-ocr page 1-

EXPERIMENTA QÜAEDAM

w

igt;e digkstione

eOBPORüM AlßüMIfiOIDlIM ÏEGBTABIIIUM.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

dissertatio physiologico-medica-imügüralis

ooîftisens

EXPERIMENTA QUAEDAM

DE DIGESTIONE

CORPORÜM ALBUmOIDÜffl VEGETABILIUM.

QUAM

AMUENTE SüMMO HUMIIE

ex auctoritate RECTORIS ma6nifici

LUDOTICUS GEBAKDUS TISSCHEE,

phii.. theor. mag, iitt. hdm. loot. et prof. ord„

ueo kok

amplissimi SENATüS ACADEMICI consensu

ET

fOBiussiMAE FACÜLTATIS MEDICAE

ö C^raïnt HïoctüratUB

STJMMISQUE IN

medicina HONOEIBUS ac PEIVILEGHS
IN ACADEMIA RHENO-TRAJECTINA

kite et mamp;itimb consequbndis,
EBÜDITORUMEXAMINI submittit

RINSE CNOOP KOOPMANS,

Amstelodamensis.

decreto,

a. d. 11. m. maii a. mdccclvi, hora v.

teajecti ad ehenum
apüd P.
w. van de WEUER.

mdccclvi.

-ocr page 4-

'mm

« wiiiaja

vît

, i- V r 3B TOesuÖïïïa

-ocr page 5-

bijdrage

tot db

Mms DER SPIJSVERTERING

plactaardige eiwitachtige ligchamen.

-ocr page 6-

mL J'f

- . .,.

li r'

j

quot; s

f

-ocr page 7-

matri opïimae, carissimae

viro clarissimo

JOANNI VAN GEUNS,

Ï^RAECEPTOEI aestümatisso, amatissimo

JfEC NON

OMNIBUS

Qül OPE ATQUE COMLIO STÜDIIS MFiS FAVERUNT.

-ocr page 8-

HASCE STÜDIORUM PRIMITIAS,

'Si

!' I

il

hl

h

ö. D. D.

ATJCTOB.

-ocr page 9-

VOORWOORD.

Door de talrijke onderzoekingen van vele waarnemers
IS de leer der spijsvertering reeds tot eenen betrekkelijk
oogen trap van volmaaktheid gekomen, In onze kennis
.nbsp;die de voedsels gedurende hun verblijf

jii e maag ondergaan, bestaat evenwel eene leemte, die,
, ^ naauwelijks voelbaar, toch vroeger of later aan-

s^schorquot;^^''

zijn namXknbsp;^^^ ^^ ^^^^ ^^^^ gemaakt

'nbsp;J ' in de door mülder het eerst duidelijk

gesprokene stelling, dat, zoowel in het plantaardig
as m het dierlijk voedsel, dezelfde eiwitstoffen slechts

hlft'nbsp;vorm voorkomen. Daarom

men bij de studie der spijsvertering vooral gelet
«P de veranderingen, die dierlijk eiwit in de maag
on ergaat en deze ook op plantaardig voedsel overgebragt,

1

-ocr page 10-

terwijl zij bij de eiwitachtige stoffen zeiven, die in de
planten voorkomen, slechts ter loops onderzocht werden.
De niet stikstof houdende bestanddeelen van dezen boeiden
daarentegen meer de aandacht. Hoewel het nu niet
waarschijnlijk was, dat groote verschillen bij een meer
naauwkeurig onderzoek zouden gevonden worden, rekende
toch Prof.
bruecke, Hoogleeraar in de Physiologie
te Weenen, in wiens Laboratorium ik het voorregt had,
gedurende eenige maanden te arbeiden, een bepaald
onderzoek in deze rigting voor niet geheel overbodig
Hij raadde mij daarom aan, de veranderingen, die de
plantaardige eiwitachtige stoffen in de maag ondergaan,
in meerdere bijzonderheden dan tot nu toe geschied was,
te onderzoeken. Dientengevolge nam ik daar reeds eenige
proeven, die hierop betrekking hadden. Toen ik later
naar een onderwerp voor eene Dissertatie moest omzien,
schenen deze onderzoekingen hiervoor eene geschikte
stof te kunnen opleveren; ik heb daarom de meeste
reeds genomene proeven nog eens herhaald en met anderen
vermeerderd, zooveel mogelijk tot een geheel vereenigd
in het Physiologisch laboratorium van den Hoogleeraar
donders, die mij de vergunning had gegeven, aldaar
gedurende eenigen tijd werkzaam te zijn.

De voortdurende welwillendheid en vriendelijke hulp,
die ik in alle opzigten van deze beide geleerden mögt
ondervinden, kan ik niet genoeg naar waarde schatten.

ïk meende bij een onderzoek naar de vertering der
plantaardige eiwitachtige stoffen, tevens eene poging te
moeten aanwenden tot de nadere beantwoording der
vraag, hoe zij in de planten zeiven voorkomen, te meer
daar de handboeken over botanie zeer karig zijn met

-ocr page 11-

inlichtingen hieromtrent, en beter dan overal elders in
e zaden der leguminosa en cerealia de gelegenheid
gegeven is, hare eigenschappen als celinhoud na te
gaan^ en met elkander te vergelijken, wat voor hare
kennis in natuurlijken toestand stellig van het hoogste
gewigt is.

Overigens volgde de gang van het in de volgende
bladzijden medegedeelde van zelve uit de mij bekend
^wordene waarnemingen van anderen.
Eerst onderzocht
ik, of voor de oplossing der eiwitachtige stoffen, die in
de cerealia en leguminosa voorkomen, pepsine noodzakelijk
IS, vervolgens of zij bij hare oplossing in
maagsap,
eene eigenaardige omzetting ondergaan (peptone-vorming)
en welke eigenschappen ze hierdoor verkrijgen, eindelijk,
of een onderscheid in het zuurgehalte der verterings-
vloeistoffen invloed op de oplossing heeft, en of deze
dezelfde is als voor de andere zelfstandigheden 1).

De proeven op het levende dier, die ik eerst in den
laatsten tijd te Utrecht nam, zijn door de moeijelijk-
ßeden, aan het verkrijgen van hiertoe geschikte dieren
verbonden, slechts zeer gering in aantal. Daar zij
evenwel alleen tot het controleren van een langs eenen
anderen weg verkregen resultaat dienen moesten, konden
jeinige voor dit doel reeds volstaan, en meende ik
daarom met ze te moeten terughouden, totdat ik over

1) Door het vermelden van enkele, ons onderwerp niet onmid-
üellyk betreffende zaken, het meer uitgebreid behandelen van
punten, die tot verschil in uitspraak aanleiding gegeven hadden,
en het slechts even aanroeren van algemeen als waar aange-
nmene feiten, is echter van de opgegevene verdeeling wel eens
hier en daar afgeweken.

HSP-1

-ocr page 12-

meerdere kon beschikken, vooral daar er redenen beston-
den, die het spoedige verdedigen van een Academisch
proefschrift voor mij wenschelijk maakten. Een grooter
aantal waarnemingen van dezen aard, zou echter over
onderscheidene punten, de leer der spijsvertering betref-
fende, nog meerder licht kunnen verspreiden.

Om het onderzoek niet te veel uit te breiden, heb
ik mij uitsluitend bepaald bij de spijsvertering in de
maag, en tot vergelijking met de onderzochte stoffen
alleen het geronnen dierlijk eiwit gebezigd.

-ocr page 13-

over de yektering vm de eiwitachtige
stoffen der cerealia.

De zadea der raeeste cerealia bevatten eene groote
hoeveelheid eiwitachtige stoffen, maar deze is ongelijk
voor verschillende soorten en zelfs bij dezelfde species
verschillend naar hunne groeiplaats 1).
moleschott
heeft m zijne Physiologie der voedingsmiddelen vele
^alysen van graansoorten verzameld, die dit aantoonen.
De anatomische structuur der korrels, en de wijze hoe
deze eiwitachtige stoffen hierin voorkomen, is vooral
onderzocht geworden door Prof.
donders 2). Hoofd-
zakelijk werd hierbij gevonden, dat onder de epidermis,
die later nog door Dr. ples 3) meer in het bijzonder
onecht IS, eene of meerdere lagen (naar gelang der

bereiding van gluten uit Hongaarsche en Hollandsche
t was dit verschil bijzonder merkbaar. Hier moest veel meer
daTtenbsp;hoeveelheid gluten te verkrijgen,

2) Ned. Lancet. 2de Serie. Deel iv.

^ Lancet 2de Serie Deel VI.

-ocr page 14-

soorten) cellen voorkomen, met dikke wanden, waarvan
de inhoud uit eene korrelige eiwitstof bestaat, met eene
nog al aanzienlijke hoeveelheid vet, dat zich door de
inwerking van verdunde zuren en alkaliën tot grootere
bollen vereenigt; amylum bevatten ze niet. Hierop volgen
dan grootere cellen, geheel opgevuld met amylum; terwijl
tevens aangetoond werd, dat deze randcellen bij het builen
van het meel met de zemelen verbonden blijven. Bij een
onderzoek der tarwekorrel, vonden we deze opgaven volko-
men bevestigd, maar troffen ook nog in de amylumhoudende
cellen eene stof aan, die tot grootere massa's vereenigd in
het Beccaria's gluten voorkomt. Aan den rand van
gedeeltelijke doorsneden komen talrijke fijne vezelachtige
vormingen voor, die zeer veel gelijken op fibrinedraden uit
een versch bloed coagulum; aan de meesten hangen talrijke
kleine zetmeelbollen: enkele zijn tusschen den inhoud
eener cel, en een er naast liggend uit amylumbollen
bestaand klompje uitgespannen. Door beweging van het
dekglaasje worden zij losgescheurd, waarop zij zich met
groote snelheid terug trekken; dit bewijst, dat ze klevende
en elastische eigenschappen hebben, en verklaart ook,
waarom ze in de cellen zeiven tusschen het digt opeen-
gehoopte zetmeel als vezelen niet gezien worden. Door
potassa caustica worden ze dadelijk opgelost; door ver-
dunde zuren eerst na langen tijd. In aether en kouden
alkohol zijn ze onoplosbaar: jodium kleurt ze sterk geel.
Na eenigen tijd ondergaan deze draden in alkohol en
ook reeds in water alleen eene eigenaardige verandering;
ze lossen zich op tot talrijke zeer kleine ronde bolletjes,
die veel overeenkomst hebben met fijn verdeeld vet of
amylum; de onoplosbaarheid in ether, en de reactie met

-ocr page 15-

jodmm toonen evenwel het verschil aan. Eene soortgelijke
vormverandering, maar juist in omgekeerde rigting, neemt
men waar bij eene door koking uit Beccaria's gluten verkre-
gene alkoholische oplossing van plantenlijm. Bij bekoeling
wordt het vocht troebel door-het ontstaan, namelijk, van bol-
etjes, die, allen van gelijke grootte, geheel overeenkomen
met de beschrevene; na eenigen tijd vereenigen ze zich en
vormen dan eerst eene zeer elastische, klevende, draadtrek-
^ende massa: het plantenlijm. Ook in gezuiverd tarwemeel
roffen wij ze aan; van het amylum, komen hier de
kleinste korrels voor een deel tot groepjes vereenigd
voor, zonder in eene cel besloten te zijn: ze worden
door deze stof zamengehouden. De korrels der overige
graansoorten bevatten veel minder gluten; deze vezelen
zyti hier ook slechts in zeer geringe hoeveelheid te zien
en de amylumhoudende cellen zijn veel doorschijnender,
in het meel is het zetmeel dan ook veel minder tot
klompjes vereenigd, terwijl in dat der leguminosa deze
vormen volstrekt niet voorkomen. Behalve in den vorm
van het zetmeel, verschilt dus ook hierdoor het meel van
verschillende planten afkomstig.

_ Buiten de genoemden hebben wij in de korrels geene

emtachtige stof kunnen vinden; of het Beccaria's

gluten alleen uit deze bestaat, dan of er nog buitendien

m de cellen zeiven onoplosbaar planteneiwit voorkomt,

kan door mikro-chemische reactien niet uitgemaakt
worden.

. ^^^ Beccaria's gluten komt in allen gevalle de
eiwitachtige stoffe der cerealia in eenen zoo weinig
mogelijk veranderden toestand voor, wat bij het gezui-
verde plantenliim en het onoplosbaar planteneiwit niet

-ocr page 16-

het geval is 1); het is dus het beste geschikt voor
proeven, genomen met het doel, om te onderzoeken,
hoe deze in de maag verteerd worden. De zelfs na
het geduldigste uitspoelen en uitkneden van tarwemeel
altijd overblijvende cellulose, kan geen' schadelijken in-
vloed uitoefenen, daar zij niet als gesloten celwand,
zooals dit bij de zemelen het geval is (zie pag. 85) den
toegang voor de verteringsvloeistoffen versperren kan;
hetzelfde geldt ook van het zetmeel, terwijl door hunne
geringe hoeveelheid deze bijmengselen op de quantitatieve
bepalingen geenen merkbaren invloed kunnen uitoefenen.

De stof, die na het zorgvuldig uitkneden van tarwe-
meel overblijft, werd daarom meestal onderzocht, zoowel
raauw als gekookt, daar ze in deze beide toestanden in
het voedsel voorkomt.

Het raauwe, uiterst elastische, klevende, geelgraauwe
gluten kan niet lang zonder belangrijke wijzigingen in
eigenschappen in frisschen toestand bewaard worden.

1) Deze stoffen werden daarom slechts ter loops onderzocht,
en hierbij het volgende gevonden:

Het onoplosbaar planten-eiwit (mulder), dat onopgelost over-
blijft, wanneer Beccaria's gluten met alkohol gekookt wordt, is
na drooging donkergraauw, hard, broos, zonder veerkracht; in
water neemt het weêr de eigenschappen van gekookt gluten
aan van door verdunde zuren niet, maar wel door verdund zuur
en pepsine weer opgelost te worden.

De plantenlijm (müldbe), die bij bekoeling van den alkohol,
waarin gluten gekookt is, nederslaat, vooral na toevoeging van
water, is, na behandeling met aether, eene kleverige, taaije massa,
die in azijnzuur en potassa oplost; niet alleen in zuur gemaakt
kunstmatig maagaap, maar ook in verdund zoutzuur verdwijnt
zij na eenigen tgd.

