbetere, al wat U zou kuunen mishagen. Geef mij Heer iets van dat licht, hetwelk mij, bij het uur van mijn sterven , het getal en de grootheid mijner misdaden zal doen kennen, en vervul mij met zulk een schroom voor de zonde, dat zij het eenigst kwaad zij, waarvoor ik op deze wereld vrees. Amen.
GEWICHTIGE BEMERKING OVER HET GEWETENS-ONDERZOEK.
Overdenkt met heroum al de gedachten ntvs harten, op uwe rustplaatsen. Ps. 4 vs. 5.
Begeef u nooit ter rust, zonder eerst u zeiven voor God af te vragen, hoe gij den afgeloopen dag doorgebracht, hoe gij u ten opzichte van God en menschen, ten opzichte van u zeiven gedragen , hoe gij uwe plichten en voornemens volbracht hebt. Vestig uwe aandacht vooral op de gebreken en neigingen, waaraan gij het meest onderhevig zijt. Bedenk niet alleen: wat heb ik heden gedaan ? maar ook; wat heeft er mij toe bewogen en aanleiding toe gegeven? Wat is er in mgn hart omgegaan? Wat was de oorzaak, wat het gevolg mijner
48 GEWICHTIGE BEMERKING OVER
handelingen 7 Hoe ver ben ik heden op den weg mijner bekeering voor- of achteruit gegaan ? Waarover mag ik mij zeiven gerust stellen, en met dankbaarheid aan God verblijden? Waarover moet ik mij schamen en bedroeven?
Zonder deze dagelijksche oefening is er geene standvastige verbetering, geen ware voortgang op den weg der deugd mogelijk.
Vergenoeg u echter niet enkel met dit dagelijksche onderzoek uws gewetens, maar maak het u tot eene godvruchtige gewoonte, eens in de we e k, b. v. des zondags, — en wederom eens in de maand als een algemeen overzicht te houden , om u zei ven af te vragen: Hoe is mijn hart gesteld ten opzichte van God, mijn hemelschen Vader; en van Jezus Christus, mijn dierbaren Verlosser en Zaligmaker ? Dacht ik dikwijls en gaarne aan zijne liefde voor mij? Hoe betoonde ik mijne dankbaarheid, mijn vertrouwen en mijne onderwerping , door het volbrengen van zijn aanbiddelijken wil? Hoe beijverde ik mij in het vervullen mijner gods-dienst-plichten ?
Wandelde ik steeds als in Gods tegenwoordigheid ? Was ik bezorgd den heiligen omgang met Hem, door het gebed, te onderhouden? Luisterde ik altijd naar de inspraak van mijn geweten ? Handelde ik nooit tegen de overtuiging van mijn innerlijk gevoel ?
Hoe gedroeg ik mij omtrent mijn evenmensch? bijzonder omtrent diegenen, waarmede ik nauw verbonden ben : ouders, kinderen, echtgenoot, overheden , huis-genooten ? Had er geene bitterheid , haat, afgunst, of blijdschap over eens anders nadeel, in mijn hart plaats? Is het althans nu daarvan vrij ?
HET GEWETENSONDERZOEK.
Was ik bij mijne gezindheden en handelingen rechtschapen, eerlijk, oprecht, trouw? Heb ik niemand onderkropen, benadeeld, mishandeld, of in zijn eer en goeden naam gekrenkt door harde, liefdelooze oordeelvelling, verbreiding van verborgene gebreken, minachting, achterklap of laster ? - Geschiedde dit uit onbezonnenheid, zwakheid, of met opzet, uit hoogmoed of afgunst, of wel uit zucht om te behagen?
Hoe groot was het onheil, dat ik veroorzaakte? Heb ik de door mij toegebrachte schade hersteld, - het onrecht vergoed, - de lastering herroepen? Of moet ik dit nog doen en op welke wijze?
Heb ik niemand tot zonde aangespoord, of door woord of door voorbeeld er aanleiding toe gegeven? - uit onbedachtzaamheid, of opzettelijk? in welke zaken? — Hoe dit kwaad weder goed te maken ?
Was mijne menschlievendheid, naar het voorbeeld ■en voorschrift des Heeren, zuiver, onbaatzuchtig, onpar-tijdig, zachtmoedig, verdraagzaam, mild naar mijn vermogen? Hoe gedroeg ik mij jegens andersdenkenden, dwalenden, boozen, ja zelfs jegens mijne vijanden? Had ik medelijden met hen, trachtte ik hen te recht te brengen, hun goed te doen ?
Verplaatste ik mij ooit in den toestand van anderen, en handelde ik zóó, als ik wenschte, dat men mij bejegende? Maakte ik het mij tot plicht en blijdschap, mijn evenmensch wèl te doen , en met raad , met hulp en troost bij te staan? Wat bewoog mij daartoe?
Was ik bij genot van geluk en vreugd dankbaar.
49
\' ®
i If
él ■ i||
i i il 1
1
fiia
f.i\'i
iii
! \'1 i\'1
11 Éi
50 GKWICHTIGE BEMERKING OVEE, ENZ.
matig en bescheiden; in rampspoed gelaten, geduldig,, aan God onderworpen?
Waartoe heeft mijne ijdelheid, drift of begeerlijkheid mij vervoerd ?
Waartoe strekten mijne gedachten en wenschen zich uit? Durf ik dit openlijk belijden? Of moet ik er niet veeleer schaamrood over worden ?
Hoe heb ik mijne geliefkoosde neigingen en zondige gewoonten trachten uit te roeien? - Erkende en betreurde ik terstond mijne misstappen, en trachtte ik ze goed te maken ? - Was het mij waarlijk ernst, mijne goede voornemens ten uitvoer te brengen? Welke middelen en welke moeite heb ik daartoe aangewend?
Ben ik beter of slechter geworden? Ben ik iets gevorderd in zelfkennis, ootmoed, waakzaamheid, zelfverloochening en lijdzaamheid? Leef ik, meer dan vroeger, door het geloof?
Hoe heb ik de plichten van mijn staat vervuld?
Zal de Heer over mijn dagwerk tevreden zijn ? Mag ik, het over mij zeiven wezen ? - Ben ik gereed, om nu reeds voor mijnen Rechter te verschijnen?
Wat is mij buitengewoons bejegend? Wat kan ik uit mijne opmerkingen en ondervindingen leeren? ....
Onderzoek u zeiven over deze en dergelijke punten met allen ernst en gemoedelijkheid, niet met vluchtige lichtzinnigheid , maar met bedachtzame en verstandige toepassing op uw hart en leven; en laat op elk dier vragen, door uw geweten, de stemme Gods in uw binnenste
GEBED OM DE BEKEEKING DES HAKTEN. 51
u naar waarheid antwoorden. Immers het zoude vreeselijk zijn, op den duur in verstrooiing en zorgeloos wegens zijn eeuwig welzijn voort te leven, zonder ooit eens ernstig over zich zeiven na te denken. Dit ware, helaas! hetzelfde, als sluimerde men op den rand van een afgrond in.
NA HET ONDERZOEK DES GEWETENS.
(Gebed van den H. Frauciskus de Paris.)
Barmhartige God! allernederigst smeek ik U om vergeving mijner zonden. Ik zie nu in, hoe veel en hoe groot ze zijn, en dat ik er de hel door verdiend heb. Ik verfoei ze van ganscher harte, dewijl ze U zoozeer mishagen en beleedigen. Dat ik er toch nooit meer in ver-valle. Ik neem mij dit thans ernstig voor; help Gii mij echter door uwe genade. Zie in barmhartigheid op mij neder en verhoor mij, Heer mijn God! opdat ik nooit ontslape in den dood, en dat mijn vijand nimmer zegge; ik heb hem verwonnen! Amen.
GEBED OM DE BEKEERING DES HARTEN.
(Gebed van den H. Franciskus de Paris.)
Hoe vast mijn besluit ook zij om U, o God! getrouw te dienen, ben ik echter, zonder de hulp uwer heilige genade, tot niets bekwaam. De bedorven neigingen mijns harten, de bekoringen van den duivel, de begoochelingen der wereld, de last van mijn eigen vleesch zullen mij altijd naar het
4*
52 GEBED OM DE BEKEEKING DES HARTEN.
kwade en de zonde medeslepen. Maar, mijn God! al ben ik zoo zwak en bedorven, al zijn mijne vijanden zoo machtig, -Gij zijt een sterke, een heilige God. Wie kan U weerstand bieden? - Gij kunt mij van al mijne zonden reinigen, over mijn hart zegevieren, en het over al wat zich tegen mijne geheele bekeering zou aankanten , de zegepraal doen behalen.
Ik beken wel, Heer! zulk eene groote genade ben ik onwaardig. Mijne voorgaande zonden en tegenwoordige ontrouwheden moesten mij zelfs de hoop benemen, haar ooit te verkrijgen; maar al wat Jezus Christus daartoe voor mij gedaan heeft, verlevendigt mijne hoop, en ik durf U smeeken, uw oog te slaan op dat goddelijk voorwerp van uw eeuwig welbehagen, — op dien Zoon uwer liefde, die voor mij aan een kruis stierf. Heb meedoogen met mij, ellendigen zondaar; ziende hoezeer mijne behoudenis dierbaar geweest is in zijne oogen. Verleen mij daarom, o God! de genade - niet om hier in deze wereld gelukkig te zijn, of er lang, en in gezondheid, voorspoed, eer en aanzien, of in rust, gemak en genoegens te leven; gaarne en van ganscher harte verzaak ik aan dat alles; — maar verleen mij slechts, bid ik U, een boetvaardig hart en een oprecht christelijk en getrouw gemoed, dat zich in deze wereld met niets zoozeer bezig houde als met de gedachte aan zijne zonden om ze te beweenen, en met het verlangen naar de hemelsche goederen om zich deze waardig te maken. Vergun mij toch deze bede. Heer! — en meer begeer ik niet. Amen.
AVOND-GEBEDEN.
AVOND-GEBEDEN.
In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen.
Stel u in de tegenwoordigheid Gods, en bid:
Wij gelooven, o Heer! dat Gij hier tegenwoordig zijt, dat Gij ons ziet, dat Gij ons hoort, en dat al onze gedachten, al onze neigingen, en de allerverborgenste bewegingen van ons hart aan ü bekend zgn.
Verzoek den bijstand van den H. Geest.
Kom, o H. Geest! vervul de harten der geloovigen, die hier vergaderd zijn , en ontsteek in ons het vuur van uwe goddelijke liefde.
O God ! die de geloovigen onderwezen hebt en verlicht door het licht des H. Geestes, hetwelk Gij in hunne harten gestort hebt, geef ons door dienzelfden Geest eene ware wijsheid, die ons doe kennen en beminnen hetgeen heilig is , opdat wij , smakende de vertroostingen van dien Geest van heiligheid, altijd mogen verheugd zijn door onzen Heere Jezus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de eenheid van denzelfden H. Geest, God in alle eeuwigheid. Amen.
Aanbid God en dank Hem voor al zijne weldaden, vooral omdat Hij u dezen dag bewaard heeft.
Wij erkennen, o God! dat Gij onze opperste Heer en Meester zijt; dat wij geheel in uwe macht zijn, en zonder U, die ons geschapen hebt, niet met al vermogen. Gij zijt het, o Heer! die ons het leven gegeven hebt en ons
53
AVOND-GEBEDEN.
onderhoudt in het leven ; Gij zijt het, die ons verlost en tot het christendom geroepen hebt , die ons na dit leven de eeuwige zaligheid bereid hebt, en de middelen geeft om tot het geluk der zaligen te geraken. quot;Wij danken U, o Heer! voor al uwe gunsten en genade, die wij ontvangen hebben van het begin onzes levens af en nog dagelijks van uwe oneindige goedheid ontvangen. Houd nooit op, o God! uwen zegen over ons uit te storten. Zend ons uwen goddelijken bijstand; verlicht ons verstand met de stralen van uw goddelijk licht; versterk onze zwakheid ; vervul onze harten met uwe liefde: genees de verdorvenheid van onzen wil, opdat wij , overwinnende al het geweld van onze zichtbare en onzichtbare vijanden, U door een heilig gebruik van uwe genade mogen behagen.
Belijd uwe zonden.
Ik belijd voor God almachtig, de H. Maria altijd maagd, den H. Michael aartsengel, den H. Johannes den dooper, de H. apostelen Petrus en Paulus en alle heiligen, en voor u, mijne broeders, dat ik zeer gezondigd heb met gedachten, woorden en werken.
Verzoek God uwe zonden te mogen kennen en ze te verfoeien.
O Heer ! wij zijn verblind en verhard in onze misdaden, indien gij ons niet bestraalt met uw heilig licht, om ons die te doen kennen en een waarachtig berouw instort, opdat wij die mogen haten en verfoeien. Vergun ons, o Heer! deze genade, waar wij U uit geheel ons hart om bidden.
54
AVOND-GEBEDEN.
Het onderzoek gedaan zijnde, hid :
Van al miine zonden, misdaden en verzuimenissen, waardoor ik God vergramd heb, belijd ik mijne schuld, mijne schuld, mijne overgroote schuld. Daarom bid ik de H. Maria altijd maagd , den H. Michaël aartsengel, den H. Johannes den dooper, de H. apostelen Petrus en Paulus en alle heiligen, en u, broeders, bij den Heer onzen God voor mij te willen bidden.
De almachtige God zij ons genadig, en al onze zonden vergevende, geleide Hij ons tot het eeuwige leven. Amen.
De almachtige en barmhartige Heer verleene ons ge-nadelijk kwijtschelding, ontbinding en vergiffenis van al onze zonden. Amen.
Bid God om vergiffenis en maak een vast voornemen van ti te beteren.
Heer ! handel ons niet volgens de verdiensten onzer misdaden , of doe ons niet dragen de rechtvaardige straffen onzer ongerechtigheden.
Gedenk niet, o Heer! aan onze verledene zonden; dat uwe barmhartigheid ons voorkome, want wij zijn zeer arm en behoeftig geworden.
Gij zijt, o God! onze eenige hoop en zaligheid; help ons; verlos ons en vergeef ons al onze misdaden, tot eer en verheffing van uwen heiligen naam.
O God ! wiens rechtvaardigheid door de zonden vergramd, en wiens barmhartigheid door de boetvaardigheid verworven wordt, ontvang genadelijk de gebeden uws volks, dat zich nederwerpt voor het aanschijn uwer heerlijk-
55
AVOND-GEBEDEN.
heid; neem weg de roeden van uw rechtvaardig oordeel, en bevrijd ons van de straffen, die wij door onze misdaden verdiend hebben, door onzen Heer Jezus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwigheid. Amen.
Bid het Onze Vader, het Weesgegroet, en het Geloofsbegrip der apostelen.
Bid God voor de overledenen.
God, Schepper en Verlosser van alle geloovigen! geef aan uwe dienaren en dienaressen vergiffenis van al hunne zonden, opdat zij de genadige kwijtschelding, waar zij altijd naar verlangd hebben, door onze ootmoedige gebeden mogen verwerven, die leeft en heerscht in alle eeuwigheids Amen.
Dat de zielen der geloovigen door Gods barmhartigheid rusten in vrede. Amen.
Bid God, dat Hij u beware van alle zonden en gedurende dezen nacht bescherme.
Bescherm ons, o Heer! terwijl wij waken; bewaar ons, terwijl wij slapen, opdat wij met Christus gewaakt hebbende, in vrede mogen rusten.
v. Verwaardig U, o Heer! ons dezen nacht van alle
zonden te behoeden:
a. Ontferm U onzer. Heer ! ontferm U onzer.
v. Stort, o Heer! uwe barmhartigheid over ons uit; a. Gelijk wij altijd op U gehoopt hebben.
v. Heere ! verhoor onze gebeden :
a. En ons geroep kome tot U.
56
AVOND-GEBEDEN.
Wij bidden U, o Heer! bezoek deze woning en drijf er uit alle listen en lagen van den helschen vijand; dat uwe H. engelen daarin wonen om ons in vrede te bewaren, en dat uw zegen altijd over ons blijve, door onzen Heer Jezus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwigheid. Amen.
De almachtige en barmhartige God, de Vader, de Zoon en de H. Geest verleene ons een gerusten nacht en een zalig einde; Hij zegene ons en beware ons altijd onder zijne goddelijke bescherming. Amen.
Op uwe rustplaats u begevende, maak het teeken des H. kruises.
In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Geheiligd zij de dag en de uur van de geboorte, van den dood en van de verrijzenis onzes Heeren Jezus Christus. Mijn God! doe mij de genade van wel te sterven!
Als gij in uw bed treedt.
Behoed ons, Heer! als wij waken; bewaar ons als wij slapen, opdat wij met Christus waken en in vrede mogen rusten.
Nederliggende, zegen u met het teeken des H. kruises.
In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen.
57
58 BIJ HET EIKDE VAN HET AVOND-GEBED.
BIJ HET EINDE VAN HET AVOND-GEBED.
(Vgl. Navolging v. Christ. B. 3 H. 59.)
Tot U hef ik mijne oogen op ; op U rust ik, mijn God, Vader der barmhartigheden !
Zegen en heilig mijne ziel met uwen hemelschen zegen , opdat zij uwe heilige woonplaats worde en de eeuwige troon uwer heerlijkheid, en dat er in haar als in eenen U waardigen tempel niets gevonden worde, dat de oogen uwer majesteit mishagen kan.
Zie op mij naar de grootheid uwer goedheid en naar de menigvuldigheid uwer erbarmingen , en verhoor het gebed van uwen armen dienaar, die hier in het land van de schaduw des doods als balling omzwerft.
Bescherm en bewaar mijne ziel tusschen zoo menig gevaar van dit vergankelijk leven, en leid mij door uwe genade langs den weg van vrede tot de klaarheid van het eeuwig vaderland. Amen.
OEFENINGEN OM GODS WIL TE KENNEN,
WENKEN OVER HET VERKIEZEN VAN BEN STAAT.
Toon mij vme megen en leer mij un-e paden.
Bestuur mij in uwe waarheid en onderwijs mij.
Ps. 24 vs. 4, 5.
Het is zeker, dat men zijne zaligheid in groot gevaar brengt, als men zonder de roeping van God een staat aainvaardt. Tot de gelukkige keus van een staat dient vooral een deugdzaam gedrag in den jeugdigen leeftijd, aanhoudend gebed om den goddelijken bijstand en eene verlichte zelfkennis. - Eer men tot de keuze van een staat overgaat, raadplege men een wijzen, gemoedelijken man, overdenke rijpelijk , of men wel den vereischten aanleg tot dezen of genen staat van den hemel ontvangen heeft, of men waarlijk zijn eeuwig geluk daarin zal kunnen bewerken; men neme vooral en meer dan gewoonlijk, de genade-middelen van den godsdienst, de H. sakramenten te baat.
GEBED OM EEN ZALIGEN STAAT TE VERKIEZEN.
O Heer! ik aanbid uwe goddelijke schikking, waardoor Gij aan ieder zijne eigene gave uitreikt, en hem verkiest
60 GKBED OM EEN ZALIGEN STAAT TE VERKIEZEN.
tot dien staat, waardoor Gij hem wilt zaligmaken, onder verplichting van te blijven in dien roep, waarin hij geroepen is. Ik geloof, dat Gij mij door uwe eeuwige voorzienigheid tot een zekeren staat geschikt hebt, die, tot nu toe, uwer goddelijke majesteit alleen bekend is. Dewijl ik weet, dat ik geen anderen weg mag inslaan, dan dien Gij van eeuwigheid voor mij bereid hebt, en deze mij onbekend is, zoo maakt mij dit ongerust. Dit beweegt mij, o eeuwige wijsheid! om mij voor uwen troon te komen nederwerpen en mijn hart voor U uit te storten. Want wie van de menschen kan Gods onbegrijpelijke schikking openbaren, of weten, wat God wil? De gedachten van sterfelijke menschen zijn onzeker; ja zelfs met groote moeite begrijpen wij, wat op aarde en voor ons is; wie zal dan kunnen doorgronden de dingen, die in den hemel zijn? En wie zal uwen wil weten, indien Gij hem geen wijsheid geeft en uwen H. Geest over hem niet uitstort ? Spreek dan. Heer! want uw dienaar (uwe dienares) hoort. Heer! wat wilt Gij, dat ik doe ? Zend uit uw licht en uwe waarheid om mij te brengen tot dien staat, waartoe Gij mij roept. Maak mij den weg bekend , dien ik moet bewandelen , want tot ü heb ik mijne ziel opgeheven. Leer mij uwen wil doen, want Gij zijt mijn God! In U stel ik al mijn vertrouwen door onzen Middelaar Jezus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in alle eeuwigheid.Amen.
OM DEN WIL GODS TE MOGEN KENNEN, ENZ. 61
OM DEN WIL GODS TE MOGEN KENNEN EN TE VOLBRENGEN.
Maalt mij den meg hekend, dien ik moet he-mandelen: leer Gij mij uwen mil doen, mant Gij zijt mijn God. Ps. 142 vs. 8, 10.
Heer! die genoemd wordt de God aller kennis en de Vader der lichten; al ons verlangen is te weten, wat Gij van ons wilt gedaan hebben, en dat met vreugde te aanvaarden, met een kloek hart en vollen wil te volbrengen. Laat ons niet verdoold loopen met naar eigen raad te willen leven of ons zeiven te willen besturen. Laat ons ons zeiven niet bedriegen met onzen wil, of dien van andere menschen voor den uwen te nemen. Vervul ons met de kennis van uwen wil, in alle wijsheid en geestelijk verstand , opdat wij op eene wijze, die U waardig zij , levende, U in alle dingen behagen. Doe ons zonder ophouden overdenken en bevroeden, wat uw wil, wat goed, U aangenaam en volmaakt zij. Doe ons dien wil, voor zooverre wij dien kennen , getrouw volbrengen, opdat wij hem nog verder verdienen te leeren kennen. Laat ons niet tot het rampzalig getal dier knechten behooren, die met zoo eene zware straf van U bedreigd worden, omdat zij den wil huns meesters gekend, maar niet volbracht hebben. Doe ons liever het voorbeeld volgen van uwen Zoon, die niet gekomen om zijn eigen wil te doen, aan den uwen gehoorzaam is geworden tot den dood toe, en dat ook onze s p ij s zij, uw wil te doen en uw werk te volbrengen. Door denzelfden Jezus Christus onzen Heer. Amen.
OM DE GENADE VAN ZIJNEN STAAT, ENZ.
OM DE GENADE VAN ZIJNEN STAAT WEL TE BELEVEN.
Wandelt gij slechts waardig naar het Evangelie van Christus, in den staat maartoe gij geroejpenzijt. Filip. 1. Efes 4.
O God! wiens wijsheid alles bestuurt, en wiens voorzienigheid een ieder de plaats, die hem dienstig is, toe-schikt ; ik dank U en ben zeer tevreden wegens den staat en het beroep, waartoe gij mij hebt gelieven te roepen. Doe er mij de plichten van kennen en geef mij uwe genade om ze te volbrengen. Geef mij liefde voor mijn beroep en lust tot alles wat het mij oplegt. Laat mij niet door de ongestadigheid van een onrustigen geest her- en derwaarts geslingerd worden , zoodat mijn arbeid mij verdrieten , of ik daarin verslappen en vertragen zou, of naar verandering haken om het meerdere geluk dat ik mij in het beroep van andere menschen verbeelde. Neen , Heer\'. verre blijve immer van mij zulk een geest van ontevredenheid. Maak mij liever onderdanig aan uwen wil, Vervul mij met uwen geest, en met de wijsheid en kennis, die tot de taak, welke gij mij hebt toevertrouwd, ver-eischt worden. Doe het talent, dat Gij mij ter hand gesteld hebt, en waarvan ik U eenmaal rekenschap zal moeten geven, in mijne handen vruchten dragen. Doe mij alles , wat Gij van mij vereischt, behartigen en met alle vlijt betrachten, opdat ik uwen wil volbrenge. Doe in mij en met mij alles, wat U aangenaam kan wezen, door uwen Zoon Jezus Christus onzen Heer. Amen.
62
GEBED OM AL WAT TER ZALIGHEID NUTTIG IS. 63
GEBED OM TE VERZOEKEN AL WAT ONS TER ZALIGHEID NUTTIG EN NOODIG IS.
Voortvaar, voormaar. Ik zeg n: al wat ff ij den Vader zult hidden in mijnen naam, Hij zal het ii geren. Jon. 16 vs. 23.
Almogend, eeuwig God! die mij dooi- eene grondelooze liefde naar uw eigen beeld geschapen , door het bloed van uwen Zoon, onzen Heer Jezus Christus zoo wonderlijk verlost, en door de genade van den H. Geest zoo menigmaal geroepen en genood hebt tot het eeuwig leven ; die mij, ondankbaar mensch, tot dezen dag toe zoo goedertierenlijk gespaard hebt en gezegend; wees in der eeuwigheid van al uwe schepselen op het volmaaktst geloofd in al uwe werken en volmaaktheden.
Mijn God! mijn hoop, mijn liefde en mijn alles! ik erken en omhels de liefde, die Gij mij en allen menschen zoo genadig betoond hebt. Ik dank er U voor in het binnenste mijns gemoeds met al de krachten mijner ziel. Ik geloof in U, onfeilbare waarheid! Ik hoop op U, o eeuwige goedheid! Ik bemin U, o oneindige liefde ! en ik verblijd mij in al uwe goddelijke eigenschappen.
Och ! dat ik iets waardigs hadde om aan uwe goedheid op te offeren. Neem aan, Heer! alle godvruchtige gedachten en begeerten, die ik ooit gehad heb. Mogen ze elk oogenblik met al den lof uwer engelen en heiligen voor uw aangezicht opklimmen !
Och ! of ik U altijd volmaakt gediend, bemind en nooit door de zonden vergramd had! Het is mij leed,
64 GEBED OM TE VERZOEKEN AL WAT ONS
tot in den grond mijns harten , dat ik tegen uwe liefde zoozeer misdaan heb. Ik belijd en verfoei mijne menigvuldige ondankbaarheid. Ach mij ellendige, waartoe ben ik gekomen! Ik heb tegen 17, o groote God! gezondigd en kwaad voor U gedaan. Ik heb uwe weldaden met den voet getreden. Maar, Vader aller barmhartigheid ! wees mij toch genadig en wil de misdrijven van mijn vorig leven niet gedenken. Vergeef ze mij om de liefde uws Zoons, die mij bemind en ook voor mijne zonden zich zeiven opgeofiEerd heeft. - Van nu aan neem ik mij voor, door uwe genade, mijn leven gansch te verbeteren en naar uw welbehagen en wil te regelen.
Geef mij, dat ik al wat U behaagt, vlijtig en vurig mag begeeren, voorzichtig onderzoeken, waarlijk vinden en volkomen volbrengen. Schik mijn staat tot lof van uwen naam en tot hetgeen Gij wilt, dat ik zal doen. Geef mij dat te mogen zien, kennen en willen en uit te werken zooals het behoort en dienstig is tot mijne zaligheid.
O! laat de weg tot U voor mij toch veilig zijn en recht, opdat ik niet misleid worde door in voorspoed opgeblazen, of in tegenspoed moedeloos terneergeslagen te zijn. Maar dat ik U in den voorspoed love , en den tegenspoed lijdzaam en met liefde drage. Dat geene zaak mij bedroeve of verblijde, dan die mij tot U brenge of van U afleide. Dat ik niemand buiten U zoeke te behagen, of vreeze te mishagen.
Geef mij, dat ik alles doe uit liefde tot U, en dat mijn werk niet uit gewoonte, maar uit godvruchtigheid U opgedragen worde. Dat ik niets zoeke buiten U; dat alle vreugd mij walge zonder U; dat alle arbeid mij vermake om U en alle rust mij zwaar valle zonder U.
TER ZALIGHEID NUTTIG EN NOODIG IS.
Maak mij , o God! ootmoedig en zonder geveinsdheid , vroolijk zonder loszinnigheid, zedig zonder stuurschheid, oprecht zonder onbescheidenheid, U vreezende zonder kleinmoedigheid, op U hopende zonder vermetelheid; zuiver zonder smet, gedienstig zonder gal, minzaam zonder eigenliefde, gehoorzaam zonder tegenspraak, geduldig zonder klagen.
Geef mij een volstandige begeerte om in alle deugden mij volmaakt te oefenen, inzonderheid in deze .... alle zonden oprecht te ontvlieden, inzonderheid deze .... Dit is mijn wensch en wil; bevestig die door uwe genade, en geef mij krachtig uit te werken, wat Gij mij gegeven hebt, godvruchtig te begeeren: U onvermoeid te dienen en volkomen te beminnen.
Venvaardig U, o groot en liefderijk God! diezelfde liefde en genade ook aan alle menschen te betoonen , voor welke uw beminde Zoon , mijn getrouwe en dierbare Zaligmaker, gestorven is, aan alle leden der H. kerk, aan allen die den lof uws naams bevorderen, aan mijne ouders en weldoeners, mijne vrienden en vijanden, aan .... die mij bijzonder aanbevolen zijn, en allen voor wie Gij wilt, dat ik U bidden zal.
Neem ons allen op in den schoot van uwe genade en wil ons door uwe voorzienigheid zóó besturen, dat al onze werken, woorden en gedachten altijd U behagen, en wij met geheel ons hart U zóó beminnen, dat wij U in alle eeuwigheid mogen loven.
Vader ! zie op het aanschijn van uwen geliefden Zoon , en wees ons om zijnentwil genadig. — Zoon! gedenk uw II. lijden en ontferm U over ons; uw dierbaar bloed kome over ons allen tot reiniging en afwassching onzer zonden. Neem
5
65
KORTE UITBREIDING VAX
de voorspraak van uwe moeder en van al uwe engelen en heiligen voor ons aan. — H. Geest! wil ons door uwe-liefde zegenen en in het goede bevestigen.
0 H. Maria, moeder Gods! wees ons eene moeder door uwe voorspraak , om naar den wil van uwen Zoon van daag en al de dagen onzes levens volmaaktelijk te wandelen. O Moeder! bid voor ons, zondaren, nu en in de ure onzes doods.
H. Engelen-bewaarders! wilt ons in den weg der deugden leiden en voor gevaren naar ziel en lichaam goedgunstig behoeden.
H. Patronen .... en alle Gods lieve vrienden! helpt, ons door uwe gebeden, opdat wij allen waardig worden God almachtig hier te kennen, te beminnen en hier na-maals met u in der eeuwigheid te genieten. Amen.
KORTE UITBREIDING VAN HET GEBED DBS HEEREN.
Onze Vader, die in de hemelen zijt.
O God ! ofschoon Gij aan alle plaatsen tegenwoordig zijt, zoo wilt Gij echter dat wij den hemel als uwe bijzondere woonplaats beschouwen, als den troon uwer heerlijkheid. God, onze Vader! die ons het leven geeft, ons onderhoudt en ons tot uwe kinderen en de erfgenamen uwer heerlijkheid gemaakt hebt: nademaal wij allen U tot één en denzelfden Vader hebben en één en hetzelfde erfdeel van U verhopen , zoo wilt Gij, dat wij U niet alleen bidden voor ons zeiven, maar ook voor onze medemen-
66
HET GEBED DES HEEREN.
schen , die allen onze broeders zijn. Wij dragen U dan voor hen en voor ons het gebed op, dat onze Heer Jezus Christus, uw Zoon en onze dierbare Verlosser en Zaligmaker zelf opgesteld en ons geleerd heeft. In zijn geest en volgens zijne onderwijzing bidden wij U:
Moogt Gij alom gekend, bemind, aangebeden en verheerlijkt worden.
Heersch van nu aan in onze harten door uwe genade; doe ons met U heerschen in de eeuwige heerlijkheid.
Uw wil geschiede op aarde, als in den hemel!
Dat alle menschen met dezelfde liefdevaardigheid en getrouwheid U gehoorzamen op aarde, als waarmede de zalige geesten U gehoorzaam zijn in den hemel.
Geef ons heden ons dagelijksch brood I
Vergun ons al wat wij dagelijks van noode hebben, om het leven onzer ziel en onzes lichaams te onderhouden.
En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren.
Verleen ons de gaven eener oprechte boetvaardigheid en de vergeving onzer zonden. En dewijl Gij ons deze vergiffenis niet verleent, dan wanneer ook wij aan onze mede-menschen hunne misdaden tegen ons kwijtschelden, zoo maak dat wij steeds in alle oprechtheid voor U kunnen betuigen, dat wij hun van ganscher harte vergeven.
5*
67
68 KOETE UITBREIDING VAN
Heb medelijden met onze zwakheid; keer de bekoringen van ons af of geef ons de kracht om ze te overwinnen.
Maar verlos ons van het kwade !
Verlos ons van de ellenden dezes levens, van de vijanden onzer zaligheid en van de eeuwige verdoemenis.
Het zij zoo ! Sta ons de vervulling van dit alles genadig toe , door uwen Zoon, onzen Heer Jezus Christus. Amen.
KORTE UITBREIDING VAN DE GROETENIS DES ENGELS.
Dat wij ü, o heilige maagd ! komen begroeten met de woorden, waarmede de engel Gabriël en uwe nicht Elisabeth U toespraken , en met het gebed dat de H. kerk ons geleerd heeft, - geschiedt om God voor het geheim der mensch-wording van zijnen Zoon te danken ; om U, in wier schoot dit geheim volbracht werd, te eeren en om uwe voorspraak in te roepen bij dien Zone Gods, die ook uw Zoon is.
Terwijl wij ons met U vereenigen , om den almogenden God te aanbidden wegens de groote dingen, die Hij U gedaan heeft, eeren wij tevens in U de uitnemende waardigheid, waartoe God U verheven, de overvloedige genade, waarmede Hij ü vervuld, en het toppunt van eer, waarop Hij U geplaatst heeft.
DE GROETENIS DES ENGELS.
God heeft U met genade vervuld en U met alle deugden en gaven versierd, die eener moeder Gods betamen en voegen.
Hij is altijd met U geweest al den tijd uws levens, door zijne bescherming en genade over U; en Hij is nog thans met U, en Gij zijt met Hem, in de heerlijkheid des hemels.
Gezegend zijt gij onder de vrouwen.
God heeft U onder alle vrouwen uitverkoren, om de moeder te zijn van Hem, in wien alle volkeren der aarde zouden gezegend worden.
Gezegend is de vrucht mvs lichaams, Jezus.
\'t Is door Hem, dat Gij zelf ook gezegend zijt. Wij zegenen Hem met U, en zegenen U om Hem. Zalig Gij, die Hem gedragen en gezoogd hebt! Maar nog zaliger Gij, die Hem altijd bemind, zijn woord aangehoord, bewaard en in alles volbracht hebt!
Gij, die Hem ontvangen en gebaard hebt, die zich Gode even gel ij k mocht noemen , wordt dan ook te recht moeder Gods genaamd; maar om uwe groote goedheid jegens ons , wilt Gij ook onze moeder zijn.
Bid voor de geheele kerk van Christus. Verzoek van
69
KOETE UITBREIDING
God voor ons en met ons de genade om ü na te volgen in uwe groote ootmoedigheid en volhardende kuischheid. Verwerf ons door uwe voorspraak de vermeerdering van geloof, hoop en liefde, de verfoeiing van - en haat tot de zonde, den geest van boetvaardigheid en de volharding in de deugd ten einde toe.
Maak door uwe voorbede , dat wij, die uit ons zeiven niet bekwaam zijn om tot God te gaan of zijne genade te verdienen, ja die zelfs onwaardig zijn om ze van Hem te verzoeken, — dat wij een vrijmoedigen en betrouwvollen toegang tot Hem mogen hebben door Jezus Christus, uwen Zoon , onzen eenigen Verlosser en Zaligmaker.
H. maagd! bid Gij voor ons, zondaren; en verkrijg ons al wat ons noodig is, nu, en in de ure onzes doods. Amen.
KORTE UITBREIDING VAN HET GELOOFSBEGRIP.
Ik geloof, Heer! hom mijne ongeloo-vigheid te hulp. Mark. 9 vs. 23.
1. Ik geloof in God, den Vader almachtig. Schepper van hemel en aarde.
Ik geloof in pénen God, die alles wat bestaat, heeft geschapen, onderhoudt en bestuurt. Hemel en aarde verkondigen zijne liefderijke almacht en wijze goedertierenheid. Ja, mijn eigen geweten spreekt mij van een alwetenden, heiligen en rechtvaardigen God, die naar
70
VAN HET GELOOFSBEGRIP.
verdienste het goede loont en het kwade straft. Deze groote God is mijn Vader, die mij als zijn kind liefheeft, voor mij zorg draagt en mij eeuwig gelukzalig wil maken, indien ik Hem met kinderlijke liefde en onderwerping gehoorzame en alzoo mijn geloof in Hem belijde.
2. En in Jezus Christus, zijn eeniggeboren Zoon , onzen Heer.
Wie in den Vader gelooft, die moet ook in zijnen Zoon J. C. gelooven. Hij is het evenbeeld des Vaders, onze Middelaar, Verlosser en eenige Zaligmaker; Hij onze hemelsche Koning, onze Heer en God. - De naam van christen, dien ik draag, herinnert mij, dat ik aan Hem toebehoor, in Hem gelooven en Hem navolgen moet, wil ik eenmaal zalig worden.
3. Die ontvangen is van den H. Geest, geboren uit de reine maagd Maria.
Door een wonder van goddelijke almacht en liefde werd de eeuwige Zoon van God een Zoon des menschen, een Broeder van ons, opdat wij kinderen Gods zouden worden. Hij wilde zich aan al de moeielijkheden onzer natuur onderwerpen. In Jezus is de liefderijke Godheid zichtbaar en lichamelijk verschenen. Het eeuwig Woord des Vaders is v 1 e e s c h geworden en heeft in persoon onder ons gewoond, en tot ons gesproken. - Zóó hoog is de mensch vereerd, zóózeer is hij begenadigd!
4. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus; die gekruist, gestorven en begraven is.
Met de grootmoedigste liefde gaf Hij zijn leven ten
71
KORTE UITBREIDING
offer voor het lieil van mensehen, stierf ter hunner verlossing en zaligheid, — ja, ook voor mij tot heil, tot voorbeeld en tot troost. Elke aanschouwing van zijn kruis wekke en sterke mij tot volstandige bekeering, tot geduld en liefde, vertrouwen en gehoorzaamheid tot in den dood, opdat ik van Hem genade en zaligheid moge hopen.
5. Die nedergedaald is ter helle, en ten derden dage verrezen van de dooden.
Hij daalde neder ter helle, om aldaar den rechtvaardigen, die, vóór Hem gestorven, zijne komst vol verlangen afwachtten , troost te brengen en de nabijzijnde verlossing en ontsluiting des hemels aan te kondigen. Vervolgens stond Hij ten derden dage levend uit het graf op en deed zich als Overwinnaar van dood en hel kennen. Door zijn sterven had Hij ons de grootheid zijner liefde getoond; door zijne opstanding bewees Hij ons de grootheid zijner macht en de waarheid zijner leer. Hierop rusten ons geloof en onze hoop. Hij zal vervullen, wat Hij ons beloofde, indien wij onderhouden wat Hij ons heeft geboden.
6. Die opgeklommen is ten hemel, en zit aan de rechterhand Gods, zijns almachtigen Vaders.
Daar heerscht Hij met de hoogste macht en liefde, Hij, de Zoon van God, en, naar zijne menschelijke natuur, onze Broeder. In zijne heerlijkheid vergeet Hij ons niet, maar blijft ons altijd bij met zijne hulp en genade. Hij wil, dat, waar Hij is, ook de zijnen zullen wezen. Daar, in dat huis zijns Vaders, wil Hij ook mij eene plaats bereiden, ook mij doen deelen in zijne heerlijkheid.
72
VAN HET GELOOFSBEGRIP.
Houde ik dan op Hem het oog gevestigd. Te komen daar, waar Hij is, zij het doel waarnaar ik streve.
7. En van daar zal komen, om te oordeelen de levenden en dooden.
Eenmaal zullen alle geheimen der harten, alle verborgen deugden en misdaden openbaar worden. Eenmaal zal Plij als Rechter de kwaden van de goeden scheiden; dezen met zich in zijne heerlijkheid opvoeren, genen tot de eeuwige straf veroordeelen. Tot welk getal zal ik dan behooren? Wat ik in dit leven doe, zal mij zalig maken, of - doen verloren gaan.
Ik geloof in den H. Geest, die van den Vader en den Zoon van eeuwigheid voortkomt, met beiden op gelijke wijze aangebeden en mede verheerlijkt wordt; die ons verstand door het geloof verlicht; ons hart en leven door de liefde heiligt; ons door de hoop troost en sterkt; ons vrede schenkt en volmaakt doet worden. Och! dat ik mij volkomen door Hem liet leiden en bezielen!
9. Ééne, heilige, katholieke kerk, gemeenschap der heiligen.
Ik geloof dat de door J. C. gestichte kerk één is in hare leer, heilig in hare sakramenten, en alleen onder alle gezindten den naam van katholiek of algemeen mag dragen. Al wat deze kerk mij voorhoudt te gelooven, is onfeilbare waarheid. J. C. blijft haar bij tot aan het einde der wereld. De Geest der waarheid leert haar alle
73
KOKTE UITBREIDING
waarheid. De poorten der hel zullen op haar nimmer de overmacht behalen. Maar wat zal het mij baten tot deze kerk te behooren, zoo ik niet overeenkomstig hare voorschriften heilig leve?
In deze kerk bestaat eene gemeenschap der heiligen, een band van liefde, die al hare leden in hemel en op aarde vereenigt en te zamen bindt , zoodat allen, als leden van één lichaam, in elkanders wedervaren hartelijk belang stellen. Daarom vereeren wij de heiligen des hemels, terwijl dezen door hunne voorbede onze belangen bij den troon van God behartigen. Daarom bidden wij voor hen , die in den staat der reiniging zich bevinden, alsmede voor al onze nog op aarde strijdende broeders. - Dat derhalve bij allen de liefde de band zij der volmaaktheid.
Ik geloof dat alleen in de kerk van J. C. vergeving der zonden te vinden is voor allen, die van waar berouw en ernstig voornemen ter verbetering doordrongen zijn. Mag ik dus om Christus wil, ondanks al mijne zonden, op Gods barmhartigheid met vertrouwen hopen, de liefde van Christus dringe mij dan ook te meer tot dankbare wederliefde.
11. Verrijzenis des vleesches.
Zoo waarlijk als mijn Verlosser uit het graf levend is opgestaan, zal ook ik eenmaal in heerlijkheid herleven; mits nogtans dat ik geen dienstknecht der zonde zij, maar integendeel nu mijne leden overgeve om de recht-
74
VAN HET GELOOFSBEGRIP.
vaardigheid te dienen ter heiligmaking. Zoo behoef ik dan het sterven niet meer te vreezen. Vroeg of laat toch zal het mij door de genade mijns Heeren een overgang zijn in het zalige en
Een leven van eeuwige vreugd en zaligheid, alle men-schelijke gedachten en verwachtingen oneindig overtreffende, heeft God bereid voor die Hem lief hebben, en wil Hi] ook mij schenken. Zou ik dan niet gaarne arbeiden, striiden en lijden, zooals de Heer mij oplegt ? — Heer! doe mij den kostelijken tijd mijns levens, waarvan de lange eeuwigheid afhangt, wijselijk uitkoopen, met al mijn macht betrachten wat mijne hand bier te doen vindt, opdat ik eens bij U eeuwig zalig leve !
Ja, het is zoo: wat ik geloof, geloof ik op Gods onfeilbaar woord. In, naar en voor dit geloof wil ik leven en sterven. - Heer! vermeerder Gij daartoe mijn geloof! Amen.
75
KORT ONDERRICHT AANGAANDE DEN H. DOOP.
Gij zijt afgetcasschen, gij zijt geheiligd, gij zijt gerechtvaardigd, in den naam onze» lieer en JezvH Christus en door den Geest ran onzen God. I Kor. 6 vs. 11.
De H. Doop, het eerste der zeven H. sakramenten, is door Christus ingesteld. Door den doop worden ons de erfzonde en alle andere zonden vergeven. De mensch, in Gods vriendschap weder opgenomen, wordt zijn kind, een tempel van den H. Geest, een lidmaat van Jezus Christus en van de H. Kerk. De doop geeft den mensch recht tot het rijk der hemelen en toegang toe de andere H. sakramenten. De noodzakelijkheid van den H. Doop wordt bewezen door de woorden van Jezus: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u , indien iemand niet herboren wordt uit het water en den H. Geest, zoo kan hij in het rijk Gods niet komen (Joh. 3 vs. 5).
In tijd van nood kan ieder den H. doop zonder plechtigheid geven , mits men het doe naar het voorschrift der H. kerk. — Ouders doopen hunne kinderen niet, dan in de uiterste noodzakelijkheid. - Om doopborg te zijn , moet
DE BEDIENING VAN DEN H. DOOP.
