op de
doos « f.
Kapellaan — O. L. V. Kerk — Breda. OPGEDRAGEN AAN
A-CXT-JSVE irrc.
de Prins-C ar din'a al D, 6i
Snelpers Boek- en Muziekdrukkerij UITGEVER.
(Eioendom des Uitgevers.)
Het grootste genoegen verschaft ons alles wat den bloei bevorderen kan van het Genootschap der Heilige Familie, hetwelk wij aan alle godvree.zende personen ten sterkste aanbevelen als een allerheilzaamst middel tegen het verleidend zedebederf en ingrijpend ongeloof der booze wereld.
Volgaarne verleenen wij aan deze gezangen, len dienste van gezegd genootschap vervaardigd, onzo Bisschoppelijko goedkeuring en aanbeveling, verzekerd dat dezelve aan de Congreganisten tot heilzame opwekking zullen strekken, om ten allen tijde met opgeruimdheid des getostes en standvaslige volharding (_«odsGeboden te onderhouden, en zoo allen door allerlei voorbeelden van deugd en heiligheid te stichten.
Bissenüi' va.n linKDA.
Hoeven, lt;Ien 7 April 4803.
Het doet ons veel genoegen deze Tweede en vermeerderde Uitgave der Gezangen op de tien Geboden Gods met onze goedkeuring en aanbeveling te kunnen bevestigen.
Hoeven, den 1 Maart i8G5.
BlSSCHOl' VAN UUUDA.
Volgaarne verleenen wij aan deze nieuwe Uitgave der Gezangen op de tien Geboden Gods onze Bisschoppelijko goedkeuring, terwijl wij dezelve aan de geloovigen ten sterkste aanbevelen.
Ereda, 20 Junij 1875.
De Bisschop van Bueda,
quot;
ESreila, 1HG5.
7 oen ik een jaar geleden, den inhoud van dit werkje onder de jiers deed. leygtn, was hel geenzina mijne he-doelvncj deze gezangen ahjerneen verlcrijghaar te stellen. Daartoe hezaten zij geene n aarde. Ze teerden geschreven ten behoeve van de Congreganisien te lireda die, hij gemis van genoegzame zungm, er mij herhaaldelijk toe aanspoorden; ze vierden (jedrukt omvoldoe-| ning te geven aan hun godsdienstig verlangen.
Verrast door de verspreiding van dit onbeduidend geschrijf, waaixan, builen mijn welen, eene groote oplage voor den handel bestemd werd, stelde ik mij voor, bij een everduelen herdruk, de noodige wijzigingen er aan te brengen, en de onnaanwkeurigheden te herstellen die ik de gelegenheid niet had alsdan weg te nemen. Ik ineen echter daarvan le moeten afzien, om de gelijkvormigheid van numero's en bladzijden met de vorige exemplaren niet le (■oen verdwijnen.
De titel, aan dit werkje gegeven, zou u doen denken aan eene uitvoerige dichterlijke beschrijving van de majesteit die God operibaarde, toen Mo zes, op zijn
hevel, de twee steenen tafelen der wet aan het Israëlitische volk overbragt ■— aan de verheerlijking van het aanschijn des Profeets — aan de halstarrigheid der Joden in de Woestijn — aan de grootste beloften of vreeselijke bedreigingen, die, met betrekking tot het onderhonden of niet onderhouden van de wet des Heeren, in het Oud- e?i Nieuw-Testament ver-spf'id liggen.
Zoekt echter in dit werk niets van dat alles. Het doel van mijn schrijven vindt gij aangeteekend in het voorwoord der eerste uitgave, en dat doel was geen ander dan aan eenvoudige harten eenvoudige xvaarheden te zeggen, en aan die waarheden eenvoudige Zangwijzen te geven, opdat ze bevattelijk zouden wezen voor de armen onzer stad, die zoo gaarne worden opgenomen in onze heilige vereeniging, en op den wijikel van den ambachtsman de plaats zouden innemen van die liederlijke zangen, icelke de ongodsdienstigheid en zedeloosheid daar hebben ingevoerd.
Dan hoe nietig deze mijn arbeid ock zijn moge, ih mag er toch eeniye waarde aan heelden wanneer ik mij de woorden herinner die onlangs mijne aandacht trokken. » Wij raken aan het grootste der godsdienstige tijdvakken, waarin ieder mensch gehouden is, naar gelang van zijne krachten, een steen aan te brengen voor het verheven gebouw waarvan
de plannen zigthaar zijn vastgesteld. Middelmatigheid van talenten moet niemand afschrikken.... De behoeftige die in zijn engen tuin niets te zaaijen heeft dan alledaagsche hloemen en kruiden, kan gerust den eersten stengel ten Hemel rigten.quot;
Laten ivij het aartsbroederschap van de II. Familie dat verheven gebouw noemen, dat de Goddelijke Voorzienigheid., in deze schuldige tijden wil opgetrokken zien tot behoud van vele zielen; gelijk, ten tijde van den algemeenen zondvloed, Noë met zijn gezin zijn behoud vond in de Arke des Verbonds. Ik voel mij gelukkig voor dat gebouw eeii enkelen steen te hebben geleverd naar mijn krank vermogen, en met vertromoen offer ik aan de IleUige Familie het nederig bloempje dat ik, bij gebrek aan hetere, geplukt heb ter Haver eer binnen de perken van mijn eng verstand.
Maar waarom nu de Tien Geboden bezongen? Ik had daarvoor twee redenen. In de Corferentiën der Zondagsche bijeenkomsten u-aren aan onze Congreganisten de Geboden des IIeer en achtereenvolgens voorgehouden en toegelicht; en de ondervinding heeft geleerd dat op hel hart van eeii man van goeden ivil, zoo als er de H. Familie velen tot zich trekt r een eenvoudig gezang zooveel, zoo niet meer invloed heeft, dan het Priesterlijke ivoord dat somtijds zoo spoedig vergeten wordt als het gesproken werd.
Door deze Gezangen wilde ik hun een blijvend aandenken geven aan de verklaringen die hun werden voorgehouden, opdat zij, dezelve lezende en met een godsdienstig gevoel zingende, telkens de goede voornemens zouden vernieuwen die zij maakten hij het eindigen der Conferentiën.
2°. Het kwam mij wenschelijk voor Lij de vele geïsoleerde liederen in de verschillende handhoekjes: op de deugd van dezen of genen Heilige, op het een of ander Feest der Heilige Kerk, enz., een geheel te voegen waaruit de Covgreganisten, al zingende, de verschillende pligten van hunnen staat en van de godsdienst konden leeren. Hit doel dacht ik te kunnen hereiken door de Tien Geboden •Gods tot onderwerp te nemen van mijn rijmen. Daaruit immers leeren ivij alles wat men te doen, alles teat men te vermijden heeft om zalig te worden. » Goede Meeder, zoo vroeg een jongeling aan den Heere Jesus , wat zal ik doen om het eeimig leve7i te bezitten ? En Jesüs zeide tot hem Indien gij het leven wilt ingaan, onderhoud de geboden.quot; (Matth. XIX. 16 en 17.)
Wij zullen dus, in deze gezangen, de geboden •Gods overwegen om er onze pligten uit te leeren : •ons-e pligten vooreerst jegens God die ons geschapen heeft om hem te dienen, Hem te beminnen en hiernamaals eeuwiglijk ie bezitten; die pligten jegens
God staan aangeduid in de drie eerste der tien geboden. Door de zeven laatste worden wij om-standiglijh onderwezen over hetgeen wij te doe?! en te laten hebben om onzen evenmensch te beminnen gelijk ons zeiven.
Ziedaar, mije vrienden, de reden en het doel van dit werkje over de Tien Geboden. De genadige God, die het mij ingaf , spreke er zijn Zegen over, opdat het de betrachting zijner Wet meer en meer onder ons helpe bevorderen, en wij met den grooten Angustiniis nu en dan mogen zeggen; »0 Heer! wat lieb ik geweend bij het hooreu zingen van uwe lofzangen! Hoeveel zalige ontmoetingen wekten de stemmen uwer Kerk in mij op! Op hetzelfde oogenblik waarop die stemmen mijn gehoor binnen drongen, drong uwe waarheid door tot in mijn hart, en daaruit werd uwe liefde geboren die mij bezielde en ontvlamde; ik stortte tranen en ik voelde mij gelukkig.quot;
De licsluurdcr der 11. Familis te Breda, M. FEIJEN,
Kapell. — O. L. V. Kerk.
ooo^oo-r-
I. Ik ben dc Heernw God: gij zult geen' vreemde Goden hebben voor mijne oogen. Gij zult u geen gesneden beelden of gelijkenissen maken. Gij zult die niet aanbidden of godsdienst aandoen. II. Gij zult den naam van den Heer uwen God niet ijdelijk aanuemen. III. quot;Wees gedachtig dat gij den Sabbathdag heilig maakt. IV. Eer uwen Vader en uwe Moeder opdat gij lang moogt leven op aarde. |
V. Gij zult niet doodslaan. VI. Gij zult geen overspel doen. VII. Gij zult niet stelen. VIII. Gij zult tegen uwen naaste geene valsche getuigenis geven. IX. Gij zult uws naasten huisvrouw niet be-geeren. X. Gij zult zijn huis niet be-geeren, noch zijn land, noch zijn' knecht, noch zijne dienstmeid, noch zijn' os, noch zijn ezel, noch iets van al wat hem toebehoort. |
Hij die mijne geboden heeft en dezelve betraclit, hij is het die Mij lief heeft.
(De wijze mot accomp. van piano of orgel staat bladz. 7 in do melodiën en refreinen.)
Melod. Veumeulen, bladz. 1 en 2.
1.
Schepper! God van al wat ademt! » Godheid, die 't heelal omvademt! ? 'k Kniel aanbiddend neer, niijn God! (Koor-bis.) Ik, ik ben uw God, zoo spraakt Gij; 3 Mensch! geene and're Godheid maakt gij: ? 't Is mijn eerst, mijn grootst gebod. (Bis-aiien.)
2.
God mijns harten, mijner ziele!
Dat ik voor ü nederkniele Slechts met vreeze, niet uit spot;
God mijns levens! laat mij leven Om U biddend lof te geven,
Want Gij zijt de Heer mijn God.
6
's Morgens als, bij mijn ontwaken, Ik een kruis begin te maken,
Stelle ik in uw' hand mijn lot.
Bidden zal ik eiken morgen,
Wil dus Schepper voor mij zorgen.
Want Gij zijt de Heer mijn God.
4.
't Zweet mijns aanschijns wen ik zwoege Oiïer ik van af in 't vroege U o God! vol moed en blij:
Is de dag met ü begonnen,
'k Heb dan, Schepper, veel gewonnen. Want de Heer mijn God zijt Gij.
5.
Als de geest der duisternissen Uit mijn hart ü poogt te wissclien.
Help mij tegen 't helsch gespot!
'k Heb met Sa tan niets te maken.... Nimmer, nimmer U verzaken.... Gij alleen, Gij zijt mijn God.
s' Avonds, eer mijn matte leden Rusten gaan, verhoor mijn' beden, 't Dankgebed voor al 't senot.
O O
Dan beveel 'k me in uwe handen Opdat niets mij aan zou randen,
In uw' handen. Heer mijn God!
7
Moog' de heiden U erkennen,
Heel de wereld zich. gewennen Aan den pligt van 't eerst gebod!
Ik voor mi]. zoolang 'k zal leven,
Blijf U mijne aanbidding geven,
Want Gij zijt de Heer mijn God.
GOD BOVENAL! OF DE WARE LIEEDE.
(De wijze met accomp. bladz. 8 in de melodiën en refreinen.) Melod. Vermeulen, bladz. 4.
Een hart schier) God den sterv'ling in v.
£.
OjDdat dit hart zijn' God beminn';
Niets maakt dan ook dit hart tevreên g
_ O
Dan liefde voor zijn' God alleen.
Zoek' vrij de wereldling 't genot der zinnen o Nooit schaar ik, dwaas, mij onder hun getal. p Wat 'k lief heb, zal 'k om God beminnen
FL
En dus mijn' Schepper bovenal. if?
Neen! zingenot, hoe schoon ge ook zijt, Nooit zij mijn' liefde aan u gewijd De kuische ziel, die God mij gaf,
Schrikt van dat vuile voedsel af.
Eer moog' de dood me een einde aan 't leven maken Eer ik aan 't vleesch den teugel geven zal! Mijn hart blijft naar zijn' God slechts haken, Hem steeds beminnen bovenal.
8
3.
Hoe vaak zoekt men in 't geld genot, Aanbidt men 't stoflijk goud als God; Men zwoegt voor geld nooit werkens moe Van d'ochtend tot den avond toe.