-ocr page 17-

Door het liggen aan de lucht droogt het zeer spoedig
mt, wordt veel donkerder van kleur, en wordt door ver-
dunde zuren niet meer veranderd. Gluten daarentegen,
dat gedurende eenigen tijd in een' ijskelder gestaan had,
^^^htiger geworden dan vroeger, had niet
zyne klevende, maar wel zijne elastische eigenschappen
verloren, en loste nu reeds in gedistilleerd water alleen
op. De reuk was nog volkomen frisch. Op eene warme
plaats gedurende eenige dagen met gedistilleerd water
m aanraking gelaten, riekt het zeer sterk naar rottende
kaas; in het filtraat ontstaat nu een zwaar coagulum
door kookhitte, terwijl de vloeistof helder blijft, wanneer
voorat potassa caustica toegevoegd is 1).

Deze gemakkelijke omzetbaarheid van het gluten is
S^n gering bezwaar voor het onderzoek; met geheel
fnsoh gluten te arbeiden is allernoodzakelijkst; daarom
hebben wy het dan ook nooit anders dan versch bereid
onderzocht. Het uitpersen van meel onder water in
een doek, totdat de afioopende vloeistof volkomen helder
blyft, kan echter wel eene der vervelendste en tiid-
roovendste operatiën genoemd worden, die de Chemie
'icett aan te wijzen.

Wiltnnbsp;beantwoorden

Ir nnbsp;^^^^ ^^^ -^rdund

T'nbsp;of is Uertoe de „.edeler-

'c^ng van pepmie noodzakelijk?

Omtrent dit punt verschillen de schrijvers, die wii
loonden raadplegen:nbsp;2) geeft aan! dat van alle

2) EBpln/lfnbsp;Chemische Briefe pag. 417.

der Verdauung, pag. 67.

-ocr page 18-

door hem onderzochte stoffen het gluten door azijnzuur
en ook door zoutzuur het meeste veranderd wordt; evenwel
zag hij nooit volkomene oplossing. Of zijn gluten met
veel amylum verontreinigd was, vermeldt hij niet; het
niet opgeloste werd ook niet nader onderzocht; mogelijk
is het dus, dat het voornamelijk uit zetmeel bestaan heeft.

Schwann 1) vond, dat gluten zich in verdund
zoutzuur, beter nog in een mengsel van azijnzuur en
zoutzuur, gemakkelijk oploste, »mit Hinterlassung eines
geringen Eückstandes.quot; Hij komt dan ook tot het
besluit: »So scheint es zur Erklärung hinreichend
anzunehmen, dass Kleber etc. durch die blosse freie
Säure des Magensaftes aufgelöst und umgewandelt wird.quot;

Van onoplosbare planten-eiwitstoffe en plantenlijm
sprekende, zegt
mülder 2): »Ten einde te beproeven,
welken invloed verdunde zuren met een stukje maag op
deze twee ligchamen uitoefenen, werd Beccaria's gluten,
dus een mengsel van beiden en cellulose versch bereid
met verdund zoutzuur («/a duizendste) en maag bij 37°,5
gedigereerd. Na eenige dagen was het zoogenaamde
Beccaria's gluten opgelost, behalve de cellulose, die
onoplosbaar was overgebleven. Derhalve worden zooge-
naamd gecoaguleerd planteneiwit en plantenlijm in de
digestie-temperatuur door zeezoutzuur en maagsap opge-
lost, en in de maag alzoo ook oplossing hiervan tot
stand gebragt. Enkel zeezoutzuur brengt geene oplossing
tot stand.quot;

Volgens BOUCHARDAT en SANDRAS 8), lost gluten,

1)nbsp;Mülmk's Archiv 1836 pag. 132.

2)nbsp;Mülder Physiologische scheikunde pag. 1365.

3)nbsp;Mialhe. Chimie applique'e h Ia Physiologie 1856 pag. 94.

-ocr page 19-

Trdf.nbsp;«P' gekookt

wordt het met meer veranderd.
Lehmann l) vermeldt, dat gluten zich niet zoo goed

; --dund zuur alleen oplost, dan in verdund zuur
en pepsine.

Liebig zegt het volgende 2): „Der Weizenkleber
ïlrnbsp;^^^ die ünze einen

triibVri.,nbsp;ganz zu einer

^ ^^lüssigkeit auf, in welcher, wie in der Lösung

dn.nbsp;Muskelfleisch erhält,

«Mch Kochsalzlösung ein Gerinnsel entsteht.quot;

Door I.KEKIOHS 3) wordt ook oplossende kracht aan
verdunde zuren alleen toegeschreven. Hij zegt: Kleber
wird ziemlich schnell durch künstlichen Magensaft gelöst;

4 b 6nbsp;^^^nbsp;^^^^^

Flüssigkeit verwandelt. Dieselbe Wirkung äussern auf
ohen Kleber reine verdünnte Säuren. Langsamer erfolgte
die Auflösung, wenn die Substanz vorher eine Zeitlang
der Siedhitze ausgesetzt war; hier schien die Gegenwart
Oer Magenfermente unerlässlich.quot;
^ Mialhe 4) en eonget 5) geven beiden aan, dat
g^uien zich zoowel in zuur alléén als in kunstmatig

^aagsap oplost; dat evenwel de reacties der oplossingen
van elkander verschillen.

1)nbsp;Lehrbuch der Physiologischen Chemie v. 1.

2)nbsp;Liebig chemische Briefe pag. 417

paj! I™''nbsp;^^rPl^ysiologie. Artikel Verdauung..

4)nbsp;Mialhe 1. c. pag. 120.

5)nbsp;Longet. NouTelles recherches relatives ä 1'action du suc

J tnque etc. Gazette mëdicale de Paris. Février 55. (Extrait
«e note présentée k l'Académie.)

-ocr page 20-

Bij onze proeven zagen we nooit, wat ook door de
schrijvers eenstemmig aangegeven wordt, oplossing van
gekookt gluten; nadat het dagen lang aan eene tempe-
ratuur van 88quot; blootgesteld geweest was, was de vorm nog
volkomen dezelfde gebleven, terwijl de bovenstaande vloei-
stof volmaakt helder zich vertoonde; was het vooraf
gedroogd, dan nam het wel water op, werd weder helder-
der van kleur; van oplossing kon echter geene sprake zijn.
Door reacties kon dan ook geene in het zuur opgenomene
organische stof aangetoond worden; werd nu evenwel
bij de vloeistof maagsap gevoegd, dan volgde er volkomene
oplossing; (natuurlijk met uitzondering van eene geringe
hoeveelheid, die, bij mikroskopisch onderzoek, voor het
grootste gedeelte uit cellulose en zetmeel bleek te bestaan).
Gekookt gluten behoeft dus stellig altijd de tegenwoor-
digheid van pepsine, om opgelost te worden.

Dat de schijnbaar zoo gemakkelijk te beantwoorden
vraag: wordt raauw gluten in een verdund zuur alleen
reeds opgelost? toch zoo eenvoudig niet is, leeren de
zeer uiteenloopende hierboven aangehaalde opgaven; de
meesten nemen evenwel eene oplossing aan.

Herhaalde malen hebben wij gluten aan den invloed
van verdund zuur blootgesteld, en in de meeste gevallen
met elkander overeenstemmende resultaten verkregen.
Versch bereid lost zich het gluten tot eene meer of
minder troebele vloeistof op; na een paar dagen oud te
zijn heeft het echter deze eigenschap reeds voor het
grootste gedeelte verloren. Nadat het een paar uren
met verdund zuur in aanraking geweest is, is zijne
elasticiteit bijna volkomen verdwenen; bij omschudding
scheiden zich vele moleculen van het stukje af, die de

-ocr page 21-

geheele vloeistof melkachtig maken. In eene genoegzame
hoeveelheid verdund zuur van eene zeer geringe sterkte
(waarover later) verdwijnt het geheel (op een weinig
Cellulose na) meest na een dag, in de digestie-tempe-
ratuur, na eene iets langere tijdsruimte, wanneer het
met verwarmd wordt. Eene geringe troebelheid blijft
nogtans over, die bij het filtreren zelfs door meerdere
elkander geschovene filtra niet kan worden terug-
gehouden.

Bestaat er nu een voldoende grond, om het gluten
opgelost te noemen of bewijzen de bestaande gewijzigde
reflexie-verschijnselen,
dat het in eene zwak-zure vloeistof
den vasten aggregatietoestand nog behouden heeft? In
het laatste geval kan het gluten nooit als vast ligchaam
de wanden der bloedvaten doordringen, daar dit alleen
door difi-usiestroomen mogelijk is; in het eerste daaren-
tegen valt dit bezwaar weg, en zou, zoo er geene andere
oorzaken bestonden, die dit verhinderden, gluten, waarop
een verdund zuur alleen ingewerkt heeft, in de vocht-
lïiassa van het dierlijk ligchaam opgenomen kunnen
worden.

Mikroskopisch onderzocht, worden er in eene zoutzure

enkele moleculen gevonden, die, hoewel

l.fT'nbsp;schev^Q grenzen geen twijfel over-

mLT ,nbsp;^^^^ toestand. - De

Z2Tnbsp;quot;nbsp;helder;

. nde vormen te laten herkennen is er in het gezigts-

lels nevelachtigs, dat zelfs de sterkste vergrooting

een uitstekend Kellner'sche mikroskoop, niet op-

eZTä. Tquot;nbsp;garing, dat

' -^g^lyWig met gedistilleerd water de onzui-

-ocr page 22-

mmmtm

verheid van het veld aantoonde. Toevoeging van ammonia
veranderde het beeld. De vroeger onbepaalbare, we zouden
bijna zeggen, nevelachtige vormen, werden nu gefixeerd ;
er ontstonden tamelijk regelmatige, zeer goed begrensde,
uiterst kleine bolletjes; aan den rand van den toege-
vloeiden druppel was de overgang der nevelachtige tot
de begrensde moleculen duidelijk; daarop volgde de laag
scherp omschrevene bolletjes, en eindelijk het alkalische
vocht, waarin zich het gluten nu volkomen had opgelost
zonder een spoor van troebelheid te vertoonen.

Op grond hiervan meenen wij, dat gluten in verdund
zuur alléén zich niet volkomen oplost, maar dat het
toch ook niet geheel onveranderd, alleen mechanisch
gesuspendeerd, hierin voorkomt, daar in dit geval scherper
omschrevene vormen door het mikroskoop moesten aan-
getoond kunnen worden. Het naaste ligt het aannemen
van het bestaan eener moleculaire opzwelling. Eene zigt-
bare opzwelling van de geheele massa, zooals bij fibrine,
komt evenwel bij het gluten niet voor. We kunnen
echter op deze vragen niet verder ingaan maar bedoelen,
wanneer in het vervolg, om omschrijvingen te vermijden,
van eene gluten-oplossing in een zuur
gesproken wordt,
hiermede altijd dezen niet nader te omschrijven toestand.

Kan dan ook al deze toestand geene oplossing ge-
noemd worden, in kunstmatig maagsap met een verdund
zuur daarentegen lost zich gluten volkomen op; onder
het mikroskoop zelfs is in de meeste gevallen geene
troebelheid te bespeuren; verbrokene celwanden, amylum
of andere van het maagsap afhankelijke bij mengselen blijven
alleen onopgelost terug. Hierover zijn het dan ook alle
schrijvers eens.

m

-ocr page 23-

Omtrent eene andere Traag, die wij nu te beantwoorden
^ebben, bestaat daarentegen veel verschil. Ze is dezelfde,
M ook bij de andere eiwitachtige ligchamen tot groot
verschil in pvoelen aanleiding gegeven heeft en betreft

lotte t°ffnbsp;maagsap opge-

De elementaire zamenstelling der door de oplossing
in maagsap verkregene eindproducten is, volgens de
overeenstemmende analysen van
mulder, voai^l, en
iehmato, gelijk aan de oorspronkelijke stoffen ; hare

door de tegenwoordigheid van pepsine gewijzigd

SCHWAKK toonde aan, dat gekookt eiwit niet alleen
Pgelort wordt maar ook andere eigenschappen door

g uL rnbsp;verkrijgt. Voor

n et tot dênbsp;quot;j evenwel

■''jnbsp;aoor

v rtlTnbsp;fcÖ quot;»tunrlijke

ZZ ' quot;nbsp;tusschen beiden.

resnC. ™nbsp;'O' '-«quot;«O

~nbsp;niet veel

-ocr page 24-

Voor eene juiste beantwoording dezer vraag, biedt
bet raauwe gluten eigenaardige zwarigheden aan, die
bij de gekookte eiwitachtige ligchatnen bijna geheel
wegvallen.

Door den invloed van het zuur alleen, namelijk, valt
het gluten reeds moleculair uiteen, en kan door een
filtrum niet teruggehouden worden; deze verandering
zal ook plaats vinden bij tegenwoordigheid van pepsine,
zoodat in het liltraat dus meestal niet alleen door pepsine
gemodificeerd, maar ook slechts door het zuur veranderd
gluten aanwezig zal zijn; van verschillende omstandigheden,
meerdere of mindere werkzaamheid van het omzettend
beginsel, verschillend lange inwerking der vloeistoften, enz.
zal het afhangen, welke der beide wijzigingen de over-
hand in het te onderzoeken vocht heeft: of derhalve de
reacties verschillend zullen gevonden worden of niet.

Wij meenen wel, dat dit eene der redenen is, waarom
zulke verschillende opgaven mogelijk zijn kunnen; wij
verkregen zelve zeer dikwijls ongelijke resultaten, die
aan geene andere oorzaak waren toe te schrijven, daar
meermalen dezelfde vloeistof, op verschillende tijden na
elkander onderzocht, onderling verschillende reacties
vertoonde, wat dus alleen van steeds voortgaande ver-
andering der opgeloste zelfstandigheden afhangen kon.

Wanneer evenwel het filtraat volkomen helder was,
ontstond in het met kunstmatig maagsap behandelde
gluten geen nederslag bij neutralisatie, ook niet door
zouten met alkalische basis.

Ferrocyanuretum potassii en salpeterzuur gaven onge-
lijke resultaten; bij eiwit is dit ook reeds door anderen
opgemerkt; de meerdere of mindere sterkte van het

-ocr page 25-

zuur IS hierop van veel invloed, even zoo de hoeveelheid

er opgeloste peptonen. In eene geconcentreerde eiwit-

Peptone-oplossing zagen wij dikwijls een praecipitaat

ontstaan door toevoeging van salpeterzuur; bij verdunning

met water ontstond niet eens eene troebelheid. Volgens

e methode van lehmann bereid door praecipiteren met

s erken alkohol, verkregen wij eene witte zelfstandigheid,

le zeer goed overeenkwam met zijne beschrijving; door

salpeterzuur ontstond evenwel in de oplossing eene

zwakke troebelheid, terwijl hare reactie uiterst zwak
zuur was.