I I
.|i li
men katholiek, en, indien liet mogelijk is, gevormd , wél onderricht in de geloofspunten en van goede zeden wezen. De doop mag niet meer dan eens ontvangen worden.
DE BEDIENING VAN DEN H. DOOP.
De priester vraagt den naam van den doopeling. Daarop doet hij de volgende vragen en gebeden, u-aarop de doop-h or gen antivoorden.
P. Almachtig God! wil onze gebeden verhooren en hetgeen door onzen geringen dienst gedaan zal worden, door het uitwerken van uwe kracht vervullen, door onzen Heer Jezus Christus. A. Amen.
P. N. Wat begeert gij van de kerk Gods ?
A. Het geloof.
P. Wat geeft u het geloof?
A. Het eeuwig leven.
P. Wilt gij dan ingaan tot het leven, onderhoud de geboden: gij zult den Heer. uwen God, liefhebben uit geheel uw hart, uit geheel uwe ziel en uit al uw verstand . en uw naaste als u zeiven.
De priester blaast driemaal in het aangezicht van den doopeling, zeggende :
Vertrek uit hem (haar) onreine geest, en maak plaats voor den H. Geest, den Vertrooster.
Be priester maalt met zijn duim het teelen des kruises op het voorhoofd en op de horst van den doopeling, zeggende :
Ontvang het teeken des kruises, zoo op het -J- voor-
n
li ||
li
■
• \'t
h:
: •• \'i:
DE BEDIENING VAN DEN H. DOOP.
hoofd als op het hart, neem aan het geloof der he-melsche leering en geboden en wees zoodanig van zeden en van leven, dat gij voortaan Gods tempel moogt wezen.
Laat ons bidden.
Wij bidden U, Heer! wil ons genadig verhooren en dezen (deze) uitverkoren N., met het teeken van het kruis des Heeren gezegend , door gedurige kracht bewaren, opdat hij (zij) de leerstukken van uwe grootmachtige heerlijkheid onderhoudende, door het nakomen uwer geboden tot de heerlijkheid der wedergeboorte moge geraken, door onzen Heer Jezus Christus.
A. Amen.
De priester legt den doopeling de hand op het hoofd en zegt :
Laat ons bidden.
Almachtig, eeuwig God! Vader onzes Heeren Jezus Christus! verwaardig U neder te zien op dezen uwen dienaar, dien (deze uwe dienares, die) Gij ü verwaardigd hebt tot de eerste beginselen des geloofs te roepen ; verdrijf uit hem (haar) alle blindheid des harten en verbreek alle banden des vijands, waarmede hij (zij) gebonden was. Open hem (haar), o Heer ! de deur uwer vaderlijke liefde, opdat hij (zij) met uwe wijsheid, die door het zout betee-kend wordt, geheel doortrokken zijnde, van allen kwaden reuk der begeerlijkheden verlost en gezuiverd worde; en aangelokt door den liefelijken geur uwer bevelen, U in uwe kerk blijmoedig diene en van dag tot dag voortgang
78
DE BEDIENING VAN DEN H. DOOP. 79
doe in den weg der deugden, door denzelfden Christus onzen Heer.
A. Amen.
De zegening van het zont.
Wij zegenen dit zout, dit scliepsel Gods, door den naam van God almachtig, door de liefde van onzen Heer Jezus Christus en door de kracht van den -}- H. Geest; wij zegenen het door den -j- levenden God , door den -f waren God, door dien God die de heiligheid zelve is, door dien God -j-, die het zout ten dienste van het menschelijk geslacht geschapen en bevolen heeft, dat het door zijne dienaren voor het geloovig volk zoude gezegend worden , opdat het in den naam der H. Drieëenheid moge worden tot een heilzaam teeken, om den vijand te verdrijven. Hierom bidden wij U, Heer onze God! dat Gij dit zout, uw schepsel, wilt quot;jquot; heiligen en -j- zegenen, opdat het allen , die het ontvangen, moge dienen tot een heilteeken der wijsheid, die altijd in hunne zielen blijve. In den naam van denzelfden onzen Heer Jezus Christus, die komen zal om te oordeelen over levenden en dooden en om de wereld door het vuur te vonnissen.
A. Amen.
De priester geeft den doopeling een weinig van dit zout in den mond, zeggende:
Ontvang het zout der wijsheid , hetwelk u voordeelig zij ten eeuwigen leven.
.4. Amen.
DE BEDIENING VAN DEN H. DOOP.
P. Vrede zij met u:
A. En met uwen geest.
Laat ons bidden.
God onzer vaderen! God, die de bron en de oorsprong aller waarheid zijt! wij bidden ü ootmoedig, dat Gij op dezen uwen dienaar (deze uwe dienares) N. genadig wilt nederzien; en nu hij (zij) met dit zout gespijsd wordt, hem (haar) niet langer laat hongerlijden; maar hem (haar) vervullen wilt met hemelsche spijze, opdat hij (zij) altijd zij ijverig van geest, blijmoedig in de hoop, en dat hij (zij) uwen naam volstandig diene. Geleid hem (haar) bidden wij, Heer! tot het bad der nieuwe geboorte, opdat hij (zij) met uwe geloovigen de eeuwige vergelding, volgens uwe belofte, moge verkrijgen, door Christus onzen Heer.
A. Amen.
Ik bezweer u, onzuivere geest ! in den naam des quot;j-Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes, dat gij uitgaat en vertrekt van dezen dienaar (deze dienares) Gods N.; want, o vervloekte en verdoemde geest! Hij gebiedt het u , die met zijne voeten op de zee gewandeld heeft, en Petrus, toen hij zonk , de rechterhand toereikte. Zoo dan, gij vervloekte vijand ! ontvang uw vonnis, geef eer aan den levenden en waren God, geef eer aan Jezus Christus zijnen Zoon, en aan den H. Geest, en vertrek van dezen dienaar (deze dienares) Gods N., want het Gode en onzen Heere Jezus Christus behaagt, hem (haar) tot den zegen zijner heilige genade en tot het bad des doops te roepen.
80
DE BEDIENING VAN DEN H. DOOP.
De priester maakt nogmaals het teeken des kruises op het voorhoofd van den doopeling , zeggende :
En wacht u, gij vervloekte vijand! dit teeken des H. kruises hetwelk wij op zijn (haa,r) voorhoofd drukken, ooit te schenden, door denzelfden Christus onzen Heer.
IJe priester legt den doopeling de hand op en zegt : Laat ons bidden.
Ik bid uwe eeuwige rechtvaardigheid en vaderlijke liefde, ■o Heer! die de heiligheid zelve zijt, almogende Vader, eeuwige God ! Bron van alle licht en waarheid ! voor dezen uwen dienaar (deze uwe dienares) N. , dat Gij U verwaardigt hem (haar) te verlichten met het licht uwer kennis ; reinig en heilig hem (haar), geef hem (haar) de ware wijsheid, opdat hij (zij) de genade van uwen doop waardig geworden zijnde, de vaste hoop, den goeden raad en de heilige leer volstandig moge bewaren, door Christus onzen Heer.
A. Amen.
De priester geleidt den doopeling in de kerk met deze woorden :
N. Treed binnen in den tempel Gods, opdat gij deel moogt hebben met Christus ten eeuwigen leven.
A. Amen.
De priester leest gezamenlijk met de doopborgen, met luider stem, het geloofsbegrip en het gebed des Heer en.
6
81
DE BEDIENING VAN DEN H. DOOP.
Ik geloof in God, den Vader, enz.
Onze Vader, enz.
Bezwering.
Ik bezweer u, onreine geesten! wie gij zijt, door den naam van God den Vader almachtig quot;jquot;, en door den naam van Jezus Christus zijnen Zoon, onzen Heer en Rechter quot;f, en door de kracht van den H. Geest \'jquot;, dat gij vertrekt uit dit schepsel Gods , dat God zich verwaardigd heeft tot zijnen heiligen tempel te roepen, opdat het een tempel worde van den levenden God, en dat de H. Geest daarin wone; door denzelfden Christus onzen Heer, die komen zal om te oordeelen over levenden en dooden en om de wereld door het vuur te vonnissen.
A. Amen.
De priester bestrijkt de ooren en neusgaten van den doopeling met wat speeksel uit zijn mond, zeggende:
E f f e t h a , dat is : word geopend tot een zoeten reuk. En gij, o duivel! vlucht van hier, want nu zal Gods oordeel over u komen.
Op de vraag des priesters legt de doopeling, voor wien de doophorgen antwoorden, de doopbeloften af:
N. Verzaakt gij den vijand ?
A. Ik verzaak hem.
P. En al zijn werken ?
A. Ik verzaak ze.
P. En al zijne ijdele pracht ?
A. Ik verzaak ze.
82
DE BEDIENING VAN DEN H. DOOP.
De priester neemt met zijnen duim van de olie der geloofsleerlingen en zalft den doopeling op de borst en Uisschen de schouders, kruisgewijs, zeggende:
Ik zalf u met de olie quot;jquot; der zaligheid , in onzen gezalfden Heere Jezus, opdat gij het eenwig leven moogt hebben.
A. Amen.
De priester vraagt den doopeling nogmaals :
N. Gelooft gij in_God den Vader, almachtig Schepper des hemels en der aarde?
A. Ik geloof.
P. Gelooft gij in Jezus Christus, zijnen eeniggeboren Zoon, onzen Heer, die voor ons geboren is en geleden heeft ?
A. Ik geloof.
P. Gelooft gij in den heiligen Geest, de heilige katholieke kerk, gemeenschap der heiligen, vergeving der zonden, verrijzenis des vleesches en het eeuwig leven ?
A. Ik geloof.
P. N. Wilt gij gedoopt worden ?
A. Ja, ik wil.
Hierna houden de doophorgen den doopeling hoven het doophad. De priester doopt hem . gietende het water driemaal kruisgewijs op zijn hoofd en deze ivoorden sprekende:
N. Ik doop u in den naam des quot;Jquot; Vaders, en des
Zoons, en des -j- H. Geestes.
83
6*
84 DE BEDIENING VAN DEN H. DOOP.
De priester zalft den doopeling kruisgewijze hoven op het hoofd met de zalfolie, Chrisma genaamd, zeggende:
De almogende God, de Vader onzes Heeren Jezus Christus, die u heeft doen herboren worden uit het water en den H. Geest, en die u alle zonden vergeven heeft, zalve u met de zalving der zaligheid in denzelfden Jezus Christus onzen Heer ten eeuwigen leven.
A. Amen.
P. De vrede zij met u:
A. Rn met uwen geest.
De priester doet den doopeling het icitte kleed aan, zeggende :
Ontvang het witte kleed, dat gij onbevlekt moet dragen voor den rechterstoel van onzen Heer Jezus Christus, opdat gij het eeuwig leven moogt verkrijgen.
A. Amen.
De priester geeft hem eene brandende kaars in de hand, zeggende:
Ontvang de brandende kaars en bewaar uwen doop ongeschonden; onderhoud Gods geboden, opdat, als de Heer tot de bruiloft komen zal, gij Hem moogt te gemoet gaan met al de heiligen in de bruiloftszale, dat gij het eeuwig leven moogt genieten en leven in alle eeuwigheid.
A. Amen.
P. N. Ga in vrede, en de Heer zij met u :
A. Amen.
GEBED VAN DANKZEGGING , ENZ. 85
GEBED VAN DANKZEGGING VOOR DE GENADE VAN DEN H. DOOP.
Ik ben, o Heer! geboren in zonde en schuldig aan den eeuwigen dood; maar Gij, die overvloedig zijt in genade, hebt uwen eenigen Zoon aan den dood overgeleverd, opdat ik zoude leven; en Gij hebt mij aan de verdiensten van zijn bitter lijden en sterven deelachtig gemaakt, toen ik gedoopt ben. Gij hebt mij toen van mijne ongerechtigheid gezuiverd en mij als uw kind en erfgenaam aangenomen.
Deze uwe genade over mij gaat alle begrip te boven. Ik lag in duisternis; Gij hebt mij tot dat aangename licht gebracht. Ik lag in de diepste ellende; Gij hebt mij verheven tot dat edele geluk. Ik was een slaaf des duivels; Gij hebt mij opgenomen , om uw kind en een medeburger der heiligen te zijn.
Ik heb U niet eerst gezocht, maar Gij mij , toen ik verloren lag. Ik ben niet eerst tot U gekomen, maar Gij o Vader ! hebt mij tot ü getrokken, toen ik van U was afgekeerd. Ik heb U niet eerst bemind, maar Gij hebt mij bemind , toen ik uw vijand was.
Gij kondet mij , zonder de rechtvaardigheid te krenken , in mijne ellende laten liggen.
De kinderen, die omkwamen , eer zij gedoopt konden worden, waren uwe genade niet onwaardiger dan ik geweest ben. Ik heb mij zeiven van hen niet onderscheiden, maar uwe barmhartigheid heeft mij aangenomen, volgens welke Gij mij in Christus Jezus , al vóór de grondlegging der wereld , hebt uitverkoren, opdat ik heilig zoude zijn voor uw aanschijn. Hun is geen ongelijk geschied ; maar
VERNIEUWING DER DOOPBELOFTEN.
aan mij is eene onverdiende genade betoond. Voorwaar Gij handelt niet met alle geslachten, als met ons!
Daarom, o goede Vader! loof ik uwe barmhartigheid over mij ; ja, dit zelfs, dat ik uwe weldaden erken, werkt Gij in mijn hart. Maak toch , dat ik er mij geheel op toelegge om ü mijne dankbaarheid te betuigen en om ten einde toe in uwen H. dienst te volharden, door Christus onzen Heer. Amen.
VERNIEUWING DER DOOPBELOFTEN.
Goede God! wij danken U, dat Gij ons uit de macht des duivels verlost, en door den 11. doop onder het getal uwer kinderen hebt willen stellen. Wij gevoelen dat de grootheid dezer gunst ook onze veroordeeling moet verzwaren, zoo wij ons aan zulk eene macht opnieuw onderwerpen door het breken der beloften, welke bij den doop voor ons zijn afgelegd. De vrees, dat wij, door kinderlijke lichtzinnigheid, ons daaraan wellicht meermalen schuldig maakten, doet ons deze overtreding van heeler harte betreuren en nu wij daartoe zeiven in staat zijn , in dit plechtig oogen-blik , die beloften voor ü vernieuwen.
Wij verzaken dus opnieuw den duivel ; en beloven hierdoor, dat wij aan zijne verleiding en ingevingen geen gehoor verleenen, maar alleen luisteren zullen naar uwe geboden en naar de wet van het H. Evangelie.
Wij verzaken de werken des duivels; en beloven hierdoor, dat wij de zonde zullen vluchten, benevens al wat ons tot zonde leiden kan, en dat wij zonder ophouden uwe ge-
86
VERNIEUWING DER DOOPBELOFTEN. 87
nade zullen afsmeeken, om ons met kracht daartegen te wapenen.
Wij verzaken de pracht des duivels, dat is : de ijdelheden der wereld, de weelde en den ij delen roem, en beloven ons gedrag te zullen regelen naar de leer van Jezus Christus, naar zijne grondregels en zijn voorbeeld.
Wij gelooven in éénen God en in drie goddelijke personen, met name: in U, almachtigen Vader! die ons geschapen hebt, om U te dienen en te beminnen; — in uwen eeniggeboren Zoon, onzen Heer Jezus Christus , die mensch geworden is en den dood des kruises heeft ondergaan , om ons van de zonde en van de hel te bevrijden ; -en in den H. Geest, die ons verlicht, om het goede te kennen , en genade geeft om onze zielen te heiligen. Hierdoor beloven wij dat wij U, den Drieëenigen God, door geloof, hoop en liefde gestadig zullen vereeren.
Eindelijk gelooven wij eene, heilige, katholieke en apostolische kerk ; de gemeenschap der heiligen ; vergeving der zonden; verrijzenis des vleesches en het eeuwig leven. Amen.
Hierdoor beloven wij, dat wij in de eenige, ware kerk van Christus willen leven en sterven; dat wij aannemen alles wat deze kerk ons te gelooven voorstelt, en volbrengen zullen alles wat zij ons gebiedt; alsmede dat wij de H. sakramenten door Christus tot onze zaligheid ingesteld, vlijtig en met gepaste voorbereiding zullen ontvangen.
Wij zijn door uwe genade katholieke christenen; dit is de naam, dien wij door ons geloof dragen en door ons gedrag tot eere willen verstrekken.
Bevestig, o God! deze heilige voornemens, welke wij
GEBED OP EEN VEKJAAKDAG.
heden in uwen tempel, aan den voet van dit altaar, als uit éénen mond plechtig vernieuwen; en verleen ons, om de verdiensten van Jezus Christus, uwen Zoon, onzen Heer en Zaligmaker, dat wij ons nimmer schamen , om als christenen te spreken en als christenen te handelen, ten einde wij eens in de zalige eeuwigheid de belooning genieten , welke hun is toegezegd, die getrouw blijven aan de beloften van den H. doop en aan de plichten van het christelijk leven. Amen.
O Heer, die groot in goedertierenheid en getrouw zijt t de dag, dien Gij mij weder doet beleven, de verjaardag mijner geboorte , is voor mij een dag van vele dankbare herinneringen. Hij predikt mij uwe goedheid en liefde op het krachtigste. Hij was de aanvang van die oneindige reeks van weldaden, waarmede Gij mij begunstigd hebt. Bij mijne geboorte was ik een kind der gramschap, een voorwerp van uw goddelijk misnoegen , uwe liefde gansch onwaardig. Maar Gij , wiens lust het is onverplicht en boven verdiensten wél te doen , hebt mij toen in genade aangezien, in het bad der wedergeboorte mij van mijne erfzonde gezuiverd, van satan\'s macht bevrijd en in uw zalig verbond opgenomen , opdat Gij mij tot Vader en ik U tot kind zoude wezen.
Die eerste genade hebt Gij , Vader der barmhartigheid ï door zoovele andere gunstbewijzen doen opvolgen, die ik bij eiken nieuwen levensdag opnieuw van U ontvangen mocht. Gij toch waart mijn Leidsman en Beschermer van
88
GEBED OP EEN VERJAARDAG.
mijne jeugd af aan. Uwe zorg en uw toezicht hebben steeds mijn geest bewaard. Hoe zal ik U voor dat alles danken, hoe uwe goedheid naar waarde prijzen? Wat zal - wat kan ik U wedergeven voor al hetgeen ik van U ontvangen heb?
Heer! ik wil er U ten allen tijde voor loven. Uw lof zal altijd in mijn mond zijn. Mijn ziel zal steeds in U roemen. U wil ik al mijne levensdagen het offer van erkentenis opdragen.
Doch , wat spreek ik van U te zullen loven, - ik, die mij zoo menige ondankbaarheid tegen U bewust ben, en zoo menigmaal mijne plechtige beloften, om U al de dagen mijns levens te dienen, ontrouw werd! De dag van heden herinnert het mij levendig, dat ik een jaar voleindigde, dat weder door menig blijk van ondank en ontrouw was gekenmerkt.
Neen, Heer ! ik durf U daarom niets beloven, maar roep slechts vol schaamte tot U ; keer toch uw aanschijn van mij niet af en wijk niet weg, in uwe gramschap, van uwen dienaar. Handel mij niet naar mijne verdiensten ; doch gedenk mijner naar uwe barmhartigheid, om uwe goedheid, Heer! Geef, dat ik voortaan uwe weldaden beter waardeere, dankbaarder er aan beantwoorde, en dat geheel mijn leven eene eere zii voor U !
Gij , mijn God ! kent en doorgrondt mij. Gij weet, dat ik daartoe thans het ernstige voornemen heb opgevat. Ja, Gij zijt het zelf, die dat goede besluit in mij werkt. Voltrek dan ook genadelijk wat Gij in mij begonnen hebt. Wees mijne kracht in mijne zwakheid. Wees Gij mijn helper, en verlaat of verstoot mij niet, o God , mijn Zalig-
89
90 KORT ONDERRICHT OVER HET H. VORMSEL.
maker! Dan zal ik de beloften , die ik U bij den H. doop gedaan heb, getrouw bewaren en voor uw aanschijn wandelen in heiligheid en gerechtigheid al mijne levensdagen.
Zie dan, Heer! op mij, en ontferm U mijner. Ik heb beloofd uwe geboden stipt te onderhouden; maak dat mijne wegen bestuurd worden tot het onderhouden uwer bevelen. Bevestig mijne gangen in uwe paden , dat mijne voetstappen niet glibberen. Toon uwe wonderlijke barmhartigheid over mij. Gij, die zalig maakt degenen, die oprecht van harte zijn en op U al hunne hope stellen. Amen.
KORT ONDERRICHT OVER HET H. VORMSEL.
Petrus en Johannes daar gehomen zijnde, iaden voor hen, opdat zij den H. Geest mochten ontvangen. Zij leiden Imn de handen op, en zij ontvingen den S. Oeest. Hand. 8 vs. 15, 17.
Door dit tweede der H. sakramenten ontvangt men de volheid van den H. Geest, waardoor in ons de genade, die wij in onzen doop ontvangen hebben, vermeerderd en bevestigd wordt. Daarom wordt dit sakrament door de H. vaders de voltrekking van den doop genaamd.
Dit sakrament geeft aan het geestelijk leven, dat wij door den doop ontvangen hebben , den volmaakten wasdom. Het maakt ons sterk, standvastig en kloekmoedig, om al de bekoringen van den duivel, de wereld en het vleesch te wederstaan, om alle christelijke deugden te beoefenen en om ons niet te schamen, in alle omstandig-
GEBED OM ZICH TOT HET H. SAKRAMENT, ENZ. tfi
heden, het waarachtig geloof te belijden, ja indien het noodig was , ons bloed daarvoor te vergieten.
De bisschop is de bedienaar van dit sakrament. -Slechts éénmaal mag men het ontvangen. — Men moet in staat van genade zijn, dat is, zuiver van doodzonde , en wél onderwezen in de eerste gronden van het christendom , om het H. vormsel met vrucht te kunnen ontvangen. Allen, die gevormd moeten worden, behooren zoo mogelijk dit sakrament nuchteren te ontvangen. - Niemand der vormelingen moet weggaan , voordat hij den zegen ontvangen heeft, welken de bisschop geeft, nadat allen gevormd zijn.
GEBED OM ZICH TOT HET H. SAKRAMENT DES VORMSELS VOOR TE BEREIDEN.
O God ! die ons door het gedrag uwer apostelen geleerd hebt, dat wij , in uwen naam gedoopt zijnde , de volheid van uwen Geest ook noodig hebben , om door een heilig leven de heerlijke eigenschap van uwe kinderen te bewaren, vergun mij door uwe genade de volheid van den H. Geest te ontvangen; zuiver zelf mijn hart van de aardsche liefde en doof den geest der wereld in mij uit, opdat ik met den Geest der waarheid vervuld moge worden. Gij hebt mij door den doop van de wereld afgescheiden, omdat de wereld U niet kent en zij uwe vijandin is. Maar, mijn God! hoe zal het mogelijk zijn , dat mijn hart door zijne neigingen nimmer tot de wereld terugkeere, indien het niet aangemoedigd en ondersteund worde door een Geest van licht en sterkte, die het, den geest van deze wereld doet verstooten en al hare hinderlagen doet ontgaan ?
92 GEBED OM ZICH TOT HET H. SAKRAMENT, ENZ.
Ik erken, dat ik U uit geheel mijn hart moet beminnen, en dat de liefde van deze wereld geene overeenkomst met uwe liefde kan hebben. Maar, om U mijn hart zonder verdeeldheid te geven, moet uw Geest het vervullen; en het is deze vervulling, welke ik U verzoek , mij door het H. sakrament des vormsels te vergunnen. Ik moet niet volgens de wereld, volgens het vleesch noch volgens mijn eigen begrip, maar volgens uwen H. Geest leven. Dit heb ik U in mijn doop beloofd; maar dit is het ook, waartoe ik uit mij zeiven geene genoegzame krachten heb. Gij zijt het. Heer! die mij moet versterken; en dit zult Gij doen, indien ik het sakrament, dat Gij te dien einde hebt ingesteld , waardig ontvange.
Geef mij dan, o mijn God! de daartoe noodige gesteltenissen. Dat uw Geest zich zeiven de plaats kome bereiden; dat Hij mijn hart van zijne oude besmettingen zuivere; dat Hij het van eiken anderen geest ledig make ; dat Hij mijne ziel naar Hem doe verlangen ; dat Hij mij een ootmoedig gevoelen van mijne zwakheid en eene brandende begeerte tot de sterkte en tot de deugd vergunne , welke Hij alleen mij kan mededeelen. Dat zijne inwendige en onzichtbare zalving mij ten eenenmale aan ü toeheilige, terwijl de bisschop mijn voorhoofd met het H. Chrisma zal zalven. Laat niet toe, o God! dat ik de zichtbareteekens van uwe genade, als zijn, de olie en balsem, ontvange, zonder uwe genade, welke door deze uiterlijke dingen be-teekend wordt, te genieten. Geef, o Heer! dat mijn voorhoofd, door het teeken des H. kruises geteekend, zich nimmermeer over het kruis van Christus schame; dat geen tegenspoed noch bekoring de inwendige rust van mijn ge-
GEBED TOT GOD DEN H. GEEST.
moed immer ontroere, welke uw Geeat doet smaken aan degenen, wier harten Hij bezit. Eindelijk, goedertieren God! vergun mij de genade van het H. vormsel en bewaar die genade in mij , nadat Gij ze mij zult hebben gegeven. Amen.
GEBED TOT GOD DEN H. GEEST.
De hcmelschc Vader zal den goeden Geest geven aan die er Hem om bidden. Luk. 11 vs. 13.
0 H. Geest! die één van wezen en te gelijk eeuwig zijt met God den Vader en zijnen Zoon Jezus Christus, die van Hen beiden op voor ons onbegrijpelijke wijze van eeuwigheid voortkomt, en met Hen te zamen aangebeden en mede verheerlijkt moet worden; wij werpen ons voor U neder, om U die hulde der aanbidding en verheerlijking toe te brengen, U te loven en te prijzen in alles wat Gij zijt en werkt, en uwe hulp en genade over ons in te roepen.
Gij, die de Vertrooster genoemd wordt, de ware Leeraar, de levend- en heiligmakende Geest, verwerp ons niet, armen en ellendigen, die naar uwen troost en bijstand verzuchten.
Geest der waarheid, dien de wereld niet kent en niet kan ontvangen, geef dat wij niet van de wereld zijn; maar verwaardig U in ons hart te komen, om het te vervullen, te heiligen en aan God toe te wijden. Verdrijf uit ons alle duisternissen der zonde en des ongeloofs; weer
93
GEBED TOT GOD DEN H. GEEST.
alle twist, onzalige verdeeldheid en alle hatelijkheid verre van ons, en ontsteek ons door het licht uwer genade en het vuur uwer heilige, reine en duurzame liefde. Wees het leven van ons leven, de ziel van onze ziel, de geest van onzen geest, en werk in ons al het goede, dat Gij van ons vraagt. Vernieuw, voltrek en bevestig in ons, al wat Gij reeds in ons begonnen hebt te werken.
Wat zijn wij zonder U, dan eene aarde zonder water, dor en uitgedroogd, en onvruchtbaar tot eenig goed werk ? Kom dan, Heer ! verhoor ons haastelijk. Onze geest is bezweken. Keer uw aanschijn van ons niet af. Dat de overvloed van uwen dauw onze ziel zoo vruchtbaar make, als zij tot nu toe onvruchtbaar en dor geweest is. Dat de gloed uwer liefde ons beziele en in ons tot eene vlam ontbrande, die al wat onrein is, in ons vertere. Verzadig ons met den stroom uwer zuivere wellusten, en maak dat wij geen smaak meer vinden in de vergiftige zoetheden dezer wereld. Ja, vorm ons hart tot eene woonplaats voor ü, en voor den eeuwigen Vader en zijnen welbeminden Zoon, opdat Zij hun verblijf voor altijd bij ons vestigen.
O Gij, die milddadig zijt in uwe gaven, stort ook over ons uit, gelijk Gij door uwe profeten beloofd en ook op den Pinksterdag gedaan hebt, een geest van genade en van gebeden. Doe op ons rusten den Geest van wijsheid en verstand, den Geest van raad en sterkte, den Geest van wetenschap en godvruchtigheid, en vervul ons met den Geest van de vreeze des Heeren. Doe ons de vruchten des Geestes dragen, en als kloeke krijgsknechten voor Christus strijden, opdat wij ons nimmer over Hem, of over zijn evangelie, of over zijn kruis
94
BEDIENING VAN HET H. SAKR. DES VORMSELS. 95
schamen, maar integendeel moedig ons geloof belijden, en zijne belangen tegen eiken prijs en overal verdedigen.
Kom dan, o H. Geest! kom tot ons, en toef niet langer. Kom tot ons, o eenige Trooster der bedrukten! eenige hulp in al onzen nood! eenige steun der zwakken, zonder wien wij onvermijdelijk moeten vallen en ons zeiven niet kunnen oprichten. Kom tot ons, eenigste hoop der armen! Gij alleen kunt ons verkwikken in onze flauwhartigheid. Wij drijven nog op de woelende zee dezer bedorvene wereld ; kom Gij tot ons, onze veilige gids en baken! die alleen ons voor schipbreuk bewaren en gelukkig in de haven brengen kunt. Amen.
DE BEDIENING VAN HET H. SAKRAMENT DES VORMSELS.
De bisschop bidt, nadat de vormelingen eerbiedig neder-geknield zijn, de volgende gebeden.
De H. Geest dale over u en de kracht van den Aller-hoogsten beware u van alle zonden!
A. Amen.
Hij teekent zich met het kruis en zegt :
B. Onze hulp is in den naam des Heeren: .4. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
B. Heer! verhoor mijn gebed:
A. En mijn geroep kome tot U.
B. De Heer zij met u:
A. En met uwen geest.
DE BEDIENING VAN HET
De bisschop houdt zijne handen over de vormelingen uitgestrekt en zegt:
Laat ons bidden.
Almachtig, eeuwig God! die U verwaardigd hebt, deze uwe dienaren door het water en den H. Geest te doen herboren worden, die hun de kwijtschelding van al hunne zonden hebt vergund, zend in hen uwen H. Geest den Vertrooster, die zevenvoudig in zijne gaven is:
A. Amen.
B. Den Geest van wijsheid en verstand:
A. Amen.
B. Den Geest van raad en sterkte:
A. Amen.
B. Den Geest van wetenschap en godvruchtigheid:
A. Amen.
B. Vervul hen met den Geest van uwe vreeze, en hun gunstig zijnde ten eeuwigen leven, teeken hen met het teeken des kruises van Jezus Christus uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de eenheid van denzelfden H. Geest, God in alle eeuwen der eeuwen:
A. Amen.
De bisschop zalft de vormelingen met het Chrisma en zegt:
N. Ik teeken u met bet teeken des -jquot; kruises.
Terwijl hij deze woorden spreekt, maakt hij het teeken des kruises op het voorhoofd van dengenen dien hij vormt, zeggende:
En ik vorm u met het Chrisma der zaligheid, in den naam des Vaders, en des Zoons , en des H. Geestes.
A. Amen.
96
H. SAKRAMENT DES VORMSELS.
Hij geeft den vormeling een kleinen kaakslag, zeggende:
De vrede zij met u.
Hierna wordt de volgende antiphoon gezongen.
Bevestig, o God! hetgeen Gij in ons gewerkt hebt, om Ti wen tempel te Jeruzalem.
Bere zij den Vader, enz. Als het was, enz.
Bevestig, o God! enz.
Vervolgens bidt de bisschop:
B. Toon ons. Heer! uwe barmhartigheid:
A. En geef ons uwe zalige hulp.
B. Heer! verhoor mijn gebed:
A. En mijn geroep kome tot U.
B. De Heer zij met u:
A. En met uwen geest.
O God ! die den H. Geest aan uwe apostelen gegeven en gewild hebt, dat Hij door hen en hunne opvolgers aan de verdere geloovigen gegeven zoude worden; sla, bidden wij, een gunstig oog op onze nederigheid en maak, dat de H. Geest nederdale in de harten dergenen, welker voorhoofden wij met het heilig Chrisma gezalfd en met het teeken des kruises geteekend hebben, en dat dezelfde H. Geest in hen nederdalende, en zich verwaardigende te wonen in den tempel zijner heerlijkheid, dien volmake, die God zijnde, leeft en heerscht met den Vader en denzelfden H. Geest, in alle eeuwen der eeuwen:
A. Amen.
Daarna zegt de bisschop:
Zoo zal alle mensch gezegend worden, die den Heer vreest.
97
7
DANK-GEBED, ENZ.
En zich naar de vormelingen keeren.de, maakt hij het teeken des kruises over hen, zeggende:
De Heer zegene -j- u uit Sion, opdat gij het welvaren van Jeruzalem al de dagen uws levens aanschouwen, en het eeuwig leven bekomen moogt.
A. Amen.
DANK-GEBED NA HET ONTVANGEN VAN HET H. VORMSEL.
Mijn Heer en mijn God! ik heb door uwe barmhartigheid het H. vormsel ontvangen. Wat zal ik U wedergeven, voor al wat Gij mij gedaan hebt? Welke dankbaarheid kan met eene zoo grooto weldaad overeenkomen? Ik zal U loven, Heer! van gansclier harte; ik zal al uwe wonderen vermelden. Ik zal mij verblijden en verheugen in ü; ik zal uwen naam lofzingen, o Allerhoogste! en ik zal mij verheugen in uwe hulp. Ik zal U liefhebben, Heer! mijne sterkte; de Heer is mijn grondsteun; mijne toevlucht en mijn verlosser; mijn God is mijn helper, en ik zal op Hem hopen, mijn beschutter, de kracht mijner zaligheid en mijn beschermer. Ik zal onbesmet voor Hem zijn en ik zal mij wachten van mijne boosheid. Door U, o God! zal ik verlost worden van de bekoringen, en met mijn God zal ik over den muur springen; ja, mijn God! indien Gij U wilt verwaardigen de goddelijke uitwerkingen van dit groote sakrament in mij te bewaren en gestadig te vernieuwen, dan zal ik door U de muren mijner vijanden innemen. Maak, dat ik voortaan al mijne plichten met
98
KORT ONDERRICHT, ENZ.
ijver volbrenge. Gij hebt mij onder uwe krijgsknechten aangenomen, en ik heb het merkzegel van een krijgsknecht des Zaligmakers ontvangen ; dat ik dan altoos toone een waarachtig strijder voor Jezus Christus te zijn, die de volheid van den H. Geest ontvangen heeft, en dat ik overal den goeden geur van een deugdzaam leven verspreide , met mijn evennaaste door mijne goede voorbeelden te stichten.
Vergun mij, bid ik ü ootmoedig, dat nooit de wereld, noch de gewoonte mij door hare nadeelige gebruiken bederve , en dat haar vleien en streelen nooit indruk make op mijn gemoed. Maak, dat ik hare ongelukkige aanzoeken altijd verwerpe, en dat ik er mijn werk van make om te beletten dat mijne broeders, die de kinderen van uwe kerk zijn, door hare arglistigheden en bedorvenheid verleid worden. Amen.
KORT ONDERRICHT WEGENS HET ALLERHEILIGSTE SAKRAMENT DES ALTAARS.
Neemt en eet; dit is mijn lichaam, hetwelk voor ulieden zal geleverd worden; doet dit ter ■mijner gedachtenis. 1 Kor. 11 vs. 24.
In dit derde der zeven H. sakramenten zijn het waarachtig lichaam en bloed, de ziel en de godheid van Christus, waarlijk en wezenlijk, onder de gedaanten van brood en wijn, tegenwoordig. De onzichtbare verandering van brood en wijn in het waarachtig lichaam en bloed van Christus geschiedt door de almogende kracht zijner woorden, die de priester in den naam des Zaligmakers uitspreekt.
7*
99
KORTE BKMEBKING, ENZ.
Christus heeft dit sakrament ingesteld tot een geestelijk voedsel voor onze ziel. Wil men met vrucht dit H. voedsel gebruiken, zoo moet men in staat van genade zijn, dat is, de onschuld van den doop bewaard, of haar door eene ware boetpleging hebben hersteld, en vrij zijn van alle aanhankelijkheid aan dagelijksche zonden; ook moet men in de voornaamste waarheden van den godsdienst wél onderwezen, zedig van houding en kleeding zijn, en sedert middernacht niets genuttigd hebben.
Dit sakrament is ook eene offerande en een vervolg van de offerande, die voor ons op Kalvarië is opgedragen. Dezelfde Christus, die zich voor ons aan den Vader heeft opgedragen, toen Hij, op eene bloedige wijze, door de handen der beulen geslacht werd, draagt zich nog dagelijks op aan zijnen hemelschen Vader in de H. offerande, en wordt, op eene onbloedige wijze, door de bediening des priesters opgedragen.
KORTE BEMERKING AANGAANDE DE GEESTELIJKE COMMUNIE.
De II. kerk zoude wel wenschen, dat in elke mis alle geloovigen, die haar bijwonen, even als in de eerste dagen van het Christendom communiceerden, door de dadelijke nuttiging van het H. sakrament, opdat zij des te overvloediger deelachtig zouden worden aan de vrucht van deze allerheiligste offerande.
Doch hoezeer die oude godsvrucht verflauwd is, be-hooren evenwel godvreezende katholieken nimmer de H.
100
GEBED VOOR DE GEESTELIJKE COMMUNIE. 101
offerande bij te wonen , zonder dat zij ten minste g e e s -te lijk er wijze communiceeren ; dat is, zeer ootmoedig voor God hunne onwaardigheid erkennen; van Jezus verzoeken de heilige gesteltenis, om Hem waardig te ontvangen; met de Chananeesche vrouw vragen de brokjes, die van zijne tafel vallen, en zich vernederen alsof men Jezus metterdaad ontving; en aldus zal men, zegt de godvruchtige Thomas a Kempis, van de vruchten der H. communie niet geheel verstoken zijn.
GEBED VOOR DE GEESTELIJKE COMMUNIE.
Lieve Jezus! ik geloof, dat Gij de Zoon Gods zijt, en de verzoening voor onze zonden. Gij zijt hier ook op het altaar tegenwoordig, om U met uwe kinderen innerlijk te vereenigen; want die uw vleesch eet en uw bloed drinkt, blijft in U, en Gij in hem. Maar ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt, want ik ben een zondig mensch, Hoe kan ik mijne ongeregeldheid en zorgeloosheid , waardoor ik van zoo zoeten troost beroofd word, genoegzaam verfoeien ? Ik hoop voortaan door uwe genadehulp naarstiger te waken en kloeker te strijden tegen mijne zonden en ongeregeldheden; want daarin is waarlijk niets te vinden, dat bij dit zoetste geluk vergeleken kan worden.
Ach of ik, terwijl mijne waardige broeders uwe zoetheid zoo overvloedig genieten, ondertusschen een kruimpje van uwe tafel mocht ontvangen, opdat ik niet ongetroost naar huis keere en op den weg bezwijke ! Amen.
102 GEBED IN DE DAGEN VAN, ENZ.
GEBED IN DE DAGEN VAN VOORBEREIDING VOOR DE H. COMMUNIE.
O mijn Heiland, die mijn Heer zijt en mijn God! het is mijn voornemen, om tot uwe H. tafel te naderen en U door de H. communie te ontvangen. Het werk, dat ik mij voorneem, is groot; want het is voor geen sterfelijk mensch, maar voor ü, mijn Zaligmaker! dat ik eene woonplaats bereide, en deze woonplaats moet ik zelf
wezen.....Zwak en machteloos uit mij zeiven, bid
ik U nederig, Heer! geef Gij mij zelf de heiligheid, waarmede Gij de plaats, waar Gij uw verblijf zult nemen , wilt versierd hebben. Zuiver mijne ziel; verbreek de banden, die mij aan de zonde gehecht houden ; ontneem mij de liefde tot de wereld en tot alles, wat U kan mishagen en mij onwaardig maken om ü te ontvangen.
Laat mij met geene ledige handen voor U verschijnen, maar doe mij goede werken beoefenen, die ik U, als ik tot U komen zal, moge aanbieden. Doe mij een boetvaardig en verstorven leven leiden. Doe mij alle matigheid, rechtvaardigheid en godvruchtigheid betrachten, in de afwachting van dat gelukzalig oogenblik, waarop ik U hoop te ontvangen. Doe mij over mij zeiven waken, over al mijne woorden en werken, gedachten en zintuigen; en doe mij zonder ophouden bidden, opdat ik, met behoorlijke gesteltenissen voor U verschijne, en in U ontvange de milde bron van alle genade.
Dat deze H. communie voor mij eene spijs zij, die mij bijblijve ten eeuwigen leven! Amen.
GEBED EENER GEMEENTE VOOR HEN, ENZ. 103
GEBED EENEK GEMEENTE VOOR HEN, DIE TOT DE EERSTE H. COMMUNIE ZULLEN WOEDEN AANGENOMEN.
Vol ootmoed naderen wij tot U, o aanbiddelijke Zaligmaker ! om uwe barmhartigheid af te smeeken en met vertrouwen uwe hulp in te roepen voor hen die zich voorbereiden, U voor de eerste maal in het heilig sakrament onzer altaren te gaan ontvangen. De band, die ons met hen verbindt, niet alleen als leden van één geestelijk lichaam, maar ook als leden van ééne gemeente, maakt ons gevoelig voor al wat hen betreft; het doet ons hun \'t beste toewenschen en tot U voor hen bidden; het maakt, dat hunne belangen ook de onzen zijn.
In dien geest van vereeniging smeeken wij met en voor hen om uwe bescherming en bijstand. Gij verwaardigt U ons toe te roepen: komt allen tot Mij en wordt door mijn vleesch verzadigd; - volgaarne zouden wij aan die liefderijke noodiging gehoor geven; maar, Heer ! wij gevoelen de grootheid van die gave; en ziende op onzen toestand, durven wij tot U niet naderen; wij blijven beschroomd staan. Wij zijn te onrein, dan dat Gij, o Lam zonder vlekke ! bij ons uw intrek zoudt nemen. Doch, Gij alleen kunt ons reinigen, Heer! Gij alleen kunt onze zielen tot eene woonplaats vormen, die U niet geheel onwaardig zij. Wasch Gij ons dan af in uw H, bloed, en stort zelf in ons de gesteltenissen, die Gij van ons vordert. Geef ons genadig al datgeen, waarmede Gij bij uwe komst onze ziel versierd wenscht te vinden.
Geef en vermeerder te dien einde in ons het geloof aan
GEBED TER VOORBEREIDING
dit groot geheim des geloofs, het wonder der wonderheden Gods, opdat wij dit bovennatuurlijk brood van elke andere spijs wel onderscheiden. Geef ons een diep gevoel van onze onwaardigheid en zonden, opdat wij dezen mogen kennen en grondhartig betreuren, en met te meer ootmoed bekleed zijn. Stort in ons eene vurige liefde tot dit uitmuntend gedenkteeken der goddelijke liefde, en verleen ons een heilig verlangen naar deze overvloeiende bron van Gods milddadigheid, opdat wij er verkwikking en lafenis vinden.
Geef ons nog . . . maar Heer! hoe zullen wij het alles opnoemen wat ons ontbreekt? Alles toch ontbreekt ons, nietige en ellendige schepselen; en Gij weet beter dan wij, hoezeer wij gebrek hebben aan alles. Doch Gij weet ook van welk maaksel wij zijn ; Gij zijt indachtig, dat wij stof zijn. Gij belooft ons: gelijk een vader zich erbarmt over zijne kinderen, zoo erbarmt zich de Heer over degenen, die Hem vreezen. Vervul in ons deze troostvolle belofte. Erbarm U over ons en wil al het ons ontbrekende genadig aanvullen. Geef Gij zelf ons eene waardige voorbereiding; maak, dat wij met heilige gesteltenissen voor U verschijnen, en verwaardig U dit geschenk, dat alle volheid te boven gaat, in ons te maken tot eene krachtige spijs ter ; onverderfelijkheid en tot het pand der toekomende zaligheid. Amen.
GEBED TER VOORBEREIDING EENER EERSTE H. COMMUNIE.
