Hist, litter.
Oct. n°9 4 9
CATALOGUS.
DER
w f «
VAN HET
VAN
«ESCHIED-, OUDHEID- £11 TAAIiftLUMDJE.
TE LEEUWARDEN, BIJ
Ct. t. n. s u e i n g a k. 1862.
GFDRUKT BIJ H. BRANDENBDRGH EN ZOON , TE WORK DM.
Het Bestuur van het Friesck Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde biedt hierbij aan de. leden en het publiek den nieuwen Catalogus aan van de Bibliotheek des Genootschaps. De belangrijke aanwas der Bibliotheek sedert 1848, toen de eerste Catalogus in het licht kwam, maakte eenen nieuwen Catalogus noodzakelijk. Met de bewerking heeft zich de ondergeteekende hoofdzakelijk belast. Een enkel woord vooraf is zijns inziens niet ondienstig voor de. juiste heoordeeling der Bibliotheek en van dezen Catalogus Wat in de eerste plaats de Bibliotheek zelve betreft, dient men in het oog te houden, dat het eene speciale Bibliotheek is. Het doel des Genootschaps bij het verzamelen was, om, zoo mogelijk, alles bijeen te brengen, wat, hetzij onmiddelijk, hetzij middelijk, betrekking heeft tot de geschiedenis, oudheid-, taal- en letterkunde van Friesland, de loetenschappen, welker beoefening hoofdzakelijk dtn werkkring des Genootschaps uitmaakt. Van daar, dat men in
VI
deze Bibliotheek vele werken zal aantreffen, welke op zich zelve beschouwd geene hooge wetenschappelijke waarde bezitten, doch hier niet mogten gemist worden. De reden, dat hier aan den anderen kant ook enkele geschriften worden gevonden, welke minder in eene bibliotheek als deze schijnen te passen, ligt vooral in de omstandigheid, dat de schrijvers of leden zijn van het Genootschap, of daarmede in ietrekking staan, en zij dientengevolge een exemplaar hunner geschriften aan het Genootschap ten geschenke hebben gegeven. De onderscheidene tijdschriften van binnen-en buitenlandse he genootschappen, waaronder hoogst belangrijke worden gevonden, zijn grootendeels door ruiling tegen de werken des Genootschaps verkregen. Met de meeste dier vereenigingen staat het Genootschap in wetenschappelijke betrekking (1).
En viat nu den Catalogus aangaat, heeft de ondergetee-kende gemeend aan de behoeften der wetenschap het meest te voldoen door eene systematische rangschikking. Daaraan waren evenwel groote bezwaren verbonden, vooral daaruit ontstaande, dat sommige geschriften met evenveel regt tot deze als tot gene rubriek konden worden gebragt, en gaarne erkent de ondergeteekende dan ook, dat er voorzeker aanmerkingen op zijnen arbeid kunnen worden gemaakt. Zoo zou men, om slechts een voorbeeld te noemen, kunnen beweren, dat werken als Acker-Stratinghs Aloude staut, Hofdijk, Ons voorgeslacht, en dergelijke iverken beter hunne plaats hadden gevonden onder de rubriek Oudheidkunde dan onder Geschiedenis; maar hij vertrouwt ook, dat juisr, de overweging dier bezwaren de deskundigen tot eene billijke beoordeeling zal leiden.
(1) De Genootschappen, waarvan de werken in deze Bibliotheek niet comjdeet i^ugtcn zijn , worden vriendelijk ultgcnoodigd tot aanvulling van hei ontbrekende) terwijl het Friesch Genootschap gaarne, bereid is ook van zijnen kant het ontbrekende aan te vullen.
Bij de rangschikking heeft hij zich in de eerste plaats het doel van het Genootschap en van deze Bibliotheek voor oog en gesteld, en daarom als hoofdafdeelingen aangenomen: Geschiedenis, Oudheid, Taal- en Letterkunde. Wat daaronder niet kon worden gerangschikt, is onder de af deelingen : Natuurkundige Wetenschappen, Staat- en Zedekun-dige Wetenschappen en Kunsten en Wetenschappen, gehragt. Voor de Regtsgeleerdheid en Godgeleerdheid meende de ondergeteekende geene afzonderlijke hoofdafdeelingen te moeten aannemen, omdat de regtsgeleerde geschriften deels tot de regtsgeschiedenis hehooren, en zij voor zooverre onder-de algemeene rubriek Geschiedenis eene geschikte plaats konden vinden, deels afkomstig zijn van Friezen, en alleen daarom in de Bibliotheek des Genootschaps worden aangetroffen; evenzoo is het met de Godgeleerdheid gelegen. Nu valt het wel niet te ontkennen, dat de regis- en godgeleerde geschriften van Friezen wettigt beter onder de af deeling Letterkunde dan onder de Geschiedenis hadden kunnen worden gerangschikt, maar dan zouden wederom Regtsgeschiedenis en Kerkgeschiedenis geheel zijn afgescheiden van Regtsgeleerdheid en Godgeleerdheid. In de onderscheidene afdeelingen heeft de ondergeteekende verder steeds ten doel gehad, om het algemeene voorop te doen gaan, en van daar tot het bijzondere af te dalen, terwijl hij voorts in iedere onderafdeeling eene chronologische orde heeft gevolgd. De titels zijn overigens zooveel mogelijk volledig opgegeven; alleen zijn tot vereenvoudiging, bij overdrukken, de namen der tijdschriften weggelaten, terwijl alleen het van het octaafformaat afwijkende is uitgedrukt.
Ten slotte vervult de ondergeteekende eenen aangename» pligt, door bij dezen openlijk zijnen dank te betuigen aan zijne Medebestuurders de Heer en Mr- J. Dirks en W. Eek-hof, die hein bij de correctie, en de lheren D - S. K. Thoden van Velsen en Dr- E. Verwijs, die hem bij de
VIII
rangschikking van het (jodlt;jeleerde en taalkundige gedeelte de behxdpzame hand hehhen geboden.
Dat deze Catalogus- moge strekken om de Bibliotheek meer aan haar doel, een veelvuldig gebruik, te doen beantwoorden, is de wensch van den ondergeteekende.
Secretaris van het van Geschied-, kunde. |
TELT ING, Friesch Genootschap Oudheid- en Taal- |
|'vfe
IX
INHOUDSOPGAVE.
vv!*--
Oudste geschiedenis van Noord
en Midden-Europa Gothen en Kimbren Kelten. Cauchen Rijnlanden . . .
Middeleeuwen . .
Hunnen. Angelsaksen. Togten der Noormannen. Ontdekking van
Amerika........
Latere middeleeu wsche geschiedenis Geschiedenis der verschillende staten
1. Skandinavische rijken. Noorwegen. Zweden. Denemarken. IJsland .
2. Duitschland.......
3. Frankrijk........
Greschiedenis . . . Geschiedkunde . .
Werken van Genootschappen.
schriften .... Algemeene geschiedenis
c.
Bladz. 1—2fi3 1
1
4—9
5—6
5
6 6
7—9
a,
b.
2.
7
9
9—128
9 10 14
d.
Bladz.
6. Algemeene geschiedenis der Ne
Bronnen en Bouwstoffen, Charters, Verzamelingen van onuitgegevene Stukken, Brieven, Gedenkschriften , Pamfletten, Brochures en Gelegenheidsschriften .... 15—58 Algemeene verzamelingen van charters en onuitgegevene stukken . 15 Bronnen voor bijzondere tijdvakken 19 Tijdschriften en mengelwerken . 58—60 Algemeene geschiedenis en staats-regt der Nederlanden .... 60—73
Grafelijke regering in Holland. Utrechtsche Bisschoppen. Vlaanderen en Brahand.....61
Regering van Karei V . . . . 65 Ontstaan en vestiging der Neder-
Sedert den Munsterschen vrede . 71 Bijzondere onderwerpen .... 73—81 Buitenlandsche staatkunde en geschiedenis tot die der Nederlanden in betrekking staande . . 75 Geschiedenis van bijzondere gewesten en steden.....79
7. Geschiedenis van Friesland . . 81—128 Bronnen en bouwstoffen . . . 81—105 Algemeene verzamelingen van
Charters enz........81
Bronnen voor bijzondere tijdvakken 83 Tijdschriften en mengelwerken . 105—106 Algemeene Geschiedenis van Friesland .........106—113
XI
Bladz.
Geschiedenis van enkele steden,
grietenijen en dorpen .... 113—123 Geschiedenis van Oost- en Noord-
friesland ................123_128
Hulpwetenschappen......128_147
1. Geologie. Aardrijkskunde. Land-,
Volks- en Plaatsbeschrijving. . 128—140
Land-, volks- en plaatsbeschrij
2. Munt- en penningkunde . . . 140—145
3. Geslacht- en wapenkunde . . . 145—147
Levensgeschiedenis. Lijkredenen en Lijkdichten. Bruiloftsgedichten. Gelegenheidsgedichten...... 147_179 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2. Regtsgeleerde geschriften van Friezen , of die in Friesland zijn uitgegeven, of tot Friezen betrekkelijk ...... . 203—212
Akademische oratiën.....207
Dissertatiën en theses .... 209
XII
Bladz.
i. Kerkelijke Geschiedenis. Kerkelijk
Eegt. Godgeleerde geschriften . 212—263
1. Kerkelijke geschiedenis .... 212—221 Tijdschriften. Algeineene werken.
Eerste eeuwen......212
Kerkgeschiedenis der Nederlanden
voor de hervorming . . . .213 Kerkgeschiedenis na de hervorming vooral in de Nederlanden 215 Kerkgeschiedenis na de hervorming in Friesland.....219
2. Kerkelijk regt.......221—228
3. Godgeleerde geschriften van Frie
zen .......... 228—263
Heilige Schrift. Uitlegkunde.
Leerstellige, twist- en stichtelijke
geschriften........
ÏI. Oudheidkunde......... 263—274
c. Kleeding, zeden en gebruiken . , 268—269
d. Monumentele oudheidkunde . . . 269_274
JII. Taal en Letterkunde....... 275_325
a. Taalkunde......... 275_282
1. |
Werken van Genootschappen . |
. 275 |
2. |
Algemeene taalkunde . . . |
. 275 |
3. |
Singalesisch, Akra-taal, Armenisch 275 | |
4. |
Slavisch ........ |
. 275 |
5. |
Noordsch....... | |
6. |
Engelsch........ |
. 276 |
7. |
Duitsch........ | |
8. |
Nederlandsch...... | |
9. |
Friesch |
XIII
Bladz.
h. Letterkunde......... 282—325
1. Letterkundige geschiedenis. . . 282—284
2. Werken van Genootschappen. Tijd
schriften. Mengelwerk . . , 284—28G
4. Mongoolsch-Tartaarsch .... 286
8. Duitsch . ........ 289—290
9. Nederlandsch . . . . . . 290—297 10. Friesch......... 297—325
Noord- en Oostfriesch .... 306 Letterkundige werken van Friezen
in het Nederlandsch .... 206—317 Letterkundige geschriften van Friezen in het Latijn.....317—325
Uitgaven van klassieken. Philo-
IV. Natuurkundige Wetenschappen .... 325—340 a. Natuurkunde........326
h. Stel-, wis- en rekenkunst .... 326—328
c. Bouw- en vestingbouwkunde . . , 328
d. Sterrekunde. Wereldbeschrijving.
Weerkunde. Zeevaartkunde. Tijdrekenkunde ........ 329—335
e. Plantenkunde........335
g. Geneeskunde........337
V. Staat- en Zedekundige Wetenschappen . 340—349
a. Staat- en volkshuishoudkunde . . 340
b. Landhuishoudkunde......341
d. Opvoeding en onderwijs.....345
J. G. de Crane, Oratio de perfecto historico. Fran. 1789. 4.
L. H. W. van Aylva Eengers, quot;Waarheids-zucht; eene hoofddeugd voor den geschiedschrijver.
R. Fruin, De onpartijdigheid van den geschiedschrijver. Amst. 1860.
H. Eiedel, Hoe moeten wij de historie bestuderen? Eene voorlezing. Gron. 1856.
J. E. van Eerde, Oratio de historiae, in primis universalis, a recentioribus excultae, amplitudine et praestantia. Gron. 1808. 4.
W. G. Brill, De juiste beschouwing der geschiedenis in hare vrijmakende kracht. Leid. 1860.
M. de Vries, Specimen litterarium inaugurale de his-toria Polybii pragmatica. Lugd. Bat. 1843.
H. A. Hamaker, Oratio de graecis latinisque histo-ricis medii aevi ex orientalium fontibus illustrandis. Leov. 1816. 4.
W. Wattenbach, Deutschlands Geschichtsquellen im Mittelalter bis zur Mitte des dreizehnten Jahrhunderts. Berl. 1858.
Werken van Genootschappen. Tijdschriften.
Correspondenzblatt des Gesammtvereins der deutschen Geschichts- und Alterthumsvereine. Jahrg. Hl, N'. 12, V, N®. 8, 12, VI, Nquot;. 1, 2, 3. 4.
1
GESCHIEDENIS. WERKEN V. GENOOTSCH.
Programm und Statut des historischen Vereins fur Nie-dersachsen. Zweite Aufl. Hannov. 1846, 1858.
6e, 7e, 9e bis 23® Nacliricht über den historischen Ver-ein für Niedersachsen. Hannov. 1843—60.
Vaterlandisches Archiv des historischen Vereins für Niedersachsen, Jahrg. 1835 bis 1844. Hannov. 1835—1846.
Archiv des historischen Vereins für Niedersachsen, Jahrg. 1845 bis 1849. Hannov. 1845—1851.
Zeitschrift des historischen Vereins für Niedersachsen, Jahrg. 1850 bis 1859. Hannov. 1855—1860.
Urkundenbuch des historischen Vereins für Niedersachsen, Heft 5 , 5. Hannov. 1859.
C. L. Grotefend, Die Entwickelung der Stadt Hannover bis zum Jahre 1369. Hannov. 1860.
Neue Mittheilungen ans dem Gebiete historiseh-antiqua-rischer Forschungen, herausgegeben von dem thüringisch-silchsischen Verein für Erforschung des vaterlandischen Alterthums, VII Bde. Halle 1834—1846.
Zeitschrift des Vereins für thüringische Geschichte und Alterthumskunde, Heft 2. Jena 1853.
Westphülische Provinzial-Blatter. Verhandlungen der westphalischen Gesellschaft für vaterlandische Cultur, IV Bde. Minden 1828—1847.
Zeitschrift für vaterlandische Geschichte und Alterthumskunde, herausgegeben von dem Verein für Geschichte und Alterthumskunde Westfalens, Bd. VII, VIII. Münst. 1856, 1857.
H. A. Erhard, Regesta historiae Westfaliae; accedit codex diplomaticus. Münst. 1847. 4.
Westfalisches Urkundenbuch, Fortsetzung von Erhards Regesta historiae Westfaliae, herausgegeben von dem Verein für Geschichte und Alterthumskunde Westfalens, Bd. Hl, Abth. 1, Heft 1. Münster 1859. 4.
J. H. D. Möhlmann, Archiv für friesisch-westfalische Geschichte und Alterthumskunde, Bd. I, Heft. 1. Leer 1841.
Mittheilungen des historischen Vereins zu Osnabrück, Bd. I—VI. Osnabr. 1848—1860.
2
GESCHIEDENIS. WERKEN V. GENOOTSCH,
Nordalbingische Studiën. JSeues Archiv der schles-wig-holstein-lauenourgischen Gesellschaft für vaterlandische Geschichte, V Bde. Kiel 1844—1850.
Urkundensammlung der schleswig-holstein-lauenburgi-sclien Gesellschaft für vaterlandische Geschichte, Bd. II, Abth. 2. Kiel 1848. 4.
Nachtrage zum ersten Bande der ürkundensammluncr u. s. w. Kiel 1848. 4.
Mittheilungen des historischen Vereins für Steiermark, Heft 5, 6, 8, 9. Gratz 1854—1859.
Berichte über die 9. u. 10. allgemeine Versammlung des historischen Vereins für Steiermark am 24 April 1858, und 16 April 1859.
Jahresbericht über den Zustand und das Wirken des historischen Vereins für Steiermark vom 1 Febr. 1854 bis 1 Marz 1855 und 10 u. 11 Jahresbericht.
Die steiermarkischen Schützen-Freiwilligen-Bataillone und ihre Leistungen in den Jahren 1848 und 1849, heraus-gegeben von dem Ausschusse des historischen Vereins für Steiermark. Gratz 1857.
Archiv für schweizerische Geschichte, herausgegeben auf Veranstaltung der allgemeinen geschichtforschenden Gesellschaft der Schweiz, Bd. IX—XIL Zürich 1853—1858.
Indicateur d'histoire et d'antiquités suisses, 1858, 1859, 1860 N°. 1.
Th. v. Mohr, Die Eegesten der Archive in der schwei-zerischen Eidgenossenschaft; auf Anordnung der schweize-rischen geschichts-forschenden Gesellschaft herausgegeben. Chur, I, 1 (2te Ausg., 1859), I, 2, 1849, I, 3, 1850, I, 4, 1850, II, 1—4, 1851—1854.
Forschungen zur deutschen Geschichte, herausgegeben von der historischen Commission bei der Königlich bayeri-schen Akademie der Wissenschaften, I, 1. Göttingen 1860.
G. H. M. Delprat, Verslag van het Archiv der Gesellschaft fur altere deutsche Geschichtkunde , zur Be-förderung der Gesammt-Ausgabe der Quellen-Schriftstel-ler deutscher Geschichte des Mittelalters.
3
OESCHIEDENI8. ALGEMEENE GESCHIEDENIS.
Académie royale de Belgique; Compte-rendu des séances de la commission royale d'histoire, ou recueil de ses bulletins, torn. XII, Nquot;. 1, 2, XIII, N0. 1, 2, 3, XVI, N0. 2, 3. Brux. 1846—1850.
Messager des sciences et des arts de la Belgique, ou nouvelles archives historiques, littéraires et scientifiques. Recueil publié par F. de Eeiffenberg, E. Jaequemyns etc. VI tom. Gand 1833—1838.
Messager des sciences historiques etc. de Belgique. An-nées 1839—1844. Messager des sciences historiques et archives des arts de Belgique. Années 1845—1850. Messager des sciences historiques, des arts et de la bibliographic de Belgique. Années 1852—1856. Eeceuils publiés par J. de Saint-Genois, C. P. Serrure etc.
J. Carion, Een chronycke van al tghene datter geschiet is vant beginsel des werelts totten iare 1543. Antwerp. 1543.
Chronicon Abbatis Vrspergensis, continens historiam rerum memorabilium, a Nino Assyriorum rege ad tempora Friderici II, Eomanorum imperatoris, et Germanicorum imperatorum res praeclare ac fortiter pro salute publica gestas. — Paraleipomena rerum memorabilium, a Fri-derico II usque ad Carolum V Augustum, hoc est, ab anno Domini 1230 usque ad annum 1537 ex probatiori-bus qui habentur scriptoribus in arctum coacta. 1540, s. 1. Fol.
LTiistoire universelle du sieur dAubigné, II parties. Maille 1616, 1618. Fol.
U. Emmius,Opus chronologicum novum. Gron. 1619. Fol.
H. Guthberletus, Chronologia, ed. 2da. Amst. 1656.
4
L. Holbergius, Synopsis historiae universalis, aucta, et ad nostra tempora continuata, et edita a N. Jonge. Editio nova, cui accessit Compendium geographicum ejusdem Holbergii, nee non Compendium historiae patriae, auct. T. de Baar. Leov. 1770.
GESCHIEDENIS. ALGEMEENE GESCHIEDENIS. 5
Kort en bondig werelds kronyk, van den beginne des werelds tot 1801.
Sh. Turner, The sacred history of the world, as displayed in the creation and subsequent events to the deluge. Lond. 1832.
G. G. Gervinus, Inleiding in de geschiedenis der negentiende eeuw. Vertaald door H. Riedel. Gron. 1853.
Oudste Grescliiedenis van IVoord- en iTlidden-
Crothen en Klmbren.
J. M. Schrant, Caj. Corn. Taciti Germania. Leid. 1855.
K. J. Clement, Die nordgermanische Welt oder unsere geschichtlichen Anfiinge. Eine Einleitung zur Universal-geschichte. Kopenh. 1840.
F. W. Fhr- von W. J., Abhandlung über die altere scandinavische Geschichte von den Cimbrern und den scan-dinavischen Gothen. Copenh. 1781.
J. Thunmanns, Untersuchungen über die alte Geschichte einiger nordischen Völker. Berl. 1772.
F. G. Bergmann, Les Scytes, les ancêtres des peuples germaniques et slaves. Halle 1858.
F. G. Bergmann, Les Gêtes ou la filiation généaloglque des Scythes aux Gêtes et des Gêtes aux Germains et aux Scandinaves. Paris 1859.
K. Köpke, Deutsche Forschungen. Die Anfange des Königthums bei den Gothen. Berl. 1859.
J. Magnus, Gothorum Sueonumque historia. Basil. 1558.
E. Olaus, Historia Suecorum Gothorumque a J. Loc-cenio iterum edita. Holm. 1654.
Jornandes, De Getarum sive Gothorum origine et rebus gestis, ex recognitione et cum notis B. Vulcanii. Lugd. Bat. 1597.
GESCHIEDENIS. OUDSTE GESCHIEDENIS.
Gothrici et Eolfi Westrogothiae regum historia, lingua antiqua gothica conscripta, quam a MS. vetustissimo edidit et versione notisque illustravit O. Verelius. Upsal. 1664,
H. Grotius, Historia Gotthorum, Vandalorum et Lan-gobardorum. Amstelod. 1655.
F. Schiern, Dissertatio historico-critica de originibus et migrationibus Cimbrorum. Hafniae 1842.
J. M. Schrant, De Kimbren en hunne lotgevallen. Leid. 1850.
S. Pelloutier, Histoire des Celtes et particulièrement des Gaulois et des Germains, II voll. La Haye 1750.
J. G. Radlof, Neue Untersuchungen des Keltenthumes, zur Aufhellung der Urgeschichte der Teutschen. Bonn 1822.
A. Holtzmann, Kelten und Germanen. Eine historische Untersuchung. Stuttgart 1855.
F. J. Mone, Celtische Forschungen zur Geschichte Mitteleuropas. Freib. .1857.
A. Carro, Voyage chez les Celtes ou de Paris au Mont Saint-Michel, par Carnac, suivi d'un notice sur les monuments celtiques des environs de Paris. Paris 1857.
J. Schildius, De Caucis, nobilissimo veteris Germaniae populo, libri II. Auric. 1742.
H. Voelkel, Dissertatio inauguralis historica de Chau-corum nomine sedibusque ac rebus gestis. Berol. 1852.
A. Dederich, Geschichte der Eömer und der Deut-schen am Niederrhein, insbesondere im Lande der Cha-maver oder Hamalande. Emmer. 1854.
M. F. Essellen, Das römische Kastell Aliso, der teu-toburger Wald und die Pontes Longi. Hannov. 1857.
J. Schneider, Neue Beitrage zur alten Geschichte und Geographic der Eheinlande, 1ste Folge. Düsseld. 1860.
GESCHIEDENIS. MIDDELEEUWEN.
Hunnen. Angelsaksen. Togten der boormannen. Ontdekking van Amerika.
Am. Thierry, Histoire d'Attila et de ses successeurs , II tom. Paris 1856.
Gr. F. Klemm, Attila nach der Geschichte, Sage und Legende. Leipzig 1827.
H. Riedel, Het roineinsche regt in de eerste helft der middeleeuwen. Fragment uit eene algeineene geschiedenis der middeleeuwen.
Wm. D. Saull, Notitia Britanniae; or an en quiry concerning the localities, habits, condition, and progressive civilization of the aborigines of Britain. Lond. 1845.
The Britons and the Saxons, or, a history of England, from the earliest times, to the nonnan invasion. 3e edit. Lond. 12.
Sh. Turner, The history of the Anglo-Saxons from the earliest period to the norman conquest. III volumes. Paris 1840.
E. Gibson, Chronicon saxonicum , seu annales rerum in Anglia gestarum, a Christo nato ad annum 1154 de-ducti. Oxonii 1692. 4.
J. G. Eccardus, De origine Germanorum eorumque vetustissimis coloniis, migrationibus ac rebus gestis, libri duo. Goetting. 1750. 4.
A. M. Strinnholm, Wikingszüge, Staatsverfassung und Sitten der alten Scandinavier. Aus dem schwedischen von C. F. Frisch, II Tide. Hamb. 1839—1841.
G. B. Depping, Die Heerfahrten der Normannen bis zu ihrer festen Niederlassung in Frankreich, II Thle. Hamb. 1829.
7
GESCHIEDENIS. MIDDELEEUWEN.
F. Schiern, Uebersicht der Auswanderungen der Normannen aus der Normandie nach Italien und der ersten Eroberungen derselben in Neapel und Sizilien. Aus dem danischen übersetzt von E. F. Mooijer. Mind. 1851. 4.
E. F. Mooijer, Ueber die angebliche Abstammung des normannischen Königsgeschlechts Siziliens von den Her-zögen der Normandie. Eine genealogische Untersuchung. Mind. 1850. 4.
J. J. A. quot;Worsaae, Die Danen und Nordmanner in England, Schottland und Irland. Deutsch you K. K. W. Meiszner. Leipz. 1852.
A. Thierry, Histoire de la conquête de 1'Angleterre par les Normands, IV tom. Brux. 1835.
J. H. van Bolhuis, De Noormannen in Nederland, II stukk. Utrecht 1834—35.
K. Wilhelmi, Island, Hvitramannaland, Gronland und Vinland oder der Norrmiinner Leben auf Island und Gronland und deren Fahrten nach Amerika schon über 500 Jahre vor Columbus. Heidelb. 1842.
Découverte de l'Amérique par les Normands. Entdeckung America's durch die Normannen.
C. C. Eafn, Narichten betreffende de ontdekking van Amerika in de tiende eeuw. Naar het deensch, door M. Hettema. Leeuw. 1838.
C. C. Kafn, Memoria sulla scoperta dell' America nel secoio decimo. Tradotta da J. Graberg da Hemsö. Pisa 1839.
C. C. Eafn, Nordboernes forbindelser med östen i det niende og naernest fölgende aarhundreder. Kjöbenh. 1854.
The Northmen in Iceland. Société royale des antiquai-res du Nord. Séance annuelle du 14 Mai 1859.
J. P. Cassell, Observatio historica de Frisonum navi-gatione fortuita in Americam. Magdeb. 1741.
J. P. Cassell, Dissertatio philologico-historica de naviga-tionibus fortuitis in Americam. Magdeb. 1742. 4.
8
GESCHIEDENIS. MIDDELEEUWEN.
Latere Mlddeleeuwsche Ccschiedenls.
A. G. B. Schayes, Sur l'état de Constantinople, depuis sa conquête par les croisés jusqu'a sa prise par Mahomet II, en 1453.
J. de Saint-Grenois, Sur les lettres inedites de Jacques de Vitry, évêque de Saint-Jean d'Acre, cardinal et légat du pape, écrites en 1216. 4.
F. H. von der Hagen, Des Landgrafen Ludwig's des Frommen Kreuzfahrt. Heldengedicht der Belagerung von Akkon am Ende des zwölften Jahrhunderts. Aus der ein-zigen Handschrift. Leipz. 1854.
W. J. d'Ablaing van Giessenburg, De duitsche orde, of beknopte geschiedenis, indeeling en statuten der broeders van het duitsche Huis van St. Marie van Jerusalem, 's Gravenh. 1857.
Geschiedenis der verscliillende Staten.
S kan din avis eh e Rijken. SToorwegen. Zweden.
Denemarken. IJsland.
A. Krantzius, Chronica regnorum aquilonarium Daniae, Suetiae et Norvagiae. Argent. 1546. Fol.
Idem opus. Francof. 1583. Fol.
A. Krantzius, Wandalia, de quot;Wandalorum vera origine, variis gentibus, crebris e patria migrationibus. Hanov. 1619. Fol.
Olaus Magnus, Historiën der mittnachtigen Lander. Basel 1567. Fol.
L. Paulinus Gothus, Historiae arctoae libri tres. Strengn. 1636. 4.
P. A. Munch, Symbolae ad historiam antiquiorem re-rum norvegicarum. Christian. 1850. 4.
Suecia sive de suecorum regis dominiis et opibus. Com-mentarius politicus. Lugd. Bat. 1631. 12.
J. Loccenius, Historiae suecanae a primo rege Sueciae usque ad Carolum XI regem Sueciae, deductae libri no-
9
10 GESCHIEDENIS. GESCH. DEB VERSCH. STATEN.
vem. Accedunt Antiquitatum sueo-gothicarum, libri tres. Francof. et Lips. 1676. 4.
M. H. Goldastus, Eerum suevicarum scriptores aliquot veteres, ed. 2. Ulm 1727. Fol.
Scripta historica Islandorum de rebus gestis veterum borealium, latine reddita et apparatu critico instructa curante Societate Regia antiquariorum septentrionalium, XII voll. Hafniae 1828—1846.
K. Maurer, Islandische Volkssagen der Gegenwart. Leipz. 1860.
Saxo Grammaticus, Historia danica. Francof. ad Meen. 1576. Fol.
Saxo Grammaticus, Historia danica, ex recognitione St. J. Stephanii. Sorae 1644. — Accedit S. J. Stephanius, Notae uberiores in historiam danicam Saxonis Grammatici. Sorae 1645. Fol.
Saxo Grammaticus, Historia danica. Eecensuit et com-mentariis illustravit P. E. Müller. Opus Mülleri morte interruptum absolvit J. M. Velschow, II voll. Havn. 1839—58. Fol.
J. I. Pontanus, Eerum danicarum historia. Accedit Chorographica regni Daniae descriptio. Amstelod. 1631. Fol.
J. Meursius, Historica danica pariter et belgica. Amst. 1638. Fol.
Aktstykker, for storste Delen hidtil utrykte, til Oplys-ning isser af Danmarks indre Forhold i aeldre Tid. Sam-lede og udgivne af Fyens Stifts literaire Selskab, II dln. Odense 1841—1845. 4.
G. W. Dittmer, Geschichte des Krieges der See- oder wendischen Stadte mit Diinemark und Norwegen, in Folge der cöllner Confederation vom Jahre 1367. Lüb. 1853. E. F. Mooijer, Zur Chronologie schleswigscher Bischöfe. E. F. Mooijer, Dietrich, Bischof von Wirland.
G. H. Pertz , Scriptores rerum germanicarum in usum scholarum. Hannov. 1839—46.
GESCHIEDENIS. GESCH. DER VER8CH. STATEN. 11
G. H. Pertz, Ueber eine rheinische Chronik des 13 Jahrhunderts. Berlin 1855. 4.
Gr. H. Pertz, J. Grrimm, K. Lachmann, L. Kanke, K. Ritter, Die Greschichtschreiber der deutschen Vorzeit. Berl. 1849—1858.
J. G. Eccardus, Corpus historicum medii aevi, a tempore Caroli magni usque ad finem saeculi XV, H voll. Lips. 1723. Fol.
M. Hertzius, Bibliotheca germanica. Erf. 1679. Fol.
C. Urtisius, Germaniae historici illustres ab Henrico IV usque ad annum 1400, II tom. Francof. ad Moen. 1670. Fol.
B. G. Struvius, Corpus bistoriae germanicae a prima gentis origine ad annum usque 1730, II tom. Dresdae 1755. 4.
P. Hacbenbergius, Germania media publicis disserta-tionibus proposita, editio tertia, G. Turckius recensuit, ac dissertationem de geograpbia Germaniae medii aevi adjecit. Halae Magdeb. 1709. 4.
Witicbindus Saxo, Eerum ab Henrico et Otbone I imp. gestarum libri tres, una cum aliis quibusdam raris et antebac non lectis diversorum autorum bistoriis, ab anno salutis 1400 usque ad praesentem aetatem. Basil. 1532. Fol.
J. Scbilterus, Scriptores rerum germanicarum a Carolo M. usque ad Fridericum III. Argent. 1702.
A. Sylvius, Historia rerum Friderici III. Subjuncti sunt alii ad germanicam bistoriam pertinentes scriptores. Arg. 1685. Fol.
M. H. Goldastus, Kerum alamannicarum scriptores aliquot vetusti. Francof. 1661. Fol.
M. H. Goldastus, Eerum alamannicarum scriptores aliquot vetusti, cura H. Cb. Senckenbergii. Francof. et Lips. 1730. Fol.
H. Pez, Scriptores rerum austriacarum veteres ac ge-nuini, H voll. Lips. 1721—1725. Fol.
J. B. Menckenius, Scriptores rerum germanicarum, prae-cipue saxonicarum, II voll. Lips. 1728. Fol.
12 GESCHIEDENIS. GESCH. DER VEESCH. STATEN.
N. Holtmannus, Historia sui temporis ab anno 1516 usque ad annum 1529. E MS. Bibl. götting. edidit Möhlmann. Stadae 1844.
K. F. A. Scheller, Die Kronika fan Sassen in Kimen, fan Wedekind went up Albregt fan Brunswyk 1279, Brunsw. 1826.
A. Krantzius, De saxonicae gentis vetusta origine, longinquis expeditionibus, et bellis domi gestis. Francof. a. Moen. 1580. Fol.
A. Krantzius, Ecclesiastica historia, sive Metropolis, de primis jhristianae religionis in Saxonia initiis, deque ejus episcopis. Francof. 1590. Fol.
D. Cliytraeus. Saxonia. Continuatio Vandaliae et Saxo-niae Cranzii. Wittenb. 1586.
D. Chytraeus, Prooemium Metropolis, seu successionis episcoporum in ecclesiis Saxoniae et Vandaliae. 1585. Fol.
D. Chytraeus, Saxonia ab anno 1500 usque ad annum 1600. Lips. 1611. Fol.
F. A. von Langenn, Herzog Albrecht der Beherzte, Stammvater des königlichen Hauses Sachsen. Leipz. 1838.
H. Hamelmann, Oldenburgisch Chronicon. Oldenb. 1599. Fol.
Monumenta paderbomensia, ex historia romana, fran-cica, saxonica eruta, et novis inscriptionibus, figuris, ta-bulis geographicis et notis illustrata. Amst. 1672. 4.
Chr. Browerus, Fuldensium antiquitatum libri quatuor. Antv. 1612. 4.
E. F. J. Dronke, Traditiones et antiquitates fuldenses. Fuld. 1844. 4.
P. Wigand, Die corveyschen Geschichtsquellen. Ein Nachtrag zur kritischen Prüfung des Chronicon corbeiense. Leipz. 1841.
C. JE. Scharling, Commentatio de Stedingis. Hafn. 1828.
J .G. Hoche, Historische TJntersuchung über die nie-derlandischen Koloniën in Niederdeutschland, besonders der Hollander und Flaminger, wie auch derselben Rechte und Gebrauche. Haile 1791.
GESCHIEDENIS. ÖESCH. DEB VEESCH. STATEN. 13
C. Grünliagen, Adalbert Erzbischof von Hamburg und die Idee eines nordischen Patriarchats. Leipz. 1854.
E. F. Mooijer, Onomastikon chronographikon bierarchiae germanicae. Verzeicbnisse der deutscben Biscböfe seit dem Jabre 800 nacb Cbristi Gebubrt, nebst einem An-bange, die Würdentrager einiger Abteien und Ritterorden entbaltend. Minden 1854.
E. F. Mooijer, Zur Feststellung der Reibenfolge der alteren Biscböfe der Hocbstifts Basel.
E. F. Mooijer, Die vormalige Grafschaft Scbaumburg in ihrer kircblicben Eintbeilung. Bücbeb. 1858.
E. F. Mooijer, Die Aebte des Klosters Grafscbaft. (Münst. 1858.)
E. F. Mooijer, Zwei Fragmente von Nekrologien. Würzb. 1856.
Bemerkungen zum Necrologium von quot;Weiszenau. (Karlsr. 1858.)
E. F. Mooijer, Okleveli adalékok magyarorszag régibb történetébez. Pestb 1859.
L. von Ledebur, Diplomatiscbe Gescbicbte der Stadt und Herrscbaft Vlotbo. Berl. 1829.
J. W. C. Steiner, Gescbicbte der Stadte Umstadt und Babenbausen, ibrer ebemaligen Cent und Amtszugebö-rungen. Ascbaffenb. 1827.
J. W. C. Steiner, Gescbicbte und Altertbümer des Rod-gau's. Darmst. 1833.
J. W. C. Steiner, Gescbicbte des Patrimonialgericbts Londorf und der Freiberrn von Nordeck zur Rabenau. Darmst. 1846.
J. W. C. Steiner, Caroline, Landgrafin von Hessen-Darm-stadt. Darmst. 1841.
J. W. C. Steiner, Ludewig I, Groszberzog von Hessen und bei Rbein, nacb seinem Leben und quot;Wirken. Offenb. 1842.
C. Danckaertsz., Historie oft waeracbticb verbael van den gantscben toestant van oorlooge, soo die gbevoert is in Duytscblandt, door den grootmacbticbsten en onver-
if»
14 GESCHIEDENIS. GESCH. DER VER8CH. STATEN.
winnelicksten koningh, Gustavus Adolphus, coninck der Sweeden. Amst. 1642. Fol.
H. O. Feith, Lettres de Gustave Adolphe, roi de Suëde, adressées k son général Dodo von In- und Knip-hausen en 1630, 1631 et 1632. Gron. 1860.
E. quot;Wassenbergh, Duytsche Florus, begrypende de Duytsche oorlogen. Met den aenvangh van het 1517 jaer. üyt het latyn vertaelt, en tot in 't 1647 jaer toe uyt-gebreyt. Aemstelred. 1647.
J. I. Pontanus, Originum Francicarum libri sex. Har-derv. 1616. 4.
Faramond of historie van Frankryk. Uyt het fransch vertaeld door Catharina van Mellinga, II dln. Bolsw. 1669.
A. Thierry, Recits des temps mérovingiens, III tom. Brux. 1840.
Eginhartus, De vita et gestis Caroli Magni, cum com-mentario J. F. Besselii et notis J. Bollandi. Accedit M. H. Goldastus, Animadversiones ineditae cum variis dissertatio-nibus, curante J. H. Schminckio. Traj. ad Rhen. 1711. 4.
J. F. Schroder, Geschichte Karl's des Groszen. Leipz. 1850.
Ph. de Commines, Historiën, behelzende de daaden van Lodewik de XI en Karei de VIII, beroemde koningen van Vrankryk. Uit het fransch vertaalt. Leeuw. 1665.
G. Camden, Britannia sive florentissimorum regnorum Angliae, Scotiae, Hiberniae et insularum descriptio. Lor.d. 1590.
G. Bumet, Geschiedenis van Engeland, tweede druk, II dln. Leid. en Amst. 1735. 4.
J. Spelman, Vita Aelfredi Magni. Oxonii 1678. Fol.
Th. Wright, Essays on subjects connected with the
GESCHIEDENIS. GE8CH. DER VEKSCH. STATEN. 15
literature, popular superstitions and history of England in the middle ages, 11 voll. Lond. 1856.
G. Buchananus, Rerum scoticarum Mstoria. Edimb. 1643.
The documentary history of the state of New-York, arranged under direction of Chr. Morgan, IV voll. Albany 1849—1851.
J. Eomein Brodhead, Documents relative to the colonial history of the state of New-York; procured in Holland, England and France, X voll. Albany 1853 —1858.
O. Turner, Pioneer history of the Holland purchase of Western New-York. Buffalo 1848.
Alg^emeene Ctescliiedenis der Mederlanden.
Bronnen en Bouwstoffen, Charters, Verzamelingen van onuitgegevene Stukken, Brieven, Oedenk-schrlften. Pamfletten, Brochures en Crelegenheldsschrlften.
L. G. Visscher, Bronnen en bouwstoffen voor de beoefening der algemeene geschiedenis van het vaderland, dl. I. Utr. 1846.
Algemeene verzamelingen van charters en onuitgegevene stukken. A. Miraeus, Opera diplomatica et historica, ed. II, aucta notisque illustrata a J. Fr. Foppens, Hl tom. Lov. 1723—1734. Fol.
Kronijk van het historisch genootschap te Utrecht, jaarg. 2—16. Utr. 1846—1860; Register op de kronijk. Utr. 1857.
Codex diplomaticus neerlandicus; verzameling van oorkonden betrekkelijk de vaderlandsche geschiedenis; uitgegeven door het historisch genootschap te Utrecht, dl. I. Utr. 1848. 4. 2e serie, dl. I—V. Utr. 1851—1860,
16 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
Berigten van het historisch genootschap te Utrecht, V dln. Utr. 1848—1859.
Naamlijst der boeken van het historisch genootschap te Utrecht. Utr. 1856.
Wet van het historisch genootschap te Utrecht. Utr.
1851.
A. M. C. van Asch van quot;Wijck, Een woord in het belang van het nederlandsch archiefwezen, uitgesproken op den 5 December 1846, in de vergadering van het Historisch Gezelschap gevestigd te Utrecht. Utr. 1846.
J. J. F. Noordziek, Archiefwezen, 1826—1852, met eene korte opgave van den inhoud van eenige boekerijen, 's Gravenh. 1853.
Overzigt van het nederlandsche rijks-archief, uitgegeven op last van Z. Exc. den minister van binnenland-sche zaken, stuk 1. 's Gravenh. 1854.
E. C. Bakhuizen van den Brink, L. Ph. C. van den Bergh en J. K. J. de Jonge, Het nederlandsche rijksarchief. Verzameling van onuitgegeven oorkonden en bescheiden voor de geschiedenis des vaderlands, dl. I. 's Gravenh. 1857.
Chronologisch register op het vervolg van het Groot-Charterboek van van Mieris, aanwezig op het Rijks-Archief te 's Hage. Uitgegeven door het Provinciaal utrechtsche Genootschap van kunsten en wetenschappen. Utr. 1859.
A. D. Schinkel, Over het Charterboek van van Mieris,
P. Scheltema, Het historisch-diplomatisch archief van Amsterdam. Amst. 1859.
J. Soutendam, Inventaris der charters en privilegiën, berustende op het archief der gemeente Delft (1246— 1599). Delft 1860.
G. H. M. Delprat, Over een charter van graaf Floris V, van den 14 Mei 1273.
A. A. J. Meylink, Over een charter van graaf Floris V, van den 14 Mei 1273; mededeeling van G. H. M. Del-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 17
prat nader toegelicht; en over charters van graaf Floris V van den jare 1281. 's Gravenh. 1860.
J. de Wal, De accijnsbrief van Haarlem, in 1274 door Floris V verleend of ontworpen. Leid. 1856.
J. J. Dodt van Flensburg, Archief voor kerkelijke en wereldsche geschiedenissen, inzonderheid van Utrecht, VII dln. Utr. 1839—1848. 4.
Verzameling van kronijken betrekkelijk de stad en meijerij van 's Hertogenbosch. Uitgegeven door het Provinciaal Genootschap van kunsten en wetenschappen in Noord-Brabant, 2 stukk. 's Hertogenb. 1846—1848.
C. E. Hermans, Verzameling van zeldzame oorkonden betrekkelijk het beleg van 's Hertogenbosch in den jare 1629, 2 stukk. 's Hertogenb. 1850, 60.
Charters en geschiedkundige bescheiden betrekkelijk het land van Ravestein, II dln.
P. Bondam, Charterboek der hertogen van Gelderland en graven van Zutphen, dl. I. Utr. 1788, 89, 93. Fol.
I. A. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, door onuitgegevene oorkonden opgehelderd en bevestigd; met afbeeldingen, V dln., en dl. VI, st. 1. Arnh. 1830—1851 en 1859. 4.
P. Nijhoff, Registers op het archief afkomstig van het voormalig hof des vorstendoms Gelre en graafschaps Zutphen. Arnh. 1856.
R. W. Tadema, Tijdrekenkundig register van alle oorkonden in het stedelijk archief te Zutphen berustende, dl. I. Zutph. 1854.
J. van Doorninck, Tijdrekenkundig register op het oud
18 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
provinciaal archief van Overijssel, le, 2® en 3e ged. Zwol 1857, 1858, 1860.
E. K. Driessen, Monumenta groningana veteris aevi inedita, of verzameling van onuitgegevene oude charters en stukken betreffende de provincie Groningen, 4 stukk. Gron. 1822—1830.
H. O. Feith, Register van het archief van Groningen, VI dln. Gron. 1853—1858.
L. P. Gachard, Collection de documens inédits concer-nant 1'histoire de la Belgique, III torn. Brux. 1834, 1835.
L. P. Gachard, Rapport sur les archives générales du royaume. Brux. 1838.
L. P. Gachard, Eapport sur les documents concernant l'histoire de la Belgique, qui existent dans les dépots littéraires de Dijon et de Paris. 1843.
L. P. Gachard, Lettre a messieurs les questeurs de la chambre des représentans, sur les documens concernant les anciennes assemblées nationales de la Belgique, qui existent dans les dépots littéraires de la Haye, Brux. 1843.
Eapport sur la situation des archives générales du royaume et des archives de l'état a Gand, Mons et Tournay. Brux. 1846.
L. P. Gachard, Eapport sur différentes séries de documents concernant l'histoire de la Belgique, qui sont con-servées dans les archives de l'ancienne chambre des comtes de Flandre a Lille. Brux. 1841.
J. de St. Genois, Inventaire analytique des chartes des comtes de Flandres, III cahiers. Gand 1843—1846. 4.
O. Delepierre, Précis analytique des documents que renferme le dépot des archives de la Flandre-occidentale a Bruges , III voll. Brug. 1840—1842.
Deuxième série du même ouvrage, tom. I, par O. De-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 19
lepierre, torn. II—IX, par F. Priem (torn. VI—VIII, sous Ie titre: Documents extraits du dépot des archives de la Flandre-occidentale a Bruges, tom. IX: documents extraits du dépot des archives de l'état et de la province a Bruges), IX voll. Brug. 1843—1858.
C. Nys, Inventaire des chartes et documents apparte-nant aux archives de la ville d'Anvers, lre livr. Anv. 1858.
J. L. A. Diegerick, Analectes yprois, ou recueil de documents inédits concernant la ville d'Ypres. Brug. 1850. 4.
L. Ph. C. van den Bergh, Gedenkstukken tot opheldering der nederlandsche geschiedenis, opgezameld uit de archiven te Eijssel, III dln. Leyden 1842—1847.
Bronnen voor bijzondere tijdvakken.
J. L. A, Diegerick, Correspondance des magistrats d'Ypres députés a Gand et a Bruges pendant les troubles de Flandre sous Maximilien, due dAutriche, roi des Remains etc.. Ill part. Bruges 1853—1856.
J. L. A. Diegerick, Documents historiques concernant la ville de Tournai sous la domination anglaise et pendant le siège de 1518 , par Charles-quint. Toum. 1854.
J. L. A. Diegerick, Quelques lettres et autres documents inédits concernant 1'empereur Charles-quint, Brug. 1853.
N. C. Kist, Keizer Karei V; vier oorspronkelijke, nog onuitgegeven stukken van zijne hand.
G. J. Beeldsnijder van Voshol, Brief van Hendrik van Nassau aan Floris van Egmond, 1537.
L. Aubery, Gedenkschriften behorende tot de historie van Holland en d' andere vereenigde landschappen. Uit 't fransch in ,'t nederlands overgeset van li. Koukema. Amst. 1704.
20 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
Polityke balladen, refereynen, liederen en spotgedichten, uit de XVI eeuw. Uitgegeven door de Maatschappij van vlaemsche bibliophilen. Gent. 1847,
K. P. Hoynck van Papendrecht, Analecta belgica, in sex partes divisa, VI voll. Hag. Com. 1743. 4.
A. Wauters, Mémoires de Viglius et d'Hopperus sur le commencement des troubles des Pays-Bas avec notices et annotations. 1858.
S. A. Gabbema, Viglii Zuichemii ab Aytta episto-lae politicae et historicae ad Joach. Hopperum. Leoard. 1661. 12.
P. F. X. de Kam, Francisci Sonnii ad Viglium Zui-chemum epistolae. Ex codice autographo bibliothecae re-giae bruxellensis. Brux. 1850.
J. H. Beucker Andreae, Eenige mededeelingen omtrent Joachim Hopperus, en de briefwisseling tusschen hem en Viglius ab Aytta. Work. 1848.
Response de mess. Jehan Scheyfve, chevalier, seigneur de St. Aechtenrode etc., chancellier de Brabant, sur deux lettres escriptes par le cardinal de Granuelle, 1'une au preuost Morillon et l'autre au feu conseillier Hopperus en Espaigne. Leyd. 1578. 4.
G. H. M. Delprat, Bijdrage tot de levensgeschiedenis van Elbertus Leoninus.
J. Marcus, Sententien en indagingen van den hertog van Alba, uitgesproken en geslagen in zijnen bloedraedt,
.....van den jare 1567 tot 1572. Mitsgaders een aen-
hangsel van authentike stukken. Amst. 1735.
De Bavay, Le procés du comte d'Egmont, avec pièces justificatives d'après les manuscrits originaux trouvés a Mons. Brux. 1854.
L. P. Gachard, Correspondance du due d'Albe sur l'in-vasion du comte Louis de Nassau en Frise, en 1568, et les batailles de Heyligerlée et de Gemmingen. Brux. et Leipz. 1850.
S. de Glozaga, Filips II in Spanje, redevoering inet aanteekeningen en bewijsstukken; en eene bevestigingsrede van D. Francisco Martinez de la Rosa. Uit het
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 21
spaansch vertaald door P. A. S. van Limburg Brouwer. Amst. 1853.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites de don Louis de Requesens. Utr. 1859.
P. Bondam, Verzameling van onuitgegevene stukken, tot opheldering der vaderlandsche historie, V dln. Utr. 1779—1781.
P. Burmannus secundus, Analecta belgica, II voll. Lugd. Bat. 1772.
J. L. A. Diegerick, Quelques lettres sur Gérard de Groesbeck , 88me evêque de Liège. 1857.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites de Georges de Lalaing, comte de Rennebourg, .baron de Ville, gouverneur de Frise et d'Overijssel. 1576—1580.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites de Philippe, comte de Lalaing. 1576—1579.
J. L. A. Diegerick, Justification des nobles, notables et commune de Gand, au sujet de l'arrestation et de l'em-prisonnement du due d'Arschot et de quelques autres seigneurs, 1577. Anv. 1860.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites d'Emmanuel de Lalaing, chevalier de 1'ordre de la toison d'or, marquis de Renty, baron de Montigny, seigneur de Condé, grand bailli de Hainaut, amiral de Flandre etc. 1577—1579.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites de Maximilien de Hennin, comte de Boussu. Utr. 1857.
Ph. Kervijn de Volkaersbeke et J. L. A. Diegerick, Documents historiques inédits concernant les troubles des Pays-Bas, 1577—1584, VII livr. Gand 1847—1850.
M. L. van Deventer, Gedenkstukken van Johan van Oldenbarneveld en zijn tijd, dl. I, 1577—1589. 's Gra-venh. 1860.
Verhooren van Johan van Oldenbarnevelt. Uitgegeven door het Historisch Genootschap te Utrecht. 1850.
Ph. Kervijn de Volkaersbeke, Correspondance de Francis de la Noue, surnommé bras-de fer, accompagnée de notes historiques et précédée de la vie de ce grand ca-pitaine. Gand et Paris 1854.
22 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
A. Bergerot et J. L. A. Diegerick, Histoire du chateau et des seigneurs d'Esquelbecq. Brug. 1857.
J. Borsius , Onuitgegeven brief van de afgevaardigden der hervormde gemeenten in Vlaanderen tot de onderlinge zamenkomst te Gent, in 1579; houdende klagte aan de gedeputeerden der staten van Holland en Zeeland over Prins Willem I.
Copia van de unie van Utrecht, met de fac-similees der handteekeningen. Haarl. 1778. Fol.
Verhandelinghe van de unie, eeuwich verbont ende eendracht ... binnen die stadt Utrecht ghesloten ... den 29 Januarij 1579. Leeuw, bij P. H. van Campen. 4.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites de Pierre de Me-leun, prince d'Espinoi (1580 et 1581). Tournai 1853.
J. L. A. Diegerick, Documents historiques concernant le siège de Tournai de 1581 et Pierre de Meleun, prince d'Espinoi. Tournai 1856.
J. L. A. Diegerick, Analectes historiques concernant Ia ville de Dunkerque. Dunk. 1855.
J. L. A. Diegerick, Notice sur l'entrée solennelle du due d'Anjou dans la ville d'Anvers, le 19 Février 1582. Anvers 1854.
J. L. A. Diegerick, Notice sur les négociations qui ont eu lieu entre les états-généraux et le due d'Anjou, après la tentative de ce prince pour surprendre Anvers (1583, Janvier a Avril). Anv. 1856, 1859.
J. L. A. Diegerick, Notice sur les négociations qui ont eu lieu entre les états-généraux et le due d'Anjou (1583 —1584). Anv. 1860.
H. O. Feith, Brieven van en aan Adolf, graaf van Nieuvrenaar, over de krijgsverrigtingen in 1585.
M. Lydius, Oratie of grondige verclaringhe over den 124 psalm, vervatende de bysonderste verlossinghen die Godt dese Nederlanden heeft bewesen sedert den troubel tot desen teghenwoordighen tyt. Enchuys. (1588). 4.
M. Lydius, Celebratio de formidabili illa classe his-panica divinitus repressa, fracta dissipata dextra Excelsi. Franek. 1590. 4.
T
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN. 23
Trouhertighe vermaninghe aan het vereenichde Ne der-landt , om niet te luysteren na eenige ghestroyde ende versierde vreed-articulen , nu onlangs wtghegaen ende int ghesclirifte van hant tot hant wtgecopyeert enz. Dienende tot eene waerschomvinge van alle vrome christenen, ende beminders van de nederlantsche vryheyt. Beschreven door een lief-hebber derselve vryheyt, 1605. 4.
Het zelfde werkje in 8°.
Tot de staten, steden ende inghesetene der vereenichde •' Nederlanden: Teghens de ongheregeltheden van het
meestendeel der hopluyden ende bevel-hebberen : Mitsgaders eenen goeden raedt 't ghemeyne beste seer dienste-lick. — Door een liefhebber van 't vaderlandt. Nae de copie 1605. Leeuw. 1607. 4.
Het testament van de oorloghe..... Noch is hierby
gevoecht de copye van den brief gheschreven van syn Hoogheyt aen Graef Herman van den Berg .... Noch .... een warachtig ende genoechlick discours van D. D. Nicolaum Mulerium, van Brugge. A0. 1608. 4.
Verhael van de occasie ende oorsaeck waer door de Nederlanden gecomen zijn aen den vreedehandel. Z. j. e. pl. 4.
Querela pacis, dat is vreden-clacht aen die vereenichde Nederlanden, waerinne de vrede haer beclaecht datse onder den schyn van vrede ofte trevis, beyde uyt die kerckelycke ende burgelycke regeringhe wort verdreven ende verbannen. Tot navolginghe .... D. Erasmi Roterodami, aldus ghestelt, ende op den teghenwoor-dighen tyt ghepast, ter eeren Godes, ende waerschouwin-ghe des vaderlandts door Godeschalcum Aeltium. Leeuw. 1612. 4.
Spaenschen raedt, hoe men de vereenichde Nederlanden quot; alderbest wederom sal konnen brenghen onder het gebiedt van den coninck van Spaegnien Franek. 1617. 4.
Maechts antwoort tegen, op, en aan, de aenspraeck van een courtisaen, die haer als een valsch gedrocht, tong-erg te verleijen zocht. 4.
Discours Fr. Campanellae van het Nederlant te bren-
j
24 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
gen onder de macht des conincx van Spaegnien. Wt latijn in nederduits overgheset.... Hierby is herdruckt seeckeren brief geschreven van de heeren van Antwerpen aen de heeren van Gendt, nopende seeckere vrede-handelinge particulierlyck by die van Gendt voorgheno-
men met den malcontenten..... Wtgegeven ten beveele
der heeren staten van Frieslant. Franek. 1618. 4.
Copye eens briefs gheschreven uyt Schoonhoven den 8 Sept., inhoudende alle het ghene aldaer ghepasseert is, sedert dat den doorluchtigen prince van Oraengien met syn ghenade graef Ernst daer binnen ghecomen zyn. Noch is hier byghevoecht een Liedeken van de heerlycke victorie die de schepen ende galeyen van de ridders van Malta teghen een armade turcksche schepen ghehadt hebben enz. 1618. 4.
P. Winsemius, De statu unitarum provinciarum oratio. Leovard. 1618. 4.
Nootwendighe ende vrypostige vermaninghe van eenighe oprechte gereformeerde patriotten, aen alle vrome lieff-hebbers der vaderlandtsche vryheyt. 1621. 4.
Brief van Willem de zoete gezegd Houthain aan Jluy-gens. 1623.
J. Bogermann, Het christelyck overlyden van den doorluchtichsten ende hoochghebooren prince, Mauritius van Nassau, prince van Orangien enz. Leid. 1625.
Nederlandschen verre-kycker, om wt Holland te kon-nen sien in de cancellerye van Spaignien, ofte waerschou-winghe aen alle magistraten ende andere overheden van de vereenighde nederlandsche provinciën, ende alle liefhebbers van de gemeene welvaert. Voormaels door eer. liefhebber ende voornemelyck regierder des vaderlands ingestelt, ende nu aen 't licht gegeven. In 's Gravenh. 1627. 4.
P. Baardt, Wapen-rock, gesneden op 't italiaens, op syn duyts geborduyrt, gevoedert op 't spaens, op 't frans geboort, op 't engels genaeyt, ende eyndelyck op zyn neerlandts weder geternt. Leeuw. 1628. 4.
D. Spranckhuysen, Des jaers 1629 roepende stem-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 25
me tot de vereenigbde Nederlanden. — Waer by ge-voeght is een vermaninghe tot danckbaerheydt. Bolsw. 1653. 12.
E. Neuhusius, Triumphalia leowardiana, in victoriis belgicis de antichristo antiochizante. Cum corollario de negotio hispanicae pacis, ad belgicos ordines. Gron. Fris. 1629. 4.
Dissertatie de induciis belgicis. Leovard. 1629. 4.
Discours over den nederlandtschen vrede-handel, ghe-stelt door een liefhebber des vaderlandts. Leeuw. 1629. 4.
H. Vollenhoven, Broeders gevangenisse. Dagboek van Willem de Groot, betreffende het verblijf van zijnen broeder Hugo op Loevenstein. 's Grav. 1842.
Ontwerp raeckende het op-rechten van een earner van asseurantie, oft versekeringe van de zeevaert, ende tot bescherminge van de navogatie, ende tot onder-druckinghe van onse alghemeyne vyanden. Leeuw. 1629. 4.
Spaensche vosse-vel, ofte copye van een missive, die gehouden moet werden seer avontuyrlyck in de handen van een oprecht patriot ende lief-hebber van 't landt ghe-komen, ende gheschreven te zijn door een aensienlyck raets-persoon in 't hof van Brussel, aen eene treffelycke doch geestelycke personagie, hem onthoudende alhier in 't landt. Leeuw. 1631. 4.
J. L. A. Diegerick, P. D. Craes , auteur d'un poème sur la mort de l'archiduchesse Isabelle-Claire-Eugénie. Lettre a M. l'abbé Carton. Brug. 1853.
A. Eilshemius, Nassausche eeren-krans, 't samen ghe-vlochten uyt vier heerlycke victorien, ende het reformeerde Nederlandt van Godt op 't hooft gheset, binnen de tydt van twee jaren. Leeuw. 1633. 4.
G. J. Beeldsnijder van Voshol, Memoire des propositions faictes par Jean de la Haye, caualier flament walen, a son excellence le marquis d'Ayton, gbuuemeur pour sa maiesté en tous les Pays Bas et autres prouinces adjacentes, au mendement dequel ledict de la Haye se seroit acheminé en la ville de Bruxelle, des le commencement du moys de Feburier 1634 dernier. Utr.
26 GESCHIBDBNÏS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN.
C. Barlaeus, Medicea hospes, sive descriptio publicae gratulationis, qua serenissimam, augustissimamque reginam, Mariam de Medicis, excepit senatus populusque amstelo-damensis. Amstelod. 1638. Fol.
C. Fonteyne, Duyn-kerckens sterfF-tydt, ofte trou-lier-tiglie beweeghredenen aen de ghe-vnieerde nederlandtsche provinciën hoe noodich ende profytelyck het zy voor haren staet, dat men de stadt Duyn-Kercken de Spag-niaerden ontweldighe. Leeuw. 1645. 4.
Collyrium ofte costelycke ooghen-salve, ghecomposeert door Mr- Jan Brilleman, chimicus van oprechte kruyden ende gommen, seer nut, ende hoogh-noodigh, in deze mistighe tyden, voor alle hollantsche patriotten, die met ziltighe, steek-siende ende duystere oogen ghequelt zyn, tot verklaringe van haer ghesichte, om wel ende verder in zee te konnen sien, hoe, ende wat daer al omghegaen is. Leeuw. 1647. 4.
List ende naemen van de rechters over den koningh van Engelandt. Leeuw. 1649. 4.
Haagsch winkel-praatje oft gesprek voorgevallen in den Hage, tusschen vier personen, een hollander, een zeeuw, een vries ende een greuninger nopende de amnestie, dank en vierdag. Leeuw. 1651. 4.
S. de Burmania, Mare belli anglicani injustissime Belgis illati Heléna. 1652. 4.
S. van Burmania, De zee is de Helena. Uit het latyn door A. V. 's Gravenh. 1652.
J. Dirks, Brief van den manhaftighe capiteyn Hendric Camp aen de hoog mogende heeren staten generael. Geschreven den 19 Dec. 1652. Noopende de kloecke zee-slach ghedaen door hem ende capiteyn Jan Gedionsen' van Amsterdam, met twee engelse fregatten van 52 ende 54 stucken geschut. Leeuw. 1857.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN. 27
Jus feciale armatae Daniae nebenst Kurtzem Entwurff, vieler hochherheblichen Bewegnüssen dadurch die zu Dennemarck, Norwegen, der Wenden und Gotlien etc. königliche Maytt. hochggenötigt worden, König Carll Gustaffen und der Cron Schweden ... auffzuheben. Ko-penhaggen 1657. 4.
Manifest ausz was erheblichen Uhrsachen die zu Dennemarck etc. sich, ihre Eeiche ... wieder König Carll Gustaffen zu Schweden zu scliützen ... genöhtiget worden. Aus dem diinischen. Kopenh. 1657. 4.
Relation aus Copenhagen, den 3 November anno 1658.