Maar hem wien 't nietig geld omgeeft van vrienden Blijft nog deze aarde een droevig tranendal; Slechts waren rijkdom zal ik vinden In God te minnen bovenal.
4.
Hoe ook de wereld grootheid roemt, 't Is ijdel wat zij grootheid noemt: Die heden staat ten top van eer Stort morgen in de diepte neer.
ik wil van achting, eer noch hoogmoed weten. Want al te vaak komt hoogmoed voor den val; Neen, 't mag slechts ware grootheid heeten Zijn' God te minnen bovenal.
5.
Ja, Vader, ja wij schenken nn Op nieuw ons hart geheel aan U; Wij minnen U, 't is uw gebod,
Eu wie verdient 't als Gij o God! Dat and'ren dan het vuil vermaak der zinnen Het nietig goud en ijd'le roem gevall'. Aan mij, o Vader! U te minnen,
U lief te hebben bovenal. (*)
(') Ter verklaring van de 2e en 3e zinsnede in het eerste gebod dienen de Gezangen op de beeldtenis (gesneden beelden) der H. Familie bladz. 77, en op de medaille der Congregatie bladz. 88. Deze aanvulling ontbreekt slechts in de eerste uitgave.
9
Gij zult den naam van den Heer uwen God niet ij del aannemen.
1
ui
(De muziek staat black 9 in de inelodiën en refreinen.) Melod. Vermeulen, bladz. 5.
Heilig! heilig! klinkt daar boven ^ Door liet ruim der heem'len heen; Iquot;
't Eng'lenkoor om God te loven -. C Mengt zijn' tooneu ondereen. ^
Maar terwijl hun' zangen rijzen c Tot den troon van 't eeuwig licht, ?
Dekken ze, om Gods naam te prijzen, Vol van eerbied, 't aancrezifft.
' O O CD
Slechts de duivel, hij, de booze.
Vloekt den naam van zijnen God,
En met hem de goddelooze Die op aard' dien naam bespot.
Ja de mensch, zoo digt bij de Engelen, Spant met 't duiv'len-rot te zaam,
Eu in plaats van 't lofliedmengelen Lastert hij Gods heil'gen naam.
10
't Leven heeft hem God gegeven, Om te wand'len tot zijn' lof,
En met de Eug'len eens te leven In het zalig Hemelhof.
Maar al vloekend vraagt de ontaarde Van dien God van heiligheid,
Die hem voor den Hemel spaarde, Een' rampzalige eeuwigheid.
4.
Zoo niet uwe oneind'ge liefde Zelfs den booswicht spaarde, o God!
Als hij U het hart doorgriefde, Ongelukkig was zijn lot;
Dan verstomde aan zijne lippen Zijne tong in 't eigen uur;
Liet Gij hem uw' zorg ontglippen, Hij verzonk in 't eeuwig vuur.
5.
Lage vloekaard, roep: genade!.... Last'raar Gode's, ween van spijt ;
God, Dien uwe tong versmaadde. Haat een' snoodaard als gij zijt:
Straks slaat u z^n onweèr neder En gij valt, getroffen, dood.....
Roep genade!.... o overtreder,
Want de hel spant u haar' schoot.
*
11
EEN GODSLASTERAAR VOOR HET KRUISBEELD.
(Wijze en accomp. hladz. 10 in de mo.lodiën cn refreinen.) Melod. Vi-jhmeulen, bladz. 7.
(Solo.)
Ik, ik ben die booze zondaar Dien de kerk een' vloekaard noemt,
En dien God om zijn gelaster Tn de Schrift ter helle doemt.
(Allen.)
Ach! mijn God! spaar hem in 't leven, 't Is voor hem dat Jesus leed:
Vader! wil het hem vergeven Want hij wist niet wat hij deed.
O
Ach! hoe vaak drukte ik de doornen, Jesus! in uw Hoofd zoo schoon!
Elke vloek door mij gesproken. Was een doorn voor uwe kroon.
Ach, mijn God! spaar hem, enz.
3.
'k Was een beulknecht van den duivel, Geeselend ü dag op dag;
led're vloek van mijne lippen Was voor U een gecselslag.
12
4.
Ik heb U, mijn God! genageld Aan het kruis dat Jesus droes::
Elke vloek was als een hamer Waar 'k U mee aan 't kruishout sloeg.
Ach, mijn God! spaar hem, enz.
5.
Groote God! 'k roep om. genade Met den moord'naar aan uv' zij':
Keer van mij den vloek der joden : Kome uw bloed niet over mij!
Ach, mijn God! spaar hem, enz.
Ik herroep al mijn gelaster Mijn gevloek en mijn gespot;
En om alles te herstellen Loof ik thans uw' naam, o God!
Ach, mijn God! spaar hem, enz.
Zij voortaan uw naam geprezen, Jesus, Schepper, God en Heer!
'k Zal voor mijne zonden boeten, Eu nu nooit geen vloeken meer!
(Allen.)
Ach! mijn God! spaar hem in 't Ie yen, 't Is voor hem dat Jesus leed:
Vader! wil het hem vergeven Want hij wist niet wat hij deed.
m
'h
(üe muziek bladz. 12 of 13 in de melodiën en refreinen.)
Melod. Veumkülen, bladz. 9.
i- || God schiep 't heelal in zes volmaakte dagen,
Maar op den zevenden heeft Hij gerust;
En gij, o mensch! ho-3 durft gij 't roekloos wagen Dien rustdag toe te wijden, aan uw' lust?
(Allen.)
Laat ons 'sZondags bidden,
En loven God te za^ni;
n.
Jesus is in 't midden Van die vergad'ren in Zijn naam.
Vermetel -stof! (de Schrift doet u bemerken Wat God den mensch van eeuw tot eeuw gebiedt) In'tzweetuwsaanschijns,sprakGod,zultgij werken Maar 's Zondags bidt gij; 's Zondags werkt gij niet. Laat ons 's Zondags bidden,
Op Sabbathdag vond men aan 't brandhout rapen Een' arme in de woestijn waar de Arke stond: Neemt, sprak God, elk van u een steen tot wapen, En smijt hem dood, die mijnen rustdag schond. Laat ons 's Zondags bidden,
Der-cle (ielxxl.
Wees gedachtig dat gij den Sabbathdag heilig maakt.
_2_
14
Gij, Chrisfc'nen! wilt gij Godes wraak ontvlugten, Dat dan uw' Ziel op Zondag bidde en ween ; Wilt gij gezegend zijn, gij en uw vruchten. Geeft God één dag — slechts om de zeven één'. Laat ons 'sZondags bidden,
5.
Doch uwe rust zi] niet de rust der tragen: God vraagt van u iets meer dan ledigheid : God vergt van u op Zon- en Heil'gendagen, Dat gij verheugd maar zeer godsdienstig zijt. Laat ons 's Zondags bidden,
6.
Almagtige God! wij brooze stervelingen. Geschapen tot uw meerd're eer en lof. Wij zullen 's Zondags van uw' grootheid zingen, Totdat wij rusten zullen in het stof.
Laat ons 's Zondags bidden,
En loven God te zaSm;
Jesus is in 't midden Van die vergad'ren in Zijn' naam.
(üe muziek bladz. 14 in de melodiën en refreinen.)
ilelod. Vermeulen, bladz. 10.
(Koor.)
Geloofd zij Jesus-CUristus, In 't Heilig Sacrament:
KiJ Jesus op liet Altaar»
]gt;oor al wat leeft erkend.
15
Mysterie van liefde!— Geheim van geloof! x H
Wat waag ik, oonooz'le ü te loven?
Off'rande van 't altaar des Nieuwen verbonds, ?
De Clierub bezin se U daar boven!
Jk, sterv'ling, verlies me in mijn eigen gedaclit, S
Zoo ik denk aan de Mis der altaren, 1
Waar duizend millioenen van 't Engelen koor -
0 O
Rond 't offer aanbiddend zich scharen. r-Keloofd zij Jesus-Clirisius!
2.
Geheim! zoo verheven als dat van het Kruis,
Waar Jesus, na veel bitter lijden,
Zich zeiven Zijn' Vader ten offer gebragt heeft,
Rantsoen tusschen God en mensch beide, 't Was bloedig wat daar op Calvarie had plaats.
Onbloedig slechts is de offerande.
Als de Off'raar des kruizes, als Jesus weêr daalt In 's Priesters geheiligde handen.
Cieloofd zij Jesus-CIirisrtns!
3.
Belijdt het, o Christ'nen! dit punt des geloofs —
Op 's Priesters geheim consacreren Verandert het brood en verandert de wijn In 't ligchaam en bloed van den Heere.
16
Geen wijn meer, geeu brood; — 'tis gedaante, 'tis Waar Jesus zich ouder deelt mede; [schijn. Maar waarlijk 't is Christus... aanbidt Hem en zegt: Zij Jesus op 't altaar aanbeden!
dclooril zij JesMS-CIiriststs!
4.
Aanbid'lijk Mis-offer! wij danken... ach neen...
Wat dank, God van Abram, ü geven! Wij pligtigen, zijn zooveel goedheid niet waard,
Wij hadden te veel kwaads bedreven.
Toch danken we U, Vader,voor't bloed vanüw'Zoon
En zingen met de Engelen-scharen: Zij Jesus Geloofd in zijn Groot Sacrament! 't Geheim van Gods heil'ge altaren!
(•ieloofil zij Jesus-Clii'isfsis!
5.
Vergeef ons, o Jesus!... en zegen 't besluit
Voortaan üw geheim zoo te vieren: Wij zullen eerbiedig, zoo't Christ'nen betaamt.
Mis hooren met goede manieren.
Ach Jesus! deel ons dan, aandachtig geknield,
De vruchten van 't Mis-offer mede.
Als gij met Geloof en met Liefde met Hoop, Op 't altaar door ons wordt aanbeden.
«eloof»! zij Jfesus-Oirislnis!
17
Eert uwen vader en uwe moeder, opdat gij lang moogt leven op aarde.
i
■M
4l.
|
4
I
|
:ï ' ! • .
I i5
|i|
(De wijze met accomp. bladz. 16 of 17 in de melodiön en rc-Melod. Vermeulen, bladz. 12.
»Jesus vam in ici
toe amp;
V O
Bij het klimmen zijner jaren.quot; 9 Jongeling! dit woord der Schrift g. Moet gij in uw hart bewaren. ? Neem, mijn Zoon, in wijsheid toe, -Zoo als ik, zegt Jesus, doe,
Jesus is, in zijne jeugd Jong'ling! 't voorbeeld uwer deugd.
»Jesus groeide aanminnig op
voor God én voor de menschen. Jong'ling, kunt ge u zeiven iets In het leven beter wenschen? Groei in heil'ge minzaamheid Die èn God èn mensch verblijdt. Jesus, lust zijns Vaders, is ^ Jongeling, uw beeldtenis. P
■
m
18
»Jesus, zegt de heil'ge Schrift,
IVas gehoorzaam aan zijn oucCren.quot;' Jong'liug, de gehoorzaamheid Ligt den last van vaders schond'ren. Wees gehoorzaam, jongeling, God belooft u zegening.
Jesus zij, als jongeling, gt;
U een' dierh're teekening. P
4.
* Jesus droeg aan God zich op In zijne eerste jong'lingsjare.n.''1 Zoo moet gij ook, jongeling.
Vroeg reeds u voor God verklaren. Zoek uw' troost in 't huis van God. Niet in 't aardsche schijngenot. Jesus, Vriend van het gebed, gt; Jongeling, /.ij uw portret. P
5.
»,7e. ns leefde stil te huis,
Van de wereld afgezonderd.quot;
Leef ook gij zoo jongeling.
Is 't dat 't and'ren ook verwonderd;
De bekoring deert u niet
A.ls uw oog het kwaad niet ziet.
Jesus, Vriend der eenzaamheid, £
Heeft uw voetpad voorbereid. P
19
6.
Wijze jong'ling, vriend van God,
Wilt ge uw' jeugd in eere houden, Doe als Jesus die zijn lot Aan Zijn' Vader toevertrouwde.
Leef voor God en welgemoed Zoo als Jesus, Jong'ling, doet.
Jesus is in Zijne jeugd, gt;
Jong'ling, 't voorbeeld uwer deugd. P
(De muziek bladz. 18 in de melodiën en refreinen.)
Melod. Vermeulen, bladz. lU.
1.
Drie pligten verrigten is 't lot van een' Vader, Vergader, o vader, verdiensten daardoor.