Durf ik het bestaan, o groote en heilige God! om tot
104
EENEE EEKSTE H. COMMUNIE. 105
uwe tafel te naderen en uwe liefdevolle uitnoodiging gehoor te geven: kom tot Mij; neem en eet, want dit is mijn lichaam. Ach! wie ben ik, Heer! en wie zijt Gij, die mij tot U noodigt? ... Wat is toch de mensch, dat Gij hem dus gedachtig zijt, en des menschen kind, dat Gij hem alzoo komt bezoeken en begunstigen ? . . . O! doordring mij diep van deze gedachte en vestig in mij de levendigste overtuiging, dat de eerste H. communie, waartoe ik mij thans voorbereid, de gewichtigste daad mijns levens is, die wellicht over mijn lot in de eeuwigheid beslist. Dat ik daarom alles aanwende, om mij er wél toe voor te bereiden. Dat ik zonder ophouden, Heer! uwe onuitsprekelijke goedheid overwege, die mij onwaardige er toe dringt, om tot dit aanbiddelijk en levendmakend sakrament te naderen en aan dien allerzuiversten maaltijd deel te nemen, waar de engelen tegenwoordig zijn en dienen. O! dat ik mij reeds nu en altijd in uwe goddelijke tegenwoordigheid houde, en mijn hart met vurige liefde en gestadige gebeden tot U ophefEe; dat mijn leven aan de wereld en de zonde gekruist zij, en mijne ziel zich voortdurend door waardige vruchten van boetvaardigheid van alle vlekken der zonde reinige. Dat ik geen ander verlangen koestere dan naar U, die goed en mild zijt voor allen, die op U hopen; en dat ik vast vertrouwe, dat Gij ook aan mij deze uwe zalige belofte zult willen volbrengen: zoo iemand van dit brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. Amen,
106 GEBEDEN VOOR DE MIS, ONDER WELKE
GEBEDEN VOOR DE MIS, ONDER WELKE MEN TOT DE H. COMMUNIE ZAL GAAN.
Gedenk onze misdaden niet, o Heer! noch die van onze ouders, en neem geen wraak over onze zonden.
Psalm 83. Hoe lieflijk zijn uwe woningen, Heer der heirkracliten !
Mijn ziel wenscht en bezwijkt van verlangen naar de voorzalen des Heeren; mijn hart en mijn vleesch haken vroolijk naar den levenden God.
De musch vindt zich wel een verblijf, en de tortelduif een nest, om hare jongen te leggen; uwe altaren, Heer der heirkrachten, mijn Koning en mijn God!
Zalig, die wonen in uw huis, o Heer! die U loven door alle eeuwen.
Zalig is de man, die van U zijne hulp heeft, die in zijn hart betracht, om op te klimmen,
Door het tranendal, tot de plaats, die Hij gesteld heeft.
Want de wetgever zal zegen geven; zij zullen voortgaan met kracht meer en meer; men zal den God der Goden in Sion aanschouwen.
Heer, God der heirkrachten! verhoor mijn gebed; luister toch toe, o God van Jakob!
Aanschouw toch , o God, onze Beschermer! en zie op het aangezicht van uwen Gezalfde
Want één dag in uwe voorzalen is beter dan elders duizend. Ik heb liever ongeacht te zijn in het huis van mijnen God , dan te verblijven in der zondaren woningen.
Want God heeft de barmhartigheid en de waarheid lief; de Heer zal genade en heerlijkheid geven.
MEN TOT DE H. COMMUNIE ZAL GAAN 107
Hij zal ze van geen goed berooven, die in onschuld wandelen; Heer der heirkrachten! zalig is de mensch, die op U betrouwt.
Eere zij den Vader, enz.
Gedenk onze misdaden niet, o Heer! noch die van onze ouders, en neem geen wraak over onze zonden.
Heer! ontferm U onzer. Christus! ontferm U onzer. Heer! ontferm U onzer. Onze Vader, enz.
Ik heb gezegd: Heer! ontferm U mijner, genees mijne ziel, want ik heb voor ü gezondigd.
Keer ü toch om, Heer! ach, hoe lange! en wees ver-biddelijk over uwe dienaars.
üwe barmhartigheid. Heer! zij over ons, gelijk wij op ü gehoopt hebben.
Zuiver mij , o Heer! van mijne verborgene zonden, en bewaar uwen dienaar van de vreemde.
O Heer! verhoor mijn gebed, en mijn geroep kome tot ü.
Neig, o allerzachtmoedigste God! het oor uwer goedertierenheid tot onze beden, en verlicht ons hart door de genade des H. Geestes, opdat wij ü met eene eeuwige liefde mogen beminnen.
O God! voor wien elk hart open ligt en iedere wil spreekt en geen geheim verborgen is, zuiver de gedachten onzes harten door de instorting des H. Geestes, opdat wij U volmaakt mogen liefhebben en waardig loven.
Ontvonk, o Heer 1 onze nieren en ons hart door het vuur des H. Geestes, opdat wij U met een zuiver lichaam dienen en door een rein hart behagen.
O Heer! wij bidden U, bezoek en reinig ons geweten,
108 GEBEDEN VOOR DE MIS, ONDEK WELKE
opdat onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, tot ons komende , eene welbereide woning voor zich in ons vinde, die met U leeft en heerscht in de eenheid des H. Gees-tes, God in alle eeuwigheid. Amen.
quot;Ware Hoogepriester Jezus Christus! die U zeiven aan God den Vader, als eene reine en onbevlekte offerande hebt opgedragen op het altaar des kruises, voor ons, ellendige zondaren; en die ons uw vleesch gegeven hebt om te eten en uw bloed om te drinken, zeggende: zoo dikmaals als gii dit zult doen, zoo zult gij het doen ter mijner gedachtenis; ik bid U door ditzelfde bloed, dien grooten prijs onzer zaligheid ; ik bid U door deze wonderbare en onuitsprekelijke liefde, waarmede Gij ons ellendigen zóó bemind hebt, dat Gij ons van onze zonden wasschen zoudt in uw bloed. Verleen mij, om uwe overgroote goedertierenheid, een rein hart en verlos het van de onzuivere en ijdele gedachten. Wi^ door de kracht van een zoo groot geheim, van mij afweren dien verharden geest van hoovaardigheid, nijd en mistrouwen, opdat ik de offerande van lof met een zuiver lichaam en rein hart moge opdragen. Want met welke verbrijzeling des harten en bron van tranen, met welk een eerbied en beving, met welke kuischheid van ziel en lichaam moet men deze goddelijke en hemelsche offerande niet vieren, waar uw vleesch in waarheid genuttigd en uw bloed in waarheid gedronken wordt; waar het geringste vereenigd wordt met het verhevenste ; waar de tegenwoordigheid der H. engelen te vinden is; waar Gij zelf, op eene onuitsprekelijke wijze, de offerande en de priester zijt!
MEN TOT DE H. COMMUNIE ZAL GAAN. 109
Ik weet, o Heer! dat ik, om mijne ontelbare zonden en verzuimenissen, niet waardig ben tot een zoo groot geheim te naderen; maar ik weet ook, dat Gij mij waardig kunt maken, Gij, die de eenige zijt, die vermoogt van zondaars rechtvaardigen en heiligen te maken. Door deze uwe almogendheid bid ik U, mijn Godl dat Gij mij zondigen menach wilt vergunnen deze H. offerande te vieren met vrees en beving, met zuiverheid des harten en eene bron van tranen, met eene geestelijke blijdschap en hemel-sche vreugd; dat mijne ziel toch moge gevoelen de zoetheid van uwe allerheiligste tegenwoordigheid en die der engelen , die rondom U wacht houden. Want Gij, o Heer ! hebt meedoogendheid met alle menschen, en Gij haat niets van hetgeen Gij geschapen hebt. Gedenk toch, wat ons leven is; want Gij zijt onze Vader, en onze God. Heer! wees niet zoozeer verstoord, noch wil de veelvuldige teederheid uwer innerlijke ontferming voor ons gesloten houden. Want wij storten onze gebeden voor uw aanschijn uit, niet steunende op onze gerechtigheden maar op uwe menigvuldige ontfermingen. Neem onze ongerechtigheden van ons weg en ontsteek goedertierenlijk in ons het vuur van den H. Geest. Neem weg uit ons vleesch het steenen hart en geef ons een hart van vleesch, dat U beminne, U liefhebbe, U met vreugde smake, U volge, U ten volle geniete.
Heilig brood! dat uit den hemel gedaald zijt en het leven geeft aan de wereld, kom, genees en reinig mij. Wees mij een altoosdurende bescherming tot heil van ziel en lichaam. Weer van mij af de listen en lagen mijner vijanden; en dat ik door U versterkt zijnde, langs het
110 OEFENINGEN VOOR DE HEILIGE COMMUNIE.
rechte pad tot uw rijk gerake. Die leeft en heerscht met den Vader en den H. Geest in alle eeuwigheid. Amen.
OEFENINGEN VOOR DE HEILIGE COMMUNIE.
O Jezus, eeuwig Woord des Vaders! die U bekleedende met onze menschheid, ons door uw dierbaar bloed verlost hebt uit de slavernij des duivels, en die, opdat wij deze onuitsprekelijke weldaad nimmermeer zouden vergeten, ter gedachtenis uwer grondelooze liefde, ons hebt achtergelaten uw eigen lichaam en bloed, onder de gedaante van brood en wijn, tot spijs en drank onzer ziel. Ik geloof dit vastelijk, o eeuwige waarheid! en ik onderwerp mijn verstand, mijne rede en zinnen aan uw almogend en onfeilbaar woord, dat mij door de H. kerk, in hare leer aangaande dit goddelijk sakrament, wordt voorgesteld. Vermeerder toch, o Heer! en versterk in mij dit geloof , waarin ik wil leven en sterven. Amen.
O Jezus, mijn God en Zaligmaker! wat hebben wij niet te wachten van ü, die ons zwakke en gebrekkelijke menschen zoo genadig aanziet, en zoo minnelijk uitnoodigt, zeggende: Komt tot Mij allen, die belast en beladen zijt, en Ik zal u verkwikken. Betrouwende dan op uwe oneindige goedheid, zoo kom ik tot U, als een kind tot zijnen vader, als een arme zieke tot zijnen geneesheer, met eene vaste hoop, dat Gij mijne ziel zóó zult genezen, zóó zuiveren en versieren, dat ik de vruchten
OEFENINGEN VOOB DE HEILIGE COMMUNIE. 111
van eene waardige communie genieten zal; te weten, dat ik met uw H. lichaam ook ontvangen zal uwen geest en vermeerdering van uwe liefde, waardoor ik gedurig aanwassende in het christelijk leven, het eeuwig leven moge bekomen. Amen.
Te laat heb ik ü bemind, o Jezus, mijn allerbeste Heer! te laat heb ik U bemind, die mij van eeuwigheid bemind, en zóó bemind hebt, dat Gij uw leven voor mij hebt ten beate gegeven en, om innerlijk met mij vereenigd te zijn, uw eigen vleesch en bloed nog geeft tot spijs en drank mijner ziel. O onbegrijpelijke liefde van God jegens den mensch! wat hebt Gij ons meer kunnen geven, dan Gij gegeven hebt ? Het is door die liefde, dat Gij uw lichaam als een slachtoffer voor ons geleverd hebt aan het kruis, en dat Gij , nog brandende van liefde, U zeiven aan ons tot spijs geeft in dit H. sakrament. Welke wederliefde zijn wij U niet schuldig I Maar wij kunnen U dit niet betalen, indien Gij zelf die liefde niet in ons hart stort; geef en vermeerder in ons die liefde en vergun, dat zij in mij verslinden moge alle eigenliefde en alles, wat ü mishaagt, opdat ik door het waardig nuttigen van dit H. sakrament, met U zóó moge vereenigd worden, dat ik nimmer van U worde gescheiden. Amen.
O eeuwige waarheid, ware liefde en eeuwige liefde! Gij zijt mijn God, tot U verzucht ik dag en nacht. Gij
112 OEFENINGEN VOOR DE HEILIGE COMMUNIE.
zijt, o minnelijke Jezus! in dit H. sakrament het brood Gods, het brood des levens, die van den hemel gedaald zijt, en het leven aan de wereld geeft. Gij alleen kunt al onze begeerten verzadigen; maar Gij verzadigt alleen die hongerig zijn. Neem dan, o Heer! van mij weg den smaak van alle aardsche vergankelijkheden , en maak mij zoo hongerig naar deze hemelsche spijze, die in zich alle zoetheid behelst, en zoo dorstig naar deze bron der levende wateren , dat ik voortaan noch honger noch dorst hebbe, dan naar hetgeen hemelsch en eeuwig is. Amen.
Wie is waardig ü te ontvangen, o groote God! zoo Gij hem niet waardig maakt? Gij zijt de Schepper van hemel en aarde, de Koning der engelen, de Heilige der heiligen en de heiligheid zelve. En wie ben ik ? Een zwak en gebrekkelijk schepsel, een zondig mensch, onwaardig voor U te verschijnen, die van mij zeiven niets goeds heb, waardoor ik uwe gunst zou kunnen verdienen. Indien de H. Johannes, uw voorlooper, met een nederigen eerbied bekende, niet waardig te zijn uwe schoenriemen te ontbinden, hoe zal ik, ellendige zondaar, mijnen mond durven opendoen, om ü te ontvangen? En echter, o onbegrijpelijke liefde van mijnen God! Gij wilt met mij zijn; Gij noodt mij tot uwe tafel, om mij te verzadigen met eene goddelijke spijs, die Gij zelf zijt. Maak mij dan waardig, o Heer! dezen zoo voortreffelijken maaltijd, opdat ik mij met een dankbaar hart in U, mijnen Heer en God ! moge verheugen. Amen.
GEBED VOOR DE H. MIS.
Zoo dik tv ijls als gij dit hrood zult eten, en den drinlihehtr zult drinken, zxdt gij den dood des Heeren verkondigen totdat Ui) kome.
1 Kor. 11 vs. 2G.
Zie, o Heer! op uwen armen dienaar, die voor uw heilig altaar verschijnt, om U die offerande aan te bieden, welke uw beminde Zoon ingesteld heeft. Het is wel redelijk, dat wij alzoo uwe opperheerschappij over ons met een dankbaar en vernederd hart erkennen, en door Jezus Christus voor uw aanschijn genade zoeken. Gun mij toch, o Heer ! dat ik, hetgeen uwe kerk ons , rakende dit geheim, volgens uw woord leert, door een onwankelbaar geloof aanneme : dat ik alhier voor uw goddelijk aanschijn met eene ootmoedige eerbiedigheid en met een oprecht en ongeveinsd hart verschijne; en dat, terwijl ik U door deze offerande en door mijne woorden zoek te eeren, de verborgene boosheid of ongeregeldheid van mijn hart U niet onteere, vermits het een schromelijke zaak is, met U, o onbegrijpelijke Heer! te spotten. Ontlast ook mijne ziel van al die verstrooidheden, waardoor zij zoo lichtelijk her- en derwaarts wordt getrokken , ook zoo ver, dat zij somwijlen zelve niet eens weet, wat zij tot U spreekt. Ontferm U mijner en gun, dat deze zichtbare offerande en de plechtigheden , waarmede zij verricht wordt, mijne zwakke ziel opheffen, om U met uwen ge-kruisten Zoon te beminnen, opdat ik hierdoor barmhartigheid voor uw aanschijn vinde. Amen.
8
GEBKDEN DEK H. MIS.
GEBEDEN DER H. MIS.
De priester staande aan den voet des altaars, teekent zich met het teeken des kruises, en zegt :
In nomine Patris et Filii et Spiritus sancti. Amen.
Introibo ad altare Dei.
In den naam des Vaders en des Zoons en des heiligen Geestes. Amen.
Ik zal ingaan tot het altaar Gods.
De dienaars antwoorden :
Ad Deum qui laetificat Tot God, die mijne jeugd juventutem meam. verheugt.
Psalm 42.
S. Judica me Deus, et P. Heer! wees mijn rech-
114
discerne causam meam de gente non sancta, ab ho-mine iniquo et doloso erue me. M. Quia tu es Deus fortitude mea; quare me re-pulisti, et quare tristis in-cedo, dum affligit me mimicus ? S. Emitte lucem tuam et veritatem tuam; ipsa me deduxerunt et adduxerunt in montem sanctum tuum et in tabernacula tua. M. Et introibo ad altare Dei; ad Deum qui laetificat juventutem meam. |
ter, en red mijne zaak van dat onheilige volk; verlos mij van den boozen en be-driegelijken mensch. D. Want Gij zijt, o God ! mijne sterkte; waarom hebt Gij mij verstooten , en waarom ga ik zoo bedroefd , terwijl de vijand mij verdrukt? P. Zend uit uw licht en uwe waarheid, die mij geleiden en brengen op uwen heiligen berg en in uwe woningen, D. En ik zal ingaan tot het altaar Gods, tot God , die mijne jeugd verheugt. |
GEBEDEN DER H. MIS.
115
S. Confitebor tibi in ci-thara, Deus , Deus meus! quare tristis es , anima mea , et quare conturbas me ? M, Spera in Deo , quo-niam adhuc confitebor illi, salutare vultus mei, et Deus meus. S. Gloria Patri et Filio et Spiritui sancto. M. Sicut erat in princi-pio , et mme, et semper , et in saecula saeculorum. Amen. S, Introibo ad altare Dei. M. Ad Deum qui laeti-ficat juventutem meam. S. Adjutorium nostrum in nomine Domini. M. Qui fecit coelum et terram. S. Confiteor Deo omnipotent! , beatae Mariae semper virgini, beato Michaiili arcliangelo, beato Joanni Baptistae, sanctis apostolis Petro et Paulo, omnibus sanctis, et vobis , fratres, |
.P. Ik zal U loven op de liarp, o God, mijn God! Waarom zijt gij bedroefd, mijne ziel! en waarom ontstelt gij mij? D. Betrouw op God, want ik zal Hem nog danken , de zaligheid mijns aan-schijns, en mijn God. P- Eere zij den Vader en deu Zoon en den H. Geest. D. Gelijk het was in den beginne, en nu, en altij d, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. P. Ik zal ingaan tot het altaar Gods. D. Tot God, die mijne jeugd verheugt. P. Onze hulp is in den naam des Heeren. D. Die hemel en aarde gemaakt heeft. P. Ik belijd voor God almachtig, de H. Maria altijd maagd, den H. Michael aartsengel, den H. Johannes den Dooper, de H. apostelen Petrus et Paulus, voor alle heiligen, en voor u, |
8*
GEBEDEN DER H. MIS.
116
quia peccavi nimis cogitati-one , verbo et opere : mea culpa, mea culpa,mea maxima culpa. Ideo precor, beatam Ma-riam semper virginem, beatum Michaelem archangelum , beatum Joannem Baptistam , sanctos apostolos Petrum et Paulum , omnes sanctos , et vos , fratres , orare pro me ad Dominum Deum nostrum. M. Misereatur tui omni-potens Deus, et dimissis pec-catis tuis perducat te ad vitam aeternam. S. Amen. De dienaars doen vervolge, zelfde ivoorden als de priesx mijne broeders , zeggen zij u, S. Misereatur vestri om-nipotens Deus, et dimissis peccatis vestris perducat vos ad vitam aeternam. M. Amen. S. Indulgentiam , absolu-tionem , et remissionem pec-catorum nostrorum tribuat |
mijne broeders ! dat ik zeer gezondigd lieb met gedachten, woorden en werken, door mijne schuld, mijne schuld, mijne overgroote schuld. Daarom bid ik de H. Maria altijd maagd, den H. Michael aartsengel, den H. Johannes den Dooper, de H. apostelen Petrus en Paulus alle heiligen , en u , mijne broeders ! bij den Heer onzen God voor mij te willen bidden, D. De almachtige God zij u genadig, en al uwe zonden vergeven hebbende geleide Hij u tot het eeuwig leven. P. Amen. s de schiddbelijdenis met de-ir; doch in pZaafs van u , vader. P. De almachtige God zij u genadig , en al uwe zonden vergeven hebbende geleide Hij u tot het eeuwig leven. D. Amen. P. De almachtige en barmhartige Heer verleene ons genadiglijk kwijtschelding, |
GEBEDEN DER H. MIS.
117
nobis omnipotens et miseri-cors Dominus. M. Amen. S. Deus, tu conversus vivificabis nos. M. Et plebs tua laetabitur in te. S. Ostende nobis, Domine, misericordiam tuam. M. Et salutare tuum da nobis, S. Domine, exandi orati-onem meam. M. Et clamor meus ad te veniat. S. Dominus vobiscum. M. Et cnm spiritu tuo. S. Oremus. De priester zegt, terwijl Aufer a nobis, quaesu-mus, Domine, iniquitates nostras , ut ad sancta sanctorum puris mereamur mentibus introire, per Christum Do-minum nostrum. Amen. Oramus te, Domine , per merita sanctorum tuorum, quorum reliquiae hie sunt, |
ontbinding en vergiffenis van al onze zonden. D. Amen. P. O God! Gij zult ons wederom doen herleven. D. En uw volk zal zich in U verblijden. P. Toon ons, Heer ! uwe barmhartigheid. U. En geef ons uwe zalige hulp. P. Heer ! verhoor mijn gebed. D. En mijn geroep kome tot U. P. De Heer zij met u. D. En met uwen geest. P. Laat ons bidden. luj het altaar opgaat: Wij bidden U, Heer ! neem onze boosheden van ons weg, opdat wij tot het heilige der heiligen met een zuiver gemoed mogen ingaan, door Christus onzen Heer. Amen. Wij bidden U, Heer ! door de verdiensten van uwe heiligen , wier gebeenten hier |
GEBEDEN DER H. MIS.
118
et omnium sanctorum, ut indulgere digneris omnia pec-cata mea. Amen. |
zijn, en van alle heiligen, dat Gij U verwaardiget al mijne zonden te vergeven. Amen. |
Terwijl de priester den introïtus leest.
(Laat, o Heer 1 ons gebed voor uw aanschijn komen , neig uw oor tot onze bede. Wij storten onze gebeden voor uw aanschijn uit, niet steunende op onze gerechtigheden, maar op uwe menigvuldige ontfermingen. Eere zij den Vader, enz. Laat, o Heer!\'enz.)
S. Kyrie eleison. M. Kyrie eleison. S. Kyrie eleison. M. Christe eleison. S. Christe eleison. M. Christe eleison. S. Kyrie eleison. M. Kyrie eleison. S. Kyrie eleison. Gloria in excelsis Deo, et in terra pax hominibus bonae voluntatis. Laudamus te. Benedicimus te. Ado-ramus te. Glorificamus te. Gratias agimus tibi propter |
P. Heer ! ontferm U onzer. Zgt;. Heer ! ontferm U onzer. P. Heer ! ontferm ü onzer. D. Christus ! ontferm U onzer. P. Christus! ontferm U onzer. D. Christus ! ontferm U onzer. P. Heer ! ontferm ü onzer. D. Heer ! ontferm U onzer. P. Heer ! ontferm U onzer. Eere zij aan God in het allerhoogste , en op de aarde vrede den menschen van goeden wil. Wij loven U. Wij prijzen ü. Wij aanbidden U. Wij verheerlijken U. |
GEBEDEN DEB H. MIS.
119
magnam gloriam tuam. Do-mine Deus, Kex coelestis, Deus Pater omnipotens. Do-mine Fili unigeuite, Jesu Christe. Domine Deus, ag-nus Dei, Pilius Patris. Qui tollis peccata mundi, miserere nobis. Qui tollis peccata mundi, suscipe deprecatio-nem nostram. Qui sedes ad dexteram Patris, miserere nobis. Quoniam tu solus Sanctus. Tu solus Dominus. Tu solus Altissimus, Jesu Christe , cum sancto Spiritii in gloria Dei Patris. Amen. S. Dominus vobiscum. M. Et cum spiritu tuo. S. Oremus. |
Wij danken U, om uwe groote heerlijkheid. Heere God! Hemelsche Konina: ! God , almachtig Vader! Heer Jezus Christus, eeniggeboren Zoon ! Heere God, Lam Gods, Zoon des Vaders! Die wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer. Die wegneemt de zonden der wereld, ontvang onze gebeden. Die zit aan de rechterhand des Vaders, ontferm ü onzer. Want Gij alleen zijt heilig. Gij alleen zijt Heer! Gij alleen zijt de Allerhoogste, Jezus Christus, met den H. Geest, in de heerlijkheid van God den Vader. Amen. P. De Heer zij met u. .D. En met uwen geest. P. Laat ons bidden. |
Terwijl de priester de collecta leest.
(Geen mensch, o Heer ! kan iets ontvangen indien het hem niet van den hemel gegeven wordt. Ja, Heer! alle goede gifte en alle volmaakte gave is van boven, van U, o Vader der lichten! Daarom hef ik mijne oogen op tot U, die in den hemel woont. Evenals de oogen der knech-
GEBKDEN DEB H. MIS.
ten op de handen hunner heeren, en gelijk de oogen eener dienstmaagd op de handen harer vrouw, zoo zien mijne oogen op U, mijn Heer en mijn God ! totdat Gij U mijner ontfermt en mij verleent hetgeen ik van U verzoek).
les.
Indien men de les van den dag niet lij zich heeft, kan men lezen: regels van het christelijk leven , enz. bl. 40.
Terwijl de priester het gradüaal leest.
(Heer! Gij hebt bevolen, uwe geboden stipt te onderhouden. Ach, of mijne wegen bestuurd werden, om uwe bevelen te onderhouden! Stel binnen mij , o Heer ! uwen Geest en maak, dat ik in uwe geboden wandele, en al uwe inzettingen onderhoude en volbrenge.)
120
Munda cor meum ac labia mea, omnipotens Deus, qui labia Isaïae prophetae calculo mundasti ignito: ita me tua grata miseratione dignare mundare , ut sanctum Evangelium tuum digne va-leam nuntiare, per Christum Dominum nostrum. Amen. Jube, Domine, benedicere. Dominus sit in corde meo et in labiis meis, lit digne |
Almachtig God! die de lippen van den profeet Isaïas met een vurigen steen gezuiverd hebt, zuiver mijn hart en mijne lippen, en verwaardig U door uwe genadige ontferming mij zóó te zuiveren, dat ik uw heilig Evangelie waardig moge verkondigen, door Christus onzen Heer. Amen. Heer ! geef mij uw zegen. De Héér zij in mijn hart en op mijne lippen, opdat |
GEBEDEN DER H. MIS-
121
et competenter annuntiem Evangelium suum. Amen. S. Dominus vobiscum. M. Et cum spiritu tuo. S. Sequentia (vel Initi-nm) sancti Evangelii secundum .... M. Gloria tibi, Domine. |
ik waardig en zoo het behoort, zijn Evangelie moge verkondigen. Amen. P. De Heer zij met u. D. En met uwen geest. P. Vervolg [of Begin) van het H. Evangelie naar.. . D. Eere zij U, Heer ! |
Indien men het evangelie niet bij zich heeft, kan men lezen: regels van het christelijk leven, enz hl. 40.
Na het evangelie.
M, Laus tibi, Christe. S. Per evangelica dicta deleantur nostra delicta. Credo in unum Deum, Patrem omnipotentem, fac-torem coeli et terrae , visi-bilium omnium et invisibi-lium. Et in unum Dominum Jesum Christum, Filium Dei unigenitum. Et ex Patre natum ante omnia saecula. Deum de Deo, lumen de lu-mine, Deum verum de Deo vero. Genitum non factum , |
D. Lof zij U, Christus. P. Dat door de woorden des Evangelies onze gebreken uitgewischt mogen worden. Ik geloof in éénen God, almachtigen Vader, Schepper van hemel en van aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen. En in éénen Heer, Jezus Christus, den eeniggeboren Zoon Gods; en uit den Vader vóór alle eeuwen geboren. God van God , licht van licht, waarachtig God van den waarachtigen |
GEBEDEN DER H. MIS.
122
consubstantialem Patri, per quern omnia facta sunt. Qui propter nos homines, et propter nostram salutem descen-dit de coelis. Et incarnatus est de Spiritu sancto ex Maria virgine. Et h omo fact us est. Crucifixus etiam pro nobis sub Pontic Pilato ; passus et sepultus est. Et resurrexit tertia die secundum scripturas. Et ascendit in coelum ; sedet ad dexteram Patris. Et iterum venturus est cum gloria judicare vivos et mortuos ; cujus regni non erit finis. Et in Spiritum sanctum , Dominum et vivi-ficantem; qui ex Patre Fi-lioque procedit. Qui cum Patre et Filio simul adoratur et conglorificatur ; qui locu-tus est per prophetas. Et unam sanctam, catholicam et apostolioam ecclesiam. Confiteor unum baptisma in re-missionem peccatorum. Et exspecto resurrectionem mor-tuorum. Et vitam venturi saeculi. Amen. |
God; geboren en niet gemaakt , van één wezen met den Vader; door wien alle dingen gemaakt zijn. Die om ons menschen, en om onzer zaligheids wille nedergedaald is uit den hemel, en het vleesch heeft aansje-nomen door den heiligen Geest uit de maagd Maria. En Hij is mensch geworden. Hij is ook voor ons gekruist onder Pontius Pila-tus, Hij heeft geleden en is begraven. En ten derden dage is Hij verrezen volgens de schrifturen. En Hij is opgeklommen ten hemel, en zit aan de rechterhand des Vaders. En Hij zal weder komen met heerlijkheid om te oordeelen levenden en dooden; wiens rijk geen einde zal hebben. En in den heiligen Geest, die ook Heer is en het leven geeft; die uit den Vader en den Zoon voortkomt; die met den Vader en den Zoon te zamen aangebeden en mede ver- |
GEBEDEN DER H. MIS.
123
S. Dominus vobiscnm. Et cum spiritu tuo. S. Oremus. |
heerlijkt wordt. Die door de profeten gesproken heeft. En ééne, heilige, katholieke en apostolische kerk. Ik belijd één doop tot vergeving der zonden. En ik verwacht de verrijzenis der dooden, en het eeuwig leven. Amen, P. De Heer zij met u. D. En met uwen geest. P. Laat ons bidden. |
Terwijl de priester het offertokiüm leest.
(Van den opgang der zon tot haren ondergang zal uw naam , o God ! groot zijn onder de heidenen , en op alle plaatsen zal U offerande gedaan en uwen naam eene zuivere offerande opgedragen worden.)
Hij draacjt het brood op zeggende:
Suscipe , sancte Pater, om-nipotens aeterne Deus, hanc immaculatam hostiam , quam ego indignus famulus tuus offero tibi Deo meo vivo et vero, pro innumerabilibus peccatis et offensionibus et negligentiis meis, et pro omnibus circumstantibus, sed et pro omnibus fidelibus christianis , vivis atque de- |
Heilige Vader, almachtig, eeuwig God ! neem aan deze onbevlekte offerande, die ik, uw onwaardige dienaar, aan U mijnen levenden en waar-achtigen God opdraag voor mijne ontelbare zonden, struikelingen en onachtzaamheden, en ook voor allen , die hier tegenwoordig zijn; als ook voor alle geloovige christenen, |
124
zoo levenden als dooden, opdat bet mij en hun ten eeuwigen leven strekke. Amen.
in den kelh, en zegt:
O God! die zeer wonder-derlijk de menschelijke natuur in verhevenheid geschapen , en nog wonderlijker hersteld hebt, geef ons, door het geheim van dit water en dezen wijn, deelachtig te worden aan de godheid desgenen, die zich verwaardigd heeft onze menscliheid aan te nemen, Jezus Christus, uw Zoon, onze Heer, die met U leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
kelk op , en zegt:
Wij dragen ü. Heer! den heilzamen drinkbeker op , biddende uwe goedertierenheid , dat die voor onze zaligheid , als ook der gansche wereld, met eenen zoeten geur in de tegenwoordigheid uwer goddelijke opperheerlijkheid opklimme. Amen.
functis, ut mihi et illis proficiat ad salutem in vitam aeternam. Amen.
Hij doet wijn en water Deus , qui humanae sub-stantiae dignitatem mirabi-liter condidisti, et mirabilius reformasti: da nobis per hujus aquae et vini myste-riuna ejus divinitatis esse consortes, qui humanitatis nostrae fieri dignatus est par-ticeps, Jesus Christus Filius tuus Dominus noster, qui tecum vivit et regnat in uni-tate Spiritus sancti, Deus per omnia saecula saeculo-rum. Amen.
Hij draagt de Offerimus tibi, Domine, calicem salutaris, tuam de-precantes clementiam, ut in conspectu divinae majestatis tuae pro nostra et totius mundi salute cum odore su-avitatis ascendat. Amen.
gebeden der h. mis.
125
In spiritu humilitatis et in animo contrito suscipia-mur a te Domine ; et sic fiat sacrificium nostrum in con-spectu tuo hodie , ut placeat tibi Domine Deus. Veni Sanctificator, omni-potens aeterne Deus, et be-nedic hoe sacrificium, tuo sancto nomini praeparatum. |
Laat ons van U, o Heer! aangenomen worden in de vernedering van onzen geest en in de verbrijzeling van ons hart; en dat onze offerande heden zoodanig voor ü volbracht worde, dat zij aan U aangenaam zij , Heere God! Kom heiligmakende, almachtige , eeuwige God! en zegen deze offerande, uwen H. naam toebereid. |
De priester ivascht zijne handen, en zegt: Psalm 25.
Lavabo inter innocentes manus meas, et circumdabo altare tuum , Domine. Ut audiam vocem laudis, et enarrem universa mirabi-lia tua. Domine, dilexi decorem domus tuae, et locum ha-bitationis gloriae tuae. Ne perdas cum impiis, Deus, animam meam , et cum viris sanguinum vitam meam. In quorum manibus ini- |
Onder de onschuldigen zal ik mijne handen wasschen, en ik zal uw altaar omringen , Heer ! Opdat ik moge aanhooren de stem des lofs, en al uwe wonderdaden verkondigen. Heer! ik heb den luister uws huis bemind, en de woonplaats uwer heerlijkheid. O God 1 verniel toch mijne ziel niet met de goddeloozen, noch mijn leven met de bloeddorstige menschen. Die de handen vol van |
GEBEDEN DER H. MIS.
126
quitates sunt; dextera eo-rum repleta est muneribus. Ego autem in innocentia mea ingressus sum; redime me, et miserere mei. Pes meus stetit in directo ; in ecclesiis benedicam te Domine. Gloria Patri, et Filio, et Spiritui sancto. Sicut erat in principio, et nunc, et semper, et in sae-cula saeculorum. Amen. Suscipe , sancta Trinitas, hanc oblationem, quam tibi offerimus ob memoriam pas-sionis, resurrectionis et as-censionis Jesu Christi Do-mini nostri; et in honorem beatae Mariae semper virgi-nis, et beati Joannis Bap-tistae, et sanctorum aposto-lorum Petri et Pauli , et ist-orum et omnium sanctorum , ut illis proficiat ad honorem , nobis autem ad sa-lutem, et illi pro nobis intercedere dignentur in cae-boosheid hebben ; wier rechterhand met giften vervuld is. |
Doch ik heb in mijne onschuld gewandeld ; verlos mij en ontferm [J mijner. Mijn voet staat vast op den rechten weg ; in de vergaderingen zal ik U loven , Heer! Eere zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest. Gelijk het was in den beginne, en nu, en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Ontvang, o heilige Drievuldigheid ! deze offerande, die wij U opdragen ter gedachtenis van het lijden, van de verrijzenis en van de hemelvaart onzes Heeren Jezus Christus ; en ter eere van de H. Maria altijd maagd, van den H. Johannes den Dooper, van de H. apostelen Petrus en Paulus, en van deze en van alle heiligen, opdat zij hun ter eere en ons ter zaligheid moge strekken, en zij zich verwaardigen in den |
GEBEDEN DER H. MIS.
127
lis, quorum memoriam agi-mus in terris, per eundem Christum Domiimm nostrutQ. Amen. Orate, fratres, ut meum ac vestrum sacrificium accep-tabile fiat apud Deum Pa-trem omnipotentem. M. Suscipiat Dominus sacrificium de manibus tuis ad laudem et gloriam nomi-nis sui, ad utilitatem quoque nostram totiusque ecclesiae suae sanctae. S. Amen. |
hemel voor ons te bidden, welker gedachtenis wij houden op de aarde, door denzelfden Christus onzen Heer. Amen. Bidt, Broeders ! dat mijne en uwe offerande aangenaam moge worden bij God den almachtigen Vader. D. De Heer neme de offerande uit uwe handen aan , tot lof en heerlijkheid van zijnen naam, tot voordeel van ons en van zijne geheele H. kerk. P. Amen. |
Terwijl de priester de secreta leest.
(Gij zijt, o Heere Jezus ! priester in der eeuwigheid , op de wijze van Melchisedech; maar een priester, die heilig zijt, onschuldig , onbesmet, afgezonderd van de zondaars. Gij hebt, o Heer ! ons koningen en priesters gemaakt ; doch, o God! maak ons ook heilig, neem weg onze smetten, gelief ons af te zonderen van de zondaars, opdat wij in heiligheid en gerechtigheid al onze dagen U mogen dienen, uw heilig altaar genaken, en deze H. offerande voor uw aanschijn behoorlijk opdragen; door U, onzen Hoogepriester, die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht.)
S. Per omnia saecula P. Door alle eeuwen der saeculorum. eeuwen.
GEBEDEN DER H. MIS.
128
M. Amen. S. Dominus vobiscum. M. Et cum spiritu tuo. S. Sursum corda. M. Habemus ad Domi-nuin. S. Gratias agamus Domino Deo nostro. M. Dignum et justum est. Vere dignum et jvistum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agere , Domine sancte , Pater omnipotens, aeterne Deus, per Christum Dominum nostrum. Per quem majestatem tuam laudant angeli, adorant dominationes , tremunt po-testates, coeli coelorumque virtutes , ac beata seraphim, socia exultatione concelebrant. Cum quibus et nostras voces ut admitti jubeas depreca-mur, supplici confessione di-centes: |
D. Amen. P. De Heer zij met u. D. En met uwen geest. P. Heft uwe harten omhoog. D. Wi] hebben ze tot den Heer. P. Laat ons dankzeggen aan den Heer onzen God. D. Dat is betamelijk en billijk. Het is in waarheid betamelijk en billijk, redelijken heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer! almachtige Vader! eeuwige God ! door Christus onzen Heer. Door wien de engelen uwe majesteit loven, de heerschappijen aanbidden, de machten met beving ee-ren , de hemelen en de krachten der hemelen en de zalige serafijnen met onderlinge vreugde samen vieren. Wij bidden U, dat Gij ook wilt aannemen onze stemmen) die wij bij de hunne voegen , met ootmoedige belijdenis zeggende ; |
GEBEDEN DER H. MIS.
129
Sanctus, Sanctus, Sanctus, Dominus Deus sabaoth. Fleni sunt coeli et terra gloria tua. Hosanna in excelsis. Bene-dictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis. Hier begint het gedeelte Te igitur , clementissime Pater, per Jesum Christum Filium tuum , Dominum nostrum , supplices rogamus ao petimus , uti accepta habeas et benedicas haec dona, haec munera, haec sancta sacrifi-cia illibata; imprimis quae tibi offerimus pro ecclesia tua sancta catholica, quam pacificare, custodire, adunare et regere digneris toto orbe terraram, una cum famulo tuo papa nostro N. et anti-stite nostro N. et omnibus orthodoxis atque catholicae et apostolicae fidei cultoribus. |
Heilig , Heilig, Heilig is de Heer, de God der heir-scharen. Hemel en aarde zijn vol van . uwe heerlijkheid. Hosanna in het allerhoogste. Gezegend die daar komt in den naam des Heeren. Hosanna in het allerhoogste. der mis genaamd canon. Wij bidden U dan, goe-dertierenste Vader! en verzoeken ootmoedig door uwen Zoon Jezus Christus onzen Heer , dat Gij behagelijk aanneemt en zegent deze gaven, deze giften , deze heilige onbevlekte offeranden, die wij U opdragen, eerstelijk voor uwe heilige katholieke kerk, opdat Gij U verwaardiget haar te bevredigen , te bewaren , te vereenigen en de geheele wereld door te besturen, te zamen met uwen dienaar, onzen paus N., onzen bisschop N., met alle rechtge-voelenden en onderhouders van het katholieke en apostolische geloof. |
9
GEBEDEN DER H. MIS.
Gedachtenis voor levenden.
quot;Wees, Heer! gedachtig uwe dienaren en dienaressen N. N.
130
Memento , Domine , famu-lonim famularumque tuarum N. N.
Bij het memento der levenden.
(Wij bidden U, o Heer! voor uwe kerk en de geloovigen, die hier vergaderd zijn om U te loven, te danken, en de dierbare offerande van uw lichaam en bloed op te dragen, alsook voor N. N. Behoed ze voor het kwaad ; heilig ze in uwe waarheid en in uwe liefde; versterk ze door de kracht uwer sterkte ; vervul ze met de kennis van uwen wil, in alle wijsheid en geestelijk verstand, opdat zij waardig mogen wandelen; U, hunnen God, in alles behagen , en vrucht dragen in alle goede werken. Amen.)
Et omnium circumstanti-um, quorum tibi fides cog-nita est, et nota devotio , pro quibus tibi offerimus, vel qui tibi ofPerunt hoe sacrifi-cium laudis pro se suisque omnibus; pro redemptione animarum suarum, pro spe salutis et incolumitatis suae; tibique reddunt vota sua aeterno Deo vivo et vero. |
Wees ze ook allen gedachtig, die hier tegenwoordig zijn, wier geloof en godvruchtigheid U bekend is, voor wie wij U, of die U deze offerande van lof opdragen , voor zich en voor allen , die hun aangaan ; voor de verlossing van hunne zielen , voor de hoop van hun welvaren en zaligheid, en die aan U, o eeuwige, levende en waarachtige God! hunne beloften volbrengen. |
GEBEDEN DEK H. MIS.
131
Communicantes et memo-riam venerantes inprimis glo-riosae semper virginis Mariae, genitricis Dei et Domini nostri Jesu Christi, sed et beatorum apostolorum ac martyrum tuorum, Petri et Pauli , Andreae, Jacobi, Jo-annis , Thomae, Jacobi, Philippi, Bartholomaei, Mat-thaei, Simonis et Thaddaei, Lini, Cleti, Clemeutis , Xysti Cornelii, Cypriani, Laurentii, Clirysogoni, Joannis et Pauli, Cosmae et Damiani, et omnium sanctorum tuorum, quorum meritis precibusque concedas, ut in omnibus protectionis tuae muniamur auxilio, per eundem Christum Dominum nostrum. Amen. Hanc igitur oblationem servitutis nostrae, sed et cunctae familiae tuae, quae-sumus, Domine, ut placatus accipias, diesque nostros in |
Houdende gemeenschap en gedachtenis, eerstelijk van de roemwaardige Maria, altijd maagd , moeder van onzen God en Heer Jezus Christus; alsmede van uwe heilige apostelen en martelaren , Petrus en Paulus, Andreas, Jakobus, Johannes, Thomas, Jakobus , Pilippus, Bartholomeüs, Mattheüs , Simon en Thaddeüs , Linus , Kletus , Klemens, Sixtus, Kornelius, Cyprianus, Lau-rentius, Chrysogonus, Johannes en Paulus, Kosmas en Damianus, en van al uwe heiligen; zoo bidden wij , dat Gij ons door hunne verdiensten en gebeden verleent» dat wij in alles met de hulp van uwe bescherming versterkt mogen worden, door denzelfden Christus onzen Heer. Amen. Wij bidden U dan. Heer ! dat Gij deze offerande van onze bediening, alsmede van uwe gansche gemeente goedgunstig aanneemt, en in onze |
9*
GEBEDEN DER H. MIS.
132
tua pace disponas, atque ab aeterna damnatione nos eripi, et in electorum tuorum ju-beas grege nutnerari, per Christum Dominura nostrum. Amen. Quam oblationem tu, Deus, in omnibus, quaesumus, be-nedictam , adsoriptam, ratam, rationabilem acceptabilemque facere digneris , ut nobis corpus et sanguis fiat dilectis-simi Filii tui Domini nostri Jesu Christi. De priester het brood in Qui pridie quam pateretur accepit panem in sanctas ac venerabiles manus suas, et elevatis oculis in coelum ad te Deum Patrem suum om-nipotentem, tibi gratias agens, benedixit, fregit, deditque ■discipulis suis, dicens: ac-cipite et manducate ex hoe omnes. Hoc est enim corpus meum. |
dagen uwen vrede verleent en bezorgt, dat wij van de eeuwige verdoemenis behoed en onder het getal uwer uitverkorenen gerekend mogen worden, door Christus onzen Heer. Amen. Wij bidden U, o God! dat Gij U verwaardiget deze offerande in alles gezegend , aangenomen , goedgekeurd , redelijk en behagelijk te maken , opdat zij voor ons worde het lichaam en bloed van uwen allerliefsten Zoon , onzen Heer Jezus Christus. de hand nemende , zegt; Die daags voor zijn lijden het brood genomen heeft in zijn heilige en eerwaardige handen, en zijne oogen opslaande naar den hemel tot ü, o God! zijnen almogen-den Vader, U dankende, het gezegend, gebroken , en aan zijne discipelen gegeven heeft, zeggende : neemt en eet hiervan allen. Want dit is mijn lichaam. |
GEBEDEN DEB H. MIS.