Tapfferer und blutiger sehe streit, im Sunde. 5 Novb. 1658. 4.
Antwort und Bericht worin die recht gründliche Be-
29 Octb. . „ ,
schaffenheit des seetreffens 0 „-im Sunde ...referiert
8 JNov.
wird. Gedruckt im Jahre 1659. 4.
Des Admirael Opdams Brief geschrieben den 9 No-vemb. 1658 etc. 4.
Relation was am 14/24 Novembris auff Fuhnen ist vorgegangen etc. 1659. 4.
Bericht wann und an welchen Ort der gewünschete Friede zu Copenhagen geschlossen ist. 28 May 1660. 4.
De Haan Hettema, Togt naar het eiland Funen, nederlaag der zweden bij Nijborg, 1659. Utr. 1851.
Dagverhael van den oproer te Antwerpen, in 1659. Gent 1839.
1. de Schepper, Oratio in felicem restaurationem Caroli secundi magnae Britanniae, Franciae et Hibemiae regis. Leov. 1662. 4.
G. J. Beeldsnijder van Voshol, Mislukte aanslag van 's lands vloot op eenige engelsche Virginie-vaarders in de haven van Foy kort na den zeeslag bij Chattam, 1667.
Optocht der Batavieren voor de vryheit des vaderlants, zynde een ontwerp om uyt Hollant alleen, ten langhsten in 14 dagen, buyten kosten van den gemeenen staet^
28 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEE NEDEELANDEN.
100,000 weerbare mannen in 't veldt te brengen, om 's landts vyanden te verdryven uyt alle plaetzen van hun ingenomen. Leeuw, by H. Rintjes, 1673. 4.
Voorstellingh hoe men de 100,000 batavieren sal ge-bruycken, om in korten tydt van den vyandt verlost te zyn enz. Leeuw, by quot;Wed, L. Coumans, 1673. (Tegen-schrift tegen het vorige boekje.) 4.
L. van den Bos het mom-aansicht afgetrokken over zyne beschuldigingen rakende de gebroeders de Witten, ofte een beantwoording op deszelfs verdere verhandeling deser stoffe in zijnen franschen Mercurius. 1674. 4.
Het swart tooneel-gordijn, opgeschoven over de heeren gebroeders C. en J. de Witt. 1676. 4.
Aen de gehoonde schim van Joan de Witt. Lat. en holl.
Op de geschonden overblijfzelen van Jan de Wit. Naar 't latijn van Ps- Bs- Lat. en holl.
Op het lasterschrift genaamt aan de geschonden gedachtenissen van Joan de Witt. Beneffens twee schimpdichten op hetzelve. 1757.
Colloquium de scriptis et scriptoribus memoriam Jani Wittii .... refricantibus. Lugd. Bat. 1757.
Samenspraak over de schriften en schrijvers door welken de gedachtenisse van den heer Joan de Witt .... vernieuwd word. Vertaald uit het latijn. Leid. 1757.
Sententie van het publyk, in het thans zweevende verschil, over het karakter van den heere Johan de Witt. Dordr. 1757.
Aan Philalethes Batavus, verdediger der gedachtenis van De Witten; waar agter gevoegd is eene tegenstelling van het haagsche puntdicht over de amsterdamsche zamen-spraak, naar de trant van den latijnschen dichter Orbi-lius. Vrijstad 1757. Latijn en holl.
C. C. Boëtius, De schim van Joan van Oldenbarne-veld, aan Philalethes Batavus, verdediger der rampzalige gedagtenisse van Joan de Witt. Leeuw., z. j.
Oldenbamevelds eer verdedigd, tegen den advocaet der vaderlandsche kerk. Amst. 1773.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 29
J. Perizonius, Laudatio funebris Mariae II, Angliae, Franciae, Scotiae, Hiberniaeque reginae augustissimae. Lugd. Bat. 1695. Fol.
Placaet ende ordonnantie, waerna, ten behoeve van de gemeene saecke, van wegen de staten generael der ver-eenigbde Nederlanden binnen de steden, forten en landen van Brabant, Over-Maze, de landen van Vroonbove, Vlaenderen ende de lande van Cuyck, ressort van desen staet, sal gecollecteert werden het middel van 't kleyn zegel, van alle acten, schriftuyren, bewys-stucken, en alle andere instrumenten daer in vermeit, 's Grav. 1695. 4.
Lysten van de rechten van inkomen en uytgaen op de koopmanschappen, manufacturen en waren, van den 21 December 1680 en 27 November 1682, 19 Augustus 1683, 11 December 1684 en 15 November 1697. Na de copie van Brussel in 's Grav. 1706. 4.
Verbaal wegens het openen van het testament van Willem m. Naar het origineel H. S. berustende in de verzameling van A. D. Schinkel. Utr. 1851.
(L. Coster) Nederland in rouw over het afsterven van Willem de darde, koning van Groot Brittanje. Amst. (1702).
(F. Halma) Zegengroet aan zijne doorluchtigste hoog-heit Johan Willem Friso, ftirst tot Nassau enz., by 't overzenden van 't leven van Wilhem den III, het tweede deel, door L. Rotgans in heldendicht beschreven. Amst. 1701.
(F. Halma) Krijgstrompet gestooken op de verklaringe des oor logs, van den staat der vereenigde Nederlanden, en zijne bondgenooten, tegens de koningen van Frankrijk en Spanje. Amst. 1702. 4.
(P. de Ghemmenich) Gloria ac felicitas anni 1702, sive plausus publicus super felici rerum successu, quo Deo beare placuit rempublicam belgarmn cum ejusdem sociis ac foederatis contra Gallos et Hispanos. Leov. 1702. 4.
(J. Sande) Nederlands zegepraal en voorspoed van wa-
30 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
penen tegens de Fransen en Spanjaarden in den jaare 1702 gezongen. 1702. 4.
C. Schellinger, Carmen encomiasticum in expeditionem exercituum reipublicae belgicae et Magnae Britanniae re-ginae anni 1703 et propempticum in classem dictae re-ginae et reipublicae destinatam augustissimi principis Ca-roli III, Hispaniarum et Indiarum regis et Batavis in Lusitaniam per oceanum itineri. Leov. 1704. 4.
G. Coetier, Oratio de rebus patriae. Franeq. 1704.
CK Coetier, Area victoriarum sive conspectus anni 1706 oratione. Franeq. 1706.
J. Sande, Zegezang, ter noit gehoorde overwinninge der -wapenen van den staat der vereenigde Nederlanden en haare hooge bondgenooten, tegens de Fransen en Spanjaarden bij Judoigne in Brabandt, op pinksterdag 1706. Leeuw. 1706. 4.
F. Witsen, Victoriarum bujus anni poëtica commen-datio. Amstel. 1706. 4.
G. G. Vreede, Correspondance diplomatique et militaire du due de Marlborough, du grand-pensionnaire Heinsius et du trésorier-général des provinces-umes, Jacques Hop (1706, 1707); publiée d'après les manuscrits originaux. Amst. 1850.
U. A. Evertsz et G. H. M. Delprat, S. van Goslinga, Mémoires relatifs k la guerre de succession de 1706— 1709 et 1711, publiées au nom de la Société d'histoire, d'archeologie et de linguistique de Frise. Leeuw. 1857.
(K. Boon van Engelandt) Op de oorlogstoerusting der bondtgenoten in den jare 1707. 4.
C. Schellinger, Epinicium in gloriosas expeditiones exercituum atque classium Magnae Britanniae reginae, et reipubhcae belgicae atque confoederatorum principum anno 1707 et 1708. Leov. 1709. 4.
Burmania, De insulis captis, 1708 (zonder titel).
(J. A. Roëll) Ode in difficillimam et gloriosissimam, multiplicique victoria insignem hujus anni expeditionem. Traj. ad. Rhen. 1708. 4.
J. Perizonius, Aether Britannis et Batavis militans.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDEELANDEN. 31
seu propicium Dei Numen manifesta prorsus ratione illis praesens in rebus gestis et victoriis ao. 1708 in Belgica partis. Lugd. Bat. 1709. 4.
(P. Vogelsang) Christelyk zegepraal van de zeeghafite wapenen der vereenigde hooge mogentheden in Europa in heerlyke veroveringen en overwinningen dese voorleden somer des jaars 1709. Leeuw. 1709. 4.
C. Scliellinger, Epinicium in gloriosam expeditionem exercituum Magnae Britanniae reginae et reipublicae bel-gicae, atque confoederatorum principum, anno 1709. Leov.
1710. 4.
(Gr. Menthen) Laetitia publica sive carmen triumphale in gloriosissimam juxta et felicissimam britannorum, bel-garum et sociorum militiam, jam inde ab illo tempore, quo Galli Neomago abscedere coacti sunt, usque ad ab-solutam anni 1709 expeditionem. Hag. Com. 1710. 4.
C. Scbellinger, Epinicium in gloriosam expeditionem exercituum Magnae Britanniae reginae et reipublicae ba-tavae atque confoederatorum principum anno 1710. Leov.
1711.
(J. Lamigue) Stances sur la mort imprevue et deplorable de son altesse serenissime, monseigneur le prince d'Orange et de Nassau etc., le 14 Juillet 1711. 4.
(W. de Geest) De friesche maagd, gekleet in de allerdiepste rouw, volgt dus klagende het lijk van zijne doorluchtige boogbeit, Joban Willem Friso, prins van Oran-gien en Nassauw enz. Leeuw. 1712. 4.
G. Perizonius, Godts boogbeit en 's menscben nietig-beit, vertoont in een lijkrede over Jesaias XL, 22—24, toegepast op de droevige en onverwagte doot van den doorlugtigen prince van Oranje en Nassau, Joban Willem Friso. Leeuw. 1712. 4.
(C. G. Braam) Op den vreede van Utregbt. Harl. 1713. 4.
F. Halma, Godts wraakzwaardt over Nederlandt, ver-
32 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN.
toont in de zwaare sterfte onder 't rundtvee. Leeuw. 1714. 4.
Placcaet, resolutie, generale ordonnantie, mitsgaders ordre van verpachtinge, ende procederen. Item particuliere ordonnantiën ende instruction op 't collecteren en innen van de generale middelen van stadt Groningen ende Ommelanden. Gron. 1717. 4.
Resolutie en placaat op den ophef van de convoyen en licenten, mitsgaders de lyste van de inkomende en uyt-gaande regten. 's Grav. 1725. 4.
Verbael gehouden door de heeren H. v. Beverninck, W. Nieupoort, J. v. d. Perre en A. P. Jongestal, als gedeputeerden en extraordinaris ambassadeurs van de heeren staten generael der vereenighde Nederlanden, aen de republyck van Engelandt. 's Gravenh. 1725. 4.
J. D. Gruys, Zeetriumph uitgegalmt ter inhuldiging van W. K. H. Friso in Groningen, 15 Sept. 1729. Gron. 1729. 4.
Het tractaat van vergelijk en verdeeling over de goederen van de nalatenschap van Orange, geslooten tus-schen zijne majesteit den koning van Pruyssen, en zijn doorluchtige hoogheid den prins van Oranje en Nassau. Leeuw. 1732. 4.
H. G. Bornman, In nuptias Guilielmi IV Arausionen-sinm principis et Annae Magnae Britanniae principis hereditariae. Leov. 1734. 4.
(A. Lycklama a Nyeholt) De zegepraalende vryheid en godsvrucht over het echtverbond van den alderdoorluch-tigsten prins en vorst quot;Wilhem Karei Henrik Friso, prins van Oranje en Nassau, met haare koninglyke hoogheid Anna, kroonprincesse van Groot Brittanje. Daar achter: (J. Tiboel) Huwelijks-vreugde op het echtverbond enz. (Leeuw. 1734.) 4.
Spiegel der waarheid, waarin, door de zamenspraak tusschen een arminiaan, en een patriot, vertoont en be-weezen word de geledene schade van onze republyk in de voorgaande oorlogen, waarin ons land door eenige heerschzugtige regenten eener voornaame koopstad was ingewikkelt. Harderw. 1739.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 33
Verhandeling van de vryheit in den burgerstaet. Leid. en Middelb. 1737.
Vrijmoedige bedenkingen over de vrijheid. Strekkende tot een vervolg van de Vrijheid in den burgerstaat. Amst. 1738.
Schuite-praatje ofte samenspraak tusschen drie heeren, met de schuit reisende van Amsterdam na den Haag, welke aan malkander haar geboorteplaats, sentimenten en liefhebberij ontdekken, en vrindelijk te samen discoureren over saken van deese tyt.
Schuite-praatje ofte samenspraak tusschen vier heeren, met de schuit reisende van Leeuwarden na Groeningen, over menschen, saaken en boeken van deese tyt.
Jagt-praatje ofte discours tusschen een groeninger, een dockumer en twee zeeuwze heeren, .... over de verhandeling van de vrijheid in den burgerstaat. Leeuw. 1737.
Jagt-praatje ofte samenspraak tusschen een leyenaar, een groeninger en een franeker, waarin verhandelt worden verscheiden stoffen rakende de oude en hedendaagse gesteltheit van de nederlandse republyk, 2® st. Leeuw. 1738.
Jagt-praatje ofte discours gehouden tusschen een groeninger , amsterdammer en harlinger, over de hedendaagse leevensbeschrijvingen der princen van Orangen, hollandsche keurdichten, de vryheit in den burgerstaat enz., 3e st. Leeuw. 1738.
Aanhangsel van de vrymoedige bedenkingen over de vryheid. Strekkende tot een vervolg van de Vryheid in den burgerstaat. Dienende tot antwoord van het Jagt-praatje of discours, gehouden tusschen een groeninger, amsterdammer en harlinger. — Alsmeede een beantwoor-diging van de verhandeling van landeryen, en byzonder in de provinciën van Holland en West-Vriesland, als meede in Zeeland. Amst. 1739.
P. Bakker, Nederlands water-nood van den jaare 1740 en 1741. Amst. 1741. 4.
Alle de brieven en extracten rakende de promotie van Z.H. den prince van Orange en Nassau tot luitenant-generaal.
3
34 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN.
H. van der Deyster, Naamregister der heeren militaire officieren enz., alsmede gouverneurs, commandanten enz., in dienst en onder 't gebied van haar hoog mogende veranderd. Leyden 1743.
(J. Oudaen) Hercules, of de geklopte patriotten. 1747.
O. Z. van Haren, Aanspraak gedaan als president van den raad van staate der vereenigde Nederlanden, en corps ter vergaadering van haar hoog mogenden verscheenen, op den 29 December 1746, tot overbrenging van de generale petitie en staat van oorlog voor het jaar 1747.
Openhertige t' zamenspraak tusschen Kees en Jaap, en een oud grootje van Scheveningen, in den jare 1747.
J. Bent, Verhandeling van het recht, dat de pachters der verpachte en in hunnen loop afgeschafte gemeens lands middelen van Augustus en October 1747, mitsgaders April 1748, hebben vergoeding te vraagen. Met een aanhangsel of vervolg, waarin het regt der geenen, welke de plondering, ter zaake van de gemeene lands middelen hebben ondergaan; alsmeede dat van de pachters der karosse-gelden 1746, om herstelling en vergoeding te vraagen, werd aangewezen. Hoorn. 4.
J. W. C. Ie Jeune, Uittreksels uit brieven, geschreven gedurende, en betrekking hebbende tot het beleg der stad Bergen-Op-Zoom, in het jaar 1747.
De pace reipublicae servanda paraenesis ad belgas. Traj. ad Eh.
(B. Taats) Ter verkiezing van Willem Carel Henrik Friso tot stadhouder capitein generaal en admiraal der provincie van Zeeland, 25 April 1747. 4.
(P. Lollema) Toejuiching aan Wilhem Carel Henrik Friso, verheven tot stadhouder capitein generaal en admiraal der vereenigde Nederlanden, 15 Mei 1747. 4.
(C. F. van Sytzama) Ter verheffing van Willem Carel Hendrik Friso tot stadhouder capitein generaal en admiraal der zeven vereenigde provintien. Gron. 1747. 4.
(F. A. Tegneus) Zegenzang ter verkiezinge van Willem Carel Hendrik Friso, verheven tot stadhouder capitein
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 35
generaal en admiraal der vereenigde Nederlanden, 15 Mei 1747. 4.
(C. F. van Sytzama) Veldzang op de geboorte van Anna, princes van Orange. Gron. 1746. 4.
(C. F. van Sytzama) Lier-zang ter geboorte van Willem de Vde, prince van Orange en Nassau. Gron.
1748. 4.
L. C. Valekenaer, Oratio de prisca et nupera rerum belgicarum vicissitudine in annum liberi Belgarum imperii centesimum, Guilhelmo V natalem, et insignem pace fir-mata. Franeq. 1749. Fol.
L. C. Valekenaer, Over de oude en onlangs bespeurde wisselvalligheid der nederlandscbe zaaken, ter gelegenheid van het honderdste jaar onser gestaafde vrijheid, 't geboortejaar van den Vden Willem, en aanmerkelijk door liet vredeverbond, vertaald door E. W. Hist. Leeuw.
Ordre en reglement op de wagten en andere saeken in de respetive guarnisoensplaatsen. 's Gravenh. 1749. 4.
Gedresseerde ordre op de handeling van de snaphaan, 's Gravenh. 1749. 4.
Ordre en reglement, waar na sig de troupes soo te voet als te paard van 's lands militie marcheerende of logeerende over den bodem van den staat, preciselijk sullen hebben te reguleeren. 's Gravenh. 1750. 4.
Het juiste merkteeken van een oprecht beminnaar zijns vaderlands, zoowel overheid als onderdaan, .... of, spiegel voor alle ware- en schijnpatriotten, in dezen tijt opgehangen door * * * * Kotterd. 1750.
Eerste brief van een hollands koopman over de gegrondheid van 't crediet van Frankrijk en Engeland enz.
(C. F. van Sytzama) Visscherszang ter 7de verjaring van Carolina, princes van Orange, 28 Febr. 1750. 4.
(L. W. van Merken) Troostzang aen H. K. hoogheid over den dood van den erfstadhouder, 22 Octb. 1751. Amst. 4.
36 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
S. de la Douespe, La republique pleurant son chef ou fragment de sermon coinposée k l'occasion de la mort du prince d'Orange. La Haye 1751.
P. L. S. Muller, De traanen eenes volks over het verlies van een eminent opperhoofd, voorgestelt in een leerreden over Deut. XXXIV: 8, ter gelegentheit van 't verlies van wijlen Z. H. D. den heere prince van Oran-jen en Nassau. Leeuw. 1751. 4.
(A. M. de Jong) Lijktraenen gestort op de onverwagte en zeer smertelijke dood van Z. Igt;. H. quot;Willem Carel Hendrik Friso, prince van Orange en Nassau, 22 Oct. 1751. Leeuw. 1751. 4.
(A. Hemrica) Treurzang op het smertelijk overlijden van onzen geliefden erf-stadhouder Willem Carel Hendrik Friso, prince van Orange en Nassau. 4.
F. Oudendorp, Laudatio funehris Guilielmi Caroli Hen-rici Frisonis, die 7 Febr. 1752. Lugd. Bat. 1752. Fol.
P. Wesseling, Oratio in obitum serenissimi Arausionen-sium principis Wilhelmi Caroli Henrici Frisonis, totius foederatae Belgicae praefecti terraque et mari imperatoris. Traj. ad Eh. 1752. Fol.
L. Offerhaus, Laudatio funebris Wilhelmi Caroli Henrici Frisonis, Arausiae et Nassaviae principis foederati Belgii gubernatoris hereditarii. Gron. 1752. Fol.
C. E. Trotz, Oratio de immortalitate legum instaura-toris Wilhelmi IV, principis Auriaci. Fran. 1752. 4.
J. Schrader, Epicedion celsissimo ac serenissimo Arau-sionis et Nassaviae principi Guilielmo Carolo Henrico Frisoni, foederatae Belgicae gubernatori hereditario, et summo terra marique imperator! dictum. Franeq. 1752. Fol.
E. W. Higt, J. Schraders lijkklagt over den doorluch-tichsten en magtigsten prince Willem Karei Hendrik Friso, prince van Oranje en Nassau, uit latijnsche in nederduitsche dichtmaat overgebragt. Leeuw. 1752. 4.
(O. Z. van Haren) Lijkreeden over Willem de IV, prince van Orange en Nassau. Leeuw. 1766.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 37
(R. van Noord) Poematium in honorem serenissimi ac celsissimi principis Gmlielmi, cum septimum aetatis annum ingrederetur. Franeq. 1754. 4.
Tafel van 't geene elk ende een yegelyk van de seven vereenigde provinciën in een voor-gegeven somme moet contribueren. Leeuw. 1754. Fol.
(L. D.) Aerdige dog te gelyk zeer schrandere vraag van een hollandschen boer aan ziinen landheer, 's Gravenh. 1758.
Ebauche du caractere de S. A. R. madame la prin-cesse royale d'Angleterre, princesse d'Orange et de Nassau , douairière de Guillaume IV et gouvernante des sept provinces unies. 4.
F. Oudendorp, Laudatio fiinebris principis Annae, die 26 Febr. 1759. Lugd. Bat. Fol.
P. Wesseling, Oratio in obitum regiae Britanniarum principis Annae, serenissimi Wilhelmi Caroli Henrici Fri-sonis Arausionensis et Nassaviae principis viduae, tutorio celsissimi filii Wilhelmi V nomine Belgicae gubernatricis. Traj. ad Rhen. 1759. Fol.
D. van de Wijnperse, Serenissima et regia princeps Anna, celsissimi principis Wilhelmi IV vidua, Belgii foe-derati tutorio nomine gubernatrix, post gloriosam et vitam et mortem laudata. Gron. 1759. Fol.
J. Schrader, Epicedion regiae Britanniarum principi Annae, quae tutorio serenissimi et celsissimi filii Gui-lielmi V nomine foederatum Belgium gubernavit dictum. Franeq. 1759. Fol.
Bemoediging aan den vrijen Nederlander over het afsterven van princesse Anna, doar. van Z. D. H. prins Willem IV, voorgevallen den 12 Januarij 1759.
(J. Schrader) Natalicium carmen filio serenissimi et celsissimi Caroli Christiani, principis Nassavio-Weilburgici ac serenissimae et celsissimae Carolinae, Arausionis et Nassaviae principis. (1760.)
Reedenrijkers zanglied toegezongen aan den heere Venereus Nero Ahenobarbus door Dikajophilus Misotyrannus.
38 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
Het wissel- en wondertoneel van den jaare 1763 of verzameling der geschriften, welke over de veelvuldige bankroeten zijn in 't licht gekomen.
J. Schrader, Epicedion Mariae Ludovicae Hassocassel-lanae principi et Arausionensi viduae dictum. Franeq.
J. H. Schrader, Lijkrede over Openb. XIV, vs. 13, ter gelegentheit van het smertelijk afsterven van Maria Louise landgravin van Hessen-Cassel, vorstin douairiere van Oranje en Nassau. Leeuw. 1765.
J. Schrader, Pannesvricum carmen Gulielmo V. Fran.
1766. Fol.
A. Weis, Akademische redenvoering tot zijne door-luchtigste hoogheid Willem den vijfden, prinse van Oranje en Nassau enz., uit naam en last van den academischen senaat in de gehoorzaale van 's lands hooge schole uitgesproken. 1766. 4.
J. Ratelband, Salomons droom verklaart bij gelegent-heid, als Z. D. H. Willem V, prinsse van Oranje en Sassauw, meerderjaarig geworden sijnde, op 8 Maart 1766 'jlegtiglijk aanvaarde het ervstadhouder-capitein- en admiraal-schap over de Nederlanden. Franek. 1766. 4.
(P. Burman en H. de Bosch) Celsissimo Arausionensi et Nassavio principi Gulielmo V, foederatorum Belgarum ethnarchae inaugurate d. 8 Mart. 1766. Aan zijne door-luchtige hoogheid Willem V, prins van Oranje en Nas-san, tot erfstadhouder der vereenigde Nederlanden ingehuldigd 8 Maart 1766. Amst. 1766. 4.
D. J. Slotsboo, Vreugdegalm der zegen vierende vrijheid toegewijd aan Willem V, prince van Oranje en Nassauw, ter gelegentheid dat Z. D. H. de regeeringe zelf aanvaarde. Leeuw. 1766. 4.
De wakende en droomende denker en onderzoeker over den oorsprong en de klagten wegens den tegenwoordigen slegten tijd. Amst. 1771.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDEELANDEN. 39
Eeuwzang op het verlaten beleg van Groningen op den 28 van Oogstmaand 1672. Gron. 1772.
Het nut der stadhouderlijke regering aangetoond bij gelegenheid der geboorte van Willem Fredrick. Alkm. enz. 1772.
P. Dortsma, De rhytmus monachicus of monnikendeun der broederschap van vrijheid en tolerantie naauwkeurig onderzocht. Vooraf gaat een getrouwe waarschouwing aan alle welmeenende vaderlanders tegen seeker nieuw boek, onder den misleidenden titel: Het nut der stadhouderlijke regeering, aangetoont bij geleegenheit der geboorte van Willem Frederik. 's Gravenh. 1773.
P. Hommo, Het zoogenaamde nut der stadhouderlijke regering, aangetoond bij gelegenheid der geboorte van Willem Frederik. Amst. 1773.
Naukeurige beschrijving van den vreesselijken storm en ongemeene hooge watervloed van den 14 en 15 November 1775. Franek. 1775.
Het boek anonymi, genaamt Deutero-Jubüon.
Missive van een amsterdamsch koopman, aan zijn vriend in Gelderland, over de behandelingen der engelschen, de memorien der engelsche en fransche ministers, en verdere zaaken hiertoe betrekkelijk. (Amst. 29 Dec. 1778.)
H. van Alphen, Nederlandsche gezangen. Amst. 1779.
Engelsche syllogismen, of korte verzameling van alle de bewijzen der beste en vaderlands-gezindste schrijveren, over den tegenwoordigen toestand van zaken tusschen Engeland en Holland. Arnh. 1779.
Lettre d'un marchand d'Arnsterdam, a un depute aux etats-généraux des provinces-unies des Pays-Bas.
Mémoire sur les intéréts essentiels de la republique. Precédé d'une lettre d'un gentilhomme de Gueldre, sur un livre intitule observations d'un citoyeil d'Arnsterdam sur le mémoire présenté aux etats-généraux, par monsieur le chevalier Yorke. 1779.
Brief van een goed patriot over de memorie door den
40 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
heere ambassadeur van Groot-Britannien aan H. H. M. de HH. staaten-generaal gepresenteerd den 9 April 1779.
L'avocat pour et contre, ou resumé historique et phi-losopliique de tout ce qu'on a écrit sur la liberté da commerce des munitions navales, suivi du jugement des plai-deurs. Brux. 1779.
G. Titsingb, Bedenkingen over de schaarschheid van zeevarend volk in het gemeen, en het verval onzer nationale zeevaart in 't bijzonder. Amst. 1780.
Het politiek systema van de regeering van Amsterdam in een waar daglicht voorgesteld, en haar gedrag tegens de beschuldiging van den ridder Yorke, bescheidenlijk verdeedigd in een brief aan een heer van de regeering in Zeeland. (1780.)
Aanmerkingen op de zeldzaame memorie van den ridder Yorke, ambassadeur des konings van Groot Brit-tannien den 10 Nov. 1780 aan H. H. M. overgegeven. 1780. Fol.
Redevoering van eenen engelschman ter verdediging zijner natie, in welke betoogd wordt, dat niet alleen de tegenwoordige handelingen der engelsche regeeringe het welzijn van haare onderdaanen maar ook tegelijk het wezenlijk geluk der Nederlanderen en andere volkeren behartigen. 1780.
Zaaken van staat en oorlog, betreffende de vereenigde Nederlanden, zedert het begin van het jaar 1780, XXV dln. Amst. 1788—92.
Het engelsch nieuw-jaars compliment, of samenspraak tusschen een zee-officier, geweeze koopman, noordholland-sche boer en een duitscher, over de rencontre voorgevallen op den laatsten December en eersten January, tusschen het engelsch esquader onder de commodore Fielding en het hollands esquader onder den schout bij nacht graaf van Byland. Amst. 1780.
Gesprek, tusschen een vaderland-minnend burger, en een patriottisch regent, over de tegenwoordige tijds-om-standigheden.
J. A. Nodell, Libertas batava. Elegia. Camp. 1780. 4.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDEBLANDEN. 41
Consideratien, in hoe verre het verbieden van naaia-looze geschriften dienstig is, en welke daar onder moeten hegreepen worden. 1781.
Gepaste aanspraak van eene talrijke en aanzienelijke societeit van welmeenende en onpartijdige lieden aan hun vaderland, ingerigt naar de konstig aaneengeschakelde, en sierlijk uitgewerkte aanspraak door de regeering van Amsterdam aan zijne doorlugtige hoogheid gedaan 8 Junij 1781.
Harmodius Friso, Aanspraak aan Willem V, erfstadhouder etc., 3e druk. A6. 1581.
De hritsche psalmen, gezongen in Engeland, eenige daagen voor het bloedig zee-gevegt, tusschen de hollan-ders en engelschen, op 5 Augustus 1781, en nu tot gemak des zangers, de muzijk nooten, op eenen sleutel gesteld. 12.
De mode. Amst. 1781.
(V. d. Kemp) Aan het volk van Nederland. Ostende 1781.
De met bangenetten en scherpe patroone gewaapende burgerwagt of gesprek tussen een burger en boer over den 8 Maart, de verjaardag van zijn D, hoogheit.
A. Contraduc, De mof meesterknegt of de vader met zijn zeeven dochters, tooneelspel in vijf bedrijven. Batav. 1781.
Brief van een heer uit Leeuwarden aan Z. H. den hertog van Brunswijk Wolfenbuttel. 1781. Fol.
Twede, en veel sterker briev, dan de eerste, van een ander heer uit Leeuwarden aan Z. H. den hertog van Brunswijk quot;Wolffenbuttel. 1781. Fol.
Batavus Sincerus, Oud nieuws, of lijkzangen op Willem II en Willem III, met ophelderende aanteekeningen. Ten dienste van alle vrijheidlievende vaderlanders, naar de origineele handschriften van dien tijd in 't licht ge-geeven, met een opdragt aan Willem V. 1782.
Twee brieven aan P. Camper, volmagt ten landsdage enz. Amst. 1782.
42 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN.
Brief over de waere oorzaak van 's lands ongeval, gevonden tussclien Utrecht en Amersfoordt. 1782.
Nederland aan deszelfs zeehelden. Amst. 1782.
Lanterne magique of toverlantaern, vertoonende zeer duidelijk de wonderlijke zaaken die in deezen wonderlijken tijd voorvallen. Zevende vertoning. 1782.
Dappere heldendaad van den grooten heer Jansen, lieut. ter zee, en aanlegger van het plaizier-reisje van Kaatje Mulder enz. naar 's Hage. Middelb.
Aanmerkelijke droom van zeeven steene beelden, vertoont op een delfsche kermis.
De stemme des volks of hartroerende smeekbeede van alle welmeenende vaderlanders aan alle de leeden der hooge regeering des lands, en Neêrlands erf-stadhouder.
Wie illumineerd met mij ter eere van den baron van der Capellen, heere tot den Pol? opgedraagen aan alle vaderlanders, in spijt der engelsche en hertogs-gezinden, Ie- st. Kampen.
De betoverde schoolmatres of rotterdamsche tover-his-torie. Eene echte en alzints waare gebeurtenis, in deze dagen te Botterdam voorgevallen.
Patriottische cathechismus, ofte onderwijzinge in de suyvere waare patriottische gevoelens der Nederlanderen. quot;s Hage.
De vuile gewinzoekers ten toongesteld, hunnen bedrie-gelijken handel gemeld; 't caracter der paskwilschrijvers beschreeven, om aan de waereld van zulk volk een afschrik te geeven. Blijspel. Febr. 1782.
De tot rekenschap gevorderde comptoir knegt. Toneelspel. Schied. 1782.
Lettre a l'auteur de la feuille hebdomadaire intitule le politique hollandois par un vrai hollandois.
Copie missive van een heer van Botterdam aan zijnen vriend te Amsterdam over de goedvinding van de pluraliteit der heeren vroedschappen in de eerstgemelde stad. om geene recommandatien van Z. H. meer te respecteeren en over het niet vertrekken der oorlogschepen na Brest, 1782,
GESCHIEDENIS. ■GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 43
Apologie voor den vaderland-lievende pensionaris der stad Amsterdam, Mr- Engelbert Francois van Berckel. Vervat in eene missive van een heer uit Delft aan zijn vriend te Amsterdam. Rott. enz.
Concept-request aan H. H. Mog. de heeren staaten generaal der vereenigde Nederlanden, voor burgers, in-en opgezeetenen van dezelve landen, ter verwijdering van den hertog Louis van Brunswijk Wolvenbuttel. Kotterd. enz. (1782).
Request van burgeren en ingezeetenen der stad Amsterdam omme de reëele verwijderinge des heere hertog van Brunswijk Wolffenbuttel enz. 1782. Fol.
J. Slicher, Beëdigde verklaring, met betrekking tot het fameuse dank-adres aan Willem de V, stadhouder enz. in December 1782. In Holl. 1784.
Aan-spraak van den hertog Louis van Brunswijk Wolffenbuttel aan Z. D. H. Willem de V. — Bij gelegenheid van het neemen van zijn afscheid en vertrek na zijn gouvernement 's Hertogenbosch, 's Hage enz.
Justificatie van Willem de V, erfstadhouder enz. 1783.
Zamenspraken gehouden in het rijk der dooden tus-schen Willem Carel Hendrik Friso, Mr- Jan Hop en M1'-Pieter Burman.
't Oranjehof.
Naamlijst der uitmuntende patrioten, beschermeren van land en stad, de manhafte leden welke hebben ingeteekent in het onlangs opgerichte vrij-corps te Rotterdam. 1783.
De heklencorpsen van Dordrecht, Rotterdam en Schiedam vertoond in dien staat waarin dezelve zich thans bevinden. 1783.
Een historie van belang, voorgevallen op de exercitieplaats te Dordrecht, met zeeker burger en stads-dril-meester, bij het verrichten der publique exercitie. 1783.
Het polietiecque goudschaaltje, waarop de memorie der heeren burgemeesters en raaden der stad Amsterdam, en de missive van den veldmaarschalk hertog Louis van Brunswijk tegens elkander staatkundig en onpartijdig ge-woogen worden. Amst.
44 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDEELANDEN.
Parodie op de vaderlandsche feestzangen door Pieter Yrede, voor eene maaltijd ter aankweking van vrijheid-liefde. Gehouden bij de garnaalwijvenmarkt in het Doelistehuis, den 26 April 1783. Amst. enz.
De advocaat en boezemvriend van Js. Ie Francq van Berkhey, verdedigende de zeetriumph der bataafsche vrijheid en de eere van Willem de vijfde. In Holland
P. Vreede, Lierzang, ter eere van Hendrik Hoofd Danielsz., burgemeester van Amsterdam. Leyd. 1783.
Beredeneerde catalogus eener verzameling van schilderijen der eerste meesters van Nederland, 's Hage.
Alle oogen wagten op Uw o heeren H. M. heeren staaten generaal. Amst.
Treur-bazuin, uitgalmende den rampzaaligen toestand, waarin de republiek, door den willekeurigen vreedebreuk van den roomschen keizer Joseph den tweeden, zig ge-bragt ziet enz. 1784.
Brief van een waare patriot van Amsterdam aan zijn vriend te Utrecht, aangaande de zooveel gerugt makende missive van de koning van Pruyssen. Amst. 1784.
Samenspraak tusschen Corn, van Oeveren en Catrina Mulder, bijgenaamd Kaat Mossel. 1784.
Viertal dichtstukken, bij gelegenheid van de overgifte der vaendelen aen, en het eerste uittrekken van het genootschap van wapenhandel, onder de spreuck: voor vrijheid en vaderland binnen Leyden. Leyd. 1784.
(F. van Aken) Op de afvuuring van het leydsche genootschap van wapenhandel, ter spreuke voerende: Voor vrijheid en vaderland, gedaan den 30 van Herfstmaande
1784.
(F. van Aken) Aan de muitzucht na het oproer in Leyden, den 9 Junij 1784 en volgende dagen voorgevallen. Leyden enz.
(J. A. Eepelaer) Aan mijn vaderland, ter gelegenheid van den vrede met Engeland, getekend op den 20 van Bloeimaand 1784.
Kapport van gecommitteerdens van hun Ed. G. M.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN. 45
staaten van Holland en Westvriesland, nopens den staat van 's lands frontieren, magazijnen en arzenaalen. In Holland 1784.
De jonge savojaard met zijn nieuwe toverlantaarn pas uit zijn land gekomen, met zich gebracht hebbende vertooningen van den besten smaak voor prinsen en hertogen — edelen en burgers.
Levens-beschrijving van prins Ernst Louis van Bronswijk W olffenbuttel.
Kort voorstel van het geene omtrent den overgang van Lodewijk hertog van Brunswijk in den dienst van de republicq der vereenigde Nederlanden, en deszelfs conservatie in den gemelden dienst is voorgevallen. Fol.
Het gedrag van jonkheer A. P. van der Capellen, aan het publicq door hem zelve opengelegt. 's Gravenh. 1784. #
Zamenspraak in het rijk der dooden, tusschen Willem Heemskerk en Joh. Derk baron van der Capellen tot de Poll, met Joh. van Oldenbarnevelt, Jan en Cornelis de Witt en Petrus Burmannus. Arnh. enz.
De klagende maegt van Holland, verzeld van keerdicht, waer in de lasteringen van dezelve tegen de hooge overigheid op een bondige wijze wederlegd worden.
De donderslag der schuldigen, weegens de onheilen der landen. In Holland.
De aristokratie óntmomd en heilzame raadgevingen aan de ingezetenen der zeven vereenigde Nederlanden, die onselukkielijk aan de antipatriotische partij zijn verknocht. In Holland 1785.
Klagten van' eenen grijzen hollander wegens den te-genwoordigen toestand van het vaderland. Leid. enz.
Beantwoording van eenige weinige vraagen door een oud regent, aan zijne landsgenooten voorgesteld. Arnh. enz,
Nieuw-jaarsdag. Hekel-dicht. Amst.
Ontwerp om de republiek door eene heilzaame ver-eeniging der belangen van regent en burger, van binnen gelukkig, en van buiten gedugt te maaken. Leid. 1785.
R. J. Schimmelpenninck, Verhandeling over eene wel
46 amp;ESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
ingerigte volksregeering. Uit het latijn vertaald door A. B. Swart. Leid. 1785.
Iets aangaande hetgeen onlangs te Amsterdam tusschen de regeering en burgers voorgevallen is.
Amsterdamsche brieven, geschreeven aan den wel eerw. en zeer geleerden heer F. A. van der Kemp. Amst.
1785.
Noodige ophelderingen op de missive van Mr- H. Cal-koen aan den wel eerw. zeer gel. heere F. A. v. d. Kemp.
Verzameling van staats-stukken in de zaak van het commando over het guarnisoen van den Haag.
Consideration op de memorie van zijne hoogheid, rakende het commando van het guarnisoen van den Haag,
1786.
Verzameling van staatsstukken, rakende de oproeren van den 4 September 1785 en 21 Maart 1786 in 's Hage enz., 2 st. Amst. 1786.
De Mercurius der elizeesche velden, of staats-berig-ten uit het rijk der dooden, om te dienen tot opheldering der vaderlandsche hedendaagsche historie in deze laatste tijden. Amst. 1786. 12.
S. Stijl, Astrea, friesche lierzang, bij gelegenheid van het gebeurde te Utrecht, den tweeden van Oogstmaand 1786. Harl. en Utr. 1786. •
Historisch verhaal van het gepasseerde te Leyden, met de propositie van geheimhouding enz. Leyd. 1786.
Eerkrans voor den steller van het rapport omtrent de leydsche propositie van geheimhouding, den heer Mr- Jan Luzac.
Weerklank op den aanspraak van de heeren gedeputeerden der stad Amsterdam aan Z. H., of aanspraak van gecommitteerden van het sleepersgilde van genoemde stad aan den heer president burgemeester.
Missive van het hof rakende hun Ed. Gr. Mog. resolutie van 28 Junii en publicatie van 23 February 1786. Fol.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 47
Missive van het hof met hunne aanmerkingen op het advies van gecommitteerde raden op de missives van den hoogen raad en het hof, concerneerende H. Ed. Gr. Mog. resolutien van 18 en 24 Maart, en de pubKcatie van 24 Maart 1786. Fol.
Missive van een oud regent, over de waare oorzaaken van den rampspoedigen en gevaarlijken staat van de re-publiecq. (1786.)
Missive van een oud predikant over de waare oorzaaken van den rampspoedigen en gevaarlijken staat van de republiek. Tot eene bijlage bij de missive van een oud regent.
Politieke bedenkingen en onderrigtingen van een oud en geweezen officier der burgerije van Amsterdam, aan zijn neef, onlangs ook officier geworden. Voorgesteld in twee brieven. Amst. 1786.
Vervolg der politieke bedenkingen en onderrigtingen enz. Derde en vierde brief. Amst. 1787.
Tweede vervolg der politieke bedenkingen en onderrigtingen enz. Vijfde en zesde brief. Amst. 1787.
Propositie van de hoog wel geb. gestrenge heeren baron van Palland tot Zuithem, baron de Vos van Steen-wijk tot den Hogenhof, baron van Haersolte tot den Doorn, baron de Vos van Steenwijk tot Nijerwal, baron Sloet tot Marksveld, gedaan ter staatsvergadering van de provincie Overijssel, 8 September 1786.
Heldenzang op de defensie van Hattem enz. In drie zangen. 1787.
De weezen aan Grod en aan de burgerij der stad Ley-den, bij den aanvang des jaars 1787.
S. Stijl, Aan den heer Hendrik Hooft Danielsz., wegens den 26 February 1787.
De gevonden brieventas met patriottische stukken, kunnende als een elfde vervolg, op de nederduitsche en la-tijnsche keurdigten, aangemerkt worden, verloren door G. M. Harl.
Pluto, mof en vluchteling. Tooneelspel.
Janus, 1747—1787. 4.
48 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
De oranjeboomen door Frank de Vrij. In Holland.
De orangeboomen contra, door Vrij de Frank, aan Frank de Vrij. Amst.
Missive van de staaten van Gelderland, aan de staaten van Holland, in dato 16 Augustus 1787. Nij meg. 1787.
A leurs altesses serenissime et royale k l'occasion de leur heureux retour, par les enfans de la maison de cha-rité wallonne de la Haye (1787).
Den 18 September 1787.
Capellen (1787).
G. Paape, Grondwettige herstelling van het geluk der nederlandsche maatschappij, volgens de wijsgeer te en mensch-kunde. Eotterd. 1787.
C. W. Decker, Proeve eener verhandeling over de natuur en uitnemendheid der herstelde regeeringswijze van de nederlandsche republiek. Amst. 1787.
Beknopt vertoog ter aanprijzinge van eene uitgebreidere amnestie, als heilzaam voor het gemeenebest, en overeenkomstig met de waare belangen van den souverein, door een vredelievenden vries.
Bedenkingen van een waar beminnaar van zijn vaderland, over 't afvorderen van schavergoeding en andere personeele vervolgingen weegens voormalige niet vader-landsche gedragingen en denkwijs. Amst.
Smeekschrift aan Neêrlands Debora. Bruss. 1788.
De uitgeweeke en mishandelde patriot tot moed en bedaardheid aangespoord, en het gewis verderf van het trotsche Oranje, en van de heerschzugtige aristocraten voorspeld. St. Omer 1788.
De lotgevallen der nederlandsche burgers, welke door de troupen van zijne pruissische majesteit, in de maand September van het jaar 1787, zijn krijgsgevangen gemaakt. Bruss. 1788.
De ronde taal van het hollandsche hart, aan het oor van het fransche ministerie, of twee brieven, de eene van
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 49
den fransclien minister Lambert, en de andere van den heer van Hoey, gedeputeerde der hollandsche vlugtelingen, betreffende de omstandigheden der laatstgemelden, en de handelwijzen die het ministerie omtrent dezelven houdt. St. Omer 1789.
C. L. van Beyma, Eemarques sur la requète du sieur Valckenaer, refugié hollandais. 1789.
Rapport van den geweezene commandant van Gorin-chem Ales. Ph. van der Capellen. Parijs 1789.
De hollandsche vaderlander, een waare geschiedenis van het laatst der agttiende eeuw. 1790.
Verhaal van het voorgevallene ten opzichte der uitge-weeken Nederlanders, die zich, zedert de omwenteling in de republiek der vereenigde provinciën, te St. Omer, Bethune en Gravelines in Frankrijk bevonden hebben.
1790.
Antwoord aan den heere C. L. van Beyma, op des-zelfs in November 1789 uitgegeeven stukje, getyteld: Re-marques etc. In Holland 1790.
Andwoord aen den heer Joh. Valckenaer, op deszeivs eersten brief. St. Omer 1790.
W. ten Houten, De middag der fransche vrijheid of de vreez voor de parijsche lantaarn. Blijspel. Duink.
1791.
Joujou de Normandie. Kopij van het oorsprongelijke, gecollecteerd in de nieuwe kerk 9 Maart 1791.
Aanmerkingen op den brief van uitschrijvinge van eenen dank-, vast- en bedendag over de republiek der vereenigde Nederlanden, tegens Woensdag den 30 Maart 1791. Doornick 1791.
Discours prononcé le 15 Mai 1791, par quelques pa-triotes hollandois a la société des amis de la constitution séante a Paris.
Onderzoek of de republiek den oorlog moet verklaren aen Vrankrijk of niet; voorgedragen in een tweeden brief van mylord G**m, aen een voornaem heer uit de pro-vintie van Utrecht. Uit het fransch vertaeld. Lond.
50 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN.
Bericht aan de Batavieren. Door Condorcet, lid van de nationale conventie in Frankrijk. Duink. 1792.
Rapport en ontwerp van decreet, voorgesteld aan de nationaale vergadering door den heer Eamel, lid van het comité van liquidatie, betreklijk de hollandsche vlugtlin-gen, zie in Vrankrijk bevindende. Uit het fransch. Duink. 1792.
(C. L. van Beyma) Het caracter van den heer J. Valc-kenaer. Uit zijne eigene daaden en woorden opgemaakt. St. Omer 1792.
Verzameling van eenige brieven gewisseld zederd April 1791 tusschen den heer d'Osmond, ge weezen minister ple-nipotentiaris van Vrankrijk bij den staat der vereenigde Nederlanden, en Coert Lambertus van Beyma, voorheen gecommitteerde staat van Vriesland. Uit het fransch enz. St. Omer 1792.
T. Vaderlander, Brief aan Jacob Elias, hoofd-officier te Amsterdam, wegens het verbieden en doen ophaalen van den brief aan het fransche volk, van T. Paine. In Holland 1792.
L. P. van de Spiegel, Brieven en negotiation, geduu-rende den jongsten oorlog van dezen staat met de fransche republiek. quot;Waarbij gevoegd zijn veele authentique stukken, strekkende tot beter verstand van dezelve brieven, III dlrw Amst. 1803.
(J. A. Repelaer) Het vaderland in 't begin des jaars 1793.
Blauw en van Irhoven van Dam, Geschiedkundig verhaal van het gedrag der nederlandsche gemeenebest-ge-zinden geduurende den tegenwoordigen oorlog, 3de dr. Leyd. enz.
Breda verovert en herovert in 1793. Met bijlagen. Breda.
Omstandig verhaal der merkwaardigste bijzonderheden, die bij de inneeming en weder-ontruiming der stad Breda, door de Franschen, hebben plaats gehad. Alkmaar enz., 1793.
J. Scharp, Lierzang aan mijne landgenooten in den oorlog van het jaar 1793. Tweede druk. Rotterd.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN. 51
F. J. Winter Tromp, Lierzang bij het afsterven van J. A, Zoutman, den onsterfelijken overwinnaar op de Doggersbank. Dordr. 1793.
Zestal vaderlandsche klink-dichten. Amst. enz.
Missive aan den generaal Dumouriez en twee dichtstukjes. (1793.)
Eerzuil voor den dapperen hopman J. M. van Kropff. Amst. 1793.
Eer-lauwrieren voor de dappere helden, de heer capi-tein J. S. Haringman en de heer luitenant W. O. Bloys van Treslong enz. Amst.
Wijsgeerige staat- en historiekundige brieven, tusschen een gevoelig Nederlander en 't beminnelijkste batavische meisjen. Amst. 1793.
Adres van Anacharsis Cloots aan de bataafsche sansculottes. 13 November 1793.
Adres van Robespierre. 3 December 1793.
J. Scharp, Lierzang bij geleegenheid van de 46 verjaaring van Z. D. H. Willem den vijfden, op den 8 Maart 1794. Rotterd.
W. Goede, Leerrede over de redelijke, christelijke, republiekeinsche vaderlandsliefde, naar aanleiding van 2 Petri I, vs. 7b, gehouden op den avond van den alge-meenen dank-, vast- en bededag, 26 Maart 1794. Amst. 1794.
H. W. van der Ploeg, Een woord op zijn tijd, of hoe zal een christen zich gedraagen in deeze bedenkelijke omstandigheden? Voorgesteld in eene leerrede over Ephes. V, vs. 15, 16, den 17 Aug. 1794. Crefeld.
J. G. C. de la Saussaye, De voordeden van den oorlog en de gevaaren van de vreeden, in het tegenswoordige tijdsgewrigt. Leerreeden op 26 Maart 1794. Amst. 1794.
Publicatie van 25 Aug. 1794, van 't geheim committé van revolutie in Nederland. Plano.
Aan de Bataven (Oproeping 1794). Fol.
Adres aan de vroedschap van Amsterdam door burgers
52 UESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
dier stad, over den komst van den prins van Oranje en den hertog van York aldaar, en de vrees voor engelsch garnisoen.
Adres en aanbod der amsterdamsche burgerije aan prins Willem III en aan heeren burgemeesteren van Amstel-dam, van eene groote burgerwapening tegen de fran-schen in 't jaar 1673, — ter navolging voorgesteld. Amst. 1794.
Iets aangaande hetgeen onlangs te Amsterdam tusschen de regeering en burgers voorgevallen is.
Beoordeeling van het werkje van H. v. Alphen, ge-tytelt: de waare volksverligting. 1794.
Y. van Hamelsveld, Die kaatst moet den bal verwachten, of gesprek tusschen I. en K., over de recensie van de lijkreden door P. van Hemert gehouden op A. A. van der Meersch, voorkomende in de vaderlandsche Bibliotheek, dl. IV, No. 12, bl. 547.
Op de afbeelding van den burger-generaal Charles Francis Dumourier.
De representanten van het fransche volk, bij het noord-lijk leger, aan de ingezetenen van Nederland, en in het bijzonder aan de burgers van Amsterdam, 12 Oct. 1794. Plano.
Les representans du peuple francjais envoyés prés les armées du Nord et de Sambre et Meuse aux Bataves, 20 Oct. 1794.
Daendels, generaal major bij de fransche armee, aan zijne geldersche en overijsselsche landgenooten. 21 Oct. 1794. Plano.
Proclamation des representants du peuple, pres les armées du Nord et de Sambre et Meuse aux Bataves. 31 Octob. 1794. Holl. en fransch.
Kabbie Kabiel Lynzo, Het boek der chronieken der Nederlanders, beschreeven in de oostersche stijl. Amst. 1795.
Naauwkeurig verslag van de zo onverwachte, als roem-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 53
rijke, en tegelijk eerste zeetogt van Neerlands dapperen admiraal generaal Willem V, benevens deszelfs luisterrijke aankomst te London.
Vreuede lied bij den zeegen der vrijheid op den 18 en 19 Jan. 1795. Fol.
Lofdicht aan Gode, ter gelegenheid van de zegepraal der Franschen en het invoeren van de leere van vrijheid en gelijkheid, door het vclk in Nederland. Leeuw. 1795.
Rechten van den mensch en burger geërkend en verklaard door de provisioneele representanten van het volk van Holland bij publicatie van 31 Januarij 1795. 12.
De rechten van den mensch en burger door de representanten van Holland vertoond, en de pligten van den mensch en burger door een oprechten patriot er tegen over geplaatst, met aanteekeningen bij de verklaaring der representanten van Holland, van 31 Jan. d. j., en een bijvoegsel wegens de aanstaande nadere bepaling der rechten van den mensch en burger. Amst. 1795.
Constitutioneele acte voorafgegaan door de verklaring der regten van den mensch en burger. In het vlaamsch vertaald door de Volkssociëteit te Duinkerken. Leeuw. 1795.
Iets voor de bataafsche patriotten.
Het committé central revolutionair der landprovinciën aan derzelver ingezetenen. Leeuw. 1795. Plano.
Gedachten over de vraage: of de representanten des volks hunne vergaderingen behooren te houden met opene deuren ? Leeuw.
Welmeenende raad of aanspraak aan het volk van Nederland. Amst. 1795.
Verhandeling over de oorzaaken van het verval, en opgaave van middelen ter verbeetering van onzen alge-meenen welvaart. Amst. 1795.
H. W. Lozeman, Garther of het verwarde huishouden. Toneelspel.
Echte opgaave van den staat der goederen en inkomsten van den ge weezen stadhouder Willem V. Leeuw. 1795.
54 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN.
Lijst der jaarlijksche inkomsten van den stadhouder en zijn huis, met betrekking tot Nederland. Leeuw. 1795.
Extract uit het register der resolutien van de H. M. heeren staaten generaal, 29 Mey 1795. Fol.
J. Heringa, Godsdienstige redenvoering ter gelegenheid van de geslotene en geratificeerde alliantie tusschen de fransche en nederlandsche republieken, 's Hage 1795.
Extra-courant van Saturdag 4 Julij 1795.
J. H. van Swinden, Advis over de nationaale conventie ter vergadering van de provisioneele representanten van het volk van Holland, op den 22/24 Julij 1795. Amst.
Gesprek van Minerva met den burger Eleutheriophilus Weetgraag gehouden binnen Amsterdam, 13/14 Aug. 1795. Amst. enz.
Het uitmuntend adres van het committé centraal generaal, resideerende in 's Hage, met eenige nuttige aanmerkingen opgehelderd. Leeuw. 1795.
G. Paape, De wederkeerende patriot aan de burgers van 's Hertogenbosch. 1795. 4.
J. Valckenaer, Redevoering over de plichten van een bataavsch burger, vooral bij eene staats-omwenteling. Uit het latijn vertaald door G. C. C. Vatebender. Gouda.
Extract uyt het register der resolutien van de H. M. heeren staaten generaal der vereenigde Nederlanden, 14 Oct. 1795. Fol,
Het plan conciliatoir nopens het daarstellen eener nationaale conventie door de respective gecommitteerden ter vergaderinge van H. H. M. heeren staten generaal der vereenigde Nederlanden geexhibeerd, 14 Oct. 1795. Gron.
De historie der politieke eeden, verklaringen en beloften, voor den jaare 1795, en de zes eerste maanden van 1796. Eene waare nederlandsche geschiedenis. Middelb.
N. N. de Vries, Onderzoek of en in hoe ver de representative souverainiteit van eene republiek moet in-gerigt zijn naar derzei ver volkrijkheid. Harl. 1796.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 55
S. H. Vernede, Iets over het succinct rapport of be-rigt der commissie tot onderzoek naar de finantieele en politicque gedraagingen der regenten, amptenaaren en ministers van liet voorig bestuur. Amst. 179G.
Publicatie van 21 January 1796.
J. A. Hemminga, Verhaal van het gebeurde in eenige agtereenvolgende grondvergaderingen, te Gouda; voor-uaamlijk betrekking hebbende op het decreet van het provintiaal bestuur van Holland, van 9 Maart 1796 enz. Rott. (1796).
Dibbetz, Adres aan de nationale vergadering, 29 Maart 1796. 4.
Publicatie te Amsterdam, 29 Mei 1796. Plano.
J. L. Huber, Aan het volk van Nederland. Amst. enz. 1796.
Reglement voor de bataafsche gewapende burgermacht, gearresteert bij de nationaale vergadering representerende het volk van Nederland, den 13 Sept. 1796. Leeuw. 1796.
Batavus aan zijne landgenoten, ter gelegenheid dat eene nieuwe constitutie, voor het volk van Nederland, werd vervaardigt. Amst. 1796.
Plan van constitutie voor het volk van Nederland. Haag 1796.
Lettre du citoyen Dibbetz au citoyen Moreau, général francais (fr. et holl.). (31 Decb. 1796.)
Provisioneele aanmerkingen op het rapport der commissie tot onderzoek van het committé van administratie der fransche troupen in deeze republiek. Hage 1797.
Rapport, behelzende een nieuw ontwerp der verklaaring van rechten en pligten van den mensch en burger. In den Haag 1797.
Ontwerp van staatsregeling voor het bataafsche volk.
Ontwerp van constitutie voor het bataafsche volk, dooide nationale vergadering ter goed- of afkeuring aan hetzelve volk voorgedragen. In den Haag 1797.
Welmeenende raad aan mijne landgenooten van beide partijen, om door vereenigde pogingen een einde aan de
56 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
revolutie te maken. Gevolgt van een korte aanspraak aan Mr- Philippus Verbruggen. In Holland 1797.
Dagverhaal der handelingen van de tweede nationaale vergadering representeerende het volk van Nederland. Zitting van 17 October 1797. 4.
Translaat uit de fransche republicain. (1797.)
Betoog dat eene onverdeelde regeeringsvorm in een gemeenebest uit haren eigen aart, onbestendig en voor de vrijheid van den staat gevaarlijk zijn moet.
Publicatie van het uitvoerend bewind der bataafsche republiek, wegens de heffing van de bezittingen en inkomsten, 30 Novb. 1798. 's Hage 1798.
Nederland op het einde van de 18de eeuw, aan prins Willem den eersten, verdediger der batavische vrijheid. In Holland.
J. van Esen, Memorie aan het vertegenwoordigend lichaam des bataafschen volks, den 6 Jan. 1800 ingezonden. Hage 1800.
S. Stijl, Vredezang bij den aanvang van de negentiende eeuw. Harl. 1801. 4.
Proclamatie van het uitvoerend bewind der bataafsche republiek, een nieuw ontwerp van staatsregeling aan den volke aanbiedende, 14 Septemb. 1801, met het ontwerp, 's Hage 1801.
Een hollandsch burger aan het britsche gouvernement, bij gelegenheid van de overwinning, behaald door den dapperen nederlandschen admiraal Yerhuell, den 17 en 18 van Hooimaand 1805.
Brieven over de tegenwoordig in omloop zijnde geruchten, omtrend eene nadere vereeniging van de bataafsche republiek met Frankrijk. Amst. 1806.
Kort en voorloopig berigt wegens de verschrikkelijke verwoesting der stad Leyden, door het springen van een schuit met buskruit geladen, liggende in de gragt van het Rapenburg, op Maandag den 12 Jan. 1807. llott.
R. H. Arntzenius, Dichterlijk tafereel der stad Leyden,
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 57
in den avond en nacht van den 12 van Louwmaand 1807. In den Haag 1807.
(F. B.) Klaag-zang bij het ongeval 't welk de stad Leyden getroffen heeft, op Maandag den 12 Jan. 1807. Utrecht (1807).
Klaagzang op het treurig ongeval de stad Leyden overkomen, 12 Jan. 1807. Utrecht.
(N. C. Brinkman, quot;Wed. C. van Streek) Treurzang bij 't ongeluk, dat de stad Leyden getroffen heeft, op Maandag 12 Jan. 1807. Amst. 1807.
Aan den geest van Barthold Schwartz, uitvinder van het buskruid, bij gelegenheid van het verschrikkelijk lot, de stad Leyden getroffen, op den 12 Jan. 1807, door 't springen van een schip met buskruid geladen. Amst. 1807.
(E. S.) Leidens ramp geene Gods-straf. Lierzang. Amst. 1807.
Zijn alle de christen-geestelijken huichelaars? of uitnodiging tot een mondgesprek aan den maaker van den lierzang, getiteld: Leidens ramp geene Gods-straf. Amst.
J. van Leeuwen, Op de verlossing van Nederland en de terugkomst van eenige vriesche jongelingen, geroepen tot de eerewacht des franschen keizers. Leeuw. 1813.
A. A. van Boelens, Aan mijn vaderland. Leeuw. 1814.
J. Scheltema, Vergelijking van de afschudding van het spaansche juk, in 1572, met die van het fransche, in 1813. Amst. 1813.
Briefen van A. aan Z. Leyd. 1813.
H. Bosscha, Belgica libera, ad principem Gulielmum Auriacum, carmen festum. Amstel. 1814. 4.
J. Suasso de Lima, Uitboezeming bij het plegtig intreden van Z. K. H. Willem Frederik George Lodewijk en H. K. H. Anna Paulowna. 's Grav. 1816.
E. A. Borger, Op de bevalling der prinses van Oranje. Leiden 1817.
G. H. van Senden, Empfindungen bei der Vermahlung
58 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
des Prinzen der Niederlande Friedrich Wilhelm Carl, mit der Prinzessin von Preussen, Louise Augusta Wil-helmina Amalie. 1825. 4.
D. Fockema, Iets betrekkelijk de afscheiding van het zuiden en noorden van de Nederlanden. Leeuw. 1830.
D. Fockema, Herinneringen bij opkomende gedachten naar aanleiding van de tegenwoordige omstandigheden. Leeuw. 1831.
(S. Speyert van der Eyk) Regi et patriae, 16 Aug.
1831.
Gedenkboek der vrijwillige flankeur-compagnie groninger en franeker studenten, bevattende benevens de voornaamste bijzonderheden der geschiedenis van dezelve, de stukken betrekkelijk hun oprigting, uittogt en terugtogt. Gron.
1832.
B. H. Lulofs, Aan de dappere studenten van Groningen en Franeker. Gron. 1831.
F. C. de Greuve, Juichtoon en zegezang bij den pleg-tigen intogt van de vrijwillige flankeur-compagnie der studenten van Groningen en Franeker. Gron. 1831.
Feestliederen bij de terugkomst van de vrijwillige flan-keur-kompagnie der groninger en franeker studenten, gedrukt in eenen daartoe opzettelijk vervaardigden tempel op de groote markt te Groningen. 30 Sept. 1831.
L. D. Poitevin, Hommage aux étudians flanqueurs volontaires de Groningue et de Franeker. Groningue 1831.
Album der heeren officieren, onderofficieren en manschappen uitmakende de compagnie vrijwillige flankeurs der groninger hoogeschool en van het franeker athenaeum. Georganiseerd binnen Groningen den 8 Nov. 1830. Fol.