Vooreerst moet gij, vader, uw' kinderen leer en: Houd liun al de pligten der godsdienst steeds voor. Bewijs hun En prijs hun Den pligt van een' christen ;
Want wee! zoo, om n. zij hun' godsdienst niet wisten. 2.
Drie pligten verrigten is 't lot van een' vader, Vergader, o vader, verdiensten daarmee.
Gij moet ook, o vader, uw' kind'ren vermanen : Een' goede berisping maakt kind'ren gedwee.
T
20
Wees goedig,
Zachtmoedig,
Als zij naar u hooren;
Maar straf hen als zij aan uw woord zich niet storen.
Drie pligten verrigten is 't lot van een' vader, Vergader, o vader, verdiensten daardoor.
Beaamt gij, o vader, 't geluk van uw' kind'ren, Zoo ga hun dan zelf in het goede steeds voor.
Wat praat gij ?
Wat slaat gij ?
Vergeefs al dat dreigen, Als kind'ren van vader een slecht voorbeeld krijgen.
(Allen.)
Drie pligten verrigten is 't lot van een' vader: (joed voorbeeld, vermaning en goed onderrigt.
Behartigt gij, vader, die drie vader-pligten, Dan doet gij als vader voor God uwen pligt. Dan loonen Uw' zonen Uw' zorgen in 't leven,
En God zal hierna u zijn loon er voor geven. (1)
Op dit gezang gaat ook de wijze van De Kersnacht'dooh Alphonsus gevierd.
21
Gij ziüt niet doodslaan.
CAÏN EN ABEL.
('Driestemmige melodie niet Solo en Koor. Zie bladz. 19 i» cic melodiën en refreinen op de Tien Geboden Gods.)
Melod. Vehmeulen , bladz. 15.
Zijn eerste, zijn' beste, zijn keurigste lammeren
Bragt Abel ten offer aan God;
En God zag dat offer en gaf zijnen zegen Aan Abel en over zijn lot.
Maar Caïn de ontaarde,
Verzamelde uit de aarde Wat nietige vruchten en gaf die aan God. Doch God steekt de handen Op zulke offeranden Niet zegenend nit. Hij veroordeelt dien spot
Kndeafgunsttrad binnen in 't hart van den gier'gen
En stookte er de driften in op; Aan Abel, o gruwel! de voorkeur gegeven!;.. Dacht Caïn... zijn nijd steeg ten top. Kom, laten we zamen Daar buiten wat ailmen,
Zoo sprak hij tot Abel nit nijdige list; En Abel gaat mede...
Maar Caïn, de wreede!
Daar slaat hij hem dood, die van de afgunst niet wist.
22
Verfoei]elijke ondeugd! hoe hebt gij op aarde
Dien listigen rol voortgezet!
Verraderlijk monster! hoe hebt ge alle eeuwen Met 't bloed van zoo velen besmet!
En nu ook — kan 't wezen!
Is 't nog als voor — dezen Qj,
NuChristus uitafgunst terdoodwerd gebragt;
Kan 't wezen, o Christen!
Daar wij dat toch wisten,
Dat iemand naar'tbloedvan zijn'broeder nog tracht?
T
giai
-- quot; verl
Al giet nu uw' hand 'snaasten bloed niet bij golven, ^
Toch zondigt gij tegen 't gebod:
Als gij door uwe afgunst, door haat aangedreven. Uw' naaste verwenscht in zijn lot.
Waarom dat verwenschen Van uwe evenmenschen,
Waarom aan uw' broeder de dood toegewenscht^ Die vloek is een' zonde,
Die wensch eene wonde L)ie aan den snoodaardigen Caïns-moord grenst.
Geene afgunst meer, Broed'ren, geen haat meer,
Laat ieder begaan in zijniet; [geen' wonden Wij hebben 't zoo plegtig, de hand op 't geweten, Bij de Opdragt bezworen voor God.
23
Hoe zou God uw' schulden Nog straffeloos dulden Zoo gij Caïns-gruwel nog volgt als weleer ? Zijn' straf valt naar mate, Zoo iemand nog hate,
Op hem, hier op aarde en hiernamaals ook, neer.
Tegen het vijfde gebod, zegt de Catechismus, zondigen ook zij die gramschap, of haat en nijd in het hart dragen. — Dit kwaad is vooral verfooijelijk tusschen man en vrouw, tusschen ouders en kinderen.
(Wijze en accomp. hl adz. 22 of 23 in de melodiën en refreinen.) Melod. Vermeulen, bladz. 17.
Ook in Christen huisgezinnen Treedt de grijze gramschap binnen,
Treedt de tweedragt veilig in:
Tweedragt! bron der huw'lijks-schending. Spreek, van waar hebt gij uw' zending. Wie zendt u in 't huisgezin V 2.
'k Beu door Satan hier gezonden,
Mompelt, met haar' duizend monden,
De oude, vale en ruige twist,
'k Ben uit Satans kracht geboren,
Uit de hel treed ik te voren Op zijn woord vol booze list:
®- G(
»Ga en zwaai uws meesters swaarde ]yj
Over de ontevredene aarde
Maar in 't huisgezin vooral;
Laat den man zijn gade plagen En de vrome van ontrouw Magen,
lot dat de echtbreuk volgen zal.quot;
4.
En de Twist, op die bevelen,
Sluipend in 't gezin van velen,
Slaat er alles ondereen; lt;Bl1quot;
Alles vecht er — man en gade En hun Irind'ren buiten rade,
Rustig blijft in 't huis niet één.
5.
Wist gij wel, o echtgenooten,
Dat de tweedragt is ontsproten Aan de hel uit Satans list?
Moord'naars van elkanders vrede!
Neemt die droeve waarheid mede En verjaagt de norsche Twist.
6.
Ouders! in uw late dagen Zoudt gij kruizen moeten dragen Die ge u zeiven hebt gemaakt:
't Voorbeeld maakt de driften wakker En der kind'ren liefde zwakker...
Alle twisten dus gestaakt! |
25
God van vrede! deel uw' vrede Mij en allen broed'ren mede
Van 't gezin dat heilig heet.
Ieder mensch heeft zyn' gebreken, 'k Heb het altiid hooren preêken, 'k Sla geen acht meer op mijn leed.
i Blad. 24 in de melodiën cn refreinen. — Ook gaat hierop de wijze van het Mei-lied Heuvels, Dalen , enz. in het Handboek, j Melod. Vermeulen, bladz. 18.
1.
Jesus, aan het kruis geklonken, Had sinds uren niet gedronken,
En in onmacht neergezonken Riep Hij smeekend: ik heb dorst!
En een dronk werd door de joden In een spons Hem aangeboden,
Maar 't was bitter wat men Gode In zijn dorst te drinken gaf.
3.
't Was een' les aan ons gegeven,
Op het kruishout neergeschreven,
Dat de mensch, om goed te leven.
Leven moet in matigheid.
(■| Het vijfde gebod verbiedt niet alleen anderen, maar ook zicli /.elven te dooden, te kwetsen oC merkelijk to hinderen, en üit geschiedt uok door overmaat van drank.
26
4.
Jesus, God van medelijden,
Om den dranklust te bestrijden,
Leed nog dorst by al zijn lijden , Dronkaard! neem een les aan Hem-.
5.
Zijt gij op den drank gestreden, Zeg dan, Christen, steeds tevreden, Jesus heeft wel dorst geleden! 'k Neem voortaan een' les aan Hem.
6.
Goede Jesus! geef me uw' zegen! Voor mij zeiven ben 'k verlegen.... 'k Zal uw voorbeeld overwegen, 'k Neem voortaan een'les aan U,
Dronkenschap baart vele zonden, 'kHeb het dikwijls ondervonden. Mijn' fortuin was schier ten gronde... Jesus! geef mij veel berouw!
8.
Mijn genoegen was verdwenen, Al mijn' krachten gingen henen.... 'k Zal mijn' overdaad beweenen, Overdaad! het is gedaan !
Nog misdoet men tegen het vijfde gebod met de ziel van den evenmensch te kwetsen of te dooden door kwade voorbeelden» verergernis enz. waarvoor zich een lid der H. Familie vooral wachte!
27
: V
aa zulo geen overspel doeü.
(Solu-iicil iuel variërend refrein voor allen. Zie bladz. 26 of 28 in de melodiën en refreinen.)
Melod. Vermeulen, bladz. 19.
Zoekt gij, jongman, in uw leven Rozenpaden waar ge op gaat; Wilt gij achting zien gegeven Aan nw jeugdig frisch gelaat: Vliigt de zonden,
%ïanf 't zijn wonden Hiep geslagen in liet liart; Kouder (lengden CSeene vreugden,
ntaar in 't leven altijd smart.
I
I
Zoekt gij, mannen, op uw' sponde
Gode's zegen in uw kroost:
Vlugt dan, mannen, vlugt de zonde Want de zonde baart geen troost.
I'lugt de zonden ,
Want 't zijn womlen ?t Is een kanker in uw trouw.
En voor velen IViet te Iieelen Als door levenslang berouw.
O Vooral geschikt bij de aannadering van wereldsclje leeslei. »1' gevaarlijke gelegenheden.
ffc) Fugite fornicationem. (1 ConiNTH. VI —18).
'Si
28
Zoekt gij, grijsaard, kalm te blijven
In den vromen ouden dag: Gij voorwaar zult niet bedrijven Wat geen sterv'ling ooit vermag. Vlugt lt;le zouden,
Wsiiit 't zijn wonden SS it-p g^eslag-en in liet liart;
Kn zij Maren,
«ïp uw' Jureu,
Het begin der eeuw'ge ssiiarf.
Zoekt gij, christ'nen, zonder kommer.
't Leven op en neer te gaan, En te wand'len in bet lommer Waar der deugden lelies staan: Vlugt de zonden.
Want '4 zijn wossden ESiep geslagesi in liet liart; En voor velen Xief te lieelen Als iSoor ievenslang-e smsart.
Zoekt ge uw' krachten te bewaren,
Zoekt ge, vóór den rijpen tijd, Ü een ziekbed uit te sparen Van wanboop'gen doodestrijd: VJugt de zonden,
Want 'f zijn wondem EEiiej» ge.iilageii in liet Saart;
Bin bij 't sterven jTIenigwerven Siiet te lieelen door de ssnart.
29
Zoekt ge 't leveu uit te leven
Houdt dan voor uw' geest geschreven Dat de onhuischheid sterven doet.
1'lii^t lt;!lt;■ zomleii ,
YVant 't zijn ivonden Kiep gcsla^esi in liet liart;
Op uw wezen Siaaf te lezen 't Rleelie Iseelci «Ier zontle-sinart.
Zoekt ge u met de booze geesten
Denkt dan in 't gevaar der feesten Aan den angst van 't stervensuur. lt;le zuiuten .
quot;t Kijii womlen VaaU niet vatbaar voor lierstel: Met zijnquot; zonden Kn zijti' vvoiaden Valt de vnüaiard in de liel.
Wilt gij sterven, waarde Broeder,
En met Joseph en de Moeder Jesus loven in zJn rijk:
Vlngt de zonden,
quot;ÏVasst 't zajn wonden Wiep geslagen in liet liart;
Sleclits de «lengden CJeven vresagden,
't Kniv're leven kent geen' smart.
30
Tlefrein.
Alloiquot; lïlOlKltill 'Zij ■V'Oi-lcOlKlOJl
XJwen lof, o Ziiivei-Iieilt;l t A-«rlt;1scl»o Isostoi-lis als tluisstcr.
Waai* nwen gliiaas ■vox'Spx-oirtt
Aai'dsclie vorsteu mogen pralen
Met huu goud en eêlgesteent',
Niets kan bi] de schoonheid halen Die de zuiverheid verleend.
2.
And're deugden doen geraken
Tot volmaakiheid, heiligheid;
Maar van menschen Eng'len maken Dat doet slechts de Zuiverheid.
31
Toont ons aller menschen wezen
Gode's eigen beeldtenis,
Wie ooit doet haar schooner lezen Dan de mensch die zuiver is?
4.
De engel Gods — hij is de hoeder
Yan den mensch, hem toevertrouwd; Maar bemint gelijk een' broeder
Hem die kuisch zijn ligchaam houdt.
Vaak wordt hij met spot beladen
Die een' schat van deugden gaart; Maar nooit zal men hem versmaden Die zich altijd kuisch bewaart.
O bewaren wij dan immer
Onzen luister, onze vreugd, En bezoed'len wij toch nimmer Door de zonde de Eng'len-deugd. yVlloi- Hiontlen.
Zij Vtii'liOlKlOIl
XJ wen lof, o Ziiivei-I»eilt;l I -A-arrtsclio Inisstor Is als «luister,
W:iai- «fij uwen {^Uinsi vei-spreilt;lt.