Onder het opheffen der H. Hostie.
(Ik aanbid U, mijn Zaligmaker ! voor mij aan het kruis opgeheven. Trek mij tot U en hef mij met U op, gelijk Gij beloofd hebt. Ik aanbid ü onder de heilige sluiers, die U voor mijne oogen bedekken, niet alleen als wezenlijk op het altaar tegenwoordig, maar ook als werkelijk opgeofferd en geslacht voor mijne zonden.)
Hij neemt den kelk, terwijl hij zegt:
133
Simili modo postquam coenatum est, accipiens et hunc praeclarnm calicem in sanctas ac venerabiles manus suas, tibi gratias agens, be-nedixit deditque discipulis suis, dicens: accipite et bi-bite ex eo omnes. Hie est enim calix sanguinis mei, novi et aeterni testamenti (mysterium fidei), qui pro vobis et pro multis effundetur in remissionem peccatorum. Haec quotiescumque fece-ritis, in mei memoriam fa-cietis. |
Op dezelfde wijze , als het avondmaal gehouden was, nemende ook dezen heerlijken drinkbeker in zijne heilige en eerwaardige handen, U dankende, heeft Hij dien gezegend en aan zijne discipelen gegeven , zeggende : neemt en drinkt hieruit allen. Want dit is de drinkbeker van mijn bloed, van liet nieuw en eeuwig verbond (een geheim des geloofs), dat voor u en voor velen vergoten zal worden tot vergeving der zonden. Zoo dikmaals als gij dit doen zult, zult gij het doen ter mijner gedachtenis. |
GEBEDEN DER H. MIS.
Onder het opheffen van den kelk.
(Hemelsche Vader ! ziedaar het bloed van uwen eenigen Zoon, dat voor mij verstort is. Aanlioor toch, bid ik U, de stem die om erbarming smeekt. Laat daarvan slechts één droppel op mijne ziel vallen, en laat mij nooit zoo ongelukkig zii\'n van het eenigszins te ontheiligen.
Ik aanbid, o mijn Zaligmaker! uw overdierbaar bloed. Maak het van krachtdadige uitwerking tot mijne eeuwige behoudenis. Ik heb het door mijne misdaden vergoten, en Gij hebt het uit liefde voor mij uitgestort. Vergeef mij
134
mijne verblindheid, en zie liefde. Amen.) ünde et memores, Domi-ne, nos servi tui, sed et plebs tua sancta, ejusdem Christi Filii tui Domini nos-tri tam beatae passionis, nee non et ab inferis resurrec-tionis, sed et in coelos glo-riosae ascensionis , ofEerimus praeclarae majestati tuae de tuis donis ac datis, hostiam puram, hostiam sanctam, hostiam immaculatam, panem sanctum vitae aeternae, et calicem salutis perpetuae. Supra quae propitio ac sereno vulto respicere dig-slechts op uwe onmetelijke |
Het is hierom, o Heer ! dat wij uwe dienaren en uw heilig volk , gedachtig zijnde aan het zalig lijden van denzelfden Christus, uwen Zoon, onzen Heer, als ook aan zijne verrijzenis en heerlijke hemelvaart , aan uwe voortreffelijke majesteit opdragen van uwe giften en gaven, een zuivere offerande, een heilige offerande, een onbevlekte offerande, het heilig brood des eeuwigen levena , en den drinkbeker van de altoosdurende zaligheid. Verwaardig U, Heer! met uw genadig en gunstig aan- |
GEBEDEN WEE H. MIS.
135
neris, et accepta habere, sicuti accepta habere dig-natus es munera pueri tui justi Abel, et sacrificium patriarchae nostri Abrahae , et quod tibi obtulit sumnms sacerdos tuus Melchisedech, sanctum sacrificium, imma-culatam hostiam. Supplices te rogamus, om-nipotens Deus, jube haec perferri per manus sancti angeli tui in sublime altare tuum, in conspectu divinae majestatis tuae , ut quotquot ex hac altaris participatione sacrosanctum Filii tui corpus et sanguinem sumpseri-mtis omni benedictione coe-lesti et gratia repleamur, per eundem Christum Domi-num nostrum. Amen. |
schijn neer te zien op deze heilige offerande en onbevlekte offergifte , verwaardig U deze behagelijk aan te nemen, gelijk Gij wel hebt willen aannemen de giften van uwen dienaar den rechtvaardigen Abel, en de offerande van onzen aartsvader Abraham, en die uw hoo-gepriester Melchisedech U opgedragen heeft. Wij bidden U ootmoedig-lijk, almachtige God! doe deze offerande door de handen van uwen heiligen engel brengen op uw verheven altaar in de tegenwoordigheid van uwe goddelijke opper-heerlykheid , opdat wij allen, die aan dit altaar deelachtig zijnde, het allerheiligst lichaam en bloed van uwen Zoon zullen genuttigd hebben, met allen hemelschen zegen en genade mogen vervuld worden , door denzelfden Christus onzen Heer. Amen. |
Gedachtenis voor dooden.
Memento etiam , Domine, Wees ook, o Heer! ge-
GEBEDEN DEB H. MIS.
136
famulorum famularumque tu-arum N. N. qui nos prae-cesserunt cum signo fidei et dormiunt in somno pacis. |
dachtig uwe dienaren en dienaressen N. N., die ons voor-gegaa,n zijn met het teeken des geloofs en rusten in den slaap des vredes. |
Bij het memento der dooden.
(Wij bidden U, Heer en Zaligmaker! ü, die de Verlosser zijt der gansche wereld, voor de zielen van N. N. -Voor onze zonden hebt Gij U zeiven opgedragen, en wilt nog dagelijks die opdracht voor ons vernieuwen en ons aan hare oneindige verdiensten deelachtig maken. Geef hun, bidden wij U, een rijk aandeel in die verdiensten. Vergeef hun hunne zonden en veelvoudige ontrouwheden. Handel hen, wij smeeken het ü vurig, niet volgens uwe strenge rechtvaardigheid, maar wees hun nog gedachtig naar uwe groote barmhartigheid. Verleen hun rust en toegang tot genade, en vereenig ons allen eenmaal met hen en met U, in de vreugde der eeuwige heerlijkheid. Amen.)
Ipsis , Domine , et omni- Wij bidden U, Heer ! dat
bus in Christo quiescentibus Gij dezen en allen, die in
locum refrigerii, lucis et Christus rusten, de plaats
pacis ut indulgeas depreca- der verkwikking, van licht
mur, per eundem Christum en vrede wilt verleenen, door
Dominum nostrum. Amen. denzelfden Christus onzen
Heer. Amen.
Nobis quoque peccatoribus Verwaardig U ook aan
famulis tuis, de multitudine ons, zondige menschen, uwe
miserationum tuarum spe- dienaren, die op de menig-
GEBEDEN DEK H. MIS.
137
rantibus, partem aliquam et societatem donare digneris, cum tuis sanctis apostolis et martyribus, cum Joanne, Stephano, Matthia, Barnaba, Ignatio, Alexandre, Marcellino , Petro, Felicitate, Per-petua , Agatha, Lucia, Ag-nete, Caecilia , Anastasia , et omnibus sanctis tuis ; intra quorum nos consortium, non aestimator meriti, sed ■seniae , quaesumus, largitor admitte, per Christum Do-minum nostrum; per quem haec omnia, Domine, semper bona creas, sanctificas , vi-vificas , benedicis et praestas nobis; per ipsum, et cum ipso, et in ipso est tibi Deo Patri omnipotent, in unitate Spiritus sancti omnis honor et gloria, per omnia saecula saeculorum. M. Amen. S. Oremus, |
Praeceptis salutaribus mo-niti, et divina institutione vuldigheid uwer barmhartigheden vertrouwen, deel en gemeenschap te geven met uwe heilige apostelen en martelaren, Johannes, Stefanus, Matthias, Barnabas, Ignatius, Alexander, Marcellinus, Petrus, Felicitas, Perpetua , Agatha, Lucia, Agnes, Cecilia , Anastasia , en al uwe heiligen. Wij bidden U, dat Gij , niet ziende op onze verdiensten , maar verleenende genade, onder hun gezelschap ons aanneemt, door Christus onzen Heer; door wien Gij, Heer! altijd al deze gaven voortbrengt, heiligt, levend maakt, zegent en aan ons verleent; door Hem, en met Hem, en in Hem wordt aan U, o God! almogende Vader! in de eenheid des heiligen Geestes gegeven alle eer en heerlijkheid, door alle eeuwen der eeuwen. D. Amen. P. Laat ons bidden. Door heilzame bevelen aangezet, en door goddelijke |
GEBEDEN DEK H. MIS.
138
formati, audemus dicere: Pater noster, qui es in coelis. Sanctificetur nomen tuum. Adveniat regnum tuum. Fiat voluntas tua sicut in coelo et in terra. Panem nostrum quotidianum da nobis hodie. Et dimitte nobis debita nostra, sicut et nos dimittimus debitoribus nostris. Et ne nos inducas in ten-tationem. M. Sed libera nos a malo. S. Amen. Libera nos, quaesumus Domine, ab omnibus malis ^ praeteritis, praesentibus et futuris, et intercedente beata et gloriosa semper virgine Dei genitrice Maria, cum beatis apostolis tuis Petro et Paulo, atque Andrea, et omnibus sanctis, da propitius pacem in diebus nostris, ut ope misericordiae tuae adjuti, et a peccato simus semper liberi, et ab omni perturba-tione securi, per eundem voorschriften onderwezen , zoo durven wij zeggen; |
Onze Vader! die in de hemelen zijt. Geheiligd zij uw naam. Laat uw rijk toekomen. Uw wil geschiede op de aarde als in den hemel. Geef ons heden ons dagelijksch brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren. En leid ons niet in bekoring. D. Maar verlos ons van den kwade. P. Amen. Wij bidden U, Heer ! verlos ons van alle kwaad, dat verleden, dat tegenwoordig en nog aanstaande is; en verleen ons op de voorspraak van de heilige en roemwaardige moeder Gods Maria altijd maagd, van de heilige apostelen Petrus en Paulus en Andreas, en alle heiligen, genadig vrede in onze dagen, opdat wij door den bijstand uwer barmhartigheid geholpen, ten allen tijde vrg |
GEBEDEN DER H. MIS.
139
Dominum nostrum Jesum Christum, Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in uni-tate Spiritus sancti Deus per omnia saecula saeculorum. M. Amen. 8. Pax Domini sit sera-per vobiscum. M. Et cum spiritu tuo. Haec commixtio et conse-cratio corporis et sanguinis Domini nostri Jesu Christi fiat accipientibus nobis in vitam aeternam. Amen. Agnus Dei, qui tollis pec-cata mundi, miserere nobis. Agnus Dei, qui tollis pec-cata mundi, miserere nobis. Agnus Dei , qui tollia pec-cata mundi, dona nobis pa-cem. |
Domine Jesu Christe , qui dixisti apostolis tuis ; pacem relinquo vobis , pacem meam mogen blijven van zonde en gerust zijn van alle kwelling, door denzelfden Jezus Christus , onzen Heer, uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de eenheid des heiligen Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. B. Amen. P. De vrede des Heeren zij altijd met ulieden. D. En met uwen geest. Deze vermenging en heiliging van het lichaam en bloed onzes Heeren Jezus Christus strekke ons, die het nuttigen, ten eeuwigen leven. Amen. Lam Gods ! dat wegneemt de zonden der wereld , ontferm U onzer. Lam Gods ! dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer. Lam Gods! dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons vrede. Heere Jezus Christus ! die tot uwe apostelen gezegd hebt: Ik laat u vrede, Ik |
GEBEDEN DEB H. MIS.
140
do vobis; ne respicias pec-cata mea, sed fidem ecclesiae tuae, eamque secundum voluntatem tuam pacificare et coadunare digneris, qui vivis et regnas Deus per omnia saecula saeculorum. Amen. Domine Jesu Christe, Pili Dei vivi, qui ex voluntate Patris, cooperante Spiritu sancto, per mortem tuam mundum vivificasti, libera me per hoe sacrosanctum corpus et sanguinem tuum ab omnibus iniquitatibusmeis, et universis malis, et fac me tuis semper inhaerere man-datis, et a te nunquam se-parari permittas, qui cum eodem Deo Patre et Spiritu sancto vivis et regnas Deus in saecula saeculorum. Amen. |
Perceptio corporis tui Do-mine Jesu Christe, quod ego geef u mijnen vrede; zie toch niet op mijne zonden, maar op het geloof van uwe kerk ; en verwaardig ü haar naar uw welgevallen te bevredigen en in eenheid te onderhouden, Gij , die leeft en heerscht, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen. Heere Jezus Christus! Zoon van den levenden God ! die door den wil van uwen Vader en door het medewerken van den heiligen Geest, de wereld door uwen dood hebt levend gemaakt, verlos mij door dit uw allerheiligst lichaam en bloed van al mijne zonden, ongerechtigheden en van alle kwaad; maak dat ik mij altijd houde aan uwe geboden, en duld niet dat ik ooit van U gescheiden worde, die met denzelfden God den Vader en den heiligen Geest leeft en heerscht, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen. Heere Jezus Christus ! laat het nuttigen van uw |
GEBEDEN DEK H. MIS.
lichaam , hetwelk ik onwaardige mij voorneem te ontvangen , niet strekken tot mijn oordeel en vonnis ; maar dat het, door uwe goedertierenheid , mij voordeelig zij tot bescherming van ziel en lichaam , en om genezing te erlangen; die leeft en heerscht met God den Vader in de eenheid des heiligen Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Ik zal het hemelsch brood nemen en den naam des Heeren aanroepen. (*) De priester herhaalt driemaal:
141
indignua sumere praesumo , non mihi proveniat in judicium et condemnationem; sed pro tua pietate prosit mihi ad tutamentum mentis et corporis, et ad medelam per-cipiendam ; qui vivis et reg-nas cum Deo Patre in unitate Spiritus sancti Deus per omnia saecula saeculorum. Amen.
Panem coelestem accipiam et nomen Domini invocabo.
Domine, non sum dignus ut intres sub tectum meum, sed tantum die verbo, et sanabitur anima mea. |
Heer ! ik ben niet waardig , dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek alleen één woord , en mijne ziel zal gezond worden. |
Hij nuttigt de H. hostie, zeggende:
Corpus Domini nostri Jesu Het lichaam onzes Heeren Christi custodiat animam Jezus Christus beware mijne meam in vitam aeternam. ziel ten eeuwigen leven. Amen. Amen.
(♦) Indien gij niet communiceert met den priester, doe het ten minste geestelijker wijze. Zie bl. 100.
GEBEDEN DER H. MIS.
Quid retribuam Domino Wat zal ik den Heer \\ve-pro omnibus quae retribuit dergeven voor al de welda-mihi? Calicem salutaris acci- den die Hij mij gedaan heeft? piam et nomen Domini in- Ik zal den heilzamen drink-vocabo. Laudans invocabo beker nemen, en ik zal den Dominum et ab inimicis naam des Heeren aanroepen, meis salvus ero. Ik zal den Heer loven en
aanroepen, zoo zal ik van mijne vijanden verlost zijn.
Hij nuttigt het 11. bloed en zegt :
Sanguis Domini nostri Je- Het bloed onzes Heeren su Christi custodiat animam Jezus Christus beware mijne meam in vitam aeternam. ziel ten eeuwigen leven. Amen. Amen.
Onder de H, communie.
(O minnelijke Jezus! hoe gelukkig is het lot van uwe dienaren en van die getrouwe zielen, die Gij waardig maakt om U in de H. communie te ontvangen. Waarom moet ik van zoo groot geluk verstoken blijven? . .. Neen, mijn God! ik verdien niet U wezenlijk in dit aanbiddelijk sakrament te ontvangen. Een zondaar, zooals ik, kan die tot een zoo heiligen God naderen? . . Ik verfoei van gan-scher harte mijne zonden, die mij deze gunst onwaardig maken.
O mijn Zaligmaker! zoo ik heden het geluk nog derven moet van met uw aanbiddelijk vleesch gevoed te worden sta dan toch genadelijk toe, dat ik U ontvange met mijn geest en hart, en mij met U vereenige door geloof, hoop en liefde. - Ja, ik geloof in U, mijn God! ik hoop op U, en begeer U te beminnen van ganscher harte. Ach!
142
GEBEDEN DER H. MIS.
ik gevoel de behoefte die ik heb, dat Gij met uwe genade in mij komt. Kom dan, mijn goddelijke Jezus! en laat uwe genade in mij nederdalen. Kom in mijn verstand , om het door uw goddelijk licht te verhelderen; kom in mijn hart, om het te doen ontvlammen door het vuur uwer heilige en reine liefde; vereenig mij innig met U, verander mij in U, en maak dat niet ik voortaan meer leve, maar leef Gij in mij , en heersch er nu in den tijd en in de eeuwigheid. Amen.)
Quod ore sumpsimus, Do- Heer ! geef dat wij , het-
143
mine, pura mente capiamus, et de munere temporali fiat nobis remediumsempiternum. Corpus tuum, Domine, quod sumpsi, et sanguis quem po-tavi, adhaereat visoeribus meis; et praesta ut in me non remaneat scelerum macula , quem pura et sancta refecerunt sacramenta, qui vivis et regnas in saecula saeoulorum. Amen. |
geen wij met den mond genuttigd hebben, met een zuiver hart ontvangen, en dat het van een tijdelijke gift ons tot een eeuwig geneesmiddel worde. Laat, Heer! uw lichaam, dat ik genuttigd, en uw bloed, dat ik gedronken heb, aan mijn binnenste kleven; en verleen dat in mij, die gevoed ben met zuivere en heilige sakramenten, geen vlek van zonden overblijve, die leeft en heerscht in de |
eeuwen der eeuwen. Amen. Tenvijl de priester de communio leest.
(Mijn vleesoh is waarlijk spijs , en mijn bloed is waarlijk drank. Die mijn vleesch eet, en mijn bloed drinkt, blijft in Mij, en Ik in hem, zegt de Heer.)
GEBEDEN DER H. MIS.
144
S. Dominus vobiscum. M. Et cum spiritu tuo. S. Oremus. |
P. De Heer zij met u. D. En met uwen geest. P. Laat ons bidden. |
Terwijl de priester de postcommunio leest.
(Stort genadelijk, Heere God ! de genade des H. Gees-tes in onze harten, die ons door verzuchtingen en tranen de vlekken onzer zonden doe uitwisschen, en ons door uwe gunst de uitwerking der gewenschte kwijtschelding toebrenge , door onzen Heer, enz.
God ! die alle menschen verlicht, komende in de wereld, verlicht toch, bidden wij U, onze harten door den glans uwer genade, opdat wij altoos uwer opperheerlijkheid waardige en aangename dingen mogen denken en U oprecht liefhebben, door onzen Heer, enz.
O Heer ! onze Helper en Beschermer! sta ons bij, en doe ons hart en ons vleesch door de kracht der kuischheid en de vernieuwing van de reinheid herbloeien, opdat wij door deze offerande, die wij aan uwe goedertierenheid opgedragen hebben, van alle bekoring gezuiverd worden, door onzen Heer, enz.)
,S. Dominus vobiscum. P. De Heer zij met u.
M. Et cum spiritu tuo. D. En met uwen geest.
S. Ite, missa est. P. Gaat, de dienst is ge-
eindigd.
{Somwijlen zegt men niet: Ite missa est, maar Benedi-camus Domino. Laat ons den Heer danken.)
M. Deo gratias. D. God zij gedankt.
GEBEDEN DER H. MIS.
Laat, o heilige Drievuldigheid ! de godsdienstige betuiging van mijne onderwerping U aangenaam zijn, en verleen dat deze offerande, die ik onwaardige voor de oogen van uwe opperheerlijkheid opgedragen heb, U lief en aangenaam zij, en mij en allen, voor wie ik ze opgedragen heb , door uwe genade tot eene verzoening strekke, door Christus onzen lieer. Amen.
Hij keert zich naar de gemeente en zegent haar, zeggende:
Benedicat vos omnipotens De almogende God, de
145
Placeat tibi, sancta Tri-nitas, obsequium servitutis meae , et praesta ut sacrifi-cium, quod oculis tuae ma-jestatis indignus obtuli, tibi sit acceptabile, mihique et omnibus, pro quibus illud obtuli, sit te miserante pro-pitiabile, per Christum Do-minum nostrum. Amen.
Deus, Pater, et Filius, et ■Spiritus sanctus. M. Amen. S. Dominus vobiscum. M. Et cum spiritu tuo. S. InitiumsanctiEvangelü secundum Joannem. M. Gloria tibi Domine. In principio erat Verbum et Verbum erat apud Deum , et Deus erat Verbum. Hoe erat in principio apud Deum. Omnia per ipsum facta sunt, et |
Vader, de Zoon en de heilige Geest zegene u. D. Amen. P, De Heer zij met u. D. En met uwen geest. P. Het begin van het heilig Evangelie volgens Johannes. D. Eere zij ü. Heer ! In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn 10 |
GEBEDEN DEB H. MIS.
146
sine ipso factum est nihil quod factum est. In ipso vita erat, et vita erat lux hominum ; et lux in tenebris lucet, et tenebrae eam non comprehenderunt. Fuit homo missus a Deo, cui no-men erat Joannes. Hie ve-nit in testimonium, ut testimonium perhiberet de lu-mine, ut omnes crederent per ilium. Non erat ille lux, sed ut testimonium perhiberet de lumine. Erat lux vera, quae illuminat omnem hominem, venientem in hunc mundum. In mundo erat, et mundus per ipsum factus est; et mundus eum non cognovit. In propria venit et sui eum non receperunt. Quotquot autem receperunt eum, dedit eis potestatem filios Dei fieri, his qui cre-dunt in nomine ejus; qui non ex sanguinibus, neque ex voluntate carnis neque ex voluntate viri, sed ex Deo nati sunt. Et Verbum caro factum est, et ha-door hetzelve gemaakt, en zonder dat, is er niets gemaakt van hetgeen er gemaakt is. In hetzelve was het leven, en het leven was het licht der menschen; en het licht schijnt in de duisternissen , en de duisternissen hebben het niet begrepen. Er werd een mensch van God gezonden, wiens naam was Johannes. Deze kwam tot getuige om getuigenis van het licht te geven, opdat zij allen door hem ge-looven zouden. Hij was het licht niet, maar om getuigenis van het licht te geven. Dit was het waarachtig licht,, hetwelk alle menschen verlicht , komende in deze wereld. Hij was in de wereld,, en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij kwam in zijn eigen ; doch de zijnen namen Hem niet aan. Maar allen, die Hem aangenomen hebben, heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te wor- |
GEBED NA DE H. MIS.
147
bitavit in nobis; et vidimus gloriam ejus, gloriara quasi Unigeniti a Patre, plenum gratiae et veritatis. M. Deo gratias. |
den, dengenen die in zijnen naam gelooven. Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleesches, noch uit den wil eens mans, maar uit God geboren zijn. En het Woord is vleesch geworden, en heeft onder ons gewoond ; en wij hebben zijne heerlijkheid gezien , eene heerlijkheid als van den eeniggeboren Zoon des Vaders, vol genade en waarheid. D. God zij gedankt. |
GEBED NA DB H. MIS.
Vergun mij toch, o hemelsche Vader! dat de vrucht dezer allerwaardigste offerande zich over al mijne werken uitspreide. Ik heb door het opdragen van uwen allerlief-sten Zoon willen betuigen, dat ik ü erken voor mijnen oppersten Heer en mijnen God. Geef dat de oprechtheid mijner aanbidding uit mijnen handel blijke. Keer van mij alle boosheid af, en bestuur mijne gangen in alle waarheid en gerechtigheid, opdat ik in het toekomende niet alleen deze aanbiddelijke offerande, zonder verwijt mijns gemoeds en met betrouwen, door de handen van uwe priesters moge opdragen, maar zelf ook worde eene be-hagelijke offerande voor uwe goddelijke oogen. Amen.
10*
LOFZANGEN EN GEBEDEN NA
BIJ HET EINDE VAN HET H. MISOFFER.
Nu laat Gij, Heer! uwen dienaar in vrede gaan ; want mijne oogen hebben mijn God en Zaligmaker mogen zien. -Heer! bewaar Gij den indruk hiervan diep in mijn gemoed. Doe mij altijd zoo krachtig zien op U, den eersten Aanleider en Voltrekker mijns geloofs, dat ik aan uw lijden en levensuitgang gedachtig, eu mij de hemelsche vreugd voor oogen stellende, steeds het kruis moge verdragen en de schande er van versmaden; vast overtuigd dat ik lijdende met U, ook met ü zal verheerlijkt worden, en mij in de openbaring van die heerlijkheid eeuwig zal mogen verblijden. Amen.
LOFZANGEN EN GEBEDEN NA DE MIS EN H. COMMUNIE.
Wat is toch de mensch, o Heer! dat Gij zijns gedachtig zijt, of des menschen kind, dat Gij het komt bezoeken, niet alleen met uwe goddelijke genade, maar ook met de mededeeling van uw goddelijk Wezen! Wat zal ik ü wedergeven, o lieve Zaligmaker! voor al wat Gij mij gegeven hebt? Welke dankzegging voor eene zoo onuitsprekelijke weldaad, welke wederliefde voor eene zoo oneindige liefde! O liefde! die altijd brandt en nimmer uitgedoofd wordt! O God van liefde ! ontsteek mijn hart door uw goddelijk vuur en verslind in mijne ziel al wat ongeregeld is, opdat ik de wereld en al hare begeerlijkheden afgestorven zijnde, voortaan niet leve dan voor U ,
148
DE MIS EN H. COMMUNIE.
dat is, om U boven al te beminnen en U onophoudelijk te loven en te danken.
Psalm 102. Loof den Heer, mijne ziel! en al wat binnen in mij is, zijnen heiligen naam!
Loof den Heer, mijne ziel! en vergeet toch al zijne weldaden niet !
Die al uwe zonden vergeeft, en al uwe gebreken geneest.
Die uw leven verlost van den ondergang; die u kroont met genade en barmhartigheden.
Die u naar wensch met goederen verzadigt, dat uwe jeugd vernieuwd wordt als die van een arend.
De Heer doet barmhartigheden en recht aan allen, die onrecht lijden.
Hij heeft zijne wegen aan Mozes bekend gemaakt, en zijnen wil aan de kinderen van Israel.
De Heer is barmhartig en meedoogend , langmoedig en zeer genadig.
Hij zal niet altijd verstoord zrjn, noch zijne ongenade eeuwiglijk vertoonen.
Hij heeft ons niet gedaan naar onze zonden, noch ons vergolden naar onze ongerechtigheid.
Want, zoo hoog de hemel boven de aarde is, zoo zeer heeft Hij zijne barmhartigheid bekrachtigd over degenen, die Hem vreezen.
Zoo ver het Oosten is van het Westen , zoo ver heeft Hij onze misdaden van ons weggenomen.
Gelijk een vader zich erbarmt over zijne kinderen, zoo heeft de Heer zich erbarmd over degenen, die Hem vreezen.
Want Hij weet, welk maaksel wij zijn : Hij is indachtig dat wij stof zijn.
149
LOFZANGEN EN GEBEDEN ENZ.
\'s Menschen dagen zijn als het gras; hij bloeit gelijk eene veldbloem.
Er zal een wind over henen waaien en zij zal geen stand houden, en zal hare plaats niet kennen.
Maar de barmhartigheid des Heeren is van eeuwigheid en tot eeuwigheid, over die Hem vreezen, en zijne rechtvaardigheid tot op hunne kindskinderen.
Bij hen , die zijn verbond houden en die op zijne geboden denken om ze te volbrengen.
De Heer heeft zijnen zetel in den hemel bereid, en zijn rijk zal over alles heerschen.
Looft den Heer , gij al zijne engelen ! gij sterke helden ! die zijn bevel doet, om de stem zijner woorden te gehoorzamen.
Looft den Heer, al zijne heirscharen! Gij zijne dienaars, die zijnen wil doet.
Looft den Heer al zijne werken, aan alle plaatsen zijner heerschappij ! Loof den Heer , mijne ziel!
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz.
Heer! ontferm ü onzer. Christus! ontferm U onzer. Heer! ontferm U onzer.
Onze Vader. enz.
Al uwe werken, Heer! moeten U danken, en uwe heiligen moeten U loven.
De heiligen zullen zich in heerlijkheid verheugen, zij zullen zich verblijden op hunne rustplaatsen.
Niet ons, Heer! niet ons, maar geef uwen naam heerlijkheid.
O Heer! verhoor mijn gebed, en mijn geroep kome tot U.
150
LOFZANG.
Ik dank U, heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God! die U verwaardigd hebt mij , onwaardigen zondaar, door uwe loutere barmhartigheid te spijzen met het dierbaar lichaam en bloed van uwen Zoon, onzen Heer Jezus ■Christus. En ik bid U, dat deze heilige nuttiging mij niet worde tot straf, maar tot een zaligmakend hulpmiddel ter vergiffenis. Dat het mij zij tot een wapentuig des geloofs en een schild van den goeden wil. Dat het strekke tot zuivering mijner gebreken, tot uitroeiing der vleeschelijke begeerlijkheid en tot vermeerdering van liefde, geduld, ootmoed , gehoorzaamheid , en van alle deugden ; «ene sterke bescherming tegen de listen van alle zichtbare en onzichtbare vijanden ; eene vaste aankleving aan ü alleen , den eenigen en waren God. En ik bid U, dat Gij U verwaardiget mij zondaar te brengen tot dat onuitsprekelijke gastmaal, waar Gij met uwen Zoon en met den H. Geest, allen heiligen het waarachtig licht zijt, de volle verzadiging, de eeuwige vreugd en volmaakte gelukzaligheid ; door denzelfden Christus onzen Heer. Amen.
Men kan zich verder bezig houden met de lofzangen van de H. Maria, van Zacharias , en van Simeon, alsook met den volgenden
L O P ZAN G.
Te Deum laudamus; te Wij loven U, o God ! wij
Dominum confitemur. danken U , o Heer!
Te aeternum Patrem, om- U, eeuwig Vader ! eert al
nis terra veneratur. wat op de aarde leeft.
151
LOFZANG,
152
Tibi omnes angeli, tibi coeli et universae potestates, Tibi cherubim et seraphim incessabili voce proclamant: Sanctus! Sanctus! Sanctus Dominus Deus sabaoth ! Pleni sunt coeli et terra majestatis gloriae tuae. Te gloriosus apostolorum chorus, Te prophetarum laudabilis numerus, Te martyrum candidatus laudat excercitus. Te per orbem terrarum sancta confitetur ecclesia, Patrem immensae majestatis, Venerandum tuum verum, et unicum Filium, Sanctum quoque paracle-tum Spiritum. Tu rex gloriae Christe. Tu Patris sempiternus es Filius. |
U zingen de engelen, de hemelen en de machten. U juicht de cherubijn en ook de serafijn; zij roepen altemaal met onvermoeide stemmen: Heilig! Heilig! Heilig is God, de Heer der heir-krachten! Hemel en aarde zijn vervuld door de grootheid uwer heerlijkheid. U looft het heerlijk en geroemd apostelkoor. En het loffelijk getal der waardige profeten , Als ook het zuiver heir van uwe martelaren. U eert de H. kerk alom door \'t wereldrond, U, Vader! onbepaald in macht en heerlijkheid, Met uwen eenigen hoogwaarden en waren Zoon, En ook den H. Geest, die onze Trooster is. Gij, Heere Christus ! die de Koning zijt der heerlijkheid. Die des Vaders Zoon zijt van eeuwigheid voortgebracht. |
TE DEUM LAUDAMUS.
153
Tu ad liberandum suscep-turus hominem, non hor-ruisti Virginia uterum. Tu devicto mortis aculeoi aperuisti credentibus regna coelorum. Tu ad dexteram Dei sedes, in gloria Patris. Judex crederis esse ven-turus. Te ergo, quaesumus, fa-mulis tuis subveni, quos pretioso sanguine redemisti. Aeterna fac cum sanctis tuis in gloria numerari. Salvum fac populum tuum, Domine ; et benedic heredi-tati tuae. Et rege eos, et extolle illos usque in aeternum. Per singulos dies benedi-cimus te. |
Gij hebt, wanneer Gij kwaamt om het menschdom te verlossen, U niet ontzien te zijn in het lichaam eener maagd. Gij hebt den prikkel en de macht des doods verwonnen , en voor het geloovig volk het hemelsch rijk geopend. Nu zit Gij aan Gods rechterhand verheven, in \'s Vaders heerlijkheid. Van waar Gij als rechter eens zult wederkomen, gelijk het geloof ons leert. Wij bidden dan, wil uwe dienaars helpen , die Gij door uw dierbaar bloed verlost hebt. Maak , dat wij eeuwig ook een plaats bezitten met uwe heiligen in het heerlijk rijk. Maak zalig, Heer! uw volk en zegen toch uw erfdeel. Bestuur het, en lief het omhoog tot in der eeuwigheid. Wij spreken uwen lof en zegen alle dagen. |
154 dank-lied voor gods goedheid.
Et laudamua nomen tuum in saeculum, et in saeculum saeculi. Dignare, Domine , die is-to sine peccato nos custodire. Miserere nostri, Domine , miserere nostri. Fiat misericord) a tua Domine super nos, quemadmo-dum speravimus in te. In te Domine speravi; non confundar in aeternum. F. Benedicamus Patrem et Filium cum sancto Spi-ritu. li. Laudemus et super-exaltemus eum in saecula. |
En prijzen uwen naam altijd, van eeuw tot eeuw. Bewaar ons, lieve Heer! toch heden zonder zonde. Ontferm U onzer. Heer! ontferm U onzer. Laat, Heer! uwe goede gunst toch op ons komen, gelijk wij altijd vast op U betrouwen. Op U, o Heer! stel ik mijne hoop ; des zal in eeuwigheid mij niets beschamen. V. Laat ons loven den Vader en den Zoon en den H. Geest. A. Laat ons Hem loven en hoog verheffen in der eeuwigheid. |
DANK-LIED VOOR GODS GOEDHEID.
Ik zal U verheffen, mijn God en Koning! en ik zal uwen naam loven altoos en door alle eeuwen.
Van dag tot dag zal ik U loven en uwen naam roemen altoos en door alle eeuwen.
Groot is de Heer en roemwaardig boven mate; en zijner grootheid is geen einde.
DANK-LIED VOOR GODS GOEDHEID.
De geslachten, het een na het ander, zullen uwe werken roemen en uwe krachtdadigheid verkondigen.
De heerlijkheid van den luister uwer heiligheid zullen zij vermelden en uwe wonderen vertellen.
En van de kracht uwer ontzaglijke daden zullen zij spreken en uwe grootheid verhalen.
De geheugenis uwer overgroote goedertierenheid zullen zij loven en zich verheugen in uwe rechtvaardigheid.
De Heer is barmhartig en meedoogend , langmoedig en zeer genadig.
De Heer is goedertieren voor iedereen ; en zijne barmhartigheden zijn over al zijne werken.
Al uwe werken. Heer! moeten U danken; en uwe heiligen moeten U loven.
De heerlijkheid uws rijks zullen zij vermelden en uwe macht verkondigen.
Om den kinderen der menschen uwe macht bekend te maken, en den heerlijken luister van uw koninkrijk.
Uw rijk is een rijk van alle eeuwen , en uwe heerschappij duurt door alle geslachten. De Heer is getrouw in al zijne woorden en heilig in al zijne werken
De Heer ondersteunt al degenen, die vallen; en Hij richt op allen, die nedergeslagen zijn.
Aller oogen wachten op ü. Heer! en Gij geeft hun spijs ten bekwamen tijde.
Gij opent uwe hand en vervult al wat er leeft met uwen zegen.
De Heer is rechtvaardig in al zijne wegen en heilig in al zijne daden.
De Heer is nabij allen , die Hem aanroepen, allen, die Hem aanroepen in waarheid.
155
156 GEBEDEN IN DE DAGEN VAN DANKZEGGING.
Hij zal den wil doen dergenen, die Hem vreezen, en hunne bede verhooren; en Hij zal ze brengen in behoudenis.
De Heer bewaart allen, die Hem liefhebben; en alle kwaaddoeners zal Hij verdelgen.
Mijn mond zal den lof des Heeren spreken; en alle vleesch love zijnen heiligen naam, altoos en door alle eeuwen!
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz.
GEBED IN DE DAGEN VAN DANKZEGGING NA DE H. COMMUNIE.
Oroote dingen heeft de Heer met om gedaan, daarom zijn mij verblijd. Psalm 125 vs. 3.
1 leer! ik heb de onschatbare gunst, die ik van U genoten heb, niet vergeten. Ik kom tot ü, om U daarvoor nogmaals mijn vurigsten dank te betuigen. Hoe goed zijt Gij, o mijn God! en hoe wonderbaar doet Gij uwe goedheid aan mij blijken! . . . Zou het mogelijk kunnen zijn, dat ik U niet van ganscher harte beminde?
Laat mij toch door niets ter wereld van U afgescheiden kunnen worden. Volmaak en voltrek uw werk, niet mij dagelijks heiliger te maken.
Stel eene wacht aan mijn mond, door welken Gij tot mij zijt ingekomen; en laat er nooit leugentaal, of liefde-looze, of onreine woorden uit voortkomen. Maak mijne ziel en mijn lichaam, waarin Gij uw verblijf wel hebt willen nemen, zuiver en met het sieraad der heiligheid bekleed ; en maak mij waardig, om U weldra weder te mogen ontvangen.
Doe mij zoodanig over mij zeiven en mijn geheelen om-
BEDIENING DER H. COMMUNIE, ENZ. 157
gang waken, dat ik uwe goddelijke tegenwoordigheid in mij overal aan den dag legge. Dat men U in mijne woorden en daden, in mijnen ganschen handel en wandel ontdekke. Dat mijne lijdzaamheid in de wisselvalligheden en rampen dezes levens; dat mijn vurige ijver voor uwen dienst en voor uwe eer, mijne getrouwheid aan uwe genade, mijne standvastigheid in de bekoringen, mijne innige, sterke en volhardende liefde, mijne vaardigheid tot bidden, mijne zedigheid, nederigheid en zachtzinnigheid,-dat dit alles doe blijken, dat Gij in mij zijt en ik in U, en het niet te vergeefs is, dat ik U ontvangen heb, maar dat ook mij door U de zaligheid is toegekomen.
Maak toch, Heer! dat ik de genade, die ik van ü ontvangen heb, niet verlieze, maar ze door de betrachting van het gebed en van goede werken in mij beware en aan-kweeke, opdat ik de vermeerdering er van door eene nieuwe communie verkrijgen moge. Voed mij dikwerf met dit H. brood; voed mij daarmede gedurende mijn leven, ter mijner versterking op den weg naar den hemel. Voed mij ook daarmede, o mijn Heiland ! bij mijn uiteinde, opdat ik alzoo in U ontslape en tot een eeuwig gelukzalig leven ontwake. Amen.
BEDIENING VAN DE H. COMMUNIE AAN DE ZIEKEN.
De priester ter plaatse komende, waar de zieke ligt, wenscht den aanwezigen den zegen des Heeren, zeggende : Vrede zij dezen huize :
A. En allen die er in wonen.
BEDIENING VAN DE H. COMMUNIE
De priester stelt het H. sakrament op eene betamelijke plaats eerbiedig neder, besprengt den zieke, de omstanders en het zieke-vertrek met wijwater en zegt :
Heer! Gij zult mij besproeien met hysop, en ik zal gereinigd worden; Gij zult mij wasschen en boven sneeuw zal ik wit worden. Ontferm U mijner, o God! naar uwe groote barmhartigheid.
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz.
Heer! Gij zult mij besproeien met hysop, en ik zal gereinigd worden; Gij zult mij wasschen, en boven sneeuw zal ik wit worden.
P. Onze hulp is in den naam des Heeren:
A. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
F. Heer! verhoor mijn gebed:
A. En mijn geroep kome tot ü.
P. De Heer zij met u:
A. En met uwen geest.
P. Laat ons bidden.
Verhoor ons. Heer! Gij bron van alle heiligheid, almogende Vader, eeuwige God! en verwaardig U uwen H. engel van den hemel af te zenden, opdat hij allen, die hier wonen, beware, bezoeke, behoede en bescherme, door Christus onzen Heer.
A. Amen.
De zieke, of iemand in zijnen naam, doet de algemeene schuldbelijdenis.
Ik belijd, enz. bl. 116.
P. De almachtige God zij u genadig en al uwe zonden vergeven hebbende, geleide Hij u tot het eeuwig leven.
158
AAN DE ZIEKEN.
P. De almachtige en barmhartige Heer verleene u ge-nadelijk kwijtschelding, ontbinding en vergiffenis van al uwe zonden.
A, Amen.
De priester de H. hostie eerbiedig opnemende, toont haar den zieke en zegt:
Ziedaar het Lam Gods, ziedaar die wegneemt de zonden der wereld.
Hij herhaalt driemaal gezamenlijk met den zieke:
Heer! ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek alleen één woord, en mijne ziel zal gezond worden.
Terwijl hij den zieke de H. communie geeft, zegt hij :
Het lichaam onzes Heeren Jezus Christus beware uwe ziel ten eeuwigen leven.
.4. Amen.
P. De Heer zij met u:
A. En met uwen geest.
P. Laat ons bidden.
Heer! die de bron van alle heiligheid zijt, almogende Vader en eeuwige God ! wij bidden U met een vast geloof en vertrouwen, dat het hoogwaardig lichaam onzes Heeren Jezus Christus, uwen Zoon, dezen onzen broeder (deze onze zuster), die het nu ontvangen heeft, moge strekken tot een onvergankelijk geneesmiddel, zoo voor het lichaam als voor de ziel; die met U leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwigheid.
A. Amen.
159
160 HET SAKRAMENT VAN BOETVAARDIGHEID.
KORT ONDERRICHT AANGAANDE HET H. SAKRAMENT VAN BOETVAARDIGHEID.
Welker zonden gij vergeven znlt, dien morden zij vergeven ; en welker gij houdt, dien zijn zij gehouden. Joh. 20 vs. 28.
In het sakrament van boetvaardigheid, ook wel sakra-ment van penitentie genoemd, worden alle zonden, die na den H. doop begaan zijn , vergeven door het vonnis (absolutie), dat de priester, uit naam en op gezag van Christus, over den boeteling uitspreekt, mits deze van zijnen kant de noodzakelijke vereischten tot dit sakrament, maar boven alles het berouw, bezitte.
Om dit sakrament wél te kunnen ontvangen, worden er drie hoofdzaken in den boeteling vereischt: vooreerst, het berouw. Men moet diep in de ziel getrofEen zijn, dat men God, zijnen Weldoener, zijnen Vader, dat allerbe-minneliikste Wezen, beleedigd heeft, en een oprecht voornemen hebben van niet meer te zondigen. Ten tweede, de belijdenis. Men eerbiedige den priester, als den plaats-bekleeder van Christus , als den rechter van het geweten. Duidelijk en volledig legge men voor hem bloot alle doodschulden , waarmede men zich bezwaard gevoelt; men openbare dien geesteliiken geneesheer en raadsman openhartig de kwalen van zijn gemoed. Zal evenwel die belijdenis der zonden, zooveel mogelijk, volledig zijn, dan behoort men zijn geweten nauwkeurig te onderzoeken, niet slechts omtrent de voornemens, die men in zijne laatste belijdenis gemaakt heeft en omtrent de opgelegde boetoefening, maar ook omtrent den vooruitgang, dien men sedert gedaan heeft; in hoever men de wet van God en
VOOB HET ONDERZOEK DES GEWETENS. 161
de H. kerk onderhouden heeft; in hoever men de plichten van den christen in het algemeen en die van zijnen staat in het bijzonder vervuld heeft; over de gewoonten , die men heeft; in welke gezelschappen men zich heeft opgehouden; ook nog over de zonden, die men zelf heeft begaan en die men anderen heeft doen bedrijven; en eindelijk , in het algemeen, over alles wat tot eenige zonden van gedachten, begeerten, woorden, werken en verzuime-nissen aanleiding kan gegeven hebben. Zie verder bl 47. Ten derde, de voldoening. Deze bestaat in de werken van boetoefening door den priester opgelegd. Nauwgezet en in den geest van vereeniging met de oneindige verdiensten van Christus moet men die volbrengen, vermits zij door deze alleen waarde bekomen in de oogen van God en strekken kunnen om de straffen , die wij voor de zonden verdiend hebben, af te koopen.
VOOR HET ONDEEZOEK DES GEWETENS.
Kom, o H. Geest 1 verlicht mijn hart door uwe goddelijke stralen, opdat ik moge zien den ellendigen toestand mijner ziel, en de verwoesting, die de zonde in mij veroorzaakt heeft. Geef mij de genade, dat ik mij zeiven met eene zoo ernstige nauwgezetheid onderzoeke, dat er niets voor mij verborgen blijve, opdat ik, al mijne misdaden ziende, een afschrik er van krijge. Vergun mij ook, dat ik mijne zonden in de bitterheid mijner ziel overdacht hebbende, ze met een oprecht leedwezen voor U \'en voor uwen plaatsbekleeder moge belijden. Amen.