Groninger courant. Vrijdag 26 Nov. 1830.
Tijdschriften en Mengelwerken.
L. G. Visscher, Historisch tijdschrift, II jaarg., 1841) 1842. Utr. 4.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDEKIS DEE NEDERLANDEN. 59
Nieuwsblad voor bibliographie, kunsten en wetenschappen. Eene bijlage tot het historisch tijdschrift. 4.
1. A. Nijhoff, Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, Xdln. Arnh. 1837—1856. Nieuwe reeks, dl. I, II, st. 1—3. 1859—1861.
Overijsselsche almanak voor oudheid en letteren, van 1836—1846, IX dln. Deventer 1835—1845.
Tijdschrift voor geschiedenis, oudheden, merkwaardige bijzonderheden en statistiek van Utrecht, 1ste serie, IX dln. Utrecht 1835—1843.
Utrecht voorheen en thans, tijdschrift voor geschiedenis, oudheden en statistiek van Utrecht, 2de serie, 1ste jaargang. 1844.
P. J. Vermeulen, Tijdschrift voor oudheden, statistiek, zeden en gewoonten, regt, genealogie en andere deelen der geschiedenis van het bisdom, de provincie en de stad Utrecht, dl. I. Utr. 1847.
Archief, vroegere en latere mededeelingen voornamelijk in betrekking tot Zeeland, uitgegeven door het zeeuwsch genootschap der wetenschappen, IV st. Middelb. 1856 —1859.
H. Q.» Janssen en J. H. van Dale, Bijdragen tot de oudheidkunde en geschiedenis, inzonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen, V dln. Middelb. 1856—1860.
Cadsandria, jaarboekje voor 1854. Zeeuwsch-Vlaamsch jaarboekje voor 1855—1857, verzameld door J. H. van Dale» Zeeuwsch jaarboekje voor 1858 en 1859, nieuwe serie, verzameld door J. H. van Dale en H. M. C. van Oosterzee. Schoondijke 1853—1859.
C. K. Hermans, Geschiedkundig mengelwerk over de provincie Noord-Braband, II dln. 's Hertogenb. 1840, 1841.
C. R. Hermans, Bijdragen tot de geschiedenis, oudheden, letteren, statistiek en beeldende kunsten der provincie Noord-Braband, II dln. 's Hertogenb. 1845.
P. Scheltema, Oud en nieuw, uit de vaderlandsche geschiedenis en letterkunde. Amst. 1844.
E. C. Bakhuizen van den Brink, Studiën en schetsen
60 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
over vaderlandsche geschiedenis en letteren, uit vroegere opstellen bijeenverzameld en herzien, I, 1. Amst. 1860.
AlKemeene Gteschiedenis en Staatsregt dep Mederlanden.
Oudste Geschiedenis.
G. Acker Stratingh, Aloude staat en geschiedenis des vaderlands, II dln., 3 st. Gron. 1847—1852.
W. J. Hofdijk, Ons voorgeslacht in zijn dagelijksch leven geschilderd, II dln. Haarl. 1859, 1860.
A. G. B. Schayes, Les Pays-Bas avant et durant la domination romaine, II voll. Brux. 1837, 1838.
A. G. B. Schayes, Eemarques sur la dissertation de M. Roulez, intitulée: de l'origine, de la langue et de la civilisation des peuples qui habitaient la Belgique actuelle a l'arrivée de César.
P. Scriverius, Batavia illustrata seu de Batavorum insula, Hollandia, Zelandia, Frisia, territorio Trajectensi et Gelria, scriptores varii notae melioris, nunc primum collecti, simulque editi. Lugd. Bat. 1609. 4.
S. van Leeuwen, Batavia illustrata, ofte verhandelinge van den oorspronk, voortgank, zeden, eere, staat en godtsdienst van oud Batavien, mitsgaders van den adel en regeringe van Hollandt. 's Gravenh. 1685. Fol.
H. Junius, Batavia, in qua praeter gentis et insulae antiquitatem, originem, decora, mores, aliaque ad eam bistoriam pertinentia, declaratur quae fuerit vetus Batavia, quae Plinio, Tacito, et Ptolemaeo cognita: quae item genuina inclytae Francorum nationis fuerit sedes. Lugd. Bat. 1687. 4.
Antiquitates belgicae of nederlandsche oudtheden. Zijnde d'eerste opkomst van Holland, Zeeland, 't sticht Utrecht, Overijzel, Vriesland, Braband, Vlaanderen enz. Amst. 1700.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 61
G. Bruining, Commentarius in variorum historicorum tradita de rebus belgicis, batavicis, frisicis, sicambricis , aliis nonnullis. Lugd. Bat. 1818.
Ph. Blommaert, Aloude geschiedenis der Belgen of Ne-derduitschers. Gent 1849.
D. de Lange, Korte verhandeling en verklaaring van de gemeenebests bestiering, en leevenswijs der oude Batavieren, van het ampt en de bediening der graaven enz. 's Gravenh. 1730.
P. van der Schelling, De aloude vrijheid, staatsregee-ring en wetten der Batavieren; vergeleeken met die van laater tijden. Rotterd. 1746.
J. Binkhorst, Oratio de frugalitate veterum hujus regionis incolarum. Horn. 1751. 4.
E. Wassenbergh, Verhandeling over dê nietigheid der beschuldiging tegen de oude Bataviers, afgeleid uit zekere plaatz van den puntdigter Martialis. Pran. 1779.
Ph. Blommaert, Julius Caesar in Belgie.
C. E. Hermans, Betoog dat er uit de Commentarii de bello gallico van Julius Caesar volstrekt geen bewijs kan worden getrokken, alsof die veldheer of zijne krijgsoversten in Noord-Nederland oorlog zouden hebben gevoerd, 's Hertogenb. 1839.
Grafelijke regering in Holland. Utrecht-sche Bisschoppen. Vlaanderen en B r a b a n d.
A. Matthaeus, Veteris aevi analecta, seu vetera monu-menta hactenus nondum visa, ed. 2, V voll. Hag. Com. 1738. 4.
M. Stoke, Rijmkronijk, met historie-, oudheid- en taalkundige aanmerkingen, door Balth. Huydecoper, Hl dln. Leyd. 1772. 4.
Die alder excellenste cronyke van Brabant, Hollant, Seelant, Vlaenderen int generael enz. (Antw. 1512.) Pol.
P. C. Boekenberg, Catalogus, genealogia et brevis
62 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
historia regulorum Hollandiae, Zelandiae et Frisiae. Lugd. Bat. 1584.
P. C. Boekenberg, Historiae Batavorum hactenus editae, cum catalogo omnium de rebus Bataviae voluminum eden-dorum. Lugd. Bat. 1592.
M. Vosmerus, Principes Hollandiae et Zelandiae domini Frisiae. Antv. 1578. Fol.
M. Vossius, Annalium Hollandiae Zelandiaeque libri quinque. Amst. 1635. 4.
J. Veldenaer, Chronyck van Hollandt, Zeelandt ende West-Vrieslandt. Uitgegeven door M. Z. van Boxhorn. Leyd. 1650. 4.
W. van Gouthoeven, D'oude chronycke ende historiën van Holland (met West-Friesland), van Zeeland ende van Utrecht. Dordr. 1620. Fol.
Het zelfde werk. 's Gravenh. 1636. Pol.
A. Matthaeus, Chronicon egmundanum seu annales re-galium abbatum egmundensium auctore Fr. Joh. de Ley-dis. Accedunt praeter Theod. a Leydis breviculos Leonis monachi egmundensis breviculi majores historiam comitum continentes, qui Egmundae sepulti. Hag. Com. 1692.
P. C. Boekenberg, Egmondanorum, potentissimae Hollandiae gentis historia et genealogia. Lugd. Bat. 1589.
Cronyek ende historie van het edele ende maehtighe geslachte van den huyse van Egmondt, gelegen in Noort-Hollandt, vierde druck. Alcm. 1646.
P. C. Boekenberg, Prisci Bataviae et Frisiae reges. Item Lugduni Batavorum, et quot;Wassenarae heroum, vetus-tissimarum Hollandiae gentium historia et genealogia. Lugd. Bat. 1589.
P. C. Boekenberg, Historia et genealogia brevis Bre-derodiorum, illustrissimae gentis Hollandiae. Lugd. Bat. 1587.
J. van den Toorn, Geslachtboom van alle de mannelijke nakomelingen uit het oud adelijk stamhuis der hee-ren van Brederode. Amst. 1790.
G. van Loon, Historisch bewijs, dat het graafschap van Holland, sedert het begin der leenen tot den afge-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN. 63
zwooren Philips den II toe, altijd een leen des duytschen rijks geweest is, enz. Leid. 1748.
Echte bewijsstukken en getuygenissen der schryveren, ter bevestiginge der geweeze leenroerigheid van het hol-landsche graafschap aan het duytsche rijk.
A. Kluit, Historia critica comitatus Hollandiae et Zee-landiae, II torn., 3 voll. Mediob. 1777—1782. 4.
De twaalfde en dertiende eeuw, tafereelen uit de tijden onzer voorouders. Door den schrijver van achttien eeuwen. Amst. 1846.
J. Meerman, Geschiedenis van graaf Willem van Holland, roomsch koning, IV dln. Met een aanhang achter het vierde deel. 's Gravenh. 1783—1797.
Koningskrooning van Hollands grave Willem den tweede, uitgegeven door A. D. S., met inleiding en aanteekenin-gen van J. A. A. Th. Amst. 1859.
S. de Wind. Verhandeling over de vraag: Kan Jacoba van Beijeren uit de hollandsche gravenrei uitgemonsterd en Jan van Beijeren in hare plaats gesteld worden? (1844).
H. W. Tydeman, Verhandeling over de hoeksche en kabeljaauwsche partijschappen. Leid. 1815.
B. Furmerius, Chronicon Joh. de Beka, canonici ul-trajectini, continens res gestas episcoporum sedis ultrajec-tinae et comitum Hollandiae a Christo nato usque ad annum 1345. Franeq. 1611. 4.
B. Furmerius, Historia veterum episcoporum ultrajec-tinae sedis, et comitum Hollandiae, explicata chronico Joh. de Beca, canonici ultrajectini ab anno nativitatis Christi usque ad annum 1345. Et historia Guil. He-dae, praepositi arnhemensis auctoris nunquam editi, com-pleta appendice usque ad annum Christi 1574. Franeq. 1612. 4.
A. Buchelius, Jo. de Beka et Wilh. Heda de epis-copis ultrajectinis recogniti et notis historicis illustrati. Accendunt L. Hortensii secessionum ultrajectinarum libri.
64 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
et S. Petri appendix ad historiam ultrajectinam. Ultraj. 1643. JFol.
A. Matthaeus, De rebus ultrajectinis et inprimis de bello cum. Covordensibus, Tarantiis, seu Drentinis olim gesto auctoris incerti narratio historica. Hag. Com. 1740. 4.
P. C. Boekenberg, Catalogus et brevis bistoria pon-tificum ultrajectensium; item Catalogus et brevis bistoria antistitum egmundanorum. Lugd. Bat. 1586.
P. Divaeus, De Galliae belgicae antiquitatibus liber I. Accessit buic editioni, H. Nuenari de eadem Gallia bel-gica commentariolus. Antw. 1584.
Kronijk van Vlaenderen van 580 tot 1467, II dln. Gent 1839, 1840.
P. Lanssens, Alouden staet van Vlaenderen, voor- en gedurende het leenroerig bestier, gevolgd van eene beknopte etymologische en geschiedkundige beschrijving der steden, en van een groot deel der parochiën, gelegen in het oud graefschap van dien naem. Brugge 1841.
Het beleg van Gent ten jare 965, naer een HS. van Gilles de Voocht (XVI eeuw). Gent 1845.
A. B. G. Schayes, Dagboek der gentsche collatie, bevattende een nauwkeurig verhael van de gebeurtenissen te Gent, en elders in Vlaenderen, voorgevallen, van de jaren 1446 tot 1515. Gevolgd door de kronijk van Vlaenderen, door twee naemlooze schrijvers der XVe eeuw, dl. I. Gent en Eott. 1841,
J. Gaillard, De ambachten en neringen van Brugge, of beschrijving hunner opkomst, bloei, werkzaamheden, gebruiken en voorregten. Brugge 1854.
F. de Vigne, Moeurs et usages des corporations de métiers de la Belgique et du nord de la France, pour faire suite aux recherches historiques sur les costumes civils et militaires des gildes et des corporations de métiers etc» Gand 1857.
GKSCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 65
C. A. Eethaan Macaré, Oude kronijk van Brabant, naar een onuitlt;res:even handschrift. Utr. 1855.
O O
J. F. quot;VYillems, Rijmkronijk van Jan van Heelu, betreffende den slag van Weeringen, van het jaer 1288. Bruss. 1836. 4.
H. van Wijn, Letter- en geschiedkundige aanteekenin-gen op de rijmkronijk van Jan van Heelu, uitgegeven door W. J. A. Jonckbloet en A. W. Kroon, 's Gravenh. 1840. 4.
P. Heuterus, Rerum burgundicarnm libri sex. Antv. 1584. Fol.
P. Heuterus, Opera historica omnia burgundica, aus-triaca, belgica, de rebus a principibus burgundis atque austriacis, qui Belgis imperarunt, pace belloque gestis. Accessere de veterum ac sui saeculi Belgis libri duo aliaque. Lovan. 1651. Fol.
Regering van Karei V.
L. ab Avila et Zunniga, Commentariorum de bello ger-manico, a Carolo V, caesare maximo gesto, libri duo, a Gulielmo Malineo, brugensi, latine redditi. Antv. 1550.
L. Guicciardini, Commentariorum de rebus memorabi-libus, quae in Europa, maxime vero in Belgio, ab un-detricesimo usque in annum 1560 evenerint libri tres. P. P. Kerckhovio, Actiophanensi, interprete. Antv. 1566.
F. Guicciardini, Historiarum sui temporis libri viginti. Caelio Secundo Curione interprete, II tom. Basil. 1567.
Th. Juste, Les Pays-Bas sous Charles-quint. Vie de Marie de Hongrie, tirée des papiers d'état. Brux. et Paris 1855.
J. D. W. Pape, De levensgeschiedenis van Maarten van Rossem, voornamelijk met betrekking tot de tegenwoordige provincie Noord-Braband. 's Hertogenb. 1847.
5
66 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEE NEDERLANDEN.
I. A. Nijhoff, Maarten van Eossem geschetst. (1861.)
J. Dirks, Severinus Feyta, of Leuven in 1542 door Maarten van Kossem berend. Work. 1856.
J. de Saint-Genois et G. A. Yssel de Schepper, Missions diplomatiques de Corneille Duplicius de Schepper, dit Scepperus, de 1523—1555. Brus. 1856. 4.
Ontstaan en vestiging der Nederland-sche Republiek.
V(an) H(ove), Historie der gravelike regering in Holland. Waerbij is gevoegd de oorsprong der nederlandse troublen, weleer beschreven door Viglins Zuichemus ab Ayta, en nu eerst in 't ligt gebraght door V. H.
Het zelfde werkje. Andere druk.
De stadthouderlycke regeeringe in Hollant ende West-Vrieslant. Dat is een kort en bondigh verhael van de gedenckwaerdighste daden ende wercken der hollantsche stadthouders, aenvangh nemende met het stadthouderschap van Willem I, ende eyndigende met de doodt van Willem II. Amst. 1662.
Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-welvaren. Aangewezen door V(an) D(en) H(ove) Amst. 1662.
P. C. Hooft, Neederlandsche histoorien, sedert de oover-draght der heerschappye van kaizar Karei den vijfden op kooning Philips zijnen zoon. Amst. 1642. Fol.
F. Strada, De bello belgico decas secunda, ab initio praefecturae Alex. Farnesii usque ad annum 1590. Eomae 1648.
P. Bor, Oorsprongh, begin ende vervolgh der neder-lantsche oorloghen, in 18 boecken, waerachtelyck en on-partydelyck beschreven , VI dln. 1621. Fol.
E. van Reyd, Oorspronck ende voortganck van de ne-derlantsche oorloghen. Ofte waerachtighe historie van de voornaemste geschiedenissen in de Nederlanden ende elders voorgevallen zedert den jare 1566 tot het jaer 1601, verdeylt in achthien boecken, tweede editie. Arnh. 1633. Fol.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEB NEDERLANDEN. 67
E. van Reyd, Historie der nederlantscher oorlogen, begin ende voortganck tot den jaere 1601, daer bij ge-voegt de nederlandsche geschiedenissen dienende voor continuatie tot de doodt van graef Henrick Casimier van Nassau, door J. van Sande. Leeuw. 1650. Fol.
E. Eeidanus, Belgarum aliarumque gentium annales, D. Vossio interprete. Lugd. Bat. 1633. Fol.
H. Grotius, Annales et historiae de rebus belgicis. Amst. 1658.
H. de Groot, Nederlandtsche jaerboeken en historiën, sedert het jaer 1555 tot 1609; met de belegering der stadt Grol en den aenkleven des jaers 1627; als ook het tractaet van de batavische nu hollandtsche republyk en de vrije zeevaert; met aenteeckeningen. Vertaelt door J. Goris. Amst. 1681. Fol.
E. Eremundus Frisius (J. Ghysius), Origo et historia belgicorum tumultuum, immanissimaeque crudelitatis per Cliviam et Westphaliam patratae. Accedit Historia tra-gica de furoribus gallicis. Lugd. Bat. 1619.
E. van Meteren, Historie van de oorlogen en geschiedenissen der Nederlanderen en derzelver naburen, van den jare 1315 tot 1611, X dln. Gorinch. en Breda 1748 — 1763.
J. van de Sande, De waeckende leeuw der Nederlanden. Historie, vertonende 't begin ende voortgangh der nederlandsche oorlogen, ende beroerten tot den vrede 1648. Amst. 1663. 12.
Kort kronykje, behelsende alle de voornaemste geschiedenissen die er in de tijd van 120 jaren van anno 1550 tot 1670 in de Nederlanden, als elders zijn voorgevallen. Amst. 1670. 12.
J. Ie Clerc, Geschiedenissen der vereenigde Nederlanden, sedert den aanvang van die republyk tot op den vrede van Utrecht in 't jaar 1713, en het tractaat van barrière in 't jaar 1715 gesloten, III dln. Amst. 1730. Fol.
(Turpin en Stijl) De opkomst en bloei van de republiek der vereenigde Nederlanden; voorafgegaan door eene verhandeling over de opkomst en den ondergang
68 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
van oude en hedendaagsche republieken. Amst. en Harl. 1774.
S. Stijl, De opkomst en bloei der vereenigde Nederlanden, 2de druk. Amst. en Harl. 1773.
Het zelfde werk, 3de dr. Bruss. en Dordr. 1824.
Ad. Borgnet, De Nederlanden onder koning Filips II. Naar het fransch. Amst. 1852.
Th. Juste, Histoire de la revolution des Pays-Bas, sous Philippe II, II tom. Brux. et Paris 1855.
J. van Vloten, Nederlands opstand tegen Spanje, in zijn beginselen, aard en strekking geschetst (1564—1567). Haarl. 1856.
J. van Vloten, Nederlands opstand tegen Spanje, in zijn eerste wording en ontwikkeling (1567—1572). Haarl. 1858.
J. van Vloten, Nederlands opstand tegen Spanje in zijn eerste ontwikkeling en voortgang (1572—1575). Haarl. 1858.
J. van Vloten, Nederlands opstand tegen Spanje, in zijn verderen voortgang (1575—1577). Haarl. 1860.
J. L. Motley, De opkomst van de nederlandsche republiek , met inleiding en aanteekeningen van R. C. Bakhuizen van den Brink, III dln. 's Grravenh. 1857— 1860.
J. L. Motley, History of the united Netherlands: from the death of William the silent to the Synod of Dort, II voll. Hague 1860.
P. Winsemius, Verhael van het recht des conincks van Hispanien op de Nederlanden. Uit het latijn. Fran. 1621. 4.
A. Kluit, Inwijingsrede over 't recht 't welk de Nederlanders gehad hebben, om hunnen wettigen vorst en heer, Philips, koning van Spanje, af te zweren. Leid. 1779.
(De Beaufort) Het leven van Willem I, prins van Oranje, graef van Nassau, stadhouder en capitein-gene-raal van Holland, Zeeland, Utrecht en Vriesland, 2de dr., HI dln. Leid. 1732.
J. Meursius, Gulielmus Auriacus, sive de rebus toto
GESCHIEDENIS, GESCHIEDENIS DER NEPEELANDEN. 69
Belgio tam ab eo, quam ejus tempore gestis, ad exces-sum Lud. Requesensii. Amst. 1638. Fol.
C. H. B. Boot, Encomium Gulielmi I, principis Arau-siae e gente Nassavia. J. H. Burlage, quot;Willem de zwijger (naar aanleiding van het latijn). 's Gravenli. 1848.
E. C. Bakhuizen van den Brink, Het huwelijk van Willem van Oranje met Anna van Saxen, historisch-kri-tisch onderzocht. Amst. 1853.
W. Broes, Filip van Marnix, heer van St. Aldegonde, bijzonder aan de hand van Willem I: Ter inleiding, Margareta van Parma en Katharina de Medicis, Willem I en Hendrik IV, II dln., 3 stukk. Amst. 1838— 1840.
Raoux, Essai d'un éloge historique de Viglius de Zui-chem d'Aytta. Brux. 1787.
R. van Ommeren, Redevoering over Viglius Ayta van Zwichem.
M. L. van Deventer, Het jaar 1566. Eene historische proeve uit den nederlandschen vrijheidsoorlog. Met een voorwoord van R. C. Bakhuizen van den Brink, 's Gravenli. 1856.
M. d' Yvoy van Mijdrecht, Verbond en smeekschriften der nederlandsche edelen. Vermeerderd met eenige aanteekeningen en verrijkt met bijna alle de facsimiles door G. I. Beeldsnijder.
G. Groen van Prinsterer, Antwoord aan M. C. van Hall. (Over a. Hendrick, graaf van Brederode; b. Uitgave van brieven; c. Historische kritiek.) Leiden 1844.
J. W. te Water, Historie van het verbond en do smeekschriften der nederlandsche edelen, ter verkrijginge van vrijheid in den godsdienst en burgerstaat, in de jaaren 1566 en 1567. Uit veele oorspronglijke gedenkstukken saamgesteld, IV stukk. Middelb. 1775—1796.
J. P. van Capelle, Filips Willem, prins van Oranje. Haarl. 1828.
J. Meursius, Ferdinandus Albanus, sive de rebus ejus in Belgio per sexennium gestis. Additur de induciis liber singularis. Amst. 1638. Fol.
70 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
A. P. van Groningen, Geschiedenis der watergeuzen. Leyd. 1840.
K. Nys, Verhael van den aenslag gedaen door Johan Jauregui op het leven van prins quot;Willem van Oranje, 2de uitgave. Antw. 1854.
Stedelijk gymnasium te Leyden, 1856—57, 1857—58, 11 dln. 4. (Daar achter: K. Fruin, Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog.)
H. L. Wichers, Verklaring van het tractaat van de reductie der stad Groningen aan de unie van Utrecht, II stukk. Gron. 1794—1796.
P. Fleming, Oostende, vermaerde, gheweldighe, lanck-duyrighe ende hloedighe helegheringhe ende stoute aen-vallen: mitsgaders de manlycke, cloecke ende dappere teghenweer ende defensie bij den belegerden, in de jaren 1601, 1602, 1603 ende 1604. 's Gravenh. 1621. 4.
Ch. Potvin, Albert et Isabelle, fragments sur leur règne, part. 1. Paris et Brux. 1861.
(A. van Halmael Jr-) Emilia van Nassau, een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands. 1830. 4.
P. Winsemius, Vita, res gestae et mors illustrissimi principis Mauritii, principis Auraicae, comitis Nassaviae etc. Fran. 1625. 4.
(De Beaufort) Het leven van Frederik Henrik, prins van Oranje, graaf van Nassau , stadhouder en kapitein-generaal van Gelderland, Holland, Zeeland, quot;West-Vriesland, Utrecht en Overijssel, H dln. 's Gravenh. 1737.
H. Hugo, Obsidio Bredana armquot;'. Philippi HII, auspi-ciis Isabellae, ductu Ambr. Spinolae perfecta. Editio se-cunda. Antv. 1629. Fol.
D. Heinsius, Rerum ad Sylvam-ducis atque alibi in Belgio aut a Belgis anno 1629 gestarum historia. Lugd. Bat. 1631. Fol.
M. Z. Boxhornius, Historia obsidionis Bredae et rerum anno 1637 gestarum. Lugd. Bat. 1640. Fol.
V. Gaillard, De 1'influence exercée par la Belgique sur les provinces-unies, sous le rapport politique et intellec-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 71
tuel, depuis rabdication de Charles quint jusqu'a ]a paix de Munster (1555—1648). Brux. 1855.
Sedert den Munsterschen vrede.
De Wicquefort, L'Mstoire des provinces unies des Pais Bas, depuis le parfait etablissement de eet etat, par la paix de Munster, torn. I. La Haye 1719. Fol.
F. J. K. van Hoogstraten, De chambre mi-partie van het munstersche vredestraetaat. Eene bijdrage tot de geschiedenis der nederlandsche diplomatie. Utr. 1860.
L. van Aitzema, Verhael van de nederlandsche vree-dehandeling. Op nieuws gecorrigeert en met eenige stucken vermeerdert, II din., 1 bd. Amst. 1653. 4.
L. van Aitzema, Historie of verhael van saken van staet en oorlogh, in, ende ontrent de vereenigde Nederlanden, beginnende met 't uytgaen van den treves, en eyndigende met den jaere 1669, XIV dln. 's Gravenh. 1657—1671. 4.
L(ieuwe) V(an) A(itzema), Herstelde leeuw of discours over 't gepasseerde in de vereenighde Nederlanden in 't jaer 1650 ende 1651. 's Gravenh. 1652. 4.
Het zelfde werk. Amst. 1654. 4.
(W. J. C. van Hasselt) De loevesteinsche gevangenschap. (1650.)
(De Beaufort) Het leven van Willem den H, prins van Oranje, graaf van Nassau, stadhouder en kapitein-generaal van Gelderland, Holland, Zeeland, West-Fries-land. Utrecht, Overijssel en Stad en Landen, II dln. 's Gravenh. 1738.
quot;W. J. Knoop, La republique des provinces-unies en 1672 et 1673. Étude militaire. Traduction fra^aise par P. G. Booms. Bois-le Due 1854.
W. Temple, Aanmerkingen over den staat der vereenigde nederlandtsche provinciën. Amst. 1693. 12.
N. Ypeij, Commentarius de rebus gestis Mennonis Coe-horni. Franeq. 1771.
72 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDEKLANDEN.
N. Ypeij, Gedenkschrift der uitgevoerde daaden van den grooten Menno baron van Coelioorn. Uit het latijn. Fran. 1772,
J. G. W. Merkes, Memorie, behelzende eenige der belangrijkste krijgsgebenrtenissen, gedurende het leven van Menno baron van Coehoorn. 's Gravenh. 1825.
J. quot;W. van Sypesteyn, Het leven van Menno baron van Coehoorn, beschreven door zijnen zoon Gosewin Theodoor baron van Coehoorn, uitgegeven en met aan-teekeningen vermeerderd in naam van het friesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde. Leeuw. 1860.
J. van Leeuwen, Herinnering aan Sicco van Goslinga. Workum 1844.
A. F. E. Jacobi, Verward Nederland, of geschiedenissen der vereenigde Nederlanden, van den jaare 1780— 1787, met de daarop gevolgde omwending van zaaken in de republiek. Naar het Hoogduitsch, II dln. Amst. 1792.
C. L. Vitringa, Gedenkschrift, IH stukk. Arnh. 1857 —1860.
S. van Slingelandt, Staatkundige geschriften, IV dln. Amst. 1784, 85.
J. Wagenaar, Historische verhandeling over de natuur, uitneemendheid en paaien der waardigheid van stadhouder in de vereenigde provinciën. Amst. 1787.
K. Metelerkamp, De regeringsvorm der vereenigde Nederlanden, 1° dl. 's Gravenh. 1814.
H. W. Tydeman, Drie voorlezingen over de voormalige staatspartijen in de nederlandsche republiek. Met aanteekeningen en bijlagen. Leid. 1849.
J. quot;W. van Sypesteyn, Het leven en karakter van J. B. graaf du Monceau, oud-maarschalk van Holland, 's Her-togenb. 1852.
J. TV. van Sypesteyn, Geschiedenis van het regiment hollandsche hussaren. 's Gravenh. en Amst. 1849.
J. W. van Sypesteyn, Geschiedenis van het regiment rijdende artillerie. Zalt-Bommel 1852.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 73
Sirtema de Grovestins, Le baron Robert Fagel. La Haye 1857.
Het leven van Willem George Fredrik, prince van Orange. Kotterd. 1802.
W. J. Knoop, Beschouwingen over Siborne's geschiedenis van den oorlog van 1815 in Frankrijk en de Nederlanden, en wederlegging van de, in dat werk voorkomende, beschuldigingen tegen het nederlandsche leger, 2de druk. Breda 1847.
W. J. Knoop, Quatre-bras en Waterloo. Krijgskundige beschouwingen, 's Hertogenb. 1855.
J. Bosscha, Het leven van Willem den tweede, koning der Nederlanden. Amst. 1852.
(H. W. Tydeman) Fragmenta sermonis a decedente rectore magnifico academiae Lugd. Bat. habiti d. IX Feb. a. 1846.
W. B. Bergsma, De acht tafereelen van den gecostu-meerden optogt, den 25 Junij 1851 door het utrechtsche studenten-corps te houden, in hun historisch verband beschouwd. Utrecht 1851.
H. J. Koenen, De nederlandsche boerenstand historisch beschreven. Haarl. 1858.
H. J. Koenen, Geschiedenis der joden in Nederland. Utr. 1843.
J. Dirks, Geschiedkundige onderzoekingen aangaande het verblijf der heidens of egyptiërs in de noordelijke Nederlanden. Utr. 1850.
J. Dirks, Nieuwe bouwstoffen voor de geschiedenis van het verblijf der heidens of egyptiërs in Nederland. 1855.
E. van Bevere, Les Pays-Bas et la maison d'Orange-Nassau. Brux. 1860.
74 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEE NEDERLANDEN.
J. C. de Jonge, Geschiedenis van het nederlandsche zeewezen, 2de dr.. Ill din., dl. IV, st. 1. Haarl. 1858 —1861.
J. C. W. Ie Jeune, Het brie ven-postwezen in de republiek der vereenigde Nederlanden. Utr. 1851.
E. Gr. Lagemans, Eecueil des traités et conventions conclus par le royaume des Pays-Bas avec les puissances étrangères depuis 1813 jusqu'è, nos jours, IV torn. La Haye 1858, 1859.
Tractaat tusschen de staaten generaal der vereenigde Nederlanden en de regeeringe van Algiers. Geslooten in het jaar 1726. 's Gravenh. 1726. 4.
Tractaat tusschen de staten generaal der vereenigde Nederlanden en de regeeringe van Tripoli. Geslooten in het jaar 1728. 's Gravenh. 1729. 4.
J. C. de Jonge, Nederland en Venetie. 's Gravenh. 1852.
D. M. M. d'Hangest baron Yvoy van Mijdrecht, Frank-rijks invloed op de buitenlandsche aangelegenheden der voormalige nederlandsche republiek. Arnh. 1858.
J. Bosscha, De duitschers en de Nederlanden voor den munsterschen vrede, 's Gravenh. 1847.
J. Scheltema, Peter de groote, keizer van Eusland, in Holland en te Zaandam, in 1697 en 1717, II dln. Amst. 1814.
(W. Eekhoff) Friezen in Rusland vóór en onder keizer Peter de groote. 12.
Dagverhaal van Jan van Riebeek, eerste gouverneur aan de Kaap de goede Hoop, 1651. Utr. 1848.
Journael van 't begin, voortgang en eynde des oor-loghs tusschen den koning van Macassar en de O. I. compagnie in 1666—69, onder het beleydt van Com. Speelman. Leeuw. 4.
Missive van gecommitteerde bewindhebbende van de
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 75
west-indische compagnie, ter vergadering van thienen, te Middelburg. October 1786. Fol.
Missive van bewindhebberen der oostindische compagnie, tot antwoord op H. H. M. resolutie van 20 Julij 11., om op te geeven de middelen om te stuyten de onderneming van Spanje om op de Philippijnsche eilanden te handelen. October 1786. Fol.
Buitenlandsche staatkunde en geschiedenis tot die der Nederlanden in betrekking staande.
Tijs en Gijs of eerste saamen-spraak tussen deselve over een bijzonder courant-nieuws, in rijm en onrijm t' saamengestelt door A. S. 's Hertogenb. 1742.
Een brief van Jan aan Trijn, geschreven uit de winter-kwartiering van Bergen in Henegouwen. Voor 't meerderdeel sprekende van den pretendent van Engeland. Gerijmt door Adriaan Sam. 's Hertogenb. 1744.
Samenspraak tussen een hollandse en een franse matroos, in de bataille op zee bij de engelse, 's Hert. 1744.
Brief van den jongen pretendent Karei Stuart, 's Hert. 1744.
Lof-dight op het al te langdurig leven en het al te ontijdig sterven van sijne heilige eminentie de Fleury. Keul. 1743.
Op het afbeeldsel van een zeeker kardinaal, met het einde van zijn dood-verhaal. 1743.
Aenspraak door den marquis de Fenelon, ambassadeur van den koning van quot;Vrankrijk, bij de heeren staten generaal, en oorlogsdeclaratiën van Vrankrijk tegens Hon-garijen van 26 April, en tegens Engeland van 15 Maart 1744.
Copie van een authentique onderschepte opmerkelijke brief, geschreven door vader Patrik Graham, almoezenier en bigtvader van den zoon des pretendents in Schotland,
76 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
aan vader Benedictus Yorke, titulair bisschop van St. Davids, te Bath. Uit het engelsch. 's Hert. 1745.
Vervolg van het boeren praatje, of tweede t' saemen-komst van Leen, Kees en Neel, praetende over den tegenwoordigen toestand van zaeken, het toedammen der killen, en de nieuwe belasting, 2de druk.
De geschillen der engelschen met hunne volkplantingen in America van de eene en andere zijde voorgedragen in twee redevoeringen, en de beoordeelingen daarvan. Uit het engelsch vertaald. Leyd. 1776.
H. Goodricke's aenmerkingen op Dr- Price's leer en grondbeginselen van burgerlijke vrijhsit en regeering, voorgesaen door een brief aen eenen vriend over de
O O
vermeende voorrechten der americaensche volkplantingen beschouwd met opzigt tot recht en billijkheit. Leid. 1777.
Der Friesen vreugde over het vrij verklaaren van Amerika, den studenten van Franeker toegezongen, toen zij deezen heuglijken stap der republiek plegtig vierden door het afsteeken van een vuurwerk. 4.
Frieslands vreugde, ter gelegenheid dat een vuurwerk op 17 Junij 1782 in Franeker, ter eeren van de vrije verklaaringe der staten van Amerika is afgestoken. 4.
Le politique errant. Lond. 1785.
J. C. Lavater, De zwitzersche patriot, of de landdrost Felix Grebel, gelukkig overwonnen. In 't neder-duitsch vertaald door Hendrik Bergh, 2 de druk. Amst. 1786.
Memorien (1788).
Dufriche Valazé, Rapport aan de nationaale conventie gedaan, uit naam van de buitengewoone commissie van vier en twintigen, in de zitting van den 6 November 1792, over de misdaaden van den geweezen koning enz., 2de dr. Amst. 1792.
J. P. Eabaud, Beknopte geschiedenis der fransche staatsomwenteling. Uit het fransch. Paris en Leyd. 1792.
J. P. Rabaud, Staatkundige aanmerkingen over de tegenwoordige omstandigheden. Paris en Leyd. 1792.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN. 77
Levensbeschrijvingen van de voornaamste helden der fransche revolutie.
G. Paape, Karei Willem Ferdinand hertog van Bruns-■wijk Lunenburg, of de zegevierende pruisschen en oostenrijkers in Vrankrijk. Duink. 1792.
't Hoen, burger van Frankrijk, Victorielied voor Fre-derik quot;Willem koning van Pruissen, en Ferdinand hertog van Brunswijk. In Holland 1792.
Verzameling van alle de stukken, gevonden in het cabinet van den koning der franschen, bij den heer de la Porte enz., zederd den 10 Augustus 1792, welke, ingevolge het decreet van de nationale vergadering, door daartoe benoemde commissarissen zijn geinventariseerd, en aan de departementen en armeen verzouden. Uit het fransch vertaald, 1ste st. Haarl. 1792.
quot;Weinig bekende gedenkschriften wegens bet voorgevallene te Parijs, op den 2 en 3 September 1792. Uit het fransch vertaald, 's Gravenb. 1793.
Twee merkwaardige gesprekken, een gehouden den 8 October 1792, tusschen de pruissische veldheeren hertog van Brunswijk en Kalkreuth aan de eene, en de fransche generaals Labaroliere en Galbaud aan de andere zijde, en het ander, gehouden den 11 October 1792, tusschen de generaals Dillon en Galbaud, met den generaal Kalkreuth.
Briefwisseling van den generaal Miranda met den generaal Dumourier en de ministers van oorlog Pache en Beurnonville, zedert Januarij 1793 enz. 's Hage.
E. Maulde Hosdan, Discours prononcé a la convention nationale le Samedi 16 Mars, l'an second de la repu-blique framboise. Paris 1793.
J. F. Zöllner, Dank-rede over de wederinneeming der stad Mentz, door de troupen van zijne majesteit den koning van Pruissen, op den 22 Julij 1793. Uit het hoog-duitsch. Amst. 1793.
Algemeene en volledige naamlijst van de leden der nationaale conventie met hunne stemming, betreffende den
78 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DEK NEDERLANDEN.
dood van Lodewijk den XVI, koning van Frankrijk. Haarl. 1793.
Lodewijk de XVI aan het fransche volk, gezongen te Parijs, in het fransch en Nederduitsch. 's Hage 1793.
Chansons patriotiques. Paris. 12.
Europa bevredigd, in Lentemaand des jaars 1802. Lierzang. Amst. 1802.
S. Stijl, Vreugdezang hij het vieren van den algemeenen vrede. Feestgalm op den algemeenen vreugdedag, gevierd binnen Harlingen, den 2 Junij 1802. 4.
Echte berigten, officieele stukken en bulletins, bevattende de correspondentie, manifesten, proclamatiën en aanspraken, betrekkelijk de veldtogten der geallieerde mogendheden tegen de franschen in Spanje en Duitschland, VI Nos. Naar het engelsch. Amst. 1813.
Geschiedkundig tafereel van den aftogt der franschen uit Rusland. Vertaald naar het origineel te Petersburg uitgegeven in 1812. Amst. 1813.
J. H. van der Palm, De vrede van Europa. Leyd.
Gr. T. Suringar, Deo optimo maxime liberatori Europae. Ling. 1814. 4.
Aristogiton Frisius, Carmina quinque dicata honori ac meritis Napoleontis magni. Gron. 1814.
F. A. de Chateaubriand, Over Buonaparte, de Bourbons, en de noodzakelijkheid van zich, voor het welzijn van Frankrijk en van Europa, onder onze wettige vorsten te vereenigen. Uit het fransch vertaald. Amst. en 's Gravenh. 1814.
De Chateaubriand, Rapport sur l'état de la France fait au roi dans son conseil. Suivi du manifeste du roi de France, adressé k la nation fran9aise. La Haye
1815.
De fransche omwenteling naar den heer Mazas. Vrijelijk vertaald uit the Quarterly Review. Alkm. 1833.
S. Berard, Herinneringen uit de geschiedenis der omwenteling van 1830 en tegenwoordige staat van Frankrijk. Uit het engelsch. Alkm. 1834.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 79
Overdenkingen over de tegenwoordige buiten- en bin-nenlandsche staatkunde van Groot-Brittannie en het ministerie van lord Grey. Alkm. 1833.
Geschiedenis van bijzondere gewesten en steden.
Amstelredams eer ende opcomen door de denckwaer-dighe mirakelen aldaer gheschied aen ende door het TT. sacrament des.altaers, anno 1345. Antw. 1639.
P. Scheltema, Aemstel's oudheid of gedenkwaardigheden van Amsterdam, III dln. Amst. 1855—59.
H. Zoeteboom, De Zaanlants Arkadia. In vijf boeken te zamen gebracht. Amst. 1658. 12.
H. Soeteboom, Oudheden van Zaanland, Stavoren, Vronen en Waterland, 11 dln. Amst. 1702.
J. Honig, Jzn. Jr-. Romantische tafereelen uit vroegeren tijd, aan de geschiedenis der Zaanlanden ontleend, II dln. Zaandijk 1842.
J. Honig Jzn. Jr-gt; Geschiedenis der Zaanlanden, II dln. Zaandijk 1849.
J. Honig Jzn. JT-gt; Beschrijving van het bezoek van Z. M. koning Willem IH te Zaandam, op 17 Augustus 1855, met eene losse plaat. Zaand. 1855.
S. Eikelenberg, Gedaante en gesteldheid van Westvriesland voor den jare 1300 en teffens den ondergang van het dorp Vroone. Alkm. 1714. 4.
S. Eikelenberg, Alkmaar en zijne geschiedenissen. Alkm. 1739. 4.
Het zelfde werk. Eotterd. 1747. 4.
C. van der Woude, Kronijck van Alckmaar, 2de dr. Amst. en Alkm. 1743. 4.
D. Velius, Chroniick van Hoorn, 3de dr. Waar achter: T. Velius, Westfrisia. Horn. 1648. 4.
E. van den Hoof, Historie der vermaerde zee- en koopstadt Enkhuisen. Enkh. 1666. 4.
G. Brandt, Historie der vermaerde zee- en koopstadt
80 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN.
Enkhuisen, 2de dr., met een vervolg door S. Centen. Hoorn 1747. 4.
D. Burger van Schoorel, Chronijk van de stad Me-denblik. Hoorn 1747. 4.
D. Burger van Schoorel, Chronijk van de gantsche oude heerlijkheid van het dorp Schagen. Hoorn 1767. 4.
A. v. Slichtenhorst, Veertien hoeken van de seldersse geschiedenissen, van 't begin af vervolghd tot aen de afzweeringh des konincx van Spanien. Arnh. 1654. Fol.
(L. Ph. C. v. d. Bergh) Iets over oud Nijmegen, vóór de verpanding aan Gelderland, henevens eene chronologische lijst der burggraven en richters. Nijmog. 1840.
R. W. Tadama, Geschiedenis der stad Zutphen, van de vroegste tijden tot 1795. Arnh. en Zutph. 1856.
H. Q. Janssen, St. Anna ter Muiden, beschouwd als plaats, sedert het ontstaan der stad Mude in 1241, en als christelijke gemeente, van den aanvang der 16de eeuw tot op onze dagen, eene geschiedkundige proeve. Mid-delb. 1850.
H. Q. Janssen, Een blik op St. Anna ter Muiden in 1330. (1853.) 12.
H. Q. Janssen, Nalezingen aangaande St. Anna ter Muiden, III st. (1855—1857.) 12.
H. Q. Janssen, Monnikereede. (1854.) 12.
S. F. Klijnsma, Geschiedkundige herinneringen aangaande de voormalige vestingen Steenwijk, Kuinre en Blokzijl. Meppel 1853.
J. S. Magnin, Geschiedkundig overzigt van de besturen, die vóór de herstelling van Nederland in 1814
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDEN. 81
elkander in Drenthe zijn opgevolgd, II stukk. Gron. 1838—1842.
Kronyk van Groningen ende Ommelanden. Gron. 1743.
S. H. van Idsinga, Het staats-reclit der vereenigde Nederlanden, vertoond volgens de geschiedenissen der stad Groningen onder de bisschoppen van Utrecht en volgende princen, van 't midden der 11de tot het einde der 16de eeuw. Leeuw. 1765. Fol.
N. Westendorp, Jaarboek van en voor de provincie Groningen, II stukk. Gron. 1829—1832.
A. Smith, Geschiedenis der provincie Groningen, van het begin onzer tijdrekening af, tot aan den jare 1848. Gron. 1849.
L. van Bolhuis, Tweetal van plegtige redevoeringen, ter inwijding van een nieuw kerkgebouw te Oostwold, en te Appingadam ten besluite van de hooge kerk-ver-gadering van Stad en Lande. Gron. 1778.
N. Westendorp, Eerste leerrede gehouden in de nieuwe kerk te Sebaldeburen, benevens eene oudheidkundige verhandeling. Gron. 1809.
P. Lansens, Geschiedenis van Thourout en Wynen-daele, gestaefd door een aental tot dus verre onuitgege-gevene charters. Brugge 1845.
W. J. C. van Hasselt, Vianden de oudste bezitting der graven van Nassau, in het groot-hertogdom Luxemburg. Amst. 1850.
Algemeene verzamelingen van Charters enz.
J. van Leeuwen, Algemeen overzigt van den staat,
82 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS DER EEIESLAND..
inhoud en organisatie van het provinciaal archief van Friesland, beginnende in de dertiende eeuw en eindigende in den jare 1813. (1850.)
G. F. thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, Register van verbonden, zoenen, accoorden, privilegiën, handvesten, ordonnantiën, edicten, placaten enz., zullende dienen tot de uitgave van een Groot Placaat en Charterboek van Friesland. Leeuw. 1765.
G. F. thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, Groot Placaat- en Charterboek van Vriesland, V deelen. Leeuw. 1768—1793. Fol.
J. van Leeuwen, Alphabetisch register of algemeen repertorium op het Groot Plakkaat- en Charterboek van Friesland. Work. 1857.
L. Ph. C. van den Bergh, Lijst van oorkonden, die in het Charterboek van Friesland ontbreken, Work. 1860.
W. Eekhoff, Geschiedenis van de zamenstelling en uitgave van het Groot Plakkaat- en Charterboek van Friesland, benevens levensschetsen van de bewerkers. (1856.)
Beneficiaal-boeken van Friesland, opgemaakt ter voldoening aan het bevel, gegeven door de vrouwe gouvernante Maria van Hongarijen, te Brussel, den 25 Augustus 1542; uitgevaardigd in name van keizer Karei V, door het hof van Friesland, te Leeuwarden, den 3 November 1542; vernieuwd door de landvoogdesse te Brussel, den 28 Mei 1543, en door het hof herhaald en aangedrongen, te Leeuwarden, den 1 November 1543. Leeuw. 1850. Fol.
J. H. Beucker Andreae, Beneficiaal-boeken van Friesland. 1850.
M. de Haan Hettema, Beneficiaal-boeken van Friesland. 1850.
M. de Haan Hettema, Opene brief aan den heer J. van Leeuwen, bij gelegenheid van de uitgave van zijn stukje, getiteld: „ De uitgave der Beneficiaal-boeken van „ Friesland verdedigd tegen de zoogenaamde kritiek van „ Jlir- Mr' M. de Haan Hettema.quot; Leeuw. 1851.
G. J. Voorda, Register van de archieven, stukken en
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 83
documenten, liggende in de stads archive-kas te Leeuwarden. Leeuw. 1803.
Analecta, of enige oude ongedrukte schriften van diversen inhoud tot Friesland alleen specterende. Leeuw. 1750. 4.
J. Dirks, Losse stukken, betrekkelijk Friesland, uit de nalatenschap van wijlen J. van Leeuwen. Work. 1856, 1859.
(J. A. de Chalmot), Register der resolutiën en placaa-ten van de staaten van Friesland. Beginnende met het jaar 1570 en eindigende met 1780, II dln. Campen 1784, 1785. 4.
Eecueil van verscheidene resolutiën, placcaten en reglementen. Zedert eenige jaren bij de staten van Fries-landt genomen. Leeuw. 1733. 4.
Verzameling van placaten, reglementen en andere stukken door de staaten van Vriesland, zedert den 1 Junij 1748 tot den 7 February 1795, geëmaneerd en uitgegeven, VI dln. Leeuw. 4.
Verzaameling van placaaten, proclamatiën, notificatiën enz. Door het committé revolutionair, de provisioneele en volgende representanten, de wetgevende magt enz., van den 7 February 1795 tot den 26 Junij 1800, IV dln. Franek. en Leeuw. 1796—1800. 4.
Verzameling van placaaten, proclamatiën, notificatiën enz. Door het committé revolutionnair, de provisioneele en volgende representanten, de wetgevende magt, het wetgevend ligchaam, staatsbewind, departementaal bestuur enz., enz., van den 7 February 1795 tot den 18 October 1810, XIII dln., dl. XIV, st. 1. Leeuw. 1796 —1810. 4.
Verslagen van den gouverneur en staatsraad gouverneur aan de heeren staten der provincie Friesland, van 1826—1829, 1831 tot en met 1847 , 21 stukk. Fol., waarvan een in oct., zijnde dat van het jaar 1842.
Bronnen voor b ij zonde re tijdvakken.
Enquete in Friesland, in January 1564, gehouden over
84 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FEIESLAND.
liet placaat van koning Philips II, van 31 October 1563, op de scheepstoerusting, de zeeregten en assuranties. Medegedeeld volgens een HS. door J. Dirks.
De luctuosa Frisiae occiduae orientalisque et totius pene Belgii inundatione, anno 1570 calend. Novernb. carmen ex-hortatorium ad Frisios, Batavos ac reliquos Belgas, ut quisque serio se ad poenitentiam comparet, atque iram Dei minitantis graviora avertat. 1571. 4.
Uutschrijuen ende getrouwe vermaninge van eenen vermogenden diristelijcken potentaet, aen de staten ende ghemeyne inghesetenen der beyder Frieslanden, tusschen de Suyder See ende de Eemse glielegen. Uut het hooch-duytsch exemplaer in nederlantsch ouergheset. 1576. 4.
J. L. A. Diegerick, Lettres inédites de Gilles de Ber-laimont, baron de Hierges, gouverneur et capitaine géneral de Ia Hollande, d'ütrecht etc. suivies de quelques documents concernant 1'emprisonnement et la mise en liberie de Gaspard de Robles, baron de Billy, gouverneur de la Frise etc. Utr. 1859.
Melchior ab Amsweer, Querela Frisiae minoris, ad illustrissimum Uraniae principem, et caeteros confoedera-tos Belgiae status, in qua miseria ipsius quam hoe pos-tremo religionis bello perpessa sit, et etiamnum patitur, cum narratione praecipuarum in ea rerum gestarum, paucissimis comprehenditur. (Dav. 1581.) 4.
Onuitgegeven brief van Aggeus Albada, 26 Mei 1581. Uit het latijn vertaald. (Door J. G. Ottema, 1848.)
F. Stellingwerff, Politycq discours nopende den staet van Frieslandt. Franek. 1617. 4.
J. Starter, Lyk-klaght over den hoogh-welgeboren, in alle deughden wtmuntenden heere quot;Wilhelm Ludwich, grave tot Nassau, Catzenelleboghen, Yianden, Dietz enz., enz. Franek. 1620. 4.
A. Westermann, Threni nassoviani, dat is clach-reden over den doodt des hooch-welgheboren ende wytberoemden Wilhelm Ludwich, grave tot Nassau, enz., enz. Leeuw. 1620. 4.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 85
Doleancen by de ingesetenen van Vrieslant ingebracht, over de abusen in den staet van regieringhe ingheslopen, met de reformatie, resolutie, ende approbatie van dien by de E. E. Mog. heeren staten derselver provincie daer op genomen. Harl. 1627. 4.
Resolutie van den raad van state betrekkelijk de magistraatsbestelling in Friesland, 25 Maart 1637; daar achter: Octrooi voor de stad Harlingen; Missive van burgemeesteren, recht en raaden, mitsgaders de gesworen gemeente en vroedschap der stad Harlingen aan prins Hendrik, grave van Nassau enz., 18 Julij 1637. Formulieren van eed te doen bij de vroedschap, burgemeesters en raadsluiden; Resolutie van den raad van state over de preseance, 15 February 1638. Extract uit het resolutieboek der stad Harlingen. 1685. 4.
Informatiën by de staten van Hollant en West-Vrieslant ghenomen, weghens het nemen van verscheyden ghe-schencken, giften en gaeven tot de hoochste oneer en disrespect, schade en nadeel van 't landt, die by de HH. Albert Loo en A. Andla zijn gepleegt, als gecommitteerde in den rade van state, 's Hage 1652. 4.
Besoignes van de reformatoire poincten by de gecommitteerden uyt de respective ende gesamentlijcke steden in Frieslandt, aen d'eedele mogende heeren staten derselver provintie overgelevert. Mitsgaders remarcques, remon-strantiën van deselve respective steden, ende consideratiën van de heeren gecommitteerden, uyt de hooghgemelte heeren staten, ende resolutie van den 27 September 1672, by deselve heeren staten daer opgenomen. Alsmede de resolution van d'Ed. Mog. heeren staten, den 1 Martii ende den 16 May 1662, tegens het ampt verkoopen ge-statueert. Leeuw. 4.
A. Gerhardi, Droeve rouw-klacht, ende lijck-bestedinghs eergedicht aen het onzielde lichaem van Wilhelm Frede-rich, vorst tot Nassouw. (1664.) Plano.
Almanach der griets-luyden van de Seven-Wolden in
86 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Frieslandt, mitsgaders derselver resolutien ende contracten, streckende tot exclusie van alle andere goede inge-setenen in 't voorschreven goe. (1665.)
Deductie van de redenen en motieven, die de oude en -wettelijcke heeren volmachten ende gedeputeerde staten van Frieslandt bewogen ende genootsaeckt hebben hunne provisionele vergaderingen te houden binnen Sneeck. Harl. (1673.) 4.
quot;Wederlegginge van de deductie der heeren, vergadert tot Sneeck ende haer qualificerende ende en wettelijcke volmachten ende gedeputeerde staten van Frieslandt, uyt-gegeeven op ordre en resolutie der ed. mog. heeren gedeputeerde staten van Frieslandt, en vergadert binnen Leeuwarden. Leeuw. 1673. 4.
Eeceuil ofte verhael van verscheyde reglementen, in-structiën, remonstrantiën, doleantiën ende consideratiën reformatoir etc. Dienende tot justificatie van de klachten, by de welmeenende edelen, eygen-erfden ende andere ingezetenen in de provincie van Vrieslandt, aen haer Ho. Mog. gedaen. 's Grav. 1678. 4.
Propositie en versoeck aen hare hoogheyt mevrouw de princesse douagiere de Nassau. By de edelen ende eygenerfden in Vrieslandt. Gedaen den 7 Febr. 1678. 's Grav. 1678.
Naedere remonstrantie van edelen, eygenerfden ende andere welmeenende ingezetenen in de provincie van Vrieslandt. Overgegeven aen haer hoogh mog. de heeren staten generael der vereenichde Nederlanden; mitsgaders de resolutie van hoogb-gemelte haer hoogh mog. op de voo-ren-staende remonstrantie genomen, 's Gravenh. 1678. 4.
(Van Gangelt) La pompeuse et solemnelle entrée de leurs altesses sérénissime, monseigneur Henry-Casimir , prince de Nassau etc., et de madame Amelie, princesse de Nassau, nee princesse d'Anhalt, dans la ville de Leu-10
warde,_ Aout 1684. Leuw. 1684. 4.
29
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 87
Nader en breder beschrievinge der princelijke inhaa-linge van Hendrik Casimir, vorst tot Nassau enz., en Amelia, princesse van Nassau, gebooren vorstinne van Anhalt enz., als wanneer de selve doorluchtigste perzoo-nen met groote pompe staats-wijse wierden ingehaalt binnen de hooft-stadt der Friesen. Leeuw. 1684. 4.
E. Baders, Frisia plorans praecipitem et intempesti-vum occasum exorti sibi non ita pridem novi sideris, sive praematurum et tristissimum excessum Wilhelmi Georgii Frisonis, Nassoviae principis, filioli primogeniti et unici Henrici Casimiri. Leov. 1686. 4.
Extract-resolutie 1 Junij 1689. Fol. (Goedschatting.)
Gr. Coetier, Oratio funebris in obitum luctuosissimum Henrici Casimiri, nassavii principis. Franeq. 1697. Fol.
(P. Vogelsang.) Threni lugubres super immature et luctuosissimo excessu serenissimi celsissimique principis Henrici Casimiri, principis Nassaviae etc. Leov. 1697. 4.
C. Schellinger, Manes nassavii, sive querela funebris in obitum Henrici Casimiri, Nassaviae principis etc. Leov. 1697. 4.
(O. B. Etma) Epicedium in sepulturam Henrici Casimiri, Nassaviae principis, nobilissimae Frisiorum curiae dedicatum. Leov. 1697. 4.
(S. Wiersma) Treur, en rouklaghte oover het droe-wigb en ontijdigh afsterven van Henrik Casimir, furst thoe Nassou enz. Leeuw. 1697. 4.
H. Ludolfi, Menalkas. Herderklagt over bet versterv van den doorlucbtigsten Henrik Casimir, prins van Nas-sanw enz. Leeuw. 1697. 4.
J. Beuker, Elegia funebris in obitum illustrissimi Henrici Casimiri, Nassaviae principis etc. Leov. 1697. Fol.
Condoleance of rouw-statigb beklagh, aan baar boog-beit, de deurlugtige princesse Aemilia, gebooren vorstinne van Anbalt, douariere van Nassau, opgeoffert, over bet schielijk afsterven van haar hooghwaerde gemaal, sijn hooge-vorstelijke deurlugtigheid Henrik Casimir, prins van Nassau enz. Leeuw. 1697. Fol.
(A. Segius) In tristem et inopinatum obitum serenis-
88 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND*
simi ac celsissimi principis Henrici Casimiri, principis Nas-saviae etc. Leow. 1697. Fol.
Eouwklagt voor de door] uchtigste furstin ende vrouw Amelie, geboorene furstin tot Anlialt, ter eeuwige ge-dachtenisse van haren zeeghaften gemaal, furst Henrik Casimir, vurst tot Nassau enz. Leeuw. 1697. Fol.
(F. Elgersma) Lessus elegiacus ad celsissimam ducem, viduam Aemiliam anhaltinam, super acerbissima et tris-tissima morte serenissimi ac fortissimi principis, mariti, Henrici Casimiri nassovii. Leow. 1697. Fol.
Th. Antonides, Treurrym klaagelijk uitgeboesemt over den voor kerk- en land- droevige dood van den aller-doorlugtigsten en dappersten vorst Henrik Casimir, Vorst tot Nassau enz. Leeuw. 1697. Fol.
(J. Winia) Eou'w-klagt uitgestort op het onverwagt en droevig overlyden van den manhavtigen, doorlugtigen, en hooggebooren vorst Henrik Casimir, vorst tot Nassau enz. Leeuw. 1697. Fol.
(J. Brandt) Ter onsterffelyke gedachtenis van den door-luchtigen vorst Henrik Kasimir, erfstadthouder van Vries-lant enz. Leeuw. 1697. Fol.
(W. W. van Eanouw) Lykklagten over de dood van den doorluchtigen en hoog-gebooren prinse Henrik Ca-simier, furst tot Nassauw enz. Leeuw. 1697. Leeuw. 1697. Fol.
(E. Eoukema) Ter gedagtenisse wegens het droevig afsterven van den doorluchtigsten hoochgebooren prins Henrik Casimir, furst tot Nassauw enz. Leeuw. 1697. Fol.
H. A. Steenbergen, Treur-predicatie, uit Genes. 37: 35, gepast op het leven, dood en begravenisse van Albertina Agnes, princesse van oranje enz. Leeuw. 1697. Fol.
E. Baders, Frisia triumphans super desideratissima pace ah illustribus, nobilissimis et potentibus Frisiae inter Flevum et Lavicam ordinibus Leovardiae promulgata, ignibusque triumphalibus celebrata. VI kal. Nov. 1697. 4.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 89
Extracten uit het resolutieboek der E. M. heeren staten van Vriesland. 11 Maart 1695 en 10 Maart 1701 (over de oortjes-gelden). Fol.
(W. de Geest) Welkomst-groet aan den doorluchtigsten heere Johan quot;Willem Friso, prince van Orange en Nas-sauw enz., wanneer zijne doorluchtigheid hoogstatelyk als stedehouder wierde ingehaald van zyn juichende gemeente binnen Leeuwarden. Leeuw. 1707. 4.
C. Schellinger, Ode alcaïca in nuptias Johannis Gu-lielmi Frisonis et Mariae Louisae. Leov. 1708. 4.
J. Sterringa, Jubilum smalligeranum Johanni Guili-helmo Frisoni principi auriaco-nassovio etc, euro. Mariam Louisam, principem hassiaco-cassulanam non ita multo ante sibi matrimonio junctam primum in Frisiam solenniter ac magnifice introduceret. Leov. 1710. 4.
(S. Gerroltsma) Vreugde-palm, ter eere van haare door-luchtigste hoogheden Johan Willem Friso, prins van Oranjen en Nassauw, en Maria Louisa, gebooren prinses van Hessen Kassei, na gedane veldtogt zeegepraalende wedergekeert, ende te samen als egtgenooten met blijdschap plegtig binnen Leeuwarden ingehaalt. Leeuw. 1710. 4.
(G. I. ab Eelcoma), Corona de lauru et myrto aulae postibus affixa, cum Johannes Guilielmus Friso, princeps Arausionensium et Nassaviae etc., et Maria Louisa, princeps Cattorum foedere nuptiali rite juncti Leovardiam solenniter ingrederentur. Leov. 4.
(J. Sande) Blyde intrede van Johan Willem Friso, prince van Oranje en Nassau, met princesse Maria Louisa, landgravinne van Hessen enz. 1709. 4.
Plakkaten der staten van Vriesland over de impositien en excijsen van de jaren 1703, 1705, 1706, 1713, 1721 en 1732. 4.
Polityk register der generaliteits, provinciale, en voor yder lid particuliere officien en ambten van de provincie van Vrieslandt, voor den jaare 1715,
Publicatie rakende het afschaffen van alle loteryen in deze provintie, en interpretatien van art. 13 van 't ge-
90 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN PEIESLAND.
maal, beneffens van het nieuw artikel achter art. 12 van de lakenen. 17 Aug. 1725. Plano.
Publicatie nopens de inlossinge van de opschotten, in 1711 door de respective grietenyen en steden aan den lande gedaan. 23 Maart 1726. Plano.
(B. Idema) quot;Welkom groet aan Z. D. Willem Carel Hendrik Friso, prince van Orangen en Nassauw, door de burgeren van Oost-Keimpema Espel in Leeuwarden, als Z. H. in zyn doorlugtigheids geboorte stad van de burgerschap wierde ingehaalt. Leeuw. 1729. 4.