Een der hoofdverschillen, door mialhe 1) tusschen
door zuur alléén en door den invloed van pepsine
opgeloste eiwitachtige ligchamen aangegeven, vonden wij
by het gluten niet. Hij zegt, namelijk, dat zij uit deze zure
vloeistoffen door toevoeging van lebbe evenzoo stremmen
melk, om dan eerst later zich weêr op te lossen,
^it zou voor alle eiwitachtige stoffen gelden, zoowel
voor opgelost eiwit als voor fibrine en gluten. Zoo
--wy^ls wij dit ook beproefden, kregen wij
altijd
dezelfde uitkomsten: een duidelijk praecipitaat ontstond
nooit wanneer een volkomen neutraal helder aftreksel
van het maagslijmvlies gebruikt werd. Door de talrijke
xnolecu en, die .ieh altijd in de vloeistof verdeelden,'b^
aanwending van slijmvlies in
substantie, was de beslissing
of een praecipitaat al dan niet zich gevormd had, niet
goed mogelijk, maar al was dan ook soms
hier het oordeel
lastiger, - van een coagulum vergelijkbaar met dat in
de melk na stremming door lebbe kan geen sprake zijn.

1) Mialhe. Chimie appliquée etc. 1. s. pag. 118.

-ocr page 26-

Bij toevoeging van zuur maagsap ontstond in de meeste
gevallen een praecipitaat in de zoutzure oplossing, maar
dit geschiedt ook door een zuur alleen; er bestaat dus
geen reden, om aan het pepsine hier eene werkzame rol
toe te schrijven.
Longet 1) geeft daarentegen een onder-
scheidingsteek en op, dat ook wij opmerkten. Hij zegt,
namelijk, dat bij tegenwoordigheid van peptonen door
de Trommer'sche proef geen suiker aangetoond worden kan,
daar het koperoxyde dan niet gereduceerd wordt, terwijl
in zuur alléén opgeloste eiwitachtige stoffen deze reactie
niet verhinderen; verder geeft hij op, dat ook in de
vena portarum de opgenomene peptonen deze eigenschap
behouden 2).

Wij vonden bij herhaling bevestigd, dat, bij gelijke hoe-
veelheden suiker en proefvocht, zoowel het in verdund zuur
alléén als in maagsap opgelost gluten de blaauwe kleur
der vloeistof dadelijk meer violet maakten, maar dat, na
gedurende korten tijd verhit te zijn geweest op 100quot;,
deze in het eerste geval in eene bruingeele ver-
anderde, wat in het tweede eerst na langen tijd, soms
in het geheel niet, plaats vond. Na filtratie door dierlijke

1)nbsp;Lokget 1. c.

2)nbsp;Op deze wijze zoude suiker, zonder te kunnen aangetoond
worden, uit het darmkanaal naar delever worden gevoerd. Al»
een bewijs van het niet bestaan eener
fonction glycogénique
du foie,
heeft dit evenwel volstrekt geen waarde, wat beknakd
(Leçons de Physiologie expérimentale. 1855.) dan ook duidelijk
aantoonde.
Beenakd onderzocht het bloed altijd eerst na herhaalde
filtratie door dierlijke kool; alle eiwitachtige stoffen worden
hierdoor teruggehouden, en als contrôle werd dan tevens nog de
gistingsproef aangewend.
Lonhex zelf geeft toe, dat peptonen
de gisting niet belemmeren.

-ocr page 27-

vdkor''^''' oplossingen het koperoxyde door koking
vloPi,f T ^^^nbsp;gereduceerd, zoodat de bovenstaande

«eistof volmaakt helder werd. In zuiver kunstmatig
^^ agsap volgde nu eens volkomene reductie, dan weêr niet,
beznbsp;gev^Wen sterk oplossend vermogen

ti^/ . ,nbsp;gedurende korten

bij gewone temperatuur met water
quot;nbsp;^^^ by bereid, en

1nbsp;^^nbsp;duspeptonen uit het slijm-

vh^ elve gevormd, die de duidelijke reactie verhinderden.

O oxydu xs evenwel, op deze wijze beoordeeld, geen
- duidelyk reactief op peptonen, daar alle eiwitlchtig:
oliën zoo als dit door
lehmakk en anderen aangetoond

Itnbsp;rnbsp;Pr^ecipitaat, dat zich spoedig

-t, meer of minder beletten. Op de volgende wijze

achtige hgchamen van elkander te onderscheiden.

door merlijke kool teruggehouden.
Wanneer dus in eene zure vloeistof eene bijgevoegde

.-.nge hoeveelheiddruiven-suiker door de Trofm^

proef met aangetoond worden kan, maar na kokin!

«^erst na behandeling met sulphas sodae, dan is er

2*

-ocr page 28-

äO

eene door het zaur gemodificeerde eiwitachtige stof ver-
wijderd ; is echter filtratie door dierlijke kool noodig,
om het koperoxydul duidelijk te doen neerslaan, dan
kan de tegenwoordigheid van een pepton aangenomen
worden, ten minste zoo er buitendien geene andere
stoffen in de vloeistof aanwezig zijn, die de reactie
kunnen storen 1).

Het bovenstaande regtvaardigt, naar wij meenen, het
besluit, dat bij de vertering in de maag het gluten niet
alleen opgelost, maar ook tevens in zijne eigenschappen
op soortgelijke wijze gewijzigd wordt als de andere

1) Slechts j. dalton (Froriep's Notizen Bd. I. N». 5, 1856
overgenomen uit het American Journal of the Medical sciences.
Philadelphia Octbr. 1854), maaktopmerkzaam op de moeijeliikheid,
om in natuurlijk maagsap geringe hoeveelheden drüivensuiker
aan te toonen door het Trommer'sche proefvocht; hij kon dan
ook na het gebruik van gekookt amylum geen suiker in de maag
zijner honden vinden. De opgaven der overige schrijvers loopen
hieromtrent zeer uiteen.
Bidder en sohmidt zagen wel omzettino-
tot suiker in met maagsap vermengd speeksel buiten het ligchaan^
maar nooit in het levende dier zelve;
lehmasn daarentegen vond
constant suiker; ook
punkb en anderen geven dit aan. Vooral
heeft o.
v. ghünewaldt (Archiv für Physiologische Heilkunde. 1854)
bij zijne Ethnische boerin omtrent dit punt proeven genomen
die bewijzen, dat gekookt amylum (ongekookt verandert nooit)
in suiker omgezet wordt in de maag, wanneer de hoeveelheid
speeksel groot genoeg is; op welke wijze hij de maag-vloeistoffen
behandelde, vóórdat hij op suiker onderzocht, geeft hij niet op;
wij hebben ons evenwel dikwijls overtuigd, dat noch het kunst-
matig maagsap alleen, noch nadat het eiwitachtige ligchamen
opgelost heeft, in staat is, zonder bijvoeging van suiker, het
koperoxyde te reduceren.

Het optreden der reactie is dus een sterker bewijs voor de
tegenwoordigheid van suiker, dan het niet herleid worden van
het koperzout voor het ontbreken er van.

-ocr page 29-

eiwitachtige ligchamen, en dat er dus ook een » gluten-
Pepton'' bestaat.

_ Dat de eiwitachtige ligchamen uit hunne oplossing
in maagsap niet meer bij neutralisatie nedergeslagen
jor en, is physiologisch wel de gewigtigste verandering,
le zij ondergaan. Zoo zij door een verdund zuur
a een moleculair veranderd zijn, kunnen zij niet in het
bloed opgenomen worden, daar reeds de alcalische reactie
van dit vocht den overgang belet. Dat ook de vochten
der dunne darmen denzelfden invloed hebben, vonden
WIJ door de volgende proef:

In eene zooveel mogelijk gereinigde darmlis van
een konijn werd eene slechts weinig troebele oplossing
van gluten in verdund zoutzuur gespoten en deze daarop,
goed onderbonden, weder in de buikholte teruggebragt.
Na een paar uren werd het dier gedood en de inhoud
der darmhs onderzocht. De vloeistof scheen slechts
weinig verminderd, terwijl talrijke witte vlokjes nu in
het zeer troebele, zwak alkalisch reagerende vocht ge-
vonden werden. Daar in de epithelium-cellen en de
vilh ook van den overigen darm vele moleculen bevat
waren, konden wij niet beslissen, of misschien gluten
in dezen onopgelosten toestand door de chylvaten opge-
nomen was, dewijl er geene mikro-chemische reacties
bekend zijn, scherp genoeg, om in het dierlijk lig-
ehaam eiwitachtige moleculen van elkander te onder-
scheiden.

In elk geval moet gluten, wanneer het, alleen door
het zuur van het maagsap gewijzigd, in de dunne
darmen komt, eerst weer den vasten vorm aannemen
voordat het op de eene of andere wijze hiertoe geschikt

-ocr page 30-

gemaakt in de vochtmassa van het ligchaam opgenomen
worden kan.

Tot nog toe is er alleen slechts sprake geweest van
de oplossing van gluten in kunstmatig maagsap, zonder
eene nadere bepaling van den zuurgraad, die zich hierbij
het werkzaamst betoont. Alle schrijvers over de ver-
tering van eiwit hebben meer of minder hunne aandacht
hierop gevestigd.

Schwann vermeldt, dat 3,3 tot 6,6 grein zoutzuur
op 1 lood verteringsvloeistof de beste verhouding is, om
eene sterke oplossing van eiwit te verkrijgen, maar dat
zoowel een sterker als een zwakker zuur de oplossing
vertraagt en zelfs opheft.

Mulder 1) vond, dat door maagsap met duizendste
zuur fibrine zich het beste oplostte, dat eiwit daaren-
tegen hierin slechts zeer onvolkomen veranderd werd,
terwijl
iIt zuur voor deze stof de geschikste ver-
houding was.

Lehmann 2) geeft aan, dat 0,820 zoutzuur op 100
deelen het meeste eiwit oplossen.

De verhouding door anderen, zoo mialhe, bouchar-
dat
enz. opgegeven als de werkzaamste, stemmen hier-
mede ongeveer overeen.

Bij de proeven, die wij omtrent dit punt namen, werd
het al spoedig duidelijk, dat raauw gluten een ander
zuur-gehalte behoeft, om volkomen opgelost te worden,
dan eiwit.

Werden in een aantal reageerbuisjes met zuur gemaakt

1)nbsp;Physiologische chemie pag. 1067.

2)nbsp;Ebdmakn's Journal, pag. 110. 1849.

-ocr page 31-

maagsap van verschillende concentratie, maar toch altiid
en zuur op 100 deelen, kleine stukj es raauw en
gecookt gluten en eiwit gebragt, dan vonden wij nadat
e eenigen tijd bij 38o verwarmd geweest waren, eenige
volstrekt niet veranderd, andere slechts onvolkomen,
^^eder andere volkomen opgelost. Herhaalde malen
kwamen wij tot dezelfde uitkomst. In de buisjes, waarin
zich eiwit volkomen, gluten bijna niet opgelost had,
^as de zuurgraad gelijk en tamelijk sterk; in diegenen
waarin ghten geheel verdwenen was, de stukjes eiwit
hunne scherpe randen behouden hadden, was de zuurgraad
ook gelijk, maar juist .eer gering. Het gekookte
gluten scheen niet zoo uitsluitend aan een' bepaalden
zuurgraad gebonden; in alle buisjes was het meer of
minder veranderd; in meer gemiddelden loste het
Zich volkomen op, maar meestal werd hiervoor meer
tyd vereischt, dan voor de oplossing van eiwit of raauw
gluten.

In maagsap van gelijke sterkte was het niet mogelijk,
- lieten wij ook de buisjes dagen lang staan, raauw
gluten en eiwit beiden geheel te doen verdwijnen. Bii
digestie-temperatuur of kamerwarmte bleef deze verquot;
houding zich gelijk; ook
Schwann had reeds ge-
vonden dat vermeerdering van den zuurgraad de ver-
tragende invloed eener verminderde warmte niet ver-
goeden kon.

Tot nadere bepaling van den zuurgraad werd eene
proefvloeistof van bekend gering gehalte aan carbonas
sodae aangewend, bereid door oplossing der zuivere
onverweerde kristallen, die eene bepaalde zamenstelling
t-'O NaO -f. 10 HO) hebben; de kleursverandering

-ocr page 32-

eener geringe hoeveelheid toegevoegde lakmoestinctuur
bepaalde het juiste punt, waarbij het zuur geneutraliseerd
was; met indruppelen van het proefvocht werd voortge-
gaan, totdat de vloeistof dezelfde nuance had als ee'^ne
met gedistilleerd water alléén verdunde gevoelige lak-
moestinctuur.

De grenswaarden, tusschen welke alle stukjes, zoowel
het gluten als het eiwit, nog zigtbaar veranderd werden,
waren 0,056 en 1,791 grammen zoutzuur (uit de ge-
bruikte CO^ NaO oplossing berekend) op 100 kubiek-
centimeters der verteringsvloeistof; tot 0,293 grammen
toe was de oplossing het sterkste zigtbaar aan het raauwe
gluten, van 0,366 af aan het eiwit. In ronde cijfers
uitgedrukt geeft dit: tusschen ^^
tt en ligt de zuur-
graad, die van raauw gluten, tusschen en die
van gekookt eiwit het meest deed oplossen.

Het bleek ons tevens, dat door dezelfde hoeveelheid
zuur, die in kunstmatig maagsap het raauwe gluten het
best oploste, het in gedistilleerd water het sterkst
moleculair uit elkander viel.

Bij deze proeven hadden wij altijd ongeveer gelijke,
ruime hoeveelheden verteringsvloeistoffen en stukjes 'van
dezelfde grootte genomen; het scheen evenwel niet
onnoodig nog door naauwkeuriger proeven te onder-
zoeken, of dit scherpe onderscheid tusschen deze stoffen
wel bestond.

Daartoe werd het middelste goed afgespoelde gedeelte
(dat de lebklieren bevat) van het slijmvlies eener
varkensmaag, fijn gesneden, gedurende eenige uren bij 38quot;
met gedistilleerd water gedigereerd.
Bij gedeelten dezer neutrale vloeistof, nadat ze door

-ocr page 33-

i?'nbsp;K«»quot;™^ ™

OOO . quot;''quot;quot;ä^owdzoutennr gevoegd, dat op
. op 500 e„ op 100 deelen 1 deel zoutzunr kwam ; het

dnitendnbsp;gelijke grootte en goed

BogeliiV rnbsp;'quot;j «^'■jquot;'quot;''«''

26 tnfnbsp;quot;«den nn drie aan drie met

vier stoF™nbsp;Daarop eerden

15 n,tn r quot;r ,

ae «eï^Ï r^ quot;Tquot;nbsp;„erden in

lad «dnrLnbsp;™ »t«-

N.nbsp;~ 7quot; «'quot;jkmatig bij 38. verwarmd,

filtra Th !nbsp;overgeblevene op

4ene l^T'''quot;^'™'nbsp;met de andere afge

voCen !X !nbsp;eene andL

»i«nbsp;(^-plo3.ing geschiedde
«»■ige glaasiee , ™ ^verongelukten

volgende:nbsp;wkregene cijfers zijn de

Gedroogd berekend, verminderen in „e^in ,
men in 85 knb centim ™nbsp;, ° ® ' ™ '

geweest te zijn.

