OVER DE
DOOR
gep. Geucraal-Majoor, vroeger Chef van den Generalen Staf.
'S GRAVENII AGE, ?. VAN STOCK UAL 1870.
WET OP DE DEFENSIE.
Het ontwerp van wet op de defensie, dat thans aan de 2de Kamer is voorgelegd, behoudt de liniën of stellingen die door het Comité van defensie vroeger zijn aangegeven; doch de Minister vermeent te kunnen weglaten eenige verder afgelegen vestingen die thans nog tot het verdedigingstelsel behooren. Hij is in deze zienswijze niet gesteund door beraadslaging en voorlichting van eene latere speciale militaire Commissie.
Verder wordt in de toelichtende memorie de rigting aangeduid die te volgen zal zijn tot verbetering en aanvulling van het geheel.
Dezerzijds ziet men in dit ontwerp grootc gebreken en de vraag rijst, of het zal kunnen leiden tot vaststelling van een deugdelijke wet?
4
Men moet dit betwijfelen, want de Kamer die de wet zal hebben aan te nemen met of zonder amendementen, of wel te verwerpen, — is in het algemeen zamengesteld uit personen vreemd aan krijgskennis. Wel eelt zij eenige militairen of gewezen militairen onder hare leden, en dat zijn de specialiteiten die haar zullen voorlichten en die gewis grooten invloed zullen hebben op de uitspraak. De overige niet krijgskundige leden, dat is de overgroote meerderheid, vallen van zelve in de rol van Juri; zij zullen stemmen naar gelang van den indruk die de militaire discussie op hen zal hebben gemaakt.
Maar de militaire leden in de Kamer, — al mogen zij onderling nog in zienswijze verschillen, — zijn, blijkens hunne publieke geschriften en uitingen, grootendeels geneigd tot reform van het bestaande; terwijl de andersdenkenden nagenoeg niet zijn vertegenwoordigd.
De regtbank waarvoor de defensie-wet wordt gebragt, is dus zeer eenzijdig of partijdig.
Zeker, de Minister en de Kamer zullen de zaak op die wijze huisselijk kunnen afdoen, — even zoo als de Heeren van de Dordtsche Sinode deden, toen zij de tegenpartij buiten sloten.
5
Dat maakt kortwcrk, maar levert geen waarborg voor eeiie deugdelijke beslissing van eene levenskwestie als deze.
Hiervoren is met een woord gezegd dat het ontwerp van wet heeft groote gebreken. Men zal dit beweren ophelderen , door het aanstippen van enkele zaken die het eerste in het oog vallen.
Zoo als de Minister dit wil, zal ons aanvankelijk zwakke veldleger de geheele lijn bezetten van Neder-lihjn, IJssel en Zwarte water, en brengt eene voorhoede vooruit oostelijk van den IJssel.
Maar een dergelijke lange zwak bezette stelling, waaraan vooraf weinig of niets ter versterking zal zijn verrigt, levert slechts een schijn-verdediging.
De Minister gevoelt dit ook, — en toch wordt de tijdwinst daardoor te verkrijgen, voldoende gerekend om zich zeker te kunnen houden dat de iurigting van decentrale
(i
defensie van Holland nog tijdig en deugdelijk tot stand zal komen, ofschoon de onderwaterzetting mogelijk tot het uiterste wordt uitgesteld.
Dat is echter een groote vraag ? en een zeer gewaagde veronderstelling; — de kanssen zijn nog nadeeliger nu de Minister den nabuur vooraf van den stand van zaken onderrigt, en daardoor als het ware aanzet tot zeer doorgrijpende snelle handeling in het voorkomend geval.
Zoo lang alles blijft in afwachtenden toestand zal onze voorhoede oostelijk van den IJssel hare taak kunnen vervullen, maar zij zal spoedig terug moeten trekken, wanneer de vijand ten aanval oprukt. Men herinnere zich dat Pruissen zijne talrijke kavalerie nog niet in den ban heeft gedaan.
Hoe het ook zij: zoodra de oorlog dreigt van uit het oosten, zal ons leger in observatie aan den IJssel moeten komen, waardoor reeds het gevaar van ongeregelden onver-hoedschen aanval wordt geweerd. De details der opstelling hangen van te veel veranderlijke zaken af om die vooraf ministerieel te regelen. Alles ligt dan in de handen van den opperbevelhebber van het leger en
7
deze zal zich ook niet gebonden aclitcu aan de voorschriften, die de tegenwoordige Minister thans mogt geven.
Anders zon het met den weerstand aan den IJssel kunnen zijn, indien men die rivier tot een deugdelijke verdediging inrigt. Daartoe zon liet grootste deel van die 20 uren lange linie, door onderwaterzettingen moeten worden gedekt, voornamelijk op den linker oever, van Deventer tot aan de Zuiderzee en nog elders partieel op enkele gedeelten der beide oevers. Ook zouden eenige stormvrije forten en posten noodig zijn. De inundatien zijn dan met weinig troepen te verdedigen en er blijft een groot deel van onze magt beschikbaar voor de open blijvende gedeelten. In 18GS was zoodanige inrigting van den IJssel in onderzoek, doch de zaak is onafgedaan gebleven.