B, Idema, Nagalm gevolgt op de welkom groet van den 28 van Slagtmaand 1729, aan Z. H. quot;Willem Carel Hendrik Friso, prince van Orangien en Nassauw. Leeuw. 1729. 4.
Vertooninge van onheilen door de zonde veroorzaakt, toegepast op de tegenwoordige, van Gods handt regt-veerdig toegezondene worm-plaag. Leeuw. 1732. 4.
Eecueil van de besoignes der heeren commissarien, uyt het collegie der Ed. Mog. heeren gedeputeerde staten van Frieslandt, rapporten, resolutiën en opgevolgde bestedingen, gedane rekeningen, samt wydere documenten, bewysen en oude stukken, rakende de slattingen van de trekvaarten van Leeuwarden naa Sneek, en van Leeuwarden naa Harlingen, 1731, 1732. Leeuw. 1734. Fol.
Placaat rakende het beswaren van alle permanente amp-ten, met een taux aan den lande te betalen, mitsgaders de veertigste penning van de collaterale successie. Leeuw. 1733.
Publicatie rakende de vrye en onbelemmerde uit- en invaart der havenen van de stadt Hprlingen. Leeuw. 3 Junij 1737. Plano.
Verkopinge van eenige stemdragende zathen lands en losse landen, door insolventheit van vorige eygenaars aan de provintie vervallen, gelegen in de grietenye Hemelumer-Oldephart en Noortwolde. Leeuw. 1737. 4.
Publicatie om 300000 caroli guldens aan geldt te emploieren, tot inkoop van landschaps obligatiën of tho-ner dezes. Leeuw. 18 Maart 1739. Plano.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 91
Deductie van het hof van Friesland, over de sake van het pardon in gemeene delicten en besonder den doodslag. Leeuw. 1739. Fol.
Berigt van syn hoogheit den prince van Orangen en Nassauw, erfstadhouder en capitain generaal van Fries-landt, overgegeeven 8 Maart 1740 aan de Ed. Mog. Hee-ren volmagten van landen en steeden. Leeuw. 1740. Fol.
Notificatie der staten van Frieslandt van 30 „November 1741. Plano. (Verbod van loterijen).
Versameling van brieven, extracten en resolutiën, raa-kende het verkiesen van de zes generaals, en 't aanstellen van zyn hoogheid als lieutenant generaal, met de protestation daar tegen. 1741. Fol.
Alle de brieven en extracten, rakende de promotie van zijn hoogheid den heere prince van Orange enz. tot luitenant generaal. (1742.)
Messive van de heere prinse van Orange. (Loo 18 September 1742.)
Copie van een missive van de heere staaten van Vriesland over de promotie der generaals. (Leeuw. 1742.)
S. H. van Idsinga, Kort vertoog over de friesche ha-venpagten enz. Harl. 1744. 4.
Aanschrijving der staten van Frieslandt 13 Maart 1744. Fol. (Betrekkelijk de havenpagten.)
Notificatie waar by het versoek tot afschaffinge der havenpachten wordt afgeweezen. 5 Maart 1745. Plano.
Middelen ter herstellinge en aanwas der koophandel in de provintie van Frieslandt, aangeweezen door een liefhebber des vaderlandts. Fran. 1744. 4.
S. Brouwer, Korte gedagten, handelende over de opbouw van de lofiijke scheepsvaart en vrije negotie in de provintie van Friesland, in plaatse van de vrije-handel weerende haven pagten. Harl. 1744. 4.
Placcaat tot contributie van den vijftigsten penning van het suyver beloop der goederen en besittingen, ampten, bedieningen en beneficiën. Leeuw. 1747. 4.
Extract uit het resolutieboek der E. M. heeren staaten van Frieslandt, van 29 December 1747. Fol. (Autori-
92 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
satie op de aannemers voor de fouragie voor de groot-brittannische en staatsche troupes, om schepen tot vervoer van hooi in de provintie te mogen inhuren.)
Aanschrijving van gedeputeerde staten van Frieslandt. 30 April 1748. Fol. (Over betaling van schippers in lands dienst.)
Eesolutiën, brieven en stukken, betrekkelijk het erfstadhouder-kapitein- en admiraalschap generaal van Vriesland enz., enz., in den jaare 1748. Fol.
Rapport der heeren gecommitteerden tot de revisie der cohieren van stemmen, benevens de missive van Z. D. H. van 10 Dec. 1749. Leeuw. 1749. 4.
Extract uit het resolutie boek der E. M. heeren staa-ten van Vriesland, 10 April 1749. Fol. (Over de vijf specien.)
Formulier van afrekening der vijf speciën. Fol.
Extract uit het resolutieboek der E. M. heeren staten van Vrieslandt. 12 December 1749. (Over kosten van executeurs sommatiën en executiën.) Fol.
Extract uit het resolutie-boek der E. M. heeren staten van Vrieslandt. 24 April 1750. (Aanstelling en trac-tementen van collecteurs.) Fol.
Extract uit het resolutie-boek der E. M. heeren staten van Vrieslandt. 29 April 1750. (Over de betaling der peilimpositiën.) Fol.
Aanschrijving der gecommitteerde staten van Vriesland tot de financiën. 9 May 1750. (Over de peil van het inlandsch gedisteleerd.)
Extract uit het resolutie-boek der E. M. heeren staten van Vrieslandt. 14 May 1750. (Salariën op de peil.) Fol.
Extract uit het resolutie boek der E. M. heeren staten van Vrieslandt. 15 May 1750. (Opbouw van nieuwe opzigters woonhuisjes.)
Aanschrijving der gecommitteerde staten van Vriesland tot de financiën. 16 May 1750. (Over de peil van de olij en het meel.) Fol.
Placaat bij de E. M. heeren staaten van Frieslandt in-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 93
gestelt op het stuk der impositiën en excysen by collecte in te vorderen. Leeuw. 1750. Fol.
Notificatie behelsende de veranderingen in de ordonnantiën op de impositiën. Leeuw. 1751.
Troost-rym, geparst en uitgeborsten uit een naar ge-moeds gestalte van een old fries borger patriot, over het gemis van zynen, onser, en onser aller souverainen vreede vader en eeuwig levenden blinkenden morgenster. Leeuw. 1751. Plano.
Afbeelding van de zaal en 't praalbed waar op het lyk van Z. D. H. Willem Karei Hendrik Friso — geduu-rende verschelde dagen, in de maanden November en December des jaars 1751, ten toon is gesteld geweest. Naauwkeuriglyk nageteekend door den heere de Swart, — en in het kooper gebragt door Jan Punt. Amst. 1752. Fol.
Conditiën en artikelen naar en op welke de heeren staaten van Vrieslandt gedenken te besteden de herbou-winge van het afgebrande 's landschaps tucht- en werkhuis binnen Leeuwarden. Leeuw. 1755. 4.
Formulier van de afreekeninge der arme oortjes-gelden. 24 Februarij 1764. Fol.
Kort en zaekelyk rapport van de commissie tot de floreenen. 1764. Fol.
Resolutie by de heeren staeten van Vriesland genomen op het rapport der gecommitteerden tot onderzoek van den toestand der floreenen. In dato den 13 Maert 1764. Fol.
Groot en gedetailleert rapport van de heeren Knyff, Aylva, Wassenaer, Kengers, Lycklama, Sminia, Pletten-berg en Sloterdyk, benevens 's lands secretaris Sminia. Behelzende eene aenwyzinge zoo der zwaere als der ligte floreenen, en welke geheel ten laste van den lande zyn enz.; mitsgaders uytreekeninge, wat yder dorp, grietenye en stadt aan de provincie verantwoorden moet. Aan de
94 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN JPEIESLAND.
staeten van Vriesland gedaen en ingelevert op huyden den 6 Maert 1764. (Leeuw. 1764.) Fol.
Ordre en reglement der lykstatie van H. D. H. me-vrouwe de princesse douairiere van Orange en Nassau, geformeert by de E. M. heeren commissarien van 't col-legie der E. M. heeren gedeputeerde staten van Vriesland, met en benevens commissarien van 't boog vorstelijk buys. Leeuw. 1765. Fol.
Het. verheugd Leeuwarden over bet gelukkig huwelijk van Z. D. H. Willem V, prince van Oranje en Nasaauw enz., met H. K. H. Frederica Sophia Wübelmina, princesse van Pruissen, den 9 November 1767. Leeuw. 1767. 4.
Resolutiën, brieven en stukken concerneerende: 1. Het erfstadhouder-capitein- en admiraalschap generaal van Vriesland enz. 2. De finale afdoeninge van het ontstaane verschil over de jurisdictie, tusschen den hove en den academischen senaat in Vriesland. 3. De finale afdoeninge van bet gereezen different, tusschen den hove en den magistraat van Leeuwarden, over zeekere gedaane evocatie van een proces in cas van injurie, by den procureur fiscaal van de stad gemoveert, tegens den persoon van Pytter Algra. 4. De finale afdoeninge der klagten van de magistraaten der steeden Harlingen en Sneek, over de dispositiven der heeren gedeputeerde staaten van Vriesland, wegens het leggen van hout in de stads grag-ten, en bet aanstellen van een ontfanger der eigenerfde staatsfioreen. 's Gravenb. 1767. 4.
Antwoort van een Fries aan een Zeeuw over de finan-tien dier beider provintiën. Amst. 1770. 4.
Bericht van een Hollander aan een Zeeuw, over bet antwoord aan zijn wel ed. door een Fries gezonden, raa-kende de finantiën van die beide provinciën, waar achter gevoegd is geextrabeerde staat der reële, personeele en consumptive impositiën en excysen van Friesland. Amst. 1770. 4.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN PBIESLAND. 95
(P. Nota) Paraphrasis et imitatio odae Horatianae ex libro IV carm. od. V, in auspicatissimum et exoptatis-simum Arausionis et Nassaviae principis Gulielmi V foe-deratarum Belgii civitatium gubernatoris hereditarii in Frisiam adventum. Franeq. 1773. 4.
(E. Wassenbergh) Friesland aan Z. D. H. den heere prince erfstadhouder Willem V, bij hoogst-desselfs aankomst en inhuldiging. (Franek. 1773.) 4.
(Gr. Th. de Cock) Trouw hart. Herderszang ter blyde koomste van den doorluchtigen vorst en heere Willem V, prins van Oranje en Nassau enz. in Vriesland, Leeuw. 1773. 4.
(E. H. Tenckink) Celsissimo et serenissimo Arausionis et Nassaviae principi Gulielmo V, totius foederati Belgii gubematori hereditario, Leovardiam ingresso ut summis honoribus inauguraretur sollemniter. Leov. 1773. 4.
(A. Jeltema) Nauwkeurige afbeelding, breedvoerige beschrijving, en duidelijke verklaaring der zeven vrije kunsten, verzeld van kennisse en naarstigheid, geleid door de eere en gevolgd door de onsterfelijkheid, zodanig als dezelve zich, in oud, batavisch gewaad, ieder met zijne beeldspraakelijke sieraadjen, bij de burgerij der stad Leeuwarden hebben vertoond, toen zijne doorluchtigste hoogheid den heere Willem V aldaar, als erf-stadhouder der provintie Friesland, plegtig wierd ingehuldigt. Leeuw. 1773. 4.
Verhandeling over het krygs-gerechte der friesche en nassausche regimenten, recht houdende binnen Leeuwarden, geschreven by wege van antwoord door een friesch heer aan een van zyne vrienden in Holland. (1774.) 4.
De oude Vries. Amst. en Harl. 1779. (Oorlog met Engeland.)
Request der kooplieden, boekhouders en reeders in Vriesland, aan de H, M. heeren staaten generaal. HarL en Amst. 1779. Fol. (Kaperij van Engeland.)
96 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Derde request van de kooplieden, boekhouders en ree-ders in Vriesland aan de E. M. Heeren staten van dezelve provintie. 1779. Fol. (Id.)
Aanschrijving der staten generaal aan de staten van Vriesland. 24 January 1779. Fol. (Id.)
Extract uit de resolutie van de E. M. heeren staaten van Vriesland, over het verleenen van onbepaald convooy. 1779. Fol.
Brief van een opregten Fries aan den heer v. d. H(aer).
D. B. van der Haer, heer van Campers Nieuwland, Antwoord op den brief van een opregten Fries aan den heer v. d. (Haer). Leeuw. 1779.
Critiques sur la lettre d'un bon frison a Mr- v. d. H(aer). La Haye 1779.
Extract resolutie der heeren staaten van Friesland, 13 Januarij 1781. Fol. (Over oorlogstoebereidselen.)
Wonderlyke droom van een Amsterdammer, geparenteerd aan een friesche familie en hebbende een neef woo-nen te Alkmaar, gedroomd op St. Nicolaas nacht. 1781.
Naam-wijser der ed. mog. heeren staten van Friesland enz. Benevens de ed. achtb. magistraat en vroedschap binnen Leeuwarden enz. Leeuw. 1778, 1779, 1781.
Missive van een frye Fries, aan een welmeende Hollander, benevens copie van 't request van de burger so-cieteit te Leeuwaarden, waarin vryheid verzogt word tot het laaten vervaardigen van eene zilvere medaille, ter gedagtenis van het voorgevallene op de twee laatste landdagen in Friesland. Leeuw. enz. (1782.)
ürbanus Friso, Vertoog over de friesche stadsregee-ringen of zogenaamde premiers. Amst. 1782.
Propositie van het quartier van Oostergoo, nopens de burger-land-militie, en plan ter oprigtinge van dezelve. 1782. Fol.
Extract uit het resolutieboek der stad Slooten. 14 December 1782. Fol.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 97
Brief van de vryste aller Friesen, over de propositie van Oostergoo betrekkelijk de schuttery. (24 Maart 1782.) Fol.
Advies van het hoff provintiaal van Friesland, aangaande de wettigheid van den hoogen krjgsraad, zo in 't algemeen, als byzonder met betrekking tot den vaandrig de Witte, beschuldigd van hoog verraad. 6 Januarij 1783. Amst. enz. Fol.
De vraag: Wat is een premier, dat nu zoo veel ge-rugt maakt, in de provintie van Friesland? In een briev beantwoord door Batavus enz. Amst. enz. (1783.)
Sexti Sjaardema Cnltor, De friesche volk-stem, met ophelderende aenteekeningen verrykt. Betreffende het onderscheiden gedrag der vrije Friezen, Fran.
Adres aan de staten van Friesland met de resolutie daarop. 24 September 1783. (Over den wapenhandel enz.) Fol.
Verzameling van stukken betrekkelyk de gehoudene besogne over de militaire jurisdictie in de provintie van Vriesland. Leeuw. (1784).
Missive van Z. D. H. den heere prince erfstadhouder aan H. H. M., van den 17 Januarij 1785, benevens het antwoord van H. Ed. M. de staaten van Vriesland, van den 28 February deszelven jaars. Waarby gevoegd zyn eenige bylaagen. Leeuw. 1785.
Nieuw en verkort exercitie-boekje voor de gewapende landlieden en andere eerstbeginnende. Leeuw. 1785.
Reglement der fraterniteit voor de schutteryen, en gelegaliseerde vrycorps of exercitie-genoodschappen in Friesland. Leeuw. 1785.
Protest van C. L. van Beyma, volmagt van West-dongeradeel, gedaan aantekenen tegen de conclusie by dit quartier genomen op het 59ste poinct van den extra-ordinaris landsdag van 2 October 1785. 4.
Brief van een friesch staatslid, den heere C. L. van
7
98 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Beyma, volmagt van Westdongeradeel, aan den heere prince erf-stadhouder. 1785. 4.
Tweede brief van den heer C. L. van Beyma aan den heere prince stadhouder. 4.
Advys en protest van de volmagten der stad Harlin-gen, op en tegens de concept missive, geëxhibeerd door het quartier van Oostergo op het 13 provinciaale poinct van den ordinaris landsdag van 1786. 4.
Stemlyst der friesche heeren staaten, die voor en tegen de twee burger-tieranny publicatien van 25 September 1786 gestemd hebben, ter beteugeling der exercitie-genootschappen, en de vryheid der drukpers. Plano.
Onderschept plan der zogenaamde nieuwmodische patriotten. Uit het fransch vertaald, onder de zinspreuk: Raakt Friesland in ons magt, dan zal de rest wel vlotten. Plano.
K. K. de Vries, De onderdrukte vryheid der Friesen. Tooneelspel in drie bedryven. 1786.
Vergelyking van de voornaamste imposten, welke ten behoeve van het gemeene land geheven worden, in Holland, het sticht van Utrecht en de provincie Vriesland. Leeuw. 1786. Fol.
Staatsstukken behelzende eene uitgebreide deductie met twee aanmerkelijke byvoegzels, over den waaren toestand der finantien van Vriesland. Leeuw. 1786. Fol.
Eapport wegens de aeq ui val enten van de stad Dockum. 1786. Fol.
De friessche patriot. 17 Januarij 1787.
J. Munniks, Vrieslands welvaard of bescheiden betoog over het staats-bestier aldaar. Leeuw. 1787.
Lyst der gevangenen, welke om vermoede misdaden tegen den staat op het blokhuis te Leeuwarden zyn gezet, en, na van de amnestie uitgesloten te zyn, aldaar proces tegen den procureur generaal hebben gevoerd, benevens derzelver beschuldigingen en de daarop gevolgde sententien, na de orde des tyds. 1787—1789.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 99
(D. Tieboel) Friesland's floreen-schatting uitgerekend. Waar agter breed uitgewerkte tafelen van de reëele goed-scliattingen van de waarde der vastigheden, Amst. 1789.
Recueil van de besoignes der heeren commissarien uit het collegie der E. M. gedeputeerde staaten van Fries-landt , rapporten, missiven, resolutiën enz., raakende de slatting van de trekvaart van Leeuwarden naa Sneek, 1787. Leeuw. 1789.
Apologie of verantwoording van C. L. van Beyma, gevolmagte ten landsdage bij de provincie Vriesland enz. Bij welke apologie zig hebben gevoegd J. Eoorda, H. Z. Attema, P. Breugeman, A. J. C. de Bere, als ook de secretaris Altena: verzonden van Brussel aan den hove provintiaal van Vriesland, den 30 December 1787. Met bijlagen. St. Omer 1790.
(S. Gratama) De gelukkige toestand van Friesland, afgescheiden van de tegenwoordige verdeeldheden betoogd enz. Harl. 1795.
E. Alta, Raadgeevingen aan alle ingezetenen van Friesland. Leeuw, en Sneek (1795).
K. Kamminga, Geene heeren meer! zalige egalité! me-degebragt uit het paradys der vrye Franschen! in den jaare 1787, tot een welkomst geschonken aan alle Nederlanders, die hunne waarde kennen. Benevens een lyst der gevlugte Nederlanders, zo als die betaald zyn geworden door C. L. van Beyma. Amst. 1795.
Aanspraak door den burger Th. Joha, ter gelegenheid, dat de burgers Vrijdag den 6 Februarij 1795 voor de eerste maal wederom gebruik maakten van de fraterniteit te Leeuwarden. Plano.
Aanspraak van den burger E. Drabbe, bij gelegenheid dat de gewezen fraterniteit te Franeker, 9 Februarij 1795 ter vergadering geopend wierd. Plano.
Aanspraak der burger dochteren van Friesland, aan een gezelschap vaderlandsche medeburgers, na eene af-
100 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
wezigheid van meer dan zeven jaaren, hersteld in hunne eer en goederen, terugkerende tot hunne vrienden en have, 10 Fehruarij 1795. Leeuw. 1795. Plano.
Aanspraak uitgesproken door den burger H. Borgrink, als preses van het committé revolutionair provinciaal, ter gelegenheid, dat de provisioneele volksvertegenswoordi-gers van Friesland, in de kamer van Oostergoo verwelkomd wierden, 19 February 1795. Fol.
Afscheid van den burger Huber, 21 February 1795, toen dezelve door de tegenwoordige volksvertegenwoordigers van Friesland, als afgevaardigde naa de gezament-lyke volksvertegenwoordigers in 's Hage, was benoemd, gedaan op de fraterniteit te Leeuwarden. Leeuw. 1795.
Aanspraak door den burger E. Eoorda, in het logement de gouden leeuw, 24 Fehruarij 1795. Harl. 1795. Fol.
Proclamatie van het committé central révolutionair der landprovinciën. Leeuw. (Februarij) 1795. Plano.
Lied om door eene reij gewapende burgers, en jonge burgeressen gezongen te worden bij de plechtige intocht der franschen in Friesland (4 Maart 1795). Leeuw. 1795.
Salutation adressée par les jeunes citoyennes frisonnes, aux troupes fran^oises a l'occasion de leur entree dans la ville de Leeuwarde, 4 Mars 1795, prononcée de la part de tons par Anna Jacoba Bakker. Fransch-neder-duitsch. Leew. 1795. Plano.
Brief van een friesch burger aan de volks-societeit te Leeuwarden. (7 Maart 1795.)
Aanmerkingen op zekeren brief van eenen onbekenden vriesch burger aan de societeit te Leeuwarden.
Extra Leeuwarder courant. 4 Julij 1795.
Aan de vergaderde burgersocieteiten te Leeuwarden.
Dagverhaal der handelingen van de representanten des vrijen volks van Vriesland, No. 1—28. 16 Julij — 28 October 1795.
De friesche vaderlander, No. 1—16 , 1795—96.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 101
Request aan de constitueerende vergadering, representee-rende het bataaf'sche volk. (September 1795, betrekkelijk de schadevergoeding.) Fol.
Dibbetz, Aanspraak aan de burger-societeit: Tot handhaving der regten van den mensch, den 15 September 1795 te Leeuwarden gehouden. Fol.
Het plan conciliatoir nopens het daarstellen eener natio-naale conventie door de respective gecommitteerden ter vergaderinge van de staten generaal geëxhibeerd, 14 October 1795. Gron. (1795).
Stukken raakende eene nationale vergadering aan het volk van Vriesland, ter beoordeeling aangeboden door deszelfs representanten. Leeuw. 1795.
Verzameling van stukken betreffende het bijeenroepen van eene nationaale conventie. Op uitdrukkelijke last der repraesentanten van het volk van Friesland in het licht gegeeven. Leeuw. 1795.
Het hoofdzaakelyke van de handelingen der geweezene friesche volks-representanten, nu voortvlugtigen in 't algemeen. Van de zamenkomst der vergadering met 't begin van Juny 1795, tot de omwenteling, voorgevallen met 't laatste van January 1796, en vervolgens van hun retour, onder geleide van militairen, op den 11 February 1796, tot hunne vlugt, op den 19, 20 en 21 dito. Opgemaakt uit de origineele staatstukken enz. Leeuw. 1796.
Stukken betrekkelyk de gebeurtenissen, welke onlangs in Friesland zijn voorgevallen.
Gedicht bij het vernietigen van het schrikbewind in Friesland, 11 February 1796. Leeuw. 1796.
Adres van eenige burgers der stad Hindeloopen, aan de nationale vergadering representerende het volk van Nederland. 29 February 1796.
(De uitgeweekene repraesentanten aan 't volk van Friesland) Aan het volk van Friesland. 3 Maart 1796. Fol.
Vlugtige aanmerkingen over het adres aan 't volk van
102 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Friesland, alsmede over de stukken door enige uitgewekene friesche repraesentanten te Groningen uitgegeven. (1796.)
Een woord over het stuk van G. Paape, de eer der Friezen verdedigd (Goudasche courant, 8, 10, 15 Maart, Friesclie couranten, 4, 7, 9 Maart). (1796.)
(Dibbetz) Aan de representanten van het volk van Friesland, 's Hage 16 Maart 1796. Fol.
Huber, Aan het volk van Friesland (23 Maart 1796). Fol.
Aan de burgers deel hebbende aan een protest en declaratoir vertekend te Leeuwarden 5 April 1796 en gezonden aan de burgers, repraesenteerende 't volk van Nederland. Fol.
Deductie van liet hof van Friesland overgegeven aan de repraesentanten van het volk van Friesland den 19 April 1796. Leeuw. 1796. 4.
E. D., Adres aan de ingezetenen van Friesland. (Met concept-adres aan de nationale vergadering.) Leeuw. Mei 1796. Fol.
Brief van P. Brouwer Pz., aan de gecommitteerden der gewapende corpsen en burger societeiten in Friesland. (Blija, 6 Junij 1796.) Fol.
Adres van meest alle de uitgewekene friesche repraesentanten aan de nationaale vergadering van Nederland be-trekkelyk de friesche proclamatie van 31 Mei 1796. Gron. 21 Junij 1796. Fol.
Aan het friesche volk (Na 30 December 1795, over de oproeping ter grondvergadering.) Plano.
Aan het volk van Friesland (Oproeping tegen de ultra-revolutionnairen. 1796.)
Aan de repraesentanten des volks van Friesland (Na 5 Mei 1796). Fol.
Aan het friesche volk. (1796.)
De friessche verklaaring of staatkundige geloofs-belijde-nis op eene bescheidene wijze beoordeeld. Amst. enz. 1796.
Gronden op welke eenige repraesentanten van het frie-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 103
sche volk de alom bekende verklaring weigeren te onderteekenen. Leeuw. 1796.
Aanmerkingen op het manifest der friesche representanten aan de bataafsche natie. Amst.
Dibbetz, Aanmerkingen op het bericht hetwelk het provinciaal bestuur van Friesland, 16 Augustus 1796 aan de nationaale vergadering heeft ingezonden, raakende twee requesten van Dibbetz. In Friesl. 1796 (1 September).
H. Oosterbaan, Aanmerkingen op het concept-reglement ter daarstelling van een provintiaal bestuur voor het volk van Friesland. Met aanhangsel. Harl. 1796.
O
Aan de burgers uitmaakende het provinciaal bestuur van Vriesland. (Leeuw. 3 Julij 1796, van de gecommitteerden der verbroederde volks-societeiten.) Fol.
Rapport der commissie tot onderzoek der vriesche zaa-ken. (1796.) Fol.
Aan de friesche natie. Plano.
Request van ingezetenen van Friesland aan de nationaale vergadering, repraesenteerende het volk van Nederland. (Tot behoud van het hof.) Fol.
Brief van E. M. van Beyma aan zijnen broeder C. L. van Beyma, bevattende eenige aanmerkingen over zijne, volgens het dagverhaal, gedrukt bij van Schelle en Coinp., 3de dl., No. 209, gegeven elucidatie. Friesland betreffende. Gron. 1796.
J. A. Backer, Lierzang bij gelegenheid dat de burger Court Lambertus van Beyma in Friesland door onderscheiden land-districten verkoozen is tot volksverteegen-woordiger bij de nationale vergadering, haare zitting zullende houden in den Haag. Franek. 1796.
Geweldige en onrechtvaardige overheerschinge, van den grootmagtigen griffier Hanso Godefried Gongryp en anderen te Harlingen, aangedaan aan den opper-chirurgijn C. L. von Aussen.
Beschrijving der oproerige beweegingen in Friesland, of aaneengeschakeld verhaal der gebeurenissen, begonnen in het dorp Collum, .opgemaakt uit origineele stukken en rapporten daarvan ingekomen. — Marsch-route van den
104 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
lieutenant colonel Beekkerk, zoodaanig als aan het provinciaal bestuur is overgegeeven. — Naamlyst der gearresteerde personen, zedert den 5 February 1. 1., enz. (1797.)
Eequesten van den burger P. Heerbeis, gevangen op het gedemolieerde blokhuis te Leeuwarden aan den hove van Vriesland, ingeleverd den 14 December 1796 en 17 Januarij 1797. Ter zaake van het recuseeren der burgers raaden A. Staal en A. K. Fink, als onbevoegd om over de zaak en procedures van den burger P. Heerbeis te regt te zitten. (Leeuw. 1797.) Derde request als voren, 31 Januarij 1797.
Remonstrantie voor Pieter Heerbeis met de daarop gevolgde sententie bij den hove van Friesland geveld. 1797.
P. Heerbeis, De provisioneele procureur generaal van Vriesland Nicolaas Scheltema, in officio voorloopig ontdekt, in en omtrent de crimineele procedures van de burgers Jacobus Fruytier en Pieter Heerbeis, beide gevangen op het gedemolieerde blokhuis te Leeuwarden. (1797.)
Aanspraak door eene commissie uit het provinciaal bestuur van Holland, den 12 April 1797, in de nationale vergadering gedaan, over het decreet van die vergadering d. d. 11 Maart 1. L, en missive van het provinciaal bestuur van Friesland, over het zelfde onderwerp. Leeuw. 1797. Fol.
Deductie, aan het provincaal bestuur van Friesland overgegeven, uit naam en van wegens de ondergeteekende personen, begrepen in het decreet, door gemeld provinciaal bestuur genomen, 21 April 1797, betrekkelijk de schadevergoeding van eenige gewezen staatsleden, raden 's hofs enz. Fol.
Rapport aan het provinciaal bestuur van Friesland, op de deductie van eenige geweezen staats-leden, betrekkelijk de schaadevergoeding. Leeuw. 1797. Fol.
J. L. Huber, Brief aan zyne friesche landgenooten over de aanneeming of afkeuring van het aan 't volk van Nederland aangeboden ontwerp van constitutie. Den Haag 1 Julij 1797.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND, 105
H. van Gastrop, Eenvoudig verhaal der gebeurenissen in de avondzitting der nationale vergadering van Dings-dag 29 Augustus 1797, betrekkelijk het discours van C. L. van Beyma.
De gesmoorde volkstem, of een uit egte bewysstukken opgemaakt verhaal van het schreeuwend onregt zoo aan het geregtte als aan de meerderheid der stemgeregtigde burgers van Kauwerderhem oopenlijk aangedaan. Gron. 1797.
G. Alberts, Klaag-reede met copia verklaaringe, memorie en request strekkende ter verdediging weegens de haattelijkheden en vervolgingen welke van tyd tot tyd ontwaar wordende om langer onbeproeft te laaten, en voor de oogen van alle weidenkenden, zyn geheele gedrag en handelwyze te wederleggen en te verantwoorden. Tweede druk. (Oosterbierum den 14 April 1798.)
Request aan het staatsbewind weegens het gesurcheerde stemregt in Friesland by publicatie der volksrepresentanten van 11 Mey 1795, omme herziening. 10 April 1802. Fol.
Reglement op het bestuur ten platten lande in de provincie Vriesland. 1825. Fol.
J, van Leeuwen, Koning Willem II in Friesland, 1841. Leeuw. 1842.
J. van Leeuwen, Vaarwel aan den geëerbiedigden koning en H. D. verhevene gemalinne. 1841. 4.
(W. Eekhoff) De grietmannen in Friesland. Bijdrage tot de kennis en waardering van het plattelands-bestuur der grietenijen in die provincie. Leeuw. 1848.
J. H. Beucker Andreae, De grietmannen in Friesland, geplaatst in de Amsterdamsche Courant. Leeuw. November 1848.
Tijclscliriften en Mengelwerken.
De vrije Fries, Mengelingen uitgegeven door het provinciaal friesch genootschap ter beoefening der friesche
106 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FEIESLAND.
geschied-, oudheid- en taalkunde, VI dln. Leeuw. 1839 —1853. Nieuwe reeks dl. I—III. Leeuw. 1856—1861 (sedert dl. IV, Mengelingen, uitgegeven door het friesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde).
J. de Wal, Beoordeeling van De vrije Fries, mengelingen van het friesch genootschap voor geschied-, oud-heid- en taalkunde, dl. IV, st. 3, 4, tot dl. VIII, st. 1, 2.
Archief voor vaderlandsche en inzonderheid vriesche geschiedenis, oudheid- en taalkunde, bijeenverzameld door H. W. O. A. Visser en H. Amersfoordt, III stukk. Leeuw. 1824—1828.
Friesche volksalmanak, 1836—1852. Leeuw, en Sneek.
Nieuwe friesche volksalmanak, 1855—1861. Franek. en Leeuw.
Verzameling van stukken betreffende de friesche geschiedenis, taal- en letterkunde, III dln. Franek. (dl. III, onder den titel: Bijdragen tot de friesche geschiedenis, taal- en letterkunde.)
D. Fockema, Proeven van taal- en geschiedkunde. Met eene bijdrage over den frieschen kronijk van Ocke van Scharl en anderen. Leeuw. 1836.
De Haan Hettema, Bijdrage tot de geschiedenis van Friesland, st. 1. Leeuw. 1852.
Algemeene Geschiedenis van Friesland.
S. Petrus, De scriptoribus Frisiae decades XVI et semis. Franeq. 1593. 12.
C. Kempius, De origine, situ, qualitate et quantitate Frisiae et rebus a frisiis olim praeclare gestis, libri tres. Colon. Agrippinae 1588.
S. Petrus, De frisiorum antiquitate et origine, libri tres. Editio prima, deest titulus.
Idem. opus. Franeq. 1698. 12.
S. Petrus, Apologia pro antiquitate et origine Frisio-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 107
rum cum B. G. Furmerii peroratione contra übbonem Emmium. Franeq. 1603. 4.
U. Emmius, De origine atque antiquitatibus Frisiorum, contra Suffr. Petri et Bern. Furmerium. Gron. 1603.
Thet freske riim, met aanteekeningen Tan E. Epkema, voorafgegaan door eene levensschets van laatstgenoemden, door J. van Leeuwen. Uitgegeven door het provinciaal friesch genootschap ter beoefening van friesche geschied-, oudheid- en taalkunde. Work. 1835. 4.
Friesk kronijkje. Oet ien aod haonskrift fen 't 15e jier-hoendert. Kronijkje fen Holloan. Oet ien haonskrift fen 't 15° jierhoendert. (Medegedeeld door M. de Haan Hettema.)
N. Westendorp, Over den voorgenomen doop van den frieschen koning Radbod door Vulfram. (Losdorp
1836.) 4.
(De Haan Hettema) Hoe dae fresen toe fridom koemen.
M. de Haan Hettema, Verhandeling over de friesche .vrijheid.
J. Dirks, De togten der friezen, onder Karei den groeten, tegen de wilten en avaren, in de jaren 789 en 791. Workum 1847.
B. Furmerius, Annalium phrisicorum libri tres: quorum primus de principibus, alter de ducibus, tertius de regibus tractat. Franeq. 1609. Annalium phrisicorum trias altera, continens eorum lib. IV—VI. Leovard. 1612. Annalium phrisicorum trias tertia continens lib. VII—IX. Leovard. 1617. 4.
Gesta Fresonum, uit de apographa Juniana, met aanteekeningen , voorafgegaan door eene voorlezing over Franciscus Junius, door J. W. de Crane. Uitgegeven door het provinciaal friesch genootschap ter beoefening der friesche geschied-, oudheid- en taalkunde. Work.
1837. 4.
J. Dirks, De friezen voor Aken, in 1248. Work. 1847.
Worperi Tyaerda ex Eenismageest, prioris in Thabor, chronicorum Frisiae libri tres. Edidit societas frisiaca,
108 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
historiae, antiquitatis Hterarumque studiosa. Leovard. 1847.
Worp Tyaerda van Kinsumageest, vierde boek der kro-nijken van Friesland, bevattende de geschiedenis van de XV eeuw. Uitgegeven door het ftiesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde. Leeuw. 1850.
(H. B. van Sminia) Eienck Bockema, hoveling te Sneek en te Oosterend.
tl. A, Evertsz, H. S. Sinnama, als onderhandelaar in de friesche en groninger geschillen en in zijne betrekking tot de gouden bul.
(J. van Leeuwen) Verslag van een handschrift getiteld: De saksische regering in Friesland, nagelaten door den heer F. D. Fontein. Workum 1854.
H. B. van Sminia, Juw Hettes Dekema, de laatste potestaat in Friesland. Work.
(A.) v(an) H(almael) Alyd Jarla, een verhaal uit de geschiedenis des vaderlands. (1832.)
(J. G. Ottema) Het leven en bedrijf van groote Pier.
(De Haan Hettema) Groote Pier. (Leeuw. 1856.)
D. Fockema, Schetzen van de friesche geschiedenis in het algemeen en wegens het strafregt in het bijzonder, III dln., 4 stukk. Leeuw. 1840—1846.
Proeliarius of strijdboek, bevattende de jongste oorlogen in Friesland, in het jaar 1518, beschreven door broeder Paulus Rodolphi van Rixtel, vroeger geheeten Johannes Gruyter. Op last van het friesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde uit het latijn vertaald en uitgegeven door J. G. Ottema. Leeuw. 1855.
Jancko Douwama's geschriften. Uitgegeven door het friesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde. Leeuw. 1849. 4.
C. Stroobant, Derniers avis de Jancke Douwema a sa femme et k ses enfants. Anv. 1853.
K. van Martena, Annael ofte landboek van Vriesland. Leeuw. Fol.
(A. van Halmael) Aedo Aedes Jonghama, friesch edelman. (Overleden te Rauwerd 1536.)
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN PKIESLAND. 109
M. Brouerius van Nidek, Analecta medii aevi, ofte oude ende nooit voorheen gedrukte nederlandsclie geschiedenisboeken, eerste deel, waarin gevonden worden: Sicke Be-ninga, Chronickel der vriescher landen en der stadt Groningen; Sybe Jarichs, Corte chronyck, tracteerende van de hercomste der vreesen, ende oer vryheyt; eens onbekenden schrijvers, Cleyne cronica van de groninger Omlanden; Tjalling Aykema, Cronyxke van de Ommelanden. Amst. en Middelb. 1725.
V. H., Verslag van een handschrift van S. k quot;Wigara. 8 November 1831.
U. Emmius, Eerum frisicarum historiae libri decem. Fran. 1596. (Ed. 1.) Eerum frisicarum historiae decas prima. Arnh. 1605. (Ed. 2.) Decas altera. Franek. 1598. Decas tertia. Lugd. Bat. 1599. Decas quarta. Gron. 1604. Decas quinta. Gron. 1607.
TJ. Emmius, Eerum frisicarum historia, distincta in decades sex. Accedunt praeterea de Frisia, et republica Frisiorum, inter Flevum et Visurgim flumina, libri aliquot ab eodem auctore conscripti. Lugd. Bat. 1616. Fol.
Chroniicke, ende warachtige beschryvinghe van Vries-lant: Beginnende nae des werelts scheppinghe drie duy-sent ende tseventich jaer: ende deurende voorts tot na de gheboorte Christi, duysent vyf hondert vyf en tsestich. Eerst door Ockam Scharlensem seer vlytelick by een gheteeckent. Ende ander-mael door Joannem Vlitarp weder vernieut ende verbetert. Als nu oock van ghelycken ten derde-mael door Andream Cornelium Stavriensem seer neerstelick ende ghetrouwelick gheschiet is. Leeuw. 1597. Fol.
S. A. G(abbema), Historie van Friesland .... van 1190 tot 1573. Alsmede een net verhaal van de naam, oorsprong en eerste opkomst der stad Leeuwaarden. Overgezien, in 't ligt gebragt, en met een voorreeden en noodige bladwijzers verrijkt door Gutberleth. Gouda 1703. 4.
P. Winsemius, Historiarum ab excessu Caroli V, cae-
110 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN PEIESLAND.
saris, sive rerum sub Pliilippo II, per Frisiam gestarum, lib. Ill et IV. Franeq. 1733. 4.
P. Winsemius, Historiarum ab excessu Caroli V, cae-saris, sive rerum sub Pliilippo II, per Frisiam gestarum, ab anno 1555, usque ad aunum 1581 assertae libertatis, libri septem. Leov. 1646.
J. Carolus, De rebus Casparis a Robles, Billaei in Frisia gestis commentariorum libri quatuor. Leov. 1731. 4.
Idem opus. Leov. 1750. 4.
De schim van Kasper de Robles, verbeteraar der vijfdeelens dijken. Fran. 1778.
W. Eekboff, Voorlezing over het leven en de verdiensten van Caspar van Robles, stadhouder des konings van Spanje in Friesland, en de lotgevallen van de in 1576 voor hem opgerigte gedenkzuil of steenen man.
C. Schotanus, De geschiedenissen kerckelyck ende we-reldtlyck van Friesland oost ende west; beginnende van d' eerste geheuchenis ende voltrocken tot op het jaar na Christi geboorte 1583. Daar achter: Tablinum, dat is: brieven ende documenten, dienende tot de friesche historie. Franek. 1658. Fol.
Enige gedenckvveerdige geschiedenissen tot narichtinge der nakomelingen, sommarischer wijze beschreven deur Jr. Fredrich van Vervov. Uitgegeven door het provinciaal friesch genootschap, ter beoefening der friesche geschied-, oudheid-, en taalkunde. Leeuw. 1841. -
M, Hamconius, Frisia, seu de viris, rebusque Frisiae illustribus libri duo. Adjecti sunt pontifices Frisiorum ethnici, episcopi Ultrajectini, comités Hollandiae etc. Monast. 1609. 4.
Idem opus. Franek. 1620. 4. (Met het roode wapen.)
Idem opus. Franek. 1620. (Met het zwarte wapen.)
Idem opus. Amst. 1623. 4.
Verthoninge der coninghen, bisschoppen, princen, potestaten, heeren ende graven van Vrieslant, met de ge-denckweerdichste saecken van haer, soo buiten als binnen slants gedaen van aenbegin tot den jaere 1617, door Martinum Hamconium, op nieuw uitgegeven onder toe-zigt van M. de Haan Hettema. Work. 1844.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 111
J. Dirks, Iets over de verschillende uitgaven der Frisia, van Martinus Hamconius. quot;Work. 1844.
TJ. Emmius, Guilhelmus Ludovicus, comes Nassovius. Gron. 1621. 4.
J. A. C. van Heusde, Diatribe in Guilielmi Ludovici Nassavii vitam, ingenium, merita. Traj. ad Rh. 1835.
P. Winsemius, Chronique ofte historische geschiede-nisse van Vrieslant, beginnende van den jaere nae des werelts scheppinghe 3635, ende loopende tot den jaere nae de gheboorte Christi 1622. Franek. 1622. Fol.
It aade friesche terp, vertoonende de fryje friezen, in haar oorsprong, opkomst en voortgang enz. In 't gemeen bijeen gehoopt door de liefhebbers der vryheit. Leeuwerden 1677.
It aade friesche terp, of kronyk der geschiedenissen van de vrye friezen, .... beginnende met den jaare 313 voor de geboorte van Christus tot den jaare 1677. Tweede druk. Haarl. 1743, en 's Gravenh. 1746, met anderen titel.
It aade friesche terp, of kronyk der geschiedenissen van de vrye friezen: met bijvoegsels en aanteekeningen van J. van Leeuwen. Leeuw. 1834.
F. Sjoerds, Historische jaarboeken van oud en nieuw Friesland, van de vroegste geheugenissen tot op den te-genwoordigen tyd, V dln. Leeuw. 1768 — 1771.
(J. Dotingh) Het verward Frieslandt, of omstandig beright, vervattende in sigh de beroerten, oneenigheden en verwarringen, ontstaan onder de ingeseetenen van voorsz. provincie. Alsmede 't geene by de gecommitteerden op de Doele vergadert is voorgevallen, zedert den 5 Juny 1748. Leeuw. 1749.
F. Dijkstra, De geschiedenis van Vriesland, van den vroegsten tot den tegenwoordigen tijd, tot een leesboek op de scholen bewerkt en met eene kaart voorzien. Dokk. 1842.
H. W. Steenstra, Algemeene geschiedenis van Friesland. Een volksleesboek, II dln. Minnertsga 1845.
B. van Bruggen, Friesland en het friesche volk in
112 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
hunne ontwikkeling geschetst. Een leesboek voor het volk en de scholen. Franek. 1851.
W. Eekhoff, Beknopte geschiedenis van Friesland, in hoofdtrekken. Leeuw. 1851.
(E. de Haan en E., Zetstra) Beknopte geschiedenis van Friesland, bewerkt tot een leesboek voor de hoogste klasse der lagere scholen. Leeuw. 1852.
(H. van Heussen) Oudheden en gestichten van Vriesland, tusschen 't Vlie en de Lawers. Uyt het latijn vertaald en met aanteekeningen opgehelderd door H. v(an) K(ijn), II dln. Leid. 1723.
J. Munniks, Historie der staats-bestiering in Vriesland, van den jaare 1500 tot op den tegenwoordigen tijd, dl. L Leeuw. 1787.
J. van den Bosch, De heeren stadhouderen van Vriesland beschreven. Alsmede enkelde geslachtlinie der graven en princen van Nassau. Mitsgaders naukeurige korte beschryvinge van de vorstelyke grafkelder binnen Leeuwarden. Leeuw. 1770. Fol.
H. B. van Sminia, Nieuwe naamlijst van grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, met eenige geschiedkundige aanteekeningen. Leeuw. 1837.
H. B. van Sminia, Naamlijst van grietmannen, die van 1816 tot 1851 hoofden van de gemeenten ten platten lande in Friesland zijn geweest. Een vervolg op de nieuwe naamlijst van grietmannen. Leeuw. 1851.
S. A. Gabhema, Nederlandse watervloeden. — Nu in 't ligt gebragt en met breede aanteekeningen voorsien door T. Gutberleth. Gouda 1703.
Nauwkeurige berigten der ongelukken door den storm en watervloeden in November 1776, zoo in de provincie Friesland als elders veroorzaakt. Franek. 1776.
J, van Leeuwen, Geschiedkundig tafereel van den watervloed en de overstroomingen in de provincie Vriesland; voorgevallen in Sprokkelmaand 1825, met eene be-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 113
schrijving van derzelver gevolgen voor dit gewest. Leeuw. 1826.
Beknopt verslag van Vrieslands watersnood in February 1825; benevens een aanhangsel. Sneek 1825.
Rapport der particuliere commissie te Leeuwarden voor de noodlijdenden in Vriesland door den watervloed van Februarij 1825. 4.
Algemeen verslag en verantwoording van de provinciale commissie van onderstand voor de noodlijdenden, door de geheerscht hebbende ziekte in Vriesland, in de jaren 1826 en 1827. 4.
Geschiedenis Tan enkele Steden, Grietenijen en Dorpen.
Inhnldingh van de nieuwe amelandtsche heeren, anno 1637. 4. Bis en ter met verschillende titels.
't Leydtsche wagen-praetie, over den handel van de nieuw-genoemde amelandsche heeren. 1637. 4.
Eenige vraegh-stucken, over de saken der presumtive jonckeren ende oostenrijcksche vassal-heeren van Ame-landt. 1637. 4.
Apologie, ofte aen-wijsinghe, van de rechtveerdige titule ende possessie geschapen de familie van Camminga, nopende de heerlijckheyt van Amelant. 's Gravenh. 1638. 4.
Amelandiae status genuinus. Anno 1666. 4.
De amelandsche vasten. Amst. enz. (1768.)
H. W. Steenstra, Oudheidkundige aanteekeningen van de dorpen en kloosters der grietenij Barradeel. Franek. 1836.
P. Nota, Tweetal van kerkelyke leerredenen gedaan, de eene ter inwijinge van de nieuw gebouwde kerk te Berlikum en de andere ter inwijinge van het nieuwe orgel in gemelde kerk opgerigt. Benevens een aanhang-zel, betreffende de oudheden en voornaamste gebeurtenissen van den dorpe Berlikum. Franek. 1781.
8
114 aESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Het voor en tegen betrekkelijk de ondergaane verandering der grietenie het Bildt, nopens het stemmen van een' edelman ten landsdage. Benevens eenige aanmerkingen op den brief van Batavus. Leeuw. (1784).
Zamenspraak tusschen een Bildboer en een Harlinger over de zaken van de grieteny van het Bildt.
Bilkers aven-praatje tusschen Jan en Gerrit. Leeuw. 1784.
Bildboersche samenspraak tusschen Klaas en Krelis, over het avondpraatje tusschen Jan en Gerrit. Leeuw.
Brief aan A. Jeltema, vervattende eenige aanmerkingen op het Bilkers avenpraatje tusschen Jan en Gerrit. Leeuw. 1784.
Vrijmoedige aanmerkingen aan den schrijver van het Bilkers avenpraatje tusschen Jan en Gerrit. Leeuw.
Lotgevallen de grietenie 't Bildt, zo van voorige dagen in 't gemeen, als nu zedert eenigen tijd in 't bijzonder, getroffen. Vervat in eenen brief van Jacob Waarmond aan zijnen vriend Pieter Leesgraag. Leeuw. 1784.
Advvsen rakende het heerlyk Iheen, genaamd de Nye Fenne. (1767.) Fol.
J. Dirks, Twee vergeten merkwaardige voorvallen te Bolsward in 1618 en 1681.
Eenige brieven betrekkelijk het voorgevallene in Bols-wards regeering in de iaaren 1782, 1783 en begin van 1784. Franek. 1785.
J. Dirks, Willem Karei Hendrik Friso, prins van Oranje en Nassau, en zijne gemalin Anna, kroonprinses van Groot-Brittanje, te Dockum in 1836. (1859.)
P. Schellingwou, Heil en broederschap aan mijne landen stadgenooten. Bij de heuchelijke oprichting der vrijheidsboom te Dockum, den 12 van sprokkelmaand 1795.
GESCHIEDENIS. SESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 115
J. G. van Blom, De opkomst van het vlek Dragten in de provincie Friesland. Leeuw. 1840.
D. P. Z., Korte historie en beschrijving van Franeker, beginnende met den jaare 1192 en eindigende in het jaar 1785. Franek. 1785.
D. P. Z., Gebeurtenissen van Franeker zedert den 14 Meij tot den 5 December 1787. Franek. 1787. 4.
J. Scheltema, Nauwkeurig bericht van het volks feest te Franeker, op den 5 Maart 1795. Bij gelegenheid van het verbreeken der ketenen en het herstellen van de poorten aldaar enz. Fran. 1795.
A. Telting, De waalsche bezetting te Franeker. 1572 —1577.
A. Telting, De Sint Maartenskerk te Franeker, oorkonden en berigten uit het oudste kerkenboek te Franeker, medegedeeld met aanteekeningen. Workum 1854.
A. Telting, Botnia-huis te Franeker.
A. Telting, Het kruisbroeders klooster te Franeker. Work. 1861.
E. L. Vriemoet, Athenarum frisiacarum libri duo, quorum alter, praeter historiam academiae, quae est Fra-nequerae , elogia ephororum, alter professorum cum serie secretariorum, bibliothecariorum, nee non inspectorum oeconomiae publicae a natalibus ejus ad praesens aevum usque complectitur. Leov. 1758. 4.
M. Lydius, Commonefactio ad illustrem ac generosum Frisiae occidentalis gubernatorem Wilhelmum Ludovicum nassovium eiusdemque provinciae amplissimos ordines de academia Franekerae instituta, necessaria et ad gentis frisicae honorem constanter tuendum pertinens. Franek. 1589. 4.
H. A. Nerdenus, Initia academiae franequerensis, ejus-dem templi et gubernationis. Franek. 1613. 4.
#
116 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
A. Telting, Aanrakingen van den magistraat van Fra-neker met de academie en hare leden, 1636—1647. Medegedeeld uit het resolutieboek van burgemeesteren, raden en gezworen gemeente der stad Franeker.
N. Blancardus, Panegyricus, pro jubileo seu festo se-culari, jussu procerum, in templo academico, dictus 1685 die Septembris 24. Franeq. Fol.
C. van Eek, Vindiciae juris academici. Franeq. 1688.
G. Coetier, Oratio in adventu serenissimi principis Joannis Gulielmi Frisonis nassavii, cum studiorum causa Leovardia Franequeram migrasset. Franeq. 1700. Fol.
P. Wesseling, Oratio ad celsissimum et serenissimum principem Guilielmum Carolum Henricum Frisonem, arausi-conensem et nassavium principem ... cum studiorum caussa Leovardia Franequeram migrasset. Fran. 1706. Fol.
(J. Schrader) Academia Frisiorum instaurata, vocatis, ad theologiam, jurisprudentiam, et graecas literas docen-das, viris egregiis Petro Conradi, Christiano Henrico Trotz, Ludovico Casparo Yalckenaer. Franeq. 1741. 4.
Franeker in vreugd over de blyde inhulding der hoog geleerde en wydberoemde heeren P. Conradi, C. H. Trotz en L. C. Valckenaer, met de gewoone plegtigheden de bediening van hoogleeraar aanvaardende. Franek. 1741. 4.
E. L. Vriemoet, Oratio de academiae frisiacae supe-riore praecipue anno, fortunis, suoque officio, veram li-bertatem theologicam, contra protervam licentiam tuendi Gron. 1744. 4.
Vota nuncupata pro viro celeberrimo Hermanno Ve-nema, theologiae professore ordinario, quum tertium rector academiae publice renuntiaretur. Franeq. 1745. 4.
Carmina gratulatoria ad viros clarissimos Fredericum Winter et Samuelem Koenig, cum ille medicinae et che-miae, hic philosophiae professor ordinarius inauguraretur. Franeq. 1746. 4.
Vota nuncupata pro viro clarissimo Dominico Balck, juris in illustri Frisiorum academia professore ordinario, qunm quintum rector academiae publice renunciaretnr. Franeq. 1746. 4.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 117
Statuta et leges fundamentales academiae Frisiorum, quae est Franequerae. Leovard. 1748. Fol.
Carmina gratulatoria ad virum celeberrimum Ludovicum Casparum Valckenaer, linguae graecae in illustri Frisiorum academia professorem, cum secundum rector academiae publice renunciaretur. Franeq. 1749. 4.
Offers voor Minerva, ter gelegentheid van het geluk hetwelk haare oefenschool te Franeker gebeurde op 1 Mei 1749. Fran. 1749. 4.
(C. Blom) Veldbloemen met een prikneusje daaronder, aan Momus gestroyd in en buyten de academiekerk te Franequer, ter eeren van vijf beroemde professoren. Leeuw. 1749. 4.
(C. Blom) Berigt aan de lezers van myne onnosele veklbloemtjes. (Leeuw. 1749.) 4.
Vota nuncupata pro viro celeberrimo Petro Conradi, theologiae professore ordinario, quum primum rector academiae publice renuntiaretur. Franeq. 1750. 4.
Poëmata in honorem viri clarissimi Hermanni Canne-gieter, juris naturae, gentium, publici et privati in academia franequerana antecessoris ordinarii, cum rector academiae salutaretur. Franeq. 1756. 4.
Carmina in honorem clarissimi viri Gulielmi Ouwens, medicinae nee non chemiae botanicesque professoris ordinarii cum secundum rector salutaretur. Franeq. 1757. 4.
Poëmata in honorem viri clarissimi Aegidii Gillissen theologiae in alma Frisiorum academia professoris ordinarii, cum rector academiae publice salutaretur. Franeq. 1760. 4.
Poëmata in honorem viri clarissimi Bavii Voorda, juris in alma Frisiorum academia professoris ordinarii, cum rector academiae publice salutaretur. Franeq. 1761. 4.
Poëmata in honorem viri celeberrimi Jacobi Garcin, linguae gallicae in alma Frisiorum academia professoris ordinarii, quum sollenni more rector magnificus renunciaretur. Franek. 1764. 4.
Vota nuncupata pro viro clarissimo Petro Conradi, theologiae in alma Frisiorum academia professore ordinario,
118 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FKIESLAND.
quum altera vice rector academiae magnificus renuncia-retur. Franeq. 1765. 4.
Carmina dicata honori Hermauni Cannegieteri, juris naturae, gentium, publici, nee non juris publici foederati Belgii et juris hodierni professoris ordinarii in illustri Fri-siorum academia, cum rector magnificus inauguraretur. Franeq. 1766. 4.
Carmina votiva pro viris clarissimis J. H. Verschuir, linguarum orientalium, G. Koen, linguae graecae et J. H. v. Swinden, philosophiae ordinarias professiones sollemniter auspicantibus. Franeq. 1767. 4.
Carmina dicata honori et meritis viri clarissimi Gisberti Koen, cum ordinariam linguae graecae professionem, sol-lemni habita oratione, auspicaretur. Franeq. 1767. 4.
Carmina votiva pro viro clarissimo Johanne Henrico Verschuir, linguarum orientalium ordinariam professionem solemniter auspicante. Franeq. 1767. 4.
Vaarsen ter inwyinge van den hooggeleerden heer Joh. Henricus van Swinden, als hoogleeraar in de wysbegeerte op Frieslands hooge schoole. Franek. 1767. 4.
Carmina dicata honori Samuelis Henrici Manger, cum professionem theologiae in alma franequerana solenni oratione auspicaretur. Franeq. 1767. 4.
Pieriae frondes honoribus et meritis Joann. Ratelband consecratae, cum publicam theologiae professionem in almo Frisiocum lyceo auspicaretur. Fran. 1767. 4.
Poëmata dicata honori et meritis Feyonis Udonis Winteri, medicinae et chemiae professoris, cum rector academiae Frisiorum magnificus crearetur. Franeq. 1767. 4.
Carmina honori et meritis clarissimi et eruditissimi viri Joannis Schraderi, historiarum in academia Frisiorum professoris, quum secundum rector magnificus crearetur. Franeq. 1768. 4.
Poematia in honorem viri celebberrimi Mc. Ypey, quum sollenni more tertia vice rector magnificus renunciaretur. Franeq. 1769.
Carmina honori et meritis clarissimi viri Samuelis Hen-
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
rici Manger, theologiae professoris, quum academiae Fri-siorum rector magnincus crearetur. Franeq. 1770. 4.
Carmiua honori et meritis viri celeberrimi Eliae Wigeri juris in alma Frisioram academia professoris ordinarii, di-cata, quum sollemniter rector magnificus renuuciaretur. Franeq. 1771. 4.
Carmina honori et meritis clarissimi viri Christ. Everh. de Lille, medicinae, anatomiae ac chirurgiae professoris ordinarii in illustri Frisiorum academia dicata, cum iterum rector magnificus crearetur. Franeq. 1772. 4.
Remarques op den brief van een heer te Leeuwarden) over het plan van menage en opstel van reforme van Frieslands hoogeschool, door een heer te Leiden. Amst. 1772. 4.
Poëmata in honorem viri celeberrimi Jacohi Garcin, linguae gallicae in alma Frisiorum academia professoris ordinarii, quum sollenni more rector magnificus secunda vice renunciaretur. Franeq. 1773. 4.
Carmina honori et meritis clarissimi viri Johann. Henr. Verschuir, theologiae et linguarum orientalium professoris ordinarii, quum academiae Frisiorum rector magnificus crearetur. Franeq. 1774. 4.
Carmina dicata honori Gradsonis Coopmans, quum che-miae et materiei medicae professor ordinarius in illustri Frisiorum academia inauguraretur. Franeq. 1774. 4.
Carmen dicatum honori clarissimi Petri Conradi, theol. professoris ordinarii, duni tertia vice rector academiae fri-siacae magnificus renunciaretur.
Noodig antwoord van Ev. Wassenbergh, aan den wel edelen hoog geleerden heere J. H. van Swinden, zijnen zeer geëerden amptgenoot, op den briev aan hem gerigt en uitgegegeeven. Franek. 1778.
Verhaal van het tweede eeuwfeest van Vrieslands hoogu school te Franeker. 22 September 1785.
S. H. Manger, Oratio panegyrica in auspicium seculi tertii academiae Frisiae. Franeq. 1785. 4.
Carmina in natalem academiae frisiacae ducentesimum. Franeq. 1785. 4.
119
120 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Y. F. Tigchelaar, Plan tot herstel der academie te Franeker door het provintiaal bestuur van Friesland. Gedecreteerd op den 9 Junij 1797 en op deszelfs orde gedrukt; benevens een betoog over de nuttigheid der nieuwe inrichting deezer academie. Leeuw. 1798. Fol.
Eerste receuil van stukken raakende de beschuldigingen door de heeren curatoren ter staatsvergadering van Friesland ingebragt tegen vier professoren der friesche hooge school. Harl. 1787. Fol.
E, Wassenbergh, Oratio de varia academiae franeque-ranae nuper fortuna. Leov. 1803. 4.
A. G. Camper, Redevoering, als voorzittend curator van Vrieslands athenaeum te Franeker, op den 28 December 1815, bij de plegtige inhuldiging uitgesproken. Harl. 1816.
De zelfde redevoering. Gron. 1818. 4.
A. Telting, Vrijmoedige stemmen tot behoud van 's rijks athenaeum te Franeker. Leeuw. 1842.
Aurea libertas ofte gulden vryheid der stadt Harlin-ghen, met den voet ende reglement derselver raedsbestel-linge, ten overstaen van de ed. heren Abraham van Koorda, Dominicus ab Hottinga — samt SufFridus Rispens als gecommitteerde der Ed. M. gedeputeerde staten van Friesland beraemd, met overroepinge der ingesetenen van de voorsz. stede Harlingen, den 6 September 1635. Harl. 1635. 4.
Ordonnantie of reglement voor de burger-schuttery te Harlingen. Harl. 1785.
M. A. Jentink, Tweetal leerredenen bij gelegenheid der gedenkdagen van de kerkhervorming en van de stichting der westerkerk te Harlingen, uitgesproken op 6 en 13 November 1853. Harl. 1853.
H. Rhala, Propositie gedaan by ende aan den ghenen, die voor magistraat der steede Leeuwarden met ghewalt
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 121
willen worden erkent nopende de verschillen ende quaes-tien tusschen de ghemeene burgerschap ghevallen. (1610.) 4.
Reglementen voor de burgerwacht der stad Leeuwarden. Leeuw. 1764.
Onderzoek op de rechten van de bevelhebbers en cor-poraals binnen Leeuwarden. Door een commissie uit magistraat en vroedschap dier stad gedaan. Leeuw. 1784.
Vertoog over de gesustineerde rechten der corporaals binnen Leeuwarden, betreffende het aanstellen hunner col-legas, en het stemmen van hopluiden en vaandrichs. Ge-munieerd met oude en authentiecque stukken. Leeuw. 1784.
Request aan den magistraat en de vroedschap der stad Leeuwarden. (Betrekkelijk de schutterij. Leeuw. 1784.) Fol.
Brieven van een vriend aan een vriend, nopens het voorgevallene op den avond van Woensdag 26 January 1785. (Over een gerugt van brand in de groote kerk.) Fol.
Rapport van de gecommitteerden der breede gemeente van Leeuwarden, aan hunne committenten, de burgers der respectieve tien espels, van hunne verrichtingen, betrekkelijk het regeerings reglement voor dezelve stad. (1786.) 4.
Reglement op de regeeringe der stad Leeuwarden en de resolutien daartoe betrekkelijk bij de ed. mog. heeren staaten van Vriesland gearresteerd den 19 Maart 1786. Leeuw. 1786.