-ocr page 34-

Kaauw gluten:

gramm. op één gram berek. verl, op 1000 d.

i.nbsp;ii.

met Vioo zuur van 2,04:1,25 1:0,613nbsp;0,387

metVsoo^nur van 2,06 :1,05 1:0,509 1:0,549
metVgooZnur van 1,926:0,94 1:0,491 1:0,424

Gekookt gluten:

met'/,„O zuur van 2,27: 2,03 1:0,893
met'/eooznur van 2,20:1,88 1:0,854
met V900 zuur van 2,14: 1,74 1:0,803 1:0,762

Gekookt eiwit:

met gt;Aoo z-aur van 0,285 : 0,004 1: 0,014 1: 0,139
met Vsjo zuur van 0,409 : 0,06 1: 0,171 1: 0,887
metVsooZnnr van 0,334:0,100 1:0,329 1 : 0,425

Deze getallen bevestigen de resultaten der vroeger
vermelde proeven, waarbij wij het werkzaamste zuurge-
halte bepaalden. Bij gene proeven was vooral gelet op
de volkomene oplossing van eenige stukjes en hieruit
de meerdere of mindere werkzaamheid van het maag-
sap afgeleid; bij dezen werd na zeven uren reeds
de inwerking der verteringsvloeistof verhinderd. Ten
anderen is de hier gebruikte hoeveelheid maagsap be-
trekkelijk gering, en het gehalte aan vaste stoffen
bij het eiwit veel geringer, dan bij het gluten (in voch-
tigen toestand wogen alle stukjes ongeveer even veel); daar
nu van geringere hoeveelheden onevenredig meer wordt
opgenomen dan van grootere, heeft dit stellig veel er
toe bijgedragen, dat het maagsap met verschillend zuur-
gehalte in alle gevallen meer eiwit dan gluten oploste.

Proeven met kunstmatig maagsap kunnen evenwel
toch niet dienen ter beantwoording der vraag : hoeveel
van eene bepaalde stof binnen een' bepaalden tijd verteerd

-ocr page 35-

Wordt. De sterk uiteenloopende cijfers, — daar de te verteren
stoffen en het gebruikte maagsap toch nooit volkomen
gelijk zijn, al blijven de overige omstandigheden dezelfde, —
kunnen geen regt geven absolute waarden voor de ver-
schillende oplosbaarheid vast te stellen, en op deze wijze
eene chemische uitdrukking voor de inwerking van
pepsine en zuur te vinden.
Lehmann 1) heeft eene
poging hiertoe gewaagd, maar in weerwil zijner talrijke
bepalingen gelukte het hem niet, tot een bepaald besluit
te geraken. En zelfs al werden bij kunstmatige verterings-
proeven met elkander overeenstemmende getallen gevonden,
dan zouden ze toch natuurlijk niet als uitdrukking kunnen
gelden der hoeveelheden, die in het levende dier van de
ingevoerde stoffen opgelost worden.

Wanneer daarentegen bij absoluut verschil der cijfers
toch dezelfde verhouding blijft bestaan, is het wel geoor-
loofd omtrent een meer of minder een stellig besluit te
trekken; bij al de proeven loste zich meer eiwit op in
^en betrekkelijk sterk dan in een zwak zuur; omgekeerd
Werd meer van het gluten verteerd in een verdund zuur,
dan bij een grooter zuurgehalte. Bij kunstmatige ver-
teringsproeven bestaat er dus een werkelijk verschil in
oplossend vermogen voor verschillende stoffen, naar gelang
der verhouding, waarin het zuur hierin voorkomt: eene
vloeistof, die eiwit het sterkst aangrypt, lost van het
gluten het minst op en omgekeerd.

-^an het zuur, dat in de spijsbrij voorkomt, is door
^■lle onderzoekers eene groote waarde gehecht, zelfs door
ben, die jjg^ slechts als resultaat der spijsvertering in de

Lehmann, bkdmann's Journal. 1. c.

-ocr page 36-

maag, als gistingsproduct, opvatten; enkelen schreven
aan het zuur alleen de verterende kracht van het maagsap
toe, zoo niet voor alle eiwitachtige stoffen, dan toch voor
de meesten, terwijl tegenwoordig algemeen aangenomen
is 1), dat het pepsine slechts in tegenwoordigheid van
een vrij zuur zijne werking openbaren kan. 2)

1)nbsp;Blondlot, die over de spijsvertering geheel alleenstaande
theorien heeft, ontkent ook de tegenwoordigheid van een vrij
zuur in de maag.

2)nbsp;Er bestaat nog geene voldoende theorie van de eigenaardige
omzetting, die de eiwitachtige ligchamen in de maag door de
vereenigde werking van pepsine en vrij zuur ondergaan. Daar
de hoeveelheid zuur in volstrekt geene verhouding staat tot de
organische stof, die in het maagsap voorkomt, is er geen genoegzame
grond om het bestaan van een gepaard zuur aan te nemen, dat zich
met de eiwitachtige stoffen verbinden zou. Dit bewoog dan ook
SCHWANN, (MÜLi.ER's^rcAw.1836) deze door hem eerst als mogelijk
voorgestelde verklaring, zelf weer te verwerpen. Sohmidt (Annalen
der Chem. u Pharm. Bd. LVI.) nam evenwel deze beschouwingswijze
weder op, maar zijn „chlorpepsinwasserstofsaurequot; kon de kritiek
van FKBKicHS (Artikel Verdauung) niet doorstaan, zoodat dan ook
het gevoelen algemeen ingang vond (donders, i,udwio), dat de
eiwitachtige ligchamen door eene eigenaardige fermentwerking,
waarbij het vrije zuur de rigting der omzetting bepaalt, opgelost
worden. Of en hoe het zuur zich bij deze eiwitachtige stoffen
verbindt, werd niet duidelijk opgegeven.

schwann vond reeds, sohmidt en ook preriohs geven het op,
dat het gehalte aan vrij zuur van het maagsap, bepaald door het
neutraliseren met een alkalisch proefvocht, na de oplossing van
eiwitachtige ligchamen niet veranderd is; de beide laatsten maken
evenwel op het onvolkomene van deze wijze, om het zuurgehalte
te bepalen, opmerkzaam, daar eene misschien hierbij gevormde
verbinding van het zuur met de organische stoffen toch nog
eene zure reactie hebben kan. Wij vonden ook het zuurgehalte
van het maagsap, op dezelfde wgze bepaald, onveranderd, en
bovendien nog, dat door het brengen van gluten in een verdund

-ocr page 37-

tnbsp;opmerkzaam op den

van het verschillende zuurgehalte in natuurlijk

«TlJculÏfnbsp;ii^t op de bovenvermelde wijze (pag. 14)

tonbsp;de hoeveelheid proefvoeht n'odlg

oplossing!nbsp;«t^'f nedergeslagen wordt, wat bij hare

E k 1nbsp;geschiedt.

ligR^^in TTnbsp;S^^onden, dat door het

vaf vo lnbsp;-utzuur, gekookt glnten en eiwit, .onder hierbij

voim te veranderen, in gewigt toenamen.

scbistl^^^^^^^^^^^^nbsp;— opgemerkt ver-

ao. de verbinding, die'-Z^f^rZiZ^
^den kan, maakte het waarLhijni;:;r! t
Trtnbsp;^^^ P^^f^cht vrijgemaakt

aatstcn met langer opgelost kunnen blijven.

-bonden l .nbsp;^^ ^^'^-en niet

- -or hetnbsp;- -

«lui::nbsp;^^^

veS^id^r:quot; rvquot;

gelijke sterkte ,r ^ ^ ^^

gelost had, te:Ï\ fnbsp;^^^^nbsp;«Pquot;

was. Nu werd de iuhoud

en opeen zandbadvoor^tig ^^

dezelfde hoeveelheden -^ap en terrndTJ:^^^^^^^^^^

eiwit, aan de distillatie onderworpen Hpt!
f

aen zich, terwijl eerst nadat al het vocht overffesaar, ^
uiKomen vloeibaar, maar veranderde
zppv a

-ocr page 38-

maagsap, en meenden te mogen stellen, dat binnen zekere
grenzen de hoeveelheid der opgeloste
eiwitacUige stoffen
evenredig is aan het procentgehalte vry zuur, dat in de
verterings-vloeistof voorkomt 1). Voor hunne proeven ge-
bruikten ze evenwel geronnen eiwit; of het geoorloofd is,
wat voor deze zelfstandigheid geldt ook voor de andere
eiwitachtige stoffen aan te nemen, maken de boven
medegedeelde proeven voor 't minst onzeker. — Voor de
vertering van geronnen eiwit is een zwak zuur maagsap
nadeelig; van andere stoffen kan het daarentegen juist
de oplossing bevorderen. Vooral met het oog hierop is
het van groot belang de vloeistof, die in de maag van.
hetzelfde individu onder verschillende omstandigheden
voorkomt, en het maagsap van verschillende dieren op
hun zuurgehalte te onderzoeken in verband met de
meerdere of mindere verteerbaarheid van het gebruikte
voedsel.

Tot in de fijnste bijzonderheden toe laat zich het
onderscheid tusschen plant- en vleeschetende dieren
vervolgen, terwijl slechts onder buitengewone omstan-
digheden Carnivora plantaardig voedsel tot zich nemen

Tan de door distillatie yerkregene vloeistoffen werden gelgke
hoeveelheden door de zeer verdunde CO^ NaO oplossing neutraal
gemaakt; het bleek, dat van het zuur, dat met het eiwit eene
gelei gevormd had, bijna niets overgegaan was, terwijl in de drie
overige distillaten eene zeer aanmerkelijke hoeveelheid bevat was.

De door muldbk aangenomene verbinding van het zuur met de
eiwitachtige stoffen, wordt dus, volgens deze proef, bg hare
omzetting tot peptonen, opgeheven. Voor eene theorie dezer op-
lossing is dit niet onbelangrijk; wg hopen later op dit punt
in meerdere bijzonderheden terug te komen.

1) Verdauungssafte u. Stoffwechsel. pag. 84.

-ocr page 39-

en omgekeerd; het is dus zeer waarschijnlijk, dat dit
onderscheid zich, behalve in den bouw der digestie-
organen, ook in de zamenstelling van het maagsap zal
openbaren. Vroegere waarnemers, vooral
pappenheim 1)
enpRERicHS ä), hebben door verteringsvloeistoffen, bereid
i^it het slijmvlies van verschillende dieren, eiwit zien
oplossen, zonder veel verschil in tijd. Wij vonden dit
volkomen bevestigd bij kunstmatig maagsap, bereid uit
de maag van een kalf, schaap, varken, hond, konijn,
gans, kip, schildpad, kikvorsch en braassem. Tot nog
toe bestaat er dus geen reden, bij de verschillende
dieren modificatiën van het organische bestanddeel vau
het maagsap aan te nemen, hoewel het tegendeel door
de genomene proeven natuurlijk niet als wederlegd kan
beschouwd worden. Een verschil in
zuur-gehalte schijnt
echter ook reeds veel te kunnen verklaren.

Ongelukkig zijn er slechts weinig analysen van het
maagsap van verschillende dieren bekend; van lagere
dieren op goede gronden volstrekt niet; de maagvloei-
stoffen van den mensch, den hond en het schaap alleen
zijn naauwkeuriger onderzocht.

Door SCHMIDT zijn talrijke analysen van het maagsap
van honden gemaakt met vrije toetreding of afsluiting
van het speeksel; van het schaap alleen met bijmen-
ging van speeksel, wat bij dit dier echter niet van
veel invloed zijn kan, daar in de voormagen de grootste
hoeveelheid speeksel weder opgeslorpt wordt (de spijzen
zijn altijd tamelijk droog in het psalterium); eindelijk

1)nbsp;Pap:p33hheim. zur Kentniss der Verdauung im gesunden u
kranken Zustande. Breslau, 1839.

2)nbsp;Pkbeichs. Art, Verdauung 1. c.

-ocr page 40-

van den raensch : het werd hier verkregen door de af-
scheiding, die in nuchteren toestand door het inslikken
van raauwe erwten bij eene aan maagfistel lijdende boerin
opgewekt werd.

O. TON GRÜNEWALDT 1) stelt de gemiddelde
waarden voor de verschillende bestanddeelen van deze
vloeistoffen te zamen; wij ontleenen aan deze tabellen
de gevondene hoeveelheid vrij zuur:

Speekselvrij Speekselh.nbsp;Speekselh.nbsp;Speekselh.

laagsap.nbsp;maagsap.nbsp;maagsap.

Hondnbsp;Schaapnbsp;Mensch

H Cl.nbsp;H CLnbsp;H Cl.

2,337nbsp;1,234nbsp;0,200

Van den hond
H Cl.

op 1000 deelen. 3,050

Hieruit blijkt ten duidelijkste, dat het maagsap van
verschillende diersoorten reeds in tamelijk zuiveren
toestand (zelfs het geheel speekselvrije is toch nog door
het secretum der slijmklieren van de maag verontreinigd)
een verschillend zuurgehalte bezit; bij den vleesch-
etenden hond is er veel meer zuur aanwezig, dan bij
het plantetende schaap; gekookt eiwit lost zich veel
beter bij den hond, dan in dat van het laatste dier, op,
wat
bidder en sohmidt constant opmerkten. De
gemakkelijke vertering van gluten in kunstmatig
maagsap met een zeer verdund zuur geeft dus grond
tot het vermoeden, dat plantaardig voedsel juist in de
maag der herbivora het best zal verteerd worden, omdat
het hier een zeer gedilueerd verteringsvocht aantreft.
Dit vermoeden zou echter meer waarschijnlijkheid hebben,
wanneer maagsap en verteringsvocht hetzelfde waren;
dit is nu geenszins het geval.

1) Vieroedt's Archir. 1. c.