32
Gij zi.üt niet stelen.
i^LïlaiJz. 32 of 33 in do melodiën cn refreinen.) Melod. Vermeulen, bladz. 25.
Steel niet, Christen!
Leg de listen Van uw' hebzucht eind'lijk af. Heb toch vrede ('t Is mijn' bede)
Met hetgeen Gods liefde u gaf. (*j 3.
Door de gelden Zjin de helden Van 't geloof niet voortgebragt; 't Arme leven,
U gegeven,
Heeft Gods wetten 't best betracht. 3.
Hebt ge op aarde Weinig waarde [n uwe oud versleten' kas:
Sla uwe oogen Op ten hoogen:
Denk dat God ook arm eens was:
l/) Dit eerste couplet wordt telkens herhaald.
33
4,
Vol ontbering,
Zegt de Leering,
Was 't gezin van Betlaleem: Arm de Moeder,
Arm de Voeder,
Jesus 't kindjen arm met lieu.
5.
Hadt gij gelden,
('t Is niet zelden)
't Was voor u geen' zaligheid AVant zco velen Zijn door 't streelen Van liet geld den hemel kwijt
fi.
Christen ! mogen Ooit xnv oogen Azen op mvs naasten goed; Leg dan handen Om uw' handen Opdat gij geen diefstal doet.
Vrees de roede Van Gods woede, Onregtvaard'ge wie ge ook zijt Zonder dralen Dus betalen Wat de knaging u verwijt.
Steel niet, Christen! enz.
34
Arm zijn is geen schande : Jesus heeft de armoede in Zijnen Persoon geheiligd. Wel verre dus van zijne armoede door oneerlijke middelen te willen verligten, trachte ieder minvermogende tevreden te zijn zoo als Jesus.
(Bladz. 3ï of 35 in de melodiën en refreinen. — Ook gaat hieroji de Wijze van Heil'gü: Joseph, trouwe hoeoer (Handbook.^ Melod. Vermeulen, bladz. 27.
1.
Anne Jesus! in uw leven
Voorbeeld van volmaakt geluk,
Leer ons dat voor ons op aarde Ligt mv last is, zoet uw juk.
Arme Jesus! geeft dat wij Arm van geest zijn zoo als Gij.
o
«y.
Arme Jesus! die in armoe
Werdt gebaard te Bethleëm, En tevreden uwe moeder
Volgdet naar Jerusalem!
Arme Jesus! geef dat wij Zoo tevreden zijn als Gij.
3.
Arme Jesus! die met Joseph
Werkzaam waart te Nazareth, Op zijn' wenken altijd lettend,
Op uw arbeid naauwgezet!
Arme Jesus! geef dat vrij Moedig werken zoo als Gij.
Geef dat wij aan geld of grootheid
Nooit op aarde zijn verknocht Arme Jesus! geef dat wij De ariuoê minnen zoo als Gij.
Geef ons slechts ons daag'lijksch brood! Maak ons rijk in eer en deugden, Arm maar eerlijk tot den dood!
Arme Jesus! geef dat wij Heilig sterven zoo als Gij.
■j
ê 1 J-i
ii' i'i
I
(Badz. 3G in dc melodiën en refreinen.)
Melod. Vermeulen , J)la«]z. 28.
Er klopte eens een arme aan de deur van een' rijke,
Die rijke helaas! was een vrek:
Hij spot met den arme, hoe kij ook lezwijke,
En de arme valt neer van gebrek.
Maar God, meer mensehlievend, die God van erbarmen,
Hij dulde die wreedheid niet meer:
Ifij doemde den vrek, maar Hij legde den arme Ter schoote van Abraham neer.
ife
I $
36
Gegoedcu! wanneer vcor uw' pralenden gevel Een Lazarus bedelt uit nood
Erbarmt u dun zijner, en geeft zonder wrevel Al waren 't maar kruimels van brood.
Wanneer liij uit nooddruft een' weldaad komt zoeken, Door n zij zijn' hand dan gevuld;
Eerbiedigt zijn' lompen, 't zijn beelden der doeken Waar Jesus eens in werd gehuld.
Uwe aalmoes. Gegoeden! vernietigt uw' zonden, Uw' schulden, uw kwaad van weleer;
Zij koelt uwe driften, zij lenigt uw' wonden En pleit voor uw' ziel bij den lieer.
Ge koopt u door de aalmoes een' liciuel op aarde ; De liefde van den bedelstand;
Een' plaats en een' kroon van oneindige waarde. Hierboven in ons vaderland.
Eer gaat de kameel door liet oog ecner naaide Dan gij, die geen' weeklagten telt.
Ten hemel zult varen; 't is God die 't bepaalde
En God slechts is meester van 't geld. —
Dank, armen, uw' gever, en bidt voor zijn leven. Maar klaagt niet, al sterft gij van nood;
Den vrek in de hel wordt geen druppel gegeven. Uw' vreugde in den Hemel is groot.
37
Gij zult tegen uwen naaste geene valsche getuigenis geven.
I
I
I
(Bladz. 37 in dc melodiën en refreinen.)
Melod. Vermeulen, bladz. 3j.
Als ge in 't Regt u moet verweren, Spreekt de waarheid, Christ'nen, uit!
Of gij schendt de wet des Heeren En gij valt zijn' vloek ten buit.
2.
Als ge uV'ving'reu op moet heffen /werend hij don grooten God,
Denkt dan dat Gods wraak zal treffen Wie met God en mijneed spot.
3.
Als ge, sprekend onder vrinden,
Iets bewerend Luiten 't Regt,
Door een' eed u wilt verbinden. Waarheid zij door n gezegd.
4.
Dat de logen op uw' lippen Christ'nen, nooit gevestigd zij!
Dat geen' woorden u ontglippen Van geveinsde vleijerij !
i 'É!
Vfö-.l i
ê •r
38
5.
Kondet gij door eenen logen Blusschen al het yuur der hel,
Blusschen zoudt gij 't nimmer mogen, Zoo gestreng is Gods bevel.
Speekt de waarheid uwer daden Boetelingen, in de Biecht;
Zonder waarheid geen' genaden,
Geene rust voor hem die liegt.
Als het boek met zeven sloten Openvalt ten jongsten dag.
Zou de waarheid u verstooten Die in 't hart verborgen lag.
8.
Leg de waarheid neder, Heere!
Op de lippen van uw volk,
Opdat onze tong, bij 't zweren 't Woord des harten trouw vertolk'.
9.
Heere! zuiver onze zinnen Van bedrog en veinzerij.
Laat ons steeds de opregtheid minnen, Waarheid spreken zoo als Gii.
39
Behalve door het verzwijgen der waarheid binnen en buiten het Hegt, misdoet men nog tegen bet achtste gebod; met eenig grool kwaad dat vaisch of onbekend is, van iemand te zeggen.
(Catech. XXI Les.)
(Bladz. 38 in de melodicn en refreinen.)
Melod. Veumeulex, bladz. 33.
1.
In ontelb're kronkelingen Weet zich, sluw genoeg, te wringen 's Menschen ongetemde tong; (bis)
Of ze eene adder was, die kruipend.
Onder 's menschen voeten sluipend,
Hier en daar haar voedsel vong. (bis.)
2.
's Naasten onberisp'lijk leven Der verachting prijs te geven
Als of de onschuld aanstoot gaf —
Zich op 's naasten deugden wreken — Van vergeten zonden spreken —
Zonden wekken uit het graf. —
8.
's Naasten regt een onregt noemen —
Zijn' gebreken nooit verbloemen —
Maar, zoo vaak hij weldaan doet.
Zijne meening zelfs betwisten...
Talloos zijn de lage listen
Van een kwaad en vaisch gemoed.
40
Valschaard! hebt ge u uiet bedrogen ? In uwe eigen' vonk'lende oogen
Ligt een balk die nimmer breekt; Waarom dan zoo lier gelogen Van de splinter die in de oogen Van uw' buur onzigtbaar steekt?
't Is uw' praatzucht die de vreugden Stoort van and'ren, en hun' deugden
Door het slijk der afgunst haalt; Wacht u! want als God zal spreken, Wordt de lijst van uw' gebreken Met verdiende munt betaald.
Rekenschap, 't staat in de Schriften, Van uw' daden, van uw' driften.
Van den laster dien ge spraakt! Dat de hel niet om u juiche !
Ieder woord is een getuige Die uw vonris banger maakt.
Christ'nen! eert de Spreuk der Ouden Die slechts op de rede bouwden : » Wat gij vreest dat u gesch.ied\ » Wat ge u zeiven niet zoudt iceiisclieti »Aangedaan door and're menschen ygt;Doet dat ook aan and'ren niet.]'
41
(Wijze en accomp. bladz. 39 in de melodiën en refreinen.)
Alelod. Vermeulen, bladz. 35.
Een' God alleen zult gij, zoo sprak de God der Magten Beminnen, dienen bovenal;
Bemin Hem, Hem filleen, nit al uw' ziele-krachten.
Dien Hem slechts in uw tranendal.
Zoo had de Vader, de Ongeschapene in de harten Met eenw'ge lott'rcn ingesmeed,
Bn 't laster zoo herhaald den Joden die hem tartten. Te Sinaï, door zijn' profeet.
3.
Maar Jesus, Godes Zoon, Hij die zijns Vaders Leere. Den mensch vertolken kwam op aard'.
Bemin, zei Hij, uw' God: maar dat uw' liefde ook eere Uw' naaste alsof gij 't zelve waart.
4.
Bemin uw evenmensch; bemin hem als u zeiven Zoo luidt de wet van 't Nieuw Verbond,
Rn telkens klonk dat woord door 's Hceren kerkgewelven. Op last van God , uit 's Priesters monil.
5.
Maar neen! de stoute mensch laat God en priesters preêken, En draagt in 't hart geen' liefde rond;
Ja liefde toch, maar liefde... aeh! kon dat hart eens spreken, 't Sprak van een' vuile liefdewond.
42
Bemin uw' evenmenscli. Maar wat is hein beminnen? Draag hem een' zaal'ge liefile toe;
Bid voor uw' naaste, en vraag dat hij Gods gunst moog' winnen En Zijnen wil op aarde doe.
Bemin uw' evenmensch, zoo zegt de wet des Heeren 3 Om ii niet — neen, alleen om God,
lu hem zult gij geen stof maar Godes beeldt'nis eeren, In hem geen wereldsch zingenot.
Wij zijn, zooveel' wij zijn, gemaakt van de eigene aarde — Geschapen door een zelfde hand —
Één liefde aanbidden wij, die ons aan 't kruishout baarde — Wij zoeken 't eigen Vaderland. —
Waarom dan, kind'ren Gods, elkander niet beminnen? quot;Waarom geen' goedheid voor elkaar ?
Waarom voor uwen broer die koelheid in uw' zinnen Alsof hij u een vreem'ling waar'?
Bemiu uw' evenmensch, en wensch hem allen zegen.
Bemin hem of gij 't zelve waart.
Zoo niet, — ge ontmoet geen heil maar onheil op uw' wegen En Caïns onrust vindt ge op aard'.
O Jesus! U zij dank voor uw gebod van liefde.
Wij dachten er niet aan voorheen...
Maar, wat ons ooit in 't hart om 's naasten wandel griefde, Voortaan zijn wij van harten ééal
43
IVegencle Cïelbocl.
Gij zult uws naasten huisvrouw niet begeeren.
quot;pdat gij niet valt in bekoringen. De geest is wel vaardig maar het vleesch is zwak. (Matth. XXVI — 41.)
(Wijze met accomp. bladz. 40 in de melodien en refreinen.) Melod. Vkhmeulen, bladz. 3G.
Refrein.
quot;Waar gc ook gaat.
Vreest het kwaad.
Bidt en waakt op al uw' zinnen; quot;Want de hel quot;Vliegt zoo snel Langs het oog de harten hinnen.
i.
't Is niet zalig, jongelingen, a Altijd in gemengde kringen
't Uur te slijten uwer jeugd! (.viion.j Vindt gij smaak in 't kwaad van and'reu , Duo. 't Voorbeeld zal uw hart verand'ren, r. De begeerte schokt uw' deugd. (Bis.) quot;
2.
Raadpleegt de gewijde boeken:
Vlugt der zonden duist're hoeken!
led're bladzij' geeft dien raad; Van begeerten komen daden.
Daarom, Christ'nen, laat u raden,
Waakt en bidt waar gij ook gaat!
44
3.
Waakt, als de ondeugd u zal vleijen! Plaatst uw' naam niet in de rijen Van 't onzediff ongeloof!
O O
Elk verbond met slechte lieden Moet ge uit godsdienst u verbieden,
Blijft dus voor bun vleitaal doof.