Reglement voor den onderwachtmeester, de corporaals, gezworen wakers, ratelaars en noodhulpen der stad Leeuwarden. 1801.
Reglement voor de provisioneele gewapende burger-magt der stad Leeuwarden, ingeval van brand, van den 1 April 1805. Leeuw.
De Haan Hettema, Onder den lindeboom. De Brol. Te Leeuwarden. Eene bijdrage tot de geschiedenis van die stad. Leeuw. 1852.
(M. de Haan Hettema) Het vijftigjarig bestaan van het Roomsch catholijk weeshuis te Leeuwarden. Plechtig gevierd op den 30 Mei 1836. Leeuw, 1836.
122 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
(W. Eekhoff) Geschiedenis van het Sint Anthonij gasthuis te Leeuwarden, met de daarbij behoorende stukken. Leeuw. 1854.
Rapport betreffende het Sint Anthonij-gasthuis te Leeuwarden, dd. 19 Februarij 1852. Leeuw. 1852.
Memorie van antwoord van de voogden en voogdessen van het St. Anthonij-gasthuis te Leeuwarden, op het rapport betreffende dat gesticht, dd. 19 Februarij 1852, en het daarop gevolgde besluit van den gemeente-raad van den 13 Mei daaraanvolgende, en nader rapport aangaande deze memorie uitgebragt in de vergadering van den gemeente-raad aldaar, den 10 Februarij 1853. Leeuw. 1853.
Memorie van antwoord van den heer burgemeester dei-gemeente Leeuwarden, als die gemeente vertegenwoordigende, gedaagde, contra de voogden van het St. Anthonij gasthuis te Leeuwarden, eischers.
Verzameling van stukken, ten grond gelegd der verwering, bij memorie van antwoord van den heer burgemeester der gemeente Leeuwarden, als die gemeente vertegenwoordigende contra de voogden van het Sint Anthonij-gasthuis te Leeuwarden.
Memorie van dupliek van den heer burgemeester der gemeente Leeuwarden, als die gemeente vertegenwoordigende, tegen de voogden van het St. Anthonij gasthuis te Leeuwarden. Leeuw.
Nadere verzameling van stukken behoorende bij de memorie van dupliek. Leeuw. 1857.
Derde verzameling van stukken behoorende bij de memorie van dupliek. Leeuw. 1857.
Conclusie van den officier bij de arrondissements regt-bank te Leeuwarden en vonnis van gemelde regtbank, den 14 September 1858, in zake de voogden van het St. Anthonij-Gasthuis te Leeuwarden, eischers, tegen den burgemeester der gemeente Leeuwarden, als die gemeente vertegenwoordigende, gedaagde. Leeuw. 1858.
Conclusie van den procureur generaal bij het provinciaal geregtshof van Friesland, van 7 September 1859,
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 123
en arrest van genoemd provinciaal geregtshof van 1 February 1860. Leeuw. 1860.
Verslagen van den toestand der gemeente Leeuwarden, opgemaakt door burgemeester en wethouders voor 1852 —1860.
E. Napjus, Historisch, chronjk of beschryvinge van oud en nieuw Sneek. Sneek 1772.
Het zelfde werk, tweede druk, onder den titel: Geschiedkundige kronijk en beschrijving van de stad Sneek. Sneek 1826.
(De Haan Hettema) Het graafschap Stavoren en dat van quot;Westergoo en Oostergoo. (14 Maart 1850.)
H. J. Soet, Op en nedergank van de oude konink-lycke en loffelycke anzee-stadt Stavoren, outs tydts hooft en moeder stadt der Friesen. Nevens de voornaamste geschiedenissen van Vrieslandt van 't jaar voor Christus geboorte 313 tot na 1575. (Haerl. 1647.) 12.
Echt, oprecht en onpartydig verhaal van het gebeurde in de onlustige omstandigheden te Workum in Friesland. (Work. 1787;)
(S. Stijl) Kerkgezangen ter inwydinge van het nieuw orgel in de nieuwe kerk te Zweins, op den 22 Junij 1785. 4.
Geschiedenis van Oost- en IVoordfrlesland.
Frisia. Eine Zeitschrift zur Belehrung und Unterhal-tung, III Jahrg. Emd. 1843, 1844. 4.
H. G. Ehrentraut, Friesisches Archiv. Eine Zeitschrift
124 GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
für friesisclie Geschichte und Sprache, II Bde. Oldenb. 1849, 1854. (Bd. II onder den titel: Beitrage zur Geschichte der Friesen und ihrer Sprache, auch der Grafschaften Oldenburg und Delmenhorst.)
J. F. Eavinga, Neye oostfriesische Chronica der besondersten undt wahrhafftigsten Geschichten, de voor undt nah in Oostfriesslandt unde in de angrensende Landen van dem Jahre 1106 beth thom Jahre 1661 sich hebben thogedragen. Embd. 1661. 12.
E. Beninga, Volledige chronyk van Oostfrieslant. Be-helsende niet alleenlik de historie van Oostfriesland, maer ook van alle nabuirige volkeren ten oosten en ten westen, besonder de aldevseldsaemste geschiedenissen van het oude en hedendaegsse Friesland, zoo ten tyde des heidendoms als zedert het is gekristent geworden. Uytgegeven door E. F. Harkenroth. Eraden 1723. 4.
Ostfriesische Historie und Landesverfassung, II Thle. Aurich 1720. Fol.
T. D. Wiarda, Ostfriesische Geschichte, zweite Auflage, X Bde. Aurich und Leer 1797—1817.
O. Klopp, Geschichte Ostfrieslands bis 1570. Hannov. 1854.
O. Klopp, Geschichte Ostfrieslands von 1574—1751. Hannov. 1856.
J. I. Harkenroht, Oostfriesche oorsprongkelykheden, van alle steden, vlekken, dorpen, rivieren enz., in ende buiten Oostfriesland en Harrellingeland, 2de druk, II dln. Gron. 1731.
J. I. Harkenroht, Kerkrede over Oostfrieslands kersvloed den 25 December 1717. Nevens een kort ontwerp van deezen laatsten kersvloed 1717, in Oostfriesland, Harlingerland en Jeverland, alsmeede van den. laatsten zogenoemden nieuwjaarsvloed den 31 December 1720. Emd. 1721.
H. Loesing, Geschichte der Stadt Emden bis zum Ver-trage von Delfsyhl 1595. Emd. 1843.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND. 135
Allerunterthanigste gründliche Ablehnung der nnge-gründeten postulatorum, und accorden-massige Anweisung loco paritionis ad ordinationes caesareas vom 18 Augustus 1721, cum petito humillimo pro earundem cassatione et e contra clementissime impertienda convenient! medela, contraventiones pactorum publicorum sistente, in Sachen Sr. hochfïïrstel. Durchl. zu Ostfriesland contra die ost-friesische Landstande. (1722.) Fol.
Allerunterthanigste Danckerstattung und fernere Bitt-schrifft ad resolutionem caesaream vom 11 Junii 1723 pro ejusdem, quoad clausulas gravatoriales, sin opus, praevia brevimanu, restitutione in integrum, cassatione, en impertienda declaratione, ut intus, in Sachen Sr. hoch-fürstel. Durchl. zu Ostfriesland contra die ostfriesische Landstande. (1723.) Fol.
Allerunterthanigste abermahlige Bittschrifft, qua exhi-bentur jura collectandi statibus provincialibus Frisiae orien-talis privative, et absolute competentia ab adversantium principis ministrorum fallaciis, strophis falsisque suppo-sitis, quibus publico non minus, quam ipsi consilio im-periali excelsissimo aulico hactenus obreptum vindicata, in Sachen Sr. hochfürstl. Durchl. zu Ostfriesland contra die ostfriesische Landstande. (1724.) Fol.
Onderscheid tusschen de nieuwe keyserlyke decreten en oostvriesche accorden off accordmaetige justificatie der oostvriesche stenden in puncto submissionis ad decreta caesarea de anno 1721 usque 1724, cum clausula: salvis pactis publicis. Fol.
Het levende staatische recht van guarantie over de oostfriesische accorden of eenvoudige, edog waaragtige, en uyt het oostfriesche accordboek en soogenoemde, op speciaal hoogfurst. bevel, 1720 aen den dag gekoo-mene oostfriesche historie en landesvervattinge, en alsoo ex principiis ministerii principis selfs genoomene deductie. Fol.
Gründliche Anweisung von dem ostfriesischen Recht der Landtagen, und insonderheit denen Eechten, Gerech-tigkeiten und Herrlichkeiten, welche denen ostfriesischen
126 ÖE8CHIKDBNI8. GESCHIEDENIS VAN FRIESLAND.
Standen, vor anderen Standen, in den teutschen Landem, dabey zukommen. Emden 1725. Fol.
Die, aan de hooge gesubdelegeerde commissie, door zyn hoogwelgeboorne den heer van Appell, hooftling tot Midlum, en adelyke administrator ingeschikte grondelyke verantwoording, aangaande die hem wegen administreering der gemeene landesmiddelen, en andersints, aangewre-vene, deels belachelyke, deels valsche en onbeschaamde beschuldigingen. (1726.) Fol.
Derer ans Eitterschafft, Stadten und dritten Stande, zum ostfriesischen landschafftlichen collegio, verordneten administratorum. Special-anzeige dass die Eitterschafft, die Stadte Emden, und Norden, wie auch der dritte Stand bey Sr. hochfürstl. Durchl. und Ausschreibung des all-gemeinen freyen prorogirten Landtages, und Verwilligung der gütlichen Tractaten , unterthanigst angesuchet, beedes aber wieder den klahren Buchstaben der Accorden und die selbstredende Billigkeit versaget, und verwegert worden. Emd. 1726. Fol.
Burgermeistern und Eaht und der qualificirten Burger-schafft der Stadt Norden gründliche Anweisung dass von Sr. hochfürstl. Durchl. zu Ostfriesland, durch Betrieb dero Ministerii, und in specie des dasigen Amtsverwalters Kettlers, in der Stadt Norden zweene Bürgermeistere und zweene Eahtsverwandten, aus unerheblichen nie erwiesenen Ursachen, von denen ex pacto et conventione perpetuir-lichen Magistratsbedienungen gantzlich ungehöret und unerlangten unpartheyschen Eechtens, respective entsetzet und suspendiret, die Bürgermeistere auch mit ausserster und gewaltsahmer Einbrechung, der unpartheyschen Jus-titzadministration, bey dem, zu Unterhaltung gutes Friedens und Eegiments von kayserl. Maytt. angeordnetem ostfriesischen Hoffgerichte, davon ein Zeitlang abgehalten, die-selbe aber nebst den Eahtsverwandten, von der Stadt mit höchstem Fuge, in conformitat der hoffgerichtlichen Verordenungen, in ihre Bedienungen, wiederum restituireï worden. Nord. 1726. Fol.
Summarische Anweisung dass von Sr. hochfürstl.
GESCHIEDENIS. GESCHIEDBNIS VAN FRIESLAND, 127
Durchl. zu Ostfriesland, in conformitat der in dem Au-richer Vergleich vor. 1699 beschehenen solennen Ver-pflichtung, gestalten über die dabevor movirte, nnd sonsten etwa vorhandene gravamina, keine Processus wieder die Landstande zu erheben, den beym höchstpreislichen Reichs-Hoff'raht vorschwebenden Process, in Jahr 1720 nicht anspinnen können, und die auff die fürstl. Klagten, un-term 18 Aug. 1721 pnblicirte kayserl. Decreta, wie auch das Decretum ulterius vom 18 Aug. 1722 der Landstanden gantzlich ungehöret und unvernommen, erlassen, sodann die Landstande, mit ihrem, wieder die, auff ihre eingebrachte exceptiones sub et obreptionis, unterm 11 Jun. 1723 ergangene kayserl. Eesolutiones, eingefulireten Eestitutionsgesuche in integrum , und allenfals gebelitener Revision zu hören, und die kayserl. Decreta, als welche wieder die klahre Landesverfassung ersclilichen, nicht rechtskrafftig werden, und folglich darüber, insonderheit vor Erörterung derer in den Reichssatzungen denen be-schwerten Partheyen zu gute verordneten rechtlichen Mit-telen, keine Executiones verhanget werden können, sondern allenfals mit Vorbehalt beyderseitigen Partheyen Rechten, zu Hebung aller Differentien, nach Anleitung der Reichs-constitutionen, der gütlichen Abhandelung statt zu geben. Emden 1727. Fol.
Gründliche Anweisung von der ostfriesischen landes-herrlichen, nach den kayserlichen ostfriesischen Decreten, Resolutionen, Compactaten, statischen Apostillen, Decisien und Abschieden, insgemein Accorden genant, ab Grund-festen der ostfriesischen Regierung, ohne Anziehung der Reichssatzungen, und ohne Beruffung auff dieselbe, ein-geschranckten Oberbohtmassigkeit und Hoheit, und dem Gebrauch der ostfriesischen Accorden, und denen daraus fliessenden, denen ostfriesischen Standen zustehenden Privilegiën, Freyheiten, Gerechtigkeiten, Rechten und Herr-lichkeiten überhaupt. Fol.
Erlauterung der gründlichen Anweisung von der ostfriesischen landesherrlichen, in der ostfrieslandischen Ver-fassung, eintzig und allein, eingeschranckten Hoheit und
128 GESCHIEDENIS. HDljPWETEN SCHAPPEN.
Oberbohtmassigkeit, und denen bey den ostfrieslandischen Differentien, und dem Gebrauch der ostfriesischen Ac-corden, zu beobachtenden Hauptregulen. Fol.
H. Grestius, Keitnchronik von Harlingerland, nebst A. Ton Werdum's Genealogie der Hauptlinge von Gödens, und S. E. Jberings Beschreibung der Herrliebkeit Gödens, herausgegeben von Möhlmann. Stade n. Harb. 1845.
M. Antonius Heimreich, Ditmarsische Chronick, darinn nebenst der Landesbeschreibung die Gescbichte, so sich vor erlangeter, bey gehabter und nach verlohrener Freyheit des dithmarscher Landes begeben. Scblesw. 1683. 12.
M. Antonius Heimreich, Nord-fresische Chronick darin von denen dem schleszwigischen Hertzogthum incorporir-ten fresischen Landschafften wird berichtet. Schleszw. 1666. 12.
M. Antonius Heimreich, Ernewrete nordfresische Chronick. Schleszw. 1668. 4.
C. P. Hansen, Chronik der friesischen Uthlande. Alton. 1856.
(M. de Haan Hettema) Extract uit eene kronijk van Helgoland, toebehoorende aan J. C. Bolzendahl, aldaar.
(J. G. Ottema) Jens Lüng. (Eene noordfriesche sage naar Hansen gevolgd.)
Geologie. Aardrijkskunde. Land-, Volks- en Plaat sbeschryving.
Geologie.
W. C. H. Staring, De bodem van Nederland. De zamenstelling en het ontstaan der gronden in Nederland, ten behoeve van het algemeen beschreven, II dln. Haarl. 1856, 1860.
W. C. H. Staring, Voormaals en thans. Opstellen over Neêrlands grondsgesteldheid, afl. 1. Haarl. 1858.
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
De geologie van Nederland. Handleiding voor de be-zigtigers der verzameling, welke op het Paviljoen te Haarlem bijeengebragt is, door de commissie belast met het vervaardigen eener geologische kaart en beschrijving van Nederland. Uitgaaf van 1853. Haarl. 4.
Verhandelingen uitgegeven door de commissie belast met het vervaardigen eener geologische beschrijving en kaart van Nederland, II dln. Haarl. 1853, 1854. Gr. 4.
Aard r ij k s k u n d e.
Mittheilungen der kaiserlich-königlichen geographischeu Gesellschaft, Jahrg. I, II, III, Heft 1, 2. TVien 1857—59.
F. Voigt, Leiddraad bij het onderwijs in de aardrijkskunde tot zelfoefening voor kweekelingen en aankomende onderwijzers en tot onderrigt op de lagere scholen. Naar de achtste uitgaaf van het hoogduitsch vertaald door S. Talsma, 1ste st. Gron. 1848.
A. J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, XIII dln. Gorinch. 1839—1851.
G. Mees, Historische atlas van Noord-Nederland, van de XVI eeuw tot op heden, XI afl. Kotterd. 1851— 1860. Fol.
Carte chorographique du royaume des Pays-Bas. Dres-sé, dirigé et public par J. B. de Bouge. Brux. 1823. Fol.
(W. Eekhoff) Historische beschouwing van de topogra-phische en militaire kaart van het koningrijk der Nederlanden. (1855.)
A. G. B. Schay es. Ethnographic du royaume de Bel-gique, mémoire présenté par M. Imbert des Mottelettes.
A. G. B. Schayes, Ethnographic de la Belgique. Ke-plique a la lettre de M. Imbert des Mottelettes.
C. R. Hermans, De woonplaatsen der Menapiers, Ebu-ronen, Atuatiken en Ambivariten aangewezen en Atuatica
129
130 GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
met Atvaca, Aduaca Tungrorum, Atuacutum, Tungri en Aken synoniem verklaard, 's Hertogenb. 1860.
H. F. Hollmann, Rustringen, die ursprüngliche Heimath des ersten russischen Grossfürsten Kuriks und seiner Brü-der. Brem. 1816.
H. Middendorf, Die Wohnsitze der Brukterer. Coesf. 1837.
L. von Ledebur, Blicke auf die Literatur des letzten Jahrzehents zur Kenntniss Germaniens zwischen Ehein und Weser, mit besonderer Eücksicht auf das Land und Volk der Bructerer. Berl. 1837.
G. Lauts, Over de nasporingen van L. von Ledebur, betreffende den vroegeren toestand in Nederland. Arnb. 1844.
(L. Pb. C. v. d. B.) Middel-nederlandscbe geographic. (1850.)
L. Pb. C. van den Bergb, Handboek der middel-nederlandscbe geograpbie, naar de bronnen bewerkt. Met eene kaart van Nederland in bet frankiscbe tijdvak. Leid. 1852.
M. Alting, Descriptio, secundum antiques, agri batavi et frisii, una cum conterminis, sive notitia Germaniae inferioris cis et ultra Rbenum, qua bodie est in dicione VII Foederatorum, repraesentata tabulis geograpbicis V. Amst. 1697. Fol.
M. Alting, Descriptio Frisiae inter Scaldis portum veterum et Amisiam, seu inter Sine et Emese, secundum medii aevi scriptores, quae est pars altera notitiae Germaniae inferioris, representata tabulis geograpbicis IX. Amst. 1701. Fol.
B. Schotanus a Sterringa, Uitbeelding der beerlijkbeit Friesland; zoo in 't algemeen, als in baare XXX bijzondere grietenijen. Nu nieuwelijks met bijgevoegde aangren-zingen en veel vermeerderingen. 1718. Fol.
GESCHIEDKNI3. HULPWETENSCHAPPEN. 131
Nieuwe atlas van de provincie Friesland, bevattende kaarten van de dertig grietenijen of gemeenten met de daarin gelegene elf steden en haar grondgebied, alsmede van de eilanden Ameland en Schiermonnikoog. Leeuw. 1849—1859. Fol. (Op last van de provinciale staten.)
J. T. Bodel Nyenhuis en W. Eekhoff, De algemeene kaarten van de provincie Friesland, verzameld, beoordeeld en geschiedkundig beschreven. Leiü. en Leemv. 1846.
(W. Eekhoff) Beoordeeling der schoolkaart van de provincie (F)Vriesland(,) vervaardigd door H. Pijttersen en bekroond door de vriesche onderwijzers(-)vereeniging(.) Te Groningen. (1849.)
J. van Doorninck, Commentatio de Frisiae terminis. Quae praemium reportatvit die 9 Octobris a. 1834. Gron. 1835. 4.
L. von Ledebur, Die fünf münsterschen Gaue und die sieben Seelande Friesland's. Berl. 1836.
M. de Haan Hettema, Wat zijn de zeven Zeelanden van Friesland? Work. 1846.
Friesland, en deszelfs gantsche geleegentheid vertoont in een geographisch woordenboek, van alle grietenyen, steden, eylanden, dorpen enz. Leeuw. 1736.
Friesland, of geographisch woordenboek van alle grietenijen enz. Leeuw. 1746.
Geographisch woordenboek, behelsende een uytvoerige beschryving van de friesche dorpen, buurten, edele en eygenerfde staten onder deselve resorterende, nevens der-zelver successive bewoonders, midsgaders van beroemde mannen aldaar geboren, en wat dies meer mag zyn. Leeuw. 1749.
A. F. Busching, Nieuwe geographic of aardrijksbeschrijving, 4de dl., ode st., behelzende de algemeene beschryving der provinciën Zeeland, Utrecht en Friesland. Amst. en Utr. 1775.
Algemeen aardrijks- en geschiedkundig woordenboek van de provincie Friesland. Sneek (1833).
W. Eekhoff, Beknopte aardrijkskundige beschrijving van de provincie Vriesland; bevattende een overzigt van den
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
algemeenen en bijzonderen toestand van dat gewest. Leeuw. 1840,
W. Eekhoff, Friesland, Handboekje voor reizenden door de steden en voornaamste oorden van de provincie Friesland, met eene kaart. Leeuw. 1840.
H. O. Feith en G. Acker Stratingh, Aardrijks- en geschiedkundige schets van den toestand der provincie Groningen.
F. Borgesius, Die Fehnkolonien in Groningen. Aus dem hollandischen von E. H. Groenewold.
J. C. Freese, Kurze Erlauterung über die neue geo-graphische Special-Karte von dem Fürstenthum Ostfries-land und dem Harrlingerlande. Aurich 1806. 4.
J. T. Bodel Nyenhuis, Beredeneerde lijst van de kaarten der provincie Utrecht in het algemeen. 1839.
F. N. M. Eijck tot Zuylichem, Opmerkingen over de aloude ligging van Utrecht, tusschen de armen van de rivieren den Eijn en de Vecht.
L. Ph. C. van den Bergh, De nederlandsche wateren vóór de twaalfde eeuw. Arnh. 1850.
M. de Haan Hettema, Het meer Flevum en het eiland Flevo, of: Blikken in de oudere geschiedenis van Friesland, met betrekking tot haren vroegeren en tegenwoor-digen waterstaat. Leeuw. 1854.
J. G. Ottema, Het meer Flevo en de Middelzee, of blikken op de wartaal van M. de Haan Hettema, in zijn geschrift; „ Over de oudere geschiedenis van Friesland, „ met betrekking tot haren vroegeren en tegenwoordigen „ waterstaat.quot; Leeuw. 1854.
De indijking en droogmaking van de Zuiderzee en het
132
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
IJ, inet kanalen van af' den IJssel bij Arnhem, langs Amsterdam tot in de Noordzee; voorgesteld en aangeprezen als een krachtig middel tot verheffing van handel, scheepvaart en landbouw in Nederland. Amst. 1848.
B. P. Gr. van Diggelen, De Zuiderzee, de friesche Wadden en de Lauwerzee, hare bedijking en droogmaking, 2 stukk. Zwolle 1849.
W. van Peijma, Verslag over de aansluiting van Ameland aan den vrieschen wal, en de opslijking van het Wad. Leeuw. 1850.
S. J. Keuchenius, Beschrijving behoorende bij de hy-drographische kaart der zeegaten van Vlieland, Terschelling en Ameland, met de vaarwaters naar Harlingen en de Zuider-Zee opgaande tot aan de Middelgronden. 1831. Herzien op last van het departement van marine, door A. van Rbijn. 1852. 's Gravenhage 1853. Met de kaart in plano.
S. J. Keuchenius, Beschrijving behoorende bij de hy-drographische kaart van het friesche zeegat, met een gedeelte der friesche en groninger Wadden. 1831. Herzien in 1850 op last van het departement van marine, door A. van Ehijn. 's Gravenh. 1851. Met de kaart in plano.
P. Brouwer, Pz. en W. Eekhoff, Nasporingen betrekkelijk de geschiedenis der voormalige Middelzee in Friesland. Met eene voorrede en kaart, uitgegeven door W. van Peyma. Leeuw. 1834.
G. A. Stratingh en G. A. Venema, De Dollard, of geschied-, aardrijks- en natuurkundige beschrijving van dezen boezem der Eems. Gron. 1855.
Ostfriesische Zeitung, Jahrg. 50, No. 5, 6 u. 7. 1861.
J. Bouman, Bedijking, opkomst en bloei van de Beem-ster; voorafgegaan door eene beschouwing van den vroe-geren toestand van Noord-Holland. Purmer. 1857.
J. A. Leech-Water, Haerlemmer-Meer-Boeck, dienende tot een remonstrantie, verklaringh ende voorbereydinge om de haarlemmer- ende de leytse-meer te bedijcken; als oock van de diepten, gronden en nuttigheydt dersel-ver, midsgaders van meest alle de meeren die in Noort-
133
GESCHIEDENIS. HULP WETENSCH APPEK.
Hollant tegen den Huygendijck en Saerdam bedijckt, en tot landt gemaeckt zijn, zedert het jaer 1608, geduerende tot het jaer 1641. 7de dr. Saerd. 1669. 4.
C. A. Coleveldt, Bedenckingen over het droogh maken van de haerlemmer ende leydse meer, tegen 't Haar-lemmer-Meer-Boek van Jan Adriaansen Leegh-Water, 3de dr. Leyd. 1727. 4.
C. Velsen, Aanmerkingen over de tegenwoordige staat, van de haerlemmer meer, waar in wert aangetoont, hoe noodzaakelyk die moet werden droog gemaakt, en op wat wyze dit kan geschieden, 2de dr. Leyd. 1727.
C. Zumbag de Koesfeit, Korte schets verhandelende het droogmaken van de groote meer of geneesmiddel tegen Hollands ondergang door 't water, 2de dr. Leyd. 1743.
Eenige korte stellingen en aanmerkingen, mogelyk eenige oplettendheid verdienende van C. Zumbag. Zonder titel.
C. L. en P. H. item A. B., Ondersoeck van de were-king en bedryf van de water-schep-raden, mitsgaders calculatie van de last of swaerte die de selve hebben te tillen of te bewegen. Amst. 1664.
K. Bressy, T. Westhovius ende D. Held, Philosophice ende mathematice water-speculatien, t'samen gestelt ende bevordert, omme de roovaert ende de haven van Seven-bergen. Hier zijn ook bijgevoegd remedien ende voorslagen tot verbeteringe van de Maes: mitsgaders van den Neder-Rhijn ende den Ysel. Dordr. 1695. 4.
W. van Peyma, Verhandeling over de beste wijze van aanleggen van zeedijken, en de hervorming derzelve, bijzonder met betrekking tot die der provincie Vriesland. Franek. 1827.
Gemeenschappelijk rapport en voorstel der zamengestelde commissie uit de staten der provinciën Friesland en Groningen, in zake de gedeeltelijke inpoldering der Lauwerzee. (Gron.) 1854.
Land- Volks- en Plaatsbeschrijving.
A. P. de la Croix, Algemeene weereldbeschryving. Uit
134
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
het fransch in de hoogduitsche tael overgebraght door Hieronyraus Dicelius. Nu vertaeld nae den tweeden druk, door S. de Vries, III din. Amst. 1705. i.
Brieven van een heer uyt Noord-Schotland aan zynen vriend te Londen, behelzende een bericht omtrent de hooglanden, de costuymen en levenswyze der bergschotten enz. Uit het engelsch, door J. J. D., II dln. Haarl. 1758.
L. Gruiciardini, Beschryvinghe van alle de Nederlanden. Oversien ende vermeerdert meer dan de helft by denselven autheur. Overgheset in de nederduytsche spraecke, door Cornelium Kilianum. Nu wederom met verscheyden historiën ende aenmerckinghen vermeerdert ende verciert door Petrum Montanum. Amst. 1612. Fel.
J. F. Ie Petit, Nederlantsche republycke. Bestaende in de staten so generale, als particuliere van 't hertoch-dom Gelder, graefschap van Hollant, West-Vrieslandt, ende van Zeelandt, provinciën van Utrecht, Yrieslant, Overyssel ende van Groeninghen; in 't breede beschreven met alle hare steden, forteressen, vestingen, merckelickste plaetsen. Arnh. 1615. Lang 4.
Respublica Hollandiae et Urbes. Lugd. Bat. 1630. 12.
Insunt: 1. Hugonis Grotii de.antiquitate reipublicae batavicae liber singularis.
2. Pauli Merulae de statu reipublica batavicae diatriba.
3. Decretum ordinum Hollandiae et Westfrisiae de an-tiquo jure reipublicae batavicae. Ex vernaculo latine redditum.
4. Lud. Guiciardini, Hollandiae Selandiaeque descriptie. Inserta sunt Casparis Barlaei urbium praecipuarum encomia.
5. Hollandiae Selandiaeque principes desumpti ex Batavia illustrata P. Scriverii.
(J. de Laet) Belgii confoederati respublica: seu Gelriae,
135
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
Hollandiae, Zelandiae, Trajecti, Frisiae, Transisalaniae, Groningae clironographica, politicaque descriptio. Lugd. Bat. 1630. 12.
M. Z. Boxhorn, Tonneel ofte besclnyvinghe des landts ende steden van Hollandt ende TVest-Vrieslandt. Leyd. 1634. Langw. 4.
M. Schookius, Belgium federatum sive distincta descriptio reipublicae federati Belgii. Amst. 1654. 12.
Idem opus. Amst. 1665. 12.
L. Guiciardini, Belgicae sive inferioris Germaniae descriptio. Editio postrema, additamentis novis et statu politico regionum et urbium aucta. Amstel. 1660. 12.
P. C. a. Zesen, Leo belgicus, hoc est, succincta ac dilucida narratio exordii, progressus, ac denique ad sum-mam perfectionem redacti stabiliminis et interioris formae ac status reipublicae foederatarum Belgii regionum. Amst. 1660. 12.
Adr. Houtuyn, Reipublicae batavae liber primus. Hag. Com. 1689. 12.
Les délices des Pays-Bas ou description géographique et historique des XVII provinces belgiques, 7e ed., V tom. Paris 1786.
Dictionnaire historique pour servir de supplement aux délices des Pays-Bas , II tom. Paris 1786.
J. Grabner, Brieven over de vereenigde Nederlanden. Uit bet hoogduitscli. Haarl. 1792.
Lijst eener prentverzameling der vaderlandsche geschiedenis en aardrijkskunde der Nederlanden, verzameld door H. Palier, 's Hertogenb. 1851.
186
E. M. Arndt, Holland en de Hollanders. (Vertaald door H. Riedel.) Leeuw. 1847.
J. de Eiemer, Beschryving van 's Gravenhage, II dln., 's Gravenh. 1730—1739. Fol.
N. van der Monde, Geschied- en oudheidkundige be-
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
schrijving van de pleinen, straten, stegen, waterleidingen, wedden, putten en pompen der stad Utrecht, III dln. Utrecht 1844—1846.
Verhandeling over het graafschap Goor en beschrijving van de heerlijkheid Almelo en Vriezenveen. Twee onuit-gegevene hoofdstukken van den tegenwoordigen staat van Overijssel, door wijlen G. Dumbar. Uitgegeven van wege de vereeniging tot beoefening van overijsselsch regt en geschiedenis. Devent. 1859.
C. Schotanus, Beschryvinge ende chronijck van de heerlickheydt van Frieslandt tusschen 't Flie end de Lau-wers. Franek. en Leeuw. 1655, 4.
J. H. Knoop , Tegenwoordige staat of historische be-schrijvinge van Friesland. Leeuw. 1760.
F. Sjoerds, Algemene beschryvinge van oud en nieuw Friesland, II dln., 4 st. Leeuw. 1765—1768.
Tegenwoordige staat der vereenigde Nederlanden, dl. XIII—XVI. Vervattende de beschryving van Friesland, IV dln. Amst., Leyd., Dordr. en Harl. 1785—1789.
M. de Haan Hettema, Oud en nieuw Friesland of aardrijkskundige beschrijving van die provincie. Leeuw. 1840.
137
(J, D.) B. G. jSTiebuhr, Brieven over Friesland, in het jaar 1808 geschreven.
M. de Haan Hettema, Het eiland Ameland.
J. F. Schouwen, Korte beschryvinge van 't beroemde vlek Heerenveen. Amst. 1727.
W. Eekhoff, Merkwaardigheden omtrent de woningen, kleeding, zeden en gebruiken der Hindeloopers. Amst. 1848.
O-ESCHIEDBNIS. HULPWETENSCHAPPEN.
S. O. Roosjen, N. D. Kroese en W. Eekhoff, Merkwaardigheden van Hindeloopen; bevattende historische bijzonderheden omtrent de woningen, kleeding, gebruiken en taal der Hindeloopers, benevens taalproeven in rijm en onrijm. Leeuw. 1855.
W. Eekhoff', Geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden, II dln. Leeuw. 1846.
M. de Haan Hettema, Leeuwarden na en voor hare-^ wording als stad. En in hare betrekking tot de Leppa. Eene bijdrage tot de geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden, van W. Eekhoff. Leeuw. 1848.
Wijkboek van Leeuwarden. Leeuw. 1843.
Iz. Eeynders en W. Eekhoff, Twaalf gezigten op de voornaamste gebouwen en beplantingen der stad Leeuwarden in den tegenwoordigen tijd. Naar de natuur ge-teekend, en met eene korte beschrijving voorzien. Leeuw. 1850. Lang 4.
138
Is. Warnsinck, Het gebouw van de oude kanselarij te Leeuwarden, met eene plaat. (1850.) Gr. 4.
A. Westerman, Groote christelyke zee-vaert, in XXVI predicatien. In maniere van een zee-postille. Verrykt met verschelde gebeden, christelyke liedekens ende drie registers. Met de beschryving van Stavoren. Amst. 1727.
Het zelfde werk. Amst. 1729.
B. B. Haagsma, Frysia, of schets der friesche volkplanting in Noord-Amerika, benevens raadgevingen en wenken voor landverhuizers, zijnde een vervolg op het werkje getiteld: O. Bonnema en zijne togtgenooten. Bolsw. (1855.)
C. Alberts, Ortsbeschreibung von Ostfriesland und Je ver. Emden 1828.
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
C. E. Volger, Beschreibung des ehemaligen Amtes Pewsum in ecclesiasticis et politicis, aufgesetzet in Anno 1735, und im Jahre 1774 von Beamten und Rentmeister revidiret. Stade 1852.
F. von der Decken, Philosophisch-historiscli-geographi-sche Untersuchungen über die Insel Helgoland oder Heiligeland und ihre Bewohner. Hannov, 1826.
M. de Haan Hettema, Helgoland en zijne bewoners.
Dait oajlaon Wangeroog.
G. Weigeit, Die nordfriesischen Insein vormals und jetzt. Hamb. 1858.
Die ostfriesiscbe Insel Borkum. Hannov. 1860.
Cbr. Jobansen, Die Seemannswittwe auf der Dünen-insel. Ein Bild nordfriesiscben Landes und Lebens. Kiel 1860.
K e i z e n.
J. St.-Genois , Notice historique et bibliograpbique sur le voyage de Guillaume de Ruysbroek ou de Rubruquis.
P. A. Leupe, Reize van Maarten Gerritsz Vries in 1643 naar Japan. Met kaart en fac-simile's en geogra-pbiscbe en ethnograpbiscbe aanteekeningen van P. F. von Siebold. Uitgegeven van wege bet koninklijk instituut voor taal-, land- en volkenkunde van nederlandscb Indie. Amst. 1858.
K. Hoekstra, Dagverhaal van het verongelukken van het galjootschip Harlingen in Straat-Davids. Harl. 1828.
J. H. Beucker Andreae, Een bezoek te Pompeji. (Reisfragment.)
J. H. Beucker Andreae, Herinneringen aan Sicilië.
(J. Dirks) Eene reis van Leeuwarden naar London en terug in het jaar 1661.
Een reisje van Leeuwarden naar Wezel, Kleef enz. en terug, in 1770, door vier Leeuwarders gedaan; bij uittreksel, met eenige aanteekeningen, uit het HS. Dagverhaal daarvan van Robertus Distelbloem, medegedeeld door J. Dirks.
139
140 GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
(A. D. Schinkel) Albert Durer's dagverhaal zijner ne-derlandsche reize in de jaren 1520 en 1521; met belangrijke aanteekeningen opgehelderd, 's Gravenh. 1840.
A. Ortelius et J. Vivianus, Itinerarium per nonnullas Galliae et Belgicae partes. Antv. 1584.
G. Hegenitius, Itinerarium frisio-hollandicum, et Abr. Ortelii itinerarium gallo-brabanticum. Lugd. Bat. 1630. 12.
Aanteekeningen van Z. C. von Ufïenbach, gedurende zijn verblijf in Friesland in 1710. Medegedeeld door J. Dirks.
Z. C. von Uffenbach, Merkwürdige Reisen durch Nie-dersachsen, Holland und Engelland, III Thle. Ulm und Memningen, 1753, 1754.
J. J. Volkmann, Keueste Reisen durch die vereinigten Niederlande, vorzüglich in Absicht auf die Kunstsamm-lungen, Naturgeschichte, Oekonomie und Manufacturen. Leipz. 1783.
K. J. Clement, Seise durch Friesland, Holland und Deutschland im Sommer 1845. Kiel 1847.
M. Hettema en R. R. Posthumus. Onze reis naar Sagelterland, benevens deszelfs geschiedenis, eene beschrijving van den aard, de zeden, de gewoonten enz. van deszelfs bewoners, en eene korte schets en woordenlijst van hunne taal. Met eene kaart en platen. Franek. 1836.
Zeitschrift für Münz-, Siegel- und Wappenkunde, her-ausgegeben von B. Koehne, VI Thln. Vervolg, onder den titel van Mémoires de la société d'archéologie et de numismatique de St. Petersbourg. Publiées sous les auspices de la société par B. de Koehne, VI vol!. St. Pe-tersb., Berl. etc., 1841—1852.
Köhne, Zeitschrift u. s. w. Neue Folge, Heft I, II. Berl. 1859, 60.
(B. Köhne) Programm der numismatischen Gesellschaft in Berlin zur Feier des Eckhel-Festes am 13ten Januar 1845. Berl. 4.
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN. 141
Erster Jahresbericht der numismatisclien Gesellschaft zu Berlin. Berl. 1845.
Mittheilungen der numismatischen Gesellschaft in Berlin, Erstes Heft. Berl. 1846.
Von Donop, Das magusanische Europa, oder Phönizier in den Innen-Landen des europaischen Westens bis zur Weser und Werra. Historisch numismatischer Versuch veranlasst dnrch eine neu gefundene Goldmünze. Meining. 1819.
Addison, Verhandeling over de aeloude gedenkpenningen, door de latynsche dichters opgeheldert. Vertaalt uit het engelsch door M. Ruusscher. Leyd. 1727.
J. Friedlaender, Die Münzen der Ostgothen. Berl. 1844.
B. Köhne, Die auf die Geschichte der Deutschen und Sarmaten bezüglichen römischen Münzen. Berl. 1844.
B. de Köhne, Description du musee de feu le prince Basile Kotschoubey, II voll. St. Petersb. 1857. Gr. 4.
J. H. Muller, Deutsche Münzgeschichte, Th. I. Leipz. 1860.
J. F. L. Th. Merzdorf, Oldenburgs Münzen und Me-daillen auf Grund der Münzsammlung Sr. königl. Hoheit der Grossherzogs von Oldenburg historisch kritisch be-schrieben. Oldenb. 1860.
Vaillant, Selectiora numismata in aere maximi moduli e museo Fr. de Camps. Concisis interpretationibus illus-trata. Paris. 1695. 4.
F. W. A. Schlickeysen, Erklarung der Abkürzungen auf Münzen des Altherthums, des Mittelalters und der neueren Zeit, sowie auf Denkmünzen und raünzartigen Zeichen. Berl. 1855.
G. van Loon, Inleiding tot de heedendaagsche penningkunde ofte verhandeling van den oorsprong van 't geld, opkomst en onderscheid der gedenkpenningen; den aard, en rekenwyze der legpenningen enz. Amst. 1717.
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
Manuael ofte handtboeck inhoudende die weerde van den marck, once, engelsche ende aes van alle ghevalu-eerde ende ongheualueerde munte, dienende den wisselers deser vereenichde nederlantsche Prouintien voor instructie op d' ordonnantie van der munte, van den 4 Augustus 1586. Amst. 4.
Beeldenaer ofte figuerboeck dienende op die nieuwe ordonnantie van de munte, by zijne excellentie ghearresteert ende wtghegeuen den 4 Augustus 1586. Amst. 4.
Beeldenaer van omstreeks 1608. (Zonder titel.) 4.
Placcaet ende ordonnantie van de doorluchtighe, hooch-moghende heeren, de staten generael der vereenichde Nederlanden, op den cours van den ghelde, zoo goude als silvere specien, waer nae alle ende yegelijcke ingese-tenen der voorsz. landen sich voorts-aen sullen hebben te reguleren, op de boeten ende amenden in den principalen placcate verhaelt. 's Gravenh. 1610. 4.
Ordonnantie ende Placcaet van de ertz hertoghen onse souueraine princen, opt stuck van de munte, inhoudende de specien, prijs ende ghewichte van de goude, silvere ende copere munten, die voortaen alleenlyck sullen mo-ghen ganck ende loop hebben in de landen van hunne onderdanicheydt. Antw. 1618. 4.
G. van Loon, Beschryving der nederlandsche histori-penningen, IV dln. 's Gravenh. 1723—1731. Fol.
Beschrijving van nederlandsche historiepenningen, ten vervolge op het werk van G. van Loon, 5 stukk. Amst. 1821—1848. Fol.
M. T. C. F. N. Comte Nahuys, Histoire numismatique du royaume de Hollande, sous le règne de S. M. Louis-Napoléon, roi de Hollande. Avec documens et planches. Amst. 1858. 4.
Beoordeeling van dit werk door J. F, G. Meijer in den Konst- en Letterbode van 1859, N0. 30.
G. van Orden, Handleiding voor verzamelaars van nederlandsche historiepenningen, II dln. Leyd. 1825—1830.
(A. P. H. Kuipers) Handboek voor verzamelaars van nederlandsche historiepenningen. Leeuw. 1837.
142
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN. 143
Gr. van Orden, Bijdragen tot de penningkunde (numismatiek) van het koningrijk der Nederlanden. Zaand. 1830.
J. F. G. Meijer, Notice sur plusieurs monnaies inédites des Pays-Bas.
J. F. G. Meijer, Aanwinsten van het koninklijk penningkabinet van 7 October 1853 tot 31 December 1857.
(P. O. van der Chijs) Incrementa musei nummarii aca-demiae lugduno-batavae. 1842—1845. 4.
Lijst I, II, van nederlandsche penningen, 1767—1806 en vragen betreffende het vervolg op van Loon, Nederlandsche historiepenningen, 3 st.
A. J. B. de Roye van Wichen, Eenige middeleeuwsche munten, noodmunten en zeldzame penningen, beschreven en afgebeeld. Nijmeg. 1847.
J. F. G. Meijer, Middeleeuwsche munten,
P. O. van der Chijs, De munten der voormalige hertogdommen Braband en Limburg, der voormalige graven en hertogen van Gelderland, der steden en heeren van Gelderland, der voormalige heeren en steden van Overijssel, de munten van Friesland, Groningen en Drenthe, van de vroegste tijden tot aan de pacificatie van Gent, V dln. Haarl. 1851—1855. 4.
Beoordeeling door J. F. G. Meijer in den Konsfc- en Letterbode van 1852, Nquot;. 51—53, 1853, Nquot;. 32, 33, 34, 36, 1855, N». 3, 1856, N0. 32, 33, 1859, N0. 6, 8, 10, 14, 46, 47, 49, 50.
Beoordeeling door J. Dirks, in Bijdragen voor vader-landsche geschied- en oudheidkunde, dl. VIII en IX.
J. Dirks, Beschouwingen naar aanleiding van P. O. van der Chijs, de munten van Friesland, Groningen en Drenthe, van de vroegste tijden tot aan de pacificatie van Gend.
F. van Mieris, Beschryving der bisschoplyke munten en zegelen van Utrecht in 't byzonder. Midsgaders van den oorsprong, de waarde en benaaming van 't geld, het verschil der muntstoften en weegingen, de waarde der metaalen, 't recht van geldmunten en het eerste geldge-bruyk in 't algemeen. Leyden 1726.
144 GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
J. F. G. Meijer, Berigt over quot;Wolf Stürmer's Munt-boek en de daarin voorkomende 's heerenbergsche en batenburgsche munten. (1843.)
(C. P. Serrure) Monnaie ou médaille de la ville de Deventer, Double Noble a la Rose au nom du seigneur d'Arckel.
(O. Keer) Over een muntje van Deventer. (1267— 1270?)
H. O. Feith, Het muntregt der Ommelanden. Bijdrage tot de geschiedenis der vaderlandsche munten. Gron.
1857.
(J. van Leeuwen) Gevonden munten in Friesland. (1841.)
J, Dirks, Monnaies anciennes trouvées en Frise. Brux.
1858, 1859.
(J. Dirks) Aanwinsten der penningverzameling van het friesch Genootschap. 1849—1860.
J. Dirks, Bijdragen tot de munt- en penningkunde van Friesland, 3 stukk. Workum 1843—1848.
J. Dirks, Nieuwe bijdragen tot de penningkunde van Friesland. Work. 1858.
J. Dirks, Deux cents méreaux des corporations de métiers des Pays-Bas. Brux. 1859.
(Meijer) Muntvond te Maastricht.
(H. Palier) Lijst van enkele en dubbele stadhuispenningen van 's Hertogenbosch, 2de dr. 's Hertogenb. 1851.
R. Chalon, Tiers de sol mérovingiens. Brux. 1858.
R. Chalon, Nouvelle classification des monnaies de Jeanne, duchesse de Brabant. Brux. 1858.
R. Chalon, Un jeton de Nic. de Chatelet, seigneur de Vauvillars.
R. Chalon, Une monnaie de Blankenberg.
R. Chalon, Quelques jetons inédits. Brux. 1859.
R. Chalon, Les seigneurs de Schöneck. Brux. 1859.
R. Chalon, Jetons du comté de Saint-Pol. Brux. 1859.
R. Chalon, Un gros tournois de Jean de Cunre.
R. Chalon, Recherches sur les monnaies des comtes de Namur. Brux. 1860. 4.
R. Chalon, Monnaies rares ou inédites. Brux. 1860.
GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
(O. Keer) Munten met de wapens op de rijksstaven.
(J. F. Gr. Meijer) De munten der Engelschen voor den oost-indischen archipel, beschreven door H. C. Millies. Amst. 1852.
(Dezelfde) De munten van Hendrik van Brederode.
(Dezelfde) Een gedenkpenning op Alberic, graaf van Lodron, ontdekt.
J. W. v(an) S(ypesteyn) Eere penning in 1581 uitgereikt aan de verdedigers van de Nyezijl of Nieuwen Bomsterzijl. (1854.)
(P. C. G. Guyot) De begrafenispenningen van de twee leidsche professoren Jacobus ïriglandus, den ouden, en Johannes Fredericus Gronovius. Nijmegen 1847.
C. P. Serrure, Notice sur le cabinet monétaire de S. A, !e prince de Ligne, d'Amblise et d'Epignoy. Gand 1847.
(J. F. G. Meijer) De muntverzameling van baron Een-gers. Het penningkabinet van van Orden.
(Dezelfde) Becker's muntkabinet,
(Dezelfde) Verkooping der penning- en muntverzameling van wijlen den heer S. H. van der Noordaa.
(Dezelfde) De penning- en muntverzameling van Mr- A-Deketh.
(Dezelfde) Het penning- en muntkabinet van wijlen den heer J. van Dam Dwzn.
(Dezelfde) Het muntkabinet van wijlen den heer Otto Keer,
(Dezelfde) Pieter Veerkade.
(Dezelfde) Louis Alexander van Weleveld.
Siegel des Mittelalters aus den Archiven der Stadt Lübeck. Herausgegeben von dem Vereine für lübeckische Geschichte und Alterthumskunde, IV Hefte. Lübeck 1856—60. 4.
J. H. Knoop, Vermakelyk wapenkundig, geographisch en historisch spel, betreffende de voornaamste heerschende staten in Europa. Leeuw. 1759.
145
10
14(5 GESCHIEDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
L. Ph. C. van den Bergh, Eenige opmerkingen over de nederlandsche geslacht- en wapenkunde. Arnh. 1844.
L. Ph. C. van den Bergh, Grondtrekken der nederlandsche wapenkunde. Leid. 1847.
Het zelfde werk, 2de dr. Amst. 1861.
A. Ferwerda, Adelyk en aanzienelyk wapen-boek van de zeven provinciën; waarby gevoegt zyn een groot aantal genealogien van voornaame adelyke en aanzienelyke familien, II dln. in 4 stukk. en 3 band. Leeuw. 1760 —1781. Fol.
L. van Weleveld, Prospectus van het algemeen wapenboek van den nederlandschen adel. 1836.
M. de Haan Hettema en A. van Halmael J1quot;-, Stamboek van den frieschen vroegeren en lateren adel, II dln. Leeuw. 1846. Fol.
M. de Haan Hettema, Vermoedelijke oorsprong van den zoogenaamden halven adelaar in de wapens der Friezen. (Leeuw. 1843.)
M. C(ampbell), Alba amicorum. (1857.)
H. B. van Sminia, Overzigt van twee alba amicorum uit de XVIIde eeuw. (Work. 1856.)
H. Baerdt van Sminia, Vervolg van het overzigt van de alba amicorum uit de XVIde en XVIIde eeuwen, 2 stukk. Work. 1857, 1858.
S. Petrus, Genealogia sive recensio nobilissimae fami-liae Hermanae. Franek. 1624. 4.
Wohlbeglaubte Ausführung so wohl graff- als auch freyherrlichen schwarzenbergischen Stammregisters, in sich verfassend eine festgegründete Bewahrung der Freyherren zu Schwarzenberg und Hohenlandsberg, der Zeit sich in Westfriessland auffhaltende rechtmiissigen Stammesagnation mit denen in Francken, u. s. w. 1659. Fol.
J. G. de Crane, Oratio de Vossiorum Juniorumque familia, seculo praesertim XVII insigni eruditionis laude clara, optime de Uteris, apud posteros etiam, merita. Gron. 1821. 4.
J. W. de Crane, Bijzonderheden, do familie Hemster-huis betreffende. Leid. 1827.
GESCHIKDENIS. HULPWETENSCHAPPEN.
J. H. Halbertsma, Het geslacht der van Harens. Fragmenten. Devent. 1829.
J. T. Bodel Njenhuis, Beoordeeling daarvan.
J. H. Beucker Andreae, Het geslacht der Schotanussen, 2 st. (Leeuw. 1849.)
J. van Leeuwen , Het geslacht Arnokli. 1851.
J. S. Magnin, Onderzoek naar den adel van het geslacht De Vos van Steenwijk, in de drie laatste jaren der XlVde eeuw. Gron. 1844.
A. de Reume, Généalogie de la noble familie Elsevier. Brux. 1850.
N. J. van der Heyden, Notice sur la tres ancienne noble maison de Kerckhove, dite van der Varent. Anv. 1856.
E. F. Mooijer, Zur Genealogie der Grafen von Spie-gelberg. Hannov. 1856.
Lievensgeschledenls. Lijkredenen enLijkgedlchten.
Bruiloftsgedichten. Crelegenheidsgedlchten.
Levensgeschiedenis. L ij k r e d e n e n.
L ij k d i c h t e n.
V. Andreas, Bibliotheca belgica: de Belgis vita scrip-tisque claris, praemissa topographica Belgii totius seu Germaniae inferioris descriptione. Lov. 1643. 4.
T. Smith, Vitae quorundam eruditissimorum et illus-trium virorum. Lond. 1707. 4.
Frisia nobilis, of lyk- en graf- sampt mengeldichten enz. op diverse friesche edelen. Leeuw. 1755.
J. Kok, Vaderlandsch geschied-, aardrijks-, geslachten staatkundig woordenboek, XXXV dln. Amst. 1780 —1796. Byvoegzels op het Vaderlandsch woordenboek, III dln. Amst. 1797—1799.
A. J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden, bevattende levensbeschrijvingen van zoodanige personen, die zich op eenigerlei wijze in ons vaderland
147
148 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
hebben vermaard gemaakt. Onder medewerking van eenige vaderlandsclie geleerden, IX dln. Haarl. 1852—1861.
(P. Burggraaff) Levensschetsen van vaderlandsche mannen en vrouwen, uit de zuidelijke provinciën. Een schoolboek. Uitgegeven door de maatschappij tot nut van 't algemeen, 1ste en 3de st. Leid. enz. 1828, 1834.
(Meuter) Levensschetsen van personen, die, in onderscheidene landen en tijden, in verschillende kunsten en wetenschappen hebben uitgemunt. Uitgegeven door de maatschappij tot nut van 't algemeen. Lcyd. enz. 1838.
(Brandt Maas) Levensschetsen van merkwaardige, meest vriesche mannen en vrouwen. Uitgegeven door het departement Leeuwarden der maatschappij tot nut van 't algemeen, 2 stukk. Leeuw. 1830, 1837.
J. W. de Crane, Letter- en geschiedkundige verzameling van eenige biographische bijdragen en berigten. Leeuw. 1841.
G. de Wal, Oratio de claris Frisiae jureconsultis; dicta Franequerae d. VII Octobris 1818. Accedunt annotatïo-nes de vita, fatis ac scriptis jureconsultorum. Leovard. 1825.
R. Roukema, Naamboek der beroemde genees- en heelmeesters van alle eeuwen. Amst. 1706.
C. Ekama, Oratio de Frisia ingeniorum mathematico-rum inprimis fertili. Leovard. 1809. 4.
- J. de Wal, Simon van Utrecht, burgemeester der stad Hamburg. Utr. 1846.
J. de Saint-Genois, Recherches sur le veritable nom, le lieu de naissance, la familie et les armoiries, la sepulture et les écrits de Cornille de Schepper, dit Scep-perus. Gand 1856.
J. Dirks en S. W. H. A. van Beyma thoe Kingma, Ayttiana. Work. 1844.
K. J. R. van Harderwijk, Levensschets van Mr' Willem
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 149
van Nieupoort. Benevens bijzonderheden zijn geslacht betreffende. Schied. 1849.
K. J. R. van Harderwijk, Iets over Justinus Colyer en diens zoon Jacobus, ambassadeurs aan het turksche hof van wege den staat der vereenigde Nederlander:. Arnh. 1849.
K. J. li. van Harderwijk, Levensschets van Mr- Cor-nelis Haga. Schied. 1848.
K. J. R. van Harderwijk, Nog iets over Mr- Cornelis Haga. Schied. 1850.
J. G. de Crane, Oratio de Joanne Mauritio Nassaviae principe, cognomine americano. Franeq. 1806. 4.
J. T. Bodel Nijenhuis, Verspreide bijzonderheden over Mr- Nicolaes Cornz. Witzen, burgemeester van Amsterdam.
C. F. Wurm, Studiën in den Archiven von Braunschweig, Bremen, Haag und Wolfenbüttel über die Lebens-schicksale des Foppius von Aitzema, ersteu niederlandi-schen Residenten bei den Hansestadten, und über den Nachlass des Leo von Aitzema, ersten hansischen Residenten im Haag. Hamb. 1854. (Osterprogramm.) 4.
C. F. Wurm, 1. Der europaische Hintergrund der Snitger-Jastramschen Wirren in Hamburg 1686. II. ür-
O O
kundliche Mittheilungen über die Schuld und die letzten Schiksale des Foppius von Aitzema. Nachtrag zum Osterprogramm 1854. Hamb. 1855. 4.
Z. Huber, Oratio in obitum illustrissimi et excellentis-simi viri Guilielmi ab Haren , perillustriuin atque poten-tium Frisiae ordinum deputati novemviri, inclutae Frisiorum academiae curatoris, Biltae olim praefecti etc. Franeq. 1708. Fol.
J. van Leeuwen, Herinnering aan Ulbe Aylva van Burmania, raadsheer in het hof van Friesland, grietman van Leeuwarderadeel, gecommitteerde ter generaliteit, ambassadeur naar Zweden. Work. 1848.
Levensschets van Sicco van Goslinga. 1664—1731.
P. F. Vegilin van Claerbergen, Elegia in funere magni et generosi viri Sicconis a Goslinga, agri franequerani praetoris etc. Leov. 1731. 4.
GESCHIE DENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
(R. Roukema) Gedagtenisze voor Z. E. de heer Sicco van Goslinga, grietman over Franequeradeel enz. overleden 20 September 1731. Leeuw. 1731. 4.
P. Wesseling, Oratio funebris in memoriam magni et generosi viri Sicconis a Goslinga, agri franequerani prae-toris, Frisiorum academiae curandae IV viri, rebus militiae domique gestis illustrissimi. Franeq. 1732. Fol.
S. Nauta, Lykrede over 't afsterven van den hoog welgeboorenen heere, jonkheere O. Z. baron van Haren, grietman in Stellingwerf Westeinde enz. Zwolle 1779.
Deductie voor Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeinde, ter zyner noodwendige zui-veringe van de lasterlyke geruchten en imputatien tegen hem verspreid en ingebragt. Fol.
Onpartydige en niet te min vrymoedige gedachten over de deductie van den heer Jr- O. Z. van Haren, grietman van Stellingwerf Westeinde, door denzeive in 't ligt gekomen ter zyner noodwendige zuiveringe van de lasterlyke geruchten en imputatien tegen hem verspreid en ingebragt. 1761. Fol.
Beredeneerde zwarigheden, voorkomende in eenige dee-len der deductie van Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeinde, in de zo zeer berugte zaak tusschen hem en zyne familie en eenige andere persoenen, voorgedraagen aan hem zeiven door R. Willem-sen. Amst. 1761. Fol.
Aanmerkingen op den voorloper van de contra-deductie der tegenparty van Jr- Onno Zwier van Haren, uitgegeven door R. Willemsen, opgestelt door een vrye Vries, 2de dr. Leeuw. 1761. Fol.
Tweede deductie voor Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Steliingwerf-Westeinde, ter zyner noodwendige zuiveringe van de lasterlyke gerugten en imputatien, tegen hem verspreid en ingebragt. Leeuw. 1761. Fol.
Verdediging van de heeren Johan Alexander van San-dick en Mr- , Wilhem van Hogendorp, tegens de verregaande beschuldigingen, hen en hunne huisvrouwen, benevens anderen, ten laste gelegt, by zekere volumineuse
150
GESCHIEDENIS. liEVENSGESCHlEDENIS.
deductie door J1quot;- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeinde, onder desselfs liandtekeninge uit-gegeeven en alomme gespargeert. 's Gravenh. 1761. Fol.
Verdediging van Eggerig van Tiddinga, generael majoor ten dienste deezer landen, tegens de verregaende beschuldigingen, liem ten laste gelegt by de deductie door Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeinde , onder deszelfs handteekeninge nitgegeeven. 's Gravenh. 1761. Fol.
Verdediging van M1quot;- Wilhem van Hogendorp , aan het oordeel zyner medeburgeren voorgestelt, en geschreven tot wederlegginge van eenige verregaende beschuldigingen, in do tweede deductie van Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf West-einde, hem ten laste gelegt. 1762. Fol.
Deductie voor vrouwe S. A. van Haren, geborene van Huls, ter haarer noodzakelyke zuivering, van de laster-lyke gerugten en imputation, tegen haar gedrukt en verspreid. Leeuw. 1762. Fol.
Verdediging van Aegidius van der Dussen, collonel commandant van het regiment carabiniers ten dienste deezer landen, tegens de verregaande beschuldigingen, hem ten laste gelegt, door den heer Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeynde, by de respective deduction, zoo onder deszelfs handteekeninge, als onder die van zyne huisvrouwe, uitgegeeven. 's Gravenh. 1762. Fol.
Derde deductie voor Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeinde, ter zyner noodwendige zuiveringe van de lasterlyke gerugten en imputation, tegen hem verspreid en ingebragt. Leeuw. 1762. Fol.
Memorie van Mr* Johannes Brouwer, advocaat voor de respective hoven van justitie in Holland, zynde de vrugt der leedige uuren, door hem besteed, tot wederlegging van de zeer lasterlyke imputation, tegens hem ingebragt by zekere fameuse deduction, waarvan er twee door J1'- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeynde, en de derde ten name van vrouwe S. A. van Haren, geboren van Huls, onder derzelver respective handteeke-
151
152 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
ningen, zyn uytgegeven, en alomme verspreid, 's Gravenh. 1762. Fol.
Historiesch verhaal van het geene voorgevallen is tus-schen den heere Jr- Onno Zwier van Haren, grietman van Stellingwerf-Westeinde, ter eener zyde, en zyn hoog Ed's, dogters, derzelver mannen en famielie, ter andere zyde, zedig en naar vereisch van zaaken onderzogt, getoetst en met gepaste aanmerkinge verreykt, door een vrye penne. Fol.
(H. Hes) Phalaecus feralis in obitum nobilissimi, arn-plissimi, consultissimique domini Danielis de Blocq a Schel-tinga, illustris athenaei Frisiae curatoris, territorii, quod dicitur Schoterland, expraefecti etc. Leov. 1703. 4.
(W. de Geest) Lyktraanen over den heer Tjaard baron van Aylva, heere van Oldeland, Waardenburg, Hier en Nerynen. Leeuw. 1705. Plano.
(A. S.) In luctuosissimum obitum viri illustris Theo-tardi, baronis ab Aylva, Weerdenburgii, Hieri, Neer-yne, et Oldeland, praetoris territorii, quod vocatur Wonsera-deel. 1705. 4. Lat. en nederd.
(J. van Sande) Lykzang ter rouwstaatelyke uitvaart van den heere Tiaard, baron van Aylva, heere van Oldeland, Waardenburg, Hier en Neerynen. Leeuw. 1705. 4.
Eouwklagt over de doot van den heer Theod. Stan-sius, gedesigneerde mede gedeputeerde staet van Friesland, en burgermeester tot Harlingen. Harl. 1705. 4.
Lyktranen met alle schuldige eerbied toegeschikt aan de hoog welgeboren heer Jr- Duco Gerrold Juckema van Burmanja, grietman en dykgraaf over Wymbritseradeel enz., worden met veel deelnemende rouwe gestort op het salig en christelyk afsterven van den hoog welgeboren heer Sjuk Gerrold Juckema van Burmanja, old grietman en dykgraaf over Wymbritseradeel enz. S'ieek 1720. 4.
(H. A. van der Sloot) Eouw-klaage over het smertelyk doch zalig afsterven van den wel-eedelen gestrengen heer
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 153
Everhardus Wielinga, gedeputeerde staat van Prieslandt enz. Leevw. 1733. 4.