-ocr page 41-

Het eerste is het zuivere secretum der lebklieren ; het
weede is eene zeer zamengestelde vloeistof, waarvan de
bestanddeelen nooit volkomen gelijk blijven, daar ze
uit een mengsel der vochten van mond- en maagholte
en der ingebragte voor een deel veranderde, voor een
deel nog onveranderde voedsels bestaat. Aan den in-
vloed van dit laatste vocht nu zijn de spijzen onder-
worpen; al is dan ook de hoeveelheid zuar in het
oorspronkelijke maagsap tamelijk constant: in de maag kan
ze daarom toch zeer verschillend zijn. Hetzelfde geldt
ook van de natuur van het vrije zuur. In het zuivere
maagsap schijnt altijd vrij zoutzuur voor te komen ; in
het gewone verteringsvocht kan dit zeer dikwijls niet
aangetoond worden, maar er is nu melkzuur aanwezig;
wat vooral door de analysen van het maagsap van den
mensch aangetoond is. In de gewone verteringsvloeistof
vond
SCHMIDT geen zoutzuur, maar melkzuur: daaren-
tegen het eerste, wanneer de afscheiding der pepsine-
theren niet door spijzen, maar door indifferente, slechts
mechanisch werkende stoffen opgewekt werd.

O. VON GRÜNEWALDT vond dan ook de hoeveelheid
KaO, noodig, om de maagcontenta te neutraliseren, nog
al verschilllend bij den mensch, waarop vooral ook het
zuur, m de spijzen zeiven voorhanden, van veel invloed
scheen. Als zijne boerin haar geliefkoosd, veel melk-
zuur bevattend, roggenbrood gegeten had, was er veel
meer zuur in de maag aanwezig, dan bij het gebruik
van tarwebrood, waarvan de reactie neutraal is. Hij
merkt hierbij op, dat een ei, tegelijk met dit laatste
brood gebruikt, längeren tijd onverteerd in de maag bleef,
en wel geëvenredigd aan deze geringe hoeveelheid vrij zuur.'

8

-ocr page 42-

Hoe sterk het zuur-gehalte van de maag door het
voedsel gewijzigd wordt, blijkt ook nog uit eene opgave
van
schmidt, die zelfs schynt te bewijzen, dat het
boven uitgesprokene vermoeden volstrekt geen grond
heeft. De maagvloeistof van eenen hond, die, zonder
dat de speekselbuizen onderbonden waren, uitsluitend
met vegetabilia gevoederd werd, had, namelijk, nog meer
KaO noodig tot neutralisatie dan van eenen, die vleesch
kreeg, terwijl toch het zoutzuurgehalte minder was.

Waaruit dat voedsel bestaan heeft, vinden wij niet
opgegeven; slechts gekookte plantaardige stoffen worden
door den hond gegeten, en daar het speeksel ook bij
tegenwoordigheid van maagsap het gekookte amylum
omzet, kan het hierdoor voortgebragte melkzuur, zoo als
schmidt aanneemt, deze reactie veroorzaakt hebben.
Wanneer evenwel deze plantaardige dieet voor een goed
deel ten minste uit roggenbrood bestaan heeft, kan ze
ook reeds aan het hierin voorkomende zuur toege-
schreven worden.

Bij de echte herbivora evenwel, die slechts raauw
voedsel tot zich nemen, komt zulk een hooge zuurgraad
niet voor, zelfs wanneer het maagsap met speeksel en
voedsels vermengd is, zoo als uit de analysen van
schmidt volgt. Bij de ruminantia strekt zich de
inwerking van het speeksel op de contenta der lebmaag
niet uit, daar de hierdoor omgezette stoffen reeds in de
voormagen opgeslorpt worden (
schmidt); bij de ove-
rigen is vorming van melkzuur uit amylum in de
maag zeer onwaarschijnlijk, daar het speeksel van den
mensch en den hond ten minste raauw zetmeel niet
eens in suiker omzetten kan (
grüNEWALDt) , en het

-ocr page 43-

maapap alleen geen' noemenswaardigen invloed op de
amylacea uitoefent.

Het besluit, dat plantaardig voedsel het best in een
maagsap met gedilueerd zuur zal opgelost worden, berust
evenwel op het overdragen der eigenschappen, die aan het
glaten toekomen op de andere eiwitachtige stoffen, die
m de planten gevonden worden: terwijl tevens aange-
nomen wordt, dat de wijze, waarop ze hierin voor-
komen, deze verhouding niet wezenlijk verandert.

Dat het besloten zijn in cellen van den grootsten
mvloed :s op de geheele oplossing der eiwitachtige stof-
fen, IS vooral voor de zemelen duidelijk aangetoond ge-
worden 1), maar er is daarom toch geen grond om aan
te nemen, dat het verschil in oplosbaarheid in maagsap
van ongelijke sterkte door deze vertragende werking der
omhulsels op den achtergrond zou treden. Bepaaldelijk
kan echter de eiwitachtige stof uit de zaden der leguminosa
met met gluten in dit opzigt op eene lijn gesteld wor-

op'lSnbsp;pag. 739) had

onderzoekingen, op het nadeel
gewezen, door het verwijderen der zemelen uit het meel ontstaan.

Prof 'rinbsp;^^^nbsp;- -ok van

^ 1 ,nbsp;^«'■•teringstoestel van eenige dieren een

geschzkt voedsel kunnen opleveren. Alleen amp; herhivL trekken de
eiwitachtige stof en het vet, dat in groote hoeveelheid erinhevat
IS, uit de met dikke wanden voorziene cellen, en kunnen bij het
gesnik van zemelen blijven leven; honden sterven
den hongerdood.

Wij hebben zelf ook nog dagen lang, zemelen in maagsap met
/loo zuur en in eene zwak alkalisch gemaakte vloeistof bij digestie-
emperatuur laten staan en vonden insgelijks de celwanden eenigzins
^Pgezwollen, en de korrelige inhoud slechts weinig verminderd. Het
^as echter tot groote druppels in de cellen zeiven zamengevloeid.

3*

-ocr page 44-

den; wij zullen dan ook de legumine afzonderlijk be-
handelen. Voor het coagulum, door kookhitte ontstaan,
geldt hetzelfde, terwijl in opgelosten toestand het plan-
teneiwit hieromtrent moeijelijk onderzocht worden kan.

In allen gevalle zal dus plantaardig voedsel in het
algemeen door hetzelfde maagsap niet in gelijke verhou-
ding opgelost worden als gluten; dit is alleen van volle
toepassing voor die voedsels, waarvan deze stof het hoofd-
bestanddeel uitmaakt.

Zelfs in dezen meer beperkten zin is toch deze eigen-
schap van het gluten van groote waarde niet alleen voor
de herbivora, maar vooral ook voor den mensch. De
cerealia nemen eene eerste plaats onder onze voedings-
middelen in ; wanneer dus ook al andere eiwitachtige
stoffen in de maag van den mensch minder volkomen
verteerd worden, kan juist die van het brood de gun-
stigste voorwaarden tot oplossing vinden , in de onder
gewone omstandigheden zeer zwakke verteringsvloeistof,
die zij hier aantreft. Dat slechts door het in de spij-
zen voorkomende of hierdoor gevormde zuur deze reactie
eenigzins sterker wordt, terwijl zij in nüchteren toestand
door het overwigt van het maagslijm en speeksel zelfs
in eene alkalische overgaat, leeren de waarnemingen
van
grünewaldt en ook van beaümont ten dui-
delijkste.

Vooral fkerichs heeft onder pathologische omstandig-
heden den inhoud der maag onderzocht en op gewijzigde
amylumvertering, die meestal in vorming
van melkzuur en
zelfs van azijnzuur bestond, gewezen; deze vermeerderde
zuurvormingis algemeen als pyiosis bekend door den belem-
merenden invloed, dien ze op de spijsvertering uitoefent;

Niii'

-ocr page 45-

Volkomen ontbreken van melkzuurvorming in de maag bi]
egenwoordigheid van veel suiker, nam hij waar bij twee
aan diabetes mellitus 1). Opmerkelijk is het,
juist bij deze ziekte het glutenbrood van
bOüCHAR-
met goed gevolg gedurende langen tijd verdragen

wordt.

Het groote verschil der absolute waarden voor de
oplossing van eiwit binnen en buiten het levende dier,
door alle Schrijvers aangegeven, in verband met enkele
waarnemingen van
Schröder, die tegen den gewonen
regel soms bij de reeds meermalen vermelde boerin eiwit
zich in natuurlijk alkalisch maagsap zag oplossen, maak-
ten het nemen van eigene proeven wenschelijk, om te
zien of werkelijk in de maag van verschillende dieren
deze tegenstelling in oplosbaarheid tusschen gluten en
eiwit bestaat.

Wij hadden ons voorgenomen, de gewichtsveranderin-
gen der in de maag van verschillende dieren gelijktijdig
gebragte stoffen na te gaan en met elkander te verge-
leken, en wel bij herbivora, Carnivora en omaivora.
Onze hoop, om paarden, door hunne grootte en uitslui-
tend plantaardige voeding hiervoor bijzonder geschikt
te kunnen ^gebruiken, werd niet verwezenlijkt 2); de

1)nbsp;Artikel Verdauung, pag. 805.

2)nbsp;Andera herbivora waren, naar 'onze meening, voor deze proeven

^mder geschikt. Door de zamengestelde maag der herkaauwequot;S

djeren en de geringe grootte der Wjnen, hij welke dieren boven!

i^n net nadeel bestaat, dat er altijd, zelfs na lang vasten, voedsel

keurir-?. blijft, moesten groote bewaren tegen denaauw-
l^eurigheid dezer proeven ontstaan.

aiSnfott? quot;quot; r''quot;

bet nemen dezer experimenten te leenen.

-ocr page 46-

korte tijd, ons tot het nemen dezer proeven gelaten,
veroorloofde niet te wachten, tot dat eene gunstige ge-
legenheid hiertoe zich opdeed; om dezelfde reden konden
zij ook slechts eenige weinige malen bij den hond en
het varken herhaald worden. Hoewel het experimen-
teren met deze laatste dieren niet zeer aangenaam is,
waren zij toch voor ons doel zeer bruikbaar, vooral daar
de resultaten, bij hen verkregen, met meer regt dan bij
anderen op den mensch overgebragt kunnen worden.

Aangezien het vóór alles noodzakelijk was, dat, om een
juist antwoord op onze gestelde vraag te verkrijgen, de
stoifen onder alle omstandigheden, die bij de normale spijs-
vertering op de oplossing van invloed kunnen zijn,
gebragt werden, zoo evenwel, dat ze op allen te gelijk
in dezelfde mate inwerken konden, scheen hiertoe de
volgende, zeer eenvoudige methode tevens de beste te
zijn. Zakjes van neteldoek werden met afgewogene hoe-
veelheden versch bereid, raauw en gekookt gluten en
eiwit gevuld en deze zorgvuldig gesloten, dadelijk na
elkander door den mond in de maag gebragt 1), Na
eenigen tijd werd nu het dier gedood, de zakjes opge-
zocht, met gedistilleerd water afgespoeld, geopend, en

1) De zakjes, die allen van gelijke grootte waren, werden zoo
ver mogelijk achter op de tong gebragt: de dieren moesten ze
dan wel inslikken. De eerste malen geraakten evenwel een paar
zakjes tusschen de tanden der varkens, waardoor ze verscheurd
werden; in het algemeen scheen deze manier van gevoed te
worden hun niet byzonder te bevallen.

Tegelijk met deze stoffen in de zakjes gebragte kleine glas-
koralen van verschillende kleur dienden, om ze later van elkan-
der te onderscheiden.

r'^ii»;

-ocr page 47-

de mhoud voorzigtig verzameld, gedroogd en gewogen.
Van hetzelfde ei en hetzelfde gluten waren andere stuk-
jes dadelijk gedroogd ; uit eene vergelijking der gewigten
werd het verlies gevonden, dat ze door hun verblijf in
ae maag ondergaan hadden.

In de volgende tabel zijn de verkregene getallen ver-
eenigd.

-ocr page 48-

Er werden gegeven

bij

droog berekend.

gevonden.

HOND Nquot;. 1.

raauw gluten

1,16

0,008

TOor den dood 4'/^ uur

gekookt gluten

1,32

0,15

gekookt eiwit

0,33

0,00

HOND N». 2.

raauw gluten

1,947

0,47

voor den dood S'/a uur

gekookt gluten

1,481

1,19

gekookt eiwit

0,398

0,27

daarop IV2 uur

raauw gluten

2,889

0,78

gekookt gluten

2,535

2,25

gekookt eiwit

0,643

0,64

HOND N». 3.

raauw gluten

1,367

0,45

voor den dood S'/a uur

gekookt gluten

1,232

0,91

gekookt eiwit

1,058

0,02

VARKEN N». 1.

raauw gluten

3,082

1,76

voor den dood 2','2 uur

gekookt eiwit

0,829

0,81

VARKEN N». 2,

raauw gluten

3,915

2,46

voor den dood 4V2 uur

gekookt gluten

4,321

3,85

gekookt eiwit

2,547

1,41

voor den dood 2'/2 uur

raauw gluten

3,287

2,04

gekookt gluten

3,780

1,02

gekookt eiwit

2,362

J,77

VARKEN Nquot;. 3.

raauw gluten

1,922

1,31

voor den dood 2'/2 uur

gekookt gluten

1,209

0,92

gekookt eiwit

1,569

0,70

VARKEN N». 4.

raauw gluten

1,734

1,24

voor den dood 5 uur

gekookt gluten

1,463

1,00

gekookt eiwit

2,077

0,95

voor den dood 2V2 uur

raauw gluten

1,902

1,33

gekookt gluten

1,403

1,39

gekookt eiwit

1,728

0,85

VARKEN Nquot;. 5.

gek. eiwit Nquot;. 1.

2,918

0,89

voor den dood 5 uur

gek. eiwit Nquot;. 2.

2,673

0,98

gek. eiwit Nquot;. 3.

2,304

0,83

VARKEN N». 6.

gekookt eiwit

2,154

0,51

Toor den dood 4 uur

op één gram l'®''®
1: 0,0068
1:0,113
1 :

1: 0,241
1: 0,803
1:0,678
1:0,269
1:0,887
1:0,99^
1:0,329

1: 0,018

1:0,571

1:0,989

1:0,628
1:0,891
1:0,553
1:0,62?
1:0.269
1:0,749

1:0,681
1: 0,440

1:0,683

1:0,69^
1:0,991
1:0,49^

1:0,36^
1:0,23^

-ocr page 49-

AanmerJdngen.

Het dier had meer dan 24 uur gehongerd; de maag was ledio-
de zakjes werden in de dikke darmen 2 duim onder het coecum
gevonden. De inhoud der zakjes reageerde neutraal.

Door de hersensteek van beenakd gedood.

24 uur gehongerd. Alle 6 zakjes waren, even als hij de overige
dieren nog in de maag, met nog al veel vloeistof. Eeactie uiterst
zwak zuur.