11
162 OPWEKKING TOT HET GELOOP.
OPWEKKING TOT HET GELOOP.
Terwijl ik tot U kom, mijn God ! geloof ik vastelijk , dat Gij dengenen, die U zoeken, een vergelder zijt. Ik geloof, dat Gij, gelijk Gij goed zijt voor allen, die oprecht van hart zijn, insgelijks ook niet versmaadt het verbrijzeld en verootmoedigd hart van een zondaar, die tot U wederkeert. Ja, Heer ! ik geloof vastelijk, dat Gij meedoogend, lankmoedig, zeer genadig, groot in barmhartigheid en verzoenbaar zijt voor die zich van ganscher harte tot U be-keeren. Al wat Gij geopenbaard hebt, is waarachtig; al wat Gij beloofd hebt, is wis en zeker. Gij hebt ons geopenbaard , dat uwe genade den goddelooze rechtvaardigt, en dat de zondaar, die de verdoemenis op zijnen hals gehaald had, met de zonden vrijwillig in te volgen en te bedrijven, en die door zijne eigene krachten de zonde niet kan verlaten noch zich bekeeren, bekeerd en heilig gemaakt wordt door uwe genade en door de verlossing, die Christus Jezus teweeggebracht heeft. Ik geloof zulks, o Heer! ik bid U, dat Gij dit geloof, dat Gij mij ingestort hebt, nog levendiger en volmaakter gelieft te maken. Gij hebt beloofd, dat Gij den zondaar, die uwe barmhartigheid zou zoeken, barmhartigheid zoudt doen; en als Gij ons verzekert, dat Gij geen behagen hebt in den dood des zondaars, maar veeleer dat hij tot bekeering kome en leve, hebt Gij ook te gelijk uw woord gegeven, om hem van zijne zonden te reinigen en zoodanig zijne boosheden uit te wisschen, dat hij boven sneeuw zal wit worden. Gij hebt den goddelooze toegezegd, dat, indien hij boete doet over alle zonden, die hij gedaan heeft, en uwe geboden
OM EENE ZALIGE VREES ÏE VERKEIJGEN. 163
onderhoudt, Gij al zijne bedrevene boosheden niet meer zult gedenken. Ik geloof uwe beloften, en ik bid U, mij daaraan deelachtig tel maken, nu ik in dit geloof mijne toevlucht neem tot den troon uwer genade, om barmhartigheid te verkrijgen. Amen,
OM EENE ZALIGE VREES TE VERKRIJGEN.
Het geloof verlicht mijne slaperige oogen, o strenge Rechter! om uwe rechtvaardigheid te beschouwen, die niet gedoogt, dat Gij de zonde ongestraft zoudt laten. Gij hebt, ontzaglijke God! de zondige engelen niet gespaard, maar Gij hebt ze in de hel gestooten. Hoe vreeselijk is het, in uwe handen te vallen, o levende God! die ziel en lichaam kunt verdoemen in de hel. Gij dreigt mij met datzelfde helsche vuur, dat voor de duivelen bereid is , want mijne boosheid heeft die eeuwige straf verdiend. O gruwelijke vruchten mijner zonde! Eeuwig te moeten derven uw goddelijk aanschijn, eeuwig zonder hoop van verlossing te moeten branden in een onuitblusschelijk vuur! Ach, mijn hart wordt verschrikt; ik sidder van vrees!
Doch, genadige God ! laat deze vrees mij ten goede gedijen, doortref in uwe barmhartigheid mijn vleesch door deze uwe vrees, opdat ik voor uwe oordeelen beschroomd zijnde, immers vooreerst door die vrees afgeschrikt en we-derhouden worde van het uitwendig bedrijven der zonde. Prent die vrees door uwen Geest zoodanig in mijn hart, dat zij de drift tot de zonde uitblussche, de begeerlijkheid vermindere en tot uwe liefde, o minnelijke Vader! den weg bane. Amen.
11*
OPWEKKING TOT BETROUWEN.
Indien ik mijne oogen slechts op de strengheid uwer oordeelen bleef vestigen, o rechtvaardige Rechter! en op het vreeselijk vonnis, dat Gij tegen uwe vijanden zult uitspreken, zoude ik tot kleinmoedigheid en wanhoop vervallen , maar het geloof leert mij U ook aanzien, als een Vader der barmhartigheden, wien het altijd eigen is te sparen en genadig te zijn. Laat toch, o God! het overwegen van uwe barmhartigheid mij opwekken tot betrouwen op uwe goedheid. Gij zijt zoowel oneindig goed, als oneindig rechtvaardig. Uit overweging dan van de menigte uwer erbarmingen, bid ik met vertrouwen, dat Gij U mijner gelieft te ontfermen en om uwen naam mijne zonde genadig te wezen. Wees gedachtig, Heer! uwer erbarmingen en uwer barmhartigheden, die van alle eeuwen geweest zijn. Sla uwe oogen op uwen allerliefsten Zoon, dien Gij niet gespaard, maar tot verlossing van mijne zonden ten beste gegeven hebt. Het is met Hem en door Hem, dat ik tot U kom, met een vast betrouwen, dat Gij , om zijnentwille en ter liefde van Hem, mij zult genadig zijn. Hij is onze Voorspreker; Hij is de verzoening voor onze zonden; Hij heeft ons bemind en zichzelven voor ons ter dood overgeleverd ; Hij heeft ons van onze zonden in zijn bloed gewasschen. Met een vast vertrouwen dan verwacht ik van uwe barmhartigheid, o goede God! de kwijtschelding, die Hij van U voor mij verzoekt, en de genade, die Hij voor mij door de uitstorting zijns bloeds verdiend heeft. Amen.
164
VEKFOEIING DEK ZONDEN.
OPWEKKING TOT LIEFDE VOOE GOD.
Oorsprong aller rechtvaardigheid, heilige God, bron der heiligheid, en de heiligheid zelve ! ik begin U lief te hebben , en ik wensch met uwe liefde vervuld te worden. Ik heb gezondigd, omdat ik U niet genoeg beminde; ik heb mij van U afgekeerd en verwijderd. Nu kan ik tot U niet naderen, dan met de zonde te haten en U lief te hebben. Geef toch, dat ik meer en meer uwe heiligheid en uwe rechtvaardigheid beminne, die mij de leelijk-heid en de onrechtvaardigheid mijner zonde doen kennen. Ik bemin uwe barmhartigheid, waarvan ik de vergeving mijner zonden verwacht. Ik bemin U, o mijn God ! die mij geschapen hebt om U, en die mij verlost hebt door uwen Zoon Jezus Christus; die mij in het leven bewaard hebt ter zelf der tijde, als ik het misbruikte om U te vertoornen; die mij niet verstoeten hebt om mijn uitstel en ondankbaarheid; die mij zoo menigmaal geroepen hebt, die mij door uwe genade voorkomen hebt, die mij nu den wil geeft om weder te keeren tot U, die gereed staat om mij onder het getal uwer kinderen te herstellen, en die mij , mijne zonden kwijtscheldende, den weg baant om mij de kroon des levens te geven en om zelf mijn loon en mijn geluk te zijn in alle eeuwigheid. Amen.
VEKFOEIING DER ZONDE.
Ik bemin U, o mijn God! ik haat en verfoei de zonden, waardoor ik U mishaagd heb. Ik begrijp en bemerk, dat het kwaad is en bitter valt, ü mijnen Heer en God, ver-
165
166 VOORNEMEN VAN WEL TE LEVEN.
laten te hebben. Ik heb twee ondeugende dingen gedaan: ik heb U verlaten, die de bron des levenden waters en der ware gelukzaligheid zijt, en ik heb in uwe plaats verkoren en boven U gesteld een bedriegelijk vermaak, een drabbig water, dat mij den dood aangedaan heeft. Ik beschuldig en veroordeel mij zeiven in uwe tegenwoordigheid. Ik ben schaamrood, dat ik U vertoornd heb. Doe, Heer ! uit de hardheid mijns harten tranen van leedwezen vloeien, opdat ik mijne zonden moge beweenen, en de vergeving er van door uwe barmhartigheid verdiene te ontvangen. Amen.
VOORNEMEN VAN WEL TE LEVEN.
Ik verzaak nogmaals den satan met al zijne werken en ijdele pracht. Ik bid U, o goede God! genees volkomen mijn bedorven hart, dat aan zijne krankheid overgelaten zijnde, zou aarzelen, en tot zijne ongeregeldheden weder-keeren. Gij hebt immers, o Heer! alle harten in uwe hand, om ze te keeren met eene almogende en allerzoetste kracht, alwaar het U belieft. Bekeer mij, en ik zal bekeerd worden; genees mij, en ik zal genezen worden. Gij hebt Petrus maar eens met de oogen uwer barmhartigheid aangezien en hem bitterlijk doen weenen; doe mij oprechteliik mijne bedrevene zonden beweenen en geef, dat ik voortaan niets meer doe, dat beweend moet worden. Vergun mij, o God! die krachtdadige droefheid, welke eene bestendige boetvaardigheid werkende, den weg opent tot de eeuwige zaligheid. Dat ik toch der zonden afgestorven zijnde, voor de rechtvaardigheid leve, en U ge-
GEBED VOOK DE BELIJDENIS. 167
trouw en volstandig diene, in heiligheid en gerechtigheid voor uw aanschijn, al mijne dagen. Ik weiger niet voor mijne zonden gekastijd te worden. Ik ben tot de geeselen bereid, omdat ik tegen U gezondigd heb. Ik zal trachten eeniger wijze voor mijne zonden te voldoen door waardige vruchten van boetvaardigheid, die van Jezus Christus, in wien wij verdienen en in wien wij voldoen, hare kracht hebben, die aan U, o hemelsche Vader! door Hem opgedragen , en door U van Hem aangenomen worden. Wil toch, o Heer! dit mijn voornemen versterken en den goeden wil, dien Gij in mij begonnen hebt, voltrekken tot den dag van Jezus Christus. Amen.
GEBED VOOE DE BELIJDENIS.
Lieve Zaligmaker! die ons in den persoon van Lazarus de noodzakelijkheid van het H. sakrament van boetvaardigheid hebt willen afbeelden, wanneer Gij hem, reeds riekende, door uwe kracht tot het leven opgewekt hebbende, uwen apostelen bevolen hebt, dat zij hem zouden ontbinden; het heeft U behaagd, dat, hoe leed mijne zonden mij mochten wezen, en hoe vast ik mocht betrouwen , dat Gij mijne ziel door uwe genade van den dood verwekt hebt, ik die echter allen voor uwen dienaar zou belijden om door de priesterlijke absolutie ontbonden te worden. Ik onderwerp mij van harte aan dezen uwen rechtvaardigen en barmhartigen wil. Ik zal mij gaarne vernederen en de verdiende schaamte voor mijne misdaden ondergaan, opdat ik daardoor uwe genade en vriendschap moge verkrijgen. In dit betrouwen ga ik mij nederwerpen
168 BEDIENING VAN HET H. SACRAMENT
voor de voeten van uwen dienaar. Wees in mijnen mond en in mijn hart, o Heer! opdat ik met een rouwig en vernederd gemoed, met eenvoud en voorzichtigheid, moge doen eene volkomene, oprechte en openhartige belijdenis van al mijne zonden. Wees ook in het hart en in den mond van den priester, opdat hij met uwen geest, die een geest is van wijsheid, licht en liefde, vervuld zijnde, mijne gesteltenis recht kenne, mij getrouw behandele volgens de regels uwer H. kerk en mij de bekwame middelen tot eene bestendige bekeering aan wij ze. Geef mij een leerzaam en onderdanig hart, dat gewillig zijne vermaningen aanneemt en zich geheel aan zijn oordeel onderwerpt, opdat aldus, volgens uw woord, ontbonden moge zijn in den hemel, hetgeen hij ontbinden zal op de aarde. Amen.
BEDIENING VAN HET H. SAKRAMENT VAN BOETVAARDIGHEID.
Nederhnielende vraag den zegen en zeg:
Ik belijd voor den almachtigen God, de H. Maria altijd maagd, den H. Michael aartsengel, den H. Johannes den dooper, de H, apostelen Petrus en Paulus, alle heiligen, en voor u, vader! dat ik zeer gezondigd heb met gedachten , woorden en werken, sedert mijne laatste biecht die gedaan is {Paschen, Kerstmis, of sedert dat men de laatste maal heeft gebiecht),
Hierop volgt een duidelijk verhaal met leedwezen en met alle omstandigheden, die de zonden zouden kunnen verzwaren , dat aldus loordt besloten:
VAN BOETVAARDIGHEID.
Van deze en alle andere zonden, waar God mij schuldig aan kent, en die mij niet te binnen komen, beken ik mijne schuld, mijne schuld, mijne overgroote schuld, en verzoek ootmoedig van God genade, en van u, vader! de absolutie met eene zalige boetoefening.
De priester geeft hierop de penitentie of boetoefening, die ten eerste moet volbracht worden. Wanneer de priester geen reden vindt om de ontbinding uit te stellen, zegt hij, terwijl hij zijne hand over den boeteling uitgestrekt houdt :
De almogende God zij u genadig, en uwe zonden vergeven hebbende, geleide Hij u tot het eeuwig leven.
A. Amen.
P. De almogende en barmhartige Heer geve u ■]- kwijtschelding , ontbinding en vergiffenis van uwe zonden.
A. Amen.
P. Onze Heer Jezus Christus ontsla u en ik, door zijnen last, ontsla u (van alle banden van kerkdijken ban en verbod, voor zooveel ik vermag, en gij noodig hebt; en vervolgens ontsla ik u) van uwe zonden, in den naam ■f des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes.
A, Amen.
P. Het lijden van onzen Heer Jezus Christus, de verdiensten van de zalige maagd Maria en van alle heiligen, al het goed, dat gij gedaan, het kwaad dat gij geleden hebt, strekke u tot vergiffenis der zonden, vermeerdering van genade en vergelding van het eeuwige leven.
-1. Amen.
169
GEBED NA DE BELIJDENIS.
GEBED NA DE BELIJDENIS.
Loof mijne ziel, den Heer, die al uwe zonden vergeeft, en al uwe gebreken geneest, die uw leven van den ondergang verlost, die u met genade en barmhartigheden kroont. Het komt van uwe barmhartigheden, langmoedige God! dat ik in mijne zonden niet versmacht en omgekomen ben. Gij hebt mij niet gehandeld volgens de verdiensten mijner zonden. Gij hebt mij niet gestraft volgens de grootheid mijner boosheden. Ik heb mijne ongerechtigheden voor U beleden, en Gij hebt de boosheid mijner zonden vergeven. Laat ü welgevallen de ootmoedige dankzegging, die ik U betuig door uwen Zoon, onzen Heer Jezus, door wien Gij mij de overwinning hebt doen behalen over de vijanden mijner zaligheid; en laat U ook aangenaam zijn de vurige begeerte, die ik heb, van U te loven en uwe barmhartigheden te zingen in eeuwigheid.
O Jezus Christus! het is door U, dat ik toegang heb gehad tot God uwen Vader, en dat ik de vergeving mijner zonden heb verkregen; ik werp mij voor uwe voeten neder om U te bedanken, gelijk de melaatsche gedaan heeft, omdat Gij mij van de melaatschheid mijner zonden gezuiverd en genezen hebt.
Maar, o goedertieren Vader! Gij kent mijne zwakheid. Ik ben, gelijk ik vertrouw, genezen, doch ik heb uwe hulp onophoudelijk noodig om niet meer te zondigen, opdat mij niet nog erger overkome. Kom mijne zwakheid te hulp, opdat ik nimmer afwijke van uwe H. geboden. Bevestig, o Heer! hetgeen Gij in mij gewerkt hebt. Doe mij door uwe genade wél toezien, dat ik nu staande, niet weder valle; maar dat ik met vrees en
170
GEBED NA DE BELIJDENIS.
achterdenken mijne zaligheid werke, in veel ar heidens en wakens, in aalmoezen, in gebeden en vasten.
Ja, Heer! zulke boetoiïers eischt uwe rechtvaardigheid. De eeuwige straf is den bekeerden zondaar wel kwijtgescholden, maar Gij wilt, dat hij eenige kastijdingen lijdt. Gij wilt door boetvaardigheid verzoend worden. Help mij. Heer! waardige vruchten van boetvaardigheid voortbrengen, dat is, zoodanige werken, die eenige overeenkomst hebben met de grootheid en het getal der zonden. Geef mij de neiging om door bidden, vasten en werken van barmhartigheid al mijne ongerechtigheden te boeten, opdat mijn zondig vleesch door de tuchtiging onder bedwang gebracht zijnde, de zonde in mij niet meer heersche. Vergun mij, dat ik, in plaats van in te volgen de wellusten des vleesches, in tegendeel door eene strenge boetoefening het zoodanig kruise met al zijne begeerlijkheden en kwade lusten, dat ik aan de zonde gestorven zijnde, voortaan leve voor U, o God! in Christus Jezus onzen Heer. Amen.
GEBED VOOR HET LEZEN DER BOETPSALMEN.
Er zal blijdschap zijn bij de engelen Gods over hénen zondaar, die boetvaardigheid doet.
Luk. 15 vs. 10.
O God! die den H. koning David met den geest van boetvaardigheid vervuld, en hem in zijne psalmen de ware gevoelens van boetvaardigheid zelf opgegeven en vóórgezegd hebt, geef dat ik zijne psalmen met geloof bezige ais boetvaardige verzuchtingen, die door uwen H.
171
172 GEBED VOOK HET LEZEN DER BOETPSALMEN.
Geest zelveu ingegeven, en daarom bij U, den Hoorder der gebeden, zoo welgevallig en van zooveel kracht zijn. Daar Gij mij dezen boetvaardigen koning tot een toonbeeld gegeven hebt, maak, bid ik U, dat ik, even als hij , tot in het diepst mijner ziel van mijne zonden doordrongen, en levendig overtuigd zij van mijne ellende, van mijne machteloosheid tot eenig goed werk, en van de behoefte, die ik zonder ophouden heb, aan uwe genade. Doortref mijn hart, evenals het zijne met eene heilzame vrees voor uwe oordeelen, maar geef, dat ik te gelijkertijd vaststa in een onwankelbaar vertrouwen op uwe barmhartigheid , wetende, dat er geen einde is aan uwe ontfermingen. Deze genade smeek ik van U, o mijn God! bij de verdiensten en door de gebeden van Jezus Christus, mijn Verlosser en Zaligmaker; — Hij, die het volmaakte toonbeeld der ware boetvaardigheid is, en zonder wien alle boetpleging te vergeefs en nutteloos zijn zou. Ik smeek het U ook door de voorspraak der H. maagd Maria, en van al die heiligen, die Gij bijzonderlijk door de beoefening der boetvaardigheid tot uwe zaligheid geroepen hebt. Amen.
DE ZEVEN BOETPSALMEN,
Psalm 6,
Heere! straf mij niet in uwe verbolgenheid, en in uwe gramschap berisp mij niet.
Ontferm U mijner. Heer want ik ben zwak: genees mij. Heer! want mijne beenderen zijn geheel ontsteld.
En mijne ziel is zeer verschrikt; maar Gij, Heer! hoe lange?
DE ZEVEN BOETPSALMEN.
Keer ü om, Heer! en verlos mijne ziel, genees mij om uwe barmhartigheid.
Want daar is niemand, die in den dood U gedachtig is; en wie zal U in het graf ioven ?
Ik ben vermoeid van mijn zuchten, ik zal alle nachten mijn bed wasschen; met mijne tranen zal ik mijne rustplaats begieten.
Mijn oog is van de verbolgenheid ontroerd; ik ben verouderd onder al mijne vijanden.
Gaat weg van mij allen, die ongerechtigheid bedrijft; want de Heer heeft de stem mijns weenens gehoord.
De Heer heeft mijn smeeken gehoord; de Heer heeft mijn gebed aangenomen.
Laat al mijne vijanden beschaamd en geheel ontsteld worden ; dat zij zeer haastelijk terugkeeren en zich schamen.
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz.
Zalig zijn zij, welker boosheden vergeven zijn en welker zonden bedekt zijn.
Zalig is de man, wien de Heer de zonde niet toegerekend heeft, en in wiens geest geen bedrog is.
Omdat ik het verzweeg zijn mijne beenderen uitgemergeld , terwijl ik riep den geheelen dag.
Want dag en nacht is uwe hand op mij verzwaard; ik ben omgekeerd in mijne ellende, terwijl ik met doornen werd gestoken.
Ik heb mijne misdaad voor U beleden, en mijne ongerechtigheid heb ik niet verborgen.
Ik zeide: ik zal tegen mij mijne ongerechtigheid den
173
DE ZEVEN BOETPSALMEN.
Heer belijden; en Gij hebt de boosheid mijner zonde vergeven.
Hierom zullen alle heiligen tot ü bidden ten bekwamen tijde.
Ook, ofschoon er groote watervloeden komen, zoo zullen zij tot hen niet geraken.
Gij zijt mijne toevlucht tegen de kwelling, die mij omvangen heeft; mijn verheugen, verlos mij van die mij omringd hebben.
Ik zal u verstand geven, en ik zal u onderwijzen in den weg, waardoor gij gaan zult; ik zal mijne oogen vast op u houden.
Weest toch niet gelijk een paard of muil, die geen verstand hebben, die gij met gebit en toom de kinnebakken moet spannen, als zij niet tot u willen.
Vele zijn de geeselen des zondaars; maar, wie op den Heer hoopt, dien zal de barmhartigheid omvangen.
Verblijdt u in den Heer, en verheugt u , gij rechtvaardigen ! en roemt in Hem allen, die oprecht van harte zijt.
Bere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz.
Heer! straf mij niet in uwe verbolgenheid, en in uwe gramschap berisp mij niet.
Want uwe schichten steken in mij; en Gij hebt uwe hand op mij verzwaard.
Daar is geene gezondheid in mijn vleesch van het gezicht uwer gramschap ; daar is geen vrede in mijn gebeente van het gezicht mijner zonden.
Want mijne ongerechtigheden zijn boven mijn hoofd ge-
174
DE ZEVEN BOETPSALMEN.
wassen, en gelijk een zware last zijn zij mij te zwaar geworden.
Mijne wonden zijn stinkende en vuil geworden, om mijner dwaasheid wille.
Ik ben ellendig geworden en ten uiterst nedergebogen; ik ging den geheelen dag bedroefd.
Want mijne lendenen zijn vol bedrogs ; en daar is geene gezondheid in mijn vleesch.
Ik ben verzwakt en verslagen boven mate; ik brieschte van het gezucht mijns harten.
Heer! voor U is al mijne begeerte en mijn gezucht is voor U niet verborgen.
Mijn hart is heel ontroerd, miine kracht heeft mij verlaten , en het licht mijner oogen is ook bij mij niet.
Mijne vrienden en mijne naasten zijn tegen my aangekomen en opgestaan.
En die mij naast waren zijn van mij geweken, en die mij naar het leven stonden deden mij geweld aan.
En die mij kwaad zochten, spraken ijdelheden en waren den ganschen dag op bedrog uit.
Doch ik als een doove hoorde het niet, en als een stomme deed mijnen mond niet open.
En ik ben geworden als een mensch, die niet hoort, en die geene wederspraak in zijnen mond heeft.
Want ik heb op U, Heer! gehoopt; Gij, Heer, mijn God ! zult mij verhooren.
Want ik heb gezegd: dat toch mijne vijanden zich over mij niet verblijden; zij hebben zich reeds, als mijne voeten wankelden, hoogelijk tegen mij beroemd.
Want ik ben tot de geeselen bereid ; en mijne smart is altijd voor mijne oogen.
175
DE ZEVEN BOETPSALMEN.
Want ik zal mijne misdaad openlijk belijden, en denken om mijne zonde.
Ondertusschen mijne vijanden leven, en zijn machtig tegen mij, en die mij te onrecht haten, zijn vermenigvuldigd.
Die goed met kwaad vergelden, lasterden my , omdat ik het goede volgde.
Verlaat mij niet. Heer mijn God! ga niet weg van mij.
Neem acht op mijne hulp. Heer God mijner zaligheid!
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz.
Ontferm U mijner, o God! naar uwe groote barmhartigheid.
En naar de menigte uwer erbarmingen wisch mijne boosheid uit.
Wasch mij meer en meer van mijne ongerechtigheid en reinig mij van mijne zonde.
Want ik beken mijne boosheid, en mijne zonde is altijd voor mij.
U alleen heb ik gezondigd en kwaad voor U gedaan, zoodat Gij recht hebt in uwe woorden en onberispelijk zijt in uwe oordeelen.
Want zie, ik ben in boosheden geteeld, en in zonde heeft mij mijne moeder ontvangen.
Edoch, Gij hebt de waarheid bemind; de onbekende en verborgen geheimen uwer wijsheid hebt Gij mij geopenbaard.
Gij zult mij besproeien met hij sop, en ik zal gereinigd worden: Gij zult mij wasschen, en boven sneeuw zal ik wit worden.
176
DE ZEVEN BOETPSALMEN.
Vreugde en blijdschap zult Gij mij doen hooren; en mgne verslagene beenderen zullen zich verheugen.
Keer uw aangezicht af van mijne zonden, en wisch uit al mijne boosheden.
Schep in mij een zuiver hart, o God! en vernieuw den rechten geest in mijn binnenste.
Verwerp mij niet van uw aanschijn en neem uwen heiligen Geest van mij niet weg.
Geef mij weder de blijdschap uwer zalige hulp en versterk mij met uwen oppergeest.
Ik zal den boezen uwe wegen leeren; en de goddeloozen zullen tot U bekeerd worden.
Verlos mij van den bloede, o God! mijn God en Heiland! en mijne tong zal uwe rechtvaardigheid roemen.
Heer! Gij zult mijne lippen opendoen, en mijn mond zal uwen lof verkondigen.
Want hadt Gij offerande begeerd, ik zoude ze U wel gegeven hebben; doch Gij zult in de brandoffers geen genoegen nemen.
Een bedrukte geest is voor God een offerande; een verbrijzeld en verootmoedigd hart zult Gij, o God! niet versmaden.
Heer! begunstig Sion door uwe goedertierenheid; en laat de muren van Jeruzalem gebouwd worden.
Dan zult Gij de offerande der rechtvaardigheid, de opdrachten en de brandoffers genoegelrjk ontvangen; dan zal men kalveren op uw altaar leggen.
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz.
Heer! verhoor mijn gebed, en mijn geroep kome tot U.
12
177
DE ZEVEN BOETPSALMEN.
Keer uw aanschiin van mij niet af; in wat dag ik gekweld worde, neig uw oor tot mij.
In wat dag ik U aanroepe, verhoor mij baastelijk.
Want mijne dagen zijn vergaan als een rook en mijne beenderen zijn verdroogd als een brandhout.
Ik ben verzengd als hooi, en mijn hart is dor geworden, omdat ik vergeten heb mijn brood te eten.
Mijn gebeente kleeft aan mijn vleesoh van het zuchten en weenen.
Ik ben gelijk geworden den pelikaan der woestijn; ik ben geworden als een nachtraaf in het vervallen huis.
Ik breng den nacht al wakend over en ben geworden als eene musch, die alleen op het dak zit.
Den geheelen dag beschimpen mij mijne vijanden; en die mij prezen, zweren tegen mij.
Omdat ik assche als brood ete en mijnen drank met tranen meng.
Om uwe gramschap en verbolgenheid; want Gij hebt mij verheffende mij gebrijzeld.
Mijne dagen zijn als eene schaduw verdwenen, en ik ben als hooi verdord.
Maar Gij, Heer, blijft in der eeuwigheid, en uwe ge-heugenis van geslachte tot geslachte.
Gij zult opstaan en U ontfermen over Sion; want het is tijd harer te ontfermen; de tijd is gekomen.
Want uwe dienaars hebben hare steenen lief, zij hebben ook meedoogen met haar puin.
De volkeren zullen uwen naam vreezen. Heer! en alle-koningen der aarde uwe heerlijkheid.
Omdat de Heer Sion heeft opgebouwd en zich vertoonen zal in zijnen luister.
178
DE ZEVKN BOETPSALMEN.
Dat Hij gezien heeft op het gebed der bedrukten en hun verzoek niet versmaad heeft.
Men schrijve deze dingen voor de nakomelingen; en het volk, hetwelk zal geschapen worden, zal den Heer loven.
Want Hij heeft nedergezien van boven, uit zijne heilige plaats; de Heer heeft van den hemel op de aarde gezien.
Opdat Hij de zuchten der gevangenen zoude hooren en de kinderen der gedooden uit de banden trekken.
Opdat zij den naam des Heeren verkondigen in Sion en zijnen lof in Jeruzalem.
Als de volkeren zullen te zaraon komen, en de koningen, om den Heer te dienen.
Doch hij heeft mijne kracht vernederd op den weg; mijne dagen heeft Hij verkort.
Ik zeg, mijn God! trek mij niet weg in het midden mijner dagen; uwe jaren duren van geslachte tot geslachte.
Van den beginne hebt Gij, Heer! het aardrijk gegrondvest, en de hemelen zijn de werken uwer handen.
Zij zullen vergaan, maar Gij blijft altijd; zij zullen als een kleed verouderen.
En gelijk een opperkleed zult Gij ze veranderen, en zij zullen veranderd worden.
Maar Gij zijt altijd dezelfde, en uwe jaren zullen nimmer eindigen.
Uwer dienaren kinderen zullen blijven, en hunne nakomelingen zullen in der eeuwigheid gedijen.
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz.
Uit de diepte heb ik geroepen tot U, o lieer! Heer! verhoor mijne stem,
179
12*
de zeven boetpsalmen.
Laat uwe ooren luisteren naar de stem mijns smeekens.
Indien Gij, Heer! de zonden gadeslaat, Heer! wie zal bestaan ?
Omdat er genade bij U is, en om uwe wet, o Heer! heb ik op U gewacht.
Mijne ziel heeft op zijn woord gewacht; mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.
Van den morgenstond tot in den nacht moet Israel op den Heer hopen.
Want bij den Heer is barmhartigheid, en bij Hem is overvloedige verlossing.
En Hij zal Israel verlossen uit al zijne zonden.
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was , enz.
Heer! verhoor mijn gebed, luister naar mijn smeeken, naar uwe waarheid; verhoor mij naar uwe rechtvaardigheid.
En treed niet in het recht met uwen dienaar, want geen levend mensch zal voor uw aanschijn gerechtvaardigd worden.
Want de vijand heeft mijne ziel vervolgd; hij heeft mijn leven nedergedrukt ter aarde.
Hij heeft mij in het duister gesteld, gelijk degenen die overlang dood zijn; en mijn geest is in mij beangst, mijn hart is in mij ontsteld geworden.
Ik ben indachtig de oude tijden; ik overdenk al uwe daden en ik bevroed de werken uwer handen.
Ik steek mijne handen tot U uit; mijne ziel is voor U, als eene aarde zonder water.
Heer! verhoor mij haastelijk; mijn geest is bezweken.
Keer uw aanschijn van mij niet; dat ik niet worde gelijk degenen, die ten grave dalen.
180
DE LITANIE VAN ALLE HEILIGEN.
Doe mij vroeg de stem uwer barmhartigheid hooren, want op U stel ik mijne hoop.
Maak mij den weg bekend, dien ik moet wandelen, want tot U heb ik mijne ziel opgeheven.
Verlos mij, Heer! van mijne vijanden, tot U neem ik mijne toevlucht; leer mij uwen wil doen, want Gij zijt mijn God.
Uw goede Geest zal mij leiden op den rechten weg; om uwen naam, Heer ! zult Gij mij verkwikken door uwe gerechtigheid.
Gij zult mijne ziel trekken uit de verdrukking en door uwe barmhartigheid zult Gij mijne vijanden verdelgen.
En Gij zult ze vernielen allen , die mijne ziel verdrukken, want ik ben uw dienaar.
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz.
DE LITANIE VAN ALLE HEILIGEN. (1)
Heer ! ontferm U onzer.
Christus! ontferm U onzer.
Heer ! ontferm U onzer.
181
Christus! hoor ons.
Als wij deze litanie bidden, dan verbeelden wij ons dat wij, in het raidden van Gods uitverkorenen, aan God onze nooden voordragen , terwijl zij met en voor ons bidden. Waarlijk een zielverheffend denkbeeld! Van de aarde, als het ware losgerukt, ver» plaatsen wij ons tusschen de scharen der volmaakt-rechtvaardigen, om met dezen de hulde van aanbidding en vertrouwen aan God den Heer te bewijzen. — Litanie is een woord van griekschen oorsprong en beteekent een vurig gebed, dat bij herhaling gedaan wordt.
DE LITANIE VAN ALLE HEILIGEN.
Christus! verhoor ons.
God, Hemelsche Vader 1 ontferm U onzer.
God, Zoon, Verlosser der wereld! ontferm ü onzer.
God, H. Geest! ontferm ü onzer.
H. Drievuldigheid, één God! ontferm U onzer.
182
H. Maria, H. Moeder Gods, H. Maagd der Maagden, H. Michael, H. Gabriël, H. Eafael, Alle H. engelen en aarts engelen , Alle koren der zalige geesten, H. Johannes de Dooper, H. Jozef, Alle H. aartsvaders en profeten, H. Petrus, H. Paulus , H. Andreas, H. Jakobus, H. Johannes, H. Thomas , H. Jakobus, H. Filippus , H. Bartholomeiis, H. Mattheüs , H. Simon, I |
H. Thaddeüs, H. Matthias, H. Barnabas, H. Lukas, H. Markus, Alle H. apostelen en evangelisten , Alle H. discipelen des Heeren , Alle H. onnoozele kinderen , H. Stefanus, H. Laurentius, H. Vincentius, K. Fabianus en Sebasti-anus. H. Johannes en Paulus, H. Kosmas en Damianus, H. Gervasius en Protasius, H. Bonifacius en med- gezellen , H. Frederikus , H. Leonardus en medge- zellen. Alle H. martelaren, |
DE LITANIK VAN ALLE HEILIGEN.
183
H. Silvester, H. Gregorius, H. Ambrosius, H. Augustinus, H. Hieronymus, H. Martinus , H. Nikolaüs, H. Willebrordus, H. Suitbertus, H. Eadbodns, Alle H. bisschoppen belijders, Alle H. leeraars, H. Antonius, H. Benediktus, H. Bernardus, H. Dominikus, H. Pranciskus, / |
H. Gregorius, H. Lebuinus, H. Odulfus, H. Adelbertus, H. Bavo, Alle H. priesters en levieten , Alle H. monnikken en eremieten, H. Maria Magdalena, H. Agatha, H. Lucia, H. Agnes, H. Cecilia, H. Catharina, H. Anastasia, Alle H. maagden en weduwen , Alle Gods lieve heiligen, K W u z O 03 O H. Egbertus, Wees genadig, spaar ons, Heer! Wees genadig, verhoor ons, Heer! Van alle kwaad, verlos ons. Heer! Van alle zonden, Van uwe gramschap, Van een haastigen en onvoorzienen dood, Van de listen en lagen des duivels, Van gramschap, haat en allen kwaden wil, Van den geest der onkuischheid, Van bliksem en onweer, Van den eeuwigen dood , |
DE LITANIE VAN ALLE HEILIGEN.
Door het geheim uwer menschwording,
Door uwe komst in het vleesch,
Door uwe geboorte,
Door uw doop en heilig vasten,
Door uw kruis en lijden,
Door uw dood en begrafenis,
Door uwe heilige verrijzenis,
Door uwe wonderlijke hemelvaart,
Door de komst van den H. Geest, den Vertrooster,
In den dag des oordeels, verlos ons Heer!
Wij zondaren, wij bidden U, verhoor ons.
Dat Gij ons spaart.
Dat Gij ons onze misdaden kwijtscheldt.
Dat Gij U verwaardiget ons tot eene ware boetvaardigheid te geleiden.
Dat Gij U verwaardiget uwe H. kerk te besturen
en te beschermen,
Dat Gij U verwaardiget den paus van Rome en geheel de geestelijkheid in den H. godsdienst te bewaren,
Dat Gij U verwaardiget de vijanden der H. kerk
te vernederen.
Dat Gij U verwaardiget den christen-koningen en vorsten vrede en ware eendracht te geven. Dat Gij U verwaardiget aan alle christen-volken
vrede en eenheid te verleenen.
Dat Gij U verwaardiget ons in uwen H. dienst te
versterken en te bewaren ,
Dat Gij U verwaardiget onze harten tot hemelsche begeerten op te richten,
184
DE LITANIE VAN ALLE HEILIGEN.
Dat Gij U verwaardiget al onze weldoeners met
de eeuwige goederen te vergelden,
Dat Gij U verwaardiget onze zielen en de zielen van onze broeders, vrienden en weldoeners van de eeuwige verdoemenis te behoeden,
Dat Gij U verwaardiget de vruchten der aarde
te geven en te bewaren,
Dat Gij U verwaardiget aan alle geloovigen die
overleden zijn, de eeuwige rust te geven ,
Dat Gij U verwaardiget naar ons gebed te luisteren,
Zoon Gods,
Lam Gods! dat wegneemt de zonden der wereld : spaar ons, Heer 1
Lam Gods! dat wegneemt de zonden der wereld; verhoor ons, Heer!
Lam Gods! dat wegneemt de zonden der wereld ; ontferm ü onzer!
Christus! hoor ons.
Christus! verhoor ons.
Heer! ontferm U onzer.
Christus! ontferm U onzer.
Heer! ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
O God! zie op tot mijne hulp; Heer! haast U om mij te helpen.
Dat zij beschaamd en te schande worden, die mij naar het leven staan.
Dat zij terugwijken en zich schamen, die mij kwaad willen.
185
186 DE LITANIE VAN ALLE HEILIGEN.
Dat zij schielijk met schaamte terugkeeren, die tegen mij zeggen: Juich, juich!
Laat hen verheugd en blijde zijn in U, allen, die U zoeken, en dat zij altijd zeggen, die uw heil beminnen: Hooggeloofd zij de Heer!
Doch ik ben arm en behoeftig, o God ! kom mij te hulp.
Gij zijt mijn Helper en mijn Verlosser; Heer! vertoef niet.
Eere zij den Vader en den Zoon en den H. Geest.
Gelijk het was in den beginne, en nu, en altijd, en in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
F. Behoud uwe dienaars:
A. Mijn God 1 die op U hopen.
V. Wees ons, Heer! een sterke toren :
A. Tegen den vijand.
F. Dat de vijand op ons geen voordeel behale:
A. En dat de ondeugende niet vermoge ons te beschadigen.
F. Heer! doe ons niet naar onze zonden;
A. En vergeld ons niet naar onze ongerechtigheden.
F. Laat ons bidden voor onzen paus N. en onze bisschoppen:
A. De Heer beware hen, en behoude hun het leven, en make hen gelukkig op de aarde en geve hen niet over aan den wil hunner vijanden.
V. Laat ons bidden voor onze weldoeners:
A. Heer! verwaardig ü allen, die ons om uwen naam goed doen, met het eeuwig leven te vergelden. Amen.
F. Laat ons bidden voor de geloovigen, die overleden zijn :
A. Heer! geef hun de eeuwige rust, en laat het eeuwig licht hun schijnen.
DE LITANIE VAN ALLE HEILIGEN. 187
V. Dat zij in vrede rusten:
A. Amen.
V. Voor onze broeders, die hier niet tegenwoordig zijn:
A. Behoud uwe dienaars, mijn God! die op U hopen.
V. Zend hun hulp toe, Heer! van uwe H. plaats:
A. En bescherm hen uit Sion.
V. Heer! verhoor mijn gebed:
A. En mijn geroep kome tot ü.
V. Laat ons bidden.
O God! wien het altijd eigen is te sparen en genadig te zijn, ontvang toch ons gebed, opdat uwe goedertierene barmhartigheid ons en al uwe dienaars, die door de ketenen der zonden gebonden zijn, genadig ontbinde.
Wij bidden U, Heer! verhoor onze ootmoedige gebeden en spaar degenen, die hunne zonden belijden, opdat wij te zamen vergiffenis en vrede van U verwerven.
Toon ons genadelijk, o Heer! uwe onuitsprekelijke barmhartigheid en verlos ons te zamen van alle zonden en van de straffen, die wij daardoor verdiend hebben.
God! wiens rechtvaardigheid door de zonden vergramd en wiens barmhartigheid door de boetvaardigheid gewonnen wordt, ontvang genadig de gebeden uws volks, dat zich nederwerpt voor het aanschijn uwer heerlijkheid; neem weg de roeden van uw rechtvaardig oordeel, en bevrijd ons van de straffen, die wij door onze misdaden verdiend hebben.
Almachtige, eeuwige God! erbarm U over uwe dienaren , onzen paus N. en onze bisschoppen en bestuur hen door uwe goedertierenheid in den weg des eeuwigen levens, opdat zij door uwe gunst begeeren, hetgeen ü behaagt, en het met alle kracht volbrengen.
DE LITANIE VAN ALLE HEILIGEN.
God! van wien de heilige begeerten, de goede voornemens en de rechtvaardige werken voortkomen, geef uwen dienaren dien vrede, dien de wereld niet geven kan, opdat onze harten genegen zijn tot het volbrengen uwer bevelen, en dat wij, van de vrees der vijanden ontslagen, door uwe bescherming in rust mogen leven.
Ontvonk, o Heer! onze nieren en ons hart door het vuur des H. Geestes, opdat wij U met een zuiver lichaam dienen en door een rein hart behagen.
God, Schepper en Verlosser van alle geloovigen! geef aan uwe dienaars en dienaressen vergiffenis van al hunne zonden, opdat zij de genadige kwijtschelding, waar zij altijd naar verlangd hebben, door onze ootmoedige gebeden mogen verwerven.
Wij bidden U, o Heer! voorkom onze werken door den invloed uwer genade en voltrek die door uwe medewerking, opdat al onze gebeden en werken altijd van U beginnen, en begonnen zijnde, door U volbracht worden.
Almachtige, eeuwige God! die heerscht over levenden en dooden en ü aller ontfermt, die Gij te voren weet, dat de uwen door het geloof en de werken zullen wezen ; wij bidden U ootmoedig, dat degenen, voor welke wij onze gebeden storten, hetzij dat zij nog in het leven of reeds overleden zijn, op de voorspraak van al uwe heiligen, door uwe genade, vergiffenis van al hunne zonden mogen verwerven; door onzen Heer, enz.
.4. Amen.
V. De almachtige en barmhartige Heer verhoore ons :
A. Amen.
188
BEMERKINGEN OP HET LIJDEN, ENZ. 189
V. Dat ook de geloovige zielen door Gods barmhartigheid rusten in vrede;
A, Amen.
BEMERKINGEN OP HET LIJDEN, ZIEK ZIJN EN STEEVEN.
Een zrvaar juli is op de hinderen van Adam yelegd, van den dag af, dat zij int hun moeders lichaam voortkomen, tot den dag toe, dat zij in de aarde, onzer aller moeder, begraven worden.
Eccli. 40 vs. 1.
1. Waarom God het lijden overzendt.
Het geloof leert ons, dat niets bij toeval geschiedt, dat alle rampen, pijnen en ziekten, die ons overkomen, ons door Gods voorzienigheid toegezonden worden, en gevolgen en strafBen zijn van de erfzonde. Immers, » elke n tuchtiging is een verborgen oordeel, waardoor de mensch « of beproefd wordt tot zuivering, of vermaand tot bekeering, n of, zoo hij die stem en tuchtiging van God versmaadt, quot; met verblindheid geslagen wordt, die hem eeuwig on-»gelukkig maakt (H. August.).quot; Dus ziet men, dat door Gods rechtvaardig oordeel niet slechts aan de zondaars, maar ook aan deugdzame en heilige menschen ziekten, kwalen en kwellingen toegezonden kunnen worden (Psalm 81 vs. 10; 33 vs. 20); doch de oorzaak is zeer verschillend.
Aan deugdzamen en aan zijne vrienden laat God die overkomen, tot een teeken van liefde ; want wien de Heer liefheeft, dien kastijdt Hij, zegt de H. Paiilus (Hebr. 12
BEllERKISGEN OP HET LIJDEN,
vs. 6, 11); doch alle tuchtiging schijnt wel voor het oogcnblik geen zaah van vreugde, maar van verdriet te zijn; maar daarna zal zij dengenen, die er door geoefend zijn, eene ten volle bevredigende vrucht van rechtvaardigheid opleveren. Daardoor krijgen zij gelegenheid , vooreerst, om zich voor God te verootmoedigen; om vele deugden, bijzonderlijk de onderwerping aan Gods wil, en het geduld te oefenen, en anderen door hun voorbeeld tot de deugd op te wekken; en ten anderen, om zich meer en meer los te maken van de eigenliefde en alle aardsche aankleving, om voor hunne kleine gebreken te boeten, zich van hunne kwade neigingen en lusten te versterven. Doch, nadat zij met Christus zullen geleden hebben, zullen zij ook met Hem verheerlijkt worden.