(R. Roukema) Ter gedagtenisze van den wel-edelen gestrengen heer Everardus van quot;Wielinga, eerst ontvanger generaal der lyfrenten, vervolgens raad ter admiraliteit, laatst mede gedeputeerde staat van Fryslandt. Leeuw. 1734. 4.
Lykzangen ter gedagtenisse van den here Scato Groc-kinga, in leven burgemeester der stadt Groningen, curator van 's lands hogeschole enz. Gron. 1759. 4.
P. Nota, Lykreden over psalm 103, vs. 15 en 16, op 't schielyk. en smertelyk afsterven van den heer Tinco Lycklama a Nyeholt, in leven grietman over Utingeradeel en monster commissaris dezer provincie. Leeuw. 1762. 4.
Rouwklagte, over het ontydig en ongelukkig overlyden van Jr- E. P. B. Vegelin van Claarbergen, op den 29 Augustus 1789.
C. H. van Herwerden Hz., Leerrede over Marcus V, 39 b, ter nagedachtenis van wijlen J!ir* Rijnhard van Eij-singa. Leeuw. 1832. 4.
C. H. van Herwerden Hzn., Leerrede over I Sam. XXV: 1, ter gedachtenis van wijlen Mr- Ambrosius Ayzo van Boelens, in leven lid van de tweede kamer der sta-ten-generaal, grietman van Opsterland enz., overleden te Oldeterp den 30 November 1834. Leeuw. 1834.
A. Vinnius, Oratio recitata in exequiis ampl. et clar. viri D. Bernardi Schotani, in academia Lugd. Bat. juris-prudentiae professoris. Lugd. Bat. 1652. 4.
W. Gutberleth, Oratio in excessum dignitate et juris prudentia vere nobilis viri Theodori Scheltinga, supremae Frisiorum curiae senatoris. Leov. 1672. 4.
Carmina funebria ad clar. consult. Wernerum Gutberleth, supremae Frisiorum curiae advocatum, et poetam ingeniosissimum, lugentem peracerbam et immaturam mortem lectissimae suae conjugis Annae Sprong. Leov. 1678. 4.
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
Z. Huber, Oratio habita in exequiis Sebastiani Schel-kens, j. u. d. et in illustri Frisiorum academia anteces-soris ordinarii. Franeq. 1700. Fol.
(L. Posthumus) De ydelheit van alle dingen, sich ver-toonende in het afsterven van de eedele moogende heere Francis van Burum, in syn tyt raad ordinaris in den hoove van Frieslant. Leeuw. 1710. 4.
(J. Sande) Lyk-gedicht op het beklagelyk af-sterven van den wel-edelen, hoog-geleerden, seer voorsienigen heere Henricus van Popta, der beider regten doktor en oudste advocaat voor den hove van Frieslandt. Leeuw. 1712. 4.
Epicediuni in funere immaturo clar. viri Georgii d'Ar-naud, in alma Frisiorum academia juris antecessoris ordinarii. Franeq. 1740. 4.
Lijkdicbten voor den heere Sjoerd Lievesz. de Bruin, jur. studiosus. Harl. 1740. 4.
Epicedia in doet. ac orn. juvenem Job. Corn. Balck, j. u. studiosum, clar. Dominici Balck filium, immatura morte sublatum. Fran. 1747. 4.
C. H. Trotz, Oratio funebris in memoriam viri clar. et celeb. Dominici Balck, juris utr. in illustri Frisiorum academia professoris ordinarii. Franeq. 1750. Fol.
Carmina lugubria in obitum viri clar. Dominici Balck, juris antecessoris celeberrimi in academia franekerana. Franeq. 1750. 4.
(J. de Rhoer) Elegia in funere acerbo nobilissimi et praestantissimi juvenis Hieronymi de Blau, hum. lit. stud, ad patrem amplissimum et moestissimum Quirinum de Blau, in suprema Frisiorum curia senatorem. (Gron. 1772.) 4.
(K. Schutte) Ter uitvaart van den booged. gestr. heere M1'- Dominions Hamerster, oud-eersten en voorzittenden raad in den hove van Friesland. Leeuw. 1774. 4.
(J. A. Backer, J. G. Volckhardt, J. Jordens) Ter gedachtenis van den wel edelen zeer geleerden heer Mr-Sicco van der Woude, advocaat voor den hove provinciaal van Friesland. 1779. 4.
154
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 155
U. A. Evertsz, Gerlach Scheltinga, voorstander van de beoefening van het oud hollandscli regt.
W. Eekhoff, Voorlezing over het leven van Petrus Wierdsma, en zijne verdiensten omtrent de geschiedenis en letterkunde van Friesland. Work. 1856.
J. W. de Crane, Levensschets van Mr- Daniel Her-mannus Beucker Andreae. (1828.)
M. S. Gratama, Schets van het wetenschappelijk leven en de geleerde verdiensten van wijlen Mr- Gabinus de Wal. Gron. 1834.
Tjalling Petrus Tresling, overleden te Groningen den 13 Julij 1844. Een woord tot aandenken.
(A. Telting) Levensherigt van Mr- Daam Fockema. (1855.)
J. de Wal, Levensschets van Mr- Sibrand Gratama. Leid. 1858.
J. Dirks, Levensherigt van Mr- Ulbe Arend Evertsz.
H. J. Koenen, Levensbericht van Mr- C. J. van Assen, rustend lid der koninklijke academie van wetenschappen. (1859.)
J. Borsius, Antonius Walaeus in zijn leven en zijne verdiensten geschetst.
H. W. Tijdeman, Caspar Sibelius, in leven predikant te Deventer; volgens zijne onuitgegeven eigen-levensbeschrijving.
F. A. Snellaert, Arnoud van Geluwe, bijgenaemd de vlaemsche boer. Koussel. 1855.
G. Voetius, Oratio funebris in obitum Meinardi Scho-tani, theol. in inclyta academia ultrajectina professoris. Ultraj. 1644. 4.
N. Arnoldus, Memoria C. Schotani, theol. professoris celeberrimi oratione funebri ex mandato senatus celebrata. Franek. 1671. Fol.
(H. Hes) Threnus alcaicus in obitum reverendi viri Henrici Domna, in Christi ecclesia leoverdiensi verae et
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
orthodoxae religionis, divinaeque veritatis concionatoris et propugnatoris strenui. Leovard. 1672. 4.
J. Marckius, Oratio funebris in obitum Nicolai Ar-noldi, theolog. professoris in Frisiorum academia frane-kerana clarissimi. Franeq. 1680. Fol.
J. M. Schwager, Beytrag zur Geschichte der Intole-ranz, oder Leben, Meynungen und Schicksale Balthasar Bekkers. Mit einer Vorrede von J. S. Semler. Leipz. 1780.
J. P. Arend, Verhandeling over Balthasar Bekker. (1829.)
W. Eekhoff, Balthasar Bekker als mensch beschouwd.
(S. de Bucquoy) Aenspraeck tot de hervormde gemeente der steede Leeuwarden op het afsterven van den leeraer Joh. ab Holst. Leeuw. 1691. Plano.
A. Schultingius, Oratio funebris in obitum celeb. viri Johannis van der Waeyen, theologiae in inclyta Frisiorum academia professoris ordinarii. Franeq. 1702. Fol.
Lessus funebris in pios manes viri clar. Joannis van der quot;Waeyen, theol. doctoris et professoris celeberrimi. Franeq. 1701.
J. Clericus, Oratio funebris in obitum reverendi et clar. viri Phil, a Limborch, theol. apud remonstrantes professoris. Amstel. 1712. 4.
A. Schultens, Laudatio funebris in memoriam Campegii Vitringa, theologiae ac historiae ecclesiasticae professoris. Franeq. 1722. Fol.
T. Hemsterhuis, Oratio funebris in memoriam Campegii Vitringa, theologiae in illustri Frisiorum academia professoris. Franeq. 1723. Fol.
Carmina lugubria ab ornatissimis academiae civibus pie edita in funere Campegii Vitringa, dum vivebat theol. professoris. Franeq. 1723. 4.
H. Venema, Oratio funebris in memoriam Ruardi An-dala, theologiae in illustri Frisiorum academia professoris. Fran. 1727. Fol.
Gedigt op het sterfgeval van den doorgeleerden heer D°. Lollius Posthumus, in leven, godtvrugtig en getrouw
156
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 157
leeraar in de hervormde kerk der steede Leeuwarden. Leeuw. 1730. 4.
Levensschets van Joannes ^ Mark, professor der godgeleerdheid te Franeker, Groningen en Leiden. Daar achter: Een gedicht ter uitvaart van Johannes k, Marck, door L. V, Broek.
E. L. Vriemoet, Oratio funebris, de vita et meritis Alberti Wilhelmi Melchioris, theol. et historiae sacrae in illustri Frisiorum academia professoris. Franeq. 1738. Fol.
J. de Wal, Levensschets van Johannes Alberti.
Eouwklagt over het droevig afsterven van den wel eerwaarden, hooggeleerden, godzaligen heer J. A. van Beem, leeraar in de gemeente van Leeuwarden, 6 December 1742. Leeuw. 1742.
Lykdichten ter gelegenheid van het beklachelyk sterv-geval van den heer Petrus Laan, hoogleeraar in de godgeleerdheid aan 's lands hoge schole te Franeker. Franek. 1743. 4.
Lijkgedachtenis van den eerwaerdigen en geleerden heere Rochus Voegen, leeraer in de gemeente der remonstranten te Amesfoort, overleeden te Harlingen. 1753. 4.
Eouwklagten ter gedachtenisse van den wel eerwaarden, godzaligen en zeer geleerden heer Herm. Wesselius, in leven, seer geagt, en getrouw dienaar van Jezus Christus te Leeuwarden. Leeuw. 1755.
Lykzangen op het vroegtydig afsterven van den hoog eerwaerden en zeer geleerden heere Hermannus Wesselius, bedienaar des godlyken woords te Leiden. Leid. 1758. 4.
Lykklagten ter gedachtenisse van Alb. Alberthoma, in leven bedienaar des H. Euangeliums in de gemeente van Groningen, 11 Mei 1758. Gron. 1758.
G. Schortinghuis, Elisa's rouw bedryf, wanneer de Heere zynen heere Elias van zyn hooft wegh nam, verklaart en toegepast, ter naagedagtenisse van den wel eerwaarden zeer geleerden heere Jesaias Hillenius , in leven zeer ge-agt en getrouw leeraar, en herder van Jesus kudde, in de Dragten. Leeuw. 1759. 4.
158 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
(1. van Nuyssenburg) Lykklacht ter uitvaarte van den hoog geleerden heere Joannes van Schell, leeraar en hoogleeraar der godgeleerdheid op hollandsch hooge schoole. Leid. 1762. 4.
P. Hofstedeus, Lykreden ter gelegenheid van het aff-sterven van Johannes Barexith, rustend leeraar in de hervormde gemeente te Dordrecht enz. Rotterd. 1782.
Nagedachtenis gesticht ter gelegenheid van het zalig afsterven van Henricus Abelus Nieuwold, in leeven zeer getrouw, en hoog geacht euangeliedienaar te Leeuwarden. Leeuw. 1783. 4.
J. H. Verschuir, Elogium Hermanni Venemae, dum viveret theologiae et historiae ecclesiasticae professoris ordinarii, dein honorarii etc. Fran. 1788.
J. Bakker, Lofrede op Herman Venema. Amst. 1801.
P. Merkman, Venema. Leid. 1742. 4.
Op de dood van den eerwaerden en geleerden heere Pieter Fontein. 1788. 4.
J. W. de Crane, Hulde aan de nagedachtenis van Pieter Stinstra.
(S. Stijl) Lykzang op den wel eerwaarden zeer geleerden heer Joannes Stinstra, leeraar by de doopsgezinden te Harlingen. Harl. 1790. 4.
F. Hoekstra, Lijkrede op Heere Oosterbaan, hoogleeraar bij het kweekschool der doopsgezinde gemeente te Amsterdam, en laatst gewoon leeraar bij de doopsgezinde gemeente te Harlingen. Amst. 1807.
(J. Brouwer) Ter uitvaart van den eerwaardigen en zeer geleerden heere A. Brink, leeraar der hervormden te Leeuwarden. (1810.)
G. de Wal, Dichtregelen bij den dood van Albertus Brink. Leeuw. 1810.
R. Koopmans, Hulde aan Gerrit Hesselink, hoogleeraar in de godgeleerdheid en wysbegeerte bij de doopsgezinden te Amsterdam. Amst. 1812.
T. Radsma, Leerrede ter nagedachtenis van Johannes Henricus Nieuwold, laatst predikant bij de hervormde gemeente te Warga, Warstiens en Wartena enz. Leeuw. 1812.
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 159
Plegtige toewijding van het monument, gestigt in de groote kerk te Leeuwarden, aan J. H. Nieuwold, in ieven predikant en schoolopziener te Warrega. Amst. 1822.
J. A. Lotze, Egberti Joannis Grevii laudatio. Lugd. Bat. 1815.
P. H. Peerlkamp, Oratio de vita Eliae Annei f. Bor-geri, habita in tertia classe instituti Belgarum regii, a. d. 26 Martii a. 1821.
J. H. van der Palm en H. Tollens Cz., De nagedachtenis van E. A. Borger, plegtig gevierd op den 20 December 1820, in naam der leydsche afdeeling van de hollandache maatschappij van fraaije kunsten en wetenschappen. Leyd. 1821.
J. Tichler, Iets over Borgers kanselwelsprekendheid. Amst. 1835.
(W. Eekhoff) Bijzonderheden omtrent de jengd en de eerste verstandelijke ontwikkeling van Elias Annes Borger. Leeuw. 1842.
(H. W. T.) Iets ter aanvulling van het levensberigt van E. A. Borger, en nog iets naders omtrent E. A. Borger. (1850.) 12.
J. Kuiper, Lijkrede op üilke Keitzes Dijkstra. Leeuw. 1823.
J. W. de Crane, Korte levensschets van den hoogleeraar J. Amersfoordt.
S. Muller en J. de Vries, Hulde aan Einse Koopmans. Amst. 1827.
R. Posthumus, Leerrede ter gedachtenis van P. Brouwer Pz., in leven emeritus predikant der hervormde gemeente te Blija en Hogebeintum. Leeuw. 1831.
N. Beets, Leven en karakter van Johannes Henricus van der Palm. Aangekondigd en beoordeeld door Mr- Jer. de Vries.
A. van Steenderen, Iets ter nagedachtenis van Ereerk Hoekstra, in leven leeraar der doopsgezinden in de gemeenten Holwerd, Zaandam en Harlingen. Fran. 1839.
Jodocus Heringa, Eliza's zoon. Een biographische schets (19 Jan. 1840). Utr. 1840.
160 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
H. Bouman, Jodocus Heringa Eliza'szoon als voorstander van het vaderland en deszelfs heilzame instellingen, gelijk mede in eenige andere betrekkingen, geschetst. Utr. 1840.
Gedachten bij de plegtige ter aarde bestelling van het lijk van Hermannus Manger, in leven oudste predikant der nederduitsche hervormde gemeente te Haarlem. Haarl. 1844.
S. Muller, Iets ter nagedachtenis van ~Wopko Cnoop Koopmans. (1849.)
P. Scheltema, Diatribe in Hadriani Junii vitam, in-genium, familiam, merita literaria. Amst. 1836.
G. D. J. Schotel, Anna Maria van Schurman. Met portret en facsimile, 's Hertogenb. 1853,
P. H. Tijdeman, Proeve eener lofrede op Fr. Hem-sterhuis. Leid. 1834.
A. Schulting, Oratio funebris in obitum eruditissimi ac celeberrimi viri Jacobi Perizonii, historiarum, eloquentiae et graecae linguae professoris. Lugd. Bat. 1715.
A. Schultens, Oratio funebris in obitum celeb. et dar. viri Lamberti Bos, graecae linguae in academia frane-querana professoris ordinarii. Praneq. 1718. Fol.
J. GK Hermann, Leben Herrn Zacharias Conrad von Uffenbach, weyland hochverdiensten Schöffens und Eaths-herru der Reichsstadt Frankfurt am Mayn. Uhn 1753.
JE. Gillissen, Oratio funebris in obitum viri clarissimi Emonis Lucii Vriemoet, in illustri Frisiorum academia orientalium linguarum et antiquitatum hebraearum professoris. Franeq. 1760. Fol.
J. Scheltema, Levensschets van Gijsbertus Koen, hoogleeraar in de grieksche letterkunde te Franeker.
Musae franequeranae lugentes virum optimum et desi-deratissimum Gysbertum Koenium, linguae graecae pro-fessorem ordinarium. Franeq. 1767. 4.
W. Eekhoff, quot;Wie en wat was de rector Johannes Hilarides ?
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
E. Wassenbergh, Laudatio funebris Joannis Schraderi. Fran. 1784.
D. Ruhnkenius, Elogium Tiberii Hemsterhusii, editio secunda castigatior, cui duae Eicli. Bentleji epistolae ad Hemsterliusium accedunt. Lugd. Bat. 1789.
(H. Wagnerus) In mortem Lud. Casp. Valckenarii. 4.
J. A. Backer, Aan den weledelen lieere Simon Cor-nelis van Appeltere, bij liet ad interim aanvaarden van het rectoraat der latijnsche schooien te Gorinchem, na het affsterven van zijnen broeder, M1'- C. Boonzayer. 1792.
H. J. Koenen, Hieronymus van Alphen, als christen, letterkundige en staatsman. Amst. 1844.
B. H. Lulofs, Bij het overlijden van den heer H. A. Hamaker.
R. van Ommeren, Elogium Egberti de Vry Temminck, in urbe amstelacdamensi viri consularis et gymnasii pu-blici curatoris. Amst. 1785. 4.
J. Gr. de Crane, Narratio de vita et scriptis Ev. Wassenbergh, deque rebus, quae athenaeo, quod Franequerae est, publico nuper evenerunt. Eran. 1828.
Dezelfde oratie. Gron. 1829. 4.
(U. A. Evertsz) Levensschets van wijlen Mr- P. J. Eomar, secretaris der stad Eraneker enz.
Levens- en karakterschetsen van Petrus Alma en Cornells Willem Westerbaen; getrokken uit het algemeen verslag der maatschappij tot nut van 't algemeen, van den jare 1832.
J. de Vries, Gedachtenis-rede over den heer Jacob Mendes de Leon. (1843.)
U. A. Evertsz, Woord ter herinnering aan H. Amers-foordt. Work. 1843.
Gedenkzuil aen J. E. Willems toegewyd. Gent 1848.
H. J. Koenen, Lijkrede op D. J. van Lennep. Amst, 1853.
W. Eekhoff, Voorlezing over het leven van Jacob van Leeuwen en zijne verdiensten omtrent de geschiedenis en letterkunde van Friesland. (Work. 1858.)
161
11
162 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
(W. Eekhoff) Levensberigt van JIir- Mr' Hobbe Baert van Sminia. (Leeuw. 1859.)
Carmina lugubria a praestantissimls academiae civibus in funere Job. Cunr. Rungii, historiarum et eloquentiae professoris. Franeq. 1723. 4.
W. J. van Harn, Iets over Everardus Reidanns, nas-sawsche raet. Gorincb. 1852.
W. EekhofF, Voorlezing over het leven en de verdiensten van Foeke Sjoerds, bistoriescbrijver van Friesland. (Work. 1858.)
E. quot;Wassenbergb, Eedevoering ter gedacbtenisse van Nicolaus Tbolen. Franek. 1820.
P. Scbeltema, Het leven en de letterkundige verrig-tingen van den geschiedschrijver Mr- Jacobus Scheltema. Amst. 1849.
A. Telling, Het leven van Jan Willem de Crane. Work. 1855.
R. W. Tadama. (Levensberigt.)
(P. O. van der Chijs) Levensberigt van S. H. van der Noordaa. (Leid. 1851.)
(P. O. van der Chijs) Levensberigt van Gerrit van Orden. (Leiden 1854.)
H. J. Koenen, Voorlezing over den engelschen dichter Robert Montgomery. Amst. 1853.
R. Koopmans, Redevoering over Dirk Rafelsz. Kamphuizen. (1803.)
(A. D. Schinkel) Bijdrage tot de kennis van het karakter van Constantijn Huygens, ontleend uit aanteeke-ningen wegens het beheer zijner goederen, 's Gravenh. 1842.
A. D. Schinkel, Nadere bijzonderheden betrekkelijk
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
Constantijn Huygens en zijne familie, alsmede eenige door hem vervaardigde doch onuitgegeven dichtstukjes. 1851.
A. D. Schinkel, Nadere bijzonderheden betrekkelijk Constantijn Huygens en zijne familie , 2de st. 1856.
(W. J. C. van Hasselt) Dr- Eeinier de Lover. (Amst.
1859.)
(W. J. C. van Hasselt) Alletta Beek. Eene gelder-sche dichteresse uit de XVII en XVIII eeuw. (Amst. 1847.)
W. Bisschop, Justus van Effen geschetst in zijn leven en werken. Bijdrage tot de geschiedenis der letterkunde in de 18de eeuw. Uitgegeven door het provinciaal ut-rechtsche genootschap van kunsten en wetenschappen. Utr. 1859.
J. Scheltema, Levensschets van Simon Stijl, gevolgd van twee lijkzangen. Amst. 1804.
J. G. Ottema, Gelegenheidsrede bij de oprigting van het monument voor S. Stijl, te Harlingen. Leeuw. 1860.
H. J. Koenen, Levensberigt van Mr- Is. da Costa. (Amst.
(quot;Wquot;. Eekhoff) Levensberigt van Mr- Arent van Hal-mael Jr- (Leeuw. 1850.)
W. Eekhoff, Voorlezing over het leven van Mr- Arent van Halmael Jr- en zijne verdiensten omtrent de geschiedenis en letterkunde van Friesland. Work. 1853.
G. B. Keddingius, Specimen philologiae patriae acade-micum quo narratio exhibetur de vita, moribus et carmi-nibus clar. poetae frisii Giseberti Jacobi f. et ejusdem carmina cum poetis antiquis, graecis ac romanis, quos imitando expressit, conferuntur, praeside Ev. Wassenbergh. Franeq. 1793. 4.
K. Koopmans, Eedenvoering over Gijsbert Jacobs, friesch dichter.
J. H. Halbertsma, Hulde aan Gysbert Japiks bewezen, in de Sint Martinikerk te Bolsward, op den 7 Julij 1823. Met de daarbij behoorende stukken, ten voordeele der commissie van weldadigheid, uitgegeven door de commissie met de oprigting van een gedenkstuk voor Gysbert Japiks
163
1G4 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
belast geweest, 1ste st. Bolsw. 1824, 2de st. Leeuw. 1827.
In sankje, dat de Friesen ophelje sille, as it mormeren kopstik fen har riimer Giisbert Japiks iin de Sint Mer-tens tjerke to Boalsert ontditsen wirt. Dimter 1823.
Aan de Vriesen bij de ontbloting van het borstbeeld des dichters Gijsbert Jacobs, in de St. Martinikerk te Bolsward.
A. Telting, Eenige levensbijzonderheden van de dichters Simon en Jan Althuysen.
B. W. A. E. Sloet tot Oldhuis, Iets over den vrie-schen dichter J. C. P. Salverda.
(W. Eekhoff) Levensbeschouwing van Dr- Eeltje Hal-bertsma.
(T. G. v. d. Meulen) By de dead fen Eeltsje Hal-bertsma, doctor to Grou en frieun fen alle Friesen.
J. J. Kiestra, Bijdragen tot de levensgeschiedenis en verdiensten van Hendrik van Deventer, 2 stukk.
H. A. Roell, Oratio funebris de vita et morte Philippi Matthaei, honorarii medicinae in illustri Frisiorum academia professoris. Franeq. 1701. Fol.
A. Nauta, Elegia in obitum viri clar. Johannis Hem-sterhuis, medicinae in alma Frisiorum academia professoris. Franeq. 1706. Plano.
A. W. Melchior, Oratio funebris in obitum Petri La-tane, medicinae et botanices in illustri Frisiorum academia professoris. Franeq. 1726. Fol.
H. Venema, Oratio funebris in memoriam viri clar. et celeb. Wyeri Gulielmi Muys, medicinae, botanices, chemiae et matheseos professoris in illustri Frisiorum academia ordinarii. Franeq. 1744. Fol.
Carraina lugubria ab ornatissimis academiae civibus edita in memoriam Wyeri Gulielmi Muys, duin vivebat, medicinae et botanices, chemiae ac mathesos professoris. Franeq. 1744. 4.
GESCHIEDENIS. LEVENSftESCHIEDBNIS.
(A. G. Camper) Levensschets van Petrus Camper. Leeuw. 1791.
J. Mulder, Oratio de meritis Petri Camperi in anato-miam comparatam. Gron. 1808. 4.
J. Mulder, Laudatio tunebris Georgii Cooprnans. Leov. 1800, 4.
J. Mulder, Lijkreden op Georgius Cooprnans. Uit het latijn vertaald. Franek. 1801.
J. Munniks, Levensschets van Wynoldus Munniks, Gron. 1812.
J. G. S. van Breda, Levensschets van Adriaan Gilles Camper. Gent 1825.
(C. Star Numan) Schets van het leven en karakter van Alexander Numan. (Gron. 1853.)
P. J. van Meerbeeck, Recherches historiques et critiques sur la vie et les ouvrages de Eembert Dodoens (Dodonseus). Malin. 1841.
C. Ekama, Verhandeling over Gemma Frisius, den eersten grondlegger tot het bepalen van de lengte op zee. 4.
J. T. Bodel Nyenhuis, Over de nederlandsche landmeters en kaartgraveurs, Floris Balthasar en zijne drie zonen; onbekend aan de levensbeschrijvers. Amst. 1845.
Joost Jansz. Beeldsnijder. Medegedeeld door den heer Beeldsnijder van Voshol te Utrecht.
G. Coetier, Laudatio funebris in memoriam Bemardi Fullenii, cum viveret, matheseos professoris ordinarii. Fra-neq. 1708. Fol.
U. Emmius, Mensonis Altingii vita descripta. Accedunt Henr. Altingii, historia de ecclesiis palatinis ex autogra-pho emendata et aucta, nee non Adami Mensonis Isinck, brevis historia de reformatione in urbe Groninsa et Om-
O
landia. Item Ubbonis Emmii vita per N. Muleriuni, cura A. M. Isinck. Gron. 1728. 4.
N. Ypeij, Oratio funebris obitum Gulielmi Lorei, ma-
165
166 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
theseos professoris in illustri Frisiorum academia extraordinarii. Franeq. 1744. Fol.
J. W. de Crane, Willem Loré, zijn leven geschetst en zijne voornaamste dijk- en water-werken geschiedkundig beschreven door W. Eekhoff. Fran. 1835.
W. Eekhoff, Levensschets van Folkert Nicolaas van Loon, friesch scheepsbouw- en werktuigkundige. (1841.)
Twee lijkdichten en een grafschrift op Wytze Foppes Dongjuma. Leeuw. 1778. Waar achter; Grafschrift op den zelfden. Leeuw. 1778.
Leeuwarder saturdagse courant van den 21 Februarij 1778. Waarin het overlijden van Wytze F. Dongjuma. 4.
(J. Scheltema) Eise Eisinga, de uitvinder en vervaardiger van het beroemde planetarium te Franeker.
J. van Leeuwen, Hulde aan Eise Eisinga. Work. 1847.
W. Eekhoff, Het leven van Eise Eisinga, en beknopte geschiedenis van het planetarium door hem van 1774 tot 1780 vervaardigd. Schoonhoven 1851.
J. H. van Swinden, Beschrijving van een kunststuk, verbeeldende een volledig bewegelijk hemels-gestel, uitgedacht en vervaardigd door Eise Eisinga, tweede druk. Franek. 1824.
(J. Scheltema) Levensschets van Jan van der Bildt.
N. Mulder, Oratio de meritis Davidis Meese, cum bo-tanicis, tum aliis. Gron. 1823. 4.
J. W. de Crane, Korte levensschets van den hoogleeraar J. Pierson Tholen. (1825.)
W. van Peyma, Levensberigten van Arjen Roelofs Roelofs. Fran. 1829.
J. J. Bruinsma, Over de kruidkundige verdiensten van wijlen Mr- D. H. Beucker Andreae.
(G. H. M. D.) Levensberigt van Dr- Seerp Brouwer.
Ph. Blommaert, Levensschets van Lucas d'Heere, kunstschilder te Gent (XVIde eeuw). Gent 1853.
GESCHIEDKNIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
Héris, Notice raisonnée sur la vie et les ouvrages de Mindert Hobbema. Paris 1854.
P. Schelttema, Van der Helst. Brux. 1857. P. Scheltema, Rembrand, discours sur sa vie et son génie. Brux. 1859.
(P. Scheltema) Govert Flinck.
J. de Wal, De deensche veldoverste Hendrik Ruse, een geboren Drenthenaar.
't Gerughts truyr bazuyn gesteecken op het godt-zaaligh ziel vertrecken van den heer Menno Howarda van Meck-hama, heer op Snelgersma, out commandeur over het friesche regiment voetvolck tot Delf-zijl. Gron. 1663. Fol.
S. F. Klijnsma, Levensberigt van Michael Witsenborg, in leven generaal majoor der genie enz. Bred. 1853.
(W. Eekboff) Maerten Gerritsz. Vries , van Harlingen, commandeur in dienst der oost-indische compagnie. 1622 —1647.
W. Eekboff, Het leven en de lotgevallen van Jacobus Martinus Baljée. Leeuw. 1835.
J. van Leeuwen, Verhaal van den giftmoord door Pieter Sakes Weynma aan zijne vrouw gepleegd en van zijne teregtstelling. Leeuw. 1837.
Triplex chrono-acrosticon in obitum nobilissimae dominae Christinae Genoveve Jacobi van der Goes, in vita con-jugis nobilissimi domini Tiberii Siconis ab Yminga. 4.
Lykgedichten op het afsterven van jufvrouwe Anna Glover, hnisvrouwe van den heere Francis Greenwood. 4.
Friens in rou over het droevig doch zalig afsterven van de hoog welgebore freulyn Frouk Juliana Geertruid baronnesse van Sytzama. Leeuw. 1721. 4.
(B. Idema) Lykzang op het betreurlyk afsterven van de hoog welgeborene vrouwe Tjallinga Aedonia van Eisinga, echtgenoot van den hoog edelen gestrengen heer
167
GKSCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
Idzert van Smlnia, grietman over Hennaarderadeel enz., 27 Julij 1733. Leeuw. 1733.
(R. Roukema) Lykgedicht als voren. Leeuw. 1733. 4.
(H. de Valk) Rouwgalm als voren. Leeuw. 1733. 4.
Na-gedachtenissen uitgeboezemd op het ontydig doch godzalig afsterven van de door kristelyke deuchden uitmuntende juffrouw Henrica Abbring, op den 24 van Louwmaand 1733 weggerukt van haaren echgenoot den geleerden en eerwaarden heere, Emmericus Hofstede. Franek. 1733. 4.
(J. J. Dodt v. Fl.) Clementia Winters, tweede vrouw van prof. M. Schotanus.
Lykzangen, toegewydt aen den eerwaerden heere Pieter Fontein, leeraer der doopsgezinden te Amsteldam, ter gedachtenisse zyner echtgenoote juffrouwe Jozina Stol. 1746. 4.
Lykdigten ter gedachtenisse van mevrouwe Anna La-tané, zeer dierbaare egtgenoote van den wel edelen hoog geleerden heere Dominicus Balck. Franek. 1750. 4.
Ter uitvaart van de hoog welgeboren vrouw mevrouw Helena Maria van Burmania, geb. van Goslinga, 21 November 1751. Leeuw. 1751. 4.
Ter uitvaart van de welgeborene vrouwe Elisabeth de Hertoghe, weduwe van den hooged. gestr. heer M1'- Hermanns Huber, in leven gedeputeerde staat van Friesland. Leeuw. 1751. 4.
Lykzangen op het smertelyk doch salig afsterven van de hoog welgeboorne vrouwe Jayke van Wyckel, douariere van Kuffeler, te Leeuwarden. 15 February 1755. 4.
Lykdigten op het onverwagt doch zalig overlyden van de weled. geb. vrouwe Maria Agnes Huber, huisvrouwe van den hooged. gestr. heer Dominicus Hamerster. Leeuw. 1756. 4.
De klaagende Anne Jeltema over de wederwaardigheid zijnes leevens in het gemeen, en over het afsterven van zijnen besten buurman in het bijzonder. Leeuw. 1781. Plano.
Lijkzangen op het overlijden van mejuffrouw Hiske
168
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
Heringa, in leeven echtgenoote van den wel eerwaardigen heere Klaas Tigler. Leeuw. 1784. 4.
Bruiloftsgedichten.
(H. J. Arntzenius) Augustino Lycklamae a Nyeholt et Susannae thoe Schwartzenberg et Hohenlansberg, spon-sis inlustribus. 4.
(H. J. Arntzenius) Viro venerabili Eoberto Alberthoma Chevallier sponso. 4.
Silvia, Herderszang op het huwelyk van den heere Kornelis van Arckel, leeraar der remonstrantsche gemeente binnen Rotterdam, en mejufvrouwe Katharina Schel-tinga. 4.
Faces nuptiales accensae nobilissimo juveni Wilhelmo Crucio et lectissimae virgini Alidae Gronoviae sponso sponsaeque. (1706.) 4,
Ter bruilofte van de heer Abraham de Haan, en me-juffer Anna Preyger. Amst. 1706. 4.
Huwelyx-gesang met de uyterste eerbied opgedragen aan den hoog welgeboren heer Jr- Sink Gerrold Juckema van Burmanja, mede gedeputeerde staat van Friesland, oldt grietman van quot;Wymbritseradeel enz., ende met het diepste ontsag ter bruylofte van syn hoog welgeboren zoon, den heer Jr- Duco Gerrold Martna van Burmanja, mede gecommiteerde staat deser landschappe enz., bruy-degom, ende de hoogwelgeboren juffer Feddina Sophia van Goslinga, bruyd, op haar hoog welgeb. trouwdag tot Ysbrechtum, 8 November 1716 plegtig gewyd. Sneek 1716. 4.
(P. Vlaming) Ter bruilofte van den hoog welgeboren heere Duco Gerrolt Martena van Burmania, grietman en dykgrave van Wymbritzeradeel enz., en de hoogwelgeboren juffer Feddina Sophia van Goslinga, 8 November 1716. 4.
(F. Halma) Op d'echtstrengeling van het zelfde paar. Leeuw. 1716. 4,
Nuptiis nobilissimi et ornatissimi juvenis viri Francisci
169
170 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
de Vicq, urbis Hornanae judicis, sponsi, et nobilissimae lectissimaeque virginis Mariae Jacobae van Bredehoff, sponsae, celebratis Hornae 26 Junü 1729. Horn. 4.
Bruilofts-gedichten voor den heere Jan Koorda, ont-fanger en collecteur generaal der grietenye Barradeel en de juffvrouwe Anna Vermeersch, in den huwelyken staat bevestigd binnen Harlingen 19 February 1730. Harl.
1730. 4.
Minnesang ter eeren van den wel ed. gestr. heere Epeus Wielinga, raadt ordinaris in den hove van Fries-landt en de welgeboren juffer Magdalena van Scheltin-ga, in den echt vereenigt 30 December 1731. Leeuw.
1731. 4.
Wintervreuchde door verscheidene dichteren geuit op den huwelyksdag van den heere Paulus Ennema en de deuchd- en zedenryke jonkvrouwe Johanna Hempenius. Franek. 1732. 4.
Ter bruylofte van den hoog welgeboornen heere Hobbe van Burmania, grietman over Leeuwarderadeel enz., en de hoog welgeboorene vreule Helena Amerentiana Lucia van Unia, 3 February 1732. Leeuw. 1732. 4.
Houwlyks zegenwensch aan den eerbaren en deugdlie-venden jongman Eiso Andeles en de eer- en deugdryke jonkvrouw Geertje Jongsma. Leeuw. 1738. 4.
Zeegen-wenschen aan den eerwaarden godzaligen en geleerden heere Daniel Siaffers Bacot, en de deugdryke jonkvrouwe Anna Aurelia van der Uyl, egtelyk vereenigt 30 Mei 1739. Sneek 1739. 4.
Aan den heer Mr- Wybrand van Itsma, mederaad in de vroedschap der stede Dockum enz., als zijn ed. in egt trad met vrouw Maria Boef, 18 Mei 1739. 4.
Epithalamium in nuptias Petri Burmanni, literarum hu-maniorum in alma Frisiorum academia professoris et Mariae Elisabethae van der Streng, virginis lectissimae. Franeq. 1740. 4.
Op het huwlyk van den heere Ernestus Everhard Schrader en jongkvrouwe Wilhelmina van der Valk te Amsterdam. Amst. 1742. 4.
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 171
Huwelykszangen ter bruilofte van den heere Hendrik Das en jongkvrouwe Sara Bernardina Luykink, te Amsterdam, 7 Augustus 1742. 4.
Bruiloftzang voor den heere Barend Luikink en jongkvrouwe Anna Hodshon, Amsterdam 26 Maart 1743. 4.
Huwlyxzangen voor den wel ed. heere Joannes Petrus Driessen en de wel ed. juffer Anna Christina Alberthoma. Gron. 1744. 4.
Huwelijks zangen, ter bruilofte van den heere Jacob Waarts en jongkvrouw Anna Maria Hulsebusch, in den echt vereenigt binnen Amsterdam, den 20 van Wintermaand 1746. 4.
Menalkas harderszang ter bruilofte van den hoog wel-gebooren heere Epo Sjuk van Burmania, regeerenden burgermeester der stad Dokkum en gedeputeerden staat van Friesland enz., en de wel edele gebooren juffer Ko-melia Maria van Haarsma. Leeuw. 1746. 4.
Vreugde galmen opgezongen ter bruilofte van den here Johannes Everardus Sekema en de juffer Maria Magda-lena van Bloemendael. Gron. 1747. 4.
Huwelijkszangen voor den weled. gestr. heere Mr- Her-mannus Ulricus Hamerster, ordinaris gecommitteerde ter vergadering van H. H. M. en de welgeboore jongkvrouwe Maria van der Burch. Delft 1748. 4.
Echtzangen op het huwelijk van Nikolaas Ypeij, hoogleeraar in de wiskonst aan Frieslands hoogeschool en jonkvrouwe Elisabeth Helena Smit. Franek. 7 Julij 1748. 4.
Bruiloftzangen voor den eerw. en gel. heere Pieter Fontein, leeraer der doopsgezinden te Amsteldam, en jongkvrouwe Sara Alida Vermande, in den echt vereenigt den 8 van quot;Wijnmaend 1748. 4.
K. Bloks, Zilveren bruiloftzang, 23 April 1749. 4.
Bruiloftszangen gezongen ter eere van den zeer geleerden heere Jacob Braam, en jonkvrouwe Aukjen Fontein. Franek. 24 Augustus 1749. 4.
Ter bruilofte van den hoog-welgeboren heere Hessel Vegilin van Claerbergen, grietman over Haskerland en
172 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
de hoog-welgeboren jongkvrouwe Catharina Maria van Eysinga. Leeuw. 1749. 4.
Huwlijkszangen voor den heere Ernst Willem Higt, rector der latijnsche schoole te Alkmaar en mejuffer Dorothea Lemke, 9 November 1749. 4.
Huwlykszangen voor den lieere Jan de Kruyff en de jongkvrouwe Anna Wibranda Tiboel te Franeker. 18 October 1750. 4.
Huwlyks-gedigten ter eere van den heer Mr- Quiryn de Blau, pensionaris der steede Leeuwarden, en mejuffer Bouwina Johanna van Bulderen. Gron. 1750. 4.
Huwelyks zegen-wenschen ter bruilofte van den wel-eerw. godzaligen en geleerden heere Wynandus Winterswijk, dienaar des G. W. in de hervormde gemeente te Leeuwarden en de weled. jonkvrouwe Barbara Sophia Knock. Leeuw. 1750. 4.
Zegewenschen op het huiwelijk van den hoog welgeboren heer Jsaac Reynd, baron van Eaatsvelt enz. en de hoog welgeb. freulyn Clara Feyoena, baronnesse van Sytzama. Gron. 1750. 4.
Huwelijkszangen voor den wel eerwaarden here Rutger Schutte, predikant in de hervormde gemeente van Amsterdam, en de welgeborene juffer Elisabeth Suffrida Hamerster. Leeuw. 1751. 4.
Huwelijkszangen ter bruilofte van den wel eerwaarden en geleerden heer Cornells Blom, veel geacht predikant te Leeuwarden en de wel edele gebore jongkvrouwe Agatha Constantia van Kuffeler. Leeuw. 1751. 4.
_ Ter zilvere bruilofte van den wel ed. gestr. heere Tinco Lycklama a Nyeholt, raad ordinaris in den hove van Frieslandt en de wel ed. mevrouwe Martha Kinnema van Scheltinga te Leeuwarden, 21 April 1751. 4.
Huwelijkszangen ter bruilofte van den heere Johannes Jongman en jongvrouwe Helena Hackman, in den echt vereenigd binnen Amsteldam, den 25 van Bloeimaand 1751. 4.
Bruilofts-gedichten ter eere van den wel ed. gestr. heere Jan Alting, schoute van Meppelt, Kolder en Nieuw-
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 173
veen en mejuffer Swana Francina Alting. 18 Augustus
1751. Gron. 4.
Huwelyks-zangen ter bruilofte van den heere Aegidius Gillissen, hoogleeraar in de godgeleerdheid te Franeker en juffvrouwe Cornelia Petronella Willekens, Middelburg 3 Mei 1751. 4.
E. W. Higt, Dichterlyk togtje naar Friesland tot de bruiloft van den heer Jan Althuysen, leeraar op Hiaure en jongvrouwe Titia Krab, 25 Wiederaaand 1752. Leeuw.
1752. 4.
Ter zilvere bruyloft van den heer Jan Klemrink, raad in de vroedschap en oud schepen der stadt Leeuwaarden en vrouwe Agatha Gesina quot;Wesselius, 6 Julij 1752. 4.
Letterloof gestroid op de zilvere bruiloft van den heere J. Klemrink en mejuffvrouw A. G. Wesselius. Leeuw. 1752. 4.
Dichtloveren gestrooit ter zilvere bruilofte van den heere J. Klemrink en jufvrouwe A. G. quot;Wesselius. Leeuw. 1752. 4.
Ter bruilofte van den wel ed. gestr. heere Hector Livius van Haersma, lieutenant houdvester wegens de heer-lykheit Friesland enz., en de welgeboren juffer Amelia Wiskjen Lycklama a Nyeholt, Leeuwarden 17 September 1752. 4.
Huwelykszangen voor den heere Jacob van Eems, der medicynen doctor, en de jongvrouwe Johanna Voegen te Leiden, 13 Mei 1753. 4.
Huwelyx zegenwensch aan den heere Jouke Andeles en mejuffer Rebecca Balk. 1754. 4.
Ter bruilofte van den heere Georgius Coopmans, doctor in de geneeskunde, en mejuffrouwe Aukjen Fontein. Franek. 1755. 4.
Epithalamia latina et belgica, huwelykszangen voor den heer Everwyn Drabbe, bibliothekaris der friesche hooge-schoole, en jongkvrouwe Joanna Cornelia Vriemoet, 21 Maart 1756. Fran. 1756. 4.
Huwelykszangen ter bruilofte van den wel eerwaarden en zeer geleerden heere Ludovicus Hamerster, leeraar te
174 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
Zutphen, en jongkvrouwe Adriana Agneta Hoogenbergh, te Amsterdam, 20 April 1756. 4.
Ter bruylofte van den hoog welgebore heer Jan Cas-paras Hirzel, heer van quot;Wolflinge en de hoog wel gebore freule Feddina Isabella Susanna, baronnesse thoe Schwart-zenberg en Hohenlansberg, 15 Augustus 1757. Leeuw
1757. 4.
Echtzangen op het huwelyk van den heer Jan Zeper en juffrouw Nieske Tichelaar. Leeuw. 1758. 4.
Bruiloftsgedichten voor den heere Sybrandt Talma en de juffrouwe Elsje Schaaf. Harl. 1758. 4.
Bruiloftdichten op 't huwelyk van den hoog welgeboren heer George Frederik, baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg en de hoog geborene jongvrouwe Sophia Elisabet, gravinne van Aumale, te Leeuwarden 19 Maart
1758. 4.
Gedigten ter bruilofte van den heere Simon Stinstra, doctor in de geneeskunde, en de juffrouwe Anna Braam' Harl. 1759. 4.
Ter bruilofte van den wel ed. heere Georgius Hiddema, pensionaris der stad Leeuwaerden en de wel ed. juffer Elisab. Maria Smit, 24 Augustus 1760. Franek. 1760. 4.
Epithalamia in nuptias viri nobilissimi Petri Wielinga, curiae Frisiorum supremae advocati et auctionum publi-carum moderatoris nee non lectissimae virginis Barbarae Sophiae Arnoldi. Leovard. 1760. 4.
Gezangen ter bruilofte van den heer Melle Toussaint, j. u. d., en mejuffer Atje Haitsma, 31 Maart 1765. Harl. 1765. 4.
Nuptiis praestantissimi viri juvenis Horatii Martini Vi-tringae et lectissimae virginis Johannae Wilhelminae Win-teriae. 1765. 4.
Huwelyksspel ter bruilofte van de weledele gestrenge heer Horatius Martinus Vitringa en de welgeboore jonk-vrouwe Johanna Wilhelmina Winter. 1765. 4.
Vriendengroet aan den heere Hendrik Sender en mejuffer Johanna Elisabeth Coulon, ter gelegentheid van derzelver echtsvereeniging. 1765. 4.
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS. 175
Op het huwelyk van den wel ed. heere Aemilius Cou-lon, der medicynen doctor met de wel ed. juffer Johanna Vitringa. 4 Mei 1766 te Leeuwarden. 4.
Carmina dicata nuptiis viri clar. Hermanni Cannegieter, juris in inlustri Frisiorum academia professoris ordinarii et matronae lectissimae Amarantiae Susannae Gongryp. Franeq. 1768. 4.
Huwelykszangen aan den deugdbeminnende bruydegom Willem de Vrij en de deugdlievende bruyd Catharina Poelstra, te Gouda vereend 18 September 1768. 4.
Huwelykszangen ter bruilofte van den wel geboren heere Mr- Joannes de Wit Haganaeus en de welgebore jongkvrouwe Anna Adriana Aletta Parvé. 9 Mei 1769. 4.
Echtzangen ter gelegenheit van het huwelyk van den wel edelen hoog geleerden heere Everwinus Wassenbergh, hoogleeraar in de grieksche taalkunde op het hooge school te Franecker, en de wel edele juffer Maria Ratelband. Franek. 1772. 4.
Bruiloftsgedigten voor den heer Volkert van der Plaats en de juffer Anna Toussaint. Harl. 1772. 4.
Huwelijkszangen voor den heer Theodoor van Kooten en jongvrouwe Gesina Juliana van Ongeren. Campen 1778. 4.
(J. H. Keiser en C. F. Kuypers) Ter gouden bruilofte van den hoog edelen gestrengen heer Mr- Gerard Jacob Keizer en de weledele geborene vrouwe Anna Margaretha Brunsveld. Leeuw. 1778. Lat. en holl. 4.
H. Oosterbaan, Danklied aan God, bij de vijf-en-twin-tigste verjaardag van mijnen trouwdag. Amst. 1785.
Ge1egenheidsredevoeringen en Gedichten.
A. de Rooy, Oratio semi-saecularis. Harderov. 1723. 4.
S. Brouwer, Oratio de iis, quae anno proxime elapso academiae nostrae acciderunt. Gron. 1828. 4.
176 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
'Ptvarof 'Tfivpof, qpoivixtpaia, tu Xafcctpix
'T/St/pu iv Qfavayfia, h rlt;jgt; 'iru Xpiff. ot, 4/' f.
Votum Vulcano ad virum clar. et doet. H. Venema. Lat. en holl. (1764.)
Elegia Adriani van Soyen quum botauices professio-nem poneret. Lugd. Bat. 1754. 4.
Adriani van Koyen otium carmine elegiaco celebratum. Lugd. Bat. 1776. 4.
Fons caballinus seu florumsparsio congratulationum ho-noribus meritisque collata praestantiss. nobilissim. juvenum Petri Muntinghe et Theodori Beckeringh, quum uterque sine praeside ille de scopelismo arabico, bic de lege rbodia de jactu dissertationes publice defenderant, a viro clar. Jac. Eek juris publici ac privati professore more majorum in juris utriusque doctorum numerum cooptaren-tur. Gron. 1738. 4.
Eerezangen op de plechtige inwydinge der wel edele beeren Fredrik Jan van quot;Westrenen, Joan Henrik Voorda en Cornells Antoni van Wachendorff, tot meesters in beide de rechten, naar de wyze der ouden. Binnen Utrecht op den 7 van Wynmaand 1756. 4.
De zanggodinnen a la grecque gecoiffeerd ter blyder gelegenheyd als de weled. heer Joan van Nuys der beyder regten doctor verklaard wierd, 3de dr. Franek. (1767.)
Gedichten van A. Folckers, P. A. Meurs, H. Uden, H. Nauta, J. Buning, J, Hulsebus, D. J. Nauta, G. T. de Cock, J. Kraag enz., op de promotie van E. T. Nauta tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van J. G. Luyken, W. de Lille, E. Was-senbergh, J. van Beucker enz., op de promotie van A. H. Metelerkamp tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van E. Wassenbergh, A. J. Conradi, B. Gerem en J. Euurds, op de promotie van E. Keyert tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van P. van Dorp, H. Peisel enz., op de promotie van C. Wassenaar tot doctor in de regten. 4.
«ESCHIEDEN1S. LEVENSGESCHIEDENIS. 177
Gedichten van J. Pauwen, Th. van Kooten, H, Engelen en J. G. Vorstman, op de promotie van H. J. Eoo-sen tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van J. Engelsma Mebius ,A. M. de Eouvilie,
B. Hengevelt, P. van Dorp, A. V. Groenou en H Pauwen, op de promotie van J. Pauwen tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van L. E. v. S., T. Joha, J. van Battum Rotterdam en J. J. Juneman, op de promotie van J. K. Suringar tot doctor in de regten. 1768. 4.
Gedichten van P. G. van Leemputten, Th. van Kooten en P. Dreux, op de promotie van A. J. Conradi tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van A. J. Conradi, Touss. Woordhouder, EL van der Haer, G. Coopmans en M. Smytegelt, op de promotie van A. Telting tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van R. Faber, A. M. de Rouville, J. Pauwen, J. R. Suringar, H. Pauwen enz., op de promotie van P. A. Schik tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van H. van der Haer, E. H. Tenckinck,
C. L. van Beyma, B. J. Scrinerius, P. Seis, H. Lemke, J. van Battum Rotterdam, op de promotie van D. van der Haer tot doctor in de regten. 4.
Gedichten van J. W. Keiser, E. Scheidius en J. Bolt, op de promotie van L. Venhuizen tot doctor in de regten. 1762. 4. (Gron.)
Gedichten van P. Nota en J. Schrader, op de promotie van A. M. Storm tot doctor in de regten. 4.
E. Baders, Carmen congratulatorium ad Guiljelmum ab Haren, agri biltani praetorem .... jam ex conventu neo-magensi, pacto inter europaeos principes pacis foedere, .. foederati Belgii ordinum generalium legatum plenipoten-tiarium reducem. Leov. 1678. 4.
H. B(rink), Honori et famae nobilissimi, amplissimi, doctissimi viri Hesseli Vegilin a Claarbergen, quum ad praetoriani dignitatem territorii Utingeradeel, et mox ad
178 GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
consessum ampliss. ordinum Frisiae deputatonim promo-veretur. Leovard. 1683. 4.
J. Schotanus a Sterringa, Carmen votivum in auspica^ tissimos honores nobilissimi, amplissimi, gravissimique viri Hesseli Vegilin de Claarbergen , ad toparchiae utingeranae praeturam et consessum illust. ordinum Frisiae novem-virorum delecti. Leovard. 1683. 4.
(H. S. V. S.) Inhulding van de wel edel gebooren, moogenden en hoog geleerden heere Hessel Vegelin van Claarbergen, als hij tot grijtman van TJtingeradeel en meede-lid van de gelastigde der staaten van Friesland was verkooren. Leeuw. 1683. 4.
(G. Scaevola) Noblli Zeinoni Joachimo Welefeldio Bur-manio, praetori rauwerderahemio sacrum 10 Nov. 1701. Leovard. 1701. 4.
(P. S.) Ter gelegenheid dat de hoog wel gebooren heer Jr- Sicco Douwe baron van Aylva, tot groote blijdschap van West-Dongeradeels ingezetenen waardiglijk tot grietman van denzelven deele wierd verkooren. Leeuw. 1780. plano.
West-Dongeradeels dankofferhande ter gelegenheid dat de hoog edele wel gebooren heere Jr- Sicco Douwe van Aylva, tot grietman over gezegde grietenie verkoren was, uitgeboezemd. Leeuw. 1780. Plano.
Geluk-wensch aan de eigen-erfde ingezetenen der grie-tenye Franequeradeel toen de hoog edel geboren heer en Mr- J. J. Bergsma, in den jaare 1785, tot hunnen grietman wierd verkooren. Fol.
(L. Trip) Lierzang opgezongen ter gelegentheit der bevestiginge van den wel eerwaarden, geleerden en godzaligen heere Albert Alberthoma ten leeraar in de gemeente van J. K. te Groningen, 6 October 1737. 4.
(L. Trip) De lierzang enz. tegens onnutte verduisteringen en verdraaiingen verdadigt door den autheur. Gron. 1738. 4.
(Aleg. Alberthoma geb. Ilberi) Hertelyke wenschingen
GESCHIEDENIS. LEVENSGESCHIEDENIS.
en dankbetuigingen aan de dierbare gemeinte der stad Leeuwarden, ter gelegentheid van de verplaatzinge van Alb. Alberthoma van daar naar Groningen. Leeuw. 1737. 4.
li. Alberthoma, Groningens derde jubeljaar sedert de reductie. Gron. 1744. 4.
Ter inwijding van den wel eerwaarden en zeer geleerden heer Theodorus Brunsveld de Blau, tot predikant der hervormde gemeente te Groningen. Gron. 1758. 4.
Gedigt op het vertrek van den wydtberoemden en geleerden heer Petrus Noordbeek, als zyne eerwaerde van Groningen tot Amsterdam beroepen. 4.
Viro plurimum reverendo et doctissimo Roberto Alber-thomae Eeldae primum nunc Groningae patria in urbe per annos quinquaginta verbi divini ministro. 1765. 4.
Afscheidsgroet aan den wel eerwaarden zeer geleerden heere Wilhelm Gottlieb Jutting, leeraar in de gemeente, toegedaan de onveranderde augsburgsche geloofsbelijde-nisse te Leeuwarden, als zijnde beroepen in de gemeente derzei ver belijdenisse te Paramaribo. Leeuw. 1773. Plano.
Welkomstgroet aan den wel eerwaarden en zeer geleerden heere Augustus Sterk, wanneer zijn wel eerwaarde als leeraar in de gemeente, toegedaan de onveranderde augsburgsche geloofsbelijdenisse binnen Leeuwarden, plechtig stond ingezegend te worden, 10 October 1773. Plano.
Gedichten op de geboorte van Georg Wolfgang Ka-rel Duco baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. 1766. 4.
Dankoffer van Foeke Sjoerds toegewyd aan zyne hoog welgeborene, wel edele, hoog- en wel eerwaerde zeer geleerde hooggeachte en toegenegene heeren vrienden, weldoeners en kunstgenoten. (Nijkerk 23 Junij 1768.) 4.
Gedichten op de 60ste verjaring van mejufvrouw H. A. Smeding, geb. Siderius.
179
180 GESCHIEDENIS. HANDELSGESCHIEDENIS.
J. Falke, Die Greschichte des deutschen Handels, 11 Thle. Leipz. 1859 , 1860.
P. H. Mallet, De la ligue hanséatique, de son origine, ses progrës, sa puissance et sa constitution politique jus-qu'k son declin au seizième siècle. Genev. 1805.
J. Gr. L. Kosegarten, De Gryphisvaldia hansae teuto-nicorum socia. Grryphisv. 1833. 4.
H. M. A. J. van Ascli van quot;Wyck, Geschiedkundige beschouwing van het oude handelsverkeer der stad Utrecht, van de vroegste tijden af tot aan de veertiende eeuw. Utr. 1839.
J. Dirks, Geschiedkundig onderzoek van den koophandel der Friezen van de vroegste tijden tot aan den dood van Karei den grooten. Uitgegeven door het provinciaal utrechtsche genootschap van kunsten en wetenschappen. Utr. 1846.
Aankondiging van Mr- J. Dirks, Geschiedkundig over-zigt van den koophandel der Friezen. Leeuw. Cour. N0. 13, 1848.
Octroy van de ed. mog. staaten van Friesland, geinte-rineert voor 't hof provinciaal deezer landschappe, en verleent aan die van het groot schippers gilde, tot Leeuwarden 1728. Leeuw. 1797. 4.
H. Grotius, Mare liberum sive de jure quod Batavis competit ad indicana commercia dissertatie. Uit. ed. Lugd. Bat. 1618.
Ph. Blommaert, De oostendsche handelmaetschappy (1722—1731). Brugge 1839.
H. J. Koenen, Adriaan Pauw. Eene bijdrage tot de kerk- en handelsgeschiedenis der zestiende eeuw. Amst. 1842.
H. J. Koenen, Cornelis Eeiniersz. Pauw. Eene bijdrage tot de staats- en handelsgeschiedenis van de republiek der vereenigde Nederlanden. Arnh.
B. Bosma, Ontwerp van een koopmans academie of oeffenschool des koophandels. (Amst. 1767.) 4.
GESCHIEDENIS. KEGTSGESCHIEDENIS.
Kegisg-escliiecleuis. Kegtsgeleerdc geseliril* ten van Fiaiczengt;
N o o r d s c li R e g t.
J. O. Stiernhöök, De jure Sveonuiu et Gothorum ve-tusto, libri duo. Holm. 1682. 4.
P. F. Arpi, Themis cimbricu, sive de Cimbrorum et vicinarum gentium antiquissimis iiistitutis commeutarius. Hamb. 1737. 4.
P. K. Ancher, Farrago leguin antiquarum Daniae mu-uicipalium, una cum commentario Pauli Cypraei iu leges slesvicenses. Hafn. 1776. 4.
T. Eothe, Nordens Statsverfassung vor der Lehnszeit, mit Odels Kecht und Volksfreyheit in der Lehnszeit, und dann adliche Gerichtsbarkeit, Frohndienste, Leibeigeuschaft samt Aristokratie. Aus dem danischen übersetzet von C. H. Reichel, II Thle. Koppenh. u. Leipz. 1784, 1789.
Th. G. Repp, Geschichtliche Abhandlung über das Geschworenengericht, die Abscliwörung der Schuld oder Eideshilfe, und andere coordinirte gerichtliche Einrichtun--gen, die früher in Scandinavien und auf Island gebrauch-lich waren. Aus dem englischen übersetzt von F. J. Buss. Freib. 1835.
Angelsaksisch Regt.
D. Wilkins, Leges anglo-saxonicae ecclesiasticae et civi-les etc. Lond. 1721. Fol.
Venerabilis Bedae historia ecclesiastica, cui accessere leges anglo-saxonicae. Cantabr. 1644. Fol.
R. Schmid, Die Gesetze der Angelsachsen. In der Ursprache mit Uebersetzung, Erlauterungen und einem antiquarisclien Glossar. Leipz. 1858.
G. Phillips, Versuch einer Darstellung der Geschichte des angelsiichsischen Rechts. Götting. 1825.
181
182 GESCHIEDENIS. EEGTSGESCHIEDENIS.
H. Marquardsen, Ueber Haft und Bürgschaft bei den Angelsachsen. Vorstudie zu einer Greschichte des Habeas Corpus Rechts. Erlang. 1852.
F. Walter, Das alte Wales. Ein Beitrag zur Völker-, Rechts- und Kirchengeschichte. Bonn 1859.
G e r m a a n s c h R e g t.
A. von Daniels, Handbuch der deutschen Reichs- und Staatenrecbtsgeschichte, Th. I u. II. Tüb. 1859, 1860.
J. F. Schulte, Lehrbuch der deutschen Reichs- und Rechtsgeschichte. Stuttg. 1860.
H. Zoepfl, Alterlhümer des deutschen Reichs und Rechts. Studiën, Kritiken und Urkunden zur Erlauterung der deutschen Rechtsgeschichte und des praktischen Rechts, Bd. I u. II. Leipz. u. Heidelb. 1860.
J. S. Seibertz, Landes- und Rechtsgeschichte des Her-zogthums Westfalen, Th. I. Arnsb. 1860.
E. T. Ganpp, Germanistische Abhandlungen. Mannh. 1853.
E. Ossenbrüggen, Deutsche Rechtsalterthümer aus der Schweiz, Heft III. Zürich 1859.
J. C. Majer, Germaniens Urverfassung. Mit einer Vorrede über den akademischen Vortrag der teutschen Reichsgeschichte. Hamb. 1798.
C. R. Sachsse, Historische Grundlagen des deutschen Staats- und Rechts-Lebens. Vorstudien zur deutschen Staats- und Rechts-Geschichte. Heidelb. 1844.
G. Waitz, Deutsche Verfassungsgeschichte, III Bde. Kiel 1844—1860.
G. Waitz, Das alte Recht der salischen Franken. Eine Beilage zur deutschen Verfassungsgeschichte. Kiel 1846.
C. R. Sachsse, Juris publici veterum Germanorum specimen. Inest observatie de territoriis civitatum eorumque partibus, ex regimine, quod vocatur Gauverfassung. Heidelb. 1834.
GESCHIEDENIS. EEGTSGESCHIEDENIS. 183
K. D. Hüllmann, Stadtewesen der Mittelalters, IV Thle. Bonn. 1826—29.
E. T. Gaupp, Deutsche Stadtrechte des Mittelalters, mit reclitsgeschichtlichen Erlauterungen, II Bde. Bresl. 1851, 1852.
F. Dalin, Die Könige der Germanen nach den Quel-len dargestellt, Abth. I. Münch. 1861.
Ch. Tliierbacli, Ueber den germanischen Erbadel. Bei-trag zur Geschichte des Ursprungs der Stande in Deutsch-land. Gotha 1836.