Door laudanum injectie gedood.

Het gluten heeft zyne veerkracht verloren.

Het dier had gedurende 3 dagen gevast: een oogenblik voordat
hem de zakjes werden ingegeven, had hi] 4 ossenoogen met graagte
opgegeten. In de maag werd slechts eene zeer geringe hoeveelheid
vry sterk zuur reagerend vocht aangetroffen met eeniffe overbliif-
selen der oogen.

Het zakj^ met gekookt gluten werd geheel verscheurd teruff
gevonden. Ongeveer 20 uur gehongerd. Er is toch nog voedsel iS
in de maag; reactie zwak zuur.

Op

looo

Beelen verlies.
993
887
1000

759
197
322
731
113
05

671

263
982

429
U

372

109

447

§73

781 ?

251

319
239
555

285
317
543
801
9

508

695
634
636

764

24 uren gevast: de maag is niet geheel ledig; zwak zure reactie
Alle zakjes zijn zeer sterk doortrokken met kleurstof. Het
zakje met gekookte gluten had eene opening; het cijfer is dus

_ Meer dan 24 uren gevast, maar er zijn nog veel boekweitdoppen
in de maag. De inhoud, ook der zakjes, is zeer sterk bruin ge-
kleurd. Eeactie zwak zuur.nbsp;°

Meer dan 24 uren gevast; de maag tamelijk ledig; zwak zure reactie.

de maag (pas gedronken);

36 uren gevast; de maag is tamelijk ledig; reactie zwak zuur.

36 uren gevast; veel water is in
reactie neutraal.

-ocr page 50-

Al de dieren hadden 24 uren lang gevast, eenigen
zelfs langer, en waren volkomen gezond; zelfs de vrije
bewegelijkheid der maagwanden, die door het bestaan
eener fistel toch altijd meer of minder gestoord is, kon
hier haren invloed doen gelden; alle, zoowel bekende
als onbekende factoren van het zamengestelde proces,
dat in de maag de oplossing der ingebragte stoffen tot
resultaat heeft, moesten zoowel op het gluten, als op
het eiwit in dezelfde mate inwerken. Door de ver-
schillende ligging der zakjes alleen kon een onderscheid
ontstaan in de hoeveelheid der opgeloste stoffen, dat,
onafhankelijk van haren aard en niet voor berekening
vatbaar, de resultaten onzeker maken kon. Dat een
verschil werkelijk hierdoor kan ontstaan, toonen de
getallen, bij het varken Nquot;. 5 verkregen : van eiwit, in
verschillende zakjes in de maag gebragt, hadden zich
niet volkomen gelijke hoeveelheden opgelost. Hoewel
het onbeduidend is, vergeleken bij dat tusschen eiwit en
gluten, moet dit toch bij de beoordeeling wel eenigzins
in aanmerking genomen worden.

De getallen, bij hetzelfde dier verkregen, kunnen
met elkander vergeleken worden, en laten een stellig
besluit toe, omtrent het verschil in verteerbaarheid der
gebruikte stoffen; zij toonen duidelijk aan, daar deze
verschillen veel te groot zijn, om aan eene door hare
ligging veroorzaakte ongelijke inwerking van het maag-
sap toegeschreven te kunnen worden, dat werkelijk in
het levende dier dezelfde verteringsvloeistof ongelijke
hoeveelheden van het eiwit en van het gluten oplost,
zoodat, wanneer veel van - het eiwit verteerd M'ordt, de
gewichtsafname van het gluten slechts gering is en

-ocr page 51-

omgekeerd. Voor zoover dit uit de weinige proeven af
te leiden is, is de hoeveelheid van het opgeloste gekookte
gluten, even als bij de kunstmatige verteringsproeven,
evenredig, noch aan die van het raauwe gluten, noch
aan die van het eiwit.

Het doel, waarmede deze proeven ondernomen zijn,
is dus hiermede eigenlijk bereikt; veel meer kan ook
niet uit hen afgeleid worden. Bij eene vergelijking
der resultaten voor dezelfde stoffen bij
alle gebruikte
dieren vervalt, namelijk, de grond, die ons regt gaf, dit
algemeene besluit te trekken: de gelijkheid der om-
standigheden, waaronder zij verkregen werden. Een
zeer groot aantal zou misschien de verschillen hierdoor
ontstaan voor het grootste gedeelte elimineren, en een'
algemeenen regel doen erkennen: onze proefnemingen
zijn te gering in aantal, om hieromtrent een besluit te
durven wagen. Dat van het raauwe gluten zoo veel meer
Verteerd werd bij den hond Nquot;. 3 dan van het eiwit,
schijnt niet sterk te pleiten voor de stelling, die voor
Carnivora op andere gronden aangenomen is; volgens
deze zou zulk eene verhouding tusschen gluten en eiwit
juist bij een zuiver plant-etend dier moeten voorkomen.
Bij den hond Nquot;. 3, die zeer lang gevast had, loste
zich daarentegen veel meer eiwit op, dan gluten. Het
maagsap van dit dier had een zeer sterk oplossend
vermogen, daar van de hem te gelijker tijd gegevene
oogen slechts eenige weinige stukjes der sclerotica nog wel
niet volkomen verteerd, maar toch zeer dun en doorschij-
nend teruggevonden werden. Den zuurgraad der bij
het openen der maag meest in zeer geringe hoeveelheid
aanwezige vloeistof, hebben wij, om verschillende omstan-

-ocr page 52-

digheden, die dit bezwaarlijk maakten, niet naauwkeurig
bepaald; de geheele methode schijnt ook niet geschikt,
om, behalve het verschil in oplosbaarheid der stoffen,
tevens nog de oorzaken hiervan aan te toonen, daar
alleen bij kunstmatige verterings-proeven, of bij het
bestaan eener fistel, de zuurgraad, die de vloeistof
gedurende de oplossing zelve bezit, met eene naauw-
keurigheid bepaald worden kan, groot genoeg, om het
maken van gevolgtrekkingen toe te laten.

De varkens verloochenden hunne natuur als omnivora
niet; bij eenigen loste zich het eiwit beter op dan
het gluten; bij anderen was dit juist omgekeerd. Eene
voor beide stoffen gelijkmatige oplossing komt, zoo als
wij reeds opmerkten, niet voor.
1nbsp;Bij allen liepen de verkregene waarden voor de ver-

mindering van gluten en van eiwit sterk uit elkander;
hoe weinig regt men heeft, om de absolute verteerbaar-
heid eener zelfstandigheid voor een bepaald dier vast te
stellen, blijkt uit eene vergelijking van het varken
No. 1 en Nquot;. 3, Onder gelijke omstandigheden bevon-
den zich de dieren; gedurende denzelfden tijd bleven
Inbsp;de stoffen in de maag; het eiwit en het gluten was

voor beiden op dezelfde wijze bereid (even lang werd
het gekookt, het amylum was zoo ver mogelijk in beide
gevallen verwijderd), en toch loste zich in het eene
geval bijna niets van het eiwit op, terwijl in het andere
de vermindering hiervan juist zeer aanzienlijk was. Het
verschil wordt nog sprekender door de ongelijke hoe-
veelheid der ingevoerde stoffen, daar juist van het
oorspronkelijk in de grootste hoeveelheid aanwezige
eiwit zich het meeste opgelost had.

-ocr page 53-

Hoewel het gluten in het algemeen meer overeen-
stemmende cijfers gaf bij de verschillende dieren, willen
wij toch ook niet het gemiddelde van dezen als eene
uitdrukking voor zijne verteerbaarheid in de varkens-
maag beschouwen, nog minder tot die der voedsels.
Waarin het in groote hoeveelheid voorkomt, besluiten.
Het is evenwel belangrijk, dat bij hetzelfde dier een
korter of langer verblijf in de maag van veel minder
invloed is op het raauwe gluten, dan op het eiwit; het
verschil in de hoeveelheid van het opgeloste gluten,
dat bij hond Nquot;. 3, varken Nquot;. 2 en N». 4 eenige
Uren na elkander in de maag gebragt was, valt binnen
de grenzen, die aan een onderscheid aan ligging toe-
geschreven kunnen worden.

Dat zich bij het varken 6 zoo veel meer eiwit
oploste dan bij alle overigen, kan door niets anders,
dan door de geringe hoeveelheid, waarin het toegediend
Werd, veroorzaakt zijn, wat vooral duidelijk uit eene
vergelijking met Nquot;. 5 schijnt te volgen.

Eene uitkomst dezer proeven is nog opmerkelijk,
namelijk die bij den hond Nquot;. 1. De zakjes waren
hier reeds na 41/2 uur tot in den aanvang der dikke
darmen doorgedrongen, terwijl de hoeveelheid der
opgeloste stoffen buiten alle verhouding veel grooter
was, dan bij alle overigen; hier alleen was het eiwit
geheel opgelost en de andere stoffen zeer veel ver-
ttiinderd; dat dit zeer ten gunste van het verterend
vermogen der dunne darmen pleit, ook voor de eiwit-
achtige ligchamen, wat vooral door
bidder en schmidt
zeer op den voorgrond gesteld wordt, valt dadelijk in
het OOP'

-ocr page 54-

Van hoeveel gewigt deze digestie in de darmen is,
voor den overgang van eene genoegzame hoeveelheid
eiwitstoffen nit het genomene voedsel, wordt door het
resultaat onzer proeven ook nog nader aangedrongen.
In de maag der dieren zal, bij gering verschil in om-
standigheden, nu eens meer van het eene, dan weêr
meer van het andere bestanddeel der spijzen opgenomen
worden, wat wij, op grond der kunstmatige verterings-
proeven, aan een verschil in zuurgehalte meenen të
kunnen toeschrijven. In de dunne darmen moet dit
zich weêr vereffenen, zoo niet zeer veel ongebruikt het
ligchaam verlaten zal.

-ocr page 55-

over de vertering der eiwitachtige stoffen
uitdelegüminosa.

De eiwitachtige stóf, die in de zaden der legütninosa
voorkomt, is dikwijls ónderzócht geworden, evenwel met
öog al sterk uiteenloopende resultaten. Grróotendeels is
dit verschil in opgaven toe te schrijven aan de onge-
lijke bereidingswijzen, waardóór verschillende stoffen, met
Van elkander afwijkende eigenschappen, onder deii naam
® leguminequot; beschreven zijn. Bij de vraag, hoe de eiwit-
achtige stof der leguminosa in de maag veranderd en
vOor opneming in het bloed geschikt gemaakt
Wórdt, is
het evenwel alleen van belang te weten, welke eigen-
schappen ze in natuurlijken toestand bezit en hoe deze
door den invloed van kookhitte, zuren eri pepsine gewij-
zigd worden.

Mikroskopisch onderzocht, biedt de erwt, Pisum
Sativum en de linzenboon, Ervum Lens de volgende bij-
zonderheden aan. De epidermis bestaat uit èene laag
treilen, wier wanden eigenaardig verdikt zijn. In de
cellen zijn, namelijk, lange veelhoekige prismata, die het

-ocr page 56-

lumen bijna geheel doen verdwijnen en loodregt op de
oppervlakte staan.
Schleiden 1) schrijft hieraan den
glans toe, die deze zaden vertoonen. Onder dezen
komt eene niet scherp omschrevene laag kleinere cellen
voor, die zich ook rondom den embryo voortzet, met
eenen sterk opgehoopten korreligen inhoud, die door
jodium geel gekleurd wordt, en slechts weinige kleine
amylumbollen bevat; vet is er mikroskopisch niet in aan
te toonen. Daarop volgt een gelijkmatig parenchymateus
weefsel, bestaande uit groote, afgeronde cellen, die vrij
aanmerkelijke ruimten aan de hoeken tusschen zich laten.
Langwerpig ronde amylumbollen, zonder duidelijke strepen,
en meest allen van gelijke grootte, maken het grootste
gedeelte van den inhoud uit; tusschen het amylum komt
dezelfde zwak gegranuleerde stof voor, die in de bui-
tenste kleinere cellen de bovenhand heeft. Tegenover
reagentia verhoudt deze zich op de volgende wijze:
Door gedistilleerd water wordt de inhoud der intact ge-
blevene cellen slechts langzaam opgelost, zoodat na 24 uur
nog eene, hoewel, geringe hoeveelheid overblijft; bij zeer
dunne doorsneden is daarentegen de oplossing zoo snel, dat
men bijna zou meenen, dat de cellen volstrekt geene
korrelige stof bevatten; toevoeging van alkohol maakt
den inhoud ondoorzigtiger, en trekt dezen meer te zamen
van den celwand af^ zonder dat evenwel een duidelijk
vliesje (utriculus internus Mohl) zigtbaar wordt; het
korrelige blijft bestaan. Aether werkt ongeveer op
gelijke wijze.

Door verdunde alkaliën wordt dadelijk alles volkomen

1) Grrundzüge der wissenschaftlichen Botanik, pag. 387.

-ocr page 57-

opgelost; zouten met alkalische basis zoo als chloorsodium,
chloorammonium, doen den inhoud sterk verbleeken,
slecht eene het licht zeer zwak brekende grumeuse massa
blijft over, die alleen bij eene kleine diaphragma opening
Zigtbaar is; kalkzouten vermeerderen de hoeveelheid der
korrelige stof, maken ze ondoorzigtiger en geven aan de
uiolecnlen een' scherper geteekenden vorm. Door ver-
dund azijnzuur worden de korrels duidelijker; een prae-
cipitaat ontstaat niet alleen in, maar ook buiten de
cellen, zoo de doorsnede gedurende eenigen tijd in
Water gelegen heeft. Sterk azijnzuur werkt ongeveer op
dezelfde wijze; het praecipitaat wordt hierdoor niet minder.
De inwerking van minerale zuren, zwavelzuur, zoutzuur
salpeterzuur, is daarentegen zeer verschillend, naar
gelang hunner concentratie. Door zeer verdund zoutzuur
W^T^si-f) ontstaat zoowel in, als buiten de cellen een
®terk korrelig praecipitaat; in sterker zuur
daarentegen wordt de inhoud geheel opgelost, hoogstens
blijft eene zwak lichtbrekende, even zigtbare hoeveelheid
over; door nog sterker (-gi^—|) ontstaat weêr eene zeer digte
korrelige massa. De blaauwe verkleuring door geconcen-
treerd zoutzuur konden wij slechts onvolkomen waarnemen,
slechts vrij zwak de gele na inwerking van rookend
HO bij toevoeging van ammonia. De roode kleur
^oor zwavelzuur en suiker is vooral na eenigen tijd zeer
^Qidelijk; de amylumbollen blijven hierbij meest bestaan,
Wat bij sterk salpeterzuur niet het geval is; de cellulose
Wanden worden daarentegen onduidelijker; het geheele
Praeparaat heeft eene gelijkmatige roode kleur, die ook
donder bijgevoegde suiker ontstaat; de stikstofhoudende
^öhoud is opgelost. De verhitting tot lOO» gaf eenig-

4

-ocr page 58-

zins verschillende resultaten naar gelang, langzaam of
snel verwarmd werd. Bij zeer snelle, doch kort aan-
houdende verhitting waren de meeste amylumbollen nog
aanwezig, hoezeer opgezwollen; het korrelige proto-
plasma ging hierbij in eene ligt geel gekleurde meer
zamenhangende, het amylum handvormig omgevende
massa over; toevoeging van verdunde zuren veranderde
nu den inhoud niet meer, en deed ook slechts een ge-
ring praecipitaat rondom het praeparaat ontstaan; bij
langzame, doch langer voortgezette koking hadden de
cellen van elkander losgelaten ; eenigen waren geborsten,
in anderen was het amylum verdwenen; de stikstofbou-
dende inhoud was verminderd, maar vertoonde nog
hetzelfde aanzien, zoodat deze nu in breede strepen een
net vormde, waarvan de mazen aan de niet meer zigt-
bare amylumbollen beantwoordden. In de vloeistof ont-
stond een praecipitaat door toevoeging van zuren.