Aan de zondaars zendt God het lijden en de ziekten over, óf als rechtvaardige straffen voor hunne zonden, óf om hen verder van kwaad af te houden en hun het schijnzoet vermaak der zonde te benemen, om hen tot inkeer te brengen, op hun geweten te doen denken en de ooren te openen voor heilzame vermaningen; om hun eene zalige vrees voor den aanstaanden dood en voor hun uiterste aan te jagen, en hen door al deze opwekkingen te waarschuwen, dat het nu nog de dagen tot zaligheid zijn, om zich oprecht te bekeeren en er den Heer vurig om te bidden. De Heer geeft hun aldus eene schoone gelegenheid, om door de ziekten aan de goddelijke rechtvaardigheid te kunnen voldoen en om door de pijnen, die maar voor een oogenblik en zeer licht zijn, de eeuwigdurende en zware pijnen van het helsche vuur te kunnen afkoopen, zoodat zij hunne
190
ZIEK ZIJN EN STERVEN.
ziekte niet slechts moeten aanzism als eene straf van Gods rechtvaardigheid, maar ook als een teeken van zijne groote barmhartigheid.
Zoodra u eenig lijden overkomt, denk, dat de hand des Heeren u getroffen heeft. Stel uw betrouwen niet op de kunst der geneesheeren, maar zoek in uwe krankte eerst en allermeest den goddelijken Geneesmeester der zielen, van wien alle geneesmeesters des lichaams hunne wetenschap en alle geneesmiddelen hunne kracht moeten ontvangen. Verneder u voor God en erken, dat de Heer rechtvaardig en zijn oordeel recht is. Dat de lichamelijke ziekte u brenge tot kennis van de krankheid uwer ziel. Overdenk voor God al uwe jaren in de bitterheid uwer ziel. Hoe menigmaal hebt gij Hem niet vergramd ? Hoe dikwijls hebt gij uwe gezondheid, zintuigen en ledematen niet misbruikt tegen zijne wet ? Hoe zorgeloos zrjt gij niet geweest voor de zaligheid uwer ziel? Indien gij er u schuldig aan vindt (en wie is dit niet?), belijd uwe schuld voor God; wees bezorgd voor een oprecht leedwezen en bekeering uws harten. Bid om vergiffenis, en neem de pijnlijkheid der ziekte aan in den geest van boetvaardigheid, ze aan God opdragende tot boetvaardige voldoening voor uwe zonden; want de mildheid der goddelijke weldadigheid is zoo groot, dat tvij den Vader door Jezus Christus kunnen voldoen, niet alleen door de straffen, die wij zeiven, om wraak te nemen over onze zonden, gewillig ondergaan;.....maar ook, hetivelk een overgroot
bewijs van zijne liefde is, door de tijdelijke geeselingen, die Hij ons toezendt, wanneer tvij ze met geduld verdragen (Conc. van Trente).
191
192 BEMERKINGEN OP HET LIJDEN,
Zie dan wel toe, dat gij het geduld, dat alsdan in groot gevaar is, niet verliest; maar denk , dat wat gij lijdt, veel minder is dan hetgeen gij verdiend hebt. Wacht u van korzelheid, en van te veel te klagen of te morren, opdat gij de verdiensten van uw lijden niet verliest. Toon geen te groote walg van de geneesmiddelen; maar verzwelg hunne bitterheid tot uitdelging van hetgeen gij bij gezondheid door den smaak misdaan hebt. Wil ook niet te zeer bekommerd zijn voor de gezondheid van uw sterfelijk lichaam, opdat uwe onsterfelijke ziel daardoor niet zieker worde en mogelijk verloren ga.
2. Hoe men zich te gedragen heeft, als de ziekte toe- of afneemt.
Om een zalig gebruik te maken van uwe ziekte, wees bezorgd, dat gij u altijd onderwerpt aan den goddelijken wil, zoowel om te leven, als om te sterven; bid God, dat Hij u gelieve te geven, hetgeen u het zaligst is. Indien de ziekte vermindert, maak goede voornemens van beter te leven en de gezondheid ten dienste van God getrouwer te besteden. Maar, indien gij bevindt dat de ziekte toeneemt, stel niet uit, u met God en met uwen evennaaste te verzoenen. Bereid u zorgvuldig om eene goede biecht te spreken, zelfs eene algemeene , indien uw zielbestuurder het raadzaam vindt, omdat gij misschien spoedig zult verschijnen voor den rechterstoel Gods, om rekening van uw geheel leven te geven. Indien gij eenige ergernis gegeven, of iemand eenig ongelijk hebt aangedaan in zijn persoon, eer of goed, herstel alles volgens den raad van den biechtvader en beschik, zooveel als het mo-
gelijk is, uwe tijdelijke zaken, opdat zij u niet beletten voor het eeuwige te zorgen.
Wanneer de ziekte gevaarlijker wordt, vertraag niet de H. kerkgerechten te ontvangen. Laat u niet bedriegen door de listen des duivels, de beloften van geneesmeesters of vleierij van vrienden, als ware er geen gevaar, daar men dagelijks ondervindt, dat men te laat komt, wanneer men het niet acht. De zieke wordt door den dood verrast of door de ziekte zóó overvallen en belemmerd , dat hij nauwelijks bekwaam is om de H. sakramenten met eenige vrucht te ontvangen, wanneer zij, zoo in de haast, gegeven worden. De H. sakramenten zullen u immers den dood niet aandoen, maar u integendeel tegen de bekoringen versterken en u bekwamer maken, om met verdienste te lijden en u beter te bereiden tot een zaligen dood. n Zij zondigen «grootelijks ,quot; zegt de Eoomsche Katechismus van het concilie van Trente, § 3 //die zoolang wachten met de H. //olie aan den zieke te laten bedienen, totdat alle hoop op «beterschap benomen zijnde, hem het leven en het gevoel «begint te verlaten.quot;
Twee redenen worden er opgegeven van de grootheid dier zonde.
De eerste is, dat men den zieke daardoor berooft van een groot deel der vruchten, die hij anders uit het sa-krament zou kunnen trekken, indien hrj het met volle kennis ontving; zooals, met berouw te verwekken over zijne zonden, met voor God zich diep te vernederen, en zich met de gebeden der kerk te vereenigen. //Want het is //zeker, dat het zeer veel helpt om dit sakrament over-//vloediger te ontvangen, indien de zieke met de H. olie
193
13
BEMERKINGEN HOE MEN DE
«gezalfd wordt, als hij bij zijn volle verstand en rede is »en zijn geloof en godvruchtige gemoeds-gesteltenis nog «kan betuigen.quot; (Katechism. van het concilie van Trente. § 3).
De tweede reden is, dat het wel zou schijnen, dat men van God een wonder zou willen hebben, naardien men wacht totdat alles hopeloos is, om den zieke een sakrament te bedienen, dat hem alsdan onmogelijk anders dan door een blijkbaar wonder, de gezondheid en het leven kan geven. Nu, zóó te werk te gaan, is eenigszins God tergen.
BEMERKINGEN HOE MEN DB ZIEKEN BEZOEKEN MOET.
Het bezoek aan zieken is een groot werk van barmhartigheid. Wij zijn allen door Gods koninklijke wet verplicht elkander te beminnen, niet slechts met woorden of met de tong, maar met de daad en waarheid. Hiervan moeten wij bijzonderlijk, zooveel in ons is, blijk geven, wanneer onze evenmensch ziek en in gevaar van sterven is. Laat het u niet vervelen de zieken te bezoeken, vermaant ons de wijze man (Eccli. 7 vs. 39), want daardoor zult gij in de liefde bevestigd worden. Doe dan gaarne aan een ander, hetgeen gij in dergelijken toestand zoudt wenschen dat aan u geschieden zou.
Wil dit liefdewerk niet nalaten uit vrees van ook ziek te worden; want God kan u overal bewaren en ook overal wel bezoeken , wanneer het Hem belieft. Maar ga er heen met vertrouwen, dat Hij u bewaren zal, zelfs om dit werk van liefde, hetwelk Hem zóó aangenaam is, dat Hij het wél wil aanzien alsof het aan Hem zeiven geschied ware
194
ZIEKEN BEZOEKEN MOET.
(Matth. 25 ts. 36, 40): Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht.
In te langwijlige bezoeken en onnutte praat (om niet te zeggen, eerroovend snappen) den kostelijken tijd te verkwisten, is eene zonde, die niet minder algemeen, dan groot is. Dit past nog het allerminst bij kranken; het dient hun , die door de ziekte afgemat en zwak van hoofd zijn, maar tot overlast, en bet maakt hen nog zieker, zoodat zij met verdriet op die vervelende bezoekers toepassen, hetgeen Job zegt (Job 16 vs. 2): Gij zijt allen lastige vertroosters.
Een zieke dient den tijd, die zoo kort en kostelijk is, te besteden in heilige gedachten, in oefeningen van ootmoed, geduld, gehoorzaamheid en in den geest van boetvaardigheid ; daarom moet hij ook trachten, zooveel het geschieden kan, zich in stilte te houden en zich meer en meer met Jezus te vereenigen.
Zie dan toe, dat uw bezoek den zieke voordeelig zij. Houd hem niet lang op met te spreken van lichamelijke geneesmiddelen en veel minder met nieuwstijdingen aan te brengen. Vlei hem ook niet met te zeggen, dat zijne ziekte niet gevaarlijk en dat er geene zwarigheid is. Stel hem liever voor, dat, vermits de ziekte een voorbode van den dood is, hij met ernst er zich toe moet voorbereiden. Help den zieke hierin door stichtige aanspraken en godvruchtige opwekkingen ; want het lichaam, dat der bederving onderworpen is, bezwaart de ziel (Wijsh. 9 vs. 15) en onderdrukt het verstand. Uwe aanspraak moet dienen, om in hem goede gedachten op te wekken; doch men moet zich wachten van te veel te gelijk te zeggen, voor te lezen
13*
195
196 HOE MEN DE ZIEKEN BEZOEKEN MOET.
of te bidden; want men zou daardoor veel meer het hoofd van den zieke ontstellen en vermoeien, dan wel hem tot godvruchtigheid opwekken. Gebruik dan weinige woorden, spreek zacht, verstaanbaar, godvruchtig en met tusschen-poozingen.
Stel den zieke voor, dat alles geschiedt door de aanbiddelijke schikking Gods , en dat het derhalve redelijk is, dat een schepsel zich onderwerpe aan den heiligen en rechtvaardigen wil van God, zijnen Schepper.
Voeg er bij, dat, gelijk het de wil van God is, dat hij ziek is , het ook zijn wil is, dat hij de ziekte met geduld drage.
Zeg hem, dat de ziekte hem niet bedroefd of kleinmoedig moet maken; maar dat hij veeleer daarvoor den Heer moet danken, dewijl zij hem gelegenheid geeft, om voor zijne zonden aan Gods rechtvaardigheid te voldoen, als hij met geduld lijdt, en met den boetvaardigen David in denzelfden geest zegt: Ik ben tot de geeselen hereid.
Vertoon hem het kruisbeeld en zeg: «Sla de oogen uws »geloofs op den gekruisten Christus en vereenig uw lijden »en uwe benauwdheden met hetgeen Hij ter uwer liefde «geleden heeft. Zie uw bed aan als het kruis, waarop // Gods wil u door de ziekte genageld heeft; en bid, dat I/Jezus uw kruis door het zijne gelieve te heiligen en zich \'/ met u te vereenigen, opdat gij in waarheid moogt zeggen: n Ik hen met Christus aan het kruis gehecht.quot;
Wek hem op tot betrouwen op Gods barmhartigheid, verzoekende voor en met hem, dat God hem door de verdiensten van Jezus Christus genadig zij.
Lees hem oefeningen van geloof, hoop en liefde voor.
KOET ONDERRICHT OVER HET LAATSTE OLIESEL. 197
Wek zijn hart op tot hemelsche begeerten en verlangen om ontbonden te worden en met Christus te zijn.
Tot dat einde kunnen u de volgende korte gebeden en verzuchtingen dienen. Hij, die deze den zieke voorbidt, en ook de omstanders, moeten ondertusschen bidden, dat de Heer zich ver waardige te verhoeren, hetgeen met en voor den zieke gevraagd wordt.
Het ia niet noodig, dat de kranke die nazegge, \'t is genoeg, zoo hij die met de begeerte zijns harten volge.
KORT ONDERRICHT OVER HET LAATSTE OLIESEL.
Is iemand onder u krank ? dat hij de priesters der kerk hij zich roepe, en dat zij over hem hidden, hem zalvende met olie in den naam des Heeren. Jak. 5 vs. 14.
Dit sakrament is door de kerkvaders aangemerkt, als de voltrekking niet alleen van de boetvaardigheid, maar ook van het geheele christelijk leven, dat eene gedurige boet-pleging moet wezen. Al wat men wegens dit sakrament zeggen kan, is in het kort besloten in bovengenoemde plaats uit den brief van den H. Jakobus, hoofdst. 5 vs. 14 en 15. Het wordt het laatste oliesel of de laatste zalving genoemd omdat zij de laatste der zalvingen is, die aan de geloovigen worden toegediend, waarvan de eerste in den doop, de tweede in het vormsel en de laatste in dit sakrament bij eene gevaarlijke ziekte plaats heeft.
Er worden door de kerkvergadering van Trente (zitting 14 hoofdst. 2) vier uitwerkingen van dit sakrament opge-
198 GEBED OM ZONDER HET H. OLIESEL ENZ.
geven: het eigenlijke van dit sakrament bestaat in de genade van den H. Geest, wiens zalving de zonden, die nog te zuiveren zijn , en de overblijfselen der zonde uitwischt, de ziel verkwikt en versterkt, met in haar een groot betrouwen op te wekken. De zieke door dit betrouwen verkwikt zijnde, draagt de ongemakken en moeielijkheden der ziekte lichter, biedt met mindere moeite wederstand, aan de aanvechtingen des duivels, die hem op het laatste van het leven lagen legt ; en somtijds bekomt hij de gezondheid des lichaams weder, als zulks voor de zaligheid zijner ziel dienstig is.
GEBED OM ZONDER HKT H. OLIESEL NIET TE STERVEN.
O Heer, miin Schepper en mijn God! Gij hebt van eeuwiaheid gekend het begin en het einde mijns levens. Gii hebt mij rechtvaardig ter dood verwezen en den tijd, de plaats en alle omstandigheden voorzien. Ik bid U, bewaar mij toch, door uwe barmhartigheid, van een kwaden en onvoorzienen dood. Laat mij wat met rust; dat ik over mijne smart wat klage, eerdat ik, zonder ooit weder te komen, vertrekke naar dat donker land, dat overdekt is met de duisterheid des doods. Vergun mij , dat ik vóór mijnen dood al mijne zonden beweenen en het H. sakrament der stervenden waardig moge ontvangen. Wil niet gedoogen, dat de helsche slang mij bedriege door eene valsche hoop van lang te leven en van mij in mijn uiterste te bekeeren, opdat mij niet overkome het ongeluk der dwaze maagden, die sluimerden en sliepen, toen zij moesten waken ; die, in het midden van den nacht verrast
GEBED VOOR HET H. OLIESEL. 199
zijnde, olie wilden gaan koopen, toen het te laat was; en wederkeerende, de deur gesloten vonden en uit den mond van den bruidegom die verschrikkelijke woorden moesten hooren; Ih Teen u niet. Maar geef mij de genade, dat ik mij, van nu aan, tot een oprecht christelijk en deugdzaam leven moge begeven en mij dagelijks zoo bereiden tot een zaligen dood, dat ik door dit H. sakrament, dat ik in mijn laatste uur waardig wensch te ontvangen , versterkt zijnde, na een christelijk leven den dood der rechtvaardigen moge sterven. Amen.
GEBED VOOR HET H. OLIESEL.
Ik aanbid U, mijn Heer en mijn God! die voor de zaligheid van ons, arme en kranke menschen, zoo bezorgd zijt geweest, dat Gij niet alleen U verwaardigd hebt den ingang van ons leven door den doop te heiligen, maar daarenboven een bijzonder sakrament hebt ingesteld om onzen uitgang te verzekeren, waardoor de zieke en stervende menschen in hun uiterste verkwikt en tegen hunne vijanden zouden versterkt worden. Verleen mij door uwe barmhartigheid eene waardige gesteltenis en een grondhar-tig leedwezen over al mijne zonden. Gedenk toch de misdaden mijner jonkheid niet, noch mijne onwetendheden. Doch gedenk mijner naar uwe barmhartigheid, om uwe goedheid, Heer! Geef, dat ik door deze H. zalving verkwikt moge worden en dat ik al mijne pijnen en benauwdheden , tot voldoening voor mijne zonden, in den geest van boetvaardigheid moge verdragen , opdat ik daardoor van alle zonden en van hare overblijfselen gezuiverd zijnde,
BEDIENING VAN HET H. OLIESEL.
met een levend geloof, met een kloek betrouwen op uwe groote barmhartigheid en met een verblijd en gerust gemoed door een zaligen dood tot eeuwig leven moge komen, door J. C. enz.
BEDIENING VAN HET H. OLIESEL.
De priester ter plaatse komende, waar de zieke ligt, wenscht den aanwezigen den zegen des Heeren, zeggende: Vrede zij dezen huize:
A. En allen, die er in wonen.
De priester zet de gewijde olie op eene betamelijke plaats neder, laat den kranke het kruis met eerbied kussen en be-sprengt hem, de plaats en de omstanders kruisgewijs met wijwater, zeggende:
Heer! Gij zult mij besproeien met hysop, en ik zal gereinigd worden; Gij zult mij wasschen en boven sneeuw zal ik wit worden. Ontferm U mijner, o God! naar uwe groote barmhartigheid.
Eere zij den Vader, enz. Gelijk het was, enz.
Heer! Gij zult mij besproeien met hysop, en ik zal gereinigd worden; Gij zult mij wasschen, en boven sneeuw zal ik wit worden.
De priester doet eene godvruchtige aantpraak tot den zieke, om hem te troosten, en onderwijst hem in het kort, volgens de gelegenheid des tijds, wegens de kracht en uitwerking van dit sakrament; hij tracht hem te versterken, zijn hart tot de hoop des eeuwigen levens op te wekken en vervolgt aldus:
200
BEDIENING VAN HET H. OLIESEL. 201
P. Onze hulp is in den naam des Heeren :
A. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
P, Heer ! verhoor mijn gebed:
A. En mijn geroep kome tot U.
P. De Heer zij met u:
A. En met uwen geest.
P. Laat ons bidden.
Vergun, o Heer Jezus Christus! dat met den ingang van mij, uwen geringen dienaar, te gelijk de gave van eene altijddurende zaligheid, een hemelschen voorspoed, een heilzame blijdschap, eene vruchtbare liefde en eene gedurige gezondheid in deze woning mogen inkomen; dat alle booze geesten van deze plaats wegvluchten; dat de engelen des vredes daarin wonen en oneenigheid dit huis verlate. Verheerlijk uwen H. naam over ons en zegen -fquot; onze woorden en onzen handel. Maak heilig onzen nederigen ingang. Gij, die heilig en goedertieren zijt en blijft met den Vader en den H. Geest in alle eeuwen der eeuwen.
A. Amen.
Laat ons bidden en onzen Heer Jezus Christus ootmoedig smeeken, dat hij deze woning en allen, die er in wonen, quot;f wille zegenen; dat Hij hun zijnen goeden engel zende tot een beschermer, hun geve, dat zij Hem dienen, en hunne oogen verlichte om de wonderheden van zijne wet te mogen beschouwen; dat Hij alle vijandelijke machten van hen afwere, hen verlosse van alle vrees en benauwdheid en zich verwaardige hen in deze woning gezond te bewaren; die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht, God in alle eeuwigheid.
A. Amen.
202 BEDIENING VAN HET H. OLIESEL.
P. Laat ons bidden.
Verhoor ons, Heer! Gij bron van alle heiligheid, almogende Vader, eeuwige God! en verwaardig U uwen H. engel van den hemel a£ te zenden, opdat hij allen, die hier wonen, beware, bezoeke, behoede en bescherme, door Christus onzen lieer.
A. Amen. (*).
De zieke of iemand in zijnen naam, doet de algemeene schuldbelijdenis.
Ik belijd, enz. bl. 116.
P. De almachtige God zij u genadig en al uwe zonden vergeven hebbende, geleide Hij u tot het eeuwig leven.
A. Amen.
P. De almachtige en barmhartige Heer verleene u ge-nadelijk kwijtschelding, ontbinding en vergifpenis van al uwe zonden.
A. Amen.
Spaar, Heer Jezus Christus! spaar uw dienaar (uwe dienares).
Psalm 50. Ontferm U mijner, enz. bl. 176.
Psalm 129. Uit de diepte, enz. bl. 179.
Spaar, Heer Jezus Christus! spaar uw dienaar, dien (uwe dienares, die) Gij door uw dierbaar bloed verlost hebt; wil in eeuwigheid op hem (haar) niet vergramd zijn.
Heer! ontferm U onzer,
Christus! ontferm CJ onzer.
Heer! ontferm U onzer.
(quot;■) De hovensiaanAt gebeden mogen ten deele of geheel overgeslagen worden, indien de tijd niet toelaat die te lezen.
BEDIENING VAN HET H. OLIESEL. 203
H. Maria,
Alle H. engelen en aartsengelen.
H. Abel,
Alle koren der rechtvaardigen,
H. Abraham ,
H. Johannes de Dooper, H. aartsvader Jozef,
Alle H. aartsvaders en
profeten,
H. Petrus,
H. Paulus,
H. Andreas,
H. Johannes,
Alle H. apostelen en evangelisten ,
Alle H. discipelen des
Heeren,
Alle H. onnoozelekinderen, H. Stefanus,
Wees genadig, verhoor ons. Heer! Wees genadig.
Van uwen toorn,
Van het gevaar des doods. Van een kwaden dood.
Van de pijnen der hel,
Van alle kwaad ,
Van het geweld des duivels,
Door uwe geboorte,
H. Laurentius, H. Bonifacius,
Alle H. martelaren, H. Silvester, H. Gregorius, H. Augustinus, H. Willebrordus,
Alle H. bisschoppen en
belijders, H. Benediktus, H. Odulfus, H. Franciskus,
Alle H. monniken en
eremieten,
H. Maria Magdalena, H. Lucia,
H. Agnes,
Alle H. maagden en weduwen ,
Alle Gods lieve heiligen.
a ■lt;
•lt;
s
s
s
h3 ~
w gt;
204 BEDIENING VAN HET H. OLIESEL.
Door uw kruis en lijden,
Door uwen dood en begrafenis,
Door uwe heerlijke verrijzenis,
Door uwe wonderlijke hemelvaart,
Door de genade van den H. Geest, den Ver
trooster,
In den dag des oordeels, wij bidden U, verhoor ons. Dat Gij hem (haar) wilt sparen, wij bidden U, verhoor ons.
Heer ! ontferm U onzer.
Christus! ontferm ü onzer.
Heer! ontferm ü onzer. Onze Vader, enz.
P. En leid ons niet in bekoring:
A. Maar verlos ons van den kwade.
P. Behoud uwen dienaar (uwe dienares):
A. Mijn God! die op U hoopt.
P. Zend hem (haar) hulp, Heer! uit de heilige plaats: A. En bescherm hem (haar) uit Sion.
P. Wees hem (haar) Heer! een sterke toren: A. Tegen den vijand.
P. Dat de vijand op hem (haar) geen voordeel behale: A. En dat de ondeugende niet vermoge hem (haar) te beschadigen.
P. De Heer wille hem (haar) bijstaan:
A. Op het bed zijner (harer) smarte.
P. Heer ! verhoor mijn gebed:
A. En mijn geroep kome tot U.
P. De Heer zij met u :
A. En met uwen geest.
P. Laat ons bidden.
BEDIENING VAN HET H. OLIESEL. 205
O God ! wion het altijd eigen is genadig te zijn en te sparen, ontvang ons gebed, opdat uwe goedertierene barmhartigheid ons en dezen uwen dienaar (deze uwe dienares), die met de ketenen der zonde gebonden zijn, genadelijk ontbinde.
God! bijzondere hulp en bijstand der menschelijke krankheid , toon uwe krachtige hulp over dezen uwen dienaar (deze uwe dienares), opdat hij (zij) door uwen genadigen bijstand geholpen zijnde, weder aan uwe heilige kerk gezond moge vertoond worden.
Wij bidden U, Heer God ! verleen dezen uwen dienaar (deze uwe dienares) zich in eene gedurige gezondheid naar ziel en lichaam te verblijden en door de heerlijke voorspraak van de H. Maria, altijd maagd, van de tegenwoordige droefheid verlost te worden en de eeuwige blijdschap te genieten, door Christus onzen Heer.
A. Amen.
Hierna zegt de priester;
In den naam des Vaders -j*, en des Zoons ■]quot;, en des H. Geestes •]* worde alle macht des duivels in u vernietigd door de oplegging onzer handen en door de gebeden van alle H. engelen , aartsengelen , aartsvaders, profeten , martelaren, belijders, maagden en van alle heiligen.
A. Amen.
De priester zalft kruisgewijs de ledematen van het lichaam, sprekende de volgende woorden;
De oogen.
Door deze H. zalving -Jquot; en door zijne goedertierene barmhartigheid vergeve u de Heer al wat gij door het gezicht misdaan hebt.
A. Amen.
206 BEDIENING VAN HET H. OLIESEL.
De ooren.
Door deze H, zalving f en door zijne goedertierene barmhartigheid vergeve u de Heer al wat gij door het gehoor misdaan hebt.
A. Amen.
Den neus.
Door deze H. zalving -f en door zijne goedertierene barmhartigheid vergeve u de Heer al wat gij door den reuk misdaan hebt.
A. Amen.
Den mond.
Door deze H. zalving en door zijne goedertierene barmhartigheid vergeve u de Heer al wat gij door den smaak en de spraak misdaan hebt.
A. Amen.
De borst.
Door deze H. zalving f en door zijne goedertierene barmhartigheid vergeve u de Heer al wat gij door de gedachten en de begeerten des harten misdaan hebt.
A. Amen.
De handen.
Door deze H. zalving j en door zijne goedertierene barmhartigheid vergeve u de Heer al wat gij door het gevoel misdaan hebt,
A. Amen.
De voeten.
Door deze H. zalving f en door zijne goedertierene barmhartigheid vergeve u de Heer al wat Gij door den gang misdaan hebt.
A. Amen.
BEDIENING VAN HET H. OLIESEL. 207
P. Heer ! verhoor mijn gebed:
A. En mijn geroep kome tot U.
P. De Heer zij met u:
A. En met uwen geest.
P. Laat ons bidden.
Heere God! die door uwen apostel Jakobus gezegd hebt: Is iemand onder u krank ? dat hij de priesters der kerk hij zich roepe, en dat zij over hem bidden, hem zalvende met olie in den naam des Heer en; en het gebed des geloofs zal den kranke behouden ; de Heer zal hem verkwikken; en zoo hij in zonden is, die zullen hem vergeven worden ; wij bidden U, die onze Verlosser zijt, genees door de genade des H. Geestes de zwakheden van dezen (deze) zieke; neem zijne (hare) kwalen weg en vergeef zijne (hare) zonden; verdrijf van hem (haar) alle smarten van ziel en lichaam en geef hem (haar) de volkomene gezondheid, zoo inwendig als uitwendig, door uwe barmhartigheid weder, opdat hij (zij) door de hulp uwer genade hersteld zijnde, zijne (hare) vorige plichten weder moge waarnemen; Gij die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht. God in alle eeuwigheid.
A. Amen.
P. Laat ons bidden.
Wij bidden U, Heer, zie neder op uwen dienaar N. (uwe dienares N.), die door de ziekte zijns (haars) lichaams verzwakt wordt, opdat hij (zij) door deze bestraffing gezuiverd zijnde, moge gewaar worden, dat bij (zij; door uwe genezing behouden is; door Christus onzen Heer.
A. Amen.
P. Laat ons bidden.
Heer! die de bron zijt van alle heiligheid, almogende
BEDIENING VAN HET VIATICUM.
Vader en eeuwige God ! die den zegen uwer genade over de kranke lichamen uitstortende, uw schepsel door eene veelvuldige goedertierenheid bewaart; wees hier genadig tegenwoordig op de aanroeping van uwen naam; verlos uwen dienaar van zijne (uwe dienares van hare) ziekte, vergun hem (haar) gezondheid, richt hem (haar) op met uwe rechterhand, versterk hem (haar) door uwe kracht, bescherm hem (haar) door uw vermogen en herstel hem (haar) met allen gewenschten zegen aan uwe H. gemeente; door Christus onzen Heer.
A. Amen.
Bit alles wordt nogmaals besloten met een christelijke vermaning tot troost en versterking van den zieke, naar den eisch der omstandigheden.
BEDIENING VAN HET VIATICUM.
De priester de H. hostie eerbiedig opnemende, toont haaiden zieke en zegt:
Ziedaar het Lam Gods, ziedaar die wegneemt de zonden der wereld.
Hij herhaalt driemaal gezamenlijk met den zieke : Heer! ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt, maar spreekt alleen één woord , en mijne ziel zal gezond worden.
Terwijl hij den zieke de H. communie geeft, zegt hij: Ontvang, broeder (zuster)! de teerspijs van het lichaam onzes Heeren Jezus Christus, die u beware van den boo-zen vijand en geleide tot het eeuwig leven,
A. Amen.
208
P. De Heer zij met u:
A, En met uwen geest.
P. Laat ons bidden.
Heer 1 die de bron van alle heiligheid zijt, almogende Vader en eeuwige God! wij bidden ü met een vast geloof ■en vertrouwen, dat het hoogwaardig lichaam onzes Heeren Jezus Christus uwen Zoon, dezen onzen broeder (deze onze zuster), die het nu ontvangen heeft, moge strekken tot een onvergankelijk geneesmiddel zoo voor het lichaam als voor de ziel, die met U leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwigheid.
A, Amen.
GEBED NA HET H. OLIESEL.
O Jezus ! ik ondervind en smaak gelukkig deze waarheid, dat Gij de uwen liefhebt en ten einde toe liefhebt. Het is uwe liefde tot mij , die mij vergund heeft dit H. sa-krament met volle kennis en met eene teedere beweging des harten te ontvangen, en die U bewogen heeft, als een barmhartige Samaritaan mijne lijdende ledematen te zalven en door de heilige olie uwer genade de wonden mijner ziel te genezen. Met welke hartelijke dankzegging zal ik deze uwe groote liefde vergelden ? Ik zal den heilzamen drinkbeker nemen en den naam des Heeren aanroepen. Ik zal al mijne pijnen en smarten uit liefde tot U geduldig •dragen; ik zal ze in vereeniging met uw bitter lijden aan uwen hemelschen Vader opdragen en mij ten eenenmaal aan zijne heilige en rechtvaardige schikking overgeven. Amen.
209
14
210 NA DE HEKSTELLING VAN EENE ZIEKTE.
Die gezond zijn moeten weten, dat het ook een goed middel is om zeiven deze laatste genade door dit H. sa-krament te verkrijgen, als zij gaarne tegenwoordig zijn, waar het bediend wordt; de genadige uitwerking er van voor den zieke vurig van God vragen, en in dat geval doen , hetgeen zij zouden wenschen dat hun bij die gelegenheid zou geschieden. Men dient dit dikwijls te wenschen en wel bijzonderlijk bij dergelijke gelegenheid er om te bidden.
NA DE HERSTELLING VAN EENE ZIEKTE.
Gij zijt het, Heer! die alleen macht kent over het leven en den dood; die den mensch tot de poorten des d,oods brengt en hem weder tervg doet komen. WlJSH. 16 vs. 13.
Heer, mijn God! ik heb tot U geroepen, en Gij hebt mij genezen. Heer! Gij hebt mijne ziel uit het graf gevoerd ; Gij hebt mij behouden van onder degenen, die ten grave dalen. Daarom zal ik U verheffen, Heer! omdat Gij mij opgenomen, mijn gebed verhoord en uwe barmhartigheid van mij niet afgetrokken hebt. Ik beken, dat ik den dood verdiend heb; en dat ik, zoo dikwijls ik één van uwe geboden overtrad, verdiende te sterven. Maar Gij, Heer! die lankmoedig, genadig en groot zijt in goedertierenheid, Gij waart mijner zonden niet gedachtig en Gij hebt mij op nieuw het leven geschonken, opdat ik van nu aan al mijne levensdagen ter uwer eere zoude doorbrengen. Geef dan , bid ik, dat ik U door het gebruik van mijne herkregen gezondheid voortdurend een offer van lof- en dankzegging opdrage.
VOOR EEN ZIEKE.
Gij hebt mij niet bezocht en geslagen dan om mij te genezen. Het was U genoeg mij door deze krankheid te waarschuwen, dat mijn leven U toebehoort, en dat ik mij tot den dood gereed moet houden, dewijl er slechts ééne schrede is tusschen mij en den dood .... O ! mocht ik U toebehooren in leven en in sterven! Neem mij daartoe aan, o Heer! met het overige van mijn broos en vluchtig leven. Verwaardig U voor de reeds vervlogen jaren het leedwezen, de schaamte en verzuchtingen van een berouwvol gemoed aan te nemen. Zegen het besluit, dat ik in uwe tegenwoordigheid maak om door oprechte boetvaardigheid tot U weder te keeren en U mijne gezonde dagen geheel te wijden en te heiligen. Laat mij niet zoo onvoorzichtig zijn van het gevaar te vergeten, zoo ras bet voorbij is; maar vergun mij de genade om het ernstige voornemen van levensverbetering, dat Gij zelf mij instorttet, te gaan uitvoeren. Laat de liefde tot het leven in mij niet grooter worden; laat mij integendeel nu leven, als gewaarschuwd zijnde dat ik sterven moet. En geef dat ik voortaan alleen arbeide voor het eeuwige leven, waar geen dood noch smart meer wezen zal. Amen.
VOOR EEN ZIEKE.
Heer! zie, dien Gij liefhebt, is krank. Wij bidden U, dat zijne ziekte niet ter dood zij, maar tot uwe eer en tot zijne heiligmaking strekke. Wij gelooven, dat Gij de Christus zrjt, de Zoon van den levenden God, die, in deze wereld gekomen, zoo vele kranken op verzoek en ten gevalle van hen, die ze tot U brachten, genezen hebt. In
14*
211
212 VERZUCHTINGEN ÏOT GOD, IN ZIEKTE.
dit geloof smeeken wij U voor onzen kranken broeder, dat Gij hem genezen wilt. Spreek slechts één woord, en hij zal genezen zijn. Maak deze lichamelijke ziekte dienstbaar tot genezing zijner ziel en tot onze onderrichting. Geef hem geduld en lijdzaamheid; geef ons de liefde, om hem in alles bij te staan. Verhoor hem in den dag zijner verdrukking. Kom hem te hulp op het bed zijner smarte. Bewaar hem, behoud hem het leven , maak hem gelukkig op aarde en gun ons de vreugde van ü nog met hem hier beneden in uwen H. tempel te loven en eens in alle eeuwigheid U lof te zingen in den hemel. Amen.
VERZUCHTINGEN TOT GOD, IN ZIEKTE.
Mijn Vader! neem dezen kelk van mij weg; nogtans uw wil geschiede en niet de mijne.
O in IJ 11 God! ik neem de pijnen der ziekte, en zelfs den dood aan, tot kastijding mijner zonden.
Heer! sla , brand en kerf mij hier, als Gij mij maar in genade aanneemt en mij het eeuwig leven schenkt.
Heer! straf mij niet in uwe verbolgenheid en kastijd mij niet in uwe gramschap. Ontferm U mijner, want ik ben zwak. Genees mij, want mijne beenderen zijn geheel ontsteld.
De geneesmeesters noch de geneesmiddelen kunnen mij de gezondheid teruggeven, maar alleen uw almogend woord, o Heer! Genees mij, en ik zal genezen zijn; behoud mij, en ik zal behouden zijn.
Dit lichaam, dat der verderving onderworpen is, bezwaart mgne ziel. Wie zal mij verlossen van dit lichaam
VERZUCHTINGEN TOT GOD, IN ZIEKTE, 213
des doods? Uwe genade alleen, o mijn God! door Christus Jezus, onzen Heer.
Jezus, Davids Zoon! ontferm U mijner; kom tot mij, eer ik sterve.
Heer! ik lijd een geweldige smart. Geef een genadig
antwoord op mijn smeeken...... Gij zijt het, die
mij deze ziekte toegezonden hebt. Voor U zal ik al de dagen mijns levens overdenken, in de bitterheid mijner ziel.
Gij zijt rechtvaardig, o Heer! Al uwe oordeelen zijn rechtvaardig; al uwe wegen met mij vol barmhartigheid, waarheid en rechtvaardigheid. Wees mijner gedachtig; neem geen wraak over mijne zonden en gedenk niet aan mijne boosheden.
Heer! handel mij naar uwen wil en gebied dat mijne ziel in vrede ontvangen worde, want het is mij dienstiger te sterven dan te leven.
Ik weet dat mijn Verlosser leeft, en dat ik ten jongsten dage uit de aarde zal opstaan en dat ik in mijn eigen lichaam mijn God zelf zien zal. Deze mijne hoop is opgesloten in mijnen boezem.
Ik vrees te sterven, omdat ik er nog niet toe bereid ben. Ik schaam mij te leven, omdat ik zoo weinig in deugd vorder . . . Mijn God! ik verlaat mij alleen op uwe barmhartigheid.
214 KORTE GEBEDEN EN VERZUCHTINGEN.
KORTE GEBEDEN EN VERZUCHTINGEN. (1)
Van onderwerping aan den wil Gods.
Vader! indien Gij wilt, neem dezen kelk van mij weg, nogtans niet mijn, maar uw wil geschiede.
Gij zijt de Heer; doe, wat goed is in uwe oogen.
Gij hadt mij, Heer! de gezondheid gegeven; Gij hebt ze genomen! het is geschied, zooals het U beliefde. Uw naam, o Heer! zij gezegend.
Leer mij uwen heiligen wil met volle onderwerping doen, want Gij zijt mijn God.
O Jezus! die uwen hemelschen Vader onderdanig zijt geweest tot den dood, ja, tot den dood des kruises, maak, dat ik insgelijks Gods wil doe, opdat ik ook in waarheid moge zeggen: Zie ik kom, o God! om uwen wil te doen; mijn God! dat is, hetgeen ik wensch.
Ik geloof in U, o Vader! die mij geschapen hebt; in U, o H. Geest! die mij in den doop geheiligd hebt.
Ik geloof, o Heer! dat al uwe openbaringen en beloften waarachtig zijn. Uwe getuigenissen zijn mij geloofwaardig geworden boven mate, omdat het onmogelijk is, dat Gij , o God! zoudt liegen.
Ik geloof, o eeuwige Waarheid! en houd voor vast en zeker, al wat Gij mij door uwe heilige, katholieke kerk leert en voorhoudt, om te gelooven. In dit geloof wil ik, als een onderdanig kind , leven en sterven.
Ik geloof, o Heer! help mijne ongeloovigheid; vermeerder mijn geloof.
Zie nog andere verzuchtingen en gebeden, bl- 31.
KORTE GEBEDEN EN VERZUCHTINGEN 215
Ik geloof, dat de zondaar door uwe genade, o God! gerechtvaardigd wordt, om de verlossing, die in Christus Jezus is.
O God! wees mij, zondaar, genadig om Jezus wil; zie op het aangezicht van uwen Gezalfde.
Gedoog niet, dat ik mijne ziekte misbruike door mijn ongeduld, gelijk ik mijne gezondheid door mijne begeerlijkheid misbruikt heb. Het is mij leed in het binnenste mijns harten, dat ik U, mijn God! mijn eenig, mijn opperste, en mijner liefde allerwaardigste Goed ! zoo dikwijls vergramd heb.
Ontferm U mijner, o God! naar uwe groote barmhartigheid.
Gedenk de misdaden mijner jonkheid niet, noch mijne onwetendheden. Doch gedenk mijner naar uwe barmhartigheid , om uwe goedheid, Heer!
Wasch mij meer en meer van mijne ongerechtigheid , en reinig mij van mijne zonde.
Jezus, Lam Gods ! dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U mijner.
Ontferm U mijner, o God! ontferm U mijner; want mijne ziel betrouwt op U.
Op uwe almogende barmhartigheid, o Vader der barmhartigheden ! en op uwe oneindige verdiensten, o Jezus, mijn Zaligmaker! stel ik al mijne hoop en betrouwen.
Gij zijt mijn Vader, mijn God en de Beschermer mijner behoudenis! op ü, Heer, heb ik gehoopt; laat mij nimmermeer beschaamd worden.
216 KOBTE GEBEDEN EN VERZUCHTINGEN.
Uwe barmhartigheid\', Heer! zij over mij , omdat ik op TJ gehoopt heb.
O eeuwige en grondelooze goedheid, mijn Heer en mijn God! Ik bemin ü uit geheel mijn hart, uit geheel mijne ziel, uit al mijne krachtenj, omdat Gij mijn opperste Goed zijt en alle liefde waardig.
Te Iaat heb ik U bemind, o schoonheid! die zoo oud en altijd nieuw zijt! Te laat heb ik U bemind!
Stort, Heer! de bewegingen uwer liefde in mijn hart, opdat ik U in alles en boven al beminnende, uwe beloften, die alle begeerten te boven gaan, moge bekomen.
Geef mij, Heer ! vermeerdering van geloof, hoop en liefde.
Ik offer ü op, o Heer! al mijne pijnen en smarten, mijn leven en mijnen dood; ontvang dit boetoffer in de vereeniging met de allerbitterste pijnen en dood, die uw welbeminde Zoon Jezus voor mij geleden heeft. Ontvang deze mijne laatste offerande , die ik U opdraag tot aanbidding van uwe oppermacht over leven en dood, tot dankzegging voor al uwe weldaden en tot voldoening voor al mijne zonden.
Dat ik van U, o Heer! aangenomen worde in de vernedering van mijnen geest en de verbrijzeling van mijn hart; en dat mijne offerande zoodanig voor U volbracht worde, dat zij U aangenaam zij, Heere God!
Nu dan. Heer! doe met mij naar uwen wil, en gebied, dat mijne ziel in vrede ontvangen worde.
KORTE GEBEDEN TOT JEZUS.
KORTE GEBEDEN TOT JEZUS.
Gedenk, o lieve Zaligmaker! dat Gij gekomen zijt, om de zondaren zalig te maken; wees mij, zondaar, dan ook genadig. Wees voor mij, Jezus, dat is. Verlosser van al mijne ongerechtigheden. Wees de verzoening voor mijne zonden. Wees mijn Voorspreker bij den Vader,
Gij hebt, o Jezus! in uwe droefheid en benauwdheid wel door een engel willen versterkt worden; versterk, verkwik en troost nu ook mijne benauwde en bedroefde ziel. Dat toch , naarmate het lijden in mij overvloedig is, ook uwe hemelsche vertroostingen in mij overvloedig zijn.
Jezus! Gij hebt gezegd: Ik zal het, als Ik van de aarde zal opgeheven zijn, al tot mij trékken. Gij zijt voor mij opgeheven aan het kruis; Gij zijt ook voor mij verheven aan de rechterhand uws Vaders, trek mij tot U. Verlos mij van dit lichaam des doods. Ik wensch toch ontbonden en met U, o Jezus! te zijn.
In het huis mijns Vaders, zeidet Gij , zijn vele woningen... Ik ga, om u plaats te bereiden. En nadat Ik u plaats hereid zal hebben, zoo zal Ik wederkomen en u tot Mij nemen, opdat gij ook moogt zijn, waar ik ben. Kom, mijn Jezus! kom en neem mij tot U; want wat heb ik in den hemel, en wat wensch ik op de aarde, buiten U ?
Neem mij tot U, o Jezus! in het huis uws Vaders; ik bid en verzoek ü, dat ik mag wonen in het huis des Heeren al de dagen mijns levens. Wanneer zal ik daar komen ? Mijne ziel smacht naar U, o God! Zij bezwijkt van verlangen naar uwe voorzalen, Heer ! Zij wenscht in uw huis te wonen, o Heer! en U te loven door alle eeuwen. Amen.
217
218 BIJ HET NADEREN VAN DEN DOOD.
Tot de heiligen.
De H. Maria en alle heiligen willen voor mi], zondaar, nu en in de ure mrjns doods, bidden bij den Heer, opdat ik door Hem geholpen en behoed worde, die leeft en heerscht in alle eeuwigheid. Amen.