4.
Wie zou voor zijn' ziel niet vreezen Als, met haar besmettend wezen,
Eene pest aan 't ■woeden ging? —
Trekt uw voordeel uit die wenken:
Kunt ge u grooter peste denken Dan een' slechten vriendenkring?
5.
Wie niet bang is van gevaren Lijdt eens schipbreuk in de baren.
Wie 't gevaar bemint, vergaat;
't Is het woord des Heil'gen Geestes; Daarom vlugt de schuld'ge feesten Van de wereld en het kwaad.
6.
't Kwaad treedt in langs oog eu ooren, Eu uw eenvoud gaat verloren.
En helaas! uw hart begeert —
Straks zult gij om niets meer blozen, Schaamt'loos staat ge aan 't hoofd der boozeu.. Waar hebt gij het kwaad geleerd?
45
Waakt als overwonnen grillen Weêr uw hart bevechten willen;
Bidt opdat uw moed niet vall';
Bidt en waakt op al uw' wegen,
Waakt en bidt om Godes zegen Die uw' zwakheid steunen zal.
Waar ge ook gaat,
Vreest het kwaad.
Bidt en. waakt op al uw* zinnen; t
Want de hel quot;Vliegt z.oo snel Jiangs het oog de harten binnen.
JESUS, MARIA, JOSEPH, STAAT MIJ BIJ !
(Zie bladz. 41 in de melodiën cn refreinen.)
Melod. Vermeulen, bladz. 40.
Aanroeping om hulp in de liekoringen.
OoImmT iot Jcsns.
Wanneer mij de Duivel, o Jesus, zal kwellen, Wanneer hij met alle de listen der hellen De zoude mij voor de verbeelding zal stellen.
Bewaar me dan, Jesus, en sta me dan bij! Gij kent mijne zwakheid; wat zal ik vermogen Als mij de bekoring zoo schoon staat voorde oogen! Zoo vaak heeft de duivel de zwakheid bedrogen,
Bewaar me dus, Jesus, en sta me ter zij.
4- i'
46
Ooïgt;otl tot Mairla.
Wauneev mij de Wereld tot zicli zoekt te trekken , Wil mij dan, o Moeder, ten hulpe verstrekken. Om nimmer mijn hart en mijn' deugd te bevlekken
Maar -weerstand te bieden aan haar' vleijevij! De wereld, o Moeder, ze staat me zoo tegen! 'k Zie niets dau ellende op al hare wegen. En toch 'k voel mijn hart voor de wereld genegen, Bewaar me dus, Moeder, en sta me steeds bij! Oelgt;o4l tot Josoigt;li.
Wanneer mij hot Vleesch tot het kwaad zoekt te drij-Bescherm mijdan, Joseph,om zuiver te blijven, [ven. En nimmer een' zonde, hoe klein, te bedrijven ;
Bewaar mij, o Joseph, zoo zuiver als gij! 't Verlangen helaas! woelt zoo rond in mijn'zinnen, Ik voel mij naar buiten getrokken van binnen; Bid dat ik mijn' vijanden moge verwinnen , Bescherm mij, o Joseph, en sta me toch bij ! «Tessïsts, iVTm-iti, .JosojitJi.
Ik geef u mijn hart, en mijn' geest en mijn leven I En om u een blijk mijner liefde te geven, Zoo zal ik naar deugd en volmaaktheden streven;
Beschermt mij, patronen, en staat mij ter zij'! In doodstrijd vooral, als ik 't oordeel zal vreezen, Zult gij mijne hoop en mijn steun willen wezen! Dan sterf ik in vrede. Weest eeuwig geprezen O Jesus, Maria en Joseph door mij!
47
De Bekcering van een' wellusteling.
Koor-lied met Solo en Duo.
(De muziek staat bladz. 42 in de molodiën en refreinen, i Melod. Vermeulen, bladz. 42.
Koor.
KoisrteE* ilcisgtlen
Weeiie vreiïgöeBaj Kasidlei' gesilsïSienst geeiie riislt; !
ASSiJd sssmrieit
En lt;3e s;.'s lïie «|gt; zouilen asijiï Itelsisl! (*)
Solo.
'k Zocht sinds jaren rust op aarde, 'k Voud ze niet; (Koor.)
'k Voud, wat ik mij niet verklaarde, Veel verdriet. (Koor.)
Duo.
'k Heb van wanhoop rondgevaren Op de zee,
Maar 't verdriet voer op de haren Met mij mee.
Solo.
'k Zal mijne onrust, dacht ik, smooren In 't genot;
Angstig echter als te voren Bleef mijn lot. (Koor.)
Zoiüïer «Icugslen eatai.
O Men zinge dit refrein niet na ieder couplet maor om drie stroven.
48
't Sleet mijn' dagen, 'k sleet mijn' nachten
In 't gewoel,
1 k verbeurde al' mijne krachten En gevoel.
En mijn hart bleef steeds begeeren,
't Had geen' rust;
't Was en bleef op 's naasten eere Steeds belust.
'k Las in boeken zonder zeden,
Vol venijn,
'k Dacht mij al de schand'lijkheden Die er zijn.
ZoHiler deiigileu enz.
'k Zag de lange priesterkleêren
Hatend aan;
'k Heb den Priesters duizend keeren Weder staan.
'k Zocht mijn' driften te vergoden;
Slechts uit spot Sprak ik van de tien geboden En van God.
49
Maar daar binnen klopte 't harte Vreeslijk hard;
Altijd, altijd, had ik smarte Niets dan smart.
Koollt;lei■ «leaagsïen enz.
En mijn' Moeder zat te weenen, 'k Wist het wel:
Maar mijn' liefde was verdwenen In het spel.
'k Had geen' eerbied voor haar' tranen En verdriet;
Telkens mogt zij mij vermanen, 'k Hoorde niet.
En mijn brave vader daalde In het graf...
Van 't verdriet dat, toen ik dwaalde. Ik hem gaf.
üKoïialer «ItMsgilj'ii enz.
't Ga bij toeval langs een' tempel. Ik verzin...
Twijf'lend staar ik op den drempel... 'k Ga er in.
50
i 'k Zie eeu' Priester in het midden,
'k Hoor een' stem...
'k Hoor hem 't onze Vader bidden, 't Volk na hem.
Spottend gaat mijn oog in 't ronde
't Kerkschip door;
'k Lach met al de honderd monden Die ik hoor.
%omler «leugsleu enz.
Ongevoelig bid ik mede:
'k Spot niet meer...
'k Stamel een' gebroken' bede...
En kniel neer...
'k Voel me een' traan langs 't aanschijn glijden:
Goede God!
Jesus ach!... heb medelijden Met mijn lot.
Eene vonk van Gods meêdoogen
Treft mijn hart...
Mijne ziel, door God bewegen.
Baadt in smart.
Kouder deugden enz.
51
is,.
En te midden van mijn' sinarte
En geween,
Valt de ballast mij van 't harte Van voorheen.
't Was als of me een engel zeide:
Ga in vrêe!
'k Ging... en had een schoon geleide Met mij mêe.
'k Had de rust van 't hart gevonden
In de kerk:
'k Was 't niet waardig om mijn' zonden, 't Is Gods werk...
Koiuler deïsgsSen e3!a.
Godsdienst! troost van 's menschen leven!
Bron van vreugd'!
Ware ik u getrouw gebleven Van mijn' jeugd!
»
Godsdienst! lafenis der zielen,
Ach! te laat Kwam ik bij uw altaar knielen Na mijn kwaad.
52
Godsdienst! onuitputb're zoetheid,
'k Leef door u,
Tusschen de armen van Gods goedheid Kust ik nu.
Kouder «ïosgdcsa enz.
Zonder godsdienst was mijn leven
Vol verdriet;
'k Heb mij sinds aan God gegeven, En 'k geniet.
Zonder godsdienst, zonder zeden
Altijd smart,
't Is de waarheid van 't verleden In mijn hart.
Heere! zegen nu de wenschen
Die 'k U doe:
'k Wensch uit Godsdienst alle menschen Godsdienst toe.
KriiMÏe:- eïessg'sïea Ciieeiie vreugrtem , Koissler Set!U4! i'ust!
siiaartfn 1» ele Eiarleu Ë8ie op zoncicn zijn Iselust!
53
Gij zult zijn huis niet begeeren, noch zijn land... noch iets van al wat hem toebehoort.
alles is ijclelhcid en kwelling des geesles, (Eccl. I, 2) behalve God beminnen en Hem alleen dienen (Tit. a Kemp.) Waarom behartigt gij dan de IJdelheid en jaagt, gij de bedriegelijkheid der aardsche goederen na? (Ps. IV, 3.^
(Bladz. 43 in de melodien en refreinen.)
Melod. Vermeulen, bladz. 45.
Denkt uiet, Christ'nen, dat in 't leven
's Mensclien hart verzadigd wordt; Om dat hart zijn' wensch te geven
Is het leven veel te kort:
Wat ge ook hier hezit heneden 't Is on blijft een tranendal,
IJdelheid der IJdelheden
En ellenden zonder tal! Allu1,
Kondet gij millioenen garen
Door uw studie eu vernult,
Op het zoeken en bewaren
Wordt uw woekergeest versuft. Christ'nen! spaart uw' geest en leden,
't Is bedrog wat gij vergaart,
IJdelheid der IJdelheden
En niets anders vindt ge aard'!
(quot;) Indien dit gezang te lang is, dan sla men het 4de en 5de couplet over.
54
3.
Stervend ziet gij al die schatten
Als een droombeeld voor u staan, En nog wil uw arm ze omvatten
Als of droomen niet vergaan!
Doet dus wat Gods heü'gen deden,
Eer gij voor Gods vierschaar staat: IJdelheid der IJdelheden
Zoiult gij roepen, maar te laat.
4.
Achab, eertijds koning, smachtte
Naar de druif van Nabaotli; Mijm'rend zat hij dag en nachte,
Op dien ijd'len buit verzot.
Was hij in 't bezit tevreden?
Vond hij laaf'nis voor zijn' dorst? IJdelheid der IJdelheden Riep Elias tot dien Vorst.
5.
Vrees'lijk tastte Gods bedreiging
't Leven van dien Korjing aan, Om zijne onregtvaard'ge neiging
Die hij schand'lijk had voldaan. Had hij niet tot God gebeden,
Niet geroepen, ziek van spijt: IJdelheid der IJdelheden
Dan ware Achab 't leven kwijt.
55
Vestigt geen' begeer'ge oogen
Christ'nen! op uws naasten goed;
Altijd vindt hij zicli bedrogen Die niet de oogen diefstal doet.
Uw' begeerten dus bestreden!
Want de wereld geeft geen heil,
IJdelheid der IJdelheden En ellenden zonder peil.
Christ'nen! 't smachtend hart naar boven 't Zoekend oog naar God gerigt!
Uit den hemel moogt gij rooven Eiken parel die er ligt;
Woekert op Gods gunst en vrede! Wat de wereld baart is smart,
IJdelheid der IJdelheden
God alleen verzaadt het hart.
Draagt gij God in 't snakkend harte, De aarde is dan geen tranendal.
Want dan lenigt God de smarte Die u de aarde baren zal.
En gij zet geen' stoute schreden Op uws naasten erve of grond;
IJdelheid der IJdelheden
Is de leus van hart en mond.
56
Al wie deze regelen, deze vermaningen over Gods Geboden zullen hebben opgevolgd, vrede over hen! (Gal. VI — 40.)
1.
Vreedzaam was liet stil gezin
Door ous aangebeden 't Huis van Nazareth waarin
Altijd heerschte vrede . In dat stille Nazareth ^ Was het altijd vrede. ^ 3.
Vreedzaam, droeve bedelaar Draagt ge uw aalmoes mede. Als gij thuis uw' zegenaar
Dank zegt in gebeden. Jesus, 't kind van Nazareth, Geeft u dan zijn vrede.
5.
Vreedzaam, nijv're winkelier.
Drijf gij handel mede. Als 't bedrog op geen' manier
In uw huis mag tredeu: 't Is dan als te Nazareth, Altijd voor u vrede.
(Wijze met accomp. bladz. 44 in de melodiën en refreinen.) Melod. Vehmeulen. bladz. 47.
Vreedzaam is uw klein vertrek
Armen onzer steden.
Als gij in uw broodsgebrek Christ'lijk blijft tevreden; 't Is dan, als te Nazareth Bij u altijd vrede.
Vreedzaam vloeit, o ambachtsliên,
't Zweet langs al uw' leden Als gij christelijk toe blijft zien
Op uw' werkzaamheden; 't Is dan als te Nazareth Bij u altijd vrede.