W. E. Wilda, Das Strafrecht der Germanen. Halle 1842.
E. Osenbrüggen, Der Hausfrieden. Ein Beitrag zur deutschen Eechtsgeschichte. Erlang. 1857.
F. Stein, Untersuchungen über die Entwickelung und Fortbildung des deutschen Sachenrechtes von der alteren Zeit bis zur Gegenwart, Abth. I. Erlang. 1857.
V. Platner, Die Bürgschaft. Eine germanistische Ab-handlung. Leipz. 1857.
K. Sachsse, Beitrag zu den deutschen Rechtssprich-wörtern.
K. A. Rogge, Ueber das Gerichtswesen der Germanen. Halle 1820.
J. W. C. Steiner, Ueber das altteutsche und insbe-sondere altbaierische Gerichtswesen, in Bezug auf Oef-fentlichkeit und Mündlichkeit des Verfahrens in bürger-lichen und peinlichen Rechtsvorfallenkeiten. Aschaffenb. 1824.
G. L. Maurer, Geschichte des altgermanischen und namentlich altbairischen öffentlich-mündlichen Gerichtsver-fahrens, dessen Vortheile, Nachtheile und Untergang in Deutschland überhaupt und in Baiern insbesondere. Heidelb. 1824. 4.
GESCHIEDENIS. REGTSGESCHIEDENIS.
F. W. Unger, Die altdeutsche Gerichtsverfassung. Götting. 1842.
H. Siegel, Gescliichte des deutschen Gerichtsverfah-rens, Bd. I. Giessen 1857.
J. Dirks, Dissertatio historico juridica inauguralis de judiciis vemicis. Amst. 1835.
Möhlmann, Erlüuterungeii zur Geschiclite der westfa-lischen Femgerichte. Munster 1857.
C. K. Saclisse, Das Beweis-Verfahren nach deutschen), ruit Berücksiclitigung verwandter Rechte des Mittelalters. Erlang. 1855.
F. Daim, Studiën zur Geschiclite der germanischen Gottes-Urtheile. Müuch. 1857.
Möhlmann, Landgericlits-Protocoll des bremischen Erz-bischofs Balduin, zur nühern Kunde des Rechts im Mit-telalter. Stade 1843.
W. Schaeffher, Das römische Recht in Deutschland wiihrend des zwölften und dreizehnten Jahrhunderts. Erlang. 1859.
G. Homeyer, Die deutschen Rechtsbücher des Mittelalters und ihre Handschriften. Berl. 1856.
C. W. Giirtner, Eykens von Repgow Sachsenspiegel oder das sachsische Land-Recht in dreyen Büchern. Nebst zweyen noch nie gedruckten Texten der alten ober-siich-sischen Sprache dieses Rechts, auch dessen lateinischer Version und einer neuen Uebersetzung. Ingleichen denen in verschiedenen Manuscripten und Editionen bemerckten lectionibus variantibus und Auslegung der unverstandlichen Worte. Ferner die vollstandige teutsche Glosse des Landrechts ebenfalls aus MSS. restituiret. Leipz. 1732. Fol.
C. V. Grupen, Teutsche Alterthümer, zur Erleuterung des silchsisclien auch schwabischen Land- und Lehnrechts, wobey der Gebrauch der dressdenschen, wolfenbüttelschen und oldenburgschen, zum Druck kommenden Codicum picturatorum durch einigo Abbildungen, die das sachsische Land- und Lehn-Recht erleutern, unter Augen ge-
184
GESCHIEDENIS. REGTSGESCHIEDENIS. 185
stellet worden. Mit Figuren. Hannover und Lüneburg 1746. 4.
Hollandischer Sachsenspiegel, nach der raren goudai-schen Ausgabe von 1479, mit C. V. Grupen und Meer-mann's gelehrten Nachrichten von denen hollandischen Editionen des Sachsenspiegels und deren Verfasser. Franckf. u. Leipz. 1763. 4.
O. Goeschen, Das saechsische Landrecht nach der quedlinburger Pergamenthandschrift. Halle 1853.
C. G. Homeyer, Der liichtsteig Landrechts nebst Cau-tela und Premis. Berl. 1857.
A. von Daniels, Land- und Lehenrechtbuch. Saech-sisches Land- und Lehenrecht. Schwabenspiegel und Sachsenspiegel, 5 Lief. Berl. 1858—1860. 4.
Sechsisch Weychbild und Lehenrecht, itzt auffs naw, nach den wahrhafften alden exemplarn und texten mit vleis corrigirt, ubersehen und restituirt, sampt eim nawen Register oder Remissorio gantz verstendtlich uber diese zwey Bücher, und den Sachsenspiegel gemaclit, darzu bey dem Weychbild und Lehenrecht vill nützlicher ad-diciones und concordancien, Auch etliche Ortell, darinnen mancherley felle, so in teglichem gebrauck gehalden werden, begriffen, zunutz allen denen, so sich Sechsischs rechtens gebrauchen mussen. Anno dni 1537. Fol.
A. von Daniels, Dat buk wichbilde recht. Das sach-sische Weiclibildrecht nach einer Handschrift der königl. Bibliothek zu Berlin von 1369. Berl. 1853.
A. von Daniels und F. von Gruben, Das saechsische Weichbildrecht. Jus municipale saxonicum, 2 Lief. Berl. 1857, 58. 4.
G. Homeyer, Die Genealogie der Handschriften des Sachsenspiegels. Berl. 1859. 4.
A. a Daniels, De saxonici speculi origine ex juris communis libro suevico speculo perperam nominari solito. Berol. 1852.
R. Sachsse, Recensie van A. a Daniels, De saxonici speculi origine ex juris communis libro suevico speculo perperam nominari solito.
186 GESCHIEDENIS. EEGTSGESCHIEDENIS.
G. Homeyer, Die Stellung des Sachsenspiegels zurn Schwabenspiegel. Berl. 1853.
J. Ficker, üeber einen Spiegel deutscher Leute und dessen Stellung zum Sachsen- und Scliwabenspiegel. Ein Beit rag zur Geschichte der deutschen Rechtsquellen. Wien 1857.
J. Ficker, Ueber die Entstehungszeit des Sachsenspiegels und die Ableitung des Scbwabenspiegels aus dem Deutschen- Spiegel. Ein Beitrag zur Geschichte der deutschen Rechtsquellen. Innsbr. 1859.
A. Hanel, Das Beweissystem des Sachsenspiegels. In Beschrankung auf den bürgerlichen Prozess. 1858.
L. Eückert, TJntersuchungen über das Sachenrecht der Eechtsbücher, zunachst des Sachsenspiegels. Leipz. 1860.
W. Wackernagel, Das Landrecht des Scbwabenspiegels in der altesten Gestalt mit den Abweichungen der gemeinen Texte und den Zusatzen derselben. Zür. u. Frauenfeld 1840. KL fol.
T. D. Wiarda, Geschichte und Auslegung des salischen Gesetzes und der malbergischen Glossen. Brem. und Aurich (1808).
E. A. Feuerbach, Die lex salica und ihre verschie-denen Eecensionen. Ein historisch-kritischer Versuch auf dem Geblete des germanischen Eechts. Erlang. 1831. 4.
Lex salica. ex variis quae supersunt recensionibus cum lege Eipuariorum synoptice edidit glossas veteres vari-asque lectiones adjecit E. A. Th. Laspeyres. Hal. Sax. 1833. 4.
E. T. Gaupp, Das alte Gesetz der Thüringer, oder die Lex Angliorum et Werinorum hoc est Thuringorum in ibrer Verwandschaft mit der Lex salica und Lex ri-puaria dargestellt und mit erklarenden Anmerkungen her-ausgegeben. Bresl. ] 834.
TL Müller, Der lex salica und der lex Angliorum et Werinorum Alter und Heimat. Würzb. 1840.
GESCHIEDENIS. BEGTSGESCHIEDENIS. 187
Nederduitsch Regt.
J. de Rhoer, Oratio de fructu, qui ex antiquitatis patriae studio in omne doctrinarum genus redit. Gron. 1770. 4.
Verhandelingen ter nasporinge van de wetten en gesteldheid onzes vaderlands, waarby gevoegd zyn eenige analecta tot dezelve betrekkelyk, door een Genootschap te Groningen pro excolendo jure patrio, dl. I en II. Gron. 1773, 78.
M. J. Noordewier, Nederduitsche regtsoudheden. Utr. 1853.
J. de Wal, Over den invloed van het heidendom op het germaansche regt, vooral met betrekking tot ons vaderland.
G. A. de Meester, Karei V en zijne plakkaten. B. Voorda, De crimineele ordonnantiën van koning Philips van Spanje, laatsten graaf van Holland, ten dienste van zijne Nederlanden uitgegeeven, verzeld van eene verhandeling over het verstand van de ordonnantie, op den stijl van procedeeren in crimineele zaaken, mitsgaders van aanteekeningen. Leid. 1792. 4.
T. van Glins, Aenmerckingen ende bedenckingen over de zee-rechten, uyt het placcaet van koninck Philips uyt-gegeven den lesten Octobris 1563. Amst. 1665. 4.
Zee-rechten, dat is dat hoochste ende oudtste got-landtsche waterrecht, dat de gemeene cooplieden ende schippers geordineert ende gemaeckt hebben tot Wisbuy. Harl. 1646. 4.
't Boeck der zee-rechten, inhoudende dat hoochste ende oudtste godtlantsche water-recht, dat de gemeene cooplieden ende schippers geordineert ende gemaeckt hebben tot Wisbuy. De zee-rechten gemaeckt by keyser Carel, alsmede die ghemaeckt zyn ten tyde van coninck Philippus de derde, mede inhoudende sekere ordonnantie op 't stuck van de asseurantien, bodemerye, ende toerustinge van
188 GESCHIEDENIS. KEGTSGESCHIEDENIS.
schepeu. Mitsgaders de schipsrechten gemaeckt by de oude Hanse-steden. Noch syn hierby gevoecht de willekeuren ende costuymen van de binnenlants-vaerders van Amsterdam, Antwerpen, Middelburg, Eotterdam, Dordrecht , Haerlem, Utrecht ende Leyden, item van de buy-tenlantsvaerders van Rouan, Lonnen ende Hamburgh. Harl. 1646. 4.
E. W. van Wydenbrugh, Dissertatio juris publici foe-derati Belgii inauguralis de jure admiralitatium. Franeq. 1752. 4.
C. H. Trotz, Jus agrarium foederati Belgii, III voll. Franeq. 1751—1753. 4.
J. Munniks, Handleiding tot de hedendaagsche rechtsgeleerdheid der vereenigde Nederlanden, naar den order van het romeinsche recht. Amst. 1776.
Gewoonten, vryheden en privilegiën der stad Sint-ïruyen. Gent.
Costumen der stede ende lande van Dendermonde. By syne maj. gedecreteert den 5 April 1629. Ten vervolge van hooch-bailliu, burgemeester ende schepenen derselver stede. Leyd. 1646. 4.
Costumen van den prin9elycken leen-hove ende huyse van Dendermonde. By syne maj. gedecreteert den 9 May 1638. Ten versoucke van mannen van leene van denselven leen-hove. Leyd. 1646. 4.
J. Maestertius, Beschryvinge van de stadt ende lande van Dendermonde, midtsgaders de costumen, statuten ende usantien, soowel van de stadt ende landt als van het princelyck leen-hof aldaer zynde. Leyd. 1646. 4.
A. Pinchart, Histoire du conseil souverain de Hainaut. Brux. 1857.
D'instructie van den houe van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslandt, gheordonneert by dye K. M. int jaer vyfthien hondert een en clertich. Antw. 4.
GESCHIEDENIS. EEGTSOESCHIEDENIS. 189
K- van Alkemade, Behandeling van 't kamp-regt, d'aal-oude en opperste regts-vorderinge voor den hove van Holland onder de eerste graaven, derde druk. Mitsgaders de oorsprong, voortgang en 't einde van 't kampen en duelleeren door P. van der Schelling. Eott. 1740.
Keuren ende ordonnantiën der stede Enchuysen. Ench. 1655. 4.
(W. J. C. van Hasselt) Geschriften over de geregtig-den tot het gebruikregt der heiden en weiden in het Gooi.
Gereformeerde land-rechten ende gewoonten van het ryck van Nymegen, van de ampten van tusschen Maes ende Wael, Over- ende Neder-Betuwen, mitsgaders van de heerlykheden ende gerighten daer onder resorterende, met eenige nadere resolutien. Nymeg. 1765, 4.
Gereformeerde en geamplieerde stadt-reght van Zut-phen. Zutph. 1742.
Reglement op de wesecamer binnen de stadt Zutphen etc. Zutph. 1742. Benevens twee publicatien over het zelfde onderwerp van den 14 Februarij 1756 en 10 February 1759.
Ordre en reglement over desolate en insolvente boedels binnen de stadt en schependom van Zutphen etc. Zutph. 1742. 4.
Land-regt van Thielre- en Bommelre-weerden, mitsgaders Herwaarden, voorts de heerlykheden en gerigten daar onder resorterende, als ook 't ampt van Beest en Kenoy. Arnh. 1721. 4.
Stat-regt van Zaltbommel. Arnh. 1722. 4.
B. J. L. de Geer van Jutfaas, De Saksers voor en onder Karei den Groote. Inleiding tot eene regtsgeschie-denis van het door hen bewoonde gedeelte onzes vaderlands. Utr. 1861,
Verzameling van stukken, die betrekking hebben tot
190 GFSCHIEDENIS. REGTSGESCHIEDENIS.
overijsselsch regt en geschiedenis. Tweede afdeeling. Verslagen en mededeelingen, st. 1. Uitgegeven door de ver-eeniging tot beoefening van overijsselsch regt en geschiedenis. Devent. 1860.
Landtrechten van Overyssel. Devent. 1630.
Eeformatie der lantrechten, gebrvycken vnd gewoont-heyden der graefschap Zvtphen. Arnh. 1604. 4.
Landrechten van Overyssel met de nadere reglementen, resolution en ampliatien, mitsgaders de hofrechten. Devent. 1724. 4.
Onuitgegeven landregt van Drenthe van 17 February 1614. Medegedeeld en toegelicht door B. J. Lintelo de Geer.
S. G., Het regt van beklemming in Drenthe. (1851.) S. G., Het drentsche één-kindschaps-, één-zuster- en één-broeder schaps-contract. (1850.)
(J. Dirks) Recensie van: Selwerder landregt van Karei van Gelre, van Louwmaand 1529, met aanteekeningen en een geschiedkundig overzigt van Selwerd en diens regten, door Mr- H. O. Feith. Landrecht des Olden-amptes ende des vijfften deels van Keijderlant van 1327 (veeltijds 1427), met aanteekeningen door Mr- J. S. G. Koning. Benevens een geschiedkundig berigt nopens gemelde landregten, door M1'- H. O. Feith. Gron. 1846.
H. O. Feith, Het oldermansboek of verzameling van stukken, behoorende tot het gild-, water- en stapelregt van de stad Groningen, van 1434 tot 1770. Gron. 1850.
H. O. Feith, Dissertatie historico juridica inauguralis de gildis Groninganis. Gron. 1838.
H. O. Feith, Het regt der stad Groningen op het klooster Ter Apel, uit de geschiedenis aangetoond. Gron. 1851.
H. O. Feith, Groningen veroordeeld door het veemge-rigt te Wunnenberg in 1456.
GESCHIEDENIS. EEGT8GE8CHIEDENIS. 191
H. O. Feith, Bijdrage tot de geschiedenis der heksenprocessen in de provincie Groningen.
Friesch Regt.
Die alten Rechte der Friesen. Nord. 1833. 12.
S. Siccama, Lex Frisionum sive antiquae Frisiorum leges, a reliquis veterum Germanorum legibus separatim editae et notis illustratae. Franek. 1617. 4.
Lex Frisionum, sive antiquae Frisiorum leges, a reliquis veterum Germanorum legibus separatim editae et notis illustratae a Sibrando Siccama. Accedunt: Statuta opstalbomica, anno MCCCXXIII, rogata, Recensuit, cu-ratius et ordinatius edidit C. G. Gaertner. Lips. 1730. 4.
J. de quot;Wal, Lex Frisionum. Lex Angliorum et We-rinorum. Amst. et Lugd. Bat. 1850.
L. Ph. C. van den Bergh, Onderzoek naar den oorsprong der lex Frisionum.
Het (hoogst zeldzame) Corpus der westerlauwersche oude friesche wetten of it riuchtboek fen aire frya Freezena.
(P. Wierdsma) Oude friesche wetten, met eene neder-duitsche vertaaling en ophelderende aanteekeningen voorzien, II st., 1 band. Camp. en Leeuw. (1782). 4.
K. von Richthofen, Friesische Rechtsquellen. Berl. 1840. 4.
K. von Richthofen, Altfriesisches Wörterbuch. Gött. 1840. 4.
Oude friesche wetten, bijeenverzameld en op nieuw nagezien door M. de Haan Hettema. Uitgegeven door het friesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde, H dln., 3 stukk. Leeuw. 1846—1851.
Het keizer Rudolphus boek, uit Schotanus, Beschryving van Vrieslandt. 1664. (Fol. 93—124.)
Uitrekeninge der geldspecien in Oostergoo en Wester-goo, en begrotinge der boeten op de misdaden gesteld.
192 GESCHIEDENIS. REGTSGESCHIEDENIS.
in Ferwerderadeel, Dongeradeelen, de Hemmen, Wonse-radeel enz., in den jare 1276. Uit het Charterboek, I, fol. 97—120. Lang Fol, opgeplakt.
U. A. Evertsz, Verslag omtrent drie handschriften, aangekocht uit de boekverzameling van wijlen den hoogleeraar van Eerde, en thans bij het provinciaal friesch genootschap berustende. AVork. 1842.
(M. von Wicht) Das ostfriesische Landrecht, nebst dem Deich und Syhlrechte mit verschiedenen der altesten HSS. zusammengehalten und von vielen Schreibfehlern gesaubert, durch eine nebengefügte wörtliche Uebersetzung, am Kande gesetzte Summarien und historisch-critische Anmerckun-gen und Erklilrungen der veralteten quot;Wörter und Eedens-arten erlautert. Mit einem Vorberichte von dem Ur-sprunge und der Verfassung dieser Rechte. Aurich (1786). 4.
T. D. Wiarda, Willküren der Brockmanner, eines ireyen friesischen Volkes. Berl. 1820.
(T. D. quot;Wiarda) Von den Richtern Brokmerlandes aus dem mittlern Zeitalter. Aurich 1782.
M. Hettema, Het emsiger landregt van het jaar 1312. Naar een oorspronkelijk oud-friesch perkamenten handschrift uitgegeven, en met eene nederduitsche vertaling en ophelderende aanteekeningen voorzien. Leeuw. 1830.
(T. D. Wiarda) Von den Landtagen der Friesen in den mittlern Zeiten bey Upstalsboom. Brem. 1777.
M. de Haan Hettema, De Upstalboom bij Aurich, niet de algemeene landdagplaats van alle Friezen.
M. de Haan Hettema, De godsoordeelen in Friesland. Work. 1846.
B. J. L. de Geer, De leer van het bewijs, volgens het oude friesche regt. (1858.)
J. L. Huber, Specimen historico juridicum de femina-rnm conditione secundum vetus jus frisiacum. Traj. ad. Rhen.
J. H. Beucker Andreae, Specimen historico juridicum inaugurale de origine juris municipalis frisici. Traj. ad Rhen. 1840.
GESCHIEDENIS. ItEGTSCtESCHIEDENIS.
M. Hettema, Jurisprudentia frisica of friesche regt-kennis. Een handschrift uit de vijftiende eeuw, III stukk. Leeuw. 1834, 1835.
A. Wunderlich, Jo. Andreae summula de processu ju-dicii. ex codice basileensi. Basil. 1840.
(U. A. Evertsz) Jo. Andreae in zijne betrekking tot de friesche regtshronnen. (1857.)
Dit syn die statuten ende lantrechten van den landen van Westvrieslant also si bi die sassensche tyden inghe-stelt waren. Ende dat daer nu nyeuwelyck bi gheordi-neert is, ende is derdewerf wel ghecorrigeert, ende met alle die steden ende grieteman in quot;Weest Vrieslaudt dye ghedeelt worden in drien Oestergoe, Weestergoe, ende die Seuen Wol den, met alle die dorpen ende cloesteren buy-ten of binnen elcke stat ende grietenye geleghen is. Item men sal dese boecken te cope vinden, bi my Jan Seuers soon Croepel woonende tot Aensterdam, op dye oude brugghe. 12.
Dit zijn die statuten ende landt rechten van den landen van West Vrieslandt also sy by die sassensche tyden in ghestelt waren, ende dat daer nv nieuwelic by geordineert is, ende is die derdewerf wel gecorriegert ende met alle de steden ende grietman in West Vrieslant die ghedeelt worden in drien, Oestergoe, Weestergoe, ende die Seuen Wolden met alle die dorpen ende cloos-teren buyten off binnen elcke stadt ende grietenie ghele-gen is. Men sal dit boecxken te cope vinden toe Leeuwerden in die Sacrament strate by my Isebrant ter Stege, boecprenter.
Statuten, ordonnantiën ende costumen van Frieslandt. Ten bevelen van de heeren staten des selven landts. Nieuwelycx byeen vergadert, gheaugmenteert, verbetert ende in drucke uytghegheven. Franek. 1602. 4.
Statuten, ordonnantiën ende costumen van Frieslandt. Ten bevele van de heeren staten des selven landts, byeen
193
GESCHIEDENIS. REGTSGESCHIEUENIS.
vergadert, gheaugmenteert ende verbetert. Ende voor de tweede mael in druck uytgliegeven. Tot Leeuw. 1608.
Statuten, ordonnantiën ende costumen van Frieslandt. Ten bevele enz. Voor de eerste mael, met eenige nieuwe ende noyt voor desen gedruckte resolution in druck uyt-gegeven. Franek. 1628. 4.
Statuten, ordonnantiën ende costumen van Frieslandt. Ten bevele enz. Ende op nieuws, met veele nieuwe resolution, ordonnantiën, octroyen, placcaten, reglementen, so by de staten van 't landt gearresteert ende gedecre-teert syn, insonder mede op 't poinct van 't verkiesen van volmachten, pastoren, grietsluyden amp;c., ende met alle de resolutien op doliantie genomen, vergroot. Leeuw. 1659. Daar achter: 't Nieuw Appendix, voor de eerste mael vertoonende: Alle resolutien, ordonnantiën, placcaten, octroyen ende de nieuwe reglementen op 't verkiesen van volmachten, predikanten, griets-luyden amp;c. Leeuw. 1659. 4.
Statuten, ordonnantiën ende costumen van Frieslandt. Ten bevele enz. Synde dese druk vermeerdert met een nieuw aanhangsel. En twee registers noit te voren gedrukt, en te samen gesteld door J. S. E. Gr. Leeuw. 1683. 4.
Statuten, ordonnantiën, reglementen en costumen van rechte van Frieslandt, volgens resolutie van de ed. mog. heeren staten des selven landts, van den 11 April 1716, op nieuws herzien, verandert en verbetert, en door haar ed. mog. in dier voegen geapprobeert. Leeuw. 1723., 4.
Statuten, ordonnantiën ende costumen van Ameland by den ed. gestr. ende wel-gheboren heere Sicko van Cam-minga, vry ende erfF-heer des selven landts nieuwlycks ghemaeckt, by een vergadert, gheaugmenteert, verbetert ende in druck uytghegeven, met advys ende ten over-staen van de volmachten ende pensionaris van 't landt. 1658. 4.
(J. Scheltema) Dy tesck-laow to Achelim, ney greata Watses rioecht; dat is: De wet op het dorschen van het raap- of kool-zaad te Achlum, naar de bepalingen van
194
GESCHIEDENIS. EEGTSGESCHIEDENIS.
groote Watze, in den jare 1569, gegeten aan Juw ter Wisga.
D. Hamerster, Naukeurige en duidelyke verklaring over de statuten, ordonnantiën, reglementen en costumen van reclite in Frieslandt, volgens staats resolutie van 12 Maart 1722 gedrukt, III dln. Leeuw. 1741—1745. Fran. 1783 , dl. III uitgegeven door U. J. Huber.
S. Binckes, Verklaaringe van de statuten, ordonnantiën, reglementen en costumen van rechte in Friesland, anders genaamd 's lands ordonnantie, IV dln. Leeuw. 1785, 86.
B. Adema, Dissertatie juridica inauguralis ad lib. I, tit. 2, art. 2, statutorum Frisiae. Gron. 1788. 4.
C. J. Speelman, Dissertatio juridica inauguralis continens commentationem ad Frisiae statutorum titulum XVII libri primi de successione ab intestato. Lugd. Bat. 1842.
U. Huber, Beginselen der rechtkunde gebruikelijk in Frieslandt. Leeuw. 1684.
U. Huber, Beginzelen der regtkunde in Friesland en elders gebruikelyk. Met aanteekeningen opgeheldert door S. Binckes, II dln. Leeuw. 1774, 1775.
J. M. van Beyma, Dissertatio juridica inauguralis continens historiam curiae frisiacae ab ejus ortu usque ad se-culi XVI exitum. Lugd. Bat. 1835.
J. van den Sande, Vyff boepken der gewysder saecken voor den hove van Vriesland. Leeuw. (1638). 4.
Gr. Nauta, De decisien van het hoff van Frieslandt. Vermeerdert, ende met een register verrykt door A. Kann. Leeuw. 1779. 4.
J. Beucker, Rerum in suprema Frisiorum curia judi-catarum fasciculus, contulit ad autographum, emendavit, notisque necessariis et praefatione belgica instruxit B. Voorda. Leovard. 1782. 4.
(E. M. van Burmania) Naamrol der edele mogende
195
GESCHIEDENIS. REGTSGESCHIEDENIS.
heeren raden 's hoffs van Friesland, sedert de aanstelling van 't zelve in den jare 1499, tot heden; met eenige commissiën, instructiën en resolutiën daartoe relatyf, nooit te voren gedrukt. Waar achter gevoegt zyn verscheide gedichten van friesche edelen. Leeuw. 1742. 4.
P. U. Rengers, Dissertatio juris publici frisici inau-guralis de innovationibus a Saxoniae ducibus in Frisia factis. Lugd. Bat. 1776. 4.
W. F. S. a Burmania, Tractatus juris publici federati Belgii de jure comitiorum frisicorum. Franeq. 1751.
S. G. H. A. van Beijma thoe Kingma, Disputatie historica juris publici, continens historiam ordinum Frisiae a Carolo V, usque ad ejuratum Philippum 11, 1515— 1581. Lugd. Bat. 1835.
P. Wierdsma Schik, Akademisch proefschrift over de staatsregtelijke geschiedenis der staten van Friesland, van 1581—1795. Leeuw. 1857.
S. H. van Idsinga, Zedig en vrijmoedig onderzoek, of de Volmagten ten lants-dage in Frieslandt, volgens de fundamentele wetten van die provincie, en de procuratiën, welke, jaarlijks, aan de volmagten gegeven worden, tot het exerceren van criminele jurisdictie geregtigt en be-voegt, en de tegens hen genomene decreten, met de regels van justitie overeen te brengen zijn? Gron. en Anist. 1777. Fol.
C. L. a Bey ma, Tractatus de grietmannis. Franeq. 1780.
J. H. F. K. van Swinderen, Academisch proefschrift over den oorsprong en de geschiedenis van de belasting op de floreenen in Friesland. Leeuw. 1861.
P. Wierdsma, Verhandeling over het stemrecht in Friesland. Leeuw. 1792.
196
GESCHIEDENIS. KEGTSGESCHIEDENI8.
M. de Haan Hetteina, Het stemregt in Nederland. Een woord aan mijne landgenooten en bijzonderlijk aan de Friezen. Doek. 1840.
E. de Wendt van Sytzama, Dissertatio historica juris publici de jure suft'ragandi in Frisia. Traj. ad Rhen. 1841.
Cohieren der stemmen in de provintie van Friéslandt, van de jaaren 1640 en 1728. Oostergoo, Westergoo en Zeven-Wolden, III dln. Leeuw. 1730. 4.
Supplicatie en respective deductie voor de heeren M. van Bouricius, T. E. J. Heringa van Eysinga en C. van Scheltinga. Leeuw. 1743. Fol.
Deductie of kort vertoog voor de heeren F. J. van Hiemstra en H. van Glinstra voor hun zelfs, ende wegens de heere H. W. van Altena, contra de heeren H. W. van Altena, H. H. van Wyckel en H. B. van Smi-nia, over de quaestie der meerderheit van stemmen tot het vacante grietmans ampt en landdag van en uyt de grietenye van Tietjerksteradeel. Fol.
Nadere deductie en respective contradeductie voor de heeren H. W. van Altena, H. H. van Wyckel en H. B. van Sminia, tegeiis de heeren F. J. van Hiemstra en H. van Glinstra voor hem selvs, en sig valselyk quali-ficeerende wegens de heere H. W. van Altena. Fol.
Apologie of eersverdediging van de heere grietman Jr- W. H. van Hiemstra tegens de lasterlyke deductie, aan 't collegie der ed. mog. heeren gedeputeerde staten van de landen van Friesland. Leeuw. 1752. Fol.
Antwoord ofte wederlegginge van de apologie of zogenaamde eersverdediging van de heere grietman Jr-W. H. van Hiemstra, tegens de deductie door ons H. W. van Altena, H. H. van Wyckel en H. B. van Sminia, onlangs aan de ed. mog. heeren gedeputeerde staten van de landen ingedient, welke de heer Hiemstra (dog valschelyk) een lasterlyke deductie gelieft te noemen. Fol.
Summier vertoog der gehoudene besoignes in de respective kerken, met de questien derselver over de stem-
197
GESCHIEDENIS. RBGÏSGESCHIEDENIS.
ming tot de nominatie van het driegetal voor het vacante grietmansampt van Tietjerksteracleel. Fol.
Recueil. Fol. (Stemming in Oostdongeradeel.)
quot;Wederlegginge van 't recueil by de heere H. H. van Haarsma, grietman van Oostdongeradeel ad omnes popu-los uitgegeven. Fol.
Deductie voor de heeren Jr- ï. D. van Sixma, J. M. van Beyma en J1'- U. J. van Sixma, praetendenten tot het vacante grietmans ampt van Franequeradeel. 2de dr. Leeuw. 1758. Fol.
Deductie overgegeven by de heeren J1'- C. G. grave van Wassenaar Twickel, P. B. van Wydenbrugh en B. van Greven, op ende tegens de heeren Jr- T. D. van Sixma, J. M. van Beyma en J1'- U. J. van Sixma, aan de ed. mog. heeren leeden van de staten van Friesland, door H. K. H. de princesse douairière van Orange en Nassau benoemd, tot 't decideren der verschillen, ontstaan over de pluraliteyt der stemmen tot de nominatie van 't vacerende grietmans ampt over de grietenye van Franequeradeel. Leeuw. 1758. Fol.
Deductie aan de ed. mog. heeren staten van Friesland voor vrouwe R. M. Lycklama a Nyeholt, weduwe wyl. de heere M. van Bouricius, in leven grietman over Aeng-wirden, voor haar zelfs, en als moeder en wettige vcor-standerse over haar dogter D. C. van Bouricius, tusschen de praetendenten van 't volmagtschap ten landsdage van de grietenye iEngwirden, voor den jaare 1761. Fol.
Deductie overgegeven by de heeren Jr- U. van Bur-mania, Jr- J. H. Unia van Burmania en Jr- F. H. van Burmania tegens de heeren Jr- E. H. van Burmania, E. Idema en W. Bergsma, aan de Ed. mog. heeren leden van de staten van Vriesland, benoemd tot het decideeren der verschillen, ontstaan over de pluraliteit van stemmen tot de nominatie van 't vacante grietmans-ampt over Oostdongeradeel. 1762. Fol.
Deductie voor de heeren Jr- E. H. van Burmania, E. Idema en W. Bergsma tegens de Jls- U., J. en F. van Burmania, aan de ed. mog. heeren staaten van Friesland,
198
UEGTSGKSCHIEDENIS.
199
GKSCHIEDKNIS.
en iiisonclerlieit aan die lieeren, dewelke uit haar ed. mog. verkoren sullen worden, om te decideren wie de pluraliteit hebben, en uit dien hoofde op de nominatie tot grietman over Oostdongeradeel syn moeten. Fol.
Deductie voor J1quot;- E. van Burmania en H. L. van Heemstra, mitsgaders de heeren D. en A. Hamerster contra J1'- J. F. en J. H. U. van Burmania, mitsgaders de heeren P. J. Poutsma en J. van der Swaag. 1764. Fol.
Deductie voor D1'- P. J. Poutsma, secretarius van de grietenie Dantumadeel, voor hem eu wegens de verdere ingesetenen van deselve grietenie, die in nominatie ge-bragt eu gestemt hebben tot vierden by sitter J1'- M. P. D. van Sytzama, J. Symens en T. Keimpes, en tot ontvanger general Dr- P. J. Poutsma, op ende tegens de heeren W., P. A. en J. C. Bergsma, in nominatie gebragt wegens 't vacante bysittersampt. Fol.
Deductie van Jr- E. H. van Burmania contra Jr- ï. ^E. II. Roorda van Sixma aen do ed. mog. heeren staeten van Friesland. Pol.
Nadere deductie van J1'- E. H. van Burmania contra Jr- T. .ZE. H. Roorda van Sixma, aen den hove van Friesland ingegeven den 28 September 1764. Fol.
Deductie van Jr- ï. -ZE. H. Roorda van Sixma contra J1- E. H. van Burmania, aan H. ed. mog. de staten van Vriesland ingegeeven February 1765. Leeuw. 1765. Fol.
Deductie overgegeven by den heere Jr- H. D. E. van Aylva aan de ed. mog. heeren leden van de staten van Vriesland door Z. D. H, den heere prince erfstadhouder benoemt tot het decideren der verschillen, ontstaan over het maken van een nominatie van drie gequalificeerde perzonen, uit welke het vacante grietmans ainpt van West-dono-eradeel zal moeten werden vervult. 1768. Fol.
O
Deductie en request voor Jr- H. D. E. van Aylva, oud grietman over Westdongeradeel, overgegeven aan hunne edele mogende de heeren staten van Friesland. 1769. Fol.
Deductie voor de heeren J!'- E. M. van Burmania, Jr- H. D. E. van Aylva en J1- S. D. van Aylva tegens
GKSCHIEDENIS. KDGÏSGESCHIEDENIS.
de heeren J1'- C. Bigot, Jr- F. W. van Genth baron thoe Schwartzenberg en Hollenlansberg en J. van Idsinga, by de stemgeregtigde ingesetenen van Westdongeradeel op 22 February 1769 gestemt, en in twee differente nomi-natien gebragt ter vervullinge van het vacante grietmans ampt over gemelden deele. Fol.
Historisch verhaal van het voorgevallene omtrent de grieteny van Franekeradeel in October 1785, benevens eenige aanmerkingen van een friesch rechtsgeleerde op de deductie van C. L. van Beyma, E. M. van Beyma en J. L. Huber. Franek. 1786. Fol.
Deductie aan de ed. inog. heeren, door zyne doorl. hoogheid genomineerd, om de verschillen over het vacante grietmans ampt van Westdongeradeel, te decideeren, over-gegeeven, uit naam en van wegens Mr- J. C. Bergsma, Jr- P. E. van Harinxma thoe Slooten en Jr- A. van Ha-rinxma thoe Slooten, op ende teegen J. P. van Hylkama, E. M. van Beyma en Jr- E. van Burmania. Fol.
Deductie overgegeeven by de freulle E. A. van Aylva, tegens de heeren J. C. Bergsma, Jr- P. E. van Harinxma thoe Slooten en Jr- A. van Harinxma thoe Slooten, aan de ed. mog. heeren leden van de staaten van Vriesland, benoemd tot het decideeren der verschillen, ontstaan over de validiteit van stemmen tot de nominatie van het vacante srietmans ampt over West-Dongeradeel. Leeuw. 1788. Fol.
Deductie overgegeeven by de heeren Jr- A. T. R. T. van Sixma, Jr- B. D. van Sixma en J. van Knyff, tegens de heeren I. J. de Schepper, J. van Idsinga en .Jr- I. JE. van Humalda (als voren Ferwerderadeel). Leeuw. 1788. Fol.
Verschillen betrekkelijk eene predikantsberoeping te Grouw, tusschen Dr- Siderius en de notaris Wierdsma en de notaris van der Ley. Leeuw. 1753. Fol.
Deductie voor de here Coninck contra mevr. Aylva c. s.
Deductie voor Jr- G. S. van Heemstra, old gecommitteerde staat ten landsdage, woonende te Leeuwarden, contra mevrouw A. van Haersma, douairiere de Kamstra.
200
GESCHIEDENIS. EEGT8GESCHIEDENIS.
woonende te Menaldum, aan de ed. mog. heeren staaten van Friesland overgegeeven, om in cas de appel te de-cideeren de stem op No. 6 onder den dorpe Oostrum, over het beroepen van een predikant in de gemeente aldaar. Leeuw. 1777. Fol.
Deductie aan de ed. mog. heeren staaten van Friesland overgegeeven, uit den naam ende van wegen vrouwe A. van Haersma, douairiere van Camstra, woonende binnen Leeuwarden, op ende tegen Jr- G. S. van Heemstra, meede aldaar. 1777. Fol.
Deductie voor H. Sannes, W. W. Hoekstra, H. M. Scrinerius, W. G. Bootsma, J. G. Bootsma, R. Pieters, I. Paulus en L. Hendriks, contra J. W. Keikes, zig cjua-lificeerende als last hebbende van magistraat en kerkenraad c. s., overgegeeven aan de ed. mog. heeren staaten van Friesland. Leeuw. 1787. Fol.
Deductie aan de ed. mog. heeren staaten van Friesland overgegeeven uit den naam en van wegens J, W. Keikes, diacon te Ylst, als schriftelijke last en procuratie hebbende van den magistraat, kerkenraad en stemhebbende ledemaaten van gemelde stad, op ende tegens H. Sannes, W. W. Hoekstra, H. M. Scrinerius, W. G. Bootsma, J. G. Bootsma, R. Pieters, 1. Paulus en L. Hendriks. 1787. Fol.
J. Minnema Buma, Bijdrage tot de geschiedenis van het dijkregt in Friesland, inzonderheid met betrekking tot de contributie der vijf deelen. Leijd. 1853.
Bewijs dat de stad Harlingen off de landen waar op de stad gebouwd is, dijkpligtig zijn in de buitendijks contributie der vijff deels zeedijken, en aldaar ook hunne quota tot dijks onderhoud contribueeren. Vervolgens dat de zogenoemde harlinger zeewerken van ouds hebben behoord tot laste van de provincie van Friesland, en dat dezelve stad niet is verpligt tot onderhoud van die werken. Fol.
Rescriptie aan de ed. mog. heeren staaten van Vries-
201
GESCHIEDENIS. REGTSGESCIIIEDENIS.
land, op een request van de heeren F. en M. van Heioma, door Jr- O. Z. van Haren, Jr- J. P. Andreae van Canter en E. Wigeri. Leeuw. 1779. Fol.
Tegen-bericht op de rescriptie van Jr- O. Z. van Haren, Jr- J. P. A. van Canter en E. Wigeri, door T. en M. van Heioma. Leeuw. 1780. Fol.
S. W. H. A. van Beyma thoe Kingma, Bijdrage tot de beschouwing van onderhoudpligtigheid betrekkelijk uitdieping en slatting van openbare vaarwaters in Friesland, inzonderheid met betrekking tot de leeuwarder-harlinger trekvaart. Leeuw. 1859.
I. ïelting. Pleitrede in hooger beroep gehouden voor het geregtshof in Friesland, den 11 en 18 April 1860, over de aardberging bij vaartslatting. 's Gravenh. 1860.
Proceduren geventileert voor den hove van Friesland tnsschen A. Schotanus c. s., op ende teegens P. Latané, over de nalatenschap van vrouw A. Latané, in leven huisvrouw van wylen de heer D. Balck, oudste professor in de regten op 's lands universiteit te Franequer. Leeuw. 1754. Fol.
Aenmerkingen dienende tot wederlegginge van de soo-genaemde voorreden van de impetranten aen den onzydigen leezer, gestelt voor seker libel, geintituleert proceduren seventileert voor den hove van Friesland tusschen A. Schotanus op ende teegens P. Latané. Fol.
Deductie in cas van groot revys, voor W. Bergsma, mede gedeputeerde staat van Friesland, woonagtig te Doc-kum, contra vrouwe A. van Haarsma, wed. wylen Jr- T. W. van Camstra, in leven grietman over Ydaarderadeel, woonagtig te Leeuwarden. 1762. Fol.
Deductie in cas van groot revys voor E. Wielinga, raad ord. in den hove van Friesland, contra D, A. Huidekoper cum marito J. S. Winia gesterkt, overgegeeven aan de ed. mog. heeren reviseurs. 1771. Fol.
Deductie uit de naam en van wegens lt;Jr- E. van Bur-mania, van Bakkeveen, wegens hem zelve en als man
202
GESCHIEDENIS. KEGTSGESCHIEDENIS.
en voogd over zyn huisvrouw M. A. Pieterson, op ende tegens C. van Son, koopman, woonagtig binnen Amsterdam. 1778. Fol.
Verdeediging van Thomas Joha teegen de beschuldigingen van Sicco Douwe van Aylva, raakende het testament, codicil en nalaatenschap van deszeivs zuster Elisabeth Anna van Aylva, 2de dr. Leeuw. 1798.
Memorie ter wederlegging der gronden en redeneeringen, vervat in de missive van den raad van binnenland-sche zaaken der bataafsche republiek, 10 Junij 1803, geschreeven aan het staatsbewind, en betreffende de zaak der heerlykheden. Fol.
Regtsgeleerde Creschrlften van Friezen, of die In Friesland zijn uitgegeven, of tot Friezen betrekkelijk.
Institutiones juris civilis in graecam linguam per Theo-philum anticensorem traductae ac fusissime planissimeque explicatae, cura et studio Viglii Zuichemi primum in lucem editae, nunc denuo a Rutgero Rescio recognitae, adjectis etiam aliquot Petri Nannii annotatiunculis. Exi-miam autem horum vtilitatem Viglii praefatio ad Opt. Mas. Imp. Carolum abunde declarat. Lov. etc. 1536.
Viglius Zuichemus, Commentaria in decern titulos insti-tutionum juris civilis. Quibus omnia pene testamentorum jura eleganter ac dilucide explicantur. Adsunt etiam praelectiones in titulum pandectarum, de rebus creditis, et ad titulum codicis justinianaei, de edicto divi Hadriani tollendo. Lugd. 1592.
Idem opus. Leovard. 1643.
J. Hopperus, neifloivoiv libri quinque, quibus omnes, qui de obligationibus extant tituli in institutionibus juris civilis, eleganter et dilucide explicantur. Colon. 1563. 12.
J. Hopperus, Seduardus sive de vera jurisprudentia ad regem libri XII. Nempe: Nomothesias, sive de juris et legum condendarum scientia, libri quatuor; Rerum divi-narum et humanarum, sive de jure civili publico, libri
203
204 GESCHIEDENIS. KEGTSGELEERDE GESCHRIFTEN.
quatuor; Ad pandectas, sive de jure civili private, libri quatuor. Antv. 1590. Fel.
Idem opus. Editio nova cura H. Conringii. Brunsv. 1656. 4.
P. Busius, De officio judicis liber singularis, quo ju-dicum munus et potestas in cognitione definitioneque cau-sarum perspicue traditur. Franek. 1603.
J. J. a Leiningen, Collegium institutionum imperialium sive quaestiones miscellae, eaeque controversae et difficiles in academia Frisiorum quae Franagrii est partim publice, partim privatim disputatae. Franek. 1605. 4.
T. Faber, Annotationum liber unus, quo varia juris civilis loca explicantur et conciliantur. Franec. 1608. 4.
T. Faber, Disputationes anniversariae ad quatuor libros institutionum propositae in academia franequerana. Editio 3a , cui accessit diatyposis annotationum selectarum ad varia juris civilis loca explicanda vel illustranda. Lugd. Bat. 1615. 4.
T. Herbaius, Rerum quotidianarum liber singularis. Leovard. 1614. 12.
P. Bellojus, Variorum juris civilis libri quatuor. Nunc primum in Germania ex bibliotheca Dominici Arumaei editi. Jenae 1619. 4.
A. Popma, De ordine, et usu judiciorum, libri tres. Nunc primum editi. Leov. 1617. 4.
M. a Lyclama in Nyeholt, Benedictorum libri quatuor, adversus maledicta et errores cum pragmaticorum, tum aliorum variorum, circa actiones ex delicto mere poenales, mixtas, mere rei persecutorias etc. Lugd. Bat. 1617.
M. Lycklama a Nyeholdt, Membranarum libri septem. Leov. 1644. 4.
M. Lyclama a Nyeholt, De ineunda rei aestimatione liber, commentarius ad 1. 22 D. de reb. cred. Leovard. 1644. 12.
H. Bouricius, Dissertationes academicae, accessit lecti-onum juris liber, quo varia juris civilis loca, praecique in institutionibus Justiniani, explicantur et illustrantur. Franek. 1622. 4.
GESCHIEDENIS. REGTSGELEEKDE GESCHRIFTEN. 205
J. Bouricius, Advocatus. Leovard. 1643. 12.
Idem liber. Leovard. 1650. 12.
J. k Someren, Tractatus de jure novercarura. Traj. ad Rhen. 1658. 12.
H. Rhala, Disputationes ad selectiora institutionum im-perialium loca dubia maxime et in foro usitata. Accessit index controversiarum, ut et oratio de calumnia ac dela-tionibus. Franek. 1632, 4.
H. amp; Schingen, Procurator, ende der rechten begin, in nederlandtsche tale door t' samensprekinghe van drie personen. Leeuw. 1635. 12.
B. Schotanus, Examen juridicum, quo fundamenta ju-risprudentiae secundum seriem digestorum, subjectis suis locis titulis codicis, explicantur. Amst. 1639. 12.
Idem opus. Amst 1646. 12.
Idem opus. Lugd. Bat. 1657. 12.
Register van alle titulen of opschriften der instituten, pandecten en codex , volgens het examen juridicum van B. Schotanus. Leid. 1740.
J. a Beyma, Commentaria in varios titulos juris. Item tractatus singularis de mora, de usura, de eo quod interest, de poenali stipulatione et de dividuis et individuis. Leovard. 1645. 4.
A. Matthaeus, Notae et animadversiones in libros IV institutionum juris imperatoris Justiniani. Praefixa est epistola Ae. Mommerii, quondam in academia marpurgensi juris antecessoris, de ratione legendi discendique jura. Subjuncta synopsis institutionum juris, qua illae adhuc hodie sunt in usu. Franek. 1647. 12.
J. J. Wissenbach, Exercitationes ad L pandectarum libros, II torn., 1 vol. Franeq. 1653—1658. 4.
J. J. Wissenbach, In libros IV priores codicis Justiniani repetitae praelectionis commentationes cathedrariae. Franek. 1660. 4.
J. J. quot;Wissenbach, In libros V, VI et VII, codicis Justiniani repetitae praelectionis commentationes cathedrariae. Ibid. 1664.
J. J. Wissenbach, In liber VII codicis Justiniani re-
206 GESCHIEDENIS. REGTSGELEERDE GESCHRIFTEN.
peti tae praelectionis commentationes cathedrariae. Ibid. 1665.
T. a Glins, Tractatus singularis de mora. Amst. 1649. 12.
L. Banck, Taxa cancellariae romanae, in lucem emissa et notis illustrata. Accedunt index latino-barbarus, cum indice titulorum, rerum et verborum. Franek. 1651.
C. E. ab Oosterga, Censura belgica, seu novae notae et animadversiones, quibus omnes et singulae leges, quae continentur in prioribus XXV libr. pand. confirmantur, illustrantur, refutantur. Ultraj. 1660. 4.
C. R. ab Oosterga, Censura belgica, seu novae notae et animadversiones, quibus omnes et singulae leges, quae continentur in XII lib. cod. confirmantur, illustrantur, refutantur. Traj. ad Rhen. 1666. 4.
U. Huber, Digressiones justinianeae in partes duas dis-tinctae. Insertus est de jure in re et ad rem, quod dicitur, tractatus, et adjecta de ratione discendi atque docendi juris diatribe, per modum dialogi. Franeq. 1688. 4.
Kepetitio juris ex positionibus Ulrici Huberi ad insti-tutiones et titulos singulares pandectarum. Fran. 1683.
Idem opus. Franeq. 1698. 12.
H. H. Tels, Dissertatie Hstorico-literaria inauguralis de jure publico usque ad Ulricum Huberum. Lugd. Bat. 1838.
H. H. Tels, Dissertatie pbilosopbico-juridica inauguralis de meritis Ulrici Huberi in jus publicum universale. Lugd. Bat. 1838.
S. T. Siccama, De judicio centumvirali, libri duo. Franek. 1596.
Idem opus. Hal. Magdeb. 1725. 4.
Idem opus. Iterum recensuit, animadversionibus et opusculis, argumentum illustrantibus auxit C. F. Zeper-nick. Hal. 1776,
H. Cannegieter, Commentarius ad fragmenta veteris juris prudentiae, quae extant in collatione legum mosaicarum et romanarum, in quo plurima juris civilis aliorumque auctorum loca explicantur et emendantur. Franeq. 1765. 4.
GESCHIEDENIS. REÖÏSGELEERDE GESCHRIFTEN. 207
(J. de Wal) Aanteekeningen en bedenkingen op het ontwerp van een wetboek van strafregt voor het koningrijk der Nederlanden, eerste boek. Assen 1839.
J. de Wal, Bijdrage over den regtsgeleerde Udalricus Zasius, naar aanleiding van zijn werk getiteld: De par-vulis Judaeornm baptizandis.
I. Telting, Bijdragen tot de leer van het vadimoninm.
I. Telting, Over vertegenwoordiging in het romeinsch civiel-proces.
I. Telting, Aankondiging van: Der sacrale Schutz im römischen Eechtsverkehr. Beitriige zur Geschichte der Entwickelung des Sechts bei den Kömern, von Dr- H. A. A. Danz, zu Jena. Jena 1857.
I. Telting, Aankondiging van: Dr- C. G. F. Daniel. Der Legisactionen- und der Formularprocess der alten Eömer, aus eigenen Quellenforschungen für Archaologen, Historiker und Juristen, so wie sonstige Freunde der antiken Litteratur dargestellt. Schwer. 1858.
I. Telting, Aankondiging van: Theophili paraphrasis Justiniani institutionum; secundum versionem latinain G. O. Keitzii. Accedunt Justiniani institutiones cum varia-rum lectionum delectu ex recensione E. Schraderi. Amst. 1860; en van: D. G. van der Keessel, Theses selectae juris hollandici et zelandici, ad supplendam H. Grotii in-troductionem ad jurisprudentiam hollandicam. Amst. 1860.
E. Jongsma, De bevoegdheid der gemeentebesturen met betrekking tot het ontslag van onderwijzers volgens de wet van 13 Augustus 1857.
U. A. Evertsz, Drenkelingen.
J. de Bosch Kemper, Inleiding tot de wetenschap der zamenleving. Amst. 1860, 1861.
Okademische Oratie n.
S. Petrus, Oratio de praestantia legum romanarum. Antv. 1574.
A. Schulting, Oratio de militia advocatorum. Harderov. 1694. 4.
208 GESCHIEDENIS. REUTSGELEERDE GESCHRIFTEN.
Gr. Noodt, Dissertatio de jure summi imperii et lege regia. Lugd. Bat. 1705. 4.
J. Voet, Oratio, qua monstratur Veritas asserti a D. Pio raros esse, qui philosophantur. Lugd. Bat. 1710. 4.
J. Gr. Heineccius, Oratio inauguralis de jurisprudentia veterum Romanorum formularia, ritibusque, quibus ne-gotia civilia explicabant, sollemnibus. Franeq. 1724. Pol.
A. Wieling, Oratio inauguralis de natura, una omnis juris ac virtutis norma. Franeq. 1728. Fol.
C. H. Trotz, Oratio inauguralis de libertate sentiendi, dicendique, jurisconsultis propria. Franeq. 1741. Fol.
H. Cannegieter, Oratio inauguralis de multiplici et varia veterum juris consultorum doctrina. Franeq. 1751. Fol.
B. Voorda, Oratio de arte legislatoria ex tabulis Ko-manorum decemviralibus comparanda. Franeq. 1763. 4.
B. Voorda, Oratio inauguralis, qua docetur plus esse praesidii civitatibus in bonis Ictis, quam in ipsis legibus. Lugd. Bat. 1765. 4.
N. Ypeij, Oratio de ordinariorum tributorum natura, optimoque ea exigendi modo. Franeq. 1765. 4.
F. W. Pestel, Oratio de studio boni communis lege civitatum prima. Lugd. Bat. 1766. 4.
J. Cannegieter, Oratio inauguralis de romanorum juris-consultorum excellentia et sanctitate. Gron. 1770. 4.
E. Wigeri, Oratio de studio juris practico, non sine insigni fructu in academiis colendo. Franeq. 1772. 4.
B. Voorda, Oratio de sapientia regis quondam Hebrae-orum sapientissimi juridica. Lugd. Bat. 1782. 4.
J. H. Voorda, Sermo academicus de Longobardorum legibus in regno neapolitano juri justinianeo non praela-tis, sed postpositis. Leov. 1797. 4.
S. Gratama, Oratio de sera nee multum provecta Qui-ritium humanitate, tum in aliis, tum maxime quoque in legum monumentis perspicua. Harderov. 1798. 4.
S. Gratama, Oratio, qua docetur: cum homines, tum populos, ad justitiam esse natos. Gron. 1801. 4.
S. Gratama, Oratio, qua inquiritur in caussas malorum,
GESCHIEDENIS. EE6TSGELEERDE GESCHRIFTEN. 209
quae jurisprudentia naturalis ejusque doctores fuerunt per-pessi. Gron. et Amstelod. 1806. 4.
S. Gratama, Oratio de Hermodoro ephesio vero XII tabularum auctore. Gron. 1817. 4.
G. de Wal, Oratio, qua inquiritur: an turbatae reipu-blicae et oppressae libertatis, quae viximus , tempora, juri et justitiae profuerint. Leov. 1816. 4.
G. de Wal, Oratio de historia juris criminalis, erro-rum humani ingenii teste, prudentiae civilis magistra. Gron. 1822. 4.
Dissertatiën en Theses.
H. ab Inthiema, Disquisitio juridica circa gentilitias familiarum domos, earumque appendentes praerogativas masculas, et defunctorum extremas super iisdem volun-tates, malaeque fidei possessorum machinationes, ex causa Georg. a Lyauckema contra nobil. Camsteranos. Leov. 1619. Daar achter: A. Eassius, Tractatus politico-juri-dicus de nobilitate et mercatura. Witteberg. 1624. 4.
H. k Grovestins, Disputatio juridica de actionibus in personam, ut et de mixtis. Franek. 1629. 4.
J. a Glinstra, Selectarum quaestionum ad jus civile jus-tinianeum quinquaginta libris pandectarum comprehensum disputationes septem. Franek. 1634. 12.
J. Wielinga, Disputatio juridico-philologica, qua as-seritur Judaeos tempore Christi servatoris non babuisse merum imperium. Franeq. 1696. 4.
J. van Idsinga, Theses selectae quas sub praesidio viri clarissimi H. Cannegieter defendet 9 Martii 1757. Fol.
J. A. Nering Bogel, Theses selectae quas sub praesidio viri clarissimi H. Cannegieter defendet 26 Aprilis 1760. Fol.
C. C. Bertling, Specimen juridicum inaugurale de pacto antichrestico. Lugd. Bat. 1766. 4.
J. Terpstra, Specimen philosophico-juridicum de philo-sophia veterum Ictorum. Franeq. 1767.
D. S. Mebius, Dissertatio juridica inauguralis exhibens
210 GESCHIEDENIS. REGTSGELEEKDE GESCHRIFTEN.
nonnulla, ad materiam de legatis pertinentia. Franeq. 1769. 4.
H. van der Haer, Theses selectae. Franeq. 1771. 4. P. Brantsma, Specimen observationum. Franeq. 1772. 4. P. Brantsma, Specimen juridicum inaugurale de jure summorum inperantium, et civium singulorum, per solam usus intermissionem non pereunte. Lugd. Bat. 1775. 4.
S. van der Woude, Dissertatie juridica inauguralis de voluntate in criminalibus. Franeq. 1775. 4.
H. van Sminia, Theses juridicae inaugurales. Franeq.
1785. 4.
E. P. van der Swaagh, Theses juridicae inaugurales. Franeq. 1785. 4.
W. A. P. van Sloterdyck, Theses juridicae inaugurales. Franeq. 1785. 4.
J. Edema, Theses juridicae inaugurales. Franeq. 1785. 4. J. a Grovestins, Theses juridicae inaugurales. Franeq.
J. Pierson Tholen, Theses juridicae inaugurales. Franeq. 1786. 4.
J. Scheltema, Theses juridicae inaugurales. Franeq.
J. L. Suiderbaan, Theses juridicae inaugurales. Franeq.
N. Beekkerk, Dissertatie philologico-juridica inaugurahs ad quaedam difficiliora loca Theophili. Gron. 1790. 4.
P. de Gavere, Dissertatie juridica inauguralis ad no-vell. 107. Gron. 1790. 4.
Disputatio juridica inauguralis de jure retractus (ontbreekt titel). 4.
0. N. Tholen, Specimen juridicum inaugurale exhibens observationes quasdam juridici argumenti. Lugd. Bat. 1790. 4.
E. E. Wielinga van Scheltinga, Specimen juridicum inaugurale ad 1. 34 D. de negot. gest. Franeq. 1794. 4.
1. D. Steenstra Toussaint, Dissertatie juridica inauguralis de jure, quod locatorem inter et conductorem praedii, causa damni casualis, intercedit. Leov. 1801. 4.
GESCHIEDENIS. REGTSGELEERDE GESCHRIFTEN. 211
A. Stinstra, Theses juridicae inaugurales. Leov. 1805.
J. J. quot;Wiersma, Theses juridicae inaugurales. Wore.
L. J. Huber, Theses juridicae inaugurales. Franeq. 1807.
P. F. Martin, Specimen juridicum inaugurale, in quo ad examen revocatur quaestio: an Nov. 115, c. 3 et 4, admittat interpretationem extensivam. Gron. 1808.
G. de Wal, Disputatio philosophico-juridica de conjunc-tione populorum. ad pacem perpetuam. Gron. 1808.
I. Eekma, Dissertatio juridica inauguralis de injuriis, praecipue de illarum poenis. Gron. 1809.
C. J. van Assen, Quaestiones juridicae inaugurales. Franeq. 1810.
S. J. van Overveldt, Specimen juridicum inaugurale, positiones sistens ad fundamenta in primis loei de pactis. Gron. 1810.
T. Fontein, Theses juridicae inaugurales. Franeq. 1811.
E. Ypeij, Theses soumises a la discussion publique pour obtenir le grade de docteur en droit. Gron. 1813. 4.
M. Hettema, Disputatio juridica inauguralis ad locum codicis civilis de usufructu legali parentum in bonis liberorum. Gron. 1817.
U. A. Evertsz, Disputatio litteraria juridica de Homeri auctoritate apud jureconsultos romanos. Leovard. 1819.
U. A. Evertsz, Disputatio juridica inauguralis de morte civili. Gron. 1822.
B. T. van Heemstra, Specimen philosopho-juridicum inaugurale continens comparationem jurisprudentiae et doc-trinae de moribus. Gron. 1835.
F. Hulshoff, Specimen historico-juridicum inaugurale de appellandi facultate in causis criminalibus admittenda. Amst. 1846.
S. J. van Geuns, Specimen historico-juridicum inaugurale de peregrinis receptis et civitate donatis in patria nostra usque ad annum MDCCXCV. Schoonhov. 1853.
I. Telting, Disputatio juridica inauguralis de crimine ambitus et de sodaliciis apud Romanos. Gron. 1854.
212 GESCHIEDENIS. BE6TSGELEERDE GESCHRIFTEN.
S. J. Hingst, Commentatio de bonorum possessione. Praemio aureo ornata. Amst. 1858.
I. Telling, Aankondiging van: Commentatio de bonorum possessione. Praemio aureo ornata. Scripsit S. J* Hingst. Amst. 1858.
I. Telting, Aankondiging van: J. Lobman Janssonius, Dissertatie juridica inauguralis de origine bonorum pos-sessionis , ejusque vi in adjuvando supplendo jure Roma-norum hereditario. Gron. 1859.
S. J. Hingst, Specimen historico-juridicum continens bistoriam scholae juris civilis bistoricae quae nostro saeculo in Germania viguit. Amst. 1859.
Kerkelijke g-eseliiedeuis. Kerkelijk regt.
Tijdschriften. Algemeene werken.
Eerste eeuwen.
N. C. Kist en H. J. Roijaards, Arcbief voor kerkelijke geschiedenis, inzonderheid van Nederland, XX din. Leid. 1829—1849.
N. C. Kist en H. J. Koyaards. Nieuw archief voor kerkelijke geschiedenis, inzonderheid van Nederland, I dl. Schied. 1852.
N. C. Kist en W. Moll, Kerkhistorisch archief, II dln en III, st. 1. Amst. 1857—1861.
F. Sjoerds, Kort vertoog van den staat en de geschiedenissen der kerke, van de scheppinge tot op Christus, IH dln. Leeuw. 1761—65. 4.
F. Sjoerds, Kort vertoog van den staat en de geschiedenissen der kerke des nieuwen testaments van Christus geboorte tot op den tegenwoordigen tyd. Leeuw. 1771. 4.
De historie der martelaren, die om het getuygenisse der euangelischer waerheyt baer bloet gestort hebben,
GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS. 213
van de tijden Christi onses salighmakers af tot den jare sesthien hondert vijf-en-vijftigh toe. Amst. 1671. Fol.
Ditas patrum. Ende is ghenoemt dat vader boeck Inhoudende die Historiën ende legenden der heiligher vaderen die haer leuen in strenger penitencie ouerghebracht hebben Ende met veel schone exempelen Ende miraculen Dat welc is seer oerbaerlic ghelesen voer alle kersten menschen gheestelic ende waerlic Ouergeset in gueder ver-standelre duytscher sprake ende is anderwerf gecorrireert. (Gheprent tot Leyden in Hollant Bi mi Jan Seuersen, Int iaer ons heren MCCCCC ende XI Den achsten dach in Januario. Fol.