BIJ HET NADEREN VAN DEN DOOD.
Als de zieke nu op het punt staat om voor God zijnen Rechter te verschijnen, zal men te vuriger voor hem bidden en de omstanders hiertoe aansporen. Doch, indien hij nog eenige hennis heeft, zal men hem eenige der volgende ge-heden voorbidden.
Hem het kruis toonende of te kussen gevende:
Zie hier, lieve broeder (zuster)! in dit beeld, hoe Jezus, uw Zaligmaker, voor u geleden en gestreden heeft. Laat den moed niet zinken, maar betrouw op Hem, die den dood overwonnen heeft.
Waarom zijt gij bedroefd, mijne ziel, en waarom ontstelt gij mij ? Betrouw op Jezus, die u door zijn kruis en dierbaar bloed verlost heeft.
Hem de gewijde kaars gevende :
Neem , lieve broeder (zuster)! dit licht in uwe handen; Loof uwen Zaligmaker, het waarachtig licht der wereld, en zeg met Simeon: Nu laat Gij, Heer! uwen dienaar in vrede gaan, want mijne oogen hebben mijnen Zaligmaker gezien.
O Jezus! ontsteek mijn hart door uwe brandende liefde.
BIJ HET NADEREN VAN DEN DOOD.
Genadige Jezus! verleen mij de eeuwige rust, en laat het eeuwig licht mij schijnen.
Jezus! verlaat mij niet, nu mijne krachten bezwijken.
Wees mij een Jezus, een Zaligmaker. Kom, Heer! kom, mijne liefde, mijne hoop en mijn Verlosser! Heer! vertoef niet om mij te helpen.
Kom! mijn Jezus! en blijf bij mij, want het wordt avond en de dag mijns levens is aan het afgaan.
Blijf bij mij , o goede Herder ! verlaat het schaap uwer kudde niet, dat Gij door uw dierbaar bloed verlost hebt.
Blijf bij mij , o machtige Koning! en bescherm mij tegen al mijne vijanden.
Blijf bij mij, o Jezus, eeuwige Priester! ontsla mij van al mijne zonden en ontvang deze mijne laatste offerande van mijn leven in de vereeniging met de uwe.
Heer Jezus! verlos mij van dit lichaam des doods. Ik wensch ontbonden en met U te zijn.
Zeg tot mijne ziel: Heden zult gij met Mij zijn in het paradijs.
Kom, Heer Jezus! trek mij tot ü, opdat, waar Gij zijt, ik uw dienaar ook moge wezen.
Heer Jezus! in uwe handen beveel ik mijnen geest. Gij hebt mij verlost, Heere God der waarheid !
Kom, Heere Jezus! kom; ontvang mijnen geest; Jezus! Jezus! Jezus!
219
220 GEBEDEN VOOR DE STERVENDEN.
GEBEDEN VOOR DE STERVENDEN.
Men begint deze gebeden gewoonlijk met de litanie bl. 202-
Reis, christen-ziel! uit deze wereld , in den naam van God den almachtigen Vader, die u geschapen heeft; in den naam van Jezus Christus, den Zoon van den levenden God, die voor u geleden heeft; in den naam van den H. Geest, die in u uitgestort is. Als gij uit het lichaam gescheiden zijt, zoo zij u een open toegang gebaand tot den berg Sion, tot de stad van den levenden God, tot het hemelsch Jeruzalem, tot de menigte der vele duizenden engelen en tot de vergadering der eerstgeborenen, die opgeschreven zijn in den hemel. Dat God opsta en alle machten der duisternis verstrooid worden, dat alle booze geesten in de lucht wegvluchten, en dat zij u, die door het dierbaar bloed van Christus als zijn schaap zijt vrijgekocht , niet durven aanranden. Christus, die voor u gekruist is, verlosse u van alle kwellingen. Christus , die voor u den dood heeft willen sterven, verlosse u van den eeuwigen dood. Hij, die goede Herder, erkenne u voor zijn schaap en voege u bij de kudde zijner uitverkorenen. Moogt gij uwen Verlosser zien aanschijn aan aanschijn en altijd bij Hem zijnde , die de volle waarheid en het licht is, zonder eenige duisternis, met gelukzalige oogen Hem aanschouwen in alle eeuwigheid.
Wij bevelen U, Heer! de ziel aan van uwen dienaar (uwe dienares) N. en smeeken U, Heer Jezus Christus, Zaligmaker der wereld! dat Gij haar, om wie Gij uit barmhartigheid op deze aarde zijt nedergedaald, in vrede opnemet, en U verwaardiget haar door uwe heilige engelen in den schoot van Abraham te brengen Heer Jezus! erken haar
GEBEDEN VOOR DE STERVENDEN. 221
als uw schepsel, dat door U herboren is uit het water en den H. Geest, aan U toegeheiligd door het teeken van uw kruis, gevoed door uw H. lichaam en bloed en in den schoot uwer kerk door het woord der waarheid onderwezen. Dat de prijs, dien Gij voor hare eeuwige verlossing betaald hebt, niet verloren ga. Vergeef haar genadig de misdaden harer jonkheid en hare onwetendheden. Gedenk hare vorige ongerechtigheden niet, die door de drift der kwade begeerlijkheid zijn voortgebracht; maar wees uwer erbarmingen gedachtig en de eer van uwen naam. Want ofschoon zij gezondigd heeft, zij heeft nogtans in U geloofd , op U gehoopt en U als haren God en Zaligmaker, met den Vader en den H. Geest getrouw aangebeden.
A. Amen.
Heer! ontferm U onzer. Christus! ontferm U onzer. Heer! ontferm U onzer. Onze Vader, enz.
V. En leid ons niet in bekoring:
A. Maar verlos ons van den kwade.
V, Behoud mij, o God !
A. Want de wateren zijn tot aan mijne ziel gekomen.
V. Verhoor mij naar de grootheid uwer genade :
A. Naar uwe trouw en zalige hulp.
V. Trek mij uit het slijk, dat ik niet verzinke!
A. Verlos mij van die mij haten en uit de diepte der wateren.
V. Dat mij de watergolven niet verzwelgen noch de diepte mij verslinde;
A. En dat de put zijn mond boven mij niet sluite!
F. Sta op tot mijne hulp!
A. Zeg tot mijne ziel: Ik ben uwe zaligheid.
V. Doe mij toch een teeken ten goede, opdat zij het zien, die mij haten, en dat zij beschaamd worden:
222 GEBEDEN VOOR DE STERVENDEN.
A. Want Gij, Heer! hebt mij geholpen en mij vertroost.
Laat ons bidden.
Eeniggeboren en welbeminde Zoon van den levenden God! die tot verlossing der wereld in eene krib wildet geboren worden, door de joden verworpen, door Judas den verrader met een kus overgeleverd, met banden gebonden , als een lam naar de slachtbank geleid, met vuistslagen en geeselroeden geteisterd, door bespuwingen bezoedeld , met doornen gekroond, aan het kruis genageld, onder de booswichten gerekend geworden en onder de folterendste smarten den dood hebt willen sterven; wij bidden U, dat Gij U verwaardiget door dit uw H. lijden, door uw kruis en dood, uwen dienaar (uwe dienares) N. van de pijnen der hel te verlossen en daarheen te leiden, werwaarts Gij den moordenaar geleid hebt, die met ü gekruist werd; Gij, die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht, God in alle eeuwigheid.
A. Amen.
Ps. 69. O God! zie op tot mijne hulp! enz. bl. 185. Eere zij den Vader, enz.
V. O God! verhoor mijn gebed en versmaad mijn verzoek niet:
A. Luister naar mij en verhoor mij !
V. Mijn hart is in mij ontroerd:
A. En de schrik des doods heeft mij bevangen.
F. Vrees en schroom zijn op mij gekomen:
A. En de duisternis heeft mij overdekt.
V. Doch ik heb op U gehoopt, Heer!
A. Ik heb gezegd: Gij zijt mijn God! Mijn lot is in uwe handen.
GEBEDEN VOOR DE STERVENDEN. 223
F. Verlicht mijne oogen, opdat ik nooit ontslape in den dood:
A. Opdat mijn vijand toch nooit zegge, ik heb hem verwonnen.
V. Bewaar mijne ziel en verlos mij !
A. Laat mij niet beschaamd worden; want op U heb ik mijne hoop gesteld.
Laat ons bidden.
Heer Jezus Christus! bij de droefheid en den doodstrijd, die Gij bij den aa,nvang van uw lijden hebt onderstaan, toen uw zweet als druppelen bloeds werd, dat op de aarde nedervloeide, roepen wij uwe liefderijke barmhartigheid nederig in; kom uwen dienaar (uwe dienares), die nu in doodstrijd is, te hulp; bescherm hem (haar) in deze ure tegen de aanvallen des duivels; verlos hem (haar) van de verschrikkingen des naderenden doods ; en schenk hem (haar), die wegens de bewustheid zijner (harer) zonden vol vrees is, door de oneindige mildheid uwer barmhartigheid volkomene gerustheid; die leeft en heerscht. God in alle eeuwigheid.
A. Amen.
V. Zie aan mijne ellende en mijne zwarigheid:
A. En vergeef mij al mijne misdaden.
V. Heere God ! die barmhartig en genadig , lankmoedig, groot in goedertierenheid en getrouw zijt:
A. Zie op mij en ontferm U mijner.
F. Verlaat mij niet, Heer mijn God!
A. Wijk niet weg van mij.
F. Wie zal mij vleugelen geven als die eener duif?
A. Dat ik moge wegvliegen en rust vinden!
F. Mijne ziel sterve den dood der rechtvaardigen!
224 GEBEDEN VOOR DE STERVENDEN.
A. En mijn einde zij aan dat van hen gelijk!
Laat ons bidden.
Heer Jezus Christus! die door den mond van uwen profeet gezegd hebt: met een eeuwige liefde heb ik u bemind; daarom heb 11: u uit barmhartigheid tot Mij getrokken ; bij die liefde, waarmede Gij ons bemind hebt, smeeken wij U, dat Gij al de bitterheden van uw lijden, dat Gij voor ons zondaren op uw kruis hebt gedragen, voor de ziel van uwen dienaar (uwe dienares), in deze ure van haren uitgang, aan God den Vader gelieft te vertoonen en op te dragen, opdat er met haar barmhartiger gehandeld worde dan hare zonden verdiend hebben; Gij die met denzelfden God den Vader en den H. Geest leeft en heerscht, God in alle eeuwigheid.
A. Amen.
Laat ons bidden.
Goedertierenste Heere Jezus! wees toch die ure gedachtig , waarin Gij, aan het kruis hangende, met luider stemme geroepen hebt; mijn God, mijn God! waarom hebt Gij Mij verlaten ? alsook : Vader ! in uwe handen beveel ik mijnen geest! en dit zeggende gestorven zijt. Bij dien overdierbaren dood, die de oorzaak van ons leven geworden is, smeeken wij uwe goedertierenheid, dat Gij toch uwen dienaar (uwe dienares), voor wien (wie) er buiten U geen helper is, in deze ure niet verlaat, maar U verwaardiget zijne (hare) ziel op te nemen en in uw rijk binnen te leiden, waar hij (zij) U met God den Vader en den H. Geest met een eeuwigdurende liefde be-minne en te zamen met de heiligen en uitverkorenen uwe barmhartigheden in der eeuwigheid love,
A. Amen.
GEBEDEN VOOR DE STERVENDEN. 225
Wanneer de doodstrijd nog niet geëindigd is en de stervende nog ligt te zieltogen, kan men de volgende psalmen hidden-. Ps. 3, Ps. 21, Ps. 34, Ps. 53, Ps. 56, Ps. 70, Ps. 85, Ps. 87, Ps. 90, Ps. 138, Ps. 141.
Zoodra de ziel van het lichaam gescheiden is , bidt men :
Op ü. Heer! heb ik gehoopt; laat mij in eeuwigheid niet beschaamd worden; haast ü, om mij te verlossen; in uwe handen beveel ik mijnen geest. —* Gii hebt mij verlost, Heere God der waarheid! doe het licht uws aanschijns op uwen dienaar (uwe dienares) schijnen; verlos mij door uwe barmhartigheid.
V. Heere Jezus! ontvang mijnen geest:
A* Gij hebt mij verlost, Heere God der waarheid! doe het licht uws aanschijns, enz. (als hoven)
Heer! ontferm U onzer. Christus! ontferm U onzer. Heer! ontferm U onzer. Onze Vader, enz.
V. En leid ons niet in bekoring:
A. Maar verlos ons van den kwade. Amen.
V. Treed niet in het recht, Heer! met uwen dienaar (uwe dienares):
A. Want geen levend mensch zal voor uw aanschijn gerechtvaardigd worden.
V. Geef de zielen , die U belijden, niet aan de beesten over:
A. En vergeet de zielen uwer armen niet voor altijd. V. Heer! verhoor ons gebed:
A. En ons geroep kome tot U.
15
226 GEBEDEN VOOR DE STEKVENDEN.
Laat ons bidden.
Wij bevelen U, o Heer! de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) N., opdat hij (zij) voor de wereld gestorven zijnde nu voor U moge leven, en hetgeen hij (zij) door menschelijke zwakheid in dit leven misdaan heeft, wil dat door uwe barmhartige goedertierenheid genadelijk vergeven, door Jezus Christus onzen Heer.
A. Amen.
Hierna kan men de psalmen Ontferm U mijner en Uit. de diepte, (bi. 176 en 179) bidden.
Als men voor de overledenen bidt, wordt aan het einde van eiken psalm, in plaats van Eere zij den Vader, enz. gezegd:
V. Heer! geef haar de eeuwige rust:
A. En laat het eeuwig licht haar schijnen.
Men kan hier bijvoegen het volgende gebed : Almachtige, eeuwige God! die uwe overgroote barmhartigheid aan levenden en dooden doet gevoelen, wij bevelen in uwe oneindige goedertierenheid de ziel van dezen {deze) overledene, die met het teeken des geloofa uit deze wereld gescheiden is. Verleen haar, dat zij door uwe barmhartigheid van alle banden der zonden verlost en van alle besmettingen gezuiverd worde. Doe haar genade in uw rechtvaardig oordeel ontvangen en de vruchten van het katholiek geloof, dat zij op aarde beleden heeft, in den hemel genieten, door Christus onzen Heer.
A, Amen.
GEDACHTEN BIJ EEN STERFBED.
||
227
GEDACHTEN BIJ EEN STERFBED.
Zalig zijn de donden, die in den Heer sterven ! Dat zij van nu aan, zegt de Geest, rusten van hunnen arbeid, want hunne merken volgen hen. Opbnb. 14 vs. 13.
Keis nu henen , o christen-ziel! naar het betere vader-.and, naar onzen hemelschen Vader, naar onzen dierbaren Verlosser en Zaligmaker! Ontvang uw loon uit de hand mvs Heeren! Rust nu van al uwen arbeid, van al uw lijden! O hoe verkwikkend is de rust voor den vermoeide ! Zalig hij, die ten einde toe volhardt! Hij verblijdt zich nu over het met christelijke gelatenheid en vertrouwen doorgestane lijden, over den wél volbrachten arbeid, over den trouw vervulden plicht. Hij ziet den hemel geopend en zijn Zaligmaker met zijne engelen en heiligen gereed om hem te ontvangen!
Wat is nu den afgestorvene dat alles, wat hij weleer in de wereld bezat, diit alles, wat hij leed o£ genoot ? — Niets dan eene bloote herinnering! Slechts zijne werken volgen hem en bepalen voor eeuwig zijn lot.
Vreeselijk en ontzettend is het sterven van een onboet-vaardigen zondaar ! . . . Ik zal sterven, zooals ik zal geleefd hebben! . . . Hoe zal \'t mij eenmaal zijn? Wat zal ik betreuren, wat wenschen? Wat zal mij dan kunnen beangstigen of vertroosten ?
Nu reeds moet ik mij van alles losrukken, wat mij het sterven zwaar en verschrikkelijk kan maken. Nu terwijl ik nog tijd heb, moet ik doen wat ik dan zal wenschen gedaan te hebben. . . . De een na den ander gaat van
15*
BIJ DEN DOOD VAN
hier verscheiden. Dit sterfbed herinnert mij levendig , dat
dit lot ook mij eens zal treffen, en dat ik daaromtrent
geen uur zeker ben. Geheel mijn leven zij alzoo eene
228
voorbereiding tot de eeuwigheid! Amen,
ALS MEN EEN VRIEND OP BLOEDVERWANT DOOR DEN DOOD VERLOREN HEEFT.
Al is het met een gebroken hart, Heer! en al glinstert er nog een traan in mijn oog, wil ik ü echter danken, dat Gij een vriend (bloedverwant), dien ik zeer lief had , tot ü genomen hebt. Gij hadt hem mij slechts voor een tijd geleend. Gij eischt hem nu wederom van mij en neemt hem tot U voor altijd. Gij vindt het zoo goed, en ik buig mij onder dezen uwen heiligen wil. Uw naam zij ook thans geloofd! . . . Ik ben niet voor altijd van hem gescheiden. Welhaast zult Gij ook mij het leven af-eischen, in welks bezit ik mij nu nog verheugen mag, en roept Gij mij op om hem , die mij thans in de eeuwigheid is vooruitgegaan, op mijne beurt te volgen. Hoe gaarne ware ik onder het getal van die rechtvaardigen, aan welke hun geweten niets verwijt, maar de volmaakte liefde tot U een vast betrouwen geeft tegen den dag des oordeels, en die over de langdurigheid hunner ballingschap zuchtende, naar de ontbinding huns lichaams haken. \'/Een «volmaakt christen,quot; zegt een uwer trouwe en oprechte dienaren (1), «draagt het leven met geduld, maar neemt «den dood met blijdschap aan.quot; Tot die volmaaktheid,
De H. Augustinus.
DIERBARE BETREKKINGEN.
Heer! ben ik nog niet opgeklommen; ik gevoel te zeer, hoe de gedachte aan den dood mij nog beangstigt en ontstelt. O mijn God! maak dat deze schroom voor het sterven mij ter zaligheid medewerke. Wisch door de vreugde des geloofs de tranen af, die ik thans over het lijk mijns vriends uitstort; en geef, dat ik uit oprechte boetvaardigheid over mij zeiven weene, ik , die door de zonden in gedurig gevaar verkeer van voor altijd van U gescheiden te worden. Versterk mij tegen de. vrees des doods, die geen macht heeft dan over het lichaam , en doe mij een schrik hebben voor de zonde, die beiden, ziel en lichaam , sterven doet en in het eeuwig verderf stort. Laat toch niet toe, dat ik den dood zoo licht vergete; maar geef, dat ik dikwijls voor mijn vriend, wiens verlies ik thans betreur, biddende, mij tevens tot mijn eigen dood voorbereide en van U zonder ophouden afsmeeke den geest van boetvaardigheid, de volharding ten einde toe eu de liefde, waarin ik wensch te leven en te sterven. Amen.
BIJ DEN DOOD VAN DIERBARE BETREKKINGEN.
Dnt gij n niet bedroeft, gelijk de anderen, die geene hoop hébhen. 1 Thess. i vs. 13.
Het heeft U behaagd, o God! onzen dierbaren (onze dierbare) N. tot U te nemen. Wij beseffen levendig, wat wij verloren hebben. Deze scheiding verscheurt ons hart . . • En Gij, o Vader ! die meedoogen hebt met al onze zwakheden , Gij wilt niet, dat wij bij het sterven der onzen ongevoelig zijn of onze droefheid met geweld onderdrukken.
229
BIJ DEN DOOD VAN
De tranen der liefde, der vriendschap en der dankbaarheid kunnen U niet mishagen. Wij morren niet, ofschoon wij thans weenen. Wij aanbidden uwe altijd wijze, altijd goe-dertierene beschikkingen en onderwerpen ons geloovig aan uwen wil, al doorgronden wij niet de redenen uwer handelwijze. Alles toch, wat Gij doet, is wél gedaan. Zoo het uw welbehagen is, Vader! zult Gij ons dit verlies zelfs weten te vergoeden. ... o Heer! vermeerder Gij slechts ons geloof !
Bij den dood van dierbare panden of betrekkingen mogen wij niet troosteloos treuren; niet vertwijfelen, gelijk zij die geene gegronde hoop hebben op de verwachte gelukzaligheid. Slechts het lichaam is gestorven, dat ons wegens zijne gebrekkelijkheid toch in \'t eind tot last verstrekt. De ziel van den rechtvaardige keert tot U, o Vader ! terug, om bij U voor alles wat zij hier achterliet, de rijkste vergoeding te vinden. Hoe schoon deze aarde zij , en door hoeveel goeds Gij onze pelgrimsreis in dit land onzer vreemdelingschap veraangenamet, Gij verzekert ons echter, dat dit alles in geenen deele vergeleken mag worden met hetgeen wij bij U in den hemel te verwachten hebben.
De dierbare ziel, die thans van ons is heengegaan, heeft ook hier op aarde genoegens mogen smaken , maar zij behoeft ze niet meer. Zij is nu van het lijden en de gevaren des aardschen levens bevrijd en verlangt niet weder op deze aarde, zoo vol moeite en verdriet, terug te keeren. Zij ondervindt nu, dat één dag in uwe voorzalen, Heer ! beter is dan duizend elders.
Zouden wij onzen in Christus ontslapen vrienden hunne
230
DIERBARE BETREKKINGEN.
rust misgunnen? Zouden wij niet veeleer ons verblijden, dat zij nu reeds hunne bestemming bereikt hebben en zich bij U, o God! en bij Christus, die altijd hun leven was, in veiligheid bevinden?
Hoe dierbaar en waard moet de godsdienst ons wezen, die ons zoo veel licht en troost verleent, zelfs over het graf ! - die ons in kommer en lijden zulke zalige uitzichten opent ! Het geloof, dat ons zulk een verblijdende hoop geeft, geleide, veredele onze liefde en moge het richtsnoer zijn van onzen wandel!
De beschouwing van elk graf wekke ons op en versterke ons om den last dezes levens standvastig te dragen en dit aanzijn ter voorbereiding tot de eeuwige zaligheid te besteden. Zoo zal de kortstondigheid en vergankelijkheid van al het aardsche ons zelf tot gewin geworden. Daardoor toch bereiken wij weldra het huis onzes Vaders, waarin Jezus Christus ook voor ons eene woning bereid heeft en waar wij onze geliefde dooden zullen wedervinden, om voor eeuwig met hen vereenigd te blijven. . . . Geef, Heer! den overledenen de eeuwige rust, en dat het eeuwig licht hen bestrale. Amen! Amen !
231
Het is den rnensch gesteld éénmaal te sterven en daarna het oordeel. Hebr. 9 vs. 27.
Waakt dan, want gij weet niet op wat ure uw Heer komen zal. Matth. 24 vs. 42.
232 DE VESPEK OF HET AVONDGEBED.
GEBEDEN VOOR DE ZIELEN DER GELOOVIGEN DIE OVERLEDEN ZIJN.
Het is oene heilige en zalige gedachte, voor de overledenen te hidden, opdat zij van hunne zonden onthanden morden. 2 Macch. 12 vs. 46.
DE VESPER OP HET AVONDGEBED.
*Ik zal den Heer behagen in het land der levenden.
Ik heb den Heer lief, want Hij verhoort de stem mijns gebeds.
Want Hij heeft zijn oor tot mij geneigd, en ik zal Hem aanroepen al mijne dagen.
De benauwdheden des doods hadden mij omvangen en de angsten van het graf hadden mij getroffen.
Ik bevond mij in bedruktheid en in smart, doch ik riep den naam des Heeren aan.
O Heer! verlos mijne ziel. De Heer is barmhartig en rechtvaardig en onze God is genadig.
De Heer behoedt de kleinen. Ik was verdrukt, en Hij heeft mij verlost.
Wees nu, mijne ziel, weder wel te vreden, want de Heer heeft u welgedaan.
Want Hij heeft mijne ziel verlost van den dood, mijne oogen van tranen, mijne voeten van vallen.
Ik zal den Heer behagen, in het land der levenden.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*Ik zal den Heer behagen in het land der levenden.
*Ach mij, Heer ! dat mijne ballingschap zoo lang duurt.
DE VESPER OF HET AVONDGEBED. 233
Als ik in verdrukking was, riep ik tot den Heer, en Hij heeft mij verhoord.
Heer! verlos mijne ziel van de booze lippen en van de valsche tong.
Wat kan de valsche tong al doen en wat kan zij al uitrichten?
Het zijn scherpe pijlen van een geweldige, en verdervende vuurkolen.
Ach mij! dat mijne ballingschap zoo lang duurt, dat ik zoo wone onder de inwoners van Kedar; wel lang is mijne ziel hier vreemd geweest.
Met degenen die den vrede haten, was ik vreedzaam; als ik hun toesprak, stonden zij tegen mij op zonder reden.
Heer ! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*Ach mij , Heer! dat mijne ballingschap zoo lang duurt^
*De Heer behoedt u van alle kwaad; de Heer behoede uwe ziel.
Ik heb mijne oogen opgeheven naar de bergen, van waar mij toch de hulp mag komen.
Mijne hulp komt van den Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft.
Hij zal uwen voet niet laten struikelen; en die u behoedt, zal niet sluimeren.
O neen, die Israel behoedt, sluimert of slaapt niet.
De Heer is uw behoeder; de Heer is uw beschermer aan uwe rechterhand.
234 DE VESPER OF HET AVONDGEBED.
De zon zal u bij dag niet hinderen, noch de maan bij nacht.
De Heer behoedt u van alle kwaad; de Heer behoede uwe ziel.
De Heer beware uwen ingang en uwen uitgang; van nu aan tot in der eeuwigheid.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*De Heer behoedt u van alle kwaad; de Heer behoede uwe ziel.
•Indien Gij, Heer! de zonden gadeslaat. Heer! wie zal bestaan ?
Uit de diepte, enz. bl. 179,
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*Indien Gij , Heer! de zonden gadeslaat, Heer! wie zal bestaan ?
*Heer! versmaad toch het werk uwer handen niet.
Ik zal ü loven, Heer! van ganscher harte, omdat Gij de woorden mijns monds verhoord hebt.
Voor het aanschijn der engelen zal ik U lofzingen; ik zal aanbidden in uwen heiligen tempel en ik zal uwen naam loven.
Over uwe barmhartigheid en uwe waarheid, want Gij hebt uwen heiligen naam boven al verheerlijkt.
Ten dage als ik U aanroepe, verhoor mij toch; Gij zult de kracht in mijne ziel vergrooten.
DE VESPER OF HET AVONDGEBED.
Dat al de koningen der aarde U loven, Heer! want zij hebben al de woorden uws monds gehoord.
En dat zij zingen op de wegen des Heeren : wel groot is de heerlijkheid des Heeren.
Want de Heer is hoogverheven, en Hij ziet op de ne-derigen en de hoogmoedigen kent Hij van verre.
Al wandel ik in bet midden der verdrukkingen, zoo zult Gij mij het leven behouden; Gij hebt uwe hand tegen de gramschap mijner vijanden uitgestoken, en uwe rechterhand heeft mij behouden.
De Heer zal voor mij vergelding doen; Heer! uwe barmhartigheid is eeuwigdurend; versmaad toch het werk uwer handen niet.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*Heer! versmaad toch het werk uwer handen niet.
V. Ik hoorde een stem uit den hemel tot mij zeggen:
A. Zalig zijn de dooden, die in den Heer sterven.
*A1 wat de Vader mij geeft, zal tot mij komen, en die tot mij komt, zal Ik niet verwerpen.
LOFZANG VAN MARIA (LüK. 1 VS. 4G-55)
Mijne ziel maakt groot den Heer.
En mijn geest verheugt zich in God mijnen Zaligmaker.
Omdat Hij de geringheid zijner dienstmaagd heeft aangezien ; want zie, van nu aan zullen alle geslachten mij zalig noemen.
Want Hij heeft mij groote dingen gedaan, die machtig is, en heilig is zijn naam !
235
236 DE VESPER OF HET AVONDGEBED.
En zijne barmhartigheid komt van geslachte tot geslachte, over degenen die Hem vreezen.
Hij heeft kracht gedaan door zijnen arm; Hij heeft ze verstrooid , die zich verhoovaardigden in de gedachten huns harten.
De machtigen heeft Hij van den troon gezet en de nederigen verheven.
De hongerigen heeft hij met goederen vervuld en de rijken ledig weggezonden.
Hij heeft Israel zijnen dienaar opgenomen, indachtig zijnde zijner barmhartigheid.
Gelijk Hij onzen vaderen had toegezegd, aan Abraham en aan zijn zaad tot in der eeuwigheid.
Heer ! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*A1 wat de Vader mij geeft, zal tot mij komen; en die tot mij komt, zal ik niet verwerpen.
Onze Vader, enz.
V. En leid ons niet in bekoring:
.i. Maar verlos ons van den kwade.
F. Heer! verlos hunne zielen :
Ju Van de macht der hel.
F. Dat zij rusten in vrede:
A. Amen.
F. Heer ! verhoor mijn gebed:
.4. En mijn geroep kome tot U.
Laat ons bidden.
God, Schepper en Verlosser van alle geloovigen! geef aan uwe dienaren en dienaressen vergiffenis van al hunne zonden, opdat zij de genadige kwijtschelding, waar zij
ÜE VESPER OF HET AVONDGEBED.
altijd naar verlangd hebben, door onze ootmoedige gebeden mogen verwerven ; Gij die leeft en heerscht in alle eeuwigheid. A. Amen.
V. Heer! geef haar de eeuwige rust;
A. En laat het eeuwig licht haar schijnen.
V. Dat zij rusten in vrede:
A. Amen.
In plaats van het gebed : God, Schepper en Verlosser, enz., dat op Allerzielendag gebruikt wordt, volgen hier nog gebeden voor bijzondere gelegenheden.
Als er iemand overleden is.
Wij bidden U, Heer! verlos de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) N., opdat hij (zij) voor de wereld gestorven zijnde, voor U moge leven, en reinig hem (haarj door de gunst uwer barmhartige genade van al hetgeen hij (zij) door menschelijke zwakheid in dit leven misdaan heeft, door onzen Heer, enz.
Op de maandelijksche gedachtenis.
Wij bidden U, Heer! dat Gij U verwaardiget aan de ziel van uwen dienaar N. wiens (uwe dienares N. wier) maandelijksche gedachtenis wij houden , het gezelschap uwer heiligen en uitverkorenen te verleenen en haar met den eeuwigdurenden dauw uwer barmhartigheid te bevochtigen , door onzen Heer, enz.
Op de jaarlijksche gedachtenis.
God, Heer der genade! geef aan de ziel van uwen dienaar N. wiens (uwe dienares N. wier) jaarlijksche gedachtenis wij nu houden, de plaats der verkwikking, de
237
DE VESPER OF HET AVONDGEBED.
zalige rust en het licht uwer eeuwige bestraling, door onzen Heer, enz.
Voor vader en moeder.
O God! die ons geboden hebt, vader en moeder te eeren, ontferm U genadiglijk over de ziel van mijnen vader (mijne moeder); vergeef zijne (hare) zonden en maak dat ik hem (haar) hier namaals in de vreugd der eeuwige zaligheid aanschouwe, door onzen Heer, enz.
Voor een bisschop of priester.
O God! wien het behaagde dat uw dienaar de bisschoppelijke (priesterlijke) waardigheid onder de apostolische bedienaren zoude bekleeden, wij bidden U, dat Gij hem vergunt altijd hun gezelschap in den hemel te genieten, door onzen Heer, enz.
Voor weldoeners , enz.
God, Gever der genade en Minnaar der menschelijke zaligheid! wij bidden uwe goedertierenheid, dat Gij de broeders en zusters onzer vergadering, onze weldoeners en al onze vrienden en vriendinnen , die uit deze wereld gescheiden zijn, op het voorbidden van de reine en heilige maagd Maria met al uwe heiligen, tot de gemeenschap der eeuwige zaligheid wilt brengen, door onzen Heer, enz.
Voor een man.
Neig, o Heer! uw oor tot onze gebeden, waardoor wij uwe barmhartigheid ootmoedig smeeken, dat Gij de ziel van uwen dienaar N., dien Gij uit deze wereld hebt doen scheiden, in het land des vredes en des eeuwigen lichts wilt plaats geven en in het gezelschap uwer heiligen ontvangen, door onzen Heer, enz.
238
DE METTEN OP HET MORGENGEBED. 239
Voor eene vrouw.
Wij bidden U, Heer! wees de ziel van uwe dienares N, naar uwe goedertierenheid genadig, en herstel haar, nu gezuiverd van de besmettingen der sterfelijkheid, in het erfdeel der eeuwige zaligheid, door onzen Heer, enz.
DE METTEN OF HET MORGENGEBED.
Gebed ter opwekking.
Den Koning, wien alle dingen leven, komt, laat ons aanbidden.
A. Den Koning, wien alle dingen leven, komt, laat ons aanbidden.
Psalm 94.
Komt, laat ons met vreugde den Heer loven; laat ons vroolijk zingen voor God onzen Heiland. Laat ons met loving zijn aanschijn gaan ontmoeten, en met lofzangen Hem vroolijk juichen.
*Den Koning, wien alle dingen leven, komt, laat ons aanbidden.
Want de Heer is een groot God en een groot Koning boven alle goden. [De Heer zal zijn volk niet verstooten.] Want al den omtrek der aarde heeft Hij in zijne hand en de hoogten der bergen onder zijne oogen.
*Komt, laat ons aanbidden.
De zee behoort Hem toe, en Hij heeft ze gemaakt, en de aarde hebben zijne handen toebereid. Komt, laat ons aanbidden en voor Hem nedervallen; laat ons weenen voor den Heer, die ons gemaakt heeft. Want Hij is de
240 DE METTEN OF HET MOEGENGEBED.
Heer onze God, en wij zijn zijn volk en de schapen zijner weide.
*Den Koning, wien alle dingen leven, komt laat ons aanbidden.
Heden zoo gij zijne stem hoort, verhardt toch uwe harten niet gelijk als in de verbittering, ten dage der terging in de woestijn, alwaar uwe vaderen Mij getergd, Mij beproefd en ook mijne werken gezien hebben.
*Komt, laat ons aanbidden.
Veertig jaren lang was Ik misnoegd op dat geslacht, en Ik zeide: Altijd dwalen zij met het hart en mijne wegen hebben zij niet gekend. Dus heb Ik gezworen in mijne gramschap, dat zij in mijne rust niet zouden komen.
*Den Koning, wien alle dingen leven, komt, laat ons aanbidden.
Heer! geef haar de eeuwige rust; en laat het eeuwig licht haar schijnen.
*Komt, laat ons aanbidden.
A. Den Koning, wien alle dingen leven, komt, laat ons aanbidden.
Eerste afdeeling. *Heer, mijn God! richt mijnen weg voor uw aanschijn.
Psalm 5.
Verleen het oor aan mijne woorden. Heer! let op mijn geroep.
Luister naar de stem mijns biddens, mijn Koning en mijn God!
DE METTEN OF HET MORGENGEBED. 241
Want tot U zal ik bidden, Heer! van \'s morgens vroeg zult Gij mijne stem aanhooren.
Van \'s morgens vroeg zal ik voor ü staan en beschouwen , want Gij zijt geen God, die de ongerechtigheid begeert.
De kwaadwillige zal bij U niet wonen, en de onrecht-vaardigen zullen niet bestaan voor uwe oogen.
Gij haat allen die ongerechtigheid bedrijven; Gij zult ze vernielen allen die leugentaal spreken. De Heer heeft een gruwel van den bloedgierige en den bedrieger.
Maar ik zal door de grootheid uwer barmhartigheid ingaan in uw huis; ik zal aanbidden bij uwen heiligen tempel in uwe vrees.
Heer! geleid mij in uwe rechtvaardigheid; om mijner vijanden wil richt mijnen weg voor uw aanschijn.
Want daar is in hunnen mond geene waarheid; hun hart is ij del.
Een open graf is hunne keel; zij spreken bedriegelijk met hunne tongen; oordeel ze, o God!
Laat hen vallen van hunne bedenkingen; drijf ze weg om de menigte hunner goddeloosheden , want zij hebben U getergd , Heer !
En laat hen blijde zijn allen die op U hopen, in der eeuwigheid zullen zij zich verheugen, en Gij zult in hen wonen.
En zij zullen op U roemen, allen die uwen naam liefhebben , want Gij zult de rechtvaardigen zegenen.
Heer! Gij bedekt ons met uw goed behagen als met een schild.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
16
242 DE METTEN OF HET MORGENGEBED,
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*Heer, mijn God ! richt mijnen weg voor uw aanschijn.
*Keer U om, Heer! en verlos mijne ziel, want daar is niemand , die in den dood uwer gedachtig is.
Psalm 6.
Heer! straf mij niet, enz. bl. 172.
Heer ! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*Keer U om, Heer! en verlos mijne ziel, want daar is niemand, die in den dood uwer gedachtig is.
*Dat hij eens mijne ziel niet grijpe als een leeuw, terwijl er niemand is om te verlossen of om te behouden.
Psalm 7.
Heer, mijn God I op U heb ik gehoopt; help mij van allen die mij vervolgen, en verlos mij.
Dat hij eens mijne ziel niet grijpe als een leeuw, terwijl er niemand is om te verlossen of om te behouden.
Heer, mijn God! heb ik zulks gedaan; is er onrecht in mijne handen?
Heb ik met kwaad beloond die mij met kwaad betaalden, zoo moet ik terecht verijdeld ouder mijne vijanden bezwijken.
Zoo moet mijn vijand mijne ziel vervolgen en grijpen, en mijn leven ten gronde treden en mijnen roem tot stof brengen.
Sta op, Heer! in uwe gramschap en verhef U in de palen mijner vijanden.
Ja, sta op. Heer, mijn God! naar het gebod, hetwelk Gij bevolen hebt; en de vergadering der volken zal U omringen.
DE METTEN OF HET MORGENGEBED.
En om haar kom weder naar boven; de Heer is het, die de volken oordeelt.
Oordeel mij, Heer! naar mijne rechtvaardigheid en naar de onschuld, die in mij is.
De boosheid der zondaren zal vernield worden en Gij zult den rechtvaardige bevestigen, Gij, God! die de harten en de nieren doorgrondt.
Mijne rechtvaardige hulp komt van den Heer, die zalig maakt degenen, die oprecht van harte zijn.
God is een rechtvaardig, sterk en lankmoedig rechter; vertoornt Hij zich niet alle dagen?
Zoo gij niet bekeerd wordt, Hij zal zijn zwaard gaan zwaaien; Hij heeft zijnen boog gespannen en al bereid gemaakt.
En Hij heeft er doodelijke schichten opgesteld; brandende pijlen heeft Hij zich toebereid.
Zie daar, die had wat kwaads in den zin; van smart ging hij zwanger en hij baarde ongerechtigheid.
Hij heeft een put geopend en ontgraven, en hij is in den kuil gevallen, dien hij gemaakt heeft.
Zijne smart zal hem op het hoofd druipen, en zijne ongerechtigheid zal hem op de kruin vallen.
Ik zal den Heer danken om zijne gerechtigheid en ik zal lofzingen den naam des Heeren, des Allerhoogsten.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*Dat hij eens mijne ziel niet grijpe als een leeuw, terwijl er niemand is om te verlossen of om te behouden.
V. Heer! verlos hunne zielen.
A. Van de macht der hel.
Onze Vader, enz.
243
16«
DE METTEN OF HET MORGENGEBED.
Spaar mij, Heer! want mijne dagen zijn niets. Wat is toch een mensch, dat Gij hem zoo groot acht of dat Gij hem ter harte neemt? Dagelijks bezoekt Gij hem en Gij beproeft hem ten allen stonde. Hoe houdt Gij niet op van mij, en laat niet af, zoolang dat ik mijn speeksel zwelge? Heb ik gezondigd, wat zal ik U doen, o Hoeder der men-schen? Waarom hebt Gij mij tegen U gesteld, en ben ik mij zeiven een last geworden? Waarom vergeeft Gij mijne zonde niet en waarom neemt Gij mijne misdaad niet weg? Zie, nu zal ik in het stof gaan slapen, en zoo Gij mij morgen zoekt, zal ik er niet wezen.
*Ik geloof dat mijn Verlosser leeft, en dat ik ten jong-sten dage uit de aarde verrijzen zal; en in mijn vleesch zal ik God mijnen Zaligmaker aanschouwen.
F. Dien ik zelf zien zal, en niet een ander; en mijne oogen zullen Hem aanschouwen.
A. En in mijn vleesch zal ik God mijnen Zaligmaker aanschouwen.
Het verdriet mijne ziel te leven. Ik zal mijn geklag over mij laten gaan; ik zal spreken in bittere droefheid mijner ziel. Ik zal tot God zeggen: Wil mij niet verdoemen; laat mij toch weten, waarom Gij mij aldus oordeelt. Dunkt het U goed, dat Gij mij verdrukt en mii verstoot, die het werk uwer handen ben, en dat Gij den raad der goddeloozen begunstigt? Hebt Gij dan vleesche-lijke oogen, of ziet Gij ook, gelijk een mensch ziet? Zijn uwe dagen ook als eens menschen dagen en uwe jaren als menschelijke tijden? Dat Grj naar mijne misdaad zoekt
244
DE METTEN OF HET MORGENGEBED. 245
en mijne zonden dus onderzoekt; daar Gij weet dat ik niets goddeloos gedaan heb, terwijl er niemand is, die uit uwe hand verlossen kan.
*Gi), die Lazarus, nu al riekende, uit het graf verwekt hebt, geef haar. Heer ! rust en toegang tot genade.
V. Die zal komen oordeelen levenden en dooden, en de wereld door het vuur.
-4. Geef haar. Heer! rust en toegang tot genade.
Uwe handen hebben mij gemaakt en mij in alle deelen toegesteld; en werpt Gij mij zoo onvoorziens omver ? Gedenk toch, bid ik, dat Gij mij als klei toebereid hebt; en zult Gij mij dus weder tot stof brengen ? Hebt Gij mij niet als melk gemolken en mij als kaas doen samenronnen ? Met vel en vleesch hebt Gij mij bekleed; met beenderen en zenuwen hebt Gij mij aaneengehecht. Het leven en vele weldaden hebt Gij mij gegeven, en uw toezicht heeft mijnen geest bewaard.
*Heer! als Gij de aarde zult komen oordeelen, waar zal ik mij verbergen voor het aanschijn uwer gramschap? Want ik heb zeer gezondigd in mijn leven.
V. Ik vrees om mijne misdaden en ben beschaamd voor U ; als Gij zult komen oordeelen, wil mij niet ver-oordeelen.
A. Want ik heb zeer gezondigd in mijn leven.
V. Heer! geef haar de eeuwige rust en laat het eeuwige licht haar schijnen.
A. Want ik heb zeer gezondigd in mijn leven.
246 DE METTEN OF HET MORGENGEBED.
Tweede af deeling. *In eene groene landouw heeft Hij mij gesteld.
De Heer bestuurt mij, en mij zal niets ontbreken; in eene groene landouw heeft Hij mij gesteld.
Hij voedt mij op bij verfrisschende wateren; Hij verkwikt mijne ziel.
Hij geleidt mij op de rechte paden, om zijnen naam.
Ook al wandelde ik in het midden van de schaduw des doods , zoo zal ik geen kwaad vreezen , want Gij zijt met mij.
Uw stok en uw staf, die vertroosten mij.
Gij hebt voor mij eene tafel opgedischt tegen degenen, die mij kwellen.
Gij hebt mijn hoofd met olie gezalfd; en hoe kostelijk is mijn verheugende drinkbeker!
En uwe barmhartigheid zal mij volgen al de dagen mijns levens.
Opdat ik wone in het huis des Heeren, in lengte van dagen.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwig licht haar schijnen.
•In eene groene landouw heeft Hij mij gesteld.
•Gedenk de misdaden mijner jonkheid niet noch mijne onwetendheden.
Tot U, Heer! heb ik mijne ziel opgeheven; mijn Godl op U betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden.
En laat mijne vijanden mij niet beschimpen; want allen, die U verbeiden, zullen niet beschaamd worden.
DE METTEN OF HET MORGENGEBED. 247
Laat hen beschaamd worden, allen die ongerechtigheden plegen buiten reden.
Toon mij, Heer! uwe wegen en leer mij uwe paden.
Bestuur mij in uwe waarheid en onderwijs mij; want Gij zijt God, mijn Zaligmaker! en op U heb ik gewacht den geheelen dag.
Wees gedachtig, Heer! uwer erbarmingen en uwer barmhartigheden, die van alle eeuwen geweest zijn.
Gedenk de misdaden mijner jonkheid niet noch mijne onwetendheden.
Doch gedenk mij naar uwe barmhartigheid, om uwe goedheid, Heer!
De Heer is goed en recht; daarom wijst Hij dwalenden den rechten weg aan.