Vreedzaam zou 't eenieder gaan
Als men sprak met rede. Zoo als Jesus heeft gedaan
En zijn oud'ren deden; 't Was can, als te Nazareth
Voor ten ieder vrede.
Vreedzaam wordt het overval Als men kuisch van zeden.
Als men eerlijk worden zal
In zijn' staat tevreden;
't Is dan, als te Nazareth En 't blijft eeuwig vrede.
57
zuJIcn.
on.)
ek
Artikel 15 van het Eeglemeufc voor het Genootschap: de heilige Familie luidt als volgt:
„Na den proeftijd, die onbepaald blijft en die van het goed gedrag, als ook van de vlijt waarmede hij die verzoekt aan-g2jA genomen te worden de bijeenkomsten bijwoont, zal afhangen, - I zal hij zijne plegtiye intrede doen in het Broederschap door 011 het ontvangen d.r 11.H. Sacramenten en door de akte van zien opoffering aan Jesus-Maria-Joseph.quot;
De plegtige intrede, waarvan hier spraak is, wordt volgens art. 19 gedaan in de maand .Tnlij op het Patroon-leest van het Aartsbroederschap. In het handboekje van Luik echter, waar de Congregatie haren oorsprong vond, staat bla-'z. 50 (uitgave
Ivan 1855):van 1855): JÜe plechtige Opdragt geschiedt gewoonlijk tweemaal in het jaar i in Julij en in December, zou dat men, volgens deze noot, zich niet streng te houden hebbe aan de letter van * art. 19 zoo even vermeld.
Laten wij, op grond dezer aanmerking, de plegtigheid der Opdragt onderscheiden in eene algemeene en eene afzonderlijke.
De algemeene opdragt, die ook vernieuwing van opdragt ktn genoemd worden, geschiedt op den tweeden Zondag van de maand Julij, op welken Zondag, volgens ons handboek, de algemeene Communie plaats heeft. Het is op dien dag dat de Bestuurder van af den preekstoel (of iemand door Hem gekozen, aan den voet des altaars op of de gewone plaats) de woorden der akte van opoffering langzaam, duidelijk en bij gedeelten voorleest, na te zeggen, door al de aanwezigen en vooral door hen die hunne afzonderlijke intrede reeds gedaan hebben.
Deze algemeene vernieuwing van opdragt is eene plegtige akte van geloof en godsdienstigheid, die als zoodanig door den
58
Ew. Bestuurder den leden moet worden voorgesteld. Tn deze tijden van verloochening en ongeloof heeft, dunkt mij, die akte, indien ze goed begrepen wordt door de Congregauisten, eene niet geringe beteekenis. Zij is in onze eeuw een krachtig protest tegen de bedreiging van het ingrijpend ongeloof.
De indruk van het kwaad en van het slechte voorbeeld wordt van dag tot dag grooter. Wij zijn getuige van eene uitgebreide zaraenzwering tegen de deugd en de godsdienst.
Maar zegt het dan niet veel, wanneer honderden gemeente-naren, meestal uit de werkende klasse, op wier toetreding in het kwaad, op wier afval van de godsdienst zoo zeer gewerkt wordt, na in den vroegen morgen door eene plechtige alge-meene Communie de Gemeente gesticht te hebben, in den avond van dienzelfden dag weer bijeenkomen om in de tegenwoordigheid van Jesus Christus in het Allerh. Sacrament openlijk te getuigen dat zij de ongodsdienstigheid onzer eeuw en al hare dwalingen verfoeijen, dat zij zich verbinden tot de dienst van God en tot naleving van al de geboden van onze Moeder de heilige Kerk?— Ook is het op die plegtigheid dat de woorden van Tertuliaan kunnen worden toegepast: „Wij vergaderen om te bidden; maar wat is dat gebed? liet is een strijd dien wij leveren tegen den hemel zeiven: wij gaan ten strijde, niet afzonderlijk, maar allen te gelijk en bij groep, om eene legermagt te vormen en Gode eeue soort van geweld aan te doen, maar een geweld dat Hem aangenaam is.quot; (*)
De afzonderlijke opdragt, die eigenlijk hier bedoeld wordt, heeft, volgens het Luiksche handboek, gewoonlijk plaats in Julij en in December.— Dus of in Julij onmiddellijk voor de algemeene vernieuwing of in December of, zooals hier te verstaan wordt gegeven bij elke andere gelegenheid naar het oordeel van den Bestuurder, hetgeen trouwens blijkt uit de woorden van art. 15 na, den proeftijd enz. Om verschillende redenen geschiedt ze bij ons meermalen in het jaar. De feestelijkheid dier Opdragt is voor de Aspiruiten, vooral voor de zwakkeren, eene herhaalde aanmoediging om getrouw de vergaderingen bij te wonen en het Reglement stipt te volgen, terwijl zij daarenboven den Bestuurder telkens de gelegenheid geeft om tevens als de anderen tot diezelfde getrouwheid op te wekken.
Bij ons geschiedt deze afzonderlijke p'iegtigheid op de volgende wijze:
„Na het Veni-Crcator worden de namen van hen wier proef-
zeggen \alles, v) lsTAND\
tijd uit is, voorgelezen. Zij begeven en scharen zich om de
(') Coimus ad Deum, quasi manu facta; hcec vis Deo Grata est. Tertull.
59
„altaar, ontvangen één voor één eene brandende kaars, het
5 akte, Symbool der reine liefde, en knielen, voor het altaar neder om de akte van opoffering te doen. Na deze akte wordt ieder gezegend door den Priester die hem de medaille der WH. Familie omhangt, het diploom der Congregatie ter hand wordt |w stelt en daarna aan allen een woord van gelukwensching en breide lH aanmoediging toespreekt.quot;
De Congreganisten dienen zich te overtuigen dat hetgeen zij eente- alsdan zeggen en doen, de ware uitdrukking moet wezen vau ■ug in hun innig verlangen en hun vast besluit. De opdragt die zij werkt zeggen te doen aan God van hun lig aha am en hunne ziel, vau alge- alles wat zij hebben en alles wat zij zijn, moet om egt wezen en standvastig.
Op een oogenblik waarop, onder eene plegtige stilte, de oogen van honderden medebroeders op hen gevestigd zijn, cu waarop God (volgens Matth. XViII-20) op eene bijzondere wijze t van in ons midden is, ware het meer of min hniehclen om andere er de reden dan uit opregten godsdienstzin hunne Opdragt te doen. jrden j Wat zij zeggen, moeten zij dus meenen en vastelijk voornemen i om te doen.
1 W1J ;; Ik maak het vast besluit (zoo luidt de akte) als een goed Chiris-t af- ten te zullen levenquot; Een goed Christen onderhoudt de Geboden, tnagt maar meer dan een gewoon Christen moet zich een Congreganist maar daartoe verpligt achten. Een lid van de H. Familie zal dus :
1. Eiken morgen en eiken avond bidden — zoo ook voor- en s na het eten.
r de Nooit zal hij vloeken of ergerlijke woorden spreken, zelfs niet
^ gedoosjen dat dit in zijne tegenwoordigheid gedaan worde,
iet 3- Op de Zon- en Feestdagen zal hij .üis hooren en andere tjc oefeningen van godsdienst bijwonen. Op die dagen zal hij
niet werken.
ste ^Vnc Ouders zal hij achting en eerbied toedragen — aan
[ zijne kinderen eene zeer christelijke opvoeding geven.
5. Hij zal zich wachten van overdaad en dronkenschap — van
haat cu tweed ragt.
5. Hij zal geen overspel of onkuiscliheid doen; geen oneerbare teekenen geven, geene slechte gezangen zingen of dit aan anderen toelaten 7. Hij zal niet stelen of helpen stelen of gestolen goed bewaren. [)e|. 8. Hij zal niemand lasteren, van niemand kwaadspreken.
9. Hij zal waken en bidden om niet te vallen in bekoringen. Hij zal zich niet wagen in gevaarlijke bijeenkomsten. 10. Hij zal tevreden zijn met het zijne en niets onregtvaardiglijk begeeren van al wat den naaste toebehooren.
ii deze
avond srdig. jk te hare
)rdt, i in • de te het d nd' ste d( rga wijl om
vol-
ef-de
60
AVat hij zich voorstelt op den pleehtigeo dag zijner intrede, hij zal het getrouw nakomen, want zijne opdragt dient voor te duren. Halve Congreganisten zijn niet de ware. Elke vergadering zal hij bijwonen, zonder groote reden nimmer afwezig blijven en door zijne Christelijke levenswijze, door zijn godsdienstig gedrag, door zijne voorbeeldige manieren tot stichting dienen aan vele anderen. Indien hij anders doet, zou hij volgens art. 22 in de Congregatie niet langer mogen toegelaten worden.
Congreganisten! volhardt in het goede dat God u heeft ingegeven te doen: de liefde van Jesus Christus, de voorspraak Zijner Lieve Moeder, de bescherming van den H. Joseph zullen u dan bijblijven en vertroosten: de zegeningen des Hemels zullen over u en de uwen neerdalen; en na als brave Christenen geleeft te hebben, zult gij sterven als uitverkorenen, om uit de armen van Jesus, Maria en Joseph op deze aarde, overgebragt te worden in de armen van den Vader en den Zoon en den II. Geest in den Hemel3 en dat voor eene eeuwigheid. Het zij zoo !
61
teiiigcn bij h |ilrtl]tig!jfiii iïpr (!)piiriigt.
Op de kennis van de wet Gods.
(De wijze voor de gewone plcgligheid staat bladz. 45 — voor ceuc buitengewone bladz. 4ü in de melodien en refreinen.;
Melod. Verjieulen, bladz. 49.
Daal neder, Geest vau liclit! ontvonk door uwe stralen
't Goedwillige gemoed van dit vereend gezin! Opdat wij van den weg der waarheid niet verdwalen , Maar ons vereenigd hart Gods wetten steeds beminn'.
(Alien.)
Om God te minnen Uit liefde en pligt.
Daal neder,Geestvan liclit! verklaar mij watGods vinger Van eeuwigheid in't hart van zijne scheps'len schreef'! Verlicht me, opdat mijn geest in'taardsche zich niet
[slinger'
Maar aan Gods wet alleen zijn' hulde en eerbied geev'.
5.
62
8.
Daal neêr, zoo als voorheen in Sion's bode-zalen
Waar 't vroom Apostel-koor met Jesus' Moeder bad! Of neen -- wij zg n niet waard dien luister uwer stralen... Een enk'le vonk, o God! is ons een diere schat.
4.
Wij vragen U goen licht om wonderen te spreken
Maar in eenvoudigheid te doen wat God gebied; Beveel, o Geest van God, aan al onze gebreken! Wij zijn wel krank en zwak, maar wederspannig niet.
Om God te minnen Uit liefde en pligt.
Op de befcrachting van de wet Gods.
DE ZEVEN GAVEN VAN DEN II. GEEST.
(Pinkster-lied. Dc muziek staat bladz. 'iS in dr melodiën en refreinen.)
Melod. Vermeulen, bladz. 5i.
(Koor.)
Vertrouwend loven We uw' goedheid. Heer!
Geef ons van boven Uw' zeven gaven weêr,
63
(Solo.)
Geest vau Wijsheid! 'k roep xiw' stralen Over mij, onwaard'gen, af 5
Wees mijn gids om niet te dwalen Duizend malen In do Wet die God mij gaf.
2.
Leer me Gods geboden kennen
Geest van Kennis en Verstand!
Aan mijn' pligten mij gewennen .
Nimmer schennen 't Wetboek van Gods Vader-liand.
3.
fn vertwijf'ling zult Gij wezen
Geest van Raad! mijn leidend licht;
In dat licht, zoo hoog geprezen,
Zal ik lezen Heel den omvang van mijn' pligt.
4.
Ver van mij het snood hervallen In de zonden van weleer;
Als de duiv'lon me overvallen Sla hen allen Geest van Sterkte! rond mij neêr.
5.
Laat mij altijd ijdel noemen
Elke wetenschap der aard';
Laat me op éene schoonheid roemen Op de bloemen Die uw Wetenschap vergaart.
64
6.
Geest van Godsvrucht! 'k ben zoo nietig Bid ik, dan zelfs voel ik smart,
Als ik, in 't gebed verdrietig, My vernietig.
Giet dan balsem in mijn hart.
Laat mij nimmer menschen vreezen:
Geef me slechts de Vreeze Gods!
Wordt ik door de hel geprezen.
Laat mij wezen Onbeweeg'lijk als een' rots.
8.
Stort in ons met welbehagen
Heil'ge Geest, uw' gaven neêr;
Laat ons God in 't harte dragen.