Wèl is er niet altijd genoeg natuurlijken aanvoer van water voor de inundatien (b. v. voor die van den polder van Vehmé)-, maar er zijn hulpmiddelen die te veel over het hoofd worden gezien, namelijk: stoomkracht.
In 18G8 is te Utrecht verschenen een werkje getiteld:
8.,
Denkbeelden omlrcnt het stellen van inundafien met drijvende stoomyemeden. Dut werkje is dezerzijds in dien tijd in handen gesteld van een der Heeren Ingenieurs bij de tc 's Gravenhage gevestigde fabrijk: de Prins van Oranje, alwaar o. a. veel stoomgemalen voor polderuitmaling worden vervaardigd. Op de vraag of de berekeningen in dat werkje, gegrond voorkomen, werd bevestigend geantwoord, en de fabrijk zou gaarne aannemen het leveren van dergelijke stoomgemalen. Bij de levering van meerderen, zou de prijs daarvan ook niet zeer hoog zijn (met pont ongeveer ƒ 25,000). Zoodanig stoomgemaal opmalende 2 ellen hoog, zou geven 108 cubiek ellen water in de minuut, d. i. ruim 150,000 cubiek ellen in het etmaal, — of wel het dubbele van dat bedrag indien de opmaling was 1 el hoog.
Bezit men een voldoend getal van dergelijke stoomgemalen, dan zouden de inundatien verzekerd kunnen zijn ook bij lage rivierstanden.
Drijvende stoomgemalen zijn te verkiezen boven vaststaande , omdat eerstbedoelde achtereenvolgend gebezigd kunnen worden op verschillende plaatsen naar behoefte.
!)
Ook in vredestijd zullen die drijvende stoomgemalen kunnen gebruikt worden tot velerhande werk en welligt, onder te stellen conditiën, aan particulieren in gebruik worden afgestaan.
De Minister verlangt te bouwen een fort aan de boven IJsselmond, ter bestrijking van den spoorwegbrug, doch voornamelijk om meester te blijven van de water-verdeeling van Uhjn en IJssel.
Dat fort zou natuurlijk bezet moeten blijven, ook nadat het leger van den IJssel zal zijn teruggetrokken. Maar een klein geisoleerd fort is tegenwoordig zeer spoedig te vermeesteren, en het doel is de kosten niet waard. Ter bestrijking van den spoorweg is een aarden batterij voldoende.
Als men vreest dat de vijand het water op den IJssel zal brengen ten koste van den R/iijn, — dan kan men nabij het scheidingspunt, eenige platbooms vaartuigen gereed houden, geladen met steenen en klei, om die te
10
doen zinken bij het verlaten van den IJssel, ergens in de IJsselmond op eenig geschikt punt. Daardoor zal de waterafvoer langs den IJssel zijn belemmerd en de afvoer langs den Rhijn zal vermeerderen. Men aal dus nog meer erlangen dan met den bouw van een ibrt werd beoogd.
DE VESTING GRAVE.
De Minister geeft Grave prijs, maar hij hecht te regt groote waarde aan Nijmegen als verschanscht kamp, van waaruit ons leger in sommige gevallen zal opereren.
Grave met ± 2000 man bezetting, op 3 uren van Nijmegen gelegen, vermeerdert bepaald de sterkte der stelling van Nijmegen en kan wederkeerig van daaruit worden beschermd. Grave en Nijmegen te zamen beschermen het Rijk van Nijmegen en Land van Maas en . Waal en wij behouden een verzekerden overgang over de Maas. Bij een aanval van uit het zuiden, is Grave zeer hinderlijk aan den vijand en zal zeer mogelijk moeten worden belegerd.
Grave is dus een zeer nuttige vesting, passende in het verdedigingstelsel.
11
DE VESTING NEUZEN EN FORTEN VAN ÜRESKENS.
De Minister noemt die niet, doch zij vallen buiten zijne defensie en komen dus onder die, welke op de nominatie staan van te worden gesloopt.
Zeker, tot de algemeene verdediging van het land kunnen die plaatsen niet bijdragen, maar er zijn toch gevallen van natuurlijke grenzen en faits accomplis. De natuurlijke grens is hier de Schelde; maar wij zouden niet te min ongaarne het 4dc en 5de distrikt van Zeeland blijvend in vreemde handen zien overgaan.
In veel gevallen zal het bloote bezit van de bestaande vesting en forten, ons doen behouden wat wij hebben, en de kleine bezettingen, die de plaatsen vorderen, kan men er voor over hebben.
Het bovenstaande zal genoeg zijn, om te doen uitkomen dat er strijd van gevoelen bestaat en dat de ingeslagen weg tot regeling der defensie, geen waarborg geeft voor bet verkrijgen van een deugdelijk resultaat.
'sGravenhage, Mei 1870.
VADEELANDSCH PROTEST.