De inhoud der cellen wordt dus door kookhitte moleculair
veranderd, — volkomen gecoaguleerd, wanneer deze zich niet
door voorafgegane oplossing in water genoegzaam heeft
kunnen verdunnen, onvolkomen wanneer dit wel het
geval geweest is. Dat het gecoaguleerd worden door
warmte wel voornamelijk hiervan afhangt, blijkt ook
daaruit,^dat het filtraat van in koud water gebragt en
daarop gekookt erwtenmeel veel sterker gepraecipiteerd
werd door azijnzuur, dan wanneer dit dadelijk met goed
kokend water behandeld was. Na bijmenging van
eene geringe hoeveelheid chloorsodium, dus bij meerdere
concentratie der oplossing, ontstond in het filtraat zelfs
geene troebelheid hoegenaamd door een zuur. De coagulatie
is hier dus volkomen, daar ook bij verdamping geene noe-

-ocr page 59-

menswaardige hoeveelheid organische stof terugblijft.
Even als bij de bereiding van vleeschnat is het dus ook
tot het verkrijgen van eene sterke erwtensoep voordeelig
om de erwten koud op te zetten en langzaam te ver
warmen. Door erwtenmeel met water te behandelen
verkrijgt men, na afscheiding van het zetmeel, eene op
lossing van de legumine, zoo als zij in de erwten voor
komt. Slechts zelden is zij volkomen helder, de troebelheid
die, mikroskopisch onderzocht, van nog niet opgeloste
moleculen blijkt af te hangen, verdwijnt door toevoeging
van een weinig chloorsodium of verdund alkali. Zij
reageert, ofschoon versch bereid, altijd zwak zuur. Het
al of niet gecoaguleerd worden van deze vloeistof door
lebbe, wordt door de Schrijvers verschillend opgegeven.
Verscheidene malen hebben wij een volkomen neutraal
aftreksel eener kalfsmaag bij eene frissche legumine-op-
lossing gevoegd, en altijd ontstond een sterk coagulum,
nadat het zeer korten tijd aan eene temperatuur van
38o was blootgesteld geweest, terwijl in dezelfde vloei-
stof, onder gelijke omstandigheden, maar zonder maagsap,
geene troebelheid ontstond. Bij zwak alkalische oplos-
singen was de invloed van lebbe op het ontstaan van
een praecipitaat zoo duidelijk niet. Eerst na eenige uren
Werden beide oplossingen, zoowel met, als zonder maagsap
nedergeslagen, door spontane zuurvorming in de vloeistof.
Het schijnt dan ook wel, dat lebbe, ten minste bij de
digestie-temperatuur 1) ook de caseine in de melk door

1) Om alkalische melk door lehbe te coaguleren, zoodat
ook later nog de reactie dezelfde blgft moet eene hoogere tempe-
i'atuur aangewend worden, (hbintz, sblmi. in ludwiamp;, Physiologie.
B- 11 S. 407).

-ocr page 60-

Tl 9,

bespoedigde zuurvorming doet coaguleren. Volgens
skrzeczka 1) wordt de zuivere caseine evenmin
gecoaguleerd als het natron albuminaat; beide stoffen
echter, wanneer aan dezen boter en melksuiker toegevoegd
is; en wel het sterkste zoo de verhouding van deze stoffen
dezelfde is als in de melk; als kenmerkend voor caseine
heeft dus dexe reactie veel van hare waarde verloren.

Hoe dit ook zij : door het zure maagsap wordt de melk,
zoowel binnen als buiten het ligchaam, gecoaguleerd;
dit is ook het geval met het versche erwten-aftreksel.
In de maag van een konijn, dat gedurende eenige dagen
uitsluitend met brood gevoederd was, werd eene zekere
hoeveelheid van deze vloeistof door een katheter ingebragt,
en het dier spoedig daarop gedood. In weerwil der
dieet, waaraan het onderworpen geweest was, waren er nog
overblijfselen van groen voedsel iti de maag aanwezig;
duidelijk vertoonden zich evenwel talrijke witte vlokjes
tusschen de aanwezige stoffen. Door het filtraat van
den inhoud werd ook eene nieuwe hoeveelheid erwten-
extract sterk nedergeslagen. Bij herhaling der proef
verkreeg ik dezelfde uitkomsten; ook nu waren vele
vlokjes te zien, die zich evenwel niet tot grootere
klompen vereenigd hadden, zoo als die, na het gebruik van
melk, in de maag van zuigende kalveren gevonden worden.

Even als het korrelige protoplasma in de cellen der
erwten wordt ook door verdund zoutzuur eene oplossing
van legumine in water neder geslagen, en door meer
zuur weêr opgelost. Gemiddeld is de zuurgraad, hiervoor

1) Dissert. Inaug. Eegimonti. Quaeritur, quomodo caseinum et

natrtim arouminatum pcpsino afiiciantur.

-ocr page 61-

noodig, -Jg.; nooit evenwel is het zuur in de maag zoo
geconcentreerd; onmiddellijke oplossing is dus niet te
verwachten; na langere inwerking kan echter een meer
verdund zuur hetzelfde teweegbrengen. Hieromtrent
gaven de volgende proeven met verdund zuur alléén en
met maagsap genomen, opheldering.

Wederoplossing van het praecipitaat, door verdund
zoutzuur of door maagsap met een gering zuurgehalte in het
erwtensap ontstaan, had al dan niet plaats naar gelang
der betrekkelijke hoeveelheid der beide vloeistoffen. Was
de zuurgraad der oplossing, nadat het nederslag ontstaan
was, zeer gering, dat is, beneden -^io tevens de legu-
ffline-oplossing zeer geconcentreerd, dus ook de quantiteit
hierin voorkomende zouten groot, dan werd niets opge-
lost, zelfs niet door de inwerking van pepsine, nadat het
verscheidene dagen lang aan eene temperatuur van 3 80
Was blootgesteld geweest. Om nog met meer zekerheid
dit uit te maken werd van een gedeelte der legu mine-
oplossing het praecipitaat, dat in eene zeer geringe hoeveel-
heid zuur ontstaan was, afgefiltreerd en in het andere
het nederslag in de vloeistof gelaten. Nadat beiden 5
öagen lang bij digestietemperatuur in een broeitoestel ge-
staan hadden, werd nu ook het nog aanwezige praecipitaat
verwijderd en de beide filtraten met elkander vergele-
l^en. Tegenover alle aangewende reactiven: koking,
tannine, zuren, metaalzouten, verhielden zij zich gelijk ;
zoo zich iets gedurende dien tijd opgelost had, zou
'^it niet mogelijk geweest zijn.

Wanneer evenwel de zuurgraad slechts iets sterker
Was, beter nog, wanneer het praecipitaat na filtratie met eene
nieuwe hoeveelheid verdund zuur zamengebragt werd,

-ocr page 62-

loste het zich na eenigen tijd volkomen op, terwijl hier-
voor de tegenwoordigheid van pepsine niet noodzakelijk
scheen. Het is hierbij onverschillig, of het nederslag door
azijnzuur of door verdund zoutzuur ontstaan is; de op-
lossing geschiedt echter alleen door het laatste. Opmerking
verdient nog, dat niet alleen door koking, maar ook reeds
door het droogen van het in de frische oplossing ontstane
praecipitaat het oplossingsvermogen van het verdunde
zuur voor deze stof verloren gaat; alleen door den invloed
van kunstmatig maagsap kan dan de aggregatie-toestand
veranderd worden. De temperatuur van 88° heeft ook
hier slechts eene versnellende werking; absoluut noodig
voor de oplossing is zij niet. Bij vergelijking met de
oplossing van gekookt eiwit in kunstmatig maagsap
bleek het, dat de zuurgraad, die dit het beste verteerde,
ook van de legumine, door een verdund zuur uit het
versehe erwten-aftreksel nedergeslagen het meeste oploste,
en dat zelfs na zeer langen tijd, even als bij eiwit
geene volkomene oplossing volgde, wanneer de hoeveelheid
zuur te gering was.

De volgende cijfers mogen het eerste bewijzen:

In 25 kub. cent. maagsap vermindert het gewigt, bij
100° gedroogd berekend, der aangewende stoffen, na 7
uren bij S8° gestaan te hebben.

Van legumine :

!:

quot;I L

met 7,00 H Cl.
met Vsoo H Cl.
met 'Aoo H Cl.
Van eiwit:

met Vioo zuur
met V500 zuur
met Vooo zuur

van 0,915 tot 0,006
van 0,607 tot 0,02
van 1,14 tot 0,14

van 0,28 tot 0,004
van 0,409 tot 0,06
van 0,334 tot 0,100

I:

■ii, quot;
;ii: ï

op e'én gram berekend.
1 :0,0065
1 : 0,033
1 : 0,123

1:0,014
1:0,171

1 :0,329

-ocr page 63-

De legumine werd uit een versch, helder doorgeloopen
erwten-aftreksel door azijnzuur nedergeslagen, en na
uitwassching met water, vochtig gewogen.

Even als dit reeds bij het gluten opgemerkt werd,
kunnen deze cijfers slechts eene relatieve waarde
hebben; dat zich bij deze proeven, absoluut genomen,
zooveel meer legumine dan eiwit, vooral dan gluten
oploste, is niet te verwonderen, omdat deze stof zeer
fijn verdeeld als praecipitaat in de vloeistof gebragt werd,
en reeds met zuur in aanraking geweest was. Deze beide
omstandigheden zijn gunstig voor de oplossing, terwijl
het eiwit en ook het gluten als compacte massas veel lang-
zamer door de verterings-vloeistoffen aangegrepen worden.

Bij de schrijvers, die over de veranderingen der
voedsels in de maag gehandeld hebben vonden wij alléén
bij
MULDER en FRERICHS iets omtrent de legumine

opgeteekend.

Muiter 1) geeft het volgende aan:

«De legumine ondergaat eene soortgelijke verandering
als eene der twee hoofdbestanddeelen van de oude caseine,
namelijk de oplosbare. Eene waterige oplossing van
legumine b. v. door erwten, boonen, amandelen, haver,
met koud water uit te trekken bereid, geeft met zee-
zoutzuur een nederslag; in
digestie-temperatuur wordt
dit nederslag weer opgelost bij erwten, bij amandelen
veel trager.

Genoeg voor ons tegenwoordig doel, dat van erwten,
boonen, enz. de legumine in de maag door het zuur
eerst gecoaguleerd, daarna onder den invloed van het-

1) Physiologische Scheikunde pag. 1063.

-ocr page 64-

zelfde zuar weder opgelost wordt; dat dit praecipiteren
evenals bij de kaasstoffe, door azynzuur geschieden kan,
maar dat azijnzuur de oplossing dezer twee stoffen in
de digestie-temperatuur niet bewerkt, en er dus een
ander zuur, of dit en eene organische stoffe tot weder
oplossing van beiden gevorderd wordt.quot;

Fberichs zegt 1): » Legumin aus Linsen dargestellt,
verhielt sich gegen Magensaft wie Kleber, es löste sich
in kurzer Zeit; die Flüssigkeit blieb aber türbe.quot;

Op welke wijze hij zijne legumine bereid heeft, geeft
hij niet aan; het is echter waarschijnlijk, dat hij het
praecipitaat door zuren onderzocht heeft. Gluten lost
zich, volgens hem, zoowel in verdunde zuren als in
maagsap op.

De opgaven, zoowel van mulder als van ererichs,
komen dus goed overeen met de hierboven vermelde
uitkomsten.

Mulder spreekt alleen van den aard van het zuur,
en niet van de sterkte er van; het coagulum in melk
laat hij echter na uitwassching, dus buiten de vloeistof,
waarin het ontstaan was, zich oplossen; hetzelfde kan
ook voor de legumine aangenomen worden.

Hoewel zich de legumine zoowel in verdund zuur alleen
als in maagsap oplost, verschillen toch de reacties der ver-
kregen e vloeistoffen van elkander, even als bij de andere,
in zuur alleen oplosbare, eiwitachtige ligchamen. In het
eene geval hebben zich peptonen gevormd, in het andere
niet. Het grootste verschil tusschen beiden, bestaat
ook bij de legumine, in het al of niet gepraecipiteerd

ï) WAasEK's Handwörterbuch, Art. Verdauung. S. 811.

-ocr page 65-

M'orden bij neutralisatie: zuren veroorzaken in beide
oplossingen al dan niet een coagulum, evenredig aan
hunne sterkte, koking heeft op beiden geene uitwerking ;
inetaalzouten doen ze meest op ongelijke wijze aan.
Ferrocyanuretum potassii geeft in beiden een zwak prae-
cipitaat ; sulphas cupri in de peptone-oplossing niet, enz.
^oor de opname in het alkalische bloed, is deze
omzetting, ook van de legumine, van de hoogste waarde,
^iet in peptone veranderd, dat is niet zoo gewijzigd,
dat het bij neutralisatie opgelost blijft, is deze stof
ongeschikt voor opslorping.