Alle dagen Hem beminnen meer en meer!
Vertrouwend loven We uw' goedheid, Heer! Daal in ons neêr:
Geef ons van boven üw; seven gaven weer,
65
Op de drie eerste Geboden.
iulz. 50 in de mclodiën en refreinen.— Or op de w.'y.c \;i
o r.kei.d der sciiooNK liefdk in het handboek.gt; Melod. Vermeulen, bladz. 54.
O Schepper, God en Heere Die aan heelal gebiedt!
'k Zing tot uw' meerdere eere, Versmaad mijn' lofzang niet.
(Allen.)
Ik sal U steeds beminnen,
Tj dienen meer en meer!
Leef eeuwig in mijn' zinnen Mijn Schepper, God en Heer
Der zonne glorie-wagen
Rijdt uwen luister rond; —
Zou ik uw' roem niet dragen O God! in hart en mond ?
3.
De vogel spreidt zijn' veed'ren En klapwiekt ü ter eer; —
Zou ik mij niet verteed'ren Voor U, mijn God en Heer!
GG
4.
De halm der koreuveklen Begroet uw' majesteit; —
Zon ik den lof niet melden Van uvre heerlijkheid?
5.
De golf der stille beken
Spreekt mnrm'lend van uw' magt;
Zou ik niet biddend spreken Van uwe oneind'ge pracht?
6.
Ik zie uw' glans beschreven Op 't kleurig bloemtapijt; —
Zou mijn schatpligtig leven Aan ü niet zijn gewijd!
Ja, scheppend Alvermogen!
Ik bid uwe almagt aan;
Voor ü in 't stof gebogen Loof ik uw' naam voortaan.
8.
Ik, menscli, op aarde koning. Ik schepsel van uw' hand,
'k Geef U mijn hart ten woning. Mijn' ziel ten onderpand.
Ik zal U steeds beminnen, enz. (*)
O liier eindige men op de gewone dagen. Wordt dit gezang voluit gezongen, dan eindigt men het zonder refrein. Zie blz. 51 der melodiën en refreinen.
67
9.
Ik wijd ü mijn' gedachte En mijn' verbeelding toe,
Opdat ik dag of naclite Uw' liefde meli misdoe.
10.
Ik wijd U mijn' memorie,
Mijn oordeel en beleid,
Om alles tot uw' glorie Te doen uit dankbaarheid.
11.
Uw naam zy me altijd heilig En dierbaar aan het hart;
U prijzend leef ik veilig
En ducht geen enk'le smart.
12.
'k Verzaak, o God! van liefde, Aan 't vloeken van weleer:
Gij weet hoe mij steeds griefde Die schending van uwe eer.
13.
Des Zondags als uw' hulde Op mijne lippen leeft,
Vernietig dan de schulde Die op mijn' ziele kleeft.
14.
Te kostbaar zijn de stonden. Der Feesten ü gewijd.
Dan dat ik ook in zonden Een enkel uur nog slijt.
C8
15.
O Schepper! wees geprezen !
Versmaad mijn' lofzang niet! quot;k Heb U mijn' pligt bewezen In dit familie-lied.
Op dc zeven laatste Geboden.
PLIGTEN JEGENS ONS-ZELVE EN ANDEREN.
(Zonder refrein bludz. 52 in de melodiën. Het ic couplet Slt;iIm. het '2c voor Koor en zoo vervoljjens. — Met refrein is Jiel de wijze van o heilig huisgezin handboek.)
Melod. Vkhmeulex j bladz. 59.
1.
Gelukkig hij, wiens hart altijd Der liefde Gods is toegewijd:
De mensch, die God opregt bemint Leeft ook met and'ren eensgezind.
(Allen.)
0 JAefde van mijn God!
Hoe zoet is uw gehad!
Hoe zalig 't hart dat in U leeft!
Wie LI in 't harte draagt Wordt door geen leed geplaagd Daar hij met allen vrede heeft.
69
2.
De onscliatb're Llijclschap mijner ziel, Wanneer ik aan liet altaar kniel,
Maakt dat ik op uw' heil'ge wet Met immer grooter zofge let.
3.
Ik zie, door uwe wet verlicht, De grootheid van mijn Christen-pligt: Ik voel wat ik mij zeiven, en Den evenmensch ook schuldig ben.
4.
Zoo lang mij God het leven geeft. Zoo lang mijn ligchaam krachten heeft, Breng ik door mijn' Gehoorzaamheid Mijn' hulde aan Godes majesteit.
5.
In 't hart geene onmin meer, geen haat, Geen spoor van gramschap op quot;t gelaat; 'k Bemin mijn' evenmensch om God Naar 's Heeren liefderijk gebod.
6.
In 't huisgezin geen tweespalt meer, Ik leg mijne oude veete neêr;
En ter beteug'ling van dat kwaad Zeg ik vaarwel aan d' overdaad.
70
Eerie eugelacht'ge zedbjlidd
Zij mij op 't aang'ezigt verspreid;
Zij scliitt're mij langs oog en wang En heil'ge steeds mijn' taal on gang.
8.
't Gezelschap van bedorven liên,
Zal ik mij zeiven steeds verbiên,
Opdat mij de verergernis De liefde Gods uit 't liart niet wisch'.
9.
Ik zal aan God wat Godes is Steeds geven met erkentenis:
'k Zal altijd trouw en eerlijk zijn Hoe ook mij 't geld in de oogen scliijn'
10.
Ik spreek, ten spot van 's naasten eer, Geen laster of geen' logen meer;
Wat ik niet wil dat mij geschied' Doe ik voorbaan aan and'ren niet.
11.
Besproei, o God van majesteit!
Mijn' voorgenomen deugd'lijkheid;
Ik leg al mijn' besluiten, Heer!
Mijn hart er bij, op 't altaar neer.
71
ViJTsle SSang-,
Het DOEL, de MIDDELENquot; en de VOOKKEGTEN
van ons Genootschap.
(Bladz. in de melodiën en refreinen.)
Melod. Vermeulen, bladz. (33.
Koor.
Weleer toen in de alle:? verdelgende stroomen Het pligtig geslacht dezer aarde om zou komen, Toen redde God Noë en nog zeven vromen Uit d' alles vernielenden wateren-vloed.
Solo.
In de Arke verborgen Bleef God voor hen zorgen Totdat de verdelgings-vloed uit had gewoed.
Eenigen.
Dankt, Broed'ren, d' Algoede Die ons ook behoedde Om niet iu den stroom van het kwaad te vergaan.
Allen.
Wij leven ter wereld in duizend gevaren; 't Is om onze ziel van den dood te bewaren Dat wij in Gods tempel des Zondags vergaren, Hom biddend dat Bij ons ter zijde zou staan.
72
H et hart van den niensch is zoo zwak en zoo teeder: Wij vallen — staan op — en hervallen clan weder — Maar bidden en zingende knielen wij neder Eu doen aan den Hemel een heilig geweld.
Solo.
Mij dunkt, Godes zegen Valt neer als een' regeu Zoo dikwijls ons loflied Gods liefde vermeld.
Eenigen.
Wij krijgen de krachten En goede gedachten Van vroeger op't woord van Gods priesteren weer:
Allen.
Als zij die de Godsdienst bespotten eens wisten IToe vaak die sermonen ons, Congreganisten, Het hart als een' hemelsche dauwe verfrischten, Zij schreven hun' naam naast den onzen ter neêr.
73
Koor.
Als wij, door de liefde vereeuigd, de pligten, Van 't heilig Genootschap met trouwheid verrigten, Eu door 't goede voorbeeld uog anderen stichten, Dan vlugt voor ons oog heel het duivelen-rot.
Solo.
Als er naar streven Den bloei van ons leven Te wijden aan God, dan bezitten wij God.
Eenigon.
In 't ure van sterven Dan zullen wij erven De vrede der ziel en in 't oordeel gena.
Allen.
Dat and'ren dan spotten met onze gezangen, Wij laten ons in hunne strikken niet vangen Wij voeden in 't leven geen ander verlangen Dan God lof te geveu op aarde en hierna.
74
Op de woorden der acte van Toewijding.
0 Jesus, Maria, Joseph! Ik...... in de
tegenwoordigheid van geheel het hemelsch Hof, kies U op dezen dag tot mijne Patronen en Beschermers; ik offer U op eu heilig U plegtig in deze Congregatie toe, mijn ligchaam eu mijne ziel, alles wat ik heh en alles wat ik ben; ik maak het vaste besluit als een goed Christen te zullen leven, om als een uitverkoren te kunnen sterven. Welk eeu geluk voor mij, eens uit de armen van Jesus, Maria eu Joseph van uit deze aarde overgebragt te worden in de armen van den Vader, den Zoon en deu Heiligen Geest iu den Hemel, eu dat voor eene eeuwigheid! Dit hoop ik. Amen.
(De wijze met accomp. bladz. 55 in do melodiën en refreinen.) Melod. Vehmeulen , bladz. ö8.
Knielt, Broed'ren, neer, en laat onsloflied galmen -
Jn tegenwoordigheid van 't hemelsch Hof; Al hebben wij geen dichterlijke psalmen; ^ Onze opdragt geeft ons overvloed van stof. p
75
Allen.
O nsti eest resra genoegen Te ziisg'eis ssit ee'n aaioixl: Jfesnis, üWssiPia, ^oaeitle!
Bk siïtiït Hisei HJ toor ees^wag een verïtontl.
0 groote God! zoo mild in zegenhigen,
Wij loven U met blijdschap in 't gemoed; En faalt ons lied, onze Eng'len zullen zingen, Als ieder onzer dankbaar ü begroet.
3.
U .Tesus zoet! bescliermer ons gegeven,
ü, reine Maagd, U Joseph,, bruidegom! ü, heilig drietal, schenken wij ons leven, Eu kiezen ive als patronen wederom.
4.
Ontvangt onze opdragt, dierbare Patronen,
WV °f ren ü, in waarheid, niet in schijn, Wij wijden U, als ware opregte zonen,
Al icat icij heihen en al wat leij zijn.
5.
Ontvangt 't hesluit, voor 't altaar neêrgeschreven, Door 's Priesters woord geheiligd in uw' naam : 't Besluit als goede Christenen te leven,
Dan zijn ive eens uitverkorenen te zadm.
76
Wat een geluh voor ons, eens idi uwe armen,
Jesus, Maria, Joseph, blij van geest,
Verplant te worden, door uw mild erbarmen, In de armen van den Vader, Zoon en Geest!
0 zoet genot van eene Congregatie!
0 troostrijk lot van dit vereend gezind!
Acli, Broederen, wat schatten en wat gratie. Wat blijdschap ligt daar voor ons allen inV
8.
Wij smeeken TJ, o Jesus! om Uw' zegen;
Uw' voorspraak, dier'bre Moeder, zij ons deel; Bescherm ons, groote Joseph, op onz' wegen; Wij vragen veel, maar immers niet te veel.
fiSuze oisilfagt 5s verzegeld ,
quot;ïï'aj aija «ücn lieer gewijd gt;
•SesEïs, Maria, Josepli,
ÊSesfSsus-ssal oiss eju test .allen tijd!
VAN DE
ha11er
---——
imphimatuk.
Datum in Hoeven, lutc 38 Septemhris 1864.
Episo. Bredanx-s.
78
Memor esto Congregation is tiuc.
Ps. LXXIII. '2
In de 22ste les van den CatecMsmus vinden wij het antwoord op de vraag: Waartoe dienen de heelden?
Naar de leering der R. C. Kerk, in dat antwoord opgesloten, wordt ons de beeldtenis van de heilige Familie — niet ter aanldidding maar — ter vereering en gedachtenis voorgesteld.
Herinneren wij ons, bij de aanschouwing dier beeldtenis, aan de jongelings-jaren van Jesus, aan de uitnemende heiligheid van Maria Jesus Moeder en aan het zalige leven van den II. Joseph ; om, naar de leering en het voorbeeld onzer verhevene Patronen, in alle tijdvakken van ons leven, te leeren arbeiden aan de heiliging onzer ziel. —
De gezangen die hier volgen hebben gediend op het plegtig feest der inzegening van de beeldtenis der IT. Familie, geplaatst in onze Kerk; telken jare zullen ze gezongen worden op den verjaardag dier plegtigheid, terwijl ze tevens kunnen beschouwd worden als eene uitlegging van de volgende zinsnede in het eerste der tien geboden gods; g'tj zult geen gesneden heelden of gelijkenis maken.
Hoe kleurloos deze dichtregelen ook zijn mogen, toch zullen ze dienen kunnen om ons aandachtig te mak211, op hetgeen men gewoonlijk in de beeldtenis der li. Familie, zoo ter vereering als ter navolging, tracht voor te stellen.