Hij zal de zachtmoedigen besturen in gerechtigheid; Hij zal den nederigen zijne wegen leeren.
Al de wegen des Heeren zijn barmhartigheid en waarheid , dengenen die zijn verbond en zijne getuigenissen zoeken.
Om uwen naam, Heer! zult Gij mijner zonde genadig zijn, dewijl zij groot is.
Wie is de mensch, die den Heer vreest ? Dien wijst Hij den weg, welken hij te kiezen heeft.
Zijne ziel zal in het goede wonen, en zijn zaad zal het ■land ten erve hebben.
De Heer is een vaste stut dengenen die Hem vreezen
0 9
«n zijn verbond maakt Hij hun bekend.
Mijne oogen zien altijd op den Heer, want Hij is het, ■die mijne voeten uit den strik zal trekken.
Zie op mij en ontferm U mijner, want ik ben alleen en arm.
DE METTEN OP HET MORGENGEBED.
De benauwdheden mijns harten zijn vermenigvuldigd r trek mij toch uit mijnen nood.
Zie aan mijne ellende en mijne zwarigheid en vergeef mij al mijne misdaden.
Aanschouw mijne vijanden, hoezeer zij vermenigvuldigd zijn en hoe ongerechtig zij mij haten.
Bewaar mijne ziel en verlos mij ; laat mij niet beschaamd worden, want op U heb ik mijne hoop gesteld.
De onschuldigen eh rechtvaardigen hebben mij aangehangen , omdat ik op U wachtte.
0 God ! verlos Israel uit al zijne verdrukkingen.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwig licht haar schijnen.
*Gedenk de misdaden mijner jonkheid niet noch mijne onwetendheden.
*Ik geloof, dat ik de goederen des Heeren zal zien in het land der levenden.
De Heer is mijn licht en mijn heil; voor wien zal ik vreezen ?
De Heer is de beschermer mijns levens; voor wien zal ik schromen?
Als de booswichten op mij aanvielen, om mijn vleesch te eten.
Mijne vijanden, die mij kwellen, zoo zijn zijn zij zelf bezweken en gevallen.
Al stond er een heirleger tegen mij aan, mijn hart zal niet vreezen.
Al stond er een krijgsslag tegen mij op, zoo zal ik op Hem hopen.
248
DE METTEN OP HET MORGENGEBED. 249
Eén ding heb ik den Heer gebeden, en ik zal het nog verzoeken: dat ik mag wonen in het huis des Heeren al de dagen mijns levens.
Dat ik de genoegens des Heeren mag beschouwen en bezoeken zijnen tempel.
Want Hij heeft mij geborgen in zijne Gods-hut; in den dag des onheils heeft Hij mij beschermd in het verborgene zijner tente.
Op eene rots heeft Hij mij verheven boven mijne vijanden.
Ik zal omgaan en offerande met gejuich opdragen in zijne tent; ik zal zingen en lof zeggen voor den Heer.
Heer! verhoor mijne stem, met welke ik tot U geroepen heb; ontferm ü mijner en verhoor mij.
Mijn hart heeft tot ü gesproken; mijn aangezicht heeft naar U gezocht; uw aanschijn, Heer! zal ik zoeken.
Keer toch uw aanschijn van mij niet af, en wijk niet weg in uwe gramschap van uwen dienaar.
Wees mijn helper en verlaat mij niet, of verstoot mij niet, o God, mijn Zaligmaker!
Want mijn vader en mijne moeder hebben mij verlaten , maar de Heer heeft mij opgenomen.
Onderwijs mij, Heer! in uwen weg en bestuur mij op het rechte pad om mijne vijanden.
Geef mij niet over aan den wil dergenen die mij verdrukken ; want daar zijn valsche getuigen tegen mij opgestaan , en de boosheid heeft tegen zich zelve gelogen.
Doch ik geloof, dat ik de goederen des Heeren zal zien in het land der levenden.
Verwacht den Heer, gedraag u mannelijk en wees kloek van harte, en verbeid den Heer.
250 DE METTEN OF HET MORGENGEBED.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwig licht haar schijnen.
*Ik geloof dat ik de goederen des Heeren zal zien in het land der levenden.
V. De Heer stelle [hen] bij de vorsten.
A. Bij de vorsten zijns volks.
Onze Vader, enz.
Antwoord mij : Hoe groot zijn mijne misdaden en zonden ? Toon mij mijne boosheden en overtredingen. Waarom verbergt Gij uw aangezicht en houdt Gij mij voor uwen vijand ? Tegen een blad, dat met den wind wegvliegt, ^oont Gij uwe macht en vervolgt een dorren stoppel. Want Gij schrijft bitterheden tegen mij, en Gij wilt mij vernielen om de zonden mijner jonkheid. Gij hebt mijnen voet in de boeien gesloten, en neemt acht op al mijne gangen, en bemerkt de stappen mijner voeten; daar ik toch, als een verrotting, haast vergaan zal en worden als een kleed dat van de mot opgegeten wordt.
*0 God! wees mijner gedachtig, want mijn leven is als de wind, en laat geen menschen-oogen mij aanschouwen.
V. Uit de diepte heb ik geroepen tot U, o Heer! Heer ! verhoor mijne stem.
A. En laat geen menschen-oogen mij aanschouwen.
De mensch , van eene vrouw geboren, leeft een korten tijd en wordt vervuld met vele ellenden. Hij gaat op gelijk een bloem en valt af, en vlucht gelijk eene schaduw, en blijft nooit in éénen staat. En acht Gij het waardig
DE METTEN OF HET MORGENGEBED. 251
op den zoodanige uwe oogen te openen en hem met U in het gerecht te trekken? Wie kan hem zuiver maken, die van onzuiver zaad geteeld is? Zijt Gij het niet alleen? Kort zijn des menschen dagen, het getal zijner maanden is bij U; Gij hebt zijne palen gesteld , die niet zullen kunnen overtreden worden. Laat hem wat met vrede, dat hij mag rusten, totdat zijn gewenschte dag, gelijk die van een daglooner, kome.
*Ach mij, Heer! dat ik zooveel gezondigd heb in mijn leven! Wat zal ik, ellendige , doen ? Waar zal ik vluchten dan tot U, mijn God? Wees mijner genadig, als Gij zult komen ten jongsten dage.
V. Mijne ziel is zeer ontroerd; maar Gij, Heer! kom haar te hulp.
A. Wees mijner genadig, als Gij zult komen ten jongsten dage.
Wie geve mij dat Gij mij in het onderaardsche bedekt, en mij verbergt, totdat uwe verbolgenheid voorbij ga, en dat Gij mij een tijd stelt, waarin Gij mijner gedenken moogt. Meent Gij ook dat een doode wederom leven zal? Alle dagen, terwijl ik nu strijd, wacht ik dat mijne verandering kome. Gij zult mij aanroepen en ik zal U antwoorden ; het werk uwer handen zult Gij de rechterhand reiken. Gij hebt wel mijne gangen geteld; doch neem geen acht op mijne zonden.
*Heer! gedenk mijner zonden niet, als Gij de wereld zult komen oordeelen door het vuur.
V. Heer, mijn God! richt mijnen weg voor uw aanschijn.
252 DE METTEN OF HET MORGENGEBED.
A. Als Gij de wereld zult komen oordeelen door het vuur.
V. Heer! geef haar de eeuwige rust en laat het eeuwige licht haar schijnen.
A. Als Gij de wereld zult komen oordeelen door het vuur.
Derde afdeeling. *Heer! laat het U behagen dat Gij mij verlost; Heer! zie op om mij te helpen.
Al wachtende heb ik den Heer verwacht, en Hij heeft mij aangehoord.
En Hij heeft mijne gebeden verhoord en mij getrokken uit den poel der ellende en uit het modderslijk.
En Hij heeft mijne voeten op een rots gesteld en mijne gangen bestuurd.
En Hij heeft mij een nieuw gezang in den mond gegeven : een lofzang voor onzen God.
Velen zullen, dit ziende, den Heer vreezen en op Hem hopen.
Zalig is de man, wiens hoop de naam des Heeren is, en die niet omziet naar ijdelheden of valsche dwaasheden.
Heer, mijn God! vele zijn uwe wonderen, die Gij gedaan hebt, en in uwe gedachten is niemand U gelijk.
Ik heb ze verkondigd, en er van gesproken; zij zijn vermenigvuldigd boven mate.
Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild ; maar Gij hebt mij de ooren geopend.
DE METTEN OF HET MORGENGEBED.
Brandoffer en offerande voor de zonden hebt Gij niet begeerd. Toen zeide ik : Zie ik kom.
In den inhoud des boeks is van mij geschreven. Uw wil te doen, mijn God! dit is betgeen ik wensch, en uw wet is in het binnenste mijns harten.
Ik heb uwe rechtvaardigheid verkondigd in eene groote vergadering; zie ik zal mijne lippen niet doen ophouden; Heer! Gij weet het
Uwe rechtvaardigheid heb ik niet in mijn hart verborgen: van uwe waarheid en van uw heil heb ik gesproken.
Ik heb uwe barmhartigheid en uwe trouw niet verborgen voor de groote gemeente.
Gij dan, Heer! wend toch uwe barmhartigheden van mij niet af; uwe barmhartigheid en uwe trouw hebben mij altijd behoed.
Want mij hebben omvangen ellenden zonder getal; mijne ongerechtigheden hebben mij overrompeld , zoo dat ik niet zien kan.
Zij zijn vermenigvuldigd boven de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten.
Heer! laat het U behagen dat Gij mij verlost; Heer! zie op om mij te helpen.
Dat zij beschaamd en tot schande worden, allen die mijn leven zoeken, om het om te brengen.
Dat zij terugwijken en tot schande worden, die mij kwaad willen.
Dat zij schielijk hunne schaamte dragen, die mij zeggen: Juich, juich.
Laat hen verheugd en blijde zijn in U, allen die U zoeken; en dat zij altijd zeggen, die uw heil beminnen: Hoog geloofd zij de Heer.
253
Doch ik ben arm en behoeftig; dan de Heer is voor mij bezorgd.
Gij zijt mijn helper en mijn beschermer; mijn God! vertoef niet.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwig licht baar schijnen.
*Heer! laat het U behagen, dat Gij mij verlost; Heer! zie op om mij te helpen.
*Heer! genees mijne ziel, want ik heb tegen ü gezondigd.
Zalig, die zich den behoeftige en arme aantrekt; in den kwaden dag zal de Heer hem verlossen.
De Heer beware hem, en behoude hem het leven, en make hem gelukkig op aarde, en Hij geve hem niet over aan den wil zijner vijanden.
De Heer kome hem te hulp op het bed zijner smarte; Gij schudt zijn bed al om in zijne krankheid.
Ik heb gezegd; Heer! ontferm U mijner; genees mijne ziel, want ik heb tegen U gezondigd.
Mijne vijanden hebben mij kwaad gewenscht: wanneer zal hij sterven en zijn naam vergaan ?
Kwam er een binnen om te zien, die sprak bedriegelijk; zijn hart vervulde zich met boosheid, en als hij buiten kwam, sprak hij ze uit.
Al mijne vijanden hebben te zamen tegen mij gemompeld en kwaad tegen mij beraamd.
Zij hebben een boos stuk tegen mij besloten: die daar slaapt, zoude hij wel weder opstaan ?
Ook mijn bijzondere vriend, op wien ik betrouwde,
254
DE METTEN OF HET MORGENGEBED. 255
die mijn brood at, heeft mij stoutelijk met den voet getreden.
Maar Gij , Heer! ontferm U mijner en richt mij weder op; en ik zal het hun vergelden.
Daaraan bemerk ik, dat Gij mij wel genegen zijt; dat mijn vijand zich over mij niet verblijden zal.
Gij hebt mij opgenomen om mijne onschnld en mij vastgesteld voor uw aanschijn in der eeuwigheid.
Geloofd zij de Heer, de God van Israel, van eeuw tot eeuw; zoo moet het zijn, zoo moet het zijn.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*Heer ! genees mijne ziel, want ik heb tegen U gezondigd.
*Mijne ziel dorst naar God, den machtigen, levenden! wanneer zal ik daar komen en verschijnen voor het aanschijn des Heeren?
Gelijk een hert snakt naar de waterbronnen , zoo snakt mijne ziel naar U, o God!
Mijne ziel dorst naar God, den machtigen, levenden! wanneer zal ik daar komen en verschijnen voor Gods aanschijn?
Mijne tranen zijn mijn brood geweest dag en nacht) terwijl men mij dagelijks zegt: waar is uw God ?
Wanneer ik deze dingen indachtig werd, heb ik mijne ziel in mij uitgestort, totdat ik opga naar de plaats der wonderlijke woning, tot in het huis Gods.
Daar is eene stem van verheuging en loving, het geluid dergenen die blijden maaltijd houden.
Waarom zijt gij bedroefd, mijne ziel! en waarom ontstelt gij mij ?
DE METTEN OF HET MORGENGEBED.
Betrouw op God, want ik zal Hem nog danken; de zaligheid mijns aanschijns, en mijn God!
Mijne ziel is in mij ontsteld; daarom zal ik uwer gedachtig zijn van uit het land der Jordaan , uit Hermon, uit het kleine gebergte.
De eene afgrond roept den anderen, in het gedruisch van uwe watersluizen.
Al uwe hooge vloeden en baren zijn over mij gekomen.
In den dag heeft de Heer zijne barmhartigheid gezonden, en in den nacht zal ik Hem zingen ,
En bidden tot den God mijns levens. Ik zal tot God zeggen: Gij zijt mijn Behoeder.
Waarom hebt Gij mij vergeten? en waarom ga ik zoo bedroefd , terwijl de vijand mij verdrukt ?
Het breekt mij door de beenderen, dat mijne vijanden, die mij vervolgen, mij dus beschimpen.
Dat zij mij dagelijks zeggen: waar is uw God? Waarom zijt gij bedroefd, mijne ziel, en waarom ontstelt gij mij?
Betrouw op God, want ik zal Hem nog danken, de zaligheid mijns aanschijns en mijn God!
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwig licht haar schijnen.
*Mijne ziel dorst naar God, den machtigen, levenden ! wanneer zal ik daar komen en verschijnen voor het aanschijn des Heeren?
V. Geef de zielen, die U loven, niet over aan de beesten.
A. En vergeet niet voor altoos de zielen uwer armen.
Onze Vader, enz.
256
DE METTEN OF HET MORGENGEBED. 257
Mijn levenskracht verzwakt en mijne dagen korten: en alleen blijft het graf mij over. Ik heb niet misdaan, en echter blijft mijn oog die bitterheden zien. Verlos mij, Heer! en stel mij nevens U, en laat dan ieders hand tegen mij strijden. Mijne dagen zijn vergaan; mijne gedachten zijn verstrooid en pijnigen mijn hart. Den nacht hebben zij in den dag veranderd; en zal ik na de duisternis het licht nog hopen? Of ik al wacht, zoo is toch het graf mijn huis en in de duisternis heb ik mijn bed gemaakt. Tot de verrotting heb ik gezegd: gij zijt mijn vader! en tot de wormen; mijne moeder en mijne zuster! Waar is dan nu mijne verwachting, en wie beschouwt mijn geduld?
*De vrees des doods ontroert mij, terwijl ik dagelijks zondig en geen boete doe; want in de hel is geene verlossing. Ontferm U mijner, o God! en behoud mij.
V. Heer! maak mij zalig in uwen naam en verlos mij door uwe kracht.
A. Want in de hel is geene verlossing. Ontferm U mijner, o God! en behoud mij.
Mijn gebeente hangt aan mijn vel, zijnde het vleesch verteerd, en de lippen zijn nauwelijks over rondom mijne tanden. Ontfermt u mijner, ontfermt u mijner, ten minste gij j mijne vrienden! want de hand Gods heeft mij getroffen. Waarom vervolgt gij mij, even als God, en wordt gij door mijn vleesch verzadigd ? Wie verleene mij dat mijne reden geschreven worden ? Wie geve mij , dat zij in een boek gedrukt worden met een ijzeren schrijfstift,
17
1gt;K METTEN OF HET MORGENGEBED.
en in een looden plaat, of wel in een rotssteen gehakt ■worden? Want ik weet dat mijn Verlosser leeft, en dat ik ten jongsten dage uit de aarde zal opstaan. En ik zal wederom met mijn vel overtrokken worden, en in mijn vleesch zal ik mijnen God zien. Ik zal Hem zelf zien en mijne oogen zullen Hem aanschouwen, en geen ander. Deze mijne hoop is opgelegd in mijnen boezem.
*Heer! oordeel mij niet naar mijne werken, want ik heb niets waardigs gedaan voor uw aanschijn. Daarom bid ik uwe majesteit, dat Gij, o God! mijne misdaden wilt uitwisschen.
V. Heer! wasch mij meer en meer van mijne ongerechtigheid en reinig mij van mijne zonden.
A. Dat Gij, o God! mijne misdaden wilt uitwisschen.
Waarom hebt Gij mij uit de moeder voortgebracht ? Ach , of ik toch ware omgekomen , dat mij geen oog gezien had, zoo zoude ik geweest zijn, alsof ik niet ware-, van de moeder ten grave gebracht. Zal de kortheid miiner dagen niet haast een einde nemen? Laat mij dan met vrede, dat ik een weinig verkwikt worde in mijne smart, eerdat ik ga om niet weder te keeren tot het duistere land, met den donkeren dood bedekt, tot dat land van ellende en dikke duisternis, waar de schaduw des doods, is, en waar geene geschiktheid, maar eene altijddurende nare schrikkelijkheid inwoont.
*quot;Verlos mij, Heer! van den eeuwigen dood in dien schrotnelijken dag, als de hemelen en de aarde zullen beroerd worden, als Gij de wereld zult komen oordeelen door het vuur.
258
DE LAUDEN OF HET LOFGEBED.
V. Ik ben beschroomd geworden, en ik vrees tegen dat het onderzoek komen zal en de toekomende gramschap.
A. Als de hemelen en de aarde zullen beroerd worden , als Gij de wereld zult komen oordeelen door het vuur.
F. Die dag is een dag van gramschap, van onheil en ellende, een groote en zeer bittere dag.
A. Als Gij de wereld zult komen oordeelen door het vuur.
F. Heer ! geef haar de eeuwige rust en laat het eeuwige licht haar schijnen.
A. Verlos mij, Heer! van den eeuwigen dood in dien schromelijken dag, als de hemelen en de aarde zullen beroerd worden, als Gij de wereld zult komen oordeelen door het vuur.
DE LAUDEN OP HET LOFGEBED.
\'quot;De verslagene beenderen zullen zich voor den Heer verheugen.
Ontferm U mijner, enz. bl. 176.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*De verslagene beenderen zullen zich voor den Heer verheugen.
*Heer! verhoor mijn gebed; alle vleesch zal tot U komen.
O God! in Sion moet men U lofzingen, en in Jeruzalem zal men U belofte betalen.
259
17»
260 DE LAUDEN OF HET LOFGEBED.
Verhoor mijn gebed; alle vleesch zal tot U komen.
De misdaden hebben de overhand over ons genomen; doch Gij zult ons onze zonden vergeven.
Zalig, dien Gij verkoren en opgenomen hebt, die wonen zal in uwe hofzalen.
Wij zullen verzadigd worden door de goederen uws huis; heilig is uw tempel en wonderbaar in gerechtigheid.
Verhoor ons, o God, onze Heiland! Gij, die de hoop zijt van al de uiteinden der aarde, en van die verre in de zee zijn.
Die de bergen vastzet door uwe kracht en met macht zijt toegerust, die de holle zee beroert en het gedruisch harer golven.
De volkeren zullen verbaasd worden, en die aan de uiterste palen wonen, zullen vreezen voor uwe wonder-teekenen; waar de dag op en onder gaat, zult Gij het alles vroolijk maken.
Gij bezoekt de aarde en bevochtigt ze mildelijk; Gij vult ze op met rijke vruchten.
De beken Gods zijn met wateren vervuld; Gij bereidt hun spijs, want aldus wordt de aarde toebereid.
Vervul hare ploegvoren met vochtigheid; vermenigvuldig haar gewas; door de regendroppelen zal zij vroolijk groeien.
Gij zult den ganschen jaarkring met uwe goedertierenheid zegenen; en uwe velden zullen met vruchtbaarheid vervuld worden.
De wildernis zal,schoon en vet worden, en de heuvelen zullen met vroolijkheid omringd staan.
DE LAUDEN OF HET LOFGEBED.
De kudden der schapen zullen wél bekleed zijn, en de vlakke landen zullen overvloeien van tarwe; men zal er juichen en vroolijk zingen.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*Heer! verhoor mijn gebed; alle vleesch zal tot U komen.
*Uwe rechterhand ondersteunt mij, Heer!
Psalm 62.
O God! Gij zijt mijn God; tot U waak ik van den vroegen morgen.
Mijne ziel dorst naar ü, en mijn vleesch met groot verlangen.
In dit woeste, wilde en dorre land vertoon ik mij voor U in het heiligdom, om uwe macht en uwe heerlijkheid te aanschouwen.
Want uwe goedertierenheid gaat alle leven te boven; mijne lippen zullen U lofzingen.
Zoo zal ik U loven mijn leven lang en in uwen naam zal ik mijne handen ophelïen.
Zoo zal mijne ziel als met bloem en lekkernij verzadigd worden, en met vroolijke lippen zal mijn mond U loven.
Als ik op mijn bed Uwer gedachtig ben; van \'s morgens vroeg zal ik op U denken, want Gij zijt mijn helper.
En ik zal mij verheugen onder de schaduw uwer vleugelen ; mijne ziel is aan ü gehecht; uwe rechterhand ondersteunt mij.
Maar zij staan mij te vergeefs naar het leven, zij zullen onder de aarde dalen, zij zullen in het zwaard vallen, en den vossen ten roove worden.
261
[JE LAUDEN OF HET LOFGEBED.
Maar de koning zal zich in God verblijden; allen die bij Hem zweren, zullen zich beroemen, omdat de mond der kwaadsprekers gestopt is.
Psalm 66.
God zij ons genadig en geve ons zijnen zegen; Hij be-schijne ons met zijn aanschijn en toone ons genade.
Opdat wij uwen weg op de aarde kennen en uwe zaligheid onder alle volken.
Dat de volken, o God! U loven; dat alle volken ü eere geven.
Laat de volken blijde zijn en zich verheugen; want Gij oordeelt de volken in gerechtigheid en bestuurt de geslachten op de aarde.
Dat de volken, o God! ü loven; dat alle volken U eere brengen; de aarde heeft hare vrucht gegeven.
God wille ons zegenen, onze God, God wille ons zegenen; en men vreeze Hem tot het uiterste der aarde.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*Uwe rechterhand ondersteunt mij, Heer!
*Heer ! verlos mijne ziel van de macht der bel.
gezang van ezechias (isaias. 38 vs. 10-20).
Ik heb gezegd; in het midden van mijn leven ga ik zoo henen naar de poorten des grafs.
Ik zocht naar het overige mijner jaren. Ik zeide; Ik zal God den Heer niet meer zien in het land der levenden.
Ik zal de menschen, en die hier in ruste wonen, niet meer aanschouwen.
262
DE LAUDEN OF HET LOFGEBED.
Mijn levenstijd is omgekomen en van mij weggevoerd als een herderstente.
De draad mijns levens is afgesneden als die van een •weverswebbe. Hij heeft hem afgesneden als ik pas begon ; tusschen den morgenstond en den avond zult Gij mij ten einde brengen.
Ik had nog hoop tot den morgenstond; maar Hij vermorzelde al mijne beenderen als een leeuw.
Tusschen den morgenstond en den avond zult Gij mij ten einde brengen. Ik zal piepen als een jonge zwaluw «n zuchten als een duif.
Mijne oogen zijn zwak geworden door het opzien naar omhoog.
Heer! ik lijd geweld; spreek toch voor mij. Wat zeg ik? Hoe zou Hij voor mij spreken, daar Hij het zelf gedaan heeft ?
Ik zal voor U al mijne jaren overdenken in de bitterheid mijner ziel.
Heer! indien men zoo leeft, en het leven mijner ziel daarin bestaat, zoo zult Gij mij kastijden en laten leven.
Zie, als ik in vrede was, is mij deze allerbitterste smart aangekomen.
Doch Gij hebt mijne ziel van den dood bevrijd, en al mijne zonden achter uwen rug geworpen.
Want het graf zal ü niet loven, en de dood zal ü niet prijzen; die in den kuil nederdalen zullen uwe waarheid niet verbeiden.
De levenden, de levenden zullen U loven, gelijk ik heden doe; de vader zal uwe waarheid aan zijne kinderen bekend maken.
263
264 DE LAUDEN OP HET LOFGEBED.
Verlos mij, Heer! en wij zullen onze lofzangen in het tuis des Heeren zingen al de dagen onzes levens.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*Heer! verlos mijne ziel van de macht der hel.
*A1 wat geest heeft love den Heer.
Looft den Heer, gij van de hemelen; looft Hem in het allerhoogste.
Looft Hem al zijne engelen; looft Hem al zijne heir-krachten.
Loott Hem zon en maan; looft Hem alle wateren, die boven de hemelen zijt. Dat zij den naam des Heeren loven.
Want Hij heeft gesproken, en zij zijn gemaakt; Hij heeft het geboden, en zij zijn geschapen.
Hij heeft ze bevestigd voor altijd en door alle eeuwen: Hij heeft hun een bevel gesteld, en het zal niet overtreden worden.
Looft den Heer, gij van de aarde; walvisschen en alle diepten.
Vuur, hagel, sneeuw, ijs en stormwinden, die zijn bevel volbrengt.
Bergen en alle heuvelen, vruchtbare boomen en alle cederboomen.
Beesten en allerhande vee, kruipende dieren en vliegende vogelen.
Koningen der aarde en alle volkeren; vorsten en alle rechters der aarde.
Jongelingen en maagden, ouden met jongen, dat zij
DE LAUDEN OF HET LOFGEBED.
den naam des Heeren loven, want zijn naam alleen is hoog verheven.
Zijn roemlof strekt over hemel en aarde, en Hij heeft de macht zijns volks verheven.
Hem loven al zijne heiligen, de kinderen van Israel, het volk dat Hem nadert.
Zingt den Heer een nieuw gezang; lo£ zij Hem in de vergadering der heiligen.
Israel verblijde zich in dengenen, die hem gemaakt heeft; en de kinderen van Sion verheugen zich in hunnen koning.
Zij loven aan reien zijnen naam en spelen Hem lof met trommel en harp.
Want de Heer heeft een welbehagen in zijn volk, en Hij zal de zachtmoedigen ter zaligheid verheffen.
De heiligen zullen zich in heerlijkheid verheugen; zij zullen zich verblijden op hunne rustplaatsen.
Gods roem en lof zal in hunnen mond zijn, en tweesnijdende zwaarden in hunne handen.
Om wraak te nemen over de heidenen en de volkeren te strafEen;
Om hunne koningen in de boeien te sluiten en hunne edelen in ijzeren banden ;
Om het beschreven vonnis over hen uit te werken. Deze heerlijkheid is voor al zijne heiligen.
Looft den Heer in zijn heiligdom; looft Hem in het uitspansel zijner kracht.
265
DE LAUDEN OF HET LOFGEBED.
Looft Hem in zijne krachtdadigheden: looft Hem naar zijne zeer groote heerlijkheid.
Looft Hem met geklank der bazuinen; looft Hem op harpen en op fluiten.
Looft Hem met trommelklank en aan reien; looft Hem met snarenspel en orgel.
Looft Hem met zoetluidende klinktrommen; looft Hem met klinktrommen van vroolijk geluid. Al wat geest heeft, love den Heer.
Heer ! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*A1 wat geest beeft love den Heer.
F. Ik hoorde eene stem uit den hemel tot mij zeggen:
A. Zalig zijn de dooden, die in den Heer sterven.
*Ik ben de Verrijzenis en het Leven. Wie in Mij gelooft zal leven, al is hij al gestorven. En al wie leeft en in Mij gelooft, die zal in der eeuwigheid niet sterven.
LOFZANG VAN ZACHARIAS (LUK. 1 VS. 68-79).
Gezegend zij de Heere God van Israel, dat Hij zijn volk bezocht en verlossing gegeven heeft;
En ons een hoorn der zaligheid heeft opgericht in het huis van zijnen dienaar David.
Gelijk Hij had toegezegd door den mond zijner heilige profeten, die er van alle tijden geweest zijn:
Dat Hij ons zoude verlossen van onze vijanden en uit de hand van allen die ons haten;
Om barmhartigheid te doen met onze vaderen en te gedenken aan zijn heilig verbond ;
Aan den eed, dien Hij onzen vader Abraham gezworen, heeft, dat Hij ons zoude geven ;
266
--
DE LAUDEN OF HET LOFGEBED. 267
Dat wij uit de hand onzer vijanden verlost zijnde, Hem zonder vrees zouden dienen;
In heiligheid en gerechtigheid voor zijn aanschijn al onze dagen.
En gij, kind, zult een profeet des Allerhoogsten genoemd worden; want gij zult voor het aanschijn des Heeren gaan om zijne wegen te bereiden;
Om zijn volk de kennis der zaligheid te geven, tot vergeving hunner zonden
Door de innerlijke barmhartigheid van onzen God, door welke Hij ons is komen bezoeken, die nu verschijnt van boven.
Om degenen, die in duisternis en in de schaduw des doods zitten, te verlichten; om onze voeten te besturen op den weg des vredes.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
*Ik ben de Verrijzenis en het Leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, al is hij al gestorven. En al wie leeft en in Mij gelooft, die zal in der eeuwigheid niet sterven.
Onze Vader, enz (knielende).
V. En leid ons niet in bekoring.
A. Maar verlos ons van den kwade.
V. Heer! verlos hunne zielen.
A. Van de macht der hel.
V. Dat zij rusten in vrede.
A. Amen.
V. Heer! verhoor mijn gebed.
A. En mijn geroep kome tot U.
De gebeden staan op bl. 237, enz.
GEBEDEN EN PLECHTIGHEDEN
GEBEDEN EN PLECHTIGHEDEN BIJ DE BEAARDING.
De priester staande aan het voeten-einde der kist van den overledene, buigt zich voor het kruis, dat op de kist staat, en besproeit ze met wijwater, zeggende:
De verslagene beenderen zullen zich voor den Heer verheugen.
Ontferm U mijner, enz. bl. 176.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
De verslagene beenderen zullen zich voor den Heer verheugen.
Indien Gij, Heer! de zonden gadeslaat, Heer! wie zal bestaan ?
Uit de diepte, enz. bl. 179.
Heer! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
Indien Gij, Heer! de zonden gadeslaat, Heer! wie zal bestaan ?
Heiligen Gods, komt te hulp; engelen des Heeren, komt te gemoet; neemt aan de ziel van dezen (deze) overledene en draagt ze op voor het aanschijn van den Allerhoogste.
P. Dat Christus, die u geroepen heeft, u ontvange; en dat de engelen u geleiden in den schoot van Abraham.
A. Dat zij u aannemen en opdragen voor het aanschijn van den Allerhoogste.
P. Heer! geef haar de eeuwige rust.
A. En laat het eeuwige licht haar schijnen.
268
Engelen Gods! neemt aan de ziel van dezen (deze) overledene en draagt ze op voor het aanschijn van den Allerhoogste.
P. Heer! ontferm U onzer.
A. Christus! ontferm U onzer.
P. Heer ! ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
De priester zich gebogen hebbende voor het kruis , gaat tweemaal rondom de kist; de eerste maal die besproeiende met wijwater en de tweede maal bewierookende.
P. En leid ons niet in bekoring.
A. Maar verlos ons van den kwade. Amen.
P. Van de poort der hel :
A. Verlos, Heer! zijne (hare) ziel.
P. Dat zij ruste in vrede:
A. Amen.
P. Heer! verhoor mijn gebed:
A. En mijn geroep kome tot U.
P. De Heer zij met uJieden;
A. En met uwen geest.
P. Laat ons bidden.
Wij bidden U, Heer! ontsla de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) van alle banden der zonden, opdat zij in de heerlijke verrijzenis opgewekt zijnde, met uwe heiligen en uitverkorenen zich verheuge, door Christus onzen Heer.
A. Amen.
P. Treed niet, Heer! in het oordeel met uwen dienaar (uwe dienares), want geen mensch zal voor ü gerechtvaardigd worden, tenzij hem door U vergiffenis van al zijne zonden gegeven worde. Dat dan , bidden wij , door
269
GEBEDEN EN PLECHTIGHEDEN
uw vonnis niet gedrukt worde degene die U door eene ware sme\'eking des geloofs wordt aanbevolen ; maar dat hij (zij) door uwe genade verdiene het oordeel van wraak te ontwijken , die in dit leven geteekend geweest is met het merkteeken der H. Drie-éénheid , die leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen.
A. Amen.
Verlos mij, Heer ! van den eeuwigen dood in dien schromelijken dag, als de hemel en de aarde zullen beroerd worden, als Gij de wereld zult komen oordeelen door het vuur.
P. Tk sidder van vrees tegen dat het onderzoek en de aanstaande gramschap komen zal:
.1. Als de hemel en de aarde zullen beroerd worden; als Gij de wereld zult komen oordeelen door het vuur.
P. Die dag is een dag van gramschap, van onheil en ellende; een groote en zeer bittere dag :
A. Als Gij de wereld zult komen oordeelen door het vuur.
P. Heer ! geef haar de eeuwige rust:
A. En laat het eeuwige licht haar schijnen.
Verlos mij , Heer ! van den eeuwigen dood in dien schromelijken dag , als de hemel en de aarde zullen beroerd worden, als Gij de wereld zult komen oordeelen door het vuur.
P. Heer ! ontferm U onzer.
A. Christus ! ontferm U onzer.
P. Heer ! ontferm U onzer.
Onze Vader , enz.
Laat ons bidden.
God! wien het altijd eigen is genadig te zijn en te sparen,
270
BIJ DE BEAARDING.
•wij bidden U ootmoedig voor de ziel van uwen dienaar N. (uwe dienares N.), welke Gij heden uit deze wereld hebt doen scheiden , dat Gij ze niet overgeeft in de handen des vijands , noch ten einde toe vergeet; maar gebied den H. engelen die op te nemen en in het vaderland, het paradijs , te brengen, opdat zij , dewijl zij op U gehoopt en in U geloofd heeft, de straf der hel niet onderga, maar de eeuwige vreugde bezitte , door Christus onzen Heer.
^4. Amen.
Dat de engelen u geleiden in het paradijs, dat de martelaren u op uwe komst ontvangen en brengen in de heilige stad, Jeruzalem. Dat de menigte der engelen u aanneme, opdat gij met den eertijds armen Lazarus de eeuwige rust moogt genieten.
De priester zegent de kist, zeggende :
Laat ons bidden.
God ! door wiens barmhartigheid de zielen der geloovigen rusten , verwaardig U dit lijk te -jquot; zegenen en uwen engel te zenden om het te bewaren ; ontsla de ziel , welker lichaam hier tegenwoordig is, van alle banden der zonden, opdat zij zich in U met uwe heiligen zonder einde ver-heuge, door Christus onzen Heer.
A. Amen.
De priester besproeit het lijk niet wijwater en zegt:
Heden zij uwe plaats in vrede, en uwe woning in het heilig Sion, door Christus onzen Heer.
A. Amen.
De priester maakt met het kruis drie kruisen op de kist en zegt :
271
GEBEDEN EN PLECHTIGHEDEN
Ik teek en dit lichaam met het teeken des heiligen kruises -J-, opdat het in den dag des oordeels verrijze -J- en het eeuwige leven bezitte -j-, door Jezus Christus onzen Heer.
A. Amen.
De priester strooit driemaal wat aarde op het lijk en zegt :
Heer ! Gij hebt hem (haar) van aarde gemaakt en met beenderen en zenuwen samengehecht; doe hem (haar) verrijzen ten jongsten dage, door Jezus Christus onzen Heer.
A. Amen.
Ik ben de Verrijzenis en het Leven. Wie in Mij gelooft zal leven , al is hij al gestorven. En al wie leeft en in Mij gelooft, die zal in der eeuwigheid niet sterven.
LOFZANG VAN ZACHAR1AS.
Gezegend zij de Heer, enz. bl. 266.
Heer ! geef haar de eeuwige rust.
En laat het eeuwige licht haar schijnen.
Ik ben de Verrijzenis en het Leven. Wie in Mij gelooft zal leven, al is hij al gestorven. En al wie leeft en in Mij gelooft, die zal in der eeuwigheid niet sterven.
P. Heer ! ontferm U onzer.
A. Christus ! ontferm IJ onzer.
F. Heer! ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
De priester besproeit nogmaals de kist met wijwater en hewieroolct dezelve.
P. En leid ons niet in bekoring:
A. Maar verlos ons van den kwade. Amen.
P. Van de poort der hel:
272
BIJ DE BEAARDING. 273
A. Verlos, Heer! zijne (hare) ziel.
P. Dat zij ruste in vrede:
A. Amen.
P. Heer ! verhoor mijn gebed;
A. En mijn geroep kome tot U.
P. De Heer zij met u:
A. En met uwen geest.
Laat ons bidden.
Doe, Heer! aan uwen overledenen dienaar (uwe overledene dienares), die uwen wil in dit leven getracht heeft te volbrengen, deze barmhartigheid, dat hij (zij) naar zijne (hare) werken niet gestraft worde, maar laat uwe barmhartigheid hem (haar), die door het ware geloof hier met de schare der geloovigen is vereenigd geweest, daarboven in het gezelschap der engelen brengen, door Christus onzen Heer.
A. Amen.
P. Heer! geef haar de eeuwige rust:
A. En laat het eeuwige licht haar schijnen.
P. Dat zij ruste in vrede:
A. Amen.
P. Dat zijne (hare) ziel en de zielen van alle geloovigen door Gods barmhartigheid rusten in vrede:
A. Amen.
18
274 GEDACHTEN OP EENE BEGRAAFPLAATS.
GEDACHTEN OP EENE BEGRAAFPLAATS.
Geloofd zij God, de Vader onzes Ileeren Jezus Christus, die ons naar zij/te groote barmhartigheid heeft doen herboren morden tot eene levende hoop, door de verrijzenis ran Jezus Christus uit de dooden; tot een onbederfelijk, onbesmettelijk en oni-ern-elhbaar erfdeel, hetieelk in d-n hemel voor u bewaard mordt. 1 Petb. 1 vs. 3, 4.
Gedenk, o mensch ! dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeeren! — Zoo roept eene stem uit deze graven mij toe. Laat mij van die stem mijn oor niet afwenden, of zonder gevoel deze graven voorbijgaan. Laat mij er bij vertoeven, om van de dooden levenswijsheid te leeren.
Velen vergaan hier ter plaatse reeds sedert jaren, velen eerst sedert weinige dagen. Hoeveel dierbare bloedverwanten , geliefde vrienden en bekenden heb ik al ten grave geleid ! Ze zijn mij vooruitgegaan ; en ik, wellicht eer ik het vermoed, zal hen volgen. Zij waren eens, wat ik nu ben ; en wat zij thans zijn, zal ik eens worden.
Hier aanschouw ik het ij dele en vergankelijke van al het aardsche. Het gebeente van rijken en armen, van aanzienlijken en geringen vergaat hier onder elkander; wat onderscheidt hen thans? Wat is er van hunne schoonheid, macht , aanzien en van andere vergankelijke voorrechten overgebleven ? Niets, dan vermolmd gebeente , en weldra niets meer dan een handvol stof !
Niet altijd echter zal het zoo blijven. Gelijk de zaadkorrel in de aarde tot verderf moet overgaan, indien daaruit
GEDACHTEN OP EENE BEGRAAFPLAATS. 275
een rijke oogst zal voortkomen, evenzoo vergaan hier de overblijfselen der ontslapenen tot den grooten dag der opstanding. Ook hier is waarlijk een akker Gods, waarin het zaad ter onsterfelijkheid verborgen ligt, en het verderfelijke rijpt tot onverderfelijkheid.
Ook hier zal eens een groote oogst plaats hebben. De engelen Gods zullen de uitverkorenen, als rijp en uitgelezen graan in de hemelsche schuren brengen, maar ook de verworpenen, als verderfelijk onkruid in het vuur werpen. Ja, ook dit laatste! want er staat geschreven: zoo tvat de mensch zaait, dat zal hij ook maaien. Dit is de groote waarheid, welke door onze bijzondere betrekking tot den Vader onzes Heeren Jezus Christus, als zijne kinderen , als geloovigen in Hem, niet weggenomen of krachteloos gemaakt wordt. Die in zijn vleesch zaait, zal van zijn vleesch verderfenis maaien; maar die in den geest zaait, zal van den geest het eeuwig leven maaien ! Ernstige herinnering ook voor mij ! Krachtige en doordringende waarschuwing tegen alle uitstel van bekeering zoowel, als tegen iedere zonde ! O, dat ik er steeds aan gedenke, ten einde in het goeddoen nooit te verslappen ! ...
Dat zij , die aan geene opstanding, aan geene eeuwige vergelding gelooven, voor den dood sidderen ! Voor hem, die in Christus gelooft, heeft hij die verschrikking niet. Hij weet, dat hij niet in eeuwigheid sterft. - Zonder vreezen kan ik dan aan mijn laatsten snik denken; want de dood is verslonden en geheel overwonnen door Jezus Christus, mijnen Heer. Hij, mijn Jezus, leeft! Hij is de Verrijzenis en het Leven. Hij zal ook mij eenmaal opwekken. Jezus is mijne hoop en mijn Verlosser in eeu-
18*
276 GEBKD OM EEN ZALIGEN DOOD.
wigheid. Geloofd zij God, die ons de overwinning over dood en graf gegeven heeft door onzen Heer Jezus Christus !
O Gij mensch geworden Zoon van God! die ook eens in het graf gerust hebt en uit de dooden zijt opgestaan, Gij, die nu eeuwig leeft en het eeuwige leven schenkt, verleen mij genadig, zóó ter uwer eer en dienst te leven in deze wereld, dat het sterven mij eens tot groote winst verstrekke, en ik, bij de algemeene verrijzenis der dooden, U in uw rijk moge volgen! Amen.
GEBED OM EEN ZALIGEN DOOD.
Mijne ziel sterve den dood der rechtvaardigen, en mijn einde zij aan dat van hen gelijk.
Numeki 23 vs. 10.
O God! die den dood niet gemaakt hebt, maar den mensch in onschuld geschapen hebbende, hem de onsterfelijkheid hadt toegeschikt; die hem tot den dood verwezen hebt, als de rechtvaardige straf voor zijne ongehoorzaamheid en zonde, geef mij een schroom voor de zonde, die den dood in de wereld gebracht heeft, en laat mij niet in zonden sterven, dat de grootste is van alle rampzaligheden. Maak, dat de gedachte aan den dood, waarvoor de mensch, die in weelde leeft, zoo terugschuwt, mij altijd tegenwoordig zij, om mij van de weelde en ij dele wellusten dezer wereld te doen walgen, om mij ootmoedig en gematigd te maken in voorspoed en in vreugd, geduldig en
GEBED OM EEN ZALIGEN DOOD.
welgemoed in tegenspoed, ijverig tot goede werken, en om mij in uwe vrees en liefde te doen leven. Gij hebt gewild , dat de dag mijns stervens mij onbekend zou zijn, en Gij waarschuwt mij, dat de dood mij onverwachts zal verrassen. Geef mij dan de genade, om mij ieder urn-gereed te houden en iederen dag zoodanig te leven, alsof bet de laatste mijns levens zijn zou, en om dagelijks de een of de andere mijner neigingen en aanhankelijkheden aan deze aarde af te sterven.
Hoe gelukkig ware ik, indien ik aldus tot den dood bereid zijnde, een zaligen dood in den Heer mocht sterven ! Heer ! doe mij sterven den dood der rechtvaardigen, den dood der heiligen , die zoo dierbaar is in uwe oogen.
Gij hebt gewild, dat de volharding ten einde toe, zonder welke uwe andere gaven ons tot zaligheid niet brengen, eene gave zoude zijn van uwe onverdiende barmhartigheid. Gij wilt dat wij ze van ü verzoeken met vrees, maar nogtans ook met betrouwen en met eene levendige hoop, dat Gij hen, die in onschuld wandelen, niet van uwe eeuwige goederen verstoken zult laten, maar hun na het vergunnen uwer genade, ook uwe heerlijkheid zult verleenen. Hier ben ik voor ü, Heer! - welgemoed en genegen om te sterven , omdat zoodanig uw wil is: ja, ik verlang zelfs om te sterven , omdat ik sterven moet, indien ik U wil genieten en bij Christus zijn. Ik bid slechts om de genade van eeiien zaligen dood en van volharding in de deugd ten einde toe. Dit smeek ik U, bij den dierbaren dood van