In de erwten wordt de legumine, volgens het mikros-
kopisch onderzoek, door koking gecoaguleerd; dit is
ook meestal het geval met eene oplossing in water.
Waardoor somtijds die coagulatie niet optreedt, kan hier
niet nader onderzocht worden; bijvoeging van verschil-
lende zouten, gering verschil in reactie 1) wijzigen ook
hij de andere eiwitachtige ligchamen den invloed der
kookhitte zoo sterk, dat er geen' genoegzamen grond
meer bestaat voor de meening, dat het coagulum, bij
lOOquot; ontstaan, in een versch erwten-aftreksel aan plant-
aardig eiwit zou moeten toegeschreven worden.
Lieber-
Kühn vooral heeft aangetoond, dat de caseine ook onder
zekere omstandigheden bij 100° gecoaguleerd wordt,
terwijl toch geen spoor eiwit in de melk voorkomt.
Hoe dit ook zij, in die gevallen waarin wij dit coagu-
lum onderzochten, was in het filtraat, noch door zuren,
noch door verdamping, eenige andere stof aan te toonen ;

1) Is de vloeistof zwak alkaliscli gemaakt, dan coaguleert ze
quot;«■olstrekt niet bij koking, maar een huidje vormt zich bij af-
flamping.

-ocr page 66-

hier was dus wel de geheele hoeveelheid eiwitachtige
stof, zoo als die in de erwten voorkomt, nedergeslagen.
Tegenover maagsap verschilt zij eveawel volstrekt niet
van gecoaguleerd dierlijk eiwit ; door zuren alleen wordt
zij niet opgelost, wel door pepsine en een verdund zuur,
en wel het beste, wanneer het zuur die sterkte heeft,
die voor eiwit het geschiktste is,

Eaauw dienen de erwten tot voedsel, voornamelijk
voor de meeste plant-etende vogels; in den krop, die
dan ook voor de spijsvertering niet zeer noodzakelijk
schijnt 1), niet of naauwelijks veranderd, worden zij
door de dikke, harde epidermis-laag der spiermaag fijn
verdeeld en voor het maagsap toegankelijk gemaakt.

Naauwkeurige zuurbepalingen zijn van het maagsap
der vogels niet bekend
; berlin 2) en frerichs 3) vonden
de roode verkleuring van lakmoespapier, wat door ons
steeds bevestigd werd, in de spijsbrij zeer duidelijk;
dit pleit voor het minst niet tegen de aanname, dat de
hoeveelheid zuur hier nog al aanmerkelijk is. Zoowel raauw
als gekookt, wordt er meer legumine opgelost in eene zure,
dan in eene zwakke^ verteringsvloeistof; dat de voorwaarden
tot eene rijkelijke opname dus in de maag der vogels voor-
handen zijn, is, hoewel niet voor bewezen, toch door
de sterke verkleuring van het lakmoespapier voor waar-
schijnlijk te houden; of evenwel alle eiwitachtige stof
uit de erwten door den spijsverterings-toestel der vogels,

1)nbsp;NEERaAKD. Vergleichende Anatomie und Physiologie der
Verdauungswerkzeuge der Vögel. (Berlin 1806. pag. 168.) Het
wegnemen der krop had geene nadeelige werking,

2)nbsp;Nederl. Lancet, 3de Serie. Sde Jaarg.

3)nbsp;Artikel Verdauung pag. 780.

-ocr page 67-

bepaaldelijk door het maagsap uitgetrokken wordt, is
niet met zekerheid aan te nemen, daar
berlin nog tot
laag in de darmen geheel geslotene met amylum (ook
met protoplasma?) gevulde cellen aantrof. Dat er pepsine
in de cellen der kliermaag voorkomt, bewijzen de
proeven van
e. home, 1) die melk zag stremmen door
öen inhoud der klieren uit de maag eener kalkoen,
en die van berlin, waarbij, door de kliermaag eener
^uif met verdund zuur te behandelen, eene vloeistof
verkregen werd, die eiwit goed oploste. Kunstmatig
maagsap, dat wij bereidden uit de kliermaag eener gans
tI^ zuur, veranderde eiwit in zijn pepton.

Voor de verteerbaarheid der erwten door den spijs-
verterings-toestel van den mensch is het een hoofdvereischte,
dat de epidermis verwijderd zij. Is deze aanwezig, dan
l^unnen de verteringsvloeistoffen volstrekt niet op den
inhoud der cellen inwerken; door langdurig koken
evenwel, bersten deze, even als de meeste cellen; het
atnylum zwelt op, en de voor een deel gecoaguleefde, voor
een deel in het water opgeloste legumine is nu voor
omzetting vatbaar gemaakt.nbsp;,

Voor broodbereiding schijnen zij niet goed geschikt
te zijn; bij roggenmeel wordt wel eens een weinig
erwtenmeel gevoegd, en van dit mengsel brooden gebakken;
^'j zijn evenwel weinig geacht. Een brood, dat wij uit
zuiver linzenmeel (erwtenmeel was op dit oogenblik niet
te bekomen) bakken lieten, was zwaar en vast, bijna niet
gerezen; voor allen, die het proefden, was het onsma-

1) On the coagulating power of the secretion of the gastric
glands.
Philosophical transactions for the year 813.

-ocr page 68-

kelijk; het scheen ook niet spoedig uit de maag ver-
wijderd te worden, daar wij door talrijke oprispingen
den geheelen dag door aan den onaangenamen smaak er
van herinnerd werden. Daar het taaije voor het rijzen
noodzakelijke gluten in de erwten ontbreekt, kan het,
de vreemde bijsmaak daargelaten, ook niet onder den
vorm van goed brood gebragt worden.

In eenige streken van de Donau-Vorstendommen leven
de inwoners uitsluitend van erwten 1), en bevinden
zich wel bij deze diëet; dit bewijst ten duidelijkste, dat
zij ook voor den mensch een goed voedsel mogen hee-
ten, en toch schijnen er velen te zijn, die deze zaden
niet verdragen kunnen. Om hunne »aufblähende Wir-
kung,quot; keurde
oppolzer in zyne Klinische voordrag-
ten het gebruik van erwten, boonen enz. in de meeste
gevallen af bij lijders aan digestie-stoornissen, — waardoor
dan ook ontstaan,
bamberger geeft hetzelfde aan in
viRCHOw's Specielle Pathologie. Hiermede in overeen-
stemming is eene waarneming van
helm 2) : Hij slikte
goed gekookte erwten, in een zakje genaaid, in, en vond
ze wel vrij goed verteerd, maar met lucht gevuld terug;
slechts van de erwten teekent hij dit op; in de gast-
huizen te Amsterdam daarentegen bestaat een of twee-
maal in de week de zieken- en reconvalescenten-diëet
uit graauwe erwten; zij worden goed verdragen, en geene

1)nbsp;Yolgens eene mondelinge mededeeling van Prof. sohköttek
te Weenen.

2)nbsp;Zwei Krankengeschichte, herausgegeben von jacob helm.
Wien 1803. Deze bekende arts van Weenen heeft het eerst (lang
v6ór blaumont) proeven genomen over spijsvertering bij eene
vrouw met eene maagflstcl.

-ocr page 69-

scliaclelijke werking is er van bekend, —■ In zijn pam-
phlet tegen de Eevalenta Arabica
1) merkte ook fkink-
Hinger aan, dat reeds in de oudste tijden de stemmen
over de al of niet verteerbaarheid van de zaden der
leguminosa zeer verdeeld waren, — De legumine toont
hierin weder eene overeenstemming met de caseine,
I^oor zeer vele volwassenen wordt de melk niet verdra-
gen ; reeds spoedig moeten zij het geregeld gebruik er
van opgeven; hierop alleen berust het drinken van
zoete wei (Molken) in de plaats der zuivere melk. Dat de
Vorm en constitutie van het coagulum door lebbe voor
verschillende melksoorten ongelijk is, toonde ELSassER 2)
^an; de meer gelatineuse caseine der moedermelk wordt
daarom, volgens hem, door de kindermaag gemakkelijker
verteerd dan het veel meer zamengepakte stremsel uit
koeijenmelk. Gelijke waarnemingen werden gemaakt
door lammerts van eueren 3).

1)nbsp;Kevalenta Arabica des du babrt. Ein grossartiger Betrug
ï^oerdlingen 1854,

2)nbsp;Die Magenerweichung der Säuglinge. Zie liEHMANU. Lehrb.
Physiol. Chemie H Band S. 295.

Neder]. Lancet. IV. Deel pag. 733, Deze vond door verge-
J ende proeven niet alleen, dat door kindermaag het coagulum
vrouwenmelk beter opgelost werd, dan vankoeyenmelk, maar
dat dit laatste sneller door kalfslebbe geschiedde.
^ Eenige interessante waarnemingen, die ook een onderscheid in
stremmen van verschillende melksoorten aantoonen, teekent
'M pag. 11 aldus op: Die Menschen, Kühe, Ziegen u. Eselsmilch
gerann allezeit auf der Stelle, sie möchte durch den Mund, oder
^^h die ausserordentliche Oeffnung des Magens in denselben
acht worden sein; nur damals verzögerte sich diese Er-
^^^neinung^ quot;quot;'enn der Magen vorher mit quot;Wasser oder einer anderen
^'ssigkeit gut ausgespült war, vermuthlich, weil der Magensaft

-ocr page 70-

Evenzoo zal ook de verschillende toebereiding der
erwten tot de oplosbaarheid der legumine veel bijdragen.
Zoo ontstaat bijv. door het koken in zoogenaamd hard
water eene in zuren onoplosbare verbinding met de hier-
in voorkomende kalkzouten ; maar zelfs bij gelijkheid
der spijzen vertoonen zich bij verschillende individuen
reeds onder gezonde en nog meer onder pathologische om-
standigheden zooveel verscheidenheden, dat hiervoor
wel nooit eene volledige verklaring zal kunnen
gegeven worden. Opmerking verdient het evenwel, dat
biddee en schmidt 1) ontbreken van speekselafschei-
ding bij alle jonge zuigende dieren waarnamen, ter-
wijl ook de met water afgewrevene speekselklieren van
jonge kinderen en kalveren, die reeds iets ouder waren,
slechts hoogst onvolkomen gekookt amylum in suiker
omzetten. Gedurende den tijd derhalve, dat de melk
het eenige voedsel der jongen is, en de lebmaag der
ruminantia de overige magen in grootte verre over-
treft, vervalt de hoofdoorzaak voor het gering zuurgehalte
van het maagsap,namelijk,de neutralisatie door het speeksel,
en kan het oorsponkelijke maagsap, daar het serum der
melk, volgens de opgaven van
schköder en freeichs,
spoedig geresorbeerd wordt, op de gecoaguleerde caseine
inwerken. Juist in die gevallen, waar
ererichs in

in diesem Äugenblicke mangelte; denn nach einigen Minuten,
als sich dieser neuerdings absonderte, war die Milch wieder ge-
ronnen. Die Eselsmilch brauchte die längste Zeit zum gerinnen.
Der Topfen von Menschenmilch war zäher und dicker; nichts
desto weniger war er, iso wie die andern nach drei Stunden voll-
kommen verdauet.

1) Die Verdauungssäfte. S. 22,

-ocr page 71-

de maag van kinderen harde, onverteerde, caseine-klompen
aantrof, vond hij de reactie uiterst zwak zuur in tegen-
spraak, volgens hem, met de algemeen aangenomene
meening, dat vermeerderde zuurvorming oorzaak van
deze ziekelijke melkvertering zijn zoude.

In allen gevalle staat het feit vast, dat voor de
meeste menschen de zaden der leguminosa, mits
goed toebereid, een uitstekend voedsel opleveren; nog
Meer, dan voor het gluten, zal dus, bij de verhou-
ding der legumine tot het gewoonlijk geringe zuur-
gehalte der menschenmaag, voor deze stof de oplossende
Werking van de vochten der dunne darmen in aanmerking
moeten genomen worden, om eene genoegzame opslorping
er van te verklaren. Dit te onderzoeken, lag buiten
ons bestek, terwijl wij door den vorm der op de eene
of andere wijze nedergeslagene legumine, die het in
sluiten in zakjes onmogelijk maakt, vooral evenwel door
gebrek aan tijd genoopt werden, verdere onderzoekingen
op het levende dier achterwege te laten.

-ocr page 72-

III.

Errat Vir. Clar. Bernard, statuens: (Leçons
de Physiologie expérimentale 1855. pag. 138)
»On peut donc, au point de vue de leur ab-
sorption, diviser les matières alimentaires en
deux classes;

le. Celles, qui traversent le foie en sortant
de l'intestin ;

2°. Celles, qui charriées par les chyli-
fères, sont portées directement dans le
poumon.

IV.

Resorptio adipis in tracto intestinali per os-
mosin non fit.

V.

Vasa chylifèra communicant cum intersti,
tiis telae mucosae intestinorum (
brueckb).

-ocr page 73-

VL

Omnis cellula a cellula. (viechow).

VIL

Non assentior Vir. Cl. beegmann et leückaet,
qu-i contendunt: »Die Ursache der entstehen-
lt;ien Form ist in der chemischen Beschaffenheit
des festwerdenden Stoffes
zu suchen.quot; (Lehrb,
der vergleich. Anat. u. Phys. pag. 16.)

VIII.

Non motu, sed motu impedito pressio oritur.

IX.

Recte Cl. dondees (Ned. Lancet. Bquot;' Serie.

Deel, pag. 635.): »Ik besluit daarom, dat
hoezeer er welligt eenige bloedsdrukking be-
staan zou, wanneer de hartswerking geheel

-ocr page 74-

ontbrak, de bestaande drukking gedurende den
bloedsomloop gelieel door de hartswerking
wordt voortgebragt.quot;

X.

Sanguis in arterias coronarias influens auxi-
lium per magnum praebet diastolae cordis.

XI.

Fibrae elasticae in parietibus arteriarum
mde a corde peripheriam versus diminuentes
magni momenti sunt Iiabendae ad distributio-
nem aequabilem sanguinis pressionis in telas
adjacentes.

XII.

Ex inspectione linguae non semper dijudicanda
est conditio membranae mucosae, quae reperitur
in tracto intestinali.

-ocr page 75-

XIII

Non nisi examine, plessimetri et stethos-
copii ope, systematice instituto, certa diagno-
sis vitii cordis fieri potest.

XIV.

lîupetigo non est aiFectio sui generis, sed
species Eczematis (
hebra.)

XV.

Therapia rationalis empirica esse debet.

XVI.

^agister naturae fiat medicus.

XVII.

Venaesectio, si eam institues, magna sit.

-ocr page 76-

xviri.

Inhalationes chloroformyli egregium effectum
habent in Ecclampsiam.

XIX.

In extractione lentis Keratotomia superior,
inferiori praeferenda

XX.

Laxantia non indicata sunt in herniis incar-
ceratis.

XXL

Extrahendi foetus methodum secundum
Kiwisch praestare putamus methodo secundum
Smellie,

XXII.

Obstetricator sit vir robustus.