Mogen wij er door opgewekt worden om de afbeeldingen onzer Heilige Patronen met leerzame harten te aanschouwen!
79
DER
In den naam des Vaders en des Zoons en des heiligen Oeestes. Amen.
Almagtige eeuwige God die niet verbiedt do afbeeldingen uwer Heiligen uit te houwen of te schilderen, opdat, zoo dikwijls wij die met de oogen des ligehaams aanschouwen wij telkens ook hunne handelingen en heiligheid met de oogen des geheugens zouden overwegen om ze na te volgen: gewaardig U, bidden wij, deze beeldtenis, gemaakt ter eere en gedachtenis van uwen eenig-geboren' Zoon onzen lieer Jesus Christus, van de allerzaligste Maagd Maria Moeder van onzen Heer Jesus Christus en van den heiligen Joseph zuiveren Bruidegom van de Allerheiligste Maagd, te zefgenen en te heifligen; en geef, dat alwie voor dezelve uwen eeniggeboren' Zoon, de Allcrh. Maagd en den H. Joseph ootmoediglijk voorneemt na te volgen en te vereeren . door hunne verdieusien en voorspraak, van U genade in het tegenwoordige en de eeuwige glorie in het toekomende ontvang©. Door denzelfden Christus onzen Heer. Amen,
80
OP
DE BEELDTENIS VAN HET KIND JESUS.
(Nieuwe melodie op »dat Jesus levequot; in het handboek.)
Melod, Vermeulen, bladz. 70.
Aaiiminnig Kind van liefde! ? Dat Jesus leev', de Leeraar onzer jeugd, ^ Wiens beeldtenis ons minnend hart verheugd! — ° Wat eertijds Jesus! uw' dienaren griefde Was het gemis van uw beeld o Geliefde!
Wij zullen U beminnen O Godd'lijk Kind! wiens heil'ge beeldtenis Voor onze ziel voortaan een godspraak is. Jesus! hoe spreekt mij uw beeld tot de zinnen! 'k Leer, Caanschou wend,mijn'zwaklieén verwinnen
Zoo zacht van tint en w ezen! 't Aanvallig schoon van de gelatenheid Ligt Jesus! op uw zoet gelaat verspreid, 'k Zal in uw beeld de beschuldiging lezen Van mijn gemor eu mijn' drift van voor-dezen.
81
Het beeld der jongelingen! Gehoorzaam volgt Gfij Jesus! hand aan hand Uwe Oud'ren in en buiten 't vaderland. Treffend verwijt mij uw beeld al mijn dwingen En al het kwaad dat mijn' jaren begingen. Dat Jesus leev'!
Zoo zedig en ootmoedig!
O mogen wij 't ook naar uw voorbeeld zijn In waarheid lieve Jesus! niet in schijn! Schenk ons daartoe uw' genade overvloedig Goddelijk Kind! in uw beeld ons zoo goedig! Dat Jesus leev'!
ZIJN DIERBAAR BEELDJE LEVE! O beeldje Jesus! neen, 'k aanbid u niet Maar Hem Dien mijn geloof in 't beeldje ziet. Zingende bidden wij dat Hij ons geve Dat onze ziel naar heur zaligheid streve. Dat Jesus leev'!
82
op
DE EEELDTENIS VAN ÖE ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA.
(Melodie van de ware Liefde. Zie bladz, 8 in de melodiën en refreinen.)
Melod. Vermeulen, bladz. 72.
Wat prijkt liet keurig beeldje sclioon * O Moeder! van uw' Lieven. Zoon! r-Maar wat niet minder sprekend is, « Is Maagd! uw eigen beeldtenis. p De waarheid van uw' vreugden en uw' smarten c Verklaart zicli o gebenedijde Vrouw!
Als ik, met al den ernst mijns harten, f.y, Uw beeld naast Jesus' beeld aanschouw, if F
'k Eerbiedig in uw rijzig beeld Al wat u God heeft toegedeeld:
O '
Uw' moederlijke waardigheid Staat jjlechtig ons ten toon gespreid. Het kindje Jesus juichend aan uw' zijde Vervult uw' ziel met al wat hemelsch is; Ja, Jesus' blijdschap maakt U blijde. Ik lees het in uw' beeldtenis.
83
Maar somber is de schaduwzij'
Vau uw' zoo dierb're scliilderij;
't Is of uw minnend moeder-hart,
Reeds tranen zoekt voor later' smart. 0 ja, de kruisberg spuwt zijn' schrikb're plagen Bij voorbaat Moeder! op uw wezen uit: De weeën die uw hart zal dragen Staan op uw' beeldt'nis aangeduid.
En toch in 't beeld der Moeder-Maagd Die vreugde en smart te zamen draagt Schijnt meerder troost dan weedom uitstaat meerder blijdschap aangeduid: Want Moeder! dieper trof u al de vreugde Waar Jesus uw volzalig moeder-hart En heel uw leven meê verheugde, Dan al dc zwaarden uwer smart.
't Is treffend wat de kunst vermeldt In 't beeld mijn' godsvrucht voorgesteld: Ik denk er al de grootheid in O Eng'len! van uw' Koningin.
Zoo vaak mijn' ziel ontbloot is van vertrouwen.
Zoo vaak mijn wank'lend hart in droefheid is. Zal ik de Moeder Gods aanschouwen Mij troostend in haar' beeldtenis.
84
Maar ach! al beitelt 's meusclien hand Een' beelclteuis vau grootsclien trant, Zij geeft aan Jesns' Moeder niet Al wat in Haar de godsdienst ziet: Wie zegt, wieteekent ons de onscliatb're waarde Van eene Moeder als Maria is,
De roem van hemel en van aarde? Dat zegt ons geene beeldtenis.
O O
85
OP
DE BEELDTENIS YAN DEN HEILIGEN JOSEPH.
(Wijze van Maria leve: melodie uil liet Ave Maria der Congreganisten.)
Melod. Vermeulen, bladz. 74.
Dat Joseph loev'! zijn schoone beelclt'nis leve Die tot ons hart de zniv're waarheid spreekt! Dat Joseph leve, en 't Kindje Jesus geve Gehoor aan 't lied dat om zijn' zegen smeekt!
Koor.
Dat .Joseph leve quot;Wiens beeldtenis Zoo rijk aan vormen En onderrigting is!
Dat Joseph leev'! Veelvuldig is de zegen Die op zijn beeld zoo rijk geteekend ligt; De Zuiverheid, hoe schittert zij ons tegen Uit lelie-tak en glimmend aangezigt!
o o O
33at J'oseph leve!
86
Dat Joseph leev'!'t Ge1 oof geeft aan zijn'blikken Een' zekerheid die bovemvereldsch is;
't Geloof in God doet voor geen leed hem schrikken, Ik lees zijn' moed in heel zijn' beeltenis.
Dat Joseph leve!
Dat Joseph leev'! Verheven zijn de zorgen Die Hij aan 't Kind als Voedster-Vader gaf: Die groote les ligt in zijn beeld verborgen En daalt in ernst op u, o vaders! af.
Dat J oseph leve !
Dat Joseph leev'! Zijn beeld verraadt de lasten Die de amhachts-zorg den vader dragen doet; Zijn' beeldt'nis spreekt van bidden en van vasten, Zijn beeld preekt kalmte in voor- en tegenspoed.
Dat Joseph leve !
Dat Joseph leev'! Dat Joseph ons bescherme Om met geduld Gods wegen te betreên! Dat Joseph leve, en Jesus zich ontferme Die om ons heil met Joseph heeft geleên!
Dat .Joseph leve Wiens bceldtenis Zoo rijk aan vormen En onderrigting is!
87
OP
(Moloilie gelijk 27 bladz 65.)
Melod. Vermeulen , bladz. 70.
Op 't hart vau oorlogsheld en Prijkt 't vorst'lijk ridderlint Om 't wapenfeit te melden Dat roem op 't krijgsveld wint.
Zoo prijkt ons op de kleêren Ons Congregatie-lint Om luide te bezweren ^ Dat God de deugd bemint.
't Is schooner te behagen Aan 's Konings majesteit En na den strijd te dragen Het kruis van dapperheid.
't Is schooner te behagen Aan Godes majesteit En 't heilig merk te dragen Van deugd en schuld'loosheid.
88
3.
Hoe ziet niet welbehagen De krijger op het beeld Dat hem, om 't steeds te dragen, Zijn vorst heeft toegedeeld!
Met immer grooter vreugden Draag ik steeds Jesus' beeld Dat mij op 't veld der deugden Door God is toegedeeld.
Medaille! kostbaar teeken Van mijn verbond met God,
Blijf moed me in 't harte spreken Want strijden blijft mijn lot!
Medaille! laat me n dragen Als kleinood mijner deugd En danken alle dagen Aan Jesus mijne vreugd ! —
5.
Twee dierb're teekeningen On armen 't Godd'lijk Kind Dat 't onder 't zamenzingeii Op mijn' medaille vind.
Die dierb're teekeningen Zijn Joseph en de Maagd Die 't smeeklied medezingen Dat om volharding vraagt. —
89
Drie harten staan gedreven Ter keerzij' van dat pand En vergen dat mijn leven Voor God van liefde brand',
Het 7.1] zoo. God beminnen! Want in dat tranendal Weet ik niet wat te winnen Zoo 'k God niet dienen zal.
7.
Den strijd der braven strijden Ziedaar mijn pligt en eer, Aan God mijn leven wijden
En sterven in den Heer.....
Dan wordt mij na dit leven, Voor moed en vroom beleid, Een Godd'lijk merk geven Dat prijkt in eeuwigheid. AMEN.
der gezangen op de tien geboden Gods enz.
90
BIJ DE
ZEGENING MET HET ALLERHEILIGSTE.
Tantum ergo Sacramentum
Venercmur cernui Et antiquum documentnm
Novo cedat ritui;
Praestet fides supplementum Sensuum defectui
Genitori Genitoque Lans et jubilatio:
Salus, honor virtus quoque
Sit et benedictio: Procedenti ab Ütroque Compar sit laudatio.
Ainon.
NB. Met eenige geringe wijzigingen kan het gezang Tantum ergo en Genitori (op gewone dagen — om te variëren) ook gezongen worden op de melodie der navolgende gezangen op de tien geboden Gods: Morgen- en avondgebed. — De Vloekaard. — De Huisselijke twist. — Arm maar eerlijk. — IJdelheid der ijdelheden. — Op de drie eerste geboden. — Vooral op: de de deugd der Engelen.
GEZANGEN OP DE TIEN GEBGDEN GODS.
EERSTE GEBOD.
N0. 1. Morgen- cn avondgebed . . Blz » 2. God bovenal! of de ware liefde. »
TWEEDE GEBOD.
» 4. Een godslasteraar voor het
DERDE GEBOD.
» 6. Hoe moet men Mis liooren ? . »
VIEltDE GEBOD.
» 7. De jongelings-jaren. ...» » 8. De pligten des huisvaders. . »
VIJFDE GEBOD.
» 9. Caïn en Abel......»
» 10. De huisselijke twist. ...» » 11. Een dronkaard.....
ZESDE GDBOD.
12. Vlugt de zonde. . . .
13. De deugd der engelen.
ZEVENDE GEBOD.
14. De restitutie.....
15. Arm maar eerlijk .
16. De rijke van 't Evangelie.
ACHTSTE GEBOD.
N0. 17. De opregtheid.....Blz. 37
» 19. De liefde tot den naaste. . » 41
NEGENDE GEBOD.
» 21. Jesus, Maria, Joseph, staat mij bij » 45
» 22. Zonder Godsdienst geene rust. » 47
TIENDE GEBOD.
» 23. IJdelheid der ijdellieden gt; 53
» 24. De vrede van Nazareth . . » 56
GEZANGEN BIJ DE PLEGTIGHEI3 DER OPDRAGT.
» 25. Op de kennis van de Wet Gods. » 61 » 2G. Op de betrachting van de Wet
» 27. Op de drie eerste geboden. . » 65
» 28. Op de zeven laatste geboden. » 68 » 29. Hetdoel,de middelenen devoor-
regten van ons Genootschap. » 71 » 30. Op de woorden der akte van
FtESTZAftOEN GP DE BEELDTENfS OER H. FAMILIE.
» 31. Op de beeldtenis van het Kind
» 32. Op de beeldtenis van de Allerheiligste Maagd Maria. . gt; 82 » 33. Op de beeldtenis van den H.
» 34. Op de medaille der Congregatie » 87
■'/-
Tantum ergo ■—- Genitori.....»90