Boetius Epo, Antiquitatum ecclesiasticarum syntagmata V. Duaci 1578.
J. Borsius, Dissertatio theologica inauguralis de pri-morum hominum christianorum vita privata. Lugd. Bat. 1825.
P. Wesseling, Oratio inauguralis de origine pontificiae dominationis. Franeq. 1724. Fol.
K erkgeschiedenis der Nederlanden vóór de Hervorming.
H. V. H., Kerkelijke historie en outheden der zeven vereenigde provinciën, — in 't nederduits overgeset en met aantekeningen opgeheldert door H. V. R., VI dln. Leid. 1726. Fol.
H. H. F. v. H, Historia episcopatuum foederatii Belgii, utpote metropolitani ultrajectini nee non suffraganeorum, harlemensis, daventriensis, leovardiensis , groningensis et middelburgensis — ex ecclesiarum monumentis, monaste-riorum codicibus, bibliothecarum archivis, authenticis an-notatis, patriisque scriptoribus eruta ac publici juris facta. II din. Antv. 1733. Fol.
W. Bosschaerts, Diatribai de primis veteris Frisiae apostolis, sive dissertationes, quibus eorum anni, actus, res, personae, loca, tempora in eorundem actis occurentia,
214 GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS.
discutiuntur, illustrantur, erroresque ab aliena manu illapsi refelluntur. Mechlin. 1650. 4.
Batavia sacra, sive res gestae apostolicorum virorum, qui fidem Bataviae primi intulerunt, in duas partes di-visa, — industria et studio T. S. F. H. L. H. S. T. L. P. V. T. Brux. 1714. Fol.
(E. A. Hellin) Histoire chronologique des evêques et du cliapitre exemt de 1'eglise cathédrale de S. Bavon a Gand; suivie d'un recueil des epitaphes modernes et anciennes de cette église. Gand 1772. Supplement. Gand 1777.
S. A. Gabbema, Leevensbescbrijvingen van St. Willi-brord, St. Bonifaas, St. Aalberijk, eerste verkondigers des cbristengeloofs in Nederduitsland. Gouda 1703.
P. W. Bebrends, Leben des heiligen Ludgerus, Apostels der Sachsen, und Geschichte des ehemaligen kaiser-lichen freien Reichsklosters St. Ludgeri zu Helmstedt, aus archivalischen Quellen bearbeitet. 1843.
U. P. Goudschaal, Gods leidingen met Ludger, den apostel der friesche Ommelanden van Groningen. Gron.
1856.
G. Paris, Disquisitio de Ludgero, Frisiorum Saxonum-que apostolo, cui accedit commemoratio Ludgeri de S. Bonifacio atque Gregorio. Amst. 1859.
J. G. R. Acquoy, Gerardi Magni epistolae XIV. Amst.
1857.
G. H. M. Delprat, Verhandeling over de broederschap van G. Groote, en over den invloed der fraterhuizen op den wetenschappelijken en godsdienstigen toestand voornamelijk van de Nederlanden, na de XIV eeuw. Uitgegeven door het provinciaal utrechtsche genootschap van kunsten en wetenschappen. Utr. 1830.
Verhael der reformatie van de abdy van Maegdendale, voorheen een vrouwenklooster binnen de stad Auderaerde. 1468. Naer een eventydig handschrift. Gent.
quot;W. Moll, Johannes Brugman en het godsdienstig leven onzer vaderen in de vijftiende eeuw, grootendeels volgens handschriften geschetst, II dln. Amst. 1854.
GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS. 215
H. Brewer, Thomae a Kempis ord. canon, regular. S. Augustini, congregationis windesheimensis biographia, in qua ipsius natales, vita, mors, elevatio, epithaphium, scrip-torum catalogus; elogia, controversia super libris IV de imitatione Christi; advocatorum causae encomia, vindiciae; variae dictorum libellorum versiones et editiones. Col. 1681.
Kerkgeschiedenis na de hervorming, vooral in de Nederlanden.
A. -Ypeij en I. J. Dermout, Geschiedenis der neder-landsche hervormde kerk, IV dln. Breda 1819—1827.
J. Teissedre l'Ange et H. J. Koenen, Deux mémoires sur 1'origine et l'influence des églises wallonnes; leur utilité actuelle et les moyens de les maintenir. Amst. 1843.
H. C. Rogge, Caspar Janszoon Coolhaes, de voorloo-per van Arminius en der remonstranten, II dln. Amst. 1856—1858.
H. C. Kogge, Joh. Uytenbogaert te Genève. 1858.
H. C. Eogge, Twee brieven van remonstrantsche bannelingen.
H. C. Rogge, Een brief van Rombout Hogerbeets uit zijne gevangenis op Loevestein.
H. C. Rogge, Het prediken op beroep.
J. Borsius, Onuitgegevene akten der vergadering van eenige gereformeerde predikanten, uit de onderscheidene gewesten der Vereenigde Nederlanden, in 1616 te Amsterdam zamengekomen. Met toelichtende aanmerkingen medegedeeld.
(H. W. C. A. Visser) Prospectus eener uitgave bij inteekening, van een facsimile der handteekeningen en inscriptiën van de afgevaardigden tot de nationale synode te Dordrecht gehouden. 1823. 4.
Gamma der Vinen, Bloemlezing. Geschiedkundige minder algemeen bekende bijzonderheden, betrekkelijk de nationale synode te Dordrecht, gehouden in de jaren 1618
216 GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS.
en 1619. Eene ontspannende lectuur voor den tegen-woordigen tijd. Verzameld en bewerkt tot verstand van haren aard en haar gezag. Gron. 1835.
J. T. Bodel Nyenhuis, Merkwaardig stilk betreffende de nederduitsche hervormde gemeente te Keulen in 1619, en bijzonderheden over den daarin betrokkenen predikant Nicolaus de la Planque.
J. Borsius, Joh. Snoupsius, predikant op de vloot van de Euyter in 1661 en 1662. Eene bijdrage tot de kennis van den zedelijken en godsdienstigen toestand van de bemanning dier vloot, alsmede van de wijze, waarop in de geestelijke behoefte van het scheepsvolk voorzien werd.
Het boeck Lamberti Hortensii van Montfoort, van den oproer der wederdooperen. Eerst int latijn beschreven, en ghedruckt tot Basel, met privilegien van de keyser-lijcke majesteyt, ende nu in nederlandts overgheset. Ench. 1624. Fol.
W. Eekhoff, Levensschets van Menno Simons. 1838.
H. Schyn, Geschiedenis dier christenen, welke in de Vereenigde Nederlanden onder de protestanten mennoniten genaamd worden. — Tweede druk op nieuws uit het latyn vertaald, en vermeerderd met eenige aantekeningen, en een voorbericht, door G. Maatschoen, III dln. Amst. 1743—1745.
J. F. Rues, Tegenwoordige staet der doopsgezinden of mennoniten in de vereenigde Nederlanden; waeragter komt een berigt van de rynsburgers of collegianten. Amst. 1745.
Histoire du socinianisme, divisée en deux parties. Ou Ton voit son origine et les progrés que les sociniens ont faits dans differens royaumes de la chrétienté. Paris 1723. 4.
Getrouw verhaal van de opkomst, lotgevallen en tegen-woordigen toestand der zogenaamde methodisten in Engeland. quot;Waar achter gevoegt is een kort verhaal van eenige ongewone godsdienstige beroeringen onder de in-woonders van verscheide dorpen in de Alblasserwaard. Work. 1752.
GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS. 217
Oprecht verhaal van het leven, gedrag en gevoelen van Joh. de Labadie. Uit het fransch vertaalt. Continuatie van de Eucleria: van Anna Maria van Schuurman. Amst. 1754.
H. van Berkum, De Labadie en de labadisten. Eene bladzijde uit de geschiedenis der nederlandsche hervormde kerk, Il dln. Sneek 1851.
H. van Berkum, Antoinette Bourignon, een beeld uit de kerkelijke geschiedenis der XYII eeuw. Sneek 1853.
W. te Water, Historie der hervormde kerke te Gent, van haeren aenvang tot derzelver einde, mitsgaders een kort verhael der doorluchtige schoole te Gent, zedert 1578—1584. Hier zyn bygevoegt de levens-beschryvingen der naemruchtigste predikanten te Gent, als: Nic. v. d. Schuere, Petr. Dathenus, Herm. Modet, Th. v. Til, en des Gentschen ouderling Pt. de Kyke. Utr. 1756.
H. Q. Janssen, De kerkhervorming te Brugge, II dln. Kotterd. 1856.
De jezuiten en minnebroeders uit Maastricht verbannen, 1638.
E. Meiners, Oostvrieschlandts kerkelyke geschiedenisse of een historisch en oordeelkundig verhaal van het gene nopens het kerkelyke in Oostvrieschlandt, en byzonder te Emden, is voorgevallen , zedert den tydt der hervor-minge, of de jaren 1519 en 1520, tot op den huidigen dag, II dln. Gron. 1738, 1739.
J. F. Bertram, Parerga ostfrisica, quibus continentur dissertationes de rerum in ecclesia et republica Frisiae orientalis gestarum scriptoribus. Accedit satura observa-tionum ad historiam F. O. et ecclesiasticam et litterariam spectantium. Bremae 1735.
J. F. Bertrams, Ost-friesische Reformations- und Kir-chen-Geschichte. Samt einer historisch-theologischen Un-
218 GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS.
tersuchung der in der ost-friesischen Kirche An. 1535 eingeführten Kirchen-Ordnung. Aurich 1738. 4.
P. Scheltema, De aanvang van de openbare prediking der hervormden te Amsterdam in 1566 en 1567, volgens de resolutiën der amsterdamsche vroedschap.
H. Croese, Kerkelyk register der predikanten, die, zedert de kerkhervorming, de gereformeerden nederduit-sche gemeente te Amsterdam tot aan den jaare 1759 bedient hebben. Na den doot van den aucteur vervolgt tot 1792. Amst.
Vervolg op het kerkelijk register der predikanten, die, sedert de hervorming, de gereformeerde nederduitsche gemeente tc Amsterdam bedient hebben, tot het jaar 1792, en nu verder voortgezet tot op het derde eeuwfeest der hervorming. Amst. 1818.
H. C. Kogge, Brief van den hoogleeraar aan het seminarium der remonstrantsche broederschap, Philippus van Limborch, aan Johannes Snecanus, predikant bij de remonstrantsche gemeente te Gouda, over het oproer te Amsterdam, in den aanvang des jaars 1696.
K. J. R. van Harderwijk, Naamlijst en levensbijzonderheden der predikanten, die sedert de kerkhervorming in de nederduitsche hervormde en waalsche gemeente te Rotterdam tot op dezen tijd in dienst geweest zijn. Eott. 1850.
Verhaal van en over het toewijzen der tweede hervormde kerk te Gouda aan de roomsch-katholijken. Amst. 1818.
H. H. Brucherus, Geschiedenis van de opkomst en
GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS. 219
de vestiging der kerkhervorming in de provincie Groningen. Gron. 1821.
C. Adami, Naamlyste der predikanten in de provincie van stadt Groningen en Ommelanden t' sedert de reductie. Met ingevoegde aantekeningen over de aloude toestant van zommige plaatzen en een voorberigt, behelsende de kerkelyke geschiedenissen voor en na de reformatie in dezelve provincie voorgevallen. Opgestelt tot aan 't jaar 1721. Nu met een byvoegzel vermeerdert tot het jaar 1745. Gron. 1745.
H. van Berkum, Kerkelijke geschiedenis van Nieuw-Beerta. Sneek 1856.
H. van Berkum, Schortinghuis en de vijf nieten, eene bladzijde uit de geschiedenis van 't kerkelijk leven in 't Oldambt, 1730—1750. TJtr. 1859.
J. S. Magnin, Overzigt der kerkelijke geschiedenis van Drenthe. Gron. 1855.
J. S. Magnin, De voormalige kloosters in Drenthe geschiedkundig beschouwd. Gron. 1835.
T. A. Romein, De hervormde predikanten van Drenthe sedert de hervorming tot in 1861. Gron. 1861.
C. van Schaick, Feestrede ter herinnering aan het twee honderd vijftig jarig bestaan der hervormde gemeente te Dwingeloo. Mepp. 1851.
Kerkgeschiedenis na de hervorming in Friesland.
E. J. Diest Lorgion, Geschiedenis van de kerkhervorming in Friesland. Leeuw. 1842.
E. J. Diest Lorgion, Geschiedkundig gedenkboek voor de hervormden in Friesland. Leeuw, en Gron. 1848.
E. J. Diest Lorgion, De nederduitsche hervormde kerk in Friesland, sedert hare vestiging tot het jaar 1795. Eene bijdrage tot de kerkelijke geschiedenis van Nederland. Gron. 1848.
220 GESCHIEDENIS. KERKELIJKE GESCHIEDENIS.
S. Blaupot ten Cate, Geschiedenis der doopsgezinden in Friesland. Leeuw. 1839.
Missive van de societeit der doopsgezinde gemeenten in Friesland en Groningen, geschreven aan de doopsgezinde christenen, welke zich uit Dantzig hebben nedergezet in de staaten van haare majesteit Catharina de groote, keizerin aller Eussen. Leeuw. 1788.
H. Amersfoordt en U. A. Evertsz, Verhaal van de verrigtingen der jezuieten in Friesland door pater Wil-lebrordus van der Heyden, lid van de orde der jezuieten. Uit het latijn vertaald en met aanteekeningen voorzien. Leeuw. 1842.
M. Laurman, Naamlyst der predikanten, dewelke zedert den tydt der reformatie tot in den jare 1751 den h. dienst des euangeliums zo binnen de stad Leeuwarden als ten platten lande in de dorpen, onder het resort van de classis van Leeuwarden, hebben waargenomen. Leeuw. 1751.
Berigt wegens het genootschap ter bevordering van het godsdienstig onderwijs in de hervormde gemeente te Leeuwarden, onder de zinspreuk: Tandem fit surculus arbor. Leeuw. 1810.
H. Schutte, Geschiedenis der luthersche gemeente te Leeuwarden, en de lutherschen in Friesland, gedurende de XVI eeuw, door J. C. Schultz Jacobi.
W. Columba, Naamlyst der predikanten, die onder 't ressort van de classis van Dokkum, zedert de reformatie, gedient hebben. Met aanmerkingen vermeerdert en uitgegeven door A. G. Dreas. Leeuw. 1766.
A. Greydanus, Naamlyst der predikanten, die zedert de herforming gedient hebben in de classis van Franeker. Met eene voorreede, meldende de heeren commissariën, welke uit het collegie der heeren gedeputeerde staten van Friesland tot de provinciale synoden van tyd tot tyd zyn afgevaardigt, en aanmerkingen over de naamlyslen van andere dassen. Leeuw. 1761.
GESCHIEDENIS. KEBKELIJKE GESCHIEDENIS. 221
N. Schotsman, Orde der feest- en lydens-stoffen, welke jaarlyks gepredikt worden voor de hervormde gemeente te Sneek, waar agter gevoegd is een naamlyst der leer-aaren, die zedert de hervorming, tot op deezen tyd, den heiligen dienst te Sneek hebben waargenomen. Sneek 1801.
(M. de Haan Hettema) Het concordaat. Een woord aan mijne mede-catholijken, ter geruststelling der protestanten in Nederland. Doek. 1841.
H. Schutte, Welke houding hebben de protestanten in Nederland aan te nemen bij de wederinvoering der roomsche hiërarchie? eene vraag des tijds. Leeuw. 1853.
G. Noodt, Dissertatio de religione ab imperio jure gentium libera. Lugd. Bat. 1706. 4.
D. van Amsweer, De praeposituris reformatis. Waer-hafte ende grondtlijcke bericht en de verclaringhe van wedtlijcke vocatie, tot bedieninghe der probstije tho Us-quert in den Omlanden ghelegen, ende wat verhinderingh daer op ghevallen. 1611. 4.
Christelijcke unde truhartighe vermaenschriften, an de ghemene collatoren unde prediger, in de provintie van stadt unde Omlanden van Groningen. Handelende van den jure patronatus, vnde reformatioen der kereken in dersulven provintie. Franek. 1597. 4.
Christlicke und schrifinetige kereken ordenung, om alle desorder voor to comen, und eenicheyt, rust und vrede inde gereformeerde kereke, in der stadt und Omlanden van Groeningen toe mogen onderholden. Franek. 1595. 4.
Nootwendich vertooch, daer in naectelijck wt Godts woordt, ende de gheloofwaerdige historiën der kereken aen-ghewesen wort, hoe Godts ghemeynte, niet alleen in ouden maer ooc in den nieuwen testamente gheduerende den tijdt van 700 jaren, tot dat den roomschen paus de schriftmatighe regieringhe der kereken verwoestet heeft; in hare regieringhe van de politike regieringhe onder-
222 GESCHIEDENIS. KEEKELIJK REGT.
scheyden is gheweest. Door Euardum Acronium, dienaer des G. W. binnen Schiedam. Delft 1610. 4.
Predicatie, door Johannem Wtenbogart bearbeydet, in welcke by de voor-naemste gronden syns laetsten boecx, bandelende van de macbt der politiker overbeydt in kerc-kelijcke zaken, openbaerlijck met syn verklaringhe betoont, gbeensins syn gbevoelen te bevestigben. Door Euardum Acronium — in den druck verveerdicbt. Scbied. 1610. 4.
Het zelfde werkje, 2de dr. Amst. 1615. 4.
Grondtlick bericbt van de beroepinge der predican-ten: op wat wijse, ende door wien deselve gbescbieden moet. Mitsgaders wat van den jure patronatus, ofte t' gbeven der kerckelieke goederen ende ampten, te houden zy. Door Johannem Acronium, dienaer des Gr. quot;W. binnen de stadt Groeninghen. Ende nu ghetrouwelick overghe-set door Joh. Panneel, D. des H. Ev. binnen Baerlandt. Middelb. 1615. 4.
H. C. Eogge, Joh. üytenbogaert, in zijn gevoelen aangaande de magt der overheden in kerkelijke zaken, tegenover zijne bestrijders.
W. W. Buma, Des bisschops eerste geregt, of Alepb van Alewa en Anna van Deeckema.
G. Nauta, Het compendium der kerkelyke wetten, geëxtraheert uit 's lands en synodale resolutiën. Amst. 1757. 4.
Compendium der kerkelijke wetten van Vriesland. Tweede druk, geheel verbeterd, tot den jaare 1771 aangevuld en met een volledig register voorzien, alsmede de kerkenordeningen der gereformeerde nederlandsche kerken, in de nationaale synoden gemaakt, benevens die door de provinciën van Gelderland, Holland, Zeeland en Utrecht aangenoomen en in bijzondere vergaderingen bepaalt, enz. Leeuw. 1771.
Billetten van verkoping der vastigheden van de pas-toriën die volgens staats-resolutie van den 4 Junij 1761 bevonden zyn, suppletie van noden te hebben. Leeuw. (1762, 1763). 4.
GESCHIEDENIS. KERKELIJK BEGT. 223
Resolutiën van gedeputeerde staten betrekkelijk de doopsgezinden van 10 October en 7 November 1722, Plano.
Proceduren tusschen de oude leden des kerkenraads en verdere ledematen van de luthersche gemeente binnen Leeuwarden en Johan Georg Muller, eenigen tijd gefun-geert hebbende als praedicant bij dezelve gemeente. Leeuw. 1757. Fol.
Kerkelyk reglement of instructie door D0- Korn. Geis-weit, op synodale last opgestelt voor den leger-predikan-ten. Schiedam 1762. 4.
Het gezag van den souverain of alle overheden ende machten verdedigt tegens de gevaarlijke kettery, die onlangs het hoofd heeft opgestooken in de deductie onder den naam van de gecommitteerden van den kerkenraad te Leeuwarden uitgegeeven, met singuliere aanmerkingen over het gedrag en alle de geschriften van Ds- C. Blom. 4.
Brief van een liefhebber der waarheid aan een zyner vrienden, waarin voornamelyk ondersogt worden drie stellingen, voorkomende in de deductie uitgegeeven op den naam van de gecommitteerden van de E. grooten kerkenraad te Leeuwarden (1763). 4.
Deductie ter nodige verdediging van het gedrag van den grooten kerkenraad van de gereformeerde gemeente binnen Leeuwarden, in en omtrent het beroepingswerk van een zeste predikant in plaats van den naar Utrecht vertrokkenen wel eerwaarden heer Paulus Rutgers, en wel in 't byzonder van de aanspraak, uit name des kerkenraads door den wel eerwaarden heer Cornelius Blom, aan haar achtbaarheden, de magistraat van Leeuwarden gedaan. Leeuw. 1763. Fol.
Drie originele stukken door de agtbare magistraat der stad Leeuwarden, ingegeven aan het E. M. collegie der heeren gedeputeerde staten, alsmede aan H. E. M. de heeren raaden van het hoff van justitie. Leeuw. 1763. Fol.
Deductie voor Gerrit Tresling, burger-vaandrig der stad Leeuwarden, rakende de ordres van de E. achtbare magistraat derzelver stad, over het drukken, verkopen
224 GESCHIEDENIS. KERKELIJK REGT.
en ophalen van de aanspraak, door Ds- Cornelius Blom, uit naam van den groten kerkenraad aan H. E. achtbaren gedaan. Fol.
Beredeneerde vraag of een predikant vryheid heeft buiten zyne gemeente te gaan prediken? door N. N. Utr. 1767.
Grieven van appel en nulliteiten voor Ds- C. Haselhoff, appellant op en tegens D1'- R. Sandberg, geappelleerde. Gron. 1771.
Brief van een heer in de provintie van Holland aan een heer in de provintie van Friesland, betreffende de verdeeldheden tusschen de roomsch katholijken ingezetenen te Leeuwarden, bijzonder met betrekkinge tot het request, door eenigen derzelven, aan de E. M. heeren staaten van Friesland gepresenteerd. Leeuw. enz.
Extract uit de resolutiën van de HH. van de vroedschap der stad Schoonhoven, van dato 24 Augustus 1774, noopens de differenten tusschen de predikanten en kerkenraad aldaar, zoo over de leerwijze der sacramenten, als andersins.
Beoordeeling van de eerwaarde classis van Leeuwarden over de by haer ingeleeverde remonstrantie van Mr- J. Groenia, en van de daer tegen ingebragte aenmerkingen van D0- S. W. C. Engelberts, gesterkt met die van D0- P. Bruining, met een voorberigt van voornoemde predikanten enz. Leeuw. 1778.
Deductie ter verdeediging van de wettige rechten der respective kerkenraaden in de gereformeerde gemeenten deezer provincie in het algemeen, en in het bijzonder die der gereformeerde gemeente binnen Sneek. 1793. Fol.
Publicatie van de representanten van het volk van Friesland, omtrent de vervullinge van de vacatures van praedikanten, kerk- en armevoogden, schoolmeesters enz. Leeuw. 1795.
S. Gratama, Onderzoek naar de geestelyke goederen in Friesland. Harl. 1796.
H. Oosterbaan, Ontwerp van eenige schikkingen raa-
GESCHIEDENIS. KERKELIJK EEGT.
kende den openbaaren godsdienst, en andere stukken daartoe behoorende. Harl. 1796.
(G. J. Voorda) Noodig bericht aangaande de geestelijke goederen der stad Leeuwarden, ter verdediging van de eere der voorouders, zo met betrekking tot de stad als tot de gereformeerde kerk. Leeuw. 1796.
G. J. Voorda, Consideratiën over geestelijke goederen, kerkegoed, schoolmeesters en andere beneficiën en leenen, opzichtelijk op de nationaal-verklaaring, midsga-ders over de kerkgebouwen te Leeuwarden, alles betrekkelijk tot de staats-regeling addit. articul 4 en 6. Leeuw. 1798.
G. J. Voorda, Vervolg van de consideratiën over geestelijke goederen, kerke-goed enz., betrekkelijk tot de nati-onaal-verklaaring, gevolgd van een inventaris der kerke-goederen van de drie parochie-kerken te Leeuwarden. Leeuw. 1798.
E. V. V. G., Proeve van betoog, dat het den gereformeerden mogelijk en raadzaam zij, om hunne leeraars zelf te salarieeren, en in de verdere kosten hunner open-baare godsdienst-oefeningen te voorzien. Leyden 1796.
Request van de gecommitteerden der doopsgezinde gemeente te Leeuwarden ingeleverd by de nationale vergadering. Leeuw. (1797.)
J. C. Metzlar, Plan van schikking by den raad der gemeente van de stad Harlingen geformeerd, waarop het vergelyk over de kerkgebouwen der voormaals heerschende kerk, binnen die stad', tusschen de onderscheiden kerkgenootschappen aldaar, naar billykheid zal kunnen worden aangegaan. Harl. 1798.
Adres van den kerkenraad der doopsgezinde gemeente bij het lam en den toren, aan de eerste kamer van het vertegenwoordigend ligchaam des bataafschen volks, 28 April 1799.
Adres van de classicale vergadering te Dockum aan de eerste kamer van het vertegenwoordigend ligchaam des bataafschen volks, over het armenonderhoud en armenbestuur. Fol.
225
15
GESCHIEDENIS. KERKELIJK REGT.
Aanspraak der zeven K. C. Pastoors van Haarlem, door welke zij, als de eenigste opzieners over, en bestierers van de belangens hunner respective gemeentens, aan dezelve op den 3 Maart 1799, kennis gegeven hebben van hun gehouden gedrag ter afdoeninge van de zaak der voormaals publieke kerken. Haarl. 1799.
Handelingen van de gereformeerde commissie te Sneek, belangende de groote kerk aldaar, met de nodige bylaagen. Sneek (1799).
Een woord op zijn tijd, ter opwekking aan het gereformeerde volk in Nederland. Sneek 1800.
Stukken betreffende de vergadering der gecommitteerden uit de meeste nederduitsche hervormde gemeenten tot de synoden van Zuid- en Noord-Holland behoorende, tot instandhouding en bevordering van den openbaaren hervormden godsdienst, IV stukk. 's Gravenh. 1800.
A. V. D. T., Beoordeeling van de requesten der gereformeerden, ter behouding van hunne kerkgebouwen en inkomsten en van de requesten daartegen ingeleverd; en iets betreklyk op de proeve over den waar en aart der geestlyke goederen. Amst.
Addres der gecommitteerden van de nederduitsche hervormde gemeenten onder het synodale ressort van Utrecht behoorende, aan de eerste kamer van het vertegenwoordigend lighaam der bataafsche republiek, ter reclame van de fondsen en eigendommen der hervormde gemeenten aldaar. Utr. 1800.
T. H., Memorie behelzende de gronden, die het kerkgenootschap der hervormden meent te hebben, om te vorderen, dat zij in de bezitting gelaten worde van alles, wat tot instandhouding van haare godsdienstige samenkomst noodig is, en waarvan zij de geruste possessie tot hiertoe ongestoord genooten heeft; dienende tot adstructie van de onderscheidene requesten. Amst. 1800.
Request voor de gemagtigden van genoegzaam alle de gemeentens der herformde christenen in het voormalig gewest Friesland. Franek. 1800.
Nader adres door de gemagtigden van genoegzaam alle
226
GESCHIEDENIS. KERKELIJK REGT.
de gemeentens der herformde christenen in Friesland aan de eerste kamer van het vertegenwoordigend lighaam des bataafschen volks ingeleverd, waarin tot nadere adstructie van derzelver request in den voorleeden jaare ingedient, veele belangrijke bijzonderheden omtrent den oorsprong van, en het recht der herformden op de zoogenaamde geestelijke, of liever pastorije goederen en fondsen gevonden worden. Franek. 1801.
Christianus Patriophilus, Korte en noodige errinnering aan de doopsgezinde christenen, die zwarigheid maken in het eedzweeren, betreffende het formulier van eed of verklaring, voorgeschreven bij de publicatie van het staatsbewind van 8 Augustus 1803, nopens het don gratuit van twee ten honderd, op de bezittingen. Haarl. 1803.
Verzameling van alle de stukken betrekkelijk de handelingen van de gecommitteerden der gereformeerde ne-derduitsche gemeente binnen Leeuwarden, met het reglement op het huishoudelijk bestuur van het kerkgenootnootschap amp;c., bij de gemeente gearresteerd den 11 Julij 1799. Leeuw. 1810.
A. Ypeij, Geschiedenis van het patronaatregt, anders genoemd kollatieregt, in verband met het christelijk kerkbestuur, sinds de vroegste tijden tot op den tegenwoor-digen tijd. Breda 1829.
W. W. Buma, Het regt der hervormde floreenpligtigen ten platten lande in Friesland, op de verkiezing van predikanten en op het beheer van de kerkegoederen toegelicht en verdedigd. Leeuw. 1849.
W. W. Buma, De onbevoegdheid van de algemeene synode der nederlandsche hervormde kerk tot het regelen van het beheer der plaatselijke kerkegoederen. Leeuw. 1851.
K. Posthumus, Kerk en school in haar verband met de natuur, bestemming en regten der oude costerie- of schoolgoederen in Friesland in het gemeen, en in West-Dongeradeel in het bijzonder. Leeuw. 1856.
K. Posthumus, De natuur en bestemming der kerkelijke, vooral pastorie-goederen in verband met het ge-
227
228 GESCHIEDENIS. KERKELIJK REGT.
beurde te Marrum en Nijkerk, benevens den oorsprong enz. der suppletie-tractementen in Friesland, in het licht gesteld, met bijlagen. Leeuw. 1855.
Geschied- en regtskundige nota over de voormalige pastorie-goederen van de dorpen Ysbrechtnm, Tjalhuizum en Tirns, in de grietenij Wijmbritseradeel. Leeuw. 1856.
B. B. van der Veen, De floreenpligtigen en de gereformeerde gemeenten ten platten lande in Friesland in we-derzijdsche betrekking. Sneek 1856.
W. Eekhoff, Beknopte geschiedenis van het voormalige St. Anna-Leen in de kerk van Oldehove te Leeuwarden. Eene bijdrage tot de geschiedenis van de geestelijke goederen in Friesland. Leeuw. 1860.
Godgeleerde Geschriften van Friezen.
Heilige Schrift. Uitlegkunde. Schriftverklaring.
Den bibel, inhoudende dat oude ende nieuwe testament. Tot Haerlinghen. By my Peter van Putte. Int jaer ons Heeren MDLXXXII. 4.
Novvm testamentvm, latinogermanvm ea fide et dili-gentia versum, et sic vnum alteri coaptatum, vt verbum verbo et sententia sententiae respondeat. Secundum trans-lationem Hieronymi. Antverp. 1539. 4.
Le novveav testament, c'est h. dire la nouuelle alliance de nostre seigneur Jesus Christ. Keueu et corrigé de nouueau sur le grec, par 1'aduis des ministres de Geneue. Gen. 1563.
Les pseavmes mis en rime francoise, par Clement Marot et Theodore de Beze. 1563.
J. Terentius, Textus Yobi juxta editionem
londinensem. Franek. 1662. 4.
Jo. Drusius, sive Ecclesiasticus, graece ad
exemplar romanum, et latine cum castigationibus sive notis ejusdem. Franek. 1596. 4.
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
J. Drusius, Alphabetum ebraicum vetus, interpretati-ones connexionesque nominum alphabet! ex Hieronymo et Eusebio. Franek. 1609. 4.
J. Drusius, Ad voces ebraicas novi testamenti com-mentarius duplex, prior ordine alphabetico conscriptus est, alter antehac editus fuit Antverpiae apud Plantinum. Item ejusdem annotationum in N. testamentum pars altera. Nee non vitae operumque J. Drusii editorum et non-dum editorum delineatio, per A. Curiandrum. Franek. 1616. 4.
J. Drusius, Annotationum in totum Jesu Christi testamentum, sive praeteritorum libri decem. Amstel. 1632. 4.
C. Schotanus, Diatribe de authoritate versionis graecae, quae dicitur LXX interpretum, cui praemissa defensio pro veritate et calculo hebraei hodierni codicis. Franek. 1662. 4.
G. Pasor, Manuale novi testamenti, auctum vocibus quae occurrunt in versionibus antiquis graecis veteris testamenti, auctore C. Schotano. Amst. 1664. 12.
J. Sterringa, Animadversiones pliilologico-sacrae in pen-tateuchum. Leov. 1695. 4.
S. Amama, Censura vulgatae atque a Tridentinis cano-nizatae versionis, quinque librorum Mosis. Franek. 1620. 4.
S. Amama, Bybelsche conferentie, in welcke de neder-lantsche oversettinghe des bybels, die eertijts uyt de duytsche Lutheri int nederlandtsch ghestelt, ende tot noch toe in de nederlandtsche kereken ghebruyekt is, van ca-pittel tot capittel aen de hebreusche waerheyt beproeft, ende met de beste oversettinghen vergheleken wort. Amst. 1623. 4.
W. D. Lindanus, Psalterium Davidicum vetus a sex-centis amplius scribarum mendis castigatum, argumentis Christum Jesum loquentibus, nova subinde ex grasco ver-sione, oratorio artificio, scholiisque geminis ornatum, et paraphrasi passim intexta illustratum. Antv. 1568.
J. Hopperus, Paraphrasis in psalmos Davidicos, additis brevibus argumentis et explanationibus in quinque libros congesta. Antverp. 1590.
229
230 GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
B. Beyema, Corte ende klare vytlegginghe over het hooghe-liedt Salomonis. 's Gravenh. 1619.
M. Jorna, Paradoxa christiana of christelijke wonderspreuken, dat is een bondige en schriftmatige uytbreyding over de salig-sprekingen welke Matth. 5 cap. verhaalt werden. Amst. 1696.
F. Halma, Kanaan en d'omleggende landen, vertoont in een woordenboek uit de H. schrift en Josephus. Leeuw. 1717. 4.
Leerstellige, Twist- en Stichtelijke Geschriften.
Tractatus magistri Alberti magni. doctoris eximii. epis-copi ratisponensis. de veris et perfectis virtutibus, alias paradisus anime nuncupatus. Daar achter: Epistola rabbi Samuelis israhelite missa ad rabbi Ysaac magistrum synagoge in Subiulmeta, civitate regis Morochorum etc. Daar achter: Tractatulns beati Thome de inuentione medii.
Conincx summe, ende leert hoemen die sonden biechten sal. (Vóór het jaar 1500.)
Klooster-Sermoen, alsmede een verhaal wegens den oorsprong van den dobbelsteen, volgens een handschrift van de XVde eeuw, berustende in de verzameling van A. D. Schinkel.
Wonderboeck, waer in dat van der werldt aen versloten gheopenbaert is. opt nieuw ghecorrigeert unde vermeerdert by den autheur selue: Int jaer 1551. Fol.
G. Snecanus, Methodica descriptie et fundamentum trium locorum communium sacrae scripturae, de gratuito Dei foedere, sacramentalibus signis et baptismo, ad analo-giam fidei, absque ulla amarulentia, et odiosis in adversaries conviciis, solide et perspicue contractum. Accessit huic operi praefatio ad ampl. Frisiae ordines, una cum quibusdam aliis ejusdem autoris. Lugd. Bat. 1584. 12.
G. Snecanus, Ordentlijcke beschryvinge ende fondament van dry gemeyne plaetsen der H. schrift: van 't ghenade-
G ESCHIE L'KNI S. G ODGKLEEBDH Klü.
vei'bondt Godts, van de sacramentlijcke teeckenen, ende van den doope, item van christelycke vermaninglie, kerc-ken-tuclit ofte discipline, ende een verclaringhe van de ouerheyt, door S. Vomelius in duytscher sprake ouer-olieset. Franek. 1588. 12.
O
H. Zanchius, Een tractaet ofte verhandelinghe van het houwelijck Adams ende Eva, ende volghens van den hou-welijcken staet in 't gliemeen, — in nederlantsche sprake overgheset door S. Vomelius. Franek. 1594. 12.
S. Lubbertus, De papa romano libri decern, scholastice et theologice collati cum disputationibus Eob. Bellarmini. Franeq. 1594.
Protocol, dat is de gantsche handelinge des ghesprecx ghehouden tot Leeuwarden in Vrieslandt, tusschen Euar-dum Acronium ende Peeter van Ceulen. Franek. 1597. 4.
Confessie oft bekentenisse voor den houe van Vrieslandt, ghedaen by Jan Jacobzoon, woonende tot Harlin-ghen, hem noemende een dienaer te wesen onder die van sijne ghesintheyt, die alleen in desen lande mach doopen ende het broodt breken, op sekere artijckelen, die gheseght worden by den seluen Jan Jacobszoon sijne ghemeente voor te houden, ende gheleert te worden. Midtsgaders de sententie van denseluen houe die daerop ghevolcht is, wtghesproken den 3 April, Aquot;. 1600 O. St. Delff. Nae de copye, ghedruckt ... tot Leeuwerden.
Confessio fidei Anglorvm quorvndam in Belgia exvlan-tium: vna cum praefatione ad lectorem: quam ab omnibus legi et animadverti cupimus. 1598.
Provisionele ontdeckinge eeniger misslaghen, de welcke Adolphus Venator onder den naem der burgh-meesteren, vroetschappen ende kerckenraedt van Alcmaer, tegen het (soo hy 't onwarachtelijck by naemt) lasterboeck Cornelij Hillenij ende sijner toestanders, in sijn boeck, ghenaemt nootwendich historisch verhael, heeft begaen ende voortgebracht. Ghestelt ende uytgegeven van wegen de be-swaerde ende voor de suyvere ghereformeerde leere der waerheyt ijverende ghemeynte J. C. van Alcmaer (met name door Corn. Hillenius). Franek. 1611. 4.
'231
232 GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
Bedenckingen, over de beroepinghe D. D. Vorstii, tot de professie der H. theologie in de vniversiteyt tot Leyden, by eenighe dienaren des godlicken woorts opt begeeren, ende uyt last van de E. mog. staten van Hollandt, ende West Frieslandt, voorghestelt, ende hare E. M. overghelevert op den 29 Aprilis 1611. 1611. 4.
C. Vorstius, Wtlegginghe over sommighe schriftuer-plaetsen vergheleken met de verklaringhe der socinianen. Mitsgaders de kettersche practijcken Pauli Samosateni énde Arii. Wt de kerckelijcke historiën. Uit het latijn. Ge-druct in Vrieslant, a. 1611. 4.
S. Lubbertus, Brief aen de staten generael der ver-eenichde nederlantsche provintiën, aengaende de beroepinghe D. Conradi Vorstii. Uit 't latijn. Middelb. 1611. 4.
C. Vorstius, Verantwoordinghe ghestelt teghen de waer-schomvinghe onlangs van de E. E. heeren ghecommitteerde raeden van Vrieslant uytgegeven, ende aen de E. E. heeren curateuren der universiteyt, ende burgheraeesteren der stadt Leyden schriftelick over-ghesonden. Tot Delf 1611. 4.
K. Donteclock, Bedenckinghe op de verantwoordinge D. Vorstii. Tot Delf 1611. 4.
S. Lubbertus, Declaratie responsionis D. Conradi Vorstii. Franek. 1611. 12.
C, Vorstius, Christlijeke ende nootwendighe verantwoordinge, tegen allerley on-ervindelijcke naereden ende aen-terginghen, daermede hy onlangs van eenighe te seer haestighe luyden, ende insonderheyt van den predicanten tot Leeuwaerden in Vrieslant (in hare ontydige waer-schomvinghe) van weghen de leere, ten hoochsten is aen-ghegrepen ende beswaert, — naer het hoochduytsche exempl. Steinfort 1611. 4.
Naeder-waerschouwinghe, over seeckere verantwoordingen D. D. Vorstii, onlancx tot syner verschooninge uyt-ghegeven. Leeuw. 1611. 4.
C. Vorstius, Voorloper van een volcomene antwoort, dewelcke t' sijner tijt met Gods hulpe volghen sal. Teghen
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
de verclaringhe D. Sibrandi Lubberti, mitsgaders de naarder waerschouwinge der predicanten tot Leemvaerden enz. Leyden 1611. 4.
Brand-clock (Ghegoten ten deele van de stoffe gbecomen wt de earner der E. H. M. staten soo der geun. provin-tiën in 't ghemeyn, als int particulier van Hollandt) noodich gbetrocken in dese bedroefde vruchtbare tijden der ghevaer-lijcke, van ouds begravene nieuwicheden enz. 1611. 4.
Korte antwoorde op een lasterlick schrift, onlanghs uyt-ghegheven, sonder naeme des autheurs, ghenaemt De brandklocke. Ghestelt by forme van aenteeckeninghen. 1611. 4.
Misprysinghe aller niewicheden, die teghens de ovde leere ende ordre der kercken, onordentlijck hier te lande, nu ter tijdt, van sommighe worden in-gbevoert. Dat is, Verantwoordingbe Sebastianus Damman, tegbens die gbene welke hem 't onrecht bedencken ende beschuldighen, als oft by met die eens waer, welcke de huydendaechsche moeyten in Hollandt aenrechten, Nae de copye, ghedr. tot Zutphen — Ende nu tot Amst. 1611. 4.
Eecapitvlatie van seecker sermoen ghedaen den 16 Oc-tobris des jaers 1611 binnen Lieyden, door D. Festum Hommium Fris. 1611. 4.
Leere der waerheyt, van eenighe leerstveken die door de drijvers der nieuwicheden berispt ende ghelastert worden. Beschreven door Idzardum Nicolai f. franekerensem. Fran. 1611. 4.
Acte der gecommitteerde HH. raden van staten nopende het beroep D. Vorstij, nadat hy by hare ed. op eenige gravamina teghen hem geproduceert mondelijck gehoort was. Ghedaen in den Haghe den 19 Oct. 1610. — Missive der ghecommitteerde HH. raden van staten aen den welgeb. grave van Steynfurt. Aid. eod. dato. — Extract vyt de resolutiën van de heeren ridderschap, edelen ende steden van Hollandt ende West-Frieslandt ghenomen in haer ed. vergaderinghe ghehouden inden Haghe van den 28 Febr. ende naer voorgaende reces gecontinueert tot den 21 Meye 1611. — Volghen verscheyden attes-
233
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
tatiën D. Vorstio op sijn vertreck van Steynfurt nae Leyden medeghedeylt enz. 4.
Antwoordt den voorlooper D. Vorstii ghegheven van de kerckendienaers tot Leeuwarden. Leeuw. 1612. 4.
C. Vorstius, Bekentenisse over sommighe voornaemste hooft-pointen der christelijcker religie. Ten deele uyt zijne eyghene handtschriften. Ten deele uyt zijne private disputatiën. Ten deele uyt zijne gedicteerde lessen, ge-trouwelijc uytghetogen. Hier zijn by ghevoecht twee brieven, eene D. D. Parei aen D. D. Vorstium, de andere der theologanten van Basel, aen de pastoeren des graef-scbaps van Benthem, over de saecke D. D. Vorstii. Franek. 1612. 4.
Cleynen wech-wyser, ghestelt tot onderrichtinghe dei-een-voudighen , om de harten — claerlijck aen te wijsen, wat wegh sy moeten in-gaen, om van deselve en de ghe-nen die d'een of d'ander parthy zijn toeghedaen, recht te oordeelen. — Wtghegheven door Geer-aard van Vri-bvrch. 1612. 4.
C. Vorstius, Volcomender antwoort op eenighe twistschriften , onlangs by verscheyden broederen teghens hem uytgegheven, voornemelick op de verklaringe D. Sibrandi Lubberti, mitsgaders de naerder waerschouwinge der pre-dicanten tot Leeuwaerden etc. Leyd. 1612. 4.
C. Vorstius, Catalogus errorum, sive hallucinationum, D. Sibrandi Lvbberti; ex libello ipsius, cui titulum fecit: Declaratio responsionis etc. fideliter excerptus, cum brevi refutatione. Lugd. Bat. 1612. 4.
Verclaringhe der kercken-dienaers tot Leeuwarden over D. Vorstii volcomener antwoordt op de naerder-waer-schuwinghe. Leeuw. 1612. 4.
Schriftelicke conferentie, ghehovden tot Delff, den 26 ende 27 Februarij 1613 tusschen ses kercken-dienaren. Om te beramen eenighe bequaeme middelen, waer door de swaricheden, voor eenige jaren in de kercken hier te lande ontstaen, op het aldergevoechelickste af-gedaen, ende voort-aen goede vrede ende eenicheyt onderhouden soude connen werden. Delf 1613. 4.
234
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID. 235
Ordinum Hollandiae ac Westfrisiae pietas ab impro-bissimis multorum calumnijs, praesertim vero a nupera Sibrandi Lubberti epistola, quam ad reverend, archiep. cantuariensem scripsit, vindicata: per Hugonem Grotium eor. ord. fisci advocatum. Lugd. Bat. 1613. 4.
Der heeren staten van Hollandt ende quot;West-Vrieslandt godts-diensticheyt. Tegen veler scbandelicke calomnien, ende bysonder tegen den brief onlangs by Sibrandum Lubberti geschreven aen den eerw. aertsbiss. van Cantel-bercb. Verdedicbt door Hugo de Groot, barer ed. mo. advocaet fiscael. Overgbeset wt de latijnscbe spraecke. 's Gravenh. 1613. 4.
Brief D. Sibrandi Lubberti, prof. tot Franiker: gbe-scbreven aen den eerw. aertsbisschop van Cantelbercb, primat van Engbelandt etc. gbestelt voor seecker syn boeck tegen D. Conradum Vorstium. Met seeckere extracten uyt andere Sibrandi boecken ghetogen: daer acbter-aen gbestelt, ende aenwijsinge van de plaetsen, daer op de boochgel. beer, Hugo de Groot .... in sijn boeck ghenaemt: Der heeren staten etc. godtsdiensticheyt ghe-antwoort heeft. Wt het latyn ... overgheset. Delf 1613. 4.
Antwoort van Sibrandus Lvbbertvs op de gods-diens-ticheyt van Hugo de Groot. Overgheset uyt het latijns exemplaer. Franic. 1614. 4.
Goede trouwe Sibrandi Lvbberti aenghewesen uyt t' boeck by hem ghenoemt Antwoort op de godsdiensticheyt Hugonis Grotii. Leyd. 1614. 4.
Een seer heerlijck ende bysonder schriftmatich tractaet, ende verhandelinghe van de praedestinatie ofte voorver-ordeninge Godts. Eerst beschreven in den lat. tale van
Hieronymo Zanchio ..... Ende nu nieuwelijcks in onsen
nederl. sprake overgesettet door Sibrandum Vomelium, ghewesene dienaer der ghem. te Oosterbierum. Fran.
1614. 4.
J. Drvsius, Epistola ad fratres Belgas, in qua calum-nia diluitur recens sparsa de Logo creato. Leovard.
1615. 4.
Brief van Janvs Drvsivs, prof. van de hebr. tale in
236 GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
de hooghe schoole tot Franeker, aen de nederlandtsche broeders. Waer in wederleyt wordt de valsche laste-ringhe van 't gheschapen Woordt, onlanx tegen den autheur gestroyt by Sibrandvs Lvbbertvs, prof. in de godheyt al-daer. Wt den latyne ghetrouwelijck verduytscht. 1615. 4.
Censure ofte oordeel der doorl. H. staten van Vries-landt over den brief van Johannes Drnsins geschreven aen de nederlandtsche broeders. Vyt-ghegheven door bevel van de voorgemelte heeren staten met den voornoemden brieff van D. Drusius. Wt den latyne vertaelt. 1616. 4.
J. Bogermannns, Praxis verae poenitentiae, sive medi-tationes in historiam lapsus Davidis. Herb. Nass. 1616.
Monster van de leere der amsterdamsche predicanten over de voornaemste poincten die huydendaechs ghedis-puteert werden tusschen de oude rechtgesinde die men remonstranten ende de nieuw-ghesinde, die men contraremonstranten noemt. Vervaet in 179 articulen. Ende ghetrocken wt hare, ende bysonder wt Jacobi Triglandij schriften teghen den eerw. Joan. Wtenbogaert. Waer by noch sijn gevoecht eenige andere nieuwicheden Festi Hom-mii ende Joannis Polyandri mede ghetrocken uyt hare schriften. Ten dienste van Maerten Jz. Brandt, toeck-vercoper tot Amsterdam, om by hem behandicht te werden aen den Autheur van de mancke ende twistrockenende staet der voornaemste quaestiën etc. Leyd. 1616. 4.
Verantwoordinge tegens de hevige predicatie Festi Hom-mii, gedaen in de Ste Pieters kereke tot Leyden den 16 October deses jaers 1616. Daerinne claerlijck bewe-sen wordt, hoe deselve Festus hem gheenssins en heeft gesuyvert, noch verontschuldicht, van de seltsame dolingen, hem aengewesen in 't Munster van de leere der amsterdamsche predicanten ..... Goude 1616. 4.
Copye van sekeren brief daer inne beantwoort wort de losse ende on-tijdige na-reden die Festus Hommius tot verantwoordinghe (van 't ghene hem inde Naemschermin-ghe jeghens zijne hevighe predicatie van den 16 October ten laste was gheleyt) terstont na de predicatie op den
GESCHIEDENIS. GODGELEEBDHEID. 237
6 November heeft ghedaen in de hoochlandsche kercke. Met een seecker discours over de selve na-reden; daer uyt men can sien wat men van de selve, ende van Festi handelinghe heeft te oordeelen. Gedr. in de Mater Salem (Amst. 1616.) 4.
Der jesuiten negotiatie ofte coop-handel, in de Veree-nichde Nederlanden tot ghemeenen beste. In druck uyt-ghegeven door last van de E. M. heeren ghedeput. staten van Vrieslandt. Ghedr. na de copye van Leeuwarden. A0. 1616. 4.
Nieuwe tijdinghe, hoe de arminianen teghen de reformeerde leeraers der christelijcker kercke hebben eenighe schimp ende spot ghemaect op eenen kerfstock enz. Franek. 1618. 4.
Monster van de nederlantsche verschillen ofte belyde-nisse der ghereformeerde kercken in Nederlant. Al waer onder elcken artijckel bygevoecht zijn de verschillende artyckelen inde welcke hedensdaechs sommighe leeraers der nederl. kercken, van de aengenomene leere schijnen te wijeken. Tot gherief vande aenstaende nationale synode .... uytghegheven van Festus Hommivs, bedienaer des H. evangelij tot Leyden. Alwaer tot denselvigen eynde bygedaen is d' overeenstemmighe der nederl. synode. Alles ... overgheset door Johannes a Lodensteyn, dienaer des Gr. quot;W. tot Soeterwoude. Leyd. 1618. 4.
Optima fides Festi Hommii, cuius specimen in citatione insignium locorum ex Thesibus privatis M. Simonis Epis-copij SS. theol. profess, demonstratur ex libro quem in-scripsit Specimen controversiarum belgicarum. Lugd. Bat. 1618. 4.
Eemonstrantie van Joannes Wtenbogaert ghepresenteert
in Nov. deses jaers 1618, Aen de____staten generael....
Nopende het presenteren van sijne verantwoordinge tegens seeckere beschuldingen Festi Hommij, aen den synodum nationalem, mitsgaders ronde verclaringhe over verschey-den geruchten t' onrecht hem nagestroyt. Leyd. 1618. 4.
Een kleene heldere ende klaere spieghel der theologie, waer inne op het alderlevendichste verthoont ende ghe-
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
sien wordt, hoe dat der contra-remonstranten leere niet uyt der joden, turcken, saracijnen, ende jesuwijten, etc. slijck-borne, maer uyt de springhende fonteyne des godtl. woorts gheschept ende gheput sy, teghen het schandelijck calumnieren van Joannes Wtenbogaert, Taurinus, ende andere remonstranten .... In 't licht uytghegheven door Dominicum Vinsemium, dienaer des H. euangeliums tot Schardam .... Amst. 1618. 4.
Nieuwe tijdinghe ghemaeckt ter eere Godts heylighe naem, ende die ghereformeerde steden, diet met sijnder princelijcke excellentie hebben ghehouden, ende van 't wt-voeren der arminiaensche predicanten, elck zijn spreucke op goede dicht ghestelt: seer ghenoeghelijck om te hoo-ren ofte lesen. Ghemaeckt door een goede patriot ende lief-hebber des vader-landts. Franek. 1620. 4.
Christelyck ende zedich vertoogh met een seer ernstige ende ootmoedige bede aen den provincialen synodum van Frieslandt, den 30 Mey, anno 1621 ghehouden binnen Sneeck, gedaen van een deel ledematen der ghereformeerde kercke te Doccum. 1621. 4.
Boëtius k Bolswert, Duyfkens en Willemynkens pel-grimagie tot haaren beminden binnen Jerusalem. Haar lieder tegenspoed, belet en einde. (1625.) 12.
Mysterien des nievwen harminiaenschen vrede vaens. Allen regenten des vaderlandts tot ernstighe opmerckinghe voorghesteldt. Door een liefhebber des vaderlandts. Haerl. 1627. 4.
F. Socinus, van Siena, Brieven aan zijn vrienden geschreven. In welken van meest alle hooftstukken der christelijke religie word gehandelt, en voor een van zijn voornaamste werken worden geacht. Na het jaar 1666. 4,
F. Socinus, Theologische lessen. Uyt het latijn ver-taelt, tweede dr. 1627. 4.
Theophilus Eleutherius, Verklaring over het 5oste kapittel van de profeet Esaias. 1627. 4.
F. Socinus, Van de geloofwaerdigheyt der H. schriftuur, tweede dr., met K. Vorstius, Verantwoordelijke voorreden, alsmede met een wijdloopig register verrijkt.
238
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID. 239
Mitsgaders F. Socinus, Schriftuurlyke lessen. Beyde door D. R. Kamphuyzen uyt het latijn vertaelt, en met geleerde aanteekeningen verciert. 1666. 4.
Copie van de missive van Dominicvs Vinsemivs, als predicant van het tucht-huys tot Amsterdam, aen syne •ghenaede Ernestvs Casimir, grave van Naszou enz., inhoudende de gelegentheyt ende beroerten van Amsterdam. 1630. 4.
Antwoordt ende wederlegginghe eenes briefs van D. Vinsemivs ghesonden aen Ernestvs-Casimir, grave van Nassau enz. 1630. 4.
Gespreek, dienende tot waerachtige ende deftige afleg-ginge van verscheyden leelicke blamatien ende versierde loghenen, bevonden in de onwaerachtighe verthooningh van 't ghepasseerde t' Amsterdam inde jaren 1627—1629, door eens versierden Vrbaens J. V. D., bykans JVDsche onghestuymicheydt uytghebraeckt. Amst. 1630. 4.
Copye van een voortreffelijcken brieff gesonden wt den name van de predicanten ende professoren van de gemeenten , academiën ende hogescholen van Zurich, Berne, Basel, ende Schafhuisen, mitsgaders ook der stad Geneve, aan de professoren in de academie tot Leiden, ende door haar aan alle professoren ende leraren der gemeenten van Nederland, handelende van d' over-groote vriheit ende stouticheit der arminiaansche factie. Leeuw. 1630. 4.
Dieryck Volckertsz. Coornherts Wercken, II dln. Amst. 1630. Fol.
Rippertus Sixtus, Geestehjcke tryumphe der kinderen Godts. 1632. 4. (Zonder titel.)
J. Downaam, Oorkussen der wereldsche menschen ende rustpeuluwe der kinderen Godes, dat is, een tractaet van de vleeschelijcke ende geestelijcke sorgeloosheyd. Vertaelt door T. Tegnejus. Leeuw. 1634.
Rippertus Sixtus, Troost-ryeke fonteyne der zalicheyt, ofte grondige verclaringe van den eenigen waren troost der geloovigen, beyde in leven ende sterven. Leeuw. 1644. 4.
Doolhof van Socia. Leeuw. 1643—1646. 12.
240 OESCHIEDENIS. GODGELEEKDHEID.
H. Montanus, Nietigheydt van den kinder-doop, tweede dr. Haerl. 1648.
T. Gr. a Brakel, Het geestelijke leven, ende de stand eens gelovigen mensches hier op aarden, uit Gods heilig woord vergadert en by een ghestelt. Utr. (1648.)
Focco Johannes, Proef-prsedicatien ofte voorbereydinge tot het H. avontmael des Heeren. Voorgestelt in XXX prsedicatien. Bolsw. 1648. 4.
H. Thombergius, De cleyne sandt-berch van parabolen ende gelijckenissen. Franek. 1549. 12.
T. Thaylor, Christi striidt ende overwinninge, ofte de leeuwe nyt den stamme Jndah, verwinnende den bries-schenden leenwe in syne drie helsche en vierighe tenta-tien. Overgeset in de nederlantsche spraecke door Petrvs Theodori. Bolsw. 1650. 4.
Noodtsaeckelijcke waerheydt, dat is, corte summa van de leere der zalicheydt: daer in voorgestelt en bewesen wordt, het rechtsinnich ghevoelen der gereformeerde kercke, noopende de meest-bekende poincten des gheschils, tus-schen haer, ende die haer remonstranten noemen. Spe-cialijck inghesteldt tot onderrechtinghe van de eenvoudighe binnen de stadt Dockum enz. Leeuw. 1650.
P. Koëller, Pietas regia, dat is de coninclijcke godtsa-ligheyt, ontleent uyt het exempel ende gebedt des coninghs Davids, uyt Ps. 51, vs. 12. Leeuw. 1651.
Hemelsche troost-borne teghen de banghste aenvech-tinghe, om de overblijffselen der zonde, met een scherpe spoore tot een godtzalich leven, in drie meditatiën ghe-opent, in dicht door Sibylle van Griethuysen, ende in prose door Sibr. Francisci, Eydelshemius. Leeuw. 1651. 4.
J. H. Alstedius, 't Rackouws catechismus met sijn onder-soeck, vertaelt door J. Greyde. Item F. Socini, Hooft-summe der christelijcke religie, met de wederleg-ginghe van dien door C. Schotanus. Franek. 1652.
N. Arnoldus, Eeligio sociniana seu cathechesis raco-viana maior publicis disputationibus refutata. Franeq. 1654. 4.
GESCHIEDENIS. GOUGELEERDIIEID.
P. Mensonis, Tliieu sin- en spreuk-rijke predicatiën. Leeuw. 1658. 12.
P. Mensonis, Christelijke en stichtelijke meditatiën over eenige texten der H. schrifture. Leeuw. 1660. 12.
O
TJytgelesene engelsche boet-prcdikatien over sonderlinge texten op hun ingestelde maendelikse vasten, deur ver-scheydene treffelike godgeleerden voor het parlament van Engelland gedaen, II dln. Bolsv^. 1660, 1663. 4.
Iluyter op het faelpaerd, ofte doen en bedrijf van den koning der verschrickingen, in dertig uytgeleesene lijck-predikatiën, deur verscheydene vermaerde godgeleerden op sonderlinge tijden en plaetsen in engelse tael voorge-stelt. Bolsw. 1662. 4.
H. van Harinxma tot Haegh, Christelijck hand-boecx-ken bestaende in seven meditatiën ende gebeden, seer dienstich voor alle soorten van menschen, die de geeste-
lijcke wijsheyt beminnen--Met by-vouginge van een
brieff, geschreven door een rooms edelman, die de fondamenten der gereformeerde religie, kortelijk verhaelende,
de pauselijcke om verre stoot--Noch eennige brieven
van de heeren Balzac en P. du Moul, dese materie rakende — —. Oock een brieff aen den hartogh van Venetién, over het trouwen van de zee. Doek. (1663). 12.
J. Jansonius, Apostolische toet-steen, ontdeckende de valsche munte van de verdwaelde praeadamiten, soeckende het goddelijck aloï ende luyster des woordts te verbasteren , de waerheyt van de heylige schriftuire in twijff'el te trecken, ende de heerlijke schriften Mosis, ontrent de scheppinge van den eersten inensch, leugenachtigh te maecken, tweede dr. Leeuw. 1664. 12.
J. Wollebius, Kort begryp van de christelicke godts-geleertheydt. Vertaalt, en dese derde druck naerder over-sien door W. L., rechts-geleerde. Amst. 1664. 12.
Gellius Boëtius, De prophetische duyve, met een olijf-taxken, dat is: Troostelijcke en leersame bedenckingen over het tweede capittel des propheten Jone. Leeuw. 1665. 4.
Sixt. Brunsvelt, De spiegel der zonde, voorgehouden aan de tegenwoordige wereldt, en bezonder aan het zon-
241
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID.
dige Nederlandt. Ofte een klaare en naakte vertooninge van 't gruwelijke quaadt der zonde, in haare oorzaaken en droevige vruchten. Leeuw. 1665.
S. Brunsvelt, De leevendige christen in de doode we-reldt. Ofte een breede verklaringe van het geestelijk leeven der waarlijk wedergeboorene. Leeuw. 1666.
W. Schotanus Einckema, Kleyn-kudde-troost, ofte meditatiën over de troostlijke leer onses saligmakers Jesu Christi. Bolsw. 1668. 12.
E. Bomaeus, De getrouwe harder, ofte een voorstel van alle de princepaelste plichten die een dienaer Jesu Christi waerneemen moet, soo neffens hem selfs, als des Heeren dierbaere gemeynte. Voorgestelt over de woorden Pauli Act. XX, vs. 28. Leeuw. 1669. 4.
T. a Brakel, De trappen des geestelijken levens. Na zijn dood in 't licht gebracht door W. a Brakel, 5de dr. ütr. (1670.)
F. Elgersma, De herder Israels, dat is; een verklaringe over de vier eerste verssen van den 23 psalm. Leeuw. 1670. 4.
B. Bekker, De vaste spyse der volmaakten, bestaande in eenige grondige en schriftmatige verklaringe van de leere die begröepen is in den heidelbergschen catechismus. Franek. 1670.
B. Bekker, Noodig antwoordt op seker geschrifte onder den naame van advis der theologische faculteit tot Fra-neker over syn boek genaamdt vaste spyse der volmaakten- Leeuw. 1671.
C. Schotanus, Van de gronden der mennistery, ofte waerschouwinghe over 't bloed-tooneel der doopsgesinde van Thieleman Jansz. van Bracht. Leeuw. 1671. 12.
Verklaringe van de suy verheit des geloofs en leere van J. de Labadie, P. Yvon, P. du Lignon, herders, H. Schluter, P. Schluter, predikers, als oock mede van veele andere geloovigen, die God met malkanderen vereenigt heeft, om waare kerken te maken, gereformeert soo wel in leere, als in leven, bestier ende leydinge. Uyt het frans vertaalt. Herf. 1671.
242
GESCHIEDENIS. GODGELEERDHEID. 243
D. Kenemau, Breuke der dochter Zions, ter occasie van de jongste tweespalt der hooger regeeringe in Friesland. Harl. 1673